-ocr page 1-
^\\yy\\ \\ rZ3<5& E.4A.6//2*
Q C
BIJ EEN VEEKTIGJAltKJ AMBTSFEEST. \')
hor inüii certe non prae««givr
railt aatra". ->
Dat hadden de sterren verzwegen.
Wier lichtglans uw wieg eens omscheen,
Dat God zooveel stroomen van zegen
Zou ruischen doen rondom u heen.
Dat kon ons Eenmes toch niet droomen,
Dat eens, nabij \'t eind zijner baan,
De jongling, die optrad vol schromen,
Zoo hoog en zoo vast nog zou staan.
Maar wat toen nog wegschool in \'t duister,
\'t Ging op, als een schitterend licht
Aan den hemel der Kerk, en zijn luister
Blonk vriendlijk voor menig gezicht.
\') Feestdronk aan mijn\' Ambtgenoot en vriend I>r. B. tkii
Haam, bij het herdenken zijner vervulde veertigjarige Evangelie-
bediening, aangevangen te Eemnes-Binnendijks, 23 Mei
1830, elf jaren later ook mijne eerste standplaats.
2) Van Oosterzee, inaugureelo Oratie, p. 57: »dat hadden mij
althans de sterreu niet aangezegd". Toespeling op onze eersti\'
ontmoeting voor jaren, bij eene preek over don Sterrenhemel.
-ocr page 2-
■ )
\'t Bleet\' schijnen met God en met eeren,
Van \'t eerst tot het veertigste jaar.
Wat sterlicht m\' in nacht zag verkeeren,
Het licht niet van Bernard ter Haar.
Nog blinkt het aan d\'avond van \'t leven.
Als eens in den middag ons aan,
En ook waar wij \'t Westwaarts zien streven.
Beschrijft het met eere zijn baan.
En daarom, wij danken en loven,
Vereend om den feestdisch geschaard,
Den Schepper dor sterren daarboven,
Die u, ook voor ons. heeft gespaard.
O wil dan zoo ras toch niet dalen,
Gij helder, gij koesterend Licht,
En zegen nog lang met uw stralen
De kerk en de school van het Sticht!
Blijf veilige Leidster voor blikken,
Zoo licht door een dwaalspoor misleid.
Ga voort met uw\' glans te verkwikken
Het oog, dat in duisternis schreit!
En zinkt gij dan eindlijk ter neder,
Waar een wolk u bedekt van omhoog,
Rijs, zilveren sterre, rijs weder,
Nu in glans, als van goud, voor ons oog.
-ocr page 3-
3
Wel doen nog geen sterren \'t ons lezen,
Wier schitterend licht wordt verdoofd,
Hoe \'t eenmaal daarboven zal wezen,
Maar — zalig, die hoopt en gelooft!
Reeds klinkt het ons tegen van verren,
Bij \'t ruischen der eeuwige bron:
»De Leeraren blinken als sterren,
»Rond Christus, hun éenige Zon." \')
En alle die sterren, die blonken
Tot eer van Gods heiligen naam,
Zij vloeien (wat weg zij gezonken!)
Tot éen Constellatie te zaam.
Utrecht, 28 Mei 1870.                    J. J. van Oostkrzkk.
\') Daniël 12: 3".
-ocr page 4-
\'
u