-ocr page 1-
-ocr page 2-
z.z-$(f
^*\\W\\ l
T. oct.
998
-ocr page 3-
REIS NAAE ITALIË
DOOR
Mr. J. DIRKS.
SEPTEMBER---- NOVEMBER 1871.
I.
In de uren der herinnering nog immer het Mijile
feest mijner verbeelding.
                                       ,
jËÊ t\'. J. L. Meijer, Nieuwe Tafereelen van
Italien. Leydeh 1803. 2 deelen. Voorrede.
Ich kunn meinen ï\'reunden nichts Besseres wün
schuil, als dasz auch sie die Herrliclikeit schauen
mochten.
ïriedrich Pecht, Südfrüchte. Skizzen-
huch eines Malers. Leipzig 1854. I. p. XIV.
Reeds tweemalen was het voornemen om naar Italië te gaan
niet tot uitvoering gekomen. De eerste keer, in het jaar 18G7,
door het hevig woeden van de cholera in de omstreken van
Rome, gevolgd door Garibaldi\'s mislukten togt tegen de eeuwige
stad, waarvan men een episode kan vinden in den Lothair van
d\'Israëli. De tweede keer, in 1870, door het uitbreken van
den vreesselijken oorlog, waardoor het préhistorisch-archéologisch
congres te Bologna, in October te bouden, verhinderd werd zamen
te komen en tot 1871 verschoven.
Thans, in Junij 1871, bekwam ik een schrijven van professor
J. Capellini te Bologna, den Algemeenen Secretaris van het ge-
noemd, zesde congres, dat die bijeenkomst den lsten October
geopend en den 88ten dier maand gesloten zoude worden.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000003697657B
0369 7657
-ocr page 4-
2                                                       MR, J. DIRKS,
Gelukkig kwamen er nu geen hinderpalen op nieuw en den
12 September vertrok ik uit Leeuwarden, bleef dien dag te
Zutpben en voegde mij den volgenden morgen bij mijnen reis-
genoot (professor Boot van Amsterdam) te Arnhem. Onder het
aangenaam gezelschap van den uitFrieschen stam gesproten schilder
Tj. v. St. en diens echtgenoot geb. C, onder het praten over diens
kunstreize in de schoone bosschen van Noord-Amerika, en over
menig een van onze letterkundige producten is Dusseldoip, waar
ons reisgezelschap ging wonen, spoedig bereikt. Te Keulen (2.30)
moeten wij lang, tot 5 uur, wachten, maai\' het fraaie gezicht op
den dom, het beschouwen der fresco-Rhijngezichten, in de restau-
ratie (boven), ons hartelijk lagcben later over de prei Ier ei in
den Waschzimmer für Herrn, waar men eerst flink be-
taalt voor het wasschen en dan nog eens duchtig voor het poet-
sen door drie seigneurs te gelijk, verkort den tijd. — Heerlijk
spiegelen de door den avondzon verlichte sleile Drachenfels en
bet landelijke Königswinter en Honnef zich in den Rli\'yn en de
kronkeling van den spoorweg laat ons menige vroeger bezochte
plek tusschen Unkel en Reniagen herkennen. Lahnstein tegen-
Pver den Stolzenfels is ter eere van de Koningin-Douarière van
cruissen verlicht. Te Mainz gekomen heeft een ultramontaanse!)
ongres de Aartsbisschoppelijke vesting geheel bezet. Eindelijk
geraken wij in het zeer klein „hotel (!) de Bonn" onder dak
waar het Salve!, in het portaal in den grond ingelegd, ons ver-
welkomt als waren wij in Pompeji. — Eén kamertje valt ons
ten deel, zoo klein, dat wij de in de hitte zoo lastige dekbedden
niet eens over boord kunnen werpen; toch slapen wij goed maar
zijn den volgenden morgen al vroeg op. Wat wij toen in den
Dom zien kan Badeker u vollediger mededeelen dan ik. Wij
raden ieder, die eenigen tijd heeft, het bezoeken van dit in herstel
zijnde gebouw zeer aan. Aan graf- en gedenkteekenen van Keur-
vorsten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen en Domheeren is het
rijker dan eenige andere Duitsche Dom. Er zijn er meer dan 30
uit bijna elf eeuwen 794—1833 of later. J) Men maakt ons
\') Het merkwaardigst zijn 1". de steen ingemetseld links van den ingang
in de Memorie en den kruisgang met het opschrift ter herinnering aan Fastrada,
derde gemalin van Karel den Groote, f te Frankfort in 794, die in de
door Markgraaf Albrecht van Brandenburg in 1552 vernielde St. Albanske^k
uldaar begraven lag. 2". Schwanthaler\'s marmeren gedenktecken, de Minne-
-ocr page 5-
3
REIS \'NAAR ITALIË.
bijzonder opmerkzaam op den schoonen Saturnus-kop onder aan
het monument van den Domproost Georg von Schönenburg
van 1529.
Het wachten tot 10.35 in de restauratie van den Bahnhof wordt
ver vrolijkt door het gezicht van een mageren Engelschman, die de
coteletten stuk voor stuk met zijn neus in aanraking brengt. In zeer
gemêleerd gezelschap van Holsteiners, Duitschers, Franschen sporen
wij naar Heidelherg. Een wel doorvoed jongmensch uit het land
der Deensche ossen wordt omstrikt door een jong, zeer bewegelijk,
uit Wiesbaden naar Stuttgart verhuizend dametje, maar hij laat
de schoone doortrekken en blijft te Heidelherg. Te Oos bij Baden
alles in groot tenu voor de aanstaande komst des keizers, die
onze koningin te Friedrichshafen aan de Bodensee bezocht heelt.
Vlak op de brug over de Kinzig even achter Offenhurg, waar alles
op de been is, passeren wij den keizer, maar zien natuurlijk niets.
Aangenaam en met vrucht raadgevend gezelschap lot Basel, waar
wij in het hotel Schrieder tegenover den Bahnhof gaan logeren.
Een dag latei1: Hartelijk dank. Dr. nu proffessor E.! voor een
oud recept, al zeide de knecht dat de Baseier apothecar het
vierde bestanddeel niet in het geneesmiddel gedaan had „omdat
hij het niet kon lezen," Nu dit was zeer natuurlijk: want er stond
„alle uren een lepel vol." Na een bezoek aan de galerijen
van den Dom te Basel, waar de talrijke soms interressante in-
scripties door groote herstelling onzigthaar waren, na den heerlijken
blik op de stad van het hooge domterras weder eens te hebben
genoten, gaat het om 10 uur oostwaarts op. Al weder aangenaam
gezelschap aan twee Leeuwarder stadgenooten tot Waldshut. Een
lichtschuw Engelsen paar doet echter het onmogelijke om iederen
zonnestraal uit den waggon te keeren en dat nog wel juist aan den
Rhijnkant, de kant der schonen Aussichten, zooals te Rheinfelden en
vooral te Lauffenburg. Sterk schuimend stort zich midden door Rhein-
zanger Graaf Heinrich von Meisnen, f 1318, genaamd Frauenlob, gewijd door
Mainzer vrouwen in 1842. 3°. De grafmonumenten van Keurvorst Peter von
Aspelt,
f 1320. Aartsb. Koenraad II von Weinsberg f 1396. Keurvorst
Diether von Isenburg \\ 1482. Adelb. van Saksen f 1484. — Von Breiden-
bach
f 1497. Keurvorst Berthold von Hennenberg f 1504. Alb. van Bran-
denburg
f 1545; het gedoukteeken der familie Brondel von Homburg 1563. —
Von Gablentz f 1572. — Van von der Leien -j- 1678, enz. Wegens de her-
stelling der kerk, de mis en een lijkdienst zagen wij alleen de tombes.
-ocr page 6-
4
MR. J. DIRKS,
felilen de stroom over de rotsen en vorm een Strudel, den zooge-
naamden Höllenhaken. De evenals te Luzern bedekte Rhijnbrug ver-
hoogt het schilderachtige gezicht. De ligging van Lauffenburg op
den linker Rhijnoever is nog schooner; de stroom, tot 17 voet inge-
perst, wordt alleen bevaarbaar voor die zijn leven niet lief heeft.
Een Lord Montague, de laatste van zijnen stam, zegt Büdeker,
liet het hier op denzelfden dag waarop zijn stamslot Cowdray
in Engeland afbrandde. — Wij volgen den raad ons gisteren
avond gegeven en stappen aan het station Neuhausen uit. Pas is
men den hoek van het stationsgebouw regts omgeslagen, of
men ziel den trotschen, toen door tamelijk veel water breeden
Rhijnval. Heerlijke wandeling, regtsom naar boven en onder
zwaar hout links van Bellevue tot aan het 1324 voet hoog gelegen
Hotel Schweizerhof. In het zweet onzes aanzijns loopen wij
den zonnigen weg naar Neuhausen heen en terug, daar de tegen
2 uur geannonceerde table d\'hóte in het Wirtshaus zum Rhein-
fall eene mystificatie van een op buit loerenden commissionair is.
Het slotje Wörth vlak over den Rhijnval, laat ons dien, naarmate
wij door geele of roode glazen zien, bij maanlicht of brandlucht
beschouwen en bewonderen. Het dineetje is spoedig vergeten na
de steile klimpartij naar het Schweizerhof en om S\'/a sporen wij
naar Schaffhausen. Een Oberlehrer(?) verveelt onsvanSchaffhausen
naar Gonstanz door steeds Engelsen met ons te willen spreken.
De opweg bij Diessenhofen naar Hohentwiel, brengt ons den
roman Ekkehard, die keurige schildering van hel leven in deze
streken, in de tiende eeuw, voor den geest. Omstreeks 9 uur
neemt het hotel Paul am See ons binnen zijne ouderwetsche
maar goede kamers op.
De morgen van Saturdag (16 September) ziet ons al om 61/i
uur aan boord van den stoomboot Kaiser Wilhelm. Hel is
een fonkel nieuw, prachtig schip, Amerikaansch model in étages.
Boven op een groote wandelplaats; de algemeene kajuit daaron-
der met notenboomen-, een andere, nog lager, rnet acacia-hout
bekleed. Een dubbel stuurtoestel in het midden. Het is frisch op
het dek en de demi-saison niet te dik. Te Friediïchshafen, na
V/z uur varen, verwisselen wij onzen colossalen boot met eenen
anderen kleinen, opgepropt vol met passagiers, waaronder een
heer uil Vorden. Bij het oversteken van het woelige Friederichs-
hafen naar Rorschach vertoont de Bodensee zich in hare volle
breedte en zijn hare oevers, vooral bij eenigen nevel op de ber-
-ocr page 7-
5
REIS NAAR ITALIË.
gen, zooals nu, onzigtbaar. In schoonheid vind ik haar ver bene-
den de meeren van Zürich, Luzern, Thun en Genève; maar
ik geloof gaarne dat zij wel eens dezelfde uilwerking kan
hebben als de Zuiderzee. Is het uit herinnering daarvan
dat wij een cognakje snoepen of vinden wij het nog steeds
frisch?
De Vorarlberg, het vaderland van den zich zelven gevormd
hebbende novellist Felder, laat zich maar flaauw zien. Te
Rorschach eindigt onze eerste stoomboot vaart en een der wel-
bekende doorloopende waggons van de Vereinigte Schweizer-
bahn neemt ons op. De hooge geele maistrossen of knoetels, die
wij in het Rhijndal hier en daar al op de daken ter drooging
zien liggen, verplaatsen ons al min of meer in het zuiden. De
Rhijn van Rheinfelden of Lauffenburg moet men echter hier
niet verwachten. Het is hier meer moeras dan stroom, steeds van
bed veranderend, in een leelijke modderige vlakte, totdat men
Reineck en St. Margarethenis voorbijgespoord en de rotsen bij
Heldsberg nevens zich ziet. Hoe zuidelijker echter men komt
hoe stouter en schilderachtiger het landschap wordt. N. W. de
zeven Keurvorsten, naakte hörner van 6465—7090 voet hoog.
West de graauwe pyramide van de Falkniss (7889) en de witte
toppen van den Siesaplana (9136). Als men van Pfaffers
terugkeert, ziet men dezen laatsten vooral steeds voor zich. Zeer
afwisselend reisgezelschap tot Ragatz: een Italiaan geeft aanleiding
om voor het eerst op deze reis zijne schoone taal eens te hooren. De
vrolijke, en evenals wij beiden zestigjarige K. EL, propriétaire van
een villa te Zihlschlacht aan het liefelijke Züricher meer, wandelt
van het station Ragatz met ons naar dat welvarend, net dorp
in brandenden zonneschijn. Wij dineren in het Schweizerhof met
hem en twee Duitsch sprekende Elsasser dames. Zij zijn zeer
anti-pruissisch gezind, vooral de jongste, die als logee, afgesloten,
den slag bij Weissenburg gezien heeft. Wij schertsen wat over
haar goed Duitsch en anti-Duitsche gezindheid. — Drie uren
(2Vs—51/") besteden wij voor onze wandeling, zonder rusten, naar
bad Pfaffers en terug door Ragatz naar het station. De wande--
ling langs de diep stroomende Ta mina herinnert mij aan die
langs de Bode in de Harz, maar ik vind de laatste schooner. Deze
mist evenwel het heerlijk eindpunt, de Taminaschlucht. Vrij warm
bereiktn wij bad Pfaffers. Hier is eene der merkwaardigste pun-
ten van Zwitserland. Ofschoon ik weet, dat iedere beschrijving,
-ocr page 8-
6
MR. J. DIRKS,
hoe volledig en nauwkeurig ook, toch slechts een (laauw denk-
beeld van de wezenlijkheid kan geven, nu toch voor de duizend en
eerste maal iets over die Taminaschlucht. Stel u voor een klooster-
achtig lang badhuis of hotel, zóó tusschen G00 voet hooge rotsen
gekneld, dat in Jun\'y de zon het maar van 10—4 uur beschijnt.
Daar achter eene 6(50 schreden lang houten br et ter steg
of planken pad, 30/40 voeten boven de wild brullende Tamina
verheven. Boven dat pad naderen de rotsen elkander zoo sterk,
dat men geen hemel ziet en zich onder een gewelf bevindt. Aan
het einde, links, de toegang tot een warme bron. Trek uw jas
uit, doe uw mantel af en toch zult gij het maar weinige seconden
in de grot. der bron uithouden. Hoe die Tamina kan woeden leert,
ons eene inscriptie, hoog boven onze hoofden geplaatst. Op den
25 Ju lij 1865 steeg het water door eene wolkbreuk tut 50 voeten.
Het is hier al zoo somber en donker om 4 uur, dat wij maar
tei\'stond, zonder rusten, rechts om keert maken. Onze vrolijke
togtgenoot, die op zijne villa er eene kleine menagerie op na
schijnt te houden, verkort den tijd van onzen tertigmarsch door
verhalen over hel instinct van dieren. Wij bezien nog even op het
kerkhof het monument voor den wijsgeer Schelling (20 Aug. 1854
alhier gestorven) door Koning Maximiliaan II van Beijeren opgerigt.
Vrij vermoeid en dorstig komen wij aan het station, waar niets
te krijgen is, zelfs geen glas water; maar spoedig zijn wij in
Chur en wandelen naar het hotel Luckmanier, het digst bij
den Bahnhof en tegenover de post, waar wij terstond plaatsen
in de diligence naar Splügen op morgen nemen. Het gezelschap
van een Noord-Hollandschen Burgemeester E. met zijne vrouw
en van een aardig Bcrlijnsch paartje; het schrijven van een
brief aan vrouwlief nemen de avonduren in, terwijl een glas
Completer, een vrij goede wijn, onze dorst verdrijft.
Een dag later. -Het. is Zondag en ook Zondagsweder. Uit de slechts
door houten beschotten van elkander gescheiden bovenkamers van
ons hotel hebben wij een vrij gezicht op het Rhijndal opwaarts
tot aan den Brigelser Horn nabij den Todi (11115). Chur,
.(Coire, Coira) ligt zeer lief in een dalketel. Wij klimmen om
8 uur op naar den St. Lucius-Dom; het portaal daarvan is met
steenen leeuwen versierd als zinspeling op den leeuw van Juda.
Het herinnert mij het kerkelijk zegel van Leeuwarden met
dit omschrift: Vicit Leo ex tribv Ju da e. Apoc. 5. 5. Het
innerlijke dezer merkwaardige kerk kunnen wij slechts gedeelte-
-ocr page 9-
7
REIS NAAR ITALIË.
lijk zien l). De kerk is toch zeer bezet door het oogstfeest en
ter eere daarvan met bloemen versierd. Er wordt gepreekt. Het
aantal der mannen is grooter dan dat der vrouwen. Als men
hier in de hooge bovenstad is en daar het bisschoppelijk hof
ziet, zou men denken dat niets dan Catholieken in Chur wonen.
En toch is dit niet het geval: want 3/4 (\'er bevolking is protes-
tantse!) en woont beneden. Wij begroeten onze eerste Romeinsche
oudheden, de torens Marsoel (Mars in oculis) en Spinool
(Spina in oculis) die de hoeken vormen van het bisschoppe-
lijke slot. Een jongen geleidt ons door de stad naar den Rosenhügel,
10 minuten daar buiten links van de Julia strasse. Het gezicht
hier op de stad, het TAhijndal en de bergen is schoon. Het
vreemde dialect treft ons bij het doorloopen der stad. De predi-
ker in de kerk sprak Duitsch met accent. Hij handelde over
St. Klaas of Nikolaus von der Flüe: onzen ouden kennis
uit het Sarnerthal (Zie Badeker S. 109).
Om IOV2 rijden wij af. Reisgezelschap; een Raliaan met twee
(lonkeroogige kinderen, een artist en een dikke industrieel. Tot
Thusis ontzettend veel stof, zooals ik het nog nooit gezien heb,
vooral toen wij onbedacht de schermen laten vallen. Hoe meer
men klimt des te schooner wordt het landschap, want ook steeds
hooger worden de bergen. Een togt in open rijtuig is te ver-
kiezen, maar een eigen rijtuig van Chur naar Colico aan het
meer van Como voor twee personen loopt hoog in prijs. Voor
hen die niet verder dan de Via Mala gaan en terug op Chur zeer
aan te raden. Te Thusis zijn wij al tot 2182 voet geklommen.
Door den Zondag is de halve bevolking op het voorplein verga-
derd om de hoofdgebeurtenis van den dag, het aankomen der
diligence Chur-Colico, te zien. Wij hebben maar even tijd om
een glas wijn in den Adler te drinken en op te merken, hoe
een en ander alhier reeds een Raliaansche tint krijgt. Osteria,
voor Gastwirthschaft, fresco schildering naast de poort op
het postplein, eene repetitie van het doorzigt, maar de illusie valt
weg dooi- den naar boven geplaatsten, in de lucht, zwevenden
postillon te paard! — Wij zijn nu weldra weder en route: het
stof houdt op. Zuidwaarts van Thusis stort zich de zwarte Nolla
\') Er zijn eenige bisschoppelijke monumenten; twee van de familie Huol
Schauenstein, 1797 en 1833. Ook buiten de kerk, regts, is een nieuw monu-
ment of graftombe.
-ocr page 10-
8
MR. 1. DIRKS,
in den Hinterrhein en verft dien. Wij benijden de jongens, die
zich daarin in Adams costuum verkoelen en groeten een half
dozijn in Thusiaansch Zondags costuum gedoschte gezonde deerns,
nadat wij de diligence hebben verlaten om zoolang wij schaduw
hebben op te klimmen. Onze artist loopt zelfs in zeer gezwin-
den pas door tot de Via Mala en toont ons later eene schets
daarvan. Indrukwekkend is het gezicht op de Nollabrug vlak achter
Thusis. Het Rhijndal schijnt afgesloten door hooge bergen; de
ruinen van den oudsten burg Hoch-Realt, zooals het luidt,
door den fabelachtigen Etrurier Raetus, eeuwen voor onze jaar-
telling (587?) gebouwd ; die van de St. Johannes kapel, langen
tijd de eenige kerk van dit dal (dat laat het Christendom aan-
nam), op 600 voet hoogte boven ons; en op den achtergrond van
het N o 11 a d a 1 de 9234 voet hooge Piz-Beverin.
Op een halfuur afstand van Thusis loopen wij door bet door druip-
water vrij vuile Verlorne Loch, een 90 schreden lange galerij. Achter
het dorpje R o n g e 11 a naderen de rotsen meer en meer elkander.
4500 voeten stijgen zij ter wederzijden omhoog. De, tot. het jaar 1822,
zes voet breede Via mala is nu meer dan 24 voeten breed;
maar slechts hier en daar met muurtjes meest met houten leu-
ningen gezoomd. Driemaal rijdt men hier, met korte tnsschen-
poozen over den op 300 voeten diepte zeer sterk bruisenden
Rhijn. Het riviertje moet zich door zulk eenen nauwen rotskloof
wringen, dat de rotswanden elkander bijna raken. Het gezicht bij
den middelsten brug is het schoonste. — Wij komen nu in het
2663 hoog liggend Schamserdal. Prachtig koesteren zich
dorpjes, zeer hoog gelegen en die wij telkens na de vele kron-
kelingen terugzien, in den zonneschijn, terwijl boven hen nu
(17 Septb.) nog sneeuw blinkt. Wij passeren Zillis, het Pigneuer
bad en Andeer steeds klimmende. De Rofflaschlucht is zeer schoon,
bijna zoo schoon als die bij de Via Mala. Een menigte kleine
watervallen en eindelijk een schoone van den Averser Rhein,
op 3220 voet hoogte. De waterstofwolken stijgen daaruit omhoog.
Eindelijk opent zich het Rheinwaldthal, regts het dorp Suvers
(4076 voet), vlak vooruit hemelhooge bergen: de Pizzo Uccello
(8361) en de Einshorn (9053); links van Splügen de Tambo-
horn (10086), westwaarts de Zapporthorn (9198). Men denkt
échter niet dat die reuzen zoo hoog boven het zeevlak zijn: want
<Splügen, waar wij nu in het hotel llodenhaus, tevens Post, om 5
uur afstappen, ligt zelf reeds 4463 voet hoog. De koelheid dei\'
-ocr page 11-
REIS NAAR ITALIË.                                           9
lucht doet het ons echter, nadat wij de warme diligence hebben
verlaten, bemerken.
Het kloosterachtige, hooge, vierkante gebouw, met dikke muren,
steenen trappen en gewelven is vrij bezet. Wij hebben geen
nist om een paar als een duiventil tegen of in die muren ge-
plakte kamertjes te betrekken en krijgen dus één holle groote
kamer. De zon verlicht nog maar de toppen der bergen bij onze
wandeling tot aan den eersten zig-zag opgang van den Splügen-
pass: wij groeten onze reisgenooten, die dien nog overtrekken
en gaan te 6 uur met een paar dozijn andere reizigers aan
tafel. Lang, na tafel, praten wij nog zeer aangenaam met een
duhbel echtpaar, van de Italiaansehe meeren teruggekeerde Ham-
burgers, en een zeer beleefde Engelschman deelt ons mede, dat
boven Bellaggio. op het schoonste punt aan het meer van
Como (onze bestemming voor den volgenden dag), de Villa
Serbelloni eerst sedert 1 September 1.1., als hotel is geopend.
Eene mededeeling waarvan wij later veel genieten.
Maandag 15 September. De reis vangt al te zes uren aan, ter-
wijl het hier tusschen de bergen pas dag is. Onze reisgenoten
zijn allen Duitschers: een jong paar dat wij later nog eens in
Venetië ontmoeten en een paar jonge menschen uit Hagen bij
Elberfeld. Terstond bij Splügen begint de chaussée, 10 —12 ma-
len, in zig-zag te klimmen, totdat men de 262 voet lange galerij
bereikt, eensdeels tot schuilplaats, anderdeels gemaakt om de
sneeuwvallen te laten schieten. In den beginne zien wij nog
eene koèdiïft de bergen afhuppelen, maar allengs houdt bijna
alle vegetatie op. Bij een geheel eenzaam liggend huis, op 62(54
voel hoogte, wordt even stil gehouden. De grenssteen staat op
2117 meters hoogte. De pas van dezen van 1815—1821 gemaak-"
ten weg ligt op 6517 voet. De Tambo- of Schneehorn ver-
heft zich daarboven tot 10086. Men kan dezen op den dom van
Milaan zien. Westelijk is de Surettahorn (9312) waarvan de
gletschers of sneeuwvelden blinken. — Het gaat nu naar bene-
den voorbij het eerste cantonièra of schuilplaatshuis tot de Do-
gana (5561), waar hel vinnig koud is. Wij worden zeer beleefd
ontvangen en gevisiteerd. Alleen naar sigaren wordt scherper
gezien en een nagemaakte of liever in gips afgegoten antiquiteit,
eene in een sigaren kist gepakte huisurn uit de veenen van
Paterwolde, bestemd voor eene demonstratie op het congres, krijgt
toen welligt den doodelijken druk, die haar tot scherven maakt.
-ocr page 12-
10                                              MR. J. DIRKS,
De tijden van plagerij in Italië zijn voorbij. Kephalides raad 1),
om op de grenzen van dat land alle aanmatigingen te laten va-
ren en alleen den mensch in eene vrolijke en luchtige gemoed-
stemming mede te brengen, kunnen wij gemakkelijk opvolgen;
want wij dalen in opgewekte stemming naar beneden. Het gaat
vliegend in zig-zag tot aan het oude Italiaanscbe tolhuis, nu een
grenswachtersstation waai\' wij, voor het eerst, een soort van
Italiaansch hooren spreken. Het gehucht is echter nog verre van
een Italiaansch klimaat, gelijk wij dit ons meestal voorspiegelen,
te bezitten, \'s Winters kan de sneeuw zich tot de vensters der
eerste verdieping ophoopen evenals bij den Sneeuwkop te Ober-
hof\' in Thuringen. Hier beginnen de vrouwen open klompen te
dragen gelijk die der barrevoeter rnonnikken. Men passeert nog
drie galerijen van 700—642 en 4530 voeten lang: sterke muren
met afhellende daken en met schiet- of luchtgaten voorzien.
\'s Winters bij sneeuwstormen wordt er in geluid om de voet-
reizigers op den goeden weg te houden. — Fraai gezicht bij het
uitkomen der tweede galerij op het zeer diep liggend dorpje
Isola. Te Pianazzo, nog 4463 voet hoog gelegen, gaan wij
uit de diligence om den 700 voet hoogen prachtigen waterval te
zien. Eene menigte hoogst vuile kinders omringt ons. zij weipen
steenen in den val dien wij nog eens bij het afdalen zien. Te
Campo Dolcino (3333) is vrij wat drukte onder de staljon-
gens, maar van hunne aardigheden versta ik geen woord. Het
Lira dal is hier bezaaid met de kollossaalste rotsblokken, ge-
deeltelijk door kastanje- en notenboomen gemasqueerd. Een steen-
chaos, veel woester, veel stouter dan die op de Broeken, doordien
hier nederploffing heeft plaats gehad. De Zuidzijde dei\' Alpen
is veel steiler dan de Noordzijde en daardoor gaat het nog altijd
in zig-zag steil naar beneden. Fraaie gezichten op het dorpje
Madonna di Gallivaggio. Bij S. Giacomo geheele kastanjewouden op
de berghellingen. Wijngaarden tusseben de hoornen als slingers
gespannen, mais, zuidelijke plantengroei. Ziedaar Italië! al is
het niet het Italië van Napels en Sorrente •). — Nog steeds
\') A. W. Kephalides Reis door Italië en Sicilië. Ambt. 1818 II. bl. 267
^ Was man den Süden nennt und gewöhnlich schon unmittelbar hinter
den grossen Alpenmauer zu finden holTt, das liatte endlich Neapel und be-
sonders Sorrent in Wahrlieit geboten. Fr. Eser, Zwei Monate in Italien.
Stuttgai-t 1809. S. 42.
-ocr page 13-
11
REIS NAAR ITALIË.
dalen wij tot dat wij Chiavenna, slechts 975 voet hoog gelegen,
hinnen rijden.
Het is eene eigenaardige gewaarwording, voor het eerst in eene
plaats te komen, waar al de talrijke opschriften van neringdoende
personen, de aankondigingen enz. in eene andere taal zijn ge-
schreven. Zij zijn in Italië mijne meesters om de namen van bedrijven
te loeren kennen, die in het Italiaansch veelal zeer van de Fransche
verschillen. Wij rijden echter zoo snel door het echt Italiaansche
stadje, dat daarvan nu geen sprake kan zijn. Op het plein voor
het hotel Conradi is het zeer warm, de overgang dus snel en even
snel die van de vruchen- en plantengroei. Daarboven niets dan
kale rotsen en nog hooger sneeuwvelden en hier perzikken, abri-
kozen, druiven en vijgen voor spotprijzen l) ons te koop aange-
boden. De perzikken hier gegeten blijven nog lang in onze herinnering:
want later vinden wij ze altijd hard, hetzij dat men ze te vroeg
afplukte of uit de natuur. Voor het eerst van mijn leven vind ik
eene vijg een lekkere vrucht, en het zijn nog maar zwarte, want
de groene zijn fijner. 2)
Wij rijden weldra door naar Colico; de zon brandt op de muren
der villa\'s, geene villa\'s als de onze, maar tuinen vol olijf-, noten-,
vijgen- en kastanjehoomen, waartusschen de wingert zich slingert.
Tallooze hagedissen, die zich in den zonneschijn koesteren, ver-
schuilen zich in de spleten. Te Riva bereiken wij het meer van
Como, maar het is hier nog niet bevaarbaar. Om 2 uur komen
wij te Colico en zijn spoedig aan boord van den vollen stoomboot,
waarop het Fransche element domineert. Tusschen Colico en
Bellaggio komen mij gedurig Rhijnherinneringen voor den geest,
maar het meer van Como is breeder en de bergen die het omzoomen
zijn hooger. Om 5 uur landen wij te Bellaggio en rijden door het
\') T. vun Ramner, Mijne Herfstreis naar Venetië 4815. Leeuw. -1817,
merkt dit Dl. I bl. 177 ook op en wel als een contrepoids voor de Italiaan-
sche beui-zen-snijderij — een tweede vindt hij hierin, dat een Italiaansche
les te Berlijn minstens per uur \'/■> Thaler kost. maar hier geven de Itali-
anen die dagelijks 8 uien om niet, hetgeen 4 Thalers uithaalt!!
2) W. W. Story in zijne Roba di Roma als In Rome, Sch.et.ien uit het
Romeinsche volksleven
door /. de Vries vertaald Amst. 1807, geeft do
yolgeude soorten van vijgen op: brogiotti, groote purpere, duttati, lange groene,
zuccherini, kleine zeer geurige, verdini, die laat in den tijd komen, field
fiori,
blocmvijgen in Julij minder in tel en minder geurig dan die in Sep-
tember. Hij spreekt ook van een vijgenfeest.
-ocr page 14-
12
MR. J. DIRKS,
plaatsje steil op naar de villa Serbelloni. Reeds bij dien oprid
boeijen ons oog de talrijke groote aloès langs den weg als heg
geplant. De villa Serbelloni heeft een eigenaardig aanzien; een
tuin, waarin een gebouw in den vorm van een half parallelogram,
met eene lange galerij beneden in het front, waaronder men kan
zitten, en eene opene aan de zijden, waarop de bovenkamers
uitkomen. Onder de eerste galerij hangen eene menigte niet altijd
leelijke portretten uit de 16—18e eeuw, heeren en dames tot kei-
zers en keizerinnen toe. De kardinalen met hunne roode mutsen
blinken ons uit de openstaande spijskamer der bedienden toe en
in de achterzaal hangen kopijen van beroemde Venusbeelden,
waaronder een naar Titiaan l). Alles toont aan, dat de villa pas
uit handen eener adelijke familie met haar inhoud in huur is
overgegaan in die van den eigenaar der beneden liggende hotels:
la grande Bretagne en Giulia. Dat het niet uit weelde ge-
schiedde toont de hoogst verwaarloosde toestand van den uitge-
strekten tuin aan. Wjj hebben nog juist tijd en licht genoeg om
ons van de hoogst prachtige ligging dezer villa te vergewissen;
op het punt waar het meer van Como en dat van Lecco zich
scheiden, zoo hoog en a pic dat men er waarschuwingen vindt
om geen steenen naai- beneden te werpen daar deze doodelijk
voor de menschen in de booten, die daar vlak onder varen, konden
zijn. — Heerlijke gezichten, waar men zich ook wendt; want de villa
Serbelloni heheerscht den omtrek. Eene tropische natuur; enorme
aloès, juca\'s, ceders, kolossale cactussen, zeer hooge oleanders,
(luizende bigonia\'s en dan die kleine nette Italiaansche tuintjes,
die donkere bloemperken niet een groen bladerenhengscl er over,
als waren het groote bloemenmanden. Heerlijk lommer, koele
maar gedelabreenlc grotten, met zeer bouwvallige trappen en
opgaande terrassen aan de oostzijde. — Uitstekend diner te 7
uur, waaraan de Douarière Gravin Grisani met haar zoon, de
eigenaars, nog deelnamen; gezicht op het meer Lecco met maan-
en tlikkering van weerlicht. Illuminatie, muziek en een tir be-
neden in den tuin de la Grande Bretagne! — In opgewonden
stemming, schrijf ik mijnen tweeden zendbrief.
Dingsdag. Aangename ontmoeting met de hollandsche dames
M. en S. en jonker S. aan het ontbijt even voor hun vertrek
van Serbelloni. Het vleijende „nous sommes tres contents," be-
\') N°. 1108 in ilo Tribune van do Galerij degli L\'fl\'izi te Florence.
-ocr page 15-
REIS NAAR ITALIË.                                     43
antwoordt de cameriére met bouquetten. Lange wandeling op de
villa; overal verval in de waterwerken, grotten, terrassen enz.
Groote klagten van den tuiman over het wegblijven van den
regen gedurende tien weken. Zware ceders, magnolia\'s enz. Een
der ceders omvatten onze vier armen ter naauwernood. Wij dalen
af naar Bellaggio. Ik koop op de markt voor mijnen tuinman
roode bonte sparsieboonen en een eetbaar vruchtje chichinga
of zoo iets, geheeten, een citroenappeltje met een weefsel er om,
delicieus fijn. De groentevrouw zegt: het kan den geheelen win-
ter duren *).
Inmiddels zoekt mijn reisgenoot den patroon der booten en
weldra zitten wij met Giovanni in een schuitje, dat ons naar
de villa Garlotta tegenover Bellaggio, lommerrijk in de helling
van den heuvel gelegen, voert. Voorheen onder den naam van
de villa Sommariva bekend, omgedoopt door den erfprins van
Saksen-Meiningen, gemaal van prinses Charlotte (-j- 1855),
dochter van Prins Albert van Pruissen en onze Prinses M a r i a n n e,
die er vroeger woonde maar nu nooit meer komt. Overrijk aan
marmeren kunstschatten is deze villa; de triomltogt van Alexander
den Groote, een basrelief, dat het geheele vierkant van de midden-
zaal omgeeft, door den graaf Sommariva met fr. 430,000 betaald,
een meesterstuk van Thorwaldsen s). Amor en Psyche;
(ik zag in gansch Italië geen bevalliger groep) de H. Magda-
lena, Palamedes, Venus en Paris, allen van Ganova
Mars en Venus van Aquisti.
De schilderijen: afscheid van Romeo en Julia; de dood van
Attala; Augustus bij Agrippina en Livia, staan niet in evenredigheid
met het beeldhouwwerk. — Druk keuvelende met Giovanni ste-
ken wij over naar de villa Melzi, meer vlak gelegen met
prachtige lanen van kastanje of notenboomen langs het meer.
Ook aldaar heerlijk beeldhouwwerk: een colossale David van N.
Fraccaroli; eene veel kleinere keurig fijn bewerkte Bacchante, een
jongen Faun torschende van Boijer; een jager met een ree op den
schouder; bustes van Napoleoniden (want een graaf Melzi was
\') Karl Morgenstern, Reise in Italien im Jahre 1809. Dorpat 1813. II S.
540. „Das Anfang im Italienisch Spreehen ist schwer, aber wenigstens
nicht sehr schwer-" vooral als men goed Vergants Grammaire italienne en
20 lecons en Büdeker\'s Traveüer\'s Manual of Conversation ingestudeerd heeft
2) Over Thorwaldsen zie J. M. Thiele, Thorwaldsens Leben Leipzig
1852 2 ïheile en de Zeitgenossen 1862, Bd. II.
-ocr page 16-
14
MR. J. DIRKS,
vice-president van Helvetie onder Napoleon I); bustes van groote
mannen waaronder een zeer fraai van Homerus door Canova.
Een groot marmeren monument voor Dante staat bij een sier-
lijke koepel op den N. hoek der villa. Boven in de villa een ka-
binetje van oude schilderijen, waaronder èén — zegt de lakei — van
Gerardo dat is Gerard Dou — gelijk wij hem beduiden. Wij
zoeken een poos naar Giovanni, zelfs tot in het buurtje van zijnen
heiligen, S. Giovanni; onze vriend nam zijne siësta in eenander
meer overdekt schuitje en sliep den slaap der vromen. — In Bellag-
gio teruggekomen koopen wij vele aardige snuisterijen van ohj-
venhout, versterken ons met salami, brood en b i r r a d i Chia-
venna bij eenen zeer driftigen trattatore en koopen eenige groo-
tere en kleinere uitstekende photographien van gezigten op Bellag-
gio en van sommige beelden bij signore Genazzini. Aan het diner
maken wij eens kennis met den zeer aanbevelingswaardigen vino
d\' Asti spumante, en verlustigen ons in den heerlijken avond onder
den warmen, met sten-en als diamanten bezaaiden, blaauwen,
Italiaanschen hemel.
Woensdag 20 Sept. — Te zes uur zijn wij al aan het meer
en wachten een poos op den stoomboot van Colico. Het wordt
donker, het begint te regenen en de hevige donderbui loopt precies
zoo hard als onze boot tol Gomo toe, zoodat wij weinig zien van
de soms met prachtige villa\'s omzoomde oevers van het meer. Te
9.20 nemen eenige omnibussen de talrijke passagiers te Como
op en voeren ze naar Gamerlata waar de spoor aanvangt. In deze
buurt aan het einde van het meer heeft Manzoni het tooneel
van zijnen roman Promessi Spozi geplaatst. Te 10.30 van
Camerlata over Monza, waai\' vroeger de ijzeren kroon van Lom-
bardije bewaard werd, naar Milaan.
De omnibus van het ons aanbevolen hotel Cavour neemt ons
niet op; de conducteur vraagt den naam, ziet zijne lijst na en
zegt: „nó inscritti!" Het is zeer vol in Milaan door het eerste
verjaarfeest van de inname van Rome, dat heden avond zal ge-
vierd worden. Ook verwacht men den koning en is er eene ten-
toonstelling van industrie die vele bezoekers lokt. De omnibus
van den Albergo E uropa (Gorse Vittorio Emmanuele) neemt ons
nu op. Ofschoon den meer nedrigen titel van Albergo voerend,
is het een goed hotel, digt bij den Dom. Het rijden derwaarts
door een groot gedeelte van de stad geeft reeds een denkbeeld
van de welvaart en betrekkelijke reinheid van het half Fransche
-ocr page 17-
15
REIS NAAR ITALIË.
en „la grande Milano." Het geraas der talrijke rijtuigen wordt er
vrij wat getemperd door het plaveisel. De wielen der rijtuigen
glijden er toch óver breede platte steenen tusschen welke kleine
veldkeyen\'). Ook veel trekkracht wordt er door bespaard en het
snelle rijden bevordert. — Ons eerste bezoek geldt den naburigen
Dom. Het sombere weer, (de regen houdt pas op) en de zwarte
vlakken op het witte marmeren bekleedsel zijn welligt de oor-
zaken, dat dit kolossale gebouw mij niet zoo treft als ik ver-
wacht, naar aanleiding vooral der twee prachtige groote ge-
kleurde afbeeldsels die ik er van bezit 2).
In concurrentie met de oud-Amsterdammers ten opzigte van
hun stadhuis verklaarden de oud-Milanesen het voor het acht-
ste wonder der wereld 3). Welligt hadden wij daarmede
ingestemd als wij de 494 trappen beklommen en de 98 Go-
thische torens en 4500 marmeren standbeelden op het dak bezig-
tigd hadden 4). Wij stellen dit om den nevel uit. Bij provisie
hebben wij al genoeg aan de 70 trappen in ons Europa. In den
Dom 5) zelf is het donker en zoo ledig dat wij er niemand ja
toch iets.... één philosopherende kat in aantreffen: dus ook tot
morgen. —
Getrouw aan ons stelsel om geene cicerones of wegwijzende
facchini op te slaan, een vervelend ras, levende op kosten
van de onwetenden, wandelen wij den Corso Vittore Emma-
nuele, die verder op Corso Venezia heet, af. Een prachtig in 1861
gebouwd geheel rood paleis van den bankier Ciani, la casa
\') A. van der Willigen in zijne Aanteekeningen op eene reize van Parijs
naar Napels
enz. Haarlem 1813. IV bl. 70 merkte dit ook op. Na te volgen.
2)   J. W. von Archenholtz, Tafereel imn Italië. Rott 1791. zegt zelf: „De
, cathedrale kerk te Milaan, die men zoo hoog heeft opgevijzeld, heeft niets
„treffends." v. d. Willigen IV, bl. 52: „De hoofdkerk van Milaan behoort
\', onder die dingen van Italië waaromtrent ik mijne verwachting zag te leur
\',gesteld." II. Matthews in zijn Dagboek van een Invalide, Haarl.1822. II bl.
,,50. De hoofdkerk maakt geene zeer aangename vertooning.\'\' Maar sedert die
bezoeken is er veel hersteld.
\') Milar.o dall\' Editore Antonio Vallardi. Opgedragen aan Enrico Mylius,
wiens naam als beschermer der schilderkunst men in de Brera aantreft.
3)   Distinto raguaglio dell\'ottava maraviglia del mundo- il duomo di Mi-
lano
(per P. F. Nava). Milano 1723.
4)  Een staalplaat van F (jitterio geeft een goed overzigt daarvan.
\') Desgelijks een staalgravure van Filip Naymiller.
-ocr page 18-
16                                        MR. J. DIRKS,
rubra, links, trekt onze aandacht. Zelfs de 12 cariatiden onder
de balcons zijn van gebakken steen. Aan liet einde van den Corso
Venezia is de pas geopende tentoonstelling van de Associa-
zione industriale Italiana, reeds in 1867, onder het Eere-
voorzitterschap van Prins Humbert opgerigt. Zeer wijsselijk heeft
men deze eerste tentoonstelling niet geopend voor alle vakken
van Italiaansche industrie maar alleen voor eene eerste groep
daarvan, gelijk het voorberigt van de Guida Ufficiale ons
mededeelt. Die eerste groep bevatte de costruzzioni ed arti
usuali. Ofschoon door den oorlog eerst in Maart 1871 aange-
kondigd is deze eerste poging geheel gelukt. In de afdeelingen
A—N. althans vinden wij vele bewijzen van den hoogen trap
waaaarop de Italiaansche industrie is gestegen ]). Bijzonder trek-
ken onze aandacht de ledekanten en meubels van ijzer der fa-
briek La "Vittoria van D. Baldizzone, te Milaan, de groote
spiegels met overschoon uit linden hout gesneden lijsten, het
rykoetsje van het dochtertje van Prins Humbert en Prinses Mar-
garetha, de navolgingen van de majolica\'s van Gubbio enz. enz.
Na het goede diner in het café der expositie rijden wij N. W.
waarts door de stad en langs de zeer groote P i a z z a d\' a r in i. Bij de
Porta Sempione staat de trotsche Ar co della Pace, door Na-
poleon I als eindpunt van den weg over den Simplon in 1804
begonnen. Het monument is echter eerst in 1838 voltooid. Het
geheel is zeer imposant; vooral de Vredegodin op een kar met
zes paarden bespannen en de vier victories te paard op de hoeken.
Van 7!/2 tot 10 uren wonen wij het concert bij, dat voor het
Kon. Paleis achter den Dom wordt uitgevoerd of rusten en wan-
delen in de a giorno verlichte fonkel nieuwe en prachtige Gal-
leria (of passage) Vittore Emmanuele, een meesterstuk van den
Architect Mengoni, met wien wij te Bologna kennis maakten.
Ik zou niet durven beslissen wat meer opgewonden is, de tekst2)
\') De acht klassen waarin de tentoonstelling verdeeld was, bevatten:
1. Materialen voor constructies. Alles wat gebouwen betreft. 2. Verwarming
en verlichtingtoestellen. 8. Potwerk. 4. Meubelen en decoratie. 5 Metaal-
werken. 6. Weefgoed-Bontwerk-Galon. 7. Huishoudelijke industrie. 8. Druk-
kunst. Zie verder in de Gids 1872, een artikel van den heer P. N. Muller.
2) Programma: a. Sinfonia nefl\' Opera: Il Pirata van Bellini.
6. Canto-All\'Industria (Ier gelegenheid der tentoonstelling). Pa.ole di
Emilio Praga. Muziek van Perelli.
c.
Sinfonia nell\' Opera: Gemma di Vergy van Donizetti.
-ocr page 19-
17
REIS NAAR ITALIË.
de muziek of de uitvoering door een 000 tal zangers en zange-
ressen. Gloeijend, Italiaansch gloeijend zijn de woorden van de
Cantica Roma. Daarin treden op: koren van krijgslieden, wijzen,
martelaars, stemmen uit het Campidoglio, het forum, de kata-
comben, van de Alpen tot Sicilië en de genius van Italië. Tot
IO\'/ü wachten wij op de illuminatie met bengaalsch vuur van het
koorend van den dom. De regenbuitjes, die dien avond vielen,
zullen het aansteken verhinderd hebben. Zij bekoelden de geest-
drift van het publiek niet. l). Trouwens in de geheele stad wap-
perde de Italiaansche driekleur uit sympathie voor dit eerste
verjaringsfeest eener wereldgebeurtenis waarvan wij eerst later
in Rome zelve al het gewigt aanschouwden.
Donderdag 21 Sept. Von Raumer 3) zegt teregt: „Jeder Tag
„in ltalien hat seine Eigenthiimlichkeiten des Sehens, Horens,
Lernens." Het een en ander vooral als men woekert men den
tijd. Wij beginnen den dag vroeg met den Dom. Het standbeeld
van den H. Bartholomeus, met het afgestroopte vel op de schou-
ders en het allerpedantste onderschrift 3) trekt onze aandacht.
De twee prachtglasramen, vooral het oudste links met 350 bijbel-
sche voorstellingen, boeijen die lang. Ook de fraaije biechtstoelen
„ réserves aux pénitens francais, allemands et anglais," vlak daarbij.
Verder het onderaardsche graf van den H. Karel Borromeus, dat
4 millioen francs zou gekost hebben en de enorme kolommen uit
één stuk bij den ingang. Het is weder te nevelachtig om naar
boven te klimmen: wij kunnen onzen tijd beter besteden met het
bezoeken van het Museum van schilderijen La Brera. Mijne
Guida per la Pinacoteca di Brera, ofschoon van het jaar
1838, is nog geheel bruikbaar: „De verzameling is een voor-
beeld — zegt Pecht4)— „van geheel stelsellooze expositie, geen an-
d.  11 canto delV artiere, Parole di G. L. Patuzzi. Muziek van Panzini.
e.  Sinfonia nell\' Opera: Nabucco vau Verdi.
f.  Roma! Cantica, Parole di Praga. Muziek van Mazzucato; en
^r. Sinfonia nell\' Opera: L\'assiedo di Corinto van Rossini.
\') Hoe die dag in Rome gevierd werd vertoonen ons Ie Monde illustré
7 Oct. 1871 p. 228 a) Manifestation des corporations oavrières a la brèche
de la Porie Pia, b)
p. 229. Les corporations ouvrières se rendant a la brèche
de la Porte Pla.
*) F. von Raumer, ltalien. Beitrage zur Kenntnisz dieses Landes. Leipzig
1840 II S. 27.
3) JVon me Praxiteles sed Marcus fecit Agrates.
«) Sadfrüchte II S. 272. Over de Brera aldaar S. 271 -275.
-ocr page 20-
18
mr. j. DinKs,
dere regel is daarbij in acht genomen dan de smaak der opzieners.
Reeds in de eerste zaal hangen ïitiaan, Jordaens, Car-
racci, van Dijk, Caravaggio en anderen vreeedzaam naast
elkander en bijten niet." Van de 12 zalen, waarin de 429 schil-
derijen (Gat. 1838) zich hevinden, werden nu de voorste ook
gebruikt, voor eene tentoonstelling van nieuwe stukken die veel
der oude aan ons oog onttrokken. De parel van deze collectie is n°.
230: Lo Sposalizio di Maria V e r g i n e, van Raphael in zaal
VII1). De Lombardijsche school is in deze collectie het meest vertegen-
woordigd, daarna de Venetiaansche, Florent\'y\'nsche en Romeinsche.
Wij vinden er echter ook stukken van Ferd. Bol, van Bloemen,
van Breughel, van Dijk, Eeckhout, Geldorp, van Goijen, Willem
Heus, Abraham de Heusch, Hobbema, Corn. Poelenburg, Rembrandt
en Rubens. Onder de nieuwe schilderijen trok aller aandacht, (zoowel
door de fijne schildering als om het zonderlinge der voorstelling)
„L\'Inspection (Russe) de la fiancée." Meer dan die nieuwe schilderijen
boeijen ons denieuwe beeldhouwwerken beneden tentoongesteld: La
Van ar el la (het ijdeltuitje), L\'Innocenza, precies Nella (zijne
kleindochter), zegt mijn reisgenoot; La Vergogna, terwijl wij
er bij zijn, wordt door een sapeur eens rondgcdraaid.
v. Raumer en anderen roemen het Italiaansche theater 2),
ook om het goedkoope. In La Scala alhier valt daarop, althans
dezen avond, niet te roemen; men betaalt tweemaal en bekomt twee
biljetten, een Biglietto d\'ingresso fr. 3,50 en een voor de Sedia
chiusa comune fr. 3,50, zamen fr. 7,—. Trouwens hetgeen
wij dien avond zien is het dubbel waard. Vooreerst het in-
wendige van de enorme, rijk verlichte Scala zelve 3), dan de
Opera-Ballo in 4 bedrijven van II Guarany, van den Braziliaanschen
componist Cav. A. Gar los Gomesen vooral het Divertimento
Dansante, dat door netheid van uitvoering en pracht zeer uitmuntte
en de opera halveerde, die zoolang duurde dat II Guarany eerst
lang na middernacht aan zijn einde kwam. 4)
\') Zie De Echtverbintenis van Maria. Houtsnee in Dr. W. Lübke\'s Schets
eener Kunstgeschiedenis, vert. door
Johan Gramm. Amst. 1871 bl. 162.
2)  11. II. S. 41.
3)   Zie de teekening van een gemaskerd bal daarin van Cassani. Litho-
graphie van Vallardi.
4)  Ik zet hier een ^j^" als waarschuwing tegen de livrei bedienden met
witte handschoenen in la Scala, als men een tekstboekje noodig heeft of
-ocr page 21-
HEIS NAAR ITALIË.                                         19
Vrijdag 22 Sept. Te 10.10 uit Milaan. Te Bergamo kun-
nen wij ons niet ophouden, alhoewel M e n z e 1l) zegt, dat het een dei-
schoonste steden van Italië is, minder bezocht en hekend dan het
verdient. Men nadert hier weder de Alpen; tot hiertoe spoorden wij
steeds door een Hollandsen landschap, want de olijfboomen zien
er precies uit als wilgen. Fraai gezicht op Bergarno, de oude stad
ligt tegen den berg, de nieuwe in de vlakte. Volgt Brescia 2).
Hier weder zeer nabij ijzerrijke roode bei-gen met vele villa\'s. Lieve
ligging. Ook dit verdiende wel een halven dag oponthoud maai- onze
tijd is bepaald, wij moeten over acht dagen in Bologne zijn en
hebben Verona, Venetië, Padua en Ferrara nog voor het mes.
A v a n t i! Heimelijke hoop op eene andere keer. Te Dezenzano
houdt de trein zoolang stil, dat wij een blik kunnen wer-
pen op het 1G mijlen lange en 1—5 mijlen breede Lago di
Garda. Prachtig gezicht op de hoog gelegen viaduct over de volle
lengte en grootste breedte van het meer. Het schiereiland Ser-
mione met zijn oud kasteel komt oostwaarts zeer uit. Over Pe-
schiera, een der vierhoek vestingen, komen wij te Verona aan het
station Porta Nuova. Lange zonnige rid bijna door de geheele
stad tot de Du e Torri door v. d. Willigen reeds als een
goed logement aanbevolen. Zeker een oud paleis; de eene toren
dient nu om er een duiventil in op te hangen. Drie bont geschil-
derde galerijen omringen eene binnenplaats en mijn no. 32 ziet
uit op een plein, waarop de kerk St. Anastasia, een kapel en
curieuse grafmonumenten. Terwijl mijn reisgenoot, wat ongesteld,
eene siësta houdt, ga ik de opgepronkte St. Anastasia zien. Eene
geld terug moet hebben voor het bewaren van jassen. Ook tegen den came-
rière in de restauratie Cova bij La Scala. —Het zit er wel aardig in den tuin
vol acazias en bloemen; maar het niet op het tarief genoteerde is er zeer duur.
Toch heeft de wezenlijke bedriegerij in Italië veel minder plaats dan men denkt
en heeft een zeker eigenaardig niet altoos hatelijk karakter *). Maakt men er
attent op, b. v. in \'t hotel Europa, dat men de kamers fr. 1 hooger genoteerd
heeft dan vroeger gezegd was, men veranderdt het terstond met opgave der
reden van de vergissing. Het veiligst is zooveel mogelijk maai- altijd vooraf
e vragen: Quanto costat Quanto si pagaf
\') Dr. Wolfgang Menzel, Reis naar Italië. Dordr. 1838, bl. 17.
•) In J. Baretti, De zeden en gewoonten van Italien. Amst. 1770 I bl.
167—171 is eene lijst van schrijvers van Brescia, die voor den werkzamen
geest der inwoners dier stad getuigt.
•) Kephalides. 11. II p. 369.
-ocr page 22-
20
MR. J. DIRKS,
groote annonce daar buiten leert mij, dat de 30U5te verjaardag
van den slag van Lepante er de oorzaak van is en de sacristano
noodigt mij zeer uit om present te zijn te zes uur bij de illuminatie
der kerk ter eere van de H. Rosalia. Ik neem deze kerk eens
goed op maar geef geene beschrijving, gedachtig aan zekere op-
merking van een der beste schrijvers over Rome, de Stendha 1 l).
Van de beide bont marmeren bedelaars als cariatiden voor de
wijwaterbakken, dergelijke als wij later te Ferrara zagen, wil ik
toch gewagen en hoe ik, alleen in de kerk zijnde en op een bank
uitrustende, zoo wat over den openbaren godsdienst philosofeerde
als Matthews deed 2). Buiten de kerk liggen, hoog verheven,
sedert eeuwen, een paar graven Castelbarco in zwart geworden
marmeren sacrophagen te rusten. — Eene Amerikaansche familie
aan de tavola rotonda vult eenigzins het gemis van mijnen reis-
genoot daarbij aan. Een glas Val Polesella montert mij ook wat
op, ofschoon de Lombardijsche wijnen mij anders volstrekt niet
bevallen 8). — Ik vind mijnen reisgenoot zoo opgeknapt, dat wij
ons op weg begeven met de schare, die St. Anastasia juist ver-
laat, v. Raumer wenschte zich voor de gansene Italiaansche
reis te Verona eene tamelijke verkoudheid, om de zoo doordrin-
gende stank in vele straten. Ik zou dit eerder zeggen van
„Venetië" want bij onze wandeling naar de P i a z z a B r a
hinderde het mij niet bijzonder.
\') (Henri/ Beyle) de Stendhal, Promenades dans Rome. Paris, 1858. 2 vol.
Vol. II p. 128. „Une chose choque toujours les personnés qui n\'otit pas vu
„1\'Italie et qui lisent des voyages, c\'est 1\'extreme importante que 1\'auteur
„ attaché aux descriptions des églises."
■) Dagboek I bl. 251—252. „Men moet bekennen, dat men in katholijke
„landen meer werk van den openbaren Godsdienst maakt dan onder ons
„ Protestanten. Maar de vraag is, of, en in hoeverre men deze uiterlijke
„ plegtigheden als weldadig beschouwen moet. Hecht men er te veel ge\\vigt
„aan, dan wordt het eene loutere vertooning.... Stelt men weinig prijs op den
,vorm, dan verliest men ligtelijk het wezen er vanuit het oog___Het zuiden
„heeft een aangeboren smaak voor pracht en staatsie. Al de talrijke katho-
„ lijke plegtigheden in die landen zijn niet zoo zeer kenmerken van den
„Godsdienst zelve, als wel van den smaak der inboorlingen.
3) v. Raumer, Herfstreis II p. 88. „Het is onbegrijpelijk, dat men uit de
,heerlijke druiven geenen beteren wijn trekt; luiheid, onkunde en vooral
„ morsigheid dragen zeker zeer veel hiertoe bij. De roode inlandsche wijn,
,,vino nostrano, is zwaar, opdroogend en schier nooit zonder eeuen onaan-
,, genamen bijsmaak."
-ocr page 23-
•21
REIS NAAR ITALIË.
De maan beschijnt met haren sikkel het uitgestrekt plein en
de Arena, het grootste monument der oudheid henoorden de
Po. Het prachtige weder heeft vele wandelaars uitgelokt, men
scherst, men lacht, de cafés zijn bezet: er is veel beweging in,
ook door de bloemenmeisjes, courantenjongens, die er uit- in-
en doorloopen, de handelaars in lucifers e tutti quanti,
gelijk overal in Italië J). — Wij slapen beerlijk, beschut door gazen
gordijnen tegen de \'s nachts vooral lastige zancelli of muggen,
neven noemen wij ze in Friesland, die hier vrij wat muskiet-
achtig zijn.
Zaturdag 23 Septb.: Een genotvolle dag, vooral voor anti-
quaren, ten koste van eenige zweetdroppelen: want het is zeer
warm. In de Corso Cavour, de Porta dei Borsari gezien,
door sommigen voor een triomfboog, door anderen voor eene oude
poort der stad, onder keizer Galienus (A°. 2(55) gesticht, gehouden.
De inscriptie daarop ten N. is nog vrij goed leesbaar 3). Over de
gloeijend heete Piazza Bra naar het Arena; men doet wel dit
open rond gebouw, hoe groot ook, (32 meters hoog, 161 lang,
133 breed, met 45 rijen steenen zitplaatsen, en ruimte voor
25,000 zittende en 70,000 staande toeschouwers) vóór het Colos-
seurn te zien. „ Het is de eerste betoovering van Romeinsehe
grootheid die lang den boventoon behoudt, totdat liet Colosseum
van Rome hem overwint en eene grootere te weeg brengt *)."
De 72 arcades aan de buitenzijde bezigt men voor pakhuizen
en werkplaatsen. Het is een klim, de 45 zitplaatsen op te stap-
pen bij zulk eene warmte; maar het gezigt boven, over Verona,
beloont de inspanning 5). Een zeer beleefd opzigter laat ons het
\') In Florence biedt men geloof ik alles in de cafés te koop aan, herhaal-
delijk b. v. hembden, mutande enz., bijna de geheele waschlijst bij Badeker
p. 267 te vinden.
*) Pecht, I S. 145. „Selbst nach Venedig mnsz Verona noch gefallen
„mit seinem Deberflusz ara Denkmalen der Baukust, die sicli seitbald2000
„.lahren hier in ununterbrochener Reihe vorfinden. — Es ist doch was Ei-
„genes urn solch eine uralte Cultur, wie sie suh hier überall ausspricht, u. s. w.
3)  Zie Scipio Maffei; Verona illustrata. Verona, 1732. 4 vol. fol cum fig.
4)  Ai.oys vrijheer van Oefele, Mijn uitstapje naar Italië. Amst. 18341. p. JiO.
5)   Ener 11. S. 3ci6, trof ook nog op de tinnen „die dem Auge so wohl-
thuende Einfachheit and Regelmiissigkcit der Eorm des Gebüudes.\'\' Over
liet Arena zie vooral Franc. Scii\'io Maffei (Marquis, geb. te Verona 1075\').
Degli Anfitheatri e singularmente del Veronese etc. Verona 1725.
-ocr page 24-
22 \'                                          MR. J. DIRKS,
niet ver daarvan gelegen Museo lapidario zien \'). Het is het
eerste museum in Italië van oudheden, op de plaats zelve gevon-
den en bijeengehragt, dat ik zie.
Met van Oefele 2), die het ook zag, maakte het op mij eenen
wonderbaren indruk. „Want liet wezen en geloof, de denk- en
handelwijze der Romeinen is hier beter te bestuderen dan
uit boeken. De beschouwing daarvan leidt ons het Romeinsche
leven binnen."
Een rijtuig brengt ons snel naar de afgelegen Piazza di
S. Zenone 3) de interessantste kerk van Verona. Links daar-
van een seheeve toren, regts een campanile en daarbij het graf
van Pepijn, Koning van Italië, zoon van Karel den Groote. De
H. Zen o is de beschermheilige der visschers. Het oude gekleurd
marmeren standbeeld in het koor vertoont hem als een hen-
gelaar. Zeer interessant zijn de reeds in 1123 herstelde en nog
zeer goed bewaarde kloosters ten N. der S. Zenone. Later
zien wij den Cathedraal, de vijf monumenten der Scaligers,
der familie die van 1262—1389 Verona beheerschte en een lad-
der (Scala) in haar wapen voerde. Eene opfrissching van deze
zwart geworden gedenkteekenen is hoogst noodig. Een stoom-
bi\'andspuit zou hier en elders in Italië groote diensten doen;
vooral gevuld met loog van potasch om het vuil van eeuwen-
her daarvan af te bijten.
De Piazza de 11\' Erbe is vol ooft- en groenteverkoopsters:
het fruit is fraai, en zeer goedkoop. Er staat een schandezuil op
het einde van het ruime plein, voor de bankroetiers, een Itali-
aansch middeleeuwse)) gebruik gelijk bij ons vroeger de schand-
palen met hunne draaikooijen. Hier en daar, zien wij groote
huizen, palazzi, in Yenetiaansch-Gothischen stijl *), vooral in de
Corsoen op de kleine maar interessante Piazza dei Signori. —
Siësta. — Den indruk der laatste dagen deel ik mede in mijnen vier-
den algemeenen zendbrief en wij gaan na eene avondwandeling op
de Br era zeer vroeg naar bed, want den volgenden morgen te
•i1/» uur bominelt mijne buuvrrouw St. Anastasia mij al wakker, en
\') SciPio Maffei, Museum Veronense hoc est antit/. inscriptionum collectio.
Yeronne 4749 fo.
2)  I bl. 40--42 „Het Museum Maffei."
3Pr. Negri, Vila di Apostolo Zeno. Venezia -1816, 8°. coti ritratto.
•\') Zie 1\'echt 1 149. Ieder huis van vijf ramen breed is in Italië een Palazzo.
-ocr page 25-
•23
REIS NAAK ITALIË.
te 5 uur lijden wij al naar het andere station van Verona bij
de Porta Vescovo. — Bij het broodje, met moeite aan het sta-
tion bekomen, komt de koffij te Vicenza. Het spijt ons zeer,
dat wij de paleizen en gehouwen, aldaar door Palladio l) ge-
sticht, niet. kunnen aanschouwen; maar Verona heeft ons al
proeven van zijn talent laten zien. Van Pa do va zien wij
nu letterlijk niets door een uit zee opkomenden mist 2). A
revoir! tot Donderdag e. k. Te Mestri scheidt de trein voor
Triest zich van den onzen af. Allengs doemt Venetië uit de
golven op; de één mijl lange brug (3(30ü el) is spoedig overge-
spoord; wij zien de eerste gondels op de Lagunen; in een
oogwenk zitten wij in een daarvan en langs kleine kanalen en een
gedeelte van het Canal grande varen wij door de wonderlijke
peer- of karafvormige stad, waardoor het hoofdkanaal als een
slang heenkronkelt. Men zet ons aan de achterzijde van het hotel
San Marco af; door een doolhof van gangetjes, het een duister-
der dan het andere, bereiken wij onze kamer en eensklaps zien
wij op de piazza San Marco neder, begrensd door het Kon. Pa-
leis of de oude Procuratie, terwijl links de Uotn en vooral de
Campanile ten hemel rijzen. „Alles, zegt von Raumer 3), wat gij
ooit gezien en gedroomd hebt, moet voor de tooverkracht van
het gezigt op het plein van San Marco wijken."
De doodkistachtige, vrij vuile gondel is ons niet bevallen. Wij
gaan liever te voet uit, om onze brieven van de post aan het Canal
Grande, links van de Ponte Rialto, te halen. Wij kunnen den
San Marco *) evenwel niet voorbijgaan. Eerst bij eene derde
rustige bezigtiging begrijp ik iets van de bouworde der fa gade,
waarvan de heistelling, vooral der fresco\'s daaraan, zeer noodig
\') Ant. Magrini, Memwie intorno la vita e Ie opere di Andrea 1\'alladio.
Pad. 4845, 4 con ritratta cd incisioni.
*) Eser, p. 190. Dichte Nebel, aucli in I tallen im Oktober kein seltener
Gast."
\') Herfstreize II pag, 3.
4) Giov Meschinello. La Chiesa ducale di S. Marco.Xcn. 1753,4*.3Vol.in
4parti. Spiegazione della Basilica di S, Marco. Ven. 1854 12. La Basilica di -S\',
Marco esposta in 6 Tavole, all\' acquatinta da Ant. Lazzari. Yen. bislunga; La
descrizione delV esterno ed interna,
daarvan met 2 platen; A. Camesina, Die
Darslellungen auf den Bronzethiiren des Haupteinganges von St. Marco.
Hit
18Taf. Wien 1800, 4°; P. Cav. Haccardo, Saggio sopra i mosa:ei della chiesa
di S. Marco.
Yen. 1864, 8°.
-ocr page 26-
24                                              MR. J. DIRKS,
en dan ook reeds begonnen is J). Vergeleken bij den stout ten
hemel rijzenden Campanile is er iets gedrukte in: „ plus pittores-
que que grandiose, grace a sa construction tout-a-fait extra-
ordinaire et a la magnificence a moitié oriëntale de son orne-
mentation," zegt Biideker 2) zeer juist. In plaats van de ons
aangewezen hoofdstraat van Venetië, la Merceria, onder de Torre
del Orologio (half zoo breed als de Kalverstraat) in te slaan,
gaan wij een straatje daar naast in, loopen echter, met de
zon als gids, maar steeds door straatjes, stegen (c a 11 e) en
gangen en vinden toch eindelijk na veel dwalen den ponte
Rialto 3).
Het is er nu in die ca 11e door den Zondag, wat rustiger en
minder vol, maar als men bedenkt, dat in die naauwe straatjes
nog allerlei bedrijven, zelfs smederij onder den blooten hemel
wortlen uitgeoefend, waaronder nu, in de herfst, op honderde
plaatsen het braden van kastanjes 4), voorts dat de kleine kanaaltjes
die men overgaat geene frissche beken zijn maar allengs opslib-
ben 5), dan zeggen wij met Mr. Boer 6): „De reukorganen wor-
den hier niet altijd even aangenaam aangedaan."
Terwijl ik op straat een passage uit mijn van de post ge-
haalden brief aan mijnen reisgenoot voorlees, zegt een heer:
„zijn de hoeren Hollanders\'? ik ook. Kapitein D., pas uit Rot-
terdam met de Triest aangekomen." Wij maken afspraak tot een
bezoek.
Bezigtiging van San Marco, wandeling langs den Molo en de
Riva dei Schiavoni, voorbij de Ponte dei Sospiri 7), liet
zien van eene ragazza of wedstrijd op de Lagunen, een mager
\') Fr. Beltrame, Intorno al ristauro della facciata a nord delta Basilica
dl S. Marco.
Ven. 1865.
2)   Vergelijk lïser, S. 311—313. „Die Wirkung ist mehr eine malerische
„als aichitektonische."
3)   Anl. Rondelet. Saggio storico sul ponte di Itialto. Mantoea 1841.
Essai hist. sur Ie pont de Rialto, Paris 183G. 4°.
*) Castagna, ongeènte, marrone, geënte kastanje, van der Willigen,
IV, bl. 10.
5) Arclienholtz (1780). T. a. p. bl. 48. „ Ervaren lieden beweren dat men
,geen 200 jaren van het tijdstip af is, dat Venetië niet meer bewoonbaar
„zal /ijn dooi\' opslijking."
e) Mr. R. W. Boer, Herinneringen aan lialie. Gids 1870, I bl. 240.
7) liet best te zien op de brug tusschen den Molo en de Riva.
-ocr page 27-
25
REIS NAAR ITALIË.
diner J), militaire muzijk en eene wandeling met duizenden
mensehen op de met candelabres verlichte Piazza, ziedaar onze
werkzaamheden tot 10 uren. De zancelli (moucherons) plagen
ons \'s nachts; wij missen de gazen gordijnen 2).
Maandag, 25 September. Onder genot van zonneschijn roeit
Foscarini ons een paar uren lang, door het groote kanaal 3) in
eene bar ca. Onze knappe roeijer, door zijne collega\'s il duogo *)
bijgenaamd, wijst ons zeer juist alle paleizen aan, zooals Bade-
ker I p. 285—288 die vermeldt. De ellendige toestand van
vele, vooral van de onderste gedeelten hunner muren, hindert
ons. Hoe zij er gerestaureerd uitzien, vertoont de Fondaco dè
Turchi met zijnen pracbtigen Oosterschen voorgevel, terwijl het
binnenste nog niet voltooid is. De palazzi Foscari 5) en Balbi,
in de bocht van deze Heeregracht, ziet men het meest op de
platen van het Canal Grande. Wij bezien het Palazzo Pesaro,
en het Museo civico of Palazzo Gorrer 6). In het laatste
kan men veel kennis opdoen van het leven der oude Venetia-
nen 7V Welk een rijkdom in die gouden kleeding op die twee
lange afbeeldingen van eene Venetiaansche bruiloft in de 16de
\') Vergelijk von Raumer, Jtalien I, S. 23. „ Das Essen in Venedig er-
biirmlich: schlecht erfundenen, schlecht ongeordneten und sehlecht gekochten
Gericliten, u. s. w." Daarbij slecht drinkwater; gevaarlijk om den wijn te
verdunnen.
2)  Van Oefele II, 11. 00. „Zorgvuldig eerst vensters en deuren sluiten eer
men licht opsteekt. Met de gazen gordijnen geraakt de vreemdeling, die
er niet aan gewoon is, dikwijls mal genoeg in de war." „Moerasmuggen,"
eene geduchte plaag in Venetië. J. van der Chijs, Reisherinneringen, 18G4.
bl. 79.
3)   Am Canal grande, Dresden 1849, Gedichte von Ida von Duringsfeld,
geschreven terwijl haar man, zes maanden lang, Turkseh en Armcnisch
leerde, in het klooster op het eiland 5. Lazzaro. JUustr. Zeitwng, 1869, S. 97.
11 Canal grande descritta da A. Quadri c. 00 tavole. Ven. 182S, bislungo.
4)  Ida von Duringsfeld. Jntonio Foscarini, 4 Biinde. Stuttgart 1850. „Grosz-
„artiges Geschihtbild in novellistUchen Geicande.
Illustr. Zeit. 1. 1.
s) Giac. Battaglia, La familia Foscari Dramma storico in 5 atti. Milano 1844.
8°. Fr. Berlan, I due foscari. Memorie stor-critiche. Torino 1852, 8°. Baron,
The two foscari, an hi-torical traged;/.
Giulio Pullé, I Foscari, 3 13de
carme, Ven. 1842. W. Gidschard Die Foscari. Historischer Roman. Berlin 1863.
" 6) Gregorio Corver in Alfred von Reumont. Beitriige zur Italienischen Ge-
schichte. Berlin 1853—1857, 6 Bande. Band IV.
\') V. Lazari, Notizia delle opere d"arte e d\'antichila della Tacculta
Correr di Veneziu,
Vin. 1839 8°.
-ocr page 28-
26
UB. J. ÜIRKS,
eeuw! Aan de collectie gouden Zecchini ontbreekt alleen de
hoogstzeldzame van den Doge Marco Barberini (1485—1486).
Treurig gezigt op de den 16 Aug. 1867 verbrande overblijfse-
len van het schilderij (Titiaan\'s meesterstuk) S. Pietro Mar-
ti re \'). Curieuse munten, zoo als mij toeschijnt, uit de kist van
S. Marco (1096) voor den dag gekomen. —
Foscarini zet ons af aan de Piazetta. Vier uren lang be-
steden wij aan het bezigtigen van het P a 1 a z z o D u c a 1 e 2).
Het binnenhof is onbeschrijfelijk schoon en indrukwekkend, ver-
hoogd door de historische herinneringen; er heerscht, zoo vaak
wij het bezoeken, eene eigenaardige Venetiaansche bedrijvigheid,
wegens het water halen uit de fraaie bronzen putten door niet
altijd onbevallige vrouwen en meisjes, in eigenaardig costuum.
Zij dragen de koperen pot-emmers aan een stok dwars over den
schouder wijd en zijd door de stad 3). Op deze plek zeggen wij met
Sharp 4) „de wezenlijke voorwerpen overtreffen hier alles wat
de verbeelding zich uit prenten voorstelt."
De Oostelijke facade van het Binnenhof valt vooral in het
oog. Daar zat Silvio Pellico gevangen. Ongemeen trolsch is
\') S. Metro martWe di Tiz\'uino e la madonna di Giambellino, arsi la notte,
16 ylgoHo 1867. Ven 1867. con 2 tav. inc.
3) Ener, p. 316—321. Les quatre figures drapées, 1\'épée au cóté, s\'em-
barrassant deux a deux, die Badeker bl. 268 vernield als staande bij den
ingang, zijn stellig Byzantijnsch. Wij vonden dergelijke geharnaste figuren
met kappen op een candelaber in & raulo fuori la mura bij Rome.
3) Zie la gi-avure des I\'uits a Venie dans la cour du palaii Ducal. Ma-
gasin Pittoresque
1872 p. 71: Tous ceux qui ont visite Vénise connaissent
ces deux belles citernes aux margelles de bronze autour des quelles on voit
se presser saus cesse, dans la cour du palais ducal, les paysannes du Fri-
oul, qui sont les porteuses d\'eau de la ville. Elles attirent les yeux par la
singularité de leur costume: un cliapeau d\'liomme en feutre noir, haut et a
petits bords (een matrozenhoed, ook scheef gedragen), une chemise de
toile, un jupon noir, uu pantalon serre u la cheville, et les pieds nus. Elles
sont rarement jolies, inais elles sont belles par 1\'attitude, quand elles por-
tent sur leurs épaules les deux seaux de cuivre en équilibre au bout d\'un
baton. — Les margelles des deux puits ornées de seulptures, oeuvres de
Nicolo Conti de Venise, et d\'Alberghetli de Ferrare, qui vécurent au milieu
du 16 siècle, sont dignes d\'admiration etc.
*) 1. 1. bl. 6. G. (\'adorin, Notizie atorihe intorno al palazzo ducale di
Venezia. Ven.
1838.8n. A. Dall\' Aoqua Giwti. 11 palazzo durale di Venezia,
con stav. Ven. 1864 8". Il Palaz/.o ducale di Venezia, illustrato da. Fr.
Zanotto,
con 188 tav. incise. Ven 1853—1862. 4". 4 vol.
-ocr page 29-
\'27
REIS NAAR ITALIË.
de Scala dei Giganti, dus genaamd naar de kolossale stand-
beelden van Mars en Neptunus.. Die trap is in vakken verdeeld.
Op de bovenste wierden de doges gekroond en de tachtigjarige
Doge Marino Faliero (17 April 1355) onthoofd 1). Wij gaan
de Scala d\'oro op; vroeger mogt deze alleen door den adel, die
in het gouden boek ingeschreven staat, betreden worden. Aan
zulk een gouden boek zal Fiesole te Florence ons later nog
eens herinneren.
Wij bezien eerst de 50 ellen lange, 25 ellen breede en 15 ellen hooge
Sala del Maggior Consiglio met hare 76 portretten van do-
ges 3) links in den N. hoek beginnende. Een zwart bord (n° 36) in de
Z. W. hoek vervangt dat van den zoo evengenoemden grijsaard.
Onder de portretten 21 groote Venetiaansch-historisehe voorstel-
lingen. Aan de Oostzijde het grootste (25 ellen breede) schilderij
der wereld: het paradijs van Tin tor et. Prachtige plafonds
in vakken door vijf der voornaamste Venetiaansche schilders in
de 16de eeuw beschilderd. Heerlijke afwisseling hij al dat ver-
moeiend omhoog zien is het verrukkelijk gezicht benedenwaarts
op het balcon (bij N°. 3 der \'21 groote stukken), waar het oog
zweeft over de Lagunen en rust op de |kerk van St. George en
de Giudecca 3). Dezelfde rijkdom in plafonds en schilderwerk
in de volgende kleinere zalen en vertrekken ten getale van zeven
door Badeker p. 271 vermeld. — Wij gaan daarop het mu se o
archeologico zien in drie zalen, vroeger woonkamers der
doges. Vooral zeer oude kaarten van Fra Mauro en Zeno
waarop het eiland F ris ia hoog in het Noorden voorkomt *)
\') Byron, Marino Faliero, an hist. Iragedy in 5 acts. Giidio Pull!:,
Marino Faliero.
Di-amma. Verona. 1840.
5) Emm. (\'icogna. Brevissima desrrizione dei prinripaV quadri nelle
sale del pallazzo ducule.
Ven. 185G S°. Bolle dei Dogi da Venezïa. Sec. XII
al XVIII, con
7 t.wole in fotografie pubblimte da B. (ecchetti Ven. 1865 8".
3)  Ook door Mr. Boer vermeld 1. 1. bl. 251.
4)   Zie „het eilmd FriesUnd, door II. Vogelsang., in het Album der na-
tuur
1870 bl. 1—11 met een kaaitje gevolgd naar het landkaartje in het te
Venetië in 1558 verschenen boekje: Dello scoprimento del hola Frieslnda,
Etlanda, EngroveLinda. Estotihnda, ed Scaria futto sotto il polo artico da
due fratelli Zeni, 31. Nicolo e M. Antonio etc.
Zie Album p. 2. Over deze
reizen bestaat ook nog eeu boek van 1\'lnr. Zurla Dissertazione intorno ai
viaggi e scoperti settentrionali di Nicolo ed Antonio fratelli Zeni,
con 1
carta. Ven. 1808 8°.
-ocr page 30-
28
MR. J. DIRK.S,
en een mappe-monde van 1457—1459 boeijen mij meer dan be-
neden onder de galerijen de menigte bustes J). —
Na het betere diner in de uitmuntende Qiraddri, avondwande-
ling langs de Lagunen bij belderen maneschijn en lang vertoef
in de Giardino reale op den hoek van het Grande Canal
waar de Banda Cittadina muzijkstukken van Verdi, Donizetti
en andere Italiaansche componisten uitvoert. Onder het genot
van ijs 2) werpen wij een blik op de Venetiaansche beauinonde.
die hier zeker tot laat in den avond vertoeft. In den zomer toch
maakt een echte Veneliaan van den dag half nacht en van de
halve nacht dag, het laatste op de Piazza San Marco met hare
talrijke koffijhuizen. Het slenteren daarop, heen en weder, uren
lang is geen tijdverdrijf, het is eene bezigheid evenals voor som-
migen hij ons dagelijks uren lang het wandelen „gezondheids-
halve." Bij de Venetianen heeft dat vele wandelen zeker geene
gezondheid ten gevolge. De lucht is er menigwerf veel te on-
zuiver om zooveel luchthad met vrucht te genieten. Er heer-
schen vele koortsen; die leelijke vliegen tieren dan ook het
best in moeraslucht. De tint der Venetianen is geel, de vrouwen
hebben veelal lange, bleeke gezichten 3). Wat mij bijzonder trof
in deze steeds zoo aristocratische stad was, dat vooral op de piazza
San Marco het onderscheid van standen zoo geheel wegvalt. Niet
alleen dat, zooals B. zegt, „ Ie prince y prend son sorbetto a
cóté du petit bourgeois", maar de aanraking is er volkomen
op gevaar af van erfenis, van het vuile in lompen gehulde
popoio, dat alleen acqua fresca! 4) drinkt en daardoor nuchter
en fatsoenlijk blijft.
Dinsdag 26 Septb. Slecht geslapen door de z a n z a r e 5) en
\') Menzioni onorifi\'he ossia iscrizioni eritte con tutti nel ducale palbizzo,
a celebri italiani. Ven.
1866 8°.
-) IJssoorten: J}^"" Latte, room of melkijs: limone, citroenys, orancio,
oranjeijs, phuccio, groene noot of amandelijs, fragoli, aardbezienijs. Un ar-
lecch\'no,
is van rood-wit of yeel-groen enz. v. d. Willigen II bl. 62.
3) La regino. A Venetion d^nnj g\'rl hy Elion Vedder, een Amerikaan
te Rome in lllutr. London New*. Jan. 6, 1872 p. 5 is geen model ervan.
*) Het water is slecht in Venetië. De middelen om beter te verkrijgen
bespreekt G. Bianco. Sui modi piu acconti di proevedère Venezia d\'acqua
potabile.
Ven. 1862.
s) 5. Sharp, lïrieven over lt ie. Amst. 177S. bl. 20. „Geen mensch, die
-ocr page 31-
29
REIS NAAR ITALIË.
de cimici, een nog veel kwaadaardiger diersoort. Onweder
daardoor in liuis, terwijl een kort maai\' zwaar onweder met fei-
len regen uit zee opkomt. De duizenden vrij-duiven verlustigen
zich in de lang ontbeerde plassen op het Sint Marcus plein. Met
de muzijk der bezetting voorop marcheren wij naar het station,
om des Konings aankomst te zien, maar wij geraken en muzijk
en soldaten kwijt in den doolhof aan gene zijde van het groote
kanaal, in al die nu zeer bedrijvige en volle straatjes en steeg-
jes. Later bespeuren wij dat een handwijzer „Via alla strada
f er rata", de draad van Ariadne hier is. Wij bezoeken daarop
het pantheon van Venetië, de kerk S. Maria gloriosa dei
Frari of de Frari, gelijk men, bij verkorting zegt. Wij bezien
er vooral het mausoleum van den doge Jan Pesaro (-{- 1659)
met de negerstandbeelden, zeer rijk maar bizar; het pyramiede-
vormig monument voor Ganova (-f- 1822) *), door Fabris
volgens Canova\'s model als tombe voor Titiaan bestemd; het
al te prachtige monument voor Titiaan (-}• 1576, 98 jaren oud),
door Keizer Ferdinand bekostigd en eerst in 1852 voitooid 3).
Een gondel brengt ons naar de Ripetta terug. In een der ka-
naaltjes ontmoeten wij de gondels, die den Koning en zijn ge-
volg zullen afhalen. Keurig netjes zien de roeijers er uit, knappe
kerels, grenadiers taille, in het wit met blauwe sjerpen, strooijen
hoeden met fladderende bonte linten, gestreepte kousen en een
zilveren plaat, waarop de roeiriem afstuit op den linker arm.
Onze doge groet ons: nogal een groet! het zijn die van Zondag.
Niettegenstaande het onweder, dat ons een paar uren tijd
heeft genomen, is het nog zeer warm op de Piazza. Eindelijk
komt Z. M. „il galant huomo," zooals zelfs de opgewonden
La Stampa van heden hem noemt, met Prins Humbert, dien wij
later uit Bologna naar Marabotto zullen vergezellen, en gevolg. Zij
stappen in het Palazzo Reale vlak tegenover onze kamer af. Herhaald
nooit in deze stad geweest is kan zich een denkbeeld vormen van den last
dien wij thans (Septb. 1765) van de muggen hier (in Venetië) hebben."
\') Isabella Albrizzï nata Teotorhi. Opere di srtdtura e di plastica dl
Jntonio Canova.
Pisa 1821—24. 3 Tomi con incisioni.
•) Eser S. 307: „Dieses Grabmal sucht an Umfang nnd Pracht, aber
auch an Kalte und Nüchternheit der gesuchten allegorischen Beziehungen,
seines Gleichen." Zie Fr. Bsltrame. Tiziano Verellio e il suo munu mento.
Mil. 1853. 2e ed. 4°. met eene afbeelding daarvan, alsmede W. Eergmann
Tizian. Büder am seinem Lében und seiner Zeit.
Hannover 1865. 2. Bde.
-ocr page 32-
30
MR. J. DIRKS,
donderend V i v a zoo dikwer f Vittoro Emanuele zich vertoont.Wij zien
hem perfect door eenen tooneelk\'yker. — Wij bezien daarop vele
winkels, maar men overvraagt te veel om preciosa te durven
koopen en wij bepalen ons tot platen. Het café-restaurant Q ua d d r i
is dezen dag ons hoofdkwartier; daar tegenover ligt een café
boudoir, zoo netjes ziet het er uit. In de buurt daarvan cafés
voor Albanezen, Grieken en Turken, die hier in hunne schilder-
achtige costumes zitten. Te 772 uur begint het echt Venetiaansch
feest: duizenden bij duizenden menschen bewegen zich op de
Piazza, de Piazetta en de Molo of Riva of zitten onder de ga-
lerijen. De Piazza, de dom, de torre del orologio en vooral de
hemelhooge Campanile worden afwisselend of te gelijk met Ben-
gaalsch vuur verlicht. Uit alle zijne gaten spuwt eensklaps de
Campanile het als gloeijend gekleurd lava uit tot groote schrik
der duiven, die daarin slapen. Zij tuimelen verblind onder de
menigte. Twee bande spelen afwisselend. Prachtig maanlicht op
de Lagunen. Vijftig duizend of nog meer opgewonden Venetianen
bij een. „Mein Liebchen was willst du noch mehr?"
Eindelijk te ÏO1/^, nadat men nog achtmaal, ten slotte, de
Marcia reale of di Roma „op vereerend, even zoo vele malen
herhaald, zeer luid verzoek" gespeeld heeft, kunnen wij gaan
slapen. Onze flesch Liviziano is ook ledig.
Woensdag 26 Septb. Zeer warm weder. Wij wandelen langs
de Riva dei Schiavoni links af de stad in naar de kerk
van S. Giovanni e Paolo, in de wandeling bij verkorting
Zanipolo geheeten. Eindelijk vinden wij de Westrninster abdij van
Venetië, de begraafplaats der meeste dogen, na door tallooze steegjes
en over menig brugje te zijn gegaan. Onder de mausolea, dat van
Marco Antonio Bragadino -j- 1571, den verdediger van
Famagosta, door de Turken gevild! De voorstelling daarvan is
daarboven op eene schilderij zigtbaar; dat van Silvester en
Elisabeth Va lier, 24 passen of 48 voet breed, 100 voeten
hoog; een enorm gevaarte voor twee onbekende grootheden op-
gerigt. In het koor het schoonste monument van Venetië van
Leopardo, ter eere van Andrea Vendramino als 83 jarige
doge, -J- 1478, 85 jaren oud. Dat het schoonste schilderstuk van
deze kerk, de moord van den H. Petrus martelaar, verbrand is,
vermeldden wij reeds. Nog vele monumenten en schilderijen en
daarbuiten het fraaije bronzen ruiter stanbeeld van den veldheer
Coleoni f 1475. De wandeling van Zanipolo naar het Arse-
-ocr page 33-
31
REIS NAAR ITALIË.
naai]) is niet lang. De fagade daarvan is hoogst schilderachtig 2)#
De grootste leeuw links vertoont kennelijk Runenschrift, dat dan
ook door Rafn is ontcijferd 2).
Wij worden in het Arsenaal hoogst beleefd ontvangen. Alles
ziet er even netjes uit, maar vele voorwerpen, onder anderen
het model van den door de Franschen vernietigden Bucentau-
rus3), zijn afwezig en prijken op de tentoonstelling van maritieme
zaken te Napels, de eenige met die voor de visscherijen te Brest en te
Christiania, waarop Nederland eens een goed figuur heeft gemaakt.
Een vlag uit den slag van Lepante verplaatst mij naar de S Anasta-
sia van Verona. Lange wandeling in brandende hitte, afgewis-
seld door eene afkoeling in eene kerk, tot op het oost-einde van
Venetië, waar het lommer der Giardini Pubblici ons ver-
frischt. Het is er dood eenzaam; trouwens over dag ziet men
alleen vreemdelingen als wandelaars en café-bezoekers. Heerlijk
gezicht op de eilanden Muriano, Liddo, Elena, Certosa 4).
Zij liggen op het water. Doodstille zee en azuren hemel. Met
een harca teruggevoerd langs de stoomboot Triest. „ Kapitein niet
„aan boord; in de stad!" Dat Hollandsen verfrischt ons. Zeer
koel is het in de pozzi, half in ruine overgegane onderaard-
holen, gevangenissen, tegenhangers van de heette p i o m b i. Reeds
in het begin der zeventiende eeuw toen men nog vroeg: „cipier!
hoe maken het de gevangenen?" in plaats van nu: „hee-
ren: hoe maakt de cipier het?" werden zij verlaten. Zij
liggen over de achterzijde van het Palazzo Ducale naast den
Pon te dei Sospiri 5). Te 372 uur verlaten wij Venetië, ter-
wijl mijn reisgenoot den chef van het station gaat opzoeken om over
de reductie van het tarief voor ons als leden van het congres taBologna
\') Zie La deserizione del\' drsennle dl Penezia. Ven. 8 en de fraaie,
lithographie daarvan in bis lungo formaat.
2Inscription runique du lion du PirJe (a Vénise) interpretée par C. C*
liafn.
Copenhague, 1856, 1 vol 8°. 255 pp. publié par la Socièté des Antiq.
du Nord. Ook in het Antiquarisch Tidskrift, Kjobenhavn (1853—1857)
met platen. 1857. Forste Heft, p. 1—71. Zie ook Nouvelle* Annales des
Voyages
1857, p. 205—213.
3)   Il Sucinforo dl Fenezia. Con 2 tav. ed 1 miniata. Ven. 1837 bislungo.
*) Venise et la lagune. Uitvoerige kaart achter A. J. Du Païs. Itiné
raire de VItalië Septentrionale. Paris (1859) Badeker p. 273.
5) In Rinaldo Fufin, Studi nel archioo degli injuisitori di stato Ven. 1868
is een stuk; I prigioneri nei pozzi al endere delta republica.
-ocr page 34-
32
MR. J. DIRKS,
te spreken, moet ik aan de volgende personen iets J) offeren: aan
den gondelier, aan twee oude mannetjes met haakjes voor het vast-
houden van den gondel, twee sjouwerlui, twee visitateurs, (want
Venetië is porto franco), en den commissionair van San Marco.
Met vier zeer babbelende lieeren 2), van wier discours wij door
het dialect niets begrijpen, sporen wij naar Padova, en vin-
den aldaar een uitstekend hotel in de Stel la d \'oro. Er zijn
slechts mannelijke bedienden, die de bedden opmaken, de gla-
zen op straat poetsen of wasschen, iets ongehoords zindelijks in
Italië 3).
Achter het wereldberoemde op marmeren zuilen rustende café
Pedrocchi, vinden wij eene restauratie en openen het gevecht
met het doodslaan van eenige groote, bruinachtige nog al ziltige
oesters „colla barba" van Chioggia 4). — Onder een onophoudelijk
„va et vient" dóór liet zeer lange café slijten wij den avond.
Donderdag 28 Septb. Wij gaan te voet Padova te zien,zeker
eene der oudste steden van Italië, al laat men den oorsprong er
van niet tot Antenor, den verdreven koning van Troje en broe-
der van Priamus opklimmen. Nauwe straten, vele arcaden en
zeer groote tuinen. Eerst, in de E re mi tan i, een bezoek gebragt
aan het grafmonument van Ga nova, voor Willem George
Frederik Prins van Oranje (f 1799 alhier) hier gesticht. De
geschiedenis 5) zegt, dat hij, een uitstekend generaal, ten gevolge
van het bezoeken der lazaretten bezweek; de sacristano zei:
gevolge van onze nieuwe kennissen van gisteren avond uit Chi-
oggia. Vlak daarbij is eene arena in een wijngaard veranderd
en daarin eene begrafenis kapel della Madonna de 11\' Arena
(Annunziata). Nog nergens zagen wij zulke prachtige geheel
zuiver bewaarde fresco\'s als hier, zij bedekken de beide zijmuren,
geheel en al verdeeld in 34 vakken, voorstellingen uit het N.
Testament en aan een verbonden door „ Het laatste oordeel" allen
\') Iets: groote fooijen behoeft men niet te geven; kleine, desnoods met
een surplus van 5—10 centimes; die groote koperen stukken toonen vrij wat.
2)  Eser. S. 346. Eine klappernde Mühle: die unerschöpfliehe Redseligkeit
dieser Signori ist wirklich bewundernswerth.
3)  Vgl. Memel 1- 1. bl. 16.
4Ein Lagunenstadt. Zie Illustrirte Zeitung 1869. S. 454.
6) Zie Vercolg van Loon. Neder/. Gedenkpenningen. X bl. 473 n° 486 en
C. Kruseman Aanteekeningen betrekkelijk zijne kunstreize in Italië, \'s Hage
1826. bl. 90.
-ocr page 35-
33
REIS NAAR ITALIË.
doorGiotto reeds in de 14de eeuw geschilderd. Zeer lang boeijen
zij ons. De wat ruwe maar daarom niet minder karakteristieke
photographien er van kosten fr. 3 per stuk, zijn echter te groot
om mede te nemen.
Zeer voldaan gaan wij nu naar de kerk S. Antonio, de ba-
silica ]) van den H. Antonius van Padua (-J- 1231), door het
volk eenvoudig il Santo, de heilige genoemd, gelijk een Am-
sterdammer spreekt van d e stad, een Nederlandsch letterkundige
van het woordenboek en de Spectator in het berijmd A B Cop.
Oudejaarsdag 1871 van het Handschrift. De kerk van il Santo,
bekend door zijn leerrede tegen de visschen ~), is kolossaal,
zeven koepels vol met monumenten, die Büdeker 1. 1. p. 247 en
Es er S. 294 vermelden, allen niet even mooi, leelijk onder an-
deren een zeer groot ter eere van Prof. Ferrari (-J- 1684). De
vorm van de urne wekt zelfs onze lachlust op. Prachtige hoog
opgewerkte marmeren basreliefs voorstellende de mirakelen van
den H. Antonius. De koster wijst ons veel meer aan dan in B.
vermeld staat. Deze kerk is de tweede "Westminster abdij voor
Yenetie, waaraan Padova onderworpen was. Ook hier slaven of
geketende gevangenen als cariatiden van de prachtige tombes
van Venetiaansche generaals. In het daarnevens liggende in 1840
gesupprimeerde Franciscaner klooster honderden grafsteenen on-
der de galerijen.
Het is weekmarkt in Padova en het wordt allengs zeer leven-
dig op de straten van deze anders zeer stille studiestad. Aan den
voet van het oudste bronzen ruiterstandbeeld (der nieuwe kunst)
ter eere van Erasmus de Narni, bijgenaamd Gattamelata
(15de eeuw) zitten vrouwen in vreemd costuum. Zij vragen iels;
de last van het bedelen is anders veel minder groot in Italië
dan ik vermoed had.
Wij wandelen naar den Prato della Valle, oudtijds eene
weide, nu in eene zeer curieuse wandeling gefatsoeneerd, het is
een ovaal omringd door 78 wit marmeren standbeelden. Het is
veel te warm en zij zijn niet mooi genoeg om ze lang te be-
kijken s). In Pedrocchi is het zeer druk. Het is er half
\') B. Gonzaïi La Basüira di S. Antonio di Padova, descritta ed il/tt-
strata di numerose tavole.
Padova 1852, 2 vol folio.
*) Zie F. von\' Raumer Herf\'streis I bl. 259.
3) Zie Eseh p. 296—297.
-ocr page 36-
34
MR. J. DIRKS,
beurs, (even als Lij van der Wielen te Leeuwarden, dank zij het
verschil, sedert 1807, over de vraag: waar toch d e beurs zal staan?).
Cider niet ijs hier aan te bevelen. — Er is veel te zien in Padova2)
en wij hebben maar één dag er voor. Wij laten den pedel dei-
Universiteit uit den kroeg halen en bezien intusschen de tallooze
steenen inscripties en gekleurde wapenen waarmede de muren
in de poort, op de trap en van de galerijen geheel ingelegd zijn,
allen souvenirs door geleerde heeren in Padova achtergelaten.
Een steenen album uit de 16de — 17de eeuw. Maar nog veel
meer treffen zij ons, als de pedel ons de Aula mag na of
groole gehoorzaal opent. Omstreeks 1500 wapens, fonkelende van
goud en frissche kleuren door de herstelling, die zij pas ondergaan
hebben, bedekken geheel als schilderijen de wanden 3). Een mo-
nument van Galilei van 1855 en een prachtige koningstoel of
zetel van nieuwen datum, getuigen van het herboren Italië.
Van veel ouderen datum is hetgeen wij daarop in het Palazzo
della Ragione hoog verheven zien. De grootste (,?) zaal van
Europa, 83 el lang, 28 breed, 24 hoog. Een enorm, hol, houten
paard, vroeger bij het karneval gebruikt, moet aan de stichting
der stad door Trojanen herinneren 8). Merkwaardiger vinden wij
een fraai Isisbeeld, geschenk van Belzoni, den Aegyptoloog, zijne
huste, een grafsteen van M. Livius Halys, een bloedverwant
van den geschiedschrijver. — Daarna Siësta! — Ik schrijf n°. 6.
Diner. Avondwandeling. Tocht gevat in het zeer doorluchtige café
Pedrocchi waarin men alleen in de galerij en voorzaal mag
rooken. Te 10.20 heb ik een gevoel alsof mijn ledikant onder mij
wegschuift: ik denk dat het verbeelding is, maar den volgenden
dag vraagt eene spraakzame dame ons in den spoorwagon of wij,
kort nadat de muzyk voorbij was, die zij op het balcon staande
hoorde, ook eene aardschudding hadden bespeurd. Juist die mu-
zijk had mij wakker gemaakt. —
1)  Eser 1.1. S. 299. „Padua ist, wie die meisten italienisehen Stadie, fast
unerschöpflich an Sehenswürdigkeiten. Man könnte mehrere Tage hier zu-
bringen und es würde an reichhaltigen Stofte zu belehrenden Genüsse
nicht fehlen." P. Brandolese, Pitture, sculture, architecture ed altre eose
notabili dl Padora.
Pad. 1795 8°. J. de Marchi Guide de I\'adone Pa"
done 18ü6 8°. z= Nuova guïda con 12 vedute. 1855.
2(enni storici suite famigtie di Padooa e sul monumenti delC Universita
con 20 tav. lit. in 4°. fol. etc. Padova, 1842. 4».
3)  Zie L. Pignoria, Le origine di Padova. Padova 1625. 4°.
-ocr page 37-
35
REIS NAAR ITALIË.
De slechte nachtrust cum annexis is spoedig vergeten. Te 10.55\'
zegge 11,35, sporen wij naar Ferrara. Het vreemde van eene
aardschudding in deze lage streken verdwijnt, wanneer men weldra
(regts) de M o n t e E u g a n e i nadert „ chaine de collines volcaniques
isolées s\'élevant au milieu de la plaine." Zij moeten prachtige
wandelingen bevatten en een zeer verliefd paar reisgenooten
verlaat ons zeker daarom zoo spoedig. Of was het om liet: E
vietato anche di fa re 1\'amore in pubhlico ! van den
ouden heer der spraakzame dame, wijzende op het E vietato di
fumare, het is verboden te rooken!?
De stations Es te waar T a s s o, meen ik, toefde en A r q u a, waar
Petra re ha leefde en in 1374 stierf1), liggen nogal ver van deze
plaatsen. Overal vlak, zeer vruchtbaar maar soms aangespoeld
land 2). Adria, vroeger aan zee, de stad die de naam aan de
Adriatisehe zee gaf, ligt er nu zes mijlen af. In de oude tijden
moeten de Appennijnen veel hoogcr en breeder geweest zijn;
hunne hellingen spoelen allengs af en de sleilte daarvan toont
nu hoeveel grond zij verloren. Desgelijks de Alpen, gelijk de
enorme blokken in het Liradal bewijzen. Italië is hier allengs (juist
daar waar de kuit van de laars is) breeder geworden.
Te 1.10 (zegge 2.40) (zoo zijn wij ten achteren) arriveren wij aan
het station van Ferrara. Wij zijn nu in Romagna, waar het oude
I tal ia begon: want te S. Maria Maddalena zijn wij de Po ge-
passeerd. — Een open rijtnig, een breed plein, stoffig dooi- het af-
breken van wallen, geen wind, gloeiende zonnestralen en een
lange rid naar het hotel Europa, waar alles slaapt behalve de
eigenares en een jongen of servo. Het is de tijd van de siësta;
onze buurman heeft alles donker gemaakt en zijn nachtlichtje
opgestoken. De siësta herstelt mij volkomen. Mijn reisgenoot
komt lachende terug. De kapper heeft hem zijn naam voorgele-
zen uit de Gazetta Dell\' Emilia van Bologna, waarin de
namen der te verwachten Congresleden al prijken. Wij maken
alleen de tavola rotonda uit en nadat de warmte wat over is
wandelen wij door Ferrara.
•) O. Muller, Aus Peb-ar-a\'s a\'ten Togen. H si. Rum. Berlin 18G2. S". 2 IW.
■) Die Po-Ebene. „Gegeild cbenso einfurmig als reicli bebaiii. Uberall
ein fruchtbarer Roden, die Aecker in weiten Reihen mit Maulbeerbaumen
und wo der Grund letztern weniger zutrSglich, mit Ahoinbaümen be-
pflantz, und an jedem Baume eine Rebe hinaufgezogen." Eter S. \'280.
-ocr page 38-
36
MB. J. DIBKS,
Onze weleer prachtige kamer (de zoldering daarvan geheel snij-
werk, de muren met verbleekte schoone fresco\'s bedekt) had ons
reeds, eene voorproef gegeven van Armoede en Grootheid; in één
bedrijf, in Ferrara. Eens had het 100,000 inwoners; nu 7s daar-
van. Breede en verlaten straten, met havelooze paleizen; een
kasteel met vier dikke torens, waarin het vreesselijk drama
van Byron Parisina speelt; de Duomo of Cathedrale door vier
marmeren leeuwen bewaakt, met eene aan de facade van het
Palazzo Ducale te Venetië herinnerende curieuse voorgevel; maar
hier boogjes met vele basreliefs er boven. — Met moeite vinden wij
een dragelijk café. De heerlijke verzen van Giacorno Leopar-
di *) korten onzen avond.
Zaturdag 30 Sopt. 4872. Om niet in deze warmte te veel te
dwalen 2), nemen wij de herhaalde aanbiedingen van een cicerone
aan. Wij bezien de St. Francesco met de tombes van de fa-
milie d\'Este, de oude beheerschers van Ferrara. Daarin hooren
wij een echo, die zestien malen herhaalt, zooals men zegt. In de
Studio pubblico worden wij zeer beleefd ontvangen. Er is eene
boekerij van 80,000 banden en 900 Handschriften. Deze trekken
ons hier niet alleen, maar vooral het graf van Aiïosto, herwaarts
in 1801 overgebragt en\' het eigenhandig Hs van zijn Orlando fu-
rioso, van den Pastor fido van Guarini (alhier in 1537 geh.
-j- te Venetië 1612) en de brieven van Tasso, die hier aan het
hof leefde. Een dier brieven is aan zijne waschvrouw gerigt. Ik
sta in verzoeking die te copieren. Straks te Bologne zou zij mij
bij de lavandaia van dienst kunnen zijn.
Ook hier is een ghetto of jodenbuurt nu op den Sabbath
passabel. Oveial is alles even vuil en verwaarloosd, zelfs
het Palazzo della ragione comune. Vlak naast ons hotel
is het hospitaal St. Anna: daarin bezien wij de cel, waarin
de ongelukkige Tasso, meer dan zeven jaren, 1579—1587,
op last van Alphonsus II van Ferrara, was opgesloten. De
gedienstige geleider legt ons duidelijk uit, hoe door verbouwing
nu het uitzigt uit. die cel op liet Castello, waar Leonora d\'
Este woonde „connue par sa liaison malheureuse avec Ie poète 8)"
\') Zie Alfred vun Iïeumont 1. 1. Band II slot.
2Due Giornl in Ferrara, iilruzone rorredata dl molti cogniz\'Oni utili
al vioggiaiure e cittadino l\'emmese.
Ferrara 1830.
3liüdeker I. 253, Goethe in zijn treurspel, Tasso, zegt liij, geeft ons
eene getrouwe schildering van het hof van Ferrara in de zestiende eeuw.
-ocr page 39-
REIS NAAR ITALIË.                                         37
is verloren. — Het bezoeken van zulke plekken en in het ge-
heel van Ferrara laat bij mij een bijzonderen indruk achter. —
Onder dezelfde warmte als die van gisteren verlaten wij Fer-
rara omstreeks 1.15 en komen omstreeks 2,20 te Bologna, het
hoofddoel van onze reis.
-ocr page 40-
-ocr page 41-
• REIS NAAR ITALIË
DOOK
Me. J. DIRK S.
SEPTEMBER---NOVEMBER 1871.
II.
Bologna en het „Congres d\'anthropologie
préhistorique" *).
Bologna! BolognaI riepen de conducteurs op Zaterdag den
30 September 1871, te 2.20 of wat later, want de Italiaansche
spoorwegdiensten houden zich niet stipt aan het uur dat de
\') MH* J. Mestorff, in hare Aufzeichnungen {Der archaologische Congress
in Bologna,
Hamburg 1871. S 12 zegt „ Preistorici, so hatte der Bologneser
„Volksmund uns benannt und nicht genug, dass wir taglich von italieni-
„schen Lippen die schmeiclielhafte Bezeichming horten: „ecco una preisto-
„rtca" — lascia passar", sono preistorici" — sie wurde sogar in\'s fianzösische
„übersetzt; denn auf dem Musik-Programm bei den officiëllen Banket stand
„als erste Nummer Hymne des nations aux Préhistorit/ues."
-ocr page 42-
40
MK. J. DIRK»,
Orario aanwijst; zij hebben geen tempo fisso en gewoonlijk
komt en vertrekt men op tusschenslations later. Toen wij aan-
kwamen, bemerkten wij niet, zooals men ons later verhaalde
dat de f a c c h i n i de heeren eens goed opnamen en dat twee
er over twistten of zeker heer in Bologna bleef of doorging.
Hij die het eerste beweerde zeide: „Sta qui," (hij blijft hier)
ha figura di congresso J); zoo was het congres reeds vóór
de opening er van lippis et tonsoribus notum,\'bij jan en
alleman bekend. Zeker ook door de korte maar krachtige pro-
clamatie, dien dag, door den Sindaco C. Casarini uitgevaar-
digd: „ Stadgenooten! Morgen zal onze stad vereerd worden met
„de tegenwoordigheid van de vermaarde (il lus tri) geleerden,
„ die uit alle deelen van Europa herwaarts snellen en Italië
„rekent er op, dat wij ze waardig zullen ontvangen. Zorgt dat,
„als zij vertrekken, zij, bij de oude herinneringen aan Bologna
„la dolta (het geleerde Bologna), nog een nieuwe voegen
„Bologna la cortese!" (het hoffelijke Bologna).
Beeds het inrijden van het volkrijke (74,000 inwoners bevattende)
Bologna door de breede en toch nog met arcaden omzoomde Via
Ga 11 ie ra maakt een vrolijken indruk. Die arcaden of galerijen
langs vele straten nemen de levendigheid er van evenwel vrij
wat in zich op: men ziet de passanten bijna niet; maar bij
eene warmte als wij in Bologna hadden (1—8 October), toen
zelfs buitengewoon in dien tijd in Italië, en bij regen zijn zij
voortreffelijk 2).
Ons hotel Brun, vroeger Albergo grande Svizzero,
nog vroeger Palazzo Malvisia, en oorspronkelijk een tempel van
Jupiter (zooals men lezen kan op een gedenksteen rechts in den
breeden ingang) was nog betrekkelijk spoedig bereikt. Natuurlijk
vond men in dezen geheel gemoderniseerden tempel van Jupi-
ter de noodige bustes, en in een ledig oogenblik vermeerderde
\') „Der Dialect von Bologna" zegt Pecht, bl. I, S. 1.1. 178 „ ist greulich und
nach einigen vergeblichen Versuchen gab ich es ganz auf, denselben ir-
gend zu verstenen"; conform Büdeker\'s verzekering, „ Ie dialecte de la popula-
tion de Bologne est presque inintelligible." Naar mate echter het nu vrije
verkeer in Italië toeneemt zullen de dialecten afnemen en de Italianen
elkander leeren verstaan.
s) Vergelijk t>. d. Willigen IV bl. 12 en de plaat bl. 28. Ook Pech
11. I, S. 175.
-ocr page 43-
41
REIS NAAtt ITAUtó.
ik mijne physionomie-kennis met het beschouwen daarvan: want
zestien Romeinsche keizers of groote heeren waren onze nabu-
ren op de breede galerij, die wij altijd moesten passeren. — Bij
eene eerste wandeling in de nabijgelegene Via Veterini merkte
ik op, dat daar, waar geene arcaden of portici zijn ook de trot-
toirs ontbreken, de geheele breedte der straat met steenpla-
ten is geplaveid en, vermits de rijtuigen hier gewoonlijk snel
rijden, is het „schipper pas op!" Gelukkig zijn aan wederzijden
openstaande winkels, vooral barbiers-etablissementen, in menigte,
waarin de rijen stoelen altijd bijna bezet waren: want geen Ita-
liaan bijna is zijn eigen Figaro. Toch ziet men zelden een Ita-
liaan „comme il faut," geheel ruig als zoo menig Duitscher en
voor den knevel dragen zij veel zorg. Iemand zonder knevel in
Italië is zeker een geestelijke. — Gewoonlijk zijn in geheel Italië
en bijzonder alhier de mannenkoppen veel knapper dan de vrou-
wenhoofden en in Bologna ziet men ook vele wel doorvoede men-
schen, vooral zeer dikke vrouwen. Waarom? Omdat zoo ergens
in Italië dan hier bij uitnemendheid vette kost gegeten wordt.
Bologna la grassa! Wie kent dien bijnaam niet aan hare sau-
cysen ontleend, en onder de benaming van salami, morta-
della of zampone opgedischt, naarmate zij omvangrijker zijn?
Vooral op de laatste is het versje ten volle toepasselijk bij
zekeren spekhandelaar eens te lezen:
Gelijk deez\' beuling onder de worsten
Zoo prijkt Napoleon onder de vorsten. —
Het uitstekend hotel Brun was reeds vol met de geannon-
ceerde „ illustri savanti" en de deze vergezellende dames, met wie
wij weldra kennis maakten, zoodat menig onzer nu eens in persoon
mocht spreken wiens schriften hij alleen kende of met wien hij
slechts briefwisseling had gehad. Daarin, zelfs meer nog dan in het
actuele, de acta van een congres, ligt het nut van dergelijke
bijeenkomsten. Wetenschappelijke betrekkingen worden aange-
knoopt en versterkt en vriendschapsbanden gelegd of bevestigd.
De voorloopige bijeenkomst in het Archiginnasio, strekte dien
avond ook tot kennismaking en verwelkoming.
Den volgenden morgen gingen wij dezelfde straten eens bij
daglicht zien, die wij den vorigen avond waren doorgereden.
Zij waren nu in feestgewaad. De Gazetta de 11\' Emilia van
-ocr page 44-
13
MR. J. DIRKS,
2 October zegt: „Onze stad had gisteren een feestelijk aanzien.
., De nationale vlaggen, (rood, wit en groen) wapperden overal.
„ Sedert den morgen merkte men in de straten eene buitenge-
„ wone drukte op, die op den namiddag toenam: want men was
„nieuwsgierig om de „illustri savanti" te zien, die zich naar
„ het Congres begaven."
Het Congres l) werd in het Universiteitsgebouw 2) (Via S.
Donati) gehouden in de aula of bibliotheek 3), omringd met
galerijen, door een talrijk publiek bezet. Zij was met festoenen
en vlaggen versierd; naast iedere Italiaansche was een vreemde
vlag en tusschen die vlaggenbundels prijkten wapenschilden,
waarvan dat van Frankrijk — rood, wit en blaauw, drie horizontale
strepen en daarover heen République Francaise — bijzonder
veler aandacht boeide en tot nadenken opwekte over hetgeen er
binnen één jaar tijds kan geschieden. Boven een en ander
prijkten eenige troféën waarin men lezen kon: Fondation du
Congres a Spezia 1865. Premier Congres a Neufcha-
tell866. Second a Parisl867. Troisième aNorwichl868;
Quatrieme a Copenhaguel869. Cinquième a Bologna
1871. — Oml uur traden de prefect Conté Bardesono, de Syn-
daco C a s a r i n i, de president van het Congres Conté G o z z a d i n i,
de secretaris en ziel daarvan ProfessoreCavaliere Capellini, ge-
volgd door andere leden der commissie benevens den Syndaco van
Ravenna Co sim o Fabri en den Deenschen staatsraad Worsaae,
de zaal binnen. Terstond deed het stedelijk muzijkcorps zich uitste-
kend wel hooren; trouwens, de beoefening der muzijk staat op zulk
eenen boogen trap in Bologna dat men aldaar, het eerst in Italië,
met uitnemenden uitslag, in het najaar van 1871, den Tannhauser
van Wagner heeft ten tooneele gebragt. — Voor het eerst klonk
ons de Hymne des Nations van Antonelli (de combinatie
is niet onaardig) in de ooren, later zoo menigmaal gehoord.
\') Aanwezig waren 226, ingeschreven 400 leden.
a) Afgebeeld in de Descrizione dell\' lnstituto delle Scienze di Qaetano
Lenzi.
Bologna 1841. Prima (l) edizione zooals op den titel van dit boekje
van 117 pp. staat.
3) Mezzo/anti was hier een tijd lang bibliothecaris; zie Lenzi 1.1. p. 37.
„In denselben Riiumen, wo einst der polyglotte Mezzo/anti als Bibliothe-
kar fungirte, summnten jetzt die verschiedenen Sprachen germanischen,
slavischen und romanischen Stammes ineinander". MH« Mestorff, Aufzeich-
wingen
S. 0.
-ocr page 45-
43
REIS NAAR ITALIË.
„ Chose singuliere d\'entendre la marche royale Italienne con-
„ fondue avec la Marseillaise et 1\'hymne autrichien 1)." Ons
Wiens Neerlandsch bloed! volgde zeer spoedig op de Mar-
cia reale, waarmede de krachtige Hymne aanving en ein-
digde.
Na de hymne las de graaf Gozzadini zijne openingsrede in het
Fransch, de officiële taal van het Congres, voor. Hij heette de
geleerden welkom. „ Venez repandreici les tresors de la science,
oü vos ayeux venaient les cueillir." Hij gewaagde van den
rijkdom van Italië in prehistorische voorwerpen en van de man-
nen, die het meest hebben bijgedragen om ze te ontdekken 2).
De bronnen voor prehistorische studiën zijn in Italië de plaat-
sen waar de mensen geleefd en het graf waarin hij is ter ruste
gelegd. — De eerste vindt men terug in de grotten en de pala-
fitten of paalmeerwoningen in het Noorden van Italië, en de
terramaren in het Circumpadaansche gebied. De tweede ver-
toonen zich in de begraafplaatsen uit de steenpeiïode van Can-
talupo Mandala en San Polo en in die uit den aanvang van de
bronzenperiode van Camarola. Maar de belangrijkste necropo-
len (begraafplaatsen) in Italië zijn, zonder tegenspraak, die uit
het begin van de ijzerperiode, van Albano, Golasecca en Villa-
nova. Daar vindt men de sporen van de laatste prehistorische
periode, terwijl de eerste schemering van den historischen tijd
doorblinkt in de necropolis van Marzobotto, waarop de zuivere
Etrurische van Felsina, eerst onlangs onder het tegenwoordige
Campo Santo La Certosa van Bologna ontdekt, volgt. — Uit deze
bronnen en toelichtingen hoopte de eerbiedwaardige voorzitter,
dat het congres eene gewichtige quaestie zou oplossen: „ la liaison
„ entre les temps antehistoriques et les temps classiques dont
„ 1\'histoire a conservé Ie souvenir s)."
Handgeklap begroette dezen en den lateren welkomstspeech
\') L\'Italie, 4 October, ontleend aan de Gazelta deW Emilia, 2 October.
*) Hoe talrijk die laatste zijn, kan men zien uit een der zeer talrijke ons
op het congres geschonken werkjes: de Bibliografiu paloeetnologica üa-
liana dal
1850 al 1871 (Parma Sopt. 1871.) van Luigi Pigorini. De index
bevat 80 namen van schrijvers over genoemd onderwerp en de catalogus
van hunne geschriften beslaat 41 bladzijden.
3) Zie la Revue scientifique de la France et de Vétranger. Paris 1871/72
p. 531.
-ocr page 46-
44
MR. 3. DIRKS,
van den prefect van Bologna en den groet van den Koning van
Denemarken aan het Congres bij monde van den staatsraad
Worsaae overgebragt.
De eerste vrucht der ongeloofelijke werkzaamheid van den
secretaris Capellini maar tevens, gelijk hij zelf ons betuigde,
van het verschuiven van het Congres van 1870 tot 1871, wegens
den oorlog, zagen wij in de overrijke expositie, dicht bij de Uni-
versiteit geopend. Uit geheel Italië had men aldaar duizenden
voorwerpen uit den préhistorischen tijd bijeengebragt en uitste-
kend geordend :). Opmerkelijk was het aantal steenen wapenen
b. v. dat het Museo nazionale d\'Artiglieria van Turin,
door de zorg van den kapitein directeur Angelo Angelucci a),
had gezonden\' en toch was liet niet daarvan geheel ontbloot,
gelijk wij, in loco, (25 October) zagen.
Eere aan het Italiaansche gouvernement, dat. de kosten van
deze slechts tijdelijke verzameling vergoedde. Het totaal der ontdek-
kingen lag hier voor oogen en de vergelijking van voorwerpen
werd daardoor zeer veel gemakkelijker gemaakt. Als eerste proeve
verdiende deze poging om geconcentreerd licht te werpen over
zulk een in de nevelen der grijze oudheid gehuld onderwerp
van studie, alle hulde en was eene aansporing tot navolging voor
volgende congressen 3).
Lang zaten wij nog dien avond, onder den zoelen met flikke-
rende sterren bezaaiden hemel, hoogst gezellig met. Denen,
Zwitsers en Polen te keuvelen of staarden onze oogen op de
platen en den tekst van het twintigtal boeken en brochures in
quarto en octavo, die wij als geschenk op onze kamers vonden.
Gelukkig, dat ik althans iets had medegebragt om die beleefdheid
te beantwoorden *).
\') Zie l/t Kelazione sulla espozione Jtaliana d\'antropologia e d\'archeo-
logia preistoriche in Bologna nel
1871 in Decb. 1871 uitgegeven, 40 pp.
door L. Pigorini als relatore opgesteld.
s) Schrijver van Le palafitte del lago di Varese e Ie armi di pietra del
Museo Nazionale
d\'Artiglieria. Torino 1871.
3)  11"° Mestorff b. v. geeft S. 8 als resultaat reeds vluchtig op, dat de
bewerking van steenwapenen in het Zuiden zich met zoo ontwikkeld heeft
als in het Noorden, waar men de flintdolken en messen met vlakke blad.
vormige klingen vindt. De bronsperiode trad eerder in. Ook is ^de vervaar-
diging dor Noordsche bronzen, volgens haar, niet in Italië te zoeken.
4)   lienige exemplaren van mijn Essai historique et Numismatique. Les
-ocr page 47-
45
REIS NAAR ITALIË.
Wit gedast waren wij te 9 uren (Maandag 2 October) in de
groote gehoorzaal van het Archiginnasio. — Dit gebouw beslaat als
alle dergelijke inrichtingen in Italië, voor zoo verre wij ze zagen,
een vierkant door galerijen omringd. Onder die galerijen zijn de
muren geheel bekleed met monumentjes en vooral met wapens J),
soms zeer verkleurd zooals te Padua maar hier opgeschilderd.
Dergelijk bekleedsel vertoonen ook de gehoorzalen, corridors,
gangen en muren langs de trappen. Duizenden in getal, alle
ter gedachtenis van mannen die hier gepromoveerd zijn of on-
derwezen hebben. Van vele is de zin der soms lange 2) opschrif-
ten duister. De meeste hebben slechts den naam en het vader-
land onder het wapen van den schenker. — Na eene verwelkomings-
groet van den Syndaco Casarini, gezeten tusschen de geheele
Municipaliteit van Bologna, in het Fransch, rees de Bolognesche
ingenieur Antonio Zanoni op, sloeg een quartyn open en
las daaruit zeer luid en zoo lang voor tot dat hij een wenk van
den Syndaco kreeg om zijne mededeeling te staken. Zij was geput
uit een werk (L VI en 135 pp.) dat wij later ten geschenke ontvin-
gen getiteld: Cenni (indices) storici, relazioni e ca tal o-
ghi del Museo civico diBologna per la inaugurazione
fatta il 2 Ottobre 1871 in occasione del V Congresso
internazionale di antropologia e archeologia preis-
toriche en de mededeeling geschiedde om ons voor te bereiden
op hetgeen wij zien zouden. — Door eene lange reeks zalen, gevuld
met de meer dan 150,000 boekdeelen der stedelijke bibliotheek,
kwamen wij in het museum door den schilder Pelagio Pa-
lag i (-j- 16 Maart 1860), met l/3 van zijn vermogen, ook voor 1/s
aan de stad Bologna gelegateerd en waarvan de overige 2/s van
Anglo-Saxom et leurs petits deniers dits Sceattas. Brux. 1870, 151 pp^VII
planches. — Nicolai Heinsü Italica. E poematum editione Elzeviriana a
poeta passim correcta. Amstelodami 1872. XIV, 64 pp. was het werkje
dat mijn reisgenoot later met deze opdragt in het licht en rond zond:
Jtaliae poeseos litinae matri amoris sui teslem grati animi arrham mittit
Johannes Cornelius Gerardus Boot.
1Zie ook Eser. Zwei Monate in ltaliën S. 280 „Es liosse sich auf
diese Wappen eine interessante Zusammenstellung der Zeitgenossen gründen,
die zu merkwürdigen Resultaten fiihren könnte."
2)  Van lange opschriften houdt men nu nog veel in Italië. Zie alle Campi
Santi. Toen wij na de opening van het congres den trap afgingen van de
Universiteit prijkte op den hoek al een gedenksteen daarvan.
-ocr page 48-
46
MR. J. D1RKS,
de erven voor ruim 200,000 francs was overgenomen l). Het
Museum van den schilder bestond echter geenszins uit schilde-
rijen, gelijk men zou vermoeden, maar uit Egyptische oudheden,
Etrurische vazen, medailles, munten en kunstvoorwerpen 2),
in twee zalen ten toon gesteld. Twee daaraan sluitende zalen
bevatten de onlangs onder de begraafplaats van Bologna, la Cer-
tosa, gevonden Etrurische oudheden door Zanoni aan het licht
gebragt en beschreven 3). Wij bezigtigen in dat nu voor het
eerst geopende uitstekend gerangschikte tweede museum de
kaarten of plans van de provincie Bologna, de stad, la Certosa,
met aanwijzing van de opgravingen aldaar van December 1869
tot September 1871 gedaan; de grondteekeningen van de vier
groepen Etrurische graven in La Certosa gevonden, drie groepen
zeer interessante photographien der tombes, (aspetti delle
tombe) (IV a—g) en exemplaren van de verschillende wijze
waarop de Etruriers begroeven 4). Hoogst merkwaardig was de
situla van brons (emmervormig) geheel met vier rijen of ban-
den vol met beelden in relief bedekt 5). De twee eerste vertoo-
nen eene heilige en tevens burgerlijke processie waaraan de
stedelingen van Felsina, het oude Etrurische Bologna van vóór
2500 jaren (en zoo oud is ook dit kunstvoorwerp), deelnemen.
Het is een plegtige optogt in groot costuum, waarin militairen
zigtbaar zijn, gedekt met pickelhauers als thans of helmen met
\') Hot Museo di antichita was geschat op circa fr. 104,800; dat derfórre
cotte Etrusche op fr. 40.280; liet nog niet geheel geordende Medaillen-kabi-
net op fr. 93.980 en de kunstvoorwerpen op fr. 43.000. Deze laatste zagen
wij den laatsten dag van ons verblijf te Bologna.
-) De Egyptische oudheden door Palagi van Nizzoli gekocht met de ver-
klaring der hieroglyphen zijn beschreven in den catalogus p. 7—52 en te
vinden in zaal I. In zaal II. cat. p. 53—127 de Etrurische, Grieksche en
Romeinsche oudheden. Bij dezen catalogo (de titel luidt dan ook Cataloghi)
behoorde nog de catalogus van de in La Certosa 1869—1871 gevondene
Etrurische oudheden die in zaal III—IV te zien waren, die later het licht
zoude zien.
3)  In zijne Reluzione negli scavi della Certosa en in [zijn Specchio dei
monumenti degli scavi della Certosa
in genoemde quartyn p. I— LVI en p.
129-133 beslaande.
4)  Hetzij; ü) in een amfora, b) in een pozzo waar binnen een vaso
ftgurato, c)
in een cista of d) in een fossu waarin een cista.
b} „Qui an dire des archéologues illustres est saus prix et meritait a
elle seule qu\'on entreprit les fouilles. L\'Italië du 5 Octobre 1871
-ocr page 49-
47
REIS NAAR ITALIË.
afhangende paardenstaarten als vroeger de kurassiers droegen.
Het einde is het offeren van een os en een ram. Op denderden
band ziet men dagelijksche bedrijven; op den vierden beesten.
Men vondt in deze situ la of emmer slechts verbrande beenderen.
Hoogst interessant waren ook de twaalf steenen graven, met
hunnen geheelen inhoud uit La Certosa overgebragt. De
skeletten lagen er nog in, zooals zij voor welligt dertig eeuwen
daarin waren ter ruste gelegd, omringd van de voorwerpen daar
bij geplaatst, zooals schalen, kommen (roode en zwarte met figu-
ren) soms nog met een snoer om den hals en de ringen om de
armen, ja, met het stuk geld, aes rude, als veerpenning voor
Gharon op de hand *). Vijf van die skeletten waren van kinde-
ren, zeven van volwassenen, meest vrouwen.
De 365 tot September 1871 in La Certosa geopende graven
hadden meer dan duizend Etrurische oudheden opgeleverd; ossuarii
of asch- en beenderen urnen, beschilderde vazen, bronzen kistjes,
(eiste) koppen, schotels, groote vazen, bronzen en zilveren
gespen, (fibule) knoopen, kralen van glas, geheele halssnoeren
van barnsteen, bronzen spiegels soms met figuren en balsempotten.
Ook ronde beenen schijven, gelijk men ze in Friesland in de
terpen vindt enz. enz.
Zeer voldaan ~) verlieten wij het Arcliiginnasio om in de
Universiteit de eigenlijke werkzaamheden van het Congres aan
te vangen, die na zeven zittingen op Zondag den 8sten October
geëindigd werden.
Het zou de grenzen mij gesteld verre overschrijden, indien
ik het gesprokene hier ging mededeelen. Hen die daarin belang
stellen moet ik verwijzen naar het uitvoerig Compte Rendu van het
vijfde Congres, dat weldra het licht zal zien of naar het beknopt over-
zigt daarvan in La Revue Scientifique de la France et
de 1\'Etranger 1871 n°. 23—24 te vinden 3). Genoeg zij het
\') Het aes rude, in deze en de begraafplaatsen van Villanova en Marza-
botto gevonden voert ons terug in de grijze oudheid. Het zijn toch koper
stukken, brokken meestal in het geheel niet gemerkt, soms wel door regte
lijnen daarop aangebragt; enkele zag ik rond als een discus]of schijf.
2)  Zie ook Dr. Boot. Verslagen der K. A. v. W. 1872. II. p. 216—219.
3)  Dr. Boot in zijne Mededeelingen over de terremaren in Emilia en over
twee Etrurische begraafplaatsen bij Bologna. (Verslagen en mededeelingen
der K. Akad. v. Wet. 1872 II. 2. 11. 198-220 verwijst nog naar het ver-
slag van Prof. Cassani van Bologna in de Rinnovamento Cattolko 1871
n°. 30—31. Zie ook Mestorp S. 10-11. 17—22. 31—34. en 40.—42.
-ocr page 50-
18
MR. J. DIKKS,
dit te vermelden, dat men de te behandelen onderwerpen in drie
groote afdeelingen gesplitst had, de bekende steen-, brons-
en ij zerperiode; dat de eerste de hoofdrol speelde en dat men
soms wel eens in de beide andere terreinen overstapte of gelijk,
men triviaal zegt, in twee slooten tegelijk sprong. De schrijver
dezer mededeelingen althans maakte zich hieraan schuldig, toen
hij in de avondzitting van 4 October, ook door het quart
d\'heure fa tal slechts aan iederen spreker toegestaan daartoe
gedrongen, over de hunnebedden in Drenthe, de terramare (?)
van Paterwolde en de Groninger en Friesche terpen iets mede-
deelde. — Maar al kunnen wij. op verre na, niet alles teruggeven
wat men verhandelde, een zeer kort overzicht mag hier niet ont-
breken. Afwisselend met het verhaal der uitstappen van het
congres geven wij dat dag aan dag.
In de namiddagzitting van Maandag 2 October, opende deze
de cavaliere Giustiniano Nicolucci *) van Isola di Sora
met eene mededeeling „Sur 1\'age de la pierre polie dans
les pro vinces napolitaines. Hem volgde de hoogleeraar
en senator uit Rome G. Ponzi met de voorlezing van een, zooals
onze vriend P. Ca zal is de Fondouce 2), een der secretarissen
van het congres zegt, „mémoire important sur 1\'Homme dans
ses relations avec les phénomènesgéologiques dans
1\'Italie centrale et principalement dans les envi-
rons de Rome." Hij naderde tot den tijd der achtste eeuw
vóór Christus geboorte, toen Romulus den grondslag van Rome
lag en wees op de sporen er van zelfs bij Livius te vinden 3).
Twee stukken door A. Roujou (van Parijs) ingezonden wer-
den voorgelezen handelende over Ie Quaternaire des envi-
rons de Paris. Daarna trad Dr. Felix Garigou uit Tarascon
(Ariège) op en sprak lang over zijne onderzoekingen van de glet-
schers in de Pyreneën in verband met de bewoonde holen aldaar.
Zoowel Ponzi als Garigou trachten door de medegedeelde
natuurfeiten het eerste optreden van den mensch in die streken
tot klaarheid te brengen. Hierop volgde eene interessante dis-
\') De talrijke geschriften van Nicolucci, Ponzi en vele latere Italiaan-
sche sprekers op dit congres over Italiaansche paleontologie vermeldt Pigo-
rini
1.1.
5) Recue Scientifique 1871 p. 532.
3) Libr. I Cap. 31.
-ocr page 51-
49
REIS NAAR ITALIË.
cussie waaraan de bekende Hoogl. Carl Vogt, thans te Genève,
de Hoogl. Artur Issel van Genèveen Gabriel de Mortillet,
van St. Germain en Laye vooral deelnamen.
Dr. E. Rivière uit Parijs deelde daarop mede hetgeen door de
spoorwegwerken tusschen Nice en Genua uit de holen van
Baosses-Rousses bij Mentone was voor den dag gekomen. Eene
zinsnede in deze mededeeling lokte eene discussie uit, die het
Congres in gevaar bragt om zich te verdiepen in de Darwinsche
kwestie der „soorten". Zeer gevat brak de president van deze
zitting de Hoogl. E. Désor, uit Neufchatel die af en vatte zelf
het woord op om namens den Hoogl. F raas uit Stuttgart, door
ziekte verhinderd, eene mondelinge zeer belangrijke mededeeling
te doen over hetgeen een hol, tusschen Ulm en Blaubeuem ge-
vonden, opgevuld met wagenvrachten beenderen van den mam-
mouth, den rhinoceros, van eenen zeer grooten leeuw, antiloop,
enz., had opgeleverd. Menscbenbeenderen waren er wel niet in
gevonden, maar duidelijke sporen van \'smenschen verblijf, als:
steenen messen, ruw uit de hand gevormd potwerk, een doorboorde
knok van een wilden kat, als halssieraad gedragen enz. Eens in
de holen verdwaald, bleven de congresleden daarin nog lang
door de niededeelingen van J. Zawisza uit Warschau over vijf
holen, door hem bij Krakau, en van den graaf A. Przezdziecki,
ook uit Warschau, over twee ook bij Krakau in de Karpathen
onderzocht, die bijna dezelfde voorwerpen als het Wurtembergsche
hol opleverden. Deze zitting sloot E. Dupont, directeur van het
Museum van natuurlijke historie te Brussel, met niededeelingen
over laFaune mammifère quaternaire de laBelgique.
toen aldaar de hippopotamus en de wilde geit en marmot onder
hetzelfde klimaat leefden. Het klimaat moet toen meer evenredig
gematigd, zonder die strenge uitersten, vooral van koude, geweest
zijn. De N. O. wind, zeide de spreker, brengt ons nu (in België)
de koude in den winter en in den zomer de warmte als gevolg van
de groote vlakte in die rigting. „ Il faudrait donc chereher 1\'ex-
„plication du climat de 1\'époque quaternaire dans 1\'absence de
„ces terres et la présence, a cette époque, d\'une grande merau
„N. E. de 1\'Europe."
Inderdaad, wanneer men in de Harz zich b. v. op den Ziegen-
kopf bevindt en den blik Noordwaarts wendt, dan ziet men den
Teufelsmauer en den Regenstein als het verbrokkeld voorland
liggen en, in onze oogen althans, heeft de geheele Harzstreek ten
-ocr page 52-
50                                     jin. .i. dirks,
N. het aanzien van een voor eeuwen door woeste golven be-
sprongen bergrug.
De uren tusschen de namiddag- en de avondzitting werden
grootendeels zeer genoegelijk aan den feestdisch in het hotel
Brun gesleten. Ter naauwernood waren wij aangezeten of\' het
„ Wien Neerlands bloed!" klonk op het ruime binnenplein,
als welkomsgroet aan Neerlands koningin. — Onder de
toasten herinner ik mij nog die van Désor op de oude groot-
heid van Bologna. Hij wees er op welke groote stappen van
vooruitgang die stad, die het woord Libertas in haar wapen-
schild voert, sedert de weinige jaren van vrijheid (1859—1871)
reeds gedaan had. „Wat lieefi men niet te verwachten voor de
„wetenschap, wanneer mannen van hooge geboorte en rang als
„de conté Gozzadini, haar inwoner, onze president, zulk een
„deel nemen aan de bevordering daarvan 1)?"
Onder den indruk welligt van het opgewonden diner, was de
discussie in de avondzitting (8—ÏO1/^ zeer levendig. Vooral over
de vraag of in de fracturen der beenderen, in de holen van Ta-
rascon gevonden, de hand van den mensch is te herkennen of
dat die zonder zijn toedoen zijn ontstaan\'? — Men weet dat, om het
merg der beenderen [van overoude tijden lier een geliefkoosd
voedsel] te verkrijgen, deze veelal moeten gebroken worden.
Garigou, zijne morgenspeech vervolgende, betoogde uit
exemplaren ter tafel nedergelegd van ja! Dr. Steenstrup, de
beroemde hoogleeraar in de zoölogie te Kopenhagen, van neen!
Ook anderen mengden zich in deze quaestie, te weten, Prof.
Joly uit Toulouse, de Mortillet, Dupont en Paul Ger-
vais, Hoogl. te Parijs.
De Oostenrijksche graaf von Wurmbrandt las daarop een
stuk voor over de Palafilten in Opper-Oostenrijk, waarop Désor
nog een aanhangsel gaf.
Dr. Perrando Deo Gratias, uit Ligurie (StellaSt. Justina)
was de laatste spreker op dezen wel besteeden dag. Hij handelde
over de grotten van la Malta en van Pian Marino.
Dinsdag, 3 October. Uitstap naar Modena en de terra-
mare van Montale.
Broederlijk deelde ik in den vroegen morgen mijn thee met
een Engelschman en mijn brood en eijeren met een Zweed.
\') Over de geschriften van conté Gozzadini zie Dr. Boot 1.1. bl. 210 (f).
-ocr page 53-
51
REIS NAAR ITALIË.
Het bedienend personeel was in de war geraakt door het ver-
trek, te 3 uur, naar Ravenna van onze Landsvorstin, die de
weinige uren, welke zij in Bologna doorbragt, onvermoeid besteed
had met het bezigtigen der pas geopende rijke musea en de
prachtige begraafplaats La Certosa J). Ons vertrek had te 7y2
uur plaats en het traject van Bologna naar Modena, vooral met
dezen exprestrein, was kort en duurde maar een uur. Alleen te
Castel Franco, naar men wil het Forum G allo rum waar
Antonius door Hirlius en Octavianus, den 15 April van het jaar
43 vóór Christus, werd geslagen, werd even stil gehouden. Bij
het vertrek uit Bologna heeft men een fraai gezicht op den
Monte Guardio, beroemd door de pelgrimaadje naar de Madonna
di San Lucca. De omstreken van Bologna ten Z. W. zijn zeer
schoon door de laatste uitloopers der Apennijnen. Westwaarts
een zware vette grond, geheel vlak, waardoor de thans bijna water-
looze Reno, de Italiaansche Rhijn, kronkelt. Wij passeerden
die een half mijl boven de brug tusschen Treblo en La Cro-
cetta waar een eilandje is, waarop Octavianus, Antonius en Le-
pidus, in het jaar 43 v. Chr., na den oorlog van Mutina (Modena),
het berugte triumviraat sloten.
Men is hier geheel op klassieken bodem: want ook de weg
volgt steeds de oude Via E mi 1 ia, in het jaar 187 v. Chr.,
door den consul M. Emilius Lepidus, van het tegenwoordige
Piacenza tot Rimini aan de Adriatische zee, aangelegd, waar zij
zich aansloot aan de Via Flaminia, te gelyker tijd door den
anderen consul C. Flaminius Nepos door Umbria en Etruria
tot Rome gemaakt.
Te Modena !), anders eene stille stad van 31,000 zielen met
ruime straten en arcaden, was alles in beweging... maar laat ik
hier liever eene onzer bevallige togtgenoolen sprekende invoeren3).
\') De tunnel onder den Mont Cenis of liever Col Frejus werd eerst den
16 October 1871 voor het publiek verkeer geopend. H. M. onze koningin
passeerde die reeds vóór of op 1 October, in 22 minuten; anders zijn 28
—30 minuten daartoe noodig, zooals wij 27 October 1871 ondervonden.
s) Te Mutina werd Decimus Brutus, de moordenaar van Julius Caesar,
van Decb. 44 tot het einde van April 43 vóór Chr., door Antonius belegerd
maar door de consuls Pansa en Hirtius ontzet. In de middeleeuwen en tot
1803 heerschte hier de familie d\'Este als hertogen van Modena (1452) en
van Ferrara 1470— 1598, beschermers van Ariosto en Tasso,
3) MUe G. Mestorff. Aufzeicnnungen S. 12—15. De aanteekeningen zijn van
onze hand.
-ocr page 54-
52
Mfl. J. DIR.KS,
„Op het stationsplein stonden meer dan GO rijtuigen gereed
om ons naar Montale (een uur rijdens ten Zuiden van Modena)
te brengen. Hoofd aan hoofd stonden langs den weg de in feest-
kleed gehulde inwoners, die van het station tot in de stad, ja
langs de straten als heggen geschaard waren om de „Préisto-
rici" toch van zoo nabij mogelijk te beschouwen x).
Helder en warm scheen de Octoberzon uit den diepen blaau-
wen hemel neder op het als een tuin er uitziende land, waar
de lange rij wagens digte stofwolken op strooide. De groote oogst
was reeds binnen, hennep en tarwe waren ingeschuurd, maar
nog blonken de donkere druiven in de groene guirlandes, die
van boom tot boom zich slingerden. Het zijn moerbezieboomen,
die de landman op bepaalde afstanden op zijnen akker plant en
die hem daardoor een drievoudige opbrengst geelt: koorn,
zijde en wijn. Hier en daar zag men tusschen de groene tak-
ken vrouwen en meisjes bezig om de rijpe druiven te plukken;
voor de met. vlaggen versierde hoeven langs den weg stonden
velen der ingezetenen de hoeden zwaaiende en viva\'s roepende;
maar het meerendeel der bevolking was de Préistorici vooruit-
gesneld naar de kerk van Montale, waar wij spoedig onder klok-
kengelui onzen intogt hielden en door het muziekkorps der bur-
gergarde ontvangen werden."
„Uit eene vlakke weide nevens de kerk rijst als een eiland
eene hoogte, waarop het huis van den pastoor. Duizenden
jaren geleden, toen deze weide nog moeras of een meer was,
kozen menschen deze plek tot hunne woonplaats. Zij sloegen
palen in den drassigen bodem, bouwden er verblijven op en
vestigden zich hier met der woon. De afval van hunne maaltijden,
de asch en kolen van hunne haarden en alles wat een mestvaalt
vormt, viel in het water en bleef op den bodem liggen. Door
deze ophoopingen klom het terrein en vormden zich allengs
kunstheuvels, in welke men thans de sporen van hun verblijf
vindt, te weten met kolen vermengde aschlagen, den afval van
hunne maaltijden, de scherven van hun kookgereedschap en toe-
vallig verloren gereedschap of tooisel.
Ziedaar de zoogenaamde Terra maren waarvan men reeds
\') Overal wapperden vlaggen of lagen bonte kleeden uit de vensters; dit
laatste ook om bij het leunen op de kille steeds, steenen, vensterbanken
de koude van de bloote armen af te weeren.
-ocr page 55-
59
REIS NAAR ITALIË.
in de districten van Modena, Par-ma en Reggio geen gering
aantal ontdekt heeft. Lang stond men in twijfel of het bezinksel
van stroomend water was, dat in zijnen loop oude bewoonde
gronden of oude graven had omgewoeld, of dat men hiev oude
plaatsen vond waar men vroeger de lijken verbrandde De ijverige
nasporingen van Pigorini *), Strobel s), Gastaldi 8)
en anderen hebben intusschen tot klaarheid gebragt „dat de
Terramaren verlatene woonplaatsen zijn, evenals
de Deensehe Kjökkenmoeddings*) en de Zwitsersche
paalwoningen. De boeren groeven deze hoogten af om er hunne
akkers mede te bemesten 5) en daarom noemde men die groeven
Marniere, Mergelgroeven en de aarde zelve terra Mama
(Mergelaarde). Vermits echter deze aan meststoffen rijke
aarde geen mergel bevat, zoo sloeg ter voorkoming van dwaling,
indien ik mij niet bedrieg, zegt M1Ie. Mestorff, de heer Pigo-
rini voor, om in plaats van de benaming marniere of terra
mar na, den b\'ij het volk in gebruik z\'ijnden naam terra mara
aan te nemen, die dan ook in de Archeologische terminologie
is ingevoerd. De terramaren behooren meerendeels in het bron-
zen tijdvak ofschoon eenigem de onderste lagen steen e n gereed-
schap opleveren, terwijl andere tot in de ijzerperiode schijnen
op te klimmen 6)."
„Treden wij nu in den voortuin van den pastoor en door zijn
huis op het daarachter gelegen en met kastanje- en notenboo-
men beplante terrein, dan ontwaren wij drie groeven 7), in
welke de hongerigste archeologen weldra verdwijnen s), terwijl
anderen de voorkeur geven aan een overzigt van het terrein.
\') Veertien geschriften van Luigi Pigorini worden in de genoemde Bi-
bliografie/, vermeld. Het oudste is zijn Terramara di Casaroldo in Sam-
boseto
1862.
2)   Pellegrino Strobel schreef met Pigorini Le terre mare dell\' Emilia.
4862 en gaf zeven andere geschriften uit.
3Bartolomeo Gastaldi als boven zes, het eerste in het jaar 1839.
4)  Vert. hopen voorraad vit de keuken. Vergl. Boot 1.1. p. 205 f).
s) Zooals men in Friesland de terpen afgraaft met hetzelfde doel en met
dezelfde gevolgen.
6)  Zie verder Dr. Boot 1.1. p. 200—209 over de terra maren.
7)  In 1868 was deze terra mara, een der beroemdste, ontdekt. Zie Dr.
Boni en Prof. Generali Terre mare modenesi 1870 p. 49.
8L\'Italië „Il était bean de voir avec quelle ardeur (in die warmte!)
les amateurs d\'antiquitès se mirent a recueillir des fossiles."
-ocr page 56-
54
MR. .1. DIRKS,
De groeven zijn eenige ellen diep. Op den bodem ziet men
schuins afgeknotte half vergane palen; aan de loodregt afgesto-
ken wanden vertoonen zich beneden den bouwgrond, vette klei-
asch en kolenlagen. Hier en daar steekt een potscherf uit; men
grijpt naar de houweelen, begint te arbeiden en haalt het stuk
er uit; hier een fraai oor, ginds een dikke grijze scherf met
strepen bekrasd, soms een onderkaak van een hert of rund !).
Slechts een heer is zoo gelukkig een bronzen haarpriem te vin-
den 3). Ieder kon behouden wat hij vond; ook een aantal pot-
scherven, al vroeger gevonden, lagen ter beschikking der liefheb-
bers; de bronzen voorwerpen, als van meerdere waarde, waren
alleen voor bet Museum van Modena gereserveerd. „Hij", zegt
MUe. Mestorff, „ die in Denemarken een Kjökkenmoedding ge-
zien heeft, wordt door de gelijkheid van dezen kunslbodem ver-
rast. Schelpen alleen, het hoofdbestanddeel van de maaltijden
der Deensche kustbewoners, vindt men hier in het binnenland
van Italië niet."
„ Onder de boomen van zijnen tuin, aan een met papieren be-
dekt tafeltje, zit de Aartsdiaken en pastoor van Montale, Dr. Tassi;
aan ieder die hem nadert reikt hij een pen over en verzoekt
hem zijn naam in een opengeslagen boek te schrijven. Uit dank
daarvoor ontvangt men een sierlijk gedrukt sonnet in het Italiaansch
en Latijn tot lof der wetenschap en hare beoefenaars. Niet min-
der hupsch zijn de vrouwen des huizes. Alle arbeid staat stil;
het met zijdespinsel omwoelde spinnewiel is met een doek over-
dekt: want de bezige handen bereiden den disch waarop ons
koffij gediend wordt. — Bij het afrijden rijken allen den gast-
vrijen priester de hand en onder een „Evviva 1\'archiprete
di Montale! beklimt men het rijtuig. Getroffen wenkt de
oude heer met de hand tot afscheid; buiten de deur wordt het
Evviva! door de zamengevloeide boeren en boerinnen honderd-
voudig herhaald 3) en onder klokkengelui en vrolijke muziek,
\') Menschenbeenderen werden nog hier nog elders in terramaren ge-
vonden. Boni p. 44.
2)  Onze wagengenoot J. Pividor uit Ferrara. L\'Italie zegt „mie magni-
fique aiguille scriminale" haarpen.
3)  Dr. Wulfgang Menzel in zijne Reis naar Italië in het voorjaar van
1835 Donlr. 1838 gewaagt 11. 30 van de hoffelijkheid der Italiaansche Doe-
ren; zelfs de kleine jongens noemen elkander Signor! al gaan zij in lom-
pen gehuld.
-ocr page 57-
,")
REIS NAAR ITAI.IE.
zet zich de lange rij wagens weder in beweging en rijdt terug
naar Modena." Tot zoo verre onze bevallige en geleerde congres-
genoot .... In Modena stapten wij af aan het paleis van de
voormalige hertogen van Este, een wijdsch gebouw met het in
Italië onontbeerlijke, door ruime overdekte galerijen omringde
binnenplein. Bij den omgang daarvan viel ons oog op de eer-
baarheidshalve met vrij vuile hembden bekleede standbeel-
den van goden en godinnen, die de wanden moesten ver-
sieren. — Zeer verfrischt door het water uit talrijke fonteintjes
springende, ontstofd door een tal van bedienden en de maag
zeer geprepareerd door een vasten van zeven uur en een even
lange gestadige beweging, was het sein van aan tafel te gaan
ons zeer welkom. Het dejeuner ons aangeboden door de regering
van Modena, wier Syndaco, graaf Tardine, het Congres reeds bij
zijne aankomst \'s morgens verwelkomd had, werd in eene zeer
groote, rijk versierde zaal, van welks plafond de vlaggen van
Europa afdaalden, gehouden. Het was echt vrolijk: want ieder
verkeerde in eene opgewonden stemming l), en het toeval deed
mij aan tafel in het Deensche kwartier, het meest roerige, ver-
zeilen. Vraagt gij naar het menu, omdat wij in Italië dejeuneren\'?
L e voici! Vier hors d\'oeuvres gingen de soep vooraf. Sardines
de Nantes, Gaviar, Beurre frais voor het brood, dat bij de
Gharcuterie assortie (salami, worstjes) gegeten wordt. De
Vin blanc Livizziano vieux, daarbij geschonken, hoe lekker
ook, was toch niet zoo welkom aan onze bestoven keelen als
het Weener bier. Al viel een der knechten met een colossale
terrine soep, er bleef toch genoeg Gonsommé aux patés
d\'Italie over. Vols au vent, enorme worsten als Zampone
chaud geannonceerd, eindelijk Roastbeef, besproeid met den
koppigen Lambrusco 3) en Champagne.
Onder de vele toasten was een klein discours van A. de
Quatrefages lid van het Instituut te Parijs. „L\'Italie a tou-
jours été une terre prédestinée..." daarvan zijn de Etrurische
beschaving en de Romeinsche grootheid de bewijzen, ziedaar het
rijke thema en het schoone slot: „Si par Ie passé 1\'Italië divisée
\') La gaité la plus cordiale n\'a cessé de regner pendant tout Ie repas
zegt L\'Italie.
3) Vino Lambrusco di Sorbara mousseert hoorbaar als men er een stuk
droog brood in stipt.
-ocr page 58-
56
Mn. j. niKns,
a été si grande, aujourdhui qu\'elle est réunie elle Ie sera encore
davantage. Les étrangers sont surpris de voir chez Ie peuple de
1\'Italie tant de respect pour ceux qui cultivent une science qui
est la moins interessante pour eux."
Als intermezzo dringen plotseling tot ons eenige Latijnsche
woorden door, die ik in druk meester word. De spreker wenseht,
dat op volgende congressen de discussies in het Latijn zullen
gehouden worden. Goede man! oudgast! Wist gij dan niet, dat
het Latijn in Italië, zijn vaderland, en helaas ook elders te gronde
gaat!? Wist gij dan niet dat slechts nog maar twee professoren,
Valauri te Turijn en een ander nog, volhouden het Latijn in het Latijn
te doceren en dat de Rana (de Kikkert) en de Fanfulla (de Uilen-
spiegels van Italië) het kamerlid Valauri zoo lang met menige
spotprent begroet hebben om zijne gehechtheid aan de klassieke
literatuur, dat het wetgevend ligchaam zijne voorlichting moest
missen ? — Was het misschien ten gevolge van dien aristcorati-
schen wensch van den geleerden Modenist en het slot van het
discours van Quatrefages, dat de „citoyen de la libre et dé-
mocratique Helvétie", gelijk hij zich noemde, Vogt (dietrouwens
altijd moest spreken) werd opgewekt om een toast aan het Italiaan-
sche volk te brengen, „ parceque la „ science coui\'t Ie danger de
s\'écrouler si elle ne se base sur Ie „peuple"? Zeker is, dat die
toast door velen niet werd beaamd ]), al waren er ook claqueurs
zoo dikwijls hij sprak.\'"
Na het diner had men gelegenheid om een dozijn kerken en
musea waaronder de pinacotheca te gaan zien. „ Welk genot
geeft echter een vlugtig bezoek waartoe eenige dagen noodig
zouden zijn 2)?" zoo dacht ik ook. Ik gevoelde weinig lust om
na die Lambrusco en die Zampone chaud eene indigestie
van (13) musea en kabinetten s) in deze brandende warmte
\') „ Cazalis de Fondouce 11. p. 537 zegt „ Je ne sais pas trop ce qu\'est
„une sience qui se base sur Ie peuple. La science n\'est ni démocratique,
„ni aristocratique, de même quelle ne doit être ni réligieuse ni athée. Elle
„est la science" etc.
») Mestorff S. 16.
3) Achter op het menu lees ik, als openstaande voor de congresleden: Cabi-
nets d\'Anatomie — d\'Anthropologie — de Physique — d\'Histoire naturelle, —
d\'Anatomie Vétérinaire. Jardin Botanique, Observatoire Astronomique, Bi-
bliothèque Palatine (90,000deelen I 3000 HSS! waarvan onder anderen Tïra-
boschi
en Muratori eens bewaarders waren) Pinacothèque Palatine (waarin
zeer geprezen Madonna beelden van Palma Vecchio en Garofalo ook eene krui-
-ocr page 59-
57
REIS NAAR ITALIË.
op te doen, ja zelfs om slechts de elf zalen met schilderijen
gevuld, en grande compagnie, (waarbij men toch niets ziet) in
haast, te doorloopen. Bovendien „man trieb zur Abfahrt," zegt
Mlle. Mestorff. Met anderen hoorde ik liever op het balcon staande
naar de muziek van de Guardia Nazionale, die ons met de Inno
delle Nazioni van Verdi begroet had en met een Marcia, „Un
salut au Congres" van Zavertal eindigde. Daarna ging ik
eens rustig in onze kales, in de schaduw staande, zitten om al
dat Italiaansche gewoel op het binnenplein aan te zien. Als il lus-
tre forestiere gaf ik 5 centimes voor een paar lucifers en
deze edelmoedigheid lokte terstond jongens met munten en pen-
ningen bij mij... of ik bij de figura di congresso toen ook
eene figura numismatica had, weet ik niet; maar zeker is,
dat de gamin de Modène zeer in zijn schik was met het vuile
briefje van 2 Lires en mijn vriend Morel Fatio later met het half
dozijn middeleeuwsche italiaansche muntjes, aan den smeltkroes
ontrukt. — Onder tallooze V i v a \'s vertrekken wij te 5 uren*). Lang
keuvelen wij te Bologne nog onder de arcaden, want na tien
weken droogte, vallen er eindelijk eenige druppelen. — De toe-
komst van 1\'Italia unita is het hoofdthema. Wij zien die allen
gunstig in, mits eene radicale partij niet het roer in handen be-
kome. Hetgeen wij later in Rome vooral zagen en hoorden be-
vestigde ons in deze meening, die wij hier slechts aanstippen.
De nachtrust in het hotel Brun was niet ongestoord: want H. M.
onze koningin kwam onverwacht terug en wat later arriveerde
Italie\'s kroonprins Humbert, die zich met de opgeruimde bil-
lardkamer moest vergenoegen. Het was prachtig weder en het aantal
vlaggen en wandelaars verdubbeld in de straten. Te I2Y2 trad
Z. K. H, die inmiddels de exposities had bezigtigd, onze verga-
derzaal binnen. De prins, een niet groot, zwart jong man, met
veel baard en eenen scherpen doordrïngenden blik, plaatst zich
tegenover het bureau, waarin de staatsraad Worsaae, in deze deftige
siging van Gerard van Haarlem). Musée Lapidaire, Archive d\'Etat. Archivo
Communnal. Archive de la Cathédrale. En dan nog de secchia of emmer, die
in de Campanile bewaard wordt door de Modenesen aan de Bolognesen ont-
stolen (15 Novb. 1325) en het thema van Alex Tassoni komisch heldendicht:
la secchia rapita.
l) Met Zeume in zijn geestigen Spaziergang nach Syrakus im Jahre 1802.
(Hempel. II, S. 102) kon ik zeggen „ In Modena gefiel mir\'s sehr wohl, ohne
dasz ich den erbeuteten Emmer sah."
-ocr page 60-
58                                                   MR. J. DIRKS,
morgenzttting the right man on the right place, de
chairman is. De minister van Openbaar onderwijs Correnti
en de Syndaco-cornmandatore Casarini plaatsen zich ter zijde
van den beschermheer van het congres.
                                     \'
Dr. Pigorini ontwikkelt uitvoerig zijne denkbeelden over de
terramaren in het algemeen of over die van Montale, gisteren
onderzocht, in het bijzonder. Slotsom: — het zijn verlatene woon-
plaatsen uit overoude tijden. Mijn buurman in het Hotel Brun,
de graaf J. C. Conestabile, hoogleeraar te Perugia, de groote
klok voor de Etrurische oudheden, spreekt daarna over de oor-
spronkelijke (Ur) bevolkingen van Italië. Vier Indo-germaansche
stammen drongen er in en verdreven de Arische bevolking; het
waren de Aborigines, de Umbriers, beide uit het Noorden
komende, de Pelasgen en de Etruriers, beide-uit het Zui-
den, over zee landende. Over de laatsten deelt hij interessante
bijzonderheden mede. De confederatie van 12 Etrurische steden
(Perugia c. s.), na centraal Italië te hebben overheerscht, ging
over de Apennijnen en stichtte de nieuwe foederatie van Noord-
Etrurie, waarvan Felsina de hoofdstad was. Dat Felsina (Bologne)
stichten zij omstreeks i& eeuwen vóór onze tijdrekening. Ma-
riet te vond te Carnac, in Egypte, eene inscriptie, die mede-
deelde dat Menephta, een koning van de 19de dynastie, door
eene expeditie van zeevolken werd aangevallen. Onder deze worden
de Siculer (Siciliers) en Turchas (Etruriers) vermeld; het
hoofd der expeditie was zelf een Etrurier, een bewijs hoe bloeijend
en magtig het Etrurisch rijk in de 15de eeuw vóór Chr. was.
Hij eindigde met eene beslissing over deze twee vragen uitte-
lokken: gingen de bewoners der terramaren die Etruriers vooraf
en ging in het bronzen tijdvak de beschaving uit Italië noordwaarts
op? — Désor spreekt daarop vooral over de palafitten, soms
zijn het kunsteilanden, zoo groot dat op het Rozeneiland een ko-
ninklijk kasteel is gebouwd. Het eiland Zita in het meer Varese
(Badeker II, 496) is hoogst waarschijnlijk ook een kunsteiland.
De bewoners der palafitten en der terramaren, blijkens hetgeen
zij achterlieten, waren vreedzame lieden. Daarentegen heeft het
onderzoek der begraafplaatsen van Villanova en Marzabolto
door graaf Gozzadini, en van Felsina door Zanoni, ons een
meer ontwikkeld, strijdlustig, industrieel volk leeren kennen,
waarvan de opklimming in ouderdom en ontwikkeling is: Villa-
nova — Marzabotto — Felsina. Eene grondige vergelijkende studie
-ocr page 61-
50
ItEIS NAAK ITALIË.
van al deze vonden is nog noodig om met zekerheid te kunnen
bepalen wie daar woonden. Hij bespreekt nog de vraag: vanwaar
ontleende het Noorden de bronzen voorwerpen ? „ Tous les pays,
mëme ceux du Nord, ont recu a celfe époque de la Péninsule,
si non les objets fabriqués, au moins les modèles et les types."
Worsaae bestrijdt deze laatste stelling. Hij laat deze teekenen
van beschaving uit Azië overkomen, over Klein-Azie en Grieken-
land en treedt in eene interessante vergelijking tusschen de
voorwerpen uit den bronzen tijd in het Noorden en Zuiden van
Europa. — „ A propos de bottes" wees hij er op, hoe Désor ge-
wag had gemaakt van terramaren in Duitschland en stelde de
vergadering voor om Virchow, den beroemden Berlijnschen
hoogleeraar, uit te noodigen hierover mededeelingen te doen. —
Hèt had er iets van als of alle sommiteiten van het congres
dien morgen op de koord moesten komen. Virchow, dus opge-
roepen, was zelfs niet eens present maar wierd in de bibliotheek
gevonden en medegevoerd. Met groot handgeklap ontvangen,
deelde hij, in gebrekkig fransch, met behulp van eenige souf-
fleurs mede, dat men in het N. van Duitschland inderdaad
eenige „ circonvallations", kleine hoogten vrij wel overeenkomende
met die van Montale, had ontdekt. Men hield ze langen tijd voor
oude vestingen maar nu voor primitieve woonsteden. Opgravingen
op de standplaats van een oude stad, „ dans la Volhynie", waren
door hem begonnen. Hij eindigde met te zeggen dat, ten tijde
van de bewoning der Duitsche terramaren, Italië reeds lang den
bronzen tijd voorbij was. — V o g t was de laatste spreker in deze zit-
ting, vooral over het ontbreken der begraafplaatsen van de bewoners
der terramaren. Deze moeten er beter uitzien: „car en Italië on
logeait mieux les morts que les vivants." De bewoners hadden
geen godsdienst; althans men vond tot heden niets dat daarop
wijst. Hij laat ze uit Egypte komen lang voor de Egyptische be-
schaving, enz.
Het wetenschappelijk gedeelte dezer morgen-zitting was hiermede
afgeloopen; het hoffelijke begon: de voorzitter bedankte den prins
en den minister voor hunne vereerende deelneming aan de werk-
zaamheden van het congres. De minister zeide of liever las voor:
„dat de regering er zich over verheugde Italië door het bezoek
van zoovele geleerde vreemdelingen vereerd te zien, terwijl de
-ocr page 62-
60                                              MR. J. D1RKS,
erfprins zich in hun midden bevond. Italië toont thans groote
belangstelling in studie en werken des vredes. De nieuwe pa-
leontologische wetenschap heeft eene groote vlucht aldaar genomen,
en dat nog wel in een tijdperk, waarin Italië zich vormde tot Italië.
Het is opmerkelijk" (zeide Correnti, (en wij zeggen het den
Minister na) „dat zelfs te midden van de politieke bewegingen
er niet alleen mannen waren, die deze studiën opvatten, maar
die er zich eenen naam in maakten." Na een lofspraak op den
koning van Denemarken: „grandissant en science a mesure
que son territoire devenait plus petit," eindigde hij met deze
woorden: „Messieurs, je vous souhaiteque vos discussions arrivent
a des conclusions nobles et consolantes pour 1\'humanité." Had
hij hier Vogt en de clericalen, twee antipoden op het oog? of
de praatjes die door tegenstanders van het congres waren uitge-
strooid? x) — De prins liet zich eenige leden voorstellen en on-
derhield zich in het bijzonder met Virchow 2).
In de avond-zitting, onder voorzitterschap van M. Dupont,
sprak de graaf Pozezdziecki over oudheidkundige ontdekkingen in
Polen gedaan, en de schrijver dezer reisherinneringen vooral over de
terpen en wierden in Groningen en Friesland. Eene gekleurde
groote teekening van den heer D. Cannegieter te Hallum,
voorstellende 42 gegroepeerde voorwerpen gevonden in de terpen
aldaar, ter opheldering vertoond, trok later veler aandacht s).
Vele leden van het congres toonden ook daardoor hunne be-
langstelling in dit, zoo het scheen, voor hen nieuwe onderwerp
van vergelijkende archéologie 4). Eere aan de staten van Friesland
l) Zoo verhaalt Mll» Mestorff S. 15 dat men vreesde, dat de geleerden te
Montale de beenderen van den aapmensen zouden ontdekken.
*) Een dertigtal vrienden en vereerders van Virchow, allen leden van het
congres en Italianen boden dezen dien dag een diner aan. De Secre-
taris Generaal van publiek onderwijs Cantoni bragt hem een dronk toe.
Virchow sprak vurig en vloeijend in het Duitsch. „ Men wilde niet hem
maar zijn vaderland vereeren. Duitschland en Italië zouden nu altijd vrien-
den, broeders zijn. Er zou echter eene nieuwe invasie plaats hebben, niet
om het schiereiland te vermeesteren maar om den vooruitgang te bewon-
deren, die men in de vrijheid en de wetenschap in Italië gemaakt had" enz.
3)  Verkleind te vinden in het plaatwerk „Friesche Oudheden" 2&e Afle-
ring 1871.
4Désor door er eene discussie over te openen en Mlle Mestorff door het
door haar S. 19 ter neder gestelde. Zie ook la Revue Scientifijue p. 540
waar men leze: Drenthe voor Hollande\'
-ocr page 63-
Cl
ilEIS NAAR ITALIË.
die nu (Junij 1872) door de bekostiging van het in orde brengen
van een locaal voor een Friesch museum van oudheden mildehjk
getoond hebben, op prijs te stellen wat Friesland\'s bodem voor
de kennis van het voorgeslacht oplevert. —
Dr. H. Hildebrandt uit Stockholm komt op de kwestie: „de
1\'age du bronze" terug; hij is het niet geheel en al eens met
Worsaae, Nillson en Désor :). Cartailhac, vanToulouse,
brengt een kaart ter tafel waaruit blijkt, dat de dolmens (hunne-
bedden) in het Dept. van den Aveyron in alle rigtingen ge-
plaatst zijn. Hij deelt mede, dat in het Dept. Haut-Languedoc ook
heuveltjes zijn, „mottes" genaamd, met terramaren in vele op-
zigten overeenkomende. Met discussies en andere mededeelingen
wordt het laat eer men scheidt.
Een middag op eene Etrurische begraafplaats in
de Apennijnen (5 October).
De congres-vergaderingen en de togt naar Modena—Montale had-
den ons tot heden verhinderd de uit onzen dagelijkschen cours (hotel
Brun — Arcigimnasio — Universita, vice-versa) liggende merk-
waardigheden van Bologna te zien. De kerk San Domenico 2) ten Z.
van de San Petronio gelegen was dezen morgen daarvoor uitge-
kipt. Hoog, op kolommen in de lucht verheven, prijkt op het pitto-
reske pleintje, daarvóór gelegen, het grafmonument van den
regtsgeleerde Rolandino Passeggieri, uit de 13de eeuw. De
man had zich deze hooge rustplaats verworven door zijnen ijver
om in Bologna de twisten tusschen de Lambertazzi en de Geremei
te stillen. De H. Dominicus (f 1221) is in deze kerk begra-
ven 3). Zijn graf boeide ons minder dan dat van den poëtischen
•) Zie Mlle Mestorff S. 20—21. Worsaae laat de prachtige brons fabri-
katen in het N. gevonden als invoerartikels uit het O. in het N. komen
bij volken nog in de steenperiode verkeerende. Nillson laat ze door vreerade
kolonisten over zee uit het westen, Désor uit hetZ. aanvoeren. Hildebrandt
laat wel het brons door arische volksstammen invoeren, maar erkent, zoo-
wel in het Z. als N., eene eigenaardige ontwikkeling.
3) Over deze kerk zie Eser 1.1. S. 278—279.
3) Zie over den H. Dominicus: Sismondi. Histoire des Républijues Ita-
liennes du moyen uge,
4">e Ed. Brux. 1826 T. II p. 72—75 Lady Morgan:
Italië en de Italianen II, b 1. 149. enz.
-ocr page 64-
62                                              MR. .1. DIRKS,
koning van Lombardije, Enzio x), die hier in Bologna van
1249—1272 in het palazzo van den podesta gevangen zat en stierf,
of dat van den schilder Guido, -f-1642, of de engelachtige knie-
lende engel van Michel Angel o. —Ongelukkig werd het juist
zeer duister door een onverwacht opgekomen donderbui, die nog
aanhield toen wij te ll1/2 uur met een expres-trein, waaronder
de koninklijke wagon, die den kroonprins en gevolg opnam, zuid-
waarts naar Marzabotto spoorden. Daar, op 27 kilometers af-
stand van Bologna, lag, schilderachtig in de Apennijnen, hoog
boven den wit bruischenden Reno, de villa van onzen 83jarigen
gastheer, cavalière Giuseppe Aria. Het stortregende nog toen wij,
in omnibussen gezeten, den heuvel, waarop het groote vierkante
gebouw met een toren ten zuiden prijkt, opreden. Maar naauwe-
lijks zijn wij boven of de regen houdt op en de nevels, die de
bergen kroonen, verdwijnen. — Na toevallig kennis met onzen grijzen
gastheer te hebben gemaakt, bezigtigen wij het rijke museum van
Etrurische oudheden, alle op de gronden dezer uitgestrekte villa
gevonden. De Renseignements sur une ancienne né-
cropole a Marzabotto 2) van onzen president, ons met zoo-
vele andere geschriften geschonken, hadden ons eenigzins op de
hoogte gebragt van hetgeen wij zien zouden. — Reeds voor eeuwen
had men op dit punt waar de Reno zich door de Apennijnen
wringt, oudheden gevonden; maar eerst sedert het jaar 1862 was
de cavalière Aria (op dringend verzoek van conté Gozzadini, en
onder diens leiding) begonnen stelselmatige opgravingen te doen.
De vruchten daarvan lug Gozzadini bloot in twee rapporten, in
1865 en 1867, met 37 platen, op kosten van den heer Aria uit-
gegeven 3), maar ongelukkig niet in den handel verkrijgbaar. "Wij
vonden die vruchten zoowel in het genoemde Museum als onder den
blooten hemel, hetzij op het plateau Milano of op de hellingen daar-
van en beneden aan den voet. Gozzadini ontblootte aldaar
een terrein van 700 ellen breed en 340 ellen lang, dooreneden
van het \\V—O en N—Z door twee lange toegangen tot de ne-
cropolis of begraafplaats daarnevens, waarin Conestabile en an-
deren sporen van de straten eener stad zien. Rondom dien vier-
\') Zie König Enzio von Ernst von Münch (aus den quellen neu bear-
beitet
met interessante bijlagen) StiAtgart 1841 — (360 bl. —).
■) Bologne 1871 19 pp.
3) Zie de Renseignements. p. 4 (1).
-ocr page 65-
11EIS N\'AAI\\ ITALIË.                                     63
sprong vond men cellen of compartimenten van 1.15 tot 8
meter lengte en van 1.50 tot 6.40 breedte met massale muren
ter dikte van 0.25, 0.40, 0.60 tot 2 meter, allen uit keisteenen,
zonder cement, opgezet; soms dubbele muren, gescheiden door
nauwe kanaaltjes (fossés) van weinig diepte, geplaveid met kei-
steenen, terwijl de wanden er van met platte tegels bekleed
waren. Men vond de muren gewoonlijk slechts 0.25 onder den
grond: zij drongen er niet dieper in door dan 1.50, soms slechts
eenige centimeters; ook vertoonden sommige al sporen van
vroegere opgravingen, gedaan om de cellen van hare kostbaar-
heden te berooven. In die cellen vond men eene menigte pot-
werk, weinig fijn of geschilderd aardewerk en vele platte tegels.
Deze hadden waarschijnlijk gediend om de afzonderlijke lijkkisten
te vormen, even als andere dergelijke kisten, die nog stonden en
aschlagen en kleine lijkvazen bevatten. Men vond er ook beeldjes
in en aes rude. Atijd was er eene groote, meestal gebroken urn
in, die misschien gediend had om de overblijfsels van den brand-
stapel te bergen, ofschoon twee er van vol asch en keijen
waren. Men vond er asch en verspreide, verbrande runderen,
zwarte en vette rot-aarde, vele menschengeraamten, zes met
hunne wapens daarnevens, ook begraven is putten met plaveisel
bedekt, de putten van keisteenen opgezet en met menschen- en
dierengeraumten gevuld. — Zulke, hier op het hoogste gedeelte
der necropolis gevonden, begravenis-putten waren nog
niet eerder in Italië ontdekt. Sommige hebben een vreemden
vorm; in plaats van cylindervormig of rond te zijn, gelijken zij
op eene verlengde amphora of klokklepel l). Zij zijn van 2.25
\') De lijken konden dus slechts verticaal daar ingeschoven worden. Zon-
derling dat men dit in Zuid-Amerika nog in gebruik vindt. In de belang-
rijke Voyage dans les vallées de Quinquinas, in de Tour du monde XXXIII.
Livr. 581 p. 119, leest men van de Sirinicis: „Chez les Sirinicis Ie mode
d\'ensévelissement de leurs morts est assez simple. Après avoir ramene Ie
long du coips les bras du défunt, les femmes Tempaquetaient avec soin
des pieds a la tête dans les longues feuilles de l\'arundo, dont la hampe
floralileur sert a faire des flêches; puis elles 1\'entouraient symétriquement
de lianes, minces comme des ficelles, qui lui donnaient quelque ressemblance
avec une carotte de tabac. Pendant ce temps les hommes creusaient en terre
untrourondde deux pieds de diamètre\'et «Msesprq/bndpourquelecadavre,
qu\'on y introduisit la tête la première, put y tenir a 1\'aise. Cette posture
anormale devait dans 1\'idée des vivants faciliter au mort sa chute dans
-ocr page 66-
u
MVt. J. DIRKS,
tot 40.25 meter diep en de opening van 0.30 tot 0.77 en zamen-
gesteld uit kleine puntige keijen, zonder cement, met groote
nauwkeurigheid zamengevoegd, uitgezonderd den bodem die uit
den mergelgrond is gehouwen. In iedere put vond men 1 tot 3
menschengeraamten, eene groote urn, bronzen en aarden, soms
beschilderde vazen en andere voorwerpen, onder anderen in ééne
daarvan een gebroken, gebakken tablet, waarop de afgebroken
Etrurische familienaam MVDV == MVDMV, volgens Gozzadini
11. p. 11—12 = Urn rus, in de klei was gesneden. Ook waren
er vele beenderen van dieren in en brokken afgezaagd herts-
hoorn.
De rijkste graftomben vond men op het plateau. Dertig ervan,
slechts tumuli in keijen opgezet, bevatten on verbrande ge-
raamten en steentjes als scarabëen gevormd en besneden met
Aziatische en Grieksche mythen. Andere, gemaakt uit opeen-
gestapelde baksteenen met spitse deksels er op, bevatten ook on-
verbrande geraamten met sieraden er bij. Eindelijk 170 graf-
steden bij een klein kunstmeer of grooten vijver, digt bij de
plaats, door een bord aangewezen als: „les tombeaux",
waar de groote tent, die onlangs bij het feest der opening van
den tunnel onder den Col Fréjus gediend had, voor het diner
was opgeslagen. Zij hadden den vorm van koffers en waren uit
groote stukken bewerkte tufsteen gemaakt. Bijna alle bevatten
overblijfsels van den brandstapel, maar ook beschilderde of bron-
zen, albasten en glazen vazen, beeldjes, spiegels van brons en
gouden sieraden. Kennelijk waren zij vroeger doorwroet en ge-
plunderd. Eéne tombe, die ongeschonden was gebleven als on-
oogelijk en klein, bevatte niet minder dan 57 gouden voorwerpen.
Men kan daarnaar den oorspronkelijken rijkdom der zeer vele
andere geplunderde afmeten.
Op die tombes stonden kleine zuilen en groote cylinder- of
lensvormigebloksteenen(moëllons) „waarschijnlijk,"zegt Goz-
zadini, „de evnux van Homerus."
Opmerkelijk zijn nog de trappen bij een dier grafputten, die
zich boven de oude oppervlakte der necropolis verheft. Goz-
le gouffre sans fond et prevenir les eflbrts qu\'il se serait vu obligé de faire
pour prendre de lui même cette posture. — Deze Sirinicis hebben nog
steenen pijlpunten 1.1. p. 120 en de vader leert nog den jongen p. 118,,1\'art
de sculpter avec un morceau de silex."
-ocr page 67-
65
REIS NAAR 1TALIK.
zadini meent, dat zij gediend hebben om op die begraafplaats
te klimmen ter viering van de si lieer nia of doodenmalen.
Ook bij eene tombe, volgens hem 10 meters lang en breed,
waarvan alleen de tufsteenen grondslag over was, vond men die
trappen. — De ruime omvang van dezen grondslag, 100 □ me-
ters, deed Conestabile en anderen denken dat bij die necro-
polis ook huizen waren. Een ander lid, de abt Chierici van
Reggio Emilia, zag hier zelfs een tempel in J).
Vraagt men mij nu, hoe oud waren [alj die voorwerpen, gelijk
ik zulks den graaf Conestabile, in loco deed, dan geef ik
zijn antwoord terug: „Minstens 500 en hoogstens 1500 jaren
vóór Christus lag men hier deze dooden ter ruste." Gozza-
dini 1.1. p. 17 stemt hiermede overeen: „De necropolis van
Marzabotto, zegl hij, dagteekent uit het laatst van de Etrurische
heerschappij en van vóór het midden van de vierde eeuw na
de stichting van Rome. Toen overstroomden de uit het N.
komende Galli Boji dat gedeelte van Etrurie, waarvan Felsina
(Bologne) de villa princeps was, verjoegen de Etruriers en
breidden zich uit tot aan de Utis, dat is de Ronco, die bij Forli
stroomt."
De naam der plaats, die zich bij de necropolis bevond, is on-
bekend; maar zeker was de beschaving er ontwikkeld en had
men er smaak voor kunst, voor een goed leven en lust tot
weelde.
Wat[ er in het Museum op de villa Aria te zien was, vermeldt
Gozzadini 11. p. 9—19. Als men echter, 250 personen in getal,
en défilé, eenige kamers door moet trekken, ziet men maar half.
De twee bronzen situla of kleine emmers, het aes rude, de bronzen
beeldjes, vooral de groep van Mars en Venus, de menigte gouden
sieraden zijn mij nog bijgebleven. M"e. Mestorff zag onder al die
kostbaarheden „ein zum Anhangen in Gold gefasster
Kinderzahn." S. 25. De sieraden munten soms uit door smaak,
rijkdom en zeer fijne bewerking, „ exécution tres fine et inimi-
table," zegt 1\'Italie er van.
Waren wij tusschen heggen van de prachtigste bloemen opge-
klommen, wij daalden ook langs trappen daarmede omheind naar
het uitgestrekte, smaakvolle en waterrijke park af. Beneden een
grooten vijver, op hel plateau, had men drie groeven geopend, vrij
\') Boot 11. bl. 211.
-ocr page 68-
66
MR. .1. DIRKS,
diep, waarin men drie nog ongeroerde Etrurische graven kon
zien. De hevige donderbui had echter die groeven zeer glibberig
gemaakt en zeker zijn er dien dag honderden koude voeten opge-
loopen, die voor de meesten slechte gevolgen hadden, ja, eenen
der bezoekers, een jong mensch uit Toulouse, een neef van
Quatrefages, den volgenden Dingsdag in het hotel Brun deden be-
zwijken. — Zelfs de prins daalde in eene der groeven af en
was even nieuwsgierig als de andere leden om te zien, wat die
drie graven zouden opleveren. Het eene graf was ledig; maar in
het tweede vond men een vrouwengeraamte en in het derde
een mannengeraamte met bronzen braceletten om de voorarmen.
Nadat ik mijn weetlust had bevredigd, ging ik mijn zie nlust
stillen. Een open koepel op een voorsprong bood daartoe eene
heerlijke gelegenheid aan. — Wat zijn die Apennijnen schoon,
als men zich eensklaps bij een helderen, echt Ilaliaanschen herfst-
hemel J) en prachtigen zonneschijn van hunne rood gekleurde,
steile wanden, glinsterende van den pas gevallen regen of van
hunne meer glooijende hellingen, bedekt met dorpjes en villa\'s,
omringd ziet! Daarbij in de diepte, die bruischende, door den
donderbui opgezwollen Reno en de gillende locomotief met zijn
„qui vive" ! voor de tunnels van het naauwe Renodal! Tegenover
mij 3) lagen de steile Monte Gaprara en de Monte Sole. Links
de Monte Croce en achter mij de Monte di Vignola. Ten Z. W.
sloot zich het dal geheel. Met moeite scheurde ik mij los van
dit heerlijk gezicht om plaats te nemen bij een groep, die gepho-
tografieerd werd.
Daarop ging ik de villa bewandelen met den jongen Zweedschen
doctor in de letteren L. uit Upsal en den Archidaken T. uit
Brindisi (Zuid-Italië). De blonde zoon van het Noorden was nog
de levenslustige echte student, die maanden lang in Sicilië de
Grieksche, in Napels de Herculaansche en Pompeesche oudheden
had bestudeerd, die nu zich in Bologna op de kennis der Etru-
\') Vergelijk Lady Morgan 11. II bl. 7. Maria Nathusius in haar hef „Ta-
gebueh meiner Reise nach der Provence, Italien und der Schweiz," (na haren
dood,in 1860, te Halle uitgegeven) merkt teregt S. 92 (*) op: „In dersüd-
lichen Luft sieht man fast immer auf mehrere Meilen jedes Haus an der
Gebirgen und selbst die Farbe der Gegenstande dringen durch den zartcn
warmen Duft, den die Ferne dar überlegt, eigenthümlich hindurch." —
2) Zie de Carte Géologique des environs de Bologne et d\'une partie de
la vallik du Reno
par Jean Capellini 1871.
-ocr page 69-
67
REIS NAAU ITALIË.
rische en prehistorische toelegde en dien wij later in Rome in
een kritiek oogenblik ontmoetten, waarbij zijn vlug Italiaansch
babbelen van dienst was; — de lange zwarte, Zuid-Italiaan, de
steeds snuivende directeur der boekerij en van het museum van
het als inschepingsplaats voor Alexandrie herlevende Brindisi
(het Brundusium der ouden), en de bewoner van het afgelegen
Friesland spraken, al wandelende en soms eens op een althans 2300
jaren tellende tombe rustende, over ieders vaderland, totdat eenige
raketschoten ons te 4 uren aankondigden, dat de tijd van het
diner was aangebroken. Meer dan 250 gasten.van den cavalière
Aria namen plaats aan vijf tafels, waarboven de vlaggen van
alle Europeesche natiën wapperden. De prins zat tusschen de
oostenrijksche gravin V. en de Deensche M1,e. de W. De jonge
Aria, tegenover hem, tusschen de Hamburgsche M1Ie. M. en de
Zweedsche Mevr. H. —
Onze koude onderdanen verkwikten zich in het dik gestrooide
zaagmeel en al grijnsden ons regts de talrijke „ tombeaux" aan,
het voortreffelijke diner ]) was er niet minder vrolijk om, en zij
gaven zelfs aanleiding tot eenen luimigen toast 2).
Toen de firma Moet en Chandon hare tallooze raketten tegen
het zeildoek deed terugkaatsen, stond de jonge Aria op en
bragt een toast aan den koning door krachtig handgeklap ge-
volgd. De prins volgde met een helderen toast op de wetenschap,
beantwoord door een: Vive Ie prince Humbert! door al de
van hunne zitplaatsen opgerezen gasten. Dezelfde architect Big-
nami, die op de doode Etruriers dronk, had nog onder de koflRj
een slottoast die, vermits prinses Margaretha 3), de gemalin van
prins Humbert, een toonbeeld van eene vorstin-huismoeder is
>) Het keurige met eene afbeelding der villa Aria prijkende menu-
boekje luidt als volgt: Huitres de Chioggia. (Vin de Meursault) Consommé
a la royale. Hors-d\'oeuvre (Vin de Barolo, recommandabel!) Dindes truffées
au jus. Jambons a la gelee décorés. Patés ehauds a la financière. Rót de
perdreaux du Tyrol. (Vin du Chateau-Laroze). Saumons an bleu enz. enz.
3) „Aux Etrusques qui eurent la bonne idéé de mourir a Marzabotto
sans cela on n\'aurait pas eu cette belle réunion, ni la présence du prince
et un si bon repas dü a la munificence de M. Aria.
s) „En buvant Ie café (die toen juist rond gedeeld werd) qui n\'est pas
une boisson artificielle comme Ie vin de Champagne mais une perk oriën-
tale, je propose un vivat a une autre perk précieuse, la princesse Marguerite.
(Margaretha zr parel).
-ocr page 70-
08                                               MR. J. DIRK9,
en zeer bemind wordt, uitbundig werd toegejuicht. — Het was nacht
toen wij opstonden: want de schemering is in Italië veel korter
dan bij ons. Onder begeleiding van een aantal fakkeldragers
daalden de 250 gasten, waaronder de aanzienlijkste Bolognezen
en bevalligste Bologneesche dames, den nog altijd min of meer
slijkerigen heuvel af. Een der Bolognezen, tusschen wien ik aan
tafel verzeild was, conté C, had mij gewaarschuwd om, als de
fakkels beneden uitgedoofd werden, mij terstond om te keeren.
Ik deed dit en ziet, daar stegen achter de hoog en schilder-
achtig gelegen villa Aria een girandole van vuurpijlen en ra-
ketten uit donderbussen omhoog, als brak de Vesuvius los. — Maar
pas is het donderend geknal voorbij en breekt de blaauwe hemel
met zijne fonkelende sterren weder door of men ziet de prach-
tige Apennijnen in een stil tooverlicht gehuld. Overal tot op
de hoogste toppen branden veelkleurige bengaalsche vlammen.
Een tooneel uit de arabische nachtvertellingen wordt voor ons
opgevoerd. Heerlijk einde van dit kostbare feest! l).
Nóg eens speelden de twee muziekcorpsen de marcia reale
toen wij te 71/" onder de vivats der Marzabotters en Sportica-
neis met een exprestrein naar Bologne terugkeerden; dat Bo-
logne, dat gisteren en heden avond door doelmatige, eenvoudige
en sierlijke boven de gaslantaarns aangebrachte decoraties in
een zee van licht was gehuld en waar duizenden menschen den
prins begroetten. — Eene galavoorstelling van de opera Faust,
tot welker bijwoning ons de regering van Bologne had uitge-
noodigd, besloot dezen dag. Wij lieten Gratchen leven: want
nadat het maanlicht op het tooneel was verdwenen zag het ons
huiswaarts keeren, zeer voldaan over het afwisselend genot der
laatste uren..... Viva-il Cavaliere Giuseppe Aria! —
Bij het billet „d\'invitation pour assister au spectacle" was nog
een tweede gevoegd „pour visiler les fouilles de la Certosa." Men
zou zich daartoe te 7.30 in het Arcigimnasio vereenigen, waar
wij dan ook een vijftigtal rijtuigen gereed vonden. Op den langen
weg J) naar deze begraafplaats der Bolognesen volgt men bijna
l) Men las hier en daar van fr. 40,000 ja fr. 50.000. Twee jaren hadden
de toebereidsels geduurd.
*) J. van der Chijs in lijne Reisherinneringen 15 Julij —14 Septb. 1864
11. 73 zegt: „Eene hoogst vermoeiende wandeling buiten de Portafelice te
Bologna naar het Campo Santo.\'
-ocr page 71-
HF.IS NAAK ITALIË.                                               09
steeds arcaden, hetzij in of buiten de stad, sommige door corpo-
raties gebouwd.
De arcaden liefhebberij is hier zoo groot, dat de pelgrimskerk
della Madonna di Santo Lucca op de Monte della Guardia, een
half mijl lang, door 635 arcaden met de stad is verbonden. Bij
den rid naar la Certosa zagen wij de galerij de berghoogte vol-
gen. — De naam la Certosa komt dikwijls in Italië voor la
Chartreuse = Karthuizer klooster. Deze Certosa werd in 1801 tot
Campo Santo hervormd. Het is eene voor ons zonderlinge begraaf-
plaats bestaande in lange galerijen, door gangen, portieken rondom
de oude Certosa, en in de dikte der muren zijn de lijken gelegd of
ingeschoven. Duizenden marmeren platen met soms lange op-
schriften wijzen de rustplaatsen aan; honderden wit marmeren
monumenten zijn onder die galerijen verrezen, waaronder kost-
bare en waarlijk zeer sclioone, niet voor helden, staatslieden e
tutti quanti maar b. v. voor een fabricante di carozze; een an-
der bijna zoo groot als het monument van de Ruiter, voor een
jongen van 15 jaren, levensgroot daarop voorgesteld. Verrukke-
lijk schoon was meer dan een geknield vrouwen- of engelen
beeld, in wit satijn, in marmer nagebootst.
Na het bezigtigen van hetgeen op de aarde was, daalden wij,
bij afdeelingen van 30 personen, onder de kapel van la Certosa
neder. Daar onder waren de groeven, die de meeste Etrurische
vroeger vermelde voorwerpen hadden opgeleverd. Zij liepen langs,
ja soms dóór de fundamenten der kapel. Verlicht door lampjes
was deze onderaardsche wandeling curieus. Voor dat ik kwam
hadden de préistorische dames eene cis ta geopend, die echter niets
bijzonders opleverde. — In Bologna terug gekeerd bezocht ik de digt
bij de Universiteit zijnde Akademie der schoone kunsten, waarin de
Pinacoteca, negen zalen met meestal colossale schilderijen. De
parel van deze is de H. Cecilia „in verrukking" met de Aposte-
len Paulus, Johannes, den kerkvader Augustinus en Maria
Magdalena naast haar, van Rafael, vroeger, lot 1736, in de kerk
S. Giovanni in monte, alhier, te vinden. De kerken en kloosters
hadden kennelijk ontzaggelijk veel tot deze collectie bijgedragen,
die bijna geheel op religieus gebied zicli bewoog l). Het sterk
coloriet doet spoedig de schilderijen von Francia herkennen.
\') Zie verder Eter 11. S. 283 en vooral Pecht, zelf een schilder. 11. I, S.
165-167.
-ocr page 72-
70
MR. S. DIRKS, REIS NAAR ITAUE.
Zij zien er nog bijna even frisch uit als toen hij ze schilderde.
De kleuren, vooral groen en blauw, spreken sterk in de Bolog-
neesche school. Er is iets bonts, iets Duitsch-Ghibellynsch in,
zou men zeggen. — Afschuwelijk schoone martelaarsstukken
b. v. die der H. Agnes door Do min ie o. Overal in Italië vindt
men die horreurs: bij voorkeur de H. Sebastiaan door pijlen
doorboord. Meestal ziet deze er zoo kalm uit als waren het spel-
deprikken. De schoonste S. Sebastiaan vonden wij in het Palazzo
Brignole te Genua !).
In het Congres werd weder dien dag veel behandeld. Nico-
1 u c c i en Prof. Mantegaza van Florence spraken over 1\'liomme
préhistorique en Italië, Vogt over 1\'anthropopha-
gie et les sacrifices humaines. Graaf Conestabile,
Gozzadini, Chierici over de uitstappen naar Marzabotto en
]a Certosa en Dr. Montelius van Stokholm kwam op de twee
bronzen tijdperken terug.
In de avondzitting werd België als het land waar het volgende
congres in 1872 zoude bijeenkomen en de president der Belgi-
sche Akademie van Wetenschappen, d\'Omalius d\'Halloy, als voor-
zitter aangewezen. Een portugees Architect, da Silva van Lissa-
bon, gaf verslag van prehistorische ontdekkingen in Portugal.
Ernest Chantre van Lyon sprak over „1\'age de bronze dans
Ie sud-est de la France." Gazalis de Fondouce van Mont-
pellier over „ une station de 1\'age du renne," terwijl veel voor
het volgende congres werd besproken en bereid.
\') Klemm. Italica I, S. 112, „Die Mirakelen und Kreuzscenen sind mir
leider stets ein unverdaulicher Genuss geblieben — wie die Legenden von
italienischen Meister die meiner Individualiteit zu fern liegen als dass ich
bei ihnen lange hatte verweilen kónnen.
-ocr page 73-
EEIS NAAR ITALIË.
DOOK
Mr. J. DIRK S.
III.
Een dag te Ravenna.
De avondzitting van het prehistorisch congres, op Vrijdag den
7 October 1872, had tot 11 uur geduurd en vermits wij reeds
vroeg aan het station, buiten de poort Galliera, vrij ver van het
hotel Brun gelegen, moeten zijn, is de nachtrust kort. Het is
nog vrij donker als ik opsta, en na een haastig ontbijt en een
snellen rid met den omnibus, sporen wij te 7 uur Zuid-Oost-
waarls van Bologne naar Ravenna; eerst op de groote route
die over Ancona naar Brindisi loopt, den weg van denlndischen
mail en van Castel Bolognese, N.O.waarls, op een zijtak. Die zij-
tak is de verbinding van Ravenna met het door vreemdelingen
bezochte gedeelte van Italië. Vóór die verbinding kwam zeldzaam
een reiziger, vermaakshalve, aldaar *).
\') Ravenne. Devenue par Ie chemin de fer plus accessible, cette antique
et fameuse cité, utie des plus intéressantes de 1\'Europe attirera de plus en
plus les voyageurs. Les mosaiques do Justinien et de Théodore a San Vitale
ne sont pas la seule surprise, que nous menage cette ville rnerveilleuse,»
qui semble rejoindre Ie passé au prJsent ou les vieux noms d\'Honorius et
de Galla Placidia, d\' Odoacre et de Theodoric redeviennent tout a coup de
vivantes réalités (Reoue Britannique 1868 p. 149) Lltalie en 1808. Ses.
ressources matérielles et ses ressources morales.\'\'
-ocr page 74-
72
MR. J. DIRKS,
Toen ik, voor eenige jaren, een paar vrienden aanried om ook
Ravenna toch vooral te bezoeken, hoorde men vreemd op, maar te-
ruggekomen was men zeer voldaan over dezen uitstap, niet alleen
om al het prachtige dat men gezien had, maar ook om het kijkje
in zulk een oude vergetene Italiaansche stad, waar de logementen
nog zoo primitief bevonden werden, dat men door de keuken
naar de logeerkamers ging.
Eens rondziende in mijn spoor-compartiment, bevind ik mij
tusschen het Zuiden en het Noorden verzeild, allen reeds
meer of minder bekende gezichten: Professor Cavalière Gal-
dino Gardini van Ferrara, met wien wij van Modena naar
Montale en terug hadden gereden; de archidiacono Giovanni
Tarantini, Directeur van de boekerij en het museum van het
herlevende Brindisi, het oude Brundusium, de inschepingsplaats
voorheen en nu weder voor Alexandrië, een kennis van Marza-
botto; C. St. A. d e B i 11 e, Directeur van het Dagbladet te Kopen-
hagen en Député; Dr. Carlo Landberg, van Upsal, ook een
der medewandelaars te Marzabotto; Pastor E. D. Jensen, uit
Kopenhagen, mijn eerste dischkennis in Bologne; Poulsen, Inge-
nieur hydrographe, en ProfessorG. Engelhardt, Secretaris van
de Société des Antiquaires du Nord. — Dit Deensche clubje was
een opgewonden partijtje, de roervinken aan tafel in het hotel Brun,
meest krachtige, gezonde Nooren, die wij later nog te Rome ont-
moetten op het Forum en goede reis tot Napels toewenschten.
Weldra zijn Pastor Jensen en de Archidiaken Tarantini
zoo bevriend, dat de bij eenen Italiaanschen priester onmisbare
doos voor den dag kwam en T. een snuifje aan .1. aanbood on-
der het zeggen: Diversi di fede ma uniti pella scienza.
De extra sneltrein vliegt voorbij de stations Mi rand o la,
Quaderna en Castel S. Pietro. Zelfs Imola *), een bis-
schopsstad van 11,000 zielen, door L. Corn. Sy 11a als Forum
Cornelii gesticht, zien wij, even voorbijvliegende, regts af wat
dieper liggen. Zeer kort oponthoud te Gastel Bolognese.
Wat langer te Lugo, het Lucus Dianae der ouden, een klein
plaatsje, want hier beginnen de feestelijkheden ter eere der
\') Er moet te Imola een fraaie schouwburg zijn, door Badeker niet ver-
meld. A. van der Willigen (Dl. IV, p. 59) tezat een werk in folio met pla-
ten, getiteld: Pianta e spaccuto del nuovo Teatro d"Imola, architettura del
Cavalière Conmo Morelli
etc. Roma 1780.
-ocr page 75-
REIS NAAR ITALIË.
73
préistorici, naam ons door de Bolognezen gegeven. Overal
vlaggen en groen aan palen gehecht. La banda blaast er
lustig op los. Een talrijke menigte roept Evviva gli savantiüen
Landberg houdt een toespraak; hij, de jonge, levenslustige,
knappe, Zweedsche Dottore is door zijne Archeologische reizen
en lang verblijf in Sicilië, Napels, Rome, enz. een halve Italiaan
geworden. — TeBagna cavallo (= hetPaardewed) nog eens
hetzelfde. Te 9 uren komen wij te Ravenna, steeds sporende
door een vlak, aangeslibt land. De 200 gasten en de Ravennesche
gastlieeren vullen zoodanig de wachtkamer, dat het weivoorziene
buffet bijna ontoegankelijk is. Ik verover eindelijk een stuk
paste en een glas Marsala :) juist nog bij tijds, want iemand
achter mij, zegt tot. mij: „ Suivez moi, j\'ai une compagnie agréa-
ble et un guide excellent." Het is mijn buurman in het hotel
Brun, op wiens kaartje men kon lezen: Il Conté Giancarlo
Conestabile, Corrispondente dell\' Instituto di Franeia (Aca-
demia delle Iscrizione e belle lettere). Hem, den grooten klok
voor de Etrurische oudheden, den beroemden hoogleeraar en stich-
ter van het Etrurisch Museum te Perugia, dat wij evenals zijn
Palazzo later bezochten, had de regering van Ravenna dien
Guide excellent „een lid van den Senaat of junta municipale toe-
gevoegd, terwijl de compagnie agréable uit Dr. H. H. van Stock-
holm met zijn bevallig jong vrouwtje bestond.
Gansch Ravenna is op de been: de Sindaco of burgemeester,
aan het hoofd van den raad, ontvangt de gasten; voorafgegaan
door een muzijk- en het studentencorps, en de gilden met
hunne vaandels, trekken wij, gezeten in een zestigtal rijtuigen,
de stad in.
Er heerscht een perfecte orde, want al de rijtuigen verdeden
zich weldra, om geene opeenhooping van bezoekers te veroor-
zaken.
Onze hoogst voorkomende guide biedt ons een opzettelijk voor
dezen feestdag gedrukt boekje aan: Genni (Indices) intorno
ai monumenti e alle cose piu notabili di Ravenna:
een fonkelnieuw plan van Ravenna daar achter, op groote schaal,
wijst ons den weg, des te welkomer omdat Ba dek er geen plan
!) Zelden of nooit echt, wordt fabriekmatig door een Engelsche compagnie
gemaakt te Marsala.
-ocr page 76-
74
MR. J. DIRKS,
geeft 1). De beschrijvingen of Genni zijn zoo kort en duidelijk
gedrukt, dat wij juist tijd hebben om te lezen wat wij zien zul-
len, rijdende van de eene merkwaardigheid naar de andere. —
Maar eer wij tot de détails overgegaan, een woord in het alge-
meen over Ravenna, tot beter verstand van het volgende:
Ravenna is een stille stad van een mijl in den omtrek,
maar slechts half thans bebouwd. Groote tuinen binnen de mu-
ren van deze hoofdstad van het oude Flaminia, tot aan 1860,
getuigen van vroegere welvaart; toch heeft het nog eene bevol-
king van 55,000 zielen. Gesticht door de Pelasgers, lag Keizer
Augustus hier een haven aan, de Portus Classis, een station
voor de vloot. Tusschen de stad en de haven Classis ontstond eene
buurt, Caesarea. Maar de Po slibde den haven digt en zoowel
Classis als Caesarea verdwenen. Men wil, dat reeds in het jaar 44
de H. Apollinaris, een leerling van den Apostel Petrus, hier epis-
copus was. In 439 werd het een aartsbisdom, ook doordien
Keizer Honorius, in 402, Rome verliet en Ravenna tot den
prachtigen zetel der Romeinsche keizers verhief.
De sterke ligging der stad te midden van moerassen gaf daar-
toe aanleiding. Hier was men veilig voor de horden Barbaren,
die Italië bestormden. Toch nam Odoacer, der Herulen vorst
en koning van Italië, Ravenna in: desgelijks in 493 Theodorik
de Groote, koning der Oostgothen. Tot 552 bleef het de hoofd-
zetel van dit merkwaardig volk, dat Ravenna verfraaide en be-
voordeelde. De Oostersche keizers bezaten het tot 752 en regeerden
er door Exarchen. — Astulphus, Koning der Lombarden, ver-
dreef in dat jaar den laatsten Exarch, maar weldra deed P e p ij n,
Koning der Franken, de Lombarden de stad ontruimen en schonk
ze aan den Paus, die er afwisselend met de Venetianen (1440—
1504) en de Franschen (1797—1815) heerschten, totdat de stad,
in 1860, bij Italië werd ingelijfd.
„Geen slad van Italië," zegt Badeker p. 342, „bezit zulk een
schat van bouwwerken, beeldhouwkunst en mosaïeken uit de
eerste jaren der middeleenwen als Ravenna."
"Wij zouden er het waarom\' bij voegen; „omdat men vergeten
heeft deze afgelegen plaats te verwoesten."
Ons vijftal rijdt N.-VV. op door het midden van de kennelijk
niet welvarende stad, langs de Strada della Stazione, de
\') Renaudin geoft er een p. 241 maar N.-Z. en zeer klein.
-ocr page 77-
REIS NAAR ITALIË.                                      75
Strada del Monte over de fraaie Piazza Maggiore J),
langs de Strada del Duomo naar de Piazza del Duorao,
waar wij de Basilica Ursiana of hoofdkerk Chiesa me-
tropolitana Linnen treden.
Ik verzoek Dr. H. mij aan zijne vrouw te presenteren en hij
doet het met deze woorden als bijvoeging: C\'est ce monsieur
dont vous connaissez 1\'ouvrage: Over den koophandel der
Friezen." Ik kijk er van op zoo iets in de hoofdkerk van Ra-
venna te hooren, en betuig zulks aan mevrouw H. „Ah!" zegt
zij daarop in het Duitsch, „Ich folge ein wenig die Studiën mei-
nes Mannes und die Hollandische Sprache schliesst sich so der
Deutsche an, wie die Schwedische an die Danische."
Ik zal mij niet verdiepen in eene volledige beschrijving van
de Basilica Ursiana of volgende kerken. Zelfs de beste be-
schrijving kan hem, die iets niet zag, het beschrevene niet zuiver
voor de oogen stellen en photographièn of platen van Ravenna\'s
kunstschatten zijn mij niet geworden 3). Eerst onlangs is men
begonnen die terra incognita te bewerken en in die nog pas
ontgonnen mijn ook voor de prenteboeken te delven s).
De hoofdkerk is door San Orso of Urso (St. Ours), een bis-
schop van Ravenna waarschijnlijk in de laatste jaren der 4de eeuw,
gesticht. Op Paschen door hem ingewijd, noemde men haar:
hV xyix xvxTTXTit;", de heilige opslandingkerk. In 1867
vond men er eene cripta of onderaardsche kerk, nu vol water
staande, als lager gelegen dan het zeepeil.
Oorspronkelijk was deze kerk met mozaïek bekleed, dat in 1112
vernieuwd werd, maar ongelukkig bij de geheele reconstructie of
misvorming, in 1734, op één beeld der H Maagd na, dat over-
gebracht werd, verdween. Men vindt er nu in 72 kolommen van
Oostersch marmer, 11 rijke marmeren altaren en eenige fresco\'s
van Guido Reni of zijne leerlingen, waaronder de Mo zes en
\') Badeker I p. 343 „ qui passé pour Tanden Forum Senatorium, avec
deux hautes colonnes de granit érigées en 1483 par les Vénitiens et sur-
montées des statues de St. Apollinaire et de St. Vital.
*) In de Denkmaler der Kuurt te Stuttgart (vóór 1859) uitgegeven in 2
Banden in qnerfolio, komt onder de 437 Tafeln niet een voor van Ravenna.
Zie de inhoud daarvan achter Fr. Eser\'s nuttig boekje: Zwei Monate in
Italien.
Stuttgart 1859 S. 354—374.
3) Zie de Mosaiques de Saint Vital a Ravenne in het Magasin Pittoresque
1871 p. 348.
-ocr page 78-
76
MK. 1. DIRKS,
vooral de Elias van Guido Reni zelven uitmunten. Op een zil-
veren kruis met 42 beelden, uit de 6de eeuw, wordt onze aan-
dacht gevestigd. In de Sacristie laten hoogst beleefde geestelijken
ons den beroemden ivoren zetel of stoel van den H. Maximianus,
met basreliefs, uit de 5de en Cde eeuw zien. Nog merkwaardiger
in deze Paaschkerk vind ik den marmeren Paaschwijzer voor de
jaren 502—026, als een bijna sprekende getuige van de twisten,
die de Oostersche en Westersche kerk, over den dag waarop het.
Paaschfeest gevierd moest worden, lang zeer hevig verdeelden.
De op het einde der 4Gde eeuw te Pisa als hoogleeraar beroemde
Augustijner monnik Henricus No ris schreef er eene verhan-
deling over en later legde C i a m p i n i dien ook uit 2).
Bij vele Italiaansche hoofdkerken vindt men een Doopkerk
of liever doophuis, een hattistero. Ongedoopten zouden de
kerk ontheiligen. En te Florence en te Rome in de San Paolo
fuori Ie mura en te Pisa zagen wij ze in gebruik. Het Batlislero
van de Basilica Ursiana, ten O. daarvan gelegen, draagt nog
bovendien den naam van St. Giovanni in fonte. Ieder bat-
tistero moet volgens de oude doopsgebruiken twee deuren
hebben. Door de eene treden de neofiti binnen en door de
andere gaan zij als battizzati er uit 2).
In dit overoude battistero, in 425—430 door den Bis-
schop Neone hernieuwd en verfraaid, ligt de oude vloer bijna
3 el, (2.99) onder de nieuwe, en 0.150 lager dan laag tij in
de naburige Adriatische zee, en dus altijd onder water. Men
liet ons dit zien in den San Orso door het openmaken van
een klep. De Ravennezen houden het er voor dat en de grond
gezakt en het waterpas dier zee verhoogd is sedert de 5de eeuw.
Alhoewel dit achtkant battistero ook zeer veranderd is, zoo
prijken nog in den koepel de prachtige mozaïeken op goudgrond
uit de 5de eeuw, voorstellende Christus en zijne apostelen; ook
een groot gedeelte van het randschrift in mozaïekletters is nog
■) De verhandeling van Noris als Diss. III" de Cyclo Paschali Ravennale
Jnnorum
XCV is te vinden (pag. 152—251) achter zijn geleerd werk „ Annvs
et epochae Syromacedonvm in vetostis Si/riae nvmmix praeserlim Medireis
expositae.
Lipsiae 1C96 4n. De afbeelding aldaar p. 151 en in zijne Opera II,
p. 738. De Cenni vermelden Ciampini en zeggen nog van den Ciclo pas-
quale „copiato su qnello di Dionigi, detto 1\'exiguo."
3) Cenni p. 8.
-ocr page 79-
77
REIS NAAR ITALIË.
leesbaar J). De marmeren doopvont, zegt B. p. 343, heeft Bac-
chische voorstellingen. Zulk een doublé usage vindt men wel
meer in Italië. Zoo zegt men zelfs, dat het beroemde bronzen
standbeeld van den Apostel Petrus in de St. Pieterskerk 2), (waar-
van de afgekuste teenen niet lang geleden hernieuwd wer-
den) oorspronkelijk een Jupiter was. — Men bragt ons daarop
naar de nabij gelegen kleine private kapel, in het aartsbisschop-
pelijk paleis. Daar prijkte nog boven het altaar de Madonna in
mozaïek op goudgrond uit de Basilica overgebragt. De geheele
kapel was verder één mozaïek uit het midden der 5de eeuw, toen
de H. Petrus Crysologus, Bisschop van Ravenna, overleden in
449 en begraven te Imola, die stichtte 3).
Eene sala lapidara met een menigte heidensche en christelijke
opschriften in marmer 4) wordt maar vluchtig doorloopen en een
porphieren gedrapeerde romp of torso er in bezien. Het rij-
tuig neemt ons weder op en brengt ons door een tal van straat-
jes naar de N.O.-zyde der stad. Halt! op het pleintje voor de
Basilica di San. Vitale, een achtkant; eene navolging van de
St. Sophiakerk van Constantinopel en door Karel den Groote, dien
wij nog eens in Ravenna zullen ontmoeten, tot model voor de
basilica van Aken genomen. Een Oostersche kerk, met al de
pracht der Byzantijnsche bouwkunst, door den bisschop Eccle-
sius in 534, terwijl de Gotlien nog te Ravenna heerschten,
begonnen, op de plaats waar de H. "Vitalis den martelaarsdood
onderging; voltooid door Julianus Argentarius; ingewijd
in 547, door den bisschop Maximianus en rijkelijk begiftigd door
Keizer Justinianus en zijne beruchte Theodora. Hunne beeldte-
nissen vindt men dan ook in het kooreinde in prachtig mozaïek:
de keizer met geschenken, de keizerin door hare hofdames om-
ringd, beneden het Christuskind, gezeten op den wereldbol en
met engelen, den H. Vitalis en den H. Ecclesius aan zijne
zijden. Onlangs gaf het Magasin Pittoresque 1871 p. 348,
er afbeeldingen en de volgende beschrijving van 5).
\') Cenni p. 8. „ Jesus ambulans super mare Petro mergenti manum capit
et jubente Domino ventus cessavit."
3) Zie „Ie Pape aux pieds de la statue de St. Pierre" inLeMondeIllustré
1871 p. 405. Ook bij Francis Wey. Rome. Tour du monde XIX p. 213.
3) Cenni p. 9.        *) Uitgegeven door Buonamici en Spreti. Cenni p. 9.
s) Volgens eene teekening met zeer veel zorg — zoo leest men in het Ma-
gasin
— bewerkt.
-ocr page 80-
78                                                     MR. J. DIRKS,
„Keizer Justinianus en Keizerin Theodora worden voor-
gesteld deel te nemen aan de processie bij gelegenheid van de
inwijding der kerk."
„In het midden der voorstelling of compositie aanschouwt men
den keizer, naast hem de reeds genoemde bisschop Maximini-
anus, blijkens de namen boven de hoofden. Twee priesters gaan
voor hem; alle drie zijn in het wit gekleed. Justinianus, met
een diadeem versierd met edelgesteenten en paarlen, draagt den
keizerlijken mantel of dalmatica van purper, geborduurd met
goud en door een prachtige haak of agrafe op zijn schouder
vastgehecht. Een lang met goud geborduurd kleed daalt tot zijn
purperen met paarlen versierd schoeisel af. Hij houdt een vaasJ)
in zijne handen, die hij ten geschenke aan de kerk zal aanbie-
den. Achter hem zijn twee hoofdbeambten; hunne kleeding ver-
schilt in kleur. Met lansen gewapende en met eereketens ver-
sierde wachten volgen hem. Een hunner draagt een schild waarop
het monogram van Christus, sedert Constantijn 3) het symbool
van den godsdienst van staat."
„Als pendant de Keizerin Theodora, voorafgegaan doorpries-
ters en gevolgd door hofdames. De keizerlijke diadeem dekt haar
hoofd. Hare haren, hals en borst zijn met edelgesteenten bedekt.
Zij draagt een purperen kleed en heeft ook in hare handen een
gouden vaas. Hare hofdames hebben sleepjaponnen van verschil-
lende kleuren."
Deze voorstellingen zijn belangrijk voor de costuum-kennis van
het Byzantijnsche hof in het midden der zesde eeuw, maar even
als de andere die wij zullen vermelden geven zij ons een blik
op de kunst in die tijden.
Op hetgeen B. „1\'arc de triomphe" noemt, ziet men afbeeldin-
gen van Jeruzalem en Bethlehem, waarschijnlijk zooals zich toen
(534—547) die steden vertoonden. Daar boven: de vier Evangelis-
ten in gezelschap van Jesaia en Jeremia; Moses zijn schoeisel-
losmakende en de tafelen der wet ontvangende en Christus als
de goede herder. Links een altaar met wijn en brood, geflan-
queerd door de offerande van Abel en Melchisedek. Begts een
gedekte tafel waaraan de drie engelen en Abraham. Sara kijkt
\') Waal-schijnlijk niet ledig maar gevuld met gouden byzantijnen.
2) Zie the Standard of (\'onstantine on a sacrophagus in the Lateran
Museum. JUustrated London News,
1872 p. 104.
-ocr page 81-
REIS NAAR ITALIË.                                          79
lagchende om de deur. In de boog Christus, de Apostelen,
St. Protasis en St. Gervasius. Al dit mozaïek, schoon meer dan
4300 jaren oud, is nog wonderlijk goed bewaard, en nog schit-
tert de mozaïeken goudgrond, waarop de gekleurde beelden zijn
ingelegd.
Zoo vaak ik dezen dag Justinianus zie, ben ik in mijne ver-
beelding eensklaps naar de Franekcr collegiekamer verplaatst,
maar het Corpus Juris is door Badeker vervangen.
Slechts vlugtig bezigtigen wij nog het prachtige Grieksche re-
lief uit een tempel van Neptunus afkomstig, geniën voorstellende
voor den troon van Neptunus, kenbaar aan zijn schelp en drie-
tand. In de kosterij moet ook een prachtig Romeinsch relief zijn,
waarop de vergoding van een keizer, alsmede een Christelijke
sarcophaag, waarop Daniel in den leeuwenkuil en de opstanding
van Lazarus zijn gebeeldhouwd, terwijl vóór de kerk de graf-
tombe van den Exarch Isaac, (-J- 641,) met een Grieksche in-
scriptie ons weder tot het Byzantijnsche keizerrijk terugvoert.
Weinige schreden brengen ons tot een zeer merkwaardig,
13 of 15 el lange en 9 of 12 el brcede l) kapel, gelegen
tusschen twee der 20 kerken van Ravenna, de Santa Maria
Maggiore en de Santa Croce en onder den naam van
het graf van Galla Placidia s) bekend. Deze keizerlijke
princes, Augusta, en regentes van het Westersehe rijk, stichtte
de kerk van Santa Croce en deze keizerlijke begravenis-
kapel (440), die van binnen gebeel en al, van den grond tot
den top, met gekleurde beelden, de (vier Evangelisten, de
Profeten, de goede Herder, de Heiland de Evangeliën dragende,
het dorstige hert) en met bloemen, figuren, ornamenten op
goudgrond, alles mozaïek, bekleed is. De indruk van die over-
schoone voorstellingen wordt verhoogd door den enormen marme-
ren, vroeger met zilveren platen bekleede, sarcophaag van Galla
Placidia, dien zij reeds bij haar leven liet maken, waarommen
ook haar zeker gebalsemd ligchaam uit Rome, waar zij den
27 Nov. 450 stierf, herwaarts overbragt. Tot op 3 Mei 157"?
kon men haar lijk daarin nog aanschouwen; door te onvoorzich-
tige toelichting verbrandde het toen.
Wij zeiden: „keizerlijke kapel," want nog verschillende, geheel
\') Badeker en Renardin verschillen.
s) Jelia Galla Placidia {Cohen VI p. 487.)
-
-ocr page 82-
80
MR. J. DIRKS,
ongeschonden sarcophagen zijn daarin te vinden: regts van den
grooten een marmeren kist met christelijke zinnebeelden, waarin
Keizer Honorius -J- 423l), broeder van Galla Placidia, rust;
links slaapt Constans III, haar tweede echtgenoot en vader
van Valentinianus III 2) sedert 421. s) Aan beide zijden van
den ingang kleiner sarophagen met de lijken van de voogden
van dien keizer en van zijne zuster Ho noria 4).
Wat hebben de gebroken oogen dergenen die hier rusten niet
aanschouwd!
Honorius als elfjarige knaap (395), onder de voogdijschap van
Stilico, op den troon van het Westersche keizerrijk gestegen,
zag Italië door de Gothen, onder aanvoering van Alarik en
Radagusius (403—408), herhaaldelijk hevig besprongen, en
nadat hij Stilico en zijnen zoon wegens verraad had laten om-
brengen, het eeuwige, onverwonnen Rome door Alarik
in den nacht van 23 op 24 Aug. 410 innemen, uitplunderen,
verbranden en uitmoorden, terwijl hij zelf een schuilplaats in
Ravenna moest zoeken. Zijne zuster Aelia Galla Placidia
was in Rome, toen Alarik het voor de eerste maal in 408 bele-
gerde. Zij wierd diens gijzelares twee jaren later en in Jan. 414
de echtgenoot van Alarik\'s opvolger Ataulphus. Na diens
vermoording keerde zij naar liet hof van Honorius terug, die haar
dwong om, in het jaar 421, een zijner generalen, dien hij tot
mederegent aannam, Constans III, te huwen en haar daarop
den titel van Augusta gaf. Zeven maanden daarna (421) stierf
Constans III te Ravenna. Placidia, door haren eigen broe-
der belaagd, vluchtte met hare kinderen Honoria en "Valentinia-
nus naar Theodosius II, haren neef, den Oosterschen keizer.
Met zijne hulp verdreef zij Jan, den usurpator (423—425) van
den troon van haren broeder (•}■ 423). In ketenen geklonken
werd Jan, op last van Placidia, uit Ravenna uaar Constanti-
nopel gevoerd, bespot, mishandeld en, na het afhouwen van de
rechterhand, in den Circus gedood. Als voogdes van Valentinia-
nus III, regeerde zij van 425—437 en stierf in 450; gelijk wij
\') Honorius. Zie Cohen, Description historiuue des monnaies communé-
ment appele\'és Medailles Impériales.
Paris, 1862. VI p. 473.
») Cohen VI p. 502.
3) Cohen VI p. 486. Badeker zegt 417.
*) Honoria. Cohen VI p. 510.
-ocr page 83-
81
REIS NAAR ITALIË.
zeiden. Honoria, hare dochter, geboren 417 te Ravenna, werd
in 433 door haren broeder tot Augusta verheven. (Wij ver-
melden zulks omdat daardoor ook van haar nog hoogst zeldzame
penningen, even als van Constans III en PI acid ia bestaan1).
Hare moeder en broeder joegen haar uit het keizerlijke paleis,
omdat Eugenius intendant daarvan haar bezwangerd had. Lang
bleef zij in Constantinopel aan het hof van Theodosius II, maar
na den dood van dezen (450) keerde zij naai- Rome terug en zij,
de beschaafde keizerlijke prinses, bood hare hand aan den geesel
Gods, Attila. Haar broeder gaf haar daarop, daar hij voor het
rijk zulk een band hoogst gevaarlijk rekende, ten huwelijk aan
een hoveling. Zij moet later (454) in Italië gestorven zijn.
Op ons allen maakte deze kapel veel indruk. — Wat men toch
hier ziet, was reeds voor 14 eeuwen bijna evenzoo te zien, en wij
staan hier voor de eenige tombes van Romeinsche vorsten, die
op hunne plaatsen zijn gebleven. Iets dergelijks gevoelt men te
Rome onder den grond in den Garcer Mamertinus, nog
zeker 1000 jaren ouder of in de Catacomben en het Colyseum of als
men, de Via Appia afwandelende, onder den vervallen zegeboog van
Drusus doorgaat, dien de Apostel Paulus bij zijne aankomst te Rome
passeerde. — De tombe van G a 11 a P1 a c i d i a en die van D a n t e zijn
te Ravenna even ver van elkander verwijderd als hunne sterfjaren
450—1321. Dan te2) stierf hier als balling van Florence, slechts
56 jaren oud. Het monument ter zijner eere in 1482 opgerigt en in
1692 en 1780 hersteld, vindt men in eene kleine kapel, Braccio
Fort e. De sarcophaag draagt een zesregelig Latijnsch door
Dante zelf vervaardigd grafschrift. De groote dichter toch maakte
zoowel goede Latijnsche als Italiaansche verzen, ja men zegt zelfs,
dat hij eerst van plan geweest is om zijn Inferno in Latijn-
sche verzen te schrijven. — Vlak nevens die kapel vond men den
27 Mei 1865 Dante\'s beenderen in een houten kist, in een schuil-
plaats door Fra Antonio Santé in 1677 ingemetseld. Met groote pleg-
tigheid werden zij op den 26 Junij van dat jaar in den sarcophaag
nedergelegd. De ruwe kist met een gips afgietsel of masqué van
Dante\'s bekkeneel enz, zijn in de Bibliotheca Classense
te Ravenna geplaatst, waar wij die later zien.
i) Cohen pi. XVII—XVIII. Vol. VI.
2) Dante Alighieri, seine Ze.il., sein Leien und seine Werke von Joh. And.
Scartazzini.
Biel 1869.
-ocr page 84-
82                                                    MR. J. D1RKS,
Onze rijtogt door de stad wordt nu door eene kleine ver-
rassing afgewisseld. Men maakt ons eerst opmerkzaam op een
gering overschot van het paleis van Theoderik den grooten,
der Gothen-Koning (-J-530), op den hoek van de Strada Corso
Garibaldi en de naar het dok loopende Strada di Porta
Alberoni. — Karel de Groote liet de kolommen er van en de
kostbaarheden er uit naar Duitschland overbrengen — Den hoek
omgedraaid, worden wij verzocht uit te stijgen; men opent een
deur in een staketsel en na eenige stappen bevinden wij ons in
eene uitgestrekte tuin, achter het overschot van het genoemde
paleis. Prachtige mozaïeken vloeren op 2 el diepte zijn op den
bodem van even diepe groeven zigtbaar. Zoozeer is het oude
Ravenna gezakt, dat nu eenige mannen en vrouwen er onop-
houdelijk het indringend zeewater moeten uitscheppen, om ons
althans eenig denkbeeld te geven van de pracht van het paleis
van den grooten koning der Gothen. Ginds Justinianus, in San
Vitale, hier Theoderik en Karel, beiden „de groote" bijgenaamd,
en daar tusschen in Pan te. — Welke namen!
Wij zien nog een kerk, vlak daarbij, de San Apollinare
n u o v o. als Ariaansche hoofdkerk, omstreeks 500—526 door
den Ariaan Theoderik gesticht. Eigenlijk heette die kerk San
Martino in coelo aureo. Zij rust op 24 uit Constantinopel
aangevoerde marmeren kolommen. Hoog boven die welke het
schip of ruim er van dragen, ziet men zeer belangrijke mozaïeken
van het jaar 570 1).
Links de stad Caesarea of de door Augustusgestichtte Portus
Classis bij Ravenna met de zee en schepen; 22 in het
wit gekleede maagden en de drie koningen huldigen den pas
geboren Christus en zijne moeder. Regts eene afbeelding van
de stad Ravenna met de kerk van St. Vitalis, in 547 gesticht, en
het. paleis van Theodorik; daarnevens 25 gekroonde heiligen met
den H. Martinus aan het hooofd, die Christus\' zegen ontvangen.
Allen gekleurde beelden op goudgrond. Voegt daarbij de vroeger
vergulde balken en het als een sterrenhemel flonkerende ver-
wulfsel en de naam van St. Martino in coelo aureo, de
Kerk van den H. Martinus met of in den gouden
hemel, is opgehelderd.
Eindelijk zet ons rijtuig ons nagenoeg midden in de stad aan
>) Badeker 1.1. I p. 344.
-ocr page 85-
83
REIS NAAR ITALIË.
de Academia di belle arti af. Bouw- teeken- beeldhouw-
en ornamentkunde wordt hier onderwezen; wij vinden er een
aantal schilderstukken vooral van den Ravennees Luca Longhi
uit de 16de eeuw en eene zaal met een antieken, bij Ravenna
gevonden, mosaïeken vloer. Wij doorloopen zalen vol met inte-
ressante pleisterbeelden en groepen, want zij behoorden vroeger
aan Ganova. Wij klimmen op naar de Bibliotheca Glassensis
en eindelijk zie ik eens mijn reisgenoot terug in druk gesprek
met den bibliothecaris over handschriften van werken van Cicero.
Zeer rijk in MSS zoowel als in incunabelen moet deze boe-
kerij zijn. Ik expliceer aan de Deensche dames de W. wat
deze laatste zijn, bezigtig met haar penningen, bronzen zaken,
ivoorwerk, majolica, beschilderde misboeken, diplomata, enz. tot
dat het diner beneden in de galerij der Academie, een oud
Benedictijner klooster, ons roept. Drie rijen tafels met 260 cou-
verts gedekt; de beroemde artiste culinaire Doney uit Florence
heeft het geleverd; hij instrueert juist zijne compagnie bedienden
als wij beneden komen, en zoowel het diner als de bediening
is voortreffelijk 1). La Banda Muncipale vergast onze ooren op
een achttal stukken, waaronder ik alleen de opwindende Mar-
c i a R o m a van Z a b a n, een volksmarsch, herken, omdat wij
dien een uur lang in Venetië op de Piazza San Marco onder
onze vensters als overburen van il Gualant huomo, Koning Vit-
torio Emmanuele, hebben hooren spelen en onder wiens op-
windende toonen wij later uit het verlicht Golyseum, over het
Forum, het Gapitool te Rome zullen beklimmen.
Zeer gaarne beantwoord ik het verzoek van Dr. H. om de
cavaliêre servente van Mevr. H. te zijn, daar hij als membre
du Conseil, even als mijn reisgenoot, aan de Eeretafel moet
plaats nemen. Vermits Dr. O. M. van het Nationaal Museum,
ook uit Stockholm, met zijne jonge vrouw onze. buren zijn, zoo
ben ik nu voor de variatie eens een poos onder Zweden ver-
zeild, maar heb tot regter buurman een beroemden naam, Dr.
\') Menu: Consommé a la Chatelaine, Filets de boeuf a 1\'Andalouse, Pou-
lardes a la Chevalière, Galantine de Dindes Truflees a la Gelee, Petits Pois a
la Poulette, Rot. Perdreaux flanqués de Cailles, Mayonnaise de Turbots a la
Renaissance, ïimbales Milles feuilles al\'Abricot, Plombièresal\'Ananas.Dessert:
Café Moka. Vins: Chablis, Haat Brion 1858, Hocbeimer, Champagne, Grand
Cremant Impérial. Liqueurs: Cognac, Fine Champagne, Bénédictine, Ani-
sette et Curacao d\'Hollande.
-ocr page 86-
84
MR. J. DIRKS,
Angelo Manzoni uit Lugo. De Zweden, zijn vol van kers-
versche tijdingen uit Zweden, waar het. geheele ministerie zijn
ontslag heeft genomen, en Dr. Manzoni doet vole vragen over
Holland.
Bij het aanvangen van het dessert staat de Sindaco cavaliere
Fahri open bedankt voor de eer aan Italië en Bologne aangedaan
door het congres aldaar te houden en aan Ravenna voor het
bezoek. Hij drinkt op het welzijn van onzen president Gozzadini.
Natuurlijk drinkt deze toen op dat van de stad Ravenna. De
prefect cavaliere Barili drinkt „de Koning!" Dognée uit Luik,
houdt een kleine maar gloeiende speech. Hij dankt Italië voor
het luisterrijk, cordiaal onthaal; verheft den vooruitgang van dat
heerlijk land nu hel tot eenheid !) is gekomen en schildert de
glorie er van in het verledene, het tegenwoordige en de toekomst.
Zelden of nooit heb ik zoo vurig, zoo goed en, ook wat inhoud
betreft, zoo kernachtig iemand hooren toasten.— Désor uitNeuf-
chatel, met wien wij later door den Mont-Cenis stoomden, be-
toaste de dames. Capellini, onze secretaris en ziel, wordt door
den Sindaco nog eens herdacht. Omstreeks halfvier uur staat
ieder op onder de kreet: „ \\\'ive Ravenne et sa municipalitè!" —
Wederom staan een 50—GOlal rijtuigen te wachten. Het gaat
nu buiten de stad ten zuiden; ook nu weder heerscht er veel
orde om ophooping van te veel bezoekers op eene plaats te
voorkomen, want MadIle. M e s t o r ff uit Hamburg, zag, hetgeen
ik nu zal mededeelen, in eene geheel andere volgorde. — Welk
een overgang, van het Italiaansch woelig feestmaal: uit een prach-
tig versierd vertrek met eenige honderden menschen gevuld, zich
plotseling in de kale moerassen, die Ravenna omringen, verplaatst
te zien. Daarbij een donkere hemel, die tusschenbeiden een drup
laat vallen en dan de gedachte dat die geheel woeste streek van
l£ mijl lang vroeger de voorstad Gesarea en de Portus Classis
was. Een marmeren grieksch kruis (la Crocetta) wijst ons nog
de plaats aan waar vroeger de basilica San Lorenzo in Cesarea,
het laatste overbrijfsel der stad, stond, reeds in 1553 afgebroken.
Een lange brug voert ons over de samengevloeide wateren van
\') Reeds in 1845 schreef Kephalides D. Il bl. 313 „Naar het gevoelen der
„Italianen behooren er voortaan geene Lombarden, Piemontezen, Romeinen,
„ en Calubrezen enz. maar alleen Italianen te zijn." Het is onbeschryfelijk
wat die éénheid thans reeds te weeg gebragt heeft in Italië.
-ocr page 87-
sr,
REIS NAAR ITALIË.
de Ronco en Montone. Niet ver van hier kon men, den 11 April
1512, 20,000 lijken vinden, offers van de bloedige overwinning
door de vereenigde legers van Frankrijk en Ferrara op de Spaan-
sche troepen en die van Paus Julius II behaald. Ariosto, wiens
graf wij in Ferrara gezien hadden, nam er deel aan. De dappere
Gaston de Foix liet er zijn leven en de kardinaal de Medicis
werd er gevangen genomen. Een jaar later beklom hij den paus-
sehjken zetel als Leo X. Ziedaar weder een drietal beroemde
namen op één plek bij Ravenna vereenigd.
Wij rijden snel; in het zuiden doemen bergen op. „San
Marino, la Republica! roept de koetsier met zijn zweep
wijzende. Mlle Mestorff verhaalt dit ook met de opmerking dat,
wanneer de Italiaan het woord Republica uitspreekt, hij dub-
bel scherp accentueert; zijn oog fonkelt en zweeft onrustig in de
verte rond. De Bolognees, zegt zij, spreekt gaarne van zijne vrij-
heid en wijst trotsch op het in het wapen zijner stad in zilveren
letteren prijkende: libertas.
In de verte, te midden van het moeras, begrensd door het later
bezochte, mijlenlange, sombere en beroemde pijnboomenwoud la
Pineta, doemt de prachtige „la superba" basilica Si. Apolli-
nare in Glasse op. De doodsche stilte, die hier anders heerscht,
wordt eensklaps verbroken dooi\' eene woelige, zeventongige me-
nigte, die eene schuilplaats zoekt voor eenige dikke druppelen,
onder de hooge gewelven der kerk. Die honderd of meer bezoe-
kers verdwijnen in de ijdele ruimte der op den 7 Mei van het
jaar 5-49 door den bisschop Maximianus aan den H. Apollinaris,
een discipel van den Apostel Petrus, die in Ravenna en Emilia
het christendom predikte, gewijde colossale kerk. Alleen aan het
bouwen der kerk door Julianus Argentarius op de hoogste duin,
ter plaatse waar vroeger een tempel van Apollo stond, heeft deze
basilica het te danken dat zij niet in het moeras verzonk. Sara-
cenen plunderden en beroofden het li mijl buiten de wallen van
Ravenna gelegen eenzame gebouw, in de 9de eeuw. De heer van
Rimini, met den gepasten naam van Sigisnionda Mala-
testa, deed, in 1450, een uitval uit die naburige stad en voerde
veel marmer en mozaïek mede om daarmede zijn kerk San Fran-
cesco te versieren! De tijd vernielde veel mozaïekwerk en den
vloer (pavimento di opera alessandrina), maar wat er nog van over
is getuigt hoe rijk deze kerk eens moet geweest zijn. — De af-
eeldsels van 128 Bisschoppen en Aartsbisschoppen van Ravennab
-ocr page 88-
80
MR. J. DIRKS,
(A° 74—1871) prijken hoog aan de wanden van het schip. In
het koor vele mozaïeken; de transfiguratie van Christus, de apostelen
en profeten, de beschermheiligen des lands en alweder een por-
tret van keizer Justinianus. Langs de wanden een achttal groote,
marmeren tombes, waarin aartsbisschoppen van Ravenna met den
titel: Sanctissimi ac ter beatissimi rusten. Onze Cenni
vinden in deze bijvoegsels een bewijs van den feilen strijd, die
zoolang tusschen de kerk van Ravenna en Rome, beide zetels
van Romeinsche keizers, over het primaatschap duurde.
Zeer boeit mij een opschrift op een steen, gemetseld in de lin-
ker zijmuur, vermeldende dat Keizer Otto III, blootvoets, in de
vasten van het jaar 1001, tot boetedoening deze kerk bezocht heeft.
Met een geheel ander gezelschap en rijtuig als waarmede
ik herwaarts ben gereden, snellen wij terug naar Ravenna en
rijden om den Z.-O.hoek van de stad naar de op { mijl ten N.-O.
daarvan gelegen (Piano n°. 53) Rotonda of het Mausoleum
van den reeds genoemden Gothenkoning Theoderik den Groote.
Niet zijne dochter Amasalunta (zooals Badeker zegt) maar hij
zelf stichtte het voor zichzelven, gelijk Hadrianus zijn Mansoleum.
Ook de vorm daarvan nam hij tot model. Één enkel, uit Istria *)
overgeschecpt en zoo hoog opgetild brok steen, ter zwaarte van
\'2.280,000 ^ en 34 voeten of 9 meters s) in omvang, vormt het
dak van dit nu ledig, vochtig en, wat het bovenstuk betreft, ge-
schonden curieus monument. Een afbeeldsel er van vond men
op de Florentijnsche menukaart van het Collazione offerta dal
Municipio di Ravenna. De Gothen heerschten in Ravenna
van het jaar 495 tot 552 en Theoderik stierf in het jaar 530. —
Al weder ander gezelschap, Franschen die een brok mosaïek bij
zich hebben. In een ander rijtuig vliegen wij naar het Zuid-
waarts gelegen woud la Pineta, door Dante, Boccacio, Dry-
den en Byron bezongen. Deze laatste woonde twee jaren in
Ravenna of hare omstreken, geboeid door de schoone oogen van de
gravin Guiccioli, van de Ravenneesche familie Gamba, en
schreef in dien tijd een zestal zijner werken 3).
\') „Quelle ne fut pas la joie de nos géologues, condamnés depuis Ie ma-
„tin ii 1\'archéologie pure, de retrouver des Hippurites dans les pierres de
„ce tombeau, et d\'y reconnaitre ainsi la marque authentique de leur pro-
„venance Istrienne." La Remie. Scientifique, 1871 p. 569.
J) Renaudin p. 242, de zwaarte volgens Soufflot.
3) JSadeker 11. p. 350 vermeldt als zoodanig kthe Prophecy of Dante,"
-ocr page 89-
_
MR. J. DIRKS, REIS NAAR 1TAUE.                            87
Het is te laat en te donker om het sombere, uren lange Urwalt
in te dringen, het grootste en oudste van liet aan bosschen arme
Italië. „ Zwartoogige jongens," zegt Julie Mestorfl\' S. 39, „boden
ons groote, harstige pijnappels waarin een zoete, olieachtige kern,
aan. Allen kochten en allen bedierven hunne handschoenen,
maar wie zou zonder rystairen en pijnappels van Ravenna willen
terugkeeren." — Te zeven uren omstreeks bereiken wij, al weder
met een ander gezelschap, langs een kanaal en dok rijdende het
station van den spoorweg. Honderden Ravennezen roepen ons
vaarwel toe en klappen in de handen. Te Lugo wacht ons nog
eene verrassing. Dringend had men, per telegram, verzocht, dat
de trein daar nog eens zoude stilhouden. „Lugo," zegt een
spreekwoord in de Romagna, „is sterk in hart en liefde1)"
nu had de laatste den boventoon. De trein is eensklaps aan
beide zijden in het schitterend licht van brandende pekfakkels
en van eene illuminatie gehuld. De portieren worden openge-
daan en het eene blad voor, en het andere na, vol met glazen
limonade, schoteltjes ijs enz., wordt door bijna onzigtbare handen
binnen geschoven. Muzijk en groot gejoel daar buiten. Van al
de beleefdheden in Italië het Congres aangedaan is zeker dit
wel het meest sprekende. Wat hadden toch die dorpelingen met
een voorbijsnellenden trein te maken? Maar het Italia Unita
wilde nu, uit liefde voor de wetenschap, aan die van wijd en
zijd, met groote kosten, opgekomen vreemdelingen eens toonen
wat zij ook daarvoor over had.
Te 9 uren waren wij in Bologne terug. De laatste uren was
ik steeds onder Italianen verzeild geweest, waaronder een die
het Statistisch Congres te \'s Hage in 1869 had bijgewoond.
De laatste dag te Bologna (Zondag 8 October) was geenszins
de minst bezette gedurende ons verblijf van eene week aldaar.
De voorbereidselen voor de afreis, een herhaald bezoek aan den
Marino Faliero," „the two Foscari" „Cain" Heaven and Earth" en
the Vision of Judgmeat," Benaudin, p. 243 heeft de aanwijzing van liet
huis waarin Byron, 8 maanden (sedert 18 Junij 1819), te Ravenna woonde.
\') Mestorff, 1.1. S. 39.
-ocr page 90-
88
MR. J. DIRKS,
„machtigen Dom San Petronio" J), aan het Museo Civieo en de
laatste zitting van het Congres namen den voormiddag geheel
in beslag. Die zitting van het Congres zou eigenlijk eene bloote
sluit-zitting zijn; maar er was nog zooveel stof voorhanden, dat
nog eenige mededeelingen de sluiting vooraf gingen. Zij ge-
schiedden meest namens afwezigen als A. Roujou van Parijs,
over eenen silex; Ch. A. White, een Amerikaan, over \'de
Kjökkenmoeddings van Noord-Amerika; Deo Gratias,
een Spanjaard, over mensehenbeenderen van Savona; von As-
pel in, een Rus, over de archeologie, van Finland.\' De Ameri-
kaansche en Finlandsche waren zeer boeiend. Daarop beweerde
een Hongaar, Prof. Paul H u n f a 1 v y uit Pesth, dat men de oor-
spronkelijke taal van Europa niet moest noemen „ la langue
tourannienne ou finnoisc mais la langue anarrienne."
Hij wist ons echter geen enkel woord uit dio taal mede te
deelen.
Na eene discussie tusschen Désor en Concstabile over
voorwerpen uit de graven van Marzabotto en de benoeming van
het Belgische „ Comité organisateur", sloot onze goede, oude
voorzitter, conté Gozzadini, zeer ontroerd, het Congres. Die
ontroering greep ook eenigzins de vergadering .aan, toen de
ronde Zwitser Désor zeide: „ Un fait qui nous a tous frappés
dans la civilisation étrusque c\'est Ie respect que 1\'on portait ja-
dis aux morts; conservons parmi nous cette habitude! Nous
avons perdu notre president Lartet 3); j\'invite 1\'assemblée a
se lever en signe de deuil!" Terwijl wij op het punt stonden om
uiteen te gaan, deelde Dognée, de welsprekende Belg, nog
mede, dat hij zoo even een kennisgeving van den Minister van
Binnenlandsche Zaken in België had ontvangen, waarbij deze
zijne erkentelijkheid betuigde voor de keuze op België, als het
land voor het volgende congres gevallen. Men hoopte het aldaar
\') Eser 11. S. 276. Peze kerk was aangelegd op 608 voet lengte en 436
voet breedte. Een geheel kwartier van Bologne werd er om opgeruimd. Al-
leen het schip, lang 350, breed 153 en hoog 118 voet kwam tot stand. Wat
er in te zien is vermeldt Eser 11. S. 277—278.
3) Zie Eduard Lartet sa vie et ses travaux par M. Ie Dr. Hamy, Secré-
taire de la Sooiété d\'anthropologie de Paris. Brux. 1872, 45 pp. eene brochure
door het Comité d\'organisation Beige voor het zesde congres te Brussel, in
Aug. 1872 gehouden, aan de leden geschonken.
-ocr page 91-
REIS NAAR ITALIË.                                  89
zoo te ontvangen dat men aan het Italiaanschc, luisterrijke ont-
haal althans eenigzins beantwoordde.
Hij hield daarop nog eene gloeiende lofrede; op dit ont-
haal, dat echter nog niet ten einde was. Wij hadden nog aan
eene invitatie te voldoen voor een diner heden aan het congres
door de muncipuliteit van Bologna in liet schoone Palazzo puh-
blico, op de Piazza Vittorio Emmanuele gelegen, aan te bieden.
Dit onthaal zette de kroon op al de andere.
„Te 5 uren," zoo verhaalt Mlle Mestorff, „bestegen de gas-
ten de voor het feest, van dien dag in eenen tuin l) herschapen
beroemde groote trap 2) van het Palazzo communale, tusschen
de in gala-uniforrn paradeerende stadsdienaars s) en carabiniers
tot in de zaal waar de senatoren, de sindaco en de prefect in
naam der stad hen welkom heetten. Van daar hegaf zich het
gezelschap naar de groote sala Farnese, eene met prachtige
frescos versierde zaal, waar de tafels gedekt stonden 4).
Had zich Bologna tot nu toe als la dotta (het geleerde) en
la cortese (hel hoffelijke) leeren kennen, thans vertoonde zich
hare derde tot spreekwoord geworden hoedanigheid, als la gras-
sa 5). Bologna eet goed en drinkt goed. Het spreekt ook goed.
De sindaco cavaliere Gasarini, welke de rij der toespraken 6)
opende, herinnerde het gezelschap, dat daar heneden dezelfde
plaats (Piazza di San Pedronio) was, waar voor ruim. drie hon-
\') Mme. Louise (o/et in haar lijvig werk „L\'Italie des Italiens" Paris
1862 II p. 53 zegt van een dergelijk feest: „ Sur Ie grand escalier les fleurs
s\'échelonnaient en bordure parfumée, rangces avec un art que possède seule
1\'Italie, elles décrivaient des sortes de mosaiques aux vives couleurs."
2)   Colet 11. Il p. 3">6. „L\'admirable escalier de Bramante."\' Keizer Karel V
besteeg dien te paard gezeten.
3)   De policie in Italië bestaat uit jonge, net gekleede, ilinke menseben,
die den vrager gaarne behulpzaam zijn.
*) Colet 1.1. „oü trone une statue d\'Alexandre VII", Büdeker I, p. 317,
„avec la statue do Paul IIf, etc.\' Toen (8 October) geheel met bloemen
gemaskeerd als „non Iwjus loei", zcide een der Italiaansche professoren.
6) Onder anderen: Potage de tapioca, ïruites de lac, Filets de boeuf,
Poulets. Jambons braisés au Xeres, Aspics de fojes gras, Faisaus ilanqués
de cailles, Babas au rhum, etc. en zes soorten Fransche wijn. — Eene
commissie, aan wier hoofd een der grootste architecten van Italië, Men-
goni,
stond, had dit feest geordend en het fijnste ceramiek uit Bologna,
sierde den disch. waaronder kostbare vazen uit Gubbio.
6) In zijn geheel opgenomen in l\'Jtalie 11 October 1871.
-ocr page 92-
90
MR. J. DIRKS,
derd jaren (1530) Karel V uit handen van Paus Clemens VII
de keizerskroon had ontvangen. „ Deze heiden vertegenwoordigden
de onbeperkte magt: het geestelijke en wereldlijke despofismus.
De kerk reikte aan het keizerschap de verbondshand, wee de
menschheid!" — En desniettemin ging zij voorwaarts! De rede-
naar schilderde daarop de lotgevallen van Italië van dien tijd tot
nu; hij wees er op, hoe het eerst voor kort de vreemde banden
had verbroken, uit eenen langen slaap ontwaakt was en de pligt
besefd had om in het tegenwoordige in te groeijen. Het opende
zijne poorten. Door den Frejus reikt het aan de Fransche broe-
ders de hand, aan de Duitschers over den Brenner en weldra
ook door den St. Gothard. Het gevoelt toch dat het zwaard, dat
Keizer Wilhelm (in 1866) gegrepen heeft, niet het wapen van
Karel V is, maar het zwaard dat bij Lutzen aan de hand van
Gustaaf Adolf ontzonk, het zwaard der Hervorming en
der vrijheid van gedachte l).
Graaf Gonestabile bedankte zijne beide Italiaansche colle-
ga\'s 2), die den eersten stoot aan dit bezoek der vreemde ge-
leerden gegeven hadden en hoopte, dat daaruit een sterke, zede-
lijke werking op het denkende Italië zoude uitgaan. Hij wees er
zijne landgenooten op, hoe zij in de nasporing van het verleden
verre achter\'alle (?) andere natiën waren gebleven, dat al het
grootsche (*?), wat hierin op Italiaansch gebied voor den dag was ge-
komen, het werk der buren was (?). De onsterfelijke werken van
Borghesi zijn toch door Frankrijk uitgegeven; de vestiging van het
Archeologisch Instituut strekte Pruissen tot roem; de paalwonin-
gen in de meeren van Noord-Italie waren door Zwitsers ont-
dekt. Het wei\'d tijd zelf de handen aan den ploeg te slaan en
niet langer vreemdelingen voor hen te laten werken.
„Hij sprak vurig, overtuigend, en de aanwezige vreemden,"
zegt M,le Mes tor ff, „moesten de overtuiging krijgen dat hij,
die zijn gebrek erkent, ook de wegneming daarvan zal schaffen."
„Hierna volgden de toasten zoo schielijk op elkander, dat aan
\') Het slot «Mes dames *)! Messieurs__ Notre desir Ie plus ardent est
que voos conscrviez de nous un bon souvenir; qu\'en rentrant chez vous, vous
puissio7. affirmer que 1\'Italie n\'est plus une expression géographique, mais
un pays qui pense, qui veut, qui aime."
J) Capellini en Pignrini.
*) Eenigc der dames droegen de Italiaunsehe kleuren.
-ocr page 93-
M
MR. 1. DIRKS, REIS NAAR ITAUE.
eene geregelde opvolging niet meer te denken viel; ieder toaster
moest zich met hel toehooren van zijn naaste buren vergenoe-
gen. Dit gaf aanleiding, dat de gaslheeren den tafel opbraken en
de dames in e<jn zaal geleidden, waar koffie, thee en likeuren aan-
geboden werden. — Het licht daar buiten lokte ons aan de
vensters; daar lag de Piazza Vittorio Emmanuele, het oude Fo-
rum, in bengaalsch vuur gehuld, voor ons. Ernstig en indruk-
wekkend teekenden zich de lijnen van den in Italiaansch-gothi-
schen stijl gebouwden kathedraal di San Pedronio aan den nach-
telijken hemel. Daar, aan de overzijde, stralen in het groene
licht de hooge vensters van het Palazzo del Podesta, waar, in
de 13de eeuw, Koning Enzio als gevangene stierf; onder op het
plein bekleedde het de fontein met den beroemden Neptunust
met het prachtigste aerugo nohilis \'). Daar buiten dit echt
Italiaansche schouwspel -); daar binnen bij kaarslicht de kake-
lende groepen Preistorici. Hier en daar afscheidstooneelen,
want menigeen had zijne afreis reeds op den eerst volgenden dag
bepaald; deze naar het Zuiden om nog een stuk meer van het
schoone land te zien, gene gehoorzaam aan het gebod van den nuch-
teren pligt, naar het Noorden, maar allen vervuld van aange-
name herinneringen en indrukken, wier verduwing langen tijd
zou vorderen."
\') Deze kolossale bronzen Neptunus weegt 10,000 kilogram en kostte
70,000 gouden kroonen, het werk van Jan van Bologna in het jaar 1564.
Pecht 1.1. I, S. 164, noemt dat heeld, staande boven eene fontein, „ein etwas
manierirt übermuthig sich geberndender Neptun." Zijne opmerking, dat de
beeldhouwkunst in Italië steeds meer op den voorgrond treedt, naarmate men
Florence nadert, is zeer juist.
*) Waartoe de zeer groote poppekasten ook behoorden, omringd door
zulk een talrijk publiek, dat wij met moeite er doordrongen om nog het
pas door Mengoni voltooide, schitterend verlichte, marmeren paleis van de
spaarbank (!) te bezigtigen. Het kostte fr. 1,200,000.