-ocr page 1-
!0«\' ■       -.
4
4Hh^
:
DE
!
GRAFISCHE METHODE.
■<
HAAR AANWENDING IN DE
Statistiek en Staathuishoudkunde
..\'
".» "1
■ ■
Industrieel, Handels- en Natuurwetenschappelijk gebied
\'■
■\'
KN IN T BIZON l>KH IN OK
GENEESKUNDE en PHYSIOLOGIE.
NAAR HET FRANSCII VAN
*
E. .T M A R E Y
BEWERKT EN VERMEERDERD MET EEN AANTAL VOORBEELDEN
kl:*
.;
i
■j
P
■ -
i
BKTREfJTKMDK 1)K
Grafische Statistiek van Nederland . ?■
Wr
m S
/J <;S
,
P. M. JAEGER,
Leernar aan het Gymnasium van \'s (ïrnvenliage.
\'"
,
:
\'sHage. HENRI J. STEMBERG. — 1883.
4Hh>
- -
\\
.:-« \'
U\'S- -. ■"\'• .
.
\'
-ocr page 2-
yy\\Y* Hl^
Q. oct.
1338
\'EJ.WlKET
BOEKBINDERIJ
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
DE
GRAFISCHE METHODE.
.-
-ocr page 6-
Gedrukt bij G. J. Thieme, te Arnhem.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000009580907B
0958 0907
-ocr page 7-
DE
HAAR AANWENDING IN DE
Statistiek m Staathuishoudkunde
OP
Industrieel, Handels- en Natuurwetenschappelijk gebied
EN IN \'T BIZON n KR IN DE
GENEESKUNDE en PHYSIOLOGIE.
NAAR HET FRANSCH VAN
E. J. MAREY
BEWERKT EN VERMEERDERD MET EEN AANTAL VOORBEELDEN
BETREFFENDE DE
Grafische Statistiek van Nederland
F. M. JAEGER,
Leerxar aan het Gymnasium van \'a Oravenhage.
\'sHage. HENRI J. STEMBERG. — 1883.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
VOORWOORD VAN DEN BEWERKER.
Aangezien in het prospectus, waarmede dit werk voor eenigen tijd
werd aangekondigd, uitvoerig de redenen zijn vermeld, waarom een
Nederlandsche bewerking van de Methode GrapMgue van Mabey mij
hoogst belangrijk en wenschelijk voorkwam, en bovendien door den
schrijver zelf in zijn inleiding, die ik eenigszins verkort heb weerge-
geven, het noodige wordt gezegd over de strekking van het werk en
de wijze • waarop de verschillende onderwerpen hierin worden behandeld,
kan ik hier met een enkel woord volstaan.
Ik behoef wel niet te zeggen dat door het veelomvattend gebied
waarop de schrijver zich beweegt, aan deze bewerking groote moeielijk-
heden waren gesteld en niet zonder schroom aanvaardde ik de in vele
opzichten zoo zware taak om een werk in onze taal over te brengen,
waarin onderwerpen van den meest verschillenden aard, wel is waar
allen tot het gebied der waarneming, maar ook tevens tot de meest
verschillende takken van wetenschap behoorend, worden behandeld.
Daarbij kwam nog dat ik het niet voldoende achtte om mij vooral daar,
waar statistische onderwerpen ter sprake kwamen, tot het origineel te
bepalen; de belangrijke strekking der grafische methode moest zich ook
hier openbaren in de voorstelling van eenige merkwaardige verschijn-
selen , die ons eigen land betreffen; een krachtige prikkel voor het meer
algemeen aanwenden der grafische methode in Nederland zou toch,
meende ik, voor een groot deel daarin gelegen zijn dat een tal van
zaken, waarbij alle Nederlanders zonder onderscheid belang hebben
en die toch aan de aandacht der meesten ontgaan, met de meest een-
voudige hulpmiddelen in een helder licht werden geplaatst. Ik had
dus veel voorlichting, veel raad en hulp noodig.
Die hulp nu is mij ruimschoots geworden; van zoo velerlei zijden heb ik
een tal van belangrijke aanwijzingen en inlichtingen of gewichtige bijdra-
gen in den vorm van betrouwbare opgaven of figuren ontvangen; menig
belangstellende heeft mij met vriendelijken raad ter zijde gestaan en de
-ocr page 10-
2
behulpzame hand geboden om mij de bezwaren, die aan een bewerking
als deze verbonden waren, te helpen overwinnen. Het is mij dan ook
een behoefte om hierbij aan allen, die mij hunne belangstelling door
welwillende medewerking en belangrijke bijdragen hebben getoond, mijn
oprechten dank te betuigen.
Zoo heb ik de in het oorspronkelijk werk voorkomende meteorologische
lijnen kunnen verrijken met eenige belangrijke figuren, mij door den
Hoogleeraar Buys Ballot welwillend toegezonden, en ontworpen naar
de waarnemingen te Utrecht gedaan; voor de Nederlandsche statistiek
ontving ik menige juiste aanwijzing van den heer Mr. De Bosch Kemper,
en werden mij aan de verschillende Departementen de meest volledige
inlichtingen en opgaven welwillend verstrekt; een paar met zorg be-
werkte figuren werden door de heeren Guichart en Dr. Carsten aan
het werk afgestaan; en terwijl op medisch en physiologiseh gebied de
opmerkingen van Dr. Hus en Dr. Vosmaek mij zeer ten nutte waren,
stelde Prof. Marey zelf mij in de gelegenheid die verbeteringen in de
beschrijving van een tal van experimenten op te nemen, welke sedert de
verschijning van zijn werk door hem zijn aangebracht.
Terwijl alzoo het werk op velerlei punten aanmerkelijk werd ver-
meerderd, kwam het mij noodzakelijk voor zoowel hier en daar bekor-
tingen aan te brengen, als mij ter geschikter plaatse enkele bijvoegingen
en opmerkingen te veroorloven. Ik geloof dat hierdoor het werk nog
aan duidelijkheid zal gewonnen hebben en voor alle lezers, zonder on-
derscheid, gemakkelijk verstaanbaar zal zijn. Alle plaatsen, die aldus
aan het werk ter uitbreiding of verduidelijking zijn toegevoegd, zijn
tusschen * * geplaatst.
Neem ik ten slotte in aanmerking hoe het gebruik der grafische
methode in het buitenland steeds meer en meer veld wint en hoe men
juist door haar meerdere aanwending van de ontzaglijk groote voordeelen,
die zij in ontelbare gevallen boven elke andere andere uitdrukkingswijze
bezit, meer overtuigd wordt, dan mag ik met grond verwachten dat
zij ook in ons land spoedig die waardeering zal ondervinden, die zij
ten volle verdient, en durf ik vertrouwen dat mijn arbeid niet te ver-
geefs zal zijn geweest.
den Haag, Juli, 1881.                                       F. M. JAEGER.
-ocr page 11-
INLEIDING.
Elke wetenschap ontmoet op haar weg steeds twee hinderpalen
die haar voortgang aanmerkelijk vertragen: vooreerst de onvol-
komenheid onzer zintuigen om de waarheden uit te vorschen, ten
tweede de ontoereikendheid van de taal om de verkregen waar-
heden volkomen duidelijk meetedeelen en voortestellen. Terwijl
alle wetenschappelijke methoden er naar streven die hinderpalen
uit den weg te ruimen, wordt dit tweeledig doel door de Gra-
fische Methode meer dan door elke andere bereikt. Bij de fijnste
en meest nauwgezette onderzoekingen geeft zij de geringste ver-
anderingen en verschillen in toestand, welke aan elke andere
waarnemingsmethode zouden ontsnappen, met volkomen zekerheid
aan; zij alleen stelt ons den loop van een verschijnsel in zijn
verschillende phasen voor met een duidelijkheid, die de gewone
schrijftaal ten eenenmale niet bezit.
De onvolkomenheid onzer zintuigen openbaart zich niet alleen
daarin, dat zeer veel verschijnselen aan onze waarneming ont-
snappen, maar wij kunnen zelfs wijzen op een tal van vergissingen
die eenvoudig het gevolg zijn geweest van het al te veel ver-
trouwen op onze zintuigen.
De oude zinspreuk van de materialistische philosophie: Nihil
est in intellectu quod non fuerit in sensa,
die den waren oorsprong
van onze denkbeelden aangeeft, wijst ook tevens de oorzaak van
onze dwalingen aan. Tegenwoordig weet iedereen dat men op het
gezicht, het gehoor of het gevoel niet te veel mag vertrouwen.
Hoe wordt toch dit vertrouwen niet beschaamd door den bolvorm
der aarde, door haar dagelijksche beweging, door de onmetelijke
afstanden en de grootte der vaste sterren, kortom door onze ge-
1
-ocr page 12-
4
heele astronomische kennis! Hetzelfde kunnen wij zeggen van een
tal van physische en mechanische verschijnselen, zooals de zwaarte
der lucht, de discontinuïteit van het geluid en het licht. De ge-
waarwordingen van koude of warmte, die het gevoel ons geeft,
hebben hare volstrekte beteekenis verloren en zijn voor ons alleen
nog een betrekkelijke en vaak bedriegelijke beoordeeling van de
temperatuur der lichamen. De physiologie van den gezichtszin
heeft, door ons de funktie van het oog te verklaren, de grenzen
aangegeven buiten welke dit orgaan ons geen nauwkeurige in-
drukken meer kan geven; de optische werktuigen zooals het
mikroskoop, de teleskoop, de stereoskoop, die samengesteld zijn
met het doel om ons een schijnbeeld te geven van de grootte,
van den afstand en van het relief der lichamen, hebben ons geleerd
het schijnbare van het reeële te onderscheiden.
Het physiologisch onderzoek van de overige gewaarwordingen,
ofschoon minder ver gevorderd dan dat van den gezichtszin, is
daarom niet minder belangrijk. Zoo zou het zinsbedrog van het
gehoor en van het gevoel aanleiding kunnen geven tot een belang-
wekkende studie op philosofisch gebied, die tot deze gevolgtrek-
king van de moderne physiologie zou voeren: dat alle denkbeelden
die wij ons van de uitwendige wereld maken, het gevolg zijn van
een langdurige en onbewuste oefening onzer zintuigen en van
een voortdurende controle die de gewaarwordingen op elkaar
uitoefenen.
Na het geloof aan de onfeilbaarheid der zintuigen te hebben
laten varen en na overtuigd te zijn dat men hunne aanwijzingen
steeds moet wantrouwen, heeft de wetenschap naar andere mid-
delen omgezien om de waarheid op te sporen en heeft die gevonden
in toestellen, die steeds met nagenoeg volkomen juistheid de
verschijnselen waarnemen en tevens die waarnemingen met even
groote nauwkeurigheid aan den experimentator meedeelen. Reeds
sedert langen tijd bezat de wetenschap de middelen om de afme-
tingen, het gewicht, de samenstelling, kortom alle bizonderheden
van de lichamen in hun statischen toestand nauwkeurig te bepalen;
nu begint zij de krachten te bestudeeren in den dynamischen toe-
stand. Bewegingen, electrische stroomen, veranderingen in zwaarte
of in temperatuur, ziedaar het veld dat bearbeid moet worden.
Hierbij kunnen onze zintuigen ons niet meer helpen; de grafische
-ocr page 13-
5
methode komt hun onvermogen te hulp en openbaart ons de ge-
heimen van een geheel nieuwe wereld. De registreerwerktuigen
meten de oneindig kleine tijddeeltjes; de meest snelle en zwakke
bewegingen; de minste veranderingen in krachten kunnen hun
niet ontgaan; zij dringen door tot de meest innige verrichtingen
der organen, waar het leven zich schijnt te openbaren in een on-
ophoudelijke bewegehjkheid.
De grafische methode geeft ons al die veranderingen in de
werking van krachten zoo duidelijk aan en is hierin zoo ver ver-
heven boven elke andere wijze van mededeeling, dat men haar
met recht de taal der verschijnselen zou kunnen noemen; het
valt dan ook nfet te betwijfelen of elke wijze van uitdrukking zal
door de grafische methode worden verdrongen in al die gevallen,
waar sprake is van het voorstellen van beweging of van verandering
van toestand. De taal, die toch is ontstaan vóórdat de wetenschap
bestond, is vaak ongeschikt om nauwkeurige bepalingen of zeer
nauwe betrekkingen met juistheid uittedrukken.
In het verst verleden van het menschdom geschiedde de ge-
dachtenwisseling alleen door middel van teekens; dit gebruik,
dat gewijzigd werd naar omstandigheid van plaats en tijd, zal
verder geleid hebben tot het maken van gebaren en het uiten van
geluiden, waaraan een conventioneele beteekenis werd toegekend.
Deze manier van uitdrukking, die vele dieren in den rudimentai-
ren staat bezitten, moest zich bij den mensch langsamerhand vol-
maken en leidde eindelijk tot de verschillende talen.
Een nog hoogere trap van beschaving riep de grafische uit-
drukking in het leven; niet alleen die bewonderenswaardige uit-
vinding van het schrift, waardoor de conventioneele teekens van
de taal op papier of op steen werden afgebeeld — maar het
natuurlijk schrift, dat in alle tijden en bij alle volken de ver-
schillende dingen op gelijksoortige wijze heeft voorgesteld en dat
ons veroorlooft op de Egyptische gedenkteekenen de tooncelen van
een voormalige beschaving te volgen. Deze grafische uitdrukking
zou, indien zij zoowel voor het uitdrukken van denkbeelden als
voor het afbeelden van voorwerpen werd gebruikt, inderdaad een
algemeene wereldtaal kunnen worden.
In de 17e eeuw werd door Descartes de grafische voorstelling
dienstbaar gemaakt aan het uitdrukken van denkbeelden. Het
-ocr page 14-
6
duurde niet lang of men begon deze methode aan te wenden om
de afwisselingen in bepaalde verschijnselen op het gebied der
staathuishoudkunde op een gemakkelijke wijze voor te stellen.
In Engeland en ook later in Frankrijk begon men door grafische
figuren de veranderingen in de bevolking, den toestand van den han-
del, het overzicht over de landbouwvoortbrengselen enz. te publi-
ceeren; ook begon men volgens dezelfde methode afbeeldingen te
maken van den loop van epidemische ziekten, van de dagehjksche
en jaarlijksche veranderingen in temperatuur en barometerstand;
ook de natuur- en scheikunde begonnen deze methode van uit-
drukking te volgen, en nu in de laatste jaren breidt de grafische
methode haar gebied al verder en verder uit, wordt aangewend
voor het voorstellen van verschijnselen van den meest verschil-
lenden aard on overal waar zij wordt aangewend, bevordert zij
nauwkeurigheid, beknoptheid en duidelijkheid. — Men houde
daarbij in het oog, dat de behoefte aan een wetenschappelijke
uitdrukkingswijze, die duidelijk en tevens geschikt is om in alle
landen gebruikt en verstaan te worden, met eiken dag dringender
wordt. De bibliotheken raken toch overstelpt met wetenschappe-
lijke werken, die in verschillende talen zijn geschreven; veeltijd
en moeite moet ten koste gelegd worden aan het klassificeeren
van werken, die uit verschillende oorden afkomstig zijn, en zelden
brengt men het tot het samenstellen van een goed ingerichten en
geordenden catologus. Vaak is men verplicht bij het onderzoek
naar een of andere zaak zijn toevlucht te nemen tot oorspronke-
lijke werken en zoo wordt menig geleerde genoodzaakt zich te
beperken tot een speciaal en dikwijls zeer ondergeschikt gedeelte
eener wetenschap; een ruim en volledig overzicht wordt daardoor
dikwijls onmogelijk.
In al deze moeielijkheden komt de grafische methode te hulp;
zij stelt de feiten, die zij uitdrukt, in hun onderling verband voor
en maakt het vergelijkend overzicht gemakkelijk.
Het doel van dit werk zal zijn op een duidelijke wijze uiteen
te zetten welke machtige hulpmiddelen do grafische methode aan-
biedt en te wijzen op hare toekomstige ontwikkeling en haar
onbegrensde uitbreiding en toepassing. Wij zullen daarbij steeds
in het oog houden dat zij, zooals reeds boven is gezegd, aan
twee behoeften voldoet: zij is een middel van uitdrukking en een
-ocr page 15-
7
middel van onderzoek; wij zullen haar achtereenvolgens uit beide
oogpunten beschouwen.
In de Eerste Afdeeling van dit werk zal aangetoond worden
hoe door de grafische methode de meest verschillende verschijnselen
worden voorgesteld; hoe zij vaak de duistere statistische opgaven
in een helder licht stelt en hoe zij met een enkelen oogopslag een
groot aantal feiten en waargenomen verschijnselen doet overzien.
In elke wetenschap bestaat het streven om uit een tal van ge-
gevens , waarnemingen en proefnemingen, het ware verband tus-
schen oorzaken en gevolgen te leeren kennen; over hoe meer
gegevens men beschikken kan, des te meer vertrouwen kan men
hechten aan de uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek,
maar ook des te moeilijker wordt het vergelijken en het over-
zicht: het verband, dat men opspoort, is uit die opeenhooping
van gegevens vaak niet meer te ontwarren. Maar neemt men de
moeite, die gewoonlijk vrij gering is, om de gegevens grafisch
voor te stellen en al de gedane waarnemingen in een lijn samen
te dringen, dan vertoont zich het gezochte verband duidelijk en
klaar, dikwijls worden wij verrast door een of andere betrekking
van afhankelijkheid, die wij niet vermoedden , of wij vinden een
numerieke wet klaar en ondubbelzinnig uitgedrukt.
Zijn de waarnemingen foutief of de proeven gebrekkig genomen
dan zullen wij door den zonderlingen vorm der lijn of door hare
onverwachte buigingen opmerkzaam gemaakt worden op de ver-
moedelijke fouten, of, indien geen eenvoudige betrekking tusschen
de verzamelde gegevens bestaat, wordt ons dit door de lijn ter-
stond aangetoond en wij behoeven niet langer te zoeken naar een
betrekking, die duidelijk blijkt niet te bestaan. Alleen deze voor-
deelen van de grafische methode zouden reeds voldoende zijn om
haar in alle wetenschappen van waarneming en proefneming aan
te wenden.
Indien wij deze methode in hare meest verschillende toepas-
singen volgen, zullen wij gevallen ontmoeten waarin zij niet
alleen den onderzoekenden geest leidt en het geheugen te hulp
komt, maar ook waarin zij voert tot nieuwe begrippen, die vóór
haar aanwending volkomen onbereikbaar waren. Hiertoe rekenen
-ocr page 16-
8
wij de meteorologische lijnen en figuren, waardoor men in staat
gesteld wordt om op een gegeven oogenblik den toestand van den
dampkring over de gcheele beschaafde wereld te kennen. Elk
land zendt zijne bijdragen om deze figuren te helpen voltooien:
opgaven van regenachtig of helder weer, van barometerstand,
temperatuur, windrichting, enz.; van alle kanten stroomen de
berichten toe, de gegevens worden steeds talrijker en hoopen
zich meer en meer op. Worden nu de aanwijzingen en opgaven
van elk observatorium zorgvuldig in teekening gebracht, dan
behoeft men niet te vreezen dat door dit tal van gegevens eenige
verwarring zal ontstaan; integendeel, hoe meer gegevens men
heeft, in des te eenvoudiger vorm zal het geheel te voorschijn
komen; ontelbare punten geven aanleiding tot eenige weinige lijnen,
die duidelijker en meer volmaakt zijn naargelang de elementen
talrijker zijn.
In de eerste afdecling van dit werk wordt met de eenvoudigste
toepassingen der grafische methode begonnen om vervolgens lang-
samerhand tot de meer samengestelde op te klimmen. De voor-
beelden zjjn genomen uit de meest verschillende wetenschappen;
natuur- en scheikunde, statistiek of demografie, geneeskunde,
burgerlijke en militaire bouwkunde, meteorologie, enz. verschaffen
ons een tal van modellen en typen, die ruim voldoende zijn om
in andere takken van wetenschap overgebracht en met vrucht
aangewend te worden.
In de Tweede Afdeding wordt de grafische methode beschouwd
als middel van onderzoek.
De registreerwerktuigen maken het experimenteeren zeer een-
voudig, daar zij zelf de lijnen opteekenen, die de verschijnselen
in hunne opvolgende phasen moeten voorstellen. Die toestellen
zjjn geduldige en nauwgezette waarnemers, die in het bezit zijn
van organen, welke ver boven de onzen verheven zijn zoowel wat
aantal als wat gevoeligheid betreft, en daardoor ijverig medewer-
ken aan het gebouw der wetenschap; met een voorbeeldige ge-
trouwheid verschaffen zij ons een tal van gegevens, waarvan het
onderling vergelijken niet moeilijk valt en die gemakkelijk in het
geheugen blijven. Om ook hier, evenals in de eerste afdeeling,
i
-ocr page 17-
9
aan een zekere klassificatie getrouw te blijven, zullen hier aller-
eerst de verschillende middelen en toestellen behandeld worden,
die dienen voor het registreeren van bewegingen, aangezien de
betrekking tusschen ruimte en tijd toch als type kan dienen om
de overige betrekkingen grafisch voor te stellen; eerst later zullen
dan de toepassingen der grafische methode op andere werkingen,
door krachten voortgebracht, worden besproken.
De Derde Af deeling heeft dan betrekking op het grafisch voor-
stellen van krachten. De kracht vertoont zich in de drie hoofd-
vormen: mechanische arbeid, warmte en electriciteit, öf in den
statischen, öf in den dynamischen toestand. Zoo stellen de zwaarte
van een rustend lichaam, de veerkracht van een gespannen veer,
de spanning van een gas, de mechanische kracht in statischen
toestand voor. De temperatuur van een lichaam, dat niet warmer
of kouder wordt, vertegenwoordigt den statischen toestand der
warmte. De electriciteit van een lichaam , dat, van een electrische
lading voorzien, geïsoleerd is, verkeert in statischen toestand.
Om de krachten in dezen toestand te meten bezitten wij bekende
werktuigen: de balans, den manometer, den thermometer, den elec-
trometer. Verkeeren echter de krachten in den dynamischen toe-
stand , m. a. w. veroorzaken zij beweging, dan kan men de grootte
dier krachten alleen bepalen door de beweging die zij voortbrengen.
Nu is de grafische methode bizonder geschikt om met de meest
mogelijke juistheid een beweging in hare verschillende phasen te
leeren kennen. Daar nu elke beweging het produkt is van twee
faktoren: ruimte en tijd, zoo zal men de beweging van een lichaam
alleen dan nauwkeurig kennen, wanneer men weet welke standen
het in de opvolgende kleine tjjddeeltjes heeft ingenomen. De regis-
treer-apparaten geven die juiste aanwijzing in alle bizonder-
heden aan.
Nu volgt echter uit de juiste kennis der beweging nog niet die
van de kracht, die haar voortbracht; dezelfde kracht toch, die
aan een kleine massa een snelle beweging zou meedeelen, zou
aan een groote massa slechts een langsame verplaatsing kunnen
geven; of ook ziet men somtijds onder de werking eener zelfde
kracht de snelheid naar gelang van den uitwendigen weerstand
-ocr page 18-
10
aanmerkelijk veranderen. De juiste bepaling van de grootte eener
kracht kan dus eigenlijk alleen bestaan in de bepaling van de
hoeveelheid verrichten mechanischen arbeid, d. i. in het meten van
de grootte der weerstanden, die zij kunnen overwinnen en van de
lengte der wegen, waarover die weerstanden worden verplaatst.
Wel is waar kan men dezen verrichten arbeid gemakkelijk
vinden door berekening in de eenvoudige gevallen waarin de in
beweging zijnde massa en de aard der beweging bekend zijn;
maar de grafische methode geeft deze bepaling onmiddellijk aan,
doordat zij de afbeelding der krachten, die elk oogenblik wor-
den aangewend, vereenigt met die der doorloopen wegen. J. Watt
was de eerste die op het denkbeeld kwam den verrichten arbeid
grafisch voor te stellen; hij paste die methode toe op den zuiger
van een stoommachine. Poncelet gaf een meer algemeene oplossing
voor deze vraag en heeft een methode uitgedacht die tegelijk voor
de beweegmachines en voor den arbeid, die aan het voorttrekken
der voertuigen op de spoorwegen wordt besteed, is aan te wenden.
Deze wijze om den arbeid grafisch voor te stellen dient nog
meer uitgebreid en overal ingevoerd te worden waar mechanische
krachten in het spel treden. Niets kan de grafische voorstelling
van den mechanischen arbeid vervangen: de berekening mag
daarvan de totale of gemiddelde waarde aangeven, — de grafische
figuur alleen stelt den arbeid voor in den vorm waarin hij is
voortgebracht.
Wat de warmte betreft, zoo weten wij dat een vermeerdering
of vermindering daarvan zich verraadt door de beweging van de
kwikkoloni in den thermometer, en hier laten zich oorzaak en
gevolg zoo geheel in een begrip vereenigen, dat men gewoon is
in het dageljjksch leven te zeggen dat de temperatuur stijgt of
daalt naarmate zulks met het kwik van den thermometer het
geval is.
Het zal dan ook wel niet moeilijk zijn de juiste beteekenis van
een temperatuurslijn te vatten; in al hare punten kan men haar
vergelijken met de veranderingen van een mechanische kracht,
bijv. met die van een registreerenden dynamo meter.
Maar toch geven de verschillende phasen van die verandering
ons nog geen klaar begrip van de warmteverschijnselen; men
krijgt eerst een meer grondige kennis daarvan door de bepaling
-ocr page 19-
11
van de hoeveelheid warmte, die door een lichaam is opgenomen
of afgestaan: deze laatste nu komt weer geheel overeen met een
zekere hoeveelheid mechanischen arbeid. In de natuurkunde drukt
men toch de warmtehoeveelheden in calorion uit, die weer tot
arbeidseenheden te herleiden zijn; men zal dus het aantal der
gewonnen of verloren caloriën grafisch moeten voorstellen om de
juiste voorstelling van een thermisch verschijnsel te hebben. Het
beginsel van deze methode, die een groote toekomst belooft, zal
hier worden uiteengezet.
Op overeenkomstige wijze zullen de electrische verschijnselen
moeten worden voorgesteld; de veranderingen van een electrische
spanning zullen overeenkomen met die van een drukking of tem-
peratuur, terwijl de hoeveelheid arbeidsvermogen , opgeleverd door
een electrischcn stroom, overeen zal komen met een hoeveelheid
mechanischen arbeid of warmte. Wel is waar is men nu hierin
nog niet geheel geslaagd; maar de bemoedigende resultaten, die
reeds langs dezen weg zijn verkregen, doen hopen dat ook dit
doel spoedig zal bereikt zijn.
In de Vierde Afdeeling zullen die verschijnselen behandeld
worden waarmee men alleen bekend kan worden door middel van
het veelvoudig registreeren; wij zullen hier onderscheiden de ge-
lijktijdige
en de achtereenvolgende registraties.
Tot de eersten brengen wij vooreerst die gevallen waarin gelijk-
soortige werkingen op verschillende plaatsen worden voortgebracht;
bijv. de voortplanting van de beweging van vloeistoffen, de ver-
deeling van warmte in het levend organisme; vervolgens worden
de gevallen beschouwd waarin werkingen van verschillenden aard
op dezelfde plaats geschieden, zooals de uitzettingen in verband
met de temperatuursveranderingen der lichamen; de volumever-
anderingen der lichamen die onderworpen worden aan drukking
of aan trekkrachten. Ook zal hier worden aangetoond hoe samen-
gestelde werkingen kunnen worden ontleed, bijv. de hartslag, de
veranderingen die de drukking en de snelheid van het bloed in
een slagader ondergaan. Eindelijk zullen de meer samengestelde
gevallen worden besproken waarin werkingen van verschillenden
-ocr page 20-
12
aard tegelijkertijd op verschillende plaatsen geschieden, zooals de
temperatuursveranderingen in verband met de spierbewegingen,
de vleugelbewegingen van vogels gedurende de vlucht met de
daarbij plaatshebbende reacties enz.
De methode van het achtereenvolgend registreeren leidt in
enkele gevallen tot uitkomsten die men volgens geen andere
methode zou kunnen verkrijgen. Wanneer bijv. een beweging van
zeer korten duur periodiek plaats heeft en de toestellen, die haar
moeten teruggeven, zijn niet bewegelijk genoeg om haar in de
verschillende phasen getrouw te volgen, dan ontbindt men deze
beweging in \'een reeks van onderdeden die juist plaats hebben
in gelijke opvolgende tijddeeltjes en men laat dan elk van die
onderdeelen der beweging door de toestellen registreeren. Waar-
schijnlijk is de oorsprong van deze eigenaardige methode gelegen in
de merkwaardige proeven van Plateau betreffende de Stroboscopie.
Deze methode bestaat daarin dat men een lichaam, dat zeer
snelle periodieke bewegingen volbrengt die wij onmogelijk met
het oog kunnen volgen, alleen op enkele oogenblikken, die allen
door gelijke tijdruimten van elkaar zijn gescheiden, zichtbaar
maakt, waardoor de beweging veel langsamer, of zelfs geheel
opgehouden schijnt te zijn. Vooral in Duitschland heeft men deze
methode op ruime schaal aangewend. Zjj kan niet alleen dienen om
de fout van het oog, die daarin bestaat dat de lichtindrukken na
het wegnemen der oorzaak nog een korten tijd voortduren, te
verhelpen, maar ook om de gebreken van enkele toestellen te
helpen verbeteren.
Verder zullen hier worden besproken de proefnemingen van
Guillemix over het meten en grafisch voorstellen van den ver-
anderlijken toestand van electrische stroomen; die van Bernstein
over de electrische veranderingen der zenuwen en spieren, terwijl
eindelijk zal aangetoond worden hoe de verschillende phasen van
een electrische verandering kunnen worden geregistreerd, door
deze methode met het gebruik van den electrometer van Lipp-
mann te verbinden.
-ocr page 21-
13
In de Vijfde Aj\'deeling, getiteld: Techniek, zal de waarde van
eiken toestel worden besproken, terwijl tevens enkele historische
bijzonderheden daarbij zullen worden aangegeven. Bij de beschrij-
ving van eiken toestel zal telkens een proef worden vermeld, die
als model kan dienen om een duidelijk begrip van het gebruik
van den toestel te geven.
-ocr page 22-
DE
GRAFISCHE METHODE.
EERSTE AFDEELING.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN VERSCHIJNSELEN.
EERSTE HOOFDSTUK.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN GROOTHEDEN EN VAN HARE
ONDERLINGE VERHOUDINGEN.
Elke grootheid kan door een lengte worden voorgesteld. — Het gebruik van schalen: voor-
stelling van getallen, afstanden, tijdruimten, krachten, enz. — Vergelijkende chrono-
logie. — Grafische voorstelling van ruimteverhoudingen: coördinatenstelsels. —
Denkbeeld van Descartes: lijnen die de betrekking tusschen twee veranderlijke
grootheden uitdrukken. — Grafische statistiek. — Figuren van Playiair.
Elke grootheid kan door een lengte worden voorgesteld.
Alles wat voor vergelijking en meting vatbaar is: getallen,
afstanden, tijdruimten, krachten, enz. kan door middel van gra-
fische figuren zoo beknopt en duidelijk mogelijk worden uitgedrukt
en voorgesteld.
Naast de conventioneele voorstelling van getallen door middel
van cijfers kan men een andere uitdrukkingswijze plaatsen die
eigenlijk veel natuurlijker is. Neemt men bijv. als eenheid aan
een recht lijntje dat 1 mm. lang is, dan zullen rechte lijnen van
3, 7 of 15 mm. lengte aan ieder een duidelijke voorstelling van
de getallen 3, 7 of 15 geven.
Op dezelfde wijze nu kan men een willekeurige grootheid, een
afstand, een gewicht, een temperatuur, enz. indien men deze
vergelijkt met een grootheid van dezelfde soort, die als eenheid
-ocr page 23-
15
wordt aangenomen, in een getal en daardoor weer in een lijn van
meerdere of mindere lengte uitdrukken.
Om te doen zien in hoever het vergelijken en overzien van een
reeks van getallen vereenvoudigd kan worden door een dergelijke
wijze van uitdrukking nemen wij als voorbeeld figuur 1, waarin
een vergelijkend overzicht van de zeil- en stoomschepen van de
verschillende mogendheden is gegeven 1). Deze begrooting is
opgemaakt naar den tonneninhoud der schepen; in de figuur vindt
men een rij van kolommen, wier hoogten evenredig zijn met de
hoeveelheden tonnen, die het aantal schepen van elk der twaalf
staten kan inhouden. Van de linker naar de rechter zijde volgens
de betrekkelijke grootte gerangschikt, neemt de zeemacht van
Engeland den eersten, die van Oostenrijk den laatsten rang in;
het totaal aantal tonnen leest men op een schaal aan de linker-
zijde der figuur af. Het gearceerde gedeelte van het rechthoekig
oppervlak van elke dezer kolommen geeft het bedrag der zeil-
schepen aan, terwijl het gedeelte, dat niet gearceerd is, den
tonneninhoud der stoomschepen uitdrukt.
Een dergelijke figuur is bizonder geschikt om de opgaven lang
in het geheugen te bewaren; men behoeft zich slechts voor een
oogenblik de figuur voor den geest te roepen en met één oog-
opslag overziet men de betrekkingen, die daarin worden voorge-
steld en die door cijfers niet zoo sprekend kunnen worden uit-
gedrukt.
In deze kleine figuur is de statistiek der zeemacht van de ge-
heele wereld in hoofdzaak voorgesteld; zij toont ons aan dat En-
geland meer stoomschepen bezit dan de andere mogendheden te
samen; dat Frankrijk met betrekking tot den totalen tonnenin-
houd van zijn vloot den zesden, maar ten opzichte van zijne stoom-
schepen den derden rang inneemt. Een nadere omschrijving van
een dergelijke figuur is niet alleen onnoodig, maar men zou zelfs
daardoor aan haar beknoptheid en klaarheid te kort doen. Figu-
ren van deze soort worden veel gebruikt voor het onderling ver-
gelijken van grootheden van allerlei aard; bijna iedereen kent
deze soort van grafische voorstellingen om bijv. de verhouding
der hoogten van verschillende gebouwen of van de voornaamste
1) Deze,figuur ia ontleend aan het Werk van Reclus: Nouvelle Géographie de la Tranee.
-ocr page 24-
16
bergen der aarde uit te drukken; op dezelfde wijze kan men de
betrekking tusschen de dichtheden der verschillende lichamen,
Ton
M00.000.
tSOO.000.
MOO.000
noo.ooo.
7.000.000
5S00.000
5.000000
isoaooo
5.000.000
1500.006,
t.OOO.OOO:
s
<
-o
u
o
11
C             Li
• 5
j
\\ • S Ji -S* ,
g £ « S 3 -o
v, a o &m as «
I
Fig. I. Vergelijkend overzicht van de zeil- en stooinschepen nnar liet bedrag
van den tonneninhoud.
tusschen de gemiddelde lichaamslengten in verschillende landen,
enz. voorstellen. —
Schalen.
Bij de beschouwing vah fig. 1 bemerkt men dat elke kolom twee
verschillende aanwijzingen geeft: ten eerste den tonneninhoud der
-ocr page 25-
17
zeil-, ten tweede dien der stoomschepen. Dergelijke figuren ver-
schaffen ons dus oen dubbele basis van vergelijking, want elke
kolom stelt niet alleen een volstrekt aantal, maar bovendien nog
de betrekking voor tusschen waarden, uit wier som zij bestaat.
In enkele omstandigheden kan deze wijze van grafische voorstel-
ling met veel voordeel aangewend worden. Wil men bijv. in de
medische statistiek de sterfte op verschillende leeftijden grafisch
voorstellen, dan kan men elke kolom, die de totale sterfte uit-
drukt, weer in kleinere kolommen verdeelen, die door hare hoog-
ten het aantal sterfgevallen ten gevolge van bepaalde ziekten aan-
geven; op deze wijze wordt het totaalcijfer der sterfte ontbonden
in een reeks van getallen, die elk voor zich op een bizondere
sterfte wijzen, zooals die welke bijv. het gevolg is van tering,
pokken, beroerte, enz. De levensverzekering-maatschappijen geven
hiervoor zeer belangrijke grafische voorstellingen, ontleend aan
bizondere geneeskundige verslagen; door deze figuren krijgt men
een juisten blik op de verhouding der sterfgevallen, die het ge-
volg zijn van een of andere ziekte, tot de totale sterfte in een
land. Weer elders stelt men door figuren van deze soort het aantal
sterfgevallen voor elke ziekte op verschillenden leeftijd voor 1);
de beteekenis van deze figuren wordt dikwijls nog veel duidelijker
gemaakt door de aanwending van verschillende kleuren.
Ook de tijd kan op deze wijze voorgesteld worden. Moge het
ook al waar zijn dat de tijd, zooals de empirici zeggen, geen
absoluut bestaan heeft, in alle geval openbaart hij zich aan ons
door de verschijnselen die zich daarin voordoen; op deze wijze
kan men hem meten naar het aantal der regelmatig terugkee-
rende verschijnselen van dezelfde soort, zooals de schijnbare be-
weging der sterren, het regelmatig uitloopen van den zandlooper,
de beweging van een slinger, enz. Zoo kan men den tijd-
duur in getallen en daardoor weer in lijnen uitdrukken. Er zijn
enkele verschijnselen die direkt een korter of langer tijdsver-
loop in den vorm van doorloopen lengton of afstanden aan-
geven: als zoodanig kunnen wij de bewegingen der hemel-
1) Als model voor grafische voorstellingen van de sterfte kunnen wij noemen de
figuren, die gepubliceerd worden door de Levensverzekeringmaatschappij te New-York:
„Mortuary experience of the mutual Idfe 1843 to 1874"
2
-ocr page 26-
18
lichamen aanhalen of die welke wij ons verschaffen door bepaalde
werktuigen, zooals clepsydra\'s en klokken. — Een eigenaardig
voorbeeld van grafische uitdrukking van tijd geeft ons hot muzi-
kaal notenschrift, daar hierbij de tijd in gelijke deelen of maten
wordt verdeeld, die worden aangegeven door gelijke tusschen-
ruimten, op de notenbalken afgezet. Deze manier van voorstelling
is reeds tamelijk grof, want zoodoende wordt de duur der maten
niet altijd juist door haar lengte uitgedrukt, terwijl ook het ver-
sneld of vertraagd tempo eener geschreven melodie daardoor
niet wordt aangegeven; maar in de onderverdeeling der maten
wordt de voorstelling van tijdduur zelfs volkomen conventioneel:
om den duur (de waarde) van de noot aan te geven, geeft men
haar een bizonderen vorm; evenzoo is hot gesteld met de pausee-
ringen,
de zwijg- en rustteekens, enz. deze worden allen zuiver
kunstmatig voorgesteld.
Niets zou heden ten dage gemakkelijker zjjn dan een noten-
schrift te ontwerpen dat veel meer natuurlijk is dan het bestaande,
waarin men het gebruik der notenbalken kon behouden voor de
hoogte der tonen, terwijl de waarde van de noot door de lengte, en
do duur der noot door do dikte van een streepje kon worden voor-
gesteld. Aangezien men moeilijk met oude gewoonten breekt , is
het niet waarschijnlijk dat binnenkort de oude schrijfwijze door
deze nieuwe zal worden vervangen: maar het is boven allen
twijfel verheven dat men te eeniger tijd de voordeden zal inzien
van een notenschrift, dat veel gemakkelijker te leeren is dan het
oude en dat onder het gebied valt van een methode, waarvan
iedereen althans een algemeen begrip zal hebben.
Vergelijkende chronologie*
De grafische chronologie, ofschoon nog weinig algemeen be-
kend, is tot een hoogen trap van volmaaktheid opgevoerd, waar-
door haar gebruik zeker niet lang meer zal uitblijven.
Fig. 2 is ontleend aan een grafische figuur die in Engeland
indertijd is verschenen 1) en die ons zeer belangrijk voorkwam;
1) Chronologionl, historieal aml statistical Diagram from the year 1000 to the pre-
sent time, by J. Russcll Sowray.
-ocr page 27-
19
bij gebrek aan ruimte kan daaarvan hier slechts een gedeelte,
en wel een tijdsverloop van 200 jaar, van 1660—1860, worden
gegeven. In deze figuur wordt voorgesteld de duur van de regee-
ring der vorsten uit het huis van Hannover van Georg I af tot
aan Victoria. Een gearceerde strook stelt don levensduur van elk
der vorsten voor; de strook begint bij den datum der geboorte
dien men op een der lijnen afleest, waarop de tijdvakken bij
tientallen van jaren zijn afgezet, en eindigt bij den datum van
overlijden.
De duur van de regeering is telkens door een zwarte strook
aangegeven. Op deze wijze valt de geslachtslijst gemakkelijk in
het oog, want do strook, die den levensduur van eiken vorst
voorstelt, ontwikkelt zich uit die, welke het leven zijns vaders
uitdrukt, evenals de tak ontspruit aan den boom.
Men ziet uit deze figuur dat sedert de troonsbestijging van
Georg I tot die van Victoria de troonsopvolging steeds in rechte
linie heeft plaats gehad; dat de beide zoons van Georg III beur-
telings hebben geregeerd, en dat een regentschap van 10 jaar de
laatste jaren van Georg III heeft gekenmerkt. De verhouding
tusschen den duur der regeering van elk der vorsten valt direkt
in het oog; nauwkeurig kan men nagaan op welken leeftijd een
vorst aan de regeering komt en hoe lang hij heeft geregeerd tot
op het oogenblik waarop hem een zoon geboren wordt. De strook,
die het leven van koningin Victoria voorstelt, is niet verbonden
aan die der voorafgegane vorsten, aangezien zij wel een kleindochter
van Georg III maar ook een dochter is van den hertog van Kent,
die niet geregeerd heeft.
De historische herinneringen zullen ongetwijfeld door het be-
schouwen van deze grafische figuur een meerdere juistheid en
zekerheid erlangen. In dezelfde oorspronkelijke figuur had men
de opvolging der verschillende lord-kanseliers gedurende hetzelfde
tijdperk, verder alle veranderingen van de staatsschuld, van den
in- en uitvoer on van het budget der ontvangsten en uitgaven
van den staat voorgesteld. Ten slotte (en wij hebben dit gedeelte
der figuur ook hier als een der meest belangrijke overgenomen)
geeft een horizontale strook, in deelen van verschillende grootte
verdeeld, de afwisselingen en den duur van vrede en oorlog voor
Engeland gedurende het beschouwde tijdperk aan. Met eenigc op-
-ocr page 28-
20
-ocr page 29-
21
helderende woorden is in het origineel aangegeven welke mogend-
heden in die oorlogen waren gemengd, evenals hier in de ge-
slachtslijst der vorsten de naam van ieder hunner bij zijn levenskolom
is geschreven.
Dit uittreksel geeft slechts een zeer flauw denkbeeld van de
teekening waaraan het ontleend is, welke door kleurendruk nog
meer duidelijkheid heeft gekregen; het bizonder groot aantal van
verschillende zaken, die het origineel voorstelt en in een enkel
chronologisch overzicht vereenigt is een der grootste voordeelcn,
die in dit klein formaat niet konden worden weergegeven.
Van de eenvoudige begrippen van op zich zelfstaande grootheden,
zooals wij hier beschouwd hebben, komt men door combinatie ge-
makkelijk tot meer samengestelde begrippon zooals die van opper-
vlak, beweging, verandering. Ook deze samengestelde begrippen
vinden in de grafische methode hun meest volmaakte uitdrukking.
<fir»fl*flir voorstelling; van ruimteverlioudin||ren.
Ons begrip van ruimte gaat gepaard met de voorstelling van
drie afmetingen: lengte, breedte en hoogte (dikte of diepte); nu
kan de grafische methode, om dit drievoudig begrip uit te druk-
ken , slechts over twee afmetingen beschikken: lengte en breedte,
voorgesteld door een blad papier of door het vlak van teekening;
toch zijn die twee hulpmiddelen in een groot aantal gevallen vol-
doende om de drie afmetingen der ruimte voor te stellen, dank
zij de handelwijze der Beschrijvende Meetkunde of de leer der
Perspectief.
Wij hebben gezien hoe het eenvoudig begrip van lengte of
duur door een lijn kan worden uitgedrukt; dit zal dus de grafische
voorstelling zijn van de ruimte beschouwd volgens ééne afmeting
d. w. z. van den afstand die twee punten scheidt. Het gebruik
van den passer, nonius of mikrometer geeft een bewonderens-
waardige juistheid in het meten en vergelijken van afstanden, die
nu eens in hun werkelijke grootte worden voorgesteld, dan weer
volgens een behoorlijke schaal worden vergroot of verkleind.
Wanneer alzoo de al te groote of kleine afstanden naar een ver-
-ocr page 30-
22
kleinde of vergroote schaal zijn afgebeeld, \'t geen voor een klaar
begrip daarvan noodzakelijk is, zullen wij bij het schatten of ver-
gelijken van deze grootheden veel meer nauwkeurig oordeelen
naar deze geteekende lijnen dan wij bij het zien der afstanden
zelven zouden doen.
De ruimte beschouwd volgens twee afmetingen geeft ons het
het begrip van een vlak. De verschillende richtingen van het vlak
worden ons aangeduid door de lijnen die wij in het vlak kunnen
trekken; eindelijk kan een gedeelte van een vlak, dat geheel door
lijnen is begrensd, ons tot maat dienen bij het meten van opper-
vlakken. Vooral bij het uitmeten van zeer onregelmatige opper-
vlakken is de grafische constructie onmisbaar en in dat geval
door niets hoegenaamd te vervangen.
De landmeter heeft eerst een nauwkeurig begrip van het terrein,
dat hij heeft opgemeten, wanneer hij het op zijn papier in teekening
gebracht heeft. De geograaf die alleen door woorden den vorm
van den omtrek van een land, zijn ligging, den bctrekkohjken
afstand van verschillende plaatsen enz. zou willen uitdrukken,
zou niet begrepen worden, terwijl op een kaart alles duidelijk
wordt en men hieruit zeer gemakkelijk de vormen van verschil-
lende landen, den loop der stroomen, de betrekkelijke uitgestrekt-
heid van landen en zeeën leert kennen en in zich opneemt. In de
vroege oudheid gebruikten dan ook de Grieken reeds geografische
kaarten; * men beweert dat Hipparchus reeds een projectie ont-
wierp die door anderen, o. a. door Claudius Ptolemaeus, verder
werd voltooid. *
Wanneer een oppervlak een rechthoekige gedaante heeft, dan
wordt de inhoud daarvan door het produkt van twee ongelijke
grootheden, n.1. van de beide in een hoekpunt samenkomende zijden,
uitgedrukt. De gebruikelijke uitdrukking: het vierkant van een getal
in plaats van de tweede macht van het getal, m. a. w. het produkt
van dit getal met zich zelf, bewijst duidelijk hoe natuurlijk het
is om sommige rekenkundige bewerkingen door een dergelijke gra-
fische uitdrukking te vervangen. Door een rechthoek wordt dus het
produkt van twee ongelijke faktoren uitgedrukt. Later zullen wij zien
hoe bij vele grafische voorstellingen van verschijnselen de bepaling
van de grootte van oppervlakken of anders gezegd van inhouden,
-ocr page 31-
23
met behulp van den planimeter 1) verricht, op een snelle en
zekere wijze getallenuitkomsten geeft, die anders op een vrij
omslachtige manier zouden moeten verkregen worden.
De ruimte, beschouwd volgens drie afmetingen, geeft ons het
volkomen begrip van lichamen of van de vormen die in de natuur
voorkomen. Bij gebrek aan gesneden en gehouwen beeldwerk,
waardoor wij de meest volmaakte uitdrukking van deze vormen
krijgen, kan men de vaste lichamen in de ruimte ook grafisch
voorstellen.
Vooreerst leert de Beschrijvende Meetkunde door hare projectie-
methoden hoe men de buiten het vlak van teekoning gelegen
afmetingen der lichamen in dit vlak kan voorstellen; maar er is
nog een wijze van voorstelling, die, al is zij ook minder streng
en niet zoo volmaakt als de eerste, toch een groote waarde bezit
uit hoofde van de gemakkelijkheid waarmee men haar kan ver-
tolken en verstaan: wij bedoelen de methode der perspectief. Van
onze jeugd af aan zijn wij door de schilderijen en teckeningen,
die wij overal zien, aan deze wijze van voorstelling gewend, en
wij begrijpen met het meeste gemak den vorm en de verhouding
tusschen de afmetingen der lichamen, die op deze wijze zijn
afgebeeld. Daarenboven kunnen wij, dank zij de schoone uitvinding
van Wheatstone, uit de vlakke figuren de volkomen duidelijke
voorstelling van het relief verkrijgen; bezien wij namelijk door
den stcreoskoop twee beelden, die volgens een verschillende
perspectief zijn afgebeeld, overeenkomende met de twee verschil-
lende beelden die elk onzer oogen opvangt wanneer wij ze beiden
tegelijk op een zelfde voorwerp richten, dan krijgen wij dcnzelfden
indruk alsof het voorwerp in werkelijkheid voor ons stond en
onze oogen, beiden op dit voorwerp gericht, de verschillende
deelen daarvan nauwkeurig beschouwden. 2)
1)   * Een werktuig dat gebruikt wordt voor de bepaling van de uitgebreidheid van
vlakke figuren; het werd uitgevonden te Parijs door Ernst *.
2)   De stereoskopische beelden geven ons zelfs den indruk van het relief in gevallen
waarin onze oogen, ongewapend, daarin te kort schieten. Wanneer wij naar eeu ver
verwijderd voorwerp zien, zal de hoek van onze oogassen soms te klein geworden zijn
om nog voor elk der oogen eeu genoegzaam verschillend beeld van het voorwerp op te
leveren. Wanneer men nu photograficu van een of ander voorwerp heeft, die op twee
-ocr page 32-
24
Plaatsbepaling van punten in een vlak.
In de aardrijkskunde leert men de ligging van een plaats be-
palen door middel van lengte en breedte, d. i. door de beide
afstanden waarop deze plaats van twee elkaar snijdende lijnen
(den eersten meridiaan en den evenaar) is verwjjderd. Op geheel
overeenkomstige wijze bepaalt men in een vlak de betrekkelijke
ligging van punten t. o. van elkaar door de afstanden aantegeven,
waarop die punten verwijderd zijn van twee in het vlak aange-
nomen elkaar snijdende lijnen; de afstanden worden coördinaten,
de aangenomen snijdende lijnen coördinatenassen of kortweg assen
genoemd. * Gewoonlijk laat men deze assen een rechten hoek
met elkaar maken, daar dit om velerlei redenen tot meerdere
eenvoudigheid leidt; in dat geval spreekt men dan van rechthoe-
kige coördinaten
en van rechthoekig coördinatenstelsel. Het snijpunt
der assen noemt men oorsprong.
1\'ig. 8. Plaatsbepaling van ecu punt in een vlak door middel van coördinaten.
Zijn bijv. in Fig. 3 uit den oorsprong O de rechthoekige assen
OX en OY getrokken, dan zal de plaats van een punt P in het
ver van elkaar verwijderde plaatsen zijn genomen, dan doet zich bijv. een dorp aan
ons als een verzameling van huisjes voor zooals wij die bij kinderspeelgoed aantreffen.
Stereoskopische photograliëu van Saturnus met zijn ring np verschillende tijdstippen
genomen , zoodat de planeet onder twee verschillende hoeken werd waargenomen, de-
den in den stereoskoop bekeken den ring geheel afgezonderd van de planeet zoo duide-
lijk uitkomen, dat men gemeend zou hebben den ring met de hand te kunnen grijpen.
-ocr page 33-
25
vlak geheel bepaald zijn wanneer wij weten op welke afstanden,
in lengte-eenheden uitgedrukt, dit punt van do beide assen
is verwijderd. In de figuur is P op een afstand OA gelijk aan 10
lengte-eenheden verwijderd van de as OY en op een afstand OB
gelijk aan 6 lengte-eenheden van de as OX. De snijding der lijnen
BP en AP, uit B en A evenwijdig aan de beide assen getrokken ,
geeft dan het bepaalde punt. Do afstand BP krijgt den naam van
abscis, de afstand PA dien van ordinaat. Deze wijze van plaats-
bepaling is de basis waarop do zoogenaamde Leerwijze der coör-
dinaten
steunt. Men is hierin gewoon de grootte van de abscisscn
en ordinaten, die dus door middel van een aangenomen lengtc-
cenheid altijd in getallen zijn uitgedrukt, voortestellen door de
letters x en ij. Voor het punt P is dus x = 10 en ij — 6. Daar
blijkbaar OA even groot is als BP en OB gelijk is aan AP,
zoo wordt de as OX de abscissen-as of kortweg x-as, OY de
ordinaten-as of y-as genoemd. *
Daar nu elke lijn beschouwd kan worden als te bestaan uit
een aaneenschakeling van punten, zal men een lijn in hare rich-
ting en verschillende wendingen in een vlak kunnen voorstellen
door de plaats van olk harer punten op bovengenoemde wijze te
bepalen.
Oestcld bijv. dat men den loop van een beek niet hare ver-
schillende kronkelingen nauwkeurig in teekening wil brengen:
op het terrein bakent men dan twee elkaar rechthoekig snijdende
lijnen af; laten in fig. 4 OX en OY deze lijnen voorstellen; men
neemt bij voorkeur, om do bepaling der punten zoo gemakkelijk
mogeljjk te maken een vel papier zooals in de figuren 3 en 4 is
voorgesteld, waarin namelijk een net van lijnen is aangebracht
die op onderling gelijke afstanden van bijv. 1 mm. evenwijdig aan
beide assen getrokken zjjn.
Zij nu bijv. ecu eerste punt van de beek gelegen op het ter-
rein op 2 meter afstand van de x-as en op 12 meter van de y-as;
verkleinen wjj nu deze afmetingen op één duizendste, dan krijgt
men in fig. 4 het punt 1 door het snijpunt te zoeken van een
ordinaat gelijk aan 2 en van een abscis gelijk aan 12 mm.; een
tweede punt dat op het terrein op 5 meter van de x-as en op. 15
meter van de y-as is verwijderd geeft het punt 2 in de figuur;
zoo voortgaande krijgt men een reeks van punten van de beek.
-ocr page 34-
26
De lijn over deze punten getrokken zal natuurlijk des te nauw-
keuriger den loop der beek voorstellen, naar gelang men een
grooter aantal dicht bij elkaar gelegen punten in teekening brengt. 1)
10              20             30              \'.O             50              60              70             80             90             100
Fig. 4. Constructie van een lijn in een vlak door middel van muiten.
Op deze wijze van plaatsbepaling van punten berust de zooge-
naamde Analytische Meetkunde, waaraan door Descaktes het
aanzijn werd geschonken; dit zoo bizonder gewichtig gedeelte der
meetkunde leidt tot de kennis van een tal van belangrijke eigen-
schappen van de meest merkwaardige kromme lijnon, terwijl dan
de betrekkingen tusschen do coördinaten van de punten dier lijnen
gewoonlijk door zeer eenvoudige vergelijkingen kunnen worden uit-
gedrukt. Hierdoor moesten de grafische voorstellingen natuurlijker-
wijze een hoogere en meer uitgebreide beteekenis krijgen; in plaats
van alleen ruimteverhoudingen voor te stellen, kouden de kromme
lijnen nu aangewend worden voor het uitdrukken van de betrek-
kingen die tusschen grootheden van verschillenden aard kunnen
bestaan.
1) Steeds geschiedt de plaatsbepaling van punten in een vlak op dezelfde wijze;
alleen kunnen de benamingen der coördinaten verschillen; in plaats van abscis en van
ordinaat, spreekt de geograaf vau lengte en breedte, de sterrekundige van rechte
kliimniug en deeliuatic, van azinmlli en hoogte, enz.
-ocr page 35-
27 •
Het voorstellen van de betrekking: tusschen twee
veranderlijke grootheden door een lijn.
In het bovenstaande voorbeeld werden door de lijn in elk harer
punten alleen ruimteverhoudingen voorgesteld; door de grafisehc
methode kan men echter betrekkingen van allerlei aard uitdrukken.
Het is dan ook niet noodig dat de deelen die op de ordinaten-as
en die, welke op de abscissen-as worden afgemeten, geljjkslachtige
grootheden voorstellen. Veronderstellen wij bijv. dat de deelen op
de x-as met tijdruimten, die op de y-as met een andere grootheid
overeenkomen, dan zal de in teekening gebrachte lijn de opvol-
gende veranderingen van deze grootheid met betrekking tot den
tijd aangeven; of mathematisch gesproken, zoodoende construeert
men de lijn die de veranderingen van een grootheid in funktie van
den tijd uitdrukt.
Statistische liguren van W. Playfair.
In 1789 kwam Playfair op het denkbeeld om door lijnen do
veranderingen aan te geven, die in de staatsschuld van Engeland
van jaar tot jaar hadden plaats gegrepen gedurende hot tijdsver-
loop van 1688 tot 1786. Deze teekening, in fig. 5 voorgesteld,
toont ons een lijn die van de linker- naar de rechterzijde onregel-
matig stjjgt, \'t geen wil zeggen dat de schuld na verloop van
tijd steeds is aangegroeid. De deelen op de ordinaten-as geven
het bedrag der schuld aan, terwijl de stukken afgemeten op de
abscissen-as, overeenkomen met de grootte der opvolgende tijd-
vakken. Elk punt van de ontworpen lijn, zal dus door zijn be-
paalde plaats terstond het bedrag der schuld op een gegeven
oogenblik aanduiden. Daar de schrijver zich tot een publiek richt,
waarvoor deze wijze van voorstelling nog geheel nieuw is, ver-
klaart hij zeer uitvoerig hoe men een som geld door een rechte
lijn kan voorstellen. Stellen wij ons, zegt hij, een bepaalde som
voor geheel in specie, in den vorm van opgestapelde livres tour-
noois 1); de hoogten der geldstapels zullen nu natuurlijk evenredig
zijn aan het aantal geldstukken, d. i. aan het bedrag der som;
1) * Een oude Vransche munt, \'/s minder in waarde dan de Parijsche livre. *
-ocr page 36-
28
trekt men nu rechte lijnen wier lengten zich verhouden als de
hoogten der stapels, dan is het zeer natuurlijk dat het bedrag
der sommen door die lijnen wordt uitgedrukt.
Verder weidt Playfair bizondcr uit over de klaarheid van deze
wijze van voorstelling; om aan te toonen dat alleen de lijnen in
staat zijn om de beteekenis der statistische opgaven duidelijk te
doen uitkomen, bericht hij hoe gedurende een langen tijd tal van
valsche geruchten omtrent den toestand van den Engelschen handel
in omloop zijn geweest, die niet werden weersproken niettegen-
staande de valschheid van die berichten uit de statistische doku-
menten, die algemeen verspreid waren, had kunnen aangetoond
worden. 1)
Uit deze voorbeelden zal nu duidelijk genoeg gebleken zijn
hoe men de betrekkingen tusschen twee grootheden grafisch kan
1) Tn 1760, een jaar waarin de uit- en invoer van Engeland grooter was dan
ooit te voren, berichtte Junius (pseudoniem van een Eugclsch schrijver uit dien tijd)
dat de Engelsche handel zeer was achteruitgegaan. Deze beweering, die even onjuist
als brutaal was, werd door niemand tegengesproken, ofschoon de schrijver toch zeer
veel tegenstanders had. Toch waren de registers van de in- en uitgaande rechten in
handen van velen, die bij deze zaak belang hadden en waaruit men de valschheid der
beweeriug van Junius had kunnen aantooncn; uien vcrgete daarbij niet dat de reke-
ningen, door de beambten in Engeland opgemaakt, zeur zorgvuldig worden nagegaan
en onderzocht.
Zien wij hoe de schrijver zelf de voordeden bespreekt van deze wijze van voorstel-
ling, door hem uitgedacht.
„De oplettende beschouwing der figuren," zegt Playfair, „zal een vrij juisten en
sterkeu indruk achterlaten, die den beschouwer lang bijblijft zonder veel Ie verflauwen;
men krijgt daardoor een juist en eenvoudig begrip van een zaak in haar geheel.
Een tal van lieden, de hooger geplaatsten en zij, die hun tijd aan belangrijke zaken
moeten wijden, zullen over \'t algemeen een zaak alleen gaarne in haar geheel overzien,
terwijl het aandachtig nagaan van de bizonderheden alleen nuttig is voorzoover de
keunis van deze bijzonderheden kau leiden tot een juist begrip van het geheel."
Op een andere plaats geeft de schrijver, getroffen door de ontzaggelijke toename der
staatsschuld en als \'t ware verschrikt door hetgeen de figuur, die hij geconstrueerd had,
hem openbaarde, zich aan de volgende zedelijke overdenking over naar aanleiding van
de niet geamortiseerde staatsleeningen :
„Terwijl wij nu bizonder tevreden zijn nu wij zooveel geld gevonden hebben, laten
wij het eenvoudig aan het nageslacht over dit terug te betalen; wij hebben ons dus
als staatslichaam gedragen op een wijze, waarvoor elk particulier, die op een dergelijke
wijze in zijn zaken te werk ging, als een eerlooze zou worden uitgekreten \'
-ocr page 37-
29
Milliard
w
O
SE
1739 1U8 1755 17$X
\'ffSS 1701
17X7
1775 17.84
1714
-ocr page 38-
30
voorstellen; wij zullen nu verder de voornaamste toepassingen
der grafische methode vermelden en om met de eenvoudigste te
beginnen zullen wij eerst de gevallen nemen waarin de tijd een
der beschouwde veranderlijke grootheden is. Later gaan wjj dan
over tot lijnen, die de betrekkingen tusschen grootheden van
anderen aard uitdrukken zonder den tijd daarbij in aanmerking
te nemen; terwijl nog verder, wanneer wij overgaan tot meer
samengestelde begrippen, zal aangetoond worden hoe met de
grafische voorstelling van de ruimte, beschouwd wordende volgens
twee afmetingen zooals bij het meten van oppervlakken, die van
een dorde veranderlijke grootheid kan gecombineerd worden.
TWEEDE HOOFDSTUK.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN GROOTHEDEN WAARBIJ DB
TIJD EEN DER VERANDERLIJKEN UITMAAKT.
Grafische voorstelling vnn oen rechtlijnige beweging; de eenparige beweging; de richting
der beweging; do veranderlijke bewoging. — Toepassingen: grafische voorstellingen
van den loop der verschillende treinen op sponrweglijnen. — Voorstelling van lang-
same bewegingen: toename in grootte en gewicht van het kind op verschillenden leef-
tijd. — Lijnen die de phasen van oen willekeurige verandering met betrekking tot
den tijd voorstellen. Grafische statistiek: Overzicht van den toestand der Nedor-
landsche geldmiddelen. van do toename der bevolking in Nederland: grafische voor-
stelling van enkele opgaven van de medische, gerechtelijke, onderwijs- on handels-
statistiek. — Meteorologische lijnen. — Aanwending van grafische lijnen in de genees-
kunde. — Lijnen die de uurlijksche veranderingen van de temperatuur en van de
gemiddelde frequentie van den pols voorstellen. — Grafische voorstelling van de rich-
ting en van de phasen van clectrische stroomen.
Bij de grafische voorstelling van verschijnselen als die welke
wij hier zullen nagaan en waarvan natuurljjk het aantal legio is,
zullen wij den tijd beschouwen als een grootheid die regelmatig
toeneemt, om met deze gelijkmatige veranderingen van den tijd
de opvolgende waarden van de tweede veranderlijke grootheid in
verband te brengen. Om meer overeenstemming en éénheid in
deze figuren te brengen zullen wij als regel aannemen, dat de
tijddeelen steeds op de x-as
, d. i. op de horizontale as worden
afgezet.
De tijd wordt bij deze grafische voorstellingen steeds als
een onafhankelijk veranderlijke grootheid beschouwd.
-ocr page 39-
31
(Srafisdie voorstelling, van een rechtlijnige beweging.
Beweging en de betrekking tusschen ruimte en tijd zijn twee
dingen die zich direkt in een begrip laten vereenigen. De recht-
lijnige beweging,
die wij hier zullen beschouwen, zal kunnen
worden voorgesteld door een lijn, die in elk harer punten de plaats
aanduidt, die het in beweging zijnde lichaam op een bepaald
oogenblik inneemt.
Gesteld dat men op deze manier wil uitdrukken dat een rijtuig
zich met een snelheid van 3 meter in de sekondo verplaatst;
nemen wij dan evenals in de vroegere voorbeelden rechthoekige
assen OX en OY (fig. 6) met de noodige lijnen uit de declpunten
van beide assen evenwijdig daarmede getrokken; stellen wij dat
elk doel, op de x-as gemeten, overeenkomt met één sekonde, ter-
wijl elk deel op de y-as een doorloopen weg van één meter aangeeft.
Fig. 0. Grafische voorstelling van de eenparige beweging.
Wanneer nu het rijtuig 3 meter per sekonde aflegt, dan zal
het zich na verloop van de eerste sekonde op de eerste deellijn
van den tijd en op de derde van den weg bevinden, d. w. z. in
het punt 1; na verloop van de tweede sekonde zal de plaats van
het rijtuig worden voorgesteld door punt 2 en zoo vervolgens door
de punten 3, 4 enz. Vereenigt men deze opvolgende standen, dan
krijgt men een rechte lijn die vrij snel stijgt en die duidelijk
aangeeft dat het aantal afstandseenheden voor elk punt steeds
driemaal grooter is dan het aantal tijdseenheden.
-ocr page 40-
32
De snelheid van één meter per sekonde zou worden uitgedrukt
door de rechte lijn OA die, daar zij de diagonaal wordt voor de
vierkanten in de figuur, duidelijk aanwijst dat de aangroeiing der
wegen nu steeds gelijk is aan die der tijden. Kortom, elke rechte
lijn, die uit het punt O als oorsprong in een of andere richting
wordt getrokken, zal een zekere snelheid van verplaatsing uit-
drukken, welke snelheid des te grooter zal zijn naargelang de
lijn sneller stijgt en dus meer tot den vertikalcn stand nadert. 1)
Omgekeerd zal de beweging des te langsamer zijn naarmate de
lijn meer naar OX overhelt. * De lijn OX zelf stelt dus den
toestand van volkomen rust voor. *
Voorstelling van de ricbtiug eener beweging.
Men ziet uit het bovenstaande dat door de verschillende hel-
lingen der in teekening gebrachte lijnen niet de verschillen in
richting worden aangegeven, waarin de beweging plaats heeft,
maar dat zij alleen de verschillende snelheden uitdrukken.
Welke ook de richting zij waarin een beweging in werkelijk-
heid plaats heeft, men onderstelt bij deze soort van voorstelling
dat zij steeds evenwijdig is aan de as OY. Neemt men aan dat
door de richting van O naar Y te volgen de getcekendo lijn een
beweging in een bepaalden zin, bijv. een stijgende beweging, aan-
geeft, dan zal een tegengestelde of dalende beweging worden
uitgedrukt door een lijn die uit Y onder een meer of minder
groote helling, afhankelijk van de snelheid, naar OX loopt.
Voorstelling van een veranderlijke beweging.
Fig. 6 toont ons alleen een rechte lijn, die altijd oen eenparige
beweging voorstelt d. i. een zoodanige beweging, waarbij in geljjke
tijden gelijke wegen worden afgelegd. De veranderlijke beweging
daarentegen, waarbij dus in gelijke tijden ongelijke wegen worden
doorloopen, zijn direkt kenbaar aan de krommingen, die overeen-
komen met de veranderingen in snelheid. Het is toch duidelijk
]) lic snelheid van een beweging wordt dus uitgedrukt door de helling van de rechte
lijn, die deze beweging voorstelt t. o. van de lijn OX, of mathematisch uitgedrukt:
door den tangens van den hoek, dien de lijn van beweging met de x-as maakt.
-ocr page 41-
33
dat wanneer de helling verandert volgens de snelheid der daardoor
voorgestelde beweging, ook omgekeerd een veranderlijke beweging
steeds zal voorgesteld worden door een lijn met een veranderlijke
helling. In fig. 7 wordt door OA een eenparig vertraagde bewe-
ging voorgesteld, d. i. een zoodanige waarbij de snelheid in de
opvolgende tijden regelmatig afneemt; door AX wordt dan een
eenparig versnelde beweging uitgedrukt; geeft OA een stijgende
beweging aan, dan wordt door AX een dalende aangeduid. De
kromme lijn OAX zal dus bijv. de beide phasen van beweging
uitdrukken van een lichaam, dat, vertikaal opgeworpen zijnde,
zijn hoogste punt bereikt en nu weer onder de werking der zwaar-
tekracht naar beneden valt.
Bekend is \'t dat een lichaam, \'t welk vertikaal opgeworpen
wordt, terugvallende in elk punt van zijn baan een even groote
snelheid zal hebben als het bij zijn klimmende beweging had.
Die wet wordt door de figuur duidelijk uitgedrukt.
3
-ocr page 42-
M
Toepassingen. — Ciiriifïsrlic- voorstellingen van ilen. loop
«Ier vergcliillemle treinen op spoor»-eglijnen.
Van de boven aangetoonde wijze, om doorloopen ruimten in
funktic van den tijd uit te drukken, wordt met veel vrucht partij
getrokken bij de spoorwegen om den loop der treinen te regelen.
Met behulp van deze grafische voorstellingen kan een beambte
het oogenblik waarop de verschillende treinen zich in elk punt
der spoorweglijn bevinden, de plaats waar twee treinen elkaar
kruisen, den duur van hun loop of oponthoud aan de verschillende
stations, de uren van aankomst en vertrek, enz. terstond nauw-
keurig weten. Fig. 8 geeft ons een dergelijke voorstelling van den
loop der treinen tusschen Parijs en Lyon heen en terug.
Verklaring van fig. 8.
Wanneer men de figuur voor zich plaatst dan leest men aan
den linkerkant, op de ordinaten-as, de opvolgende stations af,
m. a. w. de deelen der te doorloopen ruimten; die deelen op de
y-as zijn evenredig genomen aan de afstanden der opvolgende
stations. De deelen op de horizontale of abscissen-as stellen de
opvolgende uren voor, die elk weer in onderdeden van 10 minu-
ten zijn verdeeld. De breedte der figuur is zoodanig dat op de
x-as het geheele aantal van 24 uren is aangegeven, aanvangende
met 6 uur in den morgen.
Om nu aan te geven dat een trein zich op een zeker oogenblik
op een bepaald punt van de lijn bevindt, bepaalt men het snijpunt
van twee lijnen, die uit de bepaalde deelpunten dor assen even-
wijdig aan deze getrokken zijn; dit aldus gevonden punt voldoet
dan aan de beide gestelde voorwaarden. In de volgende oogen-
blikken zal de plaats van den trein weer telkens door andere
punten van de figuur worden aangewezen; door nu deze punten
te vereenigen ontstaat een lijn, die in schuine richting van de
linker naar de rechter zijde naar beneden loopt voor de treinen,
die van Parijs komen, terwijl zij in denzelfden zin onder een
helling zal. stijgen voor de treinen, die naar Parijs vertrekken.
Door een lijn, die aldus den loop van een der treinen voorstelt,
worden duidelijk aangegeven: do uren van vertrek en aankomst,
de betrekkelijke en volstrekte snelheden van don trein, het oogenblik
waarop zij voorbij elk der stations gaan en den tijd van oponthoud.
-ocr page 43-
35
-t
11
1114
§ il | tt
-ocr page 44-
S6
Volgen wij in de figuur bijv. den loop van een der treinen,
dan zien wij dat om elf uur in den morgen een trein van Parijs
vertrekt, die na zevenmaal opgehouden te zijn des avonds om tien
minuten over tienen in Lijon aankomt; daar de afstand der eind-
stations 512 kilometer bedraagt, volgt daaruit een gemiddelde
snelheid van 46 kilometer per uur. Een oponthoud wordt in de
figuur terstond uitgedrukt door een verplaatsing van de lijn volgens
den tijd, maar niet volgens den doorloopen weg, m. a. w. dooi-
de horizontale richting der lijn; de lengte van dit horizontale ge-
deelte geeft den duur van oponthoud aan, terwijl de verlenging
van dit gedeelte in de richting van de y-as tertond het station aan-
wjjst waar het oponthoud plaats heeft. Evenzoo ziet men dat de
trein, die des morgens ten 6-55 uit Lyon vertrekt, \'s avonds
ten 6 uur te Parijs aankomt. Deze lijn snijdt die welke wij
zoo even beschouwden tusschen de stations Tonnerre en- Laroche;
in dit punt kruisen dus de beide oxprestreinen elkaar. De betrek-
kelijke snelheden der treinen zijn met een enkelen blik waar te
nemen; zij worden namelijk uitgedrukt door de meerdere of min-
dere helling der lijnen; hoe meer deze tot den vertikalen stand
naderen, des te grooter is snelheid. Bovendien zijn hier de snel-
treinen door eenigszins dikkere lijnen voorgesteld.
•Wij geven in fig. 9 een dergelijke grafische voorstelling van
den loop der treinen Amsterdam—Rotterdam en Haarlem—Uitgeest
zooals die bij de Hollandschc IJzeren Spoorweg- Maatschappij ge-
bruikt wordt. 1)
Na de verklaring der vorige figuur zal deze wel terstond begrepen
worden. In het oorspronkelijk model, naar \'t welk deze figuur ver-
kleind is overgenomen, was elke lijn bovendien nog voorzien van
een cijfer, dat het nummer van den trein aanduidde, terwijl b|j de
verschillende snijpunten nog kleinere cijfers waren geplaatst die
de oogonblikken van vertrek, van aankomst en den tijd van
oponthoud in minuten nauwkeurig aangaven.*
Wij kunnen den lezer zeer aanbevelen deze figuren oplettend
na te gaan; hij zal dan bespeuren dat zij niet zoo samengesteld
zijn als zij bij den eersten aanblik wel schijnen en dat men na
1) Deze figuur werd door dcu lieer (lUrciiAUT , Inspecteur bij de Hnllandsche IJ«e-
rcu Spoorweg-Maatschappij, welwillend voor dit werk afgestaan.
-ocr page 45-
,37
eenige oefening het geheel gemakkelijk begrijpt. Heeft hij zich een-
maal met deze wijze van voorstelling gemeenzaam gemaakt, dan zal
hem de bcteekenis en verklaring van de volgende figuren, die over \'t
algemeen eenvoudiger zijn, zeer gemakkelijk vallen.
Eiangsame beweging-en. — Toename in grootte en gewicht
van liet kind op verschillenden leeftijd.
Om duidelijk te laten zien dat de grafische voorstelling van
bewegingen zoowel voor zeer snelle als voor zeer langsame ver-
plaatsingen is aan te wenden, zullen wij nu, als tegenstelling met
het voorgaande, een beweging beschouwen, die zóó gering is,
dat het alleen mogelijk is haar op te merken wanneer men waar-
nemingen doet met zeer groote tusschenpoozen. De groei der kin-
deren wordt sedert een twintigtal jaren in Frankrijk met veel zorg
bestudeerd en men kan zich gemakkelijk overtuigen dat hierbij
de gezondheids- of ziektetoestand; de invloed van een goed of
slecht voedingssysteem zich terstond verraden door een versnelling
of een vertraging in den groei. Bij tijdelijke ziekten staat zelfs de
groei nu en dan geheel stil. Het gewicht der kinderen ondergaat
gewoonlijk nog meer verandering, daar dit gedurende een ziekte
niet alleen langsamer kan toenemen, maar zelfs kan verminderen,
waardoor de lijn, die de vermeerdering in gewicht voorstelt, in
die gevallen zal terugloopen.
In 1871 gaf Quetelet een werk uit getiteld: Anthropometrie 1),
waaraan wij figuur 10 ontleenen.
Deze figuur stelt voor de gemiddelde toename in lengte van
den mensch van de geboorte af tot zijn twintigste jaar toe. Uit
de kromming der lijn blijkt dat het kind het snelst groeit, zoolang
het zich in den moederschoot bevindt; dat na de geboorte de groei
gedurende het eerste jaar het sterkst is en dan vrij regelmatig
minder wordt tot het vijfde jaar, vervolgens eenparig voortgaat
tot de negentienjarige leeftijd is bereikt, waarna de groei snel
vermindert en spoedig stilstaat.
Deze figuur is volkomen in overeenstemming met de vorige
1) Anthropometrie ou mesure des différentes facultés de l\'homme, door A. Quete-
let, directeur van het observatorium te Brussel, 1871. Reeds veel vroeger en wel
ongeveer in 183B gaf Quetelet een en auder over dit onderwerp iu het licht.
-ocr page 46-
38
wat betreft de wijze, waarop een beweging is voorgesteld. Wel
hebben wij in het eerste geval met de snelle beweging van een
trein, in het laatste met de langzame stijging van het hoofd van
een grooter wordend kind te doen; maar het ecnigo verschil is
dat de verdeelingen op de assen in het eerste geval minuten en
kilometers, in het laatste daarentegen jaren en millimeters voor-
stellen.
\'1,684- 1 «69
1,330
.........1.275
1,219 ....
-......1,162
1,105
........1047
0,988
........0.928
0,86
.......0,791
0,698
0,500
0 1 2 3 h 5 6 7 6 9 10 11 12. 13 1415 16 17 18 19 20
1\'ig. 10. Lijn die de gemiddelde toename in lengte van den inensch volgens den leef-
tijd voorstelt, volgens de Anthropouietrie van Qijetki.et.
De lijnen, die de vermeerdering in lichaamslengte voorstellen,
worden vooral dan belangrijk, wanneer zij volgons een grootere
schaal worden geconstrueerd, d. w. z. wanneer zij de beweging
over een korter tijdsverloop voorstellen. Zoo had de hoogleeraar
Lorain , doordrongen als hij was van het groot gewicht der
grafische methode zoowel voor de gezondheidsleer als voor de genees-
kunde , de gewoonte om altijd zorgvuldig in grafische lijnen de
toename in lengte en in gewicht van zijn kinderen voor te stellen;
wij kunnen hier tevens bijvoegen dat vele zijner patiënten zijn
voorbeeld hebben gevolgd. Men kan op deze manier gemakkeljjk
aantoonen dat de geringste invloed in staat is de ontwikkeling der
kinderen te vertragen of te versnellen. Wij geven hier in fig. 11 de
lijn van ontwikkeling van een zijner kinderen. De bovenste lijn
-ocr page 47-
39
EWICHT.
1327
llovem
1868
11-13-25
Deoemt
«-13-21-2
Jan.
1869
6-13-2:
Febr
2-13-2C
Maar
2-13-2J
April
13
Mei
13
Juni
13
Juli
Aug.
13
Sept.
13
October
Novemb
i
\\ï
. _j
/
/
/
11
v"
r
?i
\' t J
10
x ■*-
f"^
/«•
jy
^
M
.
\'
ft
7
*
JQ
^**
(i
n«n
_
^*^
ü
s
■»
-n^
«5 <U
■» A
>*
T* **
_"-<.-:
«) B
*--
i,r\'
!_.*
•S
tivn
*
*ïr
u m
*■\'
X f
■ o
^
>■ J
jr
,-■
^•^
/ r
A
rtRO
r /
<A
j
/ \\ i
jS
/ \\/
y^
1__V
\' °(
[*<^^
J
\'A
W)A
jp
?.
14Ü
Kg. 11. Lijnen van de toename in grootte en in gewicht van een jongen (J. L.)
gedurende zijn eerste levensjaar.
-ocr page 48-
40
stelt de vermeerdering in lichaamsgewicht, de onderste die in lengte
voor. De buigingen in deze lijnen wijzen aan dat de ontwikkeling
van het kind niet regelmatig heeft plaats gehad. Zoo merken wij in
de tweede maand eerst vertraging en daarna een geruimen stil-
stand in den groei op, terwijl tegelijkertijd het gewicht snel af-
neemt; nu werd het kind den ll<>en gevaccineerd en tengevolge
daarvan een weinig ongesteld; maar den ]3den Dec. kreeg hij een
hevige longontsteking, zoodat men voor zijn leven vreesde; zijn
gewicht nam toen in twaalf dagen met vierhonderd gram af, terwijl
de lengte dezelfde bleef; toen de ziekte geweken was namen de lijnen
weer haar gewonen loop. Tusschen den 2(>n en 27e» Januari
merkt men een vermeerdering in grootte van 3 cm. op; een der-
gelijke groei schijnt voor het tijdsverloop van een week wel wat
overdreven en wij moeten hier gelooven aan een vergissing, die
waarschijnlijk bij het meten is begaan. Gedurende den tijd van
het doorbreken der tanden worden kleine vertragingen in den
groei zoowel als in het gewicht opgemerkt; verder geven beide
lijnen duidelijk aan dat het kind zich over \'t algemeen snel en
vrij regelmatig heeft ontwikkeld.
In fig. 12 zien wij een dergelijke voorstelling van de toename
in gewicht en grootte van een meisje. De groei van dit kind is
veel minder snel geweest dan in het voorgaande voorbeeld, want
de lijn komt overeen met een tijdduur van twee jaren en niet-
tegenstaande het gewicht van beide kinderen bij de geboorte even
groot was, zoo blijkt het meisje bij het einde van het tweede jaar
weinig grooter en tamelijk veel minder zwaar te zijn dan het
knaapje op het einde van zijn eerste jaar. 1) Men bemerkt in
beide lijnen een tal van buigingen, die wijzen op kleine storingen
in den gezondheidstoestand van het kind, maar de datums en de
aard van deze ongesteldheden zijn niet opgeteekend.
Bij deze lijnen, evenals bij allen, waardoor veranderlijke be-
wegingen worden uitgedrukt, wordt de snelheid van den groei
op een bepaald oogenblik aangegeven door den tangens van den
I) Door gebrek aan ruimte waren wij genoodzaakt de schaal der tijddeelen in deze
figuur kleiner te nemen dan in de voorgaande; waren beide schalen gelijk genomen
dan zou de ongelijke ontwikkeling der beide kinderen eerat recht duidelijk ziju uitge-
komen.
-ocr page 49-
>
41
zim____I____I____L_l____I____I____LJ____LJ____I____I____I____I—1—I—I—I—I—1—1—1—L_I
Fig. 12. Lijueu van de toename iu grootte en in gewicht van een meisje (J. R.)
gedurende de twee eerste levensjaren.
-ocr page 50-
42
hoek, dien de raaklijn aan een bepaald punt der kromme met
de x-as maakt. Men kan nu ten slotte uit de lijn, die de opvol-
gende vermeerderingen in lengte aangeeft, de lijn, die de snelheid
van groei op verschillende oogenblikken uitdrukt, door een meet-
kundige constructie vinden. 1)
In Amerika, waar men van grafische figuren in de statistiek
zeer veel gebruik schijnt te maken, heeft Bowditch, professor
in de physiologie te Boston, een tabel opgemaakt van de lengten
van een groot aantal kinderen van verschillenden leeftijd; de
metingen werden om een bepaalden tijd gedaan. Naar deze tabel
heeft hij de lijnen van gemiddelden groei voor kinderen van beide
seksen in teekening gebracht en heeft daaruit aangetoond dat er
1) Constructie van de lijn der snelheden. Wanneer een lichaam zich gedurende den
tijd t eenparig met de snelheid v beweegt, zal de in dien tijd doorloopen weg «gelijk
zijn aau het product van snelheid en tijd, dus is s ss v X l en ook 0 = —. De snel-
heid is dus het quotiënt van weg en tijd. Wij hebben reeds bij fig. f> opgemerkt dat
de snelheid cener eenparige beweging werd uitgedrukt door den tangens van den hoek
dien de lijn, welke de beweging voorstelt, met de x-as maakt, d. i. door het quotiënt
van de ordinaat (*) van een bepaald punt dier lijn en de daarbij behoorcnde abscis (l)\\
daar dit quotiënt alleen voor een rechte lijn altijd gelijk blijft, volgt daaruit dat een
eenparige beweging dus alleen door een rechte lijn kan worden uitgedrukt. Verandert
daarcutegeu dit quotiënt, zooals bij de veranderlijke beweging het geval is, dan zal ook
de helling der lijn veranderen: de meerdere of mindere stijging der lijn maakt dan het
quotiënt v grooter of kleiner; bij de veranderlijke beweging moet dus de lijn gebroken
of krom zijn.
Om nu in dit geval de lijn der snelheden te construcercn, trekt men aan de kromme
lijn, die de veranderlijke beweging voorstelt, in het puut waarvoor men de snelheid
wil kennen , Je raaklijn en verlengt die tot zij de x-as snijdt. Uit dit snijpuut als mid-
delpunt beschrijft men met een willekeurigen straal een cirkelboog tusschen de bccnen
van den hellingshoek; de tangens van dezen boog, dus ook van dezen hoek, geeft
dan de waarde der snelheid aan. Deze handelwijze herhaalt men voor een tal van puu-
ten der kromme lijn, steeds zorg dragende de stralen, waarmee men de bogen be-
schrijft, allen gelijk aan den eerst gebezigden straal te nemen. Op deze wijze krijgt
men een aantal tangenten, die de snelheden in de bepaalde punten der kromme en dus
op bepaalde oogenblikken vertegenwoordigen, en met behulp waarvan men nu de lijn
der snelheden met een zekeren graad van nauwkeurigheid in teekening kan brengen;
want men behoeft nu slechts uit de verschillende punten der x-as , die de oogenblikken
aangeven waarvoor men de snelheden (tangenten) heeft geconstrueerd, loodlijnen op te
richten en de lengten hiervan evenredig aan die der gevonden tangenten te nemen, dan
zal de lijn, over de aldus bepaalde punten getrokken, de gevraagde zijn
-ocr page 51-
43
een aanmerkelijk verschil bestaat tusschen de groeiverschijnselen
bij jongens en die bij meisjes. Ook merkte hij op dat wanneer
men kinderen, geboren uit ouders van verschillende naties, met
elkaar vergelijkt, de groei alsdan naar hun oorsprong verschillend
is. Eindelijk heeft Bowditch nog den invloed nagegaan dien de
fabrieksarbeid op de ontwikkeling der kinderen uitoefent. 1)
Al deze lijnen zijn hoogst belangrijk en het zou wel te wenschen
zijn dat de onderzoekingen van Bowditch in vele landen navol-
ging vonden.
Lijnen tlie (te pliasen van een willekeurige verandering
■net betrekking tot den tijd voorstellen.
Al de voorbeelden, die wij hierboven gaven, hadden betrekking
op veranderingen in doorloopen ruimten ten opzichte van den tijd,
m. a w. op werkelijke bewegingen.
1) Du arbeid van Bowuitcii *) leidt tot deze gevolgtrekkingen:
1.   De groei is liet snelst gedurende de eerste levensjaren.
2.  Gedurende de eerste 12 jaren zijn de jongens een ü twee duim grooter dan du
meisjes van gelijken leeftijd.
3.   Omstreeks den lï\'/rjwigen leeftijd beginnen de meisjes veel sneller te groeijen
dan de jongens en gedurende het 14e jaar ziju zij ongeveer een duim grooter dan
jongens van denzelfden leeftijd.
4.  Op den leeftijd van l4\'/a jaar worden de jongens op nieuw grooter dan de meisjes
en terwijl de laatsten omtrent dezen tijd hun vollen wasdom bereikt hebben, neemt
de lengte der jongens nog vrij snel toe tot den 19-jarigen leeftijd.
De groeilijnen, door QueteLET ontworpen, tooneu aan dat in Belyië de meisjes
in geen enkel tijdperk van hun leven grooter zijn dan de jongens, maar dat op 12-
jarigen leeftijd het lichaamsgewicht voor beide seksen gelijk is.
De waarnemingen te Manchester en Hockport gedaan bij kinderen van de volksklasse
toonen aan dat gedurende het 13e en 14e levensjaar de jongens in grootte en gewicht
door de meisjes overtroffen worden.
Het zou belangrijk ziju om door middel van meer uitgebreide waarnemingen te be-
palen bij welke geslachten en in welke klimaten de groei der meisjes tegen den tijd
van huwbaarhcid het sterkst is; langs dezen weg zou het mogelijk zijn de redenen op
te sporen, waardoor de physische minderheid, welke men bij de Amerikaansche vrouw
onderstelt, zich zou kunnen lateu verklareu.
*) HowniTCH. The Growth of Children (Boston, 1877) from the Eighth annual
report of the state Board of Health of M assachusetts.
-ocr page 52-
44
\'ft fi Ir, ft ■        r.. .
C4 -.-, Vt ■*■! ^ N *0 »«
Fig. 13 ^lialaus van den handel van Engeland, naar Playfaik.
-ocr page 53-
45
Naast deze groep van verschijnselen zullen wij een reeks van
andere verschijnselen plaatsen, die in figuurlijken zin even goed
bewegingen kunnen genoemd worden; zoo kan men bijv. spreken
van de beweging in den handel, in de produkten van den land-
bouw, in de bevolking enz. om daarmede aan te geven welke
veranderingen in het tijdsverloop van een dag, van een week of
van een jaar in de statistiek van deze verschillende zaken hebben
plaats gegrepen.
Reeds hebben wij een enkel voorbeeld van deze soort van gra-
fische voorstellingen ontmoet in de figuur van Playfair betref-
fende do veranderingen in de Engelsche staatsschuld (zie fig. 5);
dezelfde schrijver heeft ook in lijnen de veranderingen uitgedrukt
van den in- en uitvoer van Engeland gedurende het tijdsverloop
van 1700 tot 1790. Fig. 13 stelt deze teekening voor; de tijd-
doelen zijn op de x-as in tientallen van jaren afgezet tot het jaar
1770; daar van dat tijdstip af de handelsbewegingen aan veel
snellere afwisselingen onderhevig waren, heeft men vervolgens de
deelen per jaar afgemeten om daardoor de veranderingen beter te
kunnen nagaan.
De invoer wordt door de onderste, de uitvoer door de bovenste
lijn voorgesteld; de buigingen, die wij in beide lijnen opmerken,
wijzen aan dat het totaalbedrag van den in- en uitvoer elk jaar
verschillend is geweest.
Wij zien dat voor beide lijnen bij elk jaar een ordinaat van
verschillende hoogte behoort, üm do vergelijking van Playfair
te gebruiken: het is alsof hier geldstapels van verschillende hoogten
naast elkaar zijn geplaatst. Vergelijkt men deze figuur met n°. 5,
waarin de toename der Engelsche staatsschuld is voorgesteld, dan
zou men deze kunnen beschouwen als te zjjn opgebouwd uit geld-
stapels die niet naast, maar boven elkaar zijn geplaatst.
In Fig. 13 zien wij terstond hoeveel in elk punt (dus op elk
tijdstip) de uitvoer den invoer overtreft; dit verschil wordt name-
lijk door het verschil der ordinaten van twee punten, die bij
eenzelfde abscis behooren, voorgesteld; het totaal van den
invoer wordt door den vlakte-inhoud van het deel der figuur,
begrensd door de onderste lijn en de x-as, dat van den uitvoer
door den inhoud der figuur voorgesteld, die tusschen de bovenste
lijn en de x-as is begrepen; de eerste oppervlakte heeft Playfair
-ocr page 54-
Mlllioen 160
1.SS-
A
^■sri-
1
/
7 \\\\
/ A
/
/\'
1H0"
V
/
140 *
i
1
i
/
1 JU-1
i
fc
/
\\ iO"
co
il
,<\\
/
M\\J"
± /
* /
o /
i
i
i
<
9*S-
.
\\
/
/
-P
i
i
\\
1
\\
/
/ 0
85:
r""V».
A
/ \\
/ \\
i
i
i
\\ /
—t—
/ °
80:
-----1—"
-----1-----r
i
—I—
—1—
i
—i—i
1
o *• <w co *•* o <fi
tO *D (O (O io <o tO
(0 (O (O 00 O) CO CO
£ CN fp 2 O
r*- f- K. r- r--
co co co co <D
CO <0 00 CO
co co
Fig. 14. Grafische voorstelling van het totaal der ontvangsten en uitgaven in Nederland
en Ned.-Indië van het jaar 1860—1879. 1)
1) * Deze figuur is ontworpen naar de opgaven van de Bescheiden betreffende de
geldmiddelen
uitgegeven door het Departement van Financiën. *
-ocr page 55-
47
voorzien van schuine arceeringen, loopende van de linker- naar de
rechterzijde, de oppervlakte van den uitvoer van arceeringen in
tegengestelden zin. Voor zoover beide oppervlakken elkaar be-
dekken krijgt men dus een gedeelte met dubbele arceeringen; dit
gedeelte geeft dus de gelijke sommen aan die zijn ontvangen en
uitgegeven en die elkaar dus neutraliseeren. Voor zoover de
vlakte-inhoud van den uitvoer dien van den invoer overtreft krijgt
men een strook met enkele arceeringen, die door Playfair de
balans ten voordeele van Engeland wordt genoemd. Waar zich
echter de arceeringen in die strook in tegengestelden zin vertoonen,
zooals voor het jaar 1781—1782, ontwaart men een nadeelige
balans.
*  In navolging van deze figuur geven wij in fig. 14 een grafische
voorstelling van het totaal der ontvangsten en uitgaven in Neder-
land en Ned.-Indië van het jaar 1860 tot 1879. Na de verklaring
van de voorgaande figuur zal deze wel geen verdere uitlegging
behoeven; de deelen op de ordinaten-as geven de sommen in
millioentallen aan; het verschil der ordinaten van twee punten
der beide lijnen, die tot eenzelfde abscis behooren, geeft weer het
saldo voor dit jaar. De arceeringen zijn hier weggelaten; daaren-
tegen zijn de lijnen, die de ontvangsten en uitgaven voorstellen,
duidelijk van elkaar te onderscheiden. Een dergelijke figuur geeft
ons direkt een juist beeld van den toestand onzer geldmiddelen
gedurende een tijdsverloop van twintig jaar. Wij bespeuren hier
steeds een voordeelig saldo tot het jaar 1867 toe; in dit jaar ver-
heft zich de lijn der uitgaven boven die der ontvangsten en wij
ontwaren een nadeelig saldo van ruim 5 millioen; deze ongunstige
toestand herhaalt zich in 1879 in nog sterker mate. *
Het heeft vrij lang geduurd eer de handelwijze van Playpaik
meer algemeen navolging vond; in het begin van onze eeuw
werden door Frissakd, een Fransch bouwkundig ingenieur,
eenige figuren ontworpen, die de veranderingen in den koers der
Fransche staatspapieren en ook van de renten voorstelden. Zijn
teekening beslaat 3 groote bladen en loopt over het tijdvak van
1789 tot 1807; in fig. 15 is een gedeelte van deze teekening op
zeer verkleinde schaal voorgesteld.
*  Het kwam ons belangrijk voor ook nog een grafische voor-
stelling te geven van de rijzing en daling in koers van enkele
-ocr page 56-
48
-ocr page 57-
..
49
effekten 1) (zie de figuren 16 en 17). De getrokken lijnen stellen
den hoogsten koers (HK), de gestippelde ljjnen den laagsten koers
100
Vereen.Staten Oblijj.
van 1877......4 pet *
r 99
Rusland Oblig.bij Hope &C9          -
1798/1816......5 pet. ^j
Oostenr. Premieletning 4 ;
Aandeelon a Fl 2.50. 92-^
van 1854___4pcL
Fig. 16. Grafische voorstelling van de rijzing en daling in koers van eenige effekten.
1) * De figuren zijn ontworpen naar het Verslag van de Kamer van Koophandel. *
4
-ocr page 58-
50
(LK) voor van de in de figuren genoemde effekten voor de op-
volgende maanden van het jaar 1879; de gemiddelde koers is
hieruit gemakkelijk te vinden; men behoeft dan slechts de
som van de ordinaten te nemen van twee punten, die een zelfde
abscis hebben, en deze som door 2 te deelen. De verschillende
waarden van den koers zijn op do ordinaten-as afgezet met gelijke
opklimming van £; om den stand boven en beneden pari duidelijk
te doen uitkomen is in fig. 16 de lijn bij de verdeeling 100 iets
dikker getrokken. Deze figuren geven een snel en duidelijk over-
zicht van den stand der effekten gedurende een geheel jaar; gaan
wij bijv. in fig. 16 de Oostenr. Premieleening (Aand. a Fl. 250
van 1854..., 4 pet.) na, dan zien wij dat terwijl in Januari 1879
de hoogste koers 92f is, deze in Mei van hetzelfde jaar pari staat
om zelfs in December 109 te bereiken, na in Juni tot 104 ge-
stegen on in Augustus weer tot 100$ gedaald te zijn. De beweging
van dit effekt vormt dus een merkbaar contrast met die van de
beide andere in deze figuur voorgestelde effekten. De snijpunten
der lijnen doen ons verder direkt het tijdstip kennen waarop voor
twee effekten bijv. de hoogste of laagste koers gelijk was; waar
een getrokken lijn een der gestippelde lijnen snijdt, worden wij op
het oogenblik opmerkzaam gemaakt waarop do hoogste koers van
het eene effekt juist den laagsten stand van het andere uitdrukt.
Wij meenen dat een dergelijk grafisch overzicht van den loop
der effektenkoersen door geen andere wijze van voorstelling in
klaarheid en gemakkclijkheid overtroffen wordt; indien zulke figu-
ren nu bovendien voorzien worden van enkele korte bijschrij vingen,
zooals in fig. 5, die de voornaamste gebeurtenissen vermelden
welke op den stand der fondsen invloed uitoefenen, dan zullen
deze grafische voorstellingen in den effektenhandel, alsmede voor
allen, die bij den stand der effekten belang hebben, van het
grootste gewicht kunnen zijn.
Het is wel bijna onnoodig te zoggen dat het aantal toepassingen
der grafische methode op hot gebied der statistiek onbegrensd is.
Reeds Playfair bespreekt het groote nut en de voordeden der
grafische statistiek; de grafische figuur is ongetwijfeld de meest
aantrekkelijke en meest beknopte wijze om de uitkomsten der
statistische onderzoekingen mede te deelen; wanneer zij met zorg
is ontworpen bezit zij al de voordeelen eener getallenopgave die
-ocr page 59-
51
voor zoo menigeen afschrikwekkend en niet sprekend genoeg is;
zij blijft lang en duidelijk in het geheugen; zij bezit in één woord
een tal van voordeden zoowel voor den wetenschappelijken on-
derzoeker zelf als voor allen die in de uitkomsten van de onder-
zoekingen belang stellen. * 1)
6ft
-
<r^
M :
4_E
s^
f>4 z
,---
- •* *
\'h -
#
v -
^ *
ftl r
,\'
fc._;
\'\'
M z
<«_^
61 :
_;
(in -
4.;
sq :
«-.^
Sft :
y
X
57 -
/
/
t-J;
/
5ft "
/
\\
1
!
V
<*_z
/
%,
55 :
»
* —
/
\'
">4 :
4-
/
53 :
i
»-:
f
n ,.:
i
<(■-
\'•\'
si :
__,
HK
LK
CertiflcW. NedrSchuld......2ttpet
HK
LK
Oostenrijks :0blig: Papier
Mel-Nov...........5 pet
c
ra
§ a
3 Cl- ; o
Fig. 17. Grafische voorstelling van de rijzing en daling in koers van enkele effekten.
1) * De groote voordeden der grafische statistiek zijn meer uitvoerig besproken in
een stuk: Het beteng van. de grafische methode voor de statistiek voorkomende in
het Mengelwerk van het Staatkundig en Staathnishondkundig Jaarboekje voor 1881
uitgegeven door de Vereeniging voor de Statistiek in Nederland. *
-ocr page 60-
52
In het buitenland is dan ook de grafische statistiek zeer veel
in gebruik. Hongarije geeft de statistische opgaven van al zijn
voortbrengselen in den vorm van grafische figuren 1); ook in
Amerika wordt deze methode algemeen aangewend. In verschillende
landen neemt de regecring haar toevlucht tot grafische voorstel-
lingen als zij klaarheid wil brengen in den finantiëelcn toestand.
Wil men den loop der ontwikkeling van eene of andere onder-
neming goed volgen, dan kan men niet beter doen dan een lijn
te ontwerpen, die de phasen van deze ontwikkeling voorstelt.
Zoo is in fig. 18 de toename van het gebruik van stoommachines
in Frankrijk gedurende het tijdperk 1840—1869 voorgesteld; deze
figuur is ontleend aan het wei-k van Reclus: Nouvelle Géographie
universelle.
-
...
\'
s
f
/
/
*
■■\'
/
s
~
S
r>
/
-
/
/
-
-
^
::_
1
■■: y
■,«.
,:,."■
W9
{":/
\'.-,..
■-.;■*,
•{•■;-,
-■,:.
■ .\'
■:
■■■\'>■<
-:■■:
■•.■■■:
■i-óü
■:.■:•
■•■■■,.
■■\'-o
■d<*
/,?-.\'
■y..:;
\'.■■\'.;.
\'■■,::,
\'a\'oi
\'.-;■■.:
180t
1000.000
fiianj/cfowc/iec"
Fig. 18. Lijn die de toename van het gebruik van stoommachines in Frankrijk van
1840—1869 voorstelt (het bedrag der in gebruik zijnde machines is uitgedrukt in
paardekrachten op de ordinaten-as).
Deze snelle verandering van het gebruik van stoomwcrktuigen
geeft ton naastenbij de maatstaf aan voor de ontwikkeling der
industrie gedurende een tijdsverloop van 30 jaar. Ook in admini-
stratieve zaken kan de grafische methode van veel dienst zijn;
zoo vindt men in Italië op elk telegraaf bureau een teekening, die
1) "Grafische Tabellen zu dcm Werke: Rrilrage zur Gesehiehte der Preite unga-
risc/ier Landesproducte.
Herausgegeben von der Budapester Handels- und Gcwerbekammer.
-ocr page 61-
/
53
de geheele ontwikkelingsgeschiedenis der Italiaansche telegrafie
duidelijk en beknopt voorstelt: de lengten der telegraaflijnen, de
vertakkingen der draden, het aantal der beambten, der toestellen,
der algemeene en bizondere berichten, de werkelijke opbrengsten
en de gewone uitgaven der lijn, enz., alles vervolgd en bijgehou-
den van jaar tot jaar over het tijdperk 1861—1875.
*Wij laten hier nog eenigc belangrijke figuren volgen waardoor
de lezer verder in kennis gesteld wordt met eenigc merkwaardige
opgaven betreffende de statistiek van Nederland. Al deze figuren
zijn volgens hetzelfde beginsel ontworpen; de tijddeelen zijn steeds
op do x-as (horizontale as) afgemeten; na al het voorgaande ver-
eischen zij geen van allen eenige bizondere opheldering. Fig. 19
geeft ons een overzicht van de toename der bevolking in Neder-
land gedurende het tijdperk 1830—1880; zij is ontworpen naar do
officiëele opgaven waarin de uitkomsten der volkstellingen zijn
vermeld. De lijnen geven de toename der bevolking van elke pro-
vincie aan: de getallen bij de doelpunten der ordinaten-as geven
het bedrag der bevolking in duizendtallen aan. Om de snelheid
te vinden waarmee de bevolking eener provincie in oen zeker
tijdsverloop is toegenomen, zou men volgens de opmerking op
pag. 39 de lijn der snelheden voor elke provincie afzonderlijk
moeten construeercn. De volgorde der provinciën naar de grootte
der bevolking is sedert 1830 blijkbaar veranderd; Limburg in
1830 boven Overijsel en Groningen staande, staat nu daar bene-
den. Uit het punt waar twee lijnen elkaar snijden kan men ter-
stond het tijdstip vinden waarop twee provinciën even sterk be-
volkt waren. Neemt men voor al de lijnen de som der ordinaten
van de verschillende punten, die tot een zelfde abscis behooren ,
dan vindt men de bevolking van het geheele rijk voor dat tijdstip.
Wij gelooven dat dergelijke afbeeldingen o. a. in leerboeken
en werken der geografie niet meer mogen ontbreken; na een op-
lettende beschouwing van deze soort van figuren, waarin werke-
lijk veel te lezen valt, blijft het beeld ons lang in het geheugen;
men behoeft zich hierbij niet zoo te kwellen met het van buiten
leeren en onthouden van lange getallen, wier verhouding ons toch
niet zoo duidelijk voor den geest staat, zoolang zij niet in teeke-
ning zijn gebracht.
In figuur 20 is de jaarlijksche productie van beetwortelsuiker
-ocr page 62-
54
850.
1
floo"
\'
7,W"
70CL
630"
soo"
sm\'
ftOO\'
■wo\'
4flo\'
3,W"
soo"
p.to\'
?oo"
.
1.50
ioo"
SgoSo
«»Oj
i
1850.
1860.
«70.
\'098^
Zuid-Holland.
Noord-Holland.
Gelderland
N.Braband
Friesland
Overijssel.
Groningen.
Limburg.
Utrecht.
Zeeland.
Drenthe.
Fig. 10. Grafische voorstelling vim de toename der bevolking van de verschillende
provinciën van Nederland van ]830—1880.
-ocr page 63-
55
en het aantal der beetwortelsuikerfabrieken in Nederland van
1864—1879 voorgesteld. De getrokken lijn geeft de suikerproduc-
tie, de gestippelde het aantal fabrieken aan; de getallen bij de
ordinaten-as geschreven duiden in eenheden het aantal fabrieken,
in millioentallen de hoeveelheden suiker in kilogrammen aan. Zoo
is bijv. in het jaar 1872 het aantal fabrieken tot 31, de hoeveel-
heid suiker tot 21 millioen kilogram gestegen.
33-|
——
^..**
\\,
""«<
/
\\
,*\'
"
l
&
1?
-F
/■
i
-*§•
1}
ff
/
s
/
/
13
__*—-
.•
w
U\'
1
fe$>
\'
*
f
<
Vhu
f
F
Lè?
yp\'
ilf
/
^
/
/
-
e
\\ S
O C
3 !
O c
II
o o
0 t
o o
Pt (
D t
o e
O 0
r f
SI O
- r
0 O
- r
O O
0 C
P
o o
o C
o e
y c
O o
i-i
Fig. 20. Lijnen van de Productie van Beetwortelsuiker en van het aantal der beet-
wortelsuikerfabrieken in Nederland van 1864—1879.
(De getallen bij de ordinaten-as geven in eenheden het aantal fabrieken, in millioen-
tallen de kilogrammen suiker aan).
De volgende figuur (fig. 21) geeft ons een overzicht van de
hoogste en laagste prijzen van het rundvleeach per kilo te Am-
sterdam van 1863—1879; deze figuur is naar zeer betrouwbare
opgaven, gedeeltelijk naar de opgaven der Provinciale verslagen
van Noord-Holland ontworpen. De prijzen per kilo, in centen
uitgedrukt, zijn op de ordinaten-as aangegeven.
Naar de opgaven van de onderwijsstatistiek is fig. 22 ontwor-
pen. Zij geeft het gemiddeld aantal leerlingen dor lagere scholen
(zoowel openbare als bizondere) op één onderwijzer aan, gedurende
het tijdperk 1868—1878. Het gemiddeld aantal wordt door de
-ocr page 64-
56
190
1W
/
\\
110
/
\\
in,*>
\\
(
\\
100
\\
7
\\
w
\\
r
qo
■f"
$
85
/
\\
Hoi
gst
e
v
fin
/
s
./
\\
75
/
/
?n
f
/
65
**\'
/
eo
/
M
3 *
ir
> «
1 tl
3 U
3 t£
> VS
> c
> t-
r-
r
u
^ <o rv. oo <n
r- e— r* t-.
1\'ig. 21. Lijnen van de hoogste en laagste prijzen van het rundvleesch per kilo te
Amsterdam van 186.\'i—1879 (de getallen bij de ordiuaten-as drukken in centen den
prijs per kilo uit).
■si
r>n
41
«R
\\
\\
18SO 1869 1870 18T1 1872 1873 187-1 1875 1878 1877 1878
Kig. 22 Grafische figuur v..n het gemiddeld aantal leerlingen der lagere scholen op
één ouderwijzer (de kweekelingen zijn ouder de onderwijzers meegerekend) in Nederland
van 1868—1878.
-ocr page 65-
57
getallen bij de ordinaten-as aangeduid; hoe meer de lijn hier stijgt,
des te ongunstiger is de verhouding; elke daling van de lijn
Pet-12
VI
11
10
i
\\
%
y
/
7
/
/
E
/
V
/
\\
/
•t
\\
f
/
1
U
a v
5 c
j i
s f
3 ^
c
r
M f
•>
!■ f
1 «o r- to cp« cj
¥ I I I I I I I I I I I I I I «
Kig, 23. Percentsgewijze verhouding van de recidivisten tot de veroordeelden bij de
Arrondissemenlb-rixhtbaHken in Nederland van 1865 —1880
/
\\
/
\\
\\
/
fJCt.5.
4-.
3.
I.
1.
co
o->
O
r-
P
rt
•o
e-
•o
CO
1880
1
1
1
1
1
1
i
l
1
I
1
1
S*o r-
£     I      I
Fig. 24. Percentsgewijze verhouding van de recidivisten tot de veroordeelden bij de
Kantongerechten in Nederland van 1865—1880.
daarentegen wijst op een vooruitgang in den toestand van het on-
derwijs ; de figuur zegt ons echter duidelijk dat de toestand nog
-ocr page 66-
58
op den duur ver van gunstig is te noemen, vooral als men in
aanmerking neemt dat hier onder de onderwijzers ook de kwee-
kelingen zijn meegerekend.
De figuren 23, 24 en 25 zijn ontworpen naar de opgaven der
Gerechtelijke Statistiek van het Koninkrijk der Nederlanden.
Pc(.
18
—J ^—
j X
JL_n V
itt t
txt t
txt x
LT I
h 4 -A^
4 tSZ\\
^<<T Zv
v
s
----------------------------------------------------------------
t-
l
£ i
I £
Fig. 25. Percentsgewijze verhoading van de recidivisten tot de veroordeelden bij de
Provinciale Gerechtshoven in Nederland van 1865—1880.
Wij krijgen door deze figuren een overzicht gedurende een vijf-
tiental jaren over het aantal van diegenen welke voor herhaling
van misdrijf zijn veroordeeld. De getallen bij de ordinaten-as in
deze figuren geplaatst geven het aantal recidivisten percentsge-
wijze aan.*
Kraflsche Statistiek der sterfte.
De grootte der sterfte, vooral die, welke het gevolg is van een
of andere epidemische ziekte, wordt veelal in grafische lijnen uit-
gedrukt, waardoor men een sprekend en duidelijk overzicht ver-
-ocr page 67-
krijgt over den loop eener epidemie. Zoo ontwierp in 1833Farbé
een lijn, die de sterfte voorstelt tengevolge van de cholera die in
1832 heeft geheerscht (zie fig. 26). Het snel toenemen, het ver-
minderen, het weer toenemen en eindelijk merkbaar verminderen
en langzamerhand verdwijnen van de epidemie kan men in zulk
een lijn van dag tot dag nauwkeurig volgen, zonder dat het noo-
dig is met een enkel woord verdere bizonderheden daarbij te ver-
melden. Door den geheelen vlakte-inhoud der figuur te meten
verkrijgt men de totale sterfte.
860-
300-
April | Mei | Juni j Juli | Aug. Sept.j
Maart
Fig. 26. Statistiek van de cholera in 1833.
*In fig. 27 geven wij nog een grafische voorstelling van de
sterfte in Nederland tengevolge der pokkenepidemie, die in de
jaren 1870—73 ons land teisterde. 1)
1) * Deze liguur is gekopieerd naar een grootere teekening, die indertijd door
Dr. Carsten, Adjunct-Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht in Zuid-Holland,
werd ontworpen en ter overname voor dit werk werd afgestaan.
In de oorspronkelijke figuur was de sterfte voor elke provincie bovendien door lijnen
van verschillende kleur voorgesteld; in dit verkleind formaat zijn echter slechts drie
van die lijnen, om onduidelijkheid te vermijden, overgenomen. *
-ocr page 68-
c
SSSi
8
llll
3
llll
Co
lm
5
llll
s
llll
llll
llll
s
O
llll
1
llll
i
mi
nu
i,
CU
<■■ <
llll
1
mi
i
llll

3
llll
I
llll
s
llll
■0
s
III1
8
o
llll
i
mi
L
3
O
llll
Juli
il
Auq.
1
Sept.
\\
CP
Oct.
\'\\
O
Nov.
\'\\\\\\
*>
Dec.
\\\\
:r^
—.
Jan.
\\
-.,
---
----
~-
—.
-
Febr
\\
*.
<-*
*"*«.
*■»»
"*■
=:
Maart
"\\
in
*i
-*
April.
r
i,.-
i
Mei.
,»*\'
,*.
<
Juni.
...■■■
.)\'
w
^--*
-"\'
i
L
=5»
----
co
Juli
••\'
/
\'
—"
Auq.
!
,;
Sept
1
\\
/
/
Oct.
)
/
Nov.
j
i
\\
\\
Dec.
:
i
Jan.
\':
j
Febr
\'
!
i
f\'
Maart
!
:
\\
!
J
April.
! /
i :
/
Mei.
: i
/
Juni.
■ ;,
i\'i
/
■Ai
00
Juli.
/
f
Aug.
i <
f
Sept.
\\i
j
Oct.
il 1
Nov.
: /
Dec.
(
Jan.
\\\\
Febr.
! |
Maart
; ƒ
—^
April.
/
co
3
Mei
1
\\
Juni.
/
Juli.
1
1
j C
j E
: c
c
!
! i
^1
1
r
-j
r
3
H-
c
7
E
>
<
f
1
i
>
S- 3
a l_l
b
CR
-ocr page 69-
61
De lijn geeft nauwkeurig aan het aantal slachtoffers van deze
ziekte gedurende elke maand. Zoo stierven in ons land in de maand
April van het jaar 1871 alleen aan de pokken 2100 personen;
de provinciën, waar de sterfte het grootst was, zijn Zuid-Holland,
Noord-Holland en Utrecht; wij hebben daarom ook de lijnen die
het bedrag der sterfte in deze verschillende provinciën aanduiden,
in deze figuur opgenomen. — Laat men deze grafische statistiek
der pokkenepidemiën gepaard gaan met lijnen die een overzicht
geven over het aantal gevaccineerden in een zeker tijdsverloop,
dan worden deze figuren vooral hoogst belangrijk. Hoeveel sterker
spreekt niet een dergelijke lijn tot ons dan de eenvoudige sta-
tistische opgave der overledenen in getallen, die ons een enkel
oogenblik met schrik kunnen vervullen, maar wier verhouding
en ware beteekenis ons eerst duidelijk en onvergetelijk door een
grafisch beeld worden voorgesteld!*
meteorologische li.jii<-n.
Bij de meteorologische waarnemingen wordt voortdurend aan-
teekening gehouden van den thermometer- en barometerstand,
van de hoeveelheid regen, van de richting en sterkte van den
wind enz.; alleen door het gebruik van lijnen is het mogelijk
alle storingen en veranderingen in den dampkring gemakkelijk te
volgen en met elkaar te vergelijken. Daar echter de meesten van
die lijnen door eigenaardige toestellen zelf worden opgeteekend,
zullen wij ze in een later gedeelte van dit werk meer uitvoerig
beschouwen.
Wij zullen voorloopig maar een enkel voorbeeld geven van
meteorologische lijnen waaruit duidelijk kan blijken hoe men alleen
door de aanwending van grafische lijnen en door hare onderlinge
vergelijking in staat wordt gestold om de betrekkingen, die tus-
schen Kosmische verschijnselen bestaan , goed in \'t oog te doen
vallen.
Voor ongeveer vijftig jaren vond Heinrich Schwabe te Dessau,
na een langdurige en regelmatige waarneming der zonnevlekken,
dat het aantal van deze vlekken van jaar tot jaar afwisselde en om
een bepaalden tijd een maximum en een minimum bereikte. Die
getallen nemen namelijk gedurende vijf achtereenvolgende jaren regel-
-ocr page 70-
62
matig toe, om dan weer gedurende vijf achtereenvolgende jaren
regelmatig af te nemen. Uit de onderzoekingen van den Hoog-
leeraar Wolff te Zürich bleek verder dat het gemiddeld bedrag
van het tijdperk, waarin de afwisselingen der zonnevlekken plaats
hebben, op ongeveer elf jaar moest worden gesteld. Nu werd door
Lamont en Sabine een dergelijke elfjarige periode in de storingen
van de aardmagneetkracht en wel bizonder in de declinatie van
de magneetnaald opgemerkt, terwijl eindelijk de waarnemingen
betreffende den meerder of minder regelmatigen terugkeer van
het noorderlicht eveneens tot een elfjarige periode deden besluiten.
Het samentreffen van de veranderingen die in de zonnevlekken
de magnetische declinatie en het noorderlicht in een gelijk tijds-
verloop ongeveer gelijktijdig plaats grijpen, leidde tot de zeer ge-
gronde onderstelling dat tusschen deze verschijnselen een nauwe
betrekking moest bestaan. Loomis kwam op het denkbeeld deze
betrekking door grafische lijnen, ontworpen naar tabellen en cata-
logussen die van verschillende waarnemers afkomstig waren,
voor te stellen. In fig. 28 zijn deze grafische lijnen voorgesteld.
i\'ig. 28. Grafische voorstelling van de betrekking die tusschen de periodieke veran-
deringen van de zonnevlekken (lijn Z), van het noorderlicht (lijn N) en van de
magnetische declinatie (lijn D) bestaan.
Niet lang geleden is van Balfoür Stewart een nieuwe ver-
handeling over dit onderwerp verschenen 1); hij behandelt daarin
de voornaamste hypothesen volgens welke het samentreffen van
deze verschijnselen zou zijn te verklaren. Hoogst waarschijnlijk
1) Zie La Nature, pag. 107, 140 en 168
-ocr page 71-
63
zullen in de sterrekunde en in de meteorologie nog zeer belangrijke
ontdekkingen op dit gebied worden gedaan; wij bevestigen hier
alleen dat het nieuwe veld, dat hiermede ter bearbeiding voor
de wetenschap is opengesteld, hoofdzakelijk is aangewezen door
de grafische methode, die alleen in staat is een helder licht te
werpen op dergelijke zonderlinge betrekkingen.
Telkens wanneer zich veranderingen in oen verschijnsel ver-
toonen, is het belangrijk de lijn van die veranderingen te ontwer-
pen, om daardoor te weten te komen of deze bij hare herhaling
ook onderworpen zijn aan een of andere nog onbekende wet. Zoo
kunnen de geneesheeren met veel voordeel partij trekken van de
grafische methode, zooals wij zullen zien, om het verloop van
een ziekte voor te stellen, d. w. z. om de opvolging en het ver-
band tusschen de veranderingen van pols, ademhaling, temperatuur
enz. gedurende de verschillende phasen van een ziekte nauwkeu-
rig na te gaan.
Het gebruik van grafische lijnen in de geneeskunde.
In de geneeskunde kan men de geschreven rapporten over het
verloop en de behandeling van ziekten in enkele gevallen door
grafische lijnen doen vervangen; in elk geval kunnen die lijnen
dienen om hot rapport verder aan te vullen en het overzicht ge-
makkelijk te maken. In de hospitalen zijn namelijk altijd staten
voorhanden, volgens een bepaald model ingericht, die door den
geneesheer of door de studenten, aldaar werkzaam, met zorg van
dag tot dag worden ingevuld. De frequentie van den pols, de
temperatuur van den zieke, uitwaseming en ontlasting, genees-
middelen, dranken, alles moet met de uiterste zorgvuldigheid
worden opgeteekend om zoodoende de noodige bouwstoffen te
leveren voor de geneeskundige statistiek. Op deze wijze krijgt men
stapels van staten die met zorg worden geklassificeerd en waar-
mee men geheele kamers kan opvullen. Maar hoeveel van die
stukken zien het licht en worden met vrucht geraadpleegd?
Vooral was het Lorain, dien wij reeds vroeger noemden, die
het denkbeeld, om die staten te doen vergezellen of vervangen door
de grafische figuur van het ziekte-proces, met ijver en vuur onder-
steunde; in die grafische figuren moeten dan de frequentie van
-ocr page 72-
64
den pols, de temperatuur, het lichaamsgewicht van den zieke,
soms het gewicht der urine enz. met de voorkomende verande-
ringen nauwkeurig zijn aangegeven. Eenige woorden, ter ophel-
dering bjj een of andere zonderlinge buiging van de lijn geplaatst,
verklaren dan daarvan de oorzaak en zoo krijgt men uit dit geheel
een beeld van de ziekte, waardoor haar verloop klaar en juist
wordt voorgesteld. 1)
1) In een nog onuitgegeveu nagelaten werk zegt Lorain het volgende over de gewich-
tige rol, die de grafische lijnen in de geneeskunde spelen:
I )e langwijligc beschrijving van het verloop eener ziekte, in de gewone taal volgeus
de hedendaagsche theorie uitgedrukt, heeft altijd zooveel duisters en onbepaalds dat
zij onmogelijk op ééne lijn kan gesteld worden niet de zuivere, juiste, meetbare figuur,
die zich in den vorm eener lijn als oen geheel aau ons vertoont. Bovendien kunnen
de elementen vau een dergelijke figuur nooit aanleiding gcveu tot eenigen twijfel of
ccnig verschil in opvatting: het is \'t feit zelf, dat men daar zonder eenigen commen-
taar voor zich ziet; het zijn de veranderingen van een funk tic, die ons door een
registreerapparaat zijn aangegeven. En wanneer men die verschillende lijnen aanschouwt,
die, allen aan een zelfde wet gehoorzamend, evenwijdig loopen, in denzelfden zin
stijgen of dalen, of ten opzichte van elkaar een zoodanigen staud innemen dat zij
steeds dezelfde figuur veitoouen, geeft ons dan die overeenstemming van feiten niet
een veel grootere zekerheid door een aldus uitgeoefende twee-, drie-, viervoudige con-
trole? I)c ervaring toont aan dat \'een ziekte, gedurende haar verloop, een nagenoeg
constante figuur oplevert en dat de aard der ziekteverschijnselen zich direkt door den
vorm der lijn verraadt, zoodat men, wanneer een groot aantal lijnen, geheel toevallig
samengenomen, met elkaar vergeleken worden, onmiddellijk ziet dat deze in bepaalde
groepen kunnen verdeeld worden ; die groepen zijn nu juist de verzamelingen van bi-
zondere waarnemingen die op eenzelfde ziekte betrekking hebben. In al die bizondere
waarnemingen is dan een algemecnc vorm te herkennen; eindelijk kan men deze weer
splitsen in groepen, die overeenkomen met individueele veranderingen. Zoo ontwikkelt
zich ten slotte het type, de grondvorm. Welke beschrijving valt nu te vergelijken met
dit procesverbaal van een ziekte, dat in een figuur ligt opgesloten ? Wel is waar kan
\'men die figuren niet tot zuiver meetkundige figuren terugbrengen, maar het verschil
in soort verraadt zich zoo duidelijk dat zelfs iemand, die niet bizonder bedreven is in
het vak, bij den eersten oogopslag zegt: dit is een typhoïde-koorts, die andere figuur
stelt een longontsteking voor; en om te zien of het verloop der ziekte al of niet
normaal is kan men de perioden en den afloop der ziekte daaruit geheel nagaan. Zelfs
de behandeling der ziekte laat zich uit de storingen of veranderingen in de lijn op-
maken.
Noch een stalen geheugen , noch de meest zorgvuldige aantceekcningen zijn in staat
om de phnsen en het verloop van een ziekte of van een of ander verschijnsel met die
volmaaktheid terng te geven, zooals door de grafische voorstelling geschiedt. Zij is
-ocr page 73-
65
Deze figuren worden o. a. ook bij het klinisch onderwijs vaak
met de beste resultaten gebruikt. Door Broüardel werden vol-
gens deze methode de belangrijke veranderingen aangegeven die
het aantal der witte bloedbolletjes gedurende de verschillende
phasen der ziekten ondergaat; hij toonde onder anderen aan dat
het openen van een absces steeds gepaard gaat met een plotselinge
vermindering in de verhouding van deze lichaampjes.
Wij ontleenen aan het werk van Lorais enkele voorbeelden
waaruit genoegzaam kan blijken hoe deze lijnen worden gecon-
strueerd en hoe deze van enkele kenteekenen der ziekte een
levendige voorstelling geven.
Aan de linkerzijde der figuur zijn twee schalen aangebracht,
zooals die in de meeste figuren van Lorain voorkomen en die
dienen om de beteekenis der lijnen aan te geven. De kolom P
geeft het aantal polsslagen, G de graden van den honderddeeligen
thermometer aan. Alleen deze laatste kolom heeft men bij deze
figuur te raadplegen, omdat hier alleen temperatuurslijnen zijn
als \'t ware een methode van onderzoek. Men kan de minste afwijkingen of verplaat-
singen van de belangrijkste fnnktiën gadeslaan en zien of zij op het gewenschte oogen-
blik en op de gewone wijze voorkomen, of zij een genoegzamen tijd duren of de gewone
maat overschrijden; men kan ook daardoor de werking der geneesmiddelen nagaan, ja
zelfs zien of de gewone hoeveelheid is toegediend. Zoo is het ons dikwijls voorgeko-
men dat wij de temperatuur naar willekeur verlaagden door de werking van digitalis,
of dat een aanval van tusschenpoozende koorts werd verminderd of vertraagd door een
kleine dosis quinine, of dat zelfs de koorts door een sterkere dosis geheel werd weg-
genomen.
tin niet alleen ligt hier in de aanwending der grafische methode het middel opge-
sloten om een ziekte te analyseeren, maar ook kunnen wij een ziekte hierdoor in haar
geheel voorstellen en deze figuur tot een bekeude lijn terugbrengen, die voor alle
regelmatige gevallen van dezelfde ziekte steeds aan zich zelf gelijk blijft. Alle normale,
gevallen van een zelfde ziekte moeten op deze wijze een zelfde type opleveren, en dit
blijkt inderdaad waar te zijn, behoudens zeer kleine uitzonderingen. Steeds kan men
dan nog wel eenige verscheidenheden in de soort ontdekken, maar die zijn zeer beperkt
in aantal; door ondervinding knnnen wij die leeren kennen en wanneer wij eenmaal
verzamelingen zullen bezitten waarin alle typen behoorlijk geklassificeerd zijn, zullen
wij, als zich een of ander bizonder geval voordoet, terstond zijn evenbeeld in een van
onze typen kunnen terugvinden. Op deze wijze zal men er in slagen om de verschillende
vormen der ziekten te leeren bepalen en een degelyken grondslag te leggen voor de nog
zoo onzekere prognostiek en therapeutiek. — Lorain , de la Température dans les
maladies,
door bemiddeling van den geneesheer Brouardkl in \'t licht gegeven.
5
-ocr page 74-
geteekend. De temperatuur is eiken dag op drie verschillende
plaatsen van het lichaam opgenomen, des morgens en des avonds,
en volgens deze waarnemingen zijn de drie lijnen opgemaakt. De
thermometer werd aangebracht in den mond, in den endeldarm
en onder den oksel; deze temperaturen worden achtereenvolgens
voorgesteld door de lijn die doorgetrokken is, door die welke met
streepjes en die met streepjes en punten is voorgesteld.
Fig. 29. Temperatuurslijnun bij een derdeudaagsche koorts, volgeus Lorain.
"Wij merken in deze lijnen evenwijdige krommingen op; bij de
aanvallen van koorts heeft men overal stijging van temperatuur,
maar niet in dezelfde mate; bij eiken aanval van koorts keeren
de verschijnselen periodiek terug, totdat tengevolge van de werking
van zwavelzure quinine de koorts ophoudt.
-ocr page 75-
67
Naast dit type plaatsen wij fig. 30, eveneens aan het werk van
Lorain ontleend, waarin de temperatuurslijnen van een ander-
daagsche koorts zijn voorgesteld.
Fig. 30. Lijnen die de temperatuursveranderingen bij een auderdaagsche koorts
aangeven, naar Lorain.
Terwijl in de vorige figuur de drie lijnen in denzelfden zin
veranderen, merkt men hier veranderingen in tegengestelden zin
op bij de temperatuurslijn van den mond (volle lijn) en die van
den oksel en van den endeldarm. Deze tegengestelde veranderingen
van de in- en uitwendige temperatuur kunnen tot een verschillend
bedrag toenemen; men bestempelt deze verschijnselen met den
-ocr page 76-
68
naam van algiditeit; dit verschijnsel bereikt zijn maximum bij de
cholera waarvan wij later nog eenige voorbeelden zullen geven.
Ook in deze figuur openbaart zich, evenals in de vorige de thera-
peutische werking der quinine zeer duidelijk. Op den 17den Juni
werd deze toegediend; wij zien terstond de aanvallen van den
llden, 13den en 15den ophouden. 1)
Bij de hier beschouwde lijnen werd de temperatuur slechts
tweemaal per dag opgenomen: \'s morgens en \'s avonds. Voor de
verschijnselen die zich op de verschillende uren van den dag
voordoen, kunnen dus deze lijnen niet geraadpleegd worden;
daarvoor zou het noodig geweest zijn meer waarnemingen te doen
en men zou dan natuurlijk niet zulke scherphoekige vormen heb-
ben verkregen, als in deze figuren voorkomen. Toch toonen deze
lijnen, hoe onvolmaakt zij dan ook zijn, door den periodieken
terugkeer en de veranderingen van temperatuur duidelijk het be-
staan van een tusschenpoozende koorts aan en geven ons daarvan
een type.
Om meer nauwkeurige figuren te krijgen die op een meer vol-
komen wijze het type van de voorgestelde ziekte uitdrukken, zou
men meer herhaaldelijk waarnemingen moeten doen. De vraag
doet zich nu voor of men, bij gebrek aan een groot aantal punten
van waarneming, ook een lijn kan construeeren die dichter bij de
waarheid komt dan de scherphoekige lijn, getrokken over de
enkele punten, die door waarneming zjjn bepaald. De geneesheer
Prompt heeft getracht deze vraag te beantwoorden door de ver-
moedelijke lijn
van de pols- en temperatuursveranderingen te con-
strueeren, hetgeen gegrond is op de volgende geneeskundige
waarneming: in den normalen toestand is zoowel de frequentie van
den pols als de lichaamstemperatuur voortdurend aan veranderingen
1) Lorain zegt naar aanleiding van deze figuur.-
Deze lijnen zijn outworpen in het hospitaal Si. Antoine te Parijs. De koorts van
dezen zieke (oi-n 19-jarig soldaat) schijnt onregelmatig, het type is echter eerst herkend
na het construeeren der temperatuurslijnen. De onzekerheid kwam daaruit voort dat eiken
dag de aanval van koorts door een geringeren aanval werd voorafgegaan, die als de
zwakke nawerking van den voorgaanden is te beschouwen Wij kunnen deze koorts
beschouwen als naderend tot de derdendaagsche, maar zij is niet regelmatig; in vroc-
geren tijd zou men getracht hehhen die twee ongelijke aanvallen met een bizonderen
luiitm bestempelen. De lij» geelt echter het type ondubbelzinnig aau.
-ocr page 77-
69
onderhevig; deze veranderingen schijnen nu, ofschoon in sterker
mate, zich ook weer bij koortslijders te vertoonen. Om den nor.
malen vorm te bepalen van de lijnen die de frequentie van den
pols en de lichaamstemperatuur van uur tot uur volgen en een tal
van waarnemingen aangeven, en om vervolgens deze normale lijn
te gebruiken voor het construeeren van de vermoedelijke lijn dezer
zelfde verschijnselen bij den zieke, is het voldoende om over de
punten, die men door waarneming heeft verkregen, een lijn te
trekken, wier krommingen, in meerdere of mindere mate vergroot,
met die der normale lijn overeenkomen.
Velen hebben zich bezig gehouden met het ontwerpen van lijnen
die de dagelijksche veranderingen aangeven, waaraan de tempe-
ratuur en de frequentie van den pols bij den mensch onderhevig zijn.
Lijnen die de uurlijksche 1) veranderingen van de gemid-
delde frequentie van den pols voorstellen.
Bovengenoemde arbeid werd onder anderen door Prompt onder-
nomen en heeft hem de lijn opgeleverd, zooals die in fig. 31 is
voorgesteld.
Midas»
nacht
40
10 12
12
-------1--------------------------------------1 | — I ■ |------------—-]------------]—|—r—
"Hi-------------------------^^^y***^-------------------------------------\'---------------------
cf______________,_______________________________________________________________________________
100
60
Fig. 31. Uurlgksche veranderingen van de frequentie van den pols, volgens de
waarnemingen van Dr. Prompt op zichzelven genomen.
Men bemerkt hier twee voorname maxima in de vierentwintig
uren; het eene maximum valt op ongeveer 12 uur des middags,
het andere op 10 uur des avonds. Echter schijnt de vorm van deze
lijnen sterk gewijzigd te worden door individueele invloeden; want
1) *In overeenstemming niet het gevoelen vau onze Nederlandsche taalgeleerden
meenden wij het woord uurlijksche, ofschoon in onze taal niet gebruikelijk, toch te
moeten invoeren, ten einde lastige omschrijvingen te vermijden. Wij zullen dit woord
dus gebruiken naast de uitdrukkingen dagelijksche, wekelijksche, enz.*
-ocr page 78-
70
Prompt heeft naar de getallen, die voorkomen in een werk dat
door Boerensprung in 1840 in \'t licht is gegeven, de polslijn
geconstrueerd, die in fig. 32 is voorgesteld. Ook hier zien wij twee
maxima, maar nu doet zich het eene maximum ten 9 uur des
morgens en het andere ongeveer ten 6 uur des avonds voor.
Nu doet zich natuurlijk deze belangrijke vraag voor: is het
verschil tusschen deze twee lijnen alleen te wijten aan een indi-
Middel
W12          2          4          6          6          \\0 "acht ?           <           jj          g          W         \'2
36"l__I__I__I__I----1---1----1----1----1__I---1----LJ----1----1----1----1----1----1---1----1----1----1----1
Fig. 32. Lijn van de uurlijksche veranderingen van de frequentie van den pols,
door Dr. Prompt ontworpen naar de opgaven van Boeeenspbuno.
vidueele oorzaak; is het een gevolg van een verschil in levens-
wijze of in etenstijd bij twee verschillende volken ? Deze vragen
zijn alleen te beantwoorden door verdere waarnemingen; zeker
is het dat zij wel een bizondere studie waardig zijn.
Welke waarde men nu ook moge toekennen aan de lijnen, die
Prompt volgens zijne persoonlijke waarnemingen heeft verkregen
— in de geneeskunde heeft deze methode hare toepassing gevon-
den. In het werk van Lorain vindt men met betrekking tot de
cholera figuren, die de veranderingen voorstellen, welke de tem-
peratuur op verschillende plaatsen van het lichaam ondergaat; de
lijnen die de punten van waarneming vereenigen zijn niet recht,
maar stellen de vermoedelijke lijn der dagelijksche veranderingen
van de temperatuur voor 1).
Lijn van de uurlljkache veranderingen van de
temperatuur bij den
mensen.
Het belangrijkste werk over dit onderwerp is waarschijnlijk wel
dat van Prof. Forel te Lausanne in 1872 uitgegeven 2).
1)  i\'. Loraik. Le cholera observé u l\'hópital Saini-Antoine. Parijs, 1868.
2)  A. Fobel. Eipérieaces sur la température du corps humain dans l\'acte d\'as-
cension des montagnes.
-ocr page 79-
71
Een" ontzaglijk groot aantal waarnemingen heeft dezen geleerde
in staat gesteld de lijn van de nurlijksche veranderingen te ont-
werpen die in fig. 33 is voorgesteld.
Men bemerkt daaruit een verschil van ongeveer T^j graad tus-
schen de minima die zich voordoen tegen drie uur in den morgen
37 IS
3VA
31! 3
nsa
37!
36\'9
3S»8
36-7
9M
sm
SI I D JI IV ÏUmMKÏ JDMbjI DIITT VI VU VDtlI 1921! I
Fig. 33. Grafische voorstelling van de nurlijksche veranderingen van de
temperatuur van den raensch, volgens Forel.
en de maxima van ongeveer vier uur in den namiddag. Deze
stijging van temperatuur in den namiddag en deze daling in den
morgen worden ook zeer duidelijk bij de meeste gevallen van
koorts waargenomen.
Grafische voorstelling- van de richting en van de
phasen van electrisehe stroomen.
In de natuurkunde bedient men zich van lijnen, theoretisch
geconstrueerd, om de intensiteit, de richting en den duur der
electrisehe stroomen voor te stellen. De aldus verkregen figuren
geven een duidelijken totaalindruk van vrij samengestelde ver-
schijnselen. In fig. 34 zien wij vier lijnen boven elkaar geteekend;
deze stellen voor de inductieverschijnselen in een reeks van win-
dingen die op elkaar een induceerende werking uitoefenen.
Door de bovenste lijn worden de phasen van den veranderlijken
induceerenden stroom en wel het beginnen door OIM, het ophou-
den daarvan door M\'JP voorgesteld. De buigingen van deze lijn
wijzen op de vermeerdering of vermindering van intensiteit van
den stroom. De tweede lijn komt overeen met den inductiestroom
van de eerste orde en toont aan dat bij het sluiten van den indu-
-ocr page 80-
72
ceerenden stroom een inductiestroom in tegengestelde, bij het
openen van den induceerenden stroom een inductiestroom in de-
zelfde richting ontstaat; deze richtingen worden duidelijk door do
kromming iM, i\', behoorende bij negatieve ordinaten en door de
positieve buiging iM,\'/ voorgesteld.
Fig. 84. Grafische voorstelling van den duur, de richting en de verschillende
phasen van inductiestroomen van verschillende orde.
Deze inductiestroomen van de eerste orde wekken in de vol-
gende winding weer inductiestroomen van de tweede orde op;
deze worden door de derde lijn in de figuur aangeduid; men kan
zoo voortgaande de inductiestroomen van elke willekeurige orde
voorstellen; steeds is het aantal stroomen van eenige orde gelijk
aan het dubbel van dat der voorafgaande orde; terwijl echter
hun aantal toeneemt, vermindert hun intensiteit.
Zonder een dergelijke figuur zou het vrij moeilijk zijn een juiste
voorstelling te krijgen van een zoo samengestelde werking en van
den loop van een inductiestroom van een bepaalde orde.
-ocr page 81-
73
DERDE HOOFDSTUK.
BETREKKINGEN TUSSCHEN GROOTHEDEN WAARBIJ DE TIJD
BUITEN BESCHOUWING BLIJFT.
Grafische voorstelling van het verband tusschen oorzaken en gevolgen; invloed van de
temperatuur op de spanning van dampen en op de oplosbaarheid van zouten. — Voort-
planting der warmte in een metaalstaaf; lijnen die de betrekking tusschen de inten-
siteiten van de warmte-, licht- en scheikundig werkzame stralen in de verschillende
deelen van het zonnespectrum voorstellen.— Lijnen die de drukking voorstellen, welke
een uitstroomende vloeistof in de verschillende punten van een atvoerbuis u itoefent. —
Lijnen van veerkracht. — Lijnen die het accomodatievermogen van het oog op ver-
schillenden leeftijd voorstellen. — Lijnen die de verhouding aangeven tusschen gewicht
en lengte van ^kinderen. — Grafische voorstelling van de verhouding der hoeveelheden
van verschillende materialen benoodigd voor den bovenbouw van metalen bruggen. —
Lijnen die het handelsverkeer op de verschillende deelen van een spoorweglijn voor-
stellen.
In al de verschillende gevallen, die in de voorgaande hoofd-
stukken zijn behandeld, vervult de onderzoeker alleen de rol van
waarnemer; hij kan onmogelijk eenige wijziging brengen in de
opvolging of in de intensiteit der meteorologische of statistische ver-
schijnselen en teekent alleen den toestand van een verschijnsel op
verschillende |oogenblikken op, om te trachten in de natuurlijke
opeenvolging dier verschijnselen een bepaalde wet te ontdekken.
Geheel anders is het gesteld wanneer de onderzoeker als ex-
perimentator optreedt en de veranderingen, die hij bestudeert,
zelf opwekt en bestuurt om zoodoende verband tusschen oorzaken
en gevolgen op te sporen; in die gevallen blijft de tijd vaak
buiten beschouwing en wordt daarmee geen rekening gehouden
bij het grafisch voorstellen vau de verkregen resultaten.
Op deze wijze bestudeert de natuurkundige de verschijnselen,
die zich voordoen, wanneer men de lichamen aan de werking
van meetbare krachten onderwerpt; hij onderzoekt bijvoorbeeld
de veranderingen die het volume van een vast lichaam, van een
vloeistof of van een gas onder den invloed van verschillende
temperaturen of drukkingen ondergaat. Al deze veranderingen
kunnen weer grafisch worden• voorgesteld; een reeks van getallen,
die de uitzettings-coëfficienten van een lichaam aangeven dat van
nul tot n graden verwarmd wordt, kan altijd met veel voordeel
door een lijn worden vervangen; die grafische voorstelling zal
-ocr page 82-
74
nog belangrijker worden, wanneer men daaruit de werking der
warmte op verschillende lichamen kan opmaken, want brengt men
dan in de figuur de lijnen boven elkaar aan, dan ziet men ter-
stond de ongelijkheid die in de uitzettingen der lichamen bestaat.
Bij het in teekening brengen van deze lijnen handelt men als
in de vroeger beschouwde gevallen, behalve dat men nu in plaats
van tijddeelen, bijv. de deelen der warmte vermeerdering (gewoon-
lijk in graden) op de x-as afzet.
Aan Regnault hebben wij verscheidene figuren van deze soort
te danken; een der merkwaardigste is die waarin de spankracht
van waterdamp, de uitzetting van kwik, de samendrukbaarheid
van lucht en van stikstof bij verschillende temperaturen worden
Voorgesteld; ook worden nog in dezelfde figuur de correcties aan-
gegeven, die men bij luchtthermometers naar den aard van hun
bekleedsel moet aanbrengen. Uit hoofde van de groote afmetingen
van deze figuur was het niet mogelijk hier ook maar een gedeelte
daarvan op te nemen. Echter kan hot beginsel, waarnaar deze
figuur is ontworpen en de klaarheid waarmee genoemde betrek-
kingen zijn voorgesteld, genoegzaam blijken uit fig. 35. Hierin
is de oplosbaarheid van verschillende zouten in water bij ver-
schillende temperaturen voorgesteld. De temperaturen, gerekend
in graden van den honderddeeligen thermometer, zijn op de x-as
voorgesteld, terwijl de deelen op de y-as de hoeveelheden zout,
oplosbaar in één liter water, in grammen uitgedrukt, aangeven.
Wegens gebrek aan ruimte moeten wij de temperatuursaanwijzin-
gen der figuur tot 90° beperken.
Bij den eersten oogopslag ziet men le of de oplosbaarheid van
een zout evenredig is met de temperatuursverhooging, dan wel
of die op een onregelmatige wijze verandert; 2e hoeveel zout bij
elke temperatuur in een liter water oplost; 3e de verhouding van
oplosbaarheid van twee zouten bij een bepaalde temperatuur;
4e door het snijpunt van twee lijnen de temperatuur waarbij de
oplosbaarheid van twee verschillende zouten even groot is. Wij
zien dat terwijl de oplosbaarheid van chloornatrium (keuken-
zout) voor verschillende temperaturen nagenoeg onveranderd blijft,
die van chloorkalium en van kaliumsulfaat evenredig is met de
temperatuursverhooging (ten minste binnen de grenzen van 0° tot
90°), ofschoon in ongelijk bedrag, want deze rechte lijnen loopen
-ocr page 83-
75
\\
l
\\
\\
\\
\\
\\
\\
"*A
\\ "O
\\
<
1 3
i "ra
\\
\\
1 !
3
1
i
e
L
O
\\ l
O
E
l\\
\\
"<a\\
^- \\
il
\\
V
^>s
M
5)
^
\\
\\\\
v;
\\
I
I
8 ~
J
=3
2
bc
S
3
-ocr page 84-
76
niet evenwijdig; verder blijkt de oplosbaarheid van salpeterznre
kali (salpeter) zeer snel toe te nemen met de vermeerdering van
temperatuur, terwijl die van natriumsulfaat bij ongeveer 23° haar
maximum bereikt en bij verdere temperatuursverhooging lang-
zaam vermindert 1). Een dergelijke figuur geeft ons dus een
snel overzicht en leidt spoedig tot het maken van vergelijkingen
\'t geen uit een getallenreeks vrij moeielijk is.
Fig. 36 stelt de hoeveelheid waterdamp voor die bij verschil-
lende temperaturen bevat is in een kub. meter lucht.
Het is wel te voorzien dat eenmaal de natuurkundige versla-
gen hoofdzakelijk uit grafische voorstellingen zullen bestaan, wier
lijnen, op allerlei wijzen met elkaar vergeleken ons betrekkingen
zullen aantoonen, wier bestaan men nog niet kan vermoeden.
In enkele gevallen is de temperatuur de veranderlijke grootheid,
die met betrekking tot een andere veranderlijke en, wel tot een
afstand moet bepaald worden.
o
^
^J
4
J
Ar —f !
------
40 gr.
30 gr.
iOgr
10 ar.
10"
30°
-20\'
-50"
-10"
Fig. 36. Grafische voorstelling van de hoeveelheid waterdamp die een kub. meter
lucht bij verschillende temperaturen kan bevatten, naar de Traite de Mété-
orologie
f van Marié-Davy.
1) *In de Beginselen der Algcmeene Scheikunde van Prof. J. W. Gunning komt
ook een dergelijke figuur voor. Deze verschilt echter wat betreft de aanwijzingen van
temperaturen en vau de hoeveelheden opgelost zout hier en daar aanmerkelijk van
de figuur van Regnaui/t.*
-ocr page 85-
77
Wil men bijv. aangeven hoe de temperatuur verandert in de ver-
schillende punten van een metaalstaaf, wier eene uiteinde ver-
warmd wordt, dan veronderstelt men dat deze staaf is verdeeld
in deelen van gelijke lengte en dat de temperatuur achtereen-
volgens van elk dier deelen is bepaald.
Voorstelling van <l«- wijze waarop de warmte zich In
een metaalstaaf voortplant.
Men kan bij deze bepaling de lengte beschouwen als een groot-
heid die regelmatig toeneemt en men zet deze als onafhankelijk ver-
/
--------f
L
Mg. 37. Voortplanting der warmte in een metaalstaaf, wier eene uiteinde ver-
warmd wordt. De lijn loopt hier over de uiteinden van de kwikkolommen
der thermometers.
anderlijke op x-as af. De wijze waarop hier de voortplanting der
warmte bepaald wordt geeft terstond haar grafische lijn aan , want
die lijn wordt toch als \'t ware getraceerd door de uiteinden der
kwikkolommen van de thermometers die in de verschillende punten
der staaf geplaatst zijn.
Plaatst men de staaf horizontaal (fig. 37) dan kan men deze
als x-as beschouwen, terwijl de thermometerhoogten de ordinaten
vertegenwoordigen; de lijn die men zich over deze punten kan
getrokken denken en die men dus gemakkelijk in teekening
kan brengen, geeft duidelijk de afname der temperatuur in de
verschillende punten aan 1)
1) \'Deze proef, door Biot voor verschillende stoffen genomen, leidt tot het bepalen
van de verhouding van het geleidingsvermogen voor warmte van verschillende stoffen.*
-ocr page 86-
78
Lijnen die de betrekking- tussclien de intensiteit der
verschillende stralen van liet zonnespectrum
voorstellen.
Men is gewoon de intensiteit van de warmte-, licht- en schei-
kundig werkzame stralen in het zonnespectrum voor te stellen
door lijnen zooals fig. 38 ze ons \\ertoont. Men ziet daaruit dat
de maximumsterkte van licht, warmte en scheikundige werking
in verschillende deelen van het spectrum gelegen zijn.
i\'ig. 38. Grafische voorstelling van de betrekking tusscheu de intensiteit der
lichtsterkte, warmtewerking en scheikundige werking van de verschillende deelen
van het zonnespectrum. AM 11 lijn der lichtsterkte; IKL lijn van de scheikundige
werking; BDN lijn der warmte-intensiteit; PRN lyn der warmte-intensiteit in het
spectrum van electrisch licht.
Het maximum der warmtewerking blijkt dicht bij het rood,
dat van de scheikundige werking dicht bij het violet en dat der
lichtsterkte ongeveer in het geel van het spectrum te liggen. Ook
neemt de lijn der scheikundige werking een grooter gedeelte van
het spectrum in dan de beide andere lijnen.
Eindelijk veranderen deze lijnen weer van plaats en in grootte
naar gelang van den aard der lichtbron. Zoo heeft het electrisch
licht niet zijn maximum van warmtewerking in het zelfde punt
als het zonlicht. Dergelijke veranderingen doen zich ook voor
wanneer men de stof verandert die door het licht beschenen
wordt. Zoo liggen bijv. de stralen, die op chlorophyl de sterkste
scheikundige werking uitoefenen, in liet geel van het spectrum.
-ocr page 87-
79
liljn die de veranderingen in de drukking voorstelt» «elke
een uitstroomende vloeistof in de verschillende punten
van een afvoerbuis uitoefent.
Bernouilli heeft aangetoond dat de drukking die een uit-
stroomende vloeistof in de verschillende deelen van een afvoerbuis,
die over haar geheele lengte dezelfde middelhjn heeft, uitoefent,
regelmatig afneemt in de volgende deelen der buis. In fig. 39 zien
wij deze wet voorgesteld.
R
Fig. 39. Voorstelling van de verschillende drukkingen die een uitstroomende
vloeistof in de verschillende punten van een afvoerbuis, die overal dezelfde
middellijn heeft, uitoefent.
De ordinaten zijn evenredig met de hoogten van een reeks van
manometers of piëzometers, die men in verschillende punten der
buis op gelijken afstand van elkaar kan aanbrengen. Ook hier,
evenals in het voorgaande geval, bestaat de grafische voorstelling
van het verschijnsel in het verschijnsel zelf. De lijn, over de
verschillende hoogtepunten der piëzometers getrokken, blijkt een
rechte te zijn.
Naarmate de vloeistofspiegel in het reservoir R hooger of lager
gelegen is of naarmate de afvoerbuis langer of korter is, ver-
meerdert of vermindert de helling der piëzometrische lijn; maar
steeds verkrijgt men een rechte lijn, wier helling de uitstroomings-
snelheid aangeeft.
Tot deze soort van lijnen, waarbij een lengte of afstand een
der veranderlijke grootheden is, behooren ook die, welke de mag-
netische intensiteit in de verschillende punten van een magneet-
-ocr page 88-
80
staaf aangeven, of die de verhoudingen van de volumina defc
lichamen tot de temperaturen, waaraan zij worden blootgesteld,
uitdrukken. 1)
Eiijnen van veerkracht.                         ■,,.
s..
V
Alle lichamen kunnen tengevolge van het aanwenden van een
zekere spanning uitgerekt worden; die uitrekking zal echter
voor verschillende lichamen ook verschillend groot zijn.
Bevestigt men aan opgehangen staven of draden van verschil-
lende stoffen gewichten, die men langsamerhand in zwaarte kan
laten toenemen, dan zullen de uitrekkingen, die daarvan het
gevolg zijn, meer of minder regelmatig toenemen, m. a. w. de
uitrekkingen zullen soms evenredig zijn met de aangroeiingen der
gewichten, in enkele gevallen echter weer sneller of langsamer
dan de laatsten toenemen.
Ook deze verschillen in veerkracht kunnen door lijnen zeer
sprekend worden uitgedrukt; de twee veranderlijke grootheden
zijn dan in dit geval lengte en gewicht. Bekend zijn de merk-
waardige en talrijke proeven van Wertheim aangaande de veer-
kracht van metalen en organische stoffen; opmerkenswaardig is
het dat de lijn van veerkracht van deze laatsten steeds tot een
hyperbool nadert.
De veerkracht van caoutchouc is in den vorm van een lijn
voorgesteld door A. Stewart, een Belgisch ingenieur. Hij ver-
kreeg daardoor de volgende resultaten: bij regelmatig toenemende
spanning neemt de lengte van een strook caoutchouc evenzeer
regelmatig toe, totdat het dubbel der oorspronkelijke lengte be-
reikt is; van dat oogenblik af worden de opvolgende uitrek-
kingen kleiner.
Wündt heeft een lijn van de veerkracht der zenuwen ont-
l) Krman heeft zeer merkwaardige lijnen ontworpen die de volume-veranderingen
van lichamen, die aan een langzaam toenemende verwarming worden blootgesteld,
voorstellen. Hij heeft aangetoond dat water, phosphor, metaallcgeeringen in de nabij-
heid van hun smeltpuut plotselinge veranderingen in volume ondergaan, nu eens in
positieven, dan weer in negatieven zin, die veel verschillen van de vrij regelmatige
uitzettingen die deze zelfde lichamen bij gewone temperatuursverhoogingen ondergaan.
(Zie JA.M1N. Traite de Phynque 1870 p. 189).
-ocr page 89-
r
81
worpen die in fig. 40 is voorgesteld. Hij is daarbij een weinig
van de gewone wijze van voorstelling afgeweken, want behalve
Fig. 40. Lijn van de veerkracht der zenuwen, naar Wusdt.
dat hij op de x-as gelijke deelen heeft afgezet, die de vermeer-
dering in spanning uitdrukken, heeft hij ook nog uit elk dezer
deelpunten ordinaten zoowel boven als onder de x-as opgericht;
de eersten geven de vermeerdering in spanning, de laatsten de
uitrekkingen der zenuwen aan; hij heeft dus de betrekking tus-
schen deze grootheden door twee lijnen voorgesteld. Uit het ver-
gelijken van de lijn 1,4 met de lijn 1,3 blijkt duidelijk dat de
uitrekkingen hier sneller toenemen dan de spanningen.
Lijnen die de grenzen van liet accomodatieverniogen van
hei oog op verschillenden leeftijd voorstellen.
Om de veranderingen voor te stellen die het accomodatiever-
mogen van het oog in de verschillende tijdperken van het leven
ondergaat, heeft Donders lijnen geconstrueerd zooals in fig. 41
zijn voorgesteld, waardoor duidelijk de door hem gevonden wetten
worden uitgedrukt.
De jaren zijn op de x-as aangegeven van 10 tot 80, terwijl de
deelen op de ij-as de grootte der dioptriek voorstellen 1). De
divergentie der lijnen drukt de grootte der dioptriek uit waarmee
de grootte van het accomodatievermogen op eiken leeftijd over-
eenkomt.
1) De ophtalmologen noemen dioptriek het straalbrckingsvermogen van een lens die
een meter brandpuntsafstand zou hebben; dit wordt als eenheid van maat voor de
refractie aangenomen.
6
-ocr page 90-
82
Uit de figuur blijkt duidelijk dat ongeveer van den tienjarigen
leeftijd af het accomodatievermogen vrij regelmatig afneemt.
Fig. 41. Lijn die de grenzen van het accomodatievermogen van het oog
op verschillenden leeftijd aangeeft, volgens Donders.
De lijn r r geeft het brekingsvermogen van het oog in den toe-
stand van rust, m. a. w. het minimum van breking aan; ongeveer
tegen den vijftigjarigen leeftijd begint deze lijn te dalen door het
toenemen van de verziendheid (presbyopie), terwijl de convergentie
der lijnen duidelijk aantoont dat het accomodatievermogen meer
begrensd wordt.
Lijnen die de samenstelling van lucht, welke voor de
ademhaling ongeschikt is, hij verschillenden
dampkrlngsdruk aangeven.
P. Bert toont in een merkwaardige verhandeling over den
invloed van den dampkringsdruk aan, dat de samenstelling van
lucht, die de dieren, welke daarin opgesloten zijn, doet stikken,
verandert naar gelang van de drukking waaraan die lucht was bloot-
-ocr page 91-
83
gesteld; en wel naargelang de druk geringer is, des te meer zuur-
stof (percentsgewijze gerekend) zal de lucht bevatten nadat het
dier is gestorven. Omgekeerd is het gesteld met de hoeveelheid
koolzuur; deze bedraagt minder, naarmate het dier minder zuurstof
heeft opgenomen. Uit de getallenopgaven, die tengevolge van 36
proeven werden verkregen, is deze omgekeerde verhoudingvan de
drukking tot de hoeveelheid zuurstof moeilijk te vinden. Daaren-
Fig. 42. Grafische voorstelling van de verhouding van zuurstof tot koolzuur iu lucht
die voor ademhaling ongeschikt is, onder verschillenden druk, naar P. Bekt.
tegen geeft de grafische figuur (fig. 42) de betrekking zeer dui-
delijk aan. De lijn van de zuurstof (0) stijgt, en die van het
koolzuur (CO2) daalt, naargelang de druk afneemt, waarvan de
regelmatige verminderingen, van 76c,n- kwikhoogte afgerekend, op
de x-as zijn afgezet.
In weerwil van de vrij onregelmatige buigingen der lijnen, die
aan onnauwkeurigheid in de proefnemingen worden toegeschreven,
aarzelt F. Bert niet om ze te beschouwen als naderend tot de
takken van een hyperbool.
-ocr page 92-
84
Lijnen die de verhouding\' voorstellen tusschen het
lichaamsgewicht en de lengte van kinderen.
Volgens opgaven, die uit talrijke waarnemingen verkregen zijn,
heeft Bowditch 1) te Boston de lijnen ontworpen die in fig. 43
zijn voorgesteld en die de betrekking tusschen lichaamsgewicht
\'
1
I
\' f
ij
IJ
ir
\'f
14
!
£}
<
/
f
<
*
Gewicht
in
£nj: ponden
130
120
110
100
90
eo
70
60
50
40 _
Ena.Sd^mcn0 « «♦ ^6 *e 50 53 5^ 56 58 60 62 64 66 68 7°
Fig. 43. Lijnen die de verhouding voorstellen tusschen lichaamsgewicht en lengte
op verschillenden leeftijd bij jongens en meisjes naar Bowditch.
en lengte van kinderen van verschillenden ouderdom uitdrukken.
1) Bowbitch. The Qrowth of Children (Botton 187?) from the eigkih annual
report of the State Board of Health of Mattachutetts.
-ocr page 93-
85
De eerste getrokken lijn in deze figuur geeft de genoemde
betrekking voor jongens, de tweede afgebroken lijn die voor
meisjes aan. Men ziet hieruit dat de jongens zwaarder zijn dan
de meisjes totdat zij de lengte van 50 Eng. duim hebben bereikt;
daarna wordt de verhouding omgekeerd.
Dit merkwaardig verschijnsel vindt zijn grond in het verschil
der lichaamsvormen bij de beide seksen. Deze soort van veran-
dering is zorgvuldig bestudeerd door Quetelet, die door een
reeks van lijnen de wijzigingen heeft aangegeven, welke bij het
ouder worden in de evenredigheid der lichaamsdeelen plaats heb-
ben. Het is toch duidelijk, dat indien de kinderen gedurende hun
groei zich altijd gelijkvormig ontwikkelden, de zonderlinge veran-
deringen die wij hier opmerken niet zouden kunnen bestaan, maar
dat de lijn die het gewicht voorstelt steeds een vermeerdering zou
aantoonen in reden van de derde machten der lengten 1;.
Verhouding tusschen de materialen benoodigd voor liet
bouwen van bruggen van verschillende spanning.
In 1861 ontwierp de ingenieur A. Houlbrat, een grafische
figuur die in fig. 44 is voorgesteld; daarin worden de gewichts-
en prijsopgaven van de verschillende materialen aangeduid, be-
noodigd voor den bovenbouw van metalen bruggen van een
bepaald systeem.
De spanning van den bovenbouw is in meters op de x-as afgezet;
1) Wij moeten ia \'t voorbijgaan opmerken, dat de betrekking tusschen gewicht en
1\'jiigte op twee verschillende wijzen kan worden voorgesteld. In fig. 11 en 12 hebben
wij gezien dat deze betrekking werd uitgedrukt door twee lijnen, waarbij de tijddcelen
op de x-as en de vermeerderingen ia gewicht of grootte op de ij-as werden afgemeten.
Men kan dus in \'t algemeen op twee wijzen de betrekking tusschen twee veranderlijke
grootheden grafisch voorstellen: Ie door ze beiden te beschouwen in verband met een
derde grootheid die men als onafhankelijk veranderlijke aanneemt; 2e door beide alleen
\'n verband met elkaar te beschouwen. In het laatste geval kan men dan of de eerste,
öf de laatste als onafhankelijk veranderlijke beschouwen. Had men bijv. in tegenstel.
ling met Bowditch de veranderingen in gewicht op de x-as, die in lengte op de
ij-as afgemeten, dan zou men een lijn verkregen hebben, wier holle zijde zich nu naar
de x-as keert en die daardoor aanwijst, dat de lengte minder snel toeneemt dan het
gewicht.
-ocr page 94-
86
het gewicht der materialen van (verschillenden aard is in kilo-
grammen uitgedrukt. Men ziet dat met de spanning de verhouding
Kilogrammen
en
Halve Guldens
Fig. 44.
GBWICHTS- en PRIJSOPGAVEN
van de verschillende materialen benoodigd voor het
samenstellen vau den
BOVENBOUW van METALEN BRUGGEN
met enkele overspanning vau 3 tot 5CK meter wijdte
door A. Houlbkat , Bouwkundig Ingenieur.
980.000
Meters 0
der verschillende materialen verandert, en dat wanneer het hout,
dat bij den bovenbouw gebruikt wordt, in evenredigheid van de
-ocr page 95-
87
lengte vermeerdert, het gewicht aan ijzer veel sneller toeneemt.
De lijn, die het gewicht aan gegoten metaal voorstelt, vertoont
van af 21 meter spanning een eigenaardige buiging 1).
De inkoopsprijzen worden, in halve guldens uitgedrukt, door
een afzonderlijke lijn aangegeven; men leest de prijzen en de
gewichten op dezelfde schaal af- 2).
Om de beteekenis van deze lijnen te verklaren nemen wij het
volgende voorbeeld: een brug moet 30 meter wijdte hebben; voor
het bouwen van deze brug gebruikt men 505 kilogr. lood, 12000
kilogr. gegoten metaal, 22000 kilogr. hout en 100000 kilogr.
ijzer; de kosten zijn 32500 gulden. Een geheel boekdeel, opge-
vuld met prijsopgaven en met de voornaamste resultaten van de
theorie van den weerstand van materialen, zou op deze wijze
kunnen worden samengevat in eenige figuren, waarin men de
duidelijkheid en beknoptheid waarmee de verschillende opgaven
zijn uitgedrukt, niet te veel kan bewonderen.
Men denke nu niet dat een dergelijke beknoptheid en duidelijk-
heid van uitdrukking uitsluitend thuisbehoort in de handels- en
industrieële zaken; integendeel, zij is voor de meest verschillende
doeleinden aan te wenden. Zoo zou onder anderen de natuuron-
derzoeker zich met zeer veel voordeel van deze wijze van uitdruk-
king kunnen bedienen.
Gesteld bijv. dat men voor eene of andere diersoort een figuur
samenstelt, waarin op de x-as het met den ouderdom toenemend
gewicht der individuen, op de ij-as het gewicht der verschillende
organen of de verhoudingen tusschen de verschillende weefsels
zijn afgemeten; een dergelijke figuur zou hoogst belangrijk zijn,
doordat men daarin de betrekkelijke ontwikkeling van deze orga-
nen tot in de kleinste bizonderheden zou kunnen volgen. Men
zou daaruit direkt zien dat enkele deelen, zooals de lever, van
de geboorte af in betrekkelijk bedrag afnemen of, zooals de tijm-
1)  Deze buiging wordt daardoor veroorzaakt dat men, bij deze lengte te beginnen,
rekening moet houden met de mogelijke uitzetting van het metaal; de «tukken gegoten
metaal moeten nu op rollen geplaatst worden, die de uitzetting toelaten.
2)  Als basis voor de prijsopgaven heeft men hier genomen: 1.500 kilogr gzertegen
300 gld., 1000 kilogr. gegoten metaal tegen 150 gld. en lood tegen 400 gld.; de
kub. meter hout is op ongeveer 38 gld berekend.
-ocr page 96-
88
klier, langsamerhand verdwijnen, terwijl men daarentegen weer
andere deelen in hun ontwikkeling verre de overhand zou zien
hebben.
Het belangrijke van dergelijke grafische voorstellingen zou nog
toenemen indien de natuuronderzoeker, na dergelijke figuren van
verschillende diersoorten te hebben ontworpen, de gevonden ljjnen
naast of boven elkaar in teekening bracht om ze gemakkelijk met
elkaar te kunnen vergelijken om zoodoende de kenmerken, die
aan elke bizondere soort eigen zijn, op te sporen; of indien hij
onderzocht in welken zin het fokken, het kruisen en andere wijzi-
gende invloeden de betrekkelijke ontwikkeling van organen en
weefsels kunnen doen veranderen.
Eindelijk zou men door zulke figuren, naar een algemeen vast-
gestelde schaal ontworpen, een overzicht kunnen verkrijgen over
de resultaten die het natuuronderzoek ten allen tijde en op ver-
schillende plaatsen heeft opgeleverd. Wilde men een dergelijke
arbeid door een enkel persoon laten uitvoeren, dan zou de vol-
tooiing van zulk een werk tot de onmogelijkheden behooren;
maar zulk een arbeid is het werk van de wetenschap in \'t alge-
meen en het is wel te voorzien dat het eenmaal zal volbracht
worden. Wellicht is het hier en daar reeds ondernomen; in vele
natuurhistorische werken zijn zeker verschillende gewichtsbepa-
lingen te vinden van de organen op verschillenden leeftijd, die
reeds als bouwstoffen kunnen dienen voor het geheel 1). Al die
verschillende elementen zullen echter moeten teruggebracht worden
tot een zeker type, om het vergelijken mogelijk te maken, en
dit zal dus alleen kunnen geschieden, wanneer tusschen de ver-
schillende wetenschappelijke onderzoekers, waarbij zich steeds weer
anderen met nieuw verkregen resultaten zullen aansluiten, een
genoegsame overeenstemming en samenwerking bestaat.
Wij zouden nog een aantal voorbeelden van het gebruik van
grafische lijnen uit de werken van ingenieurs kunnen aanhalen;
1) Alphonse Milnë Edwards en Grandiuier hebben getracht in hun belangrijk
werk over de fauna van Madagaskar door lijnen de betrekkelijke ontwikkeling van de
verschillende beenuitsteeksels bij onderscheidene diersoorten voor te stellen. Tot ons
leedwezen zijn echter de afmetingen dezer lig uur van dien aard dat wij haar hier niet
konden teruggeven.
I
-ocr page 97-
89
voor hen, die zich geheel met de meetkunde hebben vertrouwd
gemaakt, leent zich de grafische methode tot de meest verschil-
lende voorstellingen. "Wij zullen nu verder de toepassing vermel-
den die men in de statistiek van de grafische methode maakt om
het vervoer van verschillende koopwaren, zoowel te land als te
water, aan te geven. In die voorbeelden vindt men een wijze van
grafische voorstelling die bizonder geschikt is om in verschillende
gevallen te worden aangewend.
Eiijnen die liet handelsverkeer op de verschillende deelen
van een spoorweglijn aangeven.
Nagenoeg gelijktijdig zijn dooi Minard in Frankrijk 1) en door
Bklpaire in België 2) figuren ontworpen die het bedrag van het
goederenvervoer op de verschillende deelen van een spoorweglijn
aangeven. Die lijnen verdienen wel onze aandacht, niet alleen
wegens het vernuftige van het denkbeeld zelf, maar ook wegens
de bizonder nuttige rol die zij bij het bepalen van de opbrengst
van een spoorweglijn vervullen.
In fig. 45 is een der grafische voorstellingen van Minard af-
gebeeld. De lengten der deelen op de abscissen-as zijn evenredig
met de afstanden van twee opvolgende stations van de beschouwde
spoorweghjn; voor de lijn Lyon-St. Etiennes heeft men vijf van
die deelen. De deelen op de ordinaten-as stellen, in tonnen uit-
gedrukt, het bedrag aan goederen voor, die in het tijdsverloop
van een maand vervoerd worden: door een lijn evenwijdig aan
de abscissen-as, uit eenig punt van de y-as getrokken, wordt
dan het door dat punt aangewezen bedrag aan vervoerde goede-
ren voorgesteld. Nu zal natuurlijk de hoeveelheid goederen, die
tusschen twee naast elkaar gelegen stations vervoerd worden,
verschillen van de hoeveelheid transito-goederen, waarmee hier
bedoeld worden die goederen, welke van het eene uiteinde der
lijn naar het andere, dus van Lyon naar St. Etienne en omge-
keerd, doorgevoerd worden. Het bedrag dier transito-goederen
1)  Des lableaux graphiques el des cartes figuralives, door Minard. Parijs, 186L.
2)  Nolice sur les cartes du mouvement du transport en Belgique. A. Bklpaire.
Brussel. 1841.
-ocr page 98-
90
is natuurlijk voor alle deelen der lijn even groot en wordt hier
door de horizontale lijn aangewezen, die nagenoeg met 20,000
ton overeenkomt; het gedeelte tusschen de lijn der transito-
goederen en de x-as is in de figuur van dichte arcceringen
voorzien.
Fig. 45. Grafische voorstelling van de hoeveelheid vervoerde goedereu op de
verschillende deelen van een spoorweglijn, volgens Minard.
Naarmate nu het handelsverkeer tusschen twee opvolgende sta-
tions meer of minder druk is, zal ook het bedrag der tusschen
die plaatsen vervoerde goederen grooter of kleiner zijn; dit is in
de figuur aangegeven door horizontale lijnen, uit verschillende
punten van de ordinaten-as getrokken. Zoo zien wij bijv. dat op
de lijn Lyon-Vemaison een goederenvervoer van 70,000 20,000
transito, dus totaal 90,000 ton plaats heeft, terwijl het totale
vervoer van Bive de Giers tot St. Chamond nog geen 30,000 en
het lokaal vervoer zelfs nog geen 10,000 ton bedraagt. Ter ver-
duidelijking zijn de rechthoeken, die het lokaal vervoer voorstel-
len, van minder dichte arceeringen voorzien dan die, welke het
transito-vervoer aanduiden. De inhoudsbepaling van elk dier
gearceerde deelen is voorts zeer belangrijk, daar dit als basis
kan dienen bij het berekenen van de opbrengst van elk deel
der lijn. 1)
1) Wanneer alleen goederen van dezelfde soort vervoerd worden, aooals bijv. het
gevnl is op een lijn die naar een mijn loopt, dan zal natuurlijk het tarief, daar dat.
evenredig is met het bedrag der vervoerde goederen en met het aantal doorloopen
kilometers, voor elk gedeelte der lijn in verhouding staan tot de oppervlakte van den
rechthoek, behoorende bij elk deel. Maar in de praktijk is dat niet zoo en men is
-ocr page 99-
91
Volgens bepaalde tarieven moet de geldelijke opbrengst samen-
gesteld evenredig zijn met de hoeveelheid vervoerde goederen en
de lengte van den doorloopen weg; het produkt van deze beide
grootheden wordt voor elk gedeelte van de lijn juist door den
inhoud van den rechthoek uitgedrukt, omdat de inhoud van een
rechthoek gelijk is aan het produkt van zijn lengte en breedte.
Deze wijze van grafische voorstelling is ook reeds voor andere
wegen aangewend, onder anderen voor kanalen door Comoy
(1845). De duidelijkheid van deze figuren wordt dan nog ver-
hoogd door kleurendruk, waardoor het bedrag aan goederen van
verschillenden aard door strooken van verschillende breedte wordt
aangeduid; een dergelijke afbeelding heeft veel overeenkomst
met de voorstelling van de ligging der verschillende aardlagen
bij een dwarsdoorsnede van het terrein.
Grafische voorstelling van den weerstand dien een
beweging in een middenstof ondervindt.
Daar vooral in de natuurkunde het aantal van de te beschou-
wen betrekkingen zeer groot is, zijn ook de grafische voorstel-
lingen, die op natuurkundig gebied kunnen worden aangewend,
zeer talrijk. De meest sprekende uitdrukking voor de wet van
Mariotte, met de verschillende wijzigingen die zij voor de ver-
schillende gassen ondergaat, is voorzeker de lijn, waarbij de
drukkingen op de eene, de volumina der samengeperste gassen
op de andere as zijn aangebracht.
De modulus van veerkracht van verschillende lichamen wordt
uitgedrukt door de lijn, die de uitrekking in funktie van de
aangewende spanning voorstelt. Wertheim heeft deze lijn be-
paald voor verschillende stoffen, waaronder zich ook organische
weefsels bevinden. Volgens hem zou voor de meeste organische
dau genoodzaakt de verschillende goederen terug te brengen tot een gemeene maat:
het bedrag aan goederen, dat de gemiddelde ladiug van een wagon vertegvnwoordigt.
Belpairk neemt als equivalent aan 12 reizigers, 4 ton vrachtgoederen en 2 ton
kleine goederen. Sedert lang is als eenheid van vervoer de ton vrachtgoederen in-
gevoerd; als equivalent daarmee neemt men voor kleine goederen i ton en voor het
vervoer van reizigers 3 personen
-ocr page 100-
92
weefsels de veerkracht worden aangeduid door een lijn, die in
haar vorm veel tot de hyperbool nadert.
Wanneer lichamen zich in raiddenstoffen bewegen, dan zal
men den weerstand, dien deze middenstoffen aan de beweging
bieden, evenzeer door lijnen kunnen voorstellen; deze lijnen heb-
ben een parabolischen vorm en wanneer men op de x-as de
snelheid, op de y-as den weerstand afmeet, dan is de holle kant
der lijn naar boven gericht. Wanneer men experimenteel de lijn
construeert van den weerstand dien de lucht aan de vleugel-
bewegingen yan vogels in hun vlucht biedt, dan verschilt die
lijn veel van die welke volgens de berekening gevonden wordt,
wanneer men onderstelt dat de weerstand toeneemt in reden
van de vierkanten der snelheden. 1)
Veel in overeenstemming hiermede zijn de lijnen, die de ver-
mindering in drukking aangeven, die het water op de verschil-
lende punten van de wanden van een buis der waterleiding uit-
oefent, ook voor het geval, dat de middellijnen van deze gelei-
ding steeds kleiner worden. De ingenieur Marie te Parijs heeft
een dergelijke lijn ontworpen, die echter wegens hare groote
afmetingen hier niet kan worden opgenomen.
Zulke lijnen zouden ook met veel voordeel kunnen aangewend
worden om de afnemende drukking van het bloed in de slagade-
ren te berekenen; vooreerst met betrekking tot den afstand
van het beschouwde punt tot het hart en ten tweede onder den
invloed van het kleiner worden van de middellijnen der bloedvaten.
Wel is waar zouden deze grafische figuren slechts zeer bena-
derende waarden geven voor het bedrag der veranderingen, die
de drukking van het bloed ondergaat, uithoofde van de onop-
houdelijke veranderlijkheid van de middellijnen der bloedvaten
on van den weerstand dien het bloed ondervindt; maar toch
zouden zij de voorkeur verdienen boven vele bepalingen, die maar
al te dikwijls door de ontleedkundigen gedaan zijn.
]) Zie voor verdere bizonderkeden van deze proefnemiug Marky, Travaux de labo-
raloire,
1875.
-ocr page 101-
93
VIERDE HOOFDSTUK.
DE GRAFISCHE VOORSTELLING VAN TWEE VAN ELKAAR
AFHANKELIJKE GROOTHEDEN, VERBONDEN MET DIE VAN
EEN DERDE VERANDERLIJKE GROOTHEID.
Grafische voorstelling van richtingen ; richting waarin vallende sterren zich bewegen. —
iiichting, aantal en intensiteit der winden. — Declinatie-lijnen. — Magnetische sto-
ringen. — Grafische voorstelling van den veldtocht naar Rusland in 1812—1813. —
Grafische voorstelling van een luchtreis. — Statistische kaarten. — Het verkeer op
land- en waterwegen. — Grafische statistiek van misdrijven, van ziekten, van het
onderwijs. — Vorm en uitgestrektheid van het gezichtsveld.
De in de vorige hoofdstukken beschouwde grafische voorstel-
lingen hebben ons doen zien, hoe in de eerste plaats de verhou-
ding tusschen grootheden door verschillende lengten kon worden
teruggegeven, in de tweede plaats hoe de betrekking van afhan-
kelijkheid tusschen twee veranderlijke grootheden door een lijn
of door een oppervlakte kon worden aangeduid. Wij kunnen nu
door middel van figuren in het platte vlak voorstellen: een
richting, een doorloopen weg en een oppervlakte.
Nu heeft men in den laatsten tijd getracht om met deze reeds
lang in gebruik zijnde meetkundige uitdrukkingen nog de grafi-
sche voorstelling van een derde veranderlijke grootheid te verbin-
den, en wel de intensiteit van het verschijnsel, dat in zijn ver-
schillende phasen in de figuur is voorgesteld, tegelijk in dezelfde
figuur op te nemen. Eenige voorbeelden zullen voldoende zijn
om aan te toonen, hoe talrijk de toepassingen zijn van deze
soort van grafische voorstellingen.
Wanneer men onderstelt dat een waarnemer zich in een zeker
punt van een vlak bevindt, dan zullen verschillende rechte lijnen
of stralen, uit dat punt als middelpunt naar verschillende zijden
van het vlak getrokken, voor hem de juiste aanwijzers zijn voor
verschillende richtingen. Zoo verdeelt bijv. de windroos den
omtrek van den horizon in 32 gelijke deelen; de stralen, naar
deze deelpunten getrokken, vormen 32 gelijke sectoren, wier
middelpuntshoeken allen 11°15\' bedragen; een dergelijke eenvou-
dige figuur stelt ons in staat met een bizondere juistheid de
windrichting te bepalen.
-ocr page 102-
94
Voorstelling der richtingen t waarin vallende sterren
zich
he «vege n.
De sterrekundigen stellen gewoonlijk de richtingen, waarin
vallende sterren zich bewegen, door grafische figuren voor. Wan-
neer de aarde in haar jaarlijksche beweging de baan van een
groep dezer hemellichamen doorsnijdt, ziet de waarnemer deze
sterren voortschieten in verschillende richtingen, welke zich ver-
toonen als stralen, die zich uit een in sommige gevallen veran-
derlijk punt des hemels verspreiden.
Fig. 46. Richting van de beweging van vallende sterren, met betrekking tot
een punt, gelegen in de nabijheid van i> van Orion.
Fig. 46 geeft ons een beeld van de beweging van vallende
sterren; het verschijnsel werd waargenomen van 18 tot 20 Octo-
ber 1876. Het punt waaruit de verschillende banen zich ver-
spreiden, is door een cirkeltje in de figuur aangeduid; volgens
A. Hekschel kwam dit punt overeen met de ster ? van Orion.
-ocr page 103-
95
fxraHache voorstelling van de richting, het aantal
en <le intensiteit der winden.
Om voor een bepaalde plaats de windrichting in de hoofdstre-
ken grafisch voor te stellen en daaruit te doen zien, welke winden
in het tijdsverloop van een jaar op die plaats meer of minder
voorkwamen, trekt men uit een punt lijnen in de verschillende
windrichtingen en neemt de lengte van elk dier lijnen, van dit
punt uit gemeten, evenredig aan het aantal malen, dat de wind
in zoodanige richting gewaaid heeft.
In fig. 47 is een dergelijke windkaart voorgesteld; de lengte
van 1 millimeter duidt aan, dat de wind 3 dagen in een be-
paalde richting heeft gewaaid; bedraagt dus de lengte op de
noordwestrichting 4 centimeter, dan wordt daardoor aangegeven
dat de noordwestewind gedurende 40 dagen van het jaar heeft
gewaaid.
Fig 47. Grafische voorstelling van de betrekking tusschen het aantal der
winden, die in verschillende richtingen gedurende een jaar te
Aigues-Mortes hebben gewaaid.
De figuur toont op een sprekende wijze aan, dat de landwinden
te Aigues-Mortes tot de meest heerschende behooren.
-ocr page 104-
9(5
* Men kan in dergelijke windkaarten ook tevens de intensiteit
van de winden, die in de verschillende richtingen gewaaid heb-
ben, voorstellen; de intensiteit of sterkte van den wind wordt
gewoonlijk uitgedrukt in het aantal kilogrammen drukking, welke
hij op een oppervlakte van een vierkanten meter uitoefent; neemt
Fig. 48. Windkaartje voor het jaar 1880, volgens waarnemingen te Utrecht
gedaan, voorstellende het aantal en de intensiteit der winden. De getrokken
lijn stelt het gemiddeld aantal, de stippellijn de intensiteit der winden
voor. De intensiteit is gerekend naar het aantal kilogrammen
drukking op 1 M2. De gearceerde figuur is verkregen door het
verschil te nemen der tegenoverstaande sectoren.
men dus op de verschillende lijnen ook lengten, welke evenredig
zijn met het bedrag der drukking, dan wordt zoowel de frequen-
tie als de intensiteit der winden in de verschillende richtingen
in één figuur voorgesteld.
-ocr page 105-
97
De waarnemingen te Utrecht in 1880 gedaan, geven een
windkaart, die in fig. 48 is voorgesteld. 1)
De veelhoek, door de getrokken lijn ingesloten, geeft het aantal
winden, die, door de gestippelde lijn begrensd, de intensiteit der
winden aan.
De gearceerde figuur geeft het overwicht van eiken wind boven
den juist daartegenoverstaanden aan; het getal 94 duidt de stil-
ten aan. *
Deze laatste grafische figuren verschillen vooral van de in de
vorige hoofdstukken beschouwde hierin, dat zij niet zooals vroe-
ger met behulp van rechthoekige coördinaten zijn ontworpen; zij
behooren tot het zoogenaamd stelsel van poolcoördinaten, dat
bizonder geschikt is voor het aanduiden van richtingen. 2) Neemt
men echter in aanmerking dat door deze soort van figuren niet
wordt aangetoond hoe de verschijnselen, die daarin zijn voorge-
steld, in de opvolgende tijden veranderen, dan zal men de nood-
zakelijkheid inzien van een wijziging van deze wijze van voor-
stelling der windrichting; nu kan men door een kleine kunstgreep
dergelijke figuren gemakkelijk tot een rechthoekig coördinaten-
stelsel terugbrengen. Stellen wij ons namelijk voor dat een cirkel-
omtrek in een aantal gelijke deelen is verdeeld, en dat elk dier
deelen overeenkomt met een bepaalde richting van den wind;
wanneer men zich nu dien cirkelomtrek in eenig punt doorgeknipt
en vervolgens als een rechte lijn in het vlak ontwikkeld denkt,
dan zal elk der cirkelbogen van bijv. 11°15\' een rechtlijnige ver-
deeling worden van de verkregen rechte lijn die men als abscis-
sen-as aanneemt, terwijl dan de tijddeelen in uren of dagen op
de ordinaten-as kunnen worden afgemeten.
Dat deze wijze van grafische voorstelling, waarbij rekening
wordt gehouden met de oogenblikken waarop de veranderingen
1)    * Deze figuur alsmede een aantal grafische figuren, welke betrekking hebben op
enkele meteorologische verschijnselen in ons land, welke figuren later ter sprake zul-
len worden gebracht, zijn door den hoogleeraar Buys Ballot welwillend voor dit
werk afgestaan. *
2)    * Om de plaats van een punt in een vlak door middel van poolcoördinaten te
bepalen, geeft men aan op welken afstand dit punt is verwijderd van een bepaald
punt [pool) eener aangenomen rechte lijn (ai) en welken hoek (anomalie) deze afstand
(voerttraal) met de as maakt. *
7
-ocr page 106-
98
plaats grijpen, een onmisbaar voordeel oplevert, behoeft wel niet
verder betoogd te worden. Hoe zou het anders bijv. mogelijk
zijn, indien men bij de voorstelling van meteorologische verschijn-
selen geen rekening hield met den tijd, om de snelheid te be-
oordeelen waarmede een stormwind zich over de aardoppervlakte
verplaatst? Deze beoordeeling wordt toch dan alleen gemakkelijk
wanneer in de verschillende stations de oogenblikken, waarop
aldaar een windvlaag werd waargenomen, in minuten en sekonden
nauwkeurig zijn opgeteekend; het vergelijken van de verschillende
lijnen, in de stations ontworpen, zal dan kunnen leiden tot de
bepaling van de snelheid van den wind
Op een dergelijke wijze behooren ook de veranderingen van
de magneetnaald, die in verschillende observatoria gelijktijdig
worden waargenomen, te worden voorgesteld. In elk meteorolo-
gisch en magnetisch observatorium worden namelijk met kleine
tusschenpoozen de schommelingen van de magneetnaald nauw-
keurig waargenomen om daaruit de veranderingen op te sporen,
die de intensiteit van het aardmagnetisme, de inclinatie en de
declinatie voortdurend ondergaan. * Een magneetnaald, die zich
om een vertikale as vrij kan bewegen, wijst niet juist naar het
noorden, maar plaatst zich in een vlak (magnetische meridiaan)
dat met den astronomischen meridiaan van de plaats, waar de
magneetnaald zich bevindt, een grooteren of kleineren hoek maakt;
dezen hoek noemt men de afwijking of declinatie der magneet-
naald. Plaatst men de magneetnaald zoodanig dat zij zich in het
vlak van den magnetischen meridiaan vrij om een horizontale as,
in haar zwaartepunt aangebracht, kan bewegen, dan zal zij niet
in onverschillig evenwicht zijn, maar een bepaalden hoek maken
met het horizontale vlak; deze hoek wordt de inclinatie der mag-
neetnaald genoemd. Terwijl de declinatie, inclinatie en magne-
tische intensiteit voor de verschillende plaatsen der aarde een
verschillend bedrag hebben, zijn zij ook op een zelfde plaats
voortdurend aan veranderingen onderhevig; deze veranderingen
noemt men storingen; men onderscheidt seculaire storingen, die in
tijdvakken van een zeker aantal jaren in denzelfden zin geschie-
den, en dagelijksche storingen, die in elk etmaal met kleine wijzi-
gingen vrij geregeld terugkeercn. Ook neemt men mms plotselinge
storingen
waar, die zeer snel en in ongelijk bedrag op de ver-
-ocr page 107-
99
schillende punten der aarde plaats hebben en gewoonlijk in ver-
band staan met aardbevingen of met het verschijnsel van het
noorderlicht; ook de werking van zon en maan op de magneet-
naald (vergelijk pag. 62) is hoogst belangrijk. * Wij zullen met
een paar voorbeelden aantoonen hoe deze storingen grafisch worden
voorgesteld.
■•Vol iiiat ie- lijnen.
Het gebruik van rechthoekige coördinaten verdient bij het
grafisch voorstellen van magnetische storingen verre de voorkeur
boven poolcoördinaten. In fig. 49 geven wij een voorbeeld van
de grafische voorstellingen van dageljjksche storingen in de decli-
natie, die gelijktijdig in het noordelijk en het zuidelijk halfrond,
te Toronto (43° noorderbreedte) en te Hobarttoion (43° zuider-
breedte), zijn waargenomen.
Fig. 49. Dageljjksche storingen in de magnetische declinatie, ter vergelijking
voor het noordelijk en zuidelijk halfrond voorgesteld, naar Kauau.
De schommelingen, wier amplitude slechts eenige minuten be-
draagt, hebben beurtelings in de richting van oost naar west,
en van west naar oost plaats; bovendien zien wij dat de schom-
melingen in het noordelijk en zuidelijk halfrond tegengesteld zijn.
Wanneer men de lijn T van de linker naar de rechter zijde
volgt, dan ziet men dat te Toronto in het noordelijk halfrond de
noordpool van de naald zich van 8 uur des voormiddags tot
-ocr page 108-
100
ongeveer 2 uur in den namiddag naar het westen verplaatst, om
daarna weer in haar vroegeren stand terug te keeren met een
snelheid die vooral na zonsondergang sterk vermindert.
Door de lijn H, voor Hobarttown ontworpen, te volgen, ont-
waart men dat de magnetische declinatie in het zuidelijk halfrond
juist tegengestelde veranderingen ondergaat.
De storingen, die don naam van magnetische oniveders dragen,
vertoonen zich gelijktijdig, gewoonlijk in denzelfden zin voor alle
punten, die op een zelfden magnetischen meridiaan gelegen zijn.
Zoo werden in drie steden, ongeveer op denzelfden magnetischen
meridiaan gelegen, Upsala, Göttingen en Milaan, gelijktijdig
dezelfde veranderingen van declinatie van den 28e" tot 29en Au-
gustus 1841 waargenomen; alleen was de storing sterker, zooals
dit altijd het geval is voor de meer noordeljjk gelegen stations
(fig. 50).
Middernacht.                    6U                     Middaq.                        6"
u
G
M
Middernacht.                                               Middacj.
Fig. 50. Storingen in de magnetische declinatie, gelijktijdig te Upsala
Göttingen
en Milaan waargenomen, naar Kadau.
Welk een gebrekkige voorstelling zou men over \'t algemeen
hebben van de veranderingen die de aardmagneetkracht onder-
gaat, wanneer men alleen tabellen met dorre cijfers bezat in plaats
van deze lijnen, die men zoo gemakkelijk met elkaar kan verge-
lijken en die ons in één oogenblik aantoonen wat er op de ver-
schillende plaatsen van onze aarde gebeurt!
-ocr page 109-
101
««r«H-iclM- voorstelling van een niarscliroute.
De natuurlijke voorstelling van een doorloopen weg is een lijn,
die op een geografische kaart in teekening is gebracht en die
loopt over de verschillende punten die de plaatsen aanduiden,
welke gedurende den marsch zijn aangedaan. Nu laat zich met
een dergelijke voorstelling ook gemakkelijk de aanwijzing van een
of andere verandering verbinden die onderweg heeft plaats ge-
grepen. Een sprekend voorbeeld van een dergelijke grafische
voorstelling wordt ons gegeven in fig. 51.
In deze figuur is de veldtocht van het Pransche leger naar
Eusland van 1812—1813 grafisch voorgesteld door MiNARDjdezo
teekening, ontworpen met behulp van een tal van statistische en
historische opgaven, die zorgvuldig uit verschillende bronnen zijn
verzameld, toont ons de trapsgewijze vermindering van het leger
door het onophoudelijk smaller worden van een strook, waarvan
de breedte het aantal manschappen van het leger van Napoleon
uitdrukt.
Wij zien bij het begin van den veldtocht op de oevers van de
Niemen een breede gearceerde strook, die de sterkte van het
voortrukkende leger: 422 000 man voorstelt; naarmate het leger
voortrukt vermindert het steeds, zooals blijkt uit het voortdurend
smaller worden der strook; bij Moskou zien wij deze tot op ruim
een vierde van de breedte verminderd. De zwarte strook van
Moskou naar de Niemen stelt den terugtocht voor; al smaller en
smaller zien wij haar worden, tot aan de Niemen nog slechts een
dun zwart streepje ons aanduidt dat nog niet het éen honderdste
gedeelte van het groote leger aan de verschrikkelijke ramp is
ontkomen. De namen van de plaatsen hier en daar bij den weg
aangegeven, herinneren ons de verschillende gebeurtenissen die
gedurende den veldtocht plaats hadden, terwijl de aanwijzingen
van een temperatuurslijn, aan de onderkant der figuur, ons ver-
der de verwoesting van het ontzaglijke leger verklaren.
Minard heeft meermalen op deze wijze de marschroute van
legers en de verliezen, welke zjj onderweg ondergingen, voorge-
steld: zoo heeft hij onder anderen De Terugtocht der Tienduizend
in teekening gebracht; ook heeft hij op deze wijze het leger van
-ocr page 110-
102
.1 1
■ j
L^fLJ
1
°V 1^
\'
s ^ H^^^^«?
^0lSW
R
-f
«j.
Cj
°"ooo(\\ ;,, 7 :^W
-?
ar 111 ƒ m o«°
§
"liL %*
X
S
<S\'
\'O
^liiisk
^
£
i
f lm
f*
•s
c
dj
•o
\\
s
0oö^VI 11
;
1
"
c
3
£
. looo1\'\'\' ^
tel §
E
3
10
*«>
i
***£
il ^~v,l .
V1*
1
z
3
^^^rtii*
W
e
1
* JBfflii
^ ^fcoJ
3
V
s
3 JTj il :; Hm
* 1 11 lil
f.\\-r-f-^
3
I-
]
|
W f 1
<:
.000\'Cf
il 1
r rt\' 1 I In
K
U
O.
r
° i 1 1II i lik
V S
111
"1
s
/ /
s \\ 1P ii D
|_
i
o
V \'p %
<o
n g> Ĥ
.:
Ifl
|\\ Jlwo\'ïi
\'
|\\ looov.
1
lr:
|| 000 8
I 000 ■00*1
o-
si iiiiiiii
Csl
11 fooo*-
1
i.i.iiimiMiiiniMiiii|jij|fl Hl |
o illlllll mJ
*ó iillltll llfi S
Hjlto*»
**\'* iJP
3
ai
11
0)
H
CO
s
a
1
M
!N
X
>
00
o
^-
1
1
-ocr page 111-
103
Hannibal voorgesteld, dat, na in Spanje geland te zijn, door
Gallië rukt, vervolgens de Rhöne en de Alpen overtrekt en zich
meester maakt van Italië. Al deze grafische figuren maken een
treffenden indruk, maar nergens bereikt de grafische voorstelling
van een veldtocht dien graad van stoute welsprekendheid als in
fig. 51, waardoor inderdaad de pen van den geschiedschrijver in
de schaduw schjjnt gesteld te worden.
Oraflaclie voorstelling van een luchtreis.
In fig. 52 is de opstijging van den luchtballon Le Zenith voor-
Fig. 52. Opstijging van den luchtballon Le Zemth, 15 April 1875.
gesteld door Gaston Tissandier, die deze luchtreis, welke zooals
-ocr page 112-
104
algemeen bekend is zeer noodlottig afliep, heeft overleefd. Deze
lijn stelt de hoogten, tot welke de ballon is opgestegen, in funktie
van den tijd voor. Tevens zijn in deze figuur de wolken- en damp-
lagen op verschillende hoogten aangegeven, zoodat men den weg
van den ballon langs een soort van topografische kaart van den
dampkring kan volgen. Op deze wijze kunnen de luchtreizigers
veel bijbrengen tot de meteorologische kennis voorzoover betreft
do samenstelling van den dampkring en de temperaturen op ver-
schillende hoogten.
Daar in deze figuur de lijn in f unktie van de hoogte en van
den tijd is uitgedrukt, is er dus geen rekening gehouden met de
doorloopen afstanden en met de baan, gevolgd met betrekking
tot de aardoppervlakte. Tissandiee heeft daarom nog andere
figuren ontworpen, die de banen, uit deze twee verschillende
oogpunten beschouwd, tegelijkertijd voorstellen 1). Met behulp
van deze twee lijnen kan men voor elk oogenblik de plaats van
den luchtballon in de ruimte bepalen; men behoeft dan slechts
het snijpunt te zoeken van de hoogtelijn met de vertikale lijn,
die uit eenig punt van de aardbaan wordt getrokken. De tijd
wordt in deze figuren aangegeven door cijfers, die bij de kromme
lijnen geplaatst zijn op afstanden, die verschillen naargelang van
de kracht van den wind.
Het bestudeeren van zulke figuren met dubbele banen mag
bizonder nuttig genoemd worden, daar men uit de verschillende
buigingen der lijnen alle veranderingen in kracht en in richting
van de luchtbewegingen op verschillende hoogten kan vinden.
Statistische kaarten.
Om een tal van verschijnselen, die vooral tot het gebied der
statistiek behooren, aanschouwelijk voor te stellen, kunnen afbeel-
dingen en kaarten die ontworpen zijn in denzelfden geest als de
hierbovenbeschouwde, groote diensten bewijzen. Zoo kan men op
deze wijze zeer duidelijk voorstellen langs welke wegen bepaalde
handelsprodukten in meer of minder groote hoeveelheid naar ver-
schillende gewesten worden vervoerd.
1) La Nature, 1875 pag. 297
-ocr page 113-
105
Minard heeft onder anderen een kaart ontworpen, waarop de
verspreiding der steenkolen, die gedurende het jaar 1850 door
Engeland zijn uitgevoerd, naar de verschillende gewesten der
aarde is voorgesteld.
Wil men een denkbeeld van deze kaart krijgen dan stelle men
zich voor een gewone wereldkaart, waarop een aantal zwarte
strepen, van meerdere of mindere dikte, van de verschillende
punten der Engelsche kust naar onderscheidene plaatsen in Europa,
Amerika, Indië en Australië zijn getrokken, zoodat het geheel
veel gelijkenis vertoont met een reusachtige poliep, die van uit
Engeland hare talrijke armen over de aarde uitspreidt. De dikte
of breedte dezer strepen geeft in duizendtallen van tonnen de
hoeveelheid steenkolen aan, welke langs een bepaalden weg is
vervoerd. Zoo loopt een dezer lijnen, wier breedte een bedrag
van 593 000 ton vertegenwoordigt, naar de kusten van Frankrijk;
een andere breede lijn richt zich naar de Noordzee en vertakt
zich hier naar de verschillende havens, die aan deze zee zijn
gelegen. Eindelijk loopt een lijn, die een bedrag van 419 000 ton
voorstelt, door de straat van Gibraltar en splitst zich in verschil-
lende takken, die zich naar de havens der Middellandsche Zee
wenden; weer andere lijnen zijn gericht naar de oostkust van
Amerika en breiden hare armen, langs de kapen strijkende, tot
in de Stille Zuidzee en de Indische Zee uit.
Deze zoo duidelijk sprekende voorstelling van het handelsver-
keer en van de daarbij gevolgde wegen wordt vooral in Frankrijk
en België veel aangewend.
Na door een nauwkeurige telling het aantal der voertuigen
bepaald te hebben, die zich jaarlijks op elk der hoofdwegen van
Frankrijk bewegen, heeft men, in navolging van Minard een
reiskaart van Frankrijk kunnen ontwerpen, waarop het betrek-
kelijk verkeer langs elk der landwegen is voorgesteld; tevens is
door cijfers het betrekkelijk bedrag van het goederenvervoer op
de verschillende spoorwegen aangeduid. Aan deze kaart is fig. 39
ontleend, die de landstreek tusschen Bouaan en Evreux voorstelt.
De breedte van elk der wegen geeft het bedrag van het ver-
keer aan; wij zien dat de beweging het grootst is in de nabijheid
der steden en vooral van de dicht bevolkte steden. In de buurt
van Evreux is het cijfer 294 verkregen; te Bouaan stijgt dit cijfer
-ocr page 114-
106
Fig. ö\'i. Grafische voorstelling van het verkeer op verschillende wegen, ontleend
aan de reiskaart van Frankrijk, volgens het systeem van Minaku.
-ocr page 115-
107
voor den hoofdweg tot 1058 en daalt dan langsamerhand tot 964,
535, 353, 247, 205 en 162 naarmate men zich verder van de stad
verwijdert.
Volgens deze methode kan men ook kaarten ontwerpen, die
aanwijzen welke deelen van een omliggend terrein door een fort
of een vesting worden bestreken; de grootte dier deelen zal
natuurlijk verschillend zijn naar het kaliber of de schootsverheid
der vuurmonden, die in een bepaalde richting zijn opgesteld of
ook naar de hoogte van het terrein.
Zoo zijn ook de kringen, binnen welke het licht van vuurtorens
nog zichtbaar is, afhankelijk van de hoogte der torens on van
de lichtsterkte. Teekent men dus op een kaart een zeekust met
aanwijzing van de verschillende kustlichten, dan kan men zoo-
doende nagaan of het aantal en de sterkte dier lichten voor de
geheele kust voldoende is; want indien de cirkels, uit de verschil-
lende plaatsen als middelpunten beschreven met stralen, wier leng-
ten evenredig zijn met de uitgestrektheid van het verlichte terrein,
elkaar snijden, dan zal natuurlijkerwijze een schip geen enkel
gevaarlijk punt van de kust kunnen naderen, zonder door een
kustlicht gewaarschuwd te worden.
Op dezelfde wijze kan men soms de uitgestrektheid van een
gebied, waarover de handel van een fabriekstad of van een in-
dustrieel centrum zich uitbreidt, grafisch voorstellen. Tot elk
zoodanig centrum behoort toch als \'t ware een bepaald gebied,
waarbuiten de produkten niet meer worden vervoerd; terwijl toch
bij een vesting het door haar bestreken terrein hoofdzakelijk be-
paald wordt door de schootsverheid, zijn het hier de transport-
kosten die het gebied bepalen, waarover de produkten nog kunnen
vervoerd worden, aangezien door een te hooge opvoering dezer
kosten een voordeelige concurrentie met andere dergelijke centra
onmogelijk wordt.
Kaarten met tinten of kleuren.
De gewone landkaarten kunnen nog op een andere wijze ten be-
hoeve van de statistiek worden aangewend. Door aan de verschil-
lende gewesten ongelijke tinten of kleuren te geven kan men name-
lijk de verschillen in intensiteit van eenig verschijnsel voor de ver-
schillende gewesten, op deze kaart voorgesteld, duidelijk uitdrukken.
-ocr page 116-
108
Op de oudste kaarten ziet men reeds voor de verschillende
landstreken de dieren of planten voorgesteld, waardoor die ge-
westen gekenmerkt zijn. Die wijze van voorstelling is in onze
dagen nog verder opgevoerd. Zoo geeft men op de geologische
kaarten door verschillende kleuren of tinten de verschillende
aardlagen of bestanddeelen van het terrein aan; op de landbouw-
kaarten wordt op dezelfde wijze de verspreiding van verschillende
gewassen voorgesteld.
Volgens de methode van Düpin volgt men een dergelijke wijze
van voorstelling om de verhouding tusschen de intensiteit van een
natuurkundig of van een sociaal verschijnsel in verschillende lan-
den of gewesten te beoordeelen; de meerdere of mindere mate van
intensiteit wordt dan gewoonlijk door meer of minder donkere
tinten aangeduid.
Als voorbeeld hiervan geven wij in fig. 54 de vergelijkende
statistiek der misdrijven voor de verschillende departementen van
Frankrijk in 1825, -26 en -27.
Om de aanwijzingen, die door de tinten moeten worden uitge-
drukt, nog nauwkeuriger voor te stellen, plaatst men hier ge-
woonlijk bij elke landstreek een getal, dat aanwijst op hoeveel
duizend inwoners éen misdadiger volgens de statistische opgaven
voorkomt. Deze wijze van voorstelling kan voor een groot aantal
sociale verschijnselen worden aangewend. Zoo kan men van de
statistiek van het armwezen, van den betrekkelijken levensduur,
van de sterfte van kinderen op verschillenden leeftijd, van de
verspreiding van het onderwijs, enz. grafische voorstellingen maken
geheel volgens dit zelfde beginsel. Door het onderling vergelijken
van statistische kaarten komt men dikwijls tot belangrijke gevolg-
trekkingen, getuige deze troostrijke opmerking, dat het aantal mis-
drijven het kleinst is in die departementen waar het onderwijs
het meest verspreid is.
Een zeer belangrijke tak van de statistiek is de zoogenaamde
medische geografie, die zich bezighoudt met de studie van de
geografische verspreiding van bepaalde ziekten en lichaamsgebre-
ken. Vooral aan den arbeid van militaire geneeskundigen heeft
men de ontwikkeling der medische geografie en de samenstelling
van talrijke kaarten te danken, met behulp waarvan men de
noodige aanwijzingen verkrijgt omtrent de lichaamslengte van de
-ocr page 117-
109
verschillende bewoners van een land of het meer of minder voor-
komen van ziekten of gebreken zooals bijziendheid, breuken,
aderspatten en aderbreuken, hoofdzeer, dronkenschap, enz.
Fig. 54. Statistische kaart van de misdrijven begaan in de verschillende depar-
tementen van Frankrijk in 1825, 1826 en 1827, naar Balby en Guerry.
Deze kaart betreft de misdaden tegen eigendommen: de cijfers wijzen
aan op hoeveel duizend inwoners één misdadiger voorkomt.
Ofschoon deze kaarten zeer belangrijk kunnen genoemd worden,
zijn zij toch in velerlei opzicht nog voor verbetering vatbaar.
Vooreerst zijn de opgaven, naar welke zij worden ontworpen,
dikwijls uitsluitend ontleend aan de uitkomsten, die bij het keuren
der dienstplichtigen worden verkregen. Zoo worden in Frankrijk
de opgaven gewoonlijk departsmentsgewjjze gedaan, zonder aan-
wijzing van arrondissementen, kantons of gemeenten waar een
-ocr page 118-
110
bepaalde ziekte meer of minder voorkomt; zoodoende kan het
gebeuren dat een departement op een geneeskundige kaart de
tint van gemiddelde intensiteit krijgt, terwijl in de onmiddellijk
naast elkaar gelegen deelen van dit departement toch in werke-
lijkheid het beschouwd verschijnsel in zijn grootste en kleinste
intensiteit voorkomt.
Verder is de methode om de betrekkelijke intensiteit van een
verschijnsel door verschillende tinten voor te stellen vrij onvol-
doende om daardoor de veranderlijke betrekkingen aan te geven
die de statistiek aanwijst. Hoogstens kunnen drie of vier tinten
worden aangewend om zoodoende drie of vier graden van inten-
siteit te bepalen, terwijl zij dan nog in ieder geval vergezeld
moeten zijn van cijfers om de eigenlijke waarde te doen kennen.
Maar ook die cijfers verliezen hun waarde naarmate zij talrijker
worden, doordat zij dan een groote verwarring en onduidelijkheid
in de voorstelling van het verschijnsel teweegbrengen. Daarom is
het wenschelijk meer gebruik te maken van een wijze van voor-
stelling, die tegelijkertijd juistheid en duidelijkheid in zich ver-
eenigt; deze wijze van grafische voorstelling zal in het volgende
hoofdstuk worden besproken.
Graad van ontwikkeling\' van den tastzin; vorm en
uitgestrektheid van liet gezichtsveld.
De physiologen en geneesheeren hebben de verschillende graden
van gevoeligheid voor de verschillende plaatsen van de huid be-
paald om daardoor te weten te komen in welke punten het gevoel
het fijnst is en ook die plekken te kennen, waar de gevoeligheid
voor pijn is verdwenen. Om den graad van gevoelsscherpte te
bepalen handelt men als volgt: een passer wordt met beide punten
op de huid geplaatst zoodat men daardoor, bij genoegzame pas-
serwijdte, de gewaarwording krijgt van een dubbelen prik; nu
zal men voor bepaalde plekken, waar het gevoel weinig is ont-
wikkeld, de passerpunten tamelijk ver van elkaar moeten verwij-
deren om nog de gewaarwording van twee prikken teweeg te
brengen. Op deze wijze kan men den graad van gevoeligheid
omgekeerd evenredig stellen aan den afstand der passerpunten,
waarbij de twee indrukken nog duidelijk worden onderscheiden;
-ocr page 119-
111
hoe dichter men de passerpunten tot elkaar kan doen naderen,
zonder dat de twee indrukken tot één samensmelten, des te
hooger is de graad van gevoeligheid voor die plek.
Men kan nu verder op een model van het menschelijk lichaam
(bijv. op een model van papier-maché) door streepjes de verschil-
lende passerwijdten aangeven, waarbij de dubbele gewaarwording
nog bleef bestaan, en verder op dit model voor de verschillende
plekken van de huid cirkeltjes beschrijven, wier middellijnen
gelijk zijn aan bovengenoemde streepjes. Op die wijze vindt men
dat de verschillende plekken van het lichaam zeer verschillende
graden van gevoeligheid bezitten, en dat juist voor die deelen
de gevoeligheid het grootst is, waarbij door oefening de tastzin
het meest is ontwikkeld, zooals onder anderen bij de vingertoppen.
Deze resultaten stemmen geheel overeen met de uitkomsten
Fig. 55. Gevoelige deelen van hel netvlies. De gevoeligheid voor de verschil-
lende kleuren wordt door concentrische lijnen begrensd.
van de onderzoekingen van Bloch; deze heeft onderzocht welke
-ocr page 120-
112
deelen van het lichaam het meest in staat waren om twee opvol-
gende indrukken, bijv. twee electrische schokken of twee snel
op elkaar volgende wrijvingen Van elkaar te onderscheiden. Hij
vond voor die lichaamsdeelen dezelfde, waar ook de tastzin,
volgens de eerste waarneming, het meest ontwikkeld is.
De graad van gevoeligheid voor pijn wordt bepaald door mid-
del van prikken die door den patiënt nu eens wel, dan weer niet
worden gevoeld; op deze wijze laat zich op de huid de uitgestrekt-
heid van een zoogenaamde ongevoelige plek bepalen. Men heeft
bespeurd dat de grootte van die plekken dikwijls in verschillende
oogcnblikken bij zieken verandert.
De ophtalmologen volgen een overeenkomstige handelwijze om
de grenzen voor het gezichtsveld voor elk der beide oogen te
bepalen. Dit gezichtsveld wordt voor elk oog begrensd door den
omtrek van de oogholte, door de meer of minder uitstekende
deelen van den neus of door den wenkbrauwboog.
Ook bepalen zjj de streek van het netvlies die nog gevoelig
is voor elk der kleuren van het spectrum. Figuur 55, ontleend aan
het werk van Dr. Landolt, toont aan dat de verschillende deelen
van het netvlies, die voor de verschillende kleuren gevoelig zijn,
begrensd worden door eenige concentrische kromme lijnen. Door
hetgeen bij de figuur zelf is geschreven wordt een verdere ver-
klaring hiervan onnoodig.
VIJFDE HOOFDSTUK.
ISOGBAFISCHE LIJNEN. 1)
Wijze waarop deze lijnen geconstrueerd worden. — Lijnen van gelijke hoogte. — Isoba-
rische lijnen. — Isothermen, isochimenen en isotheren voor Europa. — Isorachiën. —
Isogonen, isoclinen en isodynamen. — Lijnen van gelijke bevolking. — Lijnen van
gelijke gemiddelde temperatuur. — Grafische voorstelling van de hoogte der lee op
alle uren van den dag en voor alle dagen van een maand. — GraQsche rekentafels. —
AnamorQsche tafels.
Door de grafische lijnen, welke wij hier zullen beschouwen,
1) * Onder den naam van isografischc lijnen moet men verstaan lijnen, die de pun-
ten vereenigeu welke een gelijk bedrag aanduiden. *
-ocr page 121-
118
worden de veranderingen van een grootheid met betrekking tot
twee onafhankelijk veranderlijken voorgesteld; zij hebben dus ten
doel een meer samengesteld begrip, dan waarvan tot hiertoe
sprake was, aanschouwelijk voor te stellen en kunnen in vele
gevallen de kaarten met tinten of kleuren, waarvan hierboven
melding werd gemaakt en wier nadeelen ten opzichte van duide-
lijkheid en beknoptheid aldaar zijn aangetoond, vervangen.
Om het gebruik van deze lijnen door een zeer eenvoudig voor-
beeld aan te toonen zullen wij de lijnen beschouwen, door middel
waarvan men de afwisselingen in terreinhoogte in funktie van de
lengte en breedte voorstelt; wij kunnen deze lijnen noemen:
Eiijnen van gelijke hoogde.
Om deze lijnen te construeeren bepaalt men in het platte vlak
(op de kaart) door middel van twee geografische coördinaten (lengte
en breedte) de plaats van een aantal punten en geeft bij elk van
die punten door een cijfer de hoogte aan, waarop de plaats, door
dat punt voorgesteld, boven den zeespiegel is gelegen; heeft men
zoodoende een aantal dicht bij elkaar gelegen punten verkregen,
dan vereenigt men door een lijn al die punten, die een zelfde
hoogte vertegenwoordigen; herhaalt men deze handelwijze vooral
de verschillende hoogten, die in het vlak zijn aangewezen, dan
zullen de verschillende kromme lijnen van het beschouwde terrein
een voorstelling en relief geven, zoodat men als \'t ware de pro-
jectie van het terrein op het platte vlak heeft geconstrueerd.
Algemeen bekend zijn de kaarten en relief die, bestaande uit
bladen gesneden karton welke in lagen op elkaar zijn geplaatst, een
getrouwe nabootsing geven van een bergachtig land; elk van die
kartonnen lagen, van bijv. een millimeter dikte, stelt een hoogte-
verschil van bijv. 10 meter voor, zoodat een heuvel van 60 meter
hoogte zal voorgesteld worden door zes boven elkaar geplaatste
lagen, waarvan elke laag een kleineren omtrek heeft dan de daar-
onder liggende. De omtrekken van deze opvolgende lagen (m. a.
w. de lijnen van gelijke hoogte), van boven bekeken, zullen zich
als onregelmatige concentrische kromme lijnen voordoen, waarvan
de grootste de laagste deelen, de kleinste de hoogste punten van
het terrein aanduiden. Een dergelijke kaart en relief op een plat
8
-ocr page 122-
114
Kig. 56. Kaart van een streek van het Hoogland vau Auvergne, waarop de hoogten
met verschillen van 10 meter door lijnen zijn aangegeven, volgens Bardin.
-ocr page 123-
115
vlak geprojecteerd, zou ons de lijnen geven wier constructie wij
hierboven vermeldden en die wij in fig. 56 zien voorgesteld.
De lijnen zjjn hier voor elk hoogteverschil van IOmeter gecon-
strueerd, terwijl de verschillen ten bedrage van 50 meter telkens
door eenigszins dikkere ljjnen zijn voorgesteld. Er behoort weinig
oefening toe om uit dergelijke voorstellingen een zeer duidelijk
begrip van de glooiingen en afwisselingen van een terrein te krijgen.
Door middel van deze lijnen zijn dus nu in het platte vlak de
ruimteverhoudingen voorgesteld, beschouwd volgens drie afme-
tingen (zie eerste hoofdstuk pag. 21).
Deze soort van lijnen schijnt reeds langen tijd geleden te zijn
gebruikt. Reeds in de zestiende eeuw werden door Bassantin\'
lijnen van gelijk bedrag aangewend voor het berekenen van de
beweging der sterren.
In de zeventiende eeuw werden in Holland reeds kaarten ver-
vaardigd waarop door lijnen van gelijke hoogte de kleine hellingen
van den bodem werden aangeduid en welke dienden om daaruit
het verval van de rivieren en kanalen te berekenen.
De Fransche geograaf Ph. Büache heeft in zijn Proeve van
Natuurkundige Aardrijkskunde
, welke voorkomt in de Verslagen
van de Fransche Akademie van Wetenschappen van 1752, het
beginsel van deze wijze van grafische voorstelling uiteengezet,
wier eerste toepassingen hij reeds in 1737 aan de Akademie had
aangeboden. De kaarten van Buache vermelden de uitkomsten
der peilingen van de diepten der zee op verschillende plaatsen.
In 1780 werd door Dücarla, een Fransch hoogleeraar te
G-enève gevestigd, het stelsel van hoogtehjnen, dat door Buache
in \'t bizonder voor zeediepten was aangewend, toegepast op ter-
reinhoogten en werd door hem de mogelijkheid aangetoond om de
verschillende vaste deelen der aarde op deze wijze in teekening
te brengen. Het schijnt echter dat deze methode zich in Frankrijk
weinig heeft verspreid, want in 1804 werd zij als een nieuwe
uitvinding door Düpain-Triel aangekondigd.
Tegenwoordig worden een aantal kaarten van den generalen
staf volgens dit uitmuntend systeem ontworpen en het zal zeker
niet lang meer duren of deze teekeningen zullen in alle opzichten
met de kaarten en relief kunnen wedijveren.
Zooals wij reeds boven zeiden, zijn deze lijnen ook bizonder
-ocr page 124-
116
geschikt om de diepten der zee op verschillende plaatsen aan te
duiden; aangezien do kennis van de diepte der bevaarbare zeeën
een der noodzakelijkste dingen is voor de zeevaart, is het begrij-
pelijk dat pok deze lijnen het eerst voor het aanduiden van diepten
zijn aangewend; met behulp van deze kaarten was het zeer ge
makkelijk om de grenzen der bevaarbare gedeelten en dus ook de
gevaarlijke punten aan te duiden. De aanwending van deze methode
voor zeekaarten is echter niet bizonder oud en ook niet zeer algemeen.
In Uiteren tijd heeft men van deze lijnen een zeer belangrijke
toepassing gemaakt op meteorologisch gebied door kaarten te ver-
vaardigen, waarop de toestand van den dampkring voor een ge-
geven oogenblik is voorgesteld door middel van lijnen van ge-
lijken dampkringsdruk. Men heeft deze lijnen genoemd:
Isobarisclte lijnen.
Deze lijnen verbinden op een kaart die punten, voor welke op
een bepaald oogenblik de dampkringsdruk dezelfde is; daar de
barometer, waarmee de dampkringsdruk bepaald wordt, in zeker
opzicht de aanwijzer is van de dampkringshoogte voor elk punt
der aarde, gelijken de kaarten waarop isobarische lijnen zijn ge-
tcckend veel op die, waarop de lijnen van gehjktijdigen vloed
zijn voorgesteld.
Door de aanwijzing van de dampkringshoogte krijgen wij dus
als \'t ware een voorstelling van de oppervlakte des dampkrings, en
wordt deze door de isobarische lijnen met de verschillende heu-
vels , vlakten en dalen voorgesteld; het spreekt van zelf dat echter
de vorm van deze hoogten voortdurend verandert; door de meteo-
rologische berichten leeren wij voor eiken dag die veranderingen
kennen, en de bergen en dalen, die door den barometer op den
eenen dag worden aangewezen, zullen wij gewoonlijk den vol-
genden dag niet meer terugvinden.
Gewoonlijk worden op de kaarten, waarop lijnen van gelijken
dampkringsdruk zijn voorgesteld, ook tevens de aanwijzingen van
helder en regenachtig weur gedaan, terwijl de windrichting voor
elk punt door een pijltje is aangeduid. Deze verschillende aanwij-
zingen betreffende den toestand van den dampkiing stellen den
beschouwer in staat om het verband te begrijpen dat tusschen
den dampkringsdruk, den regen en den wind bestaat.
-ocr page 125-
-
117
Door het beschouwen van een meteorologische kaart ziet men
als \'t ware boven uit het luchtruim neder op de bewegingen, die
op de oppervlakte van onze planeet in den dampkring plaats
hebben. Nu en dan ontwaart men diepe afgronden in den damp-
kring, wier middelpunten overeenkomen met de minima van
drukking; door de ligging der pijltjes, die de windrichtingen aan-
geven, ziet men dan verder dat deze dampkringsdiepten voorzien
zjjn van een snel draaiende beweging, die voor elk der halfronden
steeds in denzelfden zin plaats heeft; het zijn maalstroomen, die
zich met meer of minder snelheid van het zuidwesten naar het
noordoosten verplaatsen: wij zien een cycloon die over Europa
trekt en wiens komst waarschijnlijk reeds door de telegraaf is
aangekondigd.
Figuur 57 toont ons den toestand van den dampkring voor het
westelijk gedeelte van Europa op den 18°" November 1864. De lij-
nen, die de punten van gelijken dampkringsdruk vereenigen, vormen
eenige concentrische krommen, waarvan het middelpunt, het mini-
mum van drukking ten bedrage van 729 millimeter, midden in
Groot-Biïttanje ligt. Naarmate de lijnen zich van dit middelpunt
verwijderen, duiden zij een stijging in druk aan, met 5 mm. op-
klimmende.. Daar men geen aanwijzingen had met betrekking tot
den meteorologischen toestand op zee, zijn in de nabijheid der
zeeën de lijnen afgebroken.
Om een dergeljjke meteorologische kaart samen te stellen moet
men al de aanwijzingen met elkaar verbinden, die door de Euro-
peesche observatoria voor een zelfden dag en voor een zelfde uur
zijn gegeven; hoe meer aanwijzingen men heeft, des te meer
nauwkeurig en volmaakt zullen de lijnen zijn. Gewoonlijk zijn op
die kaarten reeds van te voren de plaatsen, waar de meteorolo-
gische observatoria zijn gelegen, voorgesteld; men teekent nu bij
ieder van hen den aldaar waargenomen dampkringsdruk op en
ontwerpt zoo doende de lijnen van gelijke drukking; de getallen
bij die lijnen geplaatst, wijzen dan vrij nauwkeurig den druk in
millimeters aan.
Wanneer nu deze lijnen voor opvolgende verschillen van 5 milli-
meter worden ontworpen, zal het dikwijls gebeuren dat zij niet juist
door de plaatsen der meteorologische observatoria loopen; men moet
dan het vermoedelijk punt, waardoor de lijn moet gaan, bepalen
-ocr page 126-
118
9999999999999999999999�
F" A"^
H
^r~"-7^
■^\'S^^w: .\'.*\'X^
S7fj\'~\'~."" ~*
^Sl_j£H£H*\'è
i«&~
€S>e
jp^jllrj:
j^p^h
Hj
160,
;3»Jt
Hg. 57. Meteorologische kaart waarop de drukking en de toestand vau den dampkring
in het westen van Europa gedurende den storm van 18 Nov. 1864 is voorgesteld.
-ocr page 127-
119
uit de aanwijzingen bij twee observatoria geplaatst, wanneer het
eene cijfer iets hooger en het andere iets lager is dan dat, \'t welk
de drukking, door de lijn voorgesteld, aangeeft.
Zoo zien wij in de figuur de lijn 755 tusschen Bordeaux 755,5
en Boche-sur-Yon 754,3 doorgaan; daar de lijn over de plaatsen
van 755 millimeter loopt nadert zij echter meer tot Bordeaux dan
tot Roche-sur-Yön, daar het cijfer van deze plaats meer van 755
verschilt dan dat van Bordeaux.
Naast de borometer-aanwijzingen zien wij de richting en de
kracht van den wind voorgesteld; een streep, bij het cirkeltje ge-
teekend dat de ligging van elk station voorstelt, geeft de richting
aan waarin de wind waait, terwijl de windkracht is aangeduid
door het aantal zijstreepjes, bij elk windlijntje aangebracht.
Eindelijk is nog door zwarte en witte cirkeltjes aangewezen of
het op het oogenblik der waarneming op die plaatsen al of niet
regende. Zoo geeft deze kaart ons dus een totaal overzicht over
de belangrijkste verschijnselen en over den toestand van den
dampkring op een bepaald oogenblik voor een groot gedeelte van
Europa. Voorzeker zou de meteorologie zonder deze kaarten nooit
dergelijke groote luchtbewegingen in haar geheel kunnen overzien
en begrijpen, want door het opteekenen der achtereenvolgende
verschijnselen in een enkele plaats, blijft het overzicht steeds
beperkt; zonder deze figuren zou men er zeker nooit in geslaagd
zijn om een storm of storing in den dampkring met zooveel zeker-
heid eenigen tijd van te voren aan te kondigen als tegenwoordig
het geval is.
Behalve in deze gevallen, waarin gemeten hoogten der aardop-
pervlakte of van den dampkring of van den bodem der zee door
lijnen van gelijke hoogte worden voorgesteld, zijn deze lijnen nog
voor vele doeleinden, ook in de meteorologie, aan te wenden.
Men heeft ook volgens dit systeem kaarten ontworpen waarop de
loop der vloedgolven is voorgesteld; de lijnen die hier de punten
vereenigen, welke op een zelfde uur vloed hebben, worden isora-
chiën
genoemd.
* In fig. 58 zijn deze isorachiën voorgesteld; de kaarten, met
dergelijke lijnen voorzien, zijn het eerst door den Engelschen
natuurkundige Whewell ontworpen.
Men kan met behulp van deze lijnen den loop eener vloedgolf
-ocr page 128-
120
a
2C
-ocr page 129-
121
van uur tot uur volgen door de bij de lijnen geplaatste cijfers;
de gestippelde lijnen loopen over die plaatsen, waarvoor de uren
van den vloed niet nauwkeurig bekend zijn. *
Isotliermen , isocliiineneii en isotlieren voor Europa.
Deze lijnen zijn het eerst door Alexander von Humboldt
aangewend om daarmede de plaatsen op de kaarten aan te duiden
die dezelfde gemiddelde jaarlijksche temperatuur, gelijke winter-
temperatuur en gelijke zomerwarmte hebben.
In fig. 59 zijn deze lijnen voor Europa voorgesteld; men ziet
dat deze lijnen niet evenwijdig loopen met de parallellen, die de
=blsochlraengn -— Isothermen ■•"111» Isottieren
Fig. 59. Isochimenen, isothernien en i8otheren voor Europa, naar Marié-üavï.
plaatsen van gelijke geografische breedte aanwijzen, en dat de
isothermen vooral bij de westkusten van het vastland aanmerkelijk
stijgen; hieruit blijkt ten duidelijkste de invloed der zeestroomin-
gen, waardoor de warmte uit de heete gewesten naar de gema-
-ocr page 130-
122
tigde en koude streken wordt overgebracht; men zou dus zeer
verkeerd doen, wanneer men de gemiddelde temperatuur van een
landstreek wilde bepalen, met alleen rekening te houden met de
breedte waarop die streek ligt.
De isotheren of lijnen van gelijke zomerwarmte naderen tot de
pool wanneer zij over het vastland gaan, maar dalen daaren-
tegen indien zij over de zeeën loopen; daarentegen vertoonen
de isochimenen of lijnen van gelijke wintertemperatuur juist tegen-
overgestelde buigingen; hieruit volgt dat de zeeën de plaatsen
vertegenwoordigen waar de temperatuur het minst veranderlijk is
en dat daarentegen op het vastland zoowel de grootste hitte als
de strengste koude kan heerschen 1).
Lijnen van deze soort worden eveneens gebruikt om een over-
zicht te krijgen van den toestand, de grootte en de richting van
de aardmagneetkracht op verschillende plaatsen der aarde. Daartoe
zijn kaarten vervaardigd, waarop de plaatsen van gelijke decli-
natie, van gelijke inclinatie en van gelijke intensiteit door lijnen
zijn vereenigd (zie pag. 98); deze lijnen hebben den naam ontvangen
van isogonen, isoclinen en isodynamen. Deze lijnen vormen met
elkaar een stelsel, dat vergeleken kan worden met het stelsel van
meridianen en parallellen, die voor de plaatsbepaling op aarde
dienen; maar behalve dat de as van deze magnetische krommen
merkbaar van de aardas afwijkt, vertoonen zij een tal van bui-
gingen, die afhankelijk zijn van de gesteldheid van den grond
en zijn zij ook in hare ligging voortdurend aan veranderingen
onderhevig tengevolge van de seculaire, dagelijksche en plotse-
linge storingen, waarvan wij reeds vroeger spraken.
1) * Door onzen landgenoot De. Kbeckb zijn nog de zoogenaamde isoparallagen
ingevoerd, die de plaatsen aanduiden waar gelijke jaarlijkschc afwisseling in tempera-
tuur plaats heeft. Deze lijnen, alsmede de isotheren en isochimenen, ziju zeer belangrijk
bij de beschouwing van de verspreiding der flora en fauna over de aarde. De hoogleeraar
Dove heeft onderzocht welke gemiddelde temperatuur de verschillende plaatsen op aarde
volgens hare geografische breedte, telkens met één graad breedteverschil, moesten heb-
ben en die uitkomsten vergeleken met de op die plaatsen werkelijk heerschende tempe-
raturen. De verschillen, die hij verkreeg, werden door hem anomaliëu genoemd; na
deze voor een groot aantal plaatsen te hebben berekend, vereenigde hij door lijnen die
plaatsen op de wereldkaart, waarvoor de anomaliëu gelijk bleken te zijn en noemde
die lijnen isanonialen. *
-ocr page 131-
123
Tusschen al de hier aangehaalde voorbeelden, waarin de lijnen,
die een gelijk bedrag voorstellen, een hoofdrol spelen, bestaat
ongetwijfeld een groote overeenkomst; steeds werd de verander-
lijke grootheid beschouwd in betrekking tot twee zelfde onafhan-
kelijk veranderlijken, namelijk tot lengte en breedte. Onverschillig
of men de hoogte van het terrein, de luchtdrukking, de tempera-
tuur of de magnetische intensiteit beschouwt, steeds kan men zich
de waarde daarvan voorgesteld denken door de lengte eener loodlijn,
opgericht uit het punt van waarneming. Al die verschillende hoog-
tepunten met elkaar verbonden geven een onregelmatig oppervlak ,
hetwelk gesneden wordende door horizontale platte vlakken, op ge-
lijken afstand boven elkaar aangebracht, doorsneden zal geven die
niets anders zijn dan de hier beschouwde lijnen van gelijke hoogte.
Lalanne heeft deze soort van grafische voorstellingen in veel
ruimeren zin opgevat en toegepast; voor de ruimteverhoudingen,
waarvan hierboven sprake was, heeft hij grootheden van verschil-
lenden aard in de plaats gesteld. Om in de eerste plaats een
zijner meest eenvoudige toepassingen van deze lijnen te vermelden,
zullen wij beschouwen de
Lijnen vau gelijke bevolking\'.
Wanneer men in de gevallen, die hierboven beschouwd wer-
den, twee dor onafhankelijk veranderlijken eu wel de lengte en
breedte haar beteekenis laat behouden, maar voor de derde groot-
heid de dichtheid der bevolking op verschillende plaatsen invoert,
dan krijgt men op deze wijze lijnen van gelijke bevolking, die
ook in de wijze van hare constructie geheel met de vorige lijnen
van gelijke hoogte overeenkomen. In 1845 werd door Lalanne
het ontwerp van een naar dit beginsel vervaardigde statistische
kaart van de bevolking eener landstreek aan de Akademie van
Wetenschappen aangeboden, nadat hij reeds vroeger zijne denk-
beelden over dit onderwerp had uiteengezet en daarbij op de
groote overeenkomst tusschen deze grafische lijnen en de lijnen
van gelijke hoogte had gewezen.
In 1874 ontwierp Vauthier naar dit beginsel een bevolkings-
kaart van Parijs, die in fig. 60 is voorgesteld. Door het verkleind
formaat waarin wij deze statistische kaart hier teruggeven, is de
-ocr page 132-
124
r\'ig 60. Statistische kaart van de verdeeling der bevolking in de versohilleude
wijken van Parijs, iu 1874 door Vauthier ontworpen naar het
beginsel in 1845 door Lalanne voorgesteld
-ocr page 133-
125
duidelijkheid van het origineel een weinig verloren gegaan; maar
men kan toch duidelijk uit de figuur opmaken hoe de bevolking
in de verschillende wijken is verdeeld. Drie heuvels schijnen zich
als \'t ware boven de stad te verheffen; zij duiden de brandpunten
aan, waarin de bevolking het meest is samengedrongen.
liet getal, dat bij een lijn is geplaatst, geeft het aantal inwo-
ners aan op één vierkanten hek tometer (hektare of bunder) voor
elke wijk.
Vaüthier heeft voor deze soort van statistische kaarten zeer
belangrijke aanwijzingen gegeven, die in zijn verslag te vinden
zijn. Hij wijst daarin ook op deze algemeene wet, die voor elke
lijn, welke door middel van punten wordt geconstrueerd, geldt:
dat namelijk hoe talrijker en minder verspreid de plaatsen zijn,
waarvoor de grootte der bevolking is bepaald, des te volmaakter
zal de grafische voorstelling zijn. Maar hoeveel gegevens men
voor de constructie van dergelijke lijnen ook hebben moge, toch
zullen de toppunten der loodlijnen, wier lengten evenredig zijn
aan de gegeven getallen en die men zich uit elk der bepaalde
punten kan opgericht denken, nog een zeer onregelmatig geheel
geven waarin de hoogteverschillen zich in een tal van scherpe
uitspringende hoeken zullen vertoonen; zoodat ten slotte dit ge-
heel nog altijd eenigszins gemodelleerd moet worden, waarbij de
groote bochten en buigingen eenigszins moeten worden aangevuld
en vereffend, opdat de teekening in al haar punten tameljjk regel-
matige hellingen zal vertoonen.
Voorzeker vereischt het vervaardigen van een dergelijke kaart
zeer veel arbeid; een groot aantal statistische gegevens en waar-
nemingen, gedaan in een streek van een betrekkelijk beperkt
gebied, is hiervoor noodig. Maar hoeveel licht zouden dergelijke
kaarten niet verspreiden over een groot aantal zaken betreffende
de geneeskunde, de volkenkunde, de staathuishoudkunde! Wij
mogen er daarom niet aan twijfelen dat allen die zich met de
geografische statistiek bezighouden, wegens het groote belang dat
de staat bij deze grafische voorstellingen heeft, de moeite niet
zullen ontzien die aan het ontwerpen van dergelijke kaarten ver-
bonden is, en dat eenmaal deze figuren de thans gebruikelijke
kaarten met verschillende tinten zullen vervangen.
Behalve voor bevolkingskaarten heeft Lalanne de lijnen van
-ocr page 134-
126
gelijk bedrag uog voor verschillende andere aanschouwelijke voor-
stellingen aangewend; hij heeft deze wijze van grafische voorstel-
ling dienstbaar gemaakt aan het uitdrukken van algemeene wetten
en aan de voorstelling van twee geheel willekeurige onafhankelijk
veranderlijke grootheden.
Uit de beide volgende voorbeelden zullen de verschillende toe-
passingen, die men verder van deze lijnen kau maken, alsmede
hare constructie genoegzaam blijken.
Topografische teekening van de jaarlijksclie verande-
ring-en van de temperatuur op een plaat*.
Bij de grafische voorstelling van temperatuursveranderingen
hebben de waarnemingen niet meer betrekking op ruimte, maar
wel op tijd. Daar nu de temperatuur verandert met de uren van
den dag en ook met de jaargetijden, heeft Lalahne deze twee
grootheden als onafhankelijk veranderlijken genomen en zoodoende
een figuur ontworpen, waarin de temperatuursveranderingen in
funktie van de uren van den dag en van de maanden van het
jaar door lijnen van gelijk bedrag worden aangeduid; de uren
zijn voor ordinaten, de maanden voor abscissen gekozen; de lijnen
zijn geconstrueerd naar getallenopgaven, waartoe de temperatuurs-
waarnemingen te Halle hebben geleid.
Door den hoogleeraar Kaemtz te Halle zijn namelijk gedurende
verscheidene jaren temperatuurswaarnemingen gedaan, waarbij de
thermometerstand van 6 uur \'s morgens tot 6 uur \'s avonds ge-
regeld om de twee uur werd afgelezen; op deze wijze verkreeg
Kaemtz de onderstaande tabel, na de leemten in de waarnemin-
gen gedurende den nacht door interpolaties te hebben aangevuld.
In fig. 62 is de grafische voorstelling van daze tabel afgebeeld;
deze constructie is zoo eenvoudig, dat het bijna onnoodig is haar
te verklaren. Men bepaalt de snijpunten van de 24 evenwijdige
lijnen, die uit de deelpunten der ordinaten-as getrokken zijn, met
de 12 Ijjnen, die uit de deelpunten der abscissen-as evenwijdig
aan de eerste as zijn getrokken; vervolgens wijst men bij elk
van deze 288 snijpunten door middel van een cijfer de waarge-
nomen gemiddelde temperatuur aan voor elk uur en voor elke
maand, waarna men de punten, die hetzelfde temperatuurcijfer
-ocr page 135-
127
00
B
-3 00
f—< 1— .
ÜOr\'é l— fcO CO £»
cn oa —i oc
CO O
S
t— CS
OS 0. cn Cs
2.70
2.10
ccftvcncacacaoaca
ïi :■< ft% ;: :: ^ M W
o c ïi c -\' - oc d
2.18
2 43
oq
t \'T ~ r 2
ec -3 e» -j §■
hoo»b
CR
co oo oo -a -3 oa ca oa ca oa g
cacocccocoooi^.tscc-^ic^
m os -^ ^- M oo cn oocnoag
Ooacrfcocciooo — ►— ba
oac2c0v<oiQiQoooooa
MN)hO
O M (9 i^
t<© oa cc ca
12.53
11.31
« i. üi O S <l -1 3»
ba ba b» to bo \'o J— bo
M - ». ^) üi C »- if.
Oï V\' 4-. rf-
w^ too
w woo
co ts
© o
C( 00
9.67
10.88
796
8.64
^ 00 eo O 3
oo es o êo S*
r- i- Cn O _o
1
4- C3I
es 4-
oa^acocscocoOcQ
(fr.CCWOCOO—3
tD CO<l O
*— c cji ca
cn O (O CC
4.59
L5.63
2.36
13 46
10.83
11.44
raden.
3.11
2.03
1.20
10.79
o> -3
oocco»-« te to w tö
— O CO 00
-3 Ca
on *-
4- OS
OS os tpv cn 2
.1
C5 CO
en t--
«DCOfliCnHOlCftM
- M a i- üi ;: i; i-
ca co co oo
Cii O 4- O
00 00
00 *>
oo eo
CS O
eo cn
O cn
es cn eo es g
17.74
16.44
00OHHHHNM
OMHCi«OOffiO
«o co oo -q oa cn
eo to bo cc cc *»
13.92
14.61
13.34
13.92
OS OS OS l»> 3
o o *. k-g"
u^OiOa
1 1
AUGUSTUS. SEPTEMB. | 0CT0BEB.
3.23
2.00
ccoo©boccb*C7**-ü»**4aoco
MQOOCiC^COttOCDOiO)^
■~ ^ IC ti
ï- CC ba Ö
O -4 OC cc
HHjSOpi-J
cn © iel ©t «i H— £*
en eo eo o eo eo s
b o« b oi h oo
co cn o oa «o co
qn
o> e» o> os 3
es i*. os cn o-
es *- es eo ~
8.76
7.02
c to r- ^ c — cc ;:
(OtOQOQtOOOOIO
M O p «O
ba co io ba
Ca O oa ca
I
I
tS6SCe^OiUi9)CÏOTCn
bob\'obsocftö^-èotf».
cn-aeoeceoeootoaocc
fh )fk «V CO
eb b» h-i «o
351
3.74
3.05
3 26
Oq
es es es es es ts 3
öo bo ^a èo ^j -a £*
eo (-* eo *»• ^— cn g
1.65
1.61
^ M M M W « W ^ tS tO fö iC
C it* O \'*- b *l «\' k; cc b\' ^. tó
(DcnHO>(0OHO)O)<OCO&e
1.91
2 07
00 00
00 tf*
va
oo -^ -a -a os c» £^
oa*H^m5
f
—2.86
—2.95
1 II 1 1 1 1 1 1 1 1 1
tOjSMMOOOOHHHtfl
o» •-\' "** b ba cn -3 \'te co ba bo ©
OHtDtOtOCOtOOOtDOOOi
—2.31
—2.19
—2.56
—2.44
1 1 1 1 1 11
bs es es es eo es o-
Cft ^3 ^1 CO Óo êo S
61 H ee OOOi ■
JANUARI.
—1.07
— 1.33
O O - f M » I» »
co \'** io co b* co b» t—■
O O C" r— — tOCCOS
1 II 1 1
H-H-ppppoppo
oi o c> ift. h b te c« <} b
oatf^oa(-i*».QOooi—i^cn
II 1 11
l-J ►— r-< r-\' &.
h- ès os ie» §
eo -j-j o •
M
§
M
-ocr page 136-
128
hebben, door een lijn vereenigt. Ia fig. 62 heeft men alleen de
cijfers behouden die de temperaturen bij de lijnen van vijf tot
vijf graden aanwijzen.
Men ziet uit deze figuur dat de maxima van gemiddelde tem-
peratuur voor elk jaargetijde op ongeveer drie uur in den namid-
dag vallen, maar in den zomer iets later dan in den winter, zooals
de gestippelde lijn, die dicht bjj de horizontale lijn van 3 uur is
gelegen, aanduidt; de uren, waarop de minima van temperatuur
vallen, verschillen naar het jaargetijde van 3 tot 7 ure in den
morgen; in den winter heeft dit minimum veel later plaats dan
in den zomer; dit wordt in de figuur aangewezen door de twee
gestippelde lijnen, in horizontale richting aan de boven- en de
benedenkant der figuur getrokken.
Fig 62. Lijnen van gelijke geuvddelde temperatuur te Halle, ontworpen
"\'•*» (or ÏjAIANNE, volgens de gctallenopgave van Kaf.miz.
De maxima en minima, gerekend naar de jaargetjjden, worden
voorgesteld door de gestippelde lijnen, die nagenoeg in vertikale
-ocr page 137-
129
richting loopenj de hoogste temperatuur valt in Juli, de laagste
in Januari; de bochten in deze stippellijnen worden veroorzaakt
door de uurlijksche veranderingen.
Aangezien door den afstand tusschen twee opeenvolgende lijnen
van gelijke temperatuur de tijd wordt uitgedrukt die noodig is om
de temperatuursverandering van een graad voort te brengen, ziet
men uit de figuur dat de van maand tot maand waargenomen ver-
anderingen in den zomer en in den winter langsamer zijn dan in
de lente en in den herfst, terwijl de uurlijksche veranderingen zeer
verschillend zijn. In Juli en Augustus, ongeveer ten drie uur in den
morgen, is de gemiddelde temperatuur vrij standvastig; deze be-
draagt van half drie tot half vier veertien graden. Dit zien wij
voorgesteld door de vrij groote vierhoekige ruimte, welke door
vier lijnen van gelijke temperatuur wordt ingesloten, op de plaats
waar de maximum-lijn van het jaargetijde door de minimum-lijn
van de dagelijksche verandering wordt gesneden.
Zoo kan men tot in het oneindige de aanwijzingen, die deze
figuur geeft, vermenigvuldigen; de lezer zal er dan ook zeker zon-
der moeite een aantal kunnen vinden. Wel is waar worden al die
aanwijzingen evenzeer gegeven door de getallentabel, volgens welke
de figuur geconstrueerd is; maar iedereen zal moeten toegeven
dat die aanwijzingen in de tabel veel ingewikkelder en duisterder,
veel minder sprekend zijn dan in de figuur.
Wanneer de physiologen volgens een dergelijke methode de
kleine, maar wezenlijke veranderingen van bepaalde verschijnselen:
temperatuur, frequentie van den pols en van de ademhaling, enz.
voor de verschillende uren van den dag en voor de verschillende
jaargetijden figuurlijk voorstelden, zouden zij ongetwijfeld in de
periodieke veranderingen van onze funktiën wetten ontdekken,
die van het meeste belang zijn. Voorzeker zouden dergelijke con-
structies ontzaglijk veel tijd vereischen en zouden de gegevens,
die de wetenschap nu kan leveren, daarvoor nog ontoereikend
zjjn; maar toch zou men met behulp van de physiologische regis-
treertoestellen, waarover wij later zullen spreken, gemakkelijk de
noodige gegevens kunnen verzamelen voor de constructie van
deze zoo leerrijke en hoogst belangrijke lijnen.
9
-ocr page 138-
130
Grafische voorstelling van de hoogte der zee op alle
uren van den dag gedurende de maand
April 1856.
De gegevens voor deze figuur zijn ontleend aan Chazallon, die
in een reeks van lijnen, waardoor echter geen algemeen overzicht
werd verkregen, zijn getallenopgaven heeft voorgesteld. Het kwam
er dus op aan deze reeks van lijnen of de getallenopgaven zelf in
een enkele figuur te transformeeren, waarin door middel van lijnen
van gelijk bedrag de hoogte der zee in funktie van twee onaf-
hankelijk veranderlijken, nl. in uren en dagen werd uitgedrukt.
Voor abscissen werden de uren, voor ordinaten de dagen ge-
nomen (fig. 63). Op de onderste horizontale lijn, die met den
Maand April 1856.                                Dagen der Maand
r                                                                                   en
Fig. 63. Lijnen van gelijke hoogte der zee te Brest, op de verschillende
uren van den dag gedurende de maand April 1850, geconstrueerd
door Fjcnoux naar de methode van Lalanne.
eersten dag overeenkomt, werden van het beginpunt links, dat
den tijd van middernacht aanduidt, tot het andere uiteinde rechts
een aantal getallen geplaatst; dit zelfde werd herhaald voor de
-ocr page 139-
131
tweede horizontale lijn en voor al de daaropvolgende lijnen tot en
met de dertigste. Vervolgens werden de punten, waarbij een zelfde
getal stond, door lijnen vereenigd, en zoo verkreeg men figuur 63.
Wanneer men deze figuur beziet zonder op hare- beteekenis
voorbereid te zijn, schijnt het als of men een reliefteekening voor
zich heeft van een oppervlak, waarin een dubbele reeks van elkaar
afwisselende golf bergen en dalen van het water is voorgesteld;
maar men bemerkt al spoedig dat dit niet zoo is, wanneer men
nagaat dat de coördinaten, die twee afmetingen van de ruimte
schijnen voor te stellen, in werkelijkheid twee verschillende tijd-
verdeelingen, uren en dagen, aanduiden.
De hoogte van de zee wordt op een zeker uur van een wille-
keurigen dag aangeduid door de snijding van de abscis en de
ordinaat, die respectievelijk met dit uur en dezen dag overeen-
komen ; en met behulp van deze lijnen, die de punten vereenigen,
waarbij de gelijke getallen aanwijzen dat de zee op uren van
verschillende dagen dezelfde hoogte bereikt, ontwaart men met
den eersten oogopslag den geregelden terugkeer van het verschijn-
sel, \'t geen men eerst na veel moeite uit de getallentabel zou
kunnen vinden.
Door de betrekkelijke hoogten van den vloed gedurende de
eerste helft van de maand met die gedurende de laatste helft te
vergelijken, ziet men dat het water in deze laatste helft minder
wast dan gedurende de eerste veertien dagen.
"Wij behoeven het aantal voorbeelden van deze wijze van gra-
fische voorstelling verder niet te vermeerderen; de lezer zal be-
grijpen dat het aantal verschijnselen, die op deze wijze kunnen
voorgesteld worden, onbegrensd is, en dat dus deze methode voor
gevallen van den meest verschillenden aard is aan te wenden.
Zoo is onder anderen in 1849 door Levy en Lewandowski
een zoogenaamde Planetarische Dromograaf in het licht gegeven.
De uren van den dag en de dagen van het jaar zijn hierin voor
abscissen en ordinaten genomen; met betrekking tot deze beide
assen zijn de punten bepaald, die de oogenblikken van het op-
en ondergaan van de zon, van de maan en van de voornaamste
planeten met betrekking tot den horizon van Parijs aangeven.
-ocr page 140-
132
Grafische rekentafels. Anainorflsclie tafels.
Uit het bovenstaande volgt dat men alle getallentafels, die
dienen om de waarden van grootheden te vinden welke uit de
verbinding van twee andere grootheden zijn ontstaan, — zooals
bijv. met de tafel van vermenigvuldiging het geval is — steeds
door grafische figuren zal kunnen vervangen, waarin lijnen van
gelijk bedrag met de daarbij geplaatste getallen bovenbedoelde
waarden onmiddellijk aangeven. Bovendien leenen zich dan der-
gelijke figuren tot interpolaties op het oog, waarvoor getallentafels
nooit geschikt zijn; op deze wijze kan dus een dergelijke grafische
figuur een soort van rekenmachine worden.
Een zoodanige tafel is reeds in 1795 doorPoucHET voorgesteld
(Grafische tafels van de nieuwe maten en gewichten van Rouaan
en Parijs); in tig. 64 wordt van een dergelijke tafel een verkleinde
afbeelding gegeven; zij stelt de tafel van vermenigvuldiging van
Pythagoras voor.
-ocr page 141-
133
Zoekt men in deze figuur het produkt van twee getallen, bij-
voorbeeld van 5 en 8, dan zal men de uitkomst vinden op de
lijn, die met het getal 40 is gemerkt. Deze lijn is, even als
de andere lijnen die in deze figuur het produkt van twee getallen
uitdrukken, een gelijkzijdige hyperbool.
Op het eerste gezicht schijnt deze figuur alleen de juiste waar-
den te geven van de produkten, die door de hoofdlijnen of
tusschenhjnen worden aangeduid, hetgeen hier alleen de getallen
zijn die met gelijke verschillen van 5 opklimmen. Maar ook de
overige produkten kunnen wij hier met een zekeren graad van
nauwkeurigheid bepalen uit de plaats van het snijpunt van twee
coördinaten met betrekking tot de twee naastbijliggende kromme
lijnen. Zoo vindt men bijv. voor het produkt van 4,7 met 5,1
een punt, dat ontstaat door de snijding van de vertikale lijn,
uit een punt getrokken dat dicht bij 5 is gelegen, met een hori-
zontale lijn die uit een punt op het T\'ö van den afstand tusschen
4 en 5 is getrokken. Dit snijpunt is gelegen op ongeveer het T%
van de ruimte tusschen de lijnen, die met 20 en 25 gemerkt
zijn. Het produkt is dus ongeveer 24; de nauwkeurige waarde is
23,97 zoodat de begane fout tamelijk gering is. Hieruit blijkt
het groote voordeel van het interpoleeren op het oog.
De toepassingen der anamorfische tafels zijn talrijk. Lalanne
heeft zich daarvan bediend om een Abacus of Algemeene Reken-^
tafel
samen te stellen, die ter vereenvoudiging van berekeningen
de logarithmische schaal vervangt; figuur 65 geeft hiervan een
denkbeeld.
Ook hebben wij aan Lalanne de ontwikkeling van de grond-
beginselen te danken, waarop deze transformatie van figuren
gebaseerd is; deze beginselen vat hij samen onder de benaming:
meetkundige anamorfose. Het uitgangspunt van elke anamorfose
is een behoorlijk aangebrachte verdeeling der coördinaten-assen.
De logarithmische verdeeling, zooals die in fig. 65 is aangebracht,
wordt het meest aangewend; maar men heeft ook nog een tal
van andere wijzen van verdeeling die met vrucht kunnen worden
gebruikt. Als zoodanig verwijzen wij naar fig. 66, waarin is voor-
gesteld de wijze waarop de mannelijke bevolking naar den leeftijd
in Frankrijk in het jaar 1840 was verdeeld. De twee zijden van
den in deze figuur voorgestelden rechthoekigen driehoek zijn ver-
-ocr page 142-
134
deeld in deelen, welke evenredig zijn niet met de getallen die
daarbij staan en die den leeftijd aanduiden, maar met de mil-
t                         2            3         4- J 6 7 8 9 (O
Fig. 65. Aiiamorfose van de tafel van vermenigvuldiging van
Pouchkt door Lalanne
lioentallen personen van het mannelijk geslacht, die dezen leeftijd
niet hadden overschreden. Zoo rekende men 2 millioen van vijf-
jarigen leeftijd en daarbeneden; iets meer dan 7 millioen beneden
de 22 jaar; ongeveer 16 en een half millioen voor eiken leeftijd.
De schuine lijnen, die de cijfers van de mannelijke bevolking
aanwijzen, zijn hier evenver van elkaar verwijderd; men vindt
nu het aantal personen begrepen tusschen de 20 en 40 jaar, door
de vertikaal 40 te volgen tot daar, waar zij de horizontale lijn
20 ontmoet; daar dit ontmoetingspunt op de schuine lijn 5 is
gelegen, besluit men hieruit dat het gezochte aantal 5 millioen
bedraagt.
De oplossing van een vergelijking van een willekeurigen graad
hangt af van de constructie eener grafische figuur, waarin alleen
rechte lijnen voorkomen, zonder dat hierbij een anamorfose ver-
eischt wordt. Deze is alleen noodig voor de oplossing van bepaalde
klassen van transcendentale vergelijkingen.
-ocr page 143-
135
Telkens wanneer de kromme lijnen der figuren door rechte
lijnen kunnen worden vervangen, vloeit daaruit een groot gemak
voor de constructie voort. Lalanne is de bewerker van deze ver-
eenvoudiging, waaraan hij den naam van meetkundige anamorfose
heeft gegeven, en die in veel gevallen kan toegepast worden.
O             S           10         15         %0 25 30 35 40 W 50 55 60 6510SO
Fig. 66. Anamorfische tafel die de verdeeling van de mannelijke bevolking
in Frankrijk naar den leeftijd aangeeft, door Lalanne.
Om tegelijkertijd den aard en het nut van de anamorfische trans-
formatie aan te toonen, keeren wij nog eens terug tot de Pytha-
gorische tafel, waarvan in fig. 64 door middel van kromme lijnen
een grafische voorstelling is gegeven, die echter door anamorfose
in figuur 65 met rechte lijnen is veranderd. Deze laatste figuur
is verkregen door als uitgangspunten van deze rechte lijnen pun-
ten te nemen, die niet zooals in fig. 65 op gelijken afstand van
elkaar verwijderd zijn, maar wier afstanden evenredig zijn aan
-ocr page 144-
136
de logarithmen der getallen van 1 tot 10; deze afstanden zijn dus
ongelijk en eerst door berekening bepaald. Het zoeken van de
produkten geschiedt verder in deze figuur even als in de voor-
gaande , maar hier veel gemakkelijker. Zoo vinden wij het produkt
van 5 en 8 op de schuine lijn die met 40 gemerkt is. Evenzoo
kan men het produkt van 4,7 met 5,1 op het oog vinden; het
snijpunt der coördinaten valt dan op een schuine lijn, die met
het getal 24 overeenkomt.
-ocr page 145-
TWEEDE AFDEELING.
REGISTREERWERKTUIGEN.
De talrijke voorbeelden van grafische voorstelling van verschijn-
selen, die wij in de vorige hoofdstukken hebben gegeven, zullen
den lezer hebben doen zien boe deze methode in vele gevallen
de voorkeur verdient boven alle andere middelen van uitdrukking.
Daarbij, mag men echter niet vergeten dat het construeeren van
deze lijnen in het algemeen veel tijd en geduld vereischt; wan-
neer toch in bepaalde grafische figuren de inhoud van eengeheel
boekdeel, met woorden of getallen opgevuld, is samengevat, dan
hebben deze figuren aan den bewerker soms meer moeite gekost
dan vereischt zou zijn voor het gewoon publiceeren van deze ge-
gevens of waarnemingen in een boek. Wanneer de statisticus, de
ingenieur of de meteoroloog de gegevens, die door hem zorgvuldig
zijn verzameld, eindelijk in een duidelijken en beknopten vorm den
lezer aanbiedt, zet hij hiermede als \'t ware de kroon opzijn werk.
Maar de lezer mag, door de eenvoudigheid der figuur misleid,
niet vergeten dat het werk, waarvan hij met zooveel voordeel
gebruik maakt, inderdaad zooveel moeite heeft gekost; aan enkele
teekeningen van Kegnault, Lalanne, Minard, is een arbeid
besteed van maanden en soms van jaren. 1) .
1) Er zijn eenige schrijvers die nu eenmaal de moeite, die zij genomen hebben,
moeilijk kunnen verzwijgen; zij geven dan naast de lijnen, waarin hunne waarnemin-
gen zyn vervat, ook de getallenopgaven, naar welke de lijnen geconstrueerd zijn,
onder voorwendsel dat deze opgaven de figuur meer zullen ophelderen; dit maakt
echter het werk tien- of twintigmaal omvangrijker zonder dat er iets wordt bijgevoegd
wat de lijnen niet reeds aangeven.
•l
-ocr page 146-
138
Bedient men zich van registreerwerktuigen, dan verkrijgt men
de lijnen, die als \'t ware door het verschijnsel zelf worden opge-
teekend, zonder eenige moeite. Over \'t algemeen zijn deze lijnen
gemakkelijker te vertolken dan al diegene, waarvan in de vorige
hoofdstukken sprake was; daarbij stellen zij in de meeste ge-
vallen verschijnselen voor, die aan de direkte waarneming ont-
snappen; vooral om deze reden is dan ook het gebruik van deze
werktuigen in zeer veel gevallen van het hoogste gewicht, en is
men genoodzaakt daartoe zijn toevlucht te nemen in al die ge-
vallen, waarin een beweging of een verandering zoo klein, zoo
snel of zoo langzaam is, dat men haar niet terstond kan waar-
nemen en volgen.
Niet alleen zijn deze werktuigen bestemd om nu en dan den
waarnemer zelf te vervangen, in welke gevallen zij zich onbetwist-
baar veel voortreffelijker van hun taak kwijten dan de waarnemer
zelf, maar zij hebben ook hun eigen gebied, waarop zij door niets
hoegenaamd te vervangen zijn. "Wanneer het oog niet meer kan zien,
het oor niet meer kan hooren, het gevoel niet meer kan waarnemen,
of wel wanneer onze zintuigen ons bedriegelijke indrukken geven,
dan zijn deze werktuigen voor ons als \'t ware nieuwe zintuigen, die
met een verwonderlijke juistheid waarnemen. De trillende snaar
schijnt voor ons oog zich te verbreeden * en vertoont zich, als
haar beweging niet al te snel is, bij genoegzame verlichting tegen
een donkeren achtergrond als een doorschijnende figuur, die schijnt
stil te staan in weerwil van de beweging der snaar *; het oor
neemt een toon waar, dat wil zeggen, wij ontvangen een onafgebro-
ken indruk; maar oog en oor misleiden ons hier en een registreer-
werktuig, in hun plaats gesteld, wijst ons aan dat de snaar een
zeker aantal trillingen per sekonde volbrengt; dit aantal wordt
met een bizondere nauwkeurigheid opgeschreven, en wij zien dat
elk dezer trillingen dezelfde phasen vertoont als de beweging van
een slinger. Hoe zou het zonder deze toestellen mogelijk zijn om
de voortplanting der elektriciteit in den telegraafdraad, de ver-
schillende phasen van de beweging van een projectiel te volgen?
Deze werktuigen vertoonen ons de vleugelbewegingen van een
insekt of van een vogel, met alle daarbij voorkomende verande-
ringen , analyseeren de pulsaties van het hart en van de slagaderen
en toonen daardoor aan dat in deze zoogenaamde oogenblikkelijke
-ocr page 147-
139
werkingen menigvuldige phasen bestaan, die periodiek terugkeeren
en wier verklaring een licht werpt over een van de meest ge-
heimzinnige levensfunktiën.
De uitvinding van de registreerwerktuigen kan als zeer nieuw
aangemerkt worden, want in het begin van de vorige eeuw be-
stond er nog geen enkel van deze werktuigen. I) In Frankrijk
kwam de markies d\'Ons-en-Bray op het denkbeeld om ten be-
hoeve van de meteorologie werktuigen samen, te stellen die voort-
durende waarnemingen gaven; dit denkbeeld vond veel navolging;
op \'t oogenblik zijn in alle observatoria deze werktuigen voor-
handen, en geven zij ons in den vorm van lijnen, de verande-
ringen van temperatuur, van luchtdruk, van windkracht en
windrichting, van de hoeveelheid gevallen regen, enz., aan. Men
is er zelfs in geslaagd om door middel van de photografie de
periodieke veranderingen van de declinatie van de magneetnaald
op te teekenen.
Het grondbeginsel, waarop de inrichting van deze toestellen
berust, is overal het zelfde.
Door middel van een uurwerk geeft men aan een blad papier een
eenparige beweging; over dit papier beweegt zich een schrijfstift,
zoodat deze daarop een lijn traceert; de stift stijgt of daalt, naar
gelang van de bewegingen waarmede het verschijnsel, dat door de
stift zal worden opgeteekend, gepaard gaat. Eiken dag neemt men
het blad weg, waarop de lijn is getraceerd, en vervangt dit door
een nieuw blad.
Door do meteorologische lijnen worden aldus de veranderingen
van een verschijnsel aangegeven volgens het beginsel, zooals dit
in de eerste afdeeling van dit werk is uiteengezet bij de bespreking
van de grafische voorstelling van een veranderlijke grootheid met
betrekking tot den tijd. Op de x-as worden de tijddeelen afgeme-
ten ; de eenparige beweging van het uurwerk, dat het blad
leidt, maakt dat de gelijke tijdruimten door gelijke lengten in
horizontale richting worden voorgesteld.
Wat de bewegingen van de stift betreft, deze moeten bij een
behoorlijk ingerichten toestel evenredig zijn aan de intensiteit van
de verandering, die wordt opgeteekend; door middel van verdee-
1) Zie het geschiedkundig overzicht van do registreerwerktuigen verder pag. 145.
-ocr page 148-
140
lingen op de y-as aangebracht, worden de waarden der ordinaten
van de verschillende punten der lijn bepaald. De goede inrichting
van een registreertoestel hangt in hoofdzaak af van de middelen
die zijn aangewend, om de stift bewegingen te geven, evenredig
aan de veranderingen die zij moet opteekenen.
De meteorologische registreerwerktuigen, die gedurende maanden
en jaren de veranderingen in den toestand van den dampkring
opteekenen, zou men kunnen noemen langsaamwerkendetoestellen
in tegenstelling van de sneliverkende, die voor het opteekenen van
verschijnselen worden aangewend, die uithoofde van hun snelheid
of van hun snellen terugkeer aan de direkte waarneming ont-
snappen.
Door een ervaren waarnemer is het één vijfde van een sekonde
nauwelijks te meten; de toestellen, die den naam van ehronograf\'en
dragen, meten honderdste, duizendste deelen en soms tot twintig-
duizendste deelen van een sekonde nauwkeurig.
Aan Thomas Young zijn wij de uitvinding van den chronograaf
verschuldigd; het door hem aangegeven beginsel komt hierop
neer: wanneer het vrije uiteinde van een trillende staaf voorzien
is van een stift, die de oppervlakte van een draaienden cilinder
aanraakt, zal de stift gedurende de trillende beweging van de
staaf een golflijn traceeren, waarvan elke golf met één trilling
van de staaf overeenkomt. De tijd die verloopt tusschen het
opteekenen van twee opeenvolgende trillingen is altijd dezelfde,
aangezien deze trillingen isochroon zijn. 1) Door het aantal tril-
lingen te tellen die op een gedeelte van het papier zijn getraceerd,
leert men den tijd kennen gedurende welken dit deel zich met
den draaienden cilinder heeft bewogen. Stelt men zich voor dat
de lengte van dit deel wordt aangegeven door twee streepjes of
punten, waarvan het eene punt bij het begin, het andere juist
bij het einde van een verschijnsel op den cilinder wordt afgetee-
kend, dan zal men de juiste maat hebben voor den duur van
1) * De wet van het isochronisme van trillingsbewegingen zegt: de trillingstijd is
onafhankelijk van de amplitude of trillingswijdte; deze zelfde wet geldt voor slingcrbe-
wegingen van geringe amplituden. Indien deze wet voor trillingsbewegingcn niet gold,
dan zon bijv. de toonhoogte van een toon (bepaald door de trillingssnelheid) veranderen
bij het sterker of zwakker worden van den toon (bepaald door de grootte der amplitude). *
-ocr page 149-
141
het verschijnsel door het aantal trillingen, die tusschen de heide
teekens zijn getraceerd.
De geheele chronografie berust in hoofdzaak op deze uitvinding
van Thomas Young ; alleen moest nu deze methode nog meer
volmaakt worden. Duhamel gebruikte in plaats van de trillende
staaf een stemvork; toen deze eenmaal ingevoerd was, maakten
Helmholtz, Regnault en Foucault deze proefnemingen nog
gemakkelijker, door de trillingen van de stemvork te doen voort-
duren door middel van elektriciteit.
Het registreeren der trillingen heeft alleen ten doel de bewe-
ging van den cilinder, die het tracé ontvangt, te controleeren;
een dergelijke controle zou geheel overbodig zijn, indien de
cilinder zich altijd volkomen eenparig met een bekende snelheid
bewoog. Vele natuurkundigen hebben naar middelen gezocht om
deze beweging zooveel mogelijk te regelen en hebben daartoe
werktuigen uitgedacht die den naam dragen van relugateurs. Die
van FOUCA.ULT, Helmholtz en Villarceau geven in de meeste
gevallen aan de beweging van den cilinder een voldoende een-
parigheid.
Maar zelfs deze volmaakte tijdmeting zou nog weinig resultaten
opgeleverd hebben indien de werktuigen, die den duur van de
opeenvolgende of gelijktijdige verschijnselen op het papier tracee-
ren, niet oogenblikkehjk het beginnen of het ophouden van een
verschijnsel aangaven; gelukkig heeft men weer in de elektriciteit
het middel gevonden om het begin en het einde van een ver-
schijnsel zoo snel mogelijk aan te geven; zoo werken onder
anderen de elektromagnetische werktuigen, uitgevonden door
Marcel Duprez, zoo snel, dat zij het oogenblik waarop een
verschijnsel begint aangeven met een dusdanigen graad van nauw-
keurigheid, dat daarbij de fout minder bedraagt dan het twintig-
duizendsïe van een sekonde. In de meteorologie zijn dergelijke
kleine tijdsbepalingen niet noodig; deze nauwgezette chronografie,
waarbij het op de oneindig kleine tijddeeltjes aankomt, vindt haar
toepassing bij het analyseeren van elektrische en optische ver-
schijnselen , in de ballistiek, alsmede in de physiologie der zenuw-
en spier werkingen. De natuur- en werktuigkunde hebben een
ontzaglijk snellen vooruitgang bewerkt dpor het gebruik van de
registreertoestellen. De uitvinding van vele dezer werktuigen
i
-ocr page 150-
142
hebben wij te danken aan Poncelet , terwijl de generaal Morin
ze voor een deel verbeterd en voor verschillende doeleinden in
gebruik gesteld heeft. Het meest bekende van deze werktuigen is
zeker dat, \'t welk dient om de wetten van den vrijen val van
lichamen te bepalen. Het door Galileï aangegeven ontwerp en
de toestel van Atwood zijn op een voordeclige wijze vervangen
door dit bewonderenswaardig werktuig, dat, in plaats van een
reeks van bewerkingen te vereischen die aan allerlei fouten onder-
hevig zijn, in een enkel oogenblik de lijn traceert, die de eenparig
versnelde beweging van een vallend lichaam voorstelt.
De registreerende dynamometers, naar het denkbeeld van Watt
vervaardigd en later verbeterd, geven de intensiteit der krachten,
door de stoommachines en bewegingswerktuigen voortgebracht,
nauwkeurig aan en stellen ons in staat om den door een werk-
tuig verrichten arbeid te meten, hetgeen een der meest belang-
rijke vraagstukken is, die door mechanica zijn op te lossen.
Behalve de zeer langsame en de zeer snelle werkingen bestaat
er een groot aantal physiologische verschijnselen, waarvan ons
gevoel of onze oogen ons slechts een zeer onvolledigen en bedrie-
gelijken indruk geven, maar die zich, zoodra zij aan het gebruik
der registreerwerktuigen worden onderworpen, in hun waren
aard vertoonen. Duizende bizonderheden, wier bestaan men vroe-
ger nooit had vermoed, vertoonen zich in de tracés van den
hartstoot, van den polsslag, van de ademhaling, spierwerkingen,
enz. Deze zijn allen even zooveel nieuwe teekenen, die voorden
physioloog of geneesheer met eiken dag een meer bepaalde betee-
kenis krijgen.
Ook de physiologen zelf hebben veel tot meerdere ontwikkeling
en volmaking der registreerwerktuigen bijgedragen; even als de
meteorologen hebben zij ingezien dat de zintuigen niet voldoende
waren om tegelijkertijd alle verschijnselen waar te nemen, die
in het bewerktuigde leven plaats hebben
Temperatuur, drukking en snelheid van het bloed, kracht en snel-
heid van de spierwerking, dit alles moet met juistheid gemeten en
opgeteekend worden en dat nog wel onder moeilijke omstandigheden ,
zooals zich die bij physiologische proeven gewoonlijk voordoen en
die den gewonen gang der waarnemingen storen; toch hebben de
registreertoestellen meer gegeven dan men had durven verwachten.
-ocr page 151-
143
In Duitschland zijn deze toestellen het eerst in de physiologie
aangewend. Ten einde de drukking van het bloed te meten vond
Ludwig in 1847 een registreerenden manometer uit, waaraan hij
den naam gaf van Kymografion; deze uitvinding gaf aan de
physiologie een geheel nieuwe richting. Het duurde niet lang of
door Volkmann, Helmholtz, Vierordt en andere Duitsche
physiologen werden nieuwe registreertoestellen uitgevonden, welke
dienen moesten voor het bestudeeren van den bloedsomloop, van
de ademhaling, van de spierwerking, enz.
Wel waren die eerste werktuigen nog gebrekkig en werden
eerst later meer volmaakt, maar door hen werd het eerst mogelijk
om de physiologische waarnemingen tot dien hoogen graad van
nauwkeurigheid op te voeren waardoor aan deze wetenschap, hoe
jong zij ook zijn moge, toch een plaats toekomt naast de oudste
en meest gevorderde wetenschappen.
In 1857 was de grafische methode nog niet tot de physiologische
laboratoria in Frankrijk doorgedrongen; terwjjl in Duitschland
de eerste proeven met registreerwerktuigen werden genomen, werd
door Vierordt te Tübingen de beschrijving van een nieuw werk-
tuig in \'t licht gegeven, dat hij sphygmograaf noemde en dat
bestemd was om de polsslagen bij den zieken of gezonden mensch
te registreeren.
1) „Getroffen door het belangrijke van zulk een werktuig, be-
proefde ik een dergelijk samen te stellen; terwijl ik de gebreken van
den toestel van Vierordt leerde kennen, zocht ik naar de middelen
om de aanwijzingen daarvan te verbeteren en slaagde er eindelijk
in een sphygmograaf te verkrijgen, die zoo getrouw mogelijk de ge-
ringste veranderingen in den polsslag aanwees. Spoedig kwam ik
op het denkbeeld dat dergelijke werktuigen konden aangewend wor-
den voor de oplossing van een tal van physiologische vraagstuk-
ken; de theorie der bewegingen van het hart was sedert lang het
onderwerp van een tal van besprekingen, die allen ons meer in
de overtuiging versterkten, dat de zoo samengestelde bewegingen
van dit orgaan van veel te korten duur waren om ze met het
]) * Marky spreekt hier van de door hein gedane uitvindingen en aangebrachte
verbeteringen op het gebied der registreerwerktuigen; wij geven deze plaatsen met „ "
gemerkt, zoo getrouw mogelijk terug. *
-ocr page 152-
144
oog of met het gevoel te kunnen waarnemen. Geholpen door
mijn vriend en ambtgenoot Chauveaü ben ik toen begonnen die
bewegingen grafisch te gaan bestudeeren, en ten laatste hebben
de registreertoestellen ons de meest volledige aanwijzingen gegeven
betreffende de werking van het hart.
Van dien tijd af ben ik tot de overtuiging gekomen dat een
groote vooruitgang op dit gebied alleen te verkrijgen was door
de grafische methode, en heb ik mij voornamelijk gewijd aan het
verbeteren der registreerwerktuigen, aan het verwijderen van de
storende invloeden tengevolge waarvan hun aanwijzingen minder
nauwkeurig waren, en aan de meer en meer uitgebreide toepassing
van deze methode op een steeds grooter aantal verschijnselen,
terwijl ik daarbij steeds getracht heb het aantal der benoodigde
toestellen tot een zoo klein mogelijk getal te beperken.
De algemeene fout van de toestellen, die aanvankelijk door de
physiologen gebruikt werden, was, ronduit gezegd, de traagheid
waarmee de phasen van bewegingen door de beweegbare deelen
dier toestellen werden overgebracht. Ten gevolge van deze traag-
heid werden de tracés van den sphygmograaf van Vieeordt
misvormd, of wel werden er aan de beweging overtollige tril-
lingen toegevoegd, zooals bij den myograaf van Helmholtz of
het kymografion van Ludwig.
Het aantal der beweegbare deelen van de toestellen zoo veel
mogelijk beperken; de deelen van het werktuig, die dienen moesten
om de werkende krachten te meten, door veeren vervangen; zoo-
veel mogelijk de snelheid van de registreerende deelen verminderen,
terwijl de grootte der te registreeren beweging werd beperkt;
het tracé door middel van optische werktuigen vergrooten, dat
waren de middelen waardoor men nauwkeurige tracés moest ver-
krijgen. Wij zullen in de volgende hoofdstukken zien dat de
juistheid van deze toestellen nu reeds een vrij voldoende hoogte
heeft bereikt.
Alhoewel de meeste toestellen, die hier besproken zullen worden,
ten dienste van de physiologie, mijn hoofdstudie, zijn samengesteld,
heb ik toch in dit werk de toepassingen van de grafische methode
voor verschijnselen van allerlei aard vereenigd."
Inderdaad kunnen op het gebied van het gestrenge experimenteel
onderzoek de wetenschappen op eene lijn geplaatst worden; wat
-ocr page 153-
145
ook het doel der onderzoekingen zijn moge, \'t zij een kracht, een
beweging, een elektrisch of een warrateverschijnsel moet gemeten
worden, onverschillig of men natuurkundige, scheikundige of
physioloog zij — allen moeten tot dezelfde methode hun toevlucht
nemen en dezelfde werktuigen aanwenden.
Geschiedkundig- overzicht van de registreerwerktuigen.
Ofschoon de uitvinding der registreerwerktuigen eerst van een
eeuw geleden dateert, is het toch moeilijk hun ontwikkelings-
geschiedenis met zekerheid te volgen. Men kan de toestel van
Poncelet en Morin eigenlijk als het eerste model van een goed
ingericht registreerwerktuig beschouwen; maar toch heeft men
reeds in het begin der vorige eeuw pogingen gedaan om enkele
verschijnselen te doen opteekenen.
Zoo heeft de markies d\'Ons-en-Bray in de Verslagen van de
Akademie in 1734 een anemograaf beschreven, die zijn bewegingen
afteekende op een blad papier, dat om een cilinder was gewikkeld.
Door Rutherford werd ongeveer in 1794 een thermometro-
graaf beschreven, die met een stift een lijn traceerde op een
strook zwartgemaakt papier, waaraan een ronddraaiende beweging
werd medegedeeld.
In 1779 werd door Magellan, lid van de Royal Society te
Londen, een zoogenaamden perpetueelen meteorograaf uitgevonden,
een toestel, die bestemd was om de veranderingen in den damp-
kring voor een willekeurige plaats op aarde te registreeren. 1)
1) Radau zegt in een merkwaardige geschiedkundige beschouwing van de meteoro-
grafen over de uitvinding van Maoellan het volgende: Deze schrijver ontwikkelt het
plan van een perpetueelen meteorogr aaf, waarvan hij de onderdeden door teekeningcn
voorstelt. Hij wijst er op hoe nuttig doorloopende tracés van de veranderingen
in den dampkring voor de verschillende plaatsen der aarde zouden kunnen zijn. Het
is niet genoeg, zegt hij, te weten dat bijv. de barometer of thermometer zóó hoog
stonden op bepaalde uren van den dag; men behoort ook te weten welke veranderin-
gen zijn voorgevallen in het tijdsverloop dat tusschen een bepaald uur en dat van den
volgenden of voorafgaanden dag is gelegen ; ook dient men het oogenblik te kennen
waarop een verandering heeft plaats gehad.... liet werktuig, dat ik zal bespreken,
voldoet aan deze vereischten, en daarom zal ik het den naam geven van perpetueelen
meteorograaf,
omdat het de meteorologische waarnemingen voor alle uren van den dag
10
-ocr page 154-
146
Men moet wel onderstellen dat de inrichting van deze werktuigen
nog zeer onvolledig was, aangezien men tot op den huidigendag
toe onophoudelijk de meteorologische registreertoestellen heeft
verbeterd, zonder dat men er nog in geslaagd is een bepaald en
geheel voldoend model te verkrijgen; maar in alle geval had
men toch reeds in de vorige eeuw een algemeen denkbeeld van
grafische meteorologie.
geregeld aangeeft ; daarvoor is het alleen uoodig het in het eind van de week of van
de maand op te winden, dus gelijktijdig met het uurwerk, dat als régulateur voor dit
werktuig dient. Het denkbeeld hiervan is zoo eenvoudig en zoo gemakkelijk in de
praktijk, dat iedereen, die er belang in stelt, het gemakkelijk met weinig kosten door
een middelmatig werktuigkundige kan laten vervaardigen. Magellan geeft verder een
uitvoerige beschrijving van de verschillende werktuigen die hein voor zijn doel het
meest geschikt voorkomen. Vooreerst, zegt hij, is naar mijn gevoelen de bak-barometer
het meest geschikt voor barometrische bepalingen, intusschen kan ook een hevelbnrometer,
voorzien van een drijver, zeer goed dienen; voor een thermograaf, geeft Magellah
de voorkeur aan den metaal thermometer. Zijn anemograaf bestaat uit een windwijzer,
naar het model van i>\'Ons-en-Bbay, om de vtm&ricfitinff, en uit een auemo-
meter, om de mnAArac/it te registreeren. Om de vochtigheid te bepalen, kiest hij den
hygroskoop van Whitehurst, die uit twee aan elkaar gelijmde houten latten bestaat,
waarvan er een middendoor is gesneden. Een p/uviostoop (regenmeter) met drijver en
een atmidometer (verdampingsmeter), bestaande uit een drijver waarop een bak met
water is geplaatst (de drijver met bak stijgt wanneer door verdamping de hoeveelheid
water is verminderd) voltooien den meteorograaf. Maoei.i.an zegt dat men er een
rhoiumeUr aan zou kunnen toevoegen wanneer de plaats van waarneming dicht bij een
zeehaven is gelegen; men zou dan een laag gelegen gedeelte van den grond in ver-
binding kunnen stellen met het zeewater, hierop een drijver met stang plaatsen en
zoodoende de op- en neergaande beweging van vloed en eb kannen opteekenen. Hij
wil de stiften der verschillende toestellen allen parallelle lijnen laten traceeren op een
plank, met papier bekleed en door een uurwerk in beweging gebracht; verder geeft
hij een teekeniug van de figuur, die door deze tracés zon ontstaan. Ook voegt hij
er nog bij dat door middel van hefboomen de beweging der werktuigen moet worden
vergroot voor het geval dat zij te klein zou zijn om een direkt tracé te leveren. Hij
bespreekt de voordeelen en gebreken van de registreermethode die door Changeux is
voorgesteld; deze bestaat namelijk in het traceeren van afgebroken lijnen door middel van
veereu die voorzien zijn van stalen punten, welke veeren door middel van hamertjes, die
door een uurwerk in beweging worden gebracht, periodiek op een beweegbaar vlak hare
punten afdrukken. Hij zegt dat sedert 15 jaar de stand van den barometer naar dit
systeem door middel van een uurwerk, door Cummings vervaardigd, op het koninklijk
paleis vau liuckingham te Londen wordt geregistreerd.
-ocr page 155-
147
J. Watt stelde den eersten registreertoestel in de werktuigkunde
in gebruik en gaf het eerst de oplossing van een der belangrijkste
vraagstukken op dit gebied: het grafisch bepalen van den arbeid,
door den stoom verricht in een pomp werk tuig. 1)
De uitvinding der dynamische elektriciteit en der photografie
heeft veel bijgebracht tot de volmaking der meteorologische
registreertoestellen. Met behulp van de elektriciteit is men er in
geslaagd om door een zelfde werktuig de waarnemingen in ver-
schillende plaatsen gedaan, te laten opteekenen. Door middel van
de photografie kan men bewegingen laten opteekenen, die te
weinig beweegkracht hebben om een stift over het papier te be-
wegen. Gebrek aan voldoende kracht is een der meest voorko-
mende bezwaren, die aan de inrichting der registreertoestellen
verbonden zijn. Dit bezwaar is echter op een zeer vernuftige
wijze uit den weg geruimd door Regnard, in 1857, door mid-
del van hulpraderen. 2) Wij moeten in de duizende constructies,
die zijn uitgedacht om den wind, den regen, de temperatuur
of den luchtdruk te registreeren, het vernuft van de werktuig-
kundigen bewonderen; maar juist die groote verscheidenheid in
1)  Deze beroemde Engelsche werktuigkundige liet de bewegingen van zijn aanwijzer
van drukking
registreeren op een cilinder, die door middel van den zuiger van de
machine in beweging werd gebracht.
2)   De toestel van Regnard is op de volgende wijze ingericht. Aan zijn thermometer
b(jv. is boven de kwikkolom een metalen stift aangebracht, die verbonden is met de
registrcerstift en zich met deze kan verplaatsen ; zoodra de stift het kwik aanraakt,
sluit zij een elektrischen stroom. Door middel vau dezen stroom brengt een elektra-
magneet een raderwerk in beweging, dat de stift weer opligt en de aanraking met het
kwik verbreekt. Het verbreken van den stroom heeft nu de beweging van een rader-
werk ten gevolge dat, in tegengestelden zin draaiende, de stift weer met het kwik in
aanraking brengt Op deze wijze maakt de metaalstift onophoudelijk een reeks van
kleine trillingen op de oppervlakte van het kwik, die van geen invloed zijn op het
tracé, en vergezelt zoodoende de kwikkolom bij alle verplaatsingen, die deze tengevolge
van de temperatuursveranderingen ondergaat. Kédiee heeft de bewegingen van de hulp-
raderen daargesteld zonder aanwending van elektriciteit. De zeer kleine verplaatsingen
van den drijver, die de beweging van een vloeistofkolom volgt, waren voor hem vol-
doende om de wiekjes van een kleiu raderwerk beurtelings met elkaar al of niet in
gemeenschap te brengen, waardoor de schrijfstift heen en weder werd bewogen met
een kracht, die groot genoeg was om nog een duidelijke potloodstreep op het papier
voort te brengen.
-ocr page 156-
148
de aangewende middelen is een groote hinderpaal voor de vorde-
ringen in de wetenschap, want deze moet trachten al die com-
binaties meer en meer te vereenvoudigen. 1)
EERSTE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN DE VERPLAATSINGEN VAN LICHAMEN.
Verplaatsingen met tussehenpoozen. — Afdruksels van voetstappen. — Photograflsche
beelden van do opvolgende standen van een lichaam. — Aanhoudende of continue
beweging. — Werktuig dienende om zijn eigen beweging op te teekenen. —Staven van
Wheatstone; proeven van König en van Lissajous; werktuig van Tislky. —
Pantograaf. — Het overbrengen van bewogingen op een afstand.
Elke beweging kenmerkt zich in de eerste plaats door continuïteit
of door discontinuïteit, d. w. z. zij kan aanhoudend, onafgebroken
zijn, of met tussehenpoozen. Wij treffen deze twee bewegingsvor-
men al dadelijk aan bij de beweging van dieren; zoo zullen bij de
beweging over den grond, de voeten beurtelings in toestand van
rust en van beweging zijn, terwijl bij het vliegen en zwemmen deze
phasen van tijdelijke onbewegelijkheid niet voorkomen.
De dieren laten zoowel bij de eene als bij de andere soort van
beweging soms sporen van hun weg achter; deze soort van na-
tuurlijke registratie mogen wij niet over \'t hoofd zien.
Verplaatsingen met tussclienpoozen.
Wanneer een dier over een zandigen of vochtigen grond loopt,
laat het de indrukken van zijn voetstappen duidelijk daarin achter.
De jager kan naar deze voetsporen de soort van het dier her-
kennen; hij schat daarnaar de grootte en de zwaarte van het
1) Na al de proeven van constructies van werktuigen in de meteorologische jaar-
boeken te hebben nagegaan, komt Radau eindelijk tot deze gevolgtrekking: indien in
een groot aantal meteorologische stations de dampkringsverschijnselen allen voortdurend
door werktuigen, naar het zelfde beginsel ingericht, werden geregistreerd, dan zou men
er eerst aan kunnen denken om archieven van de weersgesteldheid samen te stellen,
en de meteorologie zou dan wellicht eerst een exacte wetenschap worden.
-ocr page 157-
149
dier; hij volgt het langs wegen en velden en zou zelfs, naar den
betrekkelijken stand van de afdruksels van eiken voet, kunnen zien
in welken gang het dier heeft geloopen. Inderdaad is de wetenschap
in de vertolking van dergelijke afdruksels zeer ver gevorderd.
Wanneer deze afdruksels gemaakt zijn in een grond, die boven-
dien geschikt was om ze ongeschonden te bewaren, dan zijn die
soms uit lang vervlogen geologische tijdperken voor ons behouden
gebleven. Menige nu uitgestorven diersoort heeft ons niets anders
achtergelaten dan hare voetstappen, maar deze sporen, aan een
wetenschappelijk onderzoek onderworpen, openbaren ons niet alleen
de anatomische kenmerken van het dier uit een vroeger tijdperk,
maar geven ons bovendien zeer belangrijke aanwijzingen met be-
trekking tot de meer of minder snelle bewegingen die het kon
verrichten, omtrent de verdeeling van de steunpunten der voeten,
de verschillende gangen waarin het kon gaan, enz. * Deze zooge-
naamde fossiele voetstappen zijn voor den geoloog en paleontoloog
van de grootste beteekenis geworden en hebben hier en daar
geleid tot eenige kennis omtrent de bewerktuiging van dieren
uit vroegere tijdperken. *
Zoo worden op de veeartsenijscholen de afdruksels van de voet-
stappen van het paard met zorg bestudeerd, aangezien men hieruit
juiste gevolgtrekkmgen kan maken betreffende de grootte van het
paard en de wijze van zijn gang; men kan daaruit zien of het
bijv. in draf of in galop was en of de beweging langsaam of snel
is geweest.
Om hier een denkbeeld van deze belangwekkende studie te
geven zijn in fig. 67 de voetstappen van het paard in zijn ver-
schillende gangen voorgesteld. Met een enkelen oogopslag zien
wij hieruit dat de betrekkelijke stand van deze afdruksels veel
verschilt naar gelang van de onderscheidene gangen en dat men
dus hieruit proefondervindelijk zeer juist kan nagaan door welke
soort van gang elke rij van voetstappen is teweeggebracht.
Een meer nauwkeurig onderzoek hiervan kan ons verder doen
kennen welke rol elk der voeten bij deze afdruksels heeft ver-
vuld; zoodoende treedt ons het beeld van het dier in zijn opvol-
gende standen, waarbij deze afdruksels werden voortgebracht,
voor oogen.
Men kan aan enkele bizonderheden van het beslag het afdruksel
-ocr page 158-
150
III
llüllllliiüil!
A-j
\\m
lill-il
ft
ft
ft
^
é\\
m
ft
0
ft
ft
wm
ft
è
■h-
■■■<!>■
Jl
a
ft
Mfli.hl
o
ii\'lf\'k
D
ft
Illilll \' ! i 111
! \' f\'"
V
Ü
ü
ft
ft
; i
ft
é
ft
fi
-£-
ii
ft
a
;-fH
o
0
o
&
&■■■&■
a
ft
a
1,1
lil.....lil i : I!.......IIIIH
Galop.
Gewone           Gestrekte            Korte ,         Telgang,
Korte
draf.
gang.                gang.               gang.
Fig. 67. Voetstappen  van het paard in zijn verschillende gangen.
-ocr page 159-
151
van elk der vier voeten van het paard herkennen. Lbnoble dü
Teil, aan wiens proefnemingen figuur 67 ontleend is, kenmerkt
de achtervoeten door naar buiten staande kalkoenen aan het achter-
gedeelte van den voet, terwijl deze bij de voorvoeten ontbreken.
De afdruksels van de twee linker of rechter zijvoeten zijn op
twee evenwijdige rechte lijnen te vinden.
Deze aanwijzingen zijn echter nog niet voldoende: een paard
dat in den gewonen stap loopt, geeft alleen de afdruksels van de
achtervoeten, aangezien deze weer juist de plaats van die der
voorvoeten innemen. Lenoble du Teil stelt dit op elkaarvallen
van twee afdruksels voor door middel van het teeken ("^, dat dan
tegelijk den tak van een voorijzer en een tak van een achterijzer
met kalkoenen aanduidt
M Afdruksel van een voorvoet.
ff Afdruksel van een achtervoet.
("") of O Dubbel afdrnksel van een achter- en voorvoet.
Houden wij deze beteekenis van de in de figuur voorkomende
teekens voor oogen dan zien wij dat de gewone stap hierdoor is
gekenmerkt dat de afdruksels van de achter- en voorvoeten zoo-
wel voor de rechter- als linkerzijde volkomen op elkaar vallen;
dat verder hierbij de afdruksels der rechtervoeten juist op het
midden van den afstand tusschen twee opvolgende afdruksels van
de linkervoeten zijn gelegen en omgekeerd.
"Wanneer een paard in vrijheid loopt of wel wanneer de ruiter
nageeft, zoodat het paard den hals eenigszins kan laten zakken,
dan verandert de stand der afdruksels en de achtervoet geeft nu
een afdruk vóór den voorvoet; dezen gang noemt men wel den
g\'estrekten gang.
Komt de afdruk van den achtervoet nog meer voor
dien van den voorvoet te staan, dan wijst dit op den zoogenaamden
versnelden stap. De korte gang geeft afdruksels die op gelijken
afstand van elkaar liggen. Bij den telgang zien wij dat de afstand
tusschen den voorvoet aan de eene en den achtervoet aan de
andere zijde kleiner is dan die tusschen een voor- en achtervoet
aan dezelfde zijde.
Bij den draf nadert de betrekkelijke stand der afdruksels veel
-ocr page 160-
152
tot die bij den korten gang, met dit verschil dat de voorvoet nu
zijn afdruk voor den achtervoet achterlaat.
De galop kenmerkt zich door een eigenaardige onregelmatigheid
in den stand der afdruksels. Bij den rechtschen galop bijvoor-
beeld, zijn de afdrukken der rechtervoeten verschillend, die van de
linkervoeten vallen op elkaar. Het omgekeerde heeft plaats bij het
links galoppeeren.
Deze bepalingen van de onderscheidene standen, die de voeten
van het dier op den grond met betrekking tot elkaar innemen,
worden duidelijker wanneer men nagaat hoe deze bewegingen
elkaar in verhouding tot den tijd opvolgen; later zullen wij den
rhythmus van den hoefslag bespreken. Over \'t algemeen is het
tamelijk gemakkelijk om bij de nietbeslagen dieren de afdruksels
van de achtervoeten te onderscheiden van die van de voorvoeten;
ook laten zich met een weinig oefening gemakkelijk de voet-
stappen van de linker- van die der rechtervoeten onderkennen.
Men kan onder anderen deze proefnemingen gemakkelijk op den
hond doen. Ten opzichte van den betrekkelijken stand der steun-
punten bij de verschillende gangen verschillen de afdruksels van
de voetstappen van een hond weinig van die van een paard;
echter merkt men bij den galop een meer schuinen stand van
de as van het lichaam op, van daar dat de afdruksels dan meer
van elkaar afwijken. De afdrukken der voetstappen zijn gemak-
kelijk te verkrijgen als men een hond eerst te water laat gaan
en daarna over een droog en effen oppervlak, bijv. over een
steenen vloer of een trottoir laat loopen.
Voor hen, die zich weinig gemeenzaam hebben gemaakt met
deze soort van onderzoekingen, is het aanbevelenswaardig de
pooten der dieren te bevochtigen met verschillend gekleurde
vloeistoffen; hierdoor wordt de onderscheiding der afdruksels
bizonder gemakkelijk. Kleine insekten laten een zeer duidelijk
spoor van de standen der pooten achter, als men ze over een
oppervlak laat loopen dat met lampzwart bedekt is.
Pliotograflsclie beelden van de opvolgende standen van
een lichaam.
Wanneer men met een periodieke verplaatsing tusschen twee
bepaalde punten te doen heeft, kan men door middel van de
-ocr page 161-
153
photografie zeer duidelijke beelden van het lichaam in zijn uiterste
standen verkrijgen.
Onimüs heeft deze handelwijze met veel voordeel toegepast op
het bepalen van de zoo verschillende toestanden, die het hart met
betrekking tot zijn vorm en zijn volume bij het beurtelings
samentrekken en verslappen vertoont. De geluidgevende snaren
bieden een schouwspel aan, geheel overeenkomstig met dat van
een trillende stemvork: door één onzekeren en een anderen
meer scherp begrensden omtrek worden de grenzen van hare
trillende bewegingen bepaald.
Het is wel onnoodig meer voorbeelden van bewegingen met
tusschenpoozen op te noemen, waarbij men door photografie de
opvolgende standen van een lichaam duidelijk kan afbeelden; op
deze manier verkrijgt men aanwijzingen, die zeer geschikt zijn om
de verplaatsingen juist te doen kennen.
Aanhoudende verplaatsing of continue beweging.
Deze bepaling is veel belangrijker dan de voorgaande, want
zij is op een veel grooter aantal gevallen van toepassing.
Wanneer een lichtend punt zich snel verplaatst, laat het een
lichtend spoor achter; nu eens is het een schitterende streep,
zooals wij bij de beweging van een meteoor door onzen damp-
kring waarnemen, dan weer is het ons oog zelf dat eenige
oogenblikken den indruk van het licht, waardoor \'t werd ge-
troffen, behoudt. Deze glans, hij moge reëel of subjectief zijn,
toont ons den doorloopen weg in zijn geheel, als getraceerd
door een gloeiende stift; hij toont ons den weg van den bliksem-
straal in zijn zigzagvorm; ongetwijfeld zal hierdoor de mensch op
het denkbeeld gekomen zijn de vermoedelijke baan van een zich
bewegend lichaam in een vlakke figuur af te teekenen. Deze
voorstelling van beweging is identisch met die van den stoffelijken
vorm der lichamen; trouwens deze beide begrippen, die van bewe-
ging en van vorm, zijn in onzen geest onafscheidelijk aan elkaar
verbonden. Is de bepaling van de rechte lijn niet de kortste weg
tusschen twee punten ? 1) Wordt in de meetkunde niet geleerd,
1) * üe tegenwoordig veel in gebruik zijnde bepaling van de rechte lijn verbindt
evenzeer de begrippen van vorm en van beweging. Zij is deze: de rechte lijn is van
-ocr page 162-
154
dat de cirkelomtrek ontstaat door de beweging van een punt in
een plat vlak, terwijl dit punt steeds op denzelfden afstand van
een bepaald punt, het middelpunt, verwijderd blijftP En volgt de
teekenaar, die den vorm van een voorwerp afbeeldt, niet altijd
met het oog de omtrekken, die zijn potlood op het papier schetst?
Vorm en beweging laten zich dus met evenveel gemak op een
zelfde wijze uitdrukken, maar het is niet even gemakkelijk om
van beiden een nauwkeurige en juiste kennis te verkrijgen.
Voor het beoordeelen van den vorm kunnen wij al onze zin-
tuigen aanwenden, terwijl deze beoordeeling nog gemakkelijk wordt
gemaakt door de onveranderlijkheid van den vorm; voor het be-
oordeelen van een beweging daarentegen kunnen wij ons in de
meeste gevallen alleen van ons gezicht bedienen, en dan gebeurt
het nog dikwijls dat zij, wegens hare groote snelheid of lang-
saamheid of haar al te geringen omvang, geheel aan onze waar-
neming ontsnapt.
In al deze bezwaren komen de registreertoestellen te hulp,
wanneer zij de in beweging zijnde massa zelve den vorm vanhaar
beweging laten traceeren; wel is waar is men hierin slechts in
daarvoor bizonder gunstige gevallen geslaagd, maar deze methode
van autografisch registreeren krijgt met eiken dag een grootere uit-
breiding, zoodat het moeilijk is te voorzien hoever haar gebruik
zich nog zal uitstrekken.
Stellen wij ons een werktuig voor, welks verschillende deelen
zich zoo snel bewegen, dat men met het oog onmogelijk den
omvang, noch den vorm dezer bewegingen kan bepalen; bevestigt
men nu een potloodstift aan een dezer beweegbare deelen, dan
kan men op een blad papier het tracé van de beweging verkrij-
gen. De gedaante van dit tracé hangt natuurlijk geheel van den
aard der beweging af; een rechte lijn zal een rechtlijnige bewe-
ging voorstellen en daarvan de uitgestrektheid bepalen; in de meeste
gevallen verkrijgt men meer of minder regelmatige cirkelvormige
of elliptische figuren. Door die figuren zal men bemerken dat de
werking der onderdeden van het werktuig niet altijd aan de
theorie daarvan beantwoordt, maar dat de kleinste onzuiverheid
alle lijnen., die men zich tusschen twee punten kan getrokken denken, diegene, die
bij de draaiende beweging der figuur om deze punten niet van plaats verandert. *
-ocr page 163-
155
in een of ander deel van het werktuig voldoende is om zijn
verrichting te wijzigen en te verstoren.
Niet altijd is de heweging geschikt om in haar ware afmetingen
op het papier te worden opgeteekend; is zij te klein, dan moet
men haar vergrooten, opdat haar tracé zichtbaar worde, terwijl
een beweging van te grooten omvang daarentegen moet verkleind
worden. Hiervoor nu bestaan een tal van handelwijzen, die voor
het meerendeel op de meetkundige eigenschappen van den hef-
boom berusten, zooals wij dit onder anderen bij den pantograaf
zien. Ook laat zich een vergrooting of verkleining van een bewe-
ging zeer goed door een stelsel van in elkaargrij pende raderen
daarstellen.
Een der grootste hinderpalen voor de aanwending der grafische
methode bij het bestudeeren van de verplaatsingen van een lichaam
is de moeielijkheid, die zich bijna altijd voordoet, om aan dit
lichaam een schrijfstift te bevestigen, en ook om het blad papier
zoo te plaatsen, dat het tracé van de stift duidelijk wordt ver-
kregen. Ook is het noodzakelijk een middel aan te wenden, waar-
door de beweging op een afstand wordt overgebracht, om aldaar
getraceerd te worden; dit overbrengen van de beweging geschiedt
het best door middel van luchtbuizen. De toestel die het best
bij deze soort van proeven aan het doel beantwoordt, bestaat uit
een stelsel van twee trommels met hefboomen, waarvan de eerste
de beweging ontvangt, de tweede de beweging traceert. 1)
1) Deze trommels bestaan ieder uit een metalen doos, van boven gesloten door een
dnn en zwak gespannen caoutehouc-vlies. In elke trommel opent zich een metalen
buis; deze beide metalen buizen der trommels zijn door een caoutchouc-buis met elkaar
in gemeenschap gesteld- Drnkt men het vlies van de eerste trommel naar binnen, dan
wordt een gedeelte van de hierin bevatte lucht uitgedreven, en deze gaat door de buis
in de tweede trommel, wier vlies nu door de vermeerderde spanning wordt opgeheven.
Wordt de druk van het eerste vlies weggenomen, dan daalt het vlies van de tweede
trommel. Door middel van deze wederkeerige werking der trommels op elkaar kan
men nu een beweging op een afstand overbrengen. Daartoe bevestigt men op elk der
caoutchouc-vliesjes een aluminium-schijfje dat verbonden is aan een hefboom, waarvan
het draaipunt dicht bij het punt van bevestiging is gelegen; de hefboom kan dus ver-
tikale bewegingen uitvoeren. Deelt men nu aan een dezer hefboompjes een beweging
mede, dan zal door middel van het aluminium-schijfje het daarbij behoorend<s vlies een
op- of neerwaartsche beweging ontvangen; deze beweging wordt nu aan den tweeden
-ocr page 164-
156
In figuur 68 zien wij voorgesteld hoe de rechtlijnige beweging
van een willekeurig punt aan de ontvangende trommel (ontvanger)
kan worden medegedeeld en door een buis naar de registreerende
trommel
kan worden overgebracht.
ïig. 68. Trommels met hefboomen, met elkaar in verbinding staande ter
overbrenging van bewegingen.
Hiertoe is het voldoende een draad met één uiteinde te beves-
tigen aan een voorwerp, welks beweging men wil bepalen, met
het andere uiteinde aan een hefboom, opgesteld zooals de figuur
aangeeft. Deze hefboom wordt toch naar boven getrokken door
middel van een spiraal veer, welke aan een arm is bevestigd, en
naar beneden getrokken door den draad dien de proefnemer in
de hand houdt. Daalt de hand, dan zal de hefboom, toegevende
aan de trekkracht van den draad, evenzeer dalen en daardoor
de veer spannen; gaat de hand naar boven, dan doet de gespannen
veer den hefboom rijzen, waarbij de draad steeds gestrekt blijft.
Al deze bewegingen worden in tegengestelden zin door den regi-
hefboom, doch in tegengestelden zin, meegedeeld, en is nu deze van een stift of een
veertje voorzien, dat langs een met lampzwart bedekt papier strijkt, dan krijgt men
zoodoende een tracé (zie Techniek, Hoofdstuk 1).
-ocr page 165-
157
streerenden hefboom herhaald. 1; In veel gevallen kan op deze
manier een beweging zeer gemakkelijk door een enkelen draad,
dien men naar omstandigheden korter of langer kan nemen,
worden overgebracht.
Op deze wijze kan alleen een rechtlijnige beweging geregistreerd
worden die in de meeste gevallen niet zoo bizonder belangrijk
is; maar nu kan men, door gebruik te maken van twee stelsel?!
van trommels met hefboomen, die met elkaar in gemeenschap
staan, de gedaante van elke willekeurige beweging doen optee-
kenen, wanneer deze beweging in een plat vlak plaats heeft. Deze
methode steunt op het volgende beginsel: elke beweging die in
een plat vlak plaats heeft, kan worden aangemerkt als ontstaan
te zijn uit twee rechtlijnige bewegingen loodrecht op elkaar.
Toen Wheatstone aantoonde dat wanneer men aan het uit-
einde van een trillende staaf een glinsterend knopje aanbrengt,
door de beweging van dit knopje figuren worden voortgebracht
die verschillen naar gelang van het verschil in snelheid van beide
trillingsbewegingen, welke plaats hebben in vlakken die elkaar
loodrecht snijden, stelde deze vermaarde natuurkundige daardoor
een nieuwen weg voor de grafische methode open (fig. 69).
Weldra ontwierp nu Koenig het tracé van dergelijke bewe-
gingen, door de staven van "Wheatstone van een schrijfstift te
voorzien.
Deze staven van Wheatstone zijn rechte metaalstangen, die
naar gelang van de dikte, die zij in twee verschillende richtin-
gen bezitten, trillingen van een gelijk of verschillend aantal in
beide richtingen kunnen volbrengen.
Later heeeft Lissajous nog op een andere wijze het ver-
schijnsel op een zeer bevattelijke wijze voorgesteld, door een
werktuig samen te stellen, dat door middel van een raderwerk
aan een schrijfstift twee rechtlijnige bewegingen, in richtingen
loodrecht op elkaar, meedeelt. Men kan met dit werktuig de snel-
heid en de phasen der beide rechtlijnige bewegingen naar wille-
keur regelen. Men ziet dan hoe de cirkel ontstaat door twee
synchronistische trillingen van gelijke amplitude; zijn de amplituden
1) Wil men de beide hefboomen bewegingen in den zelfden zin laten verrichten, dan
behoeft men slechts een der toestellen om te keeren.
-ocr page 166-
158
in dit geval ongelijk dan ontstaat een ellips, wier groote as
overeenkomt met de grootste amplitude; op deze wijze kan men
Fig. 09.
Figuur beschreven door het glinsterend uiteinde van een trillende staaf
van Wheatstone ; de verhouding der trillingen is 2 : 3.
een tal van eigenaardige trillingsfiguren verkrijgen. Zoo is de
figuur in den vorm van een 8 verkregen door de resulteerende
beweging van een vertikale trilling met een horizontale, wier
snelheid tweemaal grooter is dan die van de vertikale (fig. 70).
Zoo zijn de figuren, die op derde rij in fig. 70 voorkomen,
ontstaan door de resulteerende beweging van twee trillingsbe-
wegingen in loodrechte vlakken, waarbij de snelheden zich ver-
houden als 2 tot 3.
* De verschillende figuren, die hier op een zelfde rij zijn ge-
plaatst, en die dus ontstaan zijn door trillingsbewegingen, wier
snelheden een bepaalde verhouding hebben, worden gevormd
door het verschil in phase van de beide trillingen te veranderen.
Zoo zjjn bijv. de figuren van de eerste rij achtereenvolgens ont-
staan door eerst het verschil in phase op nul te brengen, vervol-
gens op |, |, | en | van den trillingstijd (Twee trillingen
hebben geen verschil in phase wanneer op het zelfde oogenblik
-ocr page 167-
»
159
voor beide trillingen hetzelfde gedeelte van den trillingstijd, d. i.
van den tijd die benoodigd is om een geheele trilling te vol-
brengen , verloopen is). *
Fig. 70. liesulteerende bewegingen van twee trillingen.
Aangezien men tot in het oneindige de verhouding tusschen
de beide bewegingen kan wijzigen, kan men ook op deze wijze
alle mogelijke figuren door de stift laten traceeren en zoo zullen
al deze figuren dan wijzen op de combinatie van twee bewegingen,
die plaats hebben in vlakken loodrecht op elkaar, zooals boven
is gezegd.
In het South Kensington Museum werd in 1877 een door Tisley
en Spiller vervaardigd werktuig tentoongesteld, dat alle moge-
lijke soorten van figuren traceerde, die door de resulteerende
beweging van twee rechtlijnige bewegingen werden voortgebracht.
Het bestaat uit twee slingers, bevestigd volgens de ophangwijze
van Cardanüs, waarvan de eerste van een stift, de tweede van
een plaat of schijf voorzien is, waarop de stift kan schrijven. Door
middel van verschuifbare gewichten kan men naar willekeur de
-ocr page 168-
160
beweging van elk der slingers regelen, terwijl men eveneens den
hoek tusschen de twee slingervlakken kan veranderen.
Door het aanbrengen van deze veranderingen krijgt men als
\'t ware een oneindig aantal verschillende vormen, die hoogst
belangrijk zijn.
Figuur 71 toont ons slingerbewegingen, die zich verhouden als
Fig 71. Tracé vau den harmonigraaf van Tisley. Verhouding der
slingeringen 1:3.
1 tot 3, en die plaats hebben in vlakken, niet volkomen loodrecht
op elkaar; ook bemerkt men in de figuur een kleine onregelma-
tigheid, die in de volgende tracés nog meer uitkomt.
In figuur 72 is de verhouding der slingeringen 1:2; hier zien
wij een reeks van 8-vormige kromme lijnen beschreven rondom
een zelfde middelpunt; dit is een gevolg van de ronddraaiende
beweging van het papier, dat het tracé ontvangt. Voor morpho-
logen is het van belang deze figuur aandachtig na te gaan, daar
zij hieruit kunnen zien, hoe door de combinatie van een klein
aantal bewegingen zeer samengestelde vormen kunnen worden
voortgebracht. In deze figuur, evenals in de andere, neemt de
beweging langsamerhand af, tot eindelijk het verdwijnen der
-ocr page 169-
161
lijn in het middelpunt het totaal ophouden der beweging aan-
duidt.
Fig. 72. Harmonigraaf. Verhouding der slingeringen 1 : 2.
In figuur 73 is de verhouding der slingeringen 2 : 3. Ook deze
Fig. 73. Harmonigraaf. Verhouding der slingeringen 2 : 3.
11
-ocr page 170-
I
162
figuur geeft ons een eigenaardig type van een samengestelden
vorm, voortgebracht door een eenvoudige verbinding.
Zooals wij vroeger zeiden, kan een rechtlijnige beweging door
middel van luchtbuizen op een afstand worden overgebracht.
Handelt men nu op deze wijze met de hier beschouwde rechtlijnige
bewegingen, wier richtingen een rechten hoek met elkaar maken,
dan zal men dus elke beweging, die in een plat vlak plaats heeft,
op grooten afstand kunnen laten registreeren. Op deze wijze is
de beweging van het vliegen van vogels bestudeerd en is expe-
rimenteel de beweging bepaald, die de vleugel daarbij uitoefent
in de gewrichtsverbinding met den schouder. 1).
Het overbrengen der beweging geschiedt het gemakkelijkst op
de wijze zooals in fig. 74 ia voorgesteld; het is voldoende een
draad te bevestigen aan het beweegbare lichaam, om zoo de be-
wegingen , die in de richting van dezen draad plaats hebben , over
te brengen.
Sedert langen tijd geschiedt het registreeren van een figuur in
Fig. 74. Pantograaf met luchttransport. Men ziet den toestel van boven.
een plat vlak door middel van den pantograaf; de met elkaar in
verbinding gestelde deelen van dezen toestel veroorloven elke
1) Een beschrijving van deze proef en van den toestel vindt men Biil. des Hautet
Etude»,
Ie deel 1869, p. 228 en Lu Machine animale van Makky , p. 244.
-ocr page 171-
163
willekeurige figuur in haar natuurlijke grootte, of verkleind, of
vergroot te traceeren.
Wanneer men aan een der punten van den pantograaf een be-
weging meedeelt, zal het andere punt deze beweging registreeren.
Maar het aantal gevallen, waarin dit werktuig voor het bestudee-
ren van bewegingen zou kunnen gebruikt worden, zou op deze
manier zeer beperkt zijn, aangezien het lichaam, welks beweging
men wil registreeren, met het werktuig zou moeten verbonden
worden.
Door een eenvoudige inrichting kunnen echter bewegingen, die
in een tamelijk ver afgelegen punt plaats grijpen, bijv. op een
afstand van 10 meter, worden geregistreerd, hetgeen in bepaalde
gevallen zeer nuttig is. Figuur 74 toont ons deze inrichting van
den toestel, die daarom genoemd is pantograaf\'met luchttransport.
Het is een stelsel bestaande uit vier trommels met verbonden
hefboomen, verdeeld in twee groepen. De eerste groep van twee
trommels maakt de schrijf toestel, de tweede de ontvanger uit.
Het is onverschillig welke der twee groepen men voor schrijf-
toestel neemt; wij zullen bij de beschrijving van den proef onder-
stellen dat het hier de rechtergroep is.
De vier trommels zijn zoodanig geplaatst dat hun vliezen in
een vertikaal vlak komen te liggen; bovendien liggen de hef hoo-
rnen van een zelfde groep in een horizontaal vlak en snijden
elkaar rechthoekig.
De verbinding van de hefboomen der beide groepen met elkaar
blijkt uit de figuur; a is met a\', b met b\' verbonden; uit deze
verbinding volgt gemakkelijk, dat de beweging van de eerste
groep door de tweede groep in denzelfden zin wordt overgenomen.
De twee trommels van elke groep zijn met elkaar verbonden door
rechthoekige stangen; een der zijden van den aldus gevormden
rechthoek is verlengd en eindigt in een schrijfstift. Elke bewe-
ging , die door de stift van den ontvanger in het horizontale vlak
wordt gemaakt, wordt door de stift van den schrijf toestel over-
genomen. Beschrijft de stift van den ontvanger een cirkel op een
glas, dat met roetzwart is bedekt, dan traceert de stift van den
schrijftoestel dezelfde figuur.
-ocr page 172-
164
TWEEDE HOOFDSTUK.
CHRONOGRAFIE.
Chronometers; het grafisch meten van tijdruimten. Draaiende cilinders en régulateurs.—
Het controleeren van de cilinderbeweging met behulp van de stemvork. — Overbren-
ging van de chronografische aanwijzingen. — Elektrische seinen. — Luchtseinen. —
Toepassingen van de chronografie; bepaling van het oogenblik waarop een verschijnsel
zich voordoet. — Het meten van de persoonlijke fout. — Bepaling van tijdduur. —
Opeenvolging en synchronisme. — Frequentie. — Regelmatigheid. — Periodiciteit.
Bij de beoordeeling van verschijnselen van korten duur vindt
het gebruik van de volmaaktste chronometers zijn natuurlijken
grens in de onvolkomenheid onzer zintuigen. Indien de wijzer van
een dezer uurwerken zich over de wijzerplaat beweegt, en elke
sekonde of elk vierde gedeelte van een sekonde even stilhoudt,
is het vrij moeilijk den juisten stand waar te nemen, dien hij bij
het begin en bij het einde van een verschijnsel inneemt; een fout
van een kwart-sekonde wordt zoo licht gemaakt. Als een bizon-
deren vooruitgang bij deze soort van bepalingen moet men dus
het gebruik van den registreerenden chronometer beschouwen : de
wijzer, die aan zijn punt met inkt is bevochtigd, wordt hier door
middel van een druk veertje tegen de wijzerplaat gedrukt, en laat
aldus het spoor achter van zijn stand op een bepaald oogenblik;
om nu den duur van een verschijnsel te meten, drukt men den wijzer
tegen de plaat op de oogenblikken, dat het verschijnsel begint en
ophoudt, en zoodoende laat zich uit het aantal verdeelingen der
wijzerplaat tusschen de getraceerde punten het tijdsverloop bepalen.
Een groot voordeel van deze soort van chronometers is, dat
het niet noodig is naar de wijzerplaat te zien gedurende een waar-
neming; een enkele druk van den vinger op de oogenblikken
waarop het verschijnsel begint en eindigt, is voldoende om den
duur hiervan te bepalen.
Maar wanneer de te meten tijd één geheelen omgang van den
wijzer overtreft en bijv. overeenkwam met een groot aantal van
die omgangen, dan ontstaat een ander bezwaar, want men loopt
gevaar zich bij het tellen van die omgangen te misrekenen. Het
aanstippen van den tijd moet dan in zulke gevallen geschieden
op een lange strook papier, die zich met een bekende snelheid
beweegt.
-ocr page 173-
165
Een groote moeielijkheid, die zich bij het grafisch meten van
den tijd voordoet, is om aan het oppervlak, dat de teekens ont-
vangt, een volkomen regelmatige beweging van een bekende
snelheid mee te deelen.
Chrono-; ra fit-.
Voor het oppervlak, dat het tracé ontvangt, kan men nemen
een metalen plaat, die in haar eigen vlak een draaiende bewe-
ging heeft of ook wel een cilinder, die om zijn as draait. Deze
laatste wordt het meest gebruikt uithoofde van de gemakkehjkheid,
waarmee men hierop de lijnen traceeren kan Men bedekt daartoe
een metalen cilinder met een blad zeer glad papier, waarvan de
uiteinden aan elkander worden gelijmd. Vervolgens draait men
den cilinder met een snelheid van ongeveer één omwenteling in
de sekonde rond, en maakt, terwijl men langsaam een kaars- of
petroleumvlam langs den draaienden cilinder beweegt, het papier
gelijkmatig zwart. In dezen gezwarten cilinder heeft men dan een
oppervlakte verkregen, waarop de geringste wrijving haar spoor
zal achterlaten; zoo zal bijv. het vleugeltje van een insekt het
lampzwart wegnemen en een wit streepje achterlaten, als bewijs
van aanraking. Wanneer men het tracé op het papier wenscht te
bewaren, kan men dit fixeeren, door het papier, na het van den
cilinder afgenomen te hebben, in met vernis bedeelden alcohol te
doopen en daarna te drogen (voor deze bizonderheden zie men
de Vijfde Afdeeling, Hfst. II).
Ten einde de omwentelingsbeweging van den cilinder zoo een-
parig mogelijk te maken, bedient men zich van een uurwerk, dat
voorzien is van een régulateur. Een zeer juist werkende régula-
teur is die van Villabcbaü (fig. 75) die ook de eigenschap bezit
verschillende snelheden toe te laten, die tot het dubbele kunnen
toenemen, naar gelang de toestel onder een helling of wel verti-
kaal is geplaatst.
Ook heeft Helmholtz een elektrischen régulateur samengesteld,
die, naar het schijnt, met groote juistheid werkt.
Wanneer de proeven vereischen dat de draaiing van den cilinder
sneller of langsamer moet geschieden, dan kan men die veran-
dering gemakkelijk aanbrengen, door den cilinder op een van de
-ocr page 174-
166
drie assen te plaatsen, die zijn aangebracht aan de schijven, tus-
schen welke de cilinder zich beweegt; de bovenste as maakt haar
Fig. 75. Régulateur van Villarckau.
omwenteling in anderhalve sekonde, de middelste as in zes sekon-
den en de onderste in een minuut.
Clironog-rafton.
De bovenbeschreven régulateurs geven aan den cilinder een
zeer eenparige beweging van bekende snelheid, waardoor men
gemakkelijk een tijdruimte naar de lengte van het papier, tus-
schen twee teekens doorloopen, kan meten; maar deze toestellen
zijn kostbaar. Dikwijls is het eenvoudiger van de volmaakt een-
parige beweging van den cilinder af te zien en over te gaan tot
een voortdurend controleeren van de snelheid, waarmede hij
-ocr page 175-
167
draait. Daartoe bedient men zich van chronograf\'en, toestellen die
wij hier zullen beschouwen. Het doel van alle chronografen is
om aan een schrijfstift isochrone trillingen van een bekende snel-
heid mee te deelen, zoodat men door het aantal trillingen, afge-
teekend tusschen twee merkteekens, den tijd kan bepalen, die deze
merkteekens scheidt.
"Wij hebben gezien dat Thomas Youn« het eerst op het denk-
beeld kwam om op een draaienden cilinder de trillingen van een
staaf, voorzien van een schrijfstift, af te teekenen; daar deze
bewegingen isochroon zijn, komt elk der getraceerde golven over-
een met een altijd even groot tijddeel. Duhamel wendde de stem-
vork tot hetzelfde doel aan; hierdoor werd een nieuwe stoot aan
de chronografie gegeven.
Men kan inderdaad met een bizondere juistheid het aantal tril-
lingen, die een stemvork in de sekonde maakt, bepalen; dit staat
in verband met de nauwkeurigheid, waarmee men deze instru-
menten onderling vergelijkt en regelt, hetzij door de optische
methode van Lissajous of door de acoustische methode van
König. 1)
Fig. 76. Tracé van een chronografische stemvork van 10 trillingen in de sekonde.
Naargelang van de nauwkeurigheid, waarmee men den tijd wil
meten, en vooral naargelang van de snelheid van den cilinder,
waarop de teekens geregistreerd worden, moet men stemvorken
nemen waarvan het aantal trillingen verschilt. De stemvorken van
50 tot 500 trillingen in de sekonde worden het meest gebruikt. 2)
1)   König heeft door de methode der zwevingen een volmaakte overeenstemming
gekregen in de trillingsbeweging van stemvorken, die meer dan 20 000 trillingen per
sekonde maakten.
2)   In fig. 76 heeft men de stemvork hare trillingen laten opschrijven bij twee ver-
-ocr page 176-
168
Somtijds heeft men grootere tijdverdeelingen noodig; reeds voor
het meten van tiende deelen van een sekonde zijn toestellen
noodig, die over \'t algemeen te massief en moeilijk te behandelen
zijn; daardoor zou het onmogelijk worden gelijktijdig de trillingen
van de stemvork on de teekens, die het begin en het einde van
het beschouwde verschijnsel aangeven, te registreeren. Om hierin
te hulp te komen, kan men twee middelen aanwenden om de
trillingen van de stemvork naar toestellen van kleiner afmeting
over te brengen; de eene wijze van overbrenging der beweging
geschiedt door lüchtbuizen, de andere door elektriciteit.
Trillingen van een stemvork oversjeltraclit door de
lucltt en op een afstand geregistreerd.
Wij hebben gezien hoe de beweging van een hefboom, die ver-
bonden is met het vlies van een trommel, op een afstand naar
een tweede trommel kan overgebracht worden om daar geregis-
treerd te worden. Gesteld nu dat het vlies van de eerste trommel
verbonden is aan een der beenen van een groote trillende stem-
vork, dan zullen deze trillingen naar de trommel met regis-
treerenden hefboom worden overgebracht, die op een draaienden
cilinder dezelfde figuur zal traceeren als die, welke de stemvork
zelf zou hebben afgeteekend.
Een dergelijke trommel met hefboom (zie fig. 77) neemt weinig
Fig. 77. Trommel met hefboom van kleine afmeting, gemakkelijk naast andere
registreertoestellen te plaatsen (op de helft der ware grootte).
plaats in en is gemakkelijk naast andere dergehjke toestellen te
plaatsen, die verschillende bewegingen registreeren, wier duur
schillende snelheden van den cilinder; het grootst aantal trillingen werd natuurlijk
opgeschreren bij de kleinste omwentelingssnelheid. Door het aantal kleine trillingen te
tellen, die in een groote begrepen zijn, krijgt men de betrekking tnsschen de twee
snelheden van den cilinder.
-ocr page 177-
169
dan zeer gemakkelijk te bepalen valt. (Zie voor bizonderheden
hieromtrent Techniek, Hfst. II).
Overbrenging tier trillingen van een «tem vork door
,
                  middel van elektriciteit.
Reeds sedert lang is het vraagstuk, de trillingen van een
stemvork door middel van elektriciteit te onderhouden, door
Helmholtz, Regnault, Foucault en verschillende andere na-
tuurkundigen opgelost.
De trillingen van een stemvork openen en sluiten beurtelings
een elektrischen stroom: plaatst men nu in de geleiding een toe-
stelletje , bestaande uit een lichte stift die, voorzien van een stukje
week ijzer, onderworpen is aan de werking van een elektromag-
neet, dan zal door het openen en sluiten van den stroom, door
de stemvork te weeggebracht, de stift een trillende beweging ver-
krijgen, die op den cilinder wordt geregistreerd. In figuur 78
is de elektrische chronograaf voorgesteld, die even gemakkelijk
kan aangewend worden als de trommel met hefboom, hierboven
voorgesteld, en daarbij nog dit voordeel heeft, dat men hiermede
de trillingen op onbepaalde afstanden kan overbrengen. (Zie Tech-
niek Hoofdstuk II).
Fig. 78. Elektrische chronograaf van klein model (op de helft der ware grootte).
Deze verschillende wijzen van direkt of indirekt registreeren
van de trillingen eener stemvork voldoen aan alle behoeften van
de meest nauwkeurige chronografie.
Door Cornü is een zeer vernuftige inrichting uitgedacht, waar-
door men bij de slingeringen van een astronomisch slingeruurwerk
trillingen kan registreeren, die overeenkomen met het één tiende
van een sekonde; hierdoor worden dus de tijddeelen weer in
onderdeelen verdeeld. Men leest deze chronografische tracés af
met behulp van een mikroskoop met veranderlijke vergrooting,
-ocr page 178-
170
in welks oculair een mikrometer met constante schaal is aange-
bracht. Men brengt nu de tracés van den chronograaf in het ge-
zichtsveld van de verdeelingen van den mikrometer, waardoor
men snel en nauwkeurig de onderdeden\' van een sekonde kan
meten. 1)
Seinen.
Wanneer het bij het meten van den tijd op groote juistheid
aankomt, wordt de onnauwkeurigheid, die begaan wordt bij het
aangeven van het begin en van het einde van een verschijnsel,
betrekkelijk zeer groot.
De sterrekundigen hebben het eerst ingezien, dat niemand het
juiste oogenblik kan aanstippen, waarop een verschijnsel zich
voordoet; het sein komt altijd een weinig na het oogenblik, dat
daardoor moest worden aangeduid; dit verschil wordt bestempeld
met den naam van persoonlijke fout; de grootte hiervan hangt
van den waarnemer af.
Een ieder, die het oogenblik, waarop een verschijnsel begint of
ophoudt, wil aangeven, vervalt noodzakelijk in deze fout, zoodat
men bij nauwkeurige metingen van zelf tot automatische seinen
zijn toevlucht moet nemen en het verschijnsel werktuigehjk zijn
begin en zijn ophouden zelf moet laten opteekenen.
Elektrische seinen»
De elektrische seinen zijn de beste die men bezit, aangezien zij
met de grootst mogelijke snelheid worden overgebracht van de
plaats, waar zich een verschijnsel voordoet, naar die, waar het
geregistreerd moet worden. Bovendien bezitten zij nog dit voor-
deel , dat zij voor hunne werking slechts de noodige beweegkracht
vereischen om een elektrischen stroom te openen of te sluiten;
zij schijnen dus volmaakt te zijn.
Toch heeft men bij de steeds toenemende eischen, die aan de
proefneming gesteld worden, ingezien dat het elektrisch registree-
ren, hoe ook aangewend, nog verre van volmaakt was. Om dus
1) A. Cobnu, üélermination de la vitesse de la lumière, Parijs, 1876.
-ocr page 179-
171
nog meerdere juistheid bij deze proefnemingen te verkrijgen, heeft
Deprez getracht deze soort van werktuigen nog meer te verbe-
teren, welke pogingen met den besten uitslag zijn bekroond. In
figuur 79 is de elektromagnetische seintoestel van Deprez voor-
gesteld (zie Techniek, Hfst. II); deze toestel is eveneens zeer
geschikt om naast andere registreerapparaten, die op een en
denzelfden cilinder schrijven, geplaatst te worden.
Fig. 7\'J- Elektromagnetische seintoestel van M. Deprez met zijn tracé
(op de helft der ware grootte).
In bovenstaande figuur is het tracé voorgesteld van een stem-
vork, die 500 enkelvoudige trillingen maakt in de sekonde. Men
ziet uit de figuur dat het tijdsverloop, waarin de stroom achter-
eenvolgens geopend en gesloten wordt, veel korter is dan het
ij-taf van een sekonde, omdat na elk sein de stift gedurende een
betrekkelijk langen tijd in rust blijft. Een dergelijke toestel is
van veel nut bij een groot aantal proefnemingen.
Luclitseliien.
In veel gevallen is het elektrisch sein door een luchtsein te
vervangen.
De toestel, in figuur 68 voorgesteld, is zeer geschikt om op den
cilinder het juiste oogenblik van het begin en van het einde van
een verschijnsel te registreeren. Gesteld bijv. dat op een gegeven
oogenblik hefboom n°. 1 door trekken of schokken in beweging
wordt gebracht; hefboom n°. 2 zal nu deze beweging op den cilin-
der traceeren; een tweede beweging wordt evenzoo geregistreerd;
op deze wijze zal men tracés verkrijgen, die nagenoeg volkomen
gelijk zijn aan die van den elektromagnetischen toestel. Eindelijk
-ocr page 180-
172
kan men door een chronograaf of stemvork, naar het aantal tril-
lingen die zij opteekenen, den tijd meten, die tusschen de twee
bewegingen is verloopen.
De snelheid waarmee de seinen door de lucht worden overge-
bracht , is nagenoeg gelijk aan die, waarmee het geluid zich door
de lucht voortplant; bij zeer nauwkeurige proefnemingen moet men
natuurlijk daarmede rekening houden. Bij de elektrische seinen is
de vertraging bij het overbrengen veel geringer; in de laatste
afdeeling van dit werk zullen wij de middelen aanwijzen, die vol-
geus de methode van Helhholtz kunnen dienen om deze ver-
tragingen te meten.
Terwijl wij hierboven gevallen beschouwden, waarin hetnoodig
was zeer korte tijdruimten te meten, zijn er daarentegen andere,
waarin de duur der te bepalen werkingen vrij groot is. De grafi-
sche methode kan in beide gevallen even goed aangewend worden.
Men kan dan steeds dezelfde elektrische seinen behouden, want
al is de bizonder snelle werking daarvan bij het waarnemen van
verschijnselen van langen duur ook al niet noodzakelijk, zij kan
in dit geval evenmin schaden; alleen moet men, naar omstandig-
heden, de omwentelingssnelheid van den cilinder wijzigen en de
lengte van het in een sekonde afrollende papier van 4 meter
terugbrengen op 1 centimeter, 1 millimeter, en soms nog minder.
Sommige werkingen zijn van zoo langen duur, dat tusschen haar
begin en einde minuten, uren, dagen en nog meer kunnen ver-
loopen. Eegelmatige en zeer langsame bewegingen van den cilinder
zijn nu gemakkelijk te verkrijgen door middel van daartoe inge-
richte uurwerken.
Om meerdere zekerheid te verkrijgen bij het meten van den
tijd, zal men over het algemeen de snelheid van den cilinder
moeten controleeren door een chronografisch tracé; hierbij zal men
de trillingssnelheid van den chronograaf moeten regelen naar de
omwentelingssnelheid van den cilinder. "Wanneer bijv. de cilinder
slechts 10 of 20 millimeter papier per sekonde of 1 a 2 centi-
meter in de minuut ontrolt, zal het voldoende zijn de sekonden
te doen aangeven door een klok, wier slinger den elektrischèn
stroom, die de seinen moet geven, beurtelings zal sluiten en ver-
breken. Voor nog langsamer bewegingen zal het voldoende zijn
de minuten of de uren aan te geven.
-ocr page 181-
173
De grafische methode heeft bij al deze tijdsbepalingen verre de
voorkeur boven alle andere methoden; zij komt te hulp in het
onvermogen der zintuigen bij het meten van zeer korte, en in
het ongeduld van den waarnemer bij het meten van zeer lange
tijdruimten.
Toepassingen van de clironografle»
De chronografie vindt haar toepassing in al die gevallen, waarin
men met juistheid het oogenblik waarop een verschijnsel begint,
den duur, de frequentie of de regelmaat van achtereenvolgende
werkingen wil bepalen. Alle experimenteele wetenschappen moeten
tot deze methode hare toevlucht nemen, wanneer de tijdsbepaling
nauwkeuriger moet geschieden, dan zulks met behulp van den
chronometer kan gedaan worden.
Bepaling van het oogenblik toaarop een verschijnsel zich voordoet.
Deze bepaling komt vooral voor bij de sterrekundige waarnemingen;
gewoonlijk gebruikt men dan hiervoor een uurwerk, dat de sekon-
den met behulp van een elektrischen stroom op een draaienden
cilinder traceert. Het traceeren kan geschieden op een papier
zonder eind, of wel men kan de schrijfstift door een werktuigje
zoodanig besturen, dat deze zich achtereenvolgens in de richting
van de beschrijvende lijn gedurende de draaiing van den cilinder
verplaatst; op deze wijze krijgt men het tracé in den spiraal-
vorm. 1) (Zie Techniek, Hfst. II).
Naast de stift, die de sekonden traceert, is een tweede opge-
steld, die het oogenblik moet opteekenen, waarop het verschijnsel
wordt waargenomen. Door den stand van dit teeken ten opzichte
van het sekondentracé zal dit oogenblik worden bepaald, zooals
1) Het registreeren der sekonden kan op verschillende wijzen geschieden. Men kan
hiervoor den slinger van een klok gebruiken, die telkens als hij door de vertikaal
heengaat, een veertje ontmoet, dat daardoor verplaatst wordt, en dan een elektrischen
stroom verbreekt tengevolge waarvan een teeken wordt voortgebracht zooals in lig. 80
is voorgesteld; ook voorziet men wel den slinger van een micaplaatje, dat een kwik-
druppel doorsnijdt; zoodra het plaatje door den druppel is heengegaan, vereeuigeu zich
de deelen van den druppel weer en wordt de verbroken stroom weer gesloten. Deze
laatste inrichting gebruikt men iu het astronomisch observatorium te Utreoht en in
het physiologisch laboratorium van Prof. Donders.
-ocr page 182-
174
dit in fig. 80 duidelijk is te zien; het waar te nemen verschijnsel
vangt aan in S, tusschen de tweede en derde sekonde, en wel
een weinig na de helft van deze tijdruimte.
Fig. 80. Aanduiding van het oogenblik waarop een verschijnsel plaat9 heeft.
Om een dergelijke bepaling nog nauwkeuriger te doen, zou
men den cilinder sneller moeten doen draaien en naast het sekon-
dentracé ook de trillingen van een chronograaf moeten registreeren.
Op deze wijze zou men het gevraagde oogenblik kunnen bepalen
tot in zeer kleine deelen van sekonden nauwkeurig; in dat geval
moet men dan weer rekening houden met de vertraging, die in
het overbrengen van het sein plaats heeft.
Wanneer door twee sterrekundigen een lengtebepaling moet
gedaan worden, dan moet een uurwerk in beide observatoria te
gelijk door middel van den elektrischen stroom de sekonden regis-
treeren. Op het oogenblik waarop een ster door den meridiaan
van de eerste waarnemingsplaats gaat, geeft de eerste waarnemer
een sein, \'twelk nu op beide waarnemingsposten te gelijkertijd
wordt geregistreerd; hetzelfde wordt nu gedaan door den waar-
nemer op de tweede plaats, wanneer aldaar dezelfde ster door den
meridiaan gaat. Elke waarnemer heeft dus een dubbel tracé: dat
van de sekonden van het uurwerk en dat van de seinen van door-
gang. De tusschen deze twee seinen verloopen tijd geeft in sekon-
den (dus in tijdseenheden) het verschil in lengte van de beide
plaatsen aan.
"Wanneer bij een dergelijke bepaling tengevolge van de vertra-
ging der elektrische seinen een fout van eenige duizendste deelen
van een sekonde gemaakt wordt, komt dit er weinig op aan als
deze vertraging constant is. Wanneer die vertraging verschilt voor
de beide seintoestellen, die op de twee observatoria worden ge-
bruikt, dan is toch dit verschil nog ongeveer nul in vergelijking
van de fout, die het gevolg kan zijn van het verschil in de per-
soonlijke fout
der sterrekundigen, d. w. z. van het verschil in tijd,
-ocr page 183-
175
die verloopen is tusschen de oogenblikken waarop de ster wer-
kelijk door den meridiaan ging, en waarop door elk der waarne-
mers het sein van dezen doorgang is gegeven.
Het meien van de persoonlijke fout van den sterrekundig-e.
Ongeveer in 1790 werd door Maskelijne het eigenaardig feit
opgemerkt, dat bij het bepalen van het oogenblik, waarop sterren
zich juist tegenover den draad van den meridiaankijker vertoonden,
een standvastig verschil bestond tusschen zijne waarnemingen, en
die van zijn helper Kinnebrock. Later merkte Bessel op, toen
hij de waarnemingen van andere sterrekundigen met die van hem
zelf vergeleek, dat de meeste waarnemers den tijd van doorgang
iets later aangaven dan hij; het verschil bedroeg soms meer dan
een sekonde. Deze opmerkingen trokken de aandacht der sterre-
kundigen, waarvan het natuurlijk gevolg was, dat men pogingen
in het werk ging stellen om deze persoonlijke fout te bepalen.
Om de volstrekte waarde van deze persoonlijke fout te vinden,
werden door Prazmowski, HaNCKEL, Hirsch en Plantamour,
ook door Wolf verschillende toestellen aangewend. De methode
door Wolf uitgedacht, heeft veel overeenkomst met de proeven, die
hieromtrent door de physiologen in het werk zijn gesteld. Deze
sterrekundige gebruikte hiervoor een lichtend punt, dat hij een
kunstmatige ster noemde, en dat zich met een eenparige snelheid
volgens een cirkel bewoog; op het oogenblik dat dit punt wer-
kelijk tegenover den draad van den kijker komt, sluit het een
elektrischen stroom en teekent door middel van een elektromag-
neet het oogenblik van doorgang op een draaienden cilinder op.
Intusschen zal de waarnemer, op het oogenblik dat hij het punt
juist tegenover den draad ziet, op een toets drukken en daardoor
op denzelfden cilinder een teeken geven. De ruimte tusschen de
beide teekens op den cilinder, geeft, in deelen van sekonden uit-
gedrukt, den tijd aan die verloopen is tusschen den waren door-
gang van het punt en het oogenblik waarop de waarneming werd
opgeteekend. Deze tijd is de volstrekte waarde der persoonlijke
fout.
Deze fout blijft tamelijk standvastig voor eiken waarnemer,
wanneer hij daarop ten minste niet opmerkzaam wordt gemaakt
-ocr page 184-
176
en niet tracht haar te verbeteren; in dat geval kao zij aanmerke-
lijk kleiner worden; zoo bracht Wolf de zijne van 0",30 opO\',10.
Uuur der lennwwerk ingeni
Toen de aandacht der physiologen eenmaal op het door de
sterrekundigen ontdekte verschijnsel was gevestigd , begon men
met de oorzaak op te sporen van de persoonlijke fout en van
hare veranderingen.
Talrijke elementen moesten noodwendig deze vertraging ver-
oorzaken; de tijd, benoodigd voor het overbrengen van den prikkel
op het netvlies naar het sensorium; die, welke verloopt tusschen
de opname in het sensorium en de daaropvolgende werking, afhan-
kelijk van den wil van den waarnemer; verder de tijd, waarin als
\'t ware het bevel, van de hersenen uitgaande, langs de zenuw-
draden wordt overgebracht, en eindelijk die, welke noodig is om
de spier de beweging te doen verrichten, waardoor de waarnemer
het sein van zijn ontvangen indruk geeft.
Elk van de elementen van deze samengestelde werking is door
de physiologen bestudeerd en uitgemeten. Helmholtz heeft, door
een denkbeeld van Du Bois-Reymond in praktijk te brengen, een
methode aangegeven, volgens welke zich chronografisch de snel-
heid van de zenuw werking laat bepalen. 1)
Deze beroemde physioloog heeft eveneens aangetoond, dat de
spier niet terstond gehoorzaamt aan het bevel, dat zij van- de
bewegingszenuwen heeft ontvangen, en dat er een verloren tijd
bestaat, een periode van latente of verborgen prikkeling, tusschen
de aankomst van dit bevel en de uitvoering der beweging.
Om kort te gaan, alle proefnemingen, waarbij men een snelheid
van overbrenging bepaalt, laten zich terugbrengen tot het meten
van de tijdruimte, die twee opvolgende bewegingen scheidt, welke
overeenkomen met de achtereenvolgende doorgangen van het be-
wegende lichaam door twee punten, wier ligging gegeven is.
Nemen wij als voorbeeld de bepaling der snelheid van zenuwbe-
weging volgens de methode van Helmholtz.
1) Wij zullen later zien dat deze methode naar alle waarschyuljjkheid niet volkomen
juist ia.
-ocr page 185-
177
Om de voorwaarden voor deze proefneming goed te doen be-
grijpen, zullen wij ons van een vergelijking bedienen. Gesteld
dat een brief uit Parijs naar Marseille wordt verzonden, en dat
wij, die in deze laatste stad wonen, kennis dragen van het juiste
oogenblik, waarop de post Parijs verlaat, terwijl wij, om het
oogenblik van zijn aankomst te bepalen, alleen weten op welk
oogenblik de brief te Marseille wordt bezorgd. Hoe zullen wij nu
met deze gegevens de snelheid leeren kennen van den trein? Het
is toch klaar, dat het oogenblik, waarop wij den brief ontvangen,
niet het oogenblik aanwijst van de aankomst van den trein, want
tusschen deze aankomst en de bezorging zijn verschillende andere
verrichtingen zooals het rangschikken, het bezorgen, enz. geschied,
waarvoor een zekere tijd noodig is, dien wij niet kennen.
Om een juister denkbeeld van de snelheid van den trein te
hebben, laat men zich een sein geven van het oogenblik waarop
de trein een tusschenstation, bijv. Dyon, voorbijgaat; men ziet
dan dat de afgifte der brieven 6 uur korter na het vertrek van
Dyon dan na het vertrek van Parijs plaats heeft. Kennen wij den
afstand in kilometers van deze beide stations, dan zullen wij uit
den tijd, dien de trein voor het afleggen van dezen afstand heeft
besteed, de snelheid kunnen bepalen. Door te onderstellen dat
de beweging eenparig blijft, zullen wij het uur van aankomst te
Marseille kunnen bepalen, waardoor wij ten slotte den tijd kun-
nen vinden die besteed is aan het rangschikken der brieven tot
aan hunne bezorging.
Nu werd door Helmholtz bij zijn proefnemingen betreffende
de snelheid waarmee de prikkel langs een bewegingszenuw wordt
voortgeplant, eerst de zenuw geprikkeld in een punt, dat ver van
de spier verwijderd was, en de tijd opgeteekend, die verliep tus-
schen deze prikkeling en de beweging van de spier. Daarna
prikkelde hij een punt der zenuw, dat dichter bij de spier was
gelegen en merkte op, dat de beweging van de spier nu veel
spoediger op de prikkeling volgde; het waargenomen verschil in
tijd van deze twee achtereenvolgende proefnemingen gaf de duur
van het overbrengen van de zenuwwerking over een bekende lengte
aan, waaruit dus de snelheid werd berekend. Deze is verschil-
lend, en wel van 15 tot 30 meter per sekondej zij is bij den
kikvorsch kleiner dan bij de warmbloedige dieren.
12
-ocr page 186-
178
Uit de proeven van Helmholtz bleek ook dat niet al de tijd,
die verloopt tusschen de prikkeling en de beweging, besteed wordt
aan het overbrengen van de zenuwwerking. Helmholtz noemt
dit den verloren tijd. Deze tijd zou, in de vergelijking die wij
zoo even gebezigd hebben, overeenkomen met die, welke verliep
tusschen de aankomst der brieven en hun bezorging.
Deze proeven van Helmholtz zijn nog door de physiologen
met de noodige verbeteringen herhaald. In fig. 81 zijn twee tracés
voorgesteld van de snelheid der zenuw werking. 1)
Pig. 81. Bepaling van de snelheid der\' zenuwwerking.
Men registreert achtereenvolgens twee spiercontracties op een
zelfden cilinder, daarbij zorg dragende dat de zenuw bij beide
proefnemingen in verschillende punten, maar altijd op hetzelfde
oogenblik met betrekking tot de omwenteling van den cilinder
wordt geprikkeld, bijv. juist op het oogenblik, waarop de stift van
den myograaf voorbij de vertikaal gaat, die overeenkomt met
den oorsprong der lijnen 1 en 2.
Bij de eerste contractie, door de lijn 1 aangeduid, werd de
zenuw zeer dicht bij de spier geprikkeld; de tweede contractie
2, ontstond ten gevolge van het prikkelen der zenuw op een
afstand van 30 centimeter verder. Daar de cilinder met een-
parige snelheid draait, kan men hieruit vinden met hoeveel tijd-
deelen de afstand, die de beide contracties scheidt, overeenkomt.
Om het meten van dit tijdsverloop gemakkelijk te maken, wordt
door vertikale lijnen het begin van deze contracties aangege-
ven; in fig. 81 komt deze tijdruimte overeen met T^ïï sekoude,
terwijl de zenuwstroom 30 centimeter zenuwlengte heeft doorloo-
pen, hetgeen dus een snelheid van 30 meter in de sekonde geeft.
1) * Deze tracés zijn door Maret, terwijl hjj\'de snelheid der zenuwwerking op
zich zelf heeft gemeten, verkregen.
*
-ocr page 187-
179
Om dezen tijd met nog grooter juistheid te bepalen, bedient
men zich van den chronograaf en laat op den cilinder de trillingen
van een stemvork traceeren, welke te dien einde voorzien is van
een zeer fijne stift, die over het zwart gemaakt papier strijkt.
Keeren wij nog eens tot hg. 81 terug. De ruimte, die tusschen
het begin der beide contracties is gelegen, geeft den tijd aan, dien
de zenuwbeweging besteed heeft om 30 centimeter zenuwlengte
te doorloopen; deze tijd bedraagt nauwlijks T^n sekonde. Wan-
neer nu de zenuw zeer dicht bij de spier wordt geprikkeld, zoodat
de afstand, dien de zenuwbeweging te doorloopen heeft, nagenoeg
nul is, dan verloopt er toch nog een zekere tijd tusschen de
prikkeling en de beweging. Dit is volgens Helmholtz de verloren
tijd; hij bedraagt bij deze proefneming meer dan één honderdste
van een sekonde.
Over \'t algemeen beweert men, dat de snelheid der zenuwwer-
king onder bepaalde omstandigheden verandert; de warmte zou
haar vergrooten, terwijl de koude haar zou verminderen. Het is
echter waarschijnlijker, dat deze veranderlijkheid bijna uitsluitend
hare oorzaak heeft in de nog onbekende verschijnselen, die zich
gedurende den verloren tijd voordoen. Evenals toch in de uitgifte
der brieven een vertraging kan plaats hebben, doordat de post-
beambten vermoeid of van koude verstijfd zijn, zonder dat daarbij
de snelheid van den trein, die de brieven overbracht, in de minste
mate veranderd is, evenzoo zal ook de spier, naarmate zij uitgerust
of vermoeid, verwarmd of verkoeld is, de beweging, die haar
door de zenuw wordt opgedragen, meer of minder snel uitvoeren.
Een groot gebrek van de methode van Helmholtz is dit, dat
de werking in de verschillende punten over de geheele lengte der
zenuw niet met dezelfde snelheid schijnt plaats te hebben; de
evenredige betrekking tusschen tijd en doorloopen lengte wordt dus
niet voor alle punten van den afgelegden weg waargenomen; deze
zelfde opmerking geldt voor de bepalingen van de snelheid van
den zenuwstroom in de gevoelszenuwen.
Schelske heeft de methode van Helmholtz toegepast om de
snelheid te meten, waarmee de zenuwwerking zich in de gevoels-
zenuwen voortplant.
Eerst wordt de huid geprikkeld in een punt, dat zoover mogelijk
van de zenuwcentra is verwijderd, bijv. in een der teenen; het
-ocr page 188-
180
oogenblik, waarop de prikkeling geschiedt, wordt door een elek-
tromagnetisch sein op een draaienden cilinder aangegeven, terwijl
de persoon, waarop de proefneming gedaan wordt, op het oogen-
blik dat hij het prikkelen gewaar wordt, op een toets drukt, ten
gevolge waarvan op den cilinder een tweede teeken wordt getra-
ceerd. Daarna wordt de huid geprikkeld in een punt, dat minder
ver van de zenuwcentra is verwijderd, terwijl overigens op dezelfde
manier wordt gehandeld. Neemt men nu het verschil der tijdruim-
ten, die bij de twee achtereenvolgende proefnemingen zijn gevon-
den, en meet men dit met den chronograaf, dan wordt dit ver-
schil geacht den tijd voor te stellen, dien de zenuwbeweging heeft
noodig gehad om den afstand te doorloopen, die de twee geprik-
kelde punten scheidt.
Bij de proeven, volgens de methode van Schelske genomen,
valt het terstond in \'t oog, dat hier geheel ongelijksoortige zaken
met elkaar worden vergeleken; zoo bestaat er bijv. een groot
verschil tusschen het prikkelen van een teen en het prikkelen
van den top van den wijsvinger, want in het eerste geval heeft
men te doen met zenuwelementen, wier gevoeligheid zeer rudi-
mentair is, ten gevolge van gebrek aan oefening; terwijl in het
tweede geval de prikkeling plaats heeft in een punt, dat uiterst
gevoelig is. Terwijl dus uit een natuurkundig oogpunt beschouwd
de prikkeling gelijk is, is zjj, uit een physiologisch oogpunt bezien,
zeer ongelijk; dit valt gemakkelijk te bewijzen. "Wordt de huid
in eenig punt van den schouder geprikkeld, dan zal de reactie veel
minder snel daarop volgen, dan wanneer de prikkeling geschiedt
aan een der vingers; toch bestaat er in beide gevallen een groot
verschil in zenuwlengte en men krijgt de snelste reactie, wanneer
de prikkeling den langsten weg heeft moeten doorloopen. Er is
dus bij de methode van Schelske een veranderlijke faktor onder
diegene, welke standvastig werden ondersteld, en deze faktor
is de duur der hersenwerking, die de willekeurige beweging doet
ontstaan, welke als \'t ware het antwoord is op de peripherische
prikkeling; of nu deze werking in het geval, dat de hand geprik-
keld wordt, veel korter is omdat deze prikkeling meer intensiteit
heeft, doordat hier deelen worden aangedaan, wier tastzin zeer
ontwikkeld is, of wel omdat onze hersenen door gewoonte meer
geschikt zijn om den indruk te ontvangen, die de vingers aan-
-ocr page 189-
181
doet, — dit is hier van minder belang; de hoofdzaak is, dat de
willekeurige beweging veel sneller plaats heeft na het prikkelen
van den vinger, die 60 centimeter ver van de zenuwcentra afligt,
dan na het prikkelen van den schouder, die er driemaal dichter
bij ligt. Ook wordt bij de proef van Schel ske geen rekening
gehouden met de rol, die het ruggemerg vervult bij het overbren-
gen van den prikkel van den voet naar de hersenen; deze invloed
ontbreekt daarentegen weer bij het prikkelen van de gezichts-
zenuw; ook om die reden zijn de voorwaarden der proeven, die
Schel ske met elkaar in verband brengt, niet vergelijkbaar.
Ook vertoont zich een merkbare vertraging bij de elektrische
ontlading van den sidderrog en zijn daaropvolgende spiercontractie.
Door deze constante vertraging werd steeds het sein van de zenuw-
prikkeling gescheiden van dat der reactiën, onverschillig of een
elektrische of een mechanische prikkel werd aangewend.
Op overeenkomstige wijze wordt de tijd bepaald, die verloopt
tusschen het prikkelen van een vaatzenuw en het optreden van
veranderingen in den aard van den pols. Eindelijk is het meten
van de vertraging van den pols, veroorzaakt door een slagader-
breuk , gegrond op de bepaling van den tijd, die verloopt tusschen
den hartslag en het optreden van den pols in de slagader, waarop
de proef wordt genomen. Andere physiologen, waaronder vooral
Donders, hebben onderzocht hoeveel tijd de hersenen noodig
hebben om na een ontvangen indruk het bevel aan de bewegings-
zenuwen mee te deelen. Uit deze proeven is gebleken dat, naar
gelang van de samengestelheid der psychische werking, deze tijd
zeer veranderlijk is. De physiologen hebben evenals de astronomen
aangetoond, dat de duur der hersenwerkingen door oefening en
oplettendheid zeer kan worden verkort, en dat de vertraging der
seinen hierdoor veel kan worden verminderd.
Ten slotte zal de tijd, die noodig is om een ontvangen indruk
naar de hersenen over te brengen, verschillen naar gelang van
den aard van dezen indruk, van zijn intensiteit en van het zin-
tuig, dat wordt aangedaan.
Ong-elijklieltl van de persoonlijke toni.
Wanneer men veronderstelt, \'tgeen in alle geval waarschijnlijk
-ocr page 190-
182
is , dat de psychische werking dezelfde blijft bij een eenvoudigen
gevoelsindruk, onverschillig welk zintuig wordt geprikkeld, en
welke de beweging is, die als reactie op den indruk volgt, terwijl
de vertraging in het te geven sein wel verschilt, naar gelang de
prikkel het gehoor, het gezicht of het gevoel aandoet, dan moet
daaruit volgen, dat er in het overbrengen van den indruk van
het geprikkeld orgaan naar het sensorium verschillen bestaan,
die afhangen van de onderscheidene soorten van gewaarwordingen.
Men heeft lang gedacht dat deze ongelijke duur van over-
brenging voortvloeide uit een verschil in lengte, die de zenuw-
stroom moest doorloopen om de hersenen te bereiken, maar dit
schijnt niet zoo te zijn. Uit de nieuwste proefnemingen, bijv. met
betrekking tot de gevoeligheid van den tastzin, is gebleken dat
men niet het punt, dat het verst verwijderd is van de hersenen,
moet prikkelen om de langsaamste reactie te verkrijgen, maar
wel dat de vertraging des te geringer zal zijn, naarmate het deel,
dat geprikkeld wordt, meer op het gevoel geoefend is.
Nemen wij als voorbeeld een proef, waarbij de schouderstreek
door een inductieslag 1) geprikkeld wordt op het oogenblik e (fig.
82), terwjjl de hand, door op een toets te drukken, het seinteeken
van de gewaarwording op het oogenblik R geeft. Men ziet dat
dit sein gemiddeld -rV sekonde na het oogenblik van prikkeling
gegeven wordt; dit is dus hier het bedrag van de persoonlijke
fout. Men ziet ook dat deze vertraging zeer ongeregeld is, het-
geen zoowel aan individueele geschiktheid, als aan de mate van
oplettendheid van den waarnemer moet toegeschreven worden.
Neemt men in aanmerking, dat bij de eerste reeks van proef-
nemingen (rij e) de schouder, en bij de tweede reeks (rij e\') do
hand werd geprikkeld, dan kan men zich hieruit gemakkelijk
overtuigen, dat niettegenstaande den grooteren afstand, op de prik-
keling van de hand althans een even^ snelle reactie volgde als
op die van den schouder.
Het volgen van dergelijke proeven is zeer belangrijk, maar ook
tevens zeer lastig, uithoofde van de veranderlijke resultaten die
zij geven. De gevolgtrekking, die men er uit kan opmaken, is
1) Door een inductieslag verstaan wij de prikkeling, die voortgebracht wordt door
bet verbreken van een incluctiestroom.
-ocr page 191-
183
deze, dat men zich niet, zonder aanmerkelijke fouten te begaan,
op de zintuigen kan verlaten voor het bepalen van verschijnselen
Fig 82. Bepaling van do persoonlijke fout door Bloch. (Bovenste rij e, de
«ogenblikken waarop de schouder is geprikkeld; R, de oogenblikken
waarop het sein van de gewaarwording is gegeven; onderste
rjj e\', prikkeling van de hand; R\', reactie.)
van korten duur. Wij zullen zien hoe men deze bepalingen kan
verrichten, door het verschijnsel werktuigelijk zijn beginnen en
ophouden zelf te laten opteekenen.
-ocr page 192-
184
Bepaling\' van den duur van een verschijnsel.
Steeds zal men zijn toevlucht nemen tot seinen, die door het
verschijnsel zelf worden gegeven, wanneer de te bepalen werking
vergezeld gaat van bewegingen. De chronograaf wijst met al de
juistheid, die men verlangt, den duur van een verschijnsel aan
door het aantal trillingen, dat tusschen twee seinen is begrepen.
Zoo wordt in de ballistiek de tijd bepaald, die verloopt tusschen
de verschillende doorgangen van een projectiel door opvolgende
schietramen, die op een bepaalden afstand van elkaar geplaatst
zijn, en uit deze bepaling wordt de snelheid van het projectiel
afgeleid.
Volgens hetzelfde beginsel laat zich de veel geringere snelheid
bepalen van vloeistoffen, die door buizen stroomen, door den tijd
te meten die verloopt tusschen de twee seinen, die gegeven wor-
den, wanneer de vloeistof voorbij twee punten der buis gaat,
wier afstand bekend is. Deze laatste proeven zullen vermeld wor-
den bij de bespreking van het gelijktijdig registreeren (Vierde
Afdeeling).
Het aantal toepassingen van de chronografie is, om zoo te
zeggen, onbepaald groot; een tal van voorbeelden zullen wij ont-
moeten, wanneer wij de bewegingen van het hart en van de
ademhaling, de spierbewegingen, enz. behandelen. Ook in de
natuurkunde wordt deze methode om korte tijdruimten te meten
onmisbaar, en moet in de plaats treden voor alle hulpmiddelen,
waarmee men zich vroeger moest tevreden stellen.
Men kan bijv. onmogelijk met het oog de kleine bewegingen
volgen, die de vleugels van vogels, gedurende hun vlucht, maken;
die bewegingen herhalen zich bij kleine vogels soms 8 of 10 maal
in de sekonde; de chronografie leert echter den duur van die
. bewegingen nauwkeurig kennen. Men kan hiervoor bijv. een duif
nemen, die men in een groote kamer laat rondyjiegen. Het dier
is als \'t ware in telegrafische gemeenschap gesteld met registreer-
toestellen, waarop de juiste oogenblikken van de opheffing en
daling van den vleugel worden opgeteekend. Aldus zijn de vol-
gende waarden gevonden:
-ocr page 193-
185
Totale dunr van de
vleugelbeweging.                                                               Opheffing.          Daling.
Eend. . . . 11% Honderdste  deelen van een sekoiule 5                    62/3
Duif. . . . 127a                             \'                                 4                    8Va
Havik . . . 32l/s                             «                                12\'/j              20.
Door een soort van luchtklep, die zich beurtelings opent en
sluit naar gelang van de beweging van den vleugel, wordt een
elektrische stroom geopend en gesloten, waardoor de seinen wor-
den geregistreerd.
Later zullen wij zien hoe door een myografischen toestel de
werking van de beweegspieren van den vleugel kan geregistreerd
worden.
Verder zal de tijd, die voor de daling van den vleugel benoo-
digd is, verschillen naar gelang van de snelheid, waarmee de vogel
zich verplaatst; ook deze verandering in duur kan gemeten wor-
den. (Zie Techniek, Hfst. II).
Opeenvolging en gelijktijdigheid van twee verschijnselen.
Ons waarnemingsvermogen is veel te onvolmaakt om de gelijk-
tijdigheid van twee verschijnselen of de wijze, hoe zij elkaar
opvolgen, nauwkeurig te bepalen; in dit geval kan men alweer
zijn toevlucht nemen tot geregistreerde seinen, door middel waar-
van men ook dergelijke verschijnselen volkomen kan leeren ken-
nen. 1) Door middel van boven elkaar geplaatste stiften kan men
de betrekking van opeenvolging of van gelijktijdigheid van even
zooveel verschijnselen leeren bepalen, als men stiften heeft aan-
gewend. Op deze wijze is de tijd bepaald, die verloopt tusschen
de syslole der hartooren en die der kamers, alsmede het volmaakt
samenvallen van de systole der kamers met den hartslag. Even-
zoo laat zich de tijd bepalen, die verloopt tusschen de oogen-
blikken, waarop de polsslag in de verschillende slagaderen van
een mensch of van een dier plaats heeft.
Bij dergelijke proefnemingen wezen de tracés niet alleen de
oogenblikken aan, waarop de waargenomen verschijnselen begonnen
1) * Door Maret en Chauvkau schijnt deze methode voor het meten van derge-
lijke verschijnselen in de physiologie het eerst aangewend te zijn. *
-ocr page 194-
180
of eindigden, maar zij gaven ook aanwijzingen met betrekking
tot de intensiteit en de verschillende phasen van de bewegingen
van elke der holten van het hart; later komen wij hierop terug. 1)
De opvolging van het neerzetten en oplichten van den voet,
bij het loopen van den mensch, en vooral bij de zoo verschillende
gangen der viervoetige dieren, was steeds zeer moeilijk door direkte
waarneming te bepalen; vroeger bediende men zich hierbij dik-
wijls van geluidsignalen, daar men spoedig inzag, dat die snelle
opeenvolging van bewegingen met het oog niet was te volgen.
Ook hierbij verdient het veelvoudig registreeren verre de voorkeur
boven elke andere wijze van bepaling. Op een gezwarten cilinder
wordt door twee of vier stiften, al naargelang de gang van den
mensch of van een viervoetig dier wordt waargenomen, het oogen-
blik getraceerd, waarop de voet wordt neergezet of opgelicht. De
seinen worden overgebracht door middel van de lucht; de vertra-
ging bij het overbrengen kan hier niet schaden, wanneer men
zorg draagt de twee of vier luchtbuizen juist even lang te nemen.
Elke voet wordt voorzien van een zool van caoutchouc (fig. 83),
Fig. 83. Schoen om het steunen van den voet op den grond te registreeren
waarin een kleine holte is aangebracht; bij het neerzetten van
den voet wordt de holte samengedrukt, waardoor in de registree-
rende trommel de lucht wordt verdicht; bij het oplichten van den
1) Het gebruik van luchtseinen is in enkele gevallen te verkiezen boven dat van
elektrische seinen; soms heeft men bewegingen te registreeren , die bij haar begin te
zwak zijn om een elektrischen stroomverbreker in werking te brengen; alsdan zal deze
eerst werken, wanneer de beweging een genoegsame intensiteit heeft verkregen, en dns
het oogenblik, waarop de beweging begint, niet aanduiden; dit valt onder anderen
op te merken, wanneer men beproeft de wijze van opvolging der hartbewegingen met
behulp van elektrische toestellen te bcatudeeren.
-ocr page 195-
187
voet, vult zich de holte weer met lucht en heeft dus in de trom-
mel luchtverdunning plaats; op die wijze wordt telkens een sein
voortgebracht.
De persoon, die van een dergelijk voetbekleedsel is voorzien,
neemt den registreertoestel in de hand; zoodoende zullen, terwijl
hij voortloopt, de oogenblikken, waarop elk zijner voeten in aan-
raking komt met den grond, alsmede die, waarop die aanraking
ophoudt, nauwkeurig worden getraceerd. Men verkrijgt alsdan
twee tracés, behoorende bij den rechter en bij den linker voet,
waarin de stijgingen en dalingen elkaar afwisselen, even als de
bewegingen der voeten zelve (fig. 84).
Fig. 84. Tracé vun de aauraking der voeten niet den grond, de bovenste deeleu
der lijnen geven den duur der aanraking aan; R, rechter voet; h, linker voet.
Deze figuren worden nog sprekender, wanneer men ze geeft
in den vorm van een soort van notenschrift, waarbij de notenbalk
slechts twee lijnen bevat (fig. 85). De aanrakingen van den rechter
voet worden als witte strepen op de onderste lijn getraceerd; die
van den linker voet zijn wat hooger gelegen, en voorzien van
schuine arceeringen.
ïig. 85. De duur vau de aanraking der voelen met den grond opgeteekend op de
wijze, overeenkomende met het notenschrift; witte streep: de rechter voet;
gearceerde streep: de linker voet. 6, de gewone gang; D, de draf.
Bij den gewonen langsamen gang G volgen de aanrakingen van
de voeten met den grond elkaar op zonder eenige tusschenpoos,
waardoor dus wordt uitgedrukt, dat het lichaam steeds op den
grond rust, nu op den eenen, dan op den anderen voet.
-ocr page 196-
188
"Wij zien dat de snelle gang of de draf D merkbaar van den
eersten gang afwijkt; de strepen sluiten nu niet aan elkaar, zoo-
als in G; de tusschenruimten tusschen de strepen geven dus aan
dat hierbij het lichaam telkens een oogenblik in de lucht zweeft
en niet meer in aanraking is met den grond. Dit verschil tusschen
den langsamen en snellen gang is zeer belangrijk en wordt bij
de meeste diersoorten aangetroffen. Bij het bestijgen van een trap
daarentegen wordt het tegenovergestelde van D opgemerkt; de
strepen vallen dan gedeeltelijk naast elkaar, waaruit volgt, dat
de voorste voet reeds op een volgende trede van den trap is
gezet, wanneer de andere voet nog op de voorgaande trede staat
om het lichaam te ondersteunen. 1) Hetzelfde wordt opgemerkt
Fig. 86. Paard voorzien van vier voetbekleediugen voor het registreeren van den
rythmus van den gang; de rniter houdt den registreertoestel in de hand.
bij het beklimmen van een steile helling of bij het dragen van
een zwaren last.
1) Verdere bizonderheden hieromtrent vindt men in La Machine animale van
Markt p. 138.
-ocr page 197-
189
Vooral bij het bestudeeren van de gangen van het paard heeft
deze methode belangrijke diensten bewezen; voordat zij werd aan-
gewend, was men \'t over het algemeen vrij wel oneens over de
wijze van opvolging en den rythmus van den hoefslag, die de
verschillende gangen van het paard kenmerken. Door aanwending
Fig. 87. Het registreeren van de gangen van het paard:
No. 1. Telgang (alle waarnemers).
t Gebroken telgang (Merchk).
\'t Versnelde stap (Bouley).
! Gewone stap (Masure).
Gebroken telgang (Bouley).
Halve telgang (LecoqJ.
No. 4. Gewone stap (J.ecooJ.
No. 5. Gewone stap (Bouley, Vincent
en Goiffon Soleysell , Colin enz.)
No. 6. Gewone stap (Raabe).
No. 7. Gebroken draf.
No. 8. Gewone draf.
van de chronografie daarentegen heeft men zeer bevredigende
resultaten verkregen, in weerwil van de samengesteldheid der
verschijnselen, die hier onderzocht moeten worden.
-ocr page 198-
190
Het paard wordt voorzien van vier voetbekleedingen (fig. 86),
gelijksoortig met die, welke wij boven beschreven, d. w. z. onder
iederen hoef wordt een blaasje bevestigd, met lucht gevuld, die
bij eiken aanslag van den hoef wordt samengedrukt, en alzoo
een seinteeken van veranderlijke lengte geeft. Bij elke proef wordt
een viervoetig tracé van vier boven elkaar geplaatste strepen
verkregen.
Uit fig. 87 blijkt hoe de rythmus van den eenen gang uitdien
van den anderen kan afgeleid worden. Om die figuren goed te
begrijpen doet men, volgens Dugès, gemakkelijk, wanneer men
het viervoetig dier beschouwt als to bestaan uit twee tweevoetige
dieren, die achter elkaar loopen. Elke gang van het paard wordt
hier afgeteekend in de gedaante van vier lijnen, die wij twee aan
twee bij elkaar kunnen nemen. De twee bovenste lijnen wijzen
steeds de aanraking met den grond van de voorvoeten, de twee
onderste die der achtervoeten aan. Acht gangen zijn in deze figuur
voorgesteld; men kan ze achtereenvolgens uit elkaar afleiden door
telkens de beweging der achtervoeten iets vroeger dan die der
voorvoeten te nemen.
Zöo stelt de eerste rij den telgang voor, waarbij de rechter-
voorvoet zich gelijktijdig met den rechter achtervoet in beweging
stelt; hetzelfde geldt voor de linkervoeten. Bij gang n». 2 komen
de achtervoeten een oogenblik vóór de voorvoeten in beweging;
bij gang n°. 3 is dit tijdsverschil weer iets grooter en zoo vervol-
gens, tot bij gang n°. 8, den draf, de aanraking van den achter-
l\'ig. 88. Galop in drie tempo\'s; A aanwijzing der drie tempo\'s; B aanwijzing van
het aantal der voeten, die in elk tempo van dezen galop in aanraking zijn met
den grond. Het lichaam mat eerst op een voet, dan op drie, op twee voeten,
ten slotte op een voet; eindelijk is de aanraking met den grond totaal
opgehouden, waarna dezelfde opvolging op nieuw plaats heeft.
voet met den grond geheel is opgehouden op het oogenblik, dat
de voorvoet wordt neergezet.
In deze figuur zijn alleen die gangen voorgesteld, waarbij het
-ocr page 199-
191
paard steeds in aanraking blijft met den grond; bij den vrijen
draf is er reeds een kort oogenblik waar te nemen, waarop die
aanraking verbroken is; dit laatste komt steeds vqor bij de zwe-,
vende gangen. Hiervan is in fig. 88 een voorbeeld gegeven; zij
stelt de tijdmaat van den rechtschen galop voor. 1)
Bepaling van de frequentie van opeenvolgende werkingen.
Wil men de frequentie van opeenvolgende verschijnselen, d. i.
het aantal malen dat een verschijnsel of een werking in een be-
paald tijdsverloop zich herhaalt, bepalen, dan behoeft men slechts
de tracés van die verschijnselen te vergelijken met een chrono-
grafisch tracé, dat met de eersten op denzelfden draaienden cilinder
is geregistreerd; de duur van elke beweging laat zich dan tot in
onderdeelen van sekonden bepalen en men kan nauwkeurig nagaan
hoeveelmaal de beweging zich in een zeker tijdsverloop, in een
sekonde of een minuut, heeft herhaald.
Zoo bepaalt men onder anderen het aantal malen dat de hart-
slagen of de ademhalingsbewegingen zich in een bepaalden tijd
herhalen. De frequentie der snelste bewegingen kan men op deze
wijze meten; zoo is in fig. 89 een tracé voorgesteld van de vleu-
gelbewegingen van een insekt naast het tracé van een chrono-
grafische stemvork. Neemt men een passerwijdte gelijk aan 25
1) Hoogst waarschijnlijk verdienen bij deze proeven de elektrische seinen, in navol-
ging van Marcel Dkprez, verre de voorkeur boven de luchtseiueu. Dunne geleiddraden
kunnen veel beter langs de beenen van.het dier gelegd worden dan caoutchoucbuizen;
ook kan een toestelletje, onder den hoef aangebracht, waardoor bij het neerzetten en
oplichten van den voet een elektrische stroom gesloten en geopend wordt, zeker gemak-
kelijker bevestigd worden dan een luchtzakje. Daar het opteekenen van de tijdmaat het
hoofddoel is bij deze proeven, zou men op de volgende wijze kunnen te werk gaan:
de tracés der elektrische seinen zonden op twee rijen van evenwijdige lijnen moeten
worden gemaakt, overeenkomende met die van fig. 86 en 87. De stiften zonden
moeten voorzien zijn van breede punten, gelijkende op die van een afgesneden pen,
terwijl zij met het papier in aanraking zonden moeten komen op het oogenblik, dat
de voet werd neergezet; op het oogenblik dat de voet wordt opgeheven, zon de
aanraking moeten ophouden. Op deze wijze zou men de afteekening der gangen onder
zeer eenvoudige en meer juiste voorwaarden verkrygen, dan bij de vroeger beschreven
proaven.
-ocr page 200-
192
trillingen van de stem vork, hetgeen overeenkomt met -rV eekonde,
en brengt men deze passerwijdte over op het tracé van den vleu-
gelslag, dan zien wij dat juist 6 vleugelslagen hierin bevat zijn,
waaruit dus volgt, dat de beweging van den vleugel zich 60 maal
in de sekonde heeft herhaald.
Kig. 89. Vleugelbewegingeu van cea wesp geregistreerd naast het tracé van
een chronografische stemvork van 250 trillingen.
Door Dr. Rosapkllt zijn proeven genomen, waarbij de tril-
lingen van den larynx elektrisch zijn geregistreerd. Men kan uit
de tracés (fig. 90) de tonaliteit van de gezongen noot, alsmede
haar hoogte met iuistheid bepalen.
Fig. 90. Trillingen van den larynx, geregistreerd met den elektrischeu
toestel van Defrfz.
Deze wijze om de frequentie van verschijnselen te bepalen,
leidt ook tot het meten van veranderingen in volume of in snel-
heid. Bij het afscheiden van vocht door een klier, kan men dit
vocht druppel voor druppel opvangen en den val van eiken druppel
op een draaienden cilinder laten registreeren; zoodoende zal men
de snelheid, waarmee de afscheiding plaats heeft, uit het aldus
verkregen tracé kunnen bepalen.
In fig. 91 is een zeer eenvoudige toeBtel voorgesteld, die dient
-ocr page 201-
193
om de snelheid van oen vochtafscheiding te registreercn; door twee
huizen ontlast zich het vocht, dat afgescheiden wordt door de
beide klieren, wier funktie men met elkaar wil vergelijken (nier,
oorklier); het vocht valt door de beide buizen bij druppels in twee
bakjes, die op de uiteinden van de hefboomen van twee trommels
geplaatst zijn, welke ieder door een luchtbuis gemeenschap hebben
met een trommel met registreerenden hefboom, zoodat op den
cilinder voor eiken druppel, op het oogenblik dat hij valt, een
teeken wordt gegeven.
Fig. 91. Registreerenile druppel-teller.
Zoodoende krijgt men teekens op den cilinder, die meer of
minder ver van elkaar verwijderd zijn (fig. 92), naar gelang van
het aantal druppels, dat in een bepaalden tijd is gevallen, m. a.
w. naar gelang van de snelheid van de vochtafscheiding.
13
-ocr page 202-
194
Kig, 9a. Tracé van den registreereuden druppel-teller met veranderlijke uitstrooming
1; S, tracé van de sekonden; 2, druppel-teller met standvastige uitstrooming.
Bepaling van de meerdere of mindere regelmatigheid
waarmede de verscnijnselen elkaar opvolgen.
Door het meten van de afstanden tusschen de opvolgende gere-
gistreerde teekens leert men weten of de verschijnselen elkaar al
of niet op geregelde tijden opvolgen. Men kan zich voor een der-
gelijke beoordeeling nooit op de zintuigen verlaten; hoe dikwijls
meent men niet, als men een zieke den pols voelt, een volkomen
regelmatigheid te bespeuren, terwijl de registreertoestellen toch
duidelijk een onregelmatige beweging aanwijzen. Om de al of niet
regelmatigheid van de tusschenpoozen te beoordeelen, waardoor
eenige opvolgende verschijnselen zijn gescheiden, meet men door
middel van den chronograaf de tusschenruimten tusschen elke
twee opvolgende teekens. Hoe meer juistheid men bij deze meting
wil verkrijgen, des te sneller zal de cilinder moeten draaien en
de stemvork moeten trillen.
Bij physiologische onderzoekingen is het niet altijd noodig die
bepalingen met de grootst mogelijke nauwkeurigheid te doen.
Het registreeren van den pols op een papier, dat zich met een
snelheid van een halven centimeter per sekonde beweegt, is vol-
doende om de onregelmatigheden aan te wijzen, die aan het
gevoel ontsnappen. Zoo is het bijv. bij het tracé van fig. 93 niet
noodig den chronograaf te gebruiken om de onregelmatigheid der
tusschenpoozen, die de polsslagen scheiden, aan te toonen. Ieder-
een zal bij het beschouwen van deze figuur onmiddelijk zien,
dat op enkele oogenblikken twee polsslagen langer duren dan de
drie polsslagen in het volgende oogenblik.
De onvolmaaktheid der zintuigen openbaart zich hierbij nergens
zoo sterk als bij het gevoel; het oor is veel meer geoefend voor
het meten van tusschenpoozen, zoodat men bij het luisteren naar
de slagaderlijke kloppingen ten naastenbij de meerdere of min-
-ocr page 203-
195
dere regelmatigheid der tusschenpoozen kan lee-
ren kennen. Maar geen enkel hulpmiddel kan
de chronografie vervangen, wanneer het er op
aankomt de bepaling zeer nauwkeurig te doen.
Op dezelfde wijze bepaalt men de regelma-
tigheid of onregelmatigheid van de ademhalings-
bewegingen en van de bewegingen bij de plaats-
J verandering van den mensch en van dieren,
■f Over de wijze van proefneming in dergelijke
"% gevallen valt verder niets bizonders mee te
■3 deelen; de lezer heeft reeds gezien hoe men te
i werk gaat voor het registreeren der voetstappen
J en gangen; later zullen wij zien hoe de adem-
| halingsbewegingen geregistreerd worden.
Een zeer belangrijk punt bij de onregelma-
jg tige bewegingen leert de grafische methode ons
% kennen, namelijk den rhythmus, die in enkele
■f gevallen in de onregelmatigheden is op te mer-
| ken Ook daaromtrent geven onze zintuigen ons
"§ zeer slechte aanwijzingen. Wanneer de periode
g van terugkeer van een zekere werking maar
-g, eenigszins lang en samengesteld is, dan ont-
1 snapt zij aan onze waarneming. De vluchtige
8> herinnering aan de tusschenpoozen, die men
§ heeft waargenomen, wordt uitgewischt en de
| terugkeer van een zelfde periode is niet meer
■| te herkennen.
jg De teekens op het papier daarentegen ver-
^ toonen zich aan onze oogen op een nauwkeurige
d wijze, wij overzien een uitgestrektheid van het
s tracé, groot genoeg om den periodieken terug-
keer van zekere onregelmatigheden op te merken;
en is de periodiciteit eenmaal bevestigd, dan
wordt daardoor de weg gebaand tot nieuwe naspo-
ringen, welke op de oorzaak hiervan betrekking
hebben; zoo ziet men in fig. 93 , dat de periode,
waarin telkens een zelfde type van polsslag
plaats heeft, overeenkomt met tien hartslagen.
-ocr page 204-
196
Iedereen weet dat de hartslagen van een hond onregelmatig
zijn; maar weet men ook dat deze onregelmatigheid periodiek is P
A_
-K-X
X
A
Aiu^jvjV-
Ju
Ju
_A
c
Fig. 94. Hartslagen bij den hond; onregelmatigheden samenganujc
met de ademhaling.
De grafische methode leert ons bij den eersten oogopslag deze
periodiciteit kennen; zij toont ons daarenboven nog aan, dat de
terugkeer van elke periode samengaat met de ademhalingsphasen
(fig. 94).
Op vergevorderden leeftijd ontstaan onregelmatigheden in den
polsslag, die onderhevig zijn aan een nog veel meer kennelijke
periodiciteit; figuur 95 stelt ons oen zeer sprekend type voor. 1)
Fig. 95. Pols van een hoogbejaarde, periodieke onregelmatigheden vertoonende.
Bij verschijnselen, waarbij de veranderingen langsamerhand
plaats hebben, is de periodiciteit nog veel minder in \'t oogloo-
pend, aangezien men, om haar te constateeren, de waarneming
over een zeer langen tijd zou moeten uitstrekken.
Veranderingen, die gebonden zijn aan dagelijksche of jaarlijk-
sche perioden, ontsnappen nog veel gemakkelijker aan onze
waarneming dan die, wier terugkeer snel is Het spreekt van
zelf, dat ook bij deze soort van verschijnselen de grafische
methode gewichtige diensten bewijst.
1) Wij hebben hier bij eiken polsslag alleen het nogenblik na te gaan, waarop hij
begint; de curve, door den sphymograaf geregistreerd, dient nu alleen als sein van de
polsbeweging. Later bespreken wij den vorm dezer eurven en de invloeden, waardoor
/.ij gewijzigd worden
-ocr page 205-
197
DERDE HOOFDSTUK.
HET KEGISTKEEREN VAN BEWEGINGEN.
De kennis van een beweging bestaat in liet tweevoudig begrip van ruimte en tijd. —
De beweging is enkelvoudig of samengesteld. — Het registreeren van een enkelvou-
dige rechtlijnige beweging; val van lichamen. — Het registreeren van etn spierbe-
weging. — Het registreeren van snelheden, van de verdeeling van krachten, van
den duur van botsingen, van versnellingen. — Curve van de snelheid van pro-
jectielen. — Het registreeren van een verplaatsing over een groote uitgestrektheid;
herleiding op verkleinde schaal. — Het registreeren van de bewegingen der voeten
bij het loopen. — Het registreeren van de bewegingen van een voertuig; de hodo-
graaf. — Aanwending van den hodograaf voor het registreeren van de bewegingen
van een rijtuig of van een trein, van menschen en dieren gedurende het loopen, van
den gang van een beweegmachine, enz. — De hodograaf geeft de curve der frequentie
van een verschijnsel, dat zich periodiek herhaalt; frequentie der hart- en ademha-
lingsbewegingen, enz.
Voor een duidelijke uiteenzetting van de aanwending der gra-
fische methode was het noodig het registreeren van veranderingen
in plaats te scheiden van de grafische tijdmeting; wij hebben
du8 nog slechts gedeeltelijk de beweging leeren kennen, door de
baan en den duur daarvan afzonderlijk te bepalen. Voor de vol-
maakte kennis van een beweging wordt vereischt dat men gedu-
rende de verplaatsing van een lichaam op elk oogenblik den
stand weet te bepalen, dien het in de ruimte inneemt. Deze
belangrijke kennis der beweging verkrijgen wij door de registreer-
toestellen ; de lijnen, welke zij traceeren, drukken inderdaad de
plaatsveranderingen in de ruimte in funktie van den tijd uit.
Wij behoeven niet meer te verklaren hoe een beweging door
een lijn kan worden voorgesteld; dit is reeds in de eerste afdee-
ling van dit werk geschied 1), zoodat wij hier kunnen volstaan
met in \'t kort aan te geven hoe een lijn of curve door de bewe-
ging zelve wordt getraceerd.
De chronografie heeft ons reeds een voorbeeld gegeven van de
wijze, waarop men de grafische voorstelling verkrijgt van tijd-
ruimten door lengten, welke daarmede evenredig zijn. In plaats
van nu met een onbewegelijke stift op den cilinder te traceeren,
is het voldoende een schrijfstift aan te wenden die zich verplaatst
1) Hoofdst. II pag. 32.
-ocr page 206-
198
in een richting, loodrecht op die, waarin de cilinder draait;
zoodoende zal men een lijn zien ontstaan van meerdere of min-
dere helling en met verschillende buigingen, afhankelijk van de
snelheid waarmee de stift zich verplaatst en van de veranderin-
gen, welke die snelheid ondergaat.
Een beweging kan echter enkelvoudig of samengesteld zijn;
zien wij eerst hoe de eenvoudigste beweging wordt geregistreerd
om vervolgens trapsgewijze over te gaan tot een beschrijving van
de hulpmiddelen, waardoor de lijnen van samengestelde bewe-
gingen worden verkregen.
Poncelet heeft het eerst een werktuig uitgedacht, bestemd
voor het registreeren van een rechtlijnige beweging in een be-
paalde richting; de verwezenlijking van dezen toestel hebben wij
aan den generaal Morin te danken. Door middel van dit regis-
treerwerktuig worden de wetten van den vrijen val van lichamen
grafisch voorgesteld. In dezen toestel is een vallend gewicht voor-
zien van een stift, die op een cilinder schrijft waaraan een
draaiende beweging van eenparige snelheid om een vertikale as
is meegedeeld; de combinatie van deze twee bewegingen, lood-
recht op elkaar, waarvan de eene eenparig en de andere eenparig
versneld is, doet een parabolische lijn ontstaan, waaruit gemak-
kelijk alle wetten van den vrijen val kunnen worden afgeleid,
geheel onafhankelijk van de proeven van Galileï, Atwood en
van andere natuurkundigen.
(Voor verdere bizonderheden van de tracés, door dit werktuig
opgeleverd, zie men Techniek Hfst. III.)
Het registreeren van een rechtlijnige beweging van
willekeurigen oorsprong*
De toestel van Poncelet wordt uitsluitend aangewend voor
de studie van de wetten der zwaartekracht; nu is het van belang
een toestel te hebben, die geschikt is om rechtlijnige bewegingen
van willekeurigen oorsprong te traceeren. Een toestel, welke aan
die voorwaarden voldoet, is in fig. 96 voorgesteld.
Aan een zwart gemaakten cilinder wordt een meer of minder
snelle omwentelingsbeweging meegedeeld; een wagentje c, op
rails geplaatst en voorzien van een stift s, kan met geringe wrij-
-ocr page 207-
199
ving voortbewogen worden. Aan het wagentje is een draad
bevestigd; wanneer aan dezen draad getrokken wordt, verkrijgt
het dus een meer of minder groote snelheid en op den cilinder
wordt de lijn getraceerd van de beweging, aan het wagentje mee-
gedeeld. Naar gelang van de beweegkracht, die op den draad
werkt, krijgt men dus in het tracé de voorstelling van eenlang-
same of snelle, van een eenparige of veranderlijke beweging.
Windt men den draad om de as van een der raderen van een
uurwerk, dat een eenparige beweging bezit, dan zal het tracé
bestaan uit een rechte lijn wier helling afhankelijk zal zijn van
de snelheid van beweging.
Werkt men op den draad door een spierbeweging, dan zullen
alle veranderingen in deze beweging zich verraden door de bui-
gingen van de getraceerde lijn. Laat men op den draad een
Fig. 96. Cilinder en slede voorzien van een schrijfstift, bestemd voor het
registreeren van een rechtlijnige beweging in een bepaalde
richting van willekeurige snelheid.
standvastige kracht werken van willekeurige intensiteit, dan zal
de curve, ontstaan door de eenparig versnelde beweging, een
parabool zijn, wier veranderlijke parameter zal overeenkomen met
de meer of minder groote versnellingen. (Techniek, Hfst. IV).
-ocr page 208-
200
Beweging van een lichaam waarop standvastige krachten
van verschillend vermogen werken.
Men kan voor de zwaartekracht een andere constante kracht
in de plaats doen treden, bijv. die van een veer. Wordt een zeer
lange caoutchoucdraad gespannen door een \'gewicht van 100 gram,
dan zal dit een werking uitoefenen gelijk aan die van de zwaar-
tekracht, wanneer het over een volkomen glad vlak een massa
moet voortbewegen, die zelf 100 gram gewicht heeft.
Figuur 97 toont de inrichting van deze proef. De slede,
bevestigd aan een draad, die op een gegeven oogenblik wordt
doorgebrand, weegt 100 gram en wordt naar den rechter kant
getrokken door een gewicht van 100 gram, opgehangen aan een
caoutchoucdraad die over een katrol loopt.
Hg. 97. Inrichting vau de proef, bestemd om de beweging te registreren
van een lichaam, waarop een standvastige kracht werkt.
Nadat de cilinder een eenparige beweging heeft verkregen,
brandt men den draad door, en men verkrijgt het tracé, dat in
tig. 98 met 1 is genummerd. Dezelfde lijn zou men hebben ver-
kregen , indien de slede alleen door haar eigen gewicht vertikaal
naar beneden gevallen was.
Liet men op de slede krachten werken, die grooter of kleiner
zijn dan haar eigen gewicht, dan zou men de lijnen 2 of 3
krijgen die versnellingen aangeven, grooter of kleiner dan 1.
(Zie Techniek Hfst. IV).
Snelheid van in beweging zijnde massa\'s.
Men kan evenzeer over een kleinen afstand, gelijk aan dien,
welke door de slede doorloopen wordt, de snelheid van een in
beweging zijnde massa bepalen. Men vervangt alsdan de slede
door de massa zelf, na deze voorzien te hebben van een schrijf-
-ocr page 209-
201
stift en van kleine rolletjes, zoodat zij zich gemakkelijk langs de
richels kan bewegen. Na aan den cilinder een behoorlijke omwen-
Fig. 98. Lijnen getraceerd door de beweging van verschillende massa\'s,
waarop een zelfde standvastige kracht werkt.
telingssnelheid meegedeeld te hebben, die door den chronograat
wordt gecontroleerd, brengt men de massa in beweging. Deze kan
nu eigenlijk beschouwd worden als een soort van projectiel, dat
een baan doorloopt, gelijk aan de lengte des cilinders, en welks
beweging gestuit wordt door een of ander voorwerp, aan het einde
der baan geplaatst. 1)
1) Men kan dit gemakkelijk op de volgende manier bewerkstelligen. Het bewegende
lichaam wordt voorzien van een scherpe punt, die in een stuk week hout dringt, dat
aan het einde van den weg is geplaatst. Op deze wijze wordt het lichaam in zijn
beweging gestuit, zonder botsing en zonder dat er een terugloop plaats heeft.
-ocr page 210-
202
liet aldus vorkregen tracé is klaarblijkelijk een rechte lijn,
ten minste wanneer de wrijving van de slede niet al te groot is,
waardoor de eenparigheid der beweging zou kunnen verstoord
worden. Uit de helling van deze lijn laat zich de snelheid der
massa bepalen.
Een der meest belangrijke verschijnselen, die men volgens deze
methode kan bestudeeren is de overgang van de beweging van
het eene lichaam op het andere, zooals plaats vindt bij botsing,
wier duur men evenzeer kan meten.
Bepaling van den duur -van een botsing.
Hiervoor neemt men twee bewegende massa\'s zooals die, welke
hierboven zijn beschreven, beiden even zwaar en voorzien van
rolletjes. Op de richels geplaatst, zijn beide lichamen boven-
dien voorzien van een schrijfstift; komen zij met elkaar in aan-
raking, dan moeten de punten der stiften zeer dicht bij elkaar
liggen. 1)
Men plaatst het voorste lichaam in het midden van den te
doorloopen weg, terwijl het achterste door middel van een of
ander werktuig, bijv. door een schietboog, op eenbepaald oogen-
blik zal voortgeworpen worden. Men draait vervolgens den cilinder
rond met een groote snelheid, die door den chronograaf wordt
gecontroleerd; de stift van het voorste lichaam traceert nu op
den cilinder een cirkel; men drukt nu op den trekker van den
boog; het tweede lichaam wordt voortgeworpen, de botsing heeft
plaats, tengevolge waarvan het eerste lichaam het overige gedeelte
van den weg doorloopt, terwijl het tweede onbewegelijk op de
plaats blijft liggen waar de botsing heeft plaats gehad; en aldaar
op zijn beurt een cirkel traceert.
Een ander maal zal het botsende lichaam zijn weg vervolgen,
maar met een verminderde snelheid; ook kan het gebeuren dat
het na de botsing terugloopt. Laat men vervolgens den cilinder
1) Hiertoe wordt de stift van het voorste lichaam zeer lang, die van het achterste
kort genomen. De lichamen zijn aan de zijdcu, die tegen elkaar moeten stooten, vlak
of een weinig bol.
-ocr page 211-
203
stilhouden, dan ontwaart men een tracé waarvan fig. 99 een der
mogelijke vormen voorstelt.
Fig. 99. Het registreeren van den duur van een botsing.
In deze figuur is de lijn a getraceerd door het botsende lichaam;
haar helling bepaalt de snelheid van verplaatsing. De schuine
lijn a\' is getraceerd door het botsende lichaam, nadat zijn snel-
heid nagenoeg nul is geworden; de gestippelde horizontale lijn
was bij het begin der proef door het voorste lichaam getraceerd;
na den schok heeft dit de schuine lijn b afgeteekend.
Daar de beide lijnen a en b recht en nagenoeg evenwijdig
loopen, blijkt hieruit, dat de beweging der lichamen eenparig is
geweest, en dat het botsende lichaam ongeveer zijn geheele be-
weging aan het andere lichaam heeft overgedragen; na den stoot
heeft het botsende lichaam nog maar een zeer geringe snelheid
(lijn a\') en komt spoedig in rust. 1)
De duur der botsing is af te leiden uit den horizontalen afstand
tusschen de twee punten waarin de beweging van het eene bot-
sende lichaam ophoudt en die van het andere lichaam aanvangt.
In deze figuur is die afstand ontzaglijk klein; men kan hem
ternauwernood met het oog onderscheiden en komt, chronografisch
gemeten, ongeveer met 5foy van een sekonde overeen. De talrijke
proeven, die hieromtrent genomen zijn, hebben doen zien dat
voor het geval dat de botsing plaats heeft tusschen twee bronzen
1) Het eerste lichaam behoudt steeds een gedeelte van zijn aanvankelijke snelheid,
waaneer de botsende lichamen niet volkomen veerkrachtig zijn.
-ocr page 212-
204
lichamen, de duur van den schok minder bedraagt dan tctjtjïï van
een sekonde.
Zeer belangrijk is het hierbij de vcrdeeling der snelheden na
den schok na te gaan. In de voorgaande proef waren de massa\'s
gelijk, de veerkracht nagenoeg volkomen, en de levende kracht
van het cene lichaam ging bijna geheel op het andere over 1).
Bevestigt men door middel van stevige schroeven eenige licha-
men aan elkaar, dan kan men de verdeeling der massa\'s zoodanig
regelen, dat het eene lichaam tweemaal \'zwaarder is dan het
andere; is nu het botsende lichaam het zwaarste, dan bewegen
zich beide lichamen na den schok met verschillende snelheden.
In het tegenovergestelde geval zal het lichaam, dat den stoot
ontvangt, een geringere snelheid hebben dan het andere. "Wat den
duur der botsing betreft, deze is nagenoeg even kort in al die
verschillende gevallen, en bijna onmeetbaar, niettegenstaande de
nauwkeurigheid waarmee deze toestellen werken. Het komt bij
deze proeven vooral aan op een groote omwentelingssnelheid van
den cilinder en een snelle verplaatsing der lichamen.
Accelerograaf (versnelltngsineter) van M. Deprez, waar-
door de lijn der snelheden wordt getraceerd, die
door het buskruit aan een projectiel
worden meegedeeld.
De beweging van projectielen is een der snelste bewegingen,
die men kan registreeren. Het is noodig bij deze metingen over
een oppervlak te kunnen beschikken, dat zich met een bizonder
groote snelheid verplaatst. Marcel Depeez heeft dit vraagstuk
opgelost en heeft een werktuig uitgedacht, door hem accelero-
graaf
genoemd, dat geheel verschilt van de gewone voor deze
proeven te gebruiken werktuigen.
Depbez doet een blad papier in de beweging deelen van een
zuiger, waarop de buskruitgassen werken, terwijl een schrijfstift
zich met behulp van een sterk gespannen veer snel kan ver-
plaatsen.
1) Het botsende lichaam doorloopt hief na dcu stoot nog slechts een afstand van
weinige millimeters met een zeer geringe snelheid.
-ocr page 213-
205
Uit de combinatie van deze twee bewegingen ontstaat een lijn,
waaruit men de uitwerking van de buskruitgassen kan opmaken.
Fig. 100. Lijn der snelheid, door het buskruit aan projectielen meegedeeld.
Dit tracé is verkregen met het buskruit van Wetteren en
opgeteekend door den toestel van M. Deprez.
Indien het buskruit aan den zuiger en het daaraan bevestigd
papier een eenparige beweging gaf, en evenzeer de beweging,
Fig. 101. Snelheid van projectielen. Tracé\'s verkregen met den toestel
van Dkpkez; buskruit van Bipavlt.
die door de veer aan de stift wordt meegedeeld, eenparig was,
dan zou de getraceerde lijn een rechte wezen, wier schuine stand
in den eenen of anderen zin het overwicht van de eene beweging
-ocr page 214-
206
op de andere zou aangeven. Maar beide bewegingen, zoowel van
het papier als van de stift, zijn versneld. Was deze versnelling
voor beide even groot, dan zou het tracé toch een rechte lijn
moeten zijn, want in ieder oogenblik zou dan de schrijfstift op
gelijke afstanden van de x- en de y-a& verwijderd zijn. Maar zijn
de versnellingen niet gelijk, dan ontstaat een kromme lijn, zoo-
als bijna altijd bij de proeven van Deprez het geval is.
Om de grootte der versnelling te bepalen, die aan den zuiger
is meegedeeld, neemt Deprez nu en dan zijn toevlucht tot het
direkt registreeren van den tijd met behulp van een staaf of stem-
vork, die 1000 trillingen in de sekonde maakt.
De figuren 100 en 101 zijn met dezen toesteT verkregen. Hare
beteekenis is de volgende:
Door elk der gestippelde vertikale doellijnen wordt de stand
aangegeven, dien de stift inneemt op de oogenblikken 1, 2,3.....
gemeten in duizendste deelen van een sekonde. De stand vanden
zuiger op elk dezer oogenblikken wordt aangegeven door het
punt, waar de getraceerde lijn elk der stippellijnen snijdt.
Het onderzoek van een tracé van deze soort kan dus geheel
op overeenkomstige wijze geschieden als van een curve, voortge-
bracht door den toestel van Morin. Daar de verplaatsing van de
stift niet eenparig is, bedient men zich van een trillende stift,
ten einde den gang van het projectiel tp controleeren.
De twee lijnen, die in de figuren als voorbeeld zijn genomen,
vertoonen zeer verschillende kenmerken; het buskruit van "Wet-
teren geeft aan het projectiel een veel geringere snelheid dan
dat van Ripaült. 1)
1) * Ook voor het oplossen van ballistische vraagstukken kunnen grafische voor-
stellingen dikwijls met vrucht \'worden aangewend. I)e baan, door een projectiel afge-
legd, kan in teekening gebracht worden door de vluchthoogten (d. w. z. de hoogten
van de verschillende punten der baan boven het horizontale vlak, dat door het midden
der monding van het vuurwapen gaat) voor verschillende afstanden, bijv. met verschillen
van 100 M. opklimmende, te berekenen. Gelijke deelen, op de z-as afgezet, stellen
dan de achtereenvolgende afstanden voor; de deelen op de y-as stellen de berekende
vluchthoogten voor, die naar een bepaalde schaal, welke gewoonlijk 10-maal grooter
genomen wordt dan de schaal der afstanden, van den oorsprong af worden uitgezet.
Uit een dergelijke figuur kan dan de bestreken ruimte voor een bepaalde hoogte en
een bepaalde dracht (d. i. de afstand van de monding tot het tweede snijpunt van de
-ocr page 215-
207
Het regtatreeren van Hfct groeien van planten.
"Wij hebben nu de voornaamste gevallen beschouwd waarin de
grafische methode is aan te wenden voor het registreeren van
zeer snelle bewegingen; maar ook voor uiterst langsame bewe-
gingen kan zij met vrucht worden aangewend; als een zeer treffend
voorbeeld daarvan zullen wij aantoonen hoe het groeien van een
plant is geregistreerd geworden.
Een tak van een Paulownia, hoog 1,40 M., werd aan een
kogelbaan met de richtlijn) gevonden worden; men noemt bestreken ruimte de horizon-
tale projectie ran dat deel der baan, waarvan de punten niet hooger liggen dan het
doel, waarop gevuurd wordt.
Ook kan men grafisch de bestreken ruimte voor een bepaalde hoogte en een bepaalde
lading, bij het varen met kanonnen, voor verschillende afstanden bepalen; alsdan con-
strueert men in eeue figuur de lijn der schootshoeken (door schootshoek verstaat men
den hoek, dien de richtlijn maakt met de richting waaronder het projectiel den vuur-
mond verlaat), en tevens de lijnen der bestreken ruimten zoowel vóór als achter het
doel; de punten van de lijn der schootshoeken worden verkregen door uit de verschil-
lende punten der ar-as, waarop de afstanden met 100 M. opklimmende zijn uitgezet,
loodhjnen op te richten en deze gelijk te maken aan de tangenten der schootshoeken,
die bij de verschillende afstanden behooren. Stelt bijv. in nevensgaande figuur F de
lijn der schootshoeken, Q die der bestreken
ruimten vóór het doel en R die der bestre-
ken ruimten achter het doel voor, dan zal
men de bestreken ruimte voor een afstand
van bijv. 300 M. direkt uit deze grafische
figuur kunnen vinden, door van de middelste
lijn P het punt p te bepalen, welks abscis
overeenkomt met 300, en daarna door p de
horizontale lijn qr te trekken, die Q en R
in } en r snijdt. De lengten van qp, pr
en qr, op de .r-aa gemeten, stellen dan ach-
tereenvolgens de bestreken ruimten vóór het
■■ «*■••■■•••••••■■(*■■■*■•■«■■■■■■
■ ■ ■!■■•■•■•■■••                    \'I ■*■■■!■■■
■ ■ iiiMfiiia........iiiiiiiiiiiIu
■■ ■■■■■■■■■■■■■•■■■■•■••#«*■■■■■■■■
doel, achter het doel, en de totale bestreken
- 4u»\'i lliln------------------------------------,
o «oo too 300 400 soo eooM
ruimte voor.
Voor verdere bizonderheden betreffende de
grafische oplossing van ballistische vraagstuk-
ken zie men Seyffardt, Handleiding tot de Kennis der Artillerie, Af deeling
Tal-liet
en Mittheilungen iiier Qegenstüude des Artillerie- und Oenie-wesens, Jahr-
gang
1874, He/t 3. *
-ocr page 216-
208
stevigen stok vastgemaakt en aan een der bovenste bladeren een
draad bevestigd die in verbinding was gesteld met een schrijfstift 1)
Nadat het registreerwerktuig twee achtereenvolgende dagen en
nachten gewerkt had, was het tracé verkregen dat in fig. 102 is
voorgesteld. Reeds terstond bemerkt men hieruit dat de groei van
den boom het sterkst was tusschen middag en middernacht. Het
gedeelte van het tracé, dat in den morgen is afgeteekend, is
nagenoeg horizontaal over een vrij groote uitgestrektheid. De
noodige voorzorgen waren genomen om te beletten dat de lengte
van den draad en dus ook de vorm van het tracé geen invloed
zou ondervinden van de temperatuursveranderingen en opdat
ook de vochtigheid geen werking zou uitoefenen op den draad,
die de stift met den boom verbond, was deze draad opzettelijk
van metaal genomen.
,fl
f
--N
o
j:
o
*
L
J2
V
•OC
•oC
t-
«
O
O
-C
c
o
«5
1
m
«j
. M
iddernacht Midda
9
KJfc
macht.
Fig, 102. Tracé van den groei van den tak van een Paulownia op de
verschillende aren van den dag en van den nacht.
Andere proeven, met dezelfde plant genomen, hebben tot
overeenstemmende resultaten geleid. 2) Hoogst belangrijk kunnen
1)   De inrichting van den toestel verschilt een weinig van dien, die bij vroegere
proeven werd gebruikt; deze toestel is bij nader onderzoek voor het registreeren van
deze langsame bewegingen boven andere te verkiezen.
2)  * Deze proeven, alsmede die, waarvan wy het tracé in fig. 102 hebben voorge-
steld, schijnen het eerst door Marey genomen te zijn in 1873. * In de Phynologie
vêgétale
van Sachs vindt men dergelijke proeven vermeld; zij geschiedden door middel
-ocr page 217-
209
deze proeven worden, wanneer men ze neemt met verschillende
plantensoorten, onder verschillende omstandigheden van vochtig-
heid en temperatuur; wanneer men nagaat welken invloed licht
en duisternis, verschillende samenstellingen en veranderingen in
den omringenden dampkring, verschillend gekleurd licht, enz.
hierbij uitoefenen; al deze waarnemingen kunnen vooral voor de
plantenphysiologie van het hoogste gewicht worden en zoo is dus
ook voor dezen tak der wetenschap door de grafische methode
wederom een nieuw en ruim veld ter beoefening opengesteld.
Handel wijzen om bewegingen, die over een te groote uit-
gestrektkeld plaats liebben om op liare ware afmetin-
gen te kunnen worden geregistreerd, op een
verkleinde scliaal te lierleiden.
De cilinders, die gebruikt worden voor het registreeren der
tracés, zijn gewoonlijk 25 a 30 centimeter lang; overschrijdt de
te onderzoeken beweging deze afmetingen niet, zooals bij de
voorgaande proeven, dan kan men haar direkt registreeren,
zoodat de lengte van een centimeter op het papier evenwijdig
met de ordinatenas gemeten, juist een doorloopen weg van een
centimeter uitdrukt; moeten echter zeer uitgestrekte bewegingen
geregistreerd worden, dan moet men die op een bepaalde ver-
houding, op i^, op -j^ü of tttNttj verkleinen, naar gelang van
omstandigheden. Tevens moet men de omwentelingssnelheid van
den cilinder regelen, opdat het tracé de gewenschte duidelijkheid
verkrijge.
Het herleiden der beweging geschiedt door middel van riem-
schijven of raderen die in elkaar grijpen; men laat bijv. een
der getande raderen grjjpen in een ander getand rad, waarvan
het aantal tanden tienmaal grooter is dan van het eerste; dit
tweede getand rad grijpt weer in een derde, waarvan het
aantal tanden zich weer verhoudt tot dat van het tweede als 10
tot 1, enz. Zoodoende zal, terwijl het eerste rad 1000 omwente-
van een cenvoudigen hefboom, waardoor de bewegingen vergroot werden overgebracht;
deze methode schijnt echter zeer gebrekkig te zijn, aangezien hierbij de getraceerde
cirkelboog, die door het uiteinde des hef booms wordt beschreven, de eigenlijke bewe-
ging te veel misvormd teruggeeft.
14
-ocr page 218-
210
telingen doet, het tweede in dienzelfden tijd er 100, het derde
10, het vierde 1, het. vijfde T\'ïïe omwenteling maken en zoo ver-
volgens. Op al deze drijfraderen, die aan den buitenkant van het
raderwerk van uitstekende deelen zijn voorzien, kunnen riem-
schijven worden geplaatst; aldus wordt de beweging aan het
raderwerk meegedeeld en zoodoende verkleind, terwijl een snoer,
om een andere riemschijf geslagen, de door het raderwerk her-
leide beweging op de schrijfstift overbrengt. Er zijn ook nog andere
middelen om een beweging te herleiden. (Zie Techniek, Hfst. III).
Om een voorbeeld te geven van het registreeren van herleide
bewegingen zullen wij de proeven vermelden betreffende de be-
weging van den mensch, waarbij de bewegingen van den voet
worden geregistreerd, wanneer deze wordt opgeheven om een
nieuw steunpunt te zoeken.
Het registreeren van de bewegingen van den voet wij
liet loopen en draven.
Aan den voet wordt een draad bevestigd, die gewikkeld is
om een riemschijf, geplaatst op het eerste drijfrad van het
raderwerk; over een andere riemschijf, op het derde drijfrad
Fig. 103. Tracés van de beweging van den roet bij verschillende gangen.
geplaatst, wordt eveneens een snoer geslagen, die op de schrijf-
stift werkt. Zoodoende wordt de beweging van den voet op de •
stift overgebracht, na op T^ïïe van hare\' werkelijke afmeting
teruggebracht te zijn. Figuur 103 toont ons vijf tracés van ongelijk
-ocr page 219-
211
snelle gangen. A komt met den langsaamsten, B met den gewonen
gang, C met den snellen draf overeen. De tusschen B en C lig-
gende lijnen zijn met iets geringer snelheden verkregen.
De geheele doorloopen afstand bedroeg 3£ meter, die, op
T^e herleid, 3£ centimeter geven. De tijden, waarin die afstand
in de verschillende gangen is doorloopen, worden op de abscis-
senas gemeten, met behulp van een chronografisch tracé; de
chronograaf maakte 10 trillingen in de sekonde.
Uit deze tracés kan men alles vinden, wat betrekking heeft op
de voetbeweging bij het loopen. Zij wijzen den tijd aan gedurende
welken de voet op den grond steunt of is opgeheven, en in dit
laatste geval den doorloopen weg en de phasen van beweging.
Ie. Afwisseling van rust en van beweging van den voet. — Het
is duidelijk dat daar, waar de tracés een horizontale lijn vertoonen,
de tijd wordt aangewezen gedurende welken de voet op den grond
steunt en onbewegelijk is, terwijl de doorloopen ruimte nul is.
De duur van die tijden vermindert, zooals men ziet, naarmate de
gang sneller is. De tijd, gedurende welken de voet zich verplaatst,
wordt door een schuine lijn aangewezen, wier projectie op de
ordinaten-as grooter is, naar gelang de gang versnelt. Hieruit volgt
dat de lengte van den pas grooter wordt in reden van de snel-
heid van den gang.
Men kan verder met juistheid de betrekking bepalen tusschen
de snelheid en de uitgestrektheid van den pas; tusschen den duur
van de rust en van de beweging van den voet, enz.; wij zullen
echter hier bij deze bizonderheden niet stilstaan, maar liever
overgaan tot de hoofdzaak en wel tot den:
2*. Aard van de beweging bij het verplaatsen van den voet.
Deze beweging wordt bijna in haar geheel door een rechte lijn
uitgedrukt en is dus bijna altijd eenparig; de buigingen van de lijn,
bij het begin en het einde, wijzen aan dat vooral bij de snelle
gangen, de beweging van den voet aanvangt en eindigt met korte
perioden van veranderlijke snelheid. Men ziet hoeveel deze be-
weging van het been werkelijk verschilt van de slingerbeweging,
waarmee de gebroeders "Weber haar indertijd vergeleken hebben;
deze waren inderdaad van meening dat de slingeringen van het
been, dat zich verplaatst, alleen te wijten waren aan de zwaarte-
kracht.
-ocr page 220-
212
Men moet deze nagenoeg eenparige beweging van den voet niet
uitsluitend toeschrijven aan de werking der beenspieren; bij deze
verplaatsing doen zich twee onderscheidene oorzaken gelden en
wel: de hoekbeweging, die het been om het heupgewricht maakt,
en de horizontale verplaatsing van het bekken zelf, d. w. z. van
het ophangpunt van het been gedurende zijn slingering. Het is te
begrijpen dat de combinatie van deze beide invloeden tengevolge
heeft dat de verplaatsing van den voet nadert tot een eenparige
beweging; deze zal plaats hebben wanneer de minima van snel-
heid van de eerste soort van beweging overeenkomen met de
maxima van snelheid van de tweede. Het is daarom zeer belang-
rijk den aard der beweging te bepalen bjj de verplaatsing van
het lichaam in verschillende gangen. Ook voor deze bepaling kan
hot hierboven beschreven werktuig dienen.
Het registreeren van <len weg tloor liet lichaam in de
verschillende gangen iloorloopen.
Door middel van een koord, om het middel geslagen, werd de
beweging bij de verplaatsing van den romp aan het registreer-
apparaat meegedeeld. Door achtereenvolgens de verschillende
Kig. 104. Tracci van de bewegingen bjj de verplaatsing van het lichaam
in de verschillende gangen.
gangen te laten uitvoeren, wordt fig. 104 verkregen, wier beschou-
wing tot zeer belangrijke uitkomsten leidt.
-ocr page 221-
213
Snelheid van den sang1.
Deze wordt uitgedrukt door de gemiddelde helling van de
kromme, dat wil zeggen door de helling van een rechte lijn die
het begin met het einde van het tracé verbindt. Bij de verschil-
lende lijnen die in fig. 104 zijn voorgesteld, is een zelfde afstand
(3£ meter) doorloopen in verschillende tijden, die met behulp van
het chronografisch tracé kunnen gemeten worden en wel door de
trillingen te tellen die begrepen zijn tusschen de uiteinden van
elk tracé, geprojecteerd op de x-as. Zoo telt men bijv. voor den
langsamen gang (van 1 tot A verlengd tot een afstand van 3
meter) 13 sekondenj voor den snelleren gang van 2 tot B 6^
sekonde; en eindelijk voor den snellen gang van 3 tot C slechts
2 sekonden.
De golvingen van het tracé zijn wel sterker bij den langsamen
dan bij den snellen gang. De beweging van het lichaam nadert
dus bij meerdere snelheid meer tot de eenparige. 1) Vergelijkt
men deze figuur bij fig. 103 dan ziet men dat het aantal schokken
bij de beweging van den voet slechts de helft bedraagt van het
aantal stooten bij de beweging van het lichaam. Dit nu laat zich
gemakkelijk verklaren, doordat de beide voeten, terwijl zij dezelfde
werking herhalen, beurt om beurt een nieuwen schok aan het
lichaam toebrengen.
Om deze werking recht duidelijk te maken, zijn evenwijdig
aan de lijn 2 de lijnen P getraceerd, die de beweging van den
rechter en van den linkervoet aanwijzen. Men ziet dat deze lijnen,
waarvan de eene gestippeld en de andere getrokken is, geheel
overeenkomen met de lijn 2 B van fig. 103. Gaat men na welke
gedeelten van deze lijnen samenvallen met de golvingen van de
lijn, die de verplaatsing van het lichaam voorstelt, dan ziet men
dat de lichaamsbeweging in snelheid toeneemt op het midden van
het oogenblik dat een der voeten op den grond steunt. Dit is
weer geheel in overeenstemming met de uitkomsten, waartoe
andere proefnemingen betreffende de beweging van den nicnsch
hebben geleid. 2)
1)  Omgekeerd is het gesteld met de vertikale slingeringen van het lichaam, die in
reden van de snelheid van den gang en van de lengte van den pas toenemen.
2)  Zie La Machine animale pag. 127.
-ocr page 222-
214
Het registreer en van de beweging van een voertuig.
De hierboven aangegeven methode om de uitgestrektheid van
de bewegingen van den voet op een verkleinde schaal terug te
brengen, alvorens die bewegingen geregistreerd worden, kan niet
gevolgd worden, wanneer de doorloopen afstand zeer groot wordt.
Gesteld bijv. dat een spoor wegnj tuig "zich met een snelheid van
20 meter in de sekonde voortbeweegt; men zou nu van de om-
wenteling der wagenas kunnen gebruik maken om een raderwerk
in beweging te brengen, dat op zijn beurt weer op een stel drijf-
raderen met afnemende snelheden werkt, zoodat hierdoor eindelijk
aan een schrijfstift een beweging zou worden meegedeeld, die op
de gewenschte verhouding is verkleind; men kan echter hier op
meer eenvoudige wijze te werk gaan.
In plaats van de beweging in haar geheel te verkleinen en hare
verschillende phasen onafgebroken te laten registreeren, kan men
het raderwerk met geregelde tusschenpoozen in beweging laten
brengen, door bijv. bij elke omwenteling van het wagenrad een
kleinen stoot aan een der drijfraderen te doen geven. Deze stoo-
ten zijn zoo klein en zoo talrijk, dat zij geheel ineensmelten en
een lijn geven die geen enkele bocht schijnt te bezitten.
De algemeene vorm der beweging wordt hierdoor in het minst
niet veranderd. Wij weten toch dat zware lichamen, die met
geringe wrijving voortrollen of glijden, slechts zeer langsaam hun
snelheid, die zij eenmaal hebben verkregen, veranderen. Daar bij
een spoortrein de oorzaken van versnelling of vertraging buiten-
gemeen langsaam werken, zal de duur van de eene omwenteling
van het rad zeer weinig met dien van de volgende omwenteling
verschillen, en zal de snelheid in een korten tijd niet merkbaar
veranderen. Wordt dus bij elke omwenteling van het wagenrad
een stoot gegeven tegen een der tanden van het raderwerk, ten-
gevolge waarvan de schrijfstift in beweging wordt gebracht, dan
krijgt men een reeks van zeer dicht bij elkaar liggende punten,
wier aaneenschakeling een lijn geeft, die den doorloopen afstand
in elk tijddeel getrouw zal aanwijzen.
Men kan zich te dien einde bedienen van den algemeen beken-
den toestel, den telegrafischen ontvanger van Beégüet. Het
echappement van dezen toestel laat bij elk zijner schommelingen
-ocr page 223-
215
twee tanden van het raderwerk voorbijgaan. Om nu dezen toestel
geschikt te maken voor het registreeren van de beweging van een
voertuig, behoeft men slechts op het midden van het wagenrad
een kam te plaatsen, die bij elke omwenteling van het rad het
echappement in beweging brengt, zoodat het raderwerk dan tel-
kens twee tanden verspringt en verder door een elektromagneet
of door een der luchttrommels, zooals wij die reeds vroeger heb-
ben leeren kennen, op de schrijfstift werkt. Daar echter van deze
soort van tracés zoo menigvuldige toepassingen worden gemaakt,
is hiervoor een bizonder werktuig samengesteld, dat den naam
draagt van hodograaf 1) waarvan wij de werking nader zullen
beschouwen.
De liodograaf.
Dit werktuig, in fig. 105 voorgesteld, bestaat uit een vertikalen
cilinder, waaraan door een daarbinnen geplaatst uurwerk een
eenparig ronddraaiende beweging om zijn
as, wordt meegedeeld. Deze cilinder is
bekleed met papier, dat millimetrisch is
verdeeld; de snelheid van draaiing is
zoodanig geregeld, dat elke millimeter
overeenkomt met een bepaalden tijdduur,
bijv. met één minuut.
Evenwijdig met de as des cilinders
beweegt zich een schrijfstift, voorzien
van een pen met glycerine-inkt (deze
inkt verdroogt niet in de pen). De stift
beweegt zich in een gleuf, die aan den
B6A
binnenkant van een der zuilen van den
toestel is aangebracht; deze zuil is hol
en bevat van binnen een schroef, die
Fig. 105. Hodograaf op
het Vae van zijn ware grootte.
langsaam draait en de stift doet stijgen.
De schroef moet in beweging gebracht
worden door de as van het voertuig; daartoe bedient men zich
van een blaastoestel, waarvan de buis, door het bovenvlak van
1) * Deze hodograaf is door Marey het eerst samengesteld en aangewend. * Voor
verdere hizonderheden van dit werktuig zie men Techniek, Hfst. IV.
-ocr page 224-
216
den cilinder heengaande, uitmondt in een luchttrommel met vlies
in het inwendige van den cilinder gelegen. Het vlies, dat door
eiken luchtstoot in beweging gebracht wordt, werkt op een pal,
die in de tanden van een schakelrad grijpt, waardoor de schroef,
waaraan de stift is verbonden, wordt rondgedraaid.
Door een bizondere inrichting zal de stift, zoodra zij aan het
boveneinde van den zuil is gekomen, naar beneden vallen om
vervolgens weer langsaam te stijgen. Op deze wijze kan het regis-
treeren gedurende verscheidene omwentelingen van den cilinder
blijven geschieden zonder dat de tracés samenvallen. Een dergelijk
werktuig kan dus verscheidene dagen achtereen bij een rijtuig of
wagon worden aangewend.
Daar de snelheid, waarmee de stift zich beweegt, afhangt van
de snelheid van beweging van het voertuig, zal men zien dat de
stift een versnelde beweging krijgt, wanneer het voertuig zich in
beweging stelt, en een vertraagde beweging bij het remmen van
het voertuig. Verder zal ook het op- en afgaan van een helling
worden aangewezen door een vertraging of versnelling van de stift.
Men verkrjjgt op deze wijze een proefondervindelijk bepaalde
lijn van de afstanden, die in elk tijddeel, bijv. door een trein, zijn
doorloopen. Voor kleine afstanden verschilt deze lijn van de
theoretisch geconstrueerde lijnen naar de methode van Ibrt,
waarvan vroeger een paar voorbeelden zijn gegeven. 1) Deze
lijnen, die van zooveel gewicht zijn bij de dienstregeling der
spoorwegen, wijken toch eenigszins van de waarheid af, daar zij
geen enkele verandering van snelheid, veroorzaakt door hellingen
van den weg of door het remmen of versnellen van den gang,
aanwijzen. Zij veronderstellen de beweging van den trein steeds
eenparig en wijzen die aan door een rechte lijn, welke de twee
punten verbindt waar de trein op bepaalde uren stilhoudt.
Het zooeven beschreven werktuig kan voor elk soort van voer-
tuigen worden aangewend, en leent zich tot het meten van de
snelheid van voorttrekking op verschillende wijzen en onder ver-
schillende omstandigheden, zooals: de verschillende wijzen waarop
het dier, dat het voertuig voorttrekt, wordt gevoed; zijn toestand
1) Zie de figuren 8 eu 9.
-ocr page 225-
217
Fig. 106. Tracés verkregen met den hodograaf, aangewend voor
verschillende bewegingen.
-ocr page 226-
218
van rust of van vermoeienis, de wijze waarop het voor het voer-
tuig is gespannen, enz.
De physioloog kan dus op al die verschillende punten een tal
van onderzoekingen instellen, die vroeger niet onder zulke gun-
stige voorwaarden konden geschieden.
Het gebruik van den hodograaf behoeft verder niet alleen be-
perkt te blijven tot het registreeren van de beweging van een
voertuig, maar kan uitgebreid worden tot alle soorten van rader-
werken. Laat men bijv. een der assen of drijfraderen van een
stoomwerktuig op de stift werken, dan zal de meer of minder
snelle gang van dit stoomwerktuig duidelijk door de beweging
der stift worden teruggegeven.
Men kan verder den hodograaf gebruiken om de beweging van
een of ander raderwerk te controleeren; de beweging van een
uurwerk zal, aangezien zij eenparig is, een volkomen rechte
lijn moeten geven.
Een raderwerk met veer, voorzien van een vliegwiel, moeteen
bolle kromme lijn geven, aangezien de beweging gedurende den
gang van het raderwerk in snelheid afneemt.
In fig. 106 zijn tracés voorgesteld, die onder verschillende
omstandigheden verkregen zijn. De lijn A is verkregen met een
snelrijdend voertuig, dat met verschillende tusschenpoozen is stil-
gehouden; B is verkregen met een rijtuig dat zich ongeveer
tweemaal langsamer voortbewoog dan het eerste. C geeft den gang
aan van een klein beweegwerktuig, dat door lucht gedreven
wordt volgens het stelsel Bischop. De lijn D, die een bolle krom-
ming vertoont, geeft den gang aan van een uurwerk met veer,
een soort van draaispit, voorzien van een vliegwiel.
Het lezen van dergelijke tracés biedt hoegenaamd geen moeie-
lijkheden aan; in de laatste afdeeling van dit werk zullen wij
alle kleine bizonderheden waartoe een nauwkeurig onderzoek van
het tracé, dat door den hodograaf in zijn toepassing op de beweging
van een rijtuig wordt ontworpen, leidt, met aandacht nagaan. Men
zal zien, na proefondervindelijk den afstand gemeten te hebben,
waarover de stift zich met eiken kilometer afgelegden weg ver-
plaatst, dat niets gemakkelijker is dan het aantal kilometers te
bepalen, door deze eenvoudig op de vertikale verdeelingen van
het papier af te tellen. Doorloopen afstanden, volstrekte en be-
-ocr page 227-
219
trekkelijke snelheden, veranderingen in den gang enz., alles
wordt duidelijk uitgedrukt volgens de wijze van grafische voor-
stelling , die door Ibry uitgedacht en hier voldoende toegelicht is.
De lijnen, die ons door den hodograaf worden gegeven, zijn
de meest volmaakte uitdrukking van een rechtlijnige beweging;
voorheen kon men met behulp van zoogenaamde tellers, die het
aantal omwentelingen van een rad aangaven, alleen te weten
komen hoeveel omwentelingen door de wagenwielen waren gedaan
en bijgevolg hoeveel kilometers afstand waren doorloopen; ook
wist men op deze \'wijze de hoeveelheden stoom of water, ver-
bruikt voor de beweging van een machine, het aantal omdraai-
ingen van een schroef, bijv. van eenschroefstoomboot, van de wiek
van een anemograaf of van den maalsteen van een molen, enz.
te bepalen; maar de phasen van versnelling of van vertraging
van deze bewegingen bleven onbekend. Men zal dus begrijpen
van hoeveel belang de aanwending van een werktuig is, zooals
wij hierboven hebben beschreven.
Onderzoekingen betreffende den gang van den menscli
gedaan met beliulp van den hodograaf.
Door een zeer eenvoudige inrichting kan men den hodograaf
laten werken door middel van de drukking, die elk der voeten bij
iederen stap op den grond uitoefent. Men brengt dan onder het
schoeisel een toestelletje aan, dat bij het neerzetten van den voet
wordt samengedrukt en alsdan een luchtstoot naar den hodograaf
toezendt. Door dergelijke proeven zijn tracés verkregen, wier meer-
dere of mindere helling afhangt van de snelheid van den gang.
Het nauwkeurig onderzoek van deze tracés is voor de kennis
van den gang, vooral uit een physiologisch oogpunt beschouwd,
hoogst belangrijk. Op het eerste gezicht gelijken deze tracés vol-
komen op die van de beweging van een voertuig, maar bij nader
onderzoek zal men bemerken, dat het tracé niet voor eiken afge-
legden kilometer dezelfde hoogte heeft (gerekend op de y-as); dit
vloeit hieruit voort, dat de lengte van den pas niet zooals de
omwenteling van een wagenrad onveranderlijk is, maar dat zij
zich wijzigt naar den aard van den weg. Op een goeden weg en
gedurende het langsaam afgaan van een helling, wordt de pas
-ocr page 228-
120
verlengd. Daarentegen wordt hij verkort bij het beklimmen van
een helling en bij het begaan van een modderigen, steenachtigen
of zandigen weg. Zeer belangrijk is het die veranderingen in de
lengte van den pas te bepalen; niet alleen naar de grootte, de
sterkte, den staat van vermoeienis of uitputting of van rust van
de persoon, maar ook in verband met den aard van den grond.
In dit opzicht zijn de bepalingen van de lengte van den pas
bizonder nauwkeurig. Gesteld dat de tracés van den gang bij
het klimmen en van dien bij het afdalen tot elkaar in verhou-
ding staan als 9 tot 10, dan kan men daaruit besluiten dat
de pas bij het klimmen een tiende korter is dan bij het af-
dalen. De volstrekte lengte van den stap kan men bepalen,
wanneer men weet hoeveel maal de hodograaf in beweging moet
gesteld worden om de schrijfstift één centimeter te doen vooruit-
gaan. Eigenaardig is het dat de stap van den mensch steeds
dezelfde lengte behoudt voor een zelfde persoon die op een zelfden
weg loopt, onder dezelfde omstandigheden van temperatuur.
Waarschijnlijk kan deze soort van onderzoekingen ook van
belang zijn voor de militaire kennis, waarin alles wat betrekking
heeft op de snelheid en op de lengte van den pas nauwkeurig in
acht wordt genomen. (Zie Techniek, Hfst. IV).
Door de wijze van grafische voorstelling van Ibry toe te passen
op de afgebroken bewegingen bij de verplaatsing van den voet,
heeft Lenoble du Teil de lijn getraceerd van de bewegingen
der vier voeten van het paard in de verschillende gangen. Wij
verwijzen voor het onderzoek van deze tracés naar de laatste af-
deeling hoofdstuk I; deze figuren zijn geconstrueerd door de ge-
gevens, die verkregen zijn uit de afdrukken der voetstappen bij
de verschillende gangen met betrekking tot de veranderingen in
ruimte te verbinden met die, welke met betrekking tot den tijd
ons door de geregistreerde rhythmi zijn verschaft.
Lijnen die de veranderingen in de frequentie van
een verschijnsel aangeven.
Terwijl de hodograaf door een lijn de frequentie der passen
aangeeft, wijst hij ons tevens de nauwe betrekking aan die
tusschen snelheid en frequentie bestaat. Deze betrekking is alge*
-ocr page 229-
221
meen zoo duidelijk dat men in de gewone zegswijze de woorden
snel en dikwijls niet meer van elkander scheidt, zoo zegt men bij v.
dat het hart snel klopt of dat iemand snel ademhaalt.
Laat men nu de hartslagen of de ademhalingsbewegingen op
den hodograaf werken, dan kan men hierdoor met de meeste
zekerheid de veranderingen in de frequentie dier bewegingen
gedurende een lange tijdruimte leeren kennen.
Dergelijke onderzoekingen kunnen van het hoogste belang
geacht worden, daar zij ons nauwkeurige begrippen kunnen geven
omtrent een tal van verschijnselen, die men anders slechts op
een benaderende wijze kan leeren kennen; als zoodanig noemen
wij de physiologische veranderingen van den pols of van de adem-
haling op de verschillende uren van den dag, in de verschillende
tijdperken der spijsvertering, onder den invloed van verschillende
in de maag gebrachte stoffen, bij verandering van temperatuur, enz.
Het doen van dergelijke bepalingen, waarvoor geen geduld
toereikend zou zijn, kan met de meest mogelijke nauwkeurigheid
alleen door middel van registreertoestellen geschieden.
Ook zal deze methode ons belangrijke aanwijzingen moeten
geven omtrent de normale verhouding van de frequentie van den
pols tot die der ademhaling, ook met betrekking tot de per-
soonlijke veranderingen en de omstandigheden die haar kunnen
wijzigen.
Eveneens is de kennis van de frequentie van den pols en van
de ademhaling gedurende ziekten zeer belangrijk; de geneesheeren
hebben daaromtrent talrijke waarnemingen verzameld, die echter
allen onvolledig zijn, aangezien het voor geen menschelijk geduld
mogelijk is om zonder eenig rusten of tusschenpoozen de phasen
van deze veranderingen te volgen. Hieruit volgt nu niet dat juist
elke zieke moet onderworpen worden aan de aanwending van
deze registreertoestellen, maar het is zeker noodzakelijk dat op
enkele althans deze onderzoekingen worden gedaan, ten einde
daardoor zekere pathologische typen te verkrijgen, die het verloop
van verschillende ziekten kenmerken.
Het hoofdbezwaar bij de praktische verwezenlijking van deze
onderzoekingen is gelegen in de zwakheid der bewegingen die
op den hodograaf moeten werken. Dit bezwaar is op twee ver-
schillende wijzen uit den weg te ruimen; nu eens zal men een
-ocr page 230-
222
hulpkracht moeten aanbrengen bij die van den pols of van de
ademhaling, zooals men bij de telegrafie gebruik maakt van de
relai8-batterij, wanneer de stroom van het seingevend station niet
sterk genoeg is om de seinen over te brengen; een andermaal
zal men trachten de kracht der bewegingen, die den hodograaf
in beweging moet brengen , te vergrooten. Men zal al naar gelang
van omstandigheden tot het eerste of tot het tweede middel zijn
toevlucht moeten nemen.
Cïehruili van «en eleWtriscli relais.
Een zeer zwakke beweging, zooals bijv. de hartslag van een
kikvorsch, is voldoende om een licht staafje te verplaatsen, dat
door zijn schommelingen een elektrischen stroom beurtelings kan
openen en sluiten. Door dit verbreken en sluiten van den stroom
zal men in een elektromagneet bewegingen kunnen opwekken, zoo
sterk als men verkiest, waardoor men met voldoende kracht het
echappement van den hodograaf in beweging kan brengen (zie
Techniek, Hfst. III). Een lijn, getraceerd door de veranderingen
en frequentie der bewegingen van het hart eens kikvorschs,
gelijkt in alle punten op die, welke in fig. 106, lijn D, is voor-
gesteld , die de vertragende beweging van een uurwerk aangeeft;
een dergelijke vertraging wordt waargenomen bij een kikvorschhait,
dat blootgelegd en aan afkoeling wordt blootgesteld.
Het vergrooten van de kracht der arterieele polsslagen.
Volgens het beginsel van Pascal zal een uitgeoefende drukking
des te meer uitwerking hebben, naarmate zij op een grootere
oppervlakte wordt overgeplant. Daaruit volgt, dat bij eiken bloed-
golf, die door den hartslag in de aderen wordt voortgestuwd,
een aanmerkeljjk groote druk op de verschillende weefsels wordt
uitgeoefend. Door die drukkrachten op een groote oppervlakte der
weefsels gezamenlijk op te vangen, zal men het middel verkregen
hebben om in plaats van de zwakke polsslagen krachtige stooten
te verkrijgen, die sterk genoeg zijn om op den hododraaf te
werken. Tot hiertoe hebben echter de pogingen, die voor dit doel
met de ontvangtoestellen zijn aangewend, tot weinig voldoende
uitkomsten geleid.
-ocr page 231-
223
Het is zeker wel niet noodig om meerdere voorbeelden van de
toepassing van deze methode in de physiologie aan te halen, even-
min als het noodzakelijk is op de voordeelen te wijzen, die ze
aan de natuurkunde en werktuigkunde aanbiedt. Een ieder zal,
naar gelang van zijne onderzoekingen, het gebruik van den hodo-
graaf kunnen wijzigen en uitbreiden.
VIERDE HOOFDSTUK.
RECHTLIJNIGE BEWEGINGEN MET VERANDERING
VAN RICHTING.
A.   Het registreeren van rechtlijnige bewegingen met veranderlijke richtingen.
In de physiologie komen bij de beweging der organen slechts verplaatsingen voor die
afwisselend in tegengestelde richtingen geschieden. — Spierbewegingen, de enkel-
voudige myograaf; de myograaf met luchttransport. Myografle gegrond op het
registreeren van de zwelling der spieren, aangewend op den mensch. — De pneumo-
graaf, registreertoestel der ademhalingsbewegingen. — Het registreeren van bewe-
gingen die voorkomen bij plaatsverandering; werking der ledematen; reactiebewe-
ging aan het lichaam medegedeeld.
B.   Het registreeren van samengestelde bewegingen, welke plaats lubben in een
zelfde vlak.
Het registreeren van geluidstrillingen ; tracés van Koeniq. — Het bepalen van de
vleugelbewegingen van een insekt. — De vleugelbeweging van een vogel. — Tracés
van de vertikale vleugelbewegingen. — Verschillende toepassingen.
De bewegingen, waarvan wij de wijze van registratie tot hiertoe
hebben nagegaan, zijn zeer eenvoudig: niet alleen zijn zij recht-
lijnig, dat wil zeggen dat de traceerstift zich alleen volgens een
rechte lijn verplaatst, maar zij hebben ook slechts in één richting
plaats; de schrijfstift gaat alleen vooruit en bijgevolg stijgt de
getraceerde lijn met meerdere of mindere snelheid; de stift houdt
nu en dan stil om een horizontaal lijntje te traceeren, maar daalt
nimmer.
De hierboven beschreven methode zou dus ongeschikt zijn om
de meeste bewegingen voor te stellen die zich bij levende wezens
voordoen. "Want al geschiedt ook de verplaatsing van het levend
individu soms in een enkele richting, dan vertoon en toch de
bewegingen, die deze verplaatsing doen ontstaan, op zich zelf
beschouwd, een zeer afwisselend karakter.
-ocr page 232-
224
De voet van het dier gaat met betrekking tot het lichaam
beurtelings voor- en achteruit, terwijl hij op den grond steeds
vooruit gaat. Deze afwisselende beweging is eigen aan alle levende
organen en is een gevolg van den aard van het spierweefsel, dat
haar doet ontstaan.
Het reglstreeren van «pler\'bewegingTen.
De spierbewegingen bestaan uit samentrekkingen of verkortingen
die gevolgd worden door een meer of minder snellen terugkeer der
spier tot haar aanvankelijke lengte.
Het doel van de spierbeschrijving of myografie is nu deze be-
weging aan te wenden om daardoor een heen- en weergaande
beweging aan een schrijfstift meê te deelen. Door verschillende
inrichtingen kan men de stift volgens een rechte lijn doen bewe-
gen. Daar de myografie voornamelijk op kleine dieren wordt aan-
gewend, moet men deze bewegingen vergrooten, alvorens ze te
registreeren.
Men laat te dien einde de opgevangen beweging op een hef-
boom werken, waardoor zij, naar gelang van de lengte van de
beide armen, naar willekeur kan worden vergroot.
De enkelvoudige luyograaf.
Bij kleine dieren wordt de spierbeweging geregistreerd door
middel van een toestel met hefboom; men noemt dezen toestel
myograaf. De eerste toestel van deze soort werd door Helmholtz
samengesteld; maar door dit werktuig werden de spierbewegingen
aanvankelijk niet getrouw genoeg geregistreerd
Voor \'t overige bezaten alle registreertoestellen, die vroeger
in de physiologie werden gebruikt, een algemeen gebrek: de
traceerstift was namelijk verbonden met vrij zware beweegstukken,
die eigen schommelingen maakten, waardoor de lijn niet nauw-
keurig de bewegingen teruggaf, die geregistreerd moesten worden.
In fig. 107 is de inrichting van den myograaf voorgesteld,
terwijl in fig. 108 een voorbeeld is gegeven van de tracés die een
kikvorschspier geeft, welke aan opvolgende prikkelingen is bloot-
gesteld. De eerste schokken worden door de onderste lijnen aan-
-ocr page 233-
225
f\'ig. F07. Enkelvoudige myngraBf.
Fig. 108. Spierbewegingen geregistreerd met behulp van den enkelvoudigen myograat.
Van beneden naar boven worden de schokken gewijzigd door vermoeidheid.
15
-ocr page 234-
226
geduid; langsamerhand wordt ten gevolge van vermoeidheid de
duur van deze bewegingen verlengd , terwjjl de amplitude afneemt.
!»<■ iiiyog raaf met luchttransport.
In lig. 109 ia deze toestel, van boven gezien, voorgesteld. De
Fig. 109. Myograaf met luchttransport.
kikvorsch is met behulp van spelden op een kurken plankje be-
vestigd; de Achillespees is aan den hefboom van een trommel
vastgemaakt. 1) De trommel en het plankje worden aan een
zelfden staander bevestigd; de trommel is door een luchtbuis
verbonden met een tweede trommel, die de spierbewegingen moet
registreeren; dit overbrengen van de beweging verschilt in geen
enkel punt van hetgeen vroeger daaromtrent is gezegd.
Door iedere verkorting of samentrekking van de spier wordt de
I) IV hefboom van deze trommel is gewoonlijk wat grooter en zwaarder dan die
ran den registreertoestel; bij dezen laatste moet alles licht en gemakkelijk beweeg-
baar zijn.
-ocr page 235-
227
hefboom tegen het elastische vlies van de eerste trommel gedrukt
en dientengevolge een hoeveelheid lucht naar de tweede trommel
overgebracht.
Op deze wijze wordt de spierbeweging dus op een afstand over-
geplant en deze beweging geeft lijnen, volkomen gelijk aan die,
welke met den enkelvoudigen myograaf worden verkregen. Ter-
wjjl nu de beweging geregistreerd wordt, kan het dier in alle
mogelijke standen geplaatst worden; het kan van den registreer-
toestel meer verwijderd of dichter daarbij geplaatst worden, men
kan het in enkele vloeistoffen of\' gassen dompelen. Dit nu is met
den enkelvoudigen myograaf bijna niet te verwezenlijken.
Wij zullen hier niet de middelen nagaan waardoor de myograaf
met luchttransport meer of minder gevoelig kan gemaakt worden,
om daardoor aan de spiercurven de gewenschte afmetingen te
geven; deze bizonderheden zullen in de laatste afdeeling worden
besproken (Techniek Hfst. V); ook zullen daar de middelen wor-
den aangegeven waardoor men in een kleine ruimte een zoo
groot mogelijk aantal tracés kan verkrijgen.
Het is wel onnoodig op de noodzakelijkheid te wijzen van het
zooveel mogelijk volmaakt registreeren van de spierbeweging met
al hare verschillende phasen. Prof. Pick heeft gemeend een nut-
tige vereenvoudiging in de grafische voorstelling der spierbe-
wegingen te brengen, door het myografisch tracé terug te brengen
tot vertikale lijnen, wier hoogten de amplituden der spiercontrac-
ties aangeven. Men verkrijgt dit tracé door een stilstaanden cilinder
te gebruiken, die na elke spierbeweging telkens een weinig
verplaatst wordt, om daardoor te beletten dat de lijnen samen-
vallen. In fig. 111 is een dergelijk tracé voorgesteld.
In deze laatste figuur komen de verschillen in amplitude, die
de waargenomen bewegingen vertoonen, zeer goed uit; men volgt
de veranderingen, die in de hoogte der maxima en der minima
van de tracés plaats hebben; maar men krijgt geen denkbeeld
van den tijd, die voor het samentrekken der spier of voor het
terugkeeren tot haar aanvankelijke lengte is besteed; ook wan-
neer eenige bizonderheid in de klimming of daling is op te mer-
ken, geeft deze figuur niets daaromtrent aan.
Door zich aldus tot het enkel registreeren van de uitgestrekt-
heid eener beweging te beperken, berooft men zich van nuttige
-ocr page 236-
228
aanwijzingen, zonder daarvoor iets in de plaats terug te krijgen;
want uit de spierlijnen van fig. 110 laat zich de betrekking tus-
U .2
II
5 P
schen de amplituden der opvolgende bewegingen zeer goed afleiden;
deze figuur stelt de bewegingen in al hare phasen voor en toont
-ocr page 237-
229
ons duidelijk aan hoe de contracties veranderen onder den invloed
van een langsaam toenemende verwarming. 1)
Het reglstreeren van de zwelling der spieren
door den inyograaf.
Er bestaat nog een ander middel om de beweging{van een spier
op te vangen : men laat namelijk niet de samentrekking der spier ,
maar haar opzwelling als beweegkracht op den hefboom werken.
Elke samentrekking der spier moet toch een opzwelling ten ge-
volge hebben, want de spier verandert hierbij alleen van vorm
en behoudt nagenoeg dezelfde dichtheid, zoowel bij het samen-
trekken als bij het verlengen.
Door de zwelling der spier als beweegkracht te gebruiken
worden de myografische onderzoekingen onder veel gunstiger
voorwaarden gedaan. Men behoeft hierbij toch de spier in het
minst niet te schaden, en de uitkomsten zijn ontegenzeggelijk
veel beter wanneer de spier zich nog in geheel ongeschonden
toestand bevindt. Vooral is deze methode van zooveel belang
omdat zij op den mensch zelf is aan te wenden en zich leent tot
allerlei onderzoekingen op physiologisch en klinisch gebied.
In de figuren 112 en 113 is het beginsel voorgesteld waarop
de twee wijzen van myografie steunen. In de eerste figuur wordt
de hefboom naar beneden getrokken door de pees van een spier,
waarvan de beenaclitige aanhechtingsplaats op een bepaalde wijze
moet worden bevestigd.
In de tweede figuur drukt de hefboom, voorzien van een
1) Gedurende liet registreereu van de spiercontracties van tig. 110 draaide de cilinder
onafgebroken rond; de eerste curve is bij de eerste omwenteling, de tweede bij de
tweede omwenteling getraceerd en zoo vervolgens. De tgd tusschen twee opvolgende
schokken bedraagt dus juist een omwenteling van den cilinder plus een constant ge-
deelte hiervan. Men verkrijgt dit door middel van een ronddraaiende» stroomverbreker
die in de beweging van den cilinder deelt. Daartoe is op de cilinderas een getand rad
aangebracht, dat in een tweede rad grijpt, \'t welk één tand meer bezit dan het eerste.
Dit laatste rad is voorzien van een excentriek, door middel waarvan een elektrische
stroom naar den kikvorsch wordt gezonden. Dit verschil in tanden veroorzaakt bij
elke omwenteling van den cilinder een constante vertraging van het rad, waardoor
de stroom gesloten wordt.
-ocr page 238-
230
metalen knop, op de spier en doet deze tegen een metalen plaat,
die als steun vlak dient, aansluiten. Door de trommel in vertikale
Fig. 112. Het theoretisch registreeren van de samentrekking der spieren
door den myograaf.
richting langs den standaard, die haar draagt, te verschuiven,
kan men een meer of minder sterken druk op de spier uitoefenen,
hetgeen vaak zeer nuttig is om de gevoeligheid van het werktuig
zoo groot mogelijk te maken. Verder worden elektrische stroom-
l\'ig. 113. Het theoretisch registreeren van de opzwelling der spieren
door den myograaf.
verbrekers, behoorlijk van elkaar geïsoleerd, in verbinding gesteld
met de metaaloppervlakten waartusschen de spier is gevat, en
zoo stelt men dit orgaan aan direkte prikkelingen bloot, die door
-ocr page 239-
231
den stroom eener batterij of door een inductietoestel of de ontla-
dingen van een condensator worden opgewekt.
Deze inrichting heeft eenige overeenkomst met die, welke be-
kend is onder den naam van de myografische tang; 1) zij is echter
veel eenvoudiger en vereischt geen enkele bizondere constructie. 2)
Plaatst men verscheidene myografische tangen op den weg van
een spierbundel, dan kan men met behulp daarvan het voorbij-
gaan der golf en haar voortplantingssnelheid bepalen; maar de
ontvangtoestel, in fig. 113 voorgesteld, kan met vrucht voor het-
zelfde doel worden aangewend.
De proeven, die betrekking hebben op de spiergolf, zullen in
de vierde\' afdeeling van dit werk worden vermeld; zij vinden
hare plaats bij die onderzoekingen, waarbij een gelijktijdige regis-
tratie van verschillende verschijnselen plaats heeft.
Kortom, alle myografische proefnemingen, die men op dieren kan
doen, vereischen geen andere toestellen dan de hier genoemde;
daardoor is de methode van onderzoek zeer vereenvoudigd. Voor
de myografie op den mensch is wel is waar een ontvangtoestel
noodig, die van den hier beschrevenen een weinig verschilt, maar
die toch wellicht nog eenvoudiger is. "Wij zullen de inrichting
daarvan even nagaan.
Voor de uitkomsten, waartoe de myografie geleid heeft, zie
men Techniek, Hoofdstuk V.
Myografie op den mensen.
Om de zwelling der spier waar te nemen, doet men het best
met een bekleedsel te gebruiken, gelijk aan dat van een trommel
met hefboom; aan den binnenkant wordt een spiraalveer aange-
bracht, die het vlies een weinig naar buiten doet uitspringen.
Hierop wordt een metalen knop geplaatst die, met een geleid-
1)  Zie Du mouvement dans les foneiions de la vie van Marey, p. 260.
2)  Men zij indachtig dat bij de ontvangtoestellen niet alleen de veerkracht van de
vliezen der trommels zich tegen de door de spier uitgeoefende kracht heeft te verzetten.
Binnen in deze trommels wordt een spiraalveer geplaatst, die het vlies terugdrijft en
evenzeer zich tegen de beweging verzet, wier phasen worden geregistreerd. Deze tegen-
werkende veer vervult dezelfde rol als de uitwendige veer, in den toestel van lig. 68
aangebracht-
-ocr page 240-
232
draad verbonden, kan dienen voor het geval dat de spier geprik-
keld moet worden.
lig. 114. Myografische onderzoekingen op den mensch; waarneming
van de zwelling der spieren.
Het bekleedsel wordt met zijn elastische oppervlakte geplaatst
op de spier, wier beweging men wil onderzoeken, en stevig en
onbewegelijk op de spier vastgebonden; een caoutchoucbuis ver-
bindt dezen ontvanger met de registreertrommel. Op deze wijze
worden de eigenaardigheden der willekeurige spierbewegingen bij
het loopen of bij de verschillende bewegingen van armen of beenen
waargenomen. Door middel van dezen toestel heeft men in de
geneeskunde aangetoond, dat de trillingen en krampachtige samen-
trekkingen van spieren nu en dan in een bepaalden rhythmus
plaats hebben.
Behalve de willekeurige spierbewegingen kan men ook bij den
UkxJkA}.
/^wUwJAAAJl/Jte U
".iwrrrr.v.\'.\'iv.vij "■a?v:;fr :,:.,.. \'"7/"
Fig 115. MyograKsch tracé genomen op dun mensch: elektrische tetanus in verband
met de trekkingen ran een zieke, die lijdende is aan toenemende spier-atrophie.
mensch de bewegingen registreeren, die door elektriciteit worden
opgewekt alsmede de wijzigingen die deze bewegingen ondergaan
in den wakenden of slapenden toestand, bij enkele ziekten of onder
de werking van bepaalde geneesmiddelen.
Bij het onderzoeken van de spierzwellingen verkrijgt men een
-ocr page 241-
233
curve, die zoo getrouw de beweging teruggeeft, dat het tracé
door een horizontale lijn het bestaan van elk beletsel voor de
spierverkorting aanduidt. Men heeft bewezen dat de phasen van
een beweging, die veroorzaakt wordt door een spierwcrking, vol-
komen identisch zijn met die, welke de curve van de spierzwel-
ling aangeeft. Deze identiteit is zoo volkomen dat men dezelfde
lijnen krijgt, onverschillig of men bij een vliegenden vogel de
phasen registreert van zwelling en van verdunning der borst-
spieren , of wel de phasen van daling en opheffing van den
vleugel, die door deze spieren in beweging wordt gebracht.
Het registreeren lier adeinlialingsbewegingen.
Het registreeren van een verandering in volume wordt met
vrucht aangewend bij de studie der ademhaling. Door het beur-
telings uitzetten en samentrekken der borstkas te registreeren,
verkrijgt men de meest belangrijke aanwijzingen betreffende de
ademhalingswerking.
De zeer eenvoudige toestel, die hiervoor wordt gebruikt, heet
pneumograa/; deze is in fig. 116 voorgesteld. Men ziet hier een
Fig. 116 Pueumograaf bestemd voor het registreeren van de ademhalings-
bewegiuuun bij den mensen.
onrekbaren band, die om de borst wordt toegebonden en wiens
-ocr page 242-
234
uiteinden stevig bevestigd zijn aan twee naar buiten uitwijkende
armen.
Op het oogenblik dat de borstkas zich uitzet, zal de spanning
van den band de twee armen van den toestel nog meer doen
uitwijken ten gevolge van de buiging van een daartusschen ge-
plaatste veerende stalen plaat R. Dit uitwijken der beide armen
deelt zich mede aan het elastische vlies van een trommel, die
door een luchtbuis in verbinding staat met een registreertrommel.
Wanneer de thorax zich uitzet, dan daalt de getraceerde curve;
trekt de thorax zich samen, dan stijgt zij daarentegen.
Deze wijze van registratie der ademhalingsbewegingen is een
der meest doelmatige; de beteekenis der curven is hierbij het
gemakkelijkst te onthouden. "Wanneer men een tracé van de
ademhalingsbewegingen beschouwt, dan denkt men natuurlijk aan
de meer of minder sterke drukking, die de lucht in de long
ondervindt; deze drukking nu vermeerdert met de expiratie (uit-
ademing) en vermindert gedurende de inspiratie (inademing), dus
verandert in denzelfden zin als de curve, door den pneumograaf
opgeleverd.
Wij zullen hier niet ia bizonderheden treden betreffende de
verschillende typen die bij de ademhalingsbewegingen voorkomen.
Figuur 117 toont ons, behalve de curven van de normale adem-
haling, de veranderingen die zich voordoen wanneer een beletsel
aan den doortocht van de lucht wordt gesteld; zij wijst ons aan
dat de wijze van ademhaling verschilt naar gelang het beletsel
gesteld is aan de inademing, aan de uitademing, of aan beide
ademhalingsbewegingen tegelijk.
In deze figuur stelt de getrokken lijn A den normalen vorm
van de ademhaling voor. Wordt de doortocht van de lucht be-
moeielijkt, zoowel bij het in- als bij het uitademen, zooals bijv.
plaats heeft, wanneer de luchtpijp wordt samengedrukt, dan
worden de ademhalingsbewegingen langsamer, maar krijgen een
grootere amplitude O (gestippelde lijn).
Wanneer het beletsel slechts bij de beweging in één richting
werkt, zooals men kan verkrijgen, wanneer men door een buis
ademt, die voorzien is van een klep welke haar niet volkomen
sluit, dan bespeurt men een verlenging van de ademhalingsperiode
zoolang de lucht in haar doorgang belemmerd wordt. Is de klep
-ocr page 243-
235
-ocr page 244-
236
dus zoodanig aangebracht dat de inademing vrij geschieden kan,
terwijl de uitademing wordt belemmerd; dan ziet men de periode
grooter worden van de lijn die overeenkomt met de uitadcmings-
phase: C (gestippelde lijn).
Opent de klep zich in tegengestelde richting, dan wordt de
inademingsperiode verlengd: B (getrokken lijn). (Voor verdere
bizonderheden zie men Techniek, Hfst. VI).
Het regtstreeren van bewegingen die voorkomen
l»ij plaats verandering.
De bewegingen, wier wijze van registratie wij tot hiertoe be-
schouwden , waren vrij gemakkelijk door een toestel op te vangen,
namelijk in dezen zin, dat de naastbijliggende deelen van het
lichaam een gemakkelijk steunpunt aanboden, waardoor men in
staat was de verplaatsing van het door den toestel te onderzoeken
deel te leeren kennen.
Ook was het niet noodig deze bewegingen op groote afstanden
over te brengen, daar het te onderzoeken orgaan altijd dicht bij
do schrijfstift kan geplaatst worden. De voorwaarden zijn echter
niet altijd zoo gunstig; zoo was het ónder anderen noodig bij het
bestudeeren van de vleugelbewegingen van den vogel in zijn
vlucht, op het lichaam van het dier een steunpunt te vinden
voor de trommel met hefboom, terwijl men, om den vogel in de
gelegenheid te stellen een zekeren afstand af te leggen, de spier-
of vleugelbewegingen door middel van zeer lange buizen moest
overbrengen; deze bezwaren hebben echter den goeden uitslag
dezer proefnemingen niet geschaad. 1)
l\'\'ig. 118. Toestel geschikt om de reactiebewegingen bij het loopen en
draven over te nemen.
Wil men de vertikale schommelingen registreeren van een
1) Zie La Machine animale, pag. 236.
-ocr page 245-
237
lichaam, dat met geen steunpunt kan worden verbonden, dan
kan men in enkele gevallen zijn toevlucht nemen tot den vol-
genden toestel, die in figuur 118 is voorgesteld.
De hefboom van een trommel, die de beweging moet ont-
vangen, wordt belast met een gewicht; deze hefboom wordt hori-
zontaal opgesteld op een plank, waaraan vertikale schommelingen
worden meegedeeld. Aan de voortdurend veranderlijke bewegingen,
die nu aan den toestel worden meegedeeld, biedt de belasting
van den hefboom voortdurend weerstand; stijgt de trommel, dan
doet het gewicht het vlies dalen, terwijl dit zal stijgen als de
trommel naar beneden gaat. Uit deze afwisselende bewegingen , die
door do lucht naar een registreerenden hefboom worden overge-
bracht, ontstaan curven, waarvan fig. 119 een voorbeeld geeft.
Fig. 119. Vertikale rcactiebewegingea bij het loopcn.
Men begrijpt dat dergelijke uitwerkingen alleen worden ver-
kregen onder voorwaarde dat de schommelingen, aan den toestel
meegedeeld, elkaar snel opvolgen, zooals die van het lichaam van
den vogel gedurende het vliegen, 1) of zooals de reactiebewe-
gingen van een paard, dat in draf of in galop is.
Het registreeren van geluldstrillingen.
Tot de afwisselende rechtlijnige bewegingen behooren ook de
trillingen van snaren, van stemvorken, van veerkrachtige staven
en vliezen. Deze bewegingen zijn op grafische wijze bestudeerd
door een groot aantal natuurkundigen, waaronder Hëlmholtz,
Koenig, Lissajoit s, Desains en anderen, die op dit gebied
merkwaardige ontdekkingen hebben gedaan. Aan Desains en
Lissajous komt de eer toe de registreermethode bij het onder-
1; Zie La Machine animale, pag. ?77.
-ocr page 246-
238
zoek van de geluidsverschjjnselen te hebben ingevoerd; zij regis-
treerden het eerst de trillingen van een stem vork op een plaat,
die zich in een richting, loodrecht op die der trillingsbeweging,
voortbewoog. Door het toekennen van een draaiende beweging
aau de stemvork, werd aan het tracé dien gebogen vorm gegeven,
waaruit de combinaties der twee bewegingen duidelijk zijn op te
maken. Voorzeker heeft men \'t in de eerste plaats aan de aan-
wending der grafische methode te danken, dat de geluidsleer op
\'t oogenblik een der meest ver gevorderde wetenschappen is. Wij
zullen hier niet in bizonderheden de verschillende figuren nagaan,
waartoe trillingen van staven of stemvorken kunnen aanleiding
geven; daarvoor vervoege men zich tot de bizondere werken over
de natuurkunde en de geluidsleer, zooals die van Jamin, Helm-
holtz, enz. Wij bevestigen hier in \'t kort alleen dat elke recht-
lijnige beweging op een vrij gemakkelijke manier kan geregistreerd
worden, hetzij dat zij in een enkele rich-
ting of bij afwisseling in twee richtingen
plaats hebbe.
Wij hebben reeds vroeger gezien hoe de
baan, beschreven door een staaf van Wheat-
stone, die hare trillingen in twee vlak-
Fig 120. Baan van eeu tril- ken, loodrecht op elkaar, volbrengt, getra-
lende staaf van Whkat. ceer(j wordt. Figuur 120 toont ons een
stone; de verhouding der              j         ,                 a_~i.ii          j
±.... . , •. van deze banen; zij wijst alleen den weg
trillingen in loodrechte                                           ° °                                   °
vlakken is 2 : 3. Het aan> dien ^e schrijfstift doorloopt, zonder
tracé is op een onbewege- dat daarbij iets van den tijd, dien de stift
lijk papier opgeschreven. • noodjg heeft om een bepaald gedeelte harer
baan te doorloopen, wordt aangegeven.
Men kan echter, in plaats van op een onbewegeljjk papier te
registreeren, dit tracé van dezelfde trillingsbeweging ook op een
blad papier verkrijgen dat met een bekende snelheid wordt voort-
bewogen; men verkrijgt alsdan een nieuwe figuur, die in verge-
lijking met de eerste ons in staat stelt de phasen van de trillings-
beweging te bepalen.
Zoo stelt fig. 121 dezelfde trillingsbeweging voor als fig. 120,
maar met dit verschil, dat in het laatste geval het papier, dat
het tracé ontvangt, met een snelheid van 30 centimeter in de
sekonde is voortbewogen.
-ocr page 247-
239
Volgens dezelfde methode kan men de vleugeltrillingen van
Fig. 121. Tracé van een trillende staaf van Wheatstonk op eeu bewegelijk papier.
verschillende insekten traceeren in figuur 122 is een dergelijk
tracé voorgesteld.
Fig. 122. Gedeeltelijke tracé" s van de vleugelbeweging van een vliegend insekt.
De oorzaak dat men hier nooit den volmaakten vorm van deze
beweging kan krijgen is, dat de vleugel van een insekt om zijn
aanhechtingspunt draait en daardoor met zijn uiteinde een bol-
vormige figuur beschrijft, die de oppervlakte van het papier of
van den cilinder, waarop geregistreerd wordt, slechts in een enkel
punt kan raken. Door de punt van den vleugel iets sterker tegen
den cilinder aan te drukken krijgt men wel minder onvolledige
figuren, maar dan heeft men weer het nadeel dat de tracés door
de buiging van den vleugel eenigszins misvormd worden..
De vlengelbeweglntr van een vogel»
Door middel van de toestellen, die dienen om een beweging
op een afstand over te brengen, is het mogelijk de vleugelbe-
-ocr page 248-
240
wegingen van vogels met veel meer nauwkeurigheid te registree-
ren dan die van insekten.
Wij hebben vroeger de werking nagegaan van don pantograaf
met luchttransport (zie fig. 74); denken wij ons een van deze
toestellen op een tafel geplaatst tegenover een glazen plaat, met
roetzwart bedekt, waarop de stift hot tracé kan beschrjjven, ter-
wijl de andere, op den rug van een vrij sterken vogel geplaatst,
zoowel door de op- en nederwaartsche als door de voor- en ach-
teruitgaande beweging van den vleugel in werking wordt gebracht;
de bewogingen van den eersten toestel, overgebracht naar den
tweeden door middel van buizen van een gonoegsamè lengte,
zullen nu voor do oogen van den waarnemer worden geregistreerd. 1)
De inrichting van den ontvangtoestel kan hier naar omstandig-
heden meer of minder gewijzigd worden, maar dient toch steeds
bij alle onderzoekingen van dezen aard uit twee trommels te
bestaan, die loodrecht op elkaar geplaatst zijn en waarvan de
eene do vertikale, do andere do voor- en achter ui tgaando bewe-
gingen overneemt.
In sommige gevallen is het gemakkelijker de twee bewegingen
afzonderlijk op te vangen; heeft men dan van elk dier bewegingen
een tracé verkregen, dan kan men daaruit meetkundig de gesloten
kromme lijn construceren, die den wog, dien de vleugel beschrijft,
voorstelt.
In figuur 123 stelt de getrokken lijn AP do voor- en achter-
uitgaande bewegingen van den vleugel van oen duif voor, terwijl
de gestippelde lijn UB de vertikale beweging aanduidt.
Uit de verbinding van deze twee lijnen ontstaat voor elke om-
draaiing van den vleugel oen gesloten kromme lijn, zooals fig.
124 ons toont.
De vleugel beschrijft altijd een soort van ellips, wier assen
zeer ongelijk zijn. De grooto as helt naar beneden in den zin,
waarin de bewoging van het vliegen plaats heeft. De pijl, die
bij do kromme lijn geplaatst is, wijst de richting aan, waarin de
draaiende bewoging geschiedt.
Men kan ook nog oen andore samengestelde lijn construceren,
die de twee wijzen van schommelingen uitdrukt, die een vogel
1) Zie La Machine animale, p 244
-ocr page 249-
241
gedurende zijn vlucht in het vertikale vlak maakt. Wordt namelijk
de toestel, in fig. 118 voorgesteld, op den rug van een vogel
op het kruis of op de schoft van een paard, of op het hoofd van
Fig. 124. Jjiju afgeleid uit de tracés van (ig. 123; zij stelt de» weg toor,
dien de vleugel bij elke omdraaiing doorloopt.
een persoon geplaatst die voortloopt, dan zal deze toestel aan
den registreerenden hefboom zoogenaamde vertikale reactiebewe-
gingen meedeelen. Werd het vlies van de ontvangende trommel
in plaats van horizontaal, vertikaal geplaatst, met zijn voorvlak
16
-ocr page 250-
242
in de richting van de vlucht, dan zou de toestel een ontvanger
voor de horizontale reactiebewegingen worden, d. w. z. voor de
versnellingen en vertragingen die in de verschillende oogenblikken
van de vlucht plaats hebben. Door twee ontvangtoestellen in
verband met elkaar aan te wenden, zoodat tegelijkertijd de ver-
tikale en de horizontale schommelingen worden geregistreerd,
krijgt men een tracé, waarin al de reacties van de vlucht zijn
uitgedrukt. Wij zullen hier niet in verdere beschouwingen over
deze lijn treden 1), maar wenschen er slechts op te wijzen, dat
zij een der meest merkwaardige en leerzaamste curven is, die
men bij het grafisch onderzoek van de vogelvlucht kan verkrjjgen.
Eindelijk kan men ook de baan traceeren, die door een in de
lucht zwevende vogel of door een luchtballon, die door den wind
wordt meegevoerd, in de ruimte wordt afgelegd. 2)
De grafische methode wordt voor het bepalen van samenge-
stelde bewegingen in de physiologie nog zeldzaam aangewend,
maar in de natuurkunde is zij voor den onderzoeker een machtig
hulpmiddel.
Sedert de merkwaardige proeven van Koenig, die de samen-
gestelde trillingen van een staaf van Whea.tstone op een draai-
cnden cilinder registreerde, heeft zich een nieuw veld voor de
natuurkundigen geopend, dat niet lang on bearbeid zal blijven.
Wat de physiologie betreft, deze moet eerst nog, alvorens meer
samengestelde verschijnselen in haar gebied op te nemen, de ver-
schillende manieren van registratie op meer eenvoudige verschijn-
selen toepassen, die tot hiertoe aan de verschillende middelen
van waarneming zijn ontsnapt.
1)  Voor verdere bizouderhedcn hieromtrent zie men Li Maekine animale, \\>a%.
280 en Techniek, Ilfst. III.
2)   Men kan daartoe twee donkere kamers (camera obscura) gebruiken, die in een-
zelfde horizontale vlak onder een rechten hoek op een bekenden afstand van elkaar
zijn geplaatst. Twee waarnemers volgen den weg, dien de vogel aflegt, met behulp van
een stift die met gelijke tusschenpoozcn zich beweegt. De twee stiften moeten op
elektrische wijze verbonden zijn en de tijden juist op hetzelfde oogenblik aangeven door
het sluiten van een zelfden elektrische» stroom.
Uit deze twee heelden, waarvan elk overeenkomt met de projectie van de baan van
den vogel op een vertikaal vlak en die opgevangen zijn op twee loodrecht op elkaar
slaande vlakken, zou dan de baan van den vogel meetkundig kunnen {reconttrueerd
worden.
-ocr page 251-
243
Wij besluiten hiermede de verschillende registratiemethoden
voor bewegingen van vaste lichamen. Groote moeiehjkheden heb-
ben zich bij de vermelde toepassingen der grafische methode tot
nog toe niet voorgedaan , want de bewegingen der beschouwde
lichfimen konden vrij gemakkelijk door de toestellen worden over-
genomen. In de volgende hoofdstukken zullen wij de beweging
nagaan van lichamen die aan de toestellen geen enkel steunpunt
aanbieden : wjj bedoelen de vloeistoffen on gassen r wier zoo ver-
anderljjke bewegingen door physiologen en natuurkundigen voort-
durend worden bestudeerd. Wij zullen bij deze soort van onder-
zoekingen weer met het eenvoudigste geval beginnen, namelijk
met de vrije uitstrooming van vloeistoffen.
VIJFDE HOOFDSTUK.
BEVVKGING VAN VLOEISTOFFEN.
Voorheen gebruikelijke metingen; verdeelde proefbuisjes. — Het registreeren van de
veranderingen die een vloeistofspiegel ondergaat in het glas waarin de vloeistof
stroomt. —■ Drijvend proefbuisje aangewend als een registreerende areometer. —
Rheograaf. — Lijnen die de verschillende hoeveelheden bloed aangeven, welke door het
hart worden voortgestuwd. — Het registreeren van zeer zwakke en langsame uit-
stroomingen. — Lijnen der volumina en lijnen der snelheden ; constructie en voor-
deden van elk dezer lijnen.
Het meten van de vrije ui<atroomin|f.
Om de hoeveelheid vloeistof te meten die in een zekeren tijd
is uitgestroomd, maakt men in \'t algemeen gebruik van verdeelde
bekerglazen of proefbuisjes, waarin het in een nauwkeurig be-
paald tijdsverloop uitgestroomd vocht wordt opgevangen. Door
eenige achtereenvolgende proefnemingen overtuigt men zich of dé
uitstrooming regelmatig heeft plaats gehad, d. w. z. of de hoe-
veelheden vocht, die in gelijke tijden zijn uitgestroomd, al of
niet even groot zijn.
Niet alleen werkt men op deze manier zeer langsaam, maar
bovendien nog vrij onnauwkeurig, aangezien het zeer moeilijk is
nauwkeurig den tijd te bepalen gedurende weiken het proefbuisje
-ocr page 252-
244
het vocht heeft opgevangen; alleen door dit tjjdsverloop zeer ruim
te nemen kan men er in slagen de fouten, die bij die tijdsbepa-
lingen worden gemaakt, te verwaarloozen; in dat geval echter
kan men aan hetgeen de gemeten hoeveelheden vocht met be-
trekking tot de regelmatigheid der uitstrooming aangeven, slechts
een zeer beperkt vertrouwen schenken. Het kan toch voorkomen
dat gedurende twee proefnemingen, die beiden even lang duur-
den, eenzelfde hoeveelheid vocht is uitgestroomd, waaruit men
zou besluiten dat de uitstrooming regelmatig heeft plaats gehad,
terwijl toch de uitstroomingssnelheid op de verschillende oogen-
blikken van do twee proefnemingen zeer verschillend kan ge-
weest zijn.
Door de grafische methode worden deze fouten vermeden en
tevens de metingen zeer vereenvoudigd. Wij zullen hier die ver-
schillende handelwijzen nagaan.
Het rKtfirtiriTi\'ii van de veranderingen van den vloelntof-
s|il«-<;«-l in liet glas waarin liet uitstroomend
voclit wordt opgevangen.
Om de uitstrooming van een vloeistof te registreeren kan men
in het glas, waarin het vocht wordt opgevangen, een drijver
plaatsen en zoodoende de achtereenvolgende rijzingen van dezen
drjjver registreeren. Ten einde de onrustige bewegingen vanden
vloeistofspiegel, die een natuurlijk gevolg zijn van het instroomeu
van het vocht, en daarmee een tal van kronkelingen in de ge-
traceerde lijn te ontwijken, gebruikt men dan twee met elkaar
in gemeenschap staande vaten, waarvan het eerste de vloeistof
opvangt, terwijl in het tweede de drijver is geplaatst. Deze in-
richting is in fig. 125 voorgesteld.
Gesteld dat nu de doorsnede van elk vat, evenwijdig aan het
grondvlak aangebracht, bijv. een oppervlakte van 10 vierk. cM.
vertegenwoordigt, dan zal een stijging van 1 cM. van den drijver
de uitstrooming van een hoeveelheid vocht aangeven ten bedrage
van 2 x 10 of 20 kub. cM. Met behulp van een draad wordt do
beweging van den drjjver overgebracht op het wagentje van den
registreertoestel, dien wij reeds vroeger hebben beschreven. Is
de beweging van den drijver zeer klein, zooals het geval is bij
-ocr page 253-
245
een drijver van kleine doorsnede, dan heeft men natuurlijk een
uiterst gevoelig registreerapparaat noodig.
Het gebruik van in gemeenschap staande vaten heeft ontegen-
zeggelijk een nadeel in het geval dat de hoeveelheid uitgestroomde
vloeistof, die gemeten moet worden, bizonder klein is. Toch is
het gedeelte van de vloeistof, dat zich in het glas bevindt waarin
de drijver is geplaatst, alleen in staat om het nauwkeurig regis-
treeren van de uitstrooming te verkrijgen; hoe grooter het opper-
vlak nu van dit glas is, des te beter zullen de bewegingen van
den drijver en bijgevolg ook die van de schrijfstift tegen de
verschillende weerstanden, die zij ondervonden, gevrijwaard zijn;
het is dus noodig het glas met den drijver tamelijk wijd te nemen:
minstens moet de middellijn 4 a 5 cM. bedragen.
Daarentegen is het aanwenden van in gemeenschap staande
vaten zeer voordeelig wanneer een uitstrooming van aanmerkelijk
bedrag moet bepaald worden: men heeft hierin dan een uitmun-
tend middel om de aanwijzingen van den registreertoestel met
betrekking tot de hoeveelheid uitgestroomd vocht in een bekende
verhouding te regelen.
Gesteld dat de schrijfstift een weg van 20 cM. doorloopt bij
een liter uitgestroomd vocht; stelt men nu het glas met den
drijver in gemeenschap met een tweede glas van volkomen gelijke
afmetingen, dan zal een uitstrooming van twee liters noodig zijn
om de stift\' denzelfden weg te doen doorloopen; door aan het
tweede glas een doorsnede te geven, die 99 maal grooter is dan
die van het eerste, heeft men een uitstrooming van 100 liter
noodig voor een even groote beweging van de stift. Op deze wijze
kan men den registreertoestel meer of minder gevoelig laten
werken en zijn aanwijzingen naar een behoorlijke schaal regelen. 1)
Het is bij deze proeven vooral van belang de beweging van
den drijver zoo vrij mogelijk te maken en te beletten dat deze
zich aan de wanden van het glas hecht onder den invloed der
1) Op dit beginsel berusten de drijvers, door middel waarvan men de hoogten van
rivieren en van zeespiegels registreert. De drijver van deze werktuigen wordt in een
put geplaatst, die door middel van een buis met de rivier of met de zee iu gemeen-
schap staat; op deze wijze deelt de waterspiegel in den put ook niet in de beweging
der golven.
-ocr page 254-
246
capillariteit; hierdoor zou toch een aanmerkelijke weerstand wor-
den geboden aan het overbrengen der beweging. Om dit bezwaar
Kig 125. Het registreeren vau de uitstrooming van een vloeistof.
te ontwijken maakt men gebruik van een drjjver, die in de lengte
is doorboord, en nu door middel van een sterk gespannen metaal-
draad, die door de opening van den drijver heenloopt, standvastig
in het midden van het glas wordt gehouden.
Een andere handelwijze om de uitstrooming van een vloeistof
te registreeren is die, welke door Mosso is aangewend om de
uitstrooming te bepalen, welke gepaard gaat met de verandering
-ocr page 255-
247
in volume van een lichaam, dat in een vloeistof is gedom-
peld. 1)
De vloeistof wordt opgevangen in een drijvend proefbuisje.
Naarmate dit buisje gevuld wordt, zinkt het dieper in, evenals
een areometer met veranderlijk volume; de beweging van het
glaasje wordt overgebracht op een registreerapparaat, dat door
de lijn der inzinking op te teekenen, bijgevolg de lijn der uit-
vloeiing traceert. Men kan nu deze door Mosso aangegeven han-
delwijze verbinden met het gebruik van het horizontale wagentje
dat op den cilinder traceert; hierbij moet dan zooveel mogelijk
alle wnjvingsweerstand worden verminderd, opdat de stift getrouw
aan de kleine veranderingen van den vloeistofspiegel zal kunnen
gehoorzamen.
De toestel, in fig. 125 afgebeeld, geeft eveneens aan hoe men
het registreeren door middel van een proef buis met veranderlijke
inzinking kan bewerkstelligen. De te meten vloeistof stroomt door
een afzonderlijke buis in den hollen cilindervormigen drijver,
welke door een gespannen draad, die door een tweede in \'t mid-
den van den drijver aangebrachte buis loopt, in zijn beweging
met de minst mogelijke wrijving wordt geleid. Om de beweging
van de schrijfstift gemakkelijk te maken wordt het bekende wa-
gentje vervangen door een bizonder beweegbaar stuk, dat over
twee smalle kanalen heenglijdt en welks beweging geleid wordt
door twee draden, die over schijven loopen, welke veel overeen-
komst hebben met die van het werktuig van A.twood. Figuur
126 geeft een denkbeeld van deze inrichting, die bij zeer veel
proeven van verschillenden aard kan worden gebruikt, zooals wij
later zullen zien
Wij zien in deze figuur de stift, die de bewegingen van den
drijver, veroorzaakt door de uitstrooming eener vloeistof, traceert.
Aan de rechterzijde van de figuur bemerkt men het bovenste
gedeelte van het glas B (fig. 125) waarin zich de drijver bevindt;
deze is verbonden aan een draad, die over een aluminium schijf
loopt en van daar over een tweede dergelijke schijf is gelegd,
waar hij een tegenwicht draagt.
1) Mosso, Von einigea neuen bigenickaften der Gefcuswande. Arbeilen aut
Phyiiol. Lab. zit Leipzig,
1875, p. 158.
-ocr page 256-
248
Telken male dat de drijver iets naar de hoogte gaat, daalt het
tegenwicht evenveel en de draad verplaatst zich met zijn hori-
Fig. 126. Schrijfstift verbonden aan een drijver die zich in twee
kanalen voortbeweegt.
zontaal gedeelte evenveel van rechts naar links, waarbij de twee
schijven, die uiterst beweegbaar zijn, ronddraaien. Bij deze be-
weging neemt de draad de schrijfstift mede; deze maakt een deel
uit van een drijver, bestaande uit twee lichte buisjes, die aan
de uiteinden gesloten en door dwarsstukken verbonden zijn; deze
buisjes zijn juist in het midden van twee met water gevulde
kanalen geplaatst, waarin zij zich met bizondere gemakkehjkheid
kunnen voortbewegen. Tusschen de twee kanalen bevindt zich een
lange spleet, waardoor een aan de drijvers verbonden vertikaal
staafje de schrijfstift met den cilinder in aanraking brengt.
In fig. 126 bemerkt men alleen het uiteinde der stift op het
oogenblik, dat zij een lijn op den cilinder traceert. Met deze
inrichting wordt de wrijving sterk verminderd, want de schijven
van aluminium draaien bizonder gemakkelijk en ook het glijden
over het water ondervindt weinig tegenstand.
Men moet hierbij enkele voorzorgen nemen, ten einde de be-
weging der stift steeds volgens een volkomen rechte lijn te doen
plaats hebben: wanneer de wanden der kanalen en die der drijvers
door het water bevochtigd zijn, openbaart zich tengevolge van de
capillariteit een neiging tot een zijdelingsche verplaatsing, waardoor
de drijvers tegen de wanden der kanalen kunnen blijven kleven.
Die neiging wordt voorkomen door de drijvers van te voren boven
-ocr page 257-
249
een kaarsvlam te houden om ze zoodoende met roetzwart te be-
dekken; alsdan worden zij door het water niet bevochtigd, en
aangezien daarentegen de kanaalwanden wel door het water wor-
den natgemaakt, blijven de drijvers, tengevolge van de afstooting
die uit deze capillaire werking voortvloeit, in het midden der
kanalen. Met deze voorzorgsmaatregelen gehoorzaamt de stift,
zonder zijdelingsche uitwijkingen, getrouw aan de veranderingen
H
T
1\'ig. 127. Vereenvoudigde toestel voor het regi&treeren van de uitstroomlng
eener vloeistof. 1)
van den waterspiegel in hét glas, waarin zich de holle drijver
bevindt en geeft zeer nauwkeurige lijnen.
1) * De figuur is ontworpen naar een beschrijving die Markt onlanas van zh\'n
vereenvoudigden toestel heeft gegeven. *
-ocr page 258-
250
* Een andere wijze van registreeren, die vooral om haar meer-
dere eenvoudigheid de voorkeur boven de zoo evengenoemde ver-
dient, is voor korten tijd door Makey met de beste resultaten
aangewend.
Zij komt in hoofdzaak op het volgende neer In een cilinder-
vormig glas is een drijver D aangebracht (fig. 127), die door
middel van een draad verbonden is aan een hefboom H, die een
lengte heeft van 2 meter en aan het eene uiteinde voorzien is
van een tegenwicht T, terwijl aan het andere uiteinde een schrijf-
stift verbonden is, die in aanraking is met een vertikalen cilinder,
die door een uurwerk U in beweging wordt gebracht. Door het
glas met den drijver D dichter bij het middelpunt van beweging
van den hefboom te schuiven, en door tegelijk het aanhechtings-
punt van den draad te verplaatsen, kan men de beweging van
den hefboom bjj eenzelfde rijzing van den vloeistofspiegel naar
willekeur wijzigen; op deze wijze regelt men de grootte der
ordinaten van de lijn en bepaalt die zoodanig, dat de uitstrooming
van een liter water overeenkomt met een stijging van lOcM. van
de lijn. Door de bizonder groote lengte van den hefboom mag de
cirkelboog verwaarloosd en dus gelijkgesteld worden met de rechte
lijn. Deze zeer eenvoudige inrichting leidt zelfs tot meer nauw-
keurige uitkomsten dan met de vroeger gebruikte toestellen zijn
verkregen. *
Regenmeters (Pluviometers). Oe rlieograaf.
Voor het meten van de verschillende phasen van een uitstroo-
ming, \'tgeen bij een tal van proefnemingen noodig is, zijn een
tal van toestellen uitgedacht. Voor het bepalen van de hoeveel-
heid regen die in een zeker tijdsverloop op een bepaalde plaats
valt, gebruikt men registreertoestellen, die den naam van regen-
meters, pluviometers
of udometers dragen. In fig. 128 is de regis-
treerende pluviometer van Hervé Mangon voorgesteld.
Het regenwater valt in den trechter T en komt vervolgens in
een bak C, waarin een dnj ver D is geplaatst, die dus zal stijgen
naar gelang de waterspiegel in den bak hooger wordt. De drijver
is verbonden met een koord, dat over een rad N is geslagen en
een tegenwicht draagt, dat dus met gelijke snelheid daalt als die,
-ocr page 259-
251
waarmee de drijver rijst; aan dit tegenwicht is een schrijfstift
verbonden: men ziet hoe deze op het papier een trapvormig
dalende lijn traceert.
Fig. 128. Registreerende pluviometer van Hervé Mangon.
Door deze inrichting verkrijgt men dus een omgekeerd tracé,
omdat de lijn daalt, naarmate de waterspiegel stijgt; bovendien is
de oorsprong der lijn aan de rechterzijde van het papier gelegen.
Door deze volkomen omkeering kan men het tracé in den gewo-
nen stand nagaan door het blad papier eenvoudig om te keeren.
Boven aan de linkerzijde van het papier ziet men een stift I,
die een horizontale lijn traceert; deze is het nulpunt van de ver-
-ocr page 260-
252
deeling; deze lijn zal zich na omkeering van het papier onderaan
bevinden. De gang van het uurwerk U wordt zoodanig geregeld
dat het papier zich slechts uiterst langsaam beweegt.
Deze inrichting voldoet aan alle voorwaarden die men aan een
goeden pluviometer kan stellen, maar zij kan niet aangewend
worden voor het ngistreeren van de uitvloeiing van vochten van
het organisme; want in dezen regenmeter dringt het water zelf
in den toestel en licht den drjjver op; wilde men nu de lijn van
afvloeiing van bloed of van urine traceeren, dan zou een derge-
lijke toestel niet aan te wenden zijn; in dat geval toch moet de
vloeistof, wier beweging men wil traceeren, afgescheiden zijn van
die, welke den drijver draagt.
Om een dergelijken toestel, dien men rheograaf kan noemen,
te verkrijgen, neemt men twee cilinders die door een buis van
caoutchouc met elkaar in gemeenschap staan, en in ieder waarvan
een drijver is geplaatst. De drijvers worden in hun beweging geleid
zooals in fig. 125 is aangegeven, maar nu door twee draden, ten
einde een draaiende beweging, die om éen draad altijd kan plaats
hebben, te vermijden. Vooraf worden de beide cilinders gedeel-
telijk met vloeistof gevuld om de drijvers in beweging te brengen.
Een der drijvers is voorzien van een plaatje, dat met een papier
is bedekt waarop de lijn moet getraceerd worden. Door het stijgen
van den drijver wrijft dit plaatje tegen een schrijfstift, aan welke
een eenparige beweging van rechts naar links wordt meegedeeld.
Zoodoende wordt het tracé omgekeerd even als bij den pluvio-
meter van Mangon. Het verschil tusschen zijn toestel en den
hier beschrevenen is dus in hoofdzaak hierin gelegen, dat de stift
nu een zijdelingsche beweging, het papier een vertikale bewe-
ging krijgt.
Om de uitstroomende vloeistof te scheiden van die, welke den
toestel vult, vangt men de eerste op in een drijvend proefglaasje,
dat in den cilinder geplaatst wordt die in gemeenschap staat met
dien, waarin zich de drijver bevindt.
Men kan den gang van het raderwerk zoo regelen dat de be-
weging der stift zich gedraagt naar een meer of minder snelle
uitstrooming.
Een ander werktuig, bekend onder den naam van udometer
van Bréguet, wordt op het observatorium van Montsouris ge-
-ocr page 261-
253
bruikt. In een cilinder P (fig. 129), die het regenwater door een
onderaardsche buis ontvangt, is een drijver geplaatst die door
Fig. 129. Udomctcr van Bbéoubt.
middel van een getande staaf op een tandrad werkt, waaraan een
slakvormig draaistuk d is verbonden. Op dit laatste rust een
hefboom A, aan wiens uiteinde zich de schrijfstift bevindt; is
deze in zijn hoogste punt gekomen, dan valt de hefboom terug
en deze bevindt zich dan weer in den oorspronkelijken stand om
een nieuwe lijn te traceeren.
Zoowel bij dezen toestel als bij de vroeger beschrevene moet
aan den cilinder een meer of minder groote omwentelingssnelheid
meegedeeld worden, die geheel geregeld moet worden naar den
duur der proefneming. Men doet het eenvoudigst hiertoe op de
as van den cilinder een riemschijf met groote middellijn te plaatsen,
die door een riem zonder eind verbonden is met een beweegma-
chine, waaraan men verschillende snelheden kan meededen. Men
kan dan hierdoor de beweging van den cilinder zoodanig regelen,
dat hij bijv. éen omwenteling maakt in een dag, in een uur, in
een minuut enz.
Het reglatreeren van tle hoeveelheid bloed die In een
\' bepaalden tijd door liet hart wordt voortffestuif «I.
De hierboven aangegeven wijze van registreeren vindt een tal
van toepassingen in de physiologie. Zoo is zij met voordeel aan
-ocr page 262-
254
te wenden bij het nagaan van de veranderingen in do hoeveel-
heid bloed, die uit het hart stroomt onder den invloed van de
temperatuur der omgeving; van de drukkingen die het bloed moet
overwinnen, of van de werking van bepaalde stoffen op het hart.
Het vraagstuk komt hierop neer: men heeft bewezen dat de
warmte de hartbewegingen versnelt en dat de koude ze vertraagt;
men kan zich van de waarheid van dit feit overtuigen, wanneer
men door een geïsoleerd hart bloed laat stroomen van een ver-
hoogde of verlaagde temperatuur. Maar door de tengevolge van
de warmte versnelde systolc wordt minder bloed uitgezonden dan
door de systolc, die door de koude is vertraagd. Wordt nu de
verandering in frequentie der hartstooten met betrekking tot do
gcheelc uitstrooming moer of minder vereffend door de verande-
ring in volume van de bloodgolven, die het hart uitzendt? Dit
laatste nu moest bepaald worden
Uit vroeger gedane proeven, waarbij do door het hart voort-
gestuwde hoeveelheden bloed waren gemeten, door den tijd te
bepalen die noodig was om een proef buisje van 1\'TT liter inhoud
te vullen, was gebleken dat de uitstrooming of liever de werking
van het hart onder den invloed van een zekeren graad van ver-
warming toeneemt, terwijl deze tengevolge van een nog sterker
verhitting weer vermindert. Door deze vrij grove wijze van meting
kan echter noch het juiste oogenblik, noch den temperatuurs-
graad bepaald worden, waarbij de werking niet meer toeneemt
en begint te verminderen. Registreert men echter met behulp van
het drijvende proef buis je, dan krijgt men een zeer nauwkeurige
lijn van dit verschijnsel, welke alle gewenschte aanwijzingen
geeft; men vindt dan duidelijk aangegeven dat tengevolge van de
temperatuur het kloppen van het hart versnelt tot een zekere
temperatuursgraad bereikt wordt, waarbij het hart, terwijl de
rhythmus der beweging meer en meer versnelt, minder arbeid
gaat verrichten en steeds kleinere bloedgolven in de slagaderen
uitzendt. De figuren 130 en 131 geven tot deze gevolgtrekking
aanleiding.
Figuur 130 is verkregen door vijf verschillende proeven, geno-
men met harten van schildpadden; deze harten werden onder-
worpen aan een kunstmatige doorstrooming van ossenbloed. De
temperatuur der omgeving was ongeveer 32" Celsius. Het hart
-ocr page 263-
255
- ■
-ocr page 264-
256
p. S
3> =
5 ,a>
is
-ocr page 265-
257
werd in een flesch geplaatst, die met lucht was gevuld, en in
gemeenschap gesteld met een trommel met hefboom. Op deze
wijze werden de veranderingen in volume van het hart geregis-
treerd 1); de amplitude kwam overeen met het volume van elke
golf van de kamer. In fig. 1*31 zijn in dezelfde volgorde als in
fig. 130 de lijnen voorgesteld die den arbeid of de hoeveelheid
bloed, door het hart voortgestuwd, aangeven; elke proef duurde
vijf en een halve minuut.
liijuen die ile urineloozing aangeven*
In de geneeskunde kan men waarschijnlijk een zeer merkwaar-
dige toepassing maken van het registreeren van de uitstrooming
van een vloeistof; zij heeft betrekking op de diagnostiek van
enkele aandoeningen der urinewegen. De onmiddellijke waarne-
ming toont aan dat bij bepaalde gevallen van verslapping van de
wanden der blaas, de urine bij het einde van het urineeren met
zeer weinig kracht wordt uitgedreven. Nu zal in dit geval de
grafische meting veel belangrijker aanwijzingen geven dan de
bloote waarneming. Ontwijfelbaar zal deze methode nieuwe bouw-
stoffen voor de diagnostiek opleveren, doordat zij door een nauw-
keurige lijn zal aantoonen of de traagheid in de uitstrooming der
urine heeft plaats gehad bij het begin of bij het einde van het
urineeren, of wel of deze voortdurend heeft plaats gevonden.
Ijijit van een voortdurende uitgtrooming verkregen
door middel van afgebroken metingen.
Wanneer de hoeveelheid van een uitstroomende vloeistof zeer
gering is en de uitstrooming slechts druppelsgewijze plaats heeft,
zooals dit bij de meeste afscheidingen van vocht uit klieren voor-
komt, zijn de bewegingen te zwak om een genoegsame werking
op den drijver of het proef buisje uit te oefenen; men moet dan
een andere wijze van registreeren aanwenden. In dat geval kan
men dan gebruik maken van den vroeger beschreven druppelteller.
1) Zie hiervoor de wijze vttu registreeren van de volumeveriiiideriiigeii der organen,
Ilfst. III.
17
-ocr page 266-
258
Wij zagen op pag. 193 dat elke druppel, die zich van het
afvoerbuisje losmaakt, op een schotel valt en daardoor een schok
teweegbrengt die sterk genoeg is om een sein op te wekken,
dat door een luchtbuis naar den registreertoestel wordt overge-
bracht. Zooals wij vroeger deze inrichting hebben beschreven en
afgebeeld, werden twee gelijktijdige uitstroomingen met elkaar
vergeleken volgens het meer of minder nauwkeurig samenvallen
van de seinen, die door elk der afscheidingen werden voortge-
bracht, met betrekking tot de frequentie van het vallen der
druppels. Deze wijze van bepaling der uitstrooming, ofschoon
zooveel nauwkeuriger dan het eenvoudig waarnemen en vergelij-
ken der beide uitstroomingen, is toch nog niet voldoende juist,
aangezien het zeer moeilijk is het aantal druppels te bepalen,
die in een bepaalden tijd zijn gevallen; hiertoe wordt toch een
langsaam en zeer langwijlig tellen vereischt. Het is daarom ver-
kieselijk den druppelteller te vervangen door een toestel die de
lijn van frequentie der gevallen druppels traceert.
Reeds vroeger is van dergelijke bepalingen melding gemaakt;
in de wijze waarop de in elk oogenblik doorloopen ruimten naar
een aantal omdraaiingen van een rad worden geregistreerd 1),
vindt men een zeer geschikte methode om de lijn van frequentie
van een tal van opvolgende seinen te registreeren, die door
eenig verschijnsel, ook bijv. door het vallen van druppels worden
teweeggebracht.
Om het echappement van den hodograaf in beweging te bren-
gen wordt een beweegkracht van een bepaalde sterkte vereischt;
daar de val van een druppel vloeistof niet in staat is een vol-
doende kracht uit te oefenen, moet men zijn toevlucht nemen
tot de elektriciteit om den toestel in werking te brengen. Men
heeft dan slechts door eiken vallenden druppel den stroom van
een relais-batterij te doen openen, welke door middel van een
elektromagneet op het echappement van het raderwerk werkt.
Men kan altijd door het vallen van een druppel de noodige
kracht verkrijgen om den stroom te verbreken, door eenvoudig
de valhoogte regelen; hetgeen altijd kan geschieden door, zonder
1) Zie de beschrijving van den hodograaf pag. 216.
-ocr page 267-
259
dat de afvoerbuis van stand verandert, den schotel, waarop de
druppel valt, iets lager te stellen.
Eindelijk kan men in die gevallen, waarin de uitvloeiing
eenigszins sterker is, maar waar deze toch gedurende een vrij
lang tijdsverloop moet geregistreerd worden, een toestel gebruiken
die wel door de meteorologen wordt aangewend om hoeveelheden
gevallen regen te meten.
Wij bedoelen twee bakjes, op een soort van wip geplaatst; elk
bakje stelt zich beurtelings voor de uitstroomingsopening en stort
zich uit, zoodra het gevuld is. Elke schommeling van dezen toe-
stel wijst dus de uitstrooming van een zekere hoeveelheid vloei-
stof aan, en wel van die hoeveelheid, die noodig is om de wip
te doen overslaan en welke van te voren proefondervindelijk is
bepaald. Bjj elke schommeling wordt nu een elektrische stroom
verbroken en zoodoende het echappement van het registreerende
raderwerk in beweging gebracht. Haar gelang van het bedrag
der uitstrooming, die men wil bestudeeren, kan men hierbij
bakjes van meer of minder grooten inhoud gebruiken.
De verschillende toestellen, die hier zijn beschreven, geven
alzoo het middel aan de hand om de uitstrooming eener vloeistof
te registreeren, onverschillig of deze uitstrooming gering dan wel
aanmerkelijk groot is, dus voor alle gevallen die zich kunnen
voordoen.
dijn van de ultstroomlngssnellieden.
Wij moeten nog een oogenblik stilstaan bij een andere wijze
van registreeren van de beweging van vloeistoffen, die bij den
eersten aanblik veel schijnt te verschillen van de zoo even be-
sprokene manier en toch in werkelijkheid veel daarmede over-
eenkomt; wij bedoelen het registreeren van de uitstroominc/ssnelheid.
Door middel van den hodograaf wordt bij de verplaatsing van
voertuigen de lijn der doorloopen wegen geregistreerd met tus-
schenpoozen; wij hebben gezien dat de lijn der hoeveelheden
uitgestroomde vloeistof met denzelfden toestel wordt getraceerd.
Neemt de verplaatsing van een voertuig of de uitvloeiing van een
afgescheiden vloeistof in snelheid toe, dan zal dit voor beide ver-
schijnselen op dezelfde wijze worden aangewezen, namelijk door
-ocr page 268-
200
een versnelling in de beweging der traceerstift; het tracé wordt
dan in beide gevallen gekenmerkt door een snellere stijging der
lijn. Dit eenmaal vastgesteld zijnde, zullen wij nagaan in hoever
van deze wijze van registreeren is partij te trekken; wat voor
het eene geldt, is ook op het andere van toepassing.
De lijn der volutnina welke op elk pogen blik zijn uitgestroomd,
geeft ons zeer nauwkeurige aanwijzingen omtrent de wijze waarop
de uitstrooming heeft plaats gehad:
le. Zij geeft de maat aan van de hoeveelheid vloeistof die
ieder oogenblik is uitgestroomd, van af het begin der proefne-
ming, door de hoogte die door het tracé op een bepaald
oogenblik wordt bereikt. Zoodra men de hoeveelheid vloeistof
kent die met elk deel van de ordinaten-as overeenkomt (dit deel
kan een druppel, een kub. centimeter, een liter, enz. aangeven)
behoeft men slechts het aantal door het tracé ingenomen doelen
der ordinaten-as te tellen, om de totale hoeveelheid uitgestroomde
vloeistof te kennen.
2e. Door een zeer eenvoudige meetkundige constructie leert
zij ons de gemiddelde snelheid van uitstrooming vinden. Trekt
men namelijk een rechte lijn van het beginpunt naar het uiteinde
der getraceerde lijn, dan zal men uit de snijding van deze lijn
mot die, welke overeenkomt met de tijdseenheid, de gezochte
snelheid kunnen vinden, want daardoor wordt de verhoudingvan
de uitgestroomde hoeveelheid tot de tijdseenheid uitgedrukt. Men
ziet terstond dat hoe meer deze rechte lijn tot den vertikalen
stand nadert, des te sneller is de uitstrooming geweest.
3°. Door de lijn der volumina kan men de snelheid der uit-
strooming op elk oogenblik leeren kennen uit de helling die deze
lijn in het beschouwde punt heeft. Voor elk punt zal toch, even-
zeer als voor de lijn der gemiddelde snelheden, de snelheid des
te grooter zijn, naarmate de getraceerde lijn meer tot den verti-
kalen stand nadert. Men kan de betrekking tusschen de uitstroo-
mingssnelheden in twee willekeurige punten der lijn nauwkeurig
vinden, door in die twee punten de raaklijn aan de kromme te
trekken en vervolgens de hoeken te meten, die deze raaklijnen
met de abscissen-as maken.
De lijn der snelheden bezit de volgende voordeelen:
K Zij beslaat op het papier minder ruimte dan de lijn die
-ocr page 269-
261
door de verplaatsing van de stift de opvolgende doorloopen ruim-
ten, de achtereenvolgens uitgestroomde hoeveelheden vloeistof,
enz. aangeeft.
2e. Zij geeft in een anderen vorm dezelfde aanwijzingen als
de lijn der doorloopen ruimten, aangezien de oppervlakte der
figuur, begrepen tusschen deze lijn en de coördinaten-assen, het
totale bedrag uitdrukt. Maar om de lijn der snelheden te krijgen
moet men wel een eenvoudige maar toch een vrij lange meet-
kundige constructie uitvoeren; of wanneer men deze lijn onmid-
dellijk wil traceeren, moet men zijn toevlucht nemen tot bizondcre
en meer samengestelde apparaten. (Zie Techniek, Hfst. III).
ZESDE HOOFDSTUK.
HET KEG1STREEREN VAN DE SNELHEID WAAKMEDE
VLOEISTOFFEN ZICH IN BUIZEN BEWEGEN.
Ie Methode. — Men Iaat de vloeiatof door ruimten van bekenden inhoud stroomen;
Volkmann , Ludwig ; het registreeren van de hoeveelheden vloeistof, die door een
buis zijn gestroomd.
2e Methode. — De schroef met teller. — Handelwijze steunende op het gebruik van den
hydrostatischen slinger. Vierordt. — Bepaling van de snelheid van het bloed uit
de afwijking van een beweegbare stift. Chauveau.
3e Methode, steunende op het gebruik van de buizen van Pitot. — Beschrijving van
den toestel; lijnen van de snelheden van het bloed.
Snelheid van de uitstrooming van gassen; gebruik der buizen van Pitot; snelheid van
den wind. — Het omgekeerde der voorgaande proeven ■. de log; snelheid der bewe-
ging van een lichaam in de lucht.
Beweging van vloeistoffen in buizen.
Het bepalen van de snelheid, waarmee een vloeistof zich in
een gesloten buis beweegt, is zeker een van de moeilijkst oplos-
bare vraagstukken, die niet alleen voor de waterbouwkundigen,
maar ook voor de physiologen van het grootste belang zijn.
Sedert lang bestonden over het meten van deze snelheid vele
dwaalbegrippen. Zoo meende Halep, die de eerste was welke een
manometer aanbracht aan de slagaderen van dieren, dat de snel-
heid van het bloed binnen in de bloedvaten bekend zou zijn, zoodra
hij de drukking had bepaald waaraan het bloed is onderworpen.
-ocr page 270-
262
Hij dacht dat de snelheid alleen afhing van de middellijn van
de onderzochte ader en van de drukking, waaraan het bloed is
blootgesteld. Nu is deze handelwijze, ofschoon zeer geschikt voor
het berekenen der snelheid van uitstrooming uit een opening in
een dunnen wand, geenszins toe te passen voor de bepaling der
snelheden van de beweging van vloeistoffen in buizen. Het kan
toch voorkomen dat de vloeistof in een zeer wijde buis blootge-
steld is aan een sterke drukking, en dat zij toch in weerwil
daarvan zich weinig of niet beweegt tengevolge van een nauwen
doorgang of van weerstanden, die de vloeistof op haar weg ont-
moet , en die soms tamelijk ver voorbij het punt van waarneming
gelegen zijn.
Het is bijna onmogelijk de snelheid van een vloeistof, die zich
in een lange en oneffen buis beweegt, vooruit te berekenen,
wegens de samengesteldheid van de oorzaken van weerstand;
men kan haar echter proefondervindelijk bepalen. De tot dit doel
aangewende methoden kunnen in drie hoofdsoorten gesplitst wor-
den, volgens het beginsel waarop zij berusten.
Bij de eerste wijze van meting laat men de vloeistof door ge-
sloten ruimten van een bekenden inhoud stroomen; worden deze
ruimten in een bepaalden tijd doorloopen, dan kent men de snel-
heid van den stroom. Bij de tweede wijze van meting laat men door
de vloeistof een zekere mechanische beweging verrichten, die men
gemakkelijk kan waarnemen. Zoo kan men bijv. de vloeistof nood-
zaken een schroef rond te draaien of een slinger of een naald in
beweging te brengen, die in den stroom is gedompeld. Volgens
de derde methode gaat men de oorzaken zelf van de snelheid na,
om, na deze gemeten te hebben, hieruit de snelheid zelf af te
leiden; zoo kan men, door de drukking na te gaan die door de
vloeistof in twee van elkaar verwijderde punten eener buis wordt
uitgeoefend, de snelheid afleiden uit het verschil der waargeno-
men drukkingen.
Wij zullen hier achtereenvolgens deze drie methoden beschou-
wen. De eerste proeven om de snelheid eener vloeistof te meten
door haar ruimten van een bekenden inhoud te doen doorloopen,
zijn genomen door twee beroemde Duitsche physiologen. Deze
proeven hadden ten doel de snelheid van het bloed in de slag-
aderen te bepalen.
-ocr page 271-
263
Een van deze handelwijzen is de methode van Volkmann; zij
bestaat daarin dat men een slagader in verbinding stelt met een
lange u-vormige buis, met water gevuld. Op een gegeven oogen-
blik wordt het bloed door middel van een stelsel van kranen
genoodzaakt door deze buis te stroomen; hierdoor wordt het
water uit de buis verdreven, en stroomt dit in het andere einde
van de slagader. Men meet nu den tijd dien het bloed noodig
heeft om het water te vervangen, hetgeen gemakkelijk te beoor-
deelen is, daar men door de glazen wanden een roode kolom
door de buis ziet stroomen. Kent men nu den inhoud der buis
en heeft men den tijd gemeten, dien het bloed noodig had om
deze te vullen, dan heeft men de noodige gegevens om de snel-
heid van het bloed te bepalen.
Om echter met zekerheid te kunnen zeggen dat de waargeno-
men snelheid tevens de werkelijke snelheid van het bloed in de
slagaderen is, zou men moeten bewijzen dat de waterkolom, die
zich in de u-vormige buis bevindt, geen merkbaren weerstand
biedt aan de beweging van het bloed; eveneens zou moeten
aangetoond worden dat het water, dat van de buis in de slag-
aderen en in de bloedvaten overgaat, aldaar denzelfden weerstand
ontmoet, dien het bloed er zou hebben ondervonden.
Uit hoofde van deze onzekerheden, die de waarde van de proef
van Volkmann sterk verminderen, hebben de physiologen van
deze methode nagenoeg geheel afgezien; niettemin strekt zij haar
uitvinder toch tot eer, vooral omdat in deze methode het grond-
denkbeeld ligt opgesloten voor een zeer nauwkeurige handelwijze.
Op hetzelfde grondbeginsel steunt de methode van Lüdwig , die
meer juiste uitkomsten schijnt te geven; volgens deze stroomt het
bloed door glazen kolven of flesschen van bekenden inhoud. De
proef komt in \'t kort hierop neer: twee gelijke kolven worden
naast elkaar in den toestel van Ludwig geplaatst; de eene is
met olie en de andere met bloed gevuld. Deze kolven zijn door
een buis, die aan het ondereinde is aangebracht, met elkaar in
gemeenschap gesteld, terwijl zij ieder met een van de uiteinden
van de te onderzoeken slagader zijn verbonden. Bij het begin der
proef is de kolf, die met olie is gevuld, verbonden met het
boveneinde van de slagader. Het bloed dringt nu in den toestel,
drijft de olie uit de eerste kolf in de tweede, die het daarin be-
-ocr page 272-
I
264
vatte bloed ontlast in het benedeneinde van de slagader. Zoodra
de olie geheel door het bloed en dus in de tweede kolf het
bloed geheel door de olie is vervangen, is een hoeveelheid bloed
door den toestel gestroomd, juist gelijk aan het volume van een
der kolven. Door het omdraaien van kranen keert men nu de
richting der beweging van het bloed om, zoodat nu do olie van
de tweede kolf weer door het bloed in de eerste kolf wordt terug-
gedrongen, en het bloed van de eerste kolf weer in de slagader
terugstroomt. "Wanneer nu de olie en het bloed elkaar ten twee-
den male geheel hebben vervangen, gaat men na of de doorge-
stroomde hoeveelheid bloed juist gelijk is aan het volume van
twee kolven; daarna keert men den stroom weer om, om tot een
tweede proef over te gaan, en zoo vervolgens. Heeft men op
deze wijze een reeks van afwisselende doorgangen van het bloed
in den toestel voortgebracht, dan kan men uit het aantal van
deze doorgangen gemakkelijk de hoeveelheid bloed berekenen; die
in een bepaalden tijd door de slagader is gestroomd. Bovendien
kan men uit het aantal der afwisselende bewegingen, die in een
zelfden tijd bij twee verschillende proeven hebben plaats gegrepen,
de betrekkelijke snelheid van de twee gemeten bloedstroomen
bepalen.
Dogiel heeft in het laboratorium van Ludwig met behulp van
dezen toestel een tal van bepalingen, betreffende de snelheid van
het bloed, gedaan. Om de proef te vereenvoudigen en het tellen
van het aantal malen, dat de kraan moest worden omgedraaid
om den stroom om te keeren, te vermijden, liet hij de bewe-
gingen van de kraan op een draaienden cilinder regi\'streeren; uit
het aantal van die bewegingen en uit den terugkeer daarvan in
een bepaalden tijd berekende hij het vo lume bloed, dat door den
toestel was heengestroomd, en de snelheid van het bloed in de
slagader.
Volgens deze methode moeten de bepalingen noodzakelijker-
wijze nauwkeuriger geschieden dan volgens die van Volkmann;
vooreerst is het hier alleen bloed dat uit den toestel in het bene-
deneinde der slagader stroomt 1); dit bloed ondervindt dus op
1) De olie moet, wegens haar gering soortelijk gewicht, steeds op het bloed dryven
eu kan alleen ontsnappen door de benedenopening, die in de slagader uitkomt.
-ocr page 273-
265
zijn weg gewone weerstanden, hetgeen niet waarschijnlijk was
met het water van den toestel van Volkmann. Bovendien wordt
de juistheid der bepalingen van Ludwig grooter, naarmate men
meer opeenvolgende proeven neemt; door de mogelijkheid van
het omkeeren van den bloedstroom kan men toch deze metingen
een onbepaald aantal malen herhalen en zoodoende de fout, die
bij een enkele meting kan insluipen, tot een minimum terug-
brengen. 1)
Maar ook tegen deze methode zijn bezwaren aan te voeren:
door het omdraaien der kranen wordt de beweging der vloeistof
met bepaalde tusschenpoozen gestuit en dientengevolge de snel-
heid van den stroom verminderd. Verder is de toestel van Lud-
wig alleen aan te wenden voor de bepaling van de gemiddelde
snelheid der bloedsbeweging, terwijl wellicht een der meest be-
langrijke punten van den slagaderlijken bloedsomloop juist de be-
paling is van de bizondere phasen van de snelheid van het bloed
in de verschillende oogenblikken van een hartsperiode.
De tweede manier om de snelheid van een vloeistof te bepalen
bestaat, zooals wij boven zeiden, daarin, dat de beweging der
vloeistof wordt gebruikt om een of anderen arbeid voort te bren-
gen, die gemeten kan worden. Wanneer een schroef in aanraking
is met de zich bewegende vloeistof en door middel van een rader-
werk is verbonden met een teller, dan zal men na verloop van
een zekeren tijd het aantal omwentelingen der schroef slechts
hebben af te lezen om daaruit bij benadering de snelheid van
den stroom te bepalen. Men kan ook de schroef in plaats van
met een telrad, met een registreertoestel in verbinding brengen
en zoodoende een vrij nauwkeurige lijn van de phasen der ge-
middelde snelheid van den stroom verkrijgen.
Deze handelwijze wordt ook wel aangewend om de snelheid van
luchtstroomen in schoorsteenen te bepalen; de rotatie-anemometer
van R0BIN8ON is een werktuig van deze soort. Al dergelijke
werktuigen zouden er veel bij winnen indien \'zij registreerend
werden gemaakt, want daar hunne aanwijzingen over \'t algemeen
slechts een betrekkelijke waarde hebben, zou het van veel nut
1) Dooiel. Arbeiten aus der physiol. Anstalt von Ludwig (Die Aumettung der
itrömenden Blut Volumina,
1868).
-ocr page 274-
266
zijn om door middel van een lijn de veranderlijke phasen van
het bestudeerde verschijnsel duidelijk aan te geven.
Bijna altijd is de traagheid van de in de vloeistof gedompelde
schroef oorzaak dat zij niet snel genoeg de veranderingen der
beweging van den stroom volgt; zij biedt te veel weerstand bij
het begin van de versnelling der beweging en deelt niet oogen-
blikkelijk in de vertraging van den stroom. Bijgevolg wordt door
haar de intensiteit van de veranderingen in de beweging verkleind
overgebracht en kan zij alleen een gemiddelde waarde van de
snelheid der vloeistof aangeven; dit is het algemeene gebrek van
alle toestellen, die wij tot hiertoe bespraken.
Hetzelfde laat zich zeggen van een toestel, uitgedacht door den
Duitschen physioloog Vierordt. Dit werktuig berust op het ge-
bruik van den hydrodynamischen slinger, wiens beweging, onder
den invloed van een stroomende vloeistof, in een standvastige
reden met de snelheid van deze toeneemt.
De Hemotachometer van Vierordt was van een wijzerplaat
voorzien, waarop de bewegingen van den slinger waren af te
lezen; de manier waarop de uitvinder dezen toestel in een regis-
treerend werktuig heeft veranderd, heeft er slechts toe bijgedragen
om de gebreken van dezen toestel te vermeerderen; het is alweer
de traagheid en het onvermogen van den slinger die beletten
de veranderingen van den bloedstroom nauwkeurig te volgen.
Met hetzelfde doel als Vierordt, stelde Chauveau een Hetno-
dromograaf
samen, die beter dan al de andere toestellen aan het
doel beantwoordt, namelijk het registreeren van de geringste
veranderingen in de snelheid van het bloed.
Een buis TT, waardoor het bloed stroomt (fig. 132), is gedeel-
telijk gesloten door een schijfje, dat op het eene uiteinde van
een stift is geplaatst, die in de vloeistof is gedompeld, terwijl
het andere uiteinde L, na door een vlies van caoutchouc te zijn
heengegaan, op een luchttrommcl werkt. Aan het gedeelte van
de stift, dat is ingedompeld, worden door den stroom meer of
minder sterke of snelle bewegingen meegedeeld; het andere ge-
deelte deelt aan de luchttrommel en daarna aan een registreerenden
hefboom deze bewegingen in tegengestelden zin mede. (Bizonder-
heden betreffende de samenstelling en het gebruik van dit werk-
tuig vindt men in Techniek, Ilfst. X.)
-ocr page 275-
267
Door den toestel van Chauveau heeft men zeer belangrijke
bizonderheden ontdekt met betrekking tot de snelheid van het
Fig. 132. Hemodromograaf van Chauveau. (Een snhy^moscoop S is
aan de buis van den toestel aangebracht en geeft tegelijker-
tijd de veranderingen aan in de blocdsdrukking).
slagaderlijke bloed; zoo ondergaat elke bloedgolf, die in de slag-
aderen dringt, aldaar een tal van schommelingen (fig. 133) waaruit
men duidelijk de werking van de systole, van de sluiting der
-ocr page 276-
268
halvemaanswijze klapvliezen van de aorta en ook van de lengte-
trillingen van de bloedkolom in het inwendige van de veerkrachtige
bloedvaten, waar zij doorstroomt, kan nagaan.
l\'\'ig. 133. Verandertugcu in de snelheid van het bloed in de strotslagader van
een paard, geregistreerd met den heinodromograaf van Chauvüau.
Chauveau heeft de uitkometen, die hij met zijn toestel heeft
verkregen, tot in de kleinste bizonderheden bekend gemaakt en
verspreid; de voornaamste uitkomsten zullen in de laatste afdee-
ling van dit werk worden besproken.
De derde wijze van bepaling van de snelheid eener vloeistof
berust op het bepalen van de drukking in twee buizen van Pitot ;
het beginsel komt hierop neer: door middel van piëzometers 1)
kan men de drukking bepalen die een vloeistof op de zijwanden
van een afvoerbuis uitoefent. Wanneer deze buisjes, aan den on-
derkant rechthoekig omgebogen, met de stroomende vloeistof zoo-
danig in aanraking komen dat hunne openingen tegen de richting
van den stroom in of naar de tegenovergestelde zijde zijn gekeerd,
dan zou men zien dat de vloeistofspiegel in het buisje in het
eerste geval hooger, in het tweede geval lager staat.
In figuur 134 stelt T een buis voor, door welke een vloeistof
stroomt in de richting, die door de pijltjes is aangeduid. Op deze
buis is een rij van piëzometers aangebracht, waarin de vloeistof-
spiegels achtereenvolgens staan in de richting, welke door de
schuine lijn ab wordt aangewezen. Onder deze piëzometers be-
vonden zich twee buizen van Pitot, P, en P2. De opening
van het eerste aan het ondereinde rechthoekig omgebogen buisje
1) Piëzometers zijn glazen buisjes, die op gelijke afstanden van elkaar in dcu zijwand
eener buis worden aangebracht, door welke een vloeistof stroomt; de vloeistof stijgt
dan iu die buisjes tot verschillende hoogten.
-ocr page 277-
269
is juist tegen den stroom in gekeerd; de opening van het buisje
Pa is juist naar den tegenovergestelden kant gericht. De vloei-
Fig. 134. Een buis T waardoor een vloeistof stroomt in de richting der pijltjes ;
al geeft de richting aan waarin de vloeistofspiegels in de opvolgende
piëzometers staan. P, en 1\'2 buisjes van Pitot.
stofspiegel staat in de buis P, hooger, in Pa lager jdan in de
piëzometers.
Naar dit beginsel laat zich de toestel samenstellen, die dient
om de snelheid van een vloeistof, die door buizen stroomt, te
registreeren, en die in fig. 135 is voorgesteld.
In een wijde glazen buis, door welke een vloeistof stroomt in
de richting, door de pijltjes aangeduid, zjjn twee buisjes van
Pitot aangebracht, die elk in verbinding staan met een trommel
met vlies, 1 en 2. De opheffing van deze vliezen zal meer of
minder sterk zijn naar gelang van den druk, waaronder de vloei-
stof door de buis stroomt; in alle geval zal de drukking op de
twee vliezen verschillend zijn, daar de buisjes van Pitot in
tegengestelde richting zijn geplaatst; dit verschil in druk zal
grooter worden naarmate de stroomsnelheid grooter is.
Nu moet dit verschil in druk worden geregistreerd, ten einde
de stroomsnelheid te kunnen bepalen. Hiervoor zijn twee schijfjes
van aluminium op de vliezen geplaatst en door vertikale stangen
verbonden met een dwarsarm, die veel overeenkomst heeft met
den arm van een balans. Deze arm of hefboom, die om een as,
in het midden van den toestel aangebracht, kan draaien, blijft
-ocr page 278-
270
in horizontalen stand, wanneer de twee vliezen met gelijke kracht
worden opgeheven, maar zal een hellenden stand innemen, in
Fig. 135. Toestel bestemd om de snelheid van een vloeistof in een
buis of in een slagader te regiatreeren.
de richting door de gestippelde lijn aangewezen, indien de druk-
king in trommel 1 grooter is dan in trommel 2. Dit nu heeft
plaats, wanneer de vloeistof door de buis stroomt zooals in de
figuur door de pijltjes is aangewezen. Men benuttigt nu de helling
van den hefboom om het vlies van een derde trommel 3 op te
heffen, dat weer in verbinding staat met een vierde trommel met
hefboom, die eindelijk de beweging op de gewone wijze registreert.
Houdt men den stroom op de eene of andere wijze tegen, dan
verandert de drukking; wordt deze even groot in de beide trom-
mels , dan heffen die twee drukkingen elkaar bij den horizontalen
hefboom volkomen op. Zoodra de doorstrooming weer plaats
vindt, treedt de ongelijkheid van drukking weer op en vertoont
zich daarbij weer de hellende stand van den hefboom.
Door de beweging van den stroom in de richting, zooals die
in de figuur is aangeduid, heeft in trommel 3 een verdichting
-ocr page 279-
271
van lucht plaats, waardoor een stijging van de getraceerde lijn
wordt veroorzaakt; men verkrijgt dus hierbij positieve ordinaten.
Worden op den weg der buizen van Pitot kranen aangebracht,
dan kan men daardoor de veranderingen in druk, welke in de
trommels plaats hebben, verminderen en zelfs geheel wegnemen.
De toestel traceert dan de lijn van de gemiddelde snelheid, evenals
een compensatie-manometer 1) de gemiddelde drukking aangeeft.
Snelheid van gassen die door buizen stroomen.
Eenige physiologen hebben getracht het tracé van de ademha-
ling te verkrijgen, niet naar de bewegingen van de borstkas,
zooals wij op pag. 233 hebben gezien, maar naar de snelheid
waarmee de lucht beurtelings wordt in- en uitgeademd. Met dit
doel hebben Bergeon en Kastus een werktuig samengesteld,
anapnograaf genoemd, dat veel overeenkomst bezit met den hemo-
tachometer van Viekordt en op hetzelfde beginsel berust.
Binnen in een kastje, door \'twelk de in- en uitgeademde lucht
stroomt, is een rechthoekig plankje vertikaal opgehangen. De
bewegingen van dit plankje worden buiten het kastje overgebracht
door middel van het verlengstuk der as, om welke het plankje
schommelt, en zoodoende op de gewone wijze geregistreerd. Nu
is het echter gemakkelijk te begrijpen dat het plankje van den
anapnograaf de heen en weergaande bewegingen van de in- en
uitgeademde lucht niet getrouw volgt.
Plaatst men daarentegen voor den mond een toestel zooals in
fig. 135 is voorgesteld dan kan men zich gemakkelijk overtuigen
dat de phasen van de snelheid, waarmee de in- en uitgeademde
lucht zich beweegt, zeer nauwkeurig worden geregistreerd. Toch
zijn de ademhalingsbewegingen in elk geval met juistheid na te
gaan door het registreeren van de bewegingen der borstkas. 2)
Het is van belang op te merken dat toestellen, zooals de hier
besprokene, eveneens aanwijzingen zullen geven, wanneer zij zelf
met een zekere snelheid door een in rust zijnde vloeistof worden
voortbewogen. Is daarbij de vloeistof zelf ook in beweging, dan
1)  Zie voor de inrichting van den compensatie manometer Derde Afdeeling, Ilfat. II.
2)  Zie voor het registreeren der ademhalingsbewegingen Techniek, likt. VI.
-ocr page 280-
272
zullen de aanwijzingen der toestellen kunnen dienen om de som
of het verschil der snelheden van do vloeistof en van het werk-
tuig te berekenen, al naar gelang de beweging van den toestel
in tegengestelde of in dezelfde richting plaats heeft als die der
vloeistof. Zoo kunnen deze toestellen dus worden gebruikt om do
snelheid, waarmee een schip zich beweegt, te registreeren: men
kan dus op deze wijze een soort van log met voortdurende aan-
wijzingen samenstellen; voor bizonderheden daaromtrent zie men
Techniek Hfst. X.
Door de verplaatsing van manometers door de in rust zijnde
lucht kan men op overeenkomstige wijze lijnen van drukking
verkrijgen, waaruit men de snelheid van de verplaatsing der
toestellen kan afleiden, indien men door vooraf genomen proeven
de drukking heeft bepaald, die de lucht bij elke snelheid van
verplaatsing op deze toestellen uitoefent.
Eindelijk is het registreeren van de snelheid van den wind,
naar de manometrische lijnen die hij voortbrengt, wellicht de
beste handelwijze die de meteorologen voor deze soort van waar-
nemingen kunnen volgen; voorzeker kunnen de wisselvallige ver-
anderingen in de luchtbeweging volgens geen andere methode
sneller worden aangegeven.
-ocr page 281-
DERDE AFDEELING.
HET REGISTREEREN VAN KRACHTEN EN VAN DE VERANDERINGEN
DIE ZIJ ONDERGAAN.
De kracht openbaart zich in verschillende vormen. — Statische en dynamische toestand
van krachten.
Omzettingen van het arbeidsvermogen. — Arbeidsvermogen van plaats en van beweging.—
Het registreeren van arbeidsvermogen van beweging. — Arbeidsvermogen van
warmte. — Temperatuur. — De registreerende thermometer. — Het registreeren van
caloriën.
Elektrisch arbeidsvermogen. — De elektrische spanning geregistreerd door den elektro-
meter. — Intensiteit van elektrische stroomen. — Scheikundig arbeidsvermogen.
Vormverandering vim krachten. Omzetting van
arbeidsvermogen.
Volgens de hedendaagsche natuurkundige begrippen is de anor-
ganische stof onderworpen aan de werking van eene enkele kracht,
die, ofschoon eenig in haar wezen, zich in verschillende vormen
aan ons vertoont. In den toestand van evenwicht geeft men aan
deze kracht den naam van spanning of drukking; brengt zij be-
weging voort, dan openbaart zij zich als mechanische arbeid, als
warmte of als elektriciteit; nu en dan vertoont zij zich ook in
den vorm van licht en van scheikundige werking.
Gaat arbeidsvermogen van den eenen in den anderen vorm
over, dan heeft deze overgang altijd in eenzelfde verhouding
plaats; steeds is de voorhanden arbeid gelijkwaardig of equivalent
met den opgeleverden arbeid. Wordt de eenheid van arbeidsver-
mogen van beweging of een kilogrammeter in warmte omgezet,
dan bedraagt deze opgeleverde hoeveelheid warmte steeds T J3c van
1 calorie of warmte-eenheid, zoodat deze hoeveelheid warmte het
equivalent is voor de eenheid van arbeidsvermogen. 1) Zoo zou
1) Een calorie is dus gelijkwaardig met 425 of nauwkeuriger met 42.3,6 kilogram-
meter, of 423,5 is het mechanisch aequivaleut der wannto-eeuheid.
18
-ocr page 282-
274
het elektrisch equivalent de hoeveelheid elektrisch arbeidsver-
mogen zijn die opgeleverd wordt door de omzetting van een kilo-
grammeter of van T£3e calorie.
Wordt de eenheid van elektrisch arbeidsvermogen geheel be-
steed voor het verrichten van scheikundige werking, dan ontstaat
de eenheid van scheikundig arbeidsvermogen. Evenzoo wordt door
de eenheid van elektrisch arbeidsvermogen in een galvanische
keten een hoeveelheid warmte voortgebracht, die equivalent is
met de eenheid van mechanischen arbeid.
Deze omzettingen van arbeidsvermogen komen niet alleen bij
de anorganische stof, maar ook bij de bewerktuigde stof, bij de
levende wezens voor in dezelfde vormen. Ook de dieren brengen
mechanischen arbeid, warmte, elektriciteit voort; en wanneer de
physioloog de oorzaken van die verrichtingen bij de levende
wezens uitvorscht, dan vindt hij altijd weer die kracht terug,
wier vormveranderingen in de natuurkunde onder zooveel gemak-
kelijker voorwaarden bestudeerd kunnen worden.
Zoo hebben wij dus na de bewegingen, wier verschillende vor-
men wij in de vorige hoofdstukken beschouwden, nu verder de
krachten te onderzoeken en te meten, welke die bewegingen
voortbrengen. Dit brengt ons een schrede Dader tot de kennis der
verschijnselen van het dierlijk mechanisme. Zoo is het niet alleen
van belang om de temperatuursveranderingen der dieren na te
gaan, maar vooral is het noodig de hoeveelheid warmte te kun-
nen meten, die zij in een bepaalden tijd opleveren. De dierlijke
elektriciteit geeft aanleiding tot onderzoekingen van denzelfden
aard; echter schijnt de oplossing en verklaring van deze laatste
soort van verschijnselen verder buiten ons bereik te liggen dan
die van de eerstgenoemden.
Gesteld echter dat men voor al die verschijnselen een bevredi-
gende oplossing gevonden had en dat de physiologie in staat was
zoo volkomen mogelijk de krachten te meten, die door het dier
in verschillende vormen worden aangewend, dan blijft nog altijd
proefondervindelijk deze hoofdvraag te beantwoorden: worden bij
de dieren de verschuilende vormen van arbeidsvermogen, evenals
bij de anorganische stof, in equivalente hoeveelheid in elkaar om-
gezet? Tot nu toe heeft men daze vraag nog slechts met eenige
hypothesen, die in elk geval veel waarschijnlijkheid bezitten,
-ocr page 283-
275
kunnen beantwoorden en zoodoende de wetten, die de anorgani-
sche stof beheerschen, op het dierenrijk overgebracht.
Wij zullen nu in de volgende hoofdstukken de middelen aan-
geven, waardoor elk der genoemde krachten in den toestand van
drukking of spanning kan worden gemeten; daarna zullen wij de
toestellen bespreken, waarmee men grafisch den arbeid, door deze
krachten voortgebracht, kan bepalen. Daartoe zullen wij vooraf
de hoofdbeginselen van de leer van het evenwicht en van de
beweging van lichamen kort uiteenzetten.
Beschouwing der krachten»
Verschillende krachten, zooals de zwaartekracht, de spanning
van veeren, van gassen, de aantrekkingskracht van magneten,
enz. kunnen allen met elkaar vergeleken worden door middel van
een gemeene maat, die aan de werking der zwaartekracht wordt
ontleend. Als gemeene maat wordt aangenomen de eenheid van
gewicht of het kilogram. Bevestigt men aan het uiteinde van een
veer een gewicht van 10 kilogram, en wordt vervolgens de ge-
spannen veer in dezen toestand bevestigd, dan zal, nadat het
gewicht is weggenomen, de spanning der veer een bedrag vertegen-
woordigen gelijk aan dat van het gewicht, waardoor zij gespannen
is; * men zegt nu dat de veer arbeidsvermogen van plaats bezit,
waardoor men wil aanduiden dat de veer, indien zij gehoor kon
geven aan de werking harer spankracht, een even groot arbeids-
vermogen van beweging zou voortbrengen, als voor hare spanning
is besteed; * de kracht der veer is dus in statischen toestand,
zij oefent tegen het beletsel een druk of spanning van 10 kilo-
gram uit. Wordt hetzelfde gewicht op een zuiger geplaatst, die
dientengevolge een gas in een cilinder samenperst, dan zal om-
gekeerd dit gas tegen den zuiger een druk of spanning van 10
kilogram uitoefenen. De aantrekking door een magneet uitgeoefend
zal even groot zijn, indien hij in staat is dit gewicht te dragen.
Deze gemeene maat geeft echter niet aan welke uitwerking de
beschouwde krachten zullen hebben, wanneer zij in werking
kunnen treden. Zoo zal bijv. een kracht een tien- of honderd-
maal grootere of kleinere of uitwerking kunnen teweegbrengen,
naar gelang men haar op oen langen of korten arm van oen
-ocr page 284-
276
een hefboom van de eerste soort laat werken; hetzelfde geldt voor
de spanning of trekkracht van een veer. Zoo zal de drukking,
uitgeoefend op do eenheid van oppervlakte van een in evenwicht
zijnde vloeistof, een drukking op de wanden van het vat, waarin
de vloeistof zich bevindt, tengevolge hebben, die zooveelmaal
grooter is dan de aangewende drukking als er vlakte-eenheden
op het oppervlak van den wand begrepen zijn; op deze grond-
stelling van Pascal berust onder anderen de werking der hydrau-
lische pers.
Bij die veranderlijke uitwerking van een zelfde kracht blijft
echter de totale hoeveelheid opgeleverde arbeid onveranderd.
Deze arbeid wordt uitgedrukt in de kracht, vermenigvuldigd met
de lengte van den weg, waarover die kracht een beweging heeft
voortgebracht; arbeid is dus altijd het produkt van twee faktoren:
overwonnen weerstand en weg. * Wordt bij de hydraulische pers
door een kracht van 1 kilogram een drukking van 1000 kilogram
voortgebracht, dan zal ook de weg waarover die weerstand van
1000 kilogram zich verplaatst, juist het ttiVü* deel bedragen van
dien, waarover de kracht van 1 kilogram zich heeft verplaatst;
de produkten, die den aangewenden en den opgeleverden arbeid
uitdrukken, zijn dus altijd gelijk; steeds vinden wij de hoofdwet
der natuurkunde, de wet van behoud van arbeidsvermogen,
bevestigd. *
Men kan de uitwerking van een kracht meten door er een
andere kracht van bekende grootte tegenover te stellen, waarmee
zij evenwicht maakt; zoo zou dus de balans kunnen dienen, om
de grootte van verschillende krachten te bepalen en zij dient
daartoe ook inderdaad, zoodra men de trekkracht van veeren, de
drukking van vloeistoffen of de spanning van gassen uitdrukt in
een aantal kilogrammen, waardoor hun uitwerking op het oppervlak
van een vierkanten centimeter wordt voorgesteld. In de praktijk
beoordeelt men gewoonlijk de uitwerking eener kracht, door haar
met een andere bekende kracht van dezelfde soort evenwicht te
laten maken. Zoo brengt men bij de balans een gewicht in even-
wicht door een tegenwicht; bij den dynamometer een elastische
kracht door een andere; bij den manometer een vloeistofdruk of
de spanning van een gas door een anderen druk of spanning.
Zoodra een kracht beweging voortbrengt, kan deze beweging
-ocr page 285-
277
als maat voor don opgeleverden arbeid dienen, zoodra men den
weerstand kent, dien do kracht in de verschillende punten van
den weg, waarover do beweging heeft plaats gehad, heeft over-
wonnen.
Do eenvoudigste gevallen voor een dergelijke bepaling ontmoet
men bij het opheffen van een gewicht over een zekere hoogte;
de verrichte arbeid wordt terstond gevonden door het produkt te
nemen van gewicht en hoogte. "Werkt de kracht op een veer,
waardoor deze een zekere vormverandering ondergaat, dan zal het
meten van den arbeid iets moeilijker zijn. De weerstanden, die
de voer in de verschillende phasen van haar buiging biedt, zullen
ieder oogenblik verschillend zijn, zoodat men nu ieder deeltje
van den weg moet vermenigvuldigen met den daarover overwonnen
weerstand, om ten slotte uit de som dier produkten den totalen
arbeid te kunnen opmaken. Wanneer een kracht dezelfde hoeveel-
heid arbeid heeft voortgebracht, hetzij door het opheffen van een
gewicht of door het spannen van een veer, zal evenwel tusschen
deze twee werkingen een belangrijk verschil bestaan, dat zich
duidelijk toont in den vorm der voortgebrachte beweging; en juist
voor het bepalen van die verschillende vormen van beweging is
de grafische methode bij uitnemendheid geschikt. Zij toont ons
aan dat wanneer een kracht met standvastig vermogen op een
massa werkt, deze massa een eenparig veranderlijke beweging
zal krijgen, terwijl deze beweging eenparig (dus onveranderlijk)
kan worden, wanneer een of andere wrjjvingsweerstand is te
overwinnen. Zij toont ons ook aan dat indien de kracht op een
stoffelijk punt werkte, wier massa men kan verwaarloozen, de
snelheid dan oneindig groot zou zijn; aangezien er echter geen
lichamen zonder gewicht bestaan en elke stoffelijke beweging
altijd met een zekeren weerstand van traagheid gepaard gaat, is
genoemde beweging slechts een type waartoe de stoffelijke bewe-
gingen meer of minder kunnen naderen, zonder dit ooit te be-
reiken.
Ook verandert de aard eener beweging met de veranderingen
die de kracht ondergaat, welke deze beweging doet ontstaan.
Zoo even spraken wij van een standvastige kracht die een
veranderlijke uitwerking voortbracht, welke bepaald werd door
den aard der weerstanden, die zij had te overwinnen. Stellen wij
-ocr page 286-
278
ons nu voor dat de kracht gedurende de verschillende oogenblikken
van hare werking zelf verandert, dan hebben wij hierin weer
nieuwe oorzaken van verandering in de beweging, welke zich
voegen bij die, welke uit de veranderlijke weerstanden ontstaan.
Zoo zal door een gas, dat zich uitzet, of door een veer, die zich
ontspant, een veranderlijke en wel voortdurend afnemende werr
king worden uitgeoefend. Een andermaal kan de kracht door een
scheikundige of natuurkundige werking worden voortgebracht,
wier phasen onbekend zijn; dit is bijv. het geval bij de ontbran-
ding van ontplofbare stoffen, bij de uitdrijving van gassen of bij
hun uitzetting tengevolge van verhitting.
Onder deze samengestelde en ingewikkelde omstandigheden,
waarbij arbeid wordt voortgebracht, omstandigheden die zoowel
afhangen van den aard der werkende kracht als van de te over-
winnen weerstanden, zou het in de meeste gevallen onmogelijk
zijn den aard der beweging, die zal ontstaan, met juistheid te
bepalen. In de meeste gevallen echter geeft gelukkigerwijze de
grafische methode de praktische oplossing van dergelijke moeilijke
vraagstukken. Wij zullen de registreertoestellen beschouwen, welke
de lijnen traceeren die de veranderingen van een kracht, hoe lang-
saam of snel; hoe zwak of sterk hare werking ook zij, nauwkeurig
voorstellen. Zoo traceert men even goed de lijn van de kleine en
langsame veranderingen die het gewicht van een verdampende
vloeistof, van een brandende lamp, van een plant die waterdamp
opneemt, ondergaat, als die van de explosieve kracht van het
buskruit in een vuurwapen.
Zoo wordt de grafische methode dus van het hoogste belang
voor de oplossing van een tal van dergelijke vraagstukken. Maar
ook voor de praktische bepaling van de hoeveelheid arbeid, bij
die verschillende werkingen verricht, is de grafische methode bij
uitnemendheid geschikt; vooral aan Poncelet komt de eer toe
het plan te hebben aangegeven voor het samenstellen van werk-
tuigen, die geschikt zijn voor het registreeren van verrichten
arbeid. Door Morin zijn deze werktuigen vervaardigd en aange-
wend voor het meten van den arbeid, door stoomwerktuigen
verricht. Het beginsel, waarop de constructie van dergelijke
werktuigen berust, is gemakkelijk aan te geven.
Reeds in de eerste hoofdstukken van dit werk komen grafische
-ocr page 287-
279
voorstellingen voor van een zoodanigen aard, als wij nu beschou-
wen. Reeds bij de figuur van Plaufaib, waarin de lijnen de
jaarlijksche veranderingen van den in- en uitvoer voorstellen,
hebben wij gezegd dat men door het meten van de oppervlakten,
die aan den bovenkant door de kromme lijnen worden begrensd,
het totale bedrag van de sommen verkrijgt die overeenkomen met
den in- en uitvoer. Dit totale bedrag is niets anders dan het
produkt van het jaarlijksch gemiddelde met het aantal jaren. Nu
is de arbeid evenzeer gelijk aan de som der produkten, die ver-
kregen worden door de krachten te vermenigvuldigen met den
daarbij behoorenden weg, voor de verschillende oogenblikken,
gedurende welke die krachten hebben gewerkt; de arbeid kan
dus worden uitgedrukt door den inhoud van het oppervlak, dat
aan den bovenkant begrensd wordt door de lijn, waarvan de
punten tot ordiuateu hebben de aangewende krachten, en tot
abscissen de wegen, welke achtereenvolgens doorloopen zijn ge-
durende de werking van elk van die krachten.
Een dergelijke lijn werd door Poncelet op de volgende wijze
verkregen. Stellen wij het geval dat de arbeid geregistreerd moet
worden, die voor het voorttrekken van een voertuig wordt be-
steed. Een dynamometer, van een potloodstift voorzien, traceert
op een strook papier de op elk oogenblik aangewende krachten
en het papier wordt door de beweging van het voertuig zelve
bestuurd, welke beweging door middel van een afzonderlijken
daartoe iugerichten toestel in een bepaalde verhouding is verkleind.
De aldus getraceerde lijnen geven alle aanwijzingen, die men
met betrekking tot den voor het voorttrekken van het voertuig
besteden arbeid kan verlangen; zij geven de intensiteit van de
achtereenvolgens aangewende krachten, de veranderingen van die
krachten, benevens de wegen, onder de werking van die krachten
doorloopen, nauwkeurig aan. De bestede arbeid wordt verkregen
door den inhoud der aldus verkregeu vlakke figuur te bepalen;
dit kan spoedig met behulp van den planimeter geschieden (zie
pag. 23); het gemiddelde bedrag wordt gevonden door den totalen
arbeid door het aantal tijdseenheden, dat de proef heeft geduurd,
te deelen.
Ten slotte hebben wij nu nog na te gaan in hoever de andere
vormen van arbeidsvermogen, zooals warmte, elektriciteit, enz.,
-ocr page 288-
280
vergeleken kunnen worden met mechanisch arheidsvermogen, hetzij
van plaats of van beweging, en of ook deze vormen van arbeids-
vermogen met betrekking tot hun hoeveelheid door geschikte toe-
stellen grafisch kunnen worden bepaald.
Tusschen de verschillende vormen van arbeidsvermogen bestaat
een zeer nauw verband; dit verband berust op de wet van behoud
van arbeidsvermogen en op het bestaan van ééne enkele natuur-
kracht. De verbazende vorderingen op het gebied der natuur-
kunde in \'t algemeen, waaronder vooral die van de mechanische
warmtetheorie een eerste plaats innemen, hebben geleid tot de
bepaling van de nauwe betrekking, die tusschen warmte, elek-
triciteit, licht, magneetkracht, scheikundige werking, enz. bestaat.
Warmte.
* De temperatuur van een lichaam, die, zooals bekend is, met
den thermometer kan worden bepaald, is de eigenlijke benaming
voor den statischen toestand der warmte van dat lichaam. Brengt
men twee lichamen, waarvan het eene een hoogere temperatuur
bezit dan het andere, met elkaar in aanraking, dan zal het war-
mere lichaam aan het minder warme een deel van zijn warmte
afstaan; de warmte streeft naar gelijkheid of evenwicht, en hierbij
heeft beweging van warmte plaats. Om verschillende lichamen
evenveel in temperatuur te doen stijgen, zijn verschillende hoe-
veelheden warmte noodig. De hoeveelheid warmte die benoodigd
is om een kilogram water van 0° tot 1° Celsius te verwarmen,
heeft men aangenomen als eenheid van warmtehoeveelheid, en
deze eenheid noemt men calorie. Om nu 1 kilogram van een
andere stof eveneens 1 graad in temperatuur te doen stijgen, zal
meer of minder dan 1 calorie noodig zijn; deze hoeveelheid heet
soortelijke warmte der stof; zoo is elke stof gekenmerkt door een
bepaalde soortelijke warmte; die van water is dus 1. Daar men
nu 1 kilogram water ook 1° in temperatuur kan doen stijgen
door het aan een mechanischen arbeid van 423,5 kilogrammeter,
bijv. in den vorm van wrijving, te onderwerpen, zoo kan door
dit mechanisch aequivalent der calorie (zie pag. 273) de hoeveel-
heid warmte, welke besteed moet worden voor het verwarmen
van een bekende gewichtshoeveelheid eener stof tot een bepaalde
-ocr page 289-
281
temperatuur, onmiddelljjk in een gelijkwaardig bedrag aan mecha-
nischen arbeid worden uitgedrukt, zoodra de soortelijke warmte
der stof is bepaald. Nemen wij daarbij in aanmerking dat de hoe-
veelheid warmte, welke noodig is voor het verwarmen van een
lichaam, zoowel evenredig is binnen zekere grenzen met de ge-
wichtshoeveelheid der stof als met het bedrag der temperatuurs-
verhooging, dan is het gemakkelijk te begrijpen dat het arbeids-
vermogen in den vorm van warmte grafisch kan worden gemeten
op overeenkomstige wijze als boven werd aangetoond voor het
mechanisch arbeidsvermogen. * Richt men den thermometer als
registreer-apparaat in, dan kan men zoodoende de lijn traceeren,
die alle veranderingen in de temperatuur van een lichaam nauw-
keurig aangeeft; wanneer nu het papier, waarop deze lijn wordt
getraceerd zich verplaatst over een weg, wiens lengte geëvenre-
digd is aan het volume of aan het gewicht der verwarmde stof,
dan zal de inhoud der getraceerde figuur weer de maat aangeven
van de hoeveelheid warmte die voor het verwarmen der stof is
besteed. Het registreeren van dergelijke veranderingen in volume
is vooral gemakkelijk, wanneer men gebruik maakt van vloeistoffen.
Wij hebben reeds vroeger gezien, hoe men door middel van
drijvers alle phasen van een uitstrooming kan registreeren. Men
heeft dus dergelijke toestellen nog slechts zoo in te richten, dat
de uitstrooming der verwarmde vloeistof eerst dan plaats heeft,
wanneer deze een zekeren graad van temperatuur heeft bereikt.
Deze inrichting is, zooals wij later \'zullen zien, op een zeer ver-
nuftige wijze aangebracht door d\'Arsonval.
Elektriciteit.
Ook de elektriciteit vertoont zich in den statischen en dynami-
schen toestand; de statische elektriciteit, gewoonlijk genoemd de
elektrische spanning, wordt gemeten door middel van elektrome-
ters. De hoeveelheid elektrisch arbeidsvermogen is eindelijk even-
redig met de hoeveelheid warmte, die in de tijdseenheid in de
stroomgeleiding wordt ontwikkeld. De drie beschouwde vormen
van arbeidsvermogen openbaren zich alzoo op geheel overeen-
komstig wijze, waaruit echter nog niet volgt dat zij ook allen
even gemakkelijk te meten zijn.
-ocr page 290-
282
V oor een gemakkelijk overzicht van de verschillende vormen
van arbeidsvermogen, die wij te beschouwen hebben, alsmede
van hunne faktoren, diene de volgende tabel.
BEWEGING
VAN
YASTK LICHAMEN.
BEWEGING
VAN
VLOEISTOFFEN.
WARMTE.
ELEKTRICITEIT.
SCHEIKUNDIGE
WERKING.
Kracht.
Drukking.
Temperatuur
Spanning.
Warmte opge-
leverd bij de ver-
binding vau éeu
eqnivalent.
Weg.
Volume.
Gewicht
verwarmd water.
Hoeveelheid.
Aantal
equivalenten.
Mechanisch
arbeidsvermogen.
Hydrociynamisch
arbeidsvermogen.
Hoeveelheid
warmte.
Elektrisch
arbeidsvermogen.
Scheikundig
arbcidsvermogeu.
Wij hebben in deze tabel den hydrodynamischen arbeid van den
eigenlijken mechanischen arbeid gescheiden, aangezien de eerste
een overgangsvorm daarstelt tusschen de mechanische verschijnselen
en de verschijnselen der warmte, elektriciteit en scheikundige
werking, en wel door de invoering van het volume als een der
faktoren van het arbeidsvermogen.
Het mechanisch arbeidsvermogen is tot heden toe het meest
bekend en kan ook het nauwkeurigst bepaald worden; wij zullen
echter in de volgende hoofdstukken trachten aan te toonen dat
de grafische methode evenzeer is toe te passen voor het bestu-
deeren van de warmte, van de elektriciteit en zelfs van de
scheikundige werkingen.
-ocr page 291-
283
EERSTE HOOFDSTUK.
HET BEGISTREEREN VAN ÜEWICHTSVEKANDERINGEN.
Snelle veranderingen in gewicht kunnen door achtereenvolgende wegingen niet nauw-
keurig worden bepaald; de middelen om deze veranderingen te registreeren. — Toe-
stellen van Rédier; toestel van Salleiion. — Hegistreerende areometer. Rheograaf.
Toepassingen: verdamping van vloeistoffen; verdamping in de bladen van planten; ver-
damping door uitwaseming en afscheidingen van het dierlijk lichaam.
Scheikundige werkingen die gepaard gaan met gewichlsverandeiingen: Cxydaties,
hydraatvormingen.
Hegistreerende barometer, thermometer, endosmometer.
Het bepalen van gewichtsvcranderingcn behoort tot een der
belangrijkste proefnemingen; onophoudelijk moeten door den phy-
sioloog, den scheikundige en den natuurkundige gewichtsbepa-
lingen worden gedaan. De balans is als \'t ware het zinnebeeld
geworden van de nauwkeurigheid in de experimenteele weten-
schappen. Het nut van dit bewonderenswaardig werktuig zal nog
verhoogd worden, wanneer men het zoodanig inricht dat het de
gewichtsveranderingen, die een lichaam in bepaalde omstandig-
heden ondergaat, door een grafische lijn aanduidt.
Bij de levende wezens verraden zich de groei, het dik- of
magerworden door veranderingen in gewicht; daar men nu met
de balans alleen deze veranderingen in hare verschillende phasen
nauwkeurig kan bepalen, zoo wordt hiervoor een tal van wegingen
vereischt, terwijl dan nog later de lijn moet geconstrueerd worden,
die de opvolgende gewichtsveranderingen aangeeft.
Deze tijdroovende en lang wij Iige arbeid kan alleen in die ge-
vallen verricht worden, waarin de gewichtsveranderingen van het
lichaam langsaam plaats hebben. Heeft een dergelijke verandering
echter snel plaats, zooals wel voorkomt bij de huiduitwaseming
of bij de uitademing door de longen, dan is het niet mogelijk der-
gelijke wegingen bij genoegsaam korte tusschenpoozen te doen om
daaruit de phasen van het verschijnsel met voldoende juistheid na te
kunnen.gaan; vooral in dergelijke gevallen is dus een toestel, die
zelf de snelle gewichtsveranderingen opteekent, van groot belang.
Ook in de scheikunde en natuurkunde zou een dergelijk werktuig
dikwijls zeer goede diensten kunnen bewijzen om bijv. bij een
oxydatie, hij de vorming van hydraten, of bij eene verdamping,
-ocr page 292-
284
bij het uitdrijven van gassen, uit de phasen der gewichtsveran-
ringen die van het schei- of natuurkundig proces zelf af te leiden.
Het zal geheel van den aard der te onderzoeken verschijnselen
afhangen of men voor de grafische bepaling van een gewichts-
verandering van de gewone balans kan gebruik maken, of wel
dat men tot bizondere werktuigen zijn toevlucht moet nemen. De
balans kan gebruikt worden om uit een aantal achtereenvolgende
wegingen do langsamc gewichtsveranderingen van een lichaam te
bepalen. Bij snelle veranderingen in gewicht, vooral wanneer men
de phasen dier veranderingen nauwkeurig wil volgen, zullen steeds
bizondere registreerapparaten moeten worden gebruikt.
Vooral in de geneeskunde worden dergelijke lijnen met vrucht
aangewend; wil men bijv. de phasen van waterzucht goed volgen,
dan zal men door de buigingen van de gewichtslijn van een zieke
het best over den gang van een uitstorting van vocht kunnen
oordeelcn. De meer of minder snelle stijging van deze lijn zal
duidelijker dan andere tcekenen, op een achteruitgang of op een
toenemende beterschap wijzon; de daling der lijn bepaalt de mate
van vermagering bij acute of chronische ziekten. Vooral bij kin-
deren worden deze lijnen veel gebruikt; meer of minder snelle
veranderingen in lichaamsgewicht worden zoodoende duidelijk aan-
gewezen, en de geringste ongesteldheid verraadt zich bijna onmid-
dellijk door een buiging of een verandering in lichting van het
tracé (zie Hoofdstuk 11, 1» Afd., fig. 11 en 12). Voor het wegen
van kinderen en van volwassenen zijn in den laatsten tijd hoogst
eenvoudige en zeer doelmatige inrichtingen aan de balansen aan-
gebracht; voor het doen van gewichtsbepalingen bij zieken, die
in liggende houding moeten blijven, gebruikt men bedden die het
wegen zeer gemakkelijk maken Daa.\' wij reeds in de eerste afdee-
ling van dit werk hebben nagegaan hoe do lijnen geconstrueerd
worden, die de gewichtsvoranderingen voorstellen welke door ach-
tereenvolgende wegingen zijn bepaald, hebben wij hier nu alleen
de lijnen te beschouwen, die onmiddellijk door de registreertoe-
stellen zelf worden getraceerd.
De toestellen van Ré il Ier en lallerwn.
De toestellen, die dienen voor het registreeren van gewichts-
-ocr page 293-
285
veranderingen, maken uit zich zelve evenwicht met de lichamen,
wier gewicht moet worden bepaald. Nu eens wordt dit evenwicht
verkregen door de meerdere of mindere indompeling van een
drijver, die als tegenwicht dient, een andermaal door de veran-
dering in hellenden stand der balans of ook door de veranderlijke
spanning van een veer, zooals bijv. bij den veerunster geschiedt.
Door de werktuigkundigen Réoier en Salleron zijn regis-
treerende balansen vervaardigd, die zoowel voor natuurkundige
als voor meteorologische en physiologische bepalingen gebruikt
kunnen worden. Daar de bizonderheden van de inrichting dezer
werktuigen in de laatste afdeeling van dit werk zullen vermeld
worden, zullen wij ons hier alleen bepalen met het beginsel aan
te geven, waarop elk dezer werktuigen berust. Bij het werktuig
van Rédier worden de lijnen der gewichtsveranderingen getra-
ceerd door middel van een raderwerk, dat eveneens door dezen
werktuigkundige wordt aangewend voor het registreeren van de
veranderingen in barometerstand. De toestel van Salleron be-
staat uit een balans, waarbij het verschil in stand der schalen
steeds evenredig is met het verschil in gewichten. Deze ongelijke
stand der schalen wordt door middel van een hefboom vergroot
geregistreerd op een cilinder, die met roetzwart is bedekt.
"Wij zullen eenige proefnemingen beschouwen, waarbij deze
werktuigen gebruikt worden, waaruit kan blijken in welke ge-
vallen aan het eene of aan het andere werktuig de voorkeur
moet worden gegeven.
Het bepalen van de verdainpingMiterkte In de
meteorologie.
In de natuurkunde wordt aangetoond dat een op een oppervlak
uitgespreide vloeistof meer of minder snel verdampt, naar gelang
van de temperatuur en van de vochtigheidstoestand der omrin-
gende lucht; hoe hooger de temperatuur en hoe droger de lucht
is, des te sterker zal de verdamping zijn. Voor de meteorologen
is, het van belang te weten welke op een gegeven oogenblik bij
deze vereenigde oorzaken de verdampingssterkte is op de aard-
oppervlakte. Te dien einde wordt een wijde bak met water op
de schaal van een registreerende balans geplaatst en zoodoende
-ocr page 294-
286
de lijn verkregen, die de gewichtsvermindering van den bak,
tengevolge van de verdamping van het water, in een bepaald
tijdsverloop voorstelt. Een dergelijke toestel wordt door de meteo-
rologen evaporograaf of evaporometer (verdampingsmeter) genoemd.
Niet lang geleden is een dergelijke toestel door Ragona samen-
gesteld; figuur 136 stelt dezen toestel voor.
Fig. 136. Evaporometer van Ragona.
Het verdampende water bevindt zich in een wijden bak, waar-
aan eene lange stang is bevestigd, die zich tusschen twee metalen
-ocr page 295-
287
schijfjes kan bewegen. Deze toestel wordt vastgehouden door een
koord, dat over een soort van riemschijf wordt geslagen, die
evenals de arm eener balans om een draaipunt kan schommeleH.
Het water wordt door een tegenwicht in evenwicht gehouden en
de toestel zou onbewegelijk zijn, indien er geen verdamping plaats
had. Maar daar tengevolge van de verdamping het water in den
bak vermindert, daalt het tegenwicht en heft daarbij tegelijkertijd
den bak met den stang, benevens de daaraan bevestigde regis-
treerstift in de hoogte.
Door middel van een bizondere inrichting, aan dezen toestel
aangebracht, blijft het geheele stelsel in dezen nieuwen stand
evenzeer in evenwicht.
In figuur 136 merkt men op dat de bak met water door twee
tegenwichten in evenwicht wordt gehouden; het grootste van die
twee is aan een koord bevestigd dat over een riemschijf is gesla-
gen, waarvan het middelpunt is gelegen in de as om welke het
geheele stelsel draait. Dit tegenwicht oefent dus een constante
werking uit en dient om den bak met toebehooren in evenwicht
te houden. Nu wordt hot water nog bovendien in evenwicht ge-
houden door het tweede, kleinere tegenwicht, dat bevestigd is
aan een koord, dat over een excentrische riemschijf loopt, zoodat
nu dit tegenwicht een veranderlijke werking uitoefent, want de
hefboomsarm waarop het werkt, zal kleiner worden, indien de
bak met water rijst, en zal grooter worden bij een tegenoverge-
stelde beweging van den bak. Zoodoende kan het stelsel voortdu-
rend in evenwicht blijven bij den veranderlijken stand van den bak.
Zoo kunnen dan de toestellen, die dienen voor het registreeren
van gewichtsveranderingen teruggebracht worden tot twee stelsels:
het eene stelsel is gegrond op het gebruik van areometers die al
of niet in verband met de balans worden aangewend, zooals in
de toestellen van Rédieb en Salleron; het andere stelsel berust
op het gebruik van tegenwichten met veranderlijke werking, zoo-
als bij den toestel van Ragona; welke van die twee stelsels de
voorkeur verdient, is nog niet uitgemaakt.
-ocr page 296-
288
Het reffiatreeren van de pltasen van verdamping In
de bladeren van planten.
Een zeer merkwaardige proef met betrekking tot de physiologie
van planten is die van Dehérain. Een blad van een plant werd
ia een glazen buis besloten en blootgesteld aan de bestraling der
zon; het bleek nu dat het blad onder de werking der zonnestralen
een grootere hoeveelheid waterdamp afscheidde, die men tegen de
wanden van de glazen buis zag condenseeren.
Om dit verschijnsel meer nauwkeurig na te gaan, is het noodig
de hoeveelheden van het in de opvolgende oogenblikken ver-
dampte water te bepalen. Daardoor komt men te weten welken
invloed verschillende lichtbronnen op de verdamping van planten
kunnen uitoefenen en welke de betrekking is tusschen de inten-
siteit der lichtbron en die van de verdamping.
Om de hoeveelheid verdampt water beter te kunnen bepalen, is
het noodig het licht te laten werken op de geheele plant in plaats
van op een enkel blad. De plant moet dan in een gevernisten
pot geplaatst worden, waardoor het water niet kan heendringen;
de aarde moet van boven en eveneens de stengel rondom met
caoutchouc bedekt worden, om aldaar de verdamping te beletten.
Door een ondoorschijnende klok wordt de plant tegen de werking
der zonnestralen beveiligd; op een gegeven oogenblik wordt de
klok weggenomen en de verdamping wordt geregistreerd in den
vorm eener lijn, die het gewichtsverlies der plant aanwijst.
Op deze wijze kan men onderzoeken welken invloed de aange-
wende lichtbron, de warmtestralen die in meerdere of mindere
hoeveelheid de lichtstralen vergezellen, de vochtigheid van den
dampkring, de temperatuur, het water waarmee de planten zijn
begoten, alsmede de zouten die in dit water kunnen opgelost
zijn, enz., op de verdamping der planten uitoefenen.
In figuur 137 is de lijn aangegeven die de verdamping voorstelt
van vier snijboonplantjes, die iederen dag op hetzelfde uur werden
begoten.
Het tracé moet van de linker naar de rechter zijde gelezen
worden; de sterke dalingen in de lijn hebben plaats in de oogen-
blikken, waarop men aan de planten het water, dat zij door de
-ocr page 297-
289
verdamping hadden verloren teruggaf; eiken dag, des avonds
ten half acht, werden de planten begoten. Uit den cirkelboog,
1\'ig- 137. Lijn die de verdamping eeuer plant in de bladen voorstelt. 1)
die op die oogenblikken door de stift werd getraceerd, kan men
de lengte van den hefboom afleiden, waaraan de registreerstift
was bevestigd.
Uit het tracé blijkt dat de verdamping gedurende den nacht van
weinig beteekenis is, terwijl daarentegen gedurende den dag de
lijn vrij snel klimt, totdat zij bij de volgende besproeiing snel
daalt. Het tracé schijnt vrij wel met de waarnemingen van Dehé-
ra.in overeen te komen , daar de verdamping der planten blijkbaar
het sterkst is op het oogenblik van de grootste lichtsterkte.
In figuur 138 is de registreerende balans van Rédier voorge-
steld, waarmee het gewichtsverlies van een plant tengevolge van
de verdamping kan worden bepaald.
Het registreeren van de phasen van uitwaseming
l»«j dieren»
Evenals bij een plant kan ook bij een dier de hoeveelheid
water bepaald worden, die het in een bepaalden tijd door uitwa-
1) De kleine bochten, die in deze lijn voorkomen, zijn door den wind veroorzaakt,
die de plant in beweging bracht.
19
-ocr page 298-
290
aeming verliest: alleen is hier het vraagstuk eenigszins ingewik-
kelder, wanneer men de verdamping door de huid en de uitade-
3<
i
f
ming door de longen afzonderlijk wil bepalen. Om slechts een van
deze afscheidingen van waterdamp te meten, is het noodig het
-ocr page 299-
291
dior met een waterdichten zak te omsluiten, indien men het
waterverlies tengevolge van de huiduitwaseming wil tegengaan;
of wil men den waterdamp, die bij de ademhaling wordt uitge-
ademd, niet in rekening brengen, dan moet men dezen laten
condenseeren in een flesch, die op de schaal der balans is geplaatst.
Een der grootste moeielijkheden bij het registreeren van de
gewichtsverandering van een dier ontstaat hierdoor, dat het dier
zich bijna altijd beweegt, zoodat dientengevolge plotselinge schom-
melingen aan de balans en aan de registreerapparaten worden
meegedeeld. Om in dit bezwaar te gemoet te komen, moet men
zich van den toestel van Kédier bedienen, waarbij de schomme-
lingen elkaar vernietigen. Gebruikte men hier den toestel van
Salleron, dan zou het noodig zijn de proef zoodanig in te richten ,
dat de gewichtsverandeiïngen van het dier tengevolge hadden het
uitstorten van een zekere hoeveelheid vloeistof; door deze uitge-
storte vloeistof door nauwe kanalen te laten loopen, zou men
zoodoende gemakkelijk de schommelingen, die ontstaan door de
bewegingen van het dier, kunnen vernietigen.
Het registreeren van gewlclitsveranderingen •■"»■ nij
scheikundige werkingen voorkomen.
Bij een tal van scheikundige werkingen, zooals oxydaties,
hydraatvormingen, enz. neemt het gewicht der stoffen toe. Met
een gevoeligen registreertoestel, die de phasen van deze gewichts-
veranderingen getrouw aangeeft, zou men met bizondere juistheid
de verschillende oorzaken, die op de intensiteit van deze verschijn-
selen van invloed zijn, kunnen bepalen. Wij zullen hier de proeven
van Rédier vermelden, die met zijn registreerende balans de
phasen eener verbranding heeft bepaald; hierbij waren drie alko-
hollampen op de schaal der balans geplaatst.
Figuur 139 toont ons het tracé van deze verbranding; gedurende
de eerste phase, van 1 tot 2, brandden de drie lampen tegelijk;
het gewichtsverlies is kenbaar aan de snelle daling der lijn; op
het oogenblik 2 wordt een lamp uitgeblazen; de verbranding
wordt | minder snel, zooals het tracé van 2 tot 3 aangeeft; bij
3 is de tweede lamp uitgeblazen en het gewichtsverlies heeft nu
slechts met het !j der aanvankelijke snelheid plaats.
-ocr page 300-
292
De uitkomst van deze proef was gemakkelijk te voorzien; maar
dezelfde toestel kan voor zeer belangrijke waarnemingen gebruikt
Fig. 139. Lijn van de jjhasen eener verbranding.
worden, bijv. voor het bepalen van den invloed dien de aard van
de pit, de omringende temperatuur, de drukking of de samen-
stelling van den dampkring op het branden van een kaars of lamp
uitoefenen.
                                                                                ,
Het gewichtsverlies van een lichaam kan ook met behulp van
den vroeger besproken druppelteller bepaald worden. Denken wij
ons een dergelijken toestel door middel van een elektrisch relais
in verbinding gesteld met een hodograaf, dan heeft men een zeer
gevoeligen toestel, waarmee men de kleinste veranderingen van
een uitstrooming kan registreeren. Denken wij ons verder een
hydrostatische balans, a>n welke het lichaam met veranderlijk
gewicht is verbonden en aan de tegenovergestelde schaal dezer
balans een drijver vastgemaakt, die door dieper in te zinken de
uitstrooming van het water teweegbrengt, dan zal het aantal der
gevallen druppels onmiddellijk het gewichtsverlies van het lichaam
aangeven.
Verder zijn de areometers met veranderlijk volume zelf zeer
gevoelige werktuigen, waarmede men door tusschenkomst van een
gewichtsverandering de veranderingen in barometer- en thermo-
meterstand, alsmede de snelheid waarmee endosmose- en diffusie-
verschijnselen plaats hebben, vrij nauwkeurig kan bepalen.
-ocr page 301-
293
TWEEDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN VERANDERINGEN IN DRUKKING
DOOR PROEVEN GENOMEN BINNEN IN DE ORGANEN.
Het gebruik van den manometer bij physiologische onderzoekingen; de kwikmanometer;
het kymografion van Ludwig. — Voor- en nadeelen van het gebruik van den kwik-
manometer; de compensatie-manometer. — Het registreeren van de aanwijzingen van
den kwikmanometer dcor middel van de trommel met hefboom. — Veerkrachtige
manometers ; de sphygmoskoop; de metaalmanometer aangewend door Fick. — Het
proefondervindelijk vergelijken van de verschillende soorten van manometers. — Toe-
passingen : proeven op het paard; verhouding tusschen de bloedsdrukking in de
linker kamer en die in de aorta. — Rhythmische veranderingen van do bloedsdrukking
in de slagaderen. — Het me\'en van do krachten die bij de ademhaling in werking
treden door middel van den manometer. — Drukking in de pleurale holte ; het meten
van de veerkracht der longen.
Sedert de manometer in de physiologie wordt gebruikt, heeft
dit werktuig een tal van wijzigingen ondergaan, waardoor zijn
aanwending gemakkelijker en zijn aanwijzingen nauwkeuriger zijn
geworden. Hales, die de eerste was welke den manometer bij
physiologische onderzoekingen aanwendde, bracht aan de slag-
aderen van een groot zoogdier een eenvoudige glazen buis aan,
waarin het bloed tot een hoogte van ongeveer 6 Engelsche voeten
steeg; op deze wijze bepaalde hij de drukking, waaraan het bloed
in de slagaderen is onderworpen Later werd deze toestel door
den open kwikmanometer vervangen. Deze bestond eerst uit een
gewone u-vormige glazen buis; een der uiteinden werd door een
dun buisje met een slagader in gemeenschap gesteld; de druk
werd aangegeven door het verschil in hoogte van het kwik in
de beide beenen der buis.
De belangrijkste verbetering bij den kwikmanometer is door
Ludwig aangebracht, die hem in een registreertoestel veranderde,
waaraan hij den naam van Kymografion gaf. Wellicht is dit de
eerste registreertoestel geweest, die in de physiologie is gebruikt.
Tegenwoordig wordt deze toestel algemeen gebruikt; men bestu-
deert de drukkingen in het dierlijk organisme zelden, zonder ze
te registreeren.
Het schijnt echter uitgemaakt te zijn dat de kwikmanometor
in de physiologie alleen geschikt is voor het aanwijzen van stand-
vastige drukkingen of van drukkingen die slechts zeer langsaam
veranderen; voor de meeste physiologische onderzoekingen en
-ocr page 302-
294
vooral voor de bepaling van de bloodsdrukking in de slagaderen
is hij niet geschikt, daar de aanwijzingen, die hij geeft, te veel
worden vervormd door de schommelingen der kwikkolom.
Men kan hoogstens met een manometer het gemiddeld bedrag
van de bloedsdrukking meten, en in dat geval dient men dan
gebruik te maken van den zoogenaamden compensatie-manometer.
De compensatie-manometer bestaat uit een wijde flesch met
kwik gevuld, die met een nauwe glazen buis in gemeenschap
staat wier middellijn ongeveer 5 millimeter bedraagt; deze glazen
buis is door middel van een zeer nauw capillair buisje met de
flesch verbonden. Door deze vernauwing worden de schommelingen
van kwikkolom in de buis, die veroorzaakt worden door de ver-
anderingen in de drukking van het bloed, tegengegaan; het kwik
in de buis blijft op die hoogte staan, die de gemiddelde waarde
van de drukking in de slagaderen aangeeft. Het capillaire buisje
kan ook zeer goed door een kraan worden vervangen, die aan
het ondereinde der kwikkolom wordt aangebracht; hierdoor kan
men naar willekeur de schommelingen van het kwik verminderen
en wordt de evenwichtsstand spoediger bereikt.
In die gevallen, waarin de gewone kwikmanometer kan worden
gebruikt, kan het registreeren van de drukking op een*andere
en betere wijze geschieden, dan door Ludwig is gedaan. Deze
bedient zich, zooals men weet, van een drijver die met de bewe-
gingen van het kwik meegaat en aan zijn uiteinde voorzien is
van een schrijfstift; dientengevolge moeten de aanwijzingen van
den manometer geregistreerd worden op een cilinder, die om een
vertikale as draait. Dit nu is zeer ongemakkelijk, vooral wanneer
men een zeker aantal werkingen tegelijkertijd wil registreeren.
Men kan nu de bewegingen van de kwikkolom veel gemakke-
lijker met behulp van een trommel met hefboom registreeren; de
buis, waardoor de lucht naar de trommel wordt overgebracht,
wordt dan zoodanig aan den manometer verbonden, dat de ver-
plaatsing van het kwik overeenkomt met de werking van een
zuiger, die de lucht in de buis van den manometer en dus ook
in de trommel verdicht en verdunt.
In figuur 140 is een tracé voorgesteld dat op deze wijze is
verkregen; het komt geheel overeen met het tracé, dat de drijver
van Ludwig zou geven, maar het is hier op gemakkelijker wijze
-ocr page 303-
295
verkregen. Het is hierbij voordeelig gebruik te maken van een
wijde manometerbuis, opdat een verandering in stand van het
Fig. 140. 1)13, Tracé van de bloedsdrukking, verkregen met een kwikmanometer,
verbonduu met een trommel met hefboom. AH, AdemhaliDg en
werking van het hart (konijn).
kwik een tamelijk groote verplaatsing van lucht ten gevolge zal
hebben. 1) Men kan verder de trommel, die de manometer-aan-
wijzingen moet registreeren, met water vullen, om zoodoende de
schadelijke ruimte bij het luchttransport zoo klein mogelijk te
maken.
Wij* gaven hier slechts eenige aanwijzingen om het gebruik
van den kwikmanometer zooveel mogelijk te verbeteren; wij zullen
nu echter zien door welke toestellen hij moet vervangen worden,
wanneer men nauwkeurige tracés wil verkrijgen van drukkingen,
die zeer snel veranderen.
Veerkrachtige manometers.
Wanneer men door blazen of inpersen van lucht het kwik van
een kwikmanometer tot een zekere hoogte opdrijft, dan zal de
kwikkolom, nadat de drukking is opgehouden, door haar gewicht
1) Het volume van de manometerbuis moet in elk geval geëvenredigd zijn aan de
grootte van het dier, waarop de proeven worden genomen. Bij een bepaalden druk zal
een manometer een zekere hoeveelheid bloed bevatten, die evenredig is met de door-
snede der kolom. Gebruikt men dus voor het bepalen der slagaderlijke drukking bij
eeu klein dier een manometerbuis van groote middellijn, dan zou hierdoor een ware
bloeduitstorting worden teweeggebracht en dus het bedrag vau den te meten druk te
veel worden verkleind.
-ocr page 304-
, ,:                                 296
weer in haar oorspronkeljjken stand teruggebracht worden, maar
zij zal in dezen stand van rust niet onmiddellijk, maar eerst na
eenige schommelingen terugkeeren. Juist deze eigenaardigheid
maakt de» kwikmanometer voor registreerwerktuig bij het bepalen
van die snelle veranderingen minder geschikt, en daarom is het
noodig den druk van de zware kwikkolom in die gevallen te ver-
vangen door de spanning van een veerkrachtig lichaam; op dit
beginsel nu berusten enkele manometers, zooals de metaalmano-
meter van Bourdon, de manometer met samengeperste lucht, enz.
Een eenvoudige manometer, waarvan men zich bij physiologi-
sche bepalingen kan bedienen, is de zoogenaamde sjihyffmoskoop; 1)
hierbij wordt de bloedsdrukking overgebracht op den binnenwand
van een veerkrachtig zakje van caoutchouc, terwjjl de verschil-
lende uitzettingen worden overgebracht op een trommel met
hefboom.
In figuur 141 zijn de verschillende deelen van een gewonen
Fiir. 14L. Sphygmoskoop of veerkrachtige manometer met caoutchoucvlies.
sphygmoskoop voorgesteld. A.an de linkerzijde der figuur ziet men
een korte en wijde glazen buis die van boven is gesloten met
een doorboorde caoutchoucstop , waardoor een nauwere glazen buis
is gestoken.
In het midden van de figuur is het tweede deel van den toestel
afgebeeld; bestaande uit een caoutchouc-stop die evenals de eerste
is doorboord en waardoor een glazen buis is gestoken; verder is
deze stop van boven voorzien van een vingerhoed van caoutchouc.
1) * Dit werktuig is het eerst door Marey en Chauveau vervaardigd en aange-
wend. *
-ocr page 305-
297
Steekt men nu deze tweede stop in de glazen buis, dan heeft
men den sphygmoskoop in zijn geheel zooals die aan de rechter-
zijde in de figuur is afgebeeld.
Na den vingerhoed met een alkalische oplossing gevuld en goed
van lucht gezuiverd te hebben, wordt de buis, die binnen inden
vingerhoed uitkomt, met een slagader verbonden en vervolgens
de andere glazen buis met een trommel met hefboom in verbin-
ding gesteld.
De werking van den sphygmoskoop is zeer eenvoudig; elke
vermeerdering van druk, door het bloed uitgeoefend, doet den
elastieken vingerhoed meer opzwellen, waardoor de lucht in de
wijde glazen buis wordt verplaatst; deze luchtverplaatsing werkt
weer op de trommel met hefboom. Men kan zoodoende de bloeds-
drukking gedurende een vrij langen tijd registreeren zonder dat
er stremming van het bloed plaats heeft; later zullen de verschil-
lende middelen worden besproken, die kunnen worden aangewend
om deze stremming te voorkomen.
In figuur 142 is een tracé voorgesteld van de bloedsdrukking
Fig. 1-12. Tracés van de veranderingen in de bloedsdrukk\'ug bij een paard,
in de strotslagader en in de slagader van het gezicht.
in de slagaderen van het paard, verkregen met den sphygmoskoop.
Op hetzelfde beginsel berusten de zoogenaamde souden, die aan-
gewend worden bij het bepalen van de bloedsdrukking in de ver-
schillende holten van het hart; ook deze sonden zijn werkelijke
-ocr page 306-
298
sphygmoskopen, op wier veerkrachtige wanden nu de druk niet
van binnen, maar van buiten wordt uitgeoefend, daar zij nu om-
geven zijn door de samengeperste middenstof.
Ook is door Fick een manometer, ten gebruike in de physio-
logie, onder den naam van Federhjmografion voorgesteld; deze
berust op den metaalmanometer van Bourdon. De metalen buis
van dezen manometer verandert van kromming ten gevolge van
veranderingen in drukking, uitgeoefend op den binnenwand der
buis; deze bewegingen worden door een hefboom vergroot en op
de gewone wijze geregistreerd. Daar Fick bij zijn toestel enkele
onregelmatige trillingen van de schrijfstift bespeurde, bracht hij
den registieerenden hefboom met een kleinen zuiger in verbin-
ding , die zich in een cilinder, met olie gevuld, beweegt; hierdoor
werd een zekere weerstand geboden aan de al te snelle bewe-
gingen der stift.
Ofschoon deze manometer van Fick de voorkeur verdient boven
den kwikmanometer, levert zijn gebruik nog al veel bezwaren
op, vooral wanneer men hem tegelijkertijd met andere registreer-
toestellen moet laten werken; daarom blijft de eenvoudige sphyg-
moskoop, hierboven beschreven, in alle gevallen meer aanbeve-
lenswaardig. Bij den sphygmoskoop doet zich echter dit bezwaar
voor, dat de veerkracht van het caoutchoucvlies na verloop van
eenigcn lijd kan veranderen en dat aan dezen toestel zeer moeilijk
een nauwkeurige verdeeling is aan te brengen; wij laten daarom
de beschrij ving volgen van onderstaanden toestel, waarbij zich deze
nadeelen niet voordoen.
Registreerende inetaalinanoineter.
Binnen in een metalen bak (fig. 143) wordt een doos van een
aneroide-barometer geplaatst, die met een vloeistof is gevuld en
waarin zich een buis opent, die door den wand van den metalen
bak is aangebracht; deze buis staat in verbinding met een ftesch,
die met een alkalische vloeistof is gevuld en door wier hals een
buisje a loopt, voorzien van een kraan. Boven uit den metalen
bak steekt een vertikale glazen buis; door deze buis wordt water
gegoten, totdat de bak geheel en de buis tot de helft is gevuld.
Wordt nu een positieve of negatieve druk op den binnenwand
-ocr page 307-
299
der doos uitgeoefend, dan ziet men den waterspiegel in de buis
rijzen of dalen; de toestel werkt als een grootc sphygmoskoop,
l\'ig. 1-13, Metaalmanometer.
waarin het vlies van caoutchouc is vervangen door een veerkrach-
tigen metalen wand. 1)
Om eindelijk deze bewegingen te registreeren, wordt de verti-
kale glazen buis van boven gesloten met een doorboorde caout-
choucstop, waardoor een kleiner buisje b is gestoken, dat de lucht
uit de buis \'in verbinding stelt met een trommel met registree-
renden hefboom.
De aanwijzingen van dit werktuig zijn nog nauwkeuriger dan
die van den sphygmoskoop. Als voorbeeld van tracés, die met
dit werktuig zijn verkregen, wordt in figuur 144 de lijn van de
bloedsdrukking in de strotslagader van een konijn voorgesteld.
In de laatste afdeeling zal worden aangegeven hoe de werking
van deze verschillende soorten van manometers proefondervindelijk
kan worden gecontroleerd. De meest geschikte methode hiervoor
is wel die, welke door Donders is aangegeven voor het contro-
leeren van werktuigen, die op de trommel met hefboom werken.
Deze methode bestaat hierin, dat men op deze toestellen een van
te voren bepaalden druk laat werken, om vervolgens na te gaan
1) Het water, dat Jen metalen bak vult, vermeerdert de gevoeligheid van het
werktuig; bleef de ruimte van dezen bak alleen met lucht gevuld, dan zou de bewe-
ging veel verminderd worden tengevolge van de samendrukbaarheid der lucht.
-ocr page 308-
300
met welken graad van nauwkeurigheid elk dezer toestellen deze
werking overbrengt.
Fig. 144. DC, Bloedsdrukking iu de curotis van een konijn, geregistreerd met
den metaalmanometer. Il, Lijn der kloppingen rau het hart.
Toepnmiugeni
De voornaamste toepassingen van de hierboven beschouwde
werktuigen worden gemaakt bij het bestudeeren van den bloeds-
omloop. Een uitvoerige beschouwing van de hierbij verkregen
resultaten is hier echter minder op hare plaats, zoodat wij ons
zullen bepalen met daarvan slechts een beknopt overzicht te geven.
Er komen weinig gevallen voor waarin de drukking, die een
vloeistof op de wanden van buizen uitoefent, aan talrijker en meer
samengestelde veranderingen onderhevig is, zoodat men ook geen
beter voorbeeld kan kiezen om de voordeden aan te toonen, die
deze registreertoestellen voor de oplossing van hydrodynamische
vraagstukken aanbieden.
Men behoeft geen ontleedkundige te zijn om de veranderingen,
waaraan de bloedsdrukking in de bloedvaten en in het hart onder-
hevig is, te begrijpen. Zooals algemeen bekend is, onderscheidt
men den grooten bloedsomloop, waarbij het bloed door al de
organen van het lichaam stroomt, en den kleinen bloedsomloop,
waarbij het bloed alleen door de longen zijn weg neemt; in beide
gevallen stroomt het bloed door een overeenkomstig stelsel van
organen: door het hart, dat het bloed in de slagaderen stuwt;
-ocr page 309-
301
door de haarvaten, waarin de slagaderen uitloopen en waardoor
het bloed in het binnenste weefsel van de verschillende organen
wordt geleid; en eindelijk door de aderen, die haar oorsprong
hebben in de fijne haarvaatnetten en die zich eindelijk vereenigen
om steeds grootere kanalen te vormen, waardoor het bloed in het
hart terugkeert. Het bloed stroomt bij dezen omloop dus altijd door
buizen met veerkrachtige wanden en is daarbij onderhevig aan een
veranderlijke en wel aan een steeds afnemende drukking van het
oogenblik af dat het uit de kamer stroomt, waaruit het door een
krachtige werking der spierwanden wordt voortgestuwd, tot op
het oogenblik dat het in de hartooren terugkeert; onderweg wordt
het arbeidsvermogen van beweging, waarmee het bloed aanvan-
kelijk voorzien was, langsamerhand uitgeput door de verschillende
weerstanden, die het heeft te overwinnen.
Met behulp van de registreerende manometers kunnen wij de
bloedsdrukking gedurende deze trapsgewijze vermindering be-
palen. In het hart zelf worden sonden aangebracht, die als mano-
meters werken en die, onderworpen aan dezelfde drukking als die
van het bloed, waarin zij gedompeld zijn, deze drukking naar een
trommel met registreerenden hefboom overbrengen. Deze zelfde
sonden kunnen ook binnen in de groote stammen der slagaderen
aangebracht worden, wanneer proeven worden genomen op groote
dieren, zooals het paard of de os. Voor het meten van de bloeds-
drukking in de kleine slagaderen, waar geen sonde in het bloed
meer kan aangebracht worden, handelt men op omgekeerde wijze
en laat het bloed in den toestel zelf stroomen, zooals dat boven
is aangegeven.
Manoinetrisclie proeven op het paard.
Men bevindt dat in de kamer de drukking sterk afwisselt;
soms stijgt zij tot 20 of 25 cM. kwikhoogte gedurende de werking
van de hartspier, en soms daalt zij tot nul of zelfs tot beneden
nul, 1) gedurende de verslapping van deze spier.
1) Deze daling beneden nul ontstaat door de zuiging, die de veerkracht van de longen
in de borst teweegbrengt; men kan deze aantoonen met behulp van de sonde voor
negatieve drukkingen
, waarover wij later zullen spreken.
-ocr page 310-
302
In de groote slagaderen is de drukking gelijk aan die in de
kamer, op het oogenblik dat het bloed uit het hart stroomt, maar
gedurende de verslapping van het hart is de vermindering der
drukking niet zoo sterk als in de kamer; de oorzaak hiervan
ligt in de kleppen, die het slagaderlijke bloed beletten om in het
hart terug te keeren. Het bloed wordt dus in een stelsel van veer-
krachtige kanalen gedreven, waaruit het langsamerhand langs de
nauwe en lange wegen van het haarvatenstelsel wegvloeit.
De gelijkheid van de maxima van drukking in de slagaderen
en in de kamer wordt op de volgende wijze proefondervindelijk
aangetoond: men brengt door de strotslagader van een paard een
sonde aan, die door de aorta heengaat en tot in de linkerkamer
doordringt. 1) Door de sonde van de kamer in de aorta en om-
gekeerd te brengen, krijgt men vergelijkende aanwjjzingen van
de drukking in beide organen, welke aanwijzingen des te juister
zijn wanneer zij zooveel mogelijk op hetzelfde oogenblik en met
hetzelfde werktuig zijn verkregen.
Verhouding tussclien de bloedadrukkingen in de
llnherkamer en in de aorta.
Deze voor de physiologie zoo bizonder gewichtige proef werd
op de volgende wijze genomen:
In de linkerkamer werd door de strotslagader en de aorta een
sonde, en eveneens een tweede sonde, even gevoelig als de eerste,
in de aorta zelf aangebracht. De eerste sonde gaf het tracé n°. 1
(fig. 145), de tweede het tracé no. 2. Ongeveer op het midden
der proef werd de sonde uit de kamer weggenomen; de drukking
steeg nu plotseling tot a; dit was daaraan te wijten dat de sonde
uit de verslapte kamer, waar de drukking bijna nul is, nu in de
aorta kwam, waarin het bloed, teruggehouden door de halve-
maanvormige kleppen, onder een hoogeren druk staat, die slechts
langsamerhand afneemt bij het wegvloeien door de kleine bloed-
vaten.
De drukking in de aorta wordt grooter in het tijdsverloop van
1) Deze sonde kan door de lippen van het klapvliea worden gebracht, zonder daar-
van de werking te verstoren.
-ocr page 311-
303
b tot c, tengevolge van een nieuwen aanvoer van bloed uit de
kamer. De gestippelde lijn, die de veranderingen in drukking
van de linkerkamer aangeeft, toont aan dat de drukkingen in de
kamer en in de aorta nagenoeg even groot zijn gedurende de
systole der kamer, maar dat zij veel verschillen gedurende de
diastole der kamer.
Deze afwisselende verschillen en gelijkheden tusschen de druk-
kingen in het hart en in de slagader ontstaan, zooals wij zeiden,
daaruit dat de aorta beurtelings in gemeenschap staat met de
kamer en vervolgens daarvan gescheiden is door de halvemaans-
gewijze klapvliezen. Het is hiermee gelegen als met een pomp-
buis, waarin de drukking sterk negatief kan zijn wanneer deze
buis zich vult, terwijl toch in de afvoerbuis de drukking positief
blijft tengevolge van het sluiten der klep, op het oogenblik dat
de opzuiging begint. Van af het oogenblik dat de pomp de vloei-
stof in de afvoerbuis voortstuwt, is zoowel de drukking in deze
als in de pompbuis positief, omdat nu de beide ruimten door
het openen der klep met elkaar in gemeenschap staan.
Vergelijkt men eindelijk nauwkeurig met elkaar de drukkingen
in de kamer en in de aorta, op het oogenblik dat deze ruimten
met elkaar in gemeenschap staan, dan zal men bevinden dat de
slagaderlijke drukking steeds een weinig zwakker is dan die der
kamer. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor het dringen van
het bloed van het hart in de vaten, want het is een algemeene
wet dat de beweging van vloeistoffen steeds plaats vindt in die
richting, waarin een vermindering van drukking plaats heeft.
Rhythmlaclie veranderingen van de bloedgdrukklngr
In de slagaderen.
Even als in de kamer, verandert ook in de slagaderen de bloeds-
drukking, maar in veel mindere mate. Terwijl de maxima der
drukking in beiden ongeveer gelijk zijn, zooals figuur 145 aan-
toont, is dit niet het geval met de minima, die in de slagaderen
nooit tot nul dalen , aangezien de uitstrooming door de haarvaat-
netten in de aderen langsaam plaats vindt, en ook omdat het
hart elk oogenblik weer een nieuwe golf aanvoert, waardoor de
vermindering in drukking weer wordt hersteld.
-ocr page 312-
304
Bjj deze afwisselingen daalt de slagaderlijke drukking nooit
beneden een zeker minimum, dat afhankelijk is van den toestand
:^::::::::::2b:5:::::::f::::::::::?
?3 :::;: : :::: :: ::::::: :c: : ::E
i---------------------------1-------__-------1-------_._-
V\'-------* "\\w"* ~ -^r**"*\'
i—sj----------;;----------^---------
Fig. 145. Vergelijking van de bloedsdrukking in de linkerkamer met
die in de aorta.
van den bloedsomloop. Hierdoor zijn de physiologen er toe gekomen
om bij de slagaderlijke drukking twee elementen te onderscheiden:
de constante en de veranderlijke drukking. 1) De eerste komt
overeen met dat gedeelte van de manometer-schaal, dat tusschen
het nulpunt en de minima der veranderingen begrepen is (CD
fig. 146); de veranderlijke drukking VD daarentegen beweegt
zich tusschen de maxima en de minima der veranderingen.
Door een groot aantal tracés, die onder verschillende omstan-
digheden en bij proefnemingen op verschillende dieren waren
verkregen, met elkaar te vergelijken, heeft men gevonden dat er
een omgekeerd evenredige betrekking bestaat tusschen de con-
stante en de veranderlijke drukking; hoe grooter de eerste is,
des te geringer zijn de veranderingen en omgekeerd.
Deze omstandigheid vindt haar oorzaak hierin dat de kracht,
waarmede het hart werkt, beperkt is, even als de kracht van
elke spier, zoodat dus de slagaderlijke drukking begrensd blijft
binnen de maxima van druk, die door de werking van het hart
1) De eerste wordt ook wel de slagaderlijke drukking, de tweede de drukking van
het hart genoemd.
-ocr page 313-
305
worden voortgebracht; bovendien geschiedt de uitstrooming van
het bloed door de haarvaten met sterke afwisselingen 1), waaruit
volgt dat in het tijdsverloop, waardoor twee opvolgende bloed-
golven uit het hart van elkaar gescheiden worden, de eerste van
die golven zich meer of minder ver zal hebben verspreid, naar
mate aan den stroom minder of meer weerstand wordt gebo len
of naargelang het bedoelde tijdsverloop langer of korter zal zijn.
Bij een standvastige maxirnum-drukking zal men dus, naar
gelang van omstandigheden, een der typen verkrijgen, infig. 146
voorgesteld; in het eerste geval zijn de veranderingen klein bij
Kig. 146. Omgekeerd evenredige betrekking tusscheu de afwisselingen der veranderlijke
drukking en de grootte der constante drukking.
een groote standvastige drukking, in het tweede geval zijn zij
groot bij een kleine standvastige drukking.
Het afnemen van «Ie «IruUking in de haarvaten.
Wanneer men de drukking van het bloed in het haarvaatstelsel
van het eene einde naar het andere nagaat, dan zal men vinden
dat deze volgens de gewone hydrostatische wetten afneemt; deze
wetten zijn echter door Bernoüilli gevonden onder veel eenvou-
diger omstandigheden, dan zich bjj den bloedsomloop voordoen.
Bernoüilli vond dat de drukking van een vloeistof in een buis,
die over haar geheele lengte dezelfde middellijn heeft, regelmatig
afneemt, naarmate men zich verder van den oorsprong der druk-
king verwijdert (fig. 147)
1) Deze veranderlijkheid ontstaat tengevolge van het toe- of afnemen van de nvid-
delljjn dezer vaten, onder den invloed van de verslapping of van de samentrekking
hunner spierwanden.
20
-ocr page 314-
306
Indien echter de middelljjn der buis in verschillende punten
verandert, of indien door eenige oorzaak de weerstand, dien het
t
*
M
f% f»
=:
fpr7
Fig 147. Regelmatige vermindering van de drukking in buizen , die over
haar geheale lengte dezelfde middelliju hebben.
bloed in de verschillende\' deelen der buis ondervindt, grooter of
kleiner wordt, dan zal de verandering in drukking volgens een
veel meer ingewikkelde wet plaats vinden.
Nemen wij in plaats van een eenvormige buis, een buis met
veranderlijke middellijn, zooals in figuur 148 is voorgesteld; wij
S                    ""----*                C               *»—- A
Fig 148. Onregelmatige vermindering van de drukking in buizen met
veranderlijke middellijn.
zullen zien dat hier de drukking alleen snel afneemt in de nauwe
kanalen, waarin de vloeistof een grooten weerstand ontmoet; dat
zjj in de slagaderen S nagenoeg onveranderd blijft, in de haar-
vaten C sterk vermindert en in de aderen A nagenoeg;nul wordt.
Dit afnemen der drukking in de verschillende vertakkingen van
het vaatstelsel gaat gepaard met een ander verschijnsel-, namelijk
-ocr page 315-
307
het gohjk worden dor drukking tengevolge van de veerkracht der
slagaderen. Dit verschijnsel kan vergeleken worden bij dat, \'t welk
zich bij de brandspuit voordoet, waarbij door de\'drukking van de
in den windketel samengeperste lucht bij de afgebroken werking
van den zuiger toch een onafgebroken uitstroomiug plaats heefr.
Later zullen wij zien dat de pols, die juist ontstaat door de af-
wisselende ongelijkheden van de bloedsdrukking in de slagaderen
zwakker wordt en zelfs geheel verdwijnt, naargelang men een
slagader beschouwt die verder van het hart is verwijderd
Het meten der krachten die lii.j de ademhaling- in wer-
king treden, met behulp van den manometer.
De rogistreerendo manometers kunnen ook gebruikt worden voor
het meten van de drukkingen, waaraan de in- of uitgeademde
lucht is blootgesteld. Met deze werktuigen worden do maxima
van drukking bepaald die#een mensch kan ontwikkelen, door in
een manometer te blazen; eveneens de kracht van aspiratie, die
het gevolg is van het verwijden der borstkas en de kracht van
inblazen, die kan worden uitgeoefend bij het samentrekken van
de mondholte.
■•rukking in de pleurale holte; het meten van de veer-
kracht der longen en verdere toepassingen.
Wordt de manometer in verbinding gesteld met de pleurale
holte, dan kan men volgens de methode van Donders 1) de
grootte van deze holte of de kracht, waarmee de long wordt
teruggetrokken, bepalen. Brengt men een manometer in het darm-
kanaal aan, dan kan men de drukking meten waaraan de vloei-
stoffen en gassen zijn blootgesteld en in enkele gevallen ook de
kracht van samentrekking van de wanden van het darmkanaal
bepalen. Ranvier heeft den manometer aan de uitscheidende
kanalen aangebracht en zoodoende de kracht bepaald waarmede
de afscheidingen plaats hebben.
Voor het registreeren van de veranderingen der dampkrings-
1) Zie Donders, Physiologie des Menichen , pag. 414. Leipzig, 1859.
-ocr page 316-
308
drukking gebruikt men registreerende barometers; zoowel de
kwikbarometer als de aneroide-barometer kan als registreertoestel
worden ingericht; de eerste is voor nauwkeurige bepalingen, de
laatste voor het bepalen van snelle veranderingen aan te bevelen.
Die van Bourdon is in het laatste geval het meest geschikt; de
metalen doos wordt verbonden met een registreerenden hefboom;
door de beweging van de veerkrachtige wanden der doos zal de
punt van den hefboom op een draaienden cilinder een lijn tra-
ceeren, die de opvolgende veranderingen in den dampkringsdruk
nauwkeurig aanwijst. 1)
DEKDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEBEN VAN VERANDERINGEN IN DRUKKING DOOR
PROEVEN GENOMEN BUITEN OP DE ORGANEN.
Hot belang van toestellen, die geen verminking vereischen. voor geneeskundige toepas-
singen. — De bloedsdrukking in een slagader wordt bepaald door de grootte van den
tegendruk, die noodig is om haar te overwinnen; theorie van den pols. — Het
registreeren van den pols: de sphygmograaf met direkte werking; de sphygmograaf
met luchttransport. — He meten van de volstrekte bloedsdrukking in de slagaderen
van don mensch, naar den uitwendigen tegendruk , die met de eerste evenwicht maakt.
Het registreeren van den hartslag bij kikvoischen, bij groote en kleine zoogdieren. —Het
bepalen van de drukking binnen in het hart dooreen tegendruk in het pericaidium.—
Het meten van de bloedsdrukking door volumeveranderingen van organen.
Gaat men de nauwkeurige uitkomsten na, waartoe het gebruik
van den manometer bij physiologische onderzoekingen geleid heeft,
dan ontstaat van zelf de wensch om ook bij den mensch dergelijke
onderzoekingen in te stellen, die op zoo gemakkelijke wijze bij
1) * In La Nature IX, p. 220 wordt een zelfregistreerende barometer beschreven die
berust op dit beginsel: wanneer een aai]tal luchtledige dozen van aneroïde-barometers onder-
ling verbonden boven elkaar geplaatst worden, dan zal de beweging van het bovenvlak
der bovenste doos door de veroudering der luclttdrukking evenveel maal vergroot wor-
den, als er dozen boven elkaar zijn geplaatst. De beweging van het bovenvlak der
bovenste doos deelt zich nu meê aan een schrijfstift.
Ken eenvoudige inrichting, waardoor de bewegingen vati de kwikkolom van een
hevelbarometer registreerbaai\' worden gemaukt, is meegedeeld in het Album der Natuur,
Jaargang
1881, Wetenschappelijk Bijblad p. 63. *
-ocr page 317-
309
de dieren tot goede resultaten voeren. Nu is hiertoe in de eerste
plaats een soort van manometer noodig, die aangewend kan wor-
den zonder dat daarbij verminking van het lichaam of van lichaams-
deelen plaats heeft. Een dergelijke toestel nu bestaat; er zijn zelfs
verschillende soorten van werktuigen waarmede men bij den mensch
de drukking van het slagaderlijke bloed en de veranderingen, die
deze drukking in bepaalde omstandigheden ondergaat, kan meten.
Men gebruikt daarvoor de sphygmografeti of toestellen, waarmee
de pols geregistreerd wordt, alsmede de werktuigen die door lijnen
de volume-veranderingen der organen aangeven.
Volgens de hedendaagsche theorie van den pols worden alle
verschijnselen van klopping in de vaatwcefsels alleen veroorzaakt
door verandering van de bloedsdrukking in de slagaderen. Drukt
men den vinger tegen een slagader, dan wordt op die plaats de
middelhjn van de slagader verkleind; op dat punt verliest de
slagader haar cilindrischen vorm en juist door dezen vorm bie en
alle punten van den slagaderwand een gelijken weerstand aan de
bloedsdrukking. Zoo treedt dus de vinger, die den cilindrischen
vorm tijdelijk verandert, in de plaats van den weerstandbiedenden
aderwand en oefent een tegendruk uit op do bloedsdrukking.
Op overeenkomstige wijze laat zich het kloppen van het hart
beschouwen; dit ontstaat althans voor een groot deel door de
verharding die dit orgaan ondergaat op het oogenblik, dat het
zich rondom het daarin bevatte bloed samenstrekt, en dus hierop
een sterken tegendruk uitoefent. Door de buigzaamheid der vaat-
wanden en der holten van het hart laat zich de meerdere of min-
dere drukking, waaraan het bloed is blootgesteld, als een sterke-
ren of zwakkeren stoot gevoelen, die geheel overeenkomt met
hetgeen de manometer ons aangeeft met betrekking tot de ver-
anderingen, die de bloedsdrukking in de slagaderen en in het
hart ondergaat.
Deze eenvoudige begrippen omtrent den pols en het kloppen
van het hart zijn noodig voor een beschouwing van de hier te
bespreken werktuigen, waarvan allereerst de sphygmograaf onze
aandacht verdient. Een goede sphygmograaf moet aan dezelfde
eischen voldoen als die wij vroeger aan de veerkrachtige mano-
meters hebben gesteld. Ook hier is het de kracht van een veer,
die de vaatwanden moet samendrukken; bij de deelen van het
-ocr page 318-
310
werktuig, die de beweging overbrengen, versterken en registreeren,
moet al datgene vermeden worden, waardoor valsche bewegingen
on een misvorming van hot tracé kunnen worden veroorzaakt. Om
met den sphygmograaf zeer nauwkeurige aanwijzingen te ver-
krijgen, moet de lichte hefboom, die den pols registreert, vast
verbonden zijn aan de veer, die op do slagader drukt. In fig. 149
Kig. 14U. Veer en hefboom van den sphygmograaf; i, ivoreu plankje dat door de
veer r tegen do ader wordt gedrukt; 6, vertikale schreef, die zijdelingsehe
bewegingen kan waken en zoodoende in verbinding blijft met een
klein tandrad, dat op een as g is aangebracht, waaraan
de hefboom is verbonden.
is een afbeelding gegeven van de inrichting van dit deel van den
sphygmograaf, zooals dit het meest aan het doel schijnt te be-
antwoorden. Men laat een schroef, die in verbinding staat met
de veer die op de slagader drukt in een tandrad grijpen, zoo-
dat dit met eiken polsslag een zeker aantal graden ronddraait;
deze beweging wordt door den hefboom vergroot en geregistreerd.
Figuur 150 toont ons den sphygmograaf, zooals deze wordt
Fig. 150. Gebiuik van den sphygmograaf om den pols der art. radialis te registreeren.
aangewend om den pols van de spaakbeenslagader (art. radialis)
-ocr page 319-
i
311
te registreeren. In figuur 151 zijn eenige polslijnen voorgesteld,
Fig. 151. Polslijnen verkregen met den sphygmograaf
die met dezen toestel zijn verkregen; deze tracés zijn van een
gezond mensch, verkregen bij het verrichten van verschillende
bewegingen.
De sphygmograaf geeft vooral duidelijk aan de wijze waarop
do bloedsdrukking in een slagader verandert, afgezien van liet
volstrekt bedrag van deze veranderingen en van de gemiddelde
drukking, waaraan het bloed is blootgesteld. Deze polslijnen zijn
van dezelfde soort als de lijnen der slagaderlijke drukking, die
met een registreerenden manometer zijn verkregen. De gelijkheid
van deze twee soorten van tracés toont zich vooral duidelijk,
wanneer men het tracé van den pols van dé art. radialis verge-
lijkt met dat van een slagader van middelmatige grootte van een
paard, geregistreerd met den manometer.
De sphygmograaf wijst ons dus, evenals de manometer, de
veranderingen aan, die de bloedsdrukking in de slagaderen onder-
-ocr page 320-
312
gaat. Men heeft ook getracht door het aanbrengen van verdee-
lingen aan dezen toestel, de volstrekte waarde der blocdsdrukking
met den sphygmograaf te bepalen; vooral door verschillende ge-
neesheeren, die het groote gewicht van polsljjnen boven het
eenvoudig waarnemen van de,n pols door aanraking met den
vinger al spoedig inzagen, zijn vele pogingen aangewend om ook
tevens met dit werktuig de blocdsdrukking te meten. Deze pogingen
hebben echter tot geen resultaat geleid; want de kracht waarmee
het bloed tegen de veer van den sphygmograaf drukt, hangt niet
alleen af van de intensiteit der bloedsdrukking, maar ook van
de grootte van den wand, waarop de drukking werkt, dus ook
van den omvang van de slagader, waarop de toestel is aange-
bracht.
Zoo zal bij een zelfde persoon de drukking in alle aderen
ongeveer gelijk zijn, maar zij zal in de grootste slagaderen ook
een grootere uitwerking teweegbrengen en een sterkeren druk
van den sphymograaf vereischen om den aderwand in te drukken
en om het verschijnsel van den pols te kunnen waarnemen. Zoo kan
het dus voorkomen dat twee slagaderen van verschillende mid-
dellijn op hetzelfde oogenblik met den sphygmograaf worden
onderzocht en dat de aan te wenden druk van de veer van den
sphygmograaf voor beiden verschillend moet zijn; daaruit behoeft
dan nog niet te volgen dat de bloedsdrukking in beide aderen
ongelijk is. Neemt men in aanmerking dat een adergezwel weer-
stand biedt aan een tegendruk van eenige kilogrammen, terwijl
een druk van 100 gram voldoende is om de art. radialis van
dezelfde persoon in te drukken, dan is het nog niet met zekerheid
uit te maken of de bloedsdrukking in het gezwel grooter is dan
in het bloedvat zelf.
De verschillende wijzigingen die men bij den sphygmograaf
heeft aangebracht om zijn aanwijzingen nauwkeuriger en zijn
gebruik gemakkelijker te maken, zullen wij hier niet in bizon-
derheden bespreken; alleen zullen wij nagaan hoe door middel
van luchttransport de aanwijzingen van den sphygmograaf op een
afstand kunnen worden geregistreerd.
-ocr page 321-
313
De spliygmog\'raaf met luchttransport.
De toestel wordt op den voorarm bevestigd, even als vroeger
werd aangegeven (fig. 152). De vertikale schroef, die in verbin-
ding staat met de veer van den sphygmograaf en waaraan de
Kig 152. De sphygmograaf met luchttransport.
polsbewegingen worden meegedeeld, wordt nu niet in verbinding
gesteld met de as van den registreerenden hefboom, maar met
een soort van hefboom, die om een as draait en die aan het vlies
van een luchttrommel ia vastgemaakt; deze trommel staat nu weer
door een buis met een registreerende trommel in gemeenschap.
Uit de figuur is gemakkelijk te zien dat het opheffen van de veer
en van dè schroef het indrukken van het vlies van de eerste
trommel tengevolge zal hebben, waardoor de hefboom van de
tweede trommel wordt opgelicht. Bij het gebruik van dit werk-
tuig moet men aan de vliezen van beide trommels een zeer zwakke
spanning geven en zooveel mogelijk de wrijving van den hefboom
op het papier verminderen. Zonder deze voorzorgen zou het tracé
veel te zwak worden.
-ocr page 322-
314
Met dezen sphygmograaf kan men traeés krijgen van onbe-
paalde lengte, wanneer men op een langen cilinder de lijn spi-
raalsgewijze traceert. Bovendien kan men het kloppen der slag-
ader nu gelijktijdig met het kloppen van het hart registreeren,
waardoor men zeer belangrijke punten van vergelijking krijgt
tusschen de vormen van beide verschijnselen. Eindelijk kan ook
de persoon, op welke de proefneming geschiedt, alle mogelijke
houdingen aannemen gedurende het registreeren, omdat de regis-
treertoestel hier is afgescheiden van den eigenlijken sphygmograaf.
Indien men den arm oplicht, waarop een sphygmograaf met
luchttransport is geplaatst, zal het gewicht der bloedkolom, dat
in tegengestelde richting op den bloedstroom werkt, een vermin-
dering van druk in de slagader teweegbrengen. Beweegt men
den arm naar beneden en laat men de hand hangen, dan zal
omgekeerd de druk in de ader grooter zijn. In deze gevallen
wordt namelijk de drukking, die door de werking van het hart
ontstaat, vermeerderd of verminderd met het gewicht van een
bloedkolom, die even lang is als de arm.
Het meten van de volstrekte bloedsdrukking In de
slagaderen\'van den menscli.
De sphygmografen geven alleen de betrekkelijke waarde aan
van de slagaderlijke bloedsdrukking en van de zoo snelle veran-
deringen, die deze elk oogenblik ondergaat; hierin verschillen dus
deze werktuigen van den manometer, die de volstrekte waarde
der bloedsdrukking aangeeft, daar hij in direkte gemeenschap
met het bloed wordt gebracht.
Men kan nu ook ten naastenbij de grootte der bloedsdrukking
in de slagaderen van den mensch bepalen. Hiertoe bepaalt men
den uitwendigen tegendruk, die voldoende is om het bloed te
beletten in een of ander orgaan te stroomen. Wordt de toevoer
van bloed in een orgaan door een tegendruk, op de oppervlakte
daarvan uitgeoefend, belet, dan is het duidelijk dat de bloeds-
drukking , zelfs bij de maxima, die overeenkomen met de systole
der kamer, iets minder zal zijn dan de genoemde tegendruk (voor
verdere bizonderheden hieromtrent zie men Techniek, Hfst. VII.)
-ocr page 323-
315
Het meten van de drukking in liet hart door een
tegendruk in liet pericnrdiuni.
Uit de door Franqois-Franck genomen proeven is gebleken
dat de holten van het hart uitwendig worden samengedrukt door
een vloeistof, die in het pericardium wordt gebracht, tengevolge
waarvan de werking van het hart ophoudt, daar nu deze holten
niet kunnen gevuld worden. De samendrukking werkt eerst op
dat gedeelte van het hart, waar de drukking het geringst is,
dus op de hartooren, die niet meer werken, zoodra de druk in
het pericardium tot 2 cM. kwikhoogte is gestegen; op dat oogen-
\'olik zendt het hart dus geen bloed meer naar de slagaderen,
maar deze stilstand is slechts voorbijgaand; want het bloed, dat
door het aderstelsel terugkomt, vermeerdert weer de drukking
in de hartooren en spoedig begint de werking van het hart weer
opnieuw, in weerwil van den tegendruk. Wordt nu deze laatste
opnieuw vergroot, dan zal weer de stilstand van de hartwerking
plaats hebben. Ook heeft FRANgois-FRANCK proeven genomen
met het doel, de wijze van het sterven gedurende de bloeduit-
stortingen binnen in het pericardium na te gaan. Volgens hem
zou de dood meer of minder snel intreden naargelang van het
bedrag der bloeduitstorting en van den tijd, dien het bloed noodig
heeft om in het pericardium een even groote drukking te bereiken
als in de hartooren.
Het reglstreeren van den hartslag.
De hartslag wordt voornamelijk veroorzaakt door een verhar-
ding van dit orgaan, die altijd op een vermeerdering van druk-
king binnen in de kamers wijst. Het bestudeeren van den hart-
slag is dus eigenlijk op het uitwendige van het hart de verande-
ringen van de bloedsdrukking in het inwendige waar te nemen.
Om den hartslag op te teekenen dienen verschillende toestellen:
in de laatste afdeeling van dit werk zal in het bizonder de toestel,
die bij den mensch het meest wordt aangewend, beschouwd worden.
In de figuren 153 en 154 zijn tracés van den hartslag voorge-
steld, zooals die verkregen zijn bij den mensch en bij dieren.
In figuur 153 ziet men den hartslag van den hond met de on-
regelmatigheden die samengaan met de ademhaling. Figuur 154
-ocr page 324-
-ocr page 325-
317
wijst den hartslag van den menseh aan; in het midden van het
tracé merkt men een verandering in den vorm der hartslagen
op; deze wordt veroorzaakt door een oogenblik met .ademhalen
gedurende de inademing op te houden. (Zie Techniek, Cardio-
grafie op den menseh.)
Het registreeren van den hartslag; bij kleine dieren.
Om den hartslag bij den kikvorsch te registreeren, kan men
zeer goed gebruik maken van een soort van tangetje (fig. 155)
Hg. 155. Hart-taog of hart-myograaf aangewend op den kikvorsch.
men pakt de kamer tusschen de beenen van de tang, die bij het
openen en sluiten een registreerenden hefboom in beweging
brengen.
Bij kleine zoogdieren, zooals het konijn, de cavia, enz. kan men
den hartslag zeer nauwkeurig registreeren met den toestel, die
in fig. 156 is afgebeeld. Deze toestel bestaat uit twee trommels,
wier vliezen door middel van spring veeren gespannen zijn. De
trommels zijn door een scharnier verbonden en openen zich beiden
in een y-vormige buis, wier uiteinde in verband staat met een
trommel met hefboom. Op deze wijze verkrijgt men in een zelfde
tracé de som der hartslagen, die door beide trommels worden
overgebracht. Bij de bovengenoemde kleine zoogdieren is toch het
hart nagenoeg juist in het midden van den tweevlakkenhoek boven
het sternum gelegen; men plaatst nu den toestel zoodanig dat
het scharnier juist op de deellijn van genoemden hoek komt te
-ocr page 326-
818
liggen, terwijl dan de borstkas van het dier de ruimte inneemt,
die in de figuur door de ellipsvormige gestippelde lijn is voorge-
Fig. 15C. Toestel met twee onderliug verbonden trommels voor het
regi9treeren van den hartslag bij kleine dieren.
steld; men drage daarbij zorg dat het door de beide trommels,
evenals door de beenen van een tang, wordt gevat. De goede
aansluiting van den toestel wordt verzekerd door een band, die
om het lichaam van het dier geslagen en aan elk der trommels
met een haakje wordt vastgemaakt.
Met behulp van dezen toestel is het mogelijk om uren lang de
hartslagen bjj een konijn te registreeren, waardoor men alle
wijzigingen, die de hartslag tengevolge van verschillende invloeden
ondergaat, kan nagaan.
Eindelijk kan men met deze twee ontvangtrommels, waarvan
de eene tegen het rechter en de andere tegen het linker hart is
gelegen, den hartslag van elk deel afzonderlijk opvangen; daartoe
behoeft men slechts een der takken van de y-vormige buis samen
te drukken. Niettegenstaande de twee deelen van het hart vast
met elkaar zijn verbonden, kan men gewoonlijk een duidelijk
verschil tusschen het kloppen van de beide kamers waarnemen.
In figuur 157 is het tracé van den hartslag van een konijn
voorgesteld, opgeteekend op een langsaam draaienden cilinder;
-ocr page 327-
319
Fig. 157. 11, hartslagen van een konijn, met ademhalingslijncn, die op een lang-
saam draaienden cilinder zijn opgeschreven. Invloed van de prikkeling van
het periphcrische einde van een doorgesneden nervns vagns (lijn S.)
figuur 158 toont ons deze lijn, getraceerd op een sneldraaienden
l\'ig. 158. Hartslagen van e™ kuniju , geregistreerd op een snel draaienden
cilinder, 0,042mm per sekonde.
cilinder. Men laat den cilinder langsaam of snel draaien, naar-
gelang men den hartslag tot in de kleinste bizonderheden wil
onderzoeken of dat men gedurende langen tijd de wijzigingen,
die hij ondergaat, wil nagaan.. Deze toestellen, die aangewend
worden voor het registreeren van den hartslag, gelijken veel op
den toestel, dien wij boven onder den naam van sphygmograaf
met luchttransport hebben leeren kennen. Wordt dit werktuig
voor het registreeren van den pols tegelijk aangewend met den
toestel, die de hartslagen opteekent, dan kan men zoodoende het
verband leeren vinden tusschen de eigenaardigheden van deze
beide soorten van verschijnselen, die zoozeer van elkaar afhan-
kelijk zijn.
Het registreeren van de volumeveranderiniren van
organen.
Even moeilijk als de meetkundige handelwijzen zijn om het
volume van een lichaam van onregelmatigen vorm te bepalen,
even eenvoudig, snel en zeker leidt de experimenteele weg tot
hetzelfde doel. Naar de methode van Archimedes wordt een
-ocr page 328-
v 320
lichaam in water gedompeld en het volume van de verplaatste
vloeistof gemeten; kan het lichaam niet in water gedompeld wor-
den, dan kan zijn volume toch zeer nauwkeurig worden bepaald.
De handelwijzen, die Say en Regnault hiervoor in dit geval
aangeven, komen in \'t kort hierop neer: wanneer de inhoud van
een ruimte bekend is. die met lucht is gevuld, dan laat men
dezen inhoud met een eveneens bekend bedrag vermeerderen of
verminderen en teekent de verandering in drukking op, die hier-
van het gevolg is. Daarna wordt het lichaam, welks volume
men bepalen wil, in dezelfde ruimte gebracht, waarna men den
inhoud evenals de eerste maal laat veranderen; bij deze tweede
proef nu zal de verandering in drukking grooter zijn dan bij de
eerste, aangezien nu het volume lucht kleiner was dan in het
eerste geval, tengevolge van het inbrengen van het lichaam. Uit
dit verschil in drukking wordt ten slotte het volume van het
lichaam bepaald.
Er zijn dus twee manieren, volgens welke men het volume
van een lichaam kan bepalen: Ie de hoeveelheid water te meten,
die het lichaam verplaatst, of 2e de vermeerdering in drukking
te bepalen van een hoeveelheid gas, waarin het is gedompeld. Beide
handelwijzen kan men naar gelang van omstandigheden volgen en
voor een grafische bepaling met zeer goed gevolg aanwenden,
zooals wij zullen zien.
Ie. Bepaling uit de hoeveelheid weggevloeid water. — Niet alleen
het volume van een lichaam, maar ook de veranderingen in
volume van een lichaam moeten bepaald worden; gesteld dus dat
het lichaam in een bak met water is gedompeld , dan kan men
het wegvloeiende water door middel van een buis geleiden naar
een verdeeld proef buisje; op deze wijze zal men elk oogenblik,
naar de stijging van den vloeistofspiegel in het proef buisje, de
toename in volume van het lichaam kunnen waarnemen; wordt
dit volume daarentegen kleiner, dan zal men dit bemerken door
een daling van den waterspiegel, daar alsdan het water wordt
opgezogen.
Vroeger is aangegeven, hoe deze rijzingen of dalingen van den
vloeistofspiegel kunnen worden geregistreerd. Zijn de volume-
veranderingen gering, dan is het zaak om zich van het vroeger
beschreven drijvend proef buisje te bedienen.
-ocr page 329-
321
Deze handelwijze heeft Mosso gevolgd om de volume-verande-
ringen van een orgaan te bepalen, die het gevolg zijn van ver-
anderingen in den bloedstroom, die door dit orgaan loopt; op
deze wijze heeft hij de geringste veranderingen in de middeJljjn
der kleine bloedvaten onder de vaso-motorische invloeden waar-
neembaar en meetbaar gemaakt.
Deze wijze van bepaling heeft ook nog dit voordeel dat men
onmiddellijk het volstrekt bedrag der volume-veranderingen van
het ingedompelde orgaan kan vinden. De ordinaten der geregis-
treerde lijnen zijn toch steeds evenredig met de hoeveelheden
vloeistof, die door het proef buisje worden opgenomen; door een
behoorlijke verdeeling van het werktuig nu kan het bedrag van
elke verdeeling op de ordinaten-as gemakkelijk met juistheid vast-
gesteld worden.
2C. Bepaling uit de veranderingen in drukking. — Evenals in
het vorige geval wordt ook hierbij het lichaam, welks volume-
veranderingen men wil bepalen, in een glas met water gedompeld;
maar in plaats van nu het water te laten wegvloeien, wordt
dit geleid naar een gesloten ruimte, die met lucht is gevuld
(fig. 159); deze lucht wordt daardoor meer of minder samenge-
drukt, en deze samenpersing wordt door middel van een trommel
met hefboom geregistreerd.
Deze methode is met goed gevolg door Pean90IS-Franck bij
physiologische onderzoekingen aangewend. Terwijl in de laatste
afdeeling van dit werk deze onderzoekingen meer in \'t bizonder
worden uiteengezet, zullen wij hier alleen in \'t kort de voor-
naamste uitkomsten van zijn proefnemingen vermelden.
Den voorarm van een mensch kan men als een veerkrachtigen
manometer beschouwen , waardoor veranderlijke hoeveelheden
bloed stroomen, en die bijgevolg veranderingen in volume onder-
gaat tengevolge van de veranderingen in de bloedsdrukking. Het
volume van den voorarm zal dus altijd in denzelfden zin als de
bloedsdrukking veranderen, en zal oogenblikkelijk aanwijzen of
deze drukking toe- of afneemt; maar evenmin als de veerkrach-
tige manometer, zal de arm door deze volume-veranderingen het
ware bedrag van de inwendige drukking aangeven. Om dat be-
drag te bepalen, moet de inwendige druk in evenwicht worden
gebracht door een uitwendigen tegendruk, zooals vroeger is gezegd.
21
-ocr page 330-
322
De toestel, in figuur 159 voorgesteld, kan bij klinische onder-
Fig. 159. Toestel om de volume-verauderingeu van de hand te regiatreeren. Het
vlies, waardoor de voorarm wordt gestoken, is onbeweegbaar gemaakt door een
metalen plaat; de veranderingen in den vloeiitofspiegel hebben hier plaats
in de buis van een pipet, die door het vlies is gestoken; de rjjzingen en
dalingen van den vloeistofspiegel worden op een afstand geregistreerd. \'
zoekingen evenals de sphygmograaf met luchttransport worden
aangewend, waarvan hij de aanwijzingen kan controleeren en aan-
vullen; zelfs kan men in enkele gevallen, waarin de pols van de
art. radialis te zwak is om op een afstand te worden overgebracht,
met dezen toestel de totale uitwerking van de kloppingen in
bloedvaten der hand registreeren, zooals vroeger door FiUNgois-
Franck bij de onderzoekingen betreffende de vertraging van den
pols bij adergezwellen is gedaan. 1)
Kortom, het volume der organen verandert naarmate het bloed
in meerdere of mindere hoeveelheid door die organen stroomt.
Nu is de hoeveelheid bloed, die in het orgaan treedt, af hankelijk
1) Journal de VAnatomie, 1 Maart 1876.
-ocr page 331-
328
van twee faktoren: le van de kracht, waarmee het bloed wordt
voortgestuwd, d. w. z. van de bloedsdrukking; 2e van het ver-
mogen, waarmee de vaatwanden aan den inwendigen druk weer-
stand bieden.
Elke volume-verandering, die door den toestel wordt aangegeven,
heeft dus tweeërlei beteekenis; zij geeft een verandering in de
bloedsdrukking, of een verandering in het weerstandsvermogen
der bloedvaten aan. Dit weerstandsvermogen is nu op zijn beurt
weer uit 2 faktoren samengesteld: de veerkracht en de samen-
trekbaarheid der vaten; nu moet hier alleen de laatste beschouwd
worden, want deze alleen is in staat om snelle veranderingen
in het volume van organen teweeg te brengen.
Schijnbaar bieden deze verschillende faktoren, waaruit dus het
verschijnsel van de volume-verandering is samengesteld, veel zwa-
righeden aan onderzoekingen van dezen aard; wij zullen echter
later zien hoe men uit de volume-veranderingen van een orgaan
kan opmaken, welke rol de bloedsdrukking en de samentrekbaar-
heid der vaatwanden daarbij ieder afzonderlijk hebben vervuld.
VIERDE HOOFDSTUK.
HET BEGISTBEEREN VAN TREKKRACHTEN EN VAN ARBEIDS-
VERMOGEN VAN BEWEGING.
Het registreeren van arbeidsvermogen van beweging. — Het registreeren van den arbeid
verricht door de spieren. — Het verlies van arbeidsvermogen van beweging bij
schokken. — Besparing van den arbeid, verkregen door bet aanwenden van bij tus-
schenpoozen werkende krachten door tusschenkomst van een veerkrachtig lichaam. —
Arbeid verricht door hartspieren en in \'t algemeen door de spieren die een werking
op vloeistoffen uitoefenen. — Bepaling van den weerstand in buizen. — Het besparen
van arbeidsvermogen van beweging van het hart door do veerkracht der slagaderen.
Het registreeren van arbeidsvermogen van beweging.
Zooals wij reeds vroeger opmerkten, is het mechanisch arbeids-
vermogen steeds gelijk aan het pro;lukt van twee faktoren: over-
wonnen weerstand en weg. Daar nu volgens het beginsel van
Newton de reactie gelijk is aan de actie, d. w. z. dat de kracht
-ocr page 332-
324
die wordt uitgeoefend om een weerstand te overwinnen, gelijk en
tegengesteld is aan den weerstand, dien het lichaam aan de uit\'
geoefende kracht biedt, kan men als maat voor het arbeidsver-
mogen ook de kracht nemen, vermenigvuldigd met den doorloo-
pen weg. Voor de grafische voorstelling van het produkt van twee
grootheden heeft men, gelijk wij vroeger hebben aangetoond, het
oppervlak van een rechthoek, waarvan de twee aan een hoek-
punt samenkomende zijden elk dezer grootheden vertegenwoordi-
gen. Moet men dus een arbeid van 5 kilogrammeter grafisch
voorstellen, dan neemt men op de ij-as een lengte gelijk aan 5
eenheden (fig. 160), op de x-as een lengte gelijk aan 1 eenheid
Fig. 160 Verschillende grafische uitdrukkingen voor een arbeidsvermogen van
5 kilogiammeter.
de rechthoek «, in de figuur met arceeringen voorgesteld, waar-
van de zijden gelijk zijn aan 5 en 1, zal dus de grafische uit-
drukking zijn van 5 kilogrammeter.
Aangezien men echter van een produkt de faktoren mag ver-
wisselen, zal dit arbeidsvermogen evenzeer door den rechthoek
b worden voorgesteld, die verkregen is door 1 voor ordinaat en
5 voor abscis te nemen, of door den rechthoek c, die een even
groot oppervlak heeft.
Deze grafische voorstelling van het arbeidsvermogen is ontegen-
zeggelijk verre te verkiezen boven de uitdrukking in getallen,
want zij wijst ons aan hoe de arbeid is verricht; zij toont ons
-ocr page 333-
325
als \'t ware den vorm van den arbeid aan. Zoo geeft ons de
rechthoek a aan dat 5 kilogrammen over een afstand van 1 meter
zijn verplaatst; rechthoek b daarentegen wijst aan dat 1 kilogram
over 5 meter, en rechthoek c dat 2,5 kilogram over 2 meter zijn
verplaatst. In welken vorm dus het arbeidsvermogen van 5
kilogrammeter dus ook mag verkregen zijn, de grafische figuur
zal dezen vorm steeds in al zijn bizonderheden aantoonen.
In het bovenstaand geval werd verondersteld dat de kracht
standvastig bleef gedurende het doorloopen van den geheelen weg;
is echter de kracht veranderlijk, dan zal de vorm van den arbeid
wel is waar meer samengesteld zijn, doch even gemakkelijk grafisch
zijn voor te stellen; bij elk punt van den doorloopen weg, dat
op de x-as wordt aangegeven, zal een ordinaat van een zekere
lengte behooron, overeenkomende met de grootte der veranderlijke
kracht op dat oogenblik. Worden de toppunten van deze ordi-
naten door een kromme lijn verbonden, dan zal het oppervlak,
dat aan de bovenzijde door deze lijn wordt begrensd, den besteden
arbeid uitdrukken.
Deze lijn. herinnert ons in alle opzichten aan die, welke Play-
faxr heeft geconstrueerd om de balans van den handel van Enge-
land voor te stellen; de ordinaten gaven hier den invoer in de
opvolgende jaren aan, het oppervlak der figuur drukte do totale
waarde van den invoer gedurende een zeker aantal jaren uit. Nu
had men wel door een getallenstatistiek het totale bedrag van den
invoer gedurende een bepaalden tijd kunnen aangeven, want
hiertoe behoefde men slechts de verschillende jaarlijksche sommen
bij elkaar te tellen of het gemiddeld bedrag van den invoer met
het aantal jaren te vermenigvuldigen; maar hoeveel minder zou
ons deze rekenkundige opgave hebben aangetoond dan de grafische
lijn, die nauwkeurig alle veranderingen van het verschijnsel aan-
geeft. Evenzoo is het gesteld bij elke proefondervindelijke bepaling
van den arbeid; zoowel in de physiologie als in de werktuigkunde
moet men zich ten doel stellen de grafische voorstelling van den
arbeid te verkrijgen, ten einde niet alleen daarvan het juist be-
drag, maar ook den vorm te kennen, waarin hij is voortgebracht.
Door Watt is het registreeren van den arbeid, die door den
stoom in den cilinder van een stoomwerktuig wordt verricht,
uitgedacht en verwezenlijkt. Het vraagstuk kwam hierop neer:
-ocr page 334-
*
326
een lijn te construeeren, wier ordinaten de achtereenvolgende
waarden der stoomdrukking in den cilinder, en wier abscissen
de door den zuiger doorloopen wegen voorstelden. Te dien einde
liet Watt de drukking van den stoom op een soort van een
manometer werken, die van een veer was voorzien; deze mano-
meter, de zoogenaamde aanwijzer (indicator), geleidde een traceor-
stift evenwijdig aan de as van een cilinder; de uitslagen van de
stift, d. w. z. de ordinaten, waren dus vrij nauwkeurig evenredig met
de opvolgende stoomdrukkingen; van den anderen kant ontving
do cilinder een heen- en weergaande draaiende beweging, voort-
gebracht door het op- en neergaan van den zuiger. De aldus
verkregen oppervlakken gaven bijgevolg het produkt aan van de
stooradrukkingen met den door den zuiger afgelegden weg; aldus
drukten zjj, volgens de bepaling, de hoeveelheid arbeid uit, door
den stoom verricht.
Wanneer echter de aldus door Watt verkregen lijnen ook al
vrij nauwkeurig de hoeveelheid verrichten arbeid aangeven, dan
bezitten zij daarentegen dit nadeel, dat zij den vorm van dezen
arbeid niet juist weergeven, want door de traagheid van de doelen
vaneden toestel ondergaan zij zekere schommelingen, die de figuur
duidelijk aantoont. Marcel Deprez heeft een handelwijze uitge-
dacht , waarbij dit nadeel wordt weggenomen; wij zullen deze bij
de achtereenvolgende registraties ter sprake brengen.
Poncelet heeft een methode uitgedacht om den arbeid, die
bij het voorttrekken van voertuigen wordt besteed, te registreeren.
Door den generaal Morin is de toestel voor dit doel vervaardigd,
waardoor hij belangrijke diensten aan de industrie heeft bewezen.
Deze toestel bestaat in een dynamometer, voorzien van een stift
die op een papierstrook schrijft, welke zich tengevolge van de
verplaatsing van het voertuig voortbeweegt en zich zoodoende elk
oogenblik verplaatst over een afstand, evenredig met den door
het voertuig doorloopen weg. De beweging van het rad van het
voertuig wordt door middel van een raderwerk overgebracht op
een cilinder, die het papier meevoert. Door een wijziging in den
dynamometer aan te brengen, waardoor hij in staat wordt gesteld
de draaiende beweging van een willekeurige as over te nemen,
is het registreeren van den arbeid van elk werktuig mogelijk
geworden Deze zijn de middelen om een hoeveelheid mechanischen
-ocr page 335-
327
arbeid grafisch te bepalen; wij zullen nu zien, hoe enkele physi-
ologische vraagstukken met behulp van deze werktuigen kunnen
worden opgelost en welke wijzigingen zij behooren te ondergaan
om voor enkele toepassingen te kunnen worden aangewend.
Het registreeren van ilcn arbeid door spieren verricht.
I)c werking van een spier heeft een afwisselend karakter; na
de contractie treedt de ontspanning in, waardoor de spier in staat
wordt gesteld op nieuw arbeid te verrichten. Hierdoor nadert de
arbeid van een spier tot dien van den zuiger van een stoomwcrk-
tuig; maar terwijl bij een stoomwerktuig de arbeid geregeld is
en alle zuigerslagen onderling gelijk zijn, zoodat de totale arbeid
wordt gevonden door den arbeid, bij een der zuigerslagen verricht,
met het aantal zuigerslagen te vermenigvuldigen , kunnen de spier-
werkingen daarentegen door den wil meer of minder krachtig zijn
en meer of minder lang duren. Om den arbeid van de spieren
te meten, moet men dus zooveel mogelijk onderling gelijke wer-
kingen trachten voort te brengen. Men kan hierin slagen door
den rhythmus van zijn spieren te regelen, hetgeen geschiedt wan-
neer men aan een touw trekt om een gewicht op te hijschen,
terwijl mon het gedurende zijn daling tegenhoudt. Wanneer de
bewegingen aldus in een bepaalden rhythmus worden verricht,
zoodat het stijgen en dalen van het gewicht met dezelfde snelheid
plaats heeft, dan zal de arbeid bij elk dezer bewegingen even
groot zijn en men zal op een overeenkomstige wijze als bij het
stoomwerktuig den arbeid kunnen meten.
Om den spierarbeid te meten moet men weer de in elk oogen-
blik aangewende kracht en den doorloopen weg bepalen.
De kracht wordt gemeten door het werktuig, in figuur 161
voorgesteld; dit is een dynamometer, wiens aanwijzingen, door
een luchtbuis overgebracht, door middel van een trommel met
hefboom worden geregistreerd.
Een sterke ijzeren beugel is voorzien van twee ringen, waarvan
de oeue ring A bestemd is voor de beweegkracht, de andere B voor
den weerstand. Deze laatste ring is verbonden aan een zuiger-
stang, die door twee springveeren in evenwicht wordt gehouden,
waarvan de sterkste volkomen weerstand biedt aan de trekkracht.
-ocr page 336-
328
Aan de andere zijde is de zuigerstang verbonden met een caout-
choucvlies, dat een metalen doos afsluit. Wordt een trekkracht
Fig. 161. Dynamograaf bestemd om trekkrachten op een afstand te registrceren.
op don dynamometer uitgeoefend, dan wordt het vlies teruggetrok-
ken en de lucht in de metalen doos verdund. Het afwisselen van
het verdunnen en samendrukken der lucht, in deze doos besloten,
gaat samen met het vermeerderen of verminderen der trekkracht;
deze luchtbeweging wordt door een caoutchoucbuis overgebracht
naar een toestel, die deze beweging op een draaienden cilinder
registreert.
In het aldus verkregen tracé stijgt de lijn des te meer, naar-
mate de aangewende trekkracht grooter is. Het werktuig wordt
verdeeld door trekkrachten van bekende grootte daarop te laten
werken, en zoodoende stelt men de schaal samen, volgens welke
de waardebepaling der aanwijzingen kan geschieden. Op deze
schaal zijn de hoogten nagenoeg volkomen evenredig met de ge-
wichten die als trekkrachten worden gebruikt, wanneer de kracht
36 kilogram niet te boven gaat.
Om nu den arbeid te registreeren, die besteed wordt bij het
opheffen van een gewicht met behulp van een riemschijf, gaat
men aldus te werk: tusschen de hand en het uiteinde van het
touw, waaraan men trekt, wordt een dynamograaf met luchttran-
sport geplaatst, wiens aanwijzingen door een trommel met hefboom
op een cilinder worden geregistreerd; nu moeten de bewegingen
van dezen cilinder geëvenredigd zijn aan het afwisselend stijgen
en dalen van het gewicht, opdat bij de verkregen lijnen de door-
loopen wegen op de x-as kunnen worden afgelezen. Niets gemak-
kelijker dan deze afwisselende beweging op den cilinder over te
-ocr page 337-
329
brengen door een dergelijke handelwijze, zooals Watt volgde
voor het registreoren van den arbeid van een stoomwerktuig;
men benuttigt hiervoor de heen- en weergaande beweging van de
riemschijf en brengt deze beweging, behoorlijk herleid, op den
cilinder over, waarop de drukking wordt geregistreerd.
Door langsaam aan het touw te trekken verkrijgt men fig. 162,
waarvan de bovenste lijn de aangewende
krachten bij het opheffen van het gewicht
voorstelt; de onderste lijn geeft de kracht
aan, aangewend bij het neerdalen van
het gewicht. De arbeid, besteed bij het
opheffen van het gewicht, wordt geme-
ten door het oppervlak der figuur, die
door de bovenste lijn wordt begrensd.
Beschouwen wij deze lij n in hare bi- arbeid bij het opheffen en doen
zonderheden: om is door den dynamo-        dalen van een gewicht.
graaf getraceerd en meet de kracht, die noodig is om het gewicht in
evenwicht te houden; daar het gewicht op dit oogenblik geenerlei
snelheid bezit, is de getraceerde lijn volkomen vertikaal. In m
overtreft de trekkracht de zwaarte van het gewicht en neemt toe
in a, terwijl tegelijkertijd de verplaatsing aan den cilinder een
wentelende beweging geeft. In het punt e vermindert de kracht;
de zwaartekracht krijgt de overhand en het gewicht daalt weer
langsaam, het tracé volgt de richting e hm. 1) In deze figuur zal
het oppervlak oma ex den arbeid aangeven, die door de spieren
is verricht om het gewicht op te heffen; o m b e x is de arbeid,
die door het gewicht is besteed gedurende zijn daling om de
spieren te spannen. De arbeid, verricht bij het opheffen, is dus
blijkbaar het grootst. Dit is daaraan te wijten dat bij het opheffen
de spierkracht grooter was dan het gewicht, terwijl bij het dalen
slechts een gedeelte van het gewicht op de spieren werkte.
Wordt de spierkracht aangewend om een veer te spannen, dan
zijn de verschijnselen een weinig verschillend van de bovenge-
noemde; de kracht blijft nu nagenoeg even groot gedurende de
beide phasen der beweging.
1) Aangezien de toestellen niet nauwkeurig genoeg waren samengesteld, is het punt
e iets hooger dan m gelegen, terwijl toch beide punten op dezelfde horizontale liju
zouden moeten liggen.
-ocr page 338-
330
Men neemt een korten caoutchoucdraad en maakt, na dezen
gespannen te hebben, een uiteinde vast aan een touw dat met
den dynamometer is verbonden. De draad is met een zekere
kracht gespannen, aangewezen door om (fig. 163), voordat er
nog uittrekking plaats heeft.
Op het oogenblik o m wordt de
draad uitgerekt en de cilinder begint
te draaien. Gedurende het trekken
neemt de veerkracht van den draad
een weinig toe, hetgeen tengevolge
heeft dat de lijn van den dynamo-
graaf een weinig stijgt van in naar e.
De trekkracht wordt nu verminderd
*\'ig. 16a. Arbeid verricht bjj
bet spannen en ontspannen
van een caoutchoucdraad.
en de lijn loopt over dezelfde punten
terug naar m en daalt tot o.
Wordt een gewicht over een riem-
schijf snel opgeheven en laat men het daarna weer snel dalen, dan
krijgt men de lijnen van figuur 164. De kracht is eerst aanmer-
kelijk groot geweest, wegens de traag-
heid van het lichaam, en is toegenomen
van m tot in a; daar het lichaam nu een
zekere snelheid heeft verkregen, is het
hooger gestegen, niettegenstaande de
kracht minder werd, zooals uit dalen
van de lijn blijkt. Op het einde verheft
de lijn zich weer tot in e, omdat het
lichaam bij zijn daling op de gespannen
spieren werkt.
Fig. 164. Arbeid besteed bij
het snel opheffen en snel doen
dalen van een gewicht.
Uit een en ander blijkt dat do kracht
van een spier geregeld wordt door de
weerstanden die zij ontmoet, en wel door
de traagheid der massa\'s, de wrijvingsweerstanden en de veer-
kracht; deze wijzigen de intensiteit der kracht voortdurend.
Ofschoon bij twee opvolgende contracties dezelfde werkingen
door den wil kunnen worden voorgeschreven en door de spier-
vezel kunnen worden uitgevoerd, kunnen toch bij beide contracties
verschillende hoeveelheden arbeid worden besteed, wanneer de
eene veel en de andere; weinig weerstand ontmoet.
-ocr page 339-
331
Verlies van arbeidsvermogen van beweging bij schokken.
De kracht, die een spier bij haar contractie ontwikkelt, kaneen
zeker maximum niet overschrijden; nu kan het somtijds gebeuren
dat de te overwinnen weerstand grooter is dan dit maximum;
in dat geval hebben de spierwerkingen plaats zonder uitwendigen
arbeid te verlichten; de spier wordt gespannen en verwarmd,
zonder dat de weerstand, die aan haar verkorting wordt geboden,
zich verplaatst. Soms neemt de weerstand gedurende een bewe-
ging snel toe, bijv. wanneer een voertuig over een oneffen weg
wordt voortgetrokken; de kracht kan alsdan onvermogend zjjn
otn den weerstand te overwinnen en er heeft een verlies aan
arbeidsvermogen plaats; in den aangevangen beweging is dan een
plotselinge stremming op te merken, hetgeen men een schok noemt.
Het is allen werktuigkundigen bekend dat men bij de werk-
tuigen de schokken zooveel mogelijk moet vermijden, om geen
aanmerkelijke hoeveelheid arbeid te verliezen. Bij het voort-
trekken van lasten hebben deze verliezen aan arbeidsvermogen
zeker menigvuldig plaats, en door deze te voorkomen zou men
er in kunnen slagen een aanzienlijke hoeveelheid arbeidsvermogen
bij de beweegwerktuigen te besparen.
Besparing van arbeid, verkregen door liet aanwenden
van bij tusschenpoozen werkende krachten door"
tusschenkouist van een veerkrachtig lichaam.
Neemt men in aanmerking dat de traagheidsweerstanden op
evenredige wijze met de vierkanten der snelheden toenemen, dan
volgt daaruit dat de werking van een spier, die een tweemaal
korteren duur heeft dan die van een andere, een viermaal groo-
teren weerstand zou ondervinden, en dat bij een zekeren korten
duur van de aanwending der kracht de traagheidsweerstand het
maximum der beweegkracht zou overtreffen. Elke handelwijze,
waardoor de duur van de aanwending der kracht wordt vergroot,
zal dus den weerstand verminderen. Nu staat de aanwending van
een veerkrachtig lichaam gelijk met de vermeerdering van den
duur van de aanwending der kracht, die gebruikt wordt om dit
veerkrachtig lichaam te spannen; de samentrekkingskracht van een
-ocr page 340-
332
spier, wier direkte aanwending te kort zou zijn geweest om be-
nuttigd te worden en die in een schok zou zijn verloren gegaan,
kan op deze wijze door een veer worden te hulp gekomen. 1)
li\'ig. 135. Lij i van den arbeid besteed bij het voorttrekken van een voertuig
zonder tusschenkoinst van een veerkrachtig lichaam.
Deze theoretische beschouwingen moesten door het experiment
worden bewaarheid. Bij het voorttrekken van een voertuig over
een ongelijken grond heeft men waargenomen dat bij gelijke snel-
heden minder arbeid besteed werd wanneer het voorttrekken
geschiedde door tusschenkomst van veerkrachtige deelen (fig. 166),
tig. 166. Lijn van den arbeid besteed bij het voorttrekken van een voertuig
door tusschenkomst van een veerkrachtig lichaam.
dan wanneer onrekbare trekriemen werden aangewend. Men kan
zich bij dergelijke proeven bedienen van den dynamometer van
Morin, die als een veerkrachtig beweegstuk in de bespanning
kan worden aangebracht.
1) Ia de Travaat du laboraloire van Makeï , Ie jaargang pag. 1, worden cenige
proeven beschreven, waaruit het belang van de aanwending van veerkrachtige organen
blykt om met tusschenpoozen werkeude krachten te hulp te komen, of om traagheids-
weeratanden te overwinnen,
-ocr page 341-
333
Meet men met behulp van den planimeter de oppervlakken der
figuren, begrensd door de lijnen van fig. 165 en 166, dan blijkt
dat in de gunstigste gevallen de arbeid, verricht bij het voort-
trekken door tussehenkomst van een veerkrachtig lichaam, 26 per-
cent bedraagt van den arbeid, besteed bij het voorttrekken met
onrekbare strengen.
De resultaten van deze proeven waren altijd dezelfden, onver-
schillig of men hierbij handwagens of voertuigen, door paarden
voortgetrokken, gebruikte. Neemt men bovendien nog in aanmer-
king dat men door het gebruik van een veerkrachtigen in plaats
van een stijven riem de voor de schouders van mensch of dier
zoo pijnlijke schokken wegneemt, dan blijkt hieruit dat het voort-
bewegen van lasten met behulp van een veerkrachtig lichaam
bizonder voordeelig is.
Arbeid verricht door de hartspieren en in \'t algemeen
door de spieren die een werking op vloeistoffen
uitoefenen.
Deze arbeid wordt eveneens bepaald door den weerstand, ver-
menigvuldigd met den weg waarover deze is verplaatst. De weer-
stand dien een vloeistof ondervindt, wanneer zij een ruimte verlaat
waar zij is samengedrukt, is evenredig met de drukking die in
de uitstroomingsbuizen plaats heeft. Bij het hart is deze drukking
voortdurend aan veranderingen onderhevig gedurende de werking
der kamer.
De te overwinnen weerstand bestaat niet alleen uit het niano-
metrisch bedrag van de drukking der vloeistof in de geleidbuis,
maar uit dit bedrag vermenigvuldigd met het oppervlak van de
doorsnede der buis.
De weg, door den weerstand doorloopen, is die, welken een
ideale doorsnede der vloeistof, waardoor de opening der buis zou
worden afgesloten, heeft afgelegd. Bij een cilindervormig vat is
dus de grootte van dezen weg evenredig met de uitstrooming,
want zjj komt hier overeen met de hoogte van een cilinder, wiens
grondvlak de opening van het vat is.
De algemeene uitdrukking voor den door de beweegkracht ver-
richten arbeid zal dus zijn de drukking, vermenigvuldigd met de
uitstrooming.
-ocr page 342-
334
Om het arbeidsvermogen van een vloeistof te registreeren, laat
men de drukking der vloeistof op een registreerenden manometer
werken, terwijl de beweging van den cilinder door de uitstroo-
ming moet worden veroorzaakt; met behulp van den vroeger
beschreven registreerenden manometer en drijver (pag. 246) kan
dit gemakkelijk geschieden; echter zal men hier de drukking als
ordinaten en de uitstrooming als abscissen laten registreeren en
dus de beweging van den drijver benuttigen om den cilinder te
doen draaien.
Heeft de nitstrooming bij constanten druk plaats, dan krijgt
men blijkbaar de lijn m e (fig. 167); bij een veranderlijken en
Fig. 167. Lijn van het arbeidsvermogen verricht bij de uitstrooming van vloeistoffen.
afnemenden druk verkrijgt men een lijn zooals m e\'. Daar in het
eerste geval de beweging van den cilinder eenparig is, zouden
hierbij door een chronograaf golflijnen getraceerd worden, wier
bochten op gelijken afstand van elkaar verwijderd waren; in het
tweede geval is echter de uitstrooming, tengevolge waarvan de
cilinder draait, niet evenredig met den tijd, zoodat een chrono-
graaf trillingen zou registreeren, die steeds dichter tot elkaar
zouden naderen.
■Bepaling van den -weerstand In huizen.
Men kan het arbeidsvermogen, dat voor het overwinnen van
de wrijvings weerstanden in een buis wordt besteed, meten door
twee manometers, die in twee verschillende punten dezer buis
zijn geplaatst, hun lijnen te laten traceeren op een cilinder, die
door de uitstrooming in beweging wordt gebracht.
De hoogte waarop toch de vloeistofspiegel van den manometer
in een willekeurig punt der uitstroomingsbuis staat, geeft tegelij-
-ocr page 343-
335
ker tijd de kracht aan, waarmee de vloeistof voortgestuwd en den
weerstand, dien deze stroomafwaarts van dit punt ontmoet, aan-
gezien deze beide hoeveelheden steeds gelijk zijn. Het achtereen-
volgend dalen van de manometerspiegels beteekent dat tusschen
twee punten de drukking en de weerstand met een zeker bedrag
zijn verminderd.
Volgens de gegeven bepaling van het arbeidsvermogen van
vloeistoffen zal nu bij den eersten manometer de arbeid, door
de vloeistof verricht, op elk oogenblik worden aangewezen door
deze manometerdrukking, vermenigvuldigd met de uitstrooming;
is nu bij den tweeden manometer de arbeid minder, dan is dit
een gevolg daarvan dat door de weerstanden een zekere hoeveel-
heid is verbruikt, wier bedrag juist gelijk zal zijn aan het ver-
schil in drukking der beide manometers, vermenigvuldigd met
de uitstrooming.
In alle punten eener afvoerbuis is deze uitstrooming noodzake-
lijkerwijze even groot, zoodat het weerstandsvermogen in een
bepaald deel van de buis evenredig zal zijn met het verschil in
drukking, aangewezen door de beide manometers, die aan de
uiteinden van dit gedeelte der buis zijn geplaatst.
Het snel afnemen van de drukking in de nauwe gedeelten van
buizen wijst op een groot verbruik van arbeidsvermogen in die
deelen.
Gesteld dat twee manometers in een buis zijn aangebracht en
dat een drijver met een traceerstift op een papierstrook de hoogte-
standen van de vloeistof in deze manometers opschrijft, dan zou
men, volgens hetgeen vroeger omtrent het afnemen der druk-
kingen in geleidbuizen is gezegd, een aanwijzing van hoogen
druk m\' (fig. 168) in de beginpunten der buis en een andere m
Fig. 168. Grafische bepaling van den weerstand in buizen.
van lageren druk in de eindpunten verkrijgen. Laat men den
-ocr page 344-
336
cilinder in beweging brengen door de uitstrooming, dan zullen
de oppervlakken der rechthoeken o m\' e\' x en ome x het arbeids-
vermogen van den weerstand aangeven, dien de vloeistof overwint
in elk der punten, terwijl het oppervlak van den rechthoek mm\'e\'e,
als het verschil van de beide eerste rechthoeken, het arbeidsver-
mogen van weerstand aangeeft voor het deel, dat tusschen de
manometers m en m\' is gelegen. Men zou deze methode kunnen
toepassen bij de proeven betreffende den kunstmatigen bloedsom-
loop op een der van het lichaam losgemaakte ledematen, om door
het registreeren van de slagaderlijke en aderlijke bloedsdrukkingen
op een cilinder, die door de uitstrooming in beweging werd ge-
bracht, na te gaan hoeveel arbeidsvermogen in de haarvaten is
verdwenen, om vervolgens daaraan de vroegere hypothesen be-
treffende den mechanischen oorsprong van de dierlijke warmte te
toetsen, en te onderzoeken hóeveel caloriën door het verdwijnen
van de gemeten hoeveelheid arbeidsvermogen konden zijn opge-
leverd.
Het besparen van arbeidsvermogen van beweging van
liet hart iloor tle veerkracht der slagaderen.
Wat hierboven is gezegd over de rol die de veerkracht speelt
bij het verminderen van den traagheidsweerstand bij de beweging
van vaste lichamen, is eveneens toepasselijk op de beweging van
vloeistoffen in buizen, bijv. op de beweging van het bloed in de
bloedvaten; ook bij de beweging van vloeistoffen nemen de traag-
heidsweerstanden in vierkante reden van de snelheden toe. Dringt
een vloeistof met een zekere kracht in een buis, dan zal de uit-
strooming met een zekere snelheid plaats grijpen; om deze uit-
stroomingssnelheid te verdubbelen, zou een viermaal grootere kracht,
om haar driemaal grooter te maken, zou een negenmaal grootere
kracht vereischt worden. Werkt de kracht op de vloeistof slechts
gedurende de helft van den tijd, dan moet die kracht viermaal
grooter zijn om dezelfde uitstrooming voort te brengen.
Nu werkt het hart, in zijn hoedanigheid van spier, alleen bij
tusschenpoozen. Door deze afgebroken bewegingen, die het hart
aan het bloed meedeelt, in een onafgebroken stroom te veran-
deren, wordt de weerstand, dien het bloed bij een bepaalde uit-
/
-ocr page 345-
337
strooming ondervindt, verkleind en bijgevolg wordt ook de kracht
verminderd, die noodig is om de vloeistof voort te stuwen.
Kent men de verhouding van den duur der periode, gedurende
welke het hart het bloed in de slagaderen uitzendt, tot dien van de
periode van rust, dan kan men daaruit tennaastenbjj de vermin-
dering in weerstanden bepalen, die het gevolg is van de veer-
kracht der bloedvaten in de kleine slagaderen, waar de beweging
van het bloed onafgebroken is. Deze gunstige werking van de
slagaderlijke veerkracht zal des te sterker uitkomen, naarmate
de tijd, gedurende welken het bloed wordt voortgestuwd, korter
is in verhouding tot de periode van rust van \'t hart. Zijn deze
perioden gelijk, dan zal de weerstand door de slagaderlijke veer-
kracht tot op het een vierde worden verminderd; is de duur van
werking het éen derde van de hartsperiode, dan wordt de weer-
stand tot op éen negende teruggebracht.
Een tal van proeven heeft de werkelijkheid van dit feit bewezen
en heeft geleid tot deze gevolgtrekking, dat door de veerkracht
der aorta en van de slagaderlijke bloedvaten niet alleen de door
het hart uitgezonden bloedstroom geregeld wordt, maar dat ook
de voortstuwing van het bloed wordt vergemakkelijkt; dus met
andere woorden, dat hierdoor arbeidsvermogen van beweging van
het hart bespaard wordt.
Uit deze beschouwingen is weer een gevolgtrekking af te leiden,
die een merkwaardige bevestiging is voor het hier meegedeelde
feit. Het is bekend dat het hart zich vergroot, wanneer een
beletsel wordt gesteld aan de uitstrooming van het bloed in de
slagaderen; door een bewonderenswaardige overeenstemming wor-
den de spierwanden der kamers dikker en sterker, wanneer zij
meer arbeid moeten verrichten. Zal nu werkelijk de veerkracht,
die aau de slagaderen in normalen toestand eigen is, een gun-
stigen invloed hebben op den loop van het bloed, dan moet ook
door het verminderen van die veerkracht, zooals gewoonlijk bij
den ouderdom wordt .waargenomen, de loop van het bloed bemoei-
lijkt en een vergrooting (hypertrophie) van het hart veroorzaakt
worden. Nu vertoont zich inderdaad deze vergrooting altijd, zooals
door Andral reeds was opgemerkt, zonder dat hij echter het
ontstaan hiervan kon verklaren.
Zoo is dus het mechanisch arbeidsvermogen van de vaste
22
-ocr page 346-
338
lichamen en van de vloeistoffen onderworpen aan dezelfde wetten;
nllos wat de voortbrenging van dit arbeidsvermogen kan regelen,
is gunstig voor de bewegingsorganen en leidt tot een verminde-
ring van de aan te wenden\' kracht.
VIJFDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN TEMPERATUREN EN VAN WARMTE-
HÜEVEELHEDEN.
Verschillende soorten van registreerende thermometers ; luchtthermometers; vloeistofther-
mometers ; metaalthermometers. — Het registreeren van de dierlijke warmte. — Het
registreeren van warmtehocveelheden.
Het registreeren van temperaturen behoort tot een der oudste
toepassingen van de grafische methode; door de meteorologen zijn
bijna gelijktijdig zoowel aan den thermometer, als aan den baro-
meter, de noodige wijzigingen aangebracht, om deze werktuigen
zelfregistreerend te maken. Het zou bezwaarlijk zijn al de ver-
schillende handelwijzen op te noemen, die men hiervoor heeft
gevolgd; wij zullen ons dus bepalen tot de voornaamste, en daartoe
de thermometers naar hun soort allereerst onderscheiden in lucht-,
vloeistof- en me taal thermometers.
Door de uitzetting, die de meeste lichamen tengevolge van
verwarming ondergaan, kan men de temperatuursveranderingen
door de bewegingen van een aanwijzer of van een vloeistofkolom
gemakkelijk waarnemen; bij de metaalthermometers geschiedt dit
door de beweging van een naald of hefboom.
Daar het registreeren van temperaturen dus geheel terugge-
bracht wordt tot het registreeren van bewegingen, kunnen wij
ons van uitvoerige bizonderheden betreffende deze wijze van
registratie onthouden.
Op twee zaken heeft men bij het registreeren van temperaturen
vooral te letten : in de eerste plaats op de keuze van het werk-
tuig dat het meest voor het voorgestelde doel geschikt is; ten
tweede op do keuze van het meest geschikte middel om de tem-
peratuurslijncn op te schrijven. Gewoonlijk kiest men het eene of
-ocr page 347-
339
het andere middel van registratie naar gelang van de grootte der
beweging, die zich bij den thermometrischen toestel tengevolge
van een temperatuursverandering voordoet.
Verschillende soorten van reglitreerende thermometers.
De keuze van het werktuig schijnt gemakkelijk bepaald dooi-
den graad van gevoeligheid en van juistheid, dien men wenscht
te verkrijgen; de luchtthermometers zijn dan in zooverre in de
eerste plaats te verkiezen, omdat de uitzetting der gassen binnen
de gewone grenzen tamelijk nauwkeurig evenredig is met de
temperatuursverrneerdering. Maar neemt men in aanmerking dat
gassen, die in besloten ruimten, zooals thermometers, zijn ge-
plaatst, bjj den kleinsten te overwinnen weerstand reeds worden
samengeperst, dan komt men tot de overtuiging dat de door deze
werktuigen getraceerde lijnen noodwendig moeten misvormd zijn
door de samendrukbaarheid van het gas, die reeds bij den kleinsten
te overwinnen weerstand plaats heeft.
De vloeistofthermometers, ofschoon zij weer het nadeel bezitten
dat hunne bewegingen niet volkomen evenredig zijn met de tem-
peratuursveranderingen, hebben daarentegen dit boven de luchtther-
mometers voor, dat zij veel meer kracht bieden aan de te over-
winnen weerstanden; en daar men op verschillende wijzen, zooals
bijv. door het aanwenden van den palpeur 1), de schaalverdeeling
van een registreerwerktuig steeds kan verbeteren, is het gebruik
van vloeistofthermometers in veel gevallen aan te bevelen. Echter
mag niet onvermeld blijven dat het soms vrij moeielijk is deze
thermometers de temperatuur nauwkeurig te doen overnemen van
de stoffen, waarmee zij in aanraking zijn; is bijv. de hoeveelheid
vloeistof in den thermometer vrij aanzienlijk of bezit de stof,
waarmee hij in aanraking is, een gering geleidingsvermogen voor
warmte, dan werkt hij te traag en is weinig geschikt om snelle
temperatuursveranderingen getrouw te volgen.
De metaalthermometers, die bijna allen berusten op de onge-
lijke uitzetting van twee metalen, nemen snel de temperatuur aan
1) -* In de laatste afdeeling van dit werk zal de palpeur, door Depkkz uitgevonden ,
in bizoaderhedeu beschreven en verklaard worden. *
-ocr page 348-
340
van de stoffen, waarmee zij in aanraking zijn; ook zijn zij in
staat, evenals de vloeistofthermometers, tengevolge van de aan-
merkelijke kracht, die zij bij hun uitzetting ontwikkelen, om
hunne lijnen met een potloodstift nog op een vrij oneffen blad
papier op te schrijven. Tegenover deze voordeelen hebben zij dit
gebrek, dat zij moeilijk zijn aan te wenden, doordat zij gewoonlijk
te groot zijn, om bijv. bij physiologischo onderzoekingen op den
mensch in de natuurlijke holten te worden ingebracht, om aldaar
de temperatuur te bepalen; ook is het vrij lastig om de beweging
van uitzetting of inkrimping over een afstand naar den registreer-
toestel over te brengen.
Daar men echter de genoemde bezwaren in hoofdzaak heeft
overwonnen of kan ontwijken, is de thermografie reeds tot een
aanmerkelijke hoogte opgevoerd en voorziet zij in de voornaamste
behoeften van de proefneming.
Registreerende luclittliermoineters.
Een met lucht gevulde thermometerbol is voorzien van een
glazen buis, waarin een kwikdruppel, die zich met de uitzetting
of inkrimping der lucht verplaatst, als aanwijzer dient; op een
lichtgevoelig scherm wordt vervolgens een lichtbundel geworpen,
die gedeclteljjk door den ondoorschjjnenden kwikdruppel wordt
onderschept; in het photografisch beeld van dezen lichtbundel op
het scherm, wordt dus de plaats, waar zich de druppel bevindt,
duidelijk aangewezen. Men laat de bewegingen van den druppel
plaats hebben in de richting der ordinaten van de lijn, terwijl
het scherm zelf zich zijdelings beweegt. Onttrekt men dezen toe-
stel op eenigerlei wijze aan den invloed der barometrische druk-
king, dan heeft men een thermometer die zoowel snelle als juiste
aanwijzingen geeft, Een dergelijk werktuig is vooral geschikt voor
het bepalen van de verschillen van twee temperaturen, want
alsdan is het beveiligd tegen de veranderingen der uitwendige
drukking.
KegUtreerende vloeiatoftliermoineters.
Bij voorkeur worden natuurlijk hierbij vloeistoffen gebruikt, die
-ocr page 349-
341
een groot uitzettingsvcrmogen hebben, zooals alcohol, petroleum
ether; deze vloeistof wordt in een metalen doos opgesloten die
van een veerkrachtig omkleedsel is voorzien. Door de warmte zet
de vloeistof zich uit en zwelt de doos op, terwijl zij bij bekoeling
inkrimpt; deze bewegingen worden aan een registreerstift mee-
gedeeld.
Men kan de aanwijzingen van dit werktuig zoo snel mogelijk
maken door aan het vloeistofreservoir een groote oppervlakte te
geven, hetgeen het best geschiedt door het aanwenden van een
reeks buizen,, veel gelijkende op die, welke men bij stoomketels
aanbrengt. Zoodoende wordt het oppervlak, dat is blootgesteld
aan de omringende temperatuur, sterk vergroot, en luistert het
werktuig spoediger naar de temperatuursveranderingen.
Ook kan men door de uitzetting der vloeistof een ondoorschij-
nenden aanwijzer, bijv. een kleine donkere vloeistof kolom, doen
verplaatsen, evenals bij den luchthermometer; evenzeer kan men
de uitzetting der vloeistof gebruiken om wringingsbewegingen te
voorschijn te roepen in een manometrische buis van Bourdon.
Deze laatste handelwijze is door Marii5-Davy met goed gevolg
aangewend om de temperatuursveranderingen op het observatorium
van Montsouris te registreeren; de registreertoestel is hier door
middel van metalen buizen van kleine middellijn verbonden met
den vloeistofthermometer, zoodat de temperatuursveranderingen op
een zekeren afstand worden geregistreerd.
In figuur 169 zijn twee lijnen afgebeeld, die de door jVIarié-
Davy geregistreerde dagelijksche temperatuursveranderingen op
6 en 7 Augustus van het jaar 1877 voorstellen.
De bovenste lijn A is met een gewonen vloeistofthermometer
verkregen en geeft de werkelijke temperatuursveranderingen aan;
de onderste lijn B is getraceerd door een toestel, waarvan de bol
voortdurend met water werd bevochtigd; deze lijn wijst kleinere
veranderingen aan, omdat de door de verdamping teweeggebrachte
afkoeling de temperatuursverhooging ten deele opheft. De ver-
eeniging van beide thermometers geeft den zoogcnaaniden jwyc/iro-
meter, waardoor men bij benadering de vochtighcidstoestand dei-
lucht bepaalt.
Neemt men twee thermometers en bedekt men den bol van een
hunner met lampzwart, terwijl men den anderen thermometerbol
-ocr page 350-
342
onbedekt laat, dan verkrijgt men den zoogenaamden aktinometer.
De lijnen van thermometer loopen in denzelfden zin, maar ver-
Fig. 169. Lijnen die de temperatuursveranderingen aanwijzen gedurende twee
opeenvolgende dagen, geregistreerd door een drogen thermo-
meter A en een vochtigen thermometer B.
wijderen zich meer of minder van elkaar, naar gelang van de
bestralingssterkte.
Reglstreerende metaaltliermometerg.
Een van de meest gevoelige metaal thermometers is die van
Rédieb, waarvan de werking gebaseerd is op de ongelijke uit-
zetting van twee staven van verschillend metaal. Ook hierbij is
de wijze, waarop de temperatuursveranderingen worden geregis-
treerd, geheel overeenkomstig met de boven beschouwde.
Het regtstreeren van de dierlijke temperatuur.
Voor het registreeren van de temperatuursveranderingen in het
dierlijk lichaam kan men een luchtthermometer aanwenden, ther-
mograaf
genaamd, die in figuur 170 is afgebeeld. Een metalen
bol van een luchtthermometer B is verbonden met een lange
capillaire koperen buis, aan wier uiteinde zich een ijzeren buis
bevindt, die cirkelvormig is omgebogen. Deze ijzeren buis is weer
omgeven door een glazen buis van gelijke kromming, die aan
een uiteinde gesloten en zoodanig op een voetstuk geplaatst is,
dat zij om een horizontale as vrij kan draaien. In het hellend
-ocr page 351-
343
gedeelte der glazen buis bevindt zich een kleine kwikkolom, door
welke de ijzeren buis heenloopt. Eindelijk is aan den toestel een
Fig. 170. Inrichting van den thcrmograaf.
lange naald aangebracht, die met den toestel om de horizontale
as kan draaien.
Wordt de bol B verwarmd, dan ontwijkt een gedeelte der uit-
gezette lucht door het ijzeren buisje en dringt in de gesloten
ruimte van de glazen buis; door deze luchtdrukking wordt nu
de kwikkolom meer of minder verplaatst. Door deze verplaatsing
wordt het evenwicht van den toestel verbroken, zoodat de ge-
heele toestel om de horizontale as een kleine draaiing zal maken,
totdat de kwikkolom weer den laagsten stand in de glazen buis
inneemt; deze draaiing wordt door de naald geregistreerd.
Daar door het voortdurend wrijven van de naald op een met
roetzwart bedekt vlak een te groote weerstand zou worden ge-
boden aan de draaiingsbeweging van den toestel, kan men door
de beweging van een uurwerk aan den thermograaf elke minuut
een kleine schommeling meedeelen en zoodoende het uiteinde van
den hefboom in aanraking brengen met een glazen plaat, die
met roetzwart is bedekt. Men verkrijgt alsdan een aantal punten
die -dicht genoeg bij elkaar liggen, om de temperatuurslijn met
genoegsame juistheid te bepalen.
Op deze wijze ingericht, is het werktuig uiterst gevoelig; men
kan het echter alleen aanwenden voor het registreeren op verti-
kale vlakken en ook is het onderhevig aan barometrische invloe-
den, zooals trouwens het geval is met alle luchtthermometërs die
aan \'den buitenkant niet gesloten zijn.
Een minder gevoelig, maar gemakkelijker te behandelen werk-
tuig verkrijgt men, wanneer men de buis van den luchtthermo-
-ocr page 352-
344
meter met een trommel met hefboom in verbinding stelt; hierbij
kan het dan echter gebeuren dat nu en dan kleine hoeveelheden
lucht ontsnappen, hetgeen vooral nadeelig werkt wanneer de
proeven eenigszins lang duren. Men kan dit gebrek verhelpen
door de trommel en het daaraan grenzend gedeelte der buis met
wator te vullen, zoodat ook in de voegen en verbindingen geen
lucht kan ontsnappen. De invloed der dampkringsdrukking laat
zich ook bij dezen toestel gevoelen, maar kan bij proeven van
korter duur gewoonlijk verwaarloosd worden.
Eindelijk verdient een derde toestel nog de voorkeur boven de
beide bovengenoemde, doordat het onttrokken is aan den invloed
van de dampkringsdrukking en bizonder geschikt is om de tempe-
ratuursveranderingen op een afstand te registreeren, terwijl ook
hierbij de traceerstift met veel meer kracht over het papier wrijft
dan bij de andere toestellen het geval is. Dit werktuig bestaat
uit een met ether ge vulden metalen bol, die door een lange kope-
ren buis verbonden is met een spiraalvormige buis van Bourdom.
Deze ontwindt zich, wanneer de inwendige drukking toeneemt,
kromt zich daarentegen, wanneer deze drukking afneemt. Door
het uitzetten of inkrimpen van den ether in den thermometerbol
worden in de buis van Bourdon veranderingen in drukking teweeg-
Fig. 171. Registreerende thermometer. Twee met ether gevulde bullen B\' en H- staan
ieder in gemeenscha» met een buis van Boukuon, die op een hefboom werkt.
gebracht, welke deze buis doen ontspannen of krommen; door een
registreernaald worden deze bewegingen geregistreerd.
-ocr page 353-
345
Dit werktuig is wel minder gevoelig dan de vroeger beschre-
vene, maar door de aanmerkelijke kracht, die bij dit werktuig
ontwikkeld wordt, is men in staat de bewegingen der naald door
middel van een geschikt mechanisme te vergrooten. Ook verhoogt
men de gevoeligheid van het werktuig door een grooter volume
aan den thermometerbol te geven; maar alsdan moeten de proeven
ook op groote dieren genomen worden.
Het registreeren van warinfelioeveellieden»
Men meet de warmtehoeveelheid; die door een zekere warmte-
bron wordt opgeleverd, naar de temperatuursverhooging die een
bepaalde gewichtshoeveelheid water heeft ondergaan. Men is alzoo
overeengekomen als eenheid van warmtehoeveelheden aan te nemen
de hoeveelheid warmte, benoodigd om 1 kilogram of 1 liter water
van 0° tot 1° C. te verwarmen; deze eenheid heeft men calorie
genoemd. Voor het verwarmen van 100 liter water van 0U tot lu
zijn dus 100 calorien noodig; maar evenveel calorien behoeft men
ook om 1 liter water van 0 tot 100° te verwarmen.
Een hoeveelheid warmte wordt dus evenals een hoeveelheid
mechanische arbeid door een produkt voorgesteld; een aantal
calorien is het produkt van temperatuur en volume. Een zelfde
aantal calorien kan dus op verschillende wijzen zijn samengesteld,
of uit een sterke verwarming van een klein volume water, of
uit een geringe verwarming van een groot volume water. Bepaalt
men met behulp van den calorimeter bijv. he,t aantal calorien,
opgeleverd bij een scheikundige verbinding, dan geeft het werk-
tuig alleen de einduitkomst van het verschijnsel aan, zonder de
verschillende phas\'en hiervan aan te wijzen. Nu is de grafische
methode alweer bizonder geschikt om, evenals bij den mechani-
schen arbeid, den vorm aan te geven/ waarin een zekere hoeveel-
heid warmte is opgeleverd. Denken wij ons een lichaam, dat een
zekere hoeveelheid warmte afstaat, besloten in een ruimte, waar
het omringd is door slecht geleidende stoffen; denken wij ons die
ruimte verder omgeven door een geregelden stroom water van con-
stante temperatuur, terwijl een registreerende thermometer is aan-
gebracht in de uit dezen calorimeter stroomende vloeistof. Zoolang
in den toestel geen warmte wordt ontwikkeld, vloeit het water
-ocr page 354-
346
bij dezelfde temperatuur af als het bij het instroomen bezat, en de
stift traceert een horizontale lijn; zoodra echter in den calorimeter
warmte wordt ontwikkeld, stijgt de getraceerde lijn en geeft de mate
van verwarming aan. Het registreeren van de in een zekeren
tijd uitgestroomde hoeveelheid vloeistof kan nu geschieden op
de wijze, zooals vroeger met den toestel van fig. 127 is aange-
geven; is de beweging van den cilinder eenparig, evenals de uit-
strooming, dan zal men de hoeveelheid uitgestroomde vloeistof
kennen, indien men door een voorafgaande proefneming bepaald
heeft, met welke hoeveelheid afgevoerd water een zekere lengte,
op het papier van den cilinder langs de x-as gemeten, overeen-
komt. De oppervlakte der aldus geregistreerde figuur geeft dan
het produkt van de beide veranderlijke grootheden, dus ook het
aantal opgeleverde calorien aan. Houdt de warmteontwikkeling
binnen in den toestel op, dan zal de lijn langsamerhand dalen,
totdat zij tot de horizontale lijn, waarvan wij in den aanvang
spraken, zal zijn teruggekeerd; de oppervlakte van de nu ver-
kregen figuur drukt nu het totale aantal opgeleverde calorien uit
(wanneer men ten minste kan aannemen dat door den calorimeter
zelf nagenoeg geen warmte is opgenomen). Zijn de temperatuurs-
veranderingen te langsaam of te snel, dan zal men de uitstroo-
ming der vloeistof moeten vertragen of versnellen. Voor het lezen
der tracés is het voldoende rekening te houden met de betrek-
king tusschen de snelheid van uitstrooming van de vloeistof en
de omwentelingssnelheid van den cilinder.
Door d\'Arsonval is een werktuig uitgevonden, waarmee het
registreeren van een zekere hoeveelheid warmte, die in een be-
sloten ruimte wordt ontwikkeld, eenvoudig wordt teruggebracht
tot het registreeren van de hoeveelheid vloeistof, die in een ge-
geven tijd uitstroomt; de snelheid van uitstrooming is dus hierbij
geregeld naar de voortbrenging van warmte, en wel zoodanig,
dat elke calorie, die in den calorimeter wordt afgestaan, zich
verraadt door het uitstroomen van 1 liter water; hoe spoediger
dus de warmte in den toestel wordt afgestaan, des te sneller
uitstrooming wordt door de lijn aangewezen, en omgekeerd. Wij
zullen dit werktuig van d\'Arsonval in de laatste afdeeling van
dit werk, 10e hoofdstuk, in zijn bizonderheden nagaan.
-ocr page 355-
347
ZESDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN ELEKTRISCHE VERSCHIJNSELEN.
Het grallsch bostudeeren van de verschijnselen, die bij elektrische ontladingen plaats
hebben: proeven van Keupersen; photografie der lichtverschijnselen. — Grafische
analyse van elektrische ontladingen volgens de methode van Donders. — Het regis-
treeren van de warmteverschijnselen voortgebracht door elektriciteit; proeven van
Mascart. — Het registreeren van elektrische spanningen gemeten door middel van
den elektrometer van Lippmann. — Het registreeren van de intensiteit van elektri-
sche stroomen doer middel van den rheograaf. — Het registreeren van elektriciteits-
hoeveelheden.
Daar elektriciteit zich gemakkelijk omzet in licht, warmte,
mechanisch arbeidsvermogen, enz., kan men in talrijke gevallen
een grafische voorstelling verkrijgen van verschijnselen, die zioh
bij elektriciteitswerkingen voordoen. Gaan wij in de eerste plaats
in het kort de registratie der lichtverschijnselen na, die bij elek-
trische ontladingen plaats hebben.
Het registreeren van elektrische vonken bij ile ontlading;
proeven van feddersen.
Het is bekend hoe Feddersen zich in navolging van Wheat-
8TONE van een snel ronddraaienden spiegel heeft bediend, om van
het zeer korte lichtschijnsel bij het overspringen van de elektri-
sche vonk een spiegelbeeld te verkrijgen in den vorm van een
vurige streep, ten einde uit de breedte dezer lichtstreep in ver-
houding tot de bekende omwentelingssnelheid van den spiegel den
duur der elektrische ontlading te kunnen bepalen. Feddersen
heeft ook met een dergelijken toestel opgemerkt dat de lichtband
in den spiegel uit twee of meer lichtstrepen bestond, die aanwe-
zen dat de ontlading uit een reeks afwisselend gerichte heen- en
weergaande ontladingen was samengesteld. Door nu den vlakken
spiegel door een hollen spiegel te vervangen, en in hel brandpunt
van dezen spiegel een plaat met collodium te plaatsen, 1) is
Feddersen er in geslaagd het lichtbeeld te photografeeren, en heeft
1) Een en ander is ontleed aan het werk van Mascart : TraitetPilectricitéttatiqne,
Paris, 1876.
-ocr page 356-
348
op deze wijze aangetoond dat er drie zeer van elkaar onderschei-
dene soorten van ontladingen kunnen plaats grijpen:
lc wanneer de ontlading afgebroken plaats heeft, door bijv. een
waterkolom tusschen de knoppen der elektriseermachine te plaatsen;
in dat geval bestaat het lichtverschijnsel uit vertikaal boven elkaar
gelegen lichtpunten en lichtstreepjes, die zich meer en meer van
elkaar verwijderen naar het einde van de vonk;
2« wanneer de weerstand vermindert, wordt de ontlading onaf-
gebroken; men bespeurt alsdan een vertikale lichtstreep, aan wier
uiteinden zich twee lichtpunten bevinden;
3C wanneer de duur der ontlading toeneemt, terwijl de weer-
standen verminderen, doet het lichtschijnsel zich als in schom-
melende beweging voor en is verschillend naar den aard der
aangewende geleiders.
Neemt de weerstand toe, dan wordt de duur van het licht-
schijnsel langer; de snelheid neemt van hej; begin tot het einde
af, zoodat het photografische beeld een gebogen vorm krijgt voor
eiken lichtband.
Jletlioile van Donders en ülyland om de oiitladingsver-
scliijnselen van een inductiestrooin te reglstreeren»
Door gebruik te maken van de elektrolytische werking, waar-
door een stroom een spoor van zjjn doorgang op een gevoelig
gemaakt papier achterlaat, en van de mechanische werking, waar-
door éen stroom een papierstrook doorboort, hebben Donders
en Nyland tracés verkregen die den duur en de samengesteld-
heid van de ontlading van inductieklossen aantoonen. Bij deze
proeven wordt de chronografie zoo nauw mogelijk verbonden met
de registratie van het elektrisch verschijnsel zelf, zoodat men den
duur hiervan zoo juist mogelijk kan bepalen.
De ontlading van een grooten klos van Ruhmkobff wordt ge-
leid door een stemvork, die van een metaalstift is voorzien en
door een metalen cilinder, die bedekt is met een blad papier.
De stemvork trilt gedurende de proef, zoodat men op de golflijn,
die de metaalstift traceert, een aantal vlekjes of gaatjes bemerkt,
die door hun ligging het juiste oogenblik aangeven, waarop de
vonk door het papier is gegaan. Men kan nu duidelijk opmerken
-ocr page 357-
349
dat elke ontlading bestaat uit een reeks van vonken, welke eenige
oogenblikken in aantal toenemen, maar daarna afnemen en ten
Fig. 172. liet regiatroereu van de ontlading vau ceu inductiestrouiu naai-
de methode van Donders en Nïland.
slotte verdwijnen. Bij enkele proeven bedroeg het aantal dezer
vonken ongeveer 100; wat den duur der ontlading betreft, deze
verschilde van 17 tot 18 trillingen van een stemvork, die 246
trillingen in een sekonde maakte. De tijd, die verliep tusschen het
verbreken van den stroom en het begin der ontlading, bedroeg
ongeveer ^, en die welke verliep tusschen het sluiten van den
stroom en het optreden der ontlading, was ^ van den trillingstijd.
Het regtstreeren van de warmteverschljnselen voortge-
bracht door elektriciteit; proeven van Mascart.
Laat men een stroom gaan door een dunnen spiraalvormig
gewonden platinadraad, die in een gesloten en met lucht gevulde
ruimte is aangebracht, dan wordt deze lucht verwarmd en zet
zich uit; door een vloeistof kolom, van een aanwijzer voorzien,
wordt het bedrag van deze uitzetting aangewezen; een dergelijke
thermometer is door Riess samengesteld.
Door de buis van den thermometer in gemeenschap te stellen
met een trommel met hefboom, verkrijgt men een toestel, waar-
mee men de warmteontwikkelingcn in den thermometer kan regis-
treeren. Mascabt heeft deze methode gevolgd om de warmteont-
Wikkelingen van verschillende elektriciteitsbronnen te registreeren
en die zoodoende met elkaar te vergelijken. Hij bediende zich
daarbij van een cilinder, met roetzwart bedekt, wiens beweging
werd geregeld door een régulateur van Foucault.
Volgens Mascart zullen bij geringe elektriciteitshoeveelheden
de hoogten der aldus verkregen lijnen evenredig zijn aan de hoe-
veelheden warmte, bij de ontlading ontwikkeld.
Figuur 173 toont ons lijnen, die een toenemende warmte-inten-
siteit aanwijzen. De onderste lijn werd verkregen bij de ontlading
-ocr page 358-
350
eener batterij, die geladen was door 11 vonken van de maatnesch
Fig. L73. Lijuen van waruiteontwikkeliugeu voortgebracht bij ontladingen
van toenemende intensiteit.
van Lane. De overige lijnen komen achtereenvolgens overeen met
ladingen van 13, 15, 17 en 20 vonken.
Uit den vorm van deze lijnen bespeurt men dat de warmteont-
wikkeling niet oogenblikkelijk plaats heeft; zij stijgt gedurende
een bepaalden tijd. Gedurende deze phase van stijging van de lijn
laat zich de invloed van de door den toestel teweeggebrachte
afkoeling duidelijk gevoelen en belet deze de lijn, haar hoogste punt
te bereiken, waardoor de [totale hoeveelheid elektriciteit, die in
warmte is omgezet, zou worden aangewezen. Men kan echter dit
hoogtepunt door berekening of door een grafische constructie
bepalen, en de betrekking tusschen ordinaten en temperaturen
aldus nauwkeurig onderzoeken.
Mascart meent dat de hoeveelheid warmte nagenoeg evenredig
is met het vierkant van het aantal vonken.
De lijnen van fig. 174 zijn verkregen door het aanwenden
Fig. 174. Lijnen van war in teo ut wikkeling voortgebracht door de constante lading
van batterijen met een verschillend aantal cellen.
-ocr page 359-
351
van constante ladingen van batterijen met een verschillend aantal
cellen; deze lijnen wijzen aan dat de warn\\teontwikkeling des te
grooter is, naarmate het aantal cellen grooter is; zoo komt de
onderste lijn met 6, de bovenste lijn met 2 cellen overeen.
De lijnen van warmteontwikkeling van fig. 175 zijn verkregen
l\'\'i(!iïil7 ■"\'. Lijnen van warmteontwikkeling voortgebracht door een toestel vau
Gramme bij verschilleude oindraaiingssnclhedeti.
met den toestel van Gramme, bij verschillende omdraaiingssnel-
heden. De phase van stijging van deze lijnen verschilt veel van
die in de vorige figuren, wegens den langen duur der warmte-
ontwikkeling onder den invloed van een onafgebroken stroom.
Het registreeren van elektrische spanningen (reineten door
middel van den elektrometer van Lippma
n n.
Lippmann heeft een merkwaardige eigenschap van de elektri-
citeit ontdekt, namelijk dat zij de capillariteitsverschijnselen wijzigt
en de hoogte, waartoe een vloeistof in een capillaire buis opstijgt,
verandert. Van deze eigenschap gebruik makende, heeft Lipp-
mann een werktuig samengesteld, capillair-elektrometer genaamd,
waarin een kleine kwikkolom zich in de eene of andere richting
verplaatst naar gelang van de vermeerdering of vermindering in
elektrische spanning, waaraan de toestel is blootgesteld. Dit werk-
tuig is in fig. 176 afgebeeld.
Een lange vertikale glazen huis loopt aan den onderkant zeer
nauw toe; dit nauwe gedeelte komt uit in een \' wijdere glazen
buis B, die met water, dat zwak zuur is gemaakt, is gevuld en
waarin zich op den bodem een kwikdruppel bevindt. De lange
glazen buis wordt nu met kwik gevuld; dit kwik kan tengevolge
van de werking der capillariteit niet uit het vernauwde onder-
-ocr page 360-
352
einde der buis wegvloeien. Verbindt men nu door metaaldraden
het kwik van de lange buis en dat van de buis B met de polen
Kig. 176. Elektromcter van Lippmavn.
van een elektrischen toestel, dan ziet men den kwikspiegel in
het vernauwde deel der lange buis terstond van stand veranderen,
en wel in die richting, waarin de stroom tracht door te gaan.
Om die veranderingen van den kwikspiegel waar te nemen, be-
dient men zich van een mikroskoop M, dat zoodanig is opgesteld,
dat het voortdurend op het ondereinde van de kwikkolom is
gericht.
Zoodra nu tengevolge van een verschil in elektrische spanning
een verplaatsing van den kwikspiegel, bijv. naar boven, heeft
plaats gehad, moet men, om het kwik tot zijn oorspronkelijken
stand terug te brengen, een sterkeren druk op de kwikkolom
van de lange buis uitoefenen; dit kan geschieden door boven
-ocr page 361-
353
in de lange buis kwik te gieten, of wel door boven op het kwik
een zekeren luchtdruk aan te wenden. Lippmann bedient zich bij
voorkeur van het laatste middel; een caoutchouc luchtreservoir
T kan door middel van een soort van schroefpers, die van een
zwengel E is voorzien, meer of minder samengeperst worden; de
samengeperste lucht werkt door een buis boven op het kwik on
begeeft zich door een tweede buis naar een manometer H, die
de drukking van deze lucht aanwijst. Men bevindt dat om de
kwikkolom op het nulpunt terug te brengen, een druk moet
aangewend worden, evenredig aan de elektrische spanning, waar-
door de kwikkolom is verplaatst.
Om den stand van het nulpunt zeer juist te bepalen, is in het
mikroskoop een spinragdraad aangebracht; deze draad wordt nu
juist gericht op het ondereinde der kwikkolom, wanneer geen
elektrische spanning op de kolom werkt.
Het nulpunt aldus vastgesteld zijnde, kan men met het mikros-
koop de geringste beweging der kwikkolom nauwkeurig bepalen.
Men kan ook een gemakkelijker te behandelen en te verplaatsen
toestel gebruiken, waarin een kwikreservoir, waarvan het kwik
met behulp van een schroef wordt samengedrukt, de hooge kwik-
kolom van den eersten toestel vervangt.
Bij dezen elektromotor vertoont zich de
kwikkolom dwars in het veld van het
mikroskoop; hier is de spinragdraad
vertikaal gespannen (fig. 177).
Met dit werktuig kan men twee ver-
schillende soorten van proeven nemen:
Ie het bepalen van de spanning der sta- _.
f                           r           °                  Fig. 177. De kwikkolom van den
tiscne elektriciteit waarmee een lichaam ciektron)etel.
gezien in den
op een zeker oogenblik is geladen; 2* toestand van rust door
het waarnemen van de veranderingen,
           het mikroskoop.
waaraan de elektrische spanning in de opvolgende oogenblikken
onderhevig is.
Voor de eerste bepaling is het voldoende den toestel een oogen-
blik door middel van een zijner draden met het geëlektriseerde
lichaam, en door middel van den anderen draad met den grond
in gemeenschap te stellen; door de verplaatsing der kwikkolom
wordt het bedrag der elektrische spanning aangewezen.
23
-ocr page 362-
354
Bij de tweede bepaling worden de veranderingen in elektrische
spanning aangewezen door de verplaatsingen van de kwikkolom;
deze meer of minder snelle verplaatsingen moeten worden gere-
gistreerd, daar men ze met het oog niet met de noodige nauw-
keurigheid kan volgen. Dit registreeren kan hier uitmuntend door
middel van photografie geschieden; bij enkele physiologische waar-
nemingen bewijst deze registreerende elektrometer dan uitstekende
diensten.
Zoo verkeeren onder anderen de levende spieren in een zekeren
elektrischen toestand, die gewijzigd wordt op het oogenblik waarop
zij in werking treden. 1)
De galvanometer kan voor de waarneming van deze verande-
ringen, uithoofde van de traagheid der naald, slecht dienen; de
elektrometer werkt hier echter, wegens zijn meerdere gevoelig-
heid, voortreffelijk.
Plaatst men in het oculair van het mikroskoop een lichtgevoe-
lige glasplaat, dan verkrijgt men een duidelijk photografisch beeld
van de kwikkolom; deelt men aan deze glasplaat een beweging
mede, loodrecht op de richting der beweging van de kwikkolom,
dan verkrijgt men zoodoende de photografische curve van de ver-
anderingen der elektrische spanning.
In figuur 178 zijn de elektrische veranderingen van het hart
Fig. 178. Het registreeren van de clektriaehe veranderingen die samengaan
met de rhythmische bewegingen van het hart van een schildpad.
van een schildpad gedurende zijn systolische en diastolische bewe-
gingen voorgesteld; in fig. 179 zijn de elektrische veranderingen
van het hart van een kikvorsch afgebeeld. Deze curven zijn aldus
verkregen: men stelt het hart van het dier in gemeenschap met
niet polariseerbare elektroden, die in verbinding staan met de
1) Zie de proeven dienaangaande van Mattkuci en Uu Bois-Kkymonn
-ocr page 363-
355
draden van een elektrometer. Men plaatst in het oculair van het
mikroskoop een plaatje van matglas, waarop zich het heeld van
Fig. 179. Elektrische veranderingen van het hart van een kikvorsch.
de kwikkolom projecteert en men overtuigt zich dat bewegingen
van het hart goed vergezeld gaan van elektrische veranderingen;
vervolgens vervangt men bet matglas door een kleine donkere
kamer, die een lichtgevoelig glazen plaatje bevat. Aan dit plaatje
wordt door een uurwerk de vereischte beweging meegedeeld. In
de hier bovenstaande figuren bedroeg de omwentelingssnelheid
ongeveer 3 millimeter per sekonde.
Om de kwikkolom en haar bewegingen te photografeeren kan
men het licht onderscheppen door de ondoorschijnende kwikkolom
zelf of wel men verlicht de kolom sterk tegenover een donkeren
achtergrond, zoodat de kwikkolom nu een lichtbron wordt.
In het eerste geval moet een diaphragma met zeer nauwe
opening zoodanig worden aangebracht dat het kwik van de capil-
laire kolom in haar heen- en weergaande bewegingen deze nauwe
spleet beurtelings bedekt en vrijlaat; hiertoe wordt dus een zeer
zorgvuldige constructie vereischt. In het tweede geval bestaat de
moeilijkheid in de zwakke verlichting; de kwikzuil, die het licht
terugkaatst, is slechts \'2\'0 millimeter breed, en wanneer de mid-
dellijn van de kwikkolom tweemaal vergroot wordt, dan wordt
de intensiteit van het licht op ^e verminderd. Om nu de grootst
mogelijke lichtsterkte te verkrijgen moet men de kwikkolom met
zonlicht verlichten, dat door een lens is geconcentreerd, en moet
men zich beperken tot het opvangen van beelden van zeer ge-
ringe afmeting op een zich langsaam bewegende plaat.
De vraag is nu of men aan den vorm van de aldus gephoto-
grafeerde lijnen een groot vertrouwen kan hechten. Om dit na
te gaan, kan men op dezen toestel stroomen van bizonder korten
duur laten werken, bijv. inductiestroomen van een kleinen induc-
tietoestel. De openings- en sluitingsstroomen o en s (fig. 180)
-ocr page 364-
356
volgen elkaar met gelijke tijdsverschillen op en vertoonen tegen-
gestelde teekens; ook zjjn de beelden vaneden openingsstroom
Kig. 180. Photogralie van inductieatrooinen untstaau bij het openen eu sluiten
van Jeu iiuluceereuden stroom, verkregen met Jen elektrometer.
grooter dan die van den sluitingsstioom. Tot zoover komt dus
alles juist overeen met de bekende verschijnselen die men bij
inductiestroomen waarneemt. Maar let men op den duur der
phasen van deze stroomen, dan ziet men in de figuur dat de
aanvangsphase van beide stroomen zeer kort is, d. w. z. dat de
lijn vertikaal stijgt en daalt, maar dat in het eindigen van beide
stroomen een groot verschil is op te merken; de terugkeer van
de lijn tot het nulpunt is aanvankelijk zeer snel, maar wordt
vervolgens meer en meer vertraagd, zoodat de horizontale stand
eerst na een vrij langen tijd wordt bereikt.
In het geval, dat in fig. 180 is voorgesteld, verliep er ongeveer
•] van een sekonde voordat de horizontale lijn werd bereikt, en
nog zelfs op dit oogenblik was het kwik nog niet geheel op het
nulpunt teruggekomen maar scheen een eenigszins onverschilligen
even wichtsstand in te nemen, nu eens wat hooger, dan eens wat
lager dan het nulpunt, al naar gelang de richting van de bewe-
ging, die aan het kwik was meegedeeld. Men merkt dan ook in
de figuur op dat de gestippelde lijn, die over de punten loopt
waar het kwik na de openingsstroomen blijft staan, nooit bereikt
wordt na de sluitingsstroomen. Waarschijnlijk is dit te wijten aan
het polariseeren van de kwikoppervlakten en van het zwak zuur-
gemaakte water.
Nog valt op te merken dat deze afwijking alleen dicht bij het
nulpunt voorkomt, zoodat de aanwijzingen van den toestel, alleen
voor zoover de elektrische spanning tot nul terugkeert, minder
juist zijn.
Deze proeven betreffende het registreeren der elektriciteit, die
nog voor zooveel verbeteringen vatbaar zjjn, beloven veel in de
-ocr page 365-
357
toekomst. Het zou o. a. wenscheljjk zijn dat men de bewegingen
van den elektrometer met behulp van een kunstliclitbron kon
photografeeren, maar tot nu toe is men er nog slechts in ge-
slaagd snelle veranderingen alleen bij zonlicht te registreercn.
Het regisfreeren van de intensiteit van stroomen door
middel van den elektrisclien rlieograaf.
Dit werktuig bestaat uit oen elektromagnetischen seintoestcl
met de volgende wijziging: tusschen den elektromagneet en het
sluitstuk is een samendrukbaar lichaam aangebracht, dat een ver-
anderlijke veerkracht bezit, zoodat dit, naar gelang van de inten-
siteit der magnetische aantrekking meer of minder samengodrukt
wordende, de registreerstift grootere of kleinere uitslagen doet
maken. Zoodoende wordt de intensiteit van den stroom aangewezen
door de grootte der uitslagen van de registreerstift. In fig. 181
is de inrichting voorgesteld die o. a. kan
dienen om de intensiteit der elektrische
stroomen van den sidderrog te bepalen.
Een draad van caoutchouc wordt over
twee kammen horizontaal gestrekt tus- „. ,„, „,,..,
°                          rig. 181. Elektrische rhcograul.
schen het sluitstuk en het week ijzer
van den elektromngneet; de beide week ijzeren kernen zijn aan
den bovenkant een weinig uitgevijld; in deze holten passen twee
halfcilindervormige metalen stukjes, die aan den onderkant van
het sluitstuk zijn vastgesoldeerd.
Op deze worden aan de magnetische aantrekking steeds grooter
wordende beletselen gesteld, naar gelang de oppervlakten van het
sluitstuk en van den elektromagneet elkaar meer naderen. Om
dit duidelijk in te zien, moeten wij het sluitstuk in de verschil-
lende phasen van zijn daling volgen. Eerst komt het sluitstuk
met het bolle oppervlak der cilindertjes in aanraking met den
veerkrachtigen draad. Op dit oogenblik is de uitrekbaarheid van
den draad zeer groot; maar naarmate hij meer daalt, zullen de
aanrakingspunten steeds dichter bij elkaar komen, waardoor hij
minder uitrekbaar wordt. Nog lager wordt de draad, nu gespannen
boven de insnijdingen van de week ijzeren kernen, nog minder
uitrekbaar totdat hij eindelijk, steeds door het sluitstuk terugge-
-ocr page 366-
358
drongen, de buiging van de cilindér-
vormige stukken aaneemt en nu een
weerstand biedt aan de verdere be-
weging van het sluitstuk, welke weer-
stand aangroeit in reden van de reeds
verkregen vervorming.
De lijnen van figuur 182 zijn door
dit werktuig getraceerd; de ontlading
werd verkregen door het prikkelen
van een der elektrische organen van
den sidderrog.
De afneming in amplitude van het
begin tot het einde dezer ontlading
is vrij aanzienlijk: ongeveer van 1
tot 10.
In de eerste lijn van fig. 182 merkt
men een bij afwisseling toe- en afne-
mende amplitude van den elektrischen
stroom op; deze afwisselingen doen
zich vrij regelmatig voor, ongeveer
om de negen trillingen van de stift.
De oorzaak van deze periodiciteit is
niet bekend.
De elektrische rheograaf, aldus in-
gericht , kan geen nauwkeurige tracés"
geven van de phasen, den duur en
den vorm der elektrische stroomen;
maar wel kan hij in enkele gevallen
de treffende overeenkomst in vorm
van een elektrischen stroom en van
een spierschok aantoonen. 1)
1) Hij de hierboven beschreven inrichting van
den rheograaf kunnen er licht trillende bewegin-
gen van het sluitstuk ontstaan bij korte en sterke
stroomen. Deze fout wordt verminderd door de
beweegbare massa\'s zoo klein mogelijk te nemen
en door bovendien het sluitstuk zeer kleine uit-
-ocr page 367-
859
Het registreeren van elektriciteltslioeveellietlen* 1)
De bepaling van elektriciteitshoeveelheden geschiedt met be-
hulp van den voltameter; de hoeveelheid gas, in een bepaalden
tijd in den waterontledingstoestel vrijgemaakt, dient hierbij als
maat voor de hoeveelheid elektriciteit, die voor deze ontleding
is verbruikt. Ook kan men den elektrischen stroom door een
oplossing van kopersulfaat doen gaan en de hoeveelheid elektri-
citeit bepalen uit de gewichtshoeveelheid koper, die in een zekeren
tijd op een der elektroden is afgezet.
Men kan nu de gassen, die in een waterontledingstoestel wor-
den vrijgemaakt, opvangen in een gesloten ruimte, die in gemeen-
schap staat met een hermetisch gesloten trommel met hefboom.
Zoodoende is het mogeljjk de phasen van gasontwikkeling te
registreeren.
Wordt de stroom geleid door kopersulfaat, dan zal door het
afzetten van het metaal een gewichtsverandering ontstaan, die
geregistreerd kan worden volgens de methode, die daarvoor vroeger
(pag. 285) is aangewezen. In de industrie\' maakt men gebruik
van de balans om het eind der galvanoplastische bewerking bij
het verzilveren van voorwerpen aan te geven; wanneer de zilver-
laag de gewenschte dikte heeft verkregen, slaat de balans door
en verbreekt zoodoende den stroom, waardoor de elektrolyse
ophoudt.
In plaats van een dergelijke balans kan men nu een der toe-
stellen gebruiken, die worden aangewend voor het registreeren
van gewichtsveranderingen; de aldus verkregen lijn zal door haar
verschillende buigingen de veranderingen in de hoeveelheid elektri-
citeit aangeven, die in de opvolgende oogenblikken door de keten
is gestroomd, terwijl men uit de totale hoogte, die de lijn bereikt,
de totale hoeveelheid opgleverde elektriciteit zal kunnen bepalen.
slagen te doen maken. De tracés kunnen dan door optische middelen genoegsuatn
vergroot worden.
1) * M. aiikv gebruikt de uitdrukking elektriciteitshoeveelheid in dezelfde beteekcnis
als stroomsterkte. *
-ocr page 368-
VIERDE AEDEELING.
HET GELIJKTIJDIG EN ACHTEREENVOLGEND REGISTREEREN.
Het gelijktijdig registreeren leidt tot het bestudceren van verschillende verschijnselen die
zich op verschillende plaatsen voordoen. — lndeeling van do verschillende toepassin-
gen van deze methode van registreeren.
Het achtereenvolgend registreeren leidt tot de registratie van enkele verschijnselen die
in gewone omstandigheden niet duor de toestellen worden aangewezen. Methode der
stroboscopic van Plateau.
Het waarnemen van eenigszins samengestelde verschijnselen in
hun onderling verband is ook voor den meest bekwamen en op-
lettenden waarnemer een onmogelijke zaak. Voor elke nauwkeurige
waarneming is het noodzakelijk dat men het oog en de aandacht
op een enkel verschijnsel vestige. Van daar dat de wetenschap,
zoo rijk aan op zich zelf staande feiten, alleen met groote moeite
het onderling verband en de betrekkingen tusschen dergelijke
feiten kan opsporen En toch is het voor elke wetenschap van
het grootste belang dit onderling verband te kunnen daarstellen;
de waargenomen feiten zijn slechts de grondstoffen, waaruit de
wetenschap als een schoon geheel moet worden opgebouwd.
Reeds vroeger hebben wij aangetoond hoe de meteorologen
partij trekken van de waarnemingen, die op hetzelfde oogenblik
op verschillende plaatsen der aarde zijn gedaan, door die waarne-
mingen met elkaar in verband te brengen. De kennis van de
atmosferische bewegingen berust alleen op deze combinatie van
waarnemingen, die in verschillende plaatsen zijn gedaan.
Zoo komen ook in de physiologie een groot aantal gevallen
voor,- waarin het overzien van een groep van verschijnselen van
het meeste gewicht is. Zoo kende men voor Harvey wel den
loop van het bloed in de meeste bloedvaten van het organisme;
maar eerst later kon de synthese van deze gedeeltelijke begrippen
-ocr page 369-
861
van de beweging van het bloed voeren tot de eigenlijke kennis
van den bloedsomloop. Door Hales werd met behulp van een
manometer de bloedsdrukking in een slagader gemeten; daarna
bepaalden een tal van physiologen de bloedsdrukking in verschil-
lende vaten en de veranderingen, waaraan deze onderhevig is.
Door het samenvoegen van deze verschillende elementen kunnen
de hedendaagsche physiologen de verdeeling van de bloedsdruk-
king in den vaatstam in haar geheel begrijpen en volgen.
Hetzelfde laat zich zeggen van de snelheid en van de tempe-
ratuur van het bloed, wier veranderingen in de verschillende
punten van het organisme eerst recht belangrijk worden, wanneer
men ze in verband met elkaar beschouwt, daar alsdan de oorzaken
en gevolgen hiervan beter te begrijpen zijn. En niet alleen is het
van belang de veranderingen te kennen waaraan een verschijnsel
in verschillende punten. van het organisme onderhevig is, maar
ook de kennis der veranderingen, welke onderscheidene verschijn-
selen in elk dezer punten ondergaan, is van het meeste gewicht.
Hieruit laat zich begrijpen hoe ingewikkeld het bestudeeren
wordt van de levensverrichtingen, van dezen mikrokosmos,zooals
de ouden het terecht noemden, want inderdaad zetelt in het levend
wezen een geheele wereld.
Terwijl men in de meteorologie, om het geheel der atmosferi-
sche bewegingen te overzien, kan beschikken over de mededee-
lingen van een tal van waarnemers die zich in verschillende
plaatsen ieder met bizondere waarnemingen bezighouden, staat
men in de physiologie bij het onderzoeken van eenige funktie,
waarvan men het geheim tracht uit te vorschen, bijna altijd
alleen; in enkele gevallen wordt men bijgestaan door eenige
medewerkers, die echter in te groot aantal het onderzoek eer
moeilijker dan gemakkeljjker zouden maken. De physioloog moet
dus aan de registreertoestellen de zorg overlaten de ingewikkelde
en veelvuldige werkingen waar te nemen, om daaruit het verband
tusschen die werkingen op te sporen.. Het komt er dus op aan
om de in de vorige hoofdstukken beschouwde registreerwerktuigen
op een behoorlijke wijze te laten samenwerken, en daarna uit
hunne gezamenlijke aanwijzingen het verband tusschen de opge-
teekende verschijnselen op te maken.
Bij het beschouwen van deze registratiemethode, die in alle
-ocr page 370-
362
takken der experimenteele wetenschappen is aan te wenden, zullen
wij, wegens de bizondere samengesteldheid van dit onderwerp,
een zooveel mogelijk geregelden weg volgen, en beginnen met
de minst ingewikkelde gevallen om den lezer geleidelijk tot de
meer ingewikkelde voor te bereiden.
In de eerste plaats zullen wij nagaan het gelijktijdig registreeren
van de veranderingen, die zich in een zelfde verschijnsel op ver-
schillende plaatsen voordoen. Deze soort van proefnemingen leidt
tot de proefondervindelijke bepaling van de wetten van beweging
der vloeistofgolven in veerkrachtige buizen; de oplossing van dit
vraagstuk is zoowel voor den natuurkundige als voor den physio-
loog van het grootste belang. Tot dezelfde groep van verschijn-\'
selen kan men de verdeeling van de drukking in de borstkas en
in den buik onder den invloed van de ademhaling, van de wer-
king of veranderingen van den dampkringsdruk brengen. Ook
nemen wij hierbij nog de temperatuursbepaling in verschillende
punten van het organisme en het bepalen van de veranderingen,
die in de verdeeling der temperatuur plaats hebben, voor zoover
deze afhankelijk zijn van de omringende temperatuur, van de
intensiteit der warmtevoortbrenging door het dier en van den
toestand der vaso-motorische zenuwen, die beschouwd moeten
worden als de régulateurs voor de warmteverdeeling bij de\' dieren.
Tot een tweede groep brengen wij de gevallen, waarin men in
een zelfde punt van het lichaam of in een zelfde orgaan de wijze
nagaat, waarop een zeker aantal verschijnselen met betrekking
tot elkaar veranderen. Zoo zal bijv. de verhouding tusschen de
drukking en de snelheid van het bloed in een zelfde slagader
niet altijd dezelfde zijn bij de verschillende toestanden van den
bloedsomloop. Ook nemen wij hierbij op het vergelijken van de
frequentie der hartsbewegingen met de uitstrooming van bloed
uit het hart; van deze frequentie met de temperatuur of met
de drukking van het bloed, enz.
Eindelijk plaatsen wij in een derde groep het registreeren van
werkingen van verschillenden aard, die zich op verschillende
plaatsen voordoen. Zoo worden hier de bewegingen, die de lede-
maten verrichten, beschouwd in verband met de reactiebewegingen
die daarbij plaats hebben en die het lichaam van het dier ver-
plaatsen. Bij het bestudeeren der stembeweging toont men aan
-ocr page 371-
368
hoe de ademhalingsbewegingen, de trillingen van den larynx, de
bewegingen van de tong, van de lippen en \'van het verhemelte
samenwerken om de verschillende geluiden bij het spreken voort
te brengen. De bewegingen bij het herkauwen en slikken worden
eveneens tot deze groep gebracht en kunnen slechts door de aan-
wending der grafische methode voldoende geanalyseerd worden.
Het achtereenvolgend registreeren wordt toegepast bij de studie
van die verschijnselen, welke men naar willekeur kan doen op-
treden, zooals bijv. het geval is met de geluids-, vloeistof-, spier-
en zenuwgolven; men kan dan volgens deze methode bepalen met
welke snelheid die bewegingen worden voortgeplant. Du Bois-
Reymond is het eerst op het denkbeeld gekomen deze manier van
registreeren aan te wenden; Helmholtz heeft naar deze methode
de snelheid der zenuwwerking gemeten. Bij een eerste proef
prikkelt men een beweegzenuw dicht bij de spier en men regis-
treert de spierbeweging, terwijl men het oogenblik opteekent
waarop de prikkeling is aangewend. Bij een tweede proef wordt
de zenuw geprikkeld in een punt dat verder van de spier is ver-
wijderd en men registreert wederom de beweging en het oogenblik
van prikkeling Door nu beide tracés zoodanig boven elkaar te
plaatsen dat de teekens van de oogenblikken van prikkeling op
dezelfde vertikale lijn komen te liggen, kan men door het onder-
ling vergelijken der beide bewegingscurven de snelheid der zenuw-
werking bepalen, wanneer men den afstand der twee punten
kent, waarin de zenuw is geprikkeld geworden.
Buisson heeft dezelfde methode gevolgd om de snelheid te
meten waarmede vloeistofgolven zich in veerkrachtige buizen
voortplanten. Bij een reeks van proeven registreerde hij gelijktijdig
het optreden van de golf met het voorbijgaan dier golf in punten
van de buis, op 10, 20, 30 cM., enz. van het beginpunt verwij-
derd. De aldus verkregen tracés werden nu zoodanig boven elkaar
geplaatst dat de seinteekens, die de oogenblikken van het optreden
der golf aanwijzen, op een zelfde vertikale lijn kwamen te liggen
en zoo leidde hij uit het voortdurend later aankomen van den
golf in de verschillende punten de snelheid af, waarmee deze
golfbewegingen van punt tot punt werden voortgeplant. Het be-
zwaar dat aan deze methode verbonden is bestaat hierin, dat het
zeer moeilijk is om op de vloeistof steeds een even sterke kracht
-ocr page 372-
364
uit te oefenen; de val van een gewicht is de meest geschikte
kracht die hier aangewend kan worden om aan de vloeistof\'
steeds even sterke stooten te geven.
Eindelijk kan men volgens deze methode enkele verschijnselen
registreeren, die op een andere wijze niet zijn waar te nemen.
Zoo is bijv. de galvanometor ongeschikt om de phascn van een
elektrischon stroom van zeer korten duur aan te geven, daar deze
toestel alleen de intensiteit van een stroom door den uitslag der
naald kan aanwijzen, onder voorwaarde dat de naald den tijd heeft
om te gehoorzamen aan de kracht, die haar doet afwijken; was
de galvanometer dus zoo ingericht, dat hij zijn aanwijzingen kon
registreeren, dan nog zou hij bij zeer korte stroomen tengevolge
van de traagheid der naald geen nauwkeurige lijn van de elek-
trische beweging kunnen geven. Güillemin 1) heeft echter een
middel uitgedacht om met behulp van een galvanometer de inten-
siteit van een elektrischen stroom, hoe kort hij ook zijn moge,
te bepalen en de veranderlijke phasen van deze intensiteit tot in
de kleinste bizonderheden te volgen.
Bij de proeven van Güillemin benuttigt men de traagheid van
de galvanometernaald, die een bepaalden en onveranderlijken
stand zal innemen, wanneer een reeks afgebroken elektrische
stroomen van gelijke intensiteit op den galvanometer werken.
Men kan dus hierbij volstaan met een reeks van elektrische
stroomen voort te brengen, die allen even sterk zijn, zooals bij
een inductiestroom het geval is, en daarna den duur van dozen
stroom bijv. in tien gelijke deelen te ontleden, en nu den stroom
gedurende het eerste tiende deel bij eenige achtereenvolgende
proeven op te vangen; deze kleine onderdeden van den inductie-
stroom zullen de galvanometernaald een bepaalden stand doen in-
nemen, welke afhangt van de intensiteit van den inductiestroom
gedurende het eerste tiende gedeelte van zijn duur.
Vangt men nu het tweede tiende gedeelte van den stroom bij
eenige achtereenvolgende proeven op, dan zal de galvanometer-
naald, door een anderen stand in te nemen, aanwijzen dat de
intensiteit van den inductiestroom gedurende het tweede tiende
deel van zijn duur grooter of kleiner is dan vroeger. Zoo ver-
1) GiiiLl.MiiM, Annales iélégrapliiques, 1863.
-ocr page 373-
365
krijgt men uit eenige opvolgende bepalingen van de intensiteit
van den stroom op verschillende oogonblikken van zijn duur een
reeks van ordinaten van do lijn, die dezen stroom voorstelt. Op
deze wijze worden dan de veranderlijke phasen van verschillende
soorten van elektrische stroomen bepaald,
Bernstein heeft zich, door een geringe wijziging in de con-
structie der toestellen aan te brengen, van deze methode bediend
om de phasen van de negatieve verandering der zenuwen en
spieren te bepalen. Op overeenkomstige wijze zijn door Deprèz
de veranderingen van de spanning van den stoom in den cilinder
van een stoomwerktuig gedurende de verschillende oogenblikken
van den zuigerslag bepaald. De methode van "Watt was niet
toereikend om de veranderingen in de stoomspanning gedurende
een zoo korten tijd, als waarin de enkele beweging van den
zuiger plaats heeft, te bepalen; Deprèz heeft daarom den duur
van een zuigerslag gelijkelijk verdeeld, in de opvolgende oogen-
blikken het bedrag van de spanning bepaald en zoodoende de
lijn der stoomspanning samengesteld. — Voor welke doeleinden
deze methode van proefneming ook wordt aangewend, zij komt
steeds hierop neer: dat men het verschijnsel in een reeks van
elementen ontleedt, het bedrag van elk dier elementen bepaalt
en zoodoende door middel van punten de lijn van het verschijnsel
construeert.
Aan de hierboven genoemde wijzen van proefneming sluit zich
nog de zoogenaamde methode der stroboscopie aan, die door Pl\\-
teaü is uitgedacht en die voor het bestudeeren van een tal van
verschijnselen van korten duur, of waarbij oen snelle periodiciteit
plaats heeft, kan worden aangewend. De eigenschap van het oog,
dat de indruk op het netvlies nog eenigen tijd blijft voortduren
nadat de oorzaak van dien indruk is opgehouden, maakt dat snel
op elkander volgende indrukken op het netvlies ineensmelten;
ook geeft het oog ons onjuiste aanwijzingen van snel plaats heb-
bende bewegingen. Om die onjuistheid te vermijden kwam Savart
op het denkbeeld de bewegende lichamen slechts gedurende zeer
korten tjjd door middel van een oogenblikkelijke verlichting zicht-
baar te maken. Het gelukte hem op deze wijze een vochtstraal
gedurende een oogenblik van zijn uitstrooming als schijnbaar onbe-
wegelijk waar te nemen; de proef werd genomen in een donker
-ocr page 374-
366
vertrek, dat bij tusschenpoozcn door een elektrische vonk werd
verlicht; de vochtstraal bleek nu te bestaan uit een reeks van
bolvormige druppels, die beurtelings afgeplat en langwerpig waren,
zoodat dit verschijnsel onwillekeurig herinnerde aan de beurte-
lings verdichte en verdunde luchtgolven die in geluidgevende
orgelpijpen ontstaan. Plateau maakte deze proeven nog eenvou-
diger door dergelijke verschijnselen in plaats van bij oogenblikke-
lijke verlichting, door een ronde draaiende schijf waar te nemen,
aan wier rand een zeer smalle insnijding in de richting der mid-
dellijn was aangebracht. Beziet men door een dergelijke schijf
een tweede schijf, die in denzelfden zin en met gelijke snelheid
als de eerste ronddraait, dan zal deze schijf onbewegelijk schijnen;
is echter de draaiingssnelheid der schijven verschillend, dan zal
de achterste schijf zich des te langsamer schijnen te bewegen,
naarmate dit verschil der snelheden kleiner is. Door de verhou-
ding dezer snelheden nu behoorlijk te regelen, kan men de bewe-
ging der achterste schijf voor het oog zooveel vertragen, als men
verkiest, en op deze wijze een beweging waarnemen, die anders
aan de waarneming tengevolge van haar te groote snelheid zou
zijn ontsnapt. Algemeen bekend is de toepassing van deze methode
en ook van het omgekeerde daarvan, waarbij men een reeks van
figuren van menschen of dieren, geteekend in verschillende stan-
den, snel voorbij een opening doet gaan, waardoor het oog, voor
deze opening geplaatst, den indruk krijgt, alsof de voorwerpen,
door de figuren voorgesteld, inderdaad bewegingen volbrachten;
een dergelijk toestelletje, phenakistikoop of ook wel zoötroop ge-
naamd , brengt dus in een korten tijd de opvolgende standen,
die zich in een beweging voordoen, voor het oog, zoodat dit den
indruk krijgt van een continue beweging, waarvan verschillende
elementen door de opvolgende figuren zijn voorgesteld.
Deze uitvinding van Plateau dagteekent van 1832; in 1833
heeft deze methode door Doppler en later nog door Töpler en
door Mach een tal van belangrijke verbeteringen ondergaan en
wordt vooral veel toegepast bij het bestudeeren van geluidsver-
schijnselen.
Bij de groote vorderingen, die in onze dagen in de photografie
gemaakt zijn, is het nu wel te voorzien dat men in vele gevallen
strobo8Copische beelden met gemak zal kunnen photografeeren,
-ocr page 375-
867
zoodat men dan bljjvende beelden zal krijgen, wier analyse en
onderlinge vergelijking van de grootste waarde kan zijn; in de
toekomst is dus van die zoogenaamde strobografie veel goeds te
verwachten. Zoo zouden bijv. de aanwijzingen van den elektro-
meter van Lippmann, die zoo belangrijk zijn voor het nauwkeurig
bepalen der elektrische spanningen, gephotografeerd kunnen wor-
den in den vorm van boven elkaar geplaatste beelden, waarvan
elk beeld den stand van de kwikkolom op een bepaald oogenblik
van een periodiek terugkeerende verandering in elektrische span-
ning zou voorstellen.
EERSTE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN EEN VERSCHIJNSEL DAT ZICH OP
VERSCHILLENDE PLAATSEN VOORDOET.
Voortplanting van de drukking in vloeistoffen. — Proeven over de voortplanting van de
golfbeweging van vloeistoffen. — Het registreeren van de spiergolf. — Cardiografie. —
Verband tusschen de systolen van de rechter en linker holten van het hart. — Ver-
band tusschcn de gystole der kamer en het kloppen van de aorta. — Het bepalen
van de kracht die uitgeoefend wordt door de verschillende holten van, het hart met
behulp van den manometer. — Drukking in de ingewandsholten, proeven van Lu-
ciani. — Het gelijktijdig registreeren der temperaturen in verschillende punten van
het organisme. — Het gelijktijdig registreeren van de ontladingen der twee elektri-
sche organen bij den siddcrrog, en van de daarbij ontstaande inductiestroomen. —
Snelheid van het projectiel in verschillende punten van de ziel van het kanon.
Voortplanting van de drukking in vloeistoffen.
Wanneer het bloed uit de hartkamer in de slagaderen is
gestuwd, zal er geen gelijktijdige stijging van drukking in de
verschillende deelen van het stelsel van slagaderen plaats hebben.
Uit enkele verschijnselen blijkt namelijk dat er in deze vaten een
golfbeweging ontstaat. Zoo laat zich toch alleen uit het bestaan
van een bloedgolf de vertraging van den pols in de van het hart
verwijderde slagaderen verklaren; evenzeer het dubbelslaan van
den pols, in de geneeskunde het dicrotisme van den pols genoemd,
\'tgeen in enkele gevallen reeds met den vinger is waar te nemen.
Reeds door Weber was voorgesteld de gegevens, voortvloeiende
uit de studie der vloeistofgolven, dienstbaar te maken aan het
-ocr page 376-
368
onderzoek van dit bizonder gedeelte van den bloedsomloop, ten
einde langs dezen weg een verklaring te geven van de vertraging
van den pols, die des te grooter is, naarmate men een slagader
onderzoekt die verder van het hart is verwijderd. Uit de wijze
waarop de beweging van vloeistoffen zich in veerkrachtige buizen
voortplant; is dan ook gebleken dat de vertraging van den pols
geëvonredigd moet zijn aan den afstand van het punt, waar de
beweging wordt voortgebracht.
In fig. 183 zijn de tracés van het kloppen der kamer en die
Fig. 183. Bepaling van den tijd die verloopt tuaschen de systole der kamer en
het optreden van den pols in de verschillende slagaderen.
van den pols van verschillende slagaderen van een paard voor-
gesteld ; men kan daaruit nauwkeurig bepalen hoeveel elk dezer
kloppingen later plaats heeft dan de correspondeerende kamer-
systole.
Evenals de vertraging van den pols wordt ook het dicrotisme
van den pols uit het bestaan van golvingen of van schommelingen
in de bloedkolom, die in de verschillende slagaderen is bevat,
verklaard. Ook het dicrotisme is een zuiver natuurkundig ver-
schijnsel, dat geheel langs kunstmatigen weg kan worden voort-
gebracht.
De twee curven van fig. 18* toonen de vormen van het dicro-
-ocr page 377-
369
tisme ran den pols; de eerste lijn is op den mensch, de tweede
op een nagebootsten bloedsomloop verkregen.
Fig. 184. Natuurlijk dicrotisme van Jen pols bij een tusschenpoozende kourts.
Dicrotische pols verkregen op den nagebootsten bloedsomloop.
2e fig. Versnelling in den rhythmus van de vloeistofbewegingeu.
Hierdoor zijn alle hypothesen vervallen, volgens welke men
het dicrotisme van den pols heeft trachten te verklaren. Zoo wordt
ook het aannemen van twee opeenvolgende systolen van de kamer
direkt weerlegd door het ausculteeren van het hart bij personen,
die een duidelijk dicrotisme van den pols vertoonen.
Intusschen is het aannemen van golven in de slagaderen niet
voldoende om alle wijzingen, die deze vertraging ondergaat, als-
mede de veranderingen die zich in het aantal, in de amplitude
en in den duur der slagaderlijke kloppingen voordoen, te ver-
klaren. Van een dieper onderzoek van de beweging van vloeistof-
golven en van de invloeden, welke die bewegingen doen ver-
anderen, zijn nieuwe vorderingen in de physiologie te wachten.
De theorie der golfbewegingen is een der moeilijkste, maar ook
tevens een der belangrijkste gedeelten van de natuurkunde, aan-
gezien daaruit het wezen van een groot aantal natuurverschijnselen
wordt verklaard. Ten allen tijde hebben zich dan ook de meest
beroemde natuur- en wiskundigen in het bizonder op de kennis
van deze bewegingen toegelegd; zelfs alleen aan de studie der
golfbewegingen van vloeistoffen knoopen zich de namen van de
grootste geleerden vast. Het uitstekende werk over dit gedeelte der
natuurkunde van E. en H. Weber, 1) toont ons hoeveel geleerden
1) U\'ellenlehre, Leipzig 1885.
24
-ocr page 378-
370
zich reeds vroeger met dit onderwerp hebben beziggehouden en
I
hoever de kennis van do golfbewegingen in deze eeuw is gevorderd.
-ocr page 379-
371
Proeven over de voortplanting van de golfbeweging
van vloeistoffen.
Terwijl de wiskundige oplossing van het vraagstuk betreffende
de golfbeweging van vloeistoffen zeer moeiljjk is, is daarentegen
de experimenteele oplossing vrij gemakkelijk. Men behoeft hiertoe
slechts gelijktijdig de volumeveranderingen, die een caoutchouc-
buis in verschillende punten ondergaat, te registreeren, om zich
rekenschap te geven van den loop, de lengte, de snelheid van
de golf, van de terugkaatsingen die zij ondergaat, enz.
Om de volumeveranderingen in een punt der buis te onder-
zoeken, wordt de buis tusschen twee gebogen metalen plaatjes
gevat. (fig. 186); de vergrooting of verkleining van den afstand
Fig. 186. Toestel bestemd om het voorbijgaan van de vloeistofgolf in de
buis T te registreeren.
dezer plaatjes deelt zich mede aan het vlies van een luchttrommel,
die met een registreerenden hefboom in verbinding staat.
Wanneer door de golfbeweging de buis zich uitzet, dan trachten
de metalen plaatjes hun afstand te vergrooten, en daar alleen
het bovenste plaatje beweegbaar is, zal dit alleen de totale bewe-
ging volbrengen en de boven haar geplaatste trommej samen-
drukken; het zal dus aan den registreerenden hefboom het sein
geven van het voorbijgaan der golf.
Figuur 185 stelt de inrichting van den toestel in zijn geheel voor.
Een horizontale caoutchoucbuis is met vloeistof gevuld; haar eone
uiteinde is met een pomp verbonden, terwijl zich aan het andere
uiteinde een uitstroomingsbuisje bevindt, dat naargelang van de
proef open of gesloten blijft.
De buis loopt door zes kleine toestellen (ontvangtoestellen),
gelijk aan die, welke in fig. 186 is afgebeeld; deze toestelletjes
zijn op een afstand van 20 M. van elkaar verwijderd; de buis
-ocr page 380-
372
loopt nog voorbij den laatsten toestel door, maar men kan haar
onmiddellijk na den 6\'ien toestel door middel van een klemkraan
afsluiten. In dat geval stuit de golf tegen het beletsel, door deze
kraan gevormd. Elk der ontvangtoestelletjes staat in verbinding
met een (rommel met hefboom; deze 6 hefboomen schrijven op
een cilinder, die een omwentelingssnelheid heeft van 28 cM. per
sekonde. Deze snelheid wordt gecontroleerd dooreen chronograaf,
die 50 trillingen in de sekonde maakt.
Wanneer men door middel van de pomp een hoeveelheid vloei-
stof in de buis voortstuwt, ontstaat een po$itieve golf. Haalt men
daarentegen den zuiger van de pomp op, dan wordt de vloeistof
in de buis opgezogen en zoodoende ontstaat een negatieve golf,
die zich overigens op dezelfde wijze voortplant.
Door de buis aan haar uiteinde door middel van de klemkraan
af te sluiten, is de doorgang van de vloeistof aldaar belet en de
golf wordt alsdan teruggekaatst. Laat men de buis open, dan
heeft er geen terugkaatsing plaats.
In fig. 187 is het doorgaan van een positieve golf onder de
zes ontvangtoestellen voorgesteld; de uitstroomingsopening was
gesloten, zoodat de golf werd teruggekaatst. De figuur wijst ook
aan dat de direkte positieve golf gevolgd wordt door eenige secun-
daire
golven.
Verklaring van figuur 187. — Op de abscissen-as zijn de tijd-
deelen afgezet; de deelen kunnen 50e deelen van een sekonde of
onderdeelen daarvan voorstellen, naargelang van het aantal tril-
lingen van den chronograaf.
De ordinaten-as geeft do lengte der buis aan of de wegen, door
de golf doorloopen. Tusschen elke twee ontvangtoestellen is een
tusschenruimte van 20 cM. De vertikale afstanden van I tot II,
van II tot III, enz., komen dus overeen met een weg van 0,20
M., door de golf afgelegd.
De letters a, b, c, a\', wijzen in de boven elkaar geplaatste
lijnen het hoogste punt van een zelfde golf aan; zoodoende kan
men gemakkelijk den loop van een golf volgen. Door een pijltje
wordt de richting, waarin de beweging zich voortplant, aangeduid.
Zoo wijzen la, 2a, Ba .. . 6a den loop van de eerste direkte golf
aan, die, uitgaande van het punt waar zij door den ontvangtoe-
stel n<>. 1 wordt opgeteekend, het gesloten uiteinde van de buis
-ocr page 381-
373
wwwwwwww
Chron.50T.
Fig. 187. Voortplanting en vormveranderingen van een positieve golf in de
verschillende punten van een veerkrachtige buis.
-ocr page 382-
374
bereikt, waar zij wordt teruggekaatst. Men kan verder diezelfde
golf bij baar terugkeer volgen; zij wordt dan aangeduid door de
letters a\'. Do pijltjes, die naar beneden gericht zijn, wijzen in
tegenstelling met de naar boven gerichte pijltjes, de terugge-
kaatste golf aan.
De secundaire golven zijn gekenmerkt door de letters b, c, d;
zoo wijst b de tweede, e de derde, d de vierde golf aan. Deze
secundaire golven verdwijnen meer of minder snel; de golf b komt
niet verder dan tot den 3<=n ontvangtoestel, dus niet voorbij 0,40
M.; de golf c doorloopt slechts 0,20 M.; de golf d verdwijnt nog
eerder.
De snelheid van een golf is af te leiden uit den tijd, die ver-
loopt tusschen het oogenblik waarop zij bij den l^ ontvangtoestel
optreedt, en het oogenblik waarop zij den 2<=n bereikt. Daar het
optreden van een golf minder gemakkelijk to onderscheiden is
dan haar hoogste punt, worden de achtereenvolgende standen der
golf van dit laatste punt af gemeten. Men laat dan een loodlijn
vallen van het hoogste punt van elke golf la, 2«, enz , op de
abscisson-as en op de lijn van\' den chronograaf.
De lengte van een golf wordt afgeleid uit den afstand, waarop
de aanvangspunten of hoogste punten van twee opvolgende golven
op een zelfde oogenblik van elkaar zijn verwijderd; ook hiervoor
kiest men bij voorkeur de hoogste punten. Men heeft dus de
buislengte te bepalen, die tusschen het hoogste punt van golf a
en dat van golf b, die na haar komt, is gelegen. In lijn üo. III
is het hoogste punt Sa van de eerste golf vertikaal gelegen boven
het hoogste punt b van lijn n°. I; deze twee punten zijn dus op
0,40 M. afstand van elkaar verwijderd; de tusschenruimte tusschen
twee opvolgende golven bedraagt dus 0,40 M. Hetzelfde vinden
wij voor den afstand van het hoogste punt öa tot het punt Sb.
De voortplanting van een negatieve golf is in fig. 188 voorge-
steld. Deze golf wordt, zooals reeds hierboven werd gezegd, door
het ophalen van den zuiger der pomp teweeggebracht.
Het verschijnsel is juist het omgekeerde van het vorige; maar
de voortplanting heeft over de lengte der buis op dezelfde wijze
plaats.
Om het analyseeren van deze figuur gemakkeljjk te maken, is
-ocr page 383-
375
fVVVWVVWWVWVWM
Chpon.5 01.
Fig. 188. Voortplanting van een negatieve golf in een veerkrachtige buis.
-ocr page 384-
376
aan de letters, die de opvolgende golven aanwijzen, alsmede aan
de pijltjes, dezelfde beteekenis als in de eerste figuur toegekend.
Deze proeven zijn natuurlijk genomen met buizen van verschil-
lende dikte en middellijn, met verschillende vloeistoffen, terwijl
ook het volume der golven en de kracht, waarmee zij worden
voortgestuwd, verschillende wijzigingen ondergingen; verder zijn
ook deze proeven genomen met buizen, die zich van uit een
hoofdhuis vertakten. Wij laten hier de voornaamste resultaten
volgen, waartoe deze proefnemingen hebben geleid.
Gevolgtrekkingen. Ie. "Wanneer een vloeistof snel en intermit-
teerend in een reeds gevulde veerkrachtige buis dringt, ontstaan
er over de geheele lengte der vloeistofzuil positieve golven, die
zich voortplanten met een snelheid, welke onafhankelijk is van
de verplaatsing der vloeistof. Deze golven schijnen onderworpen
aan de algemeene wetten der golfbewegingen; deze kunnen door
bizonder daarvoor ingerichte toestellen bestudeerd worden.
2<=. De snelheid, waarmee een golf zich voortplant, is even-
redig met de veerkracht der buis; zij verandert in omgekeerde
reden van de dichtheid der aangewende vloeistof; zij vermindert
trapsgewijze gedurende de beweging der golf; zij neemt toe met
de snelheid, waarmee de vloeistof wordt voortgestuwd.
3e. De amplitude van de golf is evenredig met de hoeveelheid
vloeistof, die in de buis dringt, alsmede met de kracht van
voortstuwing; zij wordt langsamerhand kleiner gedurende de be-
weging van de golf.
4e. Wanneer in de buis een hoeveelheid vloeistof kort en
krachtig wordt opgestuwd kunnen er tengevolge van dien enkelen
stoot eenige opvolgende golven ontstaan. De amplituden van deze
secundaire golven, die ontstaan volgens de wetten der trillende
beweging, nemen steeds af; de laatsten dezer golven zijn de
zwakste en verdwijnen het eerst.
5e. Wordt een golf door secundaire golven gevolgd, dan kan
men den afstand bepalen, die hen scheidt, door den afstand tus-
schen twee opvolgende hoogste punten te meten.
6e. Ontneemt men aan de in de buis aanwezige vloeistof een
kleine hoeveelheid, dan vormt zich een negatieve golf, die aan
dezelfde wetten is onderworpen als de positieve golf en waar-
schijnlijk ook door secundaire negatieve golven gevolgd wordt.
-ocr page 385-
377
7«. Is de buis, waarin de golven ontstaan, gesloten of aan
haar uiteinde genocgsaam vernauwd, dan ontstaan er terugge-
kaatste golven,
die terugloopend weer het aanvangspunt der be-
weging bereiken. Deze teruggekaatste golven onderscheiden zich
van de direkte golven daardoor, dat elke vernauwing der buis,
stroomafwaarts van het onderzochte punt gelegen, de intensiteit
der direkte golven vermeerdert en daarentegen die van de terug-
gekaatste golven verzwakt. In het punt, waar de terugkaatsing
plaats heeft, vermeerdert de amplitude der golven, evenals bijv.
is op te merken bij den waterspiegel van een vijver, wanneer
de golven met de wanden in aanraking komen.
8e. Wordt de vloeistof met groote snelheid voortgestuwd in
een buis, wier wanden weinig uitrekbaar zijn, dan ontstaan er
zoogenaamde harmonische trillingen ; zij vergezellen de voornaamste
golven, terwjjl hun aantal een veelvoud is van het aantal golven.
Deze trillingen treden niet op aan de opening der buis, maar
wel een weinig verder en verdwijnen dan aan het tegenoverge-
stelde uiteinde.
9e. Wanneer de vloeistof in groote hoeveelheid en gedurende
vrij langen tijd in de buis wordt voortgestuwd, dan wordt de
teruggaande schommeling, waardoor de secundaire golven ont-
staan , belemmerd door die voortdurende toestrooming. Toch kun-
nen in dat geval de secundaire golven nog op een zekeren afstand
van het beginpunt der buis optreden.
10e. In vertakte buizen van gelijke dikte en middellijn, ont-
staat een zeer samengestelde beweging van golven die van de
eene buis in de andere overgaan. Echter wordt bij den bloeds-
omloop het overgaan van de golven van de eene slagader in de
andere belet door de aorta; deze toch zendt hare eigen golven
uit in al de slagaderen, waar zij wel een meer of mindere
vormverandering ondergaan, maar zij vernietigt en absorbeert,
evenals een veerkrachtige vergaarbak, de golven, die haar door
elke slagader worden toegevoerd en brengt deze niet in de andere
slagaderen over.
11e. Wanneer een buis zich vertakt in kleinere buizen van
ongelijke lengte, zooals hot geval is met de kleine slagaderen en
de aorta, ontstaan in elk dier buizen eigenaardige golven, wier
lengte afhangt van de lengte der hoofdhuis.
-ocr page 386-
378
Uit deze proefondervindelijke bepalingen heeft Résal de vol-
gende formule opgemaakt voor de voortplantingssnelheid van vloei-
stofgolven, waarin V de voortplantingssnelheid, E de coëfficiënt
van veerkracht, d de dikte en R de straal der buis, s de dicht-
heid van de vloeistof voorstelt:
V =T/r"B7"
2Rs\'
Het registreeren van de spiergolf.
Door het gelijktijdig registreeren van de zwellingen cener spier
in verschillende harcr punten heeft ^Eby 1) het optreden van een
spiergolving aangetoond, die veel overeenkomst heeft met de
golfbeweging van een vloeistof in een veerkrachtige buis. Door
deze twee verschijnselen met elkaar te vergelijken, krijgt men
een klaar begrip van de juiste werking van de samentrekking
van spieren.
Zoodra de golf in de spier optreedt, heeft er een verkorting
plaats. Deze verkorting blijft gedurende den geheelen duur van
overbrenging bestaan, en wanneer de golf, aan het uiteinde van
de spiervezel gekomen, verdwijnt, dan houdt ook de verkorting op.
Deze verschijnselen komen nauwkeurig overeen met die, welke
men met het mikroskoop waarneemt, wanneer men daarmee een
nog levende spier onderzoekt. Men neemt bijv. van een insekt
een bundel spiervezelen en plaatst die onder het voorwerpglas
van het mikroskoop (de pooten van kevers leenen zich zeer goed
tot deze soort van onderzoekingen); men merkt dan eerst do
eigenaardige vorming van dwarsstreepen in deze vezelen op en
ziet op hare oppervlakte een vaak afwisselende golfbeweging, die
herinnert aan de golfbewegingen van een waterspiegel.
Door dit verschijnsel zeer nauwkeurig na te gaan, ziet men dat
de dwarsstreepjes van de vezel in sommige punten zeer dicht bij
elkaar liggen, hetgeen zich in het schaduwbeeld vertoont als een
zwelling van de vezel. Dit is de golf door het mikroskoop gezien;
1) Untersuchttngen ueier die Vortpflansungsgetckmndigieit der Reizuny in der
quergestreifün Muskelfaser,
Braunschweig, 1862.
-ocr page 387-
379
door de samentrekking in de lengte wordt het beeld in enkele
punten donkerder dan in de overige declen (fig. 189).
Fig. 18S). Beeld vau een spiergolf, door het mikroskoop gezien, naar jEuy.
Deze donkere golf beweegt zich langs de vezel voort; met
andere woorden, de punten, waar de streepjes het dichtst bij
elkaar liggen, zijn niet altijd dezelfde; terwijl zij in het eene
punt verdwijnen, treden zij in de daarnaast gelegen deelen op.
Aangezien de verkorting der spier vergezeld gaat van een
opz\'velling in de breedte, kan men naar deze zwellingen de
eigenaardigheden van de beweging onderzoeken, die in een spier
plaats heeft. Daar men deze veranderingen in de middellijn der
spier kan registreeren, kan ook de spierwerking bij den mensch
zelf bestudeerd worden, want hiervoor is geen verminking hoe-
genaamd noodig.
Men denke zich een spier gevat tusschen de platte becnen van
een tang; bij elke opzwelling worden de beenen der tang door
de spier van elkaar verwijderd en deze beweging kan worden
geregistreerd. Zoodoende wordt het verschijnsel van de spiergolf
en de snelheid, waarmee deze zich langs de geheele spier voort-
plant, nauwkeurig opgeteekend.
Figuur 190 toont ons een spierbundel, in twee verschillende
punten gevat tusschen de beenen van myografische tangen 1 en 2.
Deze laatsten zijn zoo ingericht, dat door de verwijding der bee-
nen een soort van kleine luchttrommel wordt samengedrukt, die
door een buis een deel van de samengeperste lucht naar een
tweede luchttrommel zendt. In fig. 190 zijn twee van deze werk-
tuigen , op een voetstuk bevestigd, afgebeeld. Door de zwelling
van het vlies wordt verder een registreerende hefboom opgelicht
en zoodoende het sein gegeven van de spierzwelling in het punt,
waarin zij door -de tang n». I wordt gevat. Op deze wijze ver-
krijgt men lijnen van de spierbeweging, die veel overeenkomst
hebben met de lijnen, die wij reeds vroeger hebben beschouwd.
Wordt de spier in het punt, waar zich de eerste tang bevindt,
elektrisch geprikkeld, dan wordt het sein gegeven van het op-
-ocr page 388-
380
treden der golf in dit punt van de spier, terwijl door tang.n0. 2
nog geen sein wordt gegeven. Eerst op het oogenblik, waarop
Fig. 190. Het voorWjgaan van de spiergolf, geregistreerd door middel
van twee myografische tangen.
de golf in het punt, waar de 2<le tang is geplaatst, is aangeko-
men, wordt het sein op den cilinder opgeteekend; de afstand
tusschen beide .seinen is tot tijddeelen te herleiden, uit de bekende
omwentelingssnelheid van den cilinder.
Hoogstwaarschijnlijk worden de intensiteit en de snelheid van
voortplanting der spiergolf door dezelfde oorzaken gewijzigd, die
van invloed blijken te zijn op de intensiteit en den duur van
spierschokken; zoo wijzen onder anderen de twee onderste lijnen
van fig. 191 aan dat de voortplanting van de golf vertraagd is
door koude.
Fig. 191. Lijnen die de voortplanting der spiergolf aangeven.
-ocr page 389-
381
De proefneming geschiedde hier op de dijspieren van een konijn.
De tangen waren zoo ver mogelijk, op ongeveer 7 centimeter,
van elkaar geplaatst; de elektrische prikkeling werd aangewend
op het benedeneinde der spier; zoo ontstonden de twee bovenste
lijnen van fig. 191. De tijd van voortplanting der spiergolf valt
hieruit gemakkelijk te bepalen. Na de spier met ijs te hebben
afgekoeld, verkreeg men de twee onderste lijnen; men ziet dui-
delijk dat in dit geval de voortplanting der golf is vertraagd,
want de tusschenruimte tusschen 1 en 2 is bij de twee laatste
lijnen grooter dan bij de twee eerste.
dftrdlografie.
De juiste kennis van de wijze, hoe de verschillende werkingen
bij een hartsperiode elkaar opvolgen en in \'t bizonder van de
beteekenis van den hartslag is vooral voor de geneeskunde van
het hoogste belang. De meeningen hieromtrent liepen vroeger
zeer uiteen; de meesten beweerden, volgens Habvey , dat het
hart klopt op het oogenblik van de systole der kamer; enkelen
waren echter weer van een tegenovergesteld gevoelen.
De eenige weg om dit zoo belangrijk vraagstuk met zekerheid
te kunnen beantwoorden, bestond in het gelijktijdig registreeren
van de bloedsdrukking in den boezem en in de kamer met den
hartslag. Uit de drie aldus verkregen en boven elkaar geplaatste
curven moest het verschijnsel zich in zijn waren vorm openbaren.
De hiervoor gebezigde toestel is in fig. 192 afgebeeld. Van de
drie boven elkaar geplaatste hefboomen moet de eerste hb de
bloedsdrukking in den rechter boezem bij een paard registreeren;
de tweede hk de bloedsdrukking in de rechter kamer, de derde
ht den hartslag tegen de wanden van de borstkas.
De uiteinden van deze zoo nauwkeurig mogelijk boven elkaar
aangebrachte hefboomen schrijven do curven op een papierstrook
op, die door een uurwerk U in beweging wordt gebracht.
Elk der hefboomen rust door middel van een kleine houten kam
of mesje op het veerkrachtig vlies van een luchttrommel; de drie
trommels staan door buizen in gemeenschap met veerkrachtige
zakjes, die in de holten van het hart worden aangebracht.
twee veerkrachtige zakjes, waarop de bloedsdrukking in
-ocr page 390-
382
de holten van het hart moet werken, zijn in een enkel werktuig,
sonde genaamd, vereenigd; deze sonde wordt door een venajugu-
00000001010202020001000200020000010202
J«\'ig. 192. Inrichting van den toestel voor carJiogralische proeven.
laris ingebracht, en komt in de holten van hart uit.
In fig. 193 is deze sonde voorgesteld; zij bestaat uit twee
Kig. 193 Sonde voor de rechter kamer met onderdeelen
kanalen, eindigende elk in een veerkrachtige verwijding of zakje;
het zakje K dient voor de kamer, B voor den boezem. Deze
zakjes zijn van caoutchouc vervaardigd en van binnen voorzien
van een wand van fijn ijzerdraad, waardoor het geheel platdruk-
ken tengevolge van de daarop uitgeoefende bloedsdrukking wordt
voorkomen. Twee afzonderlijke buisjes stellen deze zakjes in
gemeenschap met de registreertoestellen. De doorsnede van do
-ocr page 391-
383
sonde in fig. 193 toont de bizonderheden van hare inrichting
duidelijk aan. Het zakje K, dat in de rechter kamer wordt ge-
bracht, staat door zijn buisje BK in gemeenschap met den hef-
boom hk (fig. 192); evenzoo staat het zakje B, bestemd voorden
boezem, in gemeenschap met den hefboom hb door middel van
het buisje bb. De sonde wordt door de vena jugularis J van het
paard (fig. 194) ingebracht tot in de holten van de rechter helft
van het hart. De afstand tusschen de zakjes K en B is zoodanig
genomen, dat wanneer het eerste zich in de kamer bevindt, het
tweede alsdan van zelf in den boezem komt te liggen. Om zich
van de juiste ligging der zakjes te verzekeren, moet men de
sonde door de keelader zoover inbrengen, totdat men stuit ten-
gevolge van de aanraking van het zakje K met den wand van
de rechter kamer.
In fig. 194, waarin het hart van het paard is voorgesteld, is
Fig. 194. Plaatsing van de veerkrachtige zakjes der sonde in liet hart van
een paard; de kruisjes geven hnn juiste plaats aan.
de juiste plaatsing van de zakjes der sonde door twee kruisjes
aangegeven.
-ocr page 392-
384
Het zakje, dat de hartslag aan den registreerenden hefboom
moet overbrengen, heeft veel overeenkomst met de zakjes der sonde.
In fig. 192 is dit zakje voorgesteld, aangebracht aan het uit-
einde der buis bt. Dit zakje moet geplaatst worden tusschen de
m. m. intercostales externus en internus, [juist tegenover de kamer.
In fig. 194 is door het cijfer 4 (vierde intercostale ruimte) de
juiste plaats van dit zakje aangewezen.
In fig. 195 zijn de curven van den rechter boezem (n°. 1), van
de rechter kamer (n°. 2) en van den hartslag (n<>. 3) voorgesteld,
gelijktijdig geregistreerd gedurende vier volledige hartsperioden.
Door de aldaar aangebrachte schalen kan men tot in onderdeden
van sekonden den tijdduur van de kleinste bewegingen bepalen.
De figuur moet van de linker naar de rechter zijde gelezen wor-
den ; voor zoover deze curven verklaard zijn, zijn zij door ge-
trokken lijnen voorgesteld; waar zij niet verklaard zijn, zijn de
lijnen gestippeld.
lc h>artsperiode. Twee vertikale lijnen, a en b, duiden het
begin van de systole van den boezem van die der kamer k aan.
Door die lijnen te verlengen, tot zij het onderste tracé snijden,
bemerkt men duidelijk dat de contractie van den boezem den
hartslag voorafgaat en dat deze eerst met de samentrekking der
kamer aanvangt.
2c hartsperiode. Men merkt hier den duur en den vorm der
systolen van den boezem en van de kamer op, alsmede de
wijze, waarop de holten van het hart zich gedurende de periode
van verslapping vullen. De systole van den boezem duurt maar
zeer kort; zij eindigt in b\' op hetzelfde oogenblik dat zij haar
maximum bereikt en voordat de hartslag begint. De systole der
kamer duurt langer; heeft zij in ¥ haar maximum bereikt, dan
bljjft de drukking, die zij teweegbrengt, nagenoeg constant tot
op het oogenblik der verslapping. De hartslag duurt juist even
lang
als de kamersystole, waaruit blijkt dat beide verschijnselen
met elkaar in verband staan. Intusschen is de vorm van beide
lijnen een weinig verschillend, want de lijn van den hartslag is
van af het oogenblik, waarop deze in s\' zijn maximum heeft
bereikt aan een voortdurende daling onderhevig tot op het oogen-
blik dat de verslapping van de kamer intreedt; dit verschijnsel
is het gevolg van de trapsgewijze ontlasting der kamer bij samen-
-ocr page 393-
385
...—>-----------------------= .
1 "ir n
O " "
\\
----------------------£------------------L.-------------------------S-_-------_-----------------------
— — —--------------^--------------------^--------------------------------------1::i^--------------r—\'----------------
! I »•
\'••.. & \'" 2 •"■\'•\' *■ \' >
*;\' _£l 3 3L
v -i Z X- -=-
y ...\' \\ vi
\'1. 11
> \'s f i
r ■ f
3 ï <*_ t
5 3 «5> £
-=s V____I \'^ I
7 a — >i 1
.h •\'t t^L "
2r /. . II 1
f __^7 "Y \\\\
_T ■•- r /Si\'
V U L __ il
£ X ï I
5 - 4 j±
-t- 4 I
ST \\ ^ t
j*> e» =5 r
>-v ^------L "\\
Z^ w \':■•,,• -*
_> i ! ^ F
2 „£ 12 ï| ~
41^" ^—^ <^j 2t St.
7 ; !"■ ff T
j_ i i tf
c : :j i t
ir ± I
J L Sc /
*- -5 % 4
£ X_« H— 4
*£ *U "Si 3 Is
• IS if ? 1 tï
SI» ^ £2 is *
ff f y ,__r- f zl t
i|| Z ,— i "\'t
fSf J ? 1 \' *
III v 5 j
?lÏ A r- \' j-t
$ï v C ^
*«■ £ S ~-\'
t L É
t— -t
25
-ocr page 394-
386
trekking. Een tegenovergesteld verschijnsel vertoont zich gedu-
rende de periode van verslapping van het hart: de trapsgewijze
stijging der lijnen, die zich daarbij openbaart, wijst op de toene-
mende vulling der holten van het hart tengevolge van den toevoer
van bloed, dat uit de aderen terugstroomt. Een kleine golving ff\',
merkbaar aan het uiteinde van deze lijn van diastolische vulling,
wijst in de lijn van de kamer en van den hartslag op de samen-
trekking van den boezem.
3e hartsperiode. De uitwerking van de bewegingen der valvulae
semilunares is hier in de curven merkbaar.
De schommelingen die de klep tusschen boezem en kamer
maakt op het oogenblik dat zij gesloten is, zijn merkbaar in de
kleine golvingen bij h in het tracé van den boezem, bij h\' in het
tracé van de kamer en bij h" in het tracé van den hartslag. Een
dergelijke kleine golving i, ï, i", ondergaan de tracés, tengevolge
van de schommelingen der halvemaanvormige kleppen.
4e hartsperiode. Alle bewegingen van het hart zijn hier door
een volle lijn aangegeven, d. w. z. zij zijn reeds vroeger beschre-
ven en verklaard.
Deze proeven, op do hierboven beschreven wijze ingericht,
hadden uitsluitend ten doel de theorie der hartsbeweging proef-
ondervindelijk te vestigen, en dus allen twijfel omtrent de ware
opeenvolging van de drie besproken hoofdverschijnselen op te hef-
fen. Maar bovendien moest nog aangetoond worden dat de beide
kamers hare systolische en diastolische bewegingen op volmaakt
synchronistische wijze volbrengen. Hiertoe is nog een andere
sonde in de linker kamer aangebracht, die de al of niet volko-
men overeenstemming van de bewegingen van deze kamer met
die van de rechter holten van het hart moest aangeven.
De sonde voor de linker kamer is in fig. 196 voorgesteld.
______________________              ü
Fig. 196. Sonde voor de linker kamer.
De veerkrachtige verwijding a is hier een weinig steviger dan
die van de rechter sonde, aangezien op a een sterkere druk
-ocr page 395-
387
wordt uitgeoefend; verder is a verbonden met een koperen buisje
af, dat weer in g in gemeenschap staat met de caoutchcucbuis,
die naar den registreertoestel loopt. Deze sonde wordt door de
carotis van liet paard ingebracht; zij wordt voorzichtig inge-
schoven, tot zij tegen de balvemaanvormige kleppen van de aorta
stuit; en op het oogenblik dat deze kleppen zich bij de kamer-
systole openen, schuift men de sonde door tot in de kamer. Om
zich van het juiste inbrengen dezer sonde te verzekeren, moet
men weten aan welke zijde het zakje a is gelegen, dat met het
koperen buisje een hoek van ongeveer 135° maakt. Hiervoor is
nu loodrecht op het koperen buisje, aan dezelfde zijde waar zich
a bevindt, een staafje c aangebracht, dat als merkteeken dient
en waardoor men dus de richting kent, in welke de sonde in de
aorta van het paard moet worden aangebracht.
Verband tiissclien de s>stolen van de rechter en linker
holten van het hart.
Door de bewegingen van de linker kamer gelijktijdig met die
van den boezem en van de rechter kamer te registreeren, is
fig. 197 verkregen. Zij toont het volkomen synchronisme van de
Fig. 197. Tracé van den rechter boezem, van Je rechter en van de linker kamer.
bewegingen der twee kamers duidelijk aan; alleen is in den vorm
-ocr page 396-
388
van beide bewegingen een klein verschil op te merken. Het
maximum der werking, dat plaats heeft bij de contractie, komt
overeen met het begin der beweging in tn van de rechter kamer,
en met het einde der beweging in m\' van de linker kamer. Ook
is de schommeling der halvemaanvormige kleppen w\' aan de
linker zijde scherper gekenmerkt dan aan do rechter zijde; dit
is daaraan toe te schrijven dat do drukking van de aorta sterker
is dan de drukking van de longslagader.
Verltnntl tussclien de nystole der kamer en liet
kloppen van de aorta.
Lijn n°. 1, (fig. 198). Een sonde, in do linker kamer geplaatst,
geeft het tracé van twee hartsperioden aan. In het punt a wordt
Fig 198. Lijn n°. 1. BloeJsdru kking in de linker kamer bij een paard; op het
oogenblik a wordt de sonde tot in de aorta teruggetrokken —
Lijn n". 2. Drukking van het bloed in de aorta.
deze sonde teruggetrokken tot in de aorta, zoodat zij dan den
vorm van de kloppingen der aorta aangeeft (een gestippelde lijn
wijst den vorm van het tracé aan voor het geval dat de sonde
in de kamer was gebleven). Deze lijn wijst aan dat van b tot\'c,
dus gedurende de systole der kamer, de drukkingen in de kamer
en in de aorta nagenoeg hetzelfde karakter vertoonen, terwijl
beiden van af dit oogenblik met elkaar in gemeenschap staan.
-ocr page 397-
389
Lijn M. 2. Een tweede sonde, die steeds in de aorta wordt
gehouden, toont aan dat het kloppen van de aorta alleen op een
bepaald oogenblik van de samentrekking der kamer plaats heeft:
namelijk wanneer de bloedsdrukking in de kamer sterk genoeg
is geworden om de halvemaanvormige kleppen op te lichten. De
eerste werking van de kamersystole brengt slechts een kleine
schommeling van deze kleppen te weeg, \'tgeen merkbaar is door
de kleine golving in b\'. In beide lijnen komen de golvingen c en c>
overeen met de sluiting der halvemaanvormig kleppen. Het daar-
opvolgend dalen der lijn toont de vermindering van de bloeds-
drukking in de aorta aan , tengevolge van de uitstorting van bloed
tusschen twee opvolgende toestroomingen in.
Het bepalen van de kracht, die uitgeoefend wordt door
de verschillende holten van liet hart, door
middel van den manometer.
De cardiograaf wijst, volgens de toenemende of afnemende
hoogten der getraceerde lijnen, de meerdere of mindere kracht
van de systolen der boezems of kamers aan; maar dit zijn slechts
betrekkelijke aanwijzingen, wier waarden men niet tot een gemeene
maat kan herleiden. Daarentegen geeft de kwikmanometer ter-
stond de volstrekte waarde der drukkingen aan; maar reeds vroe-
ger is gezegd dat deze toestel, ofschoon zeer geschikt om constante
drukkingen aan te wijzen, niet met genoegsame nauwkeurigheid
drukkingen kan aangeven, die aan snelle veranderingen onder-
hevig zijn; in dit geval toch worden aan het kwik snelle bewe-
gingen meegedeeld, die oorzaak zijn dat de kwikspiegel noch op
het hoogste, noch op het laagste punt, dat tot aanwijzer moet
dienen voor den uitgeoefenden druk, zal stilhouden; beide punten
zullen door den kwikspiegel worden overschreden. Dit is louter
een gevolg van de traagheid van het kwik; bij manometers met
vloeistoffen van minder dichtheid zou dit gebrek natuurlijk min-
der groot zijn en zelfs verdwijnt deze fout geheel bij toestellen,
waarvan de deelen, die door de veranderingen in druk in bewe-
ging worden gebracht, zoo licht mogelijk zijn; dit nu is juist het
geval bij den cardiograaf.
Het komt er dus op aan om de volstrekte waarden der druk-
<
-ocr page 398-
390
kingen, die de cardiograaf door de verschillende krommingen der
geregistreerde lijn aangeeft, met den kwikmanometer te bepalen;
de kwikmanometer moet dus als \'t ware de standaardmaat wor-
den, naar welke de aanwijzingen van den cardiograaf moeten
worden verdeeld. (Zie hierover Techniek, Hfst. VIII).
Heeft men nu eenmaal de schaal van de aanwijzingen van
den cardiograaf geconstrueerd, dan zijn de volstrekte waarden
der drukkingen in de verschillende holten van het hart op elk
oogenblik gemakkelijk te bepalen. Men heeft onder anderen voor
de maxima van drukking bij een paard gevonden:
Rechter boezem.......2ram,5
Rechter kamer........25
Linker kamer........128
Bij een ander dier vond men:
Rechter kamer........30mm
Linker kamer........95
Bij een oud paard was het verschil tusschen de maxima van
drukking in de beide kamers bizonder groot:
Rechter kamer........29mm
Linker kamer........140.
De drukking in de verschillende ingewand «holten;
proeven van Laclsni.
Lüciani heeft een reeks van registreerende manometers, naar
het systeem Fick, in gemeenschap gesteld met verschillende
lichaamsholten, zooals borstkas en buikholte. De zijdelingsche druk-
king van de lucht in de trachea wordt door middel van een buis
naar de methode van Hering en Breuer 1) onderzocht. Hij laat
het dier bovendien ademhalen in een flesch van grooten inhoud,
waarin men de drukking met een registreerenden manometer
bepaalt.
De volstrekte waarden van twee drukkingen, namelijk die in
den slokdarm en die in de blaas of in den endeldarm, worden
1) Een buis met twee takken; de eene tak komt in de open lucht uit, de andere
staat in gemeenschap met een manometer van Fick of niet een trommel met hefboom
(Hkrino en Breuer, Wiener i&izurtgabcrichle, 1868—69),
-ocr page 399-
391
nu gemeten, om daarnaar de waarden der drukkingen in de
borstkas en in de buikholte te bepalen. Bij deze proef wordt
ook een soort van sonde gebruikt, die veel overeenkomst heeft
mot de sonden, die bij de cardiografie worden aangewend; hier
worden zij in den slokdarm of in den endeldarm ingebracht; door
de drukking wordt het zakje der sonde verwijd of samengedrukt.
Ook kan deze proef geschieden zonder het dier te verminken.
Luciani heeft op deze wijze een nauwkeurige overeenstemming
gevonden van de thorax-drukking met die in den buik; slechts
bij uitzondering was een duidelijke afwisseling merkbaar. Zijn
uitkomsten zijn echter niet in overeenstemming met die van andere
proefnemers, hetgeen waarschijnlijk alleen te wijten is aan enkele
fouten in de inrichting der hierbij gebezigde toestellen.
Het gelijktijdig registreeren van temperaturen op
verschillende plaatsen»
Voor de meteorologen is het van belang de temperaturen op
verschillende plaatsen gelijktijdig te kennen, zooals bij het ver-
gelijken van de temperatuur op de oppervlakte van den grond
met die op een bepaalde hoogte boven, of op een bepaalde diepte
onder den grond. Het nauwkeurigst handelt men hierbij, wanneer
men die verschillende temperatuurslijnen zooveel mogelijk door
een zelfden toestel laat opschrijven; het meest geschikt hiervoor
zijn de thermometers met luchttransport.
Reeds vroeger is gezegd dat door het vergelijken van de tem-
peratuur van den drogen thermometer bij die van den vochtigen,
de intensiteit der verdamping benaderenderwijze kan worden be-
paald; die intensiteit is namelijk evenredig met het verschil der
geregistreerde temperaturen.
De actinometer bestaat uit twee thermometers; de bol van den
eenen is onbedekt; die van den anderen thermometer is met
lampzwart bedekt.
Het gelijktijdig registreeren van de temperatuur in
verschillende plaatsen van liet organisme.
De temperatuur van het dierlijk lichaam is in elk punt van
het organisme aan veranderingen onderhevig tengevolge van een
-ocr page 400-
392
aantal verschillende invloeden. Aan de oppervlakte verandert de
temperatuur sterk, daarentegen in de dieper gelegen deelen zeer
weinig, zoodat men zelfs heeft verondersteld dat de inwendige
temperatuur constant zou zijn. Door het gelijktijdig registreeren
van de temperaturen van de oppervlakte en van de inwendige
deelen van het lichaam kan men het best onderzoeken of de
veranderingen van beide temperaturen in denzelfden of in tegen-
gestelden
zin plaats hebben.
Terwijl de oorsprong der dierlijke warmte nog niet geheel be-
kend is, weet men daarentegen wel dat deze warmte zich aan
het bloed meedeelt en daarmede door alle lichaamsdeelen stroomt.
Wordt een der ledematen aan den bloedsomloop onttrokken, door
de hoofdslagader van dat lid af te binden, dan ziet met dit weldra
afkoelen en de temperatuur der omringende ruimte aannemen;
laat men het bloed weer vrij doorstroomen, dan stijgt de tempe-
ratuur van het lichaamsdeel weer onmiddellijk.
Deze groote afwisselingen in temperatuur van een lichaamsdeel,
dat men beurtelings met den bloedsomloop in en buiten gemeen-
schap stelt, doen zich wel is waar in mindere mate, maar toch
even constant voor, wanneer men de snelheid van den bloedsom-
loop in dat deel wijzigt. Het niet volkomen samendrukken van
de slagader van den arm heeft tengevolge dat het bovenste deel
van den arm kouder wordt, tengevolge van de vertraging van
den bloedstroom. Een dergelijk verschijnsel heeft plaats bij het
opheffen van den arm, doordat nu een gedeelte der drukking,
die het bloed in de slagader voortstuwt, wordt vernietigd door
de zwaarte.
Cl au de Bernard heeft aangetoond dat door de werking van
de zoogenaamde vaso-motorische zenuwen de bloedsomloop in de
organen wordt belemmerd of vergemakkelijkt, doordat zij de bloed-
vaten van die organen vernauwen of verwijden. Nu verandert,
tengevolge van de werking van die zenuwen, de snelheid van
den bloedsomloop in de organen aanhoudend; zoodoende verandert
dus ook voortdurend de temperatuur, hetzij van een beperkt deel,
hetzij van een groot gedeelte van het organisme.
Intusschen is de meer of minder groote snelheid van den bloeds-
omloop niet de eenige noodzakelijke voorwaarde voor het stijgen
of dalen der temperatuur van eenig orgaan; het orgaan zelf moet
-ocr page 401-
393
namelijk evenzeer aan een verlies van warmte worden blootge-
steld, wanneer men met aan het oppervlak van het lichaam ge-
legen deelen te doen heeft, vooral met die, welke bloot liggen en
een groote oppervlakte aan de omringende temperatuur aanbieden.
Hunter heeft bij zijne onderzoekingen betreffende de ontsteking
waargenomen dat het rood worden der weefsels alleen gepaard
gaat met verhitting bij de aan de oppervlakte van het lichaam
gelegen deelen, die gewoonlijk minder warm zijn dan het bloed
en door een snellen bloedstroom verhit kunnen worden. Maar in
dieper gelegen deelen kan de bloedstroom snel of langsaam zijn,
zonder dat hun temperatuur verandert, aangezien die deelen,
daar zij gewoonlijk niet aan afkoelende invloeden zijn blootge-
steld, dezelfde temperatuur als het bloed hebben.
Van den anderen kant heeft Cl. Bernakd ook waargenomen,
wanneer de n. sympathicus aan den hals van een konijn wordt
doorgesneden, dat alsdan het oor, dat ontdaan is van zijn vaat-
zenuwen, rood wordt en een hoogere temperatuur krijgt dan
het andere oor; ook zal het verschil in temperaturen der beide
ooren grooter zijn, naargelang de omringende temperatuur lager
is. Plaatst men het dier in een ruimte, wier temperatuur gelijk is
aan die van het bloed, dan nemen beide ooren dezelfde tempera-
turen aan, omdat alsdan het bloed, hoe snel het ook stroomt,
geen orgaan kan verhitten dat even warm is als het bloed zelf.
Beschouwen wij de werking van de vaatzenuwen op de plaat-
selijke en op de algemeene temperatuur, dan worden wij er toe
gebracht om aan te nemen dat deze werking tegengesteld is,
omdat telkens wanneer het sneller stroomende bloed de tempe-
ratuur van een lichaamsdeel verhoogt, deze verhooging van tem-
peratuur vergezeld gaat van een verlaging der inwendige tem-
peratuur. Zoo is dan de verwarming van een lichaamsdeel, dat
aan een uitwendige afkoeling is blootgesteld, alleen toe te schrij-
ven aan de bloedwarmte.
Neemt men aan dat in het binnenste van het organisme voort-
durend warmte wordt voortgebracht, dan zou daaruit volgen dat
de verwarming van het bloed onbepaald zou toenemen, wanneer
niet door afkoelende invloeden buiten op het lichaam deze tem-
peratuursverhooging werd beperkt. De bloedsomloop werkt zelf
tot deze afname van warmte mee, door voortdurend naar de uit-
-ocr page 402-
394
wendig gelegen lichaam sdeelen verwarmd bloed uit te zenden,
dat aldaar wordt afgekoeld.
Men kan proefondervindelijk bewijzen dat de snelheid van den
bloedstroom, die geregeld wordt door den invloed der zenuwen,
veranderd wordt door de warmte van het bloed zelf, zoodat ten
slotte de vaatzenuwen als régulateurs optreden van de dierlijke
warmte. Om een duidelijk begrip te krijgen van de samengestelde
inrichting dezer regelende werking, moet men dit verschijnsel
zooveel mogelijk vereenvoudigen. Uit den volgenden toestel kan
men de wijze, waarop de warmte hier wordt geregeld, verklaren.
De weg van den bloedstroom is in fig. 199 voorgesteld door
een ellipsvormige buis, een soort van hevel, waardoor de vloeistof
steeds in dezelfde richting stroomt. Door een gasvlam wordt het
water in een hellend gedeelte van den toestel voortdurend ver-
warmd; de verwarmde vloeistof stijgt en wordt voortdurend door
een kouden stroom vervangen, die op zijn beurt verwarmd wordt.
Het onderste gedeelte der buis is in een
ruimte geplaatst, waar zij onttrokken is
aan de omringende lucht, die haar zou
kunnen afkoelen; het andere deel R is
alleen aan afkoeling blootgesteld.
Eindelijk kan door middel van een kraan
de snelheid van den stroom geregeld wor-
den, terwijl twee thermometers, in t1 en
f2 geplaatst, de temperatuur in twee pun-
ten van den stroom op elk oogenblik aan-
Fig. 199. Toestel om de ver- wijzen; het punt t* ligt in het voor afkoe-
8preiding en regeling der ling beveiligd gedeelte, het punt t* in het
warmte te verklaren.         .             . , ,
bovenste deel.
Deze toestel kan ons aantoonen hoe de beide temperaturen met
betrekking tot elkaar in verschillende gevallen veranderen: naar-
gelang van de mate van afkoeling of verwarming, of van de
snelheid van beweging, die door de kraan wordt geregeld. Is de
toestel met koud water gevuld, dan zal, van af het oogenblik
dat de warmtebron wordt aangebracht, de beweging der vloeistof
beginnen en langsamerhand versnellen; de grootste hoeveelheid
warmte wordt naar het punt R gevoerd; van dat punt af begint
de afkoeling. Op een bepaald oogenblik zal de temperatuur niet
-ocr page 403-
895
meer stijgen; het warmteverlies is dan gelijk aan de toegevoerde
warmte. Wij zullen nu onderstellen dat de toestel zich in dezen
toestand bevindt.
Ie. — Be omringende temperatuur verandert. — Wanneer deze
daalt, wordt het geheel afgekoeld, maar de grootste afkoeling
heeft in E plaats; stijgt de omringende temperatuur, dan wordt
het geheel warmer, maar in \'t bizonder wordt de temperatuur
van het deel E verhoogd.
2e. — De intensiteit der warmtebron, verandert. — Wordt de
intensiteit grooter, dan wordt het geheel warmer, maar in \'t
bizonder het deel, dat tegen afkoeling is beveiligd. Het omge-
keerd verschijnsel doet zich voor, wanneer de intensiteit der warm-
tebron afneemt.
In beide gevallen verandert dus de temperatuur van het deel
van den toestel, dat aan een direkt warmtevlies is onttrokken.
3e. — Be snelheid van den stroom wordt veranderd doormiddel
van de kraan.
— Door de kraan meer te openen, wordt de stroo-
ming sneller; de temperatuur van het onderste gedeelte daalt,
die van het bovenste gedeelte stijgt; een groote hoeveelheid
warmte verdwijnt in E; over het geheel genomen heeft er een
verlies aan warmte plaats.
Wordt de kraan meer gesloten, dan wordt de strooming ver-
traagd; het deel E wordt kouder, het onderste deel daarentegen
warmer. Hoe meer de kraan geopend wordt, des te meer warmte
wordt er toegevoegd aan het bovenste gedeelte, dat die warmte
weer afstaat aan de omgeving, terwijl de temperatuur van het
onderste deel daalt.
Om de temperatuur van het onderste deel te regelen, waarvoor
de thermometer de aanwijzer is, zou het voldoende zijn de kraan
in den eenen of in den anderen zin om te draaien. Zoodoende
zou men de werking der uitwendige hoogere of lagere tempera-
tuur alsmede die van de meer of minder werkzame warmtebron
kunnen opheffen.
Wat nu in de hier aangenomen onderstelling door den proef-
nemer zou kunnen geschieden, wordt bij de dieren op automa-
tische wijze door de vaatzenuwen bewerkstelligd. Het schijnt
dat zij er naar streven de inwendige temperatuur nagenoeg vol-
komen onveranderlijk te maken. Elke werking, die deze tem-
-ocr page 404-
396
peratuur wil wijzigen, wordt tegengegaan door de regelende
kracht, die den loop van het bloed vertraagt of versnelt, naar-
gelang de omgeving meer of minder warmte aan het organisme
ontneemt; die door middel van een snelle strooming elke over-
maat van warmte naar buiten doet ontwijken en door een ver-
traging van den bloedstroom de warmte bespaart, voor het geval
dat er weinig warmte wordt voortgebracht. Het verband tusschen
de drie faktoren: voortbrenging, verlies en regeling van warmte,
kunnen wij nu in het kort aldus uitdrukken:
Verandert de regelende kracht niet, dan zullen de veranderingen
in het verlies of in de voortbrenging van warmte in alle punten
van het organisme in denzelfden zin plaats hebben; indien de
regelende kracht alleen verandert, dan hebben de veranderingen
van in- en uitwendige temperatuur in tegengestelden zin plaats.
Elke oorzaak, die de inwendige temperatuur tracht te veran-
deren, kan worden weggenomen door de werking der regelende
kracht.
Om na te gaan of de temperatuur van een dier verandert ge-
durende het voortbrengen, verminderen of het regelen van de
warmte, is het noodig de temperatuur in verschillende punten
gelijktijdig te registreeren.
Figuur 200 stelt een dubbel registreerende thermometer voor,
wier kleine bollen B1 en B2 gemakkelijk in het oor en in den
endeldarm van een konijn van middelmatige grootte kunnen wor-
den gebracht. Uit het gelijktijdig registreeren der in- en uitwen-
dige temperaturen is nu af te leiden de aard der werking, die de
dierlijke warmte heeft gewijzigd, door na te gaan of de veran-
deringen in temperaturen in denzelfden of in tegengestelden zin
hebben plaats gegrepen. 1)
l) De wetten van temperatuursveranderingen in de verschillende punten van het
organisme hebbeu veel overeenkomst inet die van de veranderingen in drukking in de
verschillende punten eener geleidbuis. "Wij kunnen echter deze overeenkomst hier niet
verder ontwikkelen.
-ocr page 405-
397
Het gelijktijdig reglstreeren der elektrische stroomen
I»ij de twee elektrische organen van den sidderrog.
Wanneer een sidderrog geprikkeld wordt, dan ontladen zich
de beide elektrische organen tegelijkertijd. Wil men onderzoeken
Fig. 200. Dubbel registreerende thermometer, dienende om de temperatuur
in twee verschillende punten tegelijk waar te nemen.
voor hoever deze twee ontladingen synchronistisch zijn en met
elkaar overeenkomen, dan kan dit alleen door middel van het
gelijktijdig registreeren der beide ontladingen geschieden.
Men vat elk der beide elektrische organen tusschen twee
metalen platen, die door middel van twee draden de ontlading
geleiden naar een seintoestel van Depeèz. De twee seinen moeten
juist boven elkaar worden opgeteekend. Zoodoende wordt aange-
toond dat de beide ontladingen volkomen gelijktijdig beginnen en
eindigen; dat zij beiden uit hetzelfde aantal synchronistische
stroomen zijn samengesteld en dat elke wijziging in de kracht
of frequentie van de stroomen van een der elektrische organen
gepaard gaat met een overeenkomstige verandering in het tweede.
Het gelijktijdig registreeren van de elektrische stroomen
van den sidderrog en van de Inductiestroömen
die «laarbij ontstaan.
In figuur 201 is de inrichting van de proef voorgesteld. De
-ocr page 406-
398
elektrische stroom loopt van het dier naar een elektromagnetischen
seintoestel en verder door de kern van een inductieklos DC; de
JFig: 201. Inrichting van de proef om de elektrische stroomen van den sidderrog
alsmede de daardoor voortgebrachte inductie-stroomen te registreeren.
buitenste winding C van deze klos is met een tweeden seintoestel
verbonden. Op deze wijze is het •dubbele tracé van fig. 202 ver-
kregen.
Fig 202. Lijn 1, drie elektrische schokken van den sidderrog; lijn 2,
drie stroomen, geïnduceerd door de drie eerste.
In de eerste lijn zijn drie elektrische stroomen, in lijn 2 drie
inductiestroomen getraceerd. De volkomen overeenstemming tus-
schen de induceerende stroomen en de inductiestroomen is een
verschijnsel, dat geheel verschilt van hetgeen de gewone stroomen
van elektrische batterijen vertoonen; deze laatste toch geven alleen
inductiestroomen bij opening en sluiting. Maar deze bizonderheid
van de elektrische stroomen bij den sidderrog is zeer goed te
verklaren uit den aard dezer stroomen: hierbij heeft namelijk de
aangroeiing der stroomsterkte alleen snel plaats, zoodat dus ook
alleen hierdoor gevoelige inductieverschijnselen kunnen worden
voortgebracht.
-ocr page 407-
399
Snelheid van liet projectiel In de ziel van liet kanon.
Deprèz en Sebert hebben in de ziel van het kanon een reeks
van elektrische draden aangebracht, waarvan elk een deel van
de stropmverbinding van een elektrische batterij uitmaakte en in
verbinding was gesteld met een seintoestel.
Door het achtereenvolgend verbreken dezer draden werd een
reeks van seinen voortgebracht, die, naar de wijze waarop zij
boven elkaar werden getraceerd, de lijn van de door het projec-
tiel doorloopen wegen in funktie van den tijd opleverden.
Uit deze lijn kan dan een tweede lijn afgeleid worden, die de»
kracht, welke elk oogenblik op het projectiel werkt, dus de
drukking van het buskruitgas, aangeeft.
TWEEDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN VERSCHILLENDE VERSCHIJNSELEN
DIE ZICH OP EEN ZELFDE PLAATS VOORDOEN.
Hot gelijktijdig registreeren van do drukking en de snelheid van het bloed. — Betrekking
tusschen de snelheid en de drukking van het bloed. — Het kloppen van het hart als
ontstaande uit de veranderingen in de bloedsdrukking in verband met de volumever-
anderingen van het hart. — Verband tusschen de veranderingen in de lengte eener
spier en de vei anderingen van haar elektrischen toestand.
Het gelijktijdig registreeren van de drukking en de
snelheid van liet bloed in een slagader.
Reeds vroeger hebben wij de toestellen beschreven, die de
lijnen van de snelheid en de drukking van het bloed registreeren;
ook hebben wij het afzonderlijk gebruik dier toestellen voor elk
dier registraties nagegaan, zoodat dus nu nog te onderzoeken
blijft welke betrekking tusschen de beweging der vloeistof en de
drukking in een zelfde punt van een buis, of van een der bloed-
vaten bestaat.
Met betrekking tot den bloedsomloop is de eerste vraag, die
zich hier voerdoet, deze: welke richting en snelheid heeft de
-ocr page 408-
400
bloedstroom binnen in de bloedvaten in elke buiging van de pols-
lijn? Laten wij voor het oogenblik de bizonderheden van de
bewerking rusten, door middel waarvan aan de strotslagader van
een paard de hemodromograaf van Chauveau tegelijk met een
8phygmoskoop wordt aangebracht (zie Techniek); deze proef geeft
het dubbele tracé van fig. 203, waarin de bovenste lijn de phasen
Fig. 203. Snelheid van het bloed iu de strolslagader van een paard; O,
oorsprong van de lijn der snelheden; 1), drukking iu hetzelfde
bloedvat, tegelijk met de snelheid geregistreerd.
van snelheid van het bloed, de onderste die van de drukking
aangeeft. De punten, waar synchronisme plaats heeft, zijn in de
figuren door streepjes aangewezen. Die streepjes zijn getraceerd
door het raderwerk van het uurwerk stil te laten staan, terwijl
men de registreerstiften liet bewegen. Daar de twee stiften juist
tegenover elkaar waren geplaatst, is het duidelijk dat de middel-
punten van de aldus als merkteekens getraceerde cirkelbogen juist
aan de tegenovergestelde zijden liggen.
Wij zien dat er bij het begin van eiken polsslag gelijktijdig
een snelle vermeerdering van snelheid plaats heeft en dat de
vermindering in drukking, die op de systole van den pols volgt,
vergezeld gaat van een vermindering in snelheid; ook treedt deze
laatste reeds op, wanneer de drukking haar maximum heeft be-
reikt. Door in beide lijnen de opeenvolgende golvingen te beschou-
wen , die het dicrotisme aanwjjzen , bemerken wij dat die golvingen
samenvallen en vinden in die coïncidentie het bewijs, dat bij elke
-ocr page 409-
401
stijging\' in drukking van het bloed bij een polsslag bloedstroomen
. van centrifugale richting ontstaan.
In de lijn der snelheden wijst de gestippelde lijn O de onbe-
wegelijkheid van het bloed aan. Steeds wordt nu deze lijn naar
beneden overschreden na elke groote versnelling bij de systole.
Beteekent dit dat op die oogenblikken het bloed werkelijk terug-
stroomt ? Waarschijnlijk moet dit verschijnsel hier geweten worden
aan de traagheid van de naald, want het doet zich niet voor,
wanneer men zich bedient van een hemodromograaf, die volgens
een ander beginsel is samengesteld en bestaat uit twee differen-
tiaahnanometers.
Eindelijk moet opgemerkt worden dat behoudens de tijdelijke
teruggang, die zoo even is besproken, de naald altijd eenzekere
snelheid van het bloed aangeeft, zoodat men hieruit de gevolg-
trekking kan maken dat in een levende slagader de bloedstroom
onafgebroken en met stooten plaats heeft, zooals men gewaar wordt
in den bloedstraal, die bij het doorsnijden van een slagader ontstaat.
Betrekking tusaclien de snelheid en de drukking
van liet bloed.
Sedert men met den manometer de voortdrijvende kracht van
het bloed met juistheid kan bepalen, wordt door alle physio-
logen dit werktuig voortdurend aangewend. Men raadpleegt den
manometer bij het bestudeeren van de werking der zenuwen op
de hartbewegingen en van den invloed der ademhaling op den
slagaderlijken bloedstroom; ook wordt hij, sedert de ontdekking
der vaso-motorische zenuwen, gebruikt bij het onderzoek van den
bloedsomloop in de haarvaten.
Nu wordt maar al te dikwijls bij de uitlegging van manome-
trische bepalingen over \'t hoofd gezien dat de bloedsdrukking in
de slagaderen vaak afhankelijk is van twee tegenstrijdige wer-
kingen : van den eenen kant, de impulsieve werking van het hart,
waardoor het bloed met meer of minder kracht wordt voortge-
stuwd; van den anderen kant, de matigende werking der kleine
vaten, die, naargelang van hun meer of minder krachtige samen-
trekking, het bloed in de slagaderen terughouden of het gemak-
kelijk in de aderen laten overgaan.
26
-ocr page 410-
402
Telken male dat de proefnemer een verandering in stand van
den aan een slagader aangebrachten manometer opmerkt, moet
hij zich afvragen welke van de twee bovengenoemde werkingen
de slagaderlijke drukking heeft veranderd, of wel of beide wer-
kingen die tegelijk hebben gewijzigd. Bij gebrek aan juiste aan-
wijzingen, waardoor deze moeilijke vraag kon beantwoord worden,
hebben de physiologen meermalen hun toevlucht genomen tot een
hypothese, die het meest met hun van te voren opgevatte mee-
ningen overeenkwam.
De manometer, op zich zelf genomen, kan ons alleen aanwij-
zingen geven omtrent de omstandigheden van den bloedsomloop,
in zijn geheel beschouwd.
Door een eenvoudige vergelijking te gebruiken, zal het duidelijk
worden waarom de oorzaken van de slagaderlijke drukking zoo
moeilijk zijn na te gaan.
Wanneer men verneemt dat de waterspiegel van een rivier is
gestegen, dan weet men nog niet of deze stijging is veroorzaakt
door een overvloedigen regen, of wel door stroomafwaarts den
loop der rivier te versperren.
Men zal dus bovendien nog moeten weten of de stroomsnelheid
der rivier grooter of kleiner is geworden. Is de stroomsnelheid
gelijktijdig met de waterhoogte toegenomen, dan wijst dit op een
aanmerkeljjk grooteren toevoer van water; maar gaat het wassen
van het water gepaard met een vermindering in stroomsnelheid,
dan moet noodzakelijk de stroom belemmerd zijn geworden.
Deze zelfde omstandigheden nu doen zich voor bij den bloeds-
omloop in de slagaderen; hier komt de bloedsdrukking overeen
met de hoogte der rivier.
De kennis van de veranderingen in drukking alleen is niet
voldoende om de omstandigheden, waarin de bloedsomloop zich be-
vindt, met juistheid te bepalen; kent men echter de snelheid en de
drukking van het bloed beiden, door ze gelijktijdig te registreeren,
dan heeft men de vereischte elementen voor de oplossing van het
vraagstuk. Duidt het tracé aan dat de snelheid en de drukking
in denzelfden zin zijn veranderd, dan moet men de oorzaak van
deze beide veranderingen stroomopwaarts zoeken, dat wil zeggen
in een verandering van de kracht, die van het hart uitgaat.
Veranderen de drukking en de snelheid in tegengestelden zin,
-ocr page 411-
403
dan moet men de oorzaak der verandering stroomafwaarts zoeken,
dus in de kleine bloedvaten. Figuur 204 toont een dubbel tracé
Fig. 204. Drukking en snelheid van het bloed iu een slagader van den
nagebootsten bloedsomloop; een der vaten, stroomafwaarts iu
den toestel gelegen, wordt samengedrnkt.
van de snelheid en van de drukking van het bloed; de lijn S
der snelheden daalt, terwijl de lijn D der drukking stijgt; hier
heeft zich dus een beletsel aan de uitstroonaing van het bloed
voorgedaan. Op de volgende bladzijde is een kort overzicht gege-
ven van de verschillende wijzigingen die zich bij de kracht, die
van het hart uitgaat, of bij den weerstand der bloedvaten kunnen
voordoen. Men zal den toestand van den bloedsomloop kennen ,
zoodra hij door zijn twee faktoren: drukking en snelheid, is be-
paald.
Deze wetten zjjn proefondervindelijk bepaald op een toestel,
waarmee alle verschijnselen van den bloedsomloop konden nage-
bootst worden. De omstandigheden, waaronder deze proefnemingen
werden gedaan, waren veel gunstiger dan die men bij de vivi-
secties ontmoet. Chauveaxj en Lortet hebben verder door een
reeks van proefnemingen de juistheid van de theorie, in nevens-
gaand overzicht vervat, onderzocht en volkomen bevestigd.
Om een voorbeeld te geven van de overeenstemming van de
resultaten, die men verkrijgt bij de vivisectie met die, welke
theoretisch zijn aangetoond, dient fig. 205, waarin de tracés van
de drukking en de snelheid van het bloed in de strotslagader van
oen paard zijn voorgesteld. Op een gegeven oogenblik wordt de
slagader in een dichter bij het hart gelegen punt samengedrukt;
de snelheid wordt onderdrukt en de klopping wordt teruggebracht
tot kleine veranderingen in drukking onder de werking der zjjslag-
aderen.
-ocr page 412-
404
a I
I
3
:a» os
"e 5
8 "O
e a
£ 9
=» 2
f I -3
ü          o
« til
- 15 I
M
j&
"> s
■- «,
o-e
O «*^
M
as S
*a «>
S
Ij
11
S «
s
s
s
X
3 o
! .a
M
ei
cS
N
O
O
a w* <m
a
CR
u
i—i
05
W
a
&
<i
as
H
a
N
<a
O
s
-«1
«
o
O
s
tl
3

fa
I
a
I
-ocr page 413-
405
De pro efncmingen van Lortet en de nieuwste mededeelingen
van de leerlingen van Chauveau toonen duidelijk aan hoe de
l\'ig. 205. Drukking en snelheid van het bloed in de Ciirotis van een paard; het
bloedvat wordt in een punt, dichter bij het hart gelegen, samen gedrukt."
snelheid van het slagaderlijke bloed afhangt van twee faktoren:
van de impulsieve kracht van het hart en van den weerstand ,
dien het bloed in de kleine vaten ondervindt. De uitkomsten van
deze onderzoekingen zijn als volgt:
le. Zelfs wanneer het hart in rust is, bezit het bloed een
zekere snelheid, die soms vrij aanzienlijk is.
2e. De snelheid neemt toe bij de uitademing, en vermindert
bij de inademing, zelfs in de [slagaderen die ver van het hart
verwijderd zijn. (De uitademing voegt zich bij de hartwerking
om het bloed met meer kracht in de slagaderen te drijven).
3e. Door het kauwen wordt de snelheid van het bloed, de
kracht en het aantal der polsslagen, zelfs in de excentrische slag-
aderen , sterk vermeerderd. (Door het kauwen wordt evenals door
de intermitteerende spierwerkingen den bloedstroom versneld, daar
de doorgang door de in werking zijnde spieren gemakkelijker
gemaakt worden).
4e. Door een insnijding in het ruggemerg tusschen het achter-
hoofd en den eersten halswervel wordt de snelheid van den bloeds-
omloop buitengewoon vermeerderd; ook worden de polsslagen
-ocr page 414-
406
sterker en talrijker. (Door de werking der vaso-motorische zenuwen
te verzwakken, brengt men een verslapping in de bloedvaten
teweeg en wordt de overgang van het slagaderlijke bloed naar de
aderen gemakkelijker gemaakt).
5C. Het doorsnijden van den nervus vagus vermeerdert de snel-
heid en de drukking in de slagaderen sterk. (Tengevolge van
het doorsnijden van den n. vagus wordt de frequentie der hart-
slagen grooter; daarom wordt dan ook de loop van het bloed
versneld).
6e. Door het inbrengen van lucht in de slagaderen wordt de
regelmatige gang van den bloedsomloop geheel verstoord. (Door
gasbellen wordt een zekere weerstand geboden aan den bloed-
stroom ; verdwijnen zij, dan herstelt zich de bloedsomloop; van
dezen aard zijn onder anderen de oorzaken, die bij de slagaderen
der ledematen de snelheid van den bloedstroom wijzigen).
7e. Wanneer éen carotis wordt afgebonden, dan wordt de snel-
heid en de drukking in de andere strotslagader grooter. (Het
bloed, dat een slagader gesloten vond, stort zich nu in grootere
hoeveelhe id in de andere slagader. Dit zuiver physisch verschijnsel
doet zich evenzeer voor, wanneer men van een buis met twee
takken, een der takken samendrukt).
bc Een vernauwing van de aorta vermindert de snelheid van
het bloed en de amplitude der polsslagen in de strotslagadcren.
(Hierbij heeft een werkelijke vermindering plaats van de impul-
sieve kracht van het hart).
9e. Door een bloeduitstorting wordt de snelheid van het bloed
vermeerderd. (In \'t bizonder wordt deze vermeerdering in snel-
heid veroorzaakt door een slagaderlijke bloeduitstorting, die
stroomafwaarts van het onderzochte punt plaats heeft; hierdoor
worden de weerstanden verminderd).
10e. Het doorsnijden van den n. symphathicus versnelt den
bloedstroom, maar in mindere mate, dan men vroeger meende.
(Hierbij heeft verslapping plaats van de bloedvaten die aan de
zenuwwerking waren onttrokken; een versnelling in den bloed-
stroom was dus te verwachten. Dat deze versnelling niet bizonder
groot is, moet daaraan te wijten zijn, dat de innervatie slechts
over een beperkt gedeelte van het vaatstelsel is onderdrukt).
11e. In de kroonslagaderen heeft een vermeerdering in snelheid
-ocr page 415-
407
van het bloed plaats, die overeenstemt met het dicrotisme. (Dit
gewone verschijnsel is.ook bij de andere slagaderen waar te
nemen, en bewijst dat door het uitzenden van een tweede golf
het dicrotisme wordt daargesteld).
12e. In de kroon slagaderen treedt een vermeerdering in snel-
heid op, op het oogenblik van de diastole der kamer. (Op dit
oogenblik zal de inwendige spierwand dezer vaten niet meer dooi-
de spierwerking samengedrukt worden, en zal liet bloed niet meer
gemak doorstroomen).
13e. Door strychnine wordt de impulsieve kracht van het hart
tegelijk mei; de snelheid en de drukking van het bloed vergroot.
Het kloppen van liet hart: dit ontstaat door de verande-
ringen in de bloedsdrukking iu
verband met de
volumeveranderingen van dit orgaan.
Bij de beschouwing van de veranderingen in drukking in de
kamers, pag. 304 hebben wij aangewezen hoe de manometrische
veranderingen in drukking in het inwendige dezer organen gere-
gistreerd werden. Op pag. 320 is verder aangetoond hoe de volu-
meveranderingen van een orgaan worden geregistreerd, wanneer
dit in een vloeistof is gedompeld. Deze achtereenvolgende proeven
hebben ons dus de tracés opgeleverd van de twee verschillende
elementen, die den hartslag samenstellen.
Wanneer men door drie boven elkaar geplaatste schrijfstiften
gelijktijdig de lijnen van de bloedsdrukking binnen in het hart,
van de volumeveranderingen van dit orgaan en van den hartslag
laat opschrijven, zullen wij zien dat dit derde tracé slechts de
resultante van de beide andere lijnen is.
Het hart van de schildpad is meer dan dat van andere dieren
voor deze proefneming geschikt, daar het een zeer eenvoudigen
vorm van hartslag vertoont en gemakkelijk te behandelen is.
In fig. 206 is de inrichting van deze proefneming voorgesteld.
Van een schildpad wordt het hart weggenomen; aan een der
aderen van het hart wordt een buis bevestigd, die in den boezem
uitkomt, terwijl een tweede buis bevestigd wordt aan een der
slagaderen. Beide buizen worden door het deksel van een glazen
cilinder gebracht, waarin het hart is geplaatst. Vervolgens wordt
-ocr page 416-
408
door middel van caoutchoucbuizen bloed, dat van fibrine is be-
roofd, in het hart gebracht; dit bloed wordt verkregen uit een
t\'ig. 2ii(i. Toestel vuur liet registrecren van de volumeverauderingen van hel hnrt
van ecu schildpad en vun de veruuderiugen ia slagaderlijke drukking.
glazen bak, die iets hooger is geplaatst. Na het hart gevuld te
hebben, stroomt deze vloeistof uit de buis van de slagader door
een caoutchoucbuis, die in een sphygmoskoop uitmondt, en stroomt
nu van dezen sphygmoskoop weer terug naar den bak, waarin
zij zich door een nauwe opening ontlast, om daarna weer naar
het hart terug te gaan.
Op deze wijze krijgt men een onafgebroken bloedstroom; bij
elke diastole treedt het bloed in het hart, en wordt bij elke
systole van de kamer door de buizen, die met de slagader ver-
bonden zijn, weer daaruit verdreven. Volgens deze doorLuDWiG
uitgedachte methode kan men, door het doorstroomende bloed te
veranderen, langer dan een dag het leven van het hart onder-
houden.
Om nu tegelijk de volumeveranderingen van het hart en de
veranderingen van de bloedsdrukking in het hart na te gaan,
wordt een trommel met registreerenden hefboom in verbinding
gesteld met den sphygmoskoop; een tweede trommel wordt ver-
bonden met den cilinder, waarin het hart is opgesloten. Terstond
ziet men de beide hefboomen lijnen traceeren, die in tegenge-
stelde richting loopen. De lijn van de veranderingen in slagader-
-ocr page 417-
409
lijke drukking loopt in een richting, tegengesteld aan die van de
lijn der volumeveranderingen (fit?. 207;.
Pig. 207. Lijnen die Je veranderingen in slagaderlijke drukking en de volunie-
vcramleringcn van het hart van een schildpad aanwijzen.
Dit verschijnsel laat zich zoo gemakkelijk verklaren, dat het
niet noodig is er langer bij stil te staan. De voorgaande proef
toont ons de wijze, waarop het gelijktijdig registreeren plaats
heeft, en leidt ons tot de analyse van den hartslag.
Met behulp van den hartmyograaf of van eenig ander werk-
tuig registreert men den hartslag, waardoor men fig. 208 ver-
krijgt.
Kig. 208. Hartkloppingen van het hart eener schildpad.
In deze figuur begint de systole van de kamer in a. De systo-
lische phase vertoont een groote overeenkomst met die van den
hartslag van een kikvorsen. Men bespeurt in deze lijn geen uit-
werking van de systole van den boezem; deze holte bleef wer-
keloos, zooals dikwijls plaats heeft wanneer de proefneming lang
duurt. De diastolische periode van de kamer begint in b.
Ten einde nauwkeurig te weten wat in deze lijn veroorzaakt
wordt door de volumeveranderingen van het hart, wordt dit in
de flesch geplaatst, die bestemd is om door verplaatsing der
lucht de hoeveelheid bloed te registreeren, die in en uit het
-ocr page 418-
410
hart stroomt; men verkrijgt dan de reeds bekende figuur 209 ,
waarin ab de systolische samentrekking, en ba\' de diastolische
k\'ig. 209. Voluiueveranderingeu van het hart eener schildpad.
opzwelling of verslapping aanwijst.
Om de veranderingen in rastheid van de wanden der kamers
te registreeren, d. w. z. de veranderingen in drukking van het
bloed, dat in de kamers is bevat, zou een manometer in die
holte moeten worden aangebracht; dit is echter niet goed mogelijk
wegens de geringe afmetingen van dit orgaan. Men kan echter
het vermoedelijk bedrag van deze drukking bepalen door den
wand der kamers door middel van een klein stomp voorwerp
samen te drukken. Dit lichaam zal dan naargelang van de phasen
der inwendige drukking beurtelings dieper indringen en weer
teruggestooten worden. Registreert men deze beweging, dan ver-
krijgt men de lijn van figuur 210, waarin ab de systolische en
Kig. 210. Veranderingen in de vastheid van de wanden van het hart eener schildpad
bw de diastolische phase voorstelt.
Opmerkenswaardig in deze lijn is dat de drukking gering is en
tamelijk constant blijft gedurende de verslapping der kamers.
Gedurende de systole daarentegen is de drukking sterker en
neemt meer en meer toe tot op het einde dezer systole.
Hier wordt bewaarheid wat vroeger is gezegd over het ver-
band, dat tusschen de drukking der kamer en de slagaderlijke
drukking bestaat, zoodra de halvemaanvormige kleppen geopend
zijn en de kamer met de slagaderen slechts een doorloopende
ruimte vormt. Daar op dit oogenblik de drukking in de slag-
-ocr page 419-
411
aderen sterker wordt tot op het einde der systole, moet het bloed
in de kamer een dergehjken druk ondervinden. Daar wij nu de
twee afzonderlijke lijnen, die van de volumeverandering der
kamers en die van de verandering van bloedsdrukking in deze
holten, hebben verkregen, behoeven wij deze slechts met elkaar
in verband to brengen om do lijn van den hartslag in haar geheel
to verkrijgen.
Hiertoe behoeft men slechts op de lijn der volumeveranderingen
een reeks van ordinaten op te richten, gelijk aan die van de lijn
der veranderingen in drukking. Daar deze laatste alleen gedu-
rende de svstolische phase stijgt en gedurende de diastole van het
hart onveranderd blijft, zullen de systolen ai en a\'b\' alleen ge-
wijzigd worden. De resultante der beide lijnen zal dus, gedurende
de systole, het tracé volgen, dat door een gestippelde lijn is
voorgesteld, terwijl zij gedurende de diastole in geen enkel punt
gewijzigd wordt. Deze lijn, in fig. 211 voorgesteld, is dus dezelfde
Kif. 211. Lijn van den hartslag, ójniv de resullante van de heide vorige Ijjnen.
als die van fig. 209, waar de hartslag direkt geregistreerd werd.
Hiermee is dus het bewijs geleverd dat deze hartslag werkelijk
ontstaat tengevolge van de tweeledige werking van de verande-
ringen in vastheid der wanden en in volume der kamers. Bij het
registreeren van den hartslag bij groote zoogdieren, wordt het hier
gezegde door de cardiografische curven op nieuw gestaafd.
Verband tusgchen de veranderingen in de lengte eener
•pier en de verander!ngren van haar etek-
triaclien toestand.
De myograaf wijst ons zeer getrouw de lengteveranderingen
eener spier aan, die elektrisch geprikkeld wordt. Bovendien geeft
de elektrometer van Lippmann, in gemeenschap gesteld met twee
-ocr page 420-
412
niet overeenstemmende punten der spier, door de bewegingen
der kwikkolom de verandering in elektrische spanning der twee
onderzochte punten aan. Hieruit volgt dat men, door de veran-
deringen van den elektrometer op de vroeger beschreven photo-
grafische wijze te registreeren, twee lijnen zal verkrijgen die
naast elkaar worden opgeschreven, en waaruit het verband tus-
schen de veranderingen, door beide toestellen waargenomen,
gemakkelijk valt op te maken. Die veranderingen hebben in
tegengestelden zin plaats; terwijl de spier werkt en in lengte
afneemt, heeft de elektrische toestand een tegengesteld teeken.
Bernstein meent een korten tusschentijd tusschen beide verande-
ringen opgemerkt te hebben; de verandering in elektrischen toe-
stand zou die van de beweging een weinig voorafgaan.
DERDE HOOFDSTUK.
HET GELIJKTIJDIG REGISTREEREN VAN VERSCHILLENDE
WERKINGEN DIE IN VERSCHILLENDE PLAATSEN
WORDEN ONDERZOCHT.
Het gelijktijdig registreeren van spierwerkingen en van de reacties die zich voordoen bij
de beweging van het dier wanneer het zich verplaatst. — Het registreeren der stern-
bewegingen. — Bewegingen die plaats hebben bij het herkauwen; proeven vanTous-
saint. — Slikbewegingen; proeven van Carlet — Het gelijktijdig registreeren van
de verrichtingen der verschillende deelen van een stoomwerktuig.
Het gelijktijdig registreeren van spterwerkingen en van
de reacties die zicli voordoen bij de beweging van
liet dier wanneer Het zich verplaatst.
Reeds vroeger hebben wij nagegaan hoe de verschillende bewe-
gingen worden geregistreerd , die door de ledematen van een paard
in de onderscheidene gangen, door den vleugel van een vliegenden
vogel, enz., worden verricht; hoe de tracés verkregen worden,
die de reactiebewegingen aanwijzen welke het dierlijk lichaam
-ocr page 421-
413
in de opvolgende phasen van de bewegingen der ledematen onder-
vindt, is op pag. 236 aangetoond.
Men kan deze beide soorten van tracés met elkaar in verband
brengen, door ze boven elkaar te plaatsen; in dat geval krijgt
men een grafisch beeld van een dier uiterst ingewikkelde proef-
nemingen, waarbij twee reeksen van verschijnselen van verschil-
lenden aard gelijktijdig geregistreerd zijn geworden.
Neemt men deze proef op een vogel in zijn vlucht, dan bevindt
men dat het lichaam twee soorten van reactiebewegingen onder-
gaat: ten eerste slingerbewegingen in een vertikaal vlak, ten
tweede golfbewegingen in de richting van den afgelegden weg.
Door die lijnen boven elkaar te plaatsen, bespeurt men dat die
twee verschillende bewegingen synchronistisch zijn en dat op het
oogenblik dat de vleugel daalt, het lichaam wordt opgeheven
en de snelheid toeneemt, terwijl op het oogenblik dat de vleu-
gel stijgt, de snelheid van het lichaam, dat nog steeds stijgt,
afneemt.
Wij zullen verder bij deze bizonder ingewikkelde proeven niet
stilstaan.
Het regigtreeren der atembewegingen.
De onderzoekingen van Helmholtz en Donders betreffende
de samenstelling der klanken bij het spreken hebben tot merk-
waardige uitkomsten geleid en zijn algemeen bekend; minder
bekend zijn echter de bewegingen van de lippen, van de tong
en van het verhemelte bij het uitspreken der medeklinkers. Wel-
licht is het hoofdzakelijk te wijten aan het ingewikkelde van deze
werkingen, waarbij steeds de samenwerking van bewegingen van
verschillende organen vereischt wordt om bepaalde klanken voort
te brengen. Door het gelijktijdig registreeren wordt echter veel
licht verspreid over het mechanisme van deze stembewegingen.
Het bestudeeren van deze bewegingen is voor de taalkundigen
in de eerste plaats van het grootste belang; in de beoefening der
taalkunde openbaart zich van dag tot dag het streven naar een
meer experimenteele richting. Door de vergelijkende taalstudie,
waarin de achtereenvolgende overgangen en vervormingen der
verschillende talen worden nagegaan, zijn inderdaad wetten ge-
-ocr page 422-
414
vonden van physiologischen aard, die de ontwikkeling der taal
beheer8chen. 1)
Zoo vertoont zich het beginsel van de kleinste werking, volgens
hetwelk iedere raenschelijke handeling er naar streeft om met de
minst mogelijke inspanning volbracht te worden, duidelijk in den
overgang van het latijn in het fransch, door het verzachten en
zelfs het weglaten van enkele medeklinkers; * zoo is bijv. het
latijnsche condemnare overgegaan in het fransche condamner,
waarin de letter m rudimentair of geatrophieerd is; zoo ziin de
woorden pied, clef, sang, met de rudimentaire letters d, f, g,
afkomstig van pedis, clavis, sanguis. * Om nu met juistheid te
kunnen beoordeelen op welke wijze de talen in elkaar trachten
over te gaan, is het noodig die talen zoo ver mogelijk te analy-
seeren. Het oor is gewoonlijk niet genoegsaam in staat om de
opvolgende of gelijktijdige bewegingen, die in verband met elkaar
een geluidsgroep of klank daarstellen, te volgen, terwijl een
persoon, die spreekt, zich zelf niet bewust is van de werkingen,
die hij verricht. Immers leert het kind spreken, door langsamer-
hand te beproeven de woorden en klanken na te bootsen; later
zijn de werkingen bij het spreken even onbewust als de werking
der verschillende spieren bij het loopen. Soms is het noodig voor
uitspreken van een enkele lettergreep vijf of zes verschillende be-
wegingen uit te voeren, wier opeenvolging wij niet alleen niet ken-
nen, maar waarvan wij ook soms het bestaan niet eens vermoeden.
Door nu de intensiteit en de wijze van opvolging van de be-
wegingen der lucht of der spraakorganen gelijktijdig te registree-
1) * Max Muller zegt in een zijner voorlezingen over de taalwetenschap liet vol-
gende : -Men diene vooral te bedenken dat wanneer een taal ook voortdurend veran-
dert, de mensch nochtans niet de macht bezit die verandering daar te stellen of te
beletten. Wij zoudon er even goed aan kunnen denken, de wetten te veranderen, die
onzen bloedsomloop beheeischen , of aan ons lichaam een deel toe te voegen, als de
taalwetten te veranderen of naar goedvinden nieuwe woorden uit te vinden. Even als
de menseh slechts in zoover over de natuur gebiedt, als hij hare wetten kent en zich
daaraan onderwerpt, zoo zullen dichters en philosofen alleen dan over een taal heer-
senen, wanneer zij hare wetten kennen en daaraan gehoorzamen." — De eerste dezer
voorlezingen is getiteld: De taalwetenschap is een natuurkundige wetenschap.
Zie ook de selectie bij de talen vergeleken met de selectie (teeltkeus) bij de soorten
volgens Darwin,
-ocr page 423-
415
ren, verschaft men den taalkundige een materieele voorstelling
van de vluchtige verschijnselen, die het oor onmogelijk kan ontleden.
Vooral is dit van het hoogste belang voor doofstommen, die
geoefend worden in het spreken. Door alle mogelijke middelen
tracht men dezen ongelukkigen het bewustzijn te geven van de
geluiden, die zij of de personen, die voor hen spreken, uitbrengen.
De doofstomme leest als \'t ware op de lippen van de sprekende
persoon; door het strottenhoofd van een persoon te betasten,
wordt hij de trillingen van den larynx gewaar, en door vervol-
gens met de vingers zijn eigen strottenhoofd aan te raken, oefent
hij zich in het uitbrengen van overeenkomstige geluiden. Hoeveel
beter zou hij niet in het voortbrengen van die geluidsbewegingen
worden onderricht, indien hij de grafische lijnen van die bewe-
gingen voor oogen had; immers zou hij dan trachten deze tracés,
die hem tot model dienen, na te bootsen, en zou alleen in die
volkomen nabootsing kunnen slagen door dezelfde werkingen en
dezelfde geluiden voort te brengen, welke die tracés hebben
opgeleverd.
Ook zal waarschijnlijk een dergelijke methode van nuttige toe-
passing kunnen zijn bij de behandeling van spraakgebiekkigen
en van die personen, die, na eenige operatie aan het verhemelte
te hebben ondergaan, weer op nieuw moeten leeren spreken.
Het streven van deze proefnemingen moet dus zijn het gehoor
geheel te vervangen door een objectieve uitdrukking van de stom-
bewegingen. 1)
Reeds vroeger is een belangrijke arbeid betreffende dit onder-
werp uitgevoerd: door Lissajoüs is namelijk, onder de benaming
van zichtbare geluidsleer, een methode aangegeven om de ver-
binding van verschillende tonen aan te geven, wier akkoorden
gekenmerkt worden door onveranderlijke geometrische figuren.
Een dergelijke optische aanwijzing van de stembeweging is nu
ook het doel, \'twelk deze proeven, zoowel voor den physioloog
als voor den taalkundige en den doofstomme, beoogen.
Wat de klinkers betreft, deze zijn door de methode van Koenig:
1) * Deze proeven zijn door Dr. Rosapelly, ia tegenwoordigheid van M. L.
Havet , afgevaardigde van het Taalkundig Genootschap, in het laboratorium van
Makkï genomen. *
-ocr page 424-
416
de optische geluidsontleding, op zichtbare wijze daargesteld. De
veranderingen namelijk, die gevoelige vlammen bij het voort-
brengen van verschillende tonen ondergaan, komen geheel overeen
met den aard en de hoogte der tonen, die aan elk der klinkers
eigen zijn; deze vlammen zullen, in een draaienden spiegel terug-
gekaatst ; een lichtenden band vertoonen met uitspringende deelen
of tanden, waarvan het aantal en de betrekkelijke grootte, de
hoogte en den aard der verschillende bij tonen van een klinker
zullen aangeven. "Wordt een doofstomme nu geplaatst voor de
spreekbuis van zulk een toestel van Koenig, dan kan hij zich
oefenen in het voortbrengen van lichtbeelden, gelijkende op die-
gene, welke van te voren zijn getraceerd; en zoo hij er in slaagt
een dier lichtbeelden voort te brengen, zal hij juist dien klinker
hebben uitgesproken, die met het bepaalde lichtbeeld overeenkomt.
Bij het uitspreken der medeklinkers treden allerlei bewegingen,
zooals de trillingen van het strottenhoofd, de bewegingen der
lippen, het oplichten van het verhemelte, enz. in het spel; zoodat
men hierbij naar het meest geschikte middel moet zoeken om die
verschillende werkingen te registreeren. Nu is men er in geslaagd
de bewegingen van het strottenhoofd, van de lippen en van het
verhemelte vrij nauwkeurig te registreeren; daarentegen is het
nog niet gelukt nauwkeurige tracés te verkrijgen van de bewe-
gingen der tong en van hare steunpunten.
Om de bewegingen van het strottenhoofd te registreeren worden
in de keten van een elektrischen stroom een bizonder daartoe
ingerichte stroomverbreker en een seintoestel van Depbèz inge-
lascht. Bij elke trilling van het strottenhoofd wordt de stroom
verbroken en wordt door den seintoestel deze trilling geregistreerd,
zoodat telkenmale dat het strottenhoofd bij het spreken of zingen
trilt, een golflijn wordt geregistreerd, gelijkende op die, welke
in fig. 90 is voorgesteld.
Om de beweging der lippen te registreeren moet men opmerken
dat de lippen bij het spreken twee verschillende bewegingen uit-
voeren: Ie vertikale bewegingen, waarbij de lippen op- en neer-
gaan : 2e horizontale bewegingen, waarbij de lippen zich van voren
naar achteren of omgekeerd bewegen. De eerste soort van bewe-
ging komt onder anderen voor bij het uitstooten der lipletters b
en p; de tweede soort bij het uitspreken van den klinker u.
-ocr page 425-
417
In figuur 212 is de toestel afgebeeld, die voor het registreeren
van de vertikale bewegingen dient. 1)
Fig. 212. Toestel voor het registreereu van de beweging der lippen.
Bij het uitspreken van eenige lipletters bemerkt men dat deze
letters zich dadelijk onderscheiden door een meer of minder vol-
komen sluiting der lippen. Voor het uitspreken van deze mede-
klinkers wordt het gebruik van klinkers vereischt. Bij de proeven,
die hier vermeld worden, heeft men zich steeds van den klinker
a bedient, waardoor de beweging der lippen niet gewijzigd wordt;
spreekt men achtereenvolgens uit: apa, aba, afa, ava, dan be-
1) Aan een vertikale» staander is een horizontale arm bevestigd, die den eigenlijken
toestel draagt; de toestel is door middel van een staaf, die om beide uiteinden kan
draaien, aan den arm bevestigd. De toestel bestaat uit twee latten, aan wier uiteinden
zich zilveren omgebogen plaatjes bevinden, in wier krommingen de lippen passen.
Het plaatje l voor de onderlip is alleen beweegbaar; gaat na de onderlip naar boven,
dan zal de lat / om haar scharnier draaien en de achtereinden der latten zullen uit-
wijken , terwijl daarbij een dunne caoutchoucring, die om deze achtereinden is geslagen
en als veer dient, wordt gespannen.
Door deze beweging wijkt het membraan van een luchttronunel T uit , de hierdoor
veroorzaakte luchtverdunning plant zich door de buis i voort naar een trommel met
hefboom, die op een cilinder de bewegingen van de onderlip registreert.
27
-ocr page 426-
418
merkt men dat de sluiting der lippen volkomen is voor de p en
de b, onvolkomen daarentegen voor de f en de v. Worden nu
twee medeklinkers, waarbij de sluiting der lippen verschillend is,
uitgesproken zonder gebruik te maken van klinkers die de bewe-
ging der lippen wijzigen, dan ziet men de getraceerde lijn een
weinig terugspringen op die plaatsen, waar een verandering in
hot sluiten der lippen heeft plaats gevonden.
Figuur 213 toont ons enkele van deze tracés. De golflijn wijst
Figi 213. Tracés vau de verschillende graden van sluiting der lippen,
behooreude bij verschillende medeklinkers.
op een opening van de lippen, wanneer zij met de bovenste hori-
zontale lijn samenvalt; neemt zij den ondersten horizontalen stand
in, dan wijst zij een volkomen sluiting aan. In enkele punten
(onder de v en f) merkt men op dat de horizontale lijn niet den
laagsten stand inneemt, zoodat aldaar slechts een gedeeltelijke
sluiting der lippen plaats heeft. Onder de bv ziet men in het
punt v de lijn terugspringen; hier gaan de lippen van de volko-
men tot de gedeeltelijke sluiting over.
Terwijl wij de horizontale bewegingen hier met stilzwijgen
voorbijgaan, zullen wij nu de overige bewegingen bij het uit-
spreken der lipletters nagaan.
Het tracé van de beweging der lippen is namelijk niet vol-
doende om de lipletters te kenmerken en van elkaar te onder-
scheiden , want de volkomen sluiting der lippen bestaat even goed
voor de p als voor de b, terwijl de onvolkomen sluiting zoowel
bij de v als bij de f is op te merken. Die vier medeklinkers
zullen echter geheel van elkaar te onderscheiden zijn door behalve
de beweging der lippen, ook de trillingen van het strottenhoofd
te registreeren. Zoo blijft bijv. bij het uitspreken van de p en
van de f, de larynx werkeloos; hij trilt daarentegen bij het uit-
spreken van de b en van de v.
Plaatst men de stift van den seintoestel, die de trillingen van
-ocr page 427-
419
het strottenhoofd registreert, vlak boven den hefboom, die de
beweging der lippen moet registreeren; zooals in fig. 214 is aan
Fij{. 214. Toestel voor het gelijktijdig registreeren vau de beweging der
lippen en de trillingen van het strottenhoofd.
gewezen, en laat men deze registratie plaats hebben op een
cilinder, die langsaam wordt rondgedraaid, dan verkrijgt men
een dubbel tracé, zooals in fig. 215 is voorgesteld, waarin vol-
Fig. 215. Het gelijktijdig registreeren van de bewegingen der lippen
eu van het «trottetihoofd.
doende aanwijzingen zijn vervat om de medeklinkers ji>, b,fenv
van elkaar te onderscheiden.
Het direkt registreeren van de bewegingen van het verhemelte
zou zeer bezwaarlijk zijn; neemt men echter in aanmerking dat
bjj hot uitspreken der neusmedeklinkers m en n steeds lucht door
de neusgaten wordt uitgedreven, hetgeen hierdoor veroorzaakt
wordt dat het verhemelte zich eenigszins verwijdert van den
achterwand der keel op het oogenblik dat deze letters worden
uitgesproken, dan kan men de bewegingen van het verhemelte
gemakkelijk traceeren door de luchtbewegingen te registreeren,
die daarvan het gevolg zijn. Daartoe wordt in een der neusgaten
een buis aangebracht, die weer door een caoutchoucbuis meteen
-ocr page 428-
420
ab
m a
**
ap..
Tr.Ur.
Bew.lip.
II
^_jz.
B
Lctr. n
T.l.
B.l
fa
JT.............V«
~\\_/~
^_/~
-ift
• P-
.»■*
«P-
Lir. n.
T.l.
B.l.
«P-
a m.......p.. .....la a
a m_..........p &
L ir.n.
T.l.
B.l.
„imnnwiiin ii i iinnmim
a b............ m a
a m........b .......m a
LAr n.
Tl.
B.l
il_z:
~\\ r
}__o.
10 t. mmNmrnmmmmmmmA
Fig. 216. Vijfticu verschillende geluidsgroepen, op grafische wjjzc
van elkaar onderscheiden
-ocr page 429-
421
trommel met hefboom is verbonden; elke luchtuitstooting zal dus
door een stijging van het tracé worden aangewezen.
Door nu tegelijkertijd de hierboven genoemde drie bewegingen
te registreeren, bevindt men dat de m niets anders is dan een
b, waarbjj lucht door de neusgaten wordt uitgedreven, evenals
de b slechts een p is, die vergezeld gaat van trillingen van het
strottenhoofd.
Verdere bizonderheden betreffende deze onderzoekingen zullen
wij hier niet nagaan; de lezer kan deze vinden in een verslag
van Dr. Rosapelly. In fig. 216 zijn de tracés van eenige geluids-
groepen voorgesteld; wij zien hoe elk dezer groepen eigenaardige
kenmerken bezit, waardoor zij zich van de andere groepen onder-
scheidt. Wanneer het groote nut van deze methode voor het onder-
wijs van doofstommen eenmaal zal zijn erkend, zullen voorzeker
door verdere onderzoekingen de leemten, die nog in deze methode
bestaan, worden aangevuld. Ook hebben deze onderzoekingen aan
de taalwetenschap reeds belangrijke diensten bewezen door het
antwoord te geven op eenige belangrijke vragen en punten van
onderzoek betreffende de vorming van de samengestelde klanken.
Bewegingen die plaats Hebben bij liet herkauwen;
proeven van Tounaint
De bewegingen bij het herkauwen behooren ook tot die samen-
gestelde verschijnselen, waarbij de kennis van de verschillende
daarbij plaats hebbende werkingen en bewegingen alleen kan ver-
kregen worden door het gelijktijdig registreeren van elk dier
werkingen; nadat reeds vroeger door Chaüveau een theorie was
opgemaakt betreffende de wijze waarop de teruggaande beweging
van den spijsbal plaats vindt, is de geldigheid van deze theorie dooi-
de grafische bepalingen van Toüssaint buiten allen twijfel gesteld.
Vóór Toüssaint heeft men, om de bewegingen bij het her-
kauwen te bestudeereu, de opeenvolging van eenige bewegingen
geregistreerd, die zich hierbij in verschillende plaatsen voordoen.
Bij deze proefnemingen moet het dier, een koe of een schaap,
in een zooveel mogelijk rustigen toestand gehouden worden; dit
is een van de eerste voorwaarden voor het herkauwen. Op eenige
toestellen, die op verschillende plaatsen worden aangebracht, wor-
-ocr page 430-
422
den nu de verschillende bewegingen, waarvan men de opeenvol-
ging of gelijktijdigheid wil bepalen, overgebracht, en zoodoende
worden die bewegingen tegelijk op een zelfde blad papier gere-
gistreerd en geven de lijnen, die in fig. 217 .zijn voorgesteld.
Fig. 217. Lijnen die de bewegingen hjj het herkauwen aangeven. — K, beweging
der kaken. — N, luchtdruk in de neusholten. — L, luchtdruk in de trachea.—
A, beweging van den onderbuik. — C, beweging van den thorax. — O, l\\jn
van den rechter boe^\'tn. — K\', lijn vim de rechter kamer. (In ha is de sonde
in de holle ader teruggetrokken). — S, sekondcn.
Niet minder dan acht hefboomen zijn hierbij noodig, die hier
allen tegelijkertijd op een cilinder schrijven. Een daarvan traceert
de bovenste lijn K van de figuur; deze lijn geeft de bewegingen
bij het kauwen aan; een tweede traceert de lijn N, die de druk-
king in de neusholten aangeeft. De drukking der lucht in de
trachea wordt met behulp van een manometer bepaald (lijn T);
de lijnen C en A wijzen bovendien de drukking in thorax en
onderbuik aan; eindelijk is ook het hart onderzocht, zoodat de
lijn O de bloedsdrukking in den boezem, K\' die in de kamer
voorstelt; eindelijk is de onderste lijn 6\' een chronografische lijn,
die de sekonden aanwijst.
-ocr page 431-
423
Niettegenstaande hier een tal van bewegingen zjjn geregistreerd,
ontbreekt toch nog in de figuur de juiste aanwijzing van den
doorgang van den spijsbal door den slokdarm. Deze doorgang moet
met behulp van bizondere toestellen geregistreerd worden, die
elk uit een veerkrachtig zakje bestaan, dat wordt samengedrukt
op het oogenblik dat de spijsbal door den slokdarm gaat; bij een
andere reeks van proeven is dit oogenblik van doorgang zeer
nauwkeurig bepaald.
In elke lijn wordt door een merkteeken a het oogenblik aan-
gegeven , waarop de herkauwing aanvangt. De bewegingen der
kaken houden stil, men ziet de drukking in de neusholten en
vooral in de borstkas dalen, tengevolge van een snelle daling van
het middelrif. Deze in den thorax plaats hebbende lucht-aspiratie
is een noodzakelijke voorwaarde voor het stijgen van den spijsbal.
Een dergelijk ledig onstaat in de holten van het hart, getuige
de vermindering van de bloedsdrukking in den boezem en in de
kamer. De sluiting van de luchtpijpspleet is noodzakelijk voor
de vorming van het genoemde luchtledig; ook ziet men, dat
zoodra deze aspiratie in den thorax begint, de overeenstemming
tusschen de lijnen, die den luchtdruk in de neusholten en in den
thorax aanwijzen, verdwijnt. De figuur wijst dus duidelijk aan
dat op het oogenblik waarop de herkauwing aanvangt, het mid-
delrif zich gedurende de sluiting van de luchtpijpspleet samentrekt,
de lucht zich in de long verdunt, de ribben door den dampkrings-
druk worden samengedrukt, de slokdarm zich uitzet, de voedings-
stoffen zich hierin begeven en de kaken op hetzelfde oogenblik
onbewegelijk worden. Onder den invloed van de plotselinge aspi-
ratie, voortgebracht door de daling van het middelrif, zetten de
kamer en de boezem zich uit; de hartdrukking, waarmee de
beweging van het herkauwen gepaard gaat, heeft plaats op het
oogenblik van de kamerdiastole en schijnt even lang als deze te
duren; maar zij wordt ongetwijfeld verkort door de kamersystole,
die voor het einde der aspiratie intreedt.
Daar nu proefondervindelijk is aangetoond dat bij het herkau-
wen alleen het middelrif een actieve werking uitoefent, was het
van belang deze werking te beletten, om te zien wat hiervan het
gevolg zou zijn.
Uit de proefnemingen van Flourens was reeds gebleken dat
-ocr page 432-
424
het herkauwen nog voortgaat na het doorsnijden van de middel-
rifszenuwen; het komt er echter op aan te onderzoeken waardoor
het dier de werking van het middelrif vervangt. Nadat de bo-
venste tak van het middelrif, voortkomende uit het zevende paar
nekzenuwen, was doorgesneden, bevond men dat nu de ribben
zich plotseling uitzetten en zoodoende de luchtverdunning in den
thorax teweegbrengen, terwijl de onderbuik de uitwerking van
den uitwendigen dampkringsdruk ondervindt en het middelrif op
het oogenblik van de herkanwing terugdrijft. De rollen zijn nu
verwisseld, maar de uitwerking is dezelfde: deze uitwerking is
namelijk altijd de snelle en aanmerkelijke vermindering van de
drukking binnen in den thorax.
Als aanvulling van de hier vermelde proefneming is het Tous-
saint gelukt door de prikkeling van het peripherische einde der
middellïfszenuwen de normale herkauwing als \'t ware synthetisch
daar te stellen. Om de voorwaarden van de herkauwing te ver-
wezenlijken, werd een helper belast met den palm der beide
handen de neusgaten van het dier te sluiten, terwijl de middel-
rifszenuwen werden geprikkeld; de resultaten waren volkomen:
bij elke prikkeling steeg de spijsbal in den slokdarm, het dier
kauwde de stoffen eenige oogenblikken, alvorens ze in te slikken,
of wel het slikte ze onmiddellijk in.
Het registreeren van de bewegingen hij liet slikken;
proeven van Jiloing en Gariet.
Volgens de onderzoekingen van Arloing met betrekking tot
de Blikbewegingen mag men geen onderscheid maken tusschen de
werkingen bij het doorslikken van vaste en van vloeibare stoffen;
de bewegingen bij het doorslikken van vloeistoffen zijn meer
opvolgend met elkaar verbonden, maar overigens gelijk aan die,
welke bij het doorslikken van vaste stoffen plaats hebben; in het
laatste geval geschieden de bewegingen met grootere tusschenpoozen.
Door het inbrengen van manometrische zakjes in de eerste
spijsverteeringswegen van een paard, werden gelijktijdig de lijnen
van drukking verkregen in de verschillende punten, waar de
spijsbal voorbijging. Het onderzoek van de aldus verkregen tracés
leidde tot deze gevolgtrekkingen :
-ocr page 433-
425
Ie. Bij het begin van het slikken beweegt het verhemelte zich
naar boven;
2e. de nauwe afscheiding tusschen het bovenste gedeelte van
de luchtpijp en de keel zet zich uit;
8e. de ingang van den slokdarm opent zich van te voren om
den spijsbal door te laten.
Terwijl de voedingsstoffen doorgaan, blijft de holte van het
strottenhoofd gesloten.
Onderzoekt men de luchtdrukking in de luchtwegen onder het
strottenhoofd, dan bespeurt men dat er een aspiratie plaats heeft
op het oogenblik van het slikken; deze wordt veroorzaakt door
een daling van het middelrif gedurende de sluiting van de lucht-
pjjpspleet. Deze werking der inademingskrachten spelen nu bij het
slikken dezelfde rol als, volgens Toussaixt, bij de herkauwing.
Carlet heeft op zich zelf proeven genomen, door de drukking
van de achterste wangholte tegelijkertijd met de stijgende bewe-
ging van het strottenhoofd te registreeren, en is zoodoende tot
dezelfde gevolgtrekkingen geraakt.
Het gelijktijdig registreeren van de verrichtingen der
verschillende deelen van een stoomwerktiiig.
Deprèz heeft de methode van het gelijktijdig registreeren aan-
gewend om een belangrijk vraagstuk van de werktuigkundc op
te lossen: namelijk bij een in werking zijnd stoomwerktuig de
phasen van drukking op de beide oppervlakten van den zuiger in
funktie van de bewegingen van dezen zuiger te registreeren. Dit
is dus ongeveer hetzelfde vraagstuk, dat Watt bij het bepalen
van den arbeid van stoomwerktuigen trachtte op te lossen. De-
prèz heeft zich voor het gelijktijdig registreeren van deze druk-
kingen op verschillende plaatsen van rechthoekige platen bediend,
waaraan gelijke bewegingen als die van den zuiger werden mee-
gedeeld, zoodat nu de lijnen niet tengevolge van de traagheid
der beweegbare deelen werden misvormd, maar door middel
van een tal van punten nauwkeurig konden worden geconstrueerd,
welke punten achtereenvolgens de verschillende graden van druk-
king in de verschillende plaatsen en in de opvolgende phasen van
beweging aanwezen.
-ocr page 434-
426
VIERDE HOOFDSTUK.
HET ACHTEREENVOLGEND ONDERZOEKEN IN VERSCHILLENDE
PLAATSEN VAN EEN ZELFDE VERSCHIJNSEL.
De achtereenvolgende beweging van een vloeistofgoir voorbij de verschillende punten van
een buis. — Voortplanting van de spiergolf. — Beweging van geluidsgolven, enz.
Niet altijd kan men over een voldoend aantal toestellen be-
schikken om tegelijkertijd de opvolgende oogenblikken te regis-
treeren, waarop een beweging op verschillende plaatsen optreedt.
Reeds vroeger hebben wij gezien hoe men het achtereenvolgend
voorbijgaan van een vloeistofgolf in de verschillende punten van
een buis door middel van een reeks van ontvangtoestellen kan
registreeren.
Stellen wij ons voor dat wij voor deze proefneming slechts over
één ontvangtoestel en over één schiijfstift hebben te beschikken;
dan zal men toch de voortplantingsbeweging van de vloeistofgolf
kunnen bepalen door zijn toevlucht te nemen tot de methode van
het achtereenvolgend registreeren, maar alleen onder voorwaarde,
dat men bij de reeks van bepalingen, die nu gedaan moeten wor-
den, het verschijnsel altijd volkomen op dezelfde wijze moet doen
plaats hebben. Dit is het eenige bezwaar dat zich hierbij aan
den proefnemer voordoet.
Gesteld dat de lijnen van figuur 218 zijn verkregen door de
IV ^—^7 ^-^
ra ^-4-^J ^--n^
,. /T^ \'
TT ^r
Fig. 218. Tracés verkregen door het achtereenvolgend registreeren van de
voortplanting van een golfbeweging. (Theoretische iiguur).
phasen van zijdelingsche drukking in een veerkrachtige buis te
-ocr page 435-
427
bepalen. Een eerste proef geeft in Ihet o ogenblik aan, waarop een
vloeistofgolf door de buis wordt voortgestuwd; de phasen van
drukking worden aangewezen door de kromme lijn , die zich uit dit
punt, als oorsprong, ontwikkelt. Bij een tweede proef II heeft
men den ontvangtoestel over een bepaalden afstand verplaatst,
en op hetzelfde oogenblik met betrekking tot de omwenteling van
den cilinder wordt nu een tweede golf door de buis voortgestuwd.
Deze proeven worden door een derde en vierde gevolgd, daarbij
steeds zorg dragende dat de golf op hetzelfde oogenblik wordt
voortgestuwd. Zoodoende verkrijgt men een aantal met elkaar
vergelijkbare lijnen, waarvan elke in \'t bizonder het voorbijgaan
van een golf aanwijst onder een ontvangtoestel, die van heteene
naar het andere einde der buis steeds over een bekenden afstand
wordt verplaatst.
Deze lijnen geven ons dezelfde aanwijzing als de tracés, ver-
kregen bij het gelijktijdig registreeren, mits slechts bij de opvol-
gende proeven telkens dezelfde stoot aan de vloeistof is gegeven;
het beste middel om deze gelijkheid van beweging te verkrijgen,
is den stoot voort te brengen door een gewicht, dat telkens van
een zelfde hoogte valt.
Het is niet altijd noodig de aldus verkregen lijnen juist boven
elkaar te plaatsen, wanneer men slechts zorg draagt door een
merkteeken in elke lijn het oogenblik aan te geven, waarop de
beweging der golf is aangevangen. Heeft men dan eenige achter-
eenvolgende bepalingen gedaan, dan plaatst men de papierstroo-
ken, op elke waarvan een lijn is getraceerd, zoodanig boven
elkaar, dat de merkteekens der verschillende lijnen in een verti-
kale lijn komen te liggen. In fig. 218 vallen deze merkteekens
in de vertikale lijn I—IV samen.
De methode van het achtereenvolgend registreeren kan in een
groot aantal omstandigheden van dienst zijn. Men kan haar aan-
wenden om de voortplanting van de spiergolf door een vezel-
bundel te volgen. De spier wordt aan een harer uiteinden ge-
prikkeld, en men registreert het oogenblik, waarop de spiergolf
voorbijgaat onder een ontvangtoestel, dien men achtereenvolgens
in verschillende punten der spier plaatst. Deze methode heeft
niet alleen het voordeel dat men met een enkelen toestel kan
volstaan, maar ook kan men de bepaling doen in een tal van
-ocr page 436-
428
punten, die te dicht bij elkaar zijn gelegen om het gelijktijdig
registreeren toe te laten.
De voortplanting van het geluid is op dezelfde wijze bestudeerd.
De proeven van Regnault kwamen hierop neer, dat door
middel van een chronograaf teekens op een draaienden cilinder
werden geregistreerd; welke teekens dienden om de afstanden te
bepalen, die door een geluidsgolf van een zeker beginpunt tot
aan verschillende punten werden doorloopen.
Ook de proeven van Helmholtz betreffende de snelheid der
zenuwwerking zijn volgens deze methode genomen; hij prikkelde
hierbij de zenuw in verschillende punten en bepaalde de achter-
eenvolgende vertragingen in de beweging met betrekking tot ver-
tikaal boven elkaar aangebrachte merkteekens. In \'t algemeen kan
deze methode met vrucht worden aangewend, waar men zich ten
doel stelt de snelheid en de phasen van de voortplanting eener
beweging te bepalen.
VIJFDE HOOFDSTUK.
HET ACHTEREENVOLGEND ONDERZOEKEN VAN VERSCHIL-
LENDE PHASEN VAN EEN VERSCHIJNSEL.
liet aclitc.eenvolgend onderzoeken van de verschillende phasen van een elektrischen
stroom. — Achtereenvolgend onderaoek van de stoomspanning instoomwerktuigen. —
Het onderzoeken van de spierkracht op verschillende oogenblikken gedurende den
spierschok; van de prikkelbaarheid van het hart in de verschillende phasen der
systole.
Terwijl in het voorgaande hoofdstuk werd nagegaan hoe men
een verschijnsel kan onderzoeken in verschillende punten van de
ruimte, zullen wij nu het verschijnsel beschouwen in opvolgende
oogenblikken. Volgens deze methode kunnen de snelste werkingen,
die anders aan de waarneming zouden ontsnappen, worden onder-
zocht en geregistreerd.
Het achtereenvolgend onderzoeken van de verschillende
phanen van een elektrischen stroom.
Om de veranderlijke phasen van een elektrischen stroom te
-ocr page 437-
429
bepalen, kwam Goillemin op het denkbeeld, den duur van dezen
veranderlijken toestand in een aantal oogenblikken met zeer korte
tusschenpoozen te verdeelen, zoodat de verandering van het eene
oogenblik tot het andere oneindig klein kon geacht worden. Hij
nam hierbij zijn toevlucht tot het gebruik van rotatie-toestellen,
waardoor een elektrische stroom in een metaaldraad werd opge-
wekt, terwijl vervolgens de elektrische toestand van dezen draad
in eenige opvolgende oogenblikken werd onderzocht. Bij deze
onderzoekingen bediende Gtuillemin zich van den galvanometer;
daar nu de naald, tengevolge der traagheid, niet oogenblikkelijk
den juisten even wichtsstand inneemt en alleen doorslaat, voor
zoover de stroom gedurende een aanmerkelijk tijdsverloop door-
gaat, moest ook de stroom gedurende een zekeren tijd op den
galvanometer werken. Door een rotatie-toestel werd een elek-
trische stroom eenige malen achter elkaar gesloten; dit sluiten
van den stroom geschiedde altijd op een zelfde oogenblik van de
omwenteling van den toestel; nu werd telkens na een zekeren
tijd na elke sluiting, de stroom op nieuw gedurende korten tijd
gesloten, en zoo werd bij deze achtereenvolgende sluitingen de
stroom in den galvanometerdraad opgewekt. Telkens had nu een
onmerkbare afwijking van de naald plaats; hierbij voegde zich
weer een tweede afwijking, en zoo vervolgens, telkenmale dat de
stroom werd gesloten. Kwam nu op een zeker oogenblik de gal-
vanometernaald in rust, dan wees zij door haar stand de inten-
siteit van den stroom aan gedurende een eerste reeks *xn onder-
zoekingen. Bij een tweede reeks proefnemingen bepaalde Güillemin
de intensiteit van den elektrischen stroom, behoorende tot een
volgende phase van den elektrischen toestand, en zoo vervolgens,
totdat de naald haar maximumafwijking bereikte of totdat zij,
niettegenstaande het afwisselend sluiten van den stroom bleef
aanhouden, niet meer afweek. 1)
Bij deze proeven werden de amplituden van de afwijkingen der
galvanometernaald aangegeven door een reeks van ordinaten, be-
hoorende tot een kromme lijn, terwijl de tijddeelen, zooals ge-
1) Deze afwijking geeft iu werkelijkheid slechts de helft van het ware bedrag aan,
want de galvanometer ondervindt den invloed van den sluilinggstroom slechts gedu-
rende de helft van den tyd van sluiting,
-ocr page 438-
430
woonlijk, op de abscissen-as werden afgemeten. Deze lijnen hebben
zeer belangrijke aanwijzingen gegeven omtrent den duur van den
veranderlijken toestand der stroomen, alsmede met betrekking
tot de verschillende intensiteit in de opvolgende oogenblikken
(zie fig. 34, pag. 72).
Volgens dezelfde methode heeft Bernstein de phasen van de
elektrische verandering der spieren bepaald gedurende den spier-
schok.
Ook de duur van den elektrischen stroom van den sidderrog
laat zich op deze wijze bepalen. Daartoe wordt een stroom op
een bepaald oogenblik voortgebracht, en nadat men de geleiding,
waardoor de elektrische stroom van het dier moet heengaan,
heeft gesloten, onderzoekt men met behulp van een kikvorschpoot
den elektrischen toestand van de geleiding. Beweegt zich de ge-
voelige kikvorschpoot, dan is dit een bewijs dat de stroom
doorgaat. Door nu deze proef te herhalen in eenige opvolgende
oogenblikken, steeds met grootere tusschenpoozen van het begin
van het verschijnsel verwijderd, kan men den toestand van den
elektrischen stroom in de verschillende oogenblikken van zijn
duur, benevens het begin en het ophouden bepalen met een
graad van nauwkeurigheid, die afhangt van het aantal onderzoe-
kingen, gedurende den duur van het verschijnsel gedaan.
Gesteld dat in fig. 219 O het oogenblik aanwijst, waarop een
HHfflullJIJB
Vlg. 219. Het bepalen van den duur van een elektrischen stroom door
achtereenvolgende waarnemingen.
zenuw van den sidderrog wordt geprikkeld, en dat de opvol-
gende punten 1, 2, 3, 4, enz., van elkaar verwijderd zijn op
gelijke afstanden, die ieder met een honderdste deel van een
sekonde overeenkomen, terwijl gedurende die kleine tijddeelen
het elektrisch orgaan van den sidderrog in verbinding is gesteld
met een metaaldraad, waaraan een gevoelige kikvorschpoot is
verbonden, zoodat deze met den draad een gesloten keten vormt.
Bij de twee eerste onderzoekingen .1 en 2, die op de prikkeling
-ocr page 439-
431
van de elektrische zenuw volgen, vertoont de figuur nog geen
seinteekens, waaruit blijkt dat de kikvorschpoot onbewegelijk is
gebleven, en dat dus de ontlading van den sidderrog dezen nog
niet heeft bereikt. Op het oogenblik 3 is de poot echter in be-
weging, hetgeen in de figuur wordt aangewezen door een verti-
kaal streepje; hetzelfde bemerkt men op de oogenblikken 4, 5,
6, 7, 8, 9 en 10; op het oogenblik 11 en in de daaropvolgende
oogenblikken werkt de poot niet meer; de stroom moet dus nu
geëindigd zijn, en heeft dus in het geheel acht honderdsten van
een sekonde geduurd, terwijl het begin van den stroom T$ne
sekonde na de prikkeling van de zenuw plaats vond, en evenzoo
de stroom tien honderdsten van een sekonde na de prikkeling is
opgehouden.
Om, deze proef te verwezenlijken werd de elektrische zenuw
steeds op een zelfde oogenblik van de omwenteling van den
cilinder, in e (fig. 220) geprikkeld. Door een metaalgeleiding, die
Kig. 220. Het meten van den duur van den elektrischen stroom van een sidderrog
door achtereenvolgende proefnemingen met een kikvorschspier als seingever.
naar willekeur gedurende een zeer kort tijdsverloop en op ver-
schillende oogenblikken verplaatst kon worden, kon de keten
gesloten worden, waardoor de stroom van den sidderrog moest
loopen om den kikvorschpoot te bereiken. Om eindelijk het samen-
vallen van de lijnen te voorkomen, die bij de achtereenvolgende
proefnemingen werden geregistreerd, werd de registreerstift tel- •
-ocr page 440-
432
kens een weinig verplaatst, zoodat de lijnen sportsgewijze onder
elkaar kwamen te liggen.
Figuur 220 toont ons aan dat het eerste optreden van den
elektrischen stroom van den sidderrog heeft plaats gehad op het
oogenblik 1; dat bij de achtereenvolgende proefnemingen de
stroom in de oogenblikken 2, 3, 4, 5 en 6 is doorgegaan, maar
dat op het oogenblik 7 de stroom was geëindigd. Door de onder-
zoekingen nog later na het oogenblik van prikkeling voort te
zetten, heeft men den stroom weer in 8, 9, 10, 11 en 12 terug-
gevonden; maar in het punt 13, dat te dicht bij het oogenblik
van prikkeling was gelegen, werd geen stroom waargenomen,
zoodat deze nog niet bestond.
Het spreekt van zelf dat aan deze bepalingen des te meer
waarde kan worden toegekend , naarmate de onderzoekingen elkaar
met korter tusschenpoozen opvolgen.
Achtereenvolgend onderzoek van de stoomspannlng-
In stooinwerktuigen.
Door achtereenvolgend registreeren is Deprèz er in geslaagd
Fig. 221. Lijn van de stoomspanning in den cilinder van een stoom-
werktuig, volgens de tracés van den manometer van Dfprkz.
de spanning van den stoom gedurende de verschillende phasen
-ocr page 441-
433
van de beweging van den zuiger te bepalen. Daar bij deze proef-
neming de spanning in de opvolgende oogenblikken niet altijd
dezelfde was, moesten de toestellen, waarmee het bedrag dezer
spanningen bepaald werden, ook achtereenvolgens een verschillend
weerstandbiedend vermogen bezitten. Gesteld dat men in de op-
volgende oogenblikken 1, 2, 3, 4 het bedrag van de spanning
wil kennen, dan laat men den stoom op een metaalmanometer
werken, wiens membraan voor de uitgeoefende inwendige druk-
king slechts tot een zeker bedrag mag uitwijken; gedurende de
proefneming laat men nu het weerstandbiedend vermogen van den
manometer gelijkmatig toenemen. Figuur 221 wijst de reeks van
deze achtereenvolgende bepalingen aan; zij zijn ten getale van 53
voor een enkelen zuigerslag en vormen een gesloten kromme lijn.
Ili\'t Achtereenvolgend onderzoeken van de. kracht van
een spier gedurende de verschillende phasen
van den spierschok.
Door de hierboven aangegeven wijze van proefneming in de
physiologie aan te wenden, heeft Bloch de krachten gemeten,
die bij een spiercontractie in de verschillende oogenblikken van
de verandering in lengte worden ontwikkeld. Hij bediende zich
hiervoor van een myograaf, waarvan de hefboom bij zijn afwij-
king, tengevolge van het trekken der spier, een elektrischen
stroom moest verbreken, die op een elektromagnetischen sein-
toestel werkte. Door den weerstand, dien de spierkracht had te
overwinnen, gelijkmatig te laten toenemen, nam Bloch waar dat
het verbreken van den stroom op veranderlijke oogenblikken
plaats had.
In figuur 222 bemerkt men een steeds toenemende vertraging
gedurende het verkorten der spier. Wanneer de spier weer tot
haar oorspronkelijke lengte terugkeert, dan wordt de stroom,
telkenmale dat de kracht van de spier door de kracht van de
gespannen veer wordt overwonnen, gesloten. De teekentjes, die
in de figuur het verbreken en het sluiten van den stroom aan-
geven, zijn gelegen op een kromme, die de verschillende oogen-
blikken aangeeft, waarop de spierkracht bevonden is gelijk te
zijn aan de veranderlijke kracht van een veer. Deze lijn beant-
28
-ocr page 442-
434
woordt nauwkeurig aan de verschillende phasen van de spier-
kracht zelf, indien men aanneemt dat de ordinaten der lijn ach-
Kg. 222. Bepaling van de kracht van een spier in de verschillende e-ogenblikken
van een spiersibok. (Proef van Bi.ocii naar de methode van Pepr};z).
tcreenvolgens met de langsaam toenemende krachten overeenkomen
Men kan bij deze proef gemakkelijk de spankracht der veer
langsaam doen toenemen, wanneer men maar zorg draagt de
veer lang genoeg te nemen, zoodat de modulus van veerkracht
bij de achtereenvolgende uitrekkingen weinig verandert.
Achtereen volgende onderzoekingen van de prikkelbaarheid
van het hart in de verschillende phasen der systole.
- De hier aangegeven methode van onderzoek leidt ook tot zeer
bevredigende uitkomsten, wanneer men den graad van prikkel-
baarheid van het hart van een dier wil bepalen, dat geprikkeld
wordt door elektrische stroomen, die gelijke intensiteit hebben,
maar die in verschillende oogenblikken van de hartsperiode wor-
den aangewend.
Om het prikkelen steeds gelijkmatig en op dezelfde wijze te
..doen plaats hebben, kan men zich het best bedienen van induc-
tieslagen, die ontstaan bij het verbreken van een stroom. Het is
dan opmerkelijk hoe die steeds onderling gelijke prikkelingen
-toch zeer verschillende uitwerkingen teweegbrengen. Nu eens zal
:,i. het hart op de prikkeling reageeren, een andermaal weer niet.
-De beweging kan soms plotseling optreden (na ^ sekonde), soms
• ook kan er een aanmerkelijke vertraging van £ sekonde, of zelfs
meer, plaats hebben. De opgewekte systole kan in enkele ge-
vallen even sterk zijn als die, welke uit zich zelf plaats heeft,
terwijl zij daarentegen somtijds als \'t ware geheel mislukt.
-ocr page 443-
435
Uit de genomen proeven is nu overtuigend gebleken dat het
hart altijd op dezelfde wijze naar de prikkeling zal luisteren,
wanneer deze ook steeds op hetzelfde oogenblik, dus in dezelfde
phase van de systole of diastole wordt aangewend; prikkelt men
daarentegen in verschillende phasen van de systole, dan zijn de
reactiebewegingen van het hart ook verschillend.
Uit de onderstaande . figuur kan blijken hoe deze proef moet
worden ingericht.
Figuur 223 toont ons een kikvorsch, uitgespreid op een kurken
Kig. 22.\'i. OuJerioek van de prikkelbaarheid van het hart van ccn kikvorsch
in verschillende oogeublikkeu van de hartspcriode
plaat; het hart van den kikvorsch is blootgelegd en ter hoogte
van de kamer gevat tusschen de beenen van een myografische
tang; de beenen van deze tang zijn ieder aan een omgebogen arm
bevestigd. Een van deze armen is vast; de andere arm is beweeg-
baar en voorzien van een hefboom, die rechthoekig op dezen
arm is bevestigd en met zijn puntig uiteinde op een gezwarten
cilinder schrijft. Aan het beweegbare been der tang is een draadje
van caoutchouc bevestigd, dat verder aan een speld e is vastge-
maakt en als een veer werkt; bij elke systole van de kamer
worden nu de beenen van de tang van elkaar verwijderd, waarbij
de caoutchoucdraad gespannen wordt, terwijl bij elke diastole de
beenen weer tot elkaar naderen tengevolge van het trekken van
den draad.
Door de meerdere of mindere spanning van dezen caoutchouc-
draad wordt het karakter van de bij deze proeven verkregen
-ocr page 444-
436
tracés zeer gewijzigd. Is de spanning groot, dan wordt de kamer
met kracht samengedrukt, waardoor het bloed verhinderd wordt de
kamer gedurende de diastole te vullen,- alsdan verkrijgt men nog
maar alleen myografische lijnen van de kamer, die nu werkt even
alsof het hart geïsoleerd was. Is de spanning gering, dan heeft
de diastolische vulling der kamer plaats en het tracé wijst al de
bizonderheden van den normalen hartslag aan.
In fig. 224 zijn de eigenaardigheden aangewezen die het hart
f
\'\\
f
1
\\
f
\\
/
J
a
V
1
J
V
1
J
\\
V
/
J
V
f\\
7
Fig. 224. Tracés van de hartslagen van den kikvorsch onder den invloed
van een steeds toenemende drukking.
van den kikvorsch vertoont, wanneer de trekkracht van den ge-
spannen draad van den myograaf langsaam toeneemt. De lezer
zal uit den vorm van het tracé gemakkelijk den graad van druk-
king kunnen nagaan, die op de kamer werd uitgeoefend.
Bij den hier beschreven myograaf zijn de beenen van de tang
door ivoren stukjes, die de beenen met de omgebogen armen
verbinden, geïsoleerd. Elk der beenen is met een metaaldraad
verbonden, zoodat het hart aan elektrische prikkelingen van ver-
schillenden aard kan onderworpen worden. Men kan nu door de
kamer constante stroomen of inductiestroomen in dwarse richting
laten gaan.
Verder plaatst men, ten einde het juiste oogenblik aan te geven
waarop de prikkeling plaats heeft, wier uitwerking men wil na-
gaan, onder de punt van den hefboom, die de hartbewegingen
traceert, de stift van een seingever van Deprèz, en registreert
hiermede met een volkomen juistheid het oogenblik, waarop de
prikkeling heeft plaats gehad.
Wil men bijv. het hart door een inductiestroom prikkelen, dan
laat men door den seintoestel van Deprèz den hoofdstroom van
een inductieklos gaan. Juist op het oogenblik van het verbreken
-ocr page 445-
487
van den hoofdstroom zal nu door den seingever dit verbrekeD
van den stroom worden geregistreerd; dit oogenblik valt samen
met het optreden van den inductiestroom, die de prikkeling teweeg-
brengt.
Op deze wijze is men nu in staat het hart gedurende verschil-
lende phasen van de systole en diastole te prikkelen.
In figuur 225 zijn de tracés voorgesteld, die bij deze proeven
zijn verkregen. Van de lijn 1 tot de lijn 8 weigert het hart te
reageeren op de prikkeling; deze periode van weigering heeft
plaats bij het optreden van de systole.
Van de lijn 4 tot de lijn 8
reageert het hart op de prikkelingen, maar met verschillende
snelheden. De hier plaats hebbende vertraging komt overeen met
hetgeen door Helmholtz den verloren tijd voor de willekeurige
spieren wordt genoemd. Deze vertraging wordt geringer, naarmate
het hart wordt geprikkeld in een meer gevorderde phase van de
systole;
terwijl zij vrij groot is voor de lijn 4, bijna £ sekonde,
is zij bijna nul voor de lijn 8. (Om die verschillende vertragingen
beter te doen uitkomen, heeft men dat gedeelte van het tracé
gearceerd, dat het tijdsverloop aangeeft tusschen het oogenblik
van prikkeling en het oogenblik van het optreden van de opge-
wekte systole).
                                  /
Vergelijkt men de op verschillende oogenblikken opgewekte
systolen met elkaar, dan bemerkt men dat de opgewekte systole
des te sterker is, naargelang zij na een grooter tijdsverloop na de
willekeurige systole, die haar voorafgaat, plaats heeft.
Het schijnt
dat het hart een zekere rust noodig heeft om zijn zenuw- of
spierkracht te herkrijgen, en dat de beweging, die wordt uitge-
lokt door de prikkeling, des te sterker is, naarmate deze rust
meer volkomen is geweest.
Verder bemerkt men in de figuur dat de amplitude der opge-
wekte systolen in lijn 4 gering, in lijn 5 iets grooter is; daarna
wordt zij weer kleiner in lijn 6, en neemt op nieuw toe in de
lijnen 7 en 8.
Dit verschijnsel is niet in tegenspraak met hetgeen hierboven
is gezegd; want indien men bijv. in de lijn 6 een zwakkere systole
opmerkt dan in de voorafgaande en in de volgende lijn, is dit
daaraan toe te schrijven dat de systole van de lijn 6 eerder heeft
plaats gehad.
-ocr page 446-
438
Het oogenblik, waarop de uitgelokte systole optreedt, is bij deze
proeven afhankelijk van twee oorzaken: ten eerste tracht het
Fig. 225. Het prikkelen van het hart van een kikvorsch op verschillende oogcn-
blikken van de hartsperiode. De lijn ou\' stelt het gemeenschappelijk begin
der hartsperioden voor, gednrende welke de prikkeling is aangewend.
later aanbrengen van de elektrische prikkeling het optreden van
deze beweging meer en meer te vertragen; ten tweede tracht de
-ocr page 447-
439
trapsgewijze vermindering van den verloren tijd dit optreden meer
te verhaasten. Al naargelang nu de eene of de andere invloed de
overhand heeft, zullen de uitgelokte systolen vroeger of later
optreden en een meer of minder groote amplitude vertoonen, zoo-
als fig. 225 aanwijst.
Na elke opgewekte systole ontstaat er een periode van rust,
waardoor de rhythmus van de hartsbeweging
, een oogenblïk ver-
stoord zijnde, weer wordt hersteld.
Op deze wijze zal dus in een
bepaalden tijd altijd hetzelfde aantal systolen plaats hebben,
onverschillig of het hart al dan niet wordt geprikkeld. Het be-
staan van deze periode van rust is van veel belang, want zij
leidt tot de gevolgtrekking dat het arbeidsvermogen van het hart
tracht onveranderlijk te blijven.
Uit een tal van proefnemingen is gebleken dat het hart het
aantal van zijn bewegingen regelt naar de weerstanden, die het
bij iedere systole heeft te overwinnen; vermeerdert men de bloeds-
drukking in de slagaderen, dan zal het hart, daar het bij elke
systole een zwaardere belasting moet opheffen, zijn kloppingen
vertragen; wordt daarentegen door een bloeduitstorting de weer-
stand bij elke systole verminderd, dan zal elke hartsbeweging
minder arbeid besteden en door een kortere periode van rust
gevolgd worden: het hart versnelt dan zijn bewegingen. Zoo
dienen de proeven, waarbij men de systolen van het hart door
elektrische prikkelingen kunstmatig opwekt, tot een bevestiging
van de toet der onveranderlijkheid van het arbeidsvermogen van
het hart.
ZESDE HOOFDSTUK.
METHODE DER STROBOSKOPIE.
Methode der stroboskopie; proeven van Plateau. — Het onderzoeken van trillingsbewe-
gingen door een trillende spleet of met behulp van een oogenblikkelijke verlichting.r-
Het analyseeren van de bewegingen van trillende snaren, van de gangen van een
paard, enz. — Stroboskopische synthese van de bewegingen van dieren. — Oogen-
blikkelijke photograiïe.
Men geeft den naam stroboskopie, afgeleid van otqójHoi;, draaiing,
en cxonsw, ik zie, aan een zeer eigenaardige methode van waar-
-ocr page 448-
440
neming, die door Plateau is uitgevonden. Wanneer een periodiek
verschijnsel regelmatig terugkeert, en het tijdsverloop tusschen
twee opvolgende herhalingen van dit verschijnsel te kort is, dan
dat het oog de beweging voldoende kan analyseeren, neemt men
dit verschijnsel waar op enkele oogenblikken, die altijd juist
samenvallen met den tijd waarop steeds hetzelfde gedeelte van
de periodieke beweging is volbracht; bij het waarnemen nu ge-
durende die korte oogenblikken, zal het bewegend lichaam op
die momenten schijnen stil te staan.
Plateau beschrijft aldus de grondbeginselen van zijn methode:
„Het doel dat ik mij in deze verhandeling heb voorgesteld, is
eenvoudig een denkbeeld te geven van mijn toestel en van de
uitkomsten, waartoe deze geleid heeft: ik stel mij voor in een
afzonderlijk werk dit onderwerp meer breedvoerig te ontwikkelen. 1)
„Stelt men zich voor een zwarte schijf, van metaal of van
papier, waarin eenige nauwe spleten zijn gemaakt, loopende in
de richting van het middelpunt naar den omtrek en op gelijke
afstanden van elkaar verwijderd. Wordt nu een dergelijke schijf
snel om haar middelpunt rondgedraaid, dan zal zij zich aan den
beschouwer voordoen als een doorschijnende gazen massa, door
welke men de voorwerpen duidelijk kan onderscheiden. Stellen
wij ons nu verder voor dat de schijf in gemeenschap is gesteld
met het raderwerk van een uurwerk, zoodat men hiermede de
snelheid van beweging der schijf naar willekeur kan regelen, en
zien wij nu door de draaiende schijf naar een of ander voorwerp,
dat zich met groote snelheid periodiek beweegt, bijv. naar een
trillende snaar.
„Wij kunnen ons nu de snelheid van de schijf zóó geregeld
denken, dat elke spleet juist voorbij het oog gaat \'op het oogen-
blik dat de trillende snaar een van de uiterste punten van hare
trillingswijdte heeft bereikt. Onder deze omstandigheden ziet nu
het oog de snaar altijd in denzelfden stand (aannemende dat ge-
durende zekeren tijd de trillingswijdte onveranderd blijft) en daar
de spleten nu zoo snel achter elkaar voor het oog verschijnen,
dat de opvolgende indrukken op het netvlies zich tot éen indruk
1) Deze aanhaling is ontleend aan Die opliteh-akvtfitchen Versuche. X. Mach
Prag, 1878.
-ocr page 449-
441
zullen vereenigen, zal de snaar zich voor den waarnemer als vol-
maakt onbewegelijk voordoen. Daar wij nu in de hier onderstelde
omstandigheden de snelheid van de schijf naar willekeur kunnen
laten veranderen, is het duidelijk dat men steeds de bovenge-
noemde uitwerking zal kunnen teweegbrengen, en daar dezelfde
redeneeringen gelden voor elke willekeurige periodieke beweging
van een voldoende snelheid, volgt hieruit dat met bovenbedoeld
werktuig elk voorwerp, dat een zeer snelle beweging heeft, als
schijnbaar onbewegelijk kan worden waargenomen. Zoo zal men
dus in een groot aantal gevallen den waren vorm van lichamen
kunnen waarnemen, die door de te groote snelheid niet nauw-
keurig te onderscheiden zijn.
„Keeds heb ik elders (Supplément au traite de la lumière de
Sir J. F. Herschel, traduit par MM. Verhulst et Quetelet, I, II,
p. 481)
de hier aangegeven denkbeelden ontvouwd; het scheen
mij echter noodzakelijk voor een juist begrip van deze verhande-
ling, ze hier nog eens in herinnering te brengen.
„Alvorens verder te gaan, moet ik opmerken dat om het
lichaam in een schijnbaar onbewegelijken stand te krijgen, de
snelheid van de schijf niet juist zóó behoeft geregeld te worden,
dat een spleet voorbij het oog gaat juist op het oogenblik dat het
lichaam denzelfden stand inneemt; het verschijnsel zou zich toch
blijkbaar evenzeer voordoen, wanneer het terugkeeren van het
voorwerp in denzelfden stand juist een willekeurig geheel aantal
malen plaats \'greep in het tijdsverloop, waarin twee opvolgende
spleten voorbij het oog gaan; want daar gedurende dit tijdsverloop
het lichaam niet wordt gezien, zullen de wijzigingen, die in zijn
beweging gedurende dien tijd plaats kunnen hebben, hoegenaamd
geen verandering teweegbrengen in het waargenomen verschijnsel.
Daaruit volgt dat er inderdaad een grenssnelheid bestaat, en wel
die, waarbij het aantal der in een bepaalden tijd voorbijgaande
spleten gelijk is aan het aantal malen, dat het lichaam in een
bepaalden stand terugkeert; maar nu zal evenzeer bij die snel-
heden, welke een evenmatig deel zijn van de grenssnelheid,
dezelfde uitkomst worden verkregen, tenminste voorzoover die
snelheden groot genoeg zullen zijn om den indruk onafgebroken
te doen schijnen. Laat men dus de snelheid van de schijf lang-
samerhand veranderen, dan kan men gemakkelijk eenigen term
-ocr page 450-
442
van deze reeks van snelheden verkrijgen, waarbij de schijnbare
onbewegelijkheid wordt voortgebracht.
„Dit vastgesteld zjjnde, zullen wij nu het geval onderstellen,
dat de snelheid der schijf niet meer nauwkeurig met een der
termen van deze reeks overeenkomt, maar dat zij zeer weinig
daarvan afwijkt. Heeft nu in dit geval de snaar bijv. haar
grootste trillingsuitwijking, wanneer de eerste spleet voorbij het
oog gaat, dan zal zij op het oogenblik dat de volgende spleet
voorbijgaat, niet meer dien zelfden stand innemen, en bij het
voorbijgaan der volgende spleten meer of minder ver uit dien
stand afgeweken schijnen. De snaar schijnt dus nu niet meer
onbewegelijk te zijn; maar hare schijnbare beweging zal nu zeer
langsaam zijn in vergelijking met hare ware beweging; men kan
zelfs die schijnbare beweging zoo langsaam maken als men verkiest,
door de snelheid der schijf dicht te doen naderen tot die, waarbij
de schijnbare onbewegehjkheid werd verkregen. Zoo komen wij dus
met behulp van ons werktuig tot deze merkwaardige uitkomst,
dat wij een zeer snelle beweging veranderen in een beweging
van denzelfden aard en wel zoo langsaam, als men wil. Alsdan zal
het gemakkelijk vallen al de eigenaardigheden van de beweging
te bestudeeren, die tengevolge van de groote snelheid der bewe-
ging door de onmiddellijke waarneming niet konden worden onder-
zocht. Door op deze wijze met de bekende hulpmiddelen een snaar
te noodzaken zich in een zeker aantal deelen te verdeelen, die op
zichzelf staande trillingen volbrengen, ben ik er in geslaagd de
schijnbare snelheid der beweging naar willekeur te verminderen
en de snaar verscheidene malen achtereen langsaam van de eene
golfbeweging tot de tegenovergestelde te zien overgaan.
„Nu blijft ten slotte nog over de bepaling van de snelheid van
het lichaam, bijv. de bepaling van het aantal trillingen, die een
snaar in de sekonde volbrengt. Dit zou zeer gemakkelijk zijn,
indien men slechts met zekerheid de bovenbedoelde grenssnelheid
van de schijf kon bepalen; want alsdan zou het voldoende zijn
het aantal spleten en de omwentelingssnelheid van de schijf te
kennen, om daaruit onmiddellijk af te leiden hoeveelmaal het
lichaam in een zekeren tijd in een bepaalden stand is terugge-
keerd. Ongelukkigerwijze is het onmogelijk, uitgezonderd in een
paar bizondere gevallen, te weten welken term van de reeks der
-ocr page 451-
443
snelheden men bereikt heeft, wanneer de schijnbare onbewege-
lijkheid is verkregen. Men kan echter door middel van twee
waarnemingen den tijd berekenen, die verloopt tusschen het twee-
maal achtereen terugkeeren van het lichaam in denzelfden stand.
Het werktuig wordt eerst met een willekeurige snelheid in bewe-
ging gesteld; daarna doet men deze snelheid kleine veranderingen
ondergaan totdat het waargenomen lichaam onbewegelijk schijnt,
en men teekent het aantal omwentelingen op, die de schijf in de
tijdseenheid maakt; het werktuig is hiertoe van een teller voor-
zien. Daarna doet men de snelheid der schijf langsamerhand afne-
men, totdat het voorwerp op nieuw onbewegelijk schijnt, en men
teekent weer het aantal omwentelingen op, die de schijf in de
tijdseenheid maakt. Zij nu n het aantal omwentelingen in de tijds-
eenheid bij de eerste waarneming, n\' het aantal omwentelingen
bij de tweede waarneming, /het aantal spleten der schijf en x de
tijd, die verloopt tusschen het tweemaal achtereen terugkeeren
van het lichaam in zijn zelfden stand, dan komt men door een
eenvoudige beschouwing tot de volgende formule:
n w
x---------77—
n n\' f
„Bjj het gebruik van deze formule wordt alleen verondersteld
dat men bij het overgaan van de eerste tot de tweede waarne-
ming, ook van een term van de reeks van snelheden tot den
onmiddellijk daarop volgenden term overgaat. Nu is het vrij ge-
makkelijk de snelheid van het werktuig zoo langsaam te doen
afnemen, dat men zeker is, geen term te hebben overgeslagen.
„Vatten wij het bovenstaande samen, dan kan de door mij
aangewezen toestel dienen, om van een lichaam, dat voorzien is
van een periodieke beweging, die te snel is dan dat het oog van
dit lichaam een duidelijken indruk kan ontvangen, Ie den vorm
te bepalen, door het lichaam in een schijnbaar onbewegelijken
stand te brengen; 2e al de eigenaardigheden der beweging waar
te nemen, door deze beweging schijnbaar naar willekeur te ver-
tragen; 3e de ware snelheid, of ten minste den duur van een
periode van zijn beweging te vinden door middel van twee waar-
nemingen en een formule
„Ik stel mij nu voor met behulp van dezen toestel een menigte
-ocr page 452-
444
proeven te nemen, die het onderwerp zullen uitmaken van de
verhandeling, waarvan ik in den aanvang heb gesproken. Ik zal
daarna een uitvoerige beschrijving geven van den toestel en van
de wijze, waarop men dien moet aanwenden."
De methode van Plateau sluit zich dus geheel bij de methode
der achtereenvolgende onderzoekingen aan; ook Savart behoort
als een der grondleggers van deze methode te worden aangemerkt.
In plaats van gedurende een zeer korten tijd het achter een scherm
geplaatste lichaam voor het oog zichtbaar te maken, nam hij zijn
toevlucht tot een oogenblikkehjke verlichting om zoodoende de
periodieke verplaatsingen en veranderingen van een lichaam waar
te nemen. De verlichting die in een donker vertrek door een
elektrische vonk wordt voortgebracht, duurt zoo kort, dat het
snelst bewegende voorwerp op het oogenblik, dat de vonk over-
springt, als onbewegelijk wordt waargenomen. Op deze wijze heeft
Savart de veranderingen in de gedaante van den vochtstraal
waargenomen, alsmede de gedaantewisselingen, die vallende drup-
pels ondergaan in verschillende oogenblikken gedurende hun val.
Töpler en Lissajous hebben volgens de stroboskopische me-
thode de trillingen van snaren en van staven bestudeerd.
Men kan voor een talrijk publiek de opvolgende trillingsbe-
wegingen zichtbaar maken, door een trillend lichaam door middel
van een heliostaat zoodanig te verlichten, dat de lichtbundel bij
korte tusschenpoozen invalt. Dezelfde resultaten worden verkre-
gen, wanneer men de trillende vlammen van Koenig tot licht-
bron neemt.
Eindelijk heeft men beproefd door een bewegelijke spleet de
samengestelde bewegingen van de gangen van het paard, van
den gang van den mensch en van het vliegen van den vogel
waar te nemen. Het aantal malen dat het in beweging zijnde
lichaam moest worden zichtbaar gemaakt, moest nu geregeld
worden naar de periode van deze beweging, ten einde altijd den-
zelfden stand te verkrijgen, of het verschijnsel in opvolgende en
zeer dichtbij elkaar gelegen phasen der beweging zichtbaar te
maken. Men kan de hier vermelde proeven omkeeren: d. w. z.
in plaats van de periodieke bewegingen te analyseeren, kan men
naar deze methode ook een periodieke beweging kunstmatig
samenstellen. Plateau heeft daartoe een zoogenaamden phena-
-ocr page 453-
445
kistikoop 1) uitgedacht, waarmee schijnbaar een onafgebroken
beweging wordt voortgebracht door middel van eenige standen,
die elkaar met tusschenpoozen opvolgen en zich achtereenvolgens
aan het oog vertoonen. Zoo zijn o. a. de proeven van Mathias
uitval, met betrekking tot de voorstelling der gangen van een
paard zeer merkwaardig.
Stroboskoplsche synthese van de bewegingen van een
paard. Oogenbllkkeiyke pbotografle.
Duval is er in geslaagd met behulp van den phenakistikoop
de bewegingen van het paard in zijn verschillende gangen synthe-
tisch daar te stellen. Wij hebben vroeger gezien (fig. 85 tot 88)
hoe de rhythmi der verschillende gangen door figuren in den
vorm van het notenschrift duidelijk worden voorgesteld; hetgeen
nu deze figuren met betrekking tot den rhythmus aanwijzen, is
door Duval in een bewegelijken vorm teruggegeven. Hij heeft
daartoe eenige figuren geteekend, die den stand van het paard
in de verschillende oogenblikken van den telgang voorstellen; zes-
tien figuren waren voldoende om de verschillende standen voor
te stellen die elk der ledematen achtereenvolgens bij den telgang
inneemt. Worden deze figuren in den phenakistikoop geplaatst,
dan zal de opeenvolging dier beelden den indruk geven van een
paard dat in den telgang loopt.
Ook hebben wij vroeger gezien dat de verschillende gangen
van het paard allen kunnen beschouwd worden als afgeleid uit
den telgang (pag. 190), door het tijdsverschil tusschen het neer-
zetten van de voor- en achtervoeten telkens iets grooter te nemen.
Door Duval wordt nu deze overgang van den telgang tot de
andere gangen op de volgende wijze daargesteld: elke stand van
het paard is afgebeeld op twee boven elkaar liggende papier-
strooken; uit de tweede helft der bovenste strook is een gedeelte
uitgesneden; het paard is nu voor de eene helft op de bovenste,
voor de tweede helft op de onderste strook afgebeeld: de voor-
hand op de eerste helft der bovenste, de achterhand op de tweede
helft der onderste strook. Door nu de bovenste strook ten opzichte
1) Afgeleid van het griekache woord phenakittikot : bedriegelyk.
-ocr page 454-
446
der onderste meer of minder te verschuiven, verkrijgt men een
reeks van beelden, wier opeenvolging den indruk van de ver-
schillende gangen, den telgang, den stap of den draf zal geven,
naargelang van,het tijdsverschil, waarin twee opvolgende beelden
van de voor- en achterhand van het paard voor het oog verschij-
nen. Men maakt hierbij gebruik van een schuifliniaal, die met
den toestel ronddraait. 1) Door de omwentelingssnelheid van den
toestel te regelen, kan men de bewegingen van het paard meer
of minder snel doen uitvoeren, waardoor de weinig geoefende
waarnemer de opeenvolging van de standen der ledematen bij
eiken gang gemakkelijk kan volgen en waardoor hij spoedig in
staat zal zijn om ook bij het levende dier de opeenvolgende bewe-
gingen, die op het eerste gezicht zoo verward schijnen, met
gemak waar te nemen.
* Muybridge te San-Francisco is er in geslaagd door middel
van de oogenblikkelijke photografie afbeeldingen van het paard
iu de snelste gangen te verkrijgen; niettegenstaande de tjjd van
poseeren niet meer bedroeg dan -^e van een sekonde, waren de
beelden nochtans volmaakt nauwkeurig. Door een reeks van deze
beelden in de opvolgende oogenblikken van een zelfden gang te
vervaardigen, verkreeg Muybridge zoötropen, die den gang van
het paard met volkomen juistheid teruggeven. Dezelfde methode
voor het analyseeren van de gangen van het paard is in Frankrijk
door Duhousset , in Hongarije door Szekely gevolgd. Algemeen
worden bij de oogenblikkeljjke photografie de platen lichtgevoelig
gemaakt met broomzilverhoudende gelatine.
De methode van Muybridge komt in het kort hierop neer.
Aan de eene zijde van den afgebakenden weg, dien het paard
heeft te doorloopen, is een lang gebouw geplaatst, waarin een
aantal photografietoestellen op gelijken afstand van elkaar (bijv.
van een voet) zijn opgesteld; tegenover dit gebouw, van de andere
zijde van de baan, is een wit scherm geplaatst. Elk der verschil-
lende toestellen staat in verbinding met een zeer dunnen draad,
die over den weg is gespannen; zoodra het paard in zijn bewe-
ging een der draden verbreekt, wordt hierdoor een elektrische
stroom gesloten, tengevolge waarvan het voorwerpglas van den
I) Zie voor verdere bizoaderheden hieromtrent La Machine animaU, \\>. 82.
-ocr page 455-
447
photografietoestel aan het licht wordt blootgesteld, maar terstond
daarna door de werking van een krachtige stalen veer wordt
bedekt. Op deze wijze werd het mogelijk de lichtgevoelige plaat
van eiken toestel slechts gedurende 3^ sekonde aan het licht
bloot te stellen juist op het oogenblik, dat het paard zich tegen-
over den toestel bevond. Terwijl het paard dus achtereenvolgens
de verschillende draden verbreekt, zal door elk der toestellen een
photografisch beeld gevormd worden van den stand dien het
paard heeft op het oogenblik, dat het zich voor den toestel
bevindt.
De oogenblikkelijke photografie heeft in den laatsten tijd zeer
groote vorderingen gemaakt. De photograaf Henley on Thames
slaagde er in de locomotief op de lijn van Great-Western te photo-
grafeeren, op het oogenblik dat de snelheid van den trein 95 kilo-
meter in het uur bedroeg; de lens* was hierbij niet langer dan sjSJS
sekonde onbedekt. Merkwaardig is ook het zoogenaamd photogra-
fisch geweer, dat in het vorige jaar door Marey is vervaardigd,
in navolging van den zoogenaamden astronomischen revolver, die,
indertijd door Janssen voor het waarnemen van den overgang
van Venus is uitgedacht. Marey verkreeg met dezen toestel nog
zeer duidelijke afdrukken op de lichtgevoelige plaat, wanneer
deze slechts het T-j^e deel van een sekonde aan het licht was
blootgesteld. De beschrijving en afbeelding van dezen toestel kan
men o. a. vinden in Eigen Haard, N». 19, Jaargang 1882.
Bij genoegsame lichtintensiteit kunnen photografische beelden
worden verkregen in een ongeloofeljjk korten tijd; zoo heeft Jans-
sen een duidelijk photografisch beeld verkregen van de zon, waarin
al de aan de oppervlakte der zon voorkomende bizonderheden
waren opgenomen, terwijl de lens hierbij slechts tWüttü van een
sekonde onbedekt bleef. Ook de bliksemstralen, waarvan de duur
een nog veel kleiner deel van een sekonde bedraagt (volgens
Wheatstone minder dan 0,000001 sekonde), zijn met voldoende
juistheid gephotografeerd. De snelheid, waarmee het photografisch
beeld wordt gevormd, is behalve aan de gevoelige preparaten die
hierbij worden aangewend, ook vooral aan de groote intensiteit
van het licht te danken; om bijv. een photografisch beeld van de
maan te vormen, heeft men veel meer tijd noodig. dan in de
bovengenoemde gevallen.
-ocr page 456-
448
Wij mogen hier niet nalaten te vermelden dat voor korten tijd
door Prancis Gallon is gevonden, dat het menschelijk oog even
gevoelig is voor een korten lichtindruk als de gevoeligste photo-
grafische plaat. Hij heeft een werktuigje uitgevonden waarmee
men de indrukken, die het oog van zich bewegende voorwerpen
ontvangt, gedurende zóó korten tijd ziet, dat men de achtereen-
volgende phasen van de snelste beweging daardoor duidelijk kan
waarnemen.
Dit toestelletje bestaat uit een vierkant kastje, waarvan het
eene einde open is, terwijl aan het andere einde een kleine
opening, zoo groot als de pupil, is aangebracht. Achter deze
opening beweegt zich een plaatje met een smalle spleet; dit
plaatje is verbonden aan een arm, die om een excentrisch ge-
plaatste as kan draaien; deze arm is aan een boven het kastje
uitstekenden knop verbonden. Drukt men slechts even op dezen
knop, dan wordt de spleet een oogenblik voor de nauwe opening
gebracht; de arm wordt daarna door een caoutchouc veer terug-
, getrokken. Door nu snel op den knop te tikken, kan men ge-
zichtsindrukken verkrijgen, die niet langer dan ^^e sekonde duren.
(Zie Nature 13 Juli 1882 pag. 249) *
-ocr page 457-
VIJFDE AFDEELING.
TECHNIEK.
EERSTE HOOFDSTUK.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN VERSCHIJNSELEN.
Grafische voorstelling van meteorologische verschijnselen; aanwendig van iscgrafische
lijnen ter vergelijking met gewone grafische lijnen op rechthoekige assen. — \' Lijnen
van meteorologische waarnemingen te Utrecht gedaan; de normale temperatuur voor
elke tien dagen des jaars en de afwijkingen die daarvan in elk tiental dagen in 1880
te Utrecht zijn voorgekomen; lijn van de volstrekte waarde der dampspanning be-
paald uit den barometerstand en de spanning der droge lucht; regenhoeveelheden te
Utrecht gevallen; maandelijksche gemiddelde regenhoeveelheid berekend uit de waar-
nemingen van 1848 tot 1880. \' — Overbrenging van lijnen die de windrichting aan-
geven in het rechthoekig coördinatenstelsel. — Grafische voorstelling van het rijzen
en dalen van den waterspiegel van rivieren en meren. — Grafische voorstelling van
de beweging der voeten van het paard bij het loopen in de onderscheidene gangen.
])e meteorologen zijn de eersten geweest die hebben ingezien
van hoeveel belang het was de talrijke en ingewikkelde uitkom-
sten van hunne waarnemingen door grafische lijnen voor te stellen.
In Frankrijk werden in de tabellen van de temperatuursverande-
ringen bijna altijd de dagelijksche gemiddelden van de gedane
waarnemingen opgenomen; dit dagelijksch gemiddelde wordt ver-
kregen door van uur tot uur de aanwijzingen van den thermo-
meter op te teekenen, en daarna de som dezer aanwijzingen door
het aantal waarnemingen te deelen. Door Marié-Davy, die het
gebruik van registreerwerktuigen bij de meteorologische waarne-
mingen zeer heeft bevorderd en uitgebreid, is het gebruik van de
gemiddelde waarden behouden, welke waarden natuurlijk van
zooveel te meer gewicht worden, naarmate men over een grooter
aantal waarnemingen te beschikken heeft.
29
-ocr page 458-
450
"Wij zullen hier laten volgen de verschillende wijzen waarop in
het Meteorologisch Jaarverslag van Montsouris over 1878 de uit-
komsten van enkele waarnemingen in grafischen vorm zijn meege-
deeld; de lezer kan dan zelf oordeelen aan welke wijze van
voorstelling hij de voorkeur schenkt en uit welke figuren het
verband tusschen de opvolgende veranderingen het best is op te
maken.
De figuren 226 en 227 zijn twee verschillende wijzen van uitdruk-
king voor een zelfde verschijnsel, namelijk voor de uurlijksche
veranderingen in den barometerstand voor de verschillende maan-
den van het jaar. Ongetwijfeld zal men fig. 226 veel duidelijker
en gemakkelijker te begrijpen vinden dan fig. 227, maar toch
drukt deze laatste figuur het verband tusschen de verschillende
phasen van het verschijnsel veel beter uit. Een gestippelde lijn
M geeft hier de maxima van de barometerhoogten aan, terwijl
m de minima aanwijst.
In de figuren 228 en 229 zijn weer op twee verschillende
wijzen, evenals bij de beide vorige figuren, de uurlijksche ver-
anderingen van de magnetische declinatie voor de verschillende
maanden van het jaar voorgesteld.
De figuren 230 en 231 kunnen als voorbeeld dienen hoe een
groot aantal meteorologische elementen in een figuur gezamenlijk
kunnen worden voorgesteld. De eerste figuur stelt de regenhoe-
veelheid, den barometerstand, de luchttemperatuur in de schaduw
en de bestralingssterkte voor. In de tweede figuur zijn de richting
en de snelheid van den wind, de spanning van den waterdamp,
de vochtigheid der lucht, de snelheid der verdamping, de ver-
houding van ozoon en de graad van bewolking opgenomen.
Bij de lijnen der regenhoeveelheden wijst de afstand tusschen           
twee opvolgende lijnen een millimeter regenhoogte aan. Voor de
lijnen, die den barometerstand aangeven, geeft deze afstand een
millimeter kwikhoogte aan (Deze figuur is gearceerd voorzoover
de lijn loopt over punten, die een drukking aanwjjzen die beneden
den normalen barometerstand (755 voor Montsouris) is gelegen;
de barometerhoogte is des middags waargenomen).
Voor de temperatuursaanwijzingen zijn vier lijnen gebruikt; de
eerste getrokken lijn geeft de gemiddelde temperatuur aan over
een tijdsverloop van 60 jaren; de tweede getrokken lijn wijst de
-ocr page 459-
451
gemiddelde dagelijksche temperaturen gedurende het loopende jaar
aan; de gestippelde lijnen loopen over de minima. (Alles wat in
deze figuur beneden het gemiddelde van 60 jaar is gelegen, is
gearceerd). Bij de lijn van de bestralingssterkte, die naar de
aanwijzingen van den aktinometer is getraceerd, komt de afstand
-ocr page 460-
452
tusschen twee evenwijdige lijnen overeen met 5, wanneer de con-
stante zonnewarmte gesteld wordt op 100.
o h§ e* m <g~ s
In figuur 231 is de windrichting door eenige teekens op de
evenwijdige lijnen aangewezen; het hoogste teeken duidt een
noordewind, het laagste een zuidewind aan; waait de wind juist
\\
-ocr page 461-
453
-ocr page 462-
454
uit het noorden of zuiden, dan wordt hij door een ledig cirkeltje
aangewezen; helt hij naar het oosten over, dan wordt hij door
een kruisje aangeduid. De hoogte waarop het teeken geplaatst
is, wijst dus aan of hij uit het noorden of uit het zuiden waait;
de soort van het teeken geeft aan of hij naar het westen of het
oosten overhelt.
Bij de lijn, die de snelheid van den wind aangeeft, wijst de
afstand tusschen twee evenwijdige lijnen op een weg van 10 kilo-
meter, door den wind in één uur doorloopen.
Voor de dampspanning duidt de afstand tusschen twee even-
wijdige lijnen 1 millimeter, voor de vochtigheidstoestand 10 hon-
derdsten van de verzadiging met waterdamp, voor de verdam-
pingssnelheid 1 millimeter en voor het ozoon 1 milligram ozoon
aan. Voor de bewolking komt de helft van den afstand van twee
evenwijdige lijnen overeen met een schaalverdeeling van 0 tot 10.
* In figuur 232 is de loop van de normale temperatuur volgens
de waarnemingen van Buys Ballot te Utrecht door een getrokken
lijn voorgesteld, terwijl door een gestippelde lijn de afwijkingen
van de waargenomen temperaturen voor elk tiental dagen over
het jaar 1880 van deze normale temperatuur zijn aangegeven.
De normale temperatuur van een bepaalde maand voor een be-
paalde plaats wordt verkregen, door de gemiddelde temperaturen
gedurende een reeks van jaren voor een bepaalde maand samen
te tellen en deze som te deelen door het getal, dat het aantal
der maanden uitdrukt, waarvan de temperaturen zjjn opgenomen.
Op overeenkomstige wijze wordt de normale temperatuur van een
bepaalden dag van het jaar gevonden, door het rekenkundig mid-
den te nemen van de gemiddelde temperaturen van dezen dag
gedurende een lange reeks van jaren. De beteekénis van de nor-
male temperatuur is hoogst belangrijk, daar hierop alleen de
regelmatig terugkeerende en in denzelfden zin plaats hebbende
werkingen van invloed zijn; zoodoende kunnen de oorzaken en
wetten, waaraan de temperatuursveranderingen van een bepaalde
plaats gebonden zijn, het best aan het licht komen. Zoo is bijv.
uit de waarnemingen van Buys Ballot gebleken dat de normale
temperatuur voor de maand Januari te den Helder bedraagt 0°,53,
te Maastricht daarentegen 1°,42; voor genoemde plaatsen zijn de
normale temperaturen voor de maand Juli achtereenvolgens 18°, 17
-ocr page 463-
JJs 8 2 2
o m *f
D >
u
-2 2
II
B.S
g v
t
5
a
2
£
O
=-
l)
1
rma
o
§
ö
E
o
\'ö
a
E
c
bc
rt
5
>
5-3
tl
3
IS8 8»
J<3
-ocr page 464-
456
MOeO«e>fMOaOeo^icv<Oa9 i0 in
<--. >- o ^o^0^90l\'5!2l\'\'lf>!5"*, *•\'\'«\' • «•* *> © «O 5» .^1 M ©
V Vv-
________ _____t:_____
\\
°> Ju .i_
/
00 *"**»•.„ ~""~
_______ ___z___
~ \'-^
_. :::_____._ _ l ____
o_____________r-__:
::__________________::_ _::.<_________________________
Sj ~
10 -^
s_________:::-,T
:::-__■__;:::::: ::::::j:::::::i:
01
____z___ ___j_____
s_________>___ ____^___ ___
Cu ^ ——\'
w \'s "c
° >3
_::::::::::::: :::::::_\\:::::::
--—.$--..-:\'
I s^t
00 S S
1
:___t_._\\_
sf„._:\\.„:g
_::_:::::_:_:: . ::::_;:::._:::::
-______. _\\ ...
_Z________________ ___-___.________
z____.L„-
[____„______ ____.::_____
u_.:_______ ______::___—___
—i ^
CM S
_Ü__„______ ______V_ ____
—< V
„_^________ _____.____L-._-
0 ^\'
il______ _____/_____
\'S V \'^
;
1
__::,,______________ ______________,__„___
_____j______ ______£_______
_>_.„::--.„. ______L____
<h
____>_____,_ ______t___
-::\'.___::::. _____v____
:::::.._________; ___________=_______
____________________
B
I
I
n
co
£ vii w O » co •* ** o
bo
^
-ocr page 465-
457
140
130
120
1.10
100
90
80
70
ea
50
40
30
20
10
0
H
aiïs
Ta— \' a . u
c . - « p. ^ g
- ï
J 4
A pS
Kg. 234. Overzicht van de maandelijksche regeuhoe-
veelheid te Utrecht gedurende 187S.
Kg. 235. Overzicht van de maandclyksche regenhoe-
veelheid te Utrecht gedurende 1879.
Mm.
140
120
110
100
90
80
ro
60
50
40
30
20
10
0
1
i
/
\\
/
l
/
\\
/
\\
/
\\
/
1
\\
/
\\
/
\\
L
/
\\
/
\\
/
/
X
/
\\
/
\'
Ni
A
1
T
4
4
■ x
"^
s
J
» S
V3
Oct.
J
X
Q
Nm.
1U0
90
/
\\
ao
/
\\
10
/
\\
"-«=:
til)
^
/
OU
/
40
.30
20
10
0
s
•f
1
! 1
\'s
X
«•J
> ü
1
o
""» U.
Kg. 237. Maandelijksche gemidd elde hoeveelheid regen
te Utrecht gevallen, afgeleid uit waarnemingen
gedaan van 1848—188 0.
Fig, 236. Overzicht van de maandelijksche regenhoe-
veelheid te Utrecht gedurende 1880.
-ocr page 466-
458
en 20°,69; deze verschillen zijn uit plaatselijke invloeden ten deele
zeer goed te verklaren.
In figuur 233 zijn de barometerhoogten te Utrecht gedurende
de opvolgende dagen der maand Mei 1880 door een getrokken
lijn A voorgesteld; de gestippelde lijn B geeft de spanning der
droge lucht aan. Het verschil dezer drukkingen geeft voor eiken
dag de volstrekte spanning van den waterdamp aan. Daar nu de
lijn C getrokken is over punten, die de verschillen der ordinaten
van de punten der lijnen A en B aanwijzen, stelt deze lijn C dus
de volstrekte spanning van den waterdamp gedurende de opvol-
gende dagen voor.
De figuren 234, 235 en 236 geven ons een overzicht over de
regenhoeveelheden die per maand te Utrecht gedurende de drie
achtereenvolgende jaren 1878, 1879 en 1880 gevallen zijn; de
cijfers bij de ordinaten-as wijzen de regenhoogten in millimeters
aan (1). Eindelijk is in fig. 237 een overzicht gegeven over de
maandelijksche gemiddelde hoeveelheid regen te Utrecht gevallen,
afgeleid uit waarnemingen gedurende het tijdperk 1848—1880. *
Het overbrengen van lijnen die de windrichtingen aan-
geven in liet rechthoekig coördinatenstelsel.
De wijze waarop in de voorgaande figuren de verandering van
windrichting is voorgesteld, verschilt merkbaar van de overige
meteorologische figuren; de aanwijzingen van de windrichting zijn
toch afgebroken en dus minder volmaakt. Het zou echter niet
moeilijk zijn ook deze aanwijzingen tot het algemeene stelsel terug
te brengen; men zou daarbij dezelfde wijze van voorstelling van
de windrichting in vier hoofdstreken kunnen behouden, maar in
plaats van slechts enkele punten aan te geven, (bij deze schaal-
verdeeling voor 8 verschillende richtingen) zou een doorloopende
lijn kunnen ontworpen worden.
Hiertoe zou de anemograaf, die nu slechts punten voor acht
verschillende richtingen kan traceeren, zoodanig veranderd moeten
worden, dat nu de windrichtingen in een doorloopende lijn kon-
den worden getraceerd. Dit nu is een vrij eenvoudige zaak; men
(1) * Een eenvoudig toestel voor de automatische registratie van den regen wordt
vermeld in het Album der Natuur Jaargang 1882, 11e aflevering, Bijblad pag. 8B. *
-ocr page 467-
459
zou hiervoor een cilinder kunnen nemen, die met een windwijzer
om een gemeenschappelijke as draaide, terwijl zijn oppervlakte
in aanraking werd gebracht met een traceerstift, die zich met een
gelijkmatige snelheid van boven naar beneden kon bewegen, zoo-
dat deze stift op ieder uur zich juist zou bevinden tegenover die
verdeelstreep, waarbij het overeenkomstig uurcijfer is geplaatst.
\\
VJ
">
/
/
\\
>u.
/
—-
é
1
/
/
/ \'
^
/
w.
7..
Middernacht I l[ÏÏ.IVVVIVlVniIXX Xlïfiddagl n ID IV V VI VHVH1 IV Y XI Mi^triuclit.
Fig. 238. Uurlijksche veranderingen van de windrichting voorgesteld in een
dooi\'loopende lijn in het rechthoekig coördinatenstelsel.
Het is bijna niet aan te nemen dat een dergelijke inrichting
nog in geen meteorologisch observatorium zou zijn aangewend.
Waarschijnlijk zou men met een dergelijk werktuig nog al eens
gevaar loopen van verwarring en samenvalling van de verschil-
lende tracés, wanneer namelijk de windrichting vrij snel veran-
derde; maar dit bezwaar zou ontweken kunnen worden door bij
proeven van korten duur aan de stift een snellere beweging te geven.
S«raHsrlie voorstelling van liet rijzen en dalen van den
waterspiegel van rivieren en nieren.
Met de hierboven besproken meteorologische verschijnselen
hangen de stroomingen in de rivieren en hare bijrivieren, alsmede
de stand van den waterspiegel in meren meer of minder nauw
samen. Door de veranderingen in den stand van den water-
-ocr page 468-
460
spiegel door lijnen aan te geven, krijgt men een overzicht over
het verband tusschen enkele zaken, dat anders niet zoo gemak-
SCHAALVE RDEEUNG.
Een millimeter op de ordinatenas wijst éen decimeter waterhoogte aan.
Een millimeter op de abscissen-as wijst een dag aan.
Fig. 239. Het wassen van de Seiiie iu 1876.
kelijk is te vinden Belgrand heeft in zijn werk over het bekken
van de Seine aangetoond dat de veranderingen van den water-
spiegel, die in de voornaamste bijrivieren plaats hebben, in de
rivier te Parijs drie en een halven dag later optreden; dat het was-
sen van de Seine ongeveer het dubbel bedraagt van de waargeno-
men rijzing in de bjjrivieren, uitgezonderd bij het dalen vanden
waterspiegel, als wanneer het verschil geringer is; de Seine be-
reikt dan slechts anderhalfmaal de hoogte van de bijrivieren.
Wast het water snel, dan kan men door dagelijksche metingen
de noodige gegevens verkrijgen voor een lijn, die de verande-
ringen van den waterspiegel aanwijst; zoo is in fig. 239 het
sterk wassen van de Seine in 1876 voorgesteld. De trapvormige
gedaante der lijn toont aan dat de punten van waarneming niet
-ocr page 469-
461
dicht genoeg bij elkaar liggen; de opmeting geschiedde ook slechts
eenmaal per dag.
Het zou zeer wen-
schelijk zijn dat de
ets/
hoogten der waterspie-
gels van een rivier en
van hare bijrivieren
osst
onafgebroken werden
geregistreerd met be-
hulp van de toestel-
len, waarover wij la-
ofsr
ter zullen spreken.
Zulke lijnen, die vol-
gens een zelfde schaal
0P8I
getraceerd waren, zou-
den met andere mete-
orologische lijnen ge-
makkelijk vergeleken
otal
kunnen worden. Door
een dergelijke handel-
wijze zou men er alleen
0*8/
in kunnen slagen een
juiste kennis te ver-
krijgen van de wetten,
die de waterbeweging
OlSf
beheerschen.
Bij meren, die hun
overtollig water niet
oost
door een rivier kunnen
ontlasten, is de hoogte
van het water afhan-
kelijk van twee hoofd-
t>ti/
oorzaken: van den re-
gen en van de meer-
dere of mindere verdamping; de daling van den waterspiegel
wordt dus hier hoofdzakelijk door de zonnewarmte veroorzaakt.
Nu heeft de Amerikaansche geoloog Q. Dawson uit een tal van
waarnemingen, die gedurende een lange reeks van jaren met
-ocr page 470-
462
betrekking tot den stand van den waterspiegel van het Erie-meer
zijn gedaan, de lijnen van de gemiddelde veranderingen van dezen
waterspiegel ontworpen, waarna hij deze lijnen heeft vergeleken
met de lijnen der zonnevlekken; uit deze vergelijking meent hij
te mogen besluiten dat er hoogst waarschijnlijk een betrekking
tusschen beide verschijnselen bestaat. Uit fig. 240 blijkt, dat de
loop der beide Ijjnen zeer overeenstemmend is voor zoover betreft
de waarnemingen, die vóór het jaar 1830 zijn gedaan; maar uit de
latere waarnemingen blijkt die overeenstemming niet. Uit de figuur
blijkt verder dat de waterspiegel daalt wanneer het aantal zonne-
vlekken toeneemt; volgens sommige meteorologen zou dan ook
de werkzaamheid der zon toenemen met het aantal zonnevlekken,
zoodat de periode der zonnevlekken zou samenvallen met de
warmste en droogste jaren. .Natuurlijk kunnen alleen door voort-
durende nauwgezette waarnemingen deze vraagstukken eenmaal
opgelost worden; men beschouwe de hier vermelde figuur alleen
als een voorbeeld, hoe de grafische lijnen van dienst kunnen zijn
bij onderzoekingen van dezen aard.
Grafische voorstelling van de beweging der voeten van het
paard bij het loopen In de onderscheidene gangen.
In navolging van de wijze waarop de loop van treinen met
betrekking tot de snelheden, oogenblikken van vertrek en van
aankomst, enz., grafisch kan worden voorgesteld (zie de fig. 8 en 9)
zijn door Lenoble du Teil eenige figuren ontworpen, die de
beweging der voeten van het paard bij het loopen in de ver-
schillende gangen aanwijzen. Even als twee treinen op een zekeren
afstand elkander achterna loopen (fig. 8), worden ook bij den
telgang de twee voeten van het paard gelijktijdig opgelicht en
weer neergezet. Bij den draf vindt men deze gelijktijdige bewe-
gingen weer terug bij de voeten, in diagonale richting gelegen
(bijv. de rechtervoorvoet en de linkerachtervoet). Deze verschil-
lende betrekkingen nu tusschen gelijktijdige en opvolgende be-
wegingen maken, eigenlijk gezegd, het karakter der verschillende
gangen uit.
Wij hebben vroeger (pag. 150) gezien hoe men uit de afdrukken
van de voetstappen van het paard de juiste standen van de voeten
-ocr page 471-
463
in de verschillende gangen kan leeren kennen, terwijl op pag.
189 is aangegeven hoe de rhythmi der verschillende gangen worden
opgeteekend. Door nu deze beide zaken met elkaar in verband
te brengen, is Lenoble du Teil er in geslaagd de figuren te
construeeren, die hiernevens zijn teruggegeven.
Beschouwen wij eerst fig. 241, waarin de telgang is voorge-
steld. Wij zien hier dat elk der gebroken lijnen, die de beweging
en het stilhouden van een der voeten aangeeft, juist dezelfde
phasen vertoont als de lijn van een voet die aan dezelfde zijde
is gelegen, zoodat LV (linkervoorvoet) tegelijkertijd met LA
(linkerachtervoet) beweegt en stilhoudt; hetzelfde geldt voor RV
en RA. De gelijktijdigheid van deze bewegingen blijkt nu uit
de figuur door het op elkaar vallen van de begin- en eindpunten
der lijnen LV en LA; wat betreft den afstand, waarover deze
beweging zich uitstrekt, deze wordt gevonden uit den afstand
tusschen de afdrukken van LV en LA op den grond.
Deze afdrukken zijn aan den linkerkant van de figuur afgebeeld.
Men heeft dus alle elementen bijeen, welke noodig zijn voor de
constructie van de grafische figuur van den telgang, wanneer men
de rhythmi en de wegen kent; Lenoble dü Teil neemt nu
verder evenals Ibry bij de grafische voorstelling van de beweging
van treinen aan, dat de beweging die plaats heeft tusschen elke
twee opvolgende rustpunten, eenparig is; deze veronderstelling
komt, volgens de proeven hieromtrent op den mensch genomen,
zeer nabij de waarheid. Bij snelle gangen echter is de beweging
veranderlijk, zoodat het er dan op aankomt de werkelijke phasen
van de beweging te bepalen; hoe dit door aanwending van een
caoutchoucdraad kan geschieden, zal in het tweede hoofdstuk wor-
den aangetoond.
In fig. 242 is de gestrekte gang voorgesteld; de volgorde waarin
de voeten worden neergezet is RV, LA, LV, RA; de afstanden
tusschen de opvolgende steunpunten zijn ontleend aan de afdruk-
ken op den grond; zij zijn aan den linkerkant van de figuur voor-
gesteld.
Bij den gewonen draf heeft de opvolging der steunpunten diago-
naalsgewijze plaats; de oogenblikken, waarop RV" wordt opge-
heven en LA wordt neergezet, vallen samen; hetzelfde geldt voor
LV en RA. De doorloopen weg wordt door den afstand van twee
-ocr page 472-
464
1
1
f.
2ó
\'ft\'
/
LA.I
«f
ir
i
L.
V.J
W
ƒ.
a
r4
0*
i_
\'al
R.
S.\'
r
/
ft
V.j
«M
f.
«f
/
o2
»\'
/
L.
k
r
H
L
L.
7
>•
/
CS
f
Ai
1
|
[*\'
/
11
I
/
R
V.i
V
CS
/
*
L
/
L
Al
K
L\\
\'-
1
H
i
fl
:
4
5
e
1
s
0
4
3
6
1
O
3
4
5
G
Fig. 241. Beweging der vier voeten bij den telgang.
-ocr page 473-
f
\\3
ii
X
IA
1
1
L
V
t
L
i
1
1
l"f
>
1
Ik
r
1
■f
R
m
/ f
si
r
1*
/
ia/ö
f
II
11
L
V7*
/
S;
\\
1
>
/
1
/v
RA
2f
L
>
B
.T7-5
/j
/
Ni\'
i
l3
/
1
/
/
f
LA
/
i
&
)
/
E
v\\
j
c
I
1(
\\
/
R
A.
Ni
/
1
f
l
I
1
I
Y
i
*
3
4
s
c
1
i
3
4
s
B
»
*
3
f
Fig. 242. Beweging der vier voeten bij den pestrcktcn gang.
30
-ocr page 474-
466
op elkaar volgende afdrukken aangewezen. Het op elkaar vallen
van de afdrukken wordt door den stand van RV en RA op een
zelfde horizontale lijn aangeduid. Op dezelfde wijze geeft IfiRYin
zijn figuren aan dat twee treinen na elkaar bij een zelfde station
zijn stilgehouden.
Bij den galop eindelijk (fig. 244) wordt de eigenaardige rhyth-
mus uitgedrukt door den hoefslag in drie tempo\'s, als volgt: LA,
vervolgens LY en RA, dan RV (voor den rechtschen galop).
Twee voeten hebben hier een gelijktijdige beweging: LV en RA.
De afdrukken RV en LA zijn diehter bij elkaar dan die der
andere voeten.
Bij de hier beschouwde figuren is de snelheid van beweging
tusschen twee opvolgende steunpunten eenparig ondersteld; verder
is aangenomen dat bij het draven de voeten in diagonale richting
van den grond worden opgeheven, juist op het oogenblik waarop
de andere voeten worden neergezet; zoodat de in deze figuur voor-
gestelde gang niet tot de zwevende gangen behoort, aangezien het
dier gedurende geen enkel oogenblik den grond heeft verlaten.
Zeker is het dat sommige paarden op deze wijze draven; maar
het blijft een zeldzaam geval, zoodat het van belang is hierbij
de meer voorkomende gevallen te vergelijken, waarin het lichaam
van het dier gedurende een zeer korten tijd den grond niet meer
aanraakt.
De kapitein Raabe heeft belangrijke opmerkingen gemaakt
betreffende de verhouding tusschen de snelheid van het lichaam
en die van de ledematen van het paard. Zoo zal in eiken gang,
waarbij de tijd, dien de voet op den grond staat, gelijk is aan
dien, gedurenden welken de voet wordt opgeheven, de voet bij
zijn verplaatsing een snelheid moeten bezitten, die gemiddeld
dubbel zoo groot is als die van het lichaam, want dit laatste
beweegt zich vooruit, zoowel bij het steunen van den voet op
den grond, als gedurende den tijd dat de voet is opgeheven; de
voeten moeten dus een tweemaal grootere snelheid bezitten, daar
zij den zelfden weg in een tweemaal korteren tijd afleggen. Ook
zou volgens Raabe de vooruitgaande beweging van het lichaam
met des te minder ongelijkheid plaats hebben, naarmate de be-
weging sneller is; bij de snelste gangen zou deze beweging naderen
tot de eenparige.
-ocr page 475-
467
J\'ig. 243. beweging der vier voeten Lij liet draven,
-ocr page 476-
468
(
i
X
0
t
■1
\\
t
)
KA
c
K
Ê-
0
L
(ff
RA.
E
0
f
\\
1
B
V
0
i
f
L
)
*
ff/
LA
e
f\'
-l-
f-
(
\\
/
V
/
I
:vr
ft
O
i
\\
l
/
/
/
R
A
i
l
1
2
3
t
5
6
7
8
9
10
n
12
13
14
13
1
2
a
*
1\'ig. 244 Beweging der vier voeten bij het galoppeeren.
-ocr page 477-
469
TWEEDE HOOFDSTUK.
REÜISTREERWERKTU1GEN.
Samenstelling der werktuigen. — Het overbrengen van bewegingen door middel van de
lucht. — Beschrijving van de trommel met hefboom. — Het verkleinen van de be-
weging door middel van een caoutchoucdraad. — Het proefondervindelijk controleeren
van de trommel met hefboom; methode van Donders. — Het nauwkeurig overnemen
der getraceerde lijnen. Heliogravure. Photografle op hout. * Photolitho- en photo-
zincogra&e. Photolithozincografle \'.
Samenstelling der werktuigen.
Elke proefnemer moet ten allen tijde in staat zijn om wijzigingen
aan te brengen aan de toestellen, die hij gebruikt; ook moet
hij enkele eenvoudige werktuigen zelf kunnen samenstellen. Zoo
kunnen uitmuntende hefboomen vervaardigd worden van licht
hout, dat gemakkelijk met de vijl is te bewerken; stroohalmen
en afgevijlde pennen kunnen dienen voor het maken van schrijf-
stiften, naalden voor draaiings-assen.
De vervaardiging van enkele fijne en samengestelde werktuigen
moet men echter overlaten aan bekwame werktuigkundigen; als
zoodanig dienen vooral genoemd te worden Brégüet, die de
regulators, fijne raderwerken en de meeste physiologische toe-
stellen vervaardigt; Verdin , voor de constructie der chronografen,
elektrische seintoestellen, manometers enz.; Tatin , voor de hodo-
grafen, de logs, de wijzermanometers en de toestellen, die in
\'t bizonder bestemd zijn voor het bestudeeren van bewegingen
bij verplaatsing van het lichaam; Rédier voor de meteorologische
registreertoestellen, enz,
* In ons land worden enkele physiologische toestellen ook ver-
vaardigd door de werktuigkundigen, die aan de physiologische
laborotoria der universiteiten verbonden zijn. Zoo worden onder
anderen sommige toestellen, zooals de cardiograaf, de pneumo-
graaf en eenige ophtalmologische instrumenten vervaardigd door
Kagenaar, custos en mechanicus van het physiologisch labora-
torium der hoogeschool te Utrecht *.
-ocr page 478-
470
Het overbrengen van bewegingen door middel van
de lucht.
In 1860 kwam Buisson op het denkbeeld om de kloppingen
van de slagaderen door middel van de lucht over te brengen op
een sphygmograaf. Reeds vroeger was beproefd dit overbrengen
te doen plaats hebben met behulp van een looden buis, die aan
beide uiteinden was voorzien van zakjes van caoutchouc; deze
toestel werd geheel met water gevuld. Wanneer nu een van deze
zakjes door de vena jugularis in het hart was gebracht, was er
een aanmerkelijke kracht noodig om het zakje samen te drukken
en de in de buis bevatte vloeistof kolom in beweging te brengen;
alleen de kamer was in staat deze uitwerking voort te brengen.
Buisson verving daarom bovengenoemden toestel door een ande-
ren, waarbij de overbrenging der bewegingen niet door middel
van water, maar met behulp van lucht geschiedde. Hij bediende
zich daartoe van twee trechters , wier halzen door een caoutchouc-
buis waren verbonden; over den mond van elk der trechters was
een elastisch vlies gespannen, evenals bij den toestel, die onder
den naam van sphygmometer van Hérisson bekend is; werd nu
een drukking op het vlies van een der trechters uitgeoefend, dan
werd het vlies van den anderen trechter door de samendrukking
der lucht opgeheven. Buisson bracht nu aan het vlies van den
tweeden trechter een licht schijfje aan, waarop een kleine kam
was geplaatst, waardoor de hefboom van een sphygmograaf werd
opgelicht.
Werd het vlies van den eersten trechter op een slagader ge-
plaatst, dan werden de kloppingen van de slagader naar den
registreerenden hefboom overgebracht.
Vóór Buisson heeft de Amerikaansche physioloog Upham te
Boston op een dergelijke wijze beproefd de uitwendige bewegingen
van het hart op een elektrische schel te doen werken; hij nam deze
proeven op een jong geneesheer, Groux genaamd, een lijder aan
fissum sterni congenita, bij wien de hartkloppingen juist aan de
oppervlakte werden waargenomen, daar het hart hier in enkele
punten alleen door het huidvlies was bedekt. De afbeelding van
-ocr page 479-
471
den toestel van Upham kan men vinden in een verhandeling, die
door Groux in \'t licht is gegeven. 1)
Hoo vernuftig deze toestellen ook zijn uitgedacht, toch mogen
deze proefnemingen niet van onjuistheid vrijgepleit worden. Voor
\'t overige verdient de toestel van Büisson de voorkeur boven
dien van Upham: de toestel van Büisson is alleen met lucht
gevuld, terwijl een der trechters alsmede een gedeelte der buis
van den toestel van Upham met water is gevuld, waardoor de
tracés van den vorm der bewegingen minder juist worden.
Beschrijving van «Ie frommel inet hefboom.
Deze toestel, waarvan wij het gebruik reeds zoo menigmaal
hebben vermeld, is aldus samengesteld: een metalen doos is van
een horizontale buis voorzien, zooals in fig. 245 is aangetoond,
r\'ig. 245. De trommel met hefboom met haar verschillende onderdeelen.
en van boven gesloten door een dun en zwak gespannen caout-
choucvlies. Op dit vlies is een licht schijfje van aluminium vast-
gelijmd; dit schijfje is door middel van een om twee verschillende
punten beweegbaar verbindstuk (geleding) met den registreerenden
hefboom verbonden. Door een dusdanige verbinding is de volko-
men beweegbaarheid van den hefboom verzekerd; deze draait
om een zijner uiteinden vrij om een horizontale as en is in de lengte
voorzien van een spleet, waarin het verbindstuk glijdt, dat den
hefboom met het vlies vereenigt. Hierdoor is men nu in staat
de schommelingen van den hefboom te vergrooten of te verklei-
nen; want een zelfde verplaatsing van het vlies der trommel zal
aan den hefboom een des te grootere schommeling meedeelen,
naargelang deze verplaatsing door het verbindstuk wordt overge-
1) Fissura iterni congenita. New observ. and exptrim. 2e uitgave, Hamburg, 1859.
-ocr page 480-
472
bracht in een punt, dat dichter bij de draaiings-as van den hef-
boom is gelegen.
Om dus het werktuig meer of minder gevoelig te maken, ver-
schuift men den vierkanten ring, die zich aan den bovenkant van
het verbindstuk bevindt, langs den hefboom achter- of vooruit,
waarna men den vertikalen stand van het verbindstuk herstelt,
door de trommel met behulp van de stelschroef, die zich aan de
rechterzijde der figuur bevindt, naar achteren of naar voren te
bewegen.
Zijn twee trommels met hefboomen met elkaar verbonden, zoo-
als op bladz. 156 is voorgesteld, dan werkt de eene trommel als
ontvanger, de andere als registreerende trommel. Elke beweging,
die aan den hefboom van de eerste trommel wordt meegedeeld,
wordt door den hefboom van de tweede trommel eenigszins ver-
zwakt teruggegeven, tengevolge van de veerkracht van de lucht,
die de beweging van de eene naar de andere trommel overbrengt.
Men kan echter, door het verbindstuk van het vlies der regis-
treerende trommel dichter bij de as van den hefboom te plaatsen,
de beweging van dezen hefboom zóó regelen, dat hij de bewe-
ging van den eersten hefboom onveranderd teruggeeft.
Om de beweging vergroot over te brengen, moet de hefbooms-
arm van de eerste trommel langer zijn dan de hefboomearm van
de registreerende trommel.
Men moet altijd bewegingen van groote amplitude trachten te
vermijden, vooral wanneer die bewegingen snel plaats hebben.
Een schommeling van een centimeter per sekonde wordt volkomen
nauwkeurig overgebracht; maar herhaalden zich dergelijke schom-
melingen tien- of twintigmaal in een sekonde, dan zouden zij
spoedig misvormd worden door de traagheid van den hefboom.
Er komen gevallen voor, waarin men met de hierboven aange-
geven handelwijze, waarbij de verandering van de amplitude der
hefboomsbeweging werd verkregen door het verschuiven van het
verbindstuk langs den hefboom, niet kan volstaan. Wanneer men
bijv. zeer groote bewegingen zoodanig wil verkleinen, dat de lijn
op een blad papier van de gewone afmetingen kan getraceerd
worden, dan moet men tot het volgende middel zijn toevlucht
nemen.
-ocr page 481-
473
Het verkleinen van een beweging door middel van
een caoutchoucdraad.
Een gelijkslachtige caoutchoucdraad zal in al zijn punten wor-
den uitgerekt, wanneer hij aan een trekkracht wordt onderworpen.
Neemt men nu een dergehjken draad van een meter lengte, met
een der uiteinden stevig vastgemaakt, terwijl aan het andere einde
getrokken wordt, dan zal elk punt van den draad des te meer
verplaatst worden, naargelang dit punt zich verder van het be-
vestigde uiteinde bevindt. Gesteld dat op den in rust zijnden
draad tien verdeelstreepjes zijn aangegeven, waardoor de draad
in tien gelijke deelen is verdeeld, en dat tengevolge van de trek-
kracht het vrije uiteinde een meter doorloopt, zoodat de draad
tot op het dubbel van zijn lengte is uitgerekt; dan zal het eerste
deelstreepje, van het vaste uiteinde afgerekend, tien centimeter,
het tweede deelstreepje twintig centimeter doorloopen hebben, enz.
De verplaatsing van eenig deel van den draad zal dus des te
grooter zijn, naarmate dit deel dichter bij het vrije uiteinde ge-
legen is.
Bevestigt men nu een onrekbaren draad met zijn eene uiteinde
aan den registreerenden hefboom, met zijn andere uiteinde in een
bepaald punt van den caoutchoucdraad, dan zal men zoodoende
de beweging, die aan het uiteinde van dezen draad wordt mee-
gedeeld, in de gewenschte verhouding kunnen verkleinen; wil
men bijv. de beweging op het s/0e terugbrengen, dan bevestigt
men den draad van den hefboom in een punt van den caout-
choucdraad, dat op het 5/0 der lengte van dezen draad van het
vaste uiteinde is gelegen.
In sommige gevallen moet deze methode van het verkleinen
der beweging worden gevolgd om een cilinder te doen wentelen,
zooals o. a. bij het registreeren van den spierarbeid.
Het proefondervindelijk controleeren van de trommel
met lief boom.
Het proefondervindelijk controleeren der registreertoestellen komt
hierop neer, dat men die toestellen aan een beweging van een
-ocr page 482-
474
volkomen bekenden vorm onderwerpt en vervolgens nagaat, of
het tracé dezen vorm getrouw teruggeeft. Volgens deze methode
is o. a. de juiste werking van den sphygmograaf gecontroleerd
door de professoren Mach te Weenen, Czermack te Pest, Don-
ders te Utrecht, Koschlakopf te Berlijn, enz.
Men kan echter ook de juiste werking van deze toestellen
nagaan, wanneer men den eenen toestel door den anderen con-
troleert; zoo is o. a. de juistheid van de aanwijzingen van den
sphygmoskoop bewezen, door aan te toonen dat bij het regis-
treeren van den pols van een slagader door dezen toestel een
tracé wordt verkregen, dat volkomen gelijk is aan het tracé, dat
men verkrijgt door den sphygmograaf op dit bloedvat te plaatsen.
Zoo heeft ook Fick te Zürich den sphygmograaf gecontroleerd
door middel van zijn werktuig, dat hij Federkymographion noemt.
De meest volmaakte methode van controle is wel die van Don-
ders. Om aan het registreerwerktuig een volkomen bekende
beweging mee te deelen, en vervolgens na te gaan of die bewe-
ging voldoende juist wordt getraceerd, bedient Donders zich
van een excentriek, die met een bekende snelheid ronddraait.
Deze excentriek licht den korten arm van een knievormigen
registreerenden hefboom op, die stevig wordt tegengehouden door
een veer, en op deze wijze alle golfvormige bewegingen van den
excentriek zoo nauwkeurig mogelijk moet opteekenen. De bewe-
gingen van dezen hefboom deelen zich weer op haar beurt aan
den registreertoestel mede, wiens werking gecontroleerd moet
worden. De bewegingen van het vlies van de eerste trommel
worden door een buis naar de tweede trommel en den daarbij
behoorenden hefboom overgebracht, die nu op den cilinder een
lijn zal traceeren, die onmiddelijk boven het tracé van den eer-
sten hefboom is gelegen. De twee aldus verkregen tracés moeten
nu volkomen gelijk zijn. 1)
Nu heeft men bevonden dat de overeenstemming der beide
tracés des te nauwkeuriger is, naarmate de excentriek langsamer
draait; wordt de beweging sneller, dan krijgt men kleine ver-
schillen , die op een vervorming van de beweging door het werk-
I) Zie voor bizonder heden hieromtrent: Du mouvement dans les fonctions de la
vit,
p. 190.
-ocr page 483-
475
tuig zelf wijzen. Deze vervorming is een gevolg van do traagheid
van den hefboom; dit gebrek is te verhelpen door de wrijving
van de stift over het papier te vermeerderen; men kan zoodoende
de lijnen meer tot volkomen gelijkheid brengen.
Bij enkele physiologische werkingen, waarbij plotselinge spier-
bewegingen plaats grijpen, kan deze methode van Donders met
vrucht worden aangewend om na te gaan of ook een fout
in het tracé is ingeslopen, en om in dat geval de grootte van die
fout te bepalen.
Steeds blijft de groote hinderpaal voor het volkomen getrouw
opschrijven van de tracés de traagheid van den registreerenden
hefboom. Om dit bezwaar zooveel mogelijk te verminderen, moet
men zich vergenoegen met tracés van zeer geringe amplitude;
wel is waar zijn zulke tracés moeilijk te lezen, maar de optische
werktuigen komen weer in dit bezwaar te gemoet.
Al deze gebreken verdwijnen, wanneer men kan registreeren
met den idealen hefboom zonder gewicht, d. w. z. met een licht-
straal , die de snelste bewegingen naar willekeur vergroot en zonder
eenige vervorming teruggeeft. Op een kleinen spiegel, draaibaar
om een vertikale as, wordt de te bestudeeren beweging opgevan-
gen; deze beweging bestaat dikwijls slechts in een nagenoeg
onmerkbare schommeling. Een in de nabijheid geplaatste lichtbron
werpt een bundel evenwijdige stralen op den spiegel, door welken
zij naar een scherm worden teruggekaatst. De kleinste beweging
van den spiegel verraadt zich door een zeer groote schommeling
van het lichtbeeld; de amplitude van deze schommeling wordt
niet alleen vergroot in reden van de afstanden van den spiegel
en het scherm, maar tengevolge van de bekende eigenschap dat
bij draaiende spiegels de verplaatsing van het beeld tweemaal
grooter is dan die van het voorwerp.
Op een dergelijke wijze heeft Czermack den vorm van den
slagaderlijken pols bestudeerd en de juistheid van de tracés van
den sphygmograaf gecontroleerd. Een gebrek van deze methode
is dat zij slechts al te vluchtige beelden doet ontstaan; in enkele
gevallen echter kan zij leiden tot het werkelijk registreeren van
bewegingen. Hiertoe moet het scherm, waarop de teruggekaatste
lichtbundel valt, lichtgevoelig worden gemaakt, zoodat een photo-
grafisch beeld van de beweging van den lichtbundel ontstaat.
-ocr page 484-
476
Voor zeer zwakke bewegingen is een dergelijke methode hoogst
aanbevelenswaardig; bijv. de schommelingen van de magneetnaald,
de bewegingen van de kwikkolom van den barometer of van den
thermometer, worden op deze wijze photografisch geregistreerd.
Het nauwkeurig overnemen der getraceerde lijnen.
Voor de verspreiding van de uitkomsten der grafische onder-
zoekingen is het van \'t grootste belang de verkregen tracés met
volkomen juistheid weer te geven. Laat men het overnemen van
de tracés aan teekenaars over, dan loopt men bijna altijd gevaar
dat de afbeeldingen in meerdere of mindere mate van de oor-
spronkelijke tracés zullen afwijken; de teekenaar ziet zoo licht
een kleine kromming of onverwachte uitwijking van de lijn over
\'t hoofd en zal zich doorgaans vergenoegen met een kopie, die
wel in hoofdtrekken de oorspronkelijke lijn voorstelt, doch vaak
in allerlei kleine bizonderheden daarvan verschilt; dit heeft dan
onvermijdelijk tengevolge dat verkeerde gevolgtrekkingen en val-
sche voorstellingen met betrekking tot het grafisch bestudeerd
verschijnsel worden gemaakt. Ook voor het onderling vergelijken
van tracés van overeenkomstige verschijnselen is het noodig dat
de tracés met de grootste nauwgezetheid worden overgenomen;
de kleinste bizonderheid in den vorm eener lijn is voor den phy-
sioloog, voor den proefhemer in \'t algemeen, van het hoogste
belang.
De grootste nauwkeurigheid bij het overnemen van tracés wordt
bereikt met de heliogravure. Behalve dat men hierbij alle onjuist-
heden, die uit de hand van den teekenaar te verwachten zijn,
vermijdt, kan men tevens naar willekeur de tracés, die niet op
een behoorlijke schaal zijn getraceerd, vergrcoten of verkleinen.
Daarentegen is deze handelwijze niet bizonder kostbaar, wanneer
men van een groot aantal tracés tegelijkertijd de heliografische
afdrukken op koper? overneemt.
Is men genoodzaakt tot andere handelwijzen zijn toevlucht te
nemen ,J dan biedt zich daartoe in de eerste plaats aan de photo-
grafie op hout.
De graveur verkrijgt hierdoor een naar gelang
van omstandigheden vergroot of verkleind, maar toch altijd zeer
getrouw beeld van de lijn, die hij op een andere wijze niet zonder
-ocr page 485-
477
groote moeielijkheden zou kunnen overnemen; bij de aanwending
der photografie vermijdt men al die bronnen van fouten, die bij
het afdrukken van den lijn en bij het omgekeerd overbrengen
van die lijn op hout ontstaan.
* In den laatsten tijd is de methode der photolitho- en photo-
zincografie
1) meer en meer in gebruik gekomen, die weinig
kostbaar is en in nauwkeurigheid niet voor de bovenstaande
methoden onderdoet. Hierbij wordt partij getrokken van de be-
kende eigenschap van het asphalt, om, na door het licht te zijn
beschenen, onoplosbaar te worden in benzine, en van de eigen-
schap van oplossingen van dubbelchroomzure zouten die vermengd
zijn geworden met eiwit, gelatine, suiker, zetmeel, enz., om door
de lichtinwerking onoplosbaar te worden in water of het vermo-
gen te verliezen in water op te zwellen, welke eigenschappen
zich des te sterker openbaren, naargelang het licht langer op
die stoffen heeft ingewerkt. Deze methode komt dan in het kort
hierop neer:
Van een teekening, een tracé of een gravure, wordt een ne-
gatief photografisch cliché vervaardigd, dat in de schaduwen vol-
komen doorzichtig moet zijn; daarna wordt de lithografische steen
of het zink met asphalt of met een der chromaatmengsels bedekt,
gedroogd en vervolgens onder het negatief cliché aan de inwer-
king van het licht blootgesteld; dat gedeelte van het asphalt of
van het chromaatmengsel, dat door de beschuttende werking van
het negatief niet door het licht is beschenen, wordt door oplos-
sing in benzine of water verwijderd en men heeft nu een beeld
op steen of zink in bruine of groene lijnen op blanken grond.
Om het zink voor de boekdrukpers gereed te maken, moeten nu
de blanke tusschenruimten worden weggenomen; dit geschiedt
langs chemischen weg door ctsing met zuren, waarbij de met
asphalt of inkt gedekte lijnen onaangetast blijven; de tusschen-
ruimten worden nu ingebeten en daardoor dieper; na eindelijk
het zink afgewasschen te hebben, is het cliché op zink voor de
1) * De in dit werk voorkomende figuren zijn allen, naargelang van den aard der
oorspronkelijke gravures en teekcningen, volgens deze procédés vervaardigd in het
atelier van 6. J. Thikmk te Arnhem. *
-ocr page 486-
478
pers gereed, daar nu de lijnen en punten voorkomen als verhe-
venheden in een plat vlak.
Daar deze methode dus geheel langs mechanischen weg plaats
heeft (photografische overbrenging en chemische etsing) is ook
vooral voor het overnemen van tracés de grootste nauwkeurig-
heid gewaarborgd. Ook verschaft de groote lichtgevoeligheid, die
met genoemde stoffen nog op bizondere wijze kan worden ver-
kregen, de gelegenheid om ook des winters nog betrekkelijk snel
goede resultaten te verkrijgen.
Ook kan men voor het overnemen van tracés tot de zoo-
genaamde photolithozincografie zijn toevlucht nemen, waarbij het
tracé photografisch op steen wordt overgebracht en hier den
lithograaf dient als basis voor zijn graveerarbeid, waarna de
overdruk van steen weer in zink wordt geëtst *.
Eindelijk blijft nog een handelwijze te vermelden, die even
goed, maar veel eenvoudiger is en bovendien sneller is aan te
wenden dan de photografie, namelijk de direkte overbrenging van
het oorspronkelijk tracé op het hout, waarop de gravure moet
gemaakt worden. Dit direkt overbrengen heeft aldus plaats:
Het registreeren van het tracé moet geschieden op een bizon-
dere soort van papier, bekend onder den naam van decalqueer-
papier. Dit is gewoon papier waarop men een laag stijfselpap
heeft uitgespreid, en dat daarna gesatineerd is. Dit papier wordt
zoodanig op den cilinder gebracht dat het met stijfsel bedekte
oppervlak, waarop het roetzwart moet worden aangebracht, naar
buiten is gekeerd. Het tracé wordt op de gewone wijze gevormd
(waarbij is op te merken dat het goed gesatineerde stijfselopper-
vlak bizonder geschikt is om het glijden van de schrijfstift ge-
makkelijk te maken); daarna wordt het papier afgenomen, en,
om het zwart te fixeeren, door met vernis bedeelden alkohol heen-
getrokken.
Om nu het tracé op het hout over te brengen, brengt men op
de oppervlakte van het hout een laag van een zwakke oplossing
van gelatine, en wrijft deze oppervlakte met den vinger, om de
opdrogende gelatinelaag gelijkmatig daarover uit te spreiden.
Zoodra nu de oppervlakte van het hout nog slechts een weinig
kleverig is, is het gunstige oogenblik gekomen voor het over-
brengen van het tracé op het geprepareerde hout. Men legt nu
-ocr page 487-
479
het papier met die zijde, waarop het tracé is gevormd, op de
gelatine, wrijft vervolgens zachtjes over den rug van het papier,
om goed verzekerd te zijn dat de beide oppervlakken in alle
ponten met elkaar in aanraking zijn, en men laat het geheel
drogen.
Nadat alles gedroogd is, maakt men het papier, waarop
het tracé was gevormd, goed nat met water; na verloop van een
minuut ongeveer kan men nu het papier aan een der hoeken
opnemen en het geheel van het hout losmaken. Het aldus losge-
maakte papier is nu geheel wit en heeft al zijn roetzwart op het
hout achtergelaten, zoodat nu het tracé volkomen juist op het
hout omgekeerd is overgebracht en dus nu geheel voor den
graveur gereed is. Men krijgt spoedig in deze manier van werken
de noodige bedrevenheid, wanneer men begint met zich op enkele
tracés te oefenen, waarbij men niet bevreesd behoeft te zijn dat
zij bedorven worden; men zal dan zoodoende onjuistheden leeren
voorkomen, die soms ten gevolge zouden kunnen hebben dat het
origineel verloren zou zijn gegaan, zonder dat men er in geslaagd
was dit goed op het hout over te brengen Heeft men echter met
een tracé te doen, dat bezwaarlijk te herkrijgen en daarom kost-
baar is, dan moeten wij de beginnenden aanraden liever hun toe-
vlucht te nemen tot de photografie op hout en vooral tot de
heliogravure.
Eindelijk kan men de tracés even goed op glas, als op hout
overbrengen; alsdan verkrijgt men doorschijnende clichés, die met
behulp van de tooverlantaarn geprojecteerd en aanmerkelijk ver-
groot kunnen worden; ook laten zich deze doorschijnende clichés
gemakkelijk met het mikroskoop behandelen.
De optische vergrooting van tracés is onvermijdelijk bij enkele
proeven, waarbij men zich moet vergenoegen met mikroskopische
lijnen, zooals o. a. voorkomt bij het nagaan van afwisselende en
zeer snelle bewegingen ;J ,\'hierbij zouden lijnen van de gewone
grootte gewoonlijk tot foutieve uitkomsten leiden.
-ocr page 488-
480
DERDE HOOFDSTUK.
CHBONOGRAFIE.
De cilinder met regulator. Polygrafen. — Het registreeren volgens een schroeflijn. —
Het brengen van bet papier op den cilinder; het zwart maken; het Oxeeren der
tracés. — Het controleeren van den regelmatigen gang van het raderwerk. — Het
regelen van de omwentelingssnelheid van den cilinder naar den aard van het ver-
schijnsel dat men wil registreeren. — Riemschijven. — Chronografen. De elektrische
chronograaf. — Het synchronistisch trillen van twee chronografen; het onderzoeken
van het synchronisme. — elektrische seinen.
De cilinder met regulator. Polygrafen.
Bij de meeste physiologische proeven wordt een cilinder ge-
bruikt, die 28 centimeter lang is en wiens omtrek 42 centimeter
bedraagt. Door dezen cilinder, die van dun koper is vervaardigd
en van binnen door tusschenschotten is ondersteund, loopt een
stalen as, wier eene uiteinde juist past in een punt van een
schroef, die door een bronzen schijf heenloopt en als support
dient. De cilinder, aldus geplaatst, kan vrij en onafhankelijk van
het raderwerk van den regulator draaien; hij moet goed in even-
wicht gesteld zijn, zoodat het onverschillig is, in welken stand
men hem plaatst.
Wil men den cilinder door middel van het raderwerk doen
draaien. dan plaatst men op de as, die men heeft uitgekozen,
een van die stukken, die de kunstdraaiers gewoonlijk een gaffel
(toe) noemen, en bevestigt daaraan een der uiteinden van de
cilinderas, terwijl het andere uiteinde dezer as in de daarmee
overeenkomstige schroef van het support grijpt.
De cilinder wordt met den regelaar op een stevige plank opge-
steld , die in enkele gevallen ook in vertikalen stand moet kunnen
staan, wanneer de noodzakelijkheid zich voordoet op een verti-
kalen cilinder te registreeren; deze gevallen zijn echter hoogst
zeldzaam.
De hierboven beschreven physiologische registreerwerktuigen
zijn vrij zwaar en omvangrijk en moeten zooveel mogelijk op een
vaste plaats in een laboratorium of hospitaal worden opgesteld.
Het zal echter dikwijls voorkomen, vooral bij het klinisch onder-
zoek van zieken buiten de hospitalen, dat men over een gemak-
-ocr page 489-
481
kelijk verplaatsbaren toestel moet kunnen beschikken. Hiertoe
zijn die toestellen aan te bevelen, waarbij een strook papier
zonder eind zich langsaam beweegt, waarop met een pen met
inkt wordt geschreven (fig. 246); of, en dit zijn nog de eenvou-
Fig. 246. Polygraaf met een strook papier zonder eind.
digste en minst kostbare, die een kleinen cilinder dragen, waarop
men met drie stiften te gelijk kan schrijven. 1)
Het registreeren volgens een schroeflijn.
"Wil men een verschijnsel gedurende een aanmerkelijk langen
tijd registreeren, dan moet dit geschieden bij verschillende om-
wentelingen van den cilinder, terwijl bij elke nieuwe omwenteling
de registratie in een ander punt van den cilinder moet aanvangen.
In dit geval is het van veel belang het registreeren volgens een
schroeflijn te doen plaats hebben, een handelwijze, die waar-
schijnlijk van Donders afkomstig is. Hiertoe is het noodig dat
de registreerstift zich langsaam in een richting, evenwijdig aan
1) * Marey heeft na kort geleden een gemakkelijk verplaatsbaar werktuig samenge-
steld, de klinische polygraaf genoemd, dat bizonder geschikt is voor het grafisch
bestudeeren van den pols, den hartslag, de ademhaling en de spiercontracties. Een
beschrijving daarvan vindt men in zijn werk: La circulation du Sang. *
31
-ocr page 490-
482
de cilinderas, verplaatst; men kan bijv. bij het registreeren van
trillingen van geringe amplitude op deze wijze te werk gaan; zij •
worden dan in den vorm van een schroeflijn opgeschreven, wier
omgangen dicht bij elkaar liggen, zonder echter ooit samen te
vallen. Neemt men het papier van den cilinder af, dan vertoonen
zich deze omgangen als eenige evenwijdige lijnen.
Deze verplaatsing van de registreerstift wordt verkregen door
een bizondere inrichting, 1) waarbij de verplaatsing wordt ver-
oorzaakt door het raderwerk zelf, dat den cilinder in beweging
brengt. Deze manier van verplaatsing is te verkiezen boven een
andere, 2) waarbij de stift door een uurwerk wordt bewogen, dat
onafhankelijk is van den regulator; de snelheid van verplaatsing
kan hierbij dikwijls veranderen en maakt het tracé minder nauw-
keurig.
Het brengen van liet papier op den cilinder; liet zwart
maken; liet flxeeren der tracés.
Het papier, waarop het tracé moet gevormd worden, moet zoo
effen, dun en stevig mogelijk zijn. Soms kan men papier gebrui-
ken, dat met zinkwit is geglansd, maar dit laatste moet zeer
sterk zijn, want anders bestaat de kans dat het bij \'t zwart
maken verbrandt.
De bladen worden van te voren door den boekbinder op de
juiste afmeting gesneden; een der randen van elk blad wordt met
gom bestreken, die men laat opdrogen. Op het oogenblik dat
men de bladen gebruikt, maakt men het met gom bestreken
gedeelte nat. Om het papier op den cilinder te brengen, wordt
deze op do bovenste as van den regulator geplaatst; het papier
wordt zoodanig onder den cilinder geschoven, dat de kant, waar
zich de gegomde rand bevindt, naar boven is gekeerd. Men laat
nu het papier goed om den cilinder aansluiten en draagt zorg
dat de vochtige gegomde rand juist op den tegenovergestelden rand
komt te liggen, waarop hij zorgvuldig wordt bevestigd.
Voor het zwartmaken moet de cilinder zoo hoog geplaatst
1)   * Marey noemt dit: chariol entrainé par Ie rouage. *
2)  Chariot automoteur.
-ocr page 491-
483
zijn, dat men de vlam van een kleine kaars onder den cilinder
kan aanbrengen. Men bedient zicb dan van kaarsen met een
grove pit, met weinig was; deze kaarsen kan men horizontaal
houden, zonder dat de was afdruipt. De kaars aangestoken
zijnde, brengt men die zoodanig onder den cilinder, dat de punt
van de vlam het papier aanraakt; vervolgens laat men den cilin-
der draaien. Daar de warmte van het papier zich direkt aan den
metalen cilinder meedeelt, zal het papier niet verbranden tenge-
volge van de vluchtige aanraking met de vlam, vooral wanneer
men de kaars van het eene einde van den cilinder naar het
andere beweegt.
Ook kan men van petroleum- of terpentijnlampen gebruik ma-
ken, die een sterk walmende vlam geven en daarom het zwart-
maken bespoedigen; men verkrijgt daarbij echter dikwijls een te
vlokkige en te dikke laag. Men kan ook de kaars in een wagentje
plaatsen, dat zich langsaam langs den cilinder voortbeweegt; hier-
toe is dan een bizondere inrichting noodig, die wel dienstig is
om tijd te besparen.
Nadat het papier is zwartgemaakt, wordt de cilinder op de
voor de proef geschikte as van het raderwerk geplaatst.
De punt van de registreerstift moet eenigszins schuin ten op-
zichte van den cilinder en nimmer ineen richting worden geplaatst,
tegenovergesteld aan die, volgens welke de cilinder ronddraait.
Nadat het tracé is gevormd, wordt het papier in vernis gedoopt.
Dit vernis wordt bereid door ongekleurde gomlak in alcohol van
36° op te lossen; de oplossing moet verzadigd zijn. Na bijvoeging
van een kleine hoeveelheid Venetiaansche terpentijn, wordt de
oplossing eerst door linnen, daarna door papier gefiltreerd.
Wil men een blad papier van groote afmeting in het vernis
doopen, dan gebruikt men daarvoor een spoelbak, zooals de
photografen gebruiken, die het geheele blad kan bevatten; een
ondiepe zinken bak, in den vorm van een dakgoot, is het meest
aan te bevelen. Men neemt het blad papier bij de uiteinden,
waarbij de zwarte oppervlakte naar boven is gekeerd; het blad
wordt met het midden in het vernis gedompeld; daarna worden
door zijdelingsche bewegingen de beide helften van het papier
achtereenvolgens in het vernis gebracht; vervolgens laat men het
papier uitdruipen en drogen.
-ocr page 492-
484
Het controleeren van den regelmatigen gang van
liet raderwerk.
Hiertoe kan men gebruik maken van het registreeren van de
slingerbewegingen van een astronomisch uurwerk of van de tril-
lingen eener stemvork. Gesteld dat gedurende eenige omwente-
lingen van den cilinder de trillingen van een zelfde stemvork zijn
geregistreerd; wanneer nu de beweging van den cilinder eenparig
is geweest, dan moeten de verkregen golflijntjes overal denzelfden
afstand van elkaar hebben. Men neemt nu op een der golflijnen
bijv. tien trillingslijntjes tusschen den passer, en brengt deze
passcrwijdte op een andere willekeurige golflijn van den cilinder
over; wijst dan deze afstand weer juist tien trillingen aan, dan
is dit juist een bewijs voor den regelmatigen gang van den cilinder.
Het regelen van «Ie omwentelingssnellieid van den
cilinder naar den aaril van liet verschijnsel
dat men wil registreeren. Hlemschijven.
Hoe sneller de beweging is, die men wil registreeren, hoe
sneller de cilinder zal moeten draaien. Daar de grafische methode
bizonder geschikt is voor het bestudeeren van bewegingen, die
uiterst langsaam of uiterst snel plaats hebben, moeten de cilinders
dus ook bizonder langsaam of zeer snel kunnen bewogen worden.
Denken wij ons een zeer langsame beweging, waarbij bijv. in
een uur de schrijftstift een lengte doorloopt, gelijk aan de hoogte
des cilinders, en stellen wij dat de cilinder 1 omwenteling in de
minuut maakt. Gedurende de geheele verplaatsing van de stift
zal nu de cilinder 60 omwentelingen maken, zoodat op den cilin-
der 60 lijnen worden getraceerd, die een zoo flauwe helling zullen
vertoonen dat zij evenwijdig schijnen te loopen met de as der
abscissen. Om nu een enkele lijn te verkrijgen, waaruit men den
aard der te bestudeeren beweging beter kan beoordeelen, moet
men zooveel mogeljjk de snelheid van den cilinder gelijk maken
aan die van de stift.
In het hier beschouwde geval zou dus een cilinder, die één
omwenteling per uur maakte, het best voldoen. Omgekeerd zal
-ocr page 493-
485
men bij zeer snelle bewegingen aan den cilinder een groote snel-
heid moeten geven, soms een of meer omwentelingen in de sekonde.
Voor physiologische en geneeskundige waarnemingen zijn de
hierboven beschreven cilinders met regulators en de polygrafen
bijna altijd voldoende; in elke sekonde gaat een centimeter papier
voorbij de stift. Om grootere of kleinere snelheden aan den cilin-
der te geven, moet men gewoonlijk zijn toevlucht nemen tot
riemschijven.
Om den cilinder een grootere snelheid te geven dan die, welke
de snelste as van het raderwerk hem meedeelt, wordt de cilinder
zoodanig opgesteld dat hij kan draaien, en op de as een riem-
schijf van kleine middellijn aangebracht. Op de snelste as van
het raderwerk plaatst men een riemschijf van groote middellijn en
verbindt nu de beide riemschijven door een touw zonder eind.
De snelheid van den cilinder wordt nu zooveelmaal vergroot, als
uit de verhouding der middelhjnen van de beide riemschijven
voortvloeit. Plaatst men de kleinste riemschijf op de as van het
raderwerk, de grootste op die van den cilinder; dan wordt do
beweging in dezelfde reden verkleind.
In sommige gevallen, bijv. bij het registreeren van den groei
van planten, moet de cilinder slechts één omwenteling maken in
een dag, een maand, soms in een jaar. Zulke langsame bewe-
gingen kunnen door een stelsel van hulpraderen gemakkelijk ver-
kregen worden. Neemt men bijv. als beweegkracht de as van een
uurwerk, die in 12 uren ronddraait, en plaatst men op deze as
een tandrad dat op een rad werkt met 1 O-maal meer tanden, dan
draait dit laatste rad in 120 uren rond; door nu dit laatste rad
weer op een derde rad met 10-maal meer tanden, dit derde weer
op een vierde te laten werken, enz., krijgt men omwentelingen,
die in 1200, 12000 uren, enz., worden volbracht. Zoodoende kan
men door hulpraderen aan een cilinder een beweging geven, die
langer dan 14 jaren duurt. Daar men deze langsame beweging
van den cilinder met aanmerkelijke kracht kan doen plaats heb-
ben, zal het mogelijk zijn in dit geval de lijn op het koper van
de cilinder met een graveernaald te traceeren, zonder dat de gang
der beweging wordt verstoord.
Ofschoon de verscheidenheid der verschijnselen een ruime keus
overlaat voor de snelheden, die men aan den cilinder moet geven,
-ocr page 494-
486
moet men toch hierbij niet al te willekeurig te werk gaan; daar-
om is het goed zekere verhoudingen vast te stellen tusschen de
tijdsverdeelingen en de metrische vcrdeelingen, zoodat een weg
van 10 centimeter, door het papier van den cilinder doorloopen
een der gebruikelijke tijdsverdeelingen aangeeft.
Zoo zou men bijv. de volgende schaal kunnen vaststellen vol-
gens afnemende snelheden:
10 cM. papier in ^ sekonde bij het bestudeeren van elektri-
sche verschijnselen;
10 cM. papier in 1 sekonde voor de mechanische verschijnselen,
de snelheid der zenuwwerkingen, de voortplanting van het geluid
in verschillende middenstoffen, enz.;
10 cM. papier in 10 sekonden bij de myografie, de proeven op
den bloedsomloop, de hartsbewegingen, enz.;
10 cM. papier in 1 uur bij de hodografie, het registreeren van
temperatuursveranderingen, enz.;
10 cM. papier in 1 dag bij het registreeren van den groei van
planten, verdampings- en endosmose-verschijnselen, enz.
ClironoïfralVii.
Wordt een cilinder door een uurwerk rondbewogen, dan moet
men den geregelden gang, zooals boven gezegd is, steeds door
het registreeren van isochrone trillingen controleeren; hiertoe
dienen de chronografen.
De lucht-chronograaf bestaat uit een trommel met hefboom;
deze trommel ontvangt de beweging van een groote stemvork,
waarvan het eene been op het vlies van een andere luchttrommel
werkt. In fig. 247 is deze stemvork met luchttrommel voorge-
steld; de \'twee beenen der stemvork zijn ieder van een zwaar
stuk lood voorzien; de stemvork zelf wordt opgehangen. Het
eene been is van een verschuifbaar stuk voorzien, waarop een
stift is aangebracht die verbonden is met het vlies van een daar-
tegenover geplaatste trommel. De heen- en weergaande bewegingen
van de stemvork deelen zich aan het vlies van de trommel mede
en verwekken evenzooveel luchtstooten in de buis, die deze
trommel met de registreerende trommel verbindt; de hefboom van
deze laatste nu registreert op den zwartgemaakten cilinder tril-
-ocr page 495-
487
lingen van dezelfde snelheid en amplitude, als door de stemvork
zelf zouden zijn opgeschreven. Deze inrich-
ting heeft het voordeel dat het registreer-
werktuigje niet zwaar en gemakkelijk te
plaatsen is naast andere overeenkomstige
toestellen.
De stemvork zelf moét zwaar zijn, wil
zij langen tijd de haar medegedeelde be-
weging behouden; een vuistslag op een
der beenen brengt haar langer dan een
minuut in trilling.
De afstand, waarover de trillingen door
de lucht kunnen worden overgebracht,
bedraagt ruim 10 meter. Naar gelang het
verschuifbare stuk op het eene been van de
stemvork zich meer of minder dicht bij
het ondereinde (fig. 247) bevindt, zullen
de amplituden meer of minder groot zijn.
Deze inrichting is nog zeer goed ge-
schikt voor het registreeren van tiende
deelen van sekonden; om snellere trillin-
gen te registreeren moet men zijn toevlucht p,-g. 247. stemvork van 50 T,
nemen tot den elcktrischen chronograaf. die, z\'Jn t*M™w* «»» een trom-
°             mei met hefboom meedeelt.
I»e elektrische clironograaf.
De gelieele toestel bestaat uit een batterij, een stemvork die
als stroomverbreker dient en den chronograaf. Deze laatste bestaat
uit een fijn toeloopende stift, die aan een stalen plaatje bevestigd
en voorzien is van een stukje week ijzer; tegenover dit laatste
is een elektromagneet geplaatst. Is de stift bestemd om honderdste
deelen van een sekonde te registreeren, dan moet zij met het
stalen plaatje op een bepaalde lengte gesteld worden, waartoe een
stelschroefje dient, door middel waarvan men de lengte van het
trillend gedeelte kan veranderen en de trillingen kan regelen.
Om nu de stift 100 trillingen per sekonde te doen maken, moet
de stroom in den elektromagneet honderdmaal in de sekonde
doorgaan, hetgeen met behulp van den stroomverbreker geschiedt.
-ocr page 496-
488
Zooals fig. 248 toont, doorloopt de stroom van een batterij de
stemvork met elektromagneet, die als stroomverbreker dient eh
Fig. 248. Een clironograaf die iu de hand gehouden wordt en 100
trillingen in de sikonde maakt.
daarna de windingen van den elektromagneet van den chronograaf;
deze elektromagneet onderhoudt de trillingen van de schrijfstift.
Is de toestel zoodanig geregeld, dat de stift van den chrono-
graaf volkomen op dezelfde wijze kan trillen als de stemvork,
dan zal, zoodra de stroom gesloten is, de stift beginnen te trillen;
kan echter de stift niet gelijkmatig met de stemvork trillen, dan
zal alleen deze laatste bij het sluiten van den stroom in beweging
geraken, terwijl de stift onbewegelijk blijft. Men kan dan met
behulp van het stelschroefje de stift spoedig zoo stellen, dat zij
met de stemvork meetrilt; het trillen duurt dan zoo lang, als de
batterij een voldoende kracht behoudt.
Met een zelfde chronograaf kan men trillingen van verschillende
snelheden verkrijgen; hiertoe heeft men slechts als stroomver-
brekers verschillende stcmvorken te nemen, die het gewenschte
aantal trillingen maken, en de stift van den chronograaf naar die
stemvorken te regelen.
-ocr page 497-
489
Stelt men de stift van den chronograaf juist een octaaf hooger
dan de stemvork, dan kan men den chronograaf bijv. 200 tril-
lingen in de sekonde laten doen, terwijl de stemvork er 100
maakt.
Het onafgebroken registreeren van den tijd geschiedt zoo nauwkeu-
rig en gemakkelijk, dat men zelfs bij het gebruiken van regulators
nog altijd zijn toevlucht neemt tot het chronografisch registreeren,
voor het geval dat men een korten tijdduur moet meten. Men
telt alsdan op het tracé hoeveel trillingen tusschen de teekens,
die het beginnen en het ophouden van het verschijnsel aangeven,
zijn opgeschreven, waarvan elke trilling j^, -^ of TTTVc> sekonde
vertegenwoordigt. In sommige gevallen kan men den duur van
ssAtjtt sekonde nog aflezen.
Zooals de chronograaf in fig. 248 is voorgesteld, is hij weinig
geschikt voor het registreeren van een korten tijdduur, aangezien
door de verplaatsing van de hand de trillingen verkeerd kunnen
worden opgeschreven.
De chronograaf moet dus een onbewegelijken stand innemen
met betrekking tot den cilinder, waarop hij schrijft, en dient
ingericht te zijn zooals fig. 249 aantoont. Hier is een chrono-
Fig. 249. Een chronograaf en een trommel met hefboom bestemd voor
gelijktijdig registreeren
graaf naast een trommel met hefboom geplaatst, om aan te
toonen dat beide toestellen aan een zelfden standaard zijn be-
vestigd; de stift van den chronograaf en de punt van den hef-
boom der trommel liggen op een zelfde vertikale lijn, waaruit
een volmaakte overeenstemming tusschen de aanwijzingen van
beide werktuigen voortvloeit.
-ocr page 498-
490
Wil men de trillingen van~een chronograaf bij tusschenpoozen
registreeren, dan kan]\'men gebruik maken van den toestel,\'in
fig. 250 afgebeeld, waar de chronograaf bevestigd is aan een
Fig. 250. Chronograaf bestemd voor het registreeren bij tusschenpoozen.
schommelend draagstuk en waarbij de aanraking van de schrijf-
stift met den cilinder door een elcktromogneet E wordt tot stand
gebracht.
Het syiiclironistiscfr (rillen van (wee chronografen! liet
onderzoeken van liet synclironisme.
Wanneer men twee chi onografen met gelijke stroomverbrekers
in een stroomgeleiding plaatst, dan moeten zij beiden synchro-
nistische trillingen volbrengen.
Beschouwen wij elk dezer trillende chronografen, dan zien wij
dat elke stift een beweging maakt, waarvan de grenzen twee
divergeerende beelden vormen, gelijkende op een V. Plaatsen wij
nu beide chronografen in richtingen, loodrecht op elkaar, zooals
in fig. 251 is voorgesteld, dan zullen de beide V\'s elkaar kunnen
doordringen, zonder dat de stiften tegen elkaar botsen, dit is een
bewijs voor het volkomen synchronisme der beide stiften.
Wordt een chronograaf door een sterke lichtbron verlicht en
-ocr page 499-
491
wordt daarna de chronograaf verplaatst in het vlak, waarin de
trillende beweging plaats heeft, dan ziet men de beelden van de
Fig. 251. Twee synchrouistisch trillende chronografen met gelijke stroomverbrekers;
de stiften trillen in dezelfde rnimte zonder elkaar te ontmoeten.
stift naast elkaar verschijnen, zoodat zij zich schijnbaar voordoen
als een reeks van onbewegelijke stiften (fig. 252). die des te meer
van elkaar verwijderd zijn, naarmate de verplaatsing sneller is
geweest.
Fig. 252. Beelden van de trillende stift ontstaande bij verplaatsing van
een sterk verlichten chronograaf.
Maakt de stift 100 trillingen per sekonde en ondergaat zij
daarbij een verplaatsing van 1 meter in de sekonde, dan ontwaart
men een reeks beelden, zooals die aan de linkef zijde van fig. 252
zijn voorgesteld, waarbij de afstand der beelden 1 centimeter
bedraagt. Bij het begin en bij het einde van de verplaatsing vallen
de beelden gedeeltelijk samen, omdat dan de snelheid van de
verplaatsing geringer is.
Dit verschijnsel is gemakkelijk te verklaren. Bij de verplaatsing
van den chronograaf voegt zich de beweging, die aan de stift
-ocr page 500-
492
wordt meegedeeld, bij hare trillende beweging, wanneer beide
bewegingen in dezelfde richting geschieden; de verplaatsing van
de stift is nu te snel, om duidelijk met het oog onderscheiden
te kunnen worden. Maar gedurende elke trilling krijgt de stift
telkens een beweging, in richting tegengesteld aan de richting
der verplaatsing. Deze bewegingen heffen elkaar gedeeltelijk op,
waaruit een periode van schijnbare onbewegelijkheid voortvloeit,
gedurende welke de stift duidelijk is te onderscheiden. Deze
periode doet zich in elk honderdste deel van de sekonde voor;
doorloopt nu de stift met eenparige snelheid in 1 sekonde een
weg van 1 meter of 100 centimeter, dan zullen zich dus deze
beelden op een afstand van 1 centimeter van elkaar vertoonen.
Bij minder snelle verplaatsingen krijgt men beelden, zooals de
volgende groepen in fig. 252 voorstellen.
Deze methode kan soms dienstig zijn voor het beoordeelen van
de snelheid van enkele bewegingen, die zich bij verplaatsing
voordoen. Indien men bijv. de trillende stift van den chronograaf
door een elektrisch licht in een Geisslersche buis verving, dan
zou men in de duisternis schoone beelden kunnen krijgen, waarbij
enkele bewegingen, die op een andere wijze niet zijn waar te
nemen wellicht behoorlijk onderzocht zouden kunnen worden.
Elektrische Seinen.
Naarmate men met het gebruik van elektro-magnetische sein-
toestellen meer vertrouwd begon te geraken, zag men ook meer
en meer in dat deze werktuigen, waaraan men aanvankelijke en oogen-
blikkelijke werking had toegekend, aan een merkbare vertraging
onderhevig waren, die tot foutieve uitkomsten bij tijdmetingen konden
leiden. Hoewel men kan aannemen dat de elektriciteit zich door
een langen draad bijna oogenblikkelijk voortplant, mag men de
elektromagnetische beweegkrachten, door den stroom opgewekt,
op verre na niet beschouwen als oogenblikkelijk te ontstaan. De
elektriciteit kan, evenals andere krachten, een massa alleen een
verplaatsing doen ondergaan, door daaraan oorspronkelijk een
versnelde beweging 1), wier optreden langsaam plaats heeft, mee
1) De vorm van deze beweging is overigens zeer samengesteld, want de elektro-
magnetische aantrekking neemt toe naarmate de afstand tusschen de elkaar aantrek-
kende lichamen afneemt.
-ocr page 501-
493
te deelen; bovendien blijft de magnetische aantrekking nog na
het ophouden van den stroom ontstaan, waaruit volgt dat een
elektro-magnetische seintoestel leidt tot het vergrooten van den
waarschjjnlijken duur der verschijnselen.
Het is het streven van Marcel Deprkz geweest de elektro-
magnetische seintoestellen zooveel mogelijk van genoemde gebreken
te ontdoen.
Fig. 253. Theoretische voorstelling van den elektrischen seintoestel van Deprkz.
Beschouwen wij figuur 253, waar twee elektro-magneten zijn
voorgesteld, die, op het oogcnblik dat de stroom doorgaat, het
daarboven geplaatst week ijzer aantrekken en de schrijfstift doen
dalen, waardoor op den draaienden cilinder de onderste horizon-
tale lijn ontstaat; maar zoodra het week ijzer is aangetrokken;
wordt de stroom weer verbroken en wordt de stift door de
spiraalveer naar boven getrokken en nu de bovenste horizontale
lijn getraceerd tot op het oogenblik, dat de stroom weer gesloten
wordt. Dit afwisselend stijgen en dalen van de getraceerde lijn
schijnt volgens vertikale lijntjes te geschieden, wanneer men den
cilinder niet sneller doet draaien dan overeenkomt met een ver-
plaatsing van een of twee centimeter van den omtrek per sekonde.
Bij een snellere beweging van den cilinder is echter duidelijk
waar te nemen dat de stift langsamerhand van den eenen stand
in den anderen overgaat.
Er heeft dus een vertraging plaats in de beweging der stift
-ocr page 502-
494
bij het openen en sluiten van den stroom. Nu is het noodig deze
vertraging te kennen om het juiste oogenblik van het beginnen
en het ophouden van een verschijnsel te kunnen bepalen; maar
vooral komt het er op aan de oorzaak dier vertraging zooveel
mogelijk weg te nemen, ten einde het aantal seinen te vermeer-
deren , die de toestel in een bepaalden tijd kan geven.
Yoor het geval dat de seinen elkaar met korte tussehenpoozen
moeten opvolgen, moet men den tijd, gedurende welken het
magnetisch worden en het verdwijnen der magneetkracht duurt
zooveel mogelijk verkorten; hierin nu is Deprèz geslaagd; hij
heeft het verdwijnen van de magneetkracht en van de beweging,
Fig. 254. Bovenste lijn, de lijn van den elektrischen seiutoestel; de stijging van het
tracé is het sein van het verbreken van den stroom. — Tweede lijn ,
golfliju van een chionograaf van 10 trillingen; de cilinder draait snel.
De twee overige lijnen stellen hetzelfde voor bij een minder snelle
cilinderbeweging.
die daarmee gepaard gaat, tot het ^us van een sekonde, en den
duur van het magnetisch worden tot ^u sekonde teruggebracht,
zoodat nu deze toestellen in een sekonde van 400 tot 450 seinen
kunnen geven met een enkel element van Bunsen. Door in de
stroomgeleiding nog een kern, met een stuk week ijzer gewa-
pend, op te nemen, verkort Deprèz den duur der seinen nog
meer, zoodat hij er 700 a 800 in de sekonde verkrijgt. 1)
1) Om die groote snelheid van de seinen te verkrijgen, vermindert Deprèz aanmer-
kelijk de weekijzeren massa, die door den elektro-magneet wordt aangetrokken; daarbij
maakt hij ook de stift en alle andere beweegbare deelen zoo licht mogelijk. Daarentegen
geeft hij een sterke spanning aan de veer, die het sluitstuk van den elektro-magneet
moet terugtrekken, zoodra deze zijn magneetkracht verliest; deze veer oefent een trek-
-ocr page 503-
495
Voor physiologisch gebruik moeten de elektrische seintoestellen
van Deprèz dezelfde lengte en dezelfde afmeting hebben als de
andere registreertoestellen
In fig. 214, pag. 418 is een seintoestel van Deprèz voorge-
gesteld, opgesteld naast een trommel met hefboom; de twee toe-
stellen zijn even lang, zoodat hunne aanwijzingen volkomen
gelijktijdig geregisteerd kunnen worden.
Voor het geval dat men over een voldoelde ruimte kan beschik-
ken om een grooteren toestel te plaatsen, kan men gebruik maken
van het werktuig, in fig. 255 voorgesteld, waarin een caoutchouc-
Fig. 255. Seintoestel waarbij de spanning van de veer van het sluitstuk
geregeld kan worden.
draad geslagen is om een as T en verder is vastgemaakt aan een
haakje, dat bevestigd is aan het sluitstuk A; door dezen draad
wordt het sluitstuk, dat om de as oo\' draait, met meer of min-
der kracht naar boven getrokken; de registreerstift oP is aan
de as oo\' bevestigd.
Vracht uit ran nagenoeg 200 gram op een sluitstuk dat slechts 120 milligram weegt;
de beweging kan dus zeer snel zijn. (De snelheid van de stift zou, nadat hij een
millimeter heeft doorloopen, 10 meter in de sekonde bedragen).
Door het plaatsen van een tweeden elektro-magneet in de stroom geleid ing ontstaan
er op het oogenblik van het opeuen en sluiten van den stroom extra-stroomen die de
taelheid, waarmee de magneetkracht opgewekt wordt en verdwijnt, vcrgrooten.
-ocr page 504-
496
Verder staat de schroef V in verbinding met een schijfje K,
waartegen het sluitstuk aanleunt; door middel van deze schroef
kan men dus den afstand tusschen het week ijzer en de kernen
van den elektro-magneet regelen.
Het werktuig wordt met de schroef D aan een standaard
bevestigd. De tijd, die voor het magnetisch worden en voor het
verdwijnen der magneetkracht noodig is, hangt af van den afstand
waarop het sluitstuk van den elektromagneet is verwijderd, van
de dikte der draden, de hoedanigheid van het ijzer, enz. Men zal
dus noodzakelijkerwijze de vertraging, die bij het magnetisch
worden en bij het verdwijnen der magneetkracht plaats heeft,
altijd eenigszins op het gevoel moeten regelen en tot een bekend
bedrag terugbrengen. Maar voor alles blijft het noodig de grootte
van deze vertraging te kunnen bepalen; wij zullen daarom nagaan
op welke wijze dit kan geschieden.
Vertraging der elektrische seinen.
Helmholtz heeft een methode uitgedacht, waardoor men met
bizondere juistheid de vertraging van een elektrisch sein kan
bepalen. Daartoe wordt op den cilinder de plaats aangegeven,
waar het seinteeken zou ontstaan, indien er geen vertraging plaats
vond; door vergelijking met de plaats, waar het seinteeken in
werkelijkheid gevormd wordt, vindt men de vertraging. De proef
wordt hierbij zoo ingericht, dat de cilinder zelf op een zeker
oogenblik gedurende zijn omwenteling den elektrischen stroom
verbreekt of sluit.
Eerst laat men nu den cilinder zeer langsaam bewegen op het
oogenblik waarop het sein zal worden opgeteekend, zoodat de
snelheid van beweging op nul kan gesteld worden. Daarna geeft
men aan den cilinder zijn wentelende beweging en laat het sein
weer opteekenen. Dit tweede teeken bevindt zich nu iets verder
dan het eerste, omdat van af het oogenblik waarop de stroom
is verbroken tot het oogenblik waarop het weer is opgetee-
kend , de cilinder een gedeelte van zijn wenteling heeft volbracht.
Dit bedrag, met den chronograaf gemeten, geeft nauwkeurig de
vertraging van het sein aan.
Op overeenkomstige wijze heeft Deprèz de vertraging van zijn
-ocr page 505-
49?
seintoestellen bepaald. Hij brengt daartoe in een der grondvlak-
ken van den draaienden cilinder een sector van gehard caoutchouc
aan. Twee metalen stukken, die ieder in aanraking zijn met het
grondvlak van den cilinder, sluiten den stroom wanneer zij met
het metaal des cilinders in aanraking zijn; de stroom is verbroken,
wanneer de isoleerende sector zich onder die stukken bevindt.
Na zonder snelheid de plaats der seinen van het openen en sluiten
van den stroom bepaald té hebben, bepaalt men op nieuw de
plaats van die seinen, wanneer de cilinder zeer snel draait.
Kig. 256. Bovenste goJlliju, chroiiogralisch tracé van 250 trillingen; de cijfers 1,
2, 3 en 4 wijzen de tijddeelen aan die met \'/5n0 sekonde overeenkomen.
Lijn 1, O, oogenblik waarop de stroom verbroken wordt; liet schuine
lijntje geeft de beweging der stilt aan op het oogenblik dat de magneet-
kracht verdwynt. Deze vertraging overtreft het \'/soo van cen «ekonde.
S, sluiting van den stroom; het daaropvolgend bellend lijntje is het
8einteeken van het magnetisch worden; de vertraging bedraagt hier
ongeveer </._.iKI sekonde. — Lijnen i en 3 , trapsgewijze vermindering der
vertragingen.
DKPRÈZ heeft de vertraging bij zijn toestellen tot op zthsxj*
van een sekonde teruggebracht, terwijl met zijn nieuwste toe-
stellen 1500 dubbele seinen in de sekonde en 3000 seinen kunnen
worden gegeven, wanneer men afzonderlijk de openings- en slui-
tingsstroom gebruikt.
■et geiykiitaUen van de vertragingen der elektrische
seinen.
Alle tijdmetingen hebben nagenoeg altijd ten doel verhoudingen
en opeenvolgingen te bepalen, zoodat wanneer verschillende sein-
toestellen tegelijk worden aangewend, die elk een bizonder ver-
32
-ocr page 506-
498
schijnsel aangeven, de betrekking van de onderlinge opvolging
van die verschijnselen niet zal veranderen, wanneer elk dier
seintoestellen met dezelfde vertraging werkt. Daarom is het van
veel belang bij seintoestellen, die gelijktijdig moeten worden aan-
gewend, de vertragingen zooveel mogelijk gelijk te maken. Geeft
men aan seintoestellen van dezelfde constructie, van eenzelfde ijzer-
soort, dezelfde geleiddraden, dezelfde afmetingen in alle deelen,
dan is het hoogstwaarschijnlijk, dat wanneer die toestellen allen
op dezelfde wijze geregeld zijn, zij ook op volkomen gelijke wijze
zullen werken. Volgons de boven aangegeven methode van Helm-
holtz kan men de vertragingen van die toestellen ten opzichte
van elkaar vergeljjken en bij een mogelijk verschil met behulpvan
de schroeven zo met betrekking tot elkaar regelen. Hierbjj is op
te merken dat de vertraging bij het verdwijnen der magneet-
kracht van twee zaken afhankelijk is: van den duur van het
afnemen der magneetkracht en van de kracht waarmee het sluit-
stuk door zijn veer wordt weggetrokken. Daar nu tengevolge van
hun constructie al deze toestellen hoogstwaarschijnlijk gelijke
elektro-magnetische hoedanigheden bezitten, moet men zich dus
vooral van de volkomen gelijkheid van de werking dor veeren
overtuigen.
Deprèz gaat hiertoe aldus te werk: voor de veeren gebruikt
hjj vrij lange caoutchoucdraden, waaraan gelijke gewichten zijn
opgehangen; zijn deze draden uitgerekt en de gewichten in even-
wicht met de veerkracht der gespannen draden, dan kan men
deze in hun gespannen stand bevestigen en de gewichten wegne-
men; men weet nu stellig dat alle draden even sterk gespannen
zijn en dus gelijke trekkrachten uitoefenen. In \'t algemeen bedient
men zich hierbij van een enkel gewicht, waarmede men achter-
eenvolgens al de caoutchoucdraden spant.
Vertraging «Ier luclitseinen.
Deze vertraging is recht evenredig met de lengte en omgekeerd
evenredig met de doorsnede der buizen. De veerkracht der buizen
kan hierbij verwaarloosd worden, daar de drukking der lucht,
die noodig is voor het overbrengen der seinen, te zwak is om
deze veerkracht in de beweging te doen deelen.
-ocr page 507-
499
Om de snelheid van overbrenging door de lucht te meten,
maakt men gebruik van den toestel, die in fig. 68, pag 156, is
voorgesteld; de beide trommels worden aan een zelfden staander
zoodanig bevestigd, dat de punten der registreerstiften juist ver-
tikaal boven elkaar komen te liggen. Men laat den cilinder
wentelen en terwijl nu de twee onbewegelijke stiften twee even-
wijdige rechte lijnen op het zwart gemaakt papier traceeren,
klopt men op de buis, zoodat deze op dat oogenblik een weinig
wordt samengedrukt. Door deze plotselinge drukking ontstaan
er twee luchtstooten in tegengestelde richting, die elk op eender
beide trommels werken. Er worden nu twee seinen opgeteekend
(fig. 257) die juist boven elkaar zouden liggen, dus die synchro-
i
Fig. 257. Vertraging der luohtseinen.
nistisch zouden zijn, indien de stoot juist in het midden der buis
had plaats gehad; is dit echter niet het geval geweest, dan lig-
gen die seinteekens op een zekeren afstand van elkaar. Men be-
hoeft nu slechts dezen afstand met den chronograaf in tjjddeelen
uit te drukken en het verschil in lengte te kennen van de deelen
der buis, gerekend van de uiteinden tot het punt, waar de stoot
is aangebracht, om onmiddelijk de snelheid van voortplanting der
luchtseinen hieruit te kunnen berekenen.
Deze snelheid nadert des te meer tot de snelheid van voort-
planting van het geluid, naarmate men wijdere buizen gebruikt.
Voor buizen van 4 millimeter middellijn bedraagt zij 280 meter
per sekonde.
Het is bijna overbodig te vermelden dat het voor \'t geval,
dat men twee toestellen voor luchtseinen gebruikt, voordeelig is
-ocr page 508-
500
aan de buizen, door welke de seinen worden overgebragt, juist
dezelfde lengte te geven.
Het meien van den duur van psychische werkingen
volgens de methode van Donders.
Volgens de proefnemingen van Hirsch reageeren wij met
verschillende snelheid op een indruk, dien een onzer zintuigen
ontvangt. Donders, die deze proeven heeft herhaald, vond dat
de tijd, die tusschen een gevoelsindruk en de daarop volgende
reactie verliep, bijna |e sekonde bedroeg; bij de indrukken op
het gehoor werktuig zou de vertraging J!°, en bij de gezichtsin-
drukken le seconde bedragen.
Het valt vrij moeilijk te bepalen welk aandeel de heracnwerking
in deze vertraging heeft, aangezien volgens Donders de totale
vertraging uit de volgende elementen is samengesteld:
1.  De werking op de voor indrukken gevoelige elementen van
de organen der zintuigen.
2.  De mededeeling aan de peripherische gangliëncellen en de
toeneming van de werking, die noodig is voor de ontlading.
3.  De overbrenging door de gevoelszenuwen tot aan de gang-
liëncellen van het ruggemerg.
4.  De toenemende werking in deze cellen.
5.  De overbrenging tot aan de zenuwcellen van het waarnemings-
orgaan.
6.  De toenemende werking in deze cellen.
7.  De toenemende werking van de zenuwcellen van het orgaan
van den wil.
8.  De overbrenging tot aan de cellen der motorische zenuwen.
9.  De toenemende werking van deze cellen.
10.  De overbrenging door de beweegzenuwen tot aan de spieren.
11.  De latente werking in de spier.
12.  De toenemende werking die noodig is om den weerstand
van den seingever te overwinnen.
Van deze verschillende elementen kan men alleen de snelheid
van voortplanting in de zenuwen en de latente werking in de
spieren bepalen. Door de totale vertraging met dezen tijdduur
te verminderen, komt men tot het besluit dat de psychische wer-
king zelve minder dan 11ac sekonde duurt.
-ocr page 509-
501
Bij de proefnemingen merkt men echter dikwijls een grootere
vertraging op; deze zal zich altijd voordoen wanneer de hersen-
werking samengesteld is, inplaats van zich tot een enkelvoudige
reactie op een ontvangen prikkeling te bepalen. Ook is de ver-
traging altijd grooter, wanneer de reactie verschillend moet zijn
volgens den aard of de hoedanigheid der indrukken.
Bepaling van den tijil gedurende welken de dalende be«
weging van den vleug-el van een vogel plaats heeft.
Enkele theoretische beschouwingen leiden tot de meening dat
een vogel, naarmate hij zich sneller verplaatst, in de lucht een
meer weerstandbiedend steunpunt vindt, waaruit volgens de
bekende wetten der spierwerking een vertraging van de dalende
beweging der vleugels moet voortvloeijen. Om de juistheid van
deze hypothese nategaan, was het noodig chronografisch den duur
van de dalende vleugelbeweging en de snelheid, waarmee een vogel
zich verplaatst, te meten.
Daar hier een zuiver werktuigkundig vraagstuk moest opgelost
worden, kon men van een kunstvogel gebruik maken waarbij
met behulp van een veer het dalen van den vleugel met een
standvastige kracht plaats had. kOp elektro-magnetische wijze
werd het dalen van den vleugel opgewekt; evenzoo werd bij het
einde der daling weder een elektrische stroom gesloten. Door een
elektro-magnetischen seintoestel werd het begin van het dalen
van den vleugel opgeschreven als een stijging van de getraceerde
lijn, terwijl door het dalen van deze lijn het einde der daling van
den vleugel werd aangegeven. 1)
Figuur 258 toont ons de uitkomsten van 6 achtereenvolgende
waarnemingen. Bij elke proef wijst de bovenste lijn a door een
meer of minder langdurige verheffing den duur van het dalen
van den vleugel aan; men bemerkt dat deze duur van de eerste
tot de zesde proefneming steeds aangroeit. De onderste lijn in
de figuur wijst den duur van éen sekonde aan.
Bij de eerste proef werd de vogel niet voortbewogen; de snel-
1) Zie voor verdere bizonderheden hieromtrent Traeaux du laboraioire, Ie jaar-
gang, pag. 216.
-ocr page 510-
502
heid van voortbeweging werd bij de volgende proefnemingen
steeds grooter, zooals door de lijnen b wordt aangewezen; uit
deze chronografische tracé\'s b kan men toch de snelheid van vor-
Fig. 258. Bepaling van deu tijd gedurende welken de dalende beweging van
den vleugel van een kunstvogel, die zich meer of minder snel voort-
beweegt, plaats heeft.
plaatsing naauwkeurig berekenen, daar de vogel in beweging
werd gebracht door middel van een koord, dat om een schijf van
bekende middellijn was geslagen; elke omwenteling der schijf
werd door twee seinen van een elektro-magnetischen toestel aan-
gegeven, zoodat hoe meer seinen in de lijnen b opgenomen wer-
den, des te sneller was de verplaatsing geweest.
Zoo is dan hier chronografisch aangetoond dat de duur van het
dalen van den vleugel toeneemt in reden van de snelheid van
verplaatsing.
-ocr page 511-
508
Jlerlislrepen.
Wanneer verscheidene lijnen onder elkaar zijn getraceerd en
men wil nauwkeurig nagaan of sommige punten van die lijnen
juist onder elkaar liggen, dan zou hat niet voldoende zijn dit op
hot oog te beoordeelen. Vooral wanneer de tracé\'s een grootc
amplitudo hebben, moet men in aanmerking nemen dat de punt
der registreerstift een cirkelboog beschrijft en zich daarbij meer
uf minder van de vertikaal verwijdert. (Zie fig. 268.)
Men maakt dan voor een dergelijke beoordeeling bij twee lijnen ,
die gelijktijdig zijn getraceerd, gebruik van merkstrepen, die ver-
kregen worden als volgt:
Nadat op den cilinder onderscheidene lijnen zijn getraceerd,
laat men den cilinder stilstaan en drukt al de registreerende hef-
boomen tegen het papier in eenig punt, dat dicht bij die plaatsen
van de lijnen is gelegen waarvan mende bizonderheden onderling
wil vergelijken; daarna, terwijl de cilinder steeds onbewegelijk
blijft, worden al de luchtbuizen samengedrukt, die op de trom-
mels met hefboom werken. Worden er tevens elektro-magnetischc
seintoestellen gebruikt, dan laat men ook deze werken. Ligt men
vervolgens de registreerstiften weer op, dan ziet men op het pa"
pier eenige streepjes of cirkelboogjes, en dit zijn nu de nierk-
teekenen, bestemd om het gewenschte onderzoek zoo nauwkeurig
mogelijk te verrichten.
Men neemt nu een gedeelte van de eerste lijn, begrepen tus-
schen het merkstreepje en een bepaald punt, dat men wil onder-
zoeken, tusschen den passer, en brengt deze passerwijdte over op
een tweede lijn, om te zien of de afstand tusschen een merkstreepje
en een bepaald punt der tweede lijn, even groot is als het ge •
meten deel van de eerste lijn. Op deze wijze bevestigt men het
synchronisme van twee verschijnselen; zoo is bijv. het volkomen
synchronisme van de systolen der beide hartkamers bepaald.
Ook voor het meten van de vertraging van twee werkingen,
of van het tijdsverschil tusschen de oogenblikken, waarop twee
verschijnselen plaats hebben, maakt men gebruik van deze
merkstreepjes.
Figuur 259 toont bijv. aan de uitwerking van opgewekte on-
-ocr page 512-
504
regelmatigheden in de hartkloppingen op de arterieele drukking.
Met behulp van de merkstreepjes E, door gestippelde lijntjes
voorgesteld, laten zich de lijntjes gemakkelijk met elkaar vergelijken.
Fig. 259. I). C. Drukking ia de carotis van een konijn; A hartslagen. In het punt E
worden de neusgaten met een druppel ammoniak geprikkeld. — He
hartslagen worden minder frequent terwijl de drukking vermindert. Bij
het einde van het tracé volgen twee hartkloppingen sneller op elka&r;
de drukking begint te stijgen. (Proeven vau Francais FranciO
In de figuren 140 en 144 bemerkt men dat de cirkelboogjes,
die aldaar de merkteekens uitmaken, in tegengestelden zin zijn
getraceerd. De reden hiervan is dat bij de toestellen, die voor het
traceeren van deze lijnen zijn gebruikt, de punten der beide hof-
boomen naar elkaar toe waren gekeerd. Bij de verbinding van
den hemodromograaf van Chaüveau met den sphygmoskoop (zie
fig. 132 pag. 267) wordt dit vermeden, zoodat hiermee de boog-
jes in dcnzelfden zin worden getraceerd.
-ocr page 513-
505
VIERDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN RECHTLIJNIGE BEWEGINGEN MET
ONVERANDERLIJKE EN MET VERANDERLIJKE RICHTING.
Beschouwing van de lijn die bij het werktuig van Poncblet en Morin door een vallend
lichaam getraceerd wordt. Wet dur onelheden Evenredigheid van de snelheden
met de krachten. — Samenstelling van den hodograaf. Beschouwing van het tracé
verkregen van een in beweging zijnd rijtuig. — Toestel om de bewegingen gedurende
hot loouen te registreeren. — Elektrische relais. — Wijze waarop do sleJe met
schrijfstift moet voortbewogen worden. — Vereischten van een goede registreerstift. —
Voorzorgen in acht te nemen bij het bevestigen van een registreerstift. — Het ont-
wijken en de correctie van de misvorming die in het tracé ontstaat tengevolge van
den cirkelboog.dien de hefboom beschrijft.
Beschouwing van de lijn «lle lii.j liet werktuig v»u
1" on cel et en Morin door een vallend lichaam
getraceerd wordt.
Wanneer men door bet beginpunt O der kromme hjn (fig. 260)
een lijn OX trekt evenwijdig aan de as van den cilinder, dan
kan men op deze lijn als ordinaten-as de tijddeelen afmeten; op
Mg. 260. Parabolische lijn , getraceerd door een vallend lichaam.
de lijn OY, loodrecht op O X getrokken, dus op de as der
abscissen, telt men de doorloopen wegen. Men kan zich nu over-
tuigen dat voor de verschillende punten der kromme lijn de vier-
-ocr page 514-
506
kanten der ordinaten evenredig zjjn met de abscissen, d. w. z.:
de doorloop in negen zijn evenredig met de vierkanten der tijden,
hetgeen juist do wet der eenparig versnelde beweging uitdrukt.
Hieruit volgt dat do kromme lijn een parabool is; 1) trekt
men in verschillende punten raakhjnen aan de kromme, dan
zullen de loodlijnen, op deze raakhjnen opgericht in de punten
waar zij de lijn O X snijden, elkaar allen ontmoeten in één
punt, het brandpunt van de parabool.
Wet der snelheden.
Do wet der snelheden van vallende lichamen luidt aldus: de
snelheden zijn evenredig met de tijden. Ook deze wet kan uit
de getraceerde parabool worden afgeleid; de snelheid in eenig
punt der parabool wordt toch uitgedrukt door den tangens van
den hoek, dien de raaklijn aan dit punt maakt met de as OX;
* uit een eenvoudige meetkundige beschouwing blijkt nu dat de
tangens van dezen hoek ook gevonden wordt door de ordinaat
van het beschouwde punt der kromme te deelen door de tot dit
punt behoorende subnormaal; nu is de subnormaal van elk punt
der parabool standvastig en wel gelijk aan den halven parameter.
Noemt men dus de snelheid voor eenig punt der getraceerde
parabool V, de ordinaat van het punt T (volgens het boven-
staande wordt toch door de lengte der ordinaat den tijd aange-
wezen dien het vallende lichaam heeft besteed om van O af den
weg te doorloopen, gelijk aan de abscis van het beschouwde punt),
T V 1
de parameter 2 p, dan is V = —of -=- = — Daar nu de
V
verhouding — constant is, volgt daaruit dat de snelheden even-
redig zjjn met de tijden. *
1) * De topvcrgelyking van de parabool is toch i/2 — 2pz, waarin ip een constante *
grootheid is, de parameier genoemd. Deze vergelijking geeft dus aan dat voor alle
punten der parabool de vierkanten der ordinaten evenredig zijn met de abscissen. In
deze vergelijking ligt dus de wet van de eenparig versnel ie beweging opgesloten,
zoodat de grafische uitdrukking voor deze wet altijd de parabool moet zijn. Zie nog
hieromtrent: Jaeger, Beginselen der Analytische Meetkunde van het platte vlak,
Hoofdst. X, \'sHage, Henri J. Stembero. *
-ocr page 515-
507
Ook de standvastige versnelling der zwaartekracht voor een
bepaalde plaats kan met het werktuig van Poncelet en Morin
gemakkelijk bepaald worden. * Zij wordt uit de parabool door
de waarde van — gevonden. *
P
Kvenredigheid van de snel lieden mei de ■•nichten.
Door Morin en Tresca is deze wet aangetoond voor krachten,
die kleiner waren dan de zwaartekracht. Daartoe verbonden zjj
het vallend lichaam door middel van een draad aan een ander
lichaam, dat zich vrij over een zeer glad plat vlak kon bewegen:
dit laatste lichaam werd dus door den val van het eerste mee-
gesleept.
Daar de zwaartekracht nu slechts op één der lichamen kon
P 4- P
werken en een massa moest voortbewegen, gelijk aan - \' -^ , volgde
hieruit een geringere snelheid, terwijl toch de beweging eenparig
versneld bleef.
Voor deze soort van proeven kan men ook met vrucht van het
werktuig van Atwood gebruik maken: de draad, die de gewichten
P en p verbindt, wordt nu over een der raderen geslagen; zoo-
doende worden de aanmerkelijke wrijvingsweerstanden vermeden,
die met het gebruik van een ondersteuningsvlak altijd gepaard gaan.
Voor krachten, grooter dan de zwaartekracht, kan men tot een
lichaam, dat met constante veerkracht werkt, zijn toevlucht nemen.
Elke constante kracht toch werkt als de zwaartekracht, d. w. z.
deelt aan een massa een eenparig versnelde beweging mede. Ge-
steld dat een veer met een constante kracht van bijv. 200 gram
op een massa werkt, die slechts 100 gram weegt, en deze massa
in horozontale richting voortbeweegt, dan zal daardoor deze
massa een eenparig versnelde beweging verkrijgen, wier snelheid
dubbel zoo groot zal zijn als die, welke de zwaartekracht aan
deze massa zou hebben gegeven. Men kan de proef op do vol-
gende wijze inrichten:
Boven een met roetzwart bedekten cilinder, die een eenparige
ronddraaiende beweging bezit, plaatst men een slede (fig 261),
die van 4 kleine wielen is voorzien, waardoor zij gemakkelijk
over twee smalle richels, evenwijdig aan de cilinder-as kan
-ocr page 516-
508
voortbewogen worden. Is nu de slede door middel van een draad
aan een haakje bevestigd, zooals de figuur aantoont, en aan den
anderen kant voorzien van een draad, die over een schijf loopt
en een gewicht G draagt; dan zal op het oogenblik waarop de
draad, die de slede tegenhoudt, wordt doorgebrand, de slede
door het gewicht worden voortgetrokken en zal de lijn traceeren
van de eenparig versnelde beweging.
Il) 3F-
ïig. 261. Inrichting van den toestel, waarmede de wetten van de eenparig versnelde
beweging onder de werking der zwaartekracht of van andere standvastige
krachten grafisch worden bewezen.
Wordt nu het gewigt G opgehangen aan een caoutchoucdraad
van een meter lengte, dan heeft men in dezen draad een veer,
die met constante kracht werkt; de draad rekt uit en krijgt een
veerkracht (spanning) gelijk aan G.
Op het oogenblik nu dat de andere draad wordt doorgebrand,
stelt zich de slede in beweging, onder de werking der veerkracht
G van den caoutchoucdraad. Daar nu het gewicht van de slede
tweemaal, driemaal, enz. kleiner kan zijn dan G, zal deze veer-
kracht aan de slede bewegingen kunnen meedeelen, wier versnel-
lingen tweemaal, driemaal, enz. grooter zullen zijn dan die van
de zwaartekracht. Hét gewicht van de slede wordt veranderd
door losse stukken, die men van de slede kan wegnemen of
daaraan toevoegen. Figuur 262 toont enkele lijnen aan, die met
dezen toestel zijn verkregen.
Wanneer het gewicht van G gelijk was aan dat van de slede,
zoodat bijv. elk van beiden 100 gram woog, dan waren de omstandig-
heden dezelfde alsof de slede onder de werking der zwaartekracht
viel; alsdan werd de lijn 1 getraceerd Bleef het gewicht van G even
groot, maar werd dat van de slede door het opleggen van de losse
stukken tot 200 gram verdubbeld, dan werd de lijn 2 beschreven:
de snelheid was nu tweemaal kleiner; werd het gewicht van de
slede verminderd tot de helft, 50 gram, dan werd de snelheid
-ocr page 517-
509
tweemaal grooter. * Deze uitkomst sluit weer geheel aan bij onze
bovenstaande beschouwing (pag. 506); de snelheid V bleek toch
omgekeerd evenredig te zijn met de grootheid p; inderdaad is
Fig. 262. Lijnen getraceerd met den toestel van lig. 261. — 1. Val onder de wer-
king der zwaartekracht. — 2. Val onder de werking van een kracht
gelijk aan de helft der zwaartekracht — 8. Val onder de werking
eener kracht gelijk aan het dnbbel der zwaartekracht.
in lijn 2 (fig. 262) de parameter tweemaal grooter dan die van
de parabool 1; in lijn 3 is de parameter de helft van die van
lijn 1. Na gelijke tijden, dus voor dezelfde waarden van T, moet
dus V voor lijn 2 tweemaal kleiner, voor lijn 3 tweemaal grooter
zijn dan voor lijn 1. *
-ocr page 518-
510
Samenstelling van den liodograaf.
Het raderuurwerk, dienende om den cilinder in beweging te
brengen, alsmede het raderwerk, waardoor de stift bewogen wordt,
zijn beiden in den cilinder geplaatst (fig. 263); hierdoor neemt ook
hot werktuig zoo weinig mogelijk plaatsruimte in, en blijven deze
deelen beveiligd voor stof en andere storende invloeden. De cilin-
der is door een soort van diaphragma in twee deelen verdeeld;
in hot onderste deel is het uurwerk geplaatst, waardoor do cilin-
der rondbewogen wordt; in het bovenste deel bevindt zich het
raderwerk voor de stift.
Om de beweging van den cilinder door middel van het rader-
uurwerk mogelijk te maken, is het diaphragma verbonden met
een holle, eenigszins kegelvormige as, waarvan de opening naar
beneden is gekeerd. Een massieve kegelvormige as, die verbonden
is met de trommel van het uurwerk, grijpt in de opening en neemt
bjj haar omwenteling den cilinder mede; de omwentelingssnelheid
wordt geregeld op zes cM. papier per uur.
In het bovenste deel van den cilinder wordt de schrijfstift in
hu weging gebracht; een luchtbuis mondt uit in een metalen trommel,
waarvan het membraan van geoliede zijde is vervaardigd. Dit
vlies laat bij het heen- en weergaan telkens een tand voorbijgaan
van een rad; dit rad is tevens de kop van een lange schroef, die in
een der holle zijkolommen van het werktuig is aangebracht. Deze
schroef loopt door een moer, die de registreerstift bevat; bij elke
geheele omdraaiing van de schroef zal de stift ter hoogte van een
pas zijn gestegen, hetgeen overeenkomt met £ millimeter; heeft
de schroef kop honderd tanden, dan zijn er twee honderd lucht-
stooten, dus 200 omwentelingen van het wagenrad noodig, om
de stift één millimeter te laten doorloopen. Is de stift met haar
draagstuk aan het bovenste punt van de kolom gekomen, dan
valt dit door zijn eigen gewicht naar beneden, zoodat nu de stift
onmiddelijk een tweede klimmende lijn kan traceeren. De tracé\'s
van den hodograaf sluiten volkomen zuiver bij elkaar aan, zoodat
het eindpunt van het eene tracé op éénzelfde vertikaal is gelegen
met het beginpunt van het volgende. Op deze wijze kan men
als \'t ware een onbepaald groot aantal lijnen op het papier van den
-ocr page 519-
511
cilinder laten opschrijven, zonder dat men voor verwarring of
samenvalling behoeft te vreezen.
Heacliouwing van liet traeé verkregen van een in
beweging zijnd rijtuig.
Zij in fig. 264 A de lijn, die van een in beweging zijnd rijtuig
met den hodograaf is verkregen. Reeds bij den eersten oogop-
slag ziet men dat de heliinsj van deze lijn met betrekking tot de
horozontale lijn veranderlijk is; soms loopt de lijn juist horizontaal;
die gevallen wijzen op een volkomen stilstand van het voertuig;
nu en dan is de stijging vrij snel; hoe sneller de lijn klimt, des
te sneller is de beweging geweest, d. w. z. des te meer omwen-
Fig. 263. De hodograaf.
telingen heeft het wagenrad in een bepaalden tijd gemaakt. Let
men op de verschillende hellingen en op het meer of minder goed
onderhoud van den weg, dan bevindt men dat een snelle stij-
ging van de lijn bijna altijd met een daling of met een beter
onderhouden gedeelte van den weg overeenkomt. Omgekeerd,
wanneer de lijn langsaam stijgt, is dit veelal te wijten aan een
opgaande helling, een minder goed onderhouden of nieuw bestraat
gedeelte van den weg, enz. Deze voorloopige opmerkingen be-
treffende de betrekkelijke snelheden van de beweging in de ver-
-ocr page 520-
512
w
°l
co
<*
\\
\\
\\
\\
V
\\
N
s \\
\\
\\
K
l
\\
\\
I-I
ca 5a
ca -f3
■ff k «
z fe -IL
lu 5 -cjO
o p «
? f*
«lil V
Ir
CC (Q
l—
\\
s\\
\\
\\
! h
\\\\
\\
V
! \\
N
^.
i
i
i
^
;
^
\\
I 9
£
\' «0 f- «O (O ^ \\
Fig. 264. Tracé\'» verkregen met den hodograaf.
-ocr page 521-
513
schillende oogenblikken zijn van veel minder belang dan de juiste
bepalingen, die uit de getraceerde lijn zijn te maken, zooals de
bepaling van de volstrekte afstanden tusschen verschillende
punten; van den tijd besteed om een bepaald deel van den weg
te doorloopen; van den duur van stilstand; van de werkelijke
snelheid van het voertuig op een bepaald oogenblik.
De tijdsbepaling volgt onmiddelijk uit de samenstelling van het
werktuig; het uurwerk deelt aan den cilinder een volkomen een-
parige beweging mede, bijv. van 1 millimeter papier in de minuut.
Daaruit volgt dan dat na verloop van een uur 60 millimeters
papier voorbij de stift zijn gegaan, zoodat op het gequadrilleerd
papier elke millimeter een minuut, elke centimeter 10 minuten
voorstelt. Men kan dus van te voren de uurverdeelingen gemak-
kelijk op het papier aangeven.
Hot meten van de wegen geschiedt zuiver experimentcel; daartoe
houdt men stil bij een mijlpaal, gaat voort tot een volgende mijl-
paal , houdt hier weer stil, gaat weer voort tot een derde mijl-
paal, enz. Zoodoende verkrijgt men een tracé, dat door de oogen-
blikken van stilstand in gelijke deelen is verdeeld; de vertikale
afstand tusschen twee opeenvolgende oogenblikken van stilstand,
dus afgemeten op de ordinaten-as, komt nu overeen met een
kilometer.
Om deze bepaling zoo juist mogelijk te doen, is het noodig
verschillende kilometers te doorloopen; een enkele bepaling,
gedaan tusschen twee opvolgende mijlpalen, kan licht tot on-
nauwkeurigheid leiden, vooral wanneer de proef op een vrij
langen weg wordt genomen.
Het is duidelijk dat het bepalen van deze kilometrische schaal
voor elk voertuig ook afzonderlijk moet geschieden. Het kan
zelfs gebeuren dat op een langen weg een verandering in de
schaal kan worden teweeg gebracht door het afslijten van de rad-
banden; over \'t algemeen behoeft men echter met deze kleine
veranderingen geen rekening te houden.
Na het vaststellen van de tijddeelon en van de kilometrische
schaal kan men tot de nauwkeurige analyse van het hodografisch
tracé overgaan.
Bepaling van a/standen. Op dvvarswegen , op wegen door steden
of door velden, is het soms zeer lastig afstanden te meten of
33
-ocr page 522-
514
te bepalen, welke de kortste weg is die naar een bepaalde
plaats voert, waarop verschillende wegen uitloopen. Men door-
loopt nu een zekeren weg met don hodograaf en draagt zorg dat
zoowel het oogenblik van vertrek, als dat van aankomst door
oen duidelijk merkbare horizontale streep wordt aangewezen. De
afstand dezer strepen, afgemeten op de ordinatenas, zal nu een
zeker aantal malen de lengte bevatten, die overeenkomt met een
kilometer; hieruit is dus de afstand met juistheid te bepalen;
dezelfde proef, herhaald voor een anderen weg, wijst aan welke
der twee wegen de kortste is.
Bepaling van den voor het afleggen van een weg besteden tijd.
Men laat zoowel uit het begin- als uit het eindpunt van het tracé
loodljjnen vallen op de x-as: het aantal millimeters, begrepen
tusschen de voetpunten dezer loodljjnen, geeft het aantal minuten
aan, die voor het afleggen van den weg zijn besteed. Om den
totalen duur van oponthoud te bepalen, verricht men dezelfde
constructie voor elk der horizontale deelen die in het tracé voor-
komen; de som dezer projecties geeft den tijd van oponthoud aan.
Nu de afstand on de tijd bekend zijn, is de snelheid, waarmee
de geheclo weg, of een deel van den weg is doorloopen, alsmede
de gemiddelde snelheid gemakkelijk te berekenen.
Toestel om de bewegingen gedurende het loopen
te registreeren.
Ofschoon het vrij gemakkelijk schijnt om de aanmerkelijke
kracht, die het been bij het loopen uitoefent, aan te wenden tot
het voortbrengen van luchtstooten in den hodograaf, stuit men
toch bij deze proefnemingen op een tal van bezwaren; die eigen-
aardige bezwaren zullen hier met een enkel woord worden ver-
meld, ten einde daardoor proefnemers, die zich met dit onderwerp
zouden willen bezighouden, voor vruchtelooze pogingen en moeite
te bewaren.
De krachtige opzwelling van de spieren, die men gewaar wordt
wanneer men gedurende het loopen de hand op de dij legt, schijnt
wel in de eerste plaats voor dit doel geschikt. Wordt nu de dij
met een soort van dijhamas omsloten, dan zou men kunnen ver-
wachten dat de vormveranderingen van de dij een dergelijke uit-
-ocr page 523-
515
werking teweeg zouden brengen als de volumeveranderingen van
den thorax bij het registreeren der ademhalingsbewegingen. In deze
verwachting wordt men teleurgesteld doordat de totale omtrek
van de djj zeer weinig verandert; want terwijl de buigspieren
zich samentrekken , verslappen de trekspieren, en omgekeerd. —
Een toestel, waarmee de opzwelling der spieren zelf wordt opgevan-
gen, geeft betere resultaten, maar hierbij ontmoet men weer dit
bezwaar dat de knoop van den ontvangtoestel zich te veel ver-
plaatst. Door een soort van breukband kan men wel een tamelijk
vast steunpunt vinden voor den toestel; maar dit veroorzaakt een
ondragelijken last, zoodat het beter is naar een ander middel omtezien.
Het meest verkieselijk middel bestaat dus daarin dat men ge-
bruik maakt van het steunen van den voet op den grond. Daar-
toe kan men zich van de inrichting bedienen, die in figuur 83
pag. 166 is voorgesteld; de kleine holte, die in een dikke zool
van caoutchouc is aangebracht, kan zeer goed dienen om den
hodograaf in werking te brengen. Dergelijke zolen zijn echter
zeer ongemakkelijk bij het doorloopen van groote afstanden, zoodat
het hiervoor van belang is dezen toestel een weinig te wijzigen.
Men kan dan in de buiging van de zool een toestelletje aanbren-
gen, dat met vier schroeven aan den hiel wordt bevestigd; dit
toestelletje bestaat uit een klein zakje met sterke wanden, dat
telkens, wanneer de voet wordt neergezet, door een soort van
stop, die door een klein uitstekend stukje, dat door een scharnier
aan de voorzijde van den hiel is verbonden, wordt platgedrukt.
Een dun buisje gaat langs de binnenzijde van den voet naar
boven en is verbonden met een caoutchoucbuis met dikke wanden,
die door de broekspijp loopt tot aan het middel, om zich van
daar naar den hodograaf te begeven.
Het dragen van zulk een toestel veroorzaakt geen last en men
kan hiermee op een gewonen weg in snellen gang gemakkelijk
twee en meer mijlen afleggen, zonder dat de toestel onbruikbaar
wordt; alleen moet men omzichtig zijn, dat men den voet op den
vlakken grond en niet op kleine losse steentjes zet, die het werk-
tuig licht onbruikbaar zouden kunnen maken.
Om eindelijk ook dit laatste bezwaar te ontwijken en den hodo-
graaf dus op allerlei wegen te kunnen gebruiken, is de toestel
aanbevelenswaardig, die in fig. 265 is voorgesteld.
-ocr page 524-
516
Binnen in den hiel is een kleine luchttrommel aangebracht,
waarin zich een koperen veer bevindt. Aan den bovenwand der
Fii<. 265. Schoen bestemd om den hodograaf bij liet neerzetten vnn den
voet in werking te brengen.
trommel is een knop bevestigd, waarop een stalen tongetje steunt,
dat een deel van de zool uitmaakt. Door het drukken van den
voet op dat tongetje wordt bij eiken tred de lucht uit do trommel
voortgestuwd door een buis, die achter den hiel naar boven loopt.
Door Tatin te Parijs is onlangs een luchtzool samengesteld,
die waarschijnlijk nog de voorkeur verdient boven do genoemde
toestellen, daar deze in alle schoenen kan aangebracht worden
en waarvoor dus geen bizondcr schoeisel vereischt wordt.
Elektrisch relais.
Wanneer het alleen te doen is om de frequentie van zekere
werkingen met tusschenpoozen aan te geven of die frequentie door
den hodograaf in den vorm eener lijn te laten registreeren, dan
maakt men gewoonlijk gebruik van een elektrisch relais. Een zeer
aanbevelenswaardig model, dat uit een stroomverbreker en een
elektro-magnetischen toestel bestaat, die dient om den mechanischen
arbeid bij tusschenpoozen te doen plaats hebben, is het volgende.
De stroomverbreker. — Denken wij ons een trommel met hef-
boom, welke trommel de beweging opvangt, die den hodograaf
in werking moet brengen; wanneer die beweging wordt veroor-
zaakt door het kloppen van het hart of van een slagader, of
door de ademhaling, dan is zij te zwak om den hodograaf direkt
in werking te brengen; men laat haar alsdan alleen een blaadje
-ocr page 525-
517
mica
C, in fig. 266 voorgesteld, in beweging brengen, waardoor
de afgebroken werking van een elektro-magnetischen toestel wordt
A
P-S
»
Fig. 266. Stroomver breker met micaplaatje.
teweeggebracht, dien wij aanstonds zullen beschouwen. Het mica-
blaadje C is bevestigd aan een hefboom, die in cl gebroken is; de
twee stukken van dezen hefboom zijn bevestigd aan schijfjes cl,
die op een zelfde as zijn geplaatst. De geringe wrijving van de
twee schijfjes is voldoende om het uiteinde van den hefboom h*
mee te nemen en 7*2 in het verlengde van *< te houden, wan-
neer althans de beweging van h* geen weerstand ontmoet. De
toestel wordt zoodanig geplaatst dat de schommeling van den
hefboom in een horizontaal vlak plaats heeft, zoodat in fig. 266
het vlies van de trommel vertikaal zou moeten geplaatst worden.
Het micablaadje is bestemd om bij elke schommeling den
elektrischen stroom te verbreken; daartoe doorsnijdt het een kwik-
druppel, die in de figuur in P is voorgesteld; deze kwikdruppel
verbindt de uiteinden van den geleiddraad; een dergelijke inrich-
ting treft men wel bij de sterrekundige uurwerken aan. Deze
toestel voldoet nu aan de voorwaarde dat, onafhankelijk van de
veranderingen waaraan de kracht, die het vlies der trommel in
beweging brengt, onderhevig is, steeds bij den eersten stoot die
aan het vlies wordt gegeven, de stroom van het relais zal ver-
broken worden. Het micablaadje wordt namelijk in zijn schomme-
ling beperkt door twee vaste beletsels A en B; heeft nu C den
kwikdruppel doorsneden en dus den stroom verbroken, dan stuit
C tegen A; een verdere uitwijking van het vlies der trommel
zal dus alleen tengevolge kunnen hebben dat de hefboom hl om
\'cl draait, zoodat de twee hefboomen alsdan een inspringenden
hoek vormen, die naar den kant van A is gekeerd. Bij de eerst-
volgende teruggaande beweging van het vlies wordt nu het plaatje,
naar den kant van B gevoerd en zoodoende wordt de stroom weer
-ocr page 526-
518
gesloten; een verdere teruggaande beweging van het vlies kan
alleen tengevolge hebben dat de hefboom h\' weer om d in tegen-
overgestelde richting draait.
De elektro-magnetische toestel. — Om den hodograaf in werking
te brengen is het een vereischte de luchtbewegingen zoo sterk
mogelijk te maken; men moet daarom ook zorgen dat het sluit-
stuk van den elektromagneet groote uitslagen maakt; daartoe
kan men met vrucht gebruik maken van den toestel van Robert
Houdin. Hierbij is aan het sluitstuk van den magneet een flauw
bolle oppervlakte gegeven, die in aanraking is met een andere
oppervlakte, insgelijks flauw bolvormig, die om een der uiteinden
draaien kan. De twee bolvormige oppervlakken zijn zoodanig ge-
kozen, dat het aanrakingspunt verandert, naargelang het sluitstuk
dichter bij den kern van den elektro-magneot komt, en dat de
hefboomsarm dus in een gunstigen stand is geplaatst, wanneer de
magneetkracht geringer is. Op deze wijze wordt een voldoende
uitslag verkregen om genoegsaam sterke luchtstooten op te wekken.
Bij snelle bewegingen, wanneer de phasen van magnetische wer-
king van ongelijken duur zijn, \'t geen meestal voorkomt, zal de in
de toestellen besloten lucht langer samengedrukt of verdund zjjn,
of omgekeerd. Daar nu door de buizen altijd een weinig lucht
ontwijkt, en deze lucht op den langen duur zich in die richting
begeeft, waarin de werking van den meest langen duur plaats
heeft; kan het gebeuren dat de luchttrommels spoedig te veel of
te weinig lucht bevatten en daardoor weigeren te werken.
Men ontloopt dit bezwaar door zooveel mogelijk aan de beide
phasen van magnetische werking denzelfden tijdduur te geven ,
of door te zorgen dat de ontsnapping van lucht in tamelijk ruime
mate kan plaats vinden, zoodat daardoor de drukking in de
trommels, gedurende den tijd die tusschen twee opeenvolgende
bewegingen is begrepen, zich zooveel mogelijk in evenwicht kan
stellen met de uitwendige drukking. Zoodoende verliest men wel-
iswaar een gedeelte der beweegkracht; maar bij een sterke bat-
terij heeft dit niet veel te beteekencn.
Wijze waarop «Ie slede nic-t sclirijfotift moet voortbe-
wogen worden.
Voor het zuiver registreeren van een rechtlijnige beweging is
-ocr page 527-
519
het noodig dat de stift zelf zich volgens een rechte lijn beweegt.
Om deze rechtlijnige beweging van de stift zoo volkomen mogelijk
daartestellen, bedient men zich van een lichte slede, die met vier
rolletjes over twee smalle richels loopt, zooals in fig. 267 is voor-
gesteld. Aan den onderkant van de slede C is een onbuigsame
stift met fijne punt bevestigd, die door een excentriekje iets hoo-
ger of lager gesteld kan worden, zoodat zij de met roetzwart
bedekte oppervlakte aanraakt, zonder te krassen.
Fig. 267- Slede met schrijfstift voor het registreer™ van rechtlijnige bewegingen.
De slede is gewoonlijk van een aluminium vervaardigd, om
haar zoo licht mogelijk te maken, hetgeen vooral van belang
is voor snelle bewegingen. De radertjes zijn voorzien van cirkel-
vormige groeven; hierin passen de smalle kanten der rails r r,
die een kleine zijdelingsche drukking op de slede uitoefenen ,
waardoor deze in evenwicht blijft.
De verbinding van de slede met het punt, welks bewegingen
geregistreerd moeten worden, geschiedt eenvoudig door een draad.
Door een tegenwicht wordt de beweging der slede in tegenover-
gestelde richting verkregen: dit tegenwicht kan men daarstellen
door het aanbrengen van een veer of van een caoutchoucdraad;
de wijze, waarop de teruggaande beweging in fig. 267 wordt
verkregen, verdient de meeste aanbeveling; de draad, die het
tegenwicht draagt, is geslagen om een verdikkin g van de as;
-ocr page 528-
520
de beweging van het tegenwicht is hierbij slechts zeer gering.
Voor het registreeren van zeer zwakke bewegingen, waarbij
de wrijving van de radertjes, over de rails te veel weerstand
zou bieden, wordt de stift aan een drijver bevestigd, zooals
vroeger in fig. 126 is aangewezen.
Vereiscliten van een goede regislreerstlft.
Men zou licht meen en dat elk voorwerp met een fijne punt
geschikt was om als een goede registeerstift dienst te doen; de
ervaring heeft echter geleerd dat dit lang niet het geval is. Een
registreerstift moet de volgende eigenschappen in zich vereeni-
gen : zoo licht mogelijk zijn; volkomen buigsaam zijn in die rich-
ting waarin zij het papier ontmoet en volkomen onbuigsaam in
tegenovergestelde richting; zij mag niet verhogen worden door de
rimpels van het papier, en moet altijd in annraking zijn met het
met roetzivart bedekt oppervlak.
Aan deze vereischten wordt zooveel
mogelijk voldaan, wanneer men zich van een stuk balein of van
een ganzepen bedient, die zeer fijn is afgevijld en in den vorm
van een scherpen hoek is afgesneden.
Wij zullen de noodzakelijkheid van deze vereischten even toe-
lichten. De stift moet zoo licht mogelijk zijn; want bij een regis-
treerenden hefboom maakt de stift de grootste bewegingen; elke
zware massa, die zich met groote snelheid moet bewegen, verandert
den vorm van haar beweging. Somtijds moet de stift van een
chronograaf tweehonderdmaal en zelfs meermaal in de sekonde
trillen. Verzwaart men de stift door het aanbrengen van een kleine
massa, dan ziet men terstond de amplitude der bewegingen afnemen.
De stift moet zeer buigsaam zijn in de richting, waarin zij tegen
den cilinder drukt; want ware dit niet het geval, dan zou door de
kleinste oneffenheid van het cilinderoppervlak een sterke wrijving
tegen de stift worden teweeggebracht, of wel de aanraking van
de stift met het papier zou een oogenblik ophouden. De punt der
stift moet dus niet alleen het papier aanraken, maar een weinig
tegen het papier aangedrukt worden; tengevolge der buigsaam-
heid zal dan de wrijving niet al te sterk zijn. De stift moet in
tegengestelde richting daarentegen weinig buigsaam zijn; want de
bewegingen, die de stift moet traceeren, zijn evenwijdig aan de
-ocr page 529-
521
cilinder-as; deze bewegingen zijn soms zeer gering, zoodat zij,
wanneer men ze met een stift wilde registreeren die in alle rich-
tingen buigsaam was, vaak onzichtbaar zouden worden tengevolge
van het ombuigen der stift. Zoo zou bijv. met een haar, dat aan
het uiteinde van een registreerenden hefboom bevestigd werd, in
de meeste gevallen geen merkbare beweging kunnen getraceerd
worden. Om deze reden zijn ook de veertjes van penneschachten
als registeerstiften verwerpelijk, ofschoon zij overigens, wegens
hnn bizondere lichtheid, zeer aanbevelenswaardig zouden zijn.
Voorzorgen in acht te nemen bij liet bevestigen van
een registrcerstift.
De bevestiging van de stift aan den h ef boom geschiedt gewoon-
lijk door aankleving met een klein stukje weeke was; hierdoor
wordt het gewicht der stift weinig vermeerderd. Om de punt der
stift in de juiste richting te plaatsen, moet men zich van te voren
vergewissen van de richting, waarin de cilinder draait, het papier
moet zich bij de draaiing steeds van de punt afwenden en deze
nooit tegemoet gaan. Een registreerstift moet het papier altijd
onder een zeer schuinen invalshoek ontmoeten; op deze wijze
wordt de aanraking tusschen de stift en het papier het best verzekerd.
Met een weinig praktische ervaring krijgt men spoedig de han-
digheid om de stift in den voordeeligsten stand te plaatsen. Wil
men met verschillende hefboomen gelijktijdig registreeren, dan
moet men zorg dragen dat zij even lang zijn, hetgeen gemakkelijk
te doen is wanneer de stiften met was aan de hefbopmen zijn
bevestigd.
Wordt een stift onder een slede bevestigd, die zich slechts in
één richting beweegt, dan moet de punt der stift naar achteren
gekeerd zijn (fig. 267). Bij een heen- en weergaande beweging
van de slede moet men de stift meer zijwaarts aanbrengen, in
een richting met betrekking tot de omwenteling van den cilinder,
zooals hierboven is gezegd.
-ocr page 530-
522
Het ontwijken van «Ie misvorming «lie in liet tracé ont-
staat tengevolge van den cirkel boog dien de regis-
treer ende hefboom beschrijft»
Wordt een rechtlijnige beweging door middel van een draad aan
het uiteinde van een registreerenden hefboom overgebracht, dan
beschrijft het uiteinde van de stift een cirkelboog, die de lengte
des hcfbooms tot straal heeft. Dit bezwaar kan ontweken worden
door gebruik te maken van mechanische of van meetkundige
hulpmiddelen; ook kan men het ontwijken door zeer lango hef hoo-
rnen te gebruiken, die slechts zeer kleine bewegingen traceeren.
De verbinding van een rechtlijnige en kromlijnige beweging bij
het stoomwerktuig, namelijk van de beweging van den zuigerstang
met die van den hefboom, door middel van het parallelogram
van "Watt is algemeen bekend. Door Vierordt is een dergelijk
parallelogram aangebracht aan zijn sphygmograaf, om daardoor
de schrijfstift te noodzaken zich evenwijdig aan de cilinder-as te
bewegen. Een dergelijke verbinding is echter aftekeuren bij alle
toestellen, die snelle bewegingen moeten overbrengen; daarentegen
zou zij uitstekende diensten bewijzen bij het registreeren van
zeer laDgsame bewegingen.
Het aanbrengen van verbeteringen kan dus in\'t algemeen beter
langs den volgenden weg geschieden. Zij (fig. 268) o het begin-
punt van de getraceerde lijn; indien de cilinder onbewegelijk was
en de hefboom over de hoogte O V werd opgeheven, dan zou
hij niet do vertikaal oO, maar den boog o z beschrijven die in
o door oO geraakt wordt. Hoe meer de hefboom stijgt, des te
Fig. 268. Correctie van de eirkelbogen die bij§tracés ontstaan.
meer verwijdert zich de boog van de vertikaal. Daar nu de lengte
-ocr page 531-
523
van den hefboom standvastig blijft gedurende de beweging van
den cilinder, zal eenig punt van het tracé des te meer van Oo
afwijken, naargelang dit hooger is gelegen. Om nu de correctie
aantebrengen, beschrijft men met de lengte des hefbooms als
straal een cirkelboog ox, die Oo in o raakt. Trekt men nu
eenige lijnen evenwijdig aan de abscissen-as, dan zullen deze
lijnen zoowel den cirkelboog ox, als het tracé snijden. De afstand
waarover nu eenig snijpunt van het tracé met een dezer lijnen
naar links moet verplaatst worden, wordt aangewezen door den
afstand, waarop het snijpunt van den cirkelboog ox met deze
lijn van oO is verwijderd; zoo moeten de punten a\' en a\'\' ver-
plaatst worden over een afstand oa; b\' en b" over een afstand
ob, enz. Door deze correctie nu voor een tamelijk groot aantal
punten te doen, zal men de lijn kunnen trekken die deze nieuwe
punten verbindt; deze lijn is alsdan het verbeterd tracé. De invloed
van de cirkelbogen op den vorm van het tracé zal des te sterker
zijn, naarmate de verplaatsing van het papier sneller geschiedt.
Wil men de fout verminderen door den hefboom langer te ne-
men, dan ontmoet men dit bezwaar, dat daardoor de naschom-
melingen van den langeren hefboom toenemen en het tracé mis-
vormen. De hierboven aangewezen methode verdient dus bijna
altijd de voorkeur.
Registreert men echter met een hefboom van middelmatige
lengte en vergenoegt men zich met bewegingen van kleine am-
plitude, dan is het verschil tusschen het getraceerde lijntje en de
rechte lijn zoo uiterst gering, dat de correctie hier gerust achter-
wege kan blijven. Men krijgt dan op deze wijze fijne tracés, die,
door ze te photografeeren of te projecteeren, sterk vergroot kunnen
worden, zonder dat zich alsdan eenige misvorming in het vergroot
tracé zal voordoen. Deze handelwijze is altijd aan te bevelen bij
zeer fijne onderzoekingen, waarbij geringe en snelle bewegingen
plaats hebben.
-ocr page 532-
524
VIJFDE HOOFDSTUK.
MYOGRAFIE.
Het nut van de myografie. — Myografen. Verschillende stelsels. — Myograaf met direkte
werking. — De myograaf met dubbele werking. — Myograaf met luchttransport. — De
voornaamste resultaten waartoe de myografle heeft geleid. — Hartmyograaf.
Het nut van de myografle»
Aangezien de meeste levensfunktiën zich aan ons in den vorm
van bewegingen openbaren en de oorsprong van elke beweging
in een spier zetelt, moet de spierwerking boven elke andere
physiologische studie, volgens een\' bepaalde methode worden
bestudeerd. Door de myografie worden, beter dan door eenig an-
der middel van onderzoek, de schijnbare verschillen aangetoond,
die de werking der verschillende spieren vertoont; bovendien is
zij bizonder geschikt om te bewijzen dat tusschen die schijnbaar
verschillende werkingen een nauwe overeenkomst bestaat. Een
methode die bij het myografisch onderzoek boven alles aanbeve-
lenswaardig is, is deze: telken male dat zich eenige schijnbare
bizonderheid in de werking eener spier heeft voorgedaan, moet
men onderzoeken of diezelfde bizonderheid zich ook bij de andere
spieren in minderen graad vertoont; bijna altijd zal men vinden
dat de gevonden verschillen tusschen de verschillende soorten van
spieren slechts kleine wijzigingen zijn in hare funktiën. Zoo wer-
ken bijv. de willekeurige spieren, het hart, het spijsverteringska-
naal, de slagaderen, de vaatwanden, schijnbaar zoo verschillend
in hunne bewegingen, toch op dezelfde wijze: allen toch onder-
gaan onder den invloed eener zenuwwerking een verkorting, die
gevolgd wordt door eene verslapping of ontspanning. Deze elemen-
taire werking, deze zoogenaamde schok kan bij sommige spieren
eenige honderdste deelen van een minuut, bij andere spieren weer
enkele minuten duren; deze verschillen in tijdduur maken echter
geen wezenlijk onderscheid uit tusschen de verschillende werkin-
gen. Deze schokken volgen elkaar nu eens met lange, dan weer
met zoo korte tusschenpoozen op, dat zij nagenoeg samenvallen
en zoodoende al die verscheidenheden in de intensiteit en in den
-ocr page 533-
525
duur der spierwerkingen te weeg brengen 1). Wij zullen in dit
hoofdstuk aantoonen dat het hart, dat oppervlakkig beschouwd
zoo veel verschilt van de andere spieren, des te meer overeen-
komst daarmee vertoont, naarmate men de verrichtingen van het
hart van meer nabij en met meer nauwkeurige hulpmiddelen leert
kennen.
. lHyografen.
Het uitgangspunt voor alle myografische apparaten is de myograaf
van Helmholtz. Deze toestel bestond in hoofdzaak uit een me-
talen raam, welks basis om een horizontale as kon draaien en
waaraan een stang met een verschuifbaar tegengewicht bevestigd
was, waardoor de toestel in evenwicht werd gehouden. Het raam
werd opgeheven door een in vertikale richting gestrekte spier.
Het vrije deel van het raam was van een stift voorzien, die een lijn
traceerde op een met roetzwart bedekten cilinder, die om een
vertikale as draaide. Het spannen van de spier geschiedde door
middel van gewichtjes, die in een schaal werden geplaatst dat
aan het raam van den myograaf hing.
Met dit werktuig gelukte het Helmholtz den tijd te bepalen
die verloopt tusschen het oogenblik, waarop de spier wordt ge-
prikkeld on het oogenblik, dat de daardoor opgewekte samen-
trekking plaats grijpt (verloren tijd); ook kon hij den duur be-
palen van de overbrenging van de werking der beweegzenuw,
maar de verkregen lijnen waren niet de juiste uitdrukking van
de beweging: want de zich bewegende massa was veel te zwaar
dan dat de samentrekking der spier getrouw kon worden geregis-
treerd.
Volkmann gebruikte bij zjjne proeven betreffende de spierbe-
weging meestal de m. lnjpoglossis van den kikvorsch; deze spier
is vrij lang, als zij in rust is; zij kan daardoor een aanmerkelijke
samentrekking ondergaan en dus voor het direkt registreeren
worden aangewend.
Boeck en Wundt maakten achtereenvolgens in 1855 en 1858
de uitkomsten bekend van hun onderzoekingen betreffende de
uitwerking van de vermoeienis op den vorm van de lijn der
1) * Deze theorie is sedert lang ingeleid en ontwikkeld door Marey in zijn werken:
Du Mouvement dans let fonctions de la vie; li. Machine animale. *
-ocr page 534-
526
spierbeweging. Zij vonden dat de spierschok door vermoeienis langer
duurt, en dat hierbij vooral de periode van verslapping gerekt
wordt. Zij gebruikten echter bij het registreeren van deze ljjnen
een cilinder die te langsaam ronddraaide, zoodat alle bizonder-
heden niet konden worden geregistreerd.
Om zich van de regelmatige ronddraaiende beweging van den
cilinder te verzekeren, kwam Thiry op het denkbeeld een sirene
aan te brengen aan het uurwerk, dat den cilinder in beweging
bracht: uit de onveranderlijkheid, alsmede uit de hoogte van den
toon leidde hij de regel matigheid en de snelheid der beweging af.
Sommige physiologen, zooals Du-Bois-Reymond , Pick en Va-
lentyn, hebben den registreerenden cilinder vervangen door glazen
platen, waaraan een eenparige rechtlijnige of ronddraaiende bewe-
ging werd gegeven. Wanneer men alzoo de verscheidenheid na-
gaat, die in de toestellen, welke dienen moesten om de spierbeweging
te bestudeeren, bestond, dan zal men moeten toegeven dat de
ïnyografie er alleen bij kon winnen, wanneer zij tot de algemeene
regels van de grafische methode werd teruggebracht.
In den laatsten tijd worden alle bewegingen, die in de physi-
ologie worden bestudeerd, behoudens zeer weinige uitzonderingen,
geregistreerd op een cilinder, wiens eenparige beweging verzekerd
wordt door een regulator van Foücault of van Villarceau.
De snelheid meet men met behulp van stemvorken of chronogra-
fen; het registreeren geschiedt op met roetzwart bedekt papier,
dat om den cilinder is gespannen. Deze methode is evengoed
dienstig voor het opvangen van de tracés der spierbeweging als
van die van andere bewegingen; voor het wetenschappelijk onder-
zoek en voor het onderling vergelijken van de uitkomsten van
verschillende proefnemingen is dit van zeer groot belang.
Om bij het onderzoeken van spierbewegingen zoo eenvoudig
mogelijk te werk te gaan, wordt de pees van de spier door een
onrekbaren draad aan het ondereinde van den hefboom verbon-
den, die zich in een horizontaal vlak beweegt (fig. 269). Voor
het onderzoek van de beweging van alle soorten van spieren kan
deze horizontale hefboom dienen.
Deze hefboom moet naar den kant van het beweegbare uiteinde
zeer licht en dun zijn: dit is vooral noodig uithoofde van de snelle
en plotselinge bewegingen, die zich bij spierschokken voordoen.
-ocr page 535-
527
Voor de stift mag men geen zwaar lichaampje nemen, zooals
bijv. een stalen pen; het meest voldoet hier een stukje dun hoorn
of dun balein, waaraan een fijne punt is gesneden.
De lengte van den hefboom moet gemiddeld op 12 cM. worden
genomen ; bij deze lengte worden de kleinste bewegingen nog met
voldoende juistheid geregistreerd. De misvormingen die hierbij in
het tracé kunnen voorkomen, zijn zoo gering, dat zij zonder eenig
bezwaar verwaarloosd kunnen worden. Deze opmerkingen gelden
voornamelijk voor het goed registreeren van de verkorting der
spieren; wij zullen nu nagaan wat er noodig is om ook de ont-
spanning of verslapping der spieren nauwkeurig te kunnen regis-
treeren. De hefboom moet daartoe ook de tegengestelde beweging,
die het gevolg is van de ontspanning der spier, getrouw kunnen
volgen en opschrijven; hiertoe wordt gebruikt gemaakt van een
gewichtje, gewoonlijk 15 a 20 gram, geplaatst in een schaaltje dat
aan een draad hangt, die over een schijf is geslagen en aan het
ondereindo van den hefboom is vastgemaakt. Op deze wijze kan
men door het veranderen van het gewicht de uitwerking van
toenemende- of afnemende spanningen op de spiercontractie nagaan,
terwijl men tevens de grootte der kracht kent (in grammen uit-
gedrukt) , die aan de spier trekt. Wil men deze kracht doen ver-
anderen, zooals bijv. bij het bestudeeren van de veerkracht der
spier noodig is, dan kan men het schaaltje vervangen door een
kleinen trechter, waaruit een geregelde uitvloeiing van kwik
plaats vindt. "
In fig. 269 zijn de verschillende deelen van den myograaf
voorgesteld. De as, om welke de hef boom draait, is bevestigd aan
een metalen plaat j aan deze metalen plaat is een houten plank
bevestigd, aan wier bovenzijde een kurken plaat is aangebracht.
Deze plaat, waarop de kikvorsch bevestigd wordt, moet met ge-
gomde taf of met guttapercha bekleed worden voor het geval
dat met spiervergiften wordt gewerkt, omdat anders die vergiften
in de plaat dringen en de kikvorschen, waarop later proeven
worden genomen, zouden aantasten. De kikvorsch wordt met
spelden op de plaat bevestigd, of wel men plaatst op de plaat
een losse spier met behulp van een. tangetje, waartusschen het
boveneinde der spier of het been, waaraan deze vastzit, wordt
gevat. In beide gevallen wordt de pees van de spier met een
-ocr page 536-
528
metaaldraad of met een zijden koordje stevig aan het knopje be-
vestigd, dat op den looper van den hefboom is aangebracht;
deze looper wordt meer of minder dicht bij de as van den hefboom
met een klein schroefje vastgezet, naargelang van de amplitude
die men aan het tracé wenscht te geven.
Fig. 269. Myograaf met direkte werking.
Men moet vooral zorgen dat de beweging van de spier in een
horizontaal vlak plaats heeft, evenwijdig aan dat, waarin zich
de hefboom beweegt, anders zou men gevaar loopen dat de hef-
boom nu en dan werd opgelicht of naar beneden gedrukt, waar-
door storingen in het tracé zouden ontstaan. Ook moet de richting
waarin de spier trekt, zooveel mogelijk loodrecht zjjn op de
richting van den hefboom; onder een scheeven hoek zou de hef-
boom maar een gedeelte van de spierwerking ondervinden.
De spierschokken en spiercontracties worden meestal opgewekt
door elektrische prikkelingen; hiertoe is aan de kurken plank een
staander bevestigd\', waaraan zich een looden staaf bevindt, die
de geleiddraden van den elektrischen toestel vasthoudt; hierdoor
-ocr page 537-
529
kan men de prikkeling in elk willekeurig punt van de spier of
van de zenuw aanbrengen.
Bij het aanwenden van elektrische prikkelingen moet men er
op letten dat do stroom niüt op\'de metalen deelenvan den toestel
overgaat; liet is daarom aanbevelens-
waardig de kurken plank door een reep
gutta-percha van den myograaf te
isoleeren en tevens de pees van de
spier door een zijden koordje met
den hefboom te verbinden.
Voor het aanbrengen der elektri-
sche prikkelingen kan men, zooals
Ciiauveau doet, Leidsche flesschen
gebruiken; meer aanbevelenswaardig
is een Engelsche toestel, micro-farad
ra -o
geheeten, waarmee men de hoeveel-
heid elektriciteit kan bepalen, die
voor elke prikkeling wordt gebruikt.
Wordt deze toestel door een constante
batterij geladen, dan verkrijgt men
prikkelingen van bizonder gelijke wer-
king.
Om het opdrogen der spieren en
zenuwen te voorkomen, plaatst men
daarboven een bakje van kurk of
gutta-percha, met vocht gevuld, waar-
door de draden van den elektrischen
toestel heenloopen.
11
I 4
a a>
  -8
.  -o
S   «
£  \'Z
a    g
De inyitfraAf met dubbele
werking.
Nu en dan is het noodig twee spie-
ren van een dier tegelijkertijd te
onderzoeken, wanneer bijv. de eene
spier aan koude, de andere aan warm-
te wordt blootgesteld, of wanneer
3
E
H
O
bc
E
men op de eehe spier vergift, zooals
curare, laat inwerken, terwijl de andere door onderbinding tegen de
34
-ocr page 538-
530
inwerking van het vergift beveiligd blijft. Chauveau heeft derge-
lijke vergelijkende onderzoekingen met positieve en negatieve
unipolaire werkingen der batterij gedaan. Daartoe wordt aan den
enkelvoudigen myograaf een tweede hefboom aangebracht, even-
wijdig met en een weinig boven den eersten; de punten der stiften
moeten even hoog liggen, die van de bovenste wordt een weinig
omgebogen en steekt iets vooruit, zoodat de beide tracés met een
tusschenruimte van !x millimeter worden opgeschreven. Figuur 270
toont ons tracés, die op deze wijze zijn verkregen. Wanneer bij
deze plaatsing der hefboomen de beide tracés in elkaar loopen ,
dan plaatst men den ondersten hefboom zoodanig, dat hij den
bovensten onder een scherpen hoek kruist; hierdoor krijgt men
dan twee niet parallelle tracés, waardoor hun onderlinge verge-
lijking veel moeilijker wordt.
ftlyografisclie proeven.
Beschouwen wij het geval waarin met den enkelvoudigen my-
ograaf de werking van een kikvorschspier wordt bestudeerd. De
levende kikvorssh wordt op de kurken plank bevestigd, door de
vier pooten met spelden vast te steken; de pees van den gas-
trocnemius wordt blootgelegd en door een zijden draad aan het
haakje van den hefboom verbonden; om de bovenste aanhechting
van den gastrocnemius onbewegelijk te maken, steekt men nog
een speld onder de knie tusschen de tibialis en peroneus. Het
komt er nu op aan de spontane bewegingen van den kikvorsch ,
of wel die bewegingen te registreeren, die men opwekt door strych-
nine-vergiftiging, door het prikkelen van de zenuwcentra of van
de beweegzenuwen van de spier zelf.
De voornaamste proef bestaat in het vergelijken van de uit-
werking van een enkele prikkeling met die van eenige snelle
prikkelingen; in het eerste geval verkrijgt men een spierschok,
in het laatste geval tetanus.
Om de uitwerking van afzonderlijke prikkelingen van verschil-
lende intensiteit op een gezonde of op een vermoeide, vergiftigde ,
verwarmde of afgekoelde spier te bestudeeren, is het noodig de
proef dikwijls te herhalen. Om de verwarring, die hierdoor in de
tracés ontstaan zou, te vermijden , zorgt men dat de getraceerde
-ocr page 539-
531
lijnen dakpansgewijzs over elkaar komen te liggen, 1) hetgeen met
bizonder daartoe ingerichte toestellen gemakkelijk te verkrijgen is.
Periodieke prikkelingen. Met kan zich hiertoe van een condensator
bedienen, zooals in fig. 271 is voorgesteld. De condensator is in
doorsnede voorgesteld door i; de bovenste plaat is dooreen draad
Kig. 271. Inrichting van een condensator met onderdeden bestemd voor
het prikkelen van eeu zenuw
verbonden met een pool der constante batterij P en tevens met
een bol b. Deze draad, met het teeken voorzien, is in eenig
punt met de zenuw van een kikvorsch in aanraking: een tweede
draad, met het teeken —, verbindt de andere pool der batterij
met den bol b\'. De onderste plaat van den condensator is door
een draad met een beweegbaar stuk o verbonden, dat beurtelings
met de bollen b en b\' in aanraking kan komen. Is o in aanraking
met 6\', dan wordt de condensator geladen. Is o in aanraking
met b, dan ontlaadt zich de condensator, omdat de beide platen
alsdan door een zelfden draad zijn verbonden; door deze ontlading
wordt de zenuw geprikkeld.
"Wilde men de zenuw niet bij het ontladen, maar bij het laden
van den condensator prikkelen, dan zou men haar met den negatie-
ven draad in aanraking moeten brengen.
De beweging van het stuk o moet geregeld worden naar de
beweging van den cilinder en zich bij elke omwenteling op een
zelfde oogenblik of met een bepaalde vertraging herhalen.
In fig. 272 is nu de toestel voorgesteld, waardoor men de op-
eenvolging van de ontladingen van den condensator regelt.
1) * Makkv noemt dit; Vimbricalion des tracéi
-ocr page 540-
532
Op de as van den registreerenden cilinder zijn twee concentrische
tandraderen aangebracht; het rad R heeft 100 tanden, R\' 99. Op
een verplaatsbaar support bevindt zich een derde rad met 100
tanden , dat voorzien is van een stift, door middel waarvan het
uiteinde van een slingerende staaf bij elke omwenteling van het
rad wordt opgelicht.
Fig. 272 Toestel dienende om de ontladingen van den condensator in verband
met de wentelende beweging van den cilinder te regelen.
Die slingerende staaf nu is het beweegstuk o dat in fig. 271
beurtelings de beide bollen b en b\' aanraakt. Het gedeelte van
deze staaf, waartegen de stift van het rad tikt, is van glas.
Laat men nu het rad, waaraan de stift is bevestigd, in het
rad R grijpen, dan zal telkens na een geheele omwenteling van
den cilinder de zenuw geprikkeld worden. Om in dit geval het
samenvallen der tracés te ontwijken, geeft men aan den geheelen
myograaf een kleine zjjdelingsche verplaatsing; dit geschiedt door
middel van een bizonder daartoe ingericht raderwerk, dat den
myograaf over smalle rails voorbeweegt.
Op deze wijze worden de lijnen getraceerd, zooals in fig. 273 is
voorgesteld; do lijnen liggen hier boven elkaar 1); van beneden
naar boven lezende, volgt men de veranderingen die door de
vermoeidheid in de bewegingen zijn veroorzaakt.
Door afkoeling en bloedarmoede van de spier worden uitwer-
kingen teweeggebracht, overeenkomstig met die, welke het gevolg
I) * Markv noemt dit: imbrieation verticale,*
-ocr page 541-
533
zijn van vermoeidheid. Door een lijn te trekken die de oogen-
blikken aanwijst waarop de prikkelingen bij elke omwenteling van
Fig. 273. Lijnen van spierschokken boven elkaar getraceerd.
den cilinder plaats hebben, bemerkt men dat het tijdsverloop
tusschen de prikkeling en het begin van den spierschok grooter
wordt, naarmate bovengenoemde invloeden zich in sterker mate
doen gelden.
In figuur 274, waar de lijnen naast elkaar 1) zijn getraceerd,
komen de verschillen in amplitude, die zich onder bepaalde in-
vloeden bij den spierschok voordoen, duidelijk uit.
Hiertoe houdt uien denmyograaf in onbewegehjken stand , maar
nu laat men het rad, dat van de stift is voorzien, grijpen in het
rad R\' met 99 tanden, zoodat nu elke prikkeling plaats heeft na
een geheele omwenteling van den cilinder plus rit5e van een
omwenteling. Deze wijze van registreeren is vooral aan te bevelen
voor de dubbele tracés, die men met den myograaf met dubbele
1) * Imirication laterale. *
-ocr page 542-
534
-ocr page 543-
535
werking verkrijgt; of wanneer men, met den enkelvoudigen myo-
graaf werkende, ljjnen krijgt die beneden de as der abscissen
dalen, zooals voorkomt bij het langsamerhand verwarmen van
oen spier (fig. 274).
Eindelijk wordt volgens een derde manier, waarop de lijnen kun-
nen getraceerd worden, de verwarring van de lijnen vermeden;
deze manier, waarbij de lijnen in schuine richting boven elkaar 1)
worden opgeschreven, is vooral aantebevelen bij het nagaan
van de uitwerking van vergiften.
Figuur 275 geeft een voorbeeld van deze wijze van registreoren;
Kig. 275. Lijnen van spierschokkcn in schuine richting boren elkaar getraceerd.
(Werking van veratine).
zij wijst de veranderingen in de spiersc hokken aan onder den
invloed van veratrine. Hierbij is de spier of de zenuw geprikkeld
door middel van toestellen die men excltators noemt. Nu eens
zijn het kleine haakjes, waarin de geleiddraden eindigen en die
men onder de zenuw schuift, \'t geen een vrij gebrekkige \'han-
delwijze is; dan weer gebruikt men niet polariseerbare elektroden
van geringe afmetingen; ook wendt men wel, volgens Chau-
veaü , unipolaire prikkelingen aan. Daartoe schuift men onder den
kikvorsch een blad metaal, dat met een der elektroden wordt
1) * Imlrioation oèlique. *
-ocr page 544-
536
verbonden en brengt de andere elektrode op de ontbloote zenuw
of door de bekleedselen heen aan. De op een klein oppervlak
aangebrachte elektrode werkt alleen en geeft volkomen plaatse-
lijke prikkelingen.
Wat betreft den myograaf met luchttransport, deze is vrij
uitvoerig op pag. 226 beschreven. Hij heeft dit voordcel boven
den enkelvoudigcn myograaf dat men proeven kan nemen op
dieren, die in een ruimte aan verschillende temperaturen, aan
dampen van ether, chloroform, enz., worden blootgesteld.
Spiercontractie en (rtnniis.
Door de myografie wordt het samengestelde van de spierwer-
king aangetoond, den zoogenaamden tetanus, die in een spier door
Fig. 276. M, spierschokken opgewekt door induclieslagen met cenige
lusscheiinoozen. S, elektrische seinen
een reeks van elektrische prikkelingen of door strychnine wordt
opgewekt.
De bekende onderzoekingen van Webbr , Helmholtz en du-
Bois-Reymokd zijn bevestigd geworden door de myografischc
Fig. 177. Ouvolkoiueu tetanus die den overgang van de schokken van de vorige
figuur tot de bijna volkomen sameuvalling dezer schokken (volgende figuur) atintoout.
analyse, die tot in de kleinste bizonderheden heeft aangetoond
-ocr page 545-
537
op welke wijze de elementaire werkingen bij spiercontracties en
schokken niet elkaar in verband staan.
Wij zullen hier volstaan met drie tracés te geven > waarbij men
Fig. 278. Overgang van snelle schokken tot tetanus, 20 prikkelingen per sekonde.
de vorming van tetanus kan volgen en waaruit duidelijk blijkt in
hoever de myografie in staat is de spierwerking in hare elementen
te ontleden.
Myografle ill «Ie kliniek.
Het onderzoek van de spieren bij den gezonden mensch is
nooit zoover voortgezet als bij de dieren; toch is ook dit onder-
zoek zeer gemakkelijk tengevolge van de eenvoudige inrichting
der toestellen die voor den mensch kunnen worden aangewend.
Vroeger werden hiervoor myografische tangen gebruikt; daar
zij echter moeilijk te behandelen zijn , gebruikt men liever een toe-
stel, zooals in fig. 114 pag. 232 is aangewezen, waarmee de
spierzwelling wordt geregistreerd.
De aanwending is hoogst eenvoudig: een van de trommels van
den myograaf met luchttransport wordt met haar onderkant op
een buigsame plaat van guttapercha of van metaal vastgemaakt;
het vlies van de trommel wordt door een lichte veer, die zich
binnen in de trommel bevindt, een weinig naar buiten gespannen
en is in het midden van een kleinen koperen knop voorzien,
waaraan een geleiddraad is vastgesoldeerd Deze toestel wordt
door middel van een band bevestigd op het vleezig deel der
spieren, wier zwelling men wil onderzoeken; op een tegenover-
-ocr page 546-
538
gesteld punt van het lid, om hetwelk de band is geslagen, wordt
een groote metalen plaat geplaatst, die de tweede pool vormt van
den stroom die den prikkel opwekt. De ontlading van den induc-
tiestroom veroorzaakt nu den spierschok; de beweging, die hier-
door aan het vlies van de eerste trommel wordt meegedeeld, wordt
door middel van de lucht naar een trommel met registreerenden
hefboom overgebracht, en zoo wordt de spierschok van den mensch
even goed als van eenig dier geregistreerd. Evenzoo kan men bij
den mensch een spier in tetanus brengen en dezen nauwkeurig regis-
treeren. Ook is op deze wijze het onderzoek naar den verloren
tjjd, naar de snelheid van overbrenging der zenuw werking, enz.
mogelijk gemaakt.
Wordt een dergelijk onderzoek ingesteld bij iemand, die aan
loodparalyso lijdt, dan zal men bijv. met volkomen juistheid
kunnen bepalen, welke spieren naast de verlamde gezond zijn
gebleven; ook kan men het langsaam terugkeeren van het con-
tractievermogen onder den invloed van de behandeling nagaan.
Ook voor het onderzoek op bevende spiéren is deze methode
zeer aan te bevelen.
Al deze onderzoekingen zijn nog zeer nieuw; maar in onze
dagen is de myografie een methode geworden, die voldoende
nauwkeurig en rijk genoeg is aan resultaten om van het gebied
van de zuivere proefneming overgebracht te worden op dat van
het klinisch onderzoek.
lie liartinyngraaf.
Voor het bestudeeren van de bewegingen der hartspier is het
van belang dezelfde myografische methode aan te wenden als voor
het onderzoek van de bewegingen der willekeurige spieren. De
toestel, die hiervoor kan gebruikt worden is dezelfde als die,
welke vroeger is aangegeven voor het onderzoeken van den hart-
slag bij kleine dieren. De massa der kamer wordt een weinig tusschcn
de beenen van de myografische tang samengedrukt; zoodoende
wordt de opzwelling van de hartspier waargenomen, zoodat dit
onderzoek geheel overeenkomt met het bestudeeren der spierzwel-
lingen op den mensch (pag. 231). Men kan hierbij het hart
-ocr page 547-
539
prikkelen door elektrische stroomen, die door de bcenen van de
tang geleid worden.
De myografische proeven, genomen op het hart van een kik-
vorsch in de natuurlijke ligging, hebben tot dit merkwaardig
resultaat geleid: dat het hart niet altijd op dezelfde wijze aan
de elektrische prikkelingen gehoorzaamt en dat de verschillende
wijzen, waarop het aan de prikkelingen gehoor geeft, afhankelijk
zijn van het oogenblik der hartsperiodc, waarop de prikkeling
plaats heeft. Reeds vroeger hebben wij bij do bespreking van
het achtereenvolgend registreeren op dit verschijnsel gewezen.
Dat het hart veel overeenkomst heeft met de andere spieren, wordt
Fig. 27\'J. Myogralisch onderzoek van het hart vau een kikvorsch. Stroomdraden
loopen uaar de beide becuen van de tang, wanrtusscheu het hart
is gevat; op deze wjjze wordt het hart geprikkeld.
bewezen door aan te toonen dat het intermitteerend en rhythmisch
karakter der systolen van dit orgaan geheel overeenkomt met de
achtereenvolgende schokken, die bij een contraheerende spier
plaats hebben; alleen onderscheiden zich de bewegingen van het
hart door den langeren duur der schokken (uitgezonderd bij den
schildpad en bij dieren in den winterslaap) en door den aanmer-
kelijken tijdduur, waardoor twee opvolgende hartbewegingen
gescheiden zijn. Door dit laatste worden de hartsystolen verhin-
derd om in tetanus of in voortdurende contractie over te gaan.
Men kan echter het naderen tot den tetanus bespeuren wan-
neer men op eenigerlei wijze den rhythmus der systolen versnelt.
Zoo kan men door verwarming den rhythmus van het hart ver-
-ocr page 548-
540
snellen, totdat het in een bijna volkomen tetanus overgaat. Deze
toestand komt geheel overeen met dien van een spier die al
sneller en sneller geprikkeld wordt.
Beschouwt men een schok van de hartspier op zich zelf, dan
bemerkt men een aanmerkelijk verschil in den duur van deze
beweging, naar gelang men den boezem of wel de kamer onder-
zoekt. Deze beide deelen van het hart bestaan uit spiervezelen,
die met verschillende funktiën bedeeld zijn.
De boezem geeft een snelle beweging van korten duur; de
beweging van de kamer daarentegen is geleidelijker en langsamer.
Om deze verschijnselen goed waar te nemen, moet men een
geïsoleerd hart nemen, dat zijn eigen bewegingen heeft verloren.
Men is in dat geval zeker dat elke systole, die zich alsdan voor-
doet, het gevolg is van de kunstmatige prikkeling die op het
orgaan werkt en men kan alzoo nauwkeurig den tijd bepalen,
die verloopt tusschcn de prikkeling en de reactie van de spier,
alsmede den duur en de phasen van de opgewekte beweging.
Deze proeven toonen de overeenkomst tusschen het hart en de
overige spieren op overtuigende wijze aan ; men vindt toch dat
volgens de algemeene wet de kamer, wier beweging langsamer
is dan die van den boezem; een verloren lijd vertoont (de tijd die
verloopt tnsschen het begin der prikkeling en het begin der be-
weging) , die grooter is dan die van den boezem. Insgelijks merkt
men bij alle spieren op dat de duur van den verloren tijd even-
redig is met den duur der spierwerking zelf.
Een geïsoleerd hart schijnt zijn gevoeligheid voor schokken,
prikken of andere traumatische werkingen zelfs dan nog te behou-
den , wanneer het niet meer op vrij sterke inductieslagen reageert.
Ook bemerkt men duidelijk de voortplanting van de spiergolf over
de vezels van de kamer, wanneer deze verzwakt is en nog slechts
langsame systolen vertoont. Aan dit verschijnsel heeft men se-
dert langen tijd den naam gegeven van peristaltische bewegingen
van het hart; het schijnt echter verkieselijk te zijn het met den
naam van voortplanting van de spiergolving te bestempelen, aange-
zien men daardoor de overeenkomst aanduidt van de golfbewe-
ging in de hartspier met die in de willekeurige spieren.
Om dit verschijnsel duidelijk waar te nemen, moet men wach-
ten totdat er geen spontane bewegingen meer van de kamer plaats
-ocr page 549-
541
hebben. Men prikkelt vervolgens dit orgaan bijv. dicht bij den
rechter rand; men kan alsdan het voortplanten van de aldus
opgewekte systole tot aan den linker rand der kamers volgen.
Deze overbrenging duurt van een halve tot een geheele sekonde.
Volgens Engelmann zou de voortplanting der beweging in de
hartspieren van de oene cel op de andere plaats hebben, zonder
dat het noodig is eenige zenuwwerking aan te nemen voor het
opwekken van deze bewegingen.
Hierdoor wordt op een nieuwe overeenkomst tusschen het hart
en de andere spieren gewezen. Men weet toch dat in de spiervezcl
de golf van punt tot punt voortgaat, zonder dat hierbij eenige
zenuw werking in het spel treedt, want deze voortplanting heeft
ook plaats bij een spier, wier zenuwen door curare gedood zijn.
■Slektrinclie prikkeling van liet kart terwijl dit zijne
spontane bewegingen volbrengt.
De borst van een kikvorsch wordt geopend, het hart tusschen
de beenen van de tang geplaatst en door inductieslagen geprik-
keld. Wanneer de stroom vrij zwak is , dan bemerkt men dat het
hart niet aan de prikkeling gehoorzaamt, wanneer deze plaats
heeft op het oogenblik van do systole, terwijl daarentegen het
hart des te spoediger en krachtiger op den prikkel reageert,
naar gelang deze in een meer gevorderde phase van de diastole
plaats vindt (voor bizonderheden betreffende de proef zie men
pag. 435). Het hart vertoont dus telkens een zekere periode van
weigering; het is van belang te onderzoeken in hoever-de duur
on de veranderingen van deze periode van verschillende invloeden
afhankeljjk zijn.
Invloed van de intensiteit der inductiestroomen op de prikkel-
baarheid van het hart.
De periode van weigering doet zich alleen voor bij inductie-
stroomen van geringe intensiteit; wordt deze vermeerderd, dan
verdwijnt zij. Het is moeilijk hiervoor de absolute sterkte der
inductiestroomen aan te geven; men kan na eenige oefening spoe-
dig de stroomsterkte zoodanig regelen, dat de periode van wei-
gering optreedt.
Invloed van de temperatuur op de prikkelbaarheid van het hart.
-ocr page 550-
542
Door verhooging van de inwendige temperatuur blijft de periode
van weigering uit en wordt de prikkelbaarheid van het hart ver-
meerderd. Fig. 280 geeft hiervan een voorbeeld. Ook hier bemerkt
men, terwijl de periode van weigering uitblijft, dat het verschil
in duur van den verloren tijd afhangt van de phase der harts-
periode, waarbij de prikkeling plaats heeft: de verloren tijd is
het grootst, wanneer de prikkel plaats heeft bij het begin der systole.
Hg. 280. Elektrische prikkeling vau eeu hart dat aan verwarming is blootgesteld.
De prikkeling heeft plaats op verschillende oogenblikken vau de hartsperiode.
Zoo heeft dan het verminderen van de prikkelbaarheid van het
hart en het toenemen van den verloren tijd onder de werking van
dezelfde invloeden plaats. Wordt een willekeurige spier met den
myograaf onderzocht, dan ziet men dat de amplitude der schokken
door vermoeidheid afneemt, terwijl in dat geval de duur der
schokken en ook die van den verloren tijd toeneemt. Hetzelfde
-ocr page 551-
543
neemt men waar bij het afkoelen der spier of bij vermindering
van intensiteit van de prikkeling. De bij het hart waargenomen
verschijnselen komen dus weer overeen met die, welke bij de
andere spieren worden aangetroffen.
Wanneer de elektrische prikkelingen niet van intensiteit ver-
anderen, dan kan men door afkoeling van het hart den verloren
tijd doen toenemen en de pariode van weigering doen optreden.
Dit leidt van zelf tot de vraag of de veranderingen in prikkel-
baarheid van het hart iu de verschillende oogenblikken der harts-
periode niet afhankelijk zijn van rhythmische veranderingen in zijn
temperatuur; uit een onderzoek van de temperatuur van het hart
door middel van tliermo-elektrische naalden is gebleken dat deze
rhythmische veranderingen in de temperatuur hoogst waarschijnlijk
bestaan, en dat de orde, waarin zij voorkomen, juist die is, zoo-
als bovengenoemde hypothese aangeeft.
Invloed van achtereenvolgende inductieslagen op de rhythmische
beweging van het hart.
Onder den invloed van snel herhaalde inductieslagen geraken
de gewone spieren in den toestand van tetanus; bij het hart
daarentegen worden de hartslagen versneld.
Gesteld dat het hart bij zijn eigen rhythmische beweging één-
maal in de sekonde klopt en dat men het blootstelt aan 10 induc-
tieslagen per sekonde, dan zal de snelheid der hartbeweging
slechts tweemaal of driemaal grooter worden. Een gewone spier
zou in deze omstandigheden minstens 10 contracties hebben ver-
richt.
Om een duidelijk begrip te geven van de wijze, waarop het
hart zich hierbij gedraagt, is in fig. 23 het aantal prikkelingen,
die op het hart worden uitgeoefend, tegelijk met het aantal der
verrichte systolen voorgesteld. Door een elektrischen seintoestel,
door welken de inductiestroom loopt, is het aantal prikkelingen
opgeschreven; elke bocht van de onderste kronkelende lijn ver-
tegenwoordigt een inductieslag.
Figuur 281 toont de uitkomsten van proeven aan, waarbij
inductiestroomen van onveranderlijke intensiteit, maar van ongelijke
snelheid, zijn aangewend; lijn 1 werd verkregen met 16 inductie-
slagen, lijn 2 met 14, en lijn 3 rnet 8 slagen in de sekonde. Men
merkt bij de drie lijnen op dat de snelheid der opgewekte systo-
-ocr page 552-
544
len nagenoeg dezelfde blijft. Terwijl aldus de snelheid Tan opvol-
ging van de hartslagen zeer weinig invloed ondervindt van die
van de prikkelingen, zal deze door een verandering in de kracht
Kig. 281. Prikkeling van het hart door inductieslagen; de lijn die onder elk tracé
voorkomt geeft door het aantal bochten het aantal inductieslagen aan.
van prikkeling wel gewijzigd worden. Hoe krachtiger de inductie-
slagen zijn, des te talrijker worden de systolen; zjj kunnen zelfs
nagenoeg in tetanus samenvallen. De lijnen van fig. 282 zijn met
inductieslagen van verschillende intensiteit verkregen lijn 1 met
Fig. 282. Prikkeling van het hart door inductieslagen van gelijke snelheid, maar
van ongelgke intensiteit. L\\ju 1, zwakke slagen. Lgn 2, sterke slagen.
zwakke, lijn 2 met sterke slagen, doch steeds van dezelfde
snelheid.
In deze twee typen treft men weer de overeenkomst aan met
-ocr page 553-
545
hetgeen in een gewone spier plaats heeft,
waarbij meer of minder snelle contracties
plaats vinden. Zoodra de schokken zeer
snel op elkaar gaan volgen, vallen zij
samen en de spier schijnt in een toestand
van voortdurende contractie te zijn. Ter-
wijl in lijn 2 het samenvallen der systolen
duidelijker uitkomt, is in lijn 1 het aantal
systolen grooter.
Om hot verschijnsel meer sprekend
voor to stellen, zijn in fig. 283dehart-
bewegingen afgebeeld die ontstaan door
inductiestroomen van onveranderlijke
snelheid maar van veranderlijke inten-
siteit. Om deze stroomen voort te bren-
gen werd de kern van den inductieklos
langsamerhand in den klos geschoven en
weer daaruit teruggetrokken. Men ziet dat
van a tot b (terwijl de stroomsterkte toe-
nam) het aantal systolen is toegenomen;
van b tot c (terwijl de stroomsterkte af-
nam) zijn de systolen in aantal verminderd.
Bij het toenemen der stroomsterkte
blijft echter het aantal der opgewekte
systolen ver beneden dat der prikke-
lingen. In e vertoont het hart een lange
periode van rust, gewoonlijk langer dan
die, welke op een enkele prikkeling volgt.
Deze bizonderheden, waardoor het hart
zich van de andere spieren onderscheidt,
zijn alleen hieraan toe te schrijven, dat
het hart telkens een periode van wei-
gering vertoont, en dat deze periode
samenvalt met de systole der kamers.
Deze hypothese verklaart de onregel-
matigheid, welke reeds doorBowDiTCH 1)
I) Arbeiten mis der pliysiologiachea Anstult xu
Leipzig 1872.
-ocr page 554-
546
was opgemerkt, waarmede de door prikkelingen opgewekte systo-
len plaats hebben; zij verklaart tevens waarom de contracties
van het hart, bij zijn onvolkomen tetanus, in aantal beneden het
aantal der inductieslagen blijven Daar toch de inductieslngon
alleen dan een systole kunnen opwekken wanneer het hart prik-
kelbaar is, zal een verandering in de frequentie der prikkelingen,
waardoor de periode van weigering niet wordt gewijzigd, geen
merkbare verandering in de frequentie der systolen teweeg kunnen
brengen; maar wel zal deze verandering plaats grijpen, wanneer
de stroomsterkte toeneemt, daar alsdan de periode van weigering
korter wordt; bij een voldoende stroomsterkte kan zelfs deze
periode geheel verdwijnen. Zoodoende zal dus in dit geval het
aantal prikkelingen, die zonder uitwerking blijven, steeds minder
worden. Aangezien ook bij een hart, dat aan verwarming is
blootgesteld, de periode van weigering afneemt, is het gemakke-
lijk te begrijpen dat een verwarmd hart gemakkelijker te tetani-
seercn is, dan een hart dat aan afkoeling is blootgesteld.
Invloed van de stroomen eener batterij op de hartbewegingen.
De stroomen eener batterij kunnen op twee verschillende manie-
ren worden aangewend: als korte prikkelingen, overeenkomstig
met die, welke de inductiestroomen geven; of als prikkelingen
van langen duur, zoogenaamde constante stroomen.
Om het hart van een kikvorsch te prikkelen door stroomen,
waarvan men het begin en hel ophouden, even als bij de vorige
proeven, wil registreeren, gaat men op de volgende manier te werk.
De stroom loopt door den reeds vroeger beschreven seintocstel
en wordt gesloten door een sleutel van du Bois-Reymond Van
dezen sleutel loopt een stroomdraad naar het hart van den kik-
vorsch, zoodat dit, wanneer de sleutel geopend is, een deel van
de hoofdgeleiding uitmaakt. Wordt nu de sleutel neergedrukt,
dan loopt door. het hart geen stroom, aangezien de weerstand
van de weefsels van het hart oneindig groot kan geacht worden
met betrekking tot den weerstand van den metalen sleutel; in
dit geval loopt de stroom door den seintoestel en de stift neemt
den laagsten stand in. Zoodra de sleutel wordt geopend, loopt de
stroom door het hart, maar door don weerstand van het hart
wordt nu de stroom zoo verzwakt, dat do seintoestel zijn mag-
neetkracht verliest, even alsof de stroom verbroken was. De stift
-ocr page 555-
547
gaat nu naar boven en blijft in dien stand totdat de sleutel op
nieuw gesloten wordt en de stroom niet meer door het hart loopt.
Blijft de sleutel slechts gedurende £e seconde geopend, dan
gedraagt zich het hart als bij de inductieslagon. Figuur 284 toont
Kig. 284. Prikkeling van het hart ran een kikvorsen door korte stroomen eener
batterij, aangewend in versehillsnde oogcnblikken der hartsporiodc.
eenige prikkelingen, die verkregen zijn met korte doorgangen
van den stroom van één element van Daniell van groote af-
meting. Men zal nu bemerken dat de periode van weigering
uitblijft en dat de verloren tijd in de verschillende gevallen bijna
-ocr page 556-
548
altijd even groot is. Dit is nu niet toe te schrijven aan een
bizondere werking van den stroom eener batterij op het hart,
maar alleen een gevolg van de groote intensiteit van den stroom.
Wordt deze verminderd, dan treden alle verschijnselen, die vroe-
ger bij de inductiestroomen werden gevonden, weer op.
Is de stroom constant en afgebroken, dan werkt hjj als induc-
tiestroomen, die elkaar snel opvolgen, en brengt een moer of
minder volmaakten tetanus teweeg, al naargelang de sterkte
van den stroom is.
De periode van weigering vertoont zich ook hier, wanneer
namelijk de constante stroom op het oogenblik der systole het
hait prikkelt.
Ook de uitkomsten van deze proeven toonen dus op overtui-
gende wijze aan dat het hart in alle opzichten een duidelijke
overeenkomst vertoont met de andere spieren, uitgezonderd in één
punt: dat het op het oogenblik van den schok, dat overeenkomt
met de periode van samentrekking, minder gevoelig is voor
elektrische prikkelingen.
Nu blijft echter nog de vraag te beantwoorden, of het wel
• zeker is dat de spieren van het organisme niet een phase van
mindere prikkelbaarheid vertoonen. De juiste beantwoording dezer
vraag, van zooveel belang voor de physiologie, blijft den phy-
siologen zeer aanbevolen. 1)
Gevolgtrekkingen. De gevoeligheid van het hart voor prikkeling
is in de verschillende oogenblikken van een hartsperiode ongelijk.
Door een enkele krachtige prikkeling wordt altijd een systole
opgewekt; is de prikkeling zwak, dan zal het hart hieraan slechts
in sommige oogenblikken gehoor geven.
Bij elke hartsperiode vertoont het hart een periode van weigering;
deze valt samen met het begin van de systole der kamers. De
duur van deze periode is veranderlijk en hangt af van de inten-
siteit der prikkeling en van de omstandigheden, waarin zich het
hart bevindt.
1) Door Bouoet te Parijs zijn proereu genomen, waarvan hij de uitkomsten nog
niet heeft gepubliceerd, maar waarnit hij besluit dat wanneer twee prikkelingen, die
op een spier worden uitgeoeféud, te snel op elkaar volgen, alsdan de tweede prikke-
ling niet de totale uitwerking van de eerste heeft.
-ocr page 557-
549
Bij geringe intensiteit der prikkeling duurt de periode van wei-
gering minstens even lang als de systole; bij vermeerdering van
intensiteit wordt de duur dezer periode kleiner tot zij ten laatste
verdwijnt.
Door warmte kan de periode van weigering verkort worden
en zelfs geheel verdwijnen, terwijl door koude de duur toeneemt.
Door de kunstmatig opgewekte systolen wordt de rhythmische
beweging van het hart niet merkbaar veranderd; de buitengewone
arbeid, dien het hart alsdan verricht, weegt" op tegen een langere
periode van rust. Hierin is een nieuw bewijs gelegen dat het hart
streeft naar onveranderlijkheid van arbeidsvermogen.
Een opgewekte systole zal des te kleiner amplitude hebben,
naarmate zij spoediger de voorafgaande willekeurige systole volgt.
De verloren tijd van een opgewekte systole is des te korter,
naarmate het oogenblik van de prikkeling, die haar deed ontstaan,
verder van de voorafgaande willekeurige systole is verwijderd.
Wordt het hart door eenige opvolgende zwakke inductieslagen
geprikkeld, dan zullen de meeste dier prikkelingen het hart
ongevoelig vinden; door de snelheid van opvolging dezer induc-
tieslagen te vermeerderen, wordt de snelheid van opvolging der
systolen nagenoeg niet veranderd.
Door de intensiteit der inductieslagen te vermeerderen zonder
de snelheid van opvolging te veranderen, wordt de duur dei-
periode van weigering korter en nadert het aantal der systolen
meer tot dat der prikkelingen, zoodat bij krachtige inductieslagen,
die elkaar snel genoeg opvolgen, het hart geheel in tetanus wordt
gebracht
Snel afgebroken stroomen van een batterij hebben dezelfde uit-
werking als inductiestroomen.
De constante stroom van een batterij werkt bij geringe inten-
siteit als een reeks van onafgebroken prikkelingen en versnelt
alleen de rhythmische beweging van het hart een weinig. Door
een sterken stroom wordt de rhythmische beweging meer versneld
en kan het hart in tetanus gebracht worden.
Ook de andere spieren zullen op een dergelijke wijze aan een
myografisch onderzoek moeten onderworpen worden; belangrijke
toepassingen zijn daarvan voor de geneeskunde te verwachten.
Legros en Onimus hebben reeds enkele myografische proeven
-ocr page 558-
550
genomen op het spijsverteeringskanaal. FRANgois Franck heeft
het tijdsverloop bepaald tusschen de oogenblikken waarop een
prikkeling en de daarop volgende vernauwing der bloedvaten plaats
vindt; wij zullen hierop later terugkomen.
ZESDE HOOFDSTUK.
PNEUMOGRAFIE.
Het grafisch bestudeeren van do ademhalingsbewegingen. Vierordt en Ludwig. —
Aanwending der werktuigen ; beteekenis der tracés. — Pneumograaf met luchttrans-
port. — Lijnen van da thoraxbewegingen. — Verband tusschen de thoraxbewegingen
en de abdominale bewegingen. — Verband tusschen de ademhalingsbewegingen en
de beweging van de in- en uitgeademde lucht. — Grafische bepaling van de volu-
mina der in- en uitgeademde lucht. — Frequentie en rhythmus van de ademhaling
in normalen toestand. — Invloeden die het karakter der ademhaling wijzigen; invloed
van een vernauwing der respiratiewegen; beletselen gesteld aan de luchtbeweging
bij de inspiratie of bij de expiratie.
Het grafisch bestudeeren van de ademliallngsbeweg\'lnRen
en van de invloeden waardoor deze gewijzigd worden.
Kort nadat de uitkomsten van het grafisch onderzoek van den
pols door Vierordt waren bekend gemaakt (1855), verscheen
een werk van Vierordt en Ludwig over de ademhalingsbewe-
gingen. 1) Voor het onderzoeken der ademhalingsbowegingen
gebruikten beide physiologen den sphygmograaf van Vikrordt.
De dieren of de menschen, waarop de proeven werden genomen,
moesten hierbij op den rug liggen; de knop van den sphygmo-
graaf, die bij het onderzoeken van den pols op het bloedvat
rust, steunde op het borstbeen; de lijn der ademhalingsbewegin-
gen werd door den langen arm van den sphygmograaf op den
cilinder van een kymografion getraceerd. Uit deze lijn werd de
snelheid der ademhalingen afgeleid; daartoe werd het aantal der
ademhalingen geteld voor een bekenden en altijd even grooten
tijdduur, bijv. voor een geheelen omgang van den cilinder.
1) Vikrordt en Ludwig. Beilrage zur Lehre von den Athembewegungen. (Arch.
für phvsiologische Heükande, 1855 t, XIV, p. 253),
-ocr page 559-
551
Ook werd nauwkeurig de duur der inndcniingen, der uitade-
mingen en van het tijdsverloop daartusschen bepaald; daartoe
projecteerde men do kromme lijn op do as der abseissen, d. w. z.
op do horizontale lijn, die den omtrek van den cilinder voorstelt.
Uit de projectie van de kromme op de ordinaten-as leidde men
de amplitude der bewegingen af. Ook trachtten deze physiologen
de vitale capaciteit van do long te bepalen. Daartoe werd de
cilinder stilgehouden gedurende den tijd, dat een diepe inademing
en een zooveel mogelijk volledige uitademing plaats had; do
hefboom van den sphygmograaf traceerde alsdan een grooten
cirkelboog. Door de uiteinden van dezen boog werden twee hori-
zontale en dus evenwijdige lijnen getrokken, wier afstand de
maat voor de vitale capaciteit in grafischen vorm aangaf. Waren
deze merkteekenen eenmaal vastgesteld, dan kon men bij een
ademhalingstracé nagaan in hoever de borst, terwijl zij met lucht
gevuld werd of wel deze uitdreef, tot de grenzen der vitale capa-
citeit naderde.
Ook trachtten Vjerordt en Ludwig de betrekking te bepalen
die bestaat tusschen de amplitude van een adcmhalingslijn en de
hoeveelheid lucht, welke op het oogenblik van de ademhaling.in
beweging wordt gebracht. Zij gebruikten daartoe den spirometer
en leidden uit hunno waarnemingen af dat de hoogte der lijnen
nagenoeg evenredig is met de hoeveelheid ingeademde lucht.
Door eindelijk de amplitude en do frequentie der adcmhalings-
bewegingen te vergelijken, kwamen zij tot de gevolgtrekking dat
de borst zich des te minder uitzet naarmate de ademhaling meer
frequent is.
Deze zijn de voornaamste gevolgtrekkingen waartoe de arbeid der
beide Duitscho physiologen geleid heeft; hunne overige bepalingen
kunnen hoogstens dienen tot het afleiden van gemiddelde waarden,
die echter van weinig belang zijn, aangezien zij op geen enkel
bizonder geval van toepassing zijn. Inderdaad bestaat er geen
standvastige betrekking tusschen den duur der expiraties en inspi-
raties en wanneer men ook over \'t algemeen kan aannemen dat
de tijd van inspiratie het kortst is, kan de verhouding van den
duur van in- en uitademing door sommige invloeden weer geheel
omgekeerd worden.
-ocr page 560-
552
Aan wending fier werktuigen | beteekenis der tracés.
Het werktuig, dat als pneumograaf het meest is aan te bevelen,
is in fig. 285 afgebeeld; reeds vroeger gaven wij daarvan een
Fig. 285. De pneumograaf.
beschrijving 1) (pag. 233); de werking begint wanneer men de
schroef V in verbinding stelt met de stang, die op de trommel
werkt; de werking houdt op wanneer men de schroef oplicht.
Om de beteekenis van deze lijnen goed te begrijpen volgen wij
in gedachte de verschillende bewegingen, die door de verschil-
lende deelen van den toestel gedurende de ademhaling worden
uitgevoerd. Gedurende de inspiratie zet de borst zich uit, de band
zal langer worden in de punten, waarin hij veerkrachtig is, d.
w. z.: hij zal de armen van den toestel doen uitwijken; deze
toestel zuigt door de buis de lucht van de registreerende trommel
op; het vlies van deze trommel daalt dus en de daarop rustende
1) * Door Marky is ook een pneumograaf samengesteld, waarbij alle naar buiten
uitstekende deelen zijn vermeden en die gemakkelijk onder de kleederen kan worden ,
aangebracht. Overigens geeft dit werktuig dezelfde tracés als het bovengenoemde. *
-ocr page 561-
553
hefboom insgelijks. — Gedurende de expiratie vermindert de
omvang der borst, het vlies van de trommel van den pneumo-
graaf wordt naar binnen gedrukt; dat van de registreerende trom-
mel wijkt naar buiten en licht de hefboom op. Elke stijging in
de lijn wijst dus op een expiratie, elke daling op een inspiratie.
De tracés worden van de linker naar de rechter zijde gelezen.
Men kan hierbij op een zelfden cilinder met verschillende hef-
boomen schrijven, waarvan elke in verbinding staat met een
afzonderlijken pneumograaf. Hierdoor is men in staat de bewe-
gingen van den thorax en die van het onderlijf ten opzichte van
vorm en synchronisnie met elkaar te vergelijken. Ook kan men
tegelijkertijd de ademhalingsbewegingen en het kloppen van het
hart registreeren.
Om den duur der geregistreerde verschijnselen nauwkeurig te
bepalen, laat men door een elektrischen toestel de sekonden op
het papier opteekenen; deze voorzorg is overbodig, wanneer men
de omwentelingssnelheid van den cilinder heeft bepaald. Deze
proeven worden verder zoo ingericht, dat de persoon, op wien de
proef genomen wordt, niet op den rug behoeft te liggen, zooals
bij de proeven van Lüdwig en Vierordt. Ook kan nu de expe-
rimentator proeven nemen op zich zelf, hetgeen een groot voordeel
is. Voor \'t overige was de toestel van Vierordt geheel vrij van
gebreken; alleen was hij moeilijk aan te wenden.
In fig. 286 zijn tracés van ademhalingsbewegingen voorge-
steld met aanwijzing van den duur en van de amplituden, als-
mede van de frequentie der hartslagen: de twee bovenste lijnen
wijzen de ademhalingsbewegingen aan, T de bewegingen van de
borstkas, A de bewegingen van het onderlijf (abdominale bewe-
gingen). C wijst de hartslagen aan, terwijl S getraceerd is dooi-
den toestel, die de sekonden aangeeft. De duur van een sekonde
wordt aangeduid door de lengte van een halven centimeter.
Men merkt in de figuur bij de lijnen, die de periode van uit-
ademing aanwijzen, een tal van kronkelingen op. Deze ontstaan
door de schommelende beweging, welke de hartslagen teweeg-
brengen in de wanden van de borstkas en van het onderlijf
Wij zullen nu de bizonderheden van elk dezer lijnen nader
beschouwen.
-ocr page 562-
554
> rj
•II
e
.O
-ocr page 563-
555
■\'■Ju VBO (Ie thoraxbewegillgen.
Om den duur van inspiratie en van expiratie bij een adcm-
halingscurvo te bepalen, kan men aldus te werk gaan.
Volgens hetgeen zoo even is gezegd, wordt elke inspiratie door
een dalende, elke expiratie door een klimmende lijn aangewezen.
De eerste inspiratie van de lijn T heeft dus plaats van het begin
tot aan het punt A; de eerste expiratie heeft plaats van A tot E.
Men plaatst nu op een der horizontale lijnen merkteekens juist,
onder de punten, die de afscheiding tusschen de inspiraties en
expiraties aangeven. Onder het einde van elke expiratie, dus
onder het hoogste punt van elke lijn plaatst men een kruisje,
onder het laagste punt een streepje. Yolgt men de figuur van
links naar rechts, dan stelt de afstand tusschen een streepje en
een volgend kruisje den duur van een expiratie, die van een
kruisje tot een volgend streepje den duur van een inspiratie voor.
Men kan dus den duur van elk dezer perioden bepalen naar het
aantal millimeters, die zij bevatten. Om den gemiddelden duur
van elke ademhalingsperiode te vinden, zet men op een verdeelde
lijn al de lengten naast elkaar af die met de inspiraties overeen-
komen, en indien nu een geheel aantal respiraties in de lijn be-
vat is, behoeft men de gevonden lengte slechts van 30 cM. (een
lengte die overeenkomt met een minuut) af te trekken, om den
duur der expiraties te vinden. Deelt men nu den gevonden tijd
door het aantal ademhalingen en zet men deze deeling tot in
twee decimalen voort, dan krijgt men den gemiddelden duur der
ademhaling met een voldoende nauwkeurigheid.
Rhythmus der ademhaling. — De inspiratie en de expiratie
maken de twee natuurlijke verdeelingen van de ademhalingsbe-
weging uit. Volgens sommigen zou na elke phase van de adem-
halingsbeweging een phase van rust intreden, en wel de langste
na de inspiratie. Dit is echter onjuist; schijnt ook al bij het einde
der inspiratie de beweging der borst een oogenblik stil te staan,
zoo is toch de onbewegelijkheid der thoraxwanden nooit volkomen.
Trouwens men bemerkt in de tracés nergens een horizontaal lijntje,
maar alleen een vertraging bij het klimmen der lijn.
De amplitude der beweging wordt blijkbaar bepaald door de
-ocr page 564-
556
vertikale hoogte der inspiratie of der expiratie; deze amplituden
zijn niet altijd even groot voor elke respiratie, maar die ongelijk-
heid verdwijnt na verloop van eenige oogenblikken; was dit niet
het geval, dan zou de geheele lijn stijgen of dalen.
De amplitude van een ademhalingstracé kan onder verschillende
invloeden, onafhankelijk van de kracht der ademhalingsbewegin-
gen, veranderen, zooals bijv. tengevolge van de wijze waarop de
band van den pneumograaf wordt bevestigd, van zijn meerdere
of mindere spanning, van de gevoeligheid van den toestel met
hefboom, enz. Is echter eenmaal de toestel bevestigd, dan blijft
de amplitude bij een geregelde ademhaling even groot, en ver-
andert alleen, wanneer de ademshalingsbewegingen zelf veran-
deren. Door het onderling vergelijken van de verschillende
amplituden van de kronkelingen van een tracé kan men de ver-
schillende bewegingen met elkaar vergelijken, waardoor het
tracé is ontstaan. De amplitude van zulk een lijn geeft echter
niets volstrekts aan, zoolang men niet proefondervindelijk de hoe-
veelheid lucht heeft bepaald, die bij een ademhaling in beweging
is gebracht.
Verband tussclien tle tlioraxbewegingen en «Ie
abdominale beweging-en.
Een der eerste vragen, die zich bij het grafisch onderzoek der
ademhalingsbewegingen voordoen, is deze: in welk punt moet de
band van den pneumograaf aangebracht worden ? is het onver-
schillig of men dien op de borstkas of op het onderlijf aanbrengt?
Deze vraag wordt direkt beantwoord, wanneer men gelijktijdig
met twee gelijke toestellen de thoraxbewegingen en de abdominale
bewegingen registreert; de beide tracés zijn dan nagenoeg even-
wijdig en vertoonen alleen een verschil in amplitude, dus in
intensiteit der beweging (zie fig. 286). Had men de gevoeligheid
van den toestel, die hier de abdominale bewegingen opschrijft,
eenigszins verminderd, dan zou men twee volkomen congruente
tracés hebben verkregen. 1)
l) Men verandert de gevoeligheid van het werktuig, dus ook de amplitude van het
tracé, door de trommel met het stuk dat den hefboom oplicht, iets voorwaarts of
-ocr page 565-
557
In abnormalen toestand dor ademhaling behoeven deze twee
tracés niet parallel te zijn; in den normalen toestand echter zijn
zjj steeds evenwjjdig. 1)
Daaruit volgt dat het onverschillig is in welk punt men den band
van den pneumograaf bevestigt; alleen moet men zorg dragen,
om do bewegingen gemakkelijk te kunnen registreeren, dat men
het punt zoodanig kiest, dat de bewegingen niet te sterk en niet
te zwak zijn.
Verband tiiNMClieii <l<- ademhal ing-Nhevt\'«gingen i-ii il<-
beweging\' van <!«• in- en nitirenileiiMle lnclit.
Hiertoe wordt gelijktijdig mot het tracé der ademhalingsbewe-
ging een ander tracé opgevangen, dat de hoeveelheden lucht aan-
geeft die de borst elk oogenblik opneemt en uitdrijft. Daartoe
neemt men een bak, van ongeveer twee liters inhoud, waaraan
twee buizen zijn aangebracht; de wijdste van die buizen wordt
voor den mond geplaatst, om daardoor te ademen; de nauwste
is verbonden met een trommel met hefboom.
Bij elke inspiratie wordt de lucht in den bak verdund, waar-
door de hefboom van de registreerende trommel daalt; bjj elke
expiratie wordt de lucht samengedrukt en de hefboom stijgt.
Regelt men de gevoeligheid der registreerwerktuigen zoodanig,
dat zij tracés geven met gelijke amplituden , dan bespeurt men dat
men weer volkomen gelijke tracés verkrijgt. Hieruit volgt dat de
uitwendige ademhalingsbewegingen een intensiteit hebben, even-
redig met de hoeveelheden lucht, die de borst ieder oogenblik
opneemt of uitdrijft. 2)
achterwaarts te verschuiven, zoodat het aangrijpingspunt van de kracht, die op den
hefboom werkt, meer of minder dicht bij de draaüngs-as van den hefboom valt.
1)   De zonderlinge afwisselingen van de gemeten drukkingen in den thorax en in
het onderlijf, door Lucuni gevonden, zijn hoogst waarschijnlijk aan een gebrek van
de door hem gebezigde toestellen toe te schrijven.
2)   Het overbrengen van deze luchtbewegingen uit den bak naar den hefhoom met
trommel geschiedt zoo nauwkeurig en oogenblikkelijk, dat elke golving in de lijn der
thoraxbewcgingen gepaard gaat met een gelijktijdige golving in het tracé der luchtbe-
wegingen. Alleen zijn hiervan uitgezonderd de kleine kronkelingen, die in het tracé
van de thoraxbewegingen door de hartslagen worden teweeggebracht.
-ocr page 566-
558
Deze overeenkomst tusschen beide tracés is alleen volkomen bij
een geheel vrije ademhaling; zal de hoeveelheid lucht, die in de
borstkas treedt of daaruit verdreven wordt, in direkte betrekking
staan met de uitgeoefende spierwerking, dan moet de doorgang
voor de lucht zoo -ruim zijn, dat zij nagenoeg geen weerstand
daardoor ondervindt. Wanneer bijv. bij een sterke expiratie de
lucht geen gemakkelijken uitweg vindt, dan wordt zjj in de long
samengedrukt en vermindert in volume, waardoor de borstkas
zich meer kan samentrekken dan het volume uitgeademJo lucht
toelaat. Omgekeerd zal bij een krachtige inspiratie de borst zich
kunnen uitzetten, wanneer de lucht, die in de long bevat is, ver-
dund wordt.
Wordt de doorgang van de lucht zoo moeilijk mogelijk gemaakt
en stellen wij, om hot verschijnsel duidelijker te maken, dat de
luchtwegen geheel gesloten zijn; dan kan de borst nog eenige
bewegingen van uitzetting of samentrekking verrichten, maar deze
hebben geen andere uitwerking dan het verdunnen of het ver-
dichten van de daarin bevatte lucht. De holte der borstkas ver-
toont nu in deze omstandigheden een merkbaar verschil met de
holten van het hart; want deze laatste werken bij hunne systolen
en diastolen op een onsamendrukbare vloeistof, die zich ook niet
kan uitzetten, zoodat de volumeverandering van het hart altijd
gepaard gaat met een werkelijke vermeerdering of vermindering
van zijn inhoud; terwijl bij de ademhalingswerking de thoraxbe-
wegingen op een uiterst samendrukbare stof werken.
In fig. 287 is het tracé der thoraxbewegingen bij het ademen
Fig. 287. Lijn der thoiaxbenegiugen verkregen bij het ademen door een nauwe buis.
door een nauwe buis voorgesteld. Eerst bemerkt men een plot-
selinge stijging, waardoor wordt aangeduid dat de vernauwing
van den thorax heeft plaats gehad door de lucht samen te druk-
ken, die in de long is bevat; daarna heeft de stijging langsaam
-ocr page 567-
559
plaats, waardoor .wordt uitgedrukt dat elke nieuwe samentrek-
king onmogelijk is, tenzij er lucht uit de buis treedt, hetgeen slechts
zeer langsaam plaats heeft.
Dj snelle daling der lijn van af het hoogste punt betcekent
dat de lucht in de long verdund wordt door de inspiratiekrachten :
daarna zet de daling zich langsaam voort, tengevolge van den
doorgang van de lucht, die door de buis wordt ingeademd.
füraflnclie bepaling van ili- vol umi na «Ier in- en
uitgeademde lucht.
Om het volume der in- en uitgeademde lucht te bepalen, is
het voldoende de hoeveelheid lucht te kennen, die, in het hier-
boven beschreven reservoir samengeperst, een stijging van den
hefboom veroorzaakt gelijk aan die, welke in het tracé voor-
komt. Hiertoe wordt het reservoir door een buis verbonden
met den klokspirometer van Hütchinson; men drukt nu op de
klok, totdat de uitgedreven lucht den registreerenden hefboom
tot aan het hoogste punt van het tracé heeft opgelicht; men
toekent op dat oogenblik op de verdeelde klok den stand van
den waterspiegel op ; heft daarna de klok op, totdat de hefboom een
stand heeft ingenomen overeenkomende met het laagste punt van
het tracé, en teekent nu den stand van den waterspiegel op nieuw
op; alsdan is het volume, dat van het reservoir in de klok is
overgegaan, gemakkelijk te berekenen.
Dit volume lucht is gelijk aan dat, wat bij de expiratie uit de
long is verdreven. Wij hebben echter vroeger gezegd dat het
tracé van de thoraxbewegingen evensvjjdig is mot het tracé van de
luchtbewegingen; zoodat men uit het tracé der thoraxbewegingen
het volume lucht kan afleiden, dat in een zekeren tijd in bewe-
ging is gebracht, wanneer men eenmaal het volume lucht hoeft
bepaald, dat met een der geregistreerde ademtochten overeenkomt. 1)
1) Op deze methode is aan te merken dat de temperatuur van de lucht, die bij
de ademhaling in beweging wordt gebracht, van invloed kan zijn op deze bepalingen,
daar de lucht in de long en in het reservoir ongelijke temperaturen bezitten. De erva-
ring bewijst echter dat deze invloed nagenoeg nul is. Werd de lucht in het reservoir
na eenige ademhalingen merkbaar verwnrmd, dan zon het geheelc tracé der luchtbe-
wegingen lang8amerhand stijgen; dit stijgen nu heeft in zoo geringe mate plaats, dat
men het zonder bezwaar buiten rekening kan laten
-ocr page 568-
560
Bij een geregelde ademhaling is het voor het bepalen van de in
een zekeren tijd in beweging gebrachte lucht voldoende, dat men
de luchthoeveelheid van een enkele respiratie vermenigvuldigt
met het aantal respiraties, die in dien tijd hebben plaatsgehad.
Frequentie en rliythmus van ile ademliiilin-; In
normalen toealmul.
Een tal van invloeden kunnen de ademhalingsbewegingen wij-
zigen; het is hiermede gesteld als met den bloedsomloop: door
de houding, de spier werking, de temperatuur, het opnemen van
spijzen, enz. kunnen beide funktiën zeer gewjjzigd worden.
Voor de ademhaling voegt zich nog de wil bij bovengenoemde
oorzaken van verandering, daar wij ten behoeve van het spreken of
van een spierbeweging de bewegingen van de borstkas gedurende
cenigen tijd naar willekeur kunnen wijzigen of zelfs kunnen ophef-
fen. Deze storende oorzaken zouden voor het grafische onderzoek
zeer lastig zijn, indien men ze niet nagenoeg geheel buiten
werking kon doen blijven. Daartoe is het voldoende zijn aandacht
af te wenden van het tracé, dat op automatische wijze ontstaat,
en\'zich met iets anders bezig te houden waarbij een zekere op-
lettendheid vereischt wordt, bijv. met lezen. Juist om deze reden
geven de zieken, die pneumografisch onderzocht worden, gewoon-
lijk valsche tracés; verkeeren zij in een zekeren toestand van
krachteloosheid of onvermogen , dan kan men over \'t algemeen
tracés verkrijgen, die den waren toestand der ademhaling aangeven.
Van de willekeurige werkingen, die van invloed zijn op de
ademhaling, dient in de eerste plaats het hardop lezen vermeld
te worden. Iemand die hardop leest, vult zijn borst zoo spoedig
mogelijk met lucht en drijft die lucht zoo langsaam mogelijk uit.
Daardoor ontstaat een belangrijke wijziging in den rhythmus der
ademhaling; de inspiratie duurt veel korter en de expiratie veel
langer dan in den normalen toestand; nemen wij als normaal type
100 inspiraties op 200 expiraties, dan heeft men bjj het hardop
lezen 40 inspiraties op 200 expiraties. Ook hét zingen verandert don
rhythmus der ademhaling sterk: 18 inspiraties op 282 expiraties.
Men kan de ademhaling gedurende een zekeren tijd staken; de
inspiratie 80 tot 40 sekonden, de expiratie 25 tot 30 sekoiiden;
ook kan men de beweging versnellen tot 120 respiraties in de minuut.
-ocr page 569-
561
Draagt men zorg dat dergelijke werkingen worden vermeden,
die, daar zij afhankelijk van den wil, den rhythmus der ademha-
ling zoozeer kunnen wijzigen, dan krijgt men een volkomen regel-
matig ademhaling8tracé. Verdeelt men zulk een tracé, dat bjjv.
de ademhaling gedurende een of twee minuten voorstelt, in twee
gelijke deelen, dan ziet men dat de twee helften juist een gelijk
aantal respiraties vertoonen en dat de betrekkelijke duur der inspi-
raties en expiraties in heide helften even groot is. Men zou zich
zelfs verwonderen over de treffende overeenstemming, die men uit
een vergelijking van zulke tracés opmerkt, wanneer men niet in
de bewegingen van het hart een tal van voorbeelden aantrof,
waaruit de regelmatigheid van een funktie van het organisch leven
duidelijk aan het licht komt.
Invloeden die liet karakter van de ademhaling wijzigen.
A. Invloed van de nauwheid der ademhalingswegen. — Regis-
treert men de bewegingen die zich bij de vrije ademhaling met
den mond half open voordoen, en die, welke plaats hebben
wanneer men uitsluitend door een buis ademt, die meer of minder
nauw is, dan ziet men dat het tweede tracé van het eerste ver-
schilt in frequentie, amplitude en rhythmus. Hoe nauwer de buis
is, des te sterker wordt het verschil tusschen de beide tracés.
In fig. 288 is de lijn A verkregen bij normale ademhaling; het
tracé O is verkregen bij de ademhaling door een nauwe buis.
Wij zullen nu de verschillen tusschen beide tracés nagaan.
Frequentie. — De nauwheid der ademhalingswegen vermindert
de frequentie der ademhaling.
Deze vertraging in de ademhaling, veroorzaakt door den weer-
stand, die aan de lucht bij haar doortocht geboden wordt, stemt
overeen met die welke wij vroeger hebben opgemerkt bij de be-
weging van het hart, toen wij hebben aangetoond dat de bewe-
gingen van het hart langsamer worden, wanneer het bloed, dat
uit het hart stroomt, eenig beletsel ontmoet. Dit is niet het eenige
punt van overeenstemming tusschen den bloedsomloop en de adem-
haling, twee funktiën, die zoo nauw met elkaar zijn verbonden
en die onophoudelijk op elkaar werken.
Amplitude. — De amplitude van de ademhaling vermeerdert
36
-ocr page 570-
562
a
■ë
-ocr page 571-
563
onder den invloed van een beletsel dat aan den doorgang van
de lucht is gesteld.
Wij merken dus een zekere compensatie op tusschen de ver-
minderde frequentie en vermeerderde amplitude, zoodat de adem-
haling zoo weinig mogelijk ljjdt onder het beletsel, dat aan den
doortocht van de lucht is gesteld. Hieruit vloeit een nagenoeg
onveranderlijk bedrag der luchthoeveelheden voort, die in een
bepaalden tijd in beweging worden gebracht, zoodat de bloedbc-
reiding nagenoeg onveranderd plaats heeft; hierin zien wij weer
een nieuw punt van overeenkomst met de werking van het hart,
welks systolen in \'t algemeen met des te sterker golven optreden
naarmate zij zeldzamer zijn.
De compensatie van de mindere frequentie door de grootere
amplitude der respiraties is in geenen deele constant; een buiten-
gewone vernauwing der ademshalingswegen heeft een belemmering
en een benauwheid tengevolge, die iedereen wel bekend is, en
die zich in een duidelijke vermindering van de bloedbereiding
openbaart, hetgeen bewijst dat op dit oogenblik een niet voldoende
hoeveelheid lucht in de longen dringt.
Rhythmus. — Tengevolge van een vernauwing van den lucht-
weg verandert de verhouding van den duur der inspiratie en
dien der expiratie; de duur van de eerste wordt langer.
B. Invloed van een beletsel dat aan den doortocht der lucht
gesteld wordt bij de inspiratie of bij de expiratie.
— Oai deze
uitwerking na te gaan kan men zich bedienen van een koperen
buis van twaalf millimeters middellijn en tien centimeters lang,
dus wijd genoeg om door haar opening vrij adem te halen. In
deze buis is een klep aangebracht in wier middelpunt een opening
van drie millimeter middellijn is gemaakt.
De luchtstroom kan slechts in één richting de klep openen ;
in de tegenovergestelde richting sluit hij de klep en heeft geen
anderen doortocht dan de nauwe opening in de klep.
Naargelang men dus het eene of het andere uiteinde dezer
buis voor den mond plaatst, wordt de inspiratie of de expiratie
belemmerd.
In fig. 288 zijn vier tracés der ademhaling voorgesteld, die op
deze wijze zijn verkregen.
De lijn A is bij de vrije ademhaling getraceerd; de lijn O bij
-ocr page 572-
564
het ademhalen door een nauwe buis, zoodat dus zoowel de inspi-
ratie als de expiratie belemmerd was, bij de lijn B was alleen
de inspiratie, bij C alleen do expiratie belemmerd. Vergelijkt
men de lijn A met de lijnen B en C, dan bemerkt men dat deze
laatste lijnen een geringere frequentie en een grootere amplitude
vertoonen; het verschil in rhythmus van beide lijnen is een ge-
volg van den zin, waarin het beletsel aan de luchtbeweging is
gesteld. Steeds wordt die phase van de ademhaling verlengd,
welke door het beletsel wordt belemmerd. Zoo wordt bijv. in C
de expiratie verlengd.
C. Invloed van een uitwendige samendrukking der borst. — Wan-
neer om het bovenlichaam een gordel wordt geslagen die stevig
wordt aangetrokken, zoodat daardoor- de frequentie, de rhythmus
en de amplitude der ademhaling aanmerkelijk worden gewijzigd
dan zullen "door dien uitwendigen druk de ademhalingsbewegingen
worden versneld; de amplitude wordt aanmerkelijk verminderd,
hetgeen gemakkelijk te begrijpen is, daar een onrekbare band
zich krachtig tegen het uitzetten van de borst verzet. De rhyth-
mus wordt zoodanig gewijzigd dat de inspiratie en expiratie meer
gelijk worden, doordat de eerste in duur toeneemt ten koste van
de tweede.
Wij geven hieronder een beknopt overzicht van de verande-
ringen die in de ademhaling plaats hebben tengevolge van het
belemmeren der luchtbeweging.
Belemmering , Amplitude -f-
Frequentie —
| Inspiratie -|-
I Expiratie —
) Amplitude -f-
Frequentie — ■
Rhythmus.
■ Amplitude -)-
{ Frequentie —
D
Rhythmus...... .
DE INSPIRATIE.
Belemmering
van
een per beide
kkspiratie-
PHASEN.
Uitwendige
samendrukking
vam dk borst.
Belemmering van de inspiratie.
ƒ Inspiratie -|-
| Expiratie. —
| Inspiratie
j Expiratie. —
Belemmering van de expiratie .
Rhythmus.
Amplitude —
I Frequentie 4-
! Inspiratie 4-
Expiratie. —
Gevolgtrekkingen. De ademhalingsbewegingen kunnen met al
-ocr page 573-
565
hare eigenaardigheden op grafische wijze worden voorgesteld,
waardoor het mogelijk is geworden enkele verschijnselen op te
merken, die op geen andere wijze waarneembaar zijn.
Wjj durven met alle recht van deze physiologische studie, die
nog slechts in wording is, verwachten dat zij ons met nieuwe
kenteekenen van den vorm der ademhaling in een of ander be-
paald geval zal bekend maken. Wij mogen het voorshands als
waar beschouwen dat de geringe wijzigingen in de samentrek-
baarheid der long den rhythmus der ademhalingsbewegingen
zullen veranderen, daar dergelijke wijzigingen overeenkomen met
een belemmering der ademhaling. De zuiver physiologische ver-
schijnselen, die zich tot hiertoe hebben geopenbaard, leiden tot
deze gevolgtrekkingen:
le. De thoraxbewegingen en de abdominale bewegingen zjjn
in den normalen toestand volkomen gelijk, zoodat zij bij gelijk-
tijdige registratie hetzelfde tracé geven.
2e. Genoemde bewegingen zijn door haar amplitude steeds
evenredig met de hoeveelheid lucht, die daardoor in beweging
wordt gebracht.
3e. De hoeveelheden lucht, die in een zekeren tijd werden in-
en uitgeademd, kunnen uit de amplituden der respiratiecurven
worden bepaald.
4e. Er bestaat geen normale rhythmus, noch een normale
frequentie van de ademhaling; maar men kan de invloeden bepa-
len, waardoor rhythmus en frequentie gewijzigd worden.
5e. Geschiedt de ademhaling door een nauwe buis, dan neemt
de frequentie af en de amplitude toe, terwijl de rhythmus veran-
dert doordat de duur der inspiratiephase wordt verlengd.
6«. Werkt het beletsel voor de ademhaling slechts in één zin,
hetgeen geschiedt wanneer men in de buis een klep aanbrengt
die zich slechts naar één zijde opent, dan wordt alleen de duur
van die respiratiephase verlengd, die den invloed van het beletsel
ondervindt.
-ocr page 574-
566
ZEVENDE HOOFDSTUK.
SPHYGMOGRAFIE EN CARD1ÜGBAFIE.
De sphygmograaf. — Polslijnen van den gezonden en van den zieken mensch; koortsen,
acute aandoeningen, cholera. — Vormen van de polslijnen bij hartaandoeningcn, bij
slagaderbrejken. — Sphygmograaf met luchttransport; het gelijktijdig registreeren
van den hartslag met het kloppen der slagaderen. — Cardiografle op den mensch.
De sphygmograaf.
De veranderingen van de bloedsdrukking worden met behulp
van den sphygmograaf geregistreerd \'uit de veranderingen in de
bloedvaten, welke veranderingen door een vermeerdering of ver-
mindering in de bloedsdrukking worden te voorschijn geroepen.
Met dit werktuig onderzoekt men dus de veranderingen in druk-
king op het uitwendige van het bloedvat.
Voor een middellijke waarneming is deze bepaling niet minder
juist, waarvan men zich kan overtuigen, wanneer men de aldus
verkregen vormen van de polslijnen vergelijkt met de phasen der
bloedsdrukking, welke hen doen ontstaan.
De twee soorten van sphygmografen die voor dit onderzoek
dienen, de sphygmograaf met direkte werking en de sphygmograaf
met luchttransport
zijn reeds vroeger (pag. 309—312) beschreven-
De eerste drukt op de slagaderen door middel van een veer, wier
spanning door een schroefje wordt geregeld. De slagaderlijke wand
zal door de spanning der veer en door de toenemende bloedsdruk-
king beurtelings dalen en stijgen, welke bewegingen door een
hefboom vergroot worden overgebracht. Deze hefboom moet bizon-
der licht zijn, wil hij deze zwakke bewegingen getrouw terug-
geven; tevens moet hij vast verbonden zijn aan de veer, die op
de slagader drukt. 1)
1) Een tal van sphygmografen zijn in de laatste jaren samengesteld, wier gebruik
tot eenige belangrijke werken en verhandelingen over sphygmografie heeft geleid , zooals :
A. T. Keyt , M. D. Cincinnati, Ohio. The new spfyffmor/rap/i; nr, Instrument
adapted at sphygmograph, sphygmometer, cardiograph, cardiometer, and the other uses
New York, 1876).
-ocr page 575-
567
De sphygmograaf wordt op de art. radialis geplaatst. Dit bloed-
vat biedt dit voordeel aan dat het door de weerstandbiedende
Fig. 289. De sphygmograaf met direkte werking.
binnenvlakte van het daaronder liggend spaakbeen wordt onder-
steund; zonder dit ondersteuningsvlak zou het bloedvat de veran-
deringen der bloedsdrukking niet aan den sphygmograaf kunnen
doen gevoelen, daar het zich alsdan aan de drukking van den
sphygmograaf zou onttrekken.
Gedurende de schommelende beweging van den hefboom wordt
door middel van een uurraderwerk een rechthoekige plaat, waarop
de hefboom met een stift schrijft, eenparig voortbewogen met een
snelheid van ongeveer 1 centimeter in de sekonde.
In fig. 290 zijn eenige polscurven van de art. radialis voorge-
steld, die een groot verschil in vorm, amplitude en regelmatig-
heid der pulsaties vertoonen.
Julius Sommerbrodt. Ein ueuer Sphygmograph und neue Beobachtungen an den
Puls-curven der Uadial-Jrterie.
(Breslau, 1876). lierl. Klin. Wocheuschrift No. 15 u. 31.
Pond. M. D. Rutland, Vermont. Spygmographe a colonne liquide dont la charge
varie au moyen d\'nn piston et est indiquê par uu cadran.
(Prospectus sans date),
Pulsspiegel. Phoioiphygmographie. Miitheilimgen aus dem physiologitchen Privat Labo-
ratorium
von J. N. Czermack , in Prag, 1864.
* De pansphygmograaf van Dr. P. Q. Brondgeest te Utrecht, 1873; deze dient
zoowel voor het registreeren van den pols van de verschillende slagaderen als voor het
opteekenen van den hartstoot en de ademhaling; terwijl de sphygmograaf van Marf.y
in \'t bizonder voor het registreeren van den pels der art radialis bestemd is, kan
de pansphygmograaf ook dienen voor het registreeren van den pols van andere slag-
aderen , zooals van de art. carotis sinistra, de art. temporalis sinistra, de art. crnralis
sinistra, de art. subclavia sinistra, enz. *
-ocr page 576-
568
Fig. 290. Koortspols van eeu brjaard man lijdende aan atheroom van de slagade-
ren. — 2. Afnemende typhoïde-koorts. — 3. Loodvergiftiging. — 4. Kheu-
matische pericardites met koorts. — 5. Herstellen van een typhoïde koorts.—
6. Pols van een bejaard persoon, bizondere vorm van de polsslagen — 7.
Wondkoorts in verband met een etterende lieupgewrichtsontstiking. — S.
Slaicadcrbreuk van de aorta.
Annlyse eener polscurve.
Bij hot beschouwen eener polscurve hebben wjj te letten op het
stijgen, op den top en op het dalen van het tracé.
Het stijgen der lijn heeft meer of minder snel plaats, naarge-
lang van de wijze waarop de vermeerdering van de blocdsdruk-
king in de slagader plaats heeft; de amplitude der lijn of de
hoogte, die zij bereikt, drukt de intensiteit der verandering uit,
die in de drukking van het arterieele bloed heeft plaats gevon-
den. (In tig. 290 is het stijgen van den pols zeer snel voor de
tracés 1 > 3, 4, 6 en 7; het is langsamer voor de tracés 2, 6 en 8).
De top van de polslijn vertoont nu eens een puntigen vorm
-ocr page 577-
569
(tracés 1, 3 en 4), dan weer een platten (tracé 5) of meer afge-
ronden vorm (tracés 2 en 8). Daar dit gedeelte van het tracé
overeenkomt met het maximum der bloedsdrukking, duidt een
afgeplatte vorm van den top een periode van onveranderlijkheid
van drukking aan, zooals in lijn 6; een puntige vorm wijst op
een plotselinge daling der drukking. De afgeplatte vorm wijst aan
dat het bloed, dat door de kamer is voortgestuwd, na de slag-
ader gevuld te hebben, zijn grootste drukking een korten tijd
behoudt tengevolge eener voortzetting van de werking der kamer;
deze vorm van pulsatie wordt bij oude menschen waargenomen,
bij wie het hart een zware en lange bloedgolf in de vaten uit-
zendt. Ook wordt deze vorm in verschillende trappen waargenomen
bjj een sterke slagaderlijke spanning. De puntige vorm ontstaat
wanneer de bloedgolf slechts een oogenblik het onderzochte punt
van het bloedvat sterk doet uitwijken. De afgeronde vorm, die
het midden houdt tusschen den puntigen en den afgeplatten vorm,
duidt het voorbijgaan van een langere en in \'t algemeen sterkere
golf aan.
Het dalen der lijn wijst op het afnemen van de bloedsdrukking;
dit ontstaat tengevolge van het onophoudelijk afvloeien van het
bloed door de capillaire vaten. In dit deel van het tracé merkt
men verschillende kleine bochten op, die men met den naam
van dicrotisme of polycrotisme bestempelt.
Het dicrotisme van den pols.
Dit verschijnsel ontstaat door een secundaire bloedgolf die op
de eerste golf volgt, Dit verschijnsel laat zich gedeeltelijk verkla-
ren uit de beweging van vloeistofgolven in veerkrachtige buizen.
Door een eersten stoot van de kamer wordt een zekere hoeveel-
heid bloed in de slagaderen voortgestuwd, dat in den vorm van
golven in elk der slagaderen doordringt, die van de aorta uitgaan.
Van daar gaat de beweging in een centrifugale richting voort en
wijst door de eerste opheffing van den hefboom van den sphyg-
mograaf aan dat zij zich tot onder den sphygmograaf heeft voort-
geplant. Nauwlijks is deze eerste beweging geëindigd, of zij wordt
door een tweede van mindere intensiteit gevolgd. Dit is de secun-
daire of dicrotische golf, wier richting insgelijks centrifugaal is;
-ocr page 578-
570
soms wordt deze nog door een derde golf gevolgd, maar dit heeft
alleen plaats wanneer het hart niet al te spoedig een nieuwe hoe-
veelheid bloed uitzendt.
De centrifugale richting dezer golven kan aangetoond worden
met behulp van den hemodromograaf van Chauveau, die door
de richting waarin de naald afwijkt, de richting der vloeistof be-
weging in het bloedvat aanwijst. De veronderstelling dat de dicro-
tische golven centripetale golven zouden zijn die door terugkaat-
sing van het bloed tegen de beletselen, stroomafwaarts van het
onderzochte punt gelegen, zouden ontstaan, is ongegrond; want
de lengte der bloedgolven overtreft de lengte der arterieele uitein-
den , die stroomafwaarts van den sphygmograaf liggen. Drukt men
de slagader even voorbij den spygmograaf dicht, dan blijft het
dicrotisme bestaan met een vermeerderde amplitude, waaruit dus
duidelijk de centrifugale richting der dicrotische golf blijkt.
Komen er verscheidene kronkelingen in de polslijn voor, dan
bestempelt men dit verschjjnsel met den naam van polycrotisme.
Deze vormen van den pols doen zich bijna altijd voor, wanneer
de hartbewegingen zeer langsaam plaats hebben, zooals bij her-
stellende koortslijders (fig. 290, lijn 5); bij koortslijders is de
polycrotische pols altijd een gunstig teeken, dat op het wijken
der ziekte wijst.
Er is echter een andere vorm van polycrotisme, dat bij chro-
nische vergiftiging door loodzouten wordt waargenomen. Deze
vorm , die in de figuren 290, 302 en 303 is voorgesteld, is ken-
baar aan den bizonder puntigen vorm van de lijn. Waarschijnlijk
is deze vorm een gevolg van plotselinge en korte stooten van de
kamer, waardoor het bloed met een bizonder groote snelheid in
de slagaderen gedreven wordt.
Somtijds zijn dergelijke bochten ook op te merken in het stij-
gend gedeelte der polslijn; de stijging heeft dan als \'t ware in
twee tempo\'s plaats. De golf van de kamer dringt dan onregel-
matig en met stooten in de slagaderen, eerst snel, en daarna
langsamer uithoofde van de weerstanden die het hart bij het vol-
eindigen der systole ontmoet. Deze vorm is normaal voor den
pols der aorta bij groote dieren; ook bij oude menschen wordt
hij waargenomen, in gevallen van veranderingen in de wanden
der slagaderen; ook merkt men hem soms op bij insufficientie van
-ocr page 579-
571
de aorta, wanneer die gepaard gaat niet het oud worden der
slagaderen. Landois heeft een zeer eigenaardigen vorm van dicro-
tisme beschreven, die dikwijls bij typhoïdekoorts voorkomt; hierbij
schijnt de tweede stoot van den pols sterker te zijn dan de eerste.
Dit is slechts schijnbaar waar en de naam van anacrotisme, waar-
mee men dezen vorm heeft bestempeld , is ten eenenmale onjuist.
Bij dezen vorm, die in figuur 291 is voorgesteld, vertoont zich
K\'g. 291. Dicrotische pols waarbij de tweede pulsatie niet den tijd heeft
op te treden voor de aankomst van een nieuwe systole.
de eerste pulsatie of de eerste golf op het oogenblik 2, en door
de te groote frequentie der hartpulsaties is de secundaire golf,
die op de golf 2 volgt, niet in staat op te treden, waardoor het
bedoelde verschijnsel ontstaat.
De vorm van den pols is afhankelijk van het uur van den
dag, van de uitwendige temperatuur, van den toestand van rust,
van de spierbeweging, ook van het gebruik van warme en van
alcoholische dranken. Eindelijk is de ademhaling van invloed op
den vorm, de frequentie en de amplitude van den pols.
Physlologlgche veranderingen -van de amplitude
van den pols.
Elke invloed, waardoor de middellijn van een slagader vergroot
wordt, doet ook de amplitude der pulsaties toenemen Van twee
spaakbeenslagaderen van ongelijke middellijn geeft de grootste ook
den sterksten pols. Eveneens zal een vergrooting van volume
eener slagader ook een vergrooting van de amplitude der polslijn
van die slagader tengevolge hebben. Een verslapping van de wan-
den der slagader, die bijv. kan verkregen worden door verhooging
van temperatuur, vergroot de amplitude der polslij nen; om deze reden
-ocr page 580-
572
kloppen de slagaderen in ontstoken deelen sterker, niet omdat
het bloed met meer kracht daarheen wordt gestuwd, zooals men
vroeger meende, maar omdat de slagader wanden in die decien
verslapt zijn.
De amplitude van den normalen pols kan dus niet juist worden
bepaald, daar zij met het volume van de onderzochte slagader ver-
andert; ook is zij afhankelijk van den graad der drukking, die
door de veer van het werktuig wordt uitgeoefend. De pogingen
die door een tal van geneesheeren in het werk zijn gesteld om met
den sphygmograaf het bedrag der bloedsdrukking te bepalen, zijn
allen mislukt tengevolge van de talrijke invloeden, waardoor de
sterkte van den pols wordt veranderd en die vereischen dat een
meer of minder sterke drukking op de wanden van het bloedvat
moet worden aangewend (vergelijk pag. 311). In \'t algemeen
moet men bij het aanwenden van den sphygmograaf op den tast
onderzoeken welke drukking het meest geschikt is, d. w. z. welke
de grootste amplitude aan het tracé geeft. Steeds moet men voor
oogen houden dat de sphygmograaf slechts betrekkeljjke aanwijzin-
gen geeft en dat door de amplitude der tracés alleen de intensiteit
der veranderingen van de slagaderlijke drukking wordt aangewezen.
Uit de onderstaande voorbeelden kunnen wij zien welke physi-
ologische veranderingen kunnen plaats hebben tengevolge van
temperatuursverandering van het lichaam
De drie in fig. 292 voorgestelde polscurven wijzen den invloed
Kig. 292. Veranderingen die in polslijnen plaats hebben by het toenemend
warmer kleeden.
van het aanwenden van een toenemend warmere bekleeding van
het lichaam aan. Hierdoor is de middellijn van de slagader toe-
genomen , tengevolge waarvan de amplitude van den (pols is ver-
-ocr page 581-
573
groot en het dicrotisme scherper uitkomt; ook de frequentie der
pulsaties is een weinig toegenomen. Dat het dicrotisme zich steeds
scherper afteekent is een gevolg van de toenemende snelheid
waarmee de bloedgolven door het hart worden voortgestuwd,
alsmede van de meerdere elasticiteit der bloedvaten.
De pols bij het ontwaken is traag en vertoont een afgeronden
vorm; later op den dag nemen de frequentie en de snelheid toe;
deze beide vormen van den polsslag op een zelfden persoon ge-
registreerd, zijn in fig. 293 voorgesteld. Het gebruik van warme
en vooral van alcoholische dranken versnelt den rhythmus van
den pols en doet de amplitude en het dicrotisme toenemen.
De polslijnen, die alsdan verkregen worden, gelijken veel op
die van koortslijders; bij dronkenschap kan de pols tot den vorm
van typhoïd-koorts naderen, even als de onderste curve van fig. 292.
Fig. 293 Poplijnen bij het ontwaken en in den namiddag.
Ditzelfde type is door Chauveaü waargenomen bij het beklim-
men van den Mont-Blanc; hjj registreerde toen de polslijn op zich
zelf en op zijn gids. Waarschijnlijk wordt dit type hoofdzakelijk
veroorzaakt door de bizondere vermoeienis; ook zou het belang-
rijk zjjn dergelijke tracés te verkrijgen van personen die in lucht-
ballons opstijgen; waarschijnlijk zou dit kunnen leiden tot de
physiologische verklaring van dat eigenaardige gevoel, dat men
op hooge bergen en in hoog gelegen deelen van den dampkring
ondervindt.
Door gymnastische oefeningen wordt de pols evenzeer eigen-
aardig gewijzigd; figuur 294 toont dat aan.
Proeven op dieren genomen hebben aangetoond dat de bloeds-
drukking na een hevigen spierarbeid aanmerkelijk daalt en dat
deze daling de oorzaak is van de vormveranderingen van den
-ocr page 582-
574
pols. De kracht van den pols staat toch werkelijk niet in een
noodzakelijke betrekking tot de kracht waarmee het hart de bloed-
Kig. 294. luvlucd vuii gymuastisciie oefeningen op deu puls, Jiju 1. In de lijnen
2 en 3 krijgt de pols langzamerhand zijn normaal karakter terug.
golven in de slagaderen voortstuwt, maar zij hangt af van de
overmaat van de kracht van het hart boven de drukking van het
bloed in de slagaderen, daar hierdoor de weerstand wordt aange-
gegeven, dien het hart moet overwinnen om zich te ontlasten.
Daaruit volgt dat de bloedsdrukking in de slagaderen des te lager
zal zijn, naarmate het hart met meer kracht en snelheid zijn golf
uitzendt. Deze voorwaarden zijn gunstig voor de amplitude en
voor de kortheid van den pols en voor een duidelijk dicrotisme.
De sphygmograaf met direkte werking geeft altijd de nauw-
keurigste polsljjnen; daarom wordt deze bij voorkeur voor het
bepalen van normale typen en pathologische typen van den pols
gebruikt, terwijl de sphygmograaf met luchttransport in meer
bizondere gevallen wordt aangewend.
Tracés van den pol* bij verschillende ziekten.
De koortspols is eerst recht belangrijk wanneer men een reeks
van tracés verzamelt, zoodat men de veranderingen in de ampli-
tude, in den vorm en in de frequentie der pulsaties met gemak
kan volgen. "Wij zullen nu van dergeljjke reeksen verschillende
belangrijke typen beschouwen, waarbij de verandering van den
pols bizonder gemakkelijk te volgen is.
Figuur 295 stelt de polsvormen voor bij een typhoïde-koorts.
Men ziet dat in den hevigen toestand der ziekte de frequentie
der pulsaties het grootst is, dat het dicrotisme sterk, de onstui-
migheid van den pols aanzienlijk is; deze kenteekenen wijzigen
-ocr page 583-
575
zich van dag tot dag, de amplitude en de frequentie nemen af;
VxlUJU Vx
XJ ^J
l\\ ft
i\\ i\\ i\\
V\\J ^ Xi
2 November
-\\J vr
^^\\r
v^^^
Fig. 295. Polslyneu bij ecu typboïde-koorts naar Loraiïj.
de secundaire golvingen worden minder sterk, maar tevens talrijker.
Reeds vroeger merkten wij op dat deze vermeerdering van de
-ocr page 584-
576
secundaire golvingen een zekere aanwijzing zijn voor het afnemen
Fig. 296. Hevige typhoïde-koorts (eerste phase) naar Iobain,
der ziekte; wordt de koorts weer heviger, dan wijst de pols dit
onmiddellijk aan, door naar het eerste type terug te keeren.
-ocr page 585-
577
Heeft de ziekte geen gunstig verloop, dan bespeurt men in de
/WWWVJV
\\IWV !\\
(WW\\
l\\~ (\\
Vv\' W
WuAJUWW^ ^ ^ J\'^iV
Fig. 297. Tyuhoïde-koorts (laatste phase) naar Lürain.
polshjnen ook niet dien geregelden overgang van den koorts vorm en
van het sterk dicrotisme tot het polycrotisme met zwakke amplitude.
37
-ocr page 586-
578
Wij bemerken zulks in de polslijnen van de figuur 296 en 297:
de typhoïde-koorts eindigde hier met een etterende oorspeeksel-
klierontsteking, waarop de dood volgde. Hier is geen geregelde
verandering in den vorm der polslijnen, te bespeuren. Reeds in
de eerste phaso van den 12en Juni af, verzwakte de pols, maar
werd daarna weer sterker. Den 20e° Juni werd de pols op nieuw
zwakker, hetgeen samenging met hot optreden van een zwelling
der lymphklieren die de parotis omgeven en die dientengevolge
etterden. Nadat een korten tijd de hevige koorts zich had her-
haald, word de zieke koud en krachteloos. Deze laatste pliase is
door een buitengewoon zwakken pols met een duidelijk dicrotisme
gekenmerkt.
Bij allo koortsaandoeningen met regelmatig verloop is steeds
een overeenkomstige vormverandering van den pols waar te nemen,
die naar polycrotisme overhelt; wij geven nog als voorbeeld daar-
van de polslijnen bij twee gevallen van longontsteking, waarop
genezing is gevolgd. Een van deze gevallen, fig. 298, kenmerkte
Fig. 298. Longontsteking gevolgd door genezing.
zich in het begin door een toestand die veel overeenkomst heeft
met typhoïd; de pols vertoonde dezelfde omstandigheden als bij
de typhoïde-koorts. Al te veel gewicht moet men aan dezen pols-
vorm met een scherp onderscheiden dicrotisme niet hechten; deze
vorm heeft niets kenmerkends en wordt steeds waargenomen wan-
neer het hart een lichte golf met tamelijk veel snelheid in zeer
rekbare bloedvaten uitzendt. Deze vorm doet zich nu ook voor
in den koortstoestand bij acute ziekten en verdwijnt langsamer-
-ocr page 587-
579
hand, naarmate de arterieele spanning toeneemt en de hartwerking
gelijkmatiger wordt, terwijl zij allengs meer weerstand heeft te
overwinnen. Een trapsgewijze vormverandering van den pols is
nog in fig. 299 voorgesteld.
7
J
- . J^
-v
r-x
A^^-n/V^Tv
.^.
N/N
JT
•J
XI
X
nT
nNV
-X
N
N
üT
-
X
r
v ^\\
„^
N
20 r
----
--
f
--
^r-W
—-
~S
Fig. 299. Longontsteking gevolgd door genezing.
Een ziekte diè den vorm van den pols ook sterk verandert is
de ontsteking van het hartvlies; in fig 300 zijn die polslijnen
voorgesteld, zooals Lorain ze heeft verkregen. Het dicrotisme
komt hierbij nog veel schei per uit dan bij de typhoïde-koorts. De
dicrotische golf wordt hier telkens ingehaald door een niéuwe
golf, die door het hart is uitgezonden, even als op pag. 571 is
besproken.
Bij geen enkele ziekte worden zulke sterke veranderingen in
den pols waargenomen als. bij de cholera (fig. 301) Hierbij ver-
anderen de bloedsdrukking en de middellijn der slagaderen in
bizondere mate. In het stadium algidum is de pols nauwelijks
merkbaar (lijn 1); indien daarop reactie volgt, wordt de ampli-
tude van den pols grooter en het dicrotisme duidelijker. Na een
zeer kenbare reactie treedt op nieuw een stadium algidiiin in (lijn
6) Het geheele tracé vertoont golvingen, die overeenkomen met
ademhaljngs-bewegingen; zij werden hier voortgebracht door het
stuwen van bloed naar de long. Het terugkeeren van het stadium
algidum is bijna een zeker voorteeken van den dood.
-ocr page 588-
580
Fig. 300. llhcuiuiitiscliu endonericard:
volgende dagen,
Bij zeeziekte vertoonen zioh de
les. 1\'olslijneu van eeuige aehtereeu-
iiaar Lokain.
pols vormen in het klein als bij
-ocr page 589-
581
een aanval van cholera; dezelfde kenteekcnen van den pols
rv ^ rv
.j "-—-_j
e\\                  \\
-JV
\\_j \\^J v^j v__j
l\'"ig. .\'Kil. PuUlijneii bij cholera.
worden gedurende de perioden van koude en van warmte
waargenomen.
Chronische vergiftiging door loodzouten geeft aan den pols
Fig. :J02. Polsourvc» bij loodvergiftigii g unar IiOBAIK
bizondere kenmerken,* waarvan de figuren 302 en 303 de voor-
naamste typen aangeven.
Ofschoon het niet duidelijk verklaard is hoe deze polsvormen
Type va» den polsrorm bij loodvcrgiftiging.
-ocr page 590-
■•>
582
ontstaan, is toch hun klinische waarde experimenteel bevestigd,
zoodat zij van veel belang zijn voor de diagnostiek.
De pols bij hartziekten.
Zooals te verwachten is, vertoont de pols zeer bizondere vor-
men bij de organische gebreken van het hart en vooral in het
geval van aandoening der kleppen. Meestal is de plaats van het
deel van het hart, dat aangedaan is, direkt uit een beschouwing
van het tracé te herkennen; toch moet men in dergelijke geval-
len geen enkel element der diagnostiek ongebruikt laten, en het
ausculteeren en percuteeren verbinden met het gebruik van den
sphygmograaf. De polsvormen, die wij zullen beschrijven, komen
voor bij de voornaamste aandoeningen; wij zullen tevens de een-
voudigste vormen van hartziekten bespreken.
Insufficientie van de aorta. — Figuur 304 stelt de polsvormen
Flg, .\'{04. Pols bij insufficiontic van de aorta.
bij deze ziekte voor. Overal bemerkt men een onstuimig optreden1
van den polsslag; is de aandoening niet gecompliceerd, dan is
de regelmatigheid der curven volkomen. Het, dicrotisme ontbreekt
-ocr page 591-
583
bij een sterk onvermogen der kleppen. Bij het ausculteeren be-
merkt men een diastolisch geruisen aan de hartpunt.
Vernauwing van de aorta. — Het stijgen der polslijn heeft
langsaam, of in twee tempo\'s plaats, (fig. 305), vooral wanneer
Fig. 305. Polslijnen bij een sterke vernauwing van de aorta.
de vernauwing gepaard gaat met een verharding en een dilatatie
der aorta. De pols vertoont een stijgenden of horizontalen top,
\'t geen aanduidt dat de kamer zioh langsaam ledigt. Weinig of
geen dicrotisme, want de bloedgolf dringt langsaam in de slag-
aderen. Bij het ausculteeren ontwaart men een systolisch geiuisch
aan de hartpunt, dat zich tot in de slagaderen uitbreidt.
Insufficientie van de mitralis, onregelmatigheid van den pols die
sterke of zwakke pulsaties vertoont zonder • geregelde perioden.

De zwakke pulsaties vertoonen een sterk dicrotisme (fig. 306),
Fig. 306. 1\'ulslijnen bij iiisuflicieutie van lc mitralis
\'t geen aanduidt dat de kleine golven snel in de slagaderen drin-
-ocr page 592-
584
gen. Deze polsvormen kunnen door digitalis sterk gewijzigd en
geregeld worden; alsdan neemt de amplitude der pulsaties toe.
Deze lijnen zijn verkregen op personen van verschillenden leef-
tijd; van daar het verschil van de lijnen 1 en 2 met de lijnen 3
Pig. 307. Polslijnen bij ecu vernauwing voorkomende aan de mitralis.
tot 6. Bij het ausculteeren bemerkt men een systolisch geruisch
aan de hartpunt, d. w. z. op de plaats, waar do pulsatie wordt
voortgebracht.
Vernauwing voorkomende aan de mitralis. Hierbij is de pols
regelmatig, (fig. 308) weinig veranderd in vorm; de polslijnen
Fig. 308. Poltlijnen bij aandoening van de beide hartopeningen.
vertoonen gewoonlijk een meer scherpen top en een minder afge-
rond dicrotisme dan bij den normalen pols. Bij het ausculteeren
-ocr page 593-
585
bemerkt men een diastolisch of presystolisch geruisch aan de
hartpunt.
Brengt men deze polslijncn dus in verband met de aanwijzin-
gen, die bij het ausculteeren worden verkregen, dan komt men
gemakkelijk tot een juiste diagnose van den aard der hartaandoc-
ningen. Bepaalt men zich alleen bij ausculteeren, dan kan er
omtrent den aard der aandoening twijfel blijven bestaan in die
gevallen, waarin het zelfde geruisch in den zelfden tijd der harts-
periode wordt waargenomen. In zulke gevallen heffen de polslijncn
allen twijfel op. Zoo kunnen de polslijnen allen twijfel wegnemen
die kan bestaan omtrent een vernauwing aan de mitralis en in-
8ufficientie van de aorta; bij beiden hoort men toch een diastolisch
geruisch; maar de haakvorrnige top van de polslijn en de afwe-
zigheid van dicrotisme wijzen alsdan uitdrukkelijk op de insuffii-
cientie van de halvemaanvormige kleppen der aorta.
Zoo worden eveneens de vernauwing van de aorta en de insuffi-
cientie van de mitralis, die beiden een systolisch geruisch doen
hooren, onderscheiden door de polslijncn: bij insufficientie van de
mitralis wordt toch steeds een karakteristieke onregelmatigheid in
de polscurve waargenomen.
Figuur 308 toont ons eenige polslijncn die verkregen worden
in die gevallen, waarin beide hartopeningen zijn aangedaan.
Enkele polsvormen kunnen wel eens tot vergissing aanleiding
geven en schijnbaar wijzen op een hartaandoening, in \'t bizonder
op insufficientie van de aorta. Wanneer namelijk de rhythmus
van de hartbewegingen langsamer wordt, dan heeft dit noodza-
kelijkerwijze een lage drukking in de slagaderen op het oogenblik
van elk der systolen ten gevolge; want gedurende de lange periode
van rust van \'t hart, heeft de bloedstroom, die van de slagade-
ren naar de aderen loopt, den tijd gehad de drukking te ver-
minderen. Alsdan bemerkt men een groote onstuimigheid in de
eerste periode der pulsatie; maar daar de vertraagde systolen in
\'t algemeen systolen zijn waarbij veel bloed in de slagaderen
wordt voortgestuwd, zal de beweging van het bloed, zoodra de
slagaderen gevuld zijn, bemoeilijkt worden, zoodat een gedeelte
van de stijging der polslijn zeer langsaam plaats heeft, zooals
figuur 309 aantoont. Dergelijke typen worden wel anacrotisch ge-
noemd; deze komen voor bij het oud worden der slagaderen, bij
-ocr page 594-
586
een langsamen pols, omdat alsdan de kamer twee weerstanden
van veranderlijke intensiteit ontmoet; de eenc weerstand is ge-
Fig. 309. Polslijn van een bejaard persoon; de klimming der lijn
heeft afgebroken plaats.
ring bij het begin en de andere neemt steeds toe, aangezien slag-
aderen van oude personen weinig uitrekbaar zijn en dus de
doorstrooming van het bloed bemoeilijken.
Ook komt dit type voor bij bejaarde menschen, ingeval van
insufficientie van de aorta. De krachtige stoot, dien het bloed bjj
het begin der systole van het hart ontvangt, veroorzaakt soms een
kleinen schok van den hefboom, waardoor een haakvormigepunt
in het tracé ontstaat, die het kenmerk is van de insufficientie
dor aorta en van den pols van Corrigan. Dergelijke typen komen
onder anderen voor in fig. 304.
■•e pols bij üla^nilerbrenk«*n.
Bjj een slagaderbreuk neemt men onder het gezwel een be-
langrijke verandering in den pols waar; de onstuimige pulsatie
maakt plaats voor een bizonder trage, en dikwijls is het onmo-
gelijk den pols Ie voelen, omdat de vinger te langsaam wordt
opgeheven. In fig. 810 is N de lijn van den gezonden pols, A de
Fig. 310. Veranderingen in den pols bij een slagaderbreuk.
polsljjn bij een slagaderbreuk. De veerkracht van den breukzak
is do oorzaak van deze verandering.
Terwijl dus onder het gezwel de pols onderdrukt is, wordt zijn
amplitude boven op het gezwel sterk vergroot (fig. 311). Do reden
hiervan is dat de bloedsdrukking binnen in den breukzak nu op
een vrij groote oppervlakte werkt.
-ocr page 595-
587
Men heeft dus hierin weer een uitstekend middel om de ge-
zwellen, die een werkelijke expansiebeweging bezitten, te onder-
Fig. 311. Polslijn verkregen door den sphygmograaf boven op het gezwel
der slagaderbreuk te plaatsen.
scheiden van die, welke eenvoudig door de pulsaties van een
daaronder liggende slagader worden voortgebracht; in het laatste
geval geeft de sphygmograaf toch nagenoeg geen aanwijzingen.
Voor de diagnose van slagaderbreuken is bizonder aantebevelcn
de sphygmograaf met luchttransport, zooals wij zullen zien.
(■ebruik van tien spliygmojrraaf met luchttransport.
Do sphygmograaf met luchttransport (fig. 312) heeft bovenden
Fig. 312. Sphygmograaf met luchttransport.
-ocr page 596-
588
tl
•2 §
11
Jl
i
s
m
s
JS
60 2
g
hul
-3
S
OJ
bu
rs
a
n
-*
0
i
&o
-3
3
u
\'&
"3
0
fit.
s
a
a .
3
MJ ho
438
-ocr page 597-
589
gewonen sphygmograaf dit voordeel, dat de persoon, op wien de
proef genomen wordt, den arm, waarop de toestel is geplaatst,
vrij\' kan bewegen.
De verschillende houdingen, waarin men den arm kan plaatsen,
veroorzaken veranderingen in de arterieele drukkingen, welke
gemakkelijk te voorzien zijn; het tracé stijgt, wanneer men den
arm laat dalen, en daalt, wanneer men den arm omhoog houdt
(fig. 313).
Daar men met dezen toestel tevens lange polslijnen kan ver-
krijgen , is men in staat gedurende een vrij langen tijd de veran-
deringen in den rhythmus, in de amplitude en in den vorm van
den pols te volgen. Zoo ziet men in fig. 314 de periodieke ver-
anderingen in de frequentie van den pols, welke afhangen van
de ademhalingsbewegingen. Fig. 315 stelt een polslijn voor die
verkregen is bij een poging tot ademhaling met gesloten stern-
spleet, liet is onnoodig langer te wijzen op de voordeden die
uit deze manier van registratie voortvloeien; jammer is \'t dat de
sphygmograaf met luchttransport minder gevoelig is en alleen bij
personen, die een sterken pols hebben, juiste tracés geeft. Men
kan dezen sphygmograaf in verbinding met den cardiograaf aan-
wenden en zoodoende tracés verkrijgen, die het verband aanwij-
zen tu8schen den vorm en de opeenvolging van den hartslag met
belrekking tot de slagaderlijke beweging.
Bepaling van de plaat» eener slagaderbreuk uit de
vertraging van den pol*
Het kan soms gebeuren dat bij slagaderbreuken, die in het
bovenste gedeelte van het lichaam voorkomen, de verzwakking
van den pols der art. radialis uitblijft; de middellijn van de slag-
ader is toch in dat geval grooter geworden en wij hebben gezien
dat de amplitude van den pols eener slagader toeneemt met de
vermeerdering van de middellijn van dit bloedvat. De onderzoe-
kingen Yan Fkancois Franck leiden er zelfs toe om aantenemen
dat deze uitzetting der slagaderen van den rechter arm in enkele
gevallen het gevolg van do slagaderbreuk zou kunnen zijn. Ten
gevolge van de ontwikkeling van het gezwel zouden de sympa-
thische gangliën samengedrukt en geatrophieerd, en de vaatzenu-
-ocr page 598-
590
wen van dit lid zoodoende verlamd worden. Nu blijft in deze
gevallen nog altijd als aanwijzing voor de plaats van de slagader-
breuk de vertraging van dit bloedvat over; daar deze vertraging
voortdurend aanhoudt, is dit kenmerk vooral vnn veel belang.
Om deze vertraging te bepalen, registreert men den hartslag en
den polsslag tegelijkertijd, zoodat de beide curven boven elkaar
komen te liggen.
In fig. 316 zijn de aldus vorkregen tracés van den hartslag
Fijt. 3IC. Pols van de rechter hand en hartslag bij een slagaderbreuk; v,
tijdsverloop tusschen den polsslag en den hartslag. (Deze tracés zijn
bij een snelle omwenteling van den cilinder geregistreerd.)
(H) on van den polsslag van de rechter art. rndialis (P. R. r)
voorgesteld; v duidt het tijdsverloop tusschen pols- en hartslag,
dus de vertraging van den pols aan.
In fig. 317 zijn de zelfde lijnen voorgesteld, maar nu voor de
Kig. 317. Pols van de linker hand en hartslag bij ecu slagaderbreuk; v, vertraging
van den pols (omwentelingssnclheid van den cilinder is dezelfde als voor fig. 316).
linker art. radialis en den hartslag. Uit een vergelijking van beide
figuren blijkt dat de vertraging bij den rechter pols grooter is
dan bij den linker; met den chronograaf gemeten was de vertra-
-ocr page 599-
591
ging van den rechter pols 0.16 sekonde, van den linker pols 0.11
sekonde, zoodat het verschil 0.05 sekonde bedraagt.
Is de hartslag to zwak om oon duidelijk tracé te geven, dan
registreert men de pulsatie van het gezwel zelf; onverschillig of
het tijdsverloop tusschen den hartslag en de pulsatie van het
gezwel groot of klein is, de verhouding der vertragingen zal toch
dezelfde bljjven. Zoo heeft men bij iemand, die aan een slagader-
breuk in het bovendeel van hot lichaam leed, do volgende cijfers
gevonden voor de vertragingen ten opzichte van de pulsatie van
het gezwel: rechter pols 0.21 sekonde, linker pols 0.14 sekonde,
verschil 0.07 sekonde.
CARDIOGRAFIE.
Toestellen voor liet registreeren van den hartslag
bij den mensen.
Deze toestellen berusten op hetzelfde beginsel als de sphyg-
mograaf; zij moeten aan de voorwaarden voordoen dat zij door
de wanden der borstkas heen de kamer samendrukken, om de
volumeveranderingen hiervan terug te geven.
Hiervoor kan in de eerste plaats de sthetoskoop van König
gebruikt worden, een soort van trechter, die door een dubbel
vlies is gesloten; tusschen de vliezen wordt lucht of water gebracht, (1)
zoodat zij den vorm vertoonen van een biconvexe lens. Deze toe-
stel kan gebruikt worden voor ausculteeren, terwijl hij met de
luchttrommel met hefboom verbonden, de hartslagen registreert.
Voor het laatste is hij het minst aan te bevelen wegens geringe
gevoeligheid.
Beter voldoet de toestel die in fig. 318 is voorgesteld Een
houten schaal, die een weinig is uitgehold, heeft een afgeronden
rand; wordt deze schaal stevig op de wanden van de borst ge-
(1) * Het gebruik van wnter heeft de voorkeur bij het registreeren van langsnme
perioden, zonder hevige schokken; het gebruik vnn lucht heeft de voorkeur bij het
registreeren van snelle perioden. *
-ocr page 600-
592
plaatst, dan is de lucht, die tusschen de huid en de schaal is
bevat, volkomen afgesloten. Deze lucht staat nu in gemeenschap
Fig. 318 Toestel met veer om den hartslag te registreeren.
met een buis, die in den bodem der schaal uitmondt en naar de
trommel van een cardiograaf loopt. Op den bodem der schaal is
verder een veer aangebracht, die men met behulp van een schroef,
die buiten de schaal uitsteekt, meor of minder kan spannen. Naar
gelang van de spanning van deze veer, zal een klein ivoren
plaatje, dat bestemd is om op de hartstreek een veerkrachtigen
druk uitteoefenen, moer of minder uitspringen. Hierdoor ontstaat
een luchtbeweging, waardoor de hefboom van den cardiograaf in
beweging wordt gebracht.
Bij dezen toestel, die uit den aard der zaak vrij stevig is, kan
men de gevoeligheid door middel van de schroef regelen, zoodat
er weinig gevallen zullen voorkomen, waarin hij geen nauwkeurige
aanwijzingen geeft. Bij dieren is hij echter minder goed te ge-
bruiken, daar bjj de plaatsing van de houten schaal op de behaarde
huid de lucht niet volkomen wordt afgesloten. Men kan de aan-
sluiting dan wel is waar een weinig verbeteren door de huid op
de plaats, waar de toestel wordt aangebracht, met zeepwater te
bevochtigen of met een vetachtige stof in te smeren, maar nog
beter is \'t van den toestel gebruik te maken die in fig. 319 is
afgebeeld.
Binnen in een houten klos, wiens bodem is doorboord, bevindt
zich een metalen trommel, waarin een buis uitmondt die door de
klos heenloopt. De trommel is aan den onderkant door een caout-
chouc vlies gesloten; dit vlies wordt door een zwakke springveer,
-ocr page 601-
593
die in de trommel is aangebracht, een weinig naar buiten gestooten.
Op het vlies is een plaatje van aluminium, en hierop een knopje
Fig. 319. Luchttrommel waarop de hartslag werkt.
van kurk aangebracht. De houten klos wordt op den borstwand ge-
plaatst, zoodat het uitstekende knopje rust op het punt, waarde
hartslag moet onderzocht worden; om dit knopje meer of minder
sterk op de hartstreek te doen drukken, bedient men zich van de
schroef, die aan den onderkant van de klos is aangebracht. Deze
toestel kan zoowel voor dieren, als voor menschen gebruikt wor-
den en is daarom in zoover te verkiezen boven den toestel van
fig. 318. Beide toestellen geven gelijke tracés.
Door het gelijktijdig registreeren van den hartslag en van den
slagaderlijken pols heeft men het verband leeren kennen, dat
tusschen beide verschijnselen bestaat; daaruit is gebleken dat
eenige systolen der linker kamer sterke bloedgolven in de slag-
aderen uitzenden, maar dat enkele dezer systolen werkeloos blijven
en een hoeveelheid bloed in de bloedvaten voortstuwen, die niet
voldoende is om een volkomen pulsatie te doen ontstaan. Fran-
§ois-Franck heeft de oorzaken hiervan nagegaan en is tot de
volgende resultaten gekomen.
Eenige kamersystolen hebben niet de noodige kracht om de
drukking der aorta te overwinnen en de positieve verandering in
de arteriëele drukking teweeg te brengen, welke zich uitwendig
in de pulsatie openbaart: dit zijn dus systolen, welke mislukken
38
-ocr page 602-
594
tengevolge van gebrek aan kracht 1). Ten tweede treft men kamer-
systolen aan, die gepaard gaan met een teruggang van bloed in
den boezem door het orificium auriculo-ventriculare; deze systolen
mislukken tengevolge van de terugstrooming door de mitralis 2).
Eindelijk zijn er systolen die intreden vóórdat de diastolische ver-
slapping het bloed heeft veroorloofd van de boezems in de kamers
te stroomen , zoogenaamde verdubbelde of, liever gezegd, vervroegde
systolen 3). Deze vervroegde systolen hebben geen slagaderlijken
polsslag ten gevolge, daar de kamerholte niet den tijd heeft het
bloed uit de boezems op te nemen.
Wij zullen achtereenvolgens elk dier groepen van hartstoringen
beschouwen en de uitkomsten der waarnemingen, bij dieren ge-
daan, met de klinische verschijnselen in verband brengen.
Men brengt een sonde aan in het hart van een paard en tevens
een tweede sonde in de aorta; zoodoende registreert men tege-
lijkertijd de bloedsdrukking in de kamer en den pols der aorta.
Kg. 320. Sterke en zwakke kamcrsystolen en de pols der aorta by een paard. De
zwakke systolen zijn niet sterk genoeg om een polsslag voort te brengen.
Men bemerkt dat het aantal der kamersystolen gelijk is aan het
dubbel van het aantal arteriëele slagen, hetgeen hieruit voortvloeit,
dat om den anderen een kamersystole optreedt, die te zwak is om
het bloed in de vaten voort te stuwen; door de merkstreepjes die
1)  Systoles avortées par défant d\'énergie.
2)  Systoles avortées par rerlux mitral.
3)   Systoles redoublées, anticipées.
-ocr page 603-
595
in de tracés geplaatst zijn, wordt dit duidelijk aangetoond. Is de
kracht bij een systole dus niet in staat de bloedkolom te ver-
plaatsen, die tegen de halvemaanvormige kleppen der aorta drukt,
dan stroomt er geen bloed in dit bloedvat en de pulsatie blijft uit.
In fig. 321 is het geval voorgesteld dat de pulsatie uitblijft
tengevolge van een tcrugstrooming van bloed in don boezem. Door
Kig. 321. 1) C, Drukking in de carolis van een konijn. II, hartslag. In ien »\' neemt
men systolen zouder uitwerking en vermindering iu drukking waar.
een metaalmanometer, aangebracht aan de slagaderen van een
konijn, wordt de lijn van de veranderingen van bloedsdrukking
in de slagaderen geregistreerd (D C); een tweede lijn (H) wijst
de hartslagen aan. Bij enkele punten i, *\', merkt men op dat de
bloedsdrukking op enkele oogenblikken eensklaps vermindert.
Juist op die oogenblikken heeft de hartslag niet volledig plaats,
hetgeen uit de geringe hoogte en den afgeronden top van het tracé
merkbaar is; alsdan heeft er een terugstrooming van bloed in den
boezem door de mitralis, die insufficiënt is geworden, plaats. Deze
terugstrooming van bloed geeft aanleiding tot een systolisch ge-
ruisen, dat merkbaar is bij het ausculteeren. Dergelijke gevallen
doen zich voor bij dieren die door chloral zijn vergiftigd. Figuur
322 toont daarvan een voorbeeld; de terugstrooming heeft plaats
in het punt S; tegelijkertijd neemt men het mislukken der pulsatie
waar. Om het onderscheid in vorm van deze beide laatste soorten
van hartslagen goed te doen uitkomen, zijn deze in fig. 323 op
grooter schaal voorgesteld. N°. 1 komt overeen met de normale
pulsatie, n°. 2 met de terugstrooming door de mitralis. Daar de
-ocr page 604-
.596
buitengewoon sterke bloedsdrukking, die de terugstrooming teweeg-
brengt , tengevolge van die terugstrooming plotseling vermindert,
diarna weer aangroeit en op nieuw een terugstrooming veroor-
Fig. 322. H S, hartslagen, ü I), veranderingen van de bloedsdrnkking in de dijslagader
In S, het uitblijven van den nolsslag samengaande met een mislukte systole in S.
zaakt, ziet men dikwijls dat dit verschijnsel geregeld periodiek
terugkeert. Men zou al licht geneigd zijn om bij het levend wezen
dezen regelmatigen terugkeer aan de periodiciteit der ademhalings-
bewegingen toeteschrjjven; \'men leert echter de ware oorzaak van
dit verschijnsel kennen, wanneer men proeven neemt op den na-
gebootsten bloedsomloop. Tevens necrnt men dan waar dat de
terugstrooming dan alleen plaats beeft, wanneer de bloedsdrukking
Fig. 323. 1, normale pulsatie; 2, mislukte pulsatie.
in de slagaderen tot een zeker bedrag opklimt. Vier pulsaties van
eene zekeren rhythmus zijn hier noodig om de bloedsdrukking tot
de vereischte hoogte op te voeren; door de frequentie der hart-
slagen te veranderen, wordt ook de periode der onregelmatigheden
gewijzigd; door dezen rhythmus te vertragen, werd het tijdsverloop
-ocr page 605-
597
tusschen twee opvolgende polsslagen verlengd; met andere woorden,
er was een grooter aantal kamersystolen noodig om de blocds-
drukking tot die hoogte op te voeren, waarbij een terugstrooming
werd teweeggebracht.
Eindelijk is in de frequentie der kamersystolen nog een derde
reden van het mislukken dezer systolen gelegen. Reeds vroeger
hebben wij aangetoond dat eene toenemende frequentie der hart-
slagen gepaard gaat met een vermindering van de slagaderlijke
drukking. Terwijl het hart sneller klopt, verricht het meer
arbeid; want het heeft alsdan (tusschen twee systolen in) den tijd
niet om zich te vullen en kan datgene, wat het van de aderen
heeft ontvangen, niet naar de slagaderen toezenden. Veelal merkt
men bij de vergiftiging door chloral deze versnelling in de hart-
bewéging op; die versnelling gaat dan met een daling van de
bloedsdrukking gepaard, die even lang aanhoudt als de versnelde
beweging; daarna stijgt de bloedsdrukking weer, zelfs een oogen-
blik boven haar normaal bedrag De reden hiervan is dat in den
tijd waarin de systolische bewegingen, die zonder uitwerking bleven
wegens\'te groote frequentie, plaats hadden, het bloed zich in den
boezem en in de aderen heeft opgehoopt, zoodat de kamers over-
matig gevuld zijn wanneer zjj weer hare normale bewegingen
beginnen. Het gevolg van die overvulling is het voortstuwen van
zwaardere bloedgolven, tengevolge waarvan de slagaderljjke druk-
king een oogenblik sterk toeneemt.
Bij insufficientie van de mitralis, die uit een organische belee-
diging van de kleppen voortvloeit, begeeft zich een deel van de
golf der kamer naar de aorta, terwijl een ander gedeelte naar den
Fig. 324. Hel kloppen van het hart (onderste lijn) en het kloppen der carotis
(bovenste lijn) van een zieke die aan insullicicntie van de mitralis lijdt.
boezem gaat; daar deze gedeelten zeer,] ongeljjk zijn, ontstaat
hieruit een onregelmatigheid ^in den1 pols. Nu eens is de pols
-ocr page 606-
598
sterk, doordat de bloedgolf nagenoeg in haar geheel in de aorta
dringt; een andermaal is de pols zwak en scherp dicrotisch, doordat
het bloed bijna geheel in den boezem terugstroomt. Figuur 324
stelt deze hartaandoening en den invloed daarvan op den pols van
een slagader voor.
Veel overeenkomst met bovenstaand type hebben de lijnen, in
fig. 325 voorgesteld; ook dezen stellen de pulsaties van het hart
Fig. 325. Het kloppen van het hart (H) en de pols der carotis (P). De gestippelde
lijnen wijzen op mislukte systolen evenals in fig. 324.
en van de carotis voor bij een zieke die aan insufficientie van
de mitralis lijdt; hier vertoonen echter de golvingen van de hart-
curve vorksgewijs verdeelde toppen, waar de systolen zonder uit-
werking zijn gebleven; het dicrotisme van de polsslagen ontbreekt
hier tengevolge van atheroom der slagaderen.
Wanneer wij in \'t oog houden dat deze wijzigingen in den vorm
van den hartslag ontstaan zijn uit een gelijktijdige verandering
van den rhythmus der beide kamers, dan zien wij dat tusschen
de werkingen van beide holten van het hart een volkomen syn-
chronisme bestaat; geen enkel verschijnsel wijst er op dat dit
synchronisme nu en dan, zooals sommigen beweren, niet zou
plaats hebben.
Wij zullen hier niet verder uitweiden over de verschillende
vormen van den hartslag bij organische aandoening der kleppen 1).
Alleen willen wij er nogmaals op wijzen dat de cardiografie een
der belangrijkste elementen der diagnose moet worden, daar zij
de kostbare aanwijzingen, die men door percuteeren en auscul-
teeren verkrijgt, aanvult en zelfs verbetert; want zij leert ons
1) Meer bizonderheden daaromtrent vindt men iu het werk van Makkï : La circu-
lation du Sang,
-ocr page 607-
599
kennen in welken graad de hartwerking gestoord is. Gaat men
alleen af op de aanwijzingen van het percuteeren en auscultecrcn,
dan loopt men dikwijls gevaar mis te tasten. De vorm van de
curven der hartslagen wijst toch duidelijk aan op welke wijze het
hart zich vult en ontledigt. Door bloedarmoede kan bij een ge-
zond hart een sterker geruisch ontstaan dan bij enkele beleedi-
gingen der kleppen, waardoor de geregelde beweging van het
bloed wordt verstoord. Ook zal bij elke hartaandoening een ver-
ergering der ziekte zich meestal openbaren in een vermindering
van intensiteit van het geruisch, wanneer het hart, niet meer in
staat zijnde de beletselen te overwinnen, zwakker wordt en steeds
gebrekkiger werkt.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
HET METEN VAN DE DRUKKING DOOR MIDDEL VAN
MANOMETERS.
Het overbrengen van de schommelingen der kwikzuil van een manometer naar een trom-
mel met hefboom. — Verdeeling van veerkrachtige manometers. — Verbetering van
de aanwijzingen van manometers door middel van den palpeur van DEi\'nÉz. —
Wijze waarop de drukking naar de registreerende manometers moet worden overge-
bracht. — Het bepalen van negatieve drukkingen in do holten van het hart. — Wijze
waarop de veerkrachtige manometer moet worden aangewend. — Het meten van de
bloedsdrukking door middelvan een tegendruk die op de organen wordt uitgeoefend.
Invloed van een uitwendige drukking op den bloedsomloop.
Het overbrengen van de schommelingen «Ier kwikzull van
een manometer naar een trommel met liefboom.
Bij het kymografion van Lüdwig , dat het eerste registreerwerk-
tuig was welks werking gebaseerd was op de beweging van een
kwikkolom, geschiedt het registreeren door middel van een ivoren
drijver, die op het kwik rust; deze drijver is voorzien van een
vertikale stang, waaraan een schrijfstift is bevestigd. De nadeelen
van deze inrichting zijn dat de drijver niet altijd nauwkeurig de
bewegingen van het kwik volgt; dat men een cilinder moet ge-
bruiken, die om een Yertikale as draait; dat de drijver met stift
veel plaats inneemt en weinig geschikt is voor het gelijktijdig
registreeren. Om deze verschillende redenen is het dus van veel
-ocr page 608-
600
belang, den drijver door een trommel met hefboom te vervangen,
die men kan plaatsen waar men wil, en die bij het gelijktijdig
registreeren gemakkelijk naast andere dergelijke trommels is op
te stellen.
De verbinding van den manometer met de trommel is hoogst
eenvoudig. Men brengt de buis van den manometer in de caout-
choucbuis van de trommel en zorgt dnt de sluiting hermetisch
plaats vindt; alsdan zullen de schommelingen van den hefboom
volkomen gelijk zijn aan die van de kwikkolom. Verder zal dit
werktuig dos te gevoeliger zijn, naarmate de kwikkolom een
grooter middellijn heeft; want daar deze evenals de zuiger van
een pomp werkt, worden in dat geval ook grootere luchthoeveel-
heden verplaatst. De wijdte van den manometer mag echter een
zekeren grens niet te boven gaan: de hoeveelheid bloed namelijk,
die de manometer opneemt, mag niet een al te groote vermin-
dering teweegbrengen in de totale hoeveelheid bloed van het dier;
het is daarom zaak voor dergelijke proeven zooveel mogelijk
groote dieren te gebruiken.
Verdeelfng van veerkrachtige manometers.
De schaalverdeeling van alle veerkrachtige manometers en
sonden moet naar de verdeeling van een standaardmanometer
worden aangebracht; voor dezen standaard kiest men den kwik-
manometer. Daar de veerkracht van het metaal van den metaal-
manometer weinig verandert, zou voor dezen manometer de ver-
dceling slechts eenmaal behoeven aangebracht te worden; daar
echter de trommel met hefboom, waarmede de metaalmanometer
verbonden wordt, niet altijd even gevoelig is, moet deze voor of
na elke reeks van proefnemingen telkens op nieuw verdeeld wor-
den; wanneer men het volstrekt bedrag van de drukking wil
bepalen.
Men neemt daartoe een glazen flesch, die met den metaal-
manometer in gemeenschap wordt gesteld of waarin men de son-
den of zakjes van den cadiograaf plaatst: in deze zelfde flesch
laat men een buis van een kwikmanometer uitmonden, alsmede
een buis, waardoor men lueht van verschillende drukking in de
flesch kan brengen. Al die buizen en sonden worden door een
-ocr page 609-
601
wijden stop aangebracht en moeten met luchtdichte sluiting in den
hals der fiesch bevestigd worden. Men plaatst nu verder de regis-
treertoestellen als bij de gewone proefnemingen en brengt zooveel
lucht in de flesch, totdat de manometer een drukking van 1 cM.
kwikhoogte boven de gewone dampkringsdrukking aanwijst; ver-
volgens teekent men bij eiken hefboom den stand aan, waarin
deze drukking hem heeft gebracht. Men laat nu de luchtdrukking
toenemen tot 2 cM. en teekent op nieuw den stand van elk der
hefboomen op. Deze proef wordt nn bij toenemende drukking
vijftien- of twintigmaal herhaald, totdat de hefboomen den hoog-
sten stand hebben bereikt, dien zij bij de cardiografische lijnen
innemen. Zoodoende heeft men voor eiken hefboom een experimen-
teele verdeeling verkregen, waardoor men in een tracé het wer-
keljjk bedrag der uitgeoefende drukkingen kan bepalen.
Na aldus een verdeeling voor de sonden aangebracht te hebben,
kan men bijv. de kracht bepalen, die door elk der kamers wordt
uitgeoefend. Wij hebben opgemerkt dat bij het paard de verhou-
ding van de krachten, die door de rechter en linker kamer werden
uitoefend, ongeveer was als 1 tot 3; het volstrekte bedrag van
de hoogste drukking, door elk der kamers ontwikkeld, bedroeg
dus 30 en 95 millimeter kwikhoogte.
Men kan ook voor de sonden een verdeeling aanbrengen voor
drukkingen, kleiner dan de dampkringsdruk. Dit geschiedt op
dezelfde wijze, als boven is gezegd, alleen met dit onderscheid,
dat men in plaats van de lucht in de flesch samentedrukken, nu
de lucht door opzuiging verdunt.
Verbetering van de aanwijzing-en van manometers door
middel van den palpeur van Oeprèa.
De veerkracht van alle metaalmanometers verandert met den
graad van spanning der membranen; hetzelfde is het geval met de
trommel met hefboom. Deprèz heeft nu een werktuigje uitge-
dacht, door hem patyeur genoemd, waardoor de uitslagen van
een willekeurigen manometer evenredig zullen zijn met de druk-
kingen, die op den manometer werken. De palpeur bestaat uit
een metalen stiftje, dat aan een of ander registreerwerktuig (bijv.
aan den registreerenden hefboom) wordt bevestigd en dat zich over
-ocr page 610-
602
een gebogen vlak van een van te voren bepaalde kromming met
eenige wrijving beweegt.
In figuur 326 is de werking vanden palpeur p voorgesteld; door
de wrijving van p over een gebogen vlak wordt de beweging
Fig. 326. Verbetering van de aanwijzingen van rcgistreerende hefboomen door middel
van den palpeur van üki\'rïz.
van den hefboom zoo geregeld, dat de uitslagen evenredig zijn
met de toenemende drukkingen. (Het is toch bekend dat de veer-
kracht van het membraan zoodanig verandert, dat de toenemende
stijging van den hefboom minder groot is dan de toenemende
drukking, die op het membraan werkt).
Te dien einde bedient men zich van een gebroken hefboom; de
twee deelen worden met elkaar verbonden door een veerkrachtig
en dun metaalplaatje, zoodat het voorste gedeelte van den hef-
boom in een vertikaal vlak kan draaien, zonder dat het achterste
stuk in deze beweging deelt. De palpeur is nu ongeveer loodrecht
aan den onderkant van het voorste stuk van den hefboom aan-
gebracht , vlak bij de plaats waar de verbinding der beide stukken
plaats heeft; hij heeft een gebogen gedaante, terwijl de holle kant ,
naar het achtereinde van den hefboom is gekeerd; de achterwaarts
gerichte punt schuurt over een gebogen vlak, dat aan de doos
der trommel is bevestigd. Door dit gebogen vlak worden nu de
bewegingen van den palpeur en van het vooreinde van den hef-
boom gewijzigd, zoodat deze merkbaar verschillen Yan de bewe-
gingen van het achtereinde des hefbooms.
Had het gebogen vlak een kromming, gelijk aan die van den
cirkelboog, dien de hefboom zou beschrijven zonder de werking
van den palpeur, dan zou toch het uiteinde van dien hefboom
denzelfden cirkelboog doorloopen, aangezien de punt van den pul-
-ocr page 611-
603
peur dan steeds rakend zou blijven aan het gebogen vlak. Is
daarentegen dit vlak sterker gebogen, dan zal de palpeur met
den hefboom gedurende de beweging opgelicht worden, zoodat het
voorste deel van den hefboom een uitspringenden hoek zal maken
met het achterste deel; was in het gebogen vlak een uitholling
aangebracht, dan zou de palpeur aldaar naar beneden uitwijken,
zoodat alsdan de beide deelen van den hefboom een inspringendcn
hoek (van boven gezien) zouden maken. Men kan dus, door de
kromming van het oppervlak van te voren door berekening te
bepalen, of, wat nog gemakkelijker is, experimenteel te constru-
eeren, de foutieve uitslagen van den hefboom vermijden, die het
gevolg zijn van de veranderingen in de veerkracht van het mem-
braan. Voor deze proefondervindelijke bepaling van de kromming
van het gebogen vlak gaat men aldus te werk.
Wij weten dat de fout van het membraan deze is, dat bijeen
toenemende spanning de veerkracht te sterk aangroeit, zoodat dus
bij sterke drukkingen de aanwijzingen te zwak zijn en bijgevolg
vergroot moeten worden. Gesteld nu dat de toestel drukkingen
moet registreeren van 4 centimeter kwikhoogte en dat de hefboom
een stand heeft ingenomen, overeenkomende met 1 centimeter
drukking, dan is het duidelijk dat voor 4 centimeter drukking de
hefboom een viermaal grooteren weg dan voor 1 centimeter zal
hebben te doorloopen; dit nu is niet het geval; tengevolge van
de veranderlijke veerkracht van het vlies neemt hij bij 2, 3 en
4 cM. drukking de standen 2, 3 en 4 in, zooals die in hg. 326
zijn aangeduid, terwijl hij voor die drukkingen de standen b, c
en </ zou moeten innemen.
Om nu te zorgen dat die laatste standen werkelijk door den
hefboom zullen worden ingenomen, brengt men het uiteinde van
den hefboom in \'t hoogste punt d, terwijl men de drukking in
de trommel tot 4 centimeter opvoert. Teekent men nu den stand
van de punt van den palpeur aan, dan verkrijgt men één punt van
de gevraagde kromming. Laat men nu de drukking achtereenvolgens
dalen tot 3, 2 centimeter enz., en geeft men nu voor elk dier druk-
kingen de plaats van de punt van den hefboom aan, terwijl het uit-
einde van den hefboom de standen c, 6, enz. inneemt, dan verkrijgt
men zoodoende een reeks van punten, waaruit de gevraagde krom-
ming met genoegsame nauwkeurigheid kan worden bepaald.
-ocr page 612-
604
»»ij/.t: iuuirii|i de drukking naai: de registreerende miluv.
nieters moet worden overgebracht»
Om zeker te zijn dat de grafische bepaling van de drukking
eener vloeistof met voldoende juistheid geschiedt, moet het over-
brengen van deze drukking geschieden door middel van een vloei-
stofzuil die bij een zeer geringe hoogte een zoo groot mogelijke
middellijn heeft.
Gebruikt men een vloeistofzuil die te lang is, dan
zal deze bij plotselinge veranderingen in drukking schommelende
bewegingen maken , die de tracés even sterk misvormen als de
eigen schommelingen van een kwikkolom.
Moet men gelijktijdig de drukkingen in twee slagaderen tra-
ceeren, die ver van elkaar liggen, dan moet de drukking over-
gebracht worden naar een trommel met hefboom door middel van
een luchtbuis, waarbij de schommeling van de vloeistofkolom
verwaarloosd kan worden. De manometer moet alsdan zoo dicht
mogelijk bij het te onderzoeken bloedvat geplaatst worden, om
hiervan de drukking door een vloeistofzuil te kunnen overbren-
gen, die zoo kort mogelijk is; wat nu de schommelingen van het
water van den manometer aangaat, deze deelen zich door een
lange buis aan de trommel met hefboom mede, waardoor het
tracé niet merkbaar zal veranderd worden.
Wat hier gezegd is, geldt zoowel voor de drukking van het
slagaderlijk als voor die van het aderlijk bloed. De registreerende
metaalmanometer kan worden samengesteld met meer of minder
gevoelige wanden en zoodoende gebruikt worden voor het bepalen
van zeer geringe drukkingen, zooals die voorkomen in de inge-
wandsholten, de sub-archnoïdeale holte, de pleurale holte, enz.
Het bepalen van negatieve drukklngen in de holten
van liet Iiart.
Bij het inbrengen van de sonden in de holten van het hart is
het onmogelijk nategaan op welk oogenblik de drukking positief
of negatief is. Bij de verdeeling is het dus noodig een merktee-
ken aan te brengen, waardoor het nulpunt wordt aangewezen,
d. w. z. het oogenblik, waarop de drukking in het hart even groot
is als de dampkringsdrukking. Hiertoe neemt men een metalen
-ocr page 613-
605
zakje (fig. 327), dat den vorm en de grootte van een olijf heeft
en verbonden is met een buis B. In dit zakje zjjn op vele plaatsen
kleine gaatjes gemaakt, waarna het bekleed is met een uiterst
Kig. 327. Tracé van de negatieve drukkingen in den boezem van een paard
De gestippelde lijnen wijzen de curven aan, die bij positieve drnkkingen
zonden zijn verkregen.
dun caoutchoucvliesje. Dit vliesje, gesteund door den metalen
wand, zal aan de positieve drukkingen weerstand bieden, die op
de buitenoppervlakte werken. Plaatst men het in een middenstof
waarvan de drukking minder bedraagt dan de dampkringadrukking,
dan zal de lucht, die door de gaatjes van het metalen zakje
dringt, het caoutchoucvlies des te meer spannen, naar gelangde
uitwendige drukking op het zakje kleiner is.
Wordt dit zakje nu in gemeenschap gesteld met den cardio-
graaf, dan kan aan den hefboom geen beweging worden meege-
deeld, zoolang de drukking in het hart positief is; de hefboom
traceert in dat geval een horizontale lijn. Zoodra echter de druk-
king kleiner wordt dan de dampkringsdrukking, zal de hefboom
dalen; deze daling is evenredig met de vermindering in drukking.
Figuur 327 toont ons de aldus verkregen tracés; de sonde was
hier in den rechter boezem aangebracht. Men bemerkt uit de figuur
dat de drukking in deze holte bijna altijd negatief is, uitgezon-
derd bij het einde van de vulling van den boezem en gedurende
zijn systole.
Wijze waarop de veerkrachtige manometer
wordt aangewend.
Bij de aanwending van den veerkrachtigen manometer zijn
weer enkele voorzorgen in acht te nemen, wil men zeker zijn
-ocr page 614-
606
juiste tracés van voldoende lengte te verkrijgen. In fig. 328 zijn
twee met elkaar verbonden manometers voorgesteld; de eene is
een kleine kwikmanometer m met een capillaire buis, welke
Fig. 328. Verbinding van een veerkrachtigen manometer met een kwikmanometer
voor het bepalen van de-volstrekte waarden der drnkkingen.
dient om met de noodige juistheid het volstrekte bedrag van de
aanwijzingen van den anderen manometer, die de veranderingen
in de bloedsdrukking moet aanduiden, te bepalen.
Om dezen toestel te gebruiken, wordt hij eerst gevuld met een
oplossing van koolzure soda; dit vocht wordt ingebracht door de
opening van de kraan, die in de verbindingsbuis der beide ma-
nometers is aangebracht. Terwijl deze vulling plaats heeft, wordt
de buis p in de hoogte gehouden en de lucht ontsnapt door de
kanul, die aan het uiteinde van deze buis is aangebracht.
Is al de lucht verdreven, dan sluit men de kraan bij p en
brengt nog meer koolzure soda in den manometer, ten einde dezen
onder een zekere drukking te stellen. Deze voorzorg is noodig
om te vermijden dat het bloed in de overbrengingsbuis stroomt,
tengevolge waarvan het oogenblikkelijk zou stremmen. In \'t alge-
meen moet men de drukking van den manometer regelen naar de
-ocr page 615-
607
arterieele drukking van het dier, waarop de proef genomen wordt:
die manometrische drukking mag een weinig, maar niet al te
veel de bloedsdrukking overtreffen: dit laatste kan vooral zeer
gevaarlijk zijn, wanneer men op de carotis moet experimenteeren.
In dit geval kan toch op het oogenblik, waarop de slagader met
den manometer wordt verbonden, de soda-oplossing in de carotis
dringen, tengevolge waarvan het dier binnen weinige oogenblik-
ken kan sterven. Wordt de dijslagader met den manometer ver-
bonden, dan kan het bij een to groote overmaat van drukking
van den manometer gebeuren dat het dier met een achterpoot of
met beide achterpooten hevig begint te trekken, zoodra de soda-
oplossing tot in de zijslagaderen is doorgedrongen; door deze
stuiptrekkingen kan de kanul loslaten of de manometer omvallen.
Het is moeilijk aan te geven welke graad van drukking de
manometer moet bezitten; bij benadering kan men nemen voor
dij\'8lagader: 16 cM. kwikhoogte bij een hond, 8 cM. bij een konijn ;
voor de carotis: 14 cM. kwikhoogte bij een hond, 7 cM. bij een
konijn.
Neemt men de proef op het centrale einde der carotis, dan
kan men het te snel indringen van de soda-oplossing voorkomen
door de slagader beneden de kanul half dicht te knijpen op het
oogenblik dat de verbindingskraan wordt geopend; ook kan men
met den vinger de tegenovergestelde carotis samendrukken en
zoodoende beletten dat de soda-oplossing door deze slagader tot
in de hersenen doordringt, tengevolge waarvan het dier zou ster-
ven. Een groot ongemak, dat zich bij deze proeven voordoet,
is de vorming van bloedklonters. Men kan dit echter veel voor-
komen door te experimenteeren op nuchtere dieren en daarbij
gebruik te maken van kanulen, die met zorg zijn vervaardigd
en in wier verwijding altijd een weinig soda-oplossing aanwezig
blijft. Het is daarom voor den proefnemer van belang de ver-
ci8chten, waaraan een goede kanul moet voldoen, te kennen.
De glazen kanul heeft een schuine lipvormige opening (fig. 329),
wier randen, na met amarilpoeder te zijn afgeslepen, even in de
vlam zijn gehouden, waardoor zij volkomen effen worden, hetgeen
een eerste voorwaarde is om de snelle vorming van bloedklon-
ters te vermijden. Dit lipvormig uiteinde der kanul is nu gemak-
keljjk in de insnijding, die in de slagader is gemaakt, te brengen,
-ocr page 616-
608
ook bij kleine slagaderen. Voor de carotis van het konijn móet de
uitwendige middelljjn van het buisje der kanul slechts 2 tot 2£
Fig, 329. Glazen kanalen waardoor de slagaderen niet den mctaalmauometcr
verbonden worden.
millimeter bedragen. Voor een hond kan de middellijn iets
grooter zijn.
Een zoo sterke vernauwing van het buisje der kanul als in
figuur 329 is aangegeven, is minder aantebevelen; die vernauwing
behoeft slechts even merkbaar te zijn om het uitglijden van den
bevestigingsdraad te vermijden, vooral wanneer men zorg draagt
den draad, waarmee de slagader aan de kanul wordt bevestigd,
nog bovendien om het vertikale zijbuisje van de kanul vast te
knoopen. Het wijdste gedeelte van de kanul vormt een soort van
reservoir voor de soda-oplossing. Bij de proef dringt het bloed in
deze verwijding en vermengt zich met het alkalische vocht; ver-
mindert de drukking in de slagader een weinig, dan dringt een
deel van dit vocht in het bloedvat, waardoor de stremming van
het bloed zoo lang mogelijk wordt belet. Deze verwijding van de
kanul biedt daarbij nog dit voordeel aan dat het overbrengen van
de drukking naar den manometer nog een zekeren tijd kan voort-
duren, ook al hebben zich bloedklonters gevormd. Voor\'t overige
kan men de kanul van tijd tot tijd nazien en voor het geval, dat
men een coagulatie waarneemt, de proef een oogenblik staken om
de bloedklonters te verwijderen. Dit kan namelijk gebeuren, zonder
de kanul wegtenemeu en wel op do volgende manier. Terwijl men
de slagader dichtknijpt, opent men het vertikale zijbuisje der kanul,
dat aan een caoutchoucbuis is bevestigd, die met een klemkraan
-ocr page 617-
1309
is gesloten. De vloeistof ontwijkt nu door dit zijbuisje en neemt
de bloedklonters mee. Men sluit nu de kraan bij p (fig. 328) en
stelt daarna den manometer weer onder de oorspronkelijke druk-
king. Men laat nu de slagader los, zoodat een bloedstraal nu met
kracht in de kanul spuit en zoodoende het benedeneinde van de
kanul van nog achtergebleven verontreinigingen zuivert. Daarna
wordt de zijbuis der kanul gesloten en de gemeenschap tusschen
den manometer en de slagader weer hersteld, waarna het expe-
riinenteeren weer op nieuw kan plaats hebben.
Wat de buis betreft, die den manometer met de kanul verbindt,
deze moet kort en wijd zijn; het meest geschikt is een buis, zooals
in fig. 328 is voorgesteld, ontleend aan het voortreffelijk werk (Hand-
book) van prof. Sanderson, die bestaat uit eenige glazen buisjes en
caoutchoucbuisjes, welke in elkaar zijn geschoven; een dergelijke
buis kan in allerlei richtingen gedraaid worden, zonder dat de
gemeenschap tusschen manometer en slagader wordt verstoord.
Door Tatin is eenigen tijd geleden een metaal-manometer samen-
gesteld , die van den hier beschreven manometer in zoover verschilt,
dat de volstrekte waarden der drukkingen dooreen wijzer op een wij-
zerplaat worden aangewezen; deze wijzerplaat is naar de aanwijzingen
van een kwikmanometer in honderdste en tweehonderdste schaal-
deelen verdeeld. Het gebruik van kwik is dus bij dezen mano-
meter vermeden, dat een groot voordeel is. De beweging van het
membraan der metalen doos deelt zich aan een klein omgebogen
mesje mede, dat een schroef laat ronddraaien, die de spil van
den wijzer uitmaakt. Terwijl nu de wijzer de volstrekte waaiden
der drukkingen aangeeft, worden deze drukkingen tegelijkertijd
overgebracht naar een trommel met hefboom door bemiddeling van
een luchttrommel, die binnen in den toestel is aangebracht.
Het meten van «Ie bloedüdrukking «iour middel van een
tegendruk die op de organen wordt uitgeoefend.
Wanneer men in plaats van een bloedvat samen te drukken,
dit in een middenstof dompelde, waarop een bekende drukking
werd uitgeoefend, dan zou men, door deze laatste drukking lang-
samerhand te laten toenemen, een oogenblik bereiken waarop de
inwendige drukking zou zijn overwonnen Dit oogenblik zou daar-
door worden aangewezen dat het bloedvat werd ingedrukt; het
39
-ocr page 618-
610
lid dat deze uitwendige drukking ondervindt, zou bleek worden
en in volume verminderen, aangezien dóór de groote uitwendige
drukking het bloed niet meer hierin zou kunnen doordringen. De
drukking, op dit oogenblik door den manometer aangewezen, zou
dan juist gelijk zijn aan de slagaderlijke drukking.
Deze proef kan op de volgende wijze worden ingericht. Een
sphygmoskoop, zooals die vroeger is beschreven, wordt in ge-
meenschap gesteld met de slagader van een dier. Het caoutchouc
zakje wordt nu gevuld; de wanden blijven steeds gespannen en
vertoonen zwakke op- en neergaande bewegingen, die ontstaan
tengevolge van het toe- of afnemen van de inwendige drukking.
Onder deze omstandigheden maakt de drukking der vloeistof
voortdurend evenwicht met de veerkracht van de wanden van het
caoutchouc zakje.
Men vult nu den glazen cilinder, waarin zich het caoutchouc zakje
bevindt, met water, en verbindt daarna dezen cilinder door een-
buis met een manometer, die insgelijks met water is gevuld. Men
zal dan opmerken dat in dezen manometer slechts zeer geringe
schommelingen plaats hebben, aangezien hij van de bloedsdruk-
king weinig invloed ondervindt, daar deze door de veerkracht van de
wanden van het caoutchouczakje grootendeels in evenwicht wordt
gehouden.
Eindelijk wordt de buis T verbonden met een schroefspuit C
(fig. 330), die met water is gevuld. Wordt nu door middel van
deze spuit een zekere hoeveelheid water in de buis ï gedreven,
dan zal de manometer terstond een verhoogde drukking aanwijzen,
terwijl zijn schommelingen grooter worden. De oorzaak hiervan
is dat het volume van het zakje S kleiner geworden is en dat de
veerkracht van de nu minder gespannen wanden van dit zakje
slechts gedeeltelijk de bloedsdrukking in evenwicht kan houden;
een deel van de bloedsdrukking werkt dus nu direkt op den
manometer en doet de schommelingen daarin ontstaan.
Brengt men met de spuit nog meer water in de buis T, dan
zal de manometer weer een hoogeren druk aanwijzen, de schom-
melingen zullen toenemen, terwijl het volume van het zakje S
kleiner wordt; de wanden van S worden voortdurend slapper en
bieden op een gegeven oogenblik geen weerstand meer aan de
bloedsdrukking, die nu in haar geheel op den manometer zal
-ocr page 619-
611
werken. Alsdan zal de manometer juist de grootte van de bloeds-
drukking en de veranderingen, die deze ondergaat, aanwijzen.
Fig. 330. Het meten van de drukking in het inwendige van een sphvgmoskoop
door een uitwendig aangebrachten tegendrnk.
Brengt men nu nog meer water in de buis T. dan stijgt het
water wel in den manometer, maar de schommelingen nemen af;
bij het afnemen der bloedsdrukking zullen nu de wanden van het
zakje telkens tegen elkaar kleven, zoodat zij de buis verstoppen
en de benedenwaartsche schommelingen in den manometer belet-
ten ; alleen kan nu beweging in den manometer nog plaats hebben,
wanneer de bloedsdrukking haar grootste bedrag heeft bereikt.
Maar stijgt nu de drukking van het water nog een weinig, dan
verdwijnt alle beweging in den manometer. In figuur 331 zijn de
verschillende phasen van dit verschijnsel voorgesteld. Bij het einde
van het tracé, toen de manometer geenerlei beweging meer ver-
toonde, bedroeg hier de drukking 9 centimeter.
Om op deze wijze de slagaderlijke drukking bij den mensch
te bepalen, kan men gebruik maken van den toestel die in fig.
333 is afgebeeld. 1)
1) * Deze toestel is reeds voor ongeveer vijfentwintig jaar door Marey uitgevonden
en voor dit doel gebruikt. *
-ocr page 620-
612
De arm wordt gestoken in een
cilinder van metaal, die aan een der
uiteinden is voorzien van een soort
van armsgat (fig. 332). Aan den boven-
kant van dezen cilinder is een glas-
plaat aangebracht, zoodat men zien
kan wat binnen in den cilinder ge-
beurt.
Het armsgat in den metalen cilin-
der bestaat uit een kegelvormige mof
van caoutchouc, die den voorarm ste-
vig omsluit. Daar deze mof bij het toe-
nemen der drukking door te sterke
spanning zou kunnen bersten, is zij
nog omgeven door een tweede mof
van zijden taf, die tegelijkertijd dun
en niet uitrekbaar is. Beide moffen
worden tegelijkertijd in" den cilinder
geschoven ; de caoutchouc mof is lan-
ger dan de zijden mof, zoodat de eerste
luchtdicht de huid van den voorarm
omsluit, terwijl de laatste alleen de ste-
vige sluiting verzekert. Bracht men
samengeperste lucht in dezen toestel,
dan zou men de zijden taf zich zien
spannen en een bolle gedaante zien
aannemen, terwijl zij den voorarm
omsluit.
Verder is aan de achterzijde van den
cilinder met vier stevige riemen een
soort van metalen stootplaat beves-
tigd , waartegen de arm steunt, wan-
neer hij bij het aanwenden van een
sterken druk geneigd ware zich terug-
te trekken; men kan toch de druk-
king in den cilinder tot een zoodanig
bedrag laten toenemen, dat de kracht
van een gewoon mensch deze niet zou
-ocr page 621-
613
Kiu;. 332. Doorenede van den toestel bestemd voor het aanwenden
van een drukking op den voorarm en de hand; a, mof van
caoutchouc; b, mof van zyjen taf Een stootplaat, met koordiu
vastgebonden , belet ilen arm voor den uitgeoefcndcn druk te wijkeu.
kan men aan een druk van 30 of 40 kilogram ge-
makkelijk weerstand bieden.
De cilinder wordt verder door middel van twee
buizen, van kranen voorzien, in gemeenschap gesteld
met den toestel, die de drukking uitoefent, en met
den manometer, die deze drukking moet aanwijzen,
zooals in fig. 333 is aangetoond.
De toestel, waarmee de drukking wordt aange-
Fig. 333. Toestel voor het registreereu van de drukking in de
bloedvaten van de hand.
-ocr page 622-
614
bracht, bestaat uit een glazen bak R, met water gevuld, die
door middel van een koord, dat over een schijf loopt, op een
willekeurige hoogte kan gebracht worden; een lange caoutchouc
buis verbindt dezen bak met den metalen cilinder. Door den
manometer M worden de drukkingen aangewezen. Eindelijk wor-
den door een trommel met hef boom de pulsaties van de door het
water omringde organen op een draaienden cilinder opgeschreven;
tegelijkertijd wordt dan de amplitude dezer bewegingen, alsmede
het bedrag der drukking, geregistreerd. 1)
In fig. 334 zijn eenige tracés voorgesteld die de pulsaties van
de band bij toenemende drukkingen aantoonen.
Fig. 334. Volnmeveranderingen van de hand onder de werking van
toenemende uitwendige drukkingen.
Het bepalen-van de arterieele drukking kan ook hier geschieden
zonder dat het noodig is telkens den kwikmanometer te raad-
plegen. Men slaat daartoe het koorde, waaraan het waterreservoir
hangt, om een riemschijf van een rad, waardoor do beweging
1) Om de aanwijzingen van den registreerenden manometer te controleeren, kan men
tegelijkertijd met dezen manometer ook een knikmanometer met den cilinder in ge-
meenschap stellen,
-ocr page 623-
615
van den cilinder wordt geregeld; hierdoor zal de beweging van
den cilinder geëvenredigd zijn met de drukking die op de hand
wordt uitgeoefend. Bij een groote verplaatsing van het reservoir
zal nu de cilinder slechts een klein deel van zijn omwenteling vol-
brengen, zoodat de verdeelingen 5, 10, 15, 20 van fig. 335 over-
eenkomen met vermeerderingen van drukking van 5, 10, enz.
cM. kwikhoogte.
Fig. 335. Tracé van de veranderingen van de bloedsdrukking in de hand
geregistreerd op een cilinder wiens omwenteling geëvenredigd
is met de uitgeoefende drukking.
Daar de stijging van het reservoir langsaam plaats heeft, zoo
zullen de pulsaties bijna samenvallen, maar toch kan men altijd
de veranderingen in amplitude uit het tracé opmaken. De lijn
toont verder aan dat de metaalmanometer een toenemende druk-
king aanwijst met rhythmische veranderingen, even als de pols.
Deze veranderingen treden eerst bij een bepaalden graad van
uitwendige drukking op, ongeveer bij 5 cM. kwikhoogte: bij 10
cM. bereiken zij haar grootste waarde, zooals de figuur aantoont,
en zij verdwijnen bij een drukking van ongeveer 14 cM.
Geschiedt de proefneming op deze wijze, dan heeft men het
voordeel dat het tracé zeer weinig plaats inneemt en dat men
daaruit nauwkeuriger dan uit andere tracés kan opmaken bij
welken graad van drukking de veranderingen in de arteriëele
pulsaties plaats hebben.
Om de bloedsdrukking in de bloedvaten van den inensch te
-ocr page 624-
616
bepalen, gebruikt Kries 1) een glazen plaatje, dat op de huid
wordt geplaatst en waarop een bekende drukking wordt uitge-
oefend. Deze op het glas uitgeoefende drukking nu, waarbij de
weefsels verbleeken, zou hier overeenkomen met die, waarbij de
bloedsdrukking in de capillaire vaten wordt overwonnen, zoodat
op deze wijze het bedrag hiervan bepaald zou kunnen worden.
Uit de resultaten van deze proefnemingen blijkt echter dat deze
toestel vrij ongevoelig is; toch mag het een vernuftig denkbeeld
genoemd worden om te beproeven op deze wijze de drukking in
de haarvaten te bepalen, die, zooals reeds vroeger werd vermeld,
veel geringer is dan de arteriëele drukking. Basch 2) heeft be-
proefd de bloedsdrukking af te leiden uit de volumeveranderingen
van organen, welke veranderingen door een toestel, overeenkom-
stig met die van Mosso of van Buisson, werden aangewezen.
Uit hetgeen vroeger betreffende de aanwijzingen van deze toe-
stellen is gezegd, kan men hiervan slechts bepalingen verwachten,
die een betrekkelijke waarde hebben.
Invloed van een .uitwendige drukking op de ver-
anderingen in den bloedsomloop.
De hierboven vermelde proef verklaart enkele verschijnselen,
die tot nu toe vrij duister waren. Zoo is het optreden van krach-
tige pulsaties in sommige samengedrukte organen zeer goed te
verklaren, wanneer men aanneemt dat het bloed in die organen
afwisselend toevloeit en terugstroomt; het toevloeien heeft plaats
tengevolge van de werking van het hart, het terugstroomen is
een gevolg van den uitwendigen druk, die op de bloedvaten
wordt uitgeoefend.
Beschouwt men de figuren 334 en 335, dan ziet men dat de
schommeling haar maximum bereikt, wanneer bij de uitgeoe-
fende uitwendige drukking het bloed nog in de weefsels kan
doordringen op het oogenblik van het maximum der hartswerking,
1)   Kriks (onder toezicht van Ludwio), Veber den Dritck in den Blutcajjillnren
der menschlic/ien Haut
(Arbeiteu aus der phys. Anstalt zu Leipzig, 1875; p 69).
2)  Zie Basch, Vie Volumeirische Bestimmumj des Blutdruckt am Menschen. Me-
diein
Jahrb. IV. Wieu, 1876
-ocr page 625-
617
terwijl op het oogenblik van de maxima der bloedsdrukking het
bloed wordt teruggedreven.
Men zal nu bijv. het overmatig optreden van kloppingen ineen
ontstoken deel gemakkeljjk kunnen verklaren, wanneer zich het
ver8clnjn8el voordoet, dat men beklemming noemt, hetzij dat de
huid, sterk gespannen, do weefsels overmatig samcndrukt, hetzij
dat de beklemming binnen in een der peesvliezen plaats heeft.
Nu en dan kunnen die kloppingen ook het gevolg zijn van een
mechanische samendrukking. Zoo voelt men dergelijke kloppingen
in de voeten, wanneer men lang op te nauwe schoenen heeft
geloopen, of in de hand, wanneer men te nauwe handschoenen
draagt.
Bij sommige organen kan men reeds op het gezicht het ver-
schijnsel van arteriëele kloppingen waarnemen, die ontstaan ten-
gevolge van een uitwendige drukking. Zoo heeft men opgemerkt
dat de slagaderen van het netvlies zichtbaar kloppen wanneer
men den oogbol eenigszins samendrukt. Eigenaardig en tevens
moeielijk te verklaren is het dat hierbij dan tevens kloppingen in
de aderen van het netvlies plaats hebben.
Het samendrukken van sommige organen zal het achtereenvol-
gens optreden van storingen in de verschillende funktiën dezer
organen tengevolge hebben. Bij het samendrukken der hand ver-
toont zich een vermindering van de gevoeligheid; het schijnt van
veel belang de kenmerken en den aard van dit verschijnsel te
bestudeeren. Door Leyden is aangetoond dat een drukking, bin-
nen in de schedelholte uitgeoefend, bloedarmoede van de herse-
nen met storing van hun funktiën tengevolge heeft. Fran§ois-
Franck heeft ook den invloed van de samendrukking der her-
senen op de hartbewegingen onderzocht, en heeft daarbij zeer
merkwaardige verschijnselen waargenomen. Dezelfde physioloog
heeft den invloed van drukkingen nagegaan die binnen in het
pericardium worden uitgeoefend; hij vond dat een drukking van
2 cM. kwikhoogte voldoende is om de hartwerking en de druk-
king in alle slagaderen te doen ophouden. Dit is hieraan te wijten
dat bij een dergelijke drukking het aderlijke bloed niet meer in
de boezems kan dringen, en daar nu het hart geen bloed meer
ontvangt, zendt het ook geen bloed meer in de slagaderen uit
Dit ophouden van de hartbeweging is echter slechts voorbijgaand;
-ocr page 626-
618
want spccdig zal tengevolge van den stilstand in de toevoerende
vaten van den boezem de drukking daarin weer stijgen, waardoor
de uitwendige druk weer wordt overwonnen en het hart weer
begint te werken. Door nu op nieuw de drukking in het pericar-
dium te doen toenemen, wordt de beweging van het bloed op
nieuw belet.
Uit een en ander blijkt dat deze merkwaardige onderzoekingen
nog voor groote uitbreiding vatbaar zijn. Wat betreft de uitwer-
king van drukkingen, in de holte van het pericardium uitgeoe-
fend , hieruit heeft FRANgois-FRANCK de vaak doodehjke storingen
in den bloedsomloop yerklaard, die door bloeduitstortingen in het
pericardium worden veroorzaakt.
NEGENDE HOOFDSTUK.
VOLUMEVERANDERINUEN VAN ORGANEN.
Overzicht van de verschillende methoden gevolgd bij het bestudeeren van de volumever-
anderingen van organen die het gevolg zijn van veranderingen in de bloedsdrukking.—
Proeven betredende de volumeveranderingen der hand. Invloed van mechanische wer-
kingen. — Verschijnselen welke afhangen van de werking der vaatzenuwen — Ge-
volgtrekkingen waartoe de proeven betrell\'ende de volumeveranderingen der hand
hebben geleid. — Volumeveranderingen van het hart in de verschillende oogenblik^en
van de hartsperiode.
Overzicht van <le verschillende methoden gevolgd hij
bet bestudeeren van de volumeveranderingen van
organeu die liet gevolg\' zijn van verande-
ringen in de bloedsdrukking.
In 1846 werd door Piégu 1) aan de Akademie van Weten-
schappen een verhandeling aangeboden over de beweging der lede-
maten met betrekking tot het hart en de ademhaling.
Piégu nam
zijn eerste proeven op een lijk, dat in een bak met lauw water
was geplaatst; bij inspuiting van water in een der ledematen
1) Piégu, C. B. Aead. Sc. 1846, t. XXII, p. 682 en Muller\'» Arch. für Amt.
Jahrgang
1847.
-ocr page 627-
619
hadden zich de bloedvaten uitgezet, tengevolge waarvan het water
over de randen van den bak was gevloeid. Later herhaalde hij
zijn proeven op het levend lichaam en nam dezelfde verschijnselen
waar die Poiseuille had opgemerkt bij het experimenteeren op
een groote slagader, namelijk dat bij eiken hartstoot en bij elke
slagaderlijke diastole de vloeistofspiegel steeg en dat in het tegen-
overgestelde geval, wanneer het hart in rust bleef en het bloed
door de aderen wegvloeide, de vloeistofspiegel daalde.
Piégu nam verder waar dat de grootte dezer bewegingen, als-
mede de mindere of meerdere snelheid, waarmee zij plaats hadden,
in verband stond met de ademhalingsbewegingen, en dat de daling
van den vloeistofspiegel het sterkst was bij de inspiratie en de
stijging haar grootste bedrag bereikte gedurende de expiratie.
Piégu merkte verder de overeenkomst op tusschen deze verschijn-
selen en die, welke Bourgougnon 1) heeft waargenomen bij zijne
onderzoekingen betreffende de beweging der hersenmassa door
middel van een buis, die in den schedel van een dier was ge-
schroefd.
Later werd door Piégu in een verhandeling, die hij in 1872 schreef
2), gewezen op de gelijkheid der oorzaken van deze overeenkomstige
verschijnselen; in plaats van dus de bewegingen der hersenen toe
te schrijven aan het opheffen tengevolge van de uitzetting der
slagaderen van de basis, nam hij als oorzaak hiervan aan de
algemeene uitzetting der bloetvaten, die in dit orgaan tengevolge
van den toevoer van slagaderlijk bloed plaats had; evenzeer schreef
hij de inzinking der hersenmassa toe aan de vernauwing der kleine
bloedvaten.
In 1850 verscheen het werk van Chelius 3) waarin melding
werd gemaakt van het overbrengen der polsbewegingen door
middel van een kleine waterzuil in een vertikaal geplaatste buis,
die buiten een cilinder uitstak, in welken een der ledematen was
besloten. CHtLius gaf een verbeterde inrichting van den hierbij
1)  Boubgougnon, ÏH Pari», 1839.
2)  Piégu, Arch. phyt., 1872.
8) Chelius, Beitrage zur Vervollstandigung der Physikalitchen Piagnosiik. Vier-
teljahrschrift für die praktische Hrilkunde, herausgcgeben von der Med, t\'acultüt in
Prag.
VII. Jahrgang, 1850, XXIIB , S. 108.
-ocr page 628-
620
te gebruiken toestel, door dezen vrij op te hangen, waardoor de
invloed van de spierbewegingen van het lid en die van de bewe-
gingen van het lichaam op de rijzing en daling van den vloei-
stofspiegel zooveel mogelijk werd weggenomen.
Mosso sloeg denzelfden weg in als Ohelius, ofschoon hij mot
diens arbeid onbekend was, en stelde op zeer vernuftige wijze
zijn zoogenaamden Pletysmograaf samen. Bij al deze proeven wer-
den de uitkomsten alleen met het oog waargenomen en nog niet
geregistreerd; eerst na 1847, toen door Ludwig het gebruik van
zolfregistrecrende werktuigen in de physiologie wa3 ingevoerd, begon
men er aan te denken die zelfregistratie ook dienstbaar te maken
aan dergelijke onderzoekingen, als waarvan hierboven sprake was.
Zoo werden het eerst door Fick 1) met behulp van het kymo-
grafion de bewegingen van uitzetting en inkrimping van de hand
geregistreerd. De verplaatsingen van de vloeistof werden overge-
bracht naar een kwikmanometer met U-vormige buis, waarvan
het lange been een drijver bevatte, die op een papierstrook de
ademhalingsbewegingen en de polsbewegingen van het onder-
zochte lid registreerde.
Terwijl de gevoeligheid van den toestel van Fick niets te wen-
schen overlaat, is dit werktuig aan dit gebrek onderhevig dat
door de snelheid, waarmee de verplaatsing van de vloeistof ge-
schiedt, de aanwijzingen misvormd worden.
De cilindervormige buis van den manometer is zeer nauw,
zoodat de vlocistofzuil op het oogenblik , dat het bloed naar het
lid toegevoord wordt, zich voorbij het punt beweegt waar zij zou
moeten stilhouden, en omgekeerd.
Terwijl Fick zich in \'t bizonder heeft beziggehouden met het
bestudeeren van de TOlumeveranderingen der hand in verband
met de bewegingen van het hart en van de ademhaling, stelde
Mosso zich ten doel de bewegingen der bloedvaten te registreeren
onafhankelijk van den invloed der hartsbeweging en der adem-
halingsbewegingen. De toestel, welken Mosso daartoe gebruikte,
is inderdaad uitstekend 2); wij zullen de hoofdzaken hiervan even
vermelden.
1) A. Fick, Vnietsuch. a d. Ziirichcr phytiot. taborat. I, p. 1.
i) A. Mosso, Von einigen neueu Eigenschaften der Ge/iittwand. Lripzig, 1874.
Movimenti del vasi sang ui ui neH\'uomo Acad, Siieal. di Torino. 1875.
-ocr page 629-
621
In een glazen cilindervormige mof, die geplaatst is op een
tafeltje dat vrij is opgehangen, wordt de arm tot aan den elle-
boog ingebracht. Een sterk caoutchoucvlies sluit den toestel aan
den bovenkant en houdt de uitvloeiing van het water tegen,
waarmee deze is gevuld. In het tegenovergestelde uiteinde van
den cilinder is een horizontale rechthoekig omgebogen buis aan-
gebracht, die uitmondt in een verdeeld reageerbuisje, dat ineen
mengsel van alkohol en water drijft. Dit buisje wordt in even-
wicht gehouden door een gewichtje, waarmee het door tusschen-
komst van een kleine katrol is verbonden. Het buisje zal dieper
inzinken, zoodra het volume van het in den cilinder besloten lid
grooter wordt; bij het kleiner worden van dit volume zal het
buisje daarentegen stijgen. Daar nu deze bewegingen van het
buisje gepaard gaan met een rijzende en dalende beweging van
het gewichtje, waaraan het buisje verbonden is, viel het Mosso
gemakkelijk aan dit gewichtje een stift te bevestigen die de
bewegingen op een papierstrook of op het kymografion van
Ludwig registreerde. Bij elke volumevermeerdering van den arm
(dus bij elke uitzetting van de bloedvaten) steeg de stift, terwijl
zij bij elke volumevermindering (dus bij elke vernauwing van
de bloedvaten) daalde.
Het is bekend dat Buisson de hartslagen registreerde door op
de hartstreek een trechter te plaatsen, die met lucht was gevuld,
en die door middel van een caoutchoucbuis met een tweeden
trechter was verbonden, waaraan een membraan met een regis-
treerenden hefboom was aangebracht „Vervangt men," zeide
Buisson, „den trechter, die de beweging ontvangt, door een beker-
glas met water, waarin de hand wordt gedompeld, dan zal men
evenzeer de bewegingen van het water op deze wijze kunnen
registreeren." Zoo veranderde Büisson den toestel, die door
Piéöu het eerst was uitgedacht, in een zelfregistreerenden toestel.
De gebreken, die aan den toestel van Buisson eigen waren,
werden door FitANgois-FRANCK zooveel mogelijk weggenomen:
boven het vlies, waardoor de voorarm wordt gestoken, bracht hij
een stevig metalen deksel aan, dat aldus de bewegingen van het
vlies belette, dat anders de volume veranderingen van de hand
bijna geheel zou hebben overgenomen. Om te snelle schomme-
lingen van het water te vermijden, waardoor het tracé zou kunnen
-ocr page 630-
622
misvormd worden, is aan d<
aangebracht, waarin de scho
overbrengingsbuis een verwijding
imelende beweging van het water
vrij kan plaats hebben (fig. 336).
Bovendien wordt de persoon, op
wie de proef genomen wordt, een
handvat in de hand gegeven, zoo-
dat de hand een nagenoeg onbe-
wegelijken stand zal innemen. Ein-
delijk is de geheele toestel aan een
band van caoutchouc opgehangen.
zoodat bjj een onwillekeurige be-
weging de hand zich met betrek-
king tot het glas, waarin zij
gedompeld is, weinig of niet kan
verplaatsen.
Het water van den toestel zal
nu tengevolge van de volumever-
anderir.gen van de hand een schom-
melende beweging verkrijgen, die
in vorm met de polsbeweging over-
eenkomt en die, evenals deze,
vertraagd wordt op het oogenblik
waarop de hartslag plaats heeft,
den hartslag en dat van de volu-
bij gelijktjjdige registratie voor.
Fig. 336. Toestel bestemd voor liet
registreereu van de volumeveran-
deringen vnn de band.
Figuur 337 stelt het tracé va
meveranderingen van de hand
Fig 337. H, tracé van den hartslag; V, tracé\' van de volumeveranderingen van
de hand; de merkstrepen duiden de coïncidentie vau de tracés aan.
-ocr page 631-
623
Proeven betreffende de voInmever»nderiii|fen der
Invloed vnn mechanische werkingen.
Uitwerking van het samen-
drukken van de slagader.
Wanneer de hand en de
voorarm in den toestel zjjn
gedompeld, dan wordt het
tracé van de volumeveran-
deringen geregistreerd vol-
gens een lijn die nagenoeg
horizontaal loopt.
Op een bepaald oogenblik
drukt men zonder schokken
met den vinger van de vrjj-
gebleven hand de slagader
van den schouder in de vouw
van den elleboog dicht.
Wanneer de slagader ge-
heel is dichtgedrukt, zal
daardoor de hoofdtoevoer
van het bloed verbroken
zjjn; het bloed kan nu alleen
door nauwe zijslagaderen
toevloeien en uit het inge-
dompelde lid wordt dan het
bloed door de vrijgebleven
aderen afgevoerd. In figuur
338 ziet men van het punt
c af de pulsaties van het
tracé ophouden, de lijn daalt
langsamerhand tot zekere
diepte beneden de horizon-
tale lijn, waarbij de sterkste
volumovermindering plaats
heeft; zij blijft nagenoeg
in dezen stand doorloopen
tot in c\', waar de samen-
gedrukte slagader wordt
vrijgelaten.
-ocr page 632-
624
Uitwerking van het samen drukken van de aderen. — Terwijl
de toestel is opgesteld als boven, begint men met eenige pulsaties
te registreeren, om hiermee later de afwijkingen van het tracé
te vergeljjken.
Op het oogenblik, aangewezen door het punt C in beide tracés
van fig. 339, wordt langsamerhand een band toegesnoerd die om
den arm boven de vouw van den elleboog is geslagen, evenals
bij het aderlaten geschiedt.
Tengevolge van dit toesnoeren wordt de aderlijke afvloeiing
onmogelijk gemaakt, terwijl toch de toevoer van bloed door de
slagaderen nog kan plaats hebben. Nadat dit toesnoeren een zeke-
ren tijd heeft geduurd, wordt de band eensklaps of ook langsa-
merhand losgemaakt; beide gevallen zijn in fig. 339 voorgesteld.
Men heeft nu na te gaan welke veranderingen hierdoor in den
bloedsomloop van het ingedompelde lid zijn teweeggebracht, \\e ge-
durende de samendrukking
, 2c na de samendrukking.
le. Gedurende de samendrukking zullen de aderen een steeds
kleinere hoeveelheid bloed afvoeren, totdat ten slotte de afvoer
geheel is belet. Men ziet dientengevolge het volume van de hand
trapsgewijze toenemen; die volumevergrootingen worden echter
steeds geringer, omdat het door de slagader toegevocrde bloed
een steeds aangroeiende drukking ontmoet en dientengevolge ook
bij kleinere hoeveelheden in het lid toevloeit. De eerste pulsaties
hebben een grootere amplitude dan in den normalen toestand
omdat de toevoer geen evenwicht maakt met de afvloeiing; dat
die amplitude langsamerhand vermindert, is te wijten aan het steeds
langsamer indringen van het bloed. Evenzoo vermindert langsa-
merhand het dicrotisme, dat aanvankelijk zeer merkbaar was.
2e. Na de samendrukking zal de volumevermindering snel
plaats grijpen bij het plotseling vrijmaken van den arm, terwijl
de amplitude der pulsaties vrij snel toeneemt, daar nu de toe-
voer van het bloed weldra geen weerstand meer ontmoet. De
volume vermindering, alsmede het toenemen der amplituden heeft
minder snel plaats, wanneer de band langsaam wordt losgemaakt;
de pulsatie keert nu langsaam tot het normale type terug.
-ocr page 633-
625
40
-ocr page 634-
626
YerNcliynattlen welke «1 \'hangen van
de werking- «Ier vaatzenuwen.
Tot de gemakkelijkst waarneembare ver-
schijnselen, die teweeggebracht worden
door de werking der vaatzenuwen, behoort
de vernauwing der vaatwanden en de daar-
uit voortvloeiende vermindering in de hoe-
veelheid bloed, die in de vaten wordt toe-
gelaten; verder de daling in temperatuur
en de vermindering van volume.
De eenvoudigste wijze, waarop men de
werking der vaatzenuwen kan laten optre-
den, geschiedt door het aanwenden van
koude. Wordt voor en aan de binnenzijde
van de vouw van den elleboog een stuk ijs
gelegd, terwijl de hand en het onderste
gedeelte van den voorarm in den toestel
zijn gedompeld, dan zal er een zekere tijd
verloopen voordat de volumevermindering
der ingedompelde deelen plaats heeft. Dit
is merkbaar uit het tracé van fig. 340;
het ijs werd slechts gedurende een zeer
korten tijd, van F tot F\', op den arm
gelegd; 4 sekonden daarna trad de volu-
mevermindering in, welke gedurende 15
sekonden aanhield. Ook hierbij is de ge-
wone opeenvolging van verschijnselen weer
merkbaar, zooals zich steeds bij een zenuw-
prikkeling voordoet: een verloren tijd, een
periode van toeneming, en een periode
van afneming of van verslapping.
Een dergelijke uitwerking wordt voort-
gebracht door het prikkelen van de huid
door middel van inductiestroomen, zooals
fig. 341 aantoont. Ook hier dalen de pul-
saties beueden de horizontale lijn eerst na
-ocr page 635-
627
eenige oogenblikken nadat de prikkeling, opgewekt door de induc-
ticstroomen, heeft opgehouden.
Fig. 341. Volumeverar.deringeu van de hand. Ue elektrische prikkeling is aan-
gewend van 1 tot 1. De pulsaties dalen na deze oogenblikken
langsaam beneden de horizontale lijn.
Gevolgtrekkingen waartoe de proeven betreffende de
volumeveranderingen der organen hebben geleid.
Aan de onderzoekingen van Francois-Fr\\nk betrefiende de
volumeverandering der organen ontleenen wij het volgende:
1.    De dubbele bewegingen van de hand vertoonen dezelfde
overeenkomst met de hartwerking als de pols van een enkele
slagader; deze bewegingen moeten beschouwd worden als direkt
te ontstaan door de volumeverandering der kleine bloedvaten.
2.    De uitzetting van de bloedvaten der hand geschiedt na een
bepaalden tijd nadat de hartsystole heeft plaats gehad; deze ver-
traging is even groot als de tijd, die verloopt tusschen de hart-
systole en het optreden van den pols in de art. rad.; zij neemt
toe of af, naargelang de uitstrooming uit het linker hart langsaam
of snel plaats heeft.
3.    Elke volumeverandering van de hand gaat gepaard met
een enkelvoudig of dubbel dicrotisme, gelijk aan dat van den
arterieelen pols.
4.    Het volume der onderzochte organen vermindert onder den
invloed van mechanische werkingen, zooals door het samendrukken
van slagaderen, het leiden van bloed naar andere organen, het
koppen zetten.
5.    Dit volume neemt daarentegen toe, wanneer men op
eenigerlei wijze het bloed in het orgaan ophoopt, zooals bij het
samendrukken van de aderen der hand.
6.    Door zenuwwerkingen, hetzij ze direkt zijn of bij reflex-
werking, wordt het volume der organen gewijzigd tengevolge van
een verandering van de middellijn der bloedvaten.
-ocr page 636-
028
Wordt het water afgekoeld, waarin de hand is gedompeld,
dan heeft er een vernauwing van de bloedvaten en een vermin-
dering van volume plaats.
Het kortstondig afkoelen van de huid van den arm veroorzaakt
een volumevermindering van de daarbij behoorende hand door de
vernauwing der kleine bloedvaten, die het gevolg is van de reflex-
werking der gevoelszenuwen op de vaatzenuwen.
Het optreden van deze reflexwerking wordt duidelijk aange-
toond wanneer men de volumeverandering van een hand onder-
zoekt, terwijl de andere hand met een koud voorwerp in aan-
raking wordt gebracht; men bemerkt alsdan dat bjj dit verschijnsel
geen sprake is van afkoeling van het bloed of van een wijziging
in de hartwerking; de tijd die verloopt tusschen den indruk en
het optreden van de samentrekking der vaatspieren (de verloren
tijd) neemt toe met de afmatting van deze spieren.
7.    De ademhalingsbewegingen veranderen het volume der
organen op dezelfde wijze als de arterieele drukking; bij de ge-
wone ademhalingsbewegingen neemt het volume van de hand toe
bij expiratie, terwijl het gedurende de inspiratie afneemt. Maar
het verband tusschen de lijnen van volumeveranderingen en die
van de ademhalingsbewegingen wordt gewijzigd door den vorm
der respiratie.
8.    Door de kracht, ontwikkeld bjj de samendrukking binnen
in de borstkas en in den buik, wordt slagaderlijk bloed naar de
oppervlakte gedreven en de uitstrooming uit het hart gemakkelijk
gemaakt.
Volnmeveranderlngen van liet liart in du verschillende
oogenbllkken van de liartaperlode.
Vroeger is op bladz. 408 (zie fig. 206) de methode aangegeven,
volgens welke men de volumeveranderingen van het hart kan
onderzoeken. Het hart werd daarbij eenvoudig in een flesch
met lucht geplaatst; spoedig bleek het gebrekkige van deze
proefneming, daar door de veerkrachtige lucht een groot deel
van de beweging wordt geabsorbeerd. Fkancois-Franck heeftin
deze methode een groote verbetering aangebracht. Hij plaatste
het hart in een buisje, met lijnolie gevuld (fig. 342); door een
-ocr page 637-
629
vertikalc buis, die tot een bol is verwijd, kan de schommelende
beweging van de olie, die door de volumeveranderingen van het
Kig. \'Ai\'i. Tut\'sk\'1 bestemd vuor het, onderzoeken van de vülumevcranderiiigen
van het hart. V toevoerbuis ; A afvoerbuis.
hart wordt veroorzaakt, vrijelijk plaats hebben. Het hart, dat
door de buis A bloed ontvangt en dit door de buis V doet
afvloeien, is nu in een onsamendrukbare middenstof gedompeld,
zoodat de beweging; van den vloeistofspiegel vrij sterk is. Deze
beweging wordt zeer weinig verzwakt door de veerkracht van de
lucht die in de overbrengingsbuis en inde trommel met hefboom is
bevat. In fig. 343 is een tracé voorgesteld dat volgens deze methode
Fig. 1)43. Tracé verkregen met den toestel van Francois-Franck; D vohmevcr-
meerdering gedurende de diastole; S volumevermindering gedurende de systolc.
is verkregen; D komt overeen met de diastole, S met de systole.
De toestel is in zijn geheel in fig. 344 voorgesteld. Door een
reservoir met gedefibrineerd bloed wordt het bloed in een daar-
onder geplaatst glazen vat op een constante hoogte gehouden;
hieruit wordt het bloed dooi- een buis in het hart geleid. Door een
-ocr page 638-
630
tweede buis wordt het bloed uit het hart afgevoerd ; deze buis staat
in gemeenschap met een sphygmoskoop P; de daarin uitgeoefende
Fig. 344. Toestel bestemd om uit den kunstmatigen bloedsomloop bij het hart van
een schildpad de volumeveranderingen van het hart (V), de veranderingen in de
arterieele drukking (P) en de uitstrooming bij de systolen (D) te bestudeeren.
drukking wordt op een draaienden cilinder geregistreerd. In den
sphygmoskoop mondt een tweede buis uit die zich in D in een
U-vormige buis ontlast, waarvan het eene been is gesloten en
in gemeenschap staat met een tweede trommel met hefboom; deze
registreert de phasen van uitstrooming van bloed uit het hart.
Eindelijk worden de volumeveranderingen van het hart, merkbaar
in de schommelingen van de olie in den bol V, door middel van
een derde trommel met hefboom geregistreerd.
-ocr page 639-
631
Daar de buis, door welke het hart het bloed ontvangt, door
een metalen slang is geleid die in een glas met water is gedom-
peld, kan men zoodoende het bloed verwarmen of afkoelen en
dus de veranderingen nagaan, die daardoor in bovengenoemde
werkingen worden teweeggebracht.
TIENDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN VERSCHIJNSELEN VAN
VERSCHILLENDEN AARD.
De hemodromograaf van Chaüveau. — De manometrische log. — Het registreeren van
trillingsbewegingen. — De phonautograat\' van Scott. — \' De phonograaf van Edi-
son. " — Trillende vlammen. — \' Aanwending der grafische methode bij chemische
en physische onderzoekingen. \' — Het registreeren van veranderingen in waterstand
van meren en zeëen. — Het registreeren van warmtehoeveelheden.
Aanwending van den Iieinodroniograaf van Chaüveau.
Bij de beschouwing van de beweging van vloeistoffen door
buizen is de toestel van Chaüveau, alsmede de tracés welke
daarmee zijn verkregen, in hoofdtrekken beschreven (zie fig. 132
en 133, pag. 266—268). Om de werking en inrichting van den
toestel, die in fig. 132 in zijn geheel is voorgesteld,, zooveel
mogelijk te verduidelijken, is in fig. 345 een doorsnede van den
hemodromograaf gegeven.
Het bloed stroomt door de buis T, die in doorsnede als een
cirkeltje is voorgesteld; in deze buis is een plaatje of schijfje p
geplaatst waaraan een lange, dunne staaf of naald L is beves-
tigd, die door een hollen cilinder is gestoken; het ondereinde
van den cilinder is gesloten door een caoutchoucvlies , door \'t welk
de staaf heengaat. Het ondereinde der staaf L, dat in fig. 132
alleen zichtbaar is, is verder op de gewone wijze verbonden met
het membraan van een luchttrommel.
Elke beweging die door het bloed, dat door de buis T stroomt,
aan het schijfje p wordt meegedeeld, zal nu naar de luchttrommel
worden overgebracht, die op haar beurt deze beweging weer
meedeelt aan een trommel met hefboom.
Wat dezen toestel vooral belangrijk maakt, is dat het staafje
-ocr page 640-
632
L de beweging van het bloed nagenoeg in haar geheel opvangt,
omdat de oppervlakte van het schijfje p vrij
groot is in vergelijking met de doorsnede der
buis T, en ook omdat de bloedstroom in deze
buis zich niet in verschillende zijwegen ver-
takt. De buis staat alleen door een nauwe
spleet, waardoor het staafje heenloopt, in
gemeenschap met een daaronder geplaatst
reservoir. Daar het staafje door dit reservoir
heenloopt, is het zoo vrij mogelijk in zijne
bewegingen, die daaraan door het bloed
worden meegedeeld.
Aan het reservoir is nog een zij buisje B
van caoutchouc aangebracht, dat door een
klemkraan gesloten is en dat dient, om den
toestel van de bloedklonters te reinigen, die
zich kunnen vormen.
Verder bestaat het geheele reservoir uit
den hemodromograaf van twee helften, die ten opzichte van elkaar
Ohauvkai:.
                     kunnen draaien. Men brengt nu eerst het
staafje L in de bovenste helft, zoodat de middellijn van het schijfje
f) evenwijdig loopt met de onderste spleet van de buis T; daarna
draait men de deelen van het werktuig een kwart cirkel om,
waardoor het vlak van het schijfje loodrecht komt te staan op
de as der buis, zooals voor de werking wordt vereischt.
De hemodromograaf kan alleen op groote dieren worden aan-
gewend, omdat er een vrij sterke bloedstroom vereischt wordt
om de staaf in beweging te brengen en de wnjvingsweerstanden
te overwinnen. Voor deze proeven zijn dus ongeveer dezelfde
voorwaarden gesteld als voor de cardiografische proeven waarbij
groote sonden in de bloedvaten moeten worden aangebracht; zij
kunnen dus slechts genomen worden op groote dieren, zooals op
een paard, een rund, een ezel.
Men brengt dan in een slagader een metalen buisje, dat bij
een lengte van 4 of 5 centimeter een middellijn van zes millimeter
heeft, en men laat nu, zorg dragende dat er geen lucht in de
bloedvaten dringt, het bloed door deze buis stroomen. Gewoonlijk
wordt de hemodromograaf op de carotis aangewend.
-ocr page 641-
633
Na de slagader blootgelegd te hebben, geeft men daarin een
insnijding in de lengte, en plaatst nu het buisje in de slagader,
die aan de beide uiteinden van het buisje wordt vastgebonden;
terwijl men nu beurtelings door het boveneinde en door het be-
nedeneinde der slagader bloed in den toestel laat vloeien, ver-
drijft men daaruit door de buis B de lucht en een deel van de
alkalische vloeistof, waarmede hij van te voren is gevuld. Alsdan
is de toestel gereed om gebruikt te worden.
Ook is vroeger (pag. 268 en volgende) een toestel beschreven,
die als hemodromograaf zou kunnen gebruikt worden en die
berust op het beginsel van de buizen van Pitot (zie fig. 134 en
135); terwijl echter dit werktuig bizonder geschikt is voor de
bepaling van de snelheid en de drukking van vloeistoffen die
door buizen stroomen, zal het als hemodromograaf minder goed
kunnen dienen, daar het door de stremming van het bloed dik-
wijls weigert te werken.
Daarentegen bewijst deze toestel uitstekende diensten voor het
bepalen van de snelheid van een lichaam dat zich in een vloeistof
of middenstof beweegt. Een dergelijke bepaling vindt haar voor-
naamste toepassing in het meten van de snelheid van schepen,
zoodat het dus voor de hand lag een log naar dit beginsel samen
te stellen. 1) Het komt ons belangrijk voor hiervan een korte
beschrijving te geven.
De iiianometrlsche logt 2)
Reeds werd door Pitot zelf aangegeven, dat de buizen, die
hij oorspronkelijk had bestemd voor het meten van de snelheid
eener stroomende vloeistof, even goed geschikt waren voor het
bepalen van de snelheid van een schip.
Dabcy vond echter dat het werktuig van Pitot in zijn oor-
spronkelijken vorm minder voor dit doel geschikt was, en bracht
daarom eenige wijzigingen aan het werktuig aan, waardoor het
voor de waterbouwkundigen meer praktisch nut opleverde.
De toestel van Pitot bestond uit twee vertikale buizen, aan
1)   * Ocze is dooi- Makk.y zelf uitgedacht *
2)   Een dergelijke log is bij ons waarschijnlijk meer bekend onder den naam van
hydrostatische log. *
-ocr page 642-
634
het ondereinde in tegengestelden zin rechthoekig omgebogen;
wanneer dus de onderste opening van dfe eene buis in dezelfde
richting met den stroom is geplaatst, dan zal de opening van de
andere buis juist tegen den stroom in zijn gericht. In de eene
buis zal nu het water zooveel beneden de oppervlakte van den
waterspiegel staan als het in de andere buis daarboven staat.
Wat dezen toestel voor praktisch gebruik minder geschikt maakt
is, dat die stijging en daling in de buizen dicht bij het oppervlak
van het water plaats heeft, zoodat de waarnemer voor een nauw-
keurige aflezing genoodzaakt is het oog dicht bij het oppervlak
van het water te plaatsen. Om nu dit gebrek te verbeteren, ver-
eenigde Darcy de beide beenen der vertikale buizen in een enkele
buis, in den vorm van een omgekeerde Y; hij deed nu het water
door opzuiging in deze beenen tegelijkertijd zoo hoog stijgen, dat
men het verschil in hoogte van de beide waterkolommen gemak-
kelijk kon aflezen. De buizen werden door den romp van het
schip heen in het water gebracht, terwijl binnen in het schip door
een waarnemer de hoogteverschillen werden afgelezen. Om hieruit
de snelheid van het vaartuig te meten, wordt echter vereischt dat
het zich zonder slingeren en stampen in een zeer rustig water
voortbeweegt; want de geringste slingering van het schip en de
kleinste golfbewegingen veroorzaken bij dit werktuig zulke hevige
schommelingen van het water in de beide buizen, dat het onmo-
gelijk is de hoogteverschillen nauwkeurig waar te nemen.
Dit groote nadeel van den toestel van Darcy kan op de vol-
gende wijze ontweken worden.
Men neemt twee metalen doozen, gelijkende op die van de
aneroïde-barometers; deze met lucht gevulde doozen worden even-
wijdig aan elkaar op een zelfde wijzerplaat bevestigd (fig. 346);
de beide naar elkaar toegekeerde binnenvlakten der metalen doo-
zen zijn met elkaar verbonden door een koperen staaf, die aan
den bovenkant van tanden is voorzien, terwijl de gladde onder-
kant over een metalen schijfje loopt. De getande staaf werkt op
een klein tandrad, op welks as een wijzer is geplaatst, die zich
over de verdeelde wijzerplaat beweegt.
Wordt de drukking in een der doozen verhoogd, dan zal de
doos opzwellen en de getande staaf zal naar de zijde van de tweede
doos worden voortbewogen: hierdoor draait het tandrad met den
-ocr page 643-
635
wijzer een zeker aantal graden rond. Bij gelijke toeneming van
drukking in de beide doozen zullen de staaf en het tand rad onbe-
Fig. 846. De manometriache of hydrostatische log
wegelijk blijven; bij ongelijke drukking zal de staaf zich naar den
kant van de doos bewegen, waarin de kleinste drukking plaats
heeft. Dit werktuig wijst dus het verschil van de drukkingen,
alsmede de richting waarin de grootste drukking plaats heeft,
nauwkeurig aan. Volgens de methode van Darcy worden nu
deze beide doozen door opzuiging met water gevuld. Daartoe is
aan elke doos een caoutchoucbuisje met dikke wanden aange-
bracht; deze twee buisjes zijn in een enkele buis T vereenigd,
waardoor de opzuizing van het water gemakkelijk kan plaats
hebben; nadat dit geschied is, sluit men de kranen r en r\'; als-
dan is de toestel voor het tcebruik gereed. Wordt deze toestel op
een tafel in het schip opgesteld, dan blijkt hij geheel vrij te zijn
van de storende invloeden, die zich bij het werktuig van Darcy
zoo sterk laten gelden. De stand van de naald verandert niet,
wanneer men de buizen van Pitot meer of minder diep indom-
pelt, ook zelfs wanneer deze indompeling met groote snelheid
-ocr page 644-
636
plaats heeft. Elke verandering in snelheid daarentegen zal onmid-
dellijk door de naald worden aangewezen en deze aanwijzingen
kan men naar willekeur vergrooten, door het werktuig gevoeliger te
maken. De proefnemingen met deze log op een meer, op een rivier
en op zee genomen, hebben tot zeer voldoende resultaten geleid.
Deze log kan gemakkelijk zelfregistreerend gemaakt worden,
zoodat zij alsdan, behalve voor het bepalen van de snelheid, ook
zou kunnen dienen voor het meten van den afgelegden weg. Maar
voor dit laatste schijnen andere in gebruik zijnde logs meer ge-
schikt te zijn; daarentegen zal voor het meten der snelheid de
hier beschreven log waarschijnlijk wel te verkiezen zijn boven
andere daarvoor gebruikelijke metingen, die toch over \'t algemeen
vrij tijdroovend zijn en slechts een paar maal per dag kunnen her-
haald worden. Kan daarentegen de scheepsbevelhebber zich elk
oogenblik van de ware snelheid van het schip vergewissen door
eenvoudig den stand van den wijzer op de wijzerplaat der log op
te nemen, dan zal hem het regelen van den gang van het onder
zijne bevelen staand zeil- of stoomschip daardoor vrij gemakkelijk
gemaakt worden, zooals bij het in- of uitvaren van een haven,
bij zee-manoeuvres, enz. Wij twijfelen er niet aan of de zeevaart-
kunde zal van dezen toestel veel nut kunnen hebben; in alle
geval is de proefneming met dit werktuig sterk aan te bevelen.
Het registreeren van trllllngsbeweginiren.
De plKinautograaf van Scoti en de phonograaf
van Dil isini,
Overbekend is het registreeren van de trillingen eeuer trillende
staaf of van een stemvork op een met roetzwart bedekten cilinder,
waarvan men in de geluidsleer en voor de chronografie zooveel
gebruik maakt. Minder bekend is echter de wijze waarop Cornü
en Mercadier de trillingen van snaren hebben geregistreerd; zij
verbonden daartoe de trillende snaar door middel van een dunnen
metalen draad met de registreerstift; de trillende bewegingen wer-
den nu door dezen draad naar de stift overgebracht; om dit over-
brengen zoo volkomen mogelijk te doen plaats hebben, werd de
draad nog in verbinding gebracht met een messingen draad, die
aan den zolder aan bandjes van caoutchouc werd opgehangen;
-ocr page 645-
637
zoodoende kon de voortplanting van de trillende beweging langs
den eersten draad zoo vrij mogelijk plaats hebben. Om de regis-
treerstift zooveel mogelijk te beletten eigen bewegingen te maken,
is deze bevestigd aan een der hoekpunten van een driehoekig
metalen plaatje, welks kanten aan de hoekpunten boogvormig in
lange scherpe punten uitloopen; een dezer punten is in een schroef-
standaard vastgeklemd, terwijl aan een der andere punten de draad
is bevestigd, die de trillingen moet overbrengen; aan de derde
punt bevindt zich dan de schrijfstift.
In figuur 347 is het volgens deze handelwijze verkregen tracé
Fig. 347. Tracé van een toon en zijn octaaf, verkregen volgens de methode van
Cornu en Mercadier. Het onderste tracé is dat van een chronograaf,
dienende om de toonhoogte te bepalen.
van een toon met de daarbij behoorende octaaftoonen voorgesteld;
de overbrengingsdraad was hierbij 7 a 8 meter lang. Uit dit tracé
blijkt dat men volgens deze methode niet alleen geluidstrillingen
van verschillende toonhoogte, maar ook samengestelde trillingen,
samenklinkende tonen en accoorden kan registreeren. Voor het
registreeren van de trillingsbewegingen van den larynx is echter
deze methode niet geschikt; beter leent zich daartoe de elektro-
magnetische seintoestel van Deprèz, waarmee een tracé van de
trillingen van den larynx is verkregen, zooals in fig. 90 is afgebeeld.
Volgens Stein 1) zijn tracés van trillende snaren ook langs
photografischen weg te verkrijgen; daartoe wordt een dunne stern-
vork, tusschen wier beenen een klein zwart schermpje is gevat, op
de snaar geplaatst; dit schermpje is in het midden van een kleine
ronde opening voorzien. Terwijl nu de snaar trilt, laat men op het
schermpje een sterke lichtbundel vallen; door de ronde opening
valt nu een lichtende streep op een glasplaat, die met collodium
is bestreken en die zeer snel, in een richting loodrecht op die
1) Zie het werk van Dr. STEIN: Das licht, Leiuzig 1878.
-ocr page 646-
638
van den lichtbundel, kan worden voortbewogen. Zoodoende wordt
de golflijn van de trillende beweging der snaar photografisch
geregistreerd. 1)
* Ten einde door grafische lijnen niet alleen het verschil in
toonhoogte, maar ook het verschil in klank, d. w. z. het eigenaardig
karakter van elk willekeurig geluid (door de Duitschers zeer juist met
den naam van „Farbe" bestempeld) voor te stellen, bedient men zich
van den phonautograaf, een werktuig dat door Scott en König in
1864 is uitgedacht. * Het bestaat uit een groote trechtervormige ton
van metaal, wier binnenoppervlakte den vorm heeft van een omwen*
telingsparaboloïde en die aan den nauwen kant gesloten is door
een dun vlies. Op de buitenzijde van dit vlies, dat in verschil-
lende mate kan gespannen worden, is een borstelhaar bevestigd,
welks uiteinde in aanraking is met een draaienden cilinder, die
met een papier met roetzwart is bedekt. Elk geluid, dat in de
nabijheid van de wijde opening van de trechtervormige ton wordt
voortgebracht, wordt in het brandpunt der paraboloïde op het
vlies geconcentreerd; hierdoor begint de stift te trillen en teekent
een golflijn op den cilinder. * Op deze wijze wordt duidelijk aan-
getoond dat een verschil in klank steeds gepaard gaat met een
verschil in baan der trillingsbeweging; zoo zal de phonautograaf
voor tonen van gelijke hoogte en intensiteit, maar door verschil-
lende instrumenten, bijv. door een viool, een klarinet, een piano ,
enz. voortgebracht, steeds golflijnen van verschillende gedaante
vertoonen. Terwijl door dit werktuig de banen van de meest
samengestelde klanken, ook bij het spreken en zingen geuit,
werden opgeschreven, dacht er bijna niemand aan dat door eenige
wijzigingen aan enkele deelen van dezen toestel aan te brengen,
een werktuig zou verkregen worden dat in staat is de geregis-
treerde klanken en woorden weer te geven. Voor den beroemden
Edison, den grootsten uitvinder van onze eeuw, wien in een
tijdsverloop van nog geen 20 jaren meer dan 160 patenten op
nieuwe uitvindingen werden verleend, was het weggelegd dit
l) * Deze methode is das weer een toepassing van de reeds vroeger besproken oogcn-
blikkehjke photografle. Merkwaardige uitkomsten hiervan, ook met betrekking tot het
photografisch geweer van Marey, vindt men nog vermeld iu liet tijdschrift De Natuur,
Jaargang 1882. *
-ocr page 647-
639
bewonderenswaardig verschijnsel in het leven te roepen, aan
welks verwezenlijking zelfs König, die gedurende twaalf jaren
ijverig had gestreefd zijn phonautograaf meer en meer te volma-
maken, volgens zijn eigen getuigenis heeft gewanhoopt.
In 1877 maakte Edison voor het eerst zijn phonograaf be-
kend, waardoor de klanken, die eerst door een aan dit werktuig
aangebracht mondstuk opgevangen en door een plaatje met stift
geregistreerd waren, weer als zoodanig werden teruggegeven. De
hoofddeelen van dit werktuig bestaan uit een korte omgebogen
buis, die aan de eene zijde van een mondstuk, aan de andere
zijde van een dun ijzerplaatje (veel gelijkende op dat van den
telephoon) is voorzien; in het midden van dit ijzerplaatje is een
stiftje aangebracht, welks uiteinde in aanraking is met een draai-
enden cilinder, die niet zooals bij den phonautograaf met bewalmd
papier, maar met eene dunne laag bladtin is bekleed. Daar in
de as van den cilinder een schroef is ingesneden, zal de cilinder
bjj wenteling om zijn as tevens een verplaatsing naar rechts of
naar links, naargelang van de wijze van omdraaiing, ondergaan.
Spreekt of zingt men nu in het mondstuk, dan komt het ijzerplaatje
in trilling, en het stiftje zal in het bladtin een groef traceeren,
wanneer de cilinder tegelijkertijd wordt rondgedraaid. Wordt ver-
volgens de cilinder, terwijl voor een oogenblik de aanraking van
het bladtin met het stiftje wordt opgeheven, teruggeschroefd tot
iets verder dan waar de indrukken beginnen, daarna de aanra-
king van de stift met het bladtin hersteld en de cilinder in de
vroegere richting zooveel mogelijk met dezelfde snelheid rondge-
draaid , dan zal men, het oor voor den geluidstrechter plaatsende ,
weer dezelfde woorden en klanken hooren, die eerst in het bladtin
waren geregistreerd. Het stiftje komt nu toch weer achtereenvol-
gens met al de punten van de vroeger getraceerde groef in aan-
raking en volbrengt weer dezelfde trillingen als vroeger, welke
nu weer aan het trilplaatje worden meegedeeld en door het oor
van den waarnemer worden opgevangen. De meest verwonderlijke
en volgens de hedendaagsche theorie der geluidsleer moeilijk ver-
klaarbare omstandigheid van dit verschijnsel is wel deze, dat de
ontzaggelijk kleine trillingen, die door het bladtin aan de stift
en aan het trilplaatje worden meegedeeld, in staat zijn om ge-
heele volzinnen zoo duidelijk na te spreken, als hier inderdaad
-ocr page 648-
640
het geval is. Alleen met behulp van een zeer sterk vergrootglas
kan toch alleen het onderscheid tusschen de verschillende deelen
van de in het bladtin getraceerde groeven waargenomen worden.
Vooral door hen, die aan de hand van Helmholtz in de bizon-
derheden der geluidsleer zijn doorgedrongen, zal dit verschijnsel
in de hoogste mate bewonderenswaardig genoemd worden. Een
nauwkeurige beschrijving en afbeelding van den phonograaf is
gegeven door Logeman in Het Album der Natuur, Jaargang
1878. *
Trillende vlammen.
Van de eigenschap die gespannen vliezen vertoonen, om ge-
makkelijk in trilling te geraken, heeft König gebruik gemaakt
voor het daarstellen van trillende vlammen. Hij stelde een doos,
waarvan een der wanden uit een dun gespannen vlies bestond,
in gemeenschap met een gasleiding. Werd het vlies door geluids-
trillingen in trilling gebracht, dan werden daardoor in het gas
in de doos en in de buizen beurtelings verdichtingen en verdun-
ningen opgewekt, waardoor de gasvlam in een trillende beweging
werd gebracht, die geheel in overeenstemming was met die van
den voortgebrachten toon. Beschouwde men nu alleen de trillende
vlam, dan kon men alleen een kleine verstoring in de regelmatige
gedaante waarnemen, die echter evenmin duidelijk te onderschei-
den was als de trillende bewegingen van de beenen eener stem-
vork. Beschouwt men echter de beelden der trillende vlammen in
een draaienden spiegel, dan ziet men geen onafgebroken licht-
band, zooals bij een rustig brandende vlam het geval zou zijn,
maar een duidelijk getanden lichtband, waarvan elke uitsprin-
gende punt met een trilling overeenkomt. In tig. 348 zijn trillende
vlammen, in fig. 349 de beelden van die vlammen voorgesteld.
In groep I van fig. 349 zijn de trillingen der drie vlammen onder-
ling gelijk in aantal en in phase; in groep II is de middelste
vlam aan trillingen blootgesteld, die een halven trillingstijd in
phase verschillen en die elkaar dus bij interferentie vernietigen;
van daar dat de middelste lichtband onafgebroken is.
De merkwaardigste toepassing van trillende vlammen wordt
gemaakt bij het ontleden van samengestelde tonen volgens de
-ocr page 649-
(541
Fig. 348. Trillende v\'nnimen van König
methode van HELMHOLTz Deze maakte daartoe gebruik van
klankbollen of resonatoren, waarvan de eene opening de geluiden
Fig. 349. BeeUleu der ti\'illcude vlammen in een druuiendeu spiegel gezien.
opvangt, terwijl de andere opening in het oor geplaatst of in
gemeenschap gebracht kan worden met een gasreservoir. De vlam
zal nu trillen of in rust blijven, naargelang de resonator spreekt
of niet. Door nu verschillende van zulke klankbollen te gebruiken,
die ieder met een bepaalden toon kunnen meeklinken, wordt door
middel van de beelden der trillende vlammen gemakkelijk aan-
getoond dat het verschil in klinkers alleen door het bijklinken
van enkele tonen van standvastige hoogte en van eenige harmo-
nische boventonen wordt bepaald (fig. 350).
Ook bij deze proeven kan de oogenblikkelijke photografie wor-
den te hulp geroepen om de aldus ontstane beelden te bewaren.
Gebruikt men in plaats van lichtgas, cyaangas, dan krijgt men
een vlam die lichtgevend genoeg is om van het spiegelbeeld een
41
-ocr page 650-
642
duidelijk photografisch beeld op een lichtgevoelige plaat, waaraan
\'i ^iihJjkidéJ^i^É^èdéèk.
ïig. 850. Het ontleden van verschillende klinkers door middel van trillende vlammen.
een beweging in horizontale richting wordt meegedeeld, te ont-
werpen.
4^^«A^.)^&*-i^^j^yj,
Fig. 351. Photografie van trillende vlammen; verhouding der trillingen: 1 tot 4.
* Aanwending tier g-rallsche methode hij chemische
en pliysische onderzoekingen.
Om voor een auditorium of voor een klasse de werking van
een verdund zuur op een metaal, bijv. van verdund zwavelzuur
op zink, zooals die gewijzigd wordt door de sterkte der oplossing,
duidelijk zichtbaar te maken, is door Mills op de volgende wijze
te werk gegaan : 18 glazen buizen van gelijke grootte worden
-ocr page 651-
643
met (gekleurd?) water gevuld en op gelijken afstand van elkaar,
met de open benedeneinden vertikaal in even zoovele glazen
troggen geplaatst; in dezen stand worden zij door een toestel,
veel gelijkende op een proefglazenrekje, vastgehouden. Onder de
opening van elke buis mondt een kleine getubuleerde retort uit;
in deze achttien retorten zijn gelijke stukken gereinigd zink met
gelijke hoeveelheden verdund zwavelzuur, doch van verschillende
sterkte, gebracht, zoodat bijv. elke achtereenvolgende retort 3 pet.
zwavelzuur meer bevat. De ontwikkelde waterstof zal nu in de
vertikaal geplaatste buizen het water naar beneden drukken; de
hoeveelheid waterstof, die iti een bepaalden tijd in eenige retort
wordt ontwikkeld, is dus zichtbaar door den stand van den
waterspiegel in de bij die retort behoorende buis.
De standen van de waterspiegels in de opvolgende buizen vor-
men nu met elkaar een regelmatige kromme, die den gang dei-
scheikundige werking duidelijk aangeeft. Het is duidelijk dat men
in plaats van deze chemische „hoeveelheidskromme" ook een
„tijdskromme" zou kunnen verkrijgen, indien men in de retorten
gelijke hoeveelheden verdund zwavelzuur van gelijke sterkte op
gelijke hoeveelheden zink liet inwerken, maar nu zoodanig, dat
in elke volgende retort de werking bijv. 5 minuten langer aan-
hield dan in de voorgaande.
Eigenaardig is de methode, die door Heine (Giessen 1881) is
gevolgd, om in korten tijden zeer nauwkeurig het koolzuurgehalte
van lucht te bepalen. Hij heeft daartoe gebruik gemaakt van de
uitzetting, waaraan gassen bij absorptie van warmtestralen onder-
hevig zijn; laat men dan zulke gassen werken op een veerkrachtig
vliesje, dat van een stift is voorzien die op een ronddraaiendcMi
cilinder schrijft, dan zal bij intermittente bestraling dit vliesje in
beweging geraken door de meerdere of mindere uitzetting van het
gas en aldus op den cilinder een kromme lijn worden getraceerd.
Heine vond nu op deze wijze dat droge, koolzuurvrije damp-
kringsluclit de stralende warmte bijna in \'t geheel niet opslorpt.
Koolzuur daarentegen doet dit sterk en een mengsel van lucht
en koolzuur des te meer, naarmate dit meer koolzuur bevat. Hij
heeft nu mengsels van koolzuur en lucht in vooraf bekende ver-
houdingen genomen, waarin de hoeveelheden koolzuur slechts zeer
weinig verschilden, en daarmede op den cilinder kromme lijnen
-ocr page 652-
644
verkregen, die nog duidelijk genoeg
te onderscheiden waren, om daaruit
liet gehalte aan koolzuur van zulk
een mengsel, waarvan de verhouding
onbekend was, nauwkeurig te bepa-
len. De juistheid, waarmee deze gra-
fische bepaling van het koolzuurge-
halte der lucht geschiedt, behoeft niet
onder te doen voor die der beste
chemische methoden; bovendien biedt
deze methode nog het voordeel aan
dat zij op zeer geringe hoeveelheden
van een mengsel van lucht en kool-
zuur, bijv. op een of twee liter kan
worden toegepast, terwijl het geheele
onderzoek in zeer korten tjjd afloopt.
Meer en meer nemen de natuur-
en scheikundigen hun toevlucht tot
grafische curven om met des te meer
zekerheid te kunnen nagaan of de uit-
komsten hunner onderzoekingen tot
een zekere theorie of wet kunnen
leiden. Als zoodanig noemen wij nog
Die Untersuchungen ilber die Dampf-
spannungen bei der Dissociation krys-
tallwasserhaltiger Salze von
Dr. A. H.
Pareau in Utrecht, voorkomende in
de Poggendorffsche Annalen 1875. *
Het registreer en van verande*
ringen in waterstand van
meren en zeeën.
Voor het registreeren van veran-
deringen in waterstand van meren en
zeeën worden zoogenaamde limnome-
ters of Kmnografen
gebruikt. Een der-
gelijke toestel is in fig. 353 afgebeeld.
o
*
-ocr page 653-
645
Forel heeft met dit werktuig een tal van onderzoekingen gedaan
betreffende de rijzingen en dalingen van den waterspiegel (Seiches)
van het meer van Genève. Uit deze onderzoekingen is gebleken
Fig. 3 53. Limnograaf van Forel.
dat de waterspiegel van dit meer onophoudelijk verandert en in een
schommelende beweging is, zooals zich die voordoet bij water,
dat in een kom in lichte beweging wordt gebracht. Gewoonlijk heb-
ben deze schommelingen plaats in een richting, samenvallende
met de groote as van het meer; deze duren ongeveer een uur;
met deze bewegingen gaan schommelingen gepaard in een richting,
loodrecht op de eerste, wier periode veel korter is: deze schom-
melingen bedragen ongeveer zes per uur. De oorzaak van deze
bewegingen is vooralsnog niet voldoende verklaard. Dergelijke
schommelingen, waarop natuurlijk de Alpen winden en de perio-
dieke winden, die in deze streken waaien, veel imloed hebben,
-ocr page 654-
646
komen ook voor bij de meren van Neufchatel, van Brienz, van
Thun; ook heeft men ze waargenomen in de Oostzee en in de
Bothnische golf.
Het regiatreeren van warmtelioeveelheden.
Met den hierboven afgebeelden toestel van Forel kan, evenals
het geval is bij eiken drijver met een groot oppervlak, een aan-
merkelijke kracht ontwikkeld worden; met zulk een toestel kun-
nen de veranderingen Yan den stand van den waterspiegel nauw-
keurig geregistreerd worden, zonder dat men hierbij behoeft te
vreezen dat het tracé misvormd zal worden door de te overwinnen
weerstanden, zooals inderdaad het geval was bij de toestellen, die
in het vijfde hoofdstuk van de tweede afdeeling van dit werk
(pag. 244—250) zijn beschreven. Ook moet men in \'t oog houden
dat hoe grooter de hoeveelheid is van een uitstroomende vloestof,
waarover men kan beschikken, des te nauwkeuriger zal men de
phasen van uitstrooming kunnen nagaan. Dit laatste is vooral
van belang bij het registreeren van de uitgestroomde hoeveelheden
vloeistof bij den calorimeter van d\'Aksonval, waarin de vloeistof
bij een constante temperatuur wordt opgenomen en waaruit deze
vloeistof insgelijks weer bij een constante temperatuur wordt afge-
voerd. Uit het verschil van deze constante temperaturen en de hoe-
veelheid uitgestroomde vloeistof kan dan de hoeveelheid warmte be-
paald worden, die in den calorimeter is ontwikkeld of opgenomen.
De toestel van d\'Absonval, in fig. 354 voorgesteld, bestaat
uit een calorimeter, die in een besloten ruimte is geplaatst, welke
op een constante temperatuur wordt gehouden; eigenaardig is\' de
wijze waarop de temperatuur van den calorimeter hier wordt ge-
regeld. Twee reservoirs van een cilinder-kegelvormige gedaante,
met evenwijdige zijwanden zijn binnen elkaar geplaatst, de bin-
nenste ruimte van het kleinste reservoir wordt op een constante
temperatuur gehouden; de buitenste ringvormige ruimte wordt
met water gevuld, dat door de vlam van een Bunsenschen bran-
der wordt verwarmd. Door de groote hoeveelheid water, in deze
ringvormige ruimte bevat, wordt de warmte regelmatig rondom
de binnenste ruimte verspreid, zoodat hierin geen plotselinge
temperatuursveranderingen kunnen plaats hebben. D\'Aronval is
-ocr page 655-
647
op het denkbeeld gekomen de volumeveranderingen der in deze
ringvormige ruimte besloten hoeveelheid water te benuttigen voor
Fig. 354. De calorimeter van d\'Absonval.
het regelen van den gasstroom, die naar den brander gaat. Daartoe
heeft hij in den wand van den buitensten cilinder een zijdeling-
sche buis 2 aangebracht, die, in gemeenschap staande met de
ringvormige ruimte, aan den buitenkant vertikaal is afgesloten
door een caoutchoucvlieg. Dit vlies vormt dus het eenige deel van
den wand dat naar buiten kan uitwijken en zoodoende de uitzet-
ting van de watermassa kan aangeven. Nu wordt het gas, dat
naar den brander wordt gevoerd, door de buis 4 naar een metalen
kastje geleid, waar zij op geringen afstand van en loodrecht op
het vlak van het vlies, juist tegenover het middelpunt uitmondt;
uit dit kastje kan het gas door een opening 5 ontsnappen in een
buis, die het naar den brander 6 voert. Op deze wijze wordt de
gasstroom, die naar den brander gaat, door de volumeverande-
-ocr page 656-
648
ringen van het water geregeld, en kan alleen een zoo groote
hoeveelheid gas naar den brander stroomen als juist noodig is
om de afkoelende werkingen op te heffen.
De gevoeligheid van dezen regulator is zoo groot dat men zeker
kan zijn dat de temperatuur van de binnenste ruimte niet het ^
van een graad van den honderddeeligen thermometer verandert.
Binnen in deze ruimte is nu de calorimeter geplaatst; wij zullen
aannemen dat een zekere hoeveelheid warmte hierin wordt ont-
wikkeld , die gemeten moet worden.
Bij eiken calorimeter wordt het warmteverlies tegengegaan door
middel van dikke wanden, bestaande uit slecht geleidende stoffen;
zelfs wanneer de temperatuur van de binnenruimte tamelijk veel
verschilt van die van de omgeving, wordt zoodoende het warmte-
verlies zeer gering gemaakt. Wordt dus deze handelwijze ook
hier aangewend, waar de temperatuur van de binnenruimte con-
stant is en weinig verschilt van die der omgeving, dan kan het
warmteverlies in dezen calorimeter nagenoeg op nul gesteld wor-
den. Wordt nu een kleine hoeveelheid warmte in dezen calori-
meter ontwikkeld, dan zal daarvan naar buiten nagenoeg niets
worden afgestaan.
Nu wordt door een metalen slang, die door den calorimeter
loopt, water in den calorimeter gebracht, waarvan de temperatuur
constant en juist één graad lager is dan die van den calorimeter
zelf; zoodra dit water de temperatuur van den calorimeter zal
hebben aangenomen, vloeit het af door een klep, die geopend
wordt evenals bij een temperatuurregelaar. Het uitstroomende
water heeft dus een temperatuur, die juist één graad hooger is
dan die, waarbij het in den calorimeter kwam; derhalve vertegen-
woordigt elke liter uitgestroomd water één calorie. Hoe meer
warmte dus in een bepaalden tijd in dgn calorimeter wordt ont-
wikkeld, des te meer water zal er door de slang stroomen, aan-
gezien de doorstrooming van het water geregeld wordt door en
afhangt van de temperatuursverhooging rondom de slang.
Men heeft dus ten slotte slechts de phasen van uitstrooming
van het door den calorimeter afgevoerde water, door middel van
een drijver, die in een reservoir is geplaatst dat dit water op-
vangt, te registreeren, zooals vroeger is aangegeven. Hierdoor
is de registratie van een warmtehoeveelheid dan geheel terug-
-ocr page 657-
649
gebracht tot de methode van het registreeren van de uitstrooming
eener vloeistof.
Einde.
NASCHRIFT VAN DEN BEWERKER.
Tusschen het verschijnen van het Fransche werk van Marey
en van de laatste afleveringen van deze Ne derlandsche bewerking
liggen ruim 4 jaren; zeker een tijdruimte, die groot genoeg is
om een aantal nieuwe uitvindingen, vooral op het uitgebreid
gebied waarop dit werk zich beweegt, in het leven te roepen —
in \'t bizonder in onze dagen, waar de uitvindingen elkaar zoo
snel opvolgen (men denke slechts aan Edison!). De nieuwe regis-
treerwerktuigen, alsmede de verbeteringen die aan de reeds vroeger
bestaande in dezen tusschentijd zijn aangebracht, zijn, voor zoover
hun beschrijving in dit werk noodzakelijk werd geacht, dikwijls
met verwijzing naar Nederlandsche tijdschriften, waarin deze be-
schrijvingen uitvoerig zijn opgenomen, door mij vermeld. Ik heb
daarbij steeds getracht de hoofdstrekking van dit werk, een dui-
delijke uiteenzetting van de toepassing der grafische methode op
de meest verschillende gebieden, niet uit het oog te verliezen, maar
tevens ook de grenzen daarvan niet te overschrijden Om dus geen
ongewenschte uitbreiding aan dit werk te geven, zijn hierbij de
toepassingen der grafische methode, voor zoover die betrekking
hebben op onderdeden van wetenschappen, waarvoor een bizon-
dere kennis van die wetenschappen wordt vereischt, en die niet
in het oorspronkelijk werk voorkwamen, zooals bijv. grafische
statica, dynamica, thermodynamica, enz., niet opgenomen. Om
dezelfde reden kan men dan ook niet verwachten dat dit werk,
naar aanleiding van hetgeen bijv. in de eerste honderd bladzijden
-ocr page 658-
650
van de grafische statistiek is vermeld, een volledige theorie van
de grafische statistiek bevat. Hetgeen ik met betrekking tot de
grafische statistiek hier minder op zijn plaats vond, heb ik daarom
meegedeeld in de technische aanwijzingen, welke ik als toelich-
ting voor de grafische behandeling van statistische gegevens heb
gevoegd bij de grafische voorstellingen, die met betrekking tot de
statistiek en staathuishoudkunde van Ned. Indië zijn ontworpen,
en die op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandel-Tentoon-
stelling te Amsterdam zijn verkrijgbaar gesteld. De in deze
toelichting gegeven kritische beschouwing over de grafische en
geografische methode in de statistiek sluit geheel aan bij hetgeen
in dit werk over de statistiek is meegedeeld. Evenzoo zullen bijv.
zij, die zich uit dit werk de algemeene beginselen van grafische
voorstelling van de verschillende vormen van arbeidsvermogen,
van statica, enz., hebben eigen gemaakt, de bizondere toepas-
singen daarvan vinden o. a. in de werken van Rankine, A
Mannal of the Steam Engine and other Prime Movers;
van Dr.
Weyrauch, Ueber die graphische Statik, en andereu.
F. M. J.
-ocr page 659-
ALPHABETISCH REGISTER.
Arbeidsvermogen, verlies van —, 331.
—  van het hart, 439.
Areometer, registreerende —, 247.
Atheroom der slagaderen, 568.
B.
Balans van Rédier, 290.
Ballistische vraagstukken, grafische
oplossing van —, 206.
Barometer, zelfregistreerende —,
308.
Beweging, grafische voorstelling van
een rechtlijnige —, 3!; vaneen
eenparige —, 31; van een ver-
anderlijke —, 33.
—   bewijs van de wetten der een-
parig versnelde —, 507.
—   registreeren van de voet — bij
het loopen en draven, 210.
—  met veranderlijke richting, 223.
—  van vloeistoffen, 243.
Botsing, bepaling van den duur van
een —, 202.
C.
Caloriën, 273, 280.
— registreeren van —, 646.
Calorimeter van d\'Arsonval,343,646.
Capaciteit, vitale — van de long, 551.
Capillair-elektrometer, 351.
Cardiograaf, 592.
Cardiografie, 381, 434, 591, (zie
verder Hart).
Cardiografische curven, 385, 594.
Chemie, aanwending der grafische
methode in de —, 642, 291.
A.
Abdominale bewegingen , 556.
Abscis, 25.
Accelerograaf, 204.
Accoraodatie-vermogen van het oog,
82.
Achtereenvolgend registreeren, 363.
--------van spierbewegingen, 427.
--------van de phasen van elektri-
sche stroomen, 430.
—  — van de stoomspanning, 432.
—  — van de prikkelbaarheid van
het hart, 435.
Actinometer, 391.
Acute ziekten, pols bij —, 579.
Ademhalingsbewegingen, registree-
ren der —, 233, 550.
—  lijnen van —, 554, 562.
—  frequentie der —, 560.
—  invloeden die de — wijzigen, 564.
—  rhythmus der —, 555, 563.
—  verband tusschen de — en de
beweging van de in- en uitge-
ademde lucht, 557.
Afdruksels van voetstappen, 149.
Afstandsmeting met den hodograaf,
513.
Anacrotisme, 565.
Analytische Meetkunde, 26.
Anamorfische tafels, 133, 135.
Anamorfose, meetkundige —, 133.
Anapnograaf, 271.
Anemograaf, 458.
Arbeidsvermogen, 275.
—  omzettingen van het—, 280,282.
—  registreeren van —, 279, 323.
—  besparing van — , 331, 336.
-ocr page 660-
652
ALPHABKT1SCH REGISTER.
Cholera, overzicht van de sterfte
bij de — in 1832, 59.
—   polslijnen bij —lijders, 581.
Chronografen, 166.
—  elektrische —, 169, 487.
—   lucht —. 486.
—  onderzoek van het synchronisme
van twee —, 490.
Chronografie, 165.
—  toepassingen van de —, 173.
Chronografische stem vork , 167, 487.
Chronometer, 164.
Cilinder, 480.
—   brengen van het papier op den
—, 482.
—  controleeren van den regelmati-
gen gang van den —, 484.
—   regelen van de omwentelings-
snelheid van den —, 484.
Coördinaten, 24.
—  pool —, 97.
Correctie van de cirkelbogen die door
den registreerenden hefboom wor-
den beschreven, 522, 602.
Curven, 385 (zie verder Tracés,
Polslijnen, Cardiografische lijnen ,
enz.).
D.
Dampkringsdrukking, registreeren
van de —, 145, 308.
Declinatielijnen, 99, 452
Deprèz, elektromagnetische seintoe-
stel van —, 144, 171, 492.
—   proeven van — 425, 432.
Descartes, 5, 26.
Dicrotisme van den pols, 369,569.
Donders, onderzoekingen van —,
81, 474, 500.
Drijver met schrijfstift voor het re-
gistreeren van de uitstrooming
van vloeistoffen, 248.
Dromograaf, planetarische —,131
Drukking, registreeren van de ver-
anderingen in —, 293,308,599.
—  in buizen, 306.
—  in de bloedvaten van de hand, 613.
—   in haarvaten, 305.
—  in ingewandsholtcn, 390.
—  in de pleurale holte, 307.
—   in vloeistoffen, 367.
—   van het bloed, 299, 388, 399.
—   registreeren van de — van het
bloed door middel van een tegen-
druk, 609.
Drukking, overbrenging van de —
naar registreerende manometers,
604.
—  negatieve — in de holten van
het hart, 604.
Druppelteller, 193.
Dynamograaf, 328.
Dynamometer van Poncelet, 279.
— met luchttransport, 328.
E.
Elektriciteit, 281.
—  bepaling van hoeveelheden —,
359, 642.
Elektrische ontladingen van den sid-
derrog, 358, 398, 431.
Elektrische prikkeling van het hart,
541.
Elektrische spanningen, registreeren
van —, 351.
Elektrische stroomen, grafische voor-
stelling van de richting en phasen
van —,71, 428.
—  invloed van — op de hartbewe-
weging, 542,
Elektrische toestand van spieren, 411.
Elektrische verschijnselen, registree-
ren van —, 351.
Elektrometer van Lippmann , 351.
Endosmose, registreeren van — ver-
schijnselen , 292.
Evaporometer van Ragona, 286.
G.
Gang van het paard, 189, 462.
—  snelheid van den — van den
mensch, 213.
Gelijktijdig registreeren, 362.
—   — van bewegingen bij het her-
kauwen, 421.
--------van bewegingen bij het slik-
ken , 424.
--------van elektrische stroomen, 397.
--------van spierwerkingen , 412.
--------van stembewegingen, 413.
Gevoeligheid, graad van — voor ver-
schillende deelen van het lichaam,
110.
—  van de deelen van het netvlies, 111.
Gewichtslijnen, 39, 41, 84.
-ocr page 661-
653
ALPHABETISCH REGISTER
Gewichtsopgaven van materialen be-
noodigd voor den bovenbouw van
metalen bruggen, 86.
Gewichtsveranderingen, registree-
ren van —, 283.
—   van planten, 288.
—  van dieren, 290.
—  bij scheikundige werkingen , 291.
Golfbewegingen, registreeren van
—, 371, 426.
Groeilijnen, 38, 39, 41, 84.
—   van planten , 207.
Grootheden, grafische voorstelling
van —, 14.
Gymnastiek, invloed van — op den
polsslag, 574.
H.
Handelsverkeer op de deelen van een
spoorweglijn, 89.
Harmonigraaf, 160.
Hart, kloppen van het —, 309,
315, 407, 597.
—  myografie, 317, 538.
Hartslag, registreeren van den —,
315, 407, 592.
—  bij kleine dieren, 318.
Hartssonde, 382, 386.
Hartziekten , 597.
—  pols bij —, 582.
Helmholtz, onderzoekingen van —,
-141, 179.
Hemodromograaf, 267, 631.
Hemotachometer, 266.
Herkauwen, bewegingen bij het —,
422.
Hodograaf, 215.
—  samenstelling van den —, 510.
—  tracés van den —, 214, 512.
—  aanwending van den — voor het
onderzoeken van den gang van
den mensch, 219.
Hoogte, lijnen van gelijke —, 113.
Hypertrophie van het hart, 337.
I.
Inductiestroomen, registreeren van
de ontlading van —, 349, 356.
—  van verschillende orde, 72.
Isanomalen, 122.
Isobarische lijnen, 116.
Isochimenen, 121.
Ipoclinen, 122.
I Isodynamen , 122.
Isografische lijnen, 112.
Isogonen, 122.
Isoparallagen, 122.
Isorachiën, 120.
Isotheren, 121,
Isothermen, 121.
E.
Kanulen, 608.
Koers van efiekten, grafische voor-
stelling van den —, 49, 51.
Koolzuur, bepaling van het gehalte
aan — in lucht langs grafischen
weg, 643.
Krachten, beschouwing der —, 275.
—  registreeren van —, 273.
Kymografion, 293; Feder —, 298.
L.
Lalanne, methode van —, 123,
126, 128, 130, 133, 135.
Larynx, trillingen van den —, 192,
419.
Limnograaf, 645.
Lippen, beweging der —, 417.
Log, manometrische of hydrostati-
sche —, 634.
Lucht, overbrenging van beweging
door middel van —, 155, 470.
Luchtreis, grafische voorstelling van
een —, 103.
Luchtseinen, 171.
—  vertraging der —, 498.
Luchttrommel waarop de hartslag
werkt, 593.
Ludwig, Kymografion van —, 143,
263, 293.
M.
Manometer, compensatie —, 294.
—   veerkrachtige —, 295.
—   registreerende metaal —, 299.
—  verdeeling van een veerkrachti-
ger —, 600.
—  wijze van aanwending van den
veerkrachtigen —, 605.
Manometrische onderzoekingen, 301,
599.
—  sonden, 382, 386.
Merkstrepen, 503.
Meteorologische lijnen, 61, 62, 95,
, 99, 118, 128, 449, 459; 461.
-ocr page 662-
654
ALPHABKTISCH REGISTER.
Meteorologische lijnen van Buijs
Ballot, 96, 45 i.
Morin , toestel van —, 198, 326, 505.
Myograaf, 224.
—  enkelvoudige —, 225, 527.
—  hart —, 538.
—  met dubbele werking, 529.
—   met luchttransport, 226.
Myografie, 223, 524, 530.
—  op den mensch, 231, 537.
Myograflsche tangen, 380.
N.
Notenschrift als grafische uitdruk-
king van tijd, 18.
O.
Ontladingen (zie Elektriciteit).
Oog, accomodatievermogen van het
-, 82.
—   gevoeligheid van hét — voor
lichtindrukken van korten duur,
448.
Oplosbaarheid van zouten, grafische
voorstelling van de —, 75.
Ordinaat, 25.
P.
Palpeur, 601.
Pantograaf met luchttransport, 162.
Parabolische tracés, 201, 505.
Periode van weigering bij de wer-
king van het hart, 437, 542.
Periodiciteit, bepaling van de —
van verschijnselen, 194.
Persoonlijke fout, meten van de — ,
175; ongelijkheid van de — ,183.
Phenakistikoop, 366, 445.
Phonautograaf van Kónig, 638.
Phonograaf van Edison, 639.
Photografie, van ir.ductiestroomen,
356.
—  öogenblikkelijke —, 366, 445.
—  van trillende vlammen, 641.
Photograflsch geweer van Marey, 447.
Piëzometer, 268.
Pitot, buizen van —, 269, 633.
Plaatsbepaling, 24.
Plateau, proeven van —, 365, 440
Playfair, 27, 45.
Pluviometer, 251.
Pneumograaf, 233, 552.
Pneumografie, 555 (zie Ademha-
lingsbewegingen).
Pols, analyse eener —curve, 568.
—  anacrotisme van den —, 565.
—  dicrotisme van den —, 369, 569.
—  polycrotisme van den —, 570.
—  uurlijksche veranderingen van de
frequentie van den —,69, 70.
—   theorie van den —, 309.
—  veranderingen in de amplitude
van den —,571.
Polslijnen, 311, 568, 574.
—  bij cholera, 581.
—    » hartziekten, 582.
—    » longontsteking, 578.
—    » loodvergiftiging, 581.
—    » rheumatischc endopericardi-
tes, 580.
—  bij slagaderbreuken. 586.
—    » typhoïdekoorts, 575.
Polygraaf, 481.
Poncelet, toestel van —,197,279,
326, 505.
Poolcoördinaten, 97.
Prikkelbaarheid van het hart, 434.
Prijsopgaven van materialen benoo-
digd voor metalen bruggen , 80
Psychische werkingen, meten van
den duur van —, 500.
R.
Reactiebewegingen, registreeren van
—, 236.
Regen, lijnen van hoeveelheden ge-
vallen —, 457.
Regenmeters, 250.
Registreeren van bewegingen, 148 ;
—  van het hart, van den pols,
(zie aldaar).
Registreerstift, bevestiging der —,
521.
—  vereischten van een goede —,
520.
Registreerwerktuigen, 137, 469.
—  geschiedkundig overzicht van
de —, 145.
—  proefondervindelijk controleeren
van —, 473.
—  voor bewegingen van het hart,
van den pols (zie aldaar).
Regulator, 166, 480.
Rekentafels, grafische —, 132.
Relais, elektrisch —, 222, 516.
-ocr page 663-
655
AI.PHABETISCH REGISTER
Statistiek van de productie van beet-
wortelsuiker in Nederland, 55.
-------van de prijzen van het rund-
vleesch te Amsterdam, 56
--------van het gemiddeld aantal
leerlingen der lagere scholen op
één onderwijzer, in Nederland, 56.
—  — van de verhouding der reci-
divisten tot de veroordeelden in
Nederland, 57, 58.
—  — der sterfte, 58.
—  — der sterfte tengevolge van de.
cholera in 1832, 59.
—  — der sterfte tengevolge van de
pokkenepidemie in Nederland van
1870—73, 60.
—  — van het handelsverkeer op de
deelen van een spooorweglijn, 90.
—  — van Nederlandsch Oost-Indië,
630.
Statistische kaarten, 104.
--------van het verkeer op verschil-
lende wegen, 106.
--------van de misdrijven, 109.
—   — van bevolking, 124.
Stembewegingen, registreeren der
—, 413.
Stemvork, chronografische —,167,
487.
Stoomwerktuig, grafische bepaling
van de verrichtingen der verschil-
lende deelen van een —, 425.
Stoomspanning, lijn van —, 432.
Sterrekundige, het meten van de per-
soonlijke fout van den —, 175,183.
Strobografle, 367.
Stroboscopie, 365, 440.
Stroomen, stroomsterkte (zie Elek-
triciteit).
Stroom verbreker, 517.
T.
Temperatuur, lijnen van gelijke
gemiddelde —, 128.
—  registreeren van de — van het
organisme, 391, 342.
Temperatuurslijnen, 66,07, 71,453.
Temperatuursverdeeling, 394.
Tetanus, 536, 544.
Thermograaf, 343.
Thermometer, 338.
—  registreerende —, 339, 344.
—  registreerende metaal—, 340,342.
Rheograaf, 252.
—  elektrische —, 357.
Ruimteverhoudingen, grafische voor-
stelling van —, 21.
s.
Schalen, 16.
Schoen bestemd om den hodograaf
in werking te brengen, 510.
Seinen. 170.
—  elektrische —, 70, 492.
—  lucht —, 171.
—  vertraging der elektrische —. 490.
—   vertraging der lucht — , 498.
Seintoestel, elektromagnetisch — ,
171, 493.
Slagaderbreuken , pols bij —, 580.
—  bepaling van de plaats van de
—, 589.
Slede met schrijfstift, 199.
— beweging van de —, 519.
Slikken, bewegingen bij het —, 424.
Snelheid, bepaling van de — van
in beweging zijnde massa\'s, 200.
—  van projectielen, 205, 399.
—  van het bloed, 399.
—  van de zenuwwerking, 178.
Sonde, 382, 386.
Sphygmograaf, 310, 566.
—  met luchttransport, 313, 587.
Sphygmografle, 533 (zie verder Pols).
Sphygmoskoop, 296.
Spierbewegingen, 224 (zie ook My-
ografie).
Spiercontractie, 536.
Spiergolf, 378, 426.
Spierkracht, onderzoek van de —,
433.
Spierschokken, 434, 533.
Statistiek, grafische — van de En-
gelsche staatsschuld, naar Play-
fair, 28.
—  — van den handel van Enge-
land, naar Playfair, 44.
—   — van de ontvangsten en uitga-
ven in Nederland en Ned. Indië, 46.
—   — van de veranderingen in de
Fransche renten, 48.
—  — van het gebruik van stoom-
werktuigen, in Frankrijk , 52.
—   — van de toeneming der bevol-
king in de verschillende provinciën
van Nederland, 54.
-ocr page 664-
656
ALPHABETISCH REGISTER.
Thermometer, registreerende lucht-
—, 340.
—   registreerende vloeistof—, 341.
Thoraxbewegingen, 555.
—  verband tusschen de — en de
abdominale bewegingen, 556.
Tijd, verloren — bij de zenuwwer-
king, 179; — bij de spierwer-
king, 437.
Tijdmeting (zie Chronografie).
Tracés, fixeeren der —, 482.
—  overnemen der —,476.
—  van een vallend lichaam, 505.
—  misvorming der —, 522.
Treinen, grafische voorstelling van
den loop van —,34, 36.
Trillingsbewegingen, registreeren
van —, 63ö (zie ook Chronografie).
Trillende vlammei., 640.
Trommel met hefboom, 156.
—   beschrijving van de —, 471.
—  ontvangende en registreerende
—, 156.
—  proefondervindelijk controleeren
van de —, 473.
—  verkleinen van de beweging van
de —, 473.
Typhoïdekoorts, pols bij —, 575.
ü.
Udometer, 253,
Uitstrooming van gassen, 271.
—  van vloeistoffen, 271.
—  lijn van voortdurende, —, 257.
—i snelheid van —, 259.
V.
Vaatzenuwen, de werking der —,
626.
Veerkracht, lijnen van —, 80.
—  der zenuwen, 81.
—  der slagaderen, 336.
Veldtocht, grafische voorstelling van
een —, 102.
Vermenigvuldiging, grafische tafel
van —, 132, 134.
Verplaatsing, met tusschenpoo/.en.
—  aanhoudende —, 153.
Verdamping, in de bladeren van
planten, 288.
—  in de meteorologie, 285
Vierordt, sphygmograaf van —,143
296.
Vleugelbewegingen, 192, 239, 501.
Vloeistoffen , beweging van — , 243.
—  snelheid van — i.i buizen, \'261.
—  uitstrooming van —, 244.
Vochtafscheidingen, registreeren van
—, 193.
Voertuigen, registreeren van de be*
wegingen van —, 214.
Voet, registreeren van de aanraking
der —en met den grond, 186.
—  bekleedsel bestemd voor het re-
gistreeren van de bewegingen ge-
durende het loopen , 186, 515.
Voetbeweging van den mensch , 210.
—  van het paard, 1«9, 462.
Voetstappen van het paard in de
onderscheidene gangen , 150.
Volkmann, 143, 263.
Voltameter, registreerende —, 359,
642.
Volumeveranderingen van organen,
319, 618.
—  van de hand, 322, 614, 623,
—  van het hart, 628
Voortplanting van de drukking in
vloeistoffen, 367.
—  van golfbewegingen, 372, 379.
w.
Warmte, 280.
—  registreeren van —hoeveelheden ,
345, 646
—  voortplanting van —, 77.
Warmte werk ing van de verschillende
deelen van het zonnespectrum, 78.
Warmteverschijnselen bij elektrici-
teit, 350.
Waterdamp, grafische voorstelling
van de hoeveelheden — bevat in
een kub. meter lucht bij verschil-
lende temperaturen, 76.
Waterspiegel, grafische voorstelling
van het rijzen en dalen van den
—, 359, 461, 644.
Weerstand, bepaling van den — in
buizen, 335.
Wet van den val van lichamen, 507.
Wheatstone, proef van —, 158, 238.
Windkaarten, 95, 96, 459.
Windrichting aangewezen in door-
loopende lijnen, 459.
-ocr page 665-
6f,7
ALPHABETISCH REGISTER.
Zenuwen, veerkracht der —, 81.
Zenuwwerking, duur der —, 176.
— snelheid der —, 178.
Zonnespectrum, 78.
Zonnevlekken, perioden van , 461.
Zoötroop, 366.
Zwaartekracht, werking der — gra-
fisch voorgesteld, 201, 509.
Zwart maken van het papier dat
om den cilinder moet gespannen
worden, 482.
Zwelling van spieren , 229.
Y.
Young, chronograaf v;in —, 140.
z.
Zee, lijnen van gelijke hoogte der
— op verschillende uren van den
dag, 130.
— veranderingen in waterstand van
de —, 644.
42
-ocr page 666-
INHOUD.
VOORWOORD VAN DEN BEWERKER......Blz. 1.
INLEIDING..........» 3.
EERSTE AFDEELING.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN VERSCHIJNSELEN.
EERSTE HOOFDSTUK.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN GROOTHEDEN EN VAN HARE ONDERLINGE
VERHOUDINGEN.
Elke grootheid kan door een lengte worden voorgesteld. — Het ge-
bruik van schalen: voorstelling van getallen, afstanden, tijdruimten ,
krachten, enz. — Vergelijkende chronologie. — Grafische voorstel-
ling van ruimteverhoudingen : coördinatenstelsels. — Denkbeeld van
Descartes : lijnen die de betrekking tusschen twee veranderlijke
grootheden uitdrukken. — Grafische statistiek. — Figuren van
Playfair..........Blz. 14.
TWEEDE HOOFDSTUK.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN GROOTHEDEN WAARBIJ DE TIJD EEN
DER VERANDERLIJKEN UITMAAKT.
Grafische voorstelling van een rechtlijnige beweging; de eenparige
beweging; de richting der beweging; de veranderlijke beweging. —
Toepassingen : grafische voorstellingen van den loop der verschillende
treinen op spoorweglijnen. — Voorstelling van langsame bewegingen:
toename in grootte en gewicht van het kind op verschillenden leef-
tijd. — Lijnen die de phasen van een willekeurige verandering met
betrekking tot den tijd voorstellen. * — Grafische statistiek: over-
zicht van den toestand der Nederlandsche geldmiddelen, van de
toename der bevolking in Nederland; grafische voorstelling van enkele
opgaven van de medische, gerechtelijke, onderwijs- en handelssta-
tistiek. * — Meteorologische lijnen. — Aanwending van grafische
-ocr page 667-
659
INHOUD.
lijnen in de geneeskunde. — Lijnen die de uurlijksche veranderingen
van de temperatuur en van de gemiddelde frequentie van den pols
voorstellen. — Grafische voorstelling van de richting en van de
phasen van electrische stroomen.....Blz. 30
DERDE HOOFDSTUK.
BETREKKINGEN TUSSCHEN GROOTHEDEN WAARBIJ DE TIJD
BUITEN BESCHOUWING SLIJPT.
Grafische voorstelling van het verband tusschen oorzaken en gevolgen:
invloed van de temperatuur op de spanning van dampen en op de
oplosbaarheid van zouten. — Voortplanting der warmte in een
metaalstaaf; lijnen die de betrekking tusschen de intensiteiten van
de warmte-, licht- en scheikundig werkzame stralen in de verschil-
lende deelen van het zonnespectrum voorstellen. — Lijnen die de
drukking voorstellen welke een uitstroomende vloeistof in de ver-
schillende punten van een afvoerbuis uitoefent. — Lijnen van veer-
kracht. — Lijnen die het accomodatievermogen van het oog op
verschillenden leeftijd voorstellen. — Lijnen die de verhouding aan-
geven tusschen gewicht en lengte van kinderen. — Grafische voor-
stelling van de verhouding der hoeveelheden van verschillende mate-
rialen benoodigd voor den bovenbouw van metalen bruggen. — Lijnen
die het handelsverkeer op de verschillende deelen van een spoorweglijn
voorstellen..........Blz. 73.
VIERDE HOOFDSTUK.
DE GRAFISCHE VOORSTELLING VAN TWEE VAN ELKAAR AFHANKELIJKE GROOTHE-
DEN, VERBONDEN MET DIE VAN EEN DERDE VERANDERLIJKE GROOTHEID.
Grafische voorstelling van richtingen; richting waarin vallende sterren
zich bewegen. — Richting, aantal en intensiteit der winden. —
Declinatie-lijnen. — Magnetische storingen. — Grafische voorstelling
van den veldtocht naar Rusland in 1812—1813. — Grafische voor-
stelling van een luchtreis. — Statistische kaarten. — Het verkeer
op land- en waterwegen. — Grafische statistiek van misdrijven, van
ziekten, van het onderwijs. — Vorm en uitgestrektheid van het
gezichtsveld..........Blz. 93.
VIJFDE HOOFDSTUK.
ISOGRAFISCHE LIJNEN.
Wijze waarop deze lijnen geconstrueerd worden. — Lijnen van gelijke
hoogte. — Isobarische lijnen. — Isothermen, isochimenen en isothe-
ren voor Europa. — Isorachiën. — Isogonen, isoclinen en isodyna-
men. — Lijnen van gelijke gemiddelde temperatuur. — Grafische
voorstelling van de hoogte der zee op alle uren van den dag en voor
alle dagen van een maand. — Grafische rekentafels. — Anamorfische
tafels..........Blz. 112.
-ocr page 668-
060
INHOUD.
TWEEDE AFDEELING.
REGISTREERWERKTUIGEN.
EERSTE HOOFDSTUK.
II KT HKGISTR KEREN VAN DE VERPLAATSINGEN VAN LICHAMEN.
Verplaatsingen met tusschenpoozen — Afdruksels van voetstappen. —
Photografische beelden van de opvolgende standen van een lichaam. —
Aanhoudende of continue beweging. — Werktuig dienende om zijn
eisen beweging op te teekenen. — Staven van Wheatstone; proeven
van Kónig en van Lissajous ; werktuig van Tisley. — Pantograaf. —
Met overbrengen van beweging op een afstand. . . Blz. 148.
TWEEDE HOOFDSTUK.
CHKONOGIUFIK.
Chronometers; het grafisch meten ven tijdruimten. —Draaiende cilin-
ders en regulators. — Het controleeren van de cilinderbeweging met
behulp van de stemvork. — Overbrenging van de chronograflsche
aanwijzingen. — Elektrische seinen. —Luchtseinen. — Toepassingen
van de chronografle; bepaling van het oogenblik waarop een ver-
schijnsel zich voordoet. — Het meten van de persoonlijke fout. —
Bepaling van tijdduur. — Opeenvolging en synchronisme. — Fre-
quentie. — Regelmatigheid. — Periodiciteit . . . Blz 164.
DERDE HOOFDSTUK.
HET UEGISTUEEREN VAN BEWEGINGEN.
De kennis van een beweging bestaat in het tweevoudig begrip van
ruimte en tijd. — De beweging is enkelvoudig of samengesteld. —
Het registreeren van een enkelvoudige rechtlijnige beweging; val van
lichamen. — Het registreeren van een spierbeweging. — Het regis-
ren van snelheden, van de verdeeling van krachten, van den duur
van botsingen, van versnellingen. — Curve van de snelheid van
projectielen. — Het registreeren van een verplaatsing over een groote
uitgestrektheid; herleiding op verkleinde schaal. — Het registreeren
van de bewegingen der voeten bij het loopen. — Het registreeren
van de bewegingen van een voertuig; de hodograaf. — Aanwending
van den hodograaf voor het registreeren van de bewegingen van een
rijtuig of van een trein, van menschen en dieren gedurende het
loopen, van den gang van een beweegmachine, enz. — De hodo-
graaf geeft de curve der frequentie van een verschijnsel, dat zich
periodiek herhaalt; frequentie der hart- en ademhalingsbewegingen,
enz............Blz. 197.
-ocr page 669-
INHOUD.                                                            661
VIERDE HOOFDSTUK
RECHTLIJNIGE BEWEGINGEN HET VERANDEKING VAN RICHTING.
A.    Het registreeren van rechtlijnige bewegingen met veranderlijke
richtingen.
In de physiologie komen bij de beweging der organen slechts verplaat-
singen voor dio afwisselend in tegengestelde richtingen geschieden. —
Spierbewegingen, de enkelvoudige myograaf; de myograaf met lucht-
transport. Myografle gegrond op het registreeren van de zwelling
der spieren, aangewend op den mensch. — De pneumograaf\', regis-
treertoestel der ademhalingsbewegingen. — Het registreeren van
bewegingen die voorkomen bij plaats verandering; werking dor lede-
maten ; reactiebewegingen aan het lichaam meegedeeld.
B.     Het registreeren van samengestelde bewegingen welke plaats hebben
in een zelfde vlak.
Het registreeren van geluidstrillingen; tracés van Koenig. — Het be-
palen van de vleugelbewegingen van een insekt — üe vleugelbewe-
ging van een vogel. — Tracés van de vertikale vleugelbewegingen. —
Verschillende toepassingen.......Blz. 223.
VIJFDE HOOFDSTUK.
BEWEGING VAN VLOEISTOFFEN.
Voorheen gebruikelijke metingen; verdeelde proef buisjes. — Het regis-
treeren van de veranderingen die een vloeistofspiegel ondergaat in
het glas waarin de vloeistof stroomt. — Drijvend proef buisje aan-
gewend als een registreerende areometer. — Rheograaf. — Lijnen
die de verschillende hoeveelheden bloed aangeven welke door het
hart worden voortgestuwd. — Het registreeren van zeer zwakke en
langsame uitstroomingen. — Lijnen der volumina en lijnen der snel-
heden; constructie en voordeelen van elk dezer lijnen . Blz. 243.
ZESDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEEEN VAN DE SNELHEID WAARMEDE VLOEISTOFFEN
ZICH IN BUIZEN BEWEGEN.
le Methode. — Men laat de vloeistof door ruimten van bekenden inhoud
stroomen; Volkmann; Ludwig; het registreeren van de hoeveelheden
vloeistof die door een buis zijn gestroomd.
2e Methode. — De schroef met teller. — Handelwijze steunende op
het gebruik van den hydrostatischen slinger. Vierordt. — Bepaling
van de snelheid van het bloed uit de afwijking van een beweegbare
stift. Chauveaü.
3" Methode, steunende op het gebruik van de buizen van Pitot. —
Beschrijving van den toestel; lijnen van de snelheden van het bloed.
Snelheid van de uitstrooming van gassen: gebruik der buizen van
Pitot; snelheid van den wind. — Het omgekeerde der voorgaande
proeven; de log; snelheid der beweging van een lichaam in de
lucht..........Blz. 261.
-ocr page 670-
663
INHOUD.
DERDE AFDEELING.
HET REGISTREEREN VAN KRACHTEN EN VAN DE VERANDERINGEN
DIE ZIJ ONDERGAAN.
De kracht openbaart zich in verschillende vormen. — Statische en
dynamische toestand van krachten.
Omzettingen van het arbeidsvermogen. — Arbeidsvermogen van plaats
en van beweging. — Het registreeren van arbeidsvermogen van be-
weging. — Arbeidsvermogen van warmte. — Temperatuur. — De
registreerende thermometer. — Het registreeren van caloriën.
Elektrisch arbeidsvermogen. — De elektrische spanning geregistreerd
door den elektrometer. — Intensiteit der elektrische stroomen. —
Scheikundig arbeidsvermogen......Blz. 273.
EERSTE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN GEWICHTSVERANDEfllNGEN.
Snelle veranderingen in gewicht kunnen door achtereenvolgende wegingen
niet nauwkeurig worden bepaald; de middelen om deze veranderingen
te registreeren. — Toestellen van Rédier; toestel van Salleron. —
Registreerende areometer. Rheograaf.
Toepassingen: verdamping van vloeistoffen; verdamping in de bladen
van planten; verdamping door uitwaseming en afscheidingen van
het dierlijk lichaam,
Scheikundige werkingen die gepaard gaan met gewichtsveranderingen:
Oxydaties, hydraatvormingen.
Registreerende barometer, thermometer, endosmometer . Blz. 283.
TWEEDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN VËUANDERINGEN IN DRUKKING DOOR PROHVEN
GENOMEN BINNEN IN DE ORGANEN.
Het gebruik van den manometer bij physiologische onderzoekingen;
de kwikmanometer; het kymografion van Ludwig. —Voor-en nadee-
len van het gebruik van den kwikmanometer; de compensatie-ma-
nometer. — Het registreeren van de aanwijzingen van den kwikma-
nometer door middel van de trommel met hef boom.—Veerkrachtige
manometers; de sphygmoskoop; de metaalmanometer aangewend door
Fick. — Het proefondervindelijk vergelijken van de verschillende
soorten van manometers. — Toepassingen : proeven op het paard;
verhouding tusschen de bloedsdrukking in de linker kamer en die
in de aorta. — Rhythmische veranderingen van de bloedsdrukking
in de slagaderen. — Het meten van de krachten die bij de adem-
haling in werking treden door middel van den manometer. —
Drukking in de pleurale holte; het meten van de veerkracht, der
Jongen ,
               ........Blz. 293.
-ocr page 671-
663
INHOUD
DERDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN VERANDERINGEN IN DRUKKING DOOR PRORVEN
GENOMEN BUITEN OP DE ORGANEN.
Het belang van toestellen, die geen verminking vereischen, voor ge-
neeskundige toepassingen. — De bloedsdrukking in een slagader
wordt bepaald door de grootte van den tegendruk die noodig is om
haar te overwinnen; theorie van den pols. — Het registreeren van
den pols; de sphygmograaf met direkte werking; de sphygmograaf
met luchttransport. — Het meten van de volstrekte bloedsdrukking
in de slagaderen van den mensch naar den uitwendigen tegendruk
die met de eerste evenwicht maakt.
Het registreeren van den hartslag bij kikvorschen, bij groote en kleine
zoogdieren. — Het bepalen van de drukking binnen in het hart
door een tegendruk in het pericardium. — Het meten van de bloeds-
drukking door volumeveranderingen van organen . . Blz. 308.
VIERDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN TREKKRACHTEN EN VAN ARBEIDSVERMOGEN
VAN BEWEGING.
Het registreeren van arbeidsvermogen van beweging. — Het regis-
treeren van den arbeid verricht door spieren. — Het verlies van
arbeidsvermogen van beweging bij schokken. — Besparing van den
arbeid, verkregen door het aanwenden van bij tusschenpoozen wer-
kende krachten door tusschenkomst van een veerkrachtig lichaam. —
Arbeid verricht door hartspieren en in \'t algemeen door de spieren
die een werking op vloeistoffen uitoefenen. — Bepaling van den
weerstand in buizen. — Het besparen van arbeidsvermogen van
beweging van het hart door de veerkracht der slagaderen. Blz. 323.
VIJFDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN TEMPERATUREN EN VAN WARMTEHOEVEELHBDEN.
Verschillende soorten van registreerende thermometers; luchtthermo-
meters; vloeistofthermometers; metaalthermometers. — Het regis-
treeren van de dierlijke warmte. — Het registreeren van warmte-
hoeveelheden.........Blz. 338.
ZESDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN ELEKTRISCHE VERSCHIJNSELEN.
Het grafisch bestudeeren van de verschijnselen die bij elektrische ont-
ladingen plaats hebben: proeven van Feddersen ; photografie der
luchtverschijnselen. — Grafische analyse van elektrische ontladingen
volgens de methode van Donders. — Het registreeren van warmte-
verschijnselen voortgebracht door elektriciteit; proeven van Mascart. —
Het meten van elektrische spanningen gemeten door middel van den
-ocr page 672-
664                                                           IV HOUD
elektrometer van Lippmann. — Het registreeren van de intensiteit
van elektrische stroomen door middel van den rheograaf. — Het
registreeren van elektriciteitshoeveelheden . . . Blz. 347.
VIERDE AFDEELING.
HET GELIJKTIJDIG EN ACHTEREENVOLGEND REGISTREEREN-
Het gelijktijdig registreeren leidt tot het bestudeeren van verschillende
verschijnselen die zich op verschillende plaatsen voordoen. — Indee-
ling van de verschillende toepassingen van deze methode van regis-
treeren.
Het achtereenvolgend registreeren leidt tot de registratie van enkele
verschijnselen die in gewone omstandigheden niet door do toestellen
worden aangewezen. Methode der stroboscopie van Plateau. Blz. 360.
EERSTE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN EEN VERSCHIJNSEL DAT ZICH OF VERSCHIL-
LENDE PLAATSEN VOORDOET.
Voortplanting van de drukking in vloeistoffen. — Proeven over de
voortplanting van de golfbeweging van vloeistoffen. — Het regis-
treeren van de spiergolf. — Cardiografie. — Verband tusschen de
systolen van de rechter en linker holten van het hart. — Verband
tusschen de systole der kamer en het kloppen van de aorta. — Het
bepalen van de kracht die uitgeoefend wordt door de verschillende
holten van het hart met behulp van den manometer. — Drukking
in de ingewandsholten, proeven van Luciani. — Het gelijktijdig
registreeren der temperaturen in verschillende punten van het orga-
nisme. - Het gelijktijdig registreeren van de ontladingen der twee
elektrische organen bij den sidderrog en van de daarbij ontstaande
inductiestroomen. — Snelheid van het projectiel in verschillende
punten van de ziel van het kanon.....Blz. 367.
TWEEDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREZRÏN VAN VERSCHILLENDE VERSCHIJNSELEN DIE ZICH
OP EEN ZELFDE PLAATS VOORDOEN.
Het gelijktijdig registreeren van de drukking en de snelheid van het
bloed. — Betrekking tusschen de snelheid en de drukking van het
bloed. — Het kloppen van het hart als ontstaande uit de verande-
ringen in de bloedsdrukking in verband met de volumeveranderingen
van het hart. — Verband tusschen de veranderingen in de lengte eener
spier en de veranderingen van haar elektrischen toestand Blz. 390.
-ocr page 673-
665
INHOUD.
DERDE HOOFDSTUK.
HET GELIJKTIJDIG BEGI3TREEREN VAN VERSCHILLENDE WERKINGEN
DIE IN VERSCHILLENDE PLAATSEN WORDEN ONDERZOCHT.
Het gelijktijdig registreeren van spierwerkingen en van de reacties die
zich voordoen bij de beweging van het dier wanneer het zich ver-
plaatst — Het registreeren der stembewegingen. — Bewegingen die
plaats hebben bij het herkauwen; proeven van Touss.un.t. — Slikbe-
wegingen; proeven van Carlet. — Het gelijktijdig registreeren van de
verrichtingen der verschillende deelen van een stoomwerktuig. Blz. 412.
VIERDE HOOFDSTUK.
HET ACHTEREENVOLGEND ONDERZOEKEN IN VERSCHILLENDE PLAATSEN
VAN EEN ZELFDE VERSCHIJNSEL.
De achtereenvolgende beweging van een vloeistofgolf voorbij de ver-
schillende punten van een buis. — Voortplanting van de spiergoif. —
Beweging van geluidsgolven, enz. ..... Blz. 426.
VIJFDE HOOFDSTUK.
HET ACHTEREENVOLGEND ONDERZOEKEN VAN VERSCHILLENDE PHASEN
VAN EEN VERSCHIJNSEL.
Het achtereenvolgend onderzoeken van de verschillende phasen van
een elektiischen stroom. — Achtereenvolgend onderzoek van de
stoomspanning in stoom werktuigen, — Het onderzoeken van de
spierkracht op verschillende oogenblikken gedurende den spierschok;
van de prikkelbaarheid van het hai t in de verschillende phasen der
systole..........Blz. 428.
ZESDE HOOFDSTUK.
METHODE DER STROBOSKOPIE.
Methode der stroboskopie; proeven van Plateau. — Het onderzoeken
van trillingsbewegingen door een trillende spleet of met behulp van
een oogenblikkelijke verlichting. — Het analy.\'eeren van de bewe-
gingen van trillende snaren, van de gangen van een paard, enz —
Stroboskopische synthese van de bewegingen van dieren. — * Oogen-
blikkelijke photografie. *.......Blz 439.
-ocr page 674-
666
INHOUD.
VIJFDE AFDEELING.
TECHNIEK
EERSTE HOOFDSTUK.
GRAFISCHE VOORSTELLING VAN VERSCHIJNSELEN.
Grafische\' voorstelling van meteorologische verschijnselen; aanwending
van isografische lijnen ter vergelijking met gewone grafische lijnen
op rechthoekige assen. — * Lijnen van meteorologische waarnemingen
te Utrecht gedaan; de normale temperatuur voor elke tien dagen des
jaars en de afwijkingen die daarvan in elk tiental dagen in 1880
te Utrecht zijn voorgekomen; lijn van de volstrekte waarde der
dauipspanning bepaald uit den barometerstand en de spanning der
droge lucht; regenhoeveelheden te Utrecht gevallen; maandelijksche
gemiddelde regenhoeveelheid berekend uit de waarnemingen van
1848 tot 1880. * — Overbrenging van lijnen die de windrichting
\'aangeven in het rechthoekig coördinatenstelsel. — Grafische voorstel-
ling van het rijzen en dalen van den waterspiegel van rivieren en
meren. — Grafische voorstelling van de beweging der voeten van
het paard bij het loopen in de onderscheidene gangen . Blz. 449.
TWEEDE HOOFDSTUK.
REGISTRUER WERKTUIGEN.
Samenstelling der werktuigen. — Het overbrengen van bewegingen
door middel van de lucht. ■— Beschrijving van de trommel met
hefboom. — Het verkleinen van de beweging door middel van een
caoutchoucdraad. — Het proefondervindelijk controleeren van de
trommel met hefboom; methode van Donders. — Het nauwkeurig
overnemen der getraceerde lijnen. Heliogravure Photografie op hout.
* Photolitho- en photozincografie. Photoïithocincografie. * Blz. 469.
DERDE HOOFDSTUK.
CHRONOGRAFIE.
De cilinder met regulator. Polygrafen, — Het registreeren volgens een
schroeflijn- — Het brengen van het papier op den cilinder; het zwart
maken; het fixeeren der tracés. — Het controleeren van den regel-
matigen gang van het raderwerk. — Het regelen van de oirnvcn-
telingssnelheid van den cilinder naar den aard van het verschijnsel
dat men wil registreeren. — Riemschtjven. — Chronografen. — De
elektrische chronograaf. — Het synchronistisch trillen van twee
chronografen: het onderzoeken van bet synchronisme. — Elektrische
seinen..........Blz. 480.
-ocr page 675-
i n n o n n                                               667
V1ERDF. HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN RECHTLIJNIGE BEWEGINGEN MET ONVERAN-
DERLIJKE EN MET VERANDERLIJKE RICHTING.
Beschouwing van de lijn die bij het werktuig van Poncelet en Morin
door een vallend lichaam getraceerd wordt. Wet der snelheden.
Evenredigheid van de snelheden met de krachten. — Samenstelling
van den hodograaf. Beschouwing van het tracé verkregen van een
in beweging zijnd rijtuig. — Toestel om de bewegingen gedurende
het loopen te registreeren. — Elektrisch relais. — Wijze waarop
de slede met schrijfstift moet voortbewogen worden. — Vereischten
van een goede registreerstift. — Voorzorgen in acht te nemen bij
het bevestigen van een registreerstift. — Het ontwijken en de cor-
rectie van de misvorming die in het tracé ontstaat tengevolge van
den cirkelboog dien de hefboom beschrijft .
                . Blz 505.
VIJFDE HOOFDSTUK
MYOGBAFIE.
Het nut van de myografie. — Myografen. Verschillende stelsels —
Myograaf met direkte werking. — De myograaf met dubbele wer-
king. — Myograaf met luchttransport. —De voornaamste resultaten
waartoe de myografie geleid heeft. — De hartmyograaf . Blz. 524.
ZESDE HOOFDSTUK.
PNECMOGRAFIË.
Het grafisch bestudeeren van de ademhalingsbewegingen: Vierordt en
Ludwig. — Aanwending der werktuigen; beteekenis der tracés. —
Pneumograaf met luchttransport. — Lijnen van de thoraxbewegin-
gen. — Verband tusschen de thoraxbewegingen en de abdominale
bewegingen. — Verband tusschen de ademhalingsbewegingen en de
beweging van de in- en uitgeademde lucht. — Grafische bepaling
van de volumina der in- en uitgeademde lucht. — Frequentie en
rhythmus van de ademhaling in normalen toestand. — Invloeden
die het karakter der ademhaling wijzigen; invloed van een vernau-
wing der respiratiewegen; beletselen gesteld aan de luchtbeweging
bij de inspiratie of expiratie ...... Blz. 550.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
SPHYGMOGKAl\'lJS EN CARDIOGKAFIE.
De sphygmograaf. — Polslijnen van den gezonden en van den zieken
mensch; koortsen, acute aandoeningen, cholera. — Vormen van de
polslijnen bij hartaandoeningen, bij slagaderbreiiken — Sphygmo-
graaf met luchttransport; het gelijktijdig registreeren van den hart-
slag met het kloppen der slagaderen. — Cardiografie op den
mensch
             . . .          . . . . . . Blz. 566.
-ocr page 676-
668                                              i n h o ü n.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
UGT HETEN VAX DE DRUKKING DOOR MIDDEL VAN MANOMETERS.
Het overbrengen van de schommelingen der kwikzuil van een mano-
meter naar een trommel met hefboom. — Verdeeling van veerkrach-
tige manometers — Verbetering van de aanwijzingen van manometers
door middel van den pnlpeur van Deprez. — Wijze waarop de druk-
king naar de registreerende manometers moet worden overgebracht.—
Het bepalen van negatieve drukkingen in de holten van het hart.—
Wijze waarop de veerkrachtige manometer moet worden aangewend. —
Het meten van de bloedsdrukking door middel van een tegendruk
die op de organen wordt uitgeoefend. Invloed van een uitwendige
drukking op den bloedsomloop .... . . Blz. 599.
NEGENDE HOOFDSTUK.
VOLUMEVEKANDERINUEN VAN ORGANEN.
Overzicht van de verschillende methoden gevolgd bij het bestudeeren
van de volumeveranderingen van organen die het gevolg zijn van
veranderingen in de bloedsdrukking. — Proeven betreffende de volu-
meveranderingen der hand. Invloed van mechanische werkingen. —
Verschijnselen welke afhangen van de werking der vaatzenuwen. —
Gevolgtrekkingen waartoe de proeven betreffende de volumeverande-
ringen der hand hebben geleid. — Volumeveranderingen van het hart
in de verschillende oogenblikken van de hartsperiode . Blz. 618.
TIENDE HOOFDSTUK.
HET REGISTREEREN VAN VERSCHIJNSELEN VAN VERSCHILLENDEN AARD.
De hemodromograaf van Chaüveau. — De manometrische log. — Het
registreeren van trillingsbewegingen. — De phonautograaf van
Scott. — * De phonograaf van Edison. * — Trillende vlammen. —
* Aanwending der grafische methode bij chemische en physische
onderzoekingen. * — Het registreeren van veranderingen in den
waterstand van meren en zeè\'en. — Het registreeren van warmtehoe-
veelheden..........Blz. 031.
NASCHRIFT VAN DEN BEWERKER .          .          .          .          .          .0 649.
ALPHABETISCH REGISTER          .          .          .          .          .          .                     » 651.
INHOUD...........
•       •
» 658