-ocr page 1-
>Z^Sz=t$£&Z=Z(lÜZ=4Zg?Z=ZtS!£=^&
VERSLAG
OMTRENT DB
INTERNATIONALE TUINBOUWTENTOONSTELLING TE HAMBURG,
gehouden van 2—12 September 1869:
EN OMTBENT
ËENE REIS DOOR EEN GEDEELTE TAN DUITSOHL&ND,
MET HET DOEL OM EENIGE DER VOORNAAMSTE BOTANISCHE
TUINEN EN PARTICULIERE INRIGTINGEN VAN DIEN
AARD ALDAAR TE LEEREN KENNEN.
9
<S
8
&
ÜITGEBRAGT DOOR
IL WITTE,
Hortulanus aan ,s Rijks Akademietuin te Leiden.
-
Gedrukt op last van Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandschc Zaken.
\'S GRAVENHAGE,
1870.
SU
M
/"2SI
"JÊ&-
-ö.
^:^?=:3»=ï:::=a!^sJ==©^:£v\'^
-ocr page 2-
ynrn tZlQc.
HOct.
List. natur.
4448
R, oct.
1448
-ocr page 3-
VERSLAG
AAN
VAN B1NNENLANWHE ZAKEN,
ZIJNE EXCELLENTIE DEN
8804
OMTRENT DE
IITTEIIITATXOIÏALE
GEHOUDEN TE HAMBURG,
van den 2den tot den 12den September 18H9;
UITGEBRAGT DOOR
*
H. WITTE,
Hortulanns aan \'sKijks Akademietnin te Leiden.
\'
-ocr page 4-
-ocr page 5-
Toen mij door Uwe Excellentie, bij missive van 30 Maart
jl., h°. 374. 12de afd., Nijverheid, werd medegedeeld dat het
Zijne Majesteit den Koning, op Uwer Excellentie\'s voordragt,
behaagd had Uwe Excellentie te magtigen, o. a. ook mij te
benoemen tot commissaris der Nederlandsche Regering, bij
gelegenheid der toen in de maand September te Hamburg te
houden internationale Tuinbouw-tentoonstelling, en Uwe Excel-
lentie mij tevens bij die gelegenheid de mij hoogst vereerende
taak opdroeg, om omtrent die tentoonstelling later aan Uwe
Excellentio verslag te geven, aanvaardde ik die met gretig-
heid; vooral de laatstgenoemde opdragt lachte mij zeer
toe en scheen mij in geen enkel opzigt bezwarend te zijn.
Weinig dacht ik toen echter dat die tentoonstelling zulk een
omvang verkrijgen zou, als werkelijk het geval is geweest; in
die mate zelfs, dat, wilde ik omtrent wat daar te zien en op
te merken viel, in alle details treden, dit overzigt onvermij-
delijk tot een boekdeel van groote uitgestrektheid aangroeijen,
en derhalve de grenzen, zelfs van een uitvoerig, rapport verre
overschrijden zou.
Met het oog op zulk een verslag heb ik op die tentoonstel-
ling, tot op den laatsten dag, welke dien der aangekondigde
sluiting voorafging, dagelijks verscheidene uren doorgebragt,
teneinde stelselmatig alles na te gaan en omtrent alle slechts
-ocr page 6-
4
tenigzins in \'t oog vallende bijzonderheden aanteokeningen te
maken ; tevens onophoudelijk alles verzamelende, wat betreffende
dit glansrijke bloemenfeest door de pers van den dag ver-
spreid werd.
Dientengevolge ben ik dan ook in \'tbozit van alle gegevens,
die voor de zamenstelling van een zoodanig zeer uitvoerig
ovorzigt noodigzijn; die aanteekeningon als anderszins echter,
hoe wenschelijk ook iu ieder ander geval, maken, juist door
hare talrijkheid, mijne taak thans niet zeer gemakkelijk.
Een verslag omtrent alle bijzonderheden in dit geval echter
niet wel mogelijk zijnde, blijft mij niets anders over dan een
algemeen apercu to geven van het geheel, en van het merk-
waardigsto waardoor dat zich kenmerkte, terwijl ik allereerst
aan Uwe Excellentie eenigo, zij het ook slechts beknopte, mode-
deelingen meen verschuldigd to zijn, zoowel betrekking heb-
bende op hot een en ander wat die tentoonstelling eenige
maanden, als wat baar meer onmiddellijk voorafging en op
haar betrekking had.
De in de maand September jl. te Hamburg gehouden inter-
nationale Tmnbomv-tentoonstelliiuj
, hoe algemeen de deelneming
daaraan, hoe groot van omvang zij ook moge gewoest zijn,
behoort toch eigenlijk, streng genomen, niet tot de sorie der
groote internationale expositie\'s van dien aard, waarvan aller-
eerst te Brussel, en wel in April 1864, door de Société Royale
de Flore,
het denkbeeld verwezenlijkt werd, en dat eenjaar
later te Amsterdam, vervolgens to Londen , Parijs en laatstelijk,
in dit voorjaar (1869), te St. Petersburg gevolgd werd.
Stilzwijgend toch was men om zoo te zeggen overeengekomen ,
niet twee zoodanige tentoonstellingen in hetzelfde jaar in Europa
te doen plaats hebben , waardoor toch ten laatste de krachten
moesten uitgeput, en de lust tot deelneming, die vaak met
aanzienlijke opofferingen gepaard gaat, verflaauwd worden.
Zoo waren dan ook de verwachtingen van allen, die in deze
aangelegenheid belang stellen, uitsluitend op St. Potersburg
gerigt, toen plotseling het. berigt verspreid werd, dat me»
-ocr page 7-
5
zich te Hamburg ernstig bezig hield met de organisatie op
reusachtige schaal, eener tweede internationale Tuinbouw*
tentoonstelling in 1869, en\'welke slechts weinige maanden na
die van St. Petersburg aldaar zou gehouden worden.
Dit berigt kwam zeer onverwacht en verbaasde iedereen;
immers het was geene maatschappij, geene vereeniging die
daarvan het initiatief genomen had, gelijk zulks in den regel
het geval is, maar een plan, opgekomen bij slechts enkelen,
misschien bij één enkelen, \'t welk weldra sympatüie ook bij
eenige anderen gevonden had , zoodat er weldra een bestuur
tot stand kwam, zamengqsteld uit mannen van zeer verschil-
lenden maatschappelijken stand, maar die allen lust en moed
hadden om deze omvangrijke taak te aanvaarden.
De Hamburgsche tentoonstelling schoof zich als \'t ware tus-
schen de internationale expositie\'s in, waarvan, na die te
St. Petersburg, de eerstvolgende vermoedelijk — wanneer is
nog niet bepaald — te Berlijn zal gehouden worden. Wat men
een officieel karakter noemt had zij, wel beschouwd, dus niet;
want, hoezeer de Iiamburgscho Senaat de uitvoering van dit
plan ook op velerlei wijzon bevorderde, een werkdadig aan-
deel nam hij er niet aan, gelijk dan ook de uitnoodigingen
aan de vreemde liegeringeu, om zich bij die golegenheid al-
daar te doen vertegonwoordigen, wel is waar door bemiddeling
dor Consuls toch eigenlijk van het Comité, en niet van den
Hamburgschen Senaat uitgingen. Wèl waren er Senaatsleden
in het Bestuur, echter niet als zoodanig, doch als erkende lief-
hebbers van planten en bevorderaars van den tuinbouw.
Miste doze tentoonstelling dat eigenaardige karakter, \'t welk
ik geen beteren naam dan een officieel karakter weet te geven,
en moest ze bijgevolg meer als eene partikuliero onderneming
worden beschouwd, dat gomis werd vergoed door eene ver-
bazende krachtsontwikkeling, waardoor alles wat men van dien
aard tot hiertoe elders organiseerde letterlijk overschaduwd werd.
Ik meende deze bijzonderheid hier niet onvermeld te moeten
laten, immers nu en dan word wel eons de klagt geuit, dat
sommige formaliteiten achterwege gelaten of over \'t hoofd
gezien werden, welke achterwegestelling hierin hare gereede»
verklaring vindt.
-ocr page 8-
B
Het was, hoe vroemd het klinken moge, oene moor speciaal
» Duitsche" internationale tentoonstelling, waarbij men minder
de verschillende tuinbouw-corporaties in Europa als leden van
éénen bond beschouwde, maar deze veeleer uitnoodigde om aan
een uitgeschreven eatfra-kampstrijd to Hamburg deel te komen
nemen. In het wezen der zaak komt het wel is waar op
hetzelfde neer, maar toch is er inderdaad in het karakter dezer,
en dat van de gewone groote tuinbouwfeesten van dien aard
een gevoelig verschil; een verschil dat voor hen , die geen vreem-
delingen in dit opzigt zijn , niet missen kon daar spoedig zigtbaar
te worden, hoe zorgvuldig men het ook als \'t ware achter
prachtige coulissen en sierlijke decoraties had weten te verbergen.
Dat ik hiermede niet het allerminste tekort wil doen aan de
waarde van het geheel, of aan de verdiensten van hen, die het
in zulk een korten tijd wisten tot stand te brengen, zal, naar
ik hoop, Uwe Excellentie uit het vervolg van dit verslag ge-
noegzaam blijken. Integendeel, ik acht die verdiensten te hooger,
daar het Comité hier dien zedelijken steun miste, die elders
van zooveel belang bleek te zijn ; hier hing alles van den goeden
wil en de medewerking van Hamburgs ingezetenen af, en men
heoft er blijk gegeven ernstig te willen , en te kunnen volvoeren
wat men ernstig wil.
Eene, mede aldaar in het jaar 1863 gehoudene, internationale
landbouw-tentoonstelling had reeds het bewijs geleverd dat Ham-
burg, hetzelfde om welke, waarschijnlijk om meer dan ééne reden ,
voor zulke omvangrijke ondernemingen eene goede stad is: en,
nadat in het jaar 1865, bij gelegenheid van het Tuinbouw-congres
te Erfurt, was bepaald geworden dat het eorstvolgende congres
te Hamburg zou worden gehouden, deed het nadere plan daartoe
weldra het denkbeeld ontstaan, en bijna even spoedig rijpen,
om aan dat congres eene internationale Tuinbouw-tentoonstelling
te verbinden.
In \'t begin van October des vorigen jaars vereenigden zich,
ter nadere overweging van dit plan, een viertal, als voor-
standers en beoefenaars van den tuinbouw bekende mannen ,
namelijk de heeren : Syndicus dr Merck, Senator de Chapeau-
nouGE, F. .1. C. Jürgens en Th. Ohlendorkk. — Het allereerste
plan dezer hooren was een Comité\' zamon te slellon , bestaande
-ocr page 9-
7
uit verschillende liefhebbers en kweekers uit Hamburg en den-
omtrek , welk Comité, zeventien leden sterk, reeds den 17den
October eene voorloopige bijeenkomst hield.
Op deze bijeenkomst verklaarden zich alle de tegenwoordig-
zijndon bereid om tot het voorgestelde doel mede te werken,
zoodra het slechts zou gebleken zijn, dat men, door een garantie-
kapitaal van minstens 100.000 Mark banco, voor de voornaamste
kosten zou gedekt zijn, en het terrein, \'t welk men voor dat doel
Wenschelijk achtte, en dat zich uitstrekte van deD Millernthor
tot het Johannisbolwerk, hiertoe door den Senaat beschikbaar
gesteld was.
Zoo min in het ééne als in het andere ondervond men de
minste moeijelijkheid. In zeer korten tyd. toch was voor het
garantiekapitaal reeds tot een bedrag van 152.000 Mark banco
ingeschreven, terwyl op den loden November, krachtens een
besluit van den Senaat en de Burgerij (durch gemoinsamen
Beschluss von Senat und Bürgerschafft) de aangevraagde ruimte
ter beschikking van het Comité werd gesteld.
Dientengevolge kon dat Comité nu ook definitief georganiseerd
worden, waarbij verkozen werden: tot eersten voorzitter de heer
Syndicus dr. Merck, tot tweeden voorzitter de heer Senator
de Chapexurouge, tot penningmeester de heer E. L. Behrens ,
tot secretarissen de heoren dr. Donnenberg, dr. Götze en
dr. H. Merck.
Dit Comité is werkzaam geweest met eene activiteit, die
werkelijk de verbeelding te boven gaat, en waarvan dan ook
het gevolg was, dat deze onderneming weldra eene uitbreiding
verkreeg, die zelfs de voorstelling der eerste ontwerpers verre
overtrof.
Beeds zeer spoedig werd het plan dezer expositie door eene
circulaire, in den vorm van een ontwerp-programma, allerwege
bekend gemaakt. Uit dit ontwerp-programma bleek dat men
zich voorstelde om het geheel in drie uitgebreide onderdeelen te
splitsen , namelijk: Culturen, Garten-Architectur und Producte.
Spoedig werd het door een definitief programma gevolgd, het-
welk, in de Duitschc, Fransche en Engelsche talen gedrukt
en bij duizenden verspreid, de mededinging openstelde naar
aiet minder dan 404 artikelen. De daartoe uitgeloofde prjjzeni
-ocr page 10-
H
bestonden in gouden, zilveren en bronzen medailles, geslagen
op een expresselijk daartoe, door de heeren Börner en Piglhein
ontworpen en door den medailleur C. H. Lorenz vervaardigden
stempel, en beliepen eeno gezamenlijke waarde van ongeveer
10.000 Pr. Thaler; terwijl bovendien later, door den Koning
en de Koningin van Pruis3en, de Koningin van Engeland, den
Koning van Wurtemberg en verscheidene andere hooggeplaatste
personen en particulieren, nog afzonderlijke eereprijzen voor
bijzondero inzendingen beschikbaar gesteld werden.
Na do verschijning van dit programma verzond het Comité
aanhoudend en met slechts korte tusschenpoozen, onderschei-
dene, in verschillende talen gedrukte, stukken, waarin de vorde-
ringen der werkzaamheden of andere bijzonderheden, geschikt
om de belangstelling te prikkelen, vermeld werden, en waardoor
dan ook werkelijk de belangstelling in den vreemde, aanvan-
kelijk misschien wel wat flaauw , opgewekt en gaandeweg leven-
diger gemaakt werd.
Het beschikbare terrein, eene oppervlakte hebbende van
1.700.000 □ voet (1), vormde een groot dal, tusschen twee steile
wallen besloten, in de lengte door een kanaal, hetwelk van do
Elbe in de Alster vloeit, doorsneden, en waarvan een gedeelte
gebezigd werd tot moestuin van het belendende Zeemanshuis.
Voor de inrigting der tentoonstelling leverde het in onder-
scheidene opzigten zeker groote bezwaren op; moeijelijkheden
echter, die, door eene aanzienlijke krachtsontwikkeling, waarbij
zeker de zachte winter zeer in de hand werkte, glansrijk
werden overwonnen; zoodat het op den 2den September dezes
jaars — dus slechts tien maanden nadat de eorste ontwerpers tot
bespreking van het plan bijeen kwamen — dank zij inzonder-
heid het genie van den tuinbouw-architect F. J. C. Jürgens, in
een park herschapen was, hetwelk men moet gezien hebben,
om zich van den tegelijk liefelijken en grootschen indruk, dien
(1) Wat de numerieke opgaven, ia dit verslag voorkomende, betreft, meende
ik die te moeten behouden, zooala ze in de, door het Comité zelf uitgegeven,
of met diens voorkennis verspreidde stukken voorkomen , zonder ze te herleiden ;
aangezien het mij doelmatiger voorkwam overal de oorspronkelijke cijfers te
behou\'ien.
-ocr page 11-
9
het op den bezoeker maakte, eenig begrip te kunnen vormen,
en over welks aesthetisehe waarde slechts één oordeel, en dat
whs gunstig in hooge mate, werd uitgosproken.
Om tot dit resultaat te komen waren daar gedurende den
winter (den 15den December werd de eerste spade hiertoe in
den grond gestoken) niet minder dan gemiddeld 120 a IS", en
gedurondü de laatste maanden 200 werklieden bezig, en moest
eene aardmassa van 3.700.000 Dvoet aangevoerd worden.
De kosten dezer aardewerken bedroegen, bij aanbesteding,
ongeveer 25.000 Pr. Thaler. Bovendien werd het geheele terrein ,
tot zelfs op de hoogste punten, door de » Altonaër Wasserkunst"
van waterleidingen voorzien ; gewis een zeer goede maatregel,
en die ongetwijfeld voel zal hebben bijgedragen tot de sierlijkheid
van hetgehoel, waar toch zooveel gelogen was aan don frisschen
tint der zeer uitgestrekte gazons, die, zonder gestadige en
overvloedige besproeijingen, onmogelijk in een zóó onberispelijken
toestand zouden kunnen gebragt en gehouden zijn.
Do verschillende, uitsluitend voor de tentoonstelling opgerigte,
gebouwen besloegen eene ruimte van ongeveer 60000 Dvoet,
terwijl het van ouds bekende on reeds herhaaldelijk van ge-
daante en bestemming veranderde Klb-Pavillon, laatstelijk als
dans-locaal gebezigd, en \'t welk binnon den afgebakenden kring
stond, thans weder van bestemming zou veranderen , om aan de
expositie dienstbaar gemaakt te worden. Door den architect
Haller word dit ruime locaal op eene allezins doelmatige wijze tot
restauratiezaal ingerigt, en het was inzonderheid van dit zeer
hoog geleden punt, de zoogenaamde » Stintfang" , dat men een
verrukkend uitzigt had over het dal, met zijne duizenden
kinderen van Flora en met zijne duizenden bezoekers tevens.
Ten gevolge van de rustelooze werkzaamheid des Comité\'s
bleek het weldra dat, niet alleen door geheel Duitschland , maar
ook allerwege elders, de deelneming aan de inzendingen zeer alge-
meen zou worden ; ja, de aanmeldingen daartoe groeiden eindelijk
zoozeer aan, dat men er toe besluiten moest om aan de in-
middels opgerigte gebouwen meerdere uitbreiding, en aan
sommige er van eene gewijzigde bestemming to geven, niet
alleen , maar tevens ook om het reeds zoo uitgestrekte terrein
nog aanzienlijk te vergrooten , door een gedeelte van den stads-
-ocr page 12-
10
wal, aan de andere zijde van den Millernthor gelegen, door
eene kolossale houten brug over den breeden publieken weg, te
verbinden.
Dit gedeelte werd nu bestemd voor machineriën en gereed-
schappen , terwijl daar tevens in allerijl nog drie zeer uitge-
strektehouten tenten opgeslagen werden, die men voornamelijk
ter expositie der vruchten, waarvan inzonderheid de aanmel-
dingen ongemeen talrijk waren , bestemde.
Op Dingsdag, den 31sten Augustus, des avonds ten 7 ure,
verzamelden zich de jury-leden, daartoe uit de verschillende
landen van Europa te Hamburg bijeengekomen, in grooten
getale in de zaal der Sociëteit Harmonie. Daar de ondervinding
reeds herhaaldelijk elders geleerd [had, dat de voorafgaande
bemoeijingen en de regeling van de jury, op den ter beoordeeling
bestemden dag, te veel tijd wegnemen, was men namelijk
aldaar op het goede denkbeeld gekomen, om reeds \'s avonds
te voren eene constituerende vergadering te houden.
Die bijeenkomst moest uit den aard der zaak zeer geanimeerd
zyn; immers daar hadden ontmoetingen plaats tusschon vele
goede, ver van elkander verwijderd wonende, vrienden, die
elkaar in geruimen tijd niet gezien en lang reeds naar dezen
dag verlangd hadden, om een warmen handdruk te wisselen;
daiir hadden introducties plaats zonder eind ; namen werden
genoemd, die men maar half, andere die men in het geheel
niet verstond, maar die, nog voordat men gelegenheid had zich
op de hoogte te stellen met wien men sprak, alweer door an-
deren opgevolgd werden; men weid vriendschappelijk door dezen
gedrongen links, door een ander getrokken regts, tot som-
wijlen een naam werd gehoord, die een welluidenden klank
heeft in de botanische wereld of den breeden kring der practici,
en er eene kennismaking volgde, die men nooit meer vergeten zal.
De vergadering werd door den eersten voorzitter van het Co-
mitd, den heer Syndicus dr. Merck , met een warmen welkomst-
groet geopend, waarbij hij hun, die van allerwege herwaarts
gekomen waren, den dank van het Comité bragt voor hunne
belangstelling in dit intornationale feest, van welke belang-
-ocr page 13-
11
stelling toch hunne tegenwoordigheid op deze plaats het spre-
kendste bewijs wa.=. Daarna stelde hij aan de gezamenlijke
jury voor over te willen gaan tot het kiezen van eenen alge-
meenen voorzitter.
Een der jury-leden nam daarop het woord en stelde als zoo-
danig den heer burgemeester dr. Kirchenpauer voor, welk
voorstel, daarna nog door een ander ondersteund, vervolgens
bjj acclamatio werd aangenomen.
Hierna trad dr. Kiuchenpauer op, die, hoewel wyzende op
de vele en eigenaardige moeijelijkheden aan dat presidium ver-
bonden, zich echter, na oene vrij lange rede. bereid verklaarde
die taak te aanvaarden, mits hij op de toegevendheid en de
hulp van de overige leden zou mogen rekenen.
Dit geregeld zijnde, deelde dezelfde spreker, nu als algomeen
voorzitter van de jury, aan de vergadering mede dat het
Comité doelmatig geoordeeld had, vooral met het oog op den
grooten omvang van het programma en do uitgebreidheid der
inzondingen, de jury in zestien sectiën te verdeelen, en in
elk dezer sectiën die hoeren had geplaatst, welke men het
best meende vertrouwd te zijn met de voorwerpen, over welker
meerdere of mindere voortreffelijkheid die sectiën uitspraak
zouden hebben te doen ; terwijl h\\j hen , die bij voorkeur aan de
werkzaamheden eener andere sectie, dan waarin het Comité
gemeend had hen te moeten opnemen , wenschten deel te nemen ,
uitnoodigde hun verlangen hiertoe kenbaar te maken.
Nadat ook dit afgeloopen was, vereenigden de leden der
afzonderlijke sectiën zich in een belendend lokaal, ten einde
zich elk hun \'president en secretaris te kiezen, en werd ver-
volgens het uur bepaald, waarop elke sectie zich den volgenden
dag in het hoofdgebouw der tentoonstelling vereenigen zou ,
ten einde de werkzaamheden der beoordeeling aan te vangen.
De eerste September was de voor de beoordeeling der ingezon-
dene voorwerpen bepaalde dag; maar, aangezien sommige sectiën
hare werkzaamheden eerst vr\\J laat konden aanvangen, wgl
nog hot een en ander te ontpakkon of te regelen viel, on er
onvermijdelijk eene poos vorloopen moest, aleer men zich in
-ocr page 14-
12
die massa\'s althans eonigermate georiënteerd had , alvorens men
elkaar begreep en verstond, konden de meeste sectiën hot dien
dag niet verder brengen dan tot een goed begin, waarom be-
paald werd, dat men zich den volgenden morgen vroegtijdig
weder daar vereenigon zou, met het doel om zulks, kon het
zijn , spoedig te beëindigen.
Intusschen kwamen enkele sectiën ook dien dag nog niet
geheel klaar, ja gingen er verscheiden dagen heen eer de toe-
kenning dor prijzen definitief geregeld was, zoodat het gedrukte
proces-vorbaal dor beoordeeling eerst vele dagen na den afloop der
tentoonstelling kon verzonden worden. In het bijzonder waren
het de door Vorstelijke en andere personen of maatschappyën
uitgeloofde eereprijzen, voor welker toekenning de onderschei-
dene voorzitters dor verschillende sectiën zich tot eene speciale
commissie vereenigden , die nog al aanleiding tot lange gedachten-
wisseling gaven.
Wie op den tweeden September, \'s morgens ten negen uur,
in het tentoonstellingspark cf in do afzonderlijke gebouwen
kwam , vroeg zich mat verwondering af, hoe \'t mogelijk was
dat men er zelfs aan denken kon, om, een drietal uren later,
de expositie voor het publiek open te stellen; en vrij algemeen
was men dan ook van gevoelen , dat het Comité er wel toe
zou moeten besluiten — er word zelfs gezegd dat er reeds toe
besloten was — om do opening minstens een dag uit te stellen.
Later bleek dat daar zelfs niet eens aan gedacht, dat men, tot
op eene minuut als \'t ware, in dit geval zeker van zijne zaak was.
Intusschen bewogen zich de verschillende jury-sectiën, allen
druk in de weer, zoo goed mogelijk tusschen een tnl van
werklieden, voerlieden, wagons, paarden, kisten en wat al
niet meer, en trachtten zoo goed mogelijk teregt te komen,
niet zeldon links en regts ongeduldig zoekende naar voorwerpen,
die men maar niet vinden kon, maar die men vinden moest,
wijl het zeker was dat ze or waren.
Dat hierbij niet altijd alles even vlot en gemakkelijk ging,
wijt ik echter in geenen deele aan het Comité; met den besten
wil en de meeste zorg is eene volkomene voorziening in alle
mogelijke eventualiteiten , inzonderheid waar zulk een stortvloed
-ocr page 15-
13
van inzendingen zich voornamelijk eerst gedurende de twee
laatste dagen ontlast, volslagen onmogelijk. Ja, het verdient zelfs
mijns inziens allen lof dat het Bestuur op dien dag, overstelpt
met vragen en tallooze bemoeijingen v»n allerlei aard, toch ,
al ging het ook niet altijd even gemakkelijk, allen wist voort
te helpen , met dat gevolg dat ten laatste alles veel beter te
regt kwam dan zelfs de grootste optimist zich had durven voor-
stellen.
Inmiddels was — en ieder vroeg zich met verwondering af
hoe — zoowel in het park als in de zalen, de chaotische
wanorde in eene volkomene orde verkeerd. Nooit heb ik iets
wat ik genoegzaam voor onmogelijk hield, sneller tot waarheid
zien worden; nooit nog bleek mij zóó duidelijk wat vereeniging
van krachten, onder goede leiding, in weinige uren vermag,
dan op déze plaats en op dat oogenblik.
\'t Had er wel iets van alsof er , ongeveer een halfuur vóórdat
het kanonschot het sein ter opening geven zou, een magtwoord
uitgesproken werd, \'t welk oogenblikkelijk zijn beheerschenden
invloed onweerstaanbaar uitoefende op het geheel.
Nog meer moest die plotselinge ommekeer verwondering
wekken, daar er ten elf uur zulk een zware slagregen viel,
dat men zelfs in de houten, met linnen overdekte, gebouwen,
hier en daar do plassen ontwijken moest, door het indruipende
water veroorzaakt.
Kort vóór twaalf uur echter stoven de wolken uiteen, en de zon
verspreidde eene liefelijke tint over dat geheel, \'t welk nu , gereed
liggende om de keur van Hamburgs ingezetenen te ontvangen,
een werkelijk betooverenden aanblik bood ; frappante tegenstel-
ling met het gewemel en gekrioel onder een donkeren hemel,
waardoor straks de wanorde slechts nog scheen te vermeerderen,
en waardoor toen de stemming alles behalve opgewekt werd.
\'Een talrijk en uitgelezen publiek stroomde, toen het oogenblik
der opening gekomen was, den hoofdingang binnen , en gaf aan
de kronkelende paden in het diepe dal, welke men doorwan-
delen moest om het hoofdgebouw, waarin — aldus luidde de
aankondiging — de plegtige opening zou plaats hebben, te be-
reiken. De toegangsprijs voor dien dag was op 4 Pr. Thaler
bepaald. Intusschen hadden verreweg de meeste bezoekers zich
-ocr page 16-
14
van abonnements- of zoogenaamde » partout-kaarteu" voorzien ,
lietwelk daaruit bleek dat men, de dames zoowel als de heeren,
die kleine ronde kaartjes, welke voor 6 Pr. Thaler verkrijg-
baar waren, als een eereteeken op de borst droeg.
Het koepelvormige gedeelte van het hoofdgebouw was het
brandpunt waar alles heenstroomde , en dat men daar bij die
gelegenheid het » droit du plus fort" wel wat gelden liet, ten
koste zelfs der meest alledaagsche beleefdheidsvormen, valt
niet te ontkennen. Terwijl o. a. de galerij voornamelijk voor
dames bestemd was, hadden "zich daarop ook vele heeren
plaats weten te verschaffen , zoodat een aantal dames beneden in
\'t gedrang konden blijven staan. Overigens zag men geen enkel
afgezonderd gedeelte, geene enkele gereserveerde plaats. Bij
deze gelegenheid, bij dit zoogenoemd officiële gedeelte dei-
expositie , ontbrak het werkelijk aan die voorzorgs- en beloefd-
heidsmaatregelen, waarop sommigen billijke aanspraak hadden,
en die men dan ook elders gewoon was in acht genomen te
zien. Van de door verschillende Regeringen afgevaardigde per-
sonen werd op dit oogonblik letterlijk geene de minste notitie
genomen, zoo min als er — wat toch voegzaam geweest was —
in de hieronder volgende openingsrede een woord geuit werd,
\'t welk daarop directe of zelfs maar zijdelingsche betrekking
had. Dit is eene nalatigheid van een overigens zoo werkzaam
Comité, waarvoor ik geene verklaring weet te vinden, die
eenigzins ter verontschuldiging zou kunnen strekken.
Toen het ruime locaal geheel gevuld was, betrad het Comité
de tribune en opende de eerste voorzitter de heer Syndicus
dr. Merck de tentoonstelling met deze woorden;
» Mir ist der ehrenvolle Auftrag geworden, die internationale
Gartenbau-Ausstellung von 1869 in Hamburg zu eröffnen.
Bevor ich dies thue, erlaube ich mir darauf hinzuweisen,
was wir gewollt haben. Sie mogen beurtheilen, ob wir
das vorgesteckte Ziel erreicht haben. Wir haben eine
internationale Gartenbau-Ausstellung schaffen wollen,
allen Nationen die Möglichkeit eines allgemeinen Wett-
kampfes gebend. Solche Wettkampfe sind nicht allein
ein Zeichen unserer Zeit, sie sind ein Triumph derselben.
-ocr page 17-
15
Eugherzige Individuen behalten ihre geistigen Errungen-
schaften für sich, engherzige Nationen umgeben sich mit
chinesischen Mauern. Gebildete Individuen und auf der
Höhe wirklicher Cultur stehende Nationen machen ihr
geistiges Eigenthum zur gemeinsamen Gabe Aller. Wir
haben aber auch eine Gartenbau-Ausstellung schaffen
wollen, nicht allein eine Blumen-Ausstellung. Eine Gar-
tenbau-Ausstellung umfasst alle Zweige des Gartenbaues,
der Garten-Architectur und Industrie. Eine Ausstellung,
wie sie hier beabsichtet wurde, soll aber nicht allein
den practischen Zwecken des Lebens dienen; sie wendet
sich auch an das Gefühl, an den poëtischen Sinn ihrer
Beschauer, und damit vor allem an die Theilnahme der
Frauen, von denen des Dichters Wort sagt, das
» i) Sie Hechten und weben
» » Himmlische Rosen in\'s irdische Leben." "
» Wenn wir heute an die Vollendung unserer Aufgabe
gelangt sind, dann erfüllt uns vor Allem das Gefühl
der Freude, Sie so zahlreich hier versammelt zu sehen.
Wenn die Seele von Freude erfüllt ist, dann ist ihr
nachstes Gefühl die Dankbarkeit. Dank haben wir zu
spenden den Herrschern, Vereinen und Privaten, die uns
durch reiche Gaben unterstützt haben, um den Ausstellern
den verdienten Lohn zu gewahren; Dank den Ausstellern
selbst; Dank unseren patriotischen Mitbürgern für Ueber-
lassung des Flatzes und das lebhafte Interesse an unserer
Schöpfung; Dank vor allem den Herren, welche in
genialer Auffassung und unermüdlicher DurchfUhrung,
in 10 Monaten ein solches Werk vollendet, den Herren
Landschafftsgartner Jürgens und Architect Haller; Dank
endlich allen den treuen Handen , welche mit uns zu-
sammen gearbeitet und nie müde geworden sind, jeder
in seiner Sphare, mit uns zur Vollendung einer patrio-
tischen Schöpfung beizutragen.
i) Darf ich noch einen Wunsch hinzufügen, so ist es
der, dass das Werk den Meister loben moge, und dass
Sie, an der heimatlichen Heerd zurückgekehrt, noch
-ocr page 18-
16
manchmal sagen mogen: es waren doch schone, genuss-
reiche und lehrreiche Tage, die wir im September 1869
in Hamburg verlebt haben.
» Ich erklare mit diesem Wunsche die Ausstellung
eröffhet."
De muziek van het 76ste infanterie-regimont besloot deze
ceremonie met eene vrolijke marsch, en weldra zag men de
menigte allerwege in het park en in de verschillende lokalen
verspreid.
Deze reeds zoolang vooruit, en niet zonder ophef, aangekon-
digdo plegtigheid kwam mij echter zoomin plegtig of indruk-
wekkend, als geëvenredigd aan de werkelijk grootsche en aan -
vankelijk zoo uitnemend geslaagde onderneming voor. \'t Maakte
op mij wel ietwat den indruk, als had een der leden van
\'t Comité , te midden hunner bedrijvigheid tot de overigen gezegd :
» Nu moeten we even de tentoonstelling gaan openen"; \'t scheen
eene verpligte ceremonie, die men zoo » ter loops" waarnam , en
waarvan men zich zoo spoedig mogelijk weder afmaakte. Mis-
schien is dit daar alzoo gebruikelijk ; zeker is het evenwel dat in
Nederland, bij feesten zelts die heel wat minder te beteekenen
hebben, veel meer feestelijk vertoon gemaakt wordt.
Terwijl ik mij thans voorstel een beknopt overzigt te doen
volgen van de tentoonstelling in het algemeen en enkele ten-
toongestelde voorwerpen in het bijzonder , gevoel ik mij in de
allereerste plaats verpligt Uwe Excellentie eerbiedig te verzoeken,
dit overzigt als slechts zeer oppervlakkig te willen beschouwen :
immers, wilde ik ook alleen maar eene opsomming geven van
al datgene wat in \'t bijzonder de opmerkzaamheid trok en
verdiende, dan nog, ik herhaal het, zou dit tot veel te groote
uitgebreidheid leiden.
Ik neem voor die excursie als uitgangspunt het groöte tentoon-
stellingsgebouw, \'t welk op den hoogen stadswal, met de achter-
zijde naar de stad geplaatst was. Dit gebouw, geheel van hout
opgetrokken, en, met uitzondering van den regtervleugel, die
voor exquise tropische planten bestemd was, met linnen over-
-ocr page 19-
17
dekt, bestond uit een koepelvormig middengedeelte van 80 voet
hoogte, bij 70 voot diepte en breedte, en twee vleugels, elk
eene lengte bobbende van 140 voet. Hot was aan het straks
genoemde EIb-Pavillon verbonden door een lager gebouw, waarin
zich het bureau van het Gomité en de bureaux dor verschillende
regerings-commissarissen bevonden. Deze laatste waren zeer
eenvoudig, doch net ingerigte, vierkante kamertjes, do wanden
met grijs papier behangen, de vloer met matton belegd, voorts
eene met een groen kleed gedekte tafel waarop papier, enz.,
en eenige stoelen; terwijl daar iederen morgen die couranten
werden nedergelegd, waarin bijzonderheden betreffende de
tentoonstelling medegedeeld waren. Deze kamertjes waren
zeven in getal, en boven elke deur las men den naam van het
land, \'t welk zich\' deed vertegenwoordigen; namelijk: Noord-
Duit sche-Bond, Engeland, Oostenrijk, Holland, België, Zweden,
en Noorwegen , Noord-Amerika.
Het geheele hoofdgebouw, aanvankelijk ten deelo ook voor
koude-kasplanten bestemd, was met tropische planten ge-
vuld; het bevatte een schat van het kostbaarste wat do Euro-
pesche kasson bevatten, en leverde alléén voor den kruidkuu-
digo, inzonderheid voor hem, dio zich met systematische botanie
bezig houdt, materiaal voor een onderzoek, waartoe de duur
der tentoonstelling gewis veel te kort zou geweest zijn.
In den linkervleugel, die (zoo ik mij niet vergis ten gevolge
van eene latere uitbouwing aan de achterzijde) breeder was
dan de andere, had men inzonderheid de grootere tropische
planten vereenigd ; terwijl men in den regtervleugel, waarvan
een afgescheiden gedeelte, door middel van een thermosiphon,
goed verwarmd werd, de kleinere, inzonderheid de nieuwere
planten vond.
Op het arrangement van de planten in dit gebouw viel wel
is Waar niets aan te merken, maar het kon toch niet uitstekend
genoemd worden; do meeste toch, zelfs de grooto Palmen
niet uitgezonderd, stonden, zoowel midden in de ruimte, als
langs de wandon, op tafels, zoodat het geheel onmogelijk zulk een
liofelijken indruk kon maken , als wij zulks hier, en wel in-
zonderheid in \'t Paleis voor Volksvlijt, gewoon zijn te zien.
De reden hiervan zal echter niet te zoeken zyn in gebrek aan
2
-ocr page 20-
18
goeden smaak, maar ligt ongetwijfeld in dat aan ruimte,
waarmede men zeer heeft moeten woekeren.
Wat in den regtervleugel in de eerste plaats de opmerkzaam-
heid trok, waren, gelijk zulks gewoonlijk het geval is , de
groote Palmen. Mogten die planten over \'t algemeen ook geen
zeer grooten omvang hebben, zoo bestonden de drie collectiën,
die het midden der ruimte innamen , toch uitsluitend uit forsche
planten; bovondien trof men er ook een aantal zeldzame
soorten bij aan.
Dit was inzonderheid het geval met de verzameling van den
Kön. Berggarten te Herrenhausen, bij Hannover, ingezonden
door den heer Herm. Wendland , die met deze , benevens zijne
verzameling nieuw ingevoerde Palmen , waarover zoo aanstonds
nader, den roem van den Herrenhauser Berggarten in deze
specialiteit waardiglijk gehandhaafd heeft. Inzonderheid blonken
daarbij als \'t ware uit Copernicia macroglossa, Geonoma Martii,
G. serapiquensis
en G. WUldenoivii, de beide laatste met roodo
hartbladeren, Koi-thalsia robusta, buitengewoon sterk ontwik-
keld, de oven zeldzame als prachtige Livistona Hoge/idorpii, welker
soortsnaam reeds aantoont dat ze van Nederlandsch-Indischen
oorsprong is, en waarvan zich maar zeer weinige exemplaren
in Europa bevinden, Licuala paludosa, Pinanga Kuhlii, eeno
prachtige Wallichia densiflora, enz. —
Eene andere, eveneens door keur van zeldzame soorten en
betrekkelijk sterke planten uitmuntende collectie, behoorde aan
den hoer J. Linden te Brussel en Gent. Hierbij trokken in-
zonderheid de opmerkzaamheid Cocos Bonnetii, Latania glau-
cophylla
en L. Jenkinsonii, Phcenicophorium sechellarum, onder
meer andere schoone hier aanwezige planten van deze zeldzame
soort verre de schoonste. Wat echter bij deze verzameling inzon-
derheid de opmerkzaamheid trok, en die ook ten volle verdiende,
was een uitstekend fraai exemplaar van de hoogst zeldzame en ,
om de eigenaardige groeiwijze, tevens zeer interressante, Iriartea
txorrhxza.
Nïet alleen toch dat de schitterend roode kleur
der jong ontwikkelde bladeren haar tot eene der sierlijkste
van deze adellijke plantenfamilie maakt, maar hoogst eigen-
aardig is het verschijnsel — overigens bij enke andere plan-
tengroepen , vooral in moerassige streken der keerkringslanden
-ocr page 21-
19
gtobijende, bekend — dat de stam als \'t ware gedeeltelijk uit
den grond is opgerezen en du op zijne wortels, als op zoo vele
stelten rust. Het onderste gedeelte van den stam dezer plant
liep dan ook genoegzaam tot niets uit, daar deze, nabij den
grond, niet dikker was dan p. m. 8 millimeter en , een halve meter
hooger, daarentegen een dikte van 0.045 meter had»
Ik heb op andere groote tentoonstellingen vaak Palmen van
grootere hoogte en meerderen omvang gezien, maar nooit zag
ik bij zulke gelegenheden verzamelingen van » groote Palmen"
die zóóVeel zeldzaams bevatt\'en. Zoowel Van do eene als van
de andere dezer beide collectiën kon elke plant, zonder uit*
zondering, uitstekend genoemd worden.
De derde collectie, van den F. G. Mosentiiin jr , te En-
tritzsch bij Leipzig, hoewel uit meer algemeen verspreide
soorten bestaande, kenmerkte zich toch door krachtige, gezonde
planten. Eene Jubma spectabilis en eene Areca sapida, schoone
Palmen, maar waarvan zeer zeldzaam zware exemplarin aan*
getroffen worden, muntten hierbij, juist door deze laatste eigen*
schap, bijzonder uit.
Eene kleinere verzameling Palmen van den heer HeriI.
Wendland , bestond alweder uit keur van zeldzame soorten,
bijv.: IJactris obovata, Geonoma spicigera, Mauritia aculeata *
Ptychosperma rupicola, enz.; terwijl oen weinig verder, eene
Licuala celebica van denzelden inzender, als nieuw ingevoerde
soort, iederen palmenliefhebber tot stilstaan noopte.
Ook de Cycadeën waren hier goed vertegenwoordigd. De
verzameling van den heer Linden bevatte, behalve sterkere
planten van oudere soorten, bijv. eene zeer fraaijo Encephalartos
lanuginoms
, ook eenige zeldzame, zooals Stangeria paradoxa t
Zamia Ghellinkiis Z. spiralis, enz ; terwijl ook hier weder de
heer Herm. Wendland moet genoemd worden , die een zestal
Cycadeën van hooge zeldzaamheid ingezonden had , welke zoo-
wel om de fraaiheid der soorten, als om het frissche uiterlijk
dezer planten , afzonderlijke vermelding verdienen. Het waren :
Lépidozamia Perofskiana, Cycas squarrosa (naar mij toescheen
eene verscheidenheid van C. circinalis), Microcycas calocoma,
Zamia Lindleyana, Z. Leiboldtii en Z. Skinneri angustifolia.
Aan het einde der zaal stond nog een prachtvol exemplaar
-ocr page 22-
20
tan Encephalartos Altensteinii , met eene enorme bladkroon; aan
wion die plant toebehoorde vond ik niet aangeduid.
Bij cone uitgebreide verzameling van verschillende tropische
gewassen, van don heer B. VON Uslar, te Hildesheim, trok
vooral eene Aroïdee zeer algemeen de opmerkzaamheid. Deze
plant toch, Xanthosoma appendiculatum, vertoonde dit opmer-
kelijkü verschijnsel, dat sommige bladeren aan hunne onder-
zijde, op den middennerf, een vrij sterk ontwikkeld bladachtig
uitgroeisel bezaten , \'t welk daaraan een zeer eigendommelijk
aanzien gaf. Als curiositeit mogt dit voor iedereen, uit een
morphologisch oogpunt kon het ook voor den kruidkundige zeer
interessant genoemd worden.
Ook wat de Aroïdeën betreft deed de heer Herm. Wendland
zich hior deugdelijk gelden. De door hem gezondene verzame-
ling, uit twaalf soorten bestaande, was in alle opzigten be-
zienswaardig, terwijl inzonderheid eene sterke plant van de
lieve en zoo algemeen gezochte Anlhurium Scherzerianum, met
een aantal lakroode bloemscheden , daarbij uitmuntte. Ook eene
SpatiphyUum heliconkefolium en eene nog onbeschrevene soort
van dit karakteristieke geslacht verdienen bijzondere vermelding.
Van den heer Ad. HAAGEjr., teErfurt, ontmoette men hier
mede eene zeer uitgebreide verzameling Aroïdeën. Hoewel
meerendeels goede soorten, bevatte deze verzameling toch weinig
wat bijzonder opmerkenswaardig was, met uitzondering evenwel
eener Ataccia cristata, welker zonderlinge bloeiwijze menigeen
een ligte kreet van bewondering afdwong; zoo ook eene,
eveneens bloeijende, Spatldphyllum.
Boomachtige V"arens, die men inzonderheid op de in 1864
gehoudene internationale tentoonstelling te Brussel zoo algemeen
bewonderde, schitterden hier, tot mijne niet geringe verwon-
dering, door hare bijna algeheele afwezigheid. Wèl zag men
oen tweotal Balantium antarcticum , van welk prachtig Nieuw-
Hollandsch gewas zich tegenwoordig uitnemend fraaije planten
in do verzamelingen bevinden, maar ze waron niet wat ze
wezen moesten orn hier een goed vertoon te maken. De eene,
met een stam van 5 meter hoogte, bleek eerst korteling in
Kuropa ingevoerd te zijn, en had dan ook nog slechts enkele
«wakke bladeren ontwikkeld\', do andere , hoewel niet zoo hoog,
-ocr page 23-
21
was iota beter. Beide wareu , met nog eene audere van dezelfde
soort, die in den regtervleugel van dit gebouw stond en van
gelijke waarde was, ingezonden door den heer E. Neubert ,
te Hamburg.
Eene verzameling Varens on Lycopodiaceën van Frau Senator
Jenisch, Flotbecker Park bij Hamburg, bestond wel is waar
uitsluitend uit fraaije planten, maar bleef toch beneden datgene
wat wij^hiervan nu en dan bij ons te lande zien.
Eene kortelings van Japan ingevoerdo Lelie, van den heer
Laurentius Söhne te Cref\'eld , n. 1. Lilium tigrynum var. Land-
rath Leysner,
kenmerkte zich door hare fraai gevulde bloemen,
waarin men namelijk drie seriën van goed ontwikkelde bloem-
bladeren aantrof. — Japan is buitengemeen rijk aan Lelie-soor-
ten, en er gaat geen jaar voorbij , dat wij niet met eene of meer
van daar nieuw ingevoerde soorten of variëteiten kennis
maken.
Niet ver vandaar stond eene verzameling niet bloeijende
warmekas-planten, ingezonden door Frau Senator Jenisch ,
welke, hoe talrijk ook, letterlijk uitsluitend uit prachtplanten
bestond. Van die, welke het meest door schoonheid uitmuntten ,
noem ik slechts de sierlijk gekleurdbladige Pasi/lora trifasciata,
Acalypha colorata
, Fittonia Pearcii , Palicouria discolor, Maranta
Veitchii, M. Lindenii
, Alocasia metoüica, enz. Maken inzon-
derheid de drie laatstgenoemde reeds ieders bewondering gaande,
als ze nog jong zijn en slechts weinige, maar onbeschrijfelijk
schoon genuanceerde bladeren hebben, wanneer men ze, door
onvermoeide zorgen, tot zulk eene volkomenheid van kuituur
gebragt ziet, als met deze planten het geval was, is het on-
mogelijk den indruk dien ze maken , zelfs op hom die gewoon
is fraaijo planten te zien, terug te geven.
In een ander gedeelte van dezen linkervleugel van het hoofd-
gebouw, werd de meeste ruimte ingenomen door eene uit een
vijftigtal groote planten bestaande verzameling, ingezonden door
Frau Ca.rl Heine, teOttensen. Ook van deze collectie noem ik
slechts enkele, hoewel moest alle, om verschillende redenen
der vermelding waardig waren. Eene Lapageria rosea, uitne-
mend gekweekt eji prjjkende met een aantal fraaije bloemen,
gaf elk, die bekend is met de alles behalve gemakkelijke
-ocr page 24-
22
kul tuur van dezen fraaijen klimheester, het bewijs van do kunde
des kweekers; Draccenopsis australis, p. m. 6 meter hoog ;
Pandanus odoratissimus met een kroon van 7 a 8 meter in
omtrek en met Iuchtwortels van 2,5 meter lengte, enz.
Digt hierbij stond eene partij Theophrastas, die gerustelijk
gerekend konden worden tot het prachtigste te behooren wat
dit gebouw bevatte. Kende men den heer Linden alléén door
deze planten , men zou gewis reden hebben om hem als een
der eerste kweeker3 van Europa te begroeten. Alle, zonder
uitzondering, en er waren er elf, waren planten van ongemeene
kracht on schoone bladontwikkeling. Theophrasta imperialis bijv.
had 1,5 meter hoogte en droeg eene kroon van een groot
aantal grooto bladeren ; Th. densa was in bloei.
Niet minder schoon was eene forsche plant van Bhopala
corcovadensis
, van Frau Caul Heine ; dit prachtvol gewas had
eene hoogte van 7 meter en was tot aan den voet zeer digt
inet bladeren bezet.
Deze zijvleugel verlatende, kwam men in het midden- of
hoofdgedeelte van het gebouw, \'t welk niet zoo zeer voor do
expositie van planten, maar meer bepaaldelijk voor de ont-
vangst van genoodigden, enz., bij gelegenheid der opening en
der prijsuitdeeling, welke na afloop der tentoonstelling heeft
plaats gehad, bestemd was.
Dit gedeelte van het gebouw was, tegenover den ingang,
in den vorm eener groote nis uitgebouwd, in welke nis een
kolossaal zittend Flora-beeld geplaatst was, door den beeld-
houwer Böisner uit gips vervaardigd. Aan den voet van dit
beeld bevond zich eene glazen kast, waarin de vorschillende
eereprijzen, meerendeels uit zilverwerk bestaande, waren ten
toongesteld. Deze kast stond op de tribune, van welke de
voorzitter van het comité de expositie peopend had; van
deze, eenige treden hooge, tribune, die men langs twee trappen
bereikte, voerden weder tweo trappen, links en regts, naar
de galerij.
Aan de voorzijde lagen tegen deze tribune twee zeer fraaij\'e
bronzen Neptunus-beelden, met een leeuwekop in \'t midden, uit
-ocr page 25-
23
wiens bek een waterstraal ia een bassin viel, dut van een
aantal gekleurdbladige Caladiums omzoomd was, terwijl een
buitengemeen groot en schoon exemplaar van de hoogst sierlijke
Caladium Belleymi er middenin geplaatst was, zoodat de sneeuw-
witte, groen geaderde bladeren, van deze laatste als \'t ware
uit het water verrezen.
Achter het witte Flora-beeld verhieven zich in de nis een
groot aantal tropische planten, inzonderheid grootbladige Palmen
en Cycitdeën, die, roet hare hoogst bevallige en daarbij donker
groene bladeren, een achtergrond daarstelden . waartegen niet
alleen de vormen van ,het beeld goed uitkwamen, maar die
tevens eenig begrip gaf van de weelderige grootschheid der
tropische vegetatie.
Boven in de nis las men de woorden van Schiller:
» Unerschöpflich an Reiz und immer erneuter Schönheit
Ist die Natur, die Kunst ist unerschöpflich wie sio."
Om de galerij prijkten de namen van een aantal kruid- en
tuinbouwkundigen, namelijk: Paxton, Skell, Decandolle,
Hooker, Fortune, Willdenow, Linné, Martius, Lindley,
VON HUMBOLDT, JuSSIEU, KnIGHT , LiODDIGES.
Dit geheel, niet oneigenaardig de » Flora-tempel" geheeten,
maakte een flinken indruk, \'t was noch te zwiorig, noch te
stijf, maar sierlijk en imposant tevens.
Op de breede galerij bevonden zich geene planten, maar
een aantal voorwerpen van verschillenden aard, waarvan onder-
scheidene, deze voor den kruid-, andere voor den tuinbouw-
kundige, niet van belang ontbloot waren. Men zag daar bijv.
plannen van groote parken en buitenplaatsen, plannen van
bruggen voor parken; ook boek- en plaatwerken. Vervolgens
eene verzameling botanische modellen, ten gebruike bij het
onderwijs, bloemen namelijk van blik of zink, veel grooter en
dus duidelijker dan de natuurlijke bloemen, en die zeker zeer
doelmatig zouden zijn, als ze allo goed waren, wat echter met
enkele niet het geval was. Voorts eene verzameling pomolo-
gische platen, die, wat keurigheid van uitvoering betrof, niet
in de schaduw kunnen staan van die, welke nog maar korte-
üngs in een, aan Zijne Majesteit den Koning opgedragen.
-ocr page 26-
24
werk, Lier te lande uitgegeven werden (1). Vervolgens eeno
voor liefhebbers allerinteressantste collectie alpenbloemen,
rondom photographischo gezigten uit Zwitserland , in den vorm
van kransen, op papier geplakt; maar zeker niet het minst be-
langrijk was eeno uit ruim 200 soorten bestaande verzameling
gedroogde Coniferen, zoo compleet mogelijk, en dus ook met
de vruchten, op papier gehecht, ingezonden door den heer
W. Hociistetter te Wiirttomberg. Op deze verzameling, dio
voor 400 Pr. Thaler te koop aangeboden werd, sloeg gewis
menigeen een bageerigen blik.
De regtervleugel van het hoofdgebebouw was in twee af-
deelingen gesplitst, waarvan de eerste deels met groote, deels
met kleinere warmekas-planten gevuld was.
Even als in den linkervleugel namen hier drie tafels de
mindenruimte in, waarvan er twee met Palmen en de derde
met verschillende plant vormen bezet was.
Op de eerste tafel stonden do Palmen van den heer H. La.u-
rentius te Leipzig, die weder ruimschoots gelegenheid aanboden
om met eenigo uitnemende, deeh zeldzame, soorten dezer plan-
tenfamilie kennis te maken. Hierbij muntten inzonderheid uit:
Latania glaucophylla, Livistoiia, Ilogendorpii, JPhceiricophorium
seckellarum,
en inzonderheid Ver scha fjeltia splendida en Thrinax
barbadensis,
beide planten van onbeschrijfelijke schoonheid; ter-
wijl eene Rhapis flabelliformis foliis variegatis, een bontbladerigo
Palm, hierbij eene goedo vertooning maakte.
De Palmen die op de tweede tafel geplaatst waren , behoorden
aan den heer J. Versghaffelt, te Gent. Ook hiorbij merkte
men onderscheideno zeer merkwaardige planton op, bijv. de
zoo even genoemde bontbladerige Rhapis jlabeüiformis en de reeds
meergenoemde Phcenicophorium seckellarum, zondereenigen twijfel
een der edelste Paluivormen; voorts Pritchardia pacifica, Jubcex
spectabilis, Braliea nitida,
enz.
Over het algemeen kan van de Palmen gezegd worden dat
ze, nevens de Coniferen, die grootendeels in het park geplaatst
waren, tot de best vertegenwoordigde planten-familiën be-
hoorden, en , zeker niet het minst uit een kruidkundig oogpunt
(I) Nederlandsche Bnomg-aard. te Groningen bij J. B. Wolterk,
-ocr page 27-
25
beschouwd, veel merkwaardigs , bij eene groote verscheidenheid
van soorten opleverden.
Op de derde tafel trok inzonderheid eene verzameling Or-
chideën van Frau Senator Jenisch de opmerkzaamheid van
een groot aantal bezoekers, gelijk de fantastische bloemvormen
dezer planten steeds ieders bewondering wekten. Deze collectie,
gekozen uit eene der beroemdste van Duitschland, bestond uit
vele zeer fraaijo soorten , o. a. Cypripedium Pearcii, C. Stoneï,
Cycnoches Loddigesii, Polycycnes barbata, Maxillaria venusta,
Saccolabium Blumeï majus, Disa grandi/lora, enz., terwijl digt
daarbij nog een vijftal Disa\'s stonden, die met een aantal
harer nog onovertroffen prachtige bloemen, op forsche sten-
gels gezeten , prijkten.
Bij eene hiernevensstaande verzameling van verschillende
warmekas-planten, mede van Frau Senator Jenisch , zag men er
weder vele die zich door uitmuntende kuituur onderscheidden;
zoo bijv. de fraaije Curcuma lioscceana, Vallota pur pur ea, met
niet minder dan negen bloemstengels, eene keurige en met zorg
gekweekte plant van de coquette Impatiens Jerdoniw, eene sterk
ontwikkelde Gleichenia microphylla, een drietal schoone Sar-
racenia purpurea
, met hare eigenaardige bekervormige bladeren ,
enz ; eindelijk eene Lilium auratum met vier stengels, elk met
zeven bloemen en knoppen en waaraan 14 open bloemen prijkten.
Ook de breede tafels tegen de wanden van het gebouw leverden
voel bozienswaardigs op.
Allereerst viel het oog op een viertal planten van Tillandsia
argentea
, tot die Bromeliaceën behoorende, welke het zeer
opmerkelijke karakter vertoonen van meestal volslagen wortel-
loos te zijn, maar daarom toch niet minder goed groeijen en
bloeijen, en die dus een der meest afdoende bewyzen leveren
van het vermogen der planten om zich ook met zelfstandigheden,
die ze uit den dampkring opnemen, te voeden.
Eene verzameling Draccena\'s, tegenwoordig, en zeer teregt,
tot de lievelingsplanten behoorende, ingezonden door den heer
J. Verschaffelt, leverde, door de frischheid en de veelkleu-
righeid der bevallig overhangende bladeren, eene aangename
verscheidenheid. Als in \'t oogloopend fraai merkte men daarbij
inzonderheid eene Draccena nobilis en Cordyline indivisa op.
-ocr page 28-
2G
Bij eeuu groep Palmen van denzelfden inzender viel bet oog
weder op eene zeer fraaije Phwnicophorium. Dit is wel de eerste
tentoonstelling , waarop men zooveel krachtige planten van deze
edele Palmsoort, die , hoewel reeds sedert verscheidene jaren
in Europa ingevoerd , toch meest overal nog tot de zeldzaam-
heden behoort, ontmoet.
In eene verzameling van verschillende warmekas-planten ,
van den heer A. Haage jr., zag men o. a. eene Musa vittata,
de Banaan met wit gestreepte bladeren, terwijl eone Ficus
Legrelleï
zich vooral onderscheidde door de grof gezaagde en
van de overige soorten van dit geslacht (Urostigma) afwijkende
bladeren.
Achtereenvolgens ontmoette men hier verschillende verza-
melingen van planten, die alle van zeer goede cultuur getuig-
den, waarvan ik alleen nog vermeld: de Draccenas, Cycadeën
en Pandaneën van den heer H. Laurentius. Omtrent al deze
verzamelingen hier in bijzonderheden te treden is echter on-
doenlijk, en zou nog te meer ondoelmatig zijn, daar in het
tweede gedeelte van dezen regtervleugel, zooveel was , waarvan
eene meer speciale vermelding verkieslijker kan geacht worden.
Deze laatste ai\'deeling van het gebouw was meer bepaaldelijk
voor nieuw ingevoerde tropische planten bestemd, en om die
reden dan ook, door middel van een thermosiphon, goed
verwarmd.
Een schat van planten vond men daar, binnen eene betrek-
keiijk beperkle ruimte , bijeen. Daar was voor den kruidkun-
dige, voor den kweeker , voor den liefhebber, en niet minder
voor hen, die de expositie bezochten, enkel en alleen om zich
te verlustigen in de schoonheden, die de planten in bloemen of
bladeren ten toon sproiden , overvloedige gelegenheid om zich te
goed te doen. Waren dan ook zoowel het park als de verschillende
gebouwen steeds met bezoekers gevuld, hier pakte de massa
zich gedurende den geheelen dag letterlijk opeen, zoodat de
een den ander het zien onmogelijk maakte. — » Ach ! es ist doch
nur um zu sagen dass man drin gewesen, denn sehen kan man
zu wenig", dit refrein word, op verschillende wijzen gevarieerd,
-ocr page 29-
27
onophoudelijk herhaald. Was men er eenmaal in, dan werd
men in den langzaam voortgolvenden stroom opgenomen en
meegevoerd, tot men ten laatste dankbaar was die gedwongen
toer door dat somtijds stikkend heete locaal geëindigd te hebben.
Zij , die er wezenlijk belang in stelden om met de bijzonderheden
hier nader bekend te worden , en er dus ongestoord heen en
weer te loopen, ten einde de éëne verzameling, ja deééne plant
met de andere te vergelijken, konden dit niet anders dan
\'s morgens vroeg, en daar werd dan ook door onderscheidene
kruidkundigen en kweekers stee \'s gevolg aan gegeven.
"Wanneer ik zeg dat, slechts met zeer weinig uitzonderingen,
alles wat men hier zag uitstekend of opmerkenswaardig was,
dan volgt daaruit alweder van zelf dat ik er slechts enkele
bijzonderheden van vermelden kan. Om een degelijk, en dat ik
er bijvoege, wenschelijk verslag te geven van wat dit lokaal
bevatte, zou zeker alleen meer dan eene week grondige en
vooral vergelijkende studie noodig zijn.
Ook hier trof men weder nieuwo Palmen aan, namelijk van
den heer J. Linden. Van de twaalf soorten die hier bijeen
stonden, kwamen de volgende mij het meest karakteristiek
voor: Geonoma comorensis, Welffia regia, Zalacca sp. nova, Astro-
caryum sp. nova
en inzonderheid Corypha Martiana. De voor-
naamste waarde der overige zal, gelijk dat trouwens wel eens
met meer nieuwe planten het geval is, grootendeels moeten
gezocht worden in de nieuwe namen.
De beer Linden heeft zich onder de kweekers van \'t vaste land,
zoowel door den invoer van nieuwe Orchideën, als door zijne zeer
uitgebreide verzameling dezer planten, een grooten roem verwor-
ven. Dio roem heeft hij hier zeer goed weten te handhaven , niette-
genstaande do verre reis voor deze teedere bloemen alles behalve
voordeelig was; wel is waar was zijne hier aanwezige verzameling
niet zeer groot, maar ze bestond daarentegen uit keur van soorten.
Daarbij bevond zich onder anderen eene voor deze soort werkelijk
kolossale plant van Trichotosia ferox, vervolgens, in planten
van verschillende grootte: Trichocentrum tigrinum, Cattleya El-
dorado, Coelogyne pandurala, Polycycnes muscifera, Nasonia
punctuta, Pescatoria cerina,
enz. Deze planten vertoonden een
bloemenpracht, waarvan men zich noodc verwijderde.
-ocr page 30-
28
Digt daarbij stonden oen drietal nieuw ingevoerde planten,
ingezonden door den heer J. Vehschaffelt. Het waron Wetria
macrophylla, Sterculia javanica
en Ficm Bonnettii. Zij schijnen,
om hare fraaijo bladvormen, eene goede aanwinst te zijn.
De heeren J. Veiïch & Sons te Londen , die onder de groote
Europesche bloemisten gewis den eersten rang bekleeden,
hadden een aantal planten ingezonden, deels nog niet in den
handel zijnde, deels uitmuntende door kuituur. Van de eerste
mag ik hier niet onvermeld laten Veitahia Johannis, eene nieuwe
Palm; een tweetal Croton- [Codiaeum-) soorten, met bladeren
zóó prachtig gekleurd, dat men die planten met stomme ver-
wondering aanstaarde, namelijk: Croton undulatum on C. maxi-
mum;
voorts Ancectochilus Dawsonianus, eene nieuwe soort van
die sierlijke kleine blad-Orchideën, die men wol eens de co-
libri\'s uit de plantenwereld noemde; deze behoeft bij de fraaiste
die men er van kent niet achter te staan. Dieffenbachia Bow-
mannii, Draccuna regia,
eone waarlijk koninklijke soort van dit
uitnemend fraaijo en decoratieve geslacht, met wit getreepte
bladeren , die ongeveer do grootte en vorm hebben der oude
D. brasiliensis; behalve deze nog verscheidene nieuwe Draccena\'s,
alle door de kleur der bladeren of de groeiwijze der planten
aanbevelenswaardig, al winnen ze \'t dan ook in dit opzigt niet
van sommige reeds meer algemeen verspreidde soorten, zoo
als o. a. onze prachtige D. Cooperi; het waren de volgende:
Draceena Macleayii, I). magnifica, D. Chelsonü, D. Guylfoylii.
Eene zeer in \'t oog vallende plant was Phormium Colensoï fol.
variegatis,
eene tweede soort van het Nieuw-Zeelandsch vlas
met geel gestreepte bladeren. Deze schijnt smalbladeriger te
zijn dan do Phormium tenax, maar belooft daarom niet minder
eene plant te worden, die men elkander, gelijk dit thans
nog met de bontbladerige gewone soort het geval is, met goud
betaalt; Aralia Veitchü had keurige, fijn ingesnedene, vinger-
vormige bladeren , eene delicate soort; Pandanus Veitchii schijnt
mede eene goed onderscheidene soort te zijn ; Araucaria elegans
is eene nieuwe soort van dit prachtige Coniferen-geslacht, die
allezins aanbevelenswaardig kan geacht worden.
Daarop volgde een drietal bloeijende Orchidoën van hot eerste
water, namelijk Vanda insignis, Cattleyn Devoniana en Cypripe-
-ocr page 31-
L\'IJ
dium Harriaseanuin. Eene beschrijving te willen geven van de
schoonheid dezer bloemen, inzonderheid van de beide eerst-
genoemde, zou vruchtelooze moeite zijn.
Nevens deze planten, uitmuntende door hare bloemen, zag
men, altijd van dezelfde inzenders, eenige planten, die zeer
karakteristiek zijn door de zonderlinge metamorphose welke
de bladeren ondergaan. Ik bedoel de Oost-Indische Bekerplanten,
die ten allen tijde de bewondering van elk die ze zag in hooge
mate gaande maakten, maar die men zóó ontwikkeld moet
zien, om te begrijpen wat goede verpleging ook op deze planten
vermag. Hier toch zag men eene breede, zeer gevulde plant
van Nepenthes Rafjleaiana, van circa 2 meter hoogte en met
een groot aantal bekers van beiderlei vorm; die der onderste
bladeren namelijk zijn breed en kort, die meer bovenaan de
plant daarentegen lang en smal; Nepenihes Hookeriana, mot
kortere bekers, weder van een anderen vorm; fl. rubra, met
genoegzaam roode bekers, en eindelijk de door den heer Veitch ,
ten gevolge van kunstmatige bevruchting, gewonnen bastaarden,
namelijk: N. hybrida maculata, Dominii en Sedenii.
Men wist, deze planten ziende, niet wat \'t meest bewonde-
ring verdiende, de gezondheid en de frissche, kracht volle ont-
wikkeling dezer moeijelijk te knltiveeren gewassen, ol de zorg
daarvoor op eene zoo verre reis gedragen, zoodat deze, voor
temperatuurs- en luchtsverandering zoo uiterst gevoelige plan-
ten, toch daar stonden, als waren ze pas uit de kas opgenomen.
Twee glazen kastjes met zoogenoemde blad-Orchideën, waar-
bij de Ancectochili de hoofdrol spelen, wekten, en dat kan niet
anders, gestadig de bewondering van het publiek, hoewel deze
keurige plantjes, wat kuituur betreft, het op verre na niet
haalden bij wat men daarvan meermalen bij ons, uit eene wei-
bekende liefhebberscollectie te Amsterdam te zien kreeg. Behalve
de meer algemeen bekende zag men hier nog, bij de verzameling
van den heer II. Laurentius : Hoemaria Veitohii en Ancectochilus
Dawsonianus,
en bij die van Frau Senator Jenisch : Mkrostylis
lugubris
, Liparia coruscans, benevens een aantal plantjes van
de even zeldzame als keurige Pogonia discolor. In dit laatste
kastje stond ook, ofschoon niet tot deze rubriek behoorende,.
eene niet zeer sterko plant van Drosera dichotoma.
-ocr page 32-
30
Niet vor van daar werd men weder tot stilstaan als ge-
dwongen door eene verzameling Aroïdeën van den heer J.
Linden , letterlijk uitsluitend uit prachtplanten bestaande, en
dan nog wel van de edelste soorten, dezer aan sierlijke blad-
vormen zoo rijke plantenfamilie. Ik noem er slechts eenige van\',
voor alle geldt ddne en dezelfde lofspraak: Alocasia Veitchii en
A. zebrina, Anthurium magnificum, A. regale en A. trilobum,
Dieffenbachia Baraquiniana , Philodendrum Melinonii , enz.
Het middengedeelte van dit locaal werd ingenomen door eene
groote tafel, en , met uitzondering alleen van eene collectie
Marantds van den heer H. Laurentius, die veel schoons,
maar niets bijzonder vermeldenswaardigs bevatte, behoorde
alles, wat die tafel droeg, en \'t was veel, zeer veel, aan den
heer .T. Linden.
En toch, niet anders dan nieuw ingevoerde, grootendeels
nog niet in den handel zijnde planten zag men daar bijeen ,
ingezonden wel is waar ter mededinging naar verscheidene
artikelen van \'t programma , maar die alle op » nieuw ingevoerde
planten" betrekking hadden. Van eenige der voornaamste laat
ik hier de namen volgen: Fourcroya Lindenii, Draccena lenti-
ginosa
en D. lutescens, Dieffenbachia princeps, Cissus Lindenii,
Pescatorea Wallisii, eene Orchidee van groote schoonheid:
Maranta Bismarckeana, met bladeren die aan de onderzijde
bruin zijn , de zoogenoemde » couleur Bismarck", Maranta sma*
ragdina
en M. diaphana, beide zeer sierlijke bladplanten, An-
thurium hasliferum, Glaziova elegantissima
, eene jonge Palm,
die echter met eene andere plant, bij eene collectie van den-
zelfden inzender en met een anderen naam bestempelde (Cocos
Weddeliana)
, zeer verdachte overeenkomst had, Dioscorea El-
dorado
; Sanchezia glaziophylla variegata, Zatnia cylindrica, Sphae-
roqyne imperialis
, Carludovica imperialis , Xanthosoma Wallisii,
Cochliostema Jacobiana, enz. enz. Ik moet er van afzien nog
meer namen te noemen; het getal zou te groot worden, maar
bovendien , elk dezer planten verdient meer , is eene afzonder-
lijke beschrijving waard.
Toch moet ik er nog een paar vermelden, die om hare hoogst
eigenaardige ontwikkeling, die uitzondering wel verdienen, na-
melijk Tillandsia Lindenii, met hare even eigenaardige als
-ocr page 33-
31
l\'raaijo bloemontwikkeling en Rapatea (?) pandanoïdes. \'t Was
inzonderheid deze laatste plant die, door de hoogst eigenaardige
wijze waarop de jonge bladeren één voor één uit den top te
voorschijn komen, tusschen de vele daar aanwezige kruidkun-
digen aanleiding tot menige gedachtenwisseling gaf.
In menig opzigt maakte dit lokaal het belangrijkste gedeelte
der geheele expositie uit, en, wanneer men alles wat hier
bijeenstond overzag, daarbij niet alleen lettende op de zeld-
zaamheid en de hooge waarde dier planten, maar ook op
dezelver aantal, dan liep het terstond in \'toog, dat het eigenlijk
slechts twee inzenders waren die hier den toon voerden, \'t Waren,
gelijk reeds gebleken is, de heeren J. Linden te Brussel en
James Veitch & Sons te Londen. Beiden maakten zich reeds
sedert verscheidene jaren hoogst verdienstelijk door het invoe-
ren van planten uit verschillende hemelstreken in de kassen
en tuinen van Europa , waarbij zoowel de kruidkundige weten-
schap als de tuinbouw-industrio en den plantenhandel zeer
gebaat werden. Zij hebben hunnen roem hier goed staande
gehouden en hebben beide triumphantelijk . het strijdperk
verlaten.
Hoe uiterst beknopt ook , ben ik toch, wat mijne mededeelin-
gen betreffende \'t gene in het hoofdgebouw was tentoongesteld,
uitvoeriger geweest, dan ik zulks zal kunnen zijn, waar het
de overige gebouwen en het park betreft. Niet omdat het mij
aan aanteekeningen of herinneringen ook omtrent de bijzon-
derheden , die daar bijeengebragt waren, ontbreekt, nu.ar wijl
ik dat, wat het hoofdgebouw bevatte als voor den tuinbouw
en den grooten plantenhandel van het meeste belang rekende
te zijn, zonder daarom aan andere specialiteiten, zooals de
boomkweekerij bijv., iets te kort willen doen. Bovendien,
wilde ik zelfs maar op de nu aangevangene, zeer oppervlakkige
wjjze voortgaan, dan had ik thans nog slechts de letter A
uitgesproken , en niets meer.
Op een afstand van p. m. 30 meter van het hoofdgebouw,
en daaraan door middel eener pergola verbonden, bevond zich
een ander zeer uitgestrekt gebouw, van ovalen vorm, eveneens
-ocr page 34-
32
voor dat doel van hout opgetrokken en met linnen gedekt,
waarin men, benevens een aantal warmekas-planten , zoonis
Begonias, Coleus , enz., al die koudekas-planten vereenigd had,
die men om de een of andere reden minder doelmatig in de
open lucht geplaatst achtte; tevens waren daar de afgesnedene
bloemen en bouquotten tentoongesteld.
Dit waarlijk kollossalo gebouw , welks inwendige inrigting
op zich zelf eene ngroote" tentoonstelling mogt genoemd worden,
was in drieën verdeeld , welke afdeelingen elkander als kransen
omsloten, en terrasgewijzo boven elkaar geplaatst waren. Men
bereikte het middengedeelte langs twee trappen, elk van een
zestal treden; de tweede afdeeling, kringvormig daaromheen
geplaatst, was dus eene trap lager, en de derde met den
beganen grond gelijk.
In het middengedeelte werd — althans gedurende de eerste
dagen — de massa bezoekers inzonderheid aangelokt door een
groot aantal bouquetten, bloemstukken, kransen, enz., in
allerlei grootte en vorm, maar die, hoe sierlijk en smaakvol
ook, toch niet meer dan overeenkwamen met wat mon daarvan
jaarlijks op de tentoonstellingen in Nederland te zien krijgt.
Wat dezen tak van industrie, tegenwoordig zeker al vrij hoog
opgevoerd, betreft, staat men dus bij ons niet bij do Duit-
schers achter.
De belangrijkste hier aanwezige planten, waren ongetwijfeld
de Agaveën en Cacteën, welke verzamelingen voor den botanist
zoowel als voor den liefhebber veel beziens- en dat ik er bij-
voege benijdenswaardig bevatt\'en.
Eene collectie Agave\'s, Yucca\'s, enz., van den heer J. Ver-
schaffelt, om zijne zeer volledige verzameling dezer planten
teregt beroemd, was inzonderheid rijk aan keurige soorten;
Waarbij o. a. Agave Ousselghemiana, A. dealbata, A. xylina-
cantha macracantha
, A. ttnivittata, A. coccinea, inzonderheid eeno
prachtige A. schidigera, Yucca cornuta, enz.
Dezelfde nijvere kweeker had ook een drietal nieuwe Agave\'\'s
ingezonden, namelijk: Agave Regelii en A. rotundifolia (beide
kennelijk vormen van e\'éne soort) en A. Verschaffeltii variegata.
Twee verzamelingen van den heer H. Laurentius kenmerkten
zich niet minder door zeldzame soorten en fraaije planten. Zoo
-ocr page 35-
33
bijv. eon zeer sterk exemplaar van Agave Laurentiana, A. xylina*
cantka latispina, A. Jacobiana, A. univittata,Dasylirionjunceum*,
terwijl eene Agave crenata (A. Mescal) deze verzameling de
kroon opzette.
Bij de tweede collectie van dezen inzender merkte m:n in-
zonderheid op Agave heteracantha coerulea, A. xylinacantha
iongifolia, A. attenuta, A. amarna,
en inzonderheid A. Besse-
riana,
van deze laatste was wel is waar nog slechts eene kleine
plant, maar die, door hare zeegroene, in een lange, zwarte
einddoorn uitloopende bladeren, toch sterk in \'t oog liep.
Ook eene collectie soortgelijke planten van de firma E H. Kbe-
lage en Zoon te Haarlem, bevatte veel schoons, in\'t bijzonder
muntte daarbij uit een koppel Agave fllifera, prachtige, ge-
zonde planten, die als een waar sieraad voor buitenplaatsen
kunnen beschouwd worden.
Eenige verzamelingen Cacteën vond men hier bijeen, waarvan
inzonderheid een tweetal collectiën, toobehoorende aan den
heer Ch. Pfersdorff te Parijs, zich <toor keurige kuituur en
een uitmuntend uiterlijk onderscheiden. Waarlijk, als men ze
zóó geconserveerd ziet, dan zou men al zeer veel antipathie
tegen deze zonderlinge planten moeten gevoelen, om ze niet, als
\'t ware zijns ondanks, lief te krijgen.
Zeer opmerkenswaardig hierbij waren o. a. ook eenige zoo-
genaamde veredelingen, waardoor letterlijk fantastische, z\\j \'t
dan ook onnatuurlijke vormen ontstaan. Zoo bijv. had men de
zeer heteromorphe Opuntia clavarioïdes op eene stengelachtige
soort van dat geslacht, de Mamillaria bicolor cristata (M. dusdelca)
op eene Cereus geënt, die daarop sterk ontwikkeld waren en
hetwelk een allervreemdst gezigt opleverde.
Eene verzameling van den heer Ad. Haage bevatte mede
veel goeds, al stonden die planton ook verre bjj de zoo even
genoemde achter.
Door den heer dr W. Neubert te Stuttgart was eene met
wortels en al uit den grond opgetrokkene Opuntia Raftnesqueana
ingezonden, welke direct uit de omstreken van New-York
ingevoerd was. In de prachtig geïllustreerde Haupt-Verzeich-
niss der Saamen
<$• Pflanzen van 1869, van Haage & Schmidt
to Erfurt, wordt aangaande deze plant beweerd dat het de eenige
3
-ocr page 36-
34
Cactus is die in Noord-Duitschland, zonder eenige winterbe-
dekking, edoch alleen op zeer drooge standplaatsen, overblijft
en rijpe, op vjjgen gelijkende, eetbare veuehten voortbrengt.
Als het waar is, is het verschijnsel zeker zeer interressant;
in Berlyn, waar ik deze plant later in don vrijen grond zag
staan, hoorde ik het echter zeer in twijfel trekken.
Behalve de bovengenoemde waren er nog een paar verza-
melingen Cacteën, maar van minder gehalte. In elk geval
erlangde men hier \'t bewijs, dat, mogen deze zeer karak-
teristieke planten in den laatsten tijd ook op vele plaatsen
grootendeels verdwenen zijn, er toch hier en daar nog zeer
complete verzamelingen van bleven bestaan.
Voor het overige trof men in dit gebouw een zeer groot
aantal planten van verschillenden aard aan. Zoo ook eenige
kleine collectiën van de firma von Sierold & O. te Leiden ,
voornamelijk bestaande nit nieuwe Japansche planten, deels
voor den open grond, deels voor de koude kas geschikt;
bijv. een aantal van de laatstelijk ingevoerde soorten en ver-
scheidenheden van het geslacht Aucuba, Japansche peersoorten,
Japansche eiken , enz.; vervolgens van onderscheidene inzenders,
de nieuwere Coteus-hybriden in massa, waaronder zeer fraaije
bladplanten, bontbladerige Pelargoniums, eene groote pyramide
midden in \'t gebouw met Fuchsia\'s den liefhebbers eene keur
van de nieuwste en fraaiste hybriden te aanschonwen gevende;
verder eene groep van de allerliefste, bij ons nog minder be-
kende Scutellaria Mociniana, ingezonden door den heer Fr.
Richter, te Connewitz bij Leipzig. Deze gemakkelijk te kwee-
ken, en daarbij zeer jong reeds werkelijk schitterend bloeijende
plant, zal ongetwijfeld eerlang ook bij onze bloemisten eene
voorname rol gaan spelen ; vervolgens bontbladerige planten
in menigte, evenzoo Primula chinensis, keurige Gloxynids,
Cyclameris, Gardenia\'s, Begonids, zoowel dio , welke zich door
de bladeren, als die zich door haar milden en fraaijen bloei
onderscheiden, Aucuba\'s, enz. enz.; van meest alle ver-
scheidene collectiën, waarby er maar zeer weinige waren,
die niet om de eene of andere reden uitstekend mogten ge-
noemd worden .... en dat alles nog maar alleen in het mid-
dengedeelte van dit gebouw.
-ocr page 37-
35
Ging men de trappen af, om de volgende daaromheen lig-
gende afdeelingen te doorwandelen — alleen met het door-
wandelen van die lange cirkels ging reeds veel tijd weg —
dan werd men schier duizelig van het klenrengemengel der
duizenden afgesnedene bloemen; immers Erfurt had hare eer
op te houden , en de Erfurtsche kweekers hebben doen zien
dat de lof, dien ze in hunne catalogi aan vele hunner zomer-
bloemen toezwaaijen, niet overdreven is. Bloemen van de keu-
rigste Asters, Zinnias, Scabiosa\'s , driekleurige Violen , Stok-
rozen , Dahlia\'s, enz. waren hier in grooten getale, meestal op
bevallige wijzo tentoongesteld; waarbij zich eene massa afge-
snedene Rozen voegde, die met de meeste zorg dagelijks ver-
wisseld of aangevuld werden.
Wat mij hier het belangrijkste voorkwam en zonder eenigen
twijfel zeer leerzaam tevens was, was eene verzameling van een
twechonderdtal tegen het klimaat van Duitschland bestand zijnde
jonge boomen en heesters, van l/4 tot één meter hoogte, met
zorg in potten gekweekt, goed herkenbaar ontwikkeld, naauw-
keurig gedetermineerd , van duidelijk leesbare etiquetten voor-
zien en , wat er niet de minste waarde aan gaf, naar de na-
tuurlijke familiën gerangschikt. Deze waarlijk uitstekende, •
hoewel niet door bloemenpracht of bladerenkleur in \'t oog
loopende, verzameling was afkomstig van de kweekerij, be-
hoorende, bij het, aan Z. K. H. Prins Frederik der Neder-
landen toebehoorend e, Vorstelijke Park te Muskau in Silezië,
en ingezonden door den park-inspector Petzold aldaar.
Daarnevens stond eene verzameling van honderd soorten,
tegen het klimaat van Midden-Europa bestand zijnde Kiken
(Quercus), mede jonge, in potten gekweekte boompjes.
Voor dendrologen hadden deze beide collectiën zeer veel
waarde; ze trokken dan ook de opmerkzaamheid, niet alleen
van alle deskundigen, maar ook van zeer vele belangstellenden.
Bij de verzamelingen van in potten gekweekte zaadplanten,
hoe keurig en met veel zorg ook behandeld, het legio kleine
Coniferen, de gewonere, maar voor kamerkultuur geschikte
Draccen\'s, en vele dergeljjke inzendingen kan ik onmogelijk
stilstaan. Ook hier bleek mij o. a. dat de kuituur der Kaapsche
Erica\'s in den laatsten tijd er ook in Duitschland niet op is
-ocr page 38-
30
vooruitgegaan. Wèl trof men er eenige aan, maar \'t waren
slechts de gewonere soorten, door een aantal planten verte-
gen woordigd.
Wat intusschen hier vrij algemeen de opmerkzaamheid trok,
en die ook dubbel verdiende, waren een aantal jonge Granaat-
boompjes (Punica Granatum var. nana), eene dwergsoort, die
uitnemend voor potkultuur geschikt schijnt te zijn, en die hier ook
onder de rubriek der » Marktplanten" ingezonden waren. Deze
planten, niet meer dan \'/« meter hoogte hebbende, leverden,
met opene bloemen en knoppen overdekt, een allerliefst gezigt
op Daar ze hier veel gezien worden, blijkt hieruit dat die kul-
tuur in Duitschland vrij algemeen moet zijn, en ze werkelijk
tot de marktplanten behóóren. \'t Zou mg niet verwonderen
als dit voorbeeld spoedig door onze bloemisten gevolgd werd.
Het »Kalthaus" aan do tegenovergestelde zijde verlaten
hebbendo, bevond men zich nabij eene tweede groote restau-
ratie, de » Schweizerei" genaamd. Hier inzonderheid wemelde
het den gansenen dag van bezoekers, die er een aangenaam
rustpunt vonden, om nieuwe krachten te verzamelen voor den
verderen togt.
Dit gebouw stond op een der hoogste punten, aan de uiterste
grens van het terrein, nabij de Elbe. Aan de ééne zijde, waar
eene muziektent opgerigt was, en een goed bezet militair mu-
ziekkorps zich gestadig liet hooren, had men een onbeschrijfelijk
fraai en levendig uitzigt over de Elbe; vlak vóór de restauratie
spreidde zich het park met zijn kronkelend kanaal, zijne slin-
gerende paden, bevolkt door duizenden bezoekers, allerbekoor-
lijkst voor het oog uit. Het gezigt over het park was van hier
misschien nog prachtiger dan van de restauratie aan het einde
van den linkervleugel des hoofdgebouws; intusschon, van waar
men het ook overzag, altijd leverde het een betooverend
schouwspel op.
Rigtte men zyne schreden van de Schweizerei regtsaf weder
naar het hoofdgebouw, ten einde met datgene, wat zich in
-ocr page 39-
37
ÜL\'ii omtrek daarvan in de opeu lucht bevond kenuiste maken,
dan vielen onderweg eenige partijen Coniferen in \'t oog, en
inzonderheid een drietal inzendingen, elk uit drie stuks Abiea
Douglasii
bestaande, ingezonden door de Pomologische Vereeniging
te\'Boskoop, de heeren William Barron & Son bij Derby
en P. Smiïh te Hamburg; vervolgens eone fraaye Cupresaus
Lawsonii
, een schoon exemplaar van Abies balsamea, enz. Deze
laatste, 2\',\'2 meter hoogte hebbende, was mede door de Bos-
koopsche Pomologische Vereeniging ingezonden.
Doze vereeniging heeft een deugdelijk aandeel genomen aan
de Hamburgsche expositie, en de eereprijs haar om die reden —
buiten de door haar in de mededingingen behaalde prijzen —
door het Comité toegekend, mogt welverdiend heeten. De leden
waren op het zeker zoer wyze denkbeeld gekomen, om liever
hunne krachten te vereenigen, ten einde gezamenlijk een aantal
goede inzendingen byeen te brengen, dan elk afzonderlijk als
mededinger op te treden, \'t Gevolg hiervan was dan ook, dat
men zonder eenige reserve zeggen kan, dat Nederland bij die
gelegonheid, inzonderheid door de Pomologische Vereeniging
te Boskoop, flink vertegenwoordigd is geworden.
De uitgestrekte ruimte v<5ór het hoofdgebouw was in regel-
matige terrassen verdeeld, en maakte op die wijze een goeden
«n te gelijk grootschen indruk. Onder eene voranda, tegen
de zijvleugels van het gebouw aan, zag men weder een
aantal zeer fraaije, rijk bloedende Granaatboompjes, benevens
een zestal collectiën, vooral het vergevorderde jaargetyde in
«anmerking genomen, uitmuntende, in potten gekweekte Bozen,
«11e van den heer F. Harms te Hamburg.
Aan het einde van het gebouw, bij de trap die naar de
groote restauratie voerde, zag men nog een paar » rozen ", maar
van eene geheel andere soort, die daarom niet minder de opmerk-
zaamheid trokken, letterlijk van alle bezoekers. Het waren een
tweetal kleurig en glinsterend uitgedoschte Vierlanderinnen,
die den bezoekers kleine, zeer netjes zamengevoegde bouquetjes*.
ter verkoop aanboden. Eigenlyk is aanbieden hier het regte
woord niet, want er werden steeds door den kring van be-
zoekers, en van de dames niet het minst, die daaromheen
stonden, zoo grotig genomen, dat die beide meisjes zo schier
-ocr page 40-
38
niet spoedig genoeg konden zamen voegen. Een verslag van
deze expositie, waarin van deze bloemenmeisjes, die in haar
nationaal kostuum hier inderdaad eene zeer eigenaardige ver-
tooning maakten, niets gemeld werd, zou iets missen, wat er
toch letterlijk bij behoort. —
Naar het tweede terras, uit een regts en een links gedeelte
bestaande, daalde men langs eene trap van 14 treden af. Deze
terrassen vormden twee vierkante ruimten, elk in het midden
met een groot bloemenbed bezet. — Deze veelkleurige massifs,
uit lage planten van verschillende kleuren bestaande, in sym-
metrischo, éénkleurige figuren of cirkels bijeengeplaatst, komen
tegenwoordig weder meer en meer in den smaak, hoewel ze
eigenlijk thuis behoorden in den ouden streng regelmatigen stijl,
die naar Le Notre genoemd is. In onze zoogenaamde Engelsche
aanlagen zijn ze dus misplaatst. Of men ze fraai vindt, hangt
natuurlijk geheel en al van den smaak af; deze waren zeer
goed gearrangeerd, en bestonden uit eene fraaije keuze van
planten, die men er thans opzettelijk op groote schaal voor
aankweekt. Men trof in het park nog onderscheidene zulke mas-
sifs aan, die de liefhebbers goed op den weg konden brengen.
Het derde of middenterras was weder tien treden lager ge-
legen, en prijkte in het midden meteene sierlijke, bronzen
fontein, weder met twee bloembedden aan beide zijden daarvan.
In een dezer bedden had men figuren gelegd van gekleurd
zand en fijn geslagen gebakken gele en bruine steen. Alles
zeer zuiver en, zooals men \'t noemt, netjes, maar niet min-
der gedwongen. Hier, op die regelmatig verdeelde terrassen,
nevens de fontein, mogt dit althans eenigermate op zijno plaats
zijn, overal aldus zou \'t smakeloos heeten.
Weder eene breede, van portland cement aangelegde trap
van 13 treden afgedaald zijnde, bevond men zich in een der
hoofdpaden, \'t welk regts naar het dal afliep, en links terug-
voerde naar de straks genoemde Schweizerei.
Alvorens echter in beschouwingen te treden der bijzon-
derheden die het dal opleverde, valt er nog veel te zeggen
van het hooger liggende gedoolto des terreins; immers tot
hiertoe maakte ik alleen melding van wat aan de é"é"ne zijde
-ocr page 41-
39
van het dal lag, terwijl de expositie ook aan de overzijde
daarvan eene groote grondoppervlakte besloeg.
Men had echter, om daar te komen, niet noodig het dal
door te gaan. Het Comité was namelijk, reeds bij het ont-
werpen van het eerste plan, op het denkbeeld gekomen, om
beide hooggelegene plaatsen, door middel eoner brug over het
dal, met elkander te verbinden.
Was dat dal toch tegenover het hoofdgebouw zeer breed,,
bij de Schweizerei liep het naauwer toe, zoodat daar de krui-
nen der beide steile hellingen nog slechts 300 voet van elkander
verwijderd waren, tusschen welke zich het kanaal, met twee
wandelpaden, beide onder aan de helling, bevonden.
Over dit gedeelte nu, heeft men, uitsluitend voor deze ten-
toonstelling , eene brug gelegd; een bouwwerk, \'t welk in niet
geringe mate de glorie van \'t Comité uitmaakte, en dat in
\'t geheel niet ten onregte.
Zeker ia \'t een bewijs dat men zich reeds van den aanvang af
voorstelde iets grootschs te wrochten, toen het Comité besloten had,
om, alleen ter verbinding dier beide gedeelten van het terrein,
eene brug te doen vervaardigen van p. m. 300 voet lengte;
eene brug, die er elegant genoog uitzag om te gelijk een der
grootste sieraden te zijn van dezen smaakvollen aanleg, maar
die tevens sterk genoeg was om, zonder eenig gevaar, eene
aanzienlijke menschenraassa te dragen.
Door den architect Haller , die al de bouwwerken hier
ontworpen had, werd dan ook het plan gemaakt van eene
hangende of zoogenaamde draadbrug; deze werd, onder de leiding
van den ingenieur Hennicke, voor zooverre het ijzerwerk be-
treft, door de heeren G-ebr. Heckmann te Berlijn zamengesteld,
en strekte, volgens het algemeene gevoelen, zoowel den ont-
werper als den vervaardigers, en in niet mindere mate het Comité,
tot eer. — De grootste spanning bedroeg 100 voet, met aan elke
zijde twee spanningen, elk van 50 voet. Het geheel was zoo
rank gebouwd, dat de overgang van één enkel persoon vol-
doende was om de brug iu eene ligt schommelende beweging
te brengen; terwijl iic er mij ook op bevond, tijdens eene zóó
drukke passage, dat men genoodzaakt was herhaaldelijk met
do massa stil te staan, en slechts schuivende voorwaarts
-ocr page 42-
40
komen l<on. De hoogte der middenspanning boven den water-
spiegel was 35 voet.
Was men deze brug overgegaan, dan werd, ter linkerzijde,
de opmerkzaamheid getrokken door eejie uitstekend fraaije ver-
zameling Hulsten {Ilex), ingezonden door de firma E. H. KnE-
lage en Zoon te Haarlem. Overigens leverde dit zijpad,
\'t welk op het Zeemanshuis uitliep, niets vermeldenswaar-
ligs op.
Eegt tegenover de brug larg het breede hoofdpad, \'t welk
naar den hoofdingang der tentoonstelling geleidde. Aan de
linkerzijde van dat pad stonden op ééne lijn, drie houten ge-
bouwen , namelijk twee ter expositie van verschillende voor-
werpen, meteen zoogenaamde » Bier-Ausschank" in \'t midden.
Ter regterzijde van het pad, vlak bij de brug, bevond zich eene
tijdelijk opgerigte steendrukkerij, van den heer C. Adler te
Hamburg, waar lithographieën, op de tentoonstelling betrek-
king hebbende, gedrukt en verkocht werden. Daaraan grensde
een zoor uitgestrekt, vlak terrein, smaakvol aangelegd, met
groote , goed onderhoudene gazons, afgewisseld door een aantal
groote vazen , en waarin men groote en kleinere perken had
aangelegd, voornamelijk met Coniferen en voorts met ver-
schillende, meost bloedende planten, bezet.
Van Coniferen wemelde het letterlijk door het geheelepark,
zoowel in het dal als op dit hooger liggende gedeelte. Het
iS mij dan ook onmogelijk om daarvan een eenigzins gere-
geld overzigt te geven, waartoe dagen achtereen van studie
zouden noodïg gexveest zijn, terwijl ik slechts aanteekenen kon
wat mij het meeste in het oog viel. Ik moet echter opmerken
dat inzonderheid hierin de Pontologische Vereemging te Boskoop
zich glansrijk onderscheiden heeft; en, werd ze ook enkele
malen in dien heeten kamp geslagen, dan retireerde ze toch
nog met eer. Het bleek hier dat van deze boomen, welker
soortental in de laatste jaren, door gestadigen invoer van
zaden, uit verschillende landen der wereld, zoo aanzienlijk is
toegenomen, in Duitschland uitnemende collectiën gevonden
worden. Hier mag tevens wel by in aanmerking genomen
worden, dat het transport van groote exemplaren veel meer
irtoejjelijkheden met zich bragt voor Nederlanders dan voor
-ocr page 43-
41
Duitsche inzenders , die daarbij veelal te Hamburg of in de
nabijheid woonden.
Ik wil hier enkele van die, welke door bijzondere fraai\'
heid het meest in \'t oog liepen, vermelden.
By eene collectie van de heeren P. Smith & C°. te Ham-
burg , muntten inzonderheid uit: Thuija Douglasii, Wellingtonia
gigantea,
beide van 4 meter hoogte, Thuija Warreana, een
prachtig exemplaar eener fraaije variëteit van Abiës lasiocarpa,
Araucaria imbricata,
2 meter hoog, en inzonderheid eene Abiës
nobilis glauca,
van IV2 meter.
Eene verzameling van de Boskoopsche Pomologische Vereeni-
ging
bevatte mede een aantal schoone planten in uitgelezene
soorten. Zoo bijv. Cupressus Lawsonii van 2 meter, Crypto-
meria elegans,
1 meter, Abiës orientalis, met vrucht, Thuija
gigantea
, enz.
De prachtigste collectie Coniferen was zonder eenigen twijfel
die van den heer F. J. C. Jürgens te Nienstüdten, bij Ham-
burg. Als de schoonste teekende ik o. a daarvan aan Scioda-
pitys verticillata,
van 1 meter hoogte! Cryptomeria elegans, U/g
meter, een drietal Abiës nobilis, van U/2 tot 3 meter; voorts
Abiës Nordnianniana, A. lasiocarpa, A. Pinsapo, Chamcecyparis
nutkaënsis,
enz., enz. Nooit zag ik een zoo groot aantal (50)
zulker prachtige planten uit die familie bijeen.
Wat verder stond, van denzelfden inzender nog eene Abiës
lasiocarpa
van 21/2 meter hoogte!
Een zestal meest verschillende soorten van Retinospora, van
de heer W. Barron & Son, muntten uit door betrekkelijke
grootte en fraaiheid; ook eene dergelijke collectie van de firma
E. H. Krelage en Zoon onderscheidde zich door goede planten.
Van Wellingtonia\'\'s had ik, ter mededinging naar één enkel
exemplaar, grootere verwacht. Vermoedelijk heeft men zich
laten weerhouden door de vrees, of liever de zekerheid, dat
zwaardere boom en het verplanten niet zouden weerstaan. Ik
zag er hier vier, van verschillende inzenders, waarbij ook
weder de Boskoopsche Pomologische Vereeniging, bijeen. Geen
van alle echter muntte door grootte of schoonheid uit. Ook
hadden ze allo vier, deze wat meer, de andere wat minder,
geleden en zagen ze or dus niet frisch uit.
-ocr page 44-
42
De verzamelingen van Coniferen werden hier afgewisseld
door perken en perkjes met verschillende bontbladerige planten,
bloeijende of gekleurdbladige Pelargonium zonale, Rochea falcata,
Lilium lancifolium, enz., enz.
Nog viel mijn oog hier op eene partij Pelargonium zonale, op
stam gekweekt van 1 tot H/o meter hoogte. Ze leverden het
bewijs hoezeer het den kweeker, door geduld en doelmatige
behandeling, somtijds gelukken kan, het natuurlijke karakter
eener plant dermate te wijzigen , dat het ten laatste geheel onken-
baar wordt; meer ook niet. Deze vormen boven de natuurlijke te
kiezen, staat gelijk met de Natuur, figuurlijk gesproken, een
slag in \'t aangezigt te geven.
Na al die paden doorwandeld te hebben, bereikte men een
paar zeer sierlijke tuinkoepels, ingezonden door den heer F.
André te Straatsburg, en nevens deze, van denzelfden inzen-
der, eene verzameling tobben voor groote planten, van een
hoogst elegant en levens stevig uiterlijk. Of ze echter veel
koopers gevonden hebben, zou ik, den prijs er van in aanmer-
king genomen (van 2 tot 86 Francs), durven betwijfelen.
Thans, aan den hooldingang genaderd, liggen het eerst de
straks genoemde gebouwen aan de andere zijde van het hoofd-
pad voor de hand.
Het eerste bevatte veel en velerlei. Alleen dit kon eene vrij
uitgebreide industrie-tentoonstelling op zich zelf genoemd wor-
den, maar altijd uitsluitend van zulke voorwerpen, die regt-
streeks of zijdelings met den tuinbouw of het plantenrijk in
verband staan; ofschoon er ook wel \'t een en ander onderliep,
waarvan ik dat verband maar niet begrijpen kon, en die ik
dus hier geheel onopgemerkt voorbij ga.
Ook omtrent het in dit gebouw tentoongestelde, waarbij zeer
veel was, dat mij levendige belangstelling inboezemde, zal ik
hier echter kort moeten zijn.
Allereerst trof mijne opmerkzaamheid eene zeer volledige
verzameling voedsel- en voedergrassen in regtopstaande bossen ,
van de firma Ernst & von Spreckelsen te Hamburg. Dat er
bij die Grassen ook boekweit aangetroffen werd zal wel \'t ge-
volg van eene vergissing zijn.
Hoogst belangrijk inderdaad mogt eene keurig geconserveerde
-ocr page 45-
43
collectie van 50 verschillende Australische Houtsoorten ge-
noemd worden, van het Museum Godeffroy te Hamburg; het
waren doorgezaagde blokken, halverwege vernist, om de waard©
voor technisch gebruik — voor zoover de kleur betreft althans —
te doen kennen. Maar wat aan die collectie de meeste waarde
bijzette was dit, dat er de zeer complete takken, met bladeren,
bloemen en vruchten , zeer zorgvuldig op papier gehecht, bijge-
voegd waren. Alles was in den omtrek van Port-Mackay, (N. O.
Australië) door Frau Amalie Dietrich bijeenverzameld, en
later door den Hofrath Professor Schenk, directeur van den
botanischen tuin te Leipzig, wetenschappelijk gedetermineerd.
Het bovengenoemd museum is eene particuliere wetenschappe-
lijke verzameling, welker eigenaar, als ik mij niet vergis, chef
is van een groot handelshuis (alte Gröningerstrasse) te Hamburg.
Eene verzameling van microscopische pneparaten, van den
J. D. Möller te Wedel, zagen er zoo keurig behandeld uit,
als ik ze nog zag, van waar ook afkomstig. Over de reële
waarde er van, die echter door een juist daar aanwezig hoog-
leeraar in de kruidkunde zeer geroemd werd, kan natuurlijk
slechts na een gezet onderzoek geoordeeld worden.
Zeer belangrijk ook waren eenige hier aanwezige botanische
collectie\'s, voornamelijk uit herbariën bestaande, van den
heer L. Hestermann te Altona, bijv. van planten die van
belang zijn voor de landhuishoudkunde, van woudboomen,
van vergiftige inlandsche planten, enz. Inzonderheid echter
muntte daarbij uit eene verzameling bestaande uit een honderd-
tal Europesche houtsoorten , wigvormige blokjes namelijk, maar
waaraan men de schors had laten zitten, zoodat zo des te meer
instructieve waarde haddon. Voor \'t middelbaar onderwijs zijn
die verschillende verzamelingen gewis uitnemend geschikt.
Eene zeer uitgebreide verzameling zaden van geneeskrach-
tige en keukengewassen, in zeer nette fleschjes, smaakvol
geëtaleerd, zoomede een aantal kegels van verschillende
Coniferen, beide van de firma Ernst & von Spreckelsen ,
mogt mede zeer leerzaam genoemd worden.
Ook hier ontmoette men weder een paar inzendingen uit
Nederland, die voornamelijk om de zeer nette behandeling, in
sierl\\jke, platte glazen kasten, do algemecno opmerkzaamheid
-ocr page 46-
44
trokken, \'t Was vooreersteene collectie beetwortel-suikers, uit 15
verschillende fabrieken in Nederland, benevens eene verzame-
ling van niet minder dan 80 soorten rietsuiker, met opgave
der handelsbenamingen en der plaatsen van herkomst; inzender
was de heer C. A. A. Dodok de Wit , te Amsterdam.
Eene uitgebreide collectie paleontologische voorwerpen, stuk-
ken steen met planten-indruksels, van het Gartenbatt-Geselschafl
te Essen, was zóó rijk, de ihdrukselen der planten waren zóó
duidelijk en boden zooveel verscheidenheid aan, dat deze ver-
zameling elk museum tot eer verstrekken zou.
Van den heer Warren uit Californië (zonder nadere plaats-
aanduiding) was een glazen kastje gezonden, met zeer zeldza-
me en fraaije dennekegels en andere drooge vruchten, voor
den botanist van wezenlijke waarde. Er lagen ook cocons, en
er was zijde by van ik weet niet welke rups. Daarnevens be-
vond zich eene verzameling van voor de vruchtboomen scha-
delijke insecten, die zeer instructief mogt genoemd worden;
vooral om de wetenschappelijke wijze waarop die diertjes be-
stemd en geordend waren, en tevens om de verdere daarbij
gevoegde aanteekeniDgen, was ze dubbel eene rustige beschou-
wing waard. De naam des inzenders kon ik niet te weten
komen.
Van drooge bollen, inzonderheid Hyacinthen, trof men hier
ook eenige verzamelingen aan, namelijk van de heereu C. F.
Pomrencke te Altona, C. F. Friebel te Berlijn, E. de la
Croix te Berlijn, J. D. G. Sottorpf te Hamburg en .... van
één Hollander — gelukkig toch van één! — namelyk de hee-
ren Gebr. van Waveren te Hillegom (l).
Ik geef deze specificatie alleen om op te doen uitkomen hoe
weinig deel onze Hollandsche bollenkweekers aan de uitge-
schreven mededingen voor dit echt Hollandsche product geno-
men hebben, en dat nog wel waar \'t een artikel betrof, dat
(1) Bij het later doorzien van den catalogus blijkt mij dat daarin nóg
eene verzameling\' van een Hollandsen inzender voorkomt, n. 1. de heer H. T.
Dijkman , bloemist te Haarlem. Misschien waren ze daar aanwezig, mis-
schien ook zijn ze wèl opgegeven, maar niet gezonden; ik heb ze althans
niet gezien. Hoe dat ook zij. kan zulks het in de volgende regelen gezegdo
noch onwaar maken, noch zelfs verzwakken.
-ocr page 47-
45
zoo gemakkelijk kan verzonden worden. — Achtten zij \'t wei-
ligt voor hunne reputatie overbodig? Zagen ze er mogelijk
geen dadelijk materieel voordeel in ? — Het eene is mogelijk
en het andere is mogelijk. Naar \'t mij echter voorkomt had-
den zij, die zich bovendien daartoe, in verhouding tot de
meeste andere inzenders, zoo weinig opofferingen behoefden te
getroosten, hier wel wat meer het » noblesse oblige" in\'t oog
mogen houden.
Eene rijke verzameling technische handelshoutsoorten, van
verschillende werelddeelen, in platte stukken en platen, halver-
wege gepolitoerd , trok veel meer de opmerkzaamheid van het
publiek dan de beide straks genoemde, en toch was deze, hoe
fraai ook, zoodra men ze uit een kruidkundig oogpunt bezag —
en daartoe was het hier de plaats — van veel minder betee-
kenis , daar men van de wetenschappelijke benamingen geene
de minste notitie genomen had.
De heeren Reese en Wichmann te Hamburg hadden, in eene
rijke en smaakvolle glazenkast, alle mogelijke van cacao-boo-
nen vervaardigde producten , op eene zeer nette wyze geëtaleerd.
De cacao-vrucht prijkte in het midden; voorts zag men daarin
allerlei chocolade-soorten, onder allerlei vormen, tot zelfs bon-
bons niet uitgezonderd. Hoewel er wel het een en ander bij was,
wat hier strikt genomen niet te huis behoorde, was deze inzen-
ding verre van misplaatst en maakte zij een zeer goeden indruk.
Ik moet hier echter mijn overzigt van het voornaamste wat
hier bijeengebragt was, eindigen. Veel was hier te zien, veel
wat zich door keurigheid van bewerking of door belang rij k-
heid in het een of ander opzigt onderscheidde. Waar zou het
echter heen, wilde ik eene opsomming geven van confituren,
wynen , zelfs likeuren, papeterieën, groentezaden, koffijboonon,
etiquetten in allerlei vorm en van verschillende grondstoffen,
hout, zink, porselein, ja zelfs van gutta-percha; van houtwaren
voor allerlei met den tuinbouw in verband staande doeleinden,
en nog zooveel andere voorwerpen meer? Dat ook in dit ge-
bouw zich steeds eene digt opeengedrongene menschenmassa
bevond, ligt in den aard der zaak. Niemand toch was er, of
hy of zij vond hier iets dat zjjne of hare belangstelling wekte.
Op dit gebouw volgdo eene inrigting met eene groote veranda,
-ocr page 48-
415
de «Hamburger Actieën-Bier-Ausschank " genaamd, waaraan
weder een in de lengte zeer uitgestrekt gebouw volgde, in het-
welk uitsluitend groenten waren tentoongesteld. — Dat echter
de groenten, hoe aanzienlijk do hier bijeengebragte inzendingen
ook waren, op deze expositie door het publiek slechts als by-
zaak werden beschouwd, bleek genoegzaam daaruit, dat men
hier in den regel slechts zeer weinig bezoekers aantrof. — Daar
een tal van andere voorwerpen ook mij meer aantrok, en
ik mij bovendien te weinig op degelijke kennis van deze spe-
cialiteit beroemen mag, moge deze korte vermelding er van
voor deze plaats voldoende geacht worden.
Het hoofdpad terug en den hoofdingang voorbij gegaan zijnde,
viel aan de linkerzijde het eerst eene complete plantenkas in
het oog; ze was van steen, ijzer en glas gebouwd en in drie af-
deelingen gesplitst, namelijk een vry hoog middengedeelte van
5 meter breedte en 5V2 meter diep en twee zijvleugels, elk 6
meter breed en 41/g meter diep, zoodat de géheele kas eene
lengte had van 11 meter, met zij- en achtermuren van gebak-
ken steen, schuins liggende boven- en regtop3taande voorra-
men, op een steenen borstwering. In den linkervleugel waren
aan de voorzijde zoogenoeinde kweekbakjos aangebragt, terwijl
een koperen heetwater-toestel zoodanig ingerigt was , dat men
het middengedeelte afzonderlijk, of, naar willekeur, één of beide
zijvleugels te gelijk verwarmen kon. De geheele kas was kant
en klaar, zoodat men er de planten slechts in te plaatsen had.
Ze was ingezonden door den heer F. Mosexthin te Eutritzsoh
bij Leipzig, en voor 3600 Pr. Thaler te koop. Ik maak van
deze bijzonderheden inzonderheid daarom hier melding, wyl
eruit blijkt dat dergelijke inrigtingen elders — in Duitschland al-
thans — niet voor billijker prijzen daargesteld worden dan
bij ons. Naar \'t gene ik daarvan ondervonden heb hield ik
het er zelfs voor dat de kosten van eene op gelijke wijze ingerigte
kas in Nederland minder zouden zijn.
llegts en links ontmoette men thans onderscheidene fraaije
Bozen-bedden, waarbij o. a. eene verzameling van 50 hoog-
stammige rozen van ééne en dezelfde soort (Gloire de Dyon),
alle prachtig in bloei en ingezonden door den heer F. Harms
te Eimsbuttel bij Hamburg, bijzonder uitmuntte; vervolgens
-ocr page 49-
47
kwam men weder aan eene rust- en restauratieplaats, de
» Dresdener Waldschlossen-Bier-Ausschank " genaamd.
Van hier genoot men op nieuw een heerlijk gozigt over het dal
en het. kronkelende kanaal, tegen de steile mot mozaiekvormige
bloemenbedden belegde helling met het Elbpavillon.
Het pad vervolgende naderde men de verbindingsbrug, die
het later aan de tentoonstelling geannexeerde terrein over den
Millernthor met het park verbond.
Hier bevond zich eene tent van de heeren Da.MMA.NN &
Champé te Hamburg, die de uitsluitende vergunning verkregen
hadden, voor het vervaardigen van photogrammen van het
tentoonstellingsterrein en de onderdeden, die er in menigte
van allerlei grootte verkocht werden. — Vervolgens eene hoogst
elegante inrigting van den heer Langnese te Hamburg, waar
kof flj , chocolade, Engelsche cakes, enz. te verkrijgen waren,
en welke inrigting genoegzaam uitsluitend door het deftigere
gedeelte des publieks bezocht werd, gelijk er dan ook alles op
kostbare wijze was ingerigt en de bediening door zeer net uit-
gedoschte livereibedienden plaats had. Daarop volgde weder eene
andero, mede zeer goed ingerigte tent voor den verkoop van
Benford\'s Eisgetranke, waarvan, ondanks hot gevorderde
jaargetijde, zeer druk gebruik gemaakt werd. Het drinken
dezer ijs-likeuren of wijnen, door rietjes, dat ook hier nog
Dieuw scheen te zijn, gaf menigmaal aanleiding tot alleraar-
digste scènes. Inzonderheid de Hamburgsche dames, de def-
tigste niet uitgezonderd, schenen daar veel genoegen in te
vinden, zoodat het dan ook hier, gelijk overal elders, gewoon-
lijk zeer druk toeging.
Na deze korte uitweiding, die echter op mijnen weg lag, en
voor de karakterestiek dezer expositie noodig was, vervolg ik
by mijne retrospectieve beschouwingen weder dat pad en daar
waren het in de eerste plaats eenige Araucariu\'s die de be-
zoekers staande hielden. Eene Araucaria Bidwillii, waarbij
tevens eene Dartimara obtusa van Frau Senator Jenisch waren
inderdaad uitstekend fraai; eene andere Araucaria Bidwillii van
den heer J. Esser te Keulen, muntte niet minder door hare
gezonde en krachtige ontwikkeling uit.
Terwijl men aan den linkerkant steeds een vrij uitzigt over
-ocr page 50-
48
liet park behield, "voerde eene haag van Fuchsia\'n ter regter-
zijdo naar het Chinesche Paviljoen van do heeren W. S. Wolff
& Karpeles te Hamburg. In dit sierlijke paviljoen mogt men
binnen gaan, mits men niet rookte, wat op een, in niet minder
dan elf talen gedrukt , billet verzocht werd. Er werd drooge
thee verkocht en tevens den liefhebbers een proefje in een
glas aangeboden; terwijl een »echte" Chinees er Chinesche
waaijers, uit niet anders dan het blad eener Palm (vermoede-
lijk eene Chamcerops of Thrinax-soort), verkocht. Duizenden van
die waaijers waren spoedig overal verspreid; ja, naauweljjks
was de tentoonstelling een paar dagen geopend, of die waaijers,
die gewis reeds sedert lang te Hamburg te koop geweest zijn,
waren niet alleen op de expositie, maar ook in de stad aan
de orde vau den dag.
Steeds in de rigting naar het Elbpavillon en om het dal
heen het pad volgende, kreeg men weder tal van Coniferen
te zien, waarvan ik alleen vermelden zal eene 3 meter hooge
en zeer fraaije plant van Araucaria imbricata, toebehoorende
aan den heer J. Verschaffelt te Gent.
Digt bij het Elbpavillon stond, midden op een plein, eene
-35olus-harp van den heer J. Bormann te Hamburg. Ook in
een der hierboven vermeldde gebouwen had ik die reeds ge-
zien; hier, in de open lucht kon men natuurlijk, althans als
men een beter gehoor had dan ik, over de deugdelijkheid
van dat instrument oordeelen. Ik voor mij kan er echter
niets meer van zeggen dan dat ze voor 6 a 8 Pr. Thaler te
koop waren.
Hier bevond zich een hulp-postkantoor, en daarnaast een
telegraaf bureau. Zeker een goed denkbeeld van het Comité, \'t
welk daaruit bleek, dat de daar werkzame beambten het voor t-
durend zeer druk hadden.
Een tweetal Picea Nordmanniana, de eene van den heer
P. Smith te Hamburg, de andere van de firma E. H. Kre-
lage en Zoon te Haarlem, en die elkander in grootte en
schoonheid evenaarden, trok hier de opmerkzaamheid van eiken
lielhebber van Coniferen. Dit was niet minder het geval met
3 Picea nobilis, waarbij er eene was, mede van den heer
P. Smith, die, hoewel niet hooger dan 1 meter, aan den top
-ocr page 51-
49
vier vruchtkogels droeg, dio 0,15 meter lang eu 0,08 meter
dik waren.
Men stond hier op den top der hoogte, waarop men straks
van de Dresdener-Bier-Ausschank zulk een fraai gozigt had,
en was dus het Elbpavillon weder genaderd, en in de nabij-
heid van het hoofdgebouw teruggekeerd. Langs de ijzeren ba-
lustrade voortwandelende, had men nu volop genot van ho
heerlijke uitzigt op de tegenovergestelde helling, mot de hooge
rijk met vlaggen en wimpels versierde verbindingsbrug. Verderop
weidde de blik over het kronkelende kanaal, mot de twee
eilandjes en de draadbrug ter linkerzijde, terwijl regtuit het
gezigt begrensd werd door de daar flaauwere helling, met het
prachtige gazon, deels met een legio bloeijende rozen bezet.
Had men na het dal van boven omgewandeld en de ver-
schillende op het hoog gelegene gedeelte van het terrein ge-
plaatste gebouwen bezocht, dan kon men weder de trappen
van hot terras, vóór het hoofdgebouw, afgaan, en kwam men
op nieuw in het vroeger vermelde hoofdpad. Ging ik dat straks
echter linksaf, thans sloeg ik regtsom, ten einde bij het eerste
pad aan \'t kanaal weder links koerende, nu het kanaal in de
rigting naar de draadbrug te volgen.
\'t Waren alweer Conife\'ren, die hier allerwege de opmerkzaam-
heid tot zich trokken, en allereerst eene verzameling van den
heer A. van Geert te Gent, waarbg zich uitnemend fraaije
Dammaras bevonden, namelijk Dammara robusta, D. leucoce-
phala, D. Moor et
en D. Browneï, benevens eene prachtige
Araucaria Bidwiilii.
Vervolgens van de heeren P. Smith & O. te Hamburg eene
collectie soortgelijke planten, waarbij eene zeer fraaije Thujopsis
dolalrata, Abiës nobilis glauca,
doch waarbij inzonderheid eeno
Picea de aandacht trok, door haren voor dit geslacht zeer
afwijkenden habitus, Picea inverta namelijk, welker takken in
plaats van horizontaal te staan, naar beneden gerigt waren.
Eene collectie van 100 Conife\'ren van den heer F. J. C.
Jürgens bevatte raedo ettelijke zoer interressante soorten,
waarvan ik hier slechts oenige van die aanteeken, welke zich
4
-ocr page 52-
50
door ceno zeer dwergachtige groeiwijzo onderscboidon, die name-
lijk niet hooger worden dan een voot of daaromtrent, on om
die reden wel verdienen gekend te worden, namelijk: JPinus
Btrobus pyrjmwa, Pinus sylvestvis pumila, Picea Clambrasiliana,
Picea exeelsa pygmcea, Picea excelsa Gregoriana,
enz.
Bij eeno verzameling van den heer F. H. Oiilf.jïdorff te
llamm bij Hamburg, merkte ik weder eene, om hare eigen-
aardige groeiwijze , zeer karakteristioko soort of verscheiden-
heid op, onder den naam van Abiës monstrosa. De takken van
dit boompje toch, in plaats van zich in eenige twijgen te
splitsen, zooals bij de Spar, bleven onverdeeld, en verlengden
zich steeds in eeno genoegzaam horizontale rigting. Hierdoor
vorkreeg de boom een schraal, niet fraai, maar hoogst karak-
terestiek voorkomen.
Thans, ter regterzijde van het kanaal, onder de draadbrug
doorgaande, viel het oog op een stervormig, klein, niet betreed-
baar eilandje, met in het midden cene Phoenix sylvestris en
daaromheen een mozaïek van lage gekleurdbladige planten, \'t
welk in het water een zeer goed effect maakte en in parken
met tamelijk groote vijvers navolging verdient.
Aan het einde van het kanaal, tevens aan een der uiterste
grenzen van het terrein, zag men o. a. eene keurige verzame-
ling van meest bontbladige Klimop-planten (Hedera) in 20 soorten
en verscheidenheden, die eene uitnemende gelegenheid opleverden
om de meerdere of mindere schoonhoidswaarde, door verge-
lijking te kunnen beoordeelen. De planten zagon er goed uit en
behoorden aan den heer L. Rosseels te Leuven.
Aan het einde van het kanaal regtsom slaande, volgde men
thans het pad aan de andere zijde van het water. Hier ont-
moette men perken met verschillende bloeijende, met grootbla-
dige planten, met allerliefste driekleurige Violen, met Fuchsia\'s,
enz , terwijl men naaawelijks aan deze zijde op nieuw onder
de draadbrug doorgegaan en in het ruimere gedeelte van het
dal gekomen was, of men had alweder fraaije Conife\'ren voor
zich en wel eene collectie van niet minder dan 25 Picea Nord-
manniana
, alle, zonder uitzondering, zeer fraaije planten, in-
gezonden door den heer J. Schmidt to Hamburg.
Ter linkerzijde bevonden zich, wat verderop en tegen de hel-
-ocr page 53-
51
ling, een drietal rotspartijen, waarbij er inzonderheid ëëne was,
door de Gebr. Boettneu te Greussen, en wel uit Greussener
tufsteen daargesteld, dio door sierlijkheid en goeden smaak
bijzonder uitmuntte en veler opmerkzaamheid trok. Ook eene
andere, van den heer F. J. C. Jüugens, zag er keurig uiten
moet onvermijdelijk in oen tuin, zelfs van middelbare grootte,
een allerliefst effect maken.
Van eene collectie uit circa 700 — zegge zeven honderd.\'
hoog- on halfstammige Stamrozen bestaande; door denzelfden
heer F. Harms te Eimsbüttel ingezonden, die ook straks ver-
meldde verzameling van Gloire de Dyons geplaatst had, heb
ik alleen te zeggen dat ze er frisch uitzagen en allo in bloei
waren, om een denkbeeld te geven — hoewel altijd slechts
een schemerachtig denkbeeld — van het effect dat die, tegen
de hier zacht glooijende helling geplaatste, monsterachtige ver-
zameling maken moest.
Hier bevond men zich nu ongeveer midden in het dal, en
had ter linkerzijde een gazon, dat eene zeer uitgestrekte opper-
vlakte besloeg niet alleen, maar onberispelijk zuiver, gelijk,
frisch groen en goed onderhouden was; ook werd voor de be-
sproeijing daarvan gestadig zorg gedragen Een hoogst sierlijk
Paviljoen (style Louis XIV) in dit gazon gebouwd, en toebe-
hoorende aan de heeren C. F. Werner en L. Piglhein te
Hamburg, strekte, door zijn hoogst bevallig uiterlijk, het park
tot een groot sieraad. Van binnen zag bet er mede weelderig
en rijk uit, daar het op kostbare wijze geheel in denzelfden
styl gemeubileerd was. Ook ontbrak het hior niet aan nieuws-
gierigen, en gelukkig achtte hij zich reeds, die slechts van verro
een blik in dit elysium had mogen worpen.
Niet ver van daar, tegen de helling, stond eene verzameling
van 50 bontbladige boomen en heesters, van den heer F. J. C.
Jürgens. Deze verzameling, uit 25 soorten bestaande, leverde
den liefhebbers van bonto planten veel bezienswaardigs op.
Mij strekten zo op nieuw ten bewyze dat eene massale vei-
eeniging van dergelijke abnormaliteiten, in plaats van hot
schoonheidsgevoel te strelen, dat onaangenaam aandoet. Dezo
boomen en heesters waren zeer goed ontwikkeld en de col-
lectie als zoodanig was dus zeer fraai.
-ocr page 54-
52
Teruggekeerd naar het kanaal, en een der bruggen overgo-
gnan zijnde, bleef\' men onwillekeurig staan bij oen perk met
sierlijke planten uit do koude en warme kas, die geschikt zijn
om \'s zomers in den open grond geplant te worden,
Het is nog niet lang geleden dat men deze kultmir-methode
meer algemeen is gaan toepassen. Zonder eenigen twijfel mag
dit eone zeer goede rigting van don tuinbouw genoemd worden,
Waardoor men niet alleen in do gelegenheid is o:n, vooral in
tuinen van ecnige uitgestrektheid, aan \'t plantsoen eene zeer
gewenschto afwisseling, door tot hiertoe daarbij nog vreemde
bladvormen , te geven, maar die tevens de gelegenheid aanbiedt
om vele planten, die in potten gekwoekt, zich in de kassen
schraal en alles behalve sierlijk ontwikkelen, beter te leeren
kennen en juister te leeren waardeeren. In het perk, waarvan
hier sprake is, zag men een aantal soorten, die voor dit doel
allo aanbeveling verdienen , bijv.: Solarium robustum , S. discolor,
S. atropurpureum
, 5. Warszewlceii, Uhdea pinnatifida, Sonchus
fruticosus,
onderscheidene .Ricinus-soorten , en inzonderheid, ne-
vens de sedert eenige jaren bekende Wigandia caracasana, de nog
veel gehoonere W. Viguiëri. Ik vergat tot mijn leedwezen te
noteeren aan wien deze planten toebehoorden.
Eone collectie Dracoena\'s en aanverwante geslachten, van don
heer E. Neubekt te Hamburg, vlak bij het water in het gazon
geplaatst, maakte daar een sprekend effect.
Eene Kaukasische brug, ingezonden door den heer H. F.
Eckert te Berlijn , verschafte den toegang tot een der eilandjes.
Deze brug was van eene zeer eigenaardige constructie , zeer ste-
vig, ja zelfs zwaar, maar toch alles behalve onbevallig en boven-
dien zeer gemakkelijk verplaatsbaar. Zij zou menige buitenplaats
tot een waar sieraad kunnen strekken, even als de op dit eilandje
geplaatste, in hot midden paviljoen-vormige, ijzeren pergola,
die sierlijkheid aan deugdelijkheid paarde, en toebehoorde aan
den heer E. G. Pnöscn te Hamburg. Hier stond ook eeno
hoogst elegante volière, van den heer J. F. Weber te Hamburg.
Op dit uitstekend fraaije park-meubel was in geen enkel op-
zigt iets af te wijzen of \'t moest op den prijs zijn. Vierhonderd
Pr. Thaler is toch voor zulk eone liefhebberij nog al aanzienlijk.
Op de uiterste pont van dit eilandje spiegelde eene kolossale
-ocr page 55-
53
Caladium nymphecefolium hare siorlijko bladeron in \'t water;
digt daarbij bevond zicb een station van kleine roeibooijes,
waarvan een druk gebruik gemaakt werd, hetwelk aan het
dal nog meer leven en bevalligheid bijzette.
Het smalle pad teruggaande, passeerde men weldra eene
ijzeren brug, van den heer C. Heckmass te Hamburg, die
meer \'t karakter van deugdelijkheid dan van bevalligheid droeg,
en zoo kwam men op hot tweede eilandje, waar eene kleuron-
rijke groep van Gladiolus van den heer E. Neubert , de bloemen-
liefhebbers staande hield, terwijl anderen zich verzamelden
bij de uitgebrcido verzameling tuinstoolcn, enz van den heer
C. Speier te Berlijn, waarvan sommigo werkelijk het non
plus ultra van gemakkelijkheid vertegenwoordigden.
Over de brug terugkeerende, met het doel om het kanaal
thans aan het andere einde, om te wandelen, volgde men het
pad, \'t welk aan den voet der steile helling liep, waarop hot
Elb-Pavillon staat, en ging men voorbij onderscheidene bloem-
perken met dubbolbloemige Pelargonium zonale, Fuchsia\'s, enz.
tot men stilstond om een paar Cedrus Deodara te bewonderen,
waarvan inzonderheid die van den heer F. J. C. Jürgens
door grootte en vorm uitmuntte.
Op eene kleine, in het water vooruitspringende hoogte stond
eene Erythrina cristagaüi, van don heer D M. Wohj.ers te
llamrn bij Hamburg, prachtiger als ik er nog ooit eene zag.
De zeer talrijke, fbrsche, met bloedroode bloemen beladene
stengels, werden door het water teruggekaatst, waardooreene
verrassende uilwerking werd towoeggebragt.
Een zeer fraai perk met grootbladige kasplanten voorby-
gaande , wijl hier ongeveer dezelfde soorten bijcenstonden, die
straks vormeld werden, zag men, ter regtcrzijde, eenige krach-
tige Taxus hibernica en vervolgens drie zeer fraaije planten
van Thujojisis dolabrata, 0.50 a. 0.75 meter hoogte en waarbij
ééne bonte. Zo behoorden aan verschillende inzenders; die
van de firma E. H. Krelage en Zoon en van den heer A.
van Geert kwamen mij als de fraaiste voor.
Ongemeen prachtig deed zich hier eene bijzonder sterke plant
van Tritoma l/varia voor, toebohoorende aan Frau Dr. A.
Abendroth te Hamburg. Een groot aantal forschc stengels,
-ocr page 56-
54
digt mot donker oranjekleurige bloemen bezet, konden niet
missen, inzonderheid zoo nabij het water, een schilderachtig
effect voort te brengen.
Een weinig vorder hield men weder verwonderd stand voor
eene collectio Rozen, thans uit 400 stuks bestaande, alweder
aan den heer F. Haums toebehoorende, en weder, oven als
de vrooger vermoldde, fiischen vol met bloemen. Inderdaad deze
kweekor kan, blijkens \'t gene mon hier van hom zag, onder
de eerste rozenkweekers van Europa genoemd worden.
Ook eene, hoewel veel kloinere, verzameling Kozen van den
heer E. Otto te Altona, verdient hier vormeld te worden,
zoowel om de frisheid der planten als om haren milden bloei.
Vervolgens den hoek omslaande, ontmoette men o. a. een zestal
kruiponde «/(wn\'/wus-soorten, van den heer F J. C. Jürgens ,
die ik daarom niot onvermeld moen te mogen laten, wijl ze
de hoogst karakteristieke groeiwijze dezer Coniferen, inzon-
derheid door onberispelijke kuituur, zoo sprekend vertogen-
woordigden; wat nog te meer moest uitkomen, daar men op
den gelukkigen inval gekomen was, er een zestal steilregt
opgroeijendo Juniperus communis Idbemica vlak achter te plaatsen.
De moeste bezoekers gingen dit groepje onopgemerkt voorbij,
dat toch inderdaad wel opmerking verdiende.
Nu weder op het hooger liggende gedeelte van het terrein
teruggekomen zijnde, stond men andermaal tegenover den
hoofdingang en sloeg het straks afgewandelde pad ter regter-
zijde weder in naar de verbindingsbrug, ten einde die thans
over te gaan en to zien wat aan do andere zijde daarvan bijeen-
gebragt was.
Do werkelijk kolossale houten verbindingsbrug, be3temd om
het later voor dit doel geannexeerde terrein, over den Mil-
lernthor met het park te verbinden, had eene lengte van circa
200 voet, en was in don tijd van tweo weken ontworpen on
gebouwd ! Op het midden prijkte een groote koepel, met vlaggen,
wimpels en guirlandes versierd. De brug verhief zich zóó hoog
boven do straat, dat ook do bovenop bezette omnibussen er
ruim onderdoor konden. Stond men er middenop, dan had
-ocr page 57-
55
men een levendig uitzigt over de breedo, met rijtuigen en voet-
gangers digt bezette straat, die op sommige dagen zelfs aan
de drukke straten van Londen denken deod.
Het terrein aan de andere zijde van den Millernthor bood,
hoewel vlak en slechts in allerijl aangelegd, mede een regt
eigenaardig schouwspel aan, hemelsbreed verschillende van
dat, hotwelk men zoo evon verlaten had. Terwijl hot grootste
gedeelte van de ruimte nabij de brug ingenomen werd door
machines van allerlei aard, strekten zich ter linker zijde weder
drie uitgestrekte houten gebouwen uit, het eerste bestemd voor
fijnere gereedschappen, optischo werktuigen, enz., en do beide
andere voor vruchten.
Ook hier was een groote overvloed van de meest vcrschillendo
voorworpen aanwezig; hier alleen kon de belangstellende be-
zoeker dagen achtereen doorbrengen.
Onder de tuinbouwgereedschappen in dit gebouw muntten,
zoowel door uitgebreidheid als door keurigheid van bewerking,
de inzendingen van de heeren Veith & Sons to Londen, Des-
bordes te Melun en de gebr. Dittuar te Heilbron uit. Ook
eene zeer uitgebreide inzending van tuin- en landbouw-gereed-
schappen, onder een ovordekt gedeelte tegen dit gebouw, in-
gezonden door de heeren Schmidt en Francke te Osnabrück
trok veler opmerkzaamheid.
In de beide gebouwen met vruchten zag men zulk een ver-
bazenden overvloed van die producten bijeen, dat de promolo-
gen, die zo te beoordeelen gehad hebben, wel schior tot wanhoop
moeten gebragt zijn. Ik, die geene speciale kennis daarvan heb,
vergenoegde mij met die ruimten te doorwandelen en hier en
daar enkele inzendingen om den rijkdom of de grootte of sicr-
lijkheid der vruchten te bewonderen.
Zoo zag men — \'t was trouwens onmogelijk dat iemand zo
onopgemerkt voorbij kon gaan — hier een drietal trossen
druiven, ingezonden door den heer J. Meredith te Garston,
bij Liverpool, welke drie trossen 6 a 7 kilo wogen. Bij meting
bleek mij dat ééne er van — wel, ofschoon met weinig
verschil, de langste maar niet de breedste — 28 centimeters
lang en 18 centimeters breed was, terwijl de bessen naar oven-
redighoid groot waren.
-ocr page 58-
50\'
Elders viel mijn oog op eene door de heeren gebr. Baltet
to ïroyes ingezondene verzameling monsters der verschillende
in Frankrijk toegepaste wijzen van veredeling der vruchtboomen.
Mierlijk kon die hoop stukjes hout niet genoemd worden, in-
structief was deze inzending in de hoogste mate.
Het achterste gedeelte van dit terrein mogt een waar strijd-
perk voor de vruchtboomkweekers genoemd worden. Een
aantal inzendingen van de meest verschillend gevormde vrucht-
boomen , ruim uit elkander geplant en goed gearrangeerd,
boden hier eene zeldzaam voorkomende gelegenheid aan om de
tegenwoordige kuituur «methoden, over welker meerdere of
mindere doelmatigheid ook bij ons te lande niet zelden een
levendig dispuut gevoerd wordt, nader te leeren kennen en
te vergelijken, en\' tevens om de bekwaamheid der kwoekers
in dit zeer speciale vak te bewonderen; onverschillig of men
meer of minder ingenomen was met de soms al vrij grillige
vormen, waartoe men den boom wist te dwingen.
Onderscheidene der meest beroemde specialiteiten in dit vak
hadden zich dan ook hier doen golden; zoo bijv. do heeren
Baltet te Troyes, F. J. C. Jürgess te Nienstiidten bij Ham-
burg, reeds zoo vaak genoemd, Croux et fils te Sceaux, de
Pomologische vereeniging te Boskoop, enz.; allen hadden door
hunne inzendingen blijk gegeven goed op de hoogte te zijn van
dit tegenwoordig veel eischende vak.
Wilde ik hieromtrent in gedetailleerde beschouwingen tre-
den, dan zou alleon voor dit onderwerp zooveel ruimte gevor-
derd worden als don verslaggover, zal hij binnen zekere gren-
zen blijven, ten dienste staat; ik zie mij derhalve genoodzaakt,
ook wijl dit verslag buitendien reeds vrij grooten omvang ver-
kreeg, het bij deze algemeene mededeeling te laten. Alleen
voeg ik hier nog bij dat men die boomen alle van hunne bla-
deren ontdaan had, \'t welk wel is waar een winterachtig
gezigt opleverde, maar waardoor mon des te beter in de gele-
genheid was, om do verschillende vormen , de takverdeelingen ,
en wat daar meer op betrekking had, te kunnen beoordeelen.
Tenten, tafels, stoelen, banken en verdere tuinameublemen-
ten en tuinsieraden ; toestellen voor hot verplanten en vervoeren
van groote boomen, fonteinen, spuiten, thermosiphon\'s en ver-
-ocr page 59-
57
dere machinerieën, waarvan er enkele, bijv. wringmachines,
hier eigenlijk minder behoorden, waren hier in groot aantal
tentoongesteld; en over het algemeen kon ook van dit gedeelte
der expositie gezegd worden, dat het hier bijeengebragto, op
ieder anderen tijd, afzonderlijk voor eene belangrijke nijverheids-
tentoonstelling zou kunnen doorgaan.
De catalogus, die reeds op den dag der opening, en bij
voortduring gedurende de tentoonstelling, in menigte verkocht
werd, besloeg 176 compres gedrukte 8\' bladzijden, en bevatte
2813 nummers, wijzende op even zoo vele inzendingen , waarvan
onderscheidene van één en denzelfden inzender. Het proces-
verbaal der bekrooningen , \'t welk eerst eenige weken naafloop der
tentoonstelling is verzonden, was 44 octavo bladzijden groot.
Wat den afloop der expositie, uit een materieel oogpunt
beschouwd, betreft, daarover geloof ik dat het Comité reden
heelt tevreden te zijn. Op mijn later verzoek ontviDg ik , op
de meest welwillende wijze, van den lsten secretaris, den heer
Dr. Donnenberg , de onderstaande zeer complete mededeelingen
betreffende de ontvangst, deze bedroeg:
Mark. Cour. Sihill.
Op Donderdag 2
Sept.
(openingsdag) toegangsprijs
4 Pr. Thalei
\' 8.424
13
» Vrijdag 3
*
1 Pr. Thaler 39.827
8
• Zaturdag 4
»
m
idem
25.646
13
• Zondag 5
»
m
15 Silbergr.
52.675
9
• Maandag 6
m
*
1 Pr. Thaler 27.908
15
ii. Dingsdag 7
*
f
idem
19.556
10
« Woensdag 8
»
t
idem
14.174
3
» Donderdag 9
m
m
12 Silbergr.
35.555
5
« Vrijdag 10
*
idem
14.614
15
» Zaturdag 11
t*
m
6 Silbprgr
15.919
67»
» Zondag 12
»
m
idem
20.679
1
» \'Maandag 13
1*
0
2.794
6
» Dingsdag 14
*
m
1.246
8
Bedrag der entrees
1 bij gelegei
alieid der auctie op 1G-
-18 September
347
Bedrag der abonnements- of
partout-
•kaarten die ir
i de stad ver-
94 615
Totaal bedrag der ontvangsten . . 303.986 7S
Mark Cour. Schilling.
-ocr page 60-
5S
Hieruit blijkt dat de tentoonstelling twee dagen langer ge-
opend bleef dan bepaald was. Hoe hoog toen de toegangsprijs
is geweest, is mij niet bekend.
Hoeveol partout-kaarton aan de bureaus verkocht zijn, schijnt
zelfs bij \'t Comité niet bekend te zijn. Denkelijk zal het
geheele bedrag van den eersten dag daarop wel wijzen, wyl
do kaarten slechts 2 thaler duurder waren dan de toegangsprijs
alléén voor dien dag bedroeg.
De buroaux waren niet door gesalarieerde personen bezet.
Hiertoe hadden zich een aantal heeren, tot den deftigsten
stand behoorende, aangeboden, die elkander geregeld afwisse-
len. Van controle was derhalve geen sprake. In elk bureau
zaten twee heeren.
Ik heb in dit verslag met geen enkel woord gerept van be-
krooningen, en dat hoewel aan de meeste collectiön, waarvan
ik sprak, die eer was te beurt gevallen. Tijdens de tentoon»
stelling evenwel, toen ik mijne aanteekeningen maakte , waren
die nog slechts gedeeltelijk en meerendeels nog maar van hoo-
ren zeggen bekend. Maar \'t kwam mij bovendien onbillijk voor,
om, waar ik zoovele bekroonde inzendingen hier onvermeld
moest laten , die van enkele andere als bij uitzondering mede
te deelen.
Om Uwe Excellentie echter ook daarvan eenig denkbeeld
te geven, en inzonderheid om te doen zien dat de Hamburgsche
tuinbouw-tentoonstelling metterdaad eene internationale ten-
toonstelling is geweest, mogen de volgende , uit het procesver-
baal getrokkene opgaven, dienen.
a. Eereprijzen.
Die inzender, die de meeste en daarbij de belangrijkste eere-
pryzen behaald heeft, was de hoer J. Linden te Brussel en Gent;
hem toch werden , behalve verscheidene in het programma uitge-
loofdo, niet minder dan vijf eereprijzen toegekend, waarbij
-ocr page 61-
59
onder anderen die van den Koning van Pruissen (een zilveren
bokaal); vervolgens behaalden, van de vreemde inzenders, de
heer J- Versciiaffelt te Gent er twee, dedeheerenJ Veitch
& Son-s te Londen twee; do heer J. Mereditii te Garston één,
namelijk do door Koningin Victoria, voor do bost > druiven
uitgeloofde zilveren wijnkan; do heeron Desmouim.es te Tou-
luuse, A. Lepere te Montreuil en eindelijk de Pomologische
Vereeniging
te Boskoop, ieder één.
Van do 51 eereprijzen welke uitgereikt zijn, violen er
bijgevolg 13, dus een vierde gedeelte, aan vreemde, de
overige aan Duitsche inzenders ten deel.
b. Prijzen van het Programma.
Hiervan werden toegekend:
an
inzenders
uit België
47
Prijzen.
ii
»
» Frankrijk
46
11
»
»
» Engeland
34
»
»
»
» Nederland
23
il
»
>i
» Rusland
3
il
»
i)
» Brazilië
8
i)
»
»
ij Luxemburg
1
N
»
»
ii Italië
1
il
»
»
» Griekenland
1
il
»
i)
i) Californiö
1
n
Totaal . . .
160
Prezen.
De Nederlandsche bekroonden zijn do volgende:
De Pomologische Vereeniging te Boskoop, met  14  pryzen
en 1 eereprijs.
De firma E. H.Krei.age & Zoon to Haarlem, »      4      »
De heeron J. Jurrissen & Zoon te Naarden, »      2      »
De heer H. J. Wilke te Arnhem, »       1   prys
De heer C. A. A. Dudok de Wit te Amsterdam, o       1      »
De hceren Gebr. van Waveren te Hillegom, »      1      n
-ocr page 62-
60
Derhalve behaalden do gezamenlijke inzenders uit de ver-
schillende landen buiten Duitschland (dit laatste in ruimen zin),
160 gewoi e en 51 eereprijzen = 211 prijzen !
Dat het getal overwinningen, door Duitsche inzenders be-
haald, veel grooter was, ligt voor de hand, maar uit het op-
gegeven getal blijkt m. i. genoegzaam, dat ook de andere lan-
den krachtdadig aan dien strijd deel genomen hebben.
Maar uit die cijfers blijkt ook nog iets anders ; en wel dat
Nederland, inzonderheid in vergelijking met Engeland en
Frankrijk, goed vertegenwoordigd werd; dat de Nederland-
sche tuinbouw er zich degelijk heeft doen gelden en er alles
behalve roemeloos is afgekomen. Bovendien , in aanmerking
genomen dat het hier eigenlijk slechts déne enkele tak van
industrie gold (behoudens enkele uitzonderingen) dan komt
men als van zelf tot de conclusie, dat er welligt nog geene
internationale tentoonstelling van meer algemeenen aard , er-
gens is gehouden, waarbij ons land ook door andere industrieë-
len in gelijke verhouding vertegenwoordigd werd, en waar
zooveel prijzen aan Nederlanders ton deel vielen.
\'t Is daarom, naar het mij voorkomt, thans ook minder de
vraag of Nederland niet nog meer had kunnen doen ; te meer
daar een groot gedeelte van de te Hamburg behaalde eer on-
tegenzeggelijk aan de Boskoopsche Pomologische Vereeniging toe-
komt, maar wo letten veeleer op het verblijdend teeken van
kennelijken vooruitgang in dit opzigt. Dat langzaam zeker
gaat, hiervan is onze natie te zeer overtuigd, dan dat men
ook in dit opzigt van haar een plotselingen ommekeer tot over-
ijling zou mogen verwachten. Mogen slechts de goede resul-
taten, daar verkregen, aan velen ten spoorsiag strekken om ,
bij eeno volgende gelegenheid, zich moedig in den inter-
nationalen strijd te wagen. De eer van ons land zal er bij
winnen, do bloei van onzen tuinbouw er door bevorderd
worden.
Eindelijk rijst nog de vraag: Wat leerde de Hamburgsche
expositie ten opzigte van den Europeschen tuinbouw ?
-ocr page 63-
fil
Dat, wat het invoeren van nieuwo planten uit andere we-
relddeelen betreft, België en Engeland aan de spits staan,
dank zij den moed die,n sommige kweekers hebben, om ervaren
mannen voor hunne rekening verschillende tropische landen to
doen bereizen , ten einde daar planten te verzamelen en die over
te zenden; dank zij inzonderheid ook de hulp in dit opzigt der
Britsche Regering. In Duitschland worden geene, of althans
uiterst weinige tropische planten direct ingevoerd. Wat nieuwe
planten betreft, het voornaamste voedsel voor den planten-
handel, de stimulus der hortikultuur, is het groote Duitsch-
land voor een aanzienlijk gedeelte van het kleine België en
van Engeland afhankelijk, om maar niet van Nederland to
spreken, daar, ondanks onze in dit opzigt zoo rijke koloniën ,
de invoer van tropische planten hier te lando aan een sterke
eb en vloed onderhevig is, goheel en al afhankelijk van den
goeden wil onzer Indische ambtenaren. Ik merkte het reed9
op, dat, in dat gedeelte van het hoofdgebouw, \'t welk in-
zonderheid voor nieuw ingevoerde tropische planton bestemd
was, de ruimte genoegzaam geheel door do inzendingen van
België en Engeland was ingenomen.
Vervolgens dat, wat speciale kuituren betreft, de kwee-
kers in Duitschland voor geen andere in Europa behoeven
te wijken , al munt men dan ook hier in het ééne en elders
in wat anders uit. Dit bewezen, behalve een groot aantal
andere specialiteiten, inzonderheid de Coniferen en de Pal-
men. Ook in wat men wel » culture de 1\'individu" noemt,
staan vele Duitsche kweekers op een hoog standpunt; veel
hooger dan bij ons het geval is, en worden zo misschien alleen
door de Engelschen overtroffen. Dit laat zich gereedelijk daardoor
verklaren , dat de Duitsche kweekers over het algemeen eene uit-
muDtende, zoowel theoretische als praktischo, opleiding hadden
of — waar hun dit mogt ontbi\'eken — zich door eigen studie
wisten te vormen. Ze verliezen bij hunne handelingen niets uit
het oog; ze weten het dat ze met levende schepselen te doen
hebben, als zo met hunne planten omgaan; ze onderzoeken de
natuur der plant, welke verwantschap zij heeft mot sommige
andere, en inzonderheid onder welke conditie\'s ze leeft op de
plaats waar ze oorspronkelijk, d. i. in wilden toestand , groeit,
-ocr page 64-
62
on dit laatste inzonderheid is bij de kultuui* vim tropische
planten van veel gewigt.
Bij het streven om ook bij ons de aankomende kweekers,
reeds van jongs af, in al die kennis te onderwijzen, dia noodig
is, willen ze later rekenschap kunnen geven van hunne hande-
lingen, mag men niet zonder grond verwachten dat ook hierin
bij ons eerlang eene zeer gunstige verandering zal zigtbaar
worden.
Vervolgens bleek te Hamburg dat do tuinbouw-architectuur
— het prachtige park was er een sprekend bewijs van — in
Dnitschland hoog werd opgevoerd niet alleen , maar ook dat
zich daarin aldaar een fijnen smaak, eene echt aesthetische
opvatting openbaart, waarin de Duitschers zeker moeijelijk door
eenige andere natie zullen overtroffen worden, immers is dit
gewis grootendeels te beschouwen als het uitvloeisel van een
natuurlijken karaktertrek, een diep gevoel namelijk voor
natuurschoon.
Eindelijk — om niet te wijdloopig te worden — dat de tuin-
bouw in het algemeen, en wel inzonderheid in de laatste jaren ,
aanzienlijke vorderingen heeft gemaakt; dat hij meer en meer
voedsel verschaft ook aan andere, zeer verschillende takken
van industrie, en derhalve kan geacht worden vrij aanzienlijk
bij te dragen tot de algemeene volkswelvaart; wie hieraan
twijfelen mogt, vond er te Hamburg de zigt- en tastbare bo-
wijzen in menigte voor. Ten slotte : dat hij de liefde voor
planten en bloemen bij het volk opwekt en aanvuurt en op die
wyze, al is \'t ook ongemerkt, de ware beschaving krachtdadig
bevordert.
Leiden , 23 November 1869.
II. Witte.
-ocr page 65-
-ocr page 66-
-ocr page 67-
BIJ LAG K.
VERSLAG
OMTRENT
EENE REIS DOOR EEN GEDEELTE
VAN
MET HET DOEL OM EEMGE DEB VOORNAAMSTE
BOTANISCHE TUINEN,
OF PARTIKULIERËINRIGTINGEN VAN DIEN AARD ALDAAR, IN HET BELANG
VAN
\'8BDJJK8 MAIDBEDDBiriD.Iil 71 LB08BBH,
TE BEZOEKEN,
UITGEBRAGT DOOR
II. WITTE,
Hortulanus aan \'s Rijks Aiadenüetiün te Leidan.
-ocr page 68-
-ocr page 69-
Toen, in \'t begin van dit jaar, het Comité" der in September jl.
te Hamburg gehoudene internationale tuinbouw-tentoonstelling
ook aan de Nederlandscho Regering, door tusschenkomst van
haren Consul te Hamburg, het verzoek hadgerigt, zich bij die
gelegenheid aldaar door commissarissen te doen vertegen-
woordigen, en, ten gevolge daarvan, aan mij de onderschei-
ding ten deel gevallen was, door Uwe Excellentie tot dut doel
daarheen te worden afgevaardigd, meende ik de vrijheid te
moeten nemen om Uwe Excellentie eerbiedig voor te stellen,
my tevens te magtigen om, wanneer mijne taak te Hamburg
zou zijn afgeloopen, ook Berlijn en vervolgens Dresden, bene-
ven s eenige andere steden in dat gedeelte van Duitscbland te
bezoeken; inzonderheid ten einde met den toestand der bota-
nische tuinen aldaar bekend te worden, de hoofden dier inrig-
tingen persoonlijk te leeren kennen, daardoor de relatiën van
den Leidschen Akademietuin uit te breiden, en er voorts al
datgene te doen, wat plaats en omstandigheden mij,inhetbe-
lang onzer inrigting, wenschelijk zouden doen schijnen.
Dit voorstel, door Uwe Excellentie zeer gunstig opgenomen,
had reeds spoedig eene lastgeving in dien zin tengevolge, aan
welke ik het .genoegen had, in het midden der vorige maand,
te voldoen.
-ocr page 70-
68
Ik stel mij thans voor een verslag zamen te stellen, betref-
fende den toestand der op die reis door mij bezochte instel-
lingen en wat daarmede in verband staat; immers, ik meen
niet zonder grond te mogen veronderstellen, dat zulks Uwer
Excellentie niet geheel onwelkom wezen zal, of liever, dat het
juist dit is, wat Uwe Excellentie in de eerste plaats van een
verslag dier reis verwacht. Ken rapport toch, alleen de directe
aanwinsten daaruit voor den Leidschen Hortus voortgesproten,
vermeldende, zou zich bepalen tot de bloote opsomming van
een aantal planten-namen; terwijl het door Uwe Excellentie
toch ook wel aan geenen twijfel onderhevig geacht zal worden,
dat het indirecte voordeel, het gevolg van kennismaking en inzon-
derheid van kennisneming, vooral voor inrigtingen als de onze,
op den duur van oneindig meer belang te rekenen is.
Ofschoon elkander gewoonlijk slechts bij naam of uit hunne
werken kennende, werd er toch reeds gedurende vele jaren
tusschen de directeuren en mede tusschen de hortulani (in
Duitschland gemeenlijk inspectoren genoemd) der meeste bota-
nische tuinen van Europa, eene geregeld jaarlijks wederkeerende
correspondentie gevoerd, waartoe de in den winter verschij-
nende zaadlijsten inzonderheid aanleiding geven.
Veelal echter bepaalt zich die correspondentie dan tot de toe-
zending eener lijst van desiderata, of van die der in ruil verlangde
zaden. En toch kunnen die inrigtingen, ook door het elkander
wederkeerig toezenden van doubletten van levende planten,
elkander hoogst nuttig zijn; ja, kunnen vaak alleen langs dezen
weg leemten worden aangevuld, die, dikwijls ten nadeele ook
van het onderwy s, somwijlen sedert jaren bestaan, en in welke het
veelal daarom te moeijelijker is te voorzien, wijl men niet altijd
weet waar de ontbrekende species te vinden; ja, ik kan verder
gaan, en zeggen: wijl men dikwerf zelfs niet tot het vermoeden
komt, dat ze in eenigen tuin bestaan, tot misschien het toeval, of
een bezoek in eene inrigting in den vreemde, voorwerpen doet
vinden, somtijds — hoewel op verre ca niet altijd — wel is
waar van betrekkelijk geringe handelswaarde, maar die, uit
een botanisch oogpunt beschouwd, zeer groote waarde bezitten
en derhalve, voor eene wetenschappelijke instelling, als eene be-
langrjjke aanwinst te beschouwen zijn.
-ocr page 71-
69
Door. te gelijk met de zaden, op die lijsten ook eenige dou-
bletten van levende planten aan te bieden, heeft men wel eens
getracht elkander ook langs dezen weg wederzijds nuttig te zijn.
De ondervinding heeft echter spoedig geleerd dat men hierbg
luttel baat vond, daar door anderen gewoonlijk juist\'t meeste
belang gesteld wordt in die planten, van welke men dit het
minste vermoedt. Van die aanbiedingen werd door de meesten
dan ook slechts spaarzaam of in \'t geheel geen gebruik ge-
maakt, zoodat ze tegenwoordig niet, of slechts uiterst zeld-
zaam moer worden gedaan.
Het toezenden van doublettenlijsten toch kan alleen dan
werkelijk vruchtbaar zijn, wanneer men met de inrigtingen
zelve min of meer bekend is, en gelegenheid had om, zij het
ook slechts oppervlakkig, te weten te komen wat ze zyn, wat
ze voornamelijk bezitten , en waarmede men het gevraagde en
verkregene het best kan reciproceeren.
Zoo lang men niet, door eigene aanschouwing, bekend is met
den toestand der buitenlandsche horti, komt men er alligt toe
dien in zijne verbeelding te schatten naar de inrigting of uit-
gebreidheid der zooeven genoemde jaarlijks verschijnende ca-
talogi van zaden; immers is deze, daar complete catalogi van
alle gekweekte planten tot de zeldzaamheden behooren, dan
de eenige maatstaf dien men bezit, om de inrigting, aan welke
men zelf zijne zorgen wijdt, met die van elders te vergelijken ;
en men behoeft toch maar zeer weinig met zijn werkkring in-
genomen te zijn, om tot zulke vergelijkingen te komen, die
dikwijls een krachtige stimulus worden om vooruit te streven.
Dat die maatstaf echter niet betrouwbaar is, en dus tot
verkeerde gevolgtrekkingen leiden kan, heb ik inzonderheid op
mijne jongste reize ervaren. Trouwens het laat zich ligtelijk
begrijpen dat, zoowel de uitgebreidheid als de inrigting dier
catalogi voor een groot deel, zoo niet geheel, afhankelijk zijn
van de meerdere of mindere ingenomenheid met het zeer tjjd-
roovende inzamelen, schoonmaken, regelen en catalogiseeren
der zaden; te meer daar die inzameling, voor zoo verre ze op de
zaden van overblijvende planten, heesters of boomen betrek -
king heeft, voor eigen gebruik onnoodig is. Ook komt hier
zeer in aanmerking de vraag of er te juister tijde personeel
-ocr page 72-
70
beschikbaar i*, om voor de inzameling behoorlijk zorg te dragon ,
wat in sommige tuinen wel eens voor dringender bezigheden
moet uitgesteld worden.
Het gevolg hiervan is dan ook dat sommige kleinere horti
veel uitgebreider zaadlijsten verzenden dan enkele grootere en
veel belangrijker inrigtingen, wijl in de eerste alles zich binnen
een beperkteren kring beweegt, en vooral omdat het personeel
er veelal in betrekkelijk veel betere verhouding staat tot de
noodzakelijk te verrigten werkzaamheden, dan in vele der laatste
Het is mij vooral daarom dan ook thans des te aangenamer
verscheidene, mij tot op dat oogenblik alleen bij naam bekende,
inrigtingen van dien aard in Duitschland nader te hebben leeren
kennen, wijl \'t mij daarbij gebleken is dat ook ik mij van de
meeste er van eene verkeerde voorstelling had gemaakt; en dat
natuurlijk nog wel te aangenamer, daar eene vergelijking van
die tuinen met onze oude, en ik mag zeggen vanouds be-
roemde inrigting, in de meeste gevallen zeer ten gunste van
deze moest uitvallen.
Ik wil hiermede niet zeggen dat ik niet elders, dat ik niet
genoegzaam in élken hortus, iets" aantrof, wat beter ingerigt of
doelmatiger geordend was dan bij ons, maar de totaal-indruk,
die veelal zelfs door nadere kennisneming van de bijzondeihe-
den niet of niet aanmerkelijk gewijzigd werd, was over het
algemeen van dien aard, dat, moge ook bij ons nog heel wat,
vooral wat de uitgebreidheid der kassen betreft, ontbroken,
waarin voorziening, en — zij \'t mogelijk — spoedige voorzie-
ning wenschelijk is, de Leidsche akademietuin , hij moge ook al
niet meer tot die weinige behooren die den eersten rang onder
de Kuropesche botanische inrigtingen innemen, toch nog steeds,
met andere vergeleken, zijn aiouden goeden naam waardig is.
Intusschen : noblesse oblige. — De reputatie, welke ik niet
zonder voldoening mogt ondervinden dat onze Hortus elders
geniet, legt ons tevens de verpligting op die te handhaven.
Daartoe is het nuttig en noodig kennis te nemen van wat
elders beter en doelmatiger is, ten einde de aldus verkregene
ervaring te gelegener tijd zelf te kunnen toepassen, ofte kunnen
wijzen op wat ook bij ons wenschelijk of noodig is. — Was
stilstaan ten allen tyde achteruitgaan, veel meer dan vroeger
-ocr page 73-
71
is zulks thans, is dit inzonderheid het geval ten opzigte van
eenigzins uitgebreide inrigtingen, beide van wetenschappelijken
en praktischen aard; daar hier evenzeer moet gelet worden op
de vorderingen der wetenschap, en de daarmede gepaard gaande
hoogere eischen, die ze billijkerwijze stelt, als op die der prak-
tijk.....en beide gaan zeer snel vooruit.
Waar ik dus Uwe Excellentie kortelijk mijne bevindingen
ga mededeelen, en nu en dan een min gunstig oordeel over
wat ik zag zal moeten uiten, acht ik het aan den anderen
kant voor mij eene eerste pligt, ten opzigte van den Hortus,
wiens vooruitgang en bloei voor mij eene levensvraag, voor
de Leidsche Hoogeschool eeno eer, en voor het onderwijs zoo
nuttig is, zonder terughouding of overdreven vrees van onbeleefd
te zy n, te wijzen op datgene, wat elders beter en in het belang
van onze inrigting ook bij ons wenschelyk of noodig te achten is.
Op den weg naar Hamburg is de stad Hannover als \'t ware
de aangewezene rustplaats. Ik voor mij althans dacht er niet
aan om, na van \'s morgens zes tot \'s avonds circa elf uren,
met een paar korte, gedwongene tusschenpoozen, onafgebroken
doorgereisd te hebben, te vragen of er gelegenheid bestond om
dien nacht nog verder te komen.
Maar, zelfs al had deze stad ook een uur of wat op zij\' af
gelegen, dan nog had ik alle reden gehad om mij er heen te
begeven; hoeveel te meer thans, nu ze als het eindstation voor
dezen dag te beschouwen was. Ieder toch die kennis van
planten, of deze liefheeft, voelde zich reeds sinds jaren tot
deze voormalige residentiestad aangetrokken, door de tuinen ,
en de daarin gekweekte planten, die het Koninklijk Slot te
Herrenhausen omgeven.
Nu dertien jaar geleden (in Augustus 1856) had ik het voor-
regt aldaar kennis te maken met den om zyne kunde in
Duitschland algemeen geachten directeur van den Koninklijken
Berggarten, de heer H. J. Wendland , wiens zoon, de heer
Herm. Wendland, tegenwoordig eeu der voornaamste specia-
listen in de kennis der Palmen, en dien ik herhaaldelijk ten
mynent mogt ontvangen , juist toen , voor rekening van den
-ocr page 74-
72
voormaligen Koning van Hannovcr, eene botanische reis deed
in Zuid-Amerika, [Zoowel van den ouden Wendland, die na
sedert eenige maanden overleden is, als van de tuinen en
kassen, waren mij sedert dien tijd de aangenaamste herinne-
ringen bijgebleven; terwijl onderscheidene fraaije Palmen in
onzen Hortus, en die wij aan Wendland\'s welwillendheid te
danken hebben, die herinneringen steeds levendig hielden.
Ik zag die tuinen en die kassen thans weder, na vooraf wel
eenige vrees gekoesterd te hebben dat de belangrijke staat-
kundige omkeering, die sedert in dat land plaats greep, niet
zonder nadeeligen invloed zou geweest zijn op deze kostbare
inrigting (het jaarlijks budjet er van bedraagt 9 h 10000 thaler):
en even tevreden, even voldaan als toen, keerde ik ook thans
er van terug.
Ik mag als aan Uwe Excellentie bekend veronderstellen,
dat men Herrenhausen bereikt door eene prachtige, uit vier
rijen zware en gezonde Lindeboomen bestaande laan. Aan het
einde van deze circa een halfuur gaans lange » Herrenhauser-
allée" bevindt zich het oude Koninklijke Slot, hetwelk door
een nieuw, grootsch en uitgestrekt gebouw, ter regterzijde
aan de allee gelegen, stond vervangen te worden, en dat reeds
voor drie vierden voltooid was, toen de voor het Hannover-
sche Koninklijk Huis noodlottige catastrophe den bouw staken
deed, die thans nog niet is hervat. Aan de regterzijde, vlak
b\\j het oude Slot, is de ingang van den Königlichen Berggarten.
Deze tuin was en is nog steeds — gelijk men mij verze-
kerde — het privaat eigendom van den ex-Koning van Han-
nover, en kan dus, hoewel slechts in weinig opzigten
daarvan verschillende, niet onder de botanische tuinen ge-
rangschikt worden. Men zou zich echter zeer vergissen, als
men meende dat er daarom van de kruidkundige wetenschap
geen notitie genomen wordt. Integendeel; er moge geen hoog-
leeraar aan het hoofd staan, toch straalt in alles de echt we-
tenschappelijke zin van hem, die met de leiding er van belast
is, en zich van dien last zoo roem vol kwijt, door. Al de
planten en boomcn , zoowel in den tuin als in de kassen, zijn
goed geëtiquetteerd, en, nevens een tal van planten, die door
bladvorm of bloemenpracht uitmunten, treft men er ook zeer
-ocr page 75-
73
vele aan, die alleen uit een zuiver botanisch oogpunt belang-
rijk te achten zijn.
Reeds bij den eersten aanblik komt men tot de overtuiging
dat de voormalige Koning van Hannover met groote mildheid
deze schoone inrigting onderhield: eene mildheid, waarvan deze
stad trouwens meerdere bewyzen oplevert. Hoezeer hij er
mede ingenomen was blijkt o. a. ook hieruit, dat zich in dien
tuin , aan het einde eener breede Lindelaan, de nieuwe Ko-
ninklijke grafkelder — het Mansoleum genaamd — bevindt,
waarin de monumenten van den Koning Ernest August en
zyne gemalin, beide 5van Rauch, geplaatst zijn.
De Berggarten , en wel inzonderheid het achterste gedeelte,
\'t welk, op zeer groote schaal, in Engelschen stijl is ingerigt,
en zich voornamelijk kenmerkt door vele krachtige en fraaije
boomen, die eiken botanischen tuin , door de verscheidenheid
van soorten en de schoone ontwikkeling, tot sieraad strekken
zouden , ziet er over het geheel genomen zeer ordelijk en goed
onderhouden uil.
Het eigenlijke glanspunt is hier echter de groote Palmenkas,
waarin zich een aantal planten dezer familie, in krachtigon
wasdom, bevinden; vele zelfs van buitengewoon sterke ont-
wikkeling.
Dit fraaije gebouw , 115 voet lang, 32 voet diep en 42 voet
hoog, vormt een regthoekig vierkant, met eene koepelvormige
uitbouwing van het middengedeelte. Hierdoor verkreeg het
geheel het voorkomen eener rotonde, met een oostelijken en
westelijken zijvleugel; ten gevolge waarvan het middenge-
deelte eene diepte van 49 voet heeft.
Het gebouw is van glas en ijzer, met uitzondering echter
van de tegen het noorden gerigte achterzijde, die uit een, tot
aan het glazen dak reikenden, gemetselden muur bestaat, be-
halve in het middengedeelte, alwaar, ter hoogte van 13 voet,
eene gallerij is aangebragt van 37 voet lengte en 12 voet
diepte, aan de achterzijde vijf dubbele ramen bezittende, die
uitzigt geven in het straks genoemde achterste of noordelijk
gedeelte van den tuin.
Zoodra men den eersten voet zet in deze prachtige planten -
kas, staart men vol verwondering en bewondering tevens, op
-ocr page 76-
74
een buitengemeen prachtigen Palm, die trouwens in de meeste
verzamelingen wèl bekend is, maar uiterst zeldzaam, zoo al
ergens, zóó forsch ontwikkeld aangetroffen wordt; een Li-
vistona chinensis
namelijk die, in \'t midden van den koepel ge-
plaatst, met zijne groote en prachtige waaijervormige bladeren,
boven tegen het glazen dak reikt. Ik zag deze zelfde plant
hier vroeger ook. Ze stond toen op den grond; men was
echter reeds sedert eenige jaren in de noodzakelijkheid om de
omvangrijke tobbe in den grond te laten zinken, waartoe eene
breede, verscheidene ellon diepe put werd gemetseld; zoodat
een gedeelte van den fraaijen stam, zeker ter lengte van 3 & 4
meter, thans niet boven den grond zigtbaar is. Dat deze maat-
regel, door de noodzakelijkheid voorgeschreven, aan het voor-
komen van dit prachtig gewas geen voordeel doet, laat zich
ligtelijk begrijpen, maar toch is dat voorkomen zóó grootsch,
zóó indrukwekkend, dat het onmogelijk is er door woorden
zelfs maar eene flaauwe voorstelling van te geven.
Zeer te betreuren is het dat deze palmenkas, overigens zoo
doelmatig ingerigt, vooral wat het middengedeelte betreft, te
laag is, en ze levert dan ook een tastbaar bewijs hoe ondoel-
matig het is, bij het ontwerpen van een soortgelijk gebouw, de
hoogte uit het oog te verliezen, die deze trotsche planten in
de kassen gemiddeld bereiken kunnen. Ben ik intusschen wèl
onderrigt dan was deze kas aanvankelijk grooter geprojecteerd :
thans zou het geheele gebouw veranderd mouten worden om in
dat gebrek aan hoogte te voorzien.
Een gebouw van zeer aanzienlijke hoogte schijnt wel is waar
aanvankelijk veel te groot te zijn voor de planten die men er
dan uit andere kassen in overbrengt, maar bekend is het tevens
dat de Palmen over \'t algemeen, zoodra men slechts in de ge-
legenheid is ze behoorlijk te plaatsen, en niet genoodzaakt om
hunnen groei op alle mogelijke wijze te belemmeren (eene niet
minder tegennatuurlijke handelwijze als men in Japan volgt
ten einde zoogenaamde dwergboompjes te verkrijgen), in wei-
nige jaren eene aanzienlijke hoogte kunnen bereiken, en dus,
by zorgvuldige vorpleging , het gebouw weldra behoorlijk zullen
vullen.
De gevolgtrekking, als zou dan ook voor zulke, steeds in de
-ocr page 77-
75
hoogte ontwikkelende, planten geene kas gebouwd kunnen wor-
den , die op den duur aan die behoefte voldoet, is, hoezeer ook
schijnbaar gegrond, toch niet geheel juist. Ook voor het meeren-
deel dezer planten toch, evenzeer als voor onze boomen, bestaat
er — en dat wel inzonderheid als ze in onze kassen gekweekt
worden — een zekere grens voor dien lengtegroei, een zeker
maximum der ontwikkeling. Ze vangen dan aan te bloeijen, de
groei in hoogte gaat langzamer, en bereikt eindelijk dat maxi-
mum, \'t welk slechts door enkele, en deze nemen meestal
het karakter van lianen aan, overschreden wordt.
Maar bovendien, wanneer ze eenmaal zóó sterk ontwikkeld
en dus zóó hoog zijn, dat ze als goede representanten van deze
edele plantengroep beschouwd kunnen worden, dan is \'t altijd
nog tijd genoeg om den verderen groei, zoo noodig, eeniger-
mate te beperken, althans als men de voorzigtigheid had ze
niet in den vrijen grond te planten: veel beter dan zulks te
doen als ze nog tot geen tiende, geen twintigste vaak, van
hare ontwikkeling kwamen en bijgevolg een geheel verkeerd,
een valsch begrip van haren habitus geven.
Eene tweede prachtvolle plant tot deze groep behoorende, is
de bekende Suikerpalm (Arenga saccharifera). Ook deze staat
reeds met hare tobbe in den grond en is hier zóó forsch ont-
wikkeld, de lange, vedervormige bladeren, de digt met grove
haren bezette tronk maken zulk een imposanten indruk, dat
men er zich noode van verwijdert, om eene Areca Baueri en
vervolgens eene Ceroxijlon andicola, beide eveneens van zeld-
zame schoonheid , te gaan bewonderen.
Veel te ver zou \'t mij echter leiden wilde ik hier eene op-
som.-ning geven van al de prachtige planten tot deze, door den
heer Wendland met bijzondere liefde gekweekte familiebehoo-
rende, die in deze palmenkas worden aangetroffen. Maar, be-
halve de Palmen van groote afmetingen, is de Kon Berggarten
zeer rijk ook aan kleinere planten dezer familie, ja, wat
soortental betreft, is er welligt geene enkele inrigting die met
haar gelijk gesteld kan worden of haar overtreffen zal, terwijl
de naam van Wendland reeds voldoenden waarborg geeft voor
de rigtige bepaling der soortsbenamingen.
Ook andere uitgebreide tropische plantengroepen zyn hier
-ocr page 78-
76
ruim vertegenwoordigd; \'t welk inzonderheid het geval is bijv.
met die der Aroideën, Scitamineën, Marantaceën, enz.
Eene afzonderlijke kas is hier \'s zomers ingerigt uitsluitend
voor bloeijende planten; werkelijk eene »bloemenkas" dus.
Hier spelen Fuchsia\'s, Pelargonium\'s en dergelijke de hoofdrol,
en leveren tevens het bewijs, wat eene goede verpleging ook
in dit opzigt vermag. Voor het bloemenminnende gedeelte der
bezoekers bezit deze kas zeker eene bijzondere aantrekkelijkheid.
Leverde Herrenhausen, voor hem die zich met kruidkunde
of met tuinbouw bezig houdt of daar belang in stelt, in dit
opzigt niets anders op dan wat de Berggarten bevat, \'t zou een
dag oponthoud aldaar overwaard zijn. Maar, hoewel om geheel
andere reden, zou ook van den daartegenover liggenden Fran-
tösischen Garten
ten naastenbij hetzelfde gezegd kunnen worden ;
ja, menigeen, die geen vreemdeling is in de geschiedenis der
tuin-architectuur, zal gewis met niet minder belangstelling ook
daarin een poos verwijlen.
De tuinbouw-architectuur, het meer bepaald aestethische
gedeelte van dit schoone vak, onderging, voornamelijk omstreeks
het midden der 17de eeuw, eene groote verandering; ze kreeg
toen als \'t ware een sterken stoot die haar voorwaarts dreef,
en daarbij eene meer algemeene rigting dan zulks tot op dien
tijd, in dit gedeelte van Europa althans, het geval geweest was.
Onder de regering en bescherming van den toen magtigen,
kunstlievenden en daarbij doortastenden — dit laatste misschien
wel in wat al te groote mate — Lodewijk XIV, ontwikkel-
den zich in Frankrijk een aantal geniën, die, beschermd en
gesteund door den morelen, en gewis niet minder tevens door
den stoffelijken invloed des Konings, ruimschoots gelegenheid
vonden om zich door hunne werken te doen kennen, en beide,
wetenschap en kunst, door de vruchten huns geestes of van
hun vernuft te bevorderen.
Tot deze mannen behoorde ook André le Nótre , in 1618
te Parijs geboren en aanvankelijk tot schilder opgeleid. Hij
koos zich echter weldra zelfstandig eene eigene rigting en wist
zjjne vaardigheid met teekenstitt en penseel uitnemend dienst-
baar te maken tot het vervaardigen van ontwerpen voor par-
ken van groote uitgestrektheid, en dat wel naar eene methode,
-ocr page 79-
77
die toen zoowel in Frankrijk geheel nieuw, als uitnemend ge-
schikt was om aan de weelderige levenswijze van dien tyd
voedsel te geven.
De reeds sints lang in Italië gevolgde zoogenaamde klas-
sieke stijl trok hem daartoe \'t meeste aan , en , zoowel door
wyziging of verbetering, deels \'t gevolg van plaatselijke om-
standigheden of toestanden , deels echter wel degelijk de ui-
ting van kunstgevoel en smaak, als door eene gelukkige toe-
passing er van , gerigt naar de wenschen van zijn tijd, had
hij \'t geluk de belangstelling des Konings hiervoor derwijze op
te wekken, dat hij eene opdragt ontving voor den aanleg en
de inrigting van het sedert zoo beroemden park van Versailles,
aan welken aanleg gewis schatten werden verspild, maar die
met dat al op de rigting van dien tijd een verbazenden invloed
had, en waaraan le Nótre de vriendschap des Konings, die
hem in 1675 tot den adelstand verhief, die van Paus Inno-
centiüs IX, die hem in 1678 tot zich riep, en zyn Europeschen
roem te danken heeft.
Kegte, elkander herhaaldelijk kruisende lanen, zuiver gelijk
geschorene, hooge heggen, groote fonteinen of andere kostbare
waterwerken, en deze inzonderheid; voorts vazen, beelden en
groepen^en bij dat alles eene onberispelijke symmetrie, waren
de hoofdbestanddeelen van le Nötre\'s aanlagen en van al de
groote parken van dien tijd.
\'t Is zeker zeer eenvoudig om die rigting kortweg als sma-
keloos te doodverwen, of sterker nog als wansmaak onvoor-
waardelijk te veroordeelen, maar zeker is het intusschen dat
zij geheel in overeenstemming was met dien prachtlievenden
t\\jd. Ze boodt de ruimst mogelijke gelegenheid tot het aan-
brengen van allerlei kostbare voorwerpen van weelde, daar,
waar ze bij uitnemendheid in \'t oog moesten loopen, waar ze
reeds van verre de nieuwsgierigheid prikkelden of de bewon-
dering opwekten; en het kon toch niet wel anders of \'t moest
den eigenaar eene strelende voldoening geven, op die vazen,
die beelden, die groepen als \'t ware met gouden letter» te zien
blinken hoe rijk, hoe vermogend hij was, hij die dat alles be-
kostigde !
Lang echter kon eene zoo kostbare rigting, en die toch
-ocr page 80-
78
eigenlijk in de ijdelheid haren grootsten , zoo niet haar eenig-
sten steun vond, die de natuur heette te huldigen, maar haar
wezenlijk, haar eigen schoon onder eene laag blanketsel ver-
bovg, niet aanhouden, en reeds in \'t laatst der 17de en\'t begin
der 18de eeuw ontwikkelde zich dan ook in Engeland de smaak
voor den zoogenaamden landschapsstijl, welke, sedert gewijzigd,
en nog gestadig, inzonderheid in Duitschland, gukuischt en meer
haren naam waardig gemaakt, tegenwoordig de algemeen heer-
schende is.
Voorbeelden van dien symmetrischen stijl, hoewel hier en
daar nog te vinden, waarbij zeker in de eerste plaats het park
van Versailles genoemd moet worden, zijn toch uit den aard
der zaak, in de laatste anderhalve eeuw vrij zeldzaam geworden;
en daarom kan het niet anders dan aangenaam zijn en leerzaam
tevens, zulk een park aan te trefien , dat niet alleen nog geheel
in zijn oorspronkelijken toestand verkeert, maar daarin goed
onderhouden wordt tevens.
Uit nu is het geval met den Französischen Garten, achter het
oude Koninklijke Slot, te Herrenhausen, die, tusschen 1665
en 1698, zoo men beweert, naar een door le Nöthe zelfont-
worpen plan , is aangelegd.
Ik acht het hier niet de plaats om de schoonheidswaarde
van deze aanlagen te betwisten of te verdedigen, maar het be-
weren zal wel door niemand wedersproken worden, dat, wan-
neer men in een tuin of park van aanzienlijke uitgestrektheid,
\'t welk geheel in dezen stijl is aangelegd, met wat moer dan
gewone opmerkzaamheid om zich heen ziet, men niet lang
aarzelen zal om er eene vrij hooge kunstwaarde aan toe te
kennen; ja, het genie van den ontwerper te bewonderen.
Het geheel, keurig onderhouden, maakt een werkelijk groot -
schen indruk, en men moet zijne fantasie, die dat alles zou
willen bevolken met den rijkdom en inzonderheid de weelde
der kleederdragten van voor een paar eeuwen, wel een weinigje
in toom houden, om niet in de zonderlingste droomeryen te
vervallen.
Onderscheidene fonteinen. waarvan de grootste een water-
straal opwerpt ter hoogte van 150 voet, stellen even zoovele
middelpunten daar, van welke een aantal lanen zich als stralen
-ocr page 81-
7(J
naar alle rigtingen uitspreiden; terwijl buitengewoon zware en
hooge oranjeboomen, mede een eigenaardig ameublement dezer
tuinen, van dezen zeker niet hot minste sieraad uitmaken.
Aan de Noordzijde is hij gedeeltelijk begrensd door eene wel
is waar oude, maar daarom niet minder vorstelijk ingerigte
oranjerie, waarvan de wanden en het plafond kortelings geheel
in den voormaligen stijl opgeschilderd zijn. Deze prachtige
zaal, aan welker beide einden zich een orchest bevindt, is
tevens tot balzaal ingerigt.
Ik verliet dezen tuin niet door den hoofdingang, maar ter
linkerzijde over eene brug, die in een zeer uitgestrekt Engelsch
park voert, ter linkerzijde aan de Herronhauser allee gelegen,
in \'t midden van welke men dan eindelijk weder uitkomt.
Ook dit park is, zoowel om den grootschen aanleg, als om den
rijkdom van boomen en heesters, die men er in aantreft, meest
alle in krachtige ontwikkeling, der vermelding o verwaardig.
Over het algemeen draagt hier alles den stempel van net-
heid en orde. Zoo min de Französische Garten als het Park
evenwel hebben een wetenschappelijk karakter, welk laatste
meer uitsluitend het geval is met den Berggarten.
Ik meende echter, van den eenen sprekende, de beide an-
deren niet onopgemerkt te mogen laten, te moer daar ze, in
elkanders onmiddellijke nabijheid gelegen — in elkander vloei-
jende als \'t ware — één schoon geheel daarstellen; daar na-
melijk in den Französischen Garten de vroeger alles beheer-
schende stijl van le Nótre, in het Park de sierlijke en in
onze schatting smaakvoller landschapsstijl van onzen tijd en
eindelijk zoo wel de kruidkunde als de tuinbouw, onder de
meer speciale leidingvan Wendland, inden Berggarten waar-
diglijk vertegenwoordigd zijn of beoefend worden.
Dat ik bij do vermelding van eenigebijzonderheden, deze tuinen
betreffende, wat langer stil gestaan heb dan welligt bij die van
eenige andere het geval zal zyn, moge vooral daarom door
Uwe Excellentie gebillijkt worden, wijl den lof die zoo on-
verdeeld daaraan toekomt, op verre na niet aan alle door mij
bezochte inrigtingen gebragt kan worden.
-ocr page 82-
80
Zooiira mijne bezigheden, waartoe ik mij meer bijzonder te
Hamburg bevond, dit eenigzins veroorloofden, begaf ik mij
naar den Botanischer Gorten aldaar.
Deze tuin stond lang onder de directie van een, door zjjne
botanische werken, inzonderheid door zijne monographiën van
het geslacht Potentilla, algemeen bekend en geacht kruidkun-
dige, prof. J. G. C. Lehmann, voor eenige jaren aldaar over-
leden ; terwijl de practische leiding toevertrouwd was aan den
inspector Ed. Otto, een veteraan in \'t vak, en ook elders
bekend door de sinds jaren , en ook nog heden, voortgezette
uitgave der «Hamburger Gartenzeitung". Na Lehmann\'s dood
bleef de betrekking van directeur geruimen tijd onvervuld,
waartoe eindelijk de hoogleeraar H. J. Reichenbach fil. werd
benoemd.
Had ik vroeger het genoegen den bejaarden Lehmann \'ie
leeren kennen, thans hoopte ik er Otto te spreken, doch ver-
nam tot mijn leedwezen dat deze zijne betrekking sints eenigen
tijd had nedergelegd , en er daarna geen eigenlijk inspector meer
benoemd was geworden. Men verwees mij echter, daar prof.
Reichenbach, dien ik den vorigen dag reeds gesproken had,
afwezig was , naar den Obergartner, zonderling genoeg ook
Lehmann heetende. Uit alles trouwens bleek mij dat eigenlijk
Reichenbach hier de alleen handelende autoriteit is.
By den ingang ziet de Hamburger Botanischer Garten er vrij
goed uit, daar vrjj groote graspartijen, met bloemperken en
eenige alleenstaande planten afgewisseld , een goed geheel daar-
stellen. Heeft men er echter een dertigtal schreden in afge-
legd, en is men aan het systematische gedeelte gekomen (ge-
rangschikt naar het stelsel van prof. H. G. L. Reichenbach),
dan verdw\'jnt de illusie wel ietwat, door eene — hoe stelsel-
matig ook geplaatste — ordelooze massa planten, een groot
vierkant stuk gronds vullende, hetwelk in kleine vierkante
bedden verdeeld is, en waaromheen eenige kleine bloemperkjes
liggen, die, al waren ze ook netter onderhouden, slechts als
even zoo vele bewijzen zouden kunnen strekken van een nutteloos
en bovendien smakeloos tijd- en plaatsverspillen, en op eene ver-
geefsche poging wyzen om datgene, wat gewis ook in eigen
oogen misstaat, zoo mogelijk eenige bevalligheid bij te zetten.
-ocr page 83-
81
Ik durf vertrouwen dat Uwe Excellentie mij niet van al
te groote gestrengheid in mijn oordeel beschuldigen zal. Im-
mers ik ging niet uit om alleen het goede te zien en ook het
slechte als goed te prijzen, hoezeer ik dan ook het goede bij voor-
keur zocht, en tevens niet verzuimde hier en elders zooveel
mogelijk te letten op plaatselijke bijzonderheden, die somtijds
oorzaak zijn van op zich zelf afkeurenswaardige toestanden.
Ik bezocht die tuinen voornamelijk om te zien wat daar
beter is dan bij ons, maar kon daarbij tevens onmogelijk
moedwillig de oogen sluiten voor in \'t oogloopende gebreken.
Te dikwerf reeds las ik dergelijke verslagen, inzonderheid van
vreemdelingen, om niet afkecrig geworden te zijn van den
als \'t ware traditionelen vorm, waarin van alles maar zoo los
weg iets goeds wordt vermeld, ten einde op die wijze zijne
gebrekkige waarnemingen te verbloemen.
Het fraaiste van dezen tuin is oene kas voor tropische ivatei—
planten.
Deze kas , die ik mij van vroeger zeer goed herin-
nerde, ziet er inwendig zeer goed uit. Zij is, gelijk zich
trouwens wel vermoeden laat, inzonderheid ingerigt voor do
Victoria regia, die zich, in het niet zeer ruime bassin , tame-
lijk forsch ontwikkeld had , zoowel wat hare prachtige blofimen ,
als wat hare zeer omvangrijke bladeron betrof. De warme en
daarbij zeer vochtige atmospheer in deze kas, maakt haar tevens
uitnemend geschikt, behalve voor vele tropische waterplanten,
ook voor vele andere, die zich alleen onder dergelijke omstan-
dighedon goed kunnen ontwikkelen. Het bassin was omgeven
door guirlandes van een snelgroeijond komkommerachtig gewas
(Momordica Charantia), waardoor het geheel een inderdaad hoogst
bevallig aanzien verkreeg.
Professor Reichendach fil. , do schrijver der Xenia Orchi-
dacea,
en die bovendien door de beschrijving van een groot
aantal tropische Orchideën, naast Lindley , eene waardige
plaats onder de systematici, die zich bij uitnemendheid met
deze prachtige plantenfamilie bezig hielden, heeft ingenomen,
schijnt het voornemen te hebben ook in den Horlus, die thans
aan zijn bestuur is toovertrouwd, een verzameling Orchideën
aan te leggen. Zo is thans nog niet uitgebreid, maar, deze
planten ziendo, dio, dank zij eene zorgvuldige behandeling ,
6
-ocr page 84-
82
hoe jong ze ook nog zijn , door gezondheid en groeikracht uit-
muntten , kon men bijna niet gelooven in denzelfden tuin te zijn. —
In de onmiddellijke nabijheid van den Botanischer- ligt de,
eerst sedert eenige jaren opgerigte Zoologischer Gorten. Ik
zou dezen tuin hier niet tor sprake brengen , ware het niet dat de
uitmuntende aanlog ervan als een der meesterwerken te beschou-
wen is van den bekwamen Hamburger tuin-architect Jürgens ,
dezelfde die zich juist thans zoo verdienstelijk had gemaakt
door den imposanten aanleg van het park der internationale
tuinbouw-tentoonstelling te Hamburg. Zwaar geboomte vindt
men hier uit den aard der zaak nog niot, ook is het getal der
diersoorten nog niet zóó talrijk, als zulk eene uitgestrekte in-
rigting zou doen vermoeden, maar het plantsoen bestaat uit
eene keur van soorten , in uitnemenden toestand , terwijl over
alles als \'t ware eene glans van onberispelijke net- en zinde-
lijkheid verspreid is.
Het voor een afzonderlijke entreeprijs toegankelijke aqua-
rium, is zuiver wetenschappelijk ingorigt en zoowel voor
den zoöloog als voor ieder ander bezoeker zeer belangwek-
kend.
Deze op groote schaal ingerigte dierentuin is gevestigd met
een in zeer korten tijd door actioën bijeengebragt kapitaal,
terwijl de Botanischer Gorten door de stad onderhouden wordt.
En wanneer men nu — en dat doet men onwillekeurig — den
toestand dezer beide inrigtingen met elkaar vergelijkt, dan
komt men alligt tot de gevolgtrekking, dat het wenschelijk zou
wezen dat hier datgene beproefd werde , waartoe eonigen tijd ge-
leden te Rotterdam eene vergeefsche poging werd gedaan, na-
melijk ze met elkander te vereenïgen, daar het hier den Hortus
zeker wel in de allereerste plaats aan de toereikende middelen
ontbreken zal, om alles op een goeden voet te brengen.
Bijaldien iemand, om den algemeenen toestand van den Ham-
burger Botanischer Gorten
te vergoelijken, do opmerking maakte ,
dat van eene uit de stedelijke fondsen onderhoudene inrigting
niet te vergen is, wat daar, waar men door een genootschap-
pelijk kapitaal, ruime contributiën en bovendien nog belangrijke
entree-inkomsten gesteund wordt, geschieden kan, dan zou
ik hiertegen niet veel weten in te brengen, maar ik zou de
-ocr page 85-
S3
vrijheid mcencn to moeten nomen om te wijzen op eene andere
koopstad, mede van den eersten rang, op Amsterdam namelijk,
waar de rijke, fraaije en goed ingerigte Hortus zeer duidelijk
aantoont, wat in een soortgelijk geval, van eene stedelijke in-
rigting mag gevorderd worden.
Niet zeer ver van Hamburg — of liever van Altona — aan
de chaussée die naar Blankonese voert, bevinden zich drie par-
tikuliere inrigtingen voor planten, die teregt, zoo wel bij bo-
tanicials kweekers, eene groote vermaardheid verkregen hebben.
Ik bedoel de villa van den consul G. W. Scitiller, links aan
de chaussée gelegen, te Ovelgonne, aan de Elbe; vervolgens,
aan de andere zijde van den straatweg, de Flottbecker Baum-
schulen,
en eindelijk het Flottbecker Park, het eigendom der we-
duwe van den Senator Jenisch.
Ik was bepaaldelijk uitgenoodigd tot een bezoek , tegen den na-
middag, van het laatste, en begaf mij daarom reeds tijdig in den
vóórmiddag op weg, met hot doel om vooraf de verzameling
van den heer Schiller , en, zoo mogelijk, ook de Flottbecker
Baumschulen
te bezoeken.
Hoewel de heer Schiller, op het oogenblik van mijne komst,
met eenige andere vreemdelingen in gesprek was, toonde hij
zich onmiddellijk bereid mij zelf in zijne kassen rond te voeren.
Het gelukte mij echter hem weder tot zijn gezelschap terug te
doen keeren, en mij de vrijheid te laten rustig eenigen tijd te
midden van zijnen plantschat te doen doorbrengen.
Nog niet ten volle echter was ik van mijne verwondering,
\'t gevolg van den eersten indruk van zooveel schoons, bekomen,
of ik werd op eeno mij allezins onwelkome wijze gestoord,
door een keurig uitgedoschten livreibediende, die mij, wijl ik
hem aanvankelijk niet verstond » das Frühstück ist fertig" in
de ooren galmde, en mij op deze wijze geheel in herinnering
bragt waar en bij wien ik mij bevond.
De heer Schiller, in sommige opzigten niet geheel van
zonderlingheid vrij te pleiten, daarbij uiterst vriendelijk en
gastvrij, heeft namelijk de vaste gewoonte om elk die hem
bezoekt, met het doel om zyne plantoncollectie te leeren ken-
-ocr page 86-
84
hen, al naar den tijd zulks medebrengt, aan het ontbijt of liet
middagmaal te noodigen. Daar ik zeer goed, ook door vroo-
gere ervaring, wist hoeveel prys hij er op stelt dat hiervan
gebruik worde gemaakt, en ik bovendien bet genoegen gehad
had hem eenige jaren geleden ook ten mijnent — zy \'t dan ook
op wat minder Weelderige wijze — te ontvangen, vreesde ik
my aan te groote onbeleefdheid schuldig te maken, door mij
te doen excuseeren, en schikte ik mij, hoewel noode, daar
my\'n tijd kostbaar was, naar de omstandigheden.
Daar er in den regel, althans \'s zomers, genoegzaam geen dag
voorbijgaat dat zich niemand bij hem aanmeldt, en somtyds
zelfs, gelijk ook nu, onderscheidene vreemdelingen, die ook el-
kaar vaak vreemd zijn, zich tegelijkertijd aldaar bevinden , weet
hij \'t zoodanig in te rigten , dat men er geheel op zijn gemak
en even vrij is als aan eenetable d\'höte, waarvan het trouwens
door de hetorogeniteit der aanzittenden, zesr veel had; ter-
wijl hij zelf, geholpon door zijn zoon, alles doet wat mogelijk
is, om met zijne gasten op een ongedwongen voet te komen.
Onder de vreemdelingen bevondt zich thans ook de heer
.Toseph Meredith , van Garston bij Liverpool, die op de Ham-
burgsche tentoonstelling letterlijk furore gemaakt had, djorde
inzending van drie trossen druiven, welke met den door Koningin
Victoria daarvoor uitgeloofden eereprijs, een zilveren wijnkan ,
werden bekroond. Dat die Engelschman weldra geheel onder
den invloed van wijnstok en wijnkan kwam, was, de gulheid
des gastheers in aanmerking genomen, juist niet zoozeer te
verwonderen.
In \'t voorbijgaan moge hier opgemerkt worden dat de hulde
hem gebragt, wèl verdiend was, daar de drie trossen, naar hij
mij toen verzekerde, gemiddeld 6 a 7 kilo wogen 1 Ik heb ze op
do tentoonstelling gometen — wegen was natuurlijk riet wel
mogelijk — en bevonden dat eene er van (ze waren alle drie
genoegzaam even groot) 0.28 meter lang, bij 0.18 meter breod
was; de bessen waren groot naar evenredigheid.
Zoodra de wellevendheid dit eenigzins gedoogde, spoedde
ik mij weder naar de kassen, want daar eerst was ik in mjjn
element.
Eeno onmogelijkheid zou \'l zijn den indruk woder te geven,
-ocr page 87-
85
die men , onverschillig of men plantenkennor is of niet, ont-
vangt van de pracht, welke hier door het plantenrijk, dank zij
goede zorgen en ruime middelen, ten toon gespreid wordt.
In de allereerste plaats gevoelt men zich, zoodra men de
kassen binnentreedt, opgetogen, door de meer dan gewone
net- on zuiverheid, die in alles den boventoon heeft: terwijl
vervolgens, zoowel de keur van soorten als de toestand waarin
do planten verkeeren , ton duidelijkste aanwijzen dat men hier
mot eene uitgelezene liefhebbersverzameling te doen heeft.
II: kan er mij niet van onthouden hier de namen van enkele
planten te noemen, die in de allereerste plaats mijne opmerk-
zaamheid trokken ; inzonderheid om de waarlijk éénige wijze
van ontwikkeling waarin ik ze hier aantrof. Het zon wer-
kelijk de moeite waard zijn , en de belangstelling wekken van
velen , om oene uitvoerige detail-opgave te doen van alles wat
zich daar in exceptioneel gunstigen toestand bevond, waartoe
echter natuurlijk een langer verblijf, of liever een meermalen
herhaald bezoek noodig zou wezen.
De voornaamste kas is in drie afdeelingen verdeeld. In een
der vleugels bevond zich eene uitgebreide en uitnemende col-
lectie Phalcenopsis; voorts eene prachtige verzameling Vandas,
beide tot de uitgelezendste Orchidëen-geslachten behoorende,
die in onze Oost-Indische bezittingen gevonden worden; ver-
volgens een aantal Angrcecums, waaronder zeer zeldzame en
kostbare soorten, en eindelijk nog eon aantal andtre Orchi-
deën, meest alle van genoegzaam overeenkomende groeiwijze.
De waarde der planten, in deze kas, Van betrekkelijk kleine af-
metingen, bijeengegaard, zou tot een verbazende som loopen, terwijl
de gezondheid en de kracht ervan die nog aanzienlijk verhoogde.
Het middengedeelte dezer kas was er inzonderheid op inge-
rigt, om ook hen, die niet mot specialj kennis van planten
toegerust zijn , in opgetogenheid te brengen. Tal van gekleurd-
of gevlektbladige planten muntten hier uit door haren krachtigen
groei en prachtige ontwikkeling. Zes k acht planten der nog
zoo hoogst zeldzame Musa vittata (de Banaan met witgestreepte
bladeren), de siorlijke Caladium Eelleymii, Alocada Lowii,
Alocasia (?) Jenningsii, eerst sedert kort in Kuropa ingevoerd,
Maranta* en do aanverwante Cahthca1» in oon aantal soorten ,
-ocr page 88-
8<J
wedijverden als \'t ware , door buitengewone groeikracht, wie
\'t meest de bewondering der bezoekers wegdragen zou.
En wat te zeggen van de zonder don minsten twijfel édnige
verzameling, der zoo hoogst zonderlinge Australische Beker-
planten, tot het geslacht Sarracenia behoorende , in eeno andere
afdeeling dezer kas bijeengebragt ? — Letterlijk stom van ver-
bazing en opgetogenheid, staarde ik die planten aan, hier ver-
tegenwoordigd door bossen van circa 2 meter in omtrek! Acht
men zich over \'t algemeen elders reeds gelukkig met cene plant,
die hoogstens een zes- a tiental bekervormige bladeren draagt,
hier stond ik voor een koppel planten van Sarracenia purpurea,
elk met misschien meer dan honderd bekers, die bovendien
veel grooter waren dan ik ze mij ooit had durven voorstellen;
vervolgens de veel zeldzamere, maar hier daarom niet minder
sterke Sarracenia psittacina. vooral merkwaardig om den nog
zonderlinger vorm der bekers; Sarracenia Jiava, met een vijf-
tigtal kannen van p. in. een meter hoogte; voorts: Sart: va-
riolaris
, Sarr. Drummondii, en eindelijk nog eene andere,
zeker niet minder zonderlinge, Bekerplant, ook van Australië
afkomstig, namelijk de lieve Cephalotus follicularis, mede van
buitengemeenen omvang.
Het hoofdbestanddeel dezer belangrijke liefhebbersverzamo-
ling zijn de tropische Orchideën, meerondeelsin de andere kassen
gekweekt. Door hieromtrent in bijzonderheden te treden zou ik
echter het kader van een verslag verre te buiten moeten gaan.
Daarom slechts een paar opmerkingen dienaangaande , welke
voldoende zullen zijn om Uwe Excellentie althans eenig denk-
bceld to geven van do uitgebreidheid dier collectie.
Ik heb op dit oogenblik nevens mij liggen twee Catalogi,
uitsluitend van de Orchideën des hoeren Sc.niLi.En ; de ééne
(1ste uitgave) van 1857, do andore (4de uitgave) van 18G1; eeno
latere is niet verschenen. Beide zijn zeer wetenschappelijk in-
gerigt en bewerkt door den straks genoemden hoogleeraar
H. J. Reichesbach fil. In do laatste worden riet minder
dan 1380 soorten, tot 169 geslachten bohoorende, opgegeven.
Daar nu de meeste door meerdere planten vertegenwoordigd
zijn , is het aantal van deze natuurlijk nog veel aanzienlijker.
-ocr page 89-
87
Ongeveer een half uur verder, ter regterzijde der chaussëe,
liggen de uitgestrekte Flottbecker Baumschulen, van de firma
James Bootii en Söhne. Hoe stellig ik mij ook voorgenomen
had deze kweekerijen te bezoeken, was zulks mij echter voor
heden ten eenemale onmogelijk, aangezien ik nog maar juist
tegen don afgesproken tijd het Flottbecker Park bereiken kon
Ik stelde mij dus voor dit op een volgenden dag to doen, welk
plan tot mijn leedwezen evenwel niet is kunnen verwezenlijkt
worden.
Het zou mij gewis gemakkelijk vallen om, naar aanleiding
van mijne herinneringen en aanteekeningen van vroeger, ook
betreffende deze inrigting ettelijke bijzonderheden mede te deelen.
Ik acht zulks echter vooral daarom minder raadzaam, wijl ik
meen te weten dat er in het laatste tiental jaren nog al eenige
veranderingen hebben plaatsgegrepen.
Ken zeer merkwaardig kunstproduct, op eene bijzonderheid uit
hot plantenrijk, en dat wel van Sumatra, betrekking hebbende,
\'t welk toenmaals daar iu hooge mate mijne belangstelling
wekte, meen ik echter, vooral daar het er ongetwijfeld nog wel
aanwezig zal zijn , hier niet onopgemerkt te moeten voorbijgaan.
In een der salons namelijk van de zeer* smaakvolle woning
des heeren Booth, toonde deze mij indertijd eene glazen kast,
de hoogte en vorm hebbende eener vierkante tafel, in welke
hij eene kolossale bloem bewaarde van llaf/lesia Arnoldli, de
grootste bloem welke men tot hiertoe kent, en die zich para-
sitisch ontwikkelt op de stengels eoner Cissus-soort, welke laatste
bij benadering eenige overeenkomst heeft met den hier genoeg be-
kenden wilden Wingerd. De zonderlinge bloem der Itaf/lesia,
die tevens de geheele plant vertegenwoordigt, ongeveer 3 meter
omvang verkrijgt, en, gelijk men beweert, circa 5 kilo zwaar
wordt, was zeer natuurgeti\'ouw — althans voor zooverre ik
dit naar mij bekende afbeeldingen ervan kon beoordeelen —
van was geboetseerd en beschilderd, en in hare natuurlijke ont-
wikkoling op een insgelijks geïmiteerden Cissus-stengel bevestigd.
Dit voorwerp, in Engeland vervaardigd, moge een unicum
zijn of niet, \'t behoort gewis onder de groote zeldzaamheden,
en is wel waard het te leeren kennen. Vergis ik mij niet.zeer,
dan is zelfs het bestaan ervan verre van algemeen bekend.
-ocr page 90-
8S
lloeds voor ettelijke jaren zijn de Leeren TeysMann en
Binnendijk, destijds hortulanus on assistent-hortulanus van
1s lands plantentuin te Buitenzorg, er, na do ontdekking op
Java van do nog veel prachtiger liafflesia lïochussenü, in ge-
slaagd, om dit gewas, hetwelk, zooals do meeste woekerplanten,
eigenaardige zwarigheden voor de overbrenging naar elders mo-
debragt, ook aan te kweekon en mogten zij er dus ook in slagen
om een der grootste wonderen van het plantenrijk, indenplan-
tentuin te Buitenzorg in te voeren; terwijl zij zich te gelijkertijd
verdienstelijk maakten jegens de wetenschap, door aan den
hoogleeraar W. H. de Vuiese alles te verstrekken wat dienen
kon, om eene wetenschappelijke beschrijving er van, opgeluis-
terd door fraaije platen , mogelijk te maken.
Do laatste uitgave van den catalogus der in \'s lands plantcn-
tuin te Buitenzorg gekweekte planten (18G6), van deheeren
Teysmann en Bixnendijk , bevat de namen van een drietal
soorten van dit merkwaardige plantengeslacht, aldaar levend
voorhanden.
Pogingen door hen aangewend om de lïaf/lesia\'s levend ook
naar Europa, en inzonderheid naar Nederland, over te voeren,
mogten, ondanks do vele moeiten herhaaldelijk daartoe aango-
wend, tot hiertoe met geen gtinstigen uitslag bekroond worden.
Aan het eind der Flottbechar Baumschulen, ter linker zijde,
do chaussee voor een breeden zyweg verlatende, heeft men
weldra den ingang van het YMtbecker Park bereikt.
De roods sedert eeuige jaren overleden Senator Jenisch had
zeer veel liefde voor planten, en inzonderheid voor Orchideën,
die hij mot vlijt en tevens met niet geringe opoffering verza-
inelde, zoodat zijno collectie reeds sedert jaren als eene der bosto
van geheel Duitschland bekend stond. De zeer net uitgevoerde
catalogus or van, in 1855 uitgegeven, bevat 1026 soorten,
tot 144 geslachten behoorende.
Bij uiterstowilsbesehikking was door hem bepaald, dat alles
wat daarmcdo in verband staat in denzelfden toestand moest
blijven en onderhouden worden, waarin hot zich tijdons zijn
«verlijden bevondl; on hieraan wordt door zijne weduwe, niet
.•
-ocr page 91-
89
behulp van don obergiirtner F. B. Kramer en diens kundigen
«oon, met do grootste naauwgezetheid voldaan, zoodat men
nog steeds, al wordt er dan ook aan de uitbreiding dezer ver-
zameling niet voel meer ton koste gelegd, met dezelfde vol-
doening in de kassen verwijlt.
Behalve tal van Orchideën, meerendoels door sterke planten
vertegenwoordigd, treft men hier een aantal goede, en veelal
uitnemend gekweekte planton aan.
Inzonderheid werd mijne verwondering gaande gemaakt door
een aantal planten eener nog betrekkelijk vrij zeldzame Orchidee
van Kaapschen oorsprong, Disa grandiflora, en die over \'t
algemeen nog maar schaars bloeijend gezien is. De heer Kramer
vertoonde ze mij mot stengels van meer dan een meter hoogte,
elk met vier, vijf\', tot acht der prachtigste bloemen prijkende.
Ik voeg hier nog de opmerking bij dat deze bekwame kweeker
een der eersten was, wien \'t gelukken mogt, om , door kunst-
matige bevruchting, de Vanïelje [Vanilla planifolia) indeplan-
tenk assen rijpe vruchten te doen voortbrengen. Op de interna-
tionale tuinbouw-tentoonstelling, in April 18G5 te Amsterdam
gehouden, waren vruchten daarvan door hem ingezonden,
die niet alleen door grootte, maar door geur tevens, uit-
muntten. Ook thans zag men ze weder op de Hambnrgsche
expositie, waar ze echter aan mijne opmerkzaamheid ont-
snapt zijn.
Wilde men een eenigzins volledig verslag geven omtrent den
Botanischer Gorten te Berlijn, dan zou men er gewis dagen
achtereen onafgebroken in moeten doorbrengen. Ik was er
gedurende een geheelen voormiddag, en had toen tot mijn
leedwezen niet het geluk den inspector, den lieer C. Bouchè
aldaar te vindon; ook prof. A. Braun, de directeur, was er
niet, terwijl bovendien prof. K Koen, met wien ik reeds se-
dert jaren in vriendschappelijke briefwisseling ben, voor zijne
gezondheid op reis was. Wat ik dus van dezon tuin hier mede-
deelen zal, zijn algemeene indrukken, en dio zijn, misschien
tegen het gevoelen van enkele Nederlanders , dio er ook wol
eens geweest zijn, over het geheel niet zcor bovrodigend.
-ocr page 92-
90
Do Berlijnsclie hortus is rijk, verbazend rijk aan plantenI
dit is eene waarheid, die door niemand ontkend of in twijfel
getrokken wordt. Het is eene wetenschappelijke inrfgting in
den volsten zin des woords, en die dan ook in het afgetrokkene
als zoodanig zeer groote waarde bezit. Zoo lang men nu aan
eene inrigting van dien aard geene andere eischen stellen kan
of\' moet, is die van Berlijn als een model-hortus te beschouwen.
Een planten tuin van dien omvang echter, en die bovendien
met zulke ruime middelen van allerlei aard is toegerust, moet
nog iets anders leveren dan materieel voor de kruidkundige
wetenschap, al staat dit ook steeds bovenaan. Hij moet tevens
oefenschool zijn voor het algemeen, voor het volk, al denkt
men daarbij dan ook inzonderheid aan het min of meer intel-
lectueel ontwikkelde gedeelte des volks. Men moet zich, \'t zij
men kennis van planten hebbe of niet, erheen getrokken ge-
trokken gevoelen, door de schoonheden van \'t plantenrijk,
die er zorgvuldig gekweekt en op de gunstigst, tevens leer-
zaamst mogelijkste wijze gegroepeerd of geplaatst behooren te
zijn. Door te bewonderen leert men onbewust dan tevens
zien en opmerken; de lust voor natuurbeschouwing, weldra
ook voor algemeen natuuronderzoek, wordt gewekt en geprik-
keld , en — wat zeker niet het ligste weegt — aan het schoon-
heidsgevoel wordt dagelijks meer voedsel gegeven.
Op deze wijze kunnen , ja moeten die tuinen uiistekende mid-
delen zijn voor algemeen ondorrigt en beschaving te gader;
en, was dit ten alle tijde waar, hoeveel te meer dan tegen-
woordig, nu zich hoe langer zoo meer en allerwege bij het
volk eene neiging tot het verkrijgen van natuurkundige kennis
en inzondorheid van die van het plantenrijk openbaart.
Zal hij echter aan die zeker nog al hooge eischen kunnen
voldoen , dan dient ook, immers zooveel dit in eene wetenschap-
pelijke inrigting mogelijk is, gelet te worden op die der aes-
thetiek, en mag in geen geval iets verzuimd worden wat orde
en zindelijkheid dringend gebieden.
Zeker, ik ben zoo goed, ja welligt beter dan iemand anders
overtuigd, dat zulks in eene groote inrigting niet altijd even
goed mogelijk is, maar ik meen toch regt te hebben tot de
opmerking, inzondcrhoid mst het oog op do aanzienlijke arbeids»
-ocr page 93-
91
krachten aldaar, dat hierop in dan liotanischer Garten tu llcrliju
veel te weinig gelet wordt.
Eeno vroeger ook hier te lande heerschende, maar in den
laatsten tijd vrij algemeen afgeschafte gewoonte, die zeker zeer
ten nadeele van tuin en planten strekt, schijnt hier nog op vrij
groote schaal gevierd te worden, en was ook oorzaak dat de
heer Boucutó tijdens mijn bezoek afwezig was. Ik bedoel die,
om de planten van den Hortus te bezigen tot versiering van
zalen of kamers, by partijen als anderzins.
Zoo iets in strijd is met de beginselen, die vóór alles de
leiders dezer instellingen bezielen moeten, dan is het dit, en
juist daarom moest mij dit misbruik, in den streng weten-
schappelijken tuin van Berlijn, te meer verwondering haren. Be-
halve toch dat de belangen der bloemisten daardoor niet zelden
aanzienlijk benadeeld worden, is er niets uit te denken dat
schadelijker is voor do planten, on meer ontsierend voor den
tuin en de kassen. De vele opene plekken, die hier bij herha-
ling in het oog vielen, duidden genoegzaam aan, dat een aantal
planten — en \'t zijn gowoonlijk de schoonste ! — hare frissche
plaatsen hadden moeten ruilen voor de duffe kamerlucht, van
waar ze, na misschien getuigen te zijn geweest van een bal
of concert, met stof overdekt en half verdroogd terug gebragt
zullen worden. —
Het allereerste wat mijne opmerkzaamheid aangenaam trof,
was eene verzameling Cacteën, uit zulke fraaije planten bestaan-
de, zóó groot en zóó breed, zóó oud en toch nog zóó gezond,
dat het een lust was ze te zion. Inzonderheid Mamillarias
en Echinocacti munten daarbij uit; ook de geslachten Cereus
en Opuntia waren rijk en door schoone planten vertegen-
woordigd. Hier moet ik tot mijn leedwezen erkennen dat \\vy,
wat deze zoo karakteristieke planten betreft, in den laatsten
tyd wel wat achteruit zijn gegaan, wat echter zondor twyfel
voor een groot deel veelal aan plaatsgebrek is toe te schrijven.
Hoogst merkwaardig, hoewel alles behalve fraai, is een zeer
oud nKalthaus", oud reeds toen ik het vóór dertien jaren
zag, en waarin thans nog grootendeels dezelfde planten
stonden, die er sedert dien tijd zeker niet schooner, maar,
in mijne schatting althans, veel merkwaardiger op geworden
-ocr page 94-
92
zijn. Het zijn namelijk eeltige boomen van Nieuw-Holland*
schen oorsprong, die daar, nog jong zijnde, in den open grond
geplant, zich ongemeen sterk ontwikkeld hebben, \'s Zomers
worden de ramen er afgenomen, en staan die planten dus in
de open lucht, terwijl men gedurende den winter de kas sluit.
Toch ontwikkelden ze zich niet fraai, vooreerst wijl ze\'s winters
te veel gedrukt zijn van boven , en tevens omdat ze digt bijeen
staan. Men doet echter mijns inziens wijs met ze te bewaren,
omdat de stammen zóó dik zijn , als men ze welligt nergons
Jinders in Europa zal kunnen zien. Inzonderheid opmcrkens-
waardig zijn eon tweetal Metrosideros-stammen , waarvan de bast
in lange , breede , witachtigo strooken loslaat; zoo ook een Euca-
li/ptus
, wiens stam volmaakt op dien van een Plataan gelijkt, enz.
De in het jaar 1858 nieuw gebouwde Palmenkas is de
grootste in Duitschland, en, al verliest ze het ook in dit
opzigt verre tegen die in den tuin te Kew, bij Londen , on-
getwijfeld eene der grootste in Europa. In sierlijkheid van
bouwstijl staat deze kas bij die van Kew verre achter, wat
echter niet belet dat het gebouw een grootschen indruk maakt,
on er, ook uit eon architectonisch oogpunt beschouwd, alles
behalve onbehagelijk uitziet.
Naar de aanwijzingen van den heer Bouché door den ar-
chitect HaivrER ontworpen, werd met den bouw ervan in de
maand October 1857 aangevangen , en was de kas reeds in
de herfst van het volgende jaar voltooid.
Het geheel bestaat uit een, hoewel slechts weinig, vooruit-
springend middengedeelte, \'t welk 51 voet lang, 58 voet diep
en 54 voet hoog is, on twee vleugels, mede elk 54 voet lang,
doch 51 voet diep en 32 voet hoog. De lengte van het ge-
heele gebouw bedraagt alzoo 162 voet(\'). Het bestaat geheel
uit ijzer en glas en is niet rond , maar heeft regtopstaande
v<5ór- en zijgevels, terwijl zich aan do wostzijde, ter breedte
van het middengedoelte, eene gemetselde uitbouwing bevindt,
van 21 voet diepte, waarin eene dubbelo deur, die tegelijk
tot hoofdingang diont, en toegang geelt tot eene breede trap
(1) Ik meende deze npgnven te moeten wedergeven, pelijk ik ze nntvinjr.
-ocr page 95-
93
die tot de gallorijón voort. In dit goduelto zijn tevons kamera
voor wetenschappelijke werkzaamheden en eenigo apartementen
voor Gehilfe aangebragt. Twee gallerijën boven elkaar in de kas
geven gelegenheid om de Palmen en andere hooge planten ook
van boven te zien, wat in vele govallon van wezenlijk belang is
niet alleen, maar waardoor men ook een veel beter denkbeeld
verkrijgt van de krachtige, de grootsche ontwikkeling dezer
Vorsten uit het plantenrijk.
Men behoeft zich niet lang in dit ruime gebouw te bevin-
den om tot de overtuiging te komen dat het, wat den bouw
betreft, ongetwijfeld hoogst doelmatig is ingerigt; en gewis
mag het dan ook een der grootste sieraden genoemd wor-
den, waarop de Duitsche tuinbouw zich beroemen kan.
Het gemetselde gedeelte, hetwelk, hoewel zich daarin de in-
gang bevindt, toch eigonlijk als de achtergevel moet be-
schouwd worden , doet aan het gebouw geenerlei nadeel, en
scheen mij toe zeer nuttig en doelmatig te zijn, ook omdat
het gelegenheid aanbood voor een ruim purtaai, met een breede
trap van een tiental treden, waarop weder een dubbele deur
• volgt, die eigenlijk eerst toegang geeft in de kas.
Zulk een gebouw — Uwe Excellentie sta my toe het hier
nog eens te herhalen — is in een botanischen tuin van eenigo
uitgestrektheid, en bijgevolg ook in den Plantentuin der Leid-
sche Hoogeschool, eeno eerste en dringende behoefte. Zonder
eene Palmenkas kan een Hortus onmogelijk zijn naam en rang
onder de voornaamste van Europa handhaven , en toch....
die van Leiden is een der eerste geweest welke tot stand
kwamen niet alleen , maar stond lang aan de spits , en, is
hij ook later door sommige in grootere landen overvleugeld,
nog altijd heeft hij, hiervan mogt ik ook op mijne reizegedu-
rig de aangename overtuiging erlangen , een zeer goeden naam.
Welk een schat van planten, inzonderheid tot deze pracht-
volle familie behoorende, is hier, uit gebrek aan eene zooda-
nige kas, niet van tijd tot tijd verloren gegaan! Van hoevele
heeft men zich niet moeten ontdoen, alleen omdat zo te groot
werden voor onze kassen, die, hoo doelmatig ze overigens
meest alle ook zijn, niets beteekenen , als déze majestueuse
planten zich in al hare schoonheid gaan ontwikkelen. Vaak
-ocr page 96-
94
moest men den lijl zetten in een gewas, dat nü eerst zou bc
ginnen zijn waar, zijn grootsch karakter te toonen, en alzoo
moedwillig vernietigen wat zelfs voor veel, voor zeer veel
geld niet terug te krijgen, ja somtijds zelfs als zoodanig eenïg
te achten was!
De som zou onmogelijk te bepalen, maar zeker ongeloofelijk
groot zijn , die men verkrijgen zou, wanneer men de waarden
van al deze kostbare voorwerpen kon optellen. Uit een louter
materieel oogpunt dus is dit feit zeer te betreuren, en dan
nog..... zonde moet het genoemd worden, zonde tegen eene
zoo belangrijke wetenschap als de kruidkunde, die reeds —
men ziet het te vaak voorbij, wijl het niet in \'t oog springt —
zooveel bijdroeg tot verlichting en beschaving, tot veraange-
naming des levens, ja, tot onderhoud van het maatschappelijk
en industrieel bestaan; immers de middelen zijn bij honderd-
tallen op te sommen , die zij den handel en der industrie aan-
wees en die thans aan millioenen werk en voedsel verschaf-
fen;,... zonde is het tegen het schoonheidsgevoel, \'t welk
alléén ons ervan moest terughouden , om datgene meêdoogen-
loos te vernielen, wat de natuur schoonst en prachtigst voort-
brengt, en waaraan men \'t allerminst een volk zou willen
schuldig achten, om zijn rijkdom elders benijd, dat uit het
plantenrijk, middellijk door zijn uitgebreiden handel, die rijk-
dommen ontleende en nog steeds ontleent, een volk dat zich
niet zonder regt daarop verheft, dat het prijs stelt op weten-
schap, verlichting, opvoeding en beschaving.
Onbillijk evenwel zou \'t zijn de schuld hiervan te willen wer-
peu op vroegere Regeringen; vermoedelijk toch moet die veel
lager gezocht worden, en ligt zij welligt hoofdzakelijk daarin,
dat men er vroeger, mogelijk om goede reden, tegen opzag
om in tijds voorstellen te doen om hierin te voorzien, of er
niet met genoegzamen klem op aangedrongen heeft.
Maar juist daarom te meer acht ik het mij thans een duren
pligt om bij deze gelegenheid Uwe Excellentie eerbiedig op
deze, misschien niet bij haar bekende leemte te wyzen, in
afwachting dat, te zijner tijde , door bevoegdere autoriteiten zoo
ik hoop dienaangaande meer gemotiveerde voorstellen mogen wor-
den gedaan. Ik vind daartoe nog te gereeder aanleiding in een
-ocr page 97-
95
voorwerp dor zooeven bedoelde mishandeling, waaraan ik tot
mijn leedwezen door de omstandigheden gedwongen ben mij thans
op nieuw schuldig te maken, \'t welk ik eiken dag voor oogen heb.
Eenegroote Livistona chinensis, dezelfde soort die in de Palraenkas
te Herrenhausen elks bewondering wekt, reeds vóór een vijftal
jaren te groot voor onze grootste warmekas, moet nu \'s zomers in
de open lucht verblijven, om, gedurende den winter, in eene
donkere oranjerie geplaatst te worden. Die prachtige tropische
plant is er sedert dien tijd natuurlijk niet op vooruitgegaan.
Misschien zal zij nog eenigo jaren onder deze hoogst stiefmoe-
derlijke behandeling blijven leven, maar hoe ? Mogelijk zoo als
de zoo honderden malen door vreemde deskundigen hier bewon-
derde Chamcerops exceha, de eerste van deze soort in Europa
ingevoerde plant, vóór een twaalftal jaren, met eene te Kew,
de schoonste die ergens te vinden was, en die, eveneens ten
gevolge van zoodanige behandeling, na een jaar of wat stierf.
Eene Livistona australis, een imposant exemplaar, thans nog
het sieraad van onzen Hortus, wacht onvermijdelijk binnen
weinige jaren hetzelfde lot; en nog maar kort is \'t geleden dat
men eene onbeschrijfelijk schoone plant van Strelitzia augusta
meedogenloos in stukken houwen moest, wijl de plant de glas-
ruiton anders verbrijzelen zou, gelijk dat jaarlijks ook met onze
Bananen het geval is.
Zoo gaat het geregeld voort en zoo ging het reeds jaren ach-
tereen. Moge eene gunstige beschikking der Regering aan de«
zen abnormalen toestand weldra een einde maken! —
Ik heb tot mijn leedwezen* thans, in den Berlijnschen Bota-
nischer Gorten
zynde, de kas voor" tropische waterplanten niet
gezien, die mij, bij mijn vroeger bezoek, zooveel voldoening
schonk. Het is mij ontgaan er naar-te vragen, wat ik zelf
te minder begrijpen kan, wijl deze kassen mij juist thans
bijzonder belang inboezemden, maar misschien daaraan lag,
dat ik dien dag, vermoedelijk door overspanning gedurende
de laatst voorgaande dagen , zeer veel last van congestie had.
De Gehilfe, die m\\j vergezelde, en die blijkbaar zyn latijnver-
loren had, schijnt vergeten te hebben mij erheen te voeren.
De Inspector Bo.uché heeft zich vóór oenige jaren zeer ver-
dienstelijk gemaakt door het aankwecken, meestal door mid-
-ocr page 98-
.
96
del van kunstmatige bevruchting, van een aantal soorten git
verscheidenheden van het geslacht Nymphwa, waartoe o. a.
ook de bekende Egyptische Lotus behoort, en verschafte alzoo
aan den Hoogleeraar Al. Braun het materiaal voor eene uit-
voerige diagnostiek der soorten en variëteiten van dit fraaije
geslacht van waterplanten.
Hieruit blijkt tevens hoe onjuist men oordeelt, wanneer men
meent dat zulk eeno kas uitsluitend voor do Victoria regia die-
non zou, al neemt die plant daarin ook de grootste ruimte in,
en al wordt de kas er gewoonlijk naar genoemd. Het getal der
tropische waterplanten, die alleen daarin met goed gevolg ge-
kweekt kunnen worden, is vrij aanzienlek, en daarbij zijn er
vele die, zoowel voor het onderwijs als voor de completeering
eener wetenschappelijke verzameling, onmisbaar te achten zijn.
Ook hieraan bestaat in den Leidschen Hortus reeds sedert
lang dringende behoefte. Uwo Excellentie, hiervan blijkbaar
overtuigd, heeft dan ook, gelijk ik vernemen mogt, niet ge-
aarzeld, de daartoe benoodigde middelen in de Staatsbogroo-
ting voor 1870 op te nemen, zoodat er allo hoop bestaat dat
hierin spoedig zal worden voorzien. Daarmede gaan wij ge-
wis alweder eeno groote schrede vooruit; en ieder dio \'t wèl
meent met onze Hoogeschool en met hare inrigtingen, zal Uwe
Excellentie voor dien maatregel gewis erkentelijk zijn.
Behalve vele andere plantenfamilieën, is ook die der Aga-
veën zeer goed in den Berlijnschen Hortus vertegenwoordigd,
ja wordt deze welligt alleen door enkele lief hebbers-collectie\'»
of van voorname kweekers, dio van de verzameling dezer
kostbare planten hunne specialeit maakten, overtroffen. Van
sommige Cryptogamische plantengroepen wordt daar mede zeer
veel werk gemaakt; inzondorheid van Filices en Lycopodia-
eeën , benevens van de uit een botanisch oogpunt zeer belang-
rijke Marsiliaceën en Isoëteën.
Wanneer ik nu het omtrent deze inrigting medegedeelde
zamenvat, dan komt het kortelijk hierop neder, dat de Ber-
lijnsche Botanischer Oarten zonder eenigen twyfel een der be-
langrijkste van geheel Europa is, en dat, naar mijn beschei-
den oordeel, kon men slechts breken met eenige oude en
verouderde gewoonten , en wildo mon zich wat meer reken-
-ocr page 99-
lJ7
schap goten van do eischen der acsthetiek en die welke orde
en notheid aan elke openbare inrigtiog stollen, hy al zeer
spoedig in meor dan één opzigt zelfs met dien van Kew zon
kunnen vergeleken worden.
Van de partikuliere collectië\'n to Berlijn bezocht ik er slechts
ééne, en wel die van den eigenaar der alom bekende locomo-
tievenfabriek te Moabith, de heer Borsig. Bij ervaring toch
wist ik geene betero keuze to kunnen doen, eensdeels wijl ik
met den heer Gaerdt, Obergürtner aldaar, reeds sinds lang
persoonlijk bekend ben, en voornamelijk omdat deze verza-
meling eene der uitgelezendste van Duitschland, van \'t vaste
land, ja misschien van geheel Europa is.
Het is inderdaad hoogst opmerkelijk, dat een der eerste
vereischten, zal eene plantenverzameling een goeden indruk
maken, netheid en zindelijkheid, waarvan in de botanischo
tuinen van Duitschland, voor zoover ik ze leerde kennen,
over het algemeen zoo spaarzaam notitie genomen wordt,
daarentegen in die der liefhebbers tot een uiterste wordt ge-
dreven, \'t welk den bezoeker, inzonderheid den Nederlander,
prat op zijne nationale zindelijkheid, schier wanhopig maakt.
Ik heb voorbedachtelijk, straks van de collectio des heeren
Schiller , te Hamburg, sprekende, de aanteekeningen van
verschillenden aard, door mij daar gemaakt, zoo getrouw
mogelijk gevolgd, om niet onbillijk te zijn in mijn oordeel,
wanneer ik dat uitsprak na mijn bezoek te Moabith.
Zelfs de strengste criticus, onverschillig of hij is kruid- of
tuinbouwkundige, of dat hij alleen een oordeel kan uitspre-
ken over de schoonheid van \'t geheel of die der détails,
zal hier te vergeefs naar aanleiding zoeken tot het maken
van billijke aanmerkingen.
De heer Gaerdt , een even beminnelijk als door en door kun-
dig man, bragt mij allereerst in eene zeer lange kas van be-
trekkelijk geringe hoogte, eigenlijk eene serie van warme kassen
vormende, die slechts door glazen tusschenschotten gescheiden
zjjn. \'t Zou ten eenenmale onmogelijk zijn te zeggen hoe prach-
tig, hoe weelderig alles zich hier voordoet; welk een frisch en
7
-ocr page 100-
y8
krachtig uiterlijk al de planton hebben. In rijkdom , tevens
in orde en zindelijkheid komt alles met dat bij den beer
Schiller overeen, maar \'t is hier grootscher en op veel bree-
der schaal ingerigt.
Prachtige Marantaceën trof ik hier aan , in kolossale plan-
ten; de zoo zonderling bloeijende Tacca pinnatiflda (het Tahi-
tisch Arrow-root) stond hier in bloei, met b!oem- en blad-
steelen van 1,50 meter hoogte. De hoogst eigenaardige bloei-
wijze dezer plant, die ik nog nooit bloeijendo zag, heeft veel
overeenkomst met die van Ataccia cristata, van welke laatste
men slechts bij uitzondering op enkele plaatsen ééne werkelijk
gezonde plant ontmoet, terwijl ik hier daarvan verscheidene
potten zag staan., elk met 6 a 8 forsche planten. Phalcenopsis
Schilleriana
stond daar met 4 bladeren, elk lang 0.45 en
breed 0.12 meter! Phalcenopsis amabilis, met 6 bladeren, ge-
middeld 0.35 meter lang en 0.10 meter breed! Plialcenopsis
grandiflora
genoegzaam even sterk.
Hij, die met deze Orchideën bekend is, zal, deze zeker zeer
buitengewone ontwikkeling tot maatstaf nemende, alligt tot
een begrip kunnen komen, hoe het overige moet zijn. Open-
hartig moot ik dan ook erkennen dat, hoe goed deze soorten
mij , ook door eigen behandeling bekend zijn, ik toch een
oogenblik aarzelde alvoiens ze daarvoor te herkennen. Voorts
voert eene collectie Vandas zoowel door hare uitgebreidheid,
als door don onberispelijken toestand waarin zich die planten
bevinden, de verbazing zoo mogelijk nog hooger op; terwijl
eene uiterst keurige verzameling Selaginellas aan dat alles,
eene allerliefste, afwisseling goeft.
Ik heb de Victoria regia, de Koninklijke waterlelie, in En-
gcland, in België, in ons land te Amsterdam, en ook thans
weder herhaaldelijk in Duitschland, in de verschillende sta-
diön harer ontwikkeling gezien. Nooit echter zag ik deze
plant met zooveel luister hare schoonheid ten toon spreiden
als thans in het » Victoriënhaus" van Borsig. Tien goed ont-
wikkelde, volmaakt gave bladeren, elk ruim 2 meter in door-
snede, spreidden hunne zuiver rondo, groene vlakte op het
water uit. Togen don tijd waarop de plant aanving te bloei-
jen, hadden de bladeren, gelyk de hoer Gaerdt mij raede-
-ocr page 101-
9!)
tleeldo, eon middellijn van 7 voet on G duim. De cersto bloem
opende zich in dit jaar op den 21sten Julij; do vijftiende was
thans geheel geopend ! —
In eone groote koudo kas vindt men een drietal Arcmcarids.
Deze planten staan daar reeds sinds een aantal jaren in den
vrijen grond. Aanvankelijk werd er tegen den winter eene
houten hulpkas omheen geplaatst, die dan in \'t voorjaar weg-
genomen werd; later heeft men die echter door een blijvend
ijzeren gebouw van aanzienlijke hoogte doen vervangen.
En de Palmenkas. — Deze is op verre na zoo groot niet
als die in den Botanischer Garten , verliest het zelfs in dit op-
zigt tegen die van den Berggarten te Herrenhausen; maar ze
is toch ook ruim gebouwd en inwendig uiterst smaakvol inge-
rigt. Onderscheidene Palmen trokken hier alweder mijne op-
merkzaaraheid , zooal niet door hunne zeldzame hoogte, dan
toch door hun forschen groei en gezond uiterlijk. Zoo bijv.
Sabal umbraculifera, Arenga saccharifera. Scaforthia elegans,
Wallkhia argentea
, Trithrinax aculeata, enz.; maar wat aan
alles de kroon opzette, was, nevens eon zeer schoon exem-
plaar van Cibotium princeps, eene zoer groote plant van de nog
altijd zeldzame Phaenicophorium sechellarum; dezelfde plant,
die reeds sedert jaren het sieraad is van den Borsigschen Gar-
ten
, en die, ter eere van dezen, vooral uit een industrieel oog-
punt, maar ook om wat hij ter bevordering van den tuinbouw
deed, verdienstelijken man, aanvankelijk door Prof. Koen
Astrocaryum Borsigianum werd genoemd; tot later Herm.
Wendland , in \'t bezit van zaden gekomen, on dus betere ge-
gevens hebbende om de plant te beschrijven, haar van het
oudere geslacht Astrocaryum afscheidde, en als type be-
schouwde en ook beschreef van een nieuw genus, waaraan
hij den langen en ook etymologisch zeer vreemd klinkenden
naam Phaenicophorium gaf. — Dit echter slechts in het voor-
bijgnan; de plant is trouwens zóó schoon en ze heeft zulk een
edel voorkomen dat ze wel eene korte, eenigzins van den
gewonen vorm afwijkende opmerking waard is.
Doorwandelt men den tuin, die wel is waar niet buiten-
gewoon groot, maar toch uitgestrekt en fraai genoeg ig, om
er, zelfs zoonis ik, onder \'t genot van regen en wind, veel vol -
-ocr page 102-
100
doening van to liebbon , dan duurt hot niot lang of mon komt
in do nabijheid van oen niet zeer breeden, zich kronkelende
vijver , waar een vreomd verschijnsel zelfs den geheel onkundigen
treft, en \'t welk , zoo ik mij niet bedrieg, daar eenig in zijne soort
is, hoewel het zeer ligt kan nagevolgd worden , overal waar
plaatselijke toestanden dezelfde zijn.
Ik sprak straks van de door den Berlijnschen Inspector
BouciiÉ gewonnen en aangekweekte Nymphaas van Kgyp-
tischen en Indischon oorsprong, en bij ons te lande door de
sierlijke witte en geele Nymphen vertegenwoordigd. Deze
zeer fraaije sooTten en verscheidenheden kunnen alleen in eene
warme kas met goed gevolg gekweekt worden; maar —
wat men zien moet om hot te kunnen gelooven, en inzon-
derheid om zich een denkbeeld te kunnen vormen van het
verrassend effect, daardoor te weeg gebragt — onderscheidene
dezer soorten, met witte, roode en blaauwe bloemen, in ver-
schillende nuancen, komen in dezen vijver in de open lucht
voort, met en benevens een groot aantal planten van de In-
dische Lotus [Nelumbium speciosum), die met honderden groote ,
schotelvormige groene bladeren en met niet veel minder half
on heel ontloken bloemen , zich circa een meter boven het wa-
ter verheffen , op welks oppervlakte de Nymphen met hare don-
kergroeno bladeren en hare bloemen van verschillende kleuren
drijven. Zeker een zeldzaam en onder gewone omstandighe-
den — de Lotusbloemen hadden thans in de laatste dagen
door wind en regen geloden — als betooverend schouwspel.
Het raadsel wordt echter spoedig opgelost, wanneer men ziet
dat er, in den vorm eener kabbelende beek, onophoudelijk
laauw water uit de nabijgelegene fabriek in den vijver stroomt.
Dit water, ofschoon op het gevoel naauwelijks warm, heeft
echter, door den aanhoudenden toevoer er van, nog zulk een
verwarmende uitwerking ook op de lucht onmiddellijk boven
den vijver, dat, ook wanneer het reeds vriezend weder is,
zelfs de zeer teedere Nymphe-bloemen nog gedurende ver-
scheidene dagen ongedeerd blijven.
De kassen, zoowel als de tuin, zijn op bepaalde dagen der
week voor het publiek geopend. Mogten deze bladzijde welligt
ook gelezen worden door dezen of genen die vreemdeling is
-ocr page 103-
101
in het plantonrijk en te gelegener tijd in Berlijn vertoeft, zoo
zij hem bescheidenlijk een bezoek aan deze keurige iniigting
ten zeerste aangeraden.
Te Dresden, de stad waar steeds zoo mildelijk aan de
kunst geofferd werd, dat hare kunstschatten wereldberoemd
geworden zijn , hoopte ik ook eenen Hortus — al is dit eene
wetenschappelijke en geene kunst "instelling — te vinden, al-
thans eenigermate beantwoordende aan den roem dier stad.
Niet woinig echter werd ik in mijne verwachting teleur-
gestold, toen ik , het fraaije Brühlsche terras langs gewan-
deld hebbende, aan bet einde daarvan, ter regterzijde, den
ingang van den Dotanischer Garten vond.
Deze Universiteitstuin vormt een langwerpig vierkant en
wordt door een publieken weg, die er dwars doorloopt, in
tweeën gedeeld. Hij bestaat genoegzaam geheel uit vierkante
akkers , die weder in kleinere bedden gesplitst zijn , en waarop
de overblijvende en éénjarige koudegrondsplanten, naar do
systematische rangschikking van Reiche.nba.ch , zijn verdeeld,
hoewel dit systeem hier niet streng gevolgd wordt. Men ziet
er letterlijk geen enkelen fraaijen boom , of beter — en zeker
zonderling genoeg — er bevinden zich genoegzaam geen boo-
men in dezen tuin! De kassen zien er, met uitzondering van
éêne enkele, zoowel uit- als inwendig alles behalve voordeelig
uit. Die eene was eene warme kas, welke vele goede eo
goed verzorgde planten bevatte.
Ook hier kweekt men de Victoria regia, die zich vrij goed
had ontwikkeld, in eene alles behalve sierlijke, rondo kas,
niet een veel te klein bassin, waaromheen een pad of paadje,
zóó smal, dat een heer er maar juist door kon gaan. Hoe
dus in dit geval de Dresdener dames \'t hier maken is mij een
raadsel. Da Victoria zag er met dat al vrij goed uit en had
zeven, hoewel niet zeer groote bladeren; de tiende bloem
stond in knop.
Niettegenstaande het publiek , als het daartoe lust raojt ge-
voelen , vrij in den Hortus mag rondwandelen, staat het maar
niot iedereen vrij oen blik te werpen in hot boudoir dezer
-ocr page 104-
102
edele spruit van Flora. Blijkens een hier en daar aangeplakt,
met groote letters gedrukt, biljet, wordt de Koninklijke plant
daar tegen den toegangsprijs van 1 Ngr. (6 cents) aan de nieuws-
gierigen vertoond !
Ik bragt er eenigen tijd door met den Inspector, de heer
G. Posenarsky , dien ik, gelijk ook die van de Horti te Leipzig,
Hallo en Göttingen, welke ik de volgende dagen bezocht,voor
het eorst leerde kennen; de Directeur, Prof. II. G. L. Rei-
ciiènbach , was er op dat oogenblik niet; inderdaad bo-
ven mijne verwachting trof ik hier, onder de reeds vóór vele
jaren gekweekte, zoogenoemde oudere planten, nog al wat
aan dat mijne opmerkzaamheid wekte, zoodat ik werkelijk,
toen ik vertrok, de voldoening had van er, hoe weinig be-
vredigend ook de algemeone indruk mogt zijn, eonige, vooral
in \'t belang van ónzen Hortus, zee» nuttige uren te hebben
doorgebragt.
Een heel andore is de Botanischer Garten te Leipzig, onder
de directie van Prof. Schenk , en de practische leiding van
den heer Th. Bernhardi als Inspector, een man van zestig-
jarigen leeftijd, maar nog vol van ijver en lust, en blakend
van liefde voor zijne planten.
Deze Hortus is vrij uitgestrekt. Onmiddelijk bij den ingang
ontmoet men een grooten — ook naar Bernhardi\'s meening—
veel te grooten vijver, daar hij den geheelen tuin als \'t ware
beheerscht. Het breede hoofdpad regtuit volgende, heeft men
dien vijver aan de linker-, en de kassen, die alle op eéne lijn
geplaatst zijn, aan de regterhand.
Deze, hoewel niet in den laatst en tijd gebouwd, zien er,
vooral inwendig, over \'t algemeen zeer goed uit, terwyl de
planten meest alle van goede zorgen getuigen.
Het is inzonderheid de zeer uitgebreido familie der Varens
die hier talrijke vertegenwoordigers heeft; bovendien heeft déze
verzameling in dien tuin vooral hierom bijzondere waarde, wijl
ze aan twee der voornaamste specialisten in die plantenfamilie,
do Hooglocraron Ku.nze en Mettenios, achtcreonvolgons,
-ocr page 105-
103
vóór don Hofrath Schenk, met tic diroctie van don Hortus
belast, het materiaal voor hanne beschrijvende weikon daar*
over verschafte, zoodat dan ook do daar gekweekte soorton ,
wat de nomenclatuur aangaat, meerendeels als auihontiok to
beschouwen zijn.
Hier trof ik voor het eerst eene eenigzins uitgebreide col-
lectie i) Alponplanten" (\') aan , dio in de botanische tuinen , vooral
om do somtijds eigenaardige bezwaren aan de kuituur ervan
verbonden, meer als zeldzaam- dan als kostbaarheden ge-
waardeerd worden. Die te vinden, des noods slechts door
aanschouwing te weten to komen waar men in \'t bezit is van
eene goede collectie dezer planten, was een voornaam dool
van mijnen togt door dit gedeelte van Duitschland.
Do overblijvende en éénjarige vollegrondsplanten zijn streng
naar het systeem van Endliciier gerangschikt, en staan ook
hier op langwerpig vierkante bedden ; eene wijze van ver-
deelen , waar ik reeds vroeger weinig sympathie voor had,
en die ik thans hoe langer zoo ondoelmatiger vond. Dozo
opmerking, die. ik nergens verzweeg, werd over \'t algemeen
beaamd , maar even [algemeen zag men op tegen de kosten en
moeiten om het to veranderen , wijl hiermede onvermijdelijk
eene geheele wijziging van den aanleg zou moeten gepaard gaan.
De tuin zag er overal goed onderhouden en tevens zindelijk
nit. De hoofdpaden zijn twee, de bijpaden echter slechts ééa.
meter breed ; ze zijn alle regt, met grind bedekt, en met zoo -
genaamde palmranden (Buxus) afgezet, waardoor het geheel
een ouderwetsch voorkomen verkrijgt, zonder dat men er evenwel
een bepaalden stijl in herkennen kan. In het achterste gedeelte
van den tuin treft men een monument aan , een afgebroken
zuil voorstellende, waarop in een schild do bas-relief-beel-
tonis in marmer van den Hofrath C. F. Tri er , gebeiteld is,
die zijn uitgestrekten tuin aan de Universiteit vermaakte, op-
(I) Onder Alpenplanten verstaat men in \'t algemeen die laag groeijende
gewassen , welke op de hooge gebergten , onverschillig welke , tusschen de
uiterste grens der » boomvegetatio" en die van den blijvenden sueeuw aan-
getroffen worden, en in vele opzigten overeenkomen met die welke men on-
der dezelfde conditicn in het hooge Noorden aantreft, welke laatste daar*
om mede in deze rubriek opgenomeu worden,
-ocr page 106-
101
dat de Hortus daarmede zou vergroot worden; ten gevolge
van welke dotatie deze dan ook zijn tegenwoordigen omvang
verkreeg.
De Leipziger Botanischer Garten hoeft met dien van Berlyn
dit gemeen, dat ook hij zeer rijk is aan planten , hoewel dan
ook niet zóó rijk als deze. In alles wordt hier echter veel
meer orde aangetroffen on dat wel, niettegenstaande het per-
soneel er, zelfs in verhouding tot de uitgestrekheid, veel
minder talrijk is. Het overzigt is er-, vooral voor vreemde-
lingen, dientengevolge veel gemakkelijker, en het geheel geeft
natuurlijk oneindig meer voldoening.
Na dien van Leipzig, lag de Botanischer Garten te Hallo
aan de beurt. Deze wordt bestuurd door Prof. A. de Bauv
uls Directeur, en den heer M Paul als Inspector.
Onmiddellijk na het hek binnengetreden te zijn, bevindt
men zich in een uitgestrekte allóe, uit zeer verschillende boom-
soorten bestaande, die, in 1819 geplant, thans alle vrij sterk
ontwikkeld zijn. De tuin , hoewel niet tot de grootste be-
hoorende, heeft toch een vr\'j aanzienlijken omvang, terwyl
men zich hier hoofdzakelijk schijnt toe te leggen op de kwee-
king van overblijvende en éénjarige vollegrondaplanten, die
er dan ook in zeer grooten getale aangetroffen woi\'den, terwijl
voor elke soort oene ruimte van een vierk. meter afgezonderd
is. Gewis een zeer goede maatregel, waarvan het natuurlijke
gevolg is, dat men krachtiger planten verkrijgt, dan zulks
gewoonlijk het geval is, en die dus ook ruimer middelen voor
het demonstratief onderwijs leveren , maar een maatregel te-
vens die ongemeen veel ruimte vereischt.
Ook hier staan ze op langwerpig vierkante bedden en zyn
naar Endliciier\'s systeem gerangschikt.
Warmekasplanten vindt men hier niet veel , maar daaren-
tegen eene aanzienlijke verzameling koudekasplanten , en daar-
onder inzonderheid eene collectie Kaapsche Mesembrijanthemwri\'s ,
die in alle opzigten , zoowel wat tal van soorten , als uitnemonde
verpleging der planten betreft, bewonderenswaardig is.
Vut ik reeds vóór mijn vertrek vermoed had, wcrdgaande-
-ocr page 107-
105
weg volkomen bewaarheid ; namelijk dat er zich in vele Duit-
sche Horti planten zouden bevinden, die bij ons en ook elders
óf tot hiertoe in de tuinen onbekend waren, of daaruit reeds
vóór jaren verdwenen en eindelijk zelfs vergeten zijn. Het
laatste is in vele opzigten met de zoo ovengenoemde planten het
geval, waarvan weleer ook bij ons groöte collectiën alles be-
halve tot de zeldzaamheden behoorden. Tegenwoordig schynt
de tuin te Halle wel de eenige te zyn die zich nog op \'t bezit
eener zoodanige, zeer volledige verzameling beroemen mag.
Zonder aarzelen werd mij de toezegging gedaan van ze mij,
als de tijd daartoe gunstig is, alle of genoegzaam alle toe te
zenden; zoodat ook onze Hortus, door de welwillende tus-
schenkomst van den heer Paul , binnen een niet zeer lang
tijdsverloop, hoogstwaarschijnlijk weder in het bezit zal ko-
men van een aantal dezer, in menig opzigt merkwaardige en
veelal zoo karakteristiek gevormde planten.
De verzameling Alpenplanten, ook hier tot één geheel za-
mengebragt, en uitmuntend verzorgd, is vermoedelijk wel
eene der compleetste van geheel Duitschland.
Die planten, welke gedurende den winter in de koude kassen
verbleven, zgn grootendeels, in een daartoe speciaal ingerigt
gedeelte van den tuin naar de natuurlijke familiën , waartoe
zij behooren, bijeengeplaatst. Ik heb nooit een besten dunk
van deze wijze van plaatsen gehad, en kan er mij , uit een
schoonheidsoogpunt beschouwd, ook nog niet geheel medever-
eenigen. Tóch geloof ik dat in dit geval het nuttigere fcoven
het sierlijkere de voorkeur verdient, en stem ik, vooral na
\'t gene ik hier zag, gaarne toe dat dit arrangement, vooral
voor de praktische studie der systematiek, veel nut heeft.
Ook van den Botanischer Gorten te Halle moet ik onbewim-
peld zeggen dat hij over \'t algemeen geen zeer aangenamon
indruk maakt; hij , die niet met eenige plantenkennis is toe-
gerust, zal er dan ook weinig bevrediging vinden voor zijnen
smaak, hoe veel belangrijks die tuin overigens ook bevat.
Zeer bevreemde het mg inderdaad dit verschijnsel algemeen
in de botanische tuinen in Duitschland op te merken. Bedenkt
men toch hoever juist de Duitschers het gebragt hebben, in
wat z\\j zoo teregt » Landschaftsgartnerei" noemen, en hoezeer
-ocr page 108-
106
hunne aanlagen van een fijnen smaak en een zuiver aestheti-
schen zin getuigen, dan kan het niet anders dan billijke ver-
wondering baren, dat deze schoone kunst in die inrigtingen
ten eenemale geïgnoreerd wordt.
\'t Is als vreesde men de wetenschap te ontheiligen , mis-
schien wel haar den doodsteek te geven, door zelfs maar een
duimbreed af te wijken van den ouden, traditionelen gang!
De tuin van Halle ligt zeer hoog, en daarbij op een stee-
nigen ondergrond, die op de meeste plaatsen slechts met eene
dunne aardlaag bedokt is. Het gevolg, hiervan is dan ook dat
men er \'s zomers zeer veel met droogte te kampen heeft, en
alleen door aanhoudende besproeijingen een eenigzins gere-
gelden groei kan bevorderen , en somtijds — hoewel op verre
na niet altijd — een veel te vroegtijdig verwelken kan voor-
komen.
Dit is gewis eene bijzondere omstandigheid, die bij de be-
oordeeling van den toestand, waarin zulk eene inrigting zich
op sommige tijden van het jaar bevindt, niet uit hot oog mag
worden verloren.
Het lag in mijne bedoeling om , gedurende een kortstondig
oponthoud te Erfurt, althans eenigermate bekend te worden
met de zaadkweekerijè\'n, die aldaar, waar in den zaadhandel —
inzonderheid van bloemzaden — welke er een zeer uitgebreide
tak van industrie vormt, jaarlijks duizenden worden omgezet,
natuurlijk van aanzienlijke beteekenis moeten zijn.
Ofschoon het Zondag was, ben ik daarin toch geheel naar
wensch geslaagd. Ik zal mij hier echter slechts tot het aan-
stippen van enkele bijzonderheden moeten bepalen, daar alleen
over Erfurt\'s kweekerijën, zelfs al zag men er, geljjk ik,
slechts een paar, een zeer uitgebreid verslag zou moeten ge-
geven worden, wilde men in détails treden , die dan meest
alle op praktische aangelegenheden betrekking zouden hebben.
Ik begaf mij het eerst naar het etablissement van de firma
C. Platz & Sohn , een der oudste handelshuizen in Erfurt,
en , al had ik niet het geluk den chef ervan tehuis te vinden,
-ocr page 109-
107
zoo belette dit niet dat ik, begeleid dooi\' een der Gehülfe,
een zeer knap jongmensch , alles in oogenschouw nemen kon ,
voor zooverre het zich niet op afgelegen torreinen buiten de
stad bevond.
Zulk eene kweekerij is heel- wat anders dan elke andere
bloemisterij. Hier toch is zaadwinning de hoofdzaak, alleen
daartoe kweekt men met groote zorg een verbazend aantal
planten van dezelfde soort aan, en niet om ze te verkoopen ,
waarom het juist overal elders te doen is. Wat dus voor
andere kweekers doel is, is voor die van Erfurt slechts middel.
Alleen wanneer men dit bedenkt, kan men een billijk oor-
deel vellen over hunne inrigtingen , waar alles, wat niet regel-
regt naar het beoogde doel voert, onvoorwaardelijk verworpen
wordt; ze behoeven uitgebreide terreinen , en \'t ligt dus in den
aard der zaak dat versnippering daarvan daar veel minder dan
ergens gepast is. Men staat dan ook verbaasd over don omvang
dier kweekerijën, en over de velerlei middelen die er worden
aangewend om zaden te verkrijgen van gewassen , die onder
gewone omstandigheden gewoonlijk geen zaden voort- of tot
rijpheid brengen. Duizenden en nog eens duizenden zomer-
violieren (Cheiranthusl~Matthiola,]annuus) — de voorname spe-
cialiteit der Erfurtsche kweekers — staan hier, in potten ge-
kweekt op amphitheatervormige, van boven overdekte stel-
lingen , en leverden op dit oogenblik juist geen zeer fraai ge-
zigt op; des te fraaijer echter voor den eigenaar, die in die
millioenen lange en smalle vruchten, de voprteekenen ziet van
een ruimen zaadoogst. Al onze geliefde zomergewassen treft
men hier in verbazend aantal aan, deze op het vrije veld,
andere in de open lucht in bakkon , waarin ze in \'t voorjaar
onder glas gezaaid en opgekweekt waren. Al die soorten,
welke niet zeer teer zijn, komen op \'t vrije land voor, gelijk
de groenten bij ons. De uitnemend gunstige ligging van Erfurt
is dan ook oorzaak dat hier zeer geregeld gelukt, wat elders -
maar zelden slaagt.
Ook de kweekerg van groenten, in tallooze soorten, mede
om de zaden, zoo mede van aardappelen, om de soorten op
de Catalogi aan te kunnen bieden, wordt hier met zorg
en op zeer groote schaal gedreven. Van potgewassen zag ik
-ocr page 110-
108
in dozen tuin niet zeer veel; deze worden als bijzaak be-
schouwd.
In dit laatste opzigt levert de kweekerg van de veel jongere
firma Haage en Schmidt met deze een groot verschil op. Ik
trof den heer Haage tehuis, met wien ik dan ook een paar
zeer aangename en leerzame uren in zijn uitgebreid etablisse-
ment doorbragt. De zaadkultuur gaat hier op dezelfde wyze
en denzelfden voet als bij de straksgenoemde firma, en dit
zal ongetwijfeld — behoudens kleine wijzigingen , al naar ze
van sommige zaken » specialkultur" maken — wel op het-
zelfde neerkomen. Met de planten over \'t algemeen echter is
het hier heel anders gesteld , zooals ik trouwens, te oordeelen
naar de zeer uitgebreide, keurig uitgevoerde en geïllustreerde
Catalogi van die firma, reden had te verwachten.
Alles is hier op breede schaal ingerigt, alles ziet er degelijk
en daarbij goed onderhouden uit, terwijl ook warme- zoowel
als koudekasplanten een voornaam bestanddeel dezer Handels-
gartnerei uitmaken.
Zoo vond ik hier o. a. eene menigte jonge Palmen, van ver-
schillende soorten , waarvan men vaak niet zonder aanzienlijke
opoffering de zaden uit het land van oorsprong ontbiedt, om
<lie in den handel te brengen en een gedeelte ervan zelf uit
te zaaijen ; dit heeft vooral betrekking op die soorten , welke
voor kamerornementplanten geschikt zijn, en die dan ook voor
dat doel zoowel in Duitschland verkocht, als inzonderheid in
massa naar Frankrijk verzonden worden. Hetzelfde is het
geval met onderscheidene soorten uit het hoogst bevallige en
soortenrijke geslacht Draccena, die hier op groote schaal ge-
teeld worden. Ook zeer vele en daaronder zeer goede Coni-
fdren , en tevens nog al wat Cycadeën treft men hier aan,
onder welke laatste een aantal kortelings uit Afrika inge-
voerde stammen, die echter nog bladerloos waren.
Wanneer men zich in den tuin bevindt, zou men de
uitgebreide serie kassen werkelijk daar niet vermoeden, wijl
deze alle, van buiten gezien, het voorkomen van lage bakken
hebben. Is men echter eene trap van een tiental treden af-
gedaald, dan bevindt men zich in een ruimen, gemetselden
tunnel, die toegang geeft tot een aantal zeer goed ingerigte
-ocr page 111-
109
kassen, moest alle aan ééne zijde van dien tunnel gelegen,
terwijl het plan bestaat om dien bouw ook aan de andere
zyde uit te breiden; aan welk plan dan ook reeds door ééne
kas een begin van uitvoering gegeven is. De hooge, en by-
gevolg drooge ligging , maakt eeno zoodanige, gewis zeer doel-
matige inrigting, die vooral gedurende den winter en bij strenge
koude, groote voordeelen oplevert, hier mogelyk.
Uit het groot aantal jonge, tegen slechts zeer weinige oude
planten, bleek overtuigend dat de eerste hier grif van de hand
gaan, en dat dus ook de handel in planten, met en benevens
die in zadon, in sommige etablissementen althans, van veel
meer bet eek on is is dan ik vermoed had; ja, welligt eerlang,
door de zeer uitgebreide relatiën der Erfurtsche zaadhande-
laars, wanneer deze er zich ernstig op willen gaan toeleggen ,
zoouia mij hier werkelyk bleek het geval to zijn, groote uit-
breiding erlangen kan.
De laatste op deze reis door mij bezochte Botanischer Gurten
is die van Göttingen , bestuurd door Prof. J. Th. Bautlinu
als Directeur, en den heer C. Gieseler als Inspector, bij-
gestaan door zijn zoon, de heer H. Giesei.er, die den titel
van ObergehUlfë heeft.
Van de verschillende hierboven genoemde plantentuinen
maakte deze, nevens die van Leipzig, op mij den meest be-
vredigenden indruk, terwijl, wat de kassen en de inrigting
daarvan betreft, de Göttingsche Hortus het verre van
den Leipziger tuin wint, ja zelfs — natuurlijk het kolossale
» Palmenhaus" uitgezonderd — m. i. zeer goed met dien van
Berlyn kan vergeleken worden.
Dit neemt evenwel niet weg dat ook deze tuin op verre na
niet is wat hij wezen kon, wat zeker alweder grootendeels
te wijten is aan den aanleg, die ook hier, behoudens eene
kleine uitzondering, in vierkante bedden bestaat. Wel wordt
do zindelijkheid hier wat meer in acht genomen dan op de
meeste andere plaatsen, maar het geheel doet zich toch niet
voor als waro hot door schoonhoidezin gcetompuld.
-ocr page 112-
110
Do uitgestrekte tuin wordt door oen hoogon stadswal in
tweeën gedeeld, welke gedeelten door middel van een tunnel
met elkander verbonden zijn. De aanleg van het voorste ge-
deelte is tamelijk bevredigend; het achterste gedeelte daaren-
tegen, genoegzaam uitsluitend voor éénjarige en overblijvende
vollegrondsplanten bestemd, ziet er alles behalve sierlijk uit.
Dit gedeelte van den tuin is door een in 1865 nieuw opge-
trokken prachtig Akademisch gebouw, ingerigt voor het geven
van college\'s, begrensd.
Het achtergedeelte van dit terrein is op Engelsche wijze
aangelegd, en loopt in eeno soort van oeconomischen proef-
tuin uit, die veel werk vereischt en bitter weinig resultaten
oplevert.
De kassan, elf in getal, alle^ nu zes of acht jaren geleden ,
naar een zeer goed plan , gebouwd , zien er uit- en inwendig
uitmuntend uit. Op ééne lyn treft men hier aan:
3 grooto warme kassen.
3 » koude         »
1 kweokkas, met twee afdeelingon.
1 kleine warmo kas.
3 » kouda kassen.
Het middengedeelte dezer serie is eene groote Palmenkas,
waarin ik ccnige groote Palmen aantrof, die echter nog goen
aanzienlijke hoogten bereikt hadden. Een Dadelpalm (Pftw-
nix dactylifera)
, een Livistona chinensis, Livistona australis , en
eenige andere trokken er ovenwei mijne bijzondere opmerk-
zaamheid.
De warme kassen inzonderheid maken door eene allezins
doelmatige rangschikking der planten, en door zindelijkheid
tevens, een aangenamen indruk niet alleen, maar bevatten
ook vele zeldzame, en over \'t geheel genomen goed gekweekte
planten.
Moeijelijk zou \'t zijn te zeggen welke rubriek van gewassen,
hior, gelijk meest overal elders het geval is, de heerschendo
zou moeten genoemd worden, immers zoo men er blijkbaar
-ocr page 113-
111
voor bepaalde planten eene zekere predilectie toont, dan is
\'t misschien voor zoogenaamde »oude", d. z. meest overal
elders mot den tijd verdwenen of luttel gewaardeerde species.
Waar men zich ten taak stelt om die gewassen, welko
meest overal langzamerhand door andere verdrongen wer-
den, te verzamelon en alzoo te bewaren, kan men — al mag
men zich dan ook niet in de algemeene sympathie verheugen —
toch zeker zijn een hoogst nuttig werk te verrigten , en der
wetenschap in menig opzigt eene uitnemende dienst te bewijzen.
Ook hier vond ik eene tamelijk uitgebreide verzameling van
soorten uit de geslachten Mesembryanthemum on Sempervivum,
inzonderheid de eerste meest alle van den Hortus te Halle
afkomstig. Do Alpenplanten zijn ook hier vrij goed vertegen-
woordigd.
Ofschoon er hier en daar wel wat in dezen tuin was wat
ik er gaarne, vooral met het oog op het vrij ruime personeel,
waarover mon te beschikken heeft (\'), anders zou gezien
hebben, maakte deze Hortus toch over \'t geheel een alles
behalve onbevredigenden indruk.
Van Göttingen keerde ik terug naar Hannover, ten einde
zonder verder oponthoud, vandaar de terugreis naar Neder-
land te aanvaarden.
Het zij mij thans vergund aan dit overzigt nog eenige algo-
ir.ccno opmerkingen toe te voegen.
Ik gewaagde niet of slechts zeer ter loops van de wijze waar-
op ik door de Directeuren of Inspectoren der verschillende door
mij bezochte botanische, of door de eigonaren van partikuliero
tuinen ontvangen werd. Ik zou toch daaromtrent in gedurige
herhalingen hebbon moeten vervallen, slechts variaties hebben
kunnen leveren van één thema, luidende: dio ontvangst was
hartelijk, veelal zelfs zóó vriendschappelijk, zóó vloijend te-
vens voor onzen Hortus en voor mij persoonlijk, dat alleen
(1) Behalve de Director en de Inspecteur, zijn hier werkzaam:
gedurende den zomer: een Obergehülfe, * Gehtffe en II ft 1G Arbeiter.
\'
           n winter: cen Obcrgeliülfe. It öehü\'fe en 6 ft 8 Arbeiter.
-ocr page 114-
112
reeds de bescheidenheid de mededeeling ervan zou verbieden. A1-
leen te Berlyn mogt ik noch Directeur noch Inspector aantreffen.
Die toegenegenheid echter, waarvan ik op mijne reis zoo
menig blijk ontving, mogt mij niet beletten om aan Uwe
Excellentie mijne opmerkingen, waar die minder gunstig
moesten zijn ten aanzien van den toestand dier inrigtingen,
onbewimpeld mede te deelen.
De verschillende Inspectoren deden zich meest allen kennen
als zeer kundige mannen, zoowel toegerust met botanische
kennis als met praktische ervaring. Van hun omgang, hoe
kortstondig in enkele gevallen ook, trok ik toch ruimschoots
partij, zoowel voor mg zelven als voor onzen Hortus, en van
menig met hen doorgebragt uur nam ik zeer aangename her-
inneringen mede.
Het mag opmerkelijk schijnen , hoewel het uit den aard der
zaak toch geen verwondering wekken kan, dat de meeste in-
rigtingen van dien aard zich kenmerken door ééne of meer
plantenfamiliön, die er met kennelijke voorliefde verzameld
en gekweekt worden, waaraan dus, misschien onwillekeurig,
veel meer zorg gewijd wordt dan elders, maar die daar dan ook,
dank zij eene zoodanige predilectie, veel completer en beter
gekweekt voorkomen, dan men ze op andere plaatsen ziet.
Hiermede bekend te zijn meen ik hoogst nuttig te mogen
rekenen, niet alleen, maar zelfs bepaald noodzakelijk, daar
het alleen dan eerst goed mogelijk wordt om van tijd tot tijdsom-
mige leem\'en te kunnen aanvullen, leemten, niet alleen in
systematischon zin , maar welker wegneming niet zelden hoogst
wenschelijk is, ook voor het botanisch onderwijs.
Had ik aanvankelijk nog al eenige verwachting dat deze
reis eene excursie zou zijn ten bate van den Leidschen Aka-
demieluin, het is mij thans zeer aangenaam Uwe Excellentio
te mogen mededeolen dat do uitkomst die verwachting in alle
opzigten overtroffen heeft, al blijft het ook waar dat de Duit-
sche Horti, die ik thans leerde kennen , mij in sommige op-
zigten niet zijn meegevallen.
Eene zoodanige reis moet m. i. eene tweeledige strekking
hebben; ze moet namelijk direct en indirect nuttig zijn. In hoo-
vorro zo nu werkelijk aan dozen laats ten eisch beantwoord heeft.
-ocr page 115-
113
is zeker minder gomakkolijk , en wel allerminst door tastbare
middelen te bewijzen; toch zal dit wel \'t belangrijkste moeten
wezen, terwijl het zich in zoovele en tevens veruiteenloopendo
vertakkingen uitstrekt, dat eene omschrijving ervan letterlijk
onmogelijk is.
Hoofdzaak hierbij is: alles wat men ziet, zoowel in de vrije
natuur , als in openbare of partikuliere inrigtingen, in tuinen of
kassen, onverschillig of het uitstekend of in een of meerdere op-
zigten afkeurenswaardig is; — alles wat men hoort of, op ver-
schillende wijzen, weet uit te vorschen, te toetsen aan wat men
zélf heeft, wat men zélf doet, of wat men zou kunnen doen,
\'tzy met de ten dienste staande, \'t zij met nieuwe hulpmiddelen.
En werkely k zag en hoorde ik veel, wat, nu of later, met
goed gevolg ook bij ons is toe te passen, of wat mij tot de
erkenning bragt van leemten of gebreken, waarvan spoedige
verandering en verbetering wenschelijk is.
Zoo bijv. merkte ik, in alle door mij bezochte botanische
tuinen, hoe slordig somwijlen ook onderhouden, eene hoogst
loffelijke zorg op voor de etiquetteering, zoowel wat de boomen ,
heesters en de in de tuinen als wat de in de kassen gekweekte
planten betreft. Opregt moet ik dan ook erkennen, dat, wan-
neer een Duitsch Garten-inspector onzen tuin bezoekt, hij,
wat deze aangelegenheid betreft, wel niet bepaald zal kunnen
zeggen dat dit hier verwaarloosd wordt, maar toch, vooral
met betrekking tot boomen en heesters, een indruk zal meê-
nemen, ongeveer gelijkstaande aan die, welke ik daar van
zindelijkheid en orde ontving.
Het zien, en vooral het herhaaldelijk en op verschillende
plaatsen zien van iets wat men erkennen moet dat beter is,
wekt naijver, en zoo zie ik dan ook thans reeds naar de mid-
delen om, ten einde hierin eerlang ook bij ons op even goede
en doelmatige wijze te voorzien. —
Zoo ook vond ik in sommige Horti die planten, welke in
potten gekweekt en gedurende den winter in koude kassen
bewaard worden (voornamelijk van Zuid-Afrikaanschen, Aus-
tralischen, Zuid-Europeschen oorsprong, enz.) thans, nu ze
buiten stonden, naar hare onderlinge verwantschap, m. a. w.
naar de natuurlijke familiën gerangschikt.
-ocr page 116-
114
In beginsel had ik hier steeds veel tegen in te brengen,
overtuigd als ik mij hield dat men op deze •wijze , aan de goede
orde van \'t geheel meer verliezen, dan •wetenschappelijk er bij
•winnen zou. Ik moet thans echter, naar aanleiding van wat
ik in één Hortus — die van Halle — zag, erkennen, dat
die vrees grootendeels illusoir geweest is, en eene meer sys-
tematische plaatsing, gedurende den zomer, ook van deze
planten, niet alleen als zeer instructief te beschouwen, maar
bovendien met eene ordelijke verdeeling, in dagelijkschen zin,
zeer goed overeen te brengen zal zijn ; reden waarom ik, ge-
heel in overeenstemming met den Directeur, voornemens ben
om daarvan in \'t aanstaande voorjaar ook in den Leidschen
Hortus eene proef te nemen. —
Dat de Alpenflora in de meeste gevallen zeer karakteristiek
is weet ieder, die, gelukkiger dan ik, inzonderheid de Zwit-
sersche bergen en hunne vegetatie door eigen aanschouwing
mogt leeren kennen; en ieder die in onze Horti niet geheel
vreemd is, weet tevens hoe gebrekkig die planten daar ver-
tegenwoordigd zijn.
Plet kon dan ook niet anders dan zeer mijne belangstelling
wekken, tot de ervaring te komen, dat men die planten,
meest alle van dwergachtigen habitus — en deze bedoel ik
inzonderheid —, niet in den open grond, maar in potten
kweekt, wanneer ze des te gemakkelijker tot ééne geographisch
zeer belangryke groep bijeen te voegen zijn, wat ook vooral
daarom doelmatig is , wijl ze alle eenerlei behandeling vereischen.
Dat dit mij aansporen moest om te trachten zoo spoedig
mogelijk ook bij ons hierin te voorzien, ligt voor de hand, en
ik heb te meer hoop daarin te zullen slagen, nu ik met eenige
goede collectië\'n bekend geworden ben, en bovendien per»
soonlijk de welwillendste toezeggingen daaromtrent verkreeg.
Vóór eenige dagen mogt ik er reeds eenige ontvangen, die
hier sinds jaren ontbraken. —
Dit zyn slechts een paar voorbeelden van indirect nut, het-
welk uit mijne jongste reize voor den Leidschen Hortus voort-
spruiton kan en, zoo ik hoop, ook zal, en waaraan gewis
nog een aantal andere zouden toe te voegen zijn. Het directe
voordeel is natuurlijk alleen te vinden in het grooter of kleiner
-ocr page 117-
115
aantal planten , welke ik, \'t zij door ruil, \'t zij ook zonder
dat, verkroeg.
Dat getal is werkelijk niet gering, maar \'t zou het tienvou»
dige hebben kunnen zijn , ware het niet dat ik my vast voor-
genomen had , alleen op datgene in dit opzigt te letten, wat
minder gemakkelijk of in \'t geheel niet in onze nabijheid te
verkrijgen is. Ik zocht niet naar veel; ik zocht evenmin naar
kostbare planten, maar inzonderheid naar die, welke hier
sedert korteren of langeren tijd gestorven waren, en die ik
tot hiertoe te vergeefs getracht had terng te bekomen; ik
zocht ook naar gewassen , die ik nog niet kende, maar die mij
zouden blijken, \'t zij ter aanvulling onzer verzameling, \'t zij
als hulpmiddelen bij het botanisch onderwijs, ook hier wen-
schelijk te zijn ; en, had ik nu ook slechts een tiental van de
zoodanige kunnen magtig worden, dan zou, zelfs al hadden
die tien planten niet meer dan tien gulden handelswaarde, ook
In dit opzigt mijne reis, in mijne schatting, aan haar doel
hebben beantwoord.
Maar veel ruimer was die oogst, en overal werden mij, met
de meeste bereidwilligheid en meestal zonder eenige conditie,
doubletten voor onzen tuin beschikbaar gesteld; oneindig meer
zelfs, dan ik, met het oog op de hier beschikbare ruimte,
meende te moeten aannemen. De meeste dezer planten zijn
dan ook thans reeds ontvangen. —
Zag ik aanvankelijk, om redenen van geheel persoonlijken
aard, wel eenigzins tegen deze reis op, dankbaar en in de
hoogste mate voldaan keerde ik huiswaarts; en weldra aan-
vaardde ik mijne dagelijksehe bezigheden, waarnaar ik inzon-
derheid in de laatste dagen weder zeer verlangde , met nieuwen
lust, en met den wensch tevens, om, zooveel binnen mijn be-
reik ligt, bij te dragen, èn lang nog te mogen bijdragen, tot
den bloei van onzen Akademietuin, zonder twijfel eene der
schoonste inrigtingen van Leiden\'s Hoogeschool.
Leiden, 23 November 1869.
H. Witte.