-ocr page 1-
è**^*; 2*X*
L *™ PA
ft» ♦>
ét * i.
i * j w
*• *»L
;•\' 1%<Mjé;^
4 *
ké #■•
<**
V* \'":
\\t **.»*
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
wnnrv 123
2Cj
-ocr page 5-
I
EENE LASTIGE VROUW.
■•
-ocr page 6-
.
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
A06000018967491B
1896 7491
-ocr page 7-
EENE
LASTIGE VROUW
ooon
GÏÏSTAVE DEOZ,
SCHRIJVER VAN
\'
LEIDEN,
D. NOOTHOVEN VAN GOOR.
18 7 6.
-ocr page 8-
Ulll\'K VAN D. NOOTHOVEN VAN UOOIl. Ï\'E LUWEN.
-ocr page 9-
EERSTE HOOFDSTUK.
Dat deze goede brave jongen gemakkelijker
dan een ander werd verleid door de bekoorlijk-
heden eener Parijsche schoone, dat begrijp ik.
Dat Céline Duchemin van haren kant zich
veel moeite gaf om hem te behagen en hem
tot man te krijgen, toen zij vernam dat Co-
rentin zeer bemiddeld was, dat is ook wel
mogelijk.
Maar dit te gelooven of al de booze praatjes
voor waar aan te nemen die in de stad Ker-
lawen omliepen en die er toe strekten dit hu-
welijk te doen voorkomen als niet meer dan
de behoorlijke herstelling van een of andere
tekortkoming, daar ligt een afgrond tusschen,
dien ik niet zou willen overschrijden, tenzij ik
i
.
-ocr page 10-
2                         EENE LASTIGE VROUW.
daartoe gedwongen werd door onwederlegbare
bewijzen.
Men zal mij zeggen: niettegenstaande zijn
koud en ingetogen voorkomen was Corentin
Kerroch zeer sentimenteel; zijn vader had hem
het hoofd op hol gebracht door hem toe te
staan, ja zelfs aan te moedigen, de hartstoch-
telijkste dichters te lezen; die jonkman had om
zoo te zeggen geene jeugd gehad, hij had alle
genoegens der jeugd moeten ontberen, hij wist
niets van \'t leven.... In één woord, hij was
juist in den gewenschten toestand om op een
goeden dag een groote dwaasheid te begaan.
Was dit, oprecht gesproken, wel eene reden ■
dat hij die dwaasheid waarlijk zou begaan
hebben ? Welk tijdperk der jongelingsjaren van
dezen jonkman ik mij ook te binnen breng, ik
herinner mij dat hij altijd de slaaf zijner plich-
ten was, en van reine zeden. In zijne kindsch-
heid, die hij te Kerlawen doorbracht, werd hij
alle kinderen ten voorbeeld gesteld. Later toen
-ocr page 11-
3
EENE LASTIGE VROUW.
hij de artsnijmengkundige school te Lorient
bezocht, leidde hij een buitengewoon, een voor-
beeldig gedrag. En nog later, toen zijn arme
vader plotseling eene beroerte kreeg en stierf
terwijl hij bezig was pillen te rollen, en toen
Corentin naar Kerlawen snelde, met hoeveel
geestkracht en ernst plaatste hij zich toen niet
aan \'t hoofd der zaken en nam de apotheek
waar! Welk een orde, hoe geregeld leefde hij
niet! .... Zou een loszinnige jonkman zich
zóó gedragen?
Er werd, dat is waar, beweerd dat hij in
deze zaak eerder het slachtoffer dan de aan-
valler was geweest. Die dat zeggen stellen
hem, onverdiend, als een dwaas voor, en dat
strijdt tegen zijn algemeen bekend verstand.
Tezelfder tijd wordt daardoor Céline Duche-
min van een schandelijke daad beschuldigd.
Men kan zeer goed te Batignolles (onaanzien-
lijke buurt van Parijs) geboren en schoon zijn,
zonder daarom nog het karakter eener Me-
-ocr page 12-
4                         EENE LASTIGE VROUW.
vrouw Potiphar te hebben .... Maar, we zul-
len van die inleiding afstappen.
Het feit is dat, dank zij zijne gunstige
finantiëele positie en zijn goed gedrag, de jonge
ai otheker sinds lang ten doel strekte aan
een aantal huwlijksaanslagen (als ik het zoo
noemen mag) en dat hij, met één slag den
bodem insloeg van een aantal — harten —
zullen we niet zeggen, maar — huwelijks-
plannen, toen hij van Nantes terugkeerde en
onverwacht aankondigde dat hij de vrouw,
het ideaal zijner droomen had gevonden.
In plaats van in die ontmoeting met zijn
ideaal den vinger Gods te zien, werd Kerroch
door de teleurgestelde moeders en dochters
beschuldigd van geveinsdheid en zondige
dwaasheid.
Had hij ten minste eenige bijzonderheden
meegedeeld, eenige verklaring gegeven omtrent
zijn avontuur, had hij het goedgemaakt door
wat openhartiger te zijn; maar neen, zijn stil-
-ocr page 13-
EENE LASTIGE VROUW.                         £
zwijgen, zijne bedaardheid gaven aanleiding
tot allerlei gissingen en vermoedens.
Geheel Kerlawen was vervuld met eene he-
vige, onbeschrijfelijke verontwaardiging, vooral
bij het schoone geslacht, en hiervan vooral bij de
niet meer schoone leden, of bij haar die \'t nooit
geweest waren 7was de verontwaardiging groot I
Vandaar die kwaadsprekerijen, die laster-
lijke geruchten waarvan wij zoo even gewaag-
den.
\'t Is evenwel merkwaardig dat die groote
toorn eensklaps, als door tooverij bedaarde,
toen de goê-gemeente van Kerlawen het jonge
vrouwtje éénmaal had gezien, en dat in die
gekrenkte harten de verontwaardiging vervan-
gen werd door een gevoel, dat men met recht
^geestdrift" zou mogen noemen.
»Wel, wel, zie me nu eens zoo\'n snaak
aan; zoo\'n looze kerel, die zijn schat verbor-
gen hield 1"
(Wij kunnen niet nalaten te bemerken dat
-ocr page 14-
6                         EENE LASTIGE VROUW.
deze soort ontboezemingen niet van den kant
der Kerlawcnsche schoonen kwamen maar van
dien harer vaders, broeders, enz.)
Plet dient dan ook erkend te worden dat
Céline allerverleidelijkst lieftallig was. Zij was,
wél is waar, klein, maar de natuur had haar
in den teedersten, sierlijksten vorm gegoten.
Frisch en blozend als eene roos, mollig als
een hoentje, den boezem welontwikkeld, schit-
terende oogen, den glimlach steeds op de lip-
pen, en een middeltje dat men met de han-
den omspannen kon — zij zag er uit om te
stelen. Daarbij was ze altijd vroolijk als een
lijster, voorkomend, altijd in beweging, vlug,
zonder een zweem van bedeesdheid, en be-
gaafd met een onbeschrijflijke vrijmoedigheid,
een allerliefst guitje!
Iedereen stond er verwonderd van; iedereen
had een duivel verwacht, en daar was de on-
weerstaanbaarste engel uit den hemel komen
vallen; niets brengt de menschen zoozeer in
-ocr page 15-
EENE LASTIGE VROUW.                         7
de war als zoodanige verrassingen. Men had
gerekend eene schuldige te zien, en zie, er ver-
scheen een rechter, een rooskleurige rechter,
wel is waar, welwillend en vrooüjk, maar toch,
een rechter; dat gevoelde men algemeen, \'t Was
duidelijk zichtbaar dat dit lieve kind volstrekt
niet genegen was de rol van slachtoffer te
spelen en zich op haar kleine laarsjes te laten
trappen. Men kon, onder dit beminnelijk voor-
komen, een stalen veerkracht bemerken, en in
dien scherpen blik lag een onnoemelijke uit-
drukking die den moedigsten de oogen deed
neerslaan.
Hare intrede te Kerlawen was dus, zooals
ik reeds de eer had u te melden, een ware
triomf. Men zou gezegd hebben dat een geur
van parijsche »élégance" Kerlawen over-
stroomde, en dat met Céline Duchemin, warmte,
licht en beschaving haar intocht deden om de
stad te herscheppen.
Alles in haar, al wat haar aanging werd
-ocr page 16-
8
EENE LASTIGE VROUW.
bekoorlijk, wonderbaar. Hare buitengewone,
luchtige toiletjes, haar vreemde ochtendklee-
ding werden vcor de hoogste uitdrukking van
sierlijkheid en deftigheid gehouden. Men bootste
de zonderlinge en driftige gebaren na waar-
mee zij haro verhalen en gesprekken opluis-
terde. De slepende en geheel Parijsche uit-
spraak die zij van Batignolles meebracht en
een aanzienlijke voorraad vreemde woorden
en uitdrukkingen wier bestaan den bewoners
van Kerlawen tot nu toe door woordenboeken
noch couranten bekend waren geworden, von-
den evenzeer navolging en bijval.
Met dien onweerstaanbaren ijver en al het
vuur dat haar eigen was, had Celine terwijl
alles overhoop gehaald in de echtelijke wo-
ning; zij liet de groote kamer op de eerste
verdieping behangen met wit met goud ge-
bloemd papier, en die oude apotheek, die se-
dert meer dan eene eeuw in \'t bezit der fami-
lie Kerroch was, en die van vader tot zoon, met
-ocr page 17-
9
EENE LASTIGE VROUW.
vrome zorg, onveranderd werd bewaard, liet
Céline eene geheele gedaanteverwisseling onder-
gaan ; zij liet het uithangbord vergulden en de
geheele voorzijde helder rood schilderen ....
In plaats van die heiligschennis te wraken,
was iedereen verrukt over haar goeden smaak.
Kerlawen zou dus een winkel bezitten even schit-
terend als de Parijsche winkels. Binnen acht-
dagen had zij de geheele stad voor zich gewon-
nen. De goede oude pastoor noemde haar, »mijn
lief klein mooi vrouwtje," en de dames van
het »Opstandingsgenootschap," zoowel als de
zusters van Sle Claudia, wier kloosters in de
nabijheid waren, hielden staande dat zij even
goed als mooi was.
Wat Corentin Kerroch aangaat, naast dit
schitterende luchtverschijnsel bekleedde hij
een zeer onbeduidende en nederige plaats. Was
het overmaat van geluk, of was het de on-
gewoonte, de verbazing over zijn nieuwen toe-
stand? Niemand zou dat kunnen zeggen, maar
-ocr page 18-
10                    EENE LASTIGE VROUW.
hij was als bedwelmd en verschrikt te gelijk.
Vreesachtig, zenuwachtig, ontvlood hij de
menschen; hij antwoordde nauwelijks als men
hem aansprak, en dan nog met die geheim-
zinnige, ingehouden stem die samenzweerders
eigen is.
Wanneer Cejine zich onbeschroomd bewoog
onder de bezoekers en klanten die den win-
kel vulden, verscheen haar man nu en dan
met een spatel in de hand, en geleek dan niet
weinig naar die schouwburg-bedienden die toe-
vallig op den achtergrond van \'t tooneel ver-
schijnen, en zich haastig verbergen achter de
dekoraties, wanneer zij de schitterend verlichte
zaal gewaar worden.
»Mijnheer Kerroch," riep Celine onder het
schaterend gelach der omstanders; smooi zoo,
hij is alweer verdwenen. Mijn God, wat een
zonderlingen man heb ik toch! Mijnheer Ker-
roch, vergeet vooral de twee borstmedicijnen
niet!"
-ocr page 19-
EENE LASTIGE VROUW.                       41
» Jawel, jawel, vrouwtjelief!" riep eene stem
in de verte.
»Ja, vrouwtjelief, ja, vrouwtjelief!" .... en
dan de pleister voor \'t klooster. Gij weet dat
er veertien leege stopflessohen liggen op mijn
bed; ik hoop niet, dat gij voornemens zijt die
daar te laten blijven. En, in \'s Hemels naam
neem uwe kurken toch uit den weg; ik bid
u, ruim ze op. Ik vind kurken tot in de soep-
terrine, mevrouw. Is dat om uit te houden?"
»De kurken? jawel, jawel, vrouwtjelief!"
roept de benauwde stem van Corentin weer,
terwijl hij door de kamer vliegt.
»God zegen dien goeden man! Mijnheer
Corentin heeft waarlijk onschatbare hoedanig-
heden, mevrouw; hij drinkt niet, hij speelt
niet, hij leeft geregeld, is zachtmoedig en zoo
voorts, maar voor \'t overige, hemeltje lief, hij
maakt mijn bloed aan \'t koken. Hij is com-
pleet een stuk jujube. En toch is hij altijd
in de weer, altijd bezig. Als ik denk dat
-ocr page 20-
12                    EENE LASTIGE VROUW.
hij staat te stampen, slaapt hij; o, als hij
bij den vijzel staat, vergeet hij alles. Gij hebt
hem daar zien vooibijstuiven als een pijl
uit den boog met een pot waszalf onder zijn
arm; nu denkt ge misschien dat hij haast
heeft, dat ze hem wachten in \'t laboratorium!
Welnu, dat is volstrekt het geval niet; gij
kent hem niet; hij doet een wandeling met
zijn pot zalf, anders niet. Over een uur zult
ge hem nog met dien pot onder zijn arm
zien loopen, en nog even zenuwachtig en in-
gespannen. Mevrouw, zoo gaat het nu met
alles."
-ocr page 21-
TWEEDE HOOFDSTUK.
Zooals licht te begrijpen is gaven deze ver-
trouwelijke mededeelingen, in \'t openbaar ge-
maakt en telkens herhaald, onder alle mo-
gelijke vormen, aanleiding tot allerlei praat-
jes. Iedereen had Corentin Kerroch altijd aan-
gezien voor een man, die niettegenstaande
zijne bedaardheid en zachtmoedigheid, toch
een groote mate van wilskracht bezat, en
daarom was zijn toestand zooveel merwaardi-
ger. In dit alles lag iets dat volkomen onver-
klaarbaar was. Nooit, neen nooit had iemand
te JCerlawen zich kunnen voorstellen, dat een
apotheker zoodanig zou ter neer gedrukt wor-
den door de liefde. Vooral mijnheer Plumei,
die een zeer deftig man en Corentin bijzonder
-ocr page 22-
44                    EENE LASTIGE VROUW.
toegedaan was, viel die verandering in zijn
jongen vriend op en hij kreeg de tranen in de
oogen als hij van de zaak sprak. »Dat is een
toestand van verbijstering die alles overtreft
wat men zich kan voorstellen;" fluisterde hij
dezen of genen in vertrouwen toe.
\'t Is waar dat de heer Plumei oordeelde met
die vrijheid van geest, en die onbevooroor-
deelde begrippen, die het weduwnaarschap
verleent. Overigens was hij, beter dan ieder
ander in staat om het huiselijke leven van de
jonggehuwden te kennen.
Immers zijn huis lag juist tegenover dat van
den jongen apotheker, aan den anderen kant
van de smalle rivier. Beide huizen hadden een
terrasvormig tuintje, door een laag muurtje
van de rivier gescheiden; dat muurtje werd
door de rivier bespoeld en deze was op dit
punt zoo smal, dat, ware hun arm iets langer ge-
weest, zoo hadden de buren elkaar de hand kun-
nen reiken, zonder hun eigen grond te verlaten.
-ocr page 23-
EENE LASTIGE VROUW.                    15
Deze nabuurschap en de liefhebberij die zij
beiden hadden voor \'t hengelen, hadden eer-
tijds een zekere vertrouwelijkheid in \'t leven
geroepen bij den ouden heer Plumei en den
jongen Corentin. Op \'t zelfde uur zaten ze te-
genover elkaar, den hengel in de hand, de
oogen op den dobber gevestigd, en zij brach-
ten zoo menig uur door in vertrouwelijke ge-
sprekken. Toenmaals was Kerroch ongehuwd,
en liet zich in zijn vermaak niet storen door
de winkelschel of de komst van een klant,
daarvoor lei hij de hengelroede niet neer.
Heerlijke herinneringen!
Tegen vier of vijf ure in den namiddag kwam
juffrouw Rosalie Plumei, zedig gekleed in haar
bruinen huisjapon, haren vader opzoeken aan
den waterkant.
«Goedendag, juffrouw Rosalie!"
^Goedendag, mijnheer Corentin."
En dan dekte zij de kleine tafel voor het
middagmaal; dan riep Corentin zijn oude
-ocr page 24-
16                    EENE LASTIGE VROUW.
dienstbode, Marianne, die van haren kant ook
de tafel dekte voor haar jongen meester, en
zco werd er gesamentlijk gemiddagmaald in
de open lucht, bij \'t zacht gemurmel der voor-
bijstroomende rivier, en \'t verwijderd gedruisch
der waschvrouwen, die hun goed stonden te
stampen aan den oever, en er druk bij bab-
belden, zooals van zelf spreekt. Dikwijls ook
gingen de buren bij elkaar het middageten
gebruiken. Dan was het veelal:
»Gij eet heden hutspot, als ik me niet ver-
gis, juffrouw Rosalie ?" of ^buurvrouw ?"
»Jawel, buurman; zoo ge er trek in hebt,
breng uw bord dan maar over."
Dat was voldoende: zonder omstandigheden
of plichtplegingen nam de eene of de andere
der buren die gulle uitnoodiging aan, maakte
het bootje los, en bracht zijn eigen middag-
kost mee; de zaak werd in een ommezien ge-
schikt, en de twee kleine huisgezinnen gebruik-
ten te samen het wederzijdsche middageten.
-ocr page 25-
EENE LASTIGE VROUW.                       17
Ik behoef wel niet te zeggen dat deze ver-
trouwelijke omgang tusschen Kerroch en de
familie Plumei eensklaps en geheel en al af-
gebroken werd door het huwelijk van eerstge-
noemden. Mijnheer Plumei en zijne dochter
gevoelden zich daarover diep gekrenkt; als wel-
opgevoede lieden toonden zij echter een groote
onverschilligheid, en dreven de bescheidenheid
zoover dat zij het vermeden in hun tuin te
wandelen, op de uren waarin het mogelijk kon
zijn dat de jonggehuwden in den hunnen wa-
ren. Maar hoe bescheiden mijnheer Plumei en
zijn dochter ook wezen mochten, zij konden
de ligging der twee huizen niet veranderen;
\'t was hunne schuld niet zoo ze van hunne
vensters uit, in de woning van den jongen
apotheker konden zien. Zij zagen en hoorden,
ondanks zich zelven. Mijnheer Plumei werd be-
kend met de geheimste bijzonderheden van het
huwelijksleven zijner overburen, en het schijnt
dat die bijzonderheden somtijds van een zeer
2
-ocr page 26-
18
EENE LASTIGE VROUW.
betreurenswaardigen aard waren. Het schijnt
dat het Kerrochs taak was zijne vrouw de
laarsjes uit en aan te trekken; somtijds moest
hij eigenhandig de kamer aanvegen; op een
goeden dag zelfs, toen de goede jongen thuis
kwam, en Celine bemerkte dat hij gerookt had,
gaf zijn vrouwtje hem een paar zoo geduchte
oorvegen, dat Plumei ze tot in zijn huis hoorde
weerklinken. En niettegenstaande dit alles had
Corentin zijne vrouw niet alleen niet doodge-
slagen, noch haar flink afgerost met de kar-
wats! (ik haal mijnheer Plumels eigen en te-
recht verontwaardigde woorden aan) — maar
men kon op het gordijn duidelijk de schaduw
bemerken van een man, die op zijne knieën
vergeving smeekte van zijne vrouw!
»Ach, die rampzalige man ! het is verschrik-
kelijk!" werd er van alle kanten geroepen toen
dit bekend werd; »hij zal het besterven; men
zegt dat zij hem niet toestaat over tafel wijn
te drinken, en hem verbiedt uit te gaan. \'t Is
-ocr page 27-
EENE LASTIGE VROUW.                      19
een/eit dat men hem nergens ziet, hij. die
voor zijn huwelijk altijd in \'t plantsoen of
voor \'t koffiehuis heen en weer drentelde....
»Wel, wel, Corentin, beste jongen, moogt ge
nu niet meer gaan wandelen? Ach, die arme
kerel! waarlijk, \'t is om hem te beklagen!"
ïAch hemel, die domoor! ik heb meelijden
met hem.
»Hebt gij wel opgelet, hoe hij is veranderd?
Hij ziet geel, treurig, gebogen, o, \'t is zeker
dat hij er verschrikkelijk door lijdt!"
En toch bedroog de goede stad Kerlawen
zich hierin te eencnrhale. Kerroch gevoelde
schaamte noch leed; zijn slavernij was hem
dierbaar. Hij betreurde het hengelen aan den
waterkant, noch de gemeenschappelijke maal-
tijden in den tuin, en overigens geen der ge-
noegens van het leven als vrijgezel. Wat meer
is, hij had er nog niet eens over gedacht zich
zelven af te vragen welke meening zijne me-
deburgers wel mochten hebben omtrent hem.
-ocr page 28-
20
EENE LASTIGE VROUW.
Hij gaf gereedelijk toe dat zijn allerliefst
vrouwtje hem alle gezag ontroofde en hem
voor \'t publiek bespottelijk maakte, dat zij
hem tot in de geringste bijzonderheden van
\'t huiselijk leven aan een ijzeren tucht on-
derwierp, hem in den neus neep dat hem de
tranen uit de oogen kwamen en hem eiken
avond een handvol haren uitrukte onder voor-
wendsel zijn voorhoofd hooger te maken. Cé-
line zag van hare zijde volstrekt geen kwaad
in dit alles. Zij had altijd gaarne met dieren
gespeeld; in hare kindschheid, vertelde zij
met een allerbekoorlijkst scbalksch lachje, kon
zij zich uren lang vermaken met. vliegen te
spietsen aan een stopnaald, nadat zij hen de
vleugels en de pooten had uitgerukt. En dat
geschiedde zonder boosaardige bedoeling, en-
kel uit guiterij.
Corentin gevoelde een vreemde onverklaar-
bare gelukzaligheid er in, deze kleine wreed-
heden te ondergaan, en zich te laten over-
-ocr page 29-
21
EENE LASTIGE VROUW.
meesteren en vertrappen door de goddelijke
voetjes van dit aangebeden wezen. Zoo zij hem
in ééns tot den bedelstaf gebracht en daarna
duchtig afgeranseld had, hij zou er, zoo waar,
nog verrukt over geweest zijn.
Voor sommige hartstochtelijke, teeder be-
minnende zielen, bestaat er eene overheer-
lijke smart, en onze vriend bezat nu juist een
van die zielen.
Neen, waarlijk, hij gevoelde berouw noch
schaamte. Hij was dood eenvoudig verliefd —
neen, dat is het ware woord niet — hij was
vervuld van eene onbegrensde, onzinnige, on-
beschrijfelijke liefde.
Wij moeten evenwel rechtvaardig zijn; hij
had één verdriet; en dat was dat hij in zijne
vrouw geen weerklank vond voor den dich-
terlijken hartstocht die te allen tijde zijn hart
had doen gloeien, en die sinds zijn huwelijk
een werkelijke vulkaan, die altijd kookte en
vlamde, was geworden. Wij bekennen dus
-ocr page 30-
22                    EENE LASTIGE VROUW.
dat de zielen van die twee wezens, die door
door een eeuwigen band aan elkaar gekluis-
terd waren, niet dezelfde taal spraken, elkaar
niet begrepen. Te vergeefs had hij beproefd
hare oogen te openen voor de onmetelijke
schitterende ruimten der idealenwereld; te
vergeefs had hij haar Apollo\'s geurenden
beker aangeboden; zij wilde niets weten van
deze zinsbegochelingen, deze droombeelden.
Eens zelfs toen zij te zamen in den mane-
schijn zaten, en hij hare lieve handjes met
tranen bevochtigde, terwijl hij eenige dichtre-
gelen opzeide, had zij gezegd:
»Hoor eens, al die malligheden beginnen
mij de keel uit te hangen! ge weet wel, beste
jongen, dat dit heel niet in mijn smaak
valtl"
Dit ruwe antwoord, dat wij niet zonder
eenigen tegenzin terug geven, bracht Corentin
voor een poosje geheel in verwarring. Hij ver-
wijderde zich een weinig, en met de armen
-ocr page 31-
EENE LASTIGE VROUW.                      23
over de borst geslagen, de oogen hemelwaarts,
ontboezemde hij zijne klachten:
«Miise, contemple ta victime!"
(Muze, aanschouw uw slachtoffer!)
mompelde hij, de hand tusschen zijn vest ste-
kende :
»Mon Sine oppressée
Bondit, s\'élance ut bat mon sein;
La foudre en mes veines circule.
Et la lave de mon génie
üéborde en torrents d\'harmonie.
Et me consume en m\'écliappant."
Mijne bedrukte ziel,
Springt, welt op en klopt in mijn boezem;
Het bliksemvuur stroomt door mijn\' aderen,
En de lava van mijn geest
Vloeit over in harmonische stroomen.
En verteert mij terwijl zij zich uitstort!" *)
Zulke herinneringen en ontboezemingen ga-
ven zijn hart lucht. Dan ging hij weer in
*) Letterlijke vertaling ten gerieve van hen die het Fransch
niet verstaan. Vertaler verzoekt excuus voor de »onharmoni-
sche" vertaling van verzen die in \'t oorspronkelijk reeds niet
al te harmonisch luiden; (den dichter ook zij vergeving ge-
vraagd) en welker zin, zoo ze er al eer. hebben, niet licht is
■weer te geven.
-ocr page 32-
24                    EENE LASTIGE VROUW.
huis in bedaarder stemming en dacht: »Zij
wil mij slechts op de proef stellen door te be-
weren dat die goddelijke taal haar gevoel niet
treft. Hoe zou de voorzienigheid, die haar zoo-
veel schoonheid schonk, die haar begiftigde met
zoo\'n helder verstand, haar de vleugelen der
ziel hebben kunnen weigeren, en haar hart
doemen nooit die goddelijke vonk te gevoelen?"
En Corentin glimlachte dan ongeloovig, zoo
ongerijmd scheen het hem toe dat de Voor-
zienigheid zich aan zulk eene vergissing zou
schuldig gemaakt hebben.
Evenwel is het een bepaald feit dat er wat
het ideale gevoel betrof, vrij wat ontbrak aan
Céline\'s geest. Zij was eene dochter der aarde,
een prachtig bewerkte gouden lier, — zonder
snaren!
Had onze vriend zich voor een oogenblik
kunnen ontdoen van den vulkaan in zijn bin-
nenste, had hij zonder hartstocht en onpartij-
dig kunnen oordeelen over haar, dan zou het
-ocr page 33-
EENE LASTIGE VROUW.                     25
voorkomen alleen van zijn allerliefst vrouwtje
hem haar zedelijken aard geopenbaard hebben.
Er is een trillende, zinnelijke manier van la-
chen, die niet misleidt, aanhoudende, ijverige
lusten, een smaak voor stevigen kost en zware
wijnen, die bij de vrouwen, ontegenzeggelijk,
en zeer welsprekend getuigen voor haar karakter.
Maar Kerroch, die smoorlijk verliefd en altijd
zenuwachtig was, wiens hoofd gloeide evenals
zijn hart, kon onmogelijk met bedaardheid
over haar oordeelen. In zijn dwazen hartstocht,
mengde hij alles door één, het lichaam en de
ziel, en bedwelmd, als in een roe& levende
door de bewijzen van teederheid die Céline zich
gaarne liet welgevalL\'n, meende hij zijn dich-
terlijken gloed te voldoen door de bergen van
proza te vei slinden, die binnen zijn bereik wer-
den gelaten.
Wat hiervan ook zij, en niettegenstaande
de weldadige dronkenschap, die hem hardnek-
kig verblindde, het was te verwachten dat hij
-ocr page 34-
26                    EENE LASTIGE VROUW.
na verloop van eenigen tijd zijn dwaling zou
bemerken. Doch tot zijn geluk, kreeg hij wel-
dra zooveel te doen, en waren de lichamelijke
vermoeienissen van zijn beroep zoo afmattend,
dat hij tijd noch gelegenheid had om over zijn
toestand na te denken.
Gedurende de eerste weken van haar huwe-
lijk had Céline, die niets wist van de zaken
en de omgeving waarin zij gekomen was, de
apotheek haar gewonen gang laten gaan. Doch
spoedig had zij zich op de hoogte van alles
gesteld, zich overal rekenschap van gegeven,
als een kundig generaal het terrein bestudeerd,
de hinderpalen gemeten, en hare zoowel prak-
tische als vurige verbeeldingskracht den teugel
gevierd. Toen was het dat Kerroch er van moest
afzien met zijn zalfpot door \'t huis te wan-
delen, of in een legen vijzel te staan stampen;
hij moest de vleugelen zijner dichterziel op-
vouwen, zijn lier verbergen en zich geheel
en al wijden aan den hardsten arbeid.
-ocr page 35-
\'27
EENE LASTIGE VROUW.
Celine had, inderdaad, een vermetel plan ge-
vormd ; zij wilde namelijk niets minder, dan
de bescheiden apotheek van Kerlawen tot het
middenpunt van een belangrijken handel ma-
ken. Het goede departement Finisterre, dat ge-
heel vreemd was gebleven aan vooruitgang en
spekulatiegeest, dat kalm, slaperig en lichtge-
loovig was, scheen met opzet in den voorva-
derlijken staat gebleven te zijn om des te ge-
makkelijker het tooneel van zoodanige onderne-
ming te worden.
Het was er hier niet om te doen, zooals
men wel denken kon, in \'t groot drop, jujubes
en arabische gom te verkoopen, maar om bij
den handel in deze bescheiden waren, ook nog
handel te drijven in alle voortbrengselen der
moderne wetenschap, die met de gezondheids-
leer van verre of nabij in verband staan: een
dépót van minerale wateren, van gezondheids-
of anti-rheumatisch flanel, gezondheids-quinine-
en andere wijnen, uitgelezen eetwaren voor
-ocr page 36-
28                       EENE LASTIGE VROUW.
herstellende zieken, rechtstreeksche abonnemen-
ten op Parijsche couranten, bureau van infor-
matie, huur en verhuurkantoor voor dienstbo-
den als anderszins, .... een echt parijsch kan-
toor, een vertrouwde marktplaats, een venster
dat geopend werd om de herscheppende zon-
nestralen der beschaving in te laten.
Behalve of liever benevens dit grootsche
en schoone plan, koesterde Celine ook nog een
ander denkbeeld; waarvan zij groote verwach-
tingen had, en dat, inderdaad op zich zelve
de bron van een onberekenbaar fortuin moest
worden.
Er moest namelijk een drank worden uit-
gevonden; eene aliqueur de Bretagne," die maag-
en borstversterkende hoedanigheden met een
heerlijken smaak vereenigde, en die likeur
moest getrokken worden uit de kruiden die
groeien op de heidevelden van Bretagne, uit
die wilde kruiden en planten die in woestij-
nen tieren, en onder de aloude druïdensteenen,
-ocr page 37-
EENE LASTIGE VROUW.                     29
daar. waar eertijds het bloed van mensche-
lijke slachtoffers vloeide.
Deze gedachte was ontegenzeggelijk schat-
ten waard. Dan, wat was er noodig, om zoo-
danig denkbeeld tot een goeden uitslag te lei-
den? Moed, ijver, vermetelheid, terzijdestel-
ling van vooroordeelen en ^reclame", hoog-
klinkende aanbevelingen op eene groote schaal.
Celine gevoelde zich buitengewoon geschikt
tot dit alles, zij gevoelde dat geen moeielijk-
heid haar zou afschrikken. Zij stortte zich dus
hals over hoofd in die onderneming; en, om
door een soort offer de gunst der goden te
winnen begon zij er mede de kloosters te
overstelpen met confituren en vleierijen, zij
overlaadde den goeden pastoor met kleine ge-
schenken en voorkomendheden, bewoog zijn
hart door haar vromen ijver en deelde met
eigen hand geneesmiddelen uit aan behoeftige
zieken.
Het is licht te begrijpen met hoeveel ijver
-ocr page 38-
30                    EENE LASTIGE VROUW.
Corentin zich aan den arbeid moest begeven
om de koortsachtige werkzaamheid van Celine
tevreden te stellen.
Behalve zijne gewone beroepsbezigheden moest
hij kruiden gaan zoeken in veld en heide, en
allerlei scheikundige proeven nemen en ontle-
dingen maken, die lieve kleine duivelin als
secretaris dienen, daar zij slechts zeer verwarde
begrippen had omtrent stel- en taalkunde, hoe-
wel zij door eene onophoudelijke schrijfwoede
bezield was. En dan waren er plannen van
prospectussen op te maken, geneeskundige wer-
ken te bestudeeren, rekeningen te schrijven,
berekeningen in \'t oneindige te maken, enz.
Kerroch gevoelde zich, als iemand die door
een orkaan wordt meegesleept, en nu met het
hoofd, dan met de voeten in de lucht, voort-
rolt. Hij was te zeer ingenomen door zijne
liefde om iets dat daar vreemd aan was, on-
verdeelde aandacht te schenken, daarenboven
was hij een verklaarde vijand van al wat
-ocr page 39-
EENE LASTIGE VROUW.                    31
naar handelsspeculatie zweemde. Hij had er
al spoedig van afgezien iets te begrijpen van de
plannen zijner vrouw, en had haar gevolgd in
den maalstroom, met de eene hanül op het
hart, de andere voor de ougen. Van tijd tot
tijd overviel hem eene rilling, en de gedachte
dat hij door die onderneming plotseling kon
geruineerd zijn, kwam hem voor den geest.
En om de waarheid te zeggen, was dit hem
niet kwalijk te nemen. Daarbij was Céline de
vrouw niet om met kleine sommetjes om te
springen of eindjes kaars te bezuinigen —
dat zei zij zelve, ten minste:
»Dat is alweer een noodzakelijke geldbeleg-
ging," — zeide zij, en zij stak bankjes van
duizend francs in hare onderneming even lucht-
hartig alsof ze een armvol kachelhoutjes in
een brandend fornuis wierp.
»Een noodzakelijke geldbelegging!" Het
duurde lang eer Corentin zich gewende aan
die duivelsche woorden, maar zijne liefde was
-ocr page 40-
32                    EENE LASTIGE VROUW.
zoo groot, dat hij zich langzamerhand ook ge-
wende aan zijne angsten; weldra verdwenen
zijne duizelingen geheel en al, en als juffrouw
Kerroch "zeide:
»Wij mogen niet aarzelen, want dat zou
de geheele zaak in gevaar brengen: dat is
dus weer een geldbelegging van ___ enz.,
enz."
Dan voegde Corentin er met innige overtui-
ging bij:
»Laat ons niets verzuimen, mijn liefste, laat
ons vooral niets verzuimen."
»Ik vraag u niet om raad, mompelde Cé-
line dan; »gij hebt toch geen verstand van
die zaken. Laat mij maar begaan en houd uw
mond. Ieder zijn deel."
Dan kroop Corentin weer in zijn schelp.
Het merkwaardigste van de zaak was, dat de
waagstukken zijner vrouw die hem in den be-
ginne deden beven, hem nu met geestdrift
bezielden. Zoo waar is het dat zijn hartstocht
-ocr page 41-
EENE LASTIGE VROUW.                     33
behoefte had aan lucht en ruimte om de vleu-
gels uit te breiden.
»Ik heb eene vrouw van genie getrouwd,
zei hij tot zich zelven. »Zij bezit alles, verme-
telheid, moed, scherpzinnigheid en bewonde-
renswaardig doorzicht in zaken "
En in den geest boog hij zich voor haar
neder.
Evenwel had jufvrouw Kerroch zich toch
niet goed rekenschap gegeven van de moeie-
lijkheden die aan de onderneming verbonden
waren; zij had niet gerekend op den natuur-
lijken afkeer die in \'t karakter der Bretagners
ligt, voor al wat nieuw en ongewoon is. In
spijt van de handigste en verwaandste arecla-
»mes," prospectussen en aankondigingen door
het geheele departement Finisterre, lieten de
schitterende uitkomsten waarop zij gerekend
had zich vrij lang wachten. Na verloop van
twee jaren, in onvermoeide werkzaamheid en
rusteloozen ijver doorgebracht, leverde het dé-
3
-ocr page 42-
34                    EENE LASTIGE VROUW.
pot van minerale wateren slechts kleine voor-
deden op. "Wat den Europeeschen bazar aan-
gaat, die had te eenenmale schipbreuk gele-
den. Van deze reusachtige onderneming bleef
niets over dan de Elixir van Bretagne, . of
wel de »liqueur des landes" die de beste uit-
komsten beloofde. Langsaam werd die likeur
bekend, maar die bekendheid werd steeds groo-
ter en breidde zich naar alle zijden uit. Van
alle kanten werd er om monsters van dien
drank gevraagd en maand op maand werden
de verzendingen aanzienlijker en talrijker. Van
dit tijdstip af was de buitengewone aftrek die
dit uitnemend brouwel moest verkrijgen, wel
te voorzien, en thans zijn deszelfs geneeskrach-
tige hoedanigheden en heerlijke smaak overal
bekend.
\'t Was in het begin van het derde jaar dat
meervermelde »liqueur des landes," plotseling
een algemeenen roem verkreeg en bij groote
hoeveelheden werd verkocht. Zulke onverwachte
-ocr page 43-
EENE LASTIGE VROUW.                     35
verschijnselen doen zich meer voor in han-
del en nijverheid.
Ongelukkiglijk besliste de Voorzienigheid dat
de arme Celine de vruchten harer moeite niet
zelve zou in oogsten.
Bij den eersten ademtocht der fortuin die
zoo onverwacht hare zeilen deed opzwellen,
danste zij van blijdschap. Hoewel zij haar eer-
steling wachtende was, en niettegenstaande de
strenge winterkou, besloot zij naar Nantes te
gaan, waar overigens hare tegenwoordigheid
vereischt werd.
Terugkeerende van deze reis deed zij een
val uit het rijtuig en bezeerde zich daarbij
vrij ernstig. Dit ongeval zou evenwel geene
ernstige gevolgen gehad hebben zoo zij zich
behoorlijk ontzien en rust gegund had. Maar
\'t was eene onmogelijkheid voor dit woelige
vrouwtje geduld te oefenen. Zij verwaarloosde
te eenenmale de voorschriften van den dok-
ter; al spoedig werd de ziekte van een ver-
-ocr page 44-
/
36                    EENE LASTIGE VROUW.
ontrustenden aard, en binnen weinige dagen
werd de ongelukkige jonge vrouw wegge-
rukt.
Zij stierf terwijl zij bezig was een rekening
op te tellen; als een soldaat op de bres, met
de wapens in de hand.
\'t Is onmogelijk de droefheid van den armen
Kerroch te beschrijven: zij overtrof ai wat
men zich kan voorstellen. De heftigste aanval-
len van ijlende koorts kunnen nauwelijks een
denkbeeld geven van de hartverscheurende to-
neelen, die in \'t sterfhuis voorvielen. Hij wilde
zijn hoofd verpletteren tegen de muren, zich
vergiftigen, zich doodsteken .... \'t Was ver-
schrikkelijk! Het is zeker dat, zoo men hem
niet onophoudelijk had bewaakt, hij zijne vrouw
geen vierentwintig uren zou overleefd heb-
ben ; want toen zijne vrienden hem een oogen-
blik alleen lieten, maakte hy zijn das vast
aan den ijzeren haak van \'t venster en hing\'
zich zoo knaphandig op dat hij reeds blauw
-ocr page 45-
EENE LASTIGE VROUW.                    37
in \'t gezicht was toen men hem kwam red-
den.
Maar we zullen die vreeselijke herinneringen
laten rusten. Het zij ons genoeg te weten dat hij
den moed had den lijkdienst en de begrafenis
bij te wonen, en dat niemand te Kerlawen
ooit den aanval van onbeschrijflijke wanhoop
zal vergeten die de ongelukkige echtgenoot had,
op \'t oogenblik dat de koster hem den wij-
waterkwast aanbood.
De arme jonge weduwnaar werd algemeen
beklaagd, hoewel iedereen van gevoelen was
dat het verlies dat hij geleden had, volstrekt
niet geèvenredigd was aan zijne droefheid; en
zekere lieden zelfs zoo onbescheiden waren er
van te spreken als van eene verlossing, eene
bevrijding, enz. Oude vriendschap, die door zijn
huwelijk wat vervreemd was, ontwaakte weer
om hem heen, zoodat op den avond nadat de
begrafenis had plaats gehad, een aantal men-
schen aan \'t huis van den ongelukkigen apo-
-ocr page 46-
38                    EENE LASTIGE VROUW.
theker kwamen om hem hun rouwbeklag te
doen en te troosten.
Zij waren niet weinig verwonderd het huis
nauwkeurig gesloten te vinden en achter het
winkelvenster een papier te zien staan waarop
met bevende hand het volgende bericht was
geschreven :
^Wegens afwezigheid is de winkel geslo-
ten."
Nu moet men weten, Kerroch was niet ver-
schenen op \'t kantoor der diligence of \'t post-
kantoor; hij had paard noch rijtuig gehuurd,
ten minste niemand wist er iets van. Hij was
dus te voet vertrokken; maar welk doel had
die geheimzinnige reis? Waarschijnlijk zou hij
verscheidene dagen afwezig zijn, want men
vernam dat hij, eer hij vertrok de twee win-
kelbedienden, de oude Marianne, zijne keuken-
meid en zelfs haar hondje, Loulou, letterlijk
de deur had uit gejaagd, en die arme drom-
mels slechts tien minuten had toegestaan om
-ocr page 47-
EENE LASTIGE VROUW.                    39
hun boel bijeen te pakken, terwijl hij hard-
nekkig weigerde te zeggen op welken dag zij
hun dienst weer zouden kunnen hervatten. Dit
was een zonderlinge gril die alleen door zijne
wanhoop te verklaren was.
Hoe verontrustend dit vreemde gedrag ook
mocht zijn, en hoewel bij velen de gedachte
opkwam dat Corentin een zelfmoord wilde be-
gaan, de goede burgers van Kerlawen wer-
den weldra gerustgesteld door een brief dien
mijnheer Plumei ontving. Die brief kwam van
Corentin en was uitmuntend gesteld; de jonge
weduwnaar deelde zijn ouden buurman mee,
dat hij den moed niet had gehad bezoeken
af te wachten, die zijne wanhoop nieuw voed-
sel zouden geven, dat hij hoopte zijn gefolterd
hart eenigszins tot bedaren te brengen door
zware lichamelijke vermoeienis en daarom eene
voetreis ging doen naar Quimper, waar be-
langrijke zaken zijne tegenwoordigheid eisch-
ten.
-ocr page 48-
40                    EENE LASTIGE VROUW.
Dit schrijven schonk iedereen verlichting:
dat was geen brief van een ongelukkige wien
de wanhoop beheerscht, maar wel dien van een
man die zijne smart wil overwinnen, of ten
minste moedig tegen haar wil strijden.
-ocr page 49-
DERDE HOOFDSTUK.
Het was in den nacht na den treurigen
dag, waarop Celine naar hare laatste woning
was gebracht. Een lange man verliet haastig,
en toch behoedzaam om zich heen ziende, het
sterfhuis. Hij was in een wijden mantel ge-
huld, een breedgerande hoed verborg zijn ge-
laat bijna geheel. De man kwam iiit het deur-
tje van den tuin, snelde naar het eenzame
waschhuis aan den oever der rivier, maakte het
bootje los dat daar lag, greep een langen
stok en werkte zich daarmee stroom-op met
een buitengewone drift en vlugheid. Aan de
bijzondere voorzichtigheid die hij in acht nam,
en de angstige blikken waarmee hij rechts
en links omzag, kon men duidelijk bemerken,
-ocr page 50-
42                    EENE LASTIGE VROUW.
dat die man een geheimzinnig voornemen ten
uitvoer bracht.
Ik geloof dat het onnoodig is hierbij te voe-
gen dat er een kille noordewind woei, en dat
de hemel door duistere wolken was bedekt,
die hier en daar verlicht werden door een
fietsen weerschijn, zoodat dit geheele tooneel
iets bijzonder spookachtigs had.
Toen hij zoowat op de hoogte der oude kerk
van Kerlawen was gekomen, dreef onze man
het bootje naar den oever, bond het met een -
touw vast aan een boomstam, wischte zich
het zweet van \'t voorhoofd, en klom den oever
op langs den smallen trap, die, zooals men
weet, nabij het oude wed is gelegen, en liep
het steegje in dat van den stadswal naar het
kerkhof leidt. Geen geluid, geen ziel liet zich
hooren in deze verlaten, eenzame wijk. Hij
versnelde zijn gang, of liever, hij zette het op
een loopen en stond eindelijk stil voor dat
kleine bouwvallige huisje dat sedert ruim veer-
-ocr page 51-
EENE LASTIGE VROUW.                     43
tig jaren bewoond werd door den doodgraver
der parochie.
Vader Nalec wilde juist in bed stappen toen
de geheimzinnige man, die niemand anders
was dan onze Corentin (ik vrees waarlijk dat
men dit reeds geraden heeft) eensklaps bin-
nen trad.
3>Nalec," zei Corentin zeer bedaard, »ik kom
mijne vrouw terughalen; laat ons haast ma-
ken, neem uw spade en houweel, en laat ons
naar haar toegaan, zij wacht mij, ik kom al
te laat!"
Het gelaat van den ongelukkigen apotheker
was geheel veranderd; hij was bleek, zijne
oogen gloeiden, zijn haar hing hem verward
in \'t gezicht; hij zag er verschrikkelijk uit! We
moeten hierbij nog aanteekenen dat hij onder
zijn wijden mantel zijn bruidegomskleeding
droeg: een zwarten rok, witte handschoenen
en wit satijnen das.
De oude Nalec deinsde verschrikt achteruit
-ocr page 52-
44                    EENE LASTIGE VROUW.
kuste vroom zijn duim en maakte daarmee het
teeken des kruises.
»Uw vrouw opdelven uit haar graf! Heere
God, mijnheer Kerroch, zoo iets is nog nooit
gebeurd. De arme vrouw wil veel liever dat
gij haar rustig laat liggen."
»Gij liegt, Nalec, gij liegt;" hernam de we-
duwnaar met nadruk. »Mijne vrouw wil naar
haar huis terug; zij heeft het koud, zij klaagt,
zij lijdt; zij heeft mij gezegd dat ik haar moest
komen halen, zij eischt dit, zij beveelt het mij
zelfs. Hoort gij hare stem dan niet?"
ïHeeft zij u dat gezegd! zijt gij daar zeker
van?" Yroeg de oude man terwijl hij zich de
lange haren uit het gezicht streek.
»Zekerlijk: en zoo gij den wil mijner over-
leden vrouw en den mijnen niet gehoorzaamt,
beef dan voor hare wraak en de mijne."
Uorentin, die zachtzinnigste en vreedzaam-
ste aller mannen, was waarlijk ontzagwek-
kend terwijl hij deze woorden sprak. De by-
-ocr page 53-
EENE LASTIGE VROUW.                     45
ronische geestvervoering die hem beheerschte
zette hem iets heldhaftigs bij; en waarlijk op
dit oogenblik zou hij zich onversaagd geme-
ten hebben met den geest der duisternis zelf
en hij zou voor geen moord terugdeinzen om
zijn plan te verwezenlijken.
Nalec zag dit zeer wel, en begon reeds te
sidderen.
»Neem nu maar gauw uw houweel en ge-
hoorzaam," sprak Kerroch; ^gehoorzaam en ik
zal u rijk maken. Ziedaar," zeide hij. een hand-
vol daalders op tafel neerleggende; ^ziedaar,
neem dit alles, en neem ook dit nog."
Hij haalde nog een handvol goudstukken uit
den zak en stapelde ze op in de hand van den
ouden doodgraver, met een vrijgevigheid die
slechts door den hartstocht die hem bezielde
kon verklaard worden.
3>En wanneer gij mij mijne vrouw, terug
hebt gegeven, zult ge nog eens zooveel heb-
ben."
-ocr page 54-
46                    EENE LASTIGE VROUW.
»Dan moet ik dit toch eerst tellen," mom-
pelde vader Nalec, als betooverd door dien
schat en toch bevende van angst voor dien
vreeselijken arbeid dien hij moest verrichten
eer hij den schat zijn mocht noemen.
Eindelijk, na een uur lang geredeneerd en
twee derde van een flesch brandewijn gedron-
ken te hebben, die de apotheker had meege-
bracht, nam de grijsaard zijne gereedschappen
en ging naar het kerkhof.
»Maar." zal men vragen, »wat mocht die
ongelukkige Kerroch zich toch wel in \'t hoofd
gezet hebben, welke waanzin had zich van
hem meester gemaakt?"
»Lieve hemel, zijne bedoeling was zeer een-
voudig: hij wilde zijne vrouw balsemen, op
de manier der oude Egyptenaren, bijv. en
haar bij zich in huis houden.
Men moet, helaas! wel bekennen dat eene
daad die men in zekere landen en in zekere
tijden zeer natuurlijk zou gevonden hebben,
-ocr page 55-
47
EENE LASTIGE VROUW.
ons nu daarom alleen zoo buitengewoon voor-
komt, omdat de huiselijke banden zeer ver-
zwakt zijn onder den ontbindenden invloed van
hedendaagschen vooruitgang, \'t Schijnt dat men
zich den tijd niet meer gunt de dooden te be-
weenen, dat men te eng behuisd is om het
stoffelijk overschot van degenen die men lief-
had een heilige huiselijke verblijfplaats aan te
bieden.
Het geheel en al egyptische idéé zijne vrouw
te balsemen, was bij Kerroch opgekomen in
\'t oogenblik zelf dat hij van haar moest afscheid
nemen. Met het doel om dit plan gemak-
kelijker ten uitvoer te brengen, veinsde hij die
reis naar Quimper, en had hij de oude Mari-
anne en de twee winkelbedienden uit het huis
gedreven, met eene ruwheid die volstrekt niet
in zijn aard lag.
Toen hij zich alleen zag in huis en bevei-
ligd tegen, alle onbescheiden oogen. mengde
hij de arsenikhoudende zelfstandigheden en lei
-ocr page 56-
48                    EENE LASTIGE VBOUW.
de benoodigde instrumenten klaar met een ze-
kere geestdrift. Hij had alles voorbereid, en
in den geest alle bijzonderheden berekend der
operatie, die hij voornemens was te doen, en
die overigens zeer eenvoudig is. Met de ern-
stige geneeskundige studiën die Kerroch te Lo-
rient had gemaakt, en de handigheid die hem
onderscheidde b\'j de in zijn vak voorkomende
operatiën, moest deze balseming voor hem
slechts een spel zijn.
Inderdaad gelukte alles bewonderenswaardig
wel. Om half een ure des nachts keerde Celine
onverhinderd terug in de echtelijke woning;
en om zes ure \'s morgens zat het lieve vrouw-
tje in haar fraaiste kleeding, met haar roos-
kleurig mutsje op, versierd met hare kleinoden,
recht gemak\'lijk in den zachtsten leunstoel, en
nam bezit van het heiligdom dat haar beminde
echtgenoot voor haar met vromen ijver had
bereid. Zoo zij midden in een gesprek, terwijl
zij bezoek ontving, ware ingeslapen, zij had
-ocr page 57-
EENE LASTIGE VROUW.                     49
geen natuurlijker houding, geen vreedzamer
gelaat kunnen hebben. Een mollig tapijt was
onder hare voeten uitgebreid en op het kana-
pétafeltje naast haar, stond haar werkmandje,
de geborduurde pantoffels die zij voor haar
man bestemd had, maar die zij nooit den tijd
had gehad af te maken, of liever te beginnen,
en nog allerhande sierlijke kleinigheden die
haar toebehoorden, en die zij gaarne om zich
heen zag vóór haar ongeluk.
Het was klaarblijkelijk, dat de Voorzienigheid
het aandoenlijk voornemen van den goeden
Corentin met een gunstig oog aanzag. Geen
enkele ernstige hinderpaal had zich voorge-
daan, geen vertraging, geen misgreep, geen
van die schijnbaar onbeduidende moeielijkhe-
den, die somtijds voldoende zijn om de best
uitgedachte ondernemingen te doen mislukken.
Zelfs het heiligdom, dat kleine sierlijke bou-
doir, had zich als van zelve aangeboden.
Het huis van den apotheker was dan ook,
4
-ocr page 58-
50                       EENE LASTIGE VROUW.
volgens het oude gebruik in Bretagne gebouwd
als eene vesting; de twee groote kamers van
de eerste verdieping, de blauwe en de witte
kamer, waarin Céline was gestorven, waren
aan elkaar verbonden door een opening, een
soort overloop van een redelijke grootte, als
\'t. ware een kabinetje of alkoof van de breedte
der zware muren afgenomen. Deze opening,
die aan elk einde door eene stevige deur ge-
sloten werd, waarvan men de eene licht kon
afsluiten, vormde eene vrij ruime schuilplaats,
en Corentin had onmiddelijk begrepen welke
voordeden hij daaruit kon trekken : deze ruimte
was bijzonder geschikt, droog en \'t was ge-
makkelijk er licht in te brengen.
Men ziet wel dat onze vriend in dit alles
evenveel wilskracht als gevoel en goeden smaak
had getoond. Hij had alles zóó ingericht, dat
het geheel een treffend en toch sierlijk effect,
en niets dan een indruk van zachte droefgees-
tigheid maakte op het hart. Bij \'t hanengekraai,
-ocr page 59-
EENE LASTIGE VROUW.                    51
toen door de gesloten blinden een zwakke
lichtstraal in de kamer drong, boog zich Ker-
roch uitgeput van vermoeienis maar zege-
vierend, voor zijne Céline neer, kuste den zoom
van haar kleed en riep diep bewogen uit.
»Aangebeden engel! mijn welbeminde afgod,
ziel mijner ziel! rust hier in vrede. Wij zijn
nu voor altijd vereenigd, en slechts ten koste
van mijn leven, zou men u uit mijne armen
kunnen rukken!"
Van \'t oogenblik af dat Juffrouw Kerroch on-
der \'t echtelijk dak was teruggekeerd, leefde Co-
rentin in een toestand van onbeschrijfelijke
verrukking. Hij gevoelde zich als een reiziger
die de heete zandwoestijnen doortrekt, van dorst
versmacht en eindelijk eene groene oase, een
heldere bron vindt en zich daarin baadt.
Ver van alle lastige buren, bevrijd van de
alledaagsche zorgen voor zijne zaken, vond hij
zijne aangebeden echtgenoote terug onder uit-
nemend dichterlijke omstandigheden. Nu bezat
-ocr page 60-
52                    EENE LASTIGE VROUW.
hij de Céline, die zijn ideaal was geweest, ver-
heerlijkt, reeds stralende met een hemelschen
glans, in één woord, de eigenlijke Céline, die
hij kon beminnen met een eeuwige, onveran-
derlijke, vlekkelooze liefde, beveiligd voor dien
invloed des vleesches die den mensch veront-
reinigt en onteert. De tijd der beproeving was
voorbij, de sluier werd verscheurd; nu was
hij eerst in \'t ware leven ingegaan; hij las in
die bewonderenswaardige ziel.
Nu eerst begreep hij zijne vrouw; nu eerst
werd hij door haar begrepen!
Het was aandoenlijk den bijna godsdiensti-
gen eerbied te zien, die de nieuwe verhou-
ding tusschen Kerroch en Céline kenmerkte.
Hij betrad de witte kamer even ootmoedig als-
of die een heiligdom was, liep op de teenen, met
ongedekt hoofd, den hoed in de hand, pas ge-
schoren kin en, niettegenstaande de winterkou-
de, in den eenvoudigen zwarten bruiloftsrok, die
nu voor hem een gewijd kostuum was gewor-
-ocr page 61-
EENE LASTIGE VROUW.                     53
den. Hij stak zes of acht waskaarsen aan, en
plaatste ze regelmatig op de tafel met al de
zorgvuldigheid van een diaken die het altaar
in orde brengt; dan sloop hij naar het ge-
heimzinnig boudoir, en opende met bevende
hand de deur, die, ongelukkig, dikwijls kuren
had, klemde en maar niet wilde opengaan eer
men haar een duchtigen stoot met de knie
had gegeven. Na eenige oogenblikken van
vrome geestvervoering, durfde Corentin eerst
de oogen opslaan en zijne gezaligde Céline
aanspreken, \'t Was geen geregeld gesprek,
zoo als men wel begrijpt, het was een stomme
tweespraak, grootendeels ten minste, een uit-
wisseling van gedachten, gewaarwordingen, een
uitstorting van ziel tot ziel.
Somtijds sidderde hij eensklaps bij de ge-
dachte dat hij die hooge gelukzaligheid on-
waardig was.
»Céline, mijn geliefde," mompelde hij en
sloeg zich voor de borst, overgeef mij, ik heb
-ocr page 62-
54                    EENE LASTIGE VROUW.
u te lang miskend, ik ben uw vertrouwen on-
waardig, hemelsch wezen!" en bij \'t flikke-
rend schijnsel der waskaarsen zocht hij op
het stille en ietwat geel geworden gelaat zij-
ner vrouw het teeken dat zij hem vergaf.
Nu, Céline vergaf altijd; hare lippen sche-
nen somtijds te trillen, men zou gedacht heb-
ben dat zij beproefde te glimlachen, en dan
stak de arme Corentin zijne armen naar haar
uit en vergoot heete tranen.
Zij had geen andere gedachten, geen andere
gevoelens noch wil meer dan die van haren man.
Op hare dringende bede had hij de dichters
zijner jeugd van den zolder gehaald, die zij
zelve eertijds daarheen verbannen had. \'t Was
op haar verzoek dat Corentin haar luide die
bewonderenswaardige, hartstochtelijke gedich-
ten voorlas en zich zonder vrees voor beris-
ping overgaf aan de vervoering van zijn hart.
O, nu gevoelde hij dat dichterlijke vuur leven-
vendiger, gloeiender dan ooit te voren, herle-
-ocr page 63-
EENE LASTIGE VROUW.                      55
ven in zijn boezem! Wat schatten van jeugd
en geestdrift hadden zich in zijn gemoed ver-
zameld ! hoe groot, hoe machtig was de dich-
terlijke stroom geworden; met hoeveel wel-
sprekendheid vertolkte hij de merkwaardigste
dichtregelen, hoe wel wist hij hun schoonheid
te doen uitkomen!
Céline luisterde met toenemende aandacht
en belangstelling, zwijgend, oplettend en som-
tijds even verrukt als hij. Zoo vergaten zij
zich beiden in die gemeenschappelijke geest-
vervoering en de uren vlogen pijlsnel om.
De goede Kerroch gunde zich te nauwer-
nood den tijd om iets te gebruiken van den
voorraad die nog in huis was; hij bleef doof
voor het gerucht daarbuiten, voor het kloppen
en soms hardnekkig schellen aan de deur; hij
hing als \'t ware aan het etherische verwulf-
sel van dien zevenden hemel, waarnaar zoo-
veel dichters haken zonder het te kunnen be-
reiken.
-ocr page 64-
56                    EENE LASTIGE VROUW.
Dat hij daar echter niet kon blijven was dui-
delijk ; een val was onvermijdelijk.
De handel van onzen vriend, zijn depot
van minerale wateren, en vooral zijne likeur-
fabriek, waren van te veel belang dan dat de
plotselinge schorsing daarvan niet aanleiding
zou gegeven hebben tot talrijke moeielijkheden.
Gedurende deze twee dagen van opsluiting,
waren er tallooze koopwaren aangekomen voor
de apotheek, en daar men al die balen en kis-
ten moeielijk op straat kon laten staan werden
ze vooreerst bewaard op \'t politiebureau. Het
postkantoor had tallooze brieven, papieren, enz.
ontvangen voor Kerroch, en ik weet niet hoe-
veel menschen die ten spoedigste medicijnen
moesten hebben waren komen kloppen aan de
deur van dien hardnekkig gesloten winkel.
Door al deze omstandigheden was er eene alge-
meene ontevredenheid ontstaan. Men zeide, en
niet zonder eenig recht, dat een apotheker
een openbare betrekking bekleedt, vooral wan-
-ocr page 65-
EENE LASTIGE VROUW.                    57
neer hij de eenige van zijn vak is, in de plaats
zijner inwoning, en dat hij zich dus niet zoo
mocht onttrekken aan zijn ambt. Men beweerde
dat het schandelijk, onverantwoordelijk, en zelfs
strafwaardig was, dat een geheele stad op
zulk eene wijze werd beroofd van de onont-
beerlijkste hulp, omdat de apotheker zoo on-
verstandig was, wanhopig bedroefd te zijn, en
dat nog wel in een tijd dat de verkoudheden
over de stad losbraken als een stortregen!
^Evenwel moet men bekennen dat het een
wreed verlies is voor dien armen man!"...
waagde eene goede ziel te zeggen.
»Zijn vrouw is dood, maar wij kunnen er\'
immers niets aan doen? Zij was sterfelijk,
even als wij het zijn, juffrouw, en ik durf er
bij te voegen dat, zoo er iemand betreurd
moet worden, dan is het zeker niet juffrouw
Kerroch. Wil ik u eens zeggen wat ik er van
denk? welnu, ik houd staande dat de eerzucht
haar dood is geweest. Had zij iedereen niet
-ocr page 66-
58
EENE LASTIGE VROUW.
willen voorbijstreven met hare dolle onderne-
mingen, had zij zich niet met geweld willen
verheffen boven haar kleine sfeer, dan leefde
zij nu nog: dat zeg ik u. Handschoenen met
vier knoopen om naar de kerk te gaan! en
dat, God betere \'t, voor eene apothekers-
vrouw!... de vrouw van een man die eertijds
bij de wet verplicht was de lavementen te
komen zetten."
»0, foei, Juffrouw."
»Ja, waarlijk, juffrouw, dat is een geschied-
kundig feit. In den beginne, in den ouden tijd,
behoorde dit tot de beroepsbezigheden van
een apotheker. Hadt gij een lavement noodig,
nu, dan liet gij den apotheker roepen."
»Ik zeg niet dat het zoo niet is, maar gij
behoeft zoodanige uitdrukkingen niet te gebrui-
ken in tegenwoordigheid mijner dochter, ziet u,"
»Zoo mejuffrouw uwe dochter niet weet wat
een lavement is, dan wensch ik haar ge-
luk daarmee. Wat mijne kinderen betreft, die
-ocr page 67-
EENE LASTIGE VROUW.                     59
hebben ze honderde keeren gebruikt, en ik
zie daar niets in om zich over te schamen,
zeker niet, juffrouw. Overigens verzoek ik u
wel te willen aannemen, dat ik de vrouw niet
ben om mij aan iets onbehoorlijks schuldig te
maken. Ik heb slechts de vrijheid genomen u
iets meê te deelen dat gij niet scheent te we-
ten. Sla de kronieken uit verleden tijden op,
en gij zult zien dat ik u geen leugens verteld
heb; gij zult \' daaruit zien dat de apothekers
werden beschouwd als minder dan niets, en
door den koning veroordeeld waren tot een
verachtelijk ambacht, als straf voor hun onze-
delijk gedrag. En zulke lieden moeten ons hier
nu de wet stellen, en de stad als onder cu-
rateele houden, \'t is ongehoord!"
Ik heb dit fragment van een gesprek tus-
schen twee Kerlawensche huismoeders aange-
haald omdat men er uit kan zien tot welken
graad van misnoegen de algemeene opinie was
gestegen, tegen het einde van den tweeden
-ocr page 68-
60                    EENE LASTIGE VROUW.
dag dien onze vriend doorbracht in zijn ro-
mantische afzondering van de wereld. Maar het
werd nog heel wat anders toen zich den an-
deren dag het gerucht verbreidde dat men des
nachts een flauvven lichtstraal had bemerkt in
het zoogenaamd onbewoonde huis van den apo-
theker. Nu steeg de verontwaardiging ten top!
Mijnheer Plumei en Rosalie zelven stonden er
versteld van, en waarlijk, zij hadden daar wel
reden toe. Niemand zou gedacht hebben, dat
Kerroch zich zulk een onbeschaamdheid durfde
veroorlooven; zoo onbeschaamd te liegen, eene
reis voorwenden, zich tehuis opsluiten en er
twee lange dagen en twee lange nachten al-
leen in blijven, zonder eten noch drinken!___
Hij moest krankzinnig zijn, of hij wilde een
zelfmoord begaan.... Maar, alles wel over-
wogen, was het wel zeker waar, had men zich
niet vergist toen men dacht licht bemerkt te
hebben bij dien rampzaligen man?
-ocr page 69-
VIERDE HOOFDSTUK.
Terwijlde hersenen der goede burgers van
Kerlawen alzoo in gisting waren gebracht, en
het stadsbestuur er over dacht een beslissen-
den stap te doen, zat Kerroch verliefder, en
in grooter verrukking dan ooit, tegenover zijne
dierbare vrouw, en droeg, met innige aan-
doening, een der schoonste gedeelten van J o c e-
lyn voor. Nog nooit was zijn stem gevoel-
voller, zijn blik meer bezield, zijne gebaren wel-
sprekender, en ook nooit was Céline inniger
bewogen geweest.
Kerroch had juist de hand door zijne lok-
ken gehaald en wilde een nieuwe bladzijde
omslaan, toen zich plotseling een gekraak liet
hooren op de bovenverdieping; daarop volgde
-ocr page 70-
62                    EENE LASTIGE VROUW.
een groot geraas, het geluid van voetstappen
en een verward geschreeuw.
Corentin wist zich in \'t eerste oogenblik de
oorzaak van dit rumoer niet te verklaren; hij
bleef roerloos staan, met de hand opgeheven
en den mond half geopend: maar weldra be-
greep hij alles. Er viel niet aan te twijfelen:
men wilde hem van zijne Céline berooven. Met
één sprong vliegt hij het boudoir uit, draait
den sleutel tweemaal om, steekt dien in den
zak, knoopt zijn zwarten rok toe, richt fier
het hoofd op en, een zwaren kandelaar grij-
pende, gaat hij moedig naar het portaal.
In dit oogenblik was hij schoon als een
moedige leeuw. Zijne neusvleugels trilden, zijn
haar vloog hem verward om \'t hoofd, zijn oog
schitterde!. . ..
»Zoo, zoo, nu heb ik u gevangen, mijnheer
Kerroch;" zei een fijn, pieperig stemmetje, met
een uitspraak die ten duidelijkste de Elzasser-
afkomst van den bezitter verraadde. Tezelf-
-ocr page 71-
EENE LASTIGE VROUW.                      63
der tijd werden de armen van onzen vriend
als in een schroef vastgegrepen. De kandelaar
viel uit zijn hand, en met schrik zag hij, op
zes duim afstands van zijn gelaat, de zware
knevels, de vervaarlijke wenkbrauwen en de
kleine goedhartige oogjes van den brigadier
der gendarmerie. Hij werd dus gevangen ge-
nomen en zeker zou de straf voor zijn ver-
grijp tegen de wetten, spoedig volgen. Met een
verwonderlijke helderziendheid, zag hij zich
reeds verhooren, overtuigen van schuld, ver-
oordeelen; hij hoorde de stem van den pro-
kureur, hij bespeurde den scherpen reuk der
arsenikdampen, (hij had tot de balseming ar-
senik gebezigd) en in de duisternis die hem
omringde zag hij Céline zelve (in rouwkleeding
en bitter weenend.
\'t Was een vreeselij k oogenblik en toch be>-
waarde hij zijn tegenwoordigheid van geest.
^Mijnheer Keiler," sprak Corentin bedaard,
Kgij zult den drempel dezer deur niet over-
-ocr page 72-
64                    EENE LASTIGE VROUW.
schrijden dan over mijn lijk. Gij zijt mijn
woning binnen gedrongen: gij hebt de bur-
gerlijke wetten geschonden"......
3>Mijnheer Kerroch, niet ik, maar de kom-
missaris van politie heeft in naam der wet
de deur van uw huis geopend, zooals hij het
recht heeft te doen. Bedaar, mijnheer Kerroch,
och, houd u toch bedaard! Die goede lieve
man, ach, hij is in een vreeselijken toestand!"
» Welnu, tijgers die ge zijt, neemt dan mijn
leven!"
» Lieve hemel! mijnheer Kerroch; hoe is \'t
mogelijk: komaan, wees bedaard!"
»Neemt mijn leven, vertrapt mijn lijk onder
uwe voeten; \'t is het lijk van een onschuldige.
Pijnigt, foltert mij".....
Meer kon de arme weduwnaar niet uitbrengen,
hij viel bezwijmd in de armen van den brigadier.
Toen hij weer bijkwam, zat hij op een stoel,
midden in de apotheek die vol nieuwsgierigen,
klanten en vrienden was.
-ocr page 73-
EENE LASTIGE VROUW.                   65
jHij moet een goeden kop bouillon en een
glas wijn hebben;" zei de dokter die hem den
pols voelde.
Hij keerde zich om en zei tot de twee win-
kelbedienden die in hun dienst waren terug
gekeerd zoodra de deur weer openstond:
»Komaan, jongens, we moeten ons wat haas-
ten. Ik weet zoo waar niet waarmee te be-
ginnen" ....
Om de waarheid te zeggen, er heerschte een
vervaarlijke wanorde in den winkel. De balen,
kisten en pakken die op \'t politiebureau wa-
ren bewaard, werden gebracht en hier en daar
neergezet, waar men maar een plaatsje vond;
de brievenbesteller lei een stapel brieven die
in die twee dagen aangekomen waren, op de
toonbank neer; van het bureau van expeditie
werden registers ter onderteek en ing aangebo-
den voor de goederen die met den vrachtwa-
gen waren aangekomen; er moesten vrachten
betaald, nieuwe bestellingen aangeteekend wor-
5
-ocr page 74-
66                    EENE LASTIGE VROUW.
den, en onder dat alles stroomden de klanten
naar binnen en eischten ongeduldig de hun
voorgeschreven geneesmiddelen.
»Ik moet hen een handje helpen, dat is vol-
strekt noodzakelijk." mompelde de goede dok-
ter, trok zonder veel omstandigheden zijn zwar-
ten jas uit en toog aan het werk.
Terwijl de dokter en de twee bedienden met
onvermoeiden ijver stonden te stampen, te we-
gen en flesschen te kurken, werd de apothe-
ker omringd en bijna gesmoord door de menigte
menschen, die de brigadier met veel moeite
zocht terug te dringen. Corentin werd over-
stelpt met vragen; men gaf hem de levendigste
blijken van oprechte deelneming, want de alge-
meene verontwaardiging had al spoedig plaats
gemaakt voor een algemeen gevoel van meêdogen.
Doch de ongelukkige apotheker was niet in
staat te antwoorden. Hij scheen niets te be-
grijpen,, geen besef te hebben van al hetgeen
er plaats had om hem heen.
-ocr page 75-
EENE LASTIGE VROUW.                  • 67
Men valt dan ook zoo onverhoeds niet van
den top van den Paraassus zonder dat de her-
senen er eenigszins door in verwarring gera-
ken.
Roerloos, zonder jas of vest aan, met los-
gerukte das, zat hij daar; zijne oogen zagen
strak voor zich uit, zonder eenige uitdrukking,
zijn gelaat en haren dropen van water en
azijn; hij geleek naar een drenkeling die pas
uit het water is gehaald. Hij had evenwel een
flauw besef er van dat hij door vrienden en
bekende gezichten omringd was, en dat ver-
warmde zijn .hart eenigszins. Hij herkende zijn
goeden vriend en buur Plumei, die een der
eersten was die toesnelde, den kommissaris
van politie, die de tranen in de oogen had
onder zijn bril en hem vriendelijk toelachte,
en nog anderen, en eindelijk ook Juffrouw Ro-
salie Plumei, dat goede, voortreffelijke meisje,
die hem het gezicht en de slapen begoot met
azijn en andere levenwekkende middelen.
-ocr page 76-
68                     EENE LASTIGE VROUW.
»Ik dank u, juffrouw Rosalie;" mompelde
Corentin. »0, ik geloof wel dat het nu genoeg
is, dank u wel, ik gevoel mij veel beter."
En hij niesde in de handen van het goede
meisje.
»Zijt gij koud, mijnheer Kerfoch!"
Ja, een beetje; ik ben ten minste zeer nat."
»Gij moet uw pet opzetten."
»Pet? o, ja, ja, jawel. Wat zijt gij goed juf-
frouw Rosalie!" vervolgde hij met een flauwe
stem, terwijl hij haar aanzag met oogen, die
door tranen verduisterd waren; zij verblijdt
zich over uw trouwe vriendschap!"
»Bedaar, mijnheer Kerroch .... wie verblijdt
zich over mijn trouwe vriendschap?"
»Zij die daar boven is, juffrouw."
»Daar boven ?" vroeg Rosalie verwonderd. Zij
dacht op dit oogenblik in \'t geheel niet meer
aan de overledene.
»Heb ik gezegd daar boven?! ach, neen, ik
vergis mij" .... stamelde de ongelukkige jonge
-ocr page 77-
EENE LASTIGE VROUW.                    69
weduwnaar, terwijl hij van top tot teen beefde.
s>Ik wilde zeggen: in den hemel.... zij is
onze beschermengel; zij waakt over ons."
»0 ja, nu begrijp ik u. Zeker, zij is in den
hemel."
>Hij ylt;" mompelde Plumei zijn dochter
aanziende die Corentin met verdubbelden yver
begon te besprenkelen, daar zij hem niet wilde
antwoorden.
»In den hemel; ja, mijn vriend, zeker in den
hemel. Vermoei u maar niet; nog wat azijn:
dóet dat u geen goed; ja, niet waar?"
De goede man antwoordde niet maar niesde
nog eens.
Bijna op \'t zelfde oogenblik riep de dokter
uit, te midden van \'t rumoer dat nog steeds
voortduurde:
»Dat zij al den witten drop hebben opgege-
ten, dat begrijp ik, maar het hechtpleister, dat
gaat mijn verstand te boven! \'t Is om dol te
worden! waar mag het hechtpleister wel zijn ?"
-ocr page 78-
70                    EENE LASTIGE VROUW.
»Bij de spaansche vliegen I" zuchtte Kerrochr
bij wien plotseling het ambtelijk plichtsgevoel
ontwaakte.
En zoo kwam de ijzeren hand der werke-
lijkheid met hare scherpe klauwen langsamer-
hand weer bezit nemen van haar slachtoffer,
en klonk hem weer opnieuw in die boeien die
den mensch aan de aarde kluisteren en hem
beletten zich naar verhevener sfeeren te ver-
heffen.
-ocr page 79-
VIJFDE HOOFDSTUK.
Eindelijk werd het weer rustiger en orde-
lijk in den winkel, en dank zij de zelfopoffe-
rende behulpzaamheid van Juffrouw Rosalie,
die wonderen van handigheid had verricht,
kon men er tegen zeven ure in den avond
toe komen zich aan tafel te zetten.
\'t Was niet zonder diepe ontroering dat de
goede Kerroch, door Plumei en zijne dochter
ondersteund, de kleine eetzaal betrad. Een
geurige soep stond dampend op de tafel, er
vlamde een helder vuurtje in den haard; een
sneeuwwit tafellaken bedekte de eettafel en
het schitterende tafelgereedschap zag er zoo
feestelijk uit dat Corentin de tranen in de
oogen kwamen, \'t Was daar dat hij, drie ja-
-ocr page 80-
72                    EENE LASTIGE VROUW.
ren lang het middagmaal had gebruikt met
zijn innig geliefde vrouw, \'t Was daar dat hij
het geluk dat zijn hart vervulde, zoo menig-
maal had lucht gegeven; want na den maal-
tijd was Céline altijd toegeeflijker gestemd ge-
weest. Hoeveel herinneringen aan een zalig ver-
leden bevatte die kleine zaal! Op het buffet
stond nog het glas van geslepen kristal waar-
uit zij altijd dronk, en daar onder den ba-
rometer, stond de groote leuningstoel waarop
zij gewoonlijk zat. Het was hartverscheurend,
en toch — die sneden brood, half onder de
servetten verborgen, die stoffige flesschen met
hun roodlak, die geur der soep die hij sedert
eenige dagen moest ontberen, wekten in hem
gewaarwordingen op, die hij dacht dat voor
altijd dood waren.
Zijn gehemelte was nog doortrokken van
den honig der dichters waarmee hij zich
twee dagen lang had gevoed, en toch water-
tandde hij, de spieren van zijn mond trilden, en
-ocr page 81-
EENE LASTIGE VROUW.                    73
hij voelde in zijn maag en borst een kramp-
achtige samentrekking, die wel niet pijnlijk
maar toch vrij sterk was.
Zijne trillende neusgaten openden zich wijd
om den reuk van de spijzen, die uit de keu-
ken kwam, op te snuiven; zijne oogen, die zoo
even nog dof en treurig stonden, werden lang-
samerhand levendiger, zijne gedachten die on-
bestemd, dwalend waren, als de neveldampen
van den ochtendstond, werden geregelder, vas-
ter. Het was hem alsof er, te midden der diepe
duisternis, een venster werd geopend dat het
licht inliet.... In één woord, — hij had hon-
ger! De soepterrine, de borden, lepels, vorken,
de lamp, de flesschen, de barometer, alles
glimlachte zacht droefgeestig tegen hem; hij
glimlachte ook, en toen hij zijn servet ont-
plooide, loosde hij een diepen zucht van tevre-
denheid.
»0, die nare man!" zult gij uitroepen;" en
wat een onaangenaam verhaal is dit! Hoe?
-ocr page 82-
74                    EENE LASTIGE VROUW.
die teedere minnaar, die dichter, die type
van echtelijke liefde vergeet zijn vrouw door
den geur der soep, en geeft zich aan grove
lusten over!"
Neen, mevrouw, neen, Kerroch heeft zijne
Céline niet vergeten. Hemelsche goedheid! Nooit
stond zij hem duidelijker voor den geest; maar
wil toch in aanmerking nemen dat die goede
jongen sedert vier of vijf dagen leefde van den
voorraad dien hij toevallig vond in de kasten
of in de keuken. Gij hadt nog liever gezien dat
hij in \'t geheel niets had gebruikt; ik wenschte
het even als gij, dat zou zijn karakter verhe-
ven hebben; maar in een werk als dit, dat
eigenlijk een studie over de zielkunde is,
mogen wij de bepaalde feiten niet veranderen,
of anders voorstellen dan ze zich voordeden,
en \'t is ons niet veroorloofd in het geringste
af te wijken van de stipte waarheid.
Hij had honger, dat is zoo, maar toch was
zijn hart vol, tot overloopens toe, en zelfs
-ocr page 83-
EENE LASTIGE VROUW.                     75
barstte hij bijna uit, toen hij zich, na de soep
het eerste glaasje inschonk. Neen, waarlijk, hij
had haar niet vergeten; haar beeld stond hem
altijd voor den geest. Op den bodem van zijn
bord zag hij haar zelfs, zooals hij haar had
verlaten in het kleine heiligdom: zacht, bekoor-
lijk, gretig verlangend naar de poëzie; en bij
elke bete zond zijn ziel haar een groet toe ...
Neen, neen, mevrouw; zeg niet dat hij haar
had vergeten.
Toen een prachtige schotel met poffertjes,
snik heet en met een lichte laag suiker bedekt
op tafel verscheen, kon hij zich niet meer in-
houden en barstte in tranen uit.
Dat was immers hun lievelingsspijs, dat was
de verrassing van den Zondag, de schotel die
Céline, die goede vrouw, de regelen der ma-
tigheid uit het oog deed verliezen.
»Ach, lieve hemel! mijnheer Kerroch, ik
meende nog wel u genoegen te doen met dien
schotel poffertjes!"
-ocr page 84-
76                    EENE LASTIGE VROUW.
ïDank u,"... mompelde de arme man: »het
doet mij ook genoegen;. ... maar och, zij hield
er zooveel van!"
»Kom, kom, Kerroch, beste vriend; gij moet
nu verstandig zijn .... Wees een man voor
den drommel! Laat ons een glaasje drinken;"
zei mijnheer Plumei, en schonk den apothe-
ker wijn in \'t glas.
ïNiet vol, Plumei, ik bid u, niet vol. Hoe
goed zijt gij, mijn God, wat zijt gij goed!
Nooit zal ik vergeten .... O, juffrouw Rosalie,
een klein beetje, ik bezweer u, o, slechts om
te proeven. Dat zijn zulke.... herinneringen
voor mij .. ,. ach, zij zat daar, tegenover mij___
die lieve beste...."
De tranen rolden op zijn bord.
»Maar gij hebt te weinig suiker.... ze
zijn waarlijk zeer\' lekker, dat is maar waar.
Komaan, de twee laatsten; gij moogt de twee
laatsten niet weigeren, mijnheer Kerroch."
»Ik zou niet meer kunnen eten; waarlijk,
-ocr page 85-
EENE LASTIGE VROUW.                     77
juffrouw Rosalie; op mijn woord niet. Ik dwing
mij zelven; ik span mij in; maar weet ge, het
eten blijft mij hier zitten" — en Kerroch wees
op zijn das. »Ik weet wel dat men zijn krach-
ten behoort te bewaren, dat men zich niet
mag laten overheerschen door droefenis, dat
men moet strijden, zich verzetten .... Zij zou
de eerste zijn om \'t mij aan te raden, die
lieve, beste vrouw I zij was zoo flink, zoo ijve-
rig! Neen, waarachtig, juffrouw Rosalie, \'t is
mij onmogelijk. Nu, \'t is om het u niet te
weigeren; ik moet zeggen, die poffertjes zijn
overheerlijk;" voegde hij er bij met een kla-
gende stem.
Na het eten, werd de koffie rondgediend.
Mijnheer Plumei, die getoond had dat hij het
puikje der vrienden was, zette de ellebogen
op de tafel, zooals men doet als men in een
aangename vertrouwelijkheid leeft met elkaar,
en sprak tot Corentin die zich voelde, her-
leven :
-ocr page 86-
78                     EENE LASTIGE VROUW.
3>Mijn beste vriend, nu gij u beter gevoelt
zullen wij.. .."
»Ach!" zuchtte Corentin terwijl hij zijn kopje
omroerde.
Dit »ach" beteekende, zooals men wel be-
grijpt: »bedrieg u zelven niet; het awelzijn"
dat gij ziet, is slechts schijnbaar, \'t is bedrie-
gelijk, een schaduw van »beter" een beter-
schap die geen stand houdt. Mijn wond is
doodelijk"___
» Enfin," hernam Plumei; »uwe droefheid is
waarlijk zeer eerbiedwaardig; zij bewijst dat
gij een zeer goed hart bezit: maar, lieve vriend,
op uwen leeftijd geneest de tijd menige wond,
verandert menige zaak; wel, drommels nog
toe, op uwe jaren!___
»Ach!"
2>Op uwe jaren staat de wereld voor u open."
»0, Plumei, kwel mij toch zoo niet 1"
»Nu; we zullen er een speld bij steken, ik
wilde u niet bedroeven. Ik wilde u doodeen-
-ocr page 87-
EENE LASTIGE VROUW.                     79
voudig helpen onthouden dat wij van daag
den eersten der maand hebben, en dat gij er
volstrekt niet aan schijnt te denken dat gij
talrijke betalingen te doen hebt."
»Mijn God!" riep Kerroch, en sprong van
zijn stoel op. Mijn God! dan ben ik onteerd!
ik heb mijne onderteekening niet gehonoreerd!
nu zullen ze in de ■ stad denken dat ik mij heb
opgesloten om niet te betalen; wellicht dach-
ten zij dat ik mij uit de voeten had gemaakt.
Plumei, ik zweer u, bij de nagedachtenis van
mijn vader, die zich liever voor \'t hoofd zou
geschoten hebben dan iemand ter wereld een
stuiver te kort te doen, ik zweer u bij zijne
nagedachtenis, dat ik daar geen oogenblik aan
gedacht heb!"
ïBeste vriend, gij behoeft u niet zoo te ver-
ontschuldigen, ik weet dat gij de eerlijkste
man ter wereld zijt. Maar gisteren heb ik meer
dan tienmaal aan uwe deur geklopt. Ik was
wel een weinig ongerust."
-ocr page 88-
80                    EENE LASTIGE VROUW.
3>Goede vriend, voortreffelijke vriend; maar
wat zal ik doen?"
^Betalen; dat is dood eenvoudig. Gij zult
niet onteerd zijn omdat gij een paar dagen
te laat betaalt. Overigens heb ik de zaken
wat geschikt; maak u maar niet ongerust. Ik
heb gesproken met bijna allen die zich den
neus platliepen tegen uw gesloten deur, en ik
heb hunne vorderingen aangeteekend. Gij moet
nu ten spoedigste uw rekeningen en boeken
eens nagaan en uwe kas opmaken. Kunt gij
aan alle vorderingen voldoen?"
»Dat weet ik niet, beste vriend. Mijne vrouw
had dit alles op zich geDomen. O, lieve he-
mel, welk een ongeluk! Waar zijn mijne boe-
ken?
»Ach, en ik ben niet meer gewoon aan \'t
boekhouden en rekeningen opmaken!"
»Kom, kom!" wij met ons tweeën en Rosalie
die eene gave bezit voor de rekenkunde, wij
zullen die zaak wel klaren."
-ocr page 89-
EENE LASTIGE VROUW.                       84
3>Beste Plumei, laat ons haast maken. Hemel,
ik zal niet leven eer ik mij van alles reken-
schap heb gegeven. Ik wil mijne eer zuiveren."
ïDie lieve, voortreffelijke vrouw, waarom heeft
zij mij niet op de hoogte onzer zaken gehou-
den? Hoe is het mogelijk dat zij niet bedacht
heeft dat ik in zulk eene verlegenheid zou
kunnen komen?"
»Zij kon immers niet vooronderstellen dat zij
zoo spoedig zou sterven."
3>Dat zeg ik -ook niet, Plumei, maar toch,
zij had kunnen voorzien .... Dat zijn ernstige
zaken, ziet ge. Arm vrouwtje; ik verwijt het
haar niet; gij begrijpt wel in welken zin ik
dat bedoel, niet waar? Denk toch vooral
niet dat ik haar iets ter wereld verwijt. Al-
leen betreur ik het.... Ik, die zooveel ver-
trouwen in haar stelde I. ..."
Binnen weinige oogenblikken bracht juffrouw
Rosalie de boeken binnen. De borden werden
weggeruimd, het tafellaken ter zijde geschoven,
6
-ocr page 90-
82                    EENE LASTIGE VROUW.
en Kerroch begaf zich onverwijld, en met bui-
tengewonen ijver, aan den arbeid. Doch al de
aandoeningen die hem hadden bewogen, be-
letten hem kalm en bedaard na te denken;
weldra lei hij de pen neer, streek met de hand
over het gloeiend voorhoofd, en zijn vriend
het boek toeschuivende dat hij voor zich had,
zei hij:
3>Plumel, wees zoo goed en vermenigvuldig
dat eens voor mij; ik heb het al driemaal
over gedaan en kan er maar niet mee voort.
Ik zal beproeven om de te ontvangen gelden
op te tellen; vier en acht is twaalf en drie is
vijftien ...."
Terwijl Corentin dit binnensmonds optelde,
en de cijfers voor zijn oogen dansten alsof zij
betooverd waren, zat de goede Plumei zijner-
zijds te mompelen:
»Vier maal negen is zesendertig; zes ik hou
er drip,.... Dat is een verbazend groote ver-
menigvuldiging, mijn waarde vriend. Hoe was
-ocr page 91-
EENE LASTIGE VROUW.                      83
het ook?.... ik hou er drie .... Zijn dat uit-
gaven of ontvangsten ? Rosalie, mijn kind, wat
heb ik ook gehouden ?"
3>Ik weet niet, papa, ik was bezig met den
boel op te ruimen."
»Dan begin ik maar weer. Met die negens
zit ik altijd in de war."
Kerroch kon te nauwernood een teeken van
ongeduld onderdrukken.
j> Waarde Plumei," zei hij met zijne droef-
geestige stem: ^spreek, alsjeblieft, niet zoo luid:
ik kan onmogelijk optellen. Céline had een
zeer slechte gewoonte. Zij maakte hare zes
precies als eene . ..."
ïPrecies als eene acht;" vulde Plumei aan;
»dat heb ik ook al opgemerkt, \'t Is toch zoo
moeielijk niet eene zes te maken."
»Neen, moeielijk is het niet; maar zij was
ook zoo driftig. Herinnert ge u nog hoe vlug
zij kon rekenen? Eens op een avond zag ik
haar .... Wel lieve hemel, \'t was eerst ver-
-ocr page 92-
84                    EENE LASTIGE VROUW.
leden week! Reeds acht dagen! \'t Is mij, alsof
het eerst gisteren was."
»Zij zat daar, voor haar schrijftafel, en ter-
wijl ze het eten voor den volgenden dag be-
stelde maakte zij een optelling.....Mijn waarde,
\'t was bewonderenswaardig."
Corentin nam de pen weer op en hervatte
zachtjes: »Zeven en negen is .... is het wel
degelijk een negen die daar staat, juffrouw
Rosalie? Die negens gelijken zoo verbazend
naar zessen!"
»Dat wilde ik juist zeggen;" sprak Plumei;
»die goede juffrouw Kerroch had me een hand-
schrift! Nu! De duivel mag mij halen, maar
\'t is ongepermitteerd zoo te knoeien. Waar was
ik gebleven, Rosalie?"
Toen dit goede meisje zag hoe moeielijk het
werk den twee heeren viel, kwam zij hen te
hulp; nam achtereenvolgens hun plaats in en
had al spoedig de maandelijksche rekening op-
gemaakt. De boeken van Céline waren overi-
-ocr page 93-
85
EENE LASTIGE VROUW.
gens in de beste orde, en in de lade van de
kas vond Kerroch de verschillende sommen die
hij te betalen had, zorgvuldig afgepast en voor-
zien van een briefje dat hun bestemming
meldde.
Alles schikte zich dus ten beste. De drie
vrienden konden elkaar nu gerust verlaten;
het was reeds zeer laat. Mijnheer Plumei sloeg
zijn mantel om en Rosalie zette haar kap op,
stak den apotheker de hand toe en zei:
»Nu moet gij ons beloven verstandig te zijn,
mijnheer Kerroch."
»Dat beloof ik u, juffrouw Rosalie; gij zijt
een engel van goedheid en vertroosting."
.,.
-ocr page 94-
ZESDE HOOFDSTUK.
Nauwelijks was Kerroch alleen, of al zijn
moed ontzonk hem, en opnieuw gaf hij zich
over aan de bitterste gedachten. Wat was er
al gebeurd, groote God! was hij de speelbal
van een benauwden droom? Was het wel in
dit zelfde huis waarin hij drie dagen lang had
geleefd als een dichter, als een hartstochtelijk
minnaar, en waren eenige uren voldoende ge-
weest om die woning, door Céline\'s terugkomst
gewijd, voor altijd te ontheiligen? De gang,
de trap lagen nu vol koopwaren en pakgoe-
deren die men er maar onderste boven in neer
had geworpen. Er was in dezen tempel geen
hoekje dat niet in beslag genomen werd door
dien afschuwelijken handel. De vloer was be-
-ocr page 95-
EENE LASTIGE VROUW.                    87
dekt met kurken, men verwarde in losge-
wonden rollen touw. Marianne had haar zol-
derkamer weer betrokken en men kon hooren
hoe zij, niettegenstaande het late uur van den
avond aan \'t boenen en schrobben was, ter-
wijl de twee bedienden die hunne slaapplaats,
achter het laboratorium teruggevonden hadden,
ronkten dat de beschotten er van beefden.
»En al die verguizing heb ik haar niet kun-
nen sparen?" mompelde Kerroch en wrong de
handen. «Ellendeling die ik ben! ik heb mijn
vrouw, mijn aangebeden engel, niet weten te
beschermen!" En hij meende Céline\'s ver-
toornde stem te vernemen, die hem van uit
haar heiligdom toeriep: »Valsche dichter, on-
trouwe minnaar, in uw geestvervoering waar-
aan ik de zwakheid had te gelooven, hadt ge
mij liefde en toewijding beloofd, een verruk-
kende poëzie, onverdeelde liefde, — het verblijf
dat gij mij aanboodt zou heilig blijven en nu
komt het schandelijkste geraas mijne ooren
-ocr page 96-
88                    EENE LASTIGE VROUW.
kwetsen uw verpestende koopwaren en ge-
neesmiddelen overstroomen mijn huis en stij-
gen op tot den drempel mijner kamer als een
golf der zee. En gij zelf vergeet wat gij mij
hebt gezworen, gij laat mij alleen,, ondankbare,
leugenaar! gij geeft u over aan vernederende
handelszorgen, gij veroorlooft aan vreemden
mijn papieren te doorzoeken, mijn boeken
te besmetten met hunne oningewijde handen;
dan nog zet gij u met hen aan een feestmaal
neder, terwijl ik hier in die ellendige kast
bijna stik, en bezwijk van ongeduld en er-
gernis !"
Dit waren de verontwaardigde woorden die
de ongelukkig Kerroch meende te hooren. Hij
had slechts ééne gedachte, ééne begeerte, na-
melijk zich aan de voeten zijner vrouw te wer-
pen, en vergiffenis van haar af te smeeken.
Maar er was geen mogelijkheid dit plan ten
uitvoer te brengen eer de oude Marianne en
haar getrouwe Loulou, die in haar kamer sliep,
-ocr page 97-
EENE LASTIGE VROUW.                     89
in diepe rust zouden zijn. Het minste geraas,
de geringste onvoorzichtigheid konden nu vree-
selijke gevolgen hebben. Had hij in \'s hemels-
naam maar geen arsenikum gebruikt bij het
balsemen!
De toestand van onzen vriend wac voorwaar
hachelijk; dat moet men bekennen, en ik zou
de lieden niet durven logenstraffen die, de
zaak koel beoordeelende, zeggen zouden: »Dat
is een ernstige toestand die voorwaar eenig
is in zijn soort."
Eerst tegen half een des nachts was alles
in huis in volmaakte rust.
Toen stak Oorentin zijn lantaarn aan en
waagde zich op den gang. Hij was bijna geheel
ontkleed; hij had zijn ouden kamerjapon aan-
getrokken en op bloote voeten, den adem inhou-
dende, begaf hij zich naar de witte kamer, en
stak, met bevende hand den sleutel in het slot.
Was het niet treurig genoodzaakt te zijn, als
een dief in zijn eigen huis rond te sluipen, en
-ocr page 98-
90                    EENE LASTIGE VROUW.
in die onbehoorlijke kleeding daarheen te gaan,
waar hij gisteren nog binnentrad, dronken van
liefde, en opgetooid als voor een feest? Dit
was een soort heiligschennis die hem folterde.
»Mijn God," dacht hij, »ben ik dan verdoemd,
dat ik zelfs den .tijd niet meer heb om den
engel mijns levens den eerbied te bewijzen,
die haar toekomt."
Niets was veranderd in het heiligdom, dat
deed hem ten minste goed, De meubels ston-
den op dezelfde plaats waar hij hen \'t laatst
had gelaten; op het tafeltje, lag Jocelyn, wijd
opengeslagen; hij zette er zijn lantaarn op neer
hoewel zij vet en smerig Was, daar zij alle
dagen in den kelder werd gebezigd. Doch hij
lette daar zoo nauw niet op; het gezicht al-
*
leen der heilige kast wekte zijn hartstocht weer
op, en de liefde deed zijn boezem opzwellen
van een nieuwen gloed, zoodat hij de voor-
zichtigheid uit het oog verloor en den sleutel
haastiger omdraaaide dan dienstig was, en daar-
-ocr page 99-
EENE LASTIGE VROUW.                    91
enboven de deur nog een lichten kniestoot gaf
terwijl hij er aan rukte. Het ongeluk wilde
dat hij, in zijn ijver en aan een tegenstand
van binnen denkende, het been nog eens op-
lichtte om een tweeden stoot te geven, juist op
\'t oogenblik dat de deur toegaf onder zijn eer-
sten stoot. Hierdoor volgde een schok die, hoe-
wel vrij licht, toch voldoende was om hem het
evenwicht te doen verliezen. De apotheker wan-
kelde eenige oogenblikken, die hem een eeuw
toeschenen, en viel eindelijk op den grond. Het
geraas dat deze val veroorzaakte was evenwel
niet zeer groot. Corentin, was zonder veel kracht
neergekomen, hij was in een schuine richting
uitgegleden, en niets verdooft en breekt de
botsing van twee lichamen zoodanig als zulk
een schuinsche botsing.
Evenwel hoorde hij boven op Marianne\'s
kamer bijna onmiddellijk na zijn val, het on-
rustige geblaf van den al te waakzamen Loulou.
Hij was een oogenblik bijna krankzinnig van
-ocr page 100-
92                     EENE LASTIGE VROUW.
schrik, want hij kende de hardnekkigheid van
zijn hond en begreep dat nu binnen twee mi-
nuten het geheele huishouden op de been zou
zijn. Hij stond zoo gauw hij kon op, en sleepte
het kanapétafeltje waarop Jocelijn lag, den lan-
taarn en alles mee op den vloer, met een vree-
selijk geraas.
In ernstige levensomstandigheden komt het
verschil in karakter het duidelijkste uit: er
zijn menschen die in \'t oogenblik van gevaar
eensklaps een bewonderenswaardige koelbloe-
digheid krijgen, terwijl anderen, in een soort-
gelijk geval, alle tegenwoordigheid van geest
verliezen.
Corentin behoorde tot die laatsten. Te nau-
wernood behield hij genoeg besef om het bou-
doir van Céline haastig te sluiten; en toen
dit gedaan was, vloog hij als een dolzinnige
naar de deur toe. Maar zaken die op klaar
lichten dag allereenvoudigst zijn, worden som-
tijds buitengewoon moeielijk, wanneer men in
-ocr page 101-
EENE LASTIGE VROUW.                    93
donker moet rondtasten. Die ongelukkige deur
die hij zocht, scheen hem te ontvluchten, en
terwijl hij als een wanhopige den muur be-
tastte, heen en weer springend, zijn weg zoe-
kend en dien al meer en meer verliezend, weer-
galmde het huis van de stemmen zijner dienst-
boden. Marianne was opgestaan en haar hond
liep haar vooruit; zij had de twee winkelbe-
dienden zoo luide geroepen dat deze uit hun
bed gesprongen waren, en met het eerste het
beste voorwerp gewapend den trap opstormden.
»Hier, daar I" schreeuwden zij. «Hierheen!___
houdt den dief! O, dien schurk, laat hem niet
ontsnappen!.. ..
En Loulou blafte alsof hij bezeten was.
Ontsteld, in \'t rond draaiend, en zich geen
rekenschap meer gevende van zijne handelingen,
bemerkte Kerroch eindelijk een flauwen licht-
straal. Plotseling ging de deur open, een tang
werd in de lucht gezwaaid en hij voelde dat
iemand hem aanviel en stevig bij de keel greep.
-ocr page 102-
94                    EENE LASTIGE VROUW.
j»Gij worgt mij," kermde de arme man met
een wegstervende stem; »laat mij los, laat
mij toch los 1"
3>Hou op, hou op! gij worgt mijnheer!"
riep Marianne uit en hield de kaars voor \'t
gezicht van Corentin." » Lieve Hemel, wat ziet
hij er uit, die goede lieve man; hij heeft zich
aan \'t voorhoofd bezeerd!"
ï>Neen, neen, ik ben niet gewond;.... \'t is
niets, niemendal!"
Maar de getrouwe dienstmaagd wilde niet
hooren.
3)Vervolgt den ellendeling," riep zij met ver-
dubbelde drift; »hou den moordenaar vast!___
hij kan nog niet ver zijn, zoekt overal, kinde-
ren; hij heeft mijnheer gewond, die ellen-
deling! ge zult ons niet ontsnappen, gij
schurk!"
Verslagen, niet in staat één woord uit te bren-
gen, was Corentin zoo verward in \'t hoofd dat
bij zich den arm blauw kneep om tot een be-
-ocr page 103-
EENE LASTIGE VROUW.                    95
sef der werkelijkheid terug te keeren. Zeker zou
hij nog lang in dien toestand van versuftheid
gebleven zijn, zoo een nieuw voorval zijnen
geest niet was komen opwekken.
Inderdaad verhief zich op dit oogenblik een
gehuil, zooals de honden laten hooren wan-
neer zij de volle maan zien, en men zag
Loulou, met opengesperden bek, en uitgerek-
ten hals op de loer staan voor het boudoir
waar zijn overleden meesteres rustte.
3>0, o, ik wist wel dat hij niet ver was;"
riep Marianne uit. »\'t Is daar, hij is in die
kast, die schurk 1"
Plotseling sprong de apotheker op, plaatste
zich voor het heiligdom en schopte den hond
uit den weg.
»Neen, neen," riep hij uit; \'t is onmoge-
lijk..... hij is weg, hij is gevlucht; hij is....."
3>Hebt ge hem dan gezien?"
^Natuurlijk heeft mijnheer hem gezien, want
hij heeft met hem gevochten. Gij ziet im-
-ocr page 104-
96
EENE LASTIGE VROUW.
mers wel dat het voorhoofd van mijnheer
bloedt."
«Neen, ik heb hem niet gezien, neen, Mari-
anne, neen, kinderen, ik heb hem niet. . .."
«Mijnheer heeft hem niet gezien, dus moet
hij hier nog zijn. O, ge zult ons niet ont-
komen, schurk! Ferm, Loulou, ierm, mijn
beest!"
«Ik heb hem gezien, ik heb hem gezien....
Ik vergis mij .... ach!" zei Kerroch stame-
lend. «Ten minste, ik geloof. . . . het komt
mij voor .... Maar \'t komt er niet op aan ....
hij is weg; laat ons naar bed gaan."
«Is hij uit het venster gesprongen?"
«Neen; .. .. ja, ja, uit het venster."
«En van daar in den tuin, en naar de ri-
vier?"
«De rivier, ja, jawel, dat is zoo. O, \'t is
doodeenvoudig.... Er is geen gevaar meer,
laat dit alles vergeten zijn en laat ons naar
bed gaan."
-ocr page 105-
EENE LASTIGE VROUW.                    97
j>Dat is een kerel die durft hoor," zei een
der bedienden ruimer adem halende. »Hoe kun-
nen we hem nu toch naloopen?"
Hem naloopen ? dat zou bespottelijk wezen;"
mompelde Corentin.
»Zeker, het water laat geen sporen na; maar
hoe is de schurk hier binnen geslopen?"
»Och, zoo als iedereen binnenkomt, dat is
niets bijzonders;" hernam Kerroch en maakte
allerlei zonderlinge gebaren. »lk weet het ook
niet.... wellicht heb ik mij bedrogen, en ik
weet waarlijk niet bepaald te .... Des nachts,
begrijpt ge."
Gelukkig kwam de oude Marianne hem te\'
hulp in die verlegenheid.
»Gij ziet immers wel dat mijnheer niet in
staat is u te antwoorden;" zeide zij; »die goede
lieve man, zijne wond bloedt onophoudelijk
en hij zal flauw vallen zoo we hem niet da-
delijk naar bed brengen."
»Ja, ik gevoel mij wel wat flauw;" zei Ker-
7
-ocr page 106-
98                    EENE LASTIGE VROUW.
roch die dit voorwendsel gretig aangreep om
alle andere ophelderingen te ontwijken.
De waarheid is, dat hij bij zijn tweeden
val met het voorhoofd was terecht gekomen
op den hoek der lantaarn en daardoor had
hij een breede en diepe schram gekregen
waaruit veel bloed vloeide. Evenwel was de
pijn zoo gering dat hij het in de eerste oogen-
blikken niet eens had gemerkt.
Kerroch werd dus naar zijne kamer terug-
gebracht, ondersteund door zijne bedienden.
Hij durfde geen woord te zeggen; Marianne
lei hem een groote kompres op het hoofd en
bond daar een stevigen doek om; en weldra
was alles weer in diepe rust.
-ocr page 107-
ZEVENDE HOOFDSTUK.»
Eerst tegen het aanbreken van den dag
vond Kerroch eenige rust en kon hij de oogen
sluiten. De gedachte dat hij zoo onbeschaafnd
gelogen had stond zijn eerlijk hart tegen. Hij
beschuldigde zich zelven van ellendige lafhar-
tigheid en was tevens verplicht te bekennen
dat, zoo de zaak nog eens moest voor komen,
hij wederom zou liegen. Die leugen werd onver-
mijdelijk, noodzakelijk, noodlottig....
^Noodlottig," mompelde hij terwijl hij met
koortsige hand het verband drukte dat zijn
voorhoofd bedekte. »Bestaat er dan een vreese-
lijk noodlot dat den mensch naar het pad der
oneer drijft? Is het dan waar dat een eerste
fout meesleept naar.... Eene eerste fout! o,
-ocr page 108-
100                  EENE LASTIGE VROUW.
vergeef mij, mijn aangebeden Céline, vergeef
mij! Gij, die in mijn ziel leest, weet wel dat
ik het misdadige voornemen niet had. de wet-
ten van pijn vaderland te schenden. Wat
wilde ik, toen ik u in de echtelijke woning
terugbracht? die woning heiligen, niets anders,
en te zelfder tijd aan de zuiverste, innigste
liefde voldoen, die ooit door eenig man ge-
voeld werd. Was dat dan eene misdaad ? waar
zou ik eene vrouw vinden meer dan gij die
huiselijke begrafenis waardig, die de ouden zoo
dierbaar was! Ach, wat ben ik ongelukkig!"
En dat was hii inderdaad; want hij begon
te beseffen hoeveel gevaar en angst de toe-
komst hem zou meebrengen. Voorzeker? be-
treurde hij zijne handeling niet; zijn hart was
zoo vervuld van liefde voor Céline, dat hij in
\'t geheel geen berouw had van al hetgeen hij
had gedaan; doch \'t is waar dat hij nu ver-
volgd werd door eenige gedachten, die geheel
vreemd waren aan zijne liefde. Onwillekeurig
-ocr page 109-
EENE LASTIGE VROUW.                  101
vroeg hij zich af of hij niet eenigszins onvoor-
zichtig had gedaan, met zijne vrouw alzoo, op
eigen verantwoordelijkheid, op te delven. En
als een somber refrein kwam hem altijd die
vreeselijke bedenking voor den geest:
»Had ik toch maar geen arsenikum gebruikt!"
Hij kreeg een vreeselijke koorts en toen hij
in de apotheek geroepen werd, was hij doods-
bleek, en de schaduw die het verband om zijn
hoofd over zijne gelaatstrekken wierp, gaf aan
zijn blik een ziekelijke uitdrukking die waarlijk
verontrustend was.
Voor sommige zorgen die de ziel neerdruk-
ken, is de arbeid het beste, het eenige genees-
middel. In dit opzicht ging het onzen vriend
buitengewoon goed, men zou gezegd hebben
dat de geheele stad afgesproken had, heden
de apotheek te bezoeken. Te midden van dien
toevloed van haastige klanten en nieuwsgieri-
gen die slechts gekomen waren om naar de
bijzonderheden van den nachtelijken aanslag
-ocr page 110-
102                  EENE LASTIGE VROUW.
te vernemen, wist Corentin zich zonder veel
moeite uit de verlegenheid te redden. Hij ant-
woordde dezen en genen met een enkel woord,
of vergenoegde zich met een gebaar te maken
en waarlijk, dit was niet te verwonderen daar
hij aan alle kanten tegelijk geroepen werd.
ïAch, lieve mijnheer Kerroch!" riep iemand,
de handen inéén slaande; »wat heb ik daar
vernomen! Mijn God! maar dat is vreesclijk;
die ellendeling had u kunnen dooden. Het
schijnt een slag met een hamer geweest te
zijn, niet waar? Gij moet veel bloed verloren
hebben; gij ziet zoo wit als porcclein."
»Een slag met een hamer! Neen, dat geloof
ik niet.... Neem het mij niet kwalijk, maar
ik word geroepen."
ïDe slag is zeker afgeschampt, ziet ge;"
vervolgde een ander; »goede God, wat een
geluk dat het nog zoo is afgeloopen: zoo even
zat ik rustig mijn kopje kofüe te drinken,
toen iemand mij het voorval kwam vertel-
-ocr page 111-
EENE LASTIGE VROUW.                  103
len. Ik dacht dadelijk: ïik moet daar eens
even hecnloopen." Ja, ja, zoo zal het zijn, de
slag is afgegleden; nu gij zijt het mooi ont-
snapt."
»Ja, ja, ik ben het mooi ontsnapt."
»Zoo na bij den slaap!"
»Jongen, ja! een halve duim verder en....
maar \'t is niets, gelukkig; \'t is niets. Ik vraag
u wel excuus; ik moet de klanten bedie-
nen."
\'t Was vreemd, maar door gedurig dezelfde
vragen te hooren, en er dezelfde antwoorden
op te geven, had hij zich die fabel omtrent
den moordaanslag eigen gemaakt. De algemeene
opinie in dezen, kwam hem voor zoo bepaald
te zijn, en daarenboven zou het zoo gevaarlijk
geweest zijn tegen haar te strijden, dat hij
die opinie langzamerhand geleidelijk had aan-
genomen.
Dit verklaart de betrekkelijke bedaardheid
waarmee hij \'s middags om twee ure, den bri-
-ocr page 112-
404
EENE LASTIGE VROUW.
gadier der gendarmerie en den kommissaris
van politie ontving, toen die heeren hem een
bezoek kwamen brengen.
»Goeden dag, mijnheer Keiler, goeden dag,
mijnheer Thureau;" sprak Corentin vriende-
lijk glimlachende. «Zoo ge even in het spreek-
kamertje wildet gaan, zal ik dadelijk tot uwe
beschikking zijn."
In plaats van hem, zoo als zij gewoonlijk
deden, vroolijk, met een of andere vriendelijke
scherts te antwoorden, bewaarden deze heeren
eene onverstoorbare koelheid. Na deftig gegroet
te hebben, stak de kommissaris zijne porte-
feuille onder zijn linkerarm en zeide:
»Mijnheer Kerroch, wij wenschten wel u al-
leen te spreken."
»Alleen;" voegde de brigadier er bij.
Deze voorbereidende maatregelen deden een
voorgevoel van naderend onheil verrijzen by
den ongelukkigen apotheker; zijne gedachten
vlogen op de vleugelen der ziel naar haar die
-ocr page 113-
EENE LASTIGE VROUW. 105
hem beschermde, en hij mompelde, terwijl hij
zijne handen afwaschte:
»Céline, mijne Célihe" — Meer kon hij niet
uitbrengen, maar zijn geheele ziel stortte zich
uit in die eenvoudige woorden. Daarop bond
hij zijn apothekersvoorschoot los, en ging, ge-
volgd door den brigadier en den kommissaris,
naar de eetzaal.
«Mijnheer Kerroch," begon de laatstgenoemde,
de geheele stad is vol van de poging tot moord
waarvan gij heden nacht bijna het slachtoffer
waart, en van den moed dien gij in den strijd
hebt ten toon gespreid."
Toen hij deze zaal betrad, had Corentin het
vaste voornemen opgevat, de zuivere waarheid
te zeggen, of ten minste een groot gedeelte
der waarheid. Doch toen hij de laatste woor-
den van den kommissaris vernam, begon zijn
besluit te wankelen; hij gevoelde zich, alsof
Céline zelve hem in \'t oor fluisterde:
aCorentin, wees voorzichtig; laat dien magis-
-ocr page 114-
106 EENE LASTIGE VROUW.
traatspersoon eerst uitpraten. Het rechte oogen-
blik om hem uit den droom te helpen, is
wellicht nog niet gekomen; \'t is nog geen tijd
om het verdichtsel dat ons beschermt te ver-
nietigen. Wat komt het er op aan. zoo men
u ook als een held beschouwt? Zoudt gij u
dan niet heldhaftig gedragen hebhen, indien
het er op aan ware gekomen ?"
«De tegenwoordigheid van geest, de geest-
kracht die gij hebt getoond," vervolgde mijn-
heer Thureau, «strekken zeer tot uwe eer,
en \'t is mij een waar genoegen u daarover
mijn compliment te mogen maken."
«Och, ik heb niets gedaan; niets bijzon-
ders;" mompelde Corentin verlegen.
«Neem mij niet kwalijk, maar uwe wond
komt mij vrij ernstig voor___"
«Ach, het is waarlijk niet van belang, eene
schram, anders niet, en ik zou dien doek
best kunnen afdoen."
Corentin bracht de hand reeds aan \'t ver-
-ocr page 115-
EENE LASTIGE VROUW. 107
band, maar de kommissaris kwam op gebie-
dende wijze tusschenbeide:
»Hüu dien band om, mijnheer Kerroch ; wees
niet zoo onvoorzichtig; weet gij dan niet dat
de wond weer kan opengaan? Ik had de eer
u te zeggen dat die wond pleitte tegen uwe
zedigheid."
Klaarblijkelijk was mijnheer Thureau zeer
tevreden over dezen wél afgeronden zin, want
hij zweeg, streelde zijne kin en glimlachte.
Van zijn kant sloeg Corentin, thans bijna
geheel gerustgesteld, het eene been over \'t
andere en begon met zijn horlogeketting te
spelen.
»Gij verdenkt immers niemand bij u in huis,
mijnheer Kerroch?"
3>Verdenken ? en waarvan, mijnheer Thureau ?"
»Wel, van die dubbele poging tot diefstal
en moord."
^Niemand; ach God neen, niemand. Wilt
gij niet iets gebruiken, heeren?"
-ocr page 116-
108                  EENE LASTIGE VROUW.
ïDank u, ik gebruik nooit iets tusschen mijn
maaltijden in; gij zijt zeer vriendelijk. En hoe
is hij het huis binnen gekomen? Er is inbraak
gepleegd, heb ik gehoord. Hebt gij alleen tegen
dien ellendeling gevochten ?"
j>Kom, laat ons zwijgen van die beuzeling.
Mijnheer Thureau; schei uit, schei uit."
»Ik zie mij verplicht u onder het oog te
brengen, mijnheer Kerroch, dat mijn bezoek
hier een zeer ernstig doel heeft. Ik kom een
procesverbaal opmaken, door middel waarvan
het onderzoek een leiddraad zal hebben in zijn
loop. Ik moet u vooreerst verzoeken de ka-
mer te mogen zien waar de aanval heeft plaats
gehad."
Als door een electrieken schok getroffen
richtte Corentin zich op.
aWat scheelt u!" vroegen mijnheer Thureau
en de brigadier te gelijker tijd.
»Mij, mij scheelt niets," antwoordde de
apotheker geheel in verwarring. j>Wat zou mij
-ocr page 117-
EENE LASTIGE VROUW.                  109
schelen? \'t Is doodeenvoudig een pijnlijk ste-
ken in \'t hoofd."
»Uwe wond ? ach, mijn lieve vriend, gij hebt
groot ongelijk dat gij die niet beter verpleegt.
Kom, wij zullen nu ons onderzoek in loco be-
ginnen."
»Onmogelijk, heeren; dat kan niet! De kamer
waarin mijn lieve vrouw stierf mag niet ont-
heiligd worden; neen, dat nooit!"
»Maar de politie moet zich toch eerst over-
tuigen dat er inbraak is gepleegd."
»Er is geen inbraak gepleegd, er is niemen-
dal gepleegd, mijnheer Thureau."
»En gij zelf hebt verklaard dat gij door
een boosdoener zijt aangerand."
»\'t Is mogelijk dat ik zoo iets heb gezegd,
maar, om de waarheid te zeggen, ik heb hem
gezien, — zonder hem te zien. Des nachts, in
den donker, ziet men, men zegt: ik hèb gezien, —
maar men heeft eigenlijk niets gezien. Dat is
licht te begrijpen."
-ocr page 118-
110 EENE LASTIGE VROUW.
j>Hij heeft u dus in de duisternis onver-
hoeds aangevallen ? Wel sapperloot, wel drom-
mels! nu begin ik het te begrijpen, \'t Is me
alsof ik het geheele tooneel zie: gij treedt de
kamer in met een licht in de hand. De ellen-
dige, die geen middel ziet om te ontvluchten,
valt u aan. — Het licht valt op den grond, —
gaat uit, — de worsteling begint in den donker
en toen heeft hij u met zijn hamer geraakt___
Laat ons naar boven gaan, als je blieft; een
onderzoek op de plaats zelve is de eenige weg
om ons alles op te helderen. Wees overigens
wèl overtuigd datj wij den eerhied en het ont-
zag voor die kamer waarin uwe echtgenoot
overleed, niet uit het oog zullen verliezen. Ver-
geef mij dat ik zulke droevige herinneringen
moet opwekken..... Die arme Juffrouw Ker-
roch; ze was nog zóó jong! zij wordt oprecht be-
treurd door .... och, zonder uitzondering, door
allen! Heeft hij zijn hamer achtergelaten op het
tooneel der misdaad, mijn waarde heer Kerroch?"
-ocr page 119-
EENE LASTIGE VROUW. 111
ïNog zeer jong, inderdaad! helaas, den avond
voor haar dood was zij reeds zeer zwak en
kon moeielijk spreken ; toch vond zij nog kracht
om mij te zeggen: sCorentin, mijn beste, weet
gij niet hoe mevrouw Thureau het maakt 1"
i>Dank u, mijne vrouw is zeer wèl."
3>Maar, waarde heer Thureau, het was de
overleden juffrouw Kerroch die dit vroeg."
»Zeg haar dan dat ik zeer gevoelig.... o,
neem mij niet kwalijk — ik vraag u duizend-
maal om vergeving. Wel, wat zegt gij, den
avond vóór haar dood?. ... ach, lieve hemel 1"
DJa, ja, den avond te voren. En die lieve
kleine Frederik," voegde ze er bij, dat kind
is toch zoo door en door gezond!"
ïGij zijt wel vriendelijk ; \'t is waar, \'t is een
flinke jongen."
j>En even mooi als flink, mijnheer Thureau."
ïGij vleit mij, mijnheer Kerroch. Doch onze
tijd is kostbaar. Met uw verlof zullen wij nu
een schielijk onderzoek instellen."
-ocr page 120-
112 EENE LASTIGE VROUW.
Corentin leed ontzachelijk terwijl hij deze
jammerlijke komedie speelde. Hij deed heldhaf-
tige pogingen om niet uit te barsten, om niet
de geheele waarheid te zeggen, die hem op de
tong lag; ja, die waarheid moest hij zeggen,
hij moest en zou het doen; hij was er toe be-
sloten ; en toch, o rnenschelijke zwakheid, verzon
hij honderd listen, om die bekentenis, al ware
het ook slechts nog één oogenblik, te vertragen.
Hij was inderdaad aan dat verdichtsel ge-
gewoon geraakt, dat hem sedert den morgen
allerlei complimenten en de algemeene sympa-
thie had ingebracht. Zij had zich in zijn leven
gewerkt; \'t was eenigszins zijn eigen werk
want, eigenlijk en hoewel onwillekeurig, had
hij de hand gehad in de samenstelling van dit
verdichtsel, en het kwam hem voor dat hij
zich wel wat zou vernederen door de toedracht
der zaak te vertellen. Men hecht gewoonlijk
veel aan soortgelijke scheppingen.
Het was dus eer^t op \'t oogenblik dat mijn-
-ocr page 121-
EENE LASTIGE VROUW.                  113
heer Thureau en de brigadier den voet zetten
op de onderste trede der trap, dat Corentin
zich voor hen plaatste en zeide:
»Maar, mijne heeren, waarom toch wilt gij
in die kamer binnendringen? Ik begrijp uw
gedrag niet."
»Is het niet daar waar gij door een man die
met een hamer gewapend was, werdt aange-\'
vallen?"
»Ik heb nooit staande gehouden dat het een
hamer was. Integendeel, mijnheer, heb ik u
onder het oog gebracht dat het onmogelijk was,
des nachts, in de duisternis iets bepaalds te
onderscheiden. Ik heb een harden slag gevoeld,
dat is waar, en toch, ik zou overdrijven zoo
ik zeide dat die slag zeer hard was. Iedereen
kan zich stooten; men glijdt uit, men wil zich
vasthouden, er is een meubel, een stoel of
een tafel in den weg, of zelfs .... een hamer;
het komt er niet op aan; de kamer doet niets ter
zake, dat begrijpt gij wel. Was het een hamer,
8
-ocr page 122-
114 EENE LASTIGE VROUW.
of was het geen hamer? Ik weet er waarlijk
niets van, en overigens, \'t is kinderachtig op
zulke onbeduidende bijzonderheden aan te drin-
gen."
»Wij zouden het toch eens moeten worden",
sprak de kommissaris nu ongeduldig. » Heeft
de misdadiger, die dezen nacht hier in huis
inbrak, de hand aan u geslagen, of niet?"
»Céline, mijn dierbare," mompelde Coren-
tin, »help mij", en met eene verwonderlijk wel
geveinsde verwondering, die wel bewees dat
Céline niet doof was voor zijne gebeden, sprak
hij:
aWie is in den verloopen nacht hier in huis
gedrongen? Wie zou in een huis dat nog in
diepen rouw is, durven dringen? De roovers
zelven hebben eerbied voor zekere ongelukken,
mijnheer Thureau. Het doet mij leed dat de
gewoonte om het slechte in de menschelijke
natuur na te sporen, u de zaken anders doet
inzien."
-ocr page 123-
EENE LASTIGE VKOUW. 415
Hij werd hoe langer zoo driftiger, want hij
gevoelde dat die opgewondenheid hem moed
gaf.
»Ja, het spijt mij, mijnheer Thureau; ik zeg
het u zonder omwegen; indien ik een niets-
waardige ontdekt had in de kamer waar juf-
frouw Kerroch den laatsten adem uitblies, ik
zou hem doodgeslagen hebben als een hond.
Ja, dat bezweer ik u, hij zou niet levend uit
mijne handen ontsnapt zijn. Zooeven kendet gij
mij eenigen moed en geestkracht toe; ... .
welnu, ik herhaal het, hij zou niet levend uit
dit huis ontsnapt zijn."
Corentin haalde diep adem, even als een re-
denaar die eene welsprekende période eindigt,
en glimlachte tegen den brigadier, die deze
krachtige verklaring aanhoorde en zijn goed-
keuring er over te kennen gaf door aanhou-
dend te knikken.
aSakkerloot! wat beteekent dit alles?" ver-
volgde de commissaris. j>Dus, zou er, volgens
-ocr page 124-
416 EENE LASTIGE VROUW.
u, geen aanranding met gewapende hand, geen
inbraak noch iets, geschied zijn.... Er zou
hoegenaamd niets zijn voorgevallen?"
»Ik kan niet gedoogen dat mijn woorden
verdraaid worden, noch dat men aan mijn da-
den eene uitlegging geeft, die . . . ."
»Komaan, komaan, mijnheer Kerroch; ter
zake, ter zake."
:oBeclaar, bedaar, God zal.... mij zegenen,
^bedaar toch!" viel de brigadier in.
Maar Corentin verloor alle bedaardheid uit
het oog, zijn onderwerp sleepte hem mee, hij
spartelde door al die verwarde redenen heen,
als iemand die op het punt is te verdrinken,
en met handen en voeten in \'t water plast;
hij vervolgde zijn rede zonder op te houden,
zonder genade en met klimmende woordenrijk-
heid.
\'t Was niet meer de bedaarde, zachtzinnige
apotheker die sprak; \'t was zijn vrouw, die
ijlhoofdig was.
-ocr page 125-
EENE LASTIGE VROUW.                  117
Mijnheer Thureau die zoo wit als een laken
was geworden, zag den brigadier aan, die in
tegenoverstelling van hem zoo rood was als
een kreeft. Men weet dat, al naar het tempe-
rament der menschen, dezelfde aandoening zich
kenmerkt door geheel verschillende kleurver-
wisselingen.
Die twee mannen, zoo verschillend van ge-
laatskleur, maar door dezelfde aandoeningen
bewogen, zagen elkaar aan als lieden die ge-
voelen dat het verstand hen begeeft, en Ker-
roch bij den kraag grijpende, dwongen zij hem
zich op den trap neer te zetten.
In \'t eerste oogenblik van verwondering over
deze handelwijze, zweeg de apotheker, en de
kommissaris, gebruik makende van dezen stil-
stand, sprak:
»Mijnheer Kerroch, antwoord nu »ja", of
»neen"; hebt gij in den verloopen nacht iemand
in dit huis gezien, of niet?"
Onze vriend sloeg met een uitdrukking van
-ocr page 126-
118                  EENE LASTIGE VROUW.
innige berusting, de oogen ten hemel, kruiste
de armen over de borst, en antwoordde niet.
^Mijnheer Kerroch, ik bid u, ik verzoek u,
ik noodig u uit, in naam der wet mijne vraag
te beantwoorden:"
»Is die geheele zaak ernst, of is het slechts
eene fopperij?"
Bedreigingen noch smeeken vermochten den
apotheker een woord af te persen, hij bleef
onverbiddelijk.
Toen zette de kommissaris van politie den
hoed op het hoofd, en zei met een ontroerde stem:
»Ik moet dus onverrichter zake vertrekken.
Evenwel zal ik de vrijheid nemen u te zeggen,
mijnheer Kerroch, dat ge u hebt gedragen als
een kwajongen!"
Bij dit woord, dat wel is waar zijn eer niet
juist aanrandde, maar toch zeer beleedigend was,
sprong Kerroch eensklaps op:
^Mijnheer Thureau," sprak hij met waardig-
heid, »de schandelijke strekking uwer laatste
-ocr page 127-
EENE LASTIGE VROUW.                    119
woorden, komen over uw hoofd: maar in te-
genwoordigheid van den brigadier, protesteer
ik tegen uwe handelwijze, met al de veront-
waardiging van een man van eer. Gij hebt
de heiligste wetten willen schenden. Zij, die
niet meer is, ziet u, mijnheer, zij hoort u, en
zij vergeeft u, dat hoop ik ten minste. En nu,
aangezien het ongerijmdste voorwendsel u het
recht geeft de woningen binnen te dringen, de
heiligheid van den huiselijken haard te ontwij-
den, moogt gij gebruik maken van dit recht,
mijnheer Thureau. Ga naar binnen, ik laat u
vrij te handelen naar uw goedvinden; betreed
die kamer waar de laatste ademtocht van
mijn beminde engel nog in de lucht zweeft;
waar de echo van haar laatste woorden nog
trilt als de verwijderde wegstervende klank
eener lier. Ontheilig dit heiligdom; schend die
plaats die mij heilig is;". .... bij deze woor-
den boog de arme man het hoofd, en tranen
biggelden langs zijn bleek gelaat.
-ocr page 128-
I
120 EENE LASTIGE VROUW.
Bewogen over deze blijkbaar oprechte aan-
doening, en eenigszins van zijn stuk gebracht
door die hooghartige taal, bleef mijnheer
Thureau een oogenblik ontsteld staan, greep
daarop naar zijn hoed, groette met een men-
geling van verlegenheid en gekwetste waar-
digheid en zei:
»Ik vertrek, mijnheer; ik vertrek. Gaat gij
mee, brigadier?"
De brigadier volgde hem naar de deur, maar
in \'t heengaan mompelde hij:
»\'t Is niets, mijnheer Kerroch, \'t is niets; \'t
was een vergissing, dat is alles. Trek het u
maar niet aan; \'t is een vergissing."
Dadelijk na het vertrek van die heeren, kwam
de apotheker, bleek als een geest, in den win-
kel terug, bond zich zijn schort weer voor,
en hervatte zonder één woord te spreken en
met groote bedaardheid zijn bezigheden.
-ocr page 129-
ACHTSTE HOOFDSTUK.
De moed en de gevatheid die Corentin
had getoond bij dit bezoek, waren geheel en
al kunstmatig. Onze vriend bezat niet zulk
een steenen hart als men zou kunnen denken.
Zijn natuurlijke geaardheid bracht mee dat
hij, in het oogenblik van gevaar, eik en riet
tegelijk kon zijn, dat is te zeggen, tezelfder
tijd buigen en breken. De waarheid noopt mij
dus te bekennen dat hij, een uur na het ver-
trek van den kommissaris, wederom in den
gewonen angst verkeerde.
Hij was aan een groot gevaar ontkomen,
dat is wel waar, maar zijn toekomstige huwe-
lijkshemel was daarom niet minder bewolkt.
Was hij dan nu veroordeeld tot een leven van
-ocr page 130-
422                  EENE LASTIGE VROUW.
gedurigen angst, leugens en veinzerij? \'t Was
verschrikkelijk! Te vergeefs zocht hij op den
bodem van zijn hart eenigen troost; te ver-
geefs riep hij, als een wanhopige, de scherp-
zinnigheid zijner beminde overledene in; Céline
scheen niet meer te willen antwoorden. Hij
luisterde met ingespannen aandacht; hij ver-
nam haar stem niet meer. Hij gevoelde niet
meer elk oogenblik de bovenaardsche, zalige
gemeenschap met dien beschermenden geest.
Somtijds stond hij stil, metseen fieschje in
de hand, en zeide met bitterheid: »Ik ben als
een zeevaarder die op de onmetelijke zee om-
zwerft zonder ster noch kompas."
En het vreeselijkste was, dat hij zeer goed
wist waarom Céline zich zóó van hem aftrok;
zijn geweten zeide hem onophoudelijk:
»Zoo uw beschermgeest u begeeft, dan is
het omdat hij over uw kleinmoedigheid ver-
ontwaardigd is, omdat gij niet eens meer in
de witte kamer durft te gaan; omdat gij den
-ocr page 131-
EENE LASTIGE VROUW. 123
sleutel zelfs er van hebt verborgen in het ge-
heimste laadje van uw kast; lafaard, driedub-
bele lafaard!"
Ik geef gaarne toe dat Kerroch in die zaak
geen heldenmoed had getoond; .maar, oprecht
gesproken, kan ik mij zijn angst verklaren,
en ik geloof dat ik, in zijn plaats hetzelfde
zou gevoeld hebben. Alleen, ik zou tot mijn
vrouw gezegd hebben:
»Gij begrijpt, mijn kind, dat uw lichtge-
raaktheid zeer onverstandig is. Gij weet, dat ik
u hartelijk lief heb, en wat meer is, daar, waar
ge u nu bevindt, loopt ge volstrekt geen ge-
vaar; voor mij blijft al het gevaar, bij gevolg
zult ge mij het genoegen doen een weinig toe-
gevend te zijn, en vooral mij te antwoorden
wanneer ik met u spreek."
Ziedaar hetgeen Corentin tot zijn vrouw
had behooren te zeggen; wel te verstaan zon-
der zich boos te maken; maar hij was te zacht-
moedig om zóó te durven spreken. Wanneer
-ocr page 132-
124                  EENE LASTIGE VROUW.
de vloer der bovenverdieping slechts even
kraakte dacht hij: »Céline wordt ongeduldig, zij
zal tot een of andere buitensporigheid over-
gaan." En dan vroeg hij haar om vergeving,
en beschuldigde zich zelven dat hij harer on-
waardig was. j&Van avond kom ik bij u, lief-
ste, ik zal u alles verklaren; ik zal komen, o,
zeker, ik zal komen, ik zw....." hij wilde er
bijvoegen; »ik zweer het u," maar hij durfde
dien zin niet te eindigen, want hij was de eerlijk-
ste mensen ter wereld en wist zeer goed dat hij
dien avond even weinig moed zou hebben als
den vóórgaanden.
Loulou verhief eiken nacht op nieuw zijn
gehuil. Dat dier had een fijnen reuk en handelde
aldus uit zuiver hondeninstinkt en zonder eenige
kwade bedoeling; maar Kerroch zag in die som-
bere toonen, ik weet niet welken bovennatuurlij-
ken invloed, en\'hij wilde volstrekt niet toestaan
dat die duivelsche keffer opgesloten of uit den
weg geruimd werd. Was dat niet vreemd?
-ocr page 133-
EENÉ LASTIGE VROUW.                  125
»Die hond huilt niet zonder reden;" dacht
hij; »maar omdat Céline het wil. Zoo ik hem
verwijderde zou ik mij wellicht aan iets nog
vreeselijkers blootstellen."
»Maar, mijnheer," zeide Marianne hem, adat
kan toch zoo niet blijven, \'t Is alsof Loulou
den duivel in \'t lijf heeft."
aLaat hem," antwoordde Corentin; »die hond
heeft wat wij in de geneeskunde, nachtelijke
krampkolieken noemen. Zij zouden nog erger
worden indien we hem opsloten."
\'t Is evenwei zeer zeker dat te midden van
dit alles, de arme apotheker het hoofd geheel
zou verloren hebben, hadden de heer Plumei
en juffrouw Rosalie hem niet trouw ter zijde
gestaan. Die goede vrienden die hem zooveel
welwillendheid hadden betoond toen hij tot het
werkelijke leven terugkeerde, verlieten hem ook
naderhand niet. Zij wilden hun vertroostings-
werk verder voortzetten. Met een waarlijk aan-
doenlijke hartelijkheid had Plumei zijn huis
-ocr page 134-
126 EENE LASTIGE VROUW.
opengesteld voor Corentin, en deze had zich,
zooals men licht begrijpen en natuurlijk vin-
den zal, in de armen geworpen die men hem
toestak. Hoe had hij dat reddingsmiddel kun-
nen weigeren, daar hij zich niet in staat ge-
voelde den last der zaken en des levens alleen
te dragen?
De buren brachten dus de avonden in elk-
anders gezelschap door, dan in het huis van
den één, dan weer in dat van den ander,
\'t Was slechts bij zijne buren dat de goede
man eenige uren van kalmte en opgeruimd-
heid terugvond. Dan verdwenen zijne angsten,
hij gevoelde zich verlicht, niet meer zoo een-
zaam, en behalve dat kon hij dan ook over
zijue handelszaken spreken.
Wanneer zij na het eten hun koffie ge-
bruikten bij \'t hoekje van den haard, was
Rosalie de eerste die den apotheker aan zijne
beroepsplichten herinnerde.
»Zijt gij tevreden over de zaken van daag,
-ocr page 135-
EENE LASTIGE VROUW. 127
mijnheer Kerroch ?" zeide zij op zachten toon;
»hebt gij veel bestellingen voor morgen? En
hoe is \'t met den alcohol, de kurken, en de
stalen voor Quimper ? Hebt gij er aan gedacht
dat er morgen uitgehaald moet worden? en
waar denkt gij de bezending »Vichy", die ge
verwacht te bergen?"
»Daaraan dacht ik juist; ik heb waarlijk te
weinig ruimte."
»Hoe is \'t mogelijk, te weinig ruimte! maar
er zijn, ik weet niet hoeveel leege kamers in
uw huis!"
O, neen, juffrouw, gij bedriegt u, dat ver-
zeker ik u: op \'t eerste gezicht zou men dat
kunnen denken, maar \'t is niet zoo."
y>Waarom maakt gij geen pakhuis van uw
tuin?"
»Ach, dan zou ik ons lief prieeltje moeten
afbreken!" zuchtte Corentin. »Céline was zoo
gelukkig met haar prieeltje! daar werden de
bessen afgerist om gelei te maken!"
-ocr page 136-
128 EENE LASTIGE VROUW.
»Ik wist niet dat juffrouw Kerroch zoo sen-
timenteel was"; zei Rosalie vrij droog, en haar
vader haalde spotlachend de schouders op.
»Plumel," sprak de apotheker met zekere
drift, niemand dan ik weet hoeveel schatten
het hart mijner dierbare vrouw bevatte. Het
laatste woord dat zij sprak is voldoende om
de teederheid harer ziel te bewijzen:
»Arme jongen," zeide zij mij aanziende;
»arme jongen!"
»Kom, Kerroch, mijn waarde, houd u goed.
Ik geloof zoowaar dat gij nu gaat schreien I"
»Ik kan het niet helpen .... \'t Is alsof ik
haar nog hoor zeggen: aarme jongenI"
»Kom, kom, gij moet er u in schikken; en
mijn dochter niet beletten te werken. Wilt gij
de kaarten eens nemen die daar op den schoor-
steen liggen?"
»Gij hebt gelijk; wij moeten juffrouw Ro-
salie ongestoord laten werken."
Langzamerhand was Corentin gewoon geraakt
-ocr page 137-
EENE LASTIGE VROUW. 129
om het houden zijner boeken en het bestuur
van zijn huis te beschouwen als een arbeid
die Juffrouw Rosalie\'s taak was.
Inderdaad nam zij hoe langer zoo meer de
plaats der overledene in; wel te verstaan, niet
in het hart van den ontroostbaren apotheker:
er zijn afgronden in de ziel die niet te dem
pen zijn.....
Ik ben overtuigd dat er menschen zijn, die
juffrouw Rosalie reeds van veinzerij beschul-
digen, die in haar goedhartige tusschenkomst
een volkomen oorlogsplan zien en zoo zij niet
hardop zeggen: »Die meid ü een eerzuchtige
vrouw, die getrouwd wil zijn," — dan is het
uit pure beleefdheid.
Nu kunnen wij betuigen dat er in het ver-
leden van mejuffrouw Rosalie Plumcl niets
voorkomt, dat zoodanige vooronderstelling zou
kunnen rechtvaardigen, en dat in tegendeel,
haar welbekende goedheid, hare christelijke
deugden, haar vroomheid, de onberispelijke
9
-ocr page 138-
130                  EENE LASTIGE VROUW.
reinheid haars levens schenen te bewijzen dat
zij uit loutere goedhartigheid en prijzenswaar-
dige onbaatzuchtigheid alzoo handelde.
^Onbaatzuchtigheid! goedhartigheid! Loop
heen met die praatjes! Ten eerste wie is die
juffrouw Plumei die zoo uitstekend thuis is in
\'t boekhouden? Zij is niet jong meer, die jonge
dame; waarom is zij dan niet gehuwd? En,
hoe komt het dat haar vader haar toestaat
zoo vertrouwelijk om te gaan met dien on-
troostbaren weduwnaar, terwijl zij ongehuwd
isl..... Zoo gü u verbeeldt dat ik aan de
eeuwige liefde van uw apotheker geloof,
dan vergist ge u zeer. Wat beteekent dit al-
les? Vader Plumei komt mij voor een slimme
vogel te zijn, en uw vrome jonge juffer lijkt
mij niet minder bij de hand dan haar papa."
Het wordt waarlijk onmogelijk de minste
geschiedenis te vertellen, wanneer de lezer zulke
denkbeeldige gevolgtrekkingen maakt uit de on-
schuldigste feiten en een denkbeeldig persoon
-ocr page 139-
EENE LASTIGE VBOUW.                  431
schept naast den werkelijken persoon, dien men
hem met zooveel zorg en nauwkeurigheid tracht
voor te stellen.... Overigens, zoo gij meer
weet dan ik van. mejuffrouw Plumei, geef ik
u de pen over en verzoek u mij de inlichtin-
gen te verstrekken die ik nog niet heb. Ik
ken haar slechts van aanzien: zij is leelijk, bui-
tengewoon mager en slecht gebouwd, maar
om dat te vergoeden — zoo \'t eene vergoe-
ding mag heeten, — is zij bijzonder lang.
»Gij behoeft u de moeite niet te geven er
bij te voegen dat zij buigzaam en sierlijk is
als een rietje."
Zie nu eens aan hoe die zucht om het ver-
haal vooruit te loopen u blootstelt aan vergis-
singen! Het merkwaardige in Rosalie is juist
dat zij volstrekt niet bevallig noch buigzaam
is. Zij heeft wel een zekere onderscheiding,
maar die is geheel en al «zedelijk", innerlijk,
en wordt door geen enkel uiterlijk teeken aan -
getoond.
-ocr page 140-
132                  EENE LASTIGE VROUW.
Alles wel beschouwd, is juffrouw Plumei vol-
strekt niet bekoorlijk: wij kunnen daaraan niets
veranderen, niet waar? daar zij reeds sedert
acht en twintig jaren zóó is geweest. Ik zeg,
maar acht en twintig jaar, want het was
te Kerlawen algemeen bekend, dat zij tot haar
derde of vierde jaar buitengewoon schoon was.
In ieder geval weet zij dat zij niet mooi is;
honderd maal heeft zij gezegd dat zij ongehuwd
wilde blijven om haar leven toe te wijden aan
vrome daden en werken, die haar dierbaar zijn.
Maar laat ons geen nuttelooze praatjes ma-
ken. Al wat ik u kan zeggen is dat ik tot
nader order, de gewichtige diensten die juffrouw
Plumcl aan Corentin bewijst, voor goede munt
opneem, en. dat ik de deelnemende woorden
die zij altijd zegt wanneer er van de overle-
dene wordt gesproken, voor oprecht gemeend
houd. En ziedaar; ik zal u één kleine bijzon-
derheid vertellen te dien opzichte.
Kcrroch verwaarloosde het graf zijner vrouw
-ocr page 141-
EENE LASTIGE VROUW.                  133
eenigszins. Gij begrijpt daar zeker do reden van.
Wij dienen zelfs te bekennen dat Kerroch geen
voet op het kerkhof had gezet sedert den nacht
der opdelving.
Welnu, Rosalic wist hem met zooveel fijn-
gevoeligheid en goedheid te leiden, dat zij zijn
tegenzin overwon; zij overreedde hem eens te
gaan bidden bij dat graf.
Ik vraag u, zou een intrigante dat doen?
\'t Is waar dat toen de ongelukkige apothe-
ker geknield lag bij het graf dat, zooals hij
wist ledig was, (het was op een Zondag en
het kerkhof vol bezoekers), — en dat hij zich
verplicht zag een diepe droefenis te veinzen,
hij zich zoo innig schaamde, dat hij eensklaps
opsprong, en wegïiep als iemand die door een
plotselinge — ongesteldheid, zullen we maar
zeggen, — wordt overvallen.
-ocr page 142-
NEGENDE HOOFDSTUK.
Op dien Zondag was het juist de uitgaans-
dag van Marionne en de twee winkelbedien-
den, zoodat het huis volkomen leeg was. Nu
Was dit de eerste keer, sedert zijn noodlottig
avontuur dat Kerroch alleen te huis én vrij
was. Hij gevoelde een oogenblik van verruk-
king, de heerlijkheden van \'t verleden ontwaak-
ten weder in zijn hart, en zonder tijd te ver-
liezen, spoedde hij zich naar Céline toe.
Nauwelijks was hij in de witte kamer ge-
komen, of hij zag zich verplicht naar de ven-
sters te vliegen en ze wijd open te zetten om
de lucht te ververschen. Dit gaf hem een pijn-
lijken indruk die niet verminderde toen hij
de oogen om zich heen sloeg. Er heerschte een
-ocr page 143-
EENE LASTIGE VROUW. 135
vreesclijke wanorde : J o cel;j n lag verscheurd
op den grond tusschen de gebroken bobèches, de
kandelaars en de vuile scherven der lantaarn.
De stoelen en het kanapétafeltje lagen «ver
den vloer. Niettegenstaande dit alles, stak hij
met vrome oplettendheid eenige eindjes kaars
aan die hij in der haast opraapte; maar de
neergelaten gordijnen en de open vensters lie-
ten zooveel daglicht in dat de gewijde illu-
minatie alle begoocheling verioor. \'t Was geen
verlichte kapel meer, maar een wanordelijk
vertrek, half beroofd van huisraad, en waar
\'t behangsel, dat hier en daar verontreinigd
was door breede spinnewebben, op sommige
plaatsen aan flarden neerhing. Bij het licht
van den dag was die omgeving afschuwelijk,
treurig en bijzonder prozaisch. Het baatte
hem niet de oogen te sluiten en Ie fluisteren:
»Mijn Céline, ik behoor u toe, kom bij mij,
mijn dierbare . ... "
Hij bleef ijskoud, zonder veerkracht, als een
-ocr page 144-
436 EENE LASTIGE VROUW.
danser die eensklaps door een kramp aan den
grond wordt geboeid.
In dezen gemoedstoestand was hij, toon hy
er toe besloot de deur van het heiligdom te
openen. De besluitelooze wijze waarop hij den
sleutel omdraaide, de flauwe kniestoot dien hij
tegen de deur gaf, deden denken aan iemand
die met tegenzin een onaangename plichtple-
ging volbrengt.....
O, afgrond van \'t menschelijke hart, wie
zal ons uwe geheimen verklaren?
Céline zat nog steeds op dezelfde plaats, nog
steeds had zij haar rooskleurig mutsje op, nog
steeds was haar japon over het kleed uitge-
spreid, en haar met ringen versierde hand
rustte bevallig op den arm van den leunstoel;
zij was onverstoord. Evenwel was zij aanmer-
kelijk vermagerd; haar voorkomen was min-
der opgeruimd, haar gelaat.... in één woord:
zij zag er slecht uit.
Deze bijzonderheden troffen onzen goeden
-ocr page 145-
EENE LASTIGE VROUW. 137
vriend zoo geducht, dat reeds de eerste harte-
lijke ontboezeming in den aanvang gestuit
werd.
»Mijn God! wat is zij veranderd!" riep hy
met ontzetting uit.
Dit woord schildert den toestand waarin Co-
rentin zich bevond, op een bewonderenswaar-
dige hoewel treurige wijze: het ideaal verdween,
de geestvervoering ontvlood hem. Hij gevoelde
dit en het was een folterende gedachte voor
hem.....Hij wierp zich dus met een zekeren
toorn aan de voeten zijner vrouw, en kuste
hartstochtelijk den zoom van haar kleed. Maar
onmiddellijk sprong hij op en trok een leelijk
gezicht.... De zaak was, dat Céline met een
dikke stoflaag was bedekt. Was het mogelijk
dat de heiligste aller relikiën aldus werd ver-
guisd? Welk een bloedig verwijt school in dit
kleine feit! Wat wreeder bewijs kon zij hem
geven van zijn goddelooze nalatigheid, van
zijn lafhartige verzaking?
-ocr page 146-
138                  EENE LASTIGE VROUW.
t
Zich tot in zijn hart schamende ging hij een
stoffer halen, en begon met veel zorg te bla-
zen, te stoffen, te borstelen, nam elke plooi
van Céline\'s japon op en vervolgde zijn stof-
jacht tot in de kleinste schuilhoekjes.
j>Dat duivelsche stofl" mompelde hij; ahet
dringt onder de deur door en hoopt zich op
in deze kast; dat drommelsche stofl"
Toen begon hij alle reten en gaten dicht te
stoppen en te kalefateren .... Die handenar-
beid deed hem waarlijk goed, bracht zijn geest
tot bedaren, verdreef zijne sombere zorgen en
weldra gevoelde hij zich betrekkelijk gerust.
3>Zie zoo, nu ziet ge er wat zindelijker uit,
mijn lief kind," zei hij, 3>nu \'t heeft me dan
ook vrij wat moeite gekost; nu zullen we de
kamer eens gaan aanvegen."
En hij volbracht ook dit aandoenlijk werk
met die goedaardigheid, dien eenvoud die
eigenlijk de grondslag van zijn karakter was.
Hij had zijn jas uitgetrokken om zich vrijer
-ocr page 147-
EENE LASTIGE VROUW. 139
te kunnen bewegen, en veegde, boende, poet-
ste overal, zonder evenwel op te houden met
zijn lieve vrouw te praten. Maar het gesprek
had heel geleidelijk een vertrouwelijker aard
aangenomen. Hij gaf haar bericht omtrent zijne
zaken, sprak haar over deze of gene lastige
schuldvordering en vroeg haar om raad; hij
voorkwam hare tegenwerpingen, verklaarde
haar met de grootste omzichtigheid alle zaken,
en verzuimde zelfs niet eenige kunstgrepen
aan te wenden die haar smaak vleien of
haar lichtgeraaktheid voorkomen konden.
»Gij hebt gelijk, mijn kippetje," zei hij op
zeker oogenblik," wellicht had ik juffrouw
Plumei niet zooveel inzage van onze zaken
moeten geven, maar ik zat zóó in de verle-
genheid! Overigens, zij weet er niet zooveel
van als zij \'t wil doen voorkomen. Ik, ik ben
het die hier allen bestuurt, weet ge? of liever
moest ik zeggen, gij doet het, even als voor-
heen, want gij zijt de beschermengel van den
-ocr page 148-
140 EENE LASTIGE VROUW.
huiselijken haard, mijn poesje; Rosalie is een
zeer goede meid, dat verzeker ik u. Gij kunt
u niet voorstellen hoe veel eerbied zij voor u
heeft. Zoo dat niet ware, zou ik nimmer toe-
gestaan hebben dat zij haar neus stak in uw
boeken, of aan tafól de plaats in zou nemen
die gij bekleeddct."
»\'t Hindert u immers niet, dat zij die plaats
nu heeft ingenomen? Waarlijk, \'t is de moeite
niet waard er veel woorden om vuil te ma-
ken. Zij gaat daar zitten om nader bij de schel
te zijn, dat is doodeenvoudig. Gij ziet wel dat
gij ongelijk zoudt hebben indien ge dat kwa-
lijk naamt. Zij komt te dikwijls hier in huis,
zegt gij? — Nu, dat is waarlijk gekheid! Ja,
ik begrijp wel, gij maakt deze aanmerking
niet om u zelve, maar voor de menschen; voor
die boozc, kwaadsprekende wereld, die altijd
bereid is overal kwaad in te zien. Maar denk
eens na, mijn schatje, \'t zou immers allerbe-
spottelijkst zijn. Ha, ha, gij weet wel dat juf-
-ocr page 149-
EENE LASTIGE VROUW.                  441
frouw Rosalie niet wereldsgezind is. Zij is ge-
streng als een non — en dan, niet mooi,
neen, zij ziet er in \'t geheel niet lief uit. Fat-
soenlijk, deftig; o ja, dat geef ik u toe,
maar .... deftigheid, fatsoenlijkheid, \'t mocht
wat!.... Ja, bezat zij slechts een tiende ge-
deelte van uw schoonheid .... o, dan
dan zou \'t mogelijk zijn . ... te deksel!
Maar zoo is \'t niet gemeend, waarlijk. Komaan,
laat eens zien, we zullen de vensters sluiten;
en dan moet ik mij gaan aanklecdcn, want
weet ge vandaag eet ik___ge weet wel ? daar,
aan de overzij; ik eet van daag bij hen ....
Adieu, lieve vriendin. Gij zult niet ongeduldig
worden als ik morgen niet mocht komen, wèl?
Gij begrijpt wel hoeveel verhinderingen ik on-
dervind! Maar mijn hart is altijd bij u. Nu,
tot wcderziens, mijn liefste . . . ."
En hij draaide den sleutel der. kast twee-
maal om.
ïWat een dwaasheid koopwaren te willen
-ocr page 150-
142                  EENE LASTIGE VROUW.
plaatsen in deze kamer!" dacht hij onder het
aankleeden. j>\'t Is waar, dat juffrouw PJumel
zich niet op mijn standpunt kan plaatsen, om-
dat zij mijn toestand niet kent. Zij weet dat
er op de eerste verdieping twee groote kamers
leeg staan; nu zegt zij: »maak gebruik van
die kamers daar gij ruimte te kort komt."
Dat is een zeer verstandige raad; maar, ik
kan dien niet opvolgen.... \'t is wel onge-
lukkig."
-ocr page 151-
I
TIENDE HOOFDSTUK.
Van dien dag af, onderging Corentin\'s uiter-
lijk een merkbare verandering. Langzamer-
hand verloor hij zijne zonderlinge manieren;
zijn gelaat droeg niet meer die noodlottige en
onrustige uitdrukking die het sedert den
dood zijner vrouw had aangenomen. Hij had
een vriendelijk woord voor de klanten, en som-
tijds glimlachte hij ook tegen hen. Hij was
wel niet vroolijk, maar zijn treurigheid werd
vriendelijker, gematigder, hij was geen onmo-
gelijke weduwnaar meer, en trok de aandacht
niet meer zoo. Zelfs zag men hem in de stad
wandelen en dem kommissaris van politie zeer
beleefd excuus vragen over de wel wat ruwe
wijze waarop hij hem had behandeld.
-ocr page 152-
144                  EENE LASTIGE VROUW.
Ontegenzeggelijk was het waar dat Kerroch
weer lust in het leven kreeg; hij at en sliep
geregeld; het klagelijk gehuil van Loulou, dat
zich van tijd tot tijd nog eens liet hooren,
hinderde hem niet eens meer.
Gelooft echter niet dat hij het verledene had
vergeten en dat de herinnering aan zijn vrouw
minder levendig was. Hemelschc goedheid,
neen! Nooit had die goede man meer over
Céline gesproken, maar — hij sprak nu zon-
der die opgewondenheid, met kalmte. Hij wist
omtrent haar duizende kleine huiselijke bijzon-
derheden te vertellen, duizend allerliefste anek-
dotes waarmee hij zijne gesprekken opluisterde
als een oud gediende dat doet met de herin-
nering der veldtochten waaraan hij deelnam.
Overigens begon hij eensklaps een groot be-
lang te stellen in zijne zaken, die met den dag
vooruit gingen; wanneer hij bevelen gaf was
zijn stem vaster en krachtiger; hij ging alles
met meer ijver na, sprak van zijne kapitalen,
-ocr page 153-
EENE LASTIGE VROUW. 145
van zijn bankier, van den aanmerkelijken in-
vloed dien de staatkunde kon uitoefenen op
den handel; en er waren tijden waarop de
overvloed van koopwaren die in zijn huis op-
gehoopt lagen, bewees dat hij het recht had
zich als een aanzienlijk koopman te beschou-
wen. Het ongeluk wilde dat juist op een van
die drukke dagen, Juffrouw Plumei die met
haar vader bij Corentin kwam eten, met den
voet tegen eene verzameling fleschjes stootte
die bij de deur der eetzaal waren neergezet
en het evenwicht verloor. Gelukkig vingen Co-
rentin en Plumei haar in hunne armen op.
jRosalie, kind, mijn kind, hebt ge u bezeerd?
Niet? O God, zij had een doodelijken val kun-
nen doen! Maar ik vraag u, is dat nu ook
een idéé. zoo\'n hoop flesschen vóór eene deur
te zetten! \'t is allerdomst, op mijn woord!"
j>Gij ziet wel, mijn vriend, hoe zeer het mij
spijt.... Ik wist niet dat die flesschen daar
stonden."
10
-ocr page 154-
440                  EENE LASTIGE VROUW.
»Ja, dat mankeerde er nog aanl die man
is merkwaardig!"
»Een weinig arnica, juffrouw; gij kunt uw
voet zonder pijn bewegen, niet waar? Ik heb
ook waarlijk geen ruimte genoeg, Plumei."
»Maar \'t is u vijftigmaal bewezen, dat gij
onmetelijke zolders hebt, en op de eerste ver-
dieping ik weet niet hoeveel kamers die gij
niet gebruikt. Wat doet gij met die kamers;
maakt ge er ook misschien valsch geld?"
j>Gij oordeelt niet juist, Plumei; daar zou-
den de koopwaren aan de zon blootgesteld zijn."
»Aan de zon! en die kamer liggen juist op
het noorden! Ge houdt mij, geloof ik, voor
den gek."
»Moet ik u dan weer er aan herinneren dat
mijn vrouw den laatsten snik gaf in een van
die kamers?" mompelde Kerroch de oogen
neerslaande.
ïMcer dan iemand ter wereld, eerbiedig ik
hartzaken. Gij zijt ontroostbaar; dat strekt u
-ocr page 155-
EENE LASTIGE VROUW.                147
tot eer, maar dat is geen reden om ongerijmd-
heden te begaan. Ik ben ook weduwnaar en
weet dus wat het zegt. Welnu, men sterft er
niet van; ziedaar, als ik dan de punten op de
i\'s moet zetten. Ik ben er niet van gestorven
— integendeel. Gij zult doen zooals ik."
»Ach, Papa!" riep Rosalie uit.
»Gij zijt wreed, Plumei;" voegde Corentin er bij.
»Ik ben oprecht, dat is alles; maar die eeu-
wigdurende treurigheid begint mij dan ook te
vervelen. Ik verfoei al die malle kuren; \'t is
enkel trots, hoogmoed, anders niet. Juffrouw
Kerroch zaliger, van wie ik geen kwaad wil
spreken, zou nooit. . . ."
j>Mijnheer Kerroch, ik ben alles aan haar
verplicht, drie jaar van het zuiverste geluk."
»Nu, mijn waarde, gij zijt met weinig te-
vreden, \'t Zuiverste geluk! Neen, waarachtig,
gij zijt met weinig tevreden. Ik verklaar u,
was ik de man van uwe vrouw geweest, dan
zou het nu en dan gespookt hebben in ons
-ocr page 156-
448 EENE LASTIGE VKOUW.
huis. Dat is al wat mijne bescheidenheid mij
toestaat u te zeggen. Ja, het zou er gespookt
hebben, zoowaar als dit een bord is. Rosalie,
reik me de flesch aan."
»Gij miskent mijn vrouw. Ik ben haar deze
zaak verschuldigd, die zij, om zoo te zeggen,
schiep," vervolgde de apotheker met de zacht-
moedigheid van een offerlam; t>haan ben ik
den voorspoed mijner handelszaken verschul-
digd, en de ... .
»En aan de anderen zijt ge niets verplicht,
niet waar? Gij zijt hèn geen dank schuldig
wier vriendschap, ja, ik durf zeggen, wier
trouwe zorg u belet heeft — op de flesch te
gaan. Wij, mijnheer, wij hebben u weer op-
geholpen. Zonder mijn dochter en mij waart
gij een verloren man!"
»Papa," zei Rosalie, »een weldaad te verwij
ten, foei; dat is slecht!"
»Maar, Plumei, beste vriend ...." stamelde
de apotheker.
-ocr page 157-
EENE LASTIGE VROUW. 149
»Mijnhecr Kerroch, maak mijn vader niet drif-
tig, in \'s hemelsnaam! Gij doet mij den dood
aan!"
En zij hield den zakdoek voor hare oogen.
Toen Corentin dit zag, geraakte hij buiten
zich zelve, hij vloog naar Rosalie toe, en zei
met hartverscheurende stem:
»Juffrouw, ik bezweer u .\'. . ."
»Raak mijn dochter niet aan, mijnheer;
dat verzoek ik u: gij behoeft geen komedie
te spelen."
»Ach, papa!" snikte Rosalie en zocht een
toevlucht in de armen haars vaders; »dat zou
ik nooit van hem gedacht hebben! Laat ons
heen gaan, lieve papa; laat ons dadelijk heen
gaan."
En zij gingen heen.
-ocr page 158-
ELFDE HOOFDSTUK.
Met groote stappen liep Kerroch in de eetzaal-
op en neer, met zijn servet onder den arm, want
de ontroering had hem allen eetlust benomen.
»Dat had ilc nooit van hem ge-
dacht," — mompelde hij. »Zij heeft niet ge-
zegd: 3>van mijnheer Kerroch"— zij heeft ge-
zegd : »van h e m". En in dit j>van hem" zag
hij iets vreemds, iets vertrouwelijks. In deze
vergetelheid van alle uiterlijke vormen zag hij
een diepe aandoening. En dat plotseling heen-
gaan was onverklaarbaar! Die tranen terwijl
zij zeidc: »gij doet mij den dood aan!"....
Welke reden kon een vrouw, zoo rein, zoo
deugdzaam als zij hebben, om haar karakter
zoo te verzaken?"
-ocr page 159-
EENE LASTIGE VROUW.                    löi
ïlk herinner mij dat ik mijn vrouw wel
wat overdreven geprezen heb. Maar is die
overdrijving niet vergeeflijk bij een weduw-
naar? Weten zij dan niet hoc dat gemeend is?"
Eensklaps bleef hij stilstaan en de armen
over de borst kruisende sprak hij:
»0 lieve hemel, zou zij wellicht jaloersch
zijn op mijn Céline?. . . Neen, \'t is onmoge-
lijk .... en toch .... waarom zou zij mij die
onbegrensde toegenegenheid getoond hebben,
waarom zou zij zich met zooveel belangstelling
bezig gehouden hebben met mijne zaken? Wel,
wel, wat een avontuur!. .. Dat is bepaald
waar, had ik hen niet gehad in mijne....
krisis, dan was \'t met mij gedaan geweest. Ik
was krankzinnig, volslagen krankzinnig. En zij
hebben zich bewonderenswaardig getoond. Dat
ik toch niet bemerkt heb dat zij mij liefhad!
Dat ik niet kon zien hoeveel tecderheid er ver-
scholen was onder die ingetogenheid en die
waardigheid 1. .. Ach 1 mijn arrrie Céline zou
-ocr page 160-
152
EENE LASTIGE VROUW.
den moed niet hebben gehad zulk een harts-
tocht in haar hart te verbergen. Neen, zij on-
derscheidde zich niet door haar bescheidenheid.
Zij zeide al wat zij dacht en zelfs iets meer
dan dat. Arme lieve! opvliegend als bus-
kruit waart ge! wees maar gerust; niettegen-
staande uw vele gebreken zal ik nimmer ver-
geten dat gij mijn eerste liefde zijt geweest."
In deze overpeinzingen was een groot ge-
deelte van den avond voorbijgegaan, zoo dat
hij, toen hij het halftien hoorde slaan naar
zijn schrijftafel liep. Hij herinnerde zich eens-
klaps dat zijn kas niet was afgesloten en
dat hij zijne rekeningen moest nazien eer hij
naar bed ging. \'t Was de eerste keer dat hij
dezen moeiclijken arbeid alleen verrichtte, en
het duurde dus lang eer hij er mee gereed
was. Het had reeds twaalf uren geslagen en
de getrouwe Loulou had juist opgehouden met
janken, toen onze vriend er eerst aan kon den-
ken naar bed te gaan. Hij was zenuwachtig,
-ocr page 161-
EENE LASTIGE VROUW. 453
onrustig en gevoelde zeer goed dat hij dien
nacht slecht zou slapen.
Nimmer werd eenig voorgevoel zoo door feiten
gerechtvaardigd. Nadat hij zich meer dan twee
uur lang had om en omgewenteld in zijn bed,
had hij juist de oogen gesloten, en verloor het
bewustzijn reeds, toen hij een vreemd geluid
meende te hooren dat veel geleek naar den
wind wanneer hij door de dennenboomen der
heide ruischt. Een geheimzinnige schemering
verlichtte het vertrek, en onder de gordijnen
van het ledekant verscheen de overledene zelve,
niet met het rooskleurige mutsje op \'t hoofd
en in haar zondagschen japon uitgedoscht,
maar in haar ochtendjak, het haar in papil-
lotten en de slaapmuts op één oor; in één
woord, zoo als Kerroch haar alle dagen van
zijn leven had gezien.
Zij trad naar haar man toe zonder een van
al die plichtplegingen die spoken gewoonlijk
maken bij dergelijke gelegenheden, maar met
-ocr page 162-
154                  EENE LASTIGE VROUW.
haar gewonen vluggen gang en driftige kleine
stappen; zij zette hare armen in de zijde on
zag hem strak aan. Hij stak reeds de armen
uit om haar te omhelzen en fluisterde:
ïCóline, mijn engel, welk een geluk!"
Doch met een driftige beweging wees ze
hem terug en sprak:
3»Geen gekheden, jongetje; laat ons niet veel
praten, maar spijkers met koppen slaan."
Corentin was geheel verslagen. De dichter-
lijke sluier werd zoo in eens weggerukt; er
was- niet aan te twijfelen, zij was het wèl,
\'t was de ware Cclinc met haar schitterend
oog, haar heldere stem, hare gebiedende ge-
baren, en hare papillotten .... j>0, mijn dier-
bare engel, ik dacht juist aan u;" mompelde
hij beschroomd.
3>Zeg eens, zijt gij van plan mij voor den
gek te houden? Dat zou mo in \'t geheel niet
lijken, hoor; ik waarschuw u."
»Mijn liefste! kunt gij gcloovcn ...."
-ocr page 163-
EF.XE LASTIGE VROUW.                   155
>Z\\vijg toch, hou dan toch uw mond! Gij
dicndct toch te weten dat zulke vliegers niet
opgaan hij mij. Wat is dat, gij sleept me heen
en weer als een oude koffer, gij sluit me op
in een kast, gij maakt mij schoon alsof ik een
paar oude laarzen was en dan verhccldt ge u
nog dat ik handschoenen zal aantrekken om
u mijn mcening te zeggen?"
jCóline, ik bezweer u, uit eerbied voor u
ze\'vc, spreek zoo niet tegen mij. Verwijt go
mij dan dat ik u te zeer heb bemind? Die ge-
dachte alleen doet mij \'t hart breken. Toen ik u
onder \'t echtelijk dak terugbracht, wilde ik___"
allcb ik u ook soms verzocht mij te gaan
opdclvcn, alsjeblieft?"
j>Ik meende een ingeving van uw zijde to
volgen, mijn liefste; ik dacht: »zij lijdt onder
die ijskoude aarde, zij kermt, zij ...."
ïDat was mijn zaak en niet do uwe. —
Maar gij hebt altijd het bespottelijke zwak
gehad uw neus overal in te willen steken! Ik
-ocr page 164-
156 EENE LASTIGE VROUW.
stierf, welnu, dus was ik dood; dat is een on-
geluk dat iedereen kan overkomen. Dat gij
weduwnaar zijt is geen reden om mijn win-
kel te sluiten, om mijn handel in verval en
het geheele land in opstand te brengen ? Wel,
wat drommel, gij zijt de eerste niet die we-
duwnaar wordt, en men zal er u niet voor
décoreeren; \'t is geen schitterende daad, zijn
I
vrouw te verliezen! Maar, mijnheer is te trotsch
om te doen als iedereen; hij moet rouwpluimen,
waskaarsen, en.... Jocelijn hebben; hij
heeft de twee grootste kamers van zijn huis
noodig, om op zijn gemak te kermen en te
schreien, als een groot heer. En terwijl gaat
alles in huis schotsch en scheef; de rekenin-
gen en fakturen worden op den 30en der maand
niet betaald; men weet niet waar men met
zijn voeten heen moet, men trapt doozen plat
en schopt flesschen stuk, zoo ligt alles in huis
overhoop. Hoor eens, dat kan zoo niet langer
meer duren!"
-ocr page 165-
EENE LASTIGE VROUW. 457
i>Mijn Céline, gij hebt mij niet begrepen,"
mompelde de arme man die nu waarlijk over-
stelpt was van verdriet. »\'t Is uit eerbied voor
uw nagedachtenis dat ik die twee kamers heb
vrijgehouden."
»En gij denkt wellicht, dat ge mij uw knol-
\' len voor citroenen zult verkoopen ? . . . . Is \'t
ook uit eerbied voor mijn nagedachtenis dat
die duivelsche Plumels hier huishouden alsof
ze den boel veroverd hadden?"
»0, wat dat aangaat, mijn lieve, gij weet
immers wat ik u heb gezegd van Plumei
en zijn dochter? gij zijt onrechtvaardig, dat
verzeker ik u. Welnu, ja; ik beken dat ik
door mijn liefde vervoerd, een onbezonnen-
heid, een dwaasheid heb begaan, maar God
zelf zou mij daarom niet kunnen veroordee-
len."
»Zoo, nu moet ge er den goeden God ook
nog in halen, dat ontbreekt er nog aan! Gij
zijt apotheker, niet waar?"
-ocr page 166-
458                  EENE LASTIGE VROUW.
3>Ik bon artscnijmcngkundigc, daar heb ik
mij nooit over geschaamd."
3>Gij zijl apotheker. Ik heb u een goede po-
sitie bezorgd, ik heb u voortgcholpen, ik heb
cen siroop uilgevonden, prospectussen opge-
steld .... al den duivel heb ik gedaan. Gij
behoeft nu maar zoo voort te gaan; ?t is zoo
eenvoudig, zoo gcmakk\'lijk mogelijk; maar in
plaats van u met uw zaakjes te bemoeien,
houdt ge u op met menschen te balsemen die
u nooit kwaad doden, en dat nog wel met al-
lerlei stinkende kruiden! Gij steekt zoo maar
acht kaarsen td gelijk aan, als een echte door-
brenger dio ge zijt! gij speelt op de guitaar
als een malloot, en wordt op den eersten den
besten boonenstaak verliefd .... En denkt go
dan dat de goede God dat aardig vindt? Kijk,
ik moet over u lachen: goeden avond."
ïMijn eng3l, mijn welbeminde V\' riep do
rampzalige echtgenoot en slak de arrncn uit.
Maar Célinc was verdwenen.
-ocr page 167-
EENE LASTIGE VROUW. 159
Den volgenden morgen ontwaakte Kerroch
met een vrccselijke hoofdpijn. Zijn borst was
benauwd en hij bleef eenige oogenblikken lig-
gen met wijd geopende oogen, roerloos, ver-
suft, eer hij zich zei ven rekenschap kon ge-
ven dat het vrccselijke tooneel van den ver-
loopcn nacht siechts een afschuwelijke nacht-
merrie was geweest.
Hij wist toch wel dat Céline niet in staat
was zulke schandelijke woorden te spreken; hij
wist wel dat het niets was dan een duivelsche
mystificatie, en toch kwamen die smadelijke
gezegden hem telken weer voor den geest, zon-
der dat hij \'t wilde; men is geen meester over
zulke zaken.
ïVVat verwonderlijk is," dacht hij onder het
aankleedcn, ais zoo\'n zuiveren samenhang te
vinden, in een reeks van ongerijmdheden, als
deze droom bevatte, \'t Is niet mogelijk logischer
te raaskallen dan ik gedaan heb. Zeker ben
ik op mijn rechterzij gaan liggen, daar kan ik
-ocr page 168-
160 EENE LASTIGE VROUW.
niet tegen; en mijn hoofd lag zeker te laag.
Ach, dat arme menschelijke brein! Is \'t niet
een ongeluk een verbeeldingskracht als de
mijne te hebben? \'t Is overigens zeer zeker dat
ik met dat balsemen mijner vrouw een dwaas-
heid heb begaan, dat is duidelijk.... \'t Is
zelfs meer dan een dwaasheid; \'t is bespotte-
lijk en kinderachtig. Ik ben niet aandoenlijk,
ik ben komiek, en niets meer. Van een hand-
vol stof een voorwerp van eerbied, van godde-
lijke vereering te maken! maar dat is bepaald
goddeloos, dat is zuiver heidensch, zelfs!
Mijn beminde vrouw is niet in die kast, maar
in den hemel, daarboven, verklaard, onstoffe-
lijk, los van alle aardsche zorgen .... Ha, hoe
verruimt dat het hart, als men alle zaken be-
schouwt in dit waarachtig godsdienstige licht!"
Hij wandelde eenige keeren op en neer en
dacht terwijl na over die gewichtige vraagstuk-
ken; toen de oude.dienstmaagd hem op haar
weg naar de keuken voorbij liep.
-ocr page 169-
1ENE LASTIGE VROUW.                   161
»Marianne," zeide hij, »maak eens een goe-
den pot stijfsel, maar niet te dik, alsjeblieft.
Ik heb iets te plakken."
Inderdaad moest hij het heiligdom van Cé-
line nauwkeurig kalfateren, want de noodza-
kelijkheid om die twee kamers in gebruik te
nemen, en de sporen uit te wisschen van de
ziekelijke opgewondenheid waarover hij zich
nu schaamde, was hem duidelijk geworden
sedert hij ontwaakte uit dien benauwden
droom.
Het verstandigste zou zeker geweest zijn die
beminde overblijfselen aan de aarde terug te
geven; doch dit was onuitvoerbaar, ten min-
ste voor \'t oogenblik. Later zou zich ongetwij-
feld een gelegenheid opdoen om zonder ge-
vaar tot die kleine verhuizing over te gaan....
Hij zou er over nadenken; maar het nood-
zaak\'lijkste, dat onverwijld moest geschieden,
was dadelijk de plaats op te ruimen om zijn
handel niet langer te belemmeren.
il
-ocr page 170-
162                  EENE LASTIGE VROUW.
Hij sloot zich dus op en ging ijverig aan
het werk.
Ik zou liegen als ik beweerde dat hij geen
enkele maal aarzelde bij dezen arbeid, dat zijn
hart niet onwillekeurig sidderde, dat zijn hand
niet beefde. Hij was al te veel dichter, en had
zijn vrouw te innig lief om zoo onvoorwaar-
delijk koelbloedig te blijven; maar de over-
tuiging dat hij een plicht vervulde, gaf hem
veel kracht en moed.
Gelukkig stond er in de witte kamer een
zwaar ouderwetsch buffet, dat in de familie
van geslacht tot geslacht was overgegaan. Met
veel moeite schoof hij dit zware meubel voor
de kast, maakte het met twee stevige schroe-
ven vast in den muur, spijkerde de,deur van
\'t boudoir dicht, en opende toen de deuren en
vensters om licht en lucht in te laten; daarna
zamelde hij de eindjes waskaars op, nam de
kandelaars en de gebroken bobèches weg, be-
nevens de boeken die overal verspreid lagen
-ocr page 171-
EENE LASTIGE VROUW. 163
en nog sporen van zijn tranen droegen; kort-
om, hij ruimde alles op wat aan de vreemde
dwaasheid kon herinneren waarvan hij het
slachtoffer was geweest.
Toen alles gedaan was, was hij nat van
zweet, maar hij gevoelde een innige zelfvol-
doening.
3>\'t Is maar waar," mompelde hij, adat dit
een prachtig pakhuis, maar ongelukkig genoeg
in tweeën verdeeld is; maar er zal wel eens
een dag komen, ja, wellicht al zeer spoedig,
dat ik dit ongemak ook kan wegruimen."
Daarna riep hij zijn bedienden, als \'t ware
met een zegevierende stem: ^Kinderen," zeide
hij, »helpt mij al die koopwaren naar de eerste
verdieping brengen; en laat ons haast maken,
er ligt hier beneden een schroomelijke war-
boel."
-ocr page 172-
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Twee uren later stond Corentin Kerroch,
met verlakte laarzen aan en een witten das
om, voor \'t huis van Plumei en lichtte met
bevende hand den klopper op. En toen hij
dien klopper in de hand hield, bleef hij hem
zoo eenige oogenblikken . vasthouden, eer hij
hem liet neervallen.
Niet dat hij aarzelde om bij zijne vrienden
binnen te treden; integendeel hij was volkomen
er toe besloten hen dit verzoeningsbezoek te
brengen; want hij overwoog dat het onrecht
aan zijn zijde was, en dat zijn waardigheid
dus eischte dat hij den eersten stap tot toena-
dering deed. Maar tezelfder tijd dacht hij
bij zichzelven: »Dit is juist het uur dat Plumei
-ocr page 173-
EENE LASTIGE VROUW.                  165
zijn partijtje billart speelt in het »Café du
Commerce"; dus is juffrouw Rosalie alleen
tehuis. Wat zal er nu gebeuren?" En zijn
verbeelding spiegelde hem een hartstochtelijke
scène voor. »Hoe zou zij nu nog de kracht
hebben om de liefde te verbergen die zij voor
mij gevoelt? Hoe zou zij na die onwillekeu-
rige bekentenis van den vorigen avond nog
kunnen veinzen? Als zij mij ziet, zal zij zeker
blozen, ontroeren, in tranen wegsmelten en
misschien___ bezwijmen ? Wat zal ik dan
doen?"
Maar hij gevoelde wel dat het in de gege*
ven omstandigheden onmogelijk was, vooruit
een gedragslijn te bepalen, dat alles afhing
van de ingeving van \'t oogenblik; en moedig
trad hij het huis in.
Rosalie zat bij het venster, en was kalm
en bedaard bezig een groote mand erwten
te doppen. Haar gelaat verraadde niet de
minste aandoening; haar lange vlugge vingers
-ocr page 174-
166 EENE LASTIGE VROUW.
staakten hun werk niet, zoodat Corentin, die
heel iets anders verwachtte, zeer verrast was
over den om zoo te zeggen bijbelschen een-
voud van dit huiselijk taf reel. Terwijl hij ver-
legen zijn hoed in de handen ronddraaide,
zonder een enkel woord te kunnen uitbren-
gen, zeide zij:
»Dit zijn de eersten van \'t jaar, mijnheer
Kerroch; kijk eens hoe malsch en zacht ze zijn;
malsch als boter, mijnheer Kerroch."
j>Nu reeds doperwten? wel dat is verbazend!
als boter zoo malsch, waarlijk, als grasboter.
Er zijn reeds eenige zeer dikke bij."
^Natuurlijk; ik heb ze niet volgens model
besteld. Die dikke erwten daar zullen we bij
een eend eten."
ïEen eend?"
»Houdt gij meer van knolletjes bij een eend ?
wij ook. Maar een malsch karbonnaadje, of
een paar vette duifjes kunnen de plaats van
de eend wel vervullen."
-ocr page 175-
EENE LASTIGE VROUW.                  167
3>0, dat is waar, juffrouw, ja, dat is wel
waar."
» Wanneer ze zoo zacht zijn als deze, wor-
den ze bij ons met room gestoofd, en met
een bosje sla\', een takje peterselie en een
bosje prij. Maar nooit met suiker."
»Gij doet mij verwonderd staan. Ik dacht
dat er altijd een klein, klein beetje suiker in
werd gedaan bij \'t stoven."
»Nu, ieder doet wat hij wil daaromtrent.
Maar bij ons komt er nooit suiker in; dat is
al wat ik u kan zeggen."
»Zeker, juffrouw, o, zeker."
3>Het is klaar als de dag, dat ze mij ver-
geven heeft," dacht Kerroch, nadat zij zoo
eenige oogenblikken gepraat hadden. »Welk
een kiesche en slimme wijze om elke ophel-
dering te ontwijken. Edel karakter I"
Deze bedenking gaf hem nieuwen moed, en
hij vervolgde:
*Ik ben geheel afgemat van vermoeienis,
-ocr page 176-
168 EENE LASTIGE VROUW.
juffrouw Bosalie. Ik heb van daag gewerkt als
een daglooner.
»Nu, ga dau zitten, buurman. En welken
arbeid hebt gij alzoo verricht?"
sik heb al de koopwaren die in het bene-
denhuis opgestapeld lagen laten, overbrengen
naar de.... hm, hm, naar de kamers op de
bo ven verdieping."
Was dit niet alsof hij haar zeide: »om u
te behagen, juffrouw Rosalie, treed ik het
verleden met voeten, ik ruim Céline uit den
weg, ik offer u alles op." Dit begreep zij on-
getwijfeld, maar zij wilde het niet laten blij-
ken, want zij antwoordde hem vrij onverschillig:
*\'t Is, ik weet niet hoe lang geleden dat
gij dien maatregel hadt moeten nemen. Uw in-
richting was waarlijk alleronverstandigst, daar,
ik zeg het u ronduit."
»Gij hebt altijd gelijk. Ik weet zoowaar niet
hoe ik het zoolang heb kunnen stellen buiten
die twee kamers. Enfin, het gebrek is nu her-
-ocr page 177-
EENE LASTIGE VROUW. 169
steld. Ik heb een der kamers in beslag geno-
men voor al de flesschen."
»Die voor" de deur der eetkamer stonden ?
Nu, zooveel te beter!"
»A1 de flesschen, ja, juffrouw, al de fles-
schen, en de doozen ook. Daar zullen wij voor-
taan ook al de kleinere verpakkingen gereed
maken. Wat de andere kamer betreft...."
Daar sloeg de pendule.
»A1 vier ure?" riep Rosalie uit. Ach lieve
hemel, en mijn zitting!"
Met verdubbelde aandoening vervolgde de
apotheker evenwel:
»Wat de andere kamer betreft, die is zeer
geschikt voor het drogen en afpluizen van krui-
den enz. Ik zal er rekken en plankjes laten
maken ... ."
» Vergeef mij, mijnheer Kerroch, maar he-
den is er zitting van de Sint Claudia-vereeni-
ging en het uur..."
j>0, ik vraag u duizendmaal excuus; ik ben
-ocr page 178-
170 EENE LASTIGE VROUW.
waarlijk onbescheiden, ik ga heen. O, duizend-
maal excuus!"
»Volstrekt niet; blijf maar hier. Aanstonds
komt mijn vader thuis en dan kunt gij hem
al uw zaakjes vertellen. En wilt ge terwijl
voor mij die erwten doppen die nog over zijn!
Dat zou heel lief van u wezen."
Zonder Corentin\'s antwoord af te wachten,
lei zij het voorschoot vol groene peulschillen
dat zij voor had gehad op zijn schoot, en liep
schielijk heen.
»Zij is betooverend!" mompelde hij terwijl
hij zijn handschoenen uittrok.
-ocr page 179-
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Zij was niet schoon, neen, dat is zoo, maar
zij had iets,.... iets, ik weet zelf niet wat,
dat waarlijk zeer merkwaardig was. Haar lee-
lijkheid zelfs, het is zonderling zoo iets te zeg-
gen, maar zelfs haar leelijkheid stond haar
niet kwaad. Leelijkheid I was het niet veel
meer originaliteit en als \'t ware de ongemeene
uitdrukking van een zeer merkwaardig voor-
komen ?
Zij geleek niet op iedereen, dat is zeker,
maar men zou haar toch niet anders hebben
willen zien. Mager, ja ? dat geef ik u toe, maar
zonder die magerheid, die de harmonie van
haar persoon volmaakte, zou ze u onnatuur-
lijk voorgekomen zijn. Wat haar ouderdom
-ocr page 180-
172                  EENE LASTIGE VROUW.
aangaat, \'t zou onverstandig geweest zijn haar
dien als een misdaad toe te rekenen. En, in
gemoede gesproken, zou men bij een zeer jong
meisje zooveel verstand, zooveel kennis van
zaken, zooveel bedaardheid gevonden hebben ?...
Die bedaardheid vooral bekoorde Corentin,
hoewel ze hem tezelfder tijd eenigszins ver-
legen maakte; de arme jongen was zoo ge-
wend aan de luidruchtige levendigheid zijner
overleden echtgenoot! \'t ging hem als die men-
schen, die na in een vreeselijk rumoer ge-
weest te zijn, onweerstaanbaar aangetrokken
worden door de stilte.
j>Wat zal ik u zeggen? ik had geen jeugd
gehad; ik heb een onverstandig huwelijk ge-
daan;" zeide hij op een avond, in een oogen-
blik van vertrouwelijkheid, tot zijn vriend
Plumei.
3>Dat is ook altijd mijn gedachte geweest,
beste Kerroch."
»Ik durf u dit te zeggen, omdat gij een
-ocr page 181-
EENE LASTIGE VROUW. 173
man zijt die zulke confidences kunt begrijpen.
Wel,...." hij fluisterde Plumei in \'t oor —
»om u de waarheid te zeggen, Céline was de
vrouw niet die ik had moeten trouwen. Maar
dat blijft geheel onder ons, hoor, wat ik u
nu toevertrouw!"
»Dat spreekt van zelf, sapperloot! Overigens, —
ik zeg het niet om u te beleedigen, beste
vriend, ik heb altijd het land gehad aan die
arme juffrouw Kerroch; daar, ik beken het
openhartig. Ja, jal zoo ben ik nu eenmaal.
Zoo gij iemand zoekt die u de waarheid niet
durft te zeggen, dan moet ge bij mij niet ko-
men. Dat was waarlijk een onuitstaanbare
vrouw!"
»Zij had evenwel uitstekende hoedanigheden,
waarde Plumei; en zeer zeldzame, voor onzen
tijd; éénige, zeldzame hoedanigheden, maar—"
»Een vrouw die opgeblazen was van hoog-
moed ! een slordebel, een stokebrand, een kwaad-
spreekster !"
-ocr page 182-
174                  BENE LASTIGE VROUW.
j>Zij mocht gaarne babbelen, ik spreek u
niet tegen; maar...."
ï>Zij zou de engelen aan \'t kijven gebracht
hebben! en op den koop toe was zij coquet,
aanmatigend, trotsch!"
DÜat was ze slechts in schijn; maar ik geef
u toe dat zij er aanleiding toe gaf zoo beoor-
deeld te worden."
»Gij zult toch niet willen beweren, denk ik,
dat zij goed en zachtzinnig was? Ik weet wat
de goedheid en de zachtzinnigheid eener vrouw
zijn."
»Ik zeg ook niet dat zij die hoedanigheden
bezat; maar, ik bid u, Plumei, beoordeel haar
met toegeeflijkheid. Zoo ge \'t niet doet uit
eerbied voor haar nagedachtenis, doe het dan
om mijnentwil, die haar zoo innig beminde!
Gij hebt twee engelen gehad aan uw haard,
mijn waarde vriend, en het geluk maakt de
menschen streng."
ïTwee engelen! Zoo gij daarmee bedoelt
-ocr page 183-
EENE LASTIGE VROUW. 175
dat juffrouw Plumei zaliger een van die twee
was, vergist ge u niet zuinig, beste jongen.
Juffrouw Plumei had oogenblikken waarop zij
alles behalve prettig was in den omgang."
» Waarlijk? Welnu, om u de waarheid te
zeggen, verwondert het mij niet zeer erg."
»Hoeveel scènes die vrouw mij toch maakte,
dat is ongehoord! Als ik niet met een ijze-
ren hand geregeerd had, dan had die vrouw
mij opgegeten; ja, dat had ze. Ge begrijpt,
Kerroch, dat ik u dit toevertrouw onder het
zegel der geheimhouding?"\'
»Meent gé dat? wel neen, niet waar?"
j>Nu nog mooier; neen waarachtig, ze had
mij opgegeten. Zoudt ge willen gelooven dat,
op den eersten morgen na ons huwelijk ....
ik zie het nog — wij waren bezig heel lief
en gezellig ons kopje koffie te drinken, daar
zet ze het kopje eensklaps neer, en met een
gezicht.... neen maar, dat gezicht hadt ge
eens moeten zien — merkwaardig hoor! Nu
-ocr page 184-
476                  EENE LASTIGE VROUW.
dan, met dat gezicht begon zij ineens: >Fer-
dinand, ik wil alles weten uit uw verleden.
Gij hebt minnaressen gehad, ik weet het; ge
hebt mij de waarheid niet gezegd ; \'t is een
schandaal; ik ben verraden!"
En holder den bolder, daar werd mevrouw
woedend, smijt haar kopje aan stukken, enz.
enz. Dat was op den morgen na ons huwelijk,
mijn waarde .. . ."
y>Welnu, en ik dan? stel u eens voor ...."
»\'t Was een onmogelijke vrouw, die arme
lieve juffrouw Plumei!"
j>En ik dan ? verbeeld u dan toch eens ...."
»Ik verwijt haar niets, want, alles wèl be-
schouwd, het familieleven is gegrond op de
vereering der herinneringen; maar, bliksla-
gers! spreek me niet meer van »berede-
neerde huwelijken."
j>Wat mij overkwam, mijn vriend, was nog
wat erger: verbeeld u dat ze mij dwong
de twee eerste nachten van ons huwelijk
-ocr page 185-
EENE LASTIGE VROUW.                   177
op een vloerkleed, vóór het bed, te sla-
pen!"
»Wel, Kerroch, hoe is \'t mogelijk! en waarom
was dat?"
ïOmdat ik haar niet dadelijk de sleutels van
den schrijflessenaar wilde overgeven. Ik had
goed praten en zeggen : ernaar mijn lieveling,
die heb ik u gegeven toen we uit het stadhuis
kwamen;" \'t was alsof ik tegen een dopve
sprak. Welnu, mijn waarde, die sleutels had
zij in haar zak; is dat niet ongelooflijk? Dat
zou ik niemand anders dan u willen zeggen,
Plumei, dat begrijpt ge wel? Tot aan haar
dood toe, kon ik nooit over één stuiver be-
schikken: zij gaf me vijf francs tegelijk, meer
niet, en daarvan moest ik haar rekenschap ge-
ven. En toch had i k het fortuin meegebracht;
sakkerloot! dat is toch wat al te bar! Toen Cé-
line trouwde bezat zij niets dan haar hemd
en haar kousebanden!"
3>Nu, ik zou haar anders mores geleerd heb-
12
-ocr page 186-
478                  EENE LASTIGE VROUW.
ben, dat zou ik! Eens op een dag, \'t was in
den herfst...."
ïlk wist niets van de wereld, begrijpt ge;
en niets van \'t leven. — Ik had de dichters
gelezen, ik aanbad haar, ze was zóó lief!"
ïEen alledaagsche schoonheid. Dit zeg ik
niet om u verdriet aan te doen."
»Nu, alledaagsch zooveel ge maar wilt, maar....
Ent dan — ik had geen jeugd gehad, — ik
barstte eensklaps uit.. . ."
»Bij u spraken de zinnen, Kerroch, anders
niets."
j>Vergeef mij, Plumei, mijn hart sprak ook.
O, wat dat aangaat!...."
»Het sprak, het sprak, nu ja, maar het zei
niets dan dwaasheden. Gij met uw dichterlijke,
geestrijke verbeelding, gij hadt zoo\'n lichtzinnig
schepsel niet moeten trouwen, maar een be-
daarde, stille vrouw. Door uw lezen, door uw
neigingen, zijt gij boven uw beroep verheven, ik
zeg het u ronduit. Gij weet, dat ik.. .."
-ocr page 187-
EENK LASTIGE VROUW.                 179
>\'t Is waar, ik heb mij, behalve met de
artsenijmengkunde ook bezig gehouden met
letterkunde. Somtijds gevoel ik een verlangen
naar hooger verhevener arbeid, dat ik bijna
niet bedwingen kan."
«Dat weet ik wel. Nu, een man als gij,
heeft vóór alles een beschaafde, welopgevoede
vrouw noodig, kortom, een ware vrouw. Gij
zijt door u zelven bedrogen, mijn beste Coren-
tin. Gij bemindet juffrouw Kerroch zaliger niet
zoo als zij was, maar zoo als uw verbeelding
haar aan u voorstelde. In den spiegel van uw
brein zaagt gij Céline aan."
üO, hoe waar is dat, miju God, hoe waar!
Ik durfde het mij zelven niet bekennen, maar
\'t is de zuivere waarheid."
«Enfin, alles heeft zich ten beste geschikt.
Gij hebt een krisis doorstaan die zich geluk-
kig niet herhaald heeft. Nu gij zijt tegen brand-
schade verzekerd, en de vrouw die gij nu zult
trouwen.. .."
-ocr page 188-
180 EENE LASTIGE VROUW.
3>Heere God! hertrouwen? ik? waar denkt
gij aan! O neen, nimmer, nimmer meer, mijn
Triend! De herinnering aan mijn dierbare vrouw
is nog te levendig!"
sMaar uw dierbare vrouw behandelde u als
een hond."
i>Ach, onze aard was zoo verschillend; zij
was buitengewoon praktisch en zoo ik het mag
zeggen prozaïsch. Ik, daarentegen ben — van
daar kwamen er honderde botsingen, \'t Is des-
niettemin waar dat men geen tweemaal kan
beminnen zoo als ik bemind heb. Hertrou-
wen !.... ik geloof dat het onmogelijk is."
»Niet mogelijk, inderdaad, zoo \'t niet is met
een fijn beschaafde vrouw, een vrouw die uwer
waardig is. Men bemint geen twee keeren op
dezelfde wijze, dat is zeer waar; maar gij kent
slechts een manier van liefhebben, en dat is
niet de goede."
»I k hertrouwen ? .. .. Ziet ge Plumei, ik
zal er mij niet op beroemen strenger te zijn
-ocr page 189-
EENE LASTIGE VROUW. \' 181
dan \'een ander; maar volgens mij zijn er in
het leven principes die men niet mag misken-
nen. Dezen noemen het ^maatschappelijke instel-
lingen, vormen," anderen noemen het »heilige
plichten:" ik behoor tot die laatsten, mijn waarde
vriend. Hieruit kunt gij opmaken dat, zoo ik
er toe overging te hertrouwen, het toch nim-
mer zou zijn vóór het einde van mijn rouwtijd."
Zoo keuvelende liepen zij hun pijp te rooken
rondom het kleine tuintje. Op dat oogenblik
kwamen zij voor de twintigste maal voorbij
het venster van het kantoortje, waar Rosalie
bij het licht der lamp, in het huishoudboek de
dagelijksche uitgaven zat op te schrijven. Plu-
mei stond stil, wees op zijn dochter en sprak:
3»Zoo even spraakt ge van mijn twee engelen j gy
hebt u slechts half bedrogen. Ik heb nooit meer
dan dien óénen engel gehad, maar ik durf zeg-
gen, dat hij er twee waard is."
In de lengte genomen, durf i k zeggen dat
-ocr page 190-
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Eensklaps werd er toe besloten den tuin te
overdekken, en er op die wijze een ruim labo-
ratorium van te maken. Dit was een volstrekt
noodzakelijke maatregel; sedert twee maan-
den kon men bijna niet voldoen aan al de
bestellingen. Er moest, het mocht kosten wat
het wilde, in \'t groot gewerkt worden. De met-
selaars waren met veel ijver aan \'t werk, de
timmerlieden maakten de balken reeds gereed,
en Kerroch, die met de handen op den rug al
die bedrijvigheid stond aan te zien, dacht bij
zich zelven:
^Hetgeen merkwaardig is in haar, is dat men
haar niet begrijpt. En toch; men raadt haar:
Geheimzinnig en bekoorlijk als een najaarsmor-
-ocr page 191-
EENE LASTIGE VROUW. 483
gen, wanneer de zon, nauwelijks zichtbaar,
achter den driedubbelen nevelsluier schittert!
Zij is niet mooi.....Gode zij dank! Ik heb
genoeg van mooie vrouwen. Ik weet wat die
oppervlakkige bekoorlijkheden zijn, die schijn-
deugden, die uiterlijke hoedanigheden waarmee
men zich opschikt als met een nieuw kleed,
dat goed zit. »Zie eens naar mijn deugden;
wat zijn ze mooi; zoo sierlijk geknipt, en wat
staan ze goed bij mijn gezicht, wat kleuren ze
mij goed !....," Hoe ellendig zijn al die frat-
sen toch!"
^Rosalie is een voortreffelijke vrouw, dat is
de waarheid; heel natuurlijk heeft zij die op-
pervlakkige, alledaagsche hoedanigheden niet
die de oogen der menigte trekken. Van de
honderd mannen zouden er negen en negentig
die vrouw voorbijgaan zonder haar aan te zien;
zij zouden haar niet doorzien. Hier, te Ker-
lawen, begrijpt niemand haar. Haar vader wordt
ook niet begrepen, en hij is toch een uitmun-
-ocr page 192-
184 EENE LASTIGE VROUW.
tend man. \'t Verwondert mij waarlijk niet dat
Rosalie nog niet getrouwd is; liever alleen blij-
ven en ongehuwd leven dan een onwaardige
verbindtenis aan te gaan!"
Zooals men ziet, was de betrekking van onzen
vriend tot de familie Plumei al meer en meer
vertrouwelijk geworden.
Rosalie kende nu de zaken van het huis
haars buurmans even goed, en zelfs beter dan
Kerroch zelve. Overigens had de goede apothe-
ker met zijn openhartig karakter en zijn onein-
dige behoefte om zijn hart uit te storten, geen
geheimen voor zijn vrienden. Hij deelde hen
zelfs de kleinste bijzonderheden mee; hij zou
zelfs geen honderdtal kurken gekocht hebben,
zonder hun raad te vragen, en het maakte hem
waarlijk gelukkig, zich zoo vrijmoedig te mo-
gen uitlaten, zijn hart zoo bloot te leggen voor
hen.
Plumei en zijn dochter hadden dus een bijna
volkomen gezag verkregen in het huis, en Co-
-ocr page 193-
EENE LASTIGE VROUW.                   185
rentin was hun dankbaar er voor als voor
een nieuwe weldaad.
Een ding echter verontrustte hem, en dat
was op welke wijze hij hun toegenegenheid
zou erkennen. Hij zag de mogelijkheid wel eens
doorschemeren aan Céline voor te stellen het
teederste en vertrouwelijkste deelgenootschap
aan te gaan, maar hij had zich zelven zooda-
nig overtuigd, dat zij een verheven vrouw
was, dat hij eindelijk te beschroomd was ge-
worden om haar het voorstel te doen. De
onderscheiding en de »élégance" die hij haar
toeschreef waren nu een hinderpaal die vrees
en twijfel hij hem deden verrijzen.
»Zij zal mij nimmer willen hebben;" dacht hij.
Wat Céline aangaat — maar waartoe zou het
dienen nog van Céline te spreken? — zij was
niets meer dan een klein zwart wolkje aan
den horizon, ver, ver weg; en overigens keerde
hij haar den rug toe.
Evenwel kwam van tijd tot tijd de gedachte
-ocr page 194-
186                  EENE LASTIGE VROUW.
aan die kast..... en dan sidderde hij als
iemand die op een doorn trapt. Het was als
een messteek en zooveel te pijnlijker omdat
daar geen hulp voor was; ten minste niet on-
middellijk. Ware die kast nog maar in een
of ander afgelegen hoekje van het huis ge-
weest, of zelfs in den kelder. Maar neen, zij
was in het middelpunt van \'t huis, in \'t hartje
van zijn huiselijk leven, van zijn handel.\'t Was
voor hem een aanhoudend gevaar, een onuit-
staanbaar ongerief voor iedereen, en zijn be-
dienden hadden er reeds honderdmaal over
geklaagd.
ïOch, mijnheer, zoo er een doorloop van
\'t ééne magazijn naar \'t andere kon gemaakt
worden, wat zou dat een tijd uithalen en hoe
gemak\'lijk zou het zijn!"
»Zeker, maar \'t is onmogelijk; het gaat zóó
zeer goed, jongens. Alle verandering is geen
verbetering."
ïMaar, mijnheer Kerroch, het is best mo-
-ocr page 195-
EENE LASTIGE VROUW. 187
gelijk: daar, achter het huffet, is een kast."
>Een kast? welke kast? O, ja, dat kan
zijn."
Men kan zich voorstellen hoe onaangenaam
hem al dat veinzen was.
»Ja, mijnheer, een kast, en zelfs is die kast
de verblijfplaats van een troep ratten. Ik weet
niet wat ze er uitvoeren, maar zij maken er
een schrikbarend geweld,"
ïWe zullen een kat aanschaffen;" zei hij zich
bedwingende met waren heldenmoed.
Hij gevoelde wel dat hij vroeg of laat er iets
op zou moeten bedenken; dat de zaken niet
altijd zoo konden blijven en dat er een ramp
te verwachten was....
Maar dan ontmoette hij zijn vrienden weer,
en alles was vergeten.
En inderdaad, behalve die voorbijgaande ang-
sten, lachte alles hem toe; hij verdiende veel
geld, de toekomst toonde zich met de bekoor-
lijkste tinten, de liefde zelve, dat schalksche
-ocr page 196-
488 EENE LASTIGE VUOUW.
kind, begon haar vleugelen te ontvouwen: het
was waarlijk allerliefst.
Daar kwam op een schoonen avond vriend
Plumei aanstappen; hij had den jas tot onder
de kin dichtgeknoopt, en was overigens in een
eenigszins plechtige kleeding. Hij was alleen,
had een ernstig gelaat, gerimpeld voorhoofd
en handschoenen aan.
ïLieve hemel, Plumei!" riep Corentin uit. »Is
juffrouw Rosalie ongesteld? ik zie haar niet!"
»Zij is, inderdaad, een weinig ongesteld. Niets
van belang, hoop ik. Hm. hm. Zij is verdrie-
tig, — pijnlijk, — treurig aangedaan. En het is
te dien opzichte dat ik eenige woorden met
u moet spreken."
»Gij doet mij schrikken, vriend, spreek, ik
bezweer u."
»Mijn waarde Kerroch, gij twijfelt, hoop ik
niet aan onze toegenegenheid; wij hebben u,
geloof ik, voldoende, ernstige bewijzen daar-
van gegeven?"
-ocr page 197-
EENE LASTIGE VROUW.                    489
»Hoe kunt ge mij zulk een vraag doen?"
3>Weinul" — hij streek met de hand over
het voorhoofd, — Dwelnu, mijn vriend, niet-
tegenstaande die toegenegenheid moet alle be-
trekking tusschen ons ophouden; wij moeten
elkaar niet meer ontmoeten, \'t Is hard, maar
enfin! onze eer eischt het. Kerroch, reik mij
uw eerlijke hand voor de laatste keer. Mor-
gen avond vertrek ik met mijn dochter naar
\'t zuiden van Frankrijk. Wij ontvlieden de
verpeste lucht dezer stad."
ïPlumel, ach, Plumei f \'t is immers niet in
ernst dat ge dit zegt! Ach, gij verscheurt mijn
hart!"
»De tijd zal u genezen; mijn besluit is on-
herroepelijk."
»Maar waarom zoo gehandeld? Zeg mij de
reden, dat zijt ge mij verschuldigd, ik eisch het."
Eensklaps barstte Rosalie\'s vader driftig uit;
met ontroerde stem sprak hij:
j>Wij vluchten omdat de eer mijner doch-
-ocr page 198-
190                  EENE LASTIGE VROUW.
ter en de mijne in gevaar zijn. Men heeft zich
niet ontzien beleedigende vooronderstellingen te
maken, over onze vriendschappelijke betrekking,
men veinst verwonderd te zijn over de plaats
die Rosalie hier inneemt.... Ik laat het aan
uw scherpzinnigheid over u voor te stellen op
welke hatelijke wijze die praatjes worden op-
gedischt. \'t Is een schandaal! Kortom, Rosalie
die sedert vijftien jaar presidente van de Sint-
Claudia-vereeniging was, is niet herkozen. De
verkiezingen hadden, zooals ge weet, gisteren
plaats. Deze slag in \'t aangezicht kan u een
idee geven van de lasteringen, de schandelijke
kwaadsprekerijen waaraan wij buiten ons we-
ten waren blootgesteld."
»Ach, Kerroch, ik ben zeer onvoorzichtig
geweest! maar kon ik bevroeden dat de al-
lerzuiverste betrekking op zulk een wijze zou
worden uitgelegd?"
ïHoor mij aan," sprak Corentin met trillende
stem: alk ben de oorzaak van het kwaad,
-ocr page 199-
EENE LASTIGE VROUW.                  191
hoewel, dat zweer ik u, mijn geweten my
niets verwyt. Van heden af, Plumei, zijt gij
niet meer mijn vriend alleen, maar mijn as-
socié, en ik heb de eer u de hand uwer doch
ter te vragen."
3>De hand mijner dochter! gij hebt het niet
overwogen.... Er zijn hinderpalen, ontzet-
tende hinderpalen!"
*Ik zal ze overwinnen. Er is één trek in mijn
karakter, dien gij nog niet kent, Plumei, en die
trek, — is geestkracht. Ik wil, jandorie, dat allen
het hoofd zullen buigen voor de edelste en rein-
ste der vrouwen. Ik eisch openlijke excuses. Ik
wil dat zij mijn aanstaande zullen komen smee-
ken het presidentschap van de vereeniging we-
derom te aanvaarden. Kom, laat ons naar mejuf-
frouw uw dochter gaan en haar toestemming
afsmeeken. Ik zal mij haar bezit waardig maken;
dat zweer ik u.... Waar is mijn hoed?"
-ocr page 200-
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Den volgenden dag kon men den huisschil-
der en glazenmaker van Kerlawen zien staan
op een ladder, voor het winkelhuis van onzen
vriend, een groot laken om, en bezig het nieuwe
uithangbord te vergulden, waarop de volgende
eenvoudige woorden te lezen waren :
Apotheek van Kerroch en Plumei.
Centraal-Depót van de liqueur
des landes etc.
Tezelfder tijd liep Kerroch, die er heden
tien jaar jonger uitzag, met pas geknipt haar,
zorgvuldig gekruld en in \'t midden van \'t voor-
hoofd gescheiden, door de geheele stad als een
-ocr page 201-
BENE LASTIGE VROUW. 493
dolle, viel overal binnen als een orkaan, en
kondigde met trillende stem, plechtstatig zijn
huwelijk met juffrouw Plumei aan. Ik kan u
verzekeren dat het onvoorzichtig geweest zou
zijn, te glimlachen, want hij had het vaste
voornemen de grootste buitensporigheden te
begaan zoo iemand het hart mocht hebben de
minste onaangename aanmerking te maken.
»Wel, wij zijn er over verrukt, mijnheer
Kerroch," zeide men hem. »Juffrouw Plumei
is inderdaad een allerliefst meisje."
»Zij is de edelste, reinste der vrouwen, zon-
der uitzondering!" antwoordde Kerroch dan,
terwijl hij op het punt was in woede te ont-
steken.
»0, dat is ontegenzeggelijk waar, dat is waar.
En, zal het spoedig zijn?"
^Aanstaanden Dinsdag. Ik heb de eer u te
groeten."
Nooit was er een huwelijk gesloten met meer
spoed, drift en geestvervoering, \'t Was alsof
13
-ocr page 202-
194                  EENE LASTIGE VROUW.
Kerroch zijn verstand had verloren; ik weet
niet welke duivel zich van hem had meester
gemaakt, maar in tien tellens had hij al de
gewetenskwestiën van juffrouw Rosalie over-
wonnen. Hoe zou men ook kunnen weerstand
bieden aan een man die u smeekt, uw han-
den bedekt met tranen en kussen, u zijn en-
gel, zijn leven, zijn ziel noemt; die u met
den dageraad vergelijkt en dreigt zich te doo-
den zoo ge hem niet toelacht!
»Mijn beste Kerroch," waagde Plumei in \'t
midden te brengen," dat is alles goed en wel
maar toch, er zijn zekere vormen die men niet
mag verwaarloozen. Gij zijt nog in den rouw,
mijn vriend, en \'t zou wellicht beter zijn...."
»De rouw! waarlijk, \'t is ongehoord, ik ben
nog in den rouw!" Corentin was altijd in span-
ning als een vioolsnaar die op \'t punt staat
te breken. »En wat kan mijn rouw mij sche-
len? denkt gij dat ik -valsch genoeg ben om
een droefheid te veinzen die ik niet gevoel,
-ocr page 203-
EENE LASTIGE VROUW. 195
om een rouwband om mijn hoed te dragen
wanneer mijn ziel vervuld is met hemelsche
vreugd, wanneer mijn hart overstroomt, op-
springt van blijdschap? De rouwtijd! ik wil dat
sombere logenachtige krip verbranden op het
altaar der liefde. Wat kan \'t mij schelen, wat
de wereld er van zal zeggen, daar zij mij tot
echtgenoot aanneemt! Weet gij dan niet dat
ik mijn geheele verleden vergeten heb, en dat
mijn leven nu eerst begint? Omhels mij mijn
vriend, mijn redder, mijn vader!"
2>Die duivelsche kerel! hij is onweerstaan-
baar, \'t Is minder, maar dat is een huwelijk
dat met spoed gaat."
De jonggehuwden, die den tijd niet had-
den gehad hun woning in orde te brengen,
hadden zich voorloopig in het huis van Plu-
mei gevestigd. Na verloop nu van eenige da-
gen na die vestiging, zei Rosalie, tusschen
twee kussen die haar man haar gaf:
3>Wij behoorden toch aan \'t werk te gaan
-ocr page 204-
196                  ÈENE LASTIGE VROUW.
bij orts t\'huis: dat gedurig over en weer löö-
pen begint me te vervelen. Hoor eens waar-
toe ik heb besloten: wij zullen de twee voor-
kamers, die op het zuiden liggen, voor eigen
gebruik nemen."
jJa, mijn liefste, ja, mijn engel: al wat ge
wilt. Laat mij even uw lief oortje kussen. O,
kijk, ik zou u willen opeten!...."
»Kom, zwijg toch; ge weet wel dat ik niet
van die gekheid houd. Het staat u ook heel
slecht zulke kuren uit te halen. Ik zal den
droogzoldër en de zaal waar de kruiden Wor-
den afgeplukt, laten waar ze zijn. Maar om
onze woning niet af te zonderen van den win-
kel, zal ik haar door middel van een trap in
verbinding brengen met het laboratorium dat
in den tuin gebouwd wordt. En eindelijk, om
het gedurig op den trap heen en weer loe-
pen der werklieden en bedienden, dat mij on-
verdraaglijk is, te \'beletten, zal ik den door-
gang herstellen tiitsschen de drogerij en de
-ocr page 205-
, EBNE LASTIGE YRQÜW.                  197
groote witte kamer waar nu al de fles-*
schen en pakkisten bewaard worden. Oteri-r
gens behoeft er geen steen afgebroken te
worden: die doorloop of gang heeft altijd
bestaan. Gij weet wel, daar waar de kast
is? Nu, zoen nu mijn oor maar, maar haast
u wat."
Kerroch sprong op en werd eensklaps
200 bleek, dat Rosalie, niettegenstaande haar
gewone onverschilligheid, eenigszins ongerust
werd.
»Wat overkomt u?" vroeg zij hem.
»Niets, mijn liefste; niemendal: een soort
duizeling, \'t Is al over.... Een kast,.... waar
hebt ge een kast gezien?"
ïWel, achter een oud buffet. Bemoei u daar
maar niet mee, ik neem het op mij; de ar-
chitekt is reeds gewaarschuwd."
»0, een architekt? .. .. voor die kast?...."
Hij stotterde als iemand die op het punt staat
in flauwte te vallen, koud zweet parelde op
-ocr page 206-
198                  EENE LASTIGE VROUW.
zijn voorhoofd. Eensklaps stond hij op, vloog
naar de deur en stamelde:
»Ja, ja, heel goed; werklieden; de archi-
tekt;.... zeker, zeker, heel goed. ..."
En hij verdween.
-ocr page 207-
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Een kwartieruurs later klopte de ongeluk-
kige apotheker als een wanhopige aan de deur
van dien ouden vader Nalec met wien wij reeds
vluchtig kennis maakten. In de nederige wo-
ning van den doodgraver is niets veranderd.
Hij woonde er nog en zat hij den haard waar
een goed vuurtje brandde. Kerroch trad haastig
binnen en viel eer dan dat hij zich neerzette
op het houten bankje dat bij den haard stond.
»Nalec," zei hij met bevende stem; »gij hebt
mij reeds eens een grooten dienst bewezen."
»Heden ja, dat is zoo, mijnheer Kerroch,
maar praat toch iets zachter; dat zijn van die
zaken die men niet aan de klok moet han-
gen ; we zullen er niet meer van spreken, \'t is
-ocr page 208-
200
EENE LASTIGE VROUW.
gedaan; afgedaan. Zijt gij blijde uw vrouw
bij u te hebben, strekt zij u een weinig tot
gezelschap! Ik voor mij, ik zou geen zin heb-
ben in zoo iets, maar ïieder zijn meug," niet
waar? Dus hebt ge dan nu twee vrouwen, want
gij zijt immers kersversch getrouwd? \'t Is
toch waaratje grappig 1 als ze maar niet gaan
kibbelen met elkaar. Nu, dat is uw zaak,
mijnheer Kerroch. En waarom zijt gij geko-
men, mijnheer?"
»Om een zaak van belang, mijn goede Nalec;
ik heb u volstrekt noodig; gij moet mij alweer
een grooten dienst bewijzen."
De oude man hief het hoofd op en zag Ker-
roch schuins aan.
O, als het iets is in den geest van de vorige
karrewei, dan, mijnheer Kerroch, is het onmo-
gelijk, weet u. Dat werk is mij te gevaarlijk,
en daarenboven brengt men zijn ziel in de
verdoemenis, op den koop toel"
»Maar mijn goede Nalec, ik kan toch mijne
-ocr page 209-
EENB LASTIGE VROUW.                  201
twee vrouwen niet onder één dak houden;"
zei Corentin op een toon van oprechte innige
wanhoop. »Bedenk toch, elk oogenblik kan
alles uitkomen, en dan zijt gij in even groot
gevaar als ik.
2>Weet gij den niet dat ik haar met arseni-
kum heb gebalsemd, vader Nalec? Wij kun-
nen beschuldigd worden van vergiftiging; wij
kunnen.....o, \'t is om er van te rillen!"
?>God zegen u, mijnheer Kerroch, en waar-
toe diende het dan ook die arme vrouw te
gaan opdelven?"
3> Die er mij niet eens dankbaar voor was,
in tegendeel."
j>Dus zoudt ge er nu maar één willen heb-
ben, en gij wilt de andere weer in den grond
bergen ?"
$Gjj weet dat ik niet op geld zien zal, Na-
lec. Gij zult tevreden zijn over mij."
ï>En welke van de twee houdt ge dan?"
Onder alle andere omstandigheden zou hij
-ocr page 210-
202 EENE LASTIGE VROUW.
den ouden schurk geworgd hebben voor die
schandelijke scherts; maar nu was zijn lot,
zijn geluk, zijn leven geheel in de handen van
den ouden boer; hij bedwong zich dus en
hield zich alsof hij niets gehoord had.
3>Mijnheer Kerroch, het spijt mij dat ik de
karrewei moet weigeren die ge mij komt aan-
bieden, maar dit werk kan ik onmogelijk doen,
voor geld noch voor goed. Over zes maanden
zoudt ge mij weer komen vragen haar opnieuw
te verhuizen."
»Zoo ik u het dubbele aanbood van de som
die ik u toen gaf? Drie duizend francs; \'t is
een ronde som, vader Nalec."
»Hoor eens, mijnheer Kerroch, gij eischt
vreeselijke dingen van mij;" zeide de grijsaard,
die eensklaps zeer dicht bij Corentin kwam
en zoo zachtjes praatte dat de apotheker hem
nauwelijks kon verstaan:
»Ik ben oud, ik ben den arbeid moe, ik
wenschte een vreedzaam, rustig leven te heb-
-ocr page 211-
EENE LASTIGE VROUW.                  203
ben. Welnu! niet ver van de kust, bij Ros-
bras, is er een klein boerderijtje dat ik ken:
de vischvangst is daar ook goed; dat kleine
landgoed zou mij lijken: maar, heden! de prijs
is te hoog voor mij. Nu ziet ge, ik zou wel wat
over hebben voor iemand die mij zou willen
helpen eigenaar van dat boerderijtje te worden."
ïHoeveel komt ge nog te kort op den prijs ?"
ȕk kom alles nog te kort, mijn goede mijn-
heer Kerroch; ik kom tienduizend francs te
kort. Och, dat is niet duur, waarlijk."
De apotheker bleef als vastgenageld zitten
op het bankje. :»Tienduizend francs 1" mom-
pelde hij.
j>Was ik in uw plaats," zei vader Nalec
zijne duimen over elkaar draaiende, »in uw
plaats ik hield mijn vrouw."
»De som die ge mij vraagt is een fortuin!
Maar zoo ik er in toestemde u die te geven,
zoudt ge mijn overledene vrouw dan dade-
lijk terug brengen daar waar zij was?"
-ocr page 212-
204 EENE LASTIGE VROUW.
ïEn waar ge haar nooit van daan hadt moe-
ten halen, ja! Ja, mijnheer Kerroch, zoo waar
als dit een kaars is, ik zal het doen!"
3>Gij zult de tienduizend francs hebben,
vader Nalec."
j>En gij treft het wel, dat ik juist zin heb
gekregen om van mijn renten te gaan leven,
want anders, ik laat mij hangen, als ik nog
eens zoo\'n karrewei aannam."
-ocr page 213-
ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
Den volgenden morgen toen de architekt en
de werklieden kwamen, om volgens Rosalie\'s
bevel, het werk te beginnen, was Kerroch
reeds in zijn apotheek bezig en stampte een
of andere artsenij met een koortsachtige drift.
Dit was zooveel te opmerkelijker, omdat Kerroch
reeds sedert eenigen tijd dit soort werk over-
liet aan zijn bedienden. Behalve dit zag hij
er waarlijk zeer slecht uit: zijn oogen stonden
dof en strak, zijn trekken waren verwrongen....
»Zijt gij niet wel? mijnheer Kerroch;" vroeg
de architekt nadat hij hem gegroet had.
ï>Een beetje, een klein beetje, ja. Ik was hét
reeds gisteren, en daar gij van morgen met
uw werklieden zoudt komen, heb ik een ge-
-ocr page 214-
206 EENE LASTIGE VROUW.
deelte van den nacht moeten opblijven om. ...
om den boel wat op te ruimen, alles te beschik-
ken om u plaats te verschaffen. O, ja, ik ge-
voel mij onwel...."
Maar terwijl hij dit zeide hield hij niet op
met stampen.
»Gij moest u ook niet vermoeien met zulk
werk, mijnheer Kerroch."
»Dat verlicht mij.... ik heb eenige lichaams-
oefening noodig."
»Kunnen wij naar boven gaan?"
»Ze.... zeker wel," hij stikte bijna van be-
nauwdheid.
Nalec, die reeds vroegtijdig in de witte ka-
mer was, had hem gezegd: »laat mij maar
begaan. »Ga gij in uw winkel en houd u be-
daard." Maar zijn angst was niet minder groot.
"Wat zou hij doen ? Hij durfde niet naar boven
te gaan, bovendien, hij had de kracht niet het
te doen; zijn beenen weigerden hem den dienst.
Hij kon het echter niet langer uithouden in
-ocr page 215-
EENE LASTIGE VROUW.                  207
dien winkel, zoo alleen, zonder eenig bericht
omtrent hetgeen er boven gebeurde, daar bo-
ven, waar het vreeselijke drama werd afge-
speeld waarvan zijn leven afhing: hij sleepte
zich dus tot beneden aan den trap en zonk
op de onderste tree neer. Alle deuren waren
open en men hoorde het geraas van al die
mannen die praatten, lachten en hun zwaar
gereedschap op den vloer neerzetten.
Eensklaps hield het geraas op en de stem
van den ouden vader Nalec liet zich hooren.
\'t Was echter niet de ernstige, strenge stem
die hij gewoonlijk had: \'t was een schertsende,
opgeruimde stem die schuldelooze vroolijkheid
aanduidde.
»Eer ge aan uw werk gaat, kinderen, moest
ge mij alsjeblieft een handje helpen om dit
oude buffet weg te halen."
»Waar wilt ge \'t hebben?" vroeg iemand.
» Waar ik het hebben wil ? spotvogel! ik wil
het in mijn schuitje hebben dat daar beneden
-ocr page 216-
208 EENE LASTIGE VROUW.
öp de rivier ligt, om het naar \'t huis van
vader Nalec te brengen. Dat buffet behoort mij,
weet ge; dat is \'t korte en \'t lange van de
zaak; \'t is een mooi buffet, dat is maar waar!
\'t Is net als ik; \'t is niet jong meer, maar \'t
is. mooi."
>Heeft mijnheer Kerroch het u gegeven?"
ïNeen: als ik zei dat ik het van hem had,
zou ik liegen! Juffrouw Kerroch zaliger heeft
het mij gegeven met een hoop oude vodden
die er in zijn. Vader Nalec is niet gewooniets
uit de huizen te komen weghalen dat hem niet
toekomt."
Hij liep naar de deur die op den trap uit-
kwam en riep luidkeels:
^Mijnheer Kerroch, is het nu niet waar dat
het buffet wel degelijk van mij is, dat uw
overleden vrouw het mij heeft vermaakt en dat
ik het mag weghalen?"
»Jawel, jawel, vader Nalec, neem maar mee,
neem maar mee!" riep onze vriend en klemde
-ocr page 217-
EENE LASTIGE VROUW. 209
zich aan de trapleuning vast om niet neer te
zijgen.
2>Daar; ik dwing den patroon niet te spreken,
dat ziet ge. Dus, kinderen, komaan, laat ons
flink aan \'t werk gaan. Mijn buffet zou reeds
lang niet meer hier zijn als het maar door de
deur had kunnen gaan.. .. Zoo door \'t venster
zal het heel gemak\'lijk gaan."
2>Duivelsch! \'t is geen veertje, dat buffet
van u: we moesten er eerst den inhoud uit-
nemen."
»Dat is bepaald waar; dat heb ik al een uur
geleden gezegd; maar \'t zit \'em daarin dat ik
den sleutel niet heb, en dat soort ouwerwet-
sche sloten kun-je niet openblazen, vat je?
Maar \'t zit verduiveld goed in elkaar, zoo ste-
vig als een muur, hoor! ^Bovendien, wat er in
zit kan er wel tegen. Laten we \'t maar aan-
pakken. Heb jelui ook touwen? \'t.beteekent
ook wat het ding op te hijschen: we zijn met
ons achten; \'t is de moeite niet waard!"
14
-ocr page 218-
210 EENE LASTIGE VROUW.
En meer dan een kwartier lang, hoorde
Kerroch, die meer dood dan levend op den
trap zat, voetengetrappel, gekraak, verwarde
woorden, vloeken, en dan weer — »o, halen!
gelijk op, jongens!.... Zoó..óó, recht uit nu
maar — laat gaan maar.....Mooi zoo....
zachtjes-an, zachtjes aan."
\'t Was als een vreeselijke nachtmerrie. Co-
rentin hijgde van angst, zijn ooren suisden,
het bloed steeg hem naar \'t hoofd ...,
En toch kwam hem als ware \'t een bloemen-
geur uit verleden dagen, een onbeschrijflijke
zoete herinnering aan voorheen, voor den geest,
en hij zuchtte:
»Céline, mijn Céline! dat is mijn jeugd die
verdwijnt; dat is de balsemende lente die zich
van mij verwijdert!" en als bij \'t snelle licht
van den bliksemstraal die de wolken doorklieft
en den horizon verlicht, zag hij haar weer, zijn
Céline, in haar bruidstooi, met haar krullende
lokken, haar witte tanden, frisch, blozend en
-ocr page 219-
EENE LASTIGE VROUW.                211
met een glimlach om de roode lippen.....
Het gedruisch hield op. Er volgde een lange
stilte, en de werklieden kwamen langsaam terug
om hun werk te hervatten.
ï\'t Is een rare snaak, die oude kerel met
zijn buffet. Hij had ons wel een borrel mogen
schenken voor de moeite, \'t Is waar, hij heeft
het beloofd, maar beloven en woord houden,
dat zijn er twee."
-ocr page 220-
ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
3>Mijn God, Corentin, wat scheelt u toch? Gij
zijt niet bleek, maar compleet groen."
2>Ik heb een vreeselijke kiespijn, mijn lieve;
\'t is verschrikkelijk."
»Nu, ik moet zeggen dat het niet meer is
dan u toekomt! De helft van den nacht in den
tocht en de kou blijven, en zich in \'t zweet
werken!...."
»Maar, mijn lieve, ik moest toch de koop-
waren schikken, alles wat opruimen, in orde
zetten, aangezien de werklieden van morgen
zouden komen."
»Gij hadt daarbij de bedienden kunnen ge-
bruiken ....."
j Gij weet wel dat zij alles in de war bren-
gen, en twee uren noodig hebben voor het-
-ocr page 221-
EENE LASTIGE VROUW.                   213
geen ik in twintig minuten doe. Er zijn din-
gen die men zelf het best doet."
i>Wat heeft die oude toovenaar Nalec mee-
genomen in zijn schuit? Ik heb dat van uit
mijn venster gezien."
d Vader Nalec! ach ja, dat is het oude buf-
fet; ge weet wel, het buffet dat bijna uit elkaar
viel en dat in de witte kamer stond."
»Hebt ge hem dat gegeven? Welnu, komaan 1
en als ik het nu eens noodig had, wat dan? \'t Is
waarlijk ongehoord, dat buffet weg te geven zon-
der mij er over te raadplegen!"
En zij haalde den schouder zoo ... bevallig op,
dat onze vriend zijn hart weer voelde kloppen.
»Gij begrijpt immers wel, dat ik dat buffet
nooit zou hebben weg gedaan zonder u te raad-
plegen, mijn lieve, hoewel het waarlijk tot niets
meer kan dienen dan tot brandhout; maar dat
buffet behoorde mij niet meer toe. Mijne overle-
dene vr.... Juffrouw Kerr ...., enfin, Céline had
den ouden Nalec dit buffet vermaakt. Zij had erg
-ocr page 222-
214                  EENE LASTIGE VROUW.
medelijden met dien armen grijsaard. Zulke zaken
zijn heilig, niet waar? De arme oude kwam het
hem toekomende opeischen en ik moest wel___"
j>Nu, juffrouw Célinc was wel vrijgevig. Dat
is licht te begrijpen; als men een eigen for-
tuin heeft, namelijk!"
»Ah, dat is waar ook! hier is de sleutel,
poesjcliefl"
» Welke sleutel?"
j>Die van de kast, de kast in de witte ka-
mer. Ik weet waarlijk niet wat ik gisteren
avond in \'t hoofd had; ik herinnerde mij vol-
strekt niet dat er een kast was in de witte
kamer, \'t Is te erg! daar werden voorheen de
confituren bewaard!"
En hij had den moed te glimlachen. Even-
wel mompelde hij:
j Vergeef het mij, Céline, maar uw verblijf hinr
in huis was waarlijk niet meer uit te staan:
dat zult gij wel begrijpen."
-ocr page 223-
Bij alle Boekhandelaars verkrijgbaar:
KATJA-MATA, Een Natuurlijk kind en andere
Nederlandsch-Indische verhalen. Met vignet,
f 2,90.
OOST-INDISCHE MENSCHEN EN DINGEN, Ge-
schetst door M. C. FRANK. Met vignet
f 2,75.
BENJAMIN D\'ISRAËU , Henriette Temple. Een lief-
desroman. In het Nederduitsch overgezet door
HERMINIE. 3 dln. f 5,90.
NJONNJA K00 EN TANTE LEEN. Indisch verhaal
uit den tegenwoordigen tijd door F. C. WIL-
SEN. Met vignet, f 2,50.
OVER LAND EN ZEE, Herinneringen uit mijn ver-
blijf in Indië door Dr. GREINER. Met een
voorbericht van G. H. VAN SOEST. Met om-
slag in kleurendruk, f3,00.
W. H. AINSWORTH, Karel Stuart en Cromwell of
de Koningseik op Boscobel. Naar het En-
gelsch door J. FRIESSON, 2 dln. Met 2 ge-
lithographeerde vignetten, f 5,90.
VLEIERS EN INTRIGANTEN aan\'t Hof of Geluk bo-
ven Genie door F. W. HACKLANDER. Naar
het Hoogduitsch door J. FRIESSON. 2 Dln.
met vignetten f5,90.
JALOEZIE EN HAAT of samen eene vrouw te be-
minnen, Door H. KINGSLEY. Naar het En-
gelsch door J. FRIESSON. Met vignet f 2,75.
DE KINDEREN DER WERELD door PAUL HEYSE.
3 Dln. Met vignetten f 6,75.
IERLAND EN DE IEREN door W. M. THACKERAY,
2 Deelen. Met vignetten f 4,90.