-ocr page 1-
-ocr page 2-
m yn I 27 tf£>
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
f. ,/^JJ ■
0
//rj
HET
Nieuwe Diffjsi a-Systeem
SCHULZ,
ALBERT O. GLEICHMAN.
t* mmü %mmH « $*«a*
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
A06000017586284B
1758 6284
AMSTERDAM,
JAN 15. BBOUWEB.
1872.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
Het streven naar het hoogst mogelijk bereikbare, doet steeds
nieuwe uitvindingen en verbeteringen geboren worden. Vooral
op het gebied der suiker-industrie, waar de praktijk nog verre
bij de theorie achter staat, is de vindingsgeest der industrieëlen
belangrijk werkzaam geweest.
— De onvermoeide en kostbare
proefnemingen hebben toch het verkrijgen van het sap uit de
beetwortelen, dat ongeveer
96 perc. bedraagt, van 80 bij het oude
perssysteem tot circa
92 d 93 bij de diffusie gebracht. De sui-
kerrijkdom der beetwortelen gemiddeld op
12 perc. stellende,
heeft men het van
4 perc. uitlevering, op 8 d 9 weten te
brengen. Zooals men ziet blijft er altijd nog wat over, waarbij
de geest werkzaam kan zijn om datgene te verkrijgen, wat nu
nog verloren gaat.
Het stelsel dat ik mij voorstel hier te behandelen, heeft tot
heden de meest gunstige uitkomsten opgeleverd, zonder in ons
land genoegzaam bekend te zijn.
-ocr page 8-
Het is daarom dal ik mij gedrongen heb gevoeld dat systeem
te beschrijven, onder vermelding van de op diffusie berustende
stelsels en ook om onze beetwortel-suiker fabrikanten mijne ervarin-
gen, met dit stelsel verkregen, mede te deelen, tevens in de hoop voor
de volmaking der mij lief geworden industrie ook iets te zullen
bijbrengen en voor nieuw op te richten beetwortel-suikerfabrieken
nuttig te zijn.
A. C. G.
-ocr page 9-
Samenstelling van den beetwortel en zijn sap, met opgave
der voornaamste bestanddeelen.
De beetwortel is eene tweejarige plant van peervormige ge-
daante die in het eerste jaar wortel en bladen voortbrengt,
terwijl in het tweede jaar het zaad ontwikkeld wordt.
Het vleesch van den wortel bestaat uit een weefsel van cellen
waarin eene heldere kleurlooze vloeistof „het sap" bevat is.
Die cellen zijn buitengewoon klein want het vleesch ter
grootte van eenen kubieken centimeter bevat circa 250,000
cellen. Snijdt men een beetwortel overdwars door, dan ziet
men een aantal concentrische ringen, wier getal evenredig is
aan het aantal bladkringen der wortelkop en wier breedte af-
hangt van de ontwikkeling der bladen.
De oudste, buitenste bladen staan met de binnenste ringen,
wat de sapaanvoer betreft, in dadelijk verband, terwijl de jong-
ste bladen voor de jongere, buitenste ringen zorg dragen.
Worden zeer groote, geile bladen ontwikkeld dan zijn de
daarmede in verbinding staande ringen zeer breed, het weefsel
is los en de cellen zijn grooter, terwjjl het sap veel min-
der suiker bevat.
De voor de suikerfabrikatie geschikte wortelen, hebben rin-
gen van niet meer dan 5 millimeter breedte; zij wegen min-
1
-ocr page 10-
Gang der Diffusie met daarmede overeenkomende Stand de
I. ! il.
Open Dicht Open Dicht
III.
Open Dicht
IV.
Open Die
VI.
IV.
VII.           VIII.
III.
IX.
ii.
XI.
XIV.           XV.
XII.
XIII.
XVI.
Met snijdsels
geladen en ge-
vul d met sap
uit V.
V naar VI
van VI naar
defecatiepan.
Sap uit IV
naar V door
sap uit voor-
warmer.
Sap uit ITI
wordt door II
naar voorwar-
mer gedrukt.
Sap uit V
door IV naar
VI.
XII naar XIII
door water.
I naar II ! II naar III
rust
rust
rust
XV naar XVI
rust
XIII naar XIV XIV naar XV
XVI naar I
abcdf
be
acdf
abcdf e
ibd
rust
IV naar V
I naar II
III naar IV
II naar III
rust
rust
XVI naar I
rust
rust
XIV naar XV
ritst
water op XIII XIII naar XIV
XV naar XVI
abcdf
rust
abcdf
ab c d f
a b (
SapuitlVwordt
door III naar
voorwarmer
gedrukt.
Geladen met
snijdsels en
gevuld met sap
uit VI.
VII door VI
naar defécatie-
pan.
Voorwarmer
op V en drukt
het sap naar VI
I naar II
VI naar VII
II naar III
rust
rust
XVI naar I
rust
XIV naar XV
rust
rust
water op XIII
abcdf
XIII naar XIV
a b c d f
abcdf
be
XV naar XVI
IV naar V
V naar VI
I naar II
II naar III
III naar IV
rust
rust
XVI naar I
rust
rust
XIV naar XV
rust
abcdf
abcdf
water op XIV
abcdf
rust
XV naar XVI
a b <
VIII geladen
met snijdsels en
met sap uit
VII gevuld.
VIII doorVII
naar defécatie
gedrukt.
VIII door VII
naar IX ge-
drukt.
Uit VI naar
VII door
voorwarmer.
Sap uit V door
IV naar voor-
Uit VII door
VI naar VIII.
I naar II
II naar III
III naar IV
rust
XVI naar I
rml
rust
rust
abcdf
XIV naar XV
abcdf
abcdf
water op XIV
XV naar XVI
rust
a li i
V naar VI
I naar II
IV naar V
II naar III
III naar IV
rust
VI naar VII
XVI naar I
nut
rust
abcdf
rust
abcdf
abcdf
water op XV
rust
XV naar XVI
a b i
rust
Sap uit VI
door V naar
voorwarmer.
Geladen n;et
snijdsels en
sap uit VIII.
Sap uit VII
door voorwar-
mernaar VIII.
IV naar V
I naar II
III naar IV
II naar III
XVI naar I
rust
rust
rust
abcdf
abcdf
water op XV
abcdf
ab
rust
XV naar XVI
rust
Naar defécatie
door VIII.
IV naar V
III naar IV
II naar III
V naar VI
I naar II
VII naar VIII
XVI naar I
VI naar VII
rust
rust
rust
abcdf
abcdf
rust            water op XVI
abcdf
rust
ab
rust
Geladen en met
sap gevuld uit
IX.
Uit VIII naar
IX door voor-
warmer.
VII door VI
naarvoorwar-
mer gedrukt.
IX naar X
door VIII.
III naar IV
IV naar V
V naar VI
II naar III
I naar II
XVI naar I
rust
rust
rust
rust            water op XVI
abcdf
abcdf
abcdf
rust
ui)
X door IX
naar defécatie.
IV naar V V naar VI
III naar IV
VIII naar IX.
II naar III
I naar II
VII naar VIII
water op I
VI naar VII
rust
rust
bc de f
abcdf
rust
abcdf
rust
ui.
rust
rust
Geladen en
met sap uit
X gevuld.
XI door X
naar de
defécatie.
IX naar X
door voor-
warmer.
Uit VIII door
VII naar
voorwarmer.
X door IX
naar XI.
IV naar V
III naar IV
V naar VI
II naar III
I naar II
VI naar VII
water op I
rust
rust
abcdf
bc de f
rust
abcdf
ab
rust
rust
IV naar V
II naar III
III naar IV
VIII naar IX
IX «aar X
V naar VI
VI naar VII
VII naar VIII
water op II
rust
rust
rust
a b ede
abcdf
rust
b c d e f
rust
rust
ui,
IX door VIII
naar voor-
warmer.
X naar XI
dopv de
voor «armer.
Geladen met
snijdsels en
gevuld met sap\'
uit XI.
XII door XI
naar defécatie.
XI naar XII
door X.
II naar Hl
IV naar V
V naar VI VI naar VII
water op II
III naar IV
VII naar VIII
rust
rust
abcde f
abcdf
rust
rust
rust
b cd ef
al>
III naar IV IV naar V
V naar VI
IX
water op III
VI uaar VII
VIII naar IX
VII naar VIII
X naar XI
rust
laar X
rust
rust
ab ede f
rust
abcde
rust
rust
b e def
al
b = naar voori
a = water-ventil.
-ocr page 11-
2
der dan één kilo en hun vleesch is vaster, witter en minder
doorschijnend dan van groote wortels met breede ringen en
minder suikerrijk sap.
De kop bevat tot daar waar deze concentrische ringen dui-
delijk over de geheele breedte te voorschijn komen, veel ruin-
der suikerhoudend sap. Het afsnijden der koppen tot op die
ringen zou daardoor alleen reeds te verkiezen zijn, ware het
niet dat andere in de kop voorkomende stoffen, die bepaald
schadelijk zijn, dat afsnijden of koppen zoo als men dat ge-
woonlijk noemt, gebiedend vorderde.
In ons land schijnt men van dat denkbeeld nog niet goed
doordrongen te zijn, het afsnijden der koppen toch geschiedt
vrij zorgeloos; wij zullen bij de behandeling van de bestand-
deelen van het sap daarop nader terugkomen.
De cel wanden bestaan uit celweefsel (cellulose). Tusschende
cellen onderling komt als Intercellulairstof de peciose, eene
geleivormende stof der mergachtige vruchten en wortels, voor.
De buitenwand der wortels bestaat uit een veranderd cel-
weefsel, kurkstof genoemd. Het sap der wortels is eene wate-
rige oplossing van verschillende stoffen, als: suiker, zouten
enz. Cellulose en pectose zijn de beide eenige harde, in water
onoplosbare stoffen van het wortelvleesch.
Dat deze celwanden buitengewoon fijn zijn, blijkt uit de
hoeveelheid der drooge pulpe, die ongeveer 4 perc. van het
wortelgewicht bedraagt. De hoeveelheid sap is dus circa 90
perc. De totale hoeveelheid der in het sap opgeloste stoffen,
(suiker, zouten enz) is geene standvastige, maar eene door oor-
zaken, van buiten af, zeer afwisselende. Zij varieert in het
-ocr page 12-
Mffusie met daarmede overeenkomende Stand der Ventilen.
YIV
■vw\\
XVI.
I.
11.
III.
IV.
V.
VI.
VII.
VIII.
IX.
X.
XI.
XII.
XIII.
XIV.
XV.
XVI.
i
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open
Dicht
Open! Dicht
Open Dicht
XIV naar XV
XV naar XVI
XVI naar I
e
ab c df
e
abcdf
be
ac df
c
ab def
de
ab c f
d
ah ce f
a b c de f
a b c de f
a b c d ef
a b c d e f
f
ab cd e
a
b c de f
e
abcdf
e
abcdf
e 1 a b cdf
e | ab c d f
XlIInaarXIV
XIV naar XV
XV naar XVI
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
de
a b c f
ab c d e f
ab c de f
ab e de f
ab c d e f
a b c d e f
f
a b c d e
a
b c de f
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
XIII naar XIV
XIV naar XV
XV naar XVI
e
a b e d f
e
abcdf
e
abcdf
be
a c d f
c
a b d f e
de
a b c f
d
ab e e f
ab c de f
ab c d e f
ab c d c f
ab c de f
ab c de f
a
b ede f
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
water op XIV
XIV naar XV
XV naar XVI
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
de
ab e f
a b c de f
a b c d e f
ab c d e f
ab c d e f
a b c d e f
f
a b cd e
a
bc d ef
e
abcdf
e
abcdf
water op XIV
XIV naar XV
XV naar XVI
c
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
be
a c d f
c
ab de f
de
a b cf
d
ab c e f
ab c d e f
ab c d ef
a b c d e f
a b c d e f
a b c d e f
a
bcdef
e
abcdf
e
abcdf
rust
water op XV
XV naar XVI
e
abcdf
e
abcdf
c
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
de
a b c f
ab cdef
ab c def
abc de f
ab c def
ah cdef
f
ab ede
a
bcdef
e
abcdf
rust
water op XV
XV naar XVI
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
be
a c d f
c
a b d e f
de
a b c f
d
ab e e f
ab cdef
ab c de f
abc de f
a b cd e f
abcdef
a
b e de f
e
abcdf
rust
rust
water op XVI
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
de
a b c f
ab c de f
a b c d e f
ab c d e f
ab cdef
abcdef
f
a b c de
a
bcdef
rust
rust
water op XVI
e
abcdf
c
abcdf
c
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
be
a c d f
e
ab de f
de
a b c f
d
a b ce f
abc def
ab c de f
-
ab ede f
abcdef
abcdef
a
bcdef
rust
rust
rust
a
b c de f
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
de
abcf
ab c de f
ab c def
-
ab cd ef
abcdef
abcdef
f
ab ede
rust
rust
rust
a
b c de f
c
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
be
a c d f
c
abde f
de
abc f
d
ab c e f
ab cdef
abc def
abcdef
abcdef
abcdef
rust
rust
rust
f
a b cd c
a
b c de f
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
de
abcf
ab c d e f
ab e d e f
abcdef
abcdef
abcdef
rust
rust
i
rust ■
-
a bc d e f
a
b c d e f
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
be
a c d f
c
a b de f
de
abcf
d
ab c e f
abc def
abcdef
abcdef
abc def
rust
1
rust
rust j
a b e d e f
f
a b c de
a
b c d ef
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
e
abcdf
de
abcf
abcdef
abcdef
abcdef
abcdef
a = water-ventil.                     b = naar voorwarmer.                     o = van voomarmer.                                d = naar defécatie.                   e = overstgg-vcntil.                                  f = afvoer-ventil.
-ocr page 13-
3
algemeen van 12 tot 18 perc, zoodat van 88 tot 82 perc.
water overblijven.
De samenstelling der wortels kan men voorloopig als volgt
aannemen:
( Celweefsel, pectose .... 4 4 merg.
Drooge stof \\
( In water opgeloste stoffen. 11,5—17
sap.
Water.............84,5—79
payen geeft in zijne »Chemie industrielle, 5 ed." de vol-
gende meer uitgebreide analyse op:
Water...............         83,5
Suiker.........*.......10,5
Cel weefsel, pectose en pectine........0,8
Eiwit, kaasstof, asparagin en stikstof houdende lichamen 1,5
Appelzuur, pectinezuur, gom, vetten, oxalzure en phos-
phorzure kalk, phosphorzure magnesia, chloorammonium,
kiezelzuur, salpeterzure-, zwavelzure- en oxalzurepotasch,
oxalzure soda, chloorsodium, chloorpotassium, pectinezure-
kalk, potasch en soda, zwavel, ijzeroxyd enz. . . . 3,7
100,00
De in dit overzicht medegedeelde stoffen, die de samenstelling
der beetwortels uitmaken, zullen wij in twee klassen verdeelen;
de lstc bevat de kristalliseerbare (kristalloïden) welke gemak-
kelijk de cel verlaten wanneer zij in aanraking gebracht wor-
den met eene vloeistof die haar kan oplossen (diffuseeren); de
2Jc bevat de onkristalliseerbare (colloïden) die onder de zelfde
omstandigheden moeielijk of in het geheel niet de cel verlaten
(niet diffuseeren).
1*
-ocr page 14-
4
Het verkregen sap bevat in hoofdzaak de eerste, terwjjl in
de overblijfselen (pulpe) de tweede soort van stoffen het meest
vertegenwoordigd zijn.
1ste Kristal liseerbare.
Rietsuiker *)
Asparagin )
j stikstofhoudende stoffen.
Betaïn )
Citroen- oxal- en appel-zure zouten en zouten der anorga-
nische zuren.
2de Onkristalliseerbare.
Cellulose, pectose en pectineverbindingen, gom enz.
Proteïnstoffen (stikstofhoudende stoffen).
Kleurstoffen.
Kristal liseerbare.
BIETSUIKER C]3 H,, Ou.
De suiker is in het gezonde beetwortelsap slechts als kris-
talliseerbare voorhanden; zij draait de gepolariseerde lichtstraal
rechts, is zonder reuk, aangenaam zoet van smaak, wit van
kleur en oplosbaar in ongeveer 30 perc. van haar gewicht
koud water. Het specifiek gewicht is 1,623, water = 1.
*) Door enkele schrijvers wordt ook glucose, dextrose en levulose als in
het sap voorkomend, opgegeven. Ik betwijfel zeer of in het gezonde sap die
stoffen, welke aan ecne omzetting der rietsuiker hun ontstaan te danken
hebben, voorkomen. In bevroren of gekiemde beetwortels zal men glucose
kunnen aanwijzen.
-ocr page 15-
5
Haar kristallisatie-vermogen vermindert door aanhoudend
koken. Onder den invloed van zuren wordt zij omgezet
in Invertsuiker (een mengsel van rechts- en links draaiende
glucose).
Suiker verbindt zich met bases, als potasch, soda, kalk, ba-
ryt enz., en vormt daarmede kristalliseerbare zouten die men
suikerzouten noemt (saccharaten). De belangrijkste verbinding
is die met kalk. Zuivere suikeroplossingen kunnen de alkohol-
gisting niet ondergaan. De alkoholische gisting d. w. z. de
omzettingen harer bestanddeelen in nieuwe verbindingen, vindt
slechts plaats onder den invloed van fermenten.
Dichtheid, temperatuur en soort der fermenten kunnen bjj
suiker-oplossingen de alkohol- melkzure- of slymzure gisting
doen ontstaan, die door de voortgebrachte produkten wezenlijk
van elkander te onderscheiden zijn.
ASPARAGIN C4 H4 N03.
is oplosbaar in water. De waterige oplossing verhit bij eene
drukking van 2 tot 3 atmospheeren, geeft asparaginzure am-
monia. Kookt men asparagin met een zuur of alkali, dan vormt
zich ammoniak die ontwijkt en asparaginzuur dat oplosbaar
is in water (C8 H5 N00 2 HO). De asparaginzure zouten
gaan over in de melasse en behooren dus tot die lichamen\'
die de kristallisatie van suiker tegengaan.
De zure asparaginzure oplossing draait het polarisatievlak
rechts, terwyl de waterige of alkalische oplossing linksdraai-
end is.
-ocr page 16-
6
BETAÏN C5 H„ N02.
scheibler heeft de eigenschappen van het Betaïn nauwkeu-
rig bestudeerd en ter algemeene kennis gebracht. Dit lichaam
behoort tot de alkaloïden die gemakkelijk in water oplosbaar
zijn. Het kristalliseert uit zijne alkoholische oplossing in groote
en schoone ongekleurde kristallen. Het oefent op de gepola-
riseerde lichtstraal geene werking uit; men vindt het terug
in de melasse; bij verbranding geeft het de reuk van ge-
branden suiker.
CITROENZURE ZOUTEN.
Men vindt in het beetwortelsap citroenzure-potasch, soda
en kalk. De laatste is onoplosbaar in de warmte maar oplos-
baar bij lage temperatuur.
Volgens düteochet hebben citroenzure oplossingen de eigen-
schap van in zuiver water te kunnen diffuseeren wanneer
zij geconcentreerd zijn; bij dunne oplossingen vindt geene
diffusie plaats.
Het beenzwart neemt de citroenzure zouten gretig op.
Volgens walkhoff en stammer worden de citroenzure zouten
bij de revificatie van het zwart niet verwijderd.
OXALZURE ZOUTEN.
Oxalzure-kalk is onoplosbaar in water; zij wordt oplosbaar
in alkalische oplossingen. De oxalzure alkaliën zijn oplosbaar.
Die van magnesia en ijzer zijn minder oplosbaar.
-ocr page 17-
?
APPELZURE ZOUTEN.
Appelzure-kalk is onoplosbaar. Volgens payen worden de
zouten der organische alkaliën in tegenwoordigheid van kalk
en suiker omgezet en brengen, in verbinding met een orga-
nisch zuur en kalk, suikerzouten voort.
Deze zouten zijn zeer water-aantrekkend, gaan de verdam-
ping der suikersappen tegen en beletten de koking.
MINERALE- OF ANORGANISCHE ZOTTEN.
De osmotische kracht der minerale zouten is sterker dan
die van suiker. Een krachtig bewijs daarvoor is de osmose
van melasse, volgens het procédé dubrunfaut, waarbij 5 a 6
perc, der zouten uit de melasse worden verwijderd. Ook bij
de diffusie van beetwortelsnijdsels gaan deze zouten in het
suikersap over; daar zij evenwel, volgens de proeven van
scheibler, marschall en feltz, niet zoozeer als melasse-vormers
optreden als wel de colloïden, kan dit nimmer eene tegen-
werping tegen de diffusie uitmaken.
CHLOORZOUTEN.
Deze zijn misschien het meest schadelijk in de suikerfabri-
katie, daar zij bepaald melasse-vormers zijn, terwijl ook vol-
gens de onderzoekingen van walkhoff het beenzwart de chloor -
zouten genoegzaam niet opneemt.
-ocr page 18-
8
chlooksodium, (zeezout)
gaat eene verbinding aan met rietsuiker en vormt rietsuiker-
chloorsodium Na Cl CM H10 O10 C13 Hn On.
Na Cl ClsHI0OIg,C1,HllO1I = 4893,2
Na Cl.......= 730,7.
Dat wil zeggen dat een deel zout ongeveer zesmaal zijn
gewicht aan suiker onkristalliseerbaar maakt. Het stroopen
der beetwortelsuikers, is toe te schrijven aan het voorkomen
van die verbinding in het sap, terwijl bij zijne groote oplos-
baarheid een groot deel suiker in melasse overgaat.
CHLOORPOTASSIUM.
Volgens payen belet een deel van dit zout h\\ deel suiker
om te kristalliseeren. Dit zout werkt zeer storend in de fa-
brikatie, daar het bij de tegenwoordige wijze van scheiding
niet verwijderd wordt, noch door het beenzwart wordt opge-
nomen. De fabrikant is dus geheel onmachtig tegenover dezen
vijand.
PHOSPHORZUUE ALKALlëN.
Bij de behandeling van suikersappen, waarin phosphorzure-
alkaliën of alkalische aarden zijn opgelost, met kalk, gaat
het phosphorzuur over in eene onoplosbare verbinding (basisch
phosphorzure kalk), terwijl de alkaliën waaraan het zuur gebon-
den was, als vrije of bijtende alkaliën in het sap overgaan.
-ocr page 19-
9
Phosphorzuur bevordert bij elke temperatuur en dichtheid de
kristallisatie van suiker en haren goeden smaak; terwijl zij
tevens meer of min ontkleurend werkt.
KIEZELZURE ZOUTEN.
Kiezelzuur schijnt in het beetwortelsap met alkalische bases
tot neutrale zouten verbonden te zijn. Met kalk verbindt zich
het zuur grootendeels en daardoor komen dan, even als bij
het phosphorzuur, de alkaliën in het sap, die altijd ongunstig
op de suiker inwerken.
Onkristalliseerbare.
CEL WEEFSEL, PECTOSE EN PECTINE-VERBINDINGEN.
Het celweefsel vormt voor het grootste gedeelte de huid
der cellen en vervult de rol van membraan; het is in staat
de kristalliseerbare stoflFen door dialyse of osmose van de on-
kristalliseerbare af te scheiden.
Pectose heeft voor de suikerfabrikatie de meeste beteekenis,
hoewel hetgene wat wij van hare verhoudingen weten, zeer
onbepaald is. Bij inwerking van zeer zwakke zuren op het wor-
telmerg, bijzonder bij hooge temperatuur, zet de pectose zich
om in eene oplosbare stof: pectine, die weer door de inwer-
king eener stikstofhoudende stof der wortels, de pectase, in
geleiachtige zuren overgaat.
Het verwarmen der beetwortelpap (warme maceratie) kan
dus de vorming van pectine en pectine-zuren uit pectose doen
-ocr page 20-
10
ontstaan. Ook is het niet onwaarschijnlijk dat bij het kiemen
en rotten der wortels, uit pectose, pectine en pectinezuur ont-
staat. Dat deze verbindingen hoogst schadelijk zijn, behoeft
geen betoog en hopen wij dat het vele duistere over deze ver-
bindingen, door de ijverige nasporingen der scheikundigen, wei-
dra moge opgehelderd worden.
GOM.
Dit is een onzijdig lichaam, oplosbaar in water, onoplosbaar
in alkohol; het is onkristalliseerbaar en mist de eigenschap der
osmose.
PROTEÏN STOFFEN.
Van de proteïnstoffen is eiwit het meest bekend; het is
oplosbaar in koud water, terwijl het onoplosbaar wordt (coa-
guleert) bij 70° C. Daar het echter, even als andere proteïn-
lichamen, in alkalische vloeistoffen oplosbaar is, zoo is het
duidelijk dat het in de suikersappen na de scheiding nog aan-
wezig is, wanneer de alkaliën niet vooraf, door een zuur zijn
geneutraliseerd.
Ook de suikerkalk houdt eiwitstoffen in oplossing, waaruit
zjj echter bij de omzetting der suikerkalk door koolzuur afge-
scheiden en door de nederslag der koolzure kalk medege-
nomen wordt. Bij het koken met potasch en kalk worden
de proteïnstoffen omgezet, waarby ammonia gevormd wordt.
Met looizuur gaan de proteïnstoffen onoplosbare verbindin-
gen aan, die zelfs in zeer verdunde oplossingen nog ontstaan.
-ocr page 21-
11
KLEURSTOFFEN.
De door oxydatie zwart wordende stof precipiteert niet door
looizuur, wel door salpeterzuur- zilveroxyd; zij reduceert bij
kookhitte de alkalische koperoplossing niet en behoort niet tot
de proteïnstoffen. Zij is oplosbaar in ammonia en potasch en
kan door kalk nedergeslagen en door beenzwart geabsorbeerd
worden. Haar osmose-vermogen is zeer gering.
De extractiefstoffen reduceeren reeds bij 60° C, de alkalische
koperoplossing ; zij verliezen deze eigenschap door het kooken
met kalk en bij het neerslaan van de laatste.
Een groot gedeelte der extractiefstoffen gaat over in de me-
lasse ofschoon men mag aannemen dat zij, met alkaliën verhit,
gedeeltelijk omgezet worden, waarbij ammonia gevormd wordt.
-ocr page 22-
Theorie der Diffusie.
De beroemde engelsche natuurkundige graham, aan wien
wij de voornaamste werken over diffusie verschuldigd zijn, ver-
staat onder diffusie: „De eigenschap welke twee vloeistoffen
bezitten om, nadat zij te samengebracht zijn en in stilstand
gelaten worden, zich vrijwillig te vermengen, zoodat zij na
eenen min of meer langen tijd, een min of meer homogeen
geheel vormen." Wanneer men b. v. eene blaas met rooden
wijn vult en dan in een bak met water legt, zoo verwacht
men dat, wanneer er openingen voorhanden zijn die een ver-
keer tusschen water en wijn veroorloven, deze vloeistoffen zich
langzamerhand volkomen met elkander zullen vermengen. Dat
geschiedt ook wanneer wij in een glas, wijn en water op elkan-
der schenken en wel ten gevolge eener eigenaardige verwant-
schap tusschen die beide vloeistoffen, welke hun het verschil
in specifiek gewicht doet overwinnen. Hier in de blaas ge-
schiedt echter nog meer.
Het water in den bak vertoont zich weldra aan ons oog
door den wijn gekleurd; te gelijker tijd echter is de blaas op-
gezwollen alsof zij wilde bersten. Er is dus meer water in de
blaas gekomen dan er wijn uittrad. De blaas moet dus de
oorzaak eener geheele verandering in de vermenging der vloei-.
-ocr page 23-
13
stoffen geworden zijn, eenen sterkeren stroom van het eene
vocht naar het andere en omgekeerd een minder sterken be-
werkstelligd hebben. Hier staan wij voor het zonderlinge
verschijnsel, dat de natuurkundigen osmose of diffusie hebben
genoemd.
Wanneer twee vloeistoffen van verschillende dichtheid en
van verschillende chemische natuur van elkander gescheiden
zijn door eenen, voor het gewone oog, niet poreusen wand,
zij het eene blaas, membraan, een caoutchouc- gips- of klei-
wand, dan vindt eene dubbele strooming plaats en wel de
sterkste gewoonlijk van de dunnen naar de meer dichte vloei-
stof, b.v. van water naar zout- of suiker-oplossingen, en eene
minder sterke in tegenovergestelde richting.
Wanneer men b.v. beetwortelschijfjes met water in aanra-
king brengt (in die schijfjes is de tweede vloeistof, namenlijk
sap, vervat), dan dringt het water in de cellen en de suiker-
oplossing treedt naar buiten, totdat de sappen in en bui-
ten de cellen, dezelfde graad van concentratie bereikt hebben.
Onder Dialyse verstaat men meer speciaal de methode van
afscheiding der kristalloïden van de colloïden door middel
eener vezelachtige of poreuse wand.
De kristalloïden zijn die lichamen welke voor kristallisatie
vatbaar zijn; hunne diffusie vindt veel sneller plaats dan die
der colloïden, welke laatsten niet kristalliseerbaar zijn. Onder
de eerstgenoemden zijn de voornaamste: suiker, oplosbare mi-
nerale zouten, vele organische lichamen zooals de alkaloïden,
asparagin enz. De osmoseerende of diffuseerende kracht van
suiker is eene van de grootste onder de voortbrengselen van
-ocr page 24-
14
het plantenrrjk, terwijl dat eveneens het geval is met de
zouten, voortbrengselen uit het minerale rijk.
De belangrijkste colloïden zijn: zetmeel, dextrin, caramel,
gom, tannin, de proteïnstoffen, gelatine, de pectine-stoffen,
enz. enz.
Het behoeft geen betoog dat men juist deze laatsten, welke
zeer moeijelijk of niet diffuseeren, ook volstrekt niet gebrui-
ken kan bij de suikerfabrikatie, terwijl men bij het proces
der persen, voorafgegaan door het raspen, een groot gedeelte
dier schadelijke stoffen mede in het sap krijgt.
In den praktijk hoort men dikwerf de verschillende bena-
mingen osmose, endosmose, exosmose, maceratie en diffusie gebrui-
ken: de verplaatsing der vloeistoffen door de membraan heet
osmose in het algemeen; endosmose beteekent intreding ; exos-
mose,
uittreding. Op suikerfabrikatie toegepast heeft men de
naam van maceratie of diffusie aan die verplaatsing der vloei-
stoffen gegeven.
Het is nu juist de toepassing van het beginsel der osmose
waarvan de suikerfabrikant zich bedient, om het sap uit de
beetwortelen te trekken en wel op eene meer volmaakte wijze,
dan dat tot nog toe het geval was.
Indien men b.v. 100 kilo beetwortelschijfjes, inhoudende 96
kilo sap van ongeveer 12 graden, met 96 kilo water bedekt,
dan zal men na eenigen tijd 192 kilo sap verkrijgen van ±
6 graden. Verwijdert men 96 kilo van dit sap en vervangt
het door 96 kilo water, zal men weder 192 kilo sap verkrij-
gen, ditmaal echter van 3 graden; hiervan weder 96 kilo
afnemende en 96 kilo water toevoegende, verkrijgt men 192
-ocr page 25-
15
kilo sap van 1,5 graad; aldus voortgaande krijgt men dezelfde
hoeveelheid sap van 3/4 graad. Na een viervoudige diffusie
111         15
verkrijgt men dus ..-— = -.-„- van het oorspronkelijk in de
schijfjes aanwezige sap; die bewerking nog een paar maal
voortzettende, zal men nagenoeg al het sap uit de schijf-
jes bekomen.
Nu heeft men echter na vier uitloogingen sap van
6 -f- 3 lè I
-------------7-----------— = 2,8 graad verkregen en daar de ver-
damping van zooveel water, ter verkrijging van de suiker, veel
te kostbaar zou zijn, moest men dus naar een middel zoeken
om het sap in zijne oorspronkelijke dichtheid te verkrijgen.
Dit middel nu is gevonden door die 96 kilo sap van 6
graad weder met versche schijfjes in aanraking te brengen;
men verkrijgt dan sap van -----~— = 9 graad; dit weder
op versche schijven brengende wordt het----_— = 10^ graad
en dat wordt weder bij eene volgende operatie sap van
-----J-----= lli graad.
De diffusie bestaat dus hierin dat men de meest geconcen-
treerde sappen met versche schijven in aanraking brengt; de
minder geconcentreerde met reeds gedeeltelijk uitgeloogde en
eindelijk het water met zoo goed als geheel uitgeputte schij-
ven en dat stelsel stelt ons, gelijk wij gezien hebben, in staat
om nagenoeg al het sap in zeer geconcentreerde toestand uit
de beetwortelen te verkrijgen.
De vermeerdering van het diffusie-vérmogen door warmte is
grooter dan de verhooging van temperatuur, m. a. w. de snelheid
der diffusie klimt sterker dan de temperatuur-verhoogingen.
-ocr page 26-
16
Om dat begrijpelijk te maken zullen wij volgende tabel aan
gbaham ontleenen:
De diffusie van zoutzuur bij 15° 15 = 1, zijnde
dan is » » »
           »          » 26° 66 = 1,3545
* » » »         »           »          » 37° 77 = 1,7732
» » » » »           »          » 48° 48 = 2,1812
De oplossing waarvan graham zich bij deze bediende, be-
vatte 2 perc. zoutzuur.
De resultaten in onderstaand tabelletje medegedeeld, ver-
kreeg hij door de oplossingen te vullen in een klok welks
opening werd gesloten door een vel perkament-papier, hij
dompelde dat toestel in eenen bak met water. De hoeveel-
heden der verschillende stoffen, die uit de klok door het af-
sluitende perkament-papier in het water drongen, zijn vermeld
in de beide eerste kolommen; de beide laatste geven de hoe-
veelheden water aan die daarvoor in de plaats zijn getreden.
Hij liet de klok 24 uur in het water staan bij eene tem-
peratuur van 10—15° C.
Diff
usie.
Endosmose.
Oplossing van 10";,,.
in grammen.
evenredig.
grammen water.
evenredig.
Arabische gom .
0,030
0,004
5
0,263
Gluocose ....
2,00
0,266
17
0,894
Rietsuiker. . . .
1,607
0,214
15,3
0,805
Ohloorsodium. . .
7,500
1,000
19,0
1,000
Men ziet hieruit dat chloorsodium het grootst diffusie-ver-
mogen heeft van de aangehaalden stoffen. Wat verder den tijd
-ocr page 27-
17
aangaat, noodig om gelijkheid van diffusie-vermogen te ver-
krijgen, neemt men aan, dat wanneer die
voor zoutzuur = 1,00 is
die dan » keukenzout = 2,33 »
9 » » suiker           = 7,00 »
» » » eiwit            = 40,00 »
De alkaloïden en oplosbare zouten hebben dus een grooter
diffusie-vermogen dan suiker. Daarop berust ook het beginsel
van het osmoseeren van melasse door dubrunfatjt. Gelijk be-
kend, verwijdert hij de zouten uit de melasse, door stroop
en zuiver water alleen door perkamentpapier van elkander te
scheiden. Hetzelfde geschiedt nu ook bij de diffusie, waarbij
men liefst alleen de suiker wenscht uit te trekken en de zouten
in de cellen te laten; dat is evenwel onmogelijk, de laatsten
komen zelfs nog gemakkelijker, daar de physische wetten on-
veranderlijk zijn.
Nu komt men onwillekeurig tot de conclusie en niet ten
onrechte, dat het diffusie-systeem daar minder vatbaar is om
met succes gedreven te worden, waar de bodem zeer zoutrijke
beetwortels oplevert.
Dit is ook het geval, er zijn evenwel andere voordeelen aan
dit systeem verbonden, die ik later zal vermelden, waardoor
het, niettegenstaande dit euvel, toch nog verkieslijk blijft boven
elke andere wijze van werken.
De fakter 40 in het laatste tabelletje bewijst dat eiwitstoffen
de celmembraan zeer nioeielijk doordringen; van daar komt
het dat de gewone scheiding met kalk niet toepasselijk is op
de sappen uit diffusie-fabrieken.
-ocr page 28-
18
De werkzame kracht bij de diffusie is nog niet met zeker-
heid bekend.
De een schrijft haar toe aan elektrische stroomen die zich
zouden voordoen tusschen twee vloeistoffen van verschillende
natuur. Een ander geeft de capillariteit als oorzaak op; dit
schijnt echter in rechtlijnige tegenspraak te zijn met de eigen-
schap welke de osinotische uitwerkingen hebben om veranderd
te worden door de toename van warmte, terwijl dat het geval
niet is bij de capillariteit.
Liebig zegt: »De membranen zuigen door kohesie ver-
schillende hoeveelheden van verschillende vloeistoffen op; eene
blaas die b. v. 100 grammen water opzuigt, neemt maar 14
grammen alkohol op. Indien de membraan in aanraking ge-
bracht wordt met eene vloeistof die affiniteit bezit met de
vloeistof waarvan de membraan doortrokken is, dan zal zij
haar er een gedeelte van afstaan.
Beschouwen wij eene membraan welke alkohol van water
scheidt, dan zal zij dus van beide doortrokken worden. Het
water zal opgenomen worden door den alkohol, die eene van
hare zijden aanraakt en nu zal de membraan, niet meer ver-
zadigd zijnde, eene nieuwe hoeveelheid water opzuigen, die op
haar beurt weder opgenomen zal worden; zoodat er eene
strooming van het water naar den alkohol plaats vindt. Die
zal echter ook plaats hebben van den alkohol naar het water,
maar omdat de membraan met meer graagte water dan alko-
hol opneemt, zal de stroom van den alkohol naar het water
minder snel zijn als de tegenovergestelde: het niveau zal dus
stijgen aan de zijde van den alkohol/\'
-ocr page 29-
19
v Hetzelfde verschijnsel doet zich voor wanneer men eene
blaas, waarin zich eene suikeroplossing bevindt, toebindt om
eenen hollen glazen buis van eenige millimeters middellijn,
zoodat die buis de eenige opening vormt waardoor de suiker-
oplossing zich kan verwijderen. Wanneer die blaas nu in het
water geplaatst wordt, zal na eenigen tijd, het niveau in den
opstaanden glazen buis stijgen en afnemen in het bakje waarin
het water zich bevindt.
Onderzoekt men nu het water in het bakje, dan vindt men
een gedeelte der suiker daarin: zij moet de blaas dus verlaten
hebben.
Walkhofï heeft vastgesteld dat voor één deel suiker dat geëx-
moseerd (uitgetrokken) wordt, zeven deelen water geëndosmo-
seerd (opgezogen) worden.
Er bestaat eindelijk nog eene vierde uitlegging voor het
verschijnsel der osmose, welke, naar mijn oordeel, de meest
waarschijnlijke is.
Het equivalentgewicht der colloïden is gewoonlijk grooter
dan dat der kristalloïden, terwijl daarentegen het specifiek ge-
wicht der laatste grooter is dan dat der colloïden, waaruit
volgt dat het equivalent-volume der colloïden grooter is dan
dat der kristalloïden ; de membraan zou dus de eenvoudige rol
van zeef waarnemen; alleen de kleinste molekulen zouden er
door heen gaan.
Dit komt overeen met hetgeen wij boven zeiden: namenlijk
dat het diffusie vermogen van eene colloïde bijna geheel ver-
nietigd wordt door de aanwezigheid eener kristalloïde.
In de werkelijkheid zien wij dat bewezen : wanneer men op
2*
-ocr page 30-
20
een gaas, balletjes van verschillenden diameter werpt, waarvan
eene soort met veel gemak, de andere maar even door de ope-
ningen van het gaas gaan, dan zullen de kleinste, de grootste
verhinderen door te vallen, terwijl wanneer men er de groote
alleen op laat, van deze er na eenigen tijd, eenige door zul-
len vallen
Wij hebben getracht de theorie der diffusie duidelijk te
maken en gaan nu over tot eene vergelijking der verschillende
manieren van sapwinning die meer of min op de diffusie
gebaseerd zijn.
-ocr page 31-
I.
\\
DE MACERATIE.
Deze raaceratie wordt gewoonlijk scHüTZENBACHsche mace-
ratie genoemd, omdat hij de eerste was die haar in praktijk
bracht, zelfs nog voor de ontdekkingen door graham gedaan.
Bij dit systeem worden de beetwortels op dezelfde wijze als
bij het perssysteem geraspt. De verkregen pulpe wordt uit-
geloogd.
Men zal begrijpen dat dit uitloogen, veel sneller gaat dan
wanneer de beetwortels in schijfjes worden gesneden.
De maceratie was in den tijd, toen zij ingevoerd werd, eene
groote verbetering. Al lang toch had men naar eene methode
gezocht, die de dure pers- en pomptoestellen overbodig maakte
en tevens de altijd wederkeerende groote uitgaven voor pers-
bladen en persdoeken voorkwam. Een en ander werd met de
maceratie bereikt.
Bij de maceratie is het water het werkzame bestanddeel
dat de werktuigelijke kracht der persen geheel vervangt.
Wij willen hier niet in eene nauwkeurige beschrijving der
methode van schützenbach treden; het hoofddoel toch dat wij
ons voor oogen stellen is de eigenlijke diffusie en de niace-
ratie is dus alleen te beschouwen als eene schrede op den weg
der persen naar de diffusie.
-ocr page 32-
22
Het sap bij de maceratie verkregen, is samengesteld uit twee
deelen; 1°. het sap der geraspte of verscheurde cellen hetwelk
werktuigelijk aan de pulpe blijft vasthangen en 2°. het sap
door het water uit de ongeschonden cellen verwijderd.
Dit sap is natuurlijk veel onzuiverder dan dat, voort-
spruitende uit de diffusie van beetwortelschijfjes, bijna geheel
samengesteld uit het geösmoseerde sap en in minderen graad,
moeielijk diffundeerende stoffen medevoerende.
Om deze rede alleen zou de diffusie reeds verkieslijk zijn.
Het sap in de cellen vervat, wordt bij de maceratie ver-
mengd met intercellulairstof; deze vormt de pectose en deze
pectose nu wordt door de inwerking der zuren uit het sap
omgezet in oplosbare pectine-stoffen (pectine, pectine-zuur en
andere stoffen). Buitendien komen bij deze methode proteïn-
stoffen en ook gedeeltelijk gom, in het sap. Vandaar dat de
maceratie zoowel als het dubbel-pers-systeem, het onreinste
sap levert van alle fabrikatie-methoden.
Vervolgens zijn ook de installatiekosten van eene fabriek,
werkende met maceratie, veel hooger dan eene met diffusie;
eindelijk en ten laatste zijn bij eerstgenoemde, de vaststelbare
zoo wel als de totale verliezen grooter dan bij de laatste; in
de persfabrieken wordt zeer goed gewerkt wanneer men 1
perc. vaststelbare verliezen heeft: bij de maceratie gaan 0,2
perc. suiker in het afzoetwater en 0,62 perc. in de overblijfselen
verloren, te zamen dus 0,8 a 0,9 perc. terwijl bij diffusie
naar schülz die verliezen hoogstens 0,5 perc. bedragen.
-ocr page 33-
II.
ROBERTS DIFFUSIE.
De aanhoudende klachten die geheven werden over de hier-
boven beschreven wijze van sapverkrijging, deden omzien naar
eene werkmethode die deze moeielijkheden niet aankleefden.
Het was den Heer f. robert voorbehouden dat doel. door
aanhoudende proeven en veranderingen te bereiken.
Reeds voor 50 jaar had een Franschman matthieu de dom-
basle, de uitlooging van beetwortel-snijdsels met koud water
in toepassing gebracht. Zijne proeven mislukten echter door
de onvolmaakte verkleining der beetwortels; met andere woor-
den, omdat de tegenwoordige snij-machine toen nog niet was
uitgevonden.
Later probeerde hij het op eene andere wijze en ging van
de vooronderstelling uit, dat versche beetwortelschijven niet
geschikt voor uitlooging waren, dat die echter gemakkelijk
zou plaats vinden wanneer de schijven van te voren gedroogd
of tot op 100° C verwarmd werden.
Hij maakte daaruit op, dat het planten weefsel door koken
of uitdrogen eene verandering ondergaat en noemde die ver-
andering dooding (mortification); hij nam aan dat eene uit-
-ocr page 34-
Ü4
looging alleen dan plaats hadt, wanneer de cellen van te
voren gedood waren.
Het is bekend hoe snel het procédé van dombasle uit de
fabrikatie verdween.
De theorie der opensluiting van de cellen door dooding,
werdt echter ook bij de daaropvolgende uitlooging-methode
behouden, zoodat bij de in het jaar 1846 in Seelowitz opge-
stelde diffusie-batterij de versche beetwortels ook door stoom
van 100° C opengesloten en dan in diffusie-ketels uitgeloogd
werden.
Ofschoon de proefneming van dit procédé met de grootste
zorgvuldigheid gedaan werd, bleek het toch weldra dat, hoewel
een opzwellen der snijdsels door uitstoomen zeer bevorderd werd,
de latere volkomen uitlooging echter onmogelijk was; ook
waren de verkregen sappen slijmig en de kristallisatie daarvan
onvolkomen.
De oorzaak hiervan, waren de pectinestoffen die door de
hooge warmtegraad, noodig geacht om het sap te verkrijgen,
werden opgelost.
Noch waren eene krachtige carbonatatie, noch eene ruime
filtratie over beenzwart, in staat om die pectine-verbindingen
te verwijderen en bijgevolg waren qualiteit en cmantiteit van
de verkregen suiker niet evenredig aan de groote sapmassa.
Een en ander was de oorzaak waarom dit systeem, niet-
tegenstaande de groote offers besteed aan eene langdurige en
zorgvuldige proefneming, geen wortel vatte en het, voor zoo-
ver ons bekend, ook nergens anders tot uitvoering kwam.
Aan den onvermoeiden ijver van den Heer kobert gelukte
-ocr page 35-
25
het nu eene praktische wijze van sapverkrijging te gron-
den, op de wetten der osmose gebaseerd, die door den uit-
vinder »diffusie" genoemd werdt.
Het onderscheid van dit diffusie-systeem en de vroeger be-
schreven maceratie bestond hierin, dat de laatstgenoemde alle
cellen in den beetwortel opende en daardoor het sap in die
cellen aanwezig, dus ook de suiker deed uitvloeien, terwijl de
diffusie de suiker uit de gesloten cellen door de cel wand uit-
treden laat, totdat tusscben het geconcentreerde suikersap der
enkele- cellen en de omgevende vloeistof, gelijke dichtheid bestaat.
Rijk aan de opgedane ondervinding en vasthoudende aan
het denkbeeld van uitlooging, kwam robert nu langzamerhand
tot het ten uitvoer brengen van zijn tegenwoordig bestaand
systeem.
De hoofdpunten waarop dat berust, zijn:
1°. de beetwortelen worden niet tot moes fijngeraspt, maar
door middel van eene eigenaardige, praktische snijmachine in
schijven van 80 a 100 millimeter lengte, 10 a 15 millimeter
breedte en 1 a 2 millimeter dikte gesneden.
2°. deze schijven worden in de diffuseuren met water syste-
matisch uitgeloogd. De in de beetwortels voorhanden zijnde
suiker wordt daardoor in zoo groote mate gewonnen als bij
geene andere methode.
3°. de beetwortelsnijdsels worden niet meer gedood.
Om het onderscheid van het door ons zoo straks te behande-
len diffusie-systeem, met dat van robert aan te toonen, zullen
wij dit laatste in korte woorden beschrijven.
Men stelle zich eene of meer batterijen van 5 of 6 ketels
-ocr page 36-
26
voor, waarin de gesneden beetwortels gestort worden. De vul-
ling van die ketels geschiedt geheel regelmatig en wel ontvangt
de lstc ketel beurtelings 250 kilo (of iets meer of minder)
snijdsels en 250 kilo, tot op 75 a 95° C. verwarmd water, tot-
dat hij gevuld is. Op dezelfde wijze wordt de tweede ketel ge-
vuld; alleen wordt hier, in plaats van water, het op 88° C.
verwarmde dunsap der eerste cilinder, gebruikt, dat door
eenen tweeden watertoevoer uit het reservoir, op den eersten
van de twee, boven de diffusie-cilinders staande voorwarmers
en van daar op den tweeden diffuseur, in porties van 250
kilo gedrukt wordt.
Nadat den derden ketel op dezelfde wijze gevuld is en 25
minuten heeft gediffuseerd, wordt de helft van het verkregen
sap naar de scheiding en de andere helft naar den voorwar-
mer gevoerd.
Bij het begin van den arbeid, wordt dus de inhoud van ke-
tel I en II maar éénmaal, voor iederen nieuw ingespannen
ketel, overgedrukt en wel gedurende de opdrukking naar den
voorwarmer; het sap uit de volgende ketels (dat volgende be-
teekent alle ketels tot Zaterdag nacht, wanneer men gewoon-
lijk ophoudt met werken) wordt in twee gedeelten weggedrukt;
de eerste helft namenlijk naar de defecatie en de andere helft
naar den voorwarmer, welk laatste sap natuurlijk minder ge-
concentreerd is.
Hierbij bedraagt de gemiddelde temperatuur van het sap dat
naar de scheiding pannen komt, 45 a 50° C.
Niettegenstaande de betrekkelijk gunstige resultaten verkre-
gen met dit diffusie-systeem, werden er van verschillende zijden
-ocr page 37-
27
meer of min gegronde tegenwerpingen gemaakt, welke alweder
naar iets beters deden omzien.
Ook de onvermoeibare robert ging weder aan het werk en
kwam voor den dag met zijnen zoogenaamden »Einspanner,"
welk werktuig ook op diffusie berustte.
Deze toestel bestond in hoofdzaak, uit eene archimedische
schroef, welke zich in eenen grooten gemetselden cilinder van
ongeveer 10 voet diameter en 18 voet hoogte bewoog. De
toevoer der versche snijdsels hadt van onderen plaats, de afvoer
der uitgeloogde snijdsels geschiedde boven; beide werkingen
geschieden onafgebroken. Het water tradt van boven in en
vloeide onder uit den cilinder als sap weg.
Dit systeem werdt echter weldra geheel verworpen en wel
om de volgende redenen:
1°. gebeurde het dikwijls dat de archimedische schroef on-
klaar geraakte en de grooten ketel ondicht werd; om dan
niet tot geheelen stilstand genoodzaakt te worden, gedurende
den tijd benoodigd voor de reparatiën, was het noodig dat men
een tweede ketel naast de eerste had klaar staan en de oprich-
tingskosten van twee dier ketels waren bijna even groot als
van eene gewone diffusie-batterij van 12 lichamen;
2°. werden de snijdsels door de schroef erg gekwetst, het-
geen weder het groote nadeel had, dat vele cellen verbroken
werden, waardoor pectose in het sap trad en aanleiding gaf
tot pectine verbindingen;
3°. ontstonden er meestal gangen van het water in de snijd-
sels; het water kwam niet overal en gelijkmatig met de snijd-
sels in aanraking.
-ocr page 38-
28
Gelijk men ziet was er veel op dat systeem aan te merken
en het was eigenlijk geene verbetering boven de oude robert-
sche diffusie, hetgeen dan ook voldoend hierdoor bewezen werd,
dat de Heer robert zelf afried dat werktuig in te voeren.
Men was dus weder teruggevoerd tot de vroegere diffusie,
zoo als robert die had aangegeven, en het liet zich aanzien
dat genoemd systeem uit de rij der sapverkrijgings-manieren
verdrongen zou worden, omdat:
ten eerste, door het invullen der dunsappen uit de voor-
warmers boven in de diffuseuren, die sappen van eene hoogte
van 5 a 6 voet op de snijdsels vielen, en veel schuim veroor-
zaakten ;
ten tweede, omdat eene innige aanraking van sap en snijd-
sels zeer moeilijk te bereiken was, hetgeen voldoende bewezen
werd door de ongelijkmatige uitlooging der snijdsels;
ten derde, omdat het sap te dikwijls moest stilstaan; want
na iederen ketel die gevuld was, bleef het 20—25 minuten
staan, bij welke stilstand eene omzetting van het sap kan
plaats hebben en zuren gevormd worden;
ten vierde, omdat het systeem te langzaam werkte (door dat
oponthoud alweder van 20—25 minuten).
Om al deze redenen had dit systeem veel kans om uit
de rij der sapverkrijgings-manieren verdrongen te worden, in-
dien toen niet de Heer Schulz opgetreden ware met zijne ver-
betering van de ROBERTsche diffusie.
-ocr page 39-
III
HET NIEUWE DIFFUSIE-STELSEL VOLGENS SCHULZ,
De beetwortelen worden, nadat zij uit den enkelen of dub-
belen wasscher gevallen zijn, door middel van eenen elevator
naar de diffusie-zaal gebracht. In Duitschland, (alwaar de be-
lasting van de suiker op eene andere wijze geheven wordt als
bjj ons, van het gewicht der beetwortelen namelijk), vallen zij
van den elevator op een caroussel dat 2 a 3 toeren per minuut
maakt. Om dat caroussel staan 9—12 meisjes (omdat den
hier te verrichten arbeid zeer licht is); zij nemen de voor hen
rondkomende beetwortels daaruit en snijden er de onrijpe groe-
nen koppen, alsmede die deelen welke beginnen te rotten, af.
Dit zoogenaamde koppen geschiedt daar op twee wijzen; in het
eene geval zijn er opstaande messen, op houten blokjes val-
lende, aan het caroussel bevestigd; in het andere geval heb-
ben de arbeidsters houten bordjes op de borst hangen en kop-
pen de beetwortels met messen, welke zij in de hand houden.
Zjj nemen de wortels uit eene, op de hoogte van hare
knieën draaiende schijf, koppen ze en werpen ze daarna
-ocr page 40-
30
op eene, op de hoogte hunner hoofden draaiende tweede schaf,
welke de wortels van zelf afvoert.
Daar iu Duitschland de belasting op de bovengenoemde wijze
geheven word, is het van groot belang voor den duitschen fa-
brikant om alleen die wortels door de beambten te later afwe-
gen en dus belasten, waarin relatief veel suiker aanwezig is.
Gelijk bekend bevatten de koppen enystaarten hoegenaamd
geene suiker; de fabrikant laat die er dus afsnijden en behoeft
geene accijns van den afval te betalen. Dat koppen evenwel
beoogt nog een ander doel: men verwijdert namelijk daardoor,
gelijk wij reeds bij de behandeling van de samenstelling der wor-
tels hebben opgemerkt, dat gedeelte van den beetwortel waarin
zeer veel eiwit, asparagin, kaasstof en andere stikstof houdende
lichamen, die men niet gaarne in het sap medevoert.
Behalve de beide opgenoemde, heeft dat caroussel nog een
ander doel.
Een ieder die ooit in eene beetwortel-suikerfabriek geweest
is, weet hoe het in de bieten-zaal toegaat (daar staan ook de
wasschers). Eerstens is het daar gewoonlijk zeer duister; ver-
volgens geschiedt het opwerpen der beetwortels op den eleva-
tor of jakobsladder met veel slordigheid en onverschilligheid
door de arbeiders daarmede belast; men kan daar zoo streng
te werk gaan als mogelijk, ja er zelf bijstaan, maar, beletten
dat er ieder oogenblik steenen, welke uit de schuiten of wa-
gens in de zaal komen, mede naar boven gevoerd worden,
dat kan men niet.
Die steenen kunnen dan de oorzaak zijn dat, in geval de
elevator vlak boven de snij-machine uitkomt, men ieder uur,
-ocr page 41-
31
ja zelfs nog vaker, een ander stel messen in die machine stel-
len moet. Daargelaten dat dit zeer kostbaar is, want een stel
gewone messen kost 16 gld. en de nieuwe patentmessen, die
veel beter en meer snijden, 35 gld., heeft dat nog een ander be-
zwaar. Al liggen de messen boven ook gereed en al is de ma-
chinist nog zoo behendig met het inzetten, een half uur gaat
er toch altijd mede verloren. En wanneer dat dikwijls het ge-
val is, dan kan men met diffusie onmogelijk goed werken,
een eerste vereischte toch voor den goeden gang eener diffusie-
fabriek is een onafgebroken en snel werken.
Daarom zouden wij een ieder aanraden, die hier in Nederland
met diffusie werken wil, al is het dat de wijze van accijns-
heffing er niet toe noodzaken moge, zich een caroussel aan
te schaffen.
De kosten van aanschaffing zullen spoedig genoeg vergoed
worden door de bezuiniging op de messen, even als het meer-
dere arbeidsloon door het caroussel veroorzaakt, zeer zeker op-
wegen zal tegen het voordeel van snel werken.
Gaat men tot de aanschaffig van zoo\'n werktuig over, dan
zouden wij echter raden niet de vaste kapmessen te nemen,
maar wel de losse; met de eerstgenoemde messen gebeurt het
dikwerf dat het koppen met veel zorgeloosheid en zeer werk-
tuigelijk geschiedt, waardoor er vaak te veel afgesneden wordt;
laat men het daarentegen uit de losse hand, met het houten
plankje op de borst hangende, doen, dan moeten de arbeid-
sters onwillekeurig hunne oogen op den arbeid gevestigd hou-
den, uit vrees van zich te bezeeren.
Er is in den aanvang dezes j aars door den heer gustav hodek
-ocr page 42-
32
(suikerfabriek Fünfhünden, Bohemen) eene uitvinding gedaan
die misschien voor ons land, alwaar de belasting van het sap
geheven wordt (om van de andere wijze niet te spreken), het
caroussel overbodig zou maken. Dat toestel heet »Steinklauber,"
het wordt aan dat gedeelte van den waschmolen, waar de beet-
wortels ingeworpen worden, bevestigd.
In het protocol betreffende dat werktuig, opgemaakt in tegen-
woordigheid van 22 Boheemsche suikerfabriekanten, werd ver-
klaard dat het ten volle aan de verwachting beantwoord heeft.
Dat toestel is zeer eenvoudig en kan aan iederen bestaanden
waschmolen aangebracht worden. Om het te probeeren, werden
er op 5000 kilo beetwortels 1000 stuks steenen van verschil-
lende grootte ingeworpen, van de afmetingen eener erwt, tot
vuistgrootte toe. Alle steenen werden met snelheid door de
machine verwijderd, zoodat van de bij de beetwortels gewor-
pen 1000 steenen, er geen enkelen met de gewasschen wor-
tels werd opgeworpen.
Later probeerde men het met klinkbouten, nagels, schroeven,
moeren, bijtels, spijkers, messen enz. enz., welke voorwerpen
echter alle door den »Steinklauber" werden wedergegeven.
De heer hodkk heeft in Duitschland patent genomen op zijne
uitvinding en de uitvoering er van toevertrouwd aan de Karo-
liner Actien-machinen Fabriek te Praag, vroeger danek & c°. *)
Indien nu dat werktuig in ons land ingang mocht vinden,
dan zou dat het caroussel overbodig maken.
*) Organ des Vcreines zur Hebung dor Zuckcrfabrikation itn Künigrciehe
Bühmen-
-ocr page 43-
33
Een dezer beide toestellen is echter bepaald wenschelijk op
den weg, die de wortels van de wasch- naar de snij-machine
afleggen, ten einde als veiligheidsventil van de snij-machine
te dienen.
Vervolgens komen de wortels in den trechter der snij-nia-
chine, waardoor zij op de ronddraaiende schijf dier machine
vallen.
Het is van groot belang deze trechter niet te kort te maken,
omdat de gelijkheid van snijdsels zeer bevorderd wordt door
den druk, waarmee de onderste wortels door de bovenliggende
lagen, op die schijf geperst worden.
Ook in de installatie der schijf zijn gedurende de laatste
tijden verbeteringen aangebracht. Vroeger en ook nu nog
werden de messen direkt met schroeven en moeren op de
gegoten ijzeren schijf bevestigd. Wanneer nu nieuwe messen
ingezet moesten worden (hetzij omdat de oude bot geworden
waren of gebroken door steenen) dan kostte dat veel tijd,
want nu moest ieder mes nauwkeurig op de schijf gesteld
worden.
In de nieuwere snij -machine evenwel worden er langwerpig
vierkanten gaten in de schijf gegoten; in die gaten passen,
zoogenaamde, gegoten ijzeren kastjes waarop de messen beves-
tigd worden.
Het onderscheid bij de nieuwe snijmachines bestaat hierin,
dat de machinist op genoemde kastjes, de messen vooraf in de
werkplaats nauwkeurig kan stellen en bij eenig gebrek in de
snijmachine niets anders behoeft te doen, dan de gereed zijnde
kastjes te verwisselen en op de schijf vast te maken, hetgeen
3
-ocr page 44-
34
natuurlijk veel sneller geschiedt dan het stellen der messen.
Daar het inzetten van nieuwe messen bij de vroegere snij-
machine twee uren arbeid veroorzaakte, terwijl het inzetten der
tegenwoordige kastjes slechts een half uur kost, zoo volgt
hieruit dat veel tijd gewonnen wordt.
Alvorens verder te gaan willen wij doen opmerken, dat de
stand der messen op den verderen loop der fabrikatie, van
groot gewicht is.
Lengte en breedte der snijdsels zijn tegenwoordig in de meeste
fabrieken dezelfde, en wel 100 millimeter lengte bij 6 a 8
millimeter breedte. Het is de dikte waarin de meeste ver-
schillen worden aangetroffen.
Om het verschil te doen uitkomen van het aantal cellen
waaruit het sap door diffusie wordt verkregen en die waar
het sap direkt uitvloeit (omdat zij door midden gesneden zijn),
zal het misschien nuttig zijn om eene berekening vast te stel-
len, die gebaseerd is op de hierboven aangegeven afmetingen
en op het aantal van 250 cellen welke de beetwortel per ku-
bieke millimeter bevat.
Om dat vast te stellen, moeten wij eerst de verhouding,
waarin het aantal doorgesneden cellen tot dat der onaangetaste
staat, berekenen.
Met dat doel zullen wij aannemen dat de twee groote zijden
van een snijdsel, even als de drie zijdelingsche, doorgesneden
cellen bevatten. Dit is wel is waar niet geheel juist, want
de derde zijdelingsche zijde is schuin afgesneden; het verschil
evenwel dat daardoor zou ontstaan, is te klein om het in acht
te nemen.
-ocr page 45-
35
De zesde zijde is bedekt door de huid van den wortel; hare
cellen zijn dus ongekwetst.
Het oppervlak der vijf zijden van een snijdsel kan men, als
volgt, berekenen:
100 X 8 X 2 = 1600 □ m. M. oppervlakte der 2 grootste zijden
100 X 1 X 2 = 200 » »
            »              » 2 zijdelingsche »
8X1 = 8 » »            »               » kleine »           »
1808 □ m. M. is de totale oppervlakte van het
schijfje dat doorgesneden cellen heeft.
De inhoud van een schijfje is 100 X 8 X 1 = 800 kubieke
millimeter.
De beetwortel bevat 250 cellen per kubieke millimeter, het-
geen er 42 per vierkante millimeter uitmaakt.
Een snijdsel heeft dus 1808X42 = 75936 doorgesneden
cellen; maar daar zij over twee snijdsels verdeeld worden, volgt
dat elk schijfje 37968 cellen heeft, waarvan het sap naar
buiten komt, zonder de membraan doortrokken te hebben.
Een snijdsel bevat 800 X 250 = 200000 cellen, waarvan er
37968 doorgesneden zijn, blijft dus 162032 onaangeraakte
cellen, hetgeen 4£ onaangetaste cel maakt voor eenen die
doorgesneden is.
Indien men nu de snijdsels in plaats van een millimeter,
twee millimeters dik maakt, de andere afmetingen behoudende,
zal men vinden dat het aantal onaangetaste cellen staat tot
dat der aangetaste gelijk 8£ tot 1.
Die cijfers bewijzen ons:
1°. dat de sappen met dit systeem verkregen, veel minder
colloïden zullen bevatten dan die met eenig ander systeem.
3*
-ocr page 46-
36
2<>. dat de zuiverheid van het sap evenredig is aan de dikte
der snijdsels.
Wij willen nog een tweede bewijs leveren voor de laatste
gevolgtrekking.
Maakt men de snijdsels 1 millimeter dik, dan zullen er 6 a
7 cellen op eene rij geplaatst zijn.
Nemen wij aan dat er 7 zijn, dan is de vierde de middelste;
het daarin bevatte sap, zal dan achtereenvolgens 3 andere cel-
]en moeten doordringen.
De eerste cel deelt haar sap mede aan het water, waardoor
zij omgeven is; hiervoor krijgt zij evenwel water in de plaats.
Daar het sap in de cel minder dicht wordt, vindt eenen ruil
plaats tusschen de eerste en de tweede cel; hun rijkdom
aan sap wordt gelijk ten koste van de tweede, wier sap van
minder dichtheid wordt dan dat der derde; met deze heeft
vervolgens hetzelfde proces plaats als tusschen de eerste en
tweede.
Tusschen de derde en vierde geschiedt hetzelfde; het sap
van deze laatste moet de drie andere cellen doordringen naar
twee zijden.
Gelijk wij reeds op pagina 3 hebben opgemerkt, is het diffu-
sie-vennogen der colloïden veel geringer dan dat der kristallo\'iden;
hieruit volgt, dat wanneer het suikersap uit de vierde door de
drie andere cellen heengegaan is, de colloïden die het vergezel-
den nog lang zoover niet zullen zijn.
Dit ondervindt men ten duidelijkste bij de fabrikatie; zijn
de messen bot of slecht gesteld, dan verkrijgt men moesige
snijdsels wier zuiverheidsfaktor altyd veel kleiner zal zjjn
-ocr page 47-
37
dan die van gezonde snijdsels. Dit kan 2 a 3 perc. verschil
uitmaken.
Het moesig produkt heeft daarbij nog een ander nadeel.
Wanneer dat in de diffuseuren gestort wordt, dan vormen
zich kluiten waar het water zeer moeielijk door heen dringt
en onderzoekt men nu deze, zoowel als de andere goed
afgewerkte snijdsels, dan zullen de_ eersten meer suiker be-
vatten.
Indien men aan het beginsel, dat de reinheidsfaktor even-
redig is aan de dikte der snijdsels, vasthield, zou men er on-
willekeurig toe komen om de snijdsels zeer dik b v. 3 milli-
meter te maken; dat zou evenwel ook slechte resultaten geven,
want in plaats van 4 a 4^ uur, welke tijd vereischt wordt
ter geheele uitlooging van snijdsels van gewone dikte, zou men
nu 6 a 8 uur daartoe gebruiken. Ook dat zou wel te verhelpen
zijn, door b. v. het aantal diffusie-ketels op 20 te brengen,
maar dat zal de installatie-kosten weder te zeer bezwaren.
Als de meest voordeelige snijdsel-dikte is algemeen die van
1 £ m. M. aangenomen.
Ieder fabriekant moet dat voor zich zelf vaststellen, door
proeven te nemen met verschillende, aan de snijdsels, te geven
dikten. Wij zouden echter aanraden nooit buiten 1 tot 2 m M.
te gaan.
Men late daartoe ijzeren plaatjes maken van b. v. 1,1£, \\\\,
\\\\
en 2 m. M, dikte; werke eerst 24 uur met messen, gesteld
naar het plaatje van 1 m. M. dikte, vervolgens 24 uur met
messen gesteld naar het plaatje van \\\\ m. M. en zoo voort
tot dat men alle plaatjes is rond geweest.
-ocr page 48-
38
Men onderzoeke ieder maal nauwkeurig de suikerverliezen in
de afgewerkte pulpe en kieze die stand der messen, welke bewezen
heeft de meest voordeelige te zijn, onder opmerking dat men
gedurende die proefneming, een zooveel mogelijk gelijk soort
beetwortels verwerke.
De snij-machine wordt bediend door drie arbeidsters, waar-
van de eene, met eenen houten schoffel gewapend, niets
anders doet, dan eene ophooping der snijdsels in de machine te
voorkomen, door ze in een wagentje of kar te doen vallen. De
beide andere transporteeren de snijdsels naar de batterij.
Het transporteeren der snijdsels naar de diffuseuren kan
op verschillende wijzen geschieden en hangt veel af van, 1°
de diffusie-batterij zelve (of alle ketels in eene rij of in twee
rijen tegenover elkander geplaatst zijn) en 2° van de stand
der snij-machine tegenover de batterij.
Zijn alle ketels op eene rij geplaatst, dan wordt de snij-
machine gewoonlijk achter hun opgesteld en wel zoodanig dat
tusschen beide (ketels en snij-machine) plaats genoeg overblijft
om twee rails te leggen, waarop dan de wagentjes circuleeren,
die de snijdsels bezorgen.
Staan de diffuseuren op twee rijen, dan kan de machine
in de verlenging der rijen staan, midden tusschen beide; als-
dan worden de ketels van tusschen de beide rijen uit bediend,
door middel van twee paar rails.
Eindelijk nog kan de snij-machine achter, op de helft der
rij diffuseuren geplaatst worden; dan hebben wel is waar de
karren met snijdsels een iets grooteren weg af te leggen, het-
geen evenwel opgewogen wordt door het voordeel, dat dan de
-ocr page 49-
30
ventillen door den batterij-chef, van het midden uit bediend
worden. Deze heeft in dit geval een veel beter overzicht
over die ventillen, hetwelk van groot belang is, omdat men
zich met een enkelen oogopslag van hunnen stand moet
kunnen overtuigen; verder wordt hij dan op zijn terrein door
niemand gestoord en niemand anders dan hij heeft daar iets te
doen. Ten laatste zijn dan alle ventillen in zijne onmiddellijke
nabijheid en zeer gemakkelijk onder zijn bereik. Daar de
batterij-chef gewoonlijk nog belast is met het toezicht over
caroussel, voorwarmers en scheidingpannen, is het goed dat men
hem zijne werkzaamheden zoo veel mogelijk verlicht, dan zal
hem des te meer tijd overblijven om de bediening der hier-
boven genoemde werktuigen en ketels te bespoedigen.
Alvorens tot de verklaring der verbeteringen door schulz
aangebracht over te gaan, willen wij trachten de afbeelding die
zich achter in dit boekje bevindt, begrijpelijk te maken.
De 5 diffuseurs, aldaar afgebeeld, maken deel uit eener bat-
terij van 16 ketels gelijk die voor de Campagne 71 — 72 ge-
bouwd werd door de «Braunschweiger Machinen-Fabrik" en
opgesteld in de beetwortelsuikerfabriek Ringelheim (provincie
Hannover, Directeur Dr. r. sickel).
Die 16 ketels staan op twee rijen; op iedere rij bevinden er
zich 8, met de afsluiters en pijpleidingen naar elkander gekeerd.
A, B, C, D en E zijn de difftisieketels of diffuseurs gelijk
wij ze kortheidshalve willen noemen, lederen diffuseur is van
twee mangaten voorzien; het eene bevindt zich boven (P, P enz.)
in den gegoten ijzeren kop des diffuseurs en dient ter vulling
met snijdsels; het andere is onderaan (O, O enz.) en door dit
-ocr page 50-
40
laatsten wordt de diffuseur, wanneer de snijdsels uitgeloogd
zijn, ontladen.
a, b, c, d, e en f zijn de zes afsluiters waarmede iederen
diffuseur gewapend is.
a, a, a, enz. zijn de afsluiters die op de waterleiding staan.
b, b, b, » » »         »          » » » leiding, gaande naar de
voorwarmers, staan.
c, c, c, » » » »          » » » leiding, komende van de
voorwarmers, staan.
d,  d, d, » » »         »          » » » leiding naar de defecatie-
ketels, staan.
e, e, e, » » » » dienende om de diffuseurs onder-
ling te verbinden.
f, f, f, » » » »         om het afgewerkte water te laten
afloopen.
De waterpijpleiding <l. Olm lil, tl, komt van eenen waterbak die
9 a 10 meter boven de diffuseurs staat; die leiding loopt eerst
langs eene rij en wordt door V met de andere rij diffuseurs
verbonden. Leiding b, b, b, b, brengt het sap uit de diffuseurs
naar de voorwarmers.
Leiding c, c, c, c, brengt het sap dat in de voorwarmers ver-
hit is, naar de diffuseurs.
d, d, d, d, is de pijpleiding die het geconcentreerde sap uit de
diffuseurs naar de defecatie-ketels voert.
Verder ziet men op de teekening nog de kortere pijpleidin-
gen z, z, z,; deze verbinden het onderst gedeelte van den bo •
dem des diffuseurs door middel van kniestukken, één maal met
de afsluiters op de leidingen naar voorwarmers en defecatie-ketels
-ocr page 51-
41
van dienzelfden diifuseur. en andermaal met den overstijg-af-
sluiter van den volgenden diffuseur.
De perswater-afvoerpijpen (in het dwars aanzicht) f, f, f,
zijn ook met de overstijgpijpen z, z, z, verbonden. Wil men
dus het afperswater van eenen diffuseur af laten loopeh, dan
heeft men slechts de afsluiter f van dien ketel te openen: het
water zal dan liever door de pijp f wegloopen, dan door z
naar boven stijgen.
Eindelijk moeten wij nog opmerken dat eene eigenaardige ver-
binding der koperen pijpen, welke de uiteinden der gegoten ijzeren
leidingen komende van en gaande naar de voorwarmers, met die
voorwarmers verbinden, veroorlooft die beide leidingen in tegen-
overgestelde richting te gebruiken, hetgeen vereischt wordt door
de noodzakelijkheid om den diffuseur van onderen met sap te vul-
len; hierop zullen wij bij de inwerkstelling der batterij terugkomen.
u, u, is de vloer waar de snij-machine staat, en waarop de
karren zich bewegen.
s, s, s is een vloer, rustende op houten balken p, p, p, waar
de batterij-chef zich ophoudt en waar hij de afsluiters stelt,
m, m, m is een derde vloer, waarop de arbeiders, belast met
het ontladen der diffuseurs, zich bevinden,
R is eene breede riemschijf, waarom de riem zonder einde zich
beweegt; deze loopt in de richting van het pijltje en haar bo-
venpart gaat vlak onder den vloer m, m, in welks midden
eene opening gelaten is, waardoor de afgewerkte snijdsels, bij
opening van de mangatdeksels O, op de riem zonder einde val-
len; deze voert die snijdsels af, welke dan langs de schuine
goot t, t in de perskamer komen.
-ocr page 52-
42
K eindelijk is eene pijp die de naar voorwarmers en defecatie
voerende afsluiters van A, met den overstijg-afsluiter van den
tegenover A staandcn diffuseur, verbindt.
Onder in eiken diffuseur is, op een decimeter afstand van den
bodem, een met kleine gaatjes doorboorden, lossen bodem
aangebracht, die als zeef dient, in dien zin, dat hij alleen het
sap vrij uittreden laat, maar de snijdsels terughoudt.
Bij den aanvang van den arbeid wordt I met snijdsels gevuld;
daartoe wordt op het mangat P van I eenen grooten trechter
geplaatst, waarin de snijdsels. uit den kar vallen.
Naar omstandigheden zal men 6—9 karren noodig hebben,
om den diffuseur tot op de gewenschte hoogte te vullen.
Gedurende dien tijd wordt voorwarmer N°. 1 (waarvan men
er twee hebben moet; de meeste fabrieken hebben er echter
drie) met water gevuld en dat water tot op 48 graden verhit.
Is nu de diffuseur met snijdsels gevuld en het water verwarmd,
dan geeft de batterij chef aan den arbeider bij de voorwarmers
een teeken waarop deze laatste den inhoud van den voorwar-
mer N°. 1, niet afvoert, gelijk in den gewonen loop van wer-
ken, door de leiding c, c, maar door b, b, b, hetgeen eigenlijk
de leiding naar de voor warmers is.
Indien het warme water in de leiding c. c, c, gelaten werd,
dan zou men, om het toegang tot den diffuseur te verschaffen,
de afsluiter c moeten openen; dan zou het water in de pijp
r, r treden en a en e gesloten vindende, boven in den diffu-
seur op de versche snijdsels vloeien.
Nu bestaat echter juist een der groote voordeden van schulz\'s
modificatie hierin, dat hjj bij de vulling, het sap of water van
-ocr page 53-
43
onderen laat intreden en daarom laat men het water in de
leiding b, b, b, vloeien en opent nu afsluiter b van I: aldaar
komt het warme water in de pijpen z, z en stijgt onder in den
diffuseur naar boven.
Zoodra men ziet dat het water boven de snijdsels staat wordt
door een jongen, eene met gaatjes doorboorde schijf op het
bovenmangat geplaatst, ten einde, e-ven als de zeef in het
beneden gedeelte des diffuseurs, de snijdsels tegen te houden.
Daarna sluit men den diffuseur hermetisch, opent het luchtkraantje
op het bovenmangat-deksel en nu houdt de batterij-chef de af -
sluiter b zoo lang geopend totdat uit het luchtkraantje niets
dan water, of eigenlijk reeds dun sap, spuit, waarna lucht-
kraantje en afsluiter b gesloten worden.
Gedurende dien tijd wordt diffuseur II met snijdsels gevuld
en in voorwarmer N°. 2 het water verwarmd.
Vervolgens wordt van I de afsluiter c (op de leiding komende
van den voorwarmer) opengedraaid en de inhoud van voorwar-
mer N°. 2, komt ditmaal door de leiding c, c, c, in r, r en
treedt boven in -den diffuseur I, het zich daarin bevindende
sap naar beneden drukkende. Dat sap stijgt naar boven,
gaat door afsluiter d, die geopend wordt, en komt zoo
in de leiding naar de defecatie; het verlaat die leiding echter
weer bij d, van diffuseur II, gaat naar beneden door z, z, van
II en stijgt dus onder bij II in. Zoodra van II voldoende lucht
is uitgelaten, wordt d van I dichtgedraaid en de overstijg-af-
sluiter e van II geopend.
Wanneer vervolgens III met snijdsels geladen is, wordt hy
van onderen gevuld met sap even als II, met dit onderscheid
-ocr page 54-
44
evenwel, dat de d, d. afsluiters van II en III gebezigd worden
in de plaats van die van I en 11.
Het verwarmde water van voorwarmer N°. 1 komt nu weder,
c van I geopend zijnde, boven in den diffuseur I, treedt door
den overstijg-afsluiter e van II op het sap van II, drukt dat
door afsluiter d van II in de leiding van de defecatie; verlaat
die leiding weder bij d van III, en aldus wordt III weder van
onderen met sap gevuld.
Nu is de stand der diffuseuren de volgende: I, II en III zijn
met snijdsels gevuld, in III bevindt zich het sap uit II, in II
dat uit I en op dezen laatsten is nieuw warm water gekomen.
Op dit tijdstip komt men in den gewonen loop van werken,
hetgeen hierin bestaat, dat men tegelijkertijd een diffuseur op
nieuw vult door druk uit den voorwarmer op den derden voor-
afgaanden, en de inhoud van den vierden voorafgaan-
den diffuseur door waterdruk (koud water) naar den voor-
warmer perst.
In dit geval bijvoorbeeld (IV met snijdsels gevuld zijnde)
opent men afsluiter c van II, waardoor het verwarmde water
uit voorwarmer N°. 2 op het sap in diffuseur II komt, door
z, z en den overstijg-afsluiter e van III, boven in III stijgt;
het komt daar beneden weder door de z, z pijpen naar boven,
gaat door den d afsluiter van III, treedt in de leiding van
de defecatie, verlaat die leiding bij afsluiter d van IV, komt
door de z, z, pijpen van IV naar beneden, en stijgt bijgevolg
in den nieuw met snijdsels gevulden diffuseur op.
Te gelijker tijd wordt de inhoud van den vierden vooraf-
gaanden diffuseur, I in dit geval, naar den voorwarmer ge-
-ocr page 55-
45
stuurd; dat geschiedt door van I de b en a afsluiters te ope-
nen. Het water uit het groote reservoir komt door a op het
sap in I, drukt dat sap naar den voorwanner, omdat men
daar afsluiter b ook geopend heeft.
Het is misschien niet overbodig te zeggen, dat na ééne ma-
nipulatie, de gebruikt zijnde afsluiters weder gesloten moeten
worden, behalve die, welke men voor de volgende behandeling
noodig heeft.
Na de laatst beschreven werkzaamheden geëindigd te heb-
ben, bij voorbeeld, worden de volgende ventillen dichtgedraaid:
van I b, van II c en van III d.
Nadat IV van onderen en voorwarmer N°. 1 met sap uit
ketel I (bij het in werking stellen der batterij drukt men vier-
maal met warm water uit de voorwarmers weg; daarna altijd
met sap) gevuld zijn, gaat men over tot de tweede helft van
deze bewerking, en die bestaat hierin, dat men het sap uit
diffuseur IV naar de defecatie stuurt.
Dat heeft op de volgende wijze plaats:
Op I staat de water-afsluiter a nog open: van II, 111 en IV
worden de overstyg-afsluiters e geopend en van IV stond de
d afsluiter nog open; de inhoud van IV wordt nu door dien
van III weggedrukt, deze door dien van II en de laatste door
dien uit I en op I staat de waterdruk.
De chef der batterij doet den arbeider aan de defecatie we-
ten, dat hij een ketel vol zal krijgen, waarop deze de afsluiter
der defecatie-ketel opendraait.
Zoo wordt voortgegaan met den arbeid: V van onderen ge-
vuld met druk van den voorwarmer op III (den derden vooraf-
-ocr page 56-
41)
gaanden diffuseur) en te gelijker tjjd IT, door waterdruk op I naar
den voorwarmer gezonden en vervolgens V weder naar de
defecatie gedrukt met waterdruk op I, over alle voorgaande
ketels. De waterdruk blijft op I staan tot dat diffuseur XI
met snijdsels geladen en met sap gevuld is; naar de defecatie
wordt XI door het water, op II staande, geperst.
Bij iederen nieuwen diffuseur die er bij komt, gaat er ook
een van achteren af.
Gelijk men ziet bestaat het werk aan iederen diffuseur te
verrichten uit twee deelen: 1°. vullen van de nieuw met snijd-
sels geladen ketel met het te gelijker tijd plaats vindende weg-
zenden van den derden voorafgaanden diffuseur naar den voor-
warmer, en 2°. het wegzenden van den laatst gevulden diffu-
seur naar de defecatie.
Indien de lezer nu zijn blik eens wil laten gaan over de
hierachter geplaatste tabellen, dan zal hem misschien, met
eenen enkelen oogopslag de loop der diffusie hierboven om-
schreven duidelijker worden.
Gemakshalve zijn wij daar met den zesden diffuseur
beginnen te werken; bij het in werk stellen toch der
batterij, wijkt men te veel van den gewonen gang van werken
af. om (lat, op eene duidelijke wijze, in eene tabel te kunnen
wedergeven.
Op de tabel zijn er dan eens 10 en daarop weder 11 ketels
in het werk.
De stand der afsluiters volgt uit de tweede tabel.
In de eerste tabel, de gang der diffusie beschrijvende, hebben
wy die ketels, welke buiten werk zijn, met rust aangegeven;
-ocr page 57-
47
onder deze rust verstaan wij: het afloopen van het perswater
door f, f, het ontladen van de uitgeloogde snijdsels uit de
ketels, het reinigen met water of kalkmelk en het weder laden
der ketels met versche snijdsels.
Op de tabel werken wij, gelijk men het in dit geval noemt,
over tien ketels: er zijn anderen die over 9 of 11 diffuseuren
werken, het getal 10 echter is het meest rationneele, in het
geval men vlot werkt.
Moet, om de eene of andere rede, langzaam gewerkt wor-
den (zit men b. v. vol in eene der stations na de diffusie of
komen er geen beetwortels genoeg in de snij-machine), dan zal
men wel doen over 9, ja zelfs over 8 ketels te werken
Dan toch duurt het veel langer eer een nieuwen diffuseur
weggezonden wordt; het sap blijft bijgevolg langer met de
snijdsel* in aanraking.
Dan zal men b. v. in de plaats van alle 25 minuten, maar
in 35 minuten een nieuwen diffuseur hebben en nu duurt het
uitloogingsproces 8 X 35 = 280 minuten.
Gaat alles naar wensch in de fabriek en is men in staat
om snel te arbeiden, b. v. om iedere 25 minuten een nieuwen
ketel weg te zenden, dan is het over 10 diffuseurs werken
zeer aan te raden. De snijdsels blijven dan 10 X 25 = 250
minuten aan het uitloogingsproces blootgesteld.
Opdat de suiker nagenoeg geheel uit de snijdsels getrokken
worde, is het noodig dat proces ten minste gedurende 4 uur
voort te zetten.
Nu zou men misschien tot de gevolgtrekking komen dat, wan-
neer men het uitloogen gedurende 6 uur voortzet, het doel
-ocr page 58-
48
nog veel beter bereikt wordt; dat is echter bet geval niet.
Eerstens zal men, na gedurende 4 uur uitgeloogd te heb-
ben, niet meer dan hoogstens 0,3 perc. suiker in de snijdsels
laten zitten (bij goede stand der messen), en door het proces
verder te vervolgen zal men de gisting zeer bevorderen en
eveneens de omzetting der sappen.
Het voordeel dat verkregen wordt, door een meerder ren-
dement van 0,2 perc. suiker (geheel uitgeloogd zal men
de snijdsels nooit verkrijgen) zal niet opwegen tegen de
grootere verliezen, die door de omzettingen zouden veroor-
zaakt worden; want gelijk bekend is, wordt een suikerhoudend
sap gemakkelijker omgezet, naarmate het minder dichtheid bezit
Ook hier is het spreekwoord toepasselijk: Wie het onderste
uit de kan wil hebben, valt het deksel op den neus.
Gelijk boven reeds gezegd, wordt er voor iederen nieuw
bijgetrokken dilfuseur, ook eenen afgezet; van dezen laatsten
wordt dan de waterdruk afgenomen, door a dicht te draaien en
op den volgenden ketel gezet en de alsdan afgewerkte ketel
wordt nu afgetapt: dat wil zeggen, men opent de afsluiter f
(dwars-aanzicht) waardoor al het nog aanwezige dunne sap of
water in den goot zal wegloopen. Vervolgens openen de twee
arbeiders, op de tribune m, m, het mangatdeksel O en ontla-
den de uitgeloogde snijdsels met vorken uit den diffuseur; de
snijdsels worden door de riem zonder einde en de goot t, t,
naar de perskamer gevoerd waar nu de natte snijdsels tot circa
50 perc. van het beetwortelgewicht afgeperst en daardoor voor
het transport geschikt worden.
-ocr page 59-
CONCLUSIE.
Na in \'t voorafgaande getracht te hebben, een duidelijk beeld
der diffusie volgens schülz te geven, blijft thans over de voor-
deelen van dit diffusie-systeem, boven het oorspronkelijke van
robeet, in het licht te stellen.
1°. De aard der vulling maakt dat men veel minder af han-
kelijk van de arbeiders is, dan bij de eigenlijke robert\'s
diffusie, omdat bij de laatste versche snijdsels en sap in zoo
mogelijk gelijke of evenredige portiën in den diffuseur komen,
terwijl bij schulz de geheele diffuseur eenvoudig vol met snijd-
sels geworpen wordt.
2°. Wordt er bij robert\'s diffusie veel schuim in den ketel
gevormd, doordien het sap met eene groote straal, boven in den
diffuseur komt en dan van eene hoogte van 5—6 voet op de
beneden liggende snijdsels valt. Dit schuim kan aanleiding ge-
ven tot verzuring en zet zich tusschen de snijdsels, hetwelk
eene vertraging in het overdrukken van den eenen op den an-
deren diffuseur veroorzaakt. Bij schulz wordt men, door het
van onderen in den versch ge vulden ketel treden van het. sap,
in staat gesteld om alle lucht uit dien ketel te drijven, welke
lucht de omzetting zeer kan bevorderen. Om die reden zou het
zeer praktisch zijn, op iederen diffuseur een luchtpijpje te zet-
4
-ocr page 60-
50
ten, dat ongeveer twee meter hooger uitmondt, dan de water-
lijn van het groote water-reservoir; alsdan zou de lucht voortdu-
rend eenen vrijen uitgang vinden en de sapverspillingen die
plaats grijpen bij de kleine koperen lucht-kraantjes, welke direkt
op het boven mangatdeksel van den ketel bevestigd zijn, zou-
den worden voorkomen.
3°. Bij boberï komt het dunsap onmiddellijk op de versche
snijdsels en bij schulz niet; hier drukt het de meer gecon-
centreerde, kouden sappen op de snijdsels, welke zwaardere
sappen dan, omdat zij beneden intreden, iedere laag der snijd-
sels gelijkmatig doortrekken, ieder snijdsel geheel omhullen,
zoodat de vorming van kanalen, die de oorzaak zijn dat geheele
kluiten snijdsels droog blijven, tegengegaan wordt. Ook kan
nu de verhouding der hoeveelheden snijdsels tot het sap ver-
groot worden.
4°. Bij. robert wordt het sap in de voorwarmers tot 80—90
graden verhit, terwijl schulz niet hooger gaat dan 48, hoog-
stens 51 graden. Schulz schrijft eigenlijk voor, niet boven
40—45 graden te gaan ; bij de behandeling van bevroren beetwor-
tels is het evenwel raadzaam, daar nog een paar graden op te leg-
gen. Het groote verschil tusschen 50 en 80 graden bluft even-
wel bestaan en die hooge temperatuur van 80 graden is oor-
zaak, dat de snijdsels als het ware verbroeid worden, dat de
eiwitstoffen coaguleeren en dat er schadelijke stoffen in het
sap komen.
5°. Bij schulz\'s modificatie is het sap voortdurend in bewe-
ging. Bij robert blijven de sappen iederen keer 25 minuten
in stilstand, waardoor zeer gemakkelijk omzettingen kunnen
-ocr page 61-
51
plaats vinden en zuren gevormd worden; bij schulz staat het
sap nooit stil, want het is zoowel bij de vulling als bij het
naar voorwarmers en defecatie-pannen zenden, in circulatie.
6°. Wij mogen het voordeel van de groote dichtheid der sappen,
niet onbemerkt voorbij laten gaan. Daardoor wordt veel brand-
stof gespaard. Wel is waar laten die zware sappen zich ook
moeielijker satureeren dan lichtere, maar hier komen de nieuwe
groote kalkovens ons te hulp, die zooveel koolzuur ontwik-
kelen, dat genoemd nadeel verdwijnt.
7°. En ten slotte mag men ook niet vergeten, onder de goede
eigenschappen van dit diffusie-sap, den hoogen reinheidsfaktor
(quotiënt) te rangschikken ; die bedraagt gewoonlijk 82 a 83 en
klimt dikwijls tot 84. Het quotiënt van het sap der andere
sapwinnings-methoden is kleiner en bedraagt meestal 79 a 80.
Hier willen wij even stilstaan, bij een tabelletje, uit de anders
zoo verdienstelijke brochure door de heeren baktz en reichardt
over diffusie uitgegeven *). Aldaar vinden wij voor de faktoren
van het sap, bij de zeven laatste vullingen van eenen diffu-
seur: 67.45, 51.72, 50.29, 52.03, 46.66, 32.67, 25.20 en 12.06.
Indien die cijfers op droogen stof zijn berekend, vinden wij
voor de nietsuiker: 32.55, 48.28, 49.71, 47.97, 53.34, 67.33,
74.80 en 87.94.
Nu wordt algemeen aangenomen (gebaseerd op eene lange
ondervinding), dat daar de suikerverkrijging ophoudt voordee-
lig te zijn, waar, in een sap, suiker en nietsuiker (op droogen
stof berekend) gelijk zijn. De suiker-raffinadeurs, aan wie men
*) Door den heer mebcieb, direkteur der Arnhemsche beetwortel-suikerfa-
briok, in \'t
Nederlandsen vertaald.
4*
-ocr page 62-
r,2
toch het verwijt niet kan doen dat zij er niet zouden uithalen
wat er in zit, zien er b.v. geen kans in, om uit hunne stroo-
pen, die nog\' 40 suiker op 40 nietsuiker bevatten, deze eerste
te verkrijgen. En bij de diffusie zou men daar wel toe in
staat zijn?
Dat kan het geval niet zijn; indien er geene mogelijkheid
bestaat om die suiker uit stroop te verkrijgen, dan zal men
het uit sap evenmin kunnen doen. Zijn de bovengenoemde
zuiverheids-faktoren juist, dan verwerpen zij de diffusie ten
eenen male, omdat dit systeem sappen uitlevert, die te onrein
zijn, om er de suiker met voordeel uit te winnen.
Het tegenstrijdige heldert zich op, wanneer men bedenkt
dat genoemde Heeren de schijnbare en niet de werkelijke
drooge stof gemeend hebben.
Da. STAMMEit heeft dat voldoend bewezen, door de werkelijke
drooge stof door middel van verdamping en de respectieve
percenten suiker, in waarnemings-buizen van 600 millimeter
lengte, zeer nauwkeurig vast te stellen.
Hij vond voor het afloopwater van XI en voor het sap van
X, IX en VIII eenen werkelijken reinheids-faktor van 59.1,
63.3, 69.05 en 77.3.
Wanneer nu de schijnbare faktoren zoo veel verschillen met
de werkelijke, is de waarde welke eerstgenoemden zouden be-
zitten, zeer twijfelachtig.
Gelijk men gezien heeft, maakt een tal van voordeden de
methode van schulz boven de oorspronkelijke van robert
verkieslijk.
De praktijk heeft verder geleerd dat de oude diffusie-methode
-ocr page 63-
53
verbonden was met eene voortdurende en sterke zuurvorming
in de ketels; het warmsap was gewoonlijk bedekt met een
vetten schuim; de schuimaarde was los en kleverig en de
dik- en dunsappen hadden veelal een eigenaardigen reuk en
smaak.
Buitendien lieten die diksappen zich in het vacum zeer
moeielijk koken en de verkregen malière-vidte was slijmig
en grauw van kleur.
Wij willen volstrekt niet beweren dat men ook met de verbete-
ringen van schulz, niet slecht kan werken; maar slecht
water en storing in de fabrikatie zullen daar gewoonlijk de
oorzaak van zijn.
Werkt men vlot, dan werkt men ook, in den waren zin
des woords, goed.
Gebeurt het bij voorbeeld, dat de valpijpen van den droogen
condensor verstopt raken (hetgeen bij sterk kalk houdend water,
dikwijls geschiedt) dan heeft men licht een paar uur noodig
om die te reinigen.
Het verdampingstoestel moet dan natuurlijk stil blijven staan
en, alhoewel in minder mate, alle stations daarvoor ook; past
men nu niet op, dan zal de zuurvorming, die altijd in meerdere
of mindere mate aanwezig is, snel toenemen. (*)
In dit geval voegt men in de voorwarmers eenige kalk of
liever kalkmelk bij het sap, zorgdragende niet te veel te ge-
bruiken. Behalve andere nadeelen maken te groote hoeveel-
*) Als bewijs voor de stelling, Jat er steeds zuren in het sap aanwezig
lijn, kan dienen, dat van een versch geraspten beetwortel, liet uitgeperste
sap blauw lakmoes-papier, dadelijk rood kleurt.
-ocr page 64-
54
heden kalk de kooksels taai, die daardoor moeielijk zijn te
centrifugeeren of turbineeren.
Dat zou ook de rede zijn waarom wij nooit het zoogenaamde
»Reichardt\'sche Verfahren" zouden aanbevelen. Het bestaat in
hoofdzaak hierin, dat eene vijfde pijp-leiding langs de diffuseurs
wordt aangebracht en wel eene kalkmelk-leiding met kranen
op de ketels. Daardoor is 1° het kalk toevoegen te veel in
de macht van den batterij-chef, die er al licht misbruik van
kan maken en 2° kan men de hoeveelheden kalkmelk, die men
wenscht bij te voegen, niet zoo precies controleeren.
Vervolgens kan men, om het verzuren te voorkomen (ge-
woonlijk een of twee defecatie-ketels vrij hebbende), de opera-
tiën van het naar de defecatie persen en het invullen des
nieuwen ketels, met het te gelijker tijd opzenden naar den
voorwarmer, veel langzamer dan bij eenen gewonen gang van
zaken doen plaats hebben. Zet men de afsluiters, dienende tot
afvoer van het sap dat wegdrukken moet, gewoonlijk geheel
open en heeft de overdrukking dan in 10 minuten plaats
dan draaie men die afsluiter nv, maar 1 a IJ slag open. De
voorwanner of diffuseur zal dan 30 of 40 minuten noodig
hebben om geheel geledigd te worden en men verkrijgt daar-
door de vereischte continueele beweging van het sap, al is het
dan ook met minder kracht.
Men heeft ook voorgeslagen, om zeer verdund carbolzuur.
welks antiseptische werking genoeg bekend is, bij het sap te
voegen; proeven daarmede op het laboratorium genomen, vol-
deden wel. Wij beproefden het met sap dat met de hand was
uitgeperst; dat bevatte oorspronkelijk :
-ocr page 65-
55
8,37 perc. suiker
en 0,18 perc. invertsuiker.
Dat sap werdt in twee gelijke helften verdeeld en bij de
eene helft een half percent carbolzuur, bij het andere niets
gevoegd. Na 24 uur was de samenstelling de volgende:
met carbolzuur
8,29 perc. suiker
0,225 » invertsuiker
zonder carbolzuur
7,88 perc. suiker
0,69 » invertsuiker
en na 60 uur:
8,21 perc. suiker
0,31 » invertsuiker.
Eene vuile, slijmige, naar azijn
ruikende vloeistof, die nog maar
sporen van suiker bevatte.
In het groot daarmede nog geene proeven genomen hebbende,
is het moeielijk te beoordeelen of de alsdan te verkrijgen resul-
taten dezelfde zouden zijn.
c. fischmak, scheikundige der suikerfabriek Groningen (her-
togdom Brunswijk) deelt in het //Zeitschrift" eenige resultaten
omtrent de werking van het carbolzuur in \'t groot mede, die
gunstige uitkomsten hebben opgeleverd.
Helpt dat alles nog niet tegen verzui-ing, welnu dan besluite men
er in vredes naam toe, om een of twee ketels, van de tien in werking
zijnde, af te zetten en weg te laten loopen, omdat bij de lichte, min-
der geconcentreerde sappen, de verzuring sneller plaats grijpt.
Een en ander kan men evenwel niet ten laste van de
diffusie brengen; die storingen zijn uitzonderingen en men
moet bij de beoordeeling van eene suiker fabrikatie-methode
als basis, goed werken aannemen en tevens nasporen welke
oorsprong die storingen hebben.
-ocr page 66-
56
Indien het diffusie-systeem iets tegen zich heeft, dan is het
ontegenzeggelijk dit, dat het veel meer gecontroleerd moet wor-
den dan het pers-systeem; ieder oogenblik moet men zich van
den aard der sappen vergewissen.
Dit mag evenwel geen reden zijn om de diffusie te ver-
werpen.
De voordeden er van zijn te groot, dan dat men die zou
opofferen aan gemakzucht.
Een groot aantal der tegenstanders van de diffusie zijn zij,
die met dat systeem totaal onbekend zijn en dus de minste
bevoegdheid bezitten, om over eene hun onbekende zaak een
juist oordeel te vellen.
Dat vele fabrikanten met het pers-systeem werkende, er niet
gauw toe overgaan, om een ander hun onbekend stelsel aan
te nemen is begrijpelijk, maar dit geeft geen grond om het
diffusie-systeem te bestrijden.
Ten slotte wenschen wij eenige resultaten, uit de praktijk
genomen, mede te deelen.
Het gemiddelde der suiker-verliezen in de uitgeperste pulpe
bedraagt 0,21 perc.; dat van het perswater 0,1 perc. De ge-
middelde dichtheid van al het in de defecatie -ketels komende
sap is 5,5° Beaumé; 100 kilo beetwortels geven in doorsnede
126 liter sap van 5,5° Beaumé. Uit de verwerkte beetwortels wordt
verkregen 11,95 perc. matière-cuite, aan kristal suiker l«t« pro-
dukt 5,28 perc, aan 2&e produkt 2,21 perc. en aan 3<ie 1,03
perc. Dat maakt te samen 8,52 perc. suiker, behalve de melasse.
Die cijfers zijn niet altijd maatgevend, want er zijn diffusie-
fabrieken (schulz) die meer en andere die minder zullen maken.
-ocr page 67-
57
In Nederland vreesde men algemeen, dat de boeren de
pulpe van fabrieken met diffusie werkende, niet zouden willen
koopen; ja, de beide hier te lande bestaande diffusie-fabrieken
hadden in den beginne moeite, -dat vooroordeel uit den weg te
ruimen ; tegenwoordig kan die vrees niet meer bestaan, want de
ondervinding heeft geleerd dat ook die pulpe zeer grif weggaat.
Hier en daar hoort men er wel over spreken, dat de diffusie-
pulpe te nat is, welke klacht wel eenigzins gegrond was; indien
eene fabriek dagelijks 100,000 kilo beetwortelen verwerkt met
slechts 4 persen (scHÖTLER-persen), dan is het onmogelijk om
de pulpe behoorlijk droog te krijgen. Er zijn fabrieken die
slechts 80,000 kilo beetwortels verwerken en 3 stel dubbelen
persen hebben; zij kunnen het niet verder brengen dan 53
perc. van het beetwortelgewicht en dat is veel te veel; de pulpe
moet tot op 30 a 40 perc. van dat gewicht uitgeperst worden,
zoo wel tot gemak van het transport als tot verhindering van
het bevriezen der pulpe gedurende dat transport.
Ook was het werken met die scHÖTLER-persen zeer duur,
voor 3 stel dubbele persen waren per 12 uur, 8 volwassen
mannen benoodigd.
Ook hierin zijn verbeteringen gekomen, door de pers
van klusemann, die de pulpe tot op 35 perc. van het ge-
wicht aan beetwortelen reduceert en die maar één arbeider tot
het in werk houden vereischt.
Deze pers wordt tegenwoordig ook hier te lande gemaakt
en wel aan de «Koninklijke Fabriek van stoom- en andere
werktuigen" te Amsterdam.
De drooge stof der pulpe van diffusie-fabrieken is ten ge-
-ocr page 68-
58
volge van het grooteren gehalte aan eiwitstoffen, meer waard
als beestenvoeder, dan die van fabrieken met maceratie of
persen werkende, hoewel bij het diffusie-systeem ook een
gedeelte der stikstofhoudende stoffen in de sappen overgaat.
Dr. max MaECKER vond in 100 deelen drooge stof der pulpe van
Stikstof          Eiwit
met diffusie werkende fabrieken . . 1,366            8,54
»         »             »               »           . . 1,462             9,14
dus het gemiddelde dier twee . 1,414            8,84
» maceratie werkende fabrieken . 0,855             5,34
» persen             »                »           .1,227             7,67
En daar nu het gehalte aan eiwitstoffen, bij uitnemendheid
de waarde van eene soort van voeder aangeeft, zouden de
geldswaarden van pulpe-soorten, afkomstig van de drie ge-
noemde systemen tot elkander staan als:
Diffusie            Persen            Maceratie
8,84                 7,67                  5,31
Indien dus voor pulpe uit eene persfabriek 6 gld. betaald
word, zal die uit eene diffusie-fabriek. 6.91 gld. waard zijn.
Een der groote vakkundigen, Dr. bodenbender, is zoo ver
gegaan van te zeggen dat hij juist om de meerdere waarde
van de diffusie pulpe, dat systeem beschouwde als datgene
waartoe alle beetwortel-suiker fabrikanten, in den loop der
jaren, zouden overgaan.
Ten slotte, willen wij hier nog doen volgen een overzicht van
de uitgaven aan dagloon, verschillend materieel en verliezen
van sapverkrijging bij de verschillende wijzen van werken, per
1000 kilo beetwortels, gelijk vermeld is in het »Zeitschrift."
-ocr page 69-
59
Per 100O kilo
beetwortels.
Gld.
Verlies
in de
overblyf-
selen.
Gld.
Dagloon.
Gld.
Materiaal.
Gld.
Totaal.
Gld.
Eenmaal persen
Dubbel persen.
Maceratie. . .
Centrifngen . .
Diffusie . . .
3,06
2,43
2,43
3,78
1,55
0,96—1,08
1,13—1,18
0,36—0,45
0.45—0,54
0,36—0,45
0,36 — 0,45 persdoeken
0,36 „
0,20 zeven
0,18 dito
0,09—0,18 diversen\'
4,38-4,60
4,00—4,10
2,95—3,00
4,34—4,56
1,95—2,20
Voor de fabrieken die niet in het bezit zijn van goede commu-
nicatie-wegen, waardoor de kosten die op de brandstoffen komen,
merkelijk verhoogd worden, is de diffusie ook zeer aan te bevelen.
Zoowel door de grootere dichtheid der sappen, (zie boven) als
door de minder groote mechanische kracht, die vereischt wordt bij
de diffusie, is het verbruik van stoom en bijgevolg van brandstof,
kleiner. De heer robert heeft zelf de verbeteringen van schulz,
als goed en aanbevelenswaardig erkend: hij recommandeert, wan-
neer zijn raad ingewonnen wordt, die verbeteringen aan te nemen.
Door de hoeveelheid en hoedanigheid der verkregen suiker,
zoowel als door de gemakkelijke en rationneele wijze van wer-
ken, is het diffusie-systeem volgens schulz, boven elk ander te
verkiezen en de voordeden er van overwegende, komt ons des-
zelfs invoering in Nederland zeer wenschelijk voor.
Het is in die overtuiging dat wij de voorgaande bladzijden ge-
schreven hebben; tevens wilden wij eenig licht, over dat tot
nogtoe in Nederland minder bekend systeem verspreiden en
de aandacht onzer suikerfabrikanten er op vestigen.
Wij besluiten in de hoop dat het doel, waarmede dit boekje
geschreven werd, bereikt moge worden.
-ocr page 70-
INHOUD.
SAMENSTELLING VAN DEN BEETWORTEL EN ZIJN SAP, MET OPGAVE
OER VOORNAAMSTE BESTANDDEELEN..........Bh. 1.
THEORIE DER DIFFUSIE..............„12.
DE MACERATIE.................„21.
ROBERT\'S DIFFUSIE...............„ 2\'i.
HET NIEUWE DIFFUSIE-STELSEL VOLGENS SCHULZ........29.
CONCLUSIE.................«49.
////ƒ.