-ocr page 1-
\\ 1
I \'Ü
\\ll
mm
T
/<)G\'
Mer aanbevelingen V
-ocr page 2-
^rrMlSOO
-ocr page 3-
-ocr page 4-
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000009570122B
0957 0122
-ocr page 5-
<-~7 £*>ww*a ƒ /■ t (O
DE
,#iBti®Wferiii
(1 o o r
Ds JAMES MPNEÏl.
Yoorjïederland bewerkt"
MI Th
<i<>
ff ff ~ï> "))
Met aanbevelingen van ProEJ.J.van Oosterzee, Dr6J.Vinke en DSJ.J.L. ren Kate.
1
^%BÜ
oT. {?. (ÏE J31/IS0I?J B, JNfïBl/WED IBP
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
DE GELOOFSBELIJDENISSEN
W EREL D,
F.KSE lil SflIlUJVIMi VAN Al IK
GODSDIENSTEN EN GODSDIENSTIGE GEZINDHEDEN,
hare
LEERSTELLINGEN, GEBRUIKEN, PLEGTIGHEDEN EN GEWOONTEN.
NAAK DE NIKÜW8TH RN BBSTK KRONNKN ZAMBSOBSTEhl»
DOOR
Ds. JAMES GARDNER,
VK1>. ET IMlll.. IIOCTOB.
VOOR NTE3TZ)nEirj A-TSTIT) ÜEWE3RKT
DOOK
J. G. R. VOS,
I.KKRAAIt IX !>K MOHKUNK TAl.KN A*\\ IIKT K\'i\\. I\\«*|\\ \\. h. IIARINK,
ONDER MEDEWERKING VAN EENIGE VADERLANDSCHE GODGELEERDEN.
MKI\' AAXBKVKMNaKN VAN
Prof. J. J. van Oosterzee, Dr. G. J. Vinke en Ds, J. J. L. ten Kate.
MET KEURIGE STAALPLATEN.
E KUSTE DEEL.
NIEUW E Dl EP,
J. C. DE BUISONJK.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
VOORREDE.
Het hoofddoel van dit werk is eene juiste en onpartijdige beschrijving te geven van
de verschillende eerediensten, die er op de wereld gevonden worden. De/.e zijn zoo
talrijk en dikwijls zoo in het duister gehuld , dat er veel naauwgezet onderzoek vereischt
werd, om hare verschillende beginselen en leerstellingen, hare gebruiken en ceremoniën
volledig mede te deelen. De behoefte aan zulk eene beschrijving is sedert lang
gevoeld, en in de laatste jaren zijn dan ook verschuilende verhandelingen over dit
onderwerp geschreven, die licht verspreiden over de mythologie der Oudheid. terwijl
de mededeelingen der reizigers en de verhalen der zendelingen ons de eerediensten
der nieuwere tijden beter hebben doen kennen, (lelijk in het Prospectus werd opge- \'
merkt, is er slechts eene Godsdienst door God, maar zijn er vele door menschen
ingesteld. De eenige door God ingestelde Godsdienst, het Christendom, staat at\'ge-
scheiden, en als het ware afgezonderd, van alle andere, /ij is niet alleen oneindig
verre boven deze verheven, maar geeft bij vergelijking ook blijken dat te zijn. hetgeen
aantoont, dat zij alleen het voortbrengsel van Goddelijke inspiratie is. Heilige mannen
uit den ouden tijd, wij weten het, spraken, zooals de Heilige Geest het hun ingaf,
en de Openbaring aldus van boven gezonden is, zonder twijfel, bijzonder geschikt
voor het karakter, den toestand en de omstandigheden van den mensch. Mij onderzoek
blijkt het, dat alle menschelijke Godsdienststelsels, zelfs de vernederendste, die er
op aarde bestaan, tot zekere grenzen gegrondvest zijn op die Godsdienstige gevoelens,
welke in het hart aanwezig zijn. Maar verre boven deze verrijst het Christendom,
eenig en alleen; en de wijze, waarop zijne bijzondere eigenschappen zich openbaren,
als onderscheiden van die van elk ander Godsdienststelsel, dat de wereld ooit zag,
vormt een allerbelangrijkst en allerkrachtigst argument ten gunste van zijne waarheid
en zijnen Goddelijken oorsprong. Zulk een onderzoek toont aan, dat het Christendom
de Godsdienst, de eenige Godsdienst is, welke Gode waardig en voor de menschen j
geschikt is. Het verkondigt te zelfder tjjd, met gelijke kracht en uitwerking, de
volkomene onwaarheid van den stelregel der ongeloovigen, — dat alle Godsdiensten
gelijk zijn. Eene valsche Godsdienst, hetzij vervat in den Koran van den Mohamedaan
of in de Shasters van den Brahmin, kan vele waarheden bevatten, welke op zich zelve i
verre van onbelangrijk zijn; maar het feit, dat zij eene menschelijke in plaats van
-ocr page 10-
II                                                                                   V OOR E E IJ E.
eene Goddelijke, eene valsche in plaats van eene ware Godsdienst is, kenmerkt haar
ontegenzeggelijk als onaannemelijk en onerkend in het oog van Hem, die Itegt en
Waar in al Zijne wegen , zoowel als Heilig in al Zijne werken is.
Behalve de groote Godsdiensten der wereld omvat het werk eene beschouwing van i
tle talrijke secten, die van tijd tot tijd uit die Godsdiensten zijn voortgesproten, en
eene volledige beschrijving van de eigenaardigheden, zoowel in leer als in ceremoniën,
waardoor deze zich hebben onderscheiden of nog onderscheiden. In dit belangrijke
gedeelte is het de ernstige wensch van den Schrijver geweest, om zoo juist mogelijk
te zijn , en daarom heeft hij geene moeite gespaard, hetzij door de gezaghebbende
schrijvers over dit onderwerp zorgvuldig te raadplegen, of door briefwisseling aan te
knoopen met de voornaamste mannen der verschillende secten, om aan dit werk een
door en door geloofwaardig karakter te geven, en op die wijze het vertrouwen van de
verschillende afdeelingen der Godsdienstige wereld te verwerven.
Alvorens over te gaan tot «Ie uitgave eener bewerking voor Nederlanders van het I
werk, dat. hierbij het publiek wordt aangeboden, heeft de Uitgever den arbeid van !
Ds. Garuner aan de beoordeeling van de HU. Prof. .1. J. van Oosterzee, Dr. G. .1. Vinke
en Ds. .1. ,1. L. TEN Kate onderworpen, die hem hebben aangemoedigd deze veel
omvattende taak te aanvaarden, en hierbij thans welwillend de volgende aanbevelingen
voegen :
Het is een grootsche maar tegelijk ook alle aanbeveling waardige onderneming,
die de heer m; BuisonjÉ thans mocht voltooijen. Heb ik op zijn verzoek, zoo-
veel mij mogelijk was, naauwkeurige kennis gemaakt met den inhoud van het
vertaalde werk, ik aarzel niet te verklaren, dat die kennismaking de hoogste
ingenomenheid bij mij heeft opgewekt. Allezins verklaarbaar is liet mij geworden,
dat het in Engeland verbazenden opgang heeft gemaakt en nog maakt bij het
Godsdienstig publiek: of, laat mij liever schrijven, bij allen, die den mensch
op zijn hoogste levensgebied, dat van den Godsdienst, immers zijn eigendoni-
melijk wezen. in al de stadiën van ontwikkeling, van misvorming zoowel als
vorming, het waardig voorwerp achten van onderzoek en bepeinzing. Mocht
de uitgever niet zijn gestuit op het bezwaar, dat in ons kleine land steeds op
de uitgave van kostbare werken drukt! Met het oog op den godsdienstzin van
ons publiek en den strijd onzer dagen, die zelfs den onverschilligste dringt tot
belangstelling in de kennis der menschelijke godsdienstbegrippen en vormen, kan
ik het niet betwijfelen , of deze arbeid van den Engelschen geleerde zal ook onder
ons, zoodra men slechts kennis maakt met het nu voltooide werk, steeds toe-
nenienden bijval vinden. De schrijver, en wat wordt meer vereischt in den
referent? kenmerkt zich bij zijn echt-Christeljjken geest, die onverholen het ge-
matigd conservatieve standpunt kenbaar maakt, dom- voorbeeldige onpartijdigheid.
-ocr page 11-
VOORREDE.
III
Uit de beste bronnen put hij met de hoogste zorgvuldigheid, niet trouw en \'
waarheidsliefde, zoodat men bij hem waarheid, niets dan waarheid vindt. Behoef ;
ik nog te wijzen op de behoefte aan zoodanig werk, voor onzen tijd inzonder- ||
heid? Of op de gaping, die er op dit deel van litterarisch terrein door wordt
aangevuld? Doch waartoe meer? De inhoud spreke voor zich zelf. De goede wijn
behoeft geen krans. Toch prijkt er in een keur van platen een sierlijke kroon
op! Worde ook daardoor de lust om zich dit werk aan te schaffen bij velen
opgewekt, ook onder de duizenden, die zelden hun geld over hebben voor eene
andere kennis en wetenschap, dan voor die, welke geld geeft.
Amsterdam, Febr. 1870.                                                 Dr. G. J. VINKE.
Ook de Ondergeteekende heeft met groote belangstelling kennis genomen van
het werk, getiteld: „The h\'ailhs of the World\'", en den uitgever der Hollandsche
Vrertaling aangemoedigd , deze veel omvattende taak te aanvaarden. In een beknopt
bestek bevat het een grooten rijkdom van zaken, en kan geacht worden op
eene doelmatige wijze aan eene behoefte des tijds te voldoen. Waar de beoefe-
ning van de Geschiedenis der Godsdiensten hier te lande al meer en meer wordt j
dienstbaar gemaakt aan het kennelijk streven om het onderscheid tusscheu
geopenbaarde en niet-geopenbaarde Godsdiensten zooveel niogeljjk in de schaduw
te plaatsen, en het verschil tusscheu waren en valschen Godsdienst tot iets •
louter gradueels te beperken, verdient een geschrift dubbel aanbeveling, dat, j
zonder het betrekkelijk ware en goede in de Godsdiensten van louter mensche-
lijken oorsprong te loochenen, echter de hooge waarde en voortreffelijkheid van
den Geopenbaarden Godsdienst met voorliefde en eerbied doet uitkomen, en
daarbij over een tal van historische bijzonderheden, tot de kerkgeschiedenis van
verschillende genootschappen en sekten behoorende, zooveel wetenswaardig»
mededeelt, als niet lichtelijk elders in geschriften van dergelijken aard bijéén
wordt gevonden. Het is zeer te hopen, dat de vertaler en uitgever hunnen
arbeid , aan deze kostbare onderneming besteed, op voldoende wijze beloond zien.
Het boek verdient in handen te komen van ieder, die de geschiedenis der Gods-
diensten niet van modern, maar van t\'hristelijk-geloovig standpunt beoefent.
Utrecht, Febr. 1870.                                    Dn. J. J. VAN OOSTERZEE.
Het was mij zeer aangenaam te vernemen, dat de Heer ijk Buison\'JÉ het
voornemen heeft opgevat van The Faiths of the World eene Nederduitsche ver-
teling in \'t licht te geven.
Dit uitstekend boek, dat in Engeland zulk een welverdienden bijval gevonden
heeft, verdient ook in ons Vaderland, nevens werken als Le Ge\'nie des Religions
-ocr page 12-
V O O R R E D K.
I V
van Edgar Qvinet enz., de lang begeerde plaatsvervanger te worden van den
in menig opzicht onvoldoenden en verouderden üupuis.
Moge het den wakkeren uitgever, bij deze zijne belangrijke onderneming,
aan de noodige ondersteuning niet ontbreken.
Amsterdam, Februari 1870.                                Ds. J. J. L. TEN KATE.
Om der wille der beknoptheid is op de Titelvignetten de omvangrijke titel zamen-
getrokken in: ,.De Godsdiensten der Wereld."
-ocr page 13-
AANWIJZING VOOR HET PLAATSEN DER PLATEN.
DEEL I.
Titelvignet.
Een Abdaal, Santon of Calender..........tegenover bladz. 18.
Eeredienst volgens de Armenische Kerk........                         ,, 200.
Plegtigheden bij de Begrafenis van een Opperhoofd der Ashautis.             ..            ,, 231.
De Tien Avatars of Vleeschwordingen van Vischnoe ....             ..           ., 266.
Oostersche Godheden..............             ,.            ., 377.
Portret van Johannes (\'alvijn.....         ......            ,.            ., 437. !
Canonisatie van Heiligen in de St. Pieterskerk te Ltome in 1712 .            ,.           .. 451.
Sleutel bij de voorgaande plaat...........             ..            ....
De Dans der Dervischen.............             ..            ..618.
Hindoesche Fakirs, die hunne bijgeloovige gebruiken uitoefenen .             ..           .. 797.
Sleutel bij de voorgaande plaat...........             ..            „ „
De Ghat, Hurdwar...............            ..           ,. 837.
Een Archiraagus................            .,           .. 876.
NB. Het is wenschelijk de platen vooraan te binden, ten einde het naslaan van
het werk. dat den vorm heeft van een Woordenboek . niet te bemoeijelijkeu.
-ocr page 14-
DE
GELOOFSBELIJDENISSEN DER WERELD.
AAI.MOKS, hetgeen vrijwillig gegeven wordl lol
leniging van den uood der armen. Hot geven van
aalmoezen is een pligt, die ons dikwijls door hel
Oude eu het NieuweTestamenl opgelegd wordt. 11. v.
Deut. XV : 7—IJ : „Wanneer er onder u een arnie
zal zijn, een uit uwe broederen, in pene uwer poorten,
in uw land, dat <le Heer, uw God, u geven zal, zoo
zult gij uw hart niet verstijven, noeh uwc hand toe-
sluiten voor uwen broeder, die arm is. Maar gij zult
hem uwe hand tuildelijk opendoen, en zult hem rijke-
lijk leenen, genoeg voor zijn gebrek, dal hem ont-
hreekt. Wacht u, dat in uw hart geen Belials woord
zij, om te zeggen : Het zeveude jaar. hel jaar der vrij-
lating naakt; dat uw oog boos zij tegen uwen broeder,
die arm is. en dat gij hem niet gevet; en hij over u
roepe tot den Heere, eu zonde in u zij. Gij zult hem
mihlelijk (reven, en uw hart zal niet hoos zijn, als gij
hem geeft: want om dezer zake wil zal u de Heere,
uw God, zegenen in al uw werk. en in alles, waaraan
gij uwc hand slaat. Want de arme zal niet ophouden
uit het niidden des lands; daarom gebiede ik n, zeg-
gende: Gij zult uwc hand tuildelijk opendoen aan
uwen broeder, aan uwc bedrukten en aan uwe armen
in uw land." l,ov. \\ \\ V : :!."> .\'f7: „Kn als uw broe-
der zal verarmd zijn, en zijne hand bij u watikeleuzal,
zoo zult gij hem vasthouden, zelfs eenen vreemdeling
eu bijwoner, opdat hij bij u leve. (lij zult geen woeker
nog overwinst van hein nemen; maar gij zuil vreezen
voor uwen God, opdat uw broeder bij n leve. I »
geld zuil gij hem niet op woeker geven, en gij zult
uwe spijze niet op overwinst geven." In schoone o ver-
eenstemming met den geest van geboden als deze,
werd den Israëlieten bevolen, wanneer zij eene garf
op den akker vergeten hadden niet weder te keeren,
om die op te nemen; wanneer zij eenen olijfboom
geschud hadden, de takken niet naauw te doorzoeken;
wanneer zij eenen wijngaard afgelezen hadden, de
druiven niet na te lezen, voor den vreemdeling, voor
den wees en voor de weduwe zou het zijn. David
zegt. Psalm XI< : ^: „Welgelukzalig is hij, die zich
verstandiglijk gedraagt jegens eenen ellendigen; de
Heere zal hem bevrijden ten dage des kwaads;"\' en
Salomo zegt niet hetzelfde doel. Spr. XFX : J 7: „Die
zieh des armen ontfermt, leent den Heere; en Hij zal
hem zijne weldaad vergelden." Kn tot hel Xieuwe
Testament overgaande, vinden wij dal onze geze-
gende Verlosser de godsdienst van den heniinuelij-
keu jongeling, die tot hein kwam, op de proef steil
door het bevel: „Ga heen, verkoop, wat gij hehl.cn
geef hel den armen." De uitkomst leerde, dat het
levendmakende beginsel des (\'hristemdoius bij hem
ontbrak: „hij ging bedroefd weg: want hij had vele
goederen." lu den/elfden geest beval Johannes de
Dooper aan de scharen, die hem volgden, en den
weusch Ie kennen gaven om gedoopl te worden:
„Die twee rokken heeft, deele hem mede, die geen
heeft; en die spijze heeft, doe desgelijks." Zoo is de
algemeene geest van de godsdienst van Christus; en
overeenkomstig dezen geest leert ons een Apostel uit-
ilrukkelijk, l..loh. III : 17: „Zoo wie nu het goedder
wereld heeft, en ziel zijnen broeder gebrek hebben,
en sluit zijn hart toe voor hem. hoe blijft de liefde
(iods in hein\':" Onze Zaligmakerbestrafl de Farizeën
niet, omdat zij dezen belangrijken Christelijken pligt
niet vervuld hebhen. In tegendeel schijnen zij d\'en
veel betracht Ie hebben, maar om geeneandere,treene
-ocr page 15-
AALMOES.
2
hoogere reden dun om door de menschen tcczirn te
worden. Zij «aren gewoon luiimc aalmoezen tcgevcu
op de meest openbare en hoovaardige wijze, en toen
Jezus hen vermaande niet deze woorden: „Laat voor
ïi niet trompetten," had hij waarsehijnlijk liet oog op
eene gewoonte, welke onder rijke menschen inOos-
tersehe landen heerselite, om de armen niet trompet-
gesehal oj> te roepen om op zekeren dag aalmoezen Ie
komen ontvangen. I\'it eene dergelijke zucht lot praal-
vertooning kozen de Farizeën de synagogen en stra-
ten, als de meest publieke plaatsen om aalmoezen
uit te deeleu, en dat doende was hunne heerseliende
begeerte om „van de menschen geëerd te worden."
Ook ontging hun de belooning niet; de menschen
zagen, bewonderden en juichten toe. De geest, welken
Christus inprent, is echter van een geheel anderen
aard: „Maar als gij aalmoes doet, zoo laai uwe lin-
kerhand niet weten, wat uwc regter doet." Zoo sterk
moet het verlangen van den Christen zijn, om zijn
Hemelschen Vader te loven, en alles aan dit grootc
doel ondergeschikt te maken, dat hij, wel verre van
bij hel geven van aalmoezen den lof van menschen Ie
zoeken, trachten moet de handeling derliefdadigheid
zelfs voor zich zelveu te verbergen, „opdat liijniet op-
geblazen worde, en in het oordeel des duivels valle."
Deze bijna volkoniene onbewustheid zijner eigene
goede daden is een van de hoogste doeleinden, «aar-
naar de ( \'hristcn moet streven.
Een van de voornaamste kenmerken der Apostoli-
sche kerk was de vriendelijkheid en liefdadigheid,
welke onder hare leden heerschten. Vele van de .lo-
den van Palestina, en daarom vele van de eersten,
die het Christendom beleden, waren bijzonder arm.
Eeuige werden, dewijl zij de nieuwe leer omhelsd
hadden, van hunne gewone middelen van bestaan be-
roofd, en dus afhankelijk gemaakt van de liefdadig-
heid hunner mede-Christenen. In de allereerste dagen
van de Kerk vinden wij dan ook, dat hare rijkere le-
den al hunne bezittingen ter beschikking stelden van
de Apostelen. Niet dat er eeuige afschaffing was van
de regten van eigendom, zooals de woorden van
Petrus aan Anauias zeer duidelijk aantoonen, Hand.
V: I: „Zoo het gebleven ware, bleef het niet uw?
en verkocht zijnde, was het niet in uwe magt? Wat is
het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen\'r
Gij hebt den menschen niet gelogen, maar Gode."
Maar zij die rijk waren, gaven wat God hun gegeven
had met den geest van edelmoedige zelfopoffering,
overeenkomstig het ware beginsel van het Christelijk
communismus, dat het eigendom beschouwt als den
bezitter toevertrouwd, niet voor zich zelven, maar
I voorliet welzijn van de geheele gemeente, ten einde
verdeeld te worden volgens zulk eene wijze als zijn
liefdadig gcvoid eu naaiiwgezet oordeel kunnen goed-
keuren. Aangaande dit onderwerp zegt Dr.Jamieson
in zijn schoon werk, De Zeden en Beproevingen
der Eerste Christenen, het volgende: „Deze liefde
openbaarde zich, op zeer opmerkenswaardige wijze
in de zorg, die zij voor hunne armere broeders
hadden. Onder hen werden, zooals bij elke vereeni-
ging van menschen, armen en nooddriiftigen gevon-
den. De pligl om voor deze zorg te dragen was niet
i overgelaten aan de vrijwillige giften van bijzondere
personen, wier toestand hun gelegenheid gaf om naar
den nood der armen onderzoek te doen, en wierwelda-
iligheid hen aanzette dien nood te lenigen. Hij kwam
neder op de geheide schaar van geloovigen, die het
niet als ecu last beschouwden, maar als een voorlegt,
om in de behoefte te voorzien van hen, die het beeld
van Christus droegen; en door hunne onvermoeide
aandacht op de vervulling van dit liefdewerk, deden
zij het licht hunner mildheid en liefdadigheid zóó
\' schijnen, dat zij zelfs aan de koude en zelfzuchtige
Heidenen rondom zich bewondering afpersten. Tel-
keus als de Sabbath wederkeerde, en zoodra zij hunne
heilige pligten vervuld hadden, werden de lijsten der
armen, der ouden, der weduwen eu der wezen ter
j overweging te voorschijn gebragl, en alsof elk zich
] gehaast had de vrucht eu des geloofs aan te bren-
gen, en de opregthcid van die liefde te bewijzen,
die hij juist aan zijn Zaligmaker Indeden had, door de
j grootte der liefdadigheid aan Zijn volk, vingen zij de
j dankbare taak aan niet eeneu ijver en eene geestdrift,
; wier frissche eu ouverflaaiiwde kracht geene ken-
teekenen verried, dat zij reeds lang aan de vervulling
dier taak bezig waren geweest. Kik bragt op zijne
beurt onder de algeineene aandacht een broeder of
eene zuster, niet wiens behoeftige omstandigheden
hij eenigzins bekend was, en terstond werd een on-
derstand bevolen uit de fondsen van de kerk, welke
de vrijwillige contribntiën der geloovigen aan vulden.
Geene sterke of hartverscheurende beroepen waren
noodig om de verborgen bron hunner synipathieii te
bereiken; geene koude berekeningen van voorzigtig-
1 beid regelden de uitdceling hunner openbareaaluioe-
zen; geen twijfel ried een uitstel aan om de juistheid
van de aanvraag te onderzoeken; geene kleine jalousiën
over de voorkeur van de eene aanbeveling boven de
andere mogten den stroom hunner liefdadigheid doen
verstijven. Door wien ook deaaubevclinggeschiedde,
-ocr page 16-
10ES.                                                                              3
bruiken, en anderen legden een tiende gedeelte van hun
inkomen voor dearmen terzijde. De Christenen waren
nooit zonder voorwerpen iu eiken vorm van incusche-
lijke ellende, voor welke hunne weldadigheid vereisen)
werd. liet is werkelijk bijna ongeloofclijk lol welke
diensten de ijver van hun Christelijkcu geest hen
drong. De vrouwen, hoewel alle zich bewogen te
luidden van de gemakken des huiselijkcn levens, cu
cenige zelfs\'dames van den hoogstcu rang waren, die
nooit cenige soorl van arbeid geleerd hadden, schroom-
den niet de laagste diensten te verrigten, dicgewoon-
lijk op den minsten bediende neerkwamen. Zij zaten
niet alleen aan de sponde van de zieken, met hen
sprekende en hen troostende, maar met hare eigene
handen maakten zij hunne levensmiddelen gereed cu
voedden hen, dienden hun geneesmiddelen toe, brag-
tcn bun schoon lijnwaad, maakten hunne bedden op,
verbonden de stinkendstc en terugstootendste etter-
builen, stelden zich bloot aan de besmetting van
kwaadaardige ziekten, legden de lijken af, om kort te
gaan, handelden tegelijkertijd als geneesheer, vocd-
ster en gezante van God. Hare beurs en hare onder-
vinding was altijd gereed, en de uitputtendste en ge-
vaarlijkste diensten werden uit vrijen wil door deze
Christinnen verrigt. Met der tijd echter, toen de
Christelijke maatschappij hare grenzen uitstrekte, en
de slagtoffer* van armoede en ziekte evenredig talrij-
ker werden, werden de vrijwillige diensten der vrou-
weu onvoldoende bevonden om het onmetelijke veld
te bearbeiden, cu daarom ontstond, behalve dediakc-
uen en diakonesseu, die reeds vroegtijdig na de stich-
ting der Kerk waren aangesteld om de belangen der
armen te behartigen, eene nieuwe klasse van ambts-
bekleeders, onder den naam van Parabolani, wier
dienst was dekrauken bij boosaardige en besmettelijke
ziekten te bezoeken en op Ie passen. Deze, wier aan-
tal vervolgens zeer groot werd — Alexandrië alleen
bezat er in den tijd van Theodosiuszcs honderd,—■
droegen zorg voor de zieken en de stervenden iu oni-
standigheden, waarin de voorzigtigheid de huismoe-
ders verbood tot hen te gaan; en dus, terwijl de llei-
denen hunne armen en zieken in ellende lieten weg-
kwijnen en voor hunne oogen lieten sterven, oube-
klaagil en onverzorgd, was erin de eerste eeuwen niet
een enkel arme onder de Christenen, die niet al de
verligt ing van tijdelijkeu en geestelijken aard genoot,
welke zijn toestand vcreischtc.
JJft Apostolische besluit om op eiken dag des
lleeren liefdegaven in te zamelen wordt nog in alle
Christenkerken in achl genomeu, maar de inzamc-
of iu welke omstandigheden ook het beroep gedaan I
werd, de hand der liefdadigheid had het beroep be-
antwoord, bijna voor het hart woorden vond om zijne !
sympathie uil te drukken; en met eene eenstemmig- j
beid, die alleen overtroffen werd door hunne greuzc-
looze liefde, deelden zij hunnen onderstand uit de |
schatkist der kerk uit, als er iemand was om dien te
ontvangen, of eene erkende behoefte, welke dien ver-
eischte. Als de armen op de cenc of andere plaats talrijk
waren, en de broederen door hunne beperkte middelen
niet in staat waren om hun behoorlijke ondersteuning
te verschaffen, deden deze een beroep op eene rijkere
kerk in de nabijheid, en nooit in die dagen van werk-
zamc liefdadigheid werd dat beroep te vergeefs gedaan
of koel ontvangen. Alhoewel zij hare eigene armen
te onderhouden hadden, waren naburige en verwij-
derde kerken toeh altijd gereed 0111 bijdragen te zenden
tot hulp van de Christenen iu verre streken, en talrijk
en schoon zijn de voorbeelden, die opgeteekend zijn,
van voorgangers en leekeu, die op het berigl van
dringenden nood met hunne schatten aankwamen
om diegenen te ondersteunen, die zij nooit hadden
gezien, maar met wie zij verbonden waren door
de sterke banden van hetzelfde geloof en dezelfde
hoop. Toen b. v. eene menigte Chri9ten-manneu en
vrouwen in Numidië gevangen genomen waren door
eene horde naburige barbaren, en de kerken waartoe
zij behoorden niet iu staat waren de som voor hun
losgeld gevraagd te geven, zonden deze afgevaardigden
naar de kerk, die in <le hoofdstad van Noord-Afrika
gesticht was, en naauwelijks had Cyprianus, die lo(^i
aan het hoofd dier kerk stond, een verslag gehoord
van het treurige geval, of hij opende eene inschrijving
ten behoeve van de ongelukkige sla\\en, en hield
met zijne onvermoeide pogingen niet op, voor dat
hij cenc som had verzameld gelijk aan SOO pond
sterling (/"9,600), welke hij aan de Xumidischc ker-
ken zond met ecu brief vol Christelijke svinpathie
en lecderheid."
liet geven van aalmoezen was in de eerste Christe- i
lijke kerk zulk een voorname pligt, dat er iu geval-
len van groote of algemeene ramp somtijds vasten
gehouden werd, updat uil de besparingen van de
dagelijksehe uitgaven \\ ooi raad voor de armen aange- i
schaft kon worden; en in gevallen van zeer grooten
nood verkochten of smolten de herders het goud- en
zilverwerk, dal tot ecu heilig doel aan hunne kerken
gegeven was. Velen hadden de gewoonte wekelijks
of maandelijks of om de drie maanden te vasten, op-
dat zij gelden kouden besparen voor liefdadige ge- I
-ocr page 17-
AALMOES.
I
ling geschiedt oj) verschillende, wijzen. In sommige
kerken wordt de inzameling gehouden aan de kerk-
deur bij het binncnkoiueu of hel verlaten der kerk.
lu andere worden de aalmoezen onder de godsdienst-
oefening ingezameld. In vroegere lijden plaatsten de
armen zieli aan de deuren der kerken, en ontvingen
zij aalmoezen van heu, die binnentraden. (\'Invsosto-
nius spreekt van die gewoonte, en drukt zijne wanne
goedkeuring daarover uit. Aalmoezen werden ook
mildelijker uitgedeeld gedurende de Vasten, want hoe
digter de Christenen den tijd van het lijden en de
opstanding van Christus naderden, waardoor alle
zegeningen op de wereld over de mensehen waren
uitgestort, hoe meer zij zich verpligt rekenden allerlei
handelingen van genade en vriendelijkheid jegens
hunne broedereu te toonen.
Onder de Mohamedauen wordt groot belang ge-
hecht aan den pligl van aalmoezen te geven, lueeuige
gevallen zijn aalmoezen geheel en al vrijwillig, maar
in andere wordt de wijze van geven door de wel voor-
geschreven. In de laatste gevallen worden zes voor-
waarden bij den gever vereischt: I. Hij moet zijn
.Muzelman, dat is, een waar geloovige; 2. Hen vrije;
3. "Wettig bezitter van hetgeen hij zal weggeven; 1.
Zijn verinogen moet vermeerderd zijn. Naarmate de
rijkdommen vermeerderen, moeten de aalmoezen met
twee en een halt\' percent toenemen; zij, die geeue
twintig goud-, of tweehonderd zilverstukkeu, of vijf
kamcelen, of dertig schapen hebben, zijn niet verpligt
aalmoezen te geven: 5. Hij moet ongeveer een jaar
in het bezit geweest zijn, of nog naauwkeuriger, ten
minste elf maanden, zonder het te beleenen; •>. Hij
moet zijn werk vee niet als aalmoezen weggeven, maar
een van die beesten, welke in de weide zijn, omdat
aalmoezen gegeven moeten worden van datgene, wat
niet noodig is. De Mohamedanen noemen aalmoezen
Zucat, hetgeen beteekent eernteerderiiig, omdat Gods
zegen daardoor verkregen wordt, en Sadakat, omdat
zij een bewijs zijn van de opregtheid eens inenschen
in de aanbidding van God. Het geven van aalmoezen
wordt door hen beschouwd als Gode zoo aangenaam,
dat kalifOmar Ebn Abdalaziz gewoon was te /.eggen:
„Het bidden brengt ons halverwege tot God; het vas-
teu brengt ons tot voor de deur van zijn paleis; maar
aalmoezen verschaffen ons toegang.\'\'
Van al de wijzen om in het stelsel van Boeddha
verdienste te verwerven, is die van het geven van aal-
moezen de voornaamste. Het is de eerste van de deug-
den, die noodig zijn om het Boeddhaschap te verkrij-
cen; het is nummer één van de vier eroote deuirden.
namelijk: het geven van aalmoezen, goedaardigheid,
het bevorderen van den voorspoed van anderen, en
het beminnen van anderen als ons zelve. Het staat
boven het inaehtnemen der voorschriften; het is het
pad, dat al de Boeddhas hebben betreden. "Wanneer
de gift, de gever en de ontvanger zuiver zijn, dan
wordt de belooning als naar evenredigheid groot be-
schouwd. De gever moet zuiverheid van bedoeling
hebben. Wanneer hij de gave doel meel hij denken:
„Moge het voor mij zijn als een verborgen schat, dien
ik bij eeue toekomstige geboorte grootelijks vermeer-
derd weder moge vinden." Eu hij moet zoowel voor
als na het doen der gave denkeu, dat hij aan iemand
geeft, die verdienste bezit. Wanneer iemand datgene
geeft, wat zijn eigen arbeid opgeleverd heeft, zal hij
rijkdom tut zijne belooning hebbeu, maar geen gevolg
of bedienden. Wanneer hij geeft wat hij van anderen
ontvangen heeft, zal hij bedienden hebben maar geen
rijkdom. Wanneer hij gaven doet van beiderlei soort,
zul hij heide belooningen hebben: maar wanneer hij
geeue van heiden doet, zal hij geeue van de beloouiu-
gen ontvangen. De belooning voor het geven van aal-
moezen, overeenkomstig dit oude godsdicnststelsel,
is niet enkel een voordeel, dal op een toekomstigtijd-
perk ontvangen zal worden. maar hel bevordert ook
lengte van dagen, persoonlijke schoonheid, aangename
i gewaarwordingen, kracht cu kennis; en is de gever een
man, dan zal hij al deze voordeden in liooge mate
hebben. Door Gótama Boeddha werd uitdrukkelijk
j verklaard, dat er geeue beloouing is, hetzij in deze
wereld of in de volgende, die niet door het geven
van aalmoezen kan verkregen worden. Aldus is het
geven van aalmoezen in een loonarbeid veranderd,
waardoor een inensch eeue belooning zoowel hier
als hier namaals verdient. Dezelfde zienswijzen wor-
den verkondigd door het Brahmaïsmus der lliu-
docs.
Aalmoezen te vragen en win de liefdadigheid te
leven wordt in vele godsdienststelsels als eeue ver-
dienste van bijzouderen aard beschouwd. Zoo leiden
ilc fakirs en derwischen van Mohamcdaausche en de
bedelmonniken van Roomsehe landen een leven van
armoede, daar zij zich voor hunne behoeften slechts
op de liefdadigheid van de geloovigeu verlaten. Het
Christendom erkent zulke praktijken niet. Hetleertin
duidelijke taal, dat zoo een man niet werkt, hij ook niet
zal eten, en dat hel de pligl van eiken Christen is te
arbeiden, te arbeiden met zijne eigene handen, opdat
hij kunne geven aan dengene, die in nooddruft ver-
keert.
-ocr page 18-
AALMOESBEKER.
■i
voor de priesters, dat voedsel aannemen, maar als hem
| vooraf iets gegeven is, is dit verboden. Wanneer hij
i zijne bedeltogten doet, mag hij geen enkel woord
! spreken; en wanneer de beker voldoende gevuld is,
moet de priester naar zijne woning terugkeeren, en het
voedsel, dal hij ontvangen heeft, van welken aard het
ook zij, nuttigen.
Eenige van de regelingen voor het gebruik vanden
aalmocsbeker, zooals het doorde Boeddhistische pries-
ters op Ceylon wordt in acht genomen, zijn te zon-
dcrling om hier weggelaten Ie worden. AVij nemen
uit een zeer interessant werk over den Oosterscheu
Monnikenstand van llardv , een \\\\ rslrvschen zen-
dcliug, die vele jaren op Ceylon doorbragt, en eene
juiste kennis verkreeg van de leerstellingen en ge-
I bruiken der Boeddhisten, het volgende over: „Het
voedsel als aalmoes aan den priester gegeven moet
mijmerend door hem ontvangen worden; het moet niet
zorgeloos ontvangen worden, zoodat bij het inwerpen
iu den aalmoesbeker iets over den rand kan vallen;
de dranken en de vaste spijzen moeten te zaïuen
ontvangen worden zouder te worden gescheiden, en
de aabuoesbeker mag niet hoven den rand gevuld
zijn. Het voedsel moet ook mijmerend gegeten wor-
den, met zorg, zoodat er niets van gemorst wordt;
zouder te kiezen moeten de stukken, die het eerst
voor de hand komen, het eerst gegeten worden, de
drank en de vaste spijzen door elkander; het is
! niet geoorloofd in het midden te beginnen en hel
; voedsel op te hoopen, of deu drank met rijst te be-
dekkeu. De priester mag, behalve wanneer hij ziek
is, uiel om rijst of curry om te eten vragen; hij
; mag niet met afgunstige oogen iu eeus anders beker
zien, noch beten nemen grooter dan een duivenei,
behalve in ronde balletjes; hij mag- tlvn mond niet
vol stoppen, noch de hand in deu mond steken, wan-
neer hij cel; hij mag niet spreken, wanneer zijn mond
vol is, noch stukjes uit zijn mond laten vallen: hij
mag zijn voedsel niet inslikken zonder het behoorlijk
gekaauwd te hebben, en de eene beete moet ingeslokt
zijn voor de andere genomen wordt. Hij mag zijne
hand niet schudden om er de stukjes af te werpen, die
er op kunnen liggen; hij mag de tong niet uitsteken,
noch niet zijne lippen smakken, noch zijn voedsel niet
gedruiseh opslurpen. Hij mag zijne handen, den beker
of zijne lippen niet aflikken, wanneer hij eet. Keu kelk
met water mag uiel opgenomen worden, wanneer de
hand door het eten vuil is, en hel spoelselvaudeuaal-
moesbeker mag niet achteloos worden weggeworpen.
Geen priester mag voedsel gebruiken, zoo hij niet zit."
AALMOESBEKER, eene vaas dooide priesters vau
Bueddlia gebruikt om hel voedsel te ontvangen, dat
als aalmoezen door de geloovigcn geschonken wordt.
Als vaste regel is bepaald, dat genoemde priesters
geeu voedsel mogen eten, hetwelk niet als aalmoezen
gegeven is, tenzij water ot\' hetgeengebruikt wordt om
de tanden schoon te maken; en wanneer de priester
gezond is, moet hij zieh het voedsel, dat hij eet, door
eigene moeite verschaffen, daar hij den aalmoesbeker
in hel dorp of in de stad bij welke hij woont, van buis
tot huis moet dragen. Wanneer hij aalmoezen gaat in-
zamelen, hangt hij den beker o ver den schouder en be-
dekt hem gewoonlijk met zijn overkleed. De vaas mag
gemaakt zijn van ijzer ol\' van klei, maar van geene au-
dere zelfstandigheid. Zij moet eerst dooreen kapittel in
ontvangst worden genomen, en dan op offieiéele wijze
worden overhandigd aan dien priester, wiens beker bij
onderzoek blijkt in den sleehtsten toestand te/.ijn. (ieen
priester mag een nieuwen beker hebben, zoo lang zijn
oude niet met vijf krammen aaneengehechl is, ten
einde te beletten, dat hij in stukken valt, en hij mag
een extra beker niet langer dan tien dagen zonder
verlof van een kapittel gebruiken.
\\\\ mineer een priester met den aalmoesbeker een
huis nadert, moet hij daar blijven, totdat hij gezien
wordt; hij mag niet kugchen, nog eenig ander toeken
geven om aan te duiden, dat hij er is, en hij mag de
woning niet al te zeer naderen. Hij mag zijn hals niet
uitstrekken als een paauw, noch zijn hoofd op eenige
andere wijze buigen om de aandacht van hen, die aal-
moezen geven, tot zieh te trekken; hij mag zelfs zijne
kaken niet verroeren, noch den vinger opheffen, [let
eenige,dal de priester doen inag,is den aalmoesbekerop
gepaste wijze te houden; als iels gegeven wordt,blijft
hij om het te ontvangen, zoo niet, dan gaat hij voor-
bij. Boeddha heeft gezegd: „De wijze priester vraagt
nooit om iets; hij veracht het bedelen; het is een goed
doel, waarvoor hij den aalmoesbeker draagt, eu dit is
zijne eenige wijze van vragen." "Wanneer een priester
met i\\<-n beker rondgaat om aalmoezen te ontvangen,
mag hij geen huis voorbijgaan, omdal liet er gering of
armoedig uitziet, maar bij moet het huis voorbijgaan,
indien er eenig gevaar in de nabijheid is. zooals b. v.
houden. Wanneer hij ecu dorp, eene straat, of een huis
drie achtereenvolgende dagen bezoekt zonder iets te
ontvangen, behoeft hij niet weder naar die plaats te
gaan; maar als hij sleehls hei geringste krijgt , moet
hij haar geregeld bezoeken. Wanneer hij niet den be-
ker uitgegaan is en niets heeft ontvangen, mag hij,
als hij iemand op den weg ontmoet, die voedsel heeft
-ocr page 19-
6
AALMOEZENIER — AANBIDDING.
Uit de Thibetsche werken over het Boeddhismus
vernemen wij, volgens Hardy, dat de priesters van
Gótama gewoon waren een persoon of eene familie
op de volgende wijze in den ban te doen. Op eene
openbare vergadering werd, nadat de feiten onder-
zocht waren, ren aalnioesbeker met den mond naar
beneden gekeerd, en door deze handeling werd ver-
klaard, dat van dien tijd af niemand gemeenschap
niogt houden mei den persoon tegen wien het feit
bewezen was. Niemand niogt zijn huis binnentreden,
of daarin gaan zit ten, of aalmoezen van hem aannemen,
of hem godsdienstig onderrigt geven. Nadateene ver-
zoening had plaats gehad, werd de ban weder opge-
hevcn door het plaatsen van den aalnioesbeker in zijn
gewonen stand. Deze handeling was evenveel betee-
kenend als de uitbanning met schel, boek en kaars,
maar minder terugstootend in haar voorkomen.
Niel alleen werd de aalnioesbeker door de priesters
rondgedragen, maar ook door de priesteressen of voor-
naamste vrouwelijke kluizenaars, die op dezelfde wijze
als de priesters van deur tot deur gingen, um de bijdra-
gen van de geloovigeu te ontvangen. Het voorkomen
van een priester van Boeddha, zooals hij te zien is in
alle dorpen en steden van Ceylon, diedoordeSingha-
lezen of Kandièrs bewoond worden, is zonderling
en schilderachtig. Hij wandelt gewoonlijk langs
den weg met afgemeten tred, zonder veel te letten
o)) hetgeen rondom hem gebeurt. Hij heeft geen
hoofddeksel en gaat gewoonlijk barrevoets. In zijne
regterhand draagt hij een waaijer, dien hij voor zijn
gezigt houdt, wanneer hij in de tegenwoordigheid van
vrouwen is, opdat bij moge verhinderen, dat booze
gedachten in zijn hart opkomen. De aalnioesbeker
hangt om zijn hals en is bedekt door zijn overkleed,
behalve wanneer hij aalmoezen ontvangt. Wanneer
hij den beker niet met zich draagt, wordt hij gewoou-
lijk gevolgd door een bediende niet een boek of een
kleinen bundel. Zie Bokdüiustkn.
AA LMOEZENIER, iemand door anderen gebruikt
om aalmoezen of liel\'dadiglicidsgit\'tcn te hunnen
koste uil Ie deelen. Iu oude tijden werd de naam
gegeven aan een beambte van godshuizen, aan
wien het bestuur en de uitdeeling der aalmoezen
van het buis waren toevertrouwd. Deze dienst werd
in de Christelijke kerk door de diakenen verligt.
Zie Aalmoes.
AANBIDDING. Wanneer de Joden aanbaden,
namen zij verschillende vormen in aeht: zij stonden,
bogen, knielden , wierpen zich op den grond en kus-
ten de hand. De eerste Christenen waren gewoon
staande of knielende te bidden, met hun gelaat naar
het oosten, omdat Christus in het Oude Testament
het Oosten genoemd wordt, of misschien om aan te
tooncu, dat zij de komst van Christus uit het oosten
verwachtten. De oorsprong dezer gewoonte wordt
door eenigen aan het aanbidden der zon tocgeschrc-
veu. De oude Joden keerden zieh naar het westen om
de afgodendienst der Heidenen niet na te volgen. Zij
; baden dikwijls mei hun gelaal naar Jeruzalem gekeerd.
De Mohamcdanen keeren zich naar het zuiden om naar
Mekka te zien. De staande houding was door de
I eerste kerken op Zondagen onveranderlijk aangeuo-
I men, en ook op de vijftig dagen tussehen Pasehen en
1\'inksteren, ter gedachtenis van de opstanding onzes
llceren. Xcderbuiging op den grond isdikwijlsonder
de Oosterlingen aangenomen geworden als eene uit-
drukking van de vurigheid huns gebeds. De oude
Romeinen waren ook gewoon zieh voor de beelden
1 hunner goden neder te buigen, zelfs terwijl zij nog
op eenigen afstand van dezelve waren. De Turken val-
len op hun aangezigt neder, wanneer zij een Imam den
naam van God met luider stemme hooien uitspreken.
j De oude Egyplcnaren waren ook gewoon zich voor
Auubis neder te buigen. De verschillende standen
door de Turken iu hunne gebeden aangenomen zijn
zeer zonderling. De vroomste der nieuwere Joden op
1 sommige plaatsen slingeren gedurende degodsdienst-
: oefening in de synagoge den sluijer, dien zij op het
hoofd dragen, om hunnen hals.
Voor aanbidding wordt somtijds het vreemde woord
adoratie gebruikt. Dit woord is ontleend aan eeuebij-
zondere wijze, waarop de Heidenen hu 1de aan de goden
te kennen gaven, namelijk door de hand aan den mond
(ad, naar, os, uris, den mond) te brengen en haar te kus-
sen. AVij vinden eene blijkbare zinspeling op die ge-
woonte in Job KXXL26—28: „Zoo ik het lieht aan-
gezien heb, wanneer liet scheen, of de maan heerlijk
voortgaande; En mijn hart verlokt is geweest in bet
verborgen, dat mijne hand mijn mond gekust heeft; Dat
ware ook eene misdaad bij denregter; want ikzouden
God van boven verzaakt hebben." Dit gebruik van de
hand te kussen wordt in hel Oosten dikwijls aangeno-
iiicii als een teeken van eerbied en onderdanigheid,
waarna de hand opliet hoofd gelegd wordt. DeOoster-
ling kust de hand van zijn meerdere en brengt die aan
zijn voorhoofd. Indien de meerdere van een toegeven-
den aard is, trekt hij de hand terug, zoodra de andere
i haar aangeraakt heeft, waarop de mindere onmiddellijk
zijne eigene vingers aan de lippen brengt en daarna aan
I zijn voorhoofd. De oude Hebreen waren gewoon de
-ocr page 20-
!
wxmnniv;
j zon aan te zien verpligt waren een halven cirkel
rcgtsoin te beschrijven, en dan voltooiden zij, om zich
voor de godheid te plaatsen, den cirkel, terwijl zij
hun gebed opzeiden. Tot welk doel het gebruik ook
: dienen moest, dat het bestaan heeft is buiten twijfel.
De Romeinen keerden zich regts-, en de Galliërs
linksom. De Hindoes gaan regtsom, wanneer zij
( rondom hunne afgodsbeelden wandelen, en zijn bij
! elke ronde verpligt met het aangezigt op den grond
! te gaan liggen. De oude Joden, zooals wij uit de
; Mischna leereu, gingen aan de regterzijde van het
altaar op en kwamen aan de linkerzijde af. Hij de ge-
: woonte vaji rond te draaijen hadden de Perzen het oog
op de oneindigheid van God, die alle dingen in zich
i zelveu bevat. Dezelfde pleglighcid wordt nog door de
Itoomsch-Catholieken bij de mis in acht genomen.
De gewoonte van te kussen heeft dikwijls een ge-
decltc van de pleglighcid der aanbidding uitgemaakt.
I Van Cicero en Tacitus vernemen wij, dat het een niet
ongewoon gebruik was. de handen en zelfs den mond
der afgodsbeelden te kussen. Het was ook gebruikelijk
, de voeten en knieën der beelden te kussen, alsook de
deuren der tempels, de pilaren en de deurstijlen. De
\' Mohauiedanen, die een pelgrimstogt naar Mekka
gaan doen, kussen den zwarten steen en de vier hoeken
van de Kaiiba. Bij de besprenkelingcn met wijwater
kust de Roomsche priester denanpeegiUum (wijkwast),
waarmede de pleglighcid verrigt wordt, en bij depro-
oessie op Palmzondag kust de diakeu den palm, wei-
ken hij den priester aanbiedt. Derhalve is kussen in
alle eeuwen dikwijls aangezien als een teeken van aan-
! bidding. Het was in oude tijden een tceken vanafgo-
diselicn eerbied, die bewezen werd door het afgods-
; beeld zelf te kussen, ofdoorzijneeigenchand te kussen
; en daarna naar het afgodsbeeld uit te strekken. Van
hier de zinspeling in HoseaXlII : 2: „En uu zijn zij
voortgevaren te zondigen, en hebben zich van hun/.il-
ver een gegoten beeld gemaakt, afgoden naar hun ver-
: stand, die allemaal smedenwerk zijn: waarvan zij nog-
tans zeggen: de menschen die offeren zullen de kal-
veren kussen." 1,Kon.XIX: 18: „Ook heb Ik in Israël
doen overblijven zevenduizend, alle knieën, die zich
, niet gebogen hebben voor Haiil, en allen mond, die
! hem niet gekust heeft."
Als een bewijs van aanbidding is, zelfs inzeeroude
\' tijden, het dansen gebruikt. David danste voor den
! Heer niet heilige vreugde. Men heeft ook in alle eeuwen
: afgodendienaars gevonden, die dansten rondom du
| beelden en altaren hunner goden. Mannen en vron-
I wen, jongen en ouden namen deel aan deze dansen.
schoenen uil te trekken, wanneer zij eene heilige plaats
binnentraden om t<\' aanbidden. De Kgyptcnaren na-
men dezelfde gewoonte in acht, en de Mohamedancn
trekken altijd de schoenen uit, wanneer zij eene mos-
kee binnentreden. Pythagoras beval zijnen leerlingen
de goden barrevoets te aanbidden. Hij Roomsch-Ca-
tholieke processiën gaat het volk, maar vooral eenige
orden van monniken, blootsvoets. De Roomsche kerk
legt dikwijls hetzelfde gebruik aan boetelingen op.
De houding der handen bij het aanbidden isdik-
wijls van groot belang geacht. Wanneer de oude
Heidenen hunne onderaardsche goden aanbaden
strekten zij de handen naar beneden uit; wanneer zij
zich tot hunne zeegoden rigtten, strekten zij de Iirii-
den naar den oceaan uit. De Turken leggen hunne
handen kruisgewijze over hunne borst. Christenen
vouwen gewoonlijk de handen. Rooinsch-C\'atholicken
maken gewoonlijk het teeken des kruises. De.lood-
sehe priester was gewoon, wanneer het volk zijne
zonden beleed, de handen op de hoornen van hel al-
taar te leggen.
Hij hel aanbidden omarmden de lleidensche afgo-
dendienaars dikwijls de beelden hunner goden, t er-
wijl zij aan hunne voet en\'weenden en klaagden, zich hel
haar uittrokken en beloofden een nieuw leven te leiden.
Som tijdsom val ten zij de knieën hunner afgodsbeelden,
zetten kroonen op hunne hoofden, en plaatsten de uit-
gezochtste vruchten en bloemen voor hen. De oude
(■rieken namen bij sommige gelegenheden takken
met wol omwonden, en raakten de knieën der goden
aan, tot welke zij zich in tijden van nood rigtten;
en wanneer de smeekeling zijn doel waarschijnlijk
bereiken zou, raakte hij met zijn lak de regterhand
en zelfs de kin en de wangen van den god aan, tot
wien hij zijne gebeden opzond. De Roomsch-Catho-
liekcn drukken nog heden hunnen eerbied voor de
beelden der heiligen dikwijls uit door ze met zak-
doeken of linnen doeken aan te raken, en zelfs in het
vuur van hun gebed te kussen.
De Ouden hadden bij hel aanbidden het gebruik zich
rond tedraaijen, en dat gebruik schijnt de uitdrukkc-
lijke goedkeuring van Pythagoras tt; hebben verwor-
ven. Het juiste doel van deze cirkelvormige beweging is
volstrekt niet duidelijk. Eenigen veronderstellen,dal
zoo doende de aanbidder de cirkelvormige beweging
iler aarde wilde nabootsen. Plutarchus, die ook mei-
ding maakt van deze gewoonte, verklaart haar door
te zeggen, dat daar alle tempels met den voorgevel
naar het oosten stonden, het volk bij het binuentre-
deu den rug naar de zon keerde, en bij gevolg om de
-ocr page 21-
WNHIDD1NG VAN VOORVADEREN.
Algemeeu wordt erkend, dal, welke ook devormof
de houding moge zijn, waarin deaanbiddinggeschiedt,
zij aan God alleen toekomt. De Roomsch-Catholieke
godgeleerden trachten drie verschillende graden van
aanbidding te handhaven: 1. Latria, de eigenlijk ge-
zegde aanbiddingvan God. of dat, hetwelk uitsluitend
aan God moet bewezen worden; 2. Dulia, die hulde,
eerbied en vereering, welke aan heiligen en engelen
mogen bewezen worden, als getrouwe dienaren van
God; 3. Ili/pei-(ht!i(t, die grootere hulde, die aan de
Maagd Maria toekomt, als de moeder van onzen lieer.
Zulke onderscheidingen zijn geheel en al van nicnsehe-
lijken oorsprong, en worden volstrekt niet gewettigd
door eenig bevel in het Woord van God. Om de ver-
oering van hetgeen niets dan afbeeldingen zijn te be-
dekken, hebben Roomsche schrijvers eene andere on-
derscheiding uitgevonden : zij spreken van absolute en
relatieee aanbidding; de eerste wordt tocgebragi aan
het ware voorwerp der aanbidding, en de tweede aan
een voorwerp als behoorende aan een ander, of dat
voorstellende. In dezen laatsten zinzeggende rloom-
scheil het kruis of erueifix te aanbidden, niet omuid-
dellijk of alleen, maar met betrekking tot Jezus < \'hris-
tus, dien zij veronderstellen er aan te hangen. De-
zelfde verontschuldiging wordt eehtcr ook door den
Heiden gemaakt ter verdediging van de grofste af-
goderij. Het is niet bet beeld van den afgod, dal
hij voorwendt te aanbidden, maar dat groote Wezen,
dat door het beeld wordt voorgesteld. Het bevel van
God is duidelijk tegen elke handeling van dezen aard :
,,(üj zult n geen gesneden beeld, noch eenigc gel ijk e-
nis maken: gij zult n voor die niet buigen, noch hen
dienen, want ik, deHeeruwGod,beneenijvcrigGod."
Zie Afgodendienaars.
AANBIDDING VAN VOORVADEREN. Bijvcle
onbeschaafde natiën en Heidensche stammen wordt
deze soort van aanbidding gevonden. Zij vooronder-
stellen, dat de geesten hunner voorvaderen vergood
zijn. waarschijnlijk om eenigc weldaden, die dezever-
leend hebben, liet is dikwijls moeijelijk, zooals op de
Zuiilzce-eilanden, om na te gaan boeveel van de na-
tuur der godheid zij aan de vergoode geesten hunner
voorvaderen geven, maar volgens het pantheïstische
beginsel zoo lieerschende ouder vele natiën, kunnen !
zij met regt de bewerkers van hun bestaan bc- i
schouwen als ecu deed uitmakende van hel godde-
lijk wezen, en hen als zoodanig aanbidden. Hij de
aanbidding van voorvaderen zijn de Chinezen ernsti-
ger dan bij eenigc andere, en zijn daaraan meerge-
heelit dan aan eenigcu andereu vorm van afgoderij.
Vader Martini, een zendeling der Jezuïten, tracht een
meer zachtaardig en gewijzigd voorkomen aan dit
gebruik te geven. „Hij de eerste vestiging hunner
monarchie", zegt hij, „rigtten de Chinezen ter ge-
dachtenis hunner ouders en naaste betrekkingen
bijzondere gebouwen op, die zij Tutattg noemden.
In deze gebouwen werden volstrekt geene afgoden
geplaatst , daar hun prijzenswaardig voornemen
slechts was, om door deze publieke getuigenissen
hunner liefde en dankbaarheid na den dood hunner
ouders aan de wereld te toonen, welke vereering en
welken eerbied men dezen bewijzen moest, terwijl zij
leefden."
liet was natuurlijk, dat een Koomsch priester
aldus verdedigde, wat door ieder weldenkend wezen
vooreene afgodische aanbidding van overleden voor-
vaderen aangezien moet worden, maar alle reizigers
stemmen daarin overeen, dat zij dezen bijzonderen
vorm van aanbidding aan de Chinezen toekennen.
In hel huis van eiken rijke is ecu vertrek, Hutangi
geheeten, dat voor de verecring van zijne voorva-
deren bestemd is, waarin op eene groote tegen den
muur geplaatste tafel, die van voren trappen heeft ge-
lijk aan die, welke naar een altaar geleiden, het beeld
van den aanzicnlijkslcn persoon onder zijne voorva-
dcren ten toon gesteld is. Aan beide zijden van dit
beeld hangen de namen van alle mannen, vrouwen
en kinderenderfamilie,geschrevenop kleine plankjes,
niet hunnen ouderdom, hunne kwaliteit, hun beroep
en den datum van hun overlijden. Al de blocdver-
wanlen komen tweemaal in hetjaarindeze zaal bijeen,
en wel in de lente en in den herfst. De rijkste enmild-
dadigstc van het gezelschap zet verscheidene schotels
met vlcesch, rijst, vruchten, reukwerken, wijn cnwas-
kaarsenopdetafel, met dezelfde ceremoniën waarmede
zij dergelijke geschenken aan gouverneurs bijhetaau-
vaarden hunner ambtsbekleeding, of aan mandarijnen
van den eersten rang op hunnen geboortedag brengen.
Zij. wier omstandigheden niet toelaten, datceuafzon-
derlijk vertrek voor dezeplegtighedengebruikt wordt,
bevestigen op de geschiktste plaats, die zij kunnen
vinden, de namen hunner voorvaderen zondereenige
andere plegtighcid.
Door de Chinezen wordt nog ecu ander gebruik
met betrekking lot de aanbidding hunner voorvaderen
in acht genomen. Eenmaal in het jaar. ongeveer in
het begin van .Mei, bezoeken de kinderen met hunne
betrekkingen de graven hunner overledene ouders,
welke gewoonlijk op eenigen afstand van de steden en
dikwijls op de bergen gelogen zijn. Hij het bereiken
-ocr page 22-
AANBIDDING
VOORVADEREN.                                                   9
van de plaats waar zij begraven liggen, toonendekin-
deren <\'ii vrienden dezelfde teekenen van bedroefdheid
en eerbied als bij Inin overlijden, <\'ii nadat zij wijn en
anderen levensvoorraad op bet gral\' liebben nederge-
zet, nemen zij deel aan den maaltijd nicl ejren veel
ernst als l)ij eene begrafenis.
Niet alleen na, maar ook voor het begraven der
dooden beeft eene plegtigheid plaats, welke iets van
een heilig karakter heeft, liet lijk wordt inccncrniinc
zaal gebragt, vóór de doodkist wordt eene tafel ge-
plaatst, waarop men een standbeeld van den over-
ledenc mei zijn naam er onder zet, en alles er om
beeii wordt met bloemen, reukwerken en brandende
waskaarsen versierd. De vrienden en kennissen, die i
den overlevenden li nneompli ment van rouwbeklag ko-
men maken, groeten, wanneer zij het vertrek biuuen-
treden, den overledene overeenkomstig de gewoonte
van het land, dat is, zij vallen voor hem neer en slaan \'
i\\rn
grond voorde tafel met hun voorhoofd, terwijl zij
op eene plegtige en formeele wijze op de tafel vcr-
scheidene waskaarsen en reukwerken plaatsen, waai- j
van zij volgens de gewoonte ruim voorzien zijn.
liet plegtigste offer Ier gedachtenis hunner voor- I
vaderen wordt door de Chinezen op den 1 l(lt\'" Augus-
tus gebragt. Vader Moralez was eens tegenwoordig \\
bij deze plegtigheid. /,ij had plaals in een tempel bo-
ven welks deur de twee woorden Kin Cl/r», deTempel .
der Voorvaderen, geschreven «aren. /.es tafels waren j
voor het offer in gereedheid gebragt, waarop uien ge- j
heel toebereide spijzen, raauw vleesch, bloemen
vruchten en reukwerken plaatste, welke in kleine kom-
foors verbrand werden. De plegtigheid wordt aldus
door den Jezuït, die haar bijwoonde, beschreven:
„Aan bel boveneinde van den tempel waren de in-
scriptiëu hunner voorvaderen kunstig geplaatst, elke
in bare eigene nis. Aan eiken kant waren de af-
beeldingen hunner voorvaderen aan de muren opgc-
hangen. In den hof waren verscheidene tapijten over
den grond uitgespreid, waarop groote hoopen papier
lagen, gesneden in den vorm van het geld van hun land,
hetwelk zij dachten, dat in de andere wereld in baar
geld zou veranderen, daar gangbaar worden, en dienen
om de zielen hunner betrekkingen te lossen. Behalve
dit hadden zij in een hoek van den hof een grooten
boom opgerigt, welks voet omringd was door kreupel-
hout of spaanders, die in den brand werden gestoken
en gedurende de viering van het feest brandden, opdat
de zielen hunner dooden voldoend lichl zouden
hebben.
„De liceutiati, die deze offerande bijwoonden, waren
als doctors op een plegtig feest gekleed. Eeu van ben
deed dienst als priester, twee andere, als diakeu en
onderdiaken, en een derde als ceremoniemeester. Ver-
seheidene andere doctors verrigtten verschillende an-
dere diensten, zooals die van acolutheH enz. /dj, die
den doctorsgraad nog niet hadden, verschenen in
hunne beste kleederen, allen geregeld gerangschikt
en in verschillende koren verdeeld, aan bet lagere
einde van den tempel aan beide kanten der deuren. De
offerande begon op de volgende wijze: zoodra de
priester met zijne twee mcdehelpers aan zijne zijden
gezeten was op een tapijt, dat het geheele middelste
gedeelte van den hof bedekte, beval de ccremouic-
i.....\'ster, dat de geheele vergadering op de knieën
zoude vallen en tot op den grond ncderbuigen; toen
beval hij allen wederom op te slaan, hetgeen dan ook
met groote betamelijkheid en orde gedaan werd. De
priester en zijne medehelpers naderden daarop in et
veel deftigheid de plaats der inscriptiëu en der af-
becldingen hunner dooden en bewierookten ze. De
ceremoniemeester gaf toen bevel den wijn der zege-
niug en des waren gcluks te offeren. Tezelfdertijd
gaven de dienaren den wijn aan den priester, die den
kolk mei beide handen aannam, hem ophief, hem
daarop weder nederzette en toen ledigde. Het zou te
eentoonig zijn elke kleine omstandigheid teverhalen.
De priester en zijne medehelpers wendden hun gelaat
naar de vergadering. Hij. die als diaken dienst deed,
noemde met hoorbare slem al de voordeden en wei-
daden op, welke zij, die tegenwoordig waren, als het
gevolg hunner tegenwoordigheid kouden verwachten.
„M eet gij," zeide hij. „dat gij allen, die deze plegtige
offerande hebt bijgewoond, verzekerd kunt zijn eenigc
bijzondere gunsten van uwe afgestorven voorvaderen
te ontvangen, tot belooning voor die dankbare offer-
gaven, welke gij hun nu op deze openbare wijze ge-
bragl hebt. Gij zult geëerd en geëerbiedigd worden
door alle menschen, tot ecu boogen ouderdom leven.
en al de zegeniugengenicten, welke dit leven kan aan-
bieden." Na deze verklaring staken zij hun geheclen
voorraad papieren geld in den brand, en zoo eindigde
de offerande. Het isvcrmeldensvvaardig, dut.de (,\'hiuc-
zen alvorens den tempel binnen te treden om aan
hunne voorvaderen te offeren, drie zeer zware zuch-
ten slaken, alsof\' zij op sterven lagen."
De geheele gang van deze aanbidding is besehre-
ven in het (\'hineschc Rituaal met de gebeden en
smeekingen, die aan hunne afgestorven voorouders
moeten gedaan worden. Deze gebeden zijn volgens
de denkwijze der Chinezen de krachtigste en meest
-ocr page 23-
10                                                 AANBIDDING VAN VOORVADEREN.
uitwerkende, welke gedaan kunnen worden. Op de
juiste- verrigting van deze soort van godsvereering
gronden zij al hunne verwachtingen aangaande liet
toekomstig gelnk. Zij vleijen zich, dat krachtens
deze getuigenissen van vereering hunner voorraderen,
zij en hunne afstammelingen tallooze zegeningen zul-
len ontvangen. En de redenen, die de Chinezen zelve
aanvoeren, voor de hooge achting, waarin zij deze
aanbidding hunner voorvaderen houden, zijn geheel in
overeenstemming met liet geloof van een groot ge-
deelte van dit meikwaardig volk. Zij beschouwen
den niensch als zamcngesteld uit eene aardsche, stof-
felijke zelfstandigheid, welke zijn ligchaam, en een
luchtaardig. onstoffelijk iets, dat zijne ziel is. Volgens
hetzelfde beginsel gelooven zij, dat er altijd een ge-
deeltc van dit Inchtaardige in de beelden van Con-
fueius en van hunne gestorven vrienden en betrek-
kingen aanwezig is. Deze beelden worden daarom hol
gemaakt, opdat iets van dat luchtaardige moge nc-
derdalen en er in wonen, en daardoor tegenwoordig
zijn bij de plegtigheden te hunner eere in acht ge-
nomen. Daarom worden die heelden de woningen
der zielen geheeten.
Het aanbidden van voorvaderen is in China alge-
meen. De keizers offeren aan hunne voorouders, en
allen, zoowel de lijken als de armen, brengen hunne
offers aan de zielen hunner wederzijdsche afgestor-
ven betrekkingen tot in het derde en vierde geslacht,
maar niet verder. In hunne gebeden aan de dooden,
danken zij allerinnigst voor de menigvuldige zege-
ningen van hen ontvangen, en smeeken om de voort-
zetting dier gunsten. Behalve de openbare offerande,
die wij beschreven hebben, doen zij er nog andere in
de afzondering, maar niet met zooveel plegtigheid en
pracht. J?ij elke nieuwe en volle maan steken zij
ook waskaarsen aan vóór de afbeeldingen of stand-
beelden hunner doode betrekkingen, branden reuk-
werken te hunner gedachtenis, maken prachtigemaal-
tijden voor hen gereed, en bewijzen hungrootehulde.
Het gehcele leven der Chinezen is doortrokken van
gebruiken, die in verband staan met de aanbidding
hunner voorvaderen. Wanneer een kind geboren zal
worden, maakt de moeder plegtige vermelding van
baren toestand aan hare voorvaderen, en het volgende
gebed wordt te harer behoeve tot hen opgezonden:
,,l)e tijd harer barensnood nadert; zij is gekomen, o
glorierijke geesten! om haar gevaarlijken toestand
voorn bloot te leggen; wij smeeken u nederig om haar
in de smarten der baring bij te staan, en haar eene
gelukkige verlossing te scheuken." Twee maanden
nadat het kind geboren is, brengt de moeder het
naar de pagode, biedt het haren voorvaderen aau, en
zendt hartelijke dankbetuigingen op voorzijn behoud.
!!ij het einde des jaars gaat zij nogmaals naar hare
voorvaderen, en bidt dat het kind door hunnen bij-
stand in grootte moge toenemen. Als de jongeling
vijftien jaar is, ontvangt hij de muts, die het teeken
is, dat hij den mannelijken leeftijd is ingetreden, en
het Chinesche Rituaal bevat een gebed, dat hij van
dat oogenblik moet bidden, waarin hij zijne voor-
vaderen bidt hem te beschermen, hem in al zijne
moeijelijklicdeii bij te staan, en hem veilig te geleiden
Tot de jaren der volwassenheid. Ook moet tot bet-
zelfde einde een gebed door eene jonge vrouw gedaan
worden, wanneer zij de rijpheid bereikt, en een ander,
wanneer zij op het punt is te huwen.
Men vindt niet alleen de aanbidding van voorvade-
ren in China, maar ook in vele andere landen, hoewel
zij nergens anders zoo geheel en al tot een stelsel ge-
bragt is. Men zegt dat de Sintoïsten, eene talrijke
secte in Japan, hunne voorvaderen ook vereeren. Maar
van zeer vroege tijden af bestond deze soort van aan-
bidding onderHeidensche volken. Dankbaarheid aan
hen, die bij hun leven weldoeners geweest waren,
leidde tot hunne vergoding na den dood. Cicero en
Plato zeggen, dat dit de oude wijze was om diegenen
te belooneu, die welgedaan hadden, terwijl zij op
aarde waren. Van hier komt het, dat wij de oude
Heidensche tempels gebouwd vinden nabij de graven
der dooden, alsof zij niets anders waren dan statige
gedenkteekeiien te hunner nagedachtenis opgerigt.
Wat is de geheele mythologie der Grieken en Komei-
nen naar alle waarschijnlijkheid anders dan de vergo-
diug van helden en beroemde mannen. En zelfs die
eerbied, dien de eerste Christenen voor de martelaren
hadden, ontaardde ten laatste in eene bijgeloovige af-
goderij. die niet alleen om hunne bemiddelende gebe-
den smeekte, maar ook hunne rcliquién vereerde.
Aldus heeft. Home onder zijne belijders eene soort
van aanbidding van voorvaderen onderden naam van
Aanroeping van Heiligen en Vereering van Reliquiën
ingevoerd.
Het volgende uittreksel uit eene beschrijving van
de Armeniërs te Constantiuopel van Dr. VValsh toont.
aan, dat de aanbidding van voorvaderen zelfs in
eenige zoogenaamd Christelijke kerken nog in onze
dagen niet onbekend is ; „Op het Armenische kerk-
hof, dat verscheidene honderden morgen groot is, ziet
men dikwijls op een heuvel, die het gezigt heeft op de
Straat van (\'onstantinopel, geheele Armenische 1\'ami-
-ocr page 24-
AANNEMING — AAKONS ZEGEX.
11
de huisvrouw des verstorvenen, om den naam desver-
storveneu te verwekken over zijn erfdeel;" op de
laatste daarentegen in 1. Kron. 11:21—2.\'5:„Daarna
ging llezron in tot de dochter van Machir, den vader
van Gilead, en hij nam ze, toen hij zestig jaren oud
was, en zij baarde hein Segub. Segub nu gewon Jaïr;
en hij had drie en twintig steden in het land van
Gilead. En hij nam Gesur en Aram, met de vlekken
van Jaïr, vau dezelve, niet Kenath en hare ouderhoo-
rige plaatsen, zestig steden. Deze allen zijn zonen
van Machir, den vader van Gilead."
De plegtigheid der aanneming had bij de oude
Romeinen plaats ouder het toezigt van een magis-
traat, in wiens tegenwoordigheid het kind, volgeus
den wettigen vorm in jure eettio geheeten, door zijn
natuurlijken vader plegtig in de handen vau zijn !
aangenomen vader werd overgegeven. Oorspronkelijk
kon zulks slechts geschieden door eene stemmingvan
het volk op eene openbare bijeenkomst. Ouder de kei-
zers vereisehte het slechts eene keizerlijke goedkeu-
ring. Al het eigendom van een aangenomen zoon
ging over op den aangenomen vader, die volgeus de
liomeinschc wet iemand moest zijn, die geene kinde-
reu bezat, en geene redelijke hoop had er te krijgen.
liet was eene vrouw uiet geoorloofd aan te nemen,
want zelfs hare eigene kinderen werden niet beschouwd
als wettig iu hare eigene niagt te zijn. In het Oosten
is de plegtigheid der aanneming zeer eenvoudig, daar
de partijen onderling slechts van gordels verwisselen.
Bij de Mohamedanen moet de aangenomene het hemd
aantrekken vau dengene, die hem aanneemt. Men
vindt in de oude tijden eene gewoonte, die daarmede
eenigzins overeenkomt. Aaron bekleedde zijnen zoon
Eleazer met de priesterkleederen, die hij zelf gedra-
gen had, tot teekeu van diens aanneming tot de dienst
van het hoogepriesterambt. Elias wierp, toen hij ten
hemel voer, zijn mantel over de schouders van zijnen
opvolger Eliza.
AARONS ZEGEN. Onder de oude Hebreen was het
eene van de bijzondere funetien van het priesterambt
het volk te zegenen. De meest gebruikelijke vorm
van zegening was die, welke door Aaron gebezigd
werd, die de eerste was, welke door Goddelijke aail-
stelling niet het hoogepriesterschap bekleed werd,
en dien door Jehovah zelven bevolen werd over de
Israëlieten een plegtigen zegen uit te spreken iu deze
woorden: „De lieer zegene u, en behoeden ! De Heer
doe zijn aangezigt\'over u lichten, en zij u genadig!
De lieer verheffe zijn aangezigt over u, en geven
vrede!" Xuni. VI : Ü4—20. Dit, hetwelk Aarons
lieu vau twee of drie geslachten te zamen rondom de
graven zitten, en denkbeeldigeu omgang houden met
hunne afgestorven vrienden. Volgen» hun geloot\'
gaan de zielen der dooden over naar eene plaats
Gat/ank geheeten, welke niet een vagevuur is, want
zij hebben smart noch vermaak, doch behouden ecue
volkomene bewustheid van liet vcrledeue. Uit dezen
staat kunnen zij verlost worden door de aalmoezen
en gebeden der levenden, welke de vrome Armenianeu
mildelijk voor hunne vrienden geven. Paaschmaandag
is de groote dag, waarop zij te dien einde Ie zamen
komen, maar elke Zondag, en dikwijls werkdagen, is
tot dit doel bestemd. De priester, die hen vergezelt,
gaat het eerst naar de graven, en leesl de gebeden
voor de dooden voor, eu de betrekkingen vereenigen
zich met hem in die gebeden. Dan scheiden zij zich
in groepen of zitten alleen neder hij graven van ge-
liefden, roepen deze om zich, en schijnen met behulp
eener sterke verbeelding werkelijk met hen te spreken.
Nadat zij dezen vromen pligt aan hunne doode vrien-
den vervuld hebben, gaan zij naar een aangenaam
plekje nabij de plaats der graven, waar vooraf levens-
voorraad gebragt is, en genieten daar vrolijk het gc-
zelseliap der levenden. Deze familiebezoeken aan de
verblijven der dooden zijn ecu geliefkoosd genot voor
dit volk." Dr. Walsh zegt, dat hij zich menigmaal bij
de groepen gevoegd heeft zouder als een indringer
beschouwd te worden.
AANNEMING, het toelaten vaneen kind tot al de
voorregten van een huisgezin, waartoe liet niet oor-
spronkelijk behoort. Zulk eene gewoonte heerschte
oudtijds in Oostersche landen. Onder de oude 11e-
breëu schijnt het echter geheel en al onbekend ge-
weest te zijn. Mozes ten minste zwijgt in zijn wetboek
over dit onderwerp. In t\\m bijbel wordt op twee ver-
schillende wijzen van aanneming gewezen: de eerste
is die van een broeder, welke de weduwe van zijn
overleden broeder huwt, in geval deze zonder nako-
melingen gestorven is; de tweede is die van een va-
der, die geene zonen maar slechts eene dochter had,
en hare kinderen aannam. Op de eerste wijze wordt
gewezen in Deut. XXV: ü: „Wanneerbroeders zamen
wonen, en een van hen sterft, en gecnen zoon heeft,
zoo zal de vrouw des verstorvenen aan gecnen vreem-
deu man daarbuiten geworden: baars mans broeder
zal tot haar ingaan, en nemen haar zich tot vrouwe,
en doen haar den pligt van eens mans broeder;" en
in Kutli IV : 5 : „Maar Boaz zeide : Ten dage, als gij
het land aanvaardt \\an de hand van Naomi, zoo zult
gij het ook aanvaarden vau Kuth, de Moabietische,
-ocr page 25-
12                                                  AARONIETEN —
AARTSBISSCHOP.
zegen genoemd wordt, weid door de Joodsche pries-
tere in eene staande houding, met de handen ten hemel
geheven en het gelaat naar de vergadering gekeerd,
uitgesproken. Walmeer de zegen in den tempel werd
toegedeeld , werd hij in zijn geheel uitgesproken
zouder eene pauze, terwijl het volk eene diepe si ilte
bewaarde, maar in de synagogen verdeelde de priester
hein in drie deelcn, en hield hij eene bepaalde pauze
aan het einde van elk gedeelte, terwijl het volk met
luider stemme Amen zeide. in den tempel spraken de
verzamelden ook den naam Jehovah uit, die driemaal
in dezen vorm van zegening voorkomt, maar in hunne
synagogen gebruikten zij een anderen naam van God.
De Joden beschouwden liet als onwettig een vierden
zegen bij de drie genoemde te voegen. In de nieuwere
synagogen gaan zij, die tot het geslacht van Aiiron
behooren, naar de trappen, die naar de plaats gelei-
den, waar het wetboek bewaard wordt, en hunne
handen opheffende spreken zij den zegen over de ver-
gadering uit; ook nemen zij nog de oude gewoonte in
acht, welke, zooals zij zeggen, niet alleen was de
handen op te belten en uil te bieiden, maar de duimen
en wijsvingers tegen elkander te houden en de andere
vingers daarvan te scheiden. Wanneer de zegen uit-
gesproken wordt, bedekken al de aanwezigen hun ge-
laat, onder den indruk, dal zij blind zouden worden,
als zij opzagen. De Goddelijke .Majesteit rust, zooals
zij zich verbeelden, op de handen van den priester,
terwijl hij den zegen uitspreekt, en deze indruk van
de tegenwoordigheid Gods als in bet midden van hen
stort een diepen ernst in hunne gemoederen. De
zegen van Aiiron, die in alle eeuwen onder de .loden
in zulk eene groote achting gehouden is, wordt bij de
godsdienstoefening in Christelijke kerken zelden ge-
bruikt. hl de Protestantsche kerk van Denemarken
I wordt hij echter geregeld door den dicustdoeuden
leeraar met groote plegtigheid uitgesproken, terwijl
de gemeente eerbiedig staat, zooals door de voor-
schriften bevolen wordt. Zie Zk<;i:n.
AARONIETEN, de priesters van het geslacht van
Aiiron, die in den tempel dienst deden. De Aaronie-
tcn schijnen ten tijde van David zeer talrijk geweest
te zijn, daar hun aantal niet minder dan drie duizend
zeven honderd bedroeg, terwijl dertien steden uit de
stammen van .luda en Benjamin hun waren aangc-
wezen.
AARTSBISSCHOP, de voornaamste bisschop in
bisschoppelijke kerken, die verscheidene andere bis-
schoppen onder zich heeft. Hij is het hoofd van al de
geestelijken in eene geheele provincie, over welke hij
een zorgvuldig toezigt moet houden, en hij heeft het
regt hen te berispen of op voldoende gronden af te
zetten. Terwijl het zijn pligl is het toezigt te houden
over al de bisschoppen en de geheele geestelijkheid
van zijne provincie, oefent hij bisschoppelijke magt
in zijn eigen gebied uit. Wanneer hij de aanschrijving
van den souverein ontvangt, heeft hij de magt de bis-
schoppen en de geestelijkheid op te roepen om tezamen
te komen. De bisschoppen van zijne provincie kunnen
een beroep op hem doen als aartsbisschop, en de con-
sistoriale hoven op zijn aartsbisschoppelijk hof. Wan-
neer er eene vacature ineen bisdom onder hem is, bezit
hij de bisschoppelijke regten, totdat de zetel weder ver-
vuld is. Hij heeft het regt van voordragt tot alle gceste-
lijke plaatsen onder het bestuur van de bisschoppen van
zijne diocees, zoo zij niet binnen zes maanden vervuld
zijn. Men zegt van een aartsbisschop bij het aanvaarden
vau zijne bediening, dat hij geïnthroniseerd is, terwijl
men van bisschoppen zegt, dat zij geïnstalleerd zijn.
Er bestaat onder de geleerden aanmerkelijk verschil
van ineen ing over den tijd, waarop het ambt vanaarts-
bissehop het eerst in de Kerk ontstond. Salniasius
dagtcekent dien van de tweede eeuw. Eenice irelccrde
episcopaalschc schrijvers zeggen, dat Tiinotheiis en
Titus met aartsbisschoppelijke magt bekleed waren.
Andere veronderstellen, dal de bisschoppen van groo-
I tere steden, zooals Alexandrie, Rome, Constantinopel
| enAntiochië, in de vierde en vijfde eeuw een overwigt
verkregen op de bisschoppen en mctropolitanen van
kleinere steden, en den naam van aartsbisschoppen
aannamen om deze meerderheid aan te duiden. De
titel werd het eersl aan den bisschop van Alexandrie
gegeven, en als ecu ofliciécle aangenomen in het jaar
431. Met der tijd werd de Joodsche titel patriarch in
de plaats van aartsbisschop gesteld. De Apostolische
canons maken gewag van een voornaamsten bisschop
in elke provincie, en in de achtste eeuw namen de
meeste dezer den titel van aartsbisschop aan. De
eerste bisschop van eene diocees werd ook somtijds
aartsbisschop genoemd een naam, dicgcreedelijk door
S de Kerk van Rome werd gegeven, om te verhinderen,
dat hij de regten van metropolitaan uitoefende. Die
kerk gaf zelfs den titel aan dezulken, die geene diocees
onder hunne jurisdictie hadden.
In de Roomsehe kerk ontvangt een aartsbisschop
zijn geza;: en zijn titel onmiddellijk van den paus, en
tot teeken daarvan krijgt hij dengewijdenmantel,pal-
Hum geheeten, die de magt van bet priesterlijk ambt
aanduidt, van Rome. Niemand, hoewel formeel tot het
ambt verkozen, mag den titel vau aartsbisschop aanne-
-ocr page 26-
AARTSBISSCHOP.
l.\'i
men vóór liij lul pallium ontvangen liecft; en vóórdien
tijd mag hij geenc bisschoppen wijden, geene raadsver-
gadering samenroepen, geen chrisma (wijolie) maken,
cu geene kerken wijden of geestelijken inzegenen. Als
hij van het eene aartsbisdom naar het andere verplaatst
wordt, moet hij om een nieuw pallium vragen, en hij
inag geene aartsbisschoppelijke regtrn uitoefenen vóór
het aangekomen is. Hij kan echter zulkcregtcuopceu
ander overdragen, mits hij niet nagelaten heeft om het
pallium te verzoeken. De gekozen aartsbisschop mag
liet kruis niet voor zich dragen, voor hij met het palli-
11111 bekleed is. Hij mag het pallium slechts in zijn eigen
gebied dragen, en niet op alle tijden, maar slechts in
de kerken op bijzondere feestdagen, gedurende de
plegtighedeu der misbediening, niet bij proeessiën of
missen voorde dunden, liet pallium mag niet aaneen
ander uitgeleend, noch bij don dood aan iemand nage-
latcn worden, maar de aartsbisschop moet in hetzelve
gewikkeld begraven worden. Innocent iusl 11. kondigde
af, dal liet pallium de volheid der apostolische magt
bevatte, en dal noch de functiën, noch de titel van
aartsbisschop zonder hetzelve konden aanvaard wor-
den, zelfs niet bij verplaatsing van bel cene aartsbis-
schoppelijk gebied naar hel andere.
De volgende beschrijving van de plegtigheidbij het
bekleeden van een aartsbisschop met hel pallium in
gebruik, zal onzen lezers misschien niet onwelkom
zijn: — Wanneer het pallium door den paus gezon-
den aangekomen is. beschrijft de prelaat, aan vvien
het overhandigen daarvan is toevertrouwd, den nieuw
benoemden op een bepaalden dag is diens eigene kerk,
of in eene andere, die tot zijne diocees behoort.
Daar wordt het pallium op het altaar uitgespreid, be-
dekt door de zijde waarin het van Home is gebragt.
W anneer eene plegtige mis gevierd is, neemt de pre-
laat, gezeten op eeubidstoel voor het altaar, met zijnen
bisschopsmijter op het hoofd, van den nieuw bcnocm-
den aartsbisschop, die vóór hem knielt in zijn pries-
lerlijk gewaad, maar zonder mijter en zonder hand-
schoenen, den eed van getrouwheid aan den aposto-
lischen zetel af, die in de apostolische aanstelling
voorgeschreven is.
Nadat de eed is afgelegd staat de prelaat op, neemt
het pallium van het altaar, en hangt hetoverdeschou-
ders van den nieuw benoemden, die op zijne knieën
ligt, zeggende:
„Ter eere van den Alniagtigen (Jod en de heilige
-Maagd Maria en van de heilige Apostelen Petnis en
Paulus, van onzen Heer N., PausX., en de heilige
Roomsche kerk, en ook van de kerk X. aan u toever-
t rouw d,ovcrhaudigen wij u hel pallium, genomen mn het
ligehaam van den heiligen Petrus,
waarin de volheid
van het Priesterambt is, niet den naam en titel van pa-
triareh (of aartsbisschop, naarmate het geval is), het-
welk gij moogt gebruiken in uwe eigene kerk op zekere
dagen uitdrukkelijk vermeld indevoorregtendoorden
apostolischen zetel verleend. In dennaam des A afders,
eu des f Zoons, en des Heiligen -j- Geestes, Amen.\'\'
Dit gedaan zijnde, gaat de prelaat naar de plaats
van het altaar, waar het Evangelie ligt, en de aarts-
bisschop
(nu zoo genoemd wordende] staal in hel pal-
liuni op, beklimt het altaar met zijn kruis voor zich,
en spreekt met outblooten hoofde eenplegtigcnzegen
over de verzamelden uit.
Toen de Roomsche kerk in Engeland plaats maakte
voor de Anglikaansehe, behield deze laatste hare aarts-
bisschoppen. Volgens Beda werden de eerste aange-
steld ten tijde van Lucius, die voor de eerste Christen-
koning van Engeland gehouden wordt. De waarheid
hiervan is echter te betwijfelen, wanneer v\\ij beden-
ken, dat er geene vermelding van bisschoppen in En-
geland is voor het concilie van Arles in Ciallic .v. D.
314, waarop wij drie geestelijke dignitarissen van
Engeland ontmoeten, namelijk: Eborus, bisschop van
YorkjKestitutus van Londen en AdelphiusvanColonia
Londinensina; welke deze laatste plaats is, is onzeker.
De oudste aartsbisschoppelijke zetel is ontwijfelbaar
die van York, maar die van Londen werd door de
Britsche kerken als de voornaamste beschouwd, en
Gregoriusl. best einde dien lot den metropoli taanschen
zetel van Engeland. In het prinsdom Wallis was te
Cacrlcon een aartsbisschoppelijke zelel geplaatst. Ten
tijde der Angel-Saksen werd de zetel van Londen naar
Canterbury overgebragt, waar hij sedert steeds geble-
ven is. De aartsbisschop van Canterbury draagt den
naam van Primaat van geheel Engeland en Metropo-
lilaan, en de aartsbisschop van York heet Primaat van
Engeland. Men spreekt hen gewoonlijk aan met Uwe
Genade, en Allcreerwaardstc Vader iu God. De aarts-
bissehop van Canterbury heeft den voorrang boven
alle andere geestelijken, is de eerste pair van Enge-
land, en heeft, na de koninklijke familie, den voorrang
boven alle hertogen eu waardigheidsbekleders der
kroon. Volgens de gewoonte is het zijn voorregt de
koningen en koninginnen van Engeland te krooncn.
Volgens de wet bezit hij de magt om testamenten geldig
te verklaren, cu het regl te verleencn om onbeheerde na-
latenschappen te administreren. Hij heeft ook de magt
om ontheffing van hnvvclijksgehoden en dispensatiën
te verleenen in alle gevallen, waarin men zich vroeger
-ocr page 27-
11                                        AARTSBROEDERSCHi
l\'EX — AARTSDIAKEN.
tot het hof van Rome rigttc, en welke niet tegen de
wet van God indruischen. De aartsbisschop van
York bezit de/elfde regteninzijnc diocees als de aarts-
bisschop van Canterbury in de zijne. Hij heeft den
voorrang boven alle hertogen, die niet van koninklijk
bloed zijn, en alle staatsdienaren behalve den lord
kanselier. De aartsbisschop van Canterbury had vroe-
ger ook het primaatschap over Ierland; alle bisschop-
pen van dat land werden door hem ingezegend. Hij
werd door paus l\'rbanus IL alleriim utbis Papa ge-
noemd, en de altijddurende magt van pauselijk legaat
werd aan zijn aartsbisschoppelijken zetel verbonden.
Hij had in vroegere tijden ook eenige koninklijke voor-
regten, zooals dal van geld te munten. Crannier was de
laatste aartsbisschop van Canterbury, die zijne aan-
stelling van Rome ontving.
AARTSBROEDERSCHAPPEN, die geestelijke
orden in de Rooinsch-Catholieke kerk,welke oorsprong
aan andere gegeven hebben, of gezag over deze uit-
oefencu. Zij brengen op die, welke haar onderworpen
zijn, hare wetten en statuten, hare wijze om zich te
klcedén en hare bijzondere voorregtcu o\\er.
AARTSDIAKEN\', een geestelijk beambte in de
meeste bisschoppelijke kerken. Baronius en eenige
andere Koomsche schrijvers zeggen, op het gezag van
Hiëronrinus, dat deze bediening in de Apostolische
kerk bestond, daar Stefanus, zooals zij denken, een
aartsdiaken was, dewijl hij door Lukas het eerst ge-
nocnid is in de lijst der diakenen, welke hij in de llan-
delingcn der Apostelen geeft. Baronius haalt om deze
mecning te staven vader Augustinus aan, maar ver-
keerdelijk, daar diens uitdrukking niet is de eerste
der diakenen, maar de eerste der martelaren. De
juiste tijd der aanstelling van aartsdiakenen is onzc-
ker. Zij schijnen hunnen oorsprong gehad te hebben
in een gebruik, dat reeds vroeg in de Kerk ontstond,
namelijk, dat gedurende de godsdienstoefening de
bisschop of voorganger vergezeld was van een der
diakenen, die naast hem bij het altaar stond, eu
om zijne in het oog vallende plaats de eerste of
voornaamste diaken genoemd werd. Na de vierde
eeuw vinden wij eerst uitdrukkelijk vermeld, dat
aartsdiakenen eene hoogere orde van geestelijken
vormden, die door de bisschoppen als hunne
plaatsvervangers of representanten gebezigd wer-
den en hun bisschoppelijk gezag uitoefenden. Hier-
door ontstond waarschijnlijk het gebruik van beu
aan te stellen als permanente plaatsvervangers of ge-
delegeerden in bepaalde distrieten. In de zevende
eeuw schijnt er slechts één aartsdiaken in elke diocees
, geweest te zijn, en de verdeeling van diocesen in ver-
scheidenc aartsdiakendommeii had naar alle waar-
schijnlijkheid niet plaats voor de eerste jaren van de
regering van Karel den Uroote, van welken tijd wij
I vinden opgeteekend, dat Heddo, bisschop van Straats-
i burg, zijne grootc diocees in zeven aartsdiakendom-
i men verdeelde, en de aartsdiakenen als permanente
1 ambtsbckleedersaanstelde, die uiet verplaatst konden
j worden, tenzij om overtredingen van de kerkelijke
! wetten.
Het instellen van aartsdiakenen leidde in het ver-
volg van tijd tot aanzienlijke misbruiken, daar de
bisschoppen de zaken van hun gebied geheel aan deze
ambtsbckleeders overlieten, die trapsgewijze tot geen
gering aanzien begonnen te klimmen, en zelfs in vele
■ gevallen in waardigheid eu invloed met de bisschop-
j pen wedijverden. Hunne ondergeschikte stelling ter
! zijde zettende handelden zij ook dikwijls als onafhan-
kelijk en zonder de minste inachtneming van den wil
j hunner meerderen. Ten laatste werd elke aartsdiaken
I een bijna onbeperkt beheerscher van zijn eigen dis-
triet, en zoo groot was de invloed en de magt aan het
ambt verbonden, dat zelfs wereldlijken in vele geval-
len om den winstgevenden post vroegen en hem ver-
! kregen. Karel de Grootc verbeterde echter dit mis-
bruik en vaardigde in 805 een deereet uit, waarbij
aan wereldlijken verboden werd het ambt van aarts-
diaken te bekleeden. Niettegenstaande dit namen
echter de aartsdiakenen in gezag toe. Van de elfde
tot de dertiende eeuw trachtten de bisschoppen vrueh-
teloos de toenemende heerschzueht van deze amble-
naren tegen te gaan, die door zich met de wereldsche
magt te verbinden het zoo verre bragteu, dat zij de
bisschoppen aan hunne behcersching onderwierpen.
Eu hunne aanmatiging werd door Home begunstigd
I als een krachtdadig middel om de handen der bis-
! schoppen zwakker te maken, en den invloed van den
\' Roomschcn stoel uit te breiden. In de dertiende eeuw
, slaagden de aartsbisschoppen er in om de bovennia-
! tigc heerschzueht der aartsdiakenen tegen te gaan,
! daar het hun gelukte de kerkvergadering een besluit
i te doen aannemen, waarbij den aartsdiaken verbo-
den werd een plaatsvervanger, welken ook, te gebrui-
ken, en zonder verlof van den bisschop een vonnis
uit te spreken wegens grove misdaden. .Maar vooral
in het jaar 1250 werd een noodlottige slag toegebragt
aan de ondragelijke heerschzueht van deze geestelijke
ambtenaren, daar Innocentius IV. een besluit nam,
waarbij eene nieuwe klasse van amblskekleeders in
I het le\\en geroepen werd, die geheel van de aartsdia-
-ocr page 28-
15
AARTSDRUÏDE.
kenen afgescheiden zonden zijn. Deze werden vicarii,
viearissen en vicarissen-generaal, en ook officiales of
officialeu geheeten; zij werden niet regterlijk gezag
bekleed, en deden regt in den naam van den bisschop.
Deze maatregel had de begeerde uitwerking van de
magt van den aartsdiaken binnen behoorlijke grenzen
terug te brengen. Tn het Oosten werd de bediening in
bet begin der achtste eeuw opgeheven.
De oorspronkelijke dienst van den aartsdiaken was
de voortdurende begeleider en medehelper van den
bisschop te zijn. De schrijver van de Apostolische
verordeningen noemt hem den diaken, die bijden bis-
schop stond, en wanneer de bediening van het avond-
maal begon uitriep: „Laat niemand naderkomen met
nijd tegen zijnen broeder, laat niemand komen in hui-
chelarij." Het was zijne bijzondere dienst den wijn toe
te dienen aan hen, die deel namen aan het heilig
avondmaal, nadat de bisschop het brood had uitge-
reikt. Hij moest de diensten der mindere geestelij k-
heid regelen, en ieder datgene aanwijzen, wat hij bij
de kerkdienst te verrigtenhad. Hij stond den bisschop
ter zijde in het beheer van de tijdelijke inkomsten
der kerk, daarom noemt hem Paulimis den bewaarder
der kist. De diensten van den aartsdiaken waren cch-
ter niet tot enkel wereldsche zaken beperkt. Hij
moest ook den bisschop in de dienst der prediking
bijstaan, en in de wijding van de mindere geeste-
lijkheid en van andere geestelijke ambtsbekleeders.
Hij had de magt de andere diakenen en de min-
dere geestelijkheid te berispen. Het is echter niet
zeker ot\' aartsdiakenen magt hadden over presbyters.
Salmasius zegt, dat zelfs de aartspresbyter in de kerk
van Rome aan hen onderworpen was. Toen het ambt
het eerst werd ingesteld, werd de aartsdiaken uit de
diakenen gekozen, maar in de negende eeuw schijnen
eenige ten minste uit de orde der presbyters gekozen
te zijn. Wegens den krachtigen bijstand, dien deze
ambtenaren den bisschoppen bewezen, worden zij som-
tijds door oude schrijvers, alsook in het pauselijk wet-
boek en door het concilie van Trente, „het oog des
bissehops" geheeten, en men zegt, dat hun ook een
andere naam van denzelfden aard gegeven is, name-
lijk „het hart des bissehops" of corepisropi.
In de Kerk van Rome staat de aartsdiaken boven
alle andere diakenen en onderdiakenen; hij moet de
kandidaten voor heilige orden onderzoeken enaan den
bisschop voorstellen, eu krachtens deze dienst staat
de aartsdiaken boven een priester, hoewel de orde zelve
beneden die van het priesterschap staat. Sedert de
twaalfde eeuw heeft hij nooit het beheer gehad over
de tijdelijke inkomsten der kerk, daar deze aan het
beheer van een kardinaal zijn toevertrouwd, die den
titel draagt van f iroot Kamerheer, en bijgestaan wordt
door verscheidene geestelijken der kamer.
In de Kerk van Engeland is elk bisschoppelijk ge-
bied in verscheidene aartsdiakendonnnen verdeeld, en
over elk van deze heeft een aartsdiaken het bestuur.
Hij wordt altijd gekozen uit de orde van priesters eu
draagt den titel van Eerbiedwaardige. De bisschop
van de diocees benoemt hem. Eenige van de aartsdia-
kenen van Engeland bezitten eene bijzondere magt,
die andere niet hebben. Zoo heeft de aartsdiaken van
Richmond het regt om prebenden weg te schenken, en
de aartsdiaken van Cornwallis kan de wettigheid van
testamenten bepalen. Deze bijzondere regtsmagten zijn
gegrondvest op oude gebruiken, maar toch blijven de
aartsdiakenen aan den bisschop ondergeschikt. De
aartsdiaken in de Kerk van Engeland is niet belast met
dever/.orgingvanzielen,maarhij heeft de magtom gees-
telijkefunctiëntcvcrrigten, zooals te schorsen, in den
ban te doen, teontzondigcii,enz.,endienovereenkom-
stig moet hij volgeus de geestelijke wet eene stand-
plaats hebben. Hij houdt een hof, dat het hof vanden
aartsdiaken genoemd wordt, en dat hij op elke plaais
van zijn aartsdiakendom houden mag. In dat hof doet
hij uitspraak over geestelijke zaken, echtergeenceind-
uitspraak, daar er een appel is van zijn vonnis op den
bisschop van de diocees. Een beambte is aan dit hof
verbonden, die de registratcur heet, wiens dienst is
administratie van de regtsbedeeling te houden.
AARTSDRUÏDE, het hoofd van de orde dei-
Druïden of priesters der oude Celten of Galliërs, Brit-
ten en Germanen. De orde had bij elk volk, waar hunne
godsdienst bestond, een opperpriester of aartsdruïde,
die een volkomen gezag over de overige druïden bezat.
In Brittanjewarenertwee, dieopde eilanden Anglesea
en Man woonden. Uit de voornaamste leden van de
orde werd de aartsdruïde benoemd, voornamelijk in-
dien men er een kon vinden van veel geleerdheid en
vroomheid, maar wanneer er verscheidene kandidaten
van gelijke verdienste waren, had er eeue verkiezing
plaats, die somtijds aan de beslissing der wapenen
werd overgelaten. De druïden klommen tot, hunne
voornaamste waardigheden op langs zes verschillende
graden, die door verschillende kleederdragt onder-
scheiden waren. De aartsdiuïdeu vormden de zesde
of hoogste dezer orden, en schijnen geheel en al be-
dekt te zijn geweest niet een langen mantel en gol-
veude opperkleedercn, niet eene eikenkroon op het
hoofd en een scepter in de hand. Rij gelegenheid
-ocr page 29-
AARTSENGEL — AARTSKAPELLAAN.
](\'.
der groote plegtigheid van het snijden van don eiken-
mistel moest de aartsdruïde in het wil gekleed in den
eik klimmen, den mistel met een gouden sikkel
afsnijden, en hem opvangen in een witten mantel, die
over zijne liand was gelegd. Deze groote plegtigheid
had altijd plaats op den zesden dag der maan. Zie
Druïden.
AARTSENGEL, de voornaamste onder de engelen
(zie Eng.). Hel is onder de godgeleerden een onder-
werp van veel verschil van mccning geweest, of de titel
aartsengel een geschapen engel aanduidt, of slechts
eene benaming is van onzen lieer Jezus Christus,die
de Heer der engelen is, terwijl overheden en niagten
aan hem ondergeschikt zijn gemaakt. Vele uitleg-
gers van de Openbaring verklaren, dat in Hoofdstuk
XII : 7, waar van Michacl gezegd wordt, dat hij en
zijne engelen krijgden tegen den draak en diens cu-
gelen, door Michaël Jezus Christus bedoeld wordt.
En dezelfde uitlegging wordt gegeven aan Dan.
X1T : 1: „En te dier tijd zal Michaël opstaan, die
groote vorst, die voor de kinderen nws volks staal ;
als hel /.nik een tijd der hcnaanwdhi id zijn zal, als er
niet geweest is, sints dal er een volk geweest is.totop
dienzelven tijd toe; en te dier tijd zal uw volk verlost
worden, al wie gevonden wordt geschreven te zijn in
het hoek." In den brief van Judas wordt Michacl de
aartsengel genoemd: „Maar Michaël, de archangcl.
toen hij niet den duivel twistte, en handelde van het
ligehaam \\an Aiozes, durfde geen oordeel van laste-
ring tegen hem voortbrengen, maarzcide: de llecrc
bestrafte u!" Deze passage schijnt legen de vcromler-
stelling te getuigen, dat de aartsengel de zoon van
God was, omdat zij hem lang voor zijne vlecschwor-
ding voorstelt als onder het gezag der wet, en zich j
onthoudende van het bezigen van verwijtende taal i
uit eerbied voor God. De Joodsche rabbijnen sehrij-
ven vele verwonderlijke dingen aan Michaël toe. Zij
geven hem de voornaamste heerschappij en het hoog-
stc gezag ouder de engelen, en schrijven de verschij-
nillgen van den Messias, waarvan in het Oude Testa-
nicnt sprake is, aan dezen engel toe.Zij veronderstellen,
dat er vier engelen zijn. die aanhoudend staan om
den troon van God in de hemelen, en nooit naar deze
lagere wereld afdalen. Deze vier engelen zijn Micltaël,
die aan de regterzijde van den troon staat; Gabriël,
aan de linkerzijde; Uriël, die er vóór, en Hafaël, die
er achter staat. Dat de aartsengel onderscheiden
moet worden van onzen Zaligmaker hlijkt duidelijk
uit. 1. Thess. IV: Ui: „Want de Heere zelf zal met
een geroep, met de stem des arehangels, en met de
bazuine Gods nederdalen van den hemel; eu die in
Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan." Hoven-
dien wordt Michaël, die in den zendbrief van Judas
„de archangcl" geheeten wordt, in Daniël „een van
de eerste vorsten" genoemd, hetgeen duidelijk te ken-
nen geeft, dat hij een engel, en niet de heer der engelen
is. Indien de laatste zin op engelen moet slaan, brengt
hij er ons toe aan eene tweede hiërarchie van engelen
te denken, eene leer, die door eenige van de eerste
Christen-sclirij vers, meer voornamelijk doorDionysius
den Arcopagict onderwezen werd, die de engelen in
drie klassen verdeelde: de hoogste, de middelste en
de laagste; de hoogste, die uil cherubijnen, serafijnen
en troonen; de middelste, die uit heerschappijen,
deugden en niagten; en de laagste, die uil vorstcn-
dommen, aartsengelen en engelen bestond. Elkedezer
klassen is weder in drie andere verdeeld, zoodat er
in het geheel negen orden van engelenkoren zijn.
Zulk eene indecling in klassen van hel engelenheir
heeft niel den geringsten grond in het Woord Gods,
hoewel eene ondergeschiktheid onder de engelen in
eenige gedeelten aangeduid schijnt te worden. Het is
opmerkenswaardig, dat het woord aartsengel in de
Heilige Schrift steeds in het enkelvoud wordt ge-
bruikt. Het is moeijclijk met eenige zekerheid de
juiste beteekenis er van Ie bepalen.
AARTSFLAMEN. De oude Britten, die eeniger-
matede Ileidenseheleer der Romeinen hadden aange-
nomen, gaven den naam van flamens aan de priesters
hunnerHeidenschcgoden, terwijl de voornaamste de-
zer priesters aartsflaiuens genoemd werden. Foxe
vernielt in zijn Hoek der Martelaren, dat toen het
Christendom in Brittanje werd verbreid, legen bet
einde van de tweede eeuw, er acht en twintig priesters
waren, die flamens werden genoemd, eu drie aarts-
I
priesters, die aartsflamens waren geheeten eu het toe-
zigl haddeu over de andere. Deze acht en twintig
flamens werden in acht eu twintig bisschoppenveran- \\
derd, en de drie aartsflamens in drioaartsbissohoppen.
Deze geschiedenis steunt op eene zeer onwaarsehijn-
lijke legende, maar in allen gevalle kan hel bestaan
van flamens en aartsflamens iu Brittanje in een vroeg
tijdperk niet in twijfel gelrokken worden.Zie Fi.avik.x.
A A RTSKA PELLA A N, een naam gegeven aan den
voornaamste]! van die geestelijken, welke de r\'ranki-
sche vorsten gewoon waren uil Ie kiezen om het bof
Ie vergezellen en de kerkcdienst te verrigten. Deze
dignitaris en zijne geestelijken oefenden door hun
aanhoudenden eu vertrouwelijke!! omgang met den
vorst een belangrijken invloed uil opdezakenderkerk.
-ocr page 30-
AARTSPRESBYTER — ABARIS.
17
AARTSPRESBYTER of Aartspriester, devoor-
naamste van de presbyters in de eerste Christelijke
kerk, een waardigheidsbekleder, die naast denbis-
seliop zat, en onmiddellijk onder dezen gezag nit-
oefende. De eerste van de vroegere schrijvers, die van
aartspresbyters gewag maakt, is Hiëronymus, die van
slechts één spreekt als verbonden aan elke kerk. Deze
was niet altijd de oudste presbyter van de kerk, maar
werd gekozen uit het collegie van presbyters naar wei-
gevallen van den bisschop. Hij moest den bisschop in
het beheer der inkomsten bijstaan, en bij diens afwe-
zigheiddebisschoppehjkedienst in de kerk vervullen.
Zoo groot was de invloed van de aartspresbyters, dat
zij er gewoonlijk in slaagden den bisschopszetel ie
verkrijgen, wanneer hij ledig was. Gregorius Xazian-
zenus noemt den oudsten priester aartspresby ter, en
zijne dienst komt overeen met die van de Protopapas
(zie Prot.) in de Griekschc kerk. De aartspresbyters
namen trapsgewijze in gezag en aanzien toe, en be-
reikten van de vijfde tot de achtste eeuw liet toppunt
van hunnen invloed, daar zij bisschoppelijke zetels als
wijbisschoppen en vicarissen-generaal bezetten. Ver-
scheidene takken van bestuur hieldenzij onder hun vol-
komen beheer; zij trachtten zelfs met de bisschoppen
op céne lijn te komen, en zoo ontstond er menigmaal
twist en strijd. Ten laatste zochten de bisschoppen, die
gevoelden, dat de presbyters gevaarlijke mededingers
geworden waren, hun toenemenden invloed tegen te
gaan, en daarom begunstigden zij de Aartsdiakenen
(zie Aabtsd.) om hen in toom te houden. Dit begint
zieli voor bet eerst te vertoonen op liet vierdeconcilie
van Carthago, en ten laatste vaardigde Innoceutius
111. in detwaalfde eeuw een besluit uit, waarbij zij aan
het gezag van den aartsdiaken onderworpen werden.
Eenigc schrijvers zijn van gevoelen, dat de dienst der
aartspresbyters van de oude Kerk eenigzins overeen-
komt met die van de dekenen in nieuwere hoofdker-
ken.
AARTSVADER, /.ie Patriarch.
AARTSSYNAGOG1ST. Zie het artikel Synagoge.
AB, de elfde maand van het burgerlijk en de vijfde
van het godsdienstig jaar bij de .loden. Zij bestaai uit
dertig dagen en komt overeen met ecu gedeelte van
onze maanden .lulij en Augustus. Op den eersten dag
van de maand Ab, vasten de Joden ter gedachtenis
van den dood van Aiiron, en op den negenden houden
zij een zeer streng vasten ter herinnering van de ver-
woesting vanSalomo\'s tempel doorNclmk.icliiczar, en
ook van de verwoesting van den tweeden tempel door
de Romeinen onder Titus Yespatianus.daarJosephus
verklaart, dat beide gebeurtenissen opdenzelfdcndag
van dezelfde maand hebben plaats gehad. De Joden
vasten op dezen dag nog om eene andere reden, en
wel ter gedachtenis van liet edict van keizer Iladria-
nus, waarbij hun verboden werd in Judea te blijven,
of zelfs de verwoesting van Jeruzalem te beweenen.
De diensten in de synagoge op dezen vastendag zijn
lang; de morgendienst duurt zes uur, van zes tot
twaalf ure. liet boek der Klaagliederen wordt gele-
zen met nog andere lessen, die voor de gelegenheid
passende zijn. Alle arbeid wordt gestaakt gelijk op
den Sabbath, en van zonsondergang tot zonsondergang
van den volgenden dag wordt een streng vasten ge-
houden. Men veronderstelt, dat dit liet vasten is, dat
Zacharias „liet vasten dw vijfde maand" noemt. Op
den achttienden dag werd er gevast, omdat de avoud-
lanip in den tempel uitging ten tijde van tic regering
van Achaz. Ab is ook de naam van de laatste der
zomermaanden van den Syriseheu kalender. Op den
eersten dag dezer maand begint dat vasten — hetwelk
duurt tot aan den vijftienden —, dat door Oostersche
Christenen gehouden wordt ouder den naam van het
vasten van onze Lieve Vroince. De zesde dag heet Te-
gialla
of verheerlijking, ter gedachtenis van de ver-
heerlijking van onzen lieer, en de negenen twintigste
dag wordt gevierd Ier herinnering van het onthoofden
van Johannes den Dooper.
ABADIRES, een naam, welke volgensAugustinus
gegeven werd aan de hoogere klasse van Carthaagsche
godheden, die overeen kwamen niet de Dii majornm
gentiitm
der Grieken in Romeinen. In de Romein-
sehc mythologie was het de naam van een steen, die
aangebeden werd, omdat hij door Saturnus was inge-
slikt.
ABARIS, een priester van Apollo door Herodotus
vernield. Hij kwam uit de Kaukasischc streken naar
Griekenland, dewijl zijn eigen land door de pest be-
zocht werd. Zij ue raagt om te pro fel eren, zoowel als zijne
Scythische kleeding en eenvoudigheid van zeden, wek-
te niet weinig belangstelling in Griekenland op. Hij
reisde van plaats lol plaats, had Ier eere van Apollo
eene pijl bij zich, en gaf godspraken. Toland bc-
weert in zijne Geschiedenis der Druïden, dat Abaris
een druïde van de Hebriden geweest moet zijn, daar
eene pijl een deel uitmaakte van het costuuni van een
druïde. Zijne geschiedenis schijnt geheel en al my-
thisch te zijn ; men zegt. dat hij zonder aardsch voed-
scl leefde en op eene pijl door de lucht vloog. Kr bc-
staat veel twijfel aangaande den tijd, waarop hij in
Griekenland verscheen. Loheck veronderstelt, dat. liet
3
-ocr page 31-
IS          \'                                                ABASSINEN
— ABDALEN.
diende om de priesterschap trotscli te makeu, doch
het sanet uariuin isiu Lutlicrsche en Roomsclie kerken
nog steeds een afgescheiden gedeelte van liet gebouw.
A, B, GEZANGEN. In de vierde eeuw werden iu
navolging van de ncrostische poëzij der Hebreen, ge-
zangen van dezen naam zamcngcsteld, waarvan elk
vers of elk gedeelte met de eerste en volgende letters
van liet alphabet in geregelde orde begon. Augustinus
maakte eengezang van deze soort tegen de Donatisten,
om door het volk van buiten geleerd te worden, en in
navolging van den HU1\'1» psalm verdeelde hij het vol-
geus de orde der letters van het alphabet iu even
zoovele deelen. Daarom werden deze gezangen A, B,
psalmen of gezangen geheeten, daar elk gedeelte
zijne eigene letter aan het hoofd had, en het ant-
woord of kypopsalma aan het einde van elk gedeelte
niet door koorzangers maar door al de aanwezigen
moest herhaald worden, welke in de oude Christelijke
kerk over het algemeen deel aan hef gezang schijnen
gehad te hebbeu.
ABBA, een woord, dat in de Syrische taal mij»
rader
beteekent. In de Heilige Schrift wordt het dik-
wijls op God toegepast. Het is een .loodscheeeretitel,
die aan zekere rabbijnen, Tanaïten geheeten, gegeven
wordt. Die naam werd in de middeleeuwen ook som-
tijds aan den pater van ecu klooster geschonken. Iu
de Syrische, (\'optische en Ethiopische kerk is Abba
een titel, welke gewoonlijk aan de bisschoppen wordt
gegeven, terwijl de bisschoppen zelve den titel slechts
aan den bisschop of patriarch van Alexandriëgeven.
Daarom was het volk gewoon dezen laatsten dignita-
ris Baba of Papa 1c noemen lang voor dat de bisschop
van Rome dien naam ontving. Waarschijnlijk is het
woord Abt van Abba afgeleid.
ABBUTO, een van de afgoden, die iu Japan aan-
gebeden worden. Deze god geneest, volgens de Ja-
panners, vele hardnekkige ziekten, en verleent een
gnnstigen wind en een snellen overtogt over de zee.
Om derhalve dien god voor zich te winnen binden Ja-
panesehc zeelieden en passagiers gewoonlijk eenige
kleine geldstukken aan stokken,en werpen die van het
schip in zee om aan Abbuto te offeren, maar de pries-
ters trachten de munten op te visschen voor hun eigen
gebruik, terwijl zij het volk diets maken, dat de of-
feranden door den god zijn aangenomen. Het gebeurt
zelfs dikwijls, dat de god Abbuto, als een zijner pries-
ters gekleed, in cenc boot komt 07n deze offerande te
vragen, en dan blijft hij nabij de kust, totdat het schip
uit gezigt van het land is.
ABDALEN, een naam aan eenc zeer bijzondere
in de twee en vijftigste Olympiade geweest is, dat is,
ongeveer 570 v. C.
ABASSINEN, ecne secte van de Grieksche kerk,
die eenc uitgestrekte en bosehrijkestreek langs de kust
van de Zwarte zee bewoont. Zij schijnen een ruwe
tak van de Circassiërs te zijn en leven voornamelijk
van plundering eu zceroof. Door hunne afgezonderde
woonplaats zijn zij van vele leerstellingen en gebrui-
ken van de Oosterselie kerk, waartoe zij in naam be- !
hooren, afgeweken. Zij houden verscheidene vasten- |
dagen. Zij geloovcn aan de zeven sacramenten, hou- i
den de biecht voor een dezer, maar belijden noch het j
aantal, noch den aard hunner zonden, eu vergc-
noegen zich slechts met in hel algemeen uit te roe-
pen : „Ik heb gezondigd, ik heb gezondigd." Bij de
herhaling dezer woorden ontvangt de boeteling in
weinige woorden de absolutie en eenige zachte sla-
gen op zijne zijde met een olijftak. Bij zware misda-
den, zooals moord, echtbreuk en diefstal, worden zij
echter dikwijls duchtig gegeeseld. De bisschop neemt
somtijds de biecht af, en als de boeteling belijdt cene i
zware misdaad begaan te hebben, staat hij op en roept \'•
na eene scherpe berisping gegeven te hebben : „Hebt
gij dat gedaan: Vreest gij God niet? Gaat tot hem I
en kastijdt hem dertig-of veertigmaal." Bij de Abas- :
sinen wordt het huwelijk gesloten door eene weder- j
zijdsche belofte van liefde en getrouwheid in tegen-
woordigbeid van bevoegde getuigen. Hunne begra-
fenisplegtigheden hebben plaats onder geschreeuw
en verzuchtingen. De nagelaten betrekkingen slaan
zich, eu de vrouwen mismaken haar aangezigt, terwijl
de priester een /•\'■// i\'/rm ter eere van den overledene leest i
en het lijk met reukwerk besproeit. Zij leggen hunne
dooden in kisten gemaakt van uitgeholde boomstam-
men en omwonden niet wijngaardsranken. Na hetver-
rigten der begrafenisplegtigheden brengen zij levens-
voorraad te voorschijn, en zetten dien op de graven
hunuer afgestorven vrienden.
ABATA, ontoegankelijk, een woord gegeven aan het
sanctuarium of de plaats van het hoogaltaar in oude :
Christenkerken, omdat- dat gedeelte zorgvuldig door
hekwerk was afgesloten, eu dus voorde menigte ontoe-
g ankelijk was gemaakt. Niemand behalve degees-
tclijkheid, zooals Eusebius ons berigt, inogt die plaats ■
gedurende de godsdienstoefening betreden, en daarom \'
werd zij abata of adyla genoemd. Maar dit gedeelte \'.
der kerk is in alle eeuwen niet even ontoegankelijk ge- !
weest. Ten tijde derlIervormingklaagdeBucer erluide
over, dat het sanctuarium van het overige gedeelte !
jier kerk afgescheiden was, daar dat gebruik slechts i
-ocr page 32-
\'„■&»*>
6f« .-\\[^aa[;f3)au[ün uJ Ctftniiin\'
, — . .:::
-ocr page 33-
ABDIJ.
L9
, woonden, doorPachomius, een leerling van den Egyp-
! tischen monnik Antonius, die voor den stichter van
: het kloosterleven gehouden wordt, voorgesteld. Zoo
snel verspreidde zich de zucht naar het afgezonderde
: leven eens monniks door de maatschappij, dat bij den
dood van Pachomius in 348, er in Egypte alleen niet
; minder dan 76,000 mannen en 27,000 vrouwen wa-
ren, dre het kloosterleven hadden omhelsd. Toch was
tol het midden der zesde eeuw het kloosterleven niet
tot ecu geregeld stelsel gebragt. Omstreeks dien tijd
echter, iu 529, stelde Benedictus van Nurcia ecue
nieuwe orde van monniken in, en bouwde hij eeu
klooster, dat nog te Moute Casino nabij Napels bc-
siaat. De gestrengheid, waarmede de monniken dezer
orde behandeld en iu tucht gehouden werden, werd
daarop over liet algemeen in Europa nagevolgd, liet
aantal kloosters werd vermeerderd, en de grooten en
rijken bragten linuiie schatten ten offer om ze te on-
dersteunen, deukende daardoor bet voordeed van de
gebeden te krijgeu dergenen, die de bewoners van
zulke instellingen waren. Elke abdij of klooster be-
stond gewoonlijk uil drie hoofdvertrekken : het ora-
torium of de kapel, waar de monniken te zanien kwa-
men om te bidden of de openbare eeredienst bij te
wonen; de eetzaal, waar zij te zanien liunne maaltij-
den gebruikten, en de slaapzaal, die zich gewoonlijk
iu bet bovengedecltc van het gebouw bevond cu iu
afzonderlijke cellen voor de monniken was verdeeld.
Behalve deze kamers bevatten de groote abdijen ge-
vvoonlijk een kloostergang of middenvertrek, waarin
de monniken gewoon waren op zekere uren bijeeu te
komen; de bibliotheek, waar de boekenen oorkonden
bewaard werden; de vertrekken van den abt, en andere
kleinere vertrekken.
Abdijen werden reeds spoedig na de verbreidingvan
hei Christendom ook in de Nederlanden gesticht, en
daar sommige rijkelijk begiftigd werden, kwamen zij
iu het bezit van groote geldsommen en landerijen.
Eene der voornaamste was de abdij van Egmond iu
S-MI voor Benedictijner nonnen gebouwd. Zij werd
niet lang na hare stichting verbrand en door graaf
Dirk 11. vau steen herbouwd, die er tevens monniken
v an dezelfde orde in stede van nonnen iu plaatste. Zij
kreeg vele inkomsten en voorregteu o. a. de benoc-
ming van 2t parochiekerkenen l.ïkapcllanijeu. Toen
iu 1550 te Haarlem een der nieuwe bisschoppelijke
zetels iu de Nederlanden opgerigt was, werd deze
abdij met al hare rijke inkoms\'en aan den bisschop te
zijner staatvoering overgegeven. In liet jaar 1572
werd zij door Sonoy ten eenemale vernield en de
klasse van mannen ouder de Mohamedaneu gegeven,
die hunnen uaam ontleend hebben aan hunne geheele
toewijding aan God. Zij worden ook Santons, en door
Rieault Caleuders oi\'C\'alenderanen genoemd. Zij gaan
blootshoofds en blootsvoets, hall\' bedekt niet bet vel
van een beer of een ander wild dier, en met een k de-
reu gordel om hun midden, waaraan een zak Langt.
Eeuige van hen hebben om liet midden van hun lig-
chaam een koperen slaug, welke hun door hunne
doctoren als een teekeu van geleerdheid gegeven is.
Hunne meeningen zijn van een gevaarlijken aard,
daar zij alle goede orde in de maatschappij willen
omkeereu, gelooveude dat alle dadeu onverschillig
zijn, en dat God in de verblijven van den zedelooze
even goed als in de moskeen gediend wordt. Zij heb-
ben eeiie soort van knods in de hand, die /ij gebrui-
keu aK de toovenaars hunne roeden. Zij houden zich
voornamelijk bezig met rondte zwerven en reliquiën Ie
verkoopen, zooals het haar vau Mohamed en andere
artikelen, ten einde de bijgeloovigen en zwakken van
geest te bedriegen.
ABDIJ , eene vereeniging van personen vau eene
van beide seksen, die zich vau de wereld hebben ai\'ge-
seheiden, en zich hebben afgezonderd om hunnen tijd
door te brengen in het gebed en iu geestelijke over- j
denkingen. Ue naam Abdij wordt ook gegeven aan het !
gebouw, waarin zulke personen wonen. Deze orde-
huizen, zooals zij gewoonlijk genoemd worden, zijn in
Roomseh-Catlioliekelanden zeer talrijk; elk er van is
onderworpen aan het gezag van een abt of eene abdis,
die aangesteld is om al de regelen van de instelling
ten uitvoer te leggen. De uitvoerende magt berust j
bij de personen, die aan liet hoofd van de kloosters !
of van de geheele vereeniging geplaatst zijn, de wet- j
gevende magt berust bij de gemeente, waartoe het |
klooster behoort. Zaken vau gewigt, die betrekking •
hebben op bijzondere kloosters, worden in klooster-
kapittels uitgemaakt; die, welke de geheele orde be-
trelfen, worden op algemeene vergaderingen overwo- ;
gen. Abdijen waren bij hare eerste instelling de I
vruchten vanChristeb\'jke milddadigheid en vroomheid,
maar in de meer bedorven eeuwen der Kerk ontston-
den tallooze verkeerdheden uit deze vereenigingen. \\
In Egypte, Syrië, Palestina en andere lauden, waar
het kloosterleven zijn oorsprong had, werden gecne
abdijen of kloosters noodig geoordeeld; de monniken
leefden afgescheiden zonder iu eene orde te zijn vcr-
eenigd of onder één dak zanien te wonen. Eerst iu de j
vierde eeuw werd bet plan van eene geregelde broe-
dersoh&p van monniken, die te zanien in één klooster
-ocr page 34-
AKDJS.
•.\'()
hospitalen voor de zieken of opvoedingsgestichten
voor de kinderen.
Hoewel de opheffing der abdijen, uit eengodsdien-
stig en staatkundig oogpunt beschouwd, niet anders
dan weldadig kon zijn, is het niet Ie loochenen, dat
deze instellingen veel goeds hebben te weeg gebragt.
Letterkunde en godsdienst vonden er eene schuil-
plaals in tijden van onrust. Als iu eene voorraad-
schuur werden de kostbare manuscripten eu histori-
sche oorkonden er in bewaard, die anders verloren ge-
raakt zouden zijn. Veel belangrijks op het gebied der
geschiedenis zijn wij haar verschuldigd. In de don-
kere eeuwen waren de abdijen deeenige woonplaatsen
der geleerdheid, hetzij van wereldlijken of godsdien-
stigen aard. Zie Moknikexstasd, Klooster.
ABDIS, de voogdes van een nonnenklooster, die
hetzelfde gezag uitoefent als een abt in een klooster
voor monniken. Wanneer zij in hare waardigheid
treedt, wordt zij ingezegend door den bisschop, over-
ecnkomsl ig ecu vorm in het Puntificale Roman urn voor-
geschrevcn. De plegtigheid geschiedt op de volgende
wijze: — De bisschop komt uitgedoscht iu zijne ge-
hcele bisschopskleeding, en de mis wordt gevierd. De
nieuwe abdis woont iu haar gewaad de \'mis bij. Zij
verschijnt tusschen twee oudere matronen met de rol
harer aanstelling in de hand, behoorlijk gezegeld
en voor echt verklaard. Nadat de mis geëindigd is,
knielt zij voor den bisschop neder en legt in zijne han-
den den volgenden eed van getrouwheid aan den pre-
laat haren ordinarius af: — „Ik, N., op het punt van
gewijd te worden als Abdis van het klooster N., be-
loof in de tegenwoordigheid van God en zijne heiligen,
en deze plcgtige vergadering van zusters, getrouw-
beid eu gepaste onderwerping, gehoorzaamheid en
eerbied aan mijne moeder, de kerk van N., en aan
u N., mijn Heer, Patriarch (of aartsbisschop, of bis-
schop) van genoemde kerk en uwe opvolgers, over-
eenkomstig de instellingen der gewijde canons, en zoo-
als het unsehendbare gezag van den paus beveelt. Zoo
waarachtig liclpc mij God en deze de heilige Kvan-
gelicn van God." Men moet opmerken, dat bij dezen
eed de abdis niet, gelijk de abt, onmiddellijke afhanke-
lijkheid van en onderwerping aan den pauselijken stoel
zweert, maar slechts aan den bisschop van de diocees,
zoodat alle locale vrouwelijke twisten en beroepen
in kloosters iu de diocees, waartoe zij behooren, be-
slistwordcn eneindigen. Indien de abdis onder geeue
plaatselijke regtsmagt gesteld is, is de eed, welken zij
aflegt, deze: — „Ik, N., van het klooster N., van de
orde van St. X.. van de diocees N., zal van dezen tijd
uitmuntende bibliotheek, bestaande in vele oude ge-
drukte en geschreven boeken, beuevens kostbare kei-
ken en kerksieraden, geheel en al verbrand.
Eene andere beroemde abdij was die van Rijns-
burg, gesticht door Petrouella van Saksen, zustervan
keizer Lotharius II., die haar slot, hetwelk te Rijns-
burg si oud, in eene alidij voor adellijke jonkvrouwen
veranderde. In hel jaar lLi;5 bragt zij uit een kloos-
ter in Saksen derwaarts de eerste nonuen over en stelde
haar onder de orde van den H. Benedietus, levende
naar de regels van Clugny. Wegens den rang en hel
vermogen der stichteres bekwam welhaast deze abdij
eene uitstekende vermaardheid en meer dan gewonen
rijkdom. Zelfs de pausen schonken er menigvuldige
voorregten aan, eu de inkomsten klommeneerlaugtot
f 100,000, eene zeer aanzienlijke som voor dien tijd.
Aan liet vermogen der stichting was de luister dei-
abdis geeveuredigd. Haar titel was eruiaee en ubdis
van Rijnsburg.
In den dagelijkschen omgang noemde
men haar uievroutv. Wanneer daarenboven de abdis
haren naam toekende, voegde zij erachter: Addis duur
Gods genade.
Vorsten en koningen plagten de abdis
altijd met: eene kniebuiging te groeten. Karel V., die
haar eens in 15ö7 ontmoette, stapte van zijn wagen,
boog zich niet de eene knie ter aarde, eu begroette
haar met den litel van mijne gebiedende vrouwe run
Rijnsburg,
en bleet\' in die houding, totdat hij door de
abdis werd opgebeurd. De abdissen waren steeds
dochters uit de doorluchtigsteNederlandsche geslach-
ten, somtijds zusters of dochters van \'s lands gra-
ven; de nonnen behoorden tot den bekenden en
aiouden adel. Deze werden niet zusters maar juffers
genoemd, cnniogtcnin den namiddag zieh niet \'s lands
edelen met dansen, rijden en andere soortgelijke ver-
makelijkheden verlustigen. Zij waren 10 in getal, en
hoog geroemd wegens hare gastvrijheid en licfda-
digheid.
Maanden lang nestelden zich de Spanjaarden bij \'t
beleg van Leiden in bet verlaten klooster, eu bij een
der strooptogtcn staken burgers der stad de ledige
gebouwen in brand, en gaven bet vermaarde gesticht
aan verwoesting prijs. De laatste abdis was Stcfana
van Rossum, die na de verwoesting te Leiden beeft
gewoond en daar in 1603 overleden is. Nadat twee
achtereenvolgende vrouwen het bestuur hadden uil-
geoefend over de goederen der abdij, oirdcr den titel
van orouice van Rijnsburg, zijn deze goederen geko-
nieu aan de ridderschap van Holland.
Allerwege werden de abdijen ten tijde der Hervor-
ming opgeheven: zij werden dikwijls veranderd in
-ocr page 35-
ABDIS.                                                                               21
voor hem ligt, twee grootc brandende waskaarsen aan,
en kust de bisschoppelijke hand. Zij wordt nu door den
bisschop op den stoel harer voorgangster geplaatst,
nadat de volgende vermaning gegeven is : „Ontvang
volkomene en vrije magt om dit klooster en deze ver-
gadeiing te besturen, en alles wat tot zijne in- en
uitwendige, geestelijke of wercldschc zaken behoort.
Sta vast in de regtvaardigheid en de heiligheid, eu
behoud de plaats u door God aangewezen, want God
is magtig, opdat llij aan u zijne genade moge vermeer-
deren." De abdis ontvangt daarop de hulde der zus-
ters, en de kus der zusterschap gegeven en ontvangen
hebbende, treedt zij in haar ambt van bestuurster van
het klooster. Hare magt over de nonnen is volkomen,
//ij mag wel is waar de geestelijke functiën verbon-
den aan het priesterschap, waarmede de abt gewoon-
lijk bekleed wordt, niet uitoefenen, maar er zijn
voorbeelden van abtlissen, die het voorregt hadden
een priester last te geven om voor haar te handelen.
Er was een tijd, dat abdissen aanspraak maakten op
eene magt bijna gelijk aau die van de priesterschap,
en zoo sterk namen zij in rang en gezag toe, dat het
omstreeks t>13 noodig werd het voorgewende regt van
de abdissen om te wijden, te ordineren en andere
priesterlijke diensten Ie verrigten, op te hellen. Op
het concilie van Beconficld in Kent zetten abdis-
sen hare handteekening zoowel als abten eu andere
geestelijken. Dit staat opgeteekend als het eerste
voorbeeld van zulk eene aanmatiging van gelijkheid
niet de priesterschap. De nonnen moesten ook een
tijd lang bij de abdissen biechten, maar deze bevon-
den, dat dit van zoovele ongemakken vergezeld ging,
dat zij hieraan spoedig een einde maakten. Het
schijnt, dat in een vroeg tijdperk van de kerkgesehie-
denis van Brittanjc, de magt der abdissen buitenge-
woon groot was. Lingard zegt, dat gedurende de twee
eerste eeuwen na de verbreiding van het Christendom
in dal land, bijna alle kloosters gebouwd waren vol-
gens liet beginsel van die van Fontevrault, welke zoo-
wel monniken als nonnen onder liet bestuur eener
abdis bevatten, zoodat de mannen aan de vrouwen
onderworpen waren. De abdij van St. Ililda te
AVhithy was zoodanig. In een gedeelte was eene zus-
terschap van nonnen, en in een ander eene broeder-
schap van monniken, die beiden aau het gezag der
abdis onderworpen waren. In de kloosters van (hm
tegenwoordigen tijd is evenwel de abdis, hoewel de
meest bepaalde ondergeschiktheid van de zusters aan
haar overal gehandhaafd wordt, geheel en al on-
der het toezigt en bestuur van den bisschop van de
af gehoorzaam zijn aau den heiligen Apostel Petrus en
de heilige Koomsehc kerk, en aan onzen Heer, Heer N.,
en zijni\' opvolgers kerkwettelijk aangesteld, en aan u
zoo lang gij mijn geestelijk opperhoofd zijt, overeen-
komstig den regel van onzen heiligen vader N. en de
instellingen van de voornoemdeorde." Na de Litanie
worden dezelfde twee gebeden gebruikt als bij de wij-
ding van een abt. Dan volgt de l\'i-ufdlic, waarin de
bisschop zegt : „O heilige lieer, Almagtige Vader,eeu-
wig God, stort door onze gebeden op deze uwe dieust-
maagd den overvloedigen geest van Uwen zefgen
uit." Bij dit woord legt de bisschop met uitgestrekte
armen beide handen, zouder de vingers van elkander
te scheiden, op het hoofd van de nieuwe abdis, zeg-
gende : „Moge zij, die door U gekozen lieden door de
oplegging onzer handen lot abdis is gewijd, Uwerhei-
ligfmaking waardig blij ven, en hierna nooit als on waar-
digvanüwe genade gescheiden worden. "Hieropneeint
de bisschop zijne handen van het hoofdder abdis, enze
wederom uitgestrekt voor zijne borst houdende, gaat
hij voort met de Priefatie, een lang gebed om het
verkenen van godvruchtige deugden, dat met deze
woorden eindigt : „Dat zij, U zoo dienende, o lieer,
door Uwc goedheid, met een rein hart, onberispelijk
in al Uwe bevelen, met vermeerderden woeker den prijs
der roeping van boven, en met honderdvoudige vruch-
tcu en de kroon der regtvaardigheid Uwc beloonin-
gen van hemelschc schatten moge verwerven." De
bisschop geeft dan aan de abdis den regel harer orde
over met deze woorden: „Out vang den regel door de hei-
lige vaders gegeven om de kudde door God aau u toe-
vertrouwd te leiden en te bewaken, naarmate God
zelf u kracht geven, en de menschelijke zwakheid ver-
oorloven zal. Ontvang het moederlijk toezigt over de
kudde des Hecren en de zorg voor de zielen, en wees,
wandelende naar de voorschriften der Goddelijke wet,
hare gelcidster naar de hemelsein; erfenis, onderden
bijstand van onzen Heer Jezus Christus!" Hij dit ge-
deelte van de plcgtigheid besprenkelt de bisschopden
witten sluijcr met wijwater, zoo de abdis nog geene
non is, en dien gewijd hebbende plaatst hij hem op
haar hoofd op zulk eene wijze, dat hij los over hare
borst en schouders hangt, zeggende: „Ontvang den
heiligen sluijcr, opdat men moge weten, dat gij de wo-
rcld veracht hebt, en gij u in waarheid en nederigheid,
met al de kracht uws harten, er aan hebt onderworpen
voor altijd eene o-rouw eau Jeztt* Christus te zijn, die u
behoede voor alle kwaad, en u naar het eeuwige leven
leide." De abdis den sluijcr ontvangen hebbende biedt
daarop den bisschop, terwijl zij nog op hare knieën
-ocr page 36-
<2i                                                        ABECEDARII - ABESTA.
diocees, zoodat cenig misbruik van gezag in liet be-
stuur der nonnen aan hare zorg toevertrouwd on-
middellijk wordt tegengegaan. Zie Non, Nonnex-
kloostek.
ABECEDARII, spot naam der wederdoop ?rs, om-
dat zij aanvankelijk alle wetenschappen, zelfs lezen en
schrijven, verwierpen.
ABELIETEN, ABELIANEN, ABILIÉfiS, ABE-
LOÏDEN, ABELONIETEN, eene kleine secte, die j
kort bestaan heeft, en volgens Augustinus inde diocees
van Hippo, in Afrika, in de vierde eeuw ontslaan is.
Zij ontleenden hunnen naam aan Abel, den zoon van
Adam, die, zooals zij zeiden, hoewel gehuwd in een
staat van onthouding van echtelijke gemeenschap
had geleefd. Dit voorbeeld zochten zij na te vol-
gen, en daarom trouwde elke man een klein meisje,
en elke vrouw een kleinen jongen, met welke zij leef-
den, en die zij tot hunne erfgenamen maakten, zich
verbeeldende, datzij opdeze wijze letferlijkvervidden,
wat Paulus zegt (1. Cor. VII : 29) : „opdat ook die !
vrouwen hebben, zouden zijn als niet hebbende." Van |
deze secte, die zulke ongerijmde denkbeelden had, kon
men niet verwachten, dut zij lang zoude bestaan. Wij
vinden dan ook opgeteekend, dat zij t ijdens de regering
van keizer Areadius ontstond, en slechts tot den tijd
van Theodosius voortduurde. Eenige schrijvers heb-
ben hel betwijfeld, of zulk eene secte wel ooit bestond,
maar zelfs op den huldigen dag worden gevoelens van
ecnigzins dergelijken aard onder de Shakers (spr. j
Sjeekci-.t) in Xoord-Amerika gevonden.
ABELLIO, de naam van eene Heidensche godheid,
gevonden in inscriptién,wclke te Commingesin Frank-
rijk ontdekt zijn. Hij is de Celtische Helen, Ueliu,
Abelio, zijne hulp werd aan de zieke-sponde ingeroc- j
pen. Ook te Autun was hem een heiligdom boven eene
warme gezondheidsbron gewijd. Geheiligd was hem
het bilzenkruid, naar hem Belinuntia of Apollinaris
genoemd. Met het sap daarvan bestreken de Galliërs j
hunne pijlen om des te zekerder de herten te treffen.
Eenige schrijvers, zooals Ciesar, hebben gemeend,
dat Abellio hetzelfde is als Apollo. Door andere I
wordt Belus of Baal (zie Baal), eene Syrische god-
heid, waarvan in het Oude Testament sprake is, voor
den wortel van het woord gehouden.
ABESTA of Avesta, de oudste oorkonden van de
leerstellingen der Perzische Jlagi. Deze geschriften
worden aan Zoroaster toegeschreven en behooren tot |
een zeer vroeg tijdperk, dat nog niet met juistheid en ■
zekerheid bepaald is. Het is waarschijnlijk, dat toen !
zij zamengesteld werden, of t(;n minste toen de leer- \\
stellingen er in vervat voortgeplant werden, de op
overlevering gegronde waarheden, die de oorspronke-
lijke godsdienst uitmaakten, in Pcrziö door eene grove
sterrenaanbidding bedorven waren. Het doel van de
leer van Zoroaster was de godsdienst te hervormen
en te zuiveren door haar tot spiritualismus terug te
brengen, dat is, door de tastbare wereld voor te stellen
als het omhulsel en symbool \\ au de geestelijke wereld.
De Abesta of Zend-avesta, zooals zij dikwijls genoemd
wordt, bevat twee soorten van oorkonden : 1. de
Vendidad, geschreven in de Zend taal, welke voorna-
meiijk liturgisch is; \'1. de Boundschjesch of datgene
wat van het begin af geschapen is, geschreven in het
Pehlvi dialckt. ] let eerstgenoemde werk bevat, te mid-
den van eene menigte gebeden en voorschriften aan-
gaande plegtigheden, eenige leerstellingen van een
vreemden aard, en bet laatstgenoemde bevateeneleer
der wereldwording, welke veel licht verspreidt over
vele gedeelten van de leer der Zend-avesta. Uit deze
leer der wereldwording ontstaat eene verscheidenheid
van idei\'ii betreffende de gemeenschap van menschen
met God en van de menschen onderling. De denkwij-
zen betreffende sterrekunde en landbouw, die zij bc-
vat, zijn, onder deze hemclsche en aardsche betrek-
king, eene afspiegeling van de verstandelijke ontwik-
keling van de geheimzinnige broederschap der Magi,
(ene verecuiging van priesters, die voor Medic en Per-
zie was, wat de Brahmincn voor lndië geweest zijn.
De Abesta bevat niet zoo zeer een stelsel vangods-
dienst als van wijsbegeerte, maar daar zij evenwel de
grondbeginselen van de oude Perzische godsdienst
ontvouwt, kan bet nuttig zijn eene korte schets van
hare bijzondere leerstellingen te geven.
In het begin bestond de grenzelooze Tijd, onder
dezen naam erkent de Abesta de oorspronkelijke een-
heid, de bron des bestaans. De Eeuwige of grenze-
looze Tijd bragt eerst Orniuzd voort, of Oromasdes,
zooals hij door de Grieken genoemd wordt, het bij
uitstek zuivere en goede wezen. Hij is bet Licht en
het Scheppende Woord. De grenzelooze Tijd bragt
ook Ahriman voort, of volgens de Grieken Arimaues,
bet booze wezen, het beginsel der duisternis. Mij is
in misdaad gehuld, de bewerker van tweedragt en
regeringloosheid. Volgens oude Perzische overleve-
ringen door Sharistani verzameld, moet Onnuzd be-
schouwd worden als eigenlijk het geestelijk bcgin-
scl, eu Ahriman als de genius der stof, die de seha-
duw der geesten is. De schepping, oorspronkelijk
afhangende van deze twee beginselen , bevat in haren
boezem eene aangeboren vijandschap, eene noodza-
-ocr page 37-
ABESTA.
heiligen of te bezoedelen, en onder de dubbele aau-
raking met zuivere en onzuivere voorwerpen, hetgeen
zuiverheid of bezoedeling van het ligchaain veroor-
zaakt. Daardoor ontslaat de noodzakelijkheid eener
dubbele zuivering, eene geestelijke en eene ligchaiue-
lijke. eene zuivering, die geschiedt door gebeden en
gebruiken, welke door Ormuzd aan Zoroaster onder-
I wezen zijn. De zielen der menscheu, die Aliriman
volgen, zullen gaan wonen bij de booze geesten in
den afgrond der duisternis; die, welke Ormuzd vol-
gen, zullen vereenigd worden met hem en de goede
geesten in licht eu gelukzaligheid. Kiudelijk zal er
echter eene algemcene herstelling plaats hebbeu;
Aliriman zelf zal gelouterd worden, het kwaad zal
worden onderworpen, en de strijd der schepping zal
ophouden.
De denkwijzen der Perzen, wijsgeerig beschouwd,
bieden ecu.trell\'end contrast aan met die der Hindoes.
In de philnsophie der Vedas is de eenheid der schep-
ping het heerschende, en in zekere opzigten het uif-
slnitende denkbeeld, terwijl aan den anderen kant het;
heerschende denkbeeld van de Abesta niet alleen de
tweevoudigheid, maar de strijd der schepping in al
hare deelen is. Deze strijd steil echter geen dualisnuis
daar in den zin, waarin het latere ontwikkelingen in
de geschiedenis der wijsbegcerle aanduidt; dat is,
dualismiis , dal twee noodzakelijke eu ongeschapen
beginselen aanneemt, welke beiden eeuwig zijn. Het
beginsel van licht en dat van duisternis in de Abesta
komen beiden voort uit eene oorspronkelijke eenheid,
den grenzeloozen Tijd. De eenheid verschijnt bij den
i oorsprong der schepping; zij verschijnt weder bij de
voleinding in de bepaalde zegepraal van hel goede.
Hel karakter van het dualismiis der philosophie
van de Abesta lianid af van de beslissing der kwestie,
, of Aliriman van nature hoos geboren was, dan wel of
liij het werd door hel misbruiken der vrijheid, liet
! laatste is de meest waarschijnlijke onderstelling. In
! de philosophische overleveringen der Magi, die waar-
schijnlijk eene herschepping van de leerstellingen der
Abesta bevatten, wordt het beginsel van duisternis,
I vereenzelvigd met stof, als volstrekt kwaad voorge-
\' sleld; maar om den oorsprong des kwaads niet aan
God loc te schrijven, beweren dezelfde overleveringen,
dat het voortbrengen van (lil beginsel niet bestond in
den oorspronkelijkeu wil van df\\\\ Schepper, maar dat
het alleen een onvermijdelijk gevolg was van de
schepping van goede wezens, omdat de duisternis
i noodzakelijk het licht volgt, zooals de schaduw het
ligchaain. Hierin schijnt bet diepe denkbeeld uitge-
kelijke worsteling, eu het denkbeeld van strijd wordt
dp algemcene regel van liet lieelal. Deze strijd wordt
in de stoffelijke wereld voorgesteld door de afwisse-
ling van dag en nacht, die om hel rijk des Tijds twis-
ten en elkander beurtelings op de ringt jagen.
Dus is volgens de Abesta van de oude Perzen de
bovenmensehelijke schepping tweevoudig: /.ij omvat
twee tegenover elkaar slaande werelden, cu die vij-
andschap\' is ook gelegdindeminderesehepping.de
nienschelijke of aardsclie wereld. Ormuzd had de
kiem dezer mindere schepping voortgebragt; eene
kiem, die het beginsel van menschelijk, en ook van
dierlijk eu plantaardig leven was. Deze seliepping
wordt in hare kiem voorgesteld door een stier, het
zinnebeeld van organische kracht. Aliriman kwam,
na zijne krachten legen den hemel beproefd te hebben,
weder op de aarde en wondde den geheimzinnige»
slier, maar diens vruchtbare dood werd de bron des
levens, l\'it den linkerschouder kwam zijne ziel, het
levendmakend en onderhondend beginsel aller dieren,
en uit zijn regtersehouder de eerste mensch. Zijn
bloed bragt de zuivere dieren voort, en de gezonde
planten kwamen uil zijn ligchaain. Om den strijd in
deze spheer der schepping vol ie houden vormde
Aliriman onmiddellijk de onzuivere dieren enschade-
lijke planten. Wij moeten hier doen opmerken, dat
de mythe van den eersten stier het philosophische
begrip van de eenheid van hel levensbeginsel in alle
bewerk tuigde wezens omvat. Ormuzd -schiep eene
wereld van goede geesten, tegenover welke Aliriman
eene, wereld van booze geesten schiep; Ormuzd schiep
dieren en planten beneden den mensch op den ladder
van het geschapene geplaatst, en tegenover deze bragt
Aliriman eene schepping van dezelfde orde voort,
maar bedorven en bedervende. De mensch, tusschen
deze twee uitersten geplaatst , was alléén aan dezen
strijd der seliepping ontkomen. Aliriman had geen
middel kunnen vinden om een slecht mensch Ie schep-
pcn. Hem bleef niets anders over dan om den eersten
mensch, Kaioniorts, die Ie gelijker tijd man en vrouw
was, te dooden. Uit zijn bloed kwamen door middel
van herscheppingen Meschia eu Meschianee, voorou-
ders van liet menschelijk geslacht, voort, die spoedig
door Aliriman verleid werden, en aanbidders werden
van de Dews of Diws. aan welke zij offerden. Uier-
door ontstond een groot e strijd, die in hel menschelijk
geslacht tusschen Ormuzd en Aliriman is volgehou-
dcn. De inensehen brengen hun leven op narde door
onder den dubbelen invloed van de goede, en van de
kwade geesteu, hetgeen strekt om hunne zielen te
-ocr page 38-
- ABOE-BEKR.
T)c tekst van de Abhidharinma bevat. 90,250 vcr-
zen, en in de commentarien zijn er 30,000, zoodat er
, in het geheel 12G,250 verzen in zijn. Om de waarde
■   aan te toonen, waarin deze klasse van de heilige boe-
j ken der Boeddhisten gehouden wordt, zij de volgende
I legende voldoende. In den tijd van Kasyapa Boeddha
waren er twee priesters, die in een hol woonden en ge-
| woon waren de Abhidharmma Pitaka overluid te le-
zen. In hetzelfde hol waren vijf honderd witte vleer-
\' muizen, die niet vreugde vervuld werden, toen zij
het woord der priesters hoorden, waardoor zij later
verdienste verwierven en déwas of goddelijke wezens
werden, en in den tijd van (iótaina in de menschen-
wereld geboorte ontvingen.
Ongeveer vijftig jaar geleden ontstond er in Ava
eene klasse van boveiinatuurkundigen, Paramat* gc-
heeten. die slechts de Abhidharmma aannamen en
de andere boeken verwierpen, die de Boeddhisten als
heilig beschouwen, zeggende, dat zij slechts eene ver-
I zameling van fabelen en allcgoriëu zijn. De stichter
■   dezer seetc. Kosan. werd met ongeveer vijftig van zijne
volgelingen op hevel des konings ter dood gebragt.
In de gewijde geschriften der Boeddhisten wordt
eene zonderlinge profetie gevonden, waarin verklaard
wordt, dat 5,000 jaar na den tijd zijner eerste verbrei-
ding hun stelsel ophouden zal te beslaan; en daar dat
ophouden trapsgewijze zal plaats hebben, zijn er vijf
verschillende tijdperken, gedurende welke alle kennis
van de godsdienst van Boeddha van de aarde zal ver-
dwijueu. In het derde dezer tijdperken zullen alle
middelen om de diepzinnige Abhidharmma te begrij-
pen verloren geraken. Zie Boeddhisten.
ABIB, denaam der eerste maand van het godsdien-
stig en zevende van het burgerlijk jaar der .loden.
Deze maand, iu een later tijdperk ook Xisau ge-
noenid, bevat dertig dagen, en komt overeen met ecu
gedeelte van onze maanden Maart en April. Waar-
schijnlijk werd bepaald, dat het godsdienstig jaar met
deze maand beginnen zou, omdat op den vijftienden
van Abib de Israëlieten uil Egypte trokken. Het
Paaschfeesl werd op den veerl iendeu dag dezer maand
gevierd tussehen de twee avonden, of tussehen drie
en zes ure.
ABOE-BEKR ("Arabisch , de roder der maagd), de
onmiddellijke opvolger van Mohamed , een zijner
eerste bekeerlingen en bovendien zijn schoonvader,
daar de profeet zijne dochter Ayeslia gehuwd had. Hij
was de getrouwe vriend en helper van Mohamed , en
door zijn rijkdom en invloed was hij een van de voor-
naamste werktuigen bij het verbreiden van het nieuwe
24                                                         ABHASSARA
druki ie zijn, dat daar elk geschapen wezen natuurlijk
onvolmaakt is, de schepping noodzakelijk rwcebcgiii-
selen bevat: het eene, dat beperkt, liet andere, dat
beperkt is; en dat in dezen zin de Schepper, het be-
perkende wezen, het beginsel of de bewerker is der
onvolmaaktheid en des kwaads. Of dit het denkbeeld
is, dat werkelijk uitgedrukt moest worden, isingeenen
deele zeker, maar in allen gevalle geeft het stelsel,
dat wij nu ontvouwd hebben als vervat iu de Ahesta,
niet weinig grond voor zulk cenc opvatting. Zie
ZOROASTER.
ABHASSARA, volgens de Boeddhistische gods-
dienst eene hoogere henielsche wereld. De heilige boe-
ken dier godsdienst leereu, dal er voor de schepping
der tegenwoordige wereld verscheidene achtereenvol-
gende wereldstelsels waren , die door vuur werden
vernietigd. Bij de vernietiging der vroegere werelden
ontvingen de wezens, die ze bewoonden en verdienste
bezaten, geboorte in de henielsche wereld, Abhassara
geheeten; en wanneer hun tijd voorbij, of hunne ver-
dienste niet groot genoeg was om hen langer in eene
hoogere wereld te houden, kwamen zij wederom de
aarde bewonen. Door de geestelijke geboorte werden
zij voortgebragt, en hunne ligchamen behielden nog
vele van de eigenschappen der wereld , waaruit zij
gekomen waren, daar zij zonder voedsel leefden, en
naar welgevallen door de lucht konden zweven; en
de glans, die van hen uitging, was zoo groot, dat zou
noch maan noodig waren. Kr was derhalve geene
verandering van jaargetijden bekend; er was geen
verschil van geslacht. Gedurende verscheidene eeuwen
leefden de eerste bewoners der aarde aldus, in rolko-
men geluk en in wederzijdschen vrede. Zoodanig was,
volgens de Boeddhisten, de staat dezer aarde vóór de
schepping van zon en maan. Zie Boeddhisten\'.
ABHIDHARMMA.de derde klasse van de heilige
boeken der Boeddhisten, dieinhetPiili. de taal waarin
zij geschreven zijn, Pittakattyan heefen (vanpitakan.
mand of kist, en tóyo, drie), en waarvan de tekst in
drie groote afdeelingPii verdeeld is. De Abhidharinma
bevatten onderrigtingen, welke de Boeddhisten zich
verbeelden, dat tot de bewoners der hcmelsche we-
reldeu gerigt zijn. Deze klasse wordt daarom voor de
hoogste der heilige boeken gehouden, en de uitleggers
er van moeten in de hoogste eer gehouden worden,
want zij beval uitstekend? irmir/filfti, zooals het woord
zelf uitdrukt. De hoeken, waaruit zij bestaat, zijn niet
in don vorm van preken, maar bevatten leerstellingen
met bepalingen en verklaringen. Zij is in zeven af-
deelingen verdeeld.
-ocr page 39-
26
ABRAHAM! ETEN.
en straffen. Zij ontkenden echterde goddelijkheid der
wetgeving van Aiozes, en erkenden geene schriften
behalve de Tien Geboden en het Gebed des Hecren.
Zij verwierpen den doop en de leer der Drieéenheid.
Een Abrahamiet, ondervraagd zijnde over den zoon
van God, zeide: „Ik ben de zoon van God, wiens geest
in mij woont, en door wien ik bezield ben." Grégoire
zegt, dat de secte int eenvoudig landvolk bestond,
wier zedelijk karakter in alle opzigten onberispelijk
was. Hoewel zij bij hare ontdekking talrijk was, waren
toch de aanhangers, die in verschillende dorpen woon-
den, er in geslaagd gedurende een aanzienlijk tijdperk
aandealgemeeneaandacht teontsnappen. Xaauwelijks
echter was bet bestaan van zulk eene secte bekend, of er
ontstond eene scherpe vervolging, en de aanhangers
waren genoodzaakt de bescherming van keizer Jozef
11. in te roepen, die hun tot den 24"ten Maart 17S3
toestond eene van de godsdiensten aan te nemen,
die hij in zijn rijk duldde : — de Luthersche, de Gere-
formeerde of de Grieksche. Bij het einde van den •
bepaalden tijd verklaarden zij, dat hun besluit was
bij hunne bijzondere gevoelens te blijven, en dien
ten gevolge werden zij naar Hongarije verbannen,
terwijl niemand terng niogt keeren dan op voor-
waarde, dat hij de Hooniscli-Catholiekc godsdienst zou
omhelzen. De abt Grégoire zegt ook, op liet gezag van
een brief uit Duitschland iu 1800, dat de Abraha-
micten van den tijd hunner verbanning uit Bohemen
voornamelijk in de stad Pardubitz en hare omge-
ving woonden, en dat uien bun ten laste legde,
dat zij de leerstellingen der Aiumiktkx (zie Adam.)
hadden omhelsd. Deze beschuldiging ontstond
echter naar alle waarschijnlijkheid uit eene geheel
verkeerde opvatting van hunne bijzondere leerstel-
lingen.
Ecu anonvni reiziger in het begin der vorige eeuw
maakt gewag van eene kleine secte van dezen naam,
die door hem in Egypte gevonden is, welke niecniu-
gen koesterde, die meer op die der moderne Deïsten
dan op die der Christenen geleken. Deze Abrahamie-
ten, zegt hij, erkennen geene andere wet dan die der
natuur, welke, zoonis zij zeggen, door God aan hun-
nen voorvader Abraham gegeven is. Zij lezen aanhou-
deild heilige boeken, die een verhaal bevatten van de
schepping en eerste geschiedenis der wereld, maar
niet de geschiedenis, zooals zij door Mozes is gc-
schreven, welke zij slechts als een roman beschouwen,
terwijl zij den schrijver voor een wijs wetgever, niet
vooreen profeet houden. Zij loochenen de goddelijk-
heid van Christus, maar erkennen, dat hij een bij
geloof. Aboe-Bekr was de eenige medgczel van Mu-
hanicd op diens vlugt uit Mekka. Zoo groot «as liet
vertrouwen, dat de volgelingen van don profeet in hem
stpldpn, dat zij hem tot diens opvolger verkozen , pii
in deze hoedanigheid nam hij den naam van Kalifaan, ;
die door allen is aangenomen, welke hem opgevolgd
zijn. Eerst werd hem zijn regl op de opvolging door
Ali, schoonzoon van den profeet, betwist, die echter
ten laatste genoodzaakt was zijn gezag te erkennen.
Evenwel leidde de woedende strijd, die tussehen de
beide mededingers plaats greep, tot eene scheiding,
welke de Mohamedanen in twee groote partijen ver-
depld heeft, die tot op den huldigen dag den meest
onverzoenlijken haat jegens elkander koesteren. De
twee vijandige seeten worden de Honnieten en Sehiïe-
te>i
genoemd; de eersten beschouwen Abnc-liekr, Omar
en Othman als de wettige opvolgers van Mohained,
en de laatsten beschouwen deze drie kalifen als over-
weldigers en indringers. Onder de Sonnieten of vol- j
gelingen van Aboc-Bckr moeten de Turken, Tartaren, !
Arabieren en het grootste gedeelte van de Indische
Mohamedanen gerekend worden, terwijl de Perzen
en onderdanen van den (irooten Mogol Schiïeten of
volgelingen van Ali zijn. Van hier de diep gewortelde
afkeer, die lang tussehen de Turken en Perzen be-
staan heeft. Zie Sosnieten, Schiïetkn.
AI\'.KAIIAMIETEN, epneChristen-secte, welke in
het einde der achtste en het begin der negende eeuw
ontstond en haren naam ontleende aan Abraham of
Ibrahim, den stichter der septe. Te Antiochië, waar
hij geboren was, deed hij de gevoelens der Paulieianeu
(zie Pail.; herleven, en hij slaagde er in een groot
aantal Syriërstot die gevoelens over te halen. Deze
secte werd echter sterk tegengewerkt, door den patri-
arcli Syriacus, die ze spoedig uitgeroeid schijnt Ie heb-
ben. De naam Ahh vil amiktkx werd ook in de ne-
gendp eeuw aan eene orde van monniken gegeven,
die wegens hare afgoderij door keizer Theodorus
uitgeroeid werd.
De abt Grégoire maakt in zijne Histoire des Sectcs
religiensps van eene nieuwere secte van dezen naam
gewag, die in 17S2 in Bohcmen ontdekt werd. De
aan hangers dezer secte schijnen het pat riarchalcgcloof,
ol de godsdienst van Abraham vóór zijne besnijdenis,
beleden te hebben,hoewel eenige van hen de besnijden is
ondergaan hadden, daar zij van geboorte Joden waren;
andere waren Protestanten, sommige Roorusch-Catho-
lieken. Volgens een catechismus, die hun wordt toe-
geschreven, geloofden zij aan God, de onsterfelijkheid
der ziel en een toekomstigen staat van belooningen
\\
-ocr page 40-
26                                AKUAHAMS O F KEU \\ \\DE
(FEEST VAN) - ABRAXAS.
uitstek heilig man geweest is. Deze Abrahamieten
verwerpen de plegtigheden en gebruiken der Chris-
tenen, en /.eggen één Opperwezen, en dat alleen, te
aanbidden en hunne naasten als zich zelve te bemiu-
nen. Zij ontkennen de onsterfelijkheid der ziel. welk
begrip zij als eene nieuwere uitvinding beschouwen.
Van eencsecte als die, welke wij nu beschreven hebben,
wordt door geen ander reiziger, voor zoo verre wij
kunnen nagaan, behalve den anonymen wiens ver-
haal wij geschetst hebben, gewag gemaakt. Daarom
zijn wij niet geneigd veel vertrouwen te stellen in
de opgaven van een enkel ongenoemd persoon,
welke door andere reizigers in Egypte niet be-
krachtigd worden.
ABRAHAMS OFFERANDE (feest van), liet
is een opmerkelijk feit, dat noch de Turksche, noch
de Perzische Mohamedanen, noch een van de vol-
gelingen van den valschen profeet gelooven, dat
Izak de oudste zoon van Abraham was. Zij zeggen,
dat hij lang na Ismaël geboren werd. en naar hunne
wijze van zien is Hagar, de moeder van [smaël, de
wettige vrouw en Sara het bijwijf. Zij zeggen, dat
Ismael en niet (zak op hel punt was van op Goddelijk
bevel geofferd te worden. Ter herinnering van deze j
merkwaardige beproeving van Abrahams geloof komt j
eene groote menigte volks op de meest openbare plaat-
sen der steden bijeen. Te (\'onstantiuopel stelt de |
Groote Heer, vergezeld van zijne staatsdienaren, zich
aan het hoofd der menigte. Een aantal tijk gekleede
gesnedenen wandelen achter hem. Degeheele weg van
het serail tot aan de moskee van Mohamed is aan beide
zijden bezet met onafzienbare menigten, en de vreemde.
afgezanten vergezellen hem tot aan de deur van de
moskee, maar mogen zonder zijne toestemming niet
binnentreden. .Nadat de dienst afgeloopen is, keert de
processie in dezelfde orde terug-. Deze plegtigheid
wordt elk jaar herhaald, om te herdenken dat Abraham
Ismaël op (iods bevel naar deu berg Moria geleidde.
De Turken noemen dit feest Benul Bairam of het
Groote Keest. De l\'erzen vieren het op den dag vol-
gende o]) hun Vasten.
A BRAXAS, een woord, dat niet weinig aanleiding
tot verschil onder de geleerden gegeven heeft. Deunde
Kgvptenaren schijnen het gebruikt te hebben om den
Heer der Hemelen aan te duiden. Inde (iricksehe taal
is hel geheele woord, wanneer men de som neemt
van de getalieiiwaarde der letters, gelijk aan 365.
Iremens, gevolgd door Theodoret, zegt, dat Basilides
van Alexandrië, een ketter die in de Iweede eeuw
leefde, denkende dal er 365 hemelen of liever traps-
wijze opklimmingen van de geestelijke wereld waren,
het woord Ahraxasgebrnikle om deu eersten dezer he-
melen of den vorst der engelen, die in dezelve woou-
den.aau te duiden. Vele nieuwere schrijvers, afgaande
op het gezag van Hiëronymus, zijn echter van ge-
: voelen, dat de Abraxas niet de vorst der engelen,
[ maar de hoogste god der Hasilidiauen geweest is.
Hiëronymus denkt, dat het woord van dezelfdebetee-
kenis is, gelijk het ook dezelfde getalieiiwaarde heeft,
als Mithras of de zon, welke de oude Perzen aan-
baden. Dit verklaart waarom men heeft gezegd, dat
Abraxas het opperhoofd is der 365 hemelen of enge-
len, die dezelve bewonen, en dat hij de 365 dagen
van het jaar bestuurt; want men kan met groote
juistheid zeggen, dat de zon, de fontein des lichts
en de onmiddellijke oorzaak van den dag zijnde,
al de dagen van het jaar bestuurt. In de hiërogly-
phische taal kan men ook zeggen, dat zij in zich
de deelen bevat, waaruit het jaar is zameugesteld,
en dat zij het bestuurt. Vele kleinoodiën of edcl-
steenen beslaan nog iu verschillende publieke musea
en bijzondere verzamelingen in Europa, waarop,
behalve andere figuren van Egyptische vinding, het
woord Abraxas gegraveerd is. Geleerde mannen deu-
ken bij na algemeen, dat deze kleinoodiën aan Basilides
hunnen oorsprong verschuldigd zijn, en daarom worden
zij Gemmce liasilidiante genoemd. Lardner betwijfelt
het in zijne Geschiedenis van de ketters der tweeeer-
ste eeuwen ten sterkste, of zij aan de liasilidia-
nen behoorden, en Passeri beschouwt ze als betrek-
king hebbende op de Egyptische toovenaars, terwijl hij
met zonderlinge tegenstrijdigheid erkent, dat hij er
eenige sporen van de Basilidiaansche ketterij op vond.
Er kan geen twijfel zijn, of de Heidenen waren gewoon
zulke kleinoodiën, met of zonder opschriften, als amii-
letteu of toovermiddelen te gebruiken. Het is ook
zeer goed mogelijk, dat er onder de eerste\' Christe-
neu, van welke vele bekeerlingen van het Heiden-
dom waren, eenige geweest zijn, die nog een bijge-
loovigen eerbied voor deze amuletten behielden.
Een tooveriniddel van deze soort voor het doen op-
houden van koortsen werd gebruikt door Quintus
Serenus Sammonicus , een geneesheer . die , naar
Montfaueon veronderstelt, een volgeling van Basili-
des geweest is. Het tooverwoord Abracadabra moest
op papier worden geschreven, en nadat dit papier in
linnen gehuld was, werd het om denhals van den pa-
lieut gehangen; eiken dag moest ééne letter van het
woord worden weggenomen. De figuur van het too-
verwoord kan aldus worden voorgesteld :
-ocr page 41-
ABSOLUTE GODSDIENST — ABSOLUTIE.                                             27
sen verdeeld worden: 1. Juschriftcn zonder Gnos-
tische symbolen en afbeeldingen op steenen, ijzeren,
looden of zilveren platen, in het Grieksch, Latijn,
Coptischof andere talen; 2. Inschriften met Gnosti-
j sche symbolen; 3. Inschriften met afbeeldingen.
Bij een overzigl van het gehcele onderwerp van dc-
zeu veel besproken Abraxas zijn wij sterk geneigd met
Beausobre te denken, dat deze kleinoodiën aan llcide-
nen toebehoorenen niet aan Christen-secteu, van welke
soort ook, of als zulke overblijfselen van Heidensch
bijgeloof ooit in de Christelijke kerk gevonden werden,
I moeten zij zich bepaald hebben tot de domste perso-
iien van de gehcele Christen-gemeente.
ABSOLUTE GODSDIENST, /ie Hlmamtkh
(GoDSDIEy.ST DKKJ
ABSOLUTIE. Een woord, dat in geestelijken zin
gebruikt wordt om losmaking van zonden aan te dui-
den, of de handeling van plcgtig vergeving van zouden
te verleeuen. De oude Christelijke kerk telde verschil-
leude soorten van absolutie: 1. De sacramentale
absolutie; ï. De declaratorische absolutie; 3. Debid-
dendeabsolutie; I. De juridische absolutie. Wanneer
zij, die aan boetedoening voor misdaden, van welken
aard, ook onderworpen waren geweest, de verschillende
trraden voor hen vasigcsleld doorloopen hadden, wer-
den zij toegelaten tot eene algeheele en volkomene
gemeenschap door de groote en laatste verzocuings-
absolulie. Deze geschiedde bij openbare boetelingen
in een smeekenden vorm door oplegging der handen en
gebed. Dezelfde vorm werd ook in acht genomen bij
bijzondere boetelingen. Het formulier van de absolutie,
zooals het gegeven wordt aan het einde van de Litur-
gie van den H. Jakobus, is aldus : „O llcere Jezus
Christus, Zoon des levenden Gods, Gij Herderen Lam,
die ile zouden der wereld wegneemt, die de schuld
vergaafl aan de twee schuldenaren, en vergeving van
zouden verleende!, aan de zondares, en den geraakte
genezing en vergeving van zonden gaaft, wisch uit en
vergeef onze zonden, vrijwillige en onvrijwillige, wai
wij gedaan hebben wetende of onwetende, door over-
treding en ongehoorzaamheid, hetgeen uw Geest be-
tcr weet dan wij zelve. En waarin ook uwc dienst-
knechten van uwe geboden zijn afgeweken in woord
of daad, als meuscheu, die vleeseh aan zich dragen en
leven in de wereld, of verleid zijn door de inblazingen
van Satan, of onder welke ver\\ loeking of bijzonderen
banvloek zij ook gevallen zijn, ik bid en smeek uwe
onuitsprekelijke goedheid bun de zonde te vergeven
door uw woord, en hunne vervloeking en banvloek
op te hellen overeenkomstig uwc genade. O Heer en
ABRACADABRA
ABRACADABR
ABRACADAB
ABRACADA
ABRACAD
ABRACA
ABRAC
ABRA
ABR
AB
A
Chrysostonius merkt aan, dal lang nadat de Basili-
diaanschc ketterij opgehouden had te bestaan, dr
Christenen te Antiochic gewoon waren koperen mun-
ten van Alexander den Groote om hunne voeten en
hoofden te binden, ten einde ziekten af te «eren ofte
verdrijven. Montfaucon gcefl in zijn onschatbaar en
geleerd werk Antiquité cxpliipicr cene naauwkeurige
beschrijving van de Basilidiaansche kleinoodiën of
Abraxici, zooals hij ze noemt. Hij rangschikt ze in
verschillende klassen: 1. Die, welke aan liet hoven-
einde een hanckop hebben, hetgeen betrekking heelt
o|ide zon. Aan deze zijn er zes en dertig in het geheel,
en slechts op eenige komt het woord Abraxas voor;
2.  Die, waarop de kop of het ligchaam van een leeuw is
algebeeld, liet inschrifl vandezeisgewooulijkMilhras;
3.  Die, waarop zich de afbeelding van Serapis of diens
naam bevindt; i. Die, welke gedaanten van sphinxen,
apen en andere dieren van die soort hebben ; 5. Die,
waarop afbeeldingen zijn van inenschen en de naam
Jao dikwijls gevoegd aan Sabaoth, Adonai of Eloai:
<i. Die, welke de afbeelding hebben van een schoon
gedenkteeken niet hel woord Abraxas er op. Verre-
weg het grootste aantal van deze klassen van kleinoo-
diën is blijkbaar van Heidenseben oorsprong, en het
is zeer onwaarschijnlijk, dat zij ooit gebruikt zijn ge-
worden door cene sectc, die het Christendom beleed.
Eene andere vcrdceliiig in klassen van deze klcinoo-
diën is door een geleerd schrijver van een artikel over
dit onderwerp in de Real Kncyclopiulie van Dr. Her-
zog aangegeven. Deze indeeling is de volgende : 1.
liet Abraxasbceld alleen, met enkel of zonder cenig
inschrifl; ■>. De Abraxas met Gnostische geniën; 3.
De Abraxas met Joodsche geniën; 1. De Abraxas
met Perzische geniën; •"). De Abraxas met Egyptische
geniën; G. De Abraxas mei Grieksche geniën; 7.
Het reizen door de sterrewereld uaar de Aincnti; h.
De Regtbank ; 9. Vereeniging en Inwijding; 10. De
Astrologische groep; 11. De Inschriften. Deze laat -
ste klasse kan in drie eat< goriëu of liever onder-klas-
-ocr page 42-
ABSOLUTIE.
•2S
Meester, hoor mijne gebeden voor uwc dienstknech-
ten; gij, die boleedigingen vergeel, zie al hunne zwak-
heden over hel hoofd, vergeef hunne zonden zoowel
vrijwillige als onvrijwillige, en bevrijd hen van eeuwige
straf. Want gij zijt degene, die ons bevolen hebt,
zeggende: „Al wat gij op de aarde binden zult, zal
in den heniel gebonden wezen; en al wal gij op de
aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden
wezen;" omdat gij onze God zijt, de God, die genade
kunt hebben en redden en zonden vergeven; en aan u.
met den eeuwigen Vader en den levendmakenden
Geest, behoort de heerlijkheid nu en altijd, wereld
zonder einde. Amen." Dergelijke formulieren van de
absolutie door gebed zijn nog in gebruik in de Grick-
sche kerk. Dezelfde vorm werd ook lang in de
Roorasch-Catholieke kerken gebruikt, zooals blijkt
uit het oude Latijnsche Missaal, uitgegeven door Illy-
ricus en kardinaal Bona, waarin het formulier van de
absolutie onder den titel van Indulgentiahet volgende
is : „Hij, die aan de zondares al hare zonden vergaf,
waarover zij tranen stortte, en de poort van het para-
dijs opende voor den dief na eene enkele belijdenis,
make u deelgenooten van zijne verlossing, make u
los van den geheeleu band uwer zonden, geueze die
zwakke leden door het geneesmiddel zijner genade,
en geve hen weder aan het ligchaam zijner hei-
ligc kerk door zijne genade, en boude beu geheel
en gezond voor altijd." Deze formulieren zijn vol-
doende om aan te toonen, dat gedurende vele eeuwen
de groote en plegtige absolutie van openbare boete-
lingen aan het altaar gewoonlijk verrigt werd door
oplegging van handen en gebed.
Natuurlijk komt echter de vraag op, wanneer in de
Catholieke kerk het formulier: „Ik vergeef u",
waarbij de priester als uit zijn eigen naam spreekt, in
plaats van het smeekende : „Moge God of Christus
u vergeven" werd ingevoerd. Morinus heeft in zijn
werk De l\'ienitentia voldoende bewezen, dat het
geno«de formulier tot aan de twaalfde of dertiende
eeuw, niet lang voor den tijd van Thomas Aquinas, die
een van de eersten was, welke tot verdediging ervan
schreven, geheel onbekend was. Sedert dien tijd is dit
formulier in de Roonische kerk gebruikt. In het Ri-
tuale Romanum wordt ons gezegd, dat wanneer de
priester den hoeteling zijne zonden wenscht te verge-
ven, de eerste, nadat hij hem eene heilzame boctedoc-
ning heeft opgelegd en van hem heeft ontvangen, eerst
zegt: „Moge de Almogende God zich uwer ontIer-
men en, al uwe zonden vergevende, u tot het eeuwige
leven brengen. Amen." Daarna zegt hij met zijne
regterhand naarden boeteling opgeheven: „DcAlmag-
tigc en barmhartige Itcer verleent u ontslaging, kwijt-
schclding en vergiffenis van uwe zonden. Amen."
„Onze Heer Jezus Christus vergeeft u, en ik, opzijn
gezag, maak u los van eiken band van ban, schorsing
en uitsluiting, voor zoo verre ik kan en gij behoeft."
Daarna: „Ik vergeef u uwe zonden in den naam des Va-
dors f, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. Amen."
Wanneer het vonnis van uitbanning door den pries-
ter, handelende onder het gezag van zijn bisschop of
zelfs van den paus, wordt opgeheven, is het forniu-
lier: „Onze Heer Jezus Christus vergeeft u, en ik,
door zijn gezag en dat van onzen allerheiligsten heer
den paus aan mij gegeven, vergeef u." De volgende
naauwkeurige beschrijving van de wijze, waarop de
absolutie overeenkomstig het Roonische rituaal inliet
openbaar gegeven wordt, is te vinden in Picart\'s Gods-
dienstige plegtigheden van alle natiën: — „Wanneer
de boeteling de boete hem opgelegd vervuld heeft,
keert hij terug naar den bisschop of zijn boetpries-
ter, met een certilieaat geteekend door den pastoor,
om te hewijzen, dat bij haar beeft vervuld, waarna
zij overgaan tot zijne verzoening niet de kerk. Deze
verzoening had vroeger plaats op Witten Donderdag.
Maar of zij op dezen of op een anderen zon- of feest-
dag plaats heeft, de boeteling moet aan de kerkdeur
komen op den dag hem aangewezen om de absolutie
te ontvangen. De Roomsche geestelijke beveelt, dat
hij daar op zijne knieën zal blijven met eene niet
brandende waskaars inde hand. Hij moet in eene cen-
voudige en gewone kleeding zijn, als hij soldaat is,
zonder zijn wapen, blootshoofds, op eene nederige
en zeer bedroefde wijze, met een bleek en neérslagtig
gelaat, als bij er zulk een kan aannemen. Vrouwen
moeten gesluijcrd zijn. Onmiddellijk vóór de mis zal de
priester, met de albe of het koorhemd en de purperen
stool aan, aan de verzamelden bcrigten,dat de boeteling
of boetelingen niet de kerk verzoend zullen worden.
Dan zal hij de gemeente vermanen voor hen te bidden,
zal voor het altaar nedervallen en eenige gebeden uit-
spreken, die door de gemeente herhaald worden. Wan-
neer deze gebeden geëindigd zijn, gaat de priester naar
de kerkdeur en houdt daar eene vrij lange vermaning
aan de boetelingen, en dit gedaan zijnde neemt hij hen
bij de hand en geleidt hen inde kerk. Maar in geval zij
in den ban gedaan zijn geworden, gaat hij, alvorens
hij hen met de geloovigcn vereenigt, zitten en zet
zijne muts op, waarop hij hel miserere zingt, terwijl de
boeteling aan zijne voeten, de gemeente op de knieën,
en de geestelijkheid staande is. Rij elk vers van het
-ocr page 43-
ABSOLUTIE.
39
miterere slaat de priester clcu in don ban verkeerenden
boeteling op den schouder met een kleinen stok of
zweep van touw gemaakt. Het Roonische rituaal en
het Pontificale bepalen, dat het hemd van den boctc-
liug, die op deze wijze de absolutie ontvangt, tot zijne
schouders neergelaten zal worden. Deze plegtighcid
moet, even als al de voorgaande, door gebeden gevolgd
worden, en daarna moeten de litaniëu gezongen wor-
den, terwijl de aanwezigen op de knieën liggen."
Het is somtijds gebeurd, dat de paus verzocht is
absolutie te verleencn aan koningen, die door het pau-
selijk hof in den ban waren gedaan. I?ij zulk eene ge-
legenheid wordt de plcgtigheid met groote praal ver-
tooning verrigt. Een pauselijke, rijk versierde troon
wordt tegenover de ISt. Pieterskerk te Home opgerigt.
l)e paus, in processie daarheen gebragt zijnde, gaat op
den troon zitten met zijn staf in de baud, in het mid-
deu van het apostolische hof. Een van de ceremonie-
meesters brengt een dozijn staven, welke hij onderde
twaalf kardinalen, die den paus bijstaan, verdeelt.
Uc afgezanten van den in den kerkban verkeerenden
monarch verschijnen met een voorkomen van diepe
nederigheid in het midden der vergadering, en werpen
zich aan de voeten van zijne heiligheid, diedetoc-
gcctlijkhcid heeft dezelve door hen te laten kussen.
Als dit gedaan is, vraagt een van de afgezanten met
luider stemme vergiffenis van de kerk en den Hr-ili-
geu Stoel, biedt aan voldoening te geven in den naam
zijns meesters en verzoekt om de absolutie. Dan onder-
zoekt de procureur-fiskaal de geloofs- en volmagtsbric-
ven van de afgezanten, een secretaris leest die luide
voor, en de procureur vraagt hun of zij gereed zijnde
bevelen van den Heiligen Stoel cu de kerk te gehoor-
zamen, dat is, of zij getrouwheid aan den pausen aan
de kerk willen beloven, en zweren zich aan hunne be-
velcn en uitspraken te onderwerpen r Daarop brengt
de ceremoniemeester het niisboek, dat twee kardinaal-
diakenen voorden paus houden, die zijne hand erop
legt. Elk der afgezanten legt daarop zijne heide ban-
den op hetzelfde misboek, waarop zij beloven, zweren
en zich verbinden bij de heilige evangeliën en het
heilige crucifix onschendbaar de verbindtenis na Ie
komen, die zij in huns meesters naam aangaan, en
waarvan een van de apostolische notarissen eene pleg-
tige acte opmaakt. Dan wordt de absolutie uitgespro-
ken, waarna de paus en de twaalf kardinalen het uii.ie-
rrre
zingen, terwijl zij elk der afgezanten bij het begin
van elk vers der psalmen op de schouders slaan. De
plegtigheid eindigt met gebeden en hef opleggen eener
boete, geëvenre.digd aan de overtreding door den los-
gemaaklcn monarch begaan. Aan het einde begelci-
den de kardinalen en de boet priesters de afgezanten
met de gebruikelijke plegtighcden naarde Obedieutia.
Deze formaliteiten werden in acht genomen bij de
absolutie van Hendrik IV. van Frankrijk. Toen de
monarch de poort der kerk van St. Dcnis te Parijs,
waar de plegtigheid plaats zou hebben, genaderd was,
nam de aartsbisschop van Bourges, die zoude voor-
zitten, gekleed in zijn bisschoppelijk gewaad en om-
ringd door een groot aan tal prelaten en monniken, zijne
plaats op een stoel met wit damast bedekt. Dcaarts-
lusschop vroeg nu Hendrik wie hij was\'r waarop deze
antwoordde: „De koning." „Wal wilt gij?" vroeg de
aartsbisschop: „Ik begeer," zeide de koning, „opge-
nomen te worden in den boezem dcrCatholieke kerk."
„Begeert gij dat:" ging de aartsbisschop voort. „Ja,"
antwoordde de koning, „ik begeer het zeer." Toen
viel de koning op zijne knieën en legde zijne geloofs-
belijdenis af. Ifet formulier dezer geloofsbelijdenis
werd in de handen gesteld van den prelaat, die deab-
solutie uitsprak, welke den koning daarop zijn ring
gaf\'om te kussen, hem zegende en losmaakte van den
ban, dien hij zich door de ketterij, welke hij beleden
en verdedigd had, had op den hals gehaald.
Het schijnt dal bij eenige gelegenheden de abso-
lutie niet nog grootcr strengheid, dan wij tot, nog toe
gemeld hebben, plaats had. In uiterste gevallen zijn
de boetelingen verpligt geweest naakt ie slaan voor
de poort der St. Pieterskerk-, terwijl twaalf priesters
hen niet hunne roeden sloegen. Eu in gevallen van
opstand tegen den paus en de kerk zijn de boetelingen
langen tijd hevig geslagen onder het zingen van ver-
scheidene boetpsalmen.
Het Roomsche rituaal bevat niet alleen een formu-
lier van absolutie voor de levenden, maar ook voor de
! dooden. Wanneer iemand, die in den ban is, sterft
| zonder de absolutie ontvangen te hebben, wordt
er onmiddellijk onderzocht, of hij voldoende be-
wijzeu van berouw gegeven heeft, en of men hem
vergiffenis schenken kan, opdat zijn lijk niet van
eene Christelijke begrafenis, en zijne ziel niet van
de openbare wenschen en gebeden der kerk beroofd
moge blijven. Pij het verrigten dezer plegtigheid
doel de priester eene zwarte stool over het koorhemd,
waarna hij op plegtige wijze naar de plaats gaat,
! waar het lijk ligt. Hij wordt voorafgegaan door zijne
; geestelijken in koorhemden, de een eene roede, dean-
der wijwater, en de derde een crucifix dragende. In-
dien het lijk nog niet begraven is, slaat hij het met
zijn stok bij het begin van elk vers van het minerere,
-ocr page 44-
ABSOLUTIE.
30
het wierookvat doet. Daarna staan zij, terwijl het
koor het Kyrie Eleison begint, allen op, ontblooten
hunne hoofden, en de laatstgenoemde prelaat zegt het
Pater Noster zachlkens op, behalve de twee woorden
Pater Noster, welke hij met hoorbare stem zegt. Dan
neemt hij den wijwaterkwast en begint het lijk of de
afbeelding te besprenkelen; hij gaaf het geheel ronden
besprenkelt elk gedeelte er van driemaal, buigt voor de
andere prelaten en maakt eene diepe buiging voor het
kruis, als hij het voorbij gaat. Als hij aan den regter-
schouder, waar hij begonnenis, terug isgekomen, neemt
hij het wierookvat en bewierookt het voorwerp op
gelijkewijzegeheel en al; hij beweegt ook het wierook-
vat driemaal over elk gedeelte en buigt als te voren.
Als hij weder op zijne plaats gekomen is, zegt hij
slaande de Versetten op: En leid ons niet in beko-
ring. R. Maar verlos ons van den kwade. V. Van de
poorten der hel. R. Verlos zijne ziel, o Heer. V. Dat
hij ruste in vrede. R. Amen.
Dan doel hij een ander gebed om absolutie voorde
ziel, waarna zij allen weder gaan zitten en hunne
mijters opzetten, en het koor begint een ander res-
ponsorium enz.
Nu worden hel wierookvat enz., het wijwatervat
enz. naar den prelaat aan den linkervoet gebragt, die
op zijne beurt al de voorgaande plegtighcden vervult.
Hij begint niet de zegening enz. van den wierook,
zegt daarna het Pater Noster zacht keus op, en gaat
dan ook tweemaal rond, — eerst besprenkelt en buigt
hij op dezelfde wijs, dan bewierookt hij evenzoo, en
daarop volgen dezelfde versetten, maar het gebed om
absolutie verandert hij een weinig.
Dan worden de benoodigdheden voor de absolutie
j aan den prelaat aan den linkerschouder gebragt, die
1 op zijne beurt al de genoemde plegtighcden vervult.
Ten vierde is de beurt aan den prelaat aan den reg-
I tervoet, die zijne omgangen op dezelfde wijze doet
als diegenen, welke hem voorgegaan zijn.
Ten laatste komt de beurt aan hem, die de mis ge-
vierdhccfl.eiiookhij doel alles even als zijne voorgan-
gers. Het is echter zeker, zegt Picart, dat de doode niet
onmiddellijk na zijn verscheiden rust, en dat hij op
zijne reis van deze wereld naar de volgende ten minste
\' door het vagevuur moet gaan, hoewel hij zoo geluk-
kig kan zijn van niel langs den neg verleid te worden.
Picart zegt ook, dat wanneer er gecne ehapelle ar-
; dente is, de ondergeestelijken een zwart laken leggen
voor het midden van het altaar; de dienstdoendegces-
: telijkc, die aan zijne beide zijden den wierookdrager
1 en den wijwaterdrager heeft, keert zich naar dat
waarna hij het de absolutie geeft, en dan eerst mag het in
gewijde aarde begraven worden. Maar als het lijk reeds
in ongewijde aarde begraven is, moet het, zoo moge-
lijk, daaruit genomen en geslagen worden, zooals hier-
bovcn vernield is; en als het nicl opgegraven kan wor-
den, slaal de priester niet de roede op het graf.
Maar behalve de dienst voor de dooden zijn er in
het Roomsche rituaal plcgtigc absolutién, die uitge-
sproken moeten worden over pausen, kardinalen en
andere dignitarissen, hetzij geestelijke ofwereldlijke,
en over een ieder wiens omstandigheden veroorloven
de kosten daarvan te dragen. De volgende omstandige
beschrijving wordt door Foye in zijne Roomsche pleg-
ligheden, kerkdiensten en legenden gegeven. Na de
mis voor de ziel van den overledene wordt eenc plaats
in de kerk in orde gebragt, waar de absolutién gege-
ven zullen worden, en wanneer de doode reeds begra-
ven is, wordt er cene bceldtenis van hem op een bed
gelegd. Deze plaats wordt het f\'astruni doloris (bet
fort der smart: in hel Franseh, la ehapelle ardente)
genoemd, en de bceldtcnis of werkelijkheid wordt met
lakken versierd en dooi- geele waskaarsen verlicht.
A\'ijl\'bisschoppon in zwarte pluvialen gekleed gaan
mei de geestelijken. di<\' hen bijstaan, hel kruis enz.,
wierookvat, wierook, wijwater, wijwaterkwast, was-
kaarsen enz. in plegtige processie naar de ehapelle
ardente. Indien er zoovele bisschoppen niet tegen-
woordig zijn, mogen kanunniken of andere hooge
geestelijken in hunne plaats dienst doen. Elk neemt
zijne plaat* in rondom het lijk of de afbeelding, na-
melijk: twee van de officianten aan de schouders, twee
aan de voeten en hij, die de mis vierde, aan het hoofd,
opeen vouwstoel, die zoo geplaatst is, dat hij het kniis
regt voor zich heeft. Aldus gerangschikt zijnde staat
hij, zoodra alle dingen gereed zijn, van den vouwstoel
op, — waarop zij allen opstaan — en zijn hoofd
ontblootende zegt hij alleen het gebed om absolutie,
beginnende met : „Treed niet in gerigte met uwen
dienstknecht, o Heer, enz." op.
\'Wanneer dit gebed geëindigd is, gaan zij allen we-
derom zitten, bedekken hunne hoofden, en de zangers
zingen het Responsorium: „Komt tot zijne hulp, gij
heiligen van God; snelt toe om hem te ontmoeten, gij
engelen des Heeren; neemt zijne ziel op en biedt haar
aan voor het aangezigt vanden Allerhoogste. V.Chris-
tusontvange u, die u geroepen heeft, en laat de enge-
len u in Abrahams schoot geleiden." Enz.
Gedurende dit gezang geven de ondergeestelijken
het wierookvat, den wierook enz. aan den prelaat
aan den regterschouder, die den wierook zegent en in
-ocr page 45-
3 I
ABSOU TIE.
de priester hem zal ontzondigeu (indien hij het
nederig en hartelijk weuseht) op deze wijze:
„Onze Heer Jezus Christus, die aan Zijne Kerk de
i magt heeft gelaten om allen zondaars vergiffenis te
schenken, die een waar berouw hebben en in Hem
gelooven, vergeve u uwe overtredingen door Zijne
1 groote genade: en door Ziju gezag, aan mij gegeven,
vergeef ik u al uwe zonden in den naam des Vaders,
en des Zoons, en des Heiligen Geesles. Amen."
De leer der priesterlijke absolutie wordt door alle
Trotcstaiitscbe kerken verworpen, met uitzondering
van de Hooge kerk of de Anglo-Catholieke partij der
Kerk van Engeland, die op dit punt vasthoudt, wat in
1 werkelijkheid te naauwernood vermomde Roomsche
leer is. Hczc partij is in de laatste jaren in Kngeland
sterk vermeerderd, en de omstandigheid, dat de for-
mulieren van de absolutie, welke in de Liturgie van de
Anglikaansche kerk voorkomen, op twee verschillende
: en tegen elkander overstaande wijzen kunnen opgevat
worden, namelijk : absolutie van de kerk en absolutie
van God, toont de noodzakelijkheid aan vaneene her-
ziening van het rituaal der Anglicaansche kerk. Men
staat verwonderd, als men nagaat in welk een vroegtijd-
perk de Christenen de absolutie eerderalseene regter-
lijke, dan als eene eenvoudig aankondigende handeling
van de geestelijkheid begonnen te beschouwen. Nean-
dermerkt in zijne kerkgeschiedenis (1: 268) aan, als hij
over dit onderwerp in verband met de eerste f\'hriste-
lijke kerkspreekt: „Allen kwamen daarin overeen, dat
! er onderscheid gemaakt moest worden tussehen zoo-
| genaamde zwakheidszonden, waartoe ieder Christen,
j wegens de hem bijblijvende zondigheid vervallen
kon, on de zoodanigen, die met den staat der weder-
geboortc volstrekt onverecnigbaar, en mitsdien on-
twijfelbare keuteekenen waren, dal hij, die ze bedreef,
tot dien slaat nog niet gekomen, of daartoe weder
vervullen was. Naar \'t geen de Apostel Joannes
daaromtrent zegt, noemde men de eersten vergeef-
lijke, de laalslen. waartoe men, behalve de ver-
loochening van het Christendom, bedrog, diefstal,
1 ontucht, echtbreuk en dergelijke bragt, doodelijke
zonden, of zonden tot den dood. Nu beweerde de
zachtere partij, die boe langer hoe meer de heer-
schendewerd, dat de Kerk tot iederen gevallene hare
, zorg moest uitstrekken, aan welke zonden hij zich
niogt schuldig gemaakt hebhen, en allen, die zich
opregt bekeerden, hoop geven op kwijtschelding van
schulden. Althans wilde zij, dat degenen, die opregt
berouw beloonden, in de sterveusiire door de Kerke-
lijke vrijspraak en het toedienen van het Avondmaal
laken en besprenkelt en bewierookt bet driemaal
achtereen.
liet is onmogelijk bet verbaal van zulke plegtig-
heilen te doorloopen zonder bet te betreuren, dat de
eenvoudige gebruiken van de eerste Kerk zoo be-
.dorven zijn geworden, dat bet bijna onmogelijk is bel
ware te midden van zooveel, dat valscb is, te onder-
scheiden. Laat ons thans, in plaats van langer stil te
staan bij de omslagtige ceremoniën van de Koomsehe
kerk, overgaan tot de eenvoudige regelingen van de
Kerk van Engeland. De volgende zijn de drie formu-
lieren, waarin de absolutie word) uitgesproken, zoo-
als die opgegeven zijn in de Liturgie der Anglikaan-
sche kerk: —
..Bij het morgen- en avondgebed:
„De absolutie of vergeving van zonden moet
uitgesproken worden door den priester alleen,
staande, terwijl de gemeente nog knielt.
„De Almagtige God, de Vader van onzen Heer
Jezus Christus, die niet den dood eens zondaars be-
geert, maar veeleer, dat hij zich van zijne boosheid
moge bekeeren en leven, en magt en bevel gegeven
heef! aan Zijne dienaren om te verkondigen en uit te
spreken aan Zijn volk. dat boetvaardig is. de absolutie
en vergeving van zonden, vergeeft en ontzondigl
al degenen, die waarlijk berouw hebben en onge-
veinsd gelooven in Zijn heilig Evangelie. Daarom
laat ons Hem smeeken ons waar berouw en Zijnen
Heiligen Geest te schenken, opdat de dingen, die wij
nu doen, Hem aangenaam mogen zijn. en opdat bet
overige onzes levens hierna zuiveren heilig mogewe-
zen, zoodat wij ten laatste mogen komen in Zijne
eeuwige blijdschap, door Jezus Christus onzen
Heer.
„Bij het heilig avondmaal:
„Dan zal de priester (of de bisschop, als deze
tegenwoordig is) opstaan, en zich tot degemeente
keerende deze absolutie uitspreken:
„De Almagtige God onze hcmelsehe Vader, die uit
Zijne groote genade vergeving van zonden beloofd
heeft aan al degenen, die met een hartelijk berouw en
een waar geloof tot Hem komen, hebbe genade met
u, vergeve en verlosse uvan al uwe zonden, bevestige
en versterke u in alle goedheid, en brenge u tot bet
eeuw ige leven, door Jezus Christus onzen Heer.
„Bij de bezoeking der kranken :
„Hier zal de kranke bewogen worden eene
bijzondere belijdenis van zijne zonden af te
leggen, als hij zijn geweten door eene zaak van
gewigt bezwaard gevoeld. Na welke belijdenis
-ocr page 46-
ABSOLUTIE.
vertroost zouden worden. Maar de andere partij wilde
niet gedogen, dat zij, die door laatstgenoemde zonden
liet verbond, bij den doop aangegaan, verbroken had-
den, immer weder tol de Kerkelijke gemeenschap
zonden toegelaten worden. De zoodauigen, zeide
men, hebben eenmaal de vergeving van zonde, door
Christus verwonen en bij den Doop hun toegezegd,
verbeurd. Te hunnen aanzien is geen besluit dei-
Goddelijke genade bekend gemaakt, en de Kerk kan
dus nooit regt hebben, hun vergeving van zonde aan
te kondigen. Al blijft zij ook de zoodauigen tot be-
keeringvermanen, zoo kan zij hun toch niets aangaande
de gevolgen van deze beloven, maar moet hen aan \'t
Goddelijk oordeel overlaten, daar de haar verleende
magt, om te binden en te ontbinden, tot zulkezonda-
ren geene betrekking heeft. De eene partij wilde niet
gedogen, dat er aan de genade Gods jegens de boet-
vaardigen grenzen gesteld zouden worden, de andere
wilde Gods heiligheid handhaven, en vreesde, dat
men de menseden door een ijdel vertrouwen op de
Priesterlijke vrijspraak tot zorgeloosheid zou ver-
leiden bij \'t bedrijven van zonde."
In de Luthersche kerk iu Nederland wordt bij elke
voorbereiding tol de viering van het Avondmaal,
nadat de gemeente openlijk hare zonde bekend, haar
geloof beleden, en haar voornemen tot levensverbefe-
ring uitgedrukt heelt, door den leeraar de volgende
absolutie aangekondigd: „Op deze uwe belijdenis
verkondig ik, als een dienaar van Jezus Christus, aan
alle boetvaardigen de vergeving van al hunne zonden
in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen
Geestes; maar den onboetvaardigen worden hunne
zonden behouden tot op hunne verbetering, waartoe
God zelf hun genade verlceue door Jezus Christus."
Het formulier van de absolutie is in de ritualen van
de verschillende kerken niet hetzelfde. In de Russische
kerk is het aankondigend. In eene nieuwere Grick-
sehe liturgie wordt den priester bevolen te bidden:
„Godvei-geveu;" maar hij laat er onmiddellijk de ver-
zekering op volgen: „Heb volstrekt geene zorg over
de misdaden, die gij beleden hebt, maar ga henen in
vrede." In de Grieksche kerk is ook een voorgeschre-
ven formulier van absolutie voor de doodeu, dat som-
tijds, vooral op verzoek van nablijvende betrekkingen,
in de handen geplaatst wordt van den overledene, al-
vorens bij begraven wordt. Dit formulier is het vol-
gende: „God vergeve u, mijn geestelijk kind, wat gij,
vrijwillig of onvrijwillig, iu hel tegenwoordige leven
gedaan hebt;" en somtijds met bijvoeging: „En
ik, uw onwaardige dienstknecht, door de magt mij
gegeven om te ontzondigeu en te vergeven, schenk u
kerkelijk en geestelijk vergiffenis, en maak u los vau
al uwe zonden." Of het formulier is in deze woorden
vervat: „De Heer Jezus Christus, onze God, die
zijn Goddelijk bevel gaf aan zijne discipelen en apos-
telen om de zonden van diegenen, welke vallen,
te houden ofte vergeven, van wien ik ook magt
heb gekregen om dat te doen, vergeve u, mijn gecs-
telijk kind, al de zonden, die gij, vrijwillig of onvrij-
willig, iu dil tegenwoordige leven begaan hebt, nu
en voor altijd." De volgende eopie van een gedrukt
formulier van absolutie aan iemand verleend, die een
pelgrimstogt naar het Heilige Graf bad gedaan, komt
voor iu Jowett\'s Onderzoekingen op Christelijk ge-
bied: — „Polvearpus, door de genade Gods patriarch
van de heilige stad Jeruzalem eu van geheel Palestina:
Onze heiligheid , overeenkomstig die genade en gave
en dat gezag van den allerliciligstcn en leveudmakeu-
den (jeest, welke door onzen Heer en Zaligmaker
Jezus Christus aan zijne heilige discipelen en aposfe-
len gegeven was voor hel houden en vergeven van de
zonden der mcnscheil, toen hij tot ben zeide: „Ont-
vangt den Heiligen Geest; zoo gij iemands zonden
vergeeft," enz., welke Goddelijke genade achtcr-
volgens van hen tot ons is afgedaald, houdt als van
zonden verlost onzen geestelijken zoon Kinauucl, be-
1 ijder, bel rellende de zonden .welke bij doorinensehe-
lijke zwakheid begaan heeft, en al zijne overtredingen
jegens God iu woord, daad of gedachte, vrijwillig of
onvrijwillig, en in al zijne zinnen: ol\'als hij geweest
is onder eenigen vloek of ban van bisschop of priester,
of van zijn vader of zijne moeder, of gevallen is onder
zijn eigen vloek, of meineedig is geweest, of betrapt
is opanderezondennitniensebelijke zwakheid begaan,
en bij dezelve beleden heeft aan zijne geestelijke va-
ders, en van harte ontvangen beeft en zich ernstig
heeft voorgenomen te vervullen het bevel hem door
deze voorgeschreven, — van al die zonden, hetzij
door nalating ol\' bedrijving, maken wij hem los, eu re-
kenen wij hem vrij en vergeven door het Alinagtigc ge-
zag en de genade van den Allerbeiligsten Geest. En
wat hij ook uit vergetelheid ongebiecht beeft gelaten,
ook al datgene moge de genadige God hem vergeven,
om der wille Zijner eigene goedheid en goedertieren-
beid door de lussebenkoinst van onze allergezegeud-
ste lieve vrouwe, moeder Gods ê.n altoos-maagd „\\la-
ria, van den heiligen, glorierijken eu lofwaardigen
apostel Jakobus, broeder van God, eersten bisschop
van Jeruzalem, en van al de heiligen. Amen." De
persoon, ilie een document ontvangen heeft zooals
-ocr page 47-
5N — ABT.                                                                33
dat, hetwelk wij uu aaugehaald hebbeu, behoeft liel
sleclits te vcrtoonen, wanneer hij Ier biecht gaat, en
als hij hel den priester op nieuw heefl voorgelezen,
verlaat hij ili\'\'iis tegenwoordigheid met de verzekering,
dut dii\' vergeving van zouden, welke hij door zijn bc-
zoek aan Palestina verdiend heeft, niet alleen waar-
achtig is. als zijnde verleend door eeu patriarch, maar
dal zij ook in den hemel bekrachtigd is.
ABtS\'flXEXTEX, een uaam gegeven aan de Ks-
ckatietes (zie ald.i, eene Christen-sccte die tegen
hel einde van de tweede t-rww ontstond, welke waar-
sehijnlijk ook aldus genoemd werden, omdat /ij zich
onthielden van vleeseh en wijn, en den ongehuwden
slaat en de verwerping van alle wereldschc bczittin-
gen als de kenmerkende tcekenen der Christelijke
volmaaktheid beschouwden. Eeuc serie, welke der-
gelijke meeningeu koesterde, ontstond in Frankrijk
en Spanje tegen liet einde van de derde eeuw. Out-
houdiug in den eenen of anderen vorm is algemeen
erkend geworden als een deel van alle eeremoniëele
godsdiensten. Zoo moesten de Joodscbc priesters
zich van het gebruik van wijn onthouden, wanneer /.ij
de tempeldienst verrigtten. Ook de Xazar.t.kus (zie
.alil.) waren onder denzelfden dwang, zoo lang hunne
gelofte van afzondering duurde. Uil dit beginsel
ontstond in de Joodsche wetgeving het onderscheid
tusseben zuivere en onzuivere diereu. Ouder de
oude wet werd ook het gebod gegeven van zich te
onthouden van het bloed van (lieren, zonder twijfel
niet het doel om voor den geest van di-n .lood het
grootebeginsel te bewaren, daterzonderbloedstorl ing
gcene vergeving geschiedt, en vooruit wijzende op
het bloed van Jezus, dat de ziel vau alle zonden zou
zuiveren. Onder de eerste Christenen bestond aaw-
merkelijk verschil van meening over het pligtmatige
van zich te honden aan dezelfde onthouding, welke de
Joodsche wet voorschreef. Dit betwiste punt werd
verwezen naar bet concilie van Jeruzalem, dal door
de Apostelen gebonden werd, en het cindbesluil waar-
toe men kwam was, den tot hel Christendom bekcer-
den te bevelen zich te onthouden vau bloed, gewurgde
dieren, onzuiverheid en afgoderij. Onthouding vau
bijzondere spijzen, bij alle of hij sommige gelegenhe-
den, wordt als (digi in lul rituaal vau vcrscliillciule
kerken voorgeschreven, en /al behandeld worden
ouder het artikel Yastkn. Zulke beperkingen in eten
eu drinken worden in alle vormen vau godsdienst,
hetzij Joodsche, Christelijke, Mobamedaausche of
Heidensche, gevonden.
ABT. De vader of voogd van eene abdij of een man-
nenkioosler; de naam is waarschijnlijk afgeleid van
hel Syrische woord Abba, vader, [n de Grieksche kerk
worden de abten TIegitmeHoi, presidenten, en ArckimaH-
</,vr/c//,l)estuunl(Tsdersehaapsko(>ijen,gehecten. Kerst
waren zij leeken en onderworpen aan de bisschoppen
en mindere geestelijken. Daar echter vele van beu
mannen van geleerdheid en talent waren, trachtten zij
eindelijk onafhankelijk vau de bisschoppen te wor-
den, en zij slaagden er in k\\v\\\\ titel van heer met nog
andere teekenen der bisschoppelijke waardigheid,
voornamelijk t\\vn mijter, te verkrijgen. Hieruit ont-
stond eeuc klasse van abten, die den titel kregen van
abten, tfie mi/ter» roeren, welke bisschoppelijk gezag
uitoefenden en niet stonden onderde regtsniagt van
{\\f)i bisschop. Andere kregen den naam van abten,
die sfftrpu roere»,
omdat zij i\\cn herderlijken staf droe-
gen; nog andere werden rreumemsehe of tilgemeene
ubleii
gebeeten, in navolging van den patriarch vau
Constant huppel; eu eene vierde klasse kreeg den naam
vau hoofihihteu, daar zij boven alle andere abten stou-
deu. Dr ecnige verdeeling van abten, die men thans
in Koomsch-Catholiekc lauden kent, is in reguliere
en ciiiiiwewta\'or\'mrhe (ordesabten en abten, die de in- t
komsten van ecu geestelijk goed genieten); eerstge-
nocindc abten doen eene gelofte eu dragen bet kleed
hunner orde. laatstgenoemde zijn wereldlijken, maar
verpligl de wijding te ontvangen, wanneer zij den
bepaalden leeftijd hebben bereikt.
De niagl der abten over de monniken der kloos-
lers, waarover zij gezag uitoefenden, was volkomen.
In geval van vrijwillige overtreding of ougehoor-
zaainheid van den kant vau een der inwonendcu,
hadden /ij de magt zoowel geestelijke als tijdelijke
straffen op te leggen; de eerste waren de bestraffingen
der kerk, ontneming vau het voorregt om bij het
nachtmaal eau Ie zitten en, als laatste hulpmiddel,
excommunicatie; de laatste omvatten de geeseling en
de verwijdering uil het klooster.
De abten waren ecu lijd lang vau groot aanzien in
de kerk. Zij werden dikwijls geroepen op kerkverga-
deriugen, en mogtcn dan zitting nemen en stemmen
in de hoedanigheid van presbyters. Maar terwijl zulke
eerbewijzingeu hun in vele gevallen ten deel vielen,
werden /ij toch altijd beschouwd als streng onder-
worpen aan den bisschop vau de diocees. Kn toch
berigl ons de oude geschiedschrijver Beda, dat, ten
minste in één geval, onder de Culdécrs, een presbyter-
abt een geheel district bestuurde eu de onbepaalde
gehoorzaamheid van den bisschop ontving. En in een
vau de canons door denzelfden geschiedschrijver aan-
-ocr page 48-
AWW.
:\\\\
onderwerping aan den bisschop afgelegd. Maar zulk
een eed is niet altijd dezelfde, daar ecnige abten on-
middellijk van den pauselijken stoel afhankelijk zijn,
en andere van den bisschop en ouder diens regtsmagt
staan. Daarop wordt de inis door den bisschop en den
nieuwen abt, elk afzonderlijk, gevierd, waarna de Pra-
/alievolgt,
gedurende welke de bisschop beide ban-
den op hel hoofd van den kandidaat legt, en hem dus
door de oplegging der handen tot abt maakt, eene
plegtigheid, waarvan in hel artikel Abuis reeds ge-
sproken is. De regel zijner orde wordt hem nu over-
handigd, waaropde bisschop den herderlijken staf ze-
genl en hem aanbiedt niet de woorden : .,< tntvang den
sint\' van de herderlijke bediening, opdat de vereeni-
giug aan u toevertrouwd dien voor u uit, moge dragen,
en opdat gij bij het bestraffen harer overtredingen ge-
nadiglijk streng, en wanneer gij in toom zijt. derge-
uade indachtig moogl zijn." Dan wordt de ring ge-
zegend eu hem aangeboden ten teeken van zijne ver-
loving mei (iod eu met de heilige Moederkerk. Nu
biedt hij dr]i bisschop in eene knielende houding twee
gioole brandende waskaarsen, twee brooden en twee
vaten wijn aan, terwijl hij eerbiediglijk diens band
kust. Als bet avondmaal gebruikt is, wordt de mijier,
als de nieuwe abl dien voert, gezegend en op zijn
hoofd gezet, daar deze, volgens het Pontificale, de
helm des heils is, en ook de twee horens van de
iwee Testamenten voorstelt, welks vijanden hij zich
gereed maakt te bestrijden. .\\u worden de hand-
scboenen gezegend en hem aangeboden, waarna hij
op den stoel van zijn voorganger geplaatst wordl, cd\'
op den vouwstoel, indien de inzegening niet in het
• klooster plaats heeft; hij ontvangt daarna i\\vn lierder-
; lijken staf in zijne linkerhand, en de zorg voor liet
j klooster is nu formeel en plegtigaun hem opgedragen.
■ De ceremoniën eindigen mei den kus des vredesen de
begroeting der monniken, die nu onder zijne hoede
zijn. De abl op deze wijze, in zijn ambt bevestigd
zijnde gaal mei zijne assistenten rond en zegent de
vergaderden, /ie Monnikdnst vnu, KLOOSTER.
AHl\'.XA nfABOENA, een woord van dezelfdebe-
\' teekenis als onze /\'</</<;■, de bisschop van de Abvssini-
sclie kerk. Volgens een bijzonder voorschrift, dat
men veronderstelt gemaakt te zijn om een man van
meer geleerdheid aan de kerk te verbinden dan nicu
verwachten kan in Abyssinië te vinden, moet deze
priester ecu vreemdeling zijn. Als zoodanig echter
keni hij gewoonlijk de taal niet, engcvolgelijk zijn zijn
invloed tüi zijne middelen om gemeenschap te hebben
met bel volk zeer beperkt. De Abuna wordl aangc-
gehaald, wordt bevolen, dat de bisschoppen, die inon-
niken zijn, niet van liet eene kindster naar hel andere
zullen trekken /.onder verlof van hunnen abt. maar
in die gehoorzaamheid zullen blijven, welke zij be-
loofden op den tijd hunner bekeeriug. I\'in men kan
niet loochenen, dat van de vijfde eeuw al\' het geval
dikwijls voorkomt, zoowel in Oostorsehe als in W\'es-
tersche kerken, dat kloosters geheel vrij waren van
bisschoppelijk bezoek.
Van een abt kan men eigeulijk niet zeggen, dat
hij gewijd, maar wel, dat hij in zijn dienstwerk in-
gezegend is. De inzegening geschiedt door een bis-
schop, bijgestaan door twee abten. Voor den aanvang
der plegtigheid zijn de bisschop en de nieuwe abt ver-
pligt te vasten. De plegtigheid zelve begint met het
vieren eener mis, waarna de kloosterkleederen van
den nieuwen abt op de geloofstafel nabij het altaar
gelegd worden. Dit gedaan zijnde wendt zich de nieuw
benoemde abt tot den bisschop, die vergezeld is van de
abten, welke hem bijstaan, en geelt hem de apostolische
brievenover.die zijne verkiezing bevatteu. De bisschop
zegent daarophet kleed, waarmcdcdeabl bekleed moet
worden, bidt over hetzelve en besprenkelt het niet wij-
water. Als de nieuwe abt niet vooraf monnik geweesl
is, ondergaat hij eerst de plegtigheden, die bij de
opneming in de orde in gebruik zijn (zie Monnik i.
Dan doet hij den eed van gehechtheid aan den paus,
waarna een onderzoek volgt, bestaande uit de vol-
gende vragen, die hein gedaan worden, en waarop
hij hoorbare antwoorden moet geven:
1. /nlt gij volharden in uw heilig voornemen, en
den regel van St. \\. bonden en uwe ondergeschikten
naarstiglijk leeren hetzelfde Ie doen: Antw. Ja.
i. Zult gij il onthouden \\au alles, wat boos is,
en, niet Gods hulp, in zoo verre gij daartoe, in
staal zijt, uw leven veranderen in alles, wat goed is1
Antw. .la.
3. /uit gij, met (iods hulp, zelf kuischheid, ma-
ligheiil, nederigheid en geduld bewaren, en aan uwe
ondergeschikten hetzelfde leeren? Antw. Ja.
t. /uil gij getrouw de goederen van hel klooster
aan uwe zorg toevertrouwd bcheeren, en ze uitdeelen
voorliet gebruik der Kerk, der broederen, der armen
eu der pelgrims (vreemdelingen): Antw. .la.
5. /uit gij altijd vroom en geloovig in alle dingen
geloof,onderwerping, gehoorzaamheid en eerbied be-
toonen aan onze heilige Moeder de Kerk van Rome,
aan onzen allerheiligsten Heer X.. paus, en diens
opvolgers? Antw. .la.
Dan wordt, als zulks noodig is, nog een eed van
-ocr page 49-
AliYSSINISCllE KEKK.
:\',:,
onderrigtingen van den schatbewaarder van C\'audacé,
koningin van Ethiopië, die iu hel achtste hoofdstuk
vau de Handelingen der Apostelen genoemd wordt.
Ifel algemeenc gevoelen van de beste schrij\\ers over
kerkgeschiedenis is echter, dal de Abyssiuiers bel
Christendom niet in waarheid omhelsden voor het
midden der vierde eeuw, toen eene kerk werd gesticht,
die, hoewel blootgesteld aan veel vcrvalsching door
de lieidensche en Mohamedaansche stammen, waar-
van zij omringd is, toch tot op dezen dag beslaat.
Een breedvoerig verhaal van de omstandigheden, die
den oorsprong dezer belangwekkende kerk vergezel-
den, wordt aldus door Xeander gegeven : „Staande
de regeling van den Keizer Constantinus, had een
ürieksch geleerde uit Tyrus, met name Mcropius,
eene wetenschappelijke ontdekkingsreis ondernomen.
Op zijnen tcrugtogt landde hij aan de kust vau
Ethiopië of Abessynië, om versoh water iu te nemen,
maar daarbij werd hij door de krijgshaftige inwoners,
die inel de Romeinen iu vijandschap leefden, over-
vallen, uilgeplunderd en mei zijne manschappen ver-
moord. Slechts twee jongelingen, die hem vergezel-
den, i\'runientius en Jüdesius, bleven gespaard, omdat
hunne jeugd medelijden inboezemde, eu werden sla-
ven van bet Opperhoofd van den stam. In die be-
Irekking wisten zij zich echter bemind te maken.
.Edesius werd schenker, eu Frumentius, die zich door
zijn verstand onderscheidde, gebeiinschrijvcr en rent-
mecster des vorsten. Na den dood van dezen werd
de opvoeding van den vaderloozen Prins, Jvizancs,
aan hunne zorgen toevertrouwd, cu verwierf Frumen-
tius, als rijksbestuurder, zieli grooten invloed. Reeds
toen maakte hij daarvan ter bevordering vau de zaak
des Chrisleudonis gebruik. Hij deed onderzoek naar
de Konninsehe kooplieden, die herwaarts kwamen eu
Christenen waren, ondersteunde hen in het stichten
eencr Christelijke kerk eu nam daarin aan hunne
Godsdienstoefeningen deel. Eindelijk verkregen bei-
den vrijheid om naar hun vaderland terug te keeren.
.Edesius ging naar Tyrus, waar hij Presbyter werd.
Hier leerde Hulinus hem kennen en vernam uit zijn
eigen mond het verhaal vau de geheele toedragt der
zaak. Maar Frumentius achtte zich tot iets hoogers
geroepen eu verpligt, om tot hel volk waaronder hij
een groot gedeelte zijner jeugd gesleten eu zooveel
goeds genoten had, hel hoogste goed des mensehen
te brengen. Met dat oogmerk reisde hij naar Alcxan-
drië, waar kort te voren — iu \'t jaar \'Ml> ■— de
groote Atbauasius bisschop geworden was, en deze
trok zich aanstonds hel plan vau Frumentius met
steld en ingezegend door den patriarch van Alexandrie,
wien hij onderschik! is, en daarom wordt hij gewoonlijk
gekozen uit ecu vau de (\'optische kloost ers van Egypte.
Niet zonder grooten weerzin wordl een Egyptische
monnik gedwongen dil ambt aan te nemen, daar hij
de eenzaamheid \\ au zijn klooster in de woestijn ver-
laat om mei volstrekte magl eenoprocrig volk ie bc-
stureu: hij vindt zijn grool gebied, want Abyssiuië
iieefl maar één bisschop, aanhoudend in burgcroorlo-
gen gewikkeld, waarin <le talrijke priesters eene
magtigc partij Minnen. Ecu leven vau onrust, geheel
en ui onbestaanbaar met den vredelievendeu geest,
die een Christen-bisschop eigen moet zijn, is der-
halve zijn zeker lot. Zijn gezag en zijne regtsmagt
strekken zieli uit o\\ er alle kloosters eu overal degecs-
1 (lijken, zoowel wereldlijke als reguliere of ordesgees-
lelijken, en men zegt, dal zij zoo talrijk zijn,dat zij liet
twintigste gedeelte der bevolking uitmaken. Dit hoofd
der Ahyssinisehc kerk heeft zijne verblijfplaats te
(iondar, waar hij een schoon paleis bewoont, dar (ligt
bij de patriarchale kerk staat, die onder de talrijke
kerken der stad de voornaamste is. Gedurende eeui-
gen tijd waren zijne ïiuigt en zijn gezag zoo groot,
dat men zelfs den koning niet volkomen erkende,
zoo bij niet eerst door de banden van den Abunage-
wijd was. Vroeger werd het derde gedeelte van de
opbrengst der provinciën voor zijn onderhoud ter
zijde gezet. Zijne niagt is alleen minder dan die van
den koning, en somtijds is hij zelfs voor dezen ge-
ducht geweest. De Abuna wijdt tot de heilige dienst
door op den kandidaat te blazen en bet teekei] iles
kruises over hem te maken. Toen in Is IL\', nadat
het ambt elf jaar onvervuld was geweest, een nieuwe
Abuna eindelijk in Abyssinie aankwam, wijdde bij
gedurende verscheidene achtereenvolgende dagen da-
gelijks duizend personen, die in karavanen uit de
verschillende deelen des rijks kwamen. Hij die pries-
ter wil worden, moet de Ethiopische taal kunnen le-
zen en uit het boek Yared kunnen zingen; boven alles
moet bij een baard hebben, zouder welken niemand
priester kan zijn. De Abuna is de hoogste niagt
in zaken van geloof, bovendien wordt hij dikwijls als
scheidsregter in staatstwisteu geraadpleegd. Zie bet
volgende artikel.
AHYSS1X1SCHE KERK. Hel koningrijk \\b.vs-
siuie maakt hel voornaamste gedeelte uil van die
landen, welke bij de Ouden onder den naam van
Ethiopië bekend waren. Onder bel volk zelf be- |
staat de overlevering, dat hunne bekeeriug tol het
Christendom toegeschreven moei worden aan de
-ocr page 50-
30                                                               OÏSSINISCHE KERK.
grooten ijver aaii. Teregl begreep liij echter, dat
niemand geschikter was om liet uit te voeren, dan
Fruiuentius zelf, en daarom wijdde hij dezen tot
bisschop van Auxuiua lAxunii, de hoofdstad der
Abessynicrs en te gelijk eene beroemde handelplaats.
Fruiuentius keerde toen derwaarts lenigen werkte er
niet grooteu zegen."
Er bestaan onder de priesters legenden aan-
gaandc de vroege bekeering van liet Abyssinischc
volk tot het Jodendom, en wed ten tijde van de rege-
ring van Salomo, van wieu zij zeggen, dat hun ko-
ning afstamt, llunue Abuna\'s of bisschoppen even-
wel schrijven hunnen oorsprong toe aan Fruiuentius,
den zoon van een Tyrisch koopman, die, zooals wij
zagen, tot bisschop van Axuina, de voorn amste stad
der Abvssiuiers. gewijd werd door Atlianasius, die
toen patriarch van Alcxandrie was. Sedert dien tijd
is de geestelijke plaats, die de Patriarchen van
Alcxandrie innemen, steeds goed uitgedrukt in een
geliefkoosd gezegde onder het volk: „Wij drinken
uit de put van den patriarch van Alcxandrie." De
Abyssinischc kerk schijnt hare zuiverheid te hebbeu
bewaard tot aan de zevende eeuw, toen zij met de
gchecle Egyptische kerk. waarmede zij zoo miauw
verbonden was, de leerstellingen van de Kutychia-
neu of Mvitojjltysieleu (zie Mos.) omhelsde, die ge-
loofden, dat er slechts ééne natuur in Christus is, en
dat «Ie goddelijke en de menschelijkc natuur in ééne
zaïnenvloeiden.
Gedurende vele ecuwen bleef deze kerk in de duis-
teruis onbekend en daardoor onerkend door Chris-
tencn in andere gedeelten der wereld. Tegen bet
einde der vijftiende <x\'\\\\w evenwel besloot Johan li.
koning van Portugal, die hij toeval vernomen luid,
dal in Abvssinié eene Christelijke kerk gevonden
werd, naar deu slaat van zaken in dal land te ou-
derzoeken, en zoo mogelijk haar onder liet pause-
lijk gezag te brengen. Met dil doel werd Johan
Berniudes mei eene zending naar Ahyssinië belast.
David, de regerende koning van dat land. was in
vijandelijkheden mol de Mohaiuedaneu gewikkeld,
die hein een gedeelte \\an zijn rijk hadden ontnomen.
In deze omstandigheden werd hij gedwongen de hulp
van Portugal en Rome in te roepen, en Berniudes
werd gezonden om deze gunst te verwerven. De lis-
tige aanhanger van Rome had, alvorens te vertrek-
ken, invloed genoeg om zieb als Abuna of bisschop
der Abys.siniérs te doen wijden. Met deze wnardig-
heid bekleed zijnde ging bij naar Rome, en om de
begeerde onderwerping van de Abvssinische kerk
aan het pauselijk juk te voltooijeu, nam Berniudes
eene tweede wijding uit de handen van den paus aan.
De bijstand door den koning gevraagd werd geree-
delijk toegestaan, de Mohamedanen werden verdre-
veu, en de rust werd aan het land wedergegeven.
Tot bclooning voor de hulp dus bewezen vroeg de
koning van Portugal door Berniudes, dat de koning
de Itoorasch-Catholiekc godsdienst zou omhelzen en
ecu derde van zijne staten zou afstaan, op straffe van
in deu ban gedaan te worden. De oogen van deu
koning werden nu geopend voor den strik, die hem
gespannen was. Hij loochende terstond hel gezag
van den paus, verklaarde hem te zelfdcr tijd voor een
ketter, ontnam Berniudes zijne bisschoppelijke v.aai-
dighcid, wierp hem in de gevangenis en zond naar
Alcxandrie om een Abuna voor de Abyssinischc kerk,
die sedert dien tijd hare onafhankelijkheid steeds bc-
waard heeft.
Tegen het midden der zestiende eeuw vestigden
zieb zendelingen dcrJczuïteu in Abvssinié, maarzij
slaagdeu volstrekt niet in hun bekeeringswerk. Eene
tweede poging werd in het begin der volgende eeuw
door hen gedaan, en ua twintig jaren doorgcbragl iu
kuiperijen, oorlogen en beroeringen bewerkten de
zendelingen de l\'ormeele onderwerping van de Abyssi-
uisehc kerk aan deu Roonischeu stoel. De triomf der
Jczuïtcn was echter slechts van korten duur. Opstand
volgde op opstand. Te vergeefs poogde de koning door
bedreigingen en vervolgingen zijn volk lot gcheeht-
heid aan deu paus te dwingen. De edele Abyssiuiérs
waren vast besloten om ten kosle van wat ook deonaf-
liankelijkheid hunner kerk Ie handhaven. Ten laatste,
in 1(533, bevond de Roomsche patriarch dat zijne
pogingen om onderwerping aan het pausschap te ver-
krijgen geheid en al schipbreuk hadden geleden, en
er aan wanhopende ooit hei doel zijner zending te be-
: reiken, verliet bij Abyssinië.
lil de opgaven van Bruce in zijne Reizen in dat land
blijkt, dal nog eene viuehtel ioze poging gedaan is
om ih\' Christenen van Abvssinié tot hel Roomsche ge-
I loof te bekeeren. Drie Frauciskaucr monniken wer-
| den door de Propaganda uitgezondenen hadden Gou-
dal bereikt, waar zij er in slaagden zich iu de gunst
, van deu koning- ie dringen. Zoowel de priesters als
het volk werden nu ongerust, en zoo groot was dien
ten gevolge de beweging, dat de koning-genoodzaakt
was de Roomsche priesters geheel en al uil zijn land
te verdrijven. Van dien lijd al\' is zelfs de naam van
Rome voor do Abyssinischc Christenen een voorwerp
van den grootsten afschuw.
-ocr page 51-
ABYSSINISCHE IvKKk.
:.,
De verslagen, die de zendelingen ons gebragt heb-
ben aangaande den tegenwoordigen toestand der gods-
dienst in dat land, zijn verre van gunstig. .Maar liet
is zeer belangwekkend de beginselen en gebruiken
na te gaan van eenc Christelijke kerk, wier oorsprong
van zulk een vroeg tijdperk dagteekent. Eenige dezer
mogen bier een plaatsje vinden.
Mei liet formulier, dat gewoonlijk de Apostolische
geloofsbelijdenis genoemd wordt, is de Abyssinischc
kerk geheid en al onbekend, Bij het bedienen van den
doop gebruiken zij liet Nicamischc formulier. De
bijbel wordt door beu op hoogcu prijs gesteld, maar
de wijze van verklaring, welke zij aannemen, i> zou-
derliiig vreemd en allegorisch, /.ij zijn sterk gehecht
aan de Monopliysietische leer, «lie zij vroeg omhels-
den, en volgens welke zij zeggen, dat Christus slechts
ééne natuur heeft, de goddelijke, en dal zijne incn-
scbelijke niet noodzakelijk is voorde vorming vanzijn
persoou als Verlosser, /ij volgen de leer, welke door
alle Oosterscbe kerken beleden wordt, dal de üecsl
van den \\ ader alleen, en niet van den Vaderen den
Zoon uitgaat. Een gedeelte van de aanhangers der
Abyssinischc kerk, voornamelijk die, welke in de pro-
vincic Tigré wonen, gelooveu, dal ( hristus zich zeken
zalfde met den (leest, en dat de Geest van God, die
hem gegeven werd, niets anders dan zijne godheid is.
Kene tweede meening, die dooi- een ander gedeelte
der kerk geleerd wordt, is, dat er drie geboorten van
Christus zijn: 1. De eeuwige generatie van den Zoon;
2. De ontvangenis en werkelijke voortbrenging van
de natuur van Christus; :i. De ontvangenis van den
Heiligen Geest in bel ligehaam van Maria. Volgens
hunne gevoelens wordt het zalven met den lleili-
gen (leest eeue derde natuur genoemd, omdat daar-
door zijne menschclijkheid tot hoogere eer is verheven.
Dit is de hcersehende leer in Amhara en ook inShoa,
waar zij om staalkundige gronden is aangenomen, en
de tegenwoordige koning beeft door herauten laten
aankondigen, dal niemand, op straffe van verbeurd-
verklaring van goederen en verbanning, zieh tegen de
leer van de drie geboorten van Christus niagverkla-
ren. Dus hebben de koning en het volk vanShoa zieh
op het punt van dit moeijelijkc theologische leerstuk
openlijk verklaard tegen den Abuua te Gondar, die
dezelfde meening is toegedaan als de kerk in Tigré.
Kin nieuw onderwerp van strijd is ontstaan, dat ook
belrekking heeft op het moeijelijk te doorgronden
leerstuk aangaande den persoon van Christus. Aroe,
een priester van Gondar, leerde, om het gevoelen Ie
schragen, dat er drie geboorten van Christus zijn, ital
de ziel van Christus zelfs in het ligehaam van Maria
bewustheid had, ja zelfs, dat zij in dien staat bad en
vastte.
De leer van de drie geboorten wordt door den koning
niet de uiterste gestrengheid volgehouden, tegenover
het getier van menigten van priesters en leeken. De
meest geachte godgeleerde van de Abyssinische kerk
heeft hetzelfde gevoelen omhelsd. De partij, die de
drie geboorten ontkent .slingert banbliksems over die-
genen, die ei- aan gelooven, en de twist heeft inde
laatste jaren ge\\ aar geloopen in een burgeroorlog over
te gaan. Er zijn verscheidene andere punten vau onder-
geschikt belang, maar niet de leer der drie geboorten
| verwant, die ook tot niet weinig twist aanleiding heb-
ben gegeven. Zoo is b. v. de kwestie veel bespro-
ken, of Christus <\\rn Vader in den hemel looft, dan
wel of hij gelijk met Hem slaat eu met Hem regeert.
Het eerste is door den koningen zijne partij aangc-
uomen. De Maagd Maria is ook het onderwerp van
twist geweest, of zij de moeder Gods, of slechts de
moeder van Jezus is, en als een natuurlijk gevolg hier-
vau, of zij regt heeft op dezelfde eer als de Zoon. De
partij, die op dit laatste punt het tegenovergestelde
gevoelen is toegedaan, heeft op hare bestrijders iii
Ankobar en Dcbra Libanos gezegevierd, enhareaan-
hangers worden Wa/atcofd Magsut, de aanbidders van
den Zoon alleen, genoemd, torwijl die der andere
partij in Kattyghttr Mt\'*fo ll\'ul\'l, gelijk met den Zoon,
gehceten worden.
Ken derde en tusschcngcvoelen over den persoon
van Christus, dat talrijke aanhangers in Gojam beeft.
beschouw I den Heiligen Geest als middelaartusscheu
de goddelijke en deïneuschelijke natuur van Christus.
Dal zijnde ingewikkelde twistpunten, die nog heden
de Abyssinische kerk in stukkeu dreigen te scheuren.
I Zoo scherp is de strijd geworden tusscheu de drie
twistende partijen, dat zij weigeren te zameu aan het
! avondmaal aan te zitten.
Op verscheidene andere theologische punti n he-
halve den persoon van Christus vinden wij eeue vreem-
de verwarring van gedachten onder deze Christenen,
die zoo lang van hel overige gedeelte der Christelijke
! wereld afgezonderd geweest zijn. Zij leeren b. v. eeue
soort van vagevuur, en daarom houden zij vasten,
geven aalmoezen en bidden voor het heil van diegenen,
welke om groote zonden in den ban zijn gedaan, en in
1 dieustaat gestorven zijn. Overeenkomstig hunne denk-
I wijzen blijven zulke zielen in xr/tr,,/ totdal zij, ver-
zoend zijnde, geschikt ziju om den hemel in te gaan.
i De aartsengel Miehaél wordt ingeroepen als de gelei-
-ocr page 52-
AUYSSIN1NCHE KKUK.
38
soort van Abuna kan beschouwd worden. Onder hem
staan niet alleen de talrijke kloosters van zijne eigene
orde, maar ook alle andere. In elk groot klooster zijn
onder den abt de verschillende opzieners gcrang-
schikt, onder welke de Alaka of bestuurder van de
eigendommen cene voorname plaats inneemt. De be-
zigheden van de Abyssinisehe monniken zijn dezelfde
als die van de monniken in Europa gedurende de uiid-
deleeuwen : zij bedelen en slenteren rond zonder iets
te doen, terwijl de meer naauwgezette godsdienstoefe-
ningen houden, Ethiopische boeken lezen, of twisten
over voorname theologischekwestien. Zij leggen dege-
loftc af van in den ongehuwden staat te blijven. Hunne
klecdij is gering. Ken monnikskap, een vuil hemd, ceu
dierenhuid en een lederen gordel doen den monnik ken-
tien. Hei aantal geestelijken in Abyssinië, zoowel we-
rcldlijke als reguliere, is zeer groot. Alleen in Shoa tcl-
lenzij 12,000.InGoudarzijnzijnaarevenredigheid nog
talrijker. Aan eeuc volkomen ingerigte kerk zijn Iw in-
lig priesters en diakenen verbonden, van welke één al-
tijd het derde gedeelte van de dienst der week \\errigt,
terwijl de andere zorg dragen voor hunne boetelingen,
of voorliet onderwijzen van arme kinderen. De wereld-
; lijkc geestelijken mogen eenmaal huwen. De kerken,
i die zeer talrijk zijn, zijn gewoonlijk op hoogten ge-
■ bouwden door prachtige boomen overschaduwd. Zij
zijn cirkelvormig, laag, en hebben kegelvormige, met
riet bedekte daken, waarop een koperen kruis schittert.
De muren zijn slecht gebouwd, van buiten gewil en
van vier deuren voorzien, die naarde vier hoofdwiu-
streken gekeerd zijn. Van binnen zijn de muren met
slechte afbeeldingen van Maria, de heiligen, engelen
en den duivel bedekt. I!eclden zijn niet geoorloofd.
Een voorhof omgeeft hel geheele gebouw, hetwelk voor
de leeken en de dagelijksche inorgendiensl bestemd
is, en ook ecu nachtverblijf aan behoeftige reizigers
verschaft. Het binnenste der kerk is in twee afdeelin-
geu gescheiden, waarvan eene het heilige heet, dat
behangen is met reliquién eu alleen voor de priesters
en diakenen toegankelijk is. Het avondmaal wordt in
dit gedeelte der kerk gevierd, maar de leeken worden
achter een uitgestrekt gordijn gehouden, en Mouwen
worden geheid en al buitengesloten. Inliet heilige der
heiligen staal achter een gordijn de tabot of arke des
verbonds, waarin een perkament Jigl met de namen w.n
de heiligen der kerk. I u dit gedeelte van \'. el gebouw
\'• mogen alleen de Alaka eu zij, die als priesters ge-
1 wijd zijn, komen. De ark wordt gewijd met heilige
olie, maar niemand van de leeken, diakeueu of van
l hen, diegeene Christenen zijn, mogen haar aanraken,
tier der zielen uit scheol naai- den hemel. De Abyssi-
niers oefenen de besnijdenis uil op kindereu van liei-
derlei kunne tusschen den derden enden achtsten dag
na hunne geboorte. De doop word! toegediend aan
kinderen van liet mannelijk geslacht, wanucerzij vcer-
t ig dagen oud zijn, en aan kinderen van hel vrouwelijk
geslacht, wanneer zij tachtig dagen geleefd hebben.
Deplegtigheidbestaai ingebed, bezweringen, iudoui-
pelingen, zegeningen, het kieren van den gedoopte
naar de vier punten van het kompas, het blazen op
hem, het opleggen der handen en het zalven niet hci-
lige olie. Keu peetow of eeuc petenioei moet tegen-
woordig zijn als getuige van den doop. Bij den doop
van een volwassene wordt water over elk gedeelte van
zijn ligchaam gegoten. De plegtigheid begint met ge-
zangen en psalmen Ier eere van de Maagd; daarna
volgen de NicKnisclie geloofsbelijdenis, het Gebed
des llccren en het lezen van het derde hoofdstuk uit
het Evangelie van Johaunes. liet doopwater wordt
uu gewijd door berooking mei reukwerk met de woor-
den: „Geloofd zij de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest." Ken ijzeren kruis wordt driemaal door het
water gehaald, terwijl de woorden: „Een Heilige Va-
der, een Heilige Zoon en een LleiligeGeesfuitgespro-
ken worden. Ken stukje katoen wordt dan in de hei-
lige olie gedoopt, en daarmede wordt het teeken des
kruises op het voorhoofd van den gedoopte gemaakt,
waarna een koord om zijn hals wordt gehouden. De
gehecle plegtigheid wordt besloten met de viering
van hel avondmaal. Kik Ahyssiuisch Christen draagt
een blaauw zijden koord gedurende zijn geheele leven,
als teeken van zijn doop en van^zijne scheiding van
de Mohamedaansche leer. De plegtigheid van den
doop heeft plaats vóór de kerkdeur; de viering van het
avondmaal in de kerk. Hel avondmaal wordt in hei-
derlei gedaanten ontvangen met gezuurd brood, dat
dagelijks door den priester gebakken wordt. De
biecht gaal alleen bij volwassenen, die ten minste
den ouderdom van vijf en twintig jaren bereikt heb-
ben, het avondmaal vooraf, liet avondmaal wordt
altijd toegediend aan kinderen na den doop. Af-
zonderlijk avondmaal te houden is niet geoorloofd.
Zij, die het nachtmaal gebruikt hebben, mogen voor
zonsondergang niet spuwen, ledereen, zelfs de pries-
ter, heeft zijn biechtvader, bij wien hij zijne toevlugl
zoekt, zoo dikwijls zijn geweten bezwaard is.
Behalve de wereldlijke geestelijken zijn er in de
Abyssinisehe kerk ook klooster-geestelijken onderden
Etschega, die in rang op den Abuua volgt.\' en op het
punt van geestelijk gezag in zaken van geloof, als eeue
-ocr page 53-
ABYSSTNISCHE KERK.
39
amuletten en toovenniddelen zijn onder hctvolkvcel-
vnldig in gebruik, liet oude Joodscheonderscheid
tusschen zuivere en onzuivere dieren wordt streng in
acht genomen. Het, huwelijk kan zonder de inzegening
van den priester plaats hebben, en wordt, daarom ge-
makkelijk verbroken. Dit mag echter bij eiken man
slechts viermaal gebeuren. Die huwelijken, die be-
krachtigd worden door te zamen aan te zitten aan
bet avondmaal, worden als onverbreekbaar beschouwd.
De echtscheiding moet door den priester uilgcspro-
ken worden. Wie vier vrouwen gehad heeft, en van
baar gescheiden is geworden of haar overleefd heeft,
wordt in den ban gedaan, tenzij hij zich in eeueder
monnikenorden laat opnemen. Dil wordt echter ge-
woonlijk gedaan, liet gebeurt dikwijls, dal ecu man,
zonder een woord Ie zeggen, zijne vrouw en kinderen
verlaat en in ecu klooster gaat. Veel wij verij is ver-
boden, maar trots deze wel zijn de voorbeelden niet
zeldzaam, dal priesters en edellieden vier vrouwen
hebben, behalve de talrijke bijzitten. Het is de ge-
woonte voor diegenen, welke op hun sterfbed liggen,
om aan een priester te biechten en van hem de absolutie
Ie ontvangen. De begrafenis beeft kort na den dood
plaats, met begeleiding van klaagliederen zooais die,
welke bij de Joden in gebruik waren, en ook van talrijk
bezochte begrafenismaaltijdeii, waarbij de priesters
tegenwoordig zijn. Hij deze gelegenheden worden ge-
paste stukken uil den bijbel voorgelezen. Crucifixen
worden voor het lijk gedragen. De begrafenis heeft
plaats in of nabij de kerk.
De Abyssiuiërs verklaren hunne gehechtheid aan
zoo vele Joodsche gewoonten door Ie zeggen, dal zij
van het geslacht der Joodsche koningen afstammen.
Al hunne kerkelijke gel ruiken en burgerlijke instel-
lingeu zijn eeue zonderlinge vermenging van Jood-
selio, Christelijke en lleideiiselieoverleveringen. Het
zedelijk en godsdienstig gedrag van het volk is alles be-
halve behoorlijk. (Inverschilligheid aangaande gods-
dienstige beginselen, verslapping van zeden en aan-
geboren luiheid zijn de hoofd! rekken van hel karakter
der meesten. Het Heidendom heeft nog niet geheel
en al plaats gemaakt voor het Christendom, lndcbcr-
gen van Aekerban, nabij (iondar, wordt een volksstam
gevonden, die waarzeggerij uitoefent en de cactus-
plant aanbidt. Kr beslaat ook nog ecne scete van
Joden in Abyssiuic, wier leden den Messias verwaeli-
ten en de engelen om zijne komst bidden. Zij leven
op streng vrome wijze, vasten vijfmaal per week. sla-
pen slechts op bouten banken, slaan zich mei door-
nen. enz. Zij nemen uitwendig al de gebruiken der
anders moei zij en de kerk zelve op nieuw gewijd wor-
den. <)|> de ark rusl de heiligheid <ler kerk en van
het omringende kerkhof.
De «eredienst in de \\byssiuisclic kerk bestaat in
bet zingen van psalmen, hel lezen van stukken uit de
Schriften en van legenden der heiligen. Gebeden wor-
lii-ii aan de Maagd en aan de heiligen opgezonden,
maar voornamelijk wordt Maria met de hoogste titels,
zooais Schepper der wereld, vereerd. Elke bedelaar
spreekt den naam van den eenen of anderen der tal-
rijke heiligen uit, 1 en einde medelijden op te wekken.
De Abyssinische Christenen vieren den Joodschen
en den Christelijke» Sabbath, den laatsten van deze
noemen zij deugrooten Sabbath. Zij houden niet miu-
der dan honderd tachtig heilige dagen en feestdagen.
Ken van de voornaamste dezer is Kpiphania (drie-ko-
ningendag), bij gelegenheid van welk feest, op den 4de"
Januari), de priesters de arken van alle kerken in de
stad en hare omgeving naar een stroom brengen,waar
onder gezang en gejuich hel feest begint, en kleedereu
aa» de armen gegeven worden. Temiddernachttreedt
de priester bij het licht van toortsen in het water en
wijdt het. Dan ontdoen zich alle aanwezigen plotse-
ling van hunne kleedereu en dompelen zieh in het ge-
wijde water om Ie baden, en onder geschreeuw en ge-
druisch van allerlei soort eindigt het feest, liij gele-
genheid van een der feesten gaan duizenden op een
pelgrimstogt naar Dehra Libauos, en halen stof van
liet graf van den heilige, dat. zooais zij denken, ziekten
kan voorkomen of genezen. De Abvssinisehe kerk
houdt het vasten in zeer hooge eer als een middel tot
zaligmaking. De Woensdagen en Vrijdagen en alle
dagen, waarop het avondmaal gebruikt wordt, zijn
vastendagen, waarop zij alleen netels en droog brood
mogen eten. Voor de vromen zijn er eigenlijk twee
honderd vastendagen in hel jaar. waarvan echter hei
grootste gedeelte niet gehouden wordt, en er zonden
nog minder gehouden worden, als hunne begraving
in gewijde aarde niet afhing van de strikte inachtne-
ming van zulke dagen. \\ cel verdienste wordt gesteld
in hel geven van aalmoezen aan bedelaars, pelgrims,
monniken en priesters, en het aanbieden vangesehen-
ken aan kerken en kloosters voor hunnen opbouw en
hunne verfraaijing. Pelgrims worden zeer geëerbie-
digd, en hij, die een pelgrimstogt naar Jeruzalem ge-
daan heeft, wordt boven alle anderen alslieiligaaugc-
zien. zoodat zijn zegen door den man, die gelukkig
genoeg is denzelven te ontvangen, als van bijzondere
waarde en kracht wordt beschouwd.
Vele hijgeloovigheden heerseben in deze kerk, en
-ocr page 54-
K)
Christenen in acht, maar worden door liet volk als
.loden en toovenaars beschouwd.
Te midden van al het bederf, dat in de Assyrische
kerk heerscht, helderen de vooruitzigten voor dat
land blijkbaar op. De vertaling van den bijbel in hel
Amharisch en, voor een gedeelte, in bet ïigrésche
dialekt is eene groot e weldaad voor bet volk van
dat land. De Engelsche predikant Jowett heeft, vele
pogingen in liet werk gesteld, om de aandacht van
Britsche Christenen op de belangrijkheid van Abvs-
sinië als een veld ter bearbeiding voor zendelingente
vestigen. In IS.\'iO werd Samuel (iobal, die in liet In-
stitunt voor Zendelingen te Balsc was opgevoed, niet
den predikant Kugler uitgezonden om een zcndclings-
post in dal land te vestigen. De vroegtijdige dood van
zijn medearbeider in Adowa eu de staatkundige be-
roeringen, die er heerschten, noodzaakten den lieer
Gobat naar Europa terug te keeren. In 1834 werden
andere zendelingen uitgezonden, maar deze zagen
zieli wegens den verwarden toestand van liet land
niet in staat hunne zendingstaak te volvoeren. De
Roomsche kerk zond in lyiS een zendeling naai\'
Ahvssinië, en door middel van kuiperijen en listen
werd de verdrijving der Protestantsche zendelingen
verkregen. De Roomschen hoopten uu zeer eene
groote partij in de Abyssinisebe kerk ten gunste van
Home te kunnen vormen. ITuuuc hoop werd echter
spoedig teleurgesteld door de benoeming van cenlccr-
ling der Engelsche Protestantsche zending te Cairo
tol Abnna, die dadelijk al zijne pogingen in het
werk stelde om den Roomschen invloed in Tigré Ie
vernietigen. Toen begon er een strijd, die van dien
tijd af onafgebroken gevoerd is, tusschen deonafhan-
kelijke Abyssiuische kerkende Roomsche zendelin-
gen, terwijl Protestantsche zendelingen steeds met
bijna onoverkomelijke moeijelijkheden te strijden
hebben, die wij hopen, dat door den Goddelijken ze-
gen, door gebed en volharding eenmaal zullen worden
overwonnen, opdat eene Christelijke kerk, die sedert
de vierde eeuw bestaan heeft, ten laatste met eene
glansrijke uitstraling van Christelijk licht en Chris-
telijke kennis moge schijnen, en de Mohamedaan-
selie en lleidensehe duisternis moge doen ophouden,
waarin Afrika zoo lang gehuld is geweest.
ACACIANEN, eene seete die in de vierde eeuw
in de Christelijke kerk ontstond, en gewoonlijk
onder de Ariaausche secten gerangschikt wordt
(zie Aiuanismi\'s). De aanhangers dezer seete ont-
leenden bunnen naam aan Aeacins, bisschop van
Ctesarea, dien Hiéronymus onderde geleerdst e ui lieg-
gors der Schriften rangschikt, welke geloofde, dat de
Zoon gelijk was aan den Vader, maaralleen ten op-
zigte van zijnen wil. Eerst verklaarde bij zich voor
ecu Half-Ariaan, en daarna werd bij de stichter van
de seete der Homoeanen (zie Hom). Ten laatste werd
hij ecu Anoniü\'aau of zuivere Ariaan, en eindigde met
de ]STieienische geloofsbelijdenis te onderteekenen. —
De naam Acacianen werd ook in de vijfde eeuw gege-
vcn aan eene seete van de Eutychianen of Monophysie-
ten (zie Mox.i. Zij ontleenden hunnen naam aanAca-
oius, bisschop van Constantinopel. Om zoo mogelijk
een einde te maken aan de twisten, die zoo lang over
den Persoon van Christus bestaan hadden, en die den
vrede van kerk en staat verontrustten, bood keizer
Zeno in bel jaar 482 op raad van Acacius aan de
strijdende part ijen dat vcrzoeningsformulier aan, hei-
welk gewoonlijk bet Henoticon genoemd wordt. Dil
formulier, dat door de hoofden van de Monophysie-
lische partij was onderteekend, werd zoowel door
Acacius als door de meer gemagtigden van beide par-
tijen goedgekeurd, lu dil bekende decreet erkent
de keizer de geloofsbelijdenis van de eoncilién van
Xiciea en Constantinopel als de cenige vastgestelde
en erkende, en verklaart hij een ieder, die eene an-
dere zou willen invoeren, voor een vreemdeling
van de kerk. Deze geloofsbelijdenis, zegt hij, werd
aangenomen door dat concilie van Epbcsiis, dat
Nestorius veroordeelde, dien bij even als Eutyehes
voor een ketter houdt. Ilij erkent ook de twaalf
kapittelen van Cyrillus van Alexandrië voorgoed en
orthodox, verklaart Maria voor de moeder (Jods en
Jezus Christus bezitter van twee naturen, in eene van
welke hij van dezelfde stof was als de vader, en in de
andere nin dezelfde stuf als wij. Dit verzoenings-
1\'ormulier was berekend om de meer gemagtigden van
beide partijen met elkander te vereenigen. Paus
Felix III. viel echter Acacius, die bet Henoticon had
begunstigd en in werkelijkheid bijna geheel had op-
gesteld, als een verrader der waarheid aan, en sloot
hem uit van de kerkgemeenschap. Om dit gestrenge
gedrag jegens Acacius, die uu vele aanhangers had,
te reglvaardigen, beschuldigden Felix en zijne opvol-
gers Acacius van de Monophysieten te begunstigen.
Mosheim zegt echter, dat de ware grond van dezen
tegenstand der pausen was, dat Acacius door zijne
handelingen, hoewel niet, door woorden, de opper-
magl van den Roomschen Stoel ontkende, cu sterk
verlangde de regtsmagt van i\\vn zetel van Constau-
tiuopel uit te breiden en deszelfs aanzien te be-
vorderen. De Grieken verdedigden, zooals Mosheim
-ocr page 55-
ACADEMISTEN.
■I 1
zegt, ilc eer en het oordeel van hunnen bisschop te-
gen de lasteringen der Romeinen. Deze strijd werd
voortgezet tol de volgende eeuw, toen de volharding
der Romeinen zegevierde, en de namen van Acacius
en Petrus l\'ullo, een ander hoofd van de partij, uit
de heilige registers geschrapt en als het ware tot
eeuwige schande gedoemd werden. Zoo werd de Aca-
eiaansclie secte of partij, die niet alleen ten sterkste
bleef vasthouden aan de Nicamischcgeloofsbelijdenis
tegenover de dwalingen, welke in de leer ontstaan
waren, maar ook de opperheerschappij van den paus
onbewimpeld ontkende, tot een gewelddadig einde
gcbragl.
ACADEMISTEN, de naam die gewoonlijk gege-
ven wordt aan de volgelingen van Plato, den Griek-
sehen wijsgeer. Over het algemeen is men van gevoc-
len, dat zij dezen naam ontleend hebben aan Acade-
mia, een boschje in de nabijheid van Athene, dat aan
zekeren Academos toebehoorde en gunstig gelegen
was voor studie en philosophische overdenkingen.
De naam Academisten wordl gewoonlijk gegeven aan
drie verschillende scholen van wijsbegeerte: de eer-
\' ste, de middelste en de nieuwe Academie, die echter
! allen erkennen meer of min de meeningen van Plato
te zijn toegedaan: maar de eerste, die hei kortst na
.....
: zijn tijd ontstond, is ecne meer zuivere afspiegeling
van zijne bijzondere inzigten. Het eerste en gronddoel
in hel stelsel van dezen groolen denker is het najagen
van die wijsheid, welke hel absoluut bestaan ten
grondslag heeft. Hij beschouwde de stoffelijke wereld
als zamengcsteld uil twee beginselen, ideën en stol\',
en onze indrukken van uitwendige voorwerpen als
he\' voortbrengsel van beiden. De zie! heeft in zich
denkbeelden, die eopiën zijn van de eeuwige inodel-
len, welke in den (ioddelijkcn geest wonen, en deze
herinnert zij zich, naarmate zij meer van de onvol-
n aaklc eopiën buiten haar ziet. Hierdoor ontstaat.
een onderscheid tusschen de wereld, die door do
zinnen wordl waargenomen, en de wereld, die door
het verstand wordt onderscheiden. De zinnen stellen
ons onvolmaakte voorwerpen voor, die altijd veran-
deren, omdat zij altijd afwijken van de centrale en
eeuwige typen. Het verstand aan den anderen kant
bezit de afdrukken van die typen, die zeker en onver-
anderlijk zijn als de typen zelve. De eopiën wonen
in den nicnsehelijken, het oorspronkelijke of de mo-
dellen in den (Ioddelijkcn geest, liet eerste bestaan
is, volgens Plato, de oneindige geest; het tweede, de
Logos of geestelijke wereld van ideën; het derde, de
stof niet hare vatbaarheid, tot zekere grenzen, om
den stempel en indruk van die ideën te ontvangen,
en ten laatste, de ziel der wereld, aan die wereld ge-
geven, nadat zij overeenkomstig het model bestaande
in het Goddelijk verstand gevormd is. En gelijk de
ziel der wereld ontleend is aan den oneindigen geest,
zoo zijn iudividuëele zielen op hare beurt ontleend aan
de ziel der wereld, hetzij zij de geestelijke wezens
zijn, die de sterren besturen, of de zielen van wezens
meerder dan de mensch, die de hoogere gewesten be-
wonen, of ten laatste van de menschen zelve. De
deugd bestaat in het stelsel van 1\'lalo in de hoogst
mogelijke overeenkomst met de Godheid. Zijisvier-
voudig in hare natuur, omvattende wijsheid, ziels-
kracht, voorzigtighcid of matigheid en reglvaardig-
heid, welke alleen bereikt kunnen worden door ecne
losinakingvan de zinnen en ecne terugkeering tot liet
Goddelijk leven.
Plato\'s wijsbegeerte was een stelsel van hoog
idealismns en leidde natuurlijk, dooi- de onderge-
schiktheid waartoe zij de zinnen bragt, bij minder
i grootc denkers dan Plato, tot ecu stelsel van twijfel-
zucht. Van hier dat Arccsilaus, de sticht er der nieuwe
Academie, leerde, dat niets, wat het ook zijn moge,
niet zekerheid kou geweten worden, en dat twijfel het
gewest was, waarin de mensch bestemd was te leven.
\' /.nlk eeue meening werd door Plato niet gekoesterd.
Integendeel leerde hij als hel hoofdbeginsel van zijn
stelsel, dal een absoluten en onvoorwaardelijke!!
grond te vinden voor alles, wat betrekkelijk en aan
voorwaarden onderworpen is, het ware doel der wijs-
begeerte is.
In de eerste eeuwen van het Christendom werd de
Academische wijsbegeerte in zeer hooge achting ge-
houden, zelfs zoo zeer dat, terwijl Joseplius den bij-
bel tracht aan te geven als de bron der wijsbegeerte
van 1\'lalo, verscheidene kerkvaderen van meening
waren, dat de phrascologie van de schrijvers des
Nieuwen Testanicnts in sommige gevallen aan de
wijsbegeerte van Plato ontleend is. Algemeen is men
van oordeel, dat dit in het bijzonder het geval is met
den Logos of het Woord van den Apostel .lohanues,
eeue uitdrukking identisch met ecne, die ecne voor-
name plaais in hel Platonische stelsel inneemt, ilet
is niet te betwijfelen, dat, wat ook het geval niet de
Apostelen geweest is, de beschouwingen van dezen
diepzinuigeu wijsgeer veel invloed hebben uitge-
ocfeud op den stroom der gedachten van de eerste
Christen-schrijvers. En dat kou ook niet anders, want,
zooals Goethc opmerkt, als hij over Plato spreekt,
„Alles wat hij zeidc had betrekking op hel goede, bet
<;
-ocr page 56-
W\'DVII.
12                                                                 Al\'Ai\'OÏ\'ll -
begrijpen, dat bij aangesteld is om de kaarsen aan te
steken. lÜim-ham denkt zeer te regt, dal dil op niets
meer betrekking heeft dan lui aansteken der kaarsen,
wanneer men in de kerk bijeenkwam voor de l/trer-
nalis oratio
of liet avondgebed. Dit ambt is in de
latere Latijnsche of Roomsch-C\'atholieke kerk veran-
derd in dat van de ceroferarii cd\' waskaarsdragers,
wier dienst niets anders is dan de diakenen enz. met i
brandende waskaarsen in de hand voor te gaan.
AC\'CESSUS, eene vau de wijzen, waartoe men dik-
wijls zijne toevlugt neemt bij de verkiezing vanden
paus van Home. Wanneer alle kardinalen gestemd
hebben, onderzoekl men de stemmen, die op gedrukte
briefjes zijn ingeleverd, welke de kardinalen in i en
kelk steken, die op bet altaar der kapel staal, waarin
zij te zanicn zijn gekomen om een paus te verkiezen.
Indien bet aantal stemmen niet voldoende is, gaan
de kardinalen er toe over om den paus doormiddel
van aceesswz te kiezen. Volgeus deze wijze, die be-
stcind is om een beteren uitslag aan de stemming te
verzekeren, geven zij hunne stemmen op andere brief-
jes, waarop geschreven wordt ueredo Douiiuofiv., wan-
neer zij hunne slem bij die van ecu ander voegen, ol
accedu nemitii, wanneer zij bij hunne eerste stem blij-
ven volharden. Het gebruik van den necesxm schijnt
overgenomen Ie zijn van de oude wijze van stemmen
in den rtomeinschen senaat. Wanneer een senator
van de mcening eens anderen was, stond hij op en
ging naar den collega, wiens gevoelen hij deelde, /.ie
Kardinaal, Paus.
ACDAH, een naam door de afgodische Arabieren
aan eene soort van pijlen zonder ijzeren vederen ge-
geven, die voor waarzeggerij gebruikt werden. D\'Iler-
belot zegt dienaangaande bel volgende: „De oude
afgodische Arabiereu gebruikten eene soorl vau loten,
die loten voorgesteld door pijlen genoemd werden.
Deze pijlen waren zonder kop of vederen en drie in
getal. Op een vau dezelve was geschreven : ,. Beveel
mij, Heer;" op den tweeden: „Verbied of verhinder,
Heer." Op den derden stond niets. Wanneer nu iemand
aangaande eene handeling een besluit wenschto te
nemen, ging bij met een geschenk naar den waarzeg-
gerldic de voornaamste priestervan den tempel was),
welke ecu van zijne pijlen uit den zak haalde, en als de
pijl met „beveel" te voorschijn kwam, begon hij on-
middellijk aan de zaak; indie\'n die met bet verbod
uit den zak gehaald werd, stelde hij de uitvoeringvan
zijne onderneming een geheel jaar uit; wanneer de
onbeschreven pijl er uil kwam, mogl, hij nogmaals
trekken. De Arabieren raadpleegden deze pijlen bij
schoone en liet onveranderlijk ware." Geen wijsgeer,
helzij van oudere of nieuwere lijden. Iieefl meer be-
paaldelijk en voortdurend alle dingen in de schepping
aan een Almagtigen Schepper, en alle dingen in de
voorzienigheid aan een Alwijzen Beschikker tocgc-
schreven dan de voortreffelijke Plato.
ACAÏOTH, eene bijzondere plegtigheid, welke
door eenigc der nieuwere Joden in acht genomen
wordt. \\\\ anucer een .lood gestorven en de doodkist \\
toegenageld is, gaautien personen van de voornaam- |
ste betrekkingen en vrienden van den overledene, i
daartoe uitgekozen, zevenmaal rondom de doodkist, |
en zenden gedurende dien tijd hunne gebeden voor
zijne verhuisde ziel tot God op.
ACATIIVSTI.\'S (Gr. a, niet, hithidzem, nederzit-
ten), een lied door de Grieksche kerk ter eere van de
Maagd Maria gebruikt. Het draagt zijn naam, omdat
hel gezongen wordt, terwijl de gemeente niet zit maar
staat. De reden van de zamenstelling van dit lied is
vrij zonderling. Tijdens de regering van Heraclius
was {Ie slad (\'onstantinopel, die door de Perzen be-
legerd weril, in gevaar vau in de banden der vijanden J
te vallen, toen de patriarch Sergius, die in zijne armen
een beeld vau de Maagd droeg en door eene grootc J
volksnienigte vergezeld was, gebeden tol God opzond
ten behoeve der slad, waarop Heraclius eeneaanzien-
lijke overwinning op zijne vijanden behaalde. Men
zegt ook, dat hetzelfde gebeurd is ten tijde \\an Con-
stantijn Pogonatus en Leo Isaurus. Daarom werd
bepaald, dat eiken vijlden Zondag in de Vasten een
lied aan de Maagd gezongen zou worden.
Al CA LAKENT1A, eene mythische vrouw, die
in de legenden van de geschiedenis der oude lioniei-
neu voorkomt. Volgens ecnige verhalen was zij de
vrouw van den herder Faustiiliis en de voedster van
Koniiiliis en Kennis, nadat zij vau de wolvin weggc-
noinen waren. Anderen stellen haar voor als geleefd j
hebbende gedurende de regering van Aneus Martius, !
die een feest te harer eere instelde, dat de Larbxtalia
(zie Lak.) geheeten werd, waarop aan de Laren of
huisgoden geofferd werd.
ACCENSORI1 of A.VNsi\'i\'.Ki\'.iis, een naam som-
tijds gegeven aan de Acolutiikn (zie Acol.) in de
oude Latijnsche kerk, omdat een van de pligten van j
liet ambt, waartoe zij gewijd waren, was de kaarsen
in de kerk aan te steken. Daarom wordt in iWn canon ,
van wijding door het vierde concilie van f\'arthago
aangenomen, uitdrukkelijk vermeld, dat een acoluth
bij zijne wijding een kandelaar met eene waskaars er
oj) van den aartsdiaken zal ontvangen, opdat bij moge
-ocr page 57-
At\'KI\'ll.VU — ACHERl SlA.                                                            13
alles wal zij deden, voornamelijk bij bel ondernemen
vankrijgstogten." l!ij de/e opmerkingen mag nog ge- .
voegd worden, dal waarzeggerij door pijlen ook door
de Arabieren gebezigd werd bij huwelijken, bij bel
besnijden liuuiicr kinderen en bet aangaan cener reis.
Deze soorl van waarzeggerij wordt uitdrukkelijk in
den Koran verboden. Wij \\ inden eeue zinspeling op
hetzelfde gebruik in Kzechiël \\\\1 : -\'1 : „Want
de koning van babel zal aau de wegscheiding staan,
aan bel hoofd van de twee wegen, om waarzegging
ie gebruiken; hij z«l zijm1 jiijleu slijpen; bij za! de
terafim vragen, hij zal de lever bezien.\' Zie \\\\ vvu-
z 1:001. nu.
A( KI\'llAKI, een woord in de kerkgesehiedeuis
gebruikt voor die bisschoppen, die niet stonden onder
bel gezag en de tegtsiuagl van hunnen ordinarius of
patriarch. Hel was een naam, die vooral gegeven werd
aan ccuc secte van de Eutychiancu of Monophysieteu
in de vijfde eeuw. Teen Petrus Moggus, bisschop van
Alcxandrië, zijne goedkeuring gal\'aan hel lleiioticon
of verzoeuiugsformulier door keizer Zeno voorgesteld,
vormden diegenen, welke lui Hcnoticon vcrwierpeu,
zich nu eeue nieuwe purtij, welke die der Accpbali
gi uoenul werd, omdat zij van haar hoofd of aanvoerder
beroofd was. Deze partij ontstond in bel jaar IV.\'.
Na liet concilie vau Chaleedouië weken de Kulvrhia- \'
ncn trapsgewijze al\' vau de bijzondere inzigteii van
Eu tyches.cn daarom verw ierpenzij den naam van Euty-
chiancu om den meer jiiislrn vau Monophysieteu aan
Ie nemen, die hunne kenmerkende leerstelling aau-
duiddc, dal de iwee naturen van Christus zoodanig
verecnigd waren, dal zij er maar ccuc vormden. Toen
een gedeelte nu ook Petrus -Moggus afviel, nadat de
grheelc partij reeds lang Eutyches als baar leider
verloochend had, waren zij niet regt Acephuli, zouder
hoofd. De naam werd eindelijk toegepast op allen,
die weigerden de besluiten van het concilie van Chal-
ccdouië aan te nemen. In de zesde eeuw werd keizer
Justiniauus door Theodorus van Cawarea overge-
liaald Ie gelooven, dal de Acephali tot de kerk zouden
terugkeereu, mits zekere schadelijke geschriften guu-
slig voor de Ncstoriaanschc ketterij veroordeeld wcr-
dcn. In ■> I I vaardigde daarom de keizer ecu decreet
uit, dat gewoonlijk de Justiniaanschegeloofsbelijde-
uis genoemd wordt en verklaart, dal hel (.\'ailudieke
geloof zoodanig is, als lui door de vier eerste algc-
n,ei ue kerkvergaderingen, die van Xictea, Constauti-
nopcl, Ephesus en Chaleedouië, is vastgesteld, eu de
daarmede iu strijd zijnde dwalingeu veroordeelt. Drie
punten of onderwerpen werden door Justiniauus ver- j
oordecld: l1\'. i)e persoon en geschriften van Theodo-
rtis vau Mopsuestia, die volgens het decreet ecu ketter
euNestoriaau was; -". L)egeschriften vau Theodorus,
bisschop van Cyprus, in zoo verre zij bei Xcstoriauis-
mus begunstigden, of tegen (\'yrillus vau Alexandrië
en diens twaalf aualhceuicn gcrigt waren; IJ". Keu
zendbrief, die naar men zegt door Ibas, bisschop vau
Edcssa, aan zekeren Maris, een Pers, geschreven is,
waarin (\'yrillus en bel eerste concilie van Kphesus vcr-
oordeeld, en de zaak van !Nestorius begunstigd wordt.
\\ eel eu bev igc tegenstand ontstond tegen dil decreet,
maar Justiniauus bad besloten Ie volbarden, en hij
veroordeelde de drie punten nogmaals door eennieuw
edicl in bet jaar 551. De zaak werd ten laatste naar
een algemeen concilie verwezen, dat teC\'onstautinopcl
in .\').).\'; bijeenkwam, en gewoonlijk bei vijfde algeniecne
concilie genoemd wordt. Op deze kerkvergadering
werd de geloofsbelijdenis van Justiniauus iu hoofd-
zaak bekrachtigd, maar er waren vau de Westersche
bisschoppen sleehls weinige tegenwoordig, eu velen
van ben, die lei niet eens waren mei hare besluiten,
dreven hun tegenstand zoo verre, dal zij zich van den
bisschop v an Rome afscheidden.\'Zie MoNOlilYslETEN.
ACKSI I\'S, een naam gegeven aan den llcidcnschen
god Apolio, daar bij de afwender des kwaads was.
< )nder dezen naam werd bij in Klis aangebeden, waar
bij een prachtigeu tempel bad. Zie Al\'OLLO.
ACHELOUS, de god die de rivier Achelous be-
stuurde, welke voor ecuc van de grootste en oudste
rivieren van Griekenland gehouden werd. Van de
vroegste lijden af werd hij door geheel Griekenland
beschouwd als ccuc grootc godheid, en iu gebedenen
bij eeden en offeranden aangeroepen. Zeus van Dodona
voegde gewoonlijk bij elke godspraak die bij gal\', het
bevel om aan Achelous te gaan offeren. Hij werd als
de bron vau alle voedsel beschouwd.
ACH K KO.N , eeue der v ier hoofdrif iereu, die vol-
geus de Ileidcnsche godenleer der Grieken en Roinei-
neu door de onderwereld liepen. Hel denkbeeld kan
ontstaan zijn uit de omstandigheid, dateene rivier vau
dien naam in Kpirus gevonden werd, ecu land, dal de
oude Grieken voor bel einde der wereld iu bel Westen
hielden, en daarom als dvn ingang van de onder-
wereld beschouw den. Homerus beschrijft baar als
eeue rivier van liades, eu Virgilius als de voor-
naainstc rivier vau den ïartarus. Katere schrijvers
gebruiken het woerd Acheron om de onderwereld iu
het algemeen aan Ie duiden.
At \'I IKK l.\'SI A. een meer in Kpirus, waardoor de
Acheron vloeide, dat beschouwd werd als tot de
-ocr page 58-
11                                               ACH IX — ACOLUTttKX OF ACOLYTEX.
onderwereld der Heidencu te beliooren. De Ouden
meenden, dal versclieideue auderc meeren, die den-
zelfden naam droegen, ook duur het rijk der schimmen
gingen; onder ile/.e was er een nabij Mcmphis in
Egypte, waarhencn de Ëgyptenarcn gewoon waren
liunne lijken te brengen , ten einde in de graven voor
deze opgerigt uedergclegd te worden.
ACH IX, een god door de Adighé, ren stam ouder
de nieuwere C\'ircassiérs, aangebeden. Men beschouwt
hem als den goil van het hoornvee, en hij is zoo popu-
lair onder zijne slagtoffere, dat de koe hem aangebo-
den uil eigene aandrift hare gezellinnen verlaat, met
de kalme begeerte en het kalme voornemen oui zoo
eervol geofferd te worden.
AC 11 TA KI KL, een van de drie dienstdoende enge-
leu, die volgens de rabbijnschc overleveringen in den
heniel bezig /.ijn me! het weven of maken van guir-
landcs uil de gebeden der Israëlieten in de Hebreeuvv-
sche taal.
ACtEMETEX, eene orde van monniken door zeke-
ren Alexander in hel begin, ofzooals Barouius zegt,
tegen het midden van de vijfde eeuw ingesteld eu on-
der de bescherming van Genuadius, bisschop \\ an Con-
stantinopel, geplaatst. Zij werden Acoemetcn of slapc-
loozen genoemd, omdat zij hunne godsdienstoefening
zoo inrigtten, dat die nooit door dag of nacht werd
afgebroken, daar de ceue klasse der broedereu de
andere aanhoudend opvolgde. De vroomheid dezer wa-
kers was oorzaak, dat zij inhoogc verceringgehouden
werden, en vele kloosters werden voor hun gebruik
gebouwd. Ken dezer werd opgerigt door Studius, een
..           .
rijk Romeinsch edelman, en naar hem werden demon-
niken, die dat gebouw bewoonden, Studicten genoemd.
Dit is waarschijnlijk hel eerste voorbeeld, dat ïnouni-
ken den naam aannamen van den stichter eens kloos-
ters. Deze monnikenorde kantte zich in 184 aan te-
gen Acacius, patriarch van Constantinopel, toen deze
het Hcnoticon ondersteunde, en verviel in de zesde
eeuw zelve tot de Xestoriaanschc ketterij, waarom zij
in 532 door keizer Justinianus en paus Johanues II.
veroordeeld werd. liet gebruik van dag en nacht te
bidden is waarschijnlijk gegrondvest op eeue let-
terlijkc opvatting van de Apostolische vermaning,
l.Tluss. V: 17: „Bidt zonder ophouden."
ACOLUTI1EX of Acolytex, eene orde van
ambtsbeklecders in de Latijnschc kerk. Verscheidene
Roomsche schrijvers, in het bijzonder liarouius en
liellannimis, zeggen, dat deze en de andere lagere
orden van geestelijken door de Apostelen ingesteld
weiden. De meeste ttoomsch-Oatholieke en Protes-
tantsehc godgeleerden beweren echter, dat de acolu-
then vóór de derde eeuw onbekend waren. C\'yprianus,
die in het midden dier eeuw schreef, eu Cornelius,
zijn tijdgenoot, vermelden hen uitdrukkelijk niet
name. In de Griekschc kerk waren zij tot aan de
vijfde eeuw onbekend. Het vierde eoueilic van Car-
thago bepaalt de wijze huuner wijding, en verklaart
in het korl den aard van hun ambt. De canon, die
overdil onderwerp handelt, is als volgl : „Wanneer
een acoluth gewijd wordt, zal de bisschop hem zeggen,
hoe hij zieh iu zijn ambt moet gedragen; eu hij zal
een kandelaar mei eeue waskaars er op vau denaarts-
diaken ontvangen, opdat hij moge begrijpen, dat hij
aangesteld is om de kaarsen der kerk aan te steken.
Hij zal ook eene ledige kruik ontvangen om wijn aan
te brengen voor het heilig avondmaal of het bloed van
Christus."\' De acolutheu werden niel gevt ijd door op-
leggiug dei handen, maaralleen door aanstelling door
den bisschop. Kenigen denken, dal zij crue andere
diensl te vervullen hadden, en wel die van den bisschop
te vergezellen en te bedienen, waar hij 01 k heenging,
eu dat zij daarom acolutheu of volgelingen gcheeten
werden. Kr zijn er ook, die veronderstellen, dat zij
hunnen naam kregen, omdat zij verpligt waren hij
begravenissen dienst Ie doen in het gezelschap van
de caauniae en aacctt\'ue. /.ij kregen ook den naam
ven AcxKNsojtii (zie Ace.) of aanstekers. In de kerk
van Home wordt tegenwoordig hel ambt van acoluth
gewoonlijk bekleed door jongens, en is het eigenlijk
eene knechtsbetrekking. Deze jongens zijn uit den
leckenstaud en worden in de kerken in Xederland
Misdienaars genoemd. De wijding tot acoluth bestaat
echter nog, bij welke wijding de bisschop, na den
acoluth eene waskaars en eeue ledige kruik gegeven
Ie hebbeu, de volgende vermaning tot hein rigt :
„Overweeg, zeer waarde zoon, uu gij het ambt van
acoluth hebt aanvaardt, wal gij aanvaardt. Het is de
dienst van den acoluth den kandelaar te dragen, de
lichten der kerk aan te steken, aan wijn eu water bij
bet nacht maal aan ie brengen. Tracht daarom uw ambt
waardiglijk te vervullen.... Laat uw licht zoodanig
schijnen voor de inenschen, dal zij uwc goede werken
mogen zien, en uwen Vader verheerlijken, die in den
hemel is,\'\' enz. De gebeden en voorschriften voorden
acoluth beslaan Ie zanieii drie bladzijden \\an liet
Pontificale Romauiim. Te Home zijn de acolutheu in
drie klassen verdeeld: 1". De palatines, die den paus
bedienen; 2". De n/ndotKirii, die in de kerk dienst
doen; 3°. Deregiouarii, die iu verschillende deelen der
stad liun dienstwerk verrigten, eene soort van boden.
-ocr page 59-
ACHOli — ADAM
(WETGEVIXG AAN)                                                15
liiigen, zoowel als bel gezag van Rome, werd bij door
Bonifacius als openbaar ketter en lasteraar van (iod
en liet Catholiekc geloof aangeklaagd, en in 7bi
door paus Zacharias op een concilie, dal te Kome
bijeengekomen was, veroordeeld. Hij schijut in de
gevangenis gestorven te zijn. Zijne volgelingen ver-
eeidcn bein leeg. Hij wvrd eebier beschuldigd van |
een zendbrief opgesteld te hebben, van welken bij
zcidc, dat Jezus Christus de schrijver was, en dat bij
uit den Hemel te Jeruzalem was ucdergevallcn, waar
de aartsengel Michael hem nabij de poort vau Kpbrniin
gevonden had. Semlcr uist. en niet zonder waar-
°.....                    .
schijulijkheid, dat deze brief geschreven werd door
de vijanden van Adalbert, en door deze aan hem werd
toegeschreven om zijn goeden naam te bezwalkeu.
(icnoeg kan verzameld worden uil de vertoogen. die.
Bonifacius betreffende dezen merkwaardigcu man
maakte, om ons te overtuigen, dat zijne voornaamste
misdaad bestond in bet weerstaan van de pauselijke
heerschappij, daar legen hem aangevoerd werd, dat
bij er velen loc leidde om de bisschoppen Ie verach-
teu en di\' oude kerken Ie verlaten.
ADAM (Wetgeving aax). De oorspronkelijke
vorm van godsdieusl was natuurlijk die, welke inde
dagen van Adam, den oorsprong van bet nicnschclijk
geslacht, bestond. In een staat vau volkomene on-
schuld en zuiverheid geschapen, genoot bij de dade-
lijkc en onmiddellijke gemeenschap met (Iod. liet is
mocijelijk voor den menscb in zijn gevallen staat een
juist denkbeeld te vormen van de godsdienst ol\'gods-
dicuslocfeniug van een niet gevallen schepsel. De
ziel, bet hart, alles was gewoonlijk tot God gerigt. De
godsdienst was in zulk geval strikt geestelijk; vormen
: waren te naauwernood noodig. Maar de bijbel geeft
ons den indruk, dat (iod niet Adam handelde uiet als
met een enkel nienseb, maar als me! den vertegen-
woordiger cu bet hoofd van dal geslacht, dal uit hem
zou voortkomen. Volkomeue gehoorzaamheid aan den
wil vau het Goddelijk Wezen werd van hem gevraagd,
niet enkel als een individucel schepsel, dal veranl-
woordclijk was voor zijne eigene daden, maar als bet
I leenroerig hoofd van een geheel geslacht. Het leven iu
; den hoogsten en zuiversten zin, bet leven der ziel zoo-
\' wel als des ligchaams, het leven niet beperkt tot cenige
I weinige jaren, maar uitgestrekt over de cindelooze j
eeuwen der eeuwigheid, en wat meer zegt, niet alleen j
zijn eigen leven, maar bel leven van bet gcbccle ineu-
; sehengcslaebt hing af van zijne gehoorzaamheid aan
: den Goddelijkeu wil. verligchamelijkl in ren enkel
voorschrift: „Doe dit, cu gij zult leven; laat dit ua, \'
ACROB, het opperhoofd der engelen volgens de
godsdienst der Gaujehek of Gebeuex. Zie ald.
ACROSTICHON, ecu vorm van verzen bij de
Hebreen, welke uit twee en twintig regels of cou-
plcttcn bestaan, overeenkomstig hut aantal letters in
bel Uebreeuwsckc alphabct, terwijl elke regel of elk
couplet met ecne letter volgens de orde van dat al-
phabct begint. Er zijn twaalf gezangen vandezesoort
in bet Oude Testament. De bonden! negentiende
psalm is er bet merkwaardigste voorbeeld van. Au-
guslimis schreef in de vijfde eeuw Latijnsehe verzen
van deze soort, welke A, 1!, Gezaxoes genoemd wei-
den. Zie A, IJ, Gi:z.
AD, volgens de Mohamcdaaiisclic overlevering
de vader van een van de vier stammen of natiën
van de oorspronkelijke of oude Arabieren. Men
zegt, dal J1 ij de zoon geweest is vau den bijbel-
sebcii Lr, den zoon van Arain, dcu zoon van Sem,
den zoon van Nuuch. Bij de verwarring der spraken
ging Ad naar het zuidelijk gedeelte van Arabic, lla-
dramaut gehceten. Wanneer de Arabieren vau iets
spreken, dat reeds lang geleden gebeurd is, maken
zij gebruik van de spreekwoordelijke uitdrukking:
„Dat was in de tijden van Ad."
ADAI!, wat Mobamed eens of tweemaal gedaan
beeft en daarom wettiglijk door zijne volgelingen ge-
daan kan worden.
ADAI), een Heidcnsch god \\ au de oude Assvriërs,
die de zou voorstelde. De naam beteckende in kunne
taal één. liij werd gewoonlijk geschilderd met stra-
leu, die naar de aarde schoten, aldus aanduidende,
dat de aarde hare vruchtbaarheid aan de warmte der
zonnestralen verschuldigd was. Eenigcn zijn vau mec-
ning, dat de. ware naam vau dezen god lladad was,
en dat hij dezelfde is als de Benhadad vau den bijbel,
de tweede van dien naam, die volgeus Josephus na
zijn dood vergooi! werd. Andereu veronderstellen, dat
de profeet Jesaja op deze aanbidding der zou ver-
wijst onder den naam van Aeliad, welke naam in bet
Hebrccuwscb één alleen beteckent. De vrouw vau
Adad heette Adakgvris. Zie Adaugïhis.
ADALBERTYNEN, cene Christcn-seetc, die in
de achtste eeuw ontstond, en baren oorsprong en naam
aan Adalbert, een Franschman, ontleende, die de
wijding als bisschop verkreeg tegen den wil van
Bonifacius, aan wien somtijds, wegens zijn ijver in
liet uitbreiden van het Christendom, de naam van
Apostel van Duitsclilaiid gegeven wordt. Het voor-
naamste tooucel vanAdalberts arbeid was Frauconia.
Wegens zijne aankant ing tegen vele van de leerstel-
-ocr page 60-
AÜAMIETEN.
in
onbeteekenend de inhoud van dat voorschrift was, hoe
heter het geschikt was om eene beproeving te zijn.
Hoe minder de verzoeking voor de hand lag, hoe
grooler hij gevolg de zonde. Zulk een boom dan was
wel geschikt om tol hel voorgenomen doel te dienen,
llij kon de overeenkomst, van den eersten mensch mei
den wil van God en zijne genieting van het leven
Gods bezegelen en bekrachtigen, of aan den anderen
kant zijne zonde en zijn dood veroorzaken.
Hoe lang Adam gehoorzaam bleef aan de wet van
God wordt ons niet gemeld, maar in ecu ongelukkig
uur leende hij een te gereed oor aan de ingevingen
van den veizoeker, en onder hel misnoegen van zijnen
God gevallen, hield de oorspronkelijke wetgeving op.
De godsdienst en vereering der onsehuid maakten
plaats voor de godsdienst en vereering van ecu gcval-
lcnsehepsel, niet hetwelk God moest handelen, als llij
handelt, op eene geheel andere wijze, zeer veisehil-
lende van die, welke zijne eerste gemeenschap niet
den mensch kenmerkte.
ADAM IETEN, eeneseete van Christenen, die in de
tweede eeuw ontstond. Zij ontleenden hunnen naam
aan de leer, die zij onderwezen, dat sedert den dood
van Christus, zijne volgelingen even onschuldig wa-
reii als Adam vóór diens val. Daarom, zegt Epipha-
niits, waren zij bij hunne godsdienstoefeningen on-
gekleed. Zij noemden hunne kerk het Purudij»,
het paradijs door God aan de rcglvaardigen beloofd.
Zij geloofden, dat kleeileren het teeken der zonde
zijn, eu daarom niet gedragen moeten worden door
diegenen, die door Christus van de zonde verlost zijn.
Zij meenden,dat huwelijken onder Christenen onwet-
tig waren, omdat, zooals zij zeiden, er geene huwc-
lijken geweest zouden zijn, als Adam niet gezondigd
had. De verhalen van oude schrijvers over deze seete
zijn zeer niet elkander in strijd, en eenige der nieu-
were zijn zelfs zoo ver gegaan van te beweren, dat
zulk eene seete nooit bestond. Zoowel Epiphauius als
Augustimis beschrijven deze zonderlinge seete zeer
uitvoerig. Zij werd gesticht door 1\'rodicus, die
lol. de Carpocratianen, eene der Gnostische secten,
behoorde. Zeker is hel, dat geen schrijver vóór Epi-
phanius van zulk eene seete ooit melding beeft ge-
maakt. .Maar als het beweren, dat er Adamicleu in
de tweede eeuw bestonden, aan twijfel onderhevig is,
een onbetwistbaar feil is hel, dat er in de twaalfde
eeuw eene seete van deze soort bestond, aan het
hoofd waarvan zekere Taudamus was, die gedurende
de regering van keizer Hendrik V. zijne dwalingen
te Antwerpen verbreidde. Deze ketter had een groot
en gij zult tien dood sterven." Dat was de inhoud van
de oorspronkelijke wet, waaronder Adam in den be-
ginne geplaatst werd. Zelfs hij hel allereerste begin
der wereldgeschiedenis moest de mensch zijne afhau-
kelijkheid gevoelen en zijne verantwoordelijkheid
erkennen. Hij stond onder de wet en moest reken-
schap geven aan den Wetgever.
.Maar de uel van den liefderijken Schepper zelve
was ceue uitdrukking van diens liefde. Zij gingver-
gezeld van beloften en straffen; beloften ingeval van
gehoorzaamheid, straffen in geval van ougehoorzaam-
heid. En deze werden voor den inensch, een zinnelijk
wezen, in een vorm gebragt, die door de zinnen be-
grepen kun worden. De boom des levens in het para-
ilijs vees de belofte, en de boom der kouiis.se des
goeds en des kwaads de voorwaarde aan, waar-
van de belofte en de straf afhingen. De boom des
levens stelde klaarblijkelijk dal eeuwige leven voor,
dal eerst hel deel des meuschen was, en in Jezus
Christus wederom zijn deel geworden is. llij wordt
daarom zoowel iu het paradijs, dat verloren «as, als
in lul paradijs, dal herwonnen is, gevonden. In
Opeub. II : / zegl de (leest lol de gemeenten: „Die
overwint, ik zal hein geven te eten van den boom des
levens, die in hel midden van hel paradijs Gods is;"—
liet paradijs, dal ten laatste eene stad geworden is
voor de menigte der verlosten om in te wonen. (Zie
ook Opcnb. XXII : 2, 1 I.) Door middel van dezen
boom weid de mensch aanhoudend herinnerd aan
zijne afhankelijkheid. In ziel] zelven had hij geen
leven, maar hij ontving het elk oogenblik op nieuw
van Hem, in wien alleen het leven is. En van deze
aanhoudende ontvangst van hel leven was zijn aan-
houdeudgebruik van den boomdeslevens een blijvend
symbool. Wederom wordt hij herinnerd aan hel geen
;ij//evcvpligting in het verbond is, aan de voorwaarden,
waarop liij de gunst zijns Gods geniet, welke zijn leven
is. De noodlottige boom is voor hent, zelfs vóór zijn
val, iu zekeren zin de boom der kennisse des goeds
en des kwaads. Hij is een blijvend gedenkteekeu van
de werkelijkheid des onderscheids. Hij geeft de mo-
gelijkhcid van hel kwaad — van de ougehoorzaam-
heid — Ie kennen, hetwelk anders, bij de afwezigheid
van alle verzoeking, niet zou kunnen plaats hebben.
En zoo is liij eene beproeving en een teeken van zijne
onderwerping aan den wil zijns Makers. En dit inid-
del wasuitnemend geschikt 0111 tot beproeving van zijne
gehoorzaamheid te dienen. Als hij beproefd moest wor-
den, dan kon hel in het paradijs wel niet anderszijn dan
door middel van een stellig voorschrift. En hoe meer
-ocr page 61-
ADAM KADMOX — ADD1TA.                                                         17
aantal volgelingen. De sccte bestond echter niet lang
na zijn dood, maar eene andere dergelijke verscheen
onder den naam van Tuhltjpins in Savoyc en Bau-
pliiné, wier aanhangers op hel midden \\an den dag
do zedcloosste handelingen verrigtten.
Omstreeks het begin der vijftiende eeuw leerde een
zekere l\'ieard, een inboorling van Vlaanderen, mee-
ningen, die overeenkomen met die, welke men aan
de Adamicten heef! toegeschreven, l\'ieard gaf voor,
da\' hij als een nieuwe Adam in de wereld was gezon-
den om de wet der natuur te herstellen. Deze seete,
die hare godsdienstige bijeenkomsten in den nacht
hield, vond conigo aanhangers in l\'olcu, de Nedcr-
landen en Engeland. .Men zegt, dat in I5S1 cenig
Adamicten in de Nederlanden ontdekt werden. Zie
BEGHAKnEX, Pl(\'ARDEN.
ADAM KADMON, de naam van eene eerste p.ina-
natie in de cabbalistische wijsbegeerte der .Inden,
welke beschouwd wordt Ie /.elfder tijd liet beeld van
God en de tv|ni van den mensch Ie zijn. en waaruit
afnemende stadiën van emanatiën, SEl\'lliROTifEX gc-
heeten, voortkomen. Zie Oabbala.
A DAR, de twaalfde maand van liet godsdienstige en
de zesde van liet burgerlijke jaar bij de Hebreen. Zij
heeft slechts negen en twintig dagen en komt overeen
met een gedeelte van onze maanden februarij en
Maart. Op dm derden dag van Adar werd het ge-
bouw van den tweeden tempel te Jeruzalem voltooid,
en met groote plcgtigheid ingewijd. Ken vasten ter
nagedachtenis van den dood vanMozes wordt door de
Joden op den zevenden dag dezer maand gehouden.
())> den dertiendeu liouden zij wat liet tësthers vasten
genoemd wordt, en op den veertienden vieren zij liet
Purimfeest, ter herinnering van de verlossing der
,loden van Jlainans wreede voornemens. Op den vijf
en twintigsten wordt ecu feest gevierd ter nagedach-
tenis van .lojaeliiu, koning van Juda, die door Evil-
merodach, koning van Babel, boven andere koningen,
die aan zijn hof waren, gesteld werd. Daar het
maandjaar, dat door de .loden iu hunne lierekeniu-
geu gevolgd is, elf dagen korter is dan het zonnejaar.
en daar deze dagen bij liet einde van driejaareene
maand bedragen, zoo wordt er dan eene aanvullings-
maaud tusschen gevoegd, die zij Veadar of tweeden
Adar noemen, ru welke uit, negen en twintig dagen
beslaat.
ADARGYRIS, de vrouw van den llcidensclieiigod
Adad (zie Adaii), welke gewoonlijk voorgesteld werd
mei stralen, il ie naar boven schieten, dus aanduidende,
dat zij, die de aarde voorstelde, om al hare vrucht-
baarheid en voortbrengingskracht naar de zou inde
hemelen opzag.
ADDKl\'llAGTA, eene Ileidensclic godin, die de
gulzigheid voorstelde. Zij had op Sicilië ecu tcm-
pel, waarin zich een standbeeld van (,\'oros bevond.
ADDI l>, de uagtige Vader, een naam door de Fili-
slijncn aan den waren God gegeven, omdat hij de
Ëgyptenareu niet, plagen bezocht had.
ADI\'1, een afgod des Hindoes, die mei vier armen
afgebeeld wordt.
ADELIAH, de naam dien de volgelingen van Ali
(zie Ali) bij de Mohamedauen zich zclven geven. Het
woord betcekenl iu het Arabisch eigenlijk, de seete
van den [{egt vaardige, maar de andere Mohamedauen
noemen hen Schiiah, de sccte van den ()pgestanc. Zie
Sciiiïi: TEN\'.
A DE( ).\\ A, eene godin door de oude Romeinen als
eene hunner mindere godheden aangebeden. Augus-
tinus zegt, dat zij het volk in staat stelde te gaan,
daarom werd zij ingeroepen bij het op reis gaan en
naar buis terugkeeron.
ADKSSKXARIAXKX, van mleuxe, tegenwoordig
zijn, een naam bij de Hervoriniiig aan de volgelingen
van Luther gegeven, die, terwijl zij de leer der trans-
substaulialic verwierpen, niettemin geloofden aan
de letterlijke en werkelijke tegenwoordigheid van
Christus in de elementen van hel avondmaal. Zij
kregen ook den naam van impiwiturex\'. De Adesse-
iiarianeu waren liet onderling verre van eens over
de wijze der werkelijke tegenwoordigheid, daar
eenige overtuigd waren, dat liet ligchaam van C\'hris-
tus iu liet brood is; andere, dat het om het brood is;
wederom andere, dat hel „iel liet brood is; en nog
andere, dal tiet onder liet brood is. ZieLuTHERSCHEN,
Sacramextistex.
ADIIKM, een van de oudste Mohamcdaauschc
quiëtisten, die, naar men zegt, in een zijner visioenen
het hooge voorregl heeft gehad van zijn naam door
een engel te laten schrijven onder diegenen, die God
liefhebben. „De hel," zeide hij, „was te verkiezen
met den wil van God, boven den hemel zonder dien."
„Ik zou liever," was eene gewone uitdrukking van
hem, „ik zou liever naar de hel gaan, doende dvn wil
van God, dan naar den hemel gaan en hem onge-
hoorzaam zijn." Zulke buitengewone bekentenissen
worden niet zelden afgelegd door Mohaniedaansche
geheimweters, ten einde hun hoogen eerbied voorliet
; Goddelijk wezen aau den dag te leggen. Zie Mystici.
ADIIIIA, ecu feest bij de Mohamedauen, dat op
j den tienden dag van de heilige niaand Dhoulhagiat,
-ocr page 62-
4S                                                              adiap
de maand der Pclgrimstogt, gevierd wordt. De Tur-
keu noemen dil fecsl hel Groote Bkiram, onder
welk artikel de ceremoniën, die deszelfs viering ver-
gezellen, in lici bijzonder beschreven zullen worden.
ADIAPHORISTEN (ür. attinphora, oucenehil-
lig),
een uaam in de zestiende eeuw aan Melanthon
en diens medearbeiders gegeven, welke aanhangers
waren \\au hel l,iir,-i„i van Leipzig, waarin het begin-
sel is nedergclegd, dat in onverschillige zaken de wil
van den keizer kon worden gehoorzaamd. Dil gafaan-
lciding tot den bekenden adiaphoristischen twist over
de zaken in de godsdienst of er mede verbonden, die
als onverschillig konden worden beschouwd. De om-
standighcden waardoor deze Iwist, diede hervormde
kerken gedurende vele jaren schokte, ontstond, zullen
wij kortelijk uiteen zetten. Karel V., keizer van
Dnitschland, die de godsdienstige verdeeldheden,
waardoor zijn land ten tijde der Hervorming veront-
riist werd, zoo mogelijk weiisehte ten einde te bren-
gen, liet door drie godgeleerden van erkende be-
kwaamheid en geleerdheid eene dogmatiek zamcustcl-
len. waaraan zoowel de Protestant als de Roomsch-
(\'atlioliek zieli houden kon, totdat een behoorlijk
concilie bijeen kon komen. Dit document, dal slechts
eene lijdelijke dienst zon doen, ontving vervolgens
den naam van het Interim. .Nadat liet zorgvuldig op-
gemaakt was ten einde beide partijen ie believen,
werd het den landdag aangeboden, en toen deze zijne
goedkeuring gaf door ten minste eene stilzwijgende
toestemming in deszelfs bepaling) n. gaf de keizer be-
vel, dal het in de Duitscbe en in de Latijnsehc taal zou
worden uitgevaardigd, en was hij besloten om t<>i <le
inachtneming er van als een decreet van hel rijk te
dwingen. Robertson beschrijft in zijne Geschiedenis
van karel V. de gevoelens der beide partijen bij des-
zelfs afkondiging aldus: — „De Protestanten vcr-
oordccldcn het als een stelsel, dat de grofste dwalin-
arender Koomscbc kerk bevatte, metzoowcinig kunst
vermomd, dat het slechts de onwetendsten konbedrie-
gen, of diegeneu welke, door vrijwillig hunne ontren
te sluiten, de bedriegerij begunstigden. DcRoomsch-
gezinden voeren er tegen uil als legen ecu werk,
waarin eenige leerstellingen der kerk opgoddelooze
wijze opgegeven, andere op lage wijze verborgenwer-
deu, en waarin alle in woorden waren vervat eerder
berekend om de onomzigfigen Ie bedriegen, dan de
onwetenden Ie onderwijzen of dezulken terug te
brengen, die vijanden der waarheid waren. Terwijl de
Lnthersche godgeleerden hel aan den cenen kant hc-
vig aanvielen, bestreden de meeste predikheeren het
niet niet minder hevigheid aan den anderen kant.
Maar zoodra de inhoud van het Interim te Rome be-
! koud werd, rees de verontwaardiging der hovelingen
j en geestelijken ten top. Zij voeren uit tegen de heilig-
j schendende inbreuk des keizers op de priesterlijke
bediening, omdat hij zich veroorloofde met de hulp
van eene vergadering van lecken artikelen van geloof
ie In palen en wijzen van godsdienstoefening te rege-
lcn. /.ij vergeleken deze vermetele daad met die van
\\ L\'za, die met ongewijde hand de ark Gods aanraakte,
of met de stoute pogingen van die keizers, die hunne
nagedachtenis vcrfocijelijk hadden gemaakt, omdat
zij getracht hadden de < hristclijkc kerk naar hun ge-
; noegen te vormen. Zij wendden zelfs voor eene over-
cenkomst te vinden tusschen het gedrag van don kci-
zeren dat van Hendrik VUL, en drukten hunnevrees
i
uit, dat hij liet voorbeeld van dien afvallige zoude
navolgen, door den titel zoowel als de regtsmagt, welke
aan liet hoofd der kerk behoorden, tot zieli te trekken.
Alle beweerden daarom als uit écnen mond, dal er,
nu de grondslagen van hel geestelijk gezag geschokt
waren, en hel geheelc zamcnstel op het punt was van
dooreen nieuwen vijand het onderste boven Ie worden
gekeerd, voor eene krachtige wijze van verdediging
moest worden zorggedragen, en dat er in den beginne
j een krachtige wederstand moest worden geboden, voor
; hij te gedoeld werd om te kunnen worden bestreden.
Maurits, keurvorst van Saxen, die den niiddelwcg
bewandelde tusschen hen die het Interim goedkeur-
■ den, en hen die hel verwierpen, hield in 15S-1 ver-
seheideiie beraadslagingen met godgeleerden enandc-
reu, ten einde uil te maken welken weg men het beste
\', deed met te volgen. Onder de raadslieden van i\\e>\\
| keurvorst nam de hervormer Melanthon eene voor-
name plaats in. Deze grootc inan, waarschijnlijk ten
decle vervuld niet vrees voor den keizer, en ten deele
met eene zucht om den keurvorst te behagen, was van
oordeel,dat,terwijl het Interim van Karel uiel geheel
en al zonder voorbehoud aangenomen kon worden, bet
toch goed zou zijn het te ontvangen en goed te keuren,
in zoo verre het onderwerpen in de godsdienst betrof,
die niet tot het wezenlijke behoorden of onverschillig
waren {iii ïi\'hns aitiapliuris). Hel stuk te dier tijde op-
gemaakt, dal hel gevoelen van .Melanthon en van die
godgeleerden bevatte, die met hem overeenkwamen,
wordt gewoonlijk het Interim van Leipciff genoemd,
en beval datgene, wal de opstellers als onverschillige
liturgische zaken beschouwden, die aangenomen kon-
deu worden nin den keizerle believen. Onder deze wat
ren de klcedij voor Roomschc priesters in gebruik, lic*
-ocr page 63-
ADIAPHORISTEN.
l\'.t
oruaat,dal hij de mis gedragen wordt, het koorhemden
verscheidene gewoontcu, die blijkbaar verccring der
hostie aanduiden, zooals hei schellen wanneer zij opge-
hcvcn wordt. Behalve deze dingen namen de Adiapho-
ristcn inliiin liihrim verschillende punten op, welke de
getrouwe volgers van Lutlicr niet als onverschillig kon-
den beschouwen, zooals de voorname leerstelling der
regtvaardigmaking door liet geloof alleen, de noodza-
kelijkheid der goede werken voor de zaligmaking, liet
aantal der sacramenten, liet laatste oliesel, de inacht-
ueining van zekere door de kerk ingestelde feestdagen
en hel oppergezag van den |iaus. \\ an de bekendma-
king van liet Interim van Leipzigdagteekent liet begin
van dcu Adiaplioristischeu strijd, die vele jaren aan-
hield.en waarin de part ij, die hel Interim ondersteuu-
de, door Melanthou, en de partij, die bet bestreed,
door MattIlias Flaeins werd aangevoerd.
üe Iwee groote vraagstukken, in dezen strijd bc-
t rok ken, waren: 1. Of de punten, door de Adiaphoris-
ten als onverschillig aangegeven, zulks in wcrkelijk-
beid waren: ï. Of het wettig is in zaken, die on-
verschillig zijn voor de godsdienst en niet lol bet
wezenlijke belmoren, voor de vijanden der waarheid
Ie bukken. Detwisl over deze twee vraagpunten werd
langen lijd met vrij groote lievigheid aan beide zijden
gevoerd. In zijn verlangen om de groote strijdende
partijen mei elkander te verzoenen, bad Melantliou
gelraebl zelfs eeuige van die punten in gewijzigdi\'U
vorm voor te stellen, welke Luther eu zijne volge-
liiigcu als de allervooniaamste in den si rijd tiisselien
beu en den pauselijken stoel beschouwd hadden.
Stellingen waren in Luthers leer veranderd of daarbij
gevoegd. Tegen hel oppergezag van den paus had
Luther zijne hevigste aanvallen gerigt; Melantliou
stond in zijn Interim den paus toe aan bet hoofd dei-
kerk te blijven, hoewel zonder hein een Goddelijk
n gl toe te kennen, en zonder hem te veroorloven de
sebeidsregter des geloofs te zijn. Luther had scherp
gesproken tegen de zeven sacramenten; Melantliou
stond toe, dat zij als godsdienstige pi egt ighedeu bleven
bestaan, hoewel niet onder den naam van sacramenten,
uoeb beschouwd als noodzakelijk voor de zaligheid in
den zin der Uooinsehen. Luther had gepredikt legen
de mis; Melanthou behield de mis, maar stelde baar
als niets anders voor dan eene herhaling van het
Avondmaal. Regtvaardigmaking door het geloof al-
leeu werd besehouwil als de voorwaarde van eeuc
slaande of eene vallende kerk; Melantliou bepaalde,
dat goede werken noodzakelijk zijn voor de zaligheid,
hoewel niet als de verdienstelijke grond der regtvaar-
digmaking voor God, maar alleen als een noodzakelijk
i bestanddeel van bet karakter des Christens. Met dit
alles bevatte bet Interim eene duidelijke eu heldere
verklaring van de groote leerstelling, dat de zalig-
j beid alleen is door de genade, door het geloof in de
| verdiensten van den [leer Jezus Christus. Door zulk
: eene wijze van voorstelling der twistpunten tusschen
de Protestanten en Roomschen hoopten de Adiapho-
risten den keizer te behagen, en te verhinderen dat de
zaak der Hervorming ernstig in gevaar kwam. De
drijfveêrcn van Melantliou en zijne aanhangers wa-
ren zonder twijfel prijzenswaardig, maar de maatre-
gel, waartoe zij hunne toevlugt namen om liet plan te
volvoeren, was van een zeer twijfelachtigeu aard. Hel
is altijd gewaagd onze voorstellingen der waarheid te
wijzigen mei het doel om strijdenden Ie verzoenen.
En de gevolgen waren juist, zooals men bad kunnen
verwachten. Mannen vaneen vast, onbuigzaam begin-
sel legden met niet vcrsehooneiidc bami de zwakke
plannen van een kortzigtig uitvlugtsniiddel bloot. In
plaats van ondersteuning te vinden voor het Interim
van Karel, vermeerderde sleebts de weg, dien Melan-
; thoucn zijne volgelingen ingeslagen hadde.u, hel aantal
der best rijdeis, en de Adiaphorislische twist, in zich
j zelven pijnlijk en gerekt, werd de vruchtbare bron van
I andere en even nadeelige twisten. Wij noemen slechts
den Solifidiumixchen en den Syneryislixrlieii, die onder
hunne eigene hoofden behandeld zullen worden.
()nder seli rij vers over de zedclecr heefl te allen tijde
de \\i\\tesi\\eo\\er Ailiaphora of onverschillige dingen een
onderwerp vau veelvuldige en ernstige overweging
uitgemaakt. Onder cle scholastieken vooral was het
een geliefkoosd onderwerp. Abelard leerde, tlal ..alle
dingen in abstracto en uitwendig beschouwd op zieb
zelve onverschillig zijn ; alleen het doel geeft daaraan
zedelijke waarde. Slechts wanneer zij beschouwd
worden in verband niet bet doel van den werker zijn
zij voor zedelijke beoordeeling vatbaar. Dat is de
boom, welke goede of slechte vruchten voortbrengt."
lu dil gezegde ligt zonder twijfel een belangrijk be-
ginsel opgesloten, maar hel vereiseht lot zijne gelieele
ontwikkeling nog dit, dat bel doel ongeveinsd en dui-
delijk moet wezen. „Uw oog", zooals onze lieer zeiclc,
„moet eenvoudig zijn, indien liet gelieele ligchaam
verlicht zal zijn." Thomas Aquinas vat ook liet onder-
werp der onverschillige dingen op; hij zegt, dat niets
onverschillig is, omdat elke handeling al of niet be-
t rekking beeft op de werking der rede, eu niets eene
lusseheiiplaats hebben kan. „Zoo", zegt hij, „zijneten
en slapen dingen, die op zieb zelve onverschillig zijn,
-ocr page 64-
A — ADONAl.
ADI-150EI >DH
50
naar de onsterfelijkheid openen en den voortgang der
reizende ster verzekeren.
AD.MOXITIüXISTEN, eenc klasse van Puritei-
uen tijdens de regering van koningin Elizabeth, die
dezen naam kregen naar de „Admonitie (waarsehu-
wi ng) aan het Parlement" in 1571, waarin zij het voor
een groot beginsel verklaren, waarnaar de Christelijke
kerk altijd handelen moet, dat niets als een artikel
van geloof of als eenc wet van de kerk aangenomen
moet worden, dat niet in het Woord Gods vervat is.
ADONJSA, een bijnaam van de Heidenschc godin
Venus, welke de met Adonis gepaarde beteekent.
ADONAI, een van de namen van het Goddelijk
Wezen, welke dikwijls in de Heilige Schrift gebruikt
wordt. Volgens eenc oude meening van de Joden is
dit woord in de plaats gesteld van den onuilspreke-
lijken naam Jehovaii, dien zij het voor onwettig
houden uit te spreken. Zij verzekeren, dat alle namen
van God voortkomen uit dien van Jehovah, even als
de takken van een grooteu boom uit i\\cn stam ont-
spruiten. De Joodschc Cabbalisteu loeren, dat God
den naam van Jehovah niet aannam, dan nadat Hij
de schepping der wereld voleindigd had. Zij denken,
dat dit gevoelen vervat is in deze woorden van Mozes :
,, 11 ij is de rotssteen, wiens werk volkomen is." Volgens
de Cabbalistischc schrijvers vormt de naam Jehovah
een band van vereeniging voor al de heerlijkheden,
en maakt hij den pilaar uit, waarop zij allen rusten.
Elke letter, waaruit hij is zamcngesteld, is vol gehci-
menissen. Zij zeggen, dat deze naam alle dingen be-
vat, on dat hij, die hem uitspreekt, de gchoole wereld
en alle schepselen en dingen, die het heelal uitmaken,
in den mond neemt. Daarom moet hij niet dan met
voorzorg uitgesproken worden, want God zelf zegt :
„Gij zult den naam des Hoeren uwen God niet ijdel ijk
gebruiken." Volgens de Cabbalisteu heeft dit verbod
geenebetrekking op het schenden van cedoii, maar op
hel uitspreken van Zijn naam, door iemand anders dan
den hoogepriester in het Heilige der Heiligen op den
grooten verzoendag. Zij zeggen, datdc naam Jkiiovaii
een oppergezag over de wereld heeft en alle dingen
bestuurt, en dat al de andere namen en bijnamen van
God, die volgens de Joodschc rekening zeventig be-
dragen, hunne standplaats om dezen innemen, als
zoovele officieren en soldaten om hun generaal. Zij
schrijven aan olko letter van dezen geheimzinnigen
naam eenc bijzondere waarde toe on loeren, dat het
de hoogste mate van konnis en volmaaktheid is, do
gehcele beteekenis van den onuitsprekelijken naam
Jkiiovaii te welen.
en toch zijn beiden aau de deugd ondergeschikl bij hen,
die liet ligchaam gewoonlijk gebruiken als een orgaan
der rede." ..Maar zonder bij zuiver afgetrokkenek wes-
tii\'ii over de onverschilligheid van mcnschelijke han-
delingen op zich zelve (e blijven stilstaan, kunnen wij
aanmerken, dat de Adiaphoristische strijd, zooals die
zich onder de Hervormers in Duitschland in de zes-
tiende eeuw voordeed, sedert dat tijdperk in verschil-
lende deelcn der Kerk van Christus herhaaldelijk is
uitgebroken. Zoo verwekte Spener op het einde der
zeventiende eeuw, in zijne zucht om de Christenen in
Duitschland te herinneren aan het belang van hel
innerlijke leven des geloovigen aan te kweeken, een
twist, die verscheidene jaren duurde, over de kwestie
of dansen, kaartspelen, het bijwonen van tooncel-
voorstellingcn en dergelijke dingen als zondig of
alleen als onverschillige dingen moeten beschouwd
worden. Een strijd van dcnzelfdcn aard is meer dan
eens in Brittanje en Amerika gevoerd. Alle geschil-
voeringen over de wettigheid van gebruiken en plcg-
tighcden, het gebruik van spijzen, de gepastheid der
onthouding van geestrijke dranken, hel vieren van
vastendagen of feestdagen, kunnen gerangschikt
worden onder het hoofd van onderwerpen, die met
den Adiajihorisiischen strijd in verband staan. Zie
Interim.
ADI-BOEDDHA, de Opperste Geest inliet geloof
van de Boeddhisten van Nepaul, de eenigc school of
secte van de volgelingen van Boeddha, die aan een
Opperwezen gelooft, hetzij gelijk den Al\'M (zie Aum)
van het Vaïdische tijdperk, of den Braiim (zie Bkahm)
van het latere tijdvak der Ilindoesche geschiedenis.
Het Bocddhismus is volstrekt atheïstisch in zijn ka-
rakter. liet loochent alle kennis van de Grooto Bron
van alles en leert zonder voorbehoud, dat alle din-
gen in de wereld komen volgens eenc wet van op-
volging.
ADI\'I\'I, in de Ilindoesche mythologie de moeder
van [nelra en van de andere grootegoden, die allen tot
de zon belmoren. Uit een mythisch oogpunt schijnt
zij liet Licht 1c zijn, afgetrokken beschouwd in zijiu;
volkomcnc eenheid, goedheid en heilzame werking.
Dit zijn de drie beteckenissen van het woord Aditi.
In ecu bijzonderen zin is zij de zuster der duisternis
en de dageraad, die de helderheid en schoonheid van
dal glansrijke hemelligchaam aankondigt, dat zijn
liefelijken glans over de gehcele schepping verspreidt.
Eiken morgen verschijnt deze groote godin niet ma-
jesleit, begeleid door hare zonen, hare edelmoedige
kinderen, die boven den horizont verrijzen, den weg
-ocr page 65-
ADONIËN —ADONIS.                                                                 51
verliefd werd. In een aanval van jaloersehheid doodde
hem Mars, die hem bij toeval op dejagt ontmoette.
Lucianus zegt, dat hij door een wild zwijn gedood
werd. De godin was zeer bedroefd over den dood van
haren minnaar, en verkreeg van Proscrpiua voor hem
verlof om de onderwereld gedurende zes maanden in
het jaar te verlaten. Dien ten gevolge werd de verja-
ring van den dood van Adonis, welke met rouw eu
wccklagtcn werd herdacht, door ecu lijd van vreugde
opgevolgd. Ovidius verhaalt, dat Venus uit zijn bloed
de bloem te voorschijn brngt, die Anemoon word! ge-
uoemd. De geschiedenis van Adonis werd verbonden
met die van Osiris in de Egyptische mythologie. Men
zeide dat Osiris door Typhou in ceue doos gesloten
en in den Nijl geworpen was, en dal deze door Tris Ie
Byblos in Syrië was gevonden. Typhou kwam echter
in bezit van het ligehaam, sneed hel in vide stukken
en verstrooide die, maar het gelukte Iris ze weder
te verzamelen en Ie begraven. Wij vinden eene zin-
speling op Adonis in Ezechiël VIII : II, waarin de
profcel wordt voorgesteld ais vrouwen gezien te heb-
ben aan de deur der poort van het huis des Ilcercn,
die naar het noorden is, welke Adonis, of zooals er in
den bijbel slaat, den Ttimmii: beweenden. De naam
Adoni», overeenkomende met het Phcenicische woord
Adon (heer), schijnt de zou te beteekenen, wiervcr-
dwijnen iu deu herfst tot niet weinig verdriet aanlei-
ding geeft.
Zoo naauw verbonden zijn de tweegodheden Adonis
eu Osiris, de eerste beboorendetol Syrië, en de laatste
tot Egypte, dat er eene verecniging van de twee in
den ouden god Adoni-Siris schijnt geweest te zijn.
Op de oude gebeeldhouwde monumenten in Mexico
worden ook cenige sporen van de verecriugdezert wee-
voudige godheid gevonden. Eene priesteres knielt voor
den Toltceaanschen god in de houding der aanbidding
neder, en biedt hem ecu pot met bloemen aan,niet de
mi\'iil. aan Osiris aangeboden, maar de bloedkleurigc
hnmlplaul of manilas, welke, zooals al de monumen-
tcn aanduiden, vroeger door geheid Mexico voor
heilig gehouden werd. Op de gebeeldhouwde plaat
boven hel hoofd der godheid prijken, geheel en al
op Egyptische wijze, de phonetisehc letters van zijn
naam in een langwerpig vierkant, dat in Egypte aan
de namen van goden gewijd was. Van de phonetisehc
of symbolische letters is echter lot nog toe niets bc-
kend. Dezelfde godheid staat afgebeeld op een der
muren Ie Palenque, niet in een menschelijkcn, maar
iu een dierlijken vorm. Iu plaats van den havik van
Egypte kozen echter de Toltccancn den fazant, bedekt
Wegens al die overwegingen spreken de Joden
altijd bij het lezen, waarde naam Jkiiovaii in het Oude
Testament voorkomt, Adonai uit, en daarom worden
de letters, waaruit, het woord Jehovaii is zamengc-
steld, gewoonlijk inde Hebrccuwschc bijbels gesehrc-
ven met de punten, die t(jt Adonai ofHccrbchooren.
Zij beweren, dat de ware uitspraak van hel woord, dal
wij Jeuovah uilspreken, verloren is geraakt, en dat
hij, die haar kent, geheimen of mysteriën zon kunnen
openbaren. liet gebruik om den onuitsprekelijke]!
naam te schrijven op bovenstaande wijze, schijnt door
de latere Joden aangenomen en vóór de Babylonische
gevangenschap onbekend geweest Ie zijn. llebreeuw-
schc geleerden en critici zijn wel eens verdeeld ge-
weest in hunne denkwijzen over het onderwerp, eu
nrfarmalc zij zich aan den eenen of aan den anderen
kant schaarden, hebben zij den naam van Adonisten of
Jehovistcn ontvangen. Zie Jehovaii.
ADONIËN, de Hcidcnschc mysteriën en offer-
anden, die elk jaar te Byblos in Syrië aan Adonis
geofferd werden. De Adoniën gingen vergezeld van
openbaren rouw; men sloeg zich en treurde en vierde
de bcgrafcnisplegtighcdcn van Adonis, alsof hij dood
ware, hoewel de volgende dag gevierd werd Ier eere
zijner opstanding. De mannen schoren hunne hoof-
den, zooals de Egypteuarcu deden bij den dood van
hunnen god Apis; maar de vrouwen, die niet wilden
veroorloven, dat haar hoofd geschoren werd, waren
genoodzaakt zich voor een dag aan vreemdelingen Ie
verhuren en hunne schandelijke winst aan Venus te
wijden. Men zeide, dat eene rivier in Syrië, die den
naam van Adonis droeg, van tijd tot lijd van kleur
veranderde, eu dat het water bloedrood werd, en men
beschouwde het als zeer verwonderlijk, dat deze vcr-
andering juist plaats had tijdens de viering van de
Adoniën, dat is, ia de maand TammuzofJulij. Zoodra
het walerder rivier bloedkleurig werd, begonnen de
vrouwen te weencu, en wanneer de roodc kleur vcr-
dween, werd de terugkeer van Adonis in het leven
aangekondigd, eu verdriet, ging over in vreugde.
Dit is het feest, waarop waarschijnlijk in Ezechiël
gezinspeeld wordt, en waarvan in het volgende artikel
gesproken zal worden. De Adoniën werden niet alleen
Ie Byblos in Syrië, maar ook Ie Alcxandrië in Egypte,
te Athene in Griekenland en op andere plaatsen ge-
vierd. De dienst vanAdonis,die waarschijnlijk in Azië\'
onstond, verspreidde zich over bijna alle lauden, die
aan de Middellandsche zee grenzen.
ADONIS komt in de mythologie der Grieken als
een schoon jong herder voor, op wien de godin Venus
-ocr page 66-
ADOl\'TLANEN.
52
met de kleuren van den regenboog van Middel-
Am erika als hun heiligen vogel, welke wordt voor-
gesteld zittende op het Toltecaansehe kruis, dat op
het Christelijke gelijkt. Het onderwerp van het beeld-
houwwerk toont de eenvoudigheid van de ccredienst
aan. Twee Toltccaansche helden, opperhoofdeu of
priesters staan naast den heiligen vogel; een van hen
houdt ecu kind in de armen, waarschijnlijk om het te
laten doopeu, dat een gebruik was, hetwelk door de
aanbidders van Adonis in acht genomen werd, want
ook op andere plaatsen zijn aanduidingen van eeue
dergelijke plcgtighcid. -Niet weinig bevestiging van
de veronderstelling, dat de voornaamste God van de
Mexicanen de Syrische god Adoni-Siris was, kan men
afleiden uit de omstandigheid, dat de bouw hunner
tempels, voor zoo verre die nog beslaan, bepaaldelijk
van Syrischeu oorsprong is. Zie Tamjii\'Z.
ADOPTLANEN, cene Christen-seete die in Spanje
tegen het einde der achtste eeuw ontstond. De om-
standigheden, waarin zij haren oorsprong vond, waren
de volgende: — ïelix, bisschop van L\'rgel in Cata-
lonië, werd door Elipand, aartsbisschop van Toledo,
geraadpleegd over den zin, waarin men Jezus Chris-
tus den Zoon van God moest noemen, en of men hem
als nienseh als den aangenomen (adopticven) of als den
natuurlijken Zoon van den Vader moest beschouwen,
i\'elix antwoordde, dat men Jezus Christus, naar zijne
mcnsrhclijkc natuur alleen als den Zoon van God
door aanneming (adoptie) en een Zoon in naam
moest beschouwen, in ilenzelfden zin waarin geloo-
vigen in den bijbel kinderen Gods genoemd worden.
Hij beweerde, dat de titel Zoon van God alleen dien-
de om op eeue bijzondere wijze de keuze van Jezus
Christus door God uit te drukken. Cm dit te bewijzen
haalde hij uil Hand. X: 39 aan, dat Jezus Christus
wonderen (leed, omdat God met hem was, en uit
2. Cor. V: 1\'.), dat „God was in Christus de wereld met
zich zelveu verzoenende"; maar, voegde hij er bij,
deze teksten zeggen niet, dat Jezus Christus God was.
Daarom werden de volgelingen van 1\'clix Adoptiancn
of Adoplionislcn genoemd. Volgens de meening van
paus Adrianus en de meeste Latijnsche bisschoppen
leidde de leer door ïelix onderwezen tot eene herle-
ving van het Ncstorianismus, daar zij Christus in twee
personen verdeelde. ()m die reden werd ïelix schuldig
aan ketterij verklaard, eerst op het concilie van Nar-
bonnc in 7^S en daarna op hel concilie van Regens-
burg in Dnilsehlaud in 792, ook te Frankfort aan
den Main in 7\'J-l, later Ie Rome in 799, en ten laatste
op hel concilie van Aken. Hij werd door Karel den
Groote naar Lyon verbannen, waar hij stierf tot op
het laatste oogenblik getrouw aan de, ketterij, die hij
in het leven geroepen had.
Walch legt in zijne Historia Adoptiauorum de ket-
terij aldus uit: — „Christus, als tnensch en zonder
inachtneming van de persoonlijke vereeniging der
twee nat uren, werd als dienaar van God, hoewel zonder
zonden, geboren. Toen God hem bij zijn doop zijn ge-
liefden Zoon noemde, onderging hij een overgang van
den toestand eens dienstknecht» tot dien eens vrijen.
Deze overgang was zijne aanneming (adoptie) en zijne
wedergeboorte. De titel van God behoort hem wel als
nienseh, maar niet in eigenlijken zin, want hij is alleen
i/t naam God. Neander geeft eene duidelijke philoso-
phische verklaring van de beginselen der Adoptionis-
tcn, t.a.p. V:lü7—199. „Het begrip der aanneming
duidde, volgens hem, een zoonschap aan, dat zijnen
grond niet heeft in natuurlijke afstamming, maar iu
eene vrijwillige daad des Vaders. Eu wierp men hem
hier tegen, dat de naam van Zoon door aanneming of
aangenomen Zoon nergens in de Heilige Schrift van
Christus wordt gebruikt, zoo antwoordde hij, dat
toch het begrip, door dien naam uitgedrukt, allezins
schriftmatig was, daar andere dingen, die hetzelfde,
te kennen gaven, wel degelijk iu de Schrift aan Chris-
tus worden toegeschreven. Al deze begripsbepalingen,
zeidc hij, hangen miauw te zamen, en wie ze niet
wil laten gelden, kan ook het begrip niet vasthouden
eener mensehelijke natuur van Christus, die niet uit
het wezen van God gevloeid, maar door den wil van
God geschapen is. Ontkent iemand écue dezer begrips-
bepaliugen, zoo moet hij ook de waarachtige meiiseh-
heid van Christus ontkennen, terwijl het stellen van
zulk een zoonschap bij aanneming hier nog bovendien
wordt aanbevolen door \'t geen plaats heeft onder de
menschen, waar niemand, volgeus de natuurlijke af-
komst, twee vaders hebben kan, maar wel cencn naar
de natuurlijke afkomst, en eenen anderen dooraan-
ncming, zoodal Christus, als nienseh, ook alleen naar
zijne vleesehelijke afstamming, de Zoon van David,
en uit kracht der aanneming, de Zoon van God kan
zijn. Voorts poogde ïelix te bewijzen, dat die onder-
scheiding ook volgens de Heilige Schrift gevorderd
werd, en zocht hij daartoe alles in haar op, waardoor
eene betrekking van afhankelijkheid in Christus aan-
geduid werd. Indien Hem, zeide hij, de gestaltenis
van eenen dienstknecht wordt toegekend, zoo draagt
Mij dien naam niet alleen om de gehoorzaamheid,
welke Hij, als nienseh, vrijwillig heefl volbragl, maar
evenzeer om de natuurlijke betrekking, waarin Hij,
-ocr page 67-
AUUAMELKCIl — ADVKNÏTIJD.                                                      5a
als mensen en schepsel, tot God zich bevindt, in te-
genstelling niet de betrekking, waarin Hij als Zoon
van God, naar zijne natuur en zijn wezen, of, als de
Logos, tot den Vader staat. Nergens wordt in liet
Evangelie gezegd, dat de Zoon van God, maar overal,
dat de Zoon des niensclien voor ons is overgegeven,
en Christus zelf zegt van zijne nienselilieid (Luk.
XVIII: 1\'J), dat deze niet zelve goed, maar dat God,
gelijk in alles, zoo ook in haar de oorzaak van liet
goede is. Wijders wijst hij erop, dal l\'et rus aangaande
Christus getuigd had (Hand. X : 38) : God was niet
Hem, en dat 1\'aulus van Hem had gezegd (2. Cor. V :
19): God was in Hein, niet, om de Godheid vanChris-
tus te erkennen, maar, om hel onderscheid tusschen
de mcnschelijke en Goddelijke natuur bij Hem te doen
uitkomen. Eu eindelijk beweer! hij, dal hij, dooral-
dus het zuiver mcnschelijke iu Christus in het licht
te stellen, den Zone Gods als Verlosser verheerlijkt
had, daar deze zich aan dal alles alleen uil barmhar-
tigheid tol behoudenis der menschen had ondcrwor-
pcu, en dat de leer der Heilige tSchril\'l aangaande
Christus niet getrouw en volledig kon wéér gegeven
worden, indien men niet even zeer acht gaf op \'t in\'cn
daar van zijne mensehelijke geringheid, als van zijne
Goddelijke hoogheid staat gehoekt. Voorliet overige
wist Fclix zieli evenmin als zijne tegenstanders on-
bcvooroordccld te verplaatsen in de denkwijze der
Bijbclschc schrijvers. Wrongen zijne bestrijders de
uitspraken van deze naar hunne leer aangaande de
wederkeerige medcdeeling der eigenschappen, zoo
drong hij niet minder willekeurig zijne onderschei-
dingsthcoric aan die schrijvers op, wanneer hij onder
anderen zeidc, dat in de woorden van Petrus: „(lij
zijl de Christus, de Zoon des levenden Gods", de
titel „Christus" betrekking heeft lol de menscuc-
lijko natuur, waarin Jezus gezalfd was, maar de
titel „Zoon des levenden Gods" tot zijne Godheid
behoort."
Na den dood van 1\'Ylix, Am eersten verspreider
van de Adoptiaansehe ketterij, verdwenen zijne vol-
gelingen trapsgewijze. In de Middeleeuwen werden
echter leerstellingen, gelijk aan die van Felix, oin-
streeks 11(50door Kolmur verbreid; ook DunsScotus,
omstreeks 1300, en Durandus, omstreeks 1320, ne-
men de uitdrukking zuou duur attuneiaing in zekeren
ziu aan.
ADKAMELECH, ecu van de goden aangebeden
door de inwoners van Scfarvaïm, een volk, dal zich
in Samaria vestigde in plaats van de Israëlieten, die
naar Assyrië gevoerd waren. In ~\'. Kon. XV11 : 31
lezen wij, dat de aanbidders van dezen afgod hunne
zonen verbrandden Ier eere van Adranieleeh en ook
ter eere van een anderen god Anamehch gehecten (zie
Asam.). De Babylonische Talmud zegt, dat Adra-
mclecli voorgesteld werd in Am vorm van ecu muil-
ezel, en Kimchi verklaart, dat het in den vorm van
een paauw geweest is. Kr is eenigc grond voor de
veronderstelling, dat deze god dezelfde was als
Moloch, dien de Ammonictcn aanbaden, want Mclic
of Moloch hetcekent kuuing, en met A-dar cd\' Adra
er voor bctcckcut het woord Adramclcch een intig-
lig koning.
Sommigen zeggen, dat het woord de
koning il/-,- kudden
hetcekent, en daarom vcrondcr-
stclleuzij, dat deze god hel vee beschermde. Eciiigeu
gissen, dat deze afgod Saturnus voorstelde, anderen
de zon.
ADRANUS, cene Heidcnsche godheid, die op het
eiland Sicilië aangebeden werd, en wel voornamelijk
te Adranus, in de nabijheid van den berg .Etna
gelegen. Elianus zegt, dat duizend heilige houden
hij zijn tempel gehouden werden. Ecnige nieuwere
critici zijn van mecuing, dat deze god van Oostcr-
schen oorsprong is, en verwant is aan Acn 1\'er-
ziseheu Adar of het vuur; zij verwarren hem echter
met Adranieleeh, den Assyrischcn god, en stellen
hem voor als cene verpersoonlijking van de Zon of
hel Vuur.
ADI\'IAX.KA, zekere tempels door lladriauus,
keizer van Rome, omstreeks hel jaar 127 iu ver-
schcideuc sleden gebouwd. Daar deze tempels gecue
standbeelden bevatten, noch eenigc kenmerken droe-
gcu aan Heidcnsche goden gewijd geweest te zijn,
hebben sommigen gemeend, dal zij ter cere van Jezus
Christus gebouwd waren, dien lladriauus wcuschle
te aanbidden, maar waarvan hij terug gehouden werd,
omdat daardoor het gchcclc land er toe geleid zou
worden hel Christendom te omhelzen.
AD\\ ENTTIJD, een naam aan de vier Zondagen
vóór Kerstijd gegeven, daar zij tol voorbereiding die-
ncn voor de viering van den Advent of de komst van
Christus in lui vleesch. Eenigc schrijvers zeggen,
dat dit gebruik ten tijde van den Apostel Petrus ont-
sloud, maar de vroegste oorkonde, die er van bestaat,
is van omstreeks lui midden der vijfde eeuw, toen
Maximus Taurineusis eene homilia er over schreef.
De Advcullijd wordt in de Rooinscli-Catholieke Kerk
met groote plegligheid gevierd. Hij wordt beschouwd
als den tijd voor Ie stellen, welke de vleesehwording
van Christus voorafging, en de hoop, die de heiligen
van hel Oude Testament koesterden aangaande zijne
-ocr page 68-
ADVOCATEN (PAUSELIJKE) — /EGERIA.
koinstoindcmensclicii te verlossen. Daarom denken do
Catholickcn;dal dit ren lijd is, die cene vermenging van
vreugde met droefheid vcreischt. Om die reden wordt
gedurende den Advent lijd liet (llm-itt in ejteehh niet
gezongen, noch liet Te Ikam liij de metten. De pries-
ters onthouden zich van het gebruik der dalmatica,
daar dit kleed alleen voor vrolijke gelegenheden past.
Vroeger was liet de gewoonte in deu Adventtijd te
vasten. Gedurende al dien tijd gaat de paus te voet
naarde kapel. In de Ainbrosiaansche kerkdienst duurt
de Adventtijd zes weken, volgens het Sacramenten-
boek van paus Gelasius, herzien, verbeterd en verkort
door Si. (iregorius, sleehls vijl\'. De Kerk van Enge-
land begint de jaarlijksche volgrij harer diensten met
deu tijd van den Advent.
ADVOCATEN (Pauselijke). Dil zijn aanzicn-
lijke ambtsbeklcedcrs in de apostolische kamer Ie
Rome; de cene is de legale advocaat, de andere de
advocaat-liseaal. Heide moeien de belangen der ka-
mcr in alle boven verdedigen. Kr zijn te Home nooit,
meer dan twaalf consistoriale advocaten. Zij worden
door den paus benoemd en pleiten in consistorien,
hetzij openbare of bijzondere. Zij verzoeken om het
pallium voor alle nieuwbenoemde aartsbisschoppen
in liet gehcim-consistoric. Zij hebben liet voorregt
doctoren in liet canonieke, z.oowid als in hel burgcr-
lijkc regt Ie benoemen, wanneer zij in hun collegie
IMIa SupieHza Ie /.amen zijn. Zij dragen een lang
kleed van zwarte wol, dat een purperen sleep gevoerd
met roode zijde heeft, en een kraag van dezelfde
kleur, die tusselien de schouders neervalt en met her-
ineliju gevoerd is. Maar hunne gewone kleedij is een
lijfrok mei zwarte sergie gevoerd, en een mantel sle-
pende over den grond. Ken dezer advocaten is rector
van hel collegie Mftt Sapienza ; hij moet al de in-
komsten ontvangen, die het toekomen, en de sala-
risseu aan de kardinalen, die door den paus worden
afgevaardigd om als publieke lezers op Ie treden,
betalen. De zeven oudste consistoriale advocaten
hebben groote salarissen, tweemaal zoo groot als de
vijf jongste, en de <.....ilumentcn welke zij ontvangen
van hen, die den titel van doctor krijgen, zijn zeer
aanzienlijk.
ADYTUM, een Gricksch woord dat, even als
Abata (zie ald.), otu/enaakhuar bctcekent. Het was
de naam van het verwijderdste en geheime deel van
de rlcidcnschc tempels, waarin niemand anders dan
de priester niogt komen. Het <tdytum der Grieken
en Romeinen, waaruit godspraken gegeven werden,
kwam overeen met hel Sam-hini Sttiiclori\'ui, of Heilige
der Heiligen, van de Joden. Tn de oude Christen-
kerken ontving ook de plaats van het allaar of het
sauctiiarium deu naam van adjftum, daar zij gcdu-
rende den tijd der godsdienstoefening voor allen
behalve de geestelijkheid ongenaakbaar was. Het
concilie van Laodicea heeft een canon, die de vrou-
wen verbiedt binnen de plaats van het hoogaltaar te
komen, en een anderen, in meer algemceuc bcwoor-
dingen, die alleen aan gewijde personen toestaat daar
bil avondmaal te houden, liet gebruik op dit punt
schijnt in verschillende tijden niet hetzelfde geweest
te zijn. Zoo spreek! Dionysius van Alexandrië in do
derde eeuw van mannen en van vrouwen, die bij hel
allaar liet avondmaal vierden. Eu hetzelfde voorregt
werd aan de bewoners van Frankrijk in de zesde
eeuw toegestaan, want in den vierden canon van liet
tweede concilie van Tours in 507 wordt, bepaald,
dal het heilige der heiligen voor mannen en vrouwen
open moet, zijn, om er te bidden en het avondmaal te
vieren ten tijde der oblatie, hoewel zij op andere
tijden, wanneer er eeue andere dienst was zonder
avondmaalsviering, niet binnen het hekwerk van het
adytuM inogteu komen.
J5ACUS, volgens de Grickschc mythologie cen
van de drie rcglers van Hades. 1\'lato stelt hem
voor als voornamelijk de schimmen van Europeanen
oordeelendc. Hij wordt, in kunstwerken gewoonlijk
afgebeeld met een scepter en de sleutels van Hades.
Hij was de zoon van Zcus en ^Egiua, en daarom
bouwden de bewoners van het eiland -Egiua niet
alleen een tempel te zijner eerc, maar beschouwden
zij hem ook als hun beschermgod. De waarheid schijnt,
te zijn, dat bij vroeger koning van dat, eiland was,
en om zijne regt vaardigheid en vroomheid door geheel
Griekenland bekend stond. Daarom werd hij na zijn
dood vergooi! endoor l\'luto tot het ambt van regier
in de bencdcnwereld bevorderd.
.EDITUUS, cen beambte bij do Romeinen, die
zorg moest dragen voor de offeranden, den sebat en
de heilige gereedschappen, die aan de tempels dor
goden behoorden. Ecnc vrouwelijke beambte van
dcnzclfdcn aard, /Editua gehecten, had het loezigt
over de tempels der godinnen.
/EtLKl\'S, loenaani van 1\'oscidon, oen Hciilenseh
god, afgeleid van de stad /Ega: op Eulxea, bij welke
hij een prachtigen tempel op een heuvel had.
vEGKMIA of Er.KJtiA, eene van de Camienen, van
welke, volgens do fabelachtige geschiedenis der oude
Romeinen, Xuma zijne onderrigtingen ontving aan-
gaande de vormen der godsdienst, die hij invoerde.
-ocr page 69-
yEGIDUCHOS — yEONEN.
Zij was van ongcincenc schoonheid en werd door
Diana in eene funtein herschapen. Twee plaatsen
worden in de legenden aangewezen als aan vEgeria
gewijd, de eene nabij Aricia, de andere aan de Porta
Capena nabij Rome. Zij werd als cene profeterende
godin cu ook als de geefster van bet leven beschouwd,
waarom zwangere vrouwen haar aanriepen.
.EGIDUCHOS of yEgiochos, een toenaam van
Zeus, omdat liij den tegis droeg, waarmede hij zijnen
vijanden schrik aanjoeg.
jEGINjEA, een bijnaam van Artemis, onder wei-
ken zij te Sjiarta aangebeden werd.
yEMILIANUS of Kmii.iis, een martelaar uit de
vijfde eeuw, die in de Ariaausche vervolging ter dood
gebragt werd. Zijne nagedachtenis wordt door de
Roonische kerk o]> den zesden Deeeiiibcr, en door de
Grieksche op den zevenden gevierd.
.EX KAS, de grondlegger van de Komeinsehe repu-
bliek, die onder de goden Inbioeten vereerd werd.
Zie Indigetex.
JEOL1 S, de god der winden, die hij, naar geloofd
werd, in een berg opgesloten hield en naar welge-
vallen losliet. Ecnigeu wronderslclten, dat Lipara
of Strongvlc, een van de vEolische eilanden, zijne
woonplaats geweest is, terwijl anderen die in Tracic
stellen, en nog andereu in de nabijheid van Khegiuni
in Italië.
jEONKN (Gr. eciiii-oi). liet woord beteekeni eigen-
lijk een oneindigen of ten minste onbepaalden duur,
als tegenovergesteld aan een eindigenden of tijdelij-
ken duur. Daarom werd hel gebruikt om onverander-
lijke wezens, die in eeuwigheid bestaan, aan te duiden.
En daar God hel voornaamste dier onveranderlijke
wezens is, werd het woord vEon gebruikt om zijn
oneindigen en eeuwigen duur uit te drukken. Door
een gcmakkelijkcn overgang werd het van lieverlede
toegepast op andere geestelijke en onzigtbare wezens,
en dit was de beteekenis, waarin het door Oostersche
wijsgeeren ten tijde van de verschijning onzes Meeren
o]) aarde gebruikt werd. Trapsgewijze onderging het
woord eene belangrijke verandering van beteekenis.
Van het aanduiden van den duur eens geestelijken we-
zens werd het ten laatste gebruikt om het wezen zelf
aan te duiden. Zoo werd het Goddelijk Wezen .Kon
genoemd, en de vaders van de eerste Christelijke kerk
pasten het woord toe op engelen, zoowel goede als
bonze. De geleerden hebben veel getwist over de
ware beteekenis van het woord bij de Gnostieken in
de eerste eeuwen der Kerk. Deze koesterden het
denkbeeld ecner onzigtbare en geestelijke wereld,
zameiigestcld uit entiteiten of krachten, die voort-
kwamen uit het Opperwezen en elkander met zekere
tusschenpoozen opvolgden, zoodat zij eene zeer lange
keten vormden, waarvan deze wereld de laatste scha-
kel was. Aan de wezens, die dezen eeuwigen ketting
vormden, kenden de Gnostieken zekere tijden van
duur toe, die zij .Eoiien noemden, en naderhand
onderscheidden zij de wezens zelve door dezen titel.
Zoo leerde Cerinthus, een van de eerste hoofden ecner
Gnostische seete, dat het Opperwezen, om zijn be-
dorven rijk te vernietigen, ecu van zijne glorierijke
/Konen had afgezonden, wiens naam Christus was,
om o]) aarde neder te dalen, en dat deze bij den doop
van Jezus in diens ligchaain getreden was, hetwelk
gekruisigd werd, doch dat Christus niet geleden had,
maar ten hemel was gevaren. Ken ander Gnostiek,
\\ aleiiliniis gehectcn, ecu wijsgeer van de Platonische
school, leerde, dat er dertig goden waren, die hij
jEonen noemde, uit welke de Zaligmaker der wereld
voortkwam. Hij nam aan, dat Christus uit de Maagd
.Maria geboren was, doch beweerde, dat hij niets
aan baar ontleende, daar hij onmiddellijk van God
gekomen en slechts door een mcnseh gegaan was,
maar aan zich het vleeschdroeg,dal bij uit den hemel
had niedegebragt. Rasilides, een Kgvptisch Gnostiek,
beweerde, dat het Opperwezen zeven alleriiitmuu-
tendste wezens of JEonen uit zich zei ven had voort-
gebragl. Uit twee der .Konen, Dvnamis en Sophia,
of Magi en Wijsheid, kwamen de engelen van de
hoogste orde voort, die wederom andere eenigzins
mindere engelen voortbragten. Andere genera! ii\'ii van
engelen volgden, en andere hemelen werden gebouwd,
totdat er drie honderd vijf en zestig hemelen eu even
zoovele orden van engelen waren. Al die hemelen of
orden van engelen werden bestuurd door een vorst of
heer Abiuxas geheet en (zicAniiAxvs), ecu woord, dal
letters bevat, wier gezamenlijke getallenwaarde het
getal drie honderd vijl\' cu zestig uitmaakt, hel juiste
aantal der hemelen. De wereld was gemaakt door de
bewoners van den laagsteu hemel. De engelen, die de
wereld schiepen en bestuurden, werden trapsgewijze
bedorven en zochten uit het hart der menseken alle
gedachten aan den oppersten God te verdrijven, op-
dal zij zelve aangebeden zouden worden. In dezen
staal van zaken zag het Opperwezen mei medelijden
op den mensch neder en zond den vorst der /Eonen,
wiens naam Xuhx en Christus is, opdat deze, zich
vereeiiigende met den man Jezus, de wereld zou red-
den. De (iod der Joden, dit bemerkende, gaf aan zijne
onderdanen bevel Jezus te vatten en ter dood Ie
-ocr page 70-
AKK — vESCULAPJUS.
50
brengen, maar over Christus had liij gcene magt.
Zie Basilidianen , Cerintiiianen, Gnostieken,
Yalkstinjaxkx.
AKK, ren sluijcr die in de Gricksche kerk door
den dienstdoenden priester gebruik! wordt, om gcdu-
rendehet avondmaal liet ouwclsehofeltje te bedekken.
Zie .Mis.
YËKIANKX, eene seete van Christenen welke in
de vierde eeuw ontstond , gedurende de, regering van
Constant ijn den Groote en het pausschap van Juliusl.
Zij droeg haren naam naar .Krius, een inboorling van
l\'ontus of van Klein-Amen ie, een welsprekend manen j
vriend van den Half-Ariaan Eiistotbius, die later, tol ;
spijt van.Krins, tot den bisschopszetel vauSebaslc ver-
lieven werd. I)c twee vrienden waren tezamen nion-
nikeu geweest, en toen Knstatliins lol bisschop was
aangesteld, wijdde hij yErius tot priester en plaatste
Item over liet hospitaal van l\'ontus. Dit blijk van
vriendschap werkte echter niels uit om de gevoelens
van nijd te onderdrukken, waardoor .Kiius bezield
werd. Hij twistte openlijk niet den bisschop, en be-
schuldigde hem van gierigheid en verkeerd gebruik
maken van de fondsen voor de armen bestemd. Zulke !
gevoelens jegens zijn geestelijk hoofd noodzaakten
hem afstand te doen van zijn ambt en de zorg voorliet
hospitaal. Hij werd nu hel hoofd ecner seete, en een
aantal volgelingen van beiderlei kunne verzamelende
verkondigde hij, dat het een pligl was afstand Ie doen
van alle wcrcldsche goederen. .Krius en zijne aanhaii-
gers werden overal uil de steden verdreven: van dak
beroofd zwierven zij In de velden rond, huisvestten in
de open lucht of in holen, blootgesteld aan de guur-
heid der jaargetijden. De voornaamste leerstelling,
die hij zijnen volgelingen inprentte, was, dat deSchrif-
teu geen onderscheid maken tusschen een bisschop en
een presbyter. Om dezen stelregel te bewijzen haalde
hij I. Tim. IV: II- aan: „Verzuim de gave niet, die
in ii is, die ii gegeven is door de profetie, met opleg-
ging der banden des ouderlingsnhaps;" en behalve dat
voeide hij hel erkende feit aan, dat presbyters zoowel
als bisschoppen doopten en de elementen van het
avondmaal wijdden. Daar zijne aanhangers vermeer-
derden, werd hij stouter in liet aanvallen van vcrsehil-
lendc misbruiken, die in de kerk geslopen waren, en
predikte hij ecu terugkeer tot de oorspronkelijke een-
voudigheid in leer en gebruiken. Inbel bijzonder kant Ie
hij zich aan tegen liet gebruik om Ie bidden voor de
dooden en het avondmaal te vieren als eene offerande
te hunnen behoeve. Ofschoon oorspronkelijk ïiiou-
nik was hij tegen de wetten, die het vasten regel-
den, en tegen het bepalen van vasten tot gezette
tijden, zooals Woensdag, Vrijdag, de Quadrigesima
en Goeden Vrijdag. Hij klaagde over al zulke ge-
bruikcu in (h-Christelijke kerk, als eene poging om de
Joodsehe instellingen te doen herleven, en kantte zich
vooral sterk aan tegen de gewoonte, die toen in deze
streken van Azië heersclitc, van het Joodsehe paasch-
feest te vieren, als zijnde dit eene verwarring van
Joodsehe met Christelijke gebruiken. .Krius en zijne
partij hadden gestrenge vervolgingen Ie verduren.
Hij schijnt, zooals Mosheim teregt aanmerkt, de
godsdienst tot hare oorspronkelijke eenvoudigheid
terruggebragl te hebben, een plan, dat op zichzelf lof-
lelijk was, maar de redenen en de wijze van handelen
waren misschien niet geheid en al onberispelijk.
AÈROMANTIE of Luchtwaarzeggemj, eene
soort van waarzeggerij door de Grieken en Romeinen
uitgeoefend, waardoor toekomstige gebeurtenissen
uit zekere verschijnselen of geluiden in de lucht voor-
speld werden. Eene wijze van aêromantie was als
volgt : De persoon, die haar te hulp riep, sloeg zijn
hoofd in een laken, en nadat een beker met water
gevuld in de open lucht geplaatst was, deed hij zijne
vraag niet eene zacht fluisterende slem : wanneer
hel water dan in beweging was, werd zijne vraag
als bevestigend beantwoord beschouwd. ZieW.vwi-
zi:i,i.i:ih.i.
M\\\\ I SCA\'l\'l *l! K\\ , een naam onder de Romeinen
aan «Ie priesters van Cvbele gegeven, omdat zij aal
moezen iu de straten vroegen. Het woord werd van
lieverlede voor waarzeggers in hel algemeen of zvver-
vers gebruikt, gelijk hel latere /ifiiiea».
/ESCIÏLAP1U8, bij do Grieken de god der ge-
neeskunde. Hij werd door geheel Griekenland aan-
gebeden. De tempels Ie zijner eere opgerigt waren
gewoonlijk op gezonde plaateen gebouwd, op heuvels
buiten de steden, of nabij bronnen, die men dacht,
dat hoedanigheden om te genezen hadden. Dezeteui-
pels werden niet alleen bezocht om te aanbidden,
maar de zieken gingen er ook henen, daar zij ver-
wachtten, dal zij er genezen zouden worden. Hel
zinnebeeld van /Esculapius is de slang, en van daar i
hel denkbeeld, dat de aanbidding van dezen god van
Egyptischen oorsprong is, wanl sommigen veron-
dcrstellen, dat yEsculapius dezelfde is als de slang
Cnupll, in Kgvple aangebeden, of als de l\'hicniciseho
Ksmun.W aal-schijnlijk is .Kseiilapiuseen 111:111 geweest,
die beroemd was 0111 zijne bekwaamheid in de gences-
kunde, en die later lof eene godheid verheven werd. I )e
plaats in Griekenland waar /Esculapius voornamelijk
-ocr page 71-
/ETTANEN.
.ESTH -
; werd hij te Aroë in Achaia aangebeden. Ken feest
was te zijner eere ingesteld.
JSTERNALEN. Zie Ktk.iinu.es.
JïTHIOPS, de Zwarte, een bijnaam van Jupiter,
waaronder hij op hel eiland Chios aangebeden werd.
J2TIANEN, een lak van de Ariaansehe ketterij,
welke omstreeks het jaar 330 ontstond, tijdens de
regering van Constantius en het pausschap van Inlie-
rins. /Etuis, de stichter dezer secte, was geboortig
vanAntiochië in Ccele-Syrië, en is somtijds de Athe\'hl
genoemd, omdat men veronderstelde, dal hij den
God der openbaring loochende. In zijne vroege jeugd
werd hij, (laar hij zeer arm was, de slaat\' van de vrouw
eens wijngaardeniers, en daarna leerde hij hel band-
werk van goudsmid. Hij zeide echter dat beroep vaar-
wel, legde zich on de studie toe en verwierf een
aanzienlijken naam als theologisch dispulanl. Na
den dood zijner moeder in •\'>■"> I begon hij onder l\'au-
linus 11., Ariaansch bisschop van Antiochië, te stude-
ren, maar eenige aanzienlijke personen mishaagd heb-
bende door zijne bekwaamheid in hel redetwisten.
I was hij verpligt die slad te verlaten en naar Anazar-
\\ bus, eene stad inCilicië, de wijk tenemen. Uier legde
hij zich toe op de beoefening der spraakkunst en
logica, maar daar hij mei zijn meester geschillen had
over eenige punten van theologie, ging hij naar Tar-
sus, waar hij iu de godgeleerdheid studeerde. \\ au
deze plaats keerde hij naar Antiochië, zijne geboorte-
stad, terug, waar hij een tijd lang onder Loont ius slu-
deerde. Zoo goddeloos waren echter zijne meeningen,
dat hij uit Antiochië verdreven werd en naar Cilicië
j de wijk nam, iu welk land hij de geneeskunde beoe-
fende, totdal zijn vorige meester Lcontius in 34S tol
bisschop van Antiochië benoemd werd, die hem tot
diaken wijdde. Men kantte zich echter sterk tegen
deze wijding aan, opgrond van zijne kettersebegevoe-
lens, en Lcoutius was genoodzaakt hem al\'te zetten.
Na eenigen tijd trok hij naar Alexandrië, viel crAtha-
na.sins openlijk aan en verklaarde zijne gehechtheid
aan de Ariaansehe partij. Behalve dal hij met de
Ariaueu beweerde, dal de Zoon en de Heilige (ieest
geheid en al ongelijk waren aan den \\ ader, onder-
wees hij met zijn leerling Kunomius nog verschillende
andere leerstellingen, die als volkomen kettersch be-
scbouwd werden. Keu gedeelte van de Ariaansehe
parlij. verontwaardigd over de ongodsdienstigheid
van /Ktius, klaagde hem aan bij den keizer (\'onstan-
lius, en drong aan op de noodzakelijkheid van een
algejneen concilie bijeen Ie roepen, om over de theo-
logisehe kwestie eene beslissing te nemen. De Ie-
aangebeden werd, was Kpidaurus, waar liij een tempel
had omgeven door een groot bosch, waarin niemand
mogt sterven, en geene vrouw geboorte aan een kind
mogt geven. I )c zieken, die de tempels van ./Eseidnpiiis
bezochten, moesten gewoonlijk een ol\'meer nachten
in zijn tempel doorbrengen, gedurende welke zekere
regels werden in aelit genomen, die dooi-de priesters
waren vastgesteld. De geneesmiddelen, die gebruikt
moesten worden, werden gewoonlijk in een droom
geopenbaard. Na de gene/ing was het de gewoonte
een haan aan den god te offeren, en een bordje werd
in den tempel opgehangen, waarop de naam van den
patiënt, de ziekte, waarvan hij genezen was, en andere
bijzonderheden, die op hel geval heirekking hadden,
geschreven waren. I\'aiisanias zegt, dat .Kseiilapius
de lucht, en Hygiëia, de godin der gezondheid, zijne
dochter was.
.KSl\'S (imiytig), een naam in de theologie der
oude Druïden aan het Opperwezen gegeven, dal in
den vorm van een eik aangebeden werd. Hij hunne
voorstelling van deze godheid bepaalden zich dr Druï-
den, met toestemming van de geheele orde en de lieden
uit den omtrek, tol den schoonsten boom, dien zij kem-
den \\ inden, en nadat zij deszelfs zijtakken hadden afge-
honwen, maakten zij daarvan twee aan hel hoogste ge-
deel Ir van den stam vast, zoodat deze uitgestrekt waren
als de armen van een niensch. Nabij dit dwarsloojiende
stuk werd het woord \'J7iaii voor den naam van (nul
geplaatst, terwijl op den regterarm Aivut, op den lin-
kerarm Helemu, en op hel midden van den stam The-
fitiiix
werd geschreven. Toen echter het Druïdismus
in verval geraakte, en geloof aan de eenheid van God
in veelgodendom verloren ging, werd, volgens soin-
migen, .Ksns met Mars, den god van den oorlog, vcr-
eenzelvigil, hoewel men ook gelooft, dat deze onder
een anderen naam in den vorm van een ontbloot
zwaard aangebeden werd. Hem werd al de oorlogs-
buil aangeboden. Indien de Druïden overwinnaars
waren, offerden zij, zooals (\'nsar ons mededeelt, aan
hem al liet genomen vee, en legden het overige van
den roof ter zijde, op eene plaats te dien einde aange-
wezeu. In vele provinciën zag men dan ook deze mo-
numenten van offergaven iu heilige plaatsen opeen-
gestapeld. Hel gebeurde zelden, dat iemand zulk eene
groote minachting voor de godsdienst liet blijken,
dat hij den buit verborg ol\' de openbare offergaven
plunderde, /.ui ken misdadigers werden degestrengste
straffen opgelegd,
/ESYMNETE8, een bijnaam van Dionysins, welke
Meer of Itest uurder beleekonl. Onder deze benaming
-ocr page 72-
58                                    /ETN.EüS — AFGESCHEIDEN K.\\ (CIIKISTKLI.IKK).
genstandcrs van yEtius beschuldigden hem van een ■
verschil van substantie in de drie personen der Dric-
eeuheid aan te nemen. Zijne partij werd nu verdeeld,
en hij werd door zijne vrienden verlaten, die. terwijl
zij met hem instemden in het beschouwen van den
Zoon als schepsel, terugdeinsden voor het aannemen
van hetgeen een duidelijk gevolg van zijne stelling
is, namelijk: dat hij niet van dezelfde substantie is
als de \\ader. .Ktins was nu aan gestrenge vervol-
ging blootgesteld en werd naar Amblada in l\'isidië
verbannen, ISij den dood van Constantius en de
troonsbestijging van Julianus, werd .Klius uit zijne
verbanning teruggeroepen en aan het hof genoo-
digd. Zijn geestelijk vonnis werd opgeheven, en hij
werd tot bisschop van Constantinopel aangesteld,
waar hij gretig de gelegenheid omhelsde om zijne ket-
tersehe gevoelens te verbreiden. Deze. onverwachte
verheffing werd door verscheidene omkecringen der
fortuin gevolgd, in den loop van welke hij tweemaal
uit f\'orstanlinopel verdreven werd. Ten laatste stierf
hij in die stad in het jaar "i>7, oubetreurd, behalve
door zijn vriend en leerling Kunomius, doorwien hij
begraven werd.
In zijn werk De F\'ule verdedigd iEtius de leer, dat
geloof zonder werken voldoende is voor de zaligina-
king, en dat zonde aan de geloovigen niel wordt toe-
gerekend; beiden leerstellingen, die, als zij goed be-
grepen worden, in volkomenc overeenstemming zijn
met liet \\\\ oord van God. Hij ontkende de noodzake-
lijkheid van \\asten en zelfkastijding. Hel denkbeeld,
dal onder eenige zijner tijdgeuooten heerschte, dal hij
den (iod der openbaring loochende, kwam waarschijn-
lijk voort uit de leer aangaande den verliehtenden
invloed van den Heiligen (leest, die hij onderwees, en
die dooi- zijn leerling Kunomius duidelijker verklaard
werd. /,ie A MiVIIAXKX, AlilAXKX, EuNOMIANEN.
KTVKI\'S, een naam aan vele oude godheden en
mythische wezens gegeven, die in betrekking stonden
met den berg .Ktna. Deze bijnaam werd op Zcustoe-
gepast, Ier eere van wieil aldaar een feest gevierd
werd, dat den naam van .Ktna-a ontving. Dezelfde
naam werd ook aan llephiostus gegeven, die zijne
werkplaats in den berg eu een tempel er nabij had.
I)c Cyclopen werden ook .Ethmeus genoemd.
iETOEK, een bijnaam van Artemis/onder welken
zij Ie Xanpaelus werd aangebeden, waar een tempel
te harereere was opgerigt.
AITKATI\'S. een woord door de dichters van het
oude Rome gebruikt om de ingevingen van de god-
beid, die hunne poëtische nitboezeiiiingen bevor-
derde, uil te drukken. Alen veronderstelde echter,
dat niet alleen dichters onder den invloed van een
goddelijk affatus waren, maar al degenen, diegroote
daden verrigtten of in eeue belangrijke onderneming
slaagden.
AFGESCHEIDENEN (Christelijke). Eenege-
mcente, die zich in 1 s:> I van de Nederlandsche Her-
vormde gemeente afgescheiden heeft, (iroote gevaren
was de Hervormde kerk in Nederland ontkomen,
toen men zich weder vrij gevoelde onder de banier
van Oranje. Maar zoo min de natie zich wilde terug-
plaatsen in den toestand der voormalige republiek,
kon zij tcrugkeeren tot bet vroeger bezette standpunt
cener heersehendc kerk. De grondwet erkende volle
gelijkheid van allen voor de wel ; maar de koning
gal\'der Hervormde kerk eene grondwet of algemeen
reglement, dat niet allen evenzeer behaagde. Kr
heerschte van ouds in Nederland naast of boven het
Zwinglischc een Calvinistisch (dement, en hoezeer de
republiek iu een koningrijk was opgelost, stierf het
(\'alvinismus niet uil, dal wel de kerk als opziener
van den troon zou hebben willen zien, maar ongaarne
in den koning een opperouderling eerbiedigde. Velen
keurden niet alleen den oorsprong van dat reglement
af, eu de wijze waarop het werkte, maar waren ook
beducht voor de gevolgen, waartoe bet leiden kon.
Immers zij zagen van nu al\'in de kerk een georgani-
scerd ligchaam, dal weldra zijne reglementen als de
eeuig geldende geloofsbelijdenis zou doen eerbiedi-
gcu, met prijsgeving van hetgeen de vaderen als regel
van geloof en leven hadden vastgehouden, zoodat
men den volke zou kunnen leeren.wat men goedvond,
mits men slechts reglementair handelde.
Reeds vóór hare geboorte ontmoette deze organi-
salie ernstige tegenspraak, en die van de Amsterdam-
sche (dassis is eeue profetie geweest, hoewel konink-
lijke vrijmagt ze verstomde met Ie verklaren, dat de
classis ophield te bestaan. Maar de vrije uiting liet
zich zoo min door een koninklijk besluit, als door
het alvermogen der synode bedwingen. De mannen
van de Calvinistische rigting kwamen op tegen de
meer vrijzinnige leeraren, de school van ltilderdljk
schaarde zich rondom de eerezuil van de Dorische
synode, die Nikolaas Schotsman had opgerigt, eu zij
ha
07268224
dden in de Nederlandsche stemmen een orgaan, dal
men gemakkelijker kon ignoreren dan wederleggen.
Die mannen roeiden legen den stroom op, zonder er
aan ie denken zich er buiten te plaatsen.
Onder de scharen der eenvoudigeii, die in Gronin-
gen, Friesland, Gelderland en elders zich streng biel-
-ocr page 73-
AEGESCHKIDKN\'EX (CHRISTELIJK hij.
5<J
Gedurende zijne schorsing kwam 11. 1\'. Scboltc,
predikant te Doeveren en Genderen, op den 10*™ Oct.
tcUlrumiu weerwil van hel verbod des consulenls pre-
diken, en toen hem den volgenden Zondag de pvedik-
stoel ontzegd werd, waarbij hel uiel malseli toeging,
predikte hij in het open veld. Daarvoor schorste hem
het classikaal bestuur, en hij beantwoordde dit feit
met zich mc( het grootste gedeelte zijner gemeente
van de Hervormde kerk af te scheiden. A. liiumiiiel-
kamp, predikant Ie Hattcm, diende in 1S35 een adres
bij de synode in, met verzoek dal de synode zou ver-
klareu, wat zij oordeelde betrekkelijk het verbindbare
der belijdenisschriften, omdat hij in gecne andere dan
iu de Gereformeerde kerk wcnsehle Ie staan. Ook
legen het gezangboek bragl hij zijne bezwaren in,
omdat hij het niet zuurdeescni besmet voor kerke-
lijk gebruik ongepast achtte. En omdat hij verklaarde
het gezangboek niet langer te zullen gebruiken, en
zich niet meer aan hel kerkbestuur, als zijnde anti-
gcreforniccrd, te zullen onderwerpen, werd ook hij
afgezet.
S. van Velzen, predikant Ie Drogcham, trof een
gelijk lol, omdat hij leeraren had aangerand, die de
godheid van Christus ontkenden, als zich daardoor
(Uu auu hetgeen bun dooi- de Vaderen «as overgelc-
verd, dreigden do moesten tol feitelijkheid over Ie
gaan, zoodra iemand de lont in hel kruid wierp. Men
wantrouwde de predikanten, die liuu wal anders voor-
droegen, dan hetgeen /.ij iu hun Bijbel en Catechismus
vonden. Gelijk hunne ouderen zich aan de invoering
van de nieuwe Psalmberijming geërgerd hadden, vcr-
aelitl en zij den bundel der Evangelische gezangen. Elke
nieuwe inrigting, bepaaldelijk de v ragen bij de \\ oorbe-
reidiugtol hel Avondmaal, was in hunne schatting aau-
gelegd tol ondermijning der oude leer. Er waren hou-
derdeu, die hunne kinderen niet lieten doopenen zelve
zich aan de bijwoning van hel avondmaal unttrokken.
Daar (rad 11. de C\'ock in ISi\'J Ie L\'lruiu opalsprc-
dikanl. ilij vond in zijne gemeente ernstige regtzinui-
gen en overdreven liberalen, en hij sloot zich bij de
eersten aan, die de meerderheid hadden. Weldra nam
hij eene vijandelijke stelling tegenover de laatstcu in.
Van alle kanten stroomde men naar l hum om den
om ervaarden kampioen te hooien; men zal bij hem
aan den gewijden diseb en bragl de kinderen ten
doop, die men jaren had laten liggen. Daartegen kwam
liet classikaal bestuur van Middclstuni op, en de C\'ock
verdedigde zich door de predikanten L. .Meijer lïrou-
weren G. Beulhcin Rcddingius, die hem lol schrijven
als uitgedaagd hadden, wolven te noemen. Het elas-
sikaal bestuur cischte berrocj)ing van die lasterlijke
aantijging, en bij vorderde op zijne beurt van laster
overtuigd Ie «orden. I lij werd, schoon niet behoud van
zijnlractcmcnt, in zijne bediening geschorst, totdat bij
zijneaanklagt zou teruggenomen hebben; zijn beroep
on liet provinciaal kerkbestuur werd beantwoord mei
cene schorsing van twee jaren, nu met verlies vanjaar-
wedde. Mei al de drift der verbittering schrcefhij eene
voorrede vooreen werk van zekeren .1. Klok, ter vcr-
oordeclingder Gezangen. Daarvoor werd hij dooi- gc-
uoenidbestuur op den 29stc» Mei 1>3I van zijn ambt
ontzet. De synode, waartoe bij zich gewend had, w ij-
zigtlc dit vonnis in dezer voege, dal hein een halfjaar
werd toegestaan om bij liet provinciaal bestuur van
zijn leedwezen ie doen blijken over zijn gedrag, Ier-
wijl het gemagligd werd om hem, bij gebreke daar-
van, van zijne dienst vervallen te verklaren. De (\'ock
wachtte dien tijd niel al\', maar scheidde zich in ücto-
ber IS34 met het grootste gedeelte zijner gemeente
van het kerkbestuur at\', ten ciudc eene afzonderlijke
gemeente op Ie rigtcn. In Januarij 1 S.\'i.w> werd hij vor-
mclijk afgezet, als hebbende zijne belofte vangeboor-
zaamheid aan de reglementen, in 1823 als candidaal
afgelegd, geschonden.
99999999�
aan laster tegenanibtgenootcnschuldig gemaakt heb-
bende, alsmede omdat hij het gezangboek op zijde
geschoven had. (I. 1\'. Gczclle Meerburg van Almkerk
trof hetzelfde vonnis, omdat hij eene godsdienstoefe-
ning van Sclioltc in eene .schuur had bijgewoond, en
K. van Kliee, predikant te Veen, deelde om soortge-
lijke reden in hetzelfde lol. Van Kaalte werd iu 1 Vi.1,
bij een auderzins voldoend examen voor hel provin-
eiaal kerkbestuur, niet als proponent toegelaten, om-
dal het zijne bereidwilligheid om aait de reglementen
Ie gehoorzamen iu twijfel trok.
De woeling hierdoor veroorzaakt schokte de gau-
sche kerk. Eene talrijke schaar, meestal uit den uiiudc-
ren stand, volgde den stroom; nog grootcr was hel getal
dei genen,die, schoon leerstellig niet hen instemmende,
voorde afscheiding terugdeinsden, omdat incudaarbij
zijn zcdclijkcn invloed in de kerk verloor. Met spol
veracht ten hen doliglziniiigen,mccrerustigclciikemleii
betreurden hel verschijnsel als ontijdig. De svnode
was niagteloos om legen de afscheiding te handelen,
maar des Ie ijveriger was de toe.....alige regering in
de weer om de afgescheidenen, die zich gemcenschap-
pelijk stichten wilden, te plagen, te kwellen, desnoods
te vervolgen. Steunende op Art. lül der toen vigc-
rendc grondwet en op de Art. -".\' I -".\' I van het wei-
boek van strafregt, ging men aan het gijzelen, beboeten
-ocr page 74-
STELIJKE) — AFGHANEN.
AFUKSCIIKIDKXEN ((\'lilt
en inlegeren, cu liet scheen, dat Nederland ook van
dragonades zou hebben .te spreken. De vervolging
vond echter bij de natie geen bijval. Mr. A. M. C. van
Hall cu Mr. J. W .Gcfkcn pleitten met kracht in bel bc-
lang der afgescheidenen voor de balie, en Groen van
l\'rinstercrwerd hun een velsprekend patroon. Scholte
verdedigde zeil\' voor de vierschaar zijne zaak. Als
beschermheer der synode weigerde dehooge regering,
27 Xov. I S.\'S I, aan de afgescheidenen van Doeveren,
üendereu en Gansoycn de openbare uitoefening hunner
godsdienst. In 1 Söli w ees hun de regering, die wel zag,
dal haar gedrag werd afgekeurd, den weg aan om als
kerkgenootschap erkend te worden. Daartoe üioesteYi
zij een regleiucut van bestuur overleggen, cndcverplig-
lingo]> zichncmcnoni in hunne kerkelijke en armen-be-
hoefteu zelve te voorzien. In lbös diende de gemeente
Ie Utrecht der regering een reglement in. en bij konink-
lijk besluit van II t\'ebruarij lbo\'J werd het beslaan
der Christelijke afgescheidene gemeente erkend, en
de vervolging hield op.
Ten eiudc gemeenschappelijke eenheid te bcvorde-
ivu hebben de Afgescheidenen eene synode ingesteld,
die om de drie jaren bijeenkomt en nagenoeg drie
weken hare zittingen voortzet. De provinciale svuo-
den vergaderen eens of tweemaal in hel jaar, en de
classis drie- of viermaal. Overigens is het geineen-
bestuur ingerigt gelijk bij de Hervormden.
Op den G\'1\'" Dec. 1!? 5 1 werd te Kampen eene theo-
logische school geopend met ;i? kweckclingen, aan
wier hoofd \\ ier leeraren gesteld werden, F. T. de
Haan (in ]5l>0 emeritus), S. van Velzen, A. Bruin-
uiclkampcii 11. dcCock. De studenten wijden zich drie
jaren aan de voorbereidende wetenschappen, en de vol-
ge uil e twee jaren aan de eigenlijke godgeleerdheid. Zij
worden onderwezen en geëxamineerd iudcNcdcrlaiid-
schc laai en stijl, hel Latijn, Gricksch, Hebrceuwsch
en de algemeeneen vaderlandschcgeschiedenis,benc-
vens in de geographie, mythologie, logica en metaphy-
sica, i u de bijbelschc geschiedenis en den bijbelinhoud,
in de bijbelschc geographiceu de Joodschc oudheden,
de inleiding op de Schriften des (). ctiX. V.,dekerkc-
lijke geschiedenis, exegese, critiek en hermeneutiek,
inleiding op de godgeleerdheid, geopenbaarde cu na-
tuurlijke, in de stellige, wederleggcudecu beoefenende
godgeleerdheid en in de predikkunde.
Begaafde jongelingen zonder geldelijk vermogen
worden gemeenschappelijk ondersteund, en in elke
gemeente worden jaarlijks collecten gehouden, twee
ten behoeve van liet theologisch schoolwezen, twee
andere voor de studentenkas. Er bestaat een eollcgie
van curatoren over de school, dat eenmaal in het jaar
vergadert, het bestaat uit zoovele personen als er pro-
vinciën zijn. Bijgestaan door de leeraren examineert
het de studenten cu beslist over hunne toelating,
waarbij de docenten slechts eene raadgevende stem
uitbrengen. Het getal der kweekelingen bedraagt
thans (1SG3) 41. Sedert 1SG1 is te Kampen ook eene
Zeudeliugsschool opgerigt onder hel bestuur van de
docenten en curatoren der theol. school; zij telt vier
kweekelingen.
Er doen in 1863 181 leeraren dienst; 2 zijn emeriti.
Het getal der gemeenten bedraagt 241, doch niet
alle bezitten reeds een kerkgebouw. Er zijn 37
scholen opgerigt; die aan t\\cn Helder beeft zich niet
kunnen staande houden. Eene fraaije kerk is aldaar
in 1SC2 geslicht.
liet getal der zielen wordt lussehende öOcii (j«.»,t)0U
begroot, en bij de tegenwoordige geschillen op god-
geleerd gebied zal dit getal eer toe- dan afnemen.
AEG 11AN EN, een volk dat Afghanistan, ecu
land leu zuiden van het koningrijk Pcrziè\' gelegen,
bewoont. Volgens de eigene overleveringen der Af-
ghauen stammen zij af van Melic Talul, dal is,
van koning Saul. ^ir VVilliam Jones maakt in zijne
onderzoekingen in Azië\' de gissing, dat dit volk een
overblijfsel is van de tien stammen, die in gevangen-
schap werden weggevoerd. Zijne woorden ziju deze : —
„Van Esdras vernemen wij, dal de tien stammen na
een zwcrftogl aan een land kwamen, Arsarcth ge-
heeteii, waar zij, naar wij veronderstellen mogen, zich
vestigden. Nu zeggen de beste Perzische geschied-
schrijvers, dat de Afghaueu van de Joden afstammen,
en onder hen zijn overleveringen, die hetzelfde aau-
duiden. Menzcgl zelfs, dat hunnefamiliéuonderschei-
den worden door de namen van Joodsche stammen,
hoewel zij, sedert hunne bekecring tot de Mohamc-
(laanselie leer, ijverig getracht hebben hunnen oor-
sprong te verbergen. De taal, die zij gebruiken, heeft
eene blijkbare overeenkomst mei lui Chaldecuwsch,
en eene aanzienlijke landstreek onder hunne heer-
schappij wordl Elazareth genoemd, welke naam zeer
goed van Arsarcth kan gevormd zijn." De Afghaueu,
men moei liet erkennen, gelijken in hunne gewoonten
en kerkgebruiken sterk op de .loden. Zoo sluiten zij
voornamelijk huwelijken in hunne eigene stammen;
zij nemen de Joodsche wet in acht, dat de broeder de
weduwe zijns overleden broeders moet huwen, wan-
uecr die broeder zonder nakomelingen gestorven is;
echtscheidingen zijn onder hen geoorloofd, en onder
een hunner stammen heerscht een gebruik, dat
-ocr page 75-
a1\'\'(,oI).si;ki;j>ü.
ui
bijzonder veel gelijkt op liet Loofhut tenlëest. Het is
ook cene merkwaardige omstandigheid, welke meer
daneenige andere hunnen Joodschen oorsprong schijnt
aan te duiden, dat hunne taal, het PualAoo, veel meer
Hebreeuwsche woorden beval dan cenige andere in
Indië. Elphinstone, die de theorie van Sir William
Jones, datde .Vfghauen van Joodsehcu oorsprong zijn,
betwijfelt, of liever niet gelooft, zegt na ecu zorgvul-
dig onderzoek hunner taal, dat ongeveerde helft der
woorden, die welke eeue afgetrokkens beleckcnis
hebben ingesloten, van vreemde talen, voornamelijk
bei Perzisch, afgeleid zijn. Hoewel in de laatste jaren
veel aandacht is gewijd aan de gewoonten en taal vau
dit belangwekkende volk, hangt nog een gcheimziu-
nigcsluijcr over het gcheele onderwerp, dien alleen de
ernstige en diepzinnige onderzoekingen van Ooster-
sche geleerden vermogen op te ligt en.
Ar\'GODNMLKLD, eene zigtbare voorstellingvan
een Heidcnseb god. \\ olgens de volksoverleveringen
van bet oude (iriekenland was er nooit een tijd,
waarop de goden geene zigtbare voorstellingen van
den eenen of anderen vorm hadden. 1 let is waarschijn-
lijk, dat er gedurende langen tijd in (iriekenland geene
andere standbeelden dan die van goden bestonden.
Volgens Kusobius waren de Grieken vóór den tijd
van Cccrops geene aanbidders van beelden, maar
deze rigttc standbeelden voor Mincrva op. l\'lutar-
( bus berigt ons, dat Nuina den domeinen verbood de
godheid in de gedaante van een mensch of dier voor
Ie stellen. Lucianus zegt, dat de oude Egyptcuaren
geene beelden in hunne tempels hadden, en llcro-
dotus verzekert, dat de oude Perzen geene afbeel-
dingen van hunne goden bezaten, terwijl (\'asarous
mededeelt, dal de Germanen er sleehls weinige had-
den. Tacitus, van laatstgenoemd volk sprekende, zegt,
dat hunne godbeden niet in tempels waren opgeslo-
ten, noch onder eenigerlci gelijkenis op den mensehe-
1 ij ken vorm waren afgebeeld. Dat Ie doen was, volgens
hunne zienswijze, te kort doen aan de majesteit van
hoogere wezens.
Afgodsbeelden hadden in het allereerst de incest
ruwe gedaante, daar zij niets meer waren dan vonue-
loo/.e blokken hout of steen. De Plueniciërs aanbaden
in zeer oude lijden de Bteti/lia (zie IS.et.) of grootc
metcoorstoenen, die uit de lucht waren gevallen, en
welke zij geloofden, dal door de goden zelve als hunne
afbeeldingen waren nedergeworpen. Daarom werden
deze steeneu somtijds beinelsteenen genoemd, liet
aanbidden van de Lta\'tvlia bepaalde zich echter niet
tot de Phoaniciërs; in Galatië werd een heilige steen
bewaard, die aan Cj/bele gewijd was; in Syrië een, ge-
wijd aan den zonnegod lleliogabalus; een derde, gewijd
aan Jpotlo in den tempel van Delphi. Jublonski ver-
klaart ook, dal de voornaamste afgod der oude Ara-
bieren een vierkante zwarte sieeu was, vier voet hoog
en twee voel breed, waaraan zij den naam van Dysares
gaven. In dezelfde categorie kan de Kantin der latere
Mohaincdancn geplaatst worden.
lil hel barbaarschc en vreemde voorkomen der
afgodsbeelden van vele Heidcnschu stammen kan men
opmaken, dal de eerste voortbrengselen der l/ieojmiui
of godenmakers zonder cenigen smaak gevormd wa-
ren. Eu toch vernemen «ij uil verscheidene gedeelten
lliade van Homerus, dat er tempels en beelden van
der goden in de eerste eeuwen van hel baataan der
Grieken waren. De looiers van Klein-Azië waren
meer bijzonder merkwaardig om hunne gebecld-
houwdc voorstellingen der goden. De eerste voort-
brcngsclen der beeldhouwkunst in Griekenland en
zijne koloniën waren ongetwijfeld beelden vau god-
beden. Voor de aanbidding binnen de buizen wcr-
den de afgodsbeelden vau gebakken klei gemaakt.
Die. welke in tempels geplaatst moesten worden,
waren over het algemeen vau hout, maar in later lijd
van marmer en brons, in hetgeen de archaïsche cd\'
hiëratische stijl genoemd werd, die gedurende langen
lijd zoo zorgvuldig gevolgd werd, dal de Grieksche
knust in dit opzigt stationair bleef. De uudc vormen
der goden werden zorgvuldig bewaard, zelfs wanneer
er eene verbetering plaats had in de bouwstof, waar-
uil zij vervaardigd werden, daar het bout plaats
maakte voor marmer, brons, ivoor en zelfs goud. In
ééne klasse van afgodsbeelden, die namelijk, welke in
de tempels als nnathemuta waren gewijd, werd zulk
eene strenge aankleving aan overoude gewoonten niet
vereiseht, en daarom rezen de kunstenaars in dil op-
zigt trapsgewijze tot een hoogcren kunststijl. Toen
echter Athene op het einde der vijfde en in het begin
der vierde eeuw voor Christus hel middelpunt der
sehoone kunsten in Griekenland werd, werd de beeld-
houwkunst los van hare banden, en de bccldtenisscn
der goden werden uitgevoerd niet eene schoonheid,
die het verhevene nabijkwam. Hel standbeeld van
1\'allas door Phidias, en nog veel meer dal vanden
Olympischen Zcus door dcnzelfdcn kunstenaar, werd
algemeen bewonderd. Xa den l\'eloponuesisehen oor-
log ontstond de school vau Scopas en Praxiteles,
die voor een tijd zelfs boven die van Phidias geacht
werd; maar boewei de vrouwelijke standheelden dezer
j school zonder weerga waren, boezemden hare voort-
-ocr page 76-
62
AFGODSBEELD.
brcngsclon over het algemeen genomen niet die zui-
vcre en verhevene gevoelens in, die door de bcschou-
wing der standbeelden, welke van de hand van l\'hidias
kwamen, opgewekt werden. Inde verschillende rijken,
die uit. do veroveringen van Alcxandcr den tirootc
ontstonden, werden zelden afgodsbeelden gemaakt,
en daar de schilder- en beeldhouwkunst zich in wc-
ivldsche voorwerpen ruiiii.-elioDls konden ontwikke-
len, hielden de kunstenaars op hunne krachten iiitslui-
teud aan hel maken van afbeeldingen van lleidensclie
godheden te wijden. De ijdelheid der koningen leidde
ook lol hel ontslaan van eene nieuwesoorl vanstand-
beelden, daar de buste van een koning somtijds op
het ligchaam van hel beeld eens gods werd geplaatst.
De Ktrimkisehe kunst vereenigde den Griekschcn
bccldhouwstijl mei den oud-Aziatischcn of Babylo-
uisehen, en maakte afgodsbeelden van reusachtige
grootte, half menseh, half dier, die eerder als typische
en zinnebeeldige figuren dan als afgodsbeelden mocs-
tcu dienen.
Men gelooft, dat de Romeinen vóór den lijd van
den eersten Tarquinius gcene afbeeldingen hunner
goden bezaten, en gedurende langen lijd na diens re-
gering hadden zij hunne houten of klcijcn heelden aan
Klruskiselie kunstenaars Ie danken. 1\'linius zegt, dat
het eerste metalen beeld van eene godheid ecu beeld
van Cercs geweest is, gemaakt omstreeks tS5 voor
Christus. Livius maakt echter melding van een zeer
groot metalen beeld van Jupiter Capitolinus, dat oin-
slreeks 4\'JO voor Christus zou geniaukl zijn. (icdu-
rende het keizerrijk vleiden de kunstenaars de keizers
somtijds door hen als goden af te beelden, en de dames
der keizerlijke familie als godinnen.
De invoering van het Christendom, en meer bijzonder
deszelfs vestiging inliet Romeinschc rijk iu de vierde
eeuw onzer jaartelling, veroorzaakte de vernieling van
lleidensclie afgodsbeelden, hoe kunstig en sierlijk zij
ook gemaakt waren. Deze kruistogtcn tegen de stand-
beelden der goden begonnen in het laatste gedeelte
der regering van Constantijn, en namen trapsgewijze
in uitgebreidheid toe, totdat zij zich onderTheodosius
dvn Jongere over alle deelen van het rijk uitstrekten.
Niet dat de Christenen de kunsten verachtten, ofics-
thetische voortreffelijkheid in schilder- of beeldhouw-
kunst niet konden waarderen, maar hun afkeer van
lleidensclie afgoden was geheel en al van een godsdien-
stigen aard. /ij verafschuwden de afgoderij, al was
zij ook met de meest aantrekkelijke bekoorlijkheden
versierd. Hel is voldoende op den nieikwaardigen
vooruitgang der kunst in de middeleeuwen te wijzen,
om het Christendom te ontheffen van de besehuldi-
ging, die somtijds door onkundigen legen hetzelve is
ingebragt, dal de spiritualiteit van zijn karakter liet
tot den vijand derschooiie kunsten gemaakt beeft.
In de eerste lijden waren de afgodsbeelden ge-
woonlijk gekleurd, niet zoo zeer uit liefde tol opsic-
ring, als wel om zinnebeeldige waarheden aan te
duiden. Zoo was b. v. Bacchus in ecu rood of schar-
laken gewaad gekleed, als zinnebeeld van den wijn
of, gelijk sommigen veronderstellen, van de ovcr-
winning, welke de vrolijke god op de ineuscheu bc-
haaldc, toen hij vele kunsten en gemakken des levens
onder ben invoerde. Pan, 1\'riapus, de Salvrs enz.
waren eveneens rood geschilderd, en l\'lutarehus ver-
zekert ons, dat rood oorspronkelijk de heersehende
kleur der afgodsbeelden was. Osiris — de verper-
soonlijking van het zonncjaar der Egyptcuareu —
werd afgebeeld op eene schilderij van grootc afinc-
tingen, niet, een blaauw gelaat en blaauwe armen en
voeten, rustende op een zwarten grond, die hel zinnc-
bceld was van de ondcraardsehe loophaan der /.mi.
Zwart en blaauw onderscheidden ook het portret van
den plauctcngodSaturnus en stelden de zon inden
Stccnbokskecrkring voor, of hare zuidelijke helling
naar de luchlstrcek van bel zwarte Ethiopië. Als de
koning, der onderwereld hij de Ëgyptcnarcn was
Scrapis zwart geschilderd, terwijl liet beeld van
Jupiter bij hetzelfde volk asehgraauw of scharlaken
was. Tiet beeld van Mars was van rooden steen, en
dat van Veuus was van dezelfde kleur; dal van Apollo
had de glansrijke kleur van het goud, en dat van
Mcrcurius was bedekt met hel zedige blaauw. De na-
tuurlijkc kleuren der slcenen, waarvan de beelden der
goden gemaakt waren, werden dikwijls gekozen om
hare allegorische betcekenis. Zoo berigl ons de on-
vermoeide reiziger l\'ausanias, dat de riviergoden der
()uden geheel van wit marmer gemaakt waren, en
dat alleen voor bet standbeeld vanden Nijl eenzwarte
steen gekozen was, om den K.thiopischen oorsprong
van den riviergod aan Ie duiden: eene buste van den
Nijlgod iu het Napoleon-museum bevestigt dit. De
Hindoes kozen, overeenkomstig hu line leer der wereld-
wording, de doukerhhiaiiwe kleur, om hel water aan Ie
duiden als hel oorspronkelijke element der schepping.
Daarom duidde deze kleur ook Xarajau, den beweger
der oorspronkelijke wateren, aan. Tc Catiuandoe,
de voornaamste stad van Xcpaul, kan men een schoon
beeld van dezen god van blaauw marnier zien, iu eene
hellende houding, hezigmet zwemmen. Op den eersten
Januarij reed de Romcinsche consul, in eene wille
-ocr page 77-
AFGODENDIENAARS.
03
toga, gezeten op een wil paard, naar hel capitool;
het was ter eere van Jupiter, die daar, zooals wij van
Pherccydos vernemen, als de zonnegod der Ronioi-
non werd aangebeden, alsook Ier nagedachtenis van
de overwinning diens gods op de reuzen, toen de
veeloogige en veelhandige Briareus, de winter, het
boosaardige opperhoofd van de oproerige bende, zelf
geheel en al verslagen werd. Deze consulaire pleg-
tigheid stelde liet levende beeld der zonnegodheid
voor, overdekt niet de kleur des lichts. Ten slotte,
(\'eres was de zwarte of de schitterende godin, naar
mate zij haren lijd in de onderaardsche of bemelsche
streken doorbragt, en Vesla, als de aarde, was groen,
terwijl in hare hoedanigheid van godin des vuurs, de
kleur iler vlam haar beeld opsierde.
liet denkbeeld, dal de Heidenen zich gewoonlijk
van afgodsbeelden gevormd hebben, is dat, nadat zij
mot zekere plcgtigheden gewijd zijn, de goden neder-
komen en hunne woning er in nemen, zoodat de
beelden als de verblijven der goden vereerd worden.
Augustinus,ecu verslag gevende van den Egyptenaar
Hennes Trismcgistus, zegt: „Hij hield staande, dat
heelden als het ware de ligchamen der goden waren;
zekere geesten woonden er in, daartoe uitgenoodigd
door hunne aanbidders, en hadden groote magt in
bet verhooren van de gebeden en het doen gebeuren
van zulke dingen, als van hen verzocht werden. Dit
vereenigen van ouzigtbarc geesten met beelden, en
het vormen van hen in één bezield ligchaam, noemde
hij godenmaken, en hij geloofde, dat er menschen be-
stonden, die meesters waren in deze verwonderlijke
kunst." Dit was hel algemeene gevoelen bij de lleide-
nen. Dr. Pococke verzekert, dat bij de oude Arabieren
de aanbidding der goden op dit beginsel van iuwo-
ning gegrondvest was, en hij berigl ons uil hunne
schrijvers, dat zij geloofden, dal toen Mohamed en
zijne volgelingen hunne afgodsbeelden Ie Mekka ver- |
nieldcn, men de geesten, die er in woonden, in tranen
zag, weenende en klagende over hunnen toestand, nu
zij van hunne aardsche woningen beroofd waren.
AFGODENDIENAARS, aanbidders van afgods-
hecldi\'ii, of personen, die aan voorwerpen door nien-
sohcuhandeu gemaakt, hoedanigheden en eigenschap-
pen toeschrijven, die alleen den Schepper eigen zijn.
Het is moeijelijk hel juiste tijdperk op Ie sporen,
waarop hel ïnenschdoin van de aanbidding van den
éénen waren God tot afgoderij overging. Er is eenige
reden om Ie gelooven, dat do Antcdeluviaaiischc
wereld niet geheel en al vrij was van deze afschuwc-
lijke zonde. Inden. VI: II wordt ons medegedeeld,
dat „de aarde verdorven was voor Gods aangezigt,"
hetgeen door de Joodsche geleerden uitgelegd wordt
betrekking te hebbeu op het alomhecrseliendegebrek
van onzuiverheid of afgoderij. En wanneer mei be-
I rekking tot de dagen van Enos, den zoon van Seth,
gezegd wordt: „Toen begon men den naam des Hee-
ren aan te roepen," zetten Maimonides en de rabbij-
nen de uitdrukking aldus over: „Toen was er heilig-
schenuis door hel aanroepen van den naam des llee-
ren," hetgeen naar hun inzigt beleekeut , dat de
naam van God aan schepselen gegeven werd. Maar
of zulk eeue vertolking al of niel geoorloofd is,
eene vergelijking van Gen. VI : 5 niet Mom. I : 2\'.i
schijnt de meening te versterken, dat afgoderij vóór
den zondvloed uitgeoefend werd. En Sauchoniatho,
een van de oudste ongewijde schrijvers, zegt, dal de
zon aangebeden werd in het tweede geslacht van
Adam, en pilaren of ruwe sleenen in hel vijfde ge-
slacht, en standbeelden en uitstekende personen in
hel negende.
Wij vinden, dat kort na den zondvloed de afgoderij
op aarde heersehte. Het huisgezin van Abraham bad
afgoden aan aan gene zijde vande rivierden Euphraal
in Ut der (\'hnldecn, en Laban van Mesopotainió had
terafim of afgodsbeelden, welke Kachel in het go-
heiin niet zich voerde, toen zij hel huis baars vaders
verliet. De bewoners van Egypte gaven zich aan af-
goderij over, vóór Jakob en zijne zonen naar dat land
gingen, eu uit Joz. XXIV : 1 f blijkt duidelijk, dal de
Israëlieten in Egvpteland afgoden dienden, liij hun
vertrek uil het land der slavernij vinden wij, dal zij
afgoden aanbaden, en toen zij zich in Kanaiin geves-
tigd hadden, namen zij verscheidene godheden aan,
die door de Kanaiinietcn en andere naburige volke-
ren aangebeden werden.
De eerste der Israëlietische koningen, die de afgo-
derij als eene nationale vereering invoerde, wasSalo-
mo, die niet alleen zelf vreemde goden diende, maar
ook door het geheelc land tempels Ie hunner eere liet
oprigleii. en reukwerk voor hen brandde. Jerobeam,
die aan het hoofd was van den opstand der tien stani-
ineil, voerde de dienst der twee gouden kalveren in,
het eeue telielh-cl, hel andere Ie Dan. Ook de koning
van Juda was niet onschuldig aan deze groote zonde;
in tegendeel, zijn volk overtrof de vaderen in de
hulde, die het aan valschc goden bewees, want in
I. Kon. XIV : y.\'i wordt ons medegedeeld: „Want
ook zij bouwden zich hoogten, en opgerigte beelden,
eu bosseheu, op allen hoogen heuvel, en onder allen
groenen boom." Vide koningin van Juda waren af-
-ocr page 78-
AFGODENDIENAARS.
0 1
in de geheele mythologie van Griekenland en Rome
aanwezig te zijn, want terwijl de hoogere godheden
beschouwd werden een meer uitgebreid gezag in elk
afzonderlijk gedeelte der natuur te hebben, had elke
slad of afzonderlijke plaats hare eigene bijzondere
godheid, die haar bestuurde. Men meende ook,dal de
groote goden somtijds de ligchamen van inenschen
| aannamen, en gedurende eenigen tijd den Olympus
verlieten om met de bewoners (leraarde te vorkeeren.
Van hier de uitroep in Hand. XIV : J1 : „Do goden
zijn den inenschen gelijk geworden, en tol ons neder-
gekomen." I?ij alle Heidensche volken bestond de ge-
woontc om bij een grool gevaar de gunst vanden cenen
of anderen god te trachten Ie winnen, en eene plotse-
linge bevrijding of bijzondere gebeurtenis, hetzij deze
een gocdofecnslecbl aanzien had, wei-d algemeen aan
de tusschenkomst hunner godheden toegeschreven.
In de eerste Christelijke kerk word de afgoderij als
eene der grootste misdaden aangemerkt, die met cx-
communicatic gestraft werden. Er waren versoliei-
dene graden der zonde. Eenigen gingen openlijk naar
do lleidenselie tempels, offerden daar wierook aan
de goden en namen deel aan de offeranden, (\'ypria-
uns noemt zulke personen dikwijls staeriftcttli en flmri-
Jh\'tili,
en maakt onderscheid Insschen diegenen,welke
niet alleen zelve offerden, maar hunne vrouwen en
kinderen en dienstboden dwongen met hou modo te
gaan offeren, on diegenen, welke alleen gingen offeren
om hunne huisgezinnen en vrienden voor vervolging
ie vrijwaren. De laatsten beschouwde hij als minder
misdadige overtreders. Dol concilie van Anevra.de
zaak evenzoo beschouwende, beveelt in zijn vierden
ca....... dal indien diegenen, welke gedwongen waren
naar een afgodstempcl Ie gaan, met een opgeruimd
gelaat gingen en in feestgewaad, en met zorgeloosheid
doel namen aa ii het feest, zij zes jaar boel e zouden doen:
één alleen als hoorders, drie als knielers en twee als
medoslaanders om de gebeden Ie liooren. alvorens we-
dcr lot volle kerkgemeenschap te worden toegelaten.
Maar indien zij in rouwgewaad naar den tempel gin-
gen on weenden gedurenden al den tijd, dal zij van liet
offer aten, dan zoude vier jaar boete voldoende zijn
om hen weder tot volmaaktheid te brengen. De neht-
ste canon van hetzelfde concilie beveelt hun, die
hunne misdaad herhaalden door Iwee-of driemaal Ie
offeren, gedurende zeven jaar boete te doen; en de
negende houdt in, dat indien iemand niel alleen zelf
offerde, maar ook zijne broedeis dwong, of de reden
was, dal zij gedwongen werden, hij tien jaar boete
moest doen, als schuldig aan eene meer verfoe.ije-
godendienaars, maar Achaz overtrof hen allen. In
2. Kon. XV I : •\') lezen wij: „Want hij wandelde in don
weg der koningen van Israël; ja, hij dmd ook zijnen
zoon door liet vuur gaan, naarde gruwelen der lieide-
nen, die de Heere voor de kinderen Israël* verdreven
had." De koperen slang, die Mozes op Gods bevel gc-
niaakt had, werd in een afgod veranderd, en reukwerk
werd Ie harer eere gebrand, maar llizkia verbrijzelde
haar in zijn ijver voor de dienst vanden waren God,
en noemde haar Nehïistan, dal is, een stuk koper. De
volgende koningen wedijverden met elkander in hunne
gehechtheid aan afgoden, met de schoone uitzonde-
ring van den goeden koning Josia. Na de tcrugkomsl
der Joden uit hunne zeventigjarige gevangenschap in
Babyion, deden zij echter, op raad van Ezra en Nelie-
niia, geheid en al afstand van de afgoderij.
De eerste vorm van afgoderij was die, welke bc-
kend is onderden naam van T.yi/j(ii.i)n,is of aanbidding
van zon, maan en sterren. Deze afgoderij schijnt ge-
heerseht te hebben bij de liabyloniërs, (\'hakteersen
Assyriërs. Op deze kan de aanbidding der elementen,
voornamelijk van hel vuur, gevolgd zijn, die in een
vroeg tijdperk inChalileaen Perzië uitgeoefend werd.
Elk element was volgens het geloof der eerste ïncn-
scben onder de leiding van een bijzonder wezen. De
aarde, hel water, hel vunr, de lucht, de zon, de maan
en de sterren hadden elk eene afzonderlijke godheid.
De booinen, bosseben, rivieren, bergen, rotsen, wiu-
den, donder en stormen insgelijks, en verdienden
daarom eene godsdienstige vereering, die aauvankc-
lijk niel gcrigl was tot het zigtbare voorwerp, maar
tot thn geest, die hel bezielde.
Onder bijna alle lleidenselie volkeren lieefl hel
denkbeeld geheerselil, dat hol gezag en de invloed dei-
goden beperkt waren tol bijzondere plaatsen. Daarom
lezen wij in 2. Kon. XVII : 20, dat de kolonisten
door den koning van Assyrië naarSamaria gezonden,
eene zware ramp, waardoor zij bezocht werden, aan
hunne onwetendheid aangaande de plaatselijke god-
heden toeschreven. ., Daarom spraken zij tot den ko-
ning van Assyrië, zeggende: De volken, die gij ver-
voerd hebt, en hebt doen wonen in de steden van
Samaria, welen de wijze des Gods van liet land niet;
daarom heeft Hij leeuwen onder hen gezonden, en
ziet. zij dooden hen, dewijl zij niel weten de wijze\'
des Gods van hel land." Ook vinden wij in 1. Kon.
XX : 2.S, dal de kueelileu van den koningvan Syrië
hunnen meester zochten Ie overtuigen, dal de goden
der Israëlieten slechts berggelden waren, en geene
goden van hel elfen veld. Hetzelfde denkbeeld schijn!
-ocr page 79-
ATGODKNIMKNAARS.
05
lijke goddeloosheid. De zevende canon bepaalt echter
slechts twee jaar boete voor hen, die noch offerden,
noch dingen aten aan afgoden geofferd, maar alleen
hunne eigene spijs op een lleidciisch leest in een af-
godslcmpel gebruikten. In uiterste gevallen, wan-
neer een belijder van het Christendom vrijwillig tot
afgoderij verviel /onder daartoe gedwongen tewor-
den, werd strenge straf opgelegd. Volgens een der
canons van liet Nicamische concilie moesten zij
twaalf jaar boete doen, alvorens /.ij wederom tot volle
kerkgemeenschap werden toegelaten. Het concilie
van Valence in Frankrijk gaat verder en verpligl
hen al hun leven boete te doen, om alleen in het uur
des doods de absolutie te ontvangen. Hel concilie
van Eliberis gaat zelfs nog verder, het ontzegt, aan
zulke met voordacht afvalligen de communie in het
allerlaatste oogcublik, verklarende: „dal zoo ecu j
Christen de dienst wsmflamen of Romeinsch priester
op zich nam en in die dienst offerde, en zijne mis-
daad verdubbelde of verdrievoudigde door moord en
echtbreuk, hij in hel uur des doods niet totdeeom-
inunie zou worden toegelaten."
Eene andere klasse van Christenen, die totafgo-
derij vervielen en bij gevolg beschuldigd werden van
hel geloof te verzaken, kreeg den naam van TAbellafiri,
naar zekere libellen of geschriften, die zijaan de Hci-
densehe magistraten gaven of van hen ontvingen, om
vrij te zijn van in hel openbaar Ie offeren. Heilige
dezer afgodendienaars gaven een geschreven bewijs,
eigenhandig onderfeckend, om te verklaren dal zij
geene Christenen waren, en hunne gereedheid te bc-
tuigen om te offeren, wanneer zij doorden magistraat
daartoe werden opgeroepen. Andere zonden, om zich
te vrijwaren voor eene opeue verklaring van afvallig-
heid, een Jleideiiselien vriend of dienstknecht om in
hunnen naam Ie offeren en aldus een geschreven ge-
tuigschrifl Ie verkrijgen, dat hen voor Heidenen zou
kunnen doen doorgaan. Nog andere beleden openlijk
aan de Heidensehe magistraten, dat zij Christenen
waren en niet aan afgoden konden offeren, maar te
/.elfder tijd boden zij een losprijs aan om een libel
van veiligheid te verkrijgen. Gevallen hadden er
plaats van Christenen, die krankzinnigheid voorwend-
den ten einde te voorkomen, dat zij opgeroepen wer-
den om te offeren, en somtijds gebeurde het, dat
menschen naar bet Heidensehe altaar gingen als om
te (dieren, en plotseling ter aarde vielen, als waren
zij door cle vallende ziekte aangegrepen, leu einde het
medelijden van den magistraat op te wekken, en hein
er toe te brengen hen vrij te laten van hel verrigten
der Heidensehe plegtigheid. De kerk beschouwde
dit natuurlijk als eene daad van veinzerij, en volgens
de regels voor de boetedoening van Petrus, bisschop
van Alcxandrie, werden zij, die daaraan schuldig
waren, aan eene boete van zes maanden onderworpen.
Eu niet alleen moesten zij, die regl si reeks beschul-
digd werden van aan afgoden te offeren, boete doen,
maar ook al degenen, die ecnigermatc afgodische ge-
bruiken bevorderden of aanmoedigden of zelfs toelie-
ten, ondergingen meer of min strenge kerkstraffen. Zoo
werd het maken van afgodsbeelden voorde Heidenen
door de eerste Christenen vooreen schandelijk beroep
gehouden, en niemand, die van zulk een beroep leef-
de, kon tot den doop worden toegelaten, tenzij hij be-
loofdc er afstand van te doen. Tertullianus rekent het
I lermcigenes als eene groote misdaad aan, dal hij hel i
beroep uitoefende van heelden te schilderen, bestemd
voor afgodische aanbidding. Uit de aanmerkingen
van Tertullianus in zijn hoek over de afgoderij schijnt
te blijken, dat in zijn tijd de kerktnclit ten aanzien
van makers van afgodsbeelden zoo slap was, dat
zulke overtreders niet alleen mogten communiceren,
maar ook bedieningen in de kerk aannemen. Dezelfde
kerkvader beschouwt al diegenen onderde beschul-
digiug van afgoderij, die iets toebragten tot het aan-
biddeu van afgoden, hetzij door altaren op te rigten,
tempels ie bouwen, offertafels te maken, of afgods-
beelden te verl\'raaijeu en op te sieren. Hij klaagt ook
diegenen aan, die hij leveranciers voor de afgoderij
noemt, onder welke hij alle kooplieden begrijpt, die
wierook verkochten aan de afgodstempels, enaldege-
iion, die van het koopen en verkoopen van offerdieren
een beroep maakten.
In een zeer vroeg tijdperk van het bestaan der (\'bris-
telijke kerk ontstond er twist over de wettigheid of
onwettigheid van het eten van vleeseh, ilat den afgo-
den geofferd is. De Apostel Paulus plaatst de kwestie
in 1. Cor. VIII ineen helder en overtuigend licht.
Hij erkent, (lat een afgod niets is, en dal datgene,
hetwelk den afgoden geofferd is, niets is of van geen
gewigt, afgetrokken beschouwd. Maar veel hangt er
af van de omstandigheden, waaronder de handeling
verrigt wordt. Als een Christen eenal\'godsleinpcl bin-
neu treedt, daar met afgodendienaars gaal aanzitten
en van datgene eet, dat den afgoden geofferd is, dan is
hij schuldig aan misbruik van zijne Christelijke vrij-
hcid, aan eene dadelijke aanmoediging van afgoderij,
aan het zondigen tegen de broeders en het kwetsen van
hun zwak geweten. In de Handelingen van Lncianus
tien Martelaar word! gezegd, dat hij liever van honger
-ocr page 80-
66
AFL
,AAT.
AFLAAT, de kwijtschelding volgens de Roomsche
kerk van de tijdelijke straf der zonden, vergeven,
wat hare misdaad aangaat, door de slcutebnagt zonder
het sacrament, door het, beschikken over de genoeg-
doeningen, die zieh in de schatkist, der kerk bcvin-
den. Deze schatkist wordt door Deus beschreven als
de verzameling der geestelijke goederen, welke in
het Goddelijk bezit blijven, waarvan deuitdcclingaan
de kerk is toevertrouwd; en die verzameling wordt
gevormd door de overtollige genoegdoeningen van
Christus eu de overtollige genoegdoeningen van de
Maagd Maria en de andere heiligen. Aangaande het
onderwerp der aflaten zegt de geloofsbelijdenis van
paus 1\'ius IV. : „Ik zeg ook, dat de magt om aflaten
te geven door Christus aan de kerk was nagelaten, en
dat- het gebruik maken daarvan voor Christenen al-
lerhcilzaamsl is." Aflaten worden verdeeld in plaat-
selijke, werkelijke en persoonlijke ; in volle, niet volle,
meer volle en allervolste; en in eeuwige en tijdelijke.
De paus is, volgens de meening der Roomschen, de
opperste beschikker over de schatkist der kerk, en
deze magt geeft bij aan de bisschoppen, elk in zijne
diocees. De magt om volle aflaten aan alle Christe-
nen te vcrlccnen berust bij den paus, maar de magt
van een bisschop om aflaten te geven is tot zijne eigene
diocees beperkt, liet is door Goddelijk regt, dat de
paus aanspraak maakt om deze magt uit te oefenen,
terwijl de bisschoppen haar slechts door geestelijk
regt bezitten. Dit onderscheid wordt ontkenddoor de
Gallicaanschc kerk, die beweert, dat alle bisschop-
pen deze magt bezitten opdcnzclfdou voet als de paus.
Aflaten worden niet alleen aan de levenden gegeven,
maar ook aan de zielen, die reeds in het vagevuur zijn,
van welke Bellarminus zegt, dat „de paus over de ge-
noegdocningen van Christus en de heiligen ten gunste
der dooden beschikt, door middel van goede werken
aan de levenden opgelegd. Zij worden niet als juridi-
sehe absolutie, maar als betaling uitgereikt."
De plaatsen uit den bijbel, die gewoonlijk door de
Roomschen aangehaald worden om de aflaten fe vcr-
dedigen, zijn o. n. de volgende: Mafth. XVI : 10:
„En ik zal u geven de sleutelen van het koningrijk der
hemelen; en zoo wat gij zult binden op aarde, zal in
de hemelen gebonden zijn;" Joh. XXI : 15: „Weid
mijne lammeren ;" Col. I : 24: „Die mij nu verblijde
in mijn lijden voor u, en veivulle in mijn vleeseh de
overblijfselen van de verdrukkingen van Christus,
voor zijn ligehaam, hetwelk is de gemeente;" 2. Cor.
Il : UI: „Dien gij nu iets vergeeft, dien vergeef ik
ook; want zoo ik ook iets vergeven hel), dien ik ver-
gestorven zon zijn dan dingen te eten, die aanafgoden
geofferd waren, als zijne vervolgers lieni in de gevan-
genisgeen ander voedsel wilden toestaan. Zoo doende
handelde Lucianus volgens een eelit Christelijk be-
ginsel, wel wetende, dat zijne Hcidensche vijanden
hem wenschten Ie nopen tot datgene, wat zij als eenc
oogluikende toelating van afgoderij beschouwden. 15a-
ronius haalt in zijne Jaarboeken een dergelijk voor-
beeld aan van de Christenen van Constant inopel, die,
toen Julianus de Afvallige bevolen had, dat al het
voedsel inde shigl huizen door besproeijingen onzuiver
zou gemaakt worden, zieh vastberaden out hielden van
hel onzuivere voedsel Ie knopen eu gekookt koren ge-
bruiktcn in plaats van brood, eu aldus het plan van
den keizer deden mislukken, liet werd zelfs als een
verbreken van den pligt eens Christens beschouwd,
wanneer iemand uit enkel nieuwsgierigheid tegen-
woordig was bij eenc offerande aan afgoden, alhoewel
bij er geen werkelijk aandeel aan nam; het was eenc
middellijke aanmoediging tut afgoderij, welke door
het concilie van Kliberis op straffe van tien jaar boete
verboden werd. En het concilie van Ancyra bepaalde,
dat dezulken, die niet de Heidenen maaltijd hielden
op een afgodisch feest, op eenc plaats daarvoor be-
slemd, al bragten zij ook hunne eigene spijze mede om
daar te eten, daarvoor twee jaar boete zouden doen.
()nder de Apostolische canons is er een, die Christe-
nen verbiedt, olie naar een Hcidenschcn tempel of eenc
Joodsche synagoge te brengen, of lichten bij hunne
feesten te plaatsen, op straffe van excommunicatie.
Elke soort van afgoderij onderging in de eerste tijden
de straffen der kerk. Zoo werden dc^»y<?/«>« voorket-
ters gehouden, omdat, zij engelen, de Simouianeu en
Carpocratiauen, omdat zij beelden, en de Cotlgridianen,
omdat zij de Maagd Maria aanbaden. Zoo verre zelfs
drijft Tcrtullianiis zijne beschouwingen over dit on-
(lerwcrp, dat hij bepaalt, dat het eenc soort van afgo-
dcrij is, wanneer een schoolmeester de namen der
Hcidensche goden aan zijne scholieren onderwijst, of
wanneer ecu Christen wapenen draagt of de vlugt
neemt, in tijden van vervolging. Maar terwijl zulke
strenge ïneeningen nergens te vinden zijn inde ge-
schriften van de eerste kerkvaders, treft men toch bij
hen allen een groot beginsel aan, namelijk : dat geen
schepsel, hoc uitmuntend ook, op godsdienstige wijze
vereerd moet worden, behalve de Levende en Ware
God. Afgoderij, van welken aard ook, werd met den
grootslen afschuw beschouwd, en hij, die zieh daaraan
schuldig maakte, haalde zieh de zwaarste straffen,
welke de kerk kou opleggen, op den hals.
-ocr page 81-
AFLAAT.
6!
zonden aan al degenen, die deel zouden nemen aan
de kruistoglcn om hel graf vau Christus uit de hau-
den der ongeloovigen te verlossen. Hel werd ook de
gewoonte om aflaten toe te staan aan dezulken, die,
zouder hun eigen persoon te wagen, een soldaat voor
deze togtcn leverde. Volgeus Morinus scholden de
b\'ranschc bisschoppen gedurende de twaalfde eeuw
ecu derde of vierde gedeelte der straf kwijt aan
personen, die eene zekere som gelds gaven voor bel
bouwen of herstellen van een bedehuis. Op deze wijze
bouwde Mauritius, bisschop van Parijs, de prachtige
hoofdkerk Notre Dame en vier abdijen. Innocentius
111. maakte iu 1215 beperkingen voor bisschoppe-
lijke allaten wegens sommige misbruiken, die ontstaan
waren, want niet alleen werden allaten door de pausen
verleend aan diegenen, welke deel namen aan de ach-
tereeuvolgende kruistogteu, maar ook verscheidene
monnikenorden boden, met pauselijke goedkeuring,
tegen kleine vergoedingen bijzondere allaten aan. Iu
1300 kondigde Bonifacius VIII. lul jubeljaar af,
waarin de volkomcnste vergeving vau zonden gewaar-
borgd zou worden legen kleine bijdragen in geld.
De leer der aflaten werd nu een erkend dogma van
de Kerk van Rome, en eindelijk verkondigde (\'lemens
VI. haar in 1343 in zijne- Jubelbul, toen hij de jubel-
viering vau honderd op vijftig jaar bragt. Urbanus
\\ l. bepaalde het jubeljaar iu 13S!) op elk drie en
dertigste jaar, en Bonifacius IX. herhaalde zulks in
1390. Eu niet tevreden niet de vermeerderde in-
komsten, welke de aflaten vau dat jaar hem verschaf-
teu, bood hij in de volgende jaren den jubelallaat uit
Roine ten verkoope aan, en dreef hij bovendien ecu la-
gen handel in allaten onder verschillende benamingen.
Zoo heei\'schtc het stelsel van allalen hoe langer boe
uitgebreider naar mate de tijd vorderde, en hoewel
ten gevolge van deszelfs doorslaande misbruiken het
concilie van Constanz het binnen perkeu zocht te hou-
den, vermenigvuldigden toch de allalen zoo snel, dat
zij een keuinerkeiidcn trek van de vijftiende eeuw
uitmaken. De jubel- en ïiajubeljarcn keerden nu mei
korter tusschcnpoozeii terug, en ten laatste werd in
1470 door Paulusl. eene onveranderlijke wet vastgc-
steld, volgens welke elk vijl\'en twintigste jaar een ju-
beljaar zou zijn. „Algemecne allaten," zegt Gieseler,
„werden dikwijls toegestaan voor het deelnemen aan
krijgslogten tegen ongeloovigen en vijanden van den
pausolijkcusloel, of ten verkoope aangeboden om zulke
oorlogen te onderhouden. Andere allaten werden ver-
leend voor andere diensten aan de kerk bewezen. Bo-
veudien werden verschillende geestelijke vereenigin-
gcvüii heb, heb ik hut vergeven uin uwentwil, voor liet
aangezigt van Christus;" Joh. XX : 2.\'5: „Zoo gij
iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven;
zoo gij iemands zonden houdt, dien zijn zij gehouden."
Eenige Rooinscue schrijvers, b. v. Duraudus, ontken-
ueu, dat allaten eenigen grond hebben in den bijbel
of in de oude kerkvaders. Thomas Aquiuas zegt ons,
dal er eenigen iu de kerk waren, die zeiden, dal bet
doel der kerk bij hel geven van allaten alleen was, om
door eene vrome bedriegerij mensehen tol liefdadige
handelingen over Ie halen, die zij anders niet gedaan
zouden hebben. Daar aflaten gewoonlijk iu hreede
en algeineene bewoordingen uitgedrukt waren, werd
onder de scholastieken de kwestie behandeld, of de
magt der allaten zich zoo verre uitstrekte, als de
woorden te kennen gaven. Eenige hunner waren van
gevoelen, dat aflaten zooveel bctcckendcn, als de-
kerk uitdrukte, maar op voorwaarde, dat er voldoend
gezag bij den gever en behoefte bij den ontvanger zij;
dat hij geloove, dat de kerk de magt heeft om hem
Ie vergeven; dat bij iu een staat van genade zij en vol-
doeudc vergoeding geve. Sommige van hen waren van
oordeel, dat gewone allaten alleen van kracht waren
voor zonden door onkunde bedreven; andere, dal zij
het waren voor verschoonbarc zouden; nog andere
voor boeledoeningen onachtzaam verrigt, en nog ue-
der andere voor de pijnen van bet vagevuur. Eenige
waren van oordeel, dat aflaten zich niet verder uit-
strekten dan de canonieke magt der kerk; andere,
dal zij hel oordcel Gods in zieli sloten.
liet is niet gemakkelijk den juislen lijd na te gaan,
waarop aflaten liet eerst door de Roomsche kerk ver-
leend werden, liet eerste spoor er van dagteekent
waarschijnlijk van de negende eeuw, (oen de Piuni-
tentialen inlichtingen gaven aangaande het vervangen
van kerkelijke straffen door liet geven van aalmoezen,
en deze vervangingen schijnen spoedig ontaard te
zijn in een stelsel van regelmatig haudehlrijvcn met
boetelingen vau den kant der kerk. De eerste aflaat in
behoorlijken vorm, waarvan melding gemaakt wordt,
schijnt die te zijn, welke door 1\'oiilius, aartsbisschop
van Arles, in 101ü aan eene nieuwe kloosterkerk ver-
leend werd. In de elfde eeuw begonnen ook de pau-
sen van tijd tot tijd volle allaten te verleencn. Dit
werd bij voorbeeld gedaan door Bcnedictus IX. en
Alcxander II. Na den lijd van Grcgorius VII. be-
gonneu de pausen volkomenc vergiffenis te beloven,
lot belooning van zekere belangrijke diensten aan de
kerk bewezen. Tegen hel einde der 11\'\' eeuw ver-
leende Urbanus 11. een vollen aflaat en vergeving vau
-ocr page 82-
AFL.
fiS
gen, voornamelijk de kloosterorden, niet rijke allaten
begiftigd, niet alleen voor hare eigene leden, neen, de
latere orden, voornamelijk de bedelmonniken, ontvin-
gen zoom er een winslgevcudcn handel in te drijven niet
leeken zoowel als niet andere orden. Bovendien wor-
den de talrijke plaatsen, waarheen pelgrims trokken,
mei groote allalen begiftigd, en ten laatste werden
allaten verleend voor zekere feesten, voor zekere ge-
beden, zelfs ter eere van gekroonde hoofden. Dat de
pauselijke aflaat zich ook overhel vagevuur uitstrekte
was reeds lang- te voren door ecnige godgeleerden
beweerd, hoewel wederlegd door andere. Nu was de
leer, dat hij daar hielp per uitdunt sufragü, die welke
het meest algemeen aangekleefd werd, en deze leer
werd door Sixtus IV. in 1477 zelfs officieel bokrach-
tigd. Van dien lijd af vaardigden de pausen in hunne
aflaatbullcn aanhoudend decreten uit ten gunste van
zielen in het vagevuur, en gedroegen zij zich, trots
dat nederige formulier, alsof zij er volkomen gezag
over hadden, en alsof zij poortwachters vandeuheniel
en schenkers van altijddurend geluk waren. Perso-
neu, die deze algeiiieene magt der pausen ontkenden,
werden vervolgd, eu alleen de Sorbonnc stelde ecu
teugel aan hare buitengewone verheffing. Bovendien
waren er verscheidene andere gillisten aan de afla-
ten van den paus verbonden, waarvan eenigc, zooals
b. v. de vergunningen aangaande onregtvaardig ver-
kregen goed, opene bederving derzedclijkheid waren.
Andere, zooals hel verlof om op vastendagen melk-
kost te gebruiken, bragten er iu allen gevalle toe bij,
om nog verder de gewetens in verwarring te brengen.
Was hel duidelijk, dal deze inrigl ing der allalen gecne
andere dan de nadceligste uitwerkingen op de zede-
lijkheid kon hebben, deze uitwerkingen werden nog
vermeerderd door de algenicciic bedriegerijen, welke
niet den handel in allaten aanhoudend gepaard gingen.
Bovendien werd er dikwijls aan nagemaakte aflaten,
die de echte nog in domheid overtroffen, door bet
volk geloof gehecht; van lijd tot tijd gingen ook de
aflaat predikers van den paus hunne opdragt te buiten,
en schaamden zij zich niet allerlei kunstgrepen te ge-
bruiken om van hunne aflaten, gelijk koopwaar, zoo-
veel mogelijk winst Ie trekken. De pauselijke verkoop
van allaten werd dan ook over hel algemeen als niets an-
ders daneene speculatie om geld te maken beschouwd,
en hel gebeurde hoe langer hoe meer, dal juist dat-
gene, wat aangekondigd was als de uitdeeling van de
hoogste geestelijke genade, niet door de wereldlijke
heeren werd toegestaan, of met achterdocht werd be-
schouwd, of tot de sterkste vertoogen aanleiding gaf.
Nu begonnen zich ook hoc langer hoc meer mannen
te vcrtooiien, wier ijver voor de zaak der godsdienst
en zedelijkheid in het bijzonder gerigt was tegen het
stelsel der aflaten, hoewel vervolging gewoonlijk htt
loon van hunnen arbeid was." (1).
De verkeerdheden, die den handel in aflaten vcr-
gezclden, waren uu zoo duidelijk geworden, dat vele
ernstige mannen openlijk tegen het geheclc stelsel
opkwamen, als onschriftuurlijk in zijn aard en onze-
delijk in zijne uitwerkselen. In Duitschland en in
de Nederlanden werd luide uitgevaren tegen de alla-
tcn door velen, die anders warme vrienden der kerk
waren. Zonder echter te letten op den tegenstand, die
tegen het stelsel ontstond en zich in verschillende
deelcn van Europa duidelijk begon Ie verloonen, vaar-
digde Leo X., wiens schatkist uitgeput was, en die ern-
stig bedacht was op de voltooi jing \\ au de groote St. 1\'ic-
terskerk te Rome, welke Julitts 11. op zulk eene groote
schaal begonnen had, eene bul uit, die vollen allaat
toestond aan al degenen, die tot de voltooijing van zijn
geliefkoosd plan zouden bijdragen, liet regt om deze
allalen in Duitschland te verbreiden, mei een deel van
de winst die er uit ontstond, werd aan Alberl, keur-
vorst van Metz en aartsbisschop van Maagdeburg, ge-
geven, die als zijn voornaamstcn agenl omzcinSax.cn
in hel klein te verkoopen, Tetzel, een Doiiiinikaiier
monnik van grooten ijver en welsprekendheid, ge-
bruiktc. „De handelaars in allaten," zegt d\'Aubiguc,
„trokken door hel land in een schoon rijtuig, begeleid
door drie prachtig uilgedoschtc ruiters en maakten
groote verteringen. Menzon hebben kunnen denken,
(1) l)c aflaten, die tegen liet einde der vijftiende eeuw bc-
stonden, waren: 1. Du aflaat van den paus zclven, dieu hij
iu persoon aan lieden van ecu tioogcn stand eu aan gezanten
schonk, of door daartoe opzettelijk benoemde kardiiialcu ge-
ven liet; 2. De aflaten der aartsbisschoppen eu bisschoppen,
welke evenwel voor uiet hui nel\'dan 4U dagen tuogtcu verleend
worden ; 3. Die der zoogenaamde statiën, die men door liet
bezoeken der kerken te Rome kou verdienen; 4. Die van
liet Jubile, wanneer men in liet heilige jaar naar depause-
lijke stad ging om de graven der Apostelen te bezoeken;
5. Die, welke aan de bedelmonniken, inzonderheid uau de
Franciscanen, ter verdere uitdeeling wareu toegestaan; f>.
Die, «elke ter aanmoediging van de kruistogteu verleend
werden; 7. Die, welke geschonken werden om tot deeluc-
miug aan den oorlog tegen de Turken en gewaande ketters
op te wekken ; 8. Die, welke aan sommige kerken en heilig-
dommen geschonken waren; \'J. Die, welke geestelijke broc-
derschuppcu ontvangen luidden. 10. Die, welke ter beko-
ming van gelden tot het bouwen van kerken, kloosters,
godshuizen enz. gepredikt werden.
-ocr page 83-
AFJÜCUS — AGAl\'KN
(i\'j
dat bel ecu dignitaris was op reis voor zijn koning
met zijne volgelingen en dienaren, en niet een gewoon
handelaar of bedelmonnik." Ken lijd lang dreef Tct-
zcl een wiustgevendui] handel, maar ten laatste wer-
den de vorsten en edelen verbitterd, toen zij hunne
vasallcn /.ieh van zooveel geld zagen ontdoen om de
pauselijke schatkist weder te vullen. Vrome mannen
betreurden de ligtgeloovigheid van het volk, en allen
begonnen Ie wensclicn, dat aan dezen schandelijken
handel, die evenzeer voor hel welzijn van het algemeen
als voor de belangen der ware godsdienst nadeclig
was, een einde werd gemaakt. Op dit gunstigeoogcu-
blik begon Martinus Luther de kracht der aflaten
openlijk in twijfel Ie trekken. Ecu ernstige twist ving
nu aan, die eindigde niet de vaststelling der llcrvor-
ming in Duitsehlaud, van waar zij zich snel over an-
dere landen van Kuropa verbreidde.
Ten gevolge van de openlijke bloot legging der mis-
bruikcu bij den verkoop van aflaten door Luther en
de andere hervormers, vond het concilie van Trentc
het noodzakelijk te bepalen, dat, terwijl liet gebruik
van aflaten iu de kerk behouden zoude worden, alle
goddelooze winsten, die er uil voortkwamen, geheel
en al zouden worden afgeschaft. Iu denzclfdeugeest
herriep 1\'ius in 1567 al de aflaten, die met winstgc-
vende oogmerken verleend waren. Paulus V. herriep
in IlilMi al de aflaten, welke door zijne voorgangers
aan de regulieren van elke orde waren verleend, en
gaf andere in hunne plaats, [nnoccutius XI. nam ook
in 1C7S vele aflaten terug als valscb, nagemaakt en
ondergeschoven. Evenwel zijn allalen tot opdenhui-
digen dag steeds door den pauselijken stoel verleend,
meer bijzonder bij gelegenheid van een jubelfeest.
AKKKTS, de ziiidweslewiud, eenelagere godheid
bij de oude Komeiuen, die gewoon waren al de clc-
menten te beschouwen als geregeld door eene hoo-
gere magt.
AFSNIJDING, een geestelijk vonnis bij de Joden,
waardoor de schuldige van zijne geloofsgenootcn
werd gescheiden of afgesneden. Deze strafwas op
zes en dertig misdaden van toepassing. De afsnij-
ding kon gedeeltelijk zijn, in welk geval den persoon,
op wien deze straf viel, de vrijheid ontnomen werd
van gemeenschap te hebben niet cenig lid zijner
familie gedurende den tijd van dertig dagen, hoewel
hel hem nog steeds vergund was de synagoge binnen
te treden, mits hij niemand op minder dan vier ellc-
boogslengten naderde. Dit was de kleine ban der
Joden. De afsnijding kon ook ijeheel zijn, waardoor
de schuldige van al de voorregten der synagoge werd
uitgesloten, en als een Heiden werd afgesneden van
de godsdienstige vergaderingen des volks. Dil werd
de grootc ban genoemd. De rabbijnen lellen drie
soorten van afsnijding: de eene door een outijdigen
dood, die alleen het ligehaam vernietigt; de andere
door de geheclc verderfenis der ziel; de derde door
de verderfenis van ziel en ligehaam.
AGABUS (Fkkst van), door de Grickschc kerk
gevierd op den S"\'\'" Maart, ter cerc van Agabus den
1\'rofect, die, naar zij zeggen, te Antiochie den martel-
dood stierf. Hij behoorde lol de eerste (\'hrislelijke
kerk en was een van de zeven discipelen van onzin
lieer. Terwijl L\'aulus en lïaruabas te Antiochie pre-
diklen, bezocht hij de stad en voorspelde, dal Judea
spoedig het tooncel eens hongersnoods zou worden.
Lukas zegt in Hand. \\l : 28, dal deze scliaarsclile
plaats had onder den keizer Claudius. Josepbus vcr-
nieldl, dat deze hongersnood begonnen is iu liet
jaar II. Tacitus en Suctouius spreken van een hou-
gersnood, welke gedurende dezelfde regering plaats
had, maar deze was klaarblijkelijk niet dezelfde als
die, welke door Agabus was voorspeld, daar hij zich
tot Italië bepaalde.
AGAPEN, liefdemaaltijden bij de eerste Christe-
ncu, ten teeken van broederlijke achting. Alle leden
der kerk van eiken rang of stand werden op deze
maaltijden verwacht. Kr schijnt eene zinspeling ie
zijn op de Agapen in Judas 1 i : „Dezen zijn vlekken
in uwe licfdciuaaltijden, en als zij met u ter maaltijd
zijn, weiden zij /ieh zelven zonder vreeze; zij zijn
watcrloozc wolken, die van de winden omgedreveii
worden; zij zijn als hoornen iu bet afgaan vanden
herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, en out-
woricld;" en misschien wordt op hetzelfde feest ge-
doeld in Hand. II : Ui: „En dagelijks ccndragtclijk
in den tempel volhardende, en van huis lot huis brood
brekende, alen zij te zamcii mei verheuging cu een-
voudigheid des harten;" en in Hand. VI: 2 : „IJi de
twaalven riepen de menigte der discipelen tol zich,
cu zeiden: Hel is niet behoorlijk, dal wij hel woord
(iods nalaten, en de tafelen dienen."\'
Dit feest werd iu een zeer vroeg tijdperk van het
bestaan del\' (\'hrislelijke kerk gevierd. Chrysostomus
leidl hel af van het gebruik der Apostelen. Zijne
woorden zijn deze: — „De eerste Christenen hadden
alle dingen gemeen, zooals wij iu de Handelingen der
Apostelen lezen, maar toen die gelijkheid van bezil-
tiugenophield, zooals reeds ten tijde der Apostelen
gebeurde, werden de Agapcn of liefdcmaaltijdcn daar-
i voor in de plaats gesteld. Op zekere dagen kwamen
-ocr page 84-
AGAPETEN.
7"
zij, na hel deelnemen aan het avondmaal, tot een alge-
meen feest bijeen, waarop de rijken voorraad bragteu,
en de armen, die niets hadden, uitgenoodigd werden."
Dit feest werd altijd met het avondmaal verbonden.
Eerst schijnt de Agape gehouden te zijn vóór het
vieren van hel avondmaal, maar later volgde zij op
die heilige instelling. Hoewel hel niet een strikt
godsdienstig feest was, ging het toch gepaard met de
uiterste welvoegelijkheid en betamelijkheid. Nadat de
voorgangers, diakenen en leden plaats genomen had-
den rondom eene tafel, die in de kerk was aangcrigt,en
de gasleu hunne handen hadden gewasschen, werden
er gebeden tot den Allerhoogste opgezonden; gedu-
rende het maal werd er ecu gedeelte van de schriften
voorgelezen, en de voorzittende ouderling of presbyter
deed vragen naar aanleiding van het gelezeuc, die
door de tegenwoordig zijnde personen beantwoord
werden. Daarna werden bemoedigende bcrigteu van
andere kerken medegedeeld, en bij het einde van hel
feest werd er eene inzameling gehouden ten behoeve
van weduwen en weezen, armen, gevangenen of een der
broederen, die in geldelijke ongelegenheid verkeerde.
Tcrtullianus verhaalt, dat er bij het einde van het
avondmaal, wanneer allen hunne handen gewasschen
hadden, lichten werden gcbragl ; daarna werd elkeen
uitgenoodigd om, naarmate hij daartoe in staat was,
uit de Heilige Schrift of uit zijne eigene ingevingen
een lied ter ccre van God en tot algemecne slieh-
tiiig te zingen. Uit deze opmerkingen van Tcrtullia-
nus volgt, dat de Agapen des nachts moeten gehouden
zijn, waarschijnlijk in lijden van vervolging, uit nood-
zakelijkheid eerder dan uit keuze. Ncauder zegt, dat j
zoolang de Agapen en het avondmaal verecnigd waren,
de viering van het laatste geen deel van de kerkdienst
uitmaakte; deze werd vroeg inden morgen gehouden,
en slechts tegen den avond kwam men weder in de kerk
voor den algemecneu liefdemaaltijd en de viering van
het avondmaal bijeen.
De Agapen, die zich eerst door Christelijke een-
voudigheid en onschuld onderscheidden, en die ge-
diend hadden om broederlijke; liefde onder de ge-
trouwe aanhangers van het kruis aan te kweeken en
aan te moedigen, werden in het vervolg van tijdeen
bloote en lcvcnloozc vorm, die niet meer bezield was
door dien beminnelijkcn geest van liefdadigheid en
vriendelijkheid, dien zij oorspronkelijk moesten aan-
duiden en versterken. Misbruiken van verschillenden
aard slopen er in, die oorsprong gaven aan de ongun-
sligste verdenkingen van den kant der Heidenen. Ten
laatste werd het noodig bevonden de Agapen geheel j
en al af te schaffen. Ecnige uitleggers hebben veron-
dersteld, dat de misbruiken, waarover Paulus in het
elfde hoofdstuk van den eersten brief aan die vau
Corinthe klaagt, geene betrekking hadden op het
avondmaal, maar wel op de Agapen, waarvan hetver-
gezeld ging. Deze mecning schijnt echter geen ge-
noegzaiuen grond te hebben. De beschuldigingen van
de vijanden des C\'hristendoms, dat verkeerde gebrui-
ken bij de liefdeinaaltijden bestonden, werden door
de eerste Christen-schrijvers niet verontwaardiging
wederlegd. Zoo zegt Tcrtullianus, wanneer hij ze
beschrijft: „Gebed eindigt weder ons feest, en wij
scheiden niet om te vechten en te twisten of diegenen
slecht te bejegenen, die wij ontmoeten, maar om de-
zelfde zorg voor zedigheid en kuischheid te blijven
koesteren als mciischcn, die eerder hebben aangezeten
aan een avondmaaltijd van kwelling des vleesches
dan aan ecu ligehamclijk feest." Het is aan geen
twijfel onderhevig, dat, hoewel de Agapen gedurende
de drie eerste eeuwen zouder schandaal gehouden
werden, de lasteringen die ontstonden ten laatste
leidden tot het bepaalde verbod om ze in de, kerken
te houden, eerst door het concilie van Laodicca,
daarna door het derde concilie vanCarthago in 307.
Niettegenstaande de achtereenvolgende deereten, die
uitgevaardigd werden, ging men toch voort met de
Agapen in de kerken te houden. In Frankrijk werden
zij verboden door de tweede kerkvergadering vau
Orleans in 511, en in de zevende eeuw schijnen
er nog ecnige overblijfselen van bestaan te hebben,
daar het concilie vau Trullo verpligt was de ver-
ordening van Laodicca tegen het feestvieren in de
kerk weder te bekrachtigen, op straffe van excommu-
nicatic.
Een feest veel overeenkomende met de Agapen
werd in de oude Joodsehc kerk gevierd. De Joden
waren op hunne groote feestdagen gewoon hunne
bloedverwanten en vrienden, en ook de priesters,
armen en wezen te onthalen. Deze feesten werden in
den tempel gehouden, en de wet bepaalde zekere
offeranden en eerstelingen, welke te dien einde ter
zijde gezet moesten worden; zie üeut. XIV : 22,
27, 20; XXVI : 10—12; Esth. IX : 1<I. In latere
tijden is het gebruik om te zanten maaltijden te hou-
den door ccuigc C\'hristeu-gemeenten aangenomen,
zooals b. v. door de Wesleysche Methodisten, de
Moravicrs en de Glassieten. Deze maaltijden wor-
den gewoonlijk Liefdemaaltliden genoemd. Zie
LlEFDEMAALTUDEK.
AGAI\'ETKN {Br„iiit<li>„) ecu naam in de eerste
-ocr page 85-
AGATTIODyEMON — AGNOETEN.
71
: Derri (zie Dewi) in eenige harer verschrikkelijkste
vormen aangebeden te hebben, waarvoor zelfs men-
schenoffers vereischt werden. De geregelde gods-
diensloefeningen dezer seetc hebben reeds sedert lang
opgehouden, en de sporen, die er nog van overig
zijn, worden vertegenwoordigd door eenige walgelijke
ellendelingen, die, terwijl zij voorgeven hare leerstcl-
lingen te hebben aangenomen, ze tot niets anders gc-
bruiken dan een middel om aalmoezen te verkrijgen.
Om deze onverschilligheid voor wcreldsche zaken te
bewijzen, eten en drinken zij, wal hun gegeven wordt,
zelfs vuil en krengen. Zij besmeren ook hun ligchaam
met uitwerpselen en dragen die bij zich in ecu houten
nap, hetzij om ze op te eten, als zij daardoor eenige
piecs kunnen krijgen (50 pices= 1 ropij of 60 cis.),
of op de menschen te werpen, of in de huizen van die-
genen, welke weigeren te doen wat zij vragen. Zij
maken voor hetzelfde doel ook wouden in hunne Icde-
niaten, opdat de misdaad des bloeds op het hoofd ruste
van hem die weigert, en zij hebben verscheidene der-
gelijke middelen om aan de schroomvallige en ligt-
gcloovigc Hindoes geld af Ie persen. Zij zijn ge-
lukkig niet talrijk en worden algemeen verfoeid en
gevreesd.
AGLAIA, eene van de drie gratiën uit de mytho-
logic, de dochters van Jupiter en Eronyince. De
Grieken noemden de gratiën Chariteèu.
AGLIBOLUS, een naam vroeger aan de zon gegc-
ven, die door de oude Syriërs als eene godheid werd
aangebeden. Aglibolus en Melek-Bclus, de zon en de
maan, waren de beschermgoden van Syrië.
AGN ES (St.) Peest \\ ax, een feest dat in de Room-
sehc kerk op den 21stl-n .lanuarij plaats heeft, liet
Brevier bevat ouder dien datum eene dwaze legende
met betrekking tot deze heilige. Onder de bewoners
van Mingrclië, die tot de Grieksche kerk behooreu,
is het feest van St. Agnes hekend voor het genezen
van zeere oogen.
AG NI, de middelaar van de Ariërs van den Indus,
vermeld in den Hig-Veda. Agni is eigenlijk hel vuur
der offerande, maar men beschouwt de godheid als
tegenwoordig in het, vuur. Door Agni rijst de zuivere
offergave in den rook van den heiligen brandstapel
tot de goden op. Hij is grootcr dan de henuden, en
het heelal erkent hem als meester; hij overtreft al de
goden in grootheid; hij is de algeinccne god, de god
der goden, de vader aller wezens. Hij is de vriend van
den niensch, zijn koning, zijn profeet, zijn leven, en
hij is ook zijn priester en zijn middelaar.
AGNOETEN of Aukoïktkn (de On telenden), eene
Christelijke kerk aan jonge vrouwen ™ wednwen ge-
geven, die uit vroomheid en liefde geestelijken oppas-
ten. Om echter aansloot te vermijden, dewijl zulke
vrouwen met ongehuwde geestelijken woonden, be-
paalde het concilie van Xicapa, dat geen ongehuwd
geestelijke, bisschop, presbyter, diaken of iemand an-
ders, eene vrouw bij zich mogt hebben, die niet aan
hem verinaagsehapt was, en van zijne bloedverwanten
alleen eene moeder, zuster, tante of iemand anders,
met welke hij zonder verdenking leven kou. Verorde-
ningen van denzelfden aard werden daarna ook door
andere kerkvergaderingen gemaakt, die allen tooncn,
dat het, wegens deligtheid van zeden, die op vorschil-
lende tijden onder de geestelijkheid lieerschte, voor-
naniclijk nadat de ongehuwde staat verpligtend was
gemaakt, volstrekt noodzakelijk was de uiterste ge-
strengheid inde lucht, in acht te nemen. De tweede
kerkvergadering van Arles bepaalde, dat elke gecste-
1 ijke boven de orde der diakenen, die eene andere vrouw-
dan eene grootmoeder, moeder, zuster, dochter, nicht
of vrouw na hare bekeering als gezellin bij zich hield,
in den ban moest worden gedaan. En het concilie van
Lcrida beval, dat zij na eene eerste of tweede waar-
schuwing in hun ambt zouden geschorst worden, tot-
dat zij voor hunne misdaad boete zoude hebben ge-
daan. Hel is mogelijk, dat de Agapeten de belrck-
king van diakonessen in de kerk vervulden, en dal
zij haren naam ontleenden aan de dienst, die zij bij
het gereedmaken van de Agapen vcrrigltcu. Zie Dl-
AKONESSEN.
AGATJK > D/E.M ON (de Goede God), eene godheid
ter eere van welke de Grieken, bij hel einde van eiken
maalt ijd, een beker on vermengden wijns dronken. 1\'au-
sanias gist met groot .e waarschijnlijkheid, dal lidwoord
niets anders dan een toenaam vauZeus was. Eentem-
pel was, op den weg tusschen Mcgalopolis en Mamalus
in Arcadië, aan de aanbidding ecner godheid van de-
zen naam gewijd.
AGDISTI8, een mythisch wezen in de fabelleer,
dat hoewel in menschelijkcn vorm van beiderlei ge-
slaeht, was. Hij was het, kind van Zcus en de Aarde.
Pausanias veronderstelt, dat de geheeld gesehie-
<lenis van Agdislis een gedeelte was cener zinne-
bceldige vcreering van de scheppende krachten der
natuur. Ecnigen hebben gemeend, dat dit, wezen het-
zelfdc is als (,\'ybele, die te Pcssiuus onder dien naam
vereerd werd.
AGHORI, eene Ilindocschc seetc, die eene vol-
komene onverschilligheid aangaande wcreldsche za-
ken belijdt. Oorspronkelijk schijnen de Aghori de
-ocr page 86-
72
AGNUS 1W.1.
scctc van Christenen, die omstreeks .\'5711 ontstond.
Zij waren de volgelingen van Theophronhis, den
Cappadociër, die de alwclcudheid van he( Opperwe-
zen iu twijfel trok en zeide, dal liet alle verlcdene
dingen alleen door Zijn geheugen, en alle toekomende
dingen alleen door eenc voorbijgaande, onzekere
voorwetenschap kende. Hierin naderde derhalve de
Agnoëtische ketterij de nicening der latere Armiuia-
nen, die geloofden, dat de voorwetenschap van God
niet volstrekt en zeker is, maar eenigermatc afliangt
van den vrijen wil van redelijke wezens. I\'lene andere
seete, die den naam van Agnoëten of Nesciénten
droeg, ontstond in de zesde eeuw en kwam voort uit
de Corrupticoleu, die meenden, dal het ligchaam van
Christus vergankelijk was. /.ij, die aan de mecningen,
welke deze seete eigen waren, oorsprong gaven, waren
Theniistins, een diaken van Alexandrië, en Theodo-
sius, bisschop van die slad, welke leerden, dal de
Goddelijke natuur van Christus alle dingen wist, maar
dat er voor zijne inenschelijke natuur cenigc ver-
borgen waren, /ij grondden hunne denkwijze —
waarmede vele latere commentators overeenstem-
men - op Markus XIII : 32 : „Maar van dien dag
en die ure weel niemand, noch de engelen, die in den
hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader."
AGNUS DEI (het Lam Gods), een koekje van zui-
vcr was mei balsem en heilige olie, in den vorm eener
nicdalje, met een hun dal de banier van liet kruis
draagt aan de eenc, en een heilige aan de andere zijde.
De aanhangers van de Koomsclte kerk gelooven, «lat
deze nicdalje, bereid en bijzonder gezegend door den
paus, groote krachten bezit. Zij wordt, bedekt door
(Til stukje van de eenc ot\' andere stof in den vorm
van een hart, bij hunne plegtige processiën medegeno-
nien, en ook dikwijls om den hals als een voorbehoed-
middel gedragen. Het gebruik om den Agnus Dei Ie
zegenen ontstond omstreeks de zevende of achtste
eeuw. Reeds van de allervrocgste lijden afwas het de
gewoonte geweest, hij den doop het teeken des kruises
O]) het voorhoofd te maken. Trapsgewijze begon men
bijzondere waarde te hechten aan de Idool uitwendige
bestempeling methet teeken van het, kruis of van iets,
dal den dood van Christus aanduidde. En daardcllci-
dencn gewoon waren amuletten of toovermiddelen
om den hals te hangen, werd ten laatste het gebruik
ingevoerd om een stukje was Ie dragen, waarop liet
beeld van een lam was afgedrukt, daar Christus „liet
Lam Gods is, dal de zonden der wereld wegneemt."
Geen besluit van een concilie heefl ooit de krachten
van een Agnus Dei erkend, maar in de Rooinschc kerk
wordt toch sterk en algemeenaan die kracht geloofd.
I\'aus Urbanus V. zond aan Johanncs 1\'ahcologus, kei-
zer der Grieken, een Agnus Dei gevouwen in lijn pa-
pier, waarop eeue omstandige beschrijving van deszclfs
bijzondere krachten in verzen te lezen was. Deze. vcr-
zen geven te kennen, dat de Agnus Dei van balsem en
was niet chrisma vermengd vervaardigd is, en dat hij,
daar hij door mystieke woorden gewijd is, de kracht
bezit om dvn donder te verdrijven en de stormen te
doen ophouden, om aan zwangere vrouwen eenc ge-
makkelijke verlossing Ie geven, schipbreuk te voor-
komen, de zoude weg te nemen, den duivel te verdrij-
vcn, de rijkdommen te vermeerderen, tegen brand te
waarborgen en nog vele andere wonderdadige hocda-
nigheden. De Rooinschen hechten eenc groote waarde
aan hel bezit van een Agnus, en daarom zijn deze ine-
daljes eenc bron van niet geringe winst voor hen, van
wie zij gekoeld worden.
liet doopen en zegenen vanden Agnus Dei wordt
als eenc zeer hooge en belangrijke plcgtigheid der
ISoomsche kerk beschouwd. Het geschiedt door den
paus zelven in hel eerste jaar van zijn pausschap en
wordt daarna om de zeven jaren herhaald. Hel was.
waarvan het koekje gemaakt wordt, werd vroeger
door een der kanierlicereii geleverd, daartoe aangc-
wczen door den grootmeester van het paleis Zijner
Heiligheid. Zij, die cenigc dezer kostbare mcdaljcs
wenschen te verkrijgen, leggen cene hoeveelheid was
op hel Si. 1\'ieters altaar, en ceu apostolisch onder-
diaken brengt het van het altaar naar ecu vertrek in
het palcis van den paus. De onderdiaken en zijne
collega\'s, bijgestaan door cenigc acoluthen, smelten
Int iu heilige olie en chrisma van het vorige jaar, eu
geven er mei groote devotie eu de uiterste zorg den
vercisc hleii vorm aan, volgens de bepalingen van het
lioomsehe ceremonieel, liet was, dal boven dal, het-
wclk op het St. Pieters allaar gelegd wordt, noodig
is, wordt van het paaschwas des vorigou jnars geno-
men, en in geval er nog meer aan ontbreekt, wordt
het door de apostolische kamer verst rekt.
liet water, waarin de Agnus door den Heiligen
Vader gedoopt moet worden, is vooraf iu gereedheid
gebragt. De sacrisliju spreekt den zegen er over uit
op Dingsdag na l\'asehcn, en den volgenden dag,zoo-
dra de mis geëindigd is, wijdt Zijne Heiligheid,ge-
kleed in zijn amictus, albe, stool van wil damast met
zilver galon, en met ecu mijter van goudlaken op hel
hoofd, het water, dat door den sacrisliju den vori-
gen dag gezegend is. Dit water wordt iu een groot
zilveren hekken gegoten. De wijding bestaat uit de
-ocr page 87-
AGNUS DEI.
I ö
gewone zegeningen, waarbij de Heilige Vader een
gebed aan den Almagtigen (lod voegt, dat deze zich
moge verwaardigen die dingen te heiligen, welke de
/.(inden der menschen wcgwassehen, waarna hij wal
balsem neem) en in In I water werpt, en er het heilige
chrisma bijvoegt, dal hij er ingiet inden vorm \\an ecu
kruis. Gedurende hel verrigten van deze plcgtigheid
zendt hij verscheidene gebeden tot (iod op; daarna
keert bij zich lot de Aguussen, zegent en bewierookt
ze, en smeekt God er al die krachten op ledoen neder-
daleu, die er gewoonlijk aan worden toegeschreven.
I\'.en tweede en een derde gebed volgen uu, waarna
/jijne 1 ledigheid, gezeten op een stoel opzettelijk voor
hein in gereedheid gebragt, mei een serve! om zich
heen en een mijter op bel hoofd, de Aguussen een voor
een, zooals zij hein door den kamerheer worden aan-
geboden, in hel gewijde water werpt, en onmiddellijk
daarop nemen de kardinalen in hunne lijn linnen
alben ze er uil mei een lepel, die nergens andeis
voor gebruikt wordt. De kardinalen leggen ze nu op
eene tafel, bedekt met een schoon wil laken, eu vegen
ze af mei een servet, daarna rangschikken de inede-
helpende geestelijken ze op genoemde tafel, waarop
zij blijven liggen, tot zij geheel droog zijn. Als de
doop der Agnussen geëindigd is, staat de Heilige
Vader van zijne /.ilplaats op eu rigl zich in een ge-
bed tot den Heiligen Geest, dien sineekcndc ze te
zegenen, en daarna tol Jezus Christus. Dan worden
de Aguussen weder in de bekkens gedaan. Dezelfde
handeling wordt op den volgenden Donderdag her-
baabl, totdal zij allen gezegend zijn. De/c plcgtigheid
wordt vcrrigl in tegenwoordigheid van een aantal
vreemdelingen, die allecu uit ijdele nieuwsgierigheid
te /.amen komen, om van het schouwspel getuigen
te zijn.
De volgende plcgtigheid, die mei den Agnus Dei
plaats heeft, is de iiitdceling er van. Dil geschied! op
den eerst komenden Zaturdag, wanneer eene dienst in
de kapel gehouden eu de mis dooreen kardinaal-pries-
ter gezongen wordt, waarbij Zijne Heiligheid in zijn
pauselijk gewaad tegenwoordig is. Zoodra hel Agnus
Dei gezongen is, gaal een apostolisch oiidcrdiaken in
zijne kleed ij, voorafgegaan van den kruisdrager, twee
woskoarsdragers en den wierookvatdrager, naar den
saciislijn van den paus, en ontvangt van dezen een bek-
ken mei die Aguussen, welke kort te voren gezegend
zijn. Deonderdiakeii word! gevolgd dooreen geeste-
lijke, die voor de ceremoniën zorg draagt, en twee ka-
pel lanen in hunne koorhemden. Wanneerdeze bel koor
van de kerk bereikt hebben, knielen zij allen neder,
en de onderdiaken zingt mei hoorbare slem deze w oor-
den in hel Latiju: „Heilige Vader, dil zijn de nieuwe
[jammeren, die hunne Hallelujalis voor 1\' gezongen
hebben, /.ij dronken voor kort aan de fontein des lici-
ligeu waters. Zij zijn nu zeer verligt. 1 zij glorie
lieer." Waarop het koor antwoordt: „God zij lof.
Halleluja!)." Daarna slaat de onderdiakeuopen treedt
naar voren. Zoodra hij den ingang van hel hekwerk
in de kapel bereikt, herhaalt, hij de woorden, die reeds
vermeld zijn. Wanneer hij i\\v\\\\ pausclijken troon bc-
rcikt, lierhaall hij zr ten derden male en buigt zich
7
neder voorde voelen van Zijne Heiligheid, die, met
den in ij ter op hel hoofd, hem zittende ontvangt. \\\\ an-
ncer hel kruis binnen komt, staal ook deze benevens
de geheele vergadering op, maar de paus zet zich on-
middellijk weder neder, en de onderdiaken blijl\'l aan
zijne voelen geknield, lerw ijl hij de Aguussen uitdeelt.
De plcgtigheid der uitdeclingwordl met veel praal
vcrrigl. Twee auditeurs bieden twee assistenten van
kardinaal-diakenen een fijn wit servet aan, dal zij tip
de knieën Zijner Heiligheid leggen. De leden van de
heilige vergadering treden dan niet diepe buigingen
naar voren, eu bieden hunne mijters mei de hoornen
naar beneden den Heiligen Vader aan, die er zoovele
Agnussen in werp!, als hem goeddunkt. Dan kussen
zij tic hand en de knie van Zijne Heiligheid en gaan
henen. Wanneer de geestelijken den voor hen besteiu-
deu voorraad ontvangen hebben, volgen de afgezanten
en andere aanzienlijke personen, die de Aguussen uit
de hand van den paus ontvangen. Dij het einde van
de plcgtigheid der uililecling wasehl de Heilige Nader
zijne handen, de leden der heilige vergadering leggen
hunne klei\'deren af, eu de dienstdoende priester keert
naar het altaar terug. De mis eindigt, vervolgens met
een dubbel llallelujah, en de paus zegent zijne kin-
deren en geeft een groot aantal aflaten.
Deopzigterderkleêrkainervau den paus draagt zorg
voor de Agnussen, die gezegend, maar niet wegge-
schonken zijn, en hij deel I ze el ken dag op zekere uren
aan diegenen uit, die er om verzoeken. Paus Gregorius
XIII. verbood in I .">7- aan al degenen, die niet lol
heilige orden behoorden, den Agnus Dei aan te raken,
tenzij bij zeer bijzondere gelegenheden, en tot nog
grooler voorzorg moesten alle leekcn ze achter glas,
kristal of eene andere doorschijnende zelfstaudiglieid
hebben; ook beval hij, dat zij, die zulks konden be-
kostigen, ze in rijk borduurwerk zouden wikkelen,
zoodal bel aan den eeuen kant zou schijnen, alsof de
Agnus zich in eene reliquiën-kas bevond. Dezelfde paus
vorbood ook ze fe stempelen, daar bij de witte kleur
10
-ocr page 88-
AGNYA-SÉTRA — AGYNIËRS.
7i
van het was voor ren gepast zinnebeeld van de vlek-
kelooze zuiverheid van het Lam Gods hield.
AGNYA-SETRA, eene klasse van werelden vol-
gens het Boeddhistische godsdienststelsel. De aan-
bidders van Boeddha mecnen, dat er tallooze stelsels
van werelden zijn, en dat elk stelsel zijne eigene aarde,
zon en maan heeft. Be ruimte, waartoe liet licht van
eene zon of maan zicli uitstrekt, wordt een sakwala
genoemd, en omvat eene aarde niet hare vastlandcn,
eilanden en oceanen, en ook eene reeks van hellen en
hemelen. De sakwala systemen worden in drie klas-
sen verdeeld, waarvan de Agnyii-sétra die stelsels aan-
duiden, welke de wetten van Boeddha ontvangen, of
tot welke zijn gezag zich uitstrekt. Deze stelsels zijn
honderd duizend kelas in getal, en elk kela is tien
milliocn. Zie Boeddhisten.
AGON, een van de geringere beambten bij de oude
Komeinschc offeranden gebezigd, wiens dienst was
liet offerdier met den hamer neder te slaan en dan te
slagten. De naam is waarschijnlijk afgeleid van de
vraag: agonc, zal ik liet doen? die liij aan den priester
deed, waarop de priester antwoordde : «ge of hoc aye,
doe bet.
AGONALIEN, Romeinschc feesten door Xunia
ter eere van Janus ingesteld. Men zegt, dat zij drie-
maal in hel jaar gevierd werden: in Januarij, Junij
en December.
AGON ISTICI {Strijden), een naam door eene part ij
Donatistcn in Noord-Afrika in de vierde eeuw aange-
nonien, daar zij naar hunne mecning Christelijke kam- i
pioenen waren. Men zegt van hen, dat zij allen arbeid |
verachtten, dat zij in het land rondzwierven te luidden
van de hutten der boeren, en dat zij zieb door bedelen j
onderhielden. Omdat, zij gewoon waren te zwerven, j
werden zij door hunne vijanden ClRCUMCELLIOKEN
genoemd. Zie Circumceluonen.
AGOXYCIjIETEN (Gr. n, n\\d,go)/.//, knie, kliuo,
ik buig), Christenen in de zevende eeuw, die bij het ,\'
gebed aan de staande boven de knielende houding: de
voorkeur gaven.
AGHAT1I, eene van de vier vrouwen, aan welke de
Joodsche rabbijnen de eer toeschrijven van do moeders
der engelen te zijn. De drie andere zijn Lililh, Eva
en Xaitnia. Zie Engelen.
AGKAULUS of Agraule, eene dochter van Co-
crops. Te barer eer was een tempel op den Acropo-
lis te Athene gebouwd, en werden een feest en niyste-
rién gevierd. Zij werd ook op Cyprus aangebeden,
waar lot een laai tijdperk menschcu aan haar geofferd
werden.
AGKIOXIA, een feest, ter eere van Dionysus of
üacclms, dal jaarlijks door de liieotiérs gevierd werd.
Bij deze gelegenheid veronderstelde men, dat de god
gevlugt was, en de vrouwen wendden voor hein op te
zoeken; maar zij gaven spoedig haar zoeken op, daar
zij zeiden, dal hij naar de Muzen gevlugt en onder
haar verborgen was. Daarna hielden zij feest en
gaven elkander raadsels op. IFcl idee, in dit feest ver-
vat, was waarschijnlijk, dat de Muzen iemand tot rede
brengen, die door een overmatig gebruik van wijn
dolzinnig geworden is. Zie hel volgende artikel.
AGRIONIUS, een bijnaam van Dionysus, den god
van den wijn, waaronder hij Ie Orchomenusin Boeotië
aangebeden werd. liet: woord bcteekent woedend, dat
de uitwerking van een onmatig gebruik van wijn aan-
duidt.
AG KOT EK A (de Jageres), een bijnaam van Arte-
mis of Diana, voor welke te Agiac aan het meer llis-
sus, en ook te Algeira, een tempel gebouwd was. Zie
het volgende artikel.
AGKOTEICE, een feest te, Athene ter eere van Ar-
temis, dat jaarlijks gevierd werd, en waarop vijf hon-
derd geiten werden geofferd. De oorsprong van deze
plegtigheid was als volgt: — Toen bij zekeregelegen-
lieid de Alheners door de Perzen werden aangevallen,
deden zij eene gelofte aan Arlemis, dat zij, als zij in
den strijd gelukkig waren, haar even zoovele geilen
zouden offeren, als zij vijanden zouden dooden. De.
slag! ing onder de Perzen was echter zoo groot, dat
zij onmogelijk hunne gelofte in ééne offerande konden
vervullen. Daarom werd eene jaarlij kseheoileran de van
vijf honderd geiten vastgesteld. Xenophon berigt ons
in zijn A/iii/jiisis, dat hel feest in zijn tijd gevierd werd.
AGKOTES (Boer), door Sanchoniatho vermeld als
aangebeden in Phuenicie, waar een standbeeld voor
hem was opgerigt, benevens een beweegbare tempel,
die door een juk ossen werd rondgevoerd.
AG KOU E KIS, een oude god der Egyptenaren
door Plutarchus vermeld. Eenigen veronderstellen,
dat hij dezelfde is geweest als Apollo, maar Scaliger
meent, dat, de naam aan Auuhis gegeven is. Toen de
Egyptenaren vijf tussehendagen bij elk jaar voegden,
wijdden zij elk dezer aan een god. De tweede werd
bij deze gelegenheid aan Agroiieris gewijd.
AGYMEKS (Gr. <i, niet, gmw, eene vrouw), eene
secte van Christenen, die omstreeks 694 onder paus
Sergius I. ontstond. Zij deden afstand van het ge-
bruik van dierlijk voedsel en verkondigden, dat hel.
huwelijk niet door God, maar door don duivel was in-
gesteld. Deze seete was zeer klein en van korten duur.
-ocr page 89-
AGÏRTEX — AIIME1).
AGYRTEN, ecu naam aan priesters van de godin
Cybele gegeven, die op en neder liepen en ecu aantal
inenselien tot zich lokten door voor te wenden, dat zij
plotseling door de godin geïnspireerd waren, waarop
zij in ecue goddelijke woede geraakten en zich met
messen kerfden en sneden. Deze zwervende bedriegers
droegen gewoonlijk een beeld van Cybele met zich,
dat zij op den rug van een ezel plaatsten, cu bedrogen
de ucnsch.cn door waar te zeggen, hen overhalende
geschenken aan de godin te geven, tot belooning voor
hetberigt, dal hun aangaande hun toekomstig lot door
hare inspiratie was medegedeeld.
AHABATH OLAM (Hebr. Eeuwige liefde), eenc
van de zegeningen, welke de Joden, die ten tijde van
onzen Zaligmaker over het gcheele Ronicinschc rijk
verspreid waren, dagelijks voor het lezen van den
Sheiiiu uitspraken. Zij was van dcu volgenden inhoud:
„Gij hebt ons bemind, o Ilcer onze God, met eeuwige
liefde; Gij hebt ons gespaard met groot en uiterst ge-
duld, onze Vader en onze Koning, om der wille van
Uwen grootcn naam en van onze vaderen, die op U
vertrouwden, aan welke Gij de voorschriften des le-
vens hebt onderwezen, opdat zij met een volmaakt
hart zouderr wandelen volgeus de bepalingen van Uwen
wil. Wees zoo ook ons genadig, o onze Vader, gena-
digc Vader, die genade betoont. Heb medelijden met
ons, wij suiccken het U, en leg verstand in onze har-
ten, opdat wij al de woorden van de leer Uwer wet in
liefde mogen verstaan, hooren, lecren, onderrigten,
houden, doen en vervullen. Eu verlicht onzeoogenin
Uwe geboden, cu maak, dat onze harten zich hechten
aan Uwc wet, en vcrecnig ze tot de liefde en vrceze
van Uwen naam. "Wij zullen nimmermeer beschaamd
of onthutst zijn, noch struikelen, omdat wij op Uwen
heiligen, grootcn, magtigen en vrccselijken naam
hebben vertrouwd; wij zullen ons verheugen en blijde
zijn in Uw behoud en in Uwe goedertierenheden,
o lieer onze God, en de menigte Uwer goederlie-
renhcden zal ons nimmer verlaten. Se/a/t. En uu haast
U eu breng over ons een zegen cu vrede van de vier
hoeken der aarde; neem het juk der Heidenen van
onzen hals, en breng ons regtop in ons land; want Gij
zijt ecu God, die behoud werkt, eu die ons hebt geko-
zen uit alle volkeuen talen;en Gij,onze Koning,hebt
ons in liefde doen hechten aan Uwen grootcn naam,
om U te loven, en met L vereenigd te zijn, en Uwen
naam lief te hebben. Gezegend zijl (iij, o lieer, die l^w
volk Israël in liefde gekozen hebt." Hit gebed loon!,
door de woorden „liet juk der Heidenen", het on-
geduld, dat de Joden gevoelden over de onderdruk-
king, waaraan zij onder liet bestuur der Romeinen
blootstonden. Waarschijnlijk is het, dat eelt gevoc-
lcn van dezen aard tot de aanneming van het gebed
leidde, en meer bijzonder tot den voorrang, die in de
gebeden der Joden er aan gegeven werd. Zie Siiuma.
AHA1) of Aciiad, ecu naam aan de zon gegeven,
welke de Syriërs cu ook de Israëlieten aanbaden,
toen zij tot afgoderij vervielen. Er schijnt eene ver-
wijzing op deze godheid (e zijn in het 17du vers van
Jesaja LXVI, dat door den Engelsehen godgeleerde
Lowth aldus vertaald wordl: „Die zich zelve lieili-
gcu, en zich zelve reinigen in de hoven volgeus de ge-
bruiken ca/t Ahad
; itr het midden van hen, die zwijiic-
vleeseh eten, eu verfocisel, eu muizen: te zamcii zul-
len zij verteerd worden, spreekt de lieer." (1)
A1IAD1TH, de Mohamedaansche overleveringen,
die men zegt, dat ecu aantal van 51,^Gü bedragen.
AliMED, een naam waaronder Mohamcd in den
Koran vermeld wordl. In het een en zestigste hoofd-
stuk staat geschreven: „Jezus, de zoon van Maria,
zeide: o kinderen van Israël, ik ben in waarheid de
Apostel van God, welke tot u gezonden is om de wet
te bevestigen, die vóór mij was gegeven, en om u
goede tijdingen te brengen van een profeet, die na
mij komen zal, en wiens naam Ahmed zijn zal." Op
deze voorzegging, in den mond van Jezus gelegd, wij-
zen de Mohamedaansche schrijvers als op het bewijs
van het Goddelijk gezag huns profeels, en zij trachten
zulks te bevestigen door de woorden van Jezus aan
te halen, zooals die in Joh. XVI: 7 vermeld slaan:
„Doch ik zeg u de waarheid: het is u nul, dal ik weg-
ga: want indien ik niet wegga, zoo zal de Trooster
lol u niet komen, maar indien ik heenga, zoo zal ik
hem tot u zenden." Dit Tarakletos (trooster), zooals er
in het oorspronkelijke staal, en dat zij veranderen in
Perikletos, de doorluchtige, verklaren zij eenparig op
Mohamcd betrekking te hebben. Eenigc hunner ge-
leerden gaan zelfs nog verder terug eu vinden eene
voorspelling van het verschijnen van dezen grootcn
profeet en van het oordeel over de natiën, dat hij met
zich zoude brengen, in l\'sahu L : 3: „Onze God zal
komen en zal niet zwijgen: een vuur voor zijn aan-
gezigt zal verteren, en rondom hem zal het zeer
stormen." liuzij deuken, dal. zij hem ook duidelijk aan-
gekondigd zien in JesajaXXVIII : 5 : „Te dien dage
zal de lleere der hcirscharcii tot eene heerlijke kroon
en tot eencn sierlijken krans zijn den overgeblevenen
zijns volks;" en in Jesaja LXll : 3: „En gij zuil eene
(1) Zie ook v. il. Palm, Bijbelvertaling.
-ocr page 90-
AlllUMAN AICIIMALOTAKCJI.
ïü
declen, waarin de Mohamedanen den koran verdeeld
hebben, waarschijnlijk iu navolging van de Joden, die
den Mishna iu hetzelfde aantal declen verdeelden. Zie
\'Kit KAN.
AIAM ALMADOULAT (Ik gelelde dagen), de
tien eerste dagen van de maand Moharram of de
eerste maand van hel Arabische jaar, in den loop van
welke de koran, zooals de Mohamedanen gelooven,
uit den hemel is nedergedaald om aan de niensehen
medegedeeld te worden. Zie Koran.
AI AT (Wonderen), &u verzen of kleine afdeclingcn
van ongelijke lengte, waarin de 11 1 hoofdstukken of
groole afdeelingeu van den koran verdeeld zijn.
AICI LMA L< )TA1U\'II {De I\'ontder Gecaugeuschap).
De Joden verzekeren, maar zonder voldoend bewijs,
dat een gouverneur, die dien titel droeg, het volk
gedurende de Babylonische ge vangenschap bestuurde.
Maar de oorsprong van de vorsten der gevangenschap
kan niet gemakkelijk nagegaan worden, lién ding
schijnt zeker, dal zulk een vorst niet bestond vóór
het einde der tweede of hel begin der derde. eeuw.
Gedurende het beslaan vanden tempel te Jeruzalem
waren de Joden, die onder de Oostersche natiën ver-
spreid waren, gewoon elk jaar in persoon naar Jeru-
zalcm te gaan, of geschenken naar die stad tezenden.
De rampen der ballingschap strekten om dien partij-
geest te doen ophouden, die zoo langde Joden, Sania-
ritaueu en andere seelen van elkander gescheiden
had, en gcvolgelijk kwamen allen overeen denhooge-
pricstcr te Jeruzalem als het hoofd der natie leerkeu-
neu. Zoo lang daarom cenige vorm van bestuur in
Judea bestond, was er noch in het Oosten, noch in
hel Westen, behoefte aan een vorst der gevangen-
schap. In de geschriften van Joscphus, die tot aan
den tijd van Trajanus leefde, wordt van een Aielnnalo-
tareh geeiic melding gemaakt. Eeuige schrijvers zeg-
gen, dat na de verwoesting van Jeruzalem en de ver-
spreiding der Joden, de natie iu drie klassen verdeeld
werd, en dat elke klasse een opperhoofd of vorst koos
om haar te besturen. Zij, die iu Palestina bleven, vver-
den, gelijk vroeger, door den voorzin er van hel Sanhe-
drin bestuurd. De .loden, die zieb in Egypte vestigden,
kozen een patriarch tot hun hoofd. Zij, die zich iu
Babyion en zijne nabijheid nederzetten, kozen voor
zieh zelve ecu behcerseher, aan welken zij den naam
van Aichmalotarch of Vorst der Gevangenschap gaven.
De installatie van llnna, die de eerste vorst was,
I ging van grootc pracht en vele plegtighcden verge-
I zeld. Bij die gelegenheid gingen de hoofden der ua-
burigc academiën mei de senatoren en het volk in
sierlijke kroon zijn in de band des lleereu, cu een
koninklijke hoed in de hand uws Clod.s," daar de uit-
drukkingcu heerlijke kruon en sierlijke kroon in die
ver/en in het Syrisch vertaald worden door Mahmud.
Kene andere uitdrukking, die ook door hen tot het-
zell\'de doel verdraaid wordt, is Ie vinden in Dcut.
XXXII] : ~: „De Jlecrc is van Sinaï gekomen, en
is hunlieden opgegaan van Seïr: Hij is blinkende vcr-
sehenen van hel gebergte 1\'arau." De Mohamedaan-
sche geleerden verklaren dal deze drie verschijningen
beteekeneu: de Wel van Mozcs, hel Evangelie van
(\'hrisl ns en den Koran van Mohamed. Zoo worden de
aanspraken van den grooten proleet van Arabië door
zijne volgelingen bewezen. Zie Mohamed.
AHRIMAN, het beginsel des kwaads bij de oude
l\'erzen. Zij stellen zich ecu voortdurenden strijd voor
tusseben ürmuzd, At-w \\ orsl des Lichts, en Ahriman,
i\\vn Vorst der Duisternis. Ten laatste echter zal Ahri-
nian verslagen «orden, en bel Goed zal over liet Kwaad
zegevieren. De Aarde zal dan bare oorspronkelijke
eenvoudigheid hernemen, de meuschen zullen onstcr-
l\'elijk zijn, en niemand behalve de regtvaardigen zal
haar bewonen. De engelen werden als middelaars tus-
schen Oiiuuzd en Ahriman voorgesteld, en een vrede
werd lussehen Leiden gesloten, op voorwaarde dat
de aarde voor een lijdvak van 7,000 jaren aan Abri-
man zou worden overgegeven, en dal Orinuzd haar
daarna lenig zon ontvangen. Zij, die bewoners van
deze wereld waren, \\oor dal men lol den vrede be-
slool, werden vernietigd. De niensehen waren oor-
spronkelijk niets dan verligehainelijkte geesten, maar
(hiniizd besloot in zijn strijd legen Ahriman van hen
gebruik te maken, en daarom bekleedde hij hen niet
vleeseh. Te dier tijde was de ordening, dal het licht
hen niet zou verlaten vóór zij Ahriman en zijne mag-
ten loi onderwerping hadden gebragt. Na dezen gc-
lukkigeu strijd zal er cene opstanding zijn van het
ligeliaam, eene scheiding van liclil en duisternis en
eene roemrijke bevrijding. Plutarchus zegt ons in zijn
leven van Thcmistocles, dal de l\'erzen somtijds ge-
beden lol Ahriman rigtlcn, maar wij hebben geen
zeker berigt aangaande de bijzondere gebruiken, die
bij zijne aanbidding werden in acht genomen, of waar
hij verondersteld werd Ie wonen. Ifet is echter zeker,
dal de aanbidders hem verfoeiden, en wanneer zij gc-
legenheid hadden zijn naam Ie schrijven, keerden zij
dien altijd om, daardoor willende aanduiden, dal zij
hein als een boosaardig wezen beschouwden. Zie
AfiJiSTA.
AIIZAB, de naam gegeven aan de zestig gelijke
-ocr page 91-
AKALEN.                                                                 77
AI1IALA —
menigte naar Babyion. Toen de vergadering bijeen
was, en II n na zijne plaats op een in ion genomen had ,
naderde liet hoofd van de academie van Syrië en ried
hem plegtig aan geen misbruik Ie maken van zijn
gezag, terwijl liij hem Ie zclfdcr lijd er aan lierin-
nerde, dal hij ten gevolge van di-n ongclukkigcn en
verdeelden staat, waartoe de natiegcbragl was, eer-
der tol een slaat van slavernij was geroepen, dan tol
een troon was verbeven. Den daarop volgenden Don-
derdag begeleidden liein al de hoofden der academiën
naar de synagoge, waar zij hem plegtig de handen op-
legdcu, Ie midden van liet geluid der trompetten en
de toejuiching der menigte. Van de synagoge werd
hij in processie naar zijn paleis gcbragl, waar hut volk
hem groot e geschenken zond. Des Zaturdags morgens
begaven zich de hooiden der academiën en de voor-
iiaamsle Joden daarheen, waarop de Aichuialotarch,
na zijn gelaal met een stukje zijde bedekt te hebben,
zich aan bun hoofd plaatste, en allen in processie naar
de synagoge gingen. Zoodra zij daar gekomen wa-
ren, gingen de hoofden der academiën en de zangers
rondom zijn stoel slaan, en zongen gezangen wuize-
geiiiug en gclukwcnschiug. Toen werd het boek der
uel in zijne handen geplaatst, waaruit bij den eersten
: regel voorlas, en daarop sprak bij hel volk mei geslo-
leii oogen aan en wijdde uil over de milddadigheid,
J die aan de studenten moest betoond worden, hetgeen
hij niet alleen met bewijsgronden slaafde, maarwaar-
van hij ook door eeuc groote gifl van zijne hand hel
voorbeeld gaf. Hij hel einde van de dienst zegende
hij de vergaderden, en bad vooreik volk afzonderlijk,
dal (iod het niogt verdedigen legen honger, pesl en
zwaard, Bij bet veilalen van de synagoge werd de
vorst met groote praal naar zijn paleis geleid, waar
bij een prachtigen maaltijd gaf aan de vooruaamsten
van bet volk. Dit was zijne laatste verschijning in hel
openbaar, behalve wanneer hij naar de academie ging,
i wanneer iedereen bij zijne aankomst op stond en bleef
slaan, totdat hij hun zeide hunne plaatsen weder iu
te nemen.
De Aieliinalolarclien woonden gedurende bet eerste
tijdperk hunner waardigheid iu cene plaat» Mahazia
gebeelen, maar hunne woonplaats werd spoedig naar
Babyion overgebragt. Daar zal de vorst in tien gc-
regtshovcn voor. Kr waren ook iu die groote stad
achten twintig synagogen, waaronder die van den
vorst was, welke rustte op pilaren van allerlei kleu-
ren. Bene regtbank, die tien treden bad, was opge- ■
ligt vóór de kisl, die de wet bevat ie, waarop een zclel i
was geplaatst voor den vorst en zijne familie. Zijne
regtspraak stickie zich over al de Joden uil, die over
de koningrijken Assyrie, Chaldca en l\'artbië verspreid
waren. Hijbezal dciiiaglomde. wijdiiiglc geven, en bij
ontving ook de bijdragen, die uoodig waren om zijne
eigene waardigheid Ie onderhouden en de schatting te
betalen, die door de Perzische koningen geeisehl werd.
De Aiehinalolarelieu bestonden lot aan de elfde eeuw.
A111ALA of Al-asvau, een mededinger van Mo
ham cd in Arabic. Hij gaf voor, dal hem twee engelen
verschenen waren, die hem zijne opdragt gaven. Zijne
welsprekendheid en dapperheid lokten cene groote
menigte lol hem. Hij behield zijne plaats echter
slechts vier maanden en werd eenige uren voorden
dood van Moliamcd omgebragt. Aihala en Mossei-
lama, die ook voorwendde een door (iod gezonden
profeet tczijn, worden door de Mohamcdaucn de twee
Leugenaars genoemd.
A1US liOCUïlÜS, cene godheid bij de oude
llomcincn, wier toelating ouder hel aantal der goden
door cene bijzondere omstandigheid plaats bad. Kor-
tentijd voorden inval der (ialliërs werd, zooals Livius
berigl, cene stem, welke verklaarde dal de (jalliërs iu
aantogt waren, gedurende de stilte van den nacht Ie
Rome op de Via Nova gehoord. De waarschuwing
werd iu den wind geslagen, maar iiaauwclijks hadden
de (ialliërs de slad verlaten, of men herinnerde zich
de waarschuwende slem, en de Romeinen bouwden,
als bewijs van bunnen eerbied voor den onbekenden
spreker, op de \\ ia Nova een tempel te zijnergedaeh-
tcuis, zoo nabij mogelijk aan de plaats, waarde slem
gehoord was.
A.I/.AT, de afdeelingen, waarin de koran gewoou-
lijk verdeeld wordt. Elke dezer afdeelingen beval twee
Ahzabs (zie Aii/.au) en is in vier ondcrafdeeliugen
verdeeld. Deze verdceliugen zijn voor bel gebruik der
lezers in de koninklijke moskeen en de aangrenzende
kapellen, waar keizers en andere groote mannen bc-
graven worden. Zie Kohan.
AKALEN, een naam onder de Dritzeu op den
berg Libanon aan geestelijken gegeven. Drie dezer
Akalen hebbeu als Schciks hel bestuur over de ove-
rigen; ecu hunner woont iu het district Arkub, ecu
ander in Tschup cl 1 leilecu de denle in llasheia. De
Akalen zijn van de wereldlijken onderscheiden door
hunne witte kleedcrcn en voornamelijk door den wil-
ten tulband, dien zij als zinnebeeld hunner zuiverheid
dragen, /.ij hebben gewoonlijk goede huizen op de
heuvelen. Op Donderdag avond, die onder de Ooster-
lingen d( nacht van Vrijdag genoemd wordt, verza-
nielen zij zich in lui huis van den een of ander hunner
-ocr page 92-
7^                                                        AKASAII.\'KIIIS — ALABAltCJl.
beklimmen, en hen niet alleen zou bevrijden van de
dwingelandij der Romeinen, maar ook hunne natie
zou verhell\'en boven alle koningrijken, die op aaide
bestonden. De Joden houden Akiba in de hoogste eer
en zeggen, dat hij afstamde van Sisera, generaal van
hel legervan Jabiil, koning van Kanaiiu. Zij denken,
dat hij bij God in zulk eenc hoogc guusl gestaan
beeft, dat hem eenc openbaring gedaan werd van vele
[Hinten, die voor Aiozes verborgen waren, eu dat hij
bijzonder bekend was met de reden van zelfs de
kleinste bijzonderheden der wet. Zie Barcuocjiëbas,
Mkssiassen (Valscu e).
ALABANDUS, een held van Caric, dien de in-
vvoners van Alabanda na zijn dood aanbaden als den
stichter hunner stad.
ALABARGU, een woord gebruikt om het. opper-
hoofd der Joden Ie Alcxandric, of liever in geheel
Egypte, aan te duiden. Dal laad is te allen tijde een
toevlugtsoord der Joden geweest. Toen het door
Alc.vauder den Grootc aan ziju rijk gehecht weid,
bouwde bij er eenc grootc stad, die hij naar zijn eigen
naam Alcxandric noemde, en zond er eene kolonie
van Joden heen, om daar eenc nederzetting te vor-
uien, terwijl bij bun dezelfde regten gaf, als door de
Maccdonicrs genoten werden. Men zegt, dat de
Egyptcnaren voor dien veroveraar verschenen eu
hem vroegen den Joden te bevelen hun bel goud,
bet zilver, de edelgesteenten cu andere voorwerpen
terug Ie geven, die zij van hen geleend hadden, toen
zij Egypte verlieten. De Joden stemden gcreedelijk
in de teruggave toe, mits de Egyptcnaren beu be-
loonden voor hunne diensten gedurende vier honderd
jaren. Alcxandcr zag de redelijkheid van dit verzoek
in, en besliste ten voordeclc der Joden. Om deze gc-
beurtenis te gedenken houden de Joden in de maand
Maart nog een jaarlijkseh feest. Toen de Joden iu
Egypte talrijk werden eu niet tevreden waren mei in
de synagogen Ie bidden, verlangden zij ecu tempel te
hebben, die evenaren kon niet dien van Jeruzalem.
1\'hilonieter, denkende dal daardoor ecu aantal Joden
zoude overgehaald worden zich iu zijne staten te
vestigen, stond Onias, hun hoogepricster, toe een ver-
laten tempel te zuiveren, of liever ecu nieuwen in
Beucdcn-Egyptc op te rigten. De uilwerking was,
zooals Philomcter gehoopt eu verwacht bad; ecu
aantal misnoegde Joden verliet Jeruzalem en trok
naar Egypte. De rabbijnen der heilige slad, natuur-
lijk naijvcrig op dezen ïnededingenden tempel, maak-
ten hun volk diels, dat God hunne vestiging builen
Judea verboden had, tenzij zij gedrongen werden door
broederschap, om godsdienstoefening te houden en
voor de gchcclc nat ie te bidden; de vrouw i\'ii dur gecs-
tclijkcu mogen daarbij tegenwoordigziju, niaargcenc
wereldlijken, zelfs geen schcik of emir, worden toe-
gelaten, /.ij verachten alle cereposten iu deze wereld,
omdal zij gcloovcn, dat zij hij den terugkeer van
llakem, de verpersoonlijking der godheid, koningen,
vizieren en pachas zijn zullen. Zij trouwen niet niet
de dochters van wereldlijken, en zij weigeren met de
schciks en emirs hunner eigene natie te ctcu. Akalcn
eten alleen met akalen en met de hoeren en geringe
daglooncrs. Zij leiden de godsdienstoefening in de
kapellen of khalouc, zooals zij genoemd worden, en
onderwijzen de kinderen in eenc soort van catcchis-
inus. Zij ziju vcrpligl zich te onthouden van vloeken
en alle booze taal, en mogen niets van goud of zijde
in hunne klecdcreu dragen. Er zijn verschillende gra-
den van Akalen, en vrouwen worden ook in de orde
opgenomen; een voorregt waarvan, zooals Burck-
hardl ons herigt, vele zich bedienen, daar zij dan
hel kostbare kapsel en de rijke zijden klecdcreu, die
bij haar in de mode zijn, niet behoeven te dragen.
Men beeft berekend, dat de heilige orde der Akalen
ongeveer 10,000 leden telt.
A KA S.M l Kil IS, eenc Hindocschc scetc, wier
aanhangers het aaugezigl ten hemel rigten, totdat de
spieren van het achterste gedeelte van den hals za-
mengel rokken worden, en hel in die houding hou-
dcu. Zij dragen den Jala, laten den haard grocijen
en besineeren hun ligchaaui niet aseh. Zij leven van
aalmoezen.
AK11KAT, cene soort van aanneming onderMo-
hauiedaucn geoorloofd en zeer gebruikelijk onderde
Turken. De plcgtigheid, waardoor deze daad bcves-
ligd wordt, bestaat daarin, dat de persoon, dicaange-
uoiticn zal worden, liet hemd van dengene aantrekt,
die hem aanneemt. Zie Aanneming.
AKI BA, een berucht rabbijn, die omstreeks het
jaar ló\'u leefde, en van wien de Joodsche schrijvers
vele wonderlijke geschiedenissen verhalen. Hij was
voorzitter van het Sanhedrin, toen Barchochcbas ver-
scheen, die zcidc de .Messias te zijn. Akiba begun-
stigde de plannen van den merkwaardigen bedrieger
en gal\' voor, dat hij zelf de voorlooper was, tut het
volk roepende : „Zie de sier, die uit Jakob zoude
voortkomen!" Deze (wee listige en geslepen mannen
trokken parlij van de vooroordcclcn, die onder de
■loden bestonden, welke verwacht len, dat de Messias
als een tijdelijk vorst en een raagtig veroveraar zou
verschijnen, die den troon zijns vaders Davids zou
-ocr page 93-
AL-AIB — ALBANENZEN.                                                            79
lingcn van JohannesLiseoof Alasco, een Poolsch C\'a-
tholick bisschop en oom van den koning van Polen.
Nadat Lisco de beginselen der Hervorming omhelsd
had, ging hij tijdons de regering van Eduard VI. naar
Engeland, en werd het hoofd vau de eerste I lollandsche
kerk in Ausl in Friarste Londen. Vier leeraars stonden
bom in zijn dienstwerk ter zijde. Op slechts één punt
schijnt hij van de Hervormde kerken in Engeland ver-
schild te hebben, en wel op hel niet alleen toepassen
van de woorden van onzen Zaligmaker: „Dit is mijn
ligebaam" op het brood, maar ook op den wijn, daarbij
zeide, dat de uitdrukking de geheele handeling of vie-
ringvau het, avondmaal omvatte. Men zegt ook, dal hij
de noodzakelijkheid van den doop ontkende, maar hel
is te betwijfelen ofhijecue leerstelling verkondigdc,dic
Zoo duidelijk in tegenspraak is mol liet bevel van (\'hris-
lus. liet is mogelijk, dal bij eenigeu twijfel koesterde
aangaande de gepastheid of hel noodzakelijke van den
kinderdoop volgens den bijbel. De bijzondere inec-
niiigeu van Lisco moeten met hem uitgestorven zijn,
aangezien er geen spoor zijner secle na zijn lijd Ie
vinden is.
ALASTOR, een bijnaam aan Zcus als den wreker
van booze daden gegeven. De naam wordt ook ge-
bruikt, voornamelijk door schrijvers van treurspelen,
om (dke godheid of eiken bovcnuatuurlijkcii geest
aan te duiden, die wraak neemt over de booze daden,
welke de meuschen begaan.
ALAWAKA, een woedende demon indegodsdienst
der Boeddhisten, die onder een banaanbooni woonde
on gewoon was al degenen te dooden, die dien boom
naderden. Dal deze demon voor zeer niagtig aangezien
wordt, bewijst de volgende legende, die ouder hen bo-
slaal : „Als Alawaka zijn wapen in de lucht wierp, zou
er gedurende twaalfjaar geen regen zijn; als bij bol op
den grond wierp, zouden er geene kruiden groeijen
gedurende twaalf maanden ; als hij hel iu de zee wier]),
zoude zij droog worden." Niemand, denken zij, kan
bel wapen van Alawaka wederstaal!. Als een van de
grootste wonderen, die Boeddha verrigt beeft, wordt
vernield, dat bij dezen duivel, die vroeger niet Ie bo-
hecrseheii was, door vriendelijkheid overwon,en diens
hart zoodanig veranderde, dat bij hel pad Scwan, oen
van de vier paden, die naar hel ophouden des beslaans
(zie Vkkxiktioim.) geleiden, insloeg, zeggende, dal
bij van dien tijd van stad lot stad eu van buis tol huis
zou gaan, on overal de wijsheid van Boeddha en de
uitnemendheid van zijne leerstellingen zou verkondi-
gen. Zie Boeddha, Boeddhisten.
AXBANENZEN, eene secle van Christenen, die
hongersnood of door hel zwaard, on om deze leer te
bewijzen haalden zij de woorden van David aan: „Zij
hebben mij dezen dag uitgedreven van te wonen in
liet erfdeel van den Heer." Al de pogingen van de
rabbijnen om de uitwijking der Joden naar Egypte
tegen legaan, waren echter geheel en al zonder gevolg,
en de geschiedenis verhaalt, dal bet aantal der .Inden
zoo groot, en bun bloeijendc toestand in dat land
zoodanig was, dat zij behalve vele statige synagogen,
een magistraat, uit bun eigen boezem hadden, een
Alabarch, om hen volgeus hunne eigene wetten te
oordeelen. Na de volkomene verwoesting van Jcru-
zalem door de Romeinen in bet jaar 7\'), zochten vele
.loden cene schuilplaats in Egypte eu in andere lan-
den. De wraak, die hen in hun eigen land bad ovcr-
vallen, vervolgde ben echter ook in Egypte. De Ro-
meinsclie keizer, bevreesd dal zij weder een maetitr
ligebaam zouden worden, beval, dal de tempel van
Onias met den grond gelijk gemaakt zoude worden,
en alhoewel de gouverneur bet vonnis i iet letterlijk
ten uitvoer bragt, sloot bij echter den tempel en be-
lette den .loden er in Ie bidden. De waardigheid van
Alabarch schijnt in Egypte algemeen bestaan Ie heb-
ben, daar de dichter Juvenalis in een van zijne hekel-
dichten er van spreekt.
AL-AIB {lift Stuitbeen). Mohamed leert in den
koran, dat hel ligebaam van den menseb geheel en
al door de aarde verleerd wordt, behalve de til-aib,
welke bestemd is om de basis van hel toekomstige ge-
bouw eens nieuwen ligehaams uit te maken. De ber-
nicuwing van hetgehccle mcnschelijk ligebaam moei
volgens de leervan den profeet bewerkstelligd worden
door een regen van veertig dagen, welke de aarde lei-
hoogte van twaalf ellcboogslengten zal bedekken en
de ligehameii als planten zal doen verrijzen. De tijd
der opstanding is een volkomen geheim aan (iod
alleen bekend; de engel Gabriël erkende zidf zijne
onkunde op dit punt, toen Mohamed hem er naar
vroeg. Dit denkbeeld aangaande den al-aib heeft
.Mohamed waarschijnlijk aan de Joden ontleend, wier
rabbijnen dergelijke idecn betreffende de opstanding
iles ligehaams koesteren. Zie Opstanding.
ALALCOMKMA, in de mythologie eenc van de
dochters van Ogyges. Zij en hare twee zusters werden
als bovennatuurlijke wezens beschouwd, welke over de
eeden waakt on en zorg droegen,dat deze niet onbehoor-
lijk of ligtvaardig gedaan werden. De afbeeldingen
van deze godinnen bestonden uit niets anders dan hoof-
den, on sleehls dierenkoppen werden haar geofferd.
ALASCANEN, een naam gegeven aan de volge-
-ocr page 94-
ALBATI—ALBIGENZEN.
Ml
omstreeks liel jaar 7%, tijdens de regering van kci-
zit Constantijn VI. en hel pausscliap van Leo III.,
ontstond. De gevoelens van de aanhangers dezer
sectc waren gedeeltelijk van Giiostischen, gedeeltelijk
van Manichadschen oorsprong, /ij namen tweegrootc
beginselen aan, liet eene goed liet andere kwaad,
en schreven het Oude Testament aan liet laatste
en het Nieuwe aan het eerste toe. Zij geloofden aan
de Pytliagorische leer der zielsverhuizing. Niet alleen
untkenden zij de godheid van Jezus Christus, maar
zij geloofden ook niet aan zijne nicnsehelijkheid, daar
zij zeiden, dal hij niet in werkelijkheid en waarheid
nienseli was geweest. Zij ontkenden de opstanding
van het Ligchaam, geloofden dal hel algeinceuc oor-
deel reeds voorbij was, en dat de kwellingen der hel
in dit leven ondergaan werden, /ij leerden, dat vóór
Jezus (\'hrisl ns geen enkel goed inenseh op de wereld bc-
stuud, dal ergeeue kracht lag in den doop, en dat hel
zedelooze gedrag der geestelijkheid verhinderde, dal
de sacramenten weldadig werkten. De leer \\an eene
gemeenschap van goederen werd ook door hen om-
helsd.euzij beweerden, dal de kerk de inagl van uilban-
uing niet had, noeh die van reglementen te maken,
/ij verwierpen het sacrament des altaars en bet laatste
oliesel, doopten alleen volwassenen, loochenden de
leer der erfzonde, ontkenden den vrijen wil en ge-
loofden aan hel eeuwig bestaan der wereld. Zij ver-
boden bet huwelijk, zeiden dal woekergcooi loofd was.
en dat niemand lot teruggave van geleend goed was
verpligt. (>ok leerden zij, dal de mensch den Heiligen
(icesl n it zich zelvcn geeft, en dat het cent \'lirislen niel
geoorloofd is Ie zweren. Zie Catiiaiu, Man kilkeus.
ALBATI, eene soort van kluizenaars, die in bet
jaar 1390, tijdens het pausschap van Bouifacius IX.,
van de Alpen in verscheidene provinciën van Italië
afdaalden. Zij ontvingen ücu naam van Albati, om-
dat zij witte linnen kleederen droegen ; en hoven-
dien werden zij aangevoerd door een priester in hel
wil gekleed, die een crucifix in de band hield. Dcvol-
gelingen van dezen priester, die groolcn ijver voorde
zaak der godsdienst aan den dag legden, namen zoo
snel in aantal toe, dat Bouifacius begon te vreezen,
dat hun aanvoerder naar de pauselijke waardigheid
streefde, en daarom zond bij eenige gewapendeu legen
ben af, die den priester gevangen namen en ter dood
hiaglen. Hierop vlood degeheele menigte uileen, en
verstrooide zich in alle rigtingen. Eenige schrijvers
rangschikken de Albuti onderde ketters, doch hel is
meer waarschijnlijk, dal zij door sterke gevoelens van
vroomheid bezield waren, en hunne eigene zonden en
die der tijden, waarin zij leefden, betreurden. Room-
sebe schrijvers zeggen van hen, dat zij als beesten te
/.amen leefden, maar zulke lasteringen worden dik-
wijls zonder eenigen grond ten aanzien van de vurigste
vrienden van waarheid en regl vaardigheid verspreid.
ALBE, ecu wit linnen kleed mei mouwen,dal door
de geestelijken in de Koomsche kerk, en iu bisschop-
pelijke kerken in het algemeen, gedragen wordt.
Kenige Itoomsche schrijvers trachten, maar mei slecht
gevolg, te bewijzen, dat de Apostelen, wanneer zij
godsdienstoefeningen hielden, eene bijzondere klee-
ding droegen. Baroniiis en liona weiden hierover zeer
uil, en de laatste is stout genoeg te zeggen, dat de inan-
lel, dien Paulus te \'l\'roas liel, een priesterkleed was.
Maar wij vinden eersl in de vierde eeuw van ollicicelc
I kleederen, door de geestelijken gebruikt, gewag gc-
inaakl. Men zegt, dal keizer C\'oustautiin een rijk
; kleed aan Maearius, bisschop van Jeruzalem, gege-
ven heeft, hetwelk hij dragen moest, wanneer hij i\\v\\i
i doop toediende, eu later besehuldigden de Alianen
I Cvrillns van het verkocht ((•lubben. Wij vinden, dal
I niet lang daarna de vijanden van Athanasius hem ten
! laste leiden, dal bijden Kgypteuaren eene belasting
had opgelegd, om een fonds daar te si ellen voor de
linnen kleederen der kerk. De eerste maal, dal de u/ie
of het koorhemd vernield wordt, is iu den ren en
veertigsieu canon \\nn hel vierde concilie van (\'ai-
I thago, welke hcvecll, dal de diaken de all,r zal dra
gen, wanneer de offering geschiedt of de morgculesscn
i gelezen worden. Del, denkbeeld van zulk ecu kleed
is waarschijnlijk ontleend aan den willen linnen efod
der oude Joodschc priesters, en gelijk elk deel van
bel gewaad eens priesters zijne bijzondere beleckeuis
heeft., zoo stelt de albe het witte kleed voor, waarin
Jezus iu het huis van llerodes werd bespot. In de
rloomschc kerken, behalve iu Engeland, w ijkt de albe
eenigzins van den oorspronkelijke!] vorm af. Iu de
\' Grieksche kerken en iu de Kngelschc kerk niet.
ALBIGENZEN, afgescheidenen van de kerk van
Home in de twaalfde eeuw. Zij leidden hunnen naam
al\'van Albi, den naam eener stad iu Lauguedoc, waar
hunne vermeende dwalingen op eene kerk vergadering,
iu I 17li gebonden, hel eersl veroordeeld werden. Ge-
I durende verscheidene eeuwen vóórdien tijd hadden er
j een aantal gel rouwe en vrome aanhangers van de waar-
lieden des bijbels geleefd, die "hel licht des evangelies
Ie midden van de duisternis en onkunde der Middel-
eeuwen bewaard hadden. Men kan bewijzen, dat er
eene keten van Hervormers lang voor de Hervorming
beslaan heeft, en hoewel hel altijd de staatkunde van
-ocr page 95-
ALBTGEXZEX.                                                                          81
De regerende graaf van Toulouse, Raymond A I.,
was nog een onafhankelijk souverein, en daar hij
het onlaakbarc karakter en de onschuldige neigin-
gen van de Albigenzen, die zijne eigene onderdanen
waren, kende, was hij zeer ongenegen om deel te
nemen aan den oorlog, dien Rome tegen hen had
gepredikt. De paus was natuurlijk begecrig, om
van zijne diensten in het nitrocijen der halstarrigc
ketters van Languedoc gebruik te maken. Io 12(1/
werd Peter van Castelneau van Rome afgezonden
om Raymond te vragen, of hij zieli bij de naburige
vorsten zou voegen in een verbond om de Albigenzen
uit te roeijen. De vorst gaf op het verzoek van den
paus eene onmiddellijke en bepaalde weigering, die
natuurlijk door zijne onmiddellijke excommunicatie
door den pauselijkcn legaat, en de onderwerping van
zijn land aan een plegtig interdict gevolgd werd.
Naauwelijks hoorde de Heilige Vader wat er gebeurd
was, of hij schreef een eigenhandigen brief aan graaf
Raymond, waarin hij den kerkban, dien zijn legaat
had uitgesproken, bekrachtigde, eu hem in taal vol
verontwaardiging toeriep: „Verpeste man! Welke
hoogmoed heeft zich meester gemaakt van uw hart,
en hoc groot is uwe dwaasheid, dat gij vrede weiger!
met uwe naburen, en de Goddelijke wetten trot-
secrt door de vijanden des gcloofs te beschermen?
Als gij de eeuwige vlammen niet vreest, moest gij
dan niet de tijdelijke kastijdingen vreezen, welke gij
door zoovele misdaden verdiend hebt\':\'\' De woedende
uitvallen van bet Yatikaau versehrikfen Raymond
zoodanig, dat hij zich onderwierp; hij toekende,
hoewel niet den grootsten weerzin, het traktaat voor
de uitroeijing der ketters in zijne staten. Zijne ge-
hechtheid aan de overeenkomst bestond echter eerder
in naam dan in werkelijkheid, eu de pauselijke le-
gaat, zijne onwilligheid ziende om niet kracht en ijver
in het werk der vervolging voort te gaan, kon zijne
woede niet verbergen en deed den vorst, na in de
meest verwijtende taal tegen hem te zijn uitgevaren,
weder in den ban. Raymond was verontwaardigd over
de onbeschaamdheid van Castelneau, en zoo verwoed
waren ook zijne vrienden, dat een van hen den vol-
genden dag, na eene, onstuimige woordenwisseling,
zijn dolk trok, den legaat in de zijde stak en hem
doodde.
Toen de paus dezen moord vernam, geraakte hij in
ontembare woede. Onmiddellijk vaardigde hij eene
bul uit, aan alle graven, baronnen en ridders van
de vier zuidelijke provinciën van Frankrijk gerigt,
waarin hij het gedrag van den graaf van Toulouse aan
de Kerk van Rome geweest is, om zelfs tot den dood
toe al degenen te vervolgen, die van haar verschilden
of hare magt weerstonden, toch verrezen er vantijd
tot tijd, in, verschillende deelcnvan Europa, getuigen
voor de waarheid Gods, die hnn leven niet telden
om het geloof, eens aan de heiligen gegeven, te ver-
dedigen. De Albigenzen heeft men doen opklimmen
tot aan de Paulieianeu, die het zuivere evangelie van
Christus in het zuiden van Frankrijk gepredikt had-
den, drie honderd jaar vóór de dagen van Luther.
Dr. Allix heeft in zijne Geschiedenis van de oude
kerken der Albigenzen eene groote menigte bewij-
zen bijcengebragt, om aan te toonen, dat er in de
bisdommen Narbonne en Aquitanic van zeer vroege
tijden af eene stelselmatige vijandschap tegen de toe-
uemendc dwalingen van Rome bestond. In die bc-
i                                                                                                                               ....
voorregte landstreek bleef het licht schijnen, temidden
van de omringende duisternis. Zelfs tot het begin
der twaalfde eeuw werd bet pauselijk gezag, dat van
elk ander gedeelte van het Christendom onbepaalde
onderwerping had ontvangen, in bet land der Albi-
gcn/.en geheel en al geloochend, liet was niet waar-
schijnlijk, dat Home met kalmte den wederstand tegen
zijn scheptcr zou blijven verdragen. Twee legaten,
Guy en Reinier, werden door den pauselijkcn stoel
afgezonden, met volkomen gezag om deze ketters
uit te roeijen; en bij het vervullen van hunnen last
doemden de meêdoogenlooze pauselijke zendelingen
een groot aantal schuldelooze menseben tot de vlam-
men. Toch nam de ketterij toe eu wou zij in kracht,
en Innocentius III. vond het noodzakelijk krachti-
ger maatregelen te nemen. Hij predikte een kruis-
togt tegen de kettersche oprocrliugcn, en zond tal-
loozc priesters door geheel Europa, om de gcloo-
vigen tot ecu heiligen oorlog tegen de vijanden
der kerk op te roepen. Rij het rondgaan in de ver-
schillende landen wekten de priesters het volk overal
op door de meest aanhitsende redevoeringen. De
aartsbisschop 1\'slier berigt ons, dat zij een gclief-
koosden tekst hadden, waarover zij predikten, na-
inclijk: Psalm XC1V : 16: „Wie zal voor mij staan
tegen de boosdoeners? wie zal zich voor mij stellen
tegen de werkers der ongeregtighcid?" Naar aan-
leiding van dezen tekst, riepen zij hunne hoorders op,
indien deze cenigen ijver voor liet geloof hadden,
indien zij cenig belang stelden in den roem van God,
indien zij het voordcel van den pauselijkcn aflaat
wilden inoogsten, om het kruis te komen ontvangen,
en zich te voegen bij het leger van den gekruisigden
Zaligmaker.
tl
-ocr page 96-
SNZEN.
S2                                                                          AL
Raymond echter, die de magt en den invloed van
Rome kende, werd door angst en onrust bevangen
en verklaarde, dat hij gereed was om de vernede-
reudste inwilligingen te maken, eerder dan den oorlog
in zijne staten gevoerd te zien. Dit was juist wat
Rome verlangde. De afgevaardigden van Kaymond
werden door den paus ïnetdeniecstinogclijkcinschik-
kclijkheid en vriendelijkheid ontvangen; zijn aanbod
om bijstand te verkenen in den oorlog tegen de ket- j
ters werd met vreugde aangenomen, en om zijne
opregtheid te bewijzen moest hij zeven zijner voor-
naamste kasteelen overgeven. Als men het hierover
eens was, zou de paus aan Raymond niet alleen eene
volkomenc absolutie geven, maar ook eene volkomene
herstelling in zijne gunst.
Naauwelijks was de schroomvallige graaf van Tou-
louse de dupe van den listigen en bcdriegelijken
Innocentius geworden, of hij vond zieh in moeijc-
lijkheden gewikkeld. Ken zeer groot leger, volgens
sommigen 300,000, volgens anderen 500.0110 man
sterk, drong de oproerige provinciën binnen. Vcruc-
mende dat deze groote menigte soldaten op het punt
was zijne staten aan te vallen, werd hij als door een
panischen schrik bevangen, en nog te meer, daar hij
gevoelde zijne toestemming gegeven te hebhen, om
de absolutie van den pausclijkcn stoel op de meest
vernederende voorwaarden te koopcu. Hij ontving
liet bevel naar de kerk te gaan, om de beloofde abso-
Intie uit de handen van dvn p.mselijken legaat te out-
vangen. Alvorens de/e echter werd gegeven, moest
hij op de heilige hostie en de reliquiên der heiligen
zweren, dat hij den paus ende heilige Roorasche kerk
zou gehoorzamen zoo lang hij leefde, en dat hij de Al-
bigeuzeu te vuur en te zwaard zou vervolgen, totdat
zij of geheel uitgeroeid waren, of weder tot onderwer-
ping aan den Roomschen stoel waren gebragt. Nadat
hij dezen eed aan de deur der kerk gezworen had, gaf
de legaat hem bevel zijne kleederen geheel en al af te
leggen, om zich aan de strafoefening voor den moord
van Castelneau te onderwerpen. Te vergeefs betuigde
de graaf zijne volkomenc onschuld aan den moord
des monniks, de legaat was onverbiddelijk ; het was
noodig, dat de tuchtiging der kerk opgelegd werd.
Dien ten gevolge bood op den 1>A» .lunij 120\')
graaf Raymond het treurige schouwspel aan van
boetedoening op de meest vernederende wijze. Toen
hij geheel naakt was, behalve alleen een linnen
doek om zijn midden om der welvocgelijkheid wille,
wierp de legaat eene priesterstool om zijn hals,
leidde hem daaraan de kerk binnen en negenniaal om
den invloed van den duivel toeschreef en eischte, dal
in alle kerken de banvloek in het openbaar over hem
zou worden uitgesproken, terwijl hij te zelfder tijd
al zijne onderdanen van gehechtheid of getrouwheid
ontsloeg, en eiken t\'atholiek toestond zijn persoon te
vervolgen en zijne staten te bezetten en te behouden,
voornamelijk om de ketterij uit te roeijen.
Deze bul werd onmiddellijk door andere tot het-
zelfdc doel gevolgd, en iu het bijzonder rigtte de
paus een brief aan den koning van Frankrijk, Filips
Augustus, ivn einde hem persoonlijk op te roepen,
om hulp te verleeuen in hel vernietigen van de. god-
delooze ketterij der Albigenzen, om hen mei eenc
sterke hand te vervolgen, hen van hunne beziltin-
gen te berooveu, hen te verbannen en Roomsch-Ca-
tholieken in hunne plaats te stellen. Om het volk
tot deelneming aan dezen kruistogt tegen de ketters
op te wekken, werd dezelfde aflaat beloofd, als vroe-
ger aan diegenen was verleend, die voor de be-
vrijdiug van het Heilige Land waren uitgetrokken.
\\ (den uit alle oorden van Europa haastten zich, om
zich hij dit nieuwe leger te voegcu, daar de priesters
en monniken hun hadden doen geloovcn, dat zij,
door deel Ie nemen aan de/e heilige onderneming,
boete /.ouden doen voor de ondeugden en misdaden
van een geheel leven. Kn bij het oorlogvocrcn werd
den soldaten niet de minste dwang opgelegd; zij mog-
ten plunderen en moorden naar willekeur. Ken van
de ijverigste en dweepziekstc monniken, die liet volk
tot dezen kruistogt aanzetten, was Arnold Anialrie,
abt van (\'itcaus, die met talrijke geestelijke broeders,
voornamelijk van de orde van St. Bernard, ecu groot
leger in het veld bragt, en de soldaten aanmoedigde
door de. verzekering, dat al degenen, die op dezen
heiligen togt mogteu sterven, een e volledige absolut ie
zouden ontvangen voor al de zonden, die zij van den
dag hunner geboorte tot dien van hunnen dood bedre-
ven hadden. De bijval, dien de pauselijke afgevaardig-
den ondervonden,verontrustte Itaymond niet weinig;
en verlangend zijnde om datgene te verhinderen,
wat hij zag, dat een uitroeijingsoorlog zou worden,
ging hij, vergezeld van zijn neef Hoger, graaf van
Bezicrs, naar Arnold, den aanvoerder van den krnis-
togl, die hen niet trotsehheid ontving en verklaarde,
dat hij niets voor hen doen kon, en dat hun eenig red-
middel was. als zij de dreigende gevaren wilden afkec-
ren, zich tot den paus te wenden. De jonge graal\'van
Beziers, ziende dat onderhandelingen geheel vrueh-
teloos waren, besloot den oorlog voort te zetten, en
zieh tot eene dappere venlediging voor te bereiden.
-ocr page 97-
ALBIGENZEN.
S3
I do pauselijke banbliksems, verkeerde in grootedroefe-
1 nis. De oorlog woedde intusschenmet onverminderde
hevigheid voort, maar Kayiiioud, was er afkeerig vau
eenig aandeel te nemen in de vervolging zijner onder-
dancn en vrienden. Eu toch bleef hij strikt getrouw
aan de gebruikeu der Roomsclic kerk, zoodat hij lan-
gen tijd, terwijl de banvloek op hem rustte, aandeden- \'
ren der kerken, die hij niet durfde binnentreden, zijne
gebeden uitstortte. Ten laatste overleed, op den 10llc"
November, deze ongelukkige graaf plotseling iu een
toren van het paleis van Carcassone, terwijl hij nog
iu den kerkban was. Algemeen verspreidde zich het
gerucht, dat hij door vergif was omgebragt, en
Innocentius 111. verklaarde zelf, dat de graaf eeu
geweldadigen dood gestorven was.
Simon de Moutfort was nu het leenroerig opper-
hoofd vau de twee. versterkte steden geworden. Door
de voorwaarde, waarop bij in het leenbezil gekomen
was, was bij vcrpligt de ketters uit te roeijen. Daarom
zette hij den veldtogt voort en nam verscheidene ste-
den in, hoewel niet zonder aanmerkelijk verlies. Het
grootste gedeelte van Albigeois, dat de voornaamste
zetel vau de schadelijke leerstellingen was, was inliet
bezit van deu graaf van Foix, wiens naam ook Ray-
mond Roger was. Deze weerstond den voortgang dei-
kruisvaarders onder Montfort met veel dapperheid en
bekwaamheid, doch was ten laatste, na verschei-
dene kasteclen verloren te hebben, genoodzaakt zich
ti- onderwerpen. De oorlog werd door Montfort met
de grootste wreedheid gevoerd, liet kasteel van
LauragaisenMcnerbois aanvallende, liet hij de iuwo-
ners, die iu zijue handen vielen, aan galgen ophangen.
Na cene andere stad met goed gevolg aangevallen te
hebben, koos hij meer dan honderd inwoners uil, wier
oogen bij uitstak, eu wier neuzen hij afsneed, in den
loop van dezen vcldtugt viel hij liet kasteel vau de
stad Menerbes aan, dat op cene steile rots, omgeven
van afgronden, gelegen was. Deze plaats werd voor
de sterkste in het zuiden van Frankrijk gehouden, eu
haar bezitter, Guiard, was om zijne dapperheid bc-
kend. Iu het begin van Juuij 1210 sloegen de kruis-
vaarders hel beleg om de stad, eu na cene dappere
verdediging van bijna zeven weken waren de invvo-
ners uit gebrek aan water genoodzaakt te capituleren, i
De kruisvaarders namen op dc\\i ;!Js,,,,| .Fulij bezit van
lul kasteel; zij traden het binnen ouder het zingen
van Te Deiim, terwijl bet crucifix en de standaard
vau Montforl vooruitgedrageu werden. De Albigen-
zeu waren middelerwijl bijeengekomen, de mannen en
vrouwen iu afzonderlijke gedeelten, en bereidden zich
het graf vau deii gewaauden heilige, en kastijdde hem
middelerwijl op de ontbloote schouders met de roede,
die hij in de hand hield. Nadat de vereischte straf-
oefening gehouden was, moest Rayniond zijn eed van
gehoorzaamheid aan den paus, en zijne belofte van
de ketters uit te roeijen hernieuwen, waarna hij ecuc
volkomcne absolutie ontving.
Roger, graaf van Beziers, het voorbeeld zijns ooms
volgende, wendde zich tot deu paus en boud onder-
werping aan, maar afgewezen zijnde, maakte hij toebe-
reidselen om zich met kracht te verdedigen. De twee
plaatsen, waarop bij als zijne sterkste vestingen voor-
uatnelijk rekende, waren Beziers en Carcassone. De
eerste werd door het leger der kruistogtenaren in drie
afdeelingen aangevallen. Door liet aantal overmand
gaven de burgers zicli over, en de kruisvaarders tra-
den zonder eenigen tegenstand de slad binnen. Eenc
slagtingzonder onderscheid volgde, en vau de zestig
duizend inwoners ontkwam niet één deu dood. Toen
werden de huizen van alles wat waarde had beroofd,
en de geheele stad in brand gestoken en tot asch ver-
tcerd. Middelerwij] maakte zich Roger, die zich in
Carcassone, dat veel beter dan Beziers versterkt was,
had opgesloten, gereed om die stad tegen de aan-
vallen der kruisvaarders te verdedigen. Door verraad
echter viel Roger iu handen van den legaat, die hein
in de gevangenis wierp, waar bij spoedig stierf, niet
zonder sterk vermoeden van vergeven te zijn. Zoodra
de inwoners van Carcassone de gevangenneming van
den graaf vernamen, verloren zij den moed: en hoe-
wel zij geheel en al ingesloten waren, slaagden zij
er in gezamenlijk door een onderaardschen gang uit
de stad te vlugten, en zich over verschillende dee-
len van het omliggende land te verstrooijen. Toen
de kruisvaarders deu volgenden dag de stad binnen-
kwamen, waren zij verbaasd haar geheel verlaten en
eenzaam te vinden. Eerst dachten zij, dat er cene
krijgslist in het spel was om hen in cene hinderlaag
te lokken, doch bevindende, dat de stad in werkelijk-
heid zonder inwoners was, riepen zij met vreugde uit:
„De Albigenzeu zijn gevloden!"
Zoo vielen de twee voornaamste vestingen der
Albigenzeu, Beziers en Carcassone, iu de magt des
vijands. Het bestuur over bet genomen grondgebied
werd achtervolgens verscheidenen \'■delen aangebo-
den, maar deze weigerden. Ten laatste nam Simon
de Moutfort het bewind, ten behoeve der kerk en
tot uitroeijing der ketterij, op zich. Inliet jaar 1210
liet Montfort den graaf Raymond nogmaals in den
ban doen. en de ongelukkige vorst, sidderende onder
-ocr page 98-
SI                                                                         ALMGENZEX.
Lavaur bereikten, ecne zeer sterke plaats ongeveer
vijf mijlen van Toulouse. Na een zwaar beleg gelukte
bet hunde stad in te nemen. Tachtig ridders, onder
welke Ainiery, heer van Montreal, werden uit het kas-
teel gesleept en veroordeeld om opgehangen te wor-
dcu. Maar zoodra Aimery, de zwaarste van ben, op-
gehangen was, viel de galg. Om uitstel te verhinderen
liet Montfort de overige onmiddellijk vermoorden.
De vrouwe van het kasteel werd in ecne put gewor-
pen, die daarop met steeuen werd gevuld. Daarna wer-
den al de ketters, die in de plaats gevonden kouden
worden, vereeuigd en verbrand, te midden van de vro-
lijkejuiclitoouen der kruisvaarders. Dcgescliiedschrij-
ver Petrus Valleusis, een monnik, sprekende over de
wrecde kwellingen, waaraan de Albigenzcn onder-
worpen werden, beschrijft de gevoelens van de meê-
doogenlooze kruisvaarders bij het zien van dergelijke
schouwspelen, als zijnde die van grenzelooze vreugde.
Montfort, opgeblazen door de overwinningen, die
zijn togt overal gekenmerkt hadden, naderde de stad
Toulouse, vol vertrouwen, dat zij zich, als zoovele an-
dere plaatsen, in zijne bandenzou overgeven. Degraaf
van Toulouse, die een verbond had aangegaan met
verscheidene graven van frankrijk, welke van ketterij
verdacht waren, besloot echter een krachtigeu weêr-
stand te bieden, en ten laatste zag zich Monfort, na
vele ongelukkige pogingen om de stad te nemen, gc-
noodzaakt het beleg op te breken. De staat van zaken
was nu geheel en al veranderd. Raymond werd, in
plaats van verdcdigcudcr wijze te handelen, dekrach-
tige aanvaller; en alvorens er weinige maanden verloo-
peu waren, had hij de steden, die de kruisvaarders
overweldigd hadden, heruonien, en was hij wederom
bezitter van het grootste gedeelte van Albigeois.
De Montfort was daarentegen zoodanig in magt en
invloed afgenomen, dat bij naauwelijks in staat was
zich te verdedigen, niettegenstaande de versterkin-
gen, die hij, op aanhitsing der priesters, dag aan dag
ontving. Pinnen korten tijd herwon echter Montfort
het overwigt, dat hij voor een tijd verloren had, en de
Albigenzcn, uit bet open veld verdreven, waren ge-
noodzaakt in de steden Toulouse en Montauban de
wijk te nemen. Raymond, zijne eigene zwakheid ge-
voelende, zocht de ondersteuning van zijn vriend Don
Pedro, koning van Arragon, van wien bij veel verwach-
tcn kon, daar hij en zijn zoon twee zusters van dien
vorst getrouwd hadden. Don Pedro verloor geen tijd
om zich ten behoeve van Haymond tot den paus te
wenden, en Inuocentius III., ongenegen om ecne aan-
vraag van een monarch, die de voornaamste steun van
op de knieën neergezegen, met een aan het noodlot
onderworpen hart, door het gebed tot het ergste voor,
dat hun kou overkomen. De abt van Vaui-Cernay
begon hun de leerstellingen van de onfeilbaarheid van
den paus te prediken, maar als mei éénc stem vielen
zij hem in de rede, uitroepende: „Wij willen niets
van uw geloof weten, wij hebb-n de Kerk van Iionie
afgezworen, uw arbeid is vergeefsch, want noch dood
noch leven zal ons de gevoelens, die wij omhelsd
hebben, doen verzaken."\' Toen ging de abt naar Int
vertrek, waar de vrouwen vergaderd waren; hij vond
ze even vast beraden. Mout fort bezocht ook de man-
nen en vrouwen, maar werd even als de monnik ont-
vangeu. Vooraf had hij een zeer grooten stapel droog
hout laten oprigten. „Bekeert u tot het Catholieke
geloof," zeide hij, „of bestijgt dezen brandstapel."
Niet één van de aanwezige Albigenzcn wankelde voor
een oogcnblik. Hel vuur werd aangestoken, eu de
brandstapel was spoedig ééne massa van vlammen.
De onverschrokken aanhangers der waarheid bevalen
hunne zielen in de handen van Jezus, en wierpen zich,
ten getale van meer dan honderd veertig, vrijwillig
in de vlammen.
De volgende plaats, die de kruisvaarders aanvielen,
was een sterk kasteel Tenues geheeten. Deszelfs gar-
nizoen hield bet vier maanden uit, doch ten laatste
werden de Albigenzcn, ten gevolge van droogte en
ziekte, ook hier overwonnen. Toen zij des nachts
trachtten te ontsnappen, werden vele van hen ontdekt,
vervolgd en ter dood gebragt. Eenige werden gevan-
geu genomen en, op bevel van den wreeden Montfort,
levend verbrand. Raymond de Tenues, de bevelheb-
ber der vesting, werd in een kerker geworpen, waar
hij vele jaren achtereeneene ellendige gevangenschap
verduurde. Deze menigvuldige overwinningen van
den kant der kruisvaarders waren zeer ontmoedigend
voor de Albigenzcn, die uit hunne vlakten werden ver-
dreven, en zich genoodzaakt zagen eenc schuilplaats
te zoeken in bosschen en opbergen. Vele van hen wer-
den ontdekt en ter dood gebragt door het zwaard, eu
niet weinige werden aan de vlammen ten prijs gegeven.
Mout fort, niet tevreden met het gebied, dat hij
reeds verkregen had, sloeg nu betoog op het graaf-
seliap Toulouse, dat hij hoopte bij zijne tegenwoordige
bezittingen te voegen, om zich aldus op gelijke hoogte
met souvereine vorsten te plaatsen. Daarom begon
hij in 1211 een nieuwen veldtogt, en sloeg het beleg
om het kasteel Cabaret, dat spoedig genomen werd.
Andere kasteelen gaven zich achtcrvolgens over. De
kruisvaarders zetten hunnen togt voort, totdat zij
-ocr page 99-
ALBIGENZEN.
hb
het Christcudüiii in Spanje was, af te slaan, nam eene
geheel andere staatkunde aan. 11 ij vaardigde het be-
vel uit, dat de legaat Arnold en Simon de Mout fort
voortaan zouden ophouden oorlog te voeren tegen
de AJbigenzen. Rajmond werd nu voor een waar zoon
der kerk verklaard, en ouder de magtigebescherming
van den paus genomen. Maar deze gunstige beschik-
king van den Heiligen Vader was sleelits tijdelijk.
Binnen weinige maanden, 21 Maart 1213, herriep hij
elke inwilliging, die hij ten behoeve van Rajmond van
Toulouse gedaan had, en (leed hem weder in den ban.
Do oorlog werd natuurlijk met grootere woede dan
ooit hervat; de koning van ArragonzondSpaansche
troepen over de Pjreueën, ten einde zijn schoonbroeder
te helpen in het verdrijven van Montfort en dus den
paus te dwingen, om tot gunstige voorwaarden zijne
toestemming te geven. Toen Don 1\'edro het tooneel
des oorlogs bereikt bad, sloeg hij met een groot leger
het beleg om de slad Muret, ongeveer negen mijl van
Toulouse gelegen; doeb de Montfort behaalde met
veel minder magt eene volkomene overwinning over
Dou 1\'edro, die, na tot bet laatste toe dapper weder-
staud geboden te hebben,omsingeld en gedood werd,
terwijl het leger van Rajmond op de vlugt werd ge-
slagen.
De zaak der Albigenzen was ten gevolge van den
slag van Muret hopeloos geworden. Rajmond werd
van zijn gebied beroofd, dat aan zijn vijand de Mont-
fort gegeven werd; de ketters waren tot een klein
getal teruggebragt, dat zieh in schuilhoeken zoeht te
verbergen. Daardoor was het bloedige oorlogvoeren,
waardoor de moedige opstandelingen tegen Rome\'s
gezag nagenoeg uitgeroeid waren, voor een tijd ten
eindegebragt. In 1215 werd eehter weder eene poging
gedaan, om den kruistogt tegen de ongelukkige Albi-
genzeutedoeu herleven. Lodewijk, de zoon vanFilips
August, koning van Frankrijk, voerde een groot leger
in Languedoc, ten einde roem in te oogsten door zijn
ijverin de uitroeijing der ketters. De veldtogt liep ech-
ter zeer schandelijk af. Hij ontmoette niet den gering-
stcn tegenstand, maar de vreedzame bewoners werden
door de mcêdoogenloozc soldaten uitgeplundcrd. De
overwinnaars begonnen nu ouder elkander te twisten.
Arnold, de legaat, had het rijke aartsbisdom Xarbonne
in bezit genomen, waaraan, zooals hij voorwendde,
de regtcn van wereldlijke opperheerschappij verbon-
den waren; doeb Simon de Moufort, die den titel van
hertog van Xarbonne aannam, was er over veront-
waardigd, dat een priester aanspraak zou maken op
dat wereldlijk gezag, dat hij trotsch verzekerde hem
I toe te koineu. Een heete strijd volgde. De inwoners
van Xarbonne begunstigden den aartsbisschop, en de
.Montfort, die hen daarom voor ketters uitmaakte, nam
gewapenderhand de stad in bezit. Arnold, gebruik
makende van zijn geestelijk gezag, legde al de kerken
der slad onder bet interdict, zoo lang zijn mededinger
daar bleef, maar Simon stoorde zieli niet aan het
vonnis.
De staat van zaken was nu zoodanig, dat Rajmond
; VI. zieli aangemoedigd gevoelde om nogmaals in hel
I veld te verschijnen, ten einde, zoo mogelijk, de bezit-
tingen, die hem ontrukt waren, terug te winnen. De
geest van tweedragt, die de wapenen der overwinnaars
tegen elkander had doen keeren, en het decreet van het
Lateraanschc concilie in 12 la, dat het verder prediken
van den kruistogt verboden had, maakten het des te
waarschijnlijker, dat een oorlog in de tegenwoordige
omstandigheden, zoo hij krachtig gevoerd werd, de for-
tuin weder ten gunste van de onderdrukte bewoners
van Langncdoc kou doen keeren. Door zulk eene hoop
aangemoedigd besloot Kajmond VU., zoon van den
graaf van Toulouse, een leger op de been te brengen
en eene heldhaftige poging te wagen,om deoverwon-
neu staten van zijn vader weder te bcmagtigen. Toen
hij daarom tegen Beaucaire opl rok, werden de poorten
onmiddellijk voor hem geopend, en zelfs liet kasteel,
dat door een i\'ransch garnizoen verdedigd werd, gaf
zich aan hem over. En terwijl de zoon aldus aan den
cenen kant der provincie overwinnend was, rukte de
vader, die in Catalonië en Aragon troepen aangeworven
had, haar aan den anderen kant binnen, en trok naar
Toulouse, dat gereed was om hem te ontvangen. De
Montfort werd nu door twee tegenstanders te gelijk aan-
gevallen, maar na een verdrag met denjongcultay mond
gesloten te hebhen, haastte hij zich om zijne nieuwe
hoofdstad te verdedigen. Rajmond VI.,gevoelende,
dat hij niet in staat was om de Montfort in het open
veld te ontmoeten, trok naar de bergen. De inwoners
van Toulouse waren nu overgelaten aan de genade van
den wreeden overwinnaar, en daar zij door Fouquct,
hun eigen bisschop, die slechts naar slagtingen bloed-
vergieten onder de ketters haakte, verraden werden,
kwamen vele van ben door honger of het zwaard om,
terwijl de overige genoodzaakt waren een zwaar los-
geld te betalen, om zich zelve van moord, en hunne stad
van de vlammen te vrijwaren. Zelfs cene handelwijze
als deze doofde de gehechtheid der inwoners van Ton-
louse aan de zaak, die zij omhelsd hadden, niet uit, en
in September van het volgende jaar, toen de Montfort
den oorlog in Valeutiuois voerde, trad Rajmond VI.
-ocr page 100-
\\LIUGE.\\ZK.\\.
s<;
zijne hoofdstad binnen, en werd er met open armen
ontvangen. Verrukt over de geestdrift zijner toege-
uegen onderdanen viel hij Guy de Montfort, broeder
van Simon, aan en behaalde eene overwinning op hem.
Simon, vernemende wat er gebeurd was, keerde in
aller ijl naar Languedoc terug, en zich mei zijn broe-
der Guy vereenigd hebbende, besloot hij Toulouse
stormenderhand in Ie nemen. Kaymond, geholpen
door de ridders en graven uit den omtrek, die zich on-
der zijne vanen geschaard hadden, verdedigde de stad
dapper. De Montfort\'s broeder en neef vielen gevaar-
lijk gewond, en bij zeil\', de poging hopeloos vindende,
trok met zijne legermagt terug. Na verloop van ecnige
weken hernieuwde hij den aanval, en verdeelde daarbij
zijne troepen zoodanig, dat hij de stad aan de beide
kanten der rivier te gelijk aanviel. Maar terwijl bij
daarmede bezig was, overviel hem de graaf de Foix,
die hem terugdreef en tot aan Muret vervolgde, waar
hij bijna in de Garonne was verdronken. Het beleg
werd negen maanden lang voortgezet, gedurende
welken lijd de inwoners van Toulouse zieh met onver-
schrokken dapperheid tegen den vijand verdedigden.
in ecu ongelukkig oogenblik, toen de Monfort voor
een houten toren stond, dien bij op den vijand geuo-
ineu bad, werd hij door een groot rotsblok, dat van de
stadsmuur was losgemaakt, ter aarde geworpen en
gedood. Xaauwelijks was de overweldiger gevallen, of
een vreugdekreet werd uit de stad gehoord; de Alhi-
genzen rukten de poorten uit, wierpen de belegeraars
terug, en namen of vermelden hunne tenten en ba-
gaadje. Te vergeefs beproefde Amaury de Montfort,
Simons zoon, het overblijfsel van het leger te verza-
melen en naar de stad terug te voeren. De dood huns
aanvoerders had bun den moed benomen, en na eene
maand lang herhaalde pogingen in het werk gesteld
te hebben, waarin zij volkomen ongelukkig waren,
werd het beleg op den 25ste" Ju lij geheel en al opge-
geven, en het leger der belegeraars trok in berooiden
slaat naar Carcassonc.
De dood van Simon de Montfort, leidde, in plaats
van gunstig te zijn voor de zaak der Albigenzen, tot
nog grooter rampen dan die, waaraan zij tot nog toe
blootgesteld waren geweest. Raymond VI. gaf het
bestuur aan zijn zoon Raymond Vil. over, die van
een meer krachtigen en si\' utiuoedigen aard was;
doch Amaury de Monfort, Simons opvolger, was !
niet alleen een verklaard vijand van de ketters, maar
werd ook door de magl van Frankrijk, niet Lodcwijk i
den Dauphin aan hel hoofd, krachtig bijgestaan. De |
Fransche prins was zeer verlangend om legende Albi- |
genzen ten kruistogt op te trekken, en verkreeg door
tusschenkoinst van paus Honorius 111., den opvolger
van Innoeentius III., het twintigste gedeelte van het
inkomen der geestelijken van Frankrijk, als subsidie
ter bestrijding der oorlogskosten. De dauphin, ver-
eeuigd met Amaury, trok daarop tegen Raymond
Hoger, graaf van Foix, die de standvastige vriend
der vervolgde Albigenzen geweest was, te velde.
llaymond Vil. trok op om zijn bondgenoot te onder-
steunen, en behaalde Ie Iïasiègc eene luisterrijke
overwinning op Amaury\'s veldbeereu. Lodcwijk en
Amaury hadden middelerwij 1 het beleg geslagen
om Marmaude, en met zulk een goed gevolg, dat
de slad verpligt was (e capituleren. Het garnizoen
bood aan de plaats over Ie geven, op voorwaarde
dat bet baar met de bagaadje niogt verlaten, doch
Lodcwijk beloofde alleen lijfsbehoud. De soldaten
namen deze harde voorwaarde aan, en gingen naar
de tent van den dauphin, die hun, legen de ernstige
vermaningen van den bisschop van Saintes, toestond
ongedeerd te vertrekken. Terwijl deze overgave
plaats had, trok Amaury de Montfort de stad biu-
ncn, en vermoordde vijl\' duizend mannen, vrouwen
en kinderen.
De kruisvaarders, opgeblazen door hunne overwin-
ning, trokken wederom naar Toulouse. De kardinaal-
legaat bad verklaard, dat niet één, hetzij man, vrouw
of kind, aan de slagtiug zou ontkomen, en dat niet
één steen op den anderen zou blijven. Raymond \\ 11.
voerde het bevel in de stad, en werd ondersteund
door een duizendtal ridders met hunne gewapende
dienaren. Het bereg begon op den 1 (>(lt\'u Junij 1219.
Aan beide kanten werd niet veel beleid en kracht te
werk gegaan, maar de belegeraars werden op alle
punten teruggeslagen, en ten laatste gaf Lodcwijk
het beleg op en trok overhaast terug. Kaymond VIL,
door deze overwinning aangemoedigd, viel de eene
sterkte na de andere aan, totdat in Maart 1221 aan
Amaury van al de veroveringen zijns vaders niets
meer overbleef dan de stad Carcassonc. Ook die plaats
werd nu herhaaldelijk aangevallen en tot bet uiterste
gedreven, en de overweldiger was eindelijk op den
1 l1\'1\'11 Januarij 1221 genoodzaakt zich Ie onderwer-
pen. Van al het grondgebied, dal hij en zijn vader
oureglmatig bezeten hadden, beroofd, plaatste hij
zich onder de bescherming van zijn bondgenoot, nu
Lodcwijk \\ II. koning van Frankrijk, aan wieu bij
al de regten overdroeg, die zijn huis door de kruis-
togleu verkregen had, terwijl Trevencal, zoon van
den overleden Kaymond Koger, door de graven van
-ocr page 101-
87
AL
hroken, en het zwaard vielen. Xa eene dappere ver-
dediging capituleerde de stad op den 12\'1,,n Septem-
| her, doch op voorwaarde, dat alleen de legaat en de
i voornaamste aanvoerders der kruisvaarders binnen
de muren toegelaten zouden worden. De vijand, hau-
delendc volgeus hel bekende en in de Kerk van Home
algemeen aangenomen beginsel, dat men met ket-
ters zijn woord niet behoeft te houden, nam echter de
poorten in bezit, joeg de Fransche en Vlaamsche sol-
daten van het garnizoen over de kling, brak een ge-
deeltc der muren en borstweringen af, en legde den
inwoners eene zware geldboete op. Lodewijk ver-
volgde, na Aviguon verlaten te hebben, zijn zegevie-
rcuden togt en voerde, waarhenen hij ook ging, ver-
woesting, moord en vernietiging met zich. De pest
had de gelederen zijns legers gedund, en toen hij naar
Auvergne terugtrok, waren de wegen bezaaid met
doodeu en stervenden. Te .Moutpensier aangekomen
werd hij zelf door de ziekle aangetast, en viel als
slagtoffer er van op den :i(U" November 122C.
liij den dood van Lodewijk VIII. volgde zijn zoon,
die nog slechts een kind was, hem op den troon van
Frankrijk op, en de teugels van het bewind kwamen
middelerwijl in handen van Blanche, de moeder van
den jeugdigen vorst. Onder haar bestuur werd de
oorlog icgi n de Alhigenzeu voortgezet, hoewel in den
loop van eene hardnekkige vervolging van vijftien
jaar de ketters nagenoeg volkomen uitgeroeid waren.
lu het begin van het jaar 1228 «as Kaymond van
Toulouse bijna iu elk gevecht , dal hij den vijand
leverde, gelukkig. De roem dezer overwinningen
werd echter zeer bezoedeld door de wreedheid, waar-
mede hij de overwonnenen, die in zijne handen vielen,
behandelde. De zaken naderden nu een crisis. De
kruisvaarders trokken naar Toulouse, en ziende, dat
het beleg waarschijnlijk, zooals hij vroegere gedegen-
lieden, lang on moeijelijk zou zijn, namen zij hunne
toevlugt tot ecu plan, dat door Fouquet, den bisschop
der plaats, aangegeven was, en waardoor de einde-
lijke overgave zeker zou zijn. Al de wijngaarden, het
koren en de vruehthooiuen werden vernield, al de
huizen tot op mijlen afstands om de stad verbrand,
en na verloop van drie maanden waren de inwoners
der stad zoo ontmoedigd, en was de kracht van Ray-
mond, hun aanvoerder, zoodanig gebroken, dat de
vrede afgesmeekt en op de incest vernederende voor-
waarden verkregen werd. Keu traktaat, dat voor
goed een einde maakte aan den oorlog, werd op den
2 2sten April 1229 te Parijs geteekend. De graven van
Toulouse legden hnn gezag neder, en de zuidelijke
Toulouse <\'ii I\'oi\\ weder in liet bezit gesteld werd van
alles, wat zijnen vader onregtvaardig ontnomen was.
Lodewijk, die mi in naam regl had gekregen op
het grondgebied van Albigeois, besloot zijne regering
door de vernietiging der ketters te kenmerken. Te
dien einde vroeg hij om de pauselijke sanctie, die ge-
reedelijk verleend werd, en een nieuwe heilige oorlog
begon. Naauwelijks had echter de paus zijne toe-
stemming gegeven, of hij zag zich genoodzaakt die
te herroepen, ten gevolge van de vertoogeu van Fre-
derik IL, ilie een kruist ogt tegen het Heilige Land
wenschte te ondernemen. Lodewijk was zeer tcleur-
gestcld door de herroeping der pauselijke sanctie,
doch er bleef niets over dan onderwerping aan den
wil van den Heiligen Stoel. De togt naar het Heilige
Land, dien Frederik beraamd had, werd echter om
de, eene of andere reden uitgesteld. Middelerwijl
wendde zieli Raymond VIL tot het pauselijke hot\', om
vrede met de kerk te sluiten. De paus verschoot\'van
tijd tot tijd het antwoorden op zijne aanvraag, en toen
er zich eene gunstige gelegenheid aanbood, kreeg
Knynmnd berigt, dat de ecuige voorwaarde, waarop de
vrede toegestaan kon worden, was, dat hij vooraltijd
voor zich en zijne erfgenamen afstand van zijne erfe-
uis zou doen. Het was niet waarschijnlijk, dat zulk
een voorslag aangenomen zou worden. Van zijne
weigering werd derhalve partij gelrokken omvijande-
lijkhedeu tegen Albigeois te beginnen. Ken kruistogt
ter onderdrukking der ketterij werd wederom gepre-
dikt; groote subsidiën werden Lodewijk wederom uit
de geestelijke inkomsten aangewezen, ten einde hem
in slaat, te stellen den oorlog te voeren, en op den
30stcn Januarij 1226 werden Raymond VIL van Tou-
louse on al zijne aanhangers plcglig in den ban ge-
daan. De afkondiging van zulk een vonnis was het
teeken tot liet begin van een nieuwen heiligen oorlog.
De Albigenzcu waren in dit: moeijelijkc tijdperk
in een zeer hulpeloozen toestand. De koningen van
Arragon en Engeland, van wie zij anders bijstand
hadden kunnen verwachten, waren zelve bevreesd
voor het misnoegen van den Roomschen stoel. Hei
was daarom waarschijnlijk, dat Raymond alleen zou
staan, terwijl zijne vijanden talrijk, magtig en ver-
eenigd waren. Lodewijk ontmoette bij het begin
zijner onderneming bijna <;c^n tegenstand. Kleine en
groote steden en kasteelen boden onderwerping zon-
der voorwaarde aan. Toen trok hij met zijn magtig
leger naar Aviguon, dat hij drie maanden belegerde,
gedurende welke twintig duizend zijner soldaten,
naar men zegt, door de pest, die ouder hen was uitge-
-ocr page 102-
ALBIGENZEN
88
provinciën van Frankrijk kwamen in de liandrn des
vijands. Het grootste gedeelte der Albigenzen was
reeds door vervolging en de verwoestingen van den
oorlog uitgeroeid, en de weinige, die nog overig ble-
ven, vloden naar Piemont, Oostenrijk, Bohemen,
Engeland en andere landen.
De pauselijke niagt, die mi geslaagd was in hetuit-
roeijen van de Albigcnzische ketterij in de provinciën,
waar zij meer dan drie eeuwen geheerschl had, nam on-
middellijk maatregelen om te verhinderen, dat zij ooit
weder in dat gedeelte het hoofd opstak. De inquisitie
werd er in November 12 i\'J voor goed gevestigd. Debis-
schoppen moesten een priester en twee of drie leeken
afvaardigen, die verpligt waren te zweren, dat zij alle
ketters en hunne begunstigers zouden opzoeken. De
bijbel werd door de inquisitie als de voornaamste bron
van ketterij beschouwd, en om te verhinderen, dat het
volk dien las, vaardigde liet concilie van Tuulouse liet
volgende decreet uit :„Y\\ ij verbiedende boeken van liet
Oude en X ieu we Test :i inent aan de leek en, tenzij zij inis-
selnen liet Psalmboek of een Ureviervoorhunnegods-
dienstoefening mogten wenseben, of bet Bock niet de
gebeden tot de Maagd om daaruit Ie bidden; doch wij
verbieden uitdrukkelijk, dal zij de andere gedeelten
van den bijbel in hunne moedertaal mogen hebben."
De Albigenzen, die zieii zoo lang de gezworen vij-
anden van de wederrcgtclijke tirannij der pausen bc-
toond hadden, zijn door Roomsche schrijvers als ket-
lers van de ergste soort gebrandmerkt, die gevoelens
aankleefden, welke niet alleen verschilden van die der
kerk, maar ook onbestaanbaar waren met gezonde ze-
deleer en maatschappelijke orde. Zij zijn in eenebijna
ongeloofelijke mate verkeerd voorgesteld; zij zijn ge-
lijk gesteld met de oude Maniclueërs, beschuldigd van
het Oude Testament te verwerpen en de Goddelijkheid
van den Verlosser te loochenen. De grootste hunner
misdaden, en die, welke hun meer dan iets anders de
beschuldiging van ketterij op den bals haalde, was
echter, dat zij de Kerk van Rome een hu! van dienen,
de moeder der /toereu, de hoer van Babyion
genoemd
hadden, en dat zij zeiden, dat deze namen in hunne
volle beteekenis op het pauselijke stelsel van toe-
passing waren. Dit was in werkelijkheid hunne on-
vergeeflijke misdaad. Maar na het onderzoeken van
de getuigen, die als bewijzen zijn aangevoerd der
aanklagt van valsclic of zedelooze leerstellingen te
onderwijzen, welke tegen hen gedaan is, aarzelen
wij niet al zulke beschuldigingen voor geheel en al
zonder grond te verklaren, liet schijnt, dat de Albi-
genzen nagenoeg dezelfde leeringen waren toegedaan
als sectcn van een veel vroeger tijdperk, die luide
klagten aanhieven tegen de verkeerdheden in leer en
gebruiken, welke in de kerk geslopen waren. Wij
wijzen slechts op de Cathari, de Petrobruzianen
en de Waldenzen, die allen de grootc lecrstcllin-
gen des bijbels in bare oorspronkelijke zuiverheid
bidden, liet getuigenis van Evervinus, een ijverig
aanhanger der Roomsche kerk, in een brief aan den be-
roemden Bernard, abt van (\'lairvaux, in bet begin der
tweede eeuw, is alleen voldoende om de lasteringen
te. weerleggen, welke in de Roomsche werken zoo mil-
delijk tegen de Albigenzen zijn verspreid. „Er zijn
onlangs," zegt bij, „nabij Keulen eenige ketters onder
ons ontdekt, van welke eenige, na verzoening, weder
in den boezem der kerk zijn teruggekeerd. Een onder
hen, die een bisschop was, en zijne meilgezellen weêr-
stonden ons openlijk in de vergadering van gecs-
tclijkcn en leeken, waarbij de aartsbisschop en vele
edelen tegenwoordig waren, en schraagden hunne ket-
tcrij met de woorden van Christus en zijne Aposte-
len. Maar bevindende, dat zij geen indruk maakten,
verlangden zij, dat er een dag zou bepaald worden,
waarop zij mannen konden medebrengen, dieervaren
waren in hun geloof, en zij beloofden tot de kerk terug
tckeeren.zoo hunne leeraren niet in staat waren hunne
tegenpartij te beantwoorden ; maar anders zouden zij
eerder sterven dan van hun oordeel afwijken. Toen
na deze verklaring hun aanbevolen werd berouw te
bctooncn, waarvoor hun drie dagen werden tocge-
staan, werden zij door het volk in zijne overmaat
van ijver gegrepen en aan de vlammen ten prooi ge-
geven! En wat het meest verbazing wekt, zijgingen
naar den brandstapel en verduurden de kwellingen
niet alleen met geduld, maar zelfs met vreugde. Ware
ik in dit geval, o Heilige Vader, bij u, dan zoude
ik u wel willen vragen, hoe deze leden van Satan in
hunne ketterij konden volharden, met zulk eene stand-
vasligheid en zooveel moed, als zelden onder de meest
getrouwen aan het geloof van Christus te vinden is\'r"
Hij gaal vervolgens voort: „Hunne ketterij is deze:
zij zeggen, dat de kerk (van Christus) allecu onder
hen bestaat, omdat zij alleen de wegen van Christus
betreden en de Apostelen navolgen, daar zij geene
wercldsche winsten zoeken, geen eigendom hebben,
maar naar het voorbeeld van Christus handelen, die
zelf arm was en zijnen discipelen niet toestond iets te
bezitten. Maar gij. zeggen zij tof ons, voegt huis aan
huis en veld aan veld; gij zoekt de dingen dezer
wereld, zelfs uwe monniken en kloosterlijk zameu-
leveiidc geestelijken bezitten ze. Zij zeggen, dat zij
-ocr page 103-
u/nmtAc.
SO
als de armen van de kudde van (\'hristiis zijn, die gcenc
raste woonplaats hebben; die van de eenc stad naar de
andere vlugten ah sehapen te midden van wolven, en
vervolging verduren nier de Apostelen en martelaren;
eu zij zijl) streng in hunne levenswijze matig, arbeid-
zaai», i-room < n heilig;
/ij zoeken alleen, wat noodig is
voor hun ligchamelijk bestaan, en leven als nieusehen,
die niet van deze wereld zijn. Maargij, zeggenzij, min-
naars der wereld, hebt vrede mei de wereld, omdat gij
in dezelve zijt. Valselie Apostelen, die hel woord Gods
bederven en hunne eigene grootheid zoeken, hebben
n en uwe voorvaderen misleid. Daarentegen zijn wij
en onze vaderen, die inde Apostolische leer geboren
en opgevoed zijn, in de genade vau Christus gebleven,
en zullen wij daarin blijven tot aan liet einde. „Aan
hunne vruchten zult gij ze kennen", zegt Christus; en
onze vruchten zijn, te wandelen in de voetstappen vau
Christus. Zij zeggen, dat de Apostolische waardigheid
bedorven is, omdat zij zich in wereldschc zaken ge-
mengd heeft, terwijl zij op den stoid vanden heiligen
Petrus zit. Zij houden zich niet aan den kinderdoop, en
voeren deze woorden uit het evangelie tol bewijs aan :
„Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig
wol-den." Zij stellen geen veil rouwen in de tusschen-
komsi van heiligen; en alles wal in de kerk in acht
genomen wordt, en niel door Christus zelven of zijne
Apostelen vastgesteld is, noemen zij bijgeloovigheden.
Zij nemen volstrekt geen vagevuur na den dood aan,
maar beweren, dat de ziel des menschen, zoodra zij uil
het ligchaaiu vertrekt, de rust of de straf ondergaat,
en zij bewijzen liet uil de woorden vau Salomo: „Als
de boom naar het zuiden, of als hij naar liet noorden
valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal liij wezen;"
waardoor zij al de gebeden en offeringen der geloo; igen
voor de dooden van nul en geener waarde maken.
„Daarom smeekeu wij n, Heilige Vader, uwe zorg
en waakzaamheid tegen deze menigvuldige verkeerd-
hcden te gebruiken, en dat iiel u moge behagen uwe
pen tegen deze wilde diereu der wegen ie rigten en
niet te denken, dat het voldoende is ons te antwoor-
den, dal de toren van David, waarheen wij kunnen
gaan om eene schuilplaats Ie zoeken, behoorlijk mei
bolwerken versterkt is: dal duizend schilden aanzijne
muren hangen, allen schilden vau uiagtige mannen.
\\\\ ant wij wenselien, Vader, om derwille van ons, een-
voudigeu en die traag van begrip zijn, dat liet u moge
behagen, door uwe zorg al die wapenen op ééue plaats
te verzamelen, opdat zij des te gereeder mogen ge-
vonden worden, en krachtiger mogen zijn om deze
monsters te weerstaan. Ik moet u ook beriirten, dal
diegenen hunuer, welke tot onze kei k teruggekeerd zijn,
ons zeggen, dat er velen van hunne vroegere over-
Iniging bijna overal verspreid zijn, en dal zich onder
hen vele onzer geestelijken en monniken bevinden.
En wat hun, die verbrand werden, aangaat, zij zeiden
ons, toen zij zieh verdedigden, dat deze ketterij vau
den tijd der martelaren al\' verborgen was gehouden,
en dat zij in Griekenland en andere landen bestaan
had."
\\\\ al lui zedelijk karakter der Albigenzen aangaat,
erkent Bernard openhartig, hoewel hij het tot zijn
pligt rekende hen te bestrijden, daar zij vijanden van
den paus waren: „Als gij hun naar hun geloof vraagt,
kan niets meer Christelijk zijn: als gij hun gesprek
nagaat, kan niets meer onlaakbaar zijn, en wat zij zeg-
gen, dat toonen /.ij ook door hunne daden. (Jij kunt
iemand ten teeken van zijn geloofde kerk zien bezoe-
ken, de priesters eereu, zijne gaven offeren, zijne zon-
den belijden en het sacrament ontvangen? ATat is
meer aan een Christen gelijk: Wat leven en hande-
liiigcn aangaat, hij misleidt niemand, bedriegt nie-
maud, doet niemand geweld aan. Hij vast veel en eet
hel brood der luiheid niet. maar werkt met zijne han-
deu voor zijn bestaan."
Zulk eene getuigenis van tijdgenooten, die zelve
bekend waren met de mannen over widke zij spreken,
en van wie men, daar zij ijverige Kooinschgezindeu
waren, niet verwachten kan.dat zij bijzondertengunste
der ketters gestemd waren, verschaft ons een onhc-
twistbaar bewijs voor de zuiverheid van leer en zeden,
die zij in de eeuw eu in het land, waarin zij leefden,
bewaarden.„In hun !eveu,"zcgt (\'lande,aartsbisschop
van Turijn, „zijn zij volmaakt, onberispelijk eu zonder
verwijt onder de nieusehen, daar zij zieh mei al hunne
kracht aan de dienst van God overgeven." Dit zijn de
noorden van iemand, die, niet al zijne bewondering
vau hun karakter, niettemin mede hielp om hen tot den
dooil toe te vervolgen en na te jagen, omdat zij weder-
stand boden aan Rome. Zie CatiiaRi, I\'u.i.m raxkn,
WaL1>EX7.EN.
ALKORAC, de naam vau het witte paard, waarop
Mohamed op zijne reis van Mekka naar Jeruzalem
reed. In hel twaalfde jaar van zijne zending, zooals
de profeet ons in den koran berigt, deed hij deze reis,
en werd bij in één nacht uil Jeruzalem naarde hoogste
hemelen gevoerd. Hij was van deu engel Gabriël ver-
gczeld, die den loom van Alhorae, waarop hij gezeten
was, vasthield. De Arabische sehrijvers zijn hel onder-
liug niet eens of Mohamed deze reis ligchamelijk of
geestelijk volbragt. Hei paard Alhorae wordt door de
13
-ocr page 104-
\\LBPXEA ALP.XAXDRï.TXSCHE SCHOOL.
"II
Mohamedaanschc geleprdcn in grnolc eer gebonden;
ecnigc hiiuurr Icrren, \'lal Abraham, Tsmaël en vele
profeten gebruik van dit paard maakten, en dat Int,
van den tijd van Christus tot dien van Moliamcd niet
gebruikt zijnde, weerspannig geworden was en nie-
mand wilde toestaan het te bestijgen, tenzij Gabriël
achter den ruiter zat. Andere leeren daarentegen, dat
Mohamed alleen het voorregt had dit paard het eerst
te temmen, en dal hij van voornemen is liet hij de algc-
meene opstanding weder te bestijgen. Zie Mohamed.
ALBl NEA, eene waarzeggende nimf of sibylle die
in de nabijheid van Tibur werd aangebeden, waar een
bosehje met een jint en een tempel aan haar was ge-
wijd. Lactantius is klaarblijkelijk van gevoelen, dat
zij dezelfde is als de tiende Sibylle. tlare godspraken
werden in het Kapitool nedergelegd. Een kleine vier-
kante tempel, aan Albunea gewijd, bestaat nog te
Tivoli. Zie Sihïliex.
ALBUS, een naam door Sidonius Apollinaris aan
den catalogus of rol gegeven, waarop in den eersten
tijd van het bestaan der Christelijke kerk de namen
van alle geestelijken werden Beschreven. Zie Canon",
Caxoxici.
ALDEBARAN, eene ster van de eerste grootte in
het regteroog vanden Stier. Hij was een van de hemel-
ligchamen, die hunne aanbidders onder de oude Ara-
bieren hadden. Een tempel was voor hem opgerigt.
ALDUS of Aldemius, de groote god vanGaza bij
de oude Philistijnen. Het woord beteekent een god
van eindeloozen tijd.
ALEA, een bijnaam van Athena, waaronder zij te
Alea, Mantineia en Tegea aangebeden werd. Detem-
pel in laatstgenoemde plaats werd dikwijls gebruikt
als toevlugtsoord of schuilplaats. De priesteres was
altijd een jong meisje, dat deze waardigheid slechts
behield, totdat zij tot jaren van rijpheid gekomen was.
ALECTR YOAIANT!E, {Gr.oMttyon, een haan, en
maxfeio, wigebelarij), eene soort van waarzeggerij door
middel van een haan, welke onder de oude Grieken in
gebruik was. De wijze, waaropzij geschiedde, was de
volgende: — De vier en twintig letters van het Griek-
sche alphabet in het stof geschreven zijnde, werd een
korrel tarwe of garst op elke dezer gelegd, en een haan,
op magische wijze opgevoed, er onder losgelaten.
Door de letters van welke de haan de korrels pikte
achter elkander te plaatsen, werd het geheim, waar-
naar men zocht, ontdekt. Om aan deze handelwijze een
meer geheimzinnig en magisch voorkomen te geven,
werden de letters zorgvuldig in ecu cirkel gerant-
schikt. Zie Divixatii .
\\ l/K.MHA II, een waardigheidsbekleder van eenig
aanzien ouder de Emirs of afstammelingen \\an Moha-
meil. Men kan hem den standaarddrager noemen, daar,
afs de sultan bij eene feestelijke gelegenheid in het
openbaar verschijnt, de Alemdar den groenen stan-
daard draagt, waarop geschreven is: Tinzmm-min-Allah,
Hulp van God. Zie Emirs.
ALETIDEX (Gr. "Ii\'o, ik zwerf), offeranden door I
de Atheners aan fcarus en diens dochter Erigone ge-
. otferd. learus was gedood door de herders van At-
tica, wegens eene valsche verdenking, dat hij hen vcr-
I giftigd had. Erigone, baars vaders lijk ziende, hing
zich uit droefheid op, en verscheidene Athcensehe
maagden, die haar liefhadden, volgden haar voorbeeld.
Ten gevolge van deze droevige gebeurtenis werd het
orakel van Apolio geraadpleegd, dat beval plegtigc
offeranden, Alctidcn gehecteu, aan de schimmen van
I learus en Erigone te offeren.
ALECROAIANTIE (Gr. aleuron, tarwemeel), waar-
zeggcrij uit meel enkorenhoopjes, bij deGrieken in oude
tijden in gebruik. Zij werd ook Atphitomantieen Crilho-
, marttie genoemd. Zie Alectryomaxtie, Divisatie.
ALEXAXDER, een heilige en martelaar wiens gc-
i dachtenisviering door de Kerk van Rome op den 2llel1
Juuij plaats heeft, te gelijk met die der andere martc-
laren van Lyon en Vienne, daar hij op dien dag van het
jaar 1 \'i 1 onder Marcus Aurelius den marteldood onder-
ging. Hij werd door wilde diereu in het amphitheater .
i verscheurd. — Alexakder, bijgenaamd de Groote, ke- \'
ning van .Macedonië, haakte, door buitensporige ijdel-
heid gedreven, naar eene plaats ouder de Heidensche
goden. Toen hij zich in Egypte bevond", kocht hij de
priesters van den Egvptisehcn god Ammox (zie ald.)
om, opdat zij hem voor den zoon van Jupiter-Aminoii
zouden verklaren. Ten einde deze eer te verwerven
trok hij aan het hoofd zijns legers door de zandwoestijn,
totdat hij aan den tempel kwam, waar de oudste pries-
ter hem voor den zoon van Jupiter verklaarde en ver-
\\ zekerde, dat zijn hemelsche vader hem bestemd had
om de wereld te beheerschen. Van dien tijd af nam
hij in al zijne brieven en ordonnantien den titel aan
van Alexander, koning en zoon van Jupiter-Ammon.
Xa zijne verovering van Perzië verzocht hij, dat zijn
standbeeld opgenomen mogt worden onder die der
Olympische goden, en dat het met deze op hetzelfde
altaar geplaatst mogt worden. Dit aanmatigend ver-
zoek werd door de Atheners, in een geest vanslaafsch-
heid en vleijerij, gereedelijk ingewilligd.
ALEXAXDRLIXSCHE SCHOOL. Dezeuitdruk-
kinsr wordt gewoonlijk gebezigd om die reeks van |
-ocr page 105-
ALEXANDIUJNSCHE NCHOOL.
!)1
personen, en deze drie vormen Één Wezen. Üczu drie
onderscheidene personen of zelfstaudigheden hebben
ook onderscheidene eu iudividuéele eigenschappen.
De eerste is Eenheid; de tweede, Verstand; de der-
de, de Algeineene Ziel of de oorzaak van leven en
beweging. Plotinus stelde deze triade tegenover de
Christelijke Drieëeuheid. Eenige der Alexandrijnen,
en Proclus in bel bijzonder, wijzigden deze leer om
haar meer niet de Christelijke in overeenstemming te
brengen, waarvan zij de meerderheid gevoelden. Deze
beweerden, dat de oorspronkelijke eenheid zich ont-
wikkeld had iu drie afnemende emanatiëii: Wezen,
dat Verstand voortbragt; Verstand, dat de Ziel v.....t-
bragt; de Ziel, die alle andere wezens voortbragt.
De leer der Emauaticii was in het stelsel der Alex-
audrijneu innig verbonden met hunne denkbeelden
over de leer der Drieëenheid. De meuschelijke ziel
wordt in deze philosophie vereenzelvigd met het On-
eindige, en de wereld en alles, wat zij bevat, iseeue
emanatie vau deze groote Eerste Oorzaak. De wereld
is daarom slechts ecne groote ziel, die een vorm geeft
aan de -tof door de ideen of zielen, welke zij voort-
brengt. Alle zielen, uit de opperste ziel geboren, ziju
uit de intellectuëele naar de lagere wereld nederge-
daald. Zielen iu de intellectuëele wereld hebben geene
ligchamen; zij worden slechts bij hare intrede iu de
lagere wereld met ligchamen omkleed. De Alcxandrij-
ïien namen twee zielen aan : de ecne, aan de intellec-
tuëele wereld ontleend, is onafhankelijk van de natuur;
de andere wordt iu den inenseli voortgebragt door de
kriiigbewegiug van de hemelsehe wereld; zij is inbare
handelingen afhankelijk van de bewegingen der ster-
ren. Zielen, welke emauatiëu zijn van de groote ziel,
zijn gelijk deze ondeelbaar, ouvernielbaar, onvergan-
kelijk. Hare strekking is naar haren oorspronkelijken
staat op te klimmen, teu einde inliet Goddelijke wezen
te worden opgenomen. Zij, die zich tot, zelfs beneden
het zinnelijke leven verlaagd hebben, zullen na den
dood wedergeboren worden ion een ontwikkelend plan-
tenlcven te leiden. Zij, die slechts een zinnelijk leven
geleid hebben, zullen wedergeboren worden iu de ge-
daante van dieren. Zij, die niets dun een mcuschelijk
leven geleid hebben, zullen wederom een mcuschelijk
ligchaam aannemen. Zij alleen, die iu zich het Godde-
lijke leven ontwikkeld hebben, zullen tot God terug-
keeren. De deugd bestaat in vereenvoudiging door
meer of min volmaakte \\ ereeniging met de Goddelijke
natuur.
De groote dwaling der Alexandrijnsche school be-
slond in hel nemen van hei afgetrokken begrip der
wijsgeeren uau te duiden, die van de derde lul het
einde der vijfde eeuw van de Christelijke jaartelling
de Oostersche wijsbegeerte met de Griekscke tracht -
teu te vereenigen. Pogingen vau dergelijkeu aard
waren reeds in de eerste eeuw inliet werk gesteld door
Joodschc wijsgeeren vau Alexaudrië, meer bijzonder
doorPhilo, die, de leer vau Plato omhelsd hebbende,
haar met Oostersche denkbeelden, voornamelijk die
van Perzië en Egypte, zocht te vereenigen. Deze
twee stelsels vau wijsbegeerte zocht hij met elkander
in overeenstemming te brengen door middel vau de
leerstellingen des Ouden Testanients, die hij eerder in
den allegorischen dan in den letterlijken zin opvatte,
liet was eehter voornamelijk door de Alexandrijnsche
school, in de derde eeuw door Plotinus gesticht,dat er
ecne vereeniging van de Oostersche met deürieksche
wijsbegeerte tot stand kwam. De bijzondere wijze van
denken, die door deze school ontstond, was van groot
belang door hare verbinding niet de eerste invoering
van liet Christelijk geloof, en door deu invloed, wei-
ken de wijsbegeerte en de godsdienst op elkander
uitoefenden. ïeu tijde dat de philosophische secte,
welke dikwijls de Eclectische en Xeo-Platonische ge-
uoeind is geworden, ontstond, was de wereld ver-
deeld door twee tegenover elkander staande en el- :
kaar terugstootende krachten, — de Grieksche stel-
sels van wijsbegeerte eu de poly theïstische vereeriug
van het Heidendom. Deze twee moesten in een over-
eeustemmend geheel vereenigd worden. Maar de
Grieksche wijsbegeerte was in vijandige stelsels ver-
deeld; het polytheistische ritualismus in vijandige
eerediensten. Vmmouius Saceas, die omstreeks het
einde der tweede eeuw leefde en een afvallige van
het Christelijk geloof was, had ecne eclectische school
geopend, waarvan het voorname doel was de leer
vau Plato met die vau Aristotelcs te verbinden. De
eigenlijk gezegde grondvester van de Neo-Platoni-
schc school was Plotinus, de leerling vau Ammonius
Saceas. De voornaamste vertegenwoordigers dezer
school na hem waren Porphyrius, Jamblichus, llie-
rocles eu Proclus.
De twee voornaamste leerstellingen der Alexan-
drijnsche school, eu die welke meer bijzonder de in-
zigten der Christelijke schrijvers vau dat tijdperk
wijzigden, waren de leer der Alexandrijnsche Drieceu-
lieid cndiedcrEmanaticri. De metaphysisehe leer der
Dricëeuheid, zooals zij door deze school onderwezen
werd, is als volgt: God is van ecne drievoudige na-
tuur mi te zclfdcr l ijd slechts één. Zijne natuur bevat
drie onderscheidene elementen, zelfstaudighedcn of
-ocr page 106-
ALEXAXOK —ALL
92
ALFORCAN (Arab. Oitdeneheid), een naam door
de Mohainedanen aan deu koran gegeven, omdat deze,
\'. >oals zij zich verbeelden, waarheid van valsehheid,
regt vau onregt onderscheidt. .Misschien is deze naam
aan den koran gegeven, dewijl hij een boek is, dat
in hun oog van elk ander onderscheiden is. Zie
Koit.V.N.
AM, tle schoonzoon eu in zekeren zin de opvolger
vau Mohamed. lieeds vroeg omhelsde hij de leer van
deu profeet, die hem in het tiende jaar der Hcdsjrah
mei de waardigheid van zendeling bekleedde, hem
een .-landaard gaf, een tulband opzette, eu hem naar
Yeiueu of Gelukkig Arabic zond. Ali ging aan liet
hoofd van drie honderd man, versloeg de afgodendie-
naars, en bekeerde hen door het zwaard. Vau dieu
tijd afhielp hij Mohamed in het overwinnen der onge-
loovigcn, eu in hel voortplanten der leerstellingen
van den koran, zoowel door zijne welsprekendheid als
door dappere daden. Zoo gelukkig was hij in zijne
krijgsverrigtingon, dat hij deu bijnaam verkreeg van
den Leeuw Gods. altijd overwinnend. De achting,
waarin de profeet Ali hield, was zoo groot, dat hij
hem zijne dochter Katima ten huwelijk gaf. AH werd
vervolgens tot hoogc eer verheven. Hij verkreeg de
voornaamste waardigheid van Int huis Hashem, en
werd erfelijk bewaarder vau de stad eu den tempel
van Mekka. Hij was bij deu dood van Mohamed
tegenwoordig en balsemde diens ligehaam, volgens
zijne vroegere bevelen. Terwijl de bedienden aan het
lijk de wasschiug Wodhd geheeten (zie Wodiii\') ver-
rigttcn, doopte Ali cenigc kleederen in het water,
waarmede het lijk gewasseheu was; eu deze kleederen,
waarin de kracht uit bet water getrokken was, behield
eu droeg hij, omdat, zooals hij het volk trachtte diets
te. maken, hij aldus die merkwaardige hoedanigheden
verkreeg, die zijn schoonvader kenmerkten. Het was
zonder twijfel de weuscb van Mohamed, dat Ali hem
in hel bestuur zou opvolgen; maar deze wenscli werd
niet onmiddellijk vervuld, daar Aboc-bekr, Omaren
Othman vóór hem regeerden. Ten laatste werd hij
echter door de hoofden van de stammen eu de uicdge-
zellen van den profeet, in het jaar 35 der Hcdsjrah,
overeenkomende met het jaar 657 van onze jaartel-
ling, tot Kalif uitgeroepen.
De opvolging van Ali in hel kalifaat werd tegen-
gewerkt door Ayesha, de weduwe van Mohamed, die
Telha eu Zoheir, twee ho ifdeu van invloed, aanzette
om de banier dis opstands tegeu den nieuwen kalif
ojj ie steken. Ali behaalde echter eene volkomen
overwinning op de oproerige hoofden, eu Ayesha ge-
ziel voor de werkelijkheid des bestaaus. Abstract of
absoluut bestaan was het hoogste punt, «raartoe hunne
gedachteu konden reiken. Daarna vereeuigdeu zijhun
eigen bewustzijn met het afgetrokken begrip, dat /.ij
gevormd hadden, en daarna beschouwden zij hunne
eigene gedachteu van gelijke waarde ;ds liet werkelijke
bestaan. Uit zijn juist de dwalingen, die men in deu
tegeuwoordigeu tijd in do wijsbegeerte van Duitsch-
land vindt, en deze verwarring van bewustzijn mei
werkelijkheid is de oorsprong vau de ongerijmdheden
eu godslasteringen, welke de wij-geerige stelsels van
Fichtc en Schelling kenmerken. Hel is verrassend ua
te gaan, hoe digi dit stelsel in zijne eerste beginselen
dal van het Hiudoeïsuius nadert. Hel eerste wezen
der Alexandrijnen schijnt bijna geheel en al mei het
eerste we/.eu der Hindoes overeen te stemmen, en de
Triade van de eerst genoemden komt zeer sterk mei
de Triade van de laatstgenoemden overeen.
LV nadeelige gevolgen van de invoering dezer zon-
derlinge vermenging van licht met duisternis waren
spoedig blijkbaar in zoo verre het Christendom betrof.
Velen, door de waarschijnlijkheden vau dit mcnschclij-
ke stelsel vau gedachte en inccuiug bedrogen, werden
van de Goddelijke godsdienst van Christus vervreemd,
eu zelfs bij Christenen en Christen-onderwijzers was
spoedig eene vreemdsoortige vermenging der leer van
Plalo mei de Christelijke, in plaats van de zuivere en
verhevene leerstellingen des evangelies, in hunne ge-
schriften eu mondelijk onderrigt zigtbaar.
ALEXANOR, een zoon van Machaon en kleinzoon
van JSsculapius, die te Titane, op het grondgebied van
Sicyou, een tempel bouwde ter een- van zijn vader.
Hij zelf werd daar ook aangebeden, eu hem werd
daar ook geofferd, maar alleen na zonsondergang.
ALEXLANEN. Zie f ki.uktkx.
AL EX ICACU S (Gr. Aj\'icevtdvt ek» kwaads), een bij-
naam door de Grieken aan Zeus gegeven, omdat hij
vele rampen van de meusehen afweerde. De Atheners
badeu Apollo onder dezen naam aan, omdat men ge-
loofde, dat hij de pest had doen ophouden, die gedu-
rende den Peloponnesischen oorlogte Athene woedde.
Deze bijnaam werd ook aan Heracles en Neptunus
gegeven.
ALFAD1H (Al-Vaderj, een der namen, die de
Scandinaviërs in hunne poëtische Edda aan Odin, hun
opperwezen, gaven. Zie Odin.
ALFAQUEN of Alfaqcikex, een woord dat gc-
woonlijk door de Aiooren gebruikt wordt om hunne
geestelijkheid of diegenen aan te duiden, die in de
Mohainedaansche godsdienst onderwijs geven.
i
-ocr page 107-
ALIENA.TII-:— AL1AT.
93
vangen genomen hebbende, behandelde hij haar met
de uiterste verdraagzaamheid, en zond haar terug
naar het graf van den proleet.
Alhoewel deze eerste uitbarsting van den uprocri-
geu geest onderdrukt was, werd het regt van Ali op
het kalifaat hem uog betwist, en voornamelijk teu
gevolge van zijne eigene ouvoorzigtigheid. Hij had
ongelukkiglijk het begin zijner regering gekenmerkt
door alle gouverneurs uit hunne betrekkingen te
ontslaan. Eeue groote en krachtiger partij, gelijk
vooraf te verwachten was, stond mi op, die koftal\'
zeide de aanspraken van Ali ter zijde ie zetten,
en Moawiyah tot kalif in zijne plaats uitriep. Kin
oorlog begon onmiddellijk tusschen de twee strijdcu-
de partijen, en toen de legers te zamen in hel veld
verschenen, stelde Ali voor, dat hel punt in kwestie
door een tweegevecht zou uitgemaakt worden; Moawi-
yah sloeg echter dien voorslag af. Verscheidene scher-
mutselingeu hadden er nu plaats, waarin hel verlies
aan beide zijden aanmerkelijk was. De strijd woedde
gedurende langen tijd tusschen de twee Mohamedaau-
sche seeten of partijschappen, eu hoewel de beide
vijandige kalifeu in het jaar (560 vermoord werden,
staan tot o]) dfti huidigen dag de iwee sectcu \\ol vij-
andschap tegenover elkander. De aanhangers dereene
sectc, in Perzic Schiïetcn,in Syrië Mcrawilah geheet en,
gelooven aan het imaniaal of priesterschap van Ali,
als den erfgenaam en regtmatigen opvolger van Mo-
hamed; die der andere, Sonnicten gcheetcn, ouder
welke de Turken en Arabieren vau Syrië, beweren
de wettigheid der drie eerste kalil\'en Aboe-Bekr,
Omar\'en Othnian. Ecuige der volgelingen vau Ali
gelooven, dat hij nog in leven is, eu dat hij aan het
einde der wereld in de wolken komen zal om de aarde
met regtvaardigheidte vervullen; andere houden hem
in zulk eeue hooge vereering, dat men van hen kan
zeggen, dat zij hem vergodeu. De incest gematigden
onder deze laatstcn zeggen, dat hij, hoewel geen God-
delijk wezen, het meest verhevene der menschelijke
schepselen is. De familie vau Ali werd door eeue lange
reeks der Ommiaden, die het kalifaat bekleedden, ver-
vloekt, totdat, Omar, de zoon van Abdalig, de vervloe-
kiug ophief. Vele Muzelmannen belmoren tot desecte
van Ali, waar zich ook Mohamedancn bevinden; maar
voornamelijk zijn hare aanhangers in I\'er/.ie en onder
het Perzische gedeelte der Oesbekschc Tartaren te vin-
den. Eenige Indische souvereinen zijn van de secte
van Ali. De afstammelingen van Ali kan men nog aan
hun groenen tulband onderkennen. ZieMi:r\\ vïi.ui,
MotUMKIIANKN. ScMÏETEJ», SoKMETEN.
A LIENATIE. Bij de Joden kou niets van hetgeen
■ aan de dienst vau God gewijd was, tot eenig ander
doel gebruikt worden, behalve in gevallen vau bepaal-
den nood (/.ie Cokbax). Aan betzelfde beginsel hield
! men zich in de eerste Christelijke kerk. De goederen
of inkomsten, welke eens aan de kerk waren gegeven,
werden altijd beschouwd als aan God gewijd, en mog-
; teu daarom alleen in zijne dienst gebruikt en niet tot
eenig ander doel aangewend worden, tenzij ecu bui-
tengewoon geval vau liefdadigheid zulks vereischte.
Alnbrosius smolt het zilverwerk der kerk van Milaan,
dal voor het avondmaal gebruikt werd, om eenige ge-
vaugeneii vrij te koopen, die anders tot levenslange sla-
j veruij veroordeeld zouden zijn geworden; eu toen de
I Arianeu hem beschuldigden van heilige dingen voor
! andere dan heilige doeleinden aangewend te hebben,
\' schreef hij eeue zeersterke verdediging van zijn gedrag.
| Aeaeius, bisschop vau Amida, deed hetzelfde voor de
1 verlossing van zeven duizend Perzische slaven uit de
handen vau de Itomeinsche soldaten. Ook Deogratius,
I bisschop vau (\'arthago, verkocht het zilverwerk voor
: het avondmaal bestemd, om de Komcinsche soldaten
j los te koopen, die in den oorlog met de Wandalen
gevangen genomen waren. Zulk eeue aliënatic of
vervreemding was zoo verre van aangezien te worden
als heiligschennis of onregtvaardigheid, dat de wetten
tegen de heiligschennis dit geval alleen uitzonderden.
Zoo verboden de wetten van Justiniauus het verkoo-
pen of heleeueu van hei zilverwerk der kerk cu vau
kleedden of andere geschenken, behalve in geval van
gevangenschap, hongersnood,.....slaven vrij te maken
of den nood der armen te lenigen, dewijl in zulke ge-
vallen de levens of zielen der meuschen boven vaat-
werk of kleedcren, van welke soort ook, te verkiezen
! waren. De armoede der geestelijken was ook een ge-
val, waarin d< goederen der kerk verpand kouden
worden. Het concilie van (\'arthago bepaalde, dat als
het jaarlijksche inkomen der kerk niet voldoende was
om beu te onderhouden, eu er gceue andere bron vau
bestaan was, de bisschop zekere goederen der kerk
I raogt verpanden of verknopen, opdat voor het tegen-
\' vvoordige iu hel onderhoud der geestelijken voorzien
kou worden.
ALI AT, (Arab. Iliitilii/i, de nacht). Herodotusbe-
\' rigtons, dat de Arabieren oudtijds de maan onder dezen
naam aanbaden, als zijnde de koningin der nacht. Som-
tijds is beweerd, en niet zonder ceuige waarschijuüjk-
heid, dat de Mohaiiiedaneu de halve maan als hun
geliefkoosd teeken aannamen ten gevolge van de gods-
dienst der Arabieren, die de maan aanbaden, eu niet
-ocr page 108-
!M                                                                       ALITTA
ALLAH.
omdat Mohamed uit Mekka naar Medina vlugtte tij-
dens nieuwe maan.
ALITTA, eene godin die door de oudere Arabieren
aangebeden werd, en dezelfde is als M il lira, de voor-
naamste vuurgodin l)ij de oude Perzen.
AL-JAHEDH, de grondvester eener seete vanMo-
hamedanen, wier aanhangers geloofden, dat de koran
een levend wezen was, somtijds een menseh, .somtijds
ecu dier. Deze meelang is wel eens voor eene zinne-
beeldige voorstelling gebonden, die beteckent, dat de
koran goed of slecht wordt, naar mate de verklaring
er van waar of\' valseb is; en in dezen zin zeggen de
meest orthodoxe Muzelmannen dikwijls, dat de koran
twee aangezigtru heeft, dat van een man eu dat van
een beest, terwijl zij daardoor den letterlijken en den
allegorischen zin bedoelen.
AL-KADHA, een woord door de Mohamedauen ge-
bezigd om het bezoek der volbrenging of voltooijing
eu den pelgrimstogt naar Mekka aan te duiden, door
Mohamed en zijne volgelingen in het zevende jaar der
Hedsjrah volbragt. Oj> zes mijlen afstands van de stad
deden zij allen den eed van godsdienstiglijk al de in-
aehtuemingen en plegtigheden te vervullen, die bij dat
bezoek voorgeschreven zijn. Zij lieten hunne wapenen
en bagaadje buiten de heilige stad eu Iraden haar in
triomf binnen, kusten op vrome wijze den zwarten
steen ot\' Kaüba, eu gingen zevenmaal rondom den
tempel. De drie eerste ronden deden zij loopende,
springende en met hunne schouders schuddende om
tetoonen, dat zij nog krachtig waren niettegenstaande
de vermoeijeuis hunner reis. Bij de vier andere rou-
den wandelden zij statiglijk om zich niet uit te putten.
Deze gewoonte is tot op den liuidigen dag bewaard
gebleven. Nadat zij hunne zeven ronden gedaan had-
den, werd er afgekondigd, dat bet gebed een aanvang
zou nemen, en na het gebed reed de profeet, opeen
kameel gezeten, zevenmaal tusscheu twee heuvelen,
waar te dier tijde twee afgodsbeelden der Koraischic-
ten te zien waren. De .Muzelmannen ergerden zich bij
het gezigt er van, doch werden er mede verzoend door
een gezegde van den koran, uit den hemel gezonden,
waarin God verklaarde, dat deze twee heuvelen eeu
\' gedenkteeken van Hem waren, en dat de pelgrims,
die ze bezochten, niet als schuldig aan eenige zon-
de zouden beschouwd worden. Het geheel eindigde
met een offer van zeventig kamcelen, eu de Mu-
zelmannen schoren zich. De gewoonte van een pel-
grimstogt naar Mekka te doen bestaat nog bij de
Arabieren, die zeggen, dat zij zoo oud is als bun
voorvader f.smaël, en haar als een gedeelte der gods- |
vereering van Abraham beschouwen, //ie Pelgrims-
togten.
AL-KELAM (Arab. De kennis des woo/\'di), de scho-
lastische en metaphysische theologie der Moharaeda-
nen. Zij handelt over speculatieve punten, zooals de
eigenschappen van (iod, eu is vol haarkloverijen over
abstracte ideën en uitdrukkingen. Deze soort van theo-
logie was in den eersten tijd na de verbreiding van het
Mohaiucdismus niet zeer geacht, totdat een Arabier
begon te leeren, dat een doctor, die den koran of de
sonna, dat is overlevering, verwaarloosde, terwijl hij
zich op scholastische godgeleerdheid of redetwisten
toelegde, verdiende gespietst en door de stad gedra-
gen te worden tot afschrikking van anderen.
De Mohamedaansche scholastische theologie wordt
in vier afdeelingen verdeeld. De eerste handelt over
de natuur en de eigenschappen van God. De tweede
handelt over de voorbeschikking, den vrijen wil en
andere aanverwante onderwerpen. De derde bevat de
kwestiën over het geloof en zijne kracht, het berouw
en andere leerstellingen. De vierde doet onderzoek
naar de getuigenis der geschiedenis en der rede, den
aard en de kracht van het godsdienstig geloof, de dienst
en zending der profeten, den pligt der Imams, de
schoonheid der deugd, de afzigtelijkheid der on-
deugd eu andere dergelijke onderwerpen. De vele
twisten, die van tijd tot tijd over al de verschillende
punten hunner scholastische theologie ontstaan zijn,
hebben oorsprong gegeven aan ecu groot aantal ver-
schillende secten en partijen, die allen den koran
aannemen als den standaard van hun geloof. Onder
deze kunnen gerangschikt worden de Aschariauen, de
Keramianen, de Motazalcn, de Cadharianen, de Nad-
hamianen, de Giabarianen cu de Morgiauen, die allen
afzonderlijk behandeld zullen worden. Er zijn vijf ,
hoofdsecten van Mohamedaiien, die wij ook bcschrij- .
ven zullen, namelijk: de Hanaficteu, de Shafieten,
de Malikieten, de llambalieten en de Wahabieten. Er
zijn ook twee orthodoxe onderverdeelingen, de Son-
nicten eu de Schiïcten. Zie MoHAMEDANEN.
AL-K1TAB (Arab. liet Z/uek), een naam aan den
koran gegeven als het bock bij uitnemendheid, ver-
heven boven alle andere boekeu. Op dezelfde wijs
spreken wij van de heilige schriften als den Bijbel of \'
het Boek.
ALLAH (Arab. Oud), de naam van het Goddelijk
Wezen, overeenkomende met den Elohiiu of Adouai
van de Hebreen, en ontleend aan het Arabische werk-
Woord ulah, aanbidden. Mohamed, door de Joden, i
Heidenen en Christenen gevraagd wie de God was,
-ocr page 109-
UXAT — ALLEGORTSTEN.
95
torisclie waarheid van het verhaal uit het < wdeTesta-
nient niet vernietigd maar beuaard wordt. „Om kort
te gaan," zoo eindigt hij, „toen Paulus de geschiedenis
van de twee zonen van Abraham allegoriseerde en hen
vergeleek met de twee verbonden, deed hij niets meer
dan de eersten voorstellen als tj//ien en de laatsten als
antitypen. Hoewel hij dat gedeelte van de .Mozaïsche
geschiedenis op dezelfde wijze behandelde, als wij eene
allegorie doen, reraaderde hij het daardoor niet in alle-
gorie. Hij de verklaring der Schriften is het daarom
volstrekt noodzakelijk, dat wij eene allegorie wel van
eene type onderscheiden. Eene allegorie is een ter-
die/d
verhaal; eene type is iets werkelijks. Eene alle-
gorie is eene schilderij der verbeelding; eene tvpe is
een historisch feit. liet is waar, dat typische verkla-
ring in m/iw zin als eene soort van allegorische verkla-
ring kan beschouwd worden; dal zij in zoo verre ovcr-
eenkomen, dal zij evenzeer eene verklaring van zaken
i zijn: dat zij evenzeer gegrondvest zijn op overeen-
I komst; dat de type in verhouding staat tot hare anti-
type, gelijk de onmiddellijke voorstelling in eene alle-
gorie tot hare ^/«(/voorstelling. Toch is de hoedanig-
heid
der dingen, die vergeleken worden, zoowel als
de kracht der vergelijking, in de twee gevallen zeer
verschillend. En hoewel eene type met betrekking
tot hare antitype eene schaduw wordt genoemd,
terwijl de laatste de substantie wordt geheeten, geeft
toch het gebruik dezer termen niet Ie kennen, dat
de eerste minder historische waarheid heeft dan de
laatste."
lu den eersten tijd van het beslaan der Christelijke
kerk gaven zich de Grieksehe en Latijnsche vaderen,
maar voornamelijk de Grieksehe, zeer over aan eene
allegorische verklaring der schriften van het Oude
Testament. Zij namen zonder twijfel de waarheid der
historische feiten aau, maarzij hechtten weinig belang
aan het enkel letterlijke verhaal, en bleven voorna-
meiijk staan bij de allegorische beteekeuis. Origeucs
was echter de eerste der ware allegoristcn. Hij ging
veel verder dan al degenen, die hem waren voorafge-
gaan, in de allegorische verklaring der Schrift en ont-
kciule uitdrukkelijk, dal vele van de. voorvallen, in het
()udc Testament verhaald, eenigen grond hadden in de
werkelijkheid. In vele gevallen was er, om zijne eigene
taal te gebruiken, „geen verhaal van geschiedenissen,
maar ecne verwerking van mysteriën. En in deze val-
schc en ongerijmde wijze van verklaring bepaalde hij
zich niet tot het Uudc Testament, maar hij paste haar
ook toe op de Schrift in het algemeen. Vele van de
Latijnsche kerkvaders waren betrekkelijk vrij van
dieuhij aanhad cu aan anderen predikte, antwoordde :
Allali. de ecnige God, die uit zich zclvcn bestaat, van
wien alle schepselen hun aanzijn ontvangen, die niet
verwekt noch verwekt is, en op uien niets onder alle
wezens gelijkt."
ALLAT, een afgodsbeeld van de oude Arabieren
vóór di\'\\\\ tijd van Mohamed. liet werd op bevel van
den profeet in het negende jaar der Hedsjrah vernield,
niettegenstaande de ernstige verzoeken der inwoners
van Tayef, die het aanbaden, "in het nog eenigen tijd
te sparen, //ie Mohamed.
ALLEGOIÏTSTEN, ecne klasse van uitleggers dei-
Heilige Schriften, die meer waarde hechten aan de
zinnebeeldige dan aan de letterlijke bcteekenis. Hel
is aan geen twijfel onderhevig, dat binnen zekere
grenzen de zinnebeeldige beteekeuis aangenomen
moet worden. Zoo wordt ons in Gal. W ■ 2\\ van
zekere historische feiten, waarvan de Apostel spreek:.
uitdrukkelijk gezegd, dat zij eene andere beduiding
hebben. AVij moeten echter geen oogenblik veroudcr-
stellrn, dat Paulus de feiten in kwestie allegorisch
maakt, maar dat hij ze zoo vond. Hel onderscheid is
belangrijk, en ecu Engelsen godgeleerde maakt over
dit onderwerp de volgende oordeelkundige opmerk in-
gen:— „Er zijn twee verschillende wijzen, waarop dc
geM ijde geschiedenis aldus zinnebeeldig verklaard is.
Velgens de ecne wijze zijn feiten en omstandigheden,
voornamelijk die welke inliet Oude Testament opge-
teekend staan, op andere feiten en omstandigheden
toegepast, die zij moeten roorxfellen. Volgens de an-
dere wijze zijn die feilen en omstandigheden als eukel
zinnebeelden
beschreven. De eerste wijze wordt ge-
regtvaardigd door de gewijde schrijvers zelve; want
wanneer feiten en omstandigheden zóó worden toege-
past. worden zij als typen gebruikt van die dingen,
waarop de toepassing geschiedt. Maar de laatste wijze
van allegorische verklaring heeft zulk een gezag niet
in haar voordeel, hoewel men getracht heeft haar dat
gezag te geven. Dezelfde dingen worden dan besehre-
ven, niet als typen of als werkelijke feit en, maar als en-
kcl idealitehe voorstellingen, als de onmiddellijke voor-
steil ing in allegorie. Door deze wijze wordt derhalve de
geschiedenis niet alleen als allegorie behandeld, maar
in allegorie veranderd, of, met andere woorden, in eene
fabel." Dezelfde godgeleerde gaat dan voort niet den
Apostel Paulus te verdedigen tegen de beschuldiging
van de Schrift in dezen zin geallegoriscerd te hebbeu;
hij verwijst naar hetgeen deze, in zijn brief aan de
Galaten, over Sara en Hagar zegt en toont aan, dat in
het gebruik door den Apostel er van gemaakt, de his-
-ocr page 110-
0(1                                          ALLEGORISTEX — ALLEIWHILIGEXA \\ OM).
; meer juiste verklaring van het Goddelijk Woord, dan
gedurende langen tijd in dal land is geschied.
ALLEN! ETEX, eenc kleine sectedie in de vorige
eeuw in Nova Seotia ontstond. Zij waren de leerlin-
gen van llenn Allen, die omstreeks L77.S zijne zon-
dcrliuge gevoelens begon voort Ie planten, en bij zijn
: dood in I ?So eeno grooic partij naliet, die zijne leor-
Ktellingcn aanhing, maar na den dood van het hoofd
j spoedig daarvan terugkwam. Do bijzondere leerstel-
: tingen, die Vlleu en zijne volgelingen aannamen, wa-
\' ren: dal de zielen van het gchcelc menscheliik sreslachl
; emauatiéii of liever gedeelten zijn van den eenengroo-
i l"ii (Jeest; dal zij allen tegenwoordig waren in Eden en
doel hadden aan >\\c eerste overtreding; dat onze ecr-
sle ouders, toen zij in een staal van onschuld leefden,
niets dan geesten waren, en dat de stoffelijke wereld
toen niet geschapen was; maaropdat, tengevolge van
don val, het menschdom niet in volkomen vernieti-
ging zon zinken, word deze wereld voortgebragt, en
de mensch mei een stoffelijk ligchaam bekleed; en dat
elk mensch op zijne beurl bekleed zal worden mot zulk
een ligchaam, en daarin een staal van beproeving voor
eindeloos geluk zal genieten.
ALLERHEILIGEN, een feest door de Roomsthe
kerk op den eersten \\o\\ ember gevierd, [n de Ooster-
selio kerken was het, van de vierde eeuw af, op den
achtsten dag na hel Pinksterfeest in acht genomen,
in werd liet hel fccsl aller Martelaren genoemd. Maar
iu de Westersche kerken had het den volgeuden oor-
sprong:— Paus Rouifacius] V.,dieinC10den troon be-
klom, verkreeg van den Griekschen keizer Phocas het.
Pantheon te Rome ten geschenke, en wijdde hot aan df
Maagd Maria en alle martelaren, gelijk bet vroeger
aan allo goden en voornamelijk aan (\'ybele gewijd was.
Rij deze gelegenheid beval hij, dal. het feest aller
Apostelen gevierd zon worden op den eersten Mei,
welke dag later alleen voor l\'liilippus eu.laoobus werd
bestemd, en het feest aller Martelaren op den twaalf-
den. Maar daar (lil laatste feest door een aantal mcu-
schen bijgewoond werd, verschoof paus Gregorius IV*.
bol in s:j 1 naar een tijd van bei jaar, waarop levens-
voorraad gemakkelijker kon worden verkregen, en
wel naar den Dl,n November, n\\ wijdde dien dag te-
vons aan Alle Heiligen. De Engelsche kerk viert dit
feest als een dag, waarop het aan de strijdende kerk
op aarde belaaml gemeenschap Ie bonden mol do zc-
gevierendo kerk in den hemel.
AUiEKHElLIGENAYONÜ, de avond vóór Al-
lcrhciligendag. In Engeland en Scotland zijn de jonge
menschen gewoon verschillende bijgeloovige plegtig-
de neiging om Ie allegoriseren, en toch maakte zich
Auifusiiiius, die verreweg de bekwaamste godgeleerde
van do Westersche kerk was, van tijd tol lijd schuldig
aan dezelfde verkeerde wijze van uitlegging. Iu de
negende eeuw schreef Rabauus Maums, iu een werk
opzettelijk gewijd aan de Allegoriën derSehrift, be-
ginselcn, die bepaaldelijk ten voordeelt van de allego-
risten waren. Deze schrijver werd gevolgd door Snia-
ragdtis, IlavucH, Sentus, Paschasius, Radberl en nog
vele andere, Genoemde uitleggers stemmen allen
overeen in het geloof, dal er, behalve de letterlijke,
nog andere hel eekenissen van de Gewijde boeken
zijn. Over hei aantal dier betcckenisseii zijn /.ij niet
eenstemmig, want ecnige hunner nemen er drie aan,
andere vier of vijf; en één schrijver, die niet de
slechtste verklaarder is van dien tijd, ten minste naar
het oordeel van Mosheim, namelijk Augolomus, een
monnik van l.isienx, beweert, dat er zeven botooko-
nissen van de Heilige Schriften zijn.
Te midden van de duisternis der Middeleen wen was
de theologie der Scholastieken sterk doordrongen van
den allegorisehen geest; maar toen de Hervorming
over de wereld opging, werd hel toeschrijven van vele
beteckenissen aan de Heilige Schriften verworpen.
Lutlier verklaarde, dal al zulke uitleggingen beuxel-
achtige en dwaze fabelen waven, terwijl (\'alvijn niet
aarzelde het zedeloozc stelsel, zooals hij liet allogori-
sebe noemde, te bestempelen als ontwijfelbaar eeno
uitvinding van Satan, om liet gezag der Schriften te
ondermijnen en liet «are voordeed van liet lezen der-
zelve weg ti\' nemen. De Poccejaassciie schooi,
voerde in de zeventiende eeuw eenc wijze van schrift-
verklaring in, die iets bad van de allegorische, en die
in Holland ook door Witsius en Vitringa en in Enge-
land door Mathcr, Keacli en (inild aangenomen werd.
Vele Dnilselie godgeleerden hebben in de laatste jaren
de strekking om te allegoriserenzoo ver gedreven, dal
zelfs de eenvoudigste historische schriften als mythen
of fabelen behandeld zijn geworden. Dit is voorname-
lijk bel geval geweest met Stranss en de andere schrij-
vers van de rationalistische school. Olsliausen beeft
evenwel een veel meer voldoend stelsel geslicht; hij
erkende goene andere beteekenis dan de letterlijke,
maar slechts een dieper liggcnden zin, met de letter-
lijke beteekenis verbonden door eeno innerlijke en
wezenlijke verbinding in on met deze gegeven, die
zich noodzakelijk moet voordoen, wanneer hel onder-
werp in een hooger gezigtspunl beschouwd wordt, en
door vaste regelen bepaald kan worden. Deze uiteen-
zetting houdt ons het vonrnitzigt voor oogen van oene
-ocr page 111-
- ALOGIANEN.
ALLERZIELEN
den ondergingen, en dat hij de duivelen krecten en
jammerklagten had hooien slaken, omdat de zielen
der veroordeelden uit hunne klaauwen waren gerukt
door de gebeden der monniken van C\'lugny, die onop-
■ boudelijk ten behoeve der dooden gesmeekt hadden.
Ten gevolge van deze fabelachtige geschiedenis bc-
paalde Odilo, dal het feest Allerzielen gevierd zou
worden. Bij deszelfs instelling schijnt het zich tot de
monniken van Clugnv bepaald te hebben, maar later gaf
de paus bc vel, dat men Allerzielen in alle Roomsche ker-
; ken zou vieren op den ~Mi\'" November, als een bededag
; voor alle zielen van afgestorvenen. Verscheidene
j plegtighedeu behooren tot dezen dag. Ten behoeve I
j der dooden gingen vroeger personen in hel zwart j
\' gekleed in de steden rond, elk met ecuc luid en tivu-
\' rig klinkende schel, die zij op de publieke straten
bewogen, len einde de inenseheu te vermanen aan de
zielen in het vagevuur te denken en voor hare verlos- j
: singte bidden. In Frankrijk eu Italië klceden velen
\' zich op dezen dag in rouwgewaad, en bezoeken de
I graven van hunne overleden \\ riendeu.
ALLOCUTIÉN, de naam door Tertullianus inde
eerste Christelijke kerk aan preeken gegeven. Hij
verdeelt de geheelc diens) in deze vier deelcn: het
lezen van de Schriften, het zingen van psalmen, het
, houden van allocutiën en het opzenden van gebeden.
\' Gregorius de Groote noemt de preek in zijne geschrif-
ten Locutio. Zie Pkeek.
ALMAGT1GE of Aloesoegzame, (ilebr. Shad-
j duï), een naam van het Goddelijk Wezen, en een
die bijzonder eigen is aan Hem, die alle dingen uit
! niets schiep, die door Zijne magt en genade ouder-
I houdt, wat Hij geschapen heelt, eu wanneer Hij wil
een einde kan maken aan hun aanzijn. Deze naam is
nooit o)) eenigcrlei wijze aan engelen, menschen of
valsehe goden gegeven, dunne magt, als zij magt
I hebbeu, is niet uit hen zelve, eu zij konden geen oogen-
j blik bestaan zouder die Goddelijke en onuitputtelijke
volheid, die hen uit niets te voorschijn bragt, eu hen
met gelijk gemak weder lot niets kan terug brengen.
I Zie God.
ALMOSHAF (Arab. hel Boekdeel), een van de na-
men van den Koran.
ALOGIANEN" (Cr. n, not, logo», hei Woord), eeue
* secte die, volgensEpiphr.uius en Augustinus,tegen het
j einde der tweede eeuw ontstond. Genoemde schrijv ers
zeggen, dat de aanhangers dezer secte vanmeeniug
i waren, dal Jezus Christus niet God de Logos of hel
Woord was, maar slechts een mensen. Men zegt ook,
j dal zij het Evangelie en de Openbaring van Johannes
heden op dcv.cn avond in acht te nemen, en zich te ver-
maken met het (luiken naar appelen en het branden
van noten. Men heeft dikwijls bevonden, dat feesten,
die gevierd worden, omdat men gelooft, dat zij hunnen
grond in het Christendom hebben, hunnen oorsprong
hadden in een Heidenseh gebruik. Zoo heeft men bc-
vonden, dat de l\'*8 November, die door de Roomschen
als Allerheiligendag gevierd wordt, eens een feestdag
was aan Pomona gewijd, waarop de voorraad, in den
zomer en den herfst opgezameld voorden winter, werd
geopend. Zulke gebruiken gingen bij de Heidenen
gewoonlijk vergezeld van waarzeggingen en bet raad*
plegen van voorteekenen. In Sir John Sinclair\'s Sta-
tistiek van Schotland komt het volgende aangaande
(\'allendei-in Pertlishire voor. „Op Allerheiligenavond
branden zij vreugdevuren in elk dorp. Wanneer liet
vreugdevuur verteerd is. wordt de asch zorgvuldig
in den vorm van een cirkel gelegd. Voor elk lid van
de verschillende familièn, die bij liet vreugdevuur
tegenwoordig zijn, wordt een steen nabij den omtrek
geplaatst, en wanneer ecu dier steenen vóór den
volgenden morgen van zijne plaats weggenomen of
beschadigd is, is de persoon, door dien steen voorgc-
stcld, vervloekt, en gelooft men, dat hij van dien dag
af geene twaalf maanden meer leven zal; het volk ont-
ving den volgenden morgen van de Druïdsche pries-
ters het heilige vuur, waarvan de kracht, gelijk men
veronderstelde, een jaar lang aanhield.\'\' ilet vuur
van Allerheiligenavond schijnt een overblijfsel van
het Druïdismus te zijn. Onder Roomsch-Catholiekeu
bestaat liet geloof, dat liet branden van \\ uren op Al-
lerheiligenavond de hemelvaart der ziel aanduidt, of
misschien het bijlichten der zielen uit het vagevuur.
In oude tijden was het ook de gewoonte den geheeleii
nacht door de klokken te luiden. Zie DbuïDEN.
ALLERZIELEN, ecu feest door de Roomsche
kerk gevierd, waarop gebeden voor de zielen der af*
gestorvenen gedaan «"orden. Het werd in hel jaar
993 ingesteld. Voordien tijd was het op vele plaatsen
de gewoonte op zekere dagen voor de zielen, die zich
in liet vagevuur bevonden, te bidden; maar deze ge-
beden werden door elke godsdienstige vereeniging
slechts voor hare eigene leden, vrienden en bcscher-
uiers gedaan. De omstandigheden, die aanleiding ga-
veu tot de instelling van dit godsdienstig feest, waren
I de volgende : — Odilo, abt van Clugnv, had van een
Siciliaauschcu monnik vernomen, dat iW/.i-, toen hij
nabij den berg Kina wandelde, gezien had, dat er
vlammen uit de openstaande deur der hel kwamen,
waarin verlorene zielende kwellingen voor hunne zon*
11
-ocr page 112-
: 1)8                                         ALPHABET1SCHE GE]
_..........__
verwierpen. .Vnderen zijn van gevoelen, dat dit eene
verdichte ketterij is, en dat er nooit Christenen wa-
ren. die liet Evangelie en de Openbaring van Jo-
hannes verwierpen en toch de andere Evangeliën
en hoeken van het Nieuwe Testament aannamen. Het
is zonder twijfel eenigzins bevreemdend, dat in Ire-
nteus, Ensebius of een ander schriiver vóór Philaster
en Epiphanius, van de Vlogianen geene melding wordt
gemaakt. De schrijvers, dievan hen spreken, zijn ech-
ter zoo geloofwaardig, dat wij niet kunnen ontkennen,
dat er eene ketterij bestaan heeft, die zoo zeer de aan-
daeht trok. dat zij zich over Klein-Azië uitstrekte. De
.Vlogianen waren sterke tegenkanters van de Monta-
nisten (zie Most.), en schijnen öf de voortzetting van
de wonderdadige gaven ontkend te hebben, welke de
Apostolische kerk onderscheidden, of zij wilden degave
der profetie niet erkennen als iets. dat tot de Christe-
lijke wetgev iiiü behoorde, maar beschouwden haar als
uitsluitend het eigendom van hel (Inde Testament, en
daarom konden zij geen profetisch bock in den Canon
van het Nieuwe Testament aannemen. Om die reden
verwierpen zij de Openbaring, en op dit punt kwamen
zij overeen met eenige van de vroegere Millenaristen,
i die dat boek aan Ceriuthiis toeschreven.
ALPHABETISCHE GEDICHTEN. Deze ge-
, dichten, waarvan vele in het Oude Testament te vin-
den zijn, kenmerken zich door de bijzonderheid, dat
elk bestaat uit twee en twintig regels of twee en twin-
tig coupletten, overeenkomende niet het aantal dei-
letters van het Hebreenwsche alphabet. Wanneer het
gedicht uil twee en twintig regels bestaai, begint elke
regel met eene letter, volgens de alpliabctisehe orde;
en wanneer liet uit twee en twintig coupletten iszainen-
gesteld, begint elk couplet met eene letter van hel alpha-
bet, volgens de geregelde opvolging dier letters. Deze
metrische schikking wordt gevonden in de Psalmen
XXV, XXXIV, XXXVII, (\'XI, CXIX. CXLV.
Spreuken XXXI. Klaag!. I. II, lil, IV.
De zamenstelling van Psalm CXIX heeft iels zeer
eigenaardigs. Hij is in twee en twintig afdeeliugen
verdeeld, en elke afdeeling begint niet eene letter van
liet alphabet, gelijk de andere alphabetische gedichten,
waaronder hij gewoonlijk gerangschikt wordt. Maar
elke afdeeling bestaat uit acht coupletten, elk van
twee regels, en elk van deze acht coupletten begint
met dezelfde letter, welke de afdeeling kenmerkt,
waartoe bel behoort. Zoo begint b. v. de eerste afdee-
ling met ti/ejii, de eerste letter van het Hebreenwsche
alphabet, en elk van de aehl coupletten, waaruit die
afdeeling bestaai, begint ook mei rrleph; en do vol-
\'1ITFA — AL SIB.AT.
gende afdeeliugen en coupletten beginnen op dezelfde
wijze, totdat alle letters van het alphabet hare beurt
gehad hebben.
AL SAMERI, de naam van den persoon, die, zoo-
als de Mohamedanen zeggen, hel souden kalf maakte,
dat door de Israëlieten in de woestijn aangebeden
werd. Zij stellen hem voor als een opperhoofd onder
dat volk cu gelooven, dat eenige zijner nakomelingen
een eiland bewonen in de Arabische golf, dat zijn naam
draagt. De fabel, die zij op het bijbelsche verhaal der
aanbidding van hel gouden kalf gebouwd hebben, is
; zonderling. Anron beval, zooals zij zeggen, Al Sameri
al de gouden sieraden van hei volk te verzamelen en
te bewaren tot de terugkomst van Mozes; maar daar
Al Sameri de kunsl van het smelten van metalen ver-
I stond, wierp hij ze in een fornuis om ze tot ééne massa
te maken, en het beeld van een kalf kwam er uit. Al
Sameri nam toen eenig slof van de voetstappen van
liet paard, dat de engel Gabriël bereed, toen hij de
Israëlieten door de woestijn geleidde, en toen hij het
i in den mond van bet kalf wierp, werd het beeld
onmiddellijk levend en begon te loeijen. Volgens
Abulfeda aanbaden al de Israëlieten dit afgodsbeeld,
met uitzondering van twaalf duizend, die weigerden
deze misdadige handeling te begaan. Zie Kalf (Gou-
des i.
AL SI KAT, de scherpe brug welke, zooals de Moha-
medanen gelooven, over het midden van de hel gelegd
is, en bij het einde van het plegtige oordeel door allen
moet wordenoverget rokken, hetzij zij voor het paradijs
of voor de plaats der kwelling bestemd zijn. liet elfde
artikel van de Mohamcdaansche geloofsbelijdenis heeft
geheel en al betrekking op Al Sirat; hel is als volgt:
„Wij moeten van harte gelooven en bet voor zeker
honden, dat alle mensehen overde scherpe brug moeten
gaan, welke zoo lang is als de aarde, niet breeder dan
eene draad van een spiiineweb en van eene hoogte
geëveuredigd aan hare lengte. De regtvaardigen zul-
len haar zoo snel als de bliksem overtrekken, maar de
goddeloozeu zullen, uit gebrek aan noede werken, eene
eeuw noodig hebben om die taak te volbrengen. Zij
zullen vallen en zich storten in In-t hclschc vuur bij
godslasteraars en ongeloovigen, bij mensehen van
weinig geloof en eeuslechl geweten, bij diegenen, die
gecne genoegzame deugd gehad hebben om aalmoezen
te \'geven. Toch zullen eenige\' regtvaardigc personen
er spoediger overgaan dan andere, die nu cu dan be-
proefd zullen worden in de geboden, die zij in dit
leven niet behoorlijk hebben vervuld. Hoe vrceselijk
zal die brug ons toeschijnen! Hoeveel deugd, hoeveel
-ocr page 113-
ALTAAK.
!)!)
innerlijke genade van dim Allerhoogste zaluoodig zijn
om haar over te komen! Hoe vurig zullen wij naar
die vuilst uitzien! Hoeveel verdienste, hoeveel booze
schepselen zullen wij niet op onzen weg vinden! Hoe-
veel honger, dorst en venuoeijeuis zullen wij verdu-
reu! Hoeveel angst, droefheid en pijn zullen hen ver-
gezellen, die niei deuken aan dezen gevaarlijken o ver-
togt! Laai ons God smeeken ons niet ligchamelijke
gezondheid de genade te verlcenen, dat wij niet uit dit,
leven gaan beladen met schulden; want de Arabieren
zeggen dikwijls en mei reden, dat geeuhinderpaal zoo
verborgen is als die, welken wij door geen redmiddel
of schrandere uitvinding, welke ook, kunnen overko-
men." De Geloofsbelijdenis, waaruit wij dit aaugc-
haald hebben, is, hocwclgeen gezaghebbend document,
klaarblijkelijk geschreven door iemand, die door en
door bekend is tnet de Mohamedaausehe godsdienst,
zooals zij in den koran is vervat, en geeft een zeer
juist overzigt van het geloof eens Muzelmans.
ALTAAK (Lat. altare of altarium, vunaltus, hoog;.
De afleiding van liet woord geeft duidelijk ie kennen,
dat hooge plaatsen oorspronkelijk tot altaren gekozen
werden. Natuurlijke hoogten, heuvelen en bergen wit-
ren in de eerste eeuwen de incest gewone plaatsen,
waarop geofferd werd, daar zij nader bij den hemel
waren. Volgens dit beginsel rigtteu de oude Grieken
en Romeinen hoogere altaren, gewoonlijk van steen,
voor de hoogere godheden op, maar lagere altaren,
niet van steen, voor de mindere goden, heldenen half-
goden. De eersten werden altaria, de laatsteu ara
genoemd, terwijl altaren aan de helsehe goden gewijd
slechts gaten in den grond waren, scrobicali gehceteu.
Altaren schijnen oorspronkelijk opgerigt ie zijn op
plaatsen omringd door boschjes en boomen, die de
omgeving schaduwrijk en koel maakten. Hoewel
Kaïn en Abel een allaar moeten hebbeu opgerigt.
toen zij na den val een offer bragten, is het (\'eiste
altaar, waarvan wij in het Oude Testameul gewag
gemaakt vinden, dat, hetwelk door Xoaeli na den
zondvloed gebouwd werd,Gen. V\'IH : 20 : „En Noach
bouwde den Heere een allaar; en hij nam van al het
reine vee, en van al het rein gevogelte, en offerde
brandofferen op dat altaar." In Gen. XXI : \'i\'A wordt
ons van Abraham medegedeeld : „En hij plantte een
bosch in Ber-Séba, en riep aldaar den naam des Hee-
ren, des eeuwigen Gods aan." Bij het geven der wet
vinden wij, dat God beveelt, dat altaren gemaakt zul-
leu worden door ccue hoeveelheid aarde op te hoopen,
Exod. XX : 2i: ,.Maakt mij een allaar van aarde, en
offert daarop uwe brandofferen, en uwe dankofferen,
uwe schapen, en uwe runderen; aan alle plaats, waar
| Ik mijns naams gedachtenis stichten zal, zal fk tot u
komen, cu zal u zegenen." Zulke tijdelijke altaren
werden door de oude Heidenen ara sitliita, cespifia cel
(jruuiUcjr
genoemd. De asch, die er overbleef, nadat
: de offerande geschied was, mogt dikwijls blijven lig-
gen, en die plaatsen, die reeds gewijd warcu dooreene
; vroegere offerande, weiden gereedelijk weder geko-
j zen, daar een natuurlijk altaar van asch reeds voorde
| offerande gemaakt was. Op deze altaren iu de open
; lucht waren Heideusehc afgodendienaars gewoon meu-
schenoffers te offeren, en hunne kinderen door het vuur
| te laten gaan. Daarom beval (Jod den Israëlieten al de
booge plaatsen van de Hcidensche afgodendienaars
. te vernietigen.
J)c aliaren door de aartsvaders opgerigt waren van
1 steen, ruw gebouwd; zou was het altaar, dat .lakob te
Beth-el oprigtte, eenvoudig de steen, die hem tot
hoofdpeluw gediend bad. En de eerste steeuenaltaars,
i die Mozes moest oprigten, moesten van ongehouwen
steen zijn, Exod. XX : -2~>: „Maar indien gij Mij een
sleeueii allaar zult maken, /.uo zuil gij dit niet bouwen
van gehouwen steen; zoo gij uw houwijzrr daarover
verheft, zoo zuil gij het ontheiligen."
Bij de Heidenen werden de altaren in den beginne !
van zoden gemaakt, later van steen, marmer, hout, en
zelfs somtijds van hoorn, gelijk dal vanApollote Delos.
Zij verschilden zoowel in vorm als in bouwstoffen.
Lenige altaren waren rond, andere vierkant, nog andere
driehoekig. Al hunne altaren waren naar het, Oosten
. gekeerd en lager dan hei beeld van den god. Zij waren
mei beeldhouwwerk versierd, dat de godheid voor-
stelde, of de .symbolen die haar eigen waren, voor
; welke zij waren opgerigt. De meeste aliaren der oude
Grieken hadden een kubiekeu vorm. De groote Ito-
I meiuschc tempels bevallen gewoonlijk drie altaren:
het eersle iu den tempel, aan dan voel \\an het beeld,
voor reukwerk en pleugoffers; hel tweede, voor de
poort des tempels, voorde offeranden; hel derde, dat
| een draagbaar altaar was, waarop de offers, gewijde
l kleederen en vaten lagen. Als de altaren voor de of-
ferandeu gereed gemaakt werden, werden zij gewoou-
lijk met guirlandes en festoenen versierd. Die, welke
opgerigt waren voorde schimmen der dooden, werden
mei donker blaauwc banden en lakken van ev uresboo-
men opgetooid. Op de zijden der allaren waren bij |
de oude Heidenen dikwijls verschillende symbolische I
of tot sieraad dienende voorstellingen uitgehouwen. ;
die de dieren, welke aan de verschillende godheden
geofferd werden, voorstelden, of de verschillende attri-
-ocr page 114-
ALTAAK.
100
butcu of zinnebeelden dier godheden, alsook de goden
voor welke, en de personen door welke zij waren opge-
rigt. Somtijds was hetzelfde allaar aan meer dan eene
godheid gewijd; op andere tijden waren twee of zelfs
meer altaren up dezelfde plaats voor dezelfde godheid
opgerigt. Toen offers vau vele dieren te gelijk geof-
ferd werden, moest hei aantal altaren overeenkomen
met liet aantal slagtofl\'ers.
J-S Ij de Ouden was hel de gewoonte bij plegtige ge-
legciiheclen op hel altaar te zweren, ten einde bondge-
nootschappen en vredestraktaten te bevestigen. Het
werd ook als eeu toevlugtsoord beschouwd, en diende
tot eeuc schuilplaats en een heiligdom voor misdadi-
gers van allerlei soort.
In de Roomsche kerk, en ook iueenige van de Her-
vormde kerken, wordt de eommuuieiafel een altaar
genoemd, omdat daarop de bepaalde gedachtenistee-
kenen van hel ligchaam en het bloed van Christus ge-
plaatst worden. De altaren in Christen-kerken waren
oorspronkelijk van hout gemaakt. Maar in den loop vau
de derde of de vierde eeuw kwamen steunen altaars
in gebruik, en in 50\'J werd door het concilie vau Pa-
rijs bepaald, dal geen altaar van andere bouwstoffen
dan steen mogl gemaakt worden. De üostersehe of
Griekschc kerken maakten zonder onderscheid houten
altaren, terwijl de Westersche kerken ze van steen
bouwden, en aanvoerden, om dat gebruik te verdedigen,
dat zulke altaren Christus voorstelden als den hoek-
steen van het geestelijk gebouw, de kerk. Eerst was
er maar één allaar in elke kerk, doch het aantal ver-
meerderde trapsgewijze, totdat men er in de zesde
eeuw somtijds twaalf of dertien iu dezelfde kerk vond.
Het allaar in de lioomsche kerken heeft verscheidene
trappen, die dikwijls met een tapijt bedekt en getooid
zijn met verscheidene kostbare sieraden, naar den tijd
van het jaar. De wijding van het altaar is een geregeld
gedeelte van deplegtigheid, welke bij de wijding eener
kerk plaats heeft, en in het Pontificale Romanum voor-
geschreven is. Terwijl de Auliphoue en Psalm XLIT
gezongen worden, steekt de prelaat, gedekt door den
mijter, den duim zijner regterhand in het water, dat
hij gezegend heeft, en met dien duim en het genoemde
water maakt hij een kruis op het midden van de al-
taartafel, terwijl hij zegt: „Zij dit altaar ge fheiligd
tercere van den Almagtigen God, de glorierijke Maagd
Maria eu alle heiligen, en ter nagedachtenis van St.
N. In den naam des Vaders," enz.
Dan maakt de prelaat met hetzelfde water en den-
zelfden duim vier kruisen op de vier hoeken vau het
altaar, en herhaall bij elk kruis dezelfde woorden, die
hij uitsprak, tocu hij een kruis op het midden van de
altaartafel maakte. Het eerste kruis maakt hij aau
den achterhoek van den regterkaut; het tweede aan
den voorhoek van den linkerkant, schuins tegenover
het eerste; het derde in den voorhoek vau den rogtcr-
kaut; eu het vierde in den linker achterhoek, schuins
tegenover het derde. Wanneer het maken vau de tee-
kenen des kruises afgeloopen is, volgt het eerste ge-
bed aan liet altaar; waarna de prelaat Psalm L in het
Latijn aanheft: „Miserere mei Deus," eu gedurende
het gezang gaat, hij zevenmaal om de altaartafel, met
eeue pauze na eiken omgang, eu besprenkelt zoowel de
tafel als het voetstuk vau liet altaar met het wijwater.
Dit is echter slechts het begin der plegtigheid, voor
zoo verre het altaar betreft. Na de wijding eu het
nederlcggen vau de heilige reliquiën op de plaats daar-
voor bestemd, maakt de prelaat twaalf verschillende
maleu vijf kruisen met de doopolie, en daarna met het
chrisma, namelijk iu het midden en aan de vierhoeken
van het alt aar, op dezelfde plaatsen en op dezelfde wijze
als hij te vorcu mei het wijwater gedaan heeft, terwijl
hij bij elk kruis dezelfde woorden als vroeger herhaalt.
Het teekeu des kruises wordt derhalve nog zestigmaal
gemaakt. Maar bovendien wijdt de prelaat den wie-
rook, die op bet altaar gebrand moet worden; bij deze
wijding maakt hij vijf kruisen van wierook, elk be-
staaude uit vijf korrels, over elk dier kruisen legt hij
eeue kruisvormige kaars, van dezelfde groote als het
wierookkruis, en dit gedaan hebbende wordt de top
van elke kaars zoodanig aangestoken, dat kaarsen en
wierook te zameu verteerd wordeu. Zoodra alle krui-
sen aangestoken zijn, begint de prelaat, zijn mijter
afnemende en voor het altaar op de kuieén vallende,
te zingen: „Hallelujah. Kom, Heilige Geest; vervul
het hart van uwc geloovigen, en doe iu hen het vuur
uwer liefde ontbranden." Dan volgt eene lange reeks
van gebeden, kruismakingen en bewierookingen, meer
in het bijzonder wordt het voorste gedeelte van het
altaar gekruist, waartoe het chrisma gebezigd wordt,
eu dat vergezeld gaat van eeu gebed, waarop de onder-
diakenen het niet handdoeken afvegen, die daarvoor
en voor niets anders gebruikt worden. Hierop wordeu
de altaarkleeden, vaten en sieraden gewijd en met
wijwater besproeid, en het altaar wordt gedekt, terwijl
verscheidene Autiphoniën en Ilesponsoriëu gezongen
worden. Driemaal gedurende het zingen bewierookt
de prelaat het bovengedeelte van het abaar iu den
vorm van een kruis. Dau viert hij, of cp zijn bevel
een priester, de mis op het nu gewijde altaar, eu ein-
digt de lang gerekte dienst met de zegeniug eu het
-ocr page 115-
AF/TAAK.
lül
geven van aflaten voor één jaar aan een ieder, die de
kerk bij die plegtige gelegenheid bezocht heeft, en een
aflaat voor veertig dagen aan een ieder, die het op den
jaardag van deszelfs wijding bezoekt.
Het Rubricaat beveelt, dat als er meer dan een al-
taar in de/elfde kerk gewijd moet worden, de prelaat
de handelingen en plegtighedcn met dezelfde woorden
bij elk altaar moet herhalen. Kr zijn in Roomsche
kerken dikwijls verscheidene altaren; dal waaraan de
hoogmis gevierd wordl is dangrooter en meer versierd
dan de overige.
Eeue zonderlinge plegtigheid heeft op Donderdag
van de Heilige week in de St. Pieterskerk te Home
plaats. Het is het wasschen van het hoogaltaar mei wijn.
Een ooggetuige beschrijft deze plegtigheid aldus: —
„Eene tafel wordt naast het hoogaltaar in gereedheid
gebragt, waarop zes glazen en één zilveren beker,
allen met wijn gevuld, worden geplaatst, alsook eene
kuip die zeven handdoeken, en eene andere, die zeven
sponsen bevat. De dienst wordt in de kapel van het
koor gehouden, en daarna worden wijwaterkwasteu
uitgedeeld aan al degenen, die aan de plegtigheid deel
zullen nemen, welke nu in processie naar het hoogaltaar
gaan, terwijl een crucifix en twee tiifgetmotea kaarsen
voor hen uit. worden gedragen, tot zinnebeeld van de
duisternis, die de aarde bij de kruisiging bedekte.
„Bij het altaar gekomen wordt elk van de /even
kanunniken der SI. l\'ieterskeik een beker gegeven,
die allen daarop den inhoud op de, tafel van het altaar
gieten en haar mei hunne wijkwast en afwasschen.Dezc
zeven worden gevolgd door een groot aantal andere
priesters van verschillende rangen, kapellanen, ïnu-
ziekanten enz., die allen het altaar met de wijkwasten,
welke hun gegeven waren, wasschen. Wanneer dit
geëindigd is, wordt de kuip met zeven sponsen aan de
zeven kanunniken aangeboden, die daarmede het al-
taar schoon maken; de kuip met de zeven handdo kon
wordt het laatst aangeboden, en niet deze droegen zij
het af. De processie aanbidt dan dr drie groote reli-
quiën, die op Goeden Vrijdag aangebeden worden,
en na haar vertrek voleindigen de assistenten het
schoonmaken en afdroogen van het al laar.
„De wijkwasten, bij deze gelegenheid gebruikt,
worden gerangschikt in den vorm van een diadeem,
ter herinnering van de doornen kroon, en zijn door
het volk zeer gezocht.
„Ka de mis van dezen dag worden al de altaren der
kerken van hunne sieraden ontdaan; de altaarstukkeu
en crucifixen worden bedekt, en geene schellen wor-
deu vóór Zaturdag middag in de kerken gebruikt. In
plaats van schellen keereu zij gedurende dezen tijd tot
: de oude gewoonte terug van een houten klopper te
, gebruiken, om de geloovigen ter kerke op te roepen."
De dienst der Tciiebm wordt op Woensdag, Don-
derdag en Vrijdag der Heilige week verrigt. Gedu-
rende dezen tijd mogen bloemen noch beelden op het
altaar gezel worden; de hostie wordt weggenomen
en naar eene afgezonderde plaats gebragt, met al de
lichten en sieraden, die er toe behooren. Hel ontdek-
ken van het altaar, dat op Witten Donderdag plaats
J heeft, wordt met groote plegtigheid verrigt, daarliet
! de schau lelijke wijze moet voorstellen, waarop onze
i Zaligmaker van zijne klecdcren werd ontdaan. De
dienstdoende priester, die deze plegtigheid zal ver-
I rigten, moet in purper gekleed zijn. Hij begint mei
het hoogaltaar Ie ontdekken en de pallia en andere
sieraden weg te nemen, doch laai het kruis]en het
licht er van slaan. Zelfs de kleine tafel, waarop het
kerkzilver staat, wordt weggenomen, alsook de klee-
den en bloemen. De kansel en de kerkmuren worden
ook ontdekt, en alles wat weggenomen is wordl door
i den sacristiju naar de sacristij gebragt. Ilct kruis
: wordl bedekt met een zwarten of purperkleurigen
sluijer; de tabernakel wordt op dezelfde wijze bedekt
en open gelaten, daar hij het huis des levenden Gods
is, die er zieli voor een tijd uil verwijderd beeft. Het
kruis, aldus mei een purperen of zwarten sluijer be-
dekt zijnde, moet voor Atw tabernakel geplaatst wor-
den. Wanneer de altaren ontdekt zijn, wordt, om het
lijden van onzen Heer te gedenken, een zwart verhe-
| melte boven het hoogaltaar geplaai st, en de muren der
I kerk worden ook met zwart behangen. Deze geheele
i plegtigheid wordt door statige beurtzangen vooraf-
gegaau.
Men moet opmerken, dat, hoewel de communie-
! tafels in de Christen-kerken oorspronkelijk van hout
waren, het Roomsche rituaal eene steenen tafel, door
j een bisschop gewijd, als een noodzakelijk gedeelte van
I een allaar beschouwt; zoo noodzakelijk zelfs, dal geen
allaar met het heilige chrisma gewijd werd, tenzij het
; van steen was, en dat zelfs een draagbaar all aar, door
I eenigeu teu minste, geoordeeld werd zijne wijding te
verliezen, wanneer de steen werd weggenomen. De
I oude steenen altaars werden met vijf kruisen getee-
| kend, die eeue zinspeling waren op de vijf wonden
! van onzen Heer.
De waarschijnlijke oorsprong van steenen altaars
■ is deze: — In de eerste eeuwen der Kerk waren de
Christenen \\ crpligt naar de onderaardsche bcgraaf-
plaatscn af te dalen om de geluofsplegtighedeu te ver-
-ocr page 116-
10.\'                               ALTAAR — ALTAAK DES BRANDOFFERS.
de doodeu en gedurende de drie laatste dageu derLij-
deusweek, wanneer zij van gele was zijn, daar die kleur
als de rouwkleur voor waskaarsen wordt beschouwd.
Een crucifix staat ook op het allaar, benevens eene
groote eopij van het Te igitar, een gebed dat alleen
aan Ava Kersten Persoon der Heilige Drieeenbeid
gerigt wordt. Eene kleine schel staal er ook op, die,
behalve dal zij tweemaal bij elk sanelua bewogen
I wordl, driemaal in beweging wordt gebragl, wanneer
1 de priester uederkiiiclt, driemaal wanneer hij de hos-
tic opheft, en driemaal wanneer hij haar nederzet.
I Bovendien is er een draagbaar allaar of gewijde steen,
met eene kleine holte er in, welke de reliquiën van
heiligen en martelaren bevat en door den bisschop
i verzegeld is: als het zegel breekt, verliest het altaar
; zijne wijding. Verder beslaat bet benoodigde voor het
I altaar uit een kelk en eene patene of hostieschotel voor
! den wijn en bel brood, eene hostievaas, eensluijervan
rijke witte stof om de hostievaas te bedekken, een vat
i van zilver of tin voor den wierook, een wij wat er bak
van zilver, tin of blik, en vele andere zaken, zooals
i corporalen of altaardoeken, purificatorién of hauddoe-
ken, waarmede (ie priester de kelk uitwischl en de
handen afveegt, enz. Wanneer hij, wiens ambt het is
het plaveisel aan re vegen, het heilige sacrament nadert,
moei hij blootshoofds zijn. Kr moet eene balustrade
! van ijzer, marmer of hout zijn voor elk altaar, ten einde
het volk Ie beletten hel aan Ie raken.
Gedurende de drie eerste eeuwen schijnt de com-
1 muuietafel eene eil\'ene, beweegbare tafel geweest te
zijn, bedekt niet een wit laken, die niet tegen den muur
i der kerk aanstond, maar op zulk ecu afstand er van,
! dat zij door de gasten kon omringd worden. Zonder
I wij lel werd het woord altaar reeds vroeg gebruikt om
de communietafel aan te duiden. Ignatius, Iremeus,
: ()rigenes en Teri ullianus gebruiken het woord in dezen
1 zin, boewei wij moeien erkennen, dat deze en de an-
[ dcre oude schrijvers de woorden tafel en altaar zonder
| onderscheid gebruiken. Oudtijds .schijnt er nooit meer
dan één altaar in eene kerk geweest te zijn. Eén his-
schop en één allaar in éénc kerk is de welbekende
spreuk van Ignatius. Aan deze gewoonte beeft de
Grieksche kerk zich voortdurend gehouden. Haar zoo
verre is de Roomsche kerk afgeweken van de eenvou-
digheid der eerste tijden, dat ei- alleen in de St. Pie-
terskerk te Rome niet minder dan vijf en twintig
altaren zijn. behalve het hoogaltaar, dat bijna S Ned.
cl in het vierkant is, en waarop een kruis staat van
nagenoeg 6\'/, Ned. palm hoogte.
ALTAAR DES BRANDOFFERS. Van den tijd
vullen. In deze begraafplaatsen lagen vele martela-
ren, en hunne graftomben boden de gemakkelijkste,
en wat meer zegt, de heiligste plaatsen aan om liet
avondmaal te vieren. Toen do geloovigen de plaats
en de wijze hunner godsdienstoefening kouden kic-
zeu, rigtten zij altaren op, welke zooveel mogelijk op
die gelekeu, bij welke zij in de dagen der vervolging
gebeden badden. Daarom kozen zij zeer dikwijls de
plaats uit, waarop een martelaar zijne kroon ontvau-
gen bad, en zijne graftombe op die plaats opgerigl
zijnde, diende tot altaar eener Christen-kerk. Later
werd misschien een prachtiger gebouw boven dezelfde
plaats opgerigt, en de tombe van den martelaar bleef in
decrypta, terwijl bet altaar er onmiddellijk boven werd
geplaatst: de toegang tol de cryptaeuhaar monument
bleef echter open voor de gcloovigen. Spoedig werd
echter hel aantal kerken grooter dan dal dermartela-
rcu, of ten minste grooter dan dal der plaatsen, waar
martelaren geleden hadden; maar toch rigtte men een
steeuen allaar op, en langzamerhand werd bel de ge-
woonte de reliquicn dei- heiligen over ie brengen, en
ze te begraven onder de altaren van nieuwe keiken.
Alzoo ontstond ten laatste de bijna algemeenc gc-
woonte, die in hel vervolg door de Kerk van Rome
tot bepaling gemaakt werd, van geene andere dan
steeuen altaren, die de rcliquiën der heiligen bevat-
ten, t( maken.
Deze gissingen ontlccuen eeuigen grond aan eene
opmerking van Augustinus in zijne lofrede op Cypri-
anus van (\'arthago. „Eenc tafel/\' zegt hij, „werd aan
flod opgerigl, op de plaats waar zijn lijk was begraven,
welke de tafel van Cypriauus genoemd werd, opdal
de Christenen hunne offeranden in gebed daar moglen
brengen, waar hij zelf tot eene offerande aan God was
gemaakt, en zij het bloed van Christus niet eene pleg-
tigc belangstelling daar inogten drinken, waar de hei-
lige martelaar zoo vrijwillig zijn eigen bloed had ver-
goten.\'\' Uit dit enanderc gedeelten van de geschriften
der kerkvaders blijkt duidelijk, dat men gewoon was
het avondmaal boven de graven van martelaren Ie
vieren. Inde Grieksche kerk is slechts één altaar, dal
eene vaste plaats inneemt en voor één godsdienstig
gebruik bestemd is. In Rooihsche kerken zijn vele
allaren, die bet oosteinde van even zoovele kapellen
beslaan, welke aan hetzelfde aantal heiligen gewijd
zijn. Bij de Hervorming moesten alle altaren, behalve
het hoogaltaar, weggenomen worden.
Op een Roomsch altaar vindt men den tabernakel
van het heilige sacrament, en aan elke zijde er van
kaarsen van rit/e was, behalve bij alle diensten voor
-ocr page 117-
BKAXDOFFEKS.                                                      103
andere voorwerpen van koper. Het vuur op bot altaar
des brandoffers word als heilig beschouwd, en moest
1 daarom voortdurend brandende gehouden worden.
Op het altaar des brandoffers werden do offers van
lammeren en varren geofferd, voornamelijk eiken
morgen een lam op hol dorde uur, dat overeenkomt
met negen uur van onzen tijd, en eiken namiddag een
, lam op het negende uur, dat overeenkomt mot drie
uur. Men deukt, dat het onderste gedeelte der holte
van hot altaar dos brandoffers, zoowol iu den taber-
nakcl als in don tempel, opgevuld was met aarde of
steen, volgens het bevel vervat in Exod. XX: 21, 25.
Josepbiis zeert. dat bet altaar, hetwelk in zijn tijd in
den tempel gebruikt word. van ongehouwen steen
was, en dat geen ijzeren werktuig bij deszelfs zamen-
stelling was gebruikt.
liet altaar des brandoffers werd als ecu toevlugts-
oord of i-ono bosehermingsplaats beschouwd, waar-
heen misdadigers, die vervolgd werden, gewoon waren
zich te begeven. Dit gebruik van bel altaar schijn! in
ecu uaauw verband te staan met de hoornen, die hot
kenmerkten. Do schuldige,die er zijne toevlugl zocht,
greep deze, cu bol was van daar dal Joab gesloopt n\\
gedood werd. Xii was de hoorn een van de ontwijfel-
baaisie zinnebeelden van magl, zooals wij uit bet
veelvuldig gebruik, dat de gewijde schrijvers er van
in dezen zin maken, kunnen afleiden. In llah. III : 1,
b. v., wordt gezegd: „Hij bad hoornen aan zijne band,
en aldaar was zijne sterkte verborgen." De „hoorn
van David" is de magl en heerschappij van David, cu
Christus wordt genoemd eeu „hoorn der zaligheid,"
omdat hij een magtig verlosser was, die al zijne vijau-
den kon ten onder Drongen. Waarschijnlijk zinspe-
leilde op het gehoornde altaar en zijn vrodeiuakend
karakter, zegt God door den profeet (.les. XX \\ II: .">):
..Of hij moest mijne sterkte aangrijpen, bij zal vrede
mei Al ij maken; vrede zal bij mei Mij maken;" dat is:
bij moest vlugton naarde hoornen van hel gehciinzin-
uige altaar, en zekerheid en vrede vinden iu dio ver-
zoenende almagt, waarvan hel het toeken was. Daar
het altaardan oorspronkelijk eene schets is van Chris-
tus in zijn middolaarswerk, kunnen de hoornen zeer
gevoegelijk die attributen van zijn karakter aandui-
den, die zij als zinnebeelden konden en moesten voor-
stellen, tiolijk de kracht van alle gehoornde dieren,
dio kracht waardoor zij zich zelve en hunne jongen
verdedigen, voornamelijk iu hunne hoornen ligt, zoo
erkennen wij, in hel toeschrijven van hoornen aan
Christus, het zinnebeeld van die Goddelijke magt,
waardoor hij alle dingen aan zich kan onderwerpen, en
ALTAAK DES
van Aiozes tol ;tan de dagen van Salomo wasdil altaar
op eenigen afstand voor do dein- drs tabernakels ge-
plaatst. Exod. \\L : 20: „En hij zette liet altaar des
brandoffers aan de deur dr-s tabernakels, van do tent
der zamenkomst; en hij offerde daarop brandoffer en
spijsoffcr, gelijk als de Heer aan Mozes geboden had."
liet was eene soort van koffer, drie el hoog, vijf el
lang en vijf breed, gemaakt van sittimhout, dal men
gewoonlijk veronderstelt hetzelfde te zijn als acaeia-
of cederhout, en hetzelfde hout als dat, waarvan de
kisten voor de iiiuniiën gemaakt zijn. liet onderste
gedeelte van het altaar rustte op vier voeten, en aan
de zijden daarvan waren koperen roosters, waardoor
het bloed van het slagtoffer wegvloeide. De wanden
van liet bovengedcelte des altaars «aren van hout
met koper bedekt, en het binncugedeelte was met
aarde gevuld, waarop het vuur werd ontstoken. De
vier hoeken van het altaar geleken op hoornen, en
daarom vinden wij in het Oude Testament dikwijl-- de
uitdrukking hoornen run hel altaar. Aan het altaar
waren vier ringen, waardoor handboonien werden ge-
stoken om het van plaats tot plaats te brengen. Aan
de zuidzijde bereikte men het iloor op eene aardhoogte
te klimmen. Do gebruiken voor het allaar tles brand-
offers worden in de wet van Aiozes aldus beschreven,
Lev. V] : S—13: ..Verder sprak de lieer tot Mozes.
zeggende: Gebied Aaron en zijne zonen, zeggende:
Dit is de wel des brandoffers; het is hetgeen, wal door
de branding op het altaarden ganschcu nacht tot aan
den morgen opvaart ; alwaar het vuur des altaars zal
brandende gehouden worden. Eu de priester zal zijn
linnen kleed aantrekken, en de linnen onderbroek
over zijn vleesch aantrokken, en zal de asch opnemen,
als het vuur het brandoffer op het altaar zal verteerd
bobben, en zal die bij het altaar leggen. Daarna zal
hij zijne kleedereu uittrekken, en zal andere kleedo-
ron aandoen, en zal dr aseh lot huilen het leger uil-
dragen aan eene reine plaats. Hel vuur nu op het
altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal
niet uiigeblusoht worden; maar do priester zal daar
eiken morgen hout aanstoken, en zal daarop hel brand-
offer schikken, on het vet der daukofferen daarop aait-
steken. Hot vuur zal geduriglijk op het altaar bran-
(londc gehouden worden; het zal niet uitgoblusolil
worden." Het gereedschap voor het altaar bestond uit
potten, om orde asch iu weg te brengen: schoffels, om
ze te verzamelen; besprengbekkens, om er het bloed dor
offerdieren iu op te nemen on daarmede te bespren-
gen; tangen, om de doelen van de offers inliet vuur
te brengen; vaten, om het reukwerk te branden, en
-ocr page 118-
ALTAAR DES BRANDOFFERS — ALTAAR (REUK-).
KM
volkomene bescherming aan zijn \\olk kan verleenen.
llicnnoile in overeenstemming siellcn de visioenen
van de Openbaring hem voor als „een lam hebbende
zeven hoornen," als de geheimzinnige kenteekenen
van die onweerstaanbare magt, waarmede hij de
nederlaag zijner vijanden bewerkstelligt en zijne
geestelijke overwinningen over de wereld uitstrekt.
Deze beschouwing van de tjpisehe bet eekenis van
het altaar en deszelfs gereedschap zon zonder twijfel
no:; veel kunnen worden uitgebreid, maar er is gc-
noeg gezegd om aan te tooneu, dat dezelfde uitge-
breide beteekenis en dezelfde gelukkige toepassing,
die in elk ander gedeelte van de Mozaïsche regeling
heerseht, ook hier aanwezig is.
Hel altaar des brandoffers was, gelijk de andere
deelen van den tabernakel en den tempel, met zalfolie
gewijd, en daar deze in den tweeden lempel ontbrak,
werd laatstgenoemde als minder heilig beschouwd.
Maar behalve dat dit altaar met dn andere heilige
plaatsen en wasehvaten gezalfd was, was hel dooreene
bijzondere plegtigheid geheiligd, daar het, om er eene
grootere heiligheid aan Ie geven, zevenmaal met de
olie «as bespreugd; en die heiligheid werd nog ver-
meerderd door een zondoffer, waardoor het eene bij-
zonder heilige plaats werd. fjeene offers op het altaar
geofferd kunden deun- God aangenomen worden, leuzij
het altaarzelfoutzondigd was. Dezeoiitzondigiug werd
door Mozes verrigt, die met zijn vinger van degeslagtc
var des zondoffers op de hoornen des altaars deed.
Aldus gewijd heiligde hel altaar alles, wat er op ge-
legd werd. 1 (eze ontzondigingsplegtigheid werd zeven
dagen voortgezet, doch op den achtsten dag daalde
vnnr van den hemel en verleerde het brandoffer op
het altaar. Dit vnnr daalde wederom op liet altaar In
de dagen van Salomo, en hel werd aanhoudend gevoed
en onderhouden door de priesters, dag en nacht, zon-
der dal liet mogt uitgaan. Met dit vuur werden alle
Joodsehc offers, die door vuur geschiedden, geofferd,
en omdal zij ander of, gelijk in den bijbel slaat (Lev.
X : 1), vreemd vuur gebruikten, werden Nadab en
Abilm door vuur van den lieer verteerd. Eenige Jood-
sche schrijvers zeggen, dat dit \\ uur in de dagen van
Manas.se uitgedoofd werd, doch het meest algemeene
gevoelen onder hen is, dat hel bleef branden lot aan
de verwoesting van den eersten tempel door de (\'hal-
deërs. waarna het nooit weder hersteld werd. Zie
Hrasdoffkr, Ofhbh,
ALTAAM (REUK-). Dit altaar was geplaatst lus-
selien de tafel der toouhroodcu en de gouden kande-
laars, vóór den voorhang die de ark der getuigenis
verborg, liet was, gelijk het altaar des brandoffers, van
sillimhotil gemaakt, ééne cl lang en ééne cl breed,
maar twee el hoog, en bezat vier hoornen. Het boven-
, gedeelte en de wanden rondom, alsook de hoornen,
I waren overtrokken met goud, en daarom werd het ook
i hei gouden altaar genoemd. Het was omgeven door
\' een gouden krans, en aan elke van de beide, zijden waren
onder dm krans, aan de twee hoeken, gouden ringen
aangebragt, tol plaatsen voor de handboomen, om bet
altaar van de eene plaats naar de andere over te bren-
gen. Deze draagboonicn waren insgelijks van sittim-
; hout met goud overtrokken. Dagelijks, des morgens
I en des avonds, werd reukwerk on dit altaar gebrand.
Reukaltaren komen voor op de oudste Egyptische
schilderstukken, en daar den Israëlieten bevolen werd
het reukwerk der zuiverste welriekende specerijen naar
[ apothekers werk te maken, schijnt het, dat deze kunst
i reeds beoefend werd, en was zij waarschijnlijk uit
Egypte overgebragt. Van l\'lutarchus vernemen wij,
; dat de Egyptenareu reukwerkaaiide zon offerden. Deze
| gewoonte was echter volstrekt niet tot Egj pte beperkt;
i zij was klaarblijkelijk in al de godsdiensten deroud-
heid aanwezig, en misschien reeds vóór den zondvloed.
De verklaring van Maiinnnides, wanneer hij zegt, dat
reukwerk in den tabernakel gebrand werd om den on-
aangenaiiu\'ii geur der offers tegen te gaan. is, gelijk
vele andere van de rabbijusche eoinmentarien, geheel
en al buiten de waarheid. Het doel van de Goddelijke
I bepaling was van een veel hooger en heiliger aard.
I lieiikwerk was een zinnebeeld van het gebed, zooals
1 uil verschillende deelen der Heilige Schrift duidelijk
! blijkt. 11. \\. 1\'salui ( \\l,l : .\': „Mijn gebed worde ge-
i steld als reukwerk voor i\\w aaugezigt, de ophefling
j mijner handen als hel avoudoffer;" Openb. \\ : S : „En
I als het dal hoek genomen had, vielen de vier dieren
i en de vier en twintig ouderlingen voorliet Lam neder,
: hebbende elk cilcrcn en gouden Holen, zijnde vol reuk-
j Miiks, widke zijn de gebeden der heiligen." Openb.
VI11.: :i. I : „En er kwam ecu andere engel, en stond
aan hel allaar, hebbende een gouden wierookvat; en
hein werd veel reiikwerks gegeven, opdal hij het met
de gebeden aller heiligen zou leggen op hel gouden
altaar, dal voor den troon is. En de rook des reuk-
weiks. niet de gebeden der heiligen, ging op van de
hand des engels voor God." Volgens deze beschouwing
der zaak stelden het gouden altaar en de reuk, die er
: van opsteeg, klaarblijkelijk de middelaarsdienst van
! Christus in den hemel voor. Gelijk het koperen all aar,
dat huilen het heilige geplaats was, zijne zelfopoffe-
| ring np aarde voorstelde, zoo stelde het reukaltaar
-ocr page 119-
— ALTAARSTUK.                                                   105
ALTAAK (REUK-)
binnen het heilige zijn middelaarewerk hierboven voor,
waarheen hij gegaan is om voor ons in de tcgcnwoor-
diglieid Gods te verschijnen, en waar zijne tusscheu-
koinsf als liefelijke reuk is. Dit kan afgeleid worden uit
het feit, dat het eene plaats innam, —juist voor de ark
desverbonds — welke denjuisten werkkring van het te-
genwoordige middelaarschap onzes Zaligmakers voor-
stelde. De diensten, die de priesters binnen den taber-
nakel verrigtten, hadden meer bijzonder betrekking op
het werk van Christus in den hemel; terwijl die, welke
in den voorhof plaats hadden, meer eene aardsehe
betrekking hadden,daar zijde offergaven voorstelden,
die door zondaren en ten behoeve van zondaren aan de
heilige majesteit van Jehovah gedaan werden. Daar
echter van de plegtigheden of gebruiken der oude wct-
geving nagenoeg geene enkele sleehls eene typische
beteekenishad, maar vele in een bevatte, zoo verhin-
dert ons in hel tegenwoordige geval niets, om de ge-
beden der heiligen te beschouwen alsook zinnebeeldig
voorgesteld door het reukwerk van hel gouden allaar.
/ij bidden hier beneden, terwijl Christus hierboven
als middelaar optreedl; hunne gebeden vermengen
zich mei de zijnen, en wij doen hel zinnebeeld geen
geweld aan, als wij veronderstellen, dal hunne geeste-
lijke wensehen, door hel vuur der heilige liefde ont-
sluken, veel lieleekenend zijn voorgesteld door de op-
rijzende wolken van bel reukwerk, dal eiken morgen
en eiken avond de heilige plaats, waar hel ontstoken
werd, met zijn liefelijken geur vervulde.
Geen reukwerk mogt op dit altaar gebrand worden
dan dat, hel welk door God zei ven voorgeschreven was.
Geen brandoffer, geen spijsoll\'cr, geen draukoffer mogt
er op komen. Sleehls eenmaal in hel jaar, op den Ver-
zoeudag, moesl de hoogepriester met hel bloed van
hel Koudotter in het heilige der heiligen gaan en het
sprengen voor de ark der getuigenis; dan moesl hij in
Int heilige komen, eu daar hel bloed doen op de hoor-
nen van het reukallaar en hel mei zijn vinger zeven-
niaal sprengen. Dit bevel bewees duidelijk, dal alle
diensten aan hel reukaltaar verrigt on volkomen waren;
dat het allaar eene zekere mate van onzuiverheid
gekregen had door de zondigheid van hen, die daar
dienst deden; en dat zelfs de geur van hel dagelijksehe
reukwerk aannemelijk voor God moesl gemaakt
worden, door dien te vermengen mei den geur van
het bloed der besprengiug.
AliïAAIvSTl K, eene .schilderij boven hel altaar
geplaatst. Men viudi dit betrekkelijk nieuw gebruik
in de Roomsche kerken, voornamelijk in Uoomseli-
Catholieke landen, waar schilderijen van tooueelen
uit den bijbel, door de voornaamste kunstenaars ver-
vaardigd, als altaarstukken gebruikt worden. Dezelfde
gewoonte is ook in sommige Protestantsche kerken
geslopen. In de Engelscltc kerk, b. v., is het niets ou-
gewoons schilderijen boven het altaar te zien hangen,
hoewel zij in andere deelen der kerk niet te vinden
zijn. De Kugelsehe hervormers kaïitlen zich sterk te-
gen dit gebruik aan. en tijdens de regering van Eliza-
beth werdeene koninklijke proclamatie afgekondigd,
bij welke hel gebruik van schilderijen of heelden inde
kerken verboden werd. De eerste Christenen waren
geheel en al vreemd aan zulk ecu gebruik, dat gedu-
rende de drie eerste eeuwen onbekend schijnt geweest
Ie zijn. (>|> het concilie van Eliberis in Spanje, in .°{0.">,
werd bepaald, dal geene schilderijen in de kerken aan-
uezig inoglen zijn. Alen kan echter niet ontkennen,
dal tegen hel einde der vierde eeuw afbeeldingen van
heiligen en martelaren in de kerken begonnen te ver-
schijnen, eunok toen nog werden zij door de (\'albolieke
kerk bepaaldelijk afgekeurd. Inden beginne werden
schilderijen alleen als sieraden in de kerken opgehan-
geu. I\'ij gevolg hadden portretten van levende per-
soncn, zoowel als van overledene, er hunne plaats.
Maar hel bijgeloovige gebruik van godsdienstige
holde ie bewijzen aan de schilderijen op de muren der
kerken vond trapsgewijze ingang bij hel volk, hoewel
hel eersi opbel tweede concilie van Niesen in hel jaar
/ s< goedgekeurd werd. daar dal concilie ecu besluit ten
giiusle er van uil vaardigde. I Iregorius de Groote, die
bet gebruik van schilderijen in do kerken verdedigt als
onschuldig en nutlig voor de onderrigl ing van bet ge-
inccn, veroordeelde evenzeer hel aanbidden en ncder-
buigen voor dezelve. Hel eoueiiie van (\'onsiaul iuopel,
dal in 75-t gehouden werd en uil drie honderd acid
eu dertig bisschoppen, voornamelijk van de üostersehe
kerken, bestond, veroordeelde hel gebruik, eu toen,
gelijk wij zagen, hel tweede concilie van Nicsa liet
goedkeurde, werden zijne decrela door de gcheele
Westenene wereld, behalve door de pausen van Rome,
verworpen. Het concilie van frankfort in Duitsch-
land, dal van Parijs in frankrijk, en cenige kerkver-
gndcringcu in Brittailje slcmdcu eenparig overeen in
hel veroordeelcn van de schilderijen, eu gedurende
ecnigc honderden jaren werd de aanbidding vanschil-
derslukken en beelden in geen dezer drie lauden aau-
genomen. Trapsgewijze wou echter ook daar hel ge-
bruik om schilderstukken in de kerken aan Ie brengen
veld. Afbeeldingen van onzen Zaligmaker, .Madonna\'s
en schilderijen, die heiligen en martelaren voorstel-
den, werden overal gevonden. De Hervorming stelde
n
-ocr page 120-
AI ,T RNA SOf *H [ETEN — A MA LRICIANEN.
IOC.
echter perk aan het gebruik , doch zelfs tot op den
huidigen dag hcchtcu rtoomsehe en zelfs vele Angli-
caansche kerken veel gewigl aan hel altaarstuk, niet
zoo zeer als een sieraad, maar als een prikkel en eenc
aanmoediging voor het gebruik van de aanroeping
der heiligen, /-ie Bkemiex.
ALTENASOCIttETEN, eene seete der Mohame-
danen; zij worden ook "Moenasehieten genoemd. Beide
namen liebben betrekking op lmu geloof aan de leer
der zielsverhuizing, zooals zij door Pvthagoras werd
verklaard. Zij gaan daarom zeer verschoonend met
de dieren om.
ALWETEND, die eigenschap van God krachtens
welke Hij alle dingen — het verledene, tcgenwoor-
dige en toekomende — weet. Deze eigenschap is,
gelijk Zijne alomtegenwoordigheid, aan geen schepsel
mede te deelen, en de twee attributen zijn dan ook
onafscheidelijk aan elkander verbonden. Als God
overal is, kan het niet anders of Hij ziet en weet alle
dingen, zooa\'s zij in zich zelve zijn, zoowel als in al
de omstandigheden, die ertoe bchooren.
ALLZZA, ecu afgod van de oude Arabieren, door
de Koreischieten aangebeden, wiens beeld door Moha-
mcd inliet achtste jaar van do Hedsjrah vernield werd.
Eenigen denken, dat hij een boom geweest is, de Kgy p-
tische doom of acacia geheel en, of dat hij ten minste
onder die gedaante aangebeden werd.
ALYSll\'S (Feest van), door de Grieksche kerk
op den lC(,en Januarij gevierd.
AMALEK lETEX (Godsdienst vax de). Üe Ama-
lekicten waren een zeer oud volk, dat in Arabia Petsea
tussehen de Doode en de Roode zee woonde. In \\nm.
XII f : 29 lezen wij: „De Ainalekicteu wonen in bet
land van hel zuiden." Reeds in de dagen van Abraham
wordt van hen gesproken, en daarom is het zeer waar-
schijnlijk, dat er een volk, hetwelk dezen naam droeg,
lang voor den tijd van Amalek, den zoon van Eliphaz
en kleinzoon van L\'zau, bestond, van wien men ge-
woonlijk veronderstelt, dat zij afstammen. De Ara-
bieren hebben eene overlevering, inhoudende, dal: de
stamvader Amalek een zoon van (\'ham en kleinzoon
van Noaeh was, en deze veronderstelling komt beter
dan de andere overeen mei de beschrijving van Hi-
leain : „Amalek is de eersteling der heidenen." Maar
als zij van Ezau afstamden, dan is het, waarschijn-
lijk, dat zij reeds in een vroeg tijdperk metdegods-
diensl van Abraham bekend waren. Zeker is hel,
dat zij lot afgoderij vervielen, en door hunne onmid-
dellijke aangrenzing aan Idumca moesten zij wel de- \'
zelfde afgodische gebruiken als dat land hebben. Wij
vinden dan ook, dat, terwijl Josephus hunne afgoden
vermeldt, de Sclu\'iften er van spreken als de afgoden
van het gebergte Seïr. Zie EdomiETEN.
AMALR[CIANEN. Amalric van Bena, een be-
roemd 1 wist redekundige en godgeleerde te Parijs,
was in de Middeleeuwen een van de aanzienlijkste
representanten van het pantheïstische stelsel. Hij was
geboortig van Bena, eene landstad in de provincie
Chartres. Terwijl hij de theologie Ie Parijs onder-
wees, trok zijn roem vele leerlingen rondom hem. Hij
had zijne gevoelens voor een groot gedeelte gekregen
doorliet, bestuderen van de werken van Aristoteles;
maar de kettersehe leerstellingen, die bij verbreidde,
verwekten liem spoedig een hevigen tegenstand. De
universiteit van Parijs veroordeelde hem op vorme-
lijke wijze in hel jaar I204. Amalric ging echter
in persoon naar Rome en deed een beroep op paus
Innocent ins HL, die in 1 20? het vonnis bekrachtigde,
en gehoorzaam aan Zijne Heiligheid, keerde hij naar
Parijs terug en herriep zijne meeningen. De gestrenge
behandeling, die hij ondergaan had, knaagde aan zijne
ziel, en in 1201) stierf hij van hartzeer, in hetzelfde
jaar werden zijne volgelingen op eenc kerkvergade-
ring te Parijs veroordeeld, en tien hunner werden
openlijk voor de poort der stad verbrand. Trots de
herroeping door Amalric tijdens zijn leven gedaan,
werden zijne beenderen opgegraven en aan de vlam-
men ten prijs gegeven, terwijl zijne asch naar de vier
winden des hemels verstrooid werd.
De kettersehe leerstellingen van Amalric waren
niets anders dan een gevolg van het pantheïstische
stidsel van Scotus Erigena. Het grondbeginsel was,
dal allo dingen maar één zijn, dat is, God; of zooals
door een van de, onmiddellijke volgelingen van Amal-
ric, David de Dinanl, gezegd wordt, God isdeoor-
spronkelijke stof aller dingen. In zich zelf onzigtbaar,
wordt hei Aluiaglige Wezen slechts gezien in de
schepselen, gelijk hel. licht niet in zich zelf gezien
wordt, maar in de voorwerpen, die verlicht zijn. Niet
alleen de vormen der dingen kwamen uil God voort,
maar ook hunne stof, en alles zou intimi wcderkeeren.
De openbaring der Godheid geschiedt door vleesch-
wording; op verschillende tijden heeft God zich ge-
openbaard. De magl en de openbaring van den Vader
vertoonden zich in de tijden van het Oude Testament;
de magt en de openbaring van den Zoon in de tijden
van het Nieuwe Testament, gedurende twaalf eeuwen;
maar in de dertiende eeuw, toen Amalric en zijne vol-
gelingen verschenen, begonnen de magt en de open-
bariug van den Heiligen Geesl, iu welken tijd de
-ocr page 121-
A.MAl/m.-KA — AMAKM\'OKIU.                                                      107
welke, naar men zegt, aan Tarquinius Priscus, koning
van Home, de beroemde Sibyllijnsche boeken, die het
lol van Rome bevatten, verkocht heelt. De boeken
waren negen iu getal, en voor deze vrocj; zij drie hou-
derd goudstukken, daar (lil de laagste prijs was, wr\'ir-
voor zij er afstand van wilde doen. De koning wei-
gerde ze te koopen, cu Amaltluea, uit de tegenwoor-
digheid des konings gaande, verbrandde drie van de
boeken en vroeg, teruggekeerd zijnde, voor de over-
blijveude zes dcu.\'.elfden |irijs als te voren. Dit aanbod
werd ook afgeslagen, waarop zij wederom wegging eu
er nogmaals drie verbrandde, en bij hare terugkomst
deuzelfdcn prijs voor de drie overblijvende boeken
vroeg. Tarquinius was zoo verbaasd over liet gedrag
der vrouw, dat hij ze, na met de waarzeggers beraad-
slaagd te hebben, tegen den gevraagden prijs kocht.
Men zei.Ie, dal deze kostbare boeken het toekomstige
lot van het Komeinsche rijk bevatten, en zij werden
nooit geraadpleegd dan bij gelegenheid eener opeu-
boi\'c ramp. Zie Sibylluxsiiie wikken.
VMALTHE1A, de voedster van het kind Zeus ua
zijne geboorte op C\'reta. Men veronderstelt gewoon-
lijk, dal de naam van hel Grieksclie woord tintel/feite,
melken of zuigen, afgeleid is, daar Amaltheia, volgens
cenige overleveringen, de geit is, welke het kind Ju-
piter zoogde, voor welke dienst zij beloond werd door
onder de sterreu geplaatst Ie worden. Anderen ver-
onderstellen, dal zij eene dochter van Melissus, ko-
ning van Creta, geweest is, die Jupiter zoogde met.
geitenmelk. Toen bij zekere gelegenheid de jonge
god ecu van de hoornen der geit afgebroken bad, gaf
hij er de magt aan van gevuld Ie worden mei datgene,
wal des/.clfs be/.ilster zou bcgceren. Van bier de oor-
sprong van den hoorn des overvloeds, die in de gc-
scliiedenisseu van hot oude Griekenland zoo dikwijls
vermeld wordt.
AMARAPOE11A, cc,.e Boeddhistische secte op
Ceylon, welke omstreeks hel begin der tegenwoordige
eeuw ontstond, liet doel dezer secte is de leerstelliu-
gen van het Boeddhismus tot hare oorspronkelijke
zuiverheid terug Ie. brengen, door ze los te maken van
kaste, veelgodendom en andere verbasteringen. De
aanhangers dezer secte zijn sterk in aantal toegeno-
meu, meer bijzonder iu Saffragan, dat, zooals een
inboorling ons zegt, thans als de zetel dezer hervor-
miug kan beschouwd worden. Dezelfde schrijver geeft
de volgende beschrijving van de kenmerkende eigen-
schappen der aanhangers dezer secte, zooals zijtlians
op (,\'evlon bestaai :
„1. Zij prediken iu hel openbaar legen de leerstel-
sacramenten en alle uiterlijke aanbidding en vereeriug
afgeschaft moesten worden. Op dit tijdstip wordt, in
dit vreemde stelsel, de geloovige voorgesteld als in
zich zelveu liet bewustzijn Ie bezitten, dal bij de
vleeschwording \\an den (leest is, of gelijk Amalric
het uitdrukt, dat hij weet en gevoelt, dat hij een lid
van Christus is, gelijk elk geloovige ook reeds met
Christus den dood des krnises geleden heeft. Alzou
verdwijnen in de eeuw des .Heiligen Geestcs de uit-
weudige vormen van de vroegere wetgeving, liet
Nieuwe Testament verliest zijne belangrijkheid; de
doop en het itvondmaal, zoowel als uiterlijke gebruiken
eu plegtighi\'dcn van allerlei sjort, worden geheel en
;d noodcloos. Ainalrie verklaarde, dat de paus de Anti-
christ en dat de Itoomsehe kerk Babylon is. De
opstanding des ligehaaius legde hij geestelijk uit, als
eene verrijzenis lot vernieuwing des levens door den
invloed van den Geest. De hemel was, volgens zijne
zienswijze, eene volmaakte\' kennis van God, en de j
hel eene volmaakte kennis der zoude.
De volgelingen van Amalric waren mannen van een |
uitmuntend karakter, maar met een sterk speculatie- j
ven geest, /.ij verdroegen vervolging met kalmte cu |
kracht. David de Dinaut, die verscheidene werken j
schreef, welke de nieeuingen zijns meesters behels- :
den, was genoodzaakl uit Parijs te vlugtcu om zijn
leven Ie redden. Hel concilie van l\'arijs, niet tcvre-
deu met Amalric te veroordeeleu, verbood ook hel j
lezen en verklaren van die werken van Aristoteles,
waaraan hij zijne bijzondere iuzigtcuontleend had. Dit
decreet werd door het vierde Lateraauschc concilie
bekrachtigd. De leerstellingen de/er secte werden j
openlijk door Willem van Aria, een goudsmid, gupre-
dikt, die de komst des oordeels over eene bedorven
kerk eu de ontwikkeling van hel nieuwe tijdperk
van den Heiligen Geest, dat uu ophanden was. ver-
kondigde. Bcruard, ecu priester,ging zoo ver iu zijne :
pantheïstische gevoelens, dal hij zcide, dat het voor !
de autoriteiten onmogelijk was om hem te verbran-
deu, daar hij, voor zoo verre hij bestond, een deel van
God zelveu was. De leerstellingen der Amalricianeu
werden met goed gevolg vvederlegd door de kundigste
scholastieke theologen. Alben us Magnus eu Thomas
Aquinas toonden door mei de meeste zorg doorwerkte :
argumenten aan, dat het slecht verborgen pautheïsmus
van Amalric cu Daviddc Diuaul geheel en al oubc-
staanbaar was met verlichte inzigten iu de natuur j
Gods. Zie Pantueismus.
AMALTILEA, eene van de Sibïlli:» (zie Sm.), \'
die Lactantius voor de Sibylle van Cumsc houdt, j
-ocr page 122-
A MATHIJS IA — AMliROSI AANSC1I GEZANG.
Kis
lingen van hel Hindoeïsmus en roepeu de Hindoesche
goden niet aan bij liet opzeggen van piril (eene wijze
van duivelbezwering). -\'. Zij geven de wijding aan
alle kastel), hebben mei deze zonder onderscheid om-
gang, en prediken legen de niet geestelijke bezighe-
deu der Siamesehe priesters, zooals hel beuefeuen
van genees- en sterrekunde. Niemand hunner broe-
derschap mag zulke gebruiken navolgen opslraffe van
excommunicatie. ;i. Zij kennen aan de koninklijke
edicten geen gezag over hunne godsdienst toe; /.ij
erkennende Boeddhistische hiërarchie ook niet. 4. Zij
nemen de gebruiken van de Pasé-Boeddha\'s uiel in
acht, ten/ij deze deun- Giit.-uiia gewettigd zijn. Daaroui
spreken /.ij geeu zegen uil bij hel ontvangen van vocd-
sel of eene andere gave. .">. Zij gebruiken geeue twee
zitplaatsen, noch twee priesters, als baua (de heilige
schriften) gelezen wordt; ook trillen /.ij niet luel de
stem, daar dil door Boeddha niet gewettigd wordt.
0. Zij verklaren en prediken den Winaya (een ge-
deelte van de heilige schriften) aan de leekeu, terwijl
de Siamezen dien alleen aan de priesters voorlezen,
en dan nog slechts eeuige gedeelten cu mei gesloten
deuren. 7. Zij verrigteu eene plegtigheid, overecn-
komeude mei de bevestiging, een aantal jaren na de
wijding, terwijl de Siamezen die onmiddellijk daarna
verrigteu. 8. Zij hechten eene groote kracht aan de
verdiensten van den pan-pinkaiiia, of het feest der
lampen, dat /.ij d<\'n geheeleu nacht door vieren, /.on-
der ceuig prediken of lezen, terwijl de Siamezen des
avonds slechts weinige lampen aansteken en baua tol
aan dvn morgen herhalen. \'J. L)e Amarapoera\'s ver-
schillen van de Siamezen door het bedekken van de
beide schouders met een bijzonder klcedingstuk, dat
onder den oksel doorloopt, en door de wenkbraauweu
niet weg te scheren. Daar de l\'ali litteratuur ijverig
door de Amarapoera\'s wordt beoefend, opdai zij de
dwalingen en afwijkingen van hunne tegenstanders
aan hel licht mogen brengen, is hel te verwachten,
dat de breuk tusscheu de twee secteu mei der lijd
wijder zal worden."
AMATHUSIA, een bijnaam van Aphrodite of Ye-
nus, die van de stad Aniathus op Cyprus is afgeleid,
waar zij vroeger aangebeden werd.
AMBARVALIA (van aiubieiuïm at\'Cts, gaande om
de velden) eene plegtigheid door de oude Romeinen
verrigt, met hel doel om van de goden een overvloe-
digen oogst ie verkrijgen. Een otter werdaauCeres
gebragt, maar alvorens daartoe over te gaan, werden de
slagtoffer», bestaande uil eene zeug, een schaap en een
bul, te midden \\an een groot en toeloop \\ au boeren in
processie rondom de korenvelden gevoerd. De ambar-
ealia
werden somtijds in liet bijzonder gevierd, eu
bestuurd door hel opperhoofd van een huisgezin, en
somtijds iu het openbaar, bij welke gelegenheid zij
geleid werden door priesters, die/faire» arcale of veld-
broederen genoemd werden. Dil feest had tweemaal
in het jaar plaats, volgens eenigcu op hel einde van
Januari), volgens anderen iu April, en voor de tweede
maal in .iulij. Bij deze gelegenheid werden verschil-
lende gebeden gedaan, waarvan twee door Cato in de
re nistiea
opgegeven zijn. Keu gebruik, dat eeuigzins
gelijkt op de ambanalia, maar niet gepaard gaal niet
offerande, beslaat nog iu verschillende deelen van
Engeland en Schotland,op een van de drie dagen voor
Hemelvaartsdag. Zie ll;;\\iu.\\ \\ vktsdu..
AMBON, eene soort van boogie in de eerste Chris-
ten-kerken, overeenkomende met onzenkerklessenaar
of preekstoel. Het was eene plaats voor de lezers en
zangers en zulke geestelijken, die de vroegdieust, misna
cattckuMeHOtaiti
geheeleu, geleidden. De naam is af-
geleid van bet Cr. anubaiiieiu, opgaan, omdat men den
aiubou bereikte door eeuige treden op ie gaan, Cy-
priauus noemt hein jtul/iilit«t eu tfibuaal eccl&sUe, en
\\ zegt, dal hij als lessenaar gebruikt werd, omdat daar
de Evangeliën en Zendbrieven aan het volk werden
voorgelezen. De zangers schijnen er ook op geplaatst
geweest te zijn, of misschien waren zij ook op ecu
afzonderlijken ambou. Hei concilie van Laodicca
verbiedt aan een ieder iu de kerk ie zingen, met uit-
; zondering van de zangers, die op den ambo* gingen eu
het beurtgezang uit boeken zongen. Van deze plaats
werden ook de diptycha of doopregisters voorgelezen,
en dikwijls preeken gehouden. Alle publieke bekend-
niakiugeii, zendbrieven en documenten van algemeen
belang werden van den ambou voorgelezen.
AMBROSIA, hel voedsel der goden volgens de
oude Heideusche dichters. Ovidius zegt, dat de paar-
den der zon zich met ambrosia in plaats van gras
voedden.
AMBROSIAANSCH GEZANG. Dit gezang heeft
zijn nauin ontleend aan Ambrosius, den wijdvennaar-
den kerkvoogd van Milaan. Toen in het jaar 386 de
Ariaansche keizerin Justina zich mei geweld van eene
kerk Ie Milaan wilde meester maken, ten behoeve van
hare partij, bewaakten de geloovigen, zegt Augustinus,
hunnen herder iu die kerk, bereid voor hem te sterven.
Hij kortte hun den langen nacht en hield hun ijver
warm, door hen in wisselzang liederen te doen zingen.
Dit gaf aanleiding tot eene voor hel. Westen uicuwc
wijze van kerkgezang. Hij bragl onderde zijuen over,
-ocr page 123-
AMBROSIAANSCHE LITURGIE — AMEN.                                            109
waaraan men in het Oosten sedert lang gewoon was.
Tot hiertoe was in de Westersehe kerk liet gezant;
wel eenvoudig geweest, maar aan geen regelmaat ou-
derworpeu. Ambrosius versmaadde de hulp derGriek-
sche kunst niet ter verbetering van liet gezang,dal tot
hiertoe al wat naar kunst zweemde luid afgewezen.
Alleenlijk droeg hij zorg, dat de Heidenscue muzijk,
die enkel de zinnen bedwelmde, het heiligdom niet
binnensloop. Van de bestaande toonsoorten (modi)
nam hij er vier over: de Dorische, Phrygische, Lydi-
sche en Mixolydisehe, die hij met den naam van cer-
ste, tweede, derde en vierde toonsoort bestempelde.
De krachtigste melodiën voerde hij in en liet de
gansene gemeente aan het gezang deel nemen. Zoo
was hij ook de auteur der antiphoniëu, beurt- of wis-
selzangeu. Door Damasus, den bisschop van Rome,
gesteund, werd het Ambrosiaansche gezang algemeen
in het Westen. Deze manier van zingen, dieallerwege
gevolgd werd, opende de dichtader van vele begaafde
mannen. Moge Ambrosius met het aloingeprezen \'/\'<■
Deuin
meer lied dan gedicht vervaardigd hebben, door
verscheidene liederen heeft hij zijn naam vereeuwigd.
Augustinus, bisschop van llippo, Ccclius Sedulius uit
Ierland, Aurelius Prudentius uit Spanje, Ennoctius,
bisschop van Pavia, Fortunatus, bisschop van Poitiers,
en meer anderen strooiden hunne liederen in den boe-
zem der gemeente, Gezamenlijk werden zij Ambrosi-
aansche liederen genoemd, en op de Synode van Toledo
werden zij in denjare 633 voor kerkelijk gebruik aan-
bevolen.
Het Ambrosiaansche gezang hecl\'l zich staande ge-
houden tot de zevende eeuw, toen Gregorius de Groote
het koorgezang invoerde, waaraan de naam van ko-
raalzang is ontleend. Zie Gkegokiaansch gezang.
AMBROSIAAXSCIIE LITURGIE, eene bijzon-
dere iurigtiug van de eeredieust, iu de kerk van Milaan
gevolgd, welke voorgeschreven was door Ambrosius,
aartsbisschop van Milaan iu de vierde eeuw. Oor-
sproukclijk bad elke kerk bare bijzondere iurigting,
volgens welke hare dienst geleid werd, en zelfs toen
de paus vaststelde, dat het Roomsche Missaal, of du
Liturgie van den II. Petrus, gelijk sommige enthu-
siastischc Roomschgeziuden het genoemd hebben, in
alle Westersehe kerken zou gebruikt worden, plaatste
de kerk van Milaan zich onder het hooge gezag van
St. Ambrosius, en het luibmÜMHSche Rituaal werd
tol voor korten tijd in het bisdom Milaan gebruikt, en
misschien nog tegenwoordig van tijd tot tijd in de
beroemde hoofdkerk dier stad. Zie Missaal.
AMBROSIUS [St.] (Tkesï vak;, door de Grieksche
kerk op den 7«w>n December gevierd. Het is een van
die feesten, waarvan de inachtneming voor de mon-
niken alleen verpligteud is.
AMBROSIUS <"St.1 in het Woei) (Oki.f. van). De
monniken dezer orde werden eertijds liarnabicten
genoemd; maar daar de instelling in een staat van
achteruitgang vervallen was, dacht men, dat zij her-
nieuwing noodig had. Daarom plaatsten in het jaar
1 \\\'i 1 drie hecrei) van Milaan de orde in een eenzaam
boschje, waar bisschop Ambrosius gewoon was veeltijd
te wijden aan overdenkingen studie. Daarom kreeg de
orde later den naam van St. Ambrosius iu het Woud.
De monniken gebruikten de Ambrosiaansche liturgie
in plaats van het Roomsche Rituaal. Kardinaal Karel
Borromeo hervormde de orde ten tweeden male. Zij,
die tot deze orde behooren, volgen den regel van den II.
Augustiuus en dragen een donker roodachtig gewaad.
AMEDIANTEN (Lat. ttnautes J)<-<<„i, Godbemin-
uende, oiamati Deo, bemind door God), eene orde \\ an
monniken in Italië iu l JOOgestieht.Zij droegen grijze
kleedereu, holblokkcu en een koord om hun midden.
Zij hadden iu Italië acht en twintig kloosters, maar
paus 1\'ius Vr. vereeuigde hen gedeeltelijk met de orde
der Cisterciëusen, en gedeeltelijk met die der Si>ceo-
lanteu of holblokmonniken.
VMEN (Hebr. hel zij zou, liet geschiede, ooorzeker),
een woord dat gebruikt wordt aan het einde eens zins,
om toestemming in de waarheid van hel gezegde aan
te duiden, of, in geval van gebed, hel antwoord van
den bidder, dat zijne goedkeuring van de opgezonden
gebeden aanduidt, en zijn erastigeu wensch, dat zij
gehoord en verhoord mogen worden. Het woord wordt
ook gebruikt aan het einde eener doxologie of lofprij-
ziug van God, b. v. Rom. IX : 5: „Welke zijn de va-
ders, en uit welken Christus is, zoo veel het vlecsch
aangaat, dewelke is God boven allen te prijzen in der
eeuwigheid, amen." Dat hel volk gewoon was het Amen,
hetzij hoorbaar of in den geest, aan het gebed van den
voorganger te voegen, blijkt duidelijk uit 1. Corinthe
XIV : Ui: „Anderzins, indien gij dank zegt met den
geest, hoe zal deugene, die de plaats eens ongeleerden
vervult, amen zeggen op uwe dankzegging, dewijl hij
niet weet, wat gij zegt." .lusliniis Martyr is de eerste
der vaderen, die van hel gebruik van dit antwoorden
door het volk gewaagt. Sprekende over het avondmaal
zegt hij, dat aan het einde van den zegen en het
gebed de gcheele vergadering Amen antwoordt. Ter-
tullianus zegt echter, dat niemand dan de geloovigen
Amen juogt zeggen. Bij het vieren vau hel avond-
maal voornamelijk moest een ieder, bij het ontvangen
-ocr page 124-
ii"                                      wiKvrin
— AMIDAS.
van het brood <-n den wijn, ren luid Amen doen hooren,
en bij liet einde van het wijdingsgebed gaf de geheele
vergadering hetzelfde hoorbare antwoord. Maar dit
gebruik hield na de zesde eeuw op. Bij het toedienen
van den doop spraken ook de getuigen en de gcvaders
dit antwoord nit. Tn de Grieksche kerk was het ge-
bruikelijk het antwoord bij elk gedeelte van het doop-
forinnlier, zoowel als bij het einde, te herhalen, op
deze wijze: „Tn den naam des Vaders. Amen; inden
naam des Zoons. Amen: en des Heiligen Geestes,
\\nicn; nu en voor altijd, wereld zonder einde."\' waar-
op het volk antwoordde: „Amen." Dit gebruik wordt
nog door de Grieksehe kerk in Rusland in aelit gcno-
nien. Het Amen werd driemaal herhaald, met het oog
op de drie personen der Dricëcnlicid. Zie GEBED.
\\ WEXÏHUN. de woonplaats t\\cr dooden bij de
umie Kgvptenaren. Het was eene plaats van berouw
en verbetering, om hen tot een beteren toestand in
den volgenden trap der zielsverhuizing voor te berei-
deu.
AMTSRDAD, de naam in de oude Perzischegods-
dieust gebruikt, om den bcschermgeesl van de plan-
tcnwereld en van kudden aan te duiden.
AMICTUS, ren stuk fijn linnen van ecu laugwer-
pig vierkanten vorm. dat als priesterkleed in de Room-
sehe kerk gedragen wor<lt. Oorspronkelijk bedekte het
slechts de schouders en den hals. maar later werd er
eene muts aan toegevoegd omhel hoofd des priesters
te bedekken. De aniietns beteekint den doek, dien de
Joden onzen Zaligmaker voor de oogen bonden, toen
zij zeiden: „Profeteer, wie het is, die u geslagen heeft."
AMIDAS, eene van de twee voornaamste godheden
door de bewoners van Japan aangebeden. ITij is de
opperheer en volstrekte beheerseher van het paradijs,
de, beschermer van menschelijke zielen, :1e vader van
al degenen, die aan hel geluk moeten deelnemen, en
de redder van allen, die des eeuwigen levens waardig
geacht worden. Door zijne bemiddeling verkrijgen
zielen de vergeving hunner zonden; en als de priesters
hij Amidas ten behoeve van den zondaar optreden,
en de nabestaanden en vrienden door hunne offcr-
gaven mildelijk toebrengen tol de kracht van de ge-
beden des priesters, heeft Amidas zulk een invloed
over Ji;,i„ui, den strengen regter der hel, dal de smar-
ten (Ier verdoemden verminderd worden; en somtijds
worden zij niet alleen van kwelling bevrijd, niaarmo-
gen zij ook naar deze wereld wederkeeren.
Amidas wordt onder eene bijzondere gedaante aan-
gebeden. liet afgodsbeeld zit op een paard, dat zeven
koppen heeft, en het geheel is op ecu statig altaar ge-
plaatst. Het hoofd van het afgodsbeeld gelijkt op dat
van een hond, en in zijne hand heeft hij een gouden
ring of cirkel, waarop hij bijt, daardoor aantoonende,
dat hij eeuwig is. Deze voorstelling schijnt op den |
Egyptisehen cirkel te gelijken, die als een zinnebeeld
van den lijd werd aangemerkt, en de zeven koppen
van het paard, waarop Amidas gezeten is, welke zeven
duizend jaren voorstellen, maken het zeer waarschijn-
lijk, dal deze godheid een zinnebeeld is van de wente-
ling der eeuwen. In sommige gedeelten van de eilanden
wordt hij voorgesteld in de gedaante van een naakt
jongeling, of in het aangezigt gelijkende op eene jonge
vrouw, niet gaten in de ooren; in andere deelen heeft
hij drie hoofden, elk bedekt met eene muts, en drie
baarden, welke op zijne schouders te zaïuen komen.
Eeiiige der enthusiastische aanbidders van dezen
god gaan zoo verre, dat zij zelfs hun leven aan hem
opofferen, en zich vrijwillig in zijne tegenwoordigheid
verdrinken. De wijze, waarop zij deze afzigtelijke pleg-
tigheid vervullen, is deze: — Hij, die zich wil opoffc-
ren, gaal in eene kleine vergulde boot, die met zijden
vaandels versierd is. en danst bij het geluid van ver-
scheidene muziekinstrumenten; daarna bindt bij zware
steenen om zijn hals, midden enbeeuen, springt in het
water en zinkt om niet weder naar boven te komen.
Hij znlk eene gelegenheid zijn de bloedverwanten
en kennissen van den dweeper, benevens verscheidene
priesters, tegenwoordig, en allen juichen over den
dwazen zelfmoordenaar, die nn een heilige wordt,
welke door zijn dood eeuwig geluk verdiend heeft.
Anderen, die geen moed genoeg hebben om den nood-
lottigen sprong op eens te doen, halen hunne vrienden
over een gal te maken in de kiel der bout, opdat zij
trapsgewijze moge zinken, terwijl de dweeper al dien
tijd lofzangen aan Amidas zingt. Deze vrijwillige op-
offering van het leven aan Amidas wordt gewoonlijk
voorafgegaan door ten minste twee dagen van iunigen
omgang tusschen den aanbidder en zijn god.
Eene andere soort van martelaarschap, ter eere
van Amidas, wordt somtijds door de Japanesche af-
godendienaars ondergaan. Zij sluiten zich op in een
eug hol, gebouwd in den vorm van een graf, waarin
uaauwelijks plaats is om te zitten. Dit hol laten zij I
•reheel en al omringen door een muur, waarin slechts
.                       ..
een klein gat open blijft om dp lucht toe te laten. In
deze enge plaats opgesloten, roept de dweeper zijn
god Amidas aan, totdat hij. door hongeren ver-
moeijenis uitgeput, ineeiizijgl.
Behalve de tempels en allaren, die door geheel
Japan te zijner eer zijn opgerigt, is nog een aantal
-ocr page 125-
amidas.                                                       ui
kloosters aan hem gewijd, waarin monniken en n< m-
neu wonen, die hun gehecle leven op straffe des doods
in den ongehuwden staat moeten blijven. De disci-
pelen van Amidas zijn zeer talrijk, daar ereenegroote
en invloedrijke secte bestaat, die zieb geheel aan zijne
dienst heefl overgegeven. Hoewel hij dom- een af-
godsbeeld wordt voorgesteld, beschrijven zij hem als
eene ouzigtbare, onligchamelijke en onveranderlijke
zelfstandigheid, welke onderscheiden is van alle ele-
menten, vóór de schepping bestond, de fontein en
grondslag van al hel goede is, en begin noch einde
heeft. Door hem is hel heelal geschapen, en door
hem wordt het aanhoudend bestuurd. Tol hem zen-
den de vromen hunne Samumla op, dal een korl
schiet gebed is en slechts uit drie woorden Inslaat,
welke beteekeneu: „Altijd heilige Amidas, heb mede-
doogen met ons." Dit zingen of zeggen zij op bij hel
geluid eener kleine schel, waarvan zij gebruik maken
om eene menigte volks rondom zich te verzamelen.
Daar het menigvuldig herhalen van tic Xauituulit door
de .lapanezen beschouwd wordt, als z> er bevorderlijk
voor de troost en de opbeuring hunner vrienden en
betrekkingen, die in eene andere wereld lijden, brengt
elk die luisteit eene liefdegave aan, om de kwellingen
zijner overleden \\ rienden Ie verzachten.
De secte der vrome aanbidders van Amidas vormt
een vereenigd en krachtig ligchaaui, dal zier veel
eerbied voor elk lid der orde koestert. Zij rekenen het
zich ten pligt elkander in tijd van nood bij Ie staan.
Zij begraven zelve de dooden, of dragen uit hunne
eigene middelen of de aalmoezen, die zij inzamelen,
bij tol het begraven van dezulken, die door hunne
behoeftige, omstandigheden niet in staal zijn om de
kosten te dragen. On dit punt zijn zij zoo naauu gezet,
dal, wanneer iemand van rijkdom en aanzien zich aau-
biedl om als lid opgenomen te worden, de allereerste
vraag, die hem gedaan wordt, is, of hij genegen is om,
voor zoo verre hij kan, bij Ie dragen lol bel begraven
van een overleden broeder. Van hel antwoord, dal hij
op deze vraag geeft, hangt zijne aanneming af. Als
zijn antwoord bevestigend is, wordl hij lid der secte;
als het ontkennend is, wordl hij dadelijk afgewezen.
De leden dezer secte komen beurtelings hij elkander
aan huis, tweemaal per dag, des morgens en des
avonds, ten einde de Namanda Ie zingen voor de
troost en de verligling dei- dooden, en als voorzorg
te hunnen eigenen behoeve, wanneer ook zij door den
dood aangegrepen zullen Horden.
üiecht en boetedoening zijn voor deze secte aller-
bclangrijkste pligten. De boetedoeningen, waaraan
zij door hunne bonzen of priesters onderworpen wor-
den. zijn somtijds van de allerzonderlingste soort. Tof
l voorbeeld halen wij het volgende uit Picurt aan: —
..Deze boetelingen stellen het zich ten pligt over
verscheidene liooge en bijna oubeldimbare bergen te
trekken naar eene van de eenzaamste woestijnen, welke
bewoond wordt door eene orde van Anachoreten, die,
hoewel bijna ontdaan van meuschelijkheid, hen overge-
vcn aan de zorg en hel bestuur van diegenen, welke nog
barbaarseher zijn dan zij zelve. Deze laatst en geleiden
\\ hen naar de randen van de verschrikkelijkste afgron-
den, gewennen hen aan onthouding en de vreeselijk-
ste ligohaamskas tijdingen, die zij in allen gevalle vcr-
pligl zijn mei geduld te verdragen, daar hun leven in
gevaar is. wanl indien de pelgrim écu stap afwijkt
i van de bevelen zijner geestelijke geleiders, hangen zij
\', hem aan beide handen aan den lak eens booms, die op
den rand van ecu afgrond staat, en laten hem daar
hangen, totdal hij door vermoeidheid den tak loslaat
en in den\' afgrond valt. Dit is echter slechts het begin
van de si rai\'oel\'eniug, die zij verduren moeten, want
! vervolgen-, na ougcloofclijke verinoeijenisscu en dui-
1 zeudeu gevaren ondergaan te hebben, komen zij aan
eene vlakte, door hooge bergen omgeven, waar zij,
met de armen kruiselings over, en het hoofd voorover
\' gebogen oji de knieën, een geheclen dag en nacht
; doorbrengen. Dit is eene andere strafoefening, bij
; welke, zoo zij de minste teekenen van pijn vertoo-
ueu of hunne ongemakkelijke houding trachten te
veranderen, de mcêdoogenlooze kluizenaars, wier
dienst is hen gade te slaan, nimmer nalaten hen met
eenige harde slagen lot hunne aangewezen houding
teiiig te brengen. In deze houding moeten de pcl-
• griius liitu geweten onderzoeken, en zich den geheclen
catalogus der zonden, die zij in het afgoloopen jaar
begaan hebhen, te binnen brengen om ze te kunnen
belijden. Aa dit uaauwgezetonderzoek gaan zij weder
voort, totdat zij aan eene steile rots komen, waar de
plaats is, die deze wreede monniken bepaald hebben,
om ib\' gelicele zondenhelijdeuis hunner boetelingen
aan te hooien. Op den lop dezer rots is eene dikke
ijzeren stang, ongeveer drie el lang, die over den buik
van de rols uitsteekt, maar zoo geplaatst is, dat zij
weder terug gelrokken kan worden, wanneer men het
geschikt oordeelt. Aan hel einde dezer stang hangt
een paar groote schalen, op eene van welke de niou-
nikeu den pelgrim zetten, terwijl zij op de andere
een tegeuwigt plaatsen, dat hem in eveuwigt hoiidl.
Hierna duwen zij, mei behulp eener veer, de schalen
van de rots af, zoodal zij geheel en al boven den afgrond
-ocr page 126-
112
AMIN — AMMON.
hangen. De pelgrim, aldus in do lucht hangende, is nu
verpligt eene volledige bekentenis van al zijne zonden
af te leggen, die zoo duidelijk uitgesproken moet
worden, dal zij door al degenen, die de plegtigheid bij-
wonen, gehoord kan worden; en hij moet bovenal zorg
dragen, dat hij geene enkele zonde weglaat of ver-
bergt, dat hij standvastig in zijne belijdenis is en niet
de minste verandering in zijn verslag maakt, want de
geringste vermindering of verberging, al is het onge-
luk ook meer het gevolg van vrees dan van eenig boos
opzet, is voldoende om den boeteling in hel verderf
te storten, daar, in geval deze onverbiddelijke kluizc-
uaars het minste zoeken naar uitwegen bespeuren,
hij, die de schalen in zijne magt heeft, een plotselin-
geu stool aan de stang geeft, waardoor de schaal op
zijde gaat, en de arme boeteling tegen den bodem des
afgronds verbrijzeld wordt. Zij, die door eene opregtc
belijding ontkomen, gaan verder voort om hunne
schatting van goddelijke aanbidding aan de godheid
der plaais te betalen. Xadat zij de moeite hunner
biechtvaders beloond hebben, gaan zij naar eene an-
derepagoda, waar zij hunne godsdienstoefeningen vol-
eindigen, en daarna verscheidene dagen ia het aan-
scIiouwch van openbare vertooningen en andere \'.er-
maken doorbn ngen."
Om de gunst van Amidas te winnen is het, zoonis
zijne aanbidders /eggen, noodig een deugdzaam leven
te leiden, en niet- te doen tegen de vijf geboden, welke
zijn: 1. Niets, dal leven heeft, ie doodeu; 1. Niel ie
stelen; .\'i. Geene hoererij te bedrijven; I. Niet Ie lic-
gen; .">. Geene sterke dranken te drinken, (iehoor-
zaamheid aan deze voorschriften zal ontwijfelbaar de.
goedkeuring van hel opperwezen Amidas wegdragen,
dat de krach) beeft om den hemel voor hunne oul-
vangsl te openen, en zelfs di-n duur van de kwellingen
der goddcloozen kan verkorten. Zie Japan (Gods-
OlEJiST VAX).
A.M IX (Arab. Getrouwe), een naam door de Molia-
medanen aan den engel (iahriël gegeven, dewijl hij
getrouw Gods wil betracht. Zij stellen groot belang in
dezen engel, die, zooals zij gelnoven, door God gebc-
zigd werd om den koran, vers voor vers, uil den hemel
aan Mobamed over te brengen.
AMMON, een god eerst door de Ethiopiërs of Ly-
biers, en daarna door do Eg\\ plenaren aangebeden, van
welke deze godheid door de Grieken overgenomen is.
Door de Egyptenaren werd hij Amun genoemd; door
de Hchrcërs, Amon; door de Grieken, Zeus Ammoii;
door de Romeinen, Jupiter Anuuoii. Hij werd als de
hoogste godheid beschouwd. Ilerodotus zegt ons, dat
er te Mcroë eene godspraak was, aan Ammon gewijd,
enook eene te Thebe, de hoofdstad van Opper-Egypte,
dat, volgens DiodorusSiculus, Diospolisofstadvan Ju-
pilersreuoemd werd. Dezegodheid had een beroemden
tempel in Afrika, waar zij onder de gedaante van een
ram of een man met ecu ramskop aangebeden werd.
De tempel was op eene sehoone plaats opgerigt, in het
midden der Lybische woestijn. Op deze plaats was
een orakel, dat Alexander de Groote mei gevaar van
zijn leven raadpleegde. De faam van dit orakel nam
echter trapsgewijze af. Hel ram was aan Ammon gc-
wijd, en somtijds werd hij voorgesteld als een mensche-
lijk wezen, dat slechts ilc hoornen van een ram had.
Daarom wordt hij door oude schrijvers, voornamelijk
dichters, dikwijls vermeld met de bijvoeging van \'<//•-
niger of hoorndragende. rleideusche schrijvers ver-
seliilleu ouderling over de reden, waarom de ram aan
Ammon gewijd was. Ilerodotus schrijft het toe aan de
omstandigheid, dal hij in den vorm \\au een ram aan
zijn zoon Hercules verscheen. Servius zegt, dat de
hoornen van een ram op zijne beelden werden ge-
plaatst, onidal de antwoorden van zijne orakels ge-
draaid of ingewikkeld waren gelijk de hoornen eens
rains. Als de zon in Aries of den ram, het eerste tee-
kcu van den dierenriem, kwam, vierden de Egyptcna-
ren een feesl Ier eere van Ammon, waarbij liet. op de
buitensporigste wijze toeging, en men zegt, dat de
(o\'ickselic orgiën aan dit feesl ontleend zijn. De.Iood-
sehe rabbijnen zeggen, en ecuige (\'hrisleu-sehrijvers
komen iu deze meening mei hen overeen, dat ééue
reden der instelling van hei l\'aasch feest was, om te. ver-
hinderen, dal de Joden tot de afgodische gebruiken
der Egyptenaren vervielen, en daarom werd bepaald,
dat hel feesl gevierd moest, worden, of ten minste dat
de ram genomen moest worden, op den tienden dag
van de maand Abib, dat juisi de tijd was, waarop het
Egyptische feesl Ier eere van Ammon gehouden werd.
Rabbi Abraham Seba, de overeenkomst van tijd op-
merkende, zeg) : „God beval, dal zij het godsdienstig
Paasebfeest op den lijd der volle maan zouden vieren,
daar dal de lijd was, waarop de Egyptenaren het top-
punt hunner vrolijkheid bereikt hadden en aan de
planeet, die de Jtam genoemd wordt, offerden; en als
tegenstelling hiervan beval God hun een jongen ram
voor eene oll\'erandc Ie doodeu. Daarom spreek) \'l\'aci-
tus, de Komeinsehe geschiedschrijver, van het 1\'aaseh-
feest als „liet ram dat als hel ware tol ontheiliging
van Ammon gedood werd."
Ammon is door vele schrijvers beschouwd als eene
vergoddelijking van Cham, wiens nakomelingen Afrika
-ocr page 127-
:
ammoxt \\ — ammoxietex.                                     i is
i waarheid, later een afvallige werd van hel Christelijk
• geloof. Maar de vraag is, of hij gedurende zijn leven
bet Christendom, al was het dan ook iu naam, bleef
belijden, of dat hij openlijk afviel. Eusebius en Hiëro-
nyimis zeggen het eerste, hoewel Gieseler zegl, dat
Eusebius hier ecu anderen Amnionius op het oog heeft,
: waarschijnlijk den vervaardiger der Evangelién-har-
monie, terwijl Porphyrius het laatste zegt. Mosbeim
<lenkt, dat hij waarschijnlijk niet openlijk afstand deed
van hei Christendom, maar zieh naar de gevoelens van
\' alle partijen trachtte te schikken, en daarom werd hij
door Heidenen en Christenen tol de hunnen gerekend.
Het groote denkbeeld, dat hij opliet oog schijnt gehad
Ie hebben, was alle seelen en godsdiensten met el kan-
der in overeenstemmingte brengen. Door hel lleideu-
dom iu eene allegorie te veranderen, die ouder hare
mythologie belangrijke waarheden bevatte, en aan den
anderen kant het Christendom van al zijne hooge en
heilige bijzonderheden l e bc moven, tracht te bij de twee
uitersten bij elkander te brengen, en ( hristcudom en
Heidendom in één stelsel te vereenigen. liet gevolg
was, dat sommige van de verklaardste vijanden van
het Christendom, b. v. Julianus de Afvallige, tot de
school van Amuioniiis behoorden. Deze nieuwe soort
van wijsbegeerte werd door Origenes en andere Chris-
teuen aangenomen,en daardoor werd aau het Christen-
dom groot nadeel berokkend. Eenvoudige bijbelsche
waarheid begon men ie wikkelen in duistere philoso-
phischc taal. Eene ongi\'temdc verbeelding stelde hare
eigene wildste grillen iu de jilaals van hel H oord des
levenden Gods, en de weg werd aldus geopend voor bel
binnenst roonien vaiulien vloed van dwaalbegrippen en
unttcloozc ceremoniën, die gedurende eeuwen daarna
de Kerk van Christus dreigden Ie overstelpen en den
wijnstok,dien Jchovahxclfgeplant had, Ie ontwortelen.
AMMOXIETEX (Godsdienst van de). DeAm-
inouieteu waren een oud volk, dal van Ammon, den
zoon van Lot, afstamde. Zij bewoonden eene laud-
streek, welke een gedeelte van Arabia Petra-a uitmaak-
te, waarvan zij de vroegere bewoners, Zaniziiininieten
geheeten, een reusachtig geslacht, uitgeroeid hadden.
De godsdienst van dit volk was naar alle waarsehiju-
lijkheid in haren oorsprong zuiver, daar zij ontleend
was aau de ouderrigtingen van Lot, die ecu getrouw
aanbidder van den waren (Jod was. Trapsgewijze j^iu-
gen zij echter van de aanbidding van den waren God
tut die der afgoden over. Hunne voornaamste godheid
was Moloch (Zie Moloch), tot wiens eer zij, zooals
wij iu de Schriften lezen, hunne zonen door het vuur
lieten gaan, eene uitdrukking, die door Christen-en
bevolkte», en wiens zoou Mizraïm de grondlegger
was van tle Egyptische staatkunde en magt. liet is
duidelijk, dat de naam van het land Mitzr van Miz-
raïm is afgeleid, maar het is evenwel zeer onwaar-
schijnlijk, dat Ammon en Cham dezelfde zijn. De meer
waarschijnlijke verklaring is, dat Ammon de zon voor-
stelde; en liet feit, dat hel feest Ie zijner rere l)ij liet
treden van de zou iu Arics, het eerste teeken van den
dierenriem, ingesteld werd, dient sterk tot bevestiging
dezer mcening. Het aanbidden dezer godheid had zijn
oorsprong niet in Egj pte, maar in Ethiopië; en om de
herinnering van dit feit levendig te houden, was liet op
zekeren dag de gewoonte liet beeld van t\\r\\\\ god over
den Xijl naar Lybië te vervoeren, van waar het nadat
f het daar eenige dagen gebleven was.lcruggebragl werd.
De aanbidding van dezen god werd in een zeer vroeg
tijdperk naar Griekenland overgebragl en breidde zieh
snel uit; tempels werden te zijner eere te Thebe,
Sparta, Mcgalopolis en Delphi gebouwd. Vele perso-
nen waren ook gewoon uit Griekenland te trekken.
om liet orakel van Zeus Ammon in Lybië te kinnen
raadplegen.
AMMONIA, een bijnaam van llera. onder welken
zij te Elis iu Griekenland vereerd werd.
AMMONIANEN, de volgelingen van Amnionius
Saccas, die in de school te Alexandrië tegen het einde
der Iweede eeuw leerde. Hij nam de leerstelling der
Egyptenaren aan, volgens welke liet heelal en de God-
heid tezamen één groot geheel vormden, benevens die
van de eeuw igheid der wereld, de nat uur derzielen, het
rijk der Voorzienigheid, en het bestuurder wereld door
duivelen. Hij trachtte de Egyptische en Platonische
stelsels van wijsbegeerte in één stelsel te verecnigen.
i De school van Amnioniusomvuttedic Alcxandrijnschc
Christenen, die het belijden van het evangelie met
den naam van wijsgccreii en de achting hnn bewezen
trachtten te verecnigen, en deze school breidde zich
spoedig van Egypte overliet gehecle Jtomciusclic rijk
uit, doch hare leerlingen werden weldra in verschil-
lende sceteu verdeeld. De Animouiancu legden den
grond tot die sectc van wijsgeeren, welke den naam
van Nieuwe Platonisten kregen (Zie Platosisten,
NlEUWE), omdat zij de tegenstrijdigheden tiissehcn
bet stelsel van Aristotelcs en dal van l\'lato niet el-
kander in overeenstemming zochten Ie brengen. Por-
phyrius noemt, in zijn werk tegen hel Christendom,
Origenes, hij wijze van schande, een leerling van Am-
monius. En waarlijk er is eenige reden om tegelooven,
dat deze wijsgeer, hoewel geboren uil Christeu-uudcrs
enopgevoedin eene zuivere kennis van de Christelijke
IS
-ocr page 128-
amok- wrPHihoriirs.
■Inodselie schrijvers verschillend opgeval wordt, daar
eerstgeuocmdcn haar alslcftcrlijk, en laatstgenoemden
haar als figuurlijk beschouwen. Kr was eene plaats
nabij Jeruzalem, waar men zegt, dal ilii afschuwelijk
gebruik in ach! genomen werd. Zij droeg den naam
van „hel dal des zoons v.-in II innam," en men zegt, dal
zij zoo genoemd is om hel geschreeuw der kinderen,
die door liniine eigene ouders aan den grimmigcu af-
god werden geofferd, \'/ij heel uu Wadi Jehcnnam nf
Vallei der TIel.
A.Ml H\\\\ de god der liefde eu harmonie hij de oude
Romeinen. Zie Kitos.
AMOKAJIM (Hcbr. rrrliaatifeiii), eene klasse v au
geleerden onder de nieuwere.loden, die hunne gelieele
aandacht wijdden aan de verklaring van de Mishua
of Hoek der( Jverleveringen, die verzameld waren door
rabbi Jiidah, die gewoonlijk Hakkadush, de Heilige,
genoemd wordt. De .Teruzalemsehe Talmud was ge-
maakt lol uitlegging van de „Mishua, maar vele Joden
verklaarden er zich legen, daar iiij slechts de iiicening
van een klein aantal geleerden bevat Ie. liovendicu was
, hij geschreven in een zeer harhaarsch dialect, dat in
Judea gesproken werd, co verbasterd «as door de
vermenging met vreemde natiën. Daarom stonden de
Au naai nu op, die eene nieuwe iiii legging van deovc\'r-
leveriugen begonnen. I til u erk weril ondernomen door
rabbi Asa of \\slia, die te Sora, nabij liabylon, onder-
wees, waar hij. nadat hij veertig jaar onderwezen had,
zijne verklaring van .litdah\'s Mishna voor den dag
buigt. Hij helde niet lang genoeg om zijn arbeid te
voltooijeu, maar zijne zonen en leerlingen voleindig-
ilcn hel werk. Dit wordt de (iemara of Talmud van
Itabylon genoemd, welke gewoonlijk hoven den Tal-
mud van Jeruzalem verkozen wordt. I let is een groot
en uitgebreid werk, dat de Overleveringen, de (\'anous
van de Wet der.(oden en al de kwestiën betreffende de
Wet bevat. In deze twee Tahuiids, den Jcruzalcm-
sehen enden Babylonisch) it, is, met uitsluiting vande
\\\\ ei cu de Profeten, de gcheclc Jooclschc godsdienst
vervat, zooals zij nu door de Joden beleden wordt, /.ie
Tvi.mi n. Misiixa.
YMüRl KTEN(Godsiiiexstvan OKÏ.DcAmorieten
waren ecu volk. dal van Amor, den vierden zoon van
banaan, afstamde. Zij bevolkten het eerst hel land ten
westen van de Doode zee, en zij hadden ook bcz.ittiu-
gcu ten oosten van il ie zee, waaruit zij de Animouietei:
en Moabieten verdreven hadden. De naam Amorieten
wordt dikwijls in den bijbel gebruikt om de Kauaiinie-
tcn in het algemeen aan te duiden. Zij worden door
dc\\i profeet Amos beschreven als zijnde van reusaeh-
ligc gestalte, liet is waarschijnlijk, dat zij vroegbc-
kend waren nul de ware godsdienst, maar later werd
het aanbidden van afgoden, uit Chaldea en Perziëover-
gebragt, door hen aangenomen. Kerst aanbaden zij de
zou, de maan en de andere hcmelligchamcn, daarna
gingen zij lol andere vormen van afgoderij over, totdat
zij, de kennis van Jebovah niet willende behouden,
den glans van denonvergaukelijken God in ecu beeld
veranderden, dat op den vergankclijken mensch, op
vogelen en op viervoetige en kruipende dieren geleek.
Hunne zeilen veelden even bedorven als luiiine her, en
andere afgodendienaars \\ an Kanaüii
zij werden met de
door (iod ia de handen der Israëlieten overgeleverd,
. die, als werktuigen der wraak in de handen des Almag-
■ tigen, hevel kregenoin hen geheel cualte vernietigen.
AM I\'ll IA RAI S, ecu merkwaardig zienerof profeet
bij de oude Grieken, die, na zijn dood vergoddelijkt
zijnde, eerst te (Iropus, waar hij een tempel had, en
daarna door geheel Griekenland werd aangebeden. Hij
j gaf zijne orakels in droomen. Wanneer de personen,
die hem kwamen raadplegen, een schaap geofferd
I hadden, stroopten zij de huid van hel dier af, spreidden
i die op tUn grond uil en sliepen er op, aldus eene ver-
vulling verwachtende van hetgeeu zij van het orakel
hadden gevraagd. I\'liitarchus verhaalt eene gesehie-
denis van een dienstknecht, die ten tijde van Xcrxcs
werd weggezonden, om over Mardonius hel orakel van
Amphiaraüs te gaau raadplegen. Deze bediende, in
den tempel slapende, droomde, dat een beambte van
den tempel hem verwijtingen deed eu hem sloeg, eu
leu laatste ecu steen naar hein wierp, omdat hij niet
wilde weggaan; eu later werd Mardnuius door den
luitenant vanden koningvan Laccdsemongedood,daar
deze hem met ecu steen aan het hoofd trof, waardoor
hij stierf. .Dit voorval merkt 1\'lutaieluis aan als ecu
merkwaardig voorbeeld van d" voorzeggende magt des
orakels.
AMPHILCX\'HUS, ecu zoon van Amphiaraüs (zie
A.Mi\'ii.i, eu even als zijn vader ecu profeet of ziener
bij de oude Grieken. Hij werd met zijn vader Ie ()io-
|iiis aangebeden. Hij had een orakel te Mallos in
(\'ilicië, en Plutarehus verhaalt eene geschiedenis van
zekeren Tlicshacius, die van lui orakel lol antwoord
kreeg, dat hij na zijn dood weder lot mensch zou ge-
vorind worden, hetgeen, vreemd genoeg, gebeurde
zooals voorspeld was, want Tlicshacius, gedood zijnde,
kwam drie (lagen daarna weder in het leven eu werd
een nieuw mensch. I\'ausauias zegt, dat hel orakel van
Ainphilochus meer dan eenig ander legelooven vva--.
Zie Orakels.
-ocr page 129-
-AMULETTEN.                                                        115
AMI\'IIITIH l!.\\
AMPHITHURA (Gr. uouwdfurea), een naam door
t\'hrysostomus en Evagrius aan de voorhangen gege-
ven, die in de oude < \'liristeu-kerken de plaats, waar hel
hoogaltaar sfoml, van In-t overige gedeelte der kerk
afscheidden. Zij ontvingen dezen naam. omdat zij in
het midden als vouwdeuren open gingen. Zij waren
somtijds rijk met goud versierd. Htm doel was gedeel-
telijk om het altaar-gedeelte der kerk van de cate-
chumenen en ougeloovigeu af te scheiden, engedeel-
telijk om de offerande: van het avondmaal in den
tijd der wijding Ie bedekken, gelijk wij uit deze woor-
den van Chrysostoinus vernemen: „Als de offerande
wordt aaugebragt, als Christus het Lam Gods geofferil
wordt, als gij dit teckeu hoort geven, vereenigen wij
ons dan allen in hel gebed; als gij de voorhangen ziel
wegschuiven, denkt dun dal gij den hemel geopend
ziet, en dat de engelen van boven nederdalen.\' Zie
SaX( TUAIUl\'M.
AMPHLT1UTE, de vrouw van l\'oseidon in de
oude (iriekseiie mythologie, en de godin der zee. II"-
merus gebruikt somtijds den naam om de zee aan ie
duiden. h\'ene afbeelding van haar wordl dikwijls op
munten van Syracuse gezien, in een zeer grool stand-
beeld van haar bestaat nog inde Villa Albani.
WII\'IIITItYOX, in de Grieksehe mythologie de
zoon van Aleowiü en gemaal vau Alcineue, bij «elke
Zeus, toen Ainphitryou in den Thebaanselien krijg
was, Heracles (Hercules) teelde.
AMPLIAS (JYekst van,. Dil leest iu den Grick-
sehen kalender wordl op den 315U\'" October ter eere
van Ainplias gevierd, dien 1\'aulus, iu Kom. XVI : S,
„mijnen beminden iu M\'u Heere\'\' noemt.
AMSCHASPAXHS, de zeven aartsengelen in hel
godsdienststelsel der Hindoes. Zie IIinuoeïvuls.
AMSDORl\'Sl ANEX.de volgelingen vau Xikulaas
Aiusdorl\', een Lullierscli godgeleerde van de zestiende
eeuw. Hij was bisschop vau Xaumburg in Saxen. Hij
het begin van de Hervorming iu Duitscidaud heelitte
hij ziek aan Lathor, vergezelde hem naar den rijksdag
van Worms, en was bij hem toen de Hervormer dooi\'
den kern-vors! vau Saxen gegrepen en naai\' Maagden-
burg gevoerd werd. Hij schreef over verscheidene
theologische onderwerpen, en daar hij een sterk aau-
hangcr van de leer der regtvaardigmakiiig door het
geloot\'alleen was, werd hij openlijk, gelijk alle andere
Solijiditttien izie Solif.), van een wild mi buitensporig
Antiuoiuianisinus beschuldigd. Alen heelt op ouge-
rijmde wijze van hem gezegd, dat hij beweerde, dal
goede werken niet alleen onnuttig waren voor de za-
lismakinir, maar zelfs een beletsel. Major, die eeuitr-
zins overhelde tot, de tueeniug, dai wij gen givaardigd
worden op grond van persoonlijke verdieuste, voerde
eciiigen lijd overhel onderwerp mei Aniadorf strijd,
maar bevindende, dal beide partijen elkanders werke- \'
lijke gevoelens nicl begrepen hadden, werd de strijd
i opgegeven.
VMULKTTE.N, voorbehoedmiddelen legen ziek-
len, looverij enz. Zij sehijnen \\an zeer vroege tijden
al iu gebruik geweesl Ie zijn. Ue oorsierselen, welke
Jakob (tien. XXXV: -\'—I; zijn volk verpligtte heui
te geven, werden waarschijnlijk als werktuigen van
bijgeloof gebruikt, en daarom verborg hij zoonderden
, eikenboom bij Sichem. De menigvuldige zinspelingen
in de wei op het binden van de woorden der wel als een
teeken op de handen, en al- hoofdbauden tusschen
de oogen, hebben klaarblijkelijk betrekking op iiel
vroegen1 gebruik van loovermiddcleu en amuletten
Ie bezigen, die gedragen weiden op de wijze, waarop
hier gezinspeeld wordl. Mij de oude .loden bestond j
| de beoefening dft\' geneeskunde voornamelijk iu her
gebruik van amuletten. En zeil\'.-, nog heden zijn de
j Joden eeu bijzonder bijgeloovig volk, dal al de re-
i geliugen der wet, zijne gedenkceélen mei de tien ge-
bodeu, zijne mezuzzoth, kleedereu en ceremoniën iu \'
i een stelsel van loovermiddeleu of amuletten verdraait,
in wier kracht zij onbepaald vertrouwen stellen. Som-
mige Jollen dragen een amulet, dat uil ecu klein
j stukje perkemenl beslaat, met eeuige eabbalistisehe
[ woorden, die er door eeu hu Ulier rabbijnen op ge-
sehrcven zijn. Lenige hebben eeu kuoflookbol, iu een
j siukje linnen gebonden, om zich hangen; andere heb-
ben een stukje van hun paasehkoek iu den zak. Vele,
I die deze amuletten uiel bij ziehdragen, vergetenuooil
i lom voorhoofd Ie bedekken, wanneer zij vreezen in I
I gevaar ie zijn een ziek oog Ie krijgen, omdat iemand
j hen langen lijd te sterk aankijkt.
Onder alle Oosiersche natiën zijn amuletten, ge- p
maakt van metaal, hou:, steen, sehelpeu, kostbare
1 sleeueii, koralen, om kort ie gaan, vau alles wat eeue
bijgeloovige verbeelding kou uitvinden, van de vroeg-
ste eeuwen af in gebruik geweest. Ue oude <i rieken en
Romeinen hechtten ook veel waarde aan hel gebruik j
vau amuletten. Kuslathius zegl ons, dal de beroemde |
godin Diana, wier beeld ie Ephesus aangebeden\\verd,
die stad beroemd maakte, uiel alleen door hare afgo-
, derij, maar door hel uitoefenen vau tooveiiat\'ij. „De
geheimzinnige symbolen," zegl bij, „Epbesisehc lel
; Iers genoemd, werden op de kroon, de voelen en den
gordel van de godin gegraveerd. Wanneer deze let-
ter-- uitgesproken werden, werden zij als een loover-
-ocr page 130-
AUULETTKA.
lic
middel beschouwd, cu moesten zij voornamelijk door
hen gebruikt worden, die in de magt van boozc gees-
ten waren. Wanneer zij geschreven waren, werden zij
als amuletIen rondgedragen." Zonderlinge geschie-
denissen worden van haren invloed verhaald. Men
zegt, dat Croesus de luystische lettergrepen herhaald
heeft, toen hij op deu brandstapel lag, en dat een
Ephesisch worstelaar altijd met goed gevolg gewor-
steld heeft tegen een tegenkauter van MilctiiSj totdal
hij de rol verloor, die te voren als een toovcrinkldcl
geweest was. De beoefening dezer symbolen waseene I
uitgebreide wetenschap, en talrijke en kostbare boe-
keu werden door hare beoefenaren zamengestehl.
Uit de eerste Christen-schrijvers blijkt duidelijk,
dat amuletten tot zekere grenzen ook door Christenen
gebruikt zijn. Wij nemen over dit onderwerp liet vol-
gende over:
„Constant iju had, inliet begin zijner hervorming,
den Heidenen eenigeu lijd toegestaan om niet alleen
hunne waarzeggers in In-I openbaar te raadplegen,
maar ook oin toovemiiddelen te gebruiken als middel
tegen ligchaamsziektcn, en oiu te verhinderen dat tegen
en hagel aan do rijpe vruchten letsel deden, zooahs
blijkt uit diezelfde wet, waarin hij de andere soort van
tooveuarij, die lot duel had kwaad te doen, veroor-
deelt om met deu dood gestraft te worden. Kn waar-
schijnlijk vonden vele Christenen, die nog iets van het
Heidendom in hunne godsdienst iiicdcbragtcn, in dit
verlof aan de Heidenen toegestaan, aanleiding om te
denken, dat er niet veel kwaad was in zulke voorbe-
hoed- of toovemiiddelen, wanneer het duel slechts was
om goed, cu niet om kwaad te doen. Koe het zij, dit
is zeker, dat vele Christenen sterk tot dit gebruik
overhelden, en daarom gebruik maakten van toover-
middelen en amuletten, die zijpetiaMMala eupfylac-
ter ia
noemden, om zich tegen gevaar te verzekeren
euligehaamskwaleii te verdrijven. Deze phylacteriën
waren eeue soort van amuletten, van linten gemaakt,
met een tekst van den bijbel of een ander tooverniid-
ile! van woorden er op geschreven, die zij zieli ver-
beeldden, dat, zonder natuurlijke middelen, krachtige
genees- of voorbehoedmiddelen tegen ziekten waren.
Daarom was de kerk gedwongen om, ten einde dit bij-
geloof uit te roeijeu, strenge wetten er tegen te maken.
De kerkvergadering van Laodicea veroordeelde de
geestelijken, die voorwendden zulke phylacteriën te
maken, welke eerder banden en kluisters voor hunne
eigene zielen moesteu genoemd worden, en beval,
dat al degenen, die ze droegen, uit de kerk zouden ge-
worpen worden, Chrysostomus vermeldt hen dikwijls
met verontwaardiging. Bij deze woorden van den
Psalmist: „dat ik mij verheuge in uw heil," zegt hij,
„wij moeten niet bloot wensehen behouden eu van
het kwaad bevrijd te worden, door welk middel het
dan ook zij, maar alleen door God. Kn dit zeg ik met
betrekking tot diegenen, die toovcriiüddelen in ziekte
m\'briiikeu, en hunne zwakheden door andere bedrie-
gerijen zoeken te \\ ermiudereu. \\\\ ant dit Is geen heil,
maar vernietiging."\' Op eenc andere plaats, waarbij
Christenen ontraadt naar de Juden te gaan, die voor-
wenden zieken op zulk eeue wijze\' te genezen, zegt hij
hun, dat Christenen Christus moeten gehoorzamen,
en niet naar zijne vijanden moeien gaan. Tracht liever,
hoewel deze voorwenden genezingen te bcwcrkstelli-
gen, en u een middel beloven om u tut hen te noodi-
geu, biii.ue bedriegerijen, toovemiiddelen, amuletten
eu toovenarij te ontdekken; want zij wenden voor ge-
ueziugen te doen op geenc andere wijze, en zij be-
wcrkstelliugeu die dan ook volstrekt niet, dat ver-
hoede God. Maar ik wil nog iets meer zeggen; al
bewerkstelligden zij ook ware genezingen, dan ware
liet toch beter te sterven dan naar de vijanden van
Christus te gaan, eu op die wijze genezen te worden.
Want van welk nut is bel het ligchaam genezen te
hebben door het verlies onzer ziel: Welk voordcel,
welke troost zullen wij daardoor verkrijgen, wanneer
wij kort daarna in altijddurend vuur moeten gezonden
worden? Hij haalt dan de voorbeelden van Job en
Lazarus eu den kranke aan, die aan het badwater van
Bcthesda acht eu dertig jaren gewacht had, welke
nooit naar een waarzegger, toovenaar of bedrieger
gingen; zij bonden geenc amuletten of toovcriiiiddelen
aan bun ligchaam, maar verwachtten hunne hulp van
den Heer alleen; en Lazarus wilde liever aan zijne ziekte
en zweren sterv<;n, dan zijne godsdienst op eeniger-
lei wijze verzaken, door zijne toevlugt te zoeken tot
die verboden kunsten om genezen te worden. Dit rc-
kent hij voor eeue soort van martelaarschap, wanneer
de inenschen liever stierven of hunne kinderen lieten
sterven, dan gebruik te maken van amuletten en too-
vcriniddclen; want hoewel zij bun ligchaam met eigene
hand offerden,zooals Abraham zijn zoon, toch offerden
zij een geestelijk offer aan God. Integendeel, zegt hij,
het gebruik van amuletten \\tas afgoderij, hoewelzij,
die er winsten door behaalden, duizend wijsgeerige
redenen aanvoerden om het te verdedigen, zeggende:
Wij bidden slechts tot God en doen niets meer; en de
oude vrouw, die ze maakte, was Christin en eeue ge-
loovigc, met andere dergelijke verontschuldigingen.
[ndien gij een geloovige zijt, maak dan het teeken des
-ocr page 131-
AMYRALDISTEA
AXACAni\'THUlUX.                                        117
kruiscs en zeg: Uit is mijue wapenrusting, dit mijn
geneesmiddel; behalve dit ken ik er geen. Veron-
derstelt eens, dat er een geneesheer kwam, en dat
hij in plaats van geneesmiddelen, die tot zijne kunst
belmoren, slechts toovenarij gebruikte, /.muit gij hem
dan een geneesheer noemen? Neen, in geenen (leele,
omdat wij gceuc medicijnen /.ien, die tot zijn beroep
behooreu; zoo bchooren ook uwe medicijnen niet tot
het beroep eens Christens. Hij voegt, erbij, dat som-
niigc vrouwen de namen van rivieren in hunne toover-
middelen deden, en andere asch, roet en zout, en uit-
riepen, dal hel kind ecu krank oug had, <\'ii duizend
belagchelijke dingen van dergelijken aard, die Chris-
tenen blootstelden aan de verachting der Heidenen,
van welke vele te wijs waren om te hooreu naar zulke
dwaze bedriegerijen. Over de gehcele zaak zegt hij
hun, dat, als hij er voortaan weder vond, die amuletten
of toovermiddelen maakten, of iets anders deden, dat
tot deze kunst behoorde, hij hen uiel langer zoude spa-
ren; daardoor willende te kennen te geven, dat zij de
gestrengheid der kerkstraffeu voor zulke misdaden zou-
den ondervinden. Op andere plaatsen klaagt hij over
vrouwen, die phylactcriën van de Evangeliën maakten,
om die om haren hals te dragen, en dergelijke klagten
worden ook door St. Basilius en Epiphauius aauge-
heven. Dit alles loont aan, dat het bijgeloof, om te
beproeven zieken te genezen zonder geneesmiddelen,
diep geworteld was in de harten vau vele Christenen."
Door Oostersche schrijvers is veelvuldig melding
gemaakt vau amuletten, die als sieraden, voornamelijk
door vrouwen, gedragen werden. Zij waren dikwijls
van goud, zilver enedelsteenen. Schroederwijdt in zijn
doorwrocht werk, De Fexlitit Mulieruiu Hebrat! f hm,
over de klecdij vau Hehreeuwsche vrouwen, ecu ge-
heel hoofdstuk aan het amulet als ecu sieraad, dal ge-
woonlijk door Hehreeuwsche vrouwen gedragen werd.
Kr bestond nooit een volk op aarde, dal meer vau
amuletten hield dan de Joden. De Mishna verbood
het gebruik er vau op Sabbath, tenzij het voorgesehre-
ven was door een geneesheer, die wist, dat ten minste
drie personen door diezelfde middelen genezen waren.
De godsdienst van bijna alle llcidcnsche natiën be-
staat uit een aantal bijgeloovigliedeu eu daarom vormt
het gebruik van amuletten of toovermiddelen over het
algemeen een belangrijk gedeelte hunner godsdien-
stigc plegtighcdeu. fu de Roomsch-Catholieke gods-
dienst kunnen het scapulier, de rozekrans eu het ge-
bruikeu van reliquiën beschouwd worden te komen
onder den naam van amuletten, vau welker gebruik
allerbelangrijkste voordeden verwacht worden. Sca-
puliers moeten gewoonlijk om den hals gedragen wor-
deu. Gewijde medaljes worden ook op dezelfde wijze
gebruikt. Kleine stukjes vau reliquiën vau heiligen
worden dikwijls tot het genezen vau ziekt en aangewend.
AMYI(AI.I)lsTi;X, de volgelingen van Mozes
Auivraul of Anivraldus, een Fransch Protestautsch
godgeleerde uil de zeventiende eeuw. [lij studeerde
te Saumur, waar hij tol professor inde theologiebe-
uoenid werd. Door middel vau hem deed kardinaal
Richelicu ecnv poging, om eene vereeuigiug vau de
Protestanten en Rooinschgeziudeute bewerkstelligen.
Daarom werd een Jezuït, met muur Audebert, afge-
vaardigd om niet Amvraul te onderhandelen. De
Jezuït zeide, dat om des vredes wille de koning en
zijn minister geuegen waren om de aanroeping van hei-
ligen en engelen, bel vagevuur eu de verdienste van
goede werken op te geven; dat zij de magl vanden
paus wilden beperken, eu dat, als het hof van Rome
er in loc wilde stemmen, zij een patriarch wilden be-
noenien; dat de beker aan de leekcu zou worden toc-
gestaan, en dat eenigc andere veranderingen gemaakt
konden wordeu. Amyraut noemde het avondmaal. De
I Jezuït zeide, dat daarin genie verandering voorgesteld
werd, waarop Amyraut oumiddellijk autwoordde, dat
er dan niets gedaan kon worden. Hiermede eindigde
de bijeenkomst, welke vier uur geduurd had. Aiuy-
i raut gaf een werk inliet lichl over de Priedestinatie
eu de Genade, dal aanleiding gaf lol een scherpen
strijd tusseheu hem eu andere godgeleerden. De
leer, die hij onderwees, bestond voornamelijk uit de
volgende punten: Dat God het geluk aller meuscheu
begeert, en niemand door een Goddelijk besluit uit-
gesloten is; dat niemand de zaligheid kan verwerven
zouder het geloof in Christus; dat God aan niemand
de kracht om te gclooven weigert, hoewel Hij niet aan
allen Zijn bijstand verleent, opdat zij zelve die kracht
mogen doen aangroeijen tot doeleinden des behoilds;
eu dal velen vergaan door hunne eigene schuld. De
naam van Uuiversalisten werd somtijds aan diegenen
gegeven, die, deze leerstellingen omhelsden, hoewel
zij klaarblijkelijk de genade slechts in woorden alge-
meen maakten, maar niet in de werkelijkheid.
AXACALYITIMUËX (Cr. ^„iMv/M*, ontdek-
ken), feesten bij de oude Grieken op den derden dag
na het huwelijk gehouden, waarop de bruid voor de
eerste maal haar sluijer niogt ter zijde leggen en
ongedekt verschijnen. Het was ook op denzelfden
dag de gewooute aan de nieuw gehuwde dame ge-
schenken aan te bieden, die den naam vau Atiacalyp-
leriëit
verkregen. Vóór het huwelijk mogten jonge
-ocr page 132-
]]«.                                                      ANACAMPTE
5X — ANA1TIS.
bepaalden levensvoorraad. Diegenen echter, welke
i zulk eene afhankelijke levenswijze verwerpen, buren
eouigc kleine wijngaarden, welke iu de nabijheid
hunner cellen gelegen zijn, en onderbonden zich door
j de opbrengst daarvan. Kenige leven van vijgen, andere
van kersen, nog andere van zulke gezonde vruchten,
als zij zich kunnen verschaffen. Sommige hunner
verdienen een beslaan door boeken of handschriften
ov er Ie schrijven.
AXACLETEUIEN ((ir. ti/iukletcfia van mut-ka-
/ei//,
oproepen, beuoeineu^, plegtigc leesten die bij de
Grieken gevierd vierden, wanneer hunne koningen ol\'
vorsten meerderjarig werden en de teugels des be-
winds in banden namen. l!ij deze blijde gelegenheid
! werd er eene proclamatie gedaan, en hei volk haastte
zieh om dt\'n nieuwen monarch Ie begroeten, en hem
geluk Ie weuschen mei zijne aanvaarding van hel
bewind.
AXACTOilOX (Gr. natu; een koningj, een naam
door Eusebius aan eene Christelijke kerk gegeven,
als zijnde hel palcis van den Grooten Koning. Hij
komt overeen met li.v.MLlc.v (zie ald. I.
AX ADi i IMEX H (\\\\-.t\'//ti-:lffiii. verrijzen uit), ecu
naam aan Al\'lllloDiïË gegeven ten gevolge van haar
l\'abclachtigcil oorsprong, ais zijnde gesproten uil hel
schuim der zee. Eene van de beroemdste schilderijen
van ApcllcM is eene voorstelling van deze oude mythe.
AXA\'GA\'MI (au, met, en ayaaii kwam), ecu van
de vier paden, volgens liet Boeddhismus, langs welke
iemand toegang kou verkrijgen tol itincd/ui, d. i. een
ophouden des bestaaus. Het wezen, dal dit pad heeft
ingeslagen, keert niet tol de ineusehenwei\'eld weder.
/ie ÏÏOÜDDHISHI s.
\\XAG0G1KX, feesten welke de inwoners van
Eryx op Sicilië vierden, omdat V\'euus, zooals zij zei-
den, van beu vertrok oiu naar Lybië te gaan. De reden
hiervoor aangegeven was, dat de duiven, die iu da!
land overvloedig waren, op dien lijd verdwenen, eiide
godin, zooaK zij dachten, op hare reis vergezelden.
Xa negen dagen keerden zij terug, waarop de inwoners
een ander leest vierden, dal zij Catagogicn noemden,
; ter eerc van de terugkomst der godin.
AXAITIS, eene Aziatische godheid, vroeger iu
Armenië, Cappadociö en andere lauden aangebeden.
In verband ïuel de heilige tempels, die te harereere
werden opgerigt, waren er heilige landerijen, en wordt
er melding gemaakt van heilige koeijen. Onder de
slaven, die aan hare dienst gewijd waren, was hel voor
de vrouw in de gewoonte om zieh verscheidene jaren
voor haar huwelijk aan de ontucht prijs Ie geven, en
vrouwcu zelden in lid openbaar verschijnen of met
de mannelijke sekse spreken. De sluijer, <lien zij
droegen, en die ullei\'n hij de nu vermelde gelogen-
hcid werd weggenomen, lieette kuljptfuu.
AXA( \'AM L\'TKK I KX<(ir.imakamjilcin,ombuigen»,
kleine gebouwen die oudtijds aan Christen-kerken
werden opgerigt, welke moesten dienen voor kleine
hospitalen of herbergen, « aar armen en reizigers van
hunne togteu konden uitrusten, /ij iiiogten ook dic-
ncu voor dezulken, die vervolgd werden en in de
kerk eene schuilplaats) zochten.
.YXACEEX, feesten der oudheid te Athene, ter
cerc van de /Jiusc/it\'ru ofCastor en Pollux, die men
ook Anttïo* noemde, gevierd.
\\XA( IIOKETEX (Gr. (intuin,rein, terugwijken),
kluizenaars in oude tijden, die zich van de wereld af-
seheidden en in afzonderlijke spelonken in de wilder-
uis gingen leven. Zoodanig waren Paulus, Antouius
en Ililarius, de eerste stichters van het kloosterleven
in Kgvjiie en Palestina. C\'hrysoslouius zegt, dat eeni-
ge hunner in holen woonden; zij moeten derhalve on-
derseheiden worden van de Ceuobieteu, die in eene
broederschap onder ecu algemeen hoofd leefden. Mos-
hciui zegt, dal de Anachoreten op woeste plaatsen
woonden, zonder eeuige soort van beschutting, en
dat zij zich voedden mei wortelen en planten en
geene bepaalde verblijfplaats hadden, maar daar ver-
toefden, waarde nacht heu overviel, ojtdal bezoekers
niet zouden welen waar hen te \\ inden.
In de Griokschc kerk is ook eene orde van monui-
ken, die Anachoreten heeteu. Ofschoon zij afkeerig
zijn van den arbeid en \\\\<:\\\\. dwang voor hel kloosterle-
ven gecischt, bcgecreu zij uogtans hun leven in een-
zaumheid en afzondering door te brengen. Daarom
koopcu zij eene eel of een klein vertrek, aan debuiteu-
zijde van een klooster gelegen, met een stukje gronds,
dat er aan grenst en groot genoeg is om heu te onder-
houden, en zij treden het klooster slechts op lioogc
feestdagen binnen om de godsdienstoefening bij te
wonen. Zoodra hunne openbare gebeden geëindigd
zijn, keeren zij naar hunne cellen terug en brengen
hunnen lijd door mei de gewone bezigheden des le-
vcus, zonder \\ crpligl Ie zijn bepaalde tijden \\ oor hunne
gebeden in acht te nemen. Ëcnige dezer Anachoreten
verlaten echter bet klooster, met verlof van den abt,
0111 nog meer afgezonderd ie leven, en bonden zieh
meer dan ooit mei gebeden en overdenkingen bezig.
Daar zij van zich zelve geen land ol\'geene wijngaar-
den aan te kweeken hebben, zendt bei klooster liun
ten minste eens, zoo niet tweemaal per maand, een
-ocr page 133-
AXA.MKLKCH AXATITEMA.
11!»
daarin was. en daarom was de zonde van Aehan (leste
zwaarder, toen hij beproefde zich toe te eigenen, wat
de Heer veroordeeld had om vernield te worden. A\'an
daar ook de zonde van Saul (1. Sam. XV : 3), toen
; hij Agag spaarde, dien de Heer tot volkomen vernie-
: tiging gedoemd had.
De afsnijding van de kerkgemeenschap, welke met
vervloeking gepaard ging, was bij de Joden de laatste
eu zwaarste graad van uitbanning. Zij werd toegepast,
wanneer de overtreder dikwijls geweigerd had zich te
schikken naar het vonnis van het kof, en ging vergc-
zidd van ligcliatnclijke straf, somtijds ook van verban-
ning eu zelfs van den dood. Drusiiis geeft een formu-
lier van deze uitbanning op, hetwelk, zooals de Joden
I zeggen, door Kzra en Nchemia tegen de Samaritanen
\' gebruikt werd. Uc handeling zou op deze wijze hebben
plaats gehad. Zij verzamelden de gelieclc gemeente in
j den tempel des Herren, en bragten drie honderd pries-
; Iers, drie honderd trompetten, drie honderd boeken der
wel eu drie honderd jongens mei zich. Toen bliezen zij
op hunne trompetten, en de Levieten vervloekten al
zingende de Samaritanen niet alle soorten van nitbau-
llillg, vervat in de verborgenheid \\ an den naam Jchovah
eu in de Tien Geboden, en met de vervloeking van hel
hoogere buis des oordeels, en evenzeer met de ver-
vloeking van het lagere huis des oordeels,- die allen
bet reglcrlijke vonnis inhielden, dat geen Israëliet hel
brood eens Samaritaan» mogt eten, dat geen Samari-
taau een proseliet in Israël kon zijn, eu dat hij geen
deel zal hebbeu aan de opstanding der doodeu.
liet anatheem bij de Joden sloot den ongelukkigen
overtreder van de gemeenschap niet zijne broederen
uit. Het was judieiaal ol \'abjuratorisch. Doorliet ecr-
ste werd de misdadiger niet alleen in den ban gedaan
eu van de geloovigen afgescheiden, maar hij werd,
ligehaam en ziel, aan Satan overgeleverd. Het abjura-
loriseh anatheem werd voorgeschreven aan bekeerliu-
gen, die verpligt waren hunne vroegere ketterij te
vervloeken. In 1. (dr. X\\ I : ii vinden wij ecu zeer
buitengewoon eu plegtig vervloekingsfotniulicr: ..Die
zij Anathema, Maran-atha" dal vertaald kan worden
door: „Die zij vervloekt bij de komst des Herren."(1)
Dit was bij de Joden de vrccsclijksle vervloeking,
en is aldus omschreven geworden: „Moge hij over-
(1) I iv don Statcn-bijbel lezen wij: „Die zij eenc vorvloc-
king, Maran-atha!" In de bijbelvertaling vim Lutherzyn
de beide woorden Anathema en Maran-atha behouden.
Maran-atha is Syrisch en beteekent eigenlijk: de lieer
komt (ten gerigtr)!
dien ten gevolge dacht men, dat zij eenc bijzondere
heiligheid verkregen, die liel i<>t een voorwerp van
eerzucht maakte crue van haar ten huwelijk te krijgen.
Anaitis is somtijds door de Griekscho schrijvers met
Artemis, en somtijds met Aphrbdite verward. Op het
feest ter een\' van Anaitis was het voor een groot
aantal van beiderlei kunne de gewoonte, om bijeen
te komen en zich aan wijn te buiten Ie \'/aan.
AXA VIEL ECU (Hebr. umi, mcM-, koning, die o ra-
kelen geeft i. In i. Kon. X VII: .\'51 wordt ons medege-
deeld, dat de inwoners van Sepharvaïm, van over i\\cn
Kuphraat naar Syrië gezonden, hunne zonen ter eere
van Adrameleoli en Anaineleeli verbrandden. Men
denkt, dat Adraiueleeh de zon, en Anaineleeh de maan
voorstelde.
ANAPIIORA, di\' olilatie in de Coptisehe kerken
van Egypte, wanneer de priester de hostie in drie slnk-
ken breekt, die de Drieëcnlieid aanduiden, en ze zoo
kunstig weder vereeuigt, dat zij in het minst niet
schijnen verdeeld Ie zijn geweest. Deze plegtigheid
gaat win verscheidene gebeden en andere godsdienstige
handelingen vergezeld.
AXAltGYREN (Fkkst vax mi (Gr. o, niet, en
arff/irox, geld), door de Griekschc kerk op den ls\',n
November gevierd, ter eere van twee heiligen, Cosinus
eu Uainianusgelieeten, die broeders eu genceshecren
waren. De (ïriekru noemden hen Aüiiri/j/reit, omdat zij
uit een zuiver beginsel van liefdadigheid de gences-
kunst uitoefenden, zonder de geringste belooning te
eisclien. \\)r Grieken maken gewag van eenc vcrwon-
derlijkc fontein te Athene, nabij eene kapel, die aan
deze twee heiligen gewijd is. De fontein springt nooit
anders dan op hun leest, zoodra de priester begonnen
is de mis te lezen, eu des avonds is zij weder opge-
droogd. Dal is de legende, waardoor de eer van deze
twee heiligen in stand gehouden wordt.
AXASTASIUS (Fkkst vax St.j, door de Griek-
sehe kerk op den 22\'ten Januarij gevierd.
ANATHEMA of Anatheem, kerkbau, banvloek,
banbliksem, afsnijding van de kerkgemeenschap mei
vervloeking gepaard. I!ij de Joden niogt niets, dat
verbannen was, dat is, dat tot vernietiging veroordeeld
was, gelost wordculLcv. :.\'/ : i\'.K). Hel beest, dat den
berg Sinaï aanroerde, moest gedood worden, het was
vervloekt. De velden van Gilhoa, nat van bet bloed
van Saul eu Jonathan, werden door koning David ver-
vloekt tl. Sam. I : il). Achab werd door den lieer
berigt il. Kon. XX: l-\'i, dal Beuhadad verbannen was.
Dut waren ook de afgodische Kanaünicteu: dal was
ook in het bijzonder Jericho (Joz. \\1 : 17), niet al wat
-ocr page 134-
120                                                                        ANATHEMA.
nocli aan hunne tafel te ontvangen; en priesters meer
in hel bijzonder, opdat zij noch met hen omgaan, ter-
wijl zij leven, noch hunne begrafenis bijwonen, wan-
neer zij dood zijn. En als iemand deze kerk veracht,
als zijnde sleehs eeue kleine stad, en diegenen, die
door haar in den ban gedaan zijn, ontvangen, alsof hel
niet noodig ware de regels eener arme kerk in acht
te nemen, dat zij dan weten, dat zij de kerk door
scheuring verdeden, welke Christus wilde, dat één
zoude zijn. En al wie dat doel, hetzij hij Leviet, pres-
byter of bisschop zij, zal met Andronieiis in dezelfde
klasse gerangschikt worden; wij zullen hem noch de
regterhand der broederschap geven, noch aan dezelfde
tafel met hem eten: en veel minder zullen wij over de
heilige verborgenheden des geloofs beraadslagen met
hen, die partij willen kiezen voor Andronieiis cu
Thoas."
Zoodra iemand door eenc kerk vormelijk in den
ban gedaan was. word van die gebeurtenis gewoonlijk
kennis gegeven aan andere kerken, en somtijds door
middel van rondgaande brieven aan alle voorname
kerken op de wereld, opdat zij gewaarschuwd zou-
den zijn den persoon, die aldus in den ban gedaan
was, niet tol bare gemeenschap toe te laten. \\\\ ant
zoo groot was de eenstemmigheid, die onder alle ker-
keu bestond, dat niemand, die in de ecne kerk in den
ban gedaan was, in eeue andere kon ontvangen wor-
deu, tenzij op bevel van ecne wettige synode, waarop
men zich beroepen kon, en die in de zaak oordeelen
niogt. Alle bedriegerij werd in zulk ecu geval verbiu-
derd, daar ineu zich gestreng hield aan het gebruik
van aanbevelingsbrieven of getuigschriften te eiseben
van een ieder, die bij hel verlaten van de ecne kerk,
toelating üi eeue andere zocht. Indien iemand zonder
zulke geloofsbrieven reisde, moest hij beschouwd wor-
den als in i\\cn ban te verkecren, en daarom als zooda-
nig behandeld worden. Hij, over wien de kerkban
was uitgesproken, was niet alleen uitgesloten van de
gemeenschap met de broederen, terwijl hij leefde.
maar als hij stierf, zonder dat hel vonnis opgeheven
was, werden hem ook de eer en het voordeel eener
Christelijke begrafenis ontzegd. Geen psalmgezang,
geene gebeden hadden er bij zijne begrafenis plaats;
! ook mogl hij nooit onder de geloovigen uit de diptycha
id\' heilige boeken der kerk, zooals de gewoonte W88,
,u de gebeden aan het altaar vermeld worden. Maar
zoo iemand, die iu den ban verkeerde, zich berouwvol
onderwierp aan de kerkelijke straffen, en ernstig
trachtte weder toelating te verkrijgen tot de voorreg-
len der kerk. doch plotseling door den dood werd
geleverd wordrn aan de grootste der kwalen rn de
uiterste gestrengheid van het Goddelijk oordeel; moge
de Heer spoedig komen oin zich op hem te wreken."
Hij de nienwere .loden is hel anatheem ofdegroote
ban, welke uitgesproken wordt voor het spotten niet
de wel ol\' het lagchen om een hunner gebruiken en
plegtigheden, van een /eer strengen aard. Zij vervloe-
ken den overtreder bij hemel en aarde; zij geven hem
over aan de mag! van boozc engelen: zij vragen, dat
God hem spoedig zul vernietigen, en dat Hij alleschep-
selen lot zijne vijanden zal maken, /.ij bidden, dat (iod
hein niet elke ziekte zal kwellen, zijn dood verhaasten,
en hem vooraltijd aan volkoineneduisteruis overgeven.
Niemand mag hem binnen zes voet naderen, en alle
inenselielijke hulp is hem ontzegd, zidt\'s al stierf hij
door gebrek aan de noodzakelijkheden des levens. Zij
plaatsen een steen op zijn graf om aan Ie wijzen, dat
hij behoorde gesteenigd lezijn. (ieene bloedverwanten
mogen den rouw over hem aannemen, maar zij moeten
God loven, omdat Hij hein van de wereld weggeno-
men heelt.
Hel anatheem werd oiik in de eerste Christelijke
kerk over zware overtreders uitgesproken, die daar-
door uil de kerk werden gedreven en van alle geineeii-
sehap niet haar in heilige zaken werden uitgesloten.
Aan hen. die onder dezen vloek lagen, werd niet
alleen het avondmaal ontzegd, maar zij werden ook
niet tot de gebeden toegelaten; zij niogten ook niet
de Schriften hooren voorlezen In eenige vergadering
der kerk. Van het oogenblik, dat zulk een vonnis
over iemand werd uitgesproken, werd hij door de broe-
deren als een vijand van Christus en een dienaar van
den duivel beschouwd, en zijne tegenwoordigheid werd
zorgvuldig vermeden. Aan een ieder was het verboden
hem in huis te nemen, niet hem aan tafel te zitten, of
hem eeue van de gewone beleefdheden des levens Ie
bewijzen. De volgende excommunicatie, doorSynesius
over Andronieiis uitgesproken, kan cenig denkbeeld
geven van zulk een vonnis in vroegere dagen.
,,\\u de man niet langer vermaand, maar als ecu
ongeneeslijk lid afgesneden zal worden, geeft de kerk
van Ptoleinais deze verklaring of gebod aan al hare
zuster-kerken op de wereld: Laat geene kerk van God
open zijn voor Andronieiis en zijne inedepligtigen, voor
Thoas Cll zijne inedepligtigen: maar laat elke gewijde
tempel en elk heiligdom voor hen gesloten zijn. Dedni-
vel heeft geen deel aan hel paradijs; hoewel hij er heime-
lijk moge binnen kruipen, wordt hij er weder uitgedre-
ven. Daarom vermaan ik een ieder, zoowol bijzondere
personen als magistraten, hen noch ouder hun dak,
-ocr page 135-
ANATHEMA.                                                                        121
had ingenomen, dat hij overal gezien kon worden, beleed
hij plegtig in het openbaar, gewoonlijk met vele tra-
non, de zonde, die hij begaan had, eu zich op den grond
werpende smeekte hij de vergiffenis der kerk af voor
de schande, die hij over den naam van Christus had gc-
bragt, en bad om hare bemiddelende gebeden te zijnen
behoeve. Dan vielen de verzamelden op de knieën, ge-
meensehappelijk met den weenenden boeteling, en de
voorganger, die ook eene knielende houding aannam,
legde zijne handen op het hoofd van den man, op wieu
het anathcem rustte, en smeekte, dat het Goddelijk
mededoogen zich over hem mogt uitstrekken. Hierna
rigtte hij hem op, en plaatste hem onderde broederen
aan de communie-tafel.
Alle klassen van overtreders waren in de eerste
Christelijke kerk mei volkomene onpartijdigheid aan ,
dezelfde tucht onderworpen, hoe gestreng en vernedc-
rend zij ook zijn mogt. Ken merkwaardig voorbeeld
hiervan is opgeteekend betreffende keizer Theodosius ;
(.\'57S—39 j), die tot het vermoorden van zeven duizend
menschen in de slad Thcssalouica zijne toestemming
gegeven hebbende, door de kerk van .Milaan, onder den \'
vromen Ambrosius, in den ban gedaan werd. Toen uu
op den dag des Hoeren de keizer naar de kerk ging
om de godsdienstoefening hij te wonen, kwamAmbro-
sius hem aan de kerkdeur te gemoet en weigerde vol
standig hem toe te laten. Deze handelwijs van Ani-
brosius, buitengewoon als zij ons moge toeschijnen,
kon voor zijn souv<T<\'in niet verassend of onverwacht
zijn, daar deze wel wist, dal de gestrenge lucht der
tijden overtreders van (Ikon aard veroordeelde, om op
het voorplein of in de zuilengangen der kerk te waeh-
ten en de vergiffenis en gebeden der vromen te vragen,
eer hun toegestaan werd opdc laagste plaats derboetc-
lingeu te komen. Eigenliefde, of eene geheime trotsch-
heid o)> zijn verheven standpunt, leidde Theodosius er
misschien toe om te hopen, dat de gewone gestreng-
heid der kerk te zijnen gunste verzacht zou worden,—
meer bijzonder daar de daad, die hem als misdaad was
toegerekend, door vele dringende slaat kundige redenen
geregt vaardigt! was, — en onder deze zinshegooohel ing
L\'ing hij naar de kerk, niet droonicnde naar hel schijnt,
dat, welke moeijelijkhedcn de dienaar van Christus
ook maken mogt, hij ooit de stoutheid zoude hebben
van een keizer in tegenwoordigheid van zijne hovoliu-
gen en van de gehcele gemeente den toegang al\' Ie
snijden. Maar de vrees voor mensehen deed Ambro-
sius nimmer van zijn pligt afwijken, en zonder acht te
Beven op cene andere overweging dan die van eetrouw-
hein aan de zaak en de eer van zijn hcinelschcn Mccs-
weggenomen, alvorens liij de absolutie ontvangen
had, (l.iii mogt de begrafenis met dr gewone kerk-
plegtigheden plaats hebben.
De tijd, gedurende welken hel anathreni opeenover-
treder rustte, verschilde naar den aard der misdaad
en den zieletoestand van den misdadiger. De gewone
duur was van twee tot vijfjaar. Tn eenige gevallen,
wanneer de zonde zeer zwaar geweest was, en veel
schandaal in de kerk veroorzaakt had, strekte zieli het
vonnis der uitbanning tot tien, twintig en zelfs dertig
jaar uit; in sommige gevallen zelfs gedurende den lcc-
hcelen leeftijd.
Het woord anathema komt dikwijls voor in de oude
canons; ook bevinden zich aan het einde van elk decreet
der meeste kerkvergaderingen de woorden: „laat hem
zijn anathema," Hoi is: laat hem zijn verrtoekt, afgeschei-
den van de gemeenschap der kerk en de gunst van God,
die handelt legen den inhoud van hetgeen daar gede-
creteerd is. Deze stijl is door de kerkvergaderingen
aangenomen in navolging van de taal van den Apostel
l\'auliis: „Doch al ware het ook, dat wij, of een engel
uil den hemel u een evangelie verkondigde, huilen
hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij anathema
(vervloekt)." Chrysostoinnsschijnt van de meeste oude
Christou-schrijvcrs ten opzigte van het anatheeni ver-
schild te hebben, want hij wijdt cenegchcelc hoinilia
of bijbelverklarende preek aan het bewijs, dat deineu-
sehen noch de levenden noch de dooden moeten ver-
vloeken; zij mogen hunne meeningen of daden ver-
vloeken, maarniet hunnen persoon. Deze wijze van de
zaak te beschouwen is door eenige nieuwere kerken
aangenomen, die leeren, dat zulke uitbanningen alleen
door eene dadelijke openbaring gewet! igd zijn.
Wanneer een lid van de eerste Christelijke kerk
onder een banvloek lag, mogt hij niet verder komen
dan het voorplein der kerk; hij mogt aan de gewone
vermakelijkheden \'^m deelnemen, noch de gewone ge-
makken des levens genieten. Gedurende den lijd zijner
beproeving verscheen hij in zaklinnen en aseh; de
mannen moesten hun haar afsnijden, de vrouwen zich
sluijeren tol een teeken van bedroefdheid. Nadat de
overtreder langen lijd aan eene vernederende en pijn-
lijke kerkelijke tuchtiging onderworpen was geweest,
werden er, zoo hij den wenseh te kennen gaf om weder
tot de voorrcglen der kerk toegelaten te worden, en
ontwijfelbare kenteekenen van eene boetvaardige gc-
ziudheiil aan den dag legde, schikkingen gemaakt voor
het opheffen van het vonnis der excommunicatie. Op
ecu bepaalden dag verscheen de boeteling in een kleed
van zaklinnen in de kerk, en nadat hij zulk eene plaats
t.;
-ocr page 136-
122                                                                        AN.\'
I beid van liel vonnis erkend had, waardoor hij de ge-
mccnsehapmel degeloovigcn had verbeurd, en de diepe
smart, die hij uu gevoelde, omdat hij zulk eene groot e
schending van de wetten des hemels en de rcglen der
mensehheid gewettigd had. werd hij niet, de eenparige
toestemming van de geheele gemeente wederom in
den boezem der Christelijke maatschappij opgenomen.
Niels kan een heter bewijs opleveren van de cenvou-
digheid en opregtheid van den Clirislolijkc.il keizer,
dan zijne gereedheid om in tegenwoordigheid van zijn
volk zulk eene vernederende houding aan Ie nemen.
Hoe diep moei zijn berouw voor God niet geweest zijn,
hoe sterk zijn geloof in den Heer JezusChristus, en
hoevele aannemelijke redeni n aangaande onbestaau-
baarheid met zijne persoonlijke eer en mei de openhaic
vocgzaainhcid moei hij niel Ie onderdrukken hebben
gehad, alvorens hij bij magie was om in tegenwoordig-
beid van eene volle vergadcringtezeggen: „Mijncziel
kleeft aan hel stof, maak mij levend naar uw woord,"
, en eer hij zich op den grond kou nederwerpen, om de
vergiffenis van God eu van zijne niedcmensohou alle
smeeken! Kn levert deze geschiedenis een schoon
voorhield op van oprcgl berouw, zij vertoont ook
in gceu minder merkwaardig licht de gestrengheid
cn onpartijdigheid van de oorspronkelijke kerkelijke
tucht. Welk priester zon eene openbare boelcdoe-
ning, die zoo vernederend en pijnlijk is, hebben dur-
ven opleggen, en welk vorst zou er zicli aanhebben
onderworpen, als hel niel hel bepaalde gebruik der
! kerk geweest was, om geene overlreders ongestraft
te laten ontkomen?
Ouder de geleerden heeft veel verschil van nioe-
lting beslaan ov er de grootere misdaden, die van den
kanl der kerk het opleggen van deu grooten ban
eischleii. Angustinus vermeldt, dat er in ziju lijd
eenigeu waren, die zulke zonden tol slechts drie be-
paalden: — echtbreuk, afgoderij en moord; maar de
ineening van dezen kerkvader is, dat de groole niis-
daden, welke deu grooten ban vereischten, die waren,
welke begaan werden in si rijd met de tien geboden,
waarvan de Apostel zegt: „die zulke dingen doen,
zullen het koningrijk Gods niet beërven." Natuurlijk
moeten door deze opmerking van Angustinus slechts
zeer groole schendingen van de zedewet begrepen
worden. De groot e overtredingen van het eerste en
tweede gebod waren begrepen onder de algeineeiie
namen van afvalligheid en ongodsdienstigheid, welke
de verschillende soorten van afgoderij insloten; hel
lasteren eu loochenen van Christus in lijden van ver-
volging; hel gebruik maken van de goddcloozc kun-
ter, plaatste hij zich op den drempel der kerk en zwoer,
dal noeli omkooping, noch bedreiging hem er ooil toe
zoude brengen, om in don tempel van den God des
vredes cru koninklijk misdadiger toe Ie laten, rood
win hel Woed van duizenden, die zijne broederen wa-
ren, die allen door do banden eener zelfde natuur mei
hem waren verbonden, en bovendien nog voor eengroot
gedeelte door de handen van een zelfde geloof. Tbeo-
dosius, dus plotseling lol zelfverdediging geroepen,
nam zijne loe\\ lugl tol de geschiedenis van 1 )avid, die
ook vorst was, en die, hoewel hij de misdaad win
overspel hij die van moord had gevoegd, toch ua hel
bi-lijden zijner zouden van God zelvon vergiffenis had
ontvangen, en door God weder in genade aangenomen
was. „Gij In hl Davit! geëvenaard in zijne misdaad,\'\'ant-
woorddcdo oubuigharc Ambrosius, .,evenaar hem ook
in zijn berouw." Door zich /.elven veroordeeld en ver-
piel gaf de keizer alle verdere pogingen op en bleef,
in zijn paleis teruggekeerd, acht maanden lang van de
Christelijke gemeenschap uitgesloten. Toen de eerste
jaarlijksehc lijd der avondmaalsviering naderde, weid
hel verlangen van den keizer om aan de heilige plcg-
tigbeid deel ie nemen onwederstaanbaar. Dikwijls
zeide hij in een aanval van droefheid aan den raads-
lieer, die hel Draconische ediei tegen de Tliessnloni-
censen aangeraden had : „Dienslkuecblcn en bedelaars
hebben de vrijheid om zieli in het gebed en de com-
iniinie te vereenigen, maar voor mij zijn de deuren der
kerk, en bij gevolg de poort en des hemels, gesloten;
wam alzoo heeft de 1 leer gezegd : „En zoo wal gij zult
hinden op de aarde, zal in den hemel gebonden zijn."\'
Ten laatste kwamen de vorst en zijn gunsteling over-
een, dal de laatste een onderhoud niet Ambrosius zou
zoeken, en van dezen zou trachten te verkrijgen van
een voorregt zijner orde gebruik te maken, om in ze-
kere omstandigheden deu tijd, bepaald voor den duur
derhoeledoening.le verkorten, liet verlangen van zijn
keizerlijken meester om den uitslag Ie welen was zoo
groot, dat hij de terugkomst vanden gunsteling niet
kon afwachten, en dezen Ie gcmoel gaande weid hij
begroet met hel onwelkome berigt, dal de getrouwe
bisschop het als cene schending van ziju pligl be-
schouwde, om een gedeelte van de regtvaardige straf-
l\'en der kerk kwijl te schelden, en dal niets dan onder-
werping aan de schande en vernedering van eene open-
hare bekentenis zijner zonden datgene kon bewerken,
wal den koninklijken boeteling het naasleaan het harl
lag. Dien ten gevolge verscheen Theodosius opeen
bepaalden dat;- in zaklinuen in de kerk van M ilaan, en
nadat hij ile gruwelijkheid zijner misdaad en de juist-
-ocr page 137-
ANATHEMA.
ij:;
of gierigheid lol hel bedrijven van openlijke misdaden
geleid werden.
Als geestelijken zich kerkelijke straffen op ih-n hals
haalden, was de eerste Kerk gewoon, zoo zij zich
gewillig aan de kerkelijke luelil onderwierpen, en niet
weerspannig of ongehoorzaam waren, hun hel voorregl
vau communie mei de leekeu toe Ie staan; maar als zij
weerspannig en hardnekkig bleven, zich legen hare
eerste bestraffing aankantten, en ondanks dezelve als
geestelijken handelden, dan ging zij één graad verder
met hen, en voegde bij hunne afzetting eene formcele
uitbanning en ontzcide hun ook de communie mei
leekeu. Zoo werden Arius en vele andere keilers
vervloekt en in den grooten ban gedaan cu levens
afgezet.
Hel 1\'onliticalc Itomanum van de Itooinschc kerk
beschrijft drie soorten van uit banning, waarvan de
vervloeking de hoogste is en gewoonlijk mei uilge-
blusclile kaarsen uitgesproken wordt. Iiij deze vreesc-
lijkc vervloeking wordt hij, die er hel voorwerp vau is,
bedreigd nul kwellingen, zoowel hier als hiernamaals;
hij wordt overgegeven aan Satan, gescheiden vau de
burgermaatschappij, in een woord, geheel eualafgc-
sucdeu vau de gemeenschap der kerk en der wereld.
VVanuei rdc paus dezen plcgtigcnbanbliksem /.al slin-
geren, gaal hij naar hel hoogaltaar, vergezeld door
twaalf kardinaal-priesters, die allen brandende kaarsen
in de baud hebben; dan gaat hij op den pauselijkcu
stoel zitten, die vóór hel hoogaltaar staal, en slingert
zijn anathecni. Somtijds beslijgi een diaken iu ecne
zwarte dalmatiea den kansel en kondigt de vervloeking
met luider stemme al\'. AIiddelerwijl luiden de klokken
als voor de doodeu, daar de geëxcommuniceerde be-
schouwd wordt als dood ten opzigtu der kerk. Nadat
de banbliksem uitgesproken is, roepen allen, die le-
geuwoordig zijn, luide: Fint, d. i. zoo zij hel. Dan
werpen de paus en de kardinalen de brandende kaar-
seu op den grond, terwijl de aeolulhen /.e mei de voe-
ten vertreden. Hierna wordt bet vonnis der exeom-
municatic, beue\\ <\'iis de naam van hem, die in den ban
gedaan is, op eene openbare plaats opgehangen, opdat
niemand eenige verdere gemeenschap met hem moge
hebben.
Als een staaltje- van bel formulier eens banbliksems,
dat door het Pontificale Itomauiini gewettigd wordt,
kiezen wij dal, hetwelk uitgesproken moet worden
over iemand, die diegenen vau de Goddelijke dieu-l
aftrekt, welke ouder de gelofte vau kuisehheid zijn,
namelijk nonnen, en over iemand, die hare goederen
steelt, of haar belet ze rustig te bezin en.
slcu van waarzeggerij en toovcrij; licl ontccreu \\au
(J(m1 door heiligschennis cu simonie, dom\'ketterij en
scheuring, en andere dergelijke ontheiligingen en mis-
bruiken, bederving en veracht ing van Zijne ware gods-
dicnsl en dienst. Al de/.e /.ouden werden mei juistheid
groote misdaden genoemd, cngcwoonlijk mei dezwaar-
ste kerkelijke straffen gestraft. De groote zonden tegen
het derde gebod, die den grooten ban ten gevolge
hadden, waren godslastering, vloeken, meineed en
liet breken van geloften, die plcgtig aan God gedaan
waren. Vrijwillige en stelselmatige afwezigheid van de
godsdienstoefeningen, zonder voldoende reden cu ge-
durende langen tijd; vcrwaarloozing van de openbare
dienst vau God op den Sabbath om ijdele vermaken
en tijdverdrijven bij Ie wonen; weg te blijven van de
geregelde bijeenkomsten der kerk en bijeen te komen
in bij/oudere onwettige vergaderingen, werden voor
overtredingen van het vierde gebod van een zeer
zwareu aard gehouden. Die, welke als groote ovcr-
Iredingen van hel vijfde gebod beschouwd werden,
waren ongehoorzaamheid aan ouders en meesters, ver-
raad en opstand legen vorsten, en verachting vau de
wetten der kerk. Vcrfoeijolijkc schenders van het
zesde gebod waren /.ij, die schuldig waren aan moord,
manslag, vadermoord, zelfmoord, het verminken van
hel ligehaam, vruchtafdrijving en dergelijke misdaden.
Ecne andere soort van groote zonden, die de ineil-
sehcii aan de gestrengheid der kerkelijke tucht bloot-
stelden, waren de /.ouden der onreinighcid of overtre-
dingen van het zevende gebod, zoo als hoererij, echt-
breuk, schaking, bloedschennis, veclwijvcrij en alle
soorten van onnatuurlijke bevlekking met beestenol\'
mensehen, en gedrag van allerlei aard, dat den weg
baande lol zulke ouzuiverheden, als brasserij en on-
matigheid, het schrijven of lezen van zcdelooze boeken,
het spelen of bijwonen van wulpschc tooncelstukkcn,
hel geven van een jaargeld aan of hei onderhouden
van hoeren, of wat men noemen kan beschikkingen
maken voor hel vleesch, om de lusten daarvan te ver-
vullen. De groote ban werd uitgesproken over allen,
die openlijk hel achtste gebod verbraken door het
begaan van diefstal, onderdrukking, woeker, verdraai-
jen van het regt, of list en bedrog in zaken van ver-
trouwen en handel. Men beschouwde hei negende
gebod als geschonden op cene verzwarende wijs door
valsche beschuldiging, eerrooving, valsehc aauklagt,
laster en kwaadspreking. Wat hel tiende gebod aan-
gaat, dal eerder kennis neemt van zondige gevoelens
dan van schandelijke (laden, weiden zij in den ban
gedaan, die door inwendige opwellingen vau nijd
-ocr page 138-
ANATHEMATA.
Hl
stedcu, in dorpen, in velden, iu wegen, in paden,
iu huizen, buiten huizen en alle andere plaatsen,
staande, liggende of opslaande, wandelende, loopcn-
de, wakende, slapende, etende, drinkende, en wat zij
buitendien mogen doen. Wij scheiden beu van den
drempel (Mivan al de gebeden der kerk, vau de heilige
mis, van alle sacramenten, kapellen en altaren, van
gewijd brood en wijwater, van al de verdiensten vau
Gods priesters en godsdienstige mannen, van al
liuiiue vergevingcu, voorregten, vergunningen en vrij-
stellingeu, welke al de Heilige Vaders, de pausen van
Rome, verleend hebben, en wij geven hen geheel en
al over aan de magt dis duivels! En laat ons hunne
ziel uitblusschen, als zij dezen nacht gestorven zijn
in de pijnen van het hclsche vuur, gelijke deze kaars
nu uitgcbluschl en uilgedaan wordt (dan wordt er
eenc uitgedaan), en Iaat ons God bidden, dat, als zij
levcud zijn, hei licht hunner oogen uitgcbluscht
worde, gelijk deze kaars uitgcbluscht wordt (dan
wordt er ecue andere uilgedaan), en laat ons God cu
onze Lieve Vrouwe en den II. Petrus en den 11. Pau-
lus en alle heiligen bidden, dat alle zinnen huns lig-
cbaanis hen mogen begeven, en dat zij geen gevoel
mogen hebben, gelijk nu hel licht dezer kaars uitgc-
gaan is (dan wordt de derde uitgedaan), behalve wan-
neer zij nu openlijk komen en hunne godslastering
belijden, en door berouw, gelijk in hen zijn zal, aan
(iod, onze Lieve Vrouwe, den 11. Petrus en de eer-
waardige vergadering vau deze hoofdkerk voldoening
geven. Eu mogen zij uedervallen, gelijk dit kruis
ucdervult, behalve wanneer zij berouw hebben en zich
vertooncu." (Dan valt het kruis, waarop de uitge-
bluschte kaarsen bevestigd waren niet groot gcdruisch,
en de bijgeloovigc menigte schreeuwt van vrees.)
De Kerk van Engeland gebiedt ook in hare canons,
dat een analheem uitgesproken zal worden over al
degenen, die zeggen, dat zij niel ecne ware en Apos-
tolischc kerk is; ook over allen, die zich verklaren
tegen de openbare dienst van God, zooals zij iu de
Kerk van Engeland is vastgesteld; over alle bestrijders
van de kerkgebruiken en plegtighcden; over alle be-
strijders van de bisschopswaardigheid; over alle bc-
I werkers van scheuring en al degenen, die scheuring-
! makers onderhouden. Met auathccni kan alleen uil-
gesproken worden door den bisschop, in tcgeuwoor-
dighcid van den deken cu hel kapittel, of twaalf an-
dere geestelijken, niel in het openbaar maar iu hel
hof van den bisschop.
ANATHEMATA, de algcujecne naam die in de
oude Christelijke kerk aan alle soorten van kerksic-
„Door de magl van den Almagtigcn God en van
zijne heilige Apostclcu Petrus en Paulus verbieden
wij plegtig, op strafl\'e vau vervloeking, dat iemand
deze maagden of heilige nonnen van de Goddelijke
dienst, waaraan zij zich nnder de gelofte vau kuisch-
hcid onderworpen hebben, aftrekke, uf dal iemand
hare goedereu stele ui\' een beletsel zij, dat zij ze on-
gestoord bezitten. Maar indien iemand zoo iets durft
doen, dan zij hij vervloekt in huis en buiten \'s huis,
vervloekt in de stad en op liet veld, vervloekt in zijn
waken en slapen, vervloekt in zijn etcu en drinken,
vervloekt in zijn gaan en zitten, vervloekt in zijn
vleesch en zijne beenderen, en vau de zool van zijn
voel lot aan de kruin vau zijn hoofd moge hij geene
gezondheid hebben. Moge over hem de vervloeking
komen, welke de lieer door Mozcs in de wet gelegd
heel\'l op de zonen der ongcregtighcid. Zijn naam zij
uitgewischl uil lul boek der levenden, en niet gc-
schreven met de regtvaardigcu. Zijn deel en erfdeel
zij niet Kaïn den broedernioordcr, met Dat ban en
Ihiram, mei Auanias en Saphira, nut Sin ion den too-
venaar en Judas den verrader, en met hen, die tot God
gezegd hebben: (ia weg vau ons, wij begecren niel
de kennis Uwer wegen, l.aat hem vergaan op den dag
des oordeels, en laai altijddurend vuur hein mei den
duivel en zijne engelen verleren, — tenzij bij vergoc-
diug geve en tol verbetering komc. Zoo zij hel, zoo
zij het."
Dit formulier wordt ook, met de noodzakelijke ver-
auderingen ten einde voor de gelegenheid te kunnen
dienen, in andere gevallen van priesterlijke vcrvloc-
king gebruikt. Het is wel bekend, dat een plcgtigc
banvloek met schel, boek en kaars jaarlijks door den
paus Ie Rome en door andere geestelijken op andere
|)laalseu op Donderdag van de Lijdensweek, den dag
vóór Goeden Vrijdag, den verjaardag van de kruisiging
des Zaligmakers, over alle keilers uitgesproken wordt.
Deze wordt genoemd de Bitlle i,t cieua üouiiui of bij
hel Avondmaal des Meeren. De plegtighcden bij die
gelegenheid zijn wel berekend om den aanschouwer
ontzag in Ie boezemen. De bullc bestaat uil een en
dertig gedeelten, die verschillende klassen vau ge-
ëxcouimuuicccrdcll bevallen, zooals de Hussieten,
VVyclelicteu, Lutheranen, Zwinglianen, Calvinisten,
lliigenotcu, Wcdcrdoopcrs, Trinitariërs en andere
afvalligen van liet geloof, en alle andere ketters, hoe
zij ook hecteu mogen, of van welke sectc zij ook zijn.
De hoofdzaak vau den banvloek is in deze woorden:
„Vervloekt mogen zij zijn en met ligeluiamenzielaaii
den duivel overgegeven. Vervloekt mogen zij zijn iu
-ocr page 139-
ANCILE — ANDltOGEÜS.                                                            125
raden gegeven werd, hetzij deze aan liet kerkgebouw
zeil\' aangcbragl waren, of aan de gereedschappen,
die er toe behoorden. De oorsprong van den naam
is duidelijk, daar deze sieraden tol Gods eer eu dienst
ter zijde gezel waren, [n deze bclcckcnis wordl tuut-
llieiualti
gebruikt door Lukas (XXI: 5)voordeschoouu
stecnen en begiftigingen van Jen tempel. Daarom
werden ia oude lijden alle sieraden, die tot de kerk
behoorden, zoowel als alles wat tot de schoonheid en
pracht van hel gebouw zeil\' tocbragt, onder &eaitei//u-
„min
der kerk gerekend. Maar het woord is somtijds
iu meer bepaalden zin gebruikt om in het bijzonder
die geschenken aan (e duiden, die aan de pilaren in
de kerk gehangen werden, als gcdenktcckcncn van
een groot gcnadcblijk, dal de meuschcii van God oul-
vaugen hadden. Om die reden spreekt Iliüronyimis
van geschenken, die in de kerk aan gouden koorden
hingen of iu gouden vazen gezel waren. Daar hij een
Lal ijnsch kerkvader is, verandert hij liet iiiuithemata van
de Grieken in douuria. Uil de gewoonte om geschenken
aan kerken te geven schijnt, omstreeks het midden
der vijfde eeuw, een bijzonder gebruik, door Theo-
dorelus opgctcckcnd, te zijn ontslaan, namelijk dal,
wanneer iemand ccue groote genezing van God ont-
\\ ing aan een lid van zijn ligchaam, zooals zijuc oogen,
handen, voelen ol\' een ander gedeelte, hij zijneee/jf-
po/uu
ol afbeelding van dat gedeelte in zilver ol\'goud
aanbragt, om Ier eere van God, als gedenkleeken van
Zijue gunst, opgehangen te worden. Dezelfde gewoonte
bestond bij de oude Heidenen; de wapenen van een
overwinnend krijgsman werden iu den tempel opge-
hangen, als dankbetuiging aan Mars, den god des
oorlogs; de vrijgelaten slaat\'hing ook zijue ketenen
ter eere van de Laren op. Het is mogelijk, dat een
dergelijk idee de Philist ijucn heeft aangezet, om hunne
gouden spenen aau den God van Israël ten schuldofTcr
Ie velgelden (1 Sam. VI : 1). Iu navolging van hel-
zelt\'de gebruik worden de ltoonische kerken dikwijls
opgevuld mei geschenken, die aan de Maagd Maria of
een anderen schutsheilige gewijd zijn, welke, zooals
de schenker denkt, hem aanzienlijk voordeel verleend
heeft.
ANCILE, een heilig schild dat, gelijk men vcrou-
ilc ratelde, uit den hemel ncdcrgevallen was tijdens de
regering van NuinaPompilius, koning van Rome, tcr-
wijl cenc wonderbaarlijke stem gehoord werd, die ver-
klaarde, dat de veiligheid en voorspoed van Rome van
liet bewaren van dit schild afhingen. Toen deze ge-
bcurtcnis plaats had, was hel volk niet weinig ge-
troost te midden van de droefenis en de ongerustheid,
die er ten gevolge van eciiu pest, welke vreeselijk
woedde, heerschteu. Om het uil den hemel ncdergc-
daalde schild des te beter te bewaren, raadde de go-
din Egciïa Numa aan elf andere schilden, die zoo-
veel mogelijk oji hetzelve geleken, te laten vervaar-
digen, icn cindi te voorkomen, dat het echte ontdekt
werd. Kit\' andere werden dien ten gevolge zoo over-
eenkomstig het goddelijke schild gemaakt, dat Numa
zelf het verschil niet ontdekken kon. Om deze kos-
tclijke schilden te bewaren, stelde Numa ccue orde
van priesters in, Salii gelieeten, die uil twaalf be-
stond, welk gelal gelijk was aan hel aantal aucilia
of schilden, die aau hunne zorg waren toevertrouwd.
ANCILIA, een feest elk jaar inde maand Maart
te Rome gevierd, ter eere van hel hierboven vermelde
heilige schild. De Salii of priesters van Mars droe-
gen de Iwaalt\' schilden door de slad. /.ij begonnen
de plcgtighcid mei offeranden, wandelden vervolgens
met de schilden door de straten en dansten daarbij,
somtijds Ie zameu en somtijds afzonderlijk. Ook
maakten zij ouder hel wandelen vele gebaarden, sloc-
gen mei hunne roeden op welluidende wijs op elkau-
ders schilden, zongen liederen Ier eere van Janus,
Mars, Juno en Minerva, welke door een koor van
meisjes beantwoord werden, die juist als zij gekleed
waren en Saliic genoemd werden. Hoewel liet lees!
en de processie eigenlijk in Maarl gehouden werden,
werden toch de Aucilia rondgedragen, wanneer op
bevel van den senaat een regt vaardige oorlog aau
den cenen of anderen staat verklaard was.
AXCILL.E DL\'f (Lal. dieasluutagden cua <it»lj>
een naam in de eerste Christelijke kerk somtijds aau
Üiakon\'kssen (zie ald.), en later ook aan Noxnen
(zie ald.) gegeven.
ANÜRASTE of Adkaste, eene godin die vroeger
iu lirittanje, voornamelijk door de Trinobauleu iu
Esscx, als de godin der overwinning aangebeden
werd. Men zegl, dal krijgsgevangenen in een aan
haar gewijd boschje, Ie harer eere werden geofferd.
(\'amdeii gist, dal de ware naam dezer godin .1,/n,-
ha\'Uh
was, een oud Britsch woord dat oceririuiiiui)
beteekcudc.
ANDBEAS DAG (St.), een leest op den 30«*e»
November ter eere van den Apostel Audreas, broeder
van Simon Petrus, gevierd. Hel heeft op dcnzelfdeu
dag in de Roonische, de Grieksehe en de Engelschc
kerk plaats.
ANDItOGELJS, zoon van Minos en 1\'asiphac,
die, nadat hij gedood was, door -Esculapius in het
leven werd teruggeroepen. Hij werd iu Atlica als
-ocr page 140-
I-M                                            WDÜONA — ANGE1
,-SAKSISCUE KKItK.
den buit in zes andere deelcn Ie splitsen, eu dat de
gedeelten, die aan God en i\\^n profeet toekomen, aan-
gewend moeten worden tol het herstellen en opsieren I
van den tempel van Mekka.
AXGELICI, Christenen in de tweede eeuw, die.
van de dagen der Apostelen af als keilers veroordeeld
werden, omdat zij aanbidders van engelen waren.
Augustinus spreekt van beu onder dezen naam. Ire-
uti\'iis schijnt te kennen te geven, dal eenige ketters
gewoon waren engelen aan Ie roepen, als bij tegeu-
óver hunne inccniiigen bel gebruik der kerk plaatst,
en bun zegt, dat vele wonderen in de kerk gedaan
werden, niet door aanroeping van engelen, maar door
bidden lol God eu Jezus Christus. Eu ïertulliauus
/.egt uitdrukkelijk van de volgt lingen van Simoii Ma-
gits of den toovcnaar, dat zij engelen aanbaden bij hel
uitoefenen hunner tooverkunst, welke afgoderij door
dvu Apostel 1\'eirtis in Simon veroordeeld werd. Om
een einde aan dit ongerijmde en onbijbclseliegebruik
Ie maken, vaardigde bel concilie van Laodicea een
decreet uit, waarbij een anatheem werd uitgesproken
over al degenen, die schuldig waren aan lul bidden
tol engelen. In LMtrvgië en Pisidië hcerschte deze
ketterij langen tijd, en bedehuizen voor den engel
Miehaël werden er gebouwd. Daarom was bel niet
meer dan gepast, dat uil Laodicea, de voornaamste
stad van Phrvgië, de stem der kerk zich deed booren,
die eene soorl van ccrcdicnst veroordeelde, welke
zoo duidelijk in tegenspraak was mei bet woord Gods.
/ie ExGELAAXBIDDlSG.
ANGELIETEN, eene (\'liristeu-seete die in bel
laatste gedeelte der vijfde eeuw, gedurende de regc-
ring van keizer Anastasius, ontstond. Zij ontleende
baren naam aan Angeliuni, eene plaats in de stad
Alexaudrië, waar de aanhangers dezer seete hunne
eerste bijeenkomsten hielden, /ij stonden bekend on-
der verschillende namen, daar zij uaarScvcrus, die het
hoofd der seete was, Secericteu genoemd werden, en
fheoduniaiieu naarTheodosius,een hunner, dien zij lol
paus te Alexandrië verkozen. De leerstellingen der
Vugelieteu waren eene wijziging van de Sabclliaau-
sche ketterij, in zoo verre zij leerden, dal geen van de
drie personen der Drieeenbeid door zieh zclvcu en
door zijne eigene natuur bestond, maar dut er een
algemeene God in hen allen beslaat, en dat elk God
is door eene deelbebbing aan deze Godheid, /ij zijn
somtijds verward mei de Augeliei, ten gevolge van
mereenkuinst van naam. /ie Da.mi.vmstkx, S.\\BEL-
MAXKX.
ANGEL-SAKSISCHE KKKK. liet Christendom
held aangebeden; ecu altaar was bcm iii de liavcn
van l\'halerus opgcrigl, en spelen werdeu elk jaar te
zijner eere in den Ccramcicuss gehouden. Jlij werd
oorspronkelijk al> de invoerder der akkerbouw in
Attica aangebeden.
AXDUOXA (CJr. auvr, een man), een woord gc-
bruikl om dat gedeelte van de oude Christen-kerken
aan ie duiden, dat bestemd was voor bel mannelijk
gedeelte van liei gehoor. De voorschriften van de
eerste kerken cischtcn de scheiding der twee seksen
in ile kerk, en dii werd gewoonlijk in aehl genomen.
De mannen plaatsten zich links van hel altaar in hel
zuidelijke gedeelte der kerk, de vrouwen regts van
liet altaar in hel noordelijke gedeelte, /ij waren van
elkander gescheiden door een voorhang of gordijn, of
door traliewerk. In de üosferschc kerken namen de
vrouwen en catechumenen of geloofslccrlingcn de
boveugallerijcn in, terwijl de mannen beneden zaten.
In sommige kerken was een afzonderlijk gedeelte
voor de weduwen en maagden. Deze scheiding van
de twee seksen is nog behouden in dcGriekschc ker-
ken, en beslaat ook in de Joodsehc synagogen.
AXDIIOXICIANEN, volgelingen van Audroni-
cus, die in de tweede eeuw leefde en een voornaam
aandeel nam in bel handhaven der leer van een bijzon-
deren lak der Gnostische ketters. Zie Km kvïiitex.
ANEMOTIS (Gr. uucnios, de wind), een bijnaam
van de Grieksehc godin Alhena, als de bchccrschcrcs
der winden, onder welken naam zij te Jlothonc in
Messcuië aangebeden werd en een tempel had.
AXTAL (Arob. <!>■ Ik>H), de naam van een hoofd-
stuk in den koran, dat de regels bevat, die in aehl
gcnonieu moeten worden bij du verdeeling van den
buit, die op den vijand genomen is. De bepaling van
Mohamed is, dal bet vijfde deel aan God, den profeet,
zijne betrekkingen, de weezen, de armen en de pcl-
griins moei gegeven worden. Er bestaat eenige 011-
zekerbeid over de juiste beteckenis van deze bepaling.
Sommigen denken, dal liet geven van een gedeelte
aan God slechts een uitdrukking van hulde aan hel
Goddelijk Opperwezen is, en dat eigenlijk hel vijfde
gedeelte van den buil in vijf andere dcelen verdeeld
moet worden, zoodat God uitgesloten wordt van de
partijen, die rcgl. hebben op den buit, en dat, sedert
den dood van den profeet, zijn gedeelte gebruikt moet
worden voorliet algemeene welzijn, of aan bel hoofd-
van de moskee voor de plaals moei worden gegeven,
of gevoegd moet worden bij de vier andere, declen.
Anderen veronderstellen, dat de bepaling letterlijk
opgevolgd moet worden, door hel vijfde gedeelte van
-ocr page 141-
-. KERK.                                                          127 :
ANGEL-S
geven. .Maar dal plan zelf werd daarom niet doorhi in
uil hel oog verloren. Veeleer schijnt hij, sedert den
aanvang zijner verheffing tot bisschop van Konie,
op de volvoering er van bedacht Ie zijn geweest, en
daartoe maatregelen beraamd Ie hebben. Mei dal
oogmerk droeg hij aan den presbyter, dien hij naar
Frankrijk zond als bestuurder van de goederen, welke
de Hoomschc kerk daar bezat, den lasl op, om ecu
deel vau de inkomsten dier goederen te besteden lot
het koopeu vau Angel-Saksische jongelingen, die als
slaven derwaarts gevoerd inogten worden, eu deze naar
Rome te zenden onder geleide vau eencn geestelijke,
die hen, in geval ze op reis door ccnedoodelijke ziekte
aangetast werden,zou kunnen doopen. Tc Home wilde
Grcgorius die jongelingen in kloosters laten opvoe-
den en onderwijzen, waarschijnlijk met liet doel om
hen daarna, wan neer zij lol monniken zouden gevormd
zijn, onder hunne oiircnc landslieden als zendelingen
ie gebruiken."
Terwijl Grcgorius nadacht over eene zending naar
de Angel-Saksen, had er eene gebeurtenis plaats, die
beloofde gunstig te zullen zijn voor zijn plan. Ethcl-
bert, koning van Kent, hel magligslc van de kleine
monarebiën, welke de Angel-Saksen gesticht hadden,
had ISertha, eene prinses vau Frankische afkomst, ge-
Irouwd, die de Christelijke godsdienst beleed, endaar
hel haar vergund was de gebruiken harer godsdienst
in achl Ie nemen, had zij een bisschop, Li ut hard
gebeeten, met zich gebragt. Daar de weg dus waar-
schijnlijk gebaand was voor de vervulling zijner plan-
ucu, zond Grcgorius ecu Roomseh abt, Augustinus
gebeeten, in hel jaar 59G naar Hingeland mei een
talrijken stoei volgelingen, onder welke niet minder
dan veertig monniken waren. Zij landden opliet eiland
Thanet in het oostelijke gedeelte van Kent, en toen
Ëtbelbert hunne aankomst eu plannen vernam, out-
ving hij hen in het open veld, ten einde toovcnarij Ie
voorkomen, en zeidc hun, dal hij zonder meer beraad-
slagiug de godsdienst van zijn land niel kon afleggen,
maar dat hij hun in de stad Cantcrbury middclcrwijl
eene woonplaats zou toestaan, en hun verlof zou ge-
ven hunne beste pogingen aan te wenden oin zijne
onderdanen Ie bekeeren. Zij traden de stad iu pleg-
tigen optogl binnen, lerwijl zij de afbeelding van
Christus en een zilveren kruis met zich droegen, en
de Litaniën zongen. Toen zij aan de volvoering van
het doel hunner zending begonnen, onderscheidden
zij zich door hunne gebeden, hun vasten en hunne
gesprekken. De uitslag ging hunne grootste verwach-
tingen verre te boven. Zij maakten talrijke bekeerlin-
werd waarschijnlijk door zendelingen uil hel Oosten,
in hel laatste gedeelte van de tweede eeuw in l\'uit-
lanje overgebragt. Daar bestond en biocide liet zelfs,
Ie midden van veel tegenstond en veel bederf. De
Engclschen werden herhaaldelijk gekweld door in-
vallen van hunne noordelijke naburen, de Pieten en
Schotten, en toen zij zich (en laatste, legen liet midden
der \\ ijfde eeuw, niel in slaat bevonden om hunne oude
vijanden Ie wcderslaan, of lmlji te verkrijgen van de
nu inagtcloozc Romeinen, zochten zij hunne toevlugt
bij de Angel-Saksen, cenoorlogzuchtigentak van hel
groote Gcrmaanschc ras. Hengisl en Horsn beant-
woordden inel hunne Saksische volgelingen aan de
iiituoodigiug, maar mei hel wrecde verraad eencr bnr-
baarsche natie; zij keerden hel zwaan! legen hel volk,
dal zij kwamen helpen, maakten zich meester van hel
land, en lielen alleen de bergen van Wallis en de
moerassen van Northumberland en Coruwallis aan
de l\'.rilten, lerwijl zij zelve het land in verschillende
provinciën verdeelden. De overweldigers bragtcn
hunne barbaarschc gewoonten en llcidcnsche al\'go-
i derij naar de kusten van tlngcland over, en overal
; verrezen (emj)els aan Thor boven de kerken, waarin
Jezus Christus was aangebeden. Anderhalve eeuw na
dil tijdperk vatte üregorius de Groote, bisschop van
Rome, hel plan op om eene kerk onder de Angel-
Saksen te stichten. De omstandigheih n, welke lol hel
opvallen van dil plan leidden, worden aldus door
Ncandcr beschreven :
„Eigenlijk had hel voornemen daartoe reeds lang
bij hem beslaan, en was jaren te voren, toen hij nog
als abt aanbel hoofd van een klooster te Home stond,
in zijne ziel gewekt dooreen voorval, dat een diepen
indruk op hem maakte. Op zekeren dag over de inarkl
wandelende, waar de kooplieden hunne waren uilslal-
den en te koop boden, viel zijn oog op eenige knapen,
die uit verre landen waren aangevoerd, om als slaven
verkocht te worden, en door hun edel voorkomen zijne
opmerkzaamheid boeiden. I!ij het onderzoek naar hun
vaderland vernam hij met groote droefheid, dal hel
j door de natuur zoo rijk bedeelde volk der Angel-
Saksers, waartoe zij behoorden, nog geheel van de
i hoogere heilgoedereu der genade versloken leefde, en
reeds toen besloot hij om zelf derwaarts te reizen en
hun die goederen te brengen. Ook zou hij dat voor-
nemen ongetwijfeld ten uitvoer hebben gebragt, ware
hij daarvan niet weerhouden door den toeninaligeu
bisschop van Konie, die hein op verlangen van de ge-
mcenle te dier slede terugriep, nadat hij zich reeds
eenige dagreizen ver naar Engeland op weg had bc-
-ocr page 142-
128                                                          ANGEL-SAKSISCHE KERK.
gen, van welke zij er op Kerstijd van hot jaar ">0?
1 ion duizend doopten, en ten laatste werd de koning
zelf in don schoot dor Kerk van Rome opgenomen.
Op bevel van den paus ging Augustinns naar Frank-
rijk, waar liij de bisschoppelijke wijding door do han-
don van don aartsbisschop van Arlos ontving; on toon
Gregorius don merkwaardigen uitslag van zijnen ar-
beid onder do Angcl-Sakscrs vernam, zond hij hom
nog cenige nicdehelpcrs, voornamelijk monniken, met
don abt Mellitus aan hel hoofd. Met liet pallium, het
toeken dor aartsbisschoppelijke waardigheid, ontving
Augustinns van Homo oen brief mei onderrigtingen
aangaande het aanstellen van Engelschc bisschoppen,
alsmede ccnccopij van de Heilige Schriften en verschei-
dene vaten, klcedercu on sieraden voor kerkelijk go-
bruik. Tc zelfdcr tijd zond Gregorius oen waarschu-
wenden brief aan Ethclbert, waarin hij te kennen gaf,
dat liel eerst, zijn plan was om er op aan te dringen, dat
de bekeerde monarch allo afgodische tempelen in zijn
koningrijk zou afbreken; dal hij evenwel thans, na rijp
beraad, dacht, dat deze tempels, als zij goed gebouwd
waren,niet vernield, maar, na met wijwaterhesprengd
en niet reliquicii voorzien to zijn, gebruikt kouden
worden als tempels van den levenden God.\' )|> dezelfde
wijze stelde bij voor, dal bel volk eenc vergoeding
zou ontvangen voor hel verlies der feesten, die ter
eere hunner goden gehouden werden; dat daarom
feestdagen ingesteld zouden worden, lor gedachtenis
van de wijding van kerken of van de heiligen, wier
reliquiën zij bevatten, on dal liet volk op zulke dagen
groene priëclcn rondom de kerken zou oprigtcn en
daar hot feestmaal gebruiken, onder hot betuigen van
dank aan God voor deze Zijne tijdelijke zegeningen.
Hel dool van Gregorius bij hol benoemen van
Augustinns tot eersten aartsbisschop van de nieuwe
Angel-Saksische kerk was, om een geheid georgani-
seeiden kerkdijken regeringsvorm in Engeland daar te
stellen, l-onden moest de voornaamste slad van bot
gebied worden en twaalf ondergeschikt o bisdommen
hebben. Do tweede mctropolitaanschc zetel moest te
Vork gevestigd worden, wanneer bet Christendom zich
genoegzaam overliet land zou hebben uitgebreid. De
aartsbisdommen zouden van elkander onafhankelijk
zijn en van gelijke waardigheid worden geacht, en
alleen onderworpen zijn aan den paus. Augustinns
vond hel onmogelijk letterlijk de schikkingen van den
paus te volbrengen, daar Ijonden de hoofdstad van
een ander koningrijk was, namelijk van Essex. Door
den invloed van Ethclbert vond echter het Christendom
ook ingang in die provincie, en Augustinns slaagde
er in te Londen oen aartsbisdom te slichten. Yol-
gens de bevelen van don paus moest Augustinns bet-
hoogste gezag uitoefenen, niet alleen in de nieuw ge-
slichtc Angel-Saksische kerk, maar ook in die van de
oude liritten. Hierin strekte de Kooniselic si oei haar
gezag echter verder uit dan gereedelijk erkend zou
worden. De Britten hadden liet Christendom niet van
Rome, maar uit het Oosten ontvangen, en daarom
waren zij er niet aan gewend de Kerk van Rome als
hunne moederkerk te erkennen; zij meenden, dat, zij
eencgeheel onafhankelijke stelling innam en. In eenige
hunner kerkelijke gebruiken verschilden zij ook van
de Kooiiisehen, b. v. in don tijd der viering van het
l\'aaseh feest, in de wijze der tonsuur en verscheidene
plegtigheden bij den doop in gebruik. Augustinns,
van nature heerselizuehlig, wensehle de liritten ook
onder zijn geestelijk gezag te brengen, en daar Ethcl-
berl eene vereeniging van de, twee kerken wousohto
lol stand Ie brengen, bepaalde hij eene bijeenkomst
van Augustinns en de bisschoppen van de naburige
ürifschc provincie. Deze bijeenkomst, die volgens
oen oud Germaansch gebruik onder oen eik gehouden
werd, verminderde den afkeer, dien de Britten van
de Angel-Saksische kerk badden, als onderworpen
aan die van Rome, volstrekt niet.
De dood van Augustinus in (105 verzwakte de
Angel-Saksische kerk, en de daarop volgende dood
van koning Ethclbert in (ilti was de oorzaak, dal zij
bijna geheel Ie niet ging. Eadbald, de zoon en op-
volger van Ethclbert, keerde onmiddellijk tol de oude
afgoderij terug, en eene dergelijke omwenteling had
er in Essex plaats, bij (\'en dood van den koning van
dat rijk. De Christelijke godsdienst herleefde echter
spoedig daarna weder, en vóór hef einde der zevende
eeuw had zij zich over de gehcele Angel-Saksische
lieptarchic uitgebreid, hoewel haar voortgang dikwijls
afgebroken word door burgertwisten, invallen van
vreemden en de herhaalde en verkeerde pogingen van
de Angel-Saksische bisschoppen, om hun primaat-
schap door die van Schotland en Wallis te doen er-
kennen, en hen over te halen hel l\'aaseh feest te vieren
en te doopen volgens hel rituaal van Rome.
Het bestuur van de Angel-Saksische kerk was, ge-
lijk dat van de Kerk van Rome, bisschoppelijk. Eeu
aartsbisschop en een bisschop waren de bestuurders
der Kerk, die echter op hunne beurt weder aan de
nat ionale, zoowel als aan de algemeenc couciliën on-
dcrworpen waren. In sommige gevallen warenzij ook
aan den Wïttcnagcmot (een staatkundig ligehaaui
dal het parlement voorafging), en in hunne tijdelijke
-ocr page 143-
ANGEL-SAKSTSf\'HE KEEK.
129
Boetedoeningen, waarin verschillende graden van
gestrengheid waren, werden iu de Angelsaksische
kerk voor misdaden opgelegd. Hij, die de zwaarste
boete moest doen, mogt geene wapenen dragen, moest
lange reizen maken, barrevoets, zonder beschutting
des nachts, maar aanhoudend vastende, wakende en
biddende: liij mogt niet in hel bad gaan. mogt haar
noch nagels afsnijden, geen vlccsch eten of bcdwel-
mende dranken gebruiken en geene kerk binnen! rc-
den. Dikwijls werd een lang vasten bevolen, doch het
vasten gedurende zeven jaar kon in drie dagen gc-
daaii worden, zoo 840 personen overgehaald konden
worden om insgelijks te vasten. Volgens de wetten
van Kthclrcd, die iu de tiende eeuw uitgevaardigd
werden, kon één dag vastens voor een stuiver ril\'het
opzeggen van twee honderd psalmen afgekocht vvor-
den, en een jaar vastens voor dertig schellingen of
hel in vrijheid stellen van een dienstknecht van die
waarde. Een zonderling voorbeeld van nationale boe-
ledoeniug had omstreeks HH5 plaats. Toen aan den
Witteiiageniot verhaald was, dat St. Michicl de De-
ncn in Apitlic zeer begunstigd had. werd ei- een alge-
ineen vasten op Maandag, Dingsdag en Woensdag
vóór zijn feest bevolen. Ecu ieder moest barrevoets,
zonder sieraden en met de heilige rcliquiëii, naarde
kerk en de biecht gaan, en in zijn hart Christus niet
allen ijver aanroepen; bij moes! alleen brood en water
gebruiken en een stuiver of de waarde van een stuiver
aU aalmoes geven, (leen werk mogt gedaan worden;
de monniken moesten iu elke hoofdkerk psalmen
zingen en de mis lezen, lotdal de zaken beter weiden.
Men veronderstelt over het algemeen, dat de Au-
gel-Snksische kerken gebouwd werden op plaatsen,
waar de lijken van heiligen ontdekt werden. Zij bc-
slonden aanvankelijk uil kleine houten kapellen, niet
riel bedekt: somtijds waren zij geheel van gcvloch-
ten teenen vervaardigd. Naarmate de bouwkunst
vorderingen maakte, gebruikte men betere bouwstof-
ten, en Firman nam hel rieten dak van de kerk van
Durhain en bedekte haar mei looden platen. Wilfrcd,
aartsbisschop van Vork, rigtte omstreeks 709 kerken
van gepolijsten steen Ie Ripon en llexnani op. Orgels
werden iu de achtste eeuw iu de Angel-Saksische
kei ken geplaatst. Kerkgezang werd Ie < \'anterburv
door Theodoms en Adrianus ingevoerd, waarna hef
iu de andere Engelschc kerken ook aangenomen werd.
De R.oomsche wijze van zingen werd in liïs uit Rome
overgebragt, en werd eene geliefkoosde studie inde
Saksische kloosters.
Klokken werden waarschijnlijk hel eerst in de ze-
belangen aan ilen koning ondergeschikt. ( hider hun
gezag bezat de ondergeschikte geestelijkheid vcrschil-
lende bevocgdlieden en voorregten. De voornaamste
bezigheid der geestelijken was dr Schriften voor te
lezen, en ze te verklaren ten behoeve van hel volk.
De Angel-Saksen bezaten gedurende eenige eeuwen
gedeelten van de Heilige Schrift in hunne moedertaal;
de eerste vertaling evenwel, waarvan gewag gemaakt
wordt, is eene overzetting van de vier Evangeliën,
omstreeks 680 door zekeren Aldred, een priester,
verrigt. De Psalmen werden door Adhclni, eersten
bisschop van Sherborne, omstreeks ?0ft overgebragt,
en de Evangelisten nogmaals door Egbert, bisschop
van Liudisfarn, die in Til stierf. Eenige jaren later
vertaalde Beda den geheelen bijbel, en nagenoeg twee
eeuwen daarna bragt koning Alfred de Psalmen op
nieuw over. Eene Saksische vertaling van de Boeken
van Mozes en van eenige andere boeken van het
Oude Testament wordt ook toegeschreven aan Jïlfric,
aartsbisschop van (\'anterburv\' in het jaar (•<).">, en in
dezelfde eeuw werd eene vertaling van de Schriften
onder toezigl van /Ethelstau volbragt.
De Angel-Saksische priesters mogteu de mis alleen
iu kerken en aan het allaar vieren, behalve ingevallen
van zware ziekte. Hunne kleederen moesten geweven
zijn; één moest er tegenwoordig zijn om de antwoor-
den tegeven, en de mis moesten zij nuchteren bedienen,
niet meer dan driemaal per dag. en dan met zuiver
brood,wijn en water voor het naehlniaal. De avond-
maalskelk moest van goudof zilver, glas of tin zijn, en
niet van klei, ten minste niet van hout: het altaarmoesl
schoon en goed gedekt zijn,engeene vrouw mogt het
gedurende de mis naderen. De boeken van den priester
schijnen talrijk geweest te zijn, daar .Kll\'riczcgl.dat zij
(en minste een misbock, gezangboek, leesboek, psalm-
boek, handboek, boetboek en nommerboek moesten
hebben. Zij moesten ook van zonsopgang zingen met
ile negen lussebenpoozeii en negen lezingen. Zooals
men van hun Roomsehcn oorsprong kon verwachten.
gebruikten de Angel-Saksische Christenen crucifixen
en het teeken des kruises, maar zij schijnen de leer
der transsubstantiatie niet aangenomen Ie hebben.
Men moet echter erkennen, dal zij eenige van de
bijgeloovigheden, die tol de lloomsehcleerbehooren,
behielden, voornamelijk een bijgeloovigen eerbied
voorreliquiën. Zelfs het linnen, waarin dezegewikkeld
waren, werd aangebeden: zij werden ook als amulet ten
voor gevaren op reis beschouwd. Dikwijls werden zij
om den hals gedragen, tegen een hoogen prijs ver-
kocht en boven alle andere geschenken verkozen.
i t
t;
-ocr page 144-
NGLO-CATHOLIEKEN.
I eene reeks van kleine verhandelingen of tractaten,
ondei\' den naam van Tijdtraotaten {Trad* for the
Times),
door verscheidene geestelijken te Oxford.
Deze tractaten kwamen op ongeregelde tijden, maar
spoedig na elkander in het licht, en de bekwaamheid,
waarmede zij geschreven waren, zoo wel als de invloed
en het aanzien der schrijvers, leidde tot hunne groote
verbreiding onder alle klassen van menschen. Aldus
rezen de Tractarianen, gelijk zij somtijds genoemd
werden, in belangrijkheid, en hunne inzigten vonden,
hoewel zij in het eersl velen legen de horst stuitten,
trapsgewijze ingang bij een grool aantal van de En-
gelsehe geestelijkheid. Ken van de voornaamste be-
werkers van deze beweging in de Ilooge kerk was
Dr. Pusey, hoogleeraar in bet Hebreeuwschte Oxford,
naar wien zijne aanhangers Pnsevieten of Pnseyisten
doorliet volk genoemd worden. De Tractaten, waarin
hunne bijzondere leerstellingen verbreid werden,
klommen lot niet minder dan negentig; het eerste
verscheen in Js.\'i.\'J, bet laatste in 1841.
Alvorens wij onzen lezers een kort overzigt geven
van de leerstellingen, door de Anglo-Catholieken in
hunne Tractaten, alsook in andere werken die zij
van lijd lol lijd in hel licht gaven, nedergelegd, moe-
ten wij vermelden, dal zij iu sterke bewoordingen
de identiteit van hunne leerstellingen mei die der
liooiiischen loochenen. Hel groote doel, dal zij van
hel begin af op hel oog hadden, is de Kerk in leer
en gebruiken terug Ie brengen lol eene volkomene
overeenstemming mei de Schriften en de kerkvaders,
die vóordcooncilicn van Nicoea geschrei en hebben. In
zooverre de Roomsehe of cenige andere Kerk van deze
is afgeweken, wordt zij bedorven genoemd, en moet zij
hervormd worden. De Anglo-Catholieken beschouwen
de Kerk, zooals zij wasvoorde eerste kerkvergadering
van Niiea-a, als betrekkelijk zuiver,en zij verlangen,dat
alles, wal in haar geloof of hare plegtiglicden nadien
tijd is ingevoerd, als ongewettigde nieuwigheden zal
worden weggenomen. Als zij zich zelvcngelijk bleven,
moesten derhalve de talrijke bijvoegingen, welke de
eoneiliën van Trente in de leerstellingen der Kerk
gemaakt hebben, zooals zij inde Niesenische geloofs-
belijdenis uiteengezet zijn, verworpen worden. De
volgende opmerking van F ronde was dus de natuurlijke
uitdrukking van de beginselen der Traelarianen, zoo
zij aan hunne eerste en grondloer getrouw waren ge-
bleven: ..Ik kon nooit Rooinschgczind zijn; ik kou
nooit denken, dat al die dingen in de geloofsbelijdenis
van paus l\'ius noodig waren voor de Zaligmaking."
Door te. trachten de Kerk van Bngeland terug te bren-
130                                       ANGELUS DOMTNI —
venHc eeuw ingevoerd. In de oudste Angel-Saksische
gebouwen werden zij niet in torens gehangen, maar
onder een kleinen boog geplaatst, terwijl de touwen
door gaten in het kerkdak liepen en haudriugen van
koper en zelfs van zilver hadden. Zij werden oor-
spronkelijk door de priesters zelve, en later door be-
dienden geluid. Op sommige tijden werden de koren
der kerk met hooi, en op andere weder met /and
bestrooid, op l\'aasehzondag met klimopbladeren en
somtijds niet biezen. De deuren waren gesloten tot
het eerste der uurgebeden (des morgens te 0 ure), en
van den tijd van het middagmaal tot dien van de
vesper. Sommige boeken in het koor waren niet doek
bedekt.
ANGELUS DOMIXT (De engel de* Heereri). Ge-
durende meer dan drie eeuwen heeft in de kooniseh-
(\'atholiekc kerk het gebruik gehcerscht, om des mor-
gens, middags en avonds de vlceseliwording van
Cliristns te herdenken door een kerkgebed, dat hel
Angelu» Domini heet, naar de woorden waarmede het
in het Latijn begint.
ANGERONA, eene oude Ileidensehe godin die
de mensehen van angst en ongerustheid bevrijdde.
Ken standbeeld, met den mond toegebonden en ver-
zegcld, was haar in den tempel van Volupia, nabij
het Forum, je Rome opgrrigl. ()nder de Komeinsche
schrijvers bestaai veel verschil van nieening over deze
godheid, daar sommige veronderstellen, dat zij van
nioeijelijklieden bevrijdde, en andere haar voor de
godin der stilzwijgendheid honden en de bescher-
ineude godheid van Home, die, door den vinger op
den mond Ie leggen, den inenseheii gebood zich te
onthouden van den geheimen en heiligen naam van
Rome Ie verkondigen. Jaarlijks werd op den IS1\'1\'"
December een l\'eesl ter eerc van deze godin gevierd.
ANGLO-CALVINISTEN, een naam door cenige
schrijvers aan de lidmaten der Kngelsehe kerk gege-
veii, daar deze met de Calvinisten in de meeste punten
overeenstemmen, maar van hen slechts verschillen
ten opzigle van hot bestuur der kerk. De leden der
Kngelsehe kerk mecnen, dal de bisschoppelijke waar-
digheid overeenkomstig de Schriften is, terwijl de
mecsteandcre Calvinisten van een ander gevoelen zijn.
ANGLO-CATHOLIEKEN. Deze naam wordt ge-
geven aan eene partij, welke omstreeks 1833 in de
Kerk van Engeland ontstond, en leerstellingen on-
derwijsl en beginselen verkondigl, welke uaanw ver-
bonden zijn aan die, welke door de Roomsche kerk
tegenover de Protcstantsebe kerken worden staande
gehouden. Hel begin der beweging was de uitgave van
-ocr page 145-
A.\\ GLO-CATHOLIEKE.V.
131
Schrift of de door de Schrift bcw ezene overlevering; de
Schrift alléén leert middellijk en bewijst beslissend; de
overlevering alléén bewijst outkeuuender wijze en leert
stellig; de Schrift en de overlevering tezamenmaken
^i:\\i vcreeuigden geloofsregcl uil." Eu wat is dcovcr-
1 levering, die aldus van gelijke belangrijkheid als het
geschreven Woord Gods gerekend wordt\' tiet is de
Apostolische overlevering van de eerste Kerk, die
nergens verval is in het formulier van eene bepaalde
en gezaghebbende geloofsbelijdenis, eu die, verspreid
als zij is in de geschriften der (jrickschc en Lat ij n-
sclic kerkvaders, alleen door ecu zeer klein gedeelte
der inenschen onderzocht kan worden. Kn deze kerk-
vaders weigeren zelve, in de duidelijkste bewoordin
gen, bel gezag Ie erkennen van eene andere overle-
vering dan die, welke in de geschriften der Apostelen
tol ons gekomen is. De bijbel zelf eischl erkend Ie j
worden als eene geheele en volkomene openbaring j
| van Gods wil ten opzigte van den ïiiensch. Dezceisch \'
i is iu gceuc twijfelachtige taal uitgedrukt. Iu Psalm
1 XIX : S lezen wij: „De wel des Hoeren is volmaakt,
bekecrende de ziel; de getuigenis des 1 leereu is gevv is,
den slechten wijsheid gevende." iu Joh. V : 3\'J: „Ou-
J derzoekl de Schriften, want gij meent in dezelve het
eeuwige leven te hebben; en die zijn bet, die van mij
getuigen." In Hand. XV11:11,12: „ Kn dezen waren
edeler, dan die te Thcssaloniea waren, als die hel
woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoe-
1 kende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzoo \\va-
reu. Velen dan uitheugeloofden, en vau de Griekschc
eerlijke vrouwen eu vau de mannen niet weinige."
In Gol. lil: 10: „Hel woord van Christus wone rijke-
lijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander,
met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen,
zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart."
In 2. Tim. 111:15,10,17: „Ku dal gij van kinds af
! de heilige Schriften geweien hebt, die u wij- kunnen
maken lot zaligheid, door hel geloof, hetwelk iu Chris-
tus Jezus is. Al de schrift is vau God ingegeven, en
is nuttig tot leering, tot wederlegging, lol verbcle-
riug, lol onderwijzing, die in de reglvaardigheid is;
; opdal de menseh Gods volmaakt zij, tot alle goed werk
volmaaktelijk toegerust." Als de cisch, zoo sterk en
ontegenzeggelijk gedaan, toegest . u wordt, dan ko-
nien wij tol het besluit, dat wij i Schrift kunnen
verstaan zonder de hulj> vau de ge,, ghebbendc lcc-
riug der Kerk. Dr. Lindsay Alcxaudcr, over dit ou-
dorwerp sprekende, gebruikt de volgende schooue
; bewoordingen: — „Als een slerrekundige ons eens
zcide, dal de dampkring eeu volmaakt medium is
gen lot don Antc-Nictenischen standaard van geloof en
gebruiken, hoopten Dr. Pusey eu de andere hoofden
van de partij de Kerk te zuiveren, eu haar dooi- bet
volk meei- te doen liefhebben. En liet is zekerlijk eeu
treurig bewijs van de zwakheid van het oordeel des
inenschen eu van de verdorvenheid zijns harten, dat
ernstige, scherpzinnige eu geleerde mannen /.oo lang
geredeneerd hebbcu, dut zij juist die Rooiusehc dwa-
lingcn hebben aangenomen, die /.ij iu den beginne
openlijk verwierpen. Vele van de bekwaamste mannen
der partij zijn van de Kerk van Engeland lot die van
Rome overgegaan, en niet weinige hunner doen thans
dienst aan hare altaren.
Maar als de leerstellingen der Anglo-Cailiolieken
niet als geheel en al Roomseh moeten beschouwd
worden, veel minder nog kunnen /,ij als Protestantse!)
worden aangemerkt. Zelfs wal het eerste punt aau-
gaat: Wal is de standaard voor geloof en gebruiken:
ziju zij klaarblijkelijk van streng Protcstantisuius af-
gewekeu, want. terwijl bet groote eu allerbelangrijkste
punt, waarvoor Lutlier tegen de Roouisehe godgclccr-
ileu streed, hel cenig en uitsluitend gezag van den
bijbel was, als den standaard van geloof en gchoorzaain-
heid der Kerk, hechten de schrijvers van de Traclatcn
en al degenen, die hunne voetstappen hebben gedrukt,
terwijl zij in woorden erkennen, dal de Schrift eenigen
alleen als geloofsregcl geldt, zooveel belang aan de
overlevering, dat zij gebruiken en plegtigheden aanne-
men, die zij vinden, dat algemeen in dcKerkgeheersehl
hebben, alvorens deze in verschillende partijen werd
gescheurd, zelfs al is er geen spoor van in het Nieuwe
Testament Ie vinden. Zij nemen den welbekenden
regel van Vineentius Liriuensis aan als dien, waaraan
zij wenseben, dat hunne leerstellingen en plegtigheden
getoetst zullen worden: „qmxl ubique, quod semper,
quod ab omnibus credit urn est," dal is: „wal geloofd
i- op alle plaatsen, te allen tijde en door alle volken."
Kn niet alleen vcreenigeu zij aldus de Schrift en ile
overlevering, als zij over den geloofsregcl spreken,
maar zij gelooven ook, dat de uitlegging der Schrift
met overgelaten kan worden aan hel bijzonder oordeel
van een ieder. Wij moeten, zeggen zij, iu onze ver-
klaring van de Schrift geleid worden door de tradi-
tioucelc leeriugen van de eerste Kerk. Het verband
lusschen deze overlevering en de Schrift wordt aldus
verklaard in eeu van de Tractalcn van Oxford: „Ca-
tholieke overlevering leert geopenbaarde waarheid,
de Schrift bewijst die; de Schrift is het document des
gcloofs, de overlevering is er de getuige van; de ware
geloofsbelijdenis is de Catholieke verklaring der
-ocr page 146-
ANUL< >-CA TllO L LEK E.N\'.
!.■{•>
om <le zonnestralen tol onze gezigtsorgancn over te
brengen, en ons te zelfder tijd verzekerde, dal bij dit
volmaakt medium een ander van gekleurd glas moet
gevoegd worden, alvorens wij het licht kunnen be-
merken, dun zouden wij dadelijk de gevolgtrekking
maken, dat liij door ceue vreemde zinsbegooeheling
beheerscht werd, of dal hij zich te onzen koste zocht
te vermaken. Niels kan den geest verhinderen de
gevolgtrekking te maken, dal dal geen volmaakt
medium tol verlichting zijn kan, waarbij iels gevoegd
moet worden, alvorens liet \\ erlieliten kan: en evenmin
kan dal een volmaakt voertuig der waarheid zijn, dat
niels leert behalve aan hen, die reeds hare lessen aan
cene andere bron ontleend hebben. Door deze leer
van de behoefte aaneen gezaghebbend vertolker om
de beteekenis der Schrift Ie ontvouwen, wordt /ij
verlaagd in de schutting des menschen. Zoo wordt
hij er ongevoelig, maar zeker loegebragt, om veel
minder bet door God gemaakte medium lot verlich-
ling ie waarderen, dan het sluk gekleurd glas, daar
hij geleerd heeft te gelooven, dal die verlichting hem
zonder dat glas niet zou kunnen bereiken."
Een van de groote beginselen, waarop hel geheele
stelsel van hel Anglo-Cafholicisinus gebouwd is. i>
de leer der Apostolische opvolging, welke zegt, dal
de aanstelling mei al hare magt en bare voorregten,
welke Christus aan zijne Apostelen gat\', in eene onaf-
gebroken linie van opvolging tot op den huidigen dag
is overgeliragl. Als dal waar is, staan de behoorlijk
gewijde bisschoppen op dezelfde plaats, en hebben
zij nu dezelfde verhouding tol de Kerk, als de Aposte-
leu zelve hadden. Dr. Kook zegt: — „Onze wijding
is in cene onafgebroken linie van Petrus en l\'aulus,
de Apostelen der .loden en der Heidenen, lot ons
overgebragt. Deze groote Apostelen wijdden achter-
volgeus Linus, Cletus en Clemens lot bisschoppen vau
Rome, en de Apostolische opvolging ging geregeld
voort lol (\'elestiuus, Gregorius en Vitalianus, die
Pat riek tot bisschop der Teren, en Aiigusliuits en
Theodorus tol bisschoppen der Engelschen wijdden.
En van die lijden af heeft cene onafgebroken reeks
van wettige wijdingen de Apostolische opvolging in
onze kerken tot op den tegenwoordigeu dag gebragt.
Er is geen bissch , priester of diaken ouder ons, die
niet, als hij wil zijne geestelijke afkomst tot Petrus
of l\'aulus kan oen opklimmen.\'\' Dit zijn stoute be-
weringci); maar ongelukkig zijn zij gebaseerd op een
grond, dien geen Anglo-Catholiek met mogelijkheid
als hecht kan aannemen, namelijk: —dat het Apos-
tolischc ambt opvolging toeliet. Het ambt van de
Apostelen was van een bijzonderen, buitengewonen
en wonderdadigeu aard, en daarom was het uoodzu-
kelijk slechts tijdelijk. Ue Apostelen waren geïnspi-
reerde mannen en bezaten de magt om wonderen te
doen, en daar de/e hoedanigheden streng bovenna-
t nullij k zijn, was hei onmogelijk, dat zij ze aan anderen
kouden niedcdeeleu. En wal de opvolging, waarvan
Dr. IIook spreekt,aangaat,zij is een verzinsel, geenc
werkelijkheid. Petrus, Linus, Cletus, (\'lemeiis, dal is
de rangorde van de eerste bisschoppen van Home,
zooals die gegeven wordt iu hetgeen wij juist van
hem aangehaald hebben, en als de Auglo-Catholieke
godgeleerde een slap verder gegaan was, zou hij naar
alle waarschijnlijkheid Auacletus er bijgevoegd heb-
beu. Is hel getuigenis vau de eerste Kerk op dit punt
eenstemmig\':1 Verre vau dien. Tertullianus, iUilliiius
en verscheidene anderen laten Clemens op Petrus
volgen; [remeus en Eusebius plaatsen Auacletus vóór
Clemens; Epiphanius en Optatus plaatsen Auacletus
en Cletus beiden vóór hem, terwijl Augustiuus en
Dainasus Auacletus, Cletus en Linus aan Clemens
doen voorafgaan. Wel mag Stillingfleel zeggen, als
hij dil verschil vau meening over de allereerste seha-
kels vau den ketting der opvolging aangeeft: „Hoe
/uilen wij uit dit doolhof geraken?" .Maar al was de
ketting niet gebroken, wal de personen aangaat, hoe
zullen wij er zeker vau zijn, dal hij, wat de kracht
aangaat, niet gebroken is!\' Indien alles, wat in de
Roomsche kerk uoodig is oin de wijding wettig ie
doen zijn, in een enkel geval eens niet vervuld ware,
dun wordt de geroemde opvolging eene volkoniene
ongeldigheid. En toch bouwen de Anglo-Catholieken
oj) dezen tvvijfelaehtigen grondslag, met de meest
bijgeloov ige Itooinschgezindcn, eene aanmatigende en
verwaande aanspraak, die alle l\'rotestantsche kerken,
onverschillig- welke, behalve de Anglicaansche kerk,
uitsluit.
Dal de sacramenten op zich zelve kracht hebben
om getuide Ie verlecneu, is cene andere bijzondere
leerstelling van de Anglo-Catholickc partij in de Kerk
van Engeland. Deze leer is dan ook innig verbonden
niet die, welke wij reeds vermeld hebbeu. Gods gc-
nadc en onze zaligmaking hangen, volgeus deze
theorie, vau de kracht der sacramenten af, en die
1 klacht zelve hangt af van de Apostolische opvolging
i vau hen, die de sacramenten toedienen. Op deze puu-
! ten, in vereeuiging met elkander beschouwd, is het
geheele stelsel van het Anglo-Catholieisinus gegrond-
vest. J)e kracht der sacramenten, ex opei\'e operaio, is
altijd cene geliefkoosde leer van de Roomsche kerk
-ocr page 147-
ANGLO-CATHOLiEK K.N.
133
geweest, daar (leze de geestelijkheid in het oog van
het volk verheft, en haar aan hetzelve voorstelt als in
het bezit van eene geheimzinnige magt, oui de eenige
middelen tot zaligheid niel vrucht mede te deeleu.
Op deze wijze wordt zij met den diepsten eerbied
beschouwd, en de sacramenten worden veranderd in
ceue soort van toovermiddeleu, welke op eeiie ge-
hcimzmnige wijze werken, geheel en al onafhankelijk
van den persoon, aan wien zij worden toegediend.
Zulke leerstellingen hebben niet den geringsten grond
iu het Woord Gods. ïn tegendeel, de geheele kraelil
van wijdingen van allerlei soort wordt in de Schrift
toegeschreven aan den zegen van Christus en aan de
werking van zijnen (leest, want een Apostel verklaart
uitdrukkelijk (1. Cor. 111 : \'t): „Zoo is dan noch hij,
die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God,
die den wasdom geeft."
De Anglo-Catholieken erkennen ook openlijk hun
geloof in de Roomsche leer van de wedergeboorte
door den doop. In het Traetaat over den doop lezen
wij: „Al wie vau ons gedoopt is, werd daardoor in
Christus opgenomen." „Ons leven in Christus begint,
wanneer wij door den doop tot leden van Christus
en kinderen van God gemaakt zijn.\'\' En ook: „De
doop is het kanaal, waardoor God regtvaardigmaking
verleent, en het geloof is datgene, waardoor wij haar
ontvangen." Om deze gevoelens te schragen, halen
de schrijvers van de Oxfordschc Tractatcn verschil-
lende teksten uil den bijbel aan, waarin ontwijfelbaar
verklaard wordt, dat er een innig verband is tnsschen
doop cu wedergeboorte. Maar het gebrek, dat in al
de redeneringen der Anglo-Catholieken bestaat, is
eene verwarring van twee verschillende soorten vau
doop, waarvan iu hel Nieuwe Testament gesproken
wordt — een doop door water en een doop door den
Geest. De twee zijn niet noodzakelijk en onafschei-
delijk aan elkander verbonden; het groote verschil,
dat Johannes de Dooper verklaarde tussehen zijn doop
en dien vau Christus te zijn, drukt hij aldus uit (Mark. :
1:8): „Ik hel) ulieden wel gedoopt met water, maar
hij zal n doopen mei den Heiligen Geest." En dezelfde |
getuigenis wordt door onzen Heer zelven gegeven !
(Hand. 1 : 5): „Johannes doopte wel met water; j
maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden."
Wij moeten derhalve wel opmerken, dat doop door
water niets anders is dan een toevoegsel en zinnebeeld
van dcu allerbelangrijksten doop met den Heiligen \'■■
Geest, die van den Hemel gezonden is; de eerste is I
niets anders dan eene plegtigheid, de laatste eene
werkelijkheid. Xergeus iu de Schrift wordt van de
plegtigheid gesproken als verbonden met de wederge-
boorte, dan wanneer zij met den wcrkelijkcu doop
vereenigd is. Zoo vinden wij in Joh. 111: ">, dat onze
lieer verklaart: ,,/.oo iemand uiel geboren wordt uil
wateren Geest, hij kan in het koningrijk Gods niet
ingaan." Dooi\' den doop met den Geest worden wij
wedergeboren, maar niet door de enkel plegtige eu
uitwendige bcsprenging met water. De laatste doop
is eene voorgeschrevene en belangrijke plegtigheid,
die echter al hare belangrijkheid en al hare kracht
out leent aan het feil, dat zij een symbool, ecu gedenk -
teekeu of type is vau de groote werkelijkheid in den
eersten vervat.
De laatste leerstelling van de Anglo-Catholieken,
waarop wij de aandacht vestigen, cu waarom wij hen
eerder onder de Koomsgezinden, dan onder de 1\'ro-
testantcn rangschikken, is die der werkelijke tegen-
woordigheid van Christus in hel sacrament des avond-
maals, het geloof, dal het eene offerande i* aan God
geotterd, eu dal het genade aan den ontvanger ver-
leent. Het dogma der transsubstantiatie wordt iu de
Oxfordsche tractatcn zónder het minste voorbehoud
geleerd, eu Dr. Pusey gaal zoo verre van te zeggeu,
dat zijne kerk de eenige is, die liet ligchaam van
Christus heeft om aan het volk te geven. In een vau
de tractatcn wordt gezegd, dat aan de geestelijkheid
hei ontzagwekkende voorregt is verleend om het lig-
ehaam en het bloed vau Christu» te maken. Niet dat
de Traclarianen de transsubstantiatie leeren in den-
zelfden zin als de Kerk van Rome. /ij wijzigen de
leer eenigermate door te beweren, dat het ligchaam
van Christus niet tegenwoordig is met de ïuatcriéele
declen aan ecu ligchaam behoorende, of niet „been-
deren en zenuwen," zooals de Catechismus van hel
concilie van Treute leert, maar op eene bovenziunc-
lijke wijze, daar het werkelijk en toch slechts geestelijk
tegenwoordig is. Zulk ceue verklaring der zaak, na-
melijk woorden zonder zin, dient slechts om haar nog
onduidelijker te maken. En wal aangaat de offerande
der mis, welke de Anglo-Catholieken in hoofdzaak
houden, komt natuurlijk de vraag op: Hoe kan er een
slagtoffer zijn, waar geen bloedvergieten plaats heeft \'1
Een „niet bloedig slagtoffer" is iu tegenspraak niet
zich zelf. En het druischt zekerlijk tegen het gezond
verstand in, dat de gedachtenis van een slagtoffer bc-
schouwd moet worden als het slagtoffer zelf. Bovcu-
dien geeft de Schrift van dit onderwerp geene onzekere
verklaring.Hebr.X: 12en\'26: „Maar deze, een slagt-
offer voor de zonden geotterd hebbende, is in eeuw ig-
heid gezeteu uau de regterhaud Gods. Want zoo wij
-ocr page 148-
\\.\\(ii,u(\'.vrii(jjjj<;Kiv\\.
i:;i
willens zondigen, nadat wij ilc kennis der waarheid
ontvangen hebben, zou Ijlijl\'i er geen slagtoffer uiccr
over voor do zouden. \'
Wij hebben thans kiirlclijk do hoofdlccr van do
Auglo-I\'ai ludieke partij in do Kerk van Engeland
gcsohclsl. Haar stelsel word nioi plotseling, maar
trapsgewijze oulwikkold, on de bekendmaking van
bare half-ltoonischc gevoelens verwekte, zooals Ie
verwaeliten was, een tegenstand van geen gewonen
aard. Ongeveer vijl\'en twintig jaar bool\'l de strijd
gewoed, en gedurende dien lijd boel\'! bol vaulrac-
lalen, pauiilcttcu, verliaudoliugeu en brochures van
beide kanten gewemeld. Middelcrvv ijl zijn de Anglo-
(\'ailiolieken in aantal en iuvloed sterk toegenomen.
Velen, voornamelijk jonge geestelijken, schaarden
zich aan hunne zijde. Deze, die juiste gcvolgtrck-
kingen inaaklen uil de beginselen van clo parlij, bc-
gonueu aan de vastheid van den grondslag, waarop
liuiiue eigene kerk rusllc, Ie twijfelen, /ij inaaklen
geen geheim van de voorkeur, die zij aan de liouni-
sohc leer boven de beginselen der Hervorming "raven.
Menige vurige geesten, die de onhoudbaarheid van
hunne stelling gevoelden, bedankten voor hunne pre-
dikaiitsplautsen en gingen lol de [loonischc kerk over.
Daar or vorsehoidone afscheidingen plaats hadden,
gingen de oogen van velenopen voor de ware bcgiu-
selon, hel ware karakterei! de ontwijfelbare strekking
van de Anglo-Calholieke beweging. De leiders van
do parlij schenen verlangend om de opgewondenheid,
die zij zelve in bol leven hadden geroepen, Ie doen
bedaren. Mei dil dool gaf Dr. I\'usev in 1S3U oen
brief aan don bisschop van < Kl\'ord, over de strekking
van de Koomsch-Calholickc godsdienst, inbot licht,
waarin hij trachtte aan Ie toonen, dat de ineeuitigen,
die bij en zijne vrienden in de Iraelalen hadden ver-
breid, niet juist konden beschouwd worden als geleid
te hebben tol de laatste afscheidingen, maar dal iutc-
gcildccl de Anglo-Calboliokon eerder Ion doel hadden
ullra-l\'rolcslaulisinus legen Ie gaan, dan de Itoomsebc
godsdienst Ie verdedigen. Ondanks dezen bekwamen
rodenaar bleek echter dcpractischc strekking van het
stelsel duidelijk uil de toenemende afscheidingen,
die er plaats baddon. Naauvvgozellc jonge lieden, die
de gevoelens der Anglo-Calholieken omhelsd hadden,
weigerden in de Engclsche kerk de wijding te out-
vangen, daar zij gevoelden, dal de iiiccningcn, die zij
aangenomen badden, mei de negen en dertig artikelen
in strijd waren. Om den twijfel van zulke personen
weg ie nemen, gaf J. Jl. Ncwroan bet iraetaai X". \'.10
in het licht, dal het laatste der reeks was cu grooter
gisting Ie woog luagl, dan een van die, welke hol voor-
afgegaan waren. In dat beruchte Iraelaal. trachtte do
schrijver te bewijzen, dat een Anglo-Calholiek, zonder
zijn geweten ccuigzius geweld aan te doen, de negen
en dertig artikelen ondertcckcucu kan. De snoode
schranderheid dor redenering verwek Ie de l\'ormeclc
vcroordecliug van hol iraelaal door de lioogcschool
van Oxford, on hoewel Dr. I\'usev hel zwaard uau-
gordde ten behoeve van zijn vriend, doorbel uitgeven
eeuer verdediging van do beginselen van uiet-leller-
lijke verklaring, waarover hel Iraelaal in kwestie hau-
deldo, was loch de koortsachtige opgewoudcuheid,
iu de gemoederen van alle ware vrienden der Kngcl-
schc kerk tewecggebragt, zoodanig, dal men bet goed
achtte de uitgave van de Oxfordsche Iraelalen van
dien lijd af te staken. Zelfs dit zou echter de gisting
niet lol bedaren hebben gebragt, had niel Newiuan
zijn eigen beginsel, dal het voor een Auglo-(\'alludiek
mogelijk is in overeeusleiiiiuiug mol zijn geweien
in verband Ie blijven met de Kerk van (ingeland,
verloochend, door zelf die Kerk Ie verlaten en lol de
Itoomsebc over te gaan.
De afscheiding van New man, welke in lStö plaats
bad, was een gcvviglig tijdpunt in de geschiedenis
van hel Auglo-Calholioisiniis iu Engeland. De strek-
king van hel stelsel was \\w builen allen twijfel. In
den loop van eeuige maanden bedankten verscheidene
predikanten voor hunne plaatsen,cu verlieten do rijen
van bel I\'lolostautismus. Onder deze waron eeuige
van aanzien iu de kerk. Andere behielden hunne
plaats, daar zij beweerden bol rogl te hebben om de
Itoomsoho leer aan te kleven, oudezelrachtleu hol uil -
weudige eeremonii el van liunue godsdieustoefeniug
in overeenstemming te brengen met de llooliischc ge-
brui keu. ()ude gewoonten, die reeds lang in onbruik
waren, werden weder in hel leven geroepen, en go-
bruikeii, iu alle Hervormde kerken onbekend, werden
ingevoerd. Middeleeuwsehe bouvvlraul kwam, voor-
namelijk ouder do leiding van den bekwamen l\'ugin,
in den bouw on de herstelling van kerken in de mode.
Diohlsl ukken, romans en vertellingen werden als mid-
del gebrnikl om do beginselen van hol Auglo-Calho-
licismus onder hel volk Ie verspreiden. Slcchtszccr
/wakke legoustand werd door de hissehoppen aan de
nieuwigheden, die in verschillende, kerken ingevoerd
werden, geboden. Eindelijk kregen de zaken zulk oen
onrustbarend voorkomen, dat do aartsbisschop van
Cauterburv het iu 1845 noodzakelijk oordeelde, om
een brief aan de geestelijken en leeken van zijne pro-
vineio uit te vaardigen, die ben aanspoorde te waken
-ocr page 149-
WCKO-CATIIOIJKKKV                                                      135
dienst van de Kngelschc kerk met haastigen tred aan
die van de Itooinschc gelijk maken.
Gedurende den geheelen Anglo-(\'alholicken strijd,
doch meer bijzonder sedert de eindbeslissing in de
zaak van t\\r» heer (iorham, is de kwestie veel bcspro-
ken, of de burgerlijke magl het regt. heeft in kerke-
lijke zaken tusschen beiden te komen, en nog meer, ol
de kroon het regt hcefl in zulke zaken het hoogste
gezag uil Ie oefenen. Daarom zijn er in de laatste
jaren verscheidene pogingen gedaan om wederverga-
deringen van geestelijken in hel leven te roepen, ten
einde synodialc bevoegdheid te nemen en kerkelijke
zaken te besturen. Deze pogingen hebben echter lol
nog toe geen goeden uitslag gehad. De oppermagl
van di- koningin in kerkelijke zaken is, voor zooverre
hel de Kerk van Kngcland betreft, een erkend bcgiu-
sel van de Kngelschc wet. Deze kwestie is nog niet
lang geleden door de Tractarianen met veel scherpte
i in discussie gebragt, en Itobcrt Wilberforee, een
: andere broeder van tien bisschop van Oxford, is dien
; ten gevolge tol de Kerk van Itoinc overgegaan, en
i hcefl zijne redenen ontvouwd in een Onderzoek naar
I de beginselen van hel kerkgezag, of Redenen vvaai-
I kiii ik mijne Ondertcckcniiig van hel Koninklijk op-
I pergezag herroepen heb. Wal hel eersl de aandacht
van ecnige dier personen, die uu lid de Anglo-( \'alho-
\' lickc partij belmoren, op de kwestie over de opper-
ïnagl vande koningin in kerkelijke zaken Irok, was
; de opheffing van verscheidene bisdommen in Ierland,
welke ecnige jaren geleden plaals had. tegenover hel
plcgligc prolesl van de bisschoppen en geestelijken
van de Kngelschc kerk. Sedert dien tijd, en nog meer
sederl de eindbeslissing in hel geval (iorham, is dil
| punt door de Tractarianen mei meer ijver dan voor-
zigtigheid op hel tapijt gebragt. Daarliet zoowel eene
staatkundige als godsdienstige kwestie is, die juist de
hoofdzaken van de lirilsche constitutie en de zekcr-
heid van de nationale Kngelschc kerk betreft, is hel
verre van wenschclijk, dal zulk een punl in discussie
gebragt worde. Daar de Anglo-Cnllioliekcn overhel
algemeen gevoelen, dat zij, terwijl zij mctWilberforee
overeenstemmen in bel niel erkennen van de opper-
heerschappij dei- burgerlijke magl in zaken vangods-
dienst, door in de Kerkte blijven feitelijk die opper-
magl .erkennen, trachten zij zich en anderen diets te
i maken, dat zij hunne zelfstandigheid handhaven door
aan hunne erkenning de voorwaarde te verbinden :
„i/iif/nt/tm /)/;■ Chrisli tegeni lier/" voor zooverre hel
geoorloofd is door ilc wet van Christus. Zij zeggen,
dal zij aan den vorst geen gezag toekennen, behalve
tegen hel invoeren van nieuwigheden zonder de alge-
inccnr toestemming van liet volk, en zich te hoeden
voor het gevaar van verdceling te bewerken door
cenc poging tot verandering. Deze lusschenkomsl
van den aartsbisschop had lol zekere grens het goede
gevolg van den stroom der nieuwigheden tegen Ie
gaan; doch wegens de bcwoordigen, waarinde brief
verval was, hieven de vreemde gebruiken beslaan, die
in ecnige van de rijkere kerken van Londen ingevoeld
waren. Verscheidene g.....eenten op hel platteland
namen, in navolging van hel voorbeeld dezer rijke
kerken der hoofdstad, de nieuwigheden aan, betref-
fende welke de aartsbisschop der dioeees gcene be-
paalde uitspraak gedaan had.
In 18 17 nam de si rijd een nieuw voorkomen aan,
ten gevolge van het eigendunkelijke gedrag van den
bisschop van Kxcter, die, een ijverig aanhanger van
de Anglo-C\'atholiekc leer zijnde, den heer (iorham de
predikantsplaats van Hramford-Speoke niel wilde
geven, op grond van onreglzinnigheid in de leer,
dewijl deze op een langgerekt examen, voornamelijk
over de kracht vanden doop, weigerde Ie verklaren,
dal hij aan de wedergeboorte door den doop geloofde.
\\ un ilc beslissing des bissebops deed de lieerGorhain
een beroep op hel (\'onrt of Arches (hel geestelijk
oppergeregtshof), maar zonder gevolg. Integendeel,
de beslissing van den bisschop werd bekrachtigd, lol
vreugde van de Anglo-Oatholieke partij en tot grool
leedwezen van de vrienden der Evangelische waarheid.
Ken beroep werd toen on middel lijk gedaan op den (Je-
bciinen llaad, en ten laatste werd, na veel uitstel en
groeien angst, in Kebruarij 1850 eene beslissing ver-
kregen, die hel besluit van hel lagere hof verniel igdc.
De Anglol\'alholicken gevoelden, dal de uitslag van
deze lang gerekte zaak een zware slag voor hunne
partij was. I\'lcglige protesten werden door hare hoof-
ilen legen de beslissing uitgevaardigd, en vele harer
aanhangers gingen tol de rlooinschc kerk over. In
den limp van IS.10 en 1S.1I vin-wisselden nagenoeg
honderd geestelijken van de Kerk van Kngcland de
rrotestantselie voor de li.ootnsche communie, onder
welke de aartsdiaken Manning en llcnrv Wilberforee,
bloeder van den bisschop van Oxford, waren. Vele
leekeii volgden, en voor het einde van 1852 bedroeg
het aantal van hen, die van de Anglo-Calholickc tol de
Kooinsche kerk waren overgegaan,(weehonderd pre-
dikanlen en even zoovele leeken. Sederl dien tijd
hebben er nu en dan afscheidingen plaals gehad; en
in de kerken worden gebruiken iuachl genomen, niet
mi hel geheim, maar in vele kerken openlijk, die de
-ocr page 150-
13C)
AXGONCDYTEN — ANNATEN.
worden van een zeer groot inkomen, wanneer zij van
alle waardigheidshckleeders in de kerken en kloosters
van de Christelijke landen geheven werden. Het is
onzeker, welke paus deze kerkelijke belasting oplegde;
gewoonlijk wordi zij aan .lohannes XXII. loegeschre-
ven, wiens ijver voor de uitbreiding van de pauselijke
inkomsten wel bekend is. Waarschijnlijk voerde hij
ze slechts lijdelijk in, om de kosten van een kruislogt
Ie bestrijden. De annalen werden op bet concilie van
Conslauz door de Fransche prolaten bestreden als
goldafpersing on simonie. Maar paus .Martijn, die
gekomen was om de misbruiken in hot kerkelijk be-
stuuruil don weg to ruimen, verklaarde ze onmisbaar
voor do pauselijke schatkist, en stelde vast, dat zij
van allo opengevallen domkerken en nionnikeuab-
dijen geheven, doch in twee jaarlijksche termijnen
voldaan zonden worden. De auuaton werden door
het concilie van Bazel, in de vijftiende eeuw, afge-
sohalï; de decreten van dit concilie werden echter
van geenor waarde verklaard door het concilie van
Florence, en daarom zijn do Roomschen gewoon hel
concilie van Bazel van do lijst dor algenieene kerk-
vorgaderingen uil te sluiten. Hel eiselien van annaten
of eerstelingen van do Ëngelsche geestelijken is, vol-
gens sommigen, hel eerst geschied door paus demons,
tijdens de regering van Ednardl.; andere schrijvers
üijn echter van meening, dal annaten vóór dien tijd
gevorderd werden. Deze belast ing was eene aanhou-
dende bron van Iweedragl tussehen den paus on do
Catholieke landen. In den jare 1522 schroef keizer
Karel V. uit Valladolid aan den paus, dat de Duitsche
rijksstaiidcn besloten hadden do annalen niet langer
naar Rome over to zonden. Xa de pacificatie van
(iend werd in de Nederlanden vastgesteld, om geone
annalen moer toe to staan. Tijdons de Hervorming
in Engeland onder Hendrik VIII. werd door hel par-
lement oen besluit genomen (1532), om do annaten
af te schaffen, voor zoo verre zij aan den paus betaald
moesten worden. Zij bedroegen jaarlijks in Engeland
eene groote som, daar sedert 15:20, het tweedejaar
van Hendriks regering, £ IfiO.OOO aan Rome betaald
was. Om echter nog eenige kans lot verzoening mol
Homo open lo laten, werd aan hot besluit de voor-
waarde verbonden, dal, als de paus het betalen van
annaten geheel en al wilde afschaffen, of zo tot een
matig bedrag wilde brengen, de koning vóór de vol-
gende zitting zou verklaren, of dit besluit of een
gedeelte er van opgevolgd zou worden. Eindelijk
verklaarde hot parlement in 1534, dat de souverein
het opperhoofd van de Ëngelsche kerk zou zijn, zoo-
in hetgeen bestaanbaar is mot dr handhaving van
al dio regten, vrijheden, regtspraken en geestelijke
magt, welke de wel van Christus aan diens Kerk ver-
leent. Hel is echter ongelukkig voor de talrijke aan-
hangers van deze invloedrijke partij, dat de wei des
lauds zulk eene uitzondering niet maakt, en wanneer
derhalve te eenigertijd eene hotsing ontstaat tusseheu
hel burgerlijke en liet kerkelijke gezag, dan moet de
partij óf onderdoen voor het gezag van den staat,
óf, als de eenige keus die haar overblijft, hare ge-
meeusohap mei de Ëngelsche kerk opgeven. Zie
KXGKI.AXII (KkKK VAX).
AXOiOXCLYTEX, een naam die aan eene secte
van Christenen in de achtste eeuw gegeven word,
omdat deze geloofden, dat het eene bijgeloovigheid
was de knieën bij het gebed te buigen, en daarom
altijd staande boden.
AN1MALEN, een scheldnaam aan de orthodoxen
onder de eerste Christenen, door de Origenisten
of volgelingen van Origenes gegeven, dio de vlee-
schelijke opstanding ontkenden en beweerden, dat
de mensohen in do volgende wereld slechts goos-
lelijke ligchamen zouden hebben. Daarom gaven zij
aan ben, die do algenieene gevQelens van de eerste
Kerk toegedaan waren, — dat de heiligen bij de op-
standiug zouden verrijzen niet dezelfde ligelianioii als
hier op aarde, slechts veranderd van hoedanigheid,
niet van stof, — behalve andere scheldnamen, ook
dien van Animalen, omdat zij zinnelijk, vleesohelijk
in hunne meeningen waren.
ANNA PERENNA, eene godin bij de oude Ro-
inciuen. Zij wordt door V\'irgilius in zijne /Eneïde
als eene zuster van Dido, koningin van (\'arthago,
vermeld. Xa don (lood barer zuster vlood Anna naar
[talie, waar zij door /Eneas niet de grootste vriende-
lijkheid behandeld werd. Daar zij echter op Laviuia
jaloorsoh was geworden, en door den goesl van Dido
in een droom gewaarschuwd was. verdronk zij zich
in de rivier Xiiinieiiis. Van dien tijd af weid zij, ouder
den naam van Percuna, als de nimf dier rivier aange-
bede.n. Volgens Ovidius word zij door sommigen als
Lima, door andoren als Themis beschouwd. Hel feest
ter eore dezer godheid werd op don 1 5*™ Maart mei
groote vreugde en vrolijkheid gevierd.
ANNATEN, de inkomsten van het eerste jaar
eener prebende, w(dke elke nieuw aangestelde pre-
bendarins in de schatkist van dfi\\ paus moest storten.
Men kan gemakkelijk nagaan, dat door aanhoudend
geestelijken van kleinere tol grootere prebenden lo
bevorderen, de annalen tot de bron konden gemaakt
-ocr page 151-
ANNA tKEEST VAN ST.I — «VNNIHILATIONISTEX.                                     13J
als Uree jaar te voren door de vergadering der geesfc-     zen sterven, zij geheel en al vernietigd zullen «orden.
lijkbeid was geschied; en het bepaalde levens, dal de
      David Kimchi leert, dat hunne ziel mei hun ligehaam
aunaten, welke vroeger aan den paus moesten betaald
      zal vergaan, en Mauasseh Hen Israël, dat hunne kwel-
worden, voortaan aan de kroon zouden behooren. Men
      lingen niet eeuwig zullen zijn.
gevoelde echter, dal dit besluit onvolkomen was, daar
          De «.\'ronden voor de leer van de vernietiging der
het sleehts van toepassing was op annalen, die voor
   : goddeloozen zijn voornamelijk de volgende: — In
aartsbisdommen en bisdommen betaald werden, en
   : vele plaatsen van den bijbel wordt de laatste straf der
daarom werd er in de volgende zitting nog een besluil
      goddeloozen in «Ie duidelijkste en verstaanbaarste
bijgevoegd, volgens hetwelk de annalen of eerstelin-
   i bewoordingen bepaald, als eeue altijd durende vernie
gen van elk geestelijk ambt aan dvn koning zouden
   t tiging door de magt van God, die evenzeer kan vernie-
betaald worden, liet parlement stelde, daarop een
  j ligen als behouden. Als b. \\. de Zaligmaker de ge-
hol\' in. waaraan de inzameling en het beheer der
     moederen van Zijne discipelen tegen vervolging van
annaten werd toevertrouwd, hetwelk door koningin
      menschen sterkt, drukt Hij zich uit in deze woorden:
Maria ontbonden werd: onder Klizabcth werden de
     „En vreesl n niel voor degenen, die het ligchaaiu
i annaten echter aan de kroon teruggegeven, en daarom
   : doeden, en de ziel niet kunnen dooden; maar vreest
werden zij betaalbaar gesteld bij de Gnancickamcr,
      veel meer Hem, die heide ziid en ligchaaiu kan ver-
tervvijl een nieuw ambtenaar aangesteld werd, wiens
     derven in de hel.\'\' Hier spreekt Hij duidelijk van de
roeping was overeenkomsten of schikkingen met de
     vernietiging der ziel, niet van hare eindelooze pijn
annaat-schuldigeu ie maken, en hen. die de betaling
     en ellende, als het hoogste tceken van hel Goddelijk
nalieten, aan den regtcr ter vervolging op te geven.
         misnoegen, en hel hoogste waarvoor wij moeten
Gedurende de regering van koningin Anna werden
      vreezen. Knals Hij zegt: „Eu dezen zullen gaan in
de annaten door de kroon, tol beter onderhoud van de
     tic, eeuwige pijn; maar de regtvaardigen in hel eeuwige
geestelijkheid, afgestaan, en eeue blijvende commissie
   ; leven.\'\' dan blijki duidelijk, dal door die eeuwige
werd benoemd, om ze Ie bcheeren. Sedert dien lijd
      pijn, welke tegenover het eeuwige leven wordt ge-
worden zij koningin \\nnas gift genoemd, en dienen
      steld, niet bedoeld wordt eeuigc soort van leven, hoe
zij om hel inkomen van arme geestelijken levermeer-
     ellendig dan ook, maar hetzelfde dal de Apostel uil-
deren. Kik geestelijke, die minder dan £80 (_/"9(10i
   i drukt door: „hel ecuwig verderf van het aangezigt
jaarlijkseh inkomen heeft, heeft regl op dit fonds, cil
      des lleeren, en van de heerlijkheid Zijner sterkte/\'
viermaal per jaar. in Maart. Juuij, September en De-
   : Dit eeuwig verderf is de eeuwige dood, welke in zijne
eeniber, worden er door de commissie van beheer zit-
   \\ volle beteekenis de bezoldiging der zonde is.
tingen gehouden, om het te verdeden onder diegenen,
   j Tegenover de vernietiging der goddeloozen kan
die zij der ontvangst waardig keuren. De annaten zijn
      men aanmerken, dal in de Schrift gezegd wordt:
alzoo tol cene bron van verligt ing gemaakt voor vele
   > „AYanl wij moeten allen geopenbaard worden voor
arme, doch getrouwe en ijverige dienaren van Christus
   ! den regterstoel van Christus, opdat een iegelijk weg-
inde Engelsche kerk. De commissie mag ook giften
      drage, hetgeen door hot ligchaaiu geschiedt, naar dat
ontvangen, ten behoeve van dit weldadig doel, van elk
   ; hij gedaan heeft, hetzij goed. hetzij kwaad." Deze
die vrijwillig zijne geldelijke hulp wil verleenen, om
   i uitspraak toont, voornamelijk wanneer zij beschouwd
een fonds van zulk eeue blijkbare belangrijkheid Ie
vermeerderen.
ANNA (Fekst vvn Sr.i. in de Grieksche kerk op
den 2.")"l1\'" .1 ulij gevierd.
wordt in het licht van andere, dal er verschillende
graden van straf, zoowel als van belooning, in een
toekomsligen staal des beslaaiis zullen zijn. De straf,
het is duidelijk, kan daai.....i niet in vernietiging be-
AXNIIII I.ATIO.NISTKN. diegenen welke geloo- |  staan, welke geeuc graden toelaat.
ven, dat de grootste straf, waarmede in hel evangelie          De straf voor de boo/.eu is. volgen- de Schrift.
de goddeloozen i.....nbocl vaardigen bedreigd worden,     dezelfde als die voor de booze engelen. In Matth.
niet in een uitwendig doorstaan van ellende en kwel-      XXV: II lezen wij : ..Dan zal hij zeggen ook tot (le-
ling bestaat, maar iu cene geheclo vernietiging des     genen, die ter linkerhand zijn: Gaat weg van mij, gij
aanzijn*. Niet weinige van de oude Heidenen geloof-     vervloekten! in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel
den hetzelfde. Verscheidene .Toodsche schrijvers heb-     en zijnen engelen bereid is.\' De straf voor booze
ben ook aan de leer der annihilatie of vernietiging     engelen bestaat echter niet in vernietiging, maar in
geloofd. Alaimonides b. v. zegt. dat. als de goddeloo- j   kwelling, waarvan hunne tegenwoordige straf sleehts
1-
-ocr page 152-
VNNIJNPTADA — .IXM\'Nfl ATEN.
K\'.s
een voorsmaak is. Zij zijn in de hel geworpen: zij
zijn overgegeven aan de ketenen der duisternis, mn
tot hel oordcel bewaard te worden (i. Petr. II : 4).
Van hen staat geschreven, dat zij gcloovcn en sidde-
ren; zij riepen tot Jezus, terwijl Hij nog <>|i aarde
was: ..\\V;il hebben wij met n te doen\': Zijl gij hier
gekomen, om ons te pijnigen vóór den tijd\':" hetgeen
klaarblijkelijk aantoont, dal pijnigingen niet vcmic-
tiging hun toekomstig en eeuwig lot zijn zal.
„Het eeuwig verderf van het aangczigl des Heeren,
t:n van de heerlijkheid zijner sterkte" kan ook niet
vernietiging beteekeneu, want dal zon geen uit-
oefeneu, maar schorsen \\an <le Goddelijke magl zijn:
| en de tweede dood zal licslaan in ..geworpen te wor-
den in de hel, in hel ouuithlusschelijk vuur. waar hun
worm niet sterft.enbct vuurniel nitgebluseht wordt,"
waar „zal zijn weeniug en knersing der landen ;" nit-
drukkingen die allen op eene eeuwige verlenging des
1 hestaans, niet op vernietiging, doelen.
Zonderling in tegenstelling niet de leerstellingen
der A»ui/iilnlii)iiiite>t of Di\'i/i\'nrUuuiiitfH, zooals zij
veelal genoemd worden, die zich verbeelden, dal hel
ophouden des hestaans de hoogste ellende is voor de
bonzen weggelegd, is eene voorname leerstelling van
hel lioeddhisnms, de godsdienst van ongeveer drie
honderd milliocn nienschen, welke leert, dat hetgeen
de lioeddhislen Nirwana, d. i. vernietiging, noemen,
het hoogste geluk is. weggelegd voor hen. die den
hoogst en graad van volmaaktheid bereikt hebben iZic
( )|\'M:mi.m.i. Het groote doel, waarnaar de Hoe<ldhis-
tisclie wijze streeft, is eene eindelijke opbonding des
hestaans te verwerven, niets, volstrekt uiels te zijn.
A \\ \\ I \\(\'l A DA . eene vereeniging in hel jaar
1 l-fiii Ie Kome gesticht, voor liet uithuwelijken van
arme meisjes. Kik jaar geelt deze instelling op Vron-
wendag zestig Kooinselic kronncu. een |iak kleederen
van witte sergie en een gulden voor pantoffels, als
huw cl ijksgoed aan meer dan vier honderd meisjes.
De bewijzen, die haar hel le^l geven dal goed Ie onl-
vangen, winden door den paus uitgedeeld, die. ver-
gezcld vall zijne kardinalen. Ie dien einde een pracll-
ligen optogl houdt. Indien er meisjes zijn, die nonnen
1 vvensehen Ie worden, ontvangen zij I •-\'" krooiieu. en
worden dan door een bloemkrans om haar hoofd
onderscheiden.
\\.\\ \\ 1 \\( I \\TK\\ . eene unie van nonnen door
Johanna, koningin van Frankrijk, dochter van I,ode-
wijk \\l. en echtgenoot \\an Lodewijk X] I., ingesteld.
Zij had twee biechtvaders, die lol de orde der r\'ran-
eiseanen behoorden en haar trachtten te overtuigen.
dat de grootste eer, die zij aan God bewijzen kon. was
eenige kloosters Ie bouwen voor nonnen van hunne
orde. gelijk aan dat van bet Ave Maria Ie lJarijs,
gestieht door hare moeder, koningin f\'harlotle van
Savoye. .Maar daar Johanna zeide, dal zij eene bij-
zondere openbaring van de Maagd Maria ontvangen
had. dal zij eene geheel nieuwe orde moest stichten,
welke verschilde van alle tol nog toe bestaande, on-
demamen hare biechtvaders haar in hei vervullen van
haar voornemen hij te slaan, en daarom maakten zij
een regel voorde nieuwe orde. waarvan de voornaam-
ste bezigheid was de tien voornaamste deugden ol\'
verlustigingen van de Maagd Maria mei een aantal
kralen en paternosters ie rereeren. De eerste dezer
verlustigingen had plaats, toen de engel (iabriel haar
de verborgenheid dei\' vleeschwording aankondigde,
eu hieraan ontleende de nieuwe orde van nonnen haar
naam. De tweede verlustiging had plaats, toen zij
haar zoon Jezus Ier wereld bragl. De derde, toen de
wijzen kwamen om hem ie aanbidden. De vierde.
j toen zij het kind Jezus vond in den tempel, zittende
I in hel midden der leeraren, hem hooiende eu hem
:. ondervragende, enz. Daar alles nu in gereedheid was,
I was hel uoodigdc bevestiging der orde door het hol\'
van Rome ie verkrijgen. Het bleek echter, dat dit vrij
inoeijelijk was. \\le\\ander VI.. de toen regerende
paus. wilde de gevraagde bevestiging niet verleenen.
en niel voor dat een harer biechtvaders in persoon
naar Home was gegaan, gaven de paus en de kardi-
nalen loc. Vader Gilbcrt, zoo was de naam van den
biechtvader, gaf voor, dal St. I.aurentiiis en St. Fran-
eiseus hem verschenen waren, en dal deze hem. op
straffe van hun grool misnoegen, belast hadden de
bevestiging van den regel en de orde van de tien
deugden ol\' verlustigingen der Maag-d Maria Ie ver-
krijgen. Hel middel werd met een goeden uitslag
bekroond. — de bevestiging werd op den I I\'1\'\'" Fc-
bruarij 1 .">•)] gegeven. Leo X. hernieuwde de beves-
liging iu I •"> 1 i. Deze orde breidde zieh spoedig in
Frankrijk, Vlaanderen en andere landen uit. De non-
nen dragen een grijs kleed niet een rood scapulier en
een willen mantel, en hebben een koord mei tien
knoopen als gordel, lol herinnering van de lien deug-
den der Maagd Maria. - Kene andere orde van uon-
nen. die denzelfden naam draagt, werd te (ieniia in
Italië, iu hel jaar 100(1. door eene dame van aanzien
gestieht. Zij werd de orde der Annuncialen genoemd,
omdat zij de verborgenheid der vleeschwording\' bij-
zonder vereelt. Hare kleeding verschilt van de uou-
nen van Frankrijk, daar zij wit is, niet een scapulier
-ocr page 153-
\\.\\o.\\|(E.\\ni:.\\
uu mantel vau eenc blaauwc kleur, waarom zij ook
i\'desku genoemd worden, /ij neuten iu deze orde
weduwen cu maagden op, en Lebbeu in Italië ecu i
j aantal kloosters.
AX< )M\'L\\YN H.N i (ir. lOwiiiuiw, ongelijk i, een uaaui
iu de vierde eeuw aan de zuivere Ariaucu gegeven,
in tegenstelling van de Ïlall\'-Ariaiien, omdal zij deu
Zoon vau God voor ongelijk aan, of verschillend
van deu Vader in wezen hielden, terwijl <le llall-
Ariaucu beweerden, dal de natuur des Zoons gelijk \\
aan die des Vadem was. De Auomuanen werden
door de llalf-Ariauen op bei concilie van Seleucia
iu oj\'J veroordeeld, terwijl /.ij, oji hunne beurt, de
llall\'-Ariaiieu op de eoueiüeu van (\'ouslantinopcl en
Antiochic veroordeelden, en het woordyelijl. van hel
formulier van Kiutiui en Couslantinopel doorhaalden.
Zie AltlAXüX, IIai.i -Aiua.ni:.\\.
AXSAltEX, A.NS.VIULlis, XovUU».\\ üf XuS.UUlE- ;
\'li;x, een volk dat de bergkelen ten noorden \\an den i
Libanon, tussclicnTripoli en Autioehië, bewoont. Ue i
Ausaren hebben eene ïuenigle ongerijmde leerslelliu- I
gen, welke veel gelijken op die der Druzen. De hulf-
fabclachtige oorsprong dezer scetc wordl ultln> door
j Assemaun, (lic hel verhaal uil hel Syriseli vertaald ;
heeft, beschreven: — „Daar velen deu oorsprong der I
Xosairicten wenschen te weten, outvaugeu zij vau ons
hel volgende verhaal. In het jaar Mtl versebeen een
oud man in de landstreek Akitla iu een dorp. ilal de
inwoners Nazaria noemen. Daar dr/.c oude man het
voorkomen had vau iemand, die streng vastte en zeer I
arm en vroom was, volgden hem vele inboorlingen
van die plaat.-. Toen hij ei\' twaalf uil deze gekozen
had. volgens hel aantal Apostelen, beval hij hun eene
I nieuwe leer aan hel volk te prediken. De gouverneur
der plaats, dit hooreude, gal\'bevel den man in hechte- ,
nis te uemeu. en loeit hij hem iu zijn eigen huis in
een kerker had geworpen, zwoer hij, dal hij hem op |
den volgenden morgen zou laten kruisigen. Dien
avond legde de gouverneur, die hall\' dronken van v\\ iju ■
was, den sleutel van de gevangenis onderzijn kussen;
eene dienstmaagd, dil bemerkende, nam. loen hij in
diepen slaap lag, deu sleutel weg en opende, daar zij
medelijden had niet den ouden man, die aan vasten en
gebed overgegeven was, den kerker, sielde hem in v rij-
hcid, en legde daarop den sleutel weder op zijne vorige
plaats, Toen de gouverneur des morgens naarden
| kerker ging eu dien met deiizclfdcu sleutel opende.
vond hij niemand en verbeeldde zich, dal de schuldige
op wonderdadige wijze weggenomen was. Daar de
dienstmaagd uil vreeze stil hield, wat /.ij gedaan had.
— A-N^YliLN.                                                          lö\'.l
verspreidde zich hel gerucht, dat de oude man uil de
gevangenis ontsnapt was, terwijl de deuren gesloten
waren. Toen hij korten tijd daarna twee van zijne
discipelen in een ander laud vond. slaagde hij er iu
hen Ie overtuigen, dat hij door engelen uit degevau-
genis was verlost, eu naar eene plaats inde woestijn
was overgebragt. Hij schreef toen een boek ov er zijne
godsdienst, dat hij hun gal\'mei hei bevel, oni hel Ie
verspreiden en de ineusehen uil te uoodigcu zijne
nieuwe leerstellingen aan te nemen. Deze leerslelliu- J
gen waren van den volgenden inhoud: „Ik, die eu
die, gewoonlijk gehouden voor deu zoon van Olhnian, i
van de slad .Nazaria, zag Christus, die Jezus is, die
ook het Woord is, en de Ueschikker, en Aohmcd, de
zoon vau Mohamed, de zoon van tlanaphia van de
zonen van Ali; dezelfde is ook deengel Gabricl. tëu hij
zeide tot mij: (Jij zijl de Lezer; gij zijl de Waarheid;
gij zijl de kameel, die toorn tegen de ougeloovigeii
behoudt : gij zijl de vaars, die het juk dergeloovigen
draagt ; gij zijl de Ueesl ; gij zijl Johanues, de zoon
van Zaeharias. I\'redik daarom aan de meusehen, dal
zij viermaal iu hunne gebeden knielen, tweemaal vóór
zonsopgang, tweemaal na zonsondergang, mei hei
aangezigl naar Jeruzalem, terwijl zij telken male deze I
drie verzen opzeggen: -(tod is verheven bovenal- \'
len; God is hoog boven allen; God is de grootste van
allen. Laat op den tweeden eu zesden feestdag uie-
maiid eenig werk doen; laai hen Iwee dagen iu bel
jaar vasten; laat hen zich onthouden van de Mohame-
daansehe zuivering: laai hen ifcva sterkeu drank driu-
ken, maar wijn zooveel zij willen; laai hen hel vleesch
vau wilde heesteuuiel eten." Nadat hij deze belagche-
lijke leerstellingen verkondigd had. trok hij naar 1\'a-
leslina, waar hij de eenvoudige en boersche bewoners
mei dezelfde leer besmette; daarna vertrok hij, ver-
borg zich, en lol heden toe is zijne plaats niet bekend.\'
De leerstellingen, die door de seheiks of leeraren
der Ausaren onderwezen worden, zijn zeer zonderling,
/.ij heren, dat God verscheidene malen vleesch ge-
worden is; dal hij niet alleen vleesch geworden is
in Jezus Christus, maar ook iu Abraham, Mozes en
andere voorname pers......u uit hei Oude Testament.
Zij kennen dezelfde eer ook aan .Mohamed loe. Zij !
verbeelden zich, dat zij Jezus Christus eeren door Ie
beweren, dal hij niet aan het krui- stierf, maareen I
ander iu zijne plaats stelde. Zij zeggen ook. dat Mo-
hamed bepaalde, dal eenander ligchaain iu plaais
van hel zijne, in hel graf zou gelegd worden, dal voor
hem in gereedheid gebragl was. Zij hebben aan de
Christenen hei vieren van het avondmaal ontleend,
-ocr page 154-
WI.UJTAPPES — ANTANG.
L4Ü
maar vieren liet op zonderlinge wijze, met wijn en
een stukje vleesch. Zij laten alleen mannen tot liet
avondmaal toe en houden liet in lul geheim. Zij vieren
ook cenige leesten, die dom Christenen in acht
genomen worden, zooals Kerstijd, de besnijdenis van
i Christus, Driekoningen, Palmzondag, Paschen en
eenigc gedenkdagen van Apostelen eu heiligen. Als zij
bidden, koeren zij liuu gelaat naar de zou. hetgeen eeni-
genheeft doen veronderstellen, dal zij haar aanbidden.
Deze beschuldiging heeft echter geen goeden grond.
De Ansareu gelooven aan de zielsverhuizing, doch
zij incenen, dat de ziel van een vrome, die lot hunne
eigene secte behoort, liet Paradijs kan binnentreden, \\
nadat zij door een klein aantal ligchameu gegaan |
is. De zielvan iemand anders moet tachtig ligchameu
bewoond hebben. De zielen van ougeloovigeu gaan.
zooals zij ureenen, door vijf vreeselijke graden, en
daarna moeten zij tot de komst van r\'aiiiua in de
wereld blijven als schapen. De Aiisaren worden in
verschillende seeten verdeeld, van welke niets dan de
namen Kelbye, Shamsyc en Mokludjvc bekend is. Zij
koesteren hel zonderlinge denkbeeld, dat de ziel het
ligchaaui van een stervende door deu mond moet ver-
laten, en zij hoeden zich zeer vooreen ongeval, dal,
zooals zij zich verbeelden, verhinderen kan, dat zij
dieu weg gaal. Wanneer b. v. het bestuur van Lat akia
of Tripoli een Ausariër ter dood veroordeelt, bieden !
zijne betrekkingen groote sommen aan, opdat liij
gespietst eu niet gehangen moge worden. Dit loont,
dat zij ten minste eenig begrip van ecu toekomstigen
staat hebben. In Anatolië eu te Constantinopel wor-
den Ansariërs gevonden. Dr. AVilson meldt, dat hij
er eenige gevonden heeft in de dorpen nabij de brou-
nen van den Jordaan. Burckhardt, de reiziger, bcrigt
ons, dat cenige jaren geleden een groot man van die
sectc in de bergen van Antiochië stierf, en dat het
water, waarmede zijn lijk gewasschen was, zorgvuldig
in flesseheu gedaan, en naai\' Constantinopel en Klein-
Azië gezoudeu werd.
De Ansaren zijneenbergstam, die nagenoeg zonder
j wetten leeft en nooit tot volkomciie onderwer])ing
gebragt is. Zij schijnen een tak van de Carmatiiiers
I (zie ald.) te zijn. daar hunne leerstellingen een mengsel
ziju van Mohamedismus en Perzisch mysticismus. Zij
noemen zich zelve Mttnieu en kennen Ali, 1\'atiiua,
Hassan en Hossein goddelijke eer toe. Niebuhr ver-
zekert, dat zij twaalf Imams erkennen, eu dat zij
gelooven. dat de laatste dezer, Mohamed-el-Mehdee,
zijne woonplaats in de zou genomen heeft. Maundrell
zegt, dat zij op een zeer lagen tra) > van zedelijkheid
staan, daar zij een losbandig volk ziju, dat aau het
drinken van wijn sterk overgegeven is. Zij leven iu
aauhoudenden twist met de isiuaëlietcu, die dezelfde
bergen bewonen. Somtijds worden zij verward met
de Assassijueu. Zie Ass vssijnen.
ANTAMTAPPES, de Donkere Put, «Ie laatste
strafplaats waarin, volgens de liidiaansche Brahmi-
uen, de boozen geworpen worden, en waaruit zij
nimmer terug kunnen keeren. Daar worden zij door
doornen vaneen gereten, door dolle, kraaijen met sta-
len hekken gepikt, door honden gebeten en door
muggen gestoken.
ANTAXG, een groote roofvogel door de Dajak-
kers, een volk dat de zuidelijke kust van het eiland
Borueo bewoont, vereerd. Tlij wordt beschouwd als
een van de goede geesten, die de hoogere .gewesten
bewonen, welke, volgeus de Dajakkers, hetzelfde
voorkomen hebben als de aardsche wereld. Bergen, !
dalen, rivieren, nieren enz. worden zoowel daar, als
op deze wereld gevonden, en de rijken der verschil-
lende geesten worden begrensd door de verschillende
stroomen en riviertakken. liet volgende \\ erhaal wordt
door een zendeling in dat district van dezen vereer- !
den vogel gegeven: — „De voorvader Tato van die
eerwaardige familie van Antaugs is zekere Sambila-
Tinmj,
of rijke zoon van een Kahaiaauseh opperhoofd
van oude tijden. Deze Sanibila-Tioug is de eerste,
die het gebruik invoerde, iu later tijd zoo algemeen
onder de Dajakkers, van hoofden af te snijden. Zijne
moeder zette hem daartoe aan bij deu dood van
haar echtgenoot, toen zij weigerde te tirru, alvorens
hij het hoofd van een man gevonden had, om daar-
mede het feest op te sieren, terwijl de ziel van den
onthoofde aan het overleden opperhoofd als slaaf
gegeven moest worden, ten einde hem naar Av.nleteei-
li«it
te vergezellen. Sauibila-Tiong was gehoorzaam
aan hel bevel zijner moeder. Keus nam hij vroeg in
den morgen zijn luttjii en wandan (speer en zwaard),
eu eene hoeveelheid gekookte rijst in pisangbladeren
gerold, en sloeg een smal eu eenzaam pad iu naar de
naburige bergen. Daar aangekomen verborg hij zich
onder liet kreupelhout digi hij het pad, en keek met
vurige oogen naar zijne prooi. Na eenigen lijd ge-
wacht te hebben verscheen een reiziger benedeu aan
hel beekje, met een pak op den rug. Toen deze het
riviertje doorwaad had, ging hij snel en achteloos naar
de plnals. waar Samhila-Tiong verborgen lag. De
laatste bewoog zich uiet, maar liet den armen vrecm-
deling rustig voorbijgaan, eu zich toen van achteren
plotseling op zijn slagtoffer werpende, slak hij het
-ocr page 155-
ANTEDILUY1AXKX (OODSDU\'.XNT DJ-lrti.                                        Il]
met zijn lunju iu de zijde, zoodat hel waggelende
uederviel.
Verdediging was onmogelijk; alvorens de gewonde
man weder bij zijne zinnen was. was de seherpe, Iwee
voet lange mandan door zijn nek gegaan, en hel af-
geslageu hoofd rolde voor de voeten van den inoor-
denaar. Vrurig greep de laatste liet hoofd bij deszelfs
lang en golvend haar, plaatste liet in zijn i-antbul(ecne
kleine langwerpige mand, die uitsluitend door mau-
nen op reis gebruikt wordt j. en keerde deuzclfden dag
met zijne prooi naar buis terug, waar zijne moeder
hem wachtte. De noodzakelijke toebereidselcu voor
den tiica werden nu zouder tijdverlies gemaakt, en
toen alles binnen ongeveer eenc maand gereed was,
werden de gasten iu grooten gulale uitgenoodigd.
Maar ziet! wal gebeurde er. Toen bel feest zijn hoog-
ste punt bereikt had, en de kampoug weergalmde van
het gezang der Bliaus (dansende meisjes); toen schot
na schot het buis, waarin bel juichende volk opeen-
gehoopt was, schudde; toen bel gezang van den 01)
«toga /ia»
(het loflied gezongen door den gids der
ziel) al hooger en hoogerging, en de afgestorven ziel
van deu Tomogomj en die van zijn slaaf, den onthoof-
den reiziger, der zorg van Tetiipoit-tellott aanbeval, en
den geest der menigte ontvlamde eu vervoerde; toen
werd plotseling, iu een oogwenk, SainbilaTiong in
een Autaug veranderd, die, met zijne lange, roode
vleugels boven de hoofden der Bliaus en van den Oio
maga liau slaande, de openslaande deur bereikte.
Daardoor ontsnappende zweelde hij iu de hoogte,
vormde gedurende ecnigc seconden groote kringen
boven den kampoug, en begaf zieh daarop naar de
eenzame kusten van de c&Mffffj(binucnlandschc meren)
iu de bergen, van waar zijne talrijke nakomelingen
zich achtervolgen» niet alleen over dat groote eiland,
maar ook over den gehcelcu Indischen Archipel
verspreidden.
Op deze fabel steunt de hooge vereering, waarin
de Antang ouder de Dajakkers staal, die hem bij alle
belangrijke ondernemingen raadplegen, en nooit eene
reis aanvaarden zouder zieh eerst van zijne goedkeu-
ring overtuigd te hebben, welke bij aan zijne vercer-
ders kenbaar maaki door zijne veel beteekenende
vlugt, waarvoor hem, den koning der luehtgcw elven,
nat uurlijk bewijzen van dankbaarheid gegeven worden
iu den vorm van koninklijke maaltijden. Xadat deze
schikkingen afgeloopcn zijn, gaan de reizigers met
veel bedaardheid op weg, en zijn geheel en al zorgc-
loosaangaande de toekomstige dingen; zij vertrouwen
alleen op hun beschermheer, die hun, zij zijn er zeker
van, aanhoudend nabij zal zijn. ieder ziet iu hem eeu
oud vriend en landgenoot, die, hoewel tot hoogeren
rang verheven, altijd veel belang steil in het lot zijner
familie, en zieh verheugt over hare vriendschap en
haar vertrouwen, Keu punt is echter niet geheel iu
overeenstemming mei bun begrip van zijne weldadig-
beid, en wel zijue voorliefde voor kiekens, welke zoo
; groot is, dal hij er altijd eeu groot aantal met zieh
" naar zijn ktdu Uiui/ü-tin (een hoogeu boom) neemt.
Indien zijne bezoeken te menigvuldig zijn, plaatsen
de mensehen zich, als zij hem uil zijn luchtkasteel zien
I nederdalen, iu de deur van bun huis, en verdooven
zijne noren met de schelst mogelijke kreten. Dit is
\' alles, wal noodzakelijk wordt geacht; hem mei een
schot hagel te ontvangen, daarvan droomt niemand.
i waarschijnlijk omdat hij voor liiifu (onkwetsbaari
wordt gehouden. Groot was de verbazing der boeren,
; toen de schrijver, bij zekere gelegenheid, eeu hunner
Xabis van zijn tangiran met een schot hagel ueder-
sehoot, juist toen hij zich bezig hield met zijn maal-
tijd gereed te maken, „tlau malei kea iii!" (ha, hij is
waarlijk dood!) riepen zij luide uit, toen eeu kleine
t\'hinesehc jongen hem uit het langt.\' gras haalde."\'
ANTEDILUVIAXEX (Godsdienst deu). Wei-
nig is er bekend van de kleine bijzonderheden der
godsdienst dezer wereld voor den zondvloed; er is
echter iu de Heilige Schrift genoeg geopenbaard, om
ons in staat, te stellen niet zeer onzekere of onjuiste
begrippen aangaande bel onderwerp Ie vormen. Hel
Vutcdiliniaausche tijdperk strekt zich uit. over 1,656
jaren, volgens de llcbrceuwscbc tijdrekening, eu toch
kon in den loop van die lauge tijdruimte liet gebrek
aan eene geschrevene openbaring met geene moge-
lijkheid gevoeld worden, daar bel leven des incusehen
i zoo lang duurde, dat Methusalem 243 jaar met Adam,
; den vader van hel menschclijk geslacht, en 000 jaar
met Noach, den laatsten mensch der oude wereld,
doorbragt. Dekennis der schepping, zoowel als van
; den val des menschen en van de aanwijzing des ge-
neesmiddels , kon daarom gemakkelijk door de ge-
slachten van Adam lot Noach voortgcplaut worden.
i De Antediluviaucn werden echter begunstigd met
merkwaardige kenbaarmakiugeu der Godheid. God
verscheen iu den eersten lijd van bel. bestaan der
wereld niet alleen aan goeden, maar, somtijds ten
minste, zelfs aan boozen. Het is niet onwaarschiju-
lijk, dat Iienocli buitengewone openbaringen van
Jehovali zelveu ontvangen heeft, daar wij iu Gen. V :
2\'2 lezen: „Ilenoch wandelde met God." De instel-
ling van den Sahbath en het offeren van ulferanden
-ocr page 156-
WTEDLLUVIAXEX (GODSDIENST DEK).
IJ:
moeten er veel toe hebben bijgedragen, om cene
kennis van de ware godsdienst te bewarcu, in hare
hoofdtrekken althans, \\crvat in de belofte aan onze,
eerste ouders na den \\al gedaan (den. lil : 1.3i: j
„Eu Ik zal vijandschap zeilen tusscheu u en tusscheu \\
deze vrouw, en tusscheu uw zaad uu tusscheu haar j
zaad; datzclve zal u den koj> vermorzelen, en gij zult
het de verzenen veruiorzelen. De bijzondere voor-
regteu van de Anlediluviaauselie wereld hielden haar !
echter niet terug \\au in een staat der diepste verdor- i
venheid Ie tallen. In Gen. VI : Jl lezen wij, dal de j
aarde verdorven was voor Gods aangezigt, eu vervuld
was met wrevel; en door verdorvenheid wordt inde j
taal des bijbels,zooals de Joodschc geleerden zeggen, I
altijd bedoeld onzuiverheid of afgoderij. Groot ver- j
schil van ineeniug bestaat er aangaande de vraag, of de j
Aiitediluvianeii zich schuldig uiaaktcu aan afgoderij. (
Ünkelos, Maimouidcs en de meeste Kabbalistische
schrijvers vertalen de woorden, die betrekking heb-
ben op de geboorte van Enos, niet gelijk v\\ ij : .,\'1\'oen
begon men den uaam des Meeren aan te roepen;"
maar „Toen was er heiligschennis door den naam des
Uceren aan te roepen;" hetgeen, volgeus hen, betce-
kent, dal de naam van God toen aan schepselen ge-
ge vcu werd. Sauchonialho. een van de eerste ongc-
wijdc schrijven, zegt, dat de zon aangebeden werd
iu het tweede geslacht van Adaui, en pilaren of ruwe
slecnen in hel vijlde, en standbeelden en voorname
personen in bei negende. Aan zulke beschouwingen
kan echter niet de minste waarde gehecht worden.
Hel is voor ous tegenwoordig plan voldoende op het
ontwijfelbare feit Ie wijzen, dal bel meiisehdoni zoo-
danig ontaard was gedurende hel tijdperk, dal tus-
sehen de Schepping en den Zondvloed verliep, dat wij
lezen: „Toen berouwde hel den Heerc. dat Mijden
mcnsc.li op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem
aan zijn harte." Dikwijls badden regtvaardige nian-
neu ongetwijfeld gepoogd om den snel loeucmcnden
stroom van goddeloosheid eu boosheid tegen te gaan.
Ilenoch voorzeide de eiudclijke vernietiging der we-
reld bij de tweede konist van Christus, en Bochart ■
maakt de gissing, dat hij den komenden zondvloed j
voorspelde door (Urn naam Mcthusalaeh, welken hij
aan zijn zoon gaf, welke uaam. verklarend omsehre-
ven, kan vertolkt worden door: „als hij dood is, zal ,
een vvatervloed volgen." Als deze gissing gegrond is,
dau werd de voorspelling op merkwaardige wijze vcr-
vnld, daar, hoe onwaarschijnlijk het ook was. dal die
vervulling komen zoude, toen de uaam gegeven werd.
zijn leven loi binnen twee jaar van den zondvloed
v erlengd werd. Xoach zelf was een prediker der regt-
\\ aardigheid gedurende honderd twintigjaar vóór die
groote ramp, welke ondergang en verwoesting over
ceue zondige wereld bragt.
De drie schrijvers der booge oudheid, die beweren
cene geschiedenis van de Anlediluviaauselie wereld te
geven,zijn: lïerosiis, die de geschiedenis derChaldccn
beschreef: Sauchonialho, welke die der Phceniciërs
zanuiistclde: Mauetho, die de oudheden van Egypte
v erzanicldc. Jicrosus beweert, dat hij in het kort de
geschiedenis verhaalt van tien koningen, die vóór
den vloed iu L\'haldca regeerden, en dit aantal komt
overeen met dat, door Mozes vermeld. Men vcron-
derstelt, dal Aiorus, de eerste koning, Adam, eu dat
\\isiilhrus, de laatste, Xoaeh is. Sauchonialho, die
meer iu bijzonderheden afdaalt, zegt, dal het volk bij
gelegenheid van groote droogte de zon aanbad, die
zij lieelsaineu noemden, welkeuuam iu hel 1\'huiuieisch
beteekeul Heer des Hemels. Mauetho geeft, in zijn
groot verlangen om de Egyptcuarcn veel ouder dan
ecuigc andere natie te doen schijnen, ceue van de
uieesl ongerijmde legenden, die ooit verkondigd zijn.
Hij verzekert, dat er iu Egypte dertig dyuastien vau
goden waren, die uit 11-5 geslachten bestonden eu
gedurende öü,.};?."> jaar regeerden, en dal, toen dit
tijdperk voorbij was. acht halfgoden gedurende i 1 \'i
jaar hel bewind voerden: dal op deze een geslacht
van belden volgde, i.cn getale van vijftien, en dat
hunne regeling li-\'i jaar duurde. Hij zegt, dat dit
alles vóór den vloed heeft plaatsgehad. Hel verhaal,
door Mauclho gegeven, is zoo zonderling, dat hel
velen geleerden niets anders dan eeuc label toeschijnt.
Stackhousc werpt] in zijne Geschiedenis van den bij-
bel eenig liehi over hel onderwerp, door op hel feit
te wijzen, dat de liemclligchaiiicu de eerste goden der
Egyptenaren waren; eu door cene belangwekkende
overeenkomst, die de gcheelc zaak schijnt ie vcrkla-
reu, is de duur van de dertig dyuastien van goden,
die, gelijk hij zegt, 36,525 jaar geweest :s: juist
tic lengte van hetgeen de Egyptenaren cene gcheelc
omwenteling van de wereld noemen; dat is, wanneer
de verschillende liemclligchauieu op hetzelfde punt
terugkomen, van waar al hunne omwentelingen bc-
gouneu.
Kenigc schrijvers hebben beweerd, dat de gods-
dicnsl der Anlediluviaansche wereld uitsluitend na-
tuurlijk was, gegrondvest op de gevolgtrekkingen der
ïnensehelijke rede. Zonder twijfel zijn de oorsprou-
kclijke beginselen van alle godsdienst door God iu
de ïnensehelijke borst geplant, eu daarom kun men
-ocr page 157-
AXTEKOS.                                                                  143
Onder de Antediluviaansehe wetgeving werden.
volgens de Rabbijnen,de zes groote voorschriften van
l Adam. gelijk zij gewoonlijk genoemd worden, goge-
! ven. Keu zevende, dat betrekking had op het eten
> van bloed, werd door Nnach daarbij gevoegd. Dezes
i voorschriften zijn de volgende: — 1. Gij zult geene
! andere goden hebben dau alleen den Maker van hemel
I en aarde: :?. Gij zult er steeds aandenken den waren
i God Ie dienen, den Heer der wereld, door Zijn naam
i In hel midden van u Ie heiligen; .\'>. Gij zult liet bloed
van den inenseh, geschapen naar hel beeld van God.
I niet vergieten; I. Gij zuil uw ligchaam niet bederven.
opdat gij vruchtbaar moogf zijn en vermenigvuldigen,
■   en de aarde met een zegen vervullen: •"». Gij zult le-
vreilen zijn met datgene, wal hel uwc is, en wat gij
niet weuseht. dal men u doe. dat zult gij aan geen
ander doen: li. (lij zult regl doen wedervaren aan
. iedereen, zonder aanzien van personen.
Dal er profeten ouder de Antediluvianen bestaan
■   hebben, blijkt duidelijk uit den brief van .luilas: „En
van dezen heeft ook llenoeh. de zevende van Adam.
i geprofeteerd, zeggende : „Ziet, de Heere is gekomen
i mei zijne vele duizenden heiligen.\' Men geheel boek,
; dat tot titel beeft: De profetieu van llenoeh. is door
j de Abvssiuisehe kerk in haar gcwijdeii canon opge-
: nomen. Dit boek is blijkbaar een ondergeschoven
I werk. maar wat zijn historischen inbond aangaat, ge-
grondvesl op de Mozaïsche geschiedenis der Antcdi-
Invianen. Gedeelten van hel boek werden door Bruce
: uit Abyssinie nvergebragt: hij zeil /egt, dat het een
Gnostisch werk is, hetwelk de eeuw der Kmiins. Ana-
| kims en tëgregoreu bevat, die reuzen waren, welke
I van de zonen van God afstamden, en verliefd werden
I op de dochters der mensohen. De Oosterlingen hob-
i ben verscheidene overleveringen van geene groote
waarschijnlijkheid bel rellende llenoeh bewaard. Zij
gelooven, dat hij van God de gave der wijsheid en
der kennis in hnoge male ontving, en dat God hein
dertig boekdeelen uil den hemel zond. opgevuld met
i al de geheimen van de geheimzinnigste wetenschap.
i Ongerijmd als zulke overleveringen zijn. is het toch
builen allen twijfel, dal Hcnoch in den beloofden Mes-
! sias geloofde, en zich niet alleen verheugde over het
\' vooruilzigt van Zijne eerste komst om de wereld Ie
redden, maar ook niet blijde verwachting uitzag naar
Zijne tweede komst om de levenden en de dooden Ie
oordcelen.
AN\'I\'KKOS. eene Heideuschc godheid, de zoon
van Mars en Yenus. De Alheners rigttcn een altaar
• en een standbeeld voor dezen god op. dien men ge-
zeggen, daf hel bezil dezer erfenis van do natuur
evenzeer aan het geslacht na, als aan dat vóór den
zondvloed behoort. Maar behalve de oorspronkelijke
beginselen, waarop wij doelen. had hel mcnschdom
vóór den vloed klaarblijkelijk eene positieve gods-
dienst, die door God voorgeschreven was. en den oor-
sprong gaf aan de godsdienstige gebruiken, die zij in
aelit namen. Zoo was de offerande aan God ontleend,
door eene bijzondere openbaring aan onze eerste
ouders gegeven. Dat er een Goddelijk voorseliril\'t
voor deze instelling was, wordl aangeduid door den
schrijver van ücn brief aan de Hebreen, als hij zcgl:
„Door liet geloof heeft Abel eene meerdere offerande
(iode geofferd dau Kaïn." Het geloof van Abel moesi
iets hebben, waarop hei rustte, en dat kon alleen ge-
vonden worden in dr belofte van God. waaraan hij
geloofde, dat het zand der vrouw den kop van den
slang zon vermorzelen; en ten gevolge van dit geloof
offerde hij /.nik een offer voor zijne zonden, als God
bepaald bad. dat geofferd zon worden, totdat hel be-
loofde zaad komen zon. De wet der offeranden, die
op de ante.dilnviaansehe wereld bestond, was dus ten
deele ontleend aan dn natuurlijke werking van de
menschelijke rede. en ten deele aan de dadelijke en
stellige aanwijzing van God zelven. In Zoo verre de
offerande eene uitdrukking was van dankzegging aan
God voor ontvangene geuadeblijken, was zij eene in-
stelling van enkel natuurlijke godsdienst: doch in
zoo verre zij boelend was en eene uitdrukking van hel
beginsel, dal erzonderbloedvergietengeenevergeving
van zouden is, was zij zekerlijk door God ingesteld,
enwashetgebmik opeen Goddelijk bevel gegrond vest.
Dat de eerste menseben en diegenen hunner af-
slanimoliugen, welke (iod vreesden, afzonderlijk het
gebed in aehl namen, kan voor geen oogeublik in
twijfel getrokken worden. Men veronderstelt gewoon-
lijk. daf de eerste instelling en bel gebruik van open-
bare aauh\'driing gevonden wordt in de uitdrukking,
die jeu opzigle van den lijd van Enos gebezigd wordt :
„Toen begon uien den naam des Meeren aan Ie roe-
pen. Dikwijls is beweerd, dat het ondersebeid tus-
selien zuivereen onzuivere dieren door de Anleililuv i-
aiieu gekend werd: eene onderstelling die. naar men
meent, gewettigd wordl door het verhaal van de die-
ren, die in de ark gingen. Het is echter mogelijk, dat
Mozes. hel verhaal opstellende, geschreven beeft in
laai ontleend aan zijne eigene kennis van hel onder-
scheid, zonder dat hij daardoor den indruk wilde
geven, dal zulk oen onderscheid vóór den z.....Ivloed
bekend was.
-ocr page 158-
1 11                                              VXTHEÏA — VNTÏlUnpnMOHI\'inF.TF.Y
woonlijk voor don vertegenwoordiger dor wcdcrzijd-      on veel zuivering waren toegelaten, werden gekleed
sehe liefde houdt. (oorspronkelijk stond echter Ante-      in vellen van jonge hinden en met myrten guirlandes
ros tegenover Eros, en streedt hij tegen dezen.: of ;   gekroond.
liever, hij is een wrekend god, die diegenen straft.           VXTHROPüLATKEN (Gr. authropot, meuseh,
welke de liefde van anderen niet beantwoorden.               latreiio, ik aanbid), een sehcldnaam door de Atol-
AXT1IKIA (Gr. (wfliox. eene bloem i, ecu bijnaam      i.t.s vuisten (/ie ald.) aan orthodoxe Christenen ge-
van Hera, als de vriendin der bloemen, onder welken
      geven, omdat deze staande hielden, dat Christus
zij te Argos aangebeden werd. Hetzelfde woord werd
      volkomen een meiiseh geweest was, met eene redelijke
(e Gnossus als een toenaam van Aphrodite gebruikt,
      zieleneen ligehnnm vandozelfdenatutiralsdat vanan-
WïllKSl\'IH )|{ I K\\\' i(ir. (in/hos, eene bloem, ,
   dcre mensehen, hetgeen alles door de Apollinaristcii
///\'.\'/•o. ik voer weg), een feest in oude tijden op Sicilië :
   ontkend werd. firegorins van \\azianze trok zich dit
gevierd. Volgens de fabellecr werd l\'roserpina door
     misbruik aan en antwoordde er scherp op. Hij zegt
l\'liito «eggevoerd, terwijl zij bloemen pinkte, en na
      den Apollinaristcn, dat zij zelve veel meer den naam
lang zoeken door hare moeder Cercs in de onderwe-
     van vleesehaanbidders verdienden, want al- Christus
reld teruggevonden. Kene schikking werd daarop
     geenc mensehelijke ziel had. zooals zij zeiden, dan
getroffen, waarbij bepaald werd. dal zij een derde van
      moest men hen natuurlijk besehouwen als aanbidders
liet jaar bij l\'liito. en twee derden bij hare moeder zon
      van Zijn vleesch alleen.
doorbrengen. ()tu deze jaarlijkschc terugkomst tege-            ANÏT1 IU>I\'< >MOR I\'IIIKTKX iGr. rrt/ttsojjos,
denken, werden de .t,///n\'x////oi-/\':// ingesteld, en daar      menseli, liioi\'plif, vorm), mensehen die op verschillende
hel feest in het begin der lente plaat- had. was het      lijden in de Christelijke kerk zijn opgestaan, en wier
een bloem en feest, dal gevierd werd door bloemen te      dwaling ligt in de veronderstelling, dat liet Goddelijk
plukken en ze lot guirlandes te vlechten. Feesten van      Wezen, in plaats van zuiver geestebjk enonligehame-
denzelldeu aard werden ter eere van andere godheden,      lijk ie zijn. een inensehelijk ligehaai» bezit, hoewel
voornamelijk Hera, gevierd, hij welke gelegenheid      misschien meer vergeestelijkt en etherisch in zijne
meisjes mei mandjes vol bloemen in processie rond-      natuur. Zulk eene meening is in elke eeuw bij velen
gingen, terwijl eene zangwijs, llierakiougebeeten,op      aanwezig, en komt voort uit de mate waarin wij, als
de fluit gespeeld werd.                                                        bezitters van stoft\'elijke ligchameu, noodzakelijk ou-
AXTII KSTK1II KX, een feest ter eere van Dionysiis     der den invloed zijn van onze uitwendige zinnen. Hij
of Maeehus te Athene gevierd, en wel op den II1\'"".
      het doorloopen van de Heilige Schriften kunnen wij
I -2\'\'™ en |.\'!,,en van de maand Antliesterion, die over-
      niet anders dan gel rollen worden door de eenvormig-
eenkomt mei bel einde van onze maand Xov emberen
      heul, waarmede de onderwerping van onzen geest aan
het begin van December. Het was een I ijd van groote
     den invloed der stof in het oog gehouden is. Als zij
vreugde, en spelen van verschillenden aard werden
      lol ons spreken over het (ioddelijk \\\\ ezen. dan stelle»
gedurende de drie dagen van het feest gehouden. ()p
     zij bel voor als bezittende die eigenschappen en hoe-
den eersten dag werden de vaten opgesloken.cn werd
     danighcdeu, welke wij begrijpen, dal iets hebben van
de wijn van het vorige jaar geproefd. Op den twee- i
   de eigenschappen onzer eigene natuur. Niet dat God
den dag dronk iedereen uit zijn eigen beker zooveel !
   hoort en ziet en handelt gelijk de menseli; maar om
hem lustte, en gal men zich over aan alle soorten van j
   het (Ipperwczen te beschrijven is het uoodig eene taal
genoegens, i\'p tien derden dag werden potten met
      te gebruiken, die ons ideën geeft, welke zoo nabij
bloemen en zaden aail Dionysiis en Hennes geofferd, j
   mogelijk mei de werkelijkheid overeenkomen. De
De mysteriën, met dit feest verbonden, werden des j
   taal. die zulke ideën uitdrukt, kan ten minste niel
nachts en door de vrouwen alleen gehouden, in een I
  anders dan analogisch zijn; juist gelijk wij, bij het
tempel, die hel geheele jaar door. behalve bij deze i
   behandelen van zuiver verstandelijke zaken, toch ge-
gelegciiheid. gesloten «as. De ceremoniën werden j
  dwongen zijn om onze gedachten in iiildrukkingcu te
bestuurd door veertien priesteressen. De vrouw van
      kierden, welke in hare eigenlijke betcekenis alleen op
den tweeden archont offerde een geheimzinnig offer
     sloffelijkevoorwcrpenbetrekkinghebben.Deovergang
voor het welzijn van de stad. en eene geheime pleg-
      van de eigenlijke lol de overdragtelijke betcekenis
tigheid had er plaats, door welke zij aan den god werd |
   der woorden is in de meeste gevallen eenvoudig en
verloofd. Hel dier. dat geofferd werd, was eene zeng, :
   gemakkelijk, en wij loopeu weinig of geen gevaar om
en de ingewijden, die slechts na groote toebcreidsiden \'
  ze in gewone gevallen met elkander te verwarren.
-ocr page 159-
1t."
AXTIIIIOPOPATITISTKN.
Ten opzigtc van geestelijke en Goddelijke zaken gaat
de overgangechter van niet weinig moeite vergezeld,
en wij loopen vrij groot gevaar om mis tevreden te
stellen niet begrippen, die ze bijna geheel en al als
stoffelijk voorstellen. Daarom maakt het Anthropo-
morphismus, of de dwaling om aan het Goddelijk
Wezen hol stoffelijke van ous eigen ligchaam toe te
kennen, niet liet kenmerk van cene bijzondere seele
uit, maar is liet eerder cene verkeerde gewoonte van
den geest, welke verbetering eisebt. De eerste, die
openlijk de leer onderwees, dat God een mcnschelijk
ligchaam bezil, naar welks beeld de menscb gescha-
pen is, was Anihcus, die in de vierde eeuw leefde.
Dil was slechts ééne van een aantal verkeerde leer-
stellingen, die de seete, welke hij stichtte en waarvan
hij bet hoofd was, predikte. Zie And.kan\'kn.
In de tiende eeuw vertoonde zich deze matcria-
listische beschouwing van de Goddelijke natuur in
het district Viccnza in Italië; het werd echter met
veel kracht en een gelukkig gevolgdoor Itatherhis,
bisschop van Veroua, bestreden. Onderrigt zijnde,
dat de priesters van Viccnza anthropomorphische bc-
schouwingen van God onderwezen, natu deze uittnun-
tendc en bekwame man in eene zijner preeken de
gelegenheid waar om de dwaling bloot te leggen, en,
de zuiver geestelijke natuur van de Godheid aan te
loonen. Dit veroorzaakte veel 111is110egen.cn ecnigen
van de priesters kwam het zelfs voor, alsof bun God
van hen was weggenomen, daar zij gewoon waren
Hem alleen ah- stoffelijk te beschouwen. „Gij maaktet
op domme wijze afgoden in uw eigen hart,"autwoord-
de de gcloovige prelaat, „en de onmetelijkheid van
(iod vergelende, schilderde! gij u, als bet ware, een
grootcn koning af, gezeten op een gouden troon, en
de heirseharen van engelen rondom Hem, alsof zij
gevleugeldemenschen waren, gekleed in wille klee-
deren, zooals gij beu op de kerkmuren afgeschilderd
ziet. "De zonderling bijgeloovigc denk beidden, waarop
Rathcrius hier zinspeelt, werden in niet geringe male
gevoed en aangemoedigd door de schilderijen, waarop
Goden de engelen voorgesteld werden, die overal de
kerken opsierden.
liet Anthropomorphismus werd ook in de 1?,1<\'
eeuw door Joseph Hussey van Cambridgc geleerd.
Deze bekwame godgeleerde beweerde, dal de inen-
schelijke ziel van Christus vóór diens verschijning op
aarde uil een geestelijk en glansrijk ligchaam be-
stond, waarin bij aan Adam, Abraham en andere hei-
ligcn van het Oude Testament verscheen, en dal
hij beschouwde als hel beeld van God, waarnaar de
menscb gemaakt was. Zoo heeft dus van iun lijd van
\'IVrlullianus af, die bei onmogelijk vond om iels als
wezenlijk te begrijpen, da! niet op de eene of andere
wijze ligchamclijk was, deze materialistische beschon-
wing van het Goddelijk Wezenzich, door vele ecuwen
heen. van tijd lol lijd geopenbaard, hetgeen duidelijk
aantoont, hoe moeijelijk het voor den menscb is, om
zich van een zuiver geestelijk wezen een denkbeeld
Ie vormen.
Ken van de grofste vormen, waarin deze verkeerde
opvat l ing van de natuur des Goddclijkcn Wezens zich
openbaart, is het anthropomorphismus door de Mor-
moneu van onzen tijd geleerd. In eene der laatste
preeken, welke hun groole profeet voor zijn dood
uitsprak, wordt de volgende verklaring van hunne
denkwijzen op dit punt gegeven in woorden, die
niet verkeerd begrepen kunnen worden: „God zelf,
die in gindschc hemelen op zijn troon zit, i^ een
mcnseli gelijk elk van u; dat is hel groot e geheim.
Indien de sluijer heden werd verscheurd, en gij den
grootcn (iod zaagt, die deze wereld in hare loopbaan
houdt en alle dingen door zijne magl bestuurt, dan
zoudl gij Hem zien in (\\cn gelieeleu peis.....i, lui
geheelc beeld en de juiste gedaante eens ineiiselien.
Adam werd jui-t naar het beeld van (iod geschapen;
Adam ontving onderrigtingcu van God, wandelde,
sprak en ging om met Hem. gelijk de eene monscli
spreekt en omgaat met den anderen."*"\'1\'\'* ,,fkzal
u zeggen, boe (iod (iod werd. God zelf, de Vader van
ons allen, woonde op eene aarde, zooals Jezus f\'hris-
tiis zelf ook, want ik zal hel uit den bijbel aaulooucii.
Jezus zcide: „(ielijk de Vader magl heeft in zich
zelven, zoo heeft ook de Zoon magl;" om wal Ie doen \'r
wel, wal de Vader deed. dal is duidelijk : om zijn lig-
chnam af te leggen en het weder op te nemen, .lezus.
wal gaal gij doen ? - - Mijn leven alleggen gelijk ui/u
I\'ih/p,- il, iil
\'en hel weder opnemen.\'
En in een ander werk van een der broederen, dat
tot titel heeft: De Stem der Waarschuwing, wordt
dezelfde leer duidelijk verkondigd als het geloof der
seele. ..Wij aanbidden," lezen wij aldaar, „een \'iod,
die ligchaam en verstand heeft, dis oogen, mond en
ooren heeft, en die spreekt wanneer en lot w ien hij
wil, die even bedreven is in uitvindingen op het ge-
bied dei\' mechanica als in alle andere zaken.\'
ANTHROPOPATHISTEN(Gr.w;////v)/;n,«,mensch,
jiuI/kis, cene hartstogt). De klasse van menschen.
waarop deze naam van toepassing is. verschilt cenig-
zin^ van de Anthropomorphieten, daar zij niet aan
hef Goddelijk Wezen het bezil van een mcnschelijk
-ocr page 160-
vnti-raptistkx.
I lli
ineeningeii te vermijden, aan God geenc andere eigen-
schappen dan goedheid en liefde toekende.
l)e wijsgeerige opvoeding van de leeraars der
Alexandrijnschc kerk zette ben aan, om Ie beproeven
liet uiatericclc antbropopatbisinus uit de Christelijke
geloofsleer geheel en al ie verdrijven. In dit geval
liepen zij echter gevaar eene te subjectieve rigting
aan de Goddelijke attributen te geven, en ze aldus te
sluitenbuiteu het gebied der inensehelijke sympathiën.
Dit was misschien het geval niet eenige van de rede-
neringen van Origenes. De Gnostieken ontdeden, in
hunne afkcerigheid van hel anthropopatliisnius, (iod
van Zijn attribuut van regt vaardigheid, als onbeslaan-
baar, naar hun inzigt, met bet wezen van een ein-
deloos volmaakten (iod. De Alexandrijnen, aan den
anderen kant, verdedigden liet begrip van regfvaar-
digbeid legende Gnostieken air. een attribuut, dat tol
de Goddelijke volmaaktheden behoort, doch verv ielen
in eene andere dwaling, daar zij de regt vaardigheid
deden wegsmelten in strafoefeneude liefde, en haardus
van haar zelf-beslaan beroofden. Mr staal echtereen
«aar tegenover een valsch authropopathisinus, een
toekennen van inensehelijke hartstogten aan (iod,
dat door en door sehri II matig is, mits deze altijd
opgeval worden in overeenstemming mei de natuur
en ile majesteit van Geul, en zoodanig, dal niet de
geringste onvolmaaktheid in den oneindig zuiveren
en volmaakten .lehovah worde aangeduid.
AXTF-BAPTISTEN (Gr. aati, legen Ixi/dao, ik
doop). Deze naam wordt uiel gegeven aan ben, die
eene bijzondere wijze van doopeu verwerpen, maar
aan hen, die zieb gebeid en al legen de toediening
van de wijding aankanten. Ouder deze nemen de leden
van liet Gezelschap der Vrienden iKwakers; eene
eerste plaats in. daar zij de noodzakelijkheid van
uitwendige wijdingen ontkennen, eu hei Christendom
van het Nieuwe Testament iu eene geheel geestelijke
en innerlijke godsdienst oplossen. Zij beweren, dat
de waterdoop reeds lang geleden door den doop niet
den Heiligen (leest vervangen is, den eenigen doop
dien zij aannemen. Dal de Christelijke doop geen
uitwendig kerkgebruik is, bewijzen zij uit 1. Petrus
III : i\\ -. „Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu
ook behoudt, uiel die eene aflegging is der vuiligheid
des ligeba.\'uiis, maar die eene vraag is van een goed
geweten tol God, door de opstanding van Jezus
Christus." Deze lekst en nog vele andere, zeggen zij,
spreken van den doop als eene zedelijke en geestelijke
plcgligheid, en de doop met water door .lohannes,
den voorlooper van Christus, toegediend, behoorde,
ligchaani toekent, maar dezelfde beperkingen en ge-
breken, die den menschelijken geest aankleven. Deze
meen ing wordt schijnbaar gesteund door verschillende
uitspraken van de Heilige Schrift, waarin degevoe-
Irns en liartstogten v;iu het mcnscliclijk wezen aan
God norden toegeschreven. Zij zeggen van God, dat
Hij beuiint, haat, toornig, uaijverig is, enz.; allen
uitspraken, die schijnen voort Ie komen uil het. denk-
beeld, dat de Volstrekte Geest cenigzins gelijkt op
den beperkten geest des menschen. Al zulke gezegden
moeten echter, daar/ij blijkbaar gebezigd zijn om de
zaak bevattelijk te maken voor onze zwakke vermo-
gens, met inachtneming van zekere belangrijke voor-
waarden verklaard worden. I. Hij moeten die gevoc-
lens en hartslogleii opvatten op eeue wijze, die past
aan de natuur en de majesteit van den Almagtige; wij
moeten ze ontdoen van al die onvolmaaktheid, die ze
liij de schepselen aankleeft, en ze zoo aan de Godheid
toekennen. •.\'. Wanneer inensehelijke hartstogten aan
•lehovah worden toegeschreven, moeten wij zorg dra-
gen ze niet op cene wijze te verklaren, die de minste
onvolmaaktheid in Hem aanduidt: maai\' wij moeten
daardoor öf rem- zuivere handeling van Zijnen wil
verstaan, vrij van alle gemoedsbeweging; waaraan de
menschen onderhevig zijn, hf anders de uitwerking
tan zulke inensehelijke hartstogten, daar de oorzaak
in plaats van het gevolg is uitgedrukt. — eene figuur
die in de Heilige Schriften dikwijls voorkomt.
De invloed van de unthropopathische strekking
werd gezien in den strijd tussehen Tertullianus en
Mareioii. Haar de nienseh naar het beeld van God
geschapen is, beweerde de eerstgenoemde, dat liij
met (iod al de eigenschappen gemeen had, die aan
hel wezen des geest es eigen zijn, met dit enkele 011-
derseheid, dal alles wat bij den inenseli onvolmaakt
is, in (iod volmaakt moet «orden gedacht. „Daarom
wilde Tcrlulliauiis," zooals Xeander aanmerkt, „op
den voorgrond stellende, dal hel Christendom met de
herstelling van liet beeld Gods in den menseb bet
veredelen en vergeestelijken van het antkmpopathinniin
bedoelde, dat men, in plaats van alles in dezelfde
onvolkomenheid, waarin liet bij den nienseh gevonden
werd, op God over te dragen, veeleer in den menseb
alles naar hel beeld van God zou herscheppen en in
waarheid Goddelijk maken. Trouwens, in de geheele
openbaring zag hij een voortdurend afdalen van God
lol demenschelijkczwakheid, dal inde menschvvordiiig
van (Iod zijn uiterste punl bereikte." Deze gevoelens
waren eene krachtige Icrcgtzelting van de inziglen
van Mareion, die in zijne zin-hl om anthropopathisehe
-ocr page 161-
ANTICHRIST.
117
gelijk Johauncs zelf erkent, tol cent\' mindere en in
verval gerakende wet. Deze tegenkanting legen de
toediening van den doop bcpaall zich niel tot de
Vrienden. Socinus schreef eene verhandeling over
ile vraag: Is het een Christen geoorloofd ziek te oul-
lioudcu van den watordoop? en zijn antwoord was be-
vestigend. Dikwijls zijn er personen geweest, die, zon-
der geregelde sectcu te vormen, legen het toedienen
\\ uu den doop als cene Christelijke wijding gestemd
waren. Somtijds waren hunne gronden nagenoeg
gelijk aan die der Vrienden, namelijk: dat hij als
eene uitwendige plcgtighcid onbestaanbaar is met het
geestelijke karakter van de wet des Nieuwen Tcsta-
ments; op andere tijden, dat de dooj) eene wijding is
voor proselieten, en als zoodanig alleen kan toegepast
worden op hen, die van eene andere godsdienst tot
het Christendom overgaan, en daarom niet van toe-
passing is o]> hunne nakomelingen, hetzij kinderen of
volwassenen. Deze beschouwing der zaak wordt at-
geleid uit de woorden der Iastgcving onzes Meeren
aan Zijne discipelen: „(.iaat dan henen, onderwijst
al de volken, dezelve doopende in den naam des
Vaders, enz.; uil bet gebruik der Apostelen en eerste
Christenen, die, voor zooverre nagegaan kan worden.
geeuc anderen doopten dan bekeerlingen van het
Jodendom of Heidendom en hunne huisgezinnen ; en
uit hel feil, dal de toediening der wijding grai deel
uitmaakte van de herderlijke bediening, maar aan
Apostelen en Evangelisten bijzonder eigen was. Hel
antwoord op dit alles is klaarblijkelijk, dal ten tijde der
Apostelen gcenc keiken mei mogelijkheid uil anderen
dan proselieten van bel Jodendom of Heidendom bc-
staan kunden, en daarom konden geeue anderen dan
/.ij, die ten minste volwassen waren, gedoopt worden;
maar zelfs in de Handelingen der Apostelen vinden
wij melding gemaakt van de huisgezinnen van zulke
personen, welke gedoopt werden, en bet is waarschiju-
lijk, dal er onder de gedoopleu eenige waren, die nog
niet den leeftijd badden bereikt, om in slaat te zijn
bel Jodendom of Heidendom zoodanig te belijden,
dal zij als proselieten konden beschouwd worden.
ANTICHRIST (Gr. legen Christus of in /Jitat» eau
Christus). Dit woord wordt in de Schrift gebruikt
"in Jen wettisch dr,- zoude aan te duiden, of die groot e
afvalligheid van hel geloof, die, volgens de voorspcl-
ling, vóór de tweede komst des Herren Jezus (\'liris-
tus plaats zon hebben. Over dit onderwerp zegt
l\'aulns in 2. Thcss. 11:1—11: „En wij bidden n,
broeders! door de toekomst van onzen Heere Jezus
Christus, en onze toe vergadering lol hem. dat gij
niet baastelijk bewogen wordl vuil verstand, of ver-
schrikt, noch doorgeest, noch door woord, noch door
zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van
Christus aanslaande ware. Dal n niemand verleide
op eenigerlci wijze: want die kond niet, tenzij dal
eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de
incuscli der zonde, de zoon des verderfs; die zieb
tcgeustell en verheft boven al wat God genaamd, of
als God geëerd wordt, alzoo dat hij in den tempel Gods
als een God zal zitten, zich zelvcil vertoouende, dat
hij (lodis. Gedenkt gij niet, dal ik, nog bij u zijnde,
u deze dingen gezegd heb? En nu, wat hem weiler-
houdl weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijnen
eigen lijd. Want de verborgenheid der ougeregtig-
hcid wordt aireede gewrocht; alleenlijk, die hem uu
wcderhuudt, die zal hem wederboiiden, totdal bij uil
hel midden zal weggedaan worden. I\'u alsdan zal
de ongcregtige geopenbaard «orden, dcirwclkcn de
Heere verdoen zal door den Gccsl zijns inomls, en Ie
niet maken door de verschijning zijner toekomst;
hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking des
Satans, in alle kracht, en leekenen, en wonderen der
leugen: en in alle verleiding der onregl vaardigheid in
i degenen, die verloren gaan; daarvoor dal zij ile liefde
j der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig Ie
worden. Ku daarom zal hun God zenden eene kracht
i der dwaling, dal zij de leugen zouden gclooveii."\' Het
blijkt, dat dezelfde reeks van gebeurtenissen ook aan
i                                                                                                                                                                                                                     .. I
I den Apostel Joluinucs geopenbaard werd, en dat bij
; de Christelijke kerk aan dezen groutcu komenden
vijand, onder Ak\'\\\\ zeer merkwaardigeu naam van \\
\\
Antichrist, herinneren moest. In 1. Joh. II : Is lezen
1 wij: „en gelijk gij gehoord hebt, dal de Antiebrisl
! komt." Do Antichrist door l\'aulns en Johauucs voor-
speld, was blijkbaar dezelfde vijand \\uu Christus en
, Zijn volk, dien Daniel lang te voren, iu eeu nachtge-
zigl, in verband met hel Romeiuschc rijk zag, alsof bij
bel opperhoofd er over moest zijn; wol is waar niet iu
deszelfs toeumaligen, maar iu een volgenden cu ver-
I deelden slaat. Dit is volkomen iu overeenstemming
! met hetgeen l\'aulns zegt, dat eerst ecu zekere hiudcr-
paal mocsl worden weggenomen, opdat de Antichrist
| zich ontwikkelen kou — een hinderpaal die, zooals
I men iu de Kerk van de vroegste eeuwen af geloofd
. beeft, betrekking heeft op bet Ifoiiieiusche rijk, zoo- j
j als hol Ie dier tijde zamengeslcld was.
In den lijd van den Apostel 1\'aulus was, zooals hij
i ons zelf berigt, de refhitegenheid begonnen ie wer-
kcu— de kleine hoorn van Daniël was begonnen zijn
weg te lianen onder de Itoineinsehc koningrijken.
-ocr page 162-
AiNTlCUtUST.
lis
osus beers voeten, en zijn mond als de mond eens
leeuws; en de draak gaf hem zijne kracht, en zijnen
troon, engroolc uiagt. En ik zag één vau zijne hoofden
als tot den dood gewond, en zijne doodelijkc wonde
werd genezen; en de gcheele aarde verwonderde zicli
achter het beest. En zij aan\'.aden den draak, die liet
! beest mag) gegeven had; en zij aanbaden het beest,
; zeggende: Wie is dit beest gelijk\': Wie kan krijg\'
voeren tegen hetzelve\'l En hetzelve werd ecu mond
gegeven, om gruote dingen en Godslasteringen te
spreken; en hetzelve werd niagt gegeven, om zulks Ie
doen, twee en veertig maanden. En het opende zijnen
mond tot lastering tegen God, om zijnen naam te las-
teren, en zijnen tabernakel, en die in den hemel
wonen. Eu hetzelve werd magt gegeven, om den
heiligen krijg aan te doen, en om die te overwinnen;
en hetzelve \\\\ci\\l magt gegeveu over alle geslacht, en
taal, en volk. En allen, die op de aarde wonen, zullen
hetzelve aanbidden, wclkernaineu niet zijn geschreven
in het hoek des levens, des Lams, dat gcslagt is, van
de grondlegging der wereld." De omverwerping van
deze verschrikkelijke magt wordt daarna duidelijk
beschreven in het achttiende hoofdstuk vau hetzelfde
boek, waarin ons gezegd wordt, dat zij handel dreef
in dc zielen der me.sclicii, en dat „in dezelve is ge-
vonden het bloed der profeten, en der heiligen, en al
dergencn, die gedood zijn op de aarde."
De tirannieke magt, door Daniël, Paulus en Jo-
| hannes beschreven, wordt door oudere en nieuwere
| schrift uitleggers gewoonlijk de Antichrist, de vijand
| vau Christus genoemd. De kerkvaders spreken over
deu Antichrist en den Meusch der zonde als een en
denzelfden persoon, en vele van hen geloofden, hetzij
door overlevering of door gevolgtrekkingen uit dc
opgaven der Schrift, dat wal dc openbaring van den
Antichrist vertraagde, het Hcidcnschc Romeiusche
rijk was; maar als dat rijk in stukken zou zijn gere-
tcn, dun zou hij in dc Christelijke kerk verschijnen
en voornamelijk in de Kerk van Rome lieerschen.
Zelfs Grcgorius de Groote, een van ile pausen vau
Rome, die den Apostolischen zetel tegen het ciudc der
zesde eeuw bezette, verklaarde onbeschroomd, dal
i alwie zich zclven algemeen bisschop zou noemen, of
: zou wenscheu zoo genoemd te worden, de voorluoper
! vau den Antichrist zou zijn. Dc taal is kras en veelbe-
teekeuend. En liet is in niet geringe mate opmerkeus-
waardig, dat de onmiddellijke opvolger van (iregorius
in hel jaar liOti van den (irickschen keizer l\'hocas den
titel van Algemeen bisschop ontving. Daarom rekent
in. n gewoonlijk, dat tan da1 jaar al\'de verrijzenis der
Hel zou cciic deels lijdelijke magt zijn, die tot zekere
giens dc plaats van liet Romeiusche bewiud innam,
en eeiie deels geestelijke liiagt, uic zal ia deu tempel
Gods. Gelijk Daniels kleine hoorn, die woorden /.al
spreken tegen den Allerhoogste en de heiligen der
hooge plaatsen verneileren /.al, wordt van deu Meusch
der zondeeu de Verborgenheid der ougeregtiglieid van
i\'auliis gezegd, dat hij zich zal tegcustcllen en verhef-
fen boven alle--, wat God genaamd, of als God g( éerd
wordt. Dezelfde Apostel geeft eene ander;: besehrij-
ving van den Antichrist ia 1. Tim. IV : 1— 1: „Doch
de Geest zegt duidelijk, dat in de laatste tijden som-
migen zullen afvallen van het geloof, zich begeveude
tot verleidende geesten,, uu leeringeu dei duivelen,
door geveiusdheid der leugensprokers, hebbende hun
eigen geweten als inet eeu brandijzer toegesebroeid;
verbiedende te huwelijken, gebiedende van spijzen te
onthouden, die God geschapen heeft, tot uuttigiug
met dankzegging voor de geloovigeu, en die de waar-
lieid hebben bekend. Want alle schepsel Gods is
goed, en ei\' is niets verwerpelijk, niet dankzegging
genomen zijnde.\'\' In deze woorden is een aantal bij-
zouderheden verval, die allen duidelijk van toepassing
zijn op de ltooinsche Kelk. Ue laatste tijden zijn
klaarblijkelijk die van liet Evangelie, en te vergeefs
zeggen de aanhangers van de Kerk van Rome, dal
het woord suui„tit/en niet op hen betrekking hebben
kan, dewijl zij zeer talrijk zijn, want hetzelfde woord
wordt in den bijbel dikwijls gebruikt, om nagenoeg
een geheel volk aan te duiden. Dc schrijver van dvn
Drief aan de Hebreen zegl ij. v.: „Want souiuüt/eu,
als zij die gehoon! hadden, hebben Ileni verbitterd,"\'\'
hoewel hij van !>ijua het gcheele Israclietische volk
spreekt. De beschrijving van den Apostel omvat niet
alleen den leugeuachtigeu geest van hel J\'apismus,
die altijd een van zijne hoofdtrekken geweest is, zijn
verbod om te huwen aan nonnen, monniken en prics-
ters, zijne bevelen om zich van zekere spijzi a te onl-
houden, maar ook zijne herstelling van dc aanbidding
van duivelen en helden der Heidenen, in den vorm
cener goddclooze vcreeriug van de Maagd -Maria en
de ware of veronderstelde heiligen.
Dc Apostel Johaniies besclu\'ijfl dezelfde antichris-
lelijke magl duidelijk in de Openbaring. In dc acht
eerste \\-;v.cii van hel dertiende hoofdstuk lezen wij:
„Kn ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende
zeven hoofden en tien hoornen; en op zijne hoornen
waren tien koninklijke hoeden, en op zijne hoofden
waa \' n naam vau Godslastering. Eu hel beest, dal
ik /.i_ «;.- ei ti--!i parde! gi lijk i ii zijne voeten als
-ocr page 163-
ANTIDICA-MA1UAN1ETEX — AST1NOMIANEN.
U\'J
mag! van den Antichrist begint, welke inagt, volgens
Daniël, 1,260 jaar zal Uuren, zoodat in het jaar lüüü
zijne regering op aarde moet ophouden.
Terwijl 1\'rolcstantschc schrijvers vrij algemeen
aannemen, dat de Antichrist het pauselijke Rome
aanduidt, verklaren Roomsche schrijvers over het
algemeen, dat hij het Heidcuschc Rome voorstelt.
De laatstgenoemde meening is door lïossuet op bc-
kwame wijze verdedigd, terwijl de Albigcnzcn, Wal-
denzeu en de eerste Hervormers de eerstgenoemde
krachtig volhielden. Hugo Je Groot schreef eene ge-
leerde verhandeling om te bewijzen, dat du Antichrist
of Meusch der zonde Caius C\'aligula, een Romciusch
keizer, was. Dr. Hammond beschouwt hem als eene
beschrijving van Simon den ïooveuaar en de Gnos-
tieken. Eenigc schrijvers passen de voorspelling toe
op de ongeloovige Jodca vóór de verwoesting van
Jeruzalem; andere up Mohamed, den profeet van
Arabic; nog andere, voornamelijk Roomsche godge-
lccrdcn, beschouwen den Antichrist als bestemd om
de Protestanten aan te duiden, die den paus niet
erkennen als het zigtbare hoofd der Kerk op aarde.
ANTIDICA-MABIANDETEN (Gr. tegen Manu),
eene scetc, in de vierde eeuw ontstaan, welke de heer-
schende Roomsche leer van dien tijd, dal Maria altoos
Maagd was, ontkende, en de meer nalurrlijkc vcrkla-
ring van Matth. 1:25 en XIII: 55 en 50 aannemende,
beweerde, dat zij later in ecu staat van echtelijke gc-
mcenscliap met haar echtgenoot geleefd, en andere
kinderen ter wereld gebragt had. Zij, die deze mec-
ning aanhingen, werden onder de ketters van dien tijd
gerangschikt. Zij werden ook .LtliiMii\'iaiieu, tegen
Maria, genoemd, alsook Ueloidianeu van Helvidius,
een van de hoofden der scetc, die onder Theodosius
den Grootc leefde. Epiphauius zegt, dat zij in Arabic
cu de aangrenzende landen het talrijkst waren.
ANT1DÜRON (Gr. een tegengenchenk), ecu naam
door de Grickschc kerk aan het overgebleven gewijde
brood gegeven, nadat het avondmaal gevierd is. Het
brood, dat daarbij gebruikt wordt, is rond, doch heeft
in hel midden gewoonlijk een vierkant, dal het Heilige
brood heet, waarop eene zinspreuk te lezen is. De
gewone stempel bestaat uit letters, die de woorden
vormen, welke bctcckencu:„JezusChristus overwint."
Op deze wijze: —
Wanneer liet middelste gedeelte van het brood,
waarin, naar het geloof der Grickschc kerk, alleen
de wijding is, door den priester is weggenomen,
wordt het omringende en ongestcmpclde gedeelte
A.ntido-Kon genoemd en ouder de gemeente verdeeld.
De Grickschc kerk beweert, dat de gewoonte om
het gewijde brood onder de gemeente te verdeden,
haar oorsprong aan de Apostelen zelve ontleent. Zij
ueiuen alle teksten van clcn bijbel, waarin melding
gemaakt wordt, van hel breken des broods, als zoovele
onbetwistbare bewijzen aan van zulk eene uitdeeling
van gewijd brood. Zij brengen het aan de zieken cu
zwakken, die niet in staat zijn bij de viering van het
avondmaal tegenwoordig te zijn. Het moet nuchtcren
gegeten worden, en om hiervoor te zorgen wordt het
dikwijls tot vroeg in den volgenden morgen wcggc-
legd. Zij schrijven er de kracht aan toe om de schuld
van alle vergeeflijke zonden uit te wisschcu. Zij hou-
den het Antidoron in grootc eer, omdat zij het als een
zinnebeeld of cene voorstelling van de Heilige Maagd
bcschouwcu.
ANTIMENSIUM, het gewijde kleed in de Gviek-
sche kerk, dat liet altaar bedekt. Het moet door een
bisschop gewijd zijn, en in zijn weefsel deeltjes hebben
van de overblijfselen eens martelaars. Dit Antinicn-
sium vervangt een draagbaar altaar. De plegtigheid
der wijding wordt aldus verrigt:— In de eerste plaats
besprenkelt de patriarch of zijn ïncdehelpcr het kleed
driemaal, terwijl hij het gezang: „Gij zult mij was-
schen met hijzop, enz." driemaal zingt. Vervolgens
spreekt hij er den zegen over uit, waarna hij de wic-
rookvaas neemt en het teeken des kruises daarmede
driemaal op het Autiiucnsium maakt: het eerste tcc-
ken in het midden, en de twee andere aan elke zijde.
Daarop zingt hij ecu ander gezang, en nu volgen
verschillende bewicrookingen, gebeden en uitroepen.
De rcliquien worden nu te voorschijn gebragt, de\'
patriarch stort er het chrisma over uit, en zet ze vcr-
volgens in cene rcliquiënkas, die achter het Antiineu-
sium geplaatst is. Üe plegtigheid eindigt met een
gebed.
ANTINOMIANEN of Antisohistes (Gr. auli,
uomo»,
tegen, wet), ecu naam welke gegeven wordt aan
hen, die gclooveu, dat de wet van God door het Evau-
gelic is te niet gedaan, en dat daarom degcloovige
niet vcrpligl is goede werken te verrigteu. De eerste,
die openlijk zulke gevaarlijke leerstellingen schijnt te
hebben verkondigd, was Johauncs Agricola, die eerst
een leerling van Luthcr was, maar later ecu hevig
legcnstandei van den grootcn Hervormer werd. De-
I tl C X C
XI i K A
\'
-ocr page 164-
\\yn.\\o.\\iiA\\Kx.
].->"
zelfde leer, zélfs nog verder gedreven, werd leu tijde
van Croinwell in Engeland door ecnige Puriteinen
gepredikt, Zij is in onzen tijd in al bare kracht weder
in liet leven geroepen door de Broederen van I\'lvinoulli.
Do grondslag van liet stelsel, dal gemakshalve .Vnti-
iiomiaausch genoemd wordt, hoewel /.ulk een naam
nooit door eene secte aangenomen is, bestaai in hel
ontkennen van de verpligting van geloovigeu, om aan
de voorschriften van Christus te gehoorzamen. Deze
ontkenning wordt gegrondvest op liet denkbeeld, dat
de Verlosser voor Zijn volk niet alleen ontheffing van
den vloek der wei heeft verkregen, maar ook van alle
verantwoordelijkheid aan de wet zelve. Volgeus do/e
nicciiing wordt derhalve liet bestuur der Godheid, wal
de geloovigeu aangaat, vernietigd. Maar dit sluit de
gehcclc omkeering der godsdienst in, want «elk denk-
bceld kunnen wij vormen van eene godsdienst, waarin
al do verpligtiugeu van vroomheid en zedelijkheid ter
zijde gezel worden; waarin niets voor liet geweten
verpligteud of gebiedend is\': Wij kunnen ons ecu
godsdienstig wetboek voorstellen, waarin alles met
alle mogelijke graden van zachtheid of gestrengheid
behandeld wordt, maar geen stelsel, dat don naam van
godsdienst verdient en volstrekt gcene pligten voor-
schrijft. Daarom kan men hel Antinomiauisiuus gcene
,/ iihdiewlii/c dwaling noemen, want godsdienst, hetzij
waar of valseli, hoeft er niets modo gemeen; men moot
liet oenier als eene poging beschouwen, om ecu stcl-
sel van sehoonseliijiieiide goddeloosheid in do plaats
van hel Christendom te stellen. Do aanhangers er van
zijn in hunne eigene oogen eene bevoorregte klasse,
die in een afgezonderd gewest in onwankelbare zeker-
beid en wettolooze vrijheid woont, terwijl de overigen
der Christelijke wereld de vasallcn van wettige slaver-
nij zijn, die werken in duisternis en ketenen. Welke
verscheidenheid van karakter zij dan ook in andere
op/.igteu mogen vertooneu, eene hoovaardige en diepe
minachting van elke andere gezindheid kenmerkt hen
allen.
De pogingen, die aangewend zijn om do beginselen
van hel Autiuomianismus te verdedigen, berusten op
een aantal afzonderlijke bijbelplaatsen, die uil baar
verband gerukt zijn. De leerstellingen der vrije genade
worden niet iu bare ware en eenvoudige betcekenis
voorgesteld, maar op de meest overdreven en verwrou-
•:iu wijze. De uitdrukkelijke verklaring van Christus
/.elven : „Meeul niet, dal ik gekomen beu, om do wel
of do proleten ie ontbinden : ik ben niet gekomen, om
die te ontbinden, maar te vervullen," word! duidelijk
omgekeerd, \'/.ulk eene leer is geheel en al in strijd
mot de rede en do Schrift. De wel van God isvoortdu-
rcud verpligteud on moot dat ookzju. Zij moei eeuwig
en onveranderlijk verbindend zijn voor elk verstandig
schepsel, dat God geschapen heeft. Zij houdt hare
aanspraken op iedereen staande en zal die altijd staande
houden, en hoewel zij voor dengeloovige opgehouden
heeft oen werkvei\'bond te zijn, op grond waarvan hij
verwachten kan het leven in te gaan, blijft /ij toch in
al hare oorspronkelijke volledigheid ecu levensregel.
Op gecnerlei wijze, doorgeenerlci middelen kan iets
afgedaan worden van hare eischcu. Zoo langde oueiii-
diggroote, heilige en regt vaardige God bestaat of don
seeplerzvvaail over het heidal, moei deze wet harcoor-
spronkelijkc zuiverheid behouden, liet is waar,de wel
heeft bare eischen op Christus, onzen borg, uitgeput,
en daarom bezit zij niet langer de magt, om loven
of dooil aan den geloovige mede Ie doelen. Zij, die in
Christus zijn, zijn niet langer ouder do wel als een
verbond, dat loven belooft of met den dood bedreigt;
zij zijn één met Hein, die de gehcclc wet vervuld heeft,
opdat zij als regl vaardig in hol oog van God zouden
aangenomen worden, en die voor bon gestorven is,
opdat zij niel zouden verderven, maar hel eeuwige
leven bobben. Niets kan afgedaan worden van de
eischen der wet, hetzij van de volmaakte gchoorzaain-
licid aan hare voorsehriftcu, of van do vergelding die
op bare overtreding volgt. Al zulke eischen zijn door
den Christcu echter alrccdc vervuld, niet iu bom zel-
vcn maar in zijn Borg, en als het vonnis der veroor-
decling tegen Christus den borg wordt vernietigd,
dan wordt het ook tegen de Zijnen vernietigd. Do
regt vaardigheid der wet is iu hen vervuld, en volgens
de beginselen van het Goddelijk bestuur kannen gecne
verdere eischen legen hou gedaan worden. Zij zijn
volkomen in Christus, eu geregt vaardigt! in hel oog
van God; hunne personen zijn aangenomen, hunne
naturen zijn vernieuwd. Zij zijn niet langer vrcenide-
lingon, maar medeburgers der heiligen en van het
huis Gods.
.Maar dewijl de meuschaldusgeregtvaardigd wordt
door het geloof zonder de werken der wet, is hel niel-
tcmiu waar, dal juist krachtens die regtvaartligiua-
king de wet van God het hoogste voorwerp is van
den eerbied des geloovigeu. „Hoe lief bob ik uwe
wel !\' is de uitroep van hel ware kind Gods, „zij is
mijne betrachting don ganscheu dag;\' en zoodanig
is tic ijver, dien bij gevoelt voor de eer van God CU
van Zijne wet, dal zijne oogen overvloeijen van tranen,
onitlal de menschen die wel niel houden. De gcloo-
vige is een onvermoeid apostel der wet. Hij onder-
-ocr page 165-
ANTI!
IIONIA.                                                                       151
leerstellig is, dienstbaar gemaakt aan hel inscherpen
van eene heilige gehoorzaamheid.
Antiuomianeu hebben zich nimmer tot eene afzon-
derlijke seetc vereenigd, maar hunne verderfelijke
leer is door velen, die zich Christenen noemden, oni-
hclsd. De naam schijnt niet Luther geboren te zijn,
daar deze hem gebruikt, als bij de leerstellingen van
Agrieola bestrijdt. Zij zijn ook Solifidianen genoemd,
omdat zij geloofden , dal heiligheid niets gemeen
heeft met regtvaardigmakend geloof. Antiuomiaan-
sehe meeningeu schijnen zeer vroeg in de Christelijke
kerk geslopen te zijn, zooalszeer duidelijk blijkt uil
den Zendbrief van Jacobus, waar hij spreekt overhel |
onveranderlijk verband lusschen geloof en goede wer-
ken. Van dien tijd lot op hel tegenwoordige oogenblik
zijn de gevoelens der Antiuomianeu door velen in
elke eeuw der Kerk gekoesterd, want zulke gevoelens
hebben een betoovereuden invloed op zekere geinoe-
dereu. Hel is betreurenswaardig, dat de zuivere leer
des Evangelies zoo verdraaid wordt, en om den voort-
gang van zulke noodlottige dwalingen tegen te gaan i
is het van het grootste belang, dat getrouwe dienaars i
van Christus niet alleen de voorregten van den Chris-
ten prediken, maar ook de voorschriften van Christus,
en hel innige en onverbreekbarc verband aanwijzen
tusschen geloof en heiligheid, tusschen regt vaardig-
making en heiligmaking, vergeving en zuiverheid,
genade in het hart en vroomheid inliet leven. „De
zaligmakende genade (iods, die verschenen is aan alle
inensehen, en ons onderwijst, dal wij de goddeloos-
beid en de wereldsehe begeerlijkheden verzakende,
matig, en regt vaardig, en godzalig leven zouden in ,
deze tegenwoordige wereld." Als dal het doel van
hel evangelie der genade (iods is, dan moet hel
Antinomianismus niet minder in strijd zijn nul het
A\\Oord (Iods, dan niet de hoogste belangen vanden
mensch.
A.NTIPHONIA ((ir. tmti, phniie, slem antwoor-
deudc oj) stem), een woord dat een gezang aanduidt,
hetwelk bij beurten gezongen moet worden, lieurte-
lings te zingen schijnt in don ouden Joodseben lem-
pel in gebruik geweest te zijn; vele psalmen zijn
blijkbaar zamengesteld met hel doel om als beurt -
zangen gezongen te worden. Augustinus vermeldt
deze wijze van zingen dikwijls, en schrijft haren oor-
sprong in de VVestersehe kerk toe aan Anibrosius van
Milaan, die haar in navolging van de Oostersehe ker-
ken invoerde (zie Aïlbr. Gez.). Het is moeijelijk den
oorsprong er van in het Oosten na te gaan. Theodo-
relus zegt, dat Flavianus en Diodorus, gedurende dr
wijst haar mei zijne lippen e.n door zijn leven; en in
! plaats \\au ie wenschen den standaard van Jehovah\'s
wet in de geringste mate neder te halen, spreekt hij
over hare vervulling- in de gehoorzaamheid en het
lijden van Christus als het krachtigste bewijs, dat zij
onveranderlijk heilig, onbuigzaam regt vaardig en on-
uitsprekelijk goed is. Zonder twijfel heeft bijgeleerd,
dat uit de werken der wet geen vleeseh zal geregt-
vaardigd worden, en daarom verheugt hij zich, dat
hij niet langer onder de wet is, maar onder de genade.
Ku toch verwerpt hij zelfs de gedachte vanuit het oog
ie verliezen, dat de wet van (iod hem nog bindt, met
de grootste verontwaardiging. ,,Zullen wij zondigen,
omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de ge-
nade? Doen wij dan de wet te niet door het geloof;\'
Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet." Zulke
inzigten aangaande de wet van (iod koesterende, ge-
niet hij waren geestelijken vrede, want „die uwe wet
beminnen, hebben grooten vrede, en zij hebben geencn
aansloot." Zoo iemand „heeft vermaak in de wet
(iods naar den inwendigen meuseh," en hoewel hij
dikwijls tot zijne droevige ervaring gevoelt, dat ook
\'\' hij zeggen moet: „Ik zie eene andere wet in mijne
leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds,"
verlangt hij naar volkomene bevrijding van de heer-
! schappij der zonde, opdat hij heilig moge zijn, gelijk
(iod heilig is. Deze bewondering en liefde van (iods
wel, deze toenemende begeerte naar overeenstem-
ining met hare zuivere en regt vaardige voorschriften,
maakt juist, hel wezen der godsdienst in de ziel uit.
10r kan een schijn van heiligheid in hel uitwendig
gedrag van een mensch zijn, die evenwel geen waar
en opregt Christen is; de heersehende invloed en inagt
van (Iods wet in het hart geeft hem echter regt op
den naam van een waar kind van (iod.
De Anliuomiaan tracht zich zelveu en anderen
Ie overreden, dat Christus, door de dienst van Ver-
losser op zich te nemen, het gezag eens wetgevers
heeft Ier zijde gesteld. Maar drong Jezus, toen Hij
nog op aarde was, er niet bij Zijne volgelingen op
aan, dal zij, als een zeker en onveranderlijk bewijs van
liefde jegens Hem, Zijne geboden zouden houden. lOn
nu hij ten hemel is gevaren, is bet als Vorst zoowel
als Zaligmaker, opdat Hij Zijn volk aan zich moge
onderwerpen, bel tol een gewillig volk makende op
den dag Zijner magt. Als Jezus stierf,opdat Zijn volk
niet zoude verderven, is het dan niet even waar, dat
II ij stierf om hen van alle ongeregtigheid te verlossen,
om ecu bijzonder volk, ijverig in goede werken, te
louteren!\' In het Nieuwe Testament wordt alles, wat
-ocr page 166-
ANTISABBATHARTEN — ANTISTTPERNATURALTSTEN.
I.Vi
regering van Constantius, liet eerst in de krik van
Antiochic liet gebruik invoenlcn, om Davids psalmen
hij beurten te zingen. Socrates doet echter dat gebruik
tot aan den tijd van Ignatius opklimmen. Wat ook zijn
noi\'sjirong moge zijn, liet verspreidde zich spoedig
over alle kerken. Chrysostomus moedigde liet aan,
in tegenstrijd niet de Ariancn, in de vigilien te C\'on-
stantinopel. Rasilius spreekt er over als de erkende
gewoonte van liet gchcele Oosten in zijn lijd. Deze
gewoonte 0111 beurtelings te zingen had niet alleen
in hel openbaar plaats, maar van tijd tot tijd ook
in de afzondering. Zoo meldt Socrates, dat keizer
Theodosius de jongere en diens zusters de gewoonte
hadden, om eiken morgen in het keizerlijk paleis
beurtzangen te zingen.
ANTISABBATHARILN, een naam gegeven aan
diegenen, die den Joodschcn en den Christelijken sab-
bat.li verwerpen. De voornaamste redenen, welke zij
aanhalen om te bewijzen, dat de Sabbath niet vcrplig-
lend is, zijn, dat de Joodschc Sabbalh oene ceremo-
niëele en niet eenc zedelijke instelling was, en daarom
door de komst van Christus geheel en al was afgc-
sehafl, en dat zij, daar geen andere Sabbath door
Christus of diens Apostelen was ingesteld, verpligt
zijn niel een bijzonderen dag, maar alle dagen als aan
den Heere gewijd Ie vieren. Om dit te wederleggen
is het voldoende aan te merken, dat de Sabbath niet
als een gedeelte van de eeremoniëcle wet was ingc-
steld, maar zelfs vóór den val van den menseli, terwijl
Adam nog in een staat van onschuld verkeerde, en
daarom blijkbaar bestemd was, om al de veranderin-
gen, die de zonde zon invoeren, te overleven. Dus
was de Sabbath ingesteld voor den nienseh als menscb,
niet in bijzondere, maar in alle omstandigheden en
toestanden. Zie Sabbath, Sabbatharikn.
ANTISTES(Voorzitter, Voornhtnder), een titel door
eeuige van de oudste Christen-schrijvers aan presby-
lei-s in de eerste Kerk gegeven. Ililarius Sardns,
sprekende over presbyters tegen welke een bisschop
geene beschuldiging mogi aannemen, noemt hen
iiiilisliles Dei. l)c naam Autisten werd ook bij de
Rohccmschc Broeders vóór de Hervorming aan het
hoofd van den geestelijken raad gegeven. Hij, die tot
deze hoogc en eervolle, bel rekking gekozen werd, was
gewoonlijk een man van gevorderde jaren, begaafd
met grootc talenten en van een onberispelijk ka-
raktcr. Hij werd op de plegtigste wijze gekozen,
door de vrije stemmen van alle leeraren. Zijn ambt
behield hij gedurende zijn leven. Comcnius zegt., dat
er twee in Holienien, twee in Moravië, en allijd één,
maar somtijds twee in Polen waren. Het dienstwerk
van cen Antistes was om te onderzoeken, of de ortbo-
doxic en de gestrenge tucht in de kerk gehandhaafd
werden; om die jonge mensehcu uit de studenten te
kiezen, die bet best voor liet leeraarsambt geschikt
waren; om acoliilhen, diakenen, ouderlingen cnan-
derc waardigheidsbekleders aan te stellen; om zijne
diocees elk jaar Ie bezoeken, over de algemeene bc-
langen der kerken te waken, zijn best te doen om
vervolging af te keeren, en alle dwalingen, die mogten
binnensluipen, to verbeteren. Mij het vervullen van
zijn verantwoordelijk ambt was echter de Antistes
verpligt zijne collega\'s en medchelpers te raadplegen;
ook kon men van zijn oordeel bij de Algemeene Synode
in appel komen.
In vele opzigten geleek het ambt vaneen Antistes
op dat van een bisschop. Er was een president of
voornaamste, die zijn meerdere was in het ambt, maar
die geene inagt had om hel consistorie bijeen te roe-
pen, zonder de toeslemming en goedkeuring van dr
ainbtgcnooten van den Antistes. lïij de wijding van
de leeraars legde de Antistes zijne handen op hel
i hoofd van den eandidaat en bad voor hem, waarna de
vergaderden den lofzang: „Vcni, Spiritus Sanete,"
„Kom, Heilige Geest," zongen. I!:j het einde der
I dienst gaven hem de Broederen de rogterhand der
broederschap. De verkiezing van een Antistes if(..
scbiedde op zeerplcgtigc wijze. Als ecu hunner stierf,
I en zijne plaats bij gevolg open kwam, werd eenc Al-
gemeenc Synode bijeengeroepen, en de bijeenkomst
■ werd geopend met een dag van vasten en gebed.
Daarna werd er eenc preek gehouden over de pligtcn
j van een Antistes, eu dan ging men over tol de keuze,
die door ballotage geschiedde; de meerderheid van
stemmen bepaalde wie de opengevallen plaats ver-
vullen zou. Den volgenden dag werd aan hel \\ .Ik
bcrigt, dal do verkiezing gesloten was, en de persoon,
0]i wien de keuze gevallen was, werd opgeroepen om
voor ome openbare vergadering der kerk te verschij-
nen. Item werd daarop plegtig afgevraagd, of hij
geloofde, dat zijne roeping van God was, en of hij
gereed was te beloven, dat bij de heilige pligtcn van
zijn ambt niet getrouwheid en naauwgezcl zou ver-
vallen. Als hij voldoende antwoorden gaf op de ge-
dane vragen, ging men incl de wijding voort, gelijk
bij een gewoon herder, door gebed en oplegging van
handen.
ANTISUPERNATURALISTEN, een woord dat
gebruikt wordt om diegenen aan te duiden, die van
het karakter «in Christus en bet Christendom alles
-ocr page 167-
1 53
ANTÏTUTKX WTTTRINITARTKBS.
trachten weg te nemen, wal wonderdadig en boven-
natuurlijk is, en aldus alles trachten Ie brengen binnen
di\' grenzen der nicnscholijkc rede en datgene, wat
overeenkomt mei de gewone werkingen der natuur.
A.XTITACTEN (Gr. antifonsein, zich tegenkanten),
oene klasse van losbandige Antinomiancu . die om-
streeks L70 ontstond. De Aulitaelen kregen hunnen
i naam, omdat zij zich verzetten tegen de bevelen van
God en juist het omgekeerde deden, of omdat zij den :
ecnen god tegenover den anderen stelden. Zij leerden, j
dat de goede en genadige God alle dingen goed gesclia-
pen had, doch dat één der wezens, die Hij had voort- \'
gebragt, tegen Hem opgestaan was. Dit was de De-
miurg, de god der .Todeu, die het onkruid heeft gezaaid,
en de natuur van liet kwade heeft doen ontstaan; «aar-
door misschien, zooals Meander deukt, op liet ligchaam
gedoeld wordt, als de bron van al liet kwade, vvaar-
inedc di\' zielen, die in ballingschap op aarde leefden.
omgeven waren. Aldus heeft hij ons in een staal van
vijandschap met den Vader gebragt. en wij op onze
beurt plaatsen ons in een staat van vijandschap niet
hem. * Mn den \\ ader op hem te wreken, doen wij juist
liet omgekeerde van hetgeen hij w il en gebiedt. Som-
ndgen beweren, dal tle Antitacten de meening waren ,
toegedaan, dal zoude belooniug in plaats van straf |
verdiende, en dat zij zich daarom aan alle soorten
van ondeugden en buitensporigheden overgaven. Zij
schijnen eene secle van de H,m«/if/,fii geweest Ie /ijlt.
Zie (jKostIEKEX.
ANTI-TAI.MIDISÏKN. Onder de nieuwere .1,,-
dcu zijn er vele. die hunne aanklev ing aan den Talmud
ut\'de overleveringen der Rabbijnen hebben afgelegd.
Heilige hunner, welke trachten eene lustplaats te
vinden in het ()nde Testament, doelt hei Nieuwe Tcs-
tnment, dal alleen hel (Inde behoorlijk kan verklaren.
verwerpen, zijn geheel en al zonder steunpunt. Vele
andere Anti-Taluiudisten hebben en de overleverin-
gen van den Talmud in Int Oude Testament vervvor-
peu, eu zijn lot open ongeloof vervallen. Al degenen,
die zoo ver gegaan zijn, zijn niet geheid en al in den-
zelfden toestand, lüj vele hunner is hel ongeloof niets
anders dan eene ontkenning. Zij hebben afstand gc-
daan van gezag, en kunnen niets zonder bewijs nan-
1 nemen. Toch zijn zij vatbaar voor overtuiging. Kene
andere en toenemende partij voert ecu onmiddel lij ken
. en aaiihondcuden strijd tegen alle stelsels van geloof.
: welke, zooals hare aanhangers beweren, lul verstand
aan boeijen leggen en de neiging tol onderzoek noo-
deloos beperken. In vele lauden is hel Rabbinusmus
thans een waggelend gebouw, en eene vrijheid van
denken is heerscheiiile geworden onder de .loden,
welke, in maar al te vele gevallen, niet geleid heeft
tol bet omhelzen van het Christendom, maar tol een
volslagen ongeloof. Aan de geschriften van Mozes
Mendclsohn moei deze verandering voor een grool
gedeelte toegeschreven worden. Deze heeft bij zijne
landgenooteu in Dnitsehlaud een geest van onder-
zoek opgewekt, welke weigert zich blindelings te
onderwerpen aan de Heilige Godspraken, die eens
de room en de gids hunner vaders waren, liet ratio-
nalismus heeft de plaats van bet Judaïsmus ingeno-
men. De geschriften van Mendclsohn slaan in de
achting van een groot aantal .loden van Dnitsehlaud,
l\'nlcn en andere landen zelfs hooger aangeschreven
dan die van hun grooten wetgever. Deze uitnemende
denker is ontwijfelbaar de bewerker en de werktuige-
lijke oorzaak geweest van cenegrootc veramlinng.
zoowel op intellectueel als maatschappelijk gebied,
in de .loodselie nalie. Hij baande den weg tot eene
veronachtzamingen in vele gevallen tot eene gchcele
leizijdesielling. van de groote menigte zonderlinge
en ongerijmde overleveringen, die den Talmud uit-
aiaken. Sedert den dood van Mendclsohn iu 1 i V)
is het aantal Anti-Talinudisten elk jaar toegenomen.
Kene scctn van nieuwere .loden, die volslagen Anti-
Taluiudisten zijn. heeft reeds lang onder den naam
van Caraïeten (zie ald.) bestaan. De Kabbinielen br-
weren, dal de Geloofsschenring, zooals zij het noemen,
van de (\'araïetcn niet verder dan tol het jaar J.")li
nagegaan kan Worden. Zij beweren echter zelve, dal zij
viiiir de verwoesting van den eersten tempel als eene
afzonderlijke scetc bestonden, welke den naam droeg
van liet Genootschap van den Zoon van.luda. Wat
ook hel geval moge zijn. de (\'araïetcn hebben vele.
zonderlinge leerstellingen en gebruiken, welke heil
steeds moeten scheiden van de Aiiti-Talmuilistcu of
Hervormde .loden, die iu meer nieuwere tijden onl-
slnaii zijn. en wier beginsel van gehechtheid aan de
Schrift alleen nog, door den Goddelijke» zegen, kan
leiden tot de erkenning van Jezus van Nazarelh als
den waren Messias, van wien Mozes in de wet en de
Profeten spreken.
WTITfilMTAKIKUS, de algcincenc naam van
hen. die de leer dry Drieeenheid verwerpen. Voor-
namelijk wordt hij gegeven aan de A.K1AKKN en Sm i-
mankx izie ald.i. Andere secten kunnen ook door
dezen naam aangeduid worden, zooals: de Saltelliaue,i
eu Sniiioxrt/eniftii-en, die het onderscheid van personen
in de Godheid ontkenden; de Macedouiïf*, die de
Godheid van <\\t-n Heiligen (leest niet aannamen: de
20
-ocr page 168-
i:.t                                                                        ANTOXM\'S
Uin.Kinitiirmen, die beweerden, dat de Heer Jezus
een menseh was gelijk «ij, feilbaar en zondig, en dal
Hij tip geen hoogereu naam aanspraak heefl dnn op
dien \\;in goed man. wijsgeer en profeet.
ANTOMI S|>\\<; (St.), een feestdag die in de
Roomschc kerk op den ] 1 \'\'\'•".laniiarij gehouden wordt.
Hei Roninsche Brevier geeft, in de les voor dien dag,
lui volgende verhaal van den heilige: — „Antonins
de Egyptenaar werd uit adellijke (\'liristen-ouders ge-
boren, van welke bij, toen liij uogjongwas, beroofd
weid. Toen hij de kerk binnentrad, hoorde bij bet
evangelie: „Zoo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, ver-
koop wat gij hebt, en geef het den armen." Alsof deze
woorden tot hem. gerigt waren, gevoelde bij, dat bij
gehoorzaam moest zijn aan de stem van den lleere
Christus; daarom verkocht bij al zijne goederen en
verdeelde zijn geld onder de armen. Aldus van alle
beslommeringen ontdaan zijnde, besloot hij eenesoort
van hemelseh leven op aarde aan te kweeken. Men
zegt, dat bij, om dit te hereiken, onder andere inid-
delen ook dat gebruikte van op den grond Ie gaan
liggen, wanneer de noodzakelijke.slaap hem tol rust
riep. Hij beoefende hel vasten zoo zeer. dut hij alleen
zoni bijzijn brood gebruikte, en zijn dorst met water
leschte; ook ven ersehlc bij zich niel niet eten endrin-
; ken vóór zonsondergang. Dikwijls onthield bij zich
twee dagen van voedsel,en zeer dikwijls bragt hij i\\t~n
nacht in gebed door. Hiermede niet leurden, begaf
hij zich naai- de eenzaamste woestenij van Egypte,
waar bij, dagelijks vorderingen makende in Christe-
lijke volmaaktheid, de duivelen verachtte, die des te
verlangende!1 waren om hem aan Ie vallen, naar mate
bij sterker was om weerstand te bieden. Hij verweet
b n n b ii une dom beid. en zei Ie zijne leerlingen dikw ijls
aan om tegen dvn duivel Ie vechten, hnn loerende
door welke wapenen hij overwonnen kon worden, i
„Gelooft mij, broederen." zeide bij. ..Satan vreest
de wakingcii. gebeden, vasten, vrijwillige armoede.
vroomheid en nederigheid, maai- voornamelijk ilc
gloeijende liefde voor Christus: verlamd vliegt bij voor
bet teekeu van het allerheiligste kruis. Zoo vreese- \'
lijk was bij voor de duivelen, dat velen, die door ben I
bezeten waren on den naam van Antonins aanriepen,
verlost werden; en zoo (front was zijne heiligheid, dal
• ousiantijii de (•\'route en zijne zonen door brieven om
zijne gebeden verzochten. Nadat hij zijn 105,,ejaar
bereikt had, toen hij talloozc navolgers van zijne le-
vcnswij/.e had, ging bij, vermaard door heiligheid en
wonderen, op den I il"\'» van de kalender van J\'Vbruni ij
naar den hemel, na eerst de monniken bijeengeroepen
DAC fST.Ï.
en onderwezen Ie hebben in den volmaakten regel
van bet Christelijke leven."
Men beschouwt St. Antonins gewoonlijk als den
eersten onder de Christenen, die het monnikenleven
omhelsde. Hij werd omstreeks het midden van de !
derde eeuw in Egypte geboren. Toen hij uogjongwas,
verdeelde bij, hoewel eigenaar van een aanzienlijk
vermogen, al zijne bezittingen onder zijne buren en
de armen, en ging naar eene plaats van volkomen al-
zoudering. daar bij besloten was een kluizenaarsleven
te leiden, in 28a ging bij in een vervallen kasteel in
de bergen van oost «dijk Egypte wonen, waarbij twintig
jaar in de eenzaamheid doorbragt. Aldus verkreeg hij
den naam van groote heiligheid. Ten laatste keerde hij,
loege\\ inde aan de ernstige verzoeken zijner vrienden,
in 30.*> tot de wereld terug, en trok menigten van
vurige bewonderaars door zijne leeringen en wonder- \'
dadige genezingen tol zich. Door zijne gloeijende
voorstellingen van de vermaken en voordeden van j
een leven, verre van de strikken en verzoekingen der
wereld doorgebragt, haalde hij velen over oni hel
kloosterleven ie omhelzen. Ten behoeve zijner leer-
lingcn stichtte hij twee kloosters, een inde bergachtige
streek van oostelijk Egypte en een ander nabij de stad
Aisinoe. Van nature vurig en geestdriftig, begeerde
Antonins bij den naam, dien hij reeds als monnik ver-
kregen had. ook nog dien van martelaar te voegen.
Daarom ging hij. toen in Ml I de vervolging tegen de
Christenen uitbrak, tijdens de regering van keizer Ma-
ximianus. vol verlangen naar Alexandrie en schaarde
zich aan de zijde der oppositie tegen bet bewind, doch
bet baatte hem niet. Hij keerde vervolgens tot zijne
vroegere afzondering terug, en zoo hoog rees zijn roem
als monnik, dat keizer Constaatijn hem te Constanti-
nopel uitnoodigde. Deze uitnoodiging sloeg hij eer-
bicdig van de hand. Antonins bereikte een boogen
ouderdom, en stierf ten laatste op den 17\'lni .lanuarij
S.\'ifi in bet midden zijner woestenij.
In de rioomsch-Catholieke kerk wordt Auloiiius
beschouwd als de beschermheilige van paarden. Oin
zijne verwerving van deze onderscheiding te verkla-
reii. bestaat er eene legende, dal een zekerkoning van
Egypte, bij hei vervolgen van de (\'hristcueu, door dezen
heilige vermaand werd (iods volk Ie veroorloven in
vrede te leven. De koning scheurde den brief in stuk-
ken. en beslooi Antonins tot zijn volgend slagtoffer te
maken. \\ ijl dagen daarna wierp het paard des koniugs, i j
dal tot op dien lijd loc zeer mak geweest was, hem op
i\\q)1 grond, en zich toen onikeerende heel en scheurde
hel de dij zijns meesters zoo zeel\', dal deze in drie
-ocr page 169-
ANTONIUS (MONNIKEN VAN ST.;.
.:
dagen stierf. Wegens deze uf eene andere even ge- was echter onwillig om zich mei zulk cciie beuzelach-
loofwaardigc legende is Antouiits tol bescliermlieiligc lige en profane z;iuk in te laten, totdal de. Christen er
op aandrong als eene noodzakelijke verdediging legen
die Icgenkaiitcrs van God, wier beleedigingen niet zoo
zeer tegen hem als tegen de Kerk van Christus gerigt
waren. Daar zijne smeckiilgcn ondersteund werden
door de monniken, die er bij tegenwoordig waren,
gal\' de heilige bevel, dal zijne aarden kruik, waaruil
hij gewoon was Ie drinken, mei water gevuld en aan
den mau gegeven zou worden, die aanstonds zijn stal,
zijne paarden, zijne wagenmenners, zijne wagens en
zelfs di- kanten van hel reuperk er mede besproeide.
Hierop was de geheele siud iu angstige verwachting.
De afgodendienaars spoltcileu met hetgeen de Chris-
ten deed, terwijl de Christenen moed schepten en zich
van de overwinning zeker waanden. Toen het teeken
voorden wedreugegeveu was, sebeueuile paarden van
oen Christeu te vliegen, terwijl die vanden afgoden-
dienaar verre achterbleven, zoodal de Heidenen zelve
uitriepen, dal bun god Maruas ie:i laatste door Chris-
lus overwonnen was.
De plegtigbeid van hel zegenen der paarden i-- niet
lot den 17\'\'cB Januarij beperkt, maar wordt gedurende j
de achl volgende dagen voortgezet, en gaal vergezeld
vau eene bijzondere dienst Ier eere van den heilige.
Ken ooggetuige meldt, dal hij de ruiterij vanden paus
gezamenlijk naar de kerk zag rijden, en dal de paarden
de zegening out vingen. Wanneer de eigenaar van een
dier, dal den zegen ontvangen heeft, uil de legcuvvoor-
digheid vau den die nst doenden priester gaat, ontvangt
hij eene afbeelding van Si. Antonius en een klein ko- i
peren krui>.
AXTOXU\'S (Monniken van Sr.,. Inde elfde en
der paarden gemaakt, eu te zijner een- \\\\ nnll Ie Rome
bel gebruik iuachl genomen, om de paarden op St. Yn-
louiuüdag li\' zegenen. IEi-i schouwspel is zeer buiteu-
gewoou. Op dien dag bedekken de inwoners van [lome
i\'ii zijne omgeving hunne paarden, muilezels, ezels
en honden mei linten, rit zenden hen naar de Si.
Antouiuskerk, welke nabij de kerk van Santa Maria
Maggiore staat. Ken priester staal bij de kerkdeur in
plcgtgcwaad, mei een grooten wijkwast in de hand.
eu wanneer een dier voor hein gebragl wordt, ueenil
hij zijuc muts af, niompcll eeuige woorden iu bel La-
lijn, welke beleekeucu, dal duur de verdiensten van
den heiligen Antonius de dieren voor hel volgende
jaar bewaard zullen worden voor ziekte en dood, liou-
ger en gevaar. Daarna dompelt hij zijn kwast ineen
grooten emmer wijwater, eu bcsprengt hel dier in den
naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen (icestes.
De priester ontvangt eene kleine beloouing voor bel
besprenkelen van elk paard. Somtijds ziet de bezoeker |
ie ({.ome eene prachtige equipage voorde kerk aan-
komen, begeleid door pikeurs iu sierlijke liverij, ten i
einde de paarden mei wijwater ie laten besprengen,
terwijl al het volk mei ontbloeien hoofde slaan blijft,
totdat de ongerijmde en walgelijke plegtigbeid afge-
1 lopen is. Uij zekere gelegenheid zag een reiziger een
boer, wiens beesl zieh. na hel wijwater ontvangen Ie
hebben, iu galop van de kerkdeur verwijderde. Xaauwe-
lijks echter was de boer honderd el v er, ot\' hel dier \\ ï*-1 I
mei den ruiter neder, die over des/.ell\'s kop in hel stof j
rolde. Spoedig waren evenwel ruiter eu paard weder j
op de been, eu naar lui selieeu, hadden zij niet veel
letsel geleden. De priester keek op, en hoewel zijn \' de Iwaalfde entvv woedde er eene Vl\'eeselijke ziekte
zegen geeue uitwerking gehad had, was hij uiel out- iu verschillende de(den van Kuropa, welke bekend is
steld, terwijl sommige omstanders zeiden, dal zonder j onder den naam van het Heilige ol Si. \\ntoniusvnur.
den zegen paard eu ruiter den hals zouden gebroken \' Deze ziekte ging van zeer pijnlijk lijden \\ ergezeld, en
hebben.
                                                                                behalve dat het aantal van hen die er aan bezweken
Deze zegening wordl jaarlijks op Si. Autoniiisdag ] grool was, moesten ook velen hunne overige levens-
Ie lïomc herhaald. De waarschijnlijke norzaak van dit ; dagen iu ongeneeslijke verlamming slijten. Daar ge-
gchrnik is deze:— Ken biirver vau Gaza, een Chris- ; ueeskundiice bijstand inde meeste gevallen uiel baatte,
....
teu, die een stal mei harddravers voor de Ciscassische \\ namen eeuige bijgeloovige meuscheu iu de provincie
spelen bad. werd altijd overwonnen door zijne legen-   ;   Yienne iu Frankrijk hunne locvlugl lol de reliquicu
parlij, een afgodendienaar,, die eigenaar van den wed-  I  van St. Antonius den Egyptenaar, die. van t\'oustan-
ijverendeii sial was. Deze belemmerde altijd, mei      tiuopel overgebragl zijnde, voor een onfeilbaar ge-
beludp van zekere toovermiddelen eu duivelsehe v er-  j   ueesniiddel gehouden werden. Ouder hen, die hunne
vloekingen, de vlugheid win de paarden des I \'hrisicns,   \'   herstelling aan de lusselieukoiusl van Si. Autouius
\'\'u ven.....irderde den moed van zijne eigene rossen,   j  toeschreven, was zekere Gaston, die vau eene adel-
De Uhristen, wanhopig geworden, wendde zich tol      lijke Klinische familie afstamde, en lul bewijs van
SI. Ililarins en sineekle om diens bijstand. De heilige   \'  dankbaarheid voor zijne herstelling en die van zijn
|| I
-ocr page 170-
lati                   ANTONIUS (NONNEN VAX ST.)
AXTONUS (ST.) VA-N i\'ADUA.
zoon, inliet jaar 1095 de orde van St. Antonius sticlit-
te, waarvan lirt hoofddoel «as oppassers te leveren
voer heil, die dooi\' die smartelijke ziekte aaugegre-
pen waren, welke zoovele verwoestingen door geheel
Europa aangcrigt had. De voornaamste zet el dezer
orde was La Motte, waar liet hoofd er van woonde.
l)e monniken volgden den zoogeiiaamdeu regel van
Augustiuus: Imiine klecding bestond uit een lij f rok,
een mantel met plooijen en een zwarten hoed. /ij
hadden een bijzonder teeken van eeue blaauwe kleur
op de linkerzijde hunner kleedereu.
Xaaiiwclijks was <le orde \\an St. AuUmius iuge-
steld. welke zulk een weldadig doel had, of verecni-
gingen van dcrgelijkeu daar. die mei de orde in ver-
hand stonden, verrezen in alle rigliugen. Hare ledcu
bragten, ouder het bestuur van een siipcrinr, hun tijd
door met voor de zieken in de hospitalen zorg te dra-
gen. De priesters iu zulke vereenigingen zorgden
voorde geestelijke behoeften der patiënten; zij pre-
dikten mor deze, w ijddeu hunne herderlijke zorg aan
hen, en dieuden hun de sacramenten toe. De Ier-
keu zorgden voor hunne ligehamelijke behoeften en
verligtingen, en ook voor de begrafenis der dooden
volgens de gewone vormen. Kr werden ook verecui-
giugen van vrouwen voor hetzelfde doel gevormd.
Zulke instellingen kouden in haar begin niet anders
dan van veel voordeel zijn. Zij ontstonden uit een
geest van liefdadigheid, en zoo lang zij haren weik-
kring bepaalden lot het weldadige doel. waarvoor zij
ingcteld wareu. bragten zij niet weinig voordeel aan.
Maar ua eenigeu lijd slopen misbruiken inde vorceni-
gingen van dezen aard. In de dertiende eeuw klaagde
Jakob van Vitry, die het bedrijf dezer monniken als
een heilig martelaarschap beschreven had, dal velen,
die voorwendden hun leven te wijden aan hel oppas-
sen der zieken, dit middel slechts gebruikten als een
dekmantel, waaronder zij door verschillende bedric-
gelijke streken het medegevoel der Christenen mis-
bmikten, om groote sommen gelds af te persen, waar-
van slechts een klein gedeelte besteed werd voorliet
doel, waarvoor het gegeven was. Paus [nuocentius IL.
vaardigde een hevel legen zulke bcdricgelijkc verza-
melaars van aalmoezen voor hospitalen uit. \\ ecl mis-
bruik maakten deze monniken van den naam huns
beschermheiligen; zij verkochten afbeeldingen van
St. Antonius aan de hoeren en trachtten deze «liet^ te
maken, dat alleen bel bezit van zulk ccuc afbeelding
! iu bun huis hen van de pest zou vrijwaren. Ecuige
kardinalen en prelaten trachtten paus Paulus III. over
te balen, om de orde der bedelmonniken van St. Au-
toiiius opteheffen, aangezien deze de eenvoudige boc-
ren bedrogen en hen \\un bun geld beroofden. Zijne
Heiligheid weigerde dit echter, en de monniken vsa
\' St. Autouius inogten hun bedelaarswerk voortzetten.
ANTONIUS i.Vonm.n van St.). Uegroote naam
van heiligheid, dien Antonius iu Egypte verworven
had. «as oorzaak, dal iu ."lis m genoemd land eeue
kloosiorvcrcciiiirini\'van vrouwen der orde vauSi. \\u-
lonius, onilei\' liet bestuureenerabdis, Synclcticagc-
hecten, gevormd werd. Te Jeruzalem ontstond in \'iiö
eene andere vereeniging van dezelfde orde onderde
abdis Maria. Xug eene andere werd in 1325 onder I
moeder Imata in Kthiopië ingesteld. De nonnen dezer
orde droegen op haar hoofd urne soort van tulband
van gestreept calicot, en op hare schouders een
kleinen mantel van gele geitenvelleii. Hare overige
klecding was geel of wit. Zij voorzagen in hare bc- [
hoefteii door eene kleine betaling voor hare gebeden
te vragen, en zij besteedden een groot gedeelte van
haren tijd aan de zorg voor de armen.
ANTONIUS (Sr.) van l\'ADUA\'SDAU, ecu feest-
dag iu de riooinschc kerk on den Lijd\' \'" Juuii. ter rere
van St. Antonius gevierd, die om zijne preeken cu
wonderen beroemd i>. Men verhaalt van hem, dat hij
zich, toen de keilers naar zijn prediken niet wilden
hooren, naar de ku-t v au de Adriatischc zee begaf, en
daar de visseheu in den naam vanGod opriep, om naar !
zijn heilig woord te luisteren. Onmiddellijk gehoor- j
zaauiden de vissehen aan zijne roepstem; zij kwamen
in groote scholen naderbij, rangschikten zich zeer
ordelijk eu luisterden aandachtig. Antonius, doorliet
wonder op de vissehen gewerkt getroffen, hield tot
hen eene geregelde en lange redevoering. I\'ij het ■
j einde van zijne leerrede bogen de vissehen den kop,
1 ten teeken van hunne nederigheid en vroomheid, cu
bewogen zij zich op eu neder, als een bewijs van goed-
keuring over de rede van Antonius. De legende voegt
erbij, dat de heilige, nadat vele keilers, die hel wonder
zagen, er door bekeerd waren, ilvu vissehen zijn zegen
gaf en hen wegzond. Antonius wordt alsde bcscbenu-
heilige van Padita erkend, eu als zoodanig in groote
eer gehouden. Hij wordt daar // Santo, de heilige,
genoemd, en een prachtige tempel is te zijner cere
opgerigt, die niet minder dan acht koepels beeft, cu
dag en utiehl verlicht wordt door gouden lampen en
zilveren kandelaren, welke aanhoudend voor zijn altaal\'
branden. De kroonlijsten en bas-reliefs van de kerk
zijn beschreven mei de wonderen en groote daden
van den heilige. Twee en dertig jaren na zijn dood,
zegt men, werd zijne tong nog iu zeer frisschen slaat \'
-ocr page 171-
A.\\TOSIAM>UIA\\KN
— Al\'ELLEAXEN\'.                                             15?
AM \\ RATA, de eerste rang der streng vromen
ouder de Jains (zie ald.), eeue Hiudousehe seete wier .
aanhangers in grooten getale voornamelijk iu liet zui-
ilen vau ludie gevonden worden. Deze graad \\au
vroomheid kan alleen bereikt worden dooi\' hem, die
zijne familie verlaat, zijn haar geheel en al afsnijdt,
iu zijne hand altijd een bos paauwenveèreu en een
aarden pol houdt, eu alleen runkleurige kleéreu draagt.
APANCHOMENE tGr. t/c>rit,yil), een toenaam
vau Artetnis, welke ontleend is aau eeue omstandig-
beid, die door l\'ausauias verhaald wordt, en plaats ge-
had zou hebben ie L\'oudylea in Areadiê, waar zieli een
bosehje bcvoud, dal aau Artemis (\'ondyleatis gewijd
was. Eeuige jongens, uamelijk, w ierpen umzieli te ver-
inakeu een koord rondom hel standbeeld der godin, en
wendden al spelende voor Artemis ie wurgen. Eeuige i
inwoners van de naburige stad C\'aphyu\', die de jongens
aldus bezig vonden,slceuigdcu hen. Oindezc vermetele
en wreedc daad vau het volk vau Caphya: te strafi\'cu, j
bragten de vnmvven dier stad, zooalsPausauias ver-
haalt, hunne kinderen ontijdig eu dood ter wereld.
Dil hield aan, totdat de vermoordde jouireus beirru-
ven waren en eeue jaarlijksche offerande aan hunne
schimmen ingesteld was. Vau dieu tijd af werd Apau-
ehomeue als bijnaam van Artemis in de plaats van
(.\'ondyleat is gesteld.
Al\'ATI RIA (Gr. apulr, bedrogi, een bijnaam door
.Ethra, dochter van Pittheus. koning vau Trmzeu, aan
Athena gegeven. Deze vorstin wijdde op het eiland
Sphieiia een tempel aan Athena Ajiattiria, en leerde
aau de maagden van Troezeu, hare gordels aau die !
godin op den dag vanhaar huwelijk te wijden. — Apa-
turia was ook een toenaam van Apluodite, ontleend i
aau de bedriegclijke wijze waarop zij reuzen doodde,
door welke zij aangevallen was, daar zij hen aan Ilera- I,
cles overleverde, die zieh te dien einde in eene grol
verborgen had. - Apaturia was levens de naam vau
een leest, dat jaarlijks door de Athenersgevierd werd.
Hel duurde vier (lagen, en gedurende dien tijd gaven
ziclt de jongelieden vau beiderlei kunne aau spelen en
vermaken van allerlei soort over. De eerste dag was
gewijd aan Bacchus, de. tweede aan Jupiter eu l\'allas.
de derde werd doorgebragl in hot opnemen der jonge I
mannen en vrouwen iu hunne stammen; wal op den j
vierden dag gedaan werd is onzeker.
APELLKAXKX of Apellieten, ecu tak vau de
Gnostieken, die zijn naam ontleende aau Apelles,
welke omstreeks l*>s leefde. Hij was een leerling van
Mareion, maar verschilde op eeuige punten van zijn
leermeester. Terfullianus legt hem onzedelijkheid te |
gevonden, en sedert dien tijd wordt zij in eene zeer
kostbare kas in zijne kerk te l\'adua bewaard. Ken
ongeloovige /.eide eens: „Indien dil glas niet breekt,
als ik het tegen dieu steen werp, zal ik inSt. Autouius
■ gelooveu." Hij wierp het daarop neder en het brak niet.
: Het wonder was zoo duidelijk, dal liij onmiddellijk gc-
\\ loofde. Zoodanigzijn de ongerijmde en dwaze legenden,
j die men van hel leven vau dezen heilige verhaalt.
\\.\\TOSiA\\DRIANK.\\, een naam aan Melanthon
en de andere Lutheranen gegeven, die zich aankant-
j ten tegen de leerstellingen vau < Niaudcr, een Duitseli
godgeleerde vau de zestiende eeuw. De vooruaauiste ,
! ketterij, waartoe Usiauder verviel, betrof deu groud |
van de regtvaardiguiakiu^ eeus geloovigeu in hel oog
van God, welken hij nicl toesehreef aau de regtvaardig- ;
uiaking, dom- Christus als middelaar uitgewerkt en ,
aan deu zondaar toegekend, maar aan de Goddelijke
I regt vaardigheid van den Verlosser, «elke hij niet in-
zag, dut, juist wegens lutre natuur als eeue Goddelijke
! hoedanigheid, omnededeelbaar moet zijn. Zie Osias- !
DKIA.NK-N.
A.NUBIS, een oude Egyptische god, die gewoon- |
lijk voorgesteld wordt iu de gedaante van een hond \',
of vau een ïuenscli mi\'t een houdekop. Eeuige schrij-
vers zeggen, dat deze god reeds in overoude tijden
aangebeden werd, en dat Mozes op die aanbidding
zinspeelt in Deut. XXIII: 18 : „Gij zult geen hoercu-
loon noch houdenprijs in het huis des Heeren, uws
God*, brengen." Maai- uergens vinden wij cenige
j vermelding van Annbis gemaakt vóór dra tijd \\an i
Augustus; na dieu tijd komt hij echter bij Gricksehe !
en Romeinsche schrijvers dikwijls voor. Als wij Dio-
doms Siculus mogen eelooveu. dan was Annbis de zoon
. .               .?
van Osiris, en was hij gewoon om, bedekt met het vel i
van een houd, zijn vader op diens togteu te vcrgezcl-
leu. Daarom werd hij als een mensehelijk wezen met j
een houdekop voorgesteld. Plutarchus verklaart de
gedaante als eene mythe, die het natuurlijke voorko-
men vau Egypte beschrijft, daar Annbis de zoon van
den IS» ijl was, die door zijne overstroomingeu deverste
deelen van het land vruchtbaar maakt. Dezelfde seli tij-
ver stelt Annbis voor als den horizont, en de reden
waarom hij in de gedaante eens honds wordt voorgc-
steld is, omdat dit dier bij uuelit zoowel als bij dag
ziet. De Grieken beschouwden den Egyptischeu Auu-
bis als denzelfden als hunnen Heemes (zie ald.). De
aanbidding van Annbis werd tegen het einde van het
bestaan der republiek te Rome ingevoerd, en gedu- :
rende hel keizerrijk werd hij wijd en zijd door de
Grieken en Romeinen aangebeden.
-ocr page 172-
AI\'KN i.VAM!ll)|)l.\\(i VAN).
15S
laste, doch llhodon, die ecu tijdgenoot eu persoonlijk
bestrijder van Apclles was, ^pi-c»-ki mei lof over de
zuiverheid van zijn leven. L)c persoon, aan welken hij
voornamelijk zijne ketterschc gevoelens verschul-
tligd was. was eenc vrouw, 1\'hiliimene genaamd, die
zich verbeeldde, dal zij eenc profetcs was, eu wier
zotte verbeeldingen hij waardig achtte blooi te Icg-
gcu in een werk, waaraan hij den titel van Openba-
ringen gaf. De uicritingcn van Apclles, die door zijne
volgelingen aangenomen werden, hadden veel van
die van Marciou, maar werden niet weinig gewijzigd
door zijn lang verblijf te Alexaudric. liet OudcTes-
tauieut, zeide hij, kwam van verschillende schrijvers,
deels ilniii de inspiraticn van den Soter (Christus als
redder der mcuschcnl, deels door die van den Demiurg
(God als opperbouwinecster des hcelals), en deels door
die van den Boozen Geest, die <le openbaring van
(ioddelijkc zaken bedierf. De gehecle inspiratie vaudil
gedeelte der Schriften daarom loochenende, trachtte
hij in cm werk van groote uitgebreidheid, dal den
naam van Svllogisinen droeg, <le legenslrijdighcden
aan te wijzen, die, naar liij \\eronderstelde,iu hel < )ude
Testament gevonden worden, ie zell\'der tijd vcrklu-
rende, dal hij die oude Schrift en gebruikte, en uil haar
verzamelde wal nuttig is, terwijl hij er fabelen in
vond, die geheel van waarheid ontbloot waren. Hij
geloofde aan één <)|>|iersl Keuwig God, den bewerker
van alle bestaan, terwijl hij zeide \\olkoineii onbekwaam
ie zijn (nu wetenschappelijk aan Ie tooneu, hoc alle
bestaan lot één oorspronkelijk beginteruggebragl kon
worden. Hij geloofde, dal de Hoogste God ecu miu-
derengod geschapen had, die van nature boos was, en
deze wereld hadvoortgebragt. I lij ontkende de vlcesch-
wordiug van Christus, wal hel wezenlijke vlceschaan-
gaal, maar zeide, dal deze een grondstoffelijk ligclutuui
aannam, en op aarde alleen in schijn had verkeerd; dal
Hij bijZijuchemelvaarl dal ligchaani had achtergelaten
en alleen in Zijn geest tien hemel was binnengetreden.
Hij loochende de opstanding van bei menschelijke lig-
rhaam. Apclles leefde lot een zeer hoogen ouderdom,
en schijnt in zijne laatste jaren allen smaak voor den
strijd verloren te hebben, daar hij verklaarde: ..Laat
iedereen vaststaan in zijn geloof, uanl al degenen,
die hun vertrouwen o]> Christus stellen als den ge-
kruisten, zullen de zaligheid verwerven, als zij hun
geloof slechts door hunne werken tonnen." Zie M.ut-
C10MKTKN.
AI\'KN ( Aamuijiii.m, \\ im. Apen schijnen, wegens
hunne gelijkenis op den niensch. reeds iu de eerste
lijden mei eerbied beschouwd ie zijn. Alen beweert,
dat de Babj lonicrs en de Egvpteuareu hen als heilig
beschouwden. In ludic worden nog heden de apen op
vele plaatsen aangebeden, hoewel zij niet in tempels
wonen. In hel westelijk gedeelte \\an Afrika, meer
bijzonder te Fishtown opde Peperkust, worden zekere
apen, die iu hel boseli om bet kerkhof gevonden wor-
den, als heilig aangemerkt, omdat men gelooft, dat zij
bezield zijn door de geesten van hunne overleden
vrienden. 1 lader verschillende lleideusclic natiën
worden deze dieren met bijzondere belangstelling be-
schouwd, maar nergens meer dan in .lapan, waar zij
w erkelijk aangebeden worden. In dat rijk is een groote
tempel, die geheel eu al aan de aanbidding van apen
gewijd is. In hel luidden slaal hel beeld eens aaps
reglop op een voetstuk, dat op een allaar rust, bel-
welk niet alleen groot genoeg om beiden te bevatten,
maar ook de offeranden van de aanbidders eu een
koperen val, waarop een bonze of priester als op ecu
trommel slaat, ten einde door dezen plegtigcu klank
de inenscheu lot gebed aan te zeilen, en hen Ie heriu-
ucren aan huuue godsdieustpligten. Onder de gewelfde
daken eu in de muren van de pagode zijn een aantal
apen van allerlei soort in verschillende houdingen, eu
iu nog diepere nissen zijn verscheidene voetstukken,
gelijk aan dal op hei allaar, op elk van welke een aap
slaat. Tegenover deze voetstukken zijn andere apen
met de olielanden der vromen voor zich. Tol verzach-
ling van deze vreemde soorl van afgoderij heelt lueu
aangevoerd, dat de Japanezcn de ligehameii van apen
beschouwen als de woonplaatsen van de zielen der
grooten en prinsen van het rijk.
Verscheidene [ndiaausche volken verbeelden zich,
dal een aap een meusehelijk wezen is, doch in een
woesten slaat; andere niceuen, dat zij vroeger meu-
sehen waren, exen volmaakt als zij zelve zijn, maar
dat (iod hen lot zulke leelijke schepsels vervormde,
om hen Ie straffen voor hunne ondeugden. Keu aap-
god, ] f anitmau geheet eu, wordt iu Hiiidosian in irrootc
vei\'cering gehouden, en de pagoden, waarin hij aan-
gebcden wordt, zijn met de meeste pracht versierd.
Toen in 155i de Portugezen op hei eiland Cevloii
landden, plunderden zij den tempel van den Tand des
Aaps. maakten zich meester van onmetelijke rijkdom-
men, en voerden deze kostbare reliquié met zich. die
hel voorwerp was van de godsdienstige vereering der
inwoners van Cevlou, l\'cgu, Malabar, Bengalen en
andere districten. De reliquicukas, waarin deze kost-
baarheid bewaard werd, was bedekt met juw celen, en
daarom achtte men haar een kostbaren prijs. Ken
Indiaauseh vorst bood den onderkoning van Goa zeven
i
-ocr page 173-
APIS.
] 59
AI\'KX
lioiidcril (lui/ruil gouden dukaten voor dezen heiligen
tand, maar zijn aanbod werd verworpen. Herberl
maakt gewag van eene pagode te Calioul, die aan een
aap gewijd is.
AI\'KX, een klein teeken dat de Joden boven eenigc
rlcbreeuwschc letters plaatsen, welke gebruikt wor-
den in die boeken, welke in hunne synagogen gelezen
worden, en in hunne Mkzczzim (zieald.). Men denkt,
dal on/e Zaligmaker op die //piëta doelde, toen hij
zcidc: „Want voorwaar zeg ik u: totdat de hemel en
de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één
tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn
geschied."
\\ I\'IIACITIS, een bijnaam van Aphroilih, aan den
naam van de stad Aphaee in Code-Syric ontleend,
waar een tempel stond, die aan deze godin gewijd was.
Deze tempel werd door Av\\\\ Romeinsehen keizer Con-
stantiin vernield.
Al\'llli\' )I)JSI ,\\. verscheidene leesten Ier eere van
;i]>lifinlilf of 1\'i\'niis. die op verschillende plaatsen,
maar voornamelijk op Cyprns, gevierd werden. l!ij
deze gelegenheden werden geheimzinnige gebruiken
in acht genomen, waarbij alleen de ingewijden vv er-
den toegelaten, die een ^luk gelds aan de godin
offerden.
APHRODITK, hij de Romeinen Vcnus, was
eene van de voornaamste godinnen der oudheid; zij
was de godin der liefde, /ij werd geboren uit bet
schuim der zee. Homerus spreekt van haar als de
dochter van Zeus en Dioné. /ij was bekend om hare
sehoonhi ld en fraaiheid van gestalte. Zij verleende
in den Trojaanschen oorlog den Trojanen krachtigeu
bijstand. Alen verbeeldde zich, dal zij in het bezit was
van een gordel, die liefde inboezemde voor diegenen,
welke hem droegen. Verschillende bloemen, zooals
de mirlestruik, de roos, de slaaplied, waren haar gc-
wijd, en ook verscheidene vogels, zooals de musoh,
de zwaan, de zwaluw en de duif. Verscheidene bij-
namen werden haar gegeven, die allen ontleend waren
aan namen van plaatsen, waar zij aangebeden werd.
of aan bijzondere hoedanigheden, die men haar toe-
kende. Tempels waren ter eere dezer godin in ver-
sehcidenc steden van Griekenland gebouwd, zooals te
Athene, Sparta, Corinthe, Abydos enz... maar devoor-
naamste plaatsen, waar zij aangebeden werd. waren de
berg Ida in Trons en de eilanden f\'yprns en (\'ylhera.
Hare vereerders hraglen haar reukwerk en guirlandes
van bloemen ten offer; op sommige plaatsen otterde
men haar ook dieren. Men denkt, dat de aanbidding
dezer godin in hel Oosten ontstond, en men heeft
haar dikwijls gehouden voor dezelfde als Astartk of
AsimiKKTti. /ie aldaar.
VPHTHARTODOCIETEN (Gr. aphlharto», on-
vergankelijk, en iIo/.ti,, ik ineen), de naam aan eene
partij van de Monophysieten in tic \'i\'1\' eeuw gegeven,
welke geloofde, dat, als natuurlijk gevolg van de
vereeniging der Godheid en der menschheid In ééne
natuur in Christus, diens ligchaara, zelfs gedurende
Zijn aardsch bestaan, niet onderworpen was aan de
j gewone aandoeningen, zwakheden en behoeften van
! ons ligchaam, zooals honger, dorst en pijn; maar dat
Hij zich. door eene vrije bepaling van Zijneigen wil,
j aan die dingen voor het behoud van den mensch on-
! derwierp. Hit ligchaam van Christus was derhalve.
volgens deze beschouwing, niel noodzakelijk en na-
i Initrlijk vergankelijk, maar ontleende deze hoedanig-
heid aan den wil van (\'lirisl us zelveu. Deze leer wvvd
omhelsd door keizer .lustiuiauiis. die, met nou\' vele
anderen, dacht, dat hij Christus vereerde door Hem
van alle iiicnschelijk e aandoeningen Ie bevrijden. Door
een keizerlijk edict werd derhalve hel A pilt hart odoce-
tisiuus lol wel gemaakt. Kiitvchhis. patriarch van
(\'oustantiuopol, was aireede al\'gczcl en verbannen,
omdat hij dit dogma bestreed, en ecu dergelijk lot hing
Anastatius, patriarch van Anlioehie. boven het hoofd,
terwijl de Oostersehe kerk op het punt was in de
pijnlijkste twisten gewikkeld Ie worden,die op schen-
ring zouden uitloopeu. toen, door den dood van den
keizer in het jaar 5<i5, vrede en orde hersteld weiden.
AI\'IS. een god door de Kgyplcnarcn aangebeden
onderde gedaante van een bul. Men waande de ziel
\\au Osiris Ie zijn verhuisd in den groot en bul, die ie
Memphis, in (Ipper-Kgypte,ouder den naam van Apis.
en te Heliopolis, in Benedeu-Egypte, onder den naam
van Muevis aangebeden werd. Osiris was de naam.
waardoor de Kgvplennreu den grondvester van hun
land en hunne natie vergoodden; en de keuze van ecu
os, als het dier waarin men veronderstelde, dal de ziel
van Osiris gevaren was, geschiedde, gelijk Diodorus
Sieuliis verklaart. .....dat de os in ilcu akkerbouw bij-
zonder nuttig was. Hel dier, dat men lot aanbidding
uitkoos, werd. terwijl het leefde,in grootc eer gehou-
den, en (liep betreurd en beweend, wanneer hel, dood
was. Met was, zooals llcrodotus zegt, hel kalf van
eene koe, die niel meer kon baren, maar die. volgens
de Kgvpleuaren, door den bliksem bevrucht was. waar-
om hel den Apis had. De leekenen, die het van alle
Mildere onderscheidden, waren deze: — Zijn ligchaam
moest zwart zijn mei eene vierkante witte vlek op
bel voorhoofd, de gedaante van ecu arend op den ruif,
-ocr page 174-
VPOCRISTARTTS.
;
dergelijk teeken of symbool van de Godheid was. als
ilc Apis zulks was van den Egyptischcn Osiris. De
kalveren, die .lerobeani te Dan en Ie üetli-el oprigtte,
hadden waarschijnlijk denzelfden oorsprong. Ook wa-
reu Varons enJerobeams kalveren vangoud, hetzelfde
metaal waarvan de Egyptenareu de heelden hunner
afgoden iitaaklen. .Varon, zoo lezen \\v;j, „hewierp
liet met eene griffie, en hij maakte een gegoten kalf
daaruit;" hetgeen zeggen wil, dat hij liet al dicbijzon-
deii leekenen gaf, die de kenmerkende onderschei-
dingsteekenen van den Egyptiseheu Apis waren. Eene
verdere o vereen komst is te vinden inExod.XXXII:5,fl:
..Als Aiiron dal zag, zoo bouwde hij een altaar voor
hetzelve; en Aiiron riep uil, eu zeide: Morgen zal
den lleere een leest zijn! En zij stonden des anderen
daags vroeg op, en offerden brandoffer, en bragten
dankoffer daartoe; en bel volk zal neder om te eten eu
te drinken; daarna stonden zij op om te spelen." Dil
was juist wal in Egypte bij bel verschijnen van den
heiligen bul plaats had. Offers werden te zijner i ere
geofferd, een l\'eesl werd gevierd, eu vrolijkheid eu
brasscrij heerseliten doorliet land. .lerobeani hetzelfde
gebruik volgende, had nnauwelijks zijne vonden kal-
veren gemaakt, of hij kondigde een vreugde l\'eesl al\'
Ier eere van de nieuwe goden. Ilovendien verdient
bel opmerking, dal .lerobeani zijne kalveren niet in
Siebem. de hoofdstad van zijn koningrijk, plaatste;
gelijk de Egyptenaren één bul Ie Memphis en een
anderen Ie lleliopolis aanbaden, zoo zette hij hei
eene kali\'ie Dan en hel andere Ie Bcth-el, de Iwee uil-
einden van zijn koningrijk. De Grieken en Romeinen
schijnen de aanbidding van Apis lol zekere mate be-
krachtigd lehcbben. \\ erscheidene rlomeiusche keizers
bczoehlcn en aanbaden den heiligen bul. Alexandcr
de (Iroole behaagde ook aan de Egyptenaren, door
hulde aa u Apis en aan hunne andere goden ie bewijzen.
Zie koK-A.VMltlillJNO.
APOCARIETEN, eene kleine ("hristen-seclc die
iu de derde eeuw ontstond. Zij was eene loot van de
Mank ii ekiis (zie ald.i. De bijzondere leer, waaraan
de Apocarielen geloofden, was. dat de ziel van den
incnseh deel had aan de subslaulie der Godheid; een
oostersch begrip dal niel zelden in Heidensclie gods-
dienstslelsels te vinden is.
AI\'OClïlSl \\|{ll\'Si(;r./v"\'f--\'"". ik aniwoord), de
vertegenwoordiger aan hel keizerlijke hof van eene
kerk of een bisschop, wiens dienst was Ie onderliau-
delen over alle kerkelijke zaken, waarin zijn laslgever
betrokken kon zijn. Dit ambt schijnt ten tijde van
keizer f\'onstantijn, of niet lang daarna, ingesteld te
]ftfi                                                  VPOCABIETEN —

twee soorten van haar in den staart, en een kever of
tor ouder de tong. Als er aangekondigd was, ilai
ergens een dier, hetwelk ;il die kenteekenen bezat,
gevonden was. gingen eenigc heilige personen naar
dio plaats en bouwden er een huis, mot den voorgevel
naar den kant, «\'aarde zon opkom). In dil huis werd
Apis gedurende vier maanden geplaatsl en zorgvuldig ;
mei melkgevoed. Na verloo|> dier maanden, omstreeks :
den iijd van de nieuwe maan, werd hij in een schip,
dal te dien einde gebouwd was, naar Memphis over-
gebragt. 11i<-1 ontvingen hem lionderd priesters en
eene menigte volks mei groote vreugde, en geleidden
hein naar den tempel van Osiris. Strabo en Plntarchns I
vernielden, dal de Egyptenaren, als geen dier mei de i
vereisehle kenteekenen gevonden kou wonlen, een ;
gouden beeld aanbaden, dat liet voorstelde, en dat zij j
iu hunne tempels plaatsten. De levende os werd in i
den tempel van Osiris gezet, en zoo lang hij leefde,
als eene voorstelling van dien ir<ui aangebeden. In
den tempel waren Iwee tlialami of slaapkamers, en
ii.....beseliouwde bel als een gelukkig of ongelukkig
voovteeken. als de heilige os de eene ui\'de andere
kamer binnentrad, (iele of roode ossen werden aan
dezen god geofl\'erd. vnornainelijk op zijn geboortedag,
die elk jaar mei veel |iraelit en plcgtieheid gevierd
werd.
Eenigc sclirijvers zeggen, dal Apis uiet langer dan
vijf en twintig jaar leven inogt, en dal hij derhalve,
als bij vóórdien tijd niel gestorven was. gedood werd.
/.ij zeggen, dat zijn lijk begraven werd in eene heilige
put, waarvan de plaats v nor allen, behalv e voor de inge-
wijden, zorgvuldig geheim gehouden werd. Indien liij
echter een natuurlijken dood stierf, werd hij inden
tempel van Serapis Ie Vleinphis begraven, en geheel
Kgvpte was in droefheid en rouw gedompeld, welke
eeiiter sleehts duurden, totdat een andere heilige bul
gevonden was. wanneer rouw in vreugde veranderde.
Apis was aan de zou en de maan gewijd. ./Elianns
meent, dat de negen en twintig leekenen opliet lig-
ehaain van den heiligen bul een volledig stelsel van
slerrekunde uitmaakten.
Men veronderstelt gewoonlijk, dat de Israël iel en
hunne aanbidding van hel gouden kali\'in de woestijn
aan de vereering van Apis in Egypte ontleenden. |
Daarom wordt van ben gezegd, Psalm CVI : i(): ..En
zij veranderden hunne Ker iu de gedaante van eenen
o-. die jrra» eet." Zij waren niet zoo oiiv etend om te
meeneu, dal hel beeld, hetwelk zij maakten, werkelijk
God was: maar zij sehijnen verondersteld te hebben,
dat de Goddelijke kracht er in woonde, en dat hel een
-ocr page 175-
16]
APOCRYI\'HA.
zij niet iu do kist werden bewaard, waarin de heilige
boeken zorgvuldig ncdergelcgd werden.
De Apocryphe boeken zijn de volgende :
Het derde boek van Esdras;
Het vierde boek van Esdras;
Hel boek van Tobias;
Het boek van Judith;
Het boek der wijsheid;
De spreuken van Jezus, den zoon van Sirach;
Het boek van Baruch;
Aanhangsel bij hel boek Esther;
Het gebed van Azarias ;
Het gezang der drie mannen in het vuur;
De historie van Siizanna:
De historie van Bel en den draak;
Hel gebed van Manasse;
Het eerste boek der Makkabeën;
Het tweede boek der Makkabeën;
Hel derde boek der Makkabeën.
Deze boeken schijnen door Joden in een eenigzins
vroeg tijdperk geschreven te zijn, doch er is geen j
gezag, hetzij uit-of inwendig, om ze in den canon op
te nemen. Iu de eerste eeuwen van het Christendom
werden zij iu sommige, doch niet in alle kerken gele-
zen. Dat zij iu de kerk van Jeruzalem verboden \\va-
ren, blijkt duidelijk uil den catechismus van Cyrillus,
als hij den geloofsleerlingen zegt geenc Apocryphe ,
boeken te lezen, maar slechts die, welke iu de kerk
gelezen werden; en hij duidt die boeken aan, welke
nog als canoniek erkend worden, met uitzondering van
het boek der Openbaring. Het concilie van Laodicea i
verbiedt om andere dan canonieke boeken in de kerk
te lezen; het uoeinl met name juist de boeken, die nog
heden erkend worden, behalve de Openbaring. De
schrijver van de Constitutieii, die ook vermeldt welke j
boeken in de kerk gelezen zullen worden, spreekt ook ,
volstrekt niet van de Apocryphe boeken, tliërouymus ;
zegl, dal zij iu cenigc kerken alleen als boeken van
godvruchtigheid en zedelijk ondcrrigl gelezen werden,
maar iu geen opzigt als canoniek of om artikelen van
geloof te bevestigen. ttuflhius, presbyter van Aquileia,
vermeldt, dat hetzelfde gebruik in die kerk bestond.
Alhanasius rangschikt deze boeken ook niet onderdo
canonieke, maar onder die, welke aan geloofsleerlingen
ten minste niogleu worden voorgelezen, of welke zij
zelve mogten lozen. Er waren echler eenige kerken,
die genoemde boeken op dezelfde wijs gebruikten als
de Canonieke Schriften. Derhalve beval het derde
concilie van (\'arthago, dat slechts de Canonieke
Schriften in do kerk gelezen zouden worden, onder
zijn, daar buitonlaiidsehe kerken meer gelegenheid
hadden om hare verzoeken aan liet keizerlijke hof te
ondersteunen, torn de keizers de Christelijke gods-
dienst hadden aangenomen, dan vroeger. Welke ook
de juiste tijd der instelling van dit ambt geweest moge
zijn, wij vinden liet, inden tijd van Justiniauus, door
de wet vastgesteld. Uit de opgaven van verschillende
schrijvers over kerkgeschiedenis blijkt, dat zij, die het
ambt bekleedden, geesielijkeu waren. In navolging
van den apoctüiarius in de kerk, had bijna elk klooster :
een dergelijk ambtsbekleeder, die niet in de keizerlijke
stad moest wonen, gelijk wij hierboven van de apocri-
siarii hebben vernield, maar die als afgevaardigde voor
het klooster of leden er van handelde, wanneer zij
reden hadden om in oen regtsgediug \\ oor den bisschop
te verschijnen, onder wiens reglsniagt zij waren. Hij
was somtijds ook reu geestelijke. In liet vervolg van
tijd gaven de keizers den naam van Apoermarü aan
hunne eigene afgezanten, en werd hij de gewone titel
van een legaat. De titel van st/>orrisiari/t.i werd ten
laatste aan den agent van den paus of nuntius, gelijk
hij nu genoemd wordt, gegeven, die in de dagen van
de Grieksche keizers te Rome woonde, ten einde de
depêches van den paus en de antwoorden van den koi-
zer to ontvangen.
APOCRYPHA of Apocryphe rokken (Gr. a/m-
l-ryphos,
verborgen, ondergeschoven), die oude ge-
scluïften welke niet iu den canon der Schriften op-
genomen zijn, laar zij niet erkend worden als door
Goddelijke inspiratie Ie zijn geschreven. Het is vol-
si rekt niet uitgemaakt, waarom de naam Apocryphu
aan die geschriften gegeven wordt. Augustinus zegt,
dal de reden te vinden is in de omstandigheid, dal de
, oorsprong der aldus genoemde werken aan de eerste
kerkvaders onbekend was. Hicronymus noemt die
geschriften apocrvpliisch, die niet behooren aan de
schrijvers, wier naam zij dragen, en die gevaarlijke
namaakselen bevatten. Ecnige schrijvers zeggen, dal
de naam Apoerypha er aan gegeven werd, omdat zij
verborgen werden, en gewoonlijk niet iu het openbaar
werden gelezen; andere, dat zij verdienen verborgen
of iu vergetelheid begraven te worden. I\'lpiphanius
zegt, dat, zij verborgen of niet nedorgelogd werden in
de ark de» verbond», waarmede hij waarschijnlijk de
ark of kist bedoelt, waarin de Joodschc boeken iu
den ouden tempel bewaard werden; als wij Josephus
mogen gelooveu, dan werd zulk eene bewaarplaats
niet in den tweeden tempel gevonden. De genoemde
geschriften kunnen dus, volgens sommige schrijvers,
apocrvpliisch of verborgen genoemd worden, omdat
21
-ocr page 176-
lf.2                                                                       Al\'OCKYI\'HA.
den aaam van de Heilige Schriften, waaronder ver-
scheidene Apocryphe boeken opgenomen werden.
Augustinus noemt ook iu zijn boek over de Christe-
lijke leer ;tl de Apocryphe boeken canoniek, doch
staal liuu niet zooveel gezag toe als aan de overige,
omdat zij door de kerken niel algemeen als zoodanig
erkend werden. In de Oostersche kerken werd liet
canoniek gezag van de Apocryphe boeken altijd ont-
kend, en iu vele Wcstersclie kerken insgelijks. Grego-
rius de Groote, een tekst uit de Makkabeën aanhalende,
verontschuldigt zich, omdat liij cene aanhaling doet
uit een boek, dat niel canoniek was, maar dat alleen
tot stichting der kerk was uitgegeven.
Door hel concilie vauTrente, iu de zestiende eeuw,
werden echter de Apocryphe boeken voor de eerste
maal op gelijke lijn met de geïnspireerde Schriften ge-
l>laatst. Wal tot de uitvaardiging van zulk een deereet,
op straffe van anatheem, leiden kon, is moegelijk te
begrijpen, tenzij het ontstond uit ecu bewustzijn,
dat op gcene andere plaats getuigenissen kouden
gevonden worden, om de ouschriftuurlijke leerstel-
liugen en gebruiken te bewijzen. Niettegenstaande
het Trentsclie decreet kunnen toch de Aprocryphe
boeken gcene gezonde aanspraak maken op inspiratie
of canoniek gezag, (leen dier boeken is in de He-
brecuwsche taal te vinden, of is ooit door de.loden
erkend, /.ij zijn allen in de Grieksclic taal geschreven,
en schijnen door Alexandrijnschc Jodeu Ie zijn zaïneu-
gesteld, behalve Het vierde boek van Esdras, dat in
het Latijn is. Zij dragen klaarblijkelijke kenteekenen,
dat zij geschreven zijn na den tijd van Maleachi, met
welken men algemeen aanneemt, dal de geest derpro-
fetie heeft opgehouden, /.ij bevatten gcene profetie of
eenig ander teeken van inspiratie, en niet een hunner
maakt daarop aanspraak. Geene enkele aanhaling uit
één hunner werd ooit door Christus of Zijne Apostelen
gedaan; ook zwijgen Philo en Josephus, die in de eerste
eeuw der Christelijke jaartelling leefden, over dezelve.
De Apocryphe boeken zijn ook niel te vinden op de
lijsten van geïnspireerde schriften, die door vcrschil-
lende personen iu de vier eerste eeuweu der Christc-
lijke kerk opgemaakt zijn. Vóór de vierde eeuw werden
zij nooit in de kerken gelezen, en ook toen niet, zoo-
als wij uit de verklaring van Hierom mus reeds gezien
hebhen, als canoniek of gezaghebbend, maaralleen
lot stichting. Nooit vóór het \\ ierde of laatste concilie
van \'1\'renti\' werden deze boeken als geïnspireerde ge-
schriften aangemerkt. De ecnige Apocryphe boeken,
die in het decreet weggelaten zijn, zijn Hel gebed van
Manassc en liet derde en vierde boek van Esdras.
Wanneer wij van de uitwendige tot de inwendige
getuigenis overgaan, «lic ons door de geschriften zelve
gegeven wordt, kunnen wij niet aarzelen om de Apo-
cryplie boekeu als geheel en al oncanoniek en onge-
ïnspireerd te verwerpen. Ten bewijze hiervan ver-
wijzen wij naar ecnige treffende voorbeelden, waarin
valsclie en onschriftniatige leerstellingen onderwezen
worden. Zoo vinden wij in Jez. Sir. III : 33: „Aal-
moes bevrijdt van den dood, en zal alle zouden weg-
wasschen;" en elders tot hetzelfde doel: „Aalmoes
doel boete voor zonden." Het boek der Makkabeën
leert hel Roomsche gebruik om voor de dooden te
bidden, dat nergens iu het Woord Gods bekrachtigd
wordt. Bij voorbeeld -\'. Makk. XII: 13, II-: „En
eenigeu voorraad gemaakt hebbende, uit ecne hoofd-
schatting, van twee duizend drachmen zilvers, zond
hij die naar Jeruzalem om offerande te doen voor de
zonde: gausch wel en beleefdelijk doende, omdat hij
dacht aan de opstanding. Want indien hij niet had
verwacht, dat degenen, die gevallen waren, wederom
zouden opstaan, zoo zou het te vergeefs en dwaas ge-
weesl zijn, voorde dooden te bidden." l)e Apocryphe
hoeken geven niet alleen verkeerde leerstellingen
aan, maar prijzen ook zedclooze daden, liet boek
der Makkabeën (2. Makk. XIV : II—1(1) stelt de
daad van liazis, die zich met zijn zwaard doorstak,
en den steek niet regt gegeven hebbende zich van de
steilte al\' op de scharen wierp, en daarna, op cene
steenrots .staande, zijne ingewanden uittrok, als edel
en deugdzaam voor. De verraderlijke moord aan de
Sichemieteu gepleegd, die iu den bijbel ((Jeu. XLIX :
j—7) sterk veroordeeld wordt, wordt in Judiih IX
zeer geprezen. Van magische bezweringen, die de
bijbel dikwijls verbiedt, wordt in cene belagchelijke
geschiedenis, welke in Tobias VI : 1—lü te vinden
is, verhaald, dat zij door God zei ven gewettigd en
zelfs bevolen zijn. liet is ounoodig nog meer te doen
dan te wijzen op de flaauwe fabel van Bel en den
draak, bet zedclooze verhaal van Suzanna, de onge-
rijnnle geschiedenis van Judith en (allooze tcgen-
strijdighcdeu en dwaasheden, waarvan deze gcselirif-
ten overvloeijeu.
Er bestaan niet alleen apocryphe of oudergescho-
ven geschriften van het Oude Testament, maar ook
van het Nieuwe. Niet lang na de hemelvaart van
Christus verschenen verschillende geschiedenissen van
Zijn leven en Zijne leer, vol bedriegerijen en fabelen,
en daarna verscheidene valschc geschriften, onder
namen van Apostelen geschreven. Een aantal dezer
apocryphe geschriften zijn in den loop der tijden ver-
-ocr page 177-
AI\'OLLINAIUSCIIK Sl\'KLKN — AI\'OLLIN AR1NTEX.                                   10:{
loren geraakt. Die, welke nog bestaan, zijn zorgvul-
dig verzameld door t\'abrieiiis in zijn Codex Apocry-
phut Nuci Textamenti,
Hamburg, 171!). Deze boeken
schijnen geschreven te zijn door menschen, die het
wel meenden, niel met het voornemen om de zaak
van het Christendom schade te doeu, maar om die te
bevorderen. Gecnc kerk of geen ligchaam van Chris-
tenen heeft echter ooit eene plaats vuur hen geëisohl
in den Gewijden canon, of ze beschouwd als regl te
hebben om onder geïnspireerde geschriften gcrang-
schikt (<• werden.
APOLLINARISCHE SPELEN, spelen die jaar-
lijks door de oude Romeinen ter ecre van Apollo ge-
houden werden. Zij werden in het jaar ~ 1 -\', gedurende
den tweeden Punischenoorlog, ingesteld. De prater
bestuurde die spelen, en tien mannen waren aangesteld
om toe te zien, dal de offeranden volgens de wijze der
Grieken geschiedden. Gedurende eeltige jaren werd de
dag der viering dezer spelen naar welgevallen van den
prater bepaald, doch in öt.ï werd het besluit genomen
om ze geregeld omstreeks de nonen (dv,\\ 7ll(\'") van
Julij te honden.
APOLLINARISTEN.ccnc Christen-secte die om-
streeks het midden van de vierde eeuw ontstond, en
haren naam ontleende aan haar stichter Apollinaris,
bisschop van Laodicea. Deze was een van de be-
kwaamste en geleerdste mannen van zijn lijd, en werd
eerst door allen, maar voornamelijk door Epiphanius
en Athanasius,als een van de groote kampioenen voor
het orthodoxe geloof beschouwd. Zoo groot was dan
ook zijn ijver ten behoeve der waarheid, dat hij door
de Ariaansche partij inden ban gedaan en verdreven
werd. Hij was beroemd om zijne diepe kennis van de
Schriften, welke hij te Antiochië in het openbaar ver-
klaarde, waar Hiëronymus een zijner talrijke hoorders
werd. Hij was ook een man van groote algemeene
geleerdheid en als dichter beroemd. Het treurspel
getiteld: Het lijden van Christus, dat onder de werken
van Gregorius Naziauzenns te vinden is, wordt ge-
woonlijk aan het genie van Apollinaris toegeschreven.
liet eenige geheele werk van zijne hand, dat tot ons
gekomen is, is eene omschrijving in zesvoet igc verzen
van de Psalmen. Ten gevolge van zijne groote he-gaafdheid en uitgebreide geleerdheid, werd hij in 362tot den bisschopszetel van Laodicea in Syrië verhe-
vcn, waar hij geboren was en het grootste gedeeltevan zijn leven doorgebragt had. Het beroemdste van
zijne twistsehriftcn was een werk in dertig boeken,dat hij tegen Porphyrius schreef.
Bij het redetwisten met de Arianen trachtte Ajiol-
linaris de leer der vereeniging van den Goddelijken
Logos met het inenschelijke ligchaam volkomen te
vestigen, en de theorie van Origencs te weerleggen,
volgens welke de Logos eene redelijke inenschelijke
ziel had aangenomen, als middel om zich onder de
menschen te openbaren. Daar hij een zeer nadenkend
man was, wilde hij aantoonen, hoc men de leer vanden
Godmensch begrijpen moest. Zijne wijze vau redene-
ring wordt aldus door Meander beschreven: „ Van de
eene zijde ontkende hij, dat twee wezens, die beiden
in hun geheel blijven, zich ooit lol één geheel kunnen
verbinden, en dat mitsdien uit de vereeniging vau de
volledige menschennatuur mei de Godheid ooit één
persoon kon ontslaan. Mei name ontkende hij dat
ten aanzien der vereeniging van de redelijke ziel des
menschen met den Goddelijken Logos; maarniet dit
lieg ttiere verbond hij in zijne leer levens eene positieve
zijde, die weder naanw mei zijne opval I ing van (Ie leer
aangaande den mensch zamenhing. Hij stelde namc-
lijk, met vele zijner tijdgenooten, dat de mensch nit
drie deelen bestaat : uil eene redelijke ziel, die het
wezen uitmaakt der inenschelijke natuur: uil eene
dierlijke ziel of het dierlijke levensbeginsel, en uit
een ligchaam, hetwelk door de laatste met de eerste
verbonden is, maar op zich zelf geen begcerveriuogeu
heeft, daar dit alleen behoort tot de dierlijke ziel, de
bron van alle begeerten, die de rede weerstreven. Ook
bij Paulus meende Apollinaris deze ziel aangeduid te
vinden, waar die Apostel van het begeeren desvlee-
sches legen den geest gewaagt, terwijl hij de heer-
schappij der zondige begeerten daaruit verklaarde,
dat de veranderlijke geest des menschen te zwak is,
om die hem wederstrevende ziel aan zich te ouderwer-
pen. Tot verlossing des menschen vau de heerschappij
der zonde moest daarom een onveranderlijke Godde-
lijkc geest, de Logos zelf, met die beide deelen der
inenschelijke natuur zich verbinden, tën daar nu tol
het wezen (lier lagere niet behoort, gelijk tot het
; wezen dier hoogere ziel, dat zij zich zelve bepaalt,
■ maar integendeel, dat zij door een hooger beginsel be-
paald en geregeerd wordt, waartoe de kracht vanden
mensehelijken geest, te kort schoot, zoo wordt uu de
, bestemming der inenschelijke natuur daardoor venve-
i zenlijkt, dat de Logos, als onveranderlijke Goddelijke
Geesl, die lagere ziel aan zich onderwerpt, en op die
wijze de harmonie tusschen het lagere en hoogere in
j de inenschelijke natuur herstelt." Door zulk eene
redenering vleidde Apollinaris zich aangetoond te
hebben, hoe men moest begrijpen, dat (Ie Goddelijke
en de inenschelijke natuur in Christus in persoonlijke
-ocr page 178-
APOLLO —APOLLONIA.
101
tigen, omdat hij beschouwd werd als de vernietiger
dergoddeloozen, en daarom mei pijl en boog gewapend
afgebeeld wordt. Alen verbeeldde zich, dal bij de niagl
bad om besmettelijke ziekten te zenden en weg te
nemen. Hij was de god der profetie enookderllluzijk,,
; de beschermer van het vee en de stichter van steden.
Hij was ook de god der zon, en ongetwijfeld hel voor-
i naanistc voorwerp van vereeriug bij de Grieken. Tem-
( pels waren op vele plaatsen ie zijner eere opgerigt;
zijn voornaamste zetel was echter te Delphi inBoeotië.
De Romeinen schijnen in den aanvang met de aau-
bidding van Apollo geheel eu al onbekend geweest te
zijn. De eerste tempel werd hem te Rome in bel jaar
■130 v. (\'. gebouwd, ten einde eene pest af te wenden,
die in de stad en het omliggende land uitgebroken
was. Ken tweede tempel werd hem in het jaar 350
v. C. opgerigt. Eerst ten tijde van Augustus gaven
zich de Romeinen geheel eu al aan de aanbidding
van dezen god over, toeu de keizer, na den slag van
Actiuin, den buil aan Apollo wijdde, spelen te zijner
eere instelde, en hein een tempel bouwde op den 1\'ala-
tijnschen heuvel. De Etruricrs aanbaden Apollo op
den berg Soracte, op welke aanbidding t\'liniiis ver-
wijst niet deze woorden: „Niet ver van de stad Rome,
in het land der Falisci, zijn eenige huisgezinnen, die
bij eene jaarlijkschc offerande aan Apollo,op den berg
Soracte, over een hoop brandend hout loopen zonder
j letsel te krijgen, eu daarom door een eeuwigdurend
besluit van Avn senaat vrij zijn verklaard van iu de
oorlogen Ie dienen of met eenige belasting bezwaard
Ie worden." De/e opmerkingen schijnen aan te too-
nen, dal de Etruricrs eene plegtigheid uitoefenden,
gelijk aan die, welke onder de oude Kanaiinieteu in
gebruik was, namelijk van door bet vuur te gaan. Du
laurier was aan Apollo gewijd. De mythologie leert
ons, dat hij met de .Muzen op den berg Parnassus beeft
gewoond, en dal hij baar in de poëzy eu de muzijk
onderwezen heeft. Hij wordt dikwijls voorgesteld als
een baardeloos jongeling van zonderlinge schoonheid
en sierlijkheid, met golvend baar en met laurieren
gekroond, met pijl en boog in zijne regter- en eene
harp in zijne linkerhand. Als hij als de zon verschijnt,
rijdt hij iu een wagen door vier paarden getrokken.
De dieren, die aan Apollo geofferd werden, waren
voornameiijk bullen eu ossen.
APOLLONIA, een feesl dat jaaulijks te JJgialc
gevierd werd, Ier eere van de terugkomst van Apollo
niet zijne zuster Artemis, nadat zij bij de overwinning
van Python naar Creta gedreven waren. Op den dag
die voor dit feest bepaald was, werden zeven jonge-
eenheid vcrcciiigd waren. Naar zijne wijze van zien
bestond de menschheid uil dricdeelen: geest, zielen
ligchaam. In de menschheid van Christus maakte
ecllter tic zwakke en veranderlijke inenschelijke geest
plaats voor een onvcranderlijkcn Goddelijkeu (leest,
en daarom is Christus de Godmeusch. Apolliuaris
hield er veel van zich van zekere uitdrukkingen te
bedienen, die omstreeks zijn lijd in gebruik kwamen,
zooals: „God is gestorven;" „God is geboren." Hij
wijze van eer te geven aan Christus, ging Zijne
menschheid ceuigcr male verloren in Zijne Godheid.
Het gelieele wezen van den Logos werd beschouwd
als de levendmakende ziel in de inenschelijke natuur
van Christus uil te maken. Door deze wijze van ver-
klaring verbeeldde zieli Apolliuaris, dat bij de volko-
meii zondeloosbeid van de inenschelijke natuur van
Clirislus daarsteldc; terwijl bij al dien tijd vergat, dat
hij in bet dwaalbegrip verkeerde, hetwelk door de
Manicheeërs was aangekleefd, dal de zoude eene we-
zenlijke hoedanigheid van de inenschelijke natuur
was. Athanasius schreef een geleerd werk om zijn
vriend Apolliuaris te weerleggen, en de Iwisl werd
voortgezet door de uitgave van verscheidene werken,
waarvan bet uitstekendste, tegen de Apolliuarischc
ketterij, eene verhandeling door Theodorus van Mop-
suestia was, die blijken draagt van grootc scherpziu-
niglieid eu begaafdheid in bel redetwisten. De leer
van Apollinaris werd in bijna al de Oosterschc pro-
viiiciën door velen omhelsd, hoewel zij veroordeeld
werd door een concilie Ie Alcxandrië in 362, eu daarna
op meer formeelc wijze door een concilie te Home
in 375, en door ecu ander concilie in 378 gehouden,
hetwelk Apollinaris van zijn bisschoppelijk ambt onl-
zelle. De secte bleet\'echter tot het midden der vijfde
eeuw in wezen en bad talrijke aanhangers. Apolliuaris
overleefde zijne afzetting eenige jaren en stierf in
392, tot bet laatste toe getrouw aan zijne bijzondere
leerstellingen ten opzigte van den persoon van C\'hris-
tus. Zijne volgelingen werden ook Yitaliaxen" en
DlMolKlETKN genoemd. Zie aldaar.
. APOLLO, een van de voornaamste goden van
het oude Griekenland. Hij wordt door Homerus en
llcsiodus voorgesteld als de zoon van Zeus en Leto
of Latona, terwijl zijne zuster Artemis of Diana was.
Men veronderstel! gewoonlijk, dat hij op bet eiland
Delos geboren is. Hel getal zeven was aan deze god-
beid gewijd, en op den zevenden van elke maand wcr-
<Ien hem oll\'eranden gebragt, eu feesten te zijner eere
gevierd. Men heeft wel eens gezegd, dat zijn naam
afgeleid is van het Griekscue woord apollumi, vernie-
-ocr page 179-
APOLOGIE — APOSTASIE.                                                           105
lingen en even zooveel jonge vrouwen uitgekozen
om, als het ware, den gotl en de godin te gaan op-
zoeken.
APOLOGIE (Gr. apologia, eenc verdediging), het
woord dal gebruikt wordt om de schriften aan te dui-
den, die in de eerste eeuwen der Christelijke kerk
tot verdediging van de Christelijke leer geschreven
worden. Deze apologiën waren van tweeërlei soort en
niet tweeërlei doel geschreven. Die van de eenc soort,
welke de Christelijke leer verklaarden, waren bestemd
voor verlichte Heidenen in het algemeen, terwijl die
van de andere soort een meer officieel voorkomen had-
den, daar zij bestemd waren om de zaak der Christenen
voor keizers of voor de proconsuls of presidenten van
provinciën te bepleiten. Daar de Christenen iu per-
soon geen gehoor konden verkrijgen, waren zij ge-
noodzaakt zich schriftelijk te verdedigen. De eerste
apologie werd den keizer Hadrianus aangeboden door
Quadratus, iu liet jaar 120, waarvan een gedeelte door
Kusebius bewaard is; eenc tweede, denzelfden keizer
kort daarna door Aristidcs, een bekeerd Athccnscli
wijsgeer, aangeboden, is verloren geraakt. De andere
oude Apologeten voor het Christendom zijn Justinus
Martyr, ïatianus, Athenagoras, Theophilus, Mclito,
Claudius Apollinaris, Hippolytus, Clemens Alexan-
drinus, Tertullianus, Minucius Felix, Origenes, Cy-
prianus, Lactantius en Arnobius. De geschriften der
Apologeten zijn na die der Apostolische vaderen van
het hoogste belang; zij geven, voor zoo verre zij
bewaard zijn, de argumenten aan, die door de Heide-
nen tegen het Christendom gebruikt zijn, benevens
de wijze waarop deze argumenten door de eerste
Christen-schrijvers wcderlegd werden.
AI\'OMYIUS (Gr. apo, van, mulos, eenc vlieg), een
toenaam van Zeus te Olympia, omdat hij een verdrijver
van vliegen was. Hij werd onder denzelfden naam
door de Eleanen aangebeden.
APOPIS, een god van de oude Egyptenaren en
broeder van de zon. Plutarchus vermeldt, dat hij tegen
Jupitcr oorlog voerde.
APOSTASIK (Gr. apoxlaus, afstand, afval), eenc
verzaking van onze godsdienst, hetzij dooreene opene
verklaring in woorden, of door eene virtuëele verkla-
ring door onze werken. In de eerste Christelijke kerk
haalden zij, die zich aan deze zonde schuldig maakten,
zich de gestrengste kerkstraffen op den hals. Te dier
tijde telde men gewoonlijk drie verschillende soorten
of graden van apostasie of afval. Eenigen deden ge-
heel en al afstand van de Christelijke godsdienst en
gingen tot de Joden over; anderen vermengden eene
gedeeltelijke inachtneming van Joodsche ceremoniën
en eenc gedeeltelijke aanneming van Joodsche, leer-
stellingen met de belijdenis van het Christelijk ge-
loof; nog anderen namen verscheidene onwettige
Joodsche gebruiken in acht, hoewel zij niet formeel
beleden, dat zij de Joodsche godsdienst aanhingen.
Ofschoon de keizerlijke wetten, gedurende de regc-
ring van Christen-keizers, aan diegenen, welke oor-
spronkolijk Joden waren, langen tijd de volkomen
vrijheid hunner godsdienst en bet genieten van vele
voorregten toestond, verboden zij toch ten strengste,
dat een Christen tot hen overging, en stelden zij al
zulke afvalligen aan zeer zware straffen bloot. Con-
stantijn liet het aan de Joden over, om hen met den
dood te straffen of hun eene andere regtvaardigc straf
op te leggen. Zijn zoon Constantius onderwierp hén
aan verbeurdverklaring van goederen, en Valentinia-
nus, de jongere, ontnam hun de magt om bij testament
over hun eigendom te beschikken. Iu overeenkomst
met deze wetten van den staat sprak de Kerk niet
alleen een plegtig anathcem uit over al zulke afvalli-
gen, maar verhinderde zij ook, dat zij iu een harer
geregtshoven als geloofwaardige getuigen erkend
werden.
Ook die afvalligen, welke voor zich eene nieuwe
1 godsdienst, trachtten te scheppen, door eene ongepaste
vermenging van de Joodsche en de Christelijke gods-
dienst, werden door de Kerk als ketters veroordeeld
en van hare gemeenschap uitgesloten; terwijl diege-
nen, welke trachtten de zaken met elkander in over-
eenstennning te brengen, door zich te schikken naar
de Joden iu eenige hunner kerkgebruiken en plegtig-
heden, zich kerkstraffen op den hals haalden, die be-
rekend waren naar de grootte hunner zonde. Het eon-
cilie van Laodicea verbood aan Christenen om te judaï-
seren, door op den Sabbath te rusten, op straffe van
excommunicatie; het verbood ook om Joodsche feesten
te houden, feest geschenken, door Joden gezonden, aan
te nemen, alsook ongezuurd brood van hen te out van-
gen, hetgeen gehouden werd voor eene deelname aan
hunne goddeloosheid. Onder de Apostolische, canons
is er een, die verbiedt om niet de Joden te vasten of
feest te vieren, of hunne fecstgescheuken en ongezuurd
brood aan te nemen, op straffe van afzetting voor ecu
geestelijke en excommunicatie voor een leek. Tolgens
ecu anderen dier canons werd het brengen van olie naar
eene Joodsche synagoge, of het plaatsen van lichten bij
hunne feesten, als eene misdaad beschouwd, die even
groot was als het verrigten derzelfde dienst voor een
tempel of een feest van Heidenen; beide misdaden
-ocr page 180-
APOSTEL.
lfili
werden dan ook gelijkelijk mei excommunicatie ge-
straft. Ken bisschop, priester of diaken, die niet de
Joden het Paaschfccst vierde vóór de lentc-aquinox,
werd beschouwd zich daardoor het vonnis van af/el
ting op den lials te halen. Het concilie van Eliberis
verbood aan de Christenen hunne toevlugt te nemen
lot de .roden, om de vruchten der aarde Ie zegenen, en
dat op straffe van excommunicatie. Hetzelfde concilie
verbood aan geestelijken en leeken om met de Joden
Ie eten, op straffe van builen de gemeenschap der kerk
gesloten Ie worden. Hel concilie van Clcrmont bc-
paalde, dat een Christen, die ecu Jood trouwt, in den
ban zou worden gedaan. En hel derde concilie van
Orleans verbood zulks op dezelfde si rat\', benevens
scheiding van de partijen.
Eene andere soort van afvalligen waren zij, die
vrijwillig tot het Heidendom overgingen, nadat zij
ecnigen tijd het Christendom beleden hadden. De
keizerlijke wetten, ten minste vanden tijd van Theo-
ilositis af, ontzeiden aan zulke afvalligen de gewone
voorregten van Romeinsche onderdanen, en ontnamen
hun de magt om bij testament over hunne goederen
te beschikken. Yalentinianus, de jongere, ontnam hun
niet allecu de magt om hunne eigene testamenten te
maken, maar ook om iets te ontvangen, dat hun door
anderen hij testament vermaakt was; niemand mogten
zij tot erfgenaam maken, en zij mogten geene erfenis
aanvaarden. Hun\' was verboden gemeenschap niet
anderen te houden; hunne getuigenis niogt in peen
geregtshof aangenomen worden; men moest hen als
eerloos beschouwen en als mensehen, die geen ver-
trouwen verdienden. Het concilie van Eliberis ont-
zeide aan zulke afvalligen de gemeenschap tot, het
laatste, omdat zij hunne misdaad verdubbelden door
zich niet alleen aan kerkelijke wetten te onttrek-
ken, maar zich ook met afgoderij te bezoedelen. Die
afvalligen, welke de godsdienstige vergaderingen ge-
durende langen tijd niet bijwoonden, maar niet tot
afgoderij vervielen, konden, als zij later tol de kerk
terugkeerden, na een proeftijd van tien jaar weder tot
gemeenschap worden toegelaten. Cyprianus zegt, dat
vele zijner voorgangers in Afrika tot het laatste toe
de gemeenschap weigerden aan allen, die schuldig
waren aan de drie groote misdaden van afval, echt-
breuk en moord. Siricius, bisschop van Rome, zegt,
dat afvalligen gedurende hun geheele leven boete
moesten doen, en dat hun de genade der verzoening
alleen in het stervensuur werd toegestaan.
De gewone wijze, waarop zij, die in de eerste tijden
tol het Heidendom overgingen, van het Christelijk
geloof afstand deden, was door Christus te verlooche-
neu en Zijn naam te lasteren. Dat dit de gewone wijs
was om hunne afvalligheid aan den dag te leggen,
hlijkl uil de vraag, die. de proconsul aan l\'olycarpus
deed, en uit het antwoord van den ouden Christen
op die vraag. De proconsul eischte van hein, dat hij
Christus zou lasteren, doch l\'olvcarpus antwoordde :
„Zes en tachtig jaren heb ik Hem gediend, en Hij
heeft mij nooit ecuig leed gedaan; hoe kan ik dan
mijn Koningen Zaligmaker lasteren!" Justinus Mar-
tyrzegt, dal toen Barchochab, de aanvoerder van den
Joodschcn opstand onder Hadrianus, de Christenen
vervolgde, hij dreigde zware straffen op te leggen
aan allen, die Christus niet wilden verloochenen en
Zijnen naam niet wilden lasteren. Alle lasteraars
van deze soort werden daarom met de, zwaarste kerke-
lijke boete gestraft. Aan alle afvalligen, die schulden
hadden of als misdadigers vervolgd werden, werd hel
voorregl ontzegd van inde kerk te vlugten. Endoor
eene wet van Theodosius moest de slaaf eens afval-
ligcn meesiers, die van dezen in de kerk vlugtte, niet
alleen beschermd worden, maar ook zijne vrijheid
erlangen.
Overgang van hel Joden tot het Christendom wordt
door de Joden als eene zonde van de ergste soort
beschouwd. De Joden gelooven, dat allen, die zich
daaraan schuldig maken, van alle declhebbing aan het
toekomstig geluk uitgesloten zijn, tenzij zij berouw
gevoelen en in den boezem der synagoge wederkecren.
De Rabbijnen staan echter aan zulke personen geen
lijd tot overweging of berouw toe; afval verdient,
volgens hen, onmiddellijke uitroeijiug, en zij leeren,
dat hel de pligt van alle gcloovige Israëlieten is niet
te dulden, dat ecu afvallige een natuurlijken dood
sterft, maar dat zij, hetzij door openbare teregts telling
of bijzonderen moord, hem moeten slepen naar die.
kwellingen, die hem in een anderen slaat wachten. Ecu
van de meest gewone woorden van verwijt, welke de
Joden toepassen op een hunner broederen, die bet
Christendom omhelsd heeft, is Me>/it>uiNinit,da\\ icuiKml
die cerloreti \'\'ti vernietigd
m beteekent, endevervloc-
king, die gewoonlijk volgt, is: „Laat zijn naam en
zijne nagedachtenis uitgewischt worden."
Rij de Mohamedanen wordt afval beschouwd als
den oogenblikkelijken dood te cischen van den man,
die het waagt van het geloof aan Aai Islam afstand te
doen. In bijna alle valsche godsdicustelsels wordt hel
verzaken dier godsdienst als eene voorname misdaad
beschouwd.
APOSTEL (Gr. aposteUu, zenden), een naam aan
-ocr page 181-
APOSTKL.
167
de mannen, die Jezus uitkoos om Zijne Apostelen
te zijn? Wij zouden kunnen veronderstellen, dat Hij
voor een werk zoo belangrijk, zoo moeijelijk, waarop
zooveel verantwoordelijkheid rustte, mannen zou heb-
ben gekozen niet groote begaafdheden, van uitge-
breide kennis, beschaalfdc manieren, onderscheiden
door hunnen rijkdom en invloed in de maatschappij.
Zeer verschillend hiervan waren echter de mannen,
die Jezus tot Zijne getrouwe zendelingen benoemde;
zij waren nederige, eenvoudige, ongeletterde mannen,
die noch wegens hunne nat uurlijke, noch wegens hunne
verkregene begaafdheden merkwaardig waren. Wal
was dan het geheim van den opmerkelijkcn uitslag,
die den arbeid van zulke mannen vergezelde? De schal
was gedaan iu aarden vaten, opdat de uitnemendheid
der kracht duidelijk zou blijken van üod, en niel van
de nicnschen te zijn. Zij hadden verbazingwekkende
gaven ontvangen, zooals de Hemel alleen kon geven.
„En zijne twaalf discipelen lot zich geroepen heb-
bende, heeft Hij hun mag! gegeven over de onreine
geesten, om dezelve uit te werpen, en om alle ziekte
en alle kwalc te genezen.\' Dal waren de geloofsbrie-
vcn hunner zending, die duidelijk aantoonden, dat. zij
inagt en gezag van boven hadden ontvangen. Toen
zij zich derhalve over de wereld verspreidden, en de
zaligmakende kracht des evangelies verkondigden,
werd hunne getuigenis bevestigd door „teekenen en
wonderen, en ïnenigerlei krachten, eubedcclingcn des
Heiligen Geestes."
De namen der twaalf Apostelen worden aldus door
den Evangelist Alalthcüs opgegeven: — „Deeerste,
Simon, gezegd Petrus, en Andreas, zijn broeder; Ja-
colnis, de zoon van Zchcdeüs, en Johannes, zijn broe-
der; 1\'hilippuseu Bartholomeiis; Thomas en Mattheus,
de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alpheüs, en Leb-
beüs, toegenaamd Thaddeüs; Simon Kauaniles, en
J udas Iskariol, die hem ook verraden lieel\'l." (tfschoon
Mattheüs de zending der Apostelen voorstelt als on-
middellijk te volgen op hunne aanstelling tot het
ambt, blijkt toch uit de andere Evangelisten, dal ecu
vrij groot tijdperk n.i hunne aanstelling tot hel Apos-
lelsehap verliep, alvorens zij uitgezonden werden om
het evangelie Ie prediken. Ten einde hen voor hunne
groote taak geschikt te maken en voor Ie bereiden,
gaf Jezus hun bijzonder onderrigt, want .Markus zegt
ons: „Ku Hij stiddc er twaalf, opdat zij met Hem zou-
den zijn." Nadat zij eenigen lijd aan de voeten van
Jezus gezeten, en de wet uit Zijnen mond geleerd
hadden, werden zij uitgezonden; mi iu het eerste
oogeublik was de uitgestrektheid hunner zending be-
de twaalf discipelen gegeven, die Jezus Christus be-
stemde om de eerste predikers van Zijn evangelie
te zijn. Alvorens Zijne Apostelen te kiezen, had
onze Verlosser een geruimen tijd Zijnoopcnbarc.be-
diening vervuld. Hij had niet groote duidelijkheid
en kracht den aard en het doel van dat Koningrijk
verklaard, dat Hij op aarde was komen vestigen. De
aandacht van het Joodschc volk was opgewekt door
Zijne redevoeringen en wonderen, en de zaken waren
nu in zulk een staat, dat zij de aanstelling eischtcn
van een aantal geschikte mannen, die niet alleen het
evangelie zouden helpen verbreiden, terwijl Christus
op aarde was, maar die ook het groote werk zouden
voortzetten, nadat Hij tot den Vader gegaan was. Jezus
besloot daarom twaalf mannen uil Zijne volgelingen
te kiezen, en als Zijne Apostelen of afgezanten naar
eenc schuldige wereld te zenden. Jezus schijnt de be-
langrijkheid van het werk diep gevoeld te hebben, toen
Hij tot hunne keus en aanstelling overging, want Lukas
berigt ons, dat Hij den vorigen dag uilging naar den
berg om te bidden, en den nacht overbleef in het ge-
bed tot God. Hij zond hen niet henen, onmiddellijk
nadat zij discipelen werden, zelfs ook niet onmiddel-
lijk nadat zij tot Apostelen waren aangesteld; maar
om hen des te beter voor hun moeijelijk en belangrijk
werk Ie bekwamen, gingen zij nog eenigen tijd voort
met Zijne onilerrigtiugeu in het openbaar en in het
bijzonder te genieten.
Het woord J/iuxlrl bcteekeut iemand die gezonden
is, een gezaid. Het is van dezelfde het eekenis als de
engel der gemeente in bet boek der Openbaring en
Jezus zelf wordt de Apostel en Koogepriester onzer
belijdenis genoemd. Ue Apostelen waren twaalf in
getal, waarschijnlijk opdal de Christelijke kerk niet
de Joodschc zoude overeenkomen, die uit twaalf
stammen zamengesteld was. Johannes zinspeelt
hierop iu zijn visioen van het nieuwe Jeruzalem,
hetwelk „had twaalf poorten, en in de poorten twaalf
engelen, en de muur der stad had twaalf fondamen-
len, en in dezelve de namen der twaalf Apostelen des
Lams."
De Apostelen waren de eerste uil verkoren dienaars
van Christus; zij waren onderscheiden van alle andere,
die ooit eenc bediening in Zijne Kerk zouden vervul-
len. Eu daarom stelt i\'aulus, als hij In tëphez. 1 V : 11
de verschillende wettige bedienaars in de Christelijke
kerk opnoemt, de Apostelen op den voorgrond: „l)c-
zelfde heeft gegeven sommigen tot Apostelen, en soni-
migen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en
sommigen tot herders en leeraars." Wie waren dan
-ocr page 182-
10S                                                              APOSTELBROEDEKS.
gedekt, den baard en hel haar lang, en vergezeld door
vrouwen die zij zusters noemden. Zij ïnogteu geen
eigendom bezitten, maar moesten van de vrijwillige
gillen der vromen leven. Zij moesten in hel openbaar
berouw prediken, maar in hunne bijzondere bijecn-
komsten de ineenstorting van de bedorven Kerk van
Rome, en de opkomst van ecne nieuwe zuiverder en
heiliger kerk. Sagarellus kwam in 1300opdenbrand-
stapel om. Hij werd als hoofd der secte opgevolgd
door Dolcino van Xovara, een man van eenstouten
en ouversaagden geest, die Bonifacius VIII. en al de
onwaardige priesters en monniken van dien tijd opeu-
lijk beschuldigde, en verklaarde, dat zij door keizer
Frederik III., zoon van Petrus, koning van Arragon,
zouden worden gedood, en dat een nieuwe en zeer
heilige paus over de Kerk geplaatst zou worden. Xiet.
tevreden met tegen den paus te prediken, verzamelde
Dolcino eene gewapende magt, en daar hij bestreden
werd door Raynerius, bisschop van Yercclli, ontstond
er een woedende oorlog, die meer dan twee jaren
voortduurde. Eindelijk werd Dolcino na verscheidene
slagen gevangen genomen, en in het jaar ] 307 te Vrr-
eelli ter dood gebragt, Iegelijk mei Margarctha, die
hij, volgens het gebruik zijner secte, zich tot zuster
gekozen had.
Het volgende duidelijke overzigl van de punten
van verschil tusscheu de Apostelbroeders en de l\'.e-
dclmonuikcn, op welke zij in eenigc opzigten geleken,
wordt door Neander gegeven. „Do levenswijze van
de Apostolische broeders onderscheidde zich in twee
opzigten van die der heide Bedelorden. Hadden de
laatsten kloosters, waar zij het gebedelde opzamelden
en bewaarden, de eersten bezaten gcene huizen, namen
niets mede en leiden niets op, maar leefden bij den
paald, want Jezus zeide bun: „Gij zuil niet heengaan
op den weg der Heidenen, en gij zult niet iugaau in
eenigestad der Samaritanen." Het persoonlijke dienst-
werk van Christus en de eerste arbeid der Apostelen
bepaalden zich tot de Joden. En zelfs na de opstau-
ding van Christus, toen de uitgebreide last aan de
Apostelen gegeven werd, om bekeeriug en vergeving
van zonden te prediken onder alle volkeu, voegde
Jezus er bij: „beginnende van Jeruzalem." Door Zijn
eigen onmiddellijk gezag, zonder den invloed en de
tusschenkoinsl van iemand anders, zegt Hij aan de
Apostelen, tot wie zij gaan moeten: „tot de verlorene
schapen van bel buis Israëls." Wal moeten zij doen?
zij moeten „prediken." En wat moet het onderwerp
hunner prediking zijn? „Het koningrijk (iods is nabij
u gekomen." De naam Apostel was niet tot detwaalve
beperkt, maar wordt inliet Nieuwe Testament somtijds
gegeven aan ben, die de Apostelen in hunnen arbeid
bijstonden. Baniabas wordt in Hand. XIV : 1 en 11
ook Apostel genoemd, en Epaphroditus in J\'liil. JI : 25
insgelijks. Bij liet uitoefenen van hun dienstwerk
stichtten de Apostelen kerken op verschillende plaat-
sen, en zij bezochten die en hadden er liet toezigt over.
Vele schrijvers, zoowel oudere als nieuwere, zeggen.
dat alle bisschoppen in bet eerst Apostelen genoemd
werden.
Onder de Joden bestond in een later tijdperk, na
de verwoesting van Jeruzalem, ecne klasse van ambts-
bekleeders, die. den naam van Apostelen droegen.
Deze waren algevaardigden of legaten van den Jood-
selieu patriarch, die van het ecne gewest naar het
andere trokken, ten einde in zijn naam de geschillen
te regelen, die tusseben bijzondere personen of in de
synagogen ontstonden. Zij hadden ook in last de be-
lasling te innen, die jaarlijks aan den patriarch betaald
werd, en behalve dat zij hem met bunnen raad ter zijde
stonden, gaven zij hem verslag van den staal der ker-
ken. Dit ambt werd door de Christen-keizers afgo-
sehafl.
Apostel is in de (iricksehe Liturgie de naam, die
gebruikt wordt om een boek aan te duiden, dat de
Brieven van 1\'aiilus bevat, gedrukt in de orde, waarin
deze in den loop van hel jaar in de kerken gelezen
moeten worden.
APOSTELBROEDERS, eene Christcn-sccte die
tegen hel einde der dertiende eeuw ontstond, en de
wederinvoering van de Apostolische levenswijze ten
doel bad. Haar stichter Gerhard Sagarellus van 1\'arnia
beval zijnen volgelingen de wereld als de Apostelen
door te reizen, in het wit gekleed, nut het hoofd on-
dag van hetgeen b
8
un door de vrome liefde geschonken
was. Voorts verschilden de Apostoliken daarin van de
genoemde nionnikenordcn, dat zij zich door gcene
uitwendige gelofte tot hunne levenswijze verbonden
hadden, en door geen uitwendigen regel der gehoor-
zaamheid aan bepaalde hoofden onderworpen waren.
Het eeuige, waardoor alles bij ben bepaald en zaAin-
gchouden werd, was het, inwendige, de vrijwillige band
der liefde en des Heiligen Gcestes. Tegen liet gebod
der wet stelt Dolcino de vrijheid des Evangelies
over. Al erkenden de Apostoliken in de stichters en
bestuurders van hunne vereenigingmannen, door God
geroepen, zoo waren zij toch niet, als de monniken,
door wel lelijke voorschriften tot gehoorzaamheid aan
hen verpligt; want zulk eene gehoorzaamheid kan
voor hen, die allecu de vrijwillige gehoorzaamheid
-ocr page 183-
APOSTOIJXKN —APOSTOLISCHE CANONS.                                         10<J
teu na te volgen. Voor het grootste gedeelte waren
/.ij hoeren en wevers, maar zij hadden talrijke aan-
hangers uit alle rangen. Door kcrkgcschicdschrijvers
zijn zij gewoonlijk als menschen van ecu onlaakbaar
karakter voorgesteld. De leerstellingen, waaraan zij
geloofden, waren echter in sommige opzigtcn zon-
derling. /.ij hielden het voor onwettig een eed af te
leggen. Zij lieten het haar en den baard groeijen. Zij
verkozen den ongehuwden staat boven het huwelijk, en
noemden zich de kuische broeders en zusters.-—-Eene
dergelijke seete, wier leden tle Apostelen wensebleu
na te volgen, ontstond in de nabijheid van Perigord in
Guienne. Deze gingen echter nog verder dan de zoo
even genoemde Apostolisehen. Zij verafschuwden
beidden en de mis, en hadden priesters, monniken en
nonnen in hunne broederschap. Hun hoofd heette
Lucius, en ouder hunne aanhangers telden zij eenige
leden van den adel. Zij luidden hunne kerk voor de
eenige ware. De naam Apostolisehen werd ook aan
de secle der Al\'OT.vi ï isciikn (zie ald.) gegeven.
APOSTOLISCHE CANONS, eene verzameling
van voorschriften en verordeningen voor het bestuur
der Christelijke kerk. Sommigen veronderstellen, dal
deze door de Ajiostelcn zelve opgemaakt zijn. Oude
schrijvers schrijven ze aan ( lemcns van Home toe,
die dezelve, zooals zij zeggen, uit den mond der Apos-
teleu vernomen en Ie boek gesteld heeft, ten behoeve
der Christelijke kerk in toekomstige eeuwen. riaro-
nius en Bcllanninus nemen alleen de vijftig eerste
canons voor echt aan, en verwerpen de overige als
ondergeschoven. Verschillende verwijzingen naarde
canons worden in de schrijvers van de derde en de
vierde eeuw gevonden; maar de eerste duidelijke ver-
wijzing naar de geheide verzameling komt voor in de
handelingen van hel concilie van Constantinopel In
het. jaar \'A\'Jl. De canons zijn vijl\'en tachtig in getal,
die allen in hel Oosten als eebt worden beschouwd,
maar slechts vijftig er van worden iuhel Westen als
zoodanig aangenomen. Dal deze canons niet hel
voortbrengsel der Apostelen zijn, blijkt duidelijk uil
de omstandigheid, dat zij verscheidene schikkingen
bevallen, die nooit door de Apostelen gemaakt kuti-
neu zijn. Hunne oudheid kan echter niet ontkend
worden, daar zij aangehaald worden door het concilie
van Nica-a, in het jaar 323, onder den naam vau Apos-
lolisehe canons. Waarschijnlijk is bel, dal zij op ver-
scliilleiide tijden zaïncngeslrld werden, en ten laatste
in één boek werden verzameld. De Griekschc kerk
heefl ze altijd in de hoogste eer gehouden, maar de
l.atijnsche heeft ze als van meer twijfelachtig gezag
jegens God lieten gelden, geeue waarde hebben.
Doleino schrijft in zijne brieven aan de verschillende
gemeenten der Ajjosfoliie/t, dal zij alleen door inweu-
dige en niet door uitwendige banden der gclioorzaain-
lieid wederkeerig aan elkander ondergeschikt en ver-
bonden waren. Gelijk liij steeds berde, dal degods-
diensl in de gezindheid des harten en de verloochening
van de wereld, en niet, zooals in de verdorven Kerk,
in het uitwendige en zinnelijkegezocht moest worden,
zoo ontkende bij ook de meerdere heiligheid, welke
aan de kerken en andere gewijde plaatsen toegeschre-
ven werd. „Eene kerk" —• moet hij, naar luid van bet
verbaal, eens gezegd hebben — „is voor het gebed
tot God niet meer dan een naarden- of varkenstal.
Christus kan in wouden even goed, of nog beter, dan
in kerken aangebeden worden." Maar van zulke be-
giuselen uitgaande, had hij, hij strenge redenering,
nog tol veel grooter afwijkingen van de leer der Kerk,
dan wij hem nu met bewustheid liooren uitspreken,
moeten komen, ware hij daarvan door zijn onrustig
leven en zijne geheel praclisehe denkwijze niet vvcêr-
liouden. Ku misschien is hij in ilit npzigt ook verder
gegaan dan wij weien, en ligt hier de schuld van onze
onkunde aan de gebrekkige herigten, welke wij te
zijnen aanzien bezitten."
De A jjoslelbroeders gingen tot aan de dagen van
Bonifaeius IX. voort, met hunne bijzondere leerstol
tingen in Frankrijk, Duitseblaud en andere landen
voort te planten. In hel jaar I M)2 werd een apostel,
Willem gehceten, te Lubek verbrand, /.ie Joai iii-
«IKTES.
APOSTOLINEN, eene Roomsche orde die door
hel prediken van St. Rarnabaste Milaan ontstond, en
doorSt. Ainbrosius, bisschop in g, noemde stad, beves-
tigd werd. Daarom ontleenden de leden dezer orde
namen aan deze beide voorname heiligen. Te Ancona
en te Genua werden zij Apoxtul\'mi gehceten, en in
Lombardijë werden zij, om hunne blijkbare heilig-
heid, Sttntarelli genoemd, /.ij werden op zekeren tijd
vereenigd mei de orde van SI. Jmbronim in hel Woud.
Hunne kleedij bestond uit een scapulier, een lederen
gordel van eene donkere kleur en, in den winter, een
naauwen mantel, die dezelfde kleur bad. De orde out-
aardde eindelijk zoodanig, dal zij door eene bulle van
Urbanus VIII. ontbonden werd.
APOSTOLISCHEN, eene Christen-sccte die iti
de twaalfde eenw ontstond, en door Si. Bemard hevig
tegengewerkt werd. De Apostolisehen droegen dezen
naam, omdat zij, gelijk de Apostclbrocdcrs van de
dertiende eeuw, de Apostoliselie levenswijze wensch-
22
-ocr page 184-
,tEKEKERK.
170                                               APOSTOLISCHE (\'
beschouwd, <\'ii paus Gelasins ging zoo verre, dal hij
ze voor ondergeschoven verklaarde, oindal ereeuige i
canons onder zijn, die de inzigten van Cvprianus aan- |
gaande don doop van ketters schijnen te begunstigen.
De zoogenaamde Apostolische canons zijn in het Cor- !
pin .Inrit (\'anoniciopgenomen, en moeten beschouwd
worden als documenten van eeltige waarde over de
orde en tucht der kerk in de derde eeuw.
APOSTOLISCHE CATHOLI EK E KERK. Deze
naam is voor hunne kerk aangenomen doorChriste-
nen, die somtijds [ryixgiasex zijn genoemd, omdat
genoemde kerk haren oorsprong verschuldigd is aan
Eduard [rving, een bekwaam en vroom, hoewel cenig-
zinszonderling.Presbvteriaanschpredikant te Londen.
Frving verkondigde in 1 SdO—30 eenc reeks van lccr-
stellingcn over de buitengewone gaven van den Geest,
waarvan, zooals liij beweerde, de mcdcdeeling niet
beperkt was tot \'Ie tijden der Apostelen en liunnc on-
middellijke opvolgers, maar bestemd was om dom-alle
eenwen der kerk aan te houden. Hij beweerde tevens,
dat de afwezigheid dezer geestelijke gaven alleen een
gevolg was van den lagen staat van liet geloot en de
heiligheid der kerk. Deze redevoeringen trokken zeer
de aandacht, en maakten een diepen indruk op de
gemoederen van velen. In den loop des tijds, waarin
hij ze uitsprak, verspreidde zich een gerucht doorliet
land, dat eene openbaring van buitengewone gaven te
Port-Glasgow, in liet westen van Schotland, had plaats
gehad, en dat eenc vrome vrouw, Isabella Campbell
geheeten, plotseling en wonderdadig genezen was van
eenc zware en langdurige ziekte, liet plaatshebben
van zulk eene gebeurtenis juist op den tijd, waarop de
gemoederen van vele leden dei\' gemeente van [rving
door zijne redevoeringen in een staat van groote op-
gewondenheid verkeerden, moest natuurlijk op de ge-
voclige zielen werken, en hen tot afdwaling en geest-
vervoering brengen, liet nieuws van Port-Glasgow
werd door niet weinigen als eenc opmerkelijke ver-
vulling en bevestiging van [rving\'sinzigten begroet.
Velen haastten zich naar het tooneel der openbaring,
ten einde deze verwonderlijke werkingen van den
Geest te aanschouwen, r.u de verlichten in de kleine
gemeente werden met vereering en ontzag aangezien.
Zij spraken bij sommige gelegenheden in eene onbe-
kende taal, en hoewel deze volkomen onverstaanbaar
en daarom niet stichtend was voor (liegenen, welke
haar boorden, waren toch niet weinigen van oordeel,
dal de gave dadelijk van boven gezonden was. Ouder
de vurigste eu meest overtuigde geloovigen behoorde
living zelf, die, natuurlijk verlangend da) zijn volk
zulk eene duidelijke vertooning van de kracht des
(leesles zou aanschouwen, i ene hoogst verlichte vrouw
van Port-Glasgow uitnoodigde, om Londen 1c bezoc-
ken en zijne gemeente de buitengewone magt, die zij
ont\\ angeii had, te doen aanschouwen. De uit uoodiging
werd aangenomen, en de uitslag was, dat dezelfde
gave om in vreemde talen Ie spreken door vele leden
van Irving\'s kudde ontvangen werd, die eerst in nf- |
zondcrlijke bijeenkomsten om te bidden, en daarna bij
de openbare godsdienstoefening, vreemde geluiden |
dcdeu hooren, welke gercedel ijk en zouder voorbehoud
door den herder en vele zijner gemeenteleden als j
boodschappen van God werden erkend. Ecnige dezer
openbaringen werden begrepen, andere niet, on de
kerk in Kcgcnt Square werd nu het tooneel van veel
profeteren en spreken in vreemde talen. Hel profete-
ren was duidelijk en werd gemakkelijk door iedereen
begrepen, maar de talen waren gewoonlijk zoodanig,
dat niemand ze met mogelijkheid kou begrijpen, en de
ecnige verklaring, die van de zaak gegeven kou wor-
den, was, dal zij misschien alleen moesten dienen als
teekenen van de tegenwoordigheid en magt van den
(leest. Bovendien waren ecnige geloovigen van mee-
ning, dal zij in werkelijkheid beteekenden, dat hei
einde aller dingen nabij was.
Irving, de werkelijke stichter van het ligchaam,
welks geschiedenis en leer wij uu beschrijven, had
gedurende eeuigen lijd in de kerk in Regent Square
geloofspunten geleerd, welke als bepaald kettersch
werden beschouwd. Voornamelijk had hij zulks gedaan
11 ii opzigle van de menschclijkc natuur van Christus,
die bij verklaarde, dat niet zondeloos was in de betee-
kenis, waarin de meeste Christenen van alle benamin-
gen haar als zoodanig beschouwen. I lij geloofde, dat
de menschclijkc natuur van Christus voor zondigen
vatbaar was, maar dat zij niet gezondigd had. Zijne
dwalingen trokken eindelijk de aandacht van de Kerk
van Schot land lol zich, waarmede hij en zijne gemeente
te Londen in verband stonden, en met goedkeuringen
bekrachtiging van de Algemeenc Vergadering werd
living door hel Presbyterium van Aniian van zijn
leeraarsambt ontzet; dien ten gevolge was hij gedwon-
gen geene gemeenschap meer te lebben met de kerk
in Kcgcnt Square. Zijne aanhangers en volgelingen
rigttcn daarop in Xewinan Street eene nieuwe kerk
voor hem op. /ij meenden, dat de .orde. der profeten
nu weder in de kerk bestond; en toen kort daarop een
van de zoogenaamde proleten iemand als apostel had
aangewezen, werd ook dat ambl als hersteld bc-
sehouwd. Men geloofde nu, dat de herderlijke bedie-
-ocr page 185-
Al\'OSTt >US<\'HK
ÏIIOLIKKK KKUK.                                               in
aing viervoudig was, eu vervuld moest worden door
apostelen, profeten, cwiiigclislen en herders, en dat
de juiste wijze van wijding daarin bestond, dat de
apostelen de lianden legden op het hoofd vau hen, die
vooraf, bij monde des profcets, tot het heilige leeraars-
werk waren aangewezen. De eerste wijding in de
Apostolische (\'atholieke kerk had op Kersdag van hel
jaar lh.\'iï plaats, op welken dag iemand tul engel of
opperste herder over de kerk Ie Albnry werd gewijd.
Deze persoon, die eerst, evangelist geweest was, werd
bij monde eens profeets tot liet apostolische ainbl bc-
noemd, en tot. dat ambt gewijd, doordien een apostel
hem de banden oplegde, ^ia Irviug\'s afzetting hadden
de verlichten zijner kudde hem verboden de sacra-
inenten toe te dienen of eenc priesterrijke functie Ie
verrigten. Mij bad derhalve gedurende cenigen tijd
opgehouden zijne pliglen als herder ecner gemeente
te vervullen, gehoorzaam aan hetgeen bij als ecu bevel
van den Memel beschouwde, en bad zich bepaald tot
het werk van een prediker of een diaken. In de lente
van l8:i.\'5 werd dit verbod dooreen profeet opgeheven,
en bij werd als engel der kerk iu Ncwnian Streel be-
vcstigd. De profetische mond riep nu, dat er ouderlin-
geu en diakenen aangesteld moesten worden; cerstge-
noemden moesten ïnii priesterlijk gezag worden bc-
kleed. Door de profeten werden ook 0]>enbaringen
gegeven aangaande andere even noodzakelijke gc-
deelten der kerkregcling.
De kerk in Newman Street maakte de ziel zoowel
als bet voorbeeld uit van andere kerken, die ontston-
tlcn, en die dezelfde beginselen toegedaan waren en
dezelfde kerkregcling aannamen. In ]>.\'!."> werd het
aantal apostelen, dat tot nog toe tot vijf bepaald was
geweest, voltallig gemaakt, en zeven andere werden
gewijd. Deze apostelen vertrokken naar Alburv, waar
zij zich ongeveer eenjaar met de beoefening der Schrif-
ten en onderling gesprek bezig hielden. De uitslag van
dit lange tijdperk van overdenkingen en zwaarwigtigc
beraadslagingen was, dat een raad werd ingesteld, vol-
geus liet model van den Joodseken tabernakel, „zoo
ingcrigl," om hunne eigene woorden te gebruiken,
„dat hij een bepaald formulier kon aanbieden, hetwelk
een denkbeeld zou geven van lui ware verband en de
juiste regeling van hel zaïncnsteldcralgcmecnc kerk."
Dit werd als een belangrijke stap beschouwd, cu on-
middellijk daarop werden proclamatien voorden dag
gehaald, die aan de beheerschers van kerk en slaat
gcrigt waren. Met eenc document, dat met zorg door
den oudsten apostel was vervaardigd uit stukken, die
door <dk der leden van het apostolischecollegie «aren
opgemaakt, werd gezonden aan den aartsbisschop van
Canterbury, ecu aantal bisschoppen, vele geestelijken
van Londen cu de meeste predikanten van de plaatsen,
waar kerken volgeus het apostolische model waren
opgerigt. Md andere document, dal aan de regeerders
van den slaat gcrigt eu opgemaakt was door ecu en-
kcleu apostel, werd ook iu 1836 aan den koning iu
persoon overhandigd, en daarna aan zooveel leden van
den geheimen raad als maar gevonden konden worden,
of hel wilden aannemen. Ju 1837 werd cene Catho-
licke proclamatie, die ceue verceuigiiig was van de
twee reeds gemelde documenten, aan de patriarchen,
bisschoppen en souvereinen van het Christendom ge-
rigl, en daarna aan kardinaal Acton voor den paus,
aan prins Mctteruieh voor den keizer van Oostenrijk,
en aan verscheidene andere bisschoppen eu koningen
vau Europa overgegeven. Iu 1V>S vertrokken de
apostelen, gehoorzamende aan eenc andere profetie,
naar het vasteland, en bezochten gedurende twee jaren
de meeste Europesckc lauden, met het doel om vau
nabij den toestand der algemecne Kerk gade te slaan,
en vanelk gedeelte zijne bijzondere erfportic van de
waarheid over te nemen. \\ au deze reis werden zij in
18-10 teruggeroepen, om uitspraak te docu in eenige
geschillen betreffende hel gezag der apostelen en van
den hierboven vernielden raad, die iu hunne afwezig-
beid ontslaan waren. De apostelen stilden deze ver-
seliijnselen van twecdragt door hunne meerderheid
uil, te spreken; de bijeenkomsten van den raad hielden
toen op, en zijn nog niet weder begonnen. Deze maat-
regelen leidden echter tot de afscheiding vau een der
apostelen, wiens opvolger nog niet benoemd is. Zeven
vau de elf overblijvende verspreidden zich in 1811
weder over vreemde lauden, om iu 1S-45 nogmaals
teruggeroepen te worden, ten einde te bepaleu welke
liturgische formaliteiten men in acht zou moeten
nemen. Dit punt bepaald zijnde, hervattcden zij ten
derde male hun werk buiten Engeland, met uitzonde-
ring vau den oudsten apostel, die te AJbury bleef en
bet oppertoezigt hield overal de Londcnsche kerkeu
(nu tot zes beperkt). Met voornaamste werk van ver-
scbcidcnc volgende jaren was de trapsgewijze vol-
tooijing vau het rituaal der kerk. In 1 s | •_> werd ceue
liturgie gemaakt, die het uitiuuntendstc van alle vroe-
gere liturgicu bevatte. Hierin werd een zeker gedeelte
vau de dienst aan elk van de vier reeds genoemde
dienaren gegeven; de communie, die te voren door de
aanwezigen op hunne plaats ontvangen was, werd nu
door hen voor het altaar geknield ontvangen, en de
gewijde elementen werden vóór de uitdeeling alseenc
-ocr page 186-
172                                               APOSTOLISCH K CATHOLIEKE KlOlïK.
offerande voorden lieer geofferd. Gelijktijdig werden
gepaste kleederen voorgeselireven, zooals de albe,
gordel, stool en kaxuifel voor diensten aan Lel altaar,
en een lang en kort kuorhemd en bisschopsmanteltje
voorliet prediken en andere diensten. In Is 17 werd de
liturgie aanmerkelijk vermeerderd, en liet gebruik van
gewijde olie werd liij liet bezoeken der zieken veroor-
loofd. In I SÖ0 werd bevolen, dat een zeker gedeelte
van het gewijde brood en don wijn ineen behoorlijken
tabernakel, op liet altaar geplaatst, zon gehouden wor-
den, ten einde bij de morgen-en de avonddienst door
den engel opgenomen en als een symbool voor den
I leer gesteld te worden. De laatste vermeerderingen
di-y ceremoniën werden iu 1 ^\'r2 aangenomen, lorn er
bepaald weid, (lul twee lichten op en/even vóór hel
altaar zouden gebrand worden, en aanbevolen werd
om reukwerk te branden, terwijl de gebeden werden
opgezonden.
liet is niet meer dan billijk hier aan Ie merken, dal
men niet begrijpen moet, dat de leden der gemeente,
hij hel aannemen van den naam van Apostolische Catho-
lieke kerk, op liet uitsluitende regt daarop aanspraak
maken. Zij verwerpen den naam van [rvingiaiien,
daar zij beweren geen aardscli hoofd Ie volgen. Zij
ontkennen, dat zij seheurmakers, sectarissen nf afge-
scheideuen van eenigcrlei soort zijn, maar beweren,
dat zij leden zijn van de eenige kerk, die in Christus
gedoopt is en sedert de dagen der Apostelen beslaan
heeft, en dal hunne groote zending is de verstrooide
ledematen van hel eenige ligchaam van Christus we-
der Ie verzamelen. De eenige geloofsregels, die zij
erkennen, zijn de Apostolische, de Nicienische en de
Athanasiaanschc geloofsbelijdenis. De kenmerkende
bijzonderheden van hun geloof zijn het aannemen, dal
apostelen, profeten, evangelisten eu herders de blij-
vende bedienaars der kerk in alle eeuwen zijn, die
bestemd zijn om, in vereeniging niet de kracht en de
naven van dm Heiligen Geest, hel volk van Christus
tot Zijne tweede komst voor te bereiden; dal de kerk
bestuurd moet worden door twaalf apostelen, wier
pligt eu regt hel is de hoogste magt uil te oefenen, en
dat deze apostelen hunne aanstelling niet van den
mensch, maar onmiddellijk van God moeten ontvan-
gen. Dil alles beschouwen zij als eenc belangrijke
leer, die weder in het leven geroepen is.
Wal de inrigting hunner kerken aangaat, zijn hunne
gemeenten onder het herderlijk toezigl geplaatst van
engelen of bisschoppen, met welke priesters en dia-
kenen vereenigd zijn. Hel heilig avondmaal wordt
gevierd, en brood en wijn worden uitgereikt op eiken
dag des Heeren, en ook eenige malen gedurende de
overige dagen der week, hetgeen afhangt van het
aantal priesters, dal aan de gemeente verbonden is.
Wanneer de gemeente groot is, wordt de godsdienst-
oefening iu bet openbaar gehouden op het eerste en
hel laatste uur van den dag, die, naar Joodschc wijze.
gerekend wordt des morgens Ie zes ure te beginnen
en dv- namiddags te z.es ure, Ie eindigen; en als het
aantal dienaren grool genoeg is, worden er dagelijks
bijeenkomsten om te bidden gehouden te negenen drie
ure, juist de uren van het morgen- en avondoffer bij
de Joden. Behalve vrijwillige gaven moet hel tiende
gedeelte van hel vermeerderde inkomen der gemeente-
leden, inkomen van eiken aard daaronder begrepen,
aan den Heer gewijd worden, eu onder diegenen wor-
den verdeeld, die zieli lot het dienstwerk hebben afge-
zonderd.
JJo leden der Apostolische (\'at hol iekc kerkgelooven
aan den overgang van de elementen des avondmaals
in het werkelijke ligchaam en bloed van Christus,
en ook dal de wijding niet alleen ecu communiefeest
is, maar ook een feest van offerande en oblatie. Zij
iiieeuen, dal de gewijde elementen niel alleen voor
de communie moeten dienen, maar ook voor de gods-
dienstocfening, hel gebed en de voorbede, en daarom
moeten de elementen altijd op het allaar aanwezig
zijn, wanneer men iu de kerk hiermede bezig is. In
overeenstemming met dc/r denkwijze slaan gewijd
brood en wijn steeds op hel altaar, en geestelijken
en leeken kecren zich tol die elementen, en buigen
er eerbiedig voor bij het binnentreden eu hel verlaten
der kerk.
De Apostolische Catholieke kerk hecht veel belang
aan het gebruik van zinnebeeldige voorstellingen. Zoo
zijn er twee lichten op hel altaar geplaatst, oin de
tegenwoordigheid van hel Goddelijke licht bij de
instelling van apostelen en profeten aan te duiden;
zeven lichten zijn voor hel allaar gerangschikt, om
4
het Goddelijke licht aan te duiden, dat door het ze-
veuvoudigouderliugsehap medegedeeld is; reukwerk
wordt er gedurende het gebed gebrand, om hetoprij-
zeu van de gebeden van Gods volk als een liefelijken
reuk aan te duiden. De kerk gelooft, wal liet rituaal
aangaat, aan de leer der ontwikkeling, en houdt aan
bare leden hei vooruitzigl voor oogen, dal er, naar-
mate zij vooruitgaat in de volmaking liarer uiterlijke
plegtigheden, weder nieuwe door de latere apostelen
en profeten voorgesteld zullen worden. Zoowelinleer
als in regeling van kerkelijke gebruiken komt, deze
vereeniging van Christenen meer met het lioinanis-
-ocr page 187-
l\'OSTOUsCHKGKliOtn\'smOUJDKM.s.        173
APOSTOLISCHE GKKSTKLUKKN —.\'
uit de Geloofsbelijdenis aanhaalt. De eerste dezer
teksten (1. Cor. XV : 3) is do volgende: „Want ik
heb ulieden ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook
ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze
zonden, naar de Schriften." Vergelijk uu dezen tekst
met een uit het elfde hoofdstuk: „Want ik hebvan
den Hccre out vangen, hetgeen ik ook u overgegeven
heb, dat de lleere Jezus in den nacht, in welken hij
verraden werd, het brood nam." I)c uitdrukkingen in
beide verzen zijn alles behalve gelijkluidend, en de
verklaring van hel vers uit het vijftiende hoofdstuk
moet duidelijk door dat uit hel elfde geschieden, waarin
klaarblijkelijk geeuc aanhaling uit de Geloofsbelij-
denis is. Iu plaats van zijn geloof aan de belijdenis
te outlecnen, laakt de Apostel uitdrukkelijk elke
dergelijke ineening iu Gal. I : II, 12: „Maar ik
maak u bekend, broeders! dal hel ( vangelie, hetwelk
van mij verkondigd is, niet is naar den ineiiseh. Want
ik heb ook hetzelve niet van een meiiscli ontvangen,
noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus
Christus."
De volgende tekst, dien de Traetarianen aanhalen
om te bewijzen, dal de Apostel L\'aiilus naar de Apos-
lolisebe geloofsbelijdenis verwijst, is 1. Tim. I : I ■\'!:
„Houd bet voorbeeld der gezonde woorden, die gij
van mij gehoord hebt, in gelooi\'en liefde,die in Chris-
tus Jezus is." Nu blijkt uit de constructie dezer woor-
dcu in hel oorspronkelijke duidelijk, dat de Apostel
niet zegt, dat Timolheiis van hem een overzigtvan
gezonde woorden gehoord heeft, maar dat Timolheiis
van hem gezonde woorden gehooid beeft, waarvan
hij hel overzigt, d. i. de liool\'dtrekkeu, houden moest.
Als er zulk ecu voorbeeld van gezonde woorden was,
waar is het dan gebleven? Het formulier, dat wij de
Apostolische geloofsbelijdenis noemen, kan tol aan
de vierde wuw nagegaan worden, maar niet verder.
En de formulieren, die de oude schrijvers opgeven,
verschillen veel van dit en onder elkander, linnens
on Tcrtullianus, die beiden in de tweede vvnw leef-
den, geven geloofsbelijdenissen, die iu verscheidene
opzigtcn van elkander verschillen. Ware er een for-
niulier geweest, dal door de Apostelen was nagelaten,
dan zouden deze of andere van de eerste schrijvers er
zonder twijfel naar venvezen hebben. Maar gedurende
de drie eerste ecuwen en langer wordt ons niet de
geringste aanwijzing gegeven, waaruit op ie maken
is, dat de Apostelen zulk een formulier nalieten, leder,
die gelegenheid heelt om een kort begrip der voor-
naamslo artikelen van het Christelijk geloof te geven,
dool: dat in verschillende bewoordingen; en zoo hij
mus dan mei ecnigen vorm of naam van lid l\'rotcs-
tantismus overeen.
In Engeland zijn ongeveer dertig gemeenten, die
tol de Apostolische Catliolielce kerk behooren; deze
gemeenten tdlcn ongeveer zes duizend loden, en liet
aantal neemt nog toe. Van lslii tol 1 Vil vermeer-
derde lid aantal leden met een derde, terwijl op hel
vasteland van Europa en in Amerika ook vele aau-
hangers dezer kerk gevonden worden, [n Schotland
en Ierland lieefl zij ook liare gemeenten.
APOSÏüLISCHEüEESTELI.IKEN,ceneK.oom-
sohc orde die in 1367 door JohauncsColombiuns,een
edelman Kin Siena, ingesteld werd. Zij werden later
Jezuaten genoemd, omdat zij den naam Jezus zoo
dikwijls uitspraken. Deze orde werd iu loi)v> door
Urbanus V. bevestigil, maar in KJGfi door Clemcus I \\.
afgeschaft. Hare leden volgden den regel van St.
Augnstiuus; zij waren echter niet in gewijde orden,
maar slechts leckebroeders, en gaven zich alleen over
aan gebed, aan vrome oefeningen en aan het onder-
steunen van armen, hoewel zij zelve zonder bezit tingen
waren. Zij maakten ook geneesmiddelen gereed en
gaven die gratis aan de behoeftigeu; zij distilleerden en
verkochten ook brandewijn, waarnaar zij op sommige
plaatsen (ili padri dell\'aqua vita genoemd werden.
Maar deze instellingen werden nagenoeg niet meer
in acht genomen, toen Clemens de orde ontbond. De
Apostolische geestelijken moesten, iu plaats vanca-
nonieke godsdienstoefening te houden, het gebed des
Heeren en liet Ave Maria dagelijks honderd vijl\' en
zestigmaal bidden, en zich onthouden van bet lezen
der mis. Zij droegen witte kleederen met een doii-
kerkleurigen mantel, een witten hoed, eeu grooten
lederen gordel en sandalen.
APOSTOLISCHE GELOOESBELIJDENIS.een
formulier of korte inhoud van liet Christelijk geloof,
volgens Rullinus door de Apostelen gedurende hun
verblijf te Jeruzalem opgemaakt. Baroniuscn cenige
andere schrijvers gissen, dat zij bet in liet tweede jaar
der regering van Claudius, kort voor hunne versprei-
ding, zamensteldcn. Maar er is geen bewijs, dat eeue
fornirele geloofsbelijdenis ooit door de Apostelen op-
gemaakt werd. Ware zulks hel geval, dan zouden wij
in hunne geschriften ongetwijfeld cenige aanwijzing
vinden, waaruit wij konden opmaken, dat zulk een
formulier door hen in bet licht gegeven was. Men mag
liet voor waarschijnlijk houden, dal deze belijdenis
eeue apologie tegen bet Gnosticismus en Doeetismus
is geweest. De Traetarianen van onze dagen voeren
cenige teksten aan, waarin, zooals zij zeggen, Paulus
-ocr page 188-
171                              APOSTOLISCHE KAMER— APOSTOLISCHE VADEREN.
nieerdau eens zulk een begrip geeft, dan geeft liij zelf
niet altijd hetzelfde formulier. Bovendien verwijst
liet NiciEuisclic concilie, dat iu 3:25 gehouden werd,
volstrekt niet naar zulk een formulier.
Niet voor het einde der vierde eeuw ontmoeten wij
liet bcrigl, dal meergemelde geloofsbelijdenis door de
Apostelen is zamengesteld. De naam Apostolische ge-
loofsbelijdeuis
vinden wij voor het eerst in een brief
van Ambrosius, in hel jaar 3S!) geschreven. De eerste
verklaring, dat zij door de Apostelen is zamengesteld,
wordl in Ituffinus gevonden, die in zijue Uiteenzetting
van de Geloofsbelijdenis, omstreeks het jaar 390 ge-
sehreven, ons mededeelt, dat menzeide, dal zij door
hen geschreven was, hoewel liij in een volgend gc-
deelte van dezelfde verhandeling spreekt, alsof liij
zelf aangaande dit punt eenigcu twijfel koestert.
Ilieronyinus spreekt ook over de Geloofsbelijdenis,
alsof zij door de Apostelen opgemaakt is, en dergelijke
taal wordt aangaande haar door verscheidene schrij-
vers van de vijfde en de zesde eeuw gebezigd. Lus
won de meening veld, dat de Geloofsbelijdenis in
werkelijkheid door de Apostelen was opgemaakt.
l)c Apostolische geloofsbelijdenis kreeg niet ter-
stond, maar trapsgewijze liaar tegenwoordigeu vorm.
Oorspronkelijk bestond /.ij enkel uit cene belijdenis
der Diieceuheid. Erasmus en Vossius waren van
mcciiiiig, dat gedurende meer dan drie eeuwen de
Geloofsbelijdenis zich niet verder uitstrekte. Uit de
eerste belijdenissen, die nog bestaan, blijkt dat zelfs
in liet gedeelte, dal op de Driëcnheid betrekking heeft,
liet artikel betreffende het nederdalen ter helle van
Christus geen deel uitmaakte van liet oorspronkelijke
overzigt van de artikelen des geloofs. l)c eerste gc-
loofsbelijdcnis, waarin het voorkomt, is die, welke
door de Arianeu op liet concilie van Ariniinum, in
het jaar 35!), bekend gemaakt werd, en die ook vooraf
door hen op hel concilie van Sirmium was vertoond.
Hel is ook te vinden in de geloofsbelijdenis der kerk
van Aquileia, welke door Ituffinus tegen het einde
dier eeuw gegeven wordt, die ons evenwel zegt, dal
deze bijvoeging niet te vinden was iu de gcloofsbelij-
denis van de Roonisebe kerk, noch in die van de Oos-
tersche kerken. Uit artikel werd derhalve eerst na de
vierde eeuw in de geloofsbelijdenis derltomeinschc
en der Oostersche kerken opgenomen. In het artikel
bel rellende de kerk hebben de oudste geloofsbelijdc-
nissen, zoowel van de Griekschc als van de Romein-
sebe kerken, alleen de woorden heilige kerk, daar het.
woord (\'iilltnlid-e lal er door de Grieken er bijgevoegd
is. Het artikel van dt gemeenschap der heiligen is ook
iu geeue geloofs- of doopbelijdenis van de vier eerste
eeuwen Ie vinden, en ook niet in vele van eene latere
dagteekeuiug.
De blijkbare gevolgtrekking uil al bet voorgaande
is, dal bel formulier, hetwelk gewoonlijk de Apostoli-
sche geloofsbelijdenis genoemd wordt, er volstrekt
geen aanspraak op heeft, om als het echte voortbreng-
sel der Apostelen beschouwd Ie worden, maar iu een
later tijdperk zamengesteld is. liet maakte geen deel
uit van de liturgie inde eerste eeuwen der Kerk. Tullo,
bisschop van Autioehié, schijnt de eerste geweest te
zijn, die de Geloofsbelijdenis iu de dagelijksebe dienst
iler Griekschc kerk, omstreeks het jaar 171, invoerde,
en eerst iu 511 werd zij door de kerk van Constau-
liuopel aangenomen. De Roonische kerk nam haar
in lul i als een gedeelte harer liturgie aan. liij de
Hervorming bleef zij in de Protestantsche kerken
behouden.
APOSTOLISCHE KAMER, de schatkist van den
paus of de raad, waaraan al de goederen van den paus
zijn toevertrouwd, waaruit de inkomsten van den
Heiligen Stoel voortvloeijen. De leden van dezen
raad komen elke week tweemaal iu het paleis \\an den
paus bijeen; /.ij zijn: de kardinaal groot kamerheer, de
gouverneur van de Rota, die de vice-kainerheer is, de
schatbewaarder-generaal, een auditeur, een president,
die controleur-generaal is, een advocaat-generaal, een
sollieiteur-generaal, een commissaris en twaalf klerken
der kamer, van welke een prefect van het koren, een
tweede prefect van levensmiddelen, een derde prefect
van gevangenissen, een vierde prefect van straten is,
terwijl de acht overige kennis moeien nemen van ver-
schillende zaken, elk in zijne kamer. Het ambt van
klerk van de Apostolische kamer wordt tegeu ecu zeer
hoogen prijs gekocht, daar het een zeer winstgevende
post is en daarom vurig begeerd wordt. De leden der
kamer komen op den dag vóór St. Petrus iu het Apos-
tolischc paleis bijeen, ten einde de schatting van de
verschillende leenmannen der kerk te ontvangen.
APOSTOLISCHE VADEREN, een naam die ge-
woonlijk aan de Christen-schrijvers van de eerste
eeuw gegeven wordt. Deze schrijvers zijn Barnabas,
Hermas, Clemens, Ignatius en Polycarpus. Ue brie-
veu en andere geschriften van deze tijdgciiootcu der
Apostelen zijn nog in wezen en worden, wegens hunne
nabijheid aan de bron der inspiratie; te regt gewaar-
deerd. Al die schrijvers van de eerste cmw der Kerk
bezaten, zooals Moslieim aanmerkt, weinig geleerd-
heid, vernuft of welsprekendheid, maar drukken op
hunne eenvoudige en ongekunstelde wijze booge
-ocr page 189-
Al\'OSTOLTSCIIi: VKKOKDKNTNGKN —AJ\'OTACTtSCIIKN.                             175
godsvrucht uil. EnditisvoordezaakdesChristcudoms
eerder vereerend dan nadeelig. Want. dat een grool
gedeelte van hel menschclijk geslacht tot Christus
bekeerd is door ongeletterde en met geene talenten
begaafde mannen, toont dat de voortplanting van hel
Christendom niet toegeschreven moet worden aan
menschelijke bekwaamheden en welsprekendheid,
maar aan eene Goddelijke ma;;!. Ncander merkt over
dit onderwerp met voel kracht en oordeel aan: „Een
verschijnsel, cenig in zijne soort, is hel in liet oog
vallende onderscheid tnsselien do schriften der Apos-
telen en die der Apostolische Vaders,niettegenstaande
de laatstcn, wat den tijd der vervaardiging betreft,
zoo na aan de eersten grenzen. Terwijl anders de
overgangen niet dan van lieverlede plegen gevormd te
w.uilen, nemen wij hier eene plotselinge verandering
waar. Kr is hier geene toenadering, maar een sprong,
die ons ten bewijze kan verstrekken van den bijzon-
deren invloed van Gods gecsl op de Apostelen, of van
de nieuwe scheppende kracht, in die vroegste dagen
werkzaam."
APOSTOLISCHE VERORDENINGEN, eene
verzameling van regels en regelingen in acht hoeken,
over de pligtcn van Christenen in het algemeen, de
verordeningen der kerk, de dienst en pligtcn van
voorgangers en de viering der godsdienstoefening.
De Apostelen worden er dikwijls als sprekers in voor-
gesteld, maar hel werk is hoogst waarschijnlijk niet
vóór de vierde eeuw geschreven, daar Epiphanius de
eerste schrijver is, die van de Aiioslolki-licrci-Dsitruiugwt
spreekt. Men veronderstel!, dat deze verordeningen
hot werk zijn van één schrijver, die tot de Oostcrschc
of (irieksche kerk schijnt behoord te hebben. De
voorschriften er in vervat zijn dikwijls uitvoerig
beschreven. Zoo wordt den Christenen bevolen eiken
dag tweemaal bijeen te komen om te bidden en God
te loven, feest- en vastendagen Ie houden, en den
Joodschcn Sabbatb zoowel als den Christelijken te
vieren. De rrswrlriihiffcii zijn van veel nut om de ge-
bruiken der Kerk, wat tuchl en godsdienstoefening
aangaat, gedurende de derde, de vierde en de vijfde
eeuw te leeren kennen.
APOSTOLISCHE VISITATIE (De Vererntging
DER). De paus heeft, behalve dat hij volgens het koom-
sehe stelsel algemeen bisschop is, ook ecu bijzonder
geestelijk oppertoczigl over de stad Home,en daarom
is hij verpligt hel herderlijk bezoek van zes bisdom-
men af te leggen. Maar daar hij belast is met de zorg
over al de kerken in de wereld, en derhalve niet in
staat is om de vercischtc aandacht aan zijne eigene
diocees te wijden, stelde hij de Verccuiging van de
Apostolische visitatie in, die commissarissen bemJemt
om kerken en klooster-\'voor beiderlei geslacht in de
slad Rome en het omliggende land ti- bezoeken. Deze
bezoekers leveren bij hunne terugkomst eengeschro-
ven verslag aan de Verccuiging in, die gcrcgligd is
oin alle onregelmatigheden, welke zij in hetregtsge-
bied van het patriarchale aartsbisdom Ivonie mogt
ontdekken, te herstellen. De Verccuiging bestaat uit
acht kardinalen en eenaantal monniken.
APOSTOLISCHE ZETEL, een naam in oude
lijden voor eiken zetel van ecu Christen-bisschop of
herder gebruikt. Hel was geen bijzondere titel van
den bisschop van Home, hel was een titel, die allen
bisschoppen gegeven werd, omdat zij hun oorsprong
aan de Apostelen ontleenden. „De Catholieke kerk,"
zegt Augustinus, „wordt, over degelieclc wereld voort -
geplant en verspreid door Apostolische zetels en de
opvolging van bisschoppen op die zetels." Sidonius
Apolliuaris gebruikt dezelfde uitdrukking, als bij
over ecu Franschen bisschop spreekt, die vijl\'en vcer-
tig jaar, zooals hij zeg!, op zijn Apostolischen zetel
zat. rloomsch-Catholickc schrijvers passen den naam
uitsluitend op den paus loc.
A l»< »ST<)(IL IA X EN, eene sectc der Mennonieten,
die in de zeventiende eenw in Holland ontstond, /.ij
kreeg haren naam naar Saniucl Apostool, leeraar bij
de kerk der Vlamingers Ie Amsterdam. Zijn mede-
leeraar was Galenus Abrahams de liaan, die he! hoofd
der Galenisten werd. De vcrdeeling in de Kerk had
in 1001 plaats. De Apostooliaucn geloofden niet
alleen aan ile leer aangaande de Godheid van Christus
en de vruchten van Zijn dood, zooals zij over het alge-
incen door de Mennonieten wordt aangekleefd, maar
geloofden ook aan hel oude denkbeeld ceuer zigtbaro
en glorierijke kerk van Christus op narde, /.ij lieten
daarom lol hunne gemeenschap alleen diegenen loc,
welke beleden al de geloofspunten aan Ie nemen, die
in hunne openbare Geloofsbelijdenis verval zijn. Zie
Mennonieten.
APOTACTISCHEN, eene Cbristen-secte der tweede
eeuw, welke dien naam kreeg, omdat zij leerde, dat
men van de wereld afstand moest doen. De Apolac-
tischeu werden voornamelijk in (\'ilieiéeii l\'hamphvlié
gevonden. Zij waren menschen van een onberispelijk
karakter, die van geene ketterij beschuldigd konden
worden, maar de Apostelen zochten na te volgen door
gezamenlijk beziltingen Ie hebben. Zij werden om
die reden ook Apostolisch nu genoemd, en kunnen be-
schouwd worden als die meeningen te hebbeu aange-
-ocr page 190-
Al\'( >TJ 1K0SIS — AQUAMIX ARIUM.
lil)
kleefd, welke in de dertiende eeuw weder in het leven
werden geroepen door de secte, die loeu den imam
van Apostelbroeders droeg. Zie Apostelbroeders.
APOTIIEOSIS of Apotheose (Gr. r/po, van, thcox,
een god), vergoding of de plegtigheid waardoor de
oude Heidenen koningeu, helden en andere aanzien-
lijke mannen na hunnen dood in den rang der goden :
plaatsten. De Romcinsche keizers Julius Caesar en
Augustus werden na hunnen dood vergoed. Eusebius,
Tertnllinniis cuChrysostoinus berigt.cn ons, dat keizer
Tiberins aan den Roincinschen senaat de apotheose
van Jezus Christus voorstelde. Uit de naauwkcurige
beschrijving, welke Herodianus van de vergoding
van den keizer Severus geeft, kan men een zeer. juist
denkbeeld vormen van de ceremoniën, die bij zulke
gelegenbeden plaats hadden. „Nadat het lijk van den
overleden keizer," zegt hij, „met de gewone plegtig-
beden verbrand was, legden zij een beeld van was,
dat hem volkomen geleek, op eene ivoren legerstede,
welke met goudlaken bedekt was en aan den ingang
van bet paleis stond. De senaat zat gedurende een
groot gedeelte van den dag, in rouwgewaad, aan de
linkerzijde van het bed; de dames van den hoogsten
rang. in het wil gekleed, waren aan de regterzijde
gerangschikt. Nadat dit zeven dagen geduurd had,
droegen de jeuïge senatoren en Romciusehe ridders
hel praalbed door de Via Had-a naai liet Forum, waar
zij het nederzetten tusschen twee ainphitbeaters, die
bezet waren door de jonge mannen en vrouwen van
de eerste faniiliën in Rome, die liederen zong-en ter
eere van den overledene. Vervolgens werd het bed
uit de stad naar hel Campus }far/ius gebragt, in het
midden waarvan eene soort van vierkant, paviljoen
was opgerigt, vol brandbare stoffen en omhangen met
goudlaken. Over dit gebouw waren verscheidene
andere, die allen aan den top smaller werden. ()p bel
tweede dezer werd het praalbed geplaatst temidden
van eene grootc hoeveelheid kruiderijen, reukwerken
en welriekende vruchten en planten, waarna de ridders
in processie rondom den brandstapel gingen. Ver-
scheidene wagens reden er ook om been, waarvan de
voerlieden rijk gekleed waren, en de beelden droegen
van de grootste Romcinsche keizers en veldhecron.
Toen deze plegtigheid geëindigd was, naderde de
nieuwe, keizer t\\cn brandstapel met eene toorts in do
hand, en slak dien in brand; de kruiderijen en andere
brandbare stoffen vatteu onmiddellijk vuur. Op liel-
zclfde oogenblik lieten zij van den top des gebouws
een arend vliegen, die, met een brandend stuk in de
lucht stijgende, verondersteld werd de ziel van den
overleden keizer naar den hemel over te brengen. Van
dien t ijd af was hij onder de goden gerangschikt." Men
vindt de apotheose van keizers dikwijls op medaljes
voorgesteld. In Rome was een deereet van den senaat
voldoende, om iemand tot eene plaats onder de goden
te verheffen; in Griekenland kou echter zulk eene eer
alleen verleend worden, als het orakel van den eencn
of anderen god zulks gebood. Alexander de Groote
\\ ergoodde 1 leplwest ion, ten gevolge van het bevel eens
orakels van Jupiter Amnion.
APPIADES, vijf Heidensche godheden der oud-
beid, die onder dezen algemeenen naam aangebeden
werden, namelijk: Venus, l\'allas, Vesla, Concordia
en Pax. Even zooveel standbeelden van nimfen zijn
gevonden nabij de plaats, waar de Appische fontein
eens was. Men denkt, dat zij standbeelden van de
Appiades waren.
AI\'SIS, een woord dat door oude schrijvers over
kerkgeschiedenis blijkbaar iu verschillende bcleeke-
nisseu gebruikt wordt. Somtijds wordt, bet gebezigd
voor de kruisv leugels en buiteogebouwcn van de kerk,
en o)) andere tijden voor den amioit of spreekgestoelte,
misschien wegens zijne kringvormige gedaante. In
een der canons van het derde concilie van Carthago
wordt bepaald, dat groote misdadigers voor den apsis
boete zullen doen. Sommigen meeuen, dat apsis hier
hel spreekgestoelte aanduidt, on anderen, dal het de
poort, der kerk beteekent. liet woord apsis beteekent
eigenlijk een boogvormig gebouw, gelijk hel heinel-
gewelf, waaraan Hièronymus den naam van apsis
geeft. Aan hel boveneinde van het sanctuarimn der
eerste kerken was gewoonlijk een gebouw, dal den
vorm van een halven cirkel bad, en door sommige
schrijvers, wegens de gedaante en ligging, apsis, cvnh-a
en cunchula bemalis genoemd wordt. In dit gedeelte
der kerk was de troon van den bisschop geplaatst, met
de troonen zijner presbyters aan elke zijde, iu ecu hal-
ven eirkel boven het altaar. De naam apsis werd ook
aan eene kas gegeven, die van boven gebogen was,
waarin oudtijds reliquiën bewaard werden. Zij werd
gewoonlijk op bet altaar geplaatst, en was somtijds
van hout, somtijds ook van zilver of goud.
AQÜAM1 NAB I D.M (Lat. aqna, water) of A mi i.a,
eene vaas met wijwater, die door de Heidenen aan den
ingang hunner tempelen geplaatst werd, opdat de aan-
bidders zich kouden besprengen. Dezelfde vaas werd
door de Grieken perirranterion genoemd. Twee van
deze vazen, de eene van goud, de andere van zilver,
werden door Croesus aan den tempel van Apollo te
Delphi gegeven; en de gewoonte van zich te bespren-
-ocr page 191-
177
AQUAIUANEN — AQUEI.
der in het leven geroepen, op grond van geheele out-
houding van alle geestrijke dranken; niet, om water
met den wijn des avondmaals Ie vermengen, maar om
bij het nachtmaal alleen water te wijden en toe te
dienen.
AQUEI (Lat. aqiia, water), cene Christen-seete
in de tweede eeuw ontstaan, welke leerde, dat liet
water niet geschapen, maar met God eeuwig was. .Men
denkt, dat zij dit denkbeeld van Hermogcncs, een
beroemd schilder te Cartbago, overgenomen hebben,
tegen wien Tcrtullianus met veel bitterheid schreef.
Hetzelfde denkbeeld werd voortgeplant door Thales,
den stichter van de Ionische school der Grieksebe
wijsbegeerte, die in G4Ü v. C. leefde, en wiens groud-
stclltng was, dat het water het oorspronkelijke beginsel
der wereld was. Plutarchus geeft eenige van de rede-
11011 op, waarom Thales dit geloof koesterde; zij zijn
de volgende: Natuurlijk zaad, bet beginsel van alles
wat leeft, is vochtig, en daarom is het hoogst waar-
scbijnlijk, dat vochtigheid het beginsel van alle andere
dingen is; alle soorten van planten worden door vocli-
tigheid gevoed, zonder welke zij verwelken en weg-
kwijnen; vuur, zelfs de zon en de\' sterren, worden ge-
voed en onderhouden door dampen, die uit het water
opkomen, en bij gevolg bestaat de geheele wereld
daaruit. Onder de geleerden heeft veel verschil bc-
staan over de vraag, of dit beginsel van water, volgens
de theorie van Thales, een zuiver lijdelijk, dan wel
een werkzaam en scheppend beginsel was. Daar noch
Thales, noch een zijner opvolgers in de Ionische school
eenige geschriften over hunne leerstellingen hebben
nagelaten, zal het altijd moeijelijk, zoo niet omnogc-
lijk zijn, om juist te weten, wat zij in werkelijkheid
geloofden. Waarschijnlijk is het echter, dat Thales,
door te beweren dat water het eerste beginsel van al
het geschapene was, niets meer bedoelde dan dat de
ruwe materialen of chaos, waaruit de schepping ver-
rees, uit eene vochtige of watermassa bestonden. De
Aquei in de tweede eeuw hebben misschien van de bc-
sebouwingen van Hermogenes hun geliefkoosd denk-
becld overgenomen, dat de vochtige of watermassa,
waaruit de chaos oorspronkelijk bestond, eeuwig was
gelijk de Godheid zelve. Zij schenen, gelijk de Gnos-
tieken in het algemeen, het, denkbeeld van cene schep-
ping uit niets niet te kunnen aannemen, op grond
dat, als de wereld gecne andere oorzaak bad dan. den
wil van God, zij niet de natuur van een volmaakt eu
heilig Wezen had moeten overeenstemmen, en daarom
eene volmaakte eu heilige wereld had moeten zijn.
Daar dit bel geval niet was, beweerden zij, volgens
k(;lcii was zulk een noodzakelijk gedeelte hunner gods-
dienst, dat hunne wijze van excommunicatie schijnt
geweest te zijn, aan misdadigers de nadering en het
gebruik van den wijwaterbak te verbieden. Virgilius
spreckl in zijne zesde JSnèïdc van (lil gebruik der
Heidenen, en de Jezuït. la Cerde erkent openhartig in
eene aantoekeniug op dit gedeelte, dat het gebruik
der Heilige kerk om zuiverings- of wijwater aan den
ingang der kerken te plaatsen, aan deze gewoonte der
Heidenen zijn oorsprong te danken heeft.
AQUAIUANEN (Lat. aqua, water), eene Christen-
secte in de eerste eeuwen der Kerk, die water in plaats
van wijn bij liet avondmaal wijdde, omdat zij het voor
onwettig hield vleesch te eten of wijn te drinken.
Kpiphanius noemt licn Encratieten, om hunne onthou-
ding; Augustinus, Aquarianeu, om hun gebruik van
water bij het avondmaal; Theodoretus, Hydroparm-
taten,
omdat zij water in plaats van wijn offerden. Jk-
halve deze, was er eene andere secte van Aquarianeu,
die het gebruik van wijn niet als onwettig verwierp,
want zij gebruikte het bij het avondmaal tijdens de
avonddienst, maar bij de morgendieust water bezigde,
uit vrecze dat de reuk van den wijn hen aan de Hei-
dcucn zou verraden. Cyprianus, die de Aquarianeu
uitvoerig beschrijft, zegt ons, dat het de gewoonte dei-
kerk was, om water met wijn vermengd te gebruiken.
Hit wordt ook uitdrukkelijk door Justinus Martyr en
[renreus vermeld; maar Cyprianus geeft als de reden
op, dat het water het volk, en de wijn het bloed
van Christus voorstelt; en als beiden in den beker
vermengd zijn, zijn Christus en zijn volk vereenigd.
Het concilie van Cartbago bevestigde dit gebruik,
waarvoor Gennadius twee redenen opgeeft: eerstens,
omdat het is volgens het voorbeeld van Christus; ton
tweede, omdat, toen de zijde van onzen Zaligmaker
doorstoken werd, er water en bloed uitkwam. Eene der
meest waarschijnlijke redenen voor de gewoonte wordt
door den schrijver van de Conimcnlaricn op Markus,
onder den naam van Ilicronynius, gegeven, die zegt,
dat zij O]) de groote waarheid gegrondvest is, dat wij
door water, dat den zuivereuden invloed van den Hei-
ligen üeest voorstelt, van de zoude gezuiverd worden,
en dat wij door den wijn, die het zinnebeeld is van het
bloed of de boetedoening van Christus, van de straf
zijn verlost. Genoeg zij bet op te merken, tot antwoord
o]) alles wat tot verdediging van het vermengen van
water met wijn bij het avondmaal gezegd is, dat zulk
een gebruik niet den geringsten grond heeft in het
Woord van God. Toch is het gebruik in onze dagen
door sommige kerken, voornamelijk in Amerika, we-
23
-ocr page 192-
178
ARA MAXIMA —AR ATI.
de (irieksche leer, dat do lfi//c of slot\', als een boos
boginsel, een noodzakelijk on oorspronkelijk element
in do schepping uitmaakte. En daar liet water, vol-
gons hunne meening, volstrekt noodzakelijk was voor
den olmos, kwamen zij tol dezelfde gevolgtrekking als
Thales en de oude Ionische school, evenwel niet op
stoffelijke, maar op zedelijke gronden.
A]{A MAXIMA, oen altaar dal tegenover een
standbeeld in den tempel van Hercules Victor of
Hercules Triumphalis te Home stond, waarop de
Romeinen, als zij ocne overwinning behaald hadden,
het tiende gedeelte van den buit plaatsten, ten einde
onder de burgers verdeeld to worden. De Romeinen
hadden de gewoonte om naar dit altaar te gaan, ten
einde door een plegligeu eed hunne geloften en ver-
bindtenissen to bekrachtigen.
ARABIERS, eeuo kleine sccle die in de derde
eeuw, tijdens de regering vanden Roniciiischcn keizer
Severus, in Arabic ontstond. Zij schijnen de onster-
felijkheid der ziel in zekeren zin ontkend te hebben;
de schrijvers zijn het echter over den waren aard
van hunne ketterij niet eens. Eusebius zegt, dat zij
van oordeel waren, dat do ziel met het ligchaam sliert\'
en ontbonden werd, terwijl sommige schrijvers mee-
nen.dat zij de ziel voor onstoffelijk hielden, maartoch
geloofden, dat deze sliep, als het ligchaam in het graf
was. Het schijnt veel waarschijnlijker, zooals andere
veronderstellen, dat zij materialisten waren, die de
ziel voor een gedeelte van het ligchaam hielden en
derhalve de meening koesterden, dat zij daarmede
stierf. Eusebius zegt, dat ceu concilie in 211 te
Rostra in Arabic gehouden werd, om de kettersche
gevoelens dezer secte in overweging te nemen; en dal
Origenes, die uit Egypte geroepen was, hunne dwa-
lingcii met zulk een goed gevolg blootlegde, dat velen
op de plaats zelve er afstand van deden. Een dezer
was Beryllus, de bisschop dier slad, die beweerd had,
dat Christus vóór Zijne menschwording niet als God-
delijk persoon, maar enkel in de gedaante van God
bestaan had, en na Zijne geboorte slechts een menseh
genoemd kou worden, die de Godheid des Vaders in
zich gehad had. Hij bekende echter zijne dwaling en
legde ze af.
ARAF of Akafah, cenc plaats tusschen den hemel
en de hel der Mohamcdanen. I)c koran spreekt er
aldus over in het hoofdstuk van Soitrat el Araf: „Tus-
schen do zaligen en de verdoemden is een sluijer of
scheiding; en op den Artif/\\]n ineuschcii, of engelen
in den vorm van inenschen, welke ecu ieder, die in
die plaats is, bij zijn naam kennen." Wat Ara/of een
sluijer in dit vers genoemd wordt, heet ecu sterke
muur in con ander hoofdstuk. Daarom zijn eenige
Mobaincdaansehe leeraars van inecning, dat de schei-
ding dun is als een sluijer, terwijl andere veronder-
stellen, dat zij als een sterke muur is. De inenschen,
ol\' engelen in den vorm van nicnschen, die op den
Ara/z\\]n, worden door de Mohamcdanen verschillend
verklaard. Eenige zeggen, dat. zij de aartsvaders en
profeten, andere, dat zij de heiligen en martelaren zijn.
Verscheidene leeraars gclooven echter, dat de Araf
ecne f ussehcnplaats is, gelijk het Roomsche vage\\ uur,
waarheen die geloovigen gezonden worden, wier goede
en slechte daden zoodanig tegen elkander opwegen,
dat zij gecne verdiensten genoeg bezitten om in den
hemel gcbragl, en gecne strafwaardigheid genoeg
om tot, de plaats der kwelling veroordeeld te worden.
In deze tusschonplaats kunnen zij op ecu afstand den
glans des heniels zien, waarin zij echter, tol hunne
groote droefenis, niet doelen kunnen; maar op den
laatsten dag zullen zij zich voor het aaugezigt van
God nederbuigen en aanbidden, en ten gevolge van
deze verdienstelijke daad zullen hunne goede werken
een volledig overwigt over hunne booze verkrijgen,
en zij zullen daarom in het paradijs toegelaten worden.
Zie MOHAMEDISMUS.
ARAFAT (Statie op). Een van de belangrijkste
gebruiken, die door de Mohamcdanen, welke een
pelgrimstog! naar Mekka ondernemen, in acht geno-
men moeten worden, is dal de pelgrims, op den negen-
den dag der laatste maand van hel, Arabische jaar,
Ühu\'lhaija gehecten, naar den berg Arafat in de nabij-
beid van Mekka moeten gaan, ten einde hunne gods-
dienstoefeningen te verrigten. Daarom verlaten zij
op den bepaalden dag, naliet morgengebed, de vallei
van Mina, waar zij dvn vorigen dag aangekomen zijn,
en gaan in de grootste verwarring en mot den meesten
spoed naar Arafat, waar zij tot zonsondergang hunne
godsdienstoefeningen voortzetten. Vervolgens trek-
ken zij naar Mozdalifa, cenc kapel tusschen Arafat en
Mina, waar zij den nacht in het gebed en het lezen van
den koran doorbrengen. De Mohamcdanen hebben
eenc zonderlinge overlevering met betrekking tol don
berg Arafat, die hem heilig in hunne oogen maakt.
Zij gclooven, dat Adam en Eva, na hunne verjaging
uil het paradijs, gedurende 120 jaar van elkander ge-
scheiden waren, en dat zij, toen zij elkander zochten,
op den top van dezen berg weder bijeenkwamen, en
elkander tot wcderzijdsehe vreugde en geluk herken-
den. Zie Mkkka (Pelgkimstogt naak).
ARATI, cenc Ilindoesche plegtigheid, welke bc-
-ocr page 193-
AllBAIN —AKCAXl DISCII\'LINA.
17\'J
Kuscbius zegt in zijn leven vau Constantiju, dal cene
wet door dien keizer uitgevaardigd werd, waardoor
beslissingen van de bisschoppen in hunne consistoriën
van kracht werden verklaard, en dat p;rcm- wereldschc
regters ecnige magl zouden hebben om ze om te kee-
ren of te vernietigen, daar de priesters vau God te
verkiezen waren boven alle andere regters. Door het
wetboek van Justiuianus werd de beslissing van bis-
schoppen tot zuiver civiele, maar geene crimineelc
zaken beperkt, en bovendien werd er bepaald, dal de
bisschoppen alleen de magl zouden hebben om te
oordcelen, wanneer beide partijen er in toestemden
hare zaken aan hunne beslissing over te laten. Lu
crimineelc zaken werd den geestelijken, zoowel door
de canons der kerk als door de wetten van den slaat,
verboden om als regters te handelen. Daarom mogten
geene crimineelc zaken aan de bisschoppen onder-
worpen worden, behalve die, waarop kerkelijke straf-
fen stonden. Somtijds waren de zaken, die voor ben
gebragt werden, zoo talrijk, dat zij het noodig vonden
om den bijstand van een hunner geest el ijken, een pres-
bvtcr of voornaanisten diaken, in te roepen. Daarom
worden door het concilie van Taragona niet alleen
presbyters, maar ook diakenen vermeld, die afgezou-
den waren om wereldlijke zaken te hooren. Het ambt
van arbiter werd somtijds door de bisschoppen aan
verstandige en vertrouweuswaardige lecken overge-
dragen.
AKCANI DISCIPLIXA (Lat. Onderwijs au iet
geheim),
cene uitdrukking die gebezigd wordt om een
gebruik te beschrijven, dat reeds vroeg in de (\'hriste-
lijke kerk sloop, om voor de catechumenen of geloofs-
Iccrlingen te verbergen, wat men de heilige mysteriën
noemde. Gedurende een zeker gedeelte der gods-
dienslocfening mogten allenzonder onderscheid tegen-
woordig zijn; en wanneer dit gewone, gedeelte van de
dienst was afgeloopen, en hel heilige sacrament zou
toegediend worden, werden de catechumenen en on-
ingewijdeu van allerlei soort dooreen van de diakenen
weggezonden, die zeide: „l/e /nis*// rit," d. i.: „gaat,
de vergadering is afgeloopen." Wegens deze gewoonte
werd de godsdienstoefening, die juist geëindigd was,
miss// tr//rc/i/>„//wt/,-/\'„i, en de daarop volgende sacra-
mentalischc dienst ,,/iss/i Jidetiu/n, de dienst der ge-
loovigen of getrouwen, genoemd. Van dit müsa is,
zooals men gewoonlijk veronderstelt, het woord ui is
afgeleid. Nïel alleen waren de gcloofsleerliugeu van
het avondmaal uitgesloten, maar het was ook den ge-
loovigen streng verboden om de wijze te verklaren,
waarop de plegtigheid geschiedde, om de woorden te
staat in liet plaatsen cener lamp van pastij of rijstc-
nieel op cene koperen plaat. Wanneer de lamp met
olie gevuld en aangestoken is, nemen de vrouwen de
plaat met beide handen aan, brengen die ter hoogte
van liet hoofd desgenen, voor wien de plegtigheid
geschiedt, en beschrijven met haar en de brandende
lamp een aantal kringen iu de lucht. Hel doel der
Arati is, om de uitwerking vau booze blikken legen
te gaan, want, de Hindoes zijn uiterst bijgeloovig, en
banger voor booze geesten of duivelen dan voor de
goden zelve.
AllBAIN\' (Arab. veertig), een woord dal door de
Mohamedauen gebezigd wordt, om de veertig ocerleee-
ringen
aan te duiden. Moliamcd beloofde bij zekere
gelegenheid, dal hij, die aan de gcloovigen dit aantal
overleveringen, om hen in den weg naar den hemel
te onderrigten, zou lecren begrijpen, lot de hoogste
plaats in het paradijs verheven zou worden. Hel
gevolg is geweest, dat de Mohamedaansche geleer-
den een talloos aantal overleveringen aangaande de
Mohamedaansche godsdienst hebhen verzameld, die
gezamenlijk den naam van Arbain dragen.
AUIUTER of Akbitkatok (Lat. Schei/h,,/////.). In
de eerste tijden der Christelijke kerk werden de his-
schoppen, door gewoonte en de wetten van den staal,
met het ambt bekleed, om over wereldlijke zaken, die
li1111 door het volk voorgelegd werden, uitspraak ie
doen. Door den natuurlijken eerbied, waarmede de
herders aangezien werden, werden zij als de beste
arbiters en de onpartijdigstc regters beschouwd van
de gewone geschillen, die in hunne nabijheid ontston-
den. Ambrosius van Milaan berigt ons, dat men zich
dikwijls tot hem wendde, om zulke diensten Ie vorrig-
tcn; en Augustinus zegt, dat hij zoo druk bezig was
niet zaken aan te hooren en daarover uitspraak te
doen, dat hij weinig tijd voor andere bezigheden kon
vinden, daar niet alleen Christenen, maar ook men-
schen van allerlei godsdiensten, hunne geschillen aan
zijne beslissing overlieten. Deze geëerbiedigde kerk-
vader tracht het gebruik te verdedigen door aan te
voeren, dat de Apostel Paulns, die aan de menschen
verbood voor de ongcloovigen om regtsbedceling te
verschijnen, hun daardoor de verpligting oplegde om
naar eene Christelijke regtbank te gaan, of met andere
woorden, naar de herders der kerk, die door hunne
wijsheid en regtschapenheid hel best in staal waren,
om zelfs in wereldlijke zaken als arbiters te handelen.
Dit ambt, aldus door gewoonte aan de bisschoppen
of herders der kerk opgedragen, werd later door de
wet vastgesteld, toen de keizers Christenen werden.
-ocr page 194-
ARCAS — ARCHIMAGUS.
IMI
vernielden, die daarbij gebruikt weiden, of zelfs de
eenvoudige elementen te beschrijven, waaruit liet
bestond. De catechumenen werden zorgvuldig in 011-
wetendheid gelaten aangaande alles, wat de heilige
plegtiglieid betrof, totdat uien meende, dat /ij dien
lrap van ontwikkeling hadden bereikt, waarop uien
ben er veilig mede bekend kon maken. De leeraren
maakten in hunne preeken slechts in de verte zinspe-
liiigen op deze mysteriën, en bewaarden de gehcele
ontwikkeling er van voor die gelegenheid, waarbij
alleen de geloovigen tegenwoordig waren. De oor-
sprong van deze voorbedachte achterhoudendheid
aangaande de hoogere en meer plcgtigc wijdingen
der kerk, ligt waarschijnlijk in eene natuurlijke bc-
geertc van de eerste Christenen, om zich eenigzins te
schikken naar de vroegere gewoonten van de bekeer-
tingen des Heideudoms, die gewend waren aan de
inachtneming van plegtighcden, zooals de Eleusini-
schc mvsteriën, waarbij alles in ondoordringbare duis-
ternis gehuld was. Alle natiën der oudheid zochten
zekere gedeelten hunner godsdienstoefeningen voor
de oogen der menigte te verbergen, ten einde die des
te eerwaardiger te maken. Maar om welke redenen
de ceremoniën der eerste Kerk ook verborgen geweest
mogen zijn voor hen, die slechts ten deele met de
Christelijke waarheid bekend waren, zooveel is zeker,
dat dit gebruik, voor zooverre het het avondmaal be-
trot\', in het vervolg van tijd tot grove bijgeloovigheid
en afgoderij leidde, daar transsubstantiatie en aan-
bidding van de hostie de plaats innamen van die
eenvoudige en schriftmatige inzigtcn cu gebruiken,
die de sacramcntalische wijding kenmerkten, zooals
zij ingesteld was door onzen lieer, en door de Aposto-
lisclic kerk in acht genomen werd.
AKCAS, de zoon van Zeus en Callisto, naar wicn
Arcadië genoemd werd. Toen hij jongeling geworden
was, bragtcn de jagers hem bij zijn oom Lycaon, die
hem met vreugde ontving, doch later doodde, om het
vermogen van Jupitcr te beproeven, en dien god,
op een gastmaal, zijne ledematen als spijs voorzette.
Jupiter herschiep daarop Lycaon in een wolf en Arcas
in een beer, dien hij hij zijne moeder onder de sterren
plaatste. Standbeelden waren hem te Delphi door de
inwoners van Tegea gewijd.
ARCHIMAGUS, de voornaamste der Magi bij de
oude Perzen. Hij was het hoofd van alles, wat de
godsdienst betrof. Hij woonde in den voornaamsten
vuiirtempel of heilige plaats, die voornamelijk aan de
aanbidding van het vuur gewijd was, — een gebouw
dat door de iVrzen in even grootc eer gehouden werd
als de tempel van Mekka door de Mohanicdanen, en
waarheen elk lid der secte zich verpligt rekende één-
maal in zijn leen een pelgrimstogl tedocn. Zoroaster
plaatste eerst den grooten vuurtempcl te Balch, tus-
schen de Perzische grenzen en lliudostau, waar hij
zelf, als Archiiuagus, gewoonlijk zijn verblijf hield.
Maar nadat de Mohamedaucu in de zevende eeuw Per-
zie overweldigd hadden, was de Archiiuagus genood-
zaak! naar Kerman, eeue provincie in Pcrzië langs de
zeekust, te (rekken. De tempel van den Archiinagus
was, gelijk de andere vuurtcnipcls, met grootc inkoni-
sten en landerijen begiftigd. Als de Archiiuagus het
heilige vuur naderde, werd hij van top tot teen gc-
wasschen, welriekend gemaakt, en met een kleed, zoo
wit als sneeuw, overdekt. Hij boog tot op den grond
voor liet brandende altaar, en dan regtop staande,
zcide hij de bepaalde gebeden met hittere zuchten op.
De gebeden, die hij opzeide, waren uil de Abesta (zie
aldaar) of \'/end-avesta, het heilige boek der oude Pcr-
zcu. Als hij met de aanbidding van het heilige vuur
bezig was, hield hij in de eene hand ecu gebedenboek,
en in de andere een bos witte stokjes, die zeer dun en
ongeveer eene span lang waren. Hij las zijne gebeden
overluid, terwijl de vromen, op den grond liggende,
huunc gebeden mompelden. Aan het einde der gebc-
den wierp elk der aanbidders, vooruit tredende, zijne
vrijwillige offergaven, welke uit aromatische oliën,
reukwerken of kostelijke paarlcn bestonden, in het
vuur. De armen vergenoegden zich niet de keurigste
vruchten te offeren, die zij konden vinden. Deze offer-
anden werden als het Feest des Biiurs beschouwd. De
Archiinagus mag geen wereldlijk persoon aanraken,
vooral niet een ongcloovigc of ketter. Hij moet zich
van alle overdaad in klceding of voedsel onthouden.
Hij moet het overtollige van zijn inkomen voor liefde-
gaven aan de armen en weldadige handelingen van
allerlei soort gebruiken. Hij moet buitensporigheden
van allerlei aard vermijden, zich aan bespiegeling
gewennen, de, Jl/esla zonder ophouden bestuderen, de
goddeloozcn berispen en niemand dan (iod vreezen.
Hij is ten zeerste verpligt, om bet gewijde vuur met de
uiterste zorg en omzigtigheid te onderhouden. Darius
Hystaspes, koning van Perzic, nam de waardigheid
van Archiinagus op zich, en liet op zijn graf griften,
dat bij Meester der Mugi geweest was. Van dien lijd
af werden de koningen van l\'erzië beschouwd als tot
den priesterstam te belmoren, en werden zij in de hci-
ligc orde der Magi opgenomen,alvorens zij tot koning
gehuldigd werden. Dit is echter niet meer het geval,
daar de Perzische monarchen sedert de zevende eeuw
-ocr page 195-
AKCIIIMANDRIET — ABCIION.
I\' .1
Mohamedanen van de secte van Ali zijn, on de Gebe-
ren (zie ald.) of nieuwere vuuraanbidders zoodanig
door de Perzische Mohamedanen uitgeroeid zijn, dal
er nog slechts cenigc duizenden in de provincie Ker-
nian, en ook iu llindostan, waar zij den naam van
Pausen (zie a)d.) dragen, gevonden worden. De
Archimagus werd vóór den lijd van Zoroastcr Muuad
Muboden genoemd, dat aartsbisschop of bisschop der
bisschoppen betcekent; maar de groote Perzische her-
vormer noemde, onder andere veranderingen die hij
invoerde, de mubadi ot\' bisschoppen Desltnes, en liet
opperhoofd Dexlitri-Dcs/ttr. De muts, die de Arclii-
magus draagt, is kegelvormig, valt op de schouders
neder, en bedekt zijne ooren geheel en al. Zijn haar is
gewoonlijk lang, en hij mag hel nooit snijden, behalve
wanneer hij rouwt over een overleden bloedverwant.
De muts, die de Archimagus vroeger droeg, was zoo
gemaakt, dat zij zijn mond gedurende de godsdienst-
oefening voor het vuur bedekte. De priesters van de
nieuwere Gebeten bedekken zich den mond met een
stukje van zekere stol\', dal te dien einde vierkant
gesneden is. Zie Vuuraanbidding.
ARCHIM ANDRIET (Gr. areho, regeren, muudtu,
eene schaapskooi), een naam die vroeger aan hei hoofd,
van een klooster gegeven werd, als den bestuurder van
hetgeen men voor eene heilige kudde in de kerk hield.
De naam wordt nog iu dezelfde beteekenis in de
Grieksche kerk gebruikt. De bisschoppen in de Rus-
sischc (Grieksche) kerken worden uit de Archiman-
drietcn gekozen. Zie Aist, Klooster.
ARCHIPRESBYTER. Zie Aaeispkesbytek.
ARCLIIUEN, de prelaten of voornaamste gcestc-
lijkcu in de Russische (Grieksche) kerk. Deze naam
omvat de geheele bisschoppelijke orde, wier leden
onderscheiden worden door de titels van metropoli-
tanen, aartsbisschoppen en bisschoppen; titels die
echter niet tot den zetel behooren, maar slechts per-
soonlijkc onderscheidingen zijn, die door den sonve-
rein verleend worden en den bezitters gcene meerdere
rnagt geven, daar elke bisschop iu zijne eigene diocees
onafhankelijk is, of alleen afhankelijk is van de
synode, De Arcliireu zijn, gelijk de Zwarte Geextelijk-
heid,
die in rang op hen volgt, verpligt eene strenge
en afgezonderde levenswijze in acht te nemen, zich
van dierlijk voedsel te onthouden en niet te trouwen.
Zij zijn gewoonlijk mannen van karakter en gcleerd-
heid. Zie Russische (Grieksche) kerk.
ARCHIVUS, eene oorkonde die in de oude Afri-
kaausehc kerken bewaard werd, waardoor de bis-
schoppeu den tijd hunner wijding kouden aanloonen.
Dit was noodig, daar de oudste bisschop, volgens de
regels dezer kerken, als opperste bisschop of metro-
polilaan beschouwd werd. Een Archicus of Mutticalu,
gelijk het somtijds genoemd werd, werd in de kerk
van den primaat en in de hoofdstad der provincie
bewaard.
ARCHON, de naam door Basilides, den Guosti-
schen ketter, aan dien engel gegeven, die, zooals hij
meende, over den gcheclen aardsehen loop der wereld
gesteld was. Deze Archon handelt echter, volgens zijne
leer, in zijn bestuur over de wereld niet onafhankelijk
cu cigenmagtig; alles komt ten laatste voort uit de
alles omvattende voorzienigheid van den boogsteu
God. Wat de plaats aangaat, die de Archon in het
Basilidiaanscbe stelsel bekleedt, merkt Ncaudcr aan:
„lu de merkwaardige leer van Basilides aangaande
de Voorzienigheid, komen drie werkende krachten
vercenigd voor, maar die, van welke ten laatste alles,
hoewel zeer middellijkerwijze, afhangt en uitgaat ,
is de hoogste God. Van Hem komt de wet, die aan
alle wezens ingeschapen is, hunne ontwikkeling en
den invloed aller dingen op hen bepaalt, en waarin
reeds van den aanvang af de geheele ontwikkeling des
heelals is voorgeschreven. De Andion geeft slechts
den stoot om datgene tot ontwikkeling te brengen,
dat volgens die wet cu de allen ingeschapen krachten
reeds in de wezens zelve ligt. Iu overeenstemming
met deze wet, oefent hij op alles invloed uil, en zet hij
hetgeen met haar gegeven en voorbereid is iu werk-
zaamheid; maar ook daarbij handelt hij, hoewel onbe-
wust, slechts als werktuig van denhoogstcn God. „Al
wordt ook," zegt Basilides, „wat wij Voorzienigheid
noemen iu den beginne door den Archon iu beweging
gezet, zoo is dat toch door den God des heelals aan
het wezen der dingen van hunnen oorsprong af inge-
schapen."
Volgens de theorie van Basilides waren de Joden,
hoewel het volk vau den boogsteu God, zooals zij
werkelijk bestonden, het volk van dien Archon, aan
welken de groote menigte der Joden zich vasthield
als aan dcii boogsteu en eenigen God. Slechts hel
geestelijk Israël klom van dien Archon op tot ceu
duister gevoel van den boogsteu God, die zich iu hem,
die onbewust zijn werktuig was, openbaarde. De Ar-
ebon openbaart, onder het omhulsel van hel Joden-
dom, de ideën door den boogsteu God ingegeven,
zonder ze zelf Ie begrijpen. Maar wat licht wierp iu
di\' ziel van den Archon, was de openbaring van boven
door den mensch Christus Jezus gedaan. Dit was, vol-
geus Basilides, bet grootste feit iu de geschiedenis
-ocr page 196-
] S 2                                                       AKCHONTEN — AHEOI\'AGUS.
van het geschapen heelal, waaruit alle volgende gc-
bcurtenisseu lot de volbrenging van de volkomen
herstelde harmonie des heelals voortkwamen. De uit-
werking, welke de doop van Christus en de niededec-
liuj; van den (leest aan dezen, op den Archon had,
wordt aldus door Ncauder beschreven: — „Zoo
gaat er, volgens Basilides, een nieuw licht voor den
Archon zelvcn op. Hij erkent boven zich een hooge-
ren God en eene hoogere wereld, en wordt, uil zijne
beperktheid verlost. Kencr hoogere magt wordt hij
zich bewust, die alles werkt, en waaraan hij tot bier-
toe, zonder zelf het te weten, dienstbaar was. Hij ziet
zich bevrijd van den moeijelijken last des wereldbe-
stuurs, dien hij tot hieitoc alleen meende te torsclicn,
en waarvoor zijne krachten niet berekend waren. En
bad hij tol hiertoe zooveel vruchtelooze moeite bc-
stccd, om de elkander vijandige krachten in den loop
der wereld vcreenigd te houden, nu wordt bij getuige
van eene magt, die eiken tegenstand kan overwinnen,
alle tegenstellingen tot eenheid brengen. Zoo erkende
Basilides, door dieper in den geest des Christendoms
en in de geschiedenis door te dringen, en te letten op
de werkingen van het eerste, welke hij voor oogen
bad, en die de kiem der toekomst in zich droegen,
welk een invloed het bestemd was op het menschdom
uil te oefenen, en welk eene scheiding het daarin te
weeg zou brengen; zoo voorzag hij, dat onder alle
volken eens allen, die voor het hoogere vatbaar waren,
door Christus van de magt, die hen gevangen hield,
bevrijd, van alle afhankelijkheid van het lagere ver-
. lost, tot gemeenschap met de bron alles levens geleid,
en onderling tot eene hoogere eenheid verbonden
zouden worden, en dit alles stelde hij voor als indruk,
dien de Archon bij den doop van Christus ontvangen
had."
Volgeus liet stelsel van Basilides behoorde de
inensch Christus Jezus tol het rijk van den Archon,
: had daarom zelf verlossing noodig, en kon deze slechts
deelachtig worden door zijne vcrecniging met den
verlossenden hemelschcn Geest. De Verlosser, in den
eigenlijken en hoogsten zin van het woord, was, vol-
i;ens de mecning van dezen vermaarden Gnostiek, de
hoogste .Kon, die door den hoogsten God was afge-
zonden, om het werk der verlossing te volbrengen.
Dit verbeven wezen vcreenigde zich met den mensen
Jezus bij diens doop in de Jordaan. Zie Basiljdia-
xkn.
AKCHONTEN ((ir. Heenchen), een titel welke
door de Grieksche schrijvers, voornamelijk Euscbius,
Origcnes en Chrysostoinus, aan de eerste bisschoppen
of herders van de Christelijke kerk gegeven wordt.
Ook Jainblichus, een Platonisch wijsgeer, noemt de
vijfde van de acht orden, waarin hij de goden rang-
schikt, de (iirlumtn nut/ore» of grootc heerschers, die
welke den aardbol en de elementen besturcu, en de
zesde de archontei minore» of mindere heerschers, die
welke de stof bcheerschen. — De naam Archoiitea
werd ook legen het einde der tweede eeuw aan zekere
magten of heerschers gegeven, welke, zooals de scetc
der Akciiontici geloofde, de oorspronkelijke schep-
pers der wereld waren. Deze Archonten, zeven of acht
in getal, woonden, volgens de denkwijze dezer scetc,
in even zooveel hemelbollen boven elkander, met
engelenkoren en ininistericn onder zich, en aan den
voornaamsten dezer gaven zij den naam van Sabaoth.
AKCIIONTICI, eene sectc die, zooals Epipha-
nius en Theodoretus ons berigten, in de tweede eeuw
ontstond, en dien naam ontleende aan eene hunner
voornaamste leerstellingen, namelijk, dat de wereld
niet door God, maar door eene orde van wezens was
geschapen, die zij Atu uonten noemden, eene soort
van aartsengelen, aan wier hoofd Sabaoth geplaatst
was. De Archontici beweerden, dat de doop en het
avondmaal verworpen moesten worden, omdat zij
slechts ingesteld waren door Sabaoth, den God der
Joden en den gever der wet, dien zij van den hoogsten
God onderscheiden. Zij leerden ook, dat de vrouw het
maaksel was van den duivel, en dat derhalve zij, die
trouwden, het werk van den duivel verrigtten. Deze
verklaring hunner inzigten over het huwelijk wordt
door Epiphanius gegeven, en zijne getuigenis wordt
bekrachtigd door Clemens Alexandrinns, die zegt, dat
zij het huwelijk als onzuiverheid en van den duivel
voortkomende beschouwden. August mus zegt, dat zij
ook de opstanding loochenden. Deze secte bestond
hoofdzakelijk in Palestiua en Armenië, en schijnt een
tak van de Valkxtinianex (zie ald.) geweest te zijn.
Zie Gnostieken.
AItCUL.CS, eene lagere godheid der oude Romei-
uen, die de kisten en kasten beschermde, en belette,
dat zij opengebroken werden. Augustinus zegt, dat
deze god tegenover Lacerna stond, die de dieven en
roovers beschermde.
ABD.KANKN, de volgelingen van Ardseus, die in
de vierde eeuw leerde, dat de Godheid eene nicnschc-
lijke gedaante bezat. Zie Anthropopathistkn.
A K EO I\'A (iUS (Gr. areios, van .-//r*[zic ald.], gewijd,
enpagus, heuvel), eene beroemde raadsvergadering te
Athene, die op Rene rotsachtige hoogte, Marsheuvel
gehecten, ten westen van de stad, gehouden werd. Dit
-ocr page 197-
ARES — ARI8TOTELIANEN.
I v",
tempels waren gewoonlijk buiten de steden gebouwd.
Te Athene was hem een tempel opgerigt, alsook op
verschillende plaatsen van minder belang. Tc Sparla
werden menschonollrrs ie zijnereercgeofferd. Door
de oude Romeinen werd bij onderden naam van Maks
(zie ald.) aangebeden.
ARETHUSA, eene der Nereïden of waterninifen.
Zij was de jagtgeuool van Diana, die haar in cenc
bron herschiep, toen zij voor Alpbcüs vlugttc. Zij
was het, die aan (\'cros de schaking van Proscrpina
door 1\'luto verhaalde. Aiotlmsa was ook do naam van
eene der HESPERIDEN. Zie ald.
ARGEI of Akokia, zekere plaatsen Ie Rome door
Nu ma gewijd, tol aandenken van eonige Grieksche
prinsen, die daar begraven waren. Jaarlijks werd op
den 15l,en Mei op deze plaatsen aan de schimmen der
overleden Grieken geofferd, en dertig beelden werden
door de Vestaalsche maagden in deuTihergeworpen.
Deze beelden, die van riet gemaakt waren, werden
Argcï genoemd.
ARGENTINU8, de god van bet zilvcrgeld bij de
Romeinen, en de zoon van Pecunia (zie ald.) of het
geld.
ARIADNE,dochter van Minos, koning van (\'rota.
Zij gaf aan Tbeseus bot kluwen, waardoor bij uil den
doolhof kon terugkomen naden Minotaurusgedood
te bobben. Zij ontvlugtte mol dien held, doch deze
was ondankbaar genoeg om baar op het eiland Naxos
te verlaten. Hier werd zij door Bacchus gevonden,
die haar huwde en hare kroon in de sterren plaatste.
AKIAX EN. Zie bet artikel na Arius.
AI! ÏST.KL\'S, een licidensehgod, zoon van Apolio,
die in verschillende doelen van Griekenland, maar
voornamelijk op de eilanden van de JEgcïsche, de
Ionische en de Adriatisebe zee, aangebeden werd.
Hij beminde Eurydiee zoozeer, dat hij haar zelfs op
den dag, waarop zij met ürpheus zou huwen, ver-
volgde. Terwijl zij hein ontvlugtte, stak baar cenc
slang zoodanig, dat zij terstond stierf. De nimfen,
over dit ongeval zeer bedroefd, doodden al de bijen
van Aristffius. Zijne moeder gelastte hem hierop om
niet Protciis te raadplegen, die hem beval om zich
met de schim van Euridice te verzoenen, door cenc
offerande van vier stieren en vier reeën. Het gevolg
hiervan was, dat uit de ingewanden dier offerdieren
geheele zwermen bijen iu zijne korven vlogen. Na
zijn dood word bij aangebeden als de god, die over
herders, kudden, wijngaarden en olijfboomen het
bestuur had.
ARISTOTELIANEN, de lecrliugcu ofvolgclin-
gercgtshof werd klaarblijkelijk roods vroeg ingesteld,
volgens sommigen reeds ten tijde van Cecrops. Inallcu
gevalle moot liet bestaan hebben vóór de dagen van
Solon, die het zoo zeer gewijzigd en verbeterd beeft,
dal hij somtijds ten onregte voor den stichter er van
gebonden wordt. Zijne leden werden in den beginne
voornamelijk ril edele patricische familiën gekozen.
Solon voerde echter op dit pmit ecne zeer belangrijke
verandering in, daar bij bepaalde, dat de verkiezing
niet meer zon afhangen van de geboorte, maar van bet
eigendom. J)e regtsmagl van dit bol\'was zeer uitgc-
breid; bet oefende een algemeen oppergezag uit over
bet geheele gedrag der burgers. Ecu gedeelte van zijn
pligt was te waken over de heilige olijfboomen, die
om Athene groeiden, en hen Ie si raffen, die ze bescha-
digden ol\'vernielden. Alle gevallen van goddeloosheid
van allerlei aard werden naar don Areopagus verwe-
zen, zelfs het invoeren van eene nieuwe en onerkende
wijze van godsvereering. Justinus Martyr zegt dan
ook, dat in zijn tijd de overlevering bestond, dat Plato
den naam van Mozes, als onderwijzer van de leer der
eenheid van God, niet vermeldde, uil vrees voorden
grootcn Atheenschen raad. Het moet ons daarom
volstrekt niet verwonderen, dat l\'aulus naar denAreo-
pagus gebragt werd, daar de Apostel, zooals de
Atheuers zich verbeeldden, een verkondiger was van
vreemde goden. Hij had openlijk, in de stad Athene
zelve, de leer van een veelgodendom bestreden, en
daarom mogt hij door de afgodische en bijgeloovigc
Albeners welbeschouwd worden, als de invoerder van
nieuwe godheden en de oniverwerper van de vastge-
stelde godsdienst van den staat. De verdediging van
Paulus voor den raad was ceno volkomen zegepraal;
bij ging weg zonder dat de leden van den raad verder
tusschenbeiden kwamen, en zoodanig was de uitwer-
king zijner rede, dat sommige mannen hem aanhingen
en geloofden, onder welke zich ook hel raadslid Dio-
nysius bevond.
ARES, de god des oorlogs bij de oude Grieken, die
als eene hunner belangrijkste godheden beschouwd
wordt. Hij was de zoon van Zeus en Hcra, wreed,
bloeddorstig en woest van aard, gehaat door de goden
en gevreesd door de menscheu. Men veronderstelde,
dat zijne woonplaats voornamelijk was onder de oor-
logzucbtige stammen van Thracië en ouder de bar-
baarsche Scythen. Onder bet laatste volk werd hij
aangebeden in den vorm van een zwaard, waaraan niet
alleen paarden en ander vee geofferd werden, maar
ook menscbelijke wezens. Ares werd niet algemeen
door de Grieken aangebeden; de aan hem gewijde
-ocr page 198-
184                                                                 ARI8T0TELIANEN.
gen van Aristotclcs, eca voornaam Grieksch wijsgeer,
die ongeveer vier honderd jaar vóór de Christelijke
jaartelling leefde. Hij was de leerling van Plato en
de leermeester van Alexandcr den Groote, die dikwijls
van hem zeidc, dat hij meer vcrpligt was aan Aristo-
teles voor zijne onschatbare onderrigtiugen, dan aan
zijn eigen vader voor zijn aanzijn. Weinigen hebben
zulk een vooitdurcnde.li en uitgebreiden invloed over
demenschcu uil geoefend als deze beroemde wijsgeer,
voor wicn liet verstand van Europa zieli gedurende
meer dan twee duizend jaar in onbepaalde onderwer-
ping hoog.
Aristotclcs was te Stagira, in Macedonië, iu hel
jaar 384 voor onze tijdrekening, geboren. In zijne
jeugd legde hij zich toe op de studie der genecskun-
dc; later ging hij naar Athene en studeerde onder
Plato, van wiens lezingen hij zooveel voordeel trok,
dal zijn beroemde meester hein den naam gaf van hel
\\ erstand en, zooals men zegt, zelfs naijverig werd op
de snelle vorderingen van zijn leerling. Bij zijn dood
liet 1\'lato, tot groote spijt van Aristotclcs, de zorg
voorde academie aan zijn neef Spcusippus na. Droef-
gcestig en teleurgesteld verliet de jougc wijsgeer
Athene, en ging in vreemde landen reizen. Zijn unam
was zoo groot geworden, dal Pliilinpus, koning van
Macedonië, hem uituoodigde het ambt van lecrinccs-
tcr van zijn zoon Alexandcr aan te nemen. „Ik dank
de goden," schreef de monarch, „omdat zij mij eei:
zoon gegeven hebben, en nog meer, omdat hij geboren
is gedurende uw leven. Ik verwacht, dat hij door
uwc onderrigtiugen uwer en mijner waardig zal wor-
den." Ook was Alexandcr niet ongevoelig voor de
eer van gezeten Ie hebben aan de voeten van zulk een
beroemd leermeester. „Ik ben mijn leven aan mijn
vader \\ crschuldigd," was hij gewoon te zeggen, „maar
ik dank aan mijn onderwijzer de kennis van de kunst
om te leven. Indien mijne regering roemrijk geweest
is, is zij zulks geheel en al aan Aristotclcs vcrschul-
digd." Gedurende twaalf jaar hield deze geleerde
man in het Lyceum te Athene voorlezingen over de
wijsbegeerte. Na den dood van zijn beschermheer
Alexandcr werd hij van goddeloosheid beschuldigd,
en stond hij aan gestrenge vervolging bloot. Daar
hij het lot van Socratcs vreesde, ging hij naar (\'halcis
in Eubcea, waar hij stierf in den ouderdom van drie
en zestig jaar.
Men kan van zijn wijsgecrig stelsel zeggen, dat
het de plaats inneem! tusschen het idcalismus van
Plato en hel sensualismus van Epicurus. Ten opzigte
van den oorsprong der nicnschelijke kennis was zijn
beroemde grondregel, dal er niets in het verstand
bestaat, dat niet eerst in de gewaarwording bestond;
eene stelling die hare plaats als eenc algemeen aan-
gcnomen waarheid behield tot de dagen van Leibnitz,
die het eerst de groote uitzondering ontdekte: „behalve
hel verstand zelf." Maar terwijl Aristotclcs zonder
twijfel in deze grondstelling eene theorie schijnt uit
te drukken, volgens welke de waarheid en het wezen
der dingen in de zinnelijke gewaarwordingen gezocht
moeten worden, moei men ook erkennen, dat hij het
onderscheid leerde tusschen het al of niet gebcurlijke
en bc! noodzakelijke, het betrekkelijke en het vol-
strekte, en aldus trachtte tusschen het idcalismus en
hel sensualismus door te zeilen. Maar de roem van
dezen buitengewonen man steunt niet zoo zeer op zijn
inclaphysisch als op zijn logisch stelsel, liet is door
zijne dialectische bespiegelingen, dat hij een krach- |
tigen invloed, hetzij ten goede of ten kwade, heeft j
uitgeoefend op zijne mcdcmcnschcn. In die eeuwen, |
welke mei nadruk de donkere eeuwen genoemd ino-
gen worden, was nagenoeg alle meuschclijke gclccrd-
bcid, meer bijzonder nog wal de theologie aangaat,
gebragt tot eene bekendheid met de spitsvindigc dia-
lectiek van Arisloteles. Op het gezag van dezen vorst
der wijsgecren werd veel meer een beroep gedaan dan
op de Heilige Schriften. Kwcstiën van den nietig-
slcn aard werden opgeworpen en beredeneerd met de
meest mogelijke geestdrift, totdat men het eindelijk
als de voornaamste verdienste van ecu godgeleerde
beschouwde, dat hij bekwaam was om te worstelen
en te twisten volgens de regelen van Aristotclcs. De
eenigc strekking der dialectiek, die in zulk eene hoogc
achting gehouden werd, was den geest te binden en ;
in eenc machine te veranderen. Een der groote voor-
dcelcn, die uit de Hervorming voortvloeiden, was, dal j
zij de inenseben opwekte om het juk der slavernij af
te werpen, waaronder zij gedurende eeuwen gebukt
hadden gegaan.
De theologie van Aristotclcs was onbekookt en
verward. Hij geloofde in een Opperwezen, dat echter
weinig van den god van Epicurus verschilde, dat, in
zijne eigene beschouwingen verdiept, geen belang
stelde iu de zaken der menschen. Alen betwijfelt het,
en niet zonder reden, of hij aan de onsterfelijkheid der
nicnschelijke ziel geloofde, liet was daarom niet, te
verwachten, dat zelfs in de eeuwerfder grootste duis-
ternis, \\an de meeningen van Aristotclcs aangaande
theologische punten gebruik zou gemaakt worden.
Maar iu de twisten met de kctlersche sectcu, welke
zoo dikwijls plaats hadden, werden zijne grondbegin-
-ocr page 199-
I>5
ARISTOTKLI.YXEN.
naam, want de Dominicanen en Franciscanen oiuhels-
den zijne philosophie, onderwezen haar algemeen iu
de scholen, en helderden haar op in hunne geschrif-
teu. Van deze monniken onderscheidde zich bovenal
Thomas Aquinas, een der grootste vernuften uil de
eeuw der Scholastieken, door zijn ijver voor de Aris
toteliaauselie wijsbegeerte, en wel met zulk ecu uil-
slag, dat, tegenover veel tegenstand, Aristoteles in
de Latijnsche kerk de hoogste gezaghebber op het
gebied der wijsbegeerte werd. „Zonder Aristoteles,"\'
zegt.de geschiedschrijver van het concilie vauTrente.
„zouden wij geen stelsel van godsdienstig geloof ge-
had hebben." Iu deze buitengewone bewondering der
werken van Aristoteles deelden echter niet allen.
Hoger Bacon, een man die om zijne geleerdheid en be-
kwaamheid de hoogste achting genoot, en bekend was
onder den eerenaam vanden Verwonderlijken Doctor,
weerstond de poging om de geschriften van Aristote-
les boven hunne werkelijke verdiensten te waarderen.
Vele andere bekwame en verlichte, mannen schaarden
zich aan zijne zijde, die allen genegen waren om aan
het stelsel van Aristoteles de eere te geven, welke het
toekwam, maar te /.elfder tijd de grenzen der ïncn-
sehelijke kennis wenschtcu uitte breiden. Dit bepaald
verzet legen den afgod der eeuw stelde deze bekwame
menscheu en onafhankelijke denkers slechts bloot aan
vervolging en verwijt. Dooi- de onwetende menigte
werden zij onder detoovenaars en kettersgerangschikt,
en zij ontkwamen te naauwernood den brandstapel.
In de volgende eeuw behield de Aristoteliaansche
wijsbegeerte haar standpunt, en iu zulk eeue hoogc
achting werd zij gehouden, dat koningen en vorsten
hevel gaven, om de werken van Aristoteles in de laai
huns volks over te zetten, opdat men meer algemeen
wijsheid kon opdoen. De wijsgeeren van dien tijd
.schepten er echter meer vermaak in om zieli iu hel
redetwisten fe oefenen, dan om de waarheid teonl-
dekken en te verdedigen, en maakten de zuivere en
natuurlijke leerstellingen der rede en der godsdienst
duister, door hunne ijdele haarklovcrijeu en belagche-
lijke onderscheidingen.
In Italië regeerde Aristoteles gedurende langen
lijd alleen in de scholen. Omstreeks den lijd van het
concilie van Florence bevalen eenige Grieken, voor-
namclijk de beroemde (iemistius Pletho, de bestndc-
ring van Plato\'s werken ten sterkste aan. Hel gevolg
was, dat, voornamelijk door den invloed van Cosmo
de Medicis, er spoedig meer seinden in Italië ontstou-
den, die gedurende langen lijd met den meesten ernst
tegen elkander streden over de kwestie, of 1\'lato of
selen van redenering van overgroot belang bevonden.
Vooral was dii het geval in de zevende eeuw, toen er
zulke veelvuldige en scherpe theologische twisten ge-
voerd werden niet de Monophysieten, rle N\'estoriancn
en de Moiiotheleten. Alle partijen bevonden, dal de
dialectiek van Aristotelcs van onwaardeerbare dienst
was. Dien ten gevolge werd in de volgende eeuw de
Aristoteliaansclie wijze van redeneren in alle scholen
onderwezen, terwijl 1\'lato naar de kloosters der monni-
keu verbannen werd. Johannes Damascenus ijverde
vooral om den voortgang van het Aristotelismus te
bevorderen. Hij gaf verhandelingen inliet licht.dieten
doel hadden de leerstellingen van Artistoleles te ver-
klaren en op te helderen, en verspreidde ze wijd en zijd
onder de minder out wikkelden, zoodat velen, z< iowcI in
Griekenland als in Syrië, in deze wijsbegeerte ervaren
werden. De Nestoriauen en Jacobietcn waren nok
ijverig in hel verbreiden der Aristoteliaansche begin-
sclen, die hen in staat stelden om dcstegcmakkelijki r
over den persoon en de natuur van Christus te kunnen
redetwisten.
Gedurende langen lijd bepaalde zich de kennis der
werken van Aristotelcs onder de geleerden tot zijne
dialectiek. Eindelijk werden echter in de twaalfde en
de dertiende eeuw zijne overige geschriften meer al-
gemeen bestudeerd. l)c uitslag was, dat niet weinigen
de leerstellingen, waaraan men zich gewoonlijk hield.
verwierpen, en tegen de Goddelijke Voorzienigheid,
de onsterfelijkheid der ziel, de schepping der wereld
en andere punten predikten, en dus bevorderaars der
ongodsdienstigheid werden. Deze valsche Icerstcllin-
gen schraagden zij door het gezag van Aristotelcs, c n
als zij niet kerkelijke straffen bedreigd werden wegens
hunne ketlcrscho leeringen, gebruikten zij dezelfde
uitvlugt als later de Aristotelianen in de vijftiende en
de zestiende eeuw, en zeiden, dat men onderscheid
moest maken tusschen wijsgeerige en theologische
waarheid. Daarom beweerden zij, dat de leerstellin-
gen, die zij onderwezen, en waartegen de Kerk zieli
verzette, waar waren volgens de wijsbegeerte, maar
onwaar volgens het Calholiekc geloof.
In de dertiende eeuw gaf de Latijnsche kerk zich
bijna uitsluitend over aan het gezag en de beginselen
van Aristoteles. Zijne werken, voornamelijk zijne
metaphysica, kwamen echter voor korten tijd ineen
slechten naam, omdat men veronderstelde, dat de
Amalrkiankn (zie ald.) hunne dwalingen aangaande
God en eenige andere onderwerpen door hei beoefenen
dezer geschriften hadden verkregen. Aristoteles her-
won echter spoedig zijne hooge achting en grooten
21
-ocr page 200-
ARTUS.
18(1
hinderpaal waren geweest voor den voortgang der
kennis, in plaats van dien te bevorderen. l\'In toch
schenen, zelfs nadat de Hervormers de heilige vrij-
heid der menschelijke gedachten hadden verkondigd,
zoowel Etoomschc als Protestantsche schrijvers met
elkander Ie wedijveren in betuigingen van eerbied
voor Aristotelcs. Beide partijen beriepen zich dikwijls
oj> hum; beide beweerden, dat hij de hare was. In het
begin der zeventiende eeuw bezeilen de Aristotcliaucn
bijna alle lecraarsstoclen, zoowel in de universiteiten
als in mindere scholen, en boden zij een hevigen
lekenstand aan al den-enen. die durfden beweren, dal
Aristotelcs verbeterd moest worden, of dat men hem
moest opgeven. In dit tijdperk ontstond er eene parlij
in Europa, de Cliemisten of Rosieruciërs geheeten,
die de studie der godsdienst met het zoeken naar
chemische geheimen vercenigdc. Deze sccle streed
een aantal jaren met de Aristotcliaucn om den v.....•-
rang, totdat eene nieuwe wijsbegeerte door Gassendi,
gevolgd door Desearles, ingevoerd werd. De eerste
dezer bekwame mannen begon in 1 02 I- de uitgave van
een werk, dat hij Esemtotionex petradoxica fulcers/ts
Arixfotelnii
noemde. De titel was voldoende om uil
alle hoeken eene menigte vijanden te doen opstaan,
en hij zag zich genoodzaakt de uitgave der vijf laatste
boeken van de verhandeling te staken. In zijne ge-
sehriften trotseerde (lassendi openlijk de metaphysica
der seinden, en dit schudde, in vereeniging niet hel
nieuwe stelsel van wijsbegeerte door Deseartes inge-
voerd, die afstand deed van alle onderwerping aan
ecu meester of gids, het gezagvan hel Ai isloliaansche
stelsel tot in zijne grondslagen, en voerde dien geest
van onafhankelijk onderzoek in, die, door de pogingen
van Lord Bacon verder ontwikkeld, er in slaagde om
den geest van Europa van de slavernij van eeuwen
los te maken. Aldus heeft de schoouc Hervorming
van de Di1\'1\' eeuw, gevolgd door de onafhankelijkheid
van alle gezag in zaken van wetenschap, welke door
de wijsbegeerte van Desearles en de methode van
Bacon verkondigd was, de gchecle omverwerping van
de despotische dwingelandij van Aristotelcs uilgc-
werkt,en voor den ïnenseh die oubelioerschtc vrijheid
van gedachte en meeningen verkregen, die het des-
potisch gezag van alle menschelijke onderwijzers ver-
werpt, \'cu zieb slechts met onbepaalde onderwerping
aan het onfeilbaar onderligt van den Ahnagtige over-
geeft.
AH II S, de stichter van eene der beroemdste ket-
tersche scctcii, die ooit in de Christelijke kerk ont-
staail zijn. Mij was een inboorling\'van l.vbië en ouder
Aristotelcs de hoogste plaats onder de wijsgeercn
iunam. .De strijd \\\\.is echter niet beperkt tot eene
geschilvoering over de wederzijdsche verdiensten
van deze twee wijsgeercn; hel voornaamste punt
van verschil was, welk. van ile twee stelsels het meest
niet de leer van het Christendom in overeenstemming
kwam. Ken van de warmste aanhangers van Aristotc-
les, die voorwendde de beginselen van zijn meester te
ontwikkelen, beleed en leerde openlijk gevoelens, die
de grondslagen van alle godsdienst, zoowel natuurlijke
als geopenbaarde,omkeerden. Zijne meeniugenwerden
omhelsd door bijna alle hoogleeraren in de wijsbegcerl e
aan de Italiaauschc universiteiten. Zulke gevoelens
haalden hun spoedig de banbliksems der Kerk op den
hals, en ofschoon zij hunne tocvlugt zochten tot de
ellendige uitvlugt, die wij reeds vermeld hebben,
dal hunne leer slechts wijsgecrig waar was, maar
theologisch valseh, haatte hun die verdediging niets.
Vele dezer wijsgeercn werden door de Kerk aan de
burgerlijke magl overgegeven, die hunne ketterij niet
den dood strafte.
De strijd, die tnssehen de bewonderaars van Plato
en die van Aristotelcs bestond, was slechts van tijde-
1 ijk en aard; de laat: te kreeg een volkomen ovcnvigt,
en de scholen, niet alleen in Italië, maar door geheel
Kuropa, werden opgevuld met onwetende monniken,
die in plaats van wijsbegeerte eene verwarde meiige-
liug van ideën, zinnen en verdeclingeii leerden, welke
noch door den onderwijze!\', noch door zijne leerlingen
begrepen werden. Kindelooze redetwisten werden er
gehouden tiissclien de Scolisleu en Thomisteu, de
Realisten en Nominalistcn. De zalen der universiteit en
weerklonken vatide meest dwaze en ongerijmde debat-
ten over de nietigste onderwerpen. De beoefening
van de Schriften werd nu geheel en al verwaarloosd,
engodgelcei-de.il poogden de grootste dwaalbcgrippen
dooi\'eindelooze aanhalingen uit de Vaderen, of een
stroom van haarklovcrijen en spitsvondigheden te
verdedigen.
Dal was de droevige staat, waarin de philosophischc
en de theologische wereld verkeerden, toen Luthcr
verscheen; en daarom kon in de universiteit van Pa-
rijs, die men voor de moeder en koningin van alle
andere hield, geen man gevonden worden, die in staal
was om met hem uit de Schriften Ie redetwisten. Vele
doctoren in de theologie hadden nog nooit den bijbel
gelezen, en hel cenige stelsel van geleerdheid, waar-
mede zij gemeenzaam waren, was de dialectiek van
Aristotelcs. liet was derhalve duidelijk, dat de leer-
stellingen van de Ai\'isloteliaaiisehe wijsbegeerte een
-ocr page 201-
ii>;
.UMI\'S.
deu Zaligmaker ie vernederen. Hij wist niel, dal bij
van de oudere herstellingen der Oostersehe kerk af-
wcek. Zijn doid, integendeel, voor zoo verre de leer
der Drieéenheid betrof, was, om wat bij als de leer
der Kerk beschouwde tegen Sabclliaansclic en Gnos-
tiseho mecningen te verdedigen, en om die op eenc
consequente wijze uil te leggen. Daar Arius echter
zijne bijzondere gevoelens had verspreid iu de uitoc-
fening zijner pligten als presbyter, kwam bij in :i 18 in
botsing met Alexandcr, den toenmaligen bisschop van
Alcxandrië. Toen begon er een si rijd, die een meer
blijvendeu invloed uitoefende op tb- ontwikkeling van
de Christelijke godsdienst, dan elke andere Iwist, die
ooit de Kerk iu onrust bragt. Alexandcr, diogodu-
rende ecnigen lijd zich niet had willen mengen iu
liet geschil, dat onder tic presbyters onderzijn gezag
ontstaan was, gebruikte eindelijk eenc godgeleerde
bijeenkomst vauzijucgccstclijkcn, om zich tegen Arius
te verklaren, die op zijne beurt den bisschop besehul-
digib\' van de dwalingen van Sabcllius aan ie kleven,
en zijne eigene meeningen hardnekkig verdedigde.
Xa een rondgaauden brief aan zijne geestelijken over
hei onderwerp verzonden Ie hebben, belegde Alexau-
der cene tweede vergadering, maar deze werkte niets
uil. De volgelingen vau Arius namen ouder de gees-
telijkeu en lecken iu tëgypte, Syrië en Klein-Azië snel
loc, en daarom riep Aloxander, die bevond dal al zijne
pogingen om de toenemende ketterij tegen te gaan
geheel en al zonder vrucht waren, eenc synode van
Egyptische en Lybische bisschoppen, zamengesK ld
uil honderd leden, bijeen, waarop in 321 Arius vau
zijn ambt ontslagen en met zijne volgelingen van de
gemeenschap der kerk uitgesloten werd. Xa deze
beslissing rigtte de, bisschop van Alcxandrië brieven
aan vide vreemde bisschoppen, waarin het vonnis, dat
over Arius was uitgesproken, werd medegedeeld, en
zij aangemaand werden om met den ketter gecuc ge-
meenschap Ie houden. Middclcrwijl was Arius niel
werkeloos. Hij gaf ecu boek uil, Thalia geheelen, om
zijne leerstellingen ie verdedigen, en om ze meer alge-
meen te verspreiden, schreef hij eenc verzameling vau
volkszangen, waarin zijne bijzondere ineeuingen verval
waren. Met cenige der voornaamste bisschoppen vau
de Oostersehe kerk briefwisseling houdende, gebruikte
bij elke bewijsreden, die hij vinden kon, om beu lol
zijne zijde over Ie halen. Zijne inspanning werd mei
eengewensohton uitslag bekroond. Benige der invloed-
rijkste mannen iu de Oostersehe kerk stelden hunne
beste pogingen iu bel werk, om ecu vergelijk tusschen
Arius en zijn bisschop te treffen. Te .Vlexandrie was
Lucianus, presbyter van Auliochic tegen liet einde
der (lorde eeuw, opgevoed. Toen liij de bijzondere
beginselen van de verklaring der Schriften, door die
school gevolgd, ingezogen had, legde hij den grond-
slag van zijn wetenschappelijk stelsel over de vrije
grammaticale uiteenzetting van den bijbel; en daar hij
geen man van uitgebreide geestesgaven was, verviel
liij in de dwaling van Ie veel belang te hechten aan
bijzonderheden, met vcrwaarloozing van groote alge-
mecne waarheden. Hij werd presbyter van de Alcxan-
drijuschc kerk, en leeraar bij cene onafhankelijke kerk
dier slad, Baucalis gehecten. Ecnigen tijd vroeger
was hij diaken gewcesl van de kerk van Vlexandrie,
en dewijl hij zich in cenige godsdicustgcschillcn, die
er ontstaan waren, gemengd had, werd hij door l\'etrns,
bisschop dier kerk, in den ban gedaan. Toen echter
de zetel van Alexaudric door den dood van Petrus
opengevallen was, vernietigde de nieuw benoemde bis-
schop Achillas liet vonnis der uitbanning niel alleen,
maar hij wijdde hem ook iu 313 tol presbyter. Reeds
vroegtijdig schijnt Arius zeer verkeerde on onschrif-
luurlijke denkbeelden ten opzigte van den persoon
van Christus gekoesterd Ie hebben. Aan den reuen
kant nam hij Hem niet aan als God, gelijk met den
Vader, en aan den anderen kant verlaagde hij Hem
niet lol den rang van een inensch, maar bij kende J [eui
de grootste waarde toe, welke ecu wezen naast God
hebben kou, zonder bef onderscheid tusschrn dat wo-
zen en God geheel en al op Ie hellen. „God schiep ui\'
genereerde Hem\'\', om Neauders verklaring van de
ideëu van Arius te gebruiken, „om door Hem al hei
andere voori te brengen, daar de afstand tusschen God i
en de overige wezens Ie groot is, dan dat deze onniid-
dellijk door God konden voortgebragl worden. Lil
dien hoofde verwekte God, toen Hij besloot om bet
geheel der schepping in hel aanzijn te roepen, eerst
een wezen, Hem in volkomenheid zoo gelijk als bet
voor een schepsel mogelijk is, ten einde door dat wezen
de gchcele schepping voort te brengen. De namen
Zoon van God en Logos werden aan dat wezen ge ge-
ven, om het boven alle door hetzelve voortgebragte
schepselen ie onderscheiden, in zoover het, hoewel
even als alle schepselen alles aan den wil en de genade
des Scheppers verpligt, uogtaus de meeste verwant-
schap niet Hem bezit, en de Goddelijke rede, wijsheid
en niagt, ofschoon hel die namen slechts in oneigen-
lijkcn en overdragtelijken zin dragen kan, op de vol-
koioeusie wijze door hetzelve geopenbaard worden."
Wij moeien volstrekt niel denken, dal Arius zijn
wetenschappelijk stelsel vormde mei hei doel om
-ocr page 202-
ARIUS.
188
de iwisi /.«■> hevig geworden, dal de Ariaausche partij
zich van de kerk afscheidde en afzonderlijke plaatsen
urn godsdienstoefening te houden --lichtte, en Arius,
bevindende dal d< tegenkanting van de orthodoxe
partij te sterk \\i ;ts, vlood uit Egypte en zochl eene
schuilplaats in L\'alcMina. Het was gelukkig voor hem,
dal cenige mannen van veel gewigl in de kerk zijne
inzigleu oiuhelsd hadden. Dil was voornamelijk hel
geval incl Eusehius, bisschop van N\'iconiedië, die
Arius in zijn eigen li111^ ontving, en niet alleen zeil
Ariaausche ideën koesterde, maar al zijn invloed gc-
bruikte, die zeer groot was, om ze voort te planton.
Toen eindelijk ilc zake» daartoe rijp waren, slaagde
Eusebius in $23 erin, eene vergadering van Ariaausche
bisschoppen in Hithynië bijeen te roepen, welke een
brief aan alle bisschoppen zond, om hen te verzoeken
voort te gaan met kerkelijke gemeenschap met Arius
ie houden, niettegenstaande hij inden ban verkeerde,
en hunnen invloed te gebruiken bij den bisschop
Alexandcr, ten einde eene verzoening te bewerken.
Elke poging om den vrede te herstellen was echter
zender gevolg. De si rijd bleef woeden met evenveel
en zelfs nog meer geweld dan ooit. Eindelijk hadden
de zaken zulk eene hoogte bereikt, dat de liomeinschc
keizer Constantijn het noodzakelijk oordeelde om
persoonlijk tusschenbeidcii te komen, in het jaar
:\'>.\' 1 zond hij derhalve Hosius, bisschop vanCordova,
niet dcnzelfdeu brief naar bisschop Alexandcr en den
presbyter Arius, waarin hij zijn misnoegen over den
ongepaste» strijd te kennen gaf, en den twistenden
aan maande elkander als Chris! en-broeders Ie erkennen
hoewel zij op een bijzonder jniui van de Christelijke
leer mei elkander verschilden. Hosius nam echter de
ideen van Alexandcr tegenover die van Arius aan, en
zijne zending werkte niets uit.
Daar de poging van Constantijn om deeensgeziud-
heid in de Kerk te herstellen geheel en al zonder
gevolg was, zag hij, dat afdoende stappen genomen
moesten worden om de zaken ten einde te brengen.
Hij riep derhalve in .\'523 een algemeen concilie te
Nieten in ftithynië bijeen. Op deze beroemde kerkver-
gadering waren 3lb bisschoppen, voornamelijk uit het
oostelijk gedeelte van hel rijk, tegenwoordig, en onder
hen Arius, Alexandcr en diens vriend Athanasius. De
keizer nam zeil\'ecu werkzaam aandeel aan de beraad
slagingen van hél concilie, die mei veel wamde van
hi ide kameu gevoerd werden. De vurigste bestrijder
van Arius w;,^ Athanasius, die de grootc meerderheid
van het eniieilie mei zieli sleepte, en na lang gerekte
(iverweirim.\'1-ii hvm......>n tut hel besluit, dal de
Zoon niei van een gelijk, maar van hetzelfde wezen
I met den Vader en den Geest was. Hij deze gelegenheid
werd de bekende Nicaenischc geloofsbelijdenis aange-
j nomen, die de orthodoxe denkwijzen over den persoon
van Christus bevatte, welke tot op den huidigen dag
als geloofsregels in de Kerk gelden. Arius en zijne
leerstellingen werden op het concilie openlijk veroor-
deeld, en liet vonnis werd dom- bijna alle aanwezige
bisschoppen underteekend. Tc zclfder tijd word ook
eene andere klasse van ketters, de MexeHANEN (zie
ahl.) veroordeeld. De Arianen te Alexandrië, met de
Melctiaucii gemcenc zaak makende, bleven in een staat
van opstand niettegenstaande de beslissing van het
concilie, cu beschouwden Alexandcr en Athanasius,
wegens het werkzaam aandeel dat zij in de zaak ge-
nomen hadden, als hunne openlijke vijanden. De
Nicanische kerkvergadering, niet tevreden mei hel
veroordeclcu der Ariaausche leerstellingen, strekte
hare vijandschap tot liet ketterhoofd zelven uit, en
verkreeg zijne verbanning op bevel des keizers. Arius
bleet\'tol het jaar 3 £S iulllyricumiu ballingschap, toen
Constantijn door den invloed van zijn wannen vriend
Eusebhts overgehaald werd, om hem uit zijne verban-
ning terug te roepen, en hem zelfs naecnigen tijd eene
audiëntie toe te staan, bij welke gelegenheid hij den
keizer eene geloofsbelijdenis voorleidc, die iu zulke
voorzigtige bewoordingen verval was, en bijna uitslui-
tentl uil gedeelten der Schrift bestond, dal Constan-
tijn natuurlijk misleid werd, en Arius verlof gaf om
naar Alexandrië terug te keeren. Toen hij echter, in
hel jaar 331, die stad bereikte, weigerde Athanasius
hem in de gemeenschap der kerk op te nemen. Dit
leidde natuurlijk tot nieuwe twisten, of liever tot
eene herleving van de oude, en de Arianen, vereenigd
met de Meletianen, braken in open opstand uit. De
Ariaausche partij had nu, voornamelijk door den
invloed van Eusehius, de meerderheid in Syrië ver-
kregen, en eene synode, iu 335 Ie Tyrusgehouden,
zette Athanasius af, terwijl eene andere synode, iu
hetzelfde jaar Ie Jeruzalem gehouden, het vonnis
der uitbanning tenen Arius en zijne vrienden herriep.
Het ketterhoofd vond het echter onmogelijk om zich
Ie Alexandrië staande te houden, daar do invloed
van Athanasius, die Alexandcr als bisschop dier stad
was opgevolgd, te groot was. In liet jaar 330 ver-
trok hij naar Constantinopel, waar hij nogmaals eene
bijeenkomst met den keizer verkreeg, die zoo vol-
daan was over de geloofsbelijdenis, welke Arius
hem weder voorlegde, dat hij ecu bevel zond aan
Ylcxandcr, bisschop van Constantinopcl, om hein den
-ocr page 203-
ARIANEN.                                                                          lb\'J
herstellen. Ten gevolge van zijn vasthouden aan de
orthodoxe inzigtcn en zijn bepaalden tegenstand tegen
de A riaanschc en de Meletiaansche scheuringen, welke
gedurende vele jaren Alexandric, waar zijn lot hein
geworpen had, schokt en, sleet hij zijne dagen te niid-
den van onophoudelijke pogingen van den kant. zijner
vijanden, om zijn naam te bezwalkeu en zijn invloed te
vernietigen. En toen zijn tegenkantcr Arius eindelijk
plotseling werd weggenomen, merkte Athanasius aan,
in [daats van te juichen over den val van ecu kotter-
hoofd, dat voor hem de bron geweest was van veel
onrust en angst: „üc dood is het gewone lot van alle
mcnsclien. Wij moeten nooit juichen over den dood
van iemand, al is hij ook onze vijand, daar niemand
weten kan, of niet vóór den avond hetzelfde lot hel zijne
wezen zal." Het gebeurt niet zelden, dat, als de hoofd-
veêr van eene godsdienstige beweging weggenomen
is, de zaak die zoo naauw verbonden is aan zijne tegen-
woordigheid, in gevaar is van spoedig op te houden te
bestaan. Dit was bij den dood van Arius niet het geval.
De strijd, waaraan zijne beschouwingen oorsprong
hadden gegeven, werd, wel verre van op te houden,
met onverminderde lievigheid en kracht voortgezet. En
de reden hiervan is duidelijk. Hoewel het Ariauismus
het eerst een behoorlijk stelselmatigeu vorm aannam
in de handen van hem, die er zijn naam aan gaf, kuu-
nen de kiemen van het stelsel gevonden worden in
ecu aanmerkelijk vroegcren lijd, clan waarin hij leefde.
Wij vinden dan ook, dat Alexauder, bisschop van
Alexandric, sprekende over de ketterij van Arius, zegt,
dat zij is „de leer van Ebion, van Artemas en vau
1\'aulus Samotensis, die nu onlangs een nieuwen op-
stand tegen de godsdienst in de kerk maakte." Vol-
gens deze beschouwing der zaak is de oorsprong van
het Arianismus te vinden in den Joodschen geest, die
zich zeer vroeg in de Christelijke kerk begon te vertoo-
nen. Cerinthus en Ebion geloofden beiden, dal onze
Zaligmaker ecu Engcl-Mcnsch was; eene idee welke
geheel cu al dezelfde is als die, welke de Ariaansche
ketterij uitmaakt. Dat Athanasius ook liet denkbeeld
van den Joodschen oorsproug dezer belangrijke ketterij
koesterde, is duidelijk uit zijne eigene woorden. „Wij
zijn afgescheiden," zegt hij, „Vau hen diejudaïseren,
en hen die het Christendom niet het Jodendom ver-
warren, die, den God van God loochenende, als de
Joden spreken overeen God; niet dal zij beweren, dat
Hij de ecnige God is, omdat Hij alleen de ongegene-
reerde, en Hij alleen de Fontein der Godheid is; maar
omdat Hij onvruchtbaar is, zonder een Zoon, zonder
een levend Woord en eene ware Wijsheid."
volgenden Sabbath tof de communie toe te laten.
Oji den bepaalden dag wandelde Arius, in gezelschap
van Ëusebius en andere vrienden, door de straten van
Constantinopel naar de kerk. 0|> zijn weg daarheen
werd liij door eene plotselinge ziekte aangegrepen, die
zeer snel noodlottig werd, want. volgens het berigl van
Athanasins sliert\' hij op den avond van dien Sabbath,
cu gaf alzoo reden tot eene verdenking van den kant
zijner vrienden, dat hij vergiftigd was, of liever, dat
hij door tooverij was omgekomen, terwijl zijne vijanden
deze plotselinge en geheimzinnige beschikking als
een ontwijfelbaar oordeel des Hemels beschouwden.
ARIANEN, eene seetc die tegen het begin der
vierde eeuw ontstond. Zij ontleende haar oorsprong
aan Arics, ecu presbyter van Alexandric, die leerde,
dat Jezus Christus een schepsel was hooger dan cenig
ander geschapen wezen in liet heelal, maar niet,
zooals de orthodoxen beweerden, zelf God. Op het
Nicsenischc concilie, door keizer Constantijn in 325
bijeengeroepen, ten einde over de mceuingen van
Arius te beraadslagen, werden een aantal stellingen
van orthodoxie voorgesteld en door de Aviaansclie
partij aangenomen; ten laatste werd hun verzocht
hunne geschreven erkenning te geven van de leer, dat
de Zoon /louiootisiits fhro was, dat is: van hetzelfde
wezen met God. Dit konden Arius en zijne volgelingen
niet onderschrijven, en dien ten gevolge.\' werd hij ver-
oordeehl en verbannen. De man, die het meest tot de
zegepraal van de orthodoxe partij op de kerkvergade-
ringbijdroeg, was Athanasius, die bijzonder veel ijver
en scherpzinnigheid aan den dag legde, om de leer der
eenheid van wezen te verdedigen en de leer van Arius
te bestrijden. „Op het leerstuk der eenswezcndlieid
des Zoons met den Vader berustte, naar zijne over-
tuiging," gelijk Neander het uitdrukt, „de geheele
eenheid der Christelijke bewustheid van God, de vol-
komenheid der openbaring Gods in Christus, de reali-
teit van de verlossing door Christus tot stand gebragt,
en van de gemeenschap met God, door Hem aan de
mcnsclien medegedeeld." Athanasius gevoelde, dat de
Ariaansche leer te handhaven was, den wortel en den
grondslag van het geheele Christelijke leven te ver-
nietigen. Zulke denkbeelden koesterende van het over-
grootcgewigt der kwestie, weigerde deze uitmuntende
man vast, zelfs op gevaar van afzetting en verbanning,
om aan het bevel des keizers, om Arius cu zijne vrien-
den weder in de kerkgemeenschap op te nemen, te
gehoorzamen. Hij gevoelde, dat zijn pligi als getrouw
dienaar van Christus hem belette, om leeraars van
valsehe leerstellingen in de gemeenschap der kerk te
-ocr page 204-
ion
VRIANEN.
Tn volkonicu overeenstemming mei licl denkbeeld,
dal de Ariaanschc kelterij van Joodsehcn oorsprong is,
kan men haar beschouwen als in verband Ie staan mcl
de theologische school van Antioehié, waartoe Arius.
Euscbius van Nicomcdië eu andere voorname Ariancn
behoorden. \\^\' ij vinden, dat Paulus van Sam< >ata,
die in 272 op grond van zijne kettersche gevoelens
aangaande t\\vn persoon van Christus afgezet weed, tol
deze keek in betrekking stond. Oude .schrijver: deelen
ons mede, dat zijne ketterij eene soort van Judaïsmus
in de leer \\\\a*. Ook Lucianus, om digtcr te komen bij
den lijd van Arius, was een presbyter van Antioehié,
en werd in den ban gedaan, omdat hij kettersche
gevoelens over den persoon van Christus koesterde,
welke overeenkwamen mei die, welke later den naam
van Scmi-Arianismus ontvingen. En behalve Arius
/.elven, behoorden vou de dertien prelaten, die het
Ariauisiniis op het concilie van Nieaa beleden, niet
minder dan negen tol het Syrische patriarchaat. Gc-
(hircnde het geheelc tijdperk, dat van het Nica-nische
eon ilic in 3:2."> tol den dood van Constaiitins in 3(11
verliep, was Antioehié de hoofdzetel van de kettersche
partij, gelijk Alcxandrië die van de orthodoxe partij
was.
Veel van den geest, die tot de Ariaanschc ketterij
aanleiding gaf, kan toegeschreven worden aan de
scholen der Sophistcn, waarin hare leeraren opgevoed
werden. Over dit onderwerp merkt Dr. Newmau,
in een belangrijk werk dat De Ariancn der Vierde
Eeuw tot titel heeft. het volgende aan: —■ „Het
Arianismus stond in innig verband met de beslaande
Arislotcliaauschc school. Dit had men kunnen gis-
sen, al was er ook geen bewijs van het feit geweesl.
Maar wij hebben in de omstandigheden van zijne
L\'eseliiedenis werkelijk reden, om het te beschouwen
als eene loot van die scholen, waarin de dialectiek
onderwezen werd, die Aristotclcs als hare voornaamste
autoriteit erkenden, en bestuurd werden door onder-
wijzers, welke den naam droegen van Sophislen. In
deze scholen werden de hoofden der kettersche partij
opgevoed voor de rol, die liiin in de onlusten der Kerk [
w;is aangewezen. De welsprekendheid van Paulus
van Samosata blijk! uil den brief van hel concilie,
dat hem veroordeelde, waarin hij bestempeld wordt
mei den schandelijksten titel, waaraan een Sophisl
door de uitoefening van zijn beroep blool stond.
De bekwaamheid van Arius in de kunst van dispu-
tcren is wel bekend. Asterius was een Sophist van
heroen. Aelius kwam uit de school van een Aris-
loteliaan van Alcxandrië. Eunomius, zijn leerling,
die legen hel einde der regering van Constantius
het Ariaanschc stelsel op zijn oorspronkelijken basis
weder opbouwde, wordt door Ituffinus voorgesteld als
iiitinuntende in de disputeerkunst. Ook in een later
tijdperk worden dezelfde gcesl om te disputeren en
de vcrvalsehtc oorspronkelijkheid indircctclijk aan de
vrijdenkende school toegeschreven, in den wol beken-
den raad van Sisinuius aan Nectarius van Constanli-
nopel, (oen keizer Theodosius van den laatste cischte
den strijd weder te beginnen, om tot eene eindclijkc
regeling Ie geraken. Wel ervaren iu de theologie, en
wetende, dal bekwaamheid in hel redetwisten het le-
veu en het wapen der ketterij was, stelde Sisinuius den
Patriarch voor, om hel gebruik der dialectiek te laten
varen, en zijne tegenkanten sleelits uit te dagen om
een algemeen auathceui uil te sproken over al die
Anti-Nica?uisehc vaderen, welke geleerd hadden, wal
zij zelve nu als valschc leer aangaven. Toen hei middel
beproefd werd, wilden de ketters er niet iu toestaan
geoordeeld te worden door de meeningen der ouden,
en zij durfden ook diegenen niet vcrooitlccleu, die
door iedereen voor profeten gehouden werden. Hierop,
zeggen de geschiedschrijvers die het verhaal geven,
bemerkte de keizer, dat zij voor hunne zaak op hunne
bekwaamheid in hei redetwisten steunden, eu niet op
de getuigenis van de eerste Kerk."
Dikwijls is beweerd, dat de vermenging van hel
Platouismus met hel Christendom de geboorte aan het
Arianismus gaf. .Men kan niet ontkennen, dat in de
eerste Kerk de leerstellingen van Plato een grooteu
invloed hadden op de wijze van denken en tdtdruk-
king van menschen, die met een boog bespicgelenden
geest begaafd waren. Maar te /.elfder tijd kon Arius
moeijelijk gerangschikt worden ouder hen, die niet
de diepzinnige wijsbegeerte der Platonische school
gekleurd waren. Itij had meer aanleg voor de dia-
leetiek dan voor de philosophic. En daarom zijn de
gronden, die hij ten gunste van zijn stelsel aanhaalt,
eerder getrokken uit de scholen der Sophistcn dan uit
de geheimzinnige beschouwingen van de volgelingen
van Plato.
Aan Arius moei de eer worden toegestaan van
ooi-sprong Ie hebben gegeven aan de belangrijke
ketterij, die naar hem genoemd is. Zijne gelijktijdige
tegenkanten, Alexanderen Athauasius, schrijven ecn-
parig het Arianismus als een stelsel aan hem, en aan
hem alleen toe. \'Jok Sozomcuus berigt ons, dat Arius
de eerste was, die in de Kerk de leer van de scheppiug
r,i itiet-eeinriiihtid Fftu ilni Xnoit ritu God
invoerde.
Dit beschrijft iu korte woorden de gehecle ketterij,
-ocr page 205-
\\IA.                                                                          I\'.H
leekenen, maar iu allen gevalle beweerde hij ongeveer
vijfjaar later haai- aan Ie nemen, liet hoofd van de
orthodoxe partij op de kerkvergadering van Nicsea
was Athauasius, aartsdiaken van Alexandrië, die kort
daarna, bij den dood van Alcxaudcr, den bisschopszetel
dier stad verkreeg.
De Ariaansche twist was verre van met den dood
van Arius te eindigen. De kwestie was te belangrijk
om voor hare oplossing van een enkel persoon af
te hangen. Het voorkomen van den si rijd onderging
echter ecnige verandering len gevolge dezer gebeur-
tcnis. Ecnige aanhangers der Half-Ariaansche of
middelste partij, die door hunne persoonlijke be-
laugstelling in Arius weerhouden waren van zijne
bijzondere leerstellingen te vcroordeelcu , kwamen
nu te voorschijn om openlijk Ie verklaren, dat zij
van zijne inzigten geheel en al afstand deden. Eene
andere gebeurtenis van groote belangrijkheid had
spoedig daarna plaats, namelijk de. dood van keizer
Constantijn in het jaar :S.\'S7. Coustautius, die hem
in het Oosten opvolgde, nam nog meer dan zijn
vader aan de heerschende twisten deel. Hij werd een
ijverig en vurig aanhanger van de Ariaansche of
Auti-Xica\'nische partij. De discussién, die hij aan
het hol\'hield, werden door alle klassen nagevolgd,
zoodat, zooals Gregorius van Xyssa verhaalt, hel
llomootttiou besproken werd in de winkels der bakkers,
aan de tafels der geldwisselaars, en zelfs op de mark!
voor oude klcederen. „Vraag naarden prijs van hel
brood," zegt Gregorius, „gij krijgt tot antwoord: De
\\ ader is grooter dan de Zoon, en de Zoon onderge-
schikl aan den Vader. Vraag of het bad gereed is, en
men antwoordt u: De Zoon van God werd uil niets
geschapen." Terwijl Constantius, die inliet Oosten
regeerde, de zaak der Ariaueu met warmte omhelsde,
begunstigde Constant ijn de jongere, een andere zoon
van den overleden keizer, die in het bestuur van ecu
gedeelte van het Westen was opgevolgd, de orthodoxe
of Anti-Ariaauschc partij. Een van de eerste stappen,
die bij na den dood zijns vaders deed, was Athauasius
naar Alexandrië terug Ie zenden, liet Oostelijk en
liet Westelijk gedeelte van het rijk geraakten nu in
volkomen opstand tegen elkander. De gunst door
den jongeren Constantijn aan hel hoofd der catholicke
partij betoond, werd begroet met de bevestiging van
de afzetting van Athauasius op eene vergadering, die
te Antiochië ouder het gezag van Constantius bijeeu-
kwani. Jlen vreesde nu, dal er eene scheuring tus-
schen de Kerk van het Oosten en die van het Westen
zoude plaats hebben. De zaken namen klaarblijkelijk
die wij im overwegen. Haar stichter, uitgaande van de
schriftuurlijke benaming van Christus als den „Zoon,\'\'
beweerde niet, alleen de noodzakelijke minderheid
dan de Vader, welke door het idee van Zoonschap
aangeduid werd, maar ook de noodzakelijke poste-
rioritcit, mei betrekking lot den lijd van liet bestaan
des Vaders, en wal hij als een noodzakelijk gevolg
hiervan beschouwde was, dat er een tijd moet geweest
zijn, waarop de Zoon niet bestond, en dal Hij ge-
vormd moet zijn geworden van wat er eens niet was.
Deze gehcole wijze van redenering is klaarblijkelijk
valsch, daar zij gegrondvest is op ccue valsche over-
eenkomst tusschen het Zoonschap van een Goddelijk
persoon en dat van ecu gewoon mensch. Arius
vergat, dat de natuur van God noodzakelijk cene
geheimzinnigheid moet zijn, en dat gecne redenering
gezond kan zijn, die haar vergelijkt met de natuur
van een geschapen wezen. Vóór zijn tijd waren er
reeds ketters lol dezelfde dwaling vervallen. Om de
Goddelijke mei de menschelijke natuur in overcen-
stcmniing te brengen, loochende Sabellius hel. onder-
scheid van personen in de Godheid. Met hetzelfde doel
ontkende Panlus van Samosata, en later Apollinaris,
het bestaan des Woords en der menschelijke ziel als
te zanien in den persoon van Christus. Arius verviel
in deze beide dwalingen, en toch stemde hij zooverre
met. de catholicke of orthodoxe partij in de Kerk
overeen, dat hij gereed was, om aan den Zoon alles toe
te schrijven, wat: gewoonlijk aan God toegeschreven
wordt , Zijn naam, gezag en niagt, in het kort alles,
behalve de natuur of hel wezen, dal niet medegedeeld
kan worden. Daarom was in de geloofsbelijdenis,
die de Ariaansche partij op het concilie van Nicira
vertoonde, en die opgemaakt was door den beroemden
kerkgeschiedschrijver Eusebius van Ccsarca, allever-
wijzing op de onsia of de wezenlijke natuur wegge-
lalcn, maar aan den Zoon van God elke eereuaam en
waardigheid, behalve homooitsios of ccnswczciulheid
(niet den Vader) toegekend. Dit was echter slechts
het betwiste punt vermijden. Het verschil tusschen
de twee partijen op het concilie was het hoofdpunt,
daar de cenc beweerde, dat Christus een schepsel
was, en de andere, dat, Hij God zelf was. De beslis-
sing van het concilie was eene geloofsbelijdenis aan
Ie nemen, welke bekend is onder den naam van de
Nicocnische geloofsbelijdenis, en in zeer duidelijke
bewoordingen het orthodoxe en Anti-Ariaansche ge-
voelen over den persoon van Christus beval. Het is
twijfelachtig, of Arius al of niet overgehaald werd
om dez.e geloofsbelijdenis op het concilie Ie onder-
-ocr page 206-
19-2
A MANEN.
pen zeer ernstig voorkomen aan. De bisschoppen te
Antiochië verzameld wan-u nicl tevreden met liet
vonnis der afzetting over Atlianasius uit te spreken,
maar stelden ook een opvolger aan, die op verzoek en
in naam des keizers door cene gewapende tnagt kIs
bisschop van Alexandrië geïnstalleerd werd. Te luid-
den van het daaruit volgende gewoel had Atlianasius
tijil om ti\' ontsnappen, en vond hij cene schuilplaats
in de nabijheid der stad. Na korten tijd trok hij naar
Rome, waar de afzetting op eene synode, die in 3 I:\'
bijeenkwam, Ier zijde gezel, en hij als bisschop erkend
werd.
De strijd tusschen de Üostcrscbc en de Westcrschc
kerk woedde verscheidene jaren mei steeds toenemend
geweld, landelijk werden de twee keizers Constantius
en (\'onstans door den invloed der Rooi.ische kerk over-
gehaald, om te zanicn in 347 een algemeen concilie te
Sardica in lllyrië bijeen te roc)ien, om, zoo mogelijk,
ecu einde te maken aan de ongepaste twisten, die
tusschen de twee kerken over de Ariaansche kwestie
gevoerd werden. Op dit concilie werd de Oosterschc
kerk vertegenwoordigd door zes en zeventig liarer
bisschoppen, terwijl meer dan drie honderd van de
VVcstcrsehe bisschoppen tegenwoordig waren. De ge-
sehilvoeringcii, ilie er plaats hadden, dienden slechts
om de breuk grootcr te maken, in )i!aats van die te
heiden. IJe bisschoppen van het Westen eischten,dal
Al hanasius cu zijnen vrienden toegestaan zoudeworden
om de vergadering in de hoedanigheid van bisschoppen
bij Ie wonen, en daar de bisschoppen van het Oosten
weigerden om lot dit punt hunne toestemming Ie ge-
vcn,had er eene geheele vrcdebrcuk tusschen de twee
partijen plaats, üc Westersche bisschoppen gingen
voort met hunne zit tingen te Sardica te houden;
de Oosterschc trokken naar Philippopolis in Thracië,
waar zij hun vonnis van afzetting tegen Atlianasius en
zijne vrienden hernieuwden, en tol .fulius, bisschop
van Rome, uitstrekten. Het concilie van Sardica aan
i\\v\\\\ anderen kant, verlaten zijnde door de Oosterschc
partij, bevestigde de beslissing van de synode van
Home, die Atlianasius als wettigen bisschop erkend
had, ondanks zijne afzetting door liet concilie te An-
tiochiü. De band der broederschap tusschen de twee
kerken werd nu geheel en al vancengescheurd. De
verbittering door de geschilvoeringen opgewekt werd
eiken dag heviger, en in hel jaar .\'i H) werd Gregorius,
Ariaansch bisschop van Alexandrië, vermoord. De
vrees van keizer Constantius was nu gaande gemaakt,
en daar hij geheel en al onder den invloed van de
Ariaansche parlij was, werd hij gemakkelijk overge-
haald, om krachtige maatregelen tegen Atlianasius en
zijne vrienden te nemen. Twee orthodoxe bisschoppen
werden eerst op de synode van Sirinium afgezet, en
dit gedaan zijnde spanden de keizer en de Ariaansche
partij al hunne krachten iu, om den ondergang van
Atlianasius zclven Ie bewerkstelligen. I)c populariteit
van dezen uitstekenden godgeleerde was echter Ie
Alexandrië zoo groot,dat men, om daartoe Ie geraken,
tot geene gewone lisl zijne tocvlugt kon nemen. De
onwaardige strikken, die gespannen werden, worden
aldus door Neandcr beschreven:
„Intusschen zocht Constantius Atlianasius, waar-
schijnlijk niet opzet, gerust te stellen, ten einde des
te zekerder zijnen slag te kunnen slaan, en onrustige
bewegingen onder hel Alcxandrijusche volk te voor-
komen. Toen de genoemde kerkvoogd liet eerst, van
de woelingen zijner tegenstanders hoorde, schreef de
keizer hem ecu korten brief, waarin hij hem veiligheid
beloofde, en aanspoorde om zich in de bediening van
zijn ambt door niets te laten sloren. Hierop steunende,
verklaarde Atlianasius, toen later sommige personen,
die zich voor afgevaardigden des keizers uitgaven,
hem geboden zijne gemeente te verlaten, dat hij op
keizerlijk bevel te Alexandrië mocsl blijven, en zich
ei rst dan genoodzaakt en geregtigd zou achten van
de kudde, door den lieer aan zijne herderlijke zorg
toevertrouwd, te scheiden, wanneer zulks hem door
den keizer zclven, of voor het minst door een schrifte-
lijk bevel in zijnen naam, werd gelast. Diensvolgcus
ging hij voort in de uitoefening van zijn bisschoppelijk
ambt, totdat inden nacht van den negenden Februarij
des jaars 356, de Dux Sirianus, niet verwaarloozing
van allen eerbied voor het heilige, en vergezeld van
cene gewapende schaar, de kerk binnendrong, terwijl
Atlianasius met een deel zijner gemeente zich door
bidden en zingen voorbereidde voor de godsdienst-
oefening, die, naar Alcxandrijiisch gebruik, Vrijdag
morgen zou gehouden worden. Atlianasius alleen be-
hield, onder het getier der ruwe soldalen, zijne tegen-
woordigheid van geest. Alvorens aan zich zelf te
denken, zocht hij de aanwezige leden zijner gemeente
tol bedaardheid te vermanen, en voor hunne redding
te zorgen. Kalm bleef hij op zijn bisschoppelijkcn
zetel zitten, terwijl hij den diaken beval, om voort te
gaan met het voordragen van den honderd zes en
dertigsten psalm, waarbij de woorden: „En uwc goc-
dcrlierenbcid is in eeuwigheid" telkens door het koor
der gemeente gezongen werden. In spijt daarvan
drongen echter de krijgsknechten hoe langer hoe die-
per, tot binnen het Heilige der Heiligen, in de kerk
-ocr page 207-
\\RIANEN.                                                                           1\'Cj
van het woord ouniit, wezen, te gelijk de. HoiuooKria,
eeiisuezendheid, en de llijmoiousii\', gelijkwezeudheid,
getroffen werden. Het duurde niet lang. of deze
zaïiiengcslelde twist bereikte de ooren vau den keizer,
die daarop besloot om een ander algemeen concilie
bijeen te roepen, ten einde de eenheid in de Kerk
Ie herstellen. I) >or invloed van de hofpartij werd dit
besluil iu zoo verre gewijzigd, dat er twee coueiliën
in plaats vau een veigaderden: een 1 lostenenconcilie
Ie Seloueia iu Isaurie, en een Hes!erseli eoneilie te
Ariminum (Itiniiui) in Italië. Deze eoneiliën kwamen
iu het jaar .\'55\'.) bijeen, en de uitslag was. dal ilemeer-
derhei)! van liet eoneilie o- Ariinininin hare goedkeu-
ring aan de .\\iea-iiisehe geloofsbelijdenis gaf, terwijl
de meerderhei)! van hel concilie te Scleueia haar zegel
aan de vierde Allliochisehe gel) ofsbclijdcuis hechtle.
De twee beslissingen moesten daarop den keizer voor-
gelegd worileu, die persoonlijk eu door middel vau
anderen er in slaagde zoodauig op beide partijen te
werken, dal er eindelijk eene geloofsbelijdenis werd
aangenomen, die alle voorstelleu betredende de uu-
lia,
hel wezen, al- onsehrift matig verbo)»l, eu slechts
in hel algemeen verklaarde, dal de Zoon van God
gelijk aan den Vader was. zooals ile Heilige Schriften
: leerden. Deze geloofsbelijdenis werd door een concilie,
| in J160 te Constantinopel gehouden, bekrachtigd, en
werd eindelijk bijna overal aangenomen.
Door middel van deze schrander uitgedachte schik-
kiug, en bedreiging van afzetting en verbanning van
al degenen, die er niet in vv Uden toestemmen,slaagde
Constant ius er in ecu einde Ie maken aan allegcseliil-
leu over de leer. Hei was echter niet te verwachten,
dal zulk eene wijze om een ingewikkeld theologisch
| vraagstuk op te lossen, blijvend zou werken. Naauwe-
i lijks was liet leven van keizer Constantius ten einde,
en zat er een Heidensch keizer op den troon, of de
! zaken namen eene geheel andere rigtiug. Alle partijen
i kregen nu volkomen vrijheid van handelen, en namen,
als een natuurlijk gevolg daarvan, weder dezelfde
stellingen in tegcuoverelkaai als vroeger. Dit duurde
i voort onder de regering van keizer .lovianus, die,
hoewel hij de Xieienischc leer aannam, hel toch zijn
\' pligl rekende, nooit niet zijn gezag in zaken, die. tol
de Kerk behoorden, tusschenbeiden ie treden. Hci-
zelfde beginsel werd door zijn opvolger Val) iiliuiauus
aangenomen, wiens broeder \\ aleus een ijverig Ariaan
was. Aan dezen had \\ alentiuiauus hel best uur van hel
Oosten toevertrouwd, en daar hij wreed en liecrsch-
, zuchtig vau aard was, gebruikte hij zijne verhevene
stelling om de orthodoxe geestelijkheid te vervolgen
door, zoodal mouiiikeu, geestelijken en leeken om
strijd Athanasius aanspoorden zich aan de liandcn
zijner vijanden Ie onttrekken; maar eerst nadat de
meeste leden zijner gemeente zich verwijderd hadden,
liet hij zich voortslepen, en ontkwam aldus aan de
soldaten, die hem moesten gevangen nemen, in zijne
plaats drong men nu weder een volstrekt wcrelds-
grziud, hartstogtelijk en onbeschaafd menseli, den
Cappadociër Gcorgius, mei geweld van wapenen aan
de Alexandrijnsehe gemeente op. Kn terwijl daarbij
in den naam der godsdienst allerlei gruwelen wei-den
gepleegd, vond At hanasius, die met den ilood bedreigd
en tol Aiixuma in Ethiopië vervolgd was, ecne veilige
schuilplaats ouder de Egyptische monniken."
l>e Ariaansche parlij had uu door hel geheele
Ronieiusche rijk hel overwigt. Evenwel bragl de
verwijdering van den man. legen uien de haal een
vast bondgenootschap tussuhen anders verdeelde god-
geleerden gevormd had. eeue oogeublikkelijke uit -
breking van tot nog toe onderdrukte verbittering
teweeg. De Ariaansche en Half-Ariaausche partij
plaatsten zich nu tegenover elkander; de eerste werd
aangevoerd door Eunomius, de andere door Basilius
van Aneyra, die grooten invloed op keizer Constant ius
niioeleude. He hofpartij, begeerijr om deze inwendigt
verdeeldheid te onderdrukken, die de Ariaansche
partij in stukken dreigde Ie scheuren, had invloed ge-
üoeg om Ie verkrijgen, dal Ie dien einde de volgend)\'
geloofsbelijdenis opgesteld werd: „Daar zooveel on-
lusten ontstaan zijn uil de onderscheiding van de
eenheid van wezen of de gelijkheid vau wezen, zoo
zal voortaan niets geleerd of gepredikt worden be-
trckkelijk hel wezen van den Zoon van God, omdat
ever (lat onderwerp niets ie vinden is in de Heilige
Schriften, en uiudal liet er een is, dat de maat van het
incnschclijkc kenvermogen te boven gaat." De hoof-
den van de Semi- of Half-Ariaanschc partij zagen in
deze Sirmiaansche geloofsbelijdenis — zoo genoemd,
omdat /.ij te Sirmium in Bencdcn-Paunonië opgesti ld
was - eene poging om de onderdrukking van hunne
bijzondere leerstellingen te bewerken, en de zege-
praal der Kunomiauen ie verzekeren. Daarom riepen
zij in .\'i58 eene synode Ie Aueyra bijeen, waarop een
lang en wijdloopig document werd opgemaakt, dal
hunne inzigten over de gelijkheid van wezen lussehen
den Vader en den Zoon Clloiiioiotmai uiteenzette,
tegenover de N:icanisebc geloofsbelijdenis en de Eu-
uomiaansche artikelen, en te zelfdcr tijd de Kerk
waarschuwde tegen de nieuwe geloofsbclijd)\'iiis, die
Ie Sirmium was opgesteld, waarin, dooi weglating
-ocr page 208-
194                                                                          ARIANEN.
het Rouieinsebe rijk, die tot het Christendom waren
bekeerd, \'l\'oeu de Wandalen in het jaar 430 Noord-
Afrika in bezit genomen hadden, stelden zij van tijd
lot tijd hevige vervolgingen in legen de aanhangers
van de Nicg\'iiisehe leer.
Kort na de Hervorming begon zich het Arianismus
in Kugeiaud Ie vertooueu, waar liet zich met aanver-
waute ketterijen eenigermate schijn! uitgebreid te
hebben, zoodal in 1560 door de aartsbisschoppen en
bisschoppen ecu Insluit werd uitgevaardigd, hetwelk
inhield, dat onverbeterlijke Arianen, Pelagianen of
\\ \'rijo-wil-manueii in de gevangenis zouden worden
gezel en dwangaibeid zouden verrigten, lotdat zij
berouw zouden gevoelen over hunne dwalingen. Twee
Arianen werden onder de regering vau Jacobns 1.
gest rail.
Tot aan hel begin der vorige eeuw werd er weinig
meer vau den Ariaanschen twist gehoord, toen hij in
Engeland weder in het leven werd geroepen door
vV\'histon, Enilyn en Dr. Samuel Clarke. Laatst gc-
iioemde godgeleerde was een boog of Half-Ariaau,
maar de twee eerstgenoemde personen waren lage
Arianen, die den Zoon vau God tol den rang vau een
wezen op een engel gelijkende, van een schepsel uit
niets gemaakt, verlaagden. Sedert dien tijd is het
Arianismus bijna geheel uit bel oog verloren, en zij,
die lol Ariaauselie gevoelens aangaande den persoon
van Christus overhelden, zijn gewoonlijk overgegaan
lot de Sociuiaanscbe of, zooals zij zich zelve noemt,
Unitarische partij, die den Verlosser tot eeu gewoon
inensch verlaagt.
Hei Arianismus heeft echter in Ierland meer dan
in Engeland vasten voet gehouden. Gedurende de
regering vau George I. schijnt hel in dat land het
hoofd Ie hebben opgestoken, en aanhangers onder de
Presbyteriaansche leeraren te hebben gevonden. Tus-
sehen 1 705 en 17 — ."> werd er een scherpe strijd over dit
onderwerp gevoerd, die feu laatste eindigde met de
afscheiding van de Presbyteriaansche kerk van acht
leeraren, die Ariaauselie beginselen toegedaan waren,
en zich tot een afzonderlijk kerkelijk ligebaain ver-
eenigden, dat den naam van Presbyterium ritu dntrim
aannam. Deze kleine afscheiding zuiverde echter
de Presbyteriaansche synode niet geheel van den
znurdecsem van het Arianismus, dat in tegendeel nog
voortging mei zich in <\\m loop der vorige eeuw in hel
geheim te verspreiden, toldal eindelijk de aandacht
getrokken werd op hel ernstige en onrust barende feit,
dal een vrij groot aantal leeraren, die lot de synode
behoorden, Ariaauselie leer had ingezogen en wer-
en te onderdrukken. Voorbeeldigebisschoppen werden
vau huune kuddni losgescheurd, ru hunne plaatsen
werden door do onwaardigste personen bezet. De
Half-Arianen, die ook aan de harde behandcliug vau
Valens blootstonden, maakten natuurlijk mei de regt-
zinuigen tegen de Ariaauselie parlij gemeeue zaak,
en hunne sympathie in rampen leidde trapsgewijze
tol eene sympathie in leer. De Nicwnischegeloofsbc-
lijdenis werd als een band van vereeuiyimi\' aangcno-
men, en toen Theodosius de Groote den keizerlijken
troon beklom, was de Nictenische partij zoo goed
gevestigd, dat in hel jaar .\'ISO eene wet werd aauge-
nomen, waarbij bepaald werd, dat alleen /.ij, die de
Xicienische leer over de eeuswezendheid van den Zoon
en den Vader onderschreven, in hunne kerken inogten
blijven. In November vau hetzelfde jaar hield Thco-
dosius zijn zegevierenden inlogt iu( \'onstautinopel, en
bevindende dat de Ariaauselie bisschop Demopliilus
en zijne partij in hel bezit der kerken waren, terwijl de
regtzinuige bisschop en diens kudde in een gewoon
huis hunne godsdienstoefening hielden, gaf hij Demo-
jiliilus de keus, om de Nieseuische geloofsbelijdenis te
onderteekiiien ol\'dckerkentc verlaten. De Ariaauselie
bisschop koos liet laatste, en zijne parlij werdgedwou-
gen om ie (\'onstautinopel builen de stadsmuren te
vergaderen, dat de Arianen tot de zesde eeuw deden.
Theodosius was besloten om al zijne pogingen in
lic! werk te stellen, ten einde de zegepraal der Nica-
niselic leer te voltooijen, en daarom besloot bij een
tweede algemeen concilie te (\'onslaiitiuopol bijeen te
roepen, met hel doel om (lil geliefkoosde pl;\\n Ie vol-
voeren, en te zcH\'der lijd Gregorius van Xazianzc als
bisschop van de hoofdstad vanbet Oostersch-Romein-
selie rijk in te wijden. Deze laatste plegtigheid werd
tijdens de zilliie. door Meletius, bisschop van Antio-
ehic, verrigt, die om zijn ge vorderden leeftijd en zijne
waardigheid geroepen was. om bij de beraadslagingen
voor Ie zitten. Korl na zijne aankomst te Constanti-
nopel stierf Meletius, en volgens den wenscb van
den keizer werd Grcgorins tol de vaardigheid vau
patriarch verheven. Deze benoeming bclcedigde de
Egyptische en \\\'\\ cstersche bisschoppen zoodanig, dal
de nieuwe waardigheidsbekleder afstand zocht te
doen van zijn verheven ambt, en daartoe verlof kreeg.
liet concilie besliste ten gunste van de Nictenische
geloofsbelijdenis en veroordeelde de Ariaauselie leer.
Van dien tijd (-\')^Jj afhield hel Arianismus op eene
ketterij te zijn, die door een aanzienlijk gedeelte in
de Kerk aangekleefd werd, maar hel hield stand onder
de ruwe en barbaatsclie natiën aan de grenzen van
-ocr page 209-
AHIVIUDlS.
\'Ja
kclijk onderwees. Men begon een onderzoek in te
stellen, en er werd bevonden, dal niet minder dan
zeven cu dertig leeraren schuldig verklaard werden
van de Ariaansclie ketterij aan te hangen. Van deze
scheidden zich in 1S.\'50 zeventien af, die zich tot
cene afzonderlijke synode, onder den naam van de
Rkhonstuaxtsche Synode van Ulster (zie ald.),
vereenigden. Het Presbyterium van Antrim is sedert
dien tijd mei dit ligchaam vereenigd. l)e Ariaanschc
gemeenten worden voornamelijk in de graafschappen
Antrim en Down gevonden. Er zijn ook eenige ge-
meenten in liet zuiden van Ierland, die de Synode van
-Munster uitmaken, welke allen tot voor kort Ariaausch
of Sociuiaansch waren. De Ariaansclie zoowel als de
regtzinuigePresbyterianen van Ierland ontvangen liet
Regiitm Ihuum, of de toelagen van het gouvernement,
voor de ondersteuning hunner leeraren. Zie Acacia-
NEN, -EllANEN, EUNOMIANEN, PsATHÏlUANEN, SEMI-
AlUANKN.
A1UVURDIS (Khuli\'i-eudei- zint), eeue secte diein
Azië,en voornamelijk in Armenië cu de aangrenzende
lauden, bestaan heeft, waar zij zich van oude tijden af
had staande gehouden. De secte ontleende dezen naam
aan hare aanbidding Avv zon. Hare leer was voortge-
sprotenuit ecue vermenging der vereering van ()riuuzd
(zie Abesta) met eenige element en van bot Christen-
dom. Tusschen de jaren S\'.V.i en 851 kreeg deze secte
eennieuw voorkomen eu ecu nieuw leven door zekeren
Seinbat, die tot de provincie Ararat behoorde. Deze.
die door geboorte en opvoeding ecu Paii.ii ia \\n was
(zie ald.), kwam in aanraking met ecu Perzisch gences-
beer en sterrekundige, Medselinsie grhce1.cn, en wen!
door diens invloed er toe gebragt,om te beproeven
cene nieuwe vereeniging van liet Parsismus nut liet
Christendom tot stand te brengen. Hij vestigde zich
in een dorp, Thondracgenaamd, en daarom kreeg zijne \'
secte den naam van Thondraceuers. Men zegt van hen, \\
dat zij de leer eener Voorzienigheid, van een leven na
den dood, van de genade des Heiligen Geestes, alle ,
zedelijkheid en de sacramenten der kerk verworpen
hebben, en dat zij geene wel of beteugeling van eeni- \'
gerlei soort erkenden, maar beweerden, dat er geene j
zonde en gecne straf was. Dit verslag van hunne, leer,
dal uit Armenische bronnen geput is, moet mei veel
wantrouwen ontvangen worden. De Arivurdis werden .
met veel hardheid dooi- de geestelijken behandeld en
streng vervolgd, en toch behielden zij liuii staiidpiinl,
en verspreidden zij zich zei I\'s wijd en zijd over Armenië.
1\'in anderen ie weerhouden van zich hij beu aan ie
sluiten, werden vele Arivurdis door hunne vijanden
mei liel beeld van een vos gebrandmerkt, als eentceken
van dcu ketter, die sluw in den wijngaard des lleeren
sluipt cu dien tracht Ie vernielen. >< iel tegenstaande
alle middelen, die gebruikt werden om den voortgang
der secte tegen te gaan, bleef zij toenemen in leden.
„Vooral nam," zooals wij van Meander vernemen, „die
uitbreiding toe, toen omstreeks hel jaar 1002 de bis-
schop Jacobus, het geestelijk opperhoofd der provincie
Itarkh, tot haar overging. Daar echter juist in Armenië
het Christendom door bijgeloof, ceremoniedieust en
vermenging met .Ti lodsehe best anddeelen, die hier meer
nog dan elders heerschappij hadden verkregen, zeer
verontreinigd was, zoo blijft hel voor hel minst Ivvij-
t\'elachtig, of door de verdedigers der heerschende
kerkleer niet alles, wat tegen die vreemde bcstunddee-
len zich verzette, cu daarin met de l\'aiilieiauen ovcr-
eenkwam, zouder grond eu niettegenstaande het van
geheel andere beginselen uitging, aan den invloed der
laatsten werd toegeschreven. liet zou dus allezins
mogelijk zijn, dat de bisschop Jacobus, onafhankelijk
van de l\'aiilieiauen, door hel onderzoek der Heilige
Schrift en der oudere Kerkleeraars tol zijne hervormde
werkzaamheid was geleid, eu dal vermoeden wordl
versterkt, wanneer wij zien, dat twee synoden hem niet
van ketterij overtuigen konden. Maar al stond hij iu-
derdaad niet de 1\'aiiliciaucn in verband, zoo behoorde
hij toch ongetwijfeld tot de beteren onder hen, die, in
dengeesl vanMarcion, de Apostolische eenvoudigheid
zochten te herstellen, enhe! Christendom vnuJoodsehc
beslanddeelen wilden zuiveren. Zijne hevige vijanden
erkennen althans zelve, dat hij in strenge onthouding
leefde, eu daardoor onderscheidden zich ook zijne
priesters, die, onder het opzeggen van psalmen, het land
alsboetpredikersdoortrokken. Hij en zijne aanhangers
waarschuwden de meusehen tegenhel valsche vertrou-
vvi\'ii oj) de mis, op offergave, aalmoezen en kerkelijke
gebeden, als middelen waardoor men vergeving van
znnden verwerven kou. Den zondaar, zeiden zij, kunnen
alleen zijne eigene werken helpen; cene uitdrukking
die gemakkelijk verdraaid en in oenen zin uitgelegd
kon worden, dat al hei overige door lieu voor nietig
werd verklaard. Ook tegen bel offeren van dieren, dat
mede in de Armenische kerk in zwang was, verbiel\'
Jacobus zijne stem. Toen eens sommige zijner aan-
bangers zagen offeren, als eeno offergave voor iemand,
die gestorven was, zeiden zij: „Arm dier, hij, voor
wien gij geofferd won It, heeft zijn leven lang gezondigd
eu is gestorven; maar wal heb! gij gedaan, dal gij met
lii\'iu sterven moet\'"" Jacobus vond veel ingang onder
de geestelijken, de grooteu en het volk, toldal de ea-
-ocr page 210-
ii DEK GETUIGENIS.
gaan: eu uaaiiwclijks hadden deze hunne voelen inge-
doopt iu hel uiterste van hel waler, of, zooals ons
berigl wordt iu .loz. III : 17, „zij stonden steenvasl
op liel drooge, in hel midden der Jordaau: en gauscli
Israël ging over op hel drooge, totdat al bet volk
geëindigd had door de Jordaau Ie trekken." Aldus
over de rivier gebragt zijnde, bleef de ark ecuigcutijd
te Gilgal, van waar zij naar Silo overgebragf werd.
De Israt lieten, die de tegenwoordigheid van dit hci-
lige symbool hoogelijk waardeerden, bragten hel naar
hunne legerplaats over; maar iu hunnen oorlog niet
de l\'hilisf ijncu viel hel in de handen van dit afgodische
volk. hetwelk de ark in di\'n tempel van den afgod
Dagon hij diens beeld plaatste. JLet beeld viel echter
op het aaugezigl Ier aarde voor de arke des llecrcn,
eu nadat liet weder op zijne plaats gezet was, viel het
nogmaals ter aarde, eu brak het hoofd en de beide
palmen zijner handen. Daar de Pbilislijneii met het
Goddelijk oordeel bezocht werden, als straf omdat
zij de ark bij zich gehouden hadden, zonden zij haar
zonder verder uitstel naar de Israëlieten terug. /,ij
hield stil te lieth-Scmes, waar vijfl ig duizend mannen
door den dood werden getroffen, dewijl zij zieh Gods
toorn op den hals haalden, omdat zij nieuwsgierigen
hciligsch\'\'ndcml er iu hadden gezien, /.ij werd toen
te Kirjath-.leaiim geplaatst, en daarna te Xob. David,
wensehendi\' haar van kirjat h-Jcaiitu Ie verwijderen,
besloot eene wijze van vervoer aan Ie nemen, welke
van de gewone —die van haar op de schouders te
dragen — v ersehilde. II ij plaatste haar op een nieuwen
wagen, getrokken door runderen, eu toen deze strui-
keldcll, strekte l\'zza zijue bami uit om haar legen te
houden, voor welke onbedachtzaamheid hij onmiddel-
lijk doofden dooi I getroffen werd. Dit ontzagwekkend
oordeel dvi-A Dat i<l zoo zeer ontstellen, da! hij de ark
gedurende drie maanden in bet buis van Obed-Edom
liel, waarna bij haar naar Jeruzalem overbrugt.
Mij bet bouwen van den tempel door Salomo werd
de ark in de aanspraak plaats of bel heilige der heiligen
gezet, waar zij bleet\' lol aan den tijd van de laatste
koningen van Juda, die, tol afgoderij vervallen zijnde,
hunne afgoden tot zelfs iu den heiligen tempel plaats-
ten. De Hebrecuwsche priesters, die zich aan de
ontheiliging ergerden, namen de ark weg, en voerden
haar rond van plaats lot plaats. Toen de goede koning
Josia den troon beklom, werd zij\'weder naar hare
plaats in den tempel teruggebragt. De liabbijuen
hebben veel getwist over hetgeen er van de ark werd,
toen di\' tempel door \\ebukadnezar werd vernield.
Als zij me! de heilige vaten naar liabvlonovergebragt
Kir,                                           \\lik DES VERBONDS
tholieos of eerste bisschop der Armenische kerk er iu
slaagde, liein door list iu zijue inagt te krijgen. Deze
liel hem, mei liel teeken der ketterij gebrandinerkl eu
vergezeld van een omroeper, die hem als keiler bekend
makenenaaudeopeubarc verachting prijs gev en moest,
overal rondleiden, en vervolgens inde gevangenis vycr-
pen. Maar uit dien kerker ontsnap!, werd Jaeobus
later dom zijne vijanden gedood."
Altk DES VERBONDSofDERGETL\'IUENLS,
een koffer of kist in den ondeu Joodschen tabernakel
en tempel. De znmen-ielling van deze heilige kist ■
wordt aldus door Mozes in Exod. XXV : 10—1 ti be-
schreveu: - - „Zoo zullen zij ee.ne ark van siltemliont I
maken: twee ellen eu eene halve zal hare lengte zijn,
en anderhalve el hare breedte, en anderhalve el hare
hoogte. En vrij zult ze met louter goud overtrekkeu,
van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en
gij zult tip dezelve een gouden krans maken rondom
heen. Kn giel voor haar vier gouden ringen, eu zei
die aan hare vier hoeken, tdzoo dat twee ringen op tic
eene zijde derzi\'lve zijn, cutwee ringen op hare andere
zijde. Kn maak liandboomcii van sitteiuhout , en
overtrek ze mei goud. Kn steek tle liandbooinen inde
ringen, die aan de zijde der ark zijn, dat men de ark
daarmede drage. I Ie tlraugbooiiieu /.uilen in de ringen
der ark zijn, zij zullen er niet uitgetogen worden.
Daarna zuil gij in de ark leggen de getuigenis, die Ik
u geven zal.\'\' iu iie/\'\' ark was, zooals een Apostel
ons mededeelt (llebr. IX : II: .,de gouden kruik,
daar hel manna in was. en de slat\' van Aiirou, die
gebloeid had, en de tafelen des verbonds." Op tle ark
rustte het verzoendeksel, dal geheel van goud was.
en daarop waren Kvec gouden Cherubs geplaatst, aan
tdke zijde van hel deksel één, die met hunne aangc-
zigtcn tegenover elkander stonden. Tusscheu deze
(\'hernbs rustte hel symbool der Goddelijke tegenwoor-
digheid, dat het voorkomen had va\'u eene wolk, dieer
als het ware boven zweefde. Daarom wordt in ver-
schillende plaatsen van de Heilige Schrift van (lod
gezegd, dal Hij woont tusscheu tic (\'herubiiu en op ;
hel verzoendeksel. Kn elk jaar op den grooten ver-
zoendag sprengde de hoogepriestcr, in het heilige der
heiligen gaande, waar de ark des verbonds stond, het
bloed des offers mei zijn vinger op en voor hel ver-
zocndeksel.
De ark was voor de Israëlieten hel teeken van de
tegenwoordigheid eu de magl van hunnen (!od des
verbonds. Daarom moesten, toen zij de Jordaau over-
trokken om hel beloofde land hinnen te treden, de
priesters, die de ark droegen, hun daarmede voornit-
-ocr page 211-
{KERING.                                                                   !\'.)?
liglteid weder in de ark. wanneer zij ei mede gedaan
hebben. Ken groot bewijs tegen het bestaan eener ark
des verbonds in den tweeden tempel is het treffende
feit, dat er op de afbeelding van het gereedschap des
tempels, welke zich op den triomfboog van Tiltis be-
vindl, die nog ie Rome beslaat, geeiie ark te zien is.
De Moliaiiiedaiien beweren, dat de ark geheel ee-
I reed aan Adam gegeven werd, en dal zij van aartsvader
■   tot aartsvader tot aan den lijd van Mozes overging;
j dat de portretten der aartsvaders en profeten er op
■   uitgehouwen waren; dat in oorlogstijden ecu krachtig
| i\'uischcnde wind er uit kwam, die de vijanden van
! Israël deed ontstellen, en dat zij haar daarom als
middel van bescherming op hunne zwerftogtcn van
. plaats lol plaats inedevoerden. De volgelingen van
j den Arabist\'ben profeet zeggen, dat behalve de sleeiien
! tafelen de ark des verbonds ook de schoenen bevatte,
die Mozes bij het brandende braamboseh op ILorcb
uittrok, de priesterlijke muts die Aiirou droeg, cu ecu
stuk hout waarmede Mozes de wateren van Marazoet
maakte.
ARK-VEREKRING, liet is belangwekkend urn
| na te gaan, iu welk eene ruime mate de lleideusclic
j eeredieiislen doortrokken zijn van elementen, die
klaarblijkelijk aan de geschiedenissen van het Oude
Testament zijn ontleend. \' tnder alle natiën der wereld
zijn verhalen en overleveringen bewaard betreffende
den zondvloed eii de ark, waarin een overblijfsel van
het geslacht voor de algemeene vernieling bewaard
bleef. De priesters van Ammonia hadden op bijzondere
tijden de gewoonte, om eene ark ol\' boot in processie
rond te voeren, waarin een altaar was, dat orakelen
gat\' en in groote eer gehouden werd; ook de Ëgyptc-
uaren namen over liet algemeen de gewoonte in acht
van de godheid in eene ark rond te dragen. I\'oeooke
vond in Opper-Egypte drie staaltjes van oud beeld-
bouwwerk, waarop deze plegtighcid afgebeeld is. I let
schip van [sis, eene van de voornaamste Egyptische
godheden, schijnt op de ark gedoeld te hebben. I\'ryout
vindt eene zinspeling op de ark iude tempelen Draeon-
tia, die gewijd waren aan de aanbidding van slangen,
en ook iu dien van Scsostris, die naar het model cu tot
1 herinnering van de ark te Thebc gebouwd, en aan Osiris
gewijd was. Dezelfde schrijver vindt in de geschiedenis
: van de Argouaiiteu verscheidene bijzonderheden, die
duidelijk betrekking hebben op de ark van Noaeh.
Iu andere lauden behalve Egypte werd eene ark of een
I schip bij de mysteriën gebruikt, eu dikwijls in den tijd
; der feesten rondgedragen. De ark was, volgens de
overleveringen der Heidensehe wereld, profetisch, eu
werd, dan n> ci\'il zij in allen gevalle nooit teruggebragt.
Sommigen denken, dut zij dooi- Jeremia verborgen
werd, iiin to, beletten, dat de (Jhaldeërs haar ontdekten,
en dut. zij niet wedergevondeu kun worden, en ook
niet wedergevondeu zal worden, voordat de Messias
zal verschijnen, en de plaats, waar zij verborgen is
zal openbaren. De meeste Rabbijnen schrijven echter
hare bewaring aan koning Josia toe, en voeren tot
bewijs daarvan :>. Kron. XXXV: i en .\'i aan: „Eu hij
stelde de priesters op huune wachten; en hij sterkte
i hen tot de dienst van het huis des Ueeren. Enhijzeidc
lot de Levieten, diegansch Israël onderwezen, die den
Hecre heilig waren: Zet de heilige ark in hel huis.
hetwelk Salomo, de zoon van David, thn koning van
Israël, gebouwd heeft; gij hebt geenen las! op de
] schouderen: dient nu den lleere, uwen God, en Zijn
volk Israël." Waarschijnlijk is hel, dat zij niet dei!
tempel vernield werd.
De Rabbijnen beweren, dat de twee tafelen der wet
in de ark werden nedergelegd; niet alleen die, welke
in haar geheel, maar ook die-, welke gebroken waren.
Deze meening grondvesten zij op eene verkeerde ver-
taling van Deut. X : 2, welk vers zij aldus overzetten:
„Kn Ik zal iip die tafelen schrijven de woordeu, die
geweest zijn op de eerste tafelen, die gij gebroken en
/\'//. de iii\'k gelegd hebt" liet laatste ziudeel is in onze
vertaling juister aldus overgezet: „f/ij zult z<ileyijeit
\'at die
tri.it."
De proleet Haggaï verklaart aangaande den Iwee-
deu tempel, dat hij als niets was in vergelijking van
den eerst en; en die verklaring was wel gcregtvaardigd,
al was liet slechts door de afwezigheid van de ark des
verbonds, welks bezit ecu van de grootste voorrcglen
derJodenwas.Prideauxbeweert.dat er in den tweeden
tempel eene ark was van dezelfde afmetingen en van
j denzelfden vorm als in den eersten, en dat deze op
dezelfde plaats stond. Dit wordt door vele Joodsche
schrijvers tegengesproken, die mis zeggen, dal de
gcheele dienst van den grooten verzoendag in den
tweeden tempel niet als in den eersten verrigt werd
voor eene ark, maar voor den grondsteen, zooals zij
dien noemen, waarop de ark in den eersten tempel
stond. Het is niet onwaarschijnlijk, dat er in den
tweeden tempel eene ark of koll\'er geweest is, gelijk
er nog in alle Joodsche synagogen eene gevonden
i wordt, waarin eene kopij van de Hebrceuwsche schrif-
| | ten in den vorm van eene ouderwetsehe rol bewaard
wordt. Dit opgerolde handschrift nemen deJodeu met
groote plegliglicid uil de ark, wanneer zij er gebruik
: van willen maken, en zij leggen hel met gelijke plcg-
-ocr page 212-
Mis                                                                ARMENIË
werd beschouwd als cen tempel of verblijfplaats «lei
Godheid. Noach en zijn huisgezin, acht personen
bedragende, die zulk eene blijkbare gunst uit de
handen des Alniagtigen ondervonden hadden, werden
in de hoogste vereering gehouden, en zelfs vergood.
Daarom bedroeg bel aantal der goden van Egypte in
tle oude mythologie van dat land juist acht, en de ark
werd gehouden voor een zinnebeeld van bel stelsel dei-
hemelen, waarin deze aehl goden woonden. Dionysus
of de [ndiaanschc Bacchus is somtijds met Xoachvoor
een en dcnzelfden gehouden, en als dat zoo is, is bet
niet onwaarschijnlijk, dal de ark door de rit/a mysticu
of heilige allegorische kist voorgesteld werd, dicoud-
lijds in de Dionysische processiën rondgedragen werd.
Onder de oudheden van llerculaneuin is eene reek-
van schilderijen gevonden, die plegtighedcn ter cerc
van Bacchus voorstellen, en bet is eene omstandig-
beid die der aandacht wel waardig is, dal op een dezer
eene vrouw is afgebeeld, die op haren schouder eene
vierkante doos draagt, met een schuin dak en aan bet
einde eene deur. welke ingcdachtenisvicrcndcn optogl
gedragen wordt. Naar alle waarschijnlijkheid is bet
eene heilige thebet of ark, waarin Bacchus bewaard
werd. En bovendien werd de ark voor een symbool
gehouden, dal bij Bacchus behoorde, enbijdeplegtigc
optogten te zijner eere werden afgoden of andere voor-
werpen, die aan dien god behoorden, er in geplaatst.
liet is < en opmerkelijk feit met betrekking tot dit
onderwerp, dat in de Rooinsehc kerk Noach, als
heilige, beschouwd wordt als de wijngaarden en wijn-
bergen onderzijn bestuur Ie hebben, even als Bacchus
bij de oude Heidenen.
ARMENISCHE KERK. liet grootc cu oude ko-
uingrijk Armenië beslaat de bergachtige streek van
westelijk Azië. Vele Armeniërs maken voor hunne
natie aanspraak op eene zcerhoogc oudheid, en bewc-
ren, dal hunne taal die van Xoacb is, welke dooi\'de
spraakverwarring van Babel niet heelt geleden, en
dal zij daarom de oorspronkelijke taal is, die door onze
eerste ouders in het paradijs gesproken werd. Hoewel
deze eisch als veel te buitensporig moet verworpen
worden, is het toch aan geen twijfel onderhevig, dal
de oorsprong der Armenische taal in haren ouden vorm
van een zeer vroeg tijdperk dagteekent. Zij schijn!
lol de [iido-Gcrmaanschc talen Ie belmoren, en met
vele Sauskritsche woorden verrijk! te zijn, inaargeenc
verwantschap te hebben niet de Semitische talen. De
Armenische, kronijken zeggen, dat hel Christendom
reeds in t\\i\\\\ tijd dei- Apostelen in Armenië werd inge-
voerd, en de gronden voordil beweren zijn zonderling.
DHEKERK.
I , .
j Kusebius vermeldt in zijne kerkhistorie eeue zondcr-
linge geschiedenis van zekeren Agbarus, koning van
Edessa in Meso|K>tamië, die een brief zond aan onzen
Heer, mei verzoek om hem te komen genezen van
eene ziekte, waaraan hij leed. De geschiedschrijver
baalt uil de oorkonden van de kerk van Edessa eene
vertaling van dien brief aan, met nog een anderen,
welke een antwoord van Jezus Christus moet voor-
i stellen, die beloofde een Zijner discipelen Ie zenden
om (\\cd koning te genezen. Later werd aan de ge-
schiedenis toegevoegd, dat Thaddciis, een der zeventig,
door den Apostel Thomas afgezonden werd om de bc-
lof\'tc van den Zaligmaker te vervullen. Evagrius zegt,
dat onze Deer niet alleen een brief, maar ook een
portret zond, daar Agbarus eene sterke begeerte had
uitgedrukt om Hem te zien. Dat deze briefwisseling
werkelijk in Edessa gevonden werd, daaraan kan men
bijna niet twijfelen; maar het feit, dat zij door geen
kcrkgcschiedschrijver vóór Euscbius vernield wordt,
toont, dat zij baar oorsprong verschuldigd moei zijn
aan de nationale ijdelheid van eenigc der eerste Chris-
lenen in Armenië. Ons wordt niet berigl, dal onze
Zaligmaker iets op schril\'! heeft nagelaten, en als Hij
bet gedaan had, zouden Zijne eerste volgelingen over
dit onderwerp niet gezwegen hebben. Agbarus, de
held van dit verhaal, wordt door Tacitus een koning
der Arabieren genoemd; in de Armenische kronijken
wordt hij echt er om Ier de Armenische koningen van de
dynastie der Arsaciden gerangschikt. Deze monarch,
zegt men, is alleen tot het Christendom bekeerd door
hel hoorcu van de verwonderlijke werken van Christus,
en is gedoopt door Thaddciis, nadat bij van zijne zickle
genezen was, waaraan hij zeveujaar bad geleden. Door
den arbeid van genoemden zendeling omhelsde niet
alleen de koning, maar ook een groot aantal inwoners
het geloof in den Verlosser. De opvolgers van Ag-
barus, verre van bel Christendom voor zich aan te
nemen, of bij anderen de aanneming er van te begun-
stigeu, vervolgden en onderdrukten de Christen-ge-
meenten, die geslicht waren, zoodanig, dal zij bijna
uit het land verdwenen.
Terwijl men iiioeijelijk een onbepaald vertrouwen
kan hechten aan dil verhaal van de wijze, waarop bel
Christendom hel eerst in Armenië ingevoerd werd,
moei men echter in geeneii deele als onwaarschijnlijk
aannemen, dal door middel van l\'er/iê, Syrië en andere
greusprovinciën van hel liomcinsche rijk, de kennis
der Christelijke waarheid reeds vroeg baar wig in
Armenië gevonden beeft; en even waarschijnlijk zal
hare verbreiding veel tegengehouden zijn door den
-ocr page 213-
\\RMENISCHE KEltk.
] 99
dweepzieken geesl van liet oude Perzische geloof. (Icon
volk is ooit meer gehecht geweest aan zijn godsdiensl ig
geloof en zijne gebruiken dan de volgelingen van Zo-
roastcr. .Maar hoe sterk de tegenstond tegen hel f\'liris-
tendom eerst was, liet is eene ontwijfelbare daadzaak,
dal. liet in hel begin der vierde eeuw vasten voet in
Armenië verkreeg door den arbeid van Gregorius,den
Ferlithter, zooals bij genoemd wordt, en sedert dien
tijd is bet de godsdienst van het Armenische volk gc-
weest. Deze ijverige man, die Tiridates den Groote
met een groot aantal zijner onderdanen door den doop
in de Christelijke kerk opnam, was zeil een Armenier
van koninklijke afkomst, die, te Ca:sarca opgevoed
zijnde, daar in de godsdiensl van Jezus onderwezen
werd. Gedurende eenigen tijd had hij veel vervolging
verduurd, zelfs ligchamelijkc kwelling, omdat hij wei-
gerde deel te nemen aan de afgodische aanbidding
zijner landgenoot en. Door den zegen van God op zijne
volhardende pogingenwerd er echtereene Christelijke
kerk in Armen ie gesticht, waarover hij zelf tot bisschop
gewijd werd. Hoewel velen bet Christendom aanna-
incn, behield de oude godsdienst haar standpunt in
vele Armenische provinciën. In bet begin der vijfde
eeuw begon Micsrob zelf, die eenigen tijd de koniuk-
lijke secretaris geweest was, hel Christendom in de
lauden aan de (\'aspischc zee wijder te verbreiden. Tot
nog toe was de Syrische vertaling van den bijbel in
Armenië gebruikt, en daarom was het noodigoindc
deel en van de Schrift, die bij de openbare ceredieusl
gelezen werdcu,iu de moedert aal over te zet ten. Micsrob
vond het Armenische alphabel uit,en in U I vertaalde
hij den bijbel uit de Septuaginta in de Armenische
laai. Van dien tijd af vorderde bet Christendom in het
land, trots al de pogingen door de volgelingen van Zo-
rouslcreude Mohaincdanen in het werk gesteld om het
tegen te gaan. De Perzische koningen poogden aau-
lioudend hunne heerschappij in Armenië uit te breiden,
en waar zij veroveringen maakten, vervolgden zij de
(\'h rist enen en zochten de oude godsdienst te herstellen.
De Perzischekommandant eu gouverneur Alihr-Nerseh
vaardigde, omstreeks bet midden der vijfde eeuw, eene
proclamatie uit aan alle Armeniërs, waarbij verklaard
werd, dat al degenen, die hei geloofvanZoroastcrniet
aannamen, onder eene begoocheling der zinnen moes-
ten zijn, en bedrogen waren door de Üewa of boozc
geesten. De Armenische edelen hielden daarop eene
vergadering in de stad Ardaschad in hel jaar 430, en
verklaarden, dat bel hun voornemen was, om eerder
als martelaren te sterven dan het Christelijke geloof te
verzaken. Nadat de Perzische koning hen echter aan
zijn hol had ontboden, en hen mei een wrecden dood
bedreigd bad, werden zij overgehaald om toe te geven
en afstand te doen van de godsdienst van Christus.
Maar de poging der Perzen om liet Christendom af te
schallen en de godsdienst vanZoroaster te herstellen,
maakte de verontwaardiging der groote menigte van
het Armenische volk gaande, en deed een hevigen
godsdienstoorlog ontstaan.
Hij hare eerste stichting werd de Armenische kerk
als een lak van het Syrische patriarchaat beschouwd,
■uidcr den primaat van Ctesarea. Zij schijnt noch door
de Ariaansehc, noch door de Nestoriaansche ketterij be-
<mct ge worden te zijn, daar de Armenische bisschoppen
hunne goedkeuring aan de decreten der concilicn van
Nicsea en Ephesus hechtten. Te midden der beweging,
door de vervolging van de Perzische monarchen ver-
wekt, was echter een theologisch geschil ontstaan, dat
de geheele Christenheid dreigde vaneen te scheuren.
De leer van Nestorius, die bij voor bet eerst in AH
verbreid had, was, dat Christus niet alleen twee naturen
had. maar ook twee personen, of met andere woorden,
dat een Goddelijk persoon zijne woning in een men-
sehclijk persoon genomen had. Ten gevolge van de
groote verbreiding dezer ketterij werd in 431 een
concilie Ie Ephesus bijeengeroepen, lüj dil concilie
zat Cyrillus, bisschop van Alexaudrie, voor, en zouder
veel redenering werd Nestorius afgezet en zijne leer
veroordeeld. Een van de hevigste tegenstanders van
Nestorius was Eutycbes, voogd van ecu klooster in de
nabijheid van Coustautiuopcl. Deze man verviel, in
zijn innig verlangen om de dwaling van Nestorius te
vermijden, lot een ander uiterste, en in eene dwaling
van ecu geheel legenovergcsteldeu aard, die even ge-
vaarlijk was. Nestorius had beweerd, dal Christus twee
naturen en twee personen bezal; Eutycbes hield vol,
dat in de zameustelliiig van den persoon van Christus
de menscliclijkc en de Goddelijke nat uur één zijn, daar
de menschheid in de Godheid opgenomen is. Deze
nieuwe dwaling had even talrijke en vurige aanhangers
als de dwaling van Nestorius; eu daar dit eene ketterij
van de ergste soort was, die den hartadcr trof van
eenige der voornaamste leerstellingen van hel Curis-
tendoill, /.(mals, b.v., de verzoening en het eeuwige
priesterschap van Christus, werd in tól een concilie
ie Chalcedon bijeengeroepen, om, zoo mogelijk, hare
verdere verbreiding ie voorkomen. <<p dal concilie
\\icrden Eutycbes eu zijne dwalingen bepaaldelijk ver-
oordeeld. Niettegenstaande deze beslissing verspreidde
zich hel Eutychianisinus snel, en op den huldigen dag
zijn, als wij de Grieksehe kerk uitzonderen, alle Oos-
-ocr page 214-
VRMENISCHK KERK.
jou
vereeniging mei hun Christelijk geloof. Dii gemengde
bijgeloof hield zich in Armenië tot het luidden der
twaalfde eeuw slaande. Zie Arivi rdis.
Lang en zwaar zijn de Armenische Christenen be-
proefd. Hun land is hel tooneel geweest van eene
onafgebroken reeks van verwoestende oorlogen, en
toch zijn zij, ondanks de achtervolgende invallen van
de Seldsjoeken, Mandukken, Ottomannen en Perzen,
met onwankelbare vastheid aan hun oud geloof ge-
trouw geldeien. In het begin der zeventiende eeuw
werd Armenia Proper van ecu groot gedeelte zijner
bewoners beroofd, door de barbaarsche wreedheid
van Schach Ahhas. die gewelddadig duizenden Arme-
nische huisgezinnen naar Perzië overvoerde, waar
vele hunner nakomelingen nog beslaan. Geene natie,
de .loden uitgezonderd, is meer over de wereld ver-
spreid. Hunne kooplieden worden op vele Europcschc
markten gevonden, en in geheel Azië, iu Indië en op
de eilanden van i\\v\\[ (lostclijken Archipel. I lel aantal
Armeniërs wordt verschillend opgegeven. Men veron-
derstelt, dal er een milliocn iu de Russische provinciën
Erivan, Karabagb en ïiflis, en eeuige duizendtallen
in de Turksche provinciën van Armenië wonen, terwijl
nog een hall iiiilliocu in de verschillende landen,
waarover zij verspreid zijn, te vinden is.
De leerstellingen der Armenisi he kerk betreffende
den persoon van Chrislus zijn, zooals wij gezien
hebhen. strikt Monophvsietisch, dat is, zij gelooven,
dal de Goddelijke en de meuschclijkc uatuur iu eene
vermengd zijn. Men ander punt, waarop zij van de
Roonische en alle Protcstantsche kerken verschillen,
maar met de Grieksche kerk instemmen, betrefl den
Heiligen (leest, die, zooalszij beweren, van deu-Yudcr
alleen uitgaat, in plaats van, zooals de Nicienische
geloofsbelijdenis het uitdrukt, „ex pal re filioque", uit
den Naderen den Zoon. Iu andere opzigtcn komen de
Grieken en de Armeniërs in hunne theologische iuzig-
tcn overeen, hoewel zij, in sommige bijzonderheden,
iu hunne vormen en wijzen van eercdienst van elkan-
der verschillen. De Armeniërs zeggen, dat zij hunne
nieeniugen regelen naar den bijbel en de drie eerste
conciliën, Nieiea, Constantinopel en Ephesus. Elk
ander concilie wordt door de Armenische kerk niet
erkend. Zij gelooven, dal het aantal sacramenten zeven
bedraagt, namelijk : doop, vormsel, laatste oliesel, coni
muiiie, huwelijk, pricsterwijding.cn pu-uitcutic. De
doop wordt onder hen toegediend door eene dricvou-
digc besprenging mei water door de hand des priesters,
gevolgd door eene drievoudige indompeling van bet
gclieele ligelinnui, als hel zinnebeeld van de drie dagen,
terselic Christelijke kerken hisschcn de dw.iling vun
Nestorius en die vauEutyches verdeeld. De Armenische
bisschoppen waren, waarschijnlijk om den berooiden
staal van hun land wegens de vervolging der Christenen
door de Perzen, op liet concilie \\an Chalcedon niel
tegenwoordig geweesl ; maar naanwelijks waren zijne
decreten bekend gemaakt, of zij omhelsden met warmte
de /aak van Eutyches. In 491 verwierpen zij op eene
synode te Vagharshabad de decreten van Chalcedon,
en verklaarden hunne gehechtheid aan <le Eutychi-
aansehc leer, en op dezen stond zijn de Armenische,
de Jocobietische, ile Coptische en de Abyssinische
kerk die Monophysiol ischc leer toegedaan, die leert,
dat er in den persoon van Christus slechts óénc natuur
is, daar Zijne mcnschelijkc in Zijne Goddelijke natuur
is opgenomen. Door deze openlijke verwerping van
de Chalcedonische decreten scheidde de Armenische
kerk zich af van de gemeenschap inel de andere takken
der Oostersehe kerk, en sedert dien tijd ziju hare
leden door de Grieksche en de Roonische kerk scheur-
niakers en kotters genoemd.
Deze afscheiding van de Armeniërs was bijzonder
gunstig voorde heerschzuchtige plannen van de J\'er-
zen, die, ten gevolge van den opstand in Groot- Vr-
nienië verwekt, door de vervolgingen van de Mono-
physicten dal land des te gemakkelijker veroverden.
De Perzische bcbcerschcr Chosroës bediende zich
gaarne van den afgezonderdeu toestand zijner nieuwe
Christen-onderdanen, om die gemeenschap niet de
Christenen van bet Komeinsche rijk tegen te gaan,
die de Armeniërs tot opstand tegen zijn gezag zou
hebben kunnen leiden. Mei zijne medewerking hield
Xicrses, <lc eerste bisschop of catholicos, zooals hij
genoemd wordt, van de Armenische kerk, eenesj node
teSliiven in het jaar 530, waarop de Mouophysietische
leer bekrachtigd, en een anatheem uilgesproken werd
over hel concilie van Chalcedon. Dit voltooide de
breuk tusschen de Armenische kerk en de andere
voornaamste kerken van het Oosten eu Westen.
De ijverige pogingen van de Perzen, om niet alleen
het grondgebied van Armenië te onderwerpen, maar
het volk te dwingen de godsdienst van Zoroaslcr aan
ie nemen, beletteden niet, zooals wij gezien hebbeu,
dat er eenc Christelijke kerk gevestigd werd. Maar
de uitwerking van de langdurige burgeroorlogen, die
daardoor out si ouden, en die lot na den dood \\au ïez-
dejird in 45? aanhielden, was, dal een aantal Christc-
ncn uil het land trokken, cu dal anderen de zaken m
overeenstemming zoehlen te brengen, door de gedeel-
lelijke aanneming van bel geloof van Zoroaslcr in
-ocr page 215-
.
Qtrtbimsl mlmm ~ht firmtni&cit jKfri.
1 C \'. I ui ■••<■ .Mi- \'j.\\ i
-ocr page 216-
201
ARMENISCIIKKKRk.
j communie gezuurd brood, en wijn met wal er vermengd.
Nadat bij de Armeuiers de elementen gewijd zijn,
worden zij plegtig in de hoogte gehouden, terwijl de
bisschop zich tot de gemeente keeit en uil roept: „Hei-
lig, heilig! Iaat ons mei heiligheid van het vereerde
ligchaam en bloed van onzen Heer en Zaligmaker
Jezus Christus proeven, dat, uil den hemel nedergc-
daald, onder ons is verdeeld. Dit is leven, hoop.opsiau-
ding, verzoening cu vergeving van zonden.\'" Terwijl
deze woorden gesproken worden, geeft de gemeente
blijken van de innigste aanbidding; eenigen leggen het
voorhoofd tegen den grond, anderen knielen mei de
handen smeekeude uitgestrekt, de oogen gerigt naar
het aangebeden voorwerp, en het gelaat geteckend
met een voorkomen van het ernstigste gebed. Dcconi-
inunie moet, gelijk in de Koomsehe kerk, nuchteren
ontvangen worden.
De Armeniërs zeggen niet tegclooven aan de leer
van hel vagevuur; zij gebruiken ten niinsle het woord
nooit, maar mei vreemde tegenstrijdigheid zenden zij
gebeden voor de doodeu op, cu gelooveu zij, dat de
zielen der afgestorvenen voordcel zullen trekken uil de
gebeden der kerk.
De oorbiecht, zooals zij bij de Armeniërs bestaat,
en het formulier der absolutie door den priester ge-
bruikt, naderen veel meerde Roomsch-t\'at ludieke dan
de Gricksehe kerk. Het formulier der absolutie is als
volgt: „Moge een medelijdend God genade met u
hebben! Moge Hij u al uwe bcledenc en vergetene
zonden vergeven! Knik, krachtens mijne priesterlijke
niagt en het Goddelijk bevel: „Wat gij ontbinden zult
op aarde, zal in den hemel ontbonden wezen," maak
u door datzelfde woord los van alle gemeenschap met
uwe zonden, van gedachte, van woord en van daad,
in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen
Gccstes." De absolutie wordt bij de belijdenis aan den
priester zonder vermaning verleend. Boetedoeningen
worden opgelegd, maar geene aflaten gegeven. Gebe-
den aan de Maagd Maria en andere heiligen zijn zeer
gebruikelijk, en veel gewigt wordt daaraan gehecht.
Het kruis en afbeeldingen van heiligen zijnook voor-
werpen van vereering. Somtijds wordt op dezelfde
schilderij (iod de Vader voorgesteld als een oud, eer-
waardig man, terwijl de Zoon verschijnt in de gedaante
van een jongeling, en de Heilige Geest in de gedaante
eener duif, terwijl de Maagd Maria als onmisbare ge-
zellin voorgesteld wordt. Dat de moeder onzes Ilecrcn
(leipiirllieiios, altoos-Maagd, was, beschouwen de Ar-
meniërs als cenc leer van het hoogste belang; zij
meene.u, dat zelfs de gedachte, dat zij andere kinderen
die onze Zaligmaker in het graf doorbragt, maar
dit wordt niet altijd als onmisbaar beschouwd. Drie
druppelen van het meinot of de heilige olie worden
met het water vermengd, hetgeen vergezeld gaat van
een gebed, om de nederdaling van den Heiligen Geest
in de olie en het water.zoodal het mengsel de heiligheid
vande Jordaun moge ontvangen. Hij deze plegtigheid
gedenken zij de moeder Gods enaltoos-Maagd Maria,
Johannes den Doopcr, al de heiligen benevens den
Heer. Zij gelooveu, dat door het sacrament desdoopsde
erfzonde weggenomen wordt, en dat de wedergeboorte
en de aanneming verworven worden. Zij erkennen het
besprongen als ecue wettige wijze van doopen, want
zij nemen van andere kerken diegenen aan, die be-
sprengd zijn, zonder hen weder te doopen. Het gebruik
om driemaal water op het hoofd te gieten, hebben zij
ontleend aan de overlevering, dat dit de wijze was, waar-
op Christus indeJordaan gedoopt werd. Bckcerlin-
geu van het Jodendom en hei Mohamedismus worden,
hoewel zij volwassen zijn, op dezelfde wijze gedoopt.
De Grieken verschillen van de Armeniërs ten opzigte
der toelating van bekeerlingen van andere kerken
daarin, dat zij ergeene als zoodanig toelaten, op welke
wijze deze vooraf ook gedoopt mogen zijn, zonder hen
weder te doopen. Na den doop dienen de Armeniërs
het meirun of chrisma aan het kind toe, op dezelfde
wijze als het laatste oliesel onder de Roomsch-Catho-
lieken toegediend wordt; zij zalven het. voorhoofd, de
oogen, de ooren, de borst, de palm der handen en de
zolen der voeten met de gewijde olie in den vorm van
ecu kruis. A\\ anneer dit afgcloopcn is, dienen zij de
communie aan het kind toe, hetgeen verrigt wordt
door een stukje van het gewijde brood, in wijn gedoopt,
op de lippen van het kind te wrijven, liet sacrament
van het vormsel wordt ook door den priester bij den
doop bediend. Derhalve worden vier van de zeven
sacramenten te gelijk in de Armenische kerk toege-
diend: de doop, het vormsel, bei laatste oliesel en de
communie.
Tenopziglc van decoinmuniegelooven de Armeniërs
vast aan de transsubstantiatie, en vereeren de gewijde
elementen als God. Ongezuurd brood wordt bij het
sacrament gebruikt, en de gebroken stukken brood
worden in onvermengden wijn gedoopt, en aldus aan
het volk gegeven. Deze stukken worden echter niet
door hen, die de communie gebruiken, in handen
genomen, maar door de handen der priesters hun in
den mond gestoken. Zij veronderstellen, dat de gewijde
elementen in zich ecue heiligende en reddende kracht
hebben. De Grieken daarentegen gebruiken bij de
?\'■
-ocr page 217-
202                                                               AHMENIS
baarde, na aan (\'hrisl us dr geboorte gegeven te hebben,
door niemand gekoesterd kan worden, zonder dal bij
schuldig is aan godslastering en goddeloosheid.
De Armeniërs hebben een bijzonder grooten eerbied
voor liet oorspronkelijke kruis, waaraan onze Zalig-
maker genageld werd; zij schrijven er de kracht der
bemiddeling bij God aan toe, en oin tegen hel kwaad
te verdedigen. In liet boek, dal de dagelijksebe gebe-
deu der kerk bevat, komen de volgende uitdrukkingen
voor: „Heb door de siueckingen van liet heilige kruis,
den stillen middelaar, o genadige Jieer! medelijden
niet de geesten onzer dooden." „Laat ons van den
Heer de groot e en krachtige magt van het heilige kin is
voor het heil onzer zielen afsmeeken." Nadat een kruis
gewijd is, mag hel, naar het oosten gekeerd, als een
voorwerp van vereering en aanbidding opgezet worden.
Hetteeken des kruises is bij hen in algemeen gebruik,
en bij alle gelegenheden; maar terwijl men het in de
(jlriekselie kerk met drie vingeren maakt, ten teeken
der Drieëenheid, wordt het in de Armenische kerk met
twee gemaakt, ten teekeu van de Monophysietische
leer, dat er twee naturen iu Christus iu ééue vercenigd
zijn; de Jacobieten (zie ald.J maken het met één
vinger, ter gedachtenis van de (ioddelijkc eenheid. De
Armenieis gelooven aan de wedergeboorte door den
doop, of liever, zij hebben geen denkbeeld vaneene
geestelijke verandering als noodzakelijk of vereischte,
en zij weten weinig van eeuige andere wijze van be-
hond dan door boetedoening, het avondmaal, vasten en
andere goede werken. In zulke omstandigheden zijn,
zooals men gemakkelijk begrijpen kan, hunne ideën
van geloof en berouw onzeker en duister. Het eenige
denkbeeld, dat zij van het berouw hebben, is, dat het
bestaai in de getrouwe vervulling van de boetcdoe-
ïiingen door den priester opgelegd. Zij beweren, dal
(\'hrisl ns stierf om voor de erfzonde boel e te doen,
en dat de begane zonde weggenomen moei worden
door boetedoeningen, die somtijds verrigt moeten wor-
den door hel betalen eeuer som gelds aan de kerk, een
pelgriinstogl of, meer gewoonlijk, door het herhalen
van zekere gebeden, of het lezen van het geheele Hoek
der Psalmen gedurende een bepaald aantal malen.
De Armenische kerken worden voor hel gebed ge-
regeld (dken dag tweemaal geopend, des morgens en
des avonds, en de mis wordt eiken dag in al de stads-
kerken bediend, maar op hel land niet zoo dikwijls;
dit hangt af van de groote der kerk enlictaantalprics-
ters, dat er aan verbonden is. De dienst duurt somtijds
zes uur en langer, /ij bestaat uit het zingen en het
lezen van gebeden en gedeelten der Schriften, en uil
(\'11 R KKRK.
antwoorden van de aanwezendeu. De dienstdoende
; priester of bisschop is rijk gekleed, zou ook de diaken
en de zangers. Kr wordt met kleine bellen gescheld,
en wierook wordt gebrand. Bij de gewone morgen-en
avondgebeden gaan de aanwezigen op den groud liggen,
en kruisigen zij zieh een aantal malen snel achtereen,
, terwijl de priesters de gebeden zingen. Deze nederbui-
j gingen geschieden dikwijls voor eene schilderij valide
Maagd of van een heilige, (schilderijen zijn echter uil
de in de laatste tijden gebouwde kerken verbannen.
In eenige kelken op het land knielen zij eenvoudig
neder, in plaats van neder te gaan liggen, terwijl de
gebeden gezongen worden; en iu die houding blijven
zij rustig, totdat het gebed gedaan is. Dit is naar alle
waarschijnlijkheid het oude gebruik iu de Armenische
kerken.
Het volgende breedvoerige verhaal, dat door Dr.
Wilsougegcven wordt, zal den lezer eenige belangrijke
ophelderingen aangaande hel onderwerp geven: „Het
Armenische rituaal bepaalt negen verschillende tijden
voor de dagelijksebe eeivdiensl, en bevat de diensten
daarvoor, Ie: weten: middernacht, het uur van Christus
opstanding; het aanbreken ran den dag, toen Hij aan
de twee Maria\'s bij bel graf verscheen; zonsopgang,
toen Hij aan Zijne discipelen verscheen; drie ure (te
rekenen van zonsopgang), toen Hij aanbel kruis gena-
geld werd: zes are, toen de duisternis over de geheele
aarde begon; negen ure, toen Hij den geest gaf ;«reW,
toen Hij van het kruis genomen en begraven werd;»«
deu avond, toen Hij naar het doodenrijk afdaalde, om
de geesten in de gevangenis te bevrijden; en bij het
ii/ti/r bed gaan.
Maar nooit, behalve misschien in het
geval van eenige streng vromen, wordt ei- zoo dikwijls
godsdienstoefening gehouden. Alle liturgicu, behalve
de negende, worden gewoonlijk in tweeen opgezegd,
te weten, bij de metten en de vesper, die dagelijks op
elke plaats, waareen priester isy gehouden worden; de
metten beginnen bij bel aanbreken van den dag en
omvatten de zes eerste diensten, en de vesper begint
ongeveer een uur voor zonsondergang, en omval de
zevende en de achtste. Op deu Sabbath en oji eeuige
van de voornaamste heilige dagen zijn er, iu plaats
van ééne, dikwijls twee vergaderingen inden morgen.
De mis is even afgescheiden van deze diensten als de
communiedienst in de Kerk van Engeland afgeschei-
den is van het morgengebed. Zij wordt gewoonlijk
dagelijks gevierd. De Psalmen van David, gezangen
en beurtzangen nemen de helft der diensten in; daar
zij echter iu proza zijn, worden zij mei weinig variatie
van toon gezongen. De meeste leuseu zijn uit den
-ocr page 218-
ARMENIS
K KEKK.                                                                203
dan de lessen, en dat de priester in lul midden van
elk gebed van ecnige lengte ronddraait om een kruis
voor de gemeente op en neder te bewegen en te zeg-
geu: „Vrede zij u allen, laai ons God aanbidden,"
wordt met den rug naar de gemeente verrigt. Als ecu j
jongen eene fout maakt, wordt bij op de plaats zelve
berispt of zelfs gekastijd, al moet ook te dien einde ecu |
gebed afgebroken worden. De incuschen komenengaan
onophoudelijk; zij loopca dikwijls rond of zijn in een I
gesprek gewikkeld". Deze grootc oneerbiedigheid
is echter eene betreurenswaardige zaak voor vele
verstandige Armeniërs, met welke ik in aanraking
gekomen ben. De Armeniërs nemen den Sabbath met
meer juistheid in acht, voor zoo verre de rust aangaat,
dan de meeste andere verecnigingen van Ooslerschc
Christenen; weinige mensehen laten dien dag geheel
en al na in de kerk te komen. Dit duidt van hun-
nen kant een passenden eerbied voor de Goddelijke
instelling aan. liet Zoude zonder twijfel lot de betere
heiliging er van leiden, als zij de talrijke feest- en
vastendagen, die zij zelve hebben uitgevonden, eenig-
zins inkrompen. Het is betreurenswaardig, dat zij ;
maar al te dikwijls hunne tegenwoordigheid in de kerk
in de plaats stellen voor het gebed met het huisgezin
uf in de afzondering."
Daar iu het bovenstaande aangehaalde stuk van de
talrijke feest- eu vastendagen gesproken wordt, is het
hier de plaats om aan te merken, dal er veertig groote
feestdagen in den loop vanbef jaar zijn; op deze wordt
al het gewone werk nagelaten, en zij worden met meer
naauwgezetheid dan de Sabbath iu acht genomen.
Behalve deze zijn er talrijke andere feest-on vasten-
ilagen, talrijker zelfs dan de dagen van het jaar, zoo-
dal iu sommige gevallen verscheidene op éeneu dag
moeten gevierd worden. Benige vasten strekken zich
over een aanmerkelijkcn tijd uit, zooals, b. v., veertig
dagen voor Pasehen eu zes dagen voor Kerstijd. Be-
halve de vasten, die er van tijd tot tijd plaats hebben,
moet er nog wekelijks tweemaal gevast worden, op
Woensdagen op Vrijdag. Miei minder dan Hij dagen
iu het jaar zijn voorliet vasten bepaald. Op deze dagen
mogen zij o\\ ervloedig van alle soorten van plantaardig
voedsel, behalve plantaardige oliën, eten; hun vasten
is derhalve geheel en al lot onthouding van dierlijk
voedsel beperkt.
Wegens den verst rooiden staal van de Armeniërs,
en hunne onderwerping aan verschillende gouver-
nenienleu, is hunne kerkelijke inrigtiiig eenigzius
gewijzigd. Oorspronkelijk was de Armenische kerk
onder één hoofd, öttliolicox geheetcn, geplaatst, dat
bijbul genomen; ecu vrij groot aantal behoorl echter
tut ili\' Apocrypha en boeken niet zotte legcndeu. De
gebeden worden zoowel voor de dooden als voor ilo
levenden opgezonden, en gaan vergezeld van de aan-
rocping der Maagd Maria, van Johannes den Duoper,
Sarp Stephanus, Sarp Gregorius Loosavorieh (St.
Gregorius den Verlichter) en andere heiligen, zoowel
als van Hem, die de cenige middelaar tusschen God en
denmeusch is. De wijze, waarop de godsdienstoefening
onder hen gehouden wordt, is dikwijls zeer ongelijk
aan hetgeen men verwachten zou, als die God, die een
Geest is, in geest en in waarheid aangebeden moet
worden. De gebeden en de lezingen geschieden inde
oude Armenische taal, die weinig of niet door het
gewone volk verslaan wordt, en zij worden snel en
onduidelijk voorgelezen. „In de omsloten ruimte voor
liet altaar\', zegt iemand, die meer dan ik van hunne
godsdienstoefeningen getuige geweest is, „zijn ge-
woonlijk twee of drie priesters, omgeven door cene
menigte jongens van acht to! twaalf jaar, die de
gebeden rerrigtea; ecnige slingeren een rookend wie-
rookvat, andere, met eene waskaars in de band, lezen
eerst uit liet eene boek en dan uil hel andere, en alle
veranderen van plaatsen en standen volgens den regel, i
liet ecutoonigc, onduidelijke gezang van de jeugdige
dienstdocners, met stemmen die dikwijls wauluidend
zijn, en zooveel mogelijk uitgezet worden, doel de
ooren onaangenaam aan. Gij wordt omringd door eene
vergadering, die barrevoets is, (dit is geen verwijl,
want de schoenen worden uitgetrokken, om dezelfde
reilen waarom wij onze hoeden afnemen,) die autwoor-
deu zonder orde uit, en zich dikwijls uederlegteu den
grond kust, eu telkens wanneer zij nedcrvalt of opslaat
bet leeken des kruises maakt, liet is zeer vreemd, dal
zulk een groot gedeelte van de dienst in de Imuden
van jongens overgegaan is. Zij vervullen de \\ ier gra-
ilen beneden den ouderdiaken; gewoonlijk zijn zij
echter de plaatsvervangers van ben, die die graden
vervullen, daar zij zelve volstrekt geen rang in de
kerk hebben. Van de eerste lj!> bladzijden vanden
Jamakirk, die de gebeide middernachtelijke dienst i
beval, met al hare veranderingen voor feesten eu
andere bijzondere gelegenheden, worden meer dan \\
130, die bestaan uil psalmen, gezangen enz., door
hen ouder bet bestuur van den priester gelezen of
gezongen. Van de overige bladzijden behooren on-
geveer een half dozijn aan de diakenen, als er zijn, eu
de resterende, die alleen uil gebeden en lessen uit de i
E\\ angeliëu beslaan, worden door de priesters irelczen.
.                                                                             . .                                                                     .                                                .                                        i
De gelieele dienst, met weinige andere uitzonderingen
-ocr page 219-
201                                                        AllMEXIt-
EklillK.
gewoonlijk zijn zetel in do keizerlijke residentie had.
Vervolgens werden ei- verscheidene andere catholi-
cossen aangesteld dooi- partijen, die in verschillende
deelcn van hel land ontstonden, en vau den verwarden
staat van zaken voordeel trokken. Thans zijn er drie
cathulicossen ouder de Armeniërs, ecu te Eclnniadzin,
ecu te Aghtamar, en een te Sis, in de oude [iroviucic
Cilicië. De voornaamste dezer geestelijke gezugheb-
bers is de eutholiuos, die te Echmiadziu, nabij Erivaii,
woont, en die geheel Turcoiranië of Groot-Armenic
onder zijn geestelijk gezag heeft; maar daar die pro-
vincic ouder de heerschappij van Kusland gekomen
is, en de catholicos sedert lbi-\' door den czuar aan-
gesteld wordt, zijn de Armeniërs van Coustantinopel
en het overige gedeelte vuu Europeeseli Turkije, vau
Klein-Azië en Armenië-Propcr klaarblijkelijk zonder
geestelijk hoofd geweest, hoewel er nog een geheime
band tusselieu hen en den catholicos te Echmiadziu
beslaat, naar wien uogvoorweinigejarcu verscheidene
vartoebeds gegaan zijn, om tot bisschoppen gewijd te
worden. Sedert de Russen dat gedeelte van het land
in bezit namen, heeft de czaar het regt geëischt om
niet alleen den catholicos, maar zelfs de bisschoppen
aan te stellen, zoodat wanneer een bisdom open komt,
de synode van Eclnniadzin de namen van twee of drie
caudidaten naar St. Petersburg zendt, waaruit de
keizer cene keuze doel. Waarschijnlijk omdat Grc-
gorius de Verlichter te C*sarea gewijd werd, werd de
Armenische catholicos altijd door den primaat van die
slad ingezegend, totdat in 3(>(i Narses deGroote door
den koning, de edelen en de bisschoppen tot souve-
reinen en onafhankclijken catholicos der natie ver-
klaard werd. Gedurende langen lijd was de catholicos
van Sis, in Klein-Armenië, het erkende hoofd van de
Armenische kerk; in lé Al bragt echter ecne vergadc-
ring van zeven honderd geestelijken het oppergezag
naar dvn zetel van Eclnniadzin over,omgeeneandere
reden, voor zoo verre tot ons gekomen is, dan dat
ecne kostbare reliquië, de hand vau St. Gregorius,
in het bezit van dat klooster was. Het ontnemen van
het oppergezag aan den catholicos vau Sis, bragt na-
tuurlijk een gevoel van afgunst en afkeer tusschende
wederzijdschc bekleeders der twee zetels teweeg, dat
meer dan twee honderd jaar aanhield, totdat eindelijk
in 1 <i.")l ecne geschreven overeenkomst tusschen hen,
die toenmaals de zetels bezettcdeu, gemaakt werd,
krachtens welke de Cilicischc primaat nog een kleinen
tak van de Armenische kerk in volle overeenstemming
met de andere bestuurt. Hij bezit in zijne diocees
cene onafhankelijke regtsmagt, en wordt als het gees-
telijke hoofd van de Armenische kerk in Turkije bc-
schouwd. J)c derde catholicos, die te Aghtamar woont,
heeft den titel en de functiën vau het ambt eerstin
het begin der twaalfde eeuw aangenomen. Excommu-
nicatic volgde op zijne aanneming van de kerkelijke
waardigheid, ecu vonnis dat eerst tegen hel einde der
volgende eeuw opgeheven werd. Sedert dien tijd heeft
hij zijn ambt in volle gemeenschap niet de kerk uitge-
oefend, hoewel zijn gezag zich niet veel verder dan
liet eilandje, waarop hij woont, uitstrekt.
Behalve de drie catholicossen, waarvan wij nu gc-
sprokeu hebben, zijn er in do Armenische kerk twee
patriarchen, van welke de cene te Constautinopel, de
andere te Jeruzalem woont. Geen hunner heeft de
magt om bisschoppen te wijden, maar moet hen naar
Eclnniadzin zenden. Zij zelve hebben echter kerkelijk
den rang vau bisschoppen, hoewel zij door de Turken
niet hoog staalkundig gezag bekleed zijn. Do Arme-
nisclie patriarch te Constantiuopcl bezat tot voor korf
de magt, om leden vau zijne eigene kudde in de ge-
vangenis te zetten en te gccsclcn; ook kon dezestaats-
en te gelijk kerkelijke beambte hunne verbanning
verkrijgen van do Turkschc autoriteiten, wanneer hel;
hem behaagde. Thans echter bestaai dit misbruik niet
meer, daar in elk geval oen behoorlijk verhoor voor
de Turkschc hoven vercischt wordt. Do patriarch van
Constantiuopcl ontvangt zijne aanstelling van den
sultan, uit cene nominatie die door de primaten der
natie opgemaakt is.
De Armenische patriarch van Jeruzalem werd het
eerst aangesteld in 1311; het ambt is zijn bestaan
aan den sultan van Turkije verschuldigd. De eerste
patriarch van Constantinopel werd aangesteld door
Mohanied IL, toen hij in 1453 die stad innam. De
magt der patriarchen wordt nogtaus veel gewijzigd door
de magt der primaten, die hoofdzakelijk bankiers, en
allen ineusclien van groot vermogen zijn. De patriarch
is werkelijk de creatuur der primaten, en kan zonder
hunne goedkeuring weinig doen. Hoewel hij niet
wijden kan, heeft hij de magt om bisschoppen aan te
stollen, waarvoor, zoodanig is de bedorvenheid, die in
de Armenische kerk heerscht, hij groote geldsommen
eischt, terwijl d« bisschoppen van hunnen kant de
priesters voor geld wijden. Gedurende langen tijd
hebben de meest schaanitclooze omkoopingcu en de
grootste bedriegerijen in deze anders belangwekkende
kerk gcheerscht, die gedurende vele eeuwen do be-
lijdenis van haar geloof en haar (\'hrislelijken naam
handhaafde, onder de hevigste onderdrukking vau
llcidenselie en .Mohamedaanschc overwinnaars, en te
-ocr page 220-
205
ARMENISCHE KERK.
Te iniddeu van de tallooze dwalingen en bedorven-
lieden, die in de Armenische kerk geslopen zijn, is het
altijd ceue gunstige omstandigheid geweest, dat zij
nooit tol een slclsclniatigeu vorm gebragt zijn, en over
de wereld zijn verbreid door liet gezag van eenc
synode of van een concilie, gelijk de dwalingen van
de Itoomsehe kerk iu de decreten van het concilie
\\au Trcnic verbreid zijn. tën bovendien is de bijbel
altijd erkend alsdc ceuige regel of standaard van haar
geloof, hoewel zij in werkelijkheid de overleveringen
der menschen en hel gezag der kerk somtijds boven
den bijbel heeft verheven. Nooit zijn de Schriften
aan het volk verboden; het Nieuwe Testament is in
tegendeel op de lagere seinden gebruikt.
Omstreeks liet midden van de achttiende eeuw pro-
testeerdc een priester van Coustantinopel, Debajy
Oghlü geheeten, legen de misbruiken en dwalingen,
die in de Armenische kerk bestonden. Hij schreef een
werk over het onderwerp, dat, hoewel nooit gedrukt,
vau hand tol band ging, en veel tocbragt tot de hervor-
ming, die thans plaatsheeft. In 1 Si 3 gaf hel Russische
bijbelgenootschap eene uitgave van 5,000 exemplaren
van het oud-Armcuischc Nieuwe Testament in het
licht, terwijl het Britschc en Buitenlandsehe bijbclgc-
nootschap eenc even grootc uitgave van het Nieuwe
Testament, in de vertaling van de vijfde eeuw, ver-
spreidde. In liet verslag van laatstgenoemd genoot-
schap over 1811 wordt aangemerkt: „Het drukken
van hel Armenische Testament heeft groote aandacht
opgewekt ouder de Armeniërs, voornamelijk iu Rus-
land; cu eene vurige begeerte is van hun kant kenbaar
gemaakt, om dien onwaardeerbare^ schat te bezitten."
Dit was klaarblijkelijk het begin van eene belangrijke
beweging, die des te waarschijnlijker aanhouden zou,
daar zij ondersteund werd door den Russisclien keizer
Alexander I., en ook door den catholicos van de
Armenische kerk. Jiij het uitdeden der bijbels werd
bevonden, dat de taal, waarin zij geschreven waren,
door de groote menigte van het volk niel verslaan
werd, cu daarom vertaalde iu 1S2^ liet Russische
genootschap hel Nieuwe Testament in hel Armeuo-
Turksch, en in bet volgende jaar verscheen er eenc
vertaling ouder toczigt van het Britschc en Buiten-
landsche bijbelgenootschap in de gewone Armenische
taal. Men bevond wel, dal dczeoverzettiiigeucenigzius
onvolmaakt waren, maar zij zijn sedert dien lijd ver-
vangen door nieuwe cu verbeterde vertalingen van de
hand van Armenische zendelingen. Tol nog toe was
door de Armenische geestelijkheid geen tegenstand
geboden aan de vrije circulatie der Schriften ouder
midden van de sterkte wereldscue verzoekingen om
afvallig te worden.
De Armenische kerk is in hare wijze vau bestuur
bisschoppelijk, lir zijn negen verschillende graden
van geestelijken, die allen door liet opleggen derhan-
den in hnnue verschillende bedieningen bevestigd
worden. Vier zijn beneden den rang van diaken, en
worden portiers, voorlezers, gccstcubanucrs en kaars-
aanstekers genoemd. Na deze komen in geregelde
orde de onderdiakcucn, diakenen, priesters,bisschop-
pen en, het hoogst van allen, de catholicos. Alle
geestelijken beneden den bisschop worden door dezen
gewijd, en de bisschop zelf ontvangt de wijding van
den catholicos. De catholicos wordt door een concilie
van bisschoppen gewijd. Er is ceue bijzondere orde
van geestelijken, die onder de Armeniërs ouder dcu
naam van \\ artiebeds bekend zijn. liet verschil ttts-
sclien deze klasse cu de priesters zal uit de volgende
bijzonderheden blijken: — l)c priesters zijn gehuwd,
want niemand kan lol priester gewijd worden, tenzij
hij op dvAi tijd zijner wijding gehuwd zij; do vartic-
beds hebbcu de belofte gedaan van ongehuwd te
blijven. De priesters blijven altijd priesters, en kunnen
nooit tol den rang van bisschoppen opklimmen; de
vartudjeds kunnen bisschoppen worden, want al de
bisschoppen worden uit die orde gekozen, en zijn
verpligt ongetrouwd te blijven. De priesters predi-
keu nooit; de vartcebeds zijn, om juist te spreken, de
predikers onder de Armenische geestelijkheid. De
priesters leven in het midden hunner kudden, eu gaan
vrijelijk bij haar in en uil; de vartoebeds leven niel
onder liet volk, maar in kloostcis, waar kloosters zijn,
en waar er gcenc zijn, leven zij alleen binnen de
omheining der kerk. In geval de vrouw van een
priester sterft, mag bij niet ten tweeden male trouwen,
maar hij mug, als hij wil, vartoubcd worden. Er zijn
verschillende graden onder de vartoebeds; elke graad
beeti zijne bijzondere wijding. Een dezer, bij wijze
van onderscheiding de hoogste graad van vartoebed
geheeten, is mi eigenlijk niet meer bekend, hoewel hij
volgens de regels der kerk bestaan moest. De persoon,
die dit ambt vervuil, kan vartoebed of bisschop zijn.
Als hij vartoebed is kan hij door een bisschop gewijd
worden, maar als hij bisschop is, moet hij door den
catholicos in zijne hoogc bediening bevestigd worden.
Hij wordt als apostolisch prediker beschouwd, en
moet alleen onder de Heidenen arbeiden. De geest
der zendingen is in de Armenische kerk dood, en
daarom hebben zij geene verden\' bezigheid voor zulk
cenc klasse van inenschen.
-ocr page 221-
■2()i\',                                                                          ARMENIS
\'IIK KERK.
den juwelier, zoowel uit de geschiedenis als uit de
Schriften, dat de Armenische kerk zelve, en niet de
I jongelingen, kettersch en afgodisch was. Toen wcr-
i den de jongelingen voor zich zelve gehoord, en door
Peshtimaljian geholpen, verklaarden zij zoo voldoende
1 de waarheid der nieeniugen, die zij koesterden, dat de
juwelier van zijne eigene dwalingen en diezijner kerk
overtuigd werd, en van dien tijd af zich openlijk voor
een ijverig ondersteuner van evangelische lecrslcllin-
gen verklaarde.
Een van de grootste hinderpalen legen de versprei-
ding van het evangelie onder de Armeniërs, is de
vervolging door de Armenische partriarchale mag! te
Constantiuopel geweest. Daar zijniet alleen zelve met
onbepaald gezag bekleed is, maar ook grootcn invloed
bij de Turksehe autoriteiten heeft, werpt zij elk belct-
scl in den weg der zendelingen, en poogt zij door alle
mogelijke middelen het volk te beletten om de l\'ro-
testantsehc en evangelische beginselen te omhelzen.
Om al zulke bekeeringen niet aan te moedigen werd
Sahakyau gegrepen, en gedurende langen tijd in de
gevangenis gezet, ofschoon hij van geene andere mis-
daad beschuldigd werd, dan dat hij de Armenische
kerk verlaten had; en niet nadat de sultan te zijnen
behoeve tusschenbeiden gekomen was, zond de patri-
arch, na veel uitstel en niet grootcn weerzin, op den
den 10\'\'™ Februarij I s 10 bet bevel tot zijne vrijlal ing.
Door den Goddelijkcn zegen zijn de Araerikaansche
zendelingen in slaat gesteld, om hunnen arbeid ouder
de Armeniërs met onveriniiiderdeu ijver en kracht
voort te zetten, ondanks den liardnekkigen wederstand
van den patriarch en vele geestelijken. Ook hebben zij
niet te vergeefs gearbeid. Eeue zeer voldoende her-
winning heeft aanhoudend in de Armenische gemeente |
plaatsgevonden. Ken treilend verschil is in de wijze
van prediken op te merken, niet alleen in de hoofdstad,
maar door hei geheele land. Vele vartoibeds varen
luide uit togen de"1 dwalingen," waarin hunne kerk
vervallen is, en prediken de bijzondere leerstellingen
van het evangelie met getrouwheid en ijver.
In ISi:i had er te Constant inopel eeue gebeurtenis
plaats, die door de geheele stad de grootste opgc-
wondenheid veroorzaakte. Ken jong Armeniër, die
overhaast en zonder behoorlijke overweging liet Mo-
hamcdaansche geloof bad aangenomen, en daarna lot
zijne vorige belijdenis was teruggekeerd, werd openlijk
in de stralen van Coustaiiliuopel onthoofd, tegen de
vertoogeu van sir Slratford Canning, den Britsclien
afgezant. \\)v afgevaardigden van de verschillende
Chrislen-inoü\'endhedeii aan bet Turksehe hol\' veree-
het volk. Tn ] s23 begon zich echter een auderc gerist
tr openbaren. Toen de liceren Lewis en Baker, agenten
van liet bijbelgenootschap, zieb tot den Armcnischcii
patriarch van Constantiuopel wendden, om zijne be-
krachliging voor liet drukken van ecne vertaling van
hel Nieuwe Testament in het uieuw-Armenisch, dat
hel volk verstaal, weigerde die dignitaris zijne be-
krachtiging in de stelligste bewoordingen, en zijn
voorbeeld werd overliet algemeen door de geestelijken
gevolgd. Omstreeks dien tijd kwam het Anicrikaan-
scho zendelingsgenootschnp tol het besluit, om zon-
delingen uit te zenden, ten einde onder de Armeniërs
te arbeiden. De belangwekkende omstandigheid, die
liet eerst lot dezen stap leidde, was de bekeering van
drie Armenische geestelijken te Bcyrout, die dadelijk
hunne pogingen in het werk stelden, om ecne her-
vorming in hunne kerk tot stand te brengen. Hierin
werden zij niet weinig geholpen door den arbeid van
IV-hi imaljiau, een geleerd en naauwgezet man, die
aan liet hoofd stond eener school, welke binnen de
grenzen van bet patriarchaal opgerigt was. Hij had
de godgeleerdheid van de ()osterschc en de Roomsche
kerk bestudeerd, en bovendien was hij een ijverig
beoefenaar geweest van het "Woord (lods. Hel be-
hoorde tot de werkkring van dezen man, om decandi-
daten voor hel priesterambt op te voeden, daar de
voltooijing hunner studiën aan deze instelling vóór
hunne wijding vercisehl werd. He uitslag\' was, dat lot
den dood van dezen merkwaarditren man in IS38 zeer
vele priesters diens onderrigl genoten, en onder liet
volk gingen arbeiden, mei een geest en een hart door-
drongen van de evangelische waarheid. Mïddelerwijl
; had hel Amerikaanschczendclingsgenootschap zeilde-
tingen onder de Armeniërs vanTurkijcgezondeu; maar
naauwelijks hadden deze niet hun arbeid\'een begin
gemaakt, geholpen door Sahakvan, een leerling uit
de school van Peshtimaljian, oferontstond togenkan-
ting van de zijde der Armenische en der Roomsche
geestelijken, en door hun geheimen invloed werd
eene school, die de zendelingen te"Constantiuopel
opgerigt hadden, opgebroken. Ken invloedrijk juwe-
lier van die stad, die tot de Armenische kerk behoorde,
beschuldigde Sahakvan en een ander jong nienseh van
ketterij, en haalde IVshtimaljian over. oin hen voor
Item te doen verschijnen, ten einde onderzocht tewor-
ilen. De jongelingen verschenen, en de juwelier legde
hun vol zelfvertrouwen ten laste, dat zij hunne ver-
pligtiugeu jegens de kerk schonden en God onteerden.
/.ij waren op het punt om zich te verdedigen, maar
l\'esliliiiialjian nam de zaak op, en bewees den verbaas-
-ocr page 222-
.\\ll\\lK\\lsi III- KKHK.                                                               207
ligchaam van ( Inistiis en als cen afgesneden tak van
den wijngaard, die slechts goed is om iu hel vuur gc-
. worpen Ie worden. Daarom beveel ik door deze waar-
schuwi iele bulle, u mijnen geliefden in elke stad, verre
en nabij, zijn gelaal niel aan te zien, of hel aan te zien,
als hel gelaat van l\'elial; hem niet te ontvangen iuuvre
heilige woningen, waul hij is een huisvcrniclendc eu
verslindende wolf; zijn groet niet anders te ontvangen
dan alseeiizielvcrnietigcnden doodelijk vergif, en met
uwe gchcele huishoudingen u te hoeden voor de ver-
leidendc en goddelooze volgelingen van de valsche
leer der nieuwe seheuniiakers (Protestanten); en voor
hen te bidden tol den God, die zich geenc ougeregtig-
; heid herinnert, zoo zij misschien berouw lubben en
win hunne booze wegen terugkecren, eu de redding
hun iu i\' zielen te verzekeren il oor de genade van onzen
!                                           ,                                                                                         .                              .
lieer eu Zaligmaker Jezus Christus, die voor altijd
gelukzalig is. Amen/\'
Deze banbliksem werd door eene hevige aanl ijgende
! redevoering van den patriarch, tegenalle Protestanten
j in liet algemeen en den priester iu het bijzonder, ge-
volgd, welke vele luide amen* aan hel opgeruide volk
onttrok.
Op den volgenden dag heerschte de grootste bedrij-
vigheid ouder de priesters iu elk gedeelte van de stad
en hare voorsteden. Zij bewogen zich allen als de
verschillende dcelcuccucr mucliinc,alsof zij door t\'énen
stoot iu beweging gehragl waren, en hel was niet
mocijelijk de rigting na te gaan, van waar die slool
gekomen was. De patriarch had besloten om zich niet
alleen Ie verlaten op den indruk, die den vorigen dag
door het anatheem eu de aaiiklaglen, die hel vergezel-
den, op hel volk gemaakt was. Hij vaardigde daarom
bevelen aan zijne geestelijken uit, om te zien dat de
tijdelijke straffeu, waarin ede daarin gedreigd werd, on-
middellijk en letterlijk werden opgelegd. De priesters
gingen gelijktijdig aan hel werk, de meeste hunner
blijkbaar me! goedwilligheid, maar ccuigc met weerzin,
daar zij meer medegevoel hadden voor de onschuldige
slagtoffere der onderdrukking dan voorden ouderdnik-
ker. Di\' Armenische hoofden van alle haudclsvcrccni-
giugenin de stad kregen hevel hun gelaal af Ie wenden
van alle Protestanten, die niet van hunne vermeende
dwalingen wilden terugkecren. De houders van khaus
eu de eigenaars van huizen kregen bevel om alle gchuis-
vcsten eu huurders, die zich naar deze bepaling niet
wilden schikken, weg te zenden. De huisgezinnen,
waarin iemand woonde, die rail ketterij verdacht was,
werden ook door de priesters bezocht, en zij kregen
bevel om het schuldige lid te verdrijven, of zich er van
nigden zioli 11 ■*-1 dcu lieer f\'auuiug, oiu te protesteren
legen eeue daad \\au zulk eeue groote wreedheid en
onreglvaardighcid, en dooi- huuuc standvastigheid
slaagden /ij er in van den sultan eene geschrevene
belofte te verkrijgen, dal niemand, die de Mohamc-
daanschc godsdienst omhelsd had en later tot liet
Christendom teruggekeerd was, om die reden ter dood
gebrag! zou «uiden. Dit was eeue groote en verras-
sendc zegepraal over de onverdraagzaamheid der
Muzelmannen, de eerste stap tot de invoering van
vrijheid van godsdienst in Turkije, eu de voorlooper,
wij twijfelen er niel aan, van een glorierijken dag,
waarop de halve maau voorliet kruis zal plaats maken.
In den herfst van lSlt werden de vooruitzigteu
der zendelingen, die ccnigen tijd opgehelderd waren,
plotseling bewolkt door de aanstelling van Mattcos,
bisschop van Smvrua, tol patriarch van Coustantiuo-
pel; een man wions heerschend beginsel onbepaalde
heerschzucht scheen te zijn, en die, ziende dal de
voornaamste partij zijner kerk tegen de verbreiding
van de Protestaiitschc waarheid gestemd was, niet
lang loefde om eeue vervolging van strengen enincê-
doogenloozcn aard te beginnen. Zijn plan was om,
zoo mogelijk, door dwangmaatregelen de evangelische
parlij ie verpletteren. De eerste, die uitgekozen werd
om het voorwerp van deze stoute proef Ie zijn, was
de priester Vertaucss, die de onvermoeide bevorde-
raar der evangelische waarheid geweest, eu om zijne
godsdienstige beginselen reeds tweemaal verbannen
was. Des zondags, -2 j Jauuarij IN I ">, nadat de gewone
morgendiensten in de patriarchale kerk afgcloopcu
waren, werd het huis door het uitblusschen der kaar-
seu donker gemaakt, het groote gordijn werd voor
het hoofdaltaar getrokken, eu een banbliksem legen
den priester Vertaucss en al du volgelingen van de
nieuwere seheuniiakers plegtig voorgelezen. Jlij
werd door den patriarch een verachtelijk ellendeling
genoemd, die, zijne vleeschclijkc lusten opvolgende,
de kerk verlaten had eu als een zwerver rondging,
die dwalingen verkondigde, en voor velen ecne oorzaak
van struikelen was. 11 ij werd een verrader en moor-
denaar van Christus genoemd, een kind des duivels
en een telg van den Antichrist, erger dan cen onge-
locvigc of een Heiden, omdat hij de goddeloosheden
en verleidingen van uicuwi re scheurinakcrs (Protes-
tantcn) onderwees. „Daarom," zeide de patriarch,
„verdrijven wij hein, en verbieden wij hem als een
duivel en een kind des duivels, om in het gezelschap
van geloovigen to komen. Wij snijden hem af van het
priesterschap, als een afgezet lid van het geestelijke
-ocr page 223-
ARMENISCHE KEHK.
•JUS
voorgelezen, en vergezeld ging van de hevigste aan-
klagten van dfn patriarch, de bisschoppen en de var-
toebeds. Lil deze bulle weid verklaard, dat niet alleen
het vervloekte onding Vertaness, valschelijk priester
genaamd, door de Heilige kerk in den ban werd gedaan,
maar ook allen die van zijne gevoelens waren. Te
zanieu werden zij verklaard voor vervloekt en inden
ban gedaan en gei xcouimuniceerd door God en al Zijne
heiligen en door Matteos den patriarch. „Daarom,"
zeide deze, „al wie een zoou heeft, die zoodanig is, of
een broeder, of een deelgenoot (in zaken), en hem
brood geeft, of hem bijstaat in het verdienen van geld,
of gemeenschap met hem heeft als vriend, of zaken
niet hem doet, laat dan zoo iemand weten, dat hij eene
venijnige slang in zijn huis koestert, die hem eenmaal
met haar doodclijk vergif zal besmetten, en dat hij
zijne ziel zal verliezen. Zoo iemand geeft brood aan
Judas. Zoo iemand is een vijand van het heilige
geloof des Christendoms, een vernietiger van de hei-
lijjc orthodoxe Kerk der Armeniërs, on eene schande
i
voor de natie. Daarom is zijn huis en ook zijn winkel
vervloekt, en wie hem gaal bezoeken, dien zullen wij
door verschrikkelijke anathema\'s aan de Heilige kerk
aanwijzen en bekend maken."
De geest der verbittering kende gecne palen. Een
voor ecu werden de broederen voor den patriarch of de
plaatselijke kerkelijke autoriteiten van hunne bijzon-
dere stadswijken gedaagd, en van lieu werd gc.ëisclit,
dal zij een bewijs van herroeping zouden leekenen, op
straffe van in ecu vcrsehrikkelijken ban gedaan te
worden, die bevatten zou, dat zij van allen handel
beroofd en als buiten de wet gestelden behandeld
zouden worden. Het eerste papier, dal hun tcrouder-
teckeuing aangeboden werd, bevatte in hoofdzaak de
belijdenis, dat zij onder do booze verlokkingen van
Satan zich van den vlekkcloozeu boezem der Heilige
kerk afgescheiden hadden, on zich hadden gevoegd bij
dcgoddclooze secte der Protestanten, die zij uu zagen,
dat niets was dan cenc uitvinding van trotschheid, een
strik van den duivel, cenc secte van verwarring, ecu
lu ci.de weg, die tot verderf leidt. Daarom, staat er ver-
der, berouw gevoelende over hunne goddelooze daden,
vloden zij om vergiffenis tot deu boezem der Heilige en
Onbevlekte Armenische kerk, en bekenden zij, dat haar
geloof vlekkeloos is, hare sacramenten Goddelijk en
lare pleglighedcu van Apostolische!! oorsprong zijn,en
dal haar rituaal godvruchtig is, en beloofden zij aan te
nemen,wat deze zelfde! ledige kerk aanneemt, hetzij het
eene zaak van geloof of vanplegtigheid zij, en metana-
tliema\'sde leerstellingen te verwerpen,diezij verwerpt.
Ie seheiden, zelfs al ware liet ecu zoon ufccuc dochter,
een broeder of eeue zuster, een man of eene vrouw.
De Protestant schc broedereu werden opgeroepen om
onmiddellijk naar den patriarcli te gaan, teu einde
openlijk afstand te doen van hunne dwalingen en met
de kerk verzoend te worden. < )m aanbel geheel kracht
bij te zetten, werd de bedreiging uitgevaardigd, dat
allen, die weigerden te helpen om deze maatregelen
legen de nieuwe seelarisscn ten uitvoer ie brengen,
zelve in den ban /muien worden gedaan.
Ken wilde geest van dweepzucht heerschtc er nu
alom. Alle gevoel van regt, alle eerbied voor waarheid
en regt vaardigheid verdween. Zelfs de sterke cuteedcre
genegenheid, die er tusschen mannen en vrouwen,
broeders en zusters, ouders en kinderen bestond,
maakte in sommige gevallen plaats voor de wreedc
en meédoogenlooze baat van den vervolger. Zelfs de
standvast ighciil van de mannen Gods zet Ie. nog meerde
boosheid hunner vijanden aan. Hunne gereedheid om
mei vreugde het out rooveu hunner goederen Ie dulden
werd als een bewijs aangemerkt, dat groote tijdelijke
bclooniugeu hun door de zendelingen aangeboden
waren, en hun onwankelbaar vertrouwen op Christus
werd als hardnekkigheid aangezien. Heiligen, die aan
den kant der kerk waren, en eerst blijkbaar in ijverte
kort. schoten, wi rdeu tot ijverige vervolgers aangezet,
door hetgeen hun in hunne ouverschilligheidaaugaaude
de godsdienst, als stijfhoofdigheid van den kant der
Protestanten toescheen.
De voornaamste mannen in de verschillende handcls-
ligchamcn toonden zich meer vastberaden dan cenige
andere klasse in hunne pogingen, om dl evangelische
broederen te dwingen tot toegeving aan de eischeu
vanden patriarch; ook kouden/ij redenen aanvoeren,
die krachtiger waren dan bijna cenige andere van
wcreldsehcu aard. Tot welke wijze van dwang men
ook zijne toevlugt nam, overal werd openlijk, hetzij
door priesters of leekcu, verklaard, dat het geschiedde
op uitdrukkelijk bevel van den patriarch Matteos.
lu de week nadat het eerste anathecm voorgelezen
was, was nog niet een er toe gebragt om afstand van
zijn geloof I e doen, hoewel velen niet geweld uit hunne
huizen en winkels verdreven, en verhinderd waren om
hunne bezigheden voort Ie zetten, ten einde zich zelve
en hunne huisgezinnen te onderhouden, en ecnigen
uit bet ouderlijke huis waren gejaagd en op andere
wijze in droefenis waren. Op th-i\\ volgenden Sabbath
werden de hartstogtcu van cenc onwetende en bijgc-
loovige menigte nog meer opgewekt door een tweede
anathecm, dat, gelijk lief eerste, in alle kerken werd
-ocr page 224-
209
ARM KX1SCHK KERK.
thie, vergezeld van ruime ondersteuningen in geld,
van alle hoeken der Christen-wereld in. De Britschc
afgezant stelde de zaak van de verdrukte en vervolgde
Armenische bekeerden aan den sultan voor. en door
zijne ernstige en volhardende pogingen Ie hunnen
behoeve gal\' Reschid Pacha, minister van Buitenlauil-
scho zaken, bevel, dat de Protestanten hunne bezig-
hedeu zonden hervatten, op voorwaarde dal zij borg
voor elkander zouden worden. Deze schikking bepaalde
de kwestie van godsdienstvrijheid voor de Protestanten
in Turkije. Alhoewel openbare vervolging aldus op
hoog gezag verboden was, waren de broederen nog
blootgesteld aan vele geheime inbreuken op hunne
vrijheid en rust. Het gouvernement was echter beslo-
len om de beginselen van vrijheid 1 e handhaven, die
liel eenmaal aangenomen had, en daarom werd in .Innij
lb4(> een vizieriale brief uitgevaardigd, waarbij aan
den pacha van Erzerum bevolen werd om me ie zien.
dal de burgerregteu der Protestanten behoorlijk ge-
eerbiedigd werden, zoo lang zij getrouwe onderdanen
van den sultan waren. Dit was liet eerste keizerlijke
deereet, dat door het Turksche bewind tol bescherming
zijner Protestantsche onderdanen uitgevaardigd werd.
De patriarcli Matteos was vast besloten om zijne
uiterste pogingen in hel werk te stellen, ten einde
den Proleslautschen geest, die in de Armenische kerk
nu zoo sterk heerschte, te onderdrukken. Daarom vaar-
diirde hij eeue nieuwe bulle van excommunicatie uil
tegen allen, die gel rouw bleven aan hunne evangelische
beginselen, en maakte bekend, dat zij elk jaar op den-
zelfden dag, in al de Armenische kerken door hel
| geheide Turksche rijk, in liet openbaar voorgelezen
| zou worden. Dil gaf den laatsten slag aan het werk
der vervolging, en door de Proteslanten plegtig af te
snijden en uit de kerk te werpen, bewerkte liij juist de
organisatie van de Evangelische Protestantsche kerken
in Turkije. Op den D\'1" Julij iSH\'i werd de eerste
Evangelische Armenische kerk te Constantinopel ge-
vestigd. In de volgende week werd een herder over de
nieuwe kerk gewijd, cu de leden verloren geen lijd om
aan de wereld de verklaring van hun geloof eu hunne
redenen voor den stap, dien zij genomen hadden, te ge-
ven. Indenloopvandcnzelfden zomer werden erkerkeu
gesticht Ie Nicomedië, Adabazar eu Trebizonde. De
patriarch was onvermoeibaar in hel uitdenken van alle
mogelijke middelen om het ligchaam te kwellen, dat
zich aldus van de Armenische kerk had afgescheiden.
De stelling, die de Protestanten nu innamen, was
eenigzins zonderling. Afgescheiden van de Armenische
gemeente waren zij met gceno andere vereenigd. Zij
Daai dit eerste stuk niel duidelijk genoeg was voor
eenigen van de vervolgingspartij, werd een ander
opgemaakt in den vorm eener geloofsbelijdenis, dat
allen moesten onderteekenen als de eenige voorwaarde,
waarop zij in de gunst van den patriarch, dat is, in
hunne burgervoorregten konden hersteld worden.
1 Deze geloofsbelijdenis hield hoofdzakelijk al de dwa-
lingen der Roomsche kerk in. Zij erkende, dat goede
werken iemand regtvaardigen zoowel als het geloof;
dat de Kerk onfeilbaar is; dat er zeven sacramenten
zijn; dal doop door water, en biecht aan een priester
noodig zijn voor de zaligmaking; dal deziel van iemand,
die sterft zonder volle boetedoening voor zijne zonden,
na den dood dooi\' de gebeden der Kerk, dooi- de niel
bloedige offerande der mis, en door hel geven van aal-
moezen dooi\'zijne vrienden gezuiverd wordt ; dut hel
brood en de wijn der communie het ware Hirchaanieu
...
bloed van Christus zijn; dal .Maria de moeder Gods is;
dat de heilige gezalfde kruisen der aanbidding waardig
zijn, alsook reliquiën en schilderijen; dat detussehen-
komst der heiligen voor God aannemelijk is; dal de
patriarchen als de vertegenwoordigers van Christus de
Kerk besturen. Zij vereischte ook van hen, die haar
onderteekenden, dal zij ook al degenen uls in den
ban zouden beschouwen, die de aanbidding van liet
heilige kruis en van reliquiën en schilderijen afgoderij
noemden, en de ceremoniën der Kerk als bijfre.loovijr-
heden verwierpen.
Het bewijs der terugroeping en de nieuwe geloofsbc-
1 ij den is werden door den patriarch door hel landgezon-
den, en de evangelische broeders werden opgeroepen,
om voor hunne wederzijdsche kerkelijke bestuurders
te verschijnen en het te leekenen. Zij, die weigerden,
werden met zware teekencn van het misnoegen des
patriarchs bezocht. Van nagenoeg veertig personen te
Constantinopel werden de winkels gesloten, en hun
werden de verlol\'slukken om handel Ie drijven ontno-
men, zoodat zij beroofd werden van de middelen om
hun levensonderhoud op eerlijke wijze te verdienen. Na-
genoeg zeventig waren verpligl om hun huis en hunne
betrekkingen om der wille van Christus te verlaten.
De bakkersmogtenhennietvanbrood, de waterdragers
niet van wal er voorzien. Gedurende weken achtereen
weerklonken de Armenische kerken van Sabbath tol
Sabbath van anathema\'s legen al degenen, die lol de
nieuwe secte waren overgegaan. Lasteringen van
allerlei aard worden legen de Protestanten v erspreid.
De broederenkonden niet langs de straten gaan zonder
beleedigd en bespogen Ie worden. Onder deze moei-
jelijke omstandigheden kwamen brieven van synipa-
\'T
-ocr page 225-
\'210                                                   AKMKXIsrn-CATHOUKKI\': KKUK.
stonden dus alleen en afgezonderd. Hel gouvernement !
was besloten om hen te beschermen, maar de wijze oin
die bescherming Ie verleeaen ging van veelmoeijelijk-
lieid vergezeld. Volgens de stadsreglemcute.il van
Constant inopel kon er geen huwelijk,doop of begrafenis
plaats hebben, /.onder dat de burgerlijke autoriteiten
doormiddel van den patriarch er kennis van kregen. !
Kn bovendien kon niemand in hel land reizen zonder
een paspoort, en dat paspoort moest vergezeld gaan
van een bewijs van den patriarch, dal de man eerlijk
was. De Arineiiisehe Protestanten waren derhalve
in de moeijelijkste omstandigheden geplaatst, /ij
bleven langer dan anderhalfjaar in dezen toestand, en -
droegen met geduld het Icrd en zelfs de onderdrukking,
waaraanzij blootgesteld waren.Eindelijk echter kregen
zij verlof om te begraven, te trouwen en een paspoort
te krijgen om te reizen, zouder tiissehcukoinst van den
patriarch. Zij kwamen nu onderde onmiddellijke be-
seherniing van de Turksche autoriteiten, en werden in
geestelijke en tijdelijke zaken onafhankelijk van den j
patriarch van Constantinopel; en tot. grootc vreugde j
der broederen vaardigde het Turksche bewind, voor-
namelijk o|i nanzi Hing van Lord C\'owlcy, die tijdelijk
Britseh afgezant bij de 1\'orte was, op den 1 .V1\'\'11 Xo-
vcmber Istj ren keizerlijk decreet uit, waarbij de
Protestantscho inboorlingen in Turkije als cene afzon-
derlijkc en nuafhaukelijke gemeente erkend werden.
Dit belangrijke olfieiëelc stuk bevatte cene zinsnede, >
waarin gezegd werd, dat volstrekt geene inmenging
in hunne tijdelijke of geestelijke belangen van den
kant der patriarchen, monniken en priesters van an-
dere secten geoorloofd was. Dit decreet, dat door
de Armenische Protcstantschc kerk in Turkije als de
grondslag harer vrijheden beschouwd werd, werd aan
alle paeha\'s in hel land gezonden; en om nog verder
te zorgen, dat de bepalingen van hel decreet volkomen
en onpartijdig ten uitvoer gelegd zouden worden,
werd iemand, door de nieuwe gemeente gekozen, door
het gouvcnienie.nl formeel erkend als de agent en
representant van de Protestanten. Dit was bet begin
van een nieuw tijdperk voorbet Christendom in Turkije
en in hel Oosten. Eeue Protcstantsche kerk is aldus
gevestigd in de staten van den sultan, en wordt door
het Turksche bewind behoorlijk erkend en beschermd.
De plannen, die de patriarch Mat! cos voor de uit-
rocijing van bet Protestantisinus in hel land gevormd
had, waren nu duidelijk mislukt. Het nur der vcrgel-
ding was gekomen. Hij werd schuldig bevonden aan
verschillende beroovingen van de schatkist en aan
onregtvaardige handelingen, die onbestaanbaar waren
mei de patriarchale waardigheid, en dien ten gevolge
werd hij van zijn ambl ontzei en lol verbanning
veroordeeld. Keu vriendelijk bankier te Constauti-
nopel kwam echter t.nsschenbeideii, en verkreeg
zijne ontheffing van het laatste gedeelte der straf,
en de vervolgziekc geestelijke kreeg verlof om zich
aan de kusten van den Bospborus met der woon te
vestigen.
De Armenische Protestanten hebben veel vervolging
ondergaan, dochhunne vrijheden zijnnn verzekerd, niet
alleen lijdelijk maar blijvend. Op den I8dcn bVbruarij
IS5G vaardigde de sultan ecu ll.iüi-Houmayouu of
hoog decreet uit, waarbij gelijke regl en, burgerlijke
en godsdienstige, a.v. al de onderdanen van zijn rijk
verleend werden. ])i: slnk waarborg! de oude kerke-
lijke voorreglen, die door de Gricksche en de Armeni-
sclie kerk genoten worden. Hel ontneemt aan de
patriarchen alle lijdelijk e en regterlijkc mag!, en maakt
hel hunonmogelijk wederlevervolgen. Hel verkondigt
de volkomen gelijkheid van alle godsdiensten voor het
oog der wet. liet verklaart, dat Christenen voor alle
staatsambten verkiesbaar zijn. liet verzekert aan
Turksche Christenen hel regl om plaatsen te beklcc-
den, waarin zij burgerlijk gezag uitoefenen, en geeft
hun regl oji militaire eerbewijzingen.
ARMENISCH-CATHOLIEKE KERK. De Ar-
menischc kerk had zich afgescheiden, gelijk wij in het
vorige artikel gezien hebhen, van de andere Cbriste-
lijke kerken in hel Oosten, door Monophysielische
leerstellingen aan te nemen en de besluiten van het
concilie van Chalcedon, in 530, te verwerpen. Van
dien tijd al\' waren er veelvuldige pogingen in hel werk
gesteld, om cene vereeniging met Rome te bewerken.
In de tiende en de elfde eeuw deden de Armenische
patriarchen, ten gevolge van den inval waarmede
hun land door de Saraccnen bedreigd werd, openingen
aan de pausen, ten einde dooi- hunnen invloed onder-
steuuiug van de Westelijke mogend heden t e verkrijgen.
Zoo zond (Iregorius, de Armenische patriarch, in 1080
een gezantschap naar Home, ten einde zijn hoogen
eerbied voordien zetel uil te drukken; hij ontving een
gunstig antwoord. In 1 145 bood een andere, patriarch
aan, oin de Armenische kerk aan de pauselijke mag!
Ie onderwerpen, liet voorstel werd in overweging
genomen, maar geene krachtige stappen werden tot
de volvoering van cene vereeniging gedaan, totdal
Leo, koning van Armenië, die wenschte dal zijne
krooning door den paus bekrachtigd zou worden, zich
met den catholieos en ecu groot aantal geestelijken
bepaaldelijk geneigd verklaarde voor de aanhechting
-ocr page 226-
ARM1LLUS.                                                                        211
thans als cene gevestigde Christcn-sccte onder het
bestuur van den sultan erkend.
A11M1 LLUS, de naam dien deJooilschc Rabbijnen
aan den Antichrist geven, wiens verschijning, zooals
zij loeren, een van de teckcuen der komst van den
.Messias zal zijn. \'/.ij zeggen, dat er te Rome een mar-
nicrcn standbeeld isiudenvonn van ecue zeer schooue
jonge vrouw, dat niet door mcuschcnliandcu gemaakt,
maar door Goddelijke magt geschapen werd. God zal
in dit standbeeld een schepsel maken in den vorm van
een kind, en einde lijk zal hel standbeeld, vaneen bcr-
stende, een wezen iu lucusehcngedaaute voortbrengen,
wiens naam Arniillus zal zijn, en die door de Heidenen
Antichrist genoemd zal worden. Zijne lengte, zoowel
als zijne breedte, zal t waalf ellcboogslcngteu bedragen;
zijne oogen, die ecu span van elkander staan, zullen
bol en rood zijn; zijn haar zal van ecue gouden kleur,
en de zooien van zijne voelen zullen groen zijn, en
op zijn hoofd zal hij twee krooucn hebben. Deze reus-
achtigc bedrieger zal aan de Heidenen verklaren, dal
hij de Messias is, en zij zullen in heingcloovcnen hem
tol hunnen koning aanstellen. Hij zal zich iudezclfde
hoedanigheid aan de Joden verlootten, doch Nehemia,
de zoon van Chuziël, zal opstaau met dertigduizend j
der dapperste zonen van Ephraïiu, zal mei henArmillus
slag leveren, en 200,000 man van zijne lcgermagt
verslaan. De overwonnen Antichrist zal dan zijne
gehecle lcgermagt verzamelen iu het „dal des dorsch-
wagens" (Joel I i I : 1 i), en zal daar ten tweeden male
met Israël strijden, wanneer vele van de Heidenen
verslagen zullen worden. Weinige Israëlieten zullen
iu dit gevecht vallen, maar onder de dooden zal hun
aanvoerder Xebeiuia gevonden worden, dien de Rab-
bijuen dvn Messias des lleeren noemen. Arniillus zal
niet bewust zijn van den dood van dezen eersten Mes-
sias. Op dezen tijd zullen al de natiën der wereld de
Israëlieten uil hunne staten verdrijven, en zij zullen
niet dulden, dal zij langer onder hen wonen. Israël
zal zooveel treurigheid ondervinden, als te voren nog
nooit gekend is, en uu zal hel gezegde van Daniël
ven uld worden: „En te dier tijd zal Michaël opstaau,
die groote vorst, die voor de kinderen des volks slaat,
als bet zulk een lijd der benaauwdheid zijn zal, .als er
niet geweest is, sinls dat er een volk geweest is, tot
op dienzelvcn lijd toe; en te dier lijd /al uw volk
verlost worden, al wie gevonden wordt geschreven Ie
zijn in bel boek." Dadelijk zullen al de Israëlieten
naar woeste plaatsen vlieden, waar zij vijl\'en veertig
dagen zullen blijven, gedurende welken tijd al de
goddelooze Israëlieten, die niet waardig zijn «nu de
aan Rome, en er daarom in slaagde ucuafzonderlijken
Armcnischcn tak van de Roomsche kerk teorganisc-
reu. Op het concilie van Adina in 131 I werd de
vcreeuiging openlijk afgekondigd. De pausen hebben
sedert dien tijd, dooi- hei afvaardigen van ijverigezen-
dclingcn, vele pogingen gedaan om het aantal hunner
aanhangers in dat land te vennee nieren. De Arnicnisch-
Catholickc kerk is echter altijd een klein ligchaam
geldeven. In Syrië zijn hare aanhangers volstrekt niet
talrijk, en worden /.ij bestuurd door een patriarch, die
in een klooster op den berg Libanon woont, drie
bisschoppen en ongeveer vijftig monniken. Tc Con-
stautinopel en in Kleiu-Azié\' vormen /.ij een grooter
ligchaam. De volgende opgave wordt door Holmes, een
Amerikaanseh zendeling, gegeven: „De. Armeuisch-
Catholieken in de siad worden op een aantal van 111,1)00
Int 13,1(00 zielen gesehat. Zij worden nuk te Siuyrna,
Angora, ïokat, ïrebizonde en in kleinen getalle in
verschillende deelen van Armenië gevonden. Ur zijn
misschien 250 huisgezinnen te Mardin, welke van hun
eigen patriarch afhangen, die in een klooster op den
berg Libanon woont; deze patriarch bestuurt de Arme-
uisch-C\'atholiekc bevolking van Alcppo en Syrië. De
kerkelijke inrigting dezer bevolking is in zich zelve
volkomen; zij heeft een politiek patriarch, dien /.ij uil
haar midden verkiest omhaarbij den snit ante \\ ertcgen-
woordigen, terwijl haar geestelijk patriarch door den
paus aangesteld wordt. Dcgroo te reden van hcii,diezich
hij de Catholickc Armeniërs aansluiten, is de meerdere
bescherming, die zij als Catholiekcu genieten, wegens
de belangstelling van vele Catholickc afgezanten en
de hulp, die deze aan de scete verseliall\'cu. De Ai me-
ïiiscli-Catholickcn hebben ccucgroote kerk te Galata
en cene kerk te Orta Koi. Er is eeue openbare ge-
nieeutcschool aan de kerk verbonden, en er wordt uu
cene hoogere inrigting te l\'cra gebouwd, in verband
met de monniken van het Yencliaansche klooster.
Ken vrij groot aantal jonge uieiiseheu zei ook zijne
studiën te l\'cra voort, om zich lot priester voor te
bereiden. Vele faiuiliëu zenden bare dochters naar de
kost- ol\' dagscholen van de zusters van liefdadigheid
Ie Galata." Tc Constantiuopcl werden in 1S28 de
Catholickc Armeniërs op 27,000 geschat. Daar echter
de Perzische Armeniërs deel hadden genomen aan
den oorlog tusschen Rusland en ferzië, verbande de
sultan, vrcezende dal bij spoedig zelf in een strijd zou
worden gewikkeld met dezelfde Christcn-mogcndheid,
al de Catholickc Armeniërs uil de stad en bare
voorsteden. Later werd hun echter veroorloofd terug
Ie keeren, en ouder hun eigen patriarch worden zij :
-ocr page 227-
AllMINIUS.
21 i
verlossing te zien, zullen sterven. Arniillus zal dan
Egypte vermeesteren en in bezit nemen, waarna hij zijn
gekat naar Jeruzalem zal keeren, om het ten tweeden
male ie verwoesten. Üp dit inoeijelijke oogeublik zal
Michacl opstaan en driemaal op de trompet blazen,
en bij liet eerste geselial zullen geopenbaard worden
Messias Ben David en Eliade profeet, om wie zich de
zuivere Israëlieten zullen verzamelen, die Jeruzalem
zullen binnentreden, wanneer de Zoon van David, in
het verlaten paleis gaande, zijne woonplaats daar zal
vestigen. Arniillus, vernemende dat er een koning iu
Israël is, zal de legermagten van al de natiën der
wereld verzamelen, en zal tegen Gods Messias ten
strijde trekken. Dadelijk zal God zelf tegen de v ij -
andeuvan Zijn volk strijden, en vuur en zwavel uit deu
hemel op ben doen nederdalen. Dan zal degoddelooze
Arniillus mot zijn geheele leger omkomen, en het ge-
zegde van Obadja: „Jakobs buis zal een vuur zijn, en
Jozefs buis eene vlam, en Ezaus buis tot een stoppel,"
zal bewaarheid worden. Zoodanig zijn de vreemde
inzigten, die de Liabbinisten aangaande de natuur en
de handelingen van deu Antichrist koesteren, en die
alleen gegrondvest zijn op eene verkeerde verklaring
van talrijke gedeelten der Schriften van het Oude
Testament. Zie Antichrist.
ARMINIUS, een uitstekend godgeleerde op liet
einde der zestiende en het begin der zeventiende eeuw.
Hij was in 1 50U te Oudcwater iu Zuid-Holland gebo-
ren. Toen hij nog een kind was, slierf zijn vader, en
hij kwam onder de hoede van een predikant, die hein
tol zich nam, en bet toezigt hield over zijne opvoeding,
totdat hij gereed was om naar de hoogeschool te Utrecht
te vertrekken. Terwijl hij daar zijn studiën voortzette,
ontnam de dood hem zijn weldadigen beschermer, maar
door de tiisselienkoinst der Voorzienigheid stond een
ander vriend voor hem op, die hem iu 1575 naarMar-
burg zond. Uier bleef bij verscheidene jaren, en hield
er zich voornamelijk bezig met het opdoen van kennis.
Eindelijk vertrok hij, ten einde zijne studiën te voltooi-
jen, in 15S2 naar Genève, waar hij het hooge voorregt
genoot van te studeren onder den beroemden Theodo-
rus Beza. Arminius bezat een opmerkelijken smaak
voor abstracte beschouwingen, en de leerstellingen van
liamus ingezogen hebbende, onderwees hij ze in het
openbaar en bet bijzonder, tegenover die van Aristo-
tcles, welke de heerschende meeningen van zijn lijd
waren. Zoo groot was zijn ijver om de nieuwe wijsbe-
geerte in te scherpen, dat hij zich genoodzaakt zag de
wijk te nemen naar Bazel, uit hoofde van de vervolging,
waaraan zijne wijsgecrigemceningen hem blootstelden.
Te I$azel vond bij eene rustiger woonplaats, en zoo groot
was de naam, dien hij zich spoedig aan de hoogeschool
van die stad verwierf, dat bij, schoon slechts twee en
twintig jaar oud, gedrongen werd om den graad van
doctor iu de godgeleerdheid aan te nemen, dien bij
echter zediglijk weigerde. In 15S8 werd Arminius als
predikant te Amsterdam ingezegend, waar bij er in
slaagde om eene toegenegene en bewonderende schare
rondom zich te verzamelen. Spoedig nadat hij zijn
leeraarswerk bad aangevangen, werd zijne aandacht
getrokken op een scherpen strijd, die in Holland
j tusseheu de Suhlapsarische en de Niipralapsarisohc
Calvinisten ontstaan was, over liet zwaar te doorgron-
den onderwerp der Goddelijke besluiten. Twee predi-
kanten, die tot de eerstgeuoemdenbehoorden, hadden
| een werk over het onderwerp in bet licht gegeven, dat
wegens zijne geleerdheid de algeineene aandacht in
geenegeringe mate trok. De tegenovergestelde partij
[ oordeelde bel noodzakelijk, dat geen lijd verloren zou
worden om den nadeeligeu invloed van deze geleerde
j verhandeling tegen te gaan. Met algemeene toestein-
i ining werd deze taak aan Arminius opgedragen. Maar
j uaauwelijks bad hij haar ondernomen, en was hij bc-
I gonneu om de argumenten aan beide kanten te wegen,
; of bij werd overtuigd van de waarheid dier zelfde ge-
| voclens, die hij zoude weerleggen. Niet dat hij de
j leerstellingen, die sedert door Arminianen onder den
j dekmantel van zijn naam geleerd zijn, in hare volle
uitgebreidheid aannam. In tegendeel, bij bleef tot bel
; einde toe een vast geloovige in de onafhankelijkheid
der Goddelijke besluiten en de krachtdadige werking
der Goddelijke genade. Op het laatste punt was bij
van de Geneefsche inzigten afgeweken, en had hij de
Luthersche leer der genade aangenomen, welke nie-
mand geheel en al van de zaligheid uitsluit, terwijl bij
ten opzigte van de Goddelijke besluiten staande hield,
dat: de voorwerpen van het eeuwige doel niet, bloot
als schepselen, maar als zondaren beschouwd werden.
Zoo verre was Arminius echter van de inzigten van
Calvijn afgeweken, dat hij een voorwerp van achter-
docht en afkeer werd voor vele zijner broederen in
Holland en elders. Kn toch was de overgroote invloed
van zijne talenten, geleerdheid en karakter zoodanig,
dat hij, hoewel hij in 1591 zijne Suhlapsarische
gevoelens beleed, voortging met iu Amsterdam met
onverminderde achting en goedkeuring te arbeiden;
en na een dienst werk van\'vijftien jaar was zijn naam als i
theologant zoo groot, dat hij in 1603 geroepen werd
om deu leerstoel in de godgeleerdheid te Leiden te
vervullen. Zijne lezingen trokken een tal van toehoor-
-ocr page 228-
AllMINIANISMUS.
213
ders, eu hij werd niet minder populair als hooglceraar,
dan liij reeds Iihilt als predikant geweest was.
Na kuiten tijd werden echter de theologische mec-
ningen van den nieuwen professor eeu onderwerp van
onderzoek in de universiteit, en hevige geschillen
werden zoowel binnen als buiten hare mureu er over
gevoerd. De zaken hadden nu zulk een ernstig voor-
komen aangenomen, dat «Ie Staten zieli geroepen
gevoelden om tusschenbeiden te treden, en er werden
zamenkomsten voor openbare geschilvoeriug tus- I
scheii Arniinius en zijne tegenstanders bepaald. De
voornaamste dezer was Franciscus Gomarus, een
Hollaudscli godgeleerde van grooten naaui. Deze
strijdv oeringen en de angst, die er op volgde, benevens
zijne menigvuldige werkzaamheden en de lasteringen,
die men aangaande hem verspreidde, ondermijnden
hel gestel van Arminius, dal nooit sterk geweest was, ]
eu bragten ccue hevige ziekte teweeg, die hein op den
ïyden October 1609 ten grave deed dalen. Aldus I
eindigde de loopbaan van een bekwaam en geleerd
man, die door zijne vrienden bemind en door zijne
vijanden geëerbiedigd werd.
A R M 1XIA NISMUS, deleer van den grootengodge- !
leerde, wiens le\\ en in liet voorgaande artikel kortclijk
geschetst is. Na zijn dood werd de strijd, die gedurende
cenige jaren in Holland gewoed had, mei onvermindcr-
den ijver voortgezet. In 1010 dienden de Arminianen
een verloog, dal zij hunne Remonstrantie noemden, bij
de Stalen van Holland in, teneinde hunne bescherming
Ie verzoeken en hunne vriendelijke tussehenkoiust in
te roepen, om den vrede in de kerk en liet land te
herstellen. De Goinaristcn ot\' beschermers van liet
Calvinismus boden ook een adres tol hetzelfde einde
eu van gelijke beteekenis aan; daarom kregen de
Arminianen den naam van Remonstranten, en de
Calvinisten dien van Contra-Remonstranten. Ver-
schillende pogingen werden er in liet werk gesteld om
de twistende partij met elkander te verzoenen, maar
te vergeefs. Aan beide kanten toonde men de grootste
verbittering. Eindelijk besloten de Algemeene Stalen |
met meerderheid van stemmen, daar zij bevonden, dal
alle andere middelen geheel en al zonder uitwerking
waren, dat eene nationale vergadering of synode bij-
eengeroepen zou worden, om over de betwiste punten
uitspraak te doen. Resehrijvingsbricvcn werden daarom
uitgevaardigd, en op den 13llen November Kil 8 werd
de synode in de oude stad Dordrecht geopend. Hare
zittingen hielden lot het einde des volgenden jaars aan.
Deze synode waszamengestelduit 5 hoogleeraren, 38
predikanten, i\\ ouderlingen, 2s godgeleerden uit En-
geland, de l\'aliz, Hessen, Zwitserland,Brandenburg,
Nassau, Oost-Frieslanden Bremcn, beuevens is gc-
magtigden vaudcStaten-Generaal.Tot voorzitter werd
benoemd Joliannes liogernian, predikant te Lceuwar-
dcu, een bekwaam godgeleerde maar tevens zeer onver-
draagzaam man. De Arminianen klaagden luide, dal zij
met onregtvaardigheid behandeld werden, /.ij eiseiil en,
dal zij eu hunne tegenstanders door de synode als
gelijken zouden beschouwd worden; maar deze besloot
met bijna algemeene stemmen, dat de Arminianen
voor haar zouden verschijnen om zieli te verdedigen,
om hunne bijzondere gevoelens uil te leggen, daar zij
van de grondslagen der Nederlaudschc Hervormde
kerk, eu van de leerstellingen der Hervormde kerken
in hel algemeen, waren algeweken. Deze beslissing
beleedigde de Arniiuiaansche parlij ten hoogste, die
daarop de synode verliet om niet weder Ie kecveu.
De aandacht der synode rigttc zieh toen op de vijf puii-
ten, die de Arminianen als de voornaamste stellingen
van hun geloof opgaven. Deze punten of artikelen
werden in geregelde orde behandeld, eu de buitcn-
landsche godgeleerden werden uitgenoodigd om hunne
meening er over te kennen te geven, dat zij schriftelijk
deilen. De afgevaardigden van de Ncderlandsche kcr-
ken spraken toen hunne gevoelens uit. Elk lid der
synode, van zijne zitplaats opstaande, deed een pleg-
tigen eed, dal hij zich hij alle punten, waarover hij
zijn oordeel uitsprak, door geen ander gezag dan het
Woord Gods in de Heilige Schriften vervat zou laten
leiden. Bij de beraadslagingen liecrsehtcn de grootste
eensgezindheid en goede orde, en terwijl de stellingen
inde vijf Ariuitiiaansehe punten vervat eenparig veroor-
deeld werden, werd (\'ene algemeene geloofsbelijdenis
opgemaakt in zulke bewoordingen, dat al de leden
haar gcreedelijk onderteekenden.
Xadal de synode van Dordrecht hare zittingen ge-
sloten had, werden hare besluiten in de verschillende
deelen der Vereenigde Nederlanden zeer verschillend
opgenomen. In cenige provinciën werd de veroordee-
ling, die zij over de Arminiaansche leerstellingen
uitgesproken had, met onvermengde voldoening toe-
gejuicht; maar in andere werden hare uitspraken met
verontwaardiging verworpen. De Algemeene Staten
vaardigden echter gestrenge wellen tegen de Aruiini-
anen uit, en veroordeelden al degenen, die weigerden
zich te onderwerpen aan de uitspraak der synode, tot
verbanning, boete of gevangenschap. De kerk ontzette
hen van hun geestelijk ambt, en ontsloeg beu als on-
derwijzers in scholen en collegieu. Engeland ging
over naar den kam der Arminianen, voornamelijk
-ocr page 229-
211
AUM1NIANISMUS.
door den invloed van den aartsbisschop Laud, en hoewel
de negen en der! ij,\' art ikelen van de Kerk van Engeland
bepaald Calvinist iseh zijn, hebben op den huldigen dag
de leerstellingen, die van vele harer kansels onderwezen
worden, cene Arininiaanselie strekking.
Dr vijf punten of artikelen, die de Armiuiancn in
I G 1 lden Algeiuecnen Staten iu den Haag aanboden, en
die de voornaamste stellingen van hun geloof bevatten,
zijn de volgende: — „I. Dat. God van alle eeuwigheid
besloten had de zoodanigen te zaligen, die hij voorzag,
dat ten einde toe zouden volharden in het geloof in
Jezus Christus, en ter eeuwige straffe te verwijzen
allen, die in liet ongeloof verbleven, en ten einde toe
de Goddelijke ondersteuning wederstonden. II. Dat
Jezus Christus door Zijn dood en lijden cene verzoening
Icwceggcbragt had voor de zonden de;- nienschdoms
in het algemeen, en van eiken mensch in liet bijzonder;
dat echter geene dan die in Hem gelooveu, dcelgcnoo-
ten dier Goddelijke weldaad kunnen worden. III. Dat
lul ware geloof niet kan voortkomen uil liet gebruik
onzer natuurlijke bekwaamheden en vermogens, noch
ook uit de kracht en de werking van den vrijen wil,
naardeniaal de mensch, uit hoofde zijner natuurlijke
verdorvenheid, niet in staat is iets goeds te deuken of
te doen, en dal het derhalvenoodigzij te zijner bekec-
ring en zaligheid, dat hij wedergeboren en vernieuwd
worde door de werking van i\'vn Heiligen Geest, die
cene gave Gods is door Jezus Christus. IV. Dat deze
Goddelijke genade of kracht van den Heiligen Geest,
welke de wanorde der bedorven natuur tcregtbreiigt,
alles wat goed in den mensch genaamd kan worden
aanvangt, voortzet en voltooit; en dat bij gevolg alle
goede werken zonder onderscheid aan Gode en de
werking Zijner genade alleen moeten worden toege-
schreven; dat nogtans deze genade den mensch niet
dwingt om tegen zijne genegenheden te handelen,
maar wederstaal] en krachteloos gemaakt kan worden
door den verkeerden wil van den onboet vaardigen zon-
daar. V. Dat zij, die door het geloof met Christus zijn
vereenigd, daardoor voorzien zijn met overvloedige
kracht en geimegza.....ondersteuning om hen iu staat
te stellen, om ie zegepralen over de verleiding van den
Satan en de verlokselen en verzoekingen der zonde:
maar dat de vraag of zulke menschen van het geloof
ai- en uil den slaat der genade kunnen vervallen
nog mei geene voldoende blijkbaarheid beantwoord
is, en dit stuk daarom zorgvuldiger onderzocht moei
worden door cene aandachtige overweging van hetgeeu
de Heilige Schriften wegens cene zoo aangelegen zaak
verklaren."
Op deze art ikelen kunnen de nieuwere Arminiauen
cchtcrmoeijclijk wijzcnals op cene juiste uiteenzetting
van hun geloof. Vele van hen kunnen niet meer juist-
lieid Pelagianen, Half-Pelagianen of zelfs Sociuianen
genoemd worden. Dat deze vijl\'artikelen de Ariuiui-
aansche theorie niet geheel en al ontwikkelden, bleek
kort na de synode van Dordrecht uit de Jpologie coor
•li\' Afiiiii/M/ieii,
door hun hoofd tëpiseopius uitgegeven,
waarin hij het Ariuinianismus in zijn grofsteu vorm
belijdt.
Het voornaamste punt van verschil tusschen de
Calvinisten en Armiuiancn is te vinden indctegon-
ovcr elkander staande antwoorden, die zij geven op de
vraag: Waarom wordt de cene nicnsch behouden en
de andere niet? De cene partij beweert, dat liet geheid
en al een gevolg is van de almagtigc genade Gods; en
de andere, dat hel alleen afhangt van den vrijen wil
des mensehen. Dit is het groote onderscheid, waarop
men zeggen kan, dal de geheide twist draait. De Ar-
ininianen gelooveu, dat de krachtdadigheid der genade
van den menschclijkeu wil afhangt; de Calvinisten
gelooveu daarentegen, dal het de krachtdadigheid eu
besturende inagt der Goddelijke genade is, die den
mensch doet wensehen om behouden te worden op do
wijze, die God zidf aangewezen heeft. De Aruiinianeii
beweren de zedelijke bekwaamheid van den mensch
om het evangelie te omhelzen; de Calvinisten beweren
de zedelijke onbekwaamheid des menschen om het
evangelie te omhelzen, ten gevolge van de ingewor-
telde verdorvenheid zijner natuur. Do Ariiiinianen
verzekeren, dat iemand heden berouw kan hebben en
gelooveu, en dat hij toch morgen een ongcloovige
en onboetvaardige kan zijn; de Calvinisten beweren,
dat een bekeerde tot het einde loc in een staal van
genade zal volharden eu voortgaan. De Ariiiinianen
loeren, dat de uitverkorenheid af hangt van Gods voor-
wetenschap van geloof en heiligheid in het schepsel;
de Calvinisten beweren, dat de uitverkorenheid vol-
strekt en onafhankelijk is. De Armiuiancn gelooveu,
dat Christus evenzeer voor alle menschen stierf, en
evenzeer de zaligheid van alle menschen ten doel had;
de Calviuistengclooven, dat Christus in hel bijzonder
voor Zijn eigen volk stierf, eu de zaligheid in het bij-
zonder voor hen bestemde. De twee stelsels, het
Calvinistische eu hel Arininiaansche, staan derhalve
lijnregt tegenover elkander.
De grootste inoeijelijkheid in de Arniiniaausche
theorie is, om haar in overeenstemming te brengen
met de taal der Schrift, i\\vn aard van hel Christelijk
gebed en de Christelijke dankzegging, eu met duide-
-ocr page 230-
215
Arminiaan was. De volgelingen van Wcsley erkennen
| dezelfde beginselen te zijn toegedaan, terwijl die vau
\' Whiteuchl strenge Calvinisten zijn.
Toen door de onophoudelijke inspanningen vau Ja-
eobus I. de bisschoppelijke waardigheid in Schotland
ingevoerd werd, begon hel Arniiniauisnius zich uil
Kngelaud in da! land te verbreiden, met hetgeen voor
het volk ten noorden van de Tweed een aanstootelijkc
vorm van kerkbestuur was. Maar niet vóór dat de
artikelen van 1\'crth, in 1021, bekrachtigd waren,
slechts drie jaar nadat het Arniiniauisnius door de
synode van Dordrecht veroordeeld was, werd het stelsel
openlijk aangenomen door vide aanhangers van Land
i u de llooge kerkpartij. De jonge Seliotsehe prelaten
verdedigden met warmtcdcArminiaauschc beginselen,
en verwijdden dus slechts de breuk, die reeds i iissehen
hen en de Protcstantschc bevolking vau Schotland
bestond. Dezelfde uitwerking werd in hel begin der
achttiende eeuw doorliet prediken van vele leeraars in
de Kerk van Schotland onder den invloed der lire-
laten tewceggebragt. Om dr\\i voortgang der Armini-
aauschc beginselen te bevorderen, gal\' de predikant
llamiltou van Airth cen catechismus over het Werk-
en het Genadeverbond in liet licht, hetgeen ieiddc tot
iiel aannemen van ecu besluit door de Algemeeue
Vergadering van 171U, dat leu doel had om de leer-
stellingen van llaniiltous cathechismus af te keuren \'
en te havenen. Zulk ccuc beweging van den kant
vau liet opperste hof der kerk toonde, tol welk cene
groote mate de Arniiniaanschc leer zich Ie dier tijde
onder de Schotschcgeestelijkheid had uitgebreid. Hel
gebruik, dat reeds vóór de omwenteling van llis^
bestaan had, om jonge menschen uil Schotland naar
de Nederlanden te zenden, ten einde aan de hoogc-
scholen vau ons vaderland in de t hcologic I e st aderen,
stelde hen bloot aan hel aannemen van de Arminiaan-
sche leer, die sedert de dagen van Armiuius hier steeds
bekwame advocaten vond. De geschriften van IJaxtcr,
die aan beide kanten van de Tweed in hoogc achting
worden gehouden, bragten niet weinig bij tol de aan-
bcvcling van Arniiniaanschc leerstellingen over hel,
onderwerp der genade, voornamelijk in den gewijzig-
den vorm, waarin de werken vau dien beroemden
godgeleerde ze mcdcdcclcu. Om den stroom van bet
Anninianismus tegen te houden, die zich snel over
het land verspreidde, werden vide werken van groote
waarde geschreven, onder andere de populaire ge-
schril ieu vau Boston, die er veel toe hebben bijgedra-
gen, om zuiverheid van leer onder de groote menigte
van het Schotschc volk te bewaren. In 17 IS werd cen
lijkc feiten. Bij voorbeeld, als God evenzeer <le zalig-
lieid vau hel gehcelc niniischclijk geslacht bedoeld had,
zon Hij dan niel evenzeer alle nieiischcn in alle eeuwen
van liet evangelie en andere middelen van genade
voorzien hebben? Kan men met waarheid zeggen, dal
11 ij voldoende genade aanallc I leidenen verleend heeft,
om hen tot de zaligheid te brengen? En de mogclijk-
lieid alleen vau het behoud vau cenigc hunner, als dit
als waar aangenomen mag worden, is niet genoeg.
Volgens de beginselen vau het Armiuianismus moesten
alle menschen gelijke voordeelen genieten; ofdeza-
liglieid moest ten minste niet zoo onwaarschijnlijk < n
moeijclijk zijn, als zij voor verreweg het grootste ge-
deelte van lul niensehdom is. Men heeft zijne toe-
vlngt genomen tol verschillende middelen om deze
inoeijelijkhcid te ontwijken, geen van welke voldoende
is om het erkende feit bestaanbaar te maken met de
leer der nlgeinccne en voldoende genade. Dezelfde
moeijclijkheid wordt ten deele gevonden in de bckec-
ring van velen, die de middelen van genade genieten.
Als de bekecring door zedelijke overtuiging tewecg-
gebragt wordt, waaraan de zondaar zich kan onder-
werpen, of die hij kan verwerpen, waarom wordt zij
dan wedergeboorte genoemd, en waarom worden de
bcnihmelijken en zcdelijken dan dikwijls niet bekeerd,
terwijl de loshaudigcn en zelfs godlaslcrcndc ongcloo-
vigi n tot voorwerpen vau genade gemaakt worden?
Wanneer wij bijzondere gevallen van Christelijke 011-
dervinding onderzoekeu, kunnen wij niet gemakkelijk
de gevolgtrekking vermijden, dat de genade onafhan-
kclijk en krachtdadig is, en dat de hardnekkige wil
des nieiischcn steeds weerstand biedt, totdat hij door de
zacht noodzakende inagt van God overwonnen wordt,
liet staandchouden van Arniiniaausehe lccrstcUin-
gen tegenover die van Augustinus, welke overecn-
komstig de leerstellingen waren, die lang daarna door
Calvijn onderwezen werden, maakte het groote onder-
werp van den strijd uil tusschen de Jczuïtcn en Jansc-
nistcn opliet einde der zeventiende en in het begin der
achttiende eeuw, welke voor cen tijd de Rootnschc kerk
dreigde vaneen Ie scheuren. Slechts in ons vaderland
bestaat cene afzonderlijke scetc vau Arminiaucn, lle-
monstrautcn gchectcn, maar er zijn velen, zoowel
geest (dijken als leeken, in bijna elke Christelijke kerk,
die aan de Arniiniaausehe leer in meerdere of mindere
mate gclooven en haar lcercn. fu den loop der vorige
eeuw werd de Arniiniaanschc strijd weder in hel leven
geroepen door Wcsley, den stichter van de scetc der
-Methodisten in Kngelaud, die zijn naam draagt. Zijne
werken bewijzen duidelijk, dat hij een open en verklaard
-ocr page 231-
ARMOEDE (VRIJWILLIGE).
2 IC
werk, dat liet Merg dei\' Nieuwere Godgeleerdheid Uil
titel had, herdrukt, met het doel om gezonde leer
onder het volk te verbreiden, en aldus den nadeeligen
invloed te voorkomen van dat Arminianismus, dat
door de geestelijkheid zoo algemeen geleerd werd. De
herdrukkiug van dit onschatbare werk gaf aanleiding
tot een scherpen en langdurigen strijd in de hoven der
kerk en van de pers. De gewijzigd Arminiaansche
of Neonomiaanschc partij poogde, in plaats van te
i rachtende meeningen van liare tegenstanders te wcêr-
leggen, zoowel legen hel Merg als de Merginannen
eene beschuldiging van Antinomianismus in te bren-
gen. Deze si rijd maakte eene van de reeks van ge-
heiirtcnisscn uit, die weldra tot de eerste afscheiding
leidden. (Zie Vereenigti Presbyterium). Zelfs na
die belangrijke gebeurtenis herstelde de kerk zich niet
van hare Arminiaansche gezindheid, in tegendeel,
vele harer geestelijken beleden niet alleen liet Armi-
iiianismus, maar ten laatste, sloop ook het 1\'clagiauis-
inus in, en zelfs gevoelens, die naanw verwant waren
aan een grof Soeinianisnms. Hel feit is, dat tegen het
einde der achttiende eeuw een Arininiaiiismus van den
meest onbewimpelde» aard onderde hoogere standen
in Schotland in de mode was, en de geestelijkheid
maakte geen geheim van de voorkeur, die zij aan
deze leerstellingen gaf hoven de geheel schrift matige
en evangelische leerstellingen der geloofsbelijdenis
van Westminstcr. liet is altijd een onderwerp van
innige dankzegging van den kant der vrienden van
waarheid in Schotland geweest, dat, hoe verre ook
eenige geestelijken der vastgestelde kerk in hunne
persoonlijke onderrigting van de gezonde leer mogen
zijn afgeweken, de standaards der kerk zich kenmerken
door eene juiste overeenstemming met de zuivere leer
van Gods woord. Zie Remonstranten, Methodisten
(Calvinistische), Methodisten (Weslevsche).
ARMOEDE (Vrijwillige), eene van de drie ge-
lofteneens monniks inde Rooinsche kerk. Tot zekeren
graad werd deze verpligtingvanden eersten oorsprong
van het kloosterleven af erkend; zij werd echter met
veel grooter gestrengheid dan te voren geëischt door
de twee groote Bedelorden, de Franciscanen vaDmnini-
canen,
die in het begin der dertiende eeuw ontstonden.
Ken der grondregels dezer orden was, dal. hare leden
geene eigendommen mogten bezitten, maar voor hun
onderhoud geheel eu al van aalmoezen zouden afhan-
gen. Tol de opkomst der Bedelmonniken waren de
leden der verschillende kloosterorden vcrpligl zich hel
genot van persoonlijk eigendom te ontzeggen, maar
het ligchaam, waartoe zij behoorden, mogt groote
inkomsten bezitten. Zelfs de Dominicanen stonden,
hoewel zij onder eene strenge gelofte van armoede
waren, aan hunne kloosters toe om kleine inkomsten
in geld te genieten. .Maar St. Krauciscus verbood aan
zijne monniken om een persoonlijk of gezamenlijk
inkomen te bezitten, en cisehtc eene gelofte van vol-
strekte armoede. Toen hem gevraagd werd welke aller
deugden hij dacht, dal: Gode hel aangenaamste was,
antwoordde hij: „Armoede is de weg des behouds, de
voedster dei- nederigheid en de wortel der volmaking.
Hare vruchten zijn verborgen, maarzij vermeerderen
zich in wegen, die oneindig zijn." In overeenstemming
met deze beschouwing van de belangrijkheid en de
waarde der armoede, hielden zich de Franciscanen
een tijd lang ten sterkst e aan den regel van den slicht er
hunner orde; er brak echter eene verdeeldheid onder
hen uit over de juiste verklaring van den regel, en
dien ten gevolge werd eerst door Gregorius IX. in
1231, eu daarna door Innocentius IV. in 12 15, eene
verslapping van zijne gestrengheid toegestaan. Onge-
veer eene eeuw later ontstond er een I wist. tusschen
de Franciscanen en Dominicanen over de armoede
van Christus en Zijne Apostelen; de Franciscanen
| beweerden, dal zij noch bijzonder eigendom, noch een
gezamenlijkeu schal bezaten, terwijl de Dominicanen
de tegenovergestelde ïnecniug toegedaan waren. De
paus besliste ten voordeele van de volgelingen van
Dominicus, en vele Franciscanen, die nog aan hunne
meeningen gel rouw bleven, werden tol den brnudsta-
pel veroordeeld.
De gelofte van armoede wordl door de Rooinsche.
kerk beschouwd als eene verpligting, die op allen
rust, welke een kloosterleven gaan leiden, en de regc-
lingeu op dii punt zijn van den meest naauwgezetten
aard, zooals uit de volgende aanhalingen uit een
Roomsch schrijver blijken zal: —„Reguliere geest (dij-
ken van beiderlei sekse kunnen noch door verlof, noch
door vrijstelling van dim kloostervoogd een bijzonder
eigendom hebben. Feu verlof daartoe kan, hoewelhet
verkregen kan worden van de generalen der orden, die
beweren, dal zij het kunnen toestaan, de monniken of
nonnen niet verschoonen van den misslag en de zoude
door het concilie van Trcnte er aan toegeschreven."
„Ken regulier geestelijke, die op zijn sterfbed in het
bezit van eenigeu rijkdom gevonden wordt, moet dien
mei zich laten begraven op den grond buiten het kloos-
ler, in een mesthoop, als teeken van zijn verderf en
eeuwige verdoemenis, omdat hij in eene doodzonde
stierf." „Geene reguliere geestelijken, hetzij klooster-
voogdeu of minderen, kunnen ecu testament maken; en
-ocr page 232-
:
217
UtNOLDÏSTEN.
Al{.\\< HJMSTK.V, eene seele in de twaalfde eeuw
ontstaan, en genoemd naar Aruoht van Krescia, een
jong priester, die het waagde zijne slem te doen hooren
tegen hel bezit van wereldsche goederen door de kerk,
en de tijdelijke niagt van den [lans. Deze vurige jonge
geestelijke was een leerling van den beroemden Abc-
lard, van uien hij waarschijnlijk die geestelijke neiging
I had overgenomen, die hem er toe leidde om te verlau-
I geil naar eene zuivere kerk. vrij van die wereldsche
; zorg. die de geestelijken en monniken van zijn tijd
keilinerkle. Hij verkondigde zijne incciiiugc.....el
onvermoeide vlijt, en leerde de noodzakelijkheid van
eene burgerlijke en geestelijke omwenteling, liet was
niet waarschijnlijk, dal hei belijden en verspreiden van
zulke meeningen lang geduld zouden worden. Ar-
uold en zijne zoogenaamde revolutionaire gevoelens
werden door hel Latcraausclic concilie van 1 l-\'V.I ver-
I oordeeld; hij zeil\' werd door paus luuoeentins II. uil
Italië verbannen, en inogl niel Icrugkecrcn zonder
verlof van //ijnc Heiligheid. Arnold, aldus uil zijn
; geboorteland verdreven, gingeersl naar frankrijk naar
Ahclard, en vuil dezen naar (tiiido, tlcw pauselijken
legaat, die niet lang daarna lol paus, onder den naam
vanCielestines 11. verkozen werd. Hij werd echter door
den abt P.ernard gevolgd en nagespoord, die hem
vervolgde, waar hij hem kon vinden, en hem dwong.
1 ten einde gevangenschap Ie ontkomen, om naar /iirich
li1 vlugteil, waar hij mei gord gevolg onderwijzer
werd. Dadelijk werd door den abt Meruard een liriel
naar den bisschop van (\'onslanz gezonden, om dezen
Ie vermanen \\rnold uil zijne diocees te verbannen.
Nadal hij ongeveer vijfjaar ie Xurich gewoond had,
keerde hi| in 11 t-\'i naai lionu terug Iu een tijd.
waarin de burger" een unrsielflrijd voerden oiu hel
.....|r |.(jiisn|»iiv hcsiuur o- herstellen, mi /.ieh van de
drukkende heerscili.|<|iij > au lleil KoolnSi-.heii Ii|*s.-.||.i|i
i, ontdoen. VrnoUl wierp /.!• h i«d geestdrift iu di
staatkundige beweging, en zette onder liet achtervol-
gende bestuur van Kngenius III. en Vnastasius l\\.
de opgewondenheid met al zijne kracht aan. Maar na
den laatstgenoemde bekloi......u paus i\\cu stoel van
den II. IVirus, ouder den naam van Vdriaau 1 \\ ., die
besloten had den revolutionairen geest, welke zieh
snel over de staten der kerk iu Italië verspreidde, te
onderdrukken, en zijn dwangstelsel begon met de
excommunicatie van Arnold. en het hevel om zich in
ballingschap te begeven. De burgers verzamelden zich
rondom den stoutmoedige!! hervormer, maar Adriaan
was voornemens zijn gezag te handhaven; hij leide
dadelijk de geheele stad Home ouder een interdict, en
de reden hiervan is, dal zij zich. wegens de geloften
van gehoorzaamheid en armoede, van alle vrijheid en
eigendom ontdoen, zoodat zij niel meer de niagt om
te kiezen of te weigeren (net: celle, nee nolle) kunnen
hebben, waardoor zij er over konden bescliikken."„llel
is zelfs aan regulieren niet geoorloofd om, bij wijze
van verklaring, hel testament te wijzigen, dal door
hen vóór hunne opneming in de orde gemaakt was."
De Fakirs en Deruisehen in Mohamcdaansclif
lauden zijn ouder de gelofte van an.....\'de, en gaan
rond om in den naam van God aalmoezen te vragen,
daar zij voor hun onderhoud geheel afhangen van de
liefdadigheid der geloovigen. De Moliamedaausche
monniken rekenen hun oorsprong van het eerste jaar
der Hedsjrah af, en meuzcgl, dat er niet minder dan
iwee en dertig verschillende orden in hel Tnrkselie
rijk beslaan, die allen de voorkeur, welke zij aan hel
streng vrome leven geven, op het gezegde van Moha-
med grondvesten: „armoede is mijn roem." De iiion-
niken van het (tosten, voornamelijk die van Roeddha.
mogen geene enkele bete vnedsels gebruiken, dat niel
door hen als aalmoes ontvangen is, tenzij wal e rol\'iels.
dat gebruikt wordt om de tanden schoon te maken.
Daarom ziel men den Uoeddhistisclien monnik dage-
lijks zijn aalmoesbeker in hel dorp, waarbij hij woont,
van huis lol huis ronddragen, De Agyrteu van de oude
(Irieken waren hedelpricsters van (\'i/fielr, en men vcr-
oudersleli, dal hun oorsprong in hel Oosten Ie vinden
is. Ook hij de Romeinen gingen zij dagelijks hunne
ronden doen om aalmoezen te ontvangen. De inslel-
lingen van Manu geven duidelijke regels voor den
bedelpi\'iesler hij de lirahmiiicu: „tCIkcn dag moei een
Hrahminseh st iidenl- zijn voedsel ontvangen, door mei
behoorlijke zorg Ie bedelen aan de huizen van personen.
die bekend /.ijl.....I het ver\\ ulleil hunner oligteu. Jinlicii
\'■f •.\'\'......■ dezer huizen re linden zijn. |.-,,ii hem dan
door de geheele streek rondom hei ilurp gaan bedelen.
terwijl hij zijne organen in onderwerping houdt en si il
blijft; maar iaat hem zieh afwenden van dezulken, die
cene doodzonde begaan hebben___ Laat den student
standvastig in zulk bedelen volharden, maar laai hem
hel voedsel van één persoon alleen niet eten; hel be-
staau van een student door bedelen wordt als gods-
dienstige verdienste met vasten gelijkgesteld... Deze
pligt van den wijze wordt alleen aan een liralnnin
opgelegd, maar zulk eene handeling wordt den krijgs-
of koopman niel bevolen." In betzelfde heilige boek
wordt den huishouder geboden, om volgens zijn toe-
stand geschenken te geven aan den godsdieustigen
bedelaar, wat zijne meeningen (jok zijn mogen.
\'.\'
-ocr page 233-
\'IS                                                         AROTENMA
DT— ARSCH.
strijd tusschen de pausen en de keizers uit hetHohen-
staufsehe huis begon. Aldus had de geringe maar
krachtige priester eengeest van hervorming in de Kerk
in hel leven geroepen, die niet den tijd voortging
kracht te verzamelen, totdat hij zich, na verloop van
eeuwen, met onweerstaanbare kracht in de glorierijke
Hervorming der zestiende eeuw openbaarde.
VK» )T en MAROT, twee engelen die, volgens den
koran, door God gezonden werden om den meiisehen
te leeren geen moord Ie begaan, geen ouregt vaardig
oordeel uil te spreken, en geen wijn te drinken.
AKl\'PAXA. Rijde Boeddhisten wordl het van hel
grootste belang beschouwd, dal iemand, voornamelijk
een priester, ecu volkomen beheer over zijne liarls-
j togfeuheeft, en ze in volkomen bedwang houdt. Deze
volkomen zelfbeheersehing wordt sumitdhi genoemd,
en is tweesoort ig. De krachtigste is de afjipaua, en om
dit kalme zelfbeheer te verkrijgen is het, volgens de
leer der Boeddhisten, noodig, dat ecu man voor de vol-
gendc zeven zaken zorgt: — I. Zijne woning, die vrij
moet zijn van hetgeen hem onaangenaam is; i. Den
weg dien hij gaal, als hij niet zijn aalinocsbeker ver-
trek! om voedsel te gaan opzoeken, die binnen den
; afstand van ?.")0 bogen moei zijn; •\'!. Zijn gesprek, iu
den loop van hetwelk hij uiel moet spreken over de
twee en dertig dingen, die door den priester niet op-
\' gemerkt mogen worden: ook moet hij niet te veel
zeggen, zelfs over onderwerpen die geoorloofd zijn:
I. Zijn gezelschap, «lat alleen moet beslaan uil beu,
die mii)iiiil/i! of zelf beheer zoeken of hebbeu verkregen;
.">. Zijn voedsel, dat van die soort moet zijn, die hem
bet aangenaamste is; b. Het jaargetijde; ook hierin
moet de tijd, die den persoon het aangenaamste is,
gekozen worden; "i■ Uv\\i stand van het ligcliaain,
j welke die tuoel zijn, welke het aangenaamste is, hetzij
| wandelen, slaan, zitten of liggen; opdal de priester
dit moge ontdekken, moet hij elk van die standen
gedurende drie dagen aannemen. Door op deze ze\\ en
zaken te letten zal (irppu)ia saMad/ü verkregen wor-
i den; maar als dil nog niet verkregen wordt, moeten
de tien welvocgclijkhedeu met meer naauwgezetheid
in aehl worden genomen, waarvan eene der belang-
rijkste is, dal de persoon en het gewaad vanden priester
steeds zindelijk blijven, want als liet haar lang, eu
het ligcliaain, hel gewaad of de aalmoesbeker vuil
is, kan de ziel uiel zuiver gehouden worden. Zie
Boeddhisten.
ARSCH, ecu naam door de Mohamedanen aan den
[ troon van Godgegeven, dien zij als den lioogsteu hemel
beschouwen. Mohamed noem! hem iu den koran den
dwong ili.\' burgers om hunne ondersteuning aan Arnold
te onttrekken. De hervormer werd daardoor genood-zaakl Kome te verlaten, en ging naar (\'ampania,waar liij met de grootste vriendelijkheid ontvangen, en
behandeld werd met den eerbied, die iemand toekomt,
welke door het volk als een man van God beschouwd
wordt, lu 1 IJÓ trok keizer Frederik I. naar Rome,
i\'U trad ia onderhandeling met den paus over zijne
naderende krooning. L)e. paus gebruikte die gelegeu-
lieid om te bepalen, dat Arnold in zijne handen overge-
leverd zou worden. De bepaling werd door Frederik
ven iihl, en .Vruold werd op aaustookeii van den paus
gewurgd: zijn lijk werd verbrand, en zijne aseh inden
Tiber gew orpen.
De eeuige misdaad, waaraan Arnold schuldig was
geweest, was de onvergeeflijke misdaad van zich te
verheffen tegen de misbruiken en bedorvenheid van
de Kerk van Kome. Hij had durven eischen, dat de
kerk afstand zou doen van de groote inkomsten en
de werehlsehe bezittingen, en dat deze overgegeven
zouden worden in de handen van de wercldsche inagt,
terwijl de geestelijkheid zich tevreden zou stellen niet
de vrijwillige giften van hel volk, de offergaven, de
eerstelingen en de tienden. Hij verklaarde, dat de
verdorven bisschoppen en priesters dien naam niet
waardig waren, en dal hel verwereldlijkte ligchaaui,
dal zich de Kerk noemde, niet langer het huis Gods was.
Deze hervormer lang vóór de Hervorming schijnt van
geene andere leerstellingen, die op ketterij gelekeu,
beschuldigd geweest te zijn. Slechts één schrijver,
Otto van r\'reysingen, waagt hel hem te beschuldigen
van den kinderdoop Ie verwerpen; hij schijnt hiervoor
echter geen beteren grond te hebbeu dan zijne eigene
onzekere, ongegronde vermoedens. Had Arnold eene
enkele leerstelling verkondigd, die de Kerk verwierp,
dan zou hij zich reeds veel vroeger de banbliksems
\\an hel \\ al icaan op den hals gehaald hebben.
De redeneringen van een jong, gevoelvol hervor-
mer als Arnold maakten ecu sterken indruk op de van
nature ontvankelijke gemoederen van hel Italiaansche
volk. De godsdienstig-staatkundige opgewondenheid
dreigde zich over hel gcheclc land Ie verspreiden.
\\ ooral Ie Kome werd de trots van bel volk gevleid
door hel denkbeeld, van zich Ie ontdoen van hel pau-
selijke juk en de herstelling der oude republiek. Zelfs
na den dood van Arnold bleven de denkbeelden van
hervorming, waarvoor bij tot het laatste toe gestreden
had, in den volksgeest gisten. Dezelfde keizer l\'Yede-
nk 1., die Arnold in de inagt zijner vijanden overge-
geveu had, was de persoon met wien de honderdjarige
-ocr page 234-
\\I!skmam;\\.                                                     vM\'.i
Afsvh AJhim, den grootcu troon. Van zijne, schepping
sprekendezegl hij, dal God licmopdc wateren plaatste,
en al Zijne magl gebruikte om hem voort te brengen.
I)i\' Mohamcdanen bevvereu, volgens de overlevcriu-
geu, dal Zijn troon ondersteund wordt door s,t)0O
pilaren, dat deze bestegen wolden langs 300,000
trappen, dat de ruimte tussclien twee dezer trappen
300,000 jaren reizens is, en dat elke dezer ruimten
vol engelen is, in bataljons gerangschikt, van welke
sommige aangesteld worden um dra troou Ie dragen,
en daarom Hamiiielna ui Arm-h genoemd worden.
ARSEXIAXEX, ecne partij die in de dertiende
rcuv in de Grieksche kerk ontstond, /.ij kreeg haar
naam naar Arsenins, een vroom monnik. De omstan-
dighedeu, die aan de partij haar oorsprong gaven,
waren de/.e : — Onder de regering van Tlieodorns
Lascaris 1!. werd Arsenins. die tot hiertoe als mouuik
zeer in aanzien was, overgehaald om het patriarchaat
van (\'onstanlinopel aan te nemen: en bij zijn sterven
benoemde de keizer Arsenins tot voogd over zijn zoon,
een kind van zes jaar. Gedurende Je minderjarigheid
nam Micbaël L\'aheologus met geweld bezit van het
bestuur. Arscuius stemde er al leen in toe om den over-
weldiger te kroonen, wanneer hij zich door een pleg-
tigen eed wilde verbinden, om hel bewind niet langer
dan tol de meerderjarigheid vauJohauncs l.asearis te
behouden. Den eed afgelegd hebbende weigerde Mi-
chaél er door gebonden te zijn, en om den wettigen op-
volger nog krachtdadiger van den troon uil te sluiten,
liet hij hem van zijn gezigt bcrooven. De patriarch,
over deze wrecde handelwijs vertoornd, deed I\'ahco-
logus in den ban. Hel anatheem der kerk verontrustte
den overweldiger, en hij bood aan zich nederig ie on-
ilerwerpenaaniie boetedoening, die vau hem gevorderd
zon worden, mits de patriarch hem slechts de absolut ie
wilde schenken. Uit werd echter geweigerd, waarop
lic keizer te (\'oustaitl inopel eene synode bijeenriep,
die door zijn invloed hel vonnis der verwijdering win
Arsenins uit het patriarchaal uitsprak. Arscuius begaf
zich weder in de afzondering in een klooster, en werd
opgevolgd door Gennauus, bisschop van Adriauopcl,
die een gereed werktuig vau den keizer «as. Eene
groote partij, wier aanhangers den naam van Arse-
nianen kregen, bleef echter den afge/.el ten patriarch ge-
trouw, en weigerde den anderen Ir erkennen. Germanus
vond ten laatste zijne stelling zoo onhoudbaar, dat hij
afstand deed van zijn ambt, hetwelk door Jozef, een
oud en ongeletterd monnik, aanvaard werd. I\'aheolo-
gus vond nu geene moeijelijkheid om de absolutie te
verkrijgen, die1 hij zoo lang Ie vergeefs had gezocht.
„In het midden ecnergroote schaar vau bisschoppen,"
zooals Xcauder verhaalt, „wierp zich l\'alaologus, na
In i i iudigcii der mis, voor de trappen van hei altaar
ter aarde, en beleed, dal hij zieb aan twee zonden, aan
meineed en het uitsteken Ca-,- oogen van den zoon
zijns voorgangers, schuldig had gemaakt. Na hei
uitspreken van die belijdenis door den vorst, verrees
hel eerst de patriarch van zijn zetel, en deelde den ter
aarde liggeudeu keizer eene schriftelijke kwijlsehel-
ding vau zijne zouden mede, die vervolgens door al de
bisschoppen in de volgorde vau hunnen rang werd
\\ oorgelezeu. Daarop ontving de licerscher hel avond-
maal, en na dal gebruikt te hebben, verliel hij met
een verligt geweten, als kon hij zich van de genade
Gods verzekerd houden, ten hoogste verblijd, hei
heiligdom der kerk." liet buigzame gedrag vau den
nieuwen patriarch wekle de .Vrscniaausehe partij
sleehls tot grooler verontwaardiging op, en maakte
haar heviger tegen den regcrendcu keizer.
Hel was een geliefkoosd plan vau L\'alii\'ologus, om
eene vereeuiging van de (irieksche en de llooinsehc
kerk mi stand te brengen. De gelegenheid om deze
zaak tol een gelukkig einde Ie brengen was nu bij-
zonder schoon, daar Gregorius, die den pauselijkeu
zetel beklommen had, als gunstig gestemd voor zulk
eene vereeuiging bekend stond. De patriarch Jozef,
hel algciuccuc gevoelen kennende, dal er in de Griek-
sehe kerk heersehte, bood den meest bepaalden we-
dcrsland tegen hel plan, dat den keizer en den paus
zoo na aan hei harte lag, eu verbond zich zelfs bij eede,
u:ii zich tot hei laatste toe tegen de ontworpen vcr-
ceniging te verzetten. De keizer bad echter besloten
de zaak ten einde te brengen, in ecu gezantschap
met kostbare geschenken naar Rome zendende, werd
hel werk dei\' vereeuiging, volgens de wijze door den
paus Voorgeschreven, in 1:2/ t te Lyon volbragt. De
tegenstand legen deze vereeuiging was hevig vau den
kant van ecu groot gedeelte der Gricksche kerk, eu
de keizer vond het noodzakelijk zijne toevlugl Ie
nemen tol de gestreugste maatregelen, die evenwel
volstrekt niet voldoende waren, om hel heerscheude
misnoegen te onderdrukken. Middelerwijl had .loze!\',
ten gevolge der vereeuiging, zijn patriarchaal ucder-
gelegd, en was hij opgevolgd geworden door lieccns,
I een van hare warmste voorstanders. Unconigheden
over de betwiste punten tussehen de twee kerken,
voornamelijk over den voordureuden uitgang dt^ llei-
ligen Geestes uil. den \\ ader eu den Zoon, begonnen in
de huisgezinnen te ontslaan eu diegenen v in elkander
ti\' vervreemden, die hel niec-t aan elkander gehecht
-ocr page 235-
AKTÜVÜS.
22(1
opdat Hij door een mirakel mogt beslissen. De keizer
stond hun eindelijk hun verzoek loc, hopende daar-
door den vrede te verzekeren. Te dien einde mocsl
een groot vuur ontstoken, en ecu geschrift, door elke
der partijen opgesteld, volgeus hare beginselen, daarin
geworpen worden, en die partij, waarvan het geschrift
onbeschadigd bleef, zou beschouwd worden als gelijk
| te hebben; indien beide geschriften verteerd werden,
zouden de twee partijen het als eene aanwijzing van
(iod beschouwen, dat zij vrede met elkander moesten
maken. De keizer gaf bevel, dat eene groote zilveren
vaas te dien einde gemaakt zou worden. Dit beroep op
den Hemel zou op den grootcn Sabbath vóór Pascheu
plaats hebben, welke dag voor bijzonder heilig werd
gehouden. De bepaalde dag brak aan, en in tegen-
woordigheid van eeue groote vergadering, en vanden
keizer iu persoon, werd het vuur ontstoken, en de
documenten werden er in geworpen. De uitslag was,
z.ooals men had kunnen verwachten, dat zij beiden
spoedig tot asch waren verbrand. De Arsenianen
verklaarden zich, in de eerste opgewondenheid van
bet oogenblik, gereed om den patriarch te erkennen,
en zich weder met het overige gedeelte der kerk te
vereenigen. De keizer, verheugd over het vooruitzigl
van den vrede weder in zijne verscheurde kerk en zijn
verscheurd land hersteld te zien, geleidde hen, hoewel
laat in deu avond, en te midden \\ au ijs en sneeuw,
naar den patriarch, die hun zijn zegen gaf. Xa ver-
loop van een paar dagen, toen de opgewondenheid
geweken was, keerden de Arsenianen echter tot hun
vorig gevoelen terug, en gedurende langen tijd hield
de behandeling, die Arsenius ondervonden had, een
staat van twecdragt in de. Grieksclie kerk iu leven,
die alleen door den tijd eindelijk geheeld werd.
AHTRMIS, eene van de groote godheden bij de
oude Grieken. Zij was de zuster van Apollo (zie ald.)
en de dochter van Zeus, en werd gewoonlijk afgebeeld
met een boog, een pijlkoker en pijlen. De jonge
menschen en dieren waren de bijzondere voorwerpen
harcr zorg. Zij was ook de godin derjagt, en waak:e
over de kudden. Zij werd dikwijls te gelijk met Apollo
aangebeden, en de laurier was aan beiden gewijd.
(tnder de latere Grieken werd zij als de godin der
maan beschouwd, gelijk Apollo als de god der zon
beschouwd werd. Tn verschillende deelen van Grie-
kenland werd Artemis ouder versdhillende gedaanten
aangebeden. Zoo waren in Arcadië hare tempels nabij
meeren en rivieren gebouwd, en werd zij beschouwd
als hel bestuur te hebben over nimfen, en vergezeld
te zijn door twintig harcr op de jagt, en door zestig
geweest wareu. Hel gevoelen van vijandschap jegens
de vcreeuiging, die der ürieksche kerk opgedrongen
was, werd eiken dag sterker, en eindelijk vertoonde
/.ieli bij deu dood van Michae] Palteologus in 1282,
en de opvolging van zijn zoon Andronicus, de haat
van de Grieken jegens de Koomsche kerk met grooter
hevigheid dan ooit. De nieuwe keizer was der ver-
eeniging nooil gunstig geweest. Jozef werd nu als de
wettige patriarch beschouwd, en ook door den keizer
begunstigd, terwijl Ueccus in een klooster ging. De
zaken waren uu geheel veranderd. Al degenen, die
betrokken wareu geweest in liet bewerken van de
verecniging, werden beschouwd als in den ban te ver-
keeren, en aan kerkelijke straffen onderworpen. De
muren der kerken en de heilige gereedschappen wer-
den voor besmet gehouden, en ceremoniën werden
verrigt om ze te zuiveren. .Maar in het bijzonder was
de verontwaardiging gerigt tegen Beccus. Hij werd
voorgesteld als ren vijand van de Grieksene natie en
kerk, die verachting verdiende, en na vele vrachtelooze
pogingen.....hem te verdedigen tegen de lasteringen,
die aangaande hem uitgestrooid werden, werd hij op
bevel des keizers naar een kasteel in Bithynië ver-
bannen, waar hij na veertien jaren gevangenschap in
Uiis stierf.
Te midden van de bewegingen, die op den dood
van Palieologus volgden, en de herstelling van den
ouden patriarch Jozef, kwamen de Arsenianen weder
uit hunnen schuilhoek. Zij waren hevig in hun tegen-
stand legen Jozef en zijne aanhangers. Zij weuschten
te (\'oiislantinopel eeue kerk voor zich te hebben, en
slaagden er in de Allerheiligen kerk van den keizer Ie
verkrijgen, oin er hunne vergaderingen in te houden.
Zoo overtuigd waren zij van de regtvaardigheid hun-
uer zaak, dat zij geloofden, dal God door ecu wonder
ten voordecle van Arseuius als den wettigen patriarch
zou beslissen. De keizer, die den vrede in de kerk
wensclilc te bewaren, gaf in zoo verre aan hunne
wenschen toe, dat hij beval, dat de beenderen van
Johannes van Damascus hun gegeven zouden worden
om een mirakel Ie bewerken; maar berouw gevoelende
over den stap dien hij genomen had, verbood hij het
gerigt door een beroep op den heilige, liet welk de
Arsenianen vertrouwden, dat te hunner gunste zou
uitvallen.
Eindelijk stierf de patriarch Jozef in het jaar 1283,
en Gegorgius werd in zijne plaats aangesteld. De
keizer hoopte, dat de Arsenianen nu zouden toegeven.
Zij hielden er evenwel op aan. dat hunne zaak op de
proef zon worden gesteld door een beroep op God,
-ocr page 236-
ARTEMONIKTKN — AKTIKELKN . LAMBETHSCHE).                                  2Ü1
andere op hare vrolijke dansen in de wouden, In
Tan ris werd deze godin onder een hardvochtiger
voorkomen vereerd, en in den eersten tijd werden
haar inensehenoffera gebragl, hetgeen een gedeelte.
van hare vereering uitmaakte. Men zegt, dat Lycur-
gus deze menschenoifers afschafte, en dat hij daarvoor
te Sparta het geeselen van jongens aan haar altaar in
de plaats stelde, totdat het met bloed bevlekt was.
De naam, dien zij te Sparta ontving, was Orthia, en
in sommige gedeelten van Griekenland werd zij Iphi-
geuia genoemd. Te Ephcsus schijnt Artemis de
voedende krachten der natuur voorgesteld te hebben,
en daarom werd haar beeld in Am prachtigen tempel,
Ie harer cere opgerigt, met vele borsten gemaakt.
Het moest op eene mumie gelijken, met, het hoofd
gedekt door eene muurkroon; het ligchaam, dat
bijna in eene puilt uitliep, was bedekt met, eene ver-
scheidenheid van verschillende gedaanten van dieren.
Bij de Romeinen werd Artemis met hunne godin
Diana (zie ald.) vereenzelvigd, maar als Artemis werd
zij door geheel Griekenland, op Delos.Creta, Sicilië
en in het zuiden van Italië, en meer bijzonder in
Arcadië en den geheelen Peleponncsus, aangebeden.
Verschillende dieren waren haar gewijd, vooral het
hert, de beer en de hond. De dennenboom was haar
insgelijks geheiligd. Op Sicilië werd een feest te harer
cere gevierd. Het heette Aktkmisia en duurde drie
dagen, gedurende welken tijd er aanhoudend feest-
maaltijden en vermakelijkheden van verschillende
soorten plaats hadden. Feesten van denzelfden naam
werden ook te harer eerc in verschillende deelen van
Griekenland gevierd, n>eer voornamelijk te Delphi,
Bphesus en Cyreue.
ARTEMONIETEN, eene Christcn-sccte dietegen
het einde der tweede eeuw ontstond, en zich te Rome
tot laat in de derde eeuw uitbreidde. Zij werd aldus
genoemd naar Artemon of Artemas, die van een door
en door practischen, maar niet van een nadenkenden
geest was. Hij en zijne volgelingen waren dan ook
meer gehecht aan de Aristoteliaansche dan aan de
Platonische wijsbegeerte. De ketterij, die hem te
laste gelegd wordt, is eene ontkenning van de God-
beid van Christus en liet beweren, dat Hij slechts een
mensch was geweest, geboren uit eene maagd en
meerdei- dan de profeten, omdat Hij een meer bij-
zondereu invloed van den Goddelijken Geest genoot.
De Artemonieten schijnen de werking van den Geest
ouder het Nieuwe Testament als verschillend van die
onder het Oude beschouwd te hebben. Zij werden
door hunne tegenstanders beschuldigd van zich over
te geven, om hunne bijzondere leerstellingen, die zoo
geheel en al van de aangenomen kerkleer verschilden,
te schragen, aan eene geheid verkeerde criliek der
Schriften, die zij zoo verklaarden, dat deze hunuc
ideën aangaande de menschheid van Christus sche-
nen te regtvaardigen. Zie Socinianen.
ARTIKELEN (Lambethsche), eene reeks vanar-
tikelen tijdens de regering van koningin Elizalieth in
het Lambet h paleis opgemaakt, onder het oppertoezigt
en met de bepaalde goedkeuring van den aartsbisschop
Whitgift, den bisschop Bancroft, den bisschop Vau-
ghan en andere voorname dignitarissen van de Kerk
van Engeland. Deze artikelen werden opgemaakt, ten
gevolge van een geschil, dat te Cambridge over de
predestinatie ontstaan was, daar deze leerstelling be-
streden werd door sommigen, die tot de universiteit
behoorden. De Lambethsche artikelen, die eene be-
paalde belijdenis van deze belangrijke leer bevatteden,
werden, zoodra zij voltooid waren, naar Cambridge
gezonden, met het bepaalde bevel, dat alle studenten
in de godgeleerdheid ze zouden onderteekenen. Zij
waren de volgende: — 1. God heeft van eeuwigheid
zekere personen tot het eeuwige leven voorbeschikt,
en heeft zekere personen tot den eeuwigen dood ver-
worpen; 2. De werkende oorzaak der voorbeschikking
tot het leven is niet het vooruitzigt van het geloof, of
van de volharding, of van goede werken, of van iets
dat in de voorbeschikte personen is, maar alleen het
goedvinden van God; :i. Do voorbeschikten zijn een
voorafbepaald en zeker getal, dat noch verminderd
noch vermeerderd kan worden; 4. Dezulken, die niet
lot behoud zijn voorbeschikt, zullen onvermijdelijk
wegens hunne zouden veroordeeld worden; 5. Het ware,
levende eu regtvaardigmakende geloof en de regt-
vaardiginakende Geest van God worden in dcuitvcr-
koreneu niet uitgedoofd, ontbreken niet geheel en al,
verdwijnen niet in hen, hetzij gedeeltelijk of geheel;
6. Een waar geloovige, d. i., iemand die begaafd is
niet reglvaardigmakend geloof, wordt door de volle
zekerheid des geloofs overtuigd, dat zijne zonden ver-
geven zijn, en dat hij door Christus voor altijd gered
zal wezen; 7. Reddende genade, waardoor zij, als zij
willen, behouden kunnen worden, wordt niet toegc-
staan, wordt niet medegedeeld aan alle menschen;
8. Niemand kan tol Christus komen, tenzij het hem
gegeven zij, en tenzij de Vader hem trekke; en alle
menschen worden door den \\ ader niet getrokken,
opdat zij tot Zijn Zoon mogen komen; 9. Het is niet
in den wil of de magt van iedereen om gered te
worden. Het is onmogelijk om deze artikelen te door-
-ocr page 237-
\\RTIKELEN(NEGEN EN DERTIG)—ARTIKELEN VAK PERTH.
loopen, zonder getroffen Ie worden iloui\' de lielderc
en duidelijke wijze, waarop dr/c godgeleerdeu van
ilc Engclschc kerk de Calvinistische tegenover tic
Arininiaausehe leer belijden.
VRTIKELEX (Nw;es es ukktigj. kort iiadal,
tijdens de regering van Hendrik VIII., de Hervorming
in Engeland begonnen was, haalde d<\' aartsbisschop
Cranmcr den kouiug over, urn ile uitgave \\;m twee
boeken loc te staan, waarin de belangrijkste punten
der Hervormde h-er verval waren. Deze beidt werken
werden loeuo|i bevel uitgegeven, cuzamcngesteld door
een. ei ui in lis.\'-ie uil de (\'ouvocatie (zie ald.). Het eene
was getiteld : De Goddelijke en vrome opvoeding van
een Christen, in I53Ï uitgegeven, en hel andere: Eene
Wetenschap en Geleerdheid voor elk (\'hristen, hetwelk
eene verbeterde uitgave van het eerstgenoemde werk
was, euiii 1 j KIen 15-13 uitgegeven werd. Dcwcrkeu,
die wij genoemd hebben, bevatten cenigt der bclang-
rijk.sle roriniiliereu, zooals: hel Gebed des Heeren,
hel Vvi Maria, de Geloofsbelijdenis,de Tien Geboden,
eene verklaring van de Zeven Sacramenten, enz. In
1510 werd nok eeue commissie van bisschoppen en
godgeleerden door Hendrik VIII., op verzoek van de
Convocatie, benoemd, ten einde de ritualen en diensten
der kerk Ie lu rvormen. Evenwel werden eerst na den
dood van Hendrik, toen Eduard \\ I. den l rooubeklom,
krachtdadige slappen gedaan, om eene reeks vanarti-
kelen oj) te stellen, die het geloof van de Hervormde
knk van Engeland uitdrukten. In 1552 werd een stuk
\\ a m ie/.en aard opgemaakt, wan rse ii ij n lijk door (\'ra inner
en Hidlev, dal gegrondvest was op de Ai i.sunn.M uk
( \'ü.n i\'KssiK (zie ald.). De arlikelen, die tik u op k<mi uk-
lijk gezag uitgegeven werden, bedroegen een aantal
san twee en veertig, i n werden later, in den lijd van
Maria, herroepen. Spoedig ua de Iroousbeklimiuing
van Elizabeth werd eeue nieuwe v,et aaugenoinen,
waarbij hel kerkelijk oppergezag van tic koningin bc-
paald werd, en le\\eus al de wellen om de Roomsche
kerk Ie herstellen herroepen werden. Op voorstel van
di uaartsbisschop L\'arkerwerdendeartikelcuvan 1552
Ie r/.ieu, en van twee en vcerlig tol negen en dertig
greb ragt. De artikelen van hel wetboek van Kduard.
die bij de herzieuiug waren weggelaten, hadden be-
trekking op de opstanding der dooden, de ou\\ erganke-
lijkt- nat uur der ziel, (Ie Millei ia risten en de algi inecne
zaligheid. De negen en dertig artikelen ontvingen in
1511:2, in hun verbeterden vorm, de bekrachtiging van
de beide huizen der Convocatie, en werden doofde
prelaten en de overige geestelijken onderleckend. /ij
werden eest alleen in hel Latijn uitgegeven, cu uiel
vóór I5J1 verscheen eeue authentieke Engclschc uil-
gave, die wederom herzien w as door de (\'ouvocatie,en
waarin wederom ecnige kleine veranderingen gemaakt
waren. De artikelen werden uu in het Latijn cu liet
Eugelseli aan hel publiek gegeven, en in den vorm
waarin zij thans in gebruik zijn. Koningin Klizabelb
vaardigde hare bekrachtiging dezer plegtige bekend-
uiaking van hel geloof der kerk uit, eene handeling, die
door Kaïel !. in Hiiü hernieuwd, en bij de Kestoratie
in lM>i bekrachtigd werd.
De Kerk van Engeland eischl eene uuderteekeiiing
van deze artikelen <:r «aiiiiu van al degenen, die iu
geestelijke orden opgenomen worden of eene prebende
verkrijgen. L)czc ouderteekcning vvordl echter niet iu
Ierland veieischt. Hel is onmogelijk om de negen en
dertig artikelen ie doorloopeu, zonder getroffen te
norden door hun cchl Calvinistisch karakter, enalhoe-
wel velen iu de kerk leerstellingen onderwijzen, die
meer niet hel Armiuiaauschc dan het Calvinistische
stelsel In overeenstemming zijn, is toch geen grond
voor zulke onderriguiigcii of geenc bekrachtiging er
van iu hare artikelen Ie v inden.
ARTIKELEN VAX l\'ERTH. Toen Jacobus VI.
van Schotland, alsopv olger van koningin Elizabeth, den
Engelschcn troon beklom, wilde hij ook de prclatuur
iu Schotland invoeren. In den loop zijner pogingen
inii dit doe! te bereiken, vaardigde hij eeue koninklijke
verordening uit, dat de Algeiueeue vergadering van
de Kerk vun Schotland op den iJ58t<!" Augustus llils
ie l\'erlli zou bijeenkomen. Vooraf waren door i\\vn
listigcu inouarch zorgvuldig maatregelen genomen,
om zich van de tegenwoordigheid van die leden Ie
verzekeren, die voorde instelling der prclatuurgiuistig
gestemd waren. Spotswood, die verscheidene jaren te
voren zicli in /.on verre naar de koninklijke wenscheu
bad geschikt, dat hij de wijding int het bisschopsambt
bad aangenomen, Inkleedde de plaats van voorzitter.
Gecne redeneringen werden er veroorloofd, protesten
werden verworpen, en de onwelgevallige artikelen, vijf
iu getal, werden haastig in stemming gebral;\'!, en mei
meerderheid van stemmen aangenomen. Deze Vijf
Aflikeleit,
waren: het knielen bij de communie; het
vieren van Kerstijd, Goeden Vrijdag, l\'aschen en l\'iuk-
sleren als heilige dagen; In-t bisschoppelijk vormsel:
afzonderlijke doop; afzonderlijke avondmaalsviering.
Deze artikelen, die niet geweld lu lid hoogste kerkelijke
hof er door waren gcdreveu, werden bekrachtigd door
bet l\'revotale hof. .Na verloop van drie jaar werd bel
pari"iui Hi ie Edinhitrgli bijeengeroepen, v oornanielijk
om de vijf artikelen van l\'eri.li ie bekrachtigen. \'I\'c
-ocr page 238-
ARTIKELEN (SU AlAAI.DISCHKi - AKTZKRFriST.                                   223
dat hij een paus kou aanucmeu, mits deze slechts wilde
toestaan dat het zuivere evangelie gepredikt werd,
al zijn voorgeven op een Goddelijk regt om de Kerk
te besturen wilde opgeven, en zijne aanspraken alleen
deed berusten op geschiktheid en de toestemming
der Kerk. Ten gevolge vau dit verschilleninet Luther,
went Melanthou verzocht een artikel over de magt
en de opperheerschappij vau den paus op ie maken.
Dil werd gedaan, en toen hel door de Protestanten
goedgekeurd was, werd hel door hen ouderteekeud.
Dil artikel is, zooals wij gezegd hebben, aan de Smal-
kaldiselie artikelen toegevoegd, en maakt als hel ware
een deel er van uit.
ARTIKELEN (Zes), de gewone naam voor eene
parlemcutsactc in Engeland, die door heide huizen
aangenomen werd, en de goedkeuring verkreeg vau
Hendrik VUL, waarbij de Itoomsehc leer in hoofd-
zaak hersteld werd, nadat de Hervorming begonnen
was. De punten, waaruit de acte bestond, waren: - -
Dal in hel sacrament des allaars, na de wijding, er
gceu brood en wijn overblijft, maar hel natuurlijke
ligchaam en bloed vau Christus; dat communie iu
beiderlei gedaanten niet uoodig is: dal priesters vol-
, geus di\' wei van t iod niel trouwen mogen : dal geloften
van kuischheid gehouden moeien worden: dal af-
t zonderlijke missen i.....Men blijven beslaan: dal de
oorbiecht nuttig en noodzakelijk is, en in de kerk
\' behouden behoort te blijven. De aartsbisschop (\'rau-
nier stelde al zijne pogingen in Int werk om Ie voor-
komen, dal deze aele aangenomen werd: alles was
\' echter vruchteloos, en voor een lijd werden zij de wet
vau het land.
AUTUTÏRIET.EN (Gr. art,,», brood, tit,-o*, kaas),
eene (\'hristeu-secle die iu de tweede eeuw ontstond,
van welke Kpiphauius, mi na hem Aiignsliniis, ver-
meldt, dal zij haren naam ontleende aan het vreemde
gebruik, dat zij in acht nam, om brood en kaas bij het
avondmaal Ie offeren. ,\\ls grond voor dit gebruik gal\'
zij aan, dal de ecrsle offers, die door de ïnensehcii in
■ de kiudschheid tU\'i wereld gedaan werden, vau de
vruchten der aarde en schapen waren. Naaralle waar-
schijnlijkhcid was deze seete een lak vau de Mo.vrv-
NtsTK.N (zicald.). De Arlol vriclen lieten ook vrouwen
lol de priester-en hisschopswaarcliglieid loe, en Epi-
phanius zegt vau hen, dal hel zeer gewoon was eene
groep vau zeven meisjes, iu liet wil gekleed en niet
toortsen iu de handen, de kerk te zien binnentreden,
ten einde de bedorvenheid van het niensehelijk ge-
slacht ie beweeueu en te betreuren.
AIO\'ZKIÜ HST I Arnieniseh, een bode), een naam
vergeefs bragten vele geestelijken hunne vertoogen
hiertegen in. Hel parlement hechtte, hoewel mei
slechts eene kleine meerderheid en zonder voorafge-
gane beraadslagingen, op Zaturdag t Augustus 162]
er zijn zegel aan, en vervulde aldus de vurige wenschen
\\;111 den koning\', om de prelatuur iu de Kerk vau
Schotland in te voeren. De dag, waarop de artikelen
door hel parlement weiden aangenomen, is een van
de gedenkwaardigste in de geschiedenis van Schol-
land, en was lang bij de bewoners bekend onder den
naam van den Zwarten Zaturdag. Zie SCHOTLAND
i Ki:iik \\ AM.
ARTIKELEN (Smalkaldische). Deze naam
werd aan eene reeks van artikelen gegeven, die door
Luther te Sninlkalden, bij gelegenheid eener zameu-
komsl \\an de kenrvorslen, vorsten en staten, opge-
maakl werden. Zij waren in hel Duitscli geschreven,
en in den krachtigen, kemachtigen stijl, die Luther
eigen was. Zno zeggen zij aangaande de mis, dal
,.|)e Paapsche mis is de grootste en afgrijselijkste
gruwel, daar /.ij regelregl en geweldig legen deze
artikelen strijdt; en toch is zij de voornaamste en
prachtigste van alle Paapsche afgoderijen geworden."
De Smalkaldische artikelen bedragen achl en twintig
l\'olio-bladzijden, behalve een voorberigl, en (ene ver-
handeling over de magt en het oppergezag \\an den
paus als aanhangsel, liet eerste gedeelte beslaat mi
verscheidene artikelen, waarin de Protestanten ver-
klaarden in II- stemmen met de lioomschgezinden,
namelijk die aangaande liod, de Driecenhcid, de
vleesehwording, liet lijden en de hemelvaart vauChris-
tns, in overeenstemming met de Apostolische en de
Alhanasisclie geloofsbelijdenis, liet tweede gedeelte
bestaai ook uit vijl\' artikelen van hel allergrootste
belang, maar bevallen punten, waarop de Protestanten
en Itoonischgczinden geheel en al in meening \\ ersehil-
len. Zij hebben betrekking op den aard en den grond
der reglvaardigmakiug, de mis en heiligeudienst,
kerkelijke en monniken-instellingen en de aanspraken
van den paus. liet derde gedeelte beval vijftien
artikelen, welke de Protestanten als zeer belangrijk
beschouwden, maar waaraan de liooinseligezinden
weinig waaide hechtten. De onderwerpen zijn zoude,
de wel, berouw, bel evangelie, de doop, liel sacrament
des altaars, de sleutelmagt, biecht, excommunicatie,
wijding, ongehuwde staal der geestelijkheid, kerken,
goede werken, kloostergeloften en mcnschclijke gc-
noegdocniugen voor zonde. Toen de Protestanten deze
artikelen onderteekeudeu, hechtte Melanthou ecu
voorbehoud aan zijne uaamteekening, daarbij zeide,
-ocr page 239-
224
ARIJSPIfl\'IS — ASf\'HTKN.
in ili\' Gricksehe knk aan den Woensdag bh Vrijdag
in do elfde weck vóór Paschon gegeven, welke niet
als vastendagen gehouden worden, alhoewel deze da-
gen hel gchorle jaar dooi- in elke andere week als
zoodanig worden beschouwd. Ken Grieksch schrijver
zegt aangaande deze uitzondering hel volgende: —
„Toen een geliefkoosde hond, die aan eenige Arine-
nische ketters tol bode of post diende, gestorven was.
beschuldigden zijne eigenaars de orthodoxe Grieken
dadelijk van den dood des honds \\ croorzaakl Ie hebben.
De Armeniërs bestemden twee dagen van de elfde week
vóór l\'aselien als vastendagen, om de goede diensten
van den hond te herdenken, en Int een openbaar
bewijs \\an hunne ongeveinsde droefheid over zijn
ontijdig linde. De Grieken werden, opdat zij zelfs
niet zniiden schijnen zieli ie schikken naar dit gebruik
der Armenische keilers, duur de Grickschc kerk ver-
sehoond vanop deze (weedagen Ie vasten, die voortaan
Artzebttrst, hel Armenische woord voor bode, genoemd
werden." Sommige geschiedschrijvers zeggen, dal dit
gebruik der Grickschc kerk in navolging was van de
vasten door de Ai ne\\ iel en gehouden; andere wederom,
dat liet eein gedachtenisviering is van Adams straf
en verdrijving uil hel paradijs na zijn val.
AKI Sl\'ll KS, waarzeggers of wigchelaars bij de
oude ilniiieineii. Alen veronderstelt, dat zij oorspron-
kelijk van t.lrurie naar Uonic kwamen, en dat hun
voornaamste pligt was den w il dergoilen te vernemen.
Tacitus spreekt van een collcgie van Ariispiccs ten
tijde der keizers; de tijd der oprigtiug daarvan blijkl
er echter uiel uit. liiiuue kun.sl , die den naam \\ ;ui
tinixjiiriiin ontving, bestond iu het verklaren van den
wil der goden uit het voorkomen, dat de ingewanden
\\ an dieren hadden. « anueer /,ij op de altaren ^eiiflerd
wcriii\'il. /.ij M aren echler Miei lul ile/.e wij/.ciiru hunne
k llll>! IIII :■.....l\'-iieu beperkt : men \\ er\\l .iilll Ie \\ ;, il ilen.
li.O ZIJ alle soorlCII Irill tt\'ilnielVu ut\' \\ t\'l^M iinlfj\'l I |ke
voorkomens in de natuur zouden onderzoeken. I \'icero
berigl ons in zijn werk De Divinatione, dat de senaat
eens bepaalde, dal een aantal jonge nienselieii van
Klruiie behoorlijk /.ouden opgevoed worden, om als
\\ruspiees up te treden. In ile latere tijdperken van
hel liiiineilisebe rijk viel ile/.e bijgeloovige kunsl
trapsgewijze iu onbruik, en verdween zij geheel en al.
Onder verscheidene onbeschaafde natiën in nieuwere
lijden bestaan dergelijke waarzeggers en wigchelaars.
/ie VV AAUZE(.(iKKIJ.
AHVAI.KS l-\'UATUKS (Latijn artum, veld, en
frater, broeder), een collcgie van priesters bij de
oude Romeinen, wier dienst was offeranden voor de
vruchtbaarheid des velds Ie offeren, /ij waren twaalf
iu getal, en men zegt, dat zij hunne oorspronkelijke
aanstelling aan lloiuiilus verschuldigd waren. Hun
kenmerkend dienstteeken was eene krans van koren-
aren, die mei een wit lint rondom hun hoofd werd
vastgemaakt. Eens in het jaar, \\v^t:n bet einde van
Mei. vierden zij een feest van drie dagen Ier eere van
(\'< les. (luder de keizers w erdeu zij dikwijls gebezigd
om openbare dankzeggingen te doen, en ook om de
Am mm \\ i.i ia izie ald.i, ter eere van Ceres, te vieren.
ARÏA, een van de vier paden, dal. volgens de
godsdienst der Boeddhisten, als hel betreden is, of
onmiddellijk of langzamer naar bet bereiken van
nirwana of een ophouden des beslaans geleidt, (/ie
V\'kuniktiuisg.) Hij, die den Arva of Arvahul be-
Ircedl , heeft alle kwade begeerten eu alle gehecht-
heid aan bel leven overkomen of vernietigd. Hij wordt
verondersteld de gedachten van een ieder, iu welke
omstandigheid ook, te kennen, /ie, JIukiidiustkn.
ARZA. Volgens sommigen een lleidenscli afgod,
waarop gedoeld wordt in 1. Kon. XVJ :\'■>: „Eli Ziuiri
zijn knecht, oversfeVau de helft derwagenen, maakte
eene verbilidlenis legen hein, als bij te Thirza was,
zich dronken drinkende in liet buis van Arza. den
hofmeester Ie Thirza.\' Det.\'haldeenwsche paraphrast
vertaalt de uitdrukking aldus: ..Toen hij zieb dronken
dronk in den tempel van Arza, een afgodsbeeld dal
nabij hel paleis te Thirza stond." Die Joodsche mee-
iiiug schijnt echter de meest waarschijnlijke ie zijn,
udgens welke Arza als de voornaamste man van hel.
buis, ol\'de hofmeester van den koningvan Israël te.
Thirza besehouwd wordt.
\\S<\'KTI\'!\\\' (\'Gr. tmlriu. oefenen), een naam aan
hen gegeven, die zi«-11 vhii rh\' wereld afzonderden, ten
linde /.ieh o- kwellen en re bidden. 11, sjeest van
a>eelisiiiu> begon reeiis i rueg in de 1\'lirisrelijke kerk
o- verschijnen. I ie godsdienstige gevoelens van velen
in de eerste eeuwen der Kerk waren warm en dweep-
ziek: zij hielden er dikwijls van alleen te zijn, en zich
Voor een lijd aan overdenking en gebed over te geven.
Zulk een gebruik was prijzenswaardig en goed. Maar
trapsgewijze werden buitensporige denkbeelden over
het onderwerp gekoesterd. Afzondering van de drukte
en de bezigheden der nienselieii werd als bijzonder
gunstig voor hel zieleleven beschouwd, en door een
gemakkclijkcn overgang werden-zij, die de gewoonte
aannamen om zich van de wereld af te zonderen, be-
schouwd als mei meer dan gewone heiligland bekleed.
„Hel Christendom," het is wel opgemerkt, „was be-
steiud om hel wereld-onderwerpende beginsel te worden.
-ocr page 240-
STEN.                                                                          225
wereld met de eenzijdige negatieve neiging, die, zooais
wij gezien hebben, zich het eerst in de ontwikkeling
! des Christelijkcu levens vertoonde, en op deze wijze
een Christelijken vorm en eene Christelijke kleur
aannam. Uel Ascelismus, meer bijzonder iu denover-
dreveu vorm, waarin het zich op een later tijdperk
onder den naam van Monachismus vertoonde, is eene
blijkbare verdraaijing van een duidelijk en algemeen
erkend Christelijk beginsel. Dat de geloovige zich
van de wereld moet afscheiden, zoodut hij van alle
dcelhebbiug of zelfs lusi iu hare goddel loze grondre-
gels en grinniken afstand doei, is een ontwijfelbaar
voorsehrifl van hel Woord (ioils. „En wordt dezer
wereld niet gelijkvormig", zegt de Apostel Paulus,
als hij ware Christenen aanspreekt. ..maar wordt
veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdal
gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagc-
lijke. en volmaakte wil van Cd zij." Uit is evenwel
duidelijk, dal dil betrekking heeft op eene geestelijke,
maar niet op eene letterlijke afscheid ing van de wereld.
1 lel bevel der Schriften is echter in zeer vide gevallen
geweldig verdraaid. De Ësseuers der Joodsehekerk
navolgende, ontstonden er eersi enkele personen, en
lat er vereen igingcu van asceten, iu de Christelijke kerk,
die zich aan volkomen zelfverloochening overgaven.
De asceten der eerste Kelk zijn dikwijls verward met
de monniken van latere lijden, vooral door Kooinscli-
C\'atholickc schrijvers, die natuurlijk hel kloosterleven
lol de Apostolische tijden willen doen opklimmen.
Maar er waren vele punten van wezenlijk belang,
waarop de eerste asceten van de latere monniken
geheel en al verschilden. De eerste asceten -..aren
ijverige nieiischcn, die zich iu hel maatschappelijke
leven mengden, eu hoofdzakelijk van anderen verschil-
den in de grootc vorderingen, die zij iu het innerlijke
leven eu de zelfverloochening gemaakt hadden, /ij
waren zoow clgeestelijken alsleeken, aan grein bij/.on-
dcre regels van bestuur onderworpen, en door geene
voorschriften behalve die van hel evangelie gebonden.
Er waren dus altijd eeiiige asceten in de Kerk, maar
niet altijd monniken, die naarde woestijnen of bergen
trokken, of, zooais in latere eeuwen, in kloosters en
cellen woonden. Hel eigenlijk gezegde monnikenleven
dagteekenl eerst van hel luidden der derde eeuw,
daar de eerste ware monnik een Egyptisch Christen
«as. J\'aiiius gehceten, die de woede der vervolging
onder üeeius in 2-V2 ontvlood, en in de woestijn van
ïhcbaïs eene schuilplaats zocht, waar bij zeer lang —
volgens de overlevering negentig jaar--in de grootste
afzondering leefde. Reeds vroeg trachtten Christen-
ASf\'
Hel moest alles wal den mcnsch behoort, alles wat
van ili\' wereld is. in zich zelf opneini n en voor zijne
eigene doeleinden geschikt maken. Maar out dit ten
uitvoer te brengen was liet noodig, dal liet eerst in
een strijd trad met hetgeen tot nog loc liet wereld-
onderwerpende beginsel geweest was, dal liet in een
strijd trad met de zonde en liet beginsel van Heidendom,
en alles daarmede verbonden. Het wegruimen van
deze hinderpalen moes! daarom het eerste doel van
lii\'1 Christendom zijn, alhoewel <lil een plan was, dat
in werkelijkheid niet kon volvoerd worden zonder
de stellige toeëigening van liet zuiver meusclielijke
element. In de ontwikkeling, met den tijd, moest de
negatieve, vijandelijke strekking noodzakelijk liet
eerst verschijnen, en hieruit kou gemakkelijk een
ongepast overwigt ontstaan, terwijl het stellige toe-
eigencude element, zonder hetwelk hel probleem des
(,\'hristendoins nooit opgelost kou worden, uil hel
gezigl kon verdwijnen. Daarom sloop eeneeenzijdige
ascetische strekking gemakkelijk in de vroegste tijd-
perken, iu hel eerste stadium, van doontwikkclin
l \'hristclijkcn levens, en meer bijzonder bij hen. die hel
Christendom mei hunne gein ele ziel omhelsden. Waar
deze godsdienst in de eerste plaats afkeer van de
wcreldschc najagiugcii, dii Ie voren hel leven hadden
ingenomen, had cioen ontslaan, de heilige liefdevlam
voor het Goddelijke had ontstoken, < ;i haking naar
het eeuwige leven had teweeggebragt, nam deze eerste
beweging gereedelijk een ascotischen vorm aan. Uier-
in ede vermengden zich nu andere elementen, die zich.
onafhankelijk van hel Christendom, uil het voorafge-
gane ontwikkelingsproces der wereld gevormd hadden.
en die, zonder den scheppenden invloed van hel Chris-
tendom, eenveel minieren invloed zouden uil geoefend
hebben, en eindelijk alleen onderworpen konden wor-
den door de mag! van dit nieuwe levensbeginsel. Hel
vrolijke, jeugdige leven van de Heidcnsehe wereldwas
Ion laatste overgegaan in hel gevoel van inwendige
oncenigheid, van scheuring, en had plaats gemaakt
voor de dualistische en ascetische neigingen, die uil
het Oosten kwamen. Derhalve vond lui Cliristendom
bij zijn eerste verschijnen zulke neigingen alrccilc, en
deze, die een punl van aanraking en vereeuiging
vonden in de diep gevoelde breuk, zouden zich nog
veel meer uitgestrekt hebben, zoo hel bewustzijn van
verlossing, uit hel Christendom voortspruitende, haar
niet, naar mate het zich uitbreidde, meer en meer van
dit vereenigingspunl had beroofd. Maai-buiten allen
twijfel vermengde zich deze reeds bestaue neiging
naar ecu verkeerd begrepen vaarwi Izeggcn van de
-ocr page 241-
ASCETEN.
226
onderscheidt n. Gedurende deze eeuw hielden zij, die
deze strenge levenswijze verkozen, al deze kwellingen
I en doodiugen van het vleesch voor zich zelve, zonder
de banden derzamenleviug te verbreken, ofzicb aan de
; gemeenschap der nienschcn te onttrekken. Doch inliet
vervolg van lijd begaven zij zich naai1 afgelegen oorden
eu woeste plaatsen, en vormden zich, naar hel voorbeeld
I dcr£\'ww/vien Therapeuten, Lol zekeregeuootschappen.
riet valt zeir ligt de oorzaken Ie ontdekken, die
gelegenhei 1 gaven tot dezen sin ngl.-veildenaanhang.
tëeni ,\\rv voornaamste was de sleehl beredeneerde
eerzuehl dei- l\'hrislcnen, om naar de Grieken en
Romeinen ie gelijken, ouder welke vele beroemde
mannen en vrouwen zich van hel gros des volks af-
zonderdeu, door de grondregels, de kleeding eu de
geheele levenswijze, die zij voor zich zelve hadden
aangenoineu, en waardoor zij groote eer en achting
verwierven. .Men weet ook, dal van al deze wijsgeeren
hij de oude Christenen, zoo ten aanzien van leer als
van zeden, de l\'latouisteii en de l\'vthagoristen den
voorrang hadden. Deze uu schreven in hunne lessen
twee regels van gedrag voor, de eene geschikt voor
de «ijzen, die ten toppunt van deugd zochten op ie
klimmen, de andere enkel betrekkelijk tot het volk,
in de zorgen < u beslommeringen des levens gewikkeld.
De L\'latonistcii spreken van het gedrag, hetwelk een
v. ijsgeer betaamt, in dezer voege : De ziel eens wijzen
moet, zooveel mogelijk, van dc\\[ besmellenden invloed
des ligchaanis worden afgehouden. En daar het ne-
derdrukkend gewint des ligchaanis, de kracht der
begeerlijkheden en de \\ erblndlenis van hetzelve aan de
bedorven wereld lijuregl tegenover deze vcrpligting
staan, behoort hij alle zinnelijke lusten zorgvuldig te
vermijden; een schrale ectrcgel moet hel ligchaani
slechts in stand houden of liever verzwakken. De
eenzaamheid heeft hij, als de verblijfplaats der deugd,
te zoeken, en steeds in bespiegeling te leven, als hei
beste middel om de ziel zo,o eel mogelijk in de verhe-
velisle vrijheid Ie.stellen, alle ligehaamsbauden te
slaken, en edelmoedig boven alle aardsche v oorwerpen
te vcrhefi\'eu. \\\\ ie op deze wijze leeft, zal zelfs in dezen
tegen woord igen staal eene zekere male van geinccii-
schap mei de Godheid genieten, en wanneer deze
stoffelijke klomp ontbonden wordt, terstond lol de
hoogere gewesteu van ^eluk eu volmaaktheid opstij-
gen, zonder dooreen staal van zuiveringen beproeving
te gaan, die hel gros des menschdoms wacht. Het is
gemakkelijk Ie begrijpen, dal die :strenge levenswijze
het nat uurlijk gevolg was van de bijzondere begrippen,
door deze w ijsg< eren enaudere. hun gel ijk. gekoesterd,
schrijvers van aanzien en gewigt de verkeerde asce-
tisclie strekking tegen te gaan. In den Herder van
Hennas, een werk van veel gezag in de eersteeeuwen
der Kerk, vinden wij vele opmerkingen, die een ge< si
aanduiden, welke geheel en al in strijd is met dien van
het ascetisinus. Clemens van .Ylexan Irh- redeneert
niet groote krach! tegen dt asceten, en run hen van
ineeuiug te doen veranderen, die geloofden, dal af-
stand ie dun, van alle wereldsche goederen de ware
Christelijke volmaaktheid «i-, schreef hij een »i r
handeling overdevraa r: .,W . moei het kenmerkende
van den rijken man zijn, oixktl hij behouden moge
wordenï\' In deze kleine maar uitmuntende verliandc-
ling toonl hij aan, dat inliet Christendom de gcstcld-
lieid des hanen het eeuige «are is. „Een man." merkt
hij aan. ..kan zijne aardschc bezittingen wegge worpen
hebben, en toch de begeerte er naar in zijn hart
behouden, en zich aldus onderwerpen aan de dubbele
onnisl van zijne kwistigheid Ie betreuren te hebben,
eu zich beroofd te gevoelen van de noodzakelijkheden
des levens."
Hel ontslaan van hel Ascetisinus iu de tweede
eeuw, eu de oorzaken, die het in bel leven riepen,
worden aldus door Mosheini beschreven: — ..Hel
haast bragt deze tweevoudige leer eeu nieuw slag van
ïm nse hen teweeg, die belijdenis deden van eene nu ir
dan gewom deugd eu heiligheid, en hun voornamen
verklaarden om al de raadgevingen van Christus te
gehoorzamen, opdat zij hier op aarde reeds de go-
meenschap van God iiioglen genieten, en na de
sloopiug hunner ligchamen te gemakkelijker tol Hem
opvaren en niets vinden niogten, dal hen in het
naderen tot het middelpunt van geluk eu volmaakt-
heid verhinderde. Zij merkten hel gebruik van \\ lei scli
en « ij 11, liet aangaan van een huw, lijk. het ih-ij\\ en van
koophandel en andere dingen, die de overige ( hris-
tenen vrijelijk tnogten doen, als hun ongeoorloofd
aan. Zij hielden Int kwellen des ligchaanis door va-
keu, \\asteu, arbeiden rnz. voor een onvtrmijdc lijken
jdigi. In afgelegene en woeste plaatsen zich leout-
h uden, t-11 daar door ernstige eu gedurige pogingen
de ziel boven de zienlijke voorwerpen en de zinlijke
lusten Ie verheffen, was bij hen een zonderling geluk.
.Ma uilen eu vrouwen heiden stelden zich die moei lelijke
taak, die harde levenswijze voor, welke, schoon bel
gevolg van een goed oogmerk, voor de zaak der (\'liris-
tenheid ten uiterste nadeelig was. Deze menseden
droegen den naam van \\sceteu, Spoiiduini, Eklcktoi
eu Jf ij.igeeivn, en waren niet alleen door die namen,
maar ook door hun gewand van de andere < hii-leneti
-ocr page 242-
\'II.                                                                               227
zijn Ier bewaring voor de vergadering van de kinderen
Israéls, tot hei water der afzondering: het is ontzon-
diging. Ivi die de asch do/er vaars verzameld heelt,
zal zijne klcederen vvasscheu, en onrein zijn tot aan
den avond. Dit zal den kinderen \\<n \'Is, en den vreem-
deling, die in hel midden van hen als vreemdeling
verkeert, tol eene eeuwige inzetling zijn." Sommige
scbrijv ers hebben vcrondi rsteld il;.\' de reden van deze
bepaling te \\ inden is in de ho ge v ereering, waarin de
ossi i: door de Ëgvptenaren gehouden werden, en om
den [sraclioteiito lielelten de afgodendienaars in hunne
koe-aanbidding na ie volgen, moesten zij eene vaars
offeren, om mei hare asch een reinigiugswater te nia-
ken, dal htm van hunne onzniverheden zon zuiveren,
aldus in hunne gemoederen eene verfoeijing van de
afgodische aanbidding van dal dier verwekkende.
Ouder de Hindoes wordt de asch vaukoeniesl als van
een zeer heiligen uu I bescl >uwd, on daarom bespren-
gen zij eiken morgen lom vóórboord, hunne schouders
en hunne borst er mede. De/o asch v ,.Jt dagelijks
aan de goden geofferd, en de Youis fzie ald.) hebben
er gewoonlijk een grooten voorraad van, ojidal zij de
o ervan kunnen voorzien, die hen inildelijk met
aalmoezen bclo men. De Yogis bedekkeii zich o ik hel
aangezigf en het ligebaam mot deze asch, en strooijen
ilie ov i .\' hunne i fg idsbeelden. Voi de hi i\\ en van vcr-
seheidenc Indiaan-.-he vorsten bcv inden zich personen,
die de asch van koemest, iu een weiuigwatergeklutst
<ni op de bladeren van een Indiaansehen vijgeboom
gelegd, den vorsi moeten aanbieden. Deze plegtigheid
vvi i\'dl de- morgens in hel openbaar verrigt.
Iu \' >ostersohe landen is het een gewoon teeken van
rouw, om hel hoofd en zelfs hel ligebaam met asch te
bedekken. ()p deze wijze drukte Thamar hare droef-
heid uil, toen zij door Amnon verkracht was: „Toen
nam Thamar asch op haar hoofd." En toen Morde cl ia i
hoorde, dat de Joden verdelgd zouden worden, ver-
scheurde hij zijne klcederen, en „hij trok penen zak
aan met asch." Onze Heer doelf op bet/elfde gebruik, !
als Hij zegt: „Wee u, Chorazin! wee u, Bethsaïda!
want zoo iu Tyrus en Sidon de krachten naren ge-
sehied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds
in zak en asschc bekeerd hebben." Onder de eerste
Christenen was het vrcen ongewoon gebruik voor boe-
telingen, uls zij aan de straften der kerk onderworpen
waren, om geheele dagen e)t nachten achtereen aan de
deur der kerk Ie staan in zak ca asch. Op dezelfde
wijs wordt door dr rtoomseh-Catholieken op Ast hdag
(zie ald.) asch gebruikt, ten teeken van vernedering
en droefenis.
aangaande de natuur dor ziel, <It-n invloed der stof,
de werkingen van de onzigtbare wezens of geesten, en
de wording dor wereld. Kn daar deze denkbeelden
door de geleerdsteu onder de Christenen omhelsd
werden, was het noodzakelijk gevolg, dat /ij ook de
zedeleer, «lic daaruit voortvloeit, aannamen."
T)e Mojjtanistes (/.ie uld.) scherpten op hel einde
der tweede eeuw aan hunne volgelingen het iuachtue-
meu van verschillende voorschriften in, die eigenlijk
van ecuascetischeu aard waren. I itwendigaseetisnius
werd over lul algemeen boe langer zoo *iioer gewaar-
deerd, en er ontstonden vele asceten van beiderlei
sekse, hoewel /ij door geene ouheiToepelijke gelofte
gebonden warcu. Het Alexaiidrijnsche onderscheid van
eene hoogere en eene lagere deugd had een bijzonderen
invloed in het aanbevelen van hei aseefisnnis. Het is i
waai\', dat hel afstanddocu van zinnelijke genietingen ;
slechts het middel was om die hoogere deugd te be-
reikeu, dat is, dienhartslogteloi zen staat, waardoor de I
mensen aan üod gelijk gemaakt en mei I [em v ereeuigd |
wordt, zoodaf hij, die dit ]>imi horeikl had, goenc
behoefte meer had aan da! vaarwelzeggen van /in- j
■lelijke genietingen. Maai- later verkreeg de ineening,
dal de hoogere deugd zich hij/onder kenbaar moet ;
maken iu uitwendig ascetisnius, naar het voorbeeld
van Origenes, toegang tot de (\'liristelijke school ie
Alexandrië, zoowel als onder de nieuwe Platouislcii.
Tot nog toe hadden de asceten verspreid geleefd
onder de andere Christenen, zondi r eeuig uitwendig
onderscheid; maar de vervolging .mier Decitis was
oorzaak, dat eenige P]gypfische Chrislcnen naar de
woestijn vloden, en zich daar in do eenzaamheid o\\ er-
gaven aan oen ascetisnius, dal in de hoogste male
buitensporig was. Dit nieuwe ascetisnius begon meer
de aandacht tetrekken, tot n, tijdens de vervolging van
Maximinus in 311, de kluizenaar Antonius in eene
\\-\\iwe kleedij Ie Alexandrië kwam. Deze man vond
navolgers, en zoo gaf hel ascetismus oorsprong aan
een anderen en nog meer buitensporigen geest, dien
van monachismus of monnikerij.
\\SCH. 1)>\' meest opmerkenswaardigegodsdiensl igc
plegtigheid, ten opzigte van het gebniik van asch, was
die, welke op den eersten verzoendag in acht genomen
werd, toen de asch van eene jonge koe, bespreugeude
de onreiuen, hen heiligde tol de reinigheid des vlee- |
sclies, gelijk een Apostel zich uitdrukt. De reiniging
bij die plegtige gelegenheid wordt in de Joodschc j
wet (Xiim. XIX : \'.), 10) aldus beschreven : „En een
rein man zal de asch dezer vaars verzamelen, en buiten |
het leger in eene reine plaats wegleggen; en het zal ,
-ocr page 243-
ASCHDAG.
22H
Tn de Rooinsche kerk moei er, volgens het Pontili-
cale Kouiaiiuiii, bij de wijding ceuerkcrk een pot mei
asch staan, waarmede de vloer van liet gebouw in I wee
lijnen van ongeveer een span breedte, in den vorm van
een krui; dal schuins van den eencn hoek der kerk
tot den anderen loopt, bestrooid wordt. Daarna maakt
de priester, terwijl hei lienedielns gezongen wordt,
inel de punt van /.iju herderlijken staf op cene van \'1\'
breede lijnen van asch de letters van liet (irieksche, en
op ile andere die van hel Lalijusche alphabet. X; dal
er verschillende ceremoniën verrigi zijn, zegeni de
priesler de aseh. waarmede hel volk zieli moet be-
sprengen voor de verlossing van zijne /.ouden, op
deze wijze: „O Aliuagtig, eeuwig (i >d, spaarde boet-
vaardigen, wees Uwe smockeliiigeii genadig, en ver-
waardig l- I wen heiligen engel van den hemel Ie
zende u om deze asch te wij f den en Ir hei f ligen,
opdat zij ecu reddend middel moge zijn voor allen,
die nederig I w heiligen naam inroepen, en zich van
hunne zonden beschuldigen voor den regtbank van
het geweten, die hunne ongeregtighedeu in lui gezigl
van [."wc Goddelijke genade In t rcuren, ol\' Uw genadig
medelijden, smeekend en ernstig inroepen, en sta toe,
door ile aanroeping van Uwen heiligen naam, dat
al degenen, die zich zuilen besprongen met deze asch
voorde verlossing van hunne /.ouden, gezondheid van
ligehaam en bescherming van ziel mogen verkrijgen
door Christus onzen lieer." Daarop zegent hij het
water, Icn wijn, hel zout en de asch en vermengt ze
te zamen, en zegl dan, met zijn gelaal naar liet hoog-
altanr gekeerd en zijn mijter op hei hoofd, hei volgende
tol de aanwezigen: „Dierbare broedereu, wij smeekeu
nederig God den Almagtigeu Vader, in wiens huis
vele woningen zijn, dal Hij zich verwaardige deze
Zijne woning te ze •)• genen en te behouden door het
besprengen met dit mengsel van water, wijn, zout en
asch."
De Grieken en Itomeineu waren gewoon de asch
hunner overleden vrienden van de begrafenis mede
naai- huis te nemen, en ze eenigen tijd in urnen te
bewaren, alvorens zij in den grond werd begraven.
Onder de Perzen werd oudtijds tot slrafoefeuhiir van
aseh gebruik gemaakt. Ken verhaal daarvan wordt
gegeven in hel dertiende hoofdstuk van het tweede
boek der Makkabeën, dat op het volgende neder-
komt: — Ken hooge turen werd lot zekere hoogte
met aseh gevuld, en de misdadiger daarin geworpen
zijnde, werd de aseh aanhoudend door een rad om
hem hei n gedraaid, totdat hij er door stikte.
AS( H DAG. de eerste dae ^<r Vasten, die voorna-
meiijk in de Roomsche kerk, en over het algemeen
in bisschoppelijke kerken, gevierd wordt. Eenigen
hebbeu beweerd, dal hel zelfs in de eerste eeuwen der
Christelijke kerk voor boetelingen de gewoonte was,
om op dien i\\;<^ in zak cu asch te verschijnen en de
absolutie Ie ontvangen. Daarom wen! Iiij diesci/ier/nu,
de dag van asch, Kncrtptitjejuuii, liet begin der Vasten,
ge.....iid. Maar de oude schrijvers, wel verre van te
verhalen, dat deze gewoonte tot aschdag behoort, bc-
wareii een volkomen stilzwijgen over het onderwerp.
Ook was Aschdag in deoudc Kerk de eerste dag der
Vasten niet. Grcgorius de Grootc was de eerste, die
hem met nog drie andere dagen bij de Vasten voegde,
»m hel aantal vastendagen, dat vroeger zes en dertig
gewi esl was, veertig te doen bedragen, en aldus gelijk
te makel\', aan liet aantal dagen, gedurende welke onze
Verlosser in de woesl iju vastte. Somtijds wordt echter
liet voegen van Asehdag eu de drie andere dagen bij
de Vasten in de Itoomsche kerk aan Grcgorius 11., in
her begin der achtste eeuw, toegeschreven. Gedurende
hel pausschap van Urbauus I!.. in het jaar 1001, werd
op een concilie, te Ueucvcnl o gehouden, bevolen, dat
op den Woensdag, die de eerst!\' dag van de Vasten
was. de gcloovige leeken en geestelijken, man icn eu
vrouwen, zich het hoofd met aseh zouden laten bespren-
gen, eene plegtigheid die. zooals Bower in zijn Leven
van de pausen zegt, tot op dezen dag in acht genomen
wordt. De aseh bij deze plegtigheid gebruikt moet
gemaakt zijn van de takken van den olijf of palm, die
op Palmzondag van hel vorige jaar gewijd is. De
priester zegeni de asch door het teeken des kruises
er over tu maken, en ze mei reukwerk te berooken.
Als deze plegtigheid verrigt is, wordt de asch, in den
vorm van een kruis, door een anderen priester liet
eerst op het hoofd van den dienstdoeuden priester
gelegd, die, terwijl hij aldus bezig is, deze woorden
in het Latijn zegt: „Herinner u, o mensch, dat gij
slot\' zijt." eu/.. Xadat de priester zelf de asch ont-
vangeil heeft, geefl hij ze op dezelfde wijze aan zijne
medehelpers eu de andere tegenwoordig zijnde gecs-
tclijken, waarna de vergaderden, vrouwenen mannen,
een voor ecu liet altaar naderen, voor den priester
nederknielen, en op het voorhoofd niet de aseh het
teeken ontvangen.
Ken bisschop outvangt, zittende en zonder den
mijter op het hoofd, de asch uit-de handen vanden
dienstdoende!) kanunnik; waarna de prelaat, zijn
mijter opzettende eu mei een wil \'aken voor zich, de
aseh aan don dienstdoende» kanunnik geeft, die voor
hem buigt. Hel is dr dienst vaneen bisschop om de
-ocr page 244-
ASCOÜRUTEX.                                                        ■H\'è
VSCIIARIERS -
ascli aan oon hooger geplaatsten kerkvoogd te geven,
zooals aan een aartsbisschop of patriarch. Vorsten,
afgezanten en andere personen van aanzien ontvangen
de ascli un ileu kanunnik. De kanunniken en lioogerc
geestelijken huigen liet ligchaain, als zij de ascli out-
vangen, maar de mindere geestelijken en de leeken
krijgen ze geknield. De paus ontvang! de ascli van
den dienstdoenden kardinaal, die hel uiemfuto tot
Zijne Heiligheid uiet zegt, maar de kardinaal huigl
een weinig, «vanneer liij ze van deu paus ontvangt.
Als ecu keizer deze plegtigheid van vernedering bij-
«voont, moot hij de aseh na al do kardinalen ontvangen.,
omdat do vorsten der kerk als verheven boven alle
«vereldsche vorsten beschouwd worden.
ASCHARlERS, eenc Mohamedaansche secte, de
leerlingen van Ascliari, die in hel begin \\ au de \\\'
eeuw der Uedsjrali stierf. Zij gelooveu, dat God alleen
naar algcinecne wetten handelt, cu hieropgrond«
zij de vrijheid van den nicnsch en de verdienste van
goede werken. Maar daar Hij de Schepper is, moet
Hij, volgens hunne beschouwing, deel hebben aan alle
.\'aden dermenschen. „Onze daden," zeggen zij, „wor-
den werkelijk en wezenlijk door den Schepper voort-
gebragt; maar de toepassing er van op het gehoorzaam
ui\' ongehoorzaam zijn aan de «vet komt van ons." De
nieeniugen van de Aschariërs slaan luist tegenover
die van do Motagalejj (zie ald.).
ASOHHOR, vier der maanden die, zoowel bij de
Mohamedaucii als oude Arabieren, als heilig werden
beschouwd. Deze maanden waren Moharram, Resjcle,
Dulkadlia on Dulhaggia. (ieen oorlog, geeue vijande-
lijke oudcrueniingen kenden in deze maanden wettig
begonnen of voortgezet worden, en do meeste Ara-
bische stammen namen dit gebruik zoo letterlijk in
acht, dar zelfs de moordenaar «\'au een vader of broeder
gedurende dien tijd niet to --traliën «vas, of dat hem
geweld aangedaau kou worden. Mohamod keurt deze
instelling van de heilige maanden in i\\c\\\\ koran goed,
daar hij die Arabieren berisp\', die, moede van zoo
lang zonder roeven te leven, de heiliging van Mo-
harram tot de volgende maand uitstelden. Hij legt
liet zorgvuldig iuachtnemen van de heilige maanden
op, behalve in hot geval van eeu oorlog tegen de
ongeloovigen.
ASCHOI" i<. de tiende dag óf de tiende nacht van
Moharram, do eerste maand van hel Arabische jaar.
Het woord beteekent evenzeer tien dagen als tier.
nachten. Mohamod voert, in hot negen on tachtigste
hoofdstuk van den koran, God in, zwerende bij de tien
nachten. De Mohamedanen «\'asten op dezen dag ge-
woonlijk om drie redenen: 1. Omdat de oude Arabieren
op dien dag lang voor deu tijd van Mohamcd vast-
ten; ■\'.. Omdat op dien dag Noaoh de ark verliet;
•">. Omdat Go 1 op dien dag aan de Niuevieten vergif-
feuis schonk. De Perzen en andi
          Igelingcu van
Ali hebben nog e. nc reden \'.oor de inachtnomiug van
dezen dag, want zij gelooven, da\' Hossein, de zoon
van Ali. op dien dag in hel gevecht werd gedood. De
gedachtenisviering van zijn dood wordt jaarlijks met
grootcn rouw on jaminerklagten gehouden.
ASCLEPIE1A, feesten bij de oudo Grieken gc-
vierd, ter eere van .Est i.LArus (zie ald.), deu god der
geneeskunde. Hel beroemdste dezer feesten was ech-
ter dat, hetwelk om de vijfjaar te Epidaums gevierd
word, «vaaroji een strij<l plaats had onder dichters
en muzikanten, die Jen naam van rAw heiHt/eu strijd
ontving-. Ken dergelijk feest werd te Athene gevierd.
ASt\'LEPIODOTEAXEN, eene kleine Chrisreu-
secte die in de derde eeuw, tijdens de regering van
den Romeinschen keizer Hcliogubalus, ontstond. Zij
kreeg haar naam naar Asclcpiodotus, die. gelijk de !
nieuwereSocinianen,leerde,datJ /.u-I hristnsslei ts
een ïnensch geweest was. Zij, die aan deze ketterij
schuldig waren, werden door Vibanus, bissehoji van
Rome in ~ .\'J, in den ban gedaan.
ASCODROGIETEX, eenc Christen-sectc ten tijde J
van keizer C\'ommodus, legen de tweede eeuw. Zij
waren een lak van de Mon\'tamstes (zie ald.), on
hadden zoor zonderliugo mceuingcu. Hun naam is ;
afgeleid van hel Grieksche woord etstw, eeu zak, ton ,
gevolge van hot «Teemde gebruik, dat onder hou I
nd, om in hunne kerken zakken of huiden, mot
wijn gevuld, mede ie brengen, die bestemd waren om
do nieuwe zakkenen don nieuwen wijn voor te stel-
len, uaarvau Christus spreekt. Men zegt ook, dat zij
rondom deze zakken dansten, en zich met den wijn
dronken maakten. Zij werden ook .kciten genoemd.
«volk woord van denzelfdeu wortel ais Aicudrui/ieteii
afgeleid is. Het is zeer waarschijnlijk, dat deze secte
door hare vijanden iu een belagehclijk daglicht ge-
stold is.
ASCODRUTEN.ei ue Gnostische si cte die meende,
dal allegodsdienstalleenbcstondiu kennis of abstracte
theorie, en ouder voorwendsel van zieli alleen aan
geestelijke verecring te houden, volstrekt geene uit-
weudige of ligchamelijke symbolen wilde aannemen.
Theodoretus vern» Idt, dal de- Ascodrutenbeweerden,
I dat deGoddelijke mysteriën, dewijl zij do beelden van
onzigtbare dingen zijn, niet door ziglbare dingen
konden worden aangeduid, en dat ouligchamelijke
-ocr page 245-
•2:*n
ASHANTIS (GODSDIENST DER).
dingen niet door tapbare en ligchamelijkc dingen
konden «orden voorgesteld. Daarom doopten zij nooit
iemand, die vanliunuc sectewas, en hielden zijonder-
ling ook geene avondmaalsviering, want /ij zeiden,
dal de kennis aller dingen hunne verlossing was.
\\SllA.\\ÏIS (Gonsuikxst dkii). liet land door de
Ashantis bewoond lig! in West-Afrika en grenst aan
de Goudkust. De gehcele bevolking van Ashantee
bedraagl ongeveer vier millioen zielen. ITet is niet
zoo zeer één staat als wel eene vereeiiiging van staten,
die allen aan den koning van Ashantee onderworpen
zijn. Huiselijke slavernij bestaat dooi- het geheele
koningrijk, en het leven en de diensten der slaven
zijn geluid en al ter beschikking van hunne meesters.
Veclwijverij heerscht er in buitengewone mate, daar
de koning niet minder dan :i.:!.\'i)! vrouwen mag lie-
zitteu. Deze vorstinnen worden tot verschillende
diensten gebezigd, en moeten zelfs de diensten, die
bij ons op de geringste dienstboden neerkomen,
verrigten. Slechts weinige vrouwen blijven in het
paleis, en de overige wonen op de plantaadjen of in
de hoofdstad, waar twee straten geheel door haar
alleen bewoond worden; geene andere personen mo-
gen dat gedeelte der stad binnentreden. De edelen
mogen zooveel vrouwen hebben, als zij kunnen onder-
houden. De man leeft afgezonderd van zijne vrouwen,
die in vierkante huizen of schuren wonen, welke
aan elkander palen, /ij koken voedsel voor hunnen
man en brengen het hem, maar mogen niet met
hem eten.
De godsdienst der Ashantis heeft zeerveel van die.
welke over de geheele westkust van Afrika heerscht.
Ten grondslag er van ligt het denkbeeld van een Op-
perwezen, dat zij Yankumpon, den Grooten Vriend,
noemen, /-ij geven Hem ook een titel, die eeuwig
bestaan beteekent. Hunne denkbeelden over de schep-
ping van den menseh zijn zonderling. Zij gclooven
op overlevering, dat Yankumpon drie witte en drie
zwarte mannen schiep, met hetzelfde aantal vrouwen
van elke kleur, en dat zij hun eigen lot mogtenbepalen,
door het goede of lief booze te verkiezen. De wijze,
waarop zij kozen, was deze:— Eene doos, gemaakt
van een nitgeholden pompoen, eu een verzegeld papier
werden op den grond gelegd. De zwarten, die de
eerste keus hadden, namen de doos, waarin zij slechts
een stuk goud, eenig ijzer en andere metalen vonden,
die zij niet wisten te gebruiken. De blanken, daaren-
tcgen, kozen het verzegelde papier, dat zij openden,
en waaruit zij alles leerden. De zwarten werden in
Afrika achtergelaten onder de zorg van mindere go-
den; de blanken werden naar de kusten der zee med. -
genomen, en leerden daar schepen bouwen, die hen
naar andere dcelen der wereld overbragtcn. De gods-
dienst der Ashantis is een stelsel van veelgodendom,
en behalve dat zij fallooze goden erkennen, aanbidden
zij de beelden, die deze voorstellen, daar, zooals zij
zieh verbeelden, de geestelijke wezens hunne woon-
plaats e,- in ie men. Zij gelooven aan een toekomstigen
staat van bewustzijn en werkzaamheid, waarin deziel
bij den dood overgaat. Zij zenden gebeden op aan
hunne afgestorven vrienden, die, zooals zij gelooven,
over hen waken, evenwel niet als beschermgeestcn,
maar als wezens, die stoffelijk voedsel, klcedeivu en
andere dingen behoeven, juist alstoenzij nog op aarde
waren. Zij verbeelden zieh ook, dat, daar een groot
aantal bijzitten, slaven en ondergeschikten op aarde
de voornaamste teekenen van meerderheid ouder hei;
; zijn, hel in een toekomstigen staat ook zoo wezen moet.
Dit is eene reden voor het offeren van menschen, dat
onder de Ashantis heerscht. Zij kennen geen hooger
teeken van eerbied, dat zij aan hunne overleden vrieu-
den kunnen toonen, dan door eenaantal menschelijke
wezens om hunnentwille op te offeren, die, zo< als zij
zich zelven diets maken, hen als bedienden in eene
toekomstige wereld zullen vergezellen. Kr zijn twee
bepaalde tijdperken in het jaar, de grooteen de kleine
Adai gebruiken geheeteu, waarop deze barbaarschc
offeranden meer bijzonder plaats hebben. Bij den dood,
van eeu groot man komen honderden, en hij den dood
van eeu koning zelfs duizenden hnlpelooze slagtotTers
om. Behalve het vermoorden van menschelijke wezens
bij zulke gelegenheden, zijn er ook gebruiken, die Ge-
bruiken voor de dooden genoemd worden, en muzijk,
dans en zeer bovenmatig drinken in zieh sluiten. Toen
Bowdich te Coomassie, de hoofdstad van bet land, was,
offerde de koning niet minder dan 3,000 slagtoffere
t er eere zijner moeder, die kort te voren gestorven was.
Het volgende korte uittreksel uit het dagboek vaneen
Wesleyschen zendeling, in 18KI, toont de hardvochtige
gevoelens van het volk, ten gevolge van dit verfoeijc-
lijkegebruik: — „Heden werd eeu andermangeofferd,
wegens den dood van iemand van aanzien in de stad.
i Toen ik in de koelte van den avond uit de stad ging.
I zag ik lic\' arme schepsel op den grond liggen. Het
j hoofd was van het ligchaam gescheiden, en lag op
korten afstand er van; verscheidene grootemuize valken
vergastten zich aan de wonden, en rolden letterlijk
het hoofd inhetstof, Dit ongelukkige schepsel scheen
| ongeveer achttien jaar oud te zijn; het was een sterke,
i gezonde jongeling, die naar alle waarschijnlijkheid
-ocr page 246-
UITEN.                                                                      231
van dat van een paljas: zijn gelaal was niet witte klei
beklad; hij had eene groote ijzeren keten rondom zijn
hals hangen, die als een halssnoer scheen gedragen
te worden; aan zijne beeneii waren bossen Fetiscli
gebonden; In zijne band hield bij een zi er groot mes,
dal ongeveer i ij ft ieu duim lang en twee en een halven
duim breed was. Nu eens danste hij onder hel maken van
vele dolzinnige gebaarden, en dan weder stond hij stil,
omroudom zich Ie zien met allerlei aanduidingen van
gedachteloosheid. Terwijl ik op een afstand naar hem
I stond te kijken, liep hij plotseling ongeveer hcuderd
el ver. Daar ik verlangend was om hem iu hel oog te
boliden, wandelde ik voorbij eene kleine schuur, die
hem voor mij verborgen zou hebbeu, en zag hem incl
een geweer staan, mikkende oji een muizevalk op ecu
boom, die er digi bij stond. Gevuurd hebbende zonder
zijn doel te treffen, keerde bij terug naar den boom,
van welken hij vertrokken was, en begon eene rede-
voering tot hel volk te bonden. Op deze openbare
bijeenkomsten ïi\'ii\'ii deze nicusehcn aan hei arme.
misleide volk de bcrigteu, die zij beweren van de
Fetiscli ontvangen te hebben: deze bcrigteu worden
door het groolstc gedeelte van het \\olk als zuivere
waarheid opgenomen."
Ken ander gebruik bij de Ashautis, in verband
! mei den Fetiscli, is de beproeving door den eeddrank,
| bestaande in hel drinken van een vergiftigen drank,
als een bewijs van schuld of onsehuid, waarbij zij
veronderstellen, dat de geesi of Fetiscli met dvn drank
naar beneden gaat, en hel hart van den beschuldigde
doorzoekt. Als hei hart onschuldig bevonden wordt,
gaai de l\'Ytiseh weder met den drank uil den man,
wanneer hij dien uitspuwt; maar als hij schuldig is,
blijfl de Fetiscli om hem te vernietigen.
Sedert 1811 heel\'l bet VVeslcyschc zendelingsge-
nootschap zendelingen naarde Ashautis gezonden, die
mei een bemoedigenden uitslag werkzaam zijn. Een
zendingshuis en eene school zijn te Coomassie, dal eene
bevolking van ongeveer 100,1100 zielen telt, geslicht.
Hel evangelie wordt zonder verhindering op de mark-
ten en in de straten der slad gepredikt, en alhoewel
hel aantal van hen, die vormelijk van het Heidendom
tol bet Christendom overgegaan zijn, tol nogtoeklein
is, is het toeli een aangenaam feit, dat duizend of
twaalfhonderd inenseben des Zondags de Christelijke
godsdienstoefening aandachtig bijwonen.
ASIARCHEN, de Heideusche priesters in de Ro-
ineinsehe provinciën van \\\\ est-Azië. Zij worden iu
Hand. XIX: 3] vernield ouder den naam van „de
oversten win Azië." Hunne anibtsbczigheid was de
veertig, vijftig of zelfs zestig jaar langer kon geleefd
hebben. Latei- in de Mail terugkecrcnde, zag ik tiat
zij het lijk in de sloot baddcu geworpen, waarin de
arme vrouw niet lang te voren geworpen was. Toen
ik mei eenige inboorlingen over liet verschrikkelijke
van inensehcnoil\'ers sprak, zeiden zij, dat zij zelve er
niet van hielden en wenschten, dat zij gemist konden
worden. Terwijl de arme man op den openbaren weg
lag, zagen verscheidene meiischeii niet de grootste
onverschilligheid naar hem; zij schijnen zoo genieeu-
zaani te zijn niet deze ijselijke en bloedige toomden,
dal zij er niet meer bij denken ; ja zij denken er zooveel
niet bij, als /.ij doen zouden, wanneer zij een schaap,
hond of aap dood zagen liggen."
Bij deze grinniken koor de doodenzijnde priesters
altijd tegenwoordig, en trachten zij door verschillende
listen en bedriegerijen hel volkom den tuin te leiden,
en hunne eigene belangrijkheid te vermeerderen. De
ïetisc HiiiKNsï (zie ald.) is eene bijzonderheid van
de godsdienst van gein e! VVest-Afrika. De Ashautis
geven zich aan deze f iort van afgoderij cu bijgeloof in
ruime mate over. Hel woord Fetiscli wordt door hen
gebruikt als ren algemeene naam om heilige dingen
aan te duiden; het wordt zoowel van de godheden zelve,
als van de plegtighedcn die in achl genomen, en de
offers die aangeboden worden, gebezigd, liet w>lk
viert dagelijks deze soort van eeredieust, behalve dat
er nog zekere bepaalde tijden zijn, die Fetischdagen
genoemd «orden. De godheden worden door middel
van godsprakeu geraadpleegd; en bij bijzondere gcle-
genheden, wanneer de kwestien, die behandeld moeten
worden, van algemeen belang zijn, worden incnschen
in grooten gctalle geofferd. Wanneer zij op hunne
vijanden eene overwinning behaald hebben, wordt
het als een godsdienstige pligt beschouwd, om de
krijgsgevangenen te offeren, ilet voorkomen van een
Fetischniau of priester bij de Ashautis wordt aldus
beschreven door Freeman, die mei goi 1 gevolg onder
het volk als zendeling werkzaam was.. \\\\ ij nemen uil
zijn dagboek hel volgende over: — „Vroeg in den
morgen werd hel Fetiscldied door de stad gespeeld,
om hel volk Ie verzamelen voor bel eindigen van het
Gebruik voor Corintehies zuster, lu den namiddag
waren nagenoeg al de \\ oornaauiste personen inde stad
in bun schoonst gewaad gekleed; eene groote groep
van hen was onder den Fetisehboom verzameld, om
den Fetischman te zien en te hooreu, terwijl bij zijne
redevoeringen hield, en danste bij hel geluid van
verscheidene trommels, die door vrouwen bespeeld
werden, ilet voorkomen vanden fc\'et ischniau had veel
-ocr page 247-
-ocr page 248-
232                                                             VS1M.V— AS
godsdienstige plegtighedou en de heilige spcLii Ie
besturen. Zij scliijucn ia hun
ambt vau Asiarchcu de
magistratuur en liei
priesterambt te hebben vereenigd.
Zij hadden hel I nczigt over alle heilige gebouwen, en
moesten op eigen kosten voor
de openbare spelen
zorgen,
die t< t eere der goden gehouden weiden. Zij
werden
elk jaar omstreeks de helft der herfst-irquinox
uit de rijkste familiën gekoz u, ei dezelfde p<
werdi u dikwijls herkozen. Zij droogi n < i nc goudeu
kroon en ren tos
                 -I goud en purper versierd
was. Strabo zegt. dal de Asiarchen uil de inwoners
van Tralies, crue van de rijkste steden van Klcin-
Azië, gekozen werden. De Asiarel en waren iien in
getal, een liuunei had het bestuur over de andere, en
werd de voornaaiiiste Asiarch genoemd; hij woi udc
gewoonlijk te Ephcsus. De naam Asiarch schijnt aan
te duiden,
dat het gezag van dezen ambtenaar zich
over geheel KJein-Azic uitstrekte; maar wal ook het
geval
in een vroeger tijdperk geweest moge zijn, later
was zijne maj,
lol eonc enkele provincie beperkt. Hel
ambt bleet\'
zelfs i mier de C\'hristen-keizi rs ;.
toen de heilige spelen der Heidensehe eerediensl af-
gesehafl waren, en kerken in do plaats vvareu gesteld
voor Heidensehe tempels.
ASTMA, de naam van eeue godin id, die door de
lianiathiolen. «< Ike in Samaria gevestigd waren,
gebeden werd. Deze god wordt in i. Kon. XVI1 : \'M)
vermeld. Kenige der Itabbijnen beweren, dal Acima
voorgesteld werd onder de gedaante van een bok;
andere, dal hij afgebeeld werd iu den vorm van een j
aap. De .loden zeggen, dat dit een van die valsohc
mis, van welke in Lev. XVII: i gesprokenwo
„Kn zij zullen ook niet meer hunne slagtoffercn den
. duivelen, welke /,ij nahoereren, offeren: dat zal hun
eeue eeuwige inzet tiug zijnvo ir hunne geslachten ;"en
ook in Deul. XXXII: IJ : „Zij hebben aan de dui\\ elen
geofferd, niet aan
God; aan de goden, die zij niet
kenden: nieuwe, die \\a>i nabij gekomen waren, voor
dewelke uwe vaders niet geschrikt hebben."
Maimo-
nides zegt, dat ereenigenzijn, di<\'duivelen aanbidden
iu den vorm van hokken: daarom gaven zij aan de
duivelen dezen naam. Jurieu denkt, dat het woord
Asima van twee Hebrceuwschc woorden afgeleid is, ■
die „dagelijkseh vunr" bcteekeuen, en daarom de zou
kan aanduiden, waarvan het vunr het zinnebeeld i--.
Kn het is wel hekend, merkl hij aan, dat de zon en
het vuur in Syrië, waaruit de llamathieteu verdreven
waren, aangebeden werden.
ASMODI of Asmodée , de Joodsehe naam van
I een boozen geest, demon des Satans, man of engel
MOMEDEN.
dos doods, die volgens liet apoeryphe boek Tobias de
\'j \\. ii mannen vau Sara doodde.
ASMOXLEDEN\', een titel aan de Makkabeesche
vorsten gegeven, omdat Mattathias, met wiende reeks
begon, van Asmoneüs, een priester vau de orde van
.ti arib, afstamde. Tijdens de regi ring vau Antiochus
lipiphaues, koning van Syrië, werd doordien monarch
een besluit uitgevaardigd, bij hetwelk alle natiën, die ■
aan zijne magt onderworpen waren, bevolen werd om
hare oudi godsdienstplegtigheden en gebruiken te
laten varen, en zich Ie schikken naar de godsdienst
van haren overwinnaar. Dit edict was voornamelijk
legen de .loden gerigt, eu daarom moesten de offer-
anden gesiaaki. de andere godsdienstige gebruiken
nagelaten, het beeld van Jupiter Olynipias op het
allaar des brandoffers geplaatst, <\'n de tempel aan dien
Heidenschen afgod gewijd worden, aan
wien een ieder
np straffe des doods offeren moest. Door deze bedrei-
ging verschrikt en aan zware \\ crvolgingonderworpen,
werden vi Ie Joden afvallig van de dienst vau d< n waren
■ in openlijk afgodendienaars te worden; andere
blevi n cehter il)uigzaain, en wilden liever den dood
und< rgaan, dan afvallig worden van hun oud geloof. In
di zen crisis behaagde liet God Mattathias te verwek-
ken, die, vereenigd niet een aaulal vrome Joden, uit
de sli rkte trok, waarheen deze zieh begeven hadden,
en stoutmoedig tegeu de vijanden vau Gods volk
nprukkende, de altaren der afgoderij vernielde en de
verecring vau God herstelde. Aldus een groot werk
vi rrigt hebbende, riep Mattathias vóór zijn dood zijne
vijf zonen tol zieh, en vermaande hen om standvastig
te blijven in hel geloof en de dienst van den God
hunner vaderen, en Zijne zaak legen allen wederstand
te
ronlc ligen.
Julianncs. de zoon van Mattathias, die den hij naam
droeg van Judas den Makkabi ■ r, erfde den geest zijns
vaders. Hij stelde zich aan het hoofd eener kleine
maar
dappere bciulo van .loden, versloeg het groote
leger van
Antiochus, doodde vijf duizend man, en joeg
het overige gedeelte
op de vlugt. Ti rwijl de Syrische
monarch i p wraak bedacht was, werd aau zijne wreede
regering dooi- zijn dood een einde gemaakt. Zijn zoon
en opvolger, Antiochus Eupator, was miuderjarig,
toen zijn vader sliert\', en hel bestuur werd toever-
trouwd aan Lysias,
den generaal die te voren zoo
geheel
vei
          e was. Deze zet Ie de vervolging der
Joden met onveimindci-d geweld voort. Judas was
oven gelukkig iu lul veld,.als hij onder de vorige
regering gcweesl was, totdat hij eindelijk, door een
gr ;ot aantal vijanden overmand, in hel gevecht ver- 1
-ocr page 249-
ASMOUU — ASSAMEZEN.                                                           t™
slagen, en zijuc kleine maar onverschrokken bende iu          ASSAMEZEN (Godsdienst van ue). Do Assu
depaugehakt werd. I)cdappere Joodsclickrijger werd
      mezen bewonen ecu laud, dai in licl zuidoostelijk
in hel bevel opgevolgd door zijn broeder Jonathan,
      gedeelte van Azië ligt, en sedert 1>^0 aan Kn-
die ook zulke voordeden op den vijand b.-haalde, dat
      geland onderworpen is. Hunne godsdienst is vaii
deze genoodzaakt was in ecne schikking te treden.
      een vrij zonderlingen aard. Ten tijde van Aurung-
Van de dagteekeuing van dal verdrag, lC>-> v. (\'...
     zebe hadden zij geen bepaald geloof\'. Omstreeks hel
wordthet begin der Asnionicdischc dj nastic gerekend,
      begin der achttiende eeuw werd door de Lirahniincii
welke tot den dood van Antigoiius, 37 v. (.\'.. regeerde,
      van Bengalen eeue poging gedaan, om hunne gods-
derhalvc in het gebeel honderd zes en twintig jaar,
      dienst in Assani in Ie voeren, maar niet zeer weinig
il\', gelijk sommigen rekenen, van den tijd van Judas
      gevolg. De Assainczen hebben geene errcdienst, du-
den Makkabccr af, honderd negen en twintig jaar.
     aan de Heidenen of de Mohaniedanen eigen is; zij
Gedurende dil geheele lijdvak waren de .loden in
      hebben liuiiue eigene tempels en godheden. Somtijds
aanhoudende oorlogen gewikkeld, en was Palestina heeft inen verondersteld, dat zij .....iisclien offerden.
aan vreeselijke verwoestiugen door de aanvallen van      maar dit is zeer twijfelachtig, tenzij misschien bij den
verschillende natiën en de strooptogteu van naburige     dood van bloedverwanten,— een gebruik dal in groote
volkeren, voornamelijk de Arabieren, blootgesteld.      mate onderde volkeren van Azic en Afrika gcliccrselil
V.\'u Jodbn.                                                                          heeft. Dr sehrijvei\' van het artikel Assani, in de
ASMOUG, de naam van ceu boozeu geest onder      Kncvelopoedia Britaunica, beweert,dat dezi otl\'ersaan
de inagi van oud J.\'eizie, die voorgesteld werd als      de schimmen der dooden ouder de inboorlingen van
oorsprong ie geven aan al de boosheid, welke in de      Assani In-slaan hebben. Hij beschrijft do handeling
wereld geschiedde. De voornaamste bezigheid van      aldus: - „Hij lui overlijden van een radjali ol een
dezen denion was -mi ouecuigheid in de huisgeziuuen      ander aanzienlijk persoon werd eem ruime pui gereed
en onder de buren u- verwekken, zoowel als om oor-     gemaakt, waarin niet alleen zijn eigen ligchaani, maar
logen onder nat ieu te doen ontstaan.                                 ook vele zijnei vrouwen en In dienden begraven wer-
ASl\'KKdl I.LI\'M of Wijkwast, eeue kwast die     den. (Jnder de laatstgenoemden was een toorlsdrager,
inde Roomsch-t.\'al ludieke kerk gebruikl wordt, i.....nel eeue hoeveelheid olie en lampen, omdat deze voor
wijwater te sprengen op voorwerpen, die gewijd moe-     zijn gemak in ecu loekomstigen staat noodig waren,
ten worden. Ken voorwerp van denzclfdcn aard, ge-      Keu gedeelte van zijn sierlijkst en nuttig huisraad,
wooulijk bestaande uil een laurier- of olijftak, werd      tapijten en kleedercn werd ook in de pui gedaan, en
bij de reinigingen van de oude Heidenen gebruikt,      zelfs vormden olifanten, goud en zilver een gedeelte
Di- aspergilla, die op Donderdag van de Heilige week      van dn\\ verwarden hoop. Ken sterk dak, dat op dikke
! in de St. Pieterskerk Ie Home gebruikl worden, bij      slaken rustte, werd dan boven do put geplaatst, en
de plegtigheid van hel wusschen van het hoogaltaar     de ongelukkige slagtoflers, die nog in li ven warm..
met wijn, zijn van eeue bijzondere soort, daar zij in      moesten een langzameii dood sterven.\'
den vorm van een diadeem zijn, lol herinnering van          Door de Amerikaansehe Doopsgezinde vereeniging
de doornenkroon, die Jezus droeg, /.ij worden dooi-     werd eeue krachtige poging gedaan om hel ( hristeu-
bei volk zeer gezocht.                                                         don; onderde Assainczen te vestigen. In I s3t> werd
ASl\'llALU\'S, een toenaam van Poseidou, ouder     bel oog geslagen op Sadya, ongeveer vierhonderd
welken bij in verscheidene steden van Griekenland      mijlen ten noorden van Ava, en dadelijk bezet als eeni
aangebeden werd. liet tirieksche woord, dal „veilig-     gunstige plaats, om met de handelingen der zendelin
beid" beteekent, toont aan, dat t\\v/.v god aangebeden     m\'U een aanvang te maken. Scholen wi rdTu gesticht.
werd als de beschermer vanschepeu van allerlei soort,      eeue drukpers werd er gevestigd, en schoolboeken en
ASRAEL, een engel aan welken, zooals de Aio- ,   andere nuttige werken werden in de Assainesche en
hamedauen geloovcu, de zielen dergenen worden     de Nhyaanschc laai gedrukl en verspreid. Toen het
toevertrouwd, die uil dit leven gaan. :   aantal zendelingen in l.V\'iï vermeerderd was,zochten
ASltAll,de geheimziiinigliedeu van den koran, die     de zendelingen in de n ordelijke doelen van Bunnali
zoo diepzinnig zijn, gelijk sommige Mohumedaauscbe I
   cnSiaiu, en ook in China, door (e dringen. Umi arbeid
leeraars beweren, dal zij. die er kennis van hebben
      werd in 1S3\'J ecu lijd lang afgebroken door een op-
gekregen, niet in staat zijn, oio ze, hetzij door long I
   stand ouder de Khamtis, die gedeelten van andere
of door pen, aan .ui.leren uit te leggen.
                              stammen overhaalden, om zich ineen bondgenoot schap
.!\'
-ocr page 250-
234
ASSASSI.LNKY
tegen de Engelsclieu te vereenigcu. [u korten tijd
werd echter de opstand onderdrukt, en daar de zen-
deliugen het goed dachten om Sadya te verlaten,
bragicu zij den zetel van hunne onderneming naar
Jaipoer over. Een audere zendingspost werd iu I S i I
te Sibsagor, ongeveer drie dagreizen leu zuiden van
Jaipoer, g( vestigd; en naar die plaat» werden, als < en
meer centraal punt, de meeste zendelingen spoedig
overgeplaatst. Ken van de broederen ging echter te
Nowgong, eenc aanzienlijke .stad in Midden-Assam,
eenc nieuwe standplaats betrekken, waai\' ecne groote
zeudingssehool spoedig geopend werd, die den inboor-
lingen groot voordcel aanbragt; een ander vertrok
naar (iowahatti, de belangrijkste Mail in de provincie.
Dus bepaalden zich al de pogingen der zendelingen
tol de Assamcsche bevolking, en op elke der drie
plaatsen was spoedig eenc kerk gesticht, die van tijd
tot tijd door nieuwe bekeerden van het Heiden- tol
het Christendom in aantal leden toenam. De zciitle-
lingen hebben zich met den meesten ijver op hel werk
der prediking, vertaling en onderwijzing toegelegd.
Scholen werden er gevestigd, uiel alleen op elke
standplaats, maar ook in vele dorpen in het land. 1 tel
belangrijkste dezer nuttige semiuaricn is de instelling
voor weezen te Nowgong, die van alle deelcn van het
land liulpelooze weezen verzamelt, welke opgeleid
worden voor nuttige beroepen, en ouderrigl werden
iu de kennis der (Ihristelijkc waarheid. < >p hel einde
van lst/ bedroeg hel aantal bekeerden op de drie
zendingsplaatsen doorelkander zestig. In het volgcudc
jaar kwam eenc nieuwe versterking van zendelingen
uit de Vereenigde Staten aan. De vertaling van hel
.Nieuwe Testament werd iu 1849 volbragt en te Sib-
sagor gedrukt. Sedert dien lijd zijn verscheidene uil-
gaven er van iu het licht gekomen, en zijn er ook
verscheidene boeken van lui Oude Testament gedrukt,
mei eene lange lijst van werken, die op de scheden
gebruikt moeten worden. Hel rtrahiuaïsmus en andere
vormen vau het [leideudom verliezen langzamerhand
hun invlocjj op t\\rn volksgeest, en de indruk hcerschl
aloin onder de inboorlingen, dat het Christendom ten
laatste zal zegevieren.
ASSASSIJNEN, een kleine stam iu Syrië, ook
[smaivilah of [smai-lieten genoemd. .Misschien ont-
lceuen zij hun naam aan Ismaël, den zoon vau Abraham
bij Hngar, maar meel waarschijnlijk zijn zij hun oor-
sprong verschuldigd aan Ismail ibu lufar Sadik, den
zesden Imam of hoofd van de Mohamedaanschc scclc
der Si iiiïktkn (zie ald.). liet was in den lijd der
kruistogten, dat zij voorutimelijk bekend waren onder
den naam van Assassijnen of volgelingen van den
„Ouden Man van den Berg."\' Sommigen deuken, dat
de naam eene verbastering is van Hussanieten, de
volgeliugen vau llussau: doclf volgens \\ olney is hij
afgeleid van het Turksche noord Umswsüh, stil en bij
verrassing dooden, en van dezelfde beteekenis als een
nachtelijk roever. Hunne dienst was iedereen te ver-
moorden, dien linnScheik aanwees. Gedurende eenigen
lijd bewoonden zij een aanzienlijk si uk ia mts temidden
van den Libanon, dat zich nagenoeg van Antiochië
tot Damascus uitstrekte, en waren zij, wegens hunne
gewoontcu om te roovcu en Ie moorden, gevreesd
door allen, die binnen hun bereik kwamen; eenigc
koningen betaalden zelfs aan den Scheik (h-r Assas-
sijncn ecu geheim pensioen, om zich van zijne vriend-
schap en hunne cigi ue veiligheid Ie verzekeren. Hel
eerste opperhoofd van dezen slani was llassan Hen
Sabah, die er in slaagde, om zijne volgelingen lot ecu
staat vau onbepaalde onderwerping aan zijne bevelen
ie brengen.
De godsdienst van de Assassijnen was eene zou-
derlingi mengeling vau het Zon ast( rschc, Joodsche,
(\'hristclijkc en Mohamcdaauschcgeloof, maar de voor-
naaniste leei stelling der secte was de vereeuiging der
Godheid met. hun opperhoofd, wiens bevelen daarom
spoedig en zonder aarzelen, als vau den hemel komende,
gehoorzaamd weiden. Geen wonder derhalve, dal een
dapp i volk, doorzidk eendweepziek beginsel aange-
vuurd, wijd en zijd schrik \\ erwckte. Keus schijnen zij,
om welke reden is onbekend, den wensch uitgedrukl
te hebben om Christenen te werden. Omstreeks hel
midden der dertiende eeuw werden zij aangevallen
dooi- de Tartaren, en hunne mag! w erd zoo verzwakt,
dat zij in 1272 door den sultan Bibaris geheel en al
onderworpen werden. Von Hammer steil benvoorals
eene militaire en godsdienstige orde, die, gelijk de
Tempeliers, onderworpen was aan hei bestuur van een
grootmeester. Dil heeft zonder Iwijiel betrekking op
den tijd hunner grootheid, toen zij voor de geheide
wereld voorwerpen van schrik waren. Nu zijn zij eene
kleine, onbeduidende scclc, die haar voornaanisien
zelel iu hel kasteel Masyad, op de bergen ten westen
van Hama, heeft. Niebuhr zegt vau hen: „Aangaande
de godsdienst der Ism.v lieten heb ik niets zekers ver-
nomen. De Mohamedaneu en deOostcrsche Christenen
vertellen ongelooflijke dingen\'van hen. liet aantal
Isniaelii leu i- niet groot. Zij wonen voornamelijk
te Killis, eene stad tusschcu Shugr en [lama; ook
op Gebcl Kalbil, ecu berg niet verre van Latachië,
tusschcu Aleppo en Antiochië. Zij worden Kcftun
-ocr page 251-
ASS0NNA — ASSYRIËRS (GODSDIENST DER OUDE).                                 235
genoemd, de naam vau een dorp in dit land." De is Let duidelijk, dat eerstgenoemde zijn naam aan
opmerking van Niebuhr, dat weinig van do beginselen hel land gegeven moet hebben,
hunner godsdienst bekend is, is nog waar, daar zeer
          De chronologie van bet rijk schijnt onder de ge-
weinigen van Inin eigen volk in de geheimen van hun leerden aanleiding gegeven Ie hebben tot even tegen-
geloof ingewijd ziju; ook nemen zij bovendien, als zij , strijdige meeningen als zijn oorsprong, daar eenigo
onder Turken wonen, het voorkomen van Muzelman- j zijn begin eau een vroeger, en andere aan een later
nenaan, ten einde vervolging als afvalligen te ontgaan. | tijdperk toeschrijven. Volgens de Hebreeuwsche jaar-
Zie Lsmailyh.au.
                                                                telling had de gebeurtenis, waarvan in tien. X : 11
ASSOX.VA, een werk bij de Mohamedanen, dat | zoo kort gewag gemaakt wordt, inliet jaar 312 S v. C.
overeenkomt met den Joodscheu talmud, en al de ! plaats. De oude geschiedenis spreekt ons van Bolus,
overleveringen bevat, die zij moeten volgeu. Zij heb- • Ninns en Semiraniis, als souvereiuen van Ninovo en
ben ook aanteekeningen op dit boekdeel met overlc- \' Babyion in bel eerste tijdperk der grootheid van
veringen, waarin zij onvoorwaardelijk toestemmen, en | het Assyrische rijk. Dan volgt eenc lange lijst van
onderscheiden bovendien vrpligtemlc voorschriften \' /.es en dertig koningen, van wier regeringen geene
van hetgeen slechts goede raadge\\ iugen zijn. gebeurtenis; en verhaald worden. \\ ervolgensontmoe-
ASSURITIJNEN, cene f.\'hristcu-secte die in het . ten wij Sardanapahis, den opstand der Mediërs, hel
midden der vierde eeuw, tijdens de regering van ■ treurige uiteinde vau dien verwijfden kei/er, enden
Constautius en hel pausschap van Niborius, ontstond. vul vau hel Assyrische rijk. Hel is niet onwaarschijn-
Zij schijnt cene loot van de partij dor Donatistcn in lijk, dal hel Assyrische en hel Egyptische koningrijk
Afrika geweest te zijn. Hare kenmerkende leerstel- \' nagenoeg op denzelfdcn tijd ontstonden. Volgens den
lingwas, dat de Zoon minder was dan d Vader, en do bijbel en de ongewijde geschiedenis hebben ermenig-
Heilige Geesl minder dan de Zoon, zoodat zij eeuc vuldige vijandelijkheden liisschen de beide lauden
ondergeschiktheid onder de personen der Drieöenheid i plaatsgehad; ook moet eeno Egyptische dynastie van
aannamen. Zie Donatistex. j koningen op den i-cnvn of den anderen tijd overhel
\\SS\\\'l{lfcTÏS ((JoDsDiKxsT iij.:: Oude). Assyrië : Assyrische rijk geregeerd hebben. Dit wordt in ruime
is een vau de oudste rijken der aarde. Zijne oorspron- ; male bevestigd dom de nasprorigen van Dr. Layard,
kelijke grenzen zijn waarschijnlijk die, welke door J die onder de puinhoopen van Niueve verschillende
Ptolcnueüs aangegeven worden, die het voorstel! als overblijfselen gevonden heeft, welke klaarblijkelijk
ten noorden begrensd door een gedeelte van Armenië, van Egyptischon oorsprong zijn. Eersl ouder Pul, die
vau don berg Nipbales tol aan liet meer Van, ten I in den bijbol vermeld wordt, werd het Assyrische rijk
westen door den Tiger, ten zuiden doorSusiana, en geheel onafhankelijk, eu herkreeg het ecne voorname
ton oosten door eeu gedeelte van Medië en de bergen plaats ouder de Aziatische koningrijken. Sir lzaak
(\'hoairas en Zagros. Volgens de ineening vau Roscn- , Newton beweert zelfs, dat Pul als de eerste vcrover-
inüller komt hel overeen met het nieuwe Kurdistan, i aar en stichter van het rijk beschouwd mag worden,
of misschien juister, met hel pachalik Mosoul. Er Van dien tijd at\' regeerde gedurende ongeveer 150
bestaat veel verschil van meening over den stichter jaar cenv reeks vau magtige Assyrische koningen,
van dit groot e rijk, daar de woorden van Gen. X : 11, ! totdat eindelijk, door den inval der vereeuigdc Mo-
waar over don oorsprong van het Assyrische rijk ge- , diers en Babyloniërs, Niueve in OOG v. f\', gcuomeu
sproken wordt, voor twee vertalingen vatbaar zijn. j en geheel verwoest werd. De ontdekkingen van Dr.
Vele geleerden ueincn de vertaling aan: „Uit ditzelve ! Layard hebben overblijfselen aan het licht gebragt,
land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Niueve," | die klaarblijkelijk op twee achtervolgende tijdperken
dat do hoofdstad van het oude Assyrië was. Andere i van beurtelingsche magt on verwoesting wijzen, en
echter, en onder deze mannen van groote vermaard- waarvan hel cene tot ecne hoogo oudheid, on hei
beid, verkiezende vertaling: „Uit dal land ging hij andere lot eeno veel latere dagtcekening behoort.
(Nimrod) tot Assur of Assyrië." Volgens deze laatste Uil zijne onderzoekingen maakt hij deze gevolgtrek-
lozing wordt de geweldige jager voorgesteld als do kingen:
grondlegger van twee groote rijken, hol Assyrische : „1. Kr zijn gebouwen iu Assyrië, die zoo zeer
on bot Babylonische. Hot komt er weinig op aan, of in hun beeldhouwwerk, in hunne mythologische en
de oorsprong van het Assyrische rijk aan Assur of aan heilige symbolen verschillen, alsook in den aard oude
Nimrod toegeschreven moot worden-, in allen gevalle taal hunner inschriften, dal zij lot de gevolgtrekking
-ocr page 252-
•>:;r,                                         ASSYRIERS (GODSDIENST DER O^DE).
leiden, dal er len minste twee afzonderlijke tijdper-  ! woning des konings eii de godsdieustteinpel schijnt
ken der Assvrische geschiedenis «uren. Bovendien     geweest te zijn:—
mogen wij de gevolgtrekking in:ikt-u. dal liet volk.         „Het was eerst uoodig ccuc hoogte te maken, opdat
hetwelk het huid gedurende deze afzonderlijke tijd-
     het gebouw hoven de vlakte zou uitsteken en van verre
perken bewoonde, van verschillende rassen was, of
     zou gezien worden. Deze hoogte was niet haastig ge-
van velschillende takken van hetzelfde ras, of dat, door
     maakt door aarde op te hoopen, maar was regel-en
vermenging met vreemdelingen, misschien Egypte-
     stelselmatig van in de zon gedroogde stecnen gc-
iijtren, grimt.\' veranderingen in di taal, godsdienst
     bonwd. Zoo was een ten-as, dertig of veertig voel
in gewoonten liissehcn het bouwen van liet eerste
     hoog, gemaakt, cu daarop plaatsten zij het koninklijke
pal Is van Niinroud en dat van de gebouwen te
     of heilige gebouw.
Khorsabad en Kouyuiijik hadden plaats gegrepen.
           „De muren der kamers, vau vijf tot vijftien voet
.,•-. De namen der koningen op de monumenten     dik. waren eersl van in de zon gedroogde stecnen
tonnen een lijdsverh op aan van zelfs cenige ecuwen,     gebouwd. De albasten platen waren als paueelen ge-
tusschen hel stichten vau liet oudste cu dat van liet     bruikt. Zij waren regtop tegen de muren geplaatst,
nieuwste dezer gebouwen.                                            terwijl uien eerst zorg gedragen had om op den rug
,.\'■>. Uil de symbolen, die in de: beeldhouwwerken     vau elke plaat een iuschrift te snijden, dat den naam,
van hef tweede Assvrische tijdvak ingevoerd zijn, en
     den titel en de afkomst van den koning, die het werk
uit liet Egyptische voorkomen van de kleine vuur-
     ondernam, vermeldde. Zij werden op hunne plaats
werpen, die in de aaide boven de puinhoopen der
     aaneengebonden door ijzeren, koperen of houten
gebouwen van bet umlxle tijdperk gei ouden zijn, blijkt,
     krammen of stoppen. De krammen waren in den vorm
dat er ceni groi te verwantschap met Egypte bestond,
     van dubbele zwaluwstaarten, en pasten in kerven in
hetzij door verovering of vriendschappelijk verkeer,
     twee aangrenzende platen. De hoeken der kamers
lusschcn de tijden van <lc oprigting der eerste en der
     waren gewoonlijk gevormd door ecu hoekstee,1, en
laatste paleizen-, en de monumenten van Egypte, de
     alle muren waren of regthoekig of evenwijdig met
namen van koningen in zekere Egyptische dynastien,
     elkander. Nadat de platen tegen de muren bevestigd
de ivoren van Nimroud, de invoering van verscheidene
     waren, werden de onderwerpen, die er op voorgesteld
Assvrische godheden in liet Egyptische pantheon
     zonden worden, ontworpen en gehouwen, en de in-
en andere getuigenissen wijzen de veertiende eeuw
     schriften gegraveerd.
aan als den waarschijulijkcn tijd vau liet begin, en   , „De voornaamste ingangen der kamers waren door
de negende als het tijdperk van het einde van dat   i reusachtige gevleugelde stieren en leeuwen met inen-
verkcer.                                                                       schenhoofdengevormd. Aan de kanten vau de kleinere
„I. De eerste paleizen van Nimroud waren reeds     doorgangen stonden zeer groote figuren van godheden
in puin begraven vóór de stichting der laatste: en   ! of priesters, licene overblijfselen van deuren, poorten
liet is waarschijnlijk, dat zij vernield zijn omstreeks  I of hengsels werden ontdekt; het iscehterwaarschijnhjk,
ilen tijd (\\rv veertiende Egyptische dynastie.                . dat de ingangen er van voorzien waren. IV platen, die
„5. Het bestaan van twee afzonderlijke dynastien     als paueelen voor de muren der ongebakken steencn
in Assyrie, en de stichting, ongeveer twee duizend     gebruiktwerden, waren zelden hooger dan twaalfvoet,
jaren voor Christus, van eenc Assvrische monarchie     en iu het eerste paleis vau Nimroud waren zij gewoon-
kunnen afgeleid worden uil het getuigenis der oudste     lijk weinig groot er dan negen voet, terwijl de leeuwen
schrijvers, en is in overeenkomst met het getuigenis  . met menschcnlioofdeii en stieren, die de ingangen uit-
der Schrift en der Egyptische monumenten."              j maakten, vau tien tot zestien voet hoogte hadden. Zelfs
De opgravingen , die reeds gedaan zijn, werpen  j deze reusachtige gedaanten voltooiden de hoogte der
veel licht over Ie oude godsdienst van Assyrie. Een  j kamer niet, daar de muur cenige voeten er boven
groot aantal gebeeldhouwde figuren zijn ontdekt,     gebouwd was. Deze boveumuur was gebouwd vau
welke aautoonen, dat de aanbidding van dieren, hetzij     gebakken, rijk gekleurd\'\' steenen, of vau in de zon
in haar ruw of enkel zinnebeeldig karakter, in dat     gedroogde steenen, die dooreene dunne laag pleister,
land gehe.Tscht heeft. Tot opheldering van dit punt   ■ waarop men verschillende sieraden geschilderd bad.
kiezen wij uit het sehooiie werk van I,avant, getiteld:     bedekt waren. Hel pleister, dat er afgevallen was,
Nimve en zijne overblijfselen, de volgende beschrij-  ( bleet\'dikwijls in bet puin bewaard, en toen het voor
\\ing van een Vssyrisch paleis, dat te <»elijker tijd de     hel eersl gevonden werd, hadden de kleuren er op
-ocr page 253-
\\ SS V \\{ I Klis ((iO|)S DIENST DKli OUDE).
weinig van hare oorspronkelijke frisuhheid en sehitte-
ring verloren. Aan deze bovenmnren mag hel gelieele
behoud van het gebouw, en de daaruit volgende bewa-
ring van liet beeldhouwwerk, toegesclireven worden,
want als eens het gebouw verlaten was vielen zij in.
en de ongebakken steenen, wederom aarde wordende,
omsloten den geheelen puinhoop, liet dak was waar-
schijnlijk van balken gemaakt, die treheel en aldoor
de muren gedragen werden; kleinere balkeu, planken
of boomtakken werden er dwars overgelegd, en hel
geheel was aan de buitenzijde bestreken niet leen:.
Zoo zijn ook <!e daken in nieuwere Arabische steden
van Assyrië. De grootc cugte van al de kamers, in
vergelijking van hare lengte, schijn; te bewijzen, dat de
Assyriërs geen middel hadden om een dak te bouwen,
dat andere ondersteuning noodig had dan die, welke
de zijmuren verschaften. De met de meeste zorg ver-
sierde zaal Ie Nimroud was, hoc wel meer dan honderd
zestig vi et lang, slechts vijf en dertig voet breed.
Dezelfde ongelijkheid is in het gebouw te Kouyujik
zigtbaar. De vloer der kamers was van albasten platen,
bedekt met iusohriften, die den naam en de genealogie
van den koning, en waarschijnlijk de voornaamste
gi beurtenisseu van zijne regering vermeldden, of van
in een oven gebakkeu steenen, die elk ook een kort
inschrifl hadden.
„Hel inwendige van het .Vssyrische paleis uk.et
even prachtig als indrnkwekken 1 geweest zijn. Ik hch
den lezer door zijne puiuhoopen geleid, en hij kan
oordeelen over den indruk, dien zijne zalen inoesh •
maken (>|> den vreemdeling, die, in de dagen van ouds,
voor de eerste maal de woningen der Assyrische ko-
ningen binnentrad. Hij werd binnengeleid door hel
portaal, dat door de reusachtige leeuwen of stieren
van wit albast bewaakt werd. In de eerste zaal zag
hij zieh omringd door de gebeeldhouwde voorvallen
van hel rijk. Gevechten, belegeringen, overwinningen,
de heldendaden der jagt, de plegtigheden der gods-
dienst waren op de muren afgebeeld, in albast gehou-
wen, en in prachtige kleuren geschilderd. Onder elke
schilderij waren de inschriften gegrift in letters, die
met helder koper opgevuld waren, welke de tooneelcu,
die voorgesteld werden, beschreven. Boven hel beeld-
bouwwerk waren andere gebeurtenissen geschilderd,
zooals de ontvangst van de krijgsgevangenen door den
koning, vergezeld vanzijnegesnedenenen krijgslieden,
het aangaan van bondgenootschappen met andere
monarchen, of hei verrigten van een heiligen pligt.
Deze voorstellingen waren besloten in geschilderde
lijsten, die met zore- bewerkt en sierlijk waren. IX
zinnebeeldige boom, gevleugelde stieren, de mons-
i drachtige dieren hekleeddi n onder de sieraden ecne
eerste plaats. Aan liet boveneinde der zaal was de
i                                                            ...
reusachtige afbeelding van den koning, terwijl hij het
< tpperwezen aanbad ofvan zijn gesnedene den heiligen
beker aannam. Ilijwerd bewaak: door krijgslieden, die
zijne wapenen droegen, en door de priesters ofbestu-
rende godheden. Zijne kleederen en die zijner volgc-
\' lingen waren versierd mei groepen figuren, dieren en
: bloemen, die allen in schitterende kleuren geschilderd
reu.
,.!>;• i reemdeling trad op albasten platen, die allen
een inschrifl hadden, dat de litels, de genealogie en
de daden van den grooten koning vermeldde. \\ er-
seheidene doorgangen, door reusachlige gevleugelde
leeuwen of stieren of door de afbeeldingen van bc-
! scliermgodcn gevormd, leidden in andere vertrekken,
die op hunne beun in meer verwijderde zalen uit liepen.
In alle zalen waren nieuwe beeldhouwwerken. Op de
muren van eeuijre waren processiën van groote gedaan-
ten, zooals gcwaticnde mannen, gesnedenen, diedeu
kuiiim; volgden, krijgslieden niet buit beladen, die
1 gevangenen geleidden of geschenken en offergaven
; aan de goden bragten. < )p de muren van andere waren
j de gevleugelde, priesters of besturende godheden afge-
beeld, staande voor «Ie heilige boomen. De zolderingen
waren in vierkanten verdeeld, en beschilderd met
bloemen of gedaanten van dieren. Benige waren met
| ivoor ingelegd, en elk . ierkanl was omringd met sier-
lijke randen en lijstwerk. De balken, zoowel als de
kantelt der kauiei s, v aren verguld, %f zelfs belegd met
goud en zilver, en de zeldzaamste houtsoorten, waar-
end er de ceder vooral uitstak, waren voorliet houtwerk
gebruikt. \\ ierkante openingen in de zolderingen der
! kamers lieten liet daglicht toe. (Van vensters werden
er geeue aanwijzingen gevonden.) Eenc aangename
schaduw wen! over de gebeeldhouwde meren gewor-
pen, en gaf een statig voorkomen aan de inensclielijke
trekken van de reusachtige gedaanten, die de ingangen
bewaakten. Door deze openingen werd hel heldere
blaauw van een Oosterschen hemel gezien, gesloten
in eene lijst waarop, in levendige kiemen, de gevleu-
gelde cirkel in het midden van schoon? sieraden, en
de bevallige vormen van denkbeeldige dieren afge-
schilderd waren.
„ Deze gebouwen waren, zooals aangetoond is, groote
nationale monumenten, op welks muren de kronijken
in beeldhouwwerk voorgesteld, of in alpbabetisebe
lettersgegrifl waren. Hij, die ze binnentrad, kon dus
de geschied» nis lezen, en den roem en de zegepralen
-ocr page 254-
AS8YRIÊRS (GODSDIENST DET1 OUDE).
238
der natie vernemen, /.ij dienden te zelfder lijd om
aanhoudend de daden hnnner voorvaderen en de magl
on majesteit liunncr goden in de herinnering terug te
brengen van hen, die hij feestelijke gelegenheden of
voor de viering van godsdienstige plegtigheden er in
te zanien kwamen."\'
])e stieraanbidding, die, volgens deze beschrijving,
cenc voorname plaats in de godsdienst der oude Assy-
l\'ièrs bekleed moet hebhen, is blijkbaar van Egypti-
schen oorsprong, en komt overeen niet de aanbidding
van Apis en Muevis. De heilige slier der Egv ptenaren
wordt gewoonlijk beschouwd als de zou voor te stellen,
wier aanbidding waarschijnlijk de oorspronkelijke
vorm der Heidensche afgodendienst was. De zon,
maan en andere lieiiielligelianicii waren waarschijnlijk
de eerste voorwerpen van aanbidding in Assyrië, en de
stieraaubidding der Ëgyptcnaron werd zonder twijfel
in een veel later tijdperk ingevoerd, toen dat volk hel
Assyrischc koningrijk in lie/.it nam. Wij vinden dan
ook, dat Eusebius, in de vierde eeuw, den voortgang
der afgoderij onder de Assyriërs van hel Tsabaïsmus
en de vuuraanbiddiiig tot liet aannemen van de goden
der Egyptcnaren aldus beschrijft : — .,Ur, da! vuur
bcteekent, was de afgod, dien /.ij aanbaden, endaar
het vuur over hel algemeen \\ erteert, wal eringeworpen
wordt, zoo verkondigden de Assyriërs, dal de goden
van andere natiën niet voor dr hunnen konden staan.
Vele pi"o\\ en werden er genomen, en een groot aantal
afgodsbeelden werd uit vreemde oorden aangebragt,
maar daar zij van hout waren, werden zij door den
allesverslindenden god Ur op liet vuur verteerd. Ein-
delijk vond een Egyptisch priester de kunst uil, om
don naam van dien magtigen afgod te vernietigen. Hij
liet liet beeld van een afgod maken van poreuse aarde,
on den buik er van met water vullen. Aan elke zijde
van den buik werden gaten gemaakt, maar met was
opgevuld. Dil gedaan zijnde daagde hij den god TIr
uil, om zieli Ie stellen tegenover zijn god Canopus,
hetgeen door de f\'haldeeuwsche priesters aangenomen
werd; maar naauwelijkc begon hel was, dat de gaten
in den buik van Canopus vulde, te smelten, of bot
water liep er door, en doofde hel vuur uit."
Wij vinden, dal de Assvriërs op zekeren tijd A on \\-
mblech en Anamelecii (zie ald. i aanbaden, en ter
ccro van deze godheden hunne kinden-u doorliet vuur
lieten gaan. Van deze afgoden wordt gezegd, dat zij
behoorden aan de inwoners van Sepharvaïm, op den
tijd waarop eene kolonie van Assyriers gezonden word
om die bewoners van Palestina te vervangen, diegevan-
gen naar Assyriëgevoerd waren. In een later tijdperk
der geschiedenis van Assyrië, vóór hel vereenigd was
met het Babylonische rijk, wordt Xisroeh of Assur,
die allerwaarseliijnlijkst hun voornaamste god was, als
een afgod vermeld, die te \\ineve werd aangebeden,
en in den tempel van dozen afgod, misschien een
gedeelte van het vorstelijk palcis, werd Sennaeberib
door zijne twee zonen vermoord. Van deze godheid
wordt gezegd, dat zij in de gedaante van een arend
voorgesteld werd; on het is niet onwaarschijnlijk, dat
dit kan dienen om dat gedeelte van de beschrijving,
die Dr. Layard van hel voornaamste gebouw te Xini-
roud geeft, te verklaren, waar hij spreekt van hol
binneut reilen eener groot e kamer, die door gedaanten
met arendskoppen omringd was. De zaamgestoldo
vorm, dien do uitgehouwen gedaanten dikwijlsaanuc-
meu, zooals verbazend groot e leeuwen niet vleugels en
nu nseh. nlioofden. reusachl ige gevleugelde gedaanten,
cenigc met arendskoppen, andere geheel en al met een
inensehelijk voorkomen on geheimzinnige symbolen
in de band, heeft betrekking op eer. tijdperk, waarin
de afgoderij geheel en al symbolisch was. daar elk
gedeelte van don afgod bestemd was, om eene bijzun-
dcro hoedanigheid of eigenschap van den afgod aan te
duiden. Uit haren aard getuigt deze soort van afgoderij
vau een later tijdperk in de geschiedenis eener natie.
Tn haar eerste voorkomen is de afgoderij eenvoudig,
on bot is alleen, wanneer de menscheu meer in hol
bijzonder beginnen te redeneren over de hoedanigheid
van die wezens,die zij aanbidden, dat zij zamengestcld
van aard wordt. \\ls de afgodendienaar eene door de
uiterlijke zinnen waar Ie nemen afbeelding van het
alwetende, alles doordringende oog der Godheid wilde
geven, welk meer beteekenend zinnebeeld kon dan
uitgekozen worden dan een arend? Als hij liet alomte-
genwoordige vau 1 faro. natuur wilde voorstellen, welk
gescbiklcr zinnebeeld dan vleugels aan zijn afgod Ie
geven? Wilde bij kracht afmalen, hij kiest den leeuw,
of alles voortbrengend nut, den os of stier. Eene. ver-
ceuiiring van deze zinnebeeldige figuren kan, wanneer
zij na eeuwen uit do aarde opgedolven wordt, aan df
delvors eene vreemde, zonderlinge gedaante toeschij-
nen.entoob aan ben, die baar aanbaden, eene duidelijke
mythische voorstelling van eigenschappen vertoond
hebben, die aan hel Goddelijke Wezen behoorden.
Sir Henry Rawlinson noemt twintig andere goden
op, die hij vereenzelvigt niet eenige van de klassieke
godheden. Dr. Layard geeft eene lijst van twaalf op,
maar merkt aan: „eenige hunner kunnen mogelijk ver-
eenzelvigd worden met de godheden van het Grieksche
pantheon, boewei bet niet zoor wijs is om gissingen
-ocr page 255-
— ASTORETH.                                                         23!)
de Sidoniörs vernield in I. Kon. \\| ; .">, 33 en 2. Kon.
XXIIl : 13, en Sidou was, zooals wel bekend is, ecnc
van de voornaamste .steden van Phn\'iiicië. De naam,
waaronder deze godin bij de oude Grieken en Koniei-
! non bekend was, was Astarte, dal somtijds met .luuo
en op andere tijden niet Diana of Vcuus verward
wordt, liiieianus beschouwt haar als de maan, en als
dat zoo is, is zij waarschijnlijk dezelfde als de Hei-
densche godin, die in Jer. VII : iS en XLIV : 1/,
1 S, 111 Meléclieth, d. i. Koningin, des hemels ge-
noemd wordl, voor welke de Hebreen „geheelde
koeken" maakten, om als een offer aau haar allaar
! aangeboden te worden. Het beeld van Astorcth was
bij de Phooniciors do kop van een os met hoornen.
Porphyrius zeido, dat zij somtijds afgebeeld werd mot
i een kockop, waarvan de hoornen te gelijker tijd als
i het gewone symbool van groot e magl eu als ecnc
voorstelling van de wassende maan dienden. De aan-
bidding van Astoreth werd door Salomo ouder zijn
volk ingevoerd; hij bouwde een tempel te harer eere
op den Olijfberg. Voornamelijk gaf echter Izehel, de
dochter van den koning van Tyrus, in Palestina
aanmoediging tot bet aanbidden van eene godin, die
zij gewoon was in haar geboorteland te vereeren; zij
slaagde dan ook zoo zeer iu bel vestigen van deze
soort van afgoderij iu hel land dor Hebreen, dat zij
vier honderd afgodische priesters in hare dienst had.
Augustinus zegt ons, dat de Carthagcrs, dio van de
Phreuiciërs afstamden, beweerden, dat Astarie Juno
was. Cicero noemt, haar de vierde V enus van de Syriërs.
De vereering van Astoreth werd in Israël door
den goeden koning Josia vernietigd, gelijk wij uit
2. Kon. XXI11. : 13, l l vernemen. Hare aanbidding
wordt gewoonlijk met die van Baiil (zie ald.) gelijk-
gcsteld. liet gewone oll\'er, dat. deze godin gi\'bragt
werd, was een geitenbok, eu daarom heelt mengegist,
dat de reden, waarom .luila aau de boer een geitenbok
beloofde, was, dal zij hem aan Astoreth zoude ulieren.
Augustinus spreekt mei afkeer over de sehamlelijkheid
van hare vereering, zooals die hij de (\'arthagers plaats
had. Haar tempel te Aphac op den berg Libanon le-
verde een tooneclop van de grootste ongebondeuheid
en boosheid.
(iecne godheid uit den ouden tijd heeft onder de
geleerden tot meer verschillende wijzen van beschou-
wing aanleiding gegeven dan Astoreth. (\'nmberland
spreekt ten gunste van hel denkbeeld, dat zij Najima,
de zuster van Tubal-Kaïu, is, de eeuigc vrouw van hel
geslacht van Kaïn, waarvan Aiozes melding maakt,
en de laatste, die iu die linie vermeld wordl. Sancho-
A8TKIUSCUS
te wagen, die men spoedig weder moei laten varen."
Behalve deze waren er nog vele, mindere goden, die
volgens ééne beschrijving vier duizend bedroegen.
In een van de wigvormige inscliriftcu, die tot de
tiende eeuw v. (_\'. beliooren, vinden wij den monarch
Sardanapalus, die als bij toeval aan eene van de voor-
naainste godhedeu der Assyriërs meldt: „Ik ging
naar de wouden en hakte ze omver, en maakte halken
van het hout voor Ishtar, de mcesteresse der siail
Xineve, mijne beschermster.\'\' Hel is moeijelijk Ie
gissen, wie deze godin is.
Ecnc andere bijzonderheid in de mythologie dei-
oude Assyriërs is door de onderzoekingen van i.ayanl
gestaafd. Ken zeer grool ei, waren zij gewnou te
zeggen, was uil den hemel in den Kupliraal gevallen,
en op dit ei hadden zich \'enige dnhen nedergezet,
nadat het dom- de visschen naar den oever gerold was.
Vernis, daarna Doa Si//i/i geheeten, kwam uit dit ei te
voorschijn. Deze godin was deAtargatis van Ascalon,
door Diodorus Siculus beschreven als van boven eene
vrouw en van onderin een visch. liet is eenigzius
opmerkenswaardig, ilat Laxard bij zijne laatsle opdel-
vingen werkelijk eene oude godin ontdekt heeft, die
juist met deze beschrijving overeenkomt. Kolonel
Rawlinson is op ethnologische gronden tot de gevolg-
t rekking gekomen, dat de oude Assysiërs onder Nimrod
vandenScytischeu en niet van den Seinitischcn stam
waren. Het bijzonder voorkomen van hunne gods-
iliensl schijnt gunstig voor ilit denkbeeld. -Vaar alle
waarschijnlijkheid zal de waarheid hiervan, als de
onderzoekingen in de overblijfselen voortduren, dui-
delijker aan het liclil komen, en op een hechteren
grondslag blijken !o berusten.
ASTMtlSCUS, de zilveren ster waarmede, in
de Grieksche kerk, do priester hel gewijde brood
bedekt, terwijl hij zegt: „De ster stond siil boven
de plaats, waar het kind was." Deze handeling gaal
vergezeld van andere gebeden. De asteriscus is ook
eeuslnijer, waarop ecnc ster gesellilderd ol\'gebordiiurd
is. Deze. sluijer of deze ster betcekent, dat het brood,
hetwelk er door bedekt, wordt, werkelijk van den
hemel is nedergedaald. De asteriscus is, volgens
Tournefort en eeuigc andere schrijvers, een zilveren
of tinnen kruis, dat de dienstdoende priester op het
schoteltje legt, waarop de, stukjes brood voor de
wijding gereed liggen. Dit kruis verhindert, dat de
sluijer oji het brood drukt, /ie Grikkscuë kkrk.
ASTORKTJ1, Asiakotu of Astahtk, eene godin
der oude Phceniciërs, wier aanbidding onder de Is-
raëlieten ingevoerd word. Zij wordt als godin van
-ocr page 256-
240                                                           ASTII.r.A
uinlhou /egt mis, dm ..(ir l\'hicnicicrs zeggen, dal
AstartL\' Vcnus is, e» op eene andere plaats, (lal
..Astarlc (li moede) van Cupido was.\'\' Ilucl gist,
zonderling genoeg, dal Astoretli gecne andere nas
dan Zippora, de vrouw van Mozcs, die zoo genoemd
werd, omdat zij eene lierderin of de vrouw van een
herder was. Selden beschouwt haar daareutcgen als
(Abele, demoeder der goden. Jurieu gelooft, dal /.ij
•liiuo was, hetgeen hc, waarschijnlijkste is, daar zij di
koningin der goden en de vrouw van Jupiter was,
die gewoonlijk beschouwd wordt als dezelfde met
Haal. w icus aanbidding in liet oude Testaineni steeds
aan die van Astore!Il verbonden i.-.
AbTR^E.V, dochter van ZeuscuThcmis. /.ij was de
godin der gcregtigheid, die in de gouden eeuw uil
den hemel op de aarde ucderdaaldc, en door haar
verblijf onder de mciischcii hen zegende. Zoodra die
eeuw voorbij was, verliet zij de aarde, en werd ouder
o> ■-tenen geplaatst.
ASUMAX, de naam vmi eeu engel of genius, die,
volgens de oude Alagi van 1\'erzii . den zeven en
twiiitigsten dan- van elkc/.onneinaand inliet Perzische
jaar bestuurde, welke daarom den naam van dezen
genius draagt. IK ilagi gelooven, dal Asiinian de
engel des doods is, die de ziel des nienselieu van het
ligchaam scheidt. De J\'crzeu geven ook den naam
van Asiinian aan den licinel.
AS\\\\ AT1IA, de wereldbooiu der Jliudoes, volgeus
wil r mythologie liet heelal afgebeeld wordt als een
boom, wiens lakken zich naar beneden uitstrekken,
terwijl de wortel naar boven steekt. De takken wordi u
de ledematen of organen genoemd, de za mens tellende
deeleii van de zigtbaie of zinnelijke wereld, en de
bladeren duiden de Veda\'s aan, welke de zinnebecl-
den zijn van liet heelal in zijn intellectueel karakter. I
Deze boom komt overeen niet den ïgyduasili, of
heiligen esschenbooin der oude Scaudiuaviers, en
den tiiioARD of boom des levens van de oude Perzen,
die beiden mythen van een zeer geheimzinnige!] aard
waren.
ATALAVi\'E. Gewoonlijk meent men, dat erin de
oude mythologie twee vrouwen zijn, die dezen naam
dragen, de eene behoorcude lot Arcadic, de andere tot j
iiii\'otic. Versehillcudcschrijvcrsjcsi bouwenze echter
als dezelfde. Van deze mouw uil de faiiellcci wordt \'■
verhaald, dat zij in de woestijn gezoogd werd, en dat |
zij, toen zij de volwassenheid bereikt bad, de centauren
doodde, door welke zij vervolgd werd. Hare schoon-
lieid verwierf haar vele minnaars, maar zij wilde aan
niemand bare band geven, behalve aan hein, die baar
AT KIK IA\'CIS.
op een wedloop overtrof. Mcilanitm, een van de mede-
dingers naar den schoonen prijs, won haar door eene
list. Hij liel op de baan drie gouden appelen vallen, i
die hij van Aphrodite gekregen had, en deze trokken
Atalante zoo zeer aan, dal zij >lil hield om ze op Ie
rapen en Ie bewonderen. ()p deze wijze verloor zij
den wedloop, en was zij gedwongen den gelukkigen
minnaar ie huwen. Hij werd later in eeu leeuw en
Atalante in eene leeuwin herschapen, omdat zij, op
zekeren dag den tempel van (Abele ingaande, dooi
niinnedrill den eerbied vergaten, die men aan die go-
diu verschuldigd was. Dil schijnt eene mythe van liva.
ATA-Sl L, ecu naam aan de acid eerste \\ au de der-
tien verpligtingeu of Si/» voorschriften gegeven, die
bindend zijn voor de Boeddhistische priesters. De tien
voorschriften verbieden: 1. Het ontnemen van bet
leven; 1. Hel nemen van hetgeen niet gegeven is;
\'■>. Gemeenschap der seksen; J. Het zeggen van het-
geeu niet waar is; ö. Het gebruik vau sterke dranken; .
li. Het eten van vaste spijzen na den middag; /. liet
tegenwoordig zijn bij dansen,zingen, inuzijk eu inaske-
raden; V Hei versiereu van het ligchaam met bloemen,
en hel gebruik vau reukwerken eu zalvingen; \'.). liet.
gebruik vau zitplaatsen ol liedden boven de voorge-
M\'inev -il hoogte; 1". He onlvangcu van goud ol\'
zilver. J)e ii/ii-sii (.1\' acht eersic worden op póya ol\'
ieest la^cn voorgelezen. Als een Jeek zich verbindt ze te
. . .                               .            . .              :
vervullen, is hij genoodzaakt van zijne familie geschei- ;
den Ie leven, Gewooulijk geschiedt deze verbinding
in tegenwoordigheid vau een priester, somtijds ook
zouder diens tusscheukoinst. De Boeddhisten ineenen,
dal er meer voordeel ontstaat uil hel houden vau de
utu-nl gedurende ecu kort tijdsverloop, dan uil liet
bezit van alle wereldstelsels, al waren die ook niet
schatten opgevuld. Zie Boeddhisten.
AT E, de godin des kwaads bij de oude Grieken, die
de menschen aanzette tot het leiden van een ongere-
geld en onbehoorlijk gedrag. Als wij Homerus mogen
geloov en, was zij de dochter van Keus, die haar uit de
woonplaatsen der goden verbande, ten einde haar ie
strafl\'cn, omdat zij hem bij de geboorte vauHeracles
lot een onoverdachten eed bad aangezet.
ATEltGATlS, eene oude Syrische godin te Asea-
lou aangebeden. Meu veronderstelt, dat zij dezelfde
is als Venu* of de DeitSyria. Het bovenste gedeelte
van haar beeld stelde eene vrouw voor,het onderste
gedeelte eeu risch. Vossius leidt den naam dezer godin
van de Hebreeuwsche woorden uddir, groot, en duy,
visch, af. Maerobius bescho tw I haar als een symbool
vau de aarde, die, gelijk de vrouw eu de visch, vrucht
-ocr page 257-
ATHAXASIUS.
-\'M
baar is. In 2 Makk. XT1 : 2fi wordt van een tempevoor de vereering van Atergatis, waarschijnlijk te
Asteroth-Karnaim, gesproken. Luciauus, gevolgd door
Diodorus Sieulus, beschouwt deze godin als dezelfde
als Dereeto, die te Asealon inPhrenicië, onder hetzelfde
zamcugestt 1de beeld vau i ene vrouw cu een visoh, aangebeden word. Op dergelijke gronden is het ook duidelijk, dat er eenig- betrekking beslaan moei hebben
tusschen Atergatis en den Dagon van lie! Oude Testnment, die cene godheid der Philist ijnen geweest, is, van
wier land Asoalr.it eene win de rijf heerlijkheden wasPlinius zegt. da< Atergatis in de stad Bombyce of
Hiërapolis aangebeden werd, en dit wordt bevestigt
do< rStrabo, aauwieu .,. ■ ..< lijk zijuberigl ontleend is
ATUAXAMl .--, hel beroemde hoofd van de ortho-
doxe partij in den Ariaanschen twist, die in de \\ ierde
eeuw de Christelijke kerk schokte. Hij wasteAlexmi-
drie geboren : in welk jaar is twijfelachtig, waarschiju-
lijk omstreeks 290. Reeds vroeg gaf liij bewijzen van
grooieu aanleg, waarom Alcxauder, primaat van l i- v j>-
te, in wiens huisgezin hij opgevoed werd, item voor hel
ambt van Christen-h eraar opleidde. Veel tijd 1)ragt hij
door mei de beoefening van de Heilige Si lirift, waar-
van hij eene diepe kennis verkreeg, dieper dan zijne
tijdgenoofen overhel algcmecu bezaten, /.ijne nilge-
breide theologische kundigheden en zijn vurige ijver
en vroomheid bevalen hem vroeg der aandaehl van de
i \'hristenen zijner geboortestad aan, cu de hooge neh-
ting, waarin hij gehouden werd, blijkl daaruit, dal hij,
terwijl hij nog zeer jong was, tol diaken der kerk werd
verkozen, en afgevaardigd werd om het beroemde
concilie van Xieiea in 325 bij tcwotieu, waar hij zich
onderscheidde door de bekwaamheid en kracht, waar-
mede hij de Arianen weerlegde, en de orthodoxe leer
van de eenswezendheid vau den Vader met den Zoon
verdedigde. Men mag hem niet regl beschouwen als
den kampioen van de Anti-Ariaa.isehe partij, niet
alleen op hel concilie van Nieten, maar g durende
ongeveer eene halve eeuw, daar bij hoofdzakelijk de
oorzaak was van de zegepraal de;-leer van hel Homoon-
sioH
in de Oostersche kerk. Het betwiste onderwerp
was. naar zijn inzigt, niet enkel een punl vau abstracte
beschouwing, maareen allervooruaamst dogma vau
het Christelijk.geloof. Daarom streed bij er voor met
den mecsten ernst en mei onvermoeide volharding.
De roem van Athanasius als bekwaam en orthodox
godgelt : f Ie v as uu g< vesligd, c u \',!,■ :»■■ Ier in .\'iüó
gestorven zijnde, werd de zetel van Alexnndrië on-
middellijk aan den gelukkigen tegenstander van Arius
op het concilie van Xictra geschonken. Zijne bevorde-
ringwerd bekrachtigd door de eenparige en hartelijke
goedkeuring vau de Christen-bevolking, en hij ver-
vulde de gewigtige pligten van zijn hoog ambt op
eene uitstekende wijze. In den loop van eenige jaren
begonnen echter beproevingen van _ . ngt wonen aard
zijn pad te omringen. Kort na de veroordecliug
der leerstellingen van Arius door In I concilie van
Nicsea, werd de aartskett.ee zelf door Constant.ijn \\er-
banneu; maar nadat hij betuigingen gedaan had van
zich aan het Catludieke geloof te onderwerpen, werd
hij door den keizer teruggeroepen. Athanasius werd
uu door (ie vrienden vau Arius aangezet en uiig. uoo-
l digd, otn item weder in ile gemeenschap der kerk op
te nemen, doelt alle verzoeken van dezen aard baatten
niets. l)t- keizer vaardigde ten laatste een bevel aan
Athanasius uil, nut alleen om Arius op te nemen,
ntati rook al zijne vrienden, die hunne wederverbinding
mei de kerk wenschlen. Hel keizerlijk maudaat ging
vergezeld van bedreigingen van onmiddellijke at\'zet-
ting en verbanning, in geval van ongehoorzaamheid.
De aartsbisschop weigerde eerbiedig maar stellig, om
de onderwijzers van valsche leer iu de kerk toe te
lati n, en legde te zelfder tijd den keizer in een brief
de gronden vau zijne weigering bloot. Constantijn
was in zoo verre voldaan, dat hij geene pogingen deed
om zijne bedreigingen ten uitvoer Ie brengen, hoewel
int niet onwaarschijnlijk is. dat hij een ongunstigen
iudruk van den geloovigen godgeleerd" kreeg.
])e vijanden van Athanasius, voornamelijk die der
Mcletiaaiisehe secte te Alexandrië, waren sterk op
Iu\' e gebeten, i u zij lieteu geene gelegenheid om ge-
ruehlcn tot zijn nadeel uit te strooijen, ongebruikt
voorbijgaan. Te midden van al zulke boosaardige
pogingen om zijn naam Ie b-zwalken, bleef de goede
man onwankelbaar. Teleurgesteld en vertoornd brag-
ten zijne vijanden l\'oriiiecle klagteu tegen hem bij den
keizer in. De krachtigste beschuldiging was, dat hij
de plannen van iemand iu Egypte, die eene zaïuen-
/.wering tegen hel gouvernement had ontworpen,
begunstigd en werkelijk bevorderd had. Zulk eene
beschuldiging kon niet ligtelijk overliet hoofd gezien
worden, en daarom beval Constantijn aan Athanasius
in het jaar 832, om persoonlijk te l\'sammaihia, eene
voorstad van Xicomcdië, waar de keizer toen zijn
verblijf hield, voor hem te verschijnen. De aartsbis-
sehop voldeed aan het bevel, en verdedigde zich zoo
gelukkig tegen al de beschul ligingeu, die tegen Item
ingebragl waren,dal hij volkomen vrijgesproken werd.
Zijne vijanden toefden echter niet, out andere gronden
vau beschuldiging te smeden. De keizer, die den
31
-ocr page 258-
ij 242                                                                      ATHA
vrede iu de kerk van Alexaudrië wenschte te hcrstel-
len, bepaal\'!: d. rhalvc, dat inliet jaar 335 eene synode
zoude gehouden worden, onder het voorzitterschap
van Eusebius van Ctesarea, niet volkomene magt om
de beschuldigingen tepren Atlianasius ingebragt te
onderzoeken. Wegens de vertuogeu, die iiein gedaan
werden, verhinderde de keizer de bijeenkomst dezer
synode, en gaf bevel, dal er iu lietzi Ifdejaar te Tyrus
I cene audere zoude gehouden «orden. Atlianasius
: verscheen - . ■ ■ , -■• reatbauk, en slaafde ei in om
een gcdeeite van ili e,,-.          , ,.n, die door zijne
vijanden .               .. ingeW.gï «aren, te neerleggen.
I Met betrekking tol . I ige werd eene commissie
benoemd, om naar Egypte ie gaan en op de plaats
zelve oinicrz ekingeu in Ie stellen. Uit de partijdige
wijze, waarop de Uden dezer commissie verkozen
! werden, zag Atlianasius duidelijk, dat er geene regl-
vaardigheid te venvachteu was vau een ligcliaam, dat
I zoo zamena;csteld wai i n da n om deed hij een onniid-
deliijk b.roep op den keizer en vertrok naar Constan-
i tiuopel. Constantiju wei:;. .Mr aanvankelijk om hem
: gehoor te mie mn. maar eindelijk werd hij overge-
haald om d liandi ling( u der synode ven Tyrii over
ie zien. De vi;            rail Ithi lasius volgden lieni tot
vo\' . den Iroi n, en werkten zoodanig op hel gein ied
vanC                  dat deze denbi la^ti i .e naarl \'•■ ■ sein p
ni ar Gallie v. rbaude.
Waars; ijnlijk werd .               ioxe prelaat niet in
! ballingschap gez inden, omdat Constantiju van zijne
; schuld overtuigd v as, want deze « eigerde om iemand
\' op den opengevallen zetel te plaatsen, maar om de
i rust aan de ontstelde kerk in Egypte weder te geven.
Kort daarna stierf Arius plotseling; ook keizer Con-
; stantijn overleed iu 336, en zijn zoon en opvolger
Constantiju 1 [., die door en door anti-Ariaanscli was,
kenmerkte liet begiu zijner regering door Atlianasius
uit zijne verbanning terug te roepen, en ln.11 v\\ nier op
zijnen zetf 1 te Alexandrie te plaatsen. De waardige
aartsbisschop werd bij zijne terugkomst door gecste-
lijken en leeken met de grootste geestdrift ontvangen.
Maar niiauwi lijks had bijzijn ambt weder aanvaard, of
; de Ariaansche parlij hernieu wde hare pogingen, om /.iju
vrede te storen en\'l nul dat bij stichtte ie verminderen.
Zoo verre gingen zijne vijanden iu hunne bittere vij-
andsehap, dal zij werkelijk een concilie te Antiochië
bijcenri, . i i . \'..... ■ jizij Vil :u ;i ius : i\'z.-n. u.eii i\'i-lus
K.t nai - ■ • . ■ inziji • plaat-- aanstelden. Tegenover
dii e iiciiii werd er li Uexaudrië door Atlianasius
een ander bijr-ngi r,.epeu. waai >p een stuk werd op-
gemaakt, dal eene verdediging van liet gedrag van
NASIUS.
den Egyptisclien primaat bevatte, en waarin iu sterke
bewoordingen geklaagd werd over de behandeling,
die hij van den kant der Arianen ondervonden had.
Beide partijen zonden afgevaardigden naar Julius,
bisschop van Home, die, blijde dat zijn gezag erkend
werd, haar door hare afgevaardigden uituoodigde om
de zaak voor eene synode te brengen, die ouder zijn
eigen voorzitterschap gehouden zou worden. DeOos-
tersehe kerk weigerde oin de betwiste zaak te onder-
werpen aan eene synode, die door den Koomschen
bisschop was bijeengeroepen, en waarop hij hei
voorzitterschap zou bekleedeu, daarbij blijkbaar naar
liet oppergezag over de Oostersche en Westersche I
kerken streefde.
Middelerwij] benoemde het concilie, dat te Antio-
eliië verzameld was, en bemerkte, dat Pistus volstrekt
niet in staat was om zijn gezag iu het ambt, waarmede ■
hij bekleed was, stiaude te houden, zekeren Grego- \\\\
rins, een C\'appadocièr en een man van een vurigen en
liardnekkigeu aard, tot aartsbisschop van Alexandrie.
Deze nieuwe prelaat werd door eene gewapendemagt
oji zijn zetel geplaatst, en allen, die weigerden om
hem te erkennen, werden als oproerlingen tegen het
gezag van den keizer beschouwd. Atlianasius, die de
gunsteling van het volk was, waarvan velen hem als
hun geestelijken vader beschouwden, weigerde zich
te schikken naar de burgerlijke autoriteiten in eene
zaak van dezen aard. Tooneelen vau wanorde eu .
verwarring «aren bet natuurlijke gevolg van dit be- I
sluit vau den kant des keizers, om aan de Egyptische
\' Christenen een bisschop op te dringen, tegen wien il
zij op godsdienstige zoowel als andere gronden, hevig
gestemd waren. Atlianasius ontsnapte, ie midden van i
eene beweging, naar eene schuilplaats in de nabijheid !
van Alexandrie, van waar hij een rondgaanden brief
aan alle bisschoppen zond, waarin zijne zaak uiteen-
j gezet, en de onivgtvaardigheid van de behandeling,
I waaraan hij blootgesteld was geweest, aangetoond
! werd. Toen de bisschop van Home hem uitgenoodigd
I had om in die stad te komen, trok hij erheen; en nadat
! hij daar anderhalf jaar gewoond bad, werd hij door
eene synode, die iu \'M2 bijeenkwam, als bisschop
erkend, niettegenstaande zijne afzetting door het eon-
cilic van Antiochië. Deze beslissing van het concilie,
dat te Home gehouden werd, werd in een rondgaanden
biief aan de Vriaansclie geestelijken berigt, die zich
van liet concilie verwijderd hadden, daar zij weigerden
• ■iii aan de oproeping van den bisschop van Itome te
gehoorzamen.
De Weslerschc kerk poogde al degenen, die zich
-ocr page 259-
ATHANASIËRS.
243
tegen Athanasius aankanttcn, als Arianen voor te
stellen, terwijl deze van hunnen kant evenzeer tracht-
ten, om zich van liet verwijt te zuiveren. Vele van
hen
hadden echter, sedert den dood van Arius, llalf-
Aria tnsche leerstellingen beleden, — beginselen die
eene plaats tussehenhet Ariauismus
en de Nica uische
geloofsbelijdenis innamen. De Westersche kerk hield
zich echter gestreng aan de geloofsbelijdenis van het
concilie van
Xicsra, en hoewel niet minder dan vijf
geloofsbelijdenissen door dr Oostcrsche bisschoppen
opgemaakt waren cm vergaderiugeu te Antiochië in
3 tl
en o I5 gehouden, werd geenc er van aangenomen
als vrij v,m een Ariaanscli element. De twee keizers,
Constantius en Constans, verlangden nu zin om de
breuk te heelen, die duidelijk tusscheu de Oostcrsche
en de Westersche kerken bestond, en daarom riepen
zij in 317 een concilie teSardiea in lllyric bijeen, ten
einde eene beslissing te nemen
over de betwiste pun-
teu. De Arianen stonden er
op, als eene voorloopige
voorwaard\'\' voor hunne tegenwoordigheid, dat Atha-
nasius en al zijne volgelingen van het concilie uitge-
sloten zouden worden.
Dit werd echter geweigerd,
en de Arianen verwijderden zich uil de vergadering.
Het concilie besliste, na behoorlijk de zaak van
beide
kanten onderzocht te hebben, ten gunste van Atha-
nasius en de orthodoxe partij, herstelde
den vervolg-
den primaat
te Alexaudrië, en veroordeelde allen, die
zich tegen hem aankantteu, als vijanden der waarheid.
In het volgende jaar, 31 \'J, werd Gregorhis de (\'appa-
dociër, die in het ambt van aartsbisschop geduwd
was, te Alexaudrië vermoord, en dus was de weg
geopend voor de terugkomst van Athanasius, die
nogmaals met de uiterste geestdrift ontvangen werd.
De Ariaansche parlij was uu meer verwoed dan ooit,
en hernieuwde hare vroegere beschuldigingen tegen
den herstelden aartsbisschop met nog groot er aandrang
dan te voren. Constans, de vriend van Athanasius,
was overleden, en Constantius weid door de Ari-
aansebe partij gewonnen. Wederom werd derhalve
Athanasius op twee verschillende couciliëu, het eeuc
te Arlcs in 353 en het andere te Milaan iu 355 ge-
houden, veroordeeld. Vervolging wachtte allen, die
hem gunstig waren, en de primaat was genoodzaakt
om naar de Egyptische woestijnen te vlugten. Uit
deze plaats van afzondering rigtte hij een troostenden
brief aan zijne bedroefde en vervolgde kudde, die
nu aan meer dan gewone beproevingen blootstond
door de aanstelling, in plaats van Athanasius, van een
prelaat, die de orthodoxe partij hevig vervolgde.
Eindelijk stierf, in 301, f\'onstantius, de beschermer
van de Arianen. Julianus, gewoonlijk de Afvallige bij-
genaamd, volgde
hem op, die i m zijne volkomene on-
verschilligheid
ten opzigtevande theologische kwestie
te toonen, de herstelling beval vau de bisschoppen, die
door Constant ius verbant en waren. Nogmaals werd
derhalve Athanasius iu
zijn ambt h. rsteld, en aan z>jn
hem
toegenegen volk wedergegeven. Kr ontstond nu
echter tegenstand van een anderen kant. Xu waren
het niet de Arianen, maar de Heidenen van Alexaudrië,
! die de pogingen vau Athanasius oin de zaak der Chris-
j lelijke waarheid te bevorderen, weerstonden. Zij wisten
\' wel, dat de keizer, die nu op den troon zat, ernstig
verlangde om het Christendom iu hel : \' Itomein-
i sclie rijk af te s hallen, en het Hei leudom in zijne
j plaats ie herstellen. Daarom verloren zij j;i:cn tijd om
hunne klagteu tegen Athanasius - . de voeten van
Julianus te leggen, die met een gunstig oor naar alle
beschuldigingen luisterde, en den waardigen prelaat
nogmaals verbande, uu niel alleen uit Alexaudrië,
maar ook uit Egypte; cen Christen-schrijver berigtons,
dat Julianus werkelijk geheim bevel had gegeven, om
i eu einde Ie maken aan het leven \\ au de .i n ge rouwen
dienaar v.iu Christus. Athanasius vlugtle echter, even
als te voren, naar de woestijnen, waarbij verscheidene
maanden bleet\', totdat de dood van Julianus hem in
staal stelde, om veilig naar zijne geliefde kudde te
Alexandrië terug te keeren. De nieuwe keizer Jovia-
uus was zijn vriend, en hield Item iu h \'oge achting,
niettegenstaande alle pogingen door zijne vijanden
gedaan, om den keizer legen hem in Ie nemen. Het
leven vau Jovianus was echter slechts kort, ei: hoewel
Athanasius gedurende drie jaar na de opvolging van
Valens zijn dienstwerk in vrede mogt verrigteu, werd
hij iu 3fi7 door een ediel des keizers
wederom uit
Alexandrië verbannen. Deze ballingschap was echter
vau korten duur, vv.ini in den loop van weinige inaan-
den werd hij door Valens zelven teru
               \'il, eu
werd hem zonder verdere verhindering veroorloofd
zijn herderlijken arbeid voor! te zetten, totdat hij in
373 van zijn werk hier op aarde tot zijne rust in den
hemel werd opgeroepen. Dus eindig Ie < en i> r< n van
nut en beproevingen, zooals slechts weinigen op deze-
aarde ten deel valt. Gedurende zes i
u veertig jaar
had hij het
hooge eu eervoile ambt van primaat van
Alexaudrië
bekleed, cu gedurende dien tijd had hij
voor de zaak zijns Meesters gewerkt en geleden met
eene kracht, eene
liefde eu een ijver, die hem t:\'n
aanzienlijken eu wel verdienden naam in de jaarboeken
der Christelijke kerk hebben doen verwerven.
ATHANASIËRS, de volgelingen van Athanasius,
-ocr page 260-
ï>44
ATJIAXASIAAXSCHE
GELOOFSBELIJDENIS.
die in rif vierde eeuw het hoofd der orthodoxe partij
tegenover fle Arianen was. Het verschil tusschen de
twee partijen la;,\' hierin, dat de Ariiip.ru geloofden aan
het homoioiisiiiii, of degelijkwezendheid van den Vader
en den Zoon, terwijl de Athanasiërs geloofden aan
het huitiuui\'&iun, of de ecuswezeiidhcid vanden Vader
met den Zoon. Aan den patriarch van Uexandrië was
als hei ware toevertrouwd, om deze laatste ten- te ver-
dcdigen, en de vervolging, die lig daarom verduurde,
strekte zieli ook tot allen uit. die met hem van dezelfde
meening waren. Waar ook de magt en de invloed van
de Arianen konden reiken, werden de AlhauaMërs aan
een lijden van de ergste soort oTiderworpen. Viermaal
werd Paulus. his><-!i\'iji van (\'onstaniinopel, door de
kuiperijen der Vriauen uit zijne kerk verdreven. Kiu-
delijk bezegelde hij zijne gcirouvi iieid aan de waarheid
door het verduren van het martelaarschap. Zijn opvol-
ger op den zetel van (\'onstanttjn was een Half-A liaan,
die de Athanasiërs met verbeurdverklaring hunner
goederen, verbanning, brandmerk, kwellingen dood
strafte. De vrouwen en kinderen werden met geweld
gedoript.cn toendeXovatianen.die aan het huMoousiou
geloofden, weigerden oin met hem het avondmaal
te gebruikeu, werden zij gegrepen en gegeeseld, en
de gewijde elementen met geweld hun in den mond
gestopt. De kerk te Hadriauopel bestond voornamelijk
uit Athanasiërs, en hel lijden, dat deze dien ten gevolge
ondergingen, was zwaar. Vele geestelijken werden
onthoofd. Ltieius, hun bisschop, werd tweemaal
met ketenen beladen on in ballingschap gezonden,
waarin hij stierf, terwijl drie andere bisschoppen uit
de nabuurschap door een keizerlijk edict verbannen
werden. Gedurende de langdurige vervolging, die
Athauasius onderging, waren zijne volgelingen overal,
maar voornamelijk te Alexandric, aan aanhoudend
lijden blootgi «teld; en loen hij eindelijk in de wilder-
nis was gedreven, die loen bewoond werd door rle als
monniken levende volgelingen van Paulus en Anto-
nius, werden ook de Athanasiérs in de beproevingen
van hun opperhoofd en kampioen gewikkeld. Dertig
hunner werden verbannen, negentig \\ an hunne kerken
beroofd, en vele van de mindere geestelijken leden met
hen. Ziekte en dood was de gewone uilslag van de
ontberingen, die van de ballingschap hel gevolg waren;
dadelijk geweld ven ing echter in vrij groote mate eene
langdurige cuonzekere wraak. George.derepresentant
van d? Arianen, was de aanvoerder in eene reeks van
giuwelcn, die hij in alle fangen en standen van de
Catholiekc bevolking bedreef; en de Joden en Heide-
nen van Alexandrié, die met zijne oumenschelijkheid
instemden, onderwierpen zich aan zijne leiding, en
stelden hein in staat om den omtrek zijner misdaden
in fdke rigting uit Ie breiden, [luizen werden gcpluu-
derd, kerken werden verbrand of aan de walgelijkste
out wijding onderworpen, en kerkhoven werden om-
gcwoeld. In de week wan Pinksteren overviel George
zelf eene gemeente, die geweigerd had om met hem
te communiceren. Hij haalde er eenigevau de gewijde
maagden uit, en dreigde haar mei verbranding, zoo
zij niet dadelijk Vrianen werden. Toen hij hare
standvastigheid bemerkte, ontdeed hij ze van hare
kleederen, eu sloeg /;• «oobarbaarsch in het aaugezigt,
dat hare trekken gedurende eeuigen tijd niet te on-
dersclieiden waren. \\*an de mannen werden er veertig
gegeeseld ; ceuigc stien en aan hunne wouden, andere
werden verbannen. Dit is een van vele schandelijke
feiten, die te dier tijde openlijk verkondigd werden,
eu niet zijn weersproken. En deze feiten waren niet
enkel de ongewettigde buitensporigheden van een
onopgevoed Cappadoeiër, maar weiden door de Ari-
aansehe partij in ecu staatspapier van het keizerlijke
hof als de hunnen erkend, die verrigt waren om den
\\ rede der kerk eu eene goede verstandhouding te
bi waren onder allen, die in het gezag van de Heilige
Schriften overeenstemden.
De naam Athaxasikrs is echter niet beperkt tot
de onmiddellijke volgelingen van Athauasius zelven,
maar wordl nok gegeven aan allen, die zijne leerstel-
lingen aannemen, zooals zij vervat zijn in hetgeen
gewoonlijk de Athaxasj \\ ws( heGeloofsbelijdenis
genoemd wordl.
ATHAXASIAANSCHE (IELOOFSBELIJDE-
XIS. Deze geloofsbelijdenis wvrd gedurende langen
tijd beschouwd als opgemaakt door den aartsbisschop
Athanasius in de vierde eeuw, ten einde zich te ver-
dedigen tegen de lasteringen der Arianen. Vossius
was de eerste, die het waagde om tic algemeen aauge-
nomen denkbceHeti over het onderwerp in twijfel te
trekken. Hij beweerde, dat de geloofsbelijdenis, die
den naam vau Athanasius draagt, niet het voortbreng-
-e! was vau den bisschop van Alexandrië, maaroor-
spronkclijk in hel Latijn geschreven was, waarschijnlijk
niet vóór 600, en nooit als de geloofsbelijdenis van
Athanasius werd aangehaald vóór het jaar lió\'i, toen
de legaten van paus Gregorius IX. zulk-deden. De
aaitsbissehop Usher ontkent de juistheid van dit
laatste beweren van Vossius, en verzekert, dat zij in
een veel vroeger tijdperk aan Athanasius tocgeschre-
ven werd. Quesuel, de Franschc Jansenist, zegt, dat
deze geloofsbelijdenis in de vijfde eeuw is opgemaakt,
-ocr page 261-
ATHANASIAANSCHE (
en schrijft haar toe aan Virgilius Tapsensis, een Afri-
kaansch godgeleerde. Het stuk werd in Frankrijk
omstreeks 1570 erkend, en in Spanje in Dititschland
omstreeks dienzelfden tijd aangenomen. Er is eenig j
bewijs, dat deze geloofsbelijdenis eene eeuw vroeger
in de kerken van Engeland gezongen werd. In cenigc !
gedeelten van [talie geraakte zij in 1)00 bekend;
omstreeks 930 werd zij te Rome aangenomen. l)c i
Grieksche kerken weigeren haai\' te erkennen, doch
.                   . .         .
in llusland en in verscheidene andere districten, die j
tot de Üostcrsche kerk behooren, wordt zij aangi im-
men, hoewel nooil in het opeubaar gelezen.
Ecue zeergeleerde (\'ritische Geschiedenis van de i
Athanasiaansche geloofsbelijdenis is geschreven door !
Dr. Waterland, waarin hij tracht te bewijzen, dal /ij
vóór de dagen van Nestorius en vóór hel concilie \\ :io
Ephesus, in hei jaar 131, zamengesteld moet zijn. Hij
meent, dat de schrijver er van Hilarius, bisschop van
Arles en een voornaam prelaat van de Gallicaansche I
kerk, geweest i>. Ouder de velschillende redenen,
waarop Dr. Waterland zijne ineening grondvest, is de
eenige, die een weinig kracht heel\':, het feit, hetwelk :
hij uit liet leven van Hilarius aanhaalt, dal eene uii-
eeuzetting van de geloofsbelijdenis doordien schrijver j
geschreven was, en bovendien beweert hij, dal er eene .
groote overeenkomst in stijl is tussclien do Alhauasi- !
aansche geloofsbelijdenis en de overige werken van
den bisschop van Arles. Dit zijn cchterslechtsgeriiigc
gronden om de geloofsbelijdenis aan een Gallieaansch j
bisschop toe te schrijven.
De Athanasiaansche geloofsbelijdenis is de vol-
gendc: —„Wie wil zalig zijn, dien is vuur alle dingen
noodig, dat hij het algciueene geloof houdc. Hetwelk,
zoo wie niet geheel en ongeschonden bewaart , die
zal zonder twijfel eeuwiglijk verderven. Het alge-
meeue geloof is dit: Dat wij den eenigeu God in de .
Drieëenheid, en de Drieëenheid in de eenheid ecren,
zonder de. personen te. vermengen of het wezen en de
substantie te deeleu. Want het is een ander persoon
des Vaders, een ander des Zoons, een ander des llei-
ligeuGeestes. Maar de Vader, Zoon en Heilige Geest
hebben eene Godheid, gelijke eer en gelijke eeuwige
heerlijkheid. Hoedanig de Vader is, zoodanig is ook I
de Zoon, zoodanig is ook de Heilige f leest. De Vader
is ongeschapen, de Zoon is ongeschapen, de Heilige
Geest is ongeschapen. Onmetelijk is de Vader, onnie- !
telijk is de Zoon, onmetelijk is de Heilige Geest. De !
Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig, de Heilige Geest
is eeuwig. Nogtaus zijn het niet drie eeuwigen, maar ,
een eeuwige. Gelijk ook niet drie ongeschapenen,
JELOOFSBELIJDEXIS.                                         24,5
noch drie onmetelijken, maar een ongeschapene en
een onmetelijke. Desgelijks is d<- Vader almagtig,
de Zoon almagtig, de Heilige Geest almagtig. Kn
Uogtans zijn hel niei drie \\!\' i . ;tigen. maar een
Umagtige. Zoo is ook de Vader God, de Zoon God,
de Heilige Gcesl God. E.i uogtans niet drie Goden,
maar hel is ecu God. Zoo is de Vader Hrere, de Zoon
Hecrc, de Heilige \'lees! Ileerc. Eu uogtans zijn liet
niet drie Hecren, maar een Heer. Want gelijk wij
door de Christelijke waarheid gedwongen worden om
een iegelijken peisoon bijzonder God of Heere Ie
Uociiicu, zoo i-~ ons iok door ;i■ -i algemeen geloof ver-
boden drie Goden of Hecren te erkennen. De Vader
is van niemand gemaakt, noch geschapen, noch gc-
geuereerd. De Zoon is van din Va li r alleen niet
gemaakt, uocli geschapen, maar gegenereerd. De
Heilige Geesl is van den Vader en den Zoon niet
gemaakt, noch geschapen, noch gegeui rcerd, maai\'
ilitg \'komen. Zoo is er dan een Vader, niet drie Va-
ders; ecu Zoon, uiel drie Zonen: e, ■ : Heilige Geest,
niei drie Heilige Geesten. En in deze dricëenheid is
niemand het eerste, noch hel laatste, niei hei meeste,
noch het minste. Maar de gausche drie personen
hebben gelijke eeuwigheid, en zijn elkander allezins
gelijk. Zoodat alom. gelijk gezegd is, de Eenheid in
de Drieheid, en de Drieheid in de Eenheid zij te
oereu. Daarom, zoo wie wil zalig zijn, die moet aldus
\'. :m de Drievuldigheid gevoelen. .Maar het is lol de
eeuwige zaligheid noodig, dat hij ook (Ie mensohwor-
diug onzes Hecreu Jezus Christus tromvelijk geloovc.
Zoo is dan hel regl geloof, dat wij gelonveu en belij-
den, dat onze Heer Jezus Christus, Gods Zoon, God
en ineiiseh is. Hij is (Iod uil de substantie des Vaders
voor alle tijden gegenereerd, en ineusch uit de sub-
stautie Zijner moeder in den tijd geboren. Volkomen
(iod, volkomen ineusch, hebbende eene verstandige
ziel en mensehelijk vleesch. Deo Vader gelijk naar
di- Godheid, minder dan dr Vader naar de meusch beid.
Dewelke, hoewel Hij (iod is en meusch, zoo i.s Hij
nogtans niet twee, maar rei Christus. Hij ;> een,
niet door verandering der Godheid in het vleesch,
maar door de aanneming der nieuschheid in (iod. Hij
is een, niet door de vermenging der Mibstautie, maar
door de eenheid des persoons. VVaut gelijk de ver-
standige ziel en hel vleesch een meusch zijn, zoo is
God en de meusch een Christus. Dewelke geleden
heeft om onzer zaligheid wille, nedergedaald is ter
helle, ten derden dage weder opgestaan is uit de
dooden, opgeklommen is ten hemel, en zit ter regter-
hand Gods, des Almagtigen Vaders. Eu zal van daar
-ocr page 262-
ATHEÏSTEN.
246
trekking is; het eerste is cene bepaalde ontkenning
vau bet bestaau van God ; het laatste bevat gevoelens,
die, zoo niet door den opwerperzelven, in allen gevalle
dooi anderen, beschouwd worden als overeen te komen
met de ontkenning van het Goddelijk bestaan, of
noodzakelijk er toe te leiden, hoewel die gevoelens
het niet duidelijk uitdrukken. Van deze twee soorten
van atheïsmus is het alleen de eerste, het duidelijk en
openlijk beleden atheïsmus. wier bestaan betwijfeld
en zelfs ontkend is door velt: wijze en goede mcusuu.cn
in oude en nieuwere rijden. Lord Bacon gebruikt in
zijne Proeve over het Atheïsmus deze sterke bcwoor-
dingen: „Ik zou liever al de labelen in de legenden
en den Talmud en den Koran gelooveu, dan dat dit
algenieciieligebaam zouder geest is; en daarom wrocht
God nooit wouderen om bet atheïsmus te overtuigen,
dewijl Zijne gewone werken het overtuigen.\'\' Door
dezen uitstekenden denker werd het atheïsmus be-
schouwd als „verbonden en vereenigd niet dwaasheid
en onkunde." Dr. Arnold /egt: „Ik verklaar, dat ik
geloof, dal een opregl aiheïsmus niet beslaat,\'\' en de
Fransehe wijsgeer Cousin zegt, dat atheïsmus onino-
gelijk is. Bovendien verkondigen eeuige van de uit-
stekendste ongeloovige schrijvers in nieuwere tijden
luide hunne ontkenning van het bestaan van een waar
atheïsmus, waardoor zij echier klaarblijkelijk niets
meer bedoelen, dau de ontkenning van het bestaan van
eeu werkend beginsel in de natuur. Ken persoonlijk,
levend God te loochenen heeft, naar het inzigt van
vele ougehlovigeu, geen regt om als atheïsmus be-
schouwd te worden, mits slechts eene eerste oorzaak
aangenomen worde, al ware die oorzaak ook de stof
zelve.
Wegens het veranderd voorkomen, dat do bevvijs-
grond van ongeloovigen in nieuwere tijden aangeno-
nien heeft, wordt het noodzakelijk, dat het atheïsmus,
als staande tegenover hef theïsmus, meernaauwkcurig
en duidelijk bepaald worde als de ontkenning vau bet
bestaan, de voorzienigheid en het bestuur van een
levend, persoonlijk en heilig God. üc verscheidenhe-
deu van bet atheïsmus kunnen in vier klassen gerang-
scbikt worden: — 1. De Aristoteliaansche hypothese,
volgens welke de tegenwoordige orde der natuur, of
de wereld zooals zij nu is zatï ingesteld, van eeuwigheid
bestaan heeft, en nooit een einde hebben zal; 2. De
Epicurischc hypothese, die het eeuwig bestaan van
de stol\' en de beweging beweert, en de oorsprong der
wereld, hetzij met Epicurus, aan eene toevallige ver-
eeuiging van atomen, of met eeuige nieuwere schrij-
vers, aan eene wet van toenemende ontwikkeling
komen oordeclen rle levenden en de dooden. Bij wiens
komst alle menschon weder zullen opstaan mei hunne
ligehamen, en van hunne eigene werken rekenschap
zullen geven. lm die goed gedaan hebben, zullen in
het eeuwige leven gaan, maar die kwaad gedaan heb-
ben in het eeuwige vuur. Dit is het algemeen geloof,
hetwelk, zoo wie niet trouwelijk en vasl gelooft, die
zal niet mogen zalig zijn."
Uit den geheeleu gang van deze geloofsbelijdenis
bbjkt duidelijk, dat zij gemaakt is om de Ariaausche
en de Sabelliaausche ketterij ie. weerstreven, daar zij
rle catholieke of orthodoxe leer over den persoon van
Christus uiteenzet. De Sabellianen beschouwden den
Vader, Zoon en Heiligen Geest als één in persoon. Dit
was de personen der Godheid met elkander verwarren.
De Arianen beschouwden hen als verschillende- in
wezen, en dus als drie wezens. Dit was de substantie
verdeelen. Tegen deze twee dwalingen was de ge-
loofsbelijdenis opgemaakt. De orthodoxe leer, zooals
zij daarin ontvouwd is, wordt door alle Triuilaris^en
van den tegenwoordigen tijd aangekleefd. De voor-
naaniste aanmerkingen er tegen ziju hare verdoe-
menszinnen, die waarin zij eeuwige verdoemenis
uitspreekt over hen, die hel Catholieke geloof niet
aannemen, zooals het daar uileengezet is. \\\\ ij weten,
dat verschillende personen verschillende en zelfs te-
geustrijdige leerstellingen uit de woorden der Schrift
hebben afgeleid, en dien tengevolge moeten er vele
dwalingen onder de Christenen beslaan; maar het
evangelie leert ons nergens, welke graad van dwaling
ons van de eeuwige gelukzaligheid zal uitsluiten. In
welke mensehelijke samenstelling het, ook zij, het is
geheel en al onbestaanbaar met die zedigheid en uedc-
righcid, die altijd de voortbrengselen van Christenen
moeien kenmerken, om banbliksems te slingeren
over hen, die, hoe wijd ook, van hen in gevoelen
verschillen.
ATHEÏSTEN (Gr. «niet, *«, God), zij die het
bestaan van het Goddelijk Wezen loochenen. Hoezeer
zulk ecne stoute en verwaande ontkenning ook strijdt
mei de gevoelens van de menschen in het algemeen,
hebben er toch waarschijnlijk in elke eeuw atheïsten bc-
staan. Het bestaan van praktische atheïsten, die leven
en handelen, alsof er geen God is, wordt gereedclijk
aangenomen; maar niet zelden is het als een punt
beschouwd, dat wel in twijfel mag getrokken worden,
of een echt nadenkend atheïst ooit beslaan heeft,
of met mogelijkheid bestaan kan. Op dit punt moet
men opmerken, dat er een duidelijk en openlijk be-
leden atheïsmus, en ook een atheïsmus bij gevolg-
I !
-ocr page 263-
■m
ATH KISTEN.
uit het negatieve karakter van hunne meeuing; meer
echter nog misschien, uit eeue geheime overtuiging,
dat hunne beginselen geene voldoende vastheid en za-
meuhanghebben,om den vorm eeuergelo ifsbelijdenis
aan te nemen. Van alle godsdienstige gezindheden,
die ooit op het v\\ereldtooueel zijn verschenen, zoude
zonderlingste zekerlijk eeue secte van atheïsten zijn,
die deu God, die hen schiep, loochende, eu hun geloof
in alle ongeloof beleed. Dit zou de verschri^kelijk-ie
vereeniging van negatieve denkcis zijn, die men zich
met mogelijkheid deuken kan. In een huid vinden
wij. dat op zeker, n tijd de groote menigte des volks
van het atheïsmns doortrokken i--. \\\\ ij hebben het
oog ..o d< eerste Fransche omwenteling legen het
einde der vorige eeuw. „Hel groote juhiheiiui van
liet atlieïsmus," zcgi een vve]s|)rckcnd schrijver, „was
de Fransehe omwenteling. Toen brak lui vulkanisch
vuur. dat zich iit stille had opgehoopt, terwijl de
wereld in slaap was, met de woede uit van een laug
eketeud element, en veranderde een geheel huid
gedurende eeniiren tijd in een brandend veld van
verwoesting, liet was juNi toen Frankrijk bekend
maakte, dal hei zonder een God was, eu dal het er geen
hebben wilde; toen liet op zijne grafzerken en op de
poorten zijner begraafplaatsen schreef: „Dood een
eeuwige slaap;\'- toen hel hel atlieïsmus iu triomf in
alle plaatsen liel rond lijden, en hel Christendom iu
de holen en spelonken der aarde dreef; liel was
jnisl loco, dal zijn bloed als eeue rivier vloeide, eu
dat de guillotine di - daags noeh des nachts van haar
werk rustte. Ik behoef u niet te zeggen, hoe de ach-
Icidoclil de plaats van het v ert rouwen in nam: hoe alles,
dal vriendelijk en edelmoedig is, in het menschelijk
hart verwelkte, en alles, dal zelfzuchtig, laag eu wreed
i>, wel\'u\' opschoot eu bloeide: hoe de lceders!e betrek-
kingen van hel leven al hare heiligheid verloren, eu
het bloed des hanen dikwijls uitvloeide do,ir de hand,
on- lot vriendschapsdiens-tcu vva- verbonden: boe de
zelfmoord zijne slagtoiTcrs hij duizenden vermenig-
vuliligde, alsof hij mei de guillotine wedijverde;
hoe hel laatste spoor van huiselijk geluk uitgewischl
werd, en wet, orde en beschaving iu hei graf zoukeu.
en elkeen beefde bij de aanraking van zijn ine.lt-
niensch , uit vreezc dat het volgende «ogenblik een
dolk Iu zijne borst zou gestoken worden. Hel was
alsof de hemelen stroomen blocds deden nederdalen;
alsof de aarde golven van vuur uitbraakte; alsof de
dampkring bezwangerd vva-. met de elementen des
doods, zoo lang het .ijk van hel uiheïsinils aanhield.
Andere natiën zagen den mok der strafoel\'ening,
toeschrijft; 3. Het Stoïcijnsche stelsel, dat bet mede-
bestaan en de mede-eeu wigheid van God en de wereld
beweert, eii God voorstelt als de ziel der wereld, ver-
beven boven de stof, maar noch ouder dan deze, noch
onafhankelijk van deze, en onderworpen, gelijk dr-
stof zelve is, aan de wetten der noodzakelijkheid en
van het noodlot: 4. De Pantheïstische hypothese, die
het onderscheid tusschen God en de wereld loochent,
en begeert, dat alles God is, en God alles is. Volgeus
deze beschouwing is hei heelal God, en God het heelal.
Deze vier theorién van het at heisinus hebben in
verschillende tijden getracht, om liet gelooi\' in een
levend, persoonlijk God te vernietigen; zij stellen
andere voorwerpen in Zijne plaat- en ontrooven Hem
van het bestuur de-- heclals. De ooi sprong van al de
gedaanten, die hel aiheismus ooit aangeuomen heeft,
is te vinden in de verdorvenheid van liet nienschclijk
hart. De niensch houdt er niet van om God in zijne
keunis te bewaren. Hij bemint de duisternis boven
het licht, omdat zijne daden boos zijn. en daarom zegt
hij in zijn hart, zelfs al durft hij het niet met zijne
lippen uiten: „Er is geen God." Maar terwijl de oor-
sproukelijke oorzaak van deze en elke andere soort
van ongeloof toegeschreven moet worden aan de aau-
geboren misleiding en degroote boosheid van het hart
des menschen, zijn er zekere naaste aanh idingen tot
het atlieïsmus, die men met geene mogelijkheid ovi r
het hoofd mag zien. ()uder deze rangschikken n ij ene i
ongodsdienstige opvoeding in den vroegsten leeftijd.
den invloed van een slecht voorbeeld en ontheiligend
gesprek, en het gezag van eenige groote namen in de
letterkuude of wetenschappen, die verhouden zijn aan
do zaak der ongeloovigheid. • Indcr de waarschijnlijke
voorwendselen voor het atheïsmns rekenen wij de ver-
anderlijkheid van vele erkende geloovigen, bovenal
van de geestelijken, deu verdeelden slaat der gods-
dienstige wereld, gelijk de menigvuldigheid di rseeteu
ons aantoont, de bitterheid van godsdiensttwisten,
deu vermeenden weerstand der kerk tegen den voort-
gang der wetenschappen en de uitbreiding der vrijheid
in hel burgerlijke en het godsdienstige, beneveo> het
grove bijgeloof, dal in eenige van de oudste en mag-
tigsle stateii van Europa de Christelijke godsdienst
is binnengedrongen. Van al deze oorzaken van het
atheïsmns is de laatst v eriueldc ontwijfelbaar de krach
tig-ste, en daarom worden de stoutste en meest schaani-
leiooze atheïsten in die landen gevonden, waar het
Hoomschr bijgeloof in de ruimste mate heerseht.
Atheïsten lubben zich echter nooit tol eene afzon-
derlijke secte gevormd. Dit is feu deel e voortgekomen
-ocr page 264-
ATHEÏSTEN.
j 24S
wanneer hij opsteeg, en beefden uit vrceze, dal ook onweersprekelijk argument pogen de tSecularisten,
voor hen de dag der
wrake naakte."
                                    gelijk zij zich noemen, van onzqntijd op eene schran-
üil was de eerste poging op uitgebreide seliaal, die dere wijze ie weérleggeu en uit den weg te ruimen,
men
noii gezien heeft, om de beginselen van hel door een standpunt in te nemen, dat zeer veel verschilt
atiieïsmus Ie grondvesten; de eerste poging, die door van dat der atheïsten vau andere tijden. Zij beweren
de
geschiedenis vermeid wordt, om hei geloof aan alle rikt langer, dat er geen God is, want zij nemen met
hoogere inagten
te vernietigen en uit te dooven. De Fustt-r aan, dal dit zou /.\'.ui aanspraak maken op on-
groote proel leed op eene ellendige wijze schipbreuk. eindig-r
kennis; maar zij vergenoegen zich met de
De
volksgeest deinsde terug voor het ijselijke stelsel, bewering, dal hel bewijs, aangevoerd voor het bestaan
toen
hij dal stelsel in volle werking zag; en juist di : van een Opperwezen onafhankelijk van de Xaluur, on-
couveinie, die openlijk
verkondigd had, dal er geen ! voldoende is. „De atheïst," zeggen zij, „W\'erkt niet om
Li id is.
was evenzeer gedwongen om Zijn beslaan ie , aan te loonen, dal er geen God is; maar hij werkt om
erkennen. Kon maar ml vreselijke rampen was de aan Ie tooncn, dat er geen volkomen bewijs be.-taat,
heerschappij van iiel atheïsmiis in .Frankrijk, op een dal er een is. [lij verzekert niet stellig, dat God niet
tijd van wild
revolutionaire doizinnigheid.
                        beslaat; maar hij beweert hel gebrek aan bewijs voor
Daar het atheisnms bepaaldelijk een negatief sl<d- de stelling, dat U id bestaat. Te oordeclen naar de
•el is. be])alcn zijm aanhangers zich wijselijk
in: strekking en de toepassing zijner argumenten,blijkt
stoute beweringen in p\'aatv van bewijzen. .Ini>l uit het niet, dal eeualiicïsl stellig weiger! aau te nemen,
den aard der zaak is liet onmogelijk, dal /.ij duidelijk dat er een God kan zijn; maar hij houdt vol, dat Hij
en juist hunne Ier. dal er geen
God is, kunnen hand- ; zieh niet geopenbaard heeft, hetzij door de uiting van
haven. < >p dil punt is de redenering van Kost ei ; Zijucstem in hoorbare openbaring, of doordeu indruk
onweerlegbaar. „Het wonder draait, om hel groole I vau Zijne band op de: zigtbare natuur. Zijn vonnis over
proces, w.iarduor ecu mensch lol het bewustzijn kan ge- de leer van een God is slechts, dal zij niel bewezeu
raken, dal eigven God
is. Wat al eeuwen, wat al lichten is; hel is niet, dal zij weerlegd is. Hij is slechts een
zijn
er n mdig. oio .lil te bereiken! Dit bi-vwstzijn j atheïst, hij is geen antit\'icïst." Dit is juist de houding
omval jnisl il iirtribiiteu der Godheid, terwijl een i.-11 opzigte der kweslie over hel Goddelijk beslaan,
Goil cui\'keiiil v.ordl
. \\\\ nut zoo deze mciisch niet alnm- die door de nieuwere Secularisten aangenomen is,
fgenw ioi lig, /..ui iiij niei (iji ilit oogeublik in elke zooals /.ij voorgesteld worden door Holyoake, don
plaats des heelals aanwezig is, kan hij niet weten, of bekwaamsten en selierpzinnigstcu schrijver, die tol
de partij behoort. Mei schijnbare, zedigheid weigert
deze schrijver te beweren, dat er geen God is, of zelfs
dal ei geen kan zijn, maar hij verklaart eenvoudig, dal
er geen voldoende grond tol nog loc i-- aangevoerd
om te bewijzen, dat God
best.nl. Dez.e ongeloovige
zal zich door de sterkste en onweerstaanbaarste bewij-
z"u niet laten overtuigen. De vreeselijke verantwoor-
delijkheid van het standpunt van zulk een man is mei
gi ene mogelijkheid geheel en al te begrijpen. De
mensch is niet te laken, als hij atheïst is, wegens ge-
brek aan bewijs; maar hij is te laken, als hij atheïst
is omdat hij zijne oogen gesloten heeft. Hij is niet te
laken, omdat hel bewijs voor een (iod door hem niet
gezien is. als er zulk een bewijs jii.-l was binnen hel
veld zijner waarneming; maar hij is te laken, als hij
hel bewijs niet gezien heeft, omdat hij zijne aandacht
er van afkeerde. Opdat de vralg van een fjod onop-
uv e. t in zijn gccsl blijve, is alles, wat hij Ie doen In
tc weigeren om naar de vraag i.e hooren. Hij kan,
ah
iiij het verkiest, zonder de overtuiging blijven, dat er
ecu God is; maar deze zijne keuze is
redcu lot veroor-
z
z
h
h
a
i G
, b
G
l
e
h
u
b
-ocr page 265-
\\THENA.
240
! deeling. God te weerstaan, nadat Hij bekend is, is
misdadigheid jegens Hem; maar Ie willen, dal -Hij
onbekend zal blijven, is even groote misdadigheid. Er
is pene zedelijke snoodheid van geest bij hem, die in
het midden van vele voorwerpen van gunstbewijs wil,
dat er niet één voorwerp van dankbaarheid zou zijn.
Het is aldus, dat er, zelfs bij het niet kennen van God,
• eeue verantwoordelijkheid jegens Hem zijn kan. De
Doorzockcr des harten ziel, cd\' Hij, voor de tallooze
zegeningen waarmede Hij bet [>ad van een ieder heeft
bezaaid, behandeld wordt als de onbekende weldoener,
die ijverig gezocht werd, of als de onbekende weldoe-
\'j uer, om wieu men zieli nimmer bekommerde. Ten
] opzigtc ten minste van begeerte naar God, kan hei-
zelfde onderscheid van karakter tussehen den eeuen
mensen en den anderen opgemerkt worden, hetzij God
in geheimzinnigheid gewikkeld is, of in volle ontwik-
l keling aan onze wereld verschijnt. Zelfs al lag er een
mantel van de diepste duisternis over de kwestie van
Zijn bestaan, zou dit hel ondeisebeid niet uitw issehen
tussehen de vroomheid aan den eeuen kant, die werkte
I en haakte om Hem te kennen, en de goddeloosheid
aan den anderen kant. die nooit hel bewijs miste,
waarom zij zich niet bekommerde, en zoo kroop in
hare eigene zinnelijkheid en zelfzucht. Hel oog van
een Hemelsch getuige gaat over al deze verscheid u-
heden, en hetzij duisternis of afkeer oorzaak is, dat
een volk God niet kent, b\'j Hem is een helder beginsel
van oordeel, dat Hij zelfs tot de buitengrenzen van lul
atheïsinus kan uitstrekken.
Holyoake beweert stoutweg, dat het onmogelijk is
om voldoende Ie bewijzen, dat God bestaat, maar
gelukkig zijn wij zoo geschapen, dat het onmogelijk
is om voldoende te bewijzen, dat God niet beslaat. Kt
is een aangeboren beginsel in de ziel van elk ïuenseli.
dat hem dwingt om eene Groote tëerslc Oorzaak te
erkennen, waaruit alle dingen bun oorsprong hadden.
Dit is het oorspronkelijke geloof des inenseheu. I in
wat heeft hel atheïsinus anders Ie leeren dan ontkeu-
ïiingen\'r—- Wat anders, dan dat ergcene Eerste Oor-
zaak, geen Schepper, geen doel in al de sehoone en
weldadige schikkingen der natuur is; dal iets gelijk
ziel of geest in bet heelal niet bestaat; dat er geen God,
geen engel, geen hiernamaals voor den menseh, geen
toekomstig oordcel, geen hemel of hel, gecne beloonin-
gen voor de deugd of straften voor de ondeugd buiten
dit leven zijn? Zijn doel is eigenlijk, om don nicnsehen
te leeren niet tegelooven, wat inalleeeuwengeloofdis.
Er zijn twee bewijzen om tegenover de atheïsten
het bestaan van God aan te tooncn, hel eeue <tpr\'wri,
I het andere o poxfn\'iufi. Hel eene loon! aan, dal er
; noodzakelijk een God zijn moet, en het andere, dat er
een God is. De overweging van den aard en de kracht
van deze twee bewijzen voor het beslaan van een God,
behoort, met meer juistheid tot bet artikel ThkïstkX
(zie ald ). De Schriften beredeneren nooit het onder-
werp van bel bestaan des Goddelijkcu Wezens, maar
nemen bet steeds als erkend aan. Zoo lezen wij in bet
eerste vers van den bijbel: ,,In bel begin schiep God
den hemel en de aarde," eene verklaring waarbij aan
genomen wordt, dal God beslaat, en waardoor Hij
eenvoudig als de Schepper iles heelals aangekondigd
wordt. Kil wanneer de atheïst in hel Heilige Boekdeel
aangeduid wordt, wordl zijn geloof als de uiterste
dwaasheid voorgesteld, en er wordt van gezegd, dat
liet zijn oorsprong eerder ia bet hart dan iu bel boof.l
heeft. „De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God."
Zijn oordeel des onderseheids is dooi- de zoude ten
kwade veranderd, en daarom slni! hij zijne oogen voor
bet licht, en geeft zich aan een staal van volkomen en
onveranderlijke duisternis over.
A\'l\'ll EXA, eene van de voornaamste godinnen der
oude Grieken. ]n volle wapeurilsliiig kwam zij uit hel
hoofd vaii Zeus. üerodotus slell baar voor ais slechts
de aangenomen dochter van Zeus, volgens deL\\ bisehe
overlevering, dat zij uit 1\'oseidon euTrifonis voortgc-
snrolen is. Verschillende districten van Griekenland
maakten er aanspraak op bare geboorteplaats te zijn.
iu baar was, zooals zij lioordc oude schrijversvoorge-
| sleld wordt, eene vereeiiiging van kracht en wijsheid.
. Zij besluurde de staten in Iminie staatkundige iurig-
tinu;. Zij was ook de godin van Arn akkerbouw en de
uitvindsjcr van vei-ebillende werktuigen daarvoor,
voornamelijk van den ploegen de hark ; ook onderwees
i zij het volk iu verscheidene handelingen betreffende
den landbouw. Van haar word\', ook verhaald, dat zij
verscheidene muzijkinstrumcnteii heeft uitgevonden,
, zooals de Huil en de trompet, en verscheidene nuttige
! kunst en, meer bijzonder die, welke aan vrouwen passen.
Kortom, zij was de godin van alle wijsheid, kennis en
bekwaamheid. De Atheners beschouwden haar als de
beschermster van bunnen staat en meenden, dal zij
aan haar hun beroemden raad, Aiikopaüus (zie ald.)
geheeten, verschuldigd waren. Zoowel de inwendige
schikkingen als de uitwendige verdediging van den
staal waren onder bare bescherming en haar invloed.
Aan haar waren de helden hunne veiligheid inden slag
verschuldigd. Iu den Trojaansellen oorlog schaarde
I zij zich aan de zijde der Grieken.
Atlieim werd door geheid (iriekenlaud aangebeden.
■i-i
-ocr page 266-
250                                    ATHIXGAXEX — ATO( I
In Attica wild zij als dr nat ionalo godin van de stad
en liet land beschouwd. De dieren, die haar geofferd
Morden, waren gewoonlijk slieren, rammen en kocijeu.
Onder de booinen was de olijf haar gewijd; onderde
levende schepselen de uil, de haan en de slang. Hij de
Romeinen droeg AHienit den naam van Wnirrm.
A\'l\'ll INGA N KN (Gr.//, \\\\n\\,thi»goaanraken), eeiie
Christen-secte door de liyzantijuschc geschiedschrij-
vers als eene en dezelfde met de Pavmciaxen (zie
ald.) voorgesteld. De naam is waarschijnlijk afgeleid
van hunne navolging der Gnostieken of Manicluvcrs
in liet besehouwen van vele dingen als onrein, die
/ij daarom niet aanraakten. Deze sectc had haar
voornaanisten zetel in de stad Aniorion in Opper- ,
Phrygië, waar vele.loden woonden, en daarom schrijft
Xeandcr haar oorsprong toe aan eene vermenging van
de Joodsche met de Christelijke godsdienst, eene
mecning die in zoo verre bekrachtigd wordt door
hel gebruik der secte om den doop te vermengen
niet het iuaehtnemen van al de plegtighedon der
Joodsche godsdienst behalve de besnijdenis. Jlet is
zeer mogelijk, dat eenige. overblijfsels van de oudere
jndaïserende (\'hristenen, legen wie de A]iostel Paulus
de (\'olfisselizcn lil : - ! ) waarschuwt, in Phrygië tol
aan de I iende eeuw hebben beslaan, oji welken tijd de
Bvzantijnsehc geschiedschrijvers van de Athinganon
spreken als bestaande. Deze secte had de verdienste i
van te weigert u om die] Ie nemen aan de niisbruiken
der lijden, voornamelijk liet aanbidden van beelden en
de vereering van het kruis en van dr hiërarchie der j
regerende partij.
VTJIOf\'l \\XEX, eene Christen-sectc in de derde
eeuw ontstaan, die de sterfelijkheid derziel beweerde.
Zij /.ijn waarschijnlijk dezelfde als de Arahiëks (zie
ald.).
ATIIOR of Vthvr, eene oude Egyptische godin,
als de \\ ciiiis der Kgypfennren beschouwd, tot wier
eer eene heilige koe, gelijk Strabo vermeldt, te Mo-
ini niphis gevoed werd. Athyri wordt door Plutarchus
onder de verschillende namen van lsis vermeld.
ATIIOS (Moxxikex van iü:n rkkc). Deze berg
van Griekenland isinChalcidiëgelegcn.cnomdateenc
menigte kloosters op zijne kanten gebouwd zijn, en
hij een veelvuldig toevlugtsoord van vrome pelgrims !
w;i>. kreeg hij reeds hing geleden den naam van den
Heiligen berg. dien hij tot op den hilidigen dag bcliou- I
den heeft. Voorde Grieksclie omwenteling woonden
er ongeveer vijfduizend (irieksehe monniken of C.v-
i.OYKüs (zie ald.) op dezen berg. /ij leven in den
ongehuwden staat, en zijn gewoonlijk van de orde
A(OXZE VROUWE VAX).
van St. Basilius. Het aantal kloosters bedraagt on-
geveer twintig, maar verscheidene er van verkeeren
iu puin. en slechts drie of vier zijn iu weelde onder-
honden. Al de kloosters op den berg Athos trekken
hun onderhoud uit bezittingen, die hun in Macedonië,
Thcssalië en andere deelen van Griekenland toeko-
men, en waarover personen, die aan de orde verbonden
zijn, het oppertoezigt hebben. Al die opzieners, die
liilll bedroegen, werden in IS22 plotseling door de
Turken gegrepen, en zonder eenige reden wreed ter
dood gebragt. De meeste (irieksehe monniken van
den berg Athos zijn geheel ongeletterd, daar zij alleen
hel tceken des kruises moeten maken, en gereedelijk
de Melaaoitii moeten verrigten, ii. i., hunne neder-
buigingen na het opzeggen van eenige bijzondere
psalmen, niet hei Gloria Pulri aan het einde er van.
Benige dezer monniken moeten hun Metanoiai elke
vierentwintig uur drie honderd maal herhalen, tenzij
/.ij ongesteld zijn, in welk geval een priester \\n\\ pligt
in hunne plaats vervullen moet. De Caloycrs van den
berg Athos bezitten een stalen kraag mei een kruis
er aan, dat ongeveer drieën een half Xed. pond weegt.
Deze kraag, die bij liet opnemen van ecu nieuwen
i.i-1 iii i i k in hunne orde gebruikt wordt, heeft, zeggen zij,
aan Si. Athanasiiis behoord, die iu de negende eeuw
leefde, en de stichting van een hunner voornaamste
kloosters, Ijmron geheet en, teweegbragt. Deed van
ilezen heilige en de witte marmeren steen, waarop hij
gewoonlijk zijne gebeden opzeide, worden alshezions-
waardigheden aangewezen; de steen heeft eene bolle
van ongeveer vier of vijl\' duim diepte, veroorzaakt,
zonals beweerd wordt, omdat de heilige er zoo dik-
wijls op knielde, liet verblijf van monniken op den
Heiligen berg moert zeer oud zijn ; men veronderstelt,
dat hij als eene plaats voor kloosters uitgekozen werd
omstreeks de regering van (\'onstantijn den Groote iu
de vierde eeuw.
ATLAS, eene godheid bij de oude Grieken, vol-
gens llesiodus een zoon van Japetns en (\'lymenc.
Homerus zegt van hem in zijne Odvssea, dat hij de
pilaren van de aarde en den hemel draagt, hetgeen,
zooals eenige schrijvers veronderstellen, eene liguur-
lijke voorstelling is en beteckent, dat Atlas in de
sterrekunde ervaren was en het eerst leerde, dat de
aarde ileu vorm had van c< n bol. Alen meende over
hel algemeen, dal hij iu bet noordwestelijk gedeelte
van A t\'rika woonde; daarom draagt nog eene bergketen
iu die streek zijn naam.
ATOCHA (Ox/.k Vrouwe van), een naam aan de
Maagd Maria gegeven, onder welken eene kapel haar
-ocr page 267-
251
ATOMISTEX — ATTI1AKATHA.
deeltjes, waarvan liet eindelooze aantal homogeen is
in hoedanigheid, maar heterogeen in vorm. Daar
gelijke dingen elkander aantrekken, vormen deze
deeltjes, zich te zau.cu verbindende, werkelijke dingen
en wezens. Zoo wordt alle deukbeeld van ecn.God-
delijk Schepper weggenomen. De Atomistische wijs-
gecren der oudheid moeien zorgvuldig onderscheiden
worden van de Atomistische wijsgeeren van onzen
tijd, die de wet vanbcjiaalde verhoudingen leereii, en
dus, iu plaats van de atheïstische leer te ondersteunen,
een meerderen cu /.eer kraehtigen bewijsgrond aau-
voeren voor het bestaan van een God, getrokken uil
de wcttcu en rangschikking der stof.
ATRIUM (Latijn, eeue znal), een naam door de
eerste Christenen aan de plaats gegeven, die van liet
voorportaal naar de kerk geleidde. Gedurende <enigen
tijd was hel een bijzonder vo n/legt der koningen en
keizers, om in het tt!ïin„i begraven te worden; daarom
merkt l\'lirysostomus aan, dat keizer (\'oustuntius zijn
vader Constant ij u eeue groote eer bewees, doorhem
eene begraafplaats in bet voorportaal der kerk te
geven. Dit gebruik hield tot de zesde eeuw aan, toen \'
dit voorregt aan liet volk in het algemeen werd toegc-
staan, hoewel bet nog steeds door burgerlijke en ker-
kelijke wellen verboden bleef, om in het inwendige
gedeelte der kerk te begraven.
ATKOi\'i \'S (Gr. «, niet, d-epu, draaijeu), eeue di r
drie schikgodinnen, die, volgens de oude Ueideiisehe j
mythologie, bel lot van den ineusch bepaalden. De
Ali-opus schijul dat noodlot geweest te zijn, dat niet j
vermeden k.m worden, en wordt gewoonlijk voorgc-
steld met een paar schalen, een zonnewijzer of ecu
snijdend werktuig.
ATTHAKATIIA, een coinmeiilair op de heilige
boeken der Boeddhisten bij de Singalezeu, welke lol
voor korten tijd van evenveel gezag als de tekst werd
beschouwd. De tekst werd mondeling bewaard tot aan
de regering van den Siugalezisehen monarch VVatta-
gauiaui, die van lot tot 76 v. (\'. regeerde, toen hij |
op het eiland Ceylon te boek gesteld werd. De coni- j
meutair werd door Boeddhngosha, iu de oude stad
Anuradhapoera op Ceylon, iu hel jaar I-M) geschreven. |
Hardy zegt van de Atthakatha bet volgende: „Toen
Mahiudo, zoon van den monarch Asoka, de godsdienst
van Boeddha op Ceylon invoerde, bragt bij erin zijn
geheugen al de coininentariëii heen, en vertaalde die
iu bet Singaleesch. Door Boeddhagosha werden zij
omstreeks Il\'0 weder uit het Singaleesch inliet l\'ali
overgebragt, en dit is de eenige vertaling, die nu bc-
slaal, daar de oorspronkelijke l\'ali-overzetting en de
te Madrid gewijd is. Men zegt, dat zij daar cvcuvccl
wonderen verrigt als in eenige andere harer kapellen.
Zij wordt daar voorgesteld in de kleed ij eeuer weduwe,
met een rnzekrans in hare handen, en op feestdagen
wordl zij gekroond niet de zon en bedekt me\' de
schoonste klecderen, versierd met de rijkste juweelen.
De kapel wordt, volgens liet verhaal, niet honderd
gouden en zilveren lampen verlicht. Zie Mama,
Maagd.
ATOMISTEX, eeue seete van wijsgeeren in hel
oude Griekenland, die niet zouder goedeu grond onder
de atheïsten zijn gerangschikt. De stichter van het
stelsel schijnt Leucippus geweest te zijn; hel werd
echter tot een meer volledigcn stclselniatigen vorm
gebragt door Democritiis. Hei grondbeginsel van het
stelsel was het eeuwig bestaan der stof in den vorm
van een oneindig aantal atomen of volstrekt oudcel-
bare ligchamelijkc bcstanddeeltjes der stof, die in de
onbegrensde ruimte bestonden. Anaxagoras en de
vroegere school der Atomisten hadden ook de eeuwig-
lieid der slof in dvn vorm van atomen geleerd, maar
voor de zamenstelling van werelden oordeelden zij,
dat ereenehcersclieu\'le magt noodigwas, namelijk de
Geest of het Verstand. In de handen van Democritiis,
gevolgd door Epicurus, verdwijnt echter de Geest, en
de Stof alleen wordt beschouwd als werkelijk te be-
siaau. Door onbeperkte vereenigingen van atomen
worden de verschillende vormen der voorwerpen tc-
weeggebragt. Zelfs onze eigene waarneming van uit-
wendige voorwerpen, die wij gewoonlijk beschouwen
als strikt geestelijk iu haar karakter, word! in dit
stelsel dooreene zonderling materialistische hypothese
verklaard. Alle dingen werpen, iu dit stelsel, aan-
houdend beelden van zich zelve af, die, nadat zij de
omringende lucht niet zich vereenzelvigen, de ziel
binnendringen door de poriën van het ligchaam. Het
oog, b. v., is zamengesteld uit waterig vocht, en het
water ziet. Maar hoe ziet het water? Het is door- j
schijnend en neemt het beeld op van alles, wat het
aangeboden wordt. Zelfs de ziel was, volgens Demo-
critus, uit de fijnste vuuratoincn zamengesteld, en
al hare kennis ontstond door ligchamelijkc aanraking,
door de indrukken welke uitwendige voorwerpen op
de uitwendige zinnen maken. Alle kennis was, oin de
taal van Kan\' te gebruiken, naar zijn inzigt plucuome-
Himl,
en daarom beschouwde hij alle ineusehelijkc
kennis als onzeker, en niet volstrekt, maar slechts j
betrekkelijk waar. De geheele natuur, volgens de
Atomistische hypothese, beslaat uit een ji!<;/h„i en
een tacuuM ; het plenum bestaat uil oorspronkelijke
-ocr page 268-
:>:>-\'
AUD.EANEX of <U DIANKN — AUWKNTKS.
vertaling in het Singaleesch te gelijk verloren geraakt
zijn. Uit de weinige gelegenheden, ilie ik gehad heb
om met den inhoud dezer coinmentariën bekend te
rakep, zon ik afleiden, dal zij veel meer overvloede»
van bijzonderheden aangaande wonderdadige lu--
selienkonisl dan de 1\'itakas, die zij moeien verklaren.
In de Mahawansu, hoofdst. XXVII. word! gezegd,
dat al di\' thcros en aeluirivns lleciaars\') deze conipi-
latie in dezelfde achling hielden als den oorspronke-
1 ijken tekst. .Niet lang geleden naren de priesters van
Ceylon nok van dit gev uden : maar toen de inonigvul-
dige dwalingen, waarvan zij overvloeit, liiin aan het
verstand werden gobragt, trokken zij zich terug, en
nu beweren zij. dat zij alleen de woorden van Koeddha
als ontwijfelbare wauheid aannemen. Te dien einde
bestaat er het gezegde, dat de woerden \\an de pries-
tersehap goed, die van de rabat.- beter, maar die van
den alwetende de beste zijn. Van Colebrooke verne-
iiicn wij, dat Ift eene algemeen aangenomen en goed
gegrondveste mecning \\an de geleerden in Indië is,
dat geen boek geheid en al vrij van veranderingen en
tn-seheniiistellingen is. voordat er eommcnlariën op
gemaakt zijn: maar als eens een coininentaii\' in he!
Hebt gegeven is, kan gecne vervalsehing meer slagen,
dewijl de blijvende einnmentaii\' elk gedeelte nptee-
kent, en overhel algi meen elk woord verklaart." Dv.e
commentair beeft in de schatting van de priesters van
Boeddha in de laat-fe tijden veel van zijne belangrijk-
heid verloren, en zij geven gewoonlijk de voorkeur
aan eene dadelijke verwijzing naar den tekst van de
H \\N\' \\ (zie ald.\'l of heilige boeken.
AUD.EANEX ofAudiam:x. eene (\'hristen-seetc in
de vierde eeuw ontstaan, die. haren naam kreeg naar
Audreaus of Andins, of in bet Syrisch naar Udo. een
inboorling van Mesopotamië. Deze schijnt een man
van grotde vroomheid en naauwgezetheid geweest te
zijn, en getreurd tehebbenover de wercldsgezindheid,
die onder de geestelijken van zijutijdheerschte. Zijne
veelvuldige vertoogen over dit punt stelden hem bloot
aan veelvuldige vervolging, en ten laatste aan oxeom-
munieatie. Aldus uit de heersebende kerk gesloten,
slaagde bij er in om rondom zich eene partij ie veiva-
melen, die mei hem in inzigten en gevoelens ovcrecn-
stemde, en met welke hij afzonderlijke bijeenkomsten
voor geestelijke stichting hield. De geestelijken,
ziende dat de nieuwe seete in belangrijkheid toenam,
wendden zicb nu tot de burgerlijke overheid, en de
Audianen werden met gestrenge straffen bezocht, die
evenwel slechts dienden oni bun aantal te doen toe-
nemen, en het gevoel des volks te hunner gun Ie op
ie wekken. Verscheidene bisschoppen cugeestelijken
van verschillende graden schaarden zich nu aan hunne
zijde, en Audius had invloed genoeg, om zich als
his-chop met geestelijk gezag over de parlij te doen
w ij.Ion. Deze stap voltooide hunne afscheid ing van de
hcerschendo kerk, met welke zij niet. alleen weigerden
om gemeenschap te houden, maar zich zelfs in het
gebod te verecnigen. De orthodoxe bisschoppen klaag-
den 1111 bij den keizer, die in zoo verre aan hunne ver-
toogen toegaf, dat hij Audius op gevorderden leeftijd
naar Scvthië verbande. De fiothen hadden zicb in dat
verre land gevestigil, en Audius stelde nu ijverig zijne
pogingen in het werk, om dat volk tot bet Christendom
te bekecien. Hij bouwde kloosters onder ben, wijdde
bisschoppen, en het gelukte hem niet weinigen van
het Heidendom tot bet aannemen van het Christelijk
geloof te brengen. De Audianen worden beschuldigd
van op ecnige punten van gezonde inzigten aangaande
de waarheid te zijn afgeweken. Iliiune tegenstanders
beschuldigden hen, en waarschijnlijk niet zonder
grond, van te deeleu in de dwalingen der Axtiiropo-
jiokfiiikten ("zie ald.\'l, en te beweren, dat God eene
nienscbelijke gedaante bezat, en dat de uitdrukking
in (ien. I. : il: „God schiep den mensch naar Zijn
beeld", letterlijk opgenomen moest worden, en moest
bctcekenen, dat bet ligchaaui des meuschen naar den
vorm van het Goddelijk Wezen gemaakt was. Een
ander punt, waarop de Audianen van de heerschende
kerk verschilden, was ten opzigte van den tijd, waarop
hei Paaschfeest gevierd moest worden. In deze zaak
waren zij Quarlodecitnanen en geloofden zij, dat bet
Paaschfeest gehouden moest worden op denzelfden
dag, waarop de Joden het vierden. Dus keerden zij
in dit opzigl tot het oude gebruik lenig, dat door
het concilie van Niccea in 325 veroordeeld was;
zij beschuldigden dat concilie van het Paaschfeest
verzet te hebben om keizer Constantijn te vleijen, en
liet mei zijn geboortedag Ie doen zaineu\\ allen. De
Audianen verdedigden hunne meeningen over het
onderwerp, door zicb te beroepen op de Apostolische
constitutiën. Deze secte, die haar vöornuainsten
invloed verkregen had door de vervolging, waaraan
zij was blootgesteld, verdween trapsgewijze tegen het
einde der vierde eeuw.
AUDI E NT ES (Lat ij u howeadea), eene van de klas-
sen van catechumenen of gcloofslcerlingen in de eerste
Christelijke kerk. /dj kregen hun naam wegens de
omstandigheid, dat zij toegelaten werden om preéken
te. hooren en de Schriften in de kerk te hooien voorle-
zen, maarzij inogten bij de gebeden niet tegenwoordig
-ocr page 269-
Al mTKTTR —AUfiSHUKGSOHR CONFESSIE.
wordt een aantal secretarissen cu klerken gebezigd.
I )(•/.(• posl i^ zeer winstgevend.
AUfiSIM\'1KJSCI-IE CONFESSIE, .ene geloofs-
belijdenis die in 1530 door Melauthon, geholpen door
\' Liither. opgemaakt, en in naam \\ all de l\'rolestaut.schc
partij aau den rijksdag te Augsburg, waarbij keizer
Kar- I V. voorzat, aangeboden werd. Eenige Roomsche
godgeleerden werden er benoemd om haar te onder-
/.oeken, en toen deze met hunne aanmerkingen voor
den dag kwamen, ontstond er een geschil tusschen hen
rn Melauthon, die door eenige zijner partij geholpen
werd. Dil leidde lot verscheidene wijzigingen van de
belijdenis, niet het doel om de Kooniscbgezinden (e
gelieven; alle pogingen om de eensgezindheid te be-
vorderen waren echter vruchteloos. De Augsburgschc
eimfessie bestaat uil acht en twintig hoofdstukken,
.vaarvan een en twintig gewijd zijn aan de uiteenzetting
van de hoofdpunten der Protestantsehe leer, en zeven
aan eene blootleggiug van de dwalingen cu misbrui-
ken, welke lot de afscheiding van de Kerk van Rome
geleid hadden. De belijdenis werd op eene volledige
vergadering vau den rijksdag voorgelezen, en getcc-
kend door i\\r\\i keurvorst van Saksen en drie andere
vorsten van hei Duitsehc rijk. Johannes ïfaber, later
aartsbisschop van Weeiien, en twee andere Roomsche
godgeleerden maakten een antwoord op dil si uk op,
hetwelk de ooizaak was, dat Melauthon in 1 53 I zijne
Apologie voor de Augsburgsche confessie vervaar-
. digde. Deze belijdenis is sedert den tijd vau Luther
lot heden als de standaard van de leer inde T.utiicrsche
kerk aangenomen. De uitgave vau 1530 is het wct-
; tige geloofsformulicr; eeue eenig/ins veranderde nit
gave werd door Melauthon in 1540 bezorgd. Hel
tiende artikel leert, dar het werkelijke ligchaain en
o! icd van Christus aanwezig zijn in het avondmaal,
onder het brood eu den wijn, cu uitgedeeld en ont-
vangen worden. Ten gevolge van deze duidelijke ver-
klaring van de Luthersche leer der consubslautiatie,
weigerde de Hervormde of Zwingliaansche partij om
de Augsburgsche confessie te ouderteekeuen. Daarom
boden de keizerlijke steden Straatsburg, Constanz,
Liiulau en Memmingen eeue afzonderlijke geloofs-
belijdenis aan, die door Bucer opgemaakt was, en
I Coiifessio Teti\'/ipolitfiiia, de belijdenis der vier steden,
I genoemd werd. Tiet eenige punt, waarop deze hoofd-
zakelijk van de Augsburgsche confessie verschilde,
was dat over de ligehainelijke tegenwoordigheid van
Christus in het avondmaal, dat door eene werkelijke
en toch geestelijke of sacramentale tegenwoordigheid
vervangen werd. Deze confessie \\\\v\\-\'\\ den keizer in
zijn. T)e schrijvi\'i\' vhu de Vpo>1 <>li>ciic eonstiinticn
zegt, dal voor dat de gebeden dei- kerk beguiiiieu.
onmiddellijk na de preek, de diaken het bevel moesl
uitvaardigen: N* r/ui» innlieulinui, ,■ ■ t/i\'h iiiji>leli,ii.i.
Laai niemand der /luilien/e», lnal niemand der nngcloe.-
vigen tegenwoordig zijn. en dadelijk verlieten zijde
kerk. De boetelingen werden oudtijds door de kerk
in vier klassen verdeeld, die door de Latijnen//.•//\'«.
t.reurders .f weeners, umlienfex, hoorders, mi//s(,nH,
liggendeu, cu ro/ixisfeu/rx, inedeslaauders, genoemd
werden. Maldonatus verdeell hen in drie klassen, r!e
viiiUeiitf, de co/iijjr/e/tfrt en de iinnili-.ik*. Suiecr, die
hen sic* 1\'!-■ in l\\\\ cc klassen, de iniilie,ife» en de nii.i/ie-
leute»
verdeelt, zegt, dal er _\'cci>c vermelding is van
de orde der boetelingen, hoorders gelieeten, vóói den
lijd van Novatus: hoewel er anders eeue plaats voor
hel houren der Schriften en der preek in de kerk
toegestaan was aan Heidenen, .loden, keilers, scheur-
makers en den tweeden rang der catechumenen, die
daarom gewoonlijk hoorders genoemd werden, lang
vóór den lijd, waarop die naam aan boetelingen al-
eeue afzonderlijke orde gegeven werd. Toen hij op
hoetelingeii werd loegepast, word iiii gegeven aan
hen, die liet iweede gedeelte, der lucht ondergingen;
hel was hun geoorloofd de kerk binnen Ie treden.
Grtgorius Thaumaturgus wijs! hun hunne plaats aan
in den ,i\'trthejr, den voortempel of hel laagste gedeelte
der kerk, waar zij naar de preek stonden te luisteren ;
zij wenlen weggezonden, zoodra deze geëindigd was.
De lijd der beproeving, waaraan de (imlieute» onder-
worpen waren, hing af van de verschillende toestanden
der personen, doch het concilie vau Rlvira bepaalde,
dat hij gewoonlijk twee jaar duren zou.
Al DITEI\'R, een reglcrlijk beambte van de Apos-
tolisehe kamer te Rome, die, wanneer hij ingeroepen
wordt, de onmiddellijke gewoneregter is in alle zaken
behoorend^ tot lul gebied dei- kerk. Hij heeft met
uitsluiting van elk ander het regt, om beslag te leggen
op de goederen van hen, die bij overeenkomst aan de
Apostolische kamer schulden te voldoen hebben. Hij
heeft met de beambten der kamer dezelfde rnagt over
alles, wa* bel rekking heefl op de Apostolische brieven,
o|i alle contracten, die wettiglijk aangegaan zijn, en
eenvoudige beloften tusschen man en man. De audi-
teur heefl ook eene groote magt en hel regt vau
besehuldiging in alle erimincele zaken,en heeft onder
zich een provoost en verscheidene advocaten. Aan
hem ondergeschikt zijn twee rollers in burgerlijke
zaken, die altijd prelaten zijn, en een halsregter met
twee assessoren. Op hel kantoor van den auditeur
-ocr page 270-
254                                                           AUGUR — A.UGUSTINÜS.
liet Latijn on hel Duitsch aangeboden, maar hij wei-
genie Ie veroorloven, dal zij inliet openbaar gelezen
werd, hoewel hij er in toestemde, om te luisteren naar
ecue weerlegging er van door Roouische priesters.
Toen (leze afgdoopen was, eischtc hij, zonder rede-
twistcu toe te slaan of aan de weigerachtige steden
te veroorloven ecne eopij van de wederlegging Ie be-
zitten, onderwerping van deze aan de Kerk van Home;
zij weigerden echter hieraan te voldoen. De vier steden
gingen gedurende een aanmerkelijk tijdvak voort met
hare eigene geloofsbelijdenis aan te kleven; eindelijk
gaven zij echter toe en ondcrtcckcnden de Augs-
burgsehc confessieiu Mei 153(i bij de Witteubergsche
coucordia, waardoor zij een gedeelte der Lutherscbe
kerk werden.
AUGUR, een waarzegger uit de vlugl en hel ge-
schreeuw der vogelen bij de Romeinen. De oorsprong
van hel ambt is gewikkeld iu de duisternis en fabelen
van liet eerste tijdperk derRomeiusche republiek. Ro-
lliulus, de eerste koning, heeft, naar verhaald wordt,
een collegie van drie Aiigiireningesteld. Numavoegde
er later twee bij. De Oguluiaausche wet, die iu 300
V. (.\'. aangenomen werd, vermeerderde het aantal tot
negen, waarvanervijf uit de Plebejers of burgerliedcu
gekozen werden. Ten tijde van den dictator Sulla
klommen zij tot vijftien, een aantal dat bestaan bleef
tol aan de regering van Augustus, toen bun aantal voor
onbepaald werd verklaard, engeheel afhankelijk werd
van den wil des keizers. Keu augur behield zijn ambt
gedurende zijn leven, en was onderscheiden door ei n
lang purpcrklced, dat tot zijne voeten reikte, en over
den linkerschouder geworpen werd. liij plegtige ge-
legenheden droeg bij ecne guirlande op het hoofd.
Zijne voornaamstepligten waren bovennatuurlijke tee-
kenen gade te slaan en die bekend te maken. Hij was
ook de bewaarder der ceremonicelc wet, en moest zijn
raad geven over de boetedoening voor wondert eekenen
en andere zaken, die de godsdienstige plegtigheden
betroffen. De bronnen voor zijne kunst waren drie-
voudig: 1. de formulieren en overleveringen van het
collegie, dat iu oude tijden op de nonen van elke maand
vergaderde; .!. de uiiguralea libri, boeken der augureu,
die zelfs ten tijde van Seueca bestonden; •">. ilceom-
mentatii atigur/i»i,
commentariên van de augureu,
zooals die van Messala en van AppiusC\'lodiusPuleer,
die van devorigeu onderscheiden schijnen geweest te
zijn, als de verhandelingen van geleerden van aauge-
nouien heilige schriften. De auguren moesten ook
magistraten en generaals bijstaan iu lief gadeslaan der
Ausriciks izie alil.). In de errstc tijden werd bij de
Romeinen aan de voortcekenen veel belang gehecht,
en werden de Auguren, die i■ene invloedrijke unie iu
den Romeinschen slaat uitmaakten, in groote achting
gehouden. Gedurende vele eeuwen hield deze staal
van zaken aan, en eerst tijdens de regering van keizer
Tbeod: sius werd liet collegie van Auguren geheel en
al afgeschaft.
AUGUSTALES, ecne priesterorde door keizer
Augustus ingesteld, naar wien zij hunnen naam kre-
gen, wier pligt bet Was de vereering Ie bestureu,
j die aan de Laren en Penaten, welke geplaatst waren,
waar twee of meer wegen te zanien kwamen, bewezen
] werd. Dezelfde naam werd door eeuc andere pries-
j terorde gedragen, die door Tiberius ingesteld werd,
i om de vereering, aan Augustus bewezen, te besturen.
|                                          O»                     n
Deze Augustales werden door bet lot uit de voornaam-
; ste personen van Rome gekozen, en waren vijf en
twintig in getal. Dergelijke priesters werden ook
! aangesteld, om tegenwoordig Ie zijn bij de vereering
van andere keizers, die na hunnen dood vergood wer-
! den. liet blijkt, dal Augustus inde provinciën, hoewel
niet in Rome zelf, gedurende zijn leven aangebeden
werd. Het leiden der vereering werd aan de Sodales
Aiiyuslalestoevertrouwd, terwijl de offeranden en an-
dcre declen der vereering door de Mtiuii/ies August/tiet
verrigt werden.
AUGUSTALEN, spelen te Home en overliet ge-
lieele Romcinsche rijk, ter eere van Augustus, gevierd.
Xa den slag van Aetium werd er een feest ingesteld,
dat om de vijf jaar gevierd zou worden; ook werd de
geboortedag van Augustus als een godsdienstige fcest-
dag gevierd. Tempelen eu altaren werden iu de pro-
viuciën te zijner cere opgerigt, en de Augustalen
werden met de meeste naauwgezethcid iu acht gcuo-
men. De dag der terugkomst van Augustus te Rome,
nadat hij Griekenland bezocht had, 10 v. (\'., werd als
een heilig feest gevierd, dat den naam van Augustalen
ontving. De senaat bepaalde echter in bel jaar 11 \\.(\'.,
dat de Augustalen op den geboortedag des keizers
gehouden zouden worden, en deze spelen hadden bij
voortduring in verschillende deden van liet Romein-
sebe rijk, gedurende meer dan twee eeuwen na den
dood van Augustus, plaats.
AUGUSTINUS, de uitstekendstc der Latijnsche
kerkvaders, ecu inau wiens leven en werken een belang-
rijk tijdperk in de geschiedenis der Christelijke kerk
uitmaken. Deze waarlijk groote mauwen! tcTagastc,
eene stad van Numidic iu Noord-Afrika, in het jaar
354 geboren. Aan zijne ouders, maar voornamelijk
aan zijne moeder Mouiea, was hij eene zorgvuldige
-ocr page 271-
AI\'GI\'STINLS.                                                                      355
opleidine in de kennis der Christelijke leer v;m zijne
eerste jaren af verschuldigd. De geschiedenis van het
eerste lijdvak zijns levens wordt aldus kortelijk door
Neander gegeven : — „Ongevoelig ontwikkelden de
eerste kiemen des geestelijken levens zieh in de ziel
van den vromen knaap, die dagelijks iti het voorbeeld
zijner godvruchtige moeder zag, welken rijkdom het
leven des geloofs ook aan den niet wetenschappelijk
gevormden menseli vermag mede te deelen. Maar
negentien jaar oud, liet hij zich te Carthagn door de
verstrooiingen en liet verderf dier groote stad vcrlei-
den om de rigting, die eene vrome opvoeding aan zijn
leven gegeven had, te verlaten, en volgde er bij liein
op het tijdperk van kinderlijke godsvrucht een tijd van
innerlijkcn tweespalt en strijd. Eer hij de ware rust
kon vinden, moest het vuur van zijn krachtig gestel
door den invloed der godsdienst gelouterd en veredeld,
moesten de groote, van alle banden al\'keerige krach-
ten, die in hem lagen, na hem in den maalstroom des
levens geworpen te hebben, door eene hoogere he-
nielsehe magt beteugeld en geregeld, eenen hoogeren
geest geheiligd worden. Maar gelijk het woord eens
tijdgenoots of voorzaats niet zelden een grooteu iu-
vloed uitoefent op liet leven des menschen, omdat, het
weerklank vindt in neigingen en idecn, die tot hiertoe
in zijne ziel sluimerden, en daardoor nu eensklaps
gewekt en lol helderheid gebragt worden, zoo maakte
ook eene uitspraak in den Horteasitts van Cicero over
de waarde en verhevenheid der wijsbegeerte, die Toe-
val lig de aandacht, van August inus tol zieh trok en in
zijn binnenste weerklank vond, een diepen indruk op
zijne ziel. Plotseling werd daardoor zijn oog geopend
voor de geestelijke en zedelijke behoeften zijner na-
tuur, en een onbeschrijfelijk verlangen naar het ware
en goede in zijn hart gewekt. Diep in zijn binnenste
ontwaakte de bewustheid van een hoogste goed, als
het eenig waardige doel van \'s meusehen streven,
waarbij alles, wat hem tot hiertoe bezig gehouden en
verblijd had, nietig was. Maar ofschoon dal verlangen
naar het hoogere, eenmaal zoo krachtig in zijne ziel
gewekt, daaruit niet gansch weder verdrongen kon
worden, waren de onreine en sterke driften van zijn
vurig karakter nogtans te magtig, om hem nu reeds te
veroorlooveu zich daaraan geheel over Ie geven, en de
verlokselen van het nietige, dat hij gaarne verachten
en ontvlieden wilde, te wederstaau. Kr begon van
nu af een strijd in zijn binnenste, die elf jaar lang
aanhield."
Augustinus werd, terwijl hij nog jong was, door eene
zware en gevaarlijke ziekte aangegrepen, in den loop
waarvan hij eene ernstige begeerte ie kennen gaf, om
door de plegtigheid des doops in de Christelijke kerk
opgenomen te worden; ten gevolge van zijne herstel-
ling werd echter het volvoeren dev plegtigheid nitge-
sleld. Alvorens zijn geest tot rijpheid gekomen was,
en terwijl hij nog een vreemdeling was aan liet inner-
lijke Christelijke leven, hoewel geen vreemdeling aan
de openbaringen van den bijbel, nam hij de dwalingen
der Mrttiickreitrs (zie ald.) aan, en werd bij plcgt igals een
lid der scetc aangenomen; hij trad eerst in de klasse
der hoorders, die slechts eeue gedeeltelijke en onvol-
maakte kennis van hare bijzondere leer verkregen.
Daarbij van nature van eene vurige geaardheid was,
I kon hij niet tevreden blijven met de weinige kennis,
die hij als nieuweling kon opdoen, liet was zijne
j vurige begeerte, om in de klasse der iiUrcAoreuen
opgenomen te worden, en dus bekend te worden met
de mysteriën der secte. Na vele bijeenkomsten met
Faustus, een van de voornaamste Manielueïsehe
leeraars, kon hij zelfs van die leerstellingen, die ile
secte verklaarde te gelooven, geenc voldoende, kennis
verkrijgen, en na tien jaar van zijn leven in ijdele en
vruehtelooze pogingen om liet stelsel magtig te wor-
! den doorgebragt te hebben, werd hij in een staal van
volkomen onzekerheid geworpen. Daarom van hel
Manielneïsmus afstand doende, rigttc hij zijn geest
op een vurig streven naar de waarheid. Gedurende
eenigen tijd was hij in gevaar van Int volkomen seep-
licisinus te vervallen: door de Christelijke opvoeding
zijner eerste jaren werd hij er echter van gered. Een
heetc si rijd volgde er nu in zijn gemoed, die aldus door
Neander beschreven wordt: — „ I5ij dien strijd in zijn
binnenste verkregen de w rken der Platonische en
Nieuw-Platonische wijsbegeerte, die hij uit Latijnsehe
vertalingen kende, een grooteu invloed op zijnen geest,
Hij zelf zegt er van, dat zij een ongelooflijk vuur
in hem ontstaken, /.ij vonden weerklank in zijne
godsdienstige overtuiging, en inderdaad slechts eene
wijsbegeerte, die, gelijk deze, zich aansloot zoowel
aan de uitspraken der ingeschapen bewustheid van
(iod, als aan de behoeften van het godsdienstige hart,
en daarbij .te gelijk, zooals het nieuwere J\'lalonisinus,
in haren vorm zoo menige wezenlijke of schijnbare
overeenkomst bezal niet het Christelijke, dat van zijne
jeugd al\' hem was ingeplant, — slechts zulk eene
wijsbegeerte kon bij zijne toenmalige stemming des
gemoeds zoo groote aantrekkingskracht voor hem be-
zitten. Ccwiglig was de beoefening dier wijsbegeerte
in de gevolgen voor hem, daar zij hem van het scep-
ticismus tot de helder ontwikkelde bewustheid van
-ocr page 272-
vTlNUS.
getuigenis harcr Goddelijkheid. Zijn godsdienstig en
zedelijk bewustzijn was nu voldaan; zijne begeerte
i naar kennis alleen zocht nog voldoening. Gedurende
eenigen tijd waren zijne ideén aangaande het Christen-
dom, in dit tijdvak der geschiedenis vau ziju gemoed,
i met de bijzondere leerstellingen van de Platonische
I wijsbegeerte vermengd; van deze vreemde, oniiaiunr-
; lijke verceuiging werd hij trapsgewijze en in i\\^n loop
des 1 ijds geheel \\ crlost.
De persoon, aan wien Augustiuus waarschijnlijk
meer dan aan eenig ander zijne heldere en sehriftma-
li;:o inzigteu in de Christelijke waarheid verschuldigd
was, was de uitstekende .Vmbrosius, bisschop van
.Milaan, aan wiens omgang en prediking hij steeds
zeide de grootste verpligling !.• hebben. Door de
i medewerking- van dezen prelaat kreeg hij ernstige
indrukken, en na door verscheidene weifelingen van
gedachte en gevoel gegaan Ie zijn, kwam hij tot het
besluit, om openlijk zijn gelooi in de Christelijke gods-
diensl ie belijden, en toen hij zijne begeerte aan
Ainbrosius kenbaar gemaakt bad, werd hij in osï Ie
Milaan gedoopt. Deze gebeurtenis verschafte zijne
moeder Mouica de grootste vreugde, daar zij de
vervulling was van haar ernstig verlangen en geïnd
len behoeve haai-- zoons. Dikwijls had zij met al de
1 bezorgdheid en den ernst eenci u-ome moeder bij
! hem aangedrongen op hel van harte aannemen van
die plcglige waarheden, die gedurende haar gehcele
! leven de lroost en de vcrligting harcr eigene ziel ge-
weest waren. Nu was zij gereed om niel ^\\cii bejaarden
Sinieon uit te roepen: ...Nu laat (iij, llcerc! Uwen
dienstknecht gaan in vrede, naar IV woord: want
mijne oogen hebben I we zaligheid gezien.\'\' Zij over-
leefde de blijde gebeurtenis ook niel lang, want op
haar terugtogl naar Afrika met Auguslinus, na diens
doop, werd zij te Os! ia, aan de hoorden van den \'fiber,
| door eene plotselinge ziekte aangegrepen, en stierf zij
aldaar na weinige dagen.
A ngiistinus gevoelde diep het onherstelbare \\ erlies,
dat hij nu geroepen was om te ondergaan. In plaats
vau zijne reis naar huis voort te zetten, bleef hij een
aanmcrkclijken tijd te ftome, en bragl dien aldaar
door mei hel schrijven van verscheidene uitstekende
theologische verhandelingen, die voornamelijk tegen
de Maniclneïsche ketterij gcrigt waren. Zijne inzigten
in de Goddelijke waarheid waren nu veel juister en
schriftmatiger, en hij keerde naar Carthago terug, in
den lusten zin der uitdrukking, als een veranderd
mensch, een nieuwmenschinChristusJezus. Zijneuit-
inunleinle geschril\'ten werden niet weiiiiggcwaardeerd.
i50                                                                       \\i (il ;
eene onloochenbare objfctierr waai hei il Leidde, zijn
geest, door hel MauicheÏMitnx aan zinnelijke heelden
gewoon, tot afgetrokkenc bespiegeling vormde, zijn
denken, door de verbeelding beheerscht, tot strenge
wetenschappelijke redenering verhief, en hem van het
Jitalisuiii.i bragt tot de ruusn/ueiite erkentenis \\an één
oorspronkelijk wezen; hoewel ook daarbij weder het
gevaar voor hem ontstond, van tol hel andere uiterste,
een eenzijdig moiiixuiut, gevoerd te worden. Aanvan-
kelijk kwam hij langs de/en wegrot een godsdienstig,
Christelijk gekleurd idealismus, en eerst later ging
hij daarvan over tol het eenvoudige Evangelische gc-
1 lof. In den beginne was de Platonische wijsbegeerte
hein alles, en zocht hij niets hoogers. Allecu de kracht
van de godsdienst zijner jeugd, die zoo diep in hel
binnenste zijner ziel was geprent, hok hein, gelijk hij
zelf zegt, toi de Schriften heen. die van haar getuigen.
Hel\'stond hij hem vast, dal, gelijk er maar ééiu
waarheid is, /.uu ook deze godsdienst mei die hoogste
wijsheid niel in strijd kan zijn, en dat Paiilus niet
zulk een voortreffelijk leven had kunnen leiden, als
men in hem bewonderde, indien de hoogste waarheid
hem ontbroken had. Daarom meende hij in den be-
ginne, dal het Christendom hein niets anders scheuken
kon, dan oji zijn hoogst een nienv.cn vorm voorde
waarheden, welke hij reeds uit de Platonische wijsbc-
geerte had lecreu kennen. Christus stelde hij zich
voor als een profei I, die in verlichting en heiligheid
alle vroegere profeten overtrof, en door God in de
wereld was gezonden om de waarheden, welke langs
den weg van wijsgeerige onderzoekingen slechts aan
weinigen waren bekend geworden, door autoriteitsge-
loof lot hel gemeengoed des ganschcn mensehdonis
Ie maken. (lp dil standpunt wisl hij alle waarheden
des Christcndoins uil zijn Platonisch idealismus af te
leiden. Hij meende die Ie verslaan en sprak er over
gelijk een kenner, die van zijne zaak zeker is; maar
hem ontbrak daarbij, zooals hij later zelf betuigde,
hel eenige noodige om een helder inzigl in het < \'hris-
tendom Ie verkrijgen, bij welks gemis men steeds aan
t\\f\\i schelp er van blijft hangen, zonder immer tol den
parel door Ie dringen: de liefde die uil de bron des
ootmoeds vloeit."
De inwendige strijd, dien Augustinus aldus on-
derging, maakte hem des te heler gereed ..... de
ondervinding van Paulus te begrijpen, wiens Brieven
hij op dezen tijd mei ijver begon te beoefenen, liet
Christendom verscheen hem nu in eengeheel nieuw
licht. 11 ij gev (.chic de voor zich zelve getuigende kracht
der waarheid, en dit was voor hein eene subjectieve
-ocr page 273-
\\U(4USTIXUS.
•257
De oogen van vele erustigemannen riglteiiziehop hem
als op iemand, die naar alle menschelijkc waarschijn-
Iijklicid bestemd was. om aan de /.aak der waarheid
goede diensten te bewijzen. Op ernstig aanhouden
der vrienden van ware godsdienst in zijn geboorte-
district, werd hij overgehaald om de wijding te onder-
gaan, en hij werd dan nok in •\'!\'.! I tol presbyter, en in
•\'}\'.>.") tot bisschop van llippo, nabij t\'avthago, gewijd.
De verheffing van Augustiuus tot het bisschoppelijk
: amlii had kort na den dood van kei/er Thendosiiis
plaats. Van dien lijd al\' neeinl liij ecne vournamr
plaats in de kerkelijke geschiedenis van hel lijdwik in,
en gedurende vijf en dertig jaar e,in:;- hij, do ir zijne
schriftenen prediking, voort mei een onvcrgankel ijken
indruk te maken op de eeuw, waarin hij leefde, en
in geene geringe maio invloed uil Ie oefenen op de
theologiselu! nieeuingen van velen, gedurende ecu aau-
lal eeuwen, nadat hij bij zijne vaderen verzameld «as.
De twee groot e twisten waarin hij, van zijne wijding
tot zijn dood, een werkzaam en voornaam aandeel
nam, waren eerst die mei de Do\\\\\\risTKx(zicald.), en
daarna die mei de Pkiagi.vnkn izieald.). DeDouatis-
lisehe Iwisl had bel rekking op de belangrijke vraag:
Wal maakt de ware kerk uil: - een puul dal een
ruim veld voor beredenering in elke eeuw, \\ au die van
i .Vugiisliuus tot de tegenwoordige, opgeleverd heen.
• \'|i Uil puul was de bisschop van llippo iu zijne in
zigteu niet weinig onder den invloed van de leer, die
; in zijne eerste levensjaren iu zijn gemoed gegrift was,
want hij was zorgvuldig opgevoed in hel denkbeeld,
dal de weg naar den hemel slechts Ie vinden was in
de l\'atholieke kerk. Kerst na zijne bckecriiig, op een
gevorderden leeftijd, kwam hij tol ecu juist begrip
van de ware kerk, als bestaande uil echt geestelijke
gcloovigcu. De Doiiatisteu leerden, dat eike kerk,
die onwaardige leden iu haren boezem verdroeg, door
hen besmet werd, en ophield ceue ware Christelijke
kerk te zijn. /.ij weien derhalve de l\'atholieke kerk
aan als iu dit opzigl gebrekkig, en verdedigden hunne
afscheiding er van als gewettigd door de rede en het
V\\ oord Gods. August ions, de kerk tegen de verkeerde
voorstellingen der Douatisteu verdedigende, wees mei
de grootste duidelijkheid ecu belangrijk onderscheid
aan, dal der aandacht van beide partijen iu den strijd
ontsuapl was - het onderscheid tusscheu de uitwen
digc, zigtbare kerk en de inwendige, ouziglbare kerk.
Dit belangrijke punt van verschil wordt volledig ver-
klaard iu zijn groot werk over de Stad Gods. Deze
merkwaardige verhandeling werd iu I l.\'i begonnen,
maar eerst in l~l> voltooid, en blijft tol op den
huidigeu dag ceue der meest buitengewone voort-
brougsclcu, die ooit uit de menschelijkc pen gevloeid
zijn.
Kort voordat .Vugiisliuus dit beroemde werk begon,
werd hij opgeroepen om legen ecne oudere soort van
ketters de wapenen aan te gorden, wier hoofd Pelagius,
een monnik uit Uritlanje, was, die de leer van den
vrijen wil des meuseben tegenover de voorbeschik-
keiide cu de vrije genade Gods onderwees. Pelagius
en zijn vriend (\'eleslius verschenen iu 111 Ie (\'arthago,
en poogden hunne bijzondere leerstellingen voort te
planten. Door den invloed van .Vugiisliuus, die iu dat
jedcelte overheersehcud v-as, werden twee vcrschil-
lende coucilicn bijeengeroepen, het ceue in Ui, het
andere iu lid, om de leerstellingen van l\'clagius te
veroordeelen, en Ie zclfder tijd de leer van Gods ge-
nade jegens Zijne ware kerk plcgtig ledoen erkennen.
De bisschop van llippo gevoelde,dat de leerstellingen,
die de Pelagianen aanvielen, den grondslag van het
\' Christelijke stelsel betroffen. Daarom begon hij de
I zaak met de. uiterste geestdrift en den meesten ijver
: ie behandelen, iu ecu brief aan den presbvtcrSixtus,
later bisschop van liomc, leide iij de leerstellingen
aangaande genade en voorbeschikking niet /.nik cene
onwankelbare eerlijkheid en stoutheid uit, dat er geene
geringe opgewondenheid towceggebragt werd, alsof
loor zulke leer de bijl gelegd werd aan dcu wortel
der verantwoordelijkheid des ineiischen. liet antwoord
van Angnstinns, gelijk het door Neauderopgegeven
wordt, geeft ceue duidelijke verklaring van het Au-
gustiuiuanschc stelsel. „Hij doen daarin zien, dat de
onvoorwaardelijke voorbeschikking onjuist wordt op-
gevat, wan neer men haar \\ e rlaagl toteene willekeurige
handeling van God, waardoor 11 ij deu menscli, hoe ook
niet zonden beladen, de eeuwige zaligheid schenkt,
daar aan haar uoodzakclijk de mededeel!ng der genade
vooraf moet gaan. De/eis, volgens hem, de bron van
het Goddelijke leven in allen, die haar bezitten, en
dal (duidelijke leven openbaart zich door iuuerlijkeu
drang iu hel volbrengen van liet goede. Doch hel is
niet mogelijk de grenzen aan te wijzen, waar de God-
delijkc werkzaamheid in d^\\[ niensch hier aanvangt cu
ophoudt, en waar de menschelijkc begint cu eindigt,
maar de ecne slaal mei de andere iu onafscheidelijk
verband. De menschelijkc wil, door de Goddelijke
genade bezield, werkt, herboren en geheiligd zijnde,
iu vrijheid het goede, cu de g< nade kan niet werken
dan door den wil, die haar tot werktuig dient. Daarom
zegt Augustiuus: „Zoo wie een kind is van God,
moet zich ook door dcu Geest gedwongen gevoelen,
33
-ocr page 274-
258                                                                 AUGUST
IANEX.
om te doen, wat regt is, en wanueer hij hol gedaau
heeft, zoo danke hij er (Joil voor, dio hem daartoe
kracht en lust heeft geschonken. Maar wie niet doet, I
wat regt is, of dat niet uit het regie beginsel, uiel uit
liefde doet, die wendt zich biddend tol God, opdat de
genade, welke hij nog niet ontvangen heeft, hem
geschonken worde." Op grond \\ au het inwendige
verband, hetwelk August in us aannam tussehen de
eerste zonde en de zonde van alle volgende inenschen,
beweerde hij, dat niemand zich niet de algemccm-
zondigheid verontschuldigen kan, en dat de zonde
daarom niet te minder aan een ieder als schuld kan
toegerekend worden. Wel kon, zeide hij voorts, God
door Zijne genade op het binnenste des inenschen
werken, al ware hij te voren niet vermaand, teregt-
gewezen of bestraft, en al hadden wij niet voor hem
gebeden. Ook kouden al die middelen de bedoelde
werking alleen voortbrengen onder de dubbele voor-
waarde, dat de Goddelijke genade, die zich van die
incusehelijkelusschenkonisl bediende, en zonder welke
zij niets vermogt, daaraan door hare medewerking
kracht verleende, en dat demensch, wiens behoudenis
men zocht, tot het getal der uitverkorenen behoorde.
Maar daar God meermalen die menschelijke lussehen-
komst gebruikte als een middel, om Zijne genade aan
de inenschen te schenken, daar er, zoo lang dit aardsche
leven duurde, geene zekere kenteekenen hestonden,
waaraan men de uitverkorenen van de uiet uitverko-
renen onderscheiden kon, en daar men in den geest
der liefde weu.scheu moest, dal allen inoglen behouden
worden, zoo behoorde men ook, door die liefde ge-
drongen, en in de veronderstelling, dat God zich
van inenschen wil bedienen om inenschen van hunne
zouden Ie hekeereii en te behouden , daartoe alle
middelen, waarover uien beschikken kon, in hel werk
te stellen, terwijl men den uilslag Gode overliet."
Het einde van het leven \\an Augustinus werd door-
gebragt te midden van opstand en bloedvergieting.
De Vandalen, die zich over liet Noorden van Afrika
hadden verspreid, sloegen in Uil) het beleg om llippo.
De oude bisschop werd diep getroffen doorliet aan-
schouwen van de moordtooueeleu die volgden, en hij
bad vurig, dat, als hel (iods wil was, hij naar zijne
hemelsche woning overgevoerd mogt worden. Zijn
verzoek werd hein toegestaan; hij trad in de derde
maand van het beleg in het zes en zeventigste jaar
zijns levens in zijne eeuwige rust. Zoo stierf een van
de iiilslekendste lichten, die ooit hel kerkelijk finna-
inent lubben opgeluisterd. In kracht van verstand, in
scherpte van onderscheid, inkunsl des woordenstrijd*,
wordt hij ouder de de eersle theologische schrijvers
naar verdienste gerangschikt.
AUGUSTINIANEN, een naam somtijds aan hen
gegeven, die de leerstellingen van Ai ui stini s aaune-
meii, vooral die ovei de vrije genade, uil lerkorenhe.id j
en voorbeschikking. Hel grondbeginsel, waarop hel
Augustijuschc theologische stelsel berusl, is de vol-
komen verdorvenheid van den aard des inenschen, en
zijne algeheele onbekwaamheid uil hem zelveu, om
goed ie zijn of goed Ie doen. Indien I nol and vanzede-
lijke hulpeloosheid is hij geheel afhankelijk vanden
invloed der Goddelijke genade, zonder welke hij van
zijn verdorven aard uiel kan worden verlost. In dezen
staat van zaken is hel duidelijk, dal alles wal goed is
inden Indisch, voortkomt uil de \\ rije en onverdiende
genade van God. En volgeus beginselen als deze, wordt
delaal van den Apostel Pawlus In Kom. IX geheel
duidelijk en verstaanbaar. In dal hoofdstuk veron-
(leiM.lt de schrijver duidelijk noeh ecne verkiezing
van God gegrondvest op de voorwetenschap van het
geloof, noch ecne verkiezing gegrondvest op de voor-
kennis der werken, uit hotgcloofvoortkonionde, wanl
Paulusdoet met nadruk uil komen, dal Gods verkiezing
een onderscheid maakte, vóór dat de kinderen geboren
waren, en dus vóór dal zij gelooven konden, en vóór
dat zij iets goeds of iets kwaads konden doen. „Ook
laai hij uiet langer", om de schoone uiteenzetting van
hel stelsel door Neanderlegebruiken, „de verdienste
lijk beid des geloof* voorafgaan aan de out ferm ing van
God, maar beweert, dal de eerste de laatste reeds ver-
onderstelt, om,lal hel geloof mede behoort tot de gaven
der Goddelijke genade. In hetgeen Paulus aangaande
.lakoh en Kzau schrijft t Kom. IX : 1 l), zegt August i-
niis, stelt hij niet tegenover de werken hel geloof, als
den grond der roeping, maar hij steil de roeping
tegenover de werken. De Goddelijke roeping is hier
dus, gaat hij voort, de eerste oorzaak, en het geloof
veronderstelt de roeping. Hoe toch kom! het, vraagt
hij, dal de roeping door de verkondiging van hel
evangelie en door de uitwendige onistandighedi u, die
voor (leze den weg hanen, lol den ecne doordringt, en
tot den andere niet ; dal dezelfde invloeden van buiten
op onderscheidene menseheu ecu anderen indruk ma-
ken, ja, dal de indruk, dien zij bij dezelfde inenschen
teweegbrengen, op verschillende lijden verschillend
is? De almagtige en alwijzc God kan immers de mid-
delen vinden, geschikt om onder alle omstandigheden
niet oiiwederslaanbarc kracht op de inenschen lewer-
ken, zoodat zij, opgewekt, aangetrokken, gevoed en
verlicht, zouden moeten volgen, zonder in zich ecnig
-ocr page 275-
AUGUSTINIANEN.
259
verzcl Ie ontwaren lego» de genade van (iod, die op
hunnen wil invloed uitoefende. Wanl ofschoon men
naai\' waarheid zeggen kan: hel willen des menschen
is niets zonder de ontferming van God; zoo kan uieu
toch niet zeggen: de ontferming en genade van God
zijn niets, zonder liet willen des menschen, daar God
de middelen in Zijne niagl heeft, om iederen niensehc-
1 ijken wil op zulk eeue wijze te buigen, als voor een
iegelijk hei geschiktste is; en daarop antwoordt hij:
Wiens [lij zich in waarheid ontfermt, wien Hij in waar-
hcid verkiest, dien roept Hij op zoodanige wijze, dal
hij, mei onweerstaanbare kracht tol den Roepende
getrokken, dezen, hoewel in vrijheid, volgt."
De Augustiuiauen stonden in hunne leerstellingen
voornamelijk tegenover de Pelagianen. Ten opzigtc
van de vrijheid van dn\\ wil beweerden de laai si en, dat
zedelijke \\ rijheid eene vrijheid van ken/e van goed of
kwaad was. Dit denkbeeld over de nicnschelijkc vrij-
heid werd echter bestreden door de Augustinianen,
die bcwreiden, dal znlk eene \\rijheid volkomen onlx -
staanbaar en onvercenigbaar was mot de volkomene
verdorvenheid van den aard des menschen. De neiging
\\an den inenseh is van nature tot het kwade, hoc kan
zij dan hel goede kiezen? Dezelfde fontein kan niel
zoel en bitter water voortbrengen. „Wie zal eeueu
reine geven uit den onreine? Niel een.\' Indenvei-
dorvcu staat dvr nicnschelijkc natuur vonden derhalve
de Augustinianen een volkomen tegenstand tegen hel
l\'elagiaanschc denkbeeld der mensehelijke vrijheid.
Van daar de noodzakelijkheid van een Goddelijk
b< vennatuurlijk leven, dat de natuur van den meusch
hervormt, en die -.au de genade Gods onderwerpt.
Hel toerekenen van Adams eerste zonde aan zijne
geheele nakomelingschap, zoowel wat de schuld als de
daarop volgende straf aangaat, was eeue andere ken-
merkende leer der Augustiuiauen. Zij geloofden, dal
alleen de schuld van Adams eeffle zonde aan zijne
nakomelingschap werd toegerekend, en niel desehuid
zijner volgende zonden. De gronden voor deze tocre-
keuing zijn, dat Adam de natuurlijke oorzaak en de
vertegenwoordiger vauzijuegeheele nakomelingschap
was. Men kan de algemceue verdorvenheid der men-
sehelijke natuur niel verklaren, tenzij aangenomen
worde, dal alle menschen in de schuld der eerste o ver-
treding detden. De leer der t oei ekening wordt duidelijk
in de Schrift onderwezen: zij wordt voornamelijk in
Itotn. V zoo duidelijk en zoo herhaaldelijk uilecngi zei
en in duidelijke woorden bewezen, dat men onmogelijk
ontkennen kan, dal zij de leer van den Apostel is.
Sprekende over hel onderwerp der toerekening van
Adams eersle zonde merkteen zeker godgeleerde aan :
„Gelijk de veroordeeling van Adam tot ons komt, zoo
komt ook de regt vanrdigmaking door (\'hristustot ons.
Nu weten wij, dal de verdienste van den Zaligmaker
aan uns toegekend wordt , anders zal geene boete-
doening voor bet verledene, en geene hernieuwing van
hart of van leven ooit voor onze aanneming bij (iod
voldoende zijn. Zoo ook moet de schuld van Adam aan
ons toegeschreven zijn geworden. De overeenkomst,
in deze verzen bevestigd, leidt onweerstaanbaar tol
deze gevolgtrekking. Hel oordeel, dat wij schuldig
zijn, wordt op ons overgebragl door de werkelijke
schuld van den eenen vertegenwoordiger, gelijk het
oordcel, dal wij regtrmifdig zijn, op ons overgebragl
wordt door de werkelijke regt vaardigheid van den
anderen vertegenwoordiger. Wij zijn zondaren kracll-
tens de ongehoorzaamheid van éénen man. onafhan-
kelijk van onze eigene persoonlijke zonden; wij zijn
regtvaardig krachtens de gehoorzaamheid van een
ander, i nafhankelijk van onze eigene persoonlijke
hoedanigheden. Wij zeggen niet, dat wij door Adam
persoonlijk zondig worden, hoewel wij zijne verdorven
natuur erven; wij zeggen ook niet, dat wij door Christus
persoonlijk heilig worden, hoewel uit Zijne volkoinen-
heid onze onvolkomenheid aangevuld wordt. Maar
daar het op zijn best eene besmette heiligheid is, die
wij aan deze zijde des doods bezitten, moeien wij iets
meer dan deze hebben, waarin wij voor (iod kunnen
verschijnen, en de regt vaardigheid van Christus, ons
toegerekend en in ons beloond, is dal iels. Hel iels,
dal daarmede in Adam overeenkomt, is zijne schuld,
ons toegerekend en in ons gestraft, zoodat, om de
overeenkomst geheel te maken, wij ook van hemde
toerekening zijner schuld verkrijgen, gelijk wij van
hem zijne verdorvenheid verkrijgen.\'\'
De leer der regtvnardigmaking. volgeus de Augus-
tinianeu, berustte niet op iets inden mensen,maar op
de innige betrekkingtusschen (\'liristus en geloovigcu.
De regt vaardigheid van Christus wordt aatidengeloo-
vige toegekend, gelijk de schuld van Adams eerste
overtreding aan alle menseden wordt toegeschreven.
\' „Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien
éénen menseh velen lot zondaars gesteld zijn geworden,
alzoo zullen ook door de gehoorzaamheid van éénen
velen lol regtvaai\'digen gesteld worden." Door bet
geloof verkrijgt de inenseh niet alleen vergeving van
zouden, maar treedt hij ook iu de gemeenschap des
Goddelijkeu levens met den Verlosser; hij komt lot
de genade, waardooi zijne ziel van de ziekte der zonde
genezen wordt. Hij is niel langer onder de slavernij
-ocr page 276-
260                                                         AUGUSTIJNER MONNIKEN.
der zoude, die tot den dood leidt; maar hij is uu de
dienstknecht der regtvaardigheid, die tol liciliglu id
leidt. Dus wordt in hel Augustijnsche stelsel de gc-
nadc in overeenstemming gebragt met deversehillende
stadiën, waardoor hel Goddelijke leun in de ziel des
mensehen gaat. Als zij eersl den uict-wcdeigcborcn
menseli aantrekt, eu in liem de eerste aandrift lot
goedheid doei ontstaan. en hem doel ontwaken lot een
bewustzijn van zijn zondigen, verloren toestand, krijgl
zij den naam van voorafgaande1 of voorbereidende ge-
nade. Nu gaat zij voort om in hein eene begeerte en
neiging te doen ontstaan tot hetgeen goed is, en wordt
dan werkende genade genoemd. De genade, die liet
Goddelijke leven onderhoudt te midden \\ na\'lever-
zoekingeu en beproevingen, die hein overst el) len.wordl
medewerkende genade geheet en. \\ \'an hier de Augus-
tijnschc leer van de volharding dor heiligen, welke
klaar en duidelijk in liet Woord Gods onderwezen
wordt.
Een van de voornaamste kenmerken der Augus-
tinianen, als onderscheiden van de Pelagianen en
Semi-1\'elagianen , was hun geloof aan de leer der
voorbeschikking en volstrekte verkiezing. Zij her-
den, dat God een zeker en bepaald aantal inonscheu
tot hel eeuwigdurende leven uitverkoos en \\oor-
beschikte. Dii is de duidelijke leer der Schrift.
In 2. Tim. II: 19 wordt gezegd: ..!>\' Heer kent
degenen, die de Zijnen zijn." Hij weet h<>e velen
en wie zij zijn. Daarom wordt er ook van hen ge-
zegd, dat hunne namen geschreven zijn „in hel bock
des levens des Lams." Deze voorbeschikking had
plaats van alle eeuwigheid. Dil wordt verklaard in
Eph. 1:1: „Gelijk Ilij ons uitverkoren heefl in Hem.
vóór de grondlegging der wereld;" en ook in \'2. Thess.
TI: 13 : „Maar wij zijn schuldig altijd God te danken
over u, broeders! die van den Ileerc bemind zijt, dal
u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid.
in heiligmaking desGeestes, en geloof der waarheid."
T)e handeling der verkiezing vloeide voort uil den
onafhankelijken wil Gods. en daarom wordt zij. met
uitsluiting van goede werken, in de Schrift aan de
genade toegeschreven. In Rom. XI: 5 en fi lezen wij:
„Alzoo is er dan ook in dezen legenwoordigen tijd een
overblijfsel geworden, naarde verkiezing der genade.
En indien het door do genade is, zoo is het niet meer
uit de werken: auderzius is de genade gecne genade
meer: en indien het is uit de werken, zoo is hel ge.euc
genade meer: anderzius is hel werk geen werk meer."
Gods voorbeschikking is onveranderlijk, gelijk gezegd
wordt in I\'s. XXXIII: 11 : ..Maar do raad des Hei-ren
bestaai iu eeuwigheid, do gedachten Zijns harten van
: i slat hl e tot geslachte." Zoowel de middelen als hel
doel zijn in het eeuwig besluit vervat. Gevolgelijk,
Gods volk is „verkoren tol zaligheid," en, gelijk er
geschreven staat, „uil verkoren in ( hristus."\' I lel cene
is e\\ eu volkomeu \\ an alle eeuw igheid bepaald als het
andere. Hoewel de bemiddeling van Christus niet de
reden der uitverkorenheid «as waren lot-ll Zijne gr-
hoorzaandieid en Zijn dood de groot e middelen, die
voor de uitvoering van dat genadevolle doel bepaald
waren; eu hoewel de Alinagtige niemand lol heerlijk-
hei d uitkoos, uithoofde \\ au zijn toekomstig geloof en
heiligheid, werd er toch in het eeuwige doch unGodge-
zorgd voor hel geloof en de heiligmaking van al Zijne
uitverkorenen, vóór hunne genieting der zaligheid.
Spoedig na zijne bekendmaking gevoelde men, dat
hel Augustijusche leerstelsel geheel en al tegenover
dal van Rome stond. Xadal de Harbarcu uil het Noor-
den het Romeinschc rijk hadden overvallen , werd er
dan ook eenc tweevoudige leer in de Kerk gedurende
de opvolgende eeuwen voortgeplant; de cene de
ritualistische kerkelijke leer van de meesteu, die tot
de lioomsehc kerk behoorden, eu de andere de Augus-
t ijusche geestelijke leer van reddende genade, beleden
door een aantal geloovigen, die, hoewel zij uiterlijk
lot di Kerk van Kome behoordeu, van eeuw lot
eeuw lol aan de Hervorming voortgingen om tegen
Itoomsche dwaling te protesteren, terwijl zij de
Augustijnsehc leerstellingen der genade beleden en
onderwezen. De lioomsehc kerken zijn voor liet
grootste deel Pelagiaansch; de Hervormde kerken
zijn over het algemeen Augustijnseh.
AUGUSTIJNER MONNIKEN, cene heilige orde
iu de Kerk van Itonie. Men heeft getracht den oor-
sprong dezer broederschap aan Augustinus zelven kic
te schrijven. Men heefl beweerd, dat hij, toen hij
te Milaan was. in een klooster ging, en dat hij bij
zijne terugkeering naar Afrika twaalf monniken met
zich nam. die hij te Hippo, waar zijn bisschopszetel
was, plaatste. Het behoeft niet gezegd je wolden,
da\' dil slechts ecne legende is. De waarheid is, dat
het denkbeeld om zulk cene orde ie stichten door paus
lunoeentius IV. opgevat, maar eersl in l2S(idoor
zijn opvolger Alcxander] V. len uitvoer gebragl werd,
j die verscheidene afzonderlijke vcrecnigingen, welke
I op verschillende plaatsen verspreid waren, in cene
orde, onder één hoofd, vereenigde, en den monniken
al* kleeding een langen mantel mei wijde mouwen
en eme lijn lakcnsehe kap voorschreef, en onder die
zwarte kliederen, andere wille, die niet een lederen
-ocr page 277-
AUGUSTINES (Si.) LEDEHEN GORDEL(BROEDERSCHAP VAN; — AUGUSTINUS. sJii]
ouders een lederen gordel droegen; voor de geschre-
ven wel, dat Klia omgord was met ecu gordel van deze
soort: voor de wet der genade, dal Johannes de Doopcr
op dezelfde wijze gekleed was. Aan zulk ecu gordel
hechten derhalv c vele \\ romen niet weinig waarde ; zij
beschouwen hem als een krachtig middel lol opwek-
king van vroomheid.
Al (il S\'J\'INI S, een werk dal niet weinig invloed
had op hel bewaren van de waarheid Gods, te midden
van de duisternis der Koomschc godsdienst in de
zeventiende eeuw. Hel kwam van de pen van den
beroemden Jansknils (zie ald.), die zijn naam gal\'aan
de welbekende partij der .Iansknistkn (zie ahl.\'i in de
Roomsehe kerk. Jauseuius, bisschop van Vperen, had
twintig jaar van zijn leven aan de bestudering der
werken van Augustinus gewijd. De uitslag van zijne
langdurige onderzoekingen in de talrijke geschriften
van dezen beroemden kerkvader was de uitgave van
den Augustinus, eeu werk dal de leer <ier vrije genade,
die gedurende dertien eeuwen zorgvuldig voor hel
\\olk verborgen was gehouden, in ecu helder daglicht
plaatste, .lausenius leefde om dit grootc werk te
voleindigen, en op zijn sterfbed schreef hij een brief
aan paus I rbanus \\ III.. om het voor de voelen van
Zijne Heiligheid te leggen. Door zijne executeurs
werd de brief verborgen gehouden, en zijn bestaan
zou waarschijnlijk nooit bekend zijn geworden, als hij
uicl lang daarna in handen van den grooteu (oude
was gevallen, door wien hij bekend gemaakt werd.
Naauwelijks wasJ au senius gestorven, o f er werd aan-
gekoudigd, dat Int werk voor de pers gereed gemaakt
werd. Twee jaar verliepen er, voor hel in hel licht
kwam. gedurende welken tijd de Jezuïten onvermoeide
pogingen deden om eene uitgave te voorkomt n. waar-
door zij vreesden, dat hunne dwalingen in de leer
zouden worden blootgelegd, en hun invloed bij gevolg
vernietigd zou worden. Vele pogingen werden er
door de pers gedaan, om den algemecncn geest tegen
den verwachten Augustinus in ie nemen. Mies was
ijdel en vruchteloos. Hel volk brandde van verlangen,
en des te meer omdat de .Ie/u ten zoo hc\\ ig waren in
hunne vcroordeeling van het boek. en niet alleen van
het boek, maar ook van den schrijver, dien zij uu,
hoewel zij verklaard hadden hem Ie vereeren, terwijl
hij leefde, met vreemde tegenstrijdigheid na zijn dood
voor een aarlskcttcr uitkreten. Eindelijk verscheen
het langverwachte werk van .lausenius. Tot nog toe
hadden de vrienden van St. Cvran en de Port-llova-
lislcu over hel algemeen openlijk verklaard, dat zij
de leerlingen van St. Augustinus waren. \\n echter
gordel, vastgemaakt mei een hoornen gesp, om hel
midden gebonden werden. Deze orde werd vervolgens
door verscheidene pausen bevestigd, en liet aantal
monniken nam zoodanig toe, dal zij meer dan 2000
kloosters hadden, die allen voorgaven volgeus de voor-
gewende regels van SI. Augustinus te leven. In het
vervolg van tijd ontaardde de orde, en men bevond,
dat eeue hervorming noodig was, die dan ook eerst
in Portugal in L57 I, en later in Spanje, Italië en
Frankrijk plaats had. f\'lemens Ylll. bevestigde de
hervormde orde in 1000. Deze orde is eene van die,
welke Bedelmonniken genoemd worden. De Her-
vormde Augustijnen dragen sandalen en worden bar-
revoelers genoemd, om hen te onderscheiden van
de oorspronkelijke niet hervormde Augustijnen. Te
Parijs worden zij de monniken van SI. Genoveva
genoemd, daar die abdij hel hoofd der orde is. Er
zijn nok nonnen, die lot de orde der Augustijnsche
kluizenaars belmoren; in bet begin der zestiende
o\'im hadden zij 30<i kloosters. De drie regels van
St. Augustinus, welke aan de monniken dezer orde
elke week in alle kloosters worden voorgelezen, he-
vatten eene reeks van artikelen, die opgesteld zijn
niet het doel, om lot in het kleine het zedelijk gedrag
en de algemeene gedragingen der monniken te re-
gelen. De/e orde werd in 1 l\'J\'A naarde Nederlanden
overgebragt. In dal jaar werd te Haarlem een Augus-
tijner klooster gesticht, en weldra verrees er ook een
te Enkhui/.en, toenmaals eene der meest welvarende
Hollandsche sleden. Den hoogsten roem behaalden
de Antwerpsehe Augustijnen, die hunne gevoelens
uit Wittenbcrg in die koopstad overplautten. En
gelijk de Hervorming uitliet Augustijner klooster te
Witteuberg te voorschijn trad. zoo ontving zij in den
marteldood der Autwerpsche Augustijnen Ie Brussel
den vuurdoop.
De orde der August ijneu is tegenwoordig het kraeh-
tigstc in Sardinië en in Amerika. In ons vaderland
worden ook twee vrouwenkloosters gevonden, die tot
de genoemde orde behooren, het eene Ie St. Oedci-
roile, in 1S01 gesticht, mei 35 nonnen, en hel andere
te liavestein, in 181-5 opgerigt. met 20 leden.
AUGUSTINES (St.) LEDEREN GORDEL
rlïnoi:iu:us( uw van), eene verceniging tol bevordc-
ring van vroomheid in Rooinseh-Catholieke landen.
Men beweert, dat de Heilige Maagd dezen gordel om
hare lendenen droeg, en dal hel gebruik ervan bevolen
wordt door de wet der natuur, de geschreven wet en
de wet der genade. Voor de wel der natuur wordt
opgegeven, dal hel waarschijnlijk is, dat onze eerste
-ocr page 278-
■V i
\\l\'(il STI\\I>.
<lc Augustinus verscheucu was, stelden de Jezuïten
elke poging in liet werk, om de algeiuceue aandacht
van de oudheid der meeniugeu, die door hel werk
verspreid werden, af Ie trekken, en ze te bestempelen
als de enkel individucelc gevoelens vaneen man. die
slechts voor! kort liet tooneel verlaten had. hit was
eeue nieuwe ketterij, poogden zij hel volk diets te
maken, die hel eerst door Jansenius uitgedacht was.
en daarom werden allen, die aan deze bijzondere
leerstellingen geloofden, Jansenisten bijgenaamd,—
eene benaming die, hoe boosaardig ook de geest moge
geweest zijn, die er oorsprong aan gaf,-niet langer
een schaad- maar een eerenaam is. Het Jauseuismus
is lijuregt hel tegenovergestelde van liet Jezuïtisinus,
in leer. in geest en in zijne geheele natuur. Het is
eene worsteling om in de verbasterde en afvallige
Kerk van Kome het Protestantismus staande te lmn-
deu; en iiauuwelijks begint zich liet geringste kra-
leeken van zijn bestaan te vertoonen, of er worden
onmiddellijk pogingen gedaan, om het in de kiem te
smooren. De werking van liet leven, hoe zwak die
werking ook zijn moge, kan niet verdragen worden
Ie midden van den volkomen dood, die in de nfval-
lige Kerk lieerseht. \\ervulging, excommunicatie,
tiitroeijiug zijn de wapenen, waardoor die Kerk, als
zij eene Kerk mag genoemd worden, hare geroemde
eenheid in wezen houdt. Zij maakt eene woestijn, en
noemt die vrede.
De .lezniten gevoelden, dal de uitgave van den
Augnsiiiiiis een noodlottige slag was, toegebragl aan
den invloed, dien zij lang in de Kerk en in de wereld
uitgeoefend hadden. Kr was daarom geen tijd te
verliezen om lui boek, zou mogelijk, in ongenade Ie
doen vallen. Te dien einde werd de pers met verdub-
belde kracht aan het werk gezet. Maar elk geschrift
van de Jezuïten werd onmiddellijk door een tegenge-
sehril\'t van de Jansenisten beantwoord. Pamphlettcu
werden aan beide zijden in grooteu getallc gedrukt.
De strijd werd met eiken dag woedender en lieeter.
Ten laatste kwam Cornet, een .leznii van cenige be-
keudheid Ie dier tijde, met eene l\'orineele aanklagl
\\au ketterij tegen den Augustinus te voorschijn, die
hij bij de Sorbonuc en den paus indiende. De aanklagl
wasover vijf stellingen, die, zeide bij, uil hel werk van
■lansenius getrokken waren. De vijf stellingen door
Cornet opgemaakt waren de volgende: — I. Kenige
bevelen van God zijn voorde regtvaardigen niwitvoer-
baar, eu somtijds zelfs, wanneer zij gehoorzaamheid
beproeven, ontbreekt de noodige genade; i. Niemand
kan inwendige genade weerstaan in den staal der
natuur; \'S. Voor zedelijke verantwoordelijkheid is bet-
niet noodig om vrij Ie zijn van inwendige noodzake-
lijkheid, maar slechts van iiilwendigcn dwang; I. De
Scnii-l\'clagiauen namen de noodzakelijkheid aan van
eene inwendige voorafgaande genade voor elke goede
daad, en zelfs voor de ontvangst van hel geloof; maar
hierin waren zij kettersch,dal zij beweerden, dal deze
genade zoodanig is, dal de wil des meusclieu zich
onverschillig aan haar kan overgeven of haar kan
wedcrslaan; j. liet is Semi-l\'clagiaansehe leer om te
zeggen, (lal Christus vooralle mensehen stierf of Zijn
bloed vergoot. Deze stellingen zijn met de listigheid,
waardoor de .lezniten spreekwoordelijk gekenmerkt
i zijn, in de dubbclzinnigsle eu twijfelachtigste termen
uitgedrukt, lic! plan slaagde naar wensch. De be-
schuldiging van ketterij werd eerst door de Sorbonuc
volgehouden, en daarna door paus [mioccuiitis X., die
dadelijk eene bulleuitvaardigde, waarbij de Augus-
tinus veroordeeld werd, en de gcloovigcu er tegen
gewaarschuwd werden als een boek, dat gevaarlijke,
valsclie en kettersche leer bevatte. Ook werd er eene
vergadering van de Gallieaaiischc geestelijkheid bij-
eengeroepen, waarop de nieuwe ketterij eenstemmig
verworpen werd.
De .Ie/uiten hadden nu hun doel bereikt, en zonder
i dralen werd er een formulier opgemaakt, dal de vijf
stellingen van Cornel bevatte, en ze als kettersch
; veroordeelde. Op hevel moesten alle onderwijzers der
jeugd en alle candidatcn voor heilige orden dit l\'or-
inulier teekeuen, eene schikking die me! voordacht
: gemaakt was, om de Jansenisten in den val Ie lokken.
! In dit gedeelte van hun plan werden de Jezuïten echter
teleurgesteld. liet papier werd gereedelijk ondertee-
kend door allen, die aan de veroordeelde leerstellingen
geloofden; elk voegde er echter eene plegtigc verkla-
ring bij, dat de vijf stellingen niet te vinden waren in
den Augustinus, eu wees aan, waarin de verkeerde
voorstelling lag. De Jezuïten waren woedend, omdat
zij in hunne poging om hunne tegenstanders inden
strik te lokken teleurgesteld waren, /.ij lieten zirb
echter niet weerhouden, om nog verdere pogingen
in dezelfde rigtiug in liet werk te stellen. Daarom
vroegen en verkregen zij van het bof van Kome rene
andere bulle, die de eerste bevestigde en verder ver-
klaarde, dal de vijf .stellingen niet alleen kettersch
waren, maar ook uil .lansenius waren getrokken; en
bovendien, dai de zin, waarin zij veroordeeld waren,
die was, waarin zij in zijn Augustinus waren opge-
gevcn. Toen de bisschoppen deze bulle verkregen
liadileii, maakten zij. door de Jezuïten aangezet, een
-ocr page 279-
AULIS —AUSPICIËN.                                                               263
en als een menseh gevormd. In elke doos doen de iu-
boorliugen eene zeken: hoeveelheid poeder van eenige
bijzondere wortelen, met vet en honig vermengd, dat zij
van lijd tot tijd aanvullen, naar mate de gelegenheid
hei vereischl. Zij drageu deze Au lis aan hunne gordels,
en wagen bel nooit zonder dezelve eene reis Ie land
of ter zee te ondernemen. Drie-of viermaal per dag
raadplegen zij ze, en spreken zij vrijelijk er mede, alsof
zij er eeuige gepaste antwoorden van verwachten. In
geval zij echter eene teleurstelling ondervinden of
een antwoord, dat in strijd is niet hunne inziglen,
overladen zij ze mei al de schandelijke benamingen, die
zij kunnen uitdenken. De wijze waarop zij deze Aiilis
raadplegen, is de volgenderzij gaan slapen, nadat zij
een gemeenzaam onderhoud met beu gedurende twee of
drie uur gehad hebben, eu ile bet eekenis van den droom,
die hunne verbeelding gedurende den slaap treft ,
wordt als hel antwoord van bel orakel beschouwd.
Al M of Om. de heilige naam waardoor Brahm,
het Opperwezen in zijn oiigeopcnbaarden staal be-
schouwd, aangeduid wordt. Geen Hindoe spreekt
dien uit.
AIB.K, in de Romcinschc mythologie de nimfen
der lucht, ligtc en luchtige schepselen, die in het
liieblgewelf vrolijk rondfladderen, zelve gelukkig, en
geluk aan den menseh tocwensebende.
AURORA, de godin v.-ni den morgen In de llo-
iiieiiisehe mythologie, bij de (Iriekcn Eu* geheetcu.
Ilesioilus noemt haar de dochter van Hyperion en
Theïa, en Ovidius noemt haar de dochter van 1\'allas.
Hare bezigheid was het licht van den dag binnen Ie
leiden, en daarom wordt zij dooi- de Hcideusche dich-
lers voorgesteld als verrijzende nil den Oceaan in een
wagen, die somtijds door vier, en op andere tijdendoor
slechts twee paarden gelrokken wordt. In werken van
kunst verschijnt zij als eene gevleugelde godin. Hel
woord aurora wordt dikwijls poëtisch gebruikt om den
morgen aan te duiden.
AUSPICIËN il.ai. ani», vogel,entpieere,beschou-
wen). Debeteckenis van dit Moord was oorspronkelijk
een teeken van vogels, maar werd later zoo ver uitge-
breid, dat het op bovennatuurlijke leekenen in hel
algemeen werd toegepast. Het achtgeven op voortee-
kenen, hoewel nu met juistheid als een dwaas bijgeloof
beschouwd, maakte ecu zeer belangrijk deel uit van
de godsdienst der oude Romeinen. Hel zingen van
vogels, de rigting van hunne vlugt en de beweging huu-
ner vleugelen werden beschouwd als eene beteekenis
te hebben, die iu sommige gevallen door allen, maar in
andere slechts door de geregeld aangestelde AüGlRKJï
tweede formuliiT op, in deze woorden: ,,lk veroordeel
uit liet binnenste mijner ziel, zoowel als mondeling,
de leer van de vijf stellingen, die vervat zijn in liet
werk van Cornelius Jausenins, pene leer welke niet :
die is \\an St. Augustiuus, wiens gevoelens .lansenins
verkeerd voorgesteld heeft." Dit formulier was blijk-
baar zoo opgemaakt, dal liet duel bereikt werd, dal zijne
boosaardige ontwerpers beoogden De Jansenisten \'
weigerden hunne onderteekening, en uu hadden de
Jezuïteu eene verontschuldiging gevonden, nm eene
biltere en meédoogenloozc vervolging te begiiiiien. Te
vergeefs verklaarden de beseliuliligden, dal liel niel
liet ketterscli karakter van de vijf stellingen was, dal i
zij loochenden, maar u el bel beweren, dat ile/.e slelliu-
gen vervat waren in hel werk van ilauscnius; en daar
dit laatste slechts eene daadzaak, titel een punt van
leer was, viel het, zelfs volgens Roomschc beginselen.
binnen het persoonlijk oordeel, liet eeuigeantwoord,
dat op deze verdediging gegeven werd, was gedurende |
langen tijd eene onafgebroken reeks van uitbanningen,
beboetingcii, verbanningen en gevangennemingen.
De staatsgevangenissen waren opgepropt. De Rastillc
was vol slagloffers van Jezuïtische boosaardigheid i
en wreedheid, liet klooster Port-Royal, dal ouder j
bet geestelijk bestuur van de St. (\'vran eene van de i
hoofdplaatsen van hel .lausenisnins geworden was,
werd niet de hc\\ igste verontwaardiging der vervolgers
bezocht. De nonnen werdeu over verschillende kloos- \',
Iers verspreid, waar zij in enge cellen werden opgc-
slolen, en zelfs van de noodzakelijkheden des levens
weiden beroofd, terwijl haar bovendien bel ontvangen
van bel avondmaal ontzegd weid. Moeder Angelica
en hare zuster Agnes poogden de ziislcren onder de
zware beproevingen, waaraan zij blootgeslcld waren,
te Iroosten, dooi- haar er aan indachtig te maken, dat
zij voor de zaak van Christus leden. Ku zoo was het
ook, want de Aiignstiniis, het vasthouden aan welks
leerstellingen de bron al harer kwellingen was, ver-
kondigde de groote seliriflmatige leerstellingen van
onafhankelijke verkiezing, geheele verdorvenheid en
eene bepaalde boetedoening, leerstellingen die met hel
geheele stelsel der ttoomsche theologie in strijd zijn.
Al LIS, eene van de godinnen bij de oude (I rieken,
die over de eeden waakte. Zij gaf haren naam aan eene
stad in Boeotië.
AULIS, een naam door de inboorlingen van Alada-
gascaraau huisgeeslen gegeven, liet zijn ligtc wezens,
die in kleine doozeu gesloten worden, opgesierd mei \'
eene verscheidenheid van glazen kleiuoodiën en tanden
van krokodillen. Benige er van zijn van hout gemaakt
-ocr page 280-
ACSTKIt — AUTODA-I\'K.
iCi
(zie ald.J verklaart! kun worden. Auspiciën werden
bij elke /.aak van belang, hetzij openbare of bijzon
dere, waargenomen, (teen togl werd cl- begonnen,
geen huwelijk gevierd, geeuc magistraten werden er
verkozen, zonder In-t iuaclitnemen van dit bijgeloovigc
gebruik. Als men op hul punt was van een oorlog te
ondernemen, of zelfs wanneer men eene vergadering
\\an liet volk /\'in houden, moesten eerst ileaiigurendc
auspieiëu waarnemen. Keus in hel jaar, in vredestijd,
werden de auspiciën voor hel algemeeue welzijn -ade-
geslagen. De wijze, waarop deze plegtiglieid verrigl
werd, zullen wij in hel kort mededcelen. /eer vroeg,
gewoonlijk vóór hei aanbreken van den (lag, ging de
augiir naai- eene openc plaals op den l\'alatijiischcu
heuvel, ui\' misschien in hel kapitool, en nul hel
hoofd gcslnijerd en eene mede in «ie hand wees iiij de
vertlccliugeu des hemels aan, en bepaalde hij plcgtig
overeenkomstige aftleelingen op de aarde. De/.eaugu-
rale tempel, gelijk hij genoemd werd, werd daarop
in vier decleu verdeeld, oost en west, noord en zuid.
Daar onverbrokeu stilte in de lucht volstrekt nnodig
was voorliet behoorlijk gadeslaan van de auspieiëu,
droegen de augiireu lanlaarueu, waarin de wind kou
spelen. tëeiic ullcraudc weid daarop gehouden, aan
hel einde waarvan een bepaald gebed opgezegd weid.
en uu verwachtte de augur, dal de leekenen zouden
verschijnen. Op zijn weg naar huis herhaalde hij, als
hij aan een vlietenden stroom kwam. hetzelfde gebed,
en zuiverde zich in hel water. Dil was ook onmisbaar
voor het welslagen dm\' auspiciën. Somtijds werden
op ecu krijgstogt de auspieiëu uitliet voeden vaut a m me
vogels iu eene kooi gadegeslagen. Als zij. wanneer
men bun peulvruchten toewierp, weigerden ie eten, "I
schreeuwden, of met hunne vleugels lladderdeii, werd
het toeken als ongunstig beschouwd; maar als zij in
tegendeel mei gretigheid aten, en den grond snel en
scherp met hunne snavels sloegen, «as hel teeken
gunstig. Dil laatste voortceken werd in sommige
gc\\ allen verkregen, door de vogels vooraf ceuigen lij.l
zonder voedsel te laten.
Al STER, de zuidewiud bij de Ouden, die meer
bijzonder door de Atheners als eene godheid aangebe-
den werd, welke den regen en alle zware buijen.schonk.
AI\'\'l\'0(\'K!,IIAI,l((ir../«A/v,/,elf,en/e/,/„,A-, hoofd i,
bisschoppen in de eerste Christelijke kerk, die nicl
aan het gezag van een prelaat onderworpen waren.
De vier volgende klassen ontvingen dezen titel: —
I. Oudtijds alle. metropolilanen; •.\'. Heilige inctro-
poliianen, die onafhankelijk bleven na de vestiging
der patriarchale magt, zooals die \\ au Cyprus, Iberië,
Armenië eu liriltanje, vóór de bekceringdcr Angel-
Saksers door den monnik Augiistiiiiis; o. Die bis-
schoppen, welke geenc onderwerping aan metropoli-
tanen erkenden, maar slechts aan den patriarch der
diocees; I. Die, welke geheel onafhankelijk waren,
: en volstrekt geen hoofd erkenden. Dceenigeeigenlijk
gezegde aiil■iccphalisehc bisschop is ile bisschop of
paus van Home, il ie geen hoofd op aarde erkent, maar
I zich als den hoogsteu gezaghebber cu het hoofd van
alle lijdelijke en geestelijke bestuurders op do geheide
wereld beschouwt. De Indische kerk behield hare
onafhankelijkheid gedurende langen tijd. De bisschop
\\ au (\'acrlcon had zeven bisschoppen ouder zich, maar
i erkenilcgccnoppcrgezagvau den patriarch van Home,
en weerstreefde hem gcdnrcu.de langen tijd. Iu Wallis,
iu Schol land en Ierland duurde deze onafhankelijk beid
vele eeuwen. Sozoincuus zegt, dal er eeuigcbisschop-
pen waren, zooals de bisschop van Tonus in Scythië,
I die noch aan een aartsbisschop, noch aan een patriarch
onderworpen waren. Deze waren volkome un/tho\'/iAtr/i.
De kerken eu lauden, welke buiten hel llomeinsche
i ijk lagen, hadden eerst geeuc bisschoppen, die ouder
de bisschoppen iu dat rijk stonden, zooals, b. v., de
kerken in l\'erzie, L\'arthic en onder de (iothenjeu deze
kwamen eerst onder de magt van Itoomschc patriar-
chen, toe u /.ij onder hel gezag der Koiiiriiicn kwamen.
Alle inelropolilaiu 11 waren eigenlijk ttutucep/iitti vóór
hel aanstellen van patriarchen; zij bestuurden de zaken
hunner eigene provincie met de bisschoppen, die
daartoe behoorden, en waren aan geen hoofd, maar
aan eene synode rekenschap verschuldigd, eu dal alleen
iu geval van ketterij, of van eene groot e misdaad legen
de godsdienst of de regels der Kerk begaan.
Al\'L\'t J-DA-FÈ (Latijn AHus tïdei, daad des geloof»),
: ilc plegtiglieid van het uitvoeren der vonnissen, door
de geregtshoveu der Inquisitie over misdadigers uit-
! gesproken. Deze plegtiglieid kreeg den naam van
Daad destlcloufs, omdat daardoor ecu van de sterkste
bewijzen van ijver voorliet Koomsch-( \'alholieke geloof
gegeven werd. liet woord wordt over het algemeen
op bef verbranden van ketters toegepast, die door de
Inquisitie veroordeeld waren, en aan At- wereldlijke
magt overgegeven werden om de doodstraf te onder-
■ gaan. Om aan de handeling des Ie meer plegtiglieid
bij te zeilen, werd hel u reede vonnis altijd op een dag
des Hoeren len uil voer gelegd. "De oiigelukkigen, die
veroordeeld waren om Ie sterven, werden iu processie
naarde plaats derstrafoefeninggeleid. De handeling
wordt aldus door Dowling beschreven: — „ De slagl-
oll\'ers, die de processie uil maken, dragen ecu san
-ocr page 281-
AVADOUTAS.
26 £
benilo, een eorozu en een koord 0111 den hals, en in de
liaud eene kaars van gele was. Hel aan beaitu is een
boetekleed of tunica van geel laken, dat tol aan de
knieën reikten beschilderd is mei het portret van den
persoon, die hel draagt, brandende in de vlammen,
met afbeeldingen van draken en duivelen, die de
vlammen aanwakkeren. Dit cos tuil in du idl aan, dat de
drager als een onverbeterlijke ketter levend verbrand
/.ai wolden. Als de persoon slechts boete moet doen,
is erop iiel san lieiiilo een kruis, doch geene besehil-
deriiigcn ol\' vlammen. Als e.-n onboetvaardige, juist
voor hij weggeleid wordt, zich bekeert, wordt liet san
beuilo met de vlammen naar heneden beschilderd.
Dit uordiyVv//</ï\'..v//-/A;genoemd, en duidt aan, dat de
drager niet levend verbrand wordt, maar de gunst zal
genieten van eerst gewurgd te worden. Vroeger werden
deze kleederen in de kerken opgehangen, ais eeuwige
monumenten van schande voor hen. die ze gedragen
hadden, en als de trophcëi! der Inquisitie. Hei curoza
is een bordpapieren ka)), drie voel hoog, iiitloopende
in eene punt. Daarop zijn evenzeer kruisen, vlammen
en duivelen geschilderd. In Spaansch Amerika had
uien de gewoonte om lange gcsi rengclde staarten aan
de corozas Ie hinden. Kenige slagtoffere hebben sloten
inden mond. waarvan ecu aantal in gereedheid word I
gehouden, in geval de ongelukkige!!, als zij in lic:
openbaar voortwandelen, woedend moglen worden,
de regtbank moglen beleedigingeii,of geheimen inog-
(en trachten te openbaren.
„I)e gevangenen, die levend verbrand moeien wor-
deu, hebben aan elke zijde een Jeziiit. die hun aanhoii-
dend zegt, dal zij hunne ketterij moeten afzweren, en
zoo iemand een woord lot verdediging van de leer.
waarvoor hij op het punt is den dood te ondergaan.
poogl te zeggen, wordt zijn mond oogeublikkelijk
gesloten. Dit zag ik aan ecu gevangene doen, zcgl
e. ii ooggetuige, dadelijk nadat hij uil de poorten der
Inquisitie kwam, toen hij, naar de zon opziende, die
bij gedurende verscheidene jaren niet aanschouwd
had, in verrukking uiiriep: „Hoe is het mogelijk voor
niensehcu, die dal glansrijke ligchaain aanschouwen,
om een ander wezen te aanbidden dan dat, hetwelk i
bet schiep."
„Als de processie op de plaats aankomt, waar eene |
groote slellaadje voor hare ontvangst is opgerigt, wor- I
den, vreemd genoeg, op een troon van genade gebeden
opgezonden en eene preek gehouden, die uit godde-
loozc loftuitingen op de Inquisitie en bittere smaad-
redenen legen alle ketters beslaat; daarna beklimt
een priester ecu lessenaar en leest hel vonnis voor.
„\\ls .!e \'_• vangene zegl, wauueei hei hem gevraagd
wordt, dal bij in hel Catholiekc geloof wil sterven,
heef! hij hel voorregt van eerst gewurgd en dan ver-
brand te worden; maar als hij in het 1\'rotestaulsehe ol\'
ecilig ander gelooi\', dat van hel Catholiekc verschilt,
wil sterven, moet hij levend verbrand worden: en
als zijne geestelijke lroo*ters, de Jeznïten, afscheid
van hem nemen, zeggen zij hem, dal zij hein aan den
duivel overlaten, die aanzijn elleboog staat om zijne
ziel Ie ontvangen, en die naar de vlammen der hel
overtc brengen, zoodra de geesl zijn ligchaain verlaat.
Wanneer alles gereed is, word) hel vuur op den
grootcu brandstapel gelegd, en de lijdende martelaren,
die stevig aan hunne palen zijn gebonden, worden
levend verbrand, terwijl iiel levende vleeseh van de
onderste deden dikwijls door de vlammen, die door
den wind heen en weder worden gedreven, verbrand en
opgetrokken wordt, alvorens de h vensdeelen worden
aangedaan; en terwijl de arme lijdeis van oiibegrij-
pelijke pijnen ineenkrimpen, doel de vreugde der
groote menigte, door Roomsch bijgeloof en wreedheid
ontvlamd, de lucht van juichtoonen weergalmen. De
bovenvermelde ooggetuige zegt, dal de slagtoffere
ongeveer vier voel boven den grond aan de palen
geketend werden. Kene hoeveelheid doornachtigc
brem, die rondom den bodem der palen lag, werd in
brand gestoken; door eene windvlaag kon de vlam in
sommige gevallen niet hoven de laagste deden van het
ligchaain reiken. Sommigen werden dus gedurende
ecu paar uren gemarteld, en werden dood gebraden,
maarniet verbrand. Dil toonecl.zegl hij, wordt aau-
schouwd door nieiisehcn van beiderlei kunne en alle
leeftijden, niet zulke vervoeringen van vreugde en
voldoening, als bij geene andere gelegenheid te zien
zijn. Enopdal de lezer niet moge denken, dat de/c
oiinienselielijke vreugde de uitwerking is van eene
natuurlijke wreedheid, en niet de geest hunner gods-
dieiist, verzekeren wij hem, dat van alle boosdoeners,
met uitzondering van ketters, de gewelddadige dood
nergens anders tcederder betreurd wordt dan ouder
hetzelfde volk, zelfs wanneer er in de wijze van hun
dood niets is, dal onnienschelijk ol\' wreed schijnt."
/.ie lso.wsn.iK.
AVADOUTAS, eene bijzondere soort van nnneho-
reten bij de Hindoesche Brahmanen, die eene zeer
gestrenge levenswijze hebben, hunne vrouwen en kin-
deren verlaten, de grootste onthouding in acht nemen.
en zich al de gemakken en in groote mate ook de
noodzakelijkheden des levens ontzeggen. Zij doen
afstand van alle aardsche bezittingen van allerlei soort,
34
-ocr page 282-
?(•.«                                                       AYATA IJS — AVKRROISTKX.
belangrijke plaats in den Roomschen rozekrans dan
zelfs het Paternoster of Gebed des lleeren. Ave-
Maria\'s worden dikwijls gebeden als boetedoening,
verzoening en uitdelging van zonden. Ouder de ge-
beJen door de eerste Christelijke kerk gebruikt ,
worden geeue Ave-Maria\'s gevonden. Men riglte zieb
steeds tol (jlod, nooit lot de Maagd. Zelfs Roomsche
schrijvers zijn niet in slaat, om zijn oorsprong verder
dan de vijftiende eeuw na te gaan. \\ inccutius Ferre-
rins schijnt de eerste geweest te zijn, die dit formulier
vóór zijne preêkcu gebruikte. Zijn voorbeeld vond
hoc langer zoo meer navolging, en ten laalsle werd
bel in hel Brevier te gelijk mei hel Gebed des Heeren
opgenomen. Krasmns, wijzende op de gewoonte om
een Ave-Maria te bidden voor hel begin der preek,
zegt, dat de predikers gewoon waren om de Maagd
iu te roepen in lul begin van liunue redevoeringen,
elijk de llcidenscbe dichters hunue muzen plagten
!. doen.
AVERNUS, een ïneerin < \'auipauië, dat, volgens de
Latijusche dichters, de ingang lol de helsehe oorden
was. Daarom werd bel woord ook dikwijls gebruikt
voorde onderwereld zelve. Zie Ta ut .\\ ui s, II un>.
AYERROlSTEN, zij die de leerstellingen aanna-
mell van Averroes, een uitstekend wijsgeer, die in de
twaafde eeuw Ie Cordovageboren werd en iu 1 198 ie
Marokko stierf. Wegens de vertalingen en de coni-
meiitariën, die hij op de werken van Aristoteles schreef,
kreeg hij den naam van den l\'erklaardet. Zijn eigen
wijsgecrig stelsel was op dal van Aristoteles gebouwd ;
ten opziglc van den oorsprong der dingen nam bij
cehler de Oostcrsehe leer dor einanatiëu aan. Men
maakte de tegenwerping, dat zijne wijsbegeerte on-
bestaanbaar was met de leerstellingen van den koran;
maar om wijsgeerige stelsels staande Ie bonden zonder
den schijn aan te nemen van theologische leerstellingen
te vernietigen, hield bij zieb aan hel beginsel, dal eene
stelling, die in de theologie waar is, iu de philosophie
valseh kan zijn, en omgekeerd.
Ken kenmerkende trek van de wijsbegeerte \\an
Averroes was, dal zij een onderscheid maakte lussehen
den geest en de ziel. Door den geosl kout de nienseh
algemeene en eeuwige waarheden; door de ziel is
hij iu betrekking met de verschijnselen der tastbare
wereld. De gcesl is werkend verstand; de ziel is
lijdelijk verstand. De geest is eeuwig, onvergankelijk;
de ziel is vergankelijk en sterfelijk. De verceniging
van de twee beginselen breng de gedachte voort,
zooals die iu den nienseh bestaat. Do godsdienst is
waarheid voor de ziel; de wijsbegeerte is waarheid
en dragon niets anden dan een stuk linnen om hun
midden, /ij wrijven lniii ligckaam in met ascli, en
als /.ij liongcr hebben, luupen zij een huis binnen en
steken,/onder een enkel woord te spreken, de banden
uit; zij eten onmiddellijk, wat Imn gegeven wordt.
Sommige hunner geven zich zelfs niet eens de moeite
om op deze wijze aalmoezen te vragen, maar gaan aan
den oever van de eene of andere rivier liggen, waar
bel landvolk, dat deze rivieren als heilig beschouwt,
nooit nalaat Imn melk en vruchten in overvloed te
brengen. Zij trachten op de/e wijze in een slaat van
luiheid te leven, en tocli al bet noodige voor hun
dagelijkse!) onderhoud te krijgen.
A VAT.VItS, de gedaanteverwisselingen of vleesch-
wordingen van Vischnoe, een van de personen der
liiudoesche drieëenheid. Deze avalars zijn tien in
getal, negen er van zijn reeds voorbij, en de laatste
moet nog komen. Denegen verledenaeaiarsstellen
de godheid voor, die eene menschelijke gedaante
aanneemt, om, wat de drie eerste aangaat, zekere
belangrijke gebeurtenissen te vervullen; wal de vijl\'
volgende aangaat, om een einde Ie maken aan godslas-
terende ondeugd, om reusachtige dwingelaudij omver
te werpen en de onderdrukte onsehuid Ie wreken;
en wal de negende betreft, om de mensclienoflers
af ie schallen. De tien avatars of geboorten van
Vischnoe waren: — 1. Als een viseb; i. Als een
schildpad : .\'!. Als een varken; I. Als een leeuw; ."). Als
een dwerg; (>. Als 1\'oeroeslioe-rani; 7. Als Ram; 8. Als
Krislina; \'.I. Als Boeddha; 10. Als Knlkee, ol\' in de
gedaante van een paard. De /es eerste de/er vlecsch-
wordingen builden plaats in de satya-yug ol\' gouden
eeuw; de andere zijn van latere dagteekening. De
tiende, die nog komen moet, zal plaats hebben aan
het einde van de ijzeren eeuw der wereld. Behalve
de/e tien avalars worden er iu depurauas vele andere
vermeld. Om kort te gaan, elke beid en elke heilige
wordt dooi1 liindoesche schrijvers als eene vleeschge-
worden godheid aangemerkt. Zie Vischnoe.
AVE-MARIA, een formulier-gebed dal in de
Roorasche kerk gebruikt wordt. Het beslaat gedcel-
tebjk ili 1 den groet door den engel (iabriel aan de
.Maagd Maria gebragt (Luk. 1:18), waaraan een gebed
aan de Maagd gevoegd is. Hel geheel is als volgt:— !
„Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is
niet n, gezegend zijl gij boven alle vrouwen, en ge- j
zegend is de vrucht uws ligchaanis, Jezus". Heilige j
Maria, Moeder (lods, bid voor ons, arme zondaars,
nu en in bet uur van onzen dood. Amen.\'\' Hit Ave- !
Maria of Wees gegroet, Maria, beslaat eene meer i
-ocr page 283-
-ocr page 284-
AVIGNONISTEN — AVONDDIENST.                                                 267
voor den geest. De Averroïsteu maakten derhalve
ecu zeer groot onderscheid tnsschen rede en geloot\',
hetgeen de godgeleerden van dien tijd opwekte, om
luide tegen de seete op te komen. De aanstootelijkstc
hunner meeningen werden eindelijk, in liet begin der
zestiende eeuw, doorliet laatste Latcraansche concilie
ouder paus Leo X. volkomen veroordeeld. In de
achtste zitting van dat concilie werd plegtig door ten
decreet verklaard, dat de /iel des menscheu onster-
felijk is, eu dat verschillende ligchamen niet door
een gedeelte van dezelfde ziel in beweging worden
gebragt, maar dat elk ligcliaam eene ziel voor zich
heeft.
AVIGNONISTEN, eene secte van Roomschge-
zinden in cle vorige eeuw te Avignou in Frankrijk
ontstaan, die de dwalingen der Collgridiaueit weder in
liet leven riep, welke zieli in de vierde eeuw door eene
buitengewone vereeriiig van de .Maagd Maria onder-
scheiden hadden. De stichters der Avignonisten waren
Grabiauca, een L\'oolseli edelman, en Pernety, abt van
Burgal, een Benedictijner monnik, aan wieneen werk
wordt toegeschreven, dat in 17\'JO liet licht zag en
getiteld is: De deugden, magt, goedertierenheid en
heerlijkheid van Maria, de moeder Gods.
AVONDDIENST. In de eerst.\' Christelijke kerk
werden de avond- en de Mohgendiesst (zie ald.) op
dezelfde wijze gehouden, maar met zulke veraude-
ringeu in het psalmgezang eu «Ie gebeden, als met
den tijd en do omstandigheden overeenkwamen. De
morgeudienst begon mei den drie en zestigsten psalm,
terwijl de avonddienst met den honderd een en veer-
tigsten begon, welke daarom door den schrijver van
de Apostolische constituticu de Avoudps.ilm genoemd
wordt. Chiysostoiniis zegt, dat deze psalm voor het
begin der dienst aangenomen werd, als een heilzaam
medicijn om ons van zonde te zuiveren; dat welken
smet wij ook gedurende deu geheclen dag builen
\'s liuis, op de markt, Ie huis, of in welke plaats ook,
op ons mogen geladen hebben, wij, wanneer de avond
valt, alles door dit gei stelijk gezang kunnen wcgwer-
pen, dat een medicijn is om ons van al zulke bevlek-
kingen te zuiveren. Na dezen psalm volgden dezelfde
gebeden, die bij de morgeudienst gebruikt werden,
aan liet einde van welke het avondgebed werd gebezigd
in deze woorden: — „Laat ons bidden tot den lieer
(on Zijne goedertierenheid cu /.iju incdedoogen, cu
Hem smeeken ons den engel des vredes te zenden, en
alle goede dingen die voor ons gepast zijn, en dal Hij
ons een Christelijk uiteinde moge verleeiicu. I.aat
ons bidden, dat deze avond en 11 elit in vrede en
zonder zonde mogen voorbijgaan, en ons leven steeds
onlaakbaar en onberispelijk moge zijn. I.aat ons ons
zelve en elkander aanbevelen aan deu levenden God
door Zijnen Christus." Dan werd de avonddankzeg-
giug in deze woorden opgezonden: —„O God, die
zouder begin eu zonder einde zijl, die de Maker en
Bestuurder van alle dingen door Christus zijt, de God
en Vader van Hem vóór alle dingen, de lieer vanden
Geest, eu de Koning aller dingen, zoowel onligchanic-
lijke als ligchamclijke; die den dag voor werken van
licht gemaakt hebt, en deu nacht om rust aan onze
zwakheid te geven: want de dag is van L\' en de nacht
is van U; Gij hebt bel licht eu de zon gemaakt: ont-
vaug nu, goedertieren en genadige Heer, deze onze
avonddankzegging. (Jij, die ons geleid hebt door de
lengte van den dag, en ons gebragt hebt aan het begin
van den nacht, bewaar en behoed ons door Uwen
Christus; sla toe, dat wij dezen avond in vrede, eu
dezen nacht zouder zoude doorbrengen; en verwaardig
: I. ons lot liet eeuwige; levcu te brengen door Uwen
Christus, door wien U lof, eer en aanbidding zij in den
Heiligen Geest, lol in eeuwigheid. Amen." Als deze
dankzegging geëindigd was, zeide de diaken tot de
j gemeente, dat zij zieb moest nederbuigen om den
zegen Ie out vangen, waarop het volgende gebed werd
uitgesproken: „O God onzer vadereu eu lieer van
geuade, die door Uwe wijsheid deu menseh als een re-
delijk wezen geschapen hebt, en van al Uwe schepselen
op aarde aan U hel dierbaarste; die hem heerschappij
lubt gegeven over de aarde, eu ons gemaakt hebt,
door Uw welgevallen, lol koningen eu priesters, hel
eene om ons leven te verzekeren, en hel andere om Uwc
wettige eeredienst te behouden: verwaardig U uu, o
Alniagtigc Heer, U neder te buigen en het schijnsel
Uws gelaats aan Uw volk te vertoonen, dat deu nek
| des harten voor U buigt; en zegen het door Christus,
door wien Gij ons verlicht hebt mei hel licht der
kennis, en U aan ons hebt geopenbaard: niet wien aan
U en deu Heiligen Geest deu Trooster, alle waardige
aanbidding van elke redelijke en heilige natuur tot iu
\' eeuwigheid toekomt, Amen." Bij het einde van dil
gebed zond de diaken de gemeente weg op de gewone
i wijze, gelijk bij de morgeudieusi: „(iaat henen in
vrede."
Behalve de/r gewone wijze om de avonddienst te
houden, wordt ook nog een avondgezang door vele
oude schrijvers vernield, dat bij het plaatsen der
lichten gebruikt werd. „Hel kwam onzen voorvaderen
goed voor\', zeg! Si. Basilius, „om de gave van het
avondlicht niet geheel eu al iu stilte te out vangen,
-ocr page 285-
268                                                                      A\\
MAAL.
gegeven, maar door den Apostel Paulus wordt bet iu
1. Cor. XI:20„des Heereuavondmaal"genoemd,als
zijnde ingesteld door Christus in deu nacht, waarin
Hij door Judas verraden werd. De naam, waardoor
dit sacrameul in alle eeuwen der Kerk, en onder al
hare verschillende afdcelingen, aangeduid is, is de
Comml\'NIK (zie ald.). liet is ook de ExrhariMe ge-
noemd, als zijnde eene zinnebeeldige uitdrukking van
dankzegging voor verlossende genade.
Het innige verband tusschen hel avondmaal en hel
Joodsehe l\'aaschfeesl werd zoo sterk door de eerste
bekeerlingen van het Joden- lot liet Christendom
erkend, dat zij, gelijk Epiphauius aangetoond heeft,
vele jaren lang voortgingen mei beide feesten in ach!
te nemen, en zelfs in de Christelijke kerk iu hel alge-
meen werd het avondmaal met bijzondere plcgtighcid
op hel Paaschfeesl gevierd, dal mei hel Joodsehe
feest overeenkwam. Dal de (wee iiizellingen echter in
werkelijkheid van elkander geseheide II waren, blijkl
duidelijk uil hel lei\', dal Paulus iu I. Cor. XI geeiie
melding vuu het Joodsehe Paosclifeest maakt, terwijl
hij d^[\\ aard en de- instelling van het avondmaal uaauw-
keurig beschrijft, en er als eene gewone\' plcgtighcid
enen- spreek) iu de\'ze\' woorden: „Wanl zoo dikwijls
als gij dil brood zuil eten, en dezen drinkbeker zuil
drinken, zoo verkondigt den dood des Heereu, totdal
I lij komt."
.Men heeft elc vraag gesteld, of Christus zelf aan
deze heilige plcgtighcid bij hare\' eerste instelling
eicel nam. ((ver dit punt wordt noch door lie-t verhaal
iu elc Evangeliën, noch door dat iu den eersten brief
aan de gemeente van Coriuthc eenig lichl geworpen.
Daarom heeft er veel verschil van mecning, zelfs van
de vroegste tijden al\', over dil onderwerp bestaan.
Chrysostomus en Augustinus beweren van ja; hel
schijnt echter zeer onwaarschijnlijk, dat Jezus, hoewel
Hij deed nam aan het typische leest van het Joodsehe
Pascha, eh\'cl zeui hebben genomen aan cen feest, dat
niet voor Hem, maar voor Zijn volk bestemd was.
Hij spreekt van hel brood als „dat voor u gebroken
wordl", meenende voor Zijne1 discipelen, en len op-
zigti\' van den wijn zeide Hij: „Drinkt allen daaruit."
De gewijde elementen en de wijdingshaudeliugcn heb-
ben eene volkomeue betrekking op hel avondmaal
als een feest, waarvan Hij het voorwerp was, waarvan
genomeu moest worden, en waaraan Hij in gcenen
dcele een deelnemer was.
Eene andere vraag is gedaan, waarover gorigclccr-
den in alle eeuwen verschillende gevoelens gehad
hebben, namelijk: of Judas de verrader aan hel
maar onmiddellijk hij zijn verschijnen daarvoor te
danken." Ken gezang van deze soort komt in hel
Alexaudrijusche manuscript van de Septuaginta voor,
hetwelk is als volgt: ..\' > Jezus Christus, Gij vrolijk
lielit van den heiligen glans des onstcrfclijkeu, licmel-
scheu, heiligen, gezegenden Vaders! wij loven en
prijzen uu, daar wij gekomen zijn bij hel ondergaan
der zon en liet avondlicht zien, den Vader, den Zoon
en den Heiligen (leest van (ioil (ofden Vader, Zoon
en Heiligen (ieest, die (iod is), fiij zijl «aardig, dat
te allen tijde lofzangen tol I gezongen worden mei
heilige stemmen, o Zoen van (tod, die hel leven geeft.
Daarom prijst l\'de wereld." De bepalingen voor de
avonddienst :rhijnen in onderscheidene kerken aan-
merkelijk van elkander verschild Ie hebhen; in alle
was echter een v i ij grool aantal psalmen en gezangen
met de gebeden \\ erniengd.
AVONDMAAL, een Christelijk sacrament, door
onzen gezegenden Verlosser ingesteld in den nacht,
waarin Hij verraden werd, ter gedachtenis van Zijn
lijden en dood. Mei verhaal van de eerste instelling
er van wordl aldus door den Evangelist Matlheüs
gegeven: — ..En als zij alen. nam Jezus hel brood,
en gaf hel den discipelen, enzeide: Neemt, eet, dal
is mijn ligchaain. En hij nam den drinkbeker, en
gedankt hebbende, gat\'hun dien, zeggende: Drinkt
allen daaruit. Wanl dal is mijn bloed, hei bloed des
nieuwen testaments, hetwelk voor velen vergoten
wordt, lot vergev ing der zouden. En ik zeg u, dat ik :
van nu aan niet zal drinken van deze vrucht des
wijnstok- tot op dien dag, wanneer ik mei u dezelve
nieuw zal drinken in het koningrijk mijns Naders."
Jezus had juist Zijn laatste Paaschfeesl op aarde
gevierd, Zijne laatste handeling van het inachtueineu \'
der Joodsehe cci\'cinonieélc wei. De type had hare
dienst gedaan, en maakte uu plaats voor de antitype.
Daar liet l\'aaschfeesl iu verloopcne eeuwen eene
voorstellinggeweesl was van dien dood, dien Jezus op
liet punt was van Ie ondergaan, ging Hij er toe over :
om eene overeenstemmende plcgtighcid iu ie stellen,
die van liet Avondmaal, ten einde in alle toekomstige
eeuwen een blijvend gedeukleckcn te zijn van dezelfde
plegtige gi heurtenis. Jezus, hel typische Pnaschfcesl
gevierd hebbende, nam de overblijfselen van hel
Paasebbrood en v an den Paa-chw ijn. en vv ijddc /.r op
nieuw als de elementen van dal grootc feest, dal Zijn ;
vutk voortaan zou vieren lol gedachtenis van Hem j
als bel l\'aaschlani, dal voor hetzelve geofferd was.
(leen naam wordl door (Ie Evangelisten, die de \'
insli Hing i r van xcrmcldc.i, aan dil (\'hrislelijke feesl
-ocr page 286-
AVONDMAAL.
26\'J
avondmaal ded nam. De Apostolische constitutiën
verklaren, dal hij bij de plegtige gelegenheid niet
tegenwoordig was. De voorstanders van deze meeuing
grondvesten zich voornamelijk op Joh. Xllf : .\'{0 :
„Hij dan, de bete genomen hebbende, ging terstond
uit. tëu het was uaclit." /.ij, die de tegenovergestelde
meening aankleven, beroepen zich op Luk. XXII : 11 :
„En gij zuil zeggen tol den huisvader van dat huis:
De Meester zegt u: Waar is de eet/aal, daar ik liet
pascha met mijne discipelen eten zal?" en ook op het
gezegde van onzen Heer, toen Hij den beker aan Zijne
discipelen overgaf: „Drinkt allen daaruit," hetgeen
aanduidt, gelijk men veronderstelt, dat de twaalf
discipelen allen van de gewijde elementen gebruikten,
liet lieerseliemle gevoelen der Kerk in alle eeuwen is
geweest, dat Judas tegenwoordig was en niet de
andere discipelen van de elementen gebruikte.
Hel is eenigzins vreemd, dat wij hij de Apostolische
Vaderen Baniabas, Polycarpus en Clemens van Rome
gcenc vermelding van het avondmaal vinden. Slechts
in de geschriften van fgnatius vindt men iets aan-
gaandc dit onderwerp, en aannemende dat die gedeel-
ten et-hl zijn, hetgeen men betwijfeld heeft, dan zijn
toch nog de wenken geling en zeer algemeen. De
meeste \\an de eerste apologeten voor bel Christen-
dom bewaren ook liet stilzwijgen over deze inzetting.
.Iiistiinis Martvr lieeft echter twee beschrijvingen er
van in nagenoeg dezelfde bewoordingen gegeven.
..Op Zondag," zegt hij, „komen wij allen op eene
plaats bijeen, zoowel zij die in de stad, als zij die op
het Iaml wonen, en de geschriften der Apostelen en
Profeten worden zoo lang gelezeu, als de tijd zulks
veroorlooft. Als de voorlezer ophoudt, houdt de voor-
zitter van de vergadering eene aanspraak, waarin hij
de roemrijke dingen herhaald die voorgelezen zijn,
en de aanwozendon vermaant ze te volgen. Dan staan
wij allen op en bidden. Na het gebed wordt er brood,
wijn cu water binnengebragt. De voorzitter van de
vergadering bidt wederom naar zijne bekwaamheid,
en zegt dank, waarop de aanwezigen antwoorden
„Amen". Hierna worden het brood, de wijn en het
water aan hen, die tegenwoordig zijn, uitgedeeld, en
de diakenen brengen gedeelten er van aan hen, die
door noodzaak verhinderd zijn om de bijeenkomst hij
Ie wonen. Zij, die kunnen en willen, brengen in geld
aan wat bun behaagt, hetgeen aan den voorzitter van
<le vergadering gegeven wordt , en gebuikt wordt
voor ile ondersteuning van weduwen en wezen, zieken,
armen eu al wie behoeftig is." In de zamenspraak
niet Trypho den Jood, die gewoonlijk aan Justinus
toegeschreven wordt, vinden wij uitdrukkingen als
deze: „de offerande van het brood der dankzegging,"
„hel eucharistische maal van brood en wijn;" maar
geen verhaal wordt gegeven van de wijze, waarop de
plegtigheid gevierd weid. Iremeus beweert iu zijne
twistgeschrifteu, dal hel avondmaal als eene offerande
beschouwd moest worden, tegenover de Gnostieken,
die zeiden, dal alle offeranden opgehouden hadden.
Hij draag! echter zorg om het te ouderscheideu
: van de Joodsche offeranden, en zegt, dat bet van een
hoogerou cu meer edelen aard is dan deze enkel
typische inzet tingen. Clemens van Alexandrië, Origc-
nes, Tcrtiillianus eu C\'yprianus maken allen veelvul-
digc toespelingen op het avondmaal als eene blijvende
inzetting in de Kerk. De Apostolische constitutiën,
welk werk het oudste liturgische document is dat
bestaat, eu den grondslag uitmaakt van de lilurgiën
der Uosterschc en VVcstersche kerken, geven echter
hel belangrijkste berigt aangaande hef avondmaal,
zooals het in de eerste Christelijke kerk gevierd werd.
De bijzondere dienst dergeloovigen werd steeds bc-
gonneu mei een afzonderlijk en stil gebed, dat ge-
woonlijk gevolgd werd door een algemeen gebed voor
de Kerk eu bet geheclc meuschelijk geslacht; daarna
kwam elk der broederen naar voren om eene vrijwillige
ga> i, volgens zijn vermogen, in de schatkist der kerk
te werpen, en de rijken droegen altijd zorg om een
gedeelte van de bunnen in brood en wijn aan ie breu-
gcu. lil deze verzameling werden de beide elementen
voor het avondmaal genomen; hel eene bestond van
het begin af uil het gewone brood, dal iu hel land
gebruikt werd, en het andere uil wijn met water ver-
niengd, volgens het algemeenc gebruik der Ouden.
Vóór de tiitdecling dezer elementen werden twee
pleglighedeu altijd mei de grootste naauwgezetheid
in acht genomen, — de eene een zinnebeeld van de
zuiverheid, die bij de inzettiug paste, de andere van
de liefde, die onder al de discipelen van Christus
| heerscheu moest. De diakenen bragten een kom met
water, waarin de voorzittende dienaren de handen
waschten, in tegenwoordigheid en ten behoeve van
\\ de geheele gemeente, — een gebruik gegrond op de
| woorden van den Psalmist: „Ik waseh mijne handen
in onschuld, en ik ga rondom Uw altaar, o Heerc!" —
en daarna gaven de vereenigde broederen op een
gegeven teckeu, tol bewijs van hunne wederzijdschc
vriendschap en goeden wil, elkander een heiligen kus;
dienaren begroetcdeu dienaren, de mannen hunne
niedeniaiinen, en de vrouwen de vrouwelijke leden,
die naast haar stonden. T»ij dit gedeelte der dienst
-ocr page 287-
270
AVONDMAAL.
werd eeu ander gebed van een algcinceuen aard opge-
zonden, bij liet einde waarvan de dienaar, de aanwe-
zigcu aansprekende, zeidc: „Vrede zij u" waarop zij
antwoordden: „en niet I\'wen geest." Een weinig stil
gehouden hebbende, zeide hij: „Heft uwc harten op
lol God," waarop zij antwoordden: „Wij hellen ze
op tot God;" en dan ging hij na cene andere korte
tusschenpoozing voort met: „Laat ons (iod dankzeg-
gen,\'\' waarop zij onmiddellijk ten antwoord gaven:
„Hel is gepast en betamelijk dat te doen." Deze
voorafgaande vermaningen al\'geloopen zijnde, zond de
dienaar de grootc dankzegging voor alle zegeningen,
zoowel tijdelijke als geestelijke, op, voorna mei ijk voor
de onuitsprekelijke liefde van God, geopenbaard inden
dood, de opstanding en de hemelvaart van Christus,
en voor die heilige in/cltiug, waarin Hij, in genadige
vereenigingiiiel de nat uur des meuselien,klaarblijkelijk
voorgesteld wordt als gekruisigd en gedood; terwijl
hij eindigde met eene ernstige begeerte, dat zij, die van
voornemen waren het avondmaal Ie gebruiken, deel
mogteu hebbeu aan al de voordeden, die hel bestemd
was om mede te dcelen, waarop alle aanwezigen luide
„Amen" zeiden. Wanneer de gemeenteleden op hel
punt «aren om naar de voor liet avondmaal bestemde
plaats Ie gaan, — want tol dien tijd was die niet
bezet, — riep de dienaar uit : „Heilige dingen voor
heilige pcr.soueu," hclgeeu overeenkwam met een
verbod voor allen, die onheilig waren. De uituoodigiug
om aan het avondmaal deel te nemen geschiedde door
het zingen van ecnigc gepaste l\'salnien, zooals het
gedeelte uit den 3t,u": „Smaakt en ziet, dal de
Heere goed is," en het l.\'53,te, dat begint mei: „Ziel,
hoe goed en hoe liefelijk is hel, dal broeders ook
zamen wonen !"Als de elementen door eeu gebed gewijd
waren, dat voornamelijk uit de woorden der instelling
bestond, nam de dienaar het brood op, en hel brc-
kende tol gedachtenis van het ligehaain van Christus,
dal gebroken werd, deelde hij het aan zijne niedehel-
pende broederen naast hein uit, en op dezelfde wijze
ook den beker, waarop het brood eu de beker door de
diakenen in geregelde orde aan eik der communicanten
werden gebragl met deze woorden: „Hetligehaain
van Christus,\'„liet bloed van Christus," waarop de
C iinmuuicaiil eeu vroom „Amen\'\' uitsprak. De wijze,
waan p de communicanten hel element ontvingen, was
door hel in de rcglerhaud te nemen en de linker er
onder te houden, om t e verhinderen dat er iels van vallen
zoude. Als hel avondmaal al\'geloopen was, werd een
dankzeggend gezang gezongen, en een gepast gebed
uitgesproken, waarna de broederen elkander wederom
den heiligen kus gaven eu, na den zegen huns herders
ontvangen te hebben, vermaand werden om zich te
verwijderen niet: „Gaat in vrede."
Het avondmaal werd oorspronkelijk des avonds of
des nachts gevierd; in de Apostolische eeuw schijnt
het somtijds gedurende den nacht, somtijds gedurende
deu dag plaats gehad te hebben. Justiuus Martyr
maakt geeue melding van den\'pusten tijd, waarop het
gevierd werd. Tcrtulliauus spreekt van l\'aaschavond
als een bijzonder tijdstip voor de toediening van dit
sacrament. Dit gebruik hield gedurende vele eeuwen
aan. In de elfde eeuw werd het naar deu avond, eu
daarna naar deu namiddag van den dag vóór 1\'asehen,
eu later naar den morgen van dien dag overgebragt.
: De viering van het avondmaal op Kersavond hield
lol een laat tijdvak aan. Aan het oude gebruik, om
deze plegtigheid bij nacht Ie vieren, is waarschijnlijk
het nieuwere gebruik, om bij zulke gelegenheden
waskaarsen te branden, toe te schrijven. In de vijfde
eeuw werd negen uur des morgens het canonieke uur,
en werd er bepaald, dat het avondmaal des Zondags
eu op hooge feestdagen op dit uur zou gevierd worden,
en bij andere gelegenheden te twaalf ure. in de eerste
Kerk was het eene algenieene gewoonte om dit sacra-
meut op Donderdag vóór 1\'asehen, zijnde de dag
zijner oorspronkelijke instelling, toe te dienen; som-
inigeu beweerden zelfs, dal uien zich slechts tol eene
jaarlijksehe viering van dezen dag bepalen moest,
hoewel het beerschende gevoelen der Kerk ten gunste
1 van veelvuldige avondmaalsviering was. Wekelijksehe
en zelfs dagelijksche communie schijnt in de eerste
Kerk vrij algemeen plaatsgehad te hebben. De eerste
dag der week kreeg dikwijls den naam van diespaui»,
dag des broods, met blijkbareziuspelingopde viering
van het sacrament op dien dagi Dat dagelijksche
\' avondmaalsviering door de Apostelen plaats had, is
\', somtijds afgeleid uil Hand. 11 : 12, Mi: „En zij
1 waren volhardende in de leer der Apostelen, en in de
gemeenschap, en in de breking des broods, en in de
; gebeden. Eu dagelijks cendragtelijk in den tempel
volhardende, en van huis tot huis brood brekende,
alen zij te zaaien met verheuging en eenvoudigheid
des harten.\'\'
Hei avondmaal werd ingesteld in de opperzaal van
ecu bijzonder huis, en uil het zoo even aangehaalde
gedeelte vau ile Handelingen der Apostelen blijkt, dat
het door de eerste volgelingen van Christus in de
huizen vau gcloovigcn gevierd werd. Lil 1. Cor. XI :
\' 2(1 is duidelijk, dat de Corinthiërs eene afzonderlijke
plaatsgehad moeien hebben, die aan de inachtneming
-ocr page 288-
AVONDMAAL.                                                                      271
gedurende langen tijd stand, om bet sacrament aan
kinderen t >r Ie dienen (zie Co mui Mt, KlNDKR-). Hel
avondmaal werd ook dikwijls aan de zieken toege-
diend, wanneer zij iu eeue ijlende koorts waren, eu
aan boetelingen, als zij op bun Stelt bed lagen. Heiligen
hadden ook de gewoonte om een gedeelte van het
gewijde brood naar huis mede te nemen, en tot toe-
komst ig gebruik in een kistje te bewaren, dat alleen
voor dat doel bestemd was; als zij niet iu de gele-
genheid waren om de inorgeudieust bij Ie wonen,
namen zij een gedeelte van het brood. Wanneer een
Christen-vreemdeling van hunne gastvrijheid gebruik
kwam maken, was eeue van de eerste handelingen
van vriendelijkheid, om een gedeelte van liet gewijde
brood voor den dag Ie halen en hel liissehen hen te
breken, ten einde hunne gemeenschap te bekrachtigen
door zich te vcrecnigeu in eeue plegtigheid, die /.j iu
de grootste eere hielden, en de inachtneming waarvan
zij als noodzakelijk beschouwden voor hun geluk zoo-
wel hier als hiernamaals.
In de eerste Christelijke kerk namen, zooals wij
gezien hebben, alle geloovigeu aan hel avondmaal
deel, en de regel van St. Ambrosius: „AlleChristenen
behooren op eiken dag desHeeren aan hel avondmaal
deel ie nemen," werd beschouwd als gecne uitzonde-
ring te dulden. Kerst iu de zesde eeuw werd het
onderscheid erkend tnsschen communicanten en niet-
coininiiuieanleu. Hieruit ontstond later hel gebruik
om gewijd brood, Eulogia (zie ald.) gehectcn, te
bewaren, ten einde het aan dezulken aan te bieden,
die er gebruik van wensolilcii Ie maken, in plaats van
deel Ie nemen aan de geregelde communie met de
Kerk. Deze personen werden llalfirey-coiiimuiiU\'antett
genoemd. Na de algemeene invoering van den kiu-
derdoop ging men voort met het avondmaal toe Ie
dienen aan allen, die gedoopt waren, hetzij kinderen
of volwassenen. Iu de Afrikaansehe kerk had men de
gewoonte, om hel aan de doodeu toe Ie dienen, eu
zelfs om een gedeelte van de gewijde elementen niet
hen te begraven. Communicanten droegen in de eerste
kerk eene bijzondere kleeding, wanneer zij aan bel
sacrament deel namen, waarschijnlijk een wit kleed :
de vrouwen droegen witte sluijers, (lominiritlit-H gc-
heeteu. Alle geloovigeu moesten zekere offergaven
of geschenken van brood eu wijn medebrengen. Het
brood werd iu een laken van wit linnen gewikkeld;
de wijn was ineen drinkval, ama of (lm lila genoemd.
Deze offergaven werden naar het altaar gebragt, nadat
de diakeu gezegd bad: „Laat ous bidden," en terwijl
de vergadering bezig was niet een lied te zingen, dat
van deze plegtigheid en aan de uitoefening der open-
bare eeredicust gewijd was. In lijden van vervolging
vierden de eerste Christenen hel avondmaal, waar
zulks veilig geschieden kon, o|> geheime plaatsen, op
.de kerkhoven, in holen en galen der aarde. Maar als
hel gedaan kon worden, couimuuiceerden zij gezamen-
lijk in de gehouwen, die voor de openbare ceredicnsl
li.slenid waren. Do wijding der elementen in bijzon-
dore woningen werd door hel concilie vin Laodieea
verboden.
Niels wordt in het Nieuwe Testament aangaande
den persoon gezegd, door wien het avondmaal bediend
moei worden. Onze Heer zelf was de eerste, die zulks
volbragt, en hel is waarschijnlijk, dal, dezelfde dienst
later door de Apostelen vervuld werd. Wij vernemen
van de schrijvers der tweede en der derde eeuw, dal
hel de bijzondere diensl van den bisschop of voor-
gangcr der vergadering was, om hel avondmaal Ie
bedienen. Volgens hel reeds aangehaalde verhaal der
plegtigheid van .lusliuusMartyr sprak de voorganger
der broederen hel bid- en dank- of lolformulier over
de elementen uit, en verdeelden de diakenen ze onder
de tegenwoordig zijnde communicant en, en braglen zij
ze naar hen, die afwezig waren. Ignat ius berigl ons, dal
de viering gedurei de de afwezigheid van den bisschop
niet kou plaats hebbeu. In de Apostolische constituticn
wordt iic bediening van hel avondmaal nu eens aan
den \\ooruaamsteu priester, dan weder aan den bis-
schop toegeschreven. Jlij moet met de presbyters en
diakenen voorliet all aar slaan, en de dienst der wijding
vervullen. Gedurende langen tijd was hel aan een
presbyter verboden om, als de bisschop tegenwoordig
was, de elementen te wijden, daar die dienst aan den
bisschop alleen behoorde. -Maar in de Middeleeuwen
deden de bisschoppen zelden diensl aan de tafel des
llcercn. De algemeene regel in de eerste Kerk was,
dal de bisschop de elementen wijdde, bijgestaan dooi\'
den presbyter, eu dal de presbyter hel brood uitdeelde,
en de diaken den beker aanbood. Jiij afwezigheid van
den bisschop geschiedde de wijding door den pres-
byter, en iu zulk geval werden het brood en de beker
door de diakenen rondgebragt. Somtijds namen de
diakenen de wijding der elementen op zich; dit gebruik
werd echter door verschillende kerkvergaderingen
verboden.
Gedurende de viering van bet avondmaal iu de
eerste Christelijke kerk inogten slechts geloovigèn in
volle gemeenschap met «Ie kerk tegenwoordig zijn;
allen, die tegenwoordig waren, namen aan de plcgtig-
beid deel. De gewoonte ontstond eindelijk, en hield
-ocr page 289-
272                                                                      AVONDMAAL.
in de twaalfde, en in Duitschiand in de dertiende
eeuw ingevoerd.
Heide elementen werden tot ongeveerde twaalfde
eeuw aan geestelijken en leeken toegediend, toen men
In de Westersche kerk den beker langzamerhand
aan de leeken begon Ie onthouden, (/ie Kklk). De
Grieken behouden iu de hoofdzaak hel oude gebruik,
en de Protestanten ge\\ en algemeen hel sacrament aan
geestelijken en leeken. \\\\ ij zagen reeds boven, dat de
elementen aan de aanwezigen gegeven werden mei de
woorden : „Hel ligchaam van Christus," en „liet bloed
van ( hrislus," en dal deze telkens ..Amen\'" zeiden.
In den lijd van (iregorius den Oroote vinden wij dll
formulier cenigzius uitgebreid, aldus: „Hel ligchaam
van onzen Heer Jezus Christus beware uwe ziel," en
vóór den lijd van Karcl den Groote bestond hei uil
de woorden: „Het ligebaain van onzen lieer Jezus
Christus behoede uwe ziel voor hel eeuwige leven.\'\'
In de eerste Christelijke kerk werd hel avondmaal
in zijne oorspronkelijke eenvoudigheid behouden, en
de plegtigheid werd beschouwd als ecne gedachtenis-
viering van hel lijden en den dood van (\'hrislus. cu
een middel om hel geloof Ie versterken en de liefde
Zijner volgelingen Ie vermeerden. Iu den loop des
lijds begon men zeer figuurlijke ia:d ie gebruiken,
welke, als zij letterlijk opgevat werd, de ligcbainclijke
tegenwoordigheid van (\'hrislus bcleekeude. Kvcuwel
werd eerst inde negende eeuw delecrccnerwezenlijke
verandering van substantie van de elementen In hel
avondmaal verspreid. (ZieTiiANssuBSTANïiAïij:). Dii
leidde natuurlijk lot de aanbidding van (\'hrislus iu hel
sacrament (zie Hostik, Aanbidding van dk) en de
daarmede verinaagschaplc leer, dal. hel avondmaal
eene u are en geschikte offerande is voor de zoude der
levenden en der doodeil, of der zielen iu hel vagevuur.
(Zie Mis). I!ij de Hervorming iu de zestiende eeuw
werden deze leerstukkeu van Home door de Prote?-
tantsche partij \\ erworpeu ;maar Lul her, nog hechtende
aan de letterlijke verklaring van de woorden onzes
Zaligmakers: „Uil is mijn bloed\'\', voerde de leer der
C(iNsi;iisTANTIATii:(zie ald.) in, welke bcteckent, dal,
hoewel de elementen onveranderd blijven, bet werkc-
lijke ligebaain en hel werkelijke bloed van (\'hrislus
door de communicanten met de symbolen ontvangen
worden. Zwiugli, die evenzeer de Koomsche leer der
Transsubstantiatie als de Luthcrsche leer der Cmtsab-
slanliafie
afkeurde, beweerde echter, dal het brood en
de wijn niet meer dan ecne voorstelling waren van
hel ligchaam en bloed van Christus, en dat er inde
plegtigheid niets was dan ecne gedachtenisviering
voor de gi in .ut ■ gi schikt «as. In il ■ Iwa; lfdc eeuw
werd dit gebruik afgeschaft.
Van August mus vernemen wij, dat gedurende de
viering van hol avondmaal de communicanten nut lmn
gelaal naar liet oosten stonden. Kerst ontvingen de
geestelijken de elementen, daarna de mannen, en hei
laatst van allen de v: mwcn. De communicanten gingen
twee ie gelijk naar liet allaar. Zij namen liet brood en
den beker in de baud, herbaalden na den geestelijke
bet sacramentale formulier, en eindigden mei een luid
„Amen. I)i\' mannen ontvingen de elementen met
ongedekte banden, die Ie voren gewasseben waren;
de vrouwen maakten \\au den willen avondmaalsdock
gebruik. In de negende eeuw begon liet gebruik, dal
de dirnstdoi iele geestelijke bel brood in den mond der
eomiiinuieanlen deed, om bun te belellen bet mede
naar buis Ie nemen, liet gebruik, om bij de wijding
en uitdeeling der elementen te knielen, werd eerst in
de twaalfde en de dertiende eeuw ingevoerd, en werd
eerst in een veel lal er tijdperk algemeen.
Ten opzigtc van den aard van bet brood, dal bij bel
avondmaal gebruikt behoorde Ie worden, werd een
lange en scherpe strijd gedurende langen lijd Lusseben
de (irieksebc en de Latijnsche kerk gevoerd, de eerste
streed \\ oorbel gebruik van gezuurd, en de la al si e voor
dal van ongezuurd brood. Van de zevende eeuw al\'
begon de Kerk van Home ongezuurd brood ie gebrui-
ken, een gebruik dal bij de Hervorming door de
Protestanten, mei uitzondering van de Luthcrsehcii,
werd afgeschaft. Het avondmaalsbroodder Koomschcii
Wordt de Hostie (zie abl.i genoemd.
De wijn, dien onze Heer bij hel avondmaal ge-
bruikle, was natuurlijk de gewone wijn van Palestina,
maar de oude kerken mengden steeds water onderden
sacramentalen wijn. De Armeniërs gebruikten allecu
wijn, en de Ai/uafinnen alleen water, beide seeteu
weiden echt er als keilers beschouwd. De verhouding
van bet water lot den wijn verschilde op verschillende
lijden, daar hel somtijds een vierde, somtijds een derde
van hei mengsel bedroeg. De AYcsIcrsche kerk mengde
kond water niet den wijn; de (iricksclie kerk deed
zulks in bet eerst ook, maar voegde er later, een
oogeublik voor de uitdeeling, warm water bij. In de
derde of vierde eeuw werd hel in de Oosterschc kerk
de gewoonte, om de gewijde elementen voor de ge-
nieentc in de hoogte te houden, ten einde haar eerbied
voor het sacrament op te wekken. In de Middeleeuwen
werd het in de Latijiische kerk de gewoonte, om de
hostie te aanbidden, doordien hel dogma der transsub- j
siantiat ie aangenomen werd. Dit dogma werd in (iallië
-ocr page 290-
AMNOMAXTIK MAAI..
•in
van Christus. De Zwitsersche hervormer, de zaak aldus
uitleggende, heeft evenwel den waren aard van het
avondmaal, zooals hel door de meeste Protestantsche
kerken opgevat wordt, misschien niet volkomen be-
selircven. De elementen worden ongetwijfeld als zin-
nebeeldeu of teekenen erkend, maar voor den waren
geloovige zijn zij iels meer, v.aut zij zijn zegels van
liet genadeverbond, die al deszelfs zegeningen bekraoh-
ligen als overgegeven door Christus aan Zijn volk. en
van den kanl van dat volk ontvangen door de uitoefe-
ning van een levend geloof.
AXINOMANTIE (Gr. a.rine, eene bijl, cntuautrii\',
waarzeggerij), eene soort van waarzeggerij bij de onde
Grieken in gebruik, waarbij zij toekomstige gebeurte-
nissen door middel eenerbijl voorzeiden. Arolgensdeze
wijze werd eene bijl op een ronden paal in evenwigt
geplaatst, en de man, naar wien zij zich bewoog, werd
als de schuldige persoon beschouwd. Indien personen,
die onder verdenking lagen,niet tegenwoordig waren,
werden hunne namen afgelezen, en de man. bij de
vermelding van wiens naam de bijl zich bewoog, werd
als schuldig beschouwd aan de misdaad, waarvan hij
verdacht werd. Eene andere wijze, om de geliefkoosde
kunst der axinomantie uit te oefenen, was dooreen
agaatsteen op eene gloeijeude bijl te leggen, en zorg-
vuldig de rigling zijner bewegingen gade Ie slaan.
AZYMIETEN ((ir. n, niet, ziiiuê zuurdeeg), een
naam in de elfde eeuw door de Grieksche kerk aan
de aanhangers der Latijnsche kerk gegeven, omdat ;:ij
ongezuurd brood in hel avondmaal gebruikten. Vele
jaren lang werd er over dit puin strijd gevoerd. Hel
schijnt, dal de aandacht der Oostersehe kerk hel eerst
opdil punl gcrigt werddoorhetgebruikderArmeniërs,
die in deze zaak het rituaal der Westersehekerk volg-
den, zooals zij nog doen. Alichaël (\'erularius (1051)
was de eerste, die de Latijnen beschuldigde van in
dit. gebruik van de eerste Christelijke kerk al\' te
wijken ; hij ging zelfs zoo verre, dat hij de kracht van
een sacrament ontkende, waarbij ongezuurd brood
gebruikt werd. De strijd tusschen de Iwee partijen
werd hevig; de Grieksche Christenen bestempelden de
Catholieke met den ketterschen naam van Azymieten,
en deze gaven lmu den naam van I\'rozyniiclcn of
Ferment ariërs. De Grieken voelden zich geroepen
om bun gebruik van gewoon brood te verdedigen.
l\'et rus, de patriarch van Autiochië, poogde te bewijzen,
dat Christus liet avondmaal den dag vóór het I\'aaseh-
feesl instelde, en daarom geen ongezuurd brood gc-
bruikl kou hebben. Theopliylaetus, bisschop van
Aehrida, die legen hel einde der elfde eeuw over
bel onderwerp schreef, en met deze verklaring niet
tevreden was, dacht het noodzakelijk aan te nemen ,
dal Christus, die mei Zijne discipelen een geregeld
l\'aasehfeest vierde, ongezuurd brood moest gebruikt
hebben. Maar terwijl hij dil aannam, beweerde hij,
dat men daardoor nicl gebonden was om in alle
toekomstige tijden ongezuurd brood te gebruiken. Dit
zou zijn Ie beweren, dat het voorbeeld van Christus
in al de kleine bijzonderheden der plegtigheid nage-
volgd moes! worden, waarop nooit eene kerk geslaan
bad. Dcmenschcn waren, krachtens hunne Christel ijk e
vrijheid, bevrijd van de verpligting om eenvormigheid
iu deze zaken in acht Ie nemen, en daarom moesten
zij zich niet langer gebonden rekenen om ongezuurd
brood te bruiken. De Ijatijnsche of rtoomseho kerk
is echter nog gelrouw aau haar oud gebruik om onge-
y.uunl brood bij het avondmaal te bezigen.
B.
MAAL, Bei, of Belüs (//e, r of Meester), ecu afgod
uit de oudheid, de naam waaronder de zon onder de
Chaldeëii en l\'houiieiërs aangebeden werd, van welke
volkeren de Hebreen deze afgoderij overnamen. Deze
afgod wordt meer dan eeuige andere iu de Heilige
Schrift vermeld. De Moabietcnhadden hunne hoogten
van Baiil. Zoo lezen wij in Niim. XXII : Il : „Eu het
geschiedde des morgens, dal Malak Bileam nam, en
voerde hem op de hoogten van Maiil, dat hij van daar
zag het uiterste des volks." Iu de geschiedenis van
Gideon komt de naam van dezen afgod dikwijls voor,
zooals, b. v., Rigt. VI : 25, 30 en 31 : „En het ge-
schiedde in dienzelvcn nacht, dal de Heere tot hem
zeide: Neem eeneu var van de ossen, die van uwen
vader zij ii, Ie weden, den tweeden var, van zeven jaren;
en breek afbel allaar van Maiil, dal van uwen vader
is, eu houw af den bosch, die daarbij is. Toen zeiden
de mannen van die stad lid Joas: Breng uwen zoon
uil, dal hij sterve, omdat hij het altaar van Baiil heeft
omvergeworpen, en omdat bij de hage, die daarbij
35
-ocr page 291-
274
HAAL.
eene godin Haalt is, de eerste was de zon, de laatstede
maan.
Deze afgod schijnt onder denzelfden naam over
geheel Azië bekend te zijn geweest. Hij is dezelfde
als de Bel der f\'ahvlouicrs, die meermalen in hel
Oude Testament vermeld wordt. Zoo lezen wij iu .les.
X L\\ 1: 1 :„Bcl is gekromd, Xcbowordl ucdergehogen,
hunne afgoden zijn geworden voor de dieren en voor
de beesten ; uwc opgcladene pakken zijn een last voor
de vermoeide beesten;" en in Jer. L: 2 : „Verkondigt
onder de Heidenen, en doet hooren, en werpi eene
banier oj>, laat hooren, vcrbcrgl lol niet; zegt : Hahel is
ingenomen, Hel is beschaamd, Mcrodach is verpletterd,
hare afgoden zijn beschaamd, haredrekgodenzijn ver-
nlcttcrd." De eeredienst v au Baiil werd uil het Oosten
naar hei Westen overgebragt. Daarom vinden wij, dal
deze god onder de Galliërs den naam van Belleuus
droeg. Hel is waarschijnlijk, dal de eeredienst van
Haiil als de zon, en van Baültis of Astorktii (zieald.) |
als de maan, de eerste bekende vorm van afgoderij
,-eweesl is, en dal deze afgoderij hel mees! algemeen :
was. Haiil was de naam van den voornaamste)! god bij
Ie oude leren, en ook de oude Klitten aanbaden de zon
onder den naam van Hel en Beliims. Daarom draagt
in Schotland en Ierland de eerste Mei, de dag Ier eerc
dezer godheid gevierd, lo! op den liuidigcn dag den
naam van Beltauc of Hels vuur.
Behalve de hoven aangehaalde, vinden wij ook nog
in andere gedeelten van de gewijde en ongewijde
schrijvers cenigc aanduidingen aangaande de wijze
waarop Haiil gewoonlijk aangebeden werd. Ilooge
plaatsen werden altijd voorde tempels en altaren dezer
godheid gekozen, en op deze werd altijd een vuur brau-
dende gehouden. Uit,.Ier. XIX : 5 vernemen wij, dat
haar kinderen geofferd werden : „Wanl zij hebben de
hoogten van Haiil gebouwd, om hunne zonen inel vuur
Ie verbranden, aan Haiil lot braudoneren; hetwelk Ik
niet geboden, noch gesproken heli, noch in mijn hart
is opgekomen. Dit wreedegebruik is nergens anders,
voor zoo verre ons bekend is, met deeeredienst van
Baiil verbonden, en daarom houden wij het voorniel
onwaarschijnlijk, dat de Haiil door Jcreniia vernield
de .Moloch der Ainmoniclcii is. Of dit al dan uiel hel
geval is, zooveel is zeker, dal de afgodische priesters
van Haal hunne eeredienst op eene dolzinnige en woc-
dende wijze uitoefenden, en tegen de altaren sprongen
en, terwijl de slagtoffere geofferd werden, er om heen
dansten mei wilde gebaarden, en hunligchaam met
messen en priemen sneden.
De Haiil van de Pheenicicrs was hun hoogste God;
was. afgehouwen heeft. Joas daarentegen zeide lol
allen, die hij hem stonden: Zult gij voor den Baiil
twisten? Zult gij hem verlossen? Die voor hem zal
twisten,zal nog dezen morgen gedood worden! Indien
hij een God is, hij Iwistc voor zich zelven, omdat men
zijn altaar heeft omgeworpen.\'\' Deeeredienst van Baiil
hecrsehlc onder de .loden ten tijde van Achab, voor-
uamclijk door den invloed zijner vrouw [zebel. la
I. Kon. XVIU vinden wij een belangwekkend verhaal
ccjicr beproeving, die gedaan werd, of de God van
Klia ol\'liaiil de ware God was. Niet minder dan vier
honderd en vijftig priesters \\an Baiil waren hij die
gelegenheid tegenwoordig, hetgeen aantoont, in wrik
eene groote male de vereering van Haal zieh onder
11383575
de Israëlieten uitgebreid had. In de verzen üd, il
en 1?^ wordt ons eenigzins aangetoond, hoe deze
afgodische eeredienst plaats had: „En zij namenden
var, dien hij hun gegeven had, en bereidden hem en
riepen den naam van Haal aan, van den morgen tot op
Avn middag, zeggende: < l Haal, antwoord ons! Maar ei\'
« as geene stem i ;i geen antwoorder. En zij sprongen
legen het altaar, dal men gemaakt had. Kil hel gi -
sehieddc op den middag, dal Klia met hen spotte ril
:cidc: Koepl mei luider slem, wanl hij is een God ;
oindal hij in gepeins is, of omdat hij wal Ie doen beeft,
of omdat hij eene reize lieefl ; misseliien slaapt hij en
zal wakker worden. Kn zij riepen mei luider stem, en
zij sneden zieh zelve mei messen en mei priemen,
naar hunne wijze, totdat zij bloed over zich uitstort-
li-n." Alen moei opmerken, dat wij in verschillende
gedeelten hel meervoud Baiiliui of Kaals in plaats van
hel enkelvoudige l\'aiil \\ inden. Tot voorbeelden hier-
\\ au verwijzen wij naar Rigt. II : II: „Toen deden de
kinderen Israëls dal kwaad was in de oogen des llee-
ren, en zij dienden de Baiils;" en I. Sam. XII : Hl:
„Wij hebben gezondigd, dewijl wij den [Icercverla-
tcn, en de Haiils en Vslaroths gediend hebben; en
uu, ruk ons uit de liauil onzer vijanden, en wij zullen
n dienen." I il ilit en andere gedeelten van dcuzelfden
aard blijkt, dat er of verschillende goden waren, die
den naam van Haiil droegen, of dat er verschillende
heidden waren, die op verschillende plaatsen te zijner
eerc opgerigt waren, liet is eenigzins zonderling,
dal de Septuaginta Haal zoowel als een god als ccuc
godin voorgesteld hebben. Hetzelfde wordt door Pau-
lus iu Hom. XI : ! gedaan, welk vers aldus letterlijk
uil hel Gricksch vertaald kan worden: „Ik heb mij
zelve zeven duizend man overgelaten, die de knie
voorde godin Haiil niet gebogen hebben." Het lle-
breenwsehe woord Haiil is mannelijk , doch er was
-ocr page 292-
BAAL-BERITH
ISAAL-ZEBUB.                                                      275
hij komt derhalve overeen met den Zeus der Grieken
en dm Jupiter der Romeinen. In de fragmenten van
Sanchoniathon, door Euscbius bewaard, wordl gezegd,
dal deze God der Phreniciërs Baiil-Samin of lieer
des Hemels genoemd werd; en Augustinus, die in de
nabijheid van Carthago, eene Phcenicischc kolonie,
woonde, zegt, dat Jupiter Baal-Samin weid gchceten.
Ook iu Plautus komt hetzelfde voor. Hel is eenetref-
fcude omstandigheid, dat in de Heilige Schriften Baal
gewoonlijk met Astoreth (zie aki.) op eene lijn wordi
geschaard. Kr kan derhalve wcinigtwijfel bestaan, of
Baiil \\vas de zon, het grootste en eerste aller voorwer-
pen van afgodische aanbidding. Reukwerk werd hem
geofferd, gelijk wij in i. Kon. XXIII : 5, en varren,
gelijk wij in 1. Kon. XVII] : H\\ lezen. Gcsenius bc-
schonwt Baiil als de planeet Jupiter, eerder dan als de
zon. Verscheidene critici zijn van oordeel, dat de God
Bclus van de C\'haldcën en Baby lomer* Nimrod, bun
eerste Koning, was; andere, dal hij was Bclus de Assy-
riër, vader van Xiniis; nog andere, dat hij een zoon
van Seriniamis was.
BAAL-BERITH. (Hebr. lieer dr» Verlmndi), een
god van de Sichcmicten, die, naar men uit zijn naam
opmaakt, het bestuur had over verbindtcnissen en
verbonden. Hij kandcrhalvi beschouwd worden ovcr-
een te komen mei den Zen* Orkioi van de Grieken en
den Jupiter Ficliiis van de Romeinen. Eenigc gelecr-
den, voornamelijk Kot-hart, vereenzelvigen dezen god
met eene Grieksche godin Beroë, dochter van Venus
en Adonis, en beschernigodin der stad Bcrifus in
Phoeuicië, waaraan zij haar naam gegeven had. Andere
gissen, dat deze afgod de Cybelc der Grieken en Ro-
meinen voorstelde. De afgodische Israëlieten maakten,
zooalsons iu Rigt. VIIJ: 33 berigt wordt, Baiil-Berith
tot hunnen god. Men deukt, dat hem menschenoffers j
gebragt werden; hij werd gewoonlijk als getuige en
regter in alle twist/aken aangeroepen. De ijver, waar-
mede deze afgod vereerd werd, blijkt uil den schal,
die iu zijn tempel werd bewaard, en waaruil aan Abi-
melech zeventig zilverlingen verstrekt werden.
BAAL-PEOR. Men veronderstelt, dat deze afgod
dezelfde is als Kanios, iu Xttin. XXL : iO en Jer.
\\l.\\lll : 7 vermeld. Salomo bouwde op den Olijfberg
ecu tempel voor dezen god (1. Kon. XI: 7). Bossehen
waren voor zijne dienst geplant, en altaren waren opge-
rigi op den (op van een berg iu Moab, Pcor gehecten,
waarnaar hij zijn naam gekregen heeft, of, wat waar-
schijnlijker is, waaraan hij zijn naam gegeven heeft.
Menschenoffers werden hem gebragt, en men gist, dal .
van hel vlcesch der slagtoffer* gegeten werd. Deze
niceniug is waarschijidijk ontstaan door hetgeen in
Psalm CV] : 28 gezegd wordt: „Ook hebben zij zich
gekoppeld aan Baiil-Pcor, en zij hebben de offeranden
der doodeu gegeten." Iu de Septuaginta windt deze
godheid Bcël-Phegor genoemd. Wegens de oukiiisch-
hcid, die iu zijne tempels plaats had, wordl hij dikwijls
niet den Priapus der Grieken vergeleken. Seldcn vcr-
nioedt, dat iiij dezelfde is als Pluto, en hij grondt deze
niceniug op de uitdrukking: „offeranden der doodeu,"
hetgeen volgens hem bcteekent : offeranden aan de liel-
schc goden. Caliucl zegt, dal hij en Adonis dezelfde
waren. Kr zijn er ook, die gissen, dal Baiil-Pcor en
Baiil-Mcon,die iiiNum. XXXI] :3Scnandere plaatsen
vermeld wordl, dezelfde zijn. Zij zoggen, dal Meon
dezelfde is als Meues of Mizraïm, de eerste koning van
Egypte, die na zijn dood goddelijke cerhew ijzingen
genooi onder den naam van lïaiil-l\'eor, Bueehus, l\'ri-
apus, Osiris en Adonis. Juricu treedt iii eene lange
beschouwing om aan te tooncn, dat Baiil-Pcor de aarts-
vadcr Noach was.
...
BAALTIS, een naam door Sanchoniathon aan de
Plia-nicisehe godin gegeven, die niet den god Baiil
overeenkomt. Iu Pausaiiias wordt zij Ammonia, de
vrouw van Aniinon, genoemd. Sommigen vcroudcr-
stellen, dat zij Xaiiiua, de zuster van Tubal-Kaïu, iu
Gen. IV : -2-> vermeld, geweest is. Als deze gissing
juist is, is Naiiina dezelfde als Astoreth of Astarte. Iu
de mythologie der oude natiën vindt men gewoonlijk,
dal (dke god zijne godin heeft.
BAAL-ZEBUB, een god te Kkron, (ene oude Phi-
listijuschc stad, aangebeden (2 Kon. I : r>). Iu hel
Nieuwe Testament wordt hij „de overste der duivelen"
genoemd. Gewoonlijk is men van oordeel, dat hel
woord Baiil-Zebub vliegeuliecr betcekent, een naam
aan dezen valschen god gegeven, omdat hij de Garo-
nieten van ninggcn of vliegen bevrijdde; hij werd
daarom somtijds afgebeeld indegedaaute ccnergroole
vlieg, of van een man mei ecu vlieg op hel hoofd of in
de hand. Iu gevallen van groot en nood werd hel orakel
van dezen man geraadpleegd. Zoo wendde zich Ahazia.
koning van Israël, lot Baiil-Zebub, om naar den uitslag
zijner ziekte Ie vragen (2 Kon. 1 : >, ö). In Matth
X : x\'ö is de naam veranderd in Beëlzebul ofdrekgod,
waarschijnlijk om verachting aan te duiden. Heiligen
hebben zelfs verondersteld, dal de oorspronkelijke
naam Baiil-Zebub als spotternij aan den god gegeven
werd; zulk een denkbeeld heeft echter zijn oorsprong
in de volkoiucuc onbewustheid van de groolc plaag,
die de vliegen, meer bijzonder iu hel Oosten, zijn. De
vlieg, in hel bijzonder die welke zeóiiö, in hel Arabisch
-ocr page 293-
üiC>                                                             BAAI.-ZKI\'IIOX- BABIA.
zulk een hoog denkbeeld van hem, dal zij in menigte
kwamen om hem te aanbidden. Mozes, zeggen zij, de
populariteit van dezen god ziende, verzocht Pharao,
dat ook hij met zijne Israëlietischc landgeuoolcii eene
reis mogt doen naar de plaats van dezen afgod. Pharao
si oud Mozes zijn verzoek toe, maar terwijl de Israëlieten
op den oever der Roode zee bezig waren met kostbare
steenenop te rapen, werden zij door Pharao ingehaald,
en daar de/.e naliet beu Ie dier tijde aan te vallen,
trokken zij de Roode zee over, na aan den afgod Baal-
Zephon geofferd te hebben, en ontsnapten. Zoodanig
waren de verhalen, waarmede de Joodsehe rabbijnen
oudtijds bun volk om dcu tuin leidden.
HAM, een woord dat vader bctcckcut, en door de
oude Perzische magi gebruikt werd om het vuur aan
Ie duiden, dat zij als de vader en het eerste beginsel
al hl ■dingen, gelijk Zoroast er leerde, beschouwden. De-
zelfde leer werd later door Auaxagoras, een Griekseh
wijsgeer, omhelsd.
BABA of Papa, een titel door de Oostcrschckerken
aan den patriarch van Alcxandric gegeven, die de
eerste was, welke met deze benaming vereerd werd.
Baba was ook de naam van ecu Moliamcdaan, die zich
in de zevende eeuw van de llcdsjrah voor ecu profeet
verklaarde, cu in Turkije vele volgelingen lot zich
trok. Hij en zijn volgeling Izak predikten mei het
zwaard in de baud aan Christenen cu Mohaniedancn:
„Er is maar één Cv >d en Baba is Zijn apostel."
BABA-LALIS, eene Hindocsche secte. Zij worden
somtijds ouder de Vaislinavas gerekend. In wcrkelijk-
beid bidden zij slechts één god aan, zetten alle vormen
van vereering ter zijde, cu regelen bunuc godsdienst-
oefeningen naar de Vedantaen de Suti leerstellingen,
die zij met elkander vcrinengen.
BABEK, het hoofd ecner kettersche secte ouder
de Mohaniedancn, die in het begin van de tweede
eeuw der Hcdsjrah ontstond. Deze manlcidc openlijk
belijdenis van goddeloosheid af, en omhelsde gcenc
godsdienst of secte, die toen in Azië bekend was. Hij
wordt de stichter der vrolijke godsdienst genoemd, en
hel is waarschijnlijk, dal hij aan zijne volgelingen bet
toegeven aan ruwe, zinnelijke vermaken inscheepte,
en hen noch tot matiging, noch lot zelfbehccrscbiug
aanzette.
BA l!l \\.cenc godin van de oude Syricrs, die ouder
de gedaante van een kind aangebeden werd. Hel was
bij hen de gewoonte om bunnen kinderen balen naam
te geven, voornamelijk aan dezulken, die zij tol bel
priesterschap wenschten op ie leiden. Jonge kinderen
werden aan deze godin geofferd, terwijl de moeders
ziuib, genoemd wordt, was zoo vernielend, dal afgo-
dendicnaars, die g-oden luidden, welke bijna over elk
voorwerp in de natuur waakten, wel eene merkwaar-
dige kracht en belangrijkheid aan Baiil-Zcbub, den
vliegenheer, mogtcn toeschrijven. Bruce, de reiziger
in Abyssinië, z< gl mis, dat wanneer de zebuh of zimb
in zwermen verschijnt, gelijk altijd geschiedt, al het
vee zijn voedsel laai varen en wild rondloopt, totdat
het, door vennoeijonis, schrik en honger uitgeput,
sterft. De vermeende bevrijder van zulk eene ramp
kon niet andcis dan in hooge eei gehouden worden
door een bijgeloovig volk. Deze hoog vereerde god
wordt somtijds met den Egyptischen Amenthcscnden
Jupitor Apomuios der Grieken voor een en deuzelfden
gehouden. Zij worden allen beschouwd als vcrschil-
lende namen voorden heer derdooden, en dus overeen
ie komen met den Pluto der Itoineinsche mythologie.
Dit is ouder anderen de meening van Patrick, Le
C\'lerek en Jurieu. Anderen zijn eene geheel tegen-
overgcstelde meening toegedaan; /.ij denken, dat lnj,
door de .loden de overste der duivelen genoemd wor-
dende, dezelfde was als Baid-Samin, dien de Phccniciërs
als heer des hemels aanbaden. De Jodenwaren ge-
woon de goden van afgodische natiën als duivelen te
beschouwen, en liet was daarom natuurlijk, dat /.ij hun
opperhoofd niet als ISaiil-Sainiu, den god des hemels,
maar als Baiil-Zcbul, den drekgod, of Baiil-Zcbub,
den god der vliegen, beschouwden.
BAAL-ZEPHON, een afgodsbeeld dal, zooals de
Joodsehe rabbijnen beweren, door Pharao\'s tooveuaars
onder zekere gesternten gemaakt en nabij de Roode
zee geplaatst werd, ten einde over de Israëlieten te
waken, en ben op hunne reis door de woestijn op le
houden. De eenige grond, waarop deze zonderlinge
gissing steunt, is de naam Zephou, welke afgeleid is
vaneen Hebreeuwsch woord, dat gadeslaanbctcckcut,
en daarom veronderstellen /.ij, dat hij de gadeslaande
srod geweest is. De taal, waarin in het Oude Testament
over BaSl-Zcphon gesproken wordt, toont duidelijk
aan, dat deze naam niet die van een god is, zooals de
rabbijnen denken, maar van eene plaats. De woorden
zijn deze (Exod. XIV: 1, 1): „Toen sprak de lieer
lot Mozes, zeggende: Spreek lot de kinderen Israëls,
dat zij wederkeeren, en zich legeren voor Pi-Hachiröth,
lusschon Migdal ent ussohen do zee: voor lialil-Zcphon,
daar tegenover zult gij u legeren aan de zee. De rab-
bijnsche overlevering aangaande dezen vermeenden
god is, dal loco de engel der vernieling over Egypte
ging, al de afgodsbeelden, behalve Ratd-Zephon, ver-
nicld werden, en daarom vormden de Egyptenareu
-ocr page 294-
BABYL0NIER8(GODSDIENST v.\\.\\ DE OUDE).                                       277
zouder uicdcdoogen de opoffering van Imii hulpeloos
kroost aanschouwden.
BABYLONIKRS (Godsdienst vax de oude).
Bahylonië <>1\' Clialdca, in de Schriften van hel Oude
Testament het land Sincar genoemd, werd besproeid
door den Tiger en don Kiiphrnnt, en had Mcsopotamië
ten noorden, de Perzische golf ten zuiden, een deel
van Arabia Dcserta ten westen, en de Perzische pro-
vincic Susiana ten oosten. Deze eens beroemde streek
is uu (ene Turkschc provincie, met Bagdad als voor-
naamstc slad. De vlakte, waaruit liet laad bestaat, is
overal bedekt met aanzienlijke en uitgestrekte kunst-
matige hoogten, welke op den anders eenvormigen
platten grond verrijzen; muren, wallen van slijk en
dijkeu doorsnijden elkander; de oude beddingen van
kanalen zijn in elke rigting zigtbaar. In onzen tijd
zijn door Hich, Bottacu I.ayard vele onderzoekingen
naar de oudheden, zeden en gewoonten van Babylouië
ingesteld.
De mythologie der oude Chaldcëu begint, gelijk die
van de andere Oostcrsclic natiën, in een tijdperk van
hoogc oudheid, lang vóór den tijd van Mozes. Bcrosus,
een van de oudste schrijvers, wiens fragmenten door
Knsebius bewaard zijn, geeft een omstandig verhaal
van hunne leer der wcrcldwording. In het begin was
er, naar hun inzigt, een oorspronkelijke chaos, die uit
niets dan duisternis en een afgrond van water, dat
monsterachtige dieren bevatte, bestond. De natuur
was in dezen oorsproukclijken staat gepersonificicerd
ouder het beeld van eene vrouw, ()ntn,-ett genaamd,
(iod verscheen in liet luidden van den chaos, en ver-
dcelde het ligchaam der allereerste vrouw of natuur,
ten einde uit de eene helft den hemel, en uit de andere
helft de aarde te vormen. Hij bragt het licht voort,dat
de monsters, kinderen van den chaos, vernietigt, deed
toen de wanorde der elementen, door deze monsters
voorgesteld, plaats maken voor orde en regelmaat, en
schiep ten slotte uit Zijn eigen bloed en dat van ïnin-
dere godheden, niet aarde vermengd, de zielen van
nienscheu en dieren, die dus van Goddelijkeu oorsprong
zijn, terwijl de heiuclsclie en de aardsebe ligchamcn
uit de zelfstaudigheid van Omorea, of uit de stoffelijke
zelfstandigheid, gevormd zijn. Dat was de vreemde
wijze, waarop, zooals de oude Balivloniëis meenden,
de schepping had plaats gehad. Zij geloofden, dat ecu
mythisch wezen, Oauncs genaamd, half-visch, half-
nieusch, het eerst aan de C\'lialdeën het gebruik van
letters, de kennis van kunsten en wetenschappen, en
de plcgtighcdcn der godsdienst mededeelde. Benige
schrijvers veronderstellen, dat Oauncs niemand anders
was dan Noach, die zich onmiddellijk na den zond-
vloed in Sincar of (\'haldea vestigde.
De voornaamste God der Babylouiërs was Bel,
Belus of Baal (zie ald.), voor wien ecu allerprach-
tigstc tempel opgerigt was, en die naar de niccning
van sommigen Nimrod, naar die van anderen Ninus,
de zoon van Nimrod, die de stichter van hunne stad
en hun koningrijk was, geweest is. De grootc tempel
van Belus was, naar men zegt, op de puiuhoopen van
den toren van Babel gebouwd. Herodotus verklaart,
dat hij ecu van de prachtigste tempels der wereld was.
De geleerde Dr. Pridcaus geeft het volgende verbaal
van dit prachtige gebouw: —„Het volgende grootc
werk vau Nebukaduezar te Babyion was de tempel
van Belus. .Maar dat, wat er liet merkwaardigste in
was, was niet zijn werk, maar was vele eeuwen te
voren gebouwd, liet was ecu verwonderlijke toren,
die in het midden er van stond. Aan den voet was hij
een vierkant, waarvan elke zijde eene stadie lang was,
en liij bestond uit acht torens, die boven elkander
gebouwd waren. Sommigen, die geen acht slaan op
eene fout in de Latijnselie vertaling vau Herodotus,
waarin van den laagsden dezer torens gezegd wordt,
dat hij eene stadie dik en eene stadie hoog is, willen,
dat elk dezer torens eene stadie hoog geweest is. Maar
het Grieksch van Herodotus, dat de authentieke tekst
vau den schrijver is, zegt dit niet, maar alleen, dat hij
eene stadie lang en eene stadie breed was, zonder iets
van zijne hoogte te melden. Eu Strabo zegt van het
geheel in zijne beschrijving er vau, waarin hij het
eene pyramide noemt, omdat het bij eiken toren in
lengte cu breedte afnam, dat liet eene stadie hoog en
eene stadie aan elke zijde was. Om voor eiken toren
eene stadie te rekenen, en voor het geheel eene mijl
hoogte, zou lege1, clks geloof indruischen, al ware ook
het gezag van deze beide schrijvers er voor, veel meer
dan, als er volstrekt geen gezag voor is. Als wij den
toren slechts nemen, zooals hij door Strabo beschreven
is, dan was hij verwonderlijk genoeg, want alleen vol-
geus zijne afmetingen, zonder er iets bij te voegen,
was hij een van de bewonderenswaardigste werken op
de wereld, en was hij veel grooter dan de grootste
pyramide van tëgypte, die, naar men gemeend heeft,
alle werken op de wereld in grootte overtrof. Het was
derhalve niet zonder grond, dat Bochart beweerde,
dal dit dezelfde toreu was, dien men bij de verwarring
der spraken daar bouwde, want hij was groot genoeg
om niet de beschrijving er van inde Schriften overeen
Ie komen. ()ok wordt door verscheidene schrijvers ten
stelligste verzekerd, dat hij geheel van tigchcls en lijm
-ocr page 295-
BABYL< (NIBRS (GODSDIENST VAX DK OUDE).
278
gebouwd was, en de Schriften verhalen ons, dat de
toren van Babel daaruit bestond. Berodotus zegt, dat
men erlangd trappen aan <lc buitenzijde opklom, waar-
door het zeer waarschijnlijk schijnt, dat de gebeele
opgang gevormd was door trappen, die van den bodem
lot den top er achtmaal ineenc schuine rigting omheen
liepen, en dat deze er het voorkomen van acht torens
aan gaven, die boven elkander gebouwd waren, juist
zooals wij den toren van Babel gewoonlijk op platen
ziv\'n afgebeeld, behalve alleen, dal de afbeeldingen hem
.•Is rond voorstellen, terwijl de ware toren vierkant
was. Deze acht torens, die als zoovele verdiepingen
boven elkander waren, hadden elk 75 voet hoogte,
en in dezelve waren vele grootc kamers met gewelfde
daken, ondersteund door pilaren, die allen tot deelen
vanden tempel werden gemaakt, toen de toren aan het
afgodisch gebruik gewijd werd. De hoogste verdieping
was die, welke het heiligste was, en waar de voor-
naaiustegodsdicnstplegtighedcn verrigt werden. ((ver
het geheel, op den top van den toren, was een observa-
lorium, dat bevorderlijk was voor de beoefening der
sterrekuude, waarin de Babylonicrs boven alle andere
natiën uitmuntten. Tot op den tijd van Nebukadnezar
bestond de tempel van Bclus alleen uil dezen toren,
en de kamers er in dienden voor alles, wat zijne afgo-
dische cercdicust betrof. Nebukadnezar vergrootte
hem echter met gebouwen, die er om heen opgerigt
werden in een vierkant van twee stadiën aan elke
zijde en eenc mijl in omtrek, hetgeen 1,800 voet meer
was dan het vierkant van den tempel te Jeruzalem,
want dit was slechts 3,01X1 voel in omtrek, terwijl,
volgens deze berekening, het vierkant van den tempel
van Bclus 4,800 voet was. Aan de buitenzijde van al
deze gebouwen was ecu muur, die het geheel omsloot,
en die, gelijk men veronderstellen mag, van gelijke
uitgebreidheid was als liet vierkant, waarin het stond,
dat is, twee en eenc halve mijl in omvang, waarin
verscheidene poorten waren, die naar den tempel ge-
leidden, allen van massief koper. De koperen zee, de
koperen pilaren en de andere koperen vaten, die uit
den tempel van Jeruzalem naar Babyion overgebragt
werden, schijnen voor het maken er van gebezigd Ie
zijn, want men zegt, dat Nebukadnezar al de heilige
vaten, die hij uit Jeruzalem wegvoerde, in hel huis van
zijnen god te Babyion plaatste, dat is, in dit buis of dc-
zen tempel van Bel, deiigrooten god der Babylonicrs."
Deze beroemde tempel stond tot op den tijd van
Xcrxes; die krijgsman vernielde hem echter, toen hij
van zijn togi legen de Grieken terugkeerde, nadat hij
hem vooral\' van de beelden en heilige gereedschappen,
die allen van massief goud waren, beroofd had. Alcxan-
dcr de Grootc besloot, bij zijn terugkeer van zijn
[ndischen togt, om den tempel van Bclus weder op te
houwen, maar twee maanden nadat de onderneming
begonnen was, werd zij door zijn dood afgebroken.
De aanbidding der hcniclligchamcn, de eerste vorm
van afgoderij onder de raenscheu, had waarschijnlijk
haar oorsprong in Babylonië. Dat was de mecniug
van Cicero, die als den waal-schijnlijken oorsprong er
van de vlakheid van het land opgeeft, die aan elke
zijde een volkomen overzigt der hemelen toestond.
Iu volkomen overeenstemming met dit denkbeeld is
Belus of Baal algemeen als de zon beschouwd, hel
grootste en ziglhaarsle van allehenielligchameu. Hel
was daarom natuurlijk, dat cle tempel, ter eere van
deze astronomische godheid opgerigt, een gebouw van
geene gewone pracht en belangrijkheid moest zijn.
Behalve Belus aanbaden de Babylonicrs vide andere
goden, waarvan ecuige in den bijhei vermeld worden.
Merodach, b. v., wordt in Jer. L : - genoemd: „Ver-
kondigt onder de Heidenen, en doet hooren, en werpt
eene banier op, laat hooren, verbergt liet niet; zegt:
Babel is ingenomen, Bel is beschaamd, .Merodach is
verpletterd, hare afgoden zijn beschaamd, hare drek-
goden ziji» verpletterd!\'\' Hel is niocijclijk Ie zeggen,
wie deze god werkelijk was, maar het is niel onwaar-
schijnlijk, dat bij een koning van liet land geweest is,
die, zooals dikwijls met populaire monarchen plaats
had, na zijn dood vergood werd. Wij vinden dan
ouk, dat andere koningen van Babyion naar hem
genoemd worden, zooals Merodach-Baladan, Ëvil-Mc-
rodach en andere. In 2 Kon. XVII : 2\'J en 30 vinden
wij nog eenc andere godheid vermeld, die door de
i Babylonicrs aangebeden werd: „Maareik volk maakte
zijne goden; en zij stelden ze in de huizen der hoogten,
I die de Samaritanen gemaakt hadden, elk volk in hunne
j steden, waarin zij woonachtig waren. Want de lieden
van Babel maakten SukkothBenoth, en de lieden van
Chut maakten Xergal, en de lieden van llamath maak-
tcn Asima." Voor de godin Sukkoth-Benoth, die
I voorgesteld werd als cene hen en kiekens, was, zooals
lleroilotus verhaalt, ecu tempel opgerigt.
De priesters van de oude Babyloniërs, die in hunnen
tijd de incest, zooniet de ceuige, geleerde lieden waren,
wijdden veel van hun tijd en hunne aandacht aan de
beoefening der sterrekuude en, wat toen eenc ver-
want sehapte wetenschap was, aan de sterrewigchelarij.
In liet hoek van Daniël worden dan ook de woorden
Chaldeër en sterrekijker zonder onderscheid gebruikt
om dezelfde klasse aan Ie duiden. Hoewel hunne bc-
-ocr page 296-
BACCHUS — B.VCCHALALIËN.
279
oefening dor waarzeggerij eeue nnttelooze oefening
was, schijnen hunuc wetenschappelijke onderzoekin-
gen met ongewone bekwaamheid plaats gehad te
hebben. Zoo grool was dau ook hunne kennis in
astronomische zaken, dal toen Alexauderde Grootc
Babyion in bezit nam, Callisthencs de wijsgeer, die
hem vergezelde bij liet doen van onderzoek naar de
schatten der Babylonische geleerdheid, bevond, dat
de C\'haldcën eeue reeks van astronomische waarnc-
iningcn hadden, die zich over een tijdperk van 1,903
jaren uitstrekte, d. i., van liet 1771stc jaar na de
schepping der wereld. Mei zulk eenc aanhoudende
beschouwing en bestudering der licmelligchaineu in
de eerste eeuwen is het niet te verwonderen, dat zij,
toen zij de kennis van den waren God verloren, tot de
aanbidding dier ligchamcn overgingen. Deze vorm
van afgoderij, die gewoonlijk Tsabianismus (zioald.)
genoemd wordt, en in Ghaldea ontstond, breidde zich
snel over al de huiden van het Oosten uit.
BAGCI1US, oorspronkelijk Dionysus geheelen,
was in de oude Grieksche en Romeinsche mythologie
de god des wijns. .11 ij was de zoon van Jupiter en
Seniele. Zijne moeder vond nog voor zijne geboorte
den dood, daar zij door het vuur van Jupiter werd
verteerd, omdat zij zich tot het dwaze verzoek ver-
leiden liet, om haren echtgenoot in zijne ware gedaante
te zien. Om de vrucht te redden en te laten rijpen,
sloot Jupiter ze in zijiieheup. Toen hij man geworden
was, vervolgde de toorn van Juuo hem zoodanig,
dat hij tot dolzinnighoid gedreven werd, en van liet
eeue land naar het andere zwierf. Vide legenden
worden van hem verhaald, b. v., dal hij Indië ver-
overde; dat hij zich in de gedaante van een leeuw
veranderde, om de goden in hunnen oorlog togen de
reuzen bij te staan; dat hij Ariadne huwde, die hij
tot den rang eeuer godin verhief, en wier kroon hij
onder de sterren plaatste. Homerus spreekt te naau-
wernood van Bacchus; eerst later rees de ceredienst
van dezen god in belangrijkheid. Hij werd voorna-
nielijk te Thcbc aangebeden, dat als zijne geboorte-
plaats beschouwd werd. De feesten van Bacchus
werden onder den naam van Dionïsikn ook te Athene
met grootc pracht gevierd. De hok en het klimop
warenaan Bacchus gewijd, en zijne aanbidders droegen
gewoonlijk thyrsi of slaven mei klimop en wijnranken
omwonden. Bacchus wordt gewoonlijk voorgesteld
als een jong man van wellust ige schoonheid, vergezeld
door Pan, Silenus en de Satyrs. Deze god had niet
alleen het bestuur over den wijn en de feesten in het
algemeen, maar ook over het theater en de tooneel-
kuust. In de eerste tijden werden hem menschenoffers
gcbragl, maar later werden dieren in de plaats van
menschen gesteld. Het dier, dat men gewoonlijk aan
hem offerde, was een ram.
BACCHJ3 of Bacchanten, priesteressen van den
god Bacchus. Zij werden ook Mtenades (van hel (ir.
Mainomai, dol zijuj genoemd, \\v\\i gevolge van de
dolzinnige ceremoniën, die zij bij de feesten in acht
namen. Zij wonden zich op tot een hoogen graad van
geestdrift, en dan namen zij met loshangende haren en
half naakte ligchamcn, met hare hoofden gekroond
met klimop en een tliyrsus met klimop en wijnranken
omwonden in hare hand, de belagclielijkstc houdingen
aan, en vierden de heilige orgiën met de akeligste
kreten en de woedendsie gebaarden. Op deze wijze
verbeeldden zich de Bacchanten aan haren godin de
Bacchanamëx eer te bewijzen.
BACGIIANALIËN, feesten ter eerc van Bacchus
gevierd. Bij de Romeinen hadden deze feesten in hel
geheim en gedurende den nacht plaats, wanneer de
vereerders van den god des wijns zich aan alle soorten
van brasserij en overdaad overgaven. Bij de eerste
instelling dezer feesten werden alleen vrouwen toege-
laten, en de orgiën werden elk jaar gedurende drie
dagen gehouden. .Maar na ecnigen tijd werd de viering
van den dag naar den nacht overgebragt, en de feesten
werden elke maand gedurende vijf nachten gevierd.
.Mannen werden nu zoowel als vrouwen toegelaten, en
losbandigheid van don grofst en en walgelijksten aard
werd bij deze gelegenheden gepleegd. Zoo geheim
werden deze schandelijke vergaderingen gehouden, dal
haar beslaan te Rome langen tijd aan de autoriteiten
onbekend bleef. In het jaar lSti v. f\', werd aan den
senaat bekend gemaakt, dal zulke nachtelijke hijeen-
konisten door een grool aantal menschen uit de stad
bezocht werden, en ecu decreet van dcu st rengstenaard
werd onmiddellijk uitgevaardigd, waarbij de consuls
gcregtigd werden om naar haren aard onderzoek te
doen, de priesters en priesteressen, dicze bestuurden,
te arresteren, en een ieder, niet alleen te Rome, maar
door geheel Italië, op cone zware boete te verbieden,
om in de mysteriën van Bacchus ingewijd te worden,
of bijeeu te komen om ze te vieren. Een gestreng
onderzoek naar de geheide zaak werd derhalve iugc-
steld, en men ontdekte, dat de ingewijden hel grootc
aantal van zeven duizend bedroegen. \\ elen werden
gevat en in de gevangenis geworpen, terwijl de sehul-
digsten ter dood gebrag! werden. V\'audieu tijd af niogl
de viering der Bacchaualiën niet meer plaats hebben,
of als zij gevierd werden, moest bet verlof van de"
-ocr page 297-
28<i                                                  BACTASCHiKTKX
proetor der stad vooraf verkregen worden, en niet
meer dan vijf jiersonen mogteii daarbij tegenwoordig
zijn. Dit belangrijke decreet maakte een einde aan de
Bacchanalicn, die hierdoor geheel ophielden. Gen
eenvoudiger en onschuldiger feest tcreerevan Bacchus
werd evenwel voortdurend elk jaar te Rome onderden
naam van I.ii-.kk vukx gevierd, welke naam afgeleid
is van Lirer, gelijk riacchus bij de Romeinen somtijds
j genoemd werd.
BACTASCHIETKX, eene orde van Mohainedann-
schc monniken l)ij de Turken, die dezen naam aannam
[ naar haren stichter Baetasch. De monniken van deze
| orde dragen wille mutsen van verschillende stukken,
met tulbanden van wol,dat als een touw iucengcdraaid
is; ook zijn hunne kleederen wit. Mohamedaanschc
schrijvers zeggen, dat Baetasch bij zijn sterven eene
i der mouwen van zijn kleed afsneed en op het hoofd
van een monnik zijner orde plaatste, zoodat een van
; de einden op zijne schouders hing. Terwijl hij dit deed,
zeide hij: „Voortaan zult gij .lanitsaren of nieuwe j
soldaten zijn." Daarom droegen de Jauitsaren mutsen, ;
die als eene mouw achterover hingen.
BACULAUISTEN (Lat. baat/urn, een stok), eene
pari ij van de X\\ ederdoopers in de zcsl iende eeuw, die
het voor verkeerd hield om iets anders dan ecu stok |
te dragen, volgens het beginsel, dal het zondig is om
wapenen te dragen lot verdediging van de godsdienst.
| l)i- Bucularistcn verklaarden streng gehoorzaam te
| zijn aan het voorschrift van Christus, dat het onze
pligl is om, wanneer wij op de eene wang geslagen
worden, ook de andere toe te keereu. Gelijk het Ge-
i zelschap der Vrienden (Kwakers) in nieuwere tijden,
geloofden zij, dat de oorlog onwettig is, en weigerden
zij daarom, om zelfs tot zelfverdediging te vechten.
HAD MI\'.SSIII, de wind of adem van den Messias.
Dit is de uitdrukking, die de Perzen gebruikten om
de wonderkracht des Heercn Jezus Christus uit te
drukken. Zij zeggen, dal Hij door Zijn adem niet alleen
de dooden opwekte, maar ook aan leveulooze dingen
het leven mededeelde.
BAETYLIA, gezalfde, kegelvormige steenen, die
door de oude 1\'ha-niciers aangebeden werden. Saucho-
niathon schrijft den oorsprong er van aan Uranus toe,
en dit is in overeenstemming mei de verklaring, die
er ilikwijK van gegeven wordt, dal zij metcoorstccncn
zijn,die, uit den hemel komende, verondersteld werden
met den ceucii of anderen god verbonden te zijn gc-
weesl. Het eerste voorbeeld, dat wij van gezalfde
steenen opgetcekeml vinden, is dat van Jakob te Lu/., \\
Gen. XXVI II : Is, l!l, die den steen opzette, dien hij :
— BAGNOLEZEN.
als hoofdpeluw gebruikt had, en waarover hij olie goot;
hij wijdde hem aldus aan God, eu noemde die plaats
Beth-el of het huis Gods. Van ecu van de oudste
liaetvlia is reeds in hel artikel AllvoiREs gesproken.
Eusebins berigt ons, dat men geloofde, dat zulke
steenen met zielen begiftigd waren. Hel is daarom
gemakkelijk Ie begrijpen, dat zij in bijzondere verce-
ring gehouden werden. Verschillende commentators
beweren, dat de „geheelde steenen," die in Lev.
XXVI : I verboden worden, liaetvlia waren. Zulke
gcdeukslceucn zijn uog op den huidigen dag in Oos-
tersche landen menigvuldig. Morier zegt ons: „Hier \\
en daar merkte ik op, dal mijn oude gids een steen op
een inliet oog vallend rotsblok plaatste, of twee steenen
op elkander, te /.elfder tijd cenige woorden uitende,
die, naar ik vernam, gebeden waren voor onze veilige
terugkomst. Dit verklaarde mij, wat ik dikwijls te
voren in het Oosten gezien had, en voornamelijk op
een weg, die naar eene groot e stad geleid, van waal-
de stad het eerst gezien wordt, waar di: Ooslcrschc
reiziger zijn steen opzet, vergezeld van een vromen
uitroep, tot teeken als het ware van zijne veilige aan-
komst." Vossius beweert, dat de si een van Jakob naar
Jeruzalem overgcbragl werd, eu daar iu hooge eer
werd gehouden. Hij zegt ons, dat toen Jeruzalem door
de Romeinen in hel jaar ïi\\ x. (\'. vernield weid, Tilus
den Jodcu veroorloofde dien steen met groot gejaiu-
iner en rouw te gaan zalven. Men veronderstelde, dat
de Baeljfliumci een gedeelte dergodheid bezield waren;
zij werden geraadpleegd bij gelegenheden van groot en
eu dringenden nood. Bochart denkt, dal de naam
afgeleid is van Beth-el, waar Jakob hel eerst censteen
als ecu heilig gedenkteekeu zalfde.
BAGE, een woord gebruikt om de geheimzinnige
stilt e aan Ie du iden, die de volgelingen van Zoroaster als
ei n gedeelte hunner godsdienst in acht moeten nemen,
wanneer zij vvassehen of eten, nadat zij iu het geheim
zekere woorden gezeg
08118325
d hebben. Ook den volgelingen
van l\'vthagoras, den Griekschen wijsgeer, werd door
hunnen meester bevolen eene diepe stilte te bewaren.
BAGNOLEZEN, een tak van desecteder Cathari
(zie ald.), die in de twaalfde eeuw ontstond en zijn
naam outlecude aan Bagnolo, eene stad van Proveuce,
waarbij zijn oorsprong had. De ISaguolczcn beweerden,
tegenover de Manicha-ischc leer, dat er slechts eene
eerste om-zaak is. de Vader van Jezus Christus en de
Hoogste God, door wieu de eerste stof voortgebragt
werd; maar hierbij voegden zij, dat de duivel, na zijn
opstand tegen God, deze stof in de vier elementen
scheidde, zoodal zij lot eene wereld gemaakt konwor-
-ocr page 298-
HAM—BALKÏI.                                                     281
dag van hetBairam wordt er voor bet serail een prach-
tig vuurwerk afgestoken, dal alles overtreft, wat er
van dien aard in Kuropa te zien is, daar het-bekend is,
dat de Aziaten in deze. knust uitmunten. De Perzen,
die volgelingen van Ali zijn, vieren hel lïairam even
stipt als de andere Mohamedanen.
BAIVA, ecne der voornaamste godheden van de ;
Laplanden», die gewoonlijk als de zou of bet vuur
wordt beschouwd. Geen afzonderlijk afgodsbeeld
wordt gebruikt voor de aanbidding van dezen god, eu
daarom wordl hij dikwijls verward me! bun grooten
god Thor (zie ald.), het opperwezen dat de wereld
door zijn donder doet beven. Zie Ij.U\'I.vmikrs ((iul)s-
IHKNST \\A.\\\' DE).                                                                                       !
KAK AN\'l\'llÜ \'I of \\ .u.a.vi\'1 vi. een naam door. \'enige
oude Christen-schrijvers aan zwervende geestelijken
gegeven, die, hunne eigene kerken verlaten hebbende,
zieb in geene andere wilden vestigen, maar van plaats
tot plaals zwierven. Volgeus de wetten der kerk mog-
ten de bisschoppen aau dezulken niet toestaan, om in
hunne diocees dienst te doen, zelfs niet om in buuue
keikeu bet avondmaal te gebruiken.
BA LA li A M, een van de twee beelden, die aan beide
zijden van hel llindocsche afgodsbeeld Jioi.kun.vtii,
(zie ald.) in den beroemden tempel die aan de zeekust
van < Irissa in hel dislrikt Cuttack staat, geplaatst zijn.
Aan elke zijde van bel groote afgodsbeeld is een ander
beeld, waarvan hel cene gedeelte wit en het andere geel
geschilderd is. liet cene is het beeld vanShubudra,
de zuster van .luggeruatli, het andere dat van Balaram, .
zijn broeder, liet beeld van Balaram, wit geschilderd, j
bevindt zich ook in sommige tempels alleen. Bij de \'
aanbidding van Juggernat h, eu ook bij die van Rrishna, -
wordt eeue kerkdienst In den naam van Balaram gc-
hiiudeu.
BALDUR., een der zonen van Om N (zie ald.), den
grooten god der oude Scandinaviërs, eu de godin
t\'rigga. Hij was wijs eu welsprekend, en de schoonste
en zachtaardigste der goden. Door den boozeu god
l.oki in den strik gelokt, werd hij door den blinden
god llodur gedood, die ecu marentak naar hein wierp,
welke hem geheel doorboorde. Toen Baldur viel,
werden de iËsir of Scandinavische godheden sprake-
loos van afgrijzen, en waren zij allen van oordeel, dal
deze vrceselijkc daad gewroken moest worden, dat
dan ook gedaan werd, daar zij Loki doodden. Al de
goden treurden over Baldur, maar hoewel zij zijn moor-
denaar straften, hadden zij geeue magt om hem in het
leven terug te roepen.
BALK II, in oude lijdt u de heilige stad der Perzen,
BAIRAMof BE
den. Deze sectc geloofde ook. dat Christus in Maria,
hoewel niet van Maria, ecu ligchaam aannam, dat aiel
| i                                                                                                                                                                                                     .
werkelijk, maar denkbeeldig was. Zie Aj.baneN7.en.
KAIRAM of Beiram. Do Mohamedanen hebben
twee feesten, die zij geregeld onderden naam van liet
Groote en liet Kleine Bairavn vieren. Hel eerste wordt
gehouden op ilcn tienden dag der laatste maand van
het Arabische jaar; hel laatste sluit de vasten van den
Ramadan. Dit laatste feest wordt, vooral te Coustauti-
nopel, mei groote vreugdebedrijven gevierd, en wordt
doorliet volk voor bun grootste feest gehouden. Hel
losbranden van hel kanon, het geroffel van trommels en
helgcschal van trompetten kondigen bet aan. Hel kond
ocnigzias overeen met ons nieuwjaarsfeest, daar er cene
algemceuc wisseling van goede wenschen plaals beeft,
eu al de slaatsanibtenarcn zich naar hel paleis spoe-
deli, om hunne linhle aan den snllan te bewijzen, liet
l\'eesl duur! drie dagen, en gedurende dien lijd biedt
(\'onstantinopel een schouwspel aan van vrolijkheid en
feestvreugde van allerlei aard. Op een der feestdagen
gaal de snllan in statigcu oplogt van hel serail naar
eenc van" de moskeen. De processie wordt dan roor-
afgegaau dom- vele schoone paarden, rijk getuigd en
door stalknechten geleid. Dan volgen er verscheidene
pacba\'s, die allen op uitmuntende paarden zitten en
hedieuden bij zieb hebben. Vervolgens komt de kapi-
Iciu pacha, hel hoofd der vloot, en andere leden van
den raad. Na hk\'in volgen eonige van de paarden des
sultans, vergezeld door stalknechten, en daarna komt,
omgeven door een aantal officieren te voel, de snllan
/.elf, gezeten opeen edel ros. De sultan en zijn jrehcelc
gevolg dragen nu gewone tarboeseben, blaauwe over-
jassen en wijde broeken, en bet cenige verschil tusschen
. de kleeding van den monarch en die zijner volgelingen
is een korte militaire mantel, door eerstgenoemden
gedragen, die met een kostbaren juweel om den hals
is vastgemaakt. Deze processie heeft veel van hare
vroegere pracht verloren, doorbel verwisselen van de
weelderige,losse en bevallige Aziatische kleeder Irngi
voor ecne gesloten balf-Europcesche uniform. [Iel
gezigl was veel meer indrukwekkend, toen de sultan
omringd was door zijne jauitsaren, die gekleed waren
in rijke wijde klcetlcren; maar de tijd van den getul-
banden Turk is voorbij, en de rijke Oosterling van den
tegenwoordigen tijd is slechts door ecne roodc muts,
fez geheeten, vaneen Europeaan onderscheiden. De
Oostersclic klccdij is echter nog onder de lagere klas-
se» in zwang, voornamelijk in het binnenste van hel
land, en de priesters blijven ook nog steeds bel sier-
Üjke gewaad en (In tulband dragen. Op dm laatsteu
M
-ocr page 299-
OSJ
BALSEMEN — BAMBTNO.
en hut middelpunt hunner godsdienst. Hel was de
plaats, waar liun voornaamste Pyneum of vuurtempel
stond, en de woonplaats van iiuimeii Archiinagus of
voornaamsteu priester. Toendc Moliamedaucn l\'crzië
veroverden, gingen de Gehkkkn (zie ald.) naar de
provincie Kermau, waar zij nog, hoewel in gering
aantal, gevonden worden.
15ALSEM EN, eene handelwijs van zeer oude lijden
.-il\' verrigt, (en einde te beletten, dal de lijken tot be-
derf overgingen. Ju de Heilige Schrifteu wordt er
dikwijls \\ an gesproken. In (ien. L: 2 eu 3,1). v., lezen
« ij: „En Jozef gebood zijnen kneebtcu, den mcdicijn-
meesters, dat zij zijnen vader balsemen zouden; en de
mcdicijnmecstcrs balsemden Israël. En veertig dagen
werden aan hem vervuld: waut alzoo werden vervuld
de dagen dergenen, die gebalsemd werden; eu de
Kgyptcuaars beweenden hem zeventig dagen." tiet
gebruik om te balsemen schijnt in Egypte van zeer
vroeg aT beslaan te hebben, zooals duidelijk blijkt uil
de gewoonte, door Herodotus vermeld, om de lijken
met een Ethiopisclicn steen tesnijden. Eenigc niumiëii
liragen ook het jaartal der oudste koningen. Hel ambt
van Ie balsemen, dat van vader op zoon overging,
behoorde aan eenc geregeld georganiseerde klasse van
nienschen in Egypte, van welke, volgens Diodorus
Siculus, de Tariebelitcn de voornaamste waren. Ten
tijde van Jozef werd het balsemen aan geiiecslieeren
loev ertrouwd. De handeling schijnt beslaan Ie hebben
in hel opvullen van hel lijk mei specerijen. Door
Diodorus wordt zij op de volgende wijze beschreven:
„Zij bereiden bel ligchaaiii eerst mei cedcrolic en
\\ erschillende andere zelfstandighcden, meer dan der-
lig (of volgenseeneandere lezing,veertig)dagenlang;
dan, nadat zij er ïnyrrhe, kaneel en andere specerijen
hebben bijgevoegd, die niet alleen de kracht hebben
om hel lijk langen tijd te bewaren, maar ook om er
een aangenanien geur aan te geven, overhandigen zij
het aan de betrekkingen van den overledene." Met
gebruik om te balsemen was niet tol de Egyptenaren
bepaald, maar schijnt aangenomen te zijn door de
.loden, l\'er/en, Arabieren en Ethiopiër*. Til hel
N ieuwe Testament v ornoiiien wij, dat Nicodeuius spe-
eerijeu aanbragl om hetligehaaiuvaiionzen Heer Ie
balsemen. In Joh. XIX : 80, 10 lezen wij: „En
Nïeodemus kwam ook (die des nachts tol Jezus eerst
gekomen was), brengende een mengsel van ïnyrrhe
ui aloë, omtrent honderd ponden gewigts. Zij namen
dan het ligebaam van Jezus, en bonden dal in linnen
doeken niet de specerij en, gelijk de Joden de gewoonte
hebben van begraven." in Egypte werd het balsemen
door verschillende personen verrigt, die allen hun
: bepaalden werkkring er bij hadden. De een begon
nut de juiste inaiiicr aan Ie wijzen, waarop de insnij-
I ding In de linkerzijde geschiede:! moest, terwijl een
ander als operateur dienst drvi\\t en na de insnijding
op lui lijk vnlbragl te hebben terstond van de plaats
vlood, alsof bij eene misdaad Ingaan had. Nu begon
lul eigenlijk gezegde balsemen, dat door de erfelijke
kaste, waarvan wij reeds gesproken hebben, verrigt
werd. De ligchaanisdeelen, die bet meest aan bederf
onderhevig waren, werden eerst weggenomen, het
\' overige werd niet palmwijll gewassebeu, en de bin-
nenzijdc werd opgevuld niet ïnyrrhe, kaneel eu andere
soorten van specerijen. Dan werd het lijk gedurende
ongeveer veertig dagen in zou! of salpeter gelegd, aan
liet einde van welken tijd het in fijn linnen doeken, die
niet eene soort van gom vastgemaakt werden, ge-
zvv.ichteld werd. Het geheid werd uu mei de rijksle
reukwerken overdekt. De handeling nu voleindigd
zijnde, werd bet lijk aan de betrekkingen gegeven; al
de trekken waren er nog op, zelfs hel haar der oog-
leden was ongeschonden. Algemeen heeft men bc-
weerd, dat bij het balsemen onderde Egyptenaren de
ingewanden werden weggenomen; maar dit schijnt
niet algemeen hel geval geweest Ie zijn, daar 1\'etligrew
iu zijn verhaal van eene miiiuie, die hij niet lang ge-
leden ontrold heeft, vermeldt, dal hij ook de ingewan-
i\'eu gebalsemd en ondel de doeken geplaatst, vond, en
hij voegt er bij: „zij waren iu bet ligebaam bij de
meeste mumiën, die ik ontrold heb, eu altijd in vier
gedeelten." Dal het wegnemen der ingewanden echter
dikwijls plaats had, is duidelijk uit de omstandigheid,
dal llerodolus en Diodorus bel uitdrukkelijk vernul-
dcn. I.\'orphyrius gecl\'i ecu gebed op, dal. zooals hij
zegt, door hen, die balsemden, uil naam van den
overledene werd uitgesproken, waarin i\\m goden
gcsmeekl werd, om de ziel op Ie nemen iu de verblijf-
plaat siler goeden, end ie organen iu den Nijl Ie wei pen,
die hen belecdigd konden hebbeu, en de ziel door
onmatig eten eu drinken schade konden hebben ge-
daan, hetgeen duidelijk betrekking heeft op de maag
eu de ingewanden.
BAMBINO (Hal. kimt), een beeldje van hel kind
Jezus in de kerk Ara Cieli te Konie, dat, zooals de
Itooinschgczindcn meeiicu, de wonderdadige inagl
bezit om de zieken Ie genezen. Hel wordt gewoonlijk
11 SautisaiiHo Bambino, hel allerheiligste kind, ge-
uoemd, en wordt niet den grootsten eerbied genaderd.
Het is ecu houten beeldje, ongeveer achttien duim
lang, gehuld in luijers, die het, niet uitzondering van
-ocr page 300-
;\\Mli()K/j;\\ BRUG.
i^S
te Jeruzalem dooreen monnik van Si. Fraiioiscus uit
cen olijfboom gesneden, die nabij den\' Mijfherggroeide.
De goede monnik had verw uoodig on kon die niet
vinden. Door gebod en vasten verzocht hij ze van don
hemel. (>p zekeren dag viel hij in slaap, en ziel ! toen
hij ontwaakte, was de kleine pop geheel geschilderd,
en het hout zager juist als vlceseli uit! De faam van
dil wonder verspreidde zich over hel gehcelc land, on
was oorzaak, dat vele ongcloovigoii bekeerd werden.
Hel was voor Itome gemaakt, en de maker scheepte
zich er mode naar Italië, in. Maar hel schip veronge-
Inkte, en toon allen hel heilige beeld verloren waanden,
ziel! daar verscheen do kist, waarin hel was, plotseling
en op wonderdadig" wijze te Livoruo! Dil vermeer-
derde sierk zijn room on de vereeriug van het volk.
Van daar werd hel spoedig naar Koiue overgebragt,
en loen hol voor het eerst op den f\'apitolijnsehen
heuvel aan den vromen blik der geloovigeu vertoond
werd, rezen hunne vreugdekreten eu levendige hallc-
lujah\'s lol de sterren op. Men zegt, dal bij zekere
gelegenheid eene vrome dainc den mooijen pop mot
zich naar huis nam; maar binnen weinige dagen koorde
hij weder op wonderdadige wijze naar zijn kapelletje
terug, en luidde alle klokken der kloosters, die hij
voorbijging. De klokken verzamelden al do monniken,
en toen deze in de kerk drongen, was daar. lot hunne
grenzclooze vreugde, Bambino op hel altaar gezeten."\'
„Men verzekerde mij,?\' zegt een ander schrijver, „dat
het beeld, ongeveer honderd of twee honderd jaar go-
lodeu, uit hol klooster van de A.ra Cceli gestolen werd;
maar zulk een verwonderlijk beeld kon natuurlijk
zijne eigene woonplaats kiezen, on niet tegen zijn wil
weggevoerd worden. Omstreeks elf uur des avonds
klingelde dan ook de deurschel, waarop eenige mon-
nikon do deur openden eu tot hunne verbazing zagen,
dat Bambino barrevoets teruggewandeld was van de
plaats, waarheen hij gebragt was: lot gedachtenis aan
deze geheurton is zij n do voel en al tijd on Ik-dekt gelaten.
De gewone fooi aan den Bambino is een dollar, terwijl
aan den eersten geneesheer te Rome voor elke visite
een halve dollar gegeven wordt. Eene onzer dioust-
hoden, die.stellig aan zijne kracht gelooft, heeft gezien,
dal hei beeld bij vele gelegenheden gebruik! werd, en
gewoonlijk met goed gevolg; wanneer de genezing
bewerkstelligd wordt, neemt hei gelaat, volgens haar
/.eggen, eeue allerliefste rozcnkleiir aan; zoo niet, dan
blijft hot onveranderd of wordt bleek."
BAMBOEZEN BRUG. Do bewoners van hol eiland
b\'ormoza verbeelden zich, dal de zielen der boozen na
den dood gekweld, en mol hel hoofd naar heneden in
hel hoofd en de voeten, geheel bedekken. Ophot hoofd
is eene koninklijke kroon, glinsterende vandiainanteii,
en van top tol teen is hel bedekl mei robijnen, siua
ragden endiainanlen. De volgende beschrijving er van
wordt door ecu ooggetuige gegeven:—„Een monnik
opende voor ons de groole deur, en bragi ons in
eene kleine kamer, waaruit een andere monnik ons
naar de wondcrvolle kapel geleidde. Drie arme vrou
wen mei een ziek kind knielden voor liet allaar, Ier-
wijl de priester, die hierbij dienst deed, mei de
eene of andere ceremonie bezig was. Spoedig sloeg
hij regtsom, en opende met eene plegtighoid, die ge-
veinsd en daardoor belagehelijk was, eeue kleine wieg,
waarin do glinsterende pop lag. Hij bad er over, en
Int beeldje loen in de handen nemende, alsof zij on-
waardig waren hel aan te raken, plaatste hij hel in
eene slaande houding op hel allaar. Hier had hij
weder. Toen nam hij hel in zijne handen, raakte mei
deszelfs leen hel hoofd van hel zieke kind aan, en
maakte hel teckeil des kruises er mede op het hoofd
van het kind. Toen bragl hij den teen aan de lippen
van hel kind, dal dien moest kussen. Kn toen klisten
de vrouwen,die al dien tijd op hare knieën lagen, den
voei van het beeldje. Xa nog eenige ceremoniën werd
Bambino weder in de sehoone wieg gelegd, en de vroii-
wen verwijderden zich.Toen de kapel dooide Italianen
verlaten was, noodigde de priester ons binnen. Wij
werden naar de wieg gebragt. Hij sprak ons over de
onmetelijke waarde der jnweelcn, waarvan vele giften
van koningen waren, over de vele wonderen door Bani-
bino uitgewerkt, en wees op de vele zilveren en gouden
harten, waardoor het beeld, lot bewijs daarvan, om-
riugd was. De wieg staal onder ecu draagheinel; aan
de eene zijde er van is Jozef, aan de andere de Maagd
Maria, en er hoven een beeld van God den Vader\'\'\'
Men veronderstelt, dat dit beeldje de wonderbaar-
1 ijkt- kracht bezit, om de onmiddellijke beterschap
der zieken te bewerkstelligen. Op aanvrage wordt het
in een prachtig rijtuig, door priesters in volledig plegt-
gewaad begeleid, naar hel huis van don pal i;nl over-
gebragt. Als bet door de stralen gaat, wordt elk hoofd
ontbloot, en elke knie gebogen. Dit verwonderlijke
beeld wordt elk jaar, van den 25»\'en December tol don
26»tcn Jamiarij, in eene voorstelling van den stal te
Itcthlchcni, voor de openbare vereering ten toon ge-
steld. Gedurende dien lijd bevinden zich tien diiizcu-
den nicnschen in do.\\ ra (\'rol ion op den (\'apitolijiisehen
heuvel, om aan Bambino oer te bewijzen.
De geschiedenis van dil beeld is wetenswaardig als
een voorbeeld van de legenden van Rome. „Hel werd
-ocr page 301-
BANA — BANIANEN.
981
een bodemloozen put vol modder en vuil geworpen
worden. Zij meenen, dal de zielen der dcugdzamcn
verheugd en veilig over eene smalle bamboezen brui)
den put overtrekken, en dal die brug dadelijk naar
een vrolijk paradijs geleidt, waar zij zich in alle soorten
van zinnelijke genoegens baden. Maar als de zielen
der boozen deze brug pogen over te trekken, vallen
zij er at\' en storten in den inodderigen afgrond. Dit
zonderling bijgeloovigc denkbeeld beeft eene sterke
gelijkenis o]i den A i.-Sm \\\'i\'(zieald. iderMohaincdanen.
BANA, hel iroord, de naam die in liet dagclijksche
gesprek aau de heilige schriften der Boeddhisten ge-
geven wordt. De boeken, waarin de geschriften verval
zijn, lieeteu Band-Put, en bet gebouw, waarin de waar-
beid gepredikt of verklaard wordt, beet Bana-Madiitra.
...
jl De loftuitingen op de Banu maken een geliefkoosd
onderwerp van de inlandsche schrijvers uil, en de laai,
waarin zij zieb uitdrukken, is van den verhevensten
aard. De\'volgende uittrekselcu mogen hiervan tot
voorbeeld dienen: — „De redeneringen van Boeddha
zijn als een goddelijk toovermiddel, om van liet vergif
dei- booze begeerte te genezen ; een goddelijk genecs-
niiddel, om de ziekte des toorus te heelen : eene lamp
in liet midden van de duisternis der onkunde; een vuur
gelijk aan dal, hetwelk aaij bet einde van een kalpa
brandt, om de herhaalde boosheden te vernietigen; eene
middagzon, om het slijk der gierigheid op te droogen ;
een zware regen, om de vlam der zinnelijkheid uit te
dooven; een kreupelbosch, 0111 den weg te versperren,
die naar de uarakas geleidt; een schip, om daarmede
naar de overzijde van den oceaan des bestaans I e zeilen;
een eollvrium, om het oogvlies der ketterij weg te
nemen; eene maan, om den \'s nachts zwellenden lotus
der verdienste Ie verlichten; eene opeenvolging van
boomen, die onsterfelijke vruchten dragen, en bier en
daar geplaatst zijn, opdat de reiziger in staat moge
wezen,om de woestijn des bestaans over te t rekken; een
ladder, om daar langs naar cle dewalókas te stijgen;
een regte weg, om naar de onvergankelijke wijsheid
te trekken; eene deur, om iu te gaan tot de eeuwige
stad van nirwana: een tooverboom, om te geven wat
gevraagd wordt; eene geur, iiitgezoehter dan ecnige
andere in de drie werelden: een schat van de beste
dingen, die men met mogelijkheid verkrijgen kan; eene
magt, waardoor het verdriet van elk gevoelig wezen
gestild kan worden."
De grootste voordeden komen voort, naar liet ge-
loof der Boeddhisten, uit bet lioorcn naar de Banu:
een dergelijk gevoel heerscht over bet gebeeleOosten
aangaande het voordeel, dat uit het lezen van heilige
boeken voortspruit. In de eerste eeuwen van het
Boeddhismus was de Bana in de landtaal, en men kan
gemakkelijk begrijpen, dat doorliet voorlezen ervan
groote uitwerkingen verkregen konden worden; maar
Dn is bet overlezen iu eeu niets bcleekeiienden vorm
ontaard, waaruit geen werkelijk, maar slechts een
denkbeeldig goed verkregen kan worden. De heilige
boeken worden letterlijk aangebeden, en men verwacht,
dat uit deze aanbidding evenveel voordeden zullen
ontspruiten, als uit de aanbidding van eeu verstandig
wezeu. De boeken worden gewoonlijk in doek gewik-
keld, en dikwijls op een ruw altaar aan den kant van
den weg geplaatst, opdat de voorbijgangers geld er op
zullen leggen en verdiensten verwerven.
BANÏANEN, eene seetein Yoor-ludië. liet woord
wordt somtijds in eeu algetneenen zin gebruikt, om
de afgodendienaars van ludié, als onderscheiden van
de Mohamedancii; aan te duiden. Doch in een meer
beperkten zin wordt het toegepast op de Vaishya of
die van de vier Hindoesehe kasten, die alle voort -
brcugende kapitalisten, hetzij herders, landbouwers
of kooplieden, bevat. In den Miaster wordende Bani-
anen Shuddery genoemd. Twee van de acht algemeene
voorschriften van Brahma worden als voornamelijk
verbindend voor hen, ten gevolge van hun beroep, bc-
schouwd, namelijk dat, hetwelk waarheid iu woorden
i ii handelingen gebiedt, en dat, hetwelk bedrog van !
wel keu aai dook in handelszaken verbiedt. Zij geloovcn ,
aan de zielsverhuizing, en ten gevolge van hun vast j
geloof daaraan, beschouwen zij den man, die vrijwillig j
het verachtelijkste insect doodt, als een moordenaar.
Zij hebben een bijzonderen eerbied voorde koe, die zij
als een heilig dier beschouwen. De Baniauen zweren
slechts met den uitersten weerzin. Sommige hunner
willen liever hunne zaak verliezen dan eeu eed nlleg-
gen, zelfs in een geregtshof. Als de nood headwingt om
te uweren, leggen zij hunne beide handen op de pleg-
tigste wijze oji den rug eener koe en zeggen: „Moge
ik bet vleeseli van dit heilige dier proeven, indien enz.
Wanneer proselieten voor liet Baniaansche stelsel
gewonnen worden, brengen zij, tot voorbereiding, zes
maanden als nieuwelingen door, gedurende welken
tijd de Brahininen hun bevelen koedrek te vermengen
met alles, wat zij eten. De gewone hoeveelheid is
ongeveer een pond; na de eerste drie maanden wordt
deze gewone hoeveelheid trapsgewijze verminderd.
Daar de koe beschouwd wordt iets goddelijks te heb-
ben, kan, zooals zij zieb verbeelden, niets zoo geschikt
zijn als de uitwerpselen van dit dier, om ligehaam en
ziel te zuiveren. Eene zonderlinge plegtigbeid wordt
-ocr page 302-
BARA — BARBARIJE (GODSDIENST VAN).                                          285
door de Banianen uitgeoefend, namelijk die van eeu
naam aan een kind te geven, als liet tien dagen oud
is. Te dien einde leencn /.ij een dozijn kinderen van
hunne buren, en plaatsen die in een cirkel rondom een
groot laken, dat over den grond is uitgespreid. De
dienstdoende Bralimiu legt eene zekere hoeveelheid
rijst op het midden van hel laken, en hel kind, dat
eeu naam moet ontvangen, op do rijst. De bedienden,
die de hoeken van het laken aanvatten, ligteu het van
den grond, en schudden liet een kwartier vuur en
achterwaarts. Als zij het kind en de rijst genoeg ge-
schud hebhen, geeft de zuster van het kind, die er hij
is, haar broeder zulk een naam als haar goeddunkt.
Twee maanden daarna wordt het kind in hunne gods-
dieusi ingewijd, dat is, zij brengen het naai\' eene
pagode, waar de Brahmin, wiens dienst het is, eeniijc
spaanders sandelhout, een weinig kamfer, kruiduuire-
i                                                    >                            o                     >                _ i
len en andere specerijen over het hoofd van hel jonge
kind werpt. Als deze plegtighcid geëindigd is, is het
kindeen Banianen lid dergodsdienst, die zij belijden.
Als eeu Banian zijilc handelszaken terzijde zei, en
zich geheid aan hei verrigteu van godsdienstpligleu
wijdt, dan wordt hij als eeu Brahmin van eene meer
vrome soort beschouwd. De Banianen zijn de grootc
handelaren, in wier handen hel grootste gedeelte van
den handel van Indië is. Zij beschouwen het bijna als
een heilig regt,dat alle handelszaken door hen moeien
geschieden, /.ij worden derhalve overal in Azië gevon-
tlen, waar zij niet alleen kooplieden zijn, maar als ban-
kiers dienst doen, en geven wissels op de meestesteden
in Hindostan. Hunne wijze van koopen en verkoopen
is zeer zonderling; zij geschiedl in diepe stilte, alleen
door elkanders vingers aan te raken. De kooper, zijn
gordel losmakende, spreidt dien uil over zijne knie,
waarna hij en de verkooper met hunne handen er onder
den koop sluiten, door teekeneu met hunne vingers te
maken, die ponden, schellingen en stuivers aanduiden,
en op deze wijze komen zij, zonder een woord tcspre-
ken, tot eene overeenkomst. Als de verkooper de
geheide hand van tien kooper neemt, duidt zulks dui-
zend aan, en het aantal malen, dat hij de hand schudt,
duidt het aantal duizenden pagoden of ropveu aan,
naar mate er kwest ie van de geldsoort is, dat gevraagd
wordt. Als hij de vijf vingers neemt, duidt zulks vijf
honderd aan, en neemt hij er slechts een, honderd;
een halve vinger lot het tweede gewricht beteekent
vijftig, en de top van den vinger tot het eerste gewricht
duidt tien aan. Op deze vreemde wijze drijven in
vele deelen vau het Oosten de kooplieden de grootste
handelszaken.
BA KA, eeu leest dat vroeger mei veel pracht Ie
Mcssina op Sicilië gevierd werd, Ier eere vau de He-
meivaart van de Maagd Maria. I lei woord Hum werd,
behalve dat hel gebruikt werd om hel leest zelf aan
Ie duiden, ook gebezigd voor eene grootc machine,
die gedurende het feest vertoond werd. Deze machine
was vijftig voel hoog, en op deu top er vau was eeu
meisje van veertien jaar, dal de Maagd voorstelde en
op de hand stond vau eeu beeld vau Jezus Christus.
BARALLOTTEX, ecu secte te Bologna, waarvan
de aanhangers alle dingen gemeen hadden, zelfs vrou-
«cii en kinderen.
BARBA (St.) (Feest VAN), een feesl door de
Grieksche kerk op deu t\'i<» December gevierd.
BARBAKA\'S(St.) DAG. Op den 7,liu Maart viert
de Roomsen*1 kerk hel feesl vau St. Barbara Ie gelijk !
niet dat van St. Thomas Aniiiuas. Van deze heiliirc
vrouw wordt verhaald, dal haar vader 1 leiden was, en
dat deze, toen hij uit haar gesprek bemerkte, dat zij
hel Christelijk geloof omhelsd had, in grootc veront-
waardiging zijn zwaard trok, en haar met den dood \'
bedreigde. Maar daar zij in dit uur vau groot gevaar
tot God bad, opende zich een grootc steen, die haar !
geheele ligchaam in de holle opnam, en haar naar een
berg vol holen bragt, waar zij meende zich verborgen
Ie hebben; zij werd echter door een herder ontdekt.
Om deze onbeschaamde daad werd de herder op eene i
voorbeeldeloozc wijze gestraft, want hij werd in een
marmeren steen, en al zijne schapen in sprinkhanen
veranderd, of, zooals anderen zeggen, in torren, die
jaarlijks het graf dezer heilige bezoeken. \\ ersehil- !
lende andere zoiuh rliuge geschiedenissen worden van
St. Barbara verhaald: het is echter noodeloos die mede
te deelen.
BARBARIJE (Godsdienst van}. De Barbarijsche
staten beslaan de geheele noordkusl van Afrika, mei
uitzondering van Egypte. De bewoners zijn voorna-
melijk dweepzieke en bijgeloovige Mohamedanen,
dweepzieker en bijgcloovigcr dan de belijders vau den
Islam iu eenig ander land. Vau hunnen tulbas of gces-
lelijke onderwijzers leeren zij weinig. Er is geen ver-
band tiisseheu de dienaars der godsdienst en het gou-
vernement, gelijk in andere Mohamedaausche landen
hel geval is, en er is ook geen ligchaam, gelijk de nlemn
in Turkije, om de leer en tucht der kerk te bewaren
en Ie handhaven. De vereering des volks wordt bijna
uitsluitend bewezen aan eene klasse vau ïuensehen, !
die zich, door hunne persoonlijke pogingen, tot het
karakter van heiligeii verheffen. Eu dit karakter wordt
i niet verkregen door eene bijzondere zuiverheid van
-ocr page 303-
BAR13E.
2 Mi
leven, of getrouwheid in hel inachtncnien dergods-
dienstplcgtighedcu, maai\'door de buitensporigstc en
! ongerijmdstc aanspraken opboveuuatuurlijkcmagt,en
opcene gemeenschap met onzigtbare wezens. Op deze
wijze hebben de Maraboets, gelijk /ij genoemd worden,
een aanzienlijk overwiart over de gemoederen der ligt-
i gcloovigc menigte verkregen. Overliet geheelenoor-
(len van Afrika worden idioten en krankzinnigen
algemeen als heilig beschouwd, en vele gevallen heb-
ben er plaatsgehad van personen, die veinsden in hun
verstand geschokt te zijn, ten einde den eerbied en de
vereering van hel volk te verwerven. De heiligen of
i Marabocfs van de hoogste klasse zijn bepaaldelijk de
personen van den tweeden rang in bet land, als zij
zelfs den monarch niet evenaren. De keizers van
Marokko zijn langen tijd gewoon geweest om, door
lioogc aanspraken op heiligheid, den eerbied hunner
onderdanen te vcrhoogeii. Mulev Isniael bragt, naar
verhaald wordt, ecu groot gedeelte van zijn tijd in
bijgcloovige gebruiken door, die hel volk het denk-
\\ beeld moesten geven, dal hij het voorregt had van
in dadelijke gemeenschap met God en Mohamed te
staan,eudat hij met hovenmciiseliclijkc niagt begiftigd
was. Eene tëngelsche vrouw, die vroeger zes jaar in
Algcric heeft gewoond, vermeldt, dat zij een van de
beroemdste Maraboets heeft ontmoet, die beweerde
zooveel niagt l<\' bezitten, dat hij meer dau eens naar
hel paleis was gegaan en den dev geslagen had. Zij
beschrijft dezen vermeenden heilige als „een kleinen,
wild kijkenden, ouden man met een grijzen baard, ge-
kleed in een lang gewaad van prachtige brocade, niet
een tulband van gelijke pracht, maar op eene zeer
ongewone wijze opgezet. Hij werd gevolgd door een
zwarten slaaf niet een kruiwagen, waarop blijkbaar
goed gevulde manden waren." Een Maraboet vervult
de diensten van priester, van een al\'weerder des kwaads,
en een maker van tooverriiigen en amuletten; ook
doet hij vele /.ouderlijke streken, ten einde verwondc-
| ring en bewondering op te wekken, llij heeft bei
voorregt om eene schuilplaats aan een beschuldigde,
j hetzij schuldig of onschuldig, toe te staan, euzelfsoni
bescherming te verlecncn aan oen ieder, die zich bel
misnoegen van den souvereiii op den hals gehaald
heeft. De misdadiger is veilig, zoodra hij dvn drempel
van den kiosk des Maraboets overschreden heeft. De
kiosk is de woonplaats van den Maraboet tijdens zijn
leven, en zijn graf na zijn dood, en behoudt zelfs dau
nog zijn beschermend karakter, lu de Barbarijsche
. staten heersehen, gelijk !u alle onverlichte landen,
, bijgelovigheden van verschillenden aard. De grootc
menigte van liet volk gelooft sterk aan de kracht
van een ziek oog. Slangciihe/wccrders \\ iudt men er, I
die de bewondering van alle aanschouwer»opwekken. :
Zij vertooneu zich voor het oog der bewonderende
menigte halfnaakt, in zonderlinge houdingen en vcr-
wringiugen van hel ligchaaui, en met slangen om zich
gewonden, die zij van hunne kracht om te schaden
unldaan hebben. Ouder de bewoners van de noord-
kust van Afrika worden overleden betrekkingen iu
grootc eer gehouden. Eiken Vrijdagavond wordt „hel
l\'ccst der doeden" gevierd, wanneer de nienschon naar
de graven hunner voorouders gaan, die, zooals zij
denken, op dien avond tegenwoordig zijn eu aanhef
feest, dal daar gevierd wordt, deelnemen.
BAltliK, een naam door de Waldcnzcn aan een
leeraar gegeven, liet aantal harben schijnt /.eer aau-
zieulijk geweest Ie zijn. Zoo vernemen wij, dal er in
(!,• zestiende eeuw, op eene synode inde Valdi Clusone
gehouden, zeker niet minder dan honderd veertig
barben tegenwoordig waren. Deze leeraars voegden
gewoonlijk bij hunne andere diensten de opvoeding
der jeugd aan het collegic van Angrogua enopanderc
plaatsen. Tegenwoordig is hel aantal barben slechts
vijftig, overeenkomstig hei aantal kerkgemeenten. De
herderlijke diensten der leeraren zijn talrijk, daar al
de kerken viermaal elke week vuur de eene of andere
dienst geopend zijn. De godsdienstoefening wordt des
Zondags gehouden; des Maandags en des Woensdags
zijn er catcchisaticn, die met gebeden beginnen en
eindigen; des Vrijdags wordt er ook gepredikt. Dr.
Thomson had, op een niet lang geleden bezoek aan de
valleijen, ruimschoots de gelegenheid, om niet den
tegenwoordigeu staat der Waldcnzcn bekend te wor-
deu. Van hunne herders geeft hij de volgende loffelijke
getuigenis: — „Weinige dingen verschaffen zooveel
"genoegens aan hem, die deze kerken in de Alpen be-
zoekl, als de omgang met hare herders. Zij zijn nien-
schen, die door hunne vroomheid en opvoeding de
vergelijking kunnen doorstaan met de leeraars van
alle Protestautsche kerken op de wereld. Gedurende
cenigc jaren opgeleid aan de eene of andere academie,
b. v. van Berlijn, Lausannc, Moutaubaii of Gcnèvc,
brengen zij naar hunne gemeenten niet alleen die
levende vroomheid lenig, die zij er van medenamen,
maar ook die omwikkeling van den geest en meerdere
sympathie, die gewoonlijk door si mieren en reizen in
den vreemde verworven worden. Hoewel zij minder
prediken dau de leeraars van ons eigen land, wordt
hun herderlijke arbeid toch niet overtroffen. De
herder van het stormachtige llodorel, Daniël liull\'o,
-ocr page 304-
283
BARCHOOHAB.
bragt eengroot leger op de been, nam Bitltcr in, en
liet een groot aantal .loden ter dood brengen, /.ij
voegen er bij, dal de kleinzoon door zijne eigene 011-
derdanen in de stad Uil her omgchragl werd, omdat
zij onl dekten, dal hein het ware keuteekeu van den
Messias ontbrak, dal, volgens hen, was om aan den
reuk Ie welen, of een man schuldig is.
\\\\ elke waarheid er ook moge zijn in de opgaven der
Joodschc schrijvers, dat er twee bedriegers waren, die
den naam Barchochab droegen, zeker is het, dat de
merkwaardigste Coziba is, die zich omstreeks 130
voor den Messias begon uit te geven, ilij trachtte dit
karakter door drie middelen staande Ie bonden. Ten
eerste nam hij den titel van Barchochab, zoon der ster,
aan, om het volk te overtuigen, dal hij de sier was,
die Bileam de profeet zag. Jiij hield slaande, dat hij
cene vau de sterreu des hemels was, uitgezonden
om zijne natie bij te staan, en haar vau het wreedc
juk der Romeinen te verlossen. Ten tweede trachtte
hij, zooals Hiëronynius zegt, bet volk te bedriegen,
door vuur en vlammen door middel vau brandende
teer uit zijn mond Ie laten gaan. Ten derde koos hij
een voorlooper uit, met gevoelens eu neigingen gelijk
de zijnen, die in zijne bcdriegclijkc plannen voor hem
ecu krachtig helper was. Deze voorlooper was Aki ba
(zieald.), van wien de Joodschc schrijvers vele vreemde
geschiedenissen verbalen. Barchochab eu zijn mede-
helper Akiba slaagden er in, om een leger vau 200,000
mail rondom zich te verzamelen. De stad Bitherwerd
als de hoofdstad vau het koningrijk van den Messias
uitgekozen, en daar werd de bedrieger tol koning ge-
zalld, daar sloeg hij geld om het in omloop te brengen
en daar wachtte hij om zich als den bevrijder der
onderdrukte natie te doen kennen. De troepen der
opstandelingen waren veel talrijker dan die der Ro-
llieincn, eu daarom versloegen zij hen in verscheidene
veldslagen. Hadrianus zag nu, dat er krachtige maat-
regelen genomen moesten worden, en zond derhalve
om Jiilius Scverus, ecu van de grootste generaals dier
eeuw, die zich in Brittauje bevond, die dan ook met
aanmerkelijke versterkingen tegen de Joden optrok.
Daar de Ronieiusche veldheer bemerkte, dat de Iroe-
pen van Barchochab talrijker waren dan de zijnen,
ontweek bij een beslisscuden veldslag, maar viel hen
bij gedeelten aan, bestormde hunne legerplaats, en
dwong ben naar Bil her terug te trekken, dal hij dade-
lijk belegerde; hoewel de stad zich langen tijd ver-
dedigde, gelukte het hein haar te bemagtigen. Dit
maakte een einde aan den oorlog, en daar Barchochab
en zijne medehelpers gevallen waren, werden de Joden
kwam, niet vele jaren geleden, met zijn gcbcele liuis-
geziu door hel ncdcrvallcn van ecuc lawine om. In
de valleijeu verliaalt men, dat niet lang geleden een
leeraar des middernachts den Cluson overzwom, toen
deze buiten zijne oevers getreden was, om, volgens af-
spraak, eene bijeenkomsl te hebben met oen llooinsch-
(\'atholiek, ten einde hem in den weg des levens Ie
oiidcrrigtcn. Onze lezer stelle zich een hunner voor,
die oj) een namiddag in den winter uil zijne nederige
pastorijo[>pivxij/lèfe vertrekt,om een stervende eenigc
mijlen oji de bergen te bezoeken. Mei den ulpcuslok
in de hand en holblokkcu aan de voeten, volgeslagcn
niet ijzeren spijkers van nagenoeg een duim lengte,
trekt hij opwaarts door diepe kloven, langs den rand
van afgronden vol ijs, somtijds op zijne knieën van
rots lol rots klimmende op plaatsen, waar eenigc ver-
keerde schreden vernietiging is, hel geheel misschien
bcsloteu door een nachtelijken storm, die terugkeer
onmogelijk maakt, en hem dagen achtereen ia de ehulel
van den stervende ophoudt, — en bij zal hierin eene
van de vide schilderijen der ondervindingen eens A\\ al-
denzisehen herders aanschouwen."
ISAKC1H )CIIA1! (Sjt. /muu eeue.-xter), een Joodsch
bedrieger tijdens de regering van den Boinciiischeu
keizer Hadrianus, die zich voor den Messias uitgaf
en beweerde, dat hij de ster van David was, door Bi-
leam voorspeld, die de .loden zou bevrijden eu de llei-
denen zon onderwerpen, of gelijk er geschreven slaat:
„Er zal eene ster (coca//) voortgaan uil Jakob, en er zal
een schepti r uil Israël opkomen." Weinig is er van de
vroegere geschiedenis van dezen man bekend. Volgens
de geruchten moet hij ceuigen tijd roover geweest zijn:
zijn gedrag toonl dan ook aan, dat hij gewoon was aan
tooucelcn van roof eu blocdstortiug. Ilij had kracht
en dapperheid genoeg, om de Joden in een opstand
legen de Romeinen aan te voeren, en hij trachtte de
Christenen in Palestina over te halen, 0111 afstand Ie
doen van hun geloof en ziidi Ilij den opstauil te voegen.
Daar hij in zijn plan niet slaagde, liet hij hen, die in
zijne handen vielen, op de wreedst e wijze ter dood brcu-
geu. De Joodschc schrijvers deden mede, dat er iwav
bedriegers waren, die den naam Barchochab droegen,
de grootvader en de kleinzoon. Barchochab [., zeggen
zij, werd twee jaar na de verwoesting des tempels tot
koning der Joden verkozen, en stierf Ie Bither, eenr
stad in de nabijheid van Jeruzalem en hoofdstad van
zijn rijk. Zijn kleinzoon van denzelfdeu naam volgde
hem als Barchochab II. op. De Joden, zich onder zijne
vanen genarende, erkenden hem als bunnen Messias;
maar Hadrianus, van dezen opstand bcrigt krijgende,
-ocr page 305-
288                                              BARDE8ANISTEN
zoo ontmoedigd, dat zij zich gezamenlijk aan den
Koiueinschcn keizer onderwierpen, lladriauus was
uu in liet rustig bezit van Palestina, en de eerste slap,
dien hij deed, nadat de vijandelijkheden hadden opge-
lioudeu, was een decreet uitte vaardigen, waarbij den
.Inden verhodeii werd om Jeruzalem binnen te heden.
Hij gebruikte de sleejinn des tempels om ccuschnuw-
burg 1e bonwen, en zette standbeelden van valsche
gilden op de plaats des tempels en oude plekken, waar
Christus gekruisigd en begraven was. rlieron.Yinus
berigt ons ook, dal de kei/er het beeld van een zwijn
hoven de ücthlchenische jioort der stad liet plaatsen.
waarschijiUijk om de Joden te weerhouden binnen ie
i reden, daar zij de poort: en de stad als besmet be-
schouwden door het beeld van dal onzuivere en ver-
loeide dier. Zie Messiasnkx (V.vi.si uk).
BARDESANISTEN, eene secte van Gnostische
keilers in de l wrede eeuw ontstaan, zoogeheeteunaar
üardesanes, haar hoofd. Deze man Mas ;e Kdessa In
Mesopotamië geboren, en kenmerkte zich door zijne
grootc geleerdheid. Kusebius zegl . dal hij in de
beginselen van den Gnoslischcn leeraar Valenliiins
opgevoed werd; Kpiphauius veronderslell, dal hij
oorspronkelijk grootgebragl werd in het regtziuuige
( hrislelijke gcluof, en dal hij later de leerstellingen
der Valkntimaxkn (zie .ild.) aangenomen heeft, die
hij sjioedig weder liel varen, om zelf eene school te
-.lichten. De niecuingen van de Bardcsanistcn worden
aldus door Xeandcr beschreven: — „Met Valenlinus
nam Hardcsaues iets aan in de mensehelijke natuur,
dat boven de geheide wereld, waarin de inensch aau-
vaukelijk tot bewustheid van zich zelven komt, ver-
heven en in zich zelf onbegrijpelijk was. In de
mensehelijke ziel zag hij een zaad uit het. Pleroma.
Haar wezen en hare krachten, (lic in honger sfeer hun
oorsprong hebben, blijven daarom voor haar zelve
verborgen, totdat zij in het Pleroiuaio\\ vuile bcvvusl-
lieid en het volle gebruik van deze komen zal. Volgens
hel Gnostische leerstelsel kon dit eigenlijk alleen van
de geestelijk gezinden, depueumatici, gezegd worden;
maar Bardesaues zag zich hierdoor gedrongen, om ook
aan de jw/c/tici eene zedelijke vrijheid toe (e kennen,
die boven de magt vau de invloeden der natuur, of
boven de magt der stof verheven was. Hij bestreed
daarom, hoewel, gelijk andere Gnostieken dezer school,
de astrologie beoefenende, de leer vau een invloed der
sterren op \'s menseden leven en handelingen, waar-
door deze mei noodzakcl ijkheid bepaald werden. Eu.se-
bius heeft ons een belangrijk gedeelte bewaard vau
hel merkwaardige creschrift, waarin üardesanes zich
- HARLAAMTETKN.
tegen die leer verzet. In dal werk beroept hij zich, om
de nietigheid aan te iooneu cener onwederstaaubare
heerschappij der sterren over hel karakter der volken,
onder anderen op de Christenen, die in zoovele lauden
verstrooid leefden. „Waar zij zijn," zegt hij vau ben,
„worden zij noch overwonnen door de slechte wellen
en zeden, noch gedwongen door den invloed der ster-
ren, die hunne geboorte bepaalden, om het slechte Ie
doen, hetwelk de Meester verbiedt, Aan ziekte echter,
aan armoede, aan lijden en dalgene, wal door de
nicnselien voor smaad wordt geacht, zijn zij onder-
worpen; want evenzeer als onze inwendige inensch
zich niet door dwang van zijne vrijheid laat herooven,
en weerstand biedt aan hetgeen hem dwingen wil,
evenzeer kan, aan den anderen kant, onze uitwendige
inensch, tot dienst baarheid bestemd, zich inocijelijk
aan de onderwerping onttrekken. Immers, vermogten
wij alles, zoo waren wij het Al, gelijk wij, indien wij
niets vermogten, werktuigen van anderen zouden zijn,
eu niet ons zelven toebehooreu. Met de hulp vau God
zijn echter alle dingen mogelijk, en blijft er geen
hinderpaal over, want aan Zijnen wil kau niets we-
derstaan. Eu indien iels zich legen Hem schijnt Ie
verzeilen, zoo kont dal, omdat Hij de Goede is, en
aan elk wezen zijne eigenaardige natuur, en zijnen
vrijen wil laat behouden." Door deze overtuiging bc-
zield, zocht üardesanes onder alle volken de sporen
der waarheid op, en zoo leerde hij in Oost-Indie eene
klasse van wijzen (Rrahminen, Saniah\'s) kennen, die,
in strenge onthouding levende, zich te midden der
afgodendienaars van de afgoderij vrij bewaarden, en
alleen den éénen God vereerden."
Bardesaues verkondigde verder, dat Jezus uit, de
bovciigewcs1.cn nedcrdaalde, niet met een werkelijk,
maar met een hemelsei) en luchlaardig ligchaam be-
kleed, en den nicnselien leerde dal aan bederf onder-
hevige ligchaam te onderwerpen,dal zij indil aardschc
leven met zich dragen, en door oirlhoiuliii", vasten eu
....                                            .
bespiegeling zich los te maken vau de slavernij en
heerschappij dier boosaardige stol\', die de ziel aan
lage eu schandelijke najagingen ketent. Zie Gxos-
TIEKKX.
BAR JUCHNE, een fabelachtige vogel door de
rabbijnschc schrijvers beschreven. Ecu van de bc-
roemdste rabbijnen zegl. dat. als zij haar vleugel uit-
strekl, zij eene volkomenc zonsverduistering veroor-
zaakt. De Talmud verklaart, dat ecu harcr eijeren
eens uit haar nest viel, en drie honderd cederen brak
eu zestig dorpen overstroomde.
T5.VHI.AAiM 1KTKX, ecneChristen-sccteiiideveer-
-ocr page 306-
BARMHARTIGIlRin VAX ONZE LIEVE VROUWE (f )KDE VAN !)¥,) — BARXAB1ETEN. 2S9
Iu 1339 werd Barlaiim door den paus naar Avignon
gezonden, omeene vcreeniging vau de Grieksche niet
de Latijnsche kerk te bewerkstelligen. Twee jaar
later verliet hij Constantinopel, ten gevolge van eeue
v cranderingiu hel bestuur, ging naar lialié, omhelsde
wederom de zaak der Latijnen tegenover de Grieken, eu
werd bisschop van Gcraci iu Napels, waar hij omstreeks
|:ih stierf. De dood van hun hoofd eu de ucderlaag,
die zij kort daarna, in 1350, leden, maakten een
einde aan den twist door de Barlaiimietcu verwekt,
eu verstrooiden de secte.
BARMHARTIGHEID VAX ONZE LIEVE
VROUWE (OiiDE van de), eenc monniksorde tegen
liet einde der dertiende eeuw gesticht. Zij ontstond
door de oprigting vau oen hospitaal voor de zieken eu
armen in de diocees vau Chalon iu Frankrijk. De orde
werd door Bonifacius VIII. in LiUU bevestigd en
bloeide cenigen tijd, maar werd losbandig en bedorven,
en stierf daarom langzamerhand, uit.
BARMHARTIGHEID VAX ONZE LIEVE
VROUWE (HoSPITAAL-NON\'NEN VAX DE), COUC 11011-
ncuordc in lüi 1 door Franciscus de laCroixtc Parijs
gesticht. Do nonnen dezer orde waren door eenc ge-
loftc vcrpligt, om in de noodzakelijke behoeften van
arme en zieke vrouwen te voorzien. Zij waren onder-
scheiden door eenc kleeding van grijze sergie. De
regelingen dezer orde werden iu 1628 door den aarts-
bisschop vau Parijs opgemaakt, en in 1633 doorpaus
Urbanus VIII. goedgekeurd.
BARMHARTIGHEID VAX St.HIPPOLYTUS
(Hospitaal-monniken van de), eenc orde doorBer-
n ar dijn Alvarez in 1585 in .Mexico gesticht. Deze
liefdadige Mexicaan rigtle een hospitaal voorde armen
op, i\'n wijdde het aan St. Hippolytus den martelaar.
Bernardijn maakte regelingen voor het bestuur der
orde, die de goedkeuring van paus Gregorius XIII.
ontvingen. Later werden er conige andcro hospitalen
vau denzclfden aard gebouwd, eu met het bovenge-
noemdo vercenigd zijnde, kreeg de orde den naam vau
do Barmhartigheid van St. Hippolytus.
BARNABAS (St.) DAG, een Roomsche feestdag
op den i l(l0" Junij ter eerc van Barnabas gevierd,
die zoo dikwijls en zoo eervol in do Handelingen der
Apostelen vermeld wordt.
BARNABIETEN, eenc Roomsche monniksorde
door demons \\ II. in 1 532 goedgekeurd, en in 15:55
door 1\'aulus III. bevestigd. De leden dezer orde uanien
den naam van Reguliere Geestelijken van St. Paulus
aan, dien zij voor hun beschermheer verkozen, en
wiens Brieven zij ijverig lazen; zij werden echter
tiende eeuw. Zij waren de volgelingen van Barlaiim,
een inboorling vau (\'alabric in Italie, die monnik
van de orde van SI. Basilius werd, Ie Constantinopel
woonde, en een zeer golf ml, eerzuchtig en woelzick
man was. Daar lu\'j onderde Latijnen geboren en op-
gevoed was, stemde hij eerst met hen in om zich tegen
de Grieksche kerk aan ie kanten; maar daarna van
pari ij veranderende, werd hij onder de Grieken een
magtig kampvcchtcr tegen de Latijnschc kerk. Terwijl
hij nogal)! te Constantinopel was, drvA hij onderzoek
naar den staat der monniken op den berg Athos, en
bragl bij eenc formecle aauklagt tegen do llesycbisten
aldaar bij den patriarch van Constantinopel in. De
/.aak kwam in 131! voor een concilie, en de monniken
werden vrijgesproken; de ecnigc beschuldiging, die
tegen hen was ingebragl, nas die van mysticismus in
hel zoeken naar rust voor i\\vn geest, en deuitdooving
van alle hartstogten door middel van overpeinzing.
Do uitslag was, dat niet alleen de monniken vrij van
alle blaam werden verklaard, maar dat Barlaiim, hun
beschuldiger, veroordeeld werd, waarop hij Grieken-
land verliet en naar ltali\'1 terugkeerde. Niet lang
daarna w. rd de strijd doorren anderen monnik, Grc-
gorius Acindyuus, hernieuwd, die ontkende wat Pala-
mas had beweerd, namelijk, dat God in een eenwig
lichl woont, afgescheiden van Zijn wezen, eu dat dit
In l lieht was, dat door de discipelen op den berg
Tliabor was gezien. Nu veranderde de twist van
karakter. Hij had niet langer betrekking op de mon-
niken van den berg Athos, maar op hel lieht op den
berg Thabor. Over dit punt werd een ander -concilie
gehouden, dat met de veroordeeling van Gregorius
als een volgeling van Barlaiim eindigde. Verscheidene
achtereenvolgende concilicii kwamen te Constantino-
pel bijeen, om over dit punt Ie beraadslagen, waarvan
het voornaamste iu 1350 gehouden werd, waarop de
Barlaiimicten en hunne vrienden zoo hevig berispt
werden, dat zij allcngskens ophielden met zich te
verdedigen en Palamas overwinnaar lieten. De ïnee-
ningen, door dit concilie bekrachtigd, waren, dal de
kracht, ol" werking Gods vau Zijne zelfstandigheid
onderscheiden is, en dal niemand deelhebber kan
worden aan bot wezen of de zelfstandigheid van God,
maar dal het mogelijk is voor eindigende naturen, om
deelhebbers te worden aan dit Goddelijke licht of deze
Goddelijke werking. De Barlaiiinieten ontkenden daar-
entegen deze stellingen en beweerden, dal de Godde-
lijkc werkingen of attributen van hel wezen vau God
niet verschillen, en dat er alleen verschil is iu onze wijze
van ze op te vatten onderde dingen, die in God zijn.
37
-ocr page 307-
.".mi                                                       i:\\liSWl\\NK\\
gewoonlijk Barnahieten genoemd, waarschijnlijk om
liuiuic vereering van St. Barnabas. De Barnabieten
dellen in don beginne afstand van alle bezittingen en
eigendommen, gelijk de Thcatijuen, en leefden alleen
van de vrijwillige giften der vromen; later echter oor-
deelden zij liet geschikt, om eigendommen te bezitten
en zekere inkomsten te hebben, llnnne voornaamste
bezigheid was, om als predikers tot het bekerren van I
zondaren te arbeiden. Verscheidene geleerde mannen
hebben lot de/e orde behoord, die verscheidene kloos-
lers in Frankrijk, Italië en Savoije heeft. Hare mon-
niken wijden zich aan het onderwijs, liet catechiseren
i ii hei zcndolinirswi rk; hunne klceding is zwart.
I!A liSAX IANK.V, eenc secte in do zesde eeuw
ontstaan. Hare leden namen de dwalingen der Kaï-
xi i i i.n (zie ald.jaan, alsmede die dertiü aiianaïi/ikn
(zieald.i. Ilunuc olTerandenbestonden in liet nemen
van larwemeel op de toppen der vingers, die zij ver-
viilgens aan hunnen mond bragten. Zij weigerden
met andere menschen aan ial\'el te zitten, en men zeul,
dat zij den I [eiligen < ieesl als een schepsel beschouw-
den. Zij werden ook S^midiilielen genoemd.
BARTIIOLOMEÏ"S(St.) DAG, een feestdag door
de Koomsehe kerk op den i I"\'\'" Augustus gevierd,
tor oero van St. liartholonicüs, een van de twaalf
\\post olen onzes] leeren. Deze dag is in de geschiedenis
bijzonder merkwaardig geworden door dm wreeden
moord van de l\'ransche Protestanten in den St. Bar-
i h nl ome iis nacht van \\\'üi. Het bloedige toonccl hegon
des iniilderiiaehls, en hield te Parijs drie dagen aan.
De admiraal (\'oligny, oen aanzienlijk I lugenoot, was
het eerste slagtoffer. Met hem werden alleen in Parijs
vijf honderd edelen en ongeveer zes duizend andere
Protestanten vermoord. Naar alle dooien van het rijk
waren hevelen gezonden, om de Protestanten om te
brengen. Aleer dan .\'10,1100, sommigen zeggen 70,000,
kwamen, met goedkeuring van Karcl IX. en de ko-
niugin-moeder, door de handen der moordenaren om.
Ten toeken van vreugde over dezen moord schreef de
paus een juhihcuni door de geheele Christenheid uit.
St. Bartholnmciisdag is ook om eene andere treurige
gebeurtenis bekend, daarop dien dag in 1000 de
ï.....conformiteits-acte in werking kwam , waardoor I
:.\',imi0 predikanten van de Kerk van Engeland hunne !
posten verloren.
HAKTIIOLOMIETKN, oom\' Koomsehe orde te
fienua In I30J gesticht. Lenige jaren te voren had !
tle sultan van Egypte vele Christenen, maar voorna-
inelijk de monniken van St. ISasilius in Moute-Negro,
\'■ vervolgd, een aantal hunner ter dood gebragt en de
BACILICE.
overige gedwongen, om hunne veiligheid in de vlugt
te zoeken. Eeuigedezer monniken vonden eene schuil-
plaats in Genua, waar een klooster gevestigd was.
Gedurende cenigen tijtl bloeide de orde, en verschei-
tUno kloosters werden iu verschillende doelen van
Italië voor haar gebouwd. Eindelijk begon zij te ont-
aarden. De monniken veranderden hunne kleedij voor
die van de orde van St. Dominions, en logden dcu
regel van St. Basilius voor dien van St. Augustinus
ter zijde. De orde, ging echter trapsgewijze achteruit,
en in 1G50 werd zij door paus [nuocentius X. geheel ,
opgeheven; de goedereu der monniken werden ver-
beurd verklaard.
li.VKI\' LI ETEN, eene Christen-sectc der twaalfde
eeuw, dus genoemd naar iïarulus, die leerde, dat
Christus geen werkelijk vleesch en bloed had gehad,
dat de zielen reeds vóór de wereld gesebapcu werden en
gezondigd hadden, en neer andere ongerijmdheden.
li.VCI LICK (Cr. /inxi/f/ix, koning), gebouwen door
de oude Itomoinenalsgeregtshovcnof handelsplaatsen
gebruikt. l!ij de bckeering vanden keizerConstantiju
werden vele dezer openbare zalen aan de Christenen
afgestaan om godsdienstoefeningen te houden. i)c
Hasi/ira; worden dus in vele gevallen in kerken ver-
auderd, en in latere eeuwen word het woord gebruikt
om kerken aan te duiden. Lenige schrijvers hebben
verondersteld, dat de naam aan deze gebouwen gegeven
werd, omdat zij plaatsen waren, waar hulde bewezen
word aan Hem, die de Koning der geheele aardeis.
Eene Basilica bestond uit vier doelen: — 1. liet
voorportaal of de ingang; i. liet schip, dat van de
twee zijvleugels afgescheiden was door eene rij kolom-
men aan elke zijde. In dit gedode der Basilica vcr-
zamclde zich hot volk voor de openbare eerodienst;
3. De ambon, oen gedeelte van het benedeneinde van
het schip, hooger dan het overige gedeelte, waarnaar
men langs ecnige trappen opklom; 1. Het sauel uarium,
in welks midden het hoogaltaar ondereen altaarheiucl
stond, waaraan de priester dienst deed mol zijn gelaat
naar hel volk gekoerd. Om ditaltaar, en iu dcvleu-
gelen van het sanctuarium, waren zitplaatsen voor
de medehelpende geestelijken ofouderlingeu; de zetel,
welke in het midden van den kring stond, was hooger
dan i\\r overige, en bestemd voor den bisschop of her-
der. Het woord Basilica wordt thans alleen gebruikt
voor die kerken, die, gelijk bot Lateraan te Rome, door
hare grootte en pracht onderscheiden zijn. Tc Rome
zijn zeven kerken, welke dezen naam dragen, die
allen kanunniken hebben en bijzondere voorregten
genieten. Zie K.ERKEN.
-ocr page 308-
BASILI1
.
BASIL1 DIANEN, eene Christen-secte in de tweede
eeuw. Zij kreeg haar naam uaarBaailidcs van Mcxaii-
drië, een van de eerste en voornaamste hoofden der
Gnostieken. Deze man bragl eenigeii (ijd te Autiochië
door, en ging van daar uaar Perzië, waar hij Guosl ische
leerstellingen verkondigde. Hot voornaamste veld,
waarop hij als lecraar eeuer ketterij arbeidde, «as
echter Alexandric, waar liij een aantal jaren scliijul
gewoond te liebbcu, hoewel, volgens tëpiphanius,
Syrië /.iju geboorteland was. Hij was cru leerling van
Alcxandcr, doch breidde diens leerstellingen uit, en
legde den grondslag van eene eigene school. Zijn
stelsel heeft tot veel twist onder de geleerden aanlei-
diug gegeven. C\'leinens van Alcxaudrië zegt, dat
Basilidcs beweerde van Glaueias, een leerling van
den Apostel Petrus, de esoterische leer van dien uit-
stekenden volgeling van Christus te hebben vernomen,
(icon ander Christen-schrijver maakt echter de gc-
riugste melding van Glaueias. De leer der cmauatiën
lag bij het geheelc stelsel vau Basilides ten grondslag.
Aan het hoofd van alle cmauat iënstoudde Hoogste God,
de oorsprong des levens en van al hel geschapene. Uil
dil eindeloos verheven wezen kwamen /.even alleruit-
HANEN.                                                                     >\'.t|
van al liet overige was, en waaruit het redelijke leven
zich op alle t rappen \\ au hel bestaan al verder en verder
in dier voege ontwikkelde, dal iedere lagere trap het
afdruksel en tegenbeeld van den hoogeren werd."
Dus was er volgens het stelsel der lUsilidiaueu
eene zekere Irapsgcwijze opeeuvolging eu verbinding
in de schepping der dingen; elke schakel in den ket-
tiiig der wezens was verbonden met de voorafgaande
en de volgende. Hij meende, dat er ■>t>~> trappen in
de geestelijke wereld waren, overeenkomende mei het
aantal dagen des jaars. Deze waarheid vverduitgeib\'iikl
door het mvstieke woord Abuaxas (zie ald.), dat,
volgens de Grieksehe wijze om niet de letters van het
alphabet te rekenen, de geheele geëmaucerde wereld
als eene oio wikkeling vau het Goddelijke Wezen nit-
drukte.
basilidcs leerde een dualistisch stelsel, waarin
Legeustrijdige bcginscli n vau hel begin afin werking
zijn geweest. Licht, leven, de ziel, hel goede aan den
reuen, en duisternis, dood, de stof, bel kwade aan
den anderen ka ut, hebben zich over dengeheeleii loop
der wereld uil gebreid, die, juist door den aard der
dingen, een zuiveringsproces moet vervullen, en goed
vau kwaad, licht van duisternis, leven van dood. en
ziel van stof mo< i sclu idcu. Het leven \\ au een ieder
op aarde staat in hef groote zuiveringsproces ver-
bonden met de voorafgaande reeks vau levens, leder
brengt uit een vroegercu staat van beslaan het kwade
met zich, en van dit kwade moei hij zich in het tegen-
woordigc leven zuiveren, en zich aldus voor een bc-
teren toestand in ecu volgenden staat van bestaan
geschikt maken. .Men heeft gevraagd, of Basilidcs
aan de verhuizing der zielen iu wilde dieren gedoofde.
Zijne eigene taal toont duidelijk aan, dat hij zulk een
denkbeeld koesterde, en hij kon het bij het ontwikkelen
vau de grondbeginselen sijns stelsels dan ook uioeije-
lijk vermijden.
Een engel, dien hij Arciios (zie ald.) noemt, had,
volgens dezen Guostischen leeraar, het bestuur over
het geheele zuiveringsproces der natuur eu der ge.
sehiedeuis. Zijn zoon Isidorus gaf later eene belang-
rijke toevoeging aan deze leer. Deze leerde, dal aan
elke ziel, die iu een ligchaam woont, ecu begeleidend
engel v\\as aangewezen, aan wien hel bestuur vau haar
bijzonder zuiveringsproces en van hare bijzondere
opvoeding was toevertrouwd, en die waarsehijulijk dit\'
ziel, na hare scheiding vau het ligchaam, naar hare
bestemmingsplaats moest vergezellen.
Wat de verlossing des nicusehcii aangaat, geloofde
Basilidcs, dat de Verlosser slechts een .Kon was,
m
07118825
unteudste wezens, JEoken (zie ald.) geheet en, voort.
De aard dezer wezens of krachten wordt aldus door
Neander beschreven: — „• \'m leven voort te brengen,
aldus redeneerde hij, moet eerst hel Hoogste A\\ ozon,
dat alle volkoinenheden in zich besluit, zich ontwik-
kelen in de afzonderlijke eigenschappen, die tezamen
het begrip der volstrekte volkomenheid uitdrukken, t
en in de plaats der afgetrokken eigenschapsbegrippen, j
bij de < tosterliugon weinig geliefd, stelde hij levende, J
! tot zelfstandigheid verhevene en als zoodanig wer- !
kende krachten. In de rangordening dier krachten
namen de verstandelijke, de geest, de rede, het denk-
vermogen en de wijsheid, de eerste plaats in; daarop
volgde de mast, die God in staal stelt de besluiten
Zijner wijsheid te volvoeren; voorts de zedelijke eigen-
schappen, de heiligheid of zedelijke volkomenheid,
zonder welke de almagt van God zich nimmer werk- [
zaam betoont, en eindelijk de innerlijke rust cd\'vrede.
Zeer juist erkende Basilidcs, dat die rust, hel eigenlijke
kenmerk van hel Goddelijke leven, slechts daar kan
gevonden worden, waar heiligheid is, en stelde haar
uit dien hoofde aan het einde der innerlijke ontwik-
keling vau dal leven. Daar hij eindelijk hel getal
zeven niet vele (AeosopAeu zijner tingen voor heilig
hield, rond hij in dezevendooronsgenoemdekrachten,
vereenigdmel de Grondoorzaak, die zich daarin als hel
ware had uitgebreid, hel eerste achttal, dal de wortel
-ocr page 309-
202                               BASILISCHE MONNIKEN — BASILIUS (St.) LITURGIE.
Godheid, op een tijd waarop Christenen den grootsten
afkeer van alle soorten vau beelden, zelfs de onschul-
digste, hadden." Irciucus beschuldigt de Basilidiauen
van het Oude Testament te minachten, of ten minste
van daaraan niet bet\'.elfde gezag als aau het Nieuwe
toe te kennen. Voor deze bewering wordt geen bewijs
aangevoerd, dat sterk genoeg is om zulk eene zware
beschuldiging te staven. Epiphanius en Hiëronyinus
verklaren, dal de Basilidiaansche ketterij tot op bun-
non tijd bestond; kort daarna schijnt zij echter geheel
verdwenen te zijn.
BASIL1SCHE MONNIKEN, monniken van de
orde van St. Basilius. De monniken derjariekschc
kerk behooreii tot deze orde; zij zijn in drie rangen
verdeeld: nieuwelingen, gevorderden en volmaakten.
Men zegt, dat er alleen in de verschillende verblijf-
plaatsen van den berg Albos niet minder dan veertig
duizend monniken en kluizenaars zijn. De Basilische
monniken dragen zwarte kleedcren, ellen en zouder
ecnig sieraad, die uit een langen lij f rok en een grool
overkleed met wijde mouwen bestaan. Op het hoofd
dragen zij een kap, die op de schouders nederhaugt.
Zij dragen geen linnen, slapen op stroo zonder lakens,
eten geen vlccsch, vasten zeer dikwijls, en om wroeten
den grond met hunne eigene banden. De orde werd
in de vierde eeuw door Basilius den Groote gesticht,
die, naar eene woestijn in de provincie Poutusgegaan
zijnde, een klooster bouwde tot gemak van hem en
zijne talrijke volgelingen, en eene reeks van regels
opmaakte, die hij weuschte, dal alle monniken zijner
orde zorgvuldig zouden in acht nemen. Heilige sebrij-
vers hebben beweerd, dal er, tijdens liet leven van
Basilius, alleen iu het Oosten 90,000 monniken van
zijne orde waren. In 1057 werd deze orde naar hel
Westen overgebragt; zij werd iu 156Ü door paus
Gregorius XIII. hervormd, die de Basilische n.onni-
ken vau Italië, Spanje en Sicilië in i\'i\'ne congregatie
vcreenigde, aan wier hoofd het klooster vau d<-u II.
Zaligmaker te Mcssina slond. Deze orde heeft 11
pausen, 1,805 bisschoppen, 3.010 abten en 11,085
martelaren voortgebragt, behalve een zeer groot aantal
biechtvaders en nonnen. Zij roemt ook op verschei-
denc keizers, koningen en prinsen, die haar regel
omhelsden.
BASILIUS (St.) LITUIIGIE, eene vau de talrijke
liturgiëii door de Grickschc kerk gebruikt. Zij is ze r
lang, en wordt op al de Zondagen iu de Vasten, behalve
Palmzondag, op Donderdag en Zatnr.lag van de Lij-
densweck, op Kersavond on Driekoningenavond, on
op St. Basiliusdag gebezigd. Deze liturgie werd door
hoewel zonder twijfel do hoogste -Kon, die door den
Hoogsten God naar beneden was gezonden om hel
werk van Verlosser te verrijd en. Dit wezen vcroenigde
zich met den mensch Jezus bij diens doopindeJordaan.
Christus verschilde, volgens bet stelsel van Basilides,
slecht - in rang van andere menseben, en kon mocijclijk
als zondeloos beschouwd worden, maar bad zelf vor-
lossing noodig. Zijn lijden stond niet in verband nut
de verlossing van den mensch ; voor ieders zonde werd
geboet door zijn eigen persoonlijk lijden. Dus werd
de leer der regtvaardigmaking, gelijk die door den
Apostel Paulus verklaard wordt, ontkend, en het si ellen
van (\'hristits in de jilrsats der schuldigen weid geheel
terzijde gezet.
[Iel zedelijke stelsel der Basilidiauen is zeer ver-
keerd voorgesteld door verscheidene oude schrijvers,
die over beu spreken, alsof zij slechte gebruiken van
allerlei aard goedkeurden. Zulk cene beschouwing van
de leerstellingen dezer seclc kon alleen ontslaan uit
eenr volkomen onwetendheid van de gelicclc theorie.
De ïneiisch heeft in zich, naar bel inzigt van Basilidcs,
: uover elkander staande en tegenstrijdige elcmen-
tcn van Iwec tegenover elkander staande i"ijkcn. Hij
beeft cene hoogere en Goddelijke natuur, en hij heeft
ecne lagere natuur, die uit elementen bestaat, welke
vreemd zijn aan zijne hoogere natuur. Maar bet is
zijn pligt te trachten en te bidden, dal de lagere natuur
in volkomen onderwerping aan de hoogere gehouden
nu igc wi irden, en dat aldus liet zuiveringsproces plaats
kunne hebben, dat den mensch voor een beteren slaat
aan de andere zijde van hel graf zal geschikt maken.
Vele schrijvers beschuldigen de Basilidiauen van
bezwerings-formuliereu gebruikt, en amuletten of too-
vermiddelen bij zich gedragen te hebben, om ziekten
en rampen van allerlei soorl al\' te wenden. Zonder
twijfel zijn er, gelijk alreeds in liet artikel Alüt.vXAs
is opgemerkt, verscheidene kostbare steeuen en klei-
nonrlii"n met insein il\'ten, welke tot op dit uur bestaan,
die dikwijls aan de secte worden toegekend, die wij
nu beschrijven. Het is echter waarschijnlijk, dal deze
kleinoodiën van Heidcnscheu oorsprong zijn, en dat
zij nooit in bel beziteeuer Christcn-secte waren. „Het
koml mij teneencnmale ongelooflijk voor," zegt Bcau-
sobre, van deze steeuen sprekende, „dat cene secte,
die voorgaf het Christendom te belijden, ooit de ïnon-
sters zou hebben aangenomen, diedoorde Egyptenaren
aangebeden werden; of dal ecu man, die er zich op
b\'-r. ie ii !(lc zij ne leer aau Mal! Ilias e naan een verklaarder
van Petnis te ontlcenen, en die de Evangeliën en do
Mi ic\\ < n win Paulus aannam, beelden zou maken van de
-ocr page 310-
I! AT KI. MM -
Basilius, bisschop van Ciesarea in Cappadocie, (lic
gewoonlijk do Grootc bijgenaamd wordt, zamenge-
stdd. Basilius werd in \'M\'J in genoemde stad \\iit edele
Christen-oudcrs geboren. Van kindsbeen af bragtcn
deze lieni op in de kennis van het Christelijke geloof;
vooral echter deed zulks zijne grootmoeder Macriua,
die onder het gehoor van Gregorius Thaumaturgus
gezeten had. Daarbij, volgens de gewoonte dier lijden,
verscheidene jaren in een klooster bad doorgebragt,
vatte hij eeue sterke genegenheid voor liet al\'gczon-
derdclcvcu op, stichtte verscheidene nieuwe kloosters,
waarvoor hij een wetboek zamcusteldc, en is sedert
als de beschermheer van Oosterschc streng vromen
beschouwd. Nadat hij tot bisschop zijner geboortestad
verheven was, hield hij zich, geholpi n door zijn broeder
Gregorius van Nyssa en zijn vriend Gregorius van
Nazianzc, voornamelijk bezig niet de zegepraal der
Nicienischc leerstellingen in de Oosterschc kerk te
bewerken. Eu toen keizer Valens lïasilius wcuschte
te nopen, om Ariancn in de gemeenschap zijner kerk
op te nemen, bood de waardige- bisschop een edelen
weerstand aan den eisch van den dwingeland. Hij ;
antwoordde, dat hij niets te vreezen had; bezittingen, :
waarvan de mensellen hem kouden beroovcn, had hij
niet, behalve zijne weinige boeken en zijn mantel;
verbanning was voor hem geenc verbanning, daar hij
wist, dal de gcheele aarde des Heeren is. Als er mei
pijniging gedreigd werd, dan zou zijn zwak ligebaain
onder de eerste slagen bezwijken, en de dood zou hem [
nader brengen aan zijn God, naar wien hij verlangde.
Valens was getroffen door de grootmoedigheid van
den Christen-herder. Dikwijls was hij op het punt om
hein tot verbanning te veroordeelen, maar hij waagde
dien stap niet. Door zijne gematigdheid en voorbcel-
deloozc zachtmoedigheid bragt Basilius er niet weinig
toe bij, om de vereeniging van de Oosterschc met de
VVesterschc kerk te bevorderen, die door de Vutio-
eluscke scheuring wijder van elkander gescheiden
waren. Tot het laatste toe behield hij zijne klooster-
gewooulen en godvruchtige levenswijze, waardoor zijn
gestel, dat nooit sterk geweest was, werd uitgeput.
Hij stierf op den l\'te»Januarij 379.
UATKLNIM, een woord vroeger door de Joden
gebruikt om meerderjarige personen aan te duiden,
die zich in een onafhankelijken toestand bevonden, !
en tijd hadden om zich niet de dienst in de synagoge
bezig te houden. Het was een regel, dal eene synagoge
opgerigt moesi worden op elke plaats, waar tien Ba-
tel nims
waren, want minder dan tien maakten geenc
vereeniging uil, en waar geene vereeniging bestond,
-JUTH-KOL.                                                           WA
kon geenc synagoge gebouwd worden. .Met minder
menschen kon de dienst in ecne synagoge niet ge-
houden worden. Dit had zijn oorsprong in hel deuk-
becld, dat God de gebeden niet wilde hooien, als er
minder dan tien tegenwoordig waren. Hot is zeer
waarschijnlijk, dat deze uicening ontstaan is door
Gods verklaring aan Abraham, dal ais er tien regt-
vaardigen in Sodom en Gom ara gevonden werden,
deze goddelooze steden gespaard zouden worden. Zie
Synagoge.
BATil-KOL (llebr. Dochter eeue,- ste„i). Toonde
Geest van God ophield te spreken door Aen mond der
profeten van het Oude Testament, beweerden de
Joden, dat de Ualh-Kol er voor in de plaats werd
gesteld, of eeue stem uit den hemel, die somtijds,
zooals zij beweerden, van donder vergezeld ging.
Deze slem werd de dochter eener stem genoemd,
omdat zij in de plaats trad van de goiispraakachtige
stem, die van liet verzoendeksel kwam, toen God door
l.\'riin en Thuiinniiti geraadpleegd werd. Eigenlijk was
het niets meer dan eene soorl van waarzeggerij, die
zij uitvonden. De rabbijnen beweerden, dat zij ecne
geheime stem tot hunne harten hoorden spreken, er
dat zij door deze uitwendige raadgevingen hun gedrag
regelden, \'/.ij maakten dus het volk diets, dal God
nog tot hen sprak, gelijk Hij tot hunne vadereu deed.
Maar geiijk de Iraditioneelc wet tot bevestiging van
de geschreven wet diende, en dienstig wasvoor vele
doeleinden der Joodsehe priesters, zoo diende de
Bath-Kol tot bevestiging van de overlevering. Haar
bijstand was van groot voordcel voor rabbi llillel eu
rabbi Sainuèl, daar zij hen, in tegenwoordigheid van
al hunne discipelen, waardig oordeelde 0111 den Heiligen
Geest te ontvangen. De Geest der profetie wordt ook
aan de Bath-Kul toegeschreven. Zoo wist Hyrcanus,
door hare ingevingen, de nederlaag van Antiochusop
denzelfden dag, waarop de slag geleverd werd. He
rabbijnen koesterden de meest bijgeloovigc gevoelens
en vooroordeclen aangaande dit orakel. Siuicon en
Jochauan, b. v., die begeerig waren om Samuël te
zien, welke te Babyion onderwees, hadden besloten
om de Bath-Kol over hunne reis te raadplegen. Zij
luisterden daarom, toen zij een* school voorbijgingen,
en hoorden een kind deze woorden uil de Schrift lezen:
„Samuël is dood." Daaruit maakten zij de gevolg-
trekking, dal hun vriend te Habylon gestorven moest
zijn, cu daar het feit niet hunnen indruk toevallig
overeenkwam, werden zij bevestigd iu bun geloot\'aan
het onbepaalde vertrouwen, dat aan bet berigt ge-
schonken moest worden, dal hun door de godspraak-
-ocr page 311-
294                                                   BAXTERIANEN
achtige slem werd medegedeeld, die, zij kunden erniei
langer aan twijfelen, hun geheime mededeelingen uit
den hemel gaf. Maiinouides zegt, dat het de Bath-Kol
is, „wanneer iemand zulk eene sterke verbeelding
heeft, dat hij gelooft eene stem buiten zich te hooreu."
Heilige Joodschc schrijvers liewereu echter, dat zij
eene duidelijk sprekende slem was, die te midden van
ilen donder uit den hemel gehoord werd. De Talmud
beval eene menigte ongelooflijke verhalen ten opzigtc
van deze stem, welke klaarblijkelijk niets anders dan
nielsheiluidende rabbiuistische vertelselen zijn.
BAXTEll 1 A.NEX. zij die, in de zeventiende eeuw,
\'Ie mecningen omlielsden van Richard Baxter, een
voornaam Xoncoiiforniistisch godgeleerde, die door
eene somt van tusschcnstclsel de gevoelens der .Yrme-
nianen en die der Calvinisten mei elkanderiuover-
eenstemming zocht te brengen. Deze uitmuntende en
waarlijk vrome dienaar van (\'hristus was op den .1 2&en
November L\'113, te Rowton in Shropshire, geboren.
/.\'in geest hield zich reeds vroeg mei de beoefeuingder
godgeleerdheid bezig, eu daar hij voor de kerk opge-
voed was, was hij een van de bekwaamste godsdienst-
leeraars van zijn lijd. Zijn lot had hem in tijden van
onrust geworpen, en de Kerk van Engeland verlaten
hebbende, voegde hij zich bij de Nonconformistcn, met
welke hij veel arbeidde en diep leed op een tijdperk,
dal zieli meer dan eeuig ander in de geschiedenis van
Engeland door onverdraagzaamheid eu vervolging
om des gewetens wille onderscheidt. Baxter was eeu
bijzonder zachtaardig en vredelievend man. liet deed
hem derhalve leed, dat bitterheid, door scheuring
veroorzaakt, in zoo grootemate rondom hem heerschte.
Tc Kidderminster, waar hij vele jaren als herder ar-
bciddc, hield hij zich rustig mei het werk zijns Meest eis
bezigonderceucheni toegenegen kuilde, totdat hij, tot
hare groote droefheid, door de vervolging gedwongen
werd om haar te verlaten. Zijne letterkundige voort-
brcngseleu waren zeer talrijk, daar niet minder dan
honderd vijl\'en veertig verhandelingen uit zijne pen
gevloeid zijn. Hel stelsel der gevoelens, dat naar hem
Baxtcrianismus genoemd is, kan beschouwd worden
als een stelsel van genuttigd Calvinismus, dat sterk
naar het Arminianismus overhelde. Baxter leerde,
I). v., dal (iod eenigenuitgekozen bad om behouden
Ie worden, zonder voorwetenschap van voorafgaand
geloof, terwijl anderen, aan wie het evangcliegepredikl
wordt,algemeene genade hebben, en als zij daarvan
partij lukken, zullen zij reddende genade genieten.
Hij beweerde inel Calvijn, dal de verdiensten van den
dood van Christus alleen voor geloovigeu dienen; maar
- BEATIFICATIE.
hij beweerde ook me; Arminius, dat alle inenscheuin
een slaat zijn, die voorbehoud vatbaar is. Hij geloofde
met Calvijn aan de volharding der heiligen; en toch
geloofde hij mei Arminius, dat iemand reddende genade
kan hebben in zulk eene geringe maat, dat hij die
weder verliest. Hij verzekerde met Calvijn, dat er
zekere vruchten van Christus dood zijn, die alleen
voor de uitverkorenen dieucu; eu toch verzekerde
hij met Arminius, dal Christus eene voorwaardelijke
gifl van deze weldaden aan alle menseheu gedaan
beeft, terwijl de uitkorcuen alleen ze aannemen en
bezitten. Hij streed sterk voor de predestinatie en
even sterk legen de verwerping. Zoo poogde Baxter,
door eeu aantal blijkbaar tegenover elkander staande
leerstellingen, de stelsels der Cal vin i si enen der Armi-
uiainen mei elkander in overeenstemming te brengen.
Dr. Williams, eeu bekwaam verdediger van het Bax-
teriaansche doel, leerde, dat liet evangelie eerder eene
wet openbaart, die gehoorzaamd moet worden, dan
beloften, die geloofd, en zegeningen, die aangenomen
moeten worden. Daarom kregen de Baxteriaucn den
naam van Keouomianeii of advocaten van eene nieuwe
wel. Zij beschouwden zekere hoedanigheden als on-
misbaar, om ons geschikt te maken om door de regt-
vaardigheid van Christus geregtvaardigd te worden.
Dezelfde leer werd op het vasteland van Europa door
Camcron en Amyraut (zie Ajivu.vi.disten), en later
iu Amerika door Dr. Hopkins (zie Hopkixsiaxes)
verkondigd. De onderstelling evenwel, die door Bax-
tcr opgeworpen en door Williams en anderen onder-
steuud werd, wordt nu algemeen voor geheel ongeschikt
gehouden, om de mocijelijkhedcn van dit geheimzin-
uige onderwerp op te lossen. Zie Arminianismus,
Calvinisten.
BEATIFICATIE, zaligspreking, het opnemen van
iemand door den paus onder het getal der zaligen. De
beatificatie is de eerste stap tot de Canomsatu: (zie
ald.). Niemand kan zaliggesproken worden, voor er
vijftig jaar na zijn dood verloopen zijn. Hij, die de
eerste aanleiding geeft om iemand zalig te doen spre-
ken, moet de bisschop van de diocees zijn, waartoe de
candidaat behoorde. Hij moet twee stukken opmaken
en leekenen, waarvan hel eene behelst, dal de overle-
deue bekend is om zijne heiligheid en wonderen, en
het andere, dat aan de decreten van Urbanus V11J.
voldaan is, die verbieden om openbaren cultus te
bewijzen zonder verlof van den Heiligen stoel.
Deze twee stukken worden naar Home naar de
Congregatie voor de plegtighedcn gezonden. Tien
jaren mogen er verloopen, alvorens de deugden en
-ocr page 312-
-----------jj
295
BECKET (KEEST VAN THOMAS A).
van Canterbury gedurende de regering van Hendrik II.
van Engeland. Vóór zijne verhelliug tot het primaat-
schap van de Eugelsche kerk ha l hij geveinsd den
belangen van zijn koninklijken meester volkomen
toegedaan Ie zijn; maal\' van het oogenblik, waarop
hij tot aartsbisschop van Canterbury was verheven,
veranderde hij zijne wijze van handelen geheel en al,
en wijdde hij zich uitsluitend aan de belangen van het
kerkbewind. De souvercin had maatregelen genomen,
om de burgerlijke magt tegen de ingrijpiiigeu vau de
kerkelijke te verzekeren. Becket, gesteund door den
paus, weigerde in deze zaak op te geven, wat hij de
regten der kerk noemde. Dil was hel begin van een
woedenden en langdurigen strijd tusschen den aarts-
bisschop en den koning. Becket vlood naar Frankrijk,
waar hij nagenoeg zeven jaar in ballingschap bleet\'.
Eindelijk schenen de zaken tot zekere mate vereffend,
en in 117U keerde hij naar Engeland terug. Dever-
zoeuiug was echter slechts vau korten duur, en daar
Becket voortging met op dezelfde wijze als te voren
te handelen, werd hij door den koning en de meeste
van diens onderdanen als een verrader van koning en
vaderland aangezien. Vier ridders beschouwden eene
haastige opmerking, door den koning bij zekere gcle-
genhcid gedaan, als eene uitnoodiging oin den aarts-
bisschop voor den twist te straffen, en de prelaat werd
in de kerk vanden IL. Benedict us, waarheen hij gegaan
was oin de mis bij Ie wonen, door hen vermoord. Nu
Becket als slagtoffer voor zijn ijver voor hel kerkbc-
wind gevallen was, werd hij door velen ais een mar-
telaar en een heilige beschouwd. Geheele scharen
trokken naar zijn graf, en men zeide, dat er wonderen
verrigl werden. De koning was zeer aangedaan, toen
hij den dood van den aartsbisschop vernam. Zijne
eigene onoverdachte woorden waren de oorzaak van
den uoodlottigcn dood geweest, en daarom haastte hij
zich om voor zijne misdaad boete te doen, dooreen
pelgrimstogt naar het graf vau Becket te ondernemen,
en zich daar aan boetedoeningen te onderwerpen. De
dag, waarop de moord vau den aartsbisschop had
plaats gehad, werd van dien tijd al\'als ecu feestdag
gevierd, ter cere vau iemand, die als een heilige mar-
telaar voor de zaak vau God en diens Kerk beschouwd
werd. De nagedachtenis vau Thomas a Becket ol
Thomas vau Canterbury werd door de monniken in
groote eer gehouden. Zij rigtten zijn lijk eens in het
jaar met groote statie op, en de dag, waarop deze
plegtigheid geschiedde, was een algemeene feestdag.
Zoo groot was de achting, waarin hij gehouden wen!,
dat de dienst van God te Canterbury bijna geheel ver-
wonderen van den candidaat door <lat ligchaam bc-
lioorlijk onderzocht zijn. Het onderzoek duurt dan ook
dikwijls verscheidene jaren, daar bewijzen van allerlei
aard, voor en tegen den persoon, te voorschijn gebragt
en zorgvuldig gewogen worden. Drie verschillende
consistoriën worden voor elke dertwee hoedanigheden,
de deugden en de wonderen, gehouden. Deze consis-
toriën worden respectievelijk liet anU-praparatorische,
\\\\e\\,pr<eparaturische
en liet algemeene. genoemd. Hij liet
laatstgenoemde is de paus zelf tegenwoordig. Als drie
vierde gedeelte van de Congregatie beslist, dal de
candidaat deugden lx zat inden/}eAM«^<?»^ra/</,zooals
die graad genoemd wordt, wordt de /aak ten voordeele
van den candidaat beslist; de paus stelt echter het
uitspreken zijner beslissing uit, en verzoekt hun, die
tegenwoordig zijn, om zich met hem in liet gebed te
vereenigeu, ten eind e het licht van God over zijne over-
wegingen til\' Ie smeckcu, en eerst eeuigen tijd daarna
wordt het pauselijk decreet tenopzigtc van de deugden
des caudidaats bekendgemaakt, liet volgende punt,
dat overwogen moet worden, is zijne w-onderen, en
hieraan worden ook drie bijeenkomsten gewijd, en
een dergelijk uitstel heeft er ten aanzien van liet
uitspreken der beslissing plaats. Als deze eindelijk
bekend gemaakt wordt, wordt er eene algemeene bij-
eenkomst gehouden, waarop de vraag gesteld wordt:
„Of het, nu alle andere zaken voldoende uitgemaakt
zijn, goed is om tot de beatificatie over te gaan." Als
deze vraag bevestigend beantwoord wordt, wordt er
door den paus ecu dag bepaald voor de beatificatie
van den vermeenden heilige, die dan den titel van
Beaius of zalige ontvangt, liet lijk en de reliquiën
van den tockomstigen heilige worden nu voor du ver-
eering van de geloovigen ten toon gesteld; zijn beeld
wordt mei stralen bekroond, eneene bijzondere dienst
wordt voor hem bepaald; zijn lijk en zijne reliquiën
worden echter niet in processie rondgedragen. Op
den dag zijner beatificatie worden er ook aflaten ver-
leeiul. Volgens kardinaal Wiseman is het voornaam-
ste punt van verschil tusschen de beatificatie en de
canonisatie, dat de eerste gewoonlijk beperkt is tot
eene bijzondere diocees, eene godsdienstige orde of
eene provincie, terwijl de laatste zich over de geheele
wereld uitstrekt. Eenige monuiksorden hebben zich
de magt om zalig te spreken aangematigd; zoo werd
Octavia Melchiorica door de Dominicanen zalig ge-
sproken. Zie EIeiligen.
BECKET (Feest van Thomas a). Dit feest wordt
door de Kerk van Rome op den 293\'™ December ge-
vieid, ter cere van Thomas a Becket, aartsbisschop
-ocr page 313-
BEDELORDEN.
■il tl\',
vangen werd door do geboden aan zijn altaar gedaan.
Hendrik VIII. e\\ cm wel plunderde bij de Hervorming
dit rijke allanr niel alleen, maar gaf ook bevel, dal de
lieilige zelf als ecu verrader zon worden veroordeeld,
dal zijn naam uil den kalender zou worden geschrapt,
en da! zijne beenderen verbrand, en zijne asch in den
wind gestrooid zoude worden.
BKDRLORDKN. In hel begin der dertiende eeuw
vatten twee mannen op verschillende plaatsen liet
denkbeeld op, om ecne nieuwe geestelijke vcreeniging
naar een geheel nieuw beginsel te stichten, hetwelk
was, dal al de leden uitsluitend van aalmoezen zonden
bestaan. Om deze soort van comnmnismus in het
leven te roepen, stichtte Franeiscus van Asisi ecne
broederschap van Bedelmonniken iu Italië onder den
naam van Fl!AXTls< vnkx (zie aki.), en korten tijd
daarna vormde Dominions, een inboorling van Castilie
in Spanje, eene andere broederschap van denzelfden
aard in het zuiden van frankrijk, welke den naam van
DoMIXN\'AXEX (zie ald.) ontving. Deze beide ver-
conigingon verbonden zich oin geen eigendom, hetzij
persoonlijk of gozami nlijk, te bezitten, maar om voor
hun bestaan geheel en al af te hangen van het bedelen,
en zelfs op deze wijze nooit meer te verkrijgen dan
uoodig was voor (\'énen dag. De paus wilde in het
eerst de beweging niel begunstigen, maarzij werd zoo
algemeen door het volk goedgekeurd, dat hnio\'centius
lil. zien in 1203 verpligt zag om de vcreeniging
en den regel der Franciscanen te erkennen, en in
liet jaar 1210 bevestigde zijn opvolger Honorius 111.
do orde der Dominicanen. Deze vercenigingen ver-
kregen spoedig eene zeer grootc populariteit. De
bedelmonniken vonden een gereeden toegang bij alle
klassen van de maatschappij, zelfs de geringste. Zij
klopten aan elke deur, traden elke hut binnen, en seliik-
ten zich naar de manieren en zelfs de vooroordeclcn
van de werkende klassen. Om hunnen invloed nog meer
uit te breiden, namen zij het besluit om ook leeken
aan hunne vcreeniging te verbinden, die den naam van
Tertiakikkkkregen. Zulke personen waren door geeue
kloostergelofte gebonden, maar beloofden alleen om,
zooveel hun mogelijk was, de belangen van de orde,
« aaraan zij verbonden waren, te bevorderen, terwijl zij
zelve in de wereld leefden, en zieh mei hunne gewone
zaken bezighielden. Inliet midden der dertiende eeuw
was er bijnagcenoplaats,zekergecneprovincie, waarin
de Franciscanen en Dominicanen hunne Tertiarièn
niet hadden, en dus overtroffen de bedelmonniken
alle andere monniken in invloed.
Dehooge achting, waarin de nieuwe orden gehouden
werden, leidde tot de vermeerdering van haar aantal
in zulk eene grootc mate, dal geheid Europa wemelde
van bedelmonniken, en zij een last werden niet alleen
voor het volk, maai zelfs voor de kerk. Spoedig bleek
het, dat het volstrekt noodzakelijk was om de ontzag
i gelijke toeneming van deze kloosterinstcllingentegen
I te gaan. l\'aus (Iregorius X. bepaalde daarom op een
I concilie, dal hij in 1272 te Lyon bijeenriep, de ophef-
ling van a\'de monniksorden, die sedert de dagen van
■. luuocentius III. ontstaan waren, en dus werddeovcr-
groote meuigte van bedelmonniken, zooals (iregorius
hen beschrijft, binnen naauwere grenzen beperkt, en
bleven er slechts de D.ihtiiiiiutiicn, de Franciscanen, de
i armelielen en de Augustijnen over. De reden voor
deze pauselijke tusscheukomst was zoo dringend ge-
worden, dat zelfs de onverschilligste aanschouwer haar
inzag. Hunne toeneming, zoowel wat getal als invloed
aangaat, ging niet alleen snel, maar was een tijd lang
onrustbarend. Jonge menschen, zelfs van de hoogste
klasse der maatschappij, verbonden zich met geestdrift
aan de ecne of andere bedelorde. De bedelmonniken
dreigden werkelijk de vastgestelde inrigting der kerk
en de grondregelen der universiteiten om ver te werpen.
De universiteit van Parijs begon eindelijk aan de
- onredelijke aanmatigingen van de bedelmonniken
weerstand Ie bieden. Paus Alexauder IV. vaardigde
verscheidene bullen uit, die te hunner gunste tegen de
Parijsche universiteit beslisten, welke op hare beurt
op bekwame wijze verdedigd werd door Willem van
St. Amour, die de monniken aanklaagde als voorloopers
van den Anl ichrist, als valsche heiligen en huichelaars,
die geen ander doel hadden, dan om den gebeden
invloed der kerk ouder hunne heerschappij te brengen.
Nu volgde er oeu strijd, waarin de zaak der bedelmon-
niken ondersteund werd door cenige hunner bekwaam-
si e mannen, zooals Bonaventura, Albcrlus .Magnus
en Thomas Aquinas. De monniken zegepraalden, en
het werk, dat Willem van St. Amoiir tegen hen schreef,
werd in 1255 door Alexauder IV. veroordeeld, terwijl
hij zelf uit Frankrijk verbannen werd; bij werd echter
onder (\'leiiiens IV. teruggeroepen. De strijd over het
onderwerp der bedelmonniken hield nu op, maar de
universiteit van Parijs handhaafde steeds denzelfden
geest van vrijheid, die hare geleerde mannen lang
gekenmerkt had.
.Misbruiken van den zwaarsten aard ontstonden er
onder de bedelmonniken, die zelfs de aandacht van
hunne warmste bewonderaars en vrienden lot zieh
(rokken. Toen Bonaventura in 1250 lot generaal
zijner orde aangesteld werd, zond hij een rondgaan-
-ocr page 314-
297
BEDELC
dcii brief aan de hoofden in de verschillende provinciën,
om hen te vermanen hun best tedocnoindciAisbruikcn,
die ingekropen waren, te doen ophouden. Tc midden
van al hel bederf, dat trapsgewijze in de bedelorden
sloop, werd hel hoofddenkbceld, waarmede zij ges! ichl
waren, dal van evangelische arnioi de, zoo heerschend
in zijn invloed, dal velen weigerden liet saerament uit
andere handen dan die van bedelmonniken Ie ontvan-
gen. De gewone priesters werden derhalve geheel en
al Ier zijde gezet, en gedurende drie eeuwen oefenden
del wee voornaamste orden, die de gelofte van armoede
allegden, del )ominicancn en de Franciscanen, een vol-
komen gezag in de kerk en den staal uit, vervulden
zijde aanzienlijkste kerkelijke en burgerlijke ambten,
leerdenzij inde universiteiten en kerken met onbctwisl
gezag, (ui bevorderden zij de belangen van hel pauselijk
bewind mei den grootst mogclijkcn ijveren liet beste
gevolg.
Niettegenstaande do lioogc achting, waarin de bc-
dclmonniken stonden, vinden wij, dat Nicolaas van
Clemangis in zijn boek over liet Verderf der Kerk, in
1 lul geschreven, «leze zelfde monniken voorstelt als
de ware opvolgers der 1\'liarizeëu, in de Evangeliën
beschreven, die onderden schijn van heiligheid allerlei
boosheid verborgen. Zij waren, zegt hij, verslindende
wolven in scliapcnvachtcn, die lot uitwendig vertoon
gestrengheid van levenswijze,kuischheid,nederigheid
en heilige eenvoudigheid aannamen, maar zich inliet
geliei.....vergaven aan do uitgezochtste vermaken,
aan cene aangename verscheidenheid van weelderige
genietingen. Zoo was liet karakter van de bcdclinou-
nikeu, die elk land van Europa in de dertiende eeuw
alliepen. In Engeland werden zij, hoewel met geringen
uilslag, weerstaan door de universiteit van Oxford.
Een der eerste kenteckenen van den geest om teller-
vormen in dal land, was de vijandschap tegen de bedel-
monniken. IVyclifTc was van den beginne af hun ver-
klaarde vijand, en zij waren aan den anderen kant de
ijverigste en invloedrijkste werktuigen van de Hoorn-
sche hiërarchie. In hel jaar 1370 Irokken zij uit de
lezingen, geschriften on prcêken vanden onversaagden
Engclsclien hervormer negentien stellingen, die zij ;
voor kettersch hielden, en zouden die naar Home, ten !
einde daar veroordeeld te worden. In den loop van
het volgende jaar vaardigde Gregorius XI. drie bullen
uil, waarin hij verklaarde, dat de negentien stellingen |
kettersch waren, en dat sommige er van niet alleen j
onbestaanbaar waren mof het Catholiekc geloof, maar i
ook do openbare orde omkeerden. Op aanstoken van de I
bedelmonniken gebood de paus aan den koning, de bis- [
schoppen on de universiteit van Oxford, om tegen
Wycliffc te werk te gaan, en had niet de hertog vau
Lancaster zich aan hot hoofd zijner beschermers ge-
plaatst, dan zoude de loopbaan van den hervormer
tot oen onmiddellijk en gewelddadig einde gebragt
zijn. Tol hel laatste toe kantte hij zich luide tegen de
bedelorden aan. Toen hij in i.\'!?\'.l op het ziekbed lag,
zouden zij eenigo afgevaardigden tot hem om hom te
vermanen, nu liij op het punt was vau te sterven, om
te herroepen, wal hij tegen hen gezegd had. Te zwak
om van zijn bed op te staan, liet Wycliffc zich door
zijne bedienden oprigtcn, en zijne laatste krachten
verzamelende, sprak hij de monniken in deze woorden
aan: „Ik zal niet sterven maar leven, en altijd voort-
gaan met de kwade praktijken vau do bedelmonniken
bloot te loggen." Tegen de verwachtingen zijner
vrienden werd zijn kostbaar leven verlengd, en met
eiken dag werd hij heviger in zijn tegenstand tegen
de bedelmonniken, [n oen geschrift van 1 .\'$S^ ver-
klaarde hij, dat hij vijftig en meer ketterijen in hunne
orde kon aanwijzen. Hij legde hun te laste, dal zij
instellingen van menschen boven de bevelen van den
levenden God stolden; dat zij eene levenswijze leidden,
die geheid en al verschilde vau hel voorbeeld van Chris
tus, de vrijheid verkortte, waarmede Christus Zijn
volk had vrijgemaakt , en de ware priesters in liet
uitoefenen van hun heilig beroep belemmerde.
De Isilltinleii\'m Engeland en de Jfusielen in Ijohcmcn
bevond,\'ii, dal de bedelmonniken hunne bitterste engc-
weldigsto tegenstanders waren. De monniken werden
op hunne beurt niet de meeste achterdocht en afkeer
aangezien, ui( t alleen door de bisschoppen en priesters,
maar zelfs door de pausen. Dit was vooral het geval
met de Dominicanen en tVatieiscunen. Do strongsten
van de laatstgenoemde orde, die gewoonlijk Trutrieelli
genoemd worden, stonden op togen den paus en de
lloomschc kerk, on haalden zich de banbliksems vau
hot Valieaau op don hals. Omstreeks liet midden der
vijftiende eeuw werden zij door Nicolaus V. hevig
\\ crvolgd, en vide van hen werden zelfs aan de vlammen
prijs gegeven. Volgende pausen betraden dcnzelfdcn
weg, geen hunner echter met meer vastberadenheid
dan Paulus II., die eenaantal deroproerige Fralricelli
met gevangenschap en verbanning strafte. f)o twee
voornaamste secten der bedelmonniken hadden tal-
loo/.o loden in elk gedeelte van Europa, die echter
door hunne aanmatiging en onbeschaamdheid, hun
bijgeloof en hunne wreedheid, de gemoederen vau bet
volk in liet algemeen van zich vervreemden. Zij bc-
kleedden do hoogste ambten in de kerk, waren biecht-
■\'\'
-ocr page 315-
208
KEELDEN.
vaders ann de hoven van alle koningen en vorsten van
Europa, en vervulden de voornaamste-leerstoelen in
de universiteiten en scholen; en toch waren deze
zelfde bedelorden, door hare vervolging van de ge-
leerden en goeden, bij voorbeeld Erasnius, Rcuchlin
en anderen, door do bevordering van hare eigene bc-
langen ten koste van anderen, door haar hoogmoed,
onbeschaamdheid en schandelijk gedrag, voorname-
lijk werkzaam om velen er toe te brengen bevrijding
te zoeken van de tirannij van Rome, en de hervor-
ming te cischen van eene bedorven en ontaarde
hiërarchie.
Van de allereerste instelling harer vereenigingen
af, hadden de bedelorden onderling en met andere
kloostcrinstcHingcn, voornamelijk de Jezuïten, een
aauhoudenden oorlog gevoerd. Naaiiwelijks had de
dood aan de Dominicanen en Franciscanen hunne
wcdcrzijdsclic stichters ontnomen, of die hoogst ongc-
paste strijd over de inecrdcrlicid, die eeuwen aanhield,
begon. Dit langdurige oorlogvocren was voorafge-
gaan door een strijd van dertig jaren tusschen de
Sorbonne en de bedelmonniken, die slechts geëindigd
was door de lusschcukomst van den paus, welke aan
de ii ui v ersiteit bevel gaf om al de eisenen der monniken
in to willigen. De Moliiiischc strijd tusschen de
Doiuinieanen in de Jezuïten, de scherpe twist onder
de Franciscanen over den oorspronkelijkcn regel van
St. 1\'raneisi us, en daarna over de profetiën van
Joaehim, en het laatst van alles de woedende legen-
stand van de Fratricelli tegen de niagt en hel, gezag
van den pauselijken stoel, dit alles toont aan, dal
[{ome geenn heviger vijanden dan de bedelorden
gehad heeft, die het een tijd lang liefderijk koesterde,
totdat, zij, tot leven en kracht ontwikkeld, den onder-
gang van hunnen weldoener en vriend zochten. Maar
te midden van al liet onregt, dat zij der Roomsehe
kerk aandeden, vond men deze lutje bedelmouni-
ken bij menigten in elk land bedelen, en aanspraak
maken op een karakter van heiligheid, dat op hunne
lompen in ellende steunde. St. Kranciscns was gewoon
het vragen om aalmoezen „de tafel des llecivn" te
noemen. Gedurende eenigen tijd waren vele steden van
Europa in vier dcelcn verdeeld; liet eerste gedeelte was
den Dominicanen, het tweede den Franciscanen, het
derde den (\'armelictcn en het vierde den Augustijner
monniken aangewezen. Lutlicr zelf was, toen hij tot
laatstgenoemde orde behoorde, verpligt, om dagelijks
in de stad Erfurth om aalmoezen te vragen. Hoewel
de bedelmonniken voorgaven aan hunne gelofte van
armoede getrouw te zijn, wekte toeh hunne roofzuclil
op vele plaatsen algemeen afkeer op. En die zelfde
roofzicke. en bcgcerigc geest heeft de bedelmonniken
tot op den huidigen dag gekenmerkt. Reizigers in
Roomsehe landen in het •dgemeen, maar meer hijzon-
der in Italië, zijn welsprekend in hunne klagten over
deze luije, nutteloozc monniken, die zich wijden aan
ceu leven van lage en schandelijke afhankelijkheid
van het nijvere doel der bevolking.
BEELDEN. De kerkgescliiedschrijvers hebben
steeds onderscheid gemaakt tusschen afgodsbeelden en
beoW\'eii; de eersten zijn de voorstellingen van deuk-
beeldige wezens; de laatsten stellen wezenlijke en
werkelijk bestaande of beslaan hebbende voorwerpen
voor. Gewoonlijk worden echter de woorden zonder
onderscheid gebruikt om ecu en hetzelfde aan te duiden.
()nder de vroegere (Christenen werden godsdienst igc
beelden aanvankelijk gebruikt als huis-, maar niet als
kerksicraad. De Heidenen, met welke zij zich in den
gewonen gang van het dagclijkschc leven vermengden,
waren gewoon beelden hunner goden in hunne huizen
en winkels te hebben, en ze zelfs bij zich te dragen.
De < Christenen werden derhalve gewoon aan het gezigt
van zulke voorwerpen, en zij dachten er natuurlijk
aan, om deze leekenen van eene valsehecuafgodische
ceredienst te vervangen door zinnebeelden, die met
hunne eigene, zuivere godsdienst meer in overcen-
stciuniiiig waren. De duif als eene voorstelling van
den Heiligen Geest, de visch als een teeken van den
[ciITHUS (zie ald.) of anagram van den naam van
Christus, een schip als ecu symbool der kerk, of een
anker als een symbool der hoop, werd somtijds op
hunne ringen gegraveerd, of op eene andere wijze als
ecu persoonlijk of als een huissieraad gebruikt. Niet
vóór het einde der derde eeuw werden beidden van
deze soort in Christen-kerken gevonden. In het jaar
.\'5015 vaardigde het concilie van Elvira een decreet uit,
waarbij verboden werd om „de voorwerpen van ver-
eering en aanbidding op de muren te schilderen."
Waarschijnlijk kwamen vóór dezen tijd afbeeldingen
van het kruis in huizen en kerken in gebruik, daar
dezcalshet meest belcckoncndezinnebeeld beschouwd
werden van dat geloof in den gekruisigden Christus,
waarin zij hunnen roem stelden. Zelfs in de vierde
eeuw hebben wij ecu treffend bewijs van den afkeer,
die er van het gebruik van beelden in de kerken
bestond, in een merkwaardigen brief van Epiphanins
aan Johannes van Jeruzalem, waarin hij zegt: „Toen
ik in eene kerk van ecu dorp in Palestina, Anablatha
gebeden, gegaan was, vond ik er eene gordijn, die
aan de deur was opgehangen, en beschilderd was met
-ocr page 316-
BEELDEN.
299
de menigte, en na den ondergang van het Ecidcndoni
werden zij niet langer weerhouden door de vees voor
ecue schandelijke gelijkheid, liet eerste teeken van
cenc symbolische aanbidding was de verecriug van
| het kruis en van reliquien. De heiligen eu martelaren,
wier tusschcukomst ingeroepen werd, waren gezeten
aan de regterhaud Gods; maar de genadige eu dikwijls
! bovennatuurlijke gunsten, welke, in het volksgeloof,
I rondom hunne graven gestrooid werden, gaven out wij-
| felbaar ecne heiligheid aan de vrome pelgrims, welke
cenc voorstelling van Christus of van den cenen of
anderen heilige, want ik herinner mij niet wiens beeld
het was; maar ziende, dat er, tegen het gezag der
Schrift, ceu mcnschelijk beeld in de kerk van Jezus
Christus was, scheurde ik liet in stukken en gaf bevel
aan hen, die de zorg over die kerk hadden, om het
ligchaam met de\'gordijn te begraven." Uit dezen
brief blijkt duidelijk, dat tegen het einde der vierde
eeuw, toen hij geschreven werd, het gebruik vanbeel-
den in de kerken, zelfs alleen als sieraad, als ouschrift-
niaiig en daarom Onwettig werd beschouwd.
Eenigc kerkvaders, b. v. Tertulliauus, Clemens
Alexandrinus en Origenes, dreven hunnen tegenstand
tegen alle soorten van beelden zoo verre, dat zij leer-
den, dat de Schrift hel beoefenen der beeldhouw-en
schilderkunst verbiedt. „Het is ecne belcediging van
God," zegt Justinus Martyr, „om een beeld van
Hem van verachtelijk hout of steen te maken." Au-
gustinus zegt, dat „God aangebeden behoort tcwor-
deu zonder een beeld, daar beelden slechts dienen
om de Godheid in verachting te brengen." Dezelfde
kerkvader zegt, dat „hel goddeloos zou zijn vaneen
Christen, om ceu ligehainelijk beeld van God in ecne
kerk tv\' plaatsen, en dat hij daardoor schuldig zou zijn
aan tic heiligschennis, door 1\'aulus veroordeeld, van
de heerlijkheid des onverderfclijken Gods te vcran-
deren in de gelijkenis eens bcclds van een verder-
felijk mensch." „De eerste Christenen," zegt een
geschiedschrijver, „hadden een onoverkomclijken
afkeer van het gebruik eu misbruik van beelden, en
deze afkeer kan toegeschreven worden aan hunne af-
komst van de Joden en hunnen afkeer van de Grieken.
De Mozaïsche wet had alle voorstellingen van de God-
hcid gestreng verboden, en dat voorschrift was diep
geworteld in de beginselen en gebruiken van het uil ver-
koren volk. Het vernuft van de apologeten des Chris-
tendoms was gerigt tegen de dwaze afgodendienaars,
die zich gebogen hadden voor het maaksel hunner
eigene handen, voorbeelden van koperen marnier, die,
als zij met verstand en beweging begiftigd waren,
eerder van het voetstuk gesprongen zouden zijn, om de
scheppende raagt van den kunstenaar Ie aanbidden.
De openbare godsdienst der Christenen was steeds
oeinoiidigcn geest dijken de eerste vermelding van het
gebruik van schilderijen viudl men in de berisping van
liet concilie van lllibcris, d\'ie honderd jaar na de (\'hris-
telijke jaartelling. Onderde opvolgers van Constantijn,
in den vrede en de weelde der zegevierende kerk, stem- J
den de meer voorzigtigc bisschoppen er in toe, om cenc I
zigtbare bijgeloovighcid loc te staan tot welzijn van t
die leveulooze overblijfselen bezochten, aanraakten
en kusten, die de gede iktcekcncn hunner verdien-
sten en van hun lijden waren. Maar een gcdcuktcc-
kcu, belangwekkender dan de schedel of de sandalen
van een afgestorvene, is ecne getrouwe afbeelding \\ an
zijn persoon en zijne trekken, door de schilder- of
beeldhouwkunst geschetst. Kerst werd de proef met
zorg en angst genomen, en de afbeeldingen, op voor-
ziglige wijze gebruikt, dienden om de onwetenden te
ouderrigten, de kouden ie doen ontwaken, en de
vooroordeelen der proselieten van hel Heidendom Ie
begunstigen. Langzamerhand, hoewel onvermijdelijk,
werden de cerbe wij zingen, aan het oorspronkelijke
bewezen, op de afbeelding ovcrgebragl ; de vrome
Christen bad voor hel beeld van een heilige, en de
Ueidensche plegtigheden van de knieën te buigen,
lichten te ontsteken en reukwerk te branden, slopen
ook iu de Catholieke kerk."
De innige liefde voor de kunst, die onder de Hei-
densche Romeinen heersehte, en die hen er toe bragt
om de standbeelden en beelden hunner goden nu i
[esthetische beschaving eu bekwaamheid te maken,
aam eeue geheel andere rigting, toen hei Christen-
dom als d.e godsdienst van het keizerrijk werd inge-
voerd. De knust putte hare hulpbronnen niet langer
uit op cenc valsehe godsdienst, maar zocht de ware
op te sieren. Tu plaats van de overblijfselen der
oude Ueidensche kunst, stelde Constantijn op de
monumenten, waarmede hij de keizerlijke stad vcr-
fraaide, personen en tooneclcn uil hei (ludeen Nieuwe
Testament genomen. Abraham op het punt vaitlzak
te offeren, Daniël in den leeuwenkuil, de goede lier-
der en dergelijke tooneclcn waren op .ie/en lijd
bevoorregte onderwerpen der kunst. (\'•.-usiauiia, de
zuster van (\'ouslantijil den (iroole, wendde zich tot
Kusebiu-, bisseho|i van Ciesarea, om een beeld, van
Christus. Becldcu en martelaren, monniken eu bis-
schoppen werden dikwijls op do zegels van Christenen
gegrift, en op hunne bekers, driukschalenende muren
hunner vertrekken geschilderd. Zelfs op hunne klee-
; i
-ocr page 317-
HEELDENDIENST.
30ii
deren waren dikwijls tooncclcn uit de Schrift gebor-
duurd; zij beschouwden dit als een bewijs van hoogc
vroomheid in den drager. Geen beter voorbeeld van
bepaalden afkeer van beelden kan uit de schrijvers der
vierde eeuw gekozen worden, dan ons gegeven wordt
in den brief van Euscbius in antwoord op Constan-
tia\'saanvraag om een beeld van Christus. „Veroorloof
mij om te vragen," /.est hij, „wat irij verstaat dooreen
beeld van Christus\':" „Gij kun! zekerlijk niets anders
meenen dan eenc voorstelling van de aardsehc ge-
daantc eens dicnstlaieebts, die Hij, om des menschcu
wille, voor een korten tijd aannam. Zelfs toen Iüj
daarin was, straalde Zijne Goddelijke Majesteit bij de
vervorming uit, waren Zijne discipelen niet in staat
om liet gezigt van zulk ecuc heerlijkheid te verdragen;
maar nu is de gedaante van Christus geheel vergoud
en vergeestelijkt geworden, veranderd in cene ge-
daante, die overeenkomt mei Zijne Goddelijke natuur.
Wie d;:u heeft de magt om bet beeld te, makeu van
zulk cene heerlijkheid, verheven boven eiken aardsehen
vorm? Wie, om iu levcnlooze kleuren den glans af te
malen, die uit zulk eeue verheven Majesteit straalt?
< )f zul) gij tevreden kunnen zijn mei zulk een beeld,
als de Heidenen van htiuuc goden en belden maakten,
[lal gcciic. gelijkenis bad op het voorwerp, dat voor-
gesteld moest wordeu? Maar als gij gceu beeld zoekt
van de veranderde, God gelijkende gedaante, maar
een van hel aardsehe, sterfelijke ligehnani, z.ooals hel
was vóór deze verandering, dan moet gij die gedeelten
uil het Oude Testament vergeten hebben, die ons
verbieden om een beeld te maken van hetgeen hoven
in den hemel is. of van hetgeen ouder op de aaide
is. Waar hebt gij ooit zulk een beeld iu de kerk ge-
zien, of van anderen gehoord, dal er zulk een was?
Zijn zulke dingen (afbeeldingen van godsdienstige
voorwerpen) niet ver van de kerken over de wereld
verbannen?" Eu aan het einde van den brief maakt hij
deze schooue aanmerking: „Maar wij, die belijden,
dat onze lieer God is, wij moeien al het verlangen
ouzes harten gerigl houden op de innerlijke aanschuu-
wiug van Hem iu Zijn Goddelijk karakter; \\\\ ij moeten
daarom ons hart met allen ernst zuiveren, daar nie-
maud behalve de zuiveren van harte God kan zien.
Maar als iemand toch verlangend is om een beeld van
den Zaligmaker te zien, iu plaats vau Hein van aau-
gezigt tot aaiigezigl te aausehoiiwen, «elk beter beeld
zou hij dan kunnen bebbi u dan dal, hetwelk Hij zelf
in de Heilige Schriften gel eekend heeft?"
Asterius kantle zieh in dezelfde eeuw even sterk
aN Kusebiiis tegen alle beidden aan. die bestemd
waren om Christus voor te stellen, maar tezelfdertijd
drukte hij zijne goedkeuring uit over de afbeeldingen
vau lijdende martelaren, [n de preêkcn vau Chrysos-
tonius word\', over beelden in de kerken niet in het
minste gesproken. In de vierde eeuw schijnt echter
de gewoonte om de kerken met beelden te versieren
trapsgewijze ingeslopen te zijn, hoewel zij eerst tegen
liet einde dier vvmv algemeen werd. Meer iu het
bijzonder werden die kerken, die ter gedachtenis van
bijzondere martelaren gebouwd waren, dikwijls met
schilderijen opgesierd, die hun lijden voorstelden, en
met treilende toonceleu uit dvn bijbel. Tegen dil ge-
bruik, zoowel bij zijne eerste invoering als gedurende
eenigen tijd daarna, kantten zieh vele vrome Cliris-
teaen op de sterkste wijze aan; maar in spijt van alle
vertoogen werd het gebruik van beelden in de kerken
hoe langer boe meer algemeen, en zou werd de deur
geopend voor die afgoderij, die in den loop vau weinige
ecuwen elk spoor van ware. geestelijke, Christelijke
vereering verdreef.
REELDEXDIliNST. liij de iuvocring van beelden
en schilderijen iu de Christelijke kerken schijnt het
eenige doel vau zulk eene groote afwijking van de
eenvoudigheid des oorspronkelijkeii Christendom?ge-
ueest te zijn, om gebouwen, die voorde Christelijke
eercdiensl opgerigt werden, te verfraaijen. Kerken
werden somtijds alleen ten koste van lijken gebouwd,
die niet alleen Iraehtlen om nette en stevige en zelfs
sierlijke gebouwen op Ie rigien, maar om ze ook Ie
verfraaijen nut de rijke en aantrekkelijke versierselen
van beelden en schilderijen. En bovendien werd bc-
wecrd.dat deze voortbrengselen der kunst dienst baar
waren voor een allerbelangrijkst doel, daar zij de
onwetenden eu onbeschaafden ouder de Christenen
vermaakten en onderrigtteu, die niet in de gelegen-
beid waren om door middel vau boeken ondcrrigl op
te doen. Schilderijen vau heiligen en martelaren, zelfs
van den Verlosser onder het beeld van een vricudelij-
ken en zorgvuldig! n herder, trokken natuurlijk de
ongeletterde menigte aan, die zemel verrukkingen
bewondering leerde aanschouwen als werken vau
kiiii.il, eu mei eerbied voorde heilige personen en
voorwerpen, die aldus levendig aan hel oog werden
tentoongesteld. De geringste kennis der mensehelijke
geaardheid zal onze verwondering matigen, dal de
vereering vau heiligeu op hunne afbeeldingen over-
gebiagt werd. Reeds op het einde der vierde eeuw
vinden wij dan ook, dal Aiigustinus klaagt, dat vele
aanbidders vau beelden ouder de ruwe Chrislen-ine-
nigtc gevonden werden; zoo ver had dil gebruik zieh
-ocr page 318-
r.KKDDENDIKXST.
30]
uitgestrekt, dat de Montanisteu liet aan de gcheclc
Kerk te laste legden.
In de ()oslcrsehe kerk verspreidde zich de verecring
van beelden, zooals te verwachten is van de wanne ver-
bcchlingskracht der Oosterlingen en van hunne liefde
vour schilderijen, met groote snelheid; zij werd zelfs
door de geestelijken met veel spitsvondigheid en aau-
acmclijkhcid verdedigd. Inden loop der zesde eeuw
was liet reeds eenc algemeen aangenomen gewoonte
in de Gricksehe kerk geworden, om zich neder te
huigen voor heelden als een teckeu van eerbied jegens
hen, die er door voorgesteld werden. Dit maakte een
schijnbaren grond uit voorde beschuldiging van den
kant der .loden tegen de Christenen, dat deze schuldig
waren aan afgoderij en aan cene duidelijke overtreding |
van de Goddelijke hevelen. Tol verdediging der Chris*
tenen werd aangevoerd, dal de heelden hunne goden !
niet waren, maar alleen afbeeldingen van Christus en
diens heiligen, welke om hunnentwille en tol hunne
eer vereerd werden, maar niet met Goddelijke hulde-
bcwijzing werden aangebeden. Hel ontbrak echter
iiiii aan mensehen, die van het begin af, zelfs in hel
()oslen, de invoering der gevaarlijke nieuw igheid van
nelerbuiging voor beelden trachtten Ie weerstaan:
eenige geestelijken Helen /dis, om hel kwaad tevoor-
konien, de beelden uil de kerken, wegnemen.
Mei alleen in lul Oosten, maar ook in hel Westen
waren in de zesde eeuw heelden in de kerken in alge-
mceu gebmik, evenwel uiel om aangebeden ie worden,
maar als hulpmiddelen voor hel geheugen, en als boe-
ken om de onwetenden ie onderrigteu. .Mei dit doel
veroorloofde Grcgorius de Groote, in hel begin dei
ze\\ ende eeuw, aan de barbaarsche franken, bij hunne
bekecring tol hel Christendom, om voort Ie gaan niet
hel gebruik van beelden in hunne kerken, opdat /.ij
uiel plotseling en zonder behoorlijke voorbereiding
van hunne afgodische gebruiken /ouden worden afge-
Irokken. De Vveslersehe kerken deden haar voordeel
met deze onoverdachte handelwijs van den paus, en
vóór het begin dei- achtste eeuw was de aanbidding
van heelden over alle Christen-landen algemeen gc-
worden. In liet jaar 713 vaardigde paus Constantijn
een deereel uit, tfaarbij eenanatheeni werd uilgespro-
!.cn over allen, die aan de heilige beelden die vcr-
eering, welke door de kerk bepaald werd, niet wilden
bewijzen. In de Latijnsehc en Gricksehe kerken was
nu het gebruik om beelden Ie aanbidden geheel gc-
vestigd; meer bijzonder nog was hel onder de leden ;
der Gricksehe kerk niel alleen mei hunne openbare
(eredienst, maar ook met hunne maatschappelijke en
huiselijke gewoonten vermengd. „Niet alleen," zegt
Ncandcr, „waren er de kerken en kerkboeken met
afbeeldingen van Christus, van .Maria en de heiligen
versierd, maar men vond deze ook voorde paleizen
der keizers, op de muren der bijzondere woningen, ja,
op huiselijke gereedschappen co kloederen, terwijl de
kunstenaars, ouder welke vele monniken waren, wcd-
ijverden om uit kostbare stoffen en uil was zulke
afbeeldingen te vervaardigen. Die verecring der heel-
den stond in naauw verband niet de overdreven ver-
eer ing, welke aan Maria en de heiligen werd toegel) ragt.
Wal in «Ie \\\\ estersehe kerk de relifpiicn der heiligen
waren, dal waren in de Oostersche hunne heelden. In
menigen nood wierp men zich voor die heelden neder,
en vele van deze hadden den naam van wonderbare
genezingen te verrigten. Men maakte ze lol doopge-
t ui gen, en noemde de kinderen naar hen, terwijl het
godsdienstig gevoel zich de heiligen zelve in hen als
tegenwoordig dacht, en in dien onoordeelkundig! u
tijd dienden vele zonder onderzoek aangenomen
overleveringen, om den eerbied er voor nog hooger
te stemmen. Onder die heelden waren er, die den
naam hadden van uiel door lucnselieuhandeli gemaakt
Ie zijn, en daarom als de werkzaamste amuletten be-
selioiiwd werden; andere, waarvan men zeide, dal
Christus /elf/e door een wonder had gemaakt; nog
andere, van wier oorsprong gecne bepaalde overlcve-
ring bestond."
Hel kwaad had uu eenc groote hoogte bereikt.
Joden, Moliaincdaucu, kelteis \\au allerlei aard, ver- i
weten der Christelijke kerk luide, dal/ij de Goddelijke
wet schond door zich neder Ie buigen voor gesneden
heelden. Het hcerschen dezer afgoderij in zoo groote
mal e trok de aandacht vandenGrickscheu keizer Deo,
den Isaurier. Hij besloot derhalve om, zoo mogelijk,
dil toenemende bijgeloof tegen Ie gaan en de oor-
sproukelijke eenvoudigheid in de t hristelijke eere-
diensl te herstellen. In 7-ti vaardigde hij daarom een
bevelschrift uil, waarin hij verbood om heelden te anti-
bidden, maar zouder te hevelen om /e te verbreken of
uil de kerken ie verwijderen. Xaauwclijks was dil
ediel uitgevaardigd, of er ontstond eeuc beweging
van den crnsligsten en meest onrustbareiuleu aard.
I.eo werd door zijne onderdanen ais een liran en
vervolger gebrandmerkt. Gerinaiius, bisschop van
Coustantiuopcl, gaf zijn voornemen te kennen om
zich tegen den keizer Ie verzeilen, en zonder uitstel
riep hij den bijstand iu van Grcgorius 11., den toen-
nialigcu paus. Van dien lijd al begon er liisschen de
Gricksehe keizers en de pausen van Itonic ecu strijd
-ocr page 319-
302
BEELDEXDIENST.
De nieuwe keizer drukte de voetstappen zijns vaders
en gebruikte alle middelen, die in zijne magt waren,
om de aanbidding van beelden uit te roeijcu. Zijne
pogingen om het land van afgoderij te zuiveren wer-
deii voor korten tijd echter afgebroken door de over-
weldigingen van zijn schoonbroedcr Artabasdus, die,
zich bedienende van C\'onstautijns afwezigheid op een
logt tegen de Saraceuen, bet volk tot opstand aanzette,
den troon iu bezit nam, de vereering van beelden
herstelde, en iedereen verbood hare wettigheid iu
twijfel te trekken, op straffe van verbanning of dood.
De overweldiging van Artabasdus «rasechter raukor-
ten duur. In weinige maanden kreeg Constantiju zijn j
troon terug, en hernieuwde hij zijne vorige edicten
tegen liet aanbidden van beelden, terwijl hij tczelfdcr
tijd het volk beloofde, dat hij zoospoedig mogelijk de
geheide zaak voor een algemeen concilie zou brengen.
Omdczc belofte te vervullen riep de keizer in 751,gc-
durende liet pausschap van Stephanus 11., ecu concilie
te Coustautinopel bijeen. Dit concilie, het grootste
waarvan de geschiedenis tot nog toe gewag had ge-
maakt, bestond uil 3SV> bisschoppen. Op deu I0dcM
Fibruarij kwam het bijeen, en zette zijne zittingen tot
>\\rn 17llc" Augustus voort, toen de vergadering een-
[Uirig liet gebruik en de vercering van beelden vcr-
uordeelde en verklaarde, dat „die of eeuig ander
maaksel te aanbidden is God beroovcn van de hulde,
die Hem alleen toekomt, en tot afgoderij vervallen."
Dit concilie wordt door de Grieksehe kerk voor het zc-
vende algemccuc concilie gehouden; zijne aanspraken
op dezen naam worden echter door de Koomsche kerk
betwist,omdat het de aanbidding van beelden verbood.
De keizer, bevindende dat zijne iuzigtcn ondersteund
werden door zulk ecu talrijk concilie, ging voort met
de beelden te verbranden en de muren der kerken,
waar p afbeeldingen van Christus, van de Maagd en
van heiligen geschilderd waren, af Ie breken.
I!ij den dood van Constantijn in 7 7 J ging de Grick-
sche keizerskroon op zijn zoon Leo IV. over, die, ge-
lijk zijn vader en groot vuile:, een bepaald beeldstormer
was, terwijl zijne vrouw Irene eeue even bepaalde be-
guustigstcr was van de aanbidding der beelden. De
regering van Leo was kort, en zijn uiteinde plotseling,
veroorzaak!, zooals eeuige schrijvers geloovcn CU
Mosheiin si el lig verzekert, door vergif, dat zijne vrouw
hem toediende, om zich Ie wreken over zijn tegenstand
legen haar voorstel om de vercering van beelden in
hel paleis iu te voeren. De natuurlijke opvolger was
Constant iju VI., zoon van den overleden keizer, doch
om het bestuur voor zich te verkrijgen liet Irene, niet
! over de bccldeiulicust, die meer dan cene halve eeuw
aauliicld. De handelingen van Leo, in het begin der
worsteling, kenmerkten zich duur de uiterste voor-
j zigtigheid en gcuiatigdlieid. Hij begon met een con-
cilie van senatoren en bisschoppen bijeen te roepen,
en met hunne goedkeuring vaardigde hij liet bevel uit,
dal alle beelden in de kerken tut op zulk eeue hoogte
tegen de muren geplaatst zouden worden, dat liet volk,
hoewel het ze zien kon, erniet voor kon knielen. Deze
schikking der zaak bragt geen goeds teweeg, maar ver-
wekte slechts grootere vijandschap tegen den keizer,
en zelfs zijne vrienden drongen erbij hem op aan, datbij
hel vast beradeugedrag van Uiskiazou navolgen,il ie de
koperen slaug, welke ecu voorwerp van afgodische
aanbidding voor de Joden geworden was, in stukken
brak.
Dekeizer, die mei zachtaardigheid en gematigdheid
weiischte Ie handelen, trachtte Germanus, bisschop van
(\'oiisiantinopcl, voor zijne iuzigtcn te winnen. Toen
hij echter bevond, dat al zijne pogingen vruchteloos
waren, zei Ie hij hem af en stelde Anastasius, die tegen
hel aanbidden van beelden was, in zijne plaats. In liet
jaar 7 31) werd een keizerlijk bevel uitgevaardigd, waar-
bij hel verbreken der beelden of hunne verwijdering
uit de kerken gewettigd en bevolen werd. Toen dit
edict Koinc bereikte, werden de standbeelden des kei-
zers omvergehaald en onder de voelen vertreden, Gc-
heel Italië was in een staat van gisting, en de paus
vaardigde het bevel aan zijn volk uit, om Leo niel
langer schalt ing te betalen. Tc midden dezer opge-
wondeuheid stierf Gregorius, 731; hij werd in zijne
waardigheid opgevolgd door Civgorius 111., die van
dezi Ifde geaardheid was en dergelijke mecuingen
koesterde. Toen de nieuwe paus den zetel beklom,
ligt ie 11 ij een trotsehen brief tot den keizer, en ver-
maande hij hein om niet de vervolging van bceldcnoptc
houden. Au was alle hoop op verzoening geheel ver-
ijdeld. Gregurius d^wl op een concilie, in 732 gchou-
den, allen in den ban, die beelden wegnamen of er met
verachting over spraken. En om zijne volkomcne iniu-
aehtiugvaii hel keizerlijke hevel te toouen, besteedde
hij ontzaggelijke geldsommen aan schilderijen en heel-
den, om de kerken van Home op te sieren. Scherp was
(!(• vijandelijkheid en bitter de si rijd tusscheu Grego-
n\'iis en Leo; de dood van beiden, die omstreeks den-
y.elfden tijd in 711 plaatshad, maakte echter een einde
aan hunne onecnighedeu. Keizer Leo werd door zijn
zoon Constant ijn V., bijgenaamd Coprouyinus, en paus
Gregorius door Zacharias, een inboorling van Grie-
kenland, opgevolgd.
-ocr page 320-
ENRT.                                                                   303
HEELDE]
ccnebarbaarsohheid en wreedheid, waarvan bijnagecne
wederga gevonden wordt, den jongeling grijpen en
diens oogen uitsteken, „fn de ziel van Irene," zegt
Gibbon, „had eerzucht alle gevoel vanïmenschelijk-
heid verstikt, en in haar bloedigcn raad werd bevolen,
dat Constantijn voor den troon ongeschikt gemaakt
zou worden; hare afgevaardigden vielen den slapenden
vorst aan, en staken hunne duiken niet zooveel geweld
en overhaast ing in zijne oogen, alsof zij van voornemen
waren een doodvonnis ten uitvoer te brengen. De
meest bijgeloovige orthodoxie heeft de onnatuurlijke
moeder te regt verfoeid, die in de geschiedenis der
misdaden niet gemakkelijk geëvenaard kan worden.
Op aarde werd de misdaad van Irene vijfjaar ongestraft
gelaten, en alsof zij de stem des gewetens tot zwijgen
kon brengen, hoorde noch achtte zij do verwijtingen
der menschen."
Irene had zicli nu op den troon geplaatst door den
moord, zoo niet van haar echtgenoot, dan toch van haar
zoon, en haar st erktst verlangen was nu om te ontdoen,
wat gedurende verscheidene regeringen iu de zaak der
becldendicnst gedaan was. Met paus Adriaan riep zij
te Nic&\'a een concilie bijeen, om de aanbidding van
heelden goed te keuren. Dit beruchte concilie, dat de
Roomschgeziudcnhet zevende algeme.ene concilie noc-
men, terwijl de Grieksche kerk liet niet erkent, werd
in7>S7 gehouden, liet aantal bisschoppen, dal bij die
gelegenheid tegenwoordig was, bedroeg 350, en de
uitslag hunner beraadslagingen was, gelijk men dan
ook van den vereenigden invloed van Irene en den paus
verwachten kon, gunstig voor de volkomen vestiging
der becldendicnst. Het decreet der kerkvergadering
was van den volgenden inhoud: „Dat heilige afbcel-
dingen van het kruis gewijd en geplaatst moesten
worden op de heilige vaten en kleedercn, en op muren
en planken, in afzonderlijke huizen en op openbare
wegen. Eu dat er voornamelijk beelden van den Heer
God, onzen Zaligmaker Jezus Christus, van onze gc-
lukzalige Lieve Vrouwe, de moeder Gods, van de eer-
waarde engelen en van al de heiligen opgerigt moesten
worden. En dat al degenen, die zich mogten vermeten
om anders te denken of te loeren, of om beschilderde
boeken, of de gedaante van het kruis, of een beeld of
schilderij, of echte roliquión van de martelaren weg te
werpen, als zij bisschoppon of geestelijken waren, af-
gezet, en als zij monniken of leeken waren, in den ban
gedaan zouden worden." Toen spraken zij banbliksems
uit over al degenen, die geene beelden wilden aanuc-
nien, of die op de heilige beelden mogten toepassen,
wat de Schriften over afgodsbeelden zeggen, of ze af-
goden mogten noemen, of vrijwillig gemeenschap li iel-
den met hen, die ze verwierpen en verachtten, er bij
voegende volgeus de gewoontj : „Lang leven Constan-
tijn en Irene, zijne moeder-—verdoemenis over alle
ketters — verdoemenis over het concilie, dat legen
eerwaardige beelden uit vaarde — de heilige Drioëeu-
heid heeft hen afgezet." Dus was het aanbidden van
beelden eindelijk bij de wet vastgesteld en door het
tweede concilie van Nicoca bekrachtigd, dat hel decreet
van het concilie van Constantinopcl vernietigde, en
de kerkvergadering zelve cene onwettige noemde. Dit
decreet, bepaald en duidelijk als het was, bleef in het
Westen en het Oosten niet lang onbetwist. In 791
riep Karel de\'Groote een concilie, uit 300 bisschoppen
bestaande, te Frankfort bijeen, dal de beslissing van
liet tweede Nicffinischc concilie verwierp, cu eenparig
de vereering van beelden veroordeelde, in SI 1- ver-
zamelde Leo, Karel den Groote navolgende, een ander
concilie te Constantinopcl, dat de vernietiging van
het decreet van het tweede Xicaiiische concilie en de
afschaffing der beeldendienst in de Oostcrschc kerken
uitsprak. Toch werd er in 842 door de keizerin Theo-
dora, die gedurende de minderjarigheid van haar zoon
de teugels des bewinds iu handen hield, een ander
concilie te Constantinopcl bijeengeroepen; deze ver.
gadering herstelde, overeenkomstig de keizerlijke
wenschen, de decreten van het tweede Nicienische
concilie, en hernieuwde in S79 weder de beelden dienst
in liet Oosten. Om deze beslissing te bevestigen werd
er cene synode te Constantinopcl gehouden, die de
decreten van liet tweede Nicienische concilie bekrach-
tigdc en hernieuwde. Zoo verheugd waren de Grieken
over de beslissing dezer synode, dat er een feest ingc-
steld werd om haar Ie gedenken, aanhetwclk de naam
van het feest der orthodoxie gegeven werd.
Ook in het Westen is de beslissing van het concilie
van Frankfort tegen de becldendicnst, hoewel op cene
synode, door Lodcwijk den Vrome te l\'arijsinS2t
vergaderd, bevestigd, door de Kerk van Rome geheel
ter zijde gezet, en heeft zij hare bepaalde goedkeuring
gegeven aan de decreten van het tweede concilie
van Nicsca. Het concilie van Trcnte, aan welks
uitspraken zij zich onverbrcekbaar gebonden acht,
bepaalde in zijne vijf en twintigste zitting: „Beelden
moeten niet alleen in tempels geplaatst, maar ook
aangebeden worden, alsof de personen, daardoor voor-
gesteld, tegenwoordig waren." In de geloofsbelijdenis
vanPius IV., die bij Iloomschgczindcn evenveel gezag
heeft als de besluiten der Heilige Synode van Trcnte,
wordt iu het negende artikel gezegd : „Ik bepaal ten
-ocr page 321-
U KEK-AANBIDDING.
:\',u|.
stelligste, dal (ie hielden van Christus en van de
moeder Gods, altijd Maagd, en ook van andere hcili-
gen, verkregen en behouden moeten worden; en dat
daaraan behoorlijke eer en vererving moei worden ge-
geven." Hoomsclie godgeleerden zijn het volstrekt
niet mei elkander eens over den_.aard der vereering,
die aan heelden bewezen moei worden. Eenigc den-
ken, en hel denkbeeld is ontleend aan het Trentschc
decreet, dal /.ij dezelfde vcreering moeten ontvangen,
die de partijen, welke zij voorstellen, ontvangen zou-
den hebben, als zij tegenwoordig geweest waren;
andere willen aan allen de Lutria, of den hoogstcn vcr-
ccringsgraad, geven; terwijl nog andere hun alleen de
Didin, of den laagsten graad van vereering, die naiiie-
lijk, welke aan heiligen en engelen bewezen wordt,
willen toekennen.
In de Grieksche kerk worden geene beelden, maar
schilderijen van heiligen in de kerken gebruikt, en de
vcreering aan deze bewezen is, zooalszij leert, slechts
betrekkelijk, niet volstrekt. De volgende bepaling
aangaande (lil onderwerp, doorbel tweedeNicftuischc
of zevende alircmccuc concilie, aan welks uitspraken
zij verklaart zich Ie honden, gegeven, toont wat de
aard der vcreering was, welke die belangrijke, synode
als voor de beelden der heiligen gepast beschouwde.
„Wij bepalen met alle juistheid en duidelijkheid, dat
dr eerwaardige en heilige beelden, behoorlijk mol klcu-
ren, inlegwerk of met iels anders toebereid, volgens
de wijze (il den vorm van hel eerwaardige eu leven
gevende kruis, gewijd en geplaatst mi gehouden moe-
ten «orden in de heilige tempels van (iod, alsook op
heilige vaten en klcederen, op muren en tafelen, in
afzonderlijke huizen en op openbare wegen; maar
voornamelijk het beeld van den lieer eu (Iod onzen
Zaligmaker Jezus Christus, en daarna, dat van onze
onbevlekte Lieve Vrouwe, de moeder Gods, die van
de verecronswnardige engelen, en alle heilige en zui-
vere inenschen. Want zoo dikwijls deze geschilderde
beelden aangezien worden, worden zij, die ze beschou-
wcn, opgewekt tol de gedachtenis en herinnering en
liefde van de prototypen, en mogen zij deze begroeting
en eene vercerende aanbidding aanbieden: niet die,
welke volgens ons geloof ware aanbidding, latria, is,
endiealleen aan hel Goddelijke Wezen toekomt, maar
o)) dezelfde wijze als wij mei eerbied de type van bet
eerbiedwaardige en leven gevende kruis en de heilige
Evangeliën eu de andere heilige dingen naderen, met
oblatiën van wierook val en en ontstoken kaarsen, gel ijk
deze gewoonte door de Ouden vromclijk ingesteld
werd. Want de eer, aan het beeld bewezen, valt terug
op de prototype, eu hij, die het beeld begroet, begroet
daardoor evenzeer hel onderwerp, dat voorgesteld
wordt."
Hoewel alleen schilderijen in de Grieksche kerken
gcbruikl mogen worden, wordt deze regel toch som-
tijds overschreden, en vooral in Rusland worden soni-
lijds gesneden beelden gevonden. Dezelfde graden
van vereering, die in de Uoomschekerk erkend worden,
worden ook door de Grieken in acht genomen. Zij
gelooven, dal de .Maagd Maria niet hgperdnlia aangc-
bcden moei worden; heiligen en engelen met directe
didiii,
die zoowel bef rekking beeft, op hunne betrek-
king tot (iod als op hunne eigene heiligheid; eu de
schilderijen en reliqniën der heiligen, heilige plaatsen
en voorwerpen, zooals kruisen en sacrainenlsvazen,
met indirecte d/dia, terwijl latria uitsluitend voov het
Goddelijke Wezen bewaard moet worden. De schrijver,
wiens gevoelens op het punt der bceldendienst het
meest met die der Grieksche kerk in overeenstemming
zijn, is Johaunes van Damascus, cendevsohevpzinnig-
ste en bekwaamste kampioenen van hetgeen zij op dit
punt orthodoxie noemen. „De Heer noemde Zijne
I discipelen gelukkig," zegt hij, „omdat hunne oogen
zulke dingen gezien, en hunne ooren ze gehoord had-
: den. De Apostelen zagen met ligchaiuelijke oogen
| Christus, Zijn lijden, Zijne wonderen, en zij hoorden
\\ Zijne woorden. Wij verlangen ook zulke dingen te
zien en te hooren, en zoo gelukkig gerekend te worden.
Maar daar Hij nu niet ligchamclijk tegenwoordig is,
en wij Zijn woord door boeken hooren en die boeken
verceren, zoo zien wij ook, door middel van beelden,
; de. voorstelling van Zijn ligehamclijken vorm, van Zijne
wouderen en Zijn lijden, en wij worden daardoor ge-
heiligd, en met vertrouwen eu verrukking vervuld.
j Maar terwijl wij de ligchamelijko gedaante zien, den-
• ken wij, zooveel mogelijk, aan de heerlijkheid Zijner
: Godheid. Daar bovendien onze natuur tweevoudig
is, — niel alleen geesl, maar ligchaam eu geest,—
kunnen wij hel geestelijke niet bereiken zonder tast-
bare hulpmiddelen; en dus, gelijk wij nu hooren met
de ooren, en door middel van tastbare woorden leeven
denken aan hetgeen geestelijk is, zoo komen wij nu
! door tastbare voorstellingen tot de beschouw ing van
hetgeen geestelijk is. Zoo nam ook Christus een lig-
ehaam en cene ziel aan, omdat de menscli uit beiden
bestaat; de doop en hel avondmaal, en gebed, gezang,
lichten, reukwerk, kortom, alles is tweevoudig, en is
te zelfder tijd ligchamclijk en geestelijk."
BE V. Et-A ANBIDDING. Ouder de Osl iaksche Tar-
taren in Siberië wordt de beer iu groote eer gehouden.
-ocr page 322-
.:«:,
liKGIIAllDEN.
stonden tezamen ondereen hoofd; zijgebruikten hunne
maaltijden gezamenlijk, eu kwamen dagelijks op een
bepaald uur bijeen om te bidden, /ij droegen cene bij-
zondere kleed ing van cene grove stofeu donkere kleur,
eu hielden zieh zooveel mogelijk mei werken van licf-
dadigheid bezig. Zij bezochten de zieken en pasten
hen op, voorzagen in hunne behoeften, eu zorgden voor
de begrafenis des doodcu. Zoo vlekkeloos en nuttig
was aanvankelijk hun leven, dal zij door hel volk bc
iniud, en d< or vorsten eu magistraten beschermd «er-
den. Zij werden door eenige pausen erkend, zooals
door Johannes XXII. in DUS, door Grcgorius XI. in
L37 I- en 1377, en later door Pixlus IV. in 1172 en
.Tiilius II. in 150f>, in zoo verre ten minste, als zij
streng getrouw bleven aan het geloof der kerk, eu de
kettersche leer niet aanmoedigden.
Deze vereeniging schijnt echter reeds vroeg leeke-
nen van ontaarding eu verval vertoond t e hebben. Zelfs
reeds tegen hei einde der dertiende eeuw werden den
Begharden zekere ongeregeldheden en buitensp >rig-
hcdeu Ie laste gelegd, liet concilie, te Bczières in
12U!I gehouden, klaagt, dat zij het volk opwonden
door de aannadering van hel einde der wereld aan ie
kondigen; dal zij nieuwe en aanstootelijke plcgtig-
heden en vasten invoerden, onwillige zamenkomsten
hielden, des nachts vergaderden om ie jircdiken onder
voorwendsel, dal hei eigenlijk niel was om Ie predi-
ken, maar om over de godsdienst ie spreken De zui-
verheid en eenvoud der vereeniging werden niet weinig
bezoedeld, doordien de Fiiatrickli.1 (zie ald.) zich bij
haar aansloten, zoodal van het midden dor veertiende
eeuw de Iwee seeten dikwijls als dezelfde vernield
worden. In de voorafga inde eeuw was zij ook ver-
ecnigd mei ecne andere seele, de Broederen van
den Vrijen Geest (zie ald.) gchcctcn. Hei gevolg
van de vermenging dezer vreemde elementen met een
ligchaam, dat veel goeds gedaan bad, was, dat de
Begharden ecu afkeer kregen van allen nuttigen arbeid,
en cene neiging opvattcden voor bedelarij en luiheid,
voor een oumatigcu geesl van verzet tegen de kerk,
en ecu sceptisch en meer of min pliant horst isch inysti-
eisniiis.
Del voorkomen, dal de vereeniging in haar ont-
aarden staal aannam, wordt aldus door Uil manu in
zijne Hervormers vóór de Hervorming beschreven;
„Meestal stevige ineiiselieu van eene goede gezonil-
liciil, maar ruw eu onwetend, bclionrcmle tot de lagere
klassen, en boereu en werklieden van hun ambacht,
lieten zij hunne tijdelijke bezigheden varen, en eene
bijzondere kleeding aannemende met eene kap op het
Hij wordt aan hunne goden geofferd als het aanneme-
lijksle slagtoffer, «lal /.ij kunnen uitkiezen. Zoodra zij
het dier gedood hebben, strijken zij zijne huid af, en
hangen die in tegenwoordigheid van hunnen afgod aan
een zeer hoogen boom. Nu bewijzen zij er hulde aan,
uiten treurige klaagtoonen over den doodcu beer, en
verontschuldigen zich, omdat zij hem ter dood gebragl
hebben, door de noodlottige daad aan den pijl, eu niet
aan dengene, die hem afschoot, toe te schrijven. Dit
gedeelte hunner verecriug komt voort uil liel denk-
beeld, dat de ziel des beers van d( eerste gelcgenlu id
gebruik zal maken, om zicli op de moordenaars Ie
wreken. Zoo grool is de vrees, die «ij voor dit gcwel-
dige dier koesteren, dat als zij hun eed van getrouw-
hcid aan hel Russische gouvernement, waaraan zij
onderworpen zijn, afleggen, zij hun v t-iscli te kennen
geven, dat, als z;j dien niel gi stand doen, z.\'j \'looi- ren
beer verslonden mogen worden. De wijze van zweren
bij de Oostiakcn is zonderling. Ecne beerenhuid wordt
over den grond uitgespreid, en daarop worden cene
bijl, een nies en een stuk brood gelegd. Hel brood
word! hem, die den eed moei afleggen, aangeboden, en
alvorens hel Ie elenlegl hij ecne volle verklaringaf van
alles, wal hij over de zaak in kwestie \\i eet, en bcvi stigl
dan zijne verklaring door de volgende vervloeking:
„Moge deze heer mij in stukken scheuren, dit brood
mij doen slikken, dit mes mijn dood zijn, en deze bijl
mij hel hoofd van hel ligchaam scheiden, als ik de waar-
heid niet spreek." lu twijfelachtige gevallen stellen
zij zich voor een afgodsbeeld en spreken denzelfden
eed uit, met deze bijkomende < mstandigheid, dal hij,
die den eed doet, incl zijn mes een stukje vanden neus
ven het afgodsbeeld afsnijdt en verklaart: „Als ik
een meiueedige ben, moge dan dit mes mijn eigen neus
op dezelfde wijze afsnijden."
BEGHARDEN, cene klasse vanincnschcnin lialie,
gelijk Moslteim veronderstelt, ontstaan, die zich geheel
aan het gebed overgaven; van daar hun naam, diebid-
dende broederen of liever gebcdenmakers beteckent.
Uit Italië verspreidden zij zich over Diiitschlaud, en in
den loopdes tijds over gcheclEuropa. De naamwerd dik-
wijls gebruikt als een term van verwijt voor hen, die
meer dan gewonen ijver voor de godsdienst aan den
dag legden. Evenwel niel vóór de dertiende eeuw ver-
scheen er cene bepaalde scetc in Duitschlaud en de
Nederlanden, die den naam van Begharden droeg. De
oudste seele van dezen aard werd, voor zoo verre be-
kend is, in 1220 ie Leuven geslicht. De broederen
waren ongehuwde handwerkslieden, \\ ooi namelijk we-
vers; zij hielden in afzonderlijke huizen verblijf, maar
-ocr page 323-
BKGI.1XKN.
30(1
hoofd, zwierven zij hel land door, zochten cene ver-
blijfplaats in de huizen der broederen en zusters,
hielden geheime bijeenkomsten, plantten hunne leer-
stellingen voort, en leidden reu lui en gemakkelijk
leven. Op deze wijze werden zij, in plaats van door
hunne nijverheid voor het algemeen \\;\\n nut te zijn,
eene grootc plaag, en daarom werden zij, voornamelijk
door den uitmuntenden Felix Henmierlein, iu verschel-
dene verhandelingen hevig aangevallen. Tc zolfdcr
lijd werkten de meeste hunner bcdektclijk cd\' openlijk
tot om verwerping der kerk. Hunne ongezonde geestcs-
neigiug en hunne verwerping van alle wet voer-den
lnu noodzakelijk tot dcusclierpsten wederstand tegen
de hccrschciidc wetgevende magl in de kerk. /ij be-
weerden, dat deze bedorven was. verklaarden dal de
lijd van tli\'U Antichrist was gekomen, en poogden
van alle kanten het volk met zijuc geestelijke leiders
in onmin Ie br< ugen. Hun eigen vermeend doel was,
om den zuiveren oorspronkelijkenslaal, het Goddelijke
leven van vrijheid, onschuld in natuur Ie herstellen.
liet denkbeeld, dal zij van dien staal vormden, was,
dat de ineuseh, in en door zieh /elven ecu met (iod
zijnde, slechts uoodig heeft in het bewustzijn dezer
eenheid te werken, en onbeteugeld de door G ui ingi •
plant i aandrift en en neigingen zijner natuur I volgen,
ten einde goei! en Goddelijk te zijn; il at \\ i\'iór den val
hij zulk een bewustzijn (en volle bezat, maar dat dil
do. ir die gebeurtenis gestoord was; dal de wei verschil
onder de inciischcu teweeg had gebragt, ilie nor: pron-
kelijk gelijk waren, maar dat dil verschil nu Ier zijde
gesteld, en de Paradijsstaat van eenheid en gelijkheid
weder hersteld moest worden. Oni dit Ie volvoeren,
trots de ontzaggelijke niagt der kerk, was de eenige
weg, die hun open stond, door geheime verceuigingeii
en bijeenkomsten in het verborgen te werken. Daarom
bouwden zij voor zich afgelegene en dikw ijls onderaard-
sch e woningen, die zij Paradijzen noemden, cu waardes
nachts, en voornamelijk gedurende nachten van feest-
dagen, personen van beiderlei kunne gewoonlijk bijecu-
kwamen. liij zulke gelegenheden Irad een hunner
apostelen (e voorschijn, enzijnc klcederen afleggende
en in zijn eigen persoon den staal dor onschuld voor-
stellende, hield hij cene redevoering over de vrije
gemeenscha]) der seksen, welke, tegen de natuur, door
de wet des huwelijks vervangen was. liet gevolg was,
als wij de berigten mogen gelooven, van een aard,
welken de kicsehheid ons v erbiedl te beschrijven."
.Men kan er uiei aan twijfelen, of veel van hetgeen
hiei\'aan de Hefbarden toegeschreven wordt, is go-
kleurd door de vooroordeclen van de vijandige schrij-
vers van dien tijd. Zooveel is echter zeker, dat de
geschriften van Eckart, den wijsgeerigen stichter van
hel slelsel van mecningen, waaraan zij geloofden, het
opcnsteeiionbewimpcldstc pantheïsmus bevatten, dat,
als zijn natuurlijk en onvermijdelijk gevolg, niet nala-
ten kou te leiden tol een gedrag van den bctreurens-
waardigsten aard. Ken ieder geloofde, dat hij mei God
vereenigd was, en dus één was met God, zoodat wat
God in den ineuseh wil datgene is, waartoe de menseh
de sterkste neiging heef t, en waartoe hij zich inwendig
het krachtigsl aangezet, gevoelt, en daarom behoef!
de menseh slechts de inwendige slem te volgen, ten
einde den Goddelijken wil te volvoeren. Zulk cene
leer was ten uiterste gevaarlijk, en daar zij door de
latere Begliarden beleden werd. is liet niet ie verwon-
deren, dal zij, in (e vele gevallen, tot cene volkomen
onverschilligheid aangaande hel zedelijk karakter
hunner handelingen leidde. Eindelijk had er te Keulen
omstreeks 1325 cene bloot legging van hun gedrag
plaats. Ken man. die in vermomming zijne vrouw
achterna ging, wclkcmcl de Begliarden invi rbindteuis
s\' md, ontdekte hun paradijs en klaagde hen aan. Vele
vanhen werden gestraft, aan de vlammen prijs gegeven,
of iu den Rijn verdronken. Drie jaar vroeger was
Wallcr, een van de hoofden hunner partij, levend ver-
brand. In 132\'J vaardigde Johanues XXL!., die hen,
zooals wij hier boven zagen, in l-\'i 1 S erkend had, eene
bulle uil, waarin de gevoelens der Begliarden veroor-
deehl werden. Gedurende de veertiende eeuw werden
zij echter te Keulen, Straatsburg en verschillende
andere steden van Diiitsohland gevonden. Overal ver-
kondigden zij den oorlog aan de kerk, en deze zocht
op hare beurt hunne vernietiging. In de vijftiende
eeuw vinden wij hen in Italië, waar Nicolaus V. hen
hevig vervolgde; iu I 1-10 veroordeelde bij vele huii-
ner lot den brandstapel, wegens hunne volhardende
stijfhoofdigheid. Achtervolgende pausen gingen voort
met hen te onderdrukken, voornamelijk I\'aulus II.,
die vele van hen tol gevangenschap cu verbanning
veroordeelde. Toch bleven er nog overblijfselen van
hen in Italië, Duitsehland en verschillende andere
landen van Kuropa bestaan, totdat zij iu de llervor-
miug onder LuthcrindeProtestantschc kerk verloren
gingen. Zie (\'athari, Fkatkn ku,i, Broederen
(BoiIKEMSt UK), BROEDEREN UKS GïMKENEN IiEVENS.
BEGIJNEN, geestelijke dochters die zich in de
elfde eeuw in de Nederlanden tol vereenigiugen vorm-
den. De Begijnen namen op vele plaatsen snel in
aantal loc; zoo bedroeg haar aantal te Keulen in 1 250
meer dan duizend. Slechts vrouwen van een goeden
-ocr page 324-
BEGBAEEXLSlM.l\'lGTIGIIEDEN.
307
was om een lijk lang onbegraven Ie laten, dewijl elk,
die het aanraakte, door de- Levietischc wel onrein gc-
aehi weid, en bijgevolg beroofd was van de geestelijke
koorregteu, en afgesneden was van alle gemeenschap
, met vrieuden en naburen. Gedurende bun verblijf iu
Egypte stelden de Hebreen dr begrafeuis uit, en waar-
schijnlijk ten g( volge van dat gebruik bepaalde Mozes
den tijd der onreinheid, door eeu lijk verkregen, op
zeven dagen, opdat het volk er toe genoopt zoude wor-
lien, om de begrafenis hunner dooden te verhaasten.
De Joden gebriiiktengecne doodkist, maar slechts eeue
baar of smal lied, waarop bet \'ijk geplaatst, en aldus
doordragi r naar In i graf gedragen werd. Iu2. Kron.
XVI: 11 lezen wij aangaande de baar ufhet bed, waar-
in koning Asa na zijn dood gelegd werd: „Eu zij \' c-
groeven hein in zijn graf, dal hij voor zich gegraven had
in de si ad Davids, en leiden hem op bei bed, hel welk
bij gevuld had met speccrijen,eu dat van verscheidene
ioorten, naar apothekerskunst toebereid; en zij brnud-
deuovcrhcni eeneganseli groote branding." De dood-
kisl werd niet gebruikl behalve in Babyion of Egypte.
T,.jks!aaisi\':n hadden eronder dcoudcl Instellingen
dikwijls op eeue groote schaal plaats, meer bijzonder
wanneer de overledene een pc rsoon van hoogen rang
was. Zoo lezen wij een verbaal van de begrafenis van
Jakob iu Gen. 1, : 7—\'.): „Eu Jozef loog op om zijn
vader ie begraven; en me; hem togen op alle Bharaö\'s
knechten, de oudsten vaif zijn buis, en al de oudsten
des lands van Egypte; daartoe het gansebc huis van
Jozef, en zijne bloeders, en bet buis zijns vaders;
alleen hunne kleine kinderen, en hunne schapen, en
hunne runderen lieten zij iu bet land Goscn. Eu niet
hem logen op, zoo wagencn als ruiteren; en het was
een /.eer zwaar licir." i\'-ij bc\' begraven va:, personen
van minderen rang werd hei lijk naar Ie i graf gevolgd
door de vrienden van den overledene, eu ook door
schreijers, die voor die gelegenheid gehuurd werden.
Bij vele oude natiën was In! de gewoonte, om goud-
en zilverstukken benevens andere kostbare artikelen
in bet graf te werpen, onmiddellijk nadat hel lijk
daarin was nedcrgelateu. Iu zeer vroege lijden wcr-
den de dooden iu holen begraven; later werden de
meer nederige klassen in gaten, iu den grond gegra-
ven, gelegd, terwijl de rijkere iuonderaardschc kelders,
hetzij natuurlijke of kunstmatige, weiden bijgezet.
.Wen bereikte i\\cn ingang lot deze laatste begraafplaat-
sen door middel van een aantal treden, die naar ver-
schillende vertrekken geleidden. De lijkeu werden in
nissen in de muren ucder-elegd. De porlalen dezer
graven werden zorgvuldig gesloten gebonden, cu de
naam konden in ilc voreeniging opgenomen worden,
eu niemand die, ten minste volgeus eene vcrordi uiug
iii 1211 voor het aartsbisdom M< utz uitgevaardigd,
beneden den ouderdom van veertig jaar was. Zij waren
niet lot cenc volstrekte kloosterafzonderiug gebon-
den, maar toch tot een staat van afsebeidiiig. J)e
nieuweling moest, boewei zij geeu eed aflegde, die
voor baar leven bindend was, gehoorzaamheid eu
knisehbeiil beloven. De iurigtingen voor de Begijnen,
welke BeguïuasiëuofHegijucnkofj es genoemd werden,
voornamelijk die in de belangrijkste steden, waren
groot en rijk. In Mechelcn, waar vele duizenden l>c-
gijncn woonden, was liet Begijiicnhofjc omgeven door
een riugiuuur, en geleek bet op cenc kleine stad. Jïin-
nen deze omheining sleten zij een leven van de uiterste
gcregeldlicid eu stiptheid. Aan het hoofd der verecui-
giug stond ecuc der zusters, die zij uil baar midden
verkozen; zij had de inagt om de ougchoorzanicn met
opsluiting en zweepslagen te straffen, eu ingeval van
zedeloosheid of hardnekkige weerspannigheid weg te
/.endrii. De kleeding der Begijnen bestond uit een ge-
waad van cene ruwe bruine stof en een willen sluijer.
Zij gebruikten hare maaltijden aan cene gemcenschap-
[iclijke latei, en vcrceiiigdeuzich dagelijks op bepaalde
tijden om te bidden eu elkander te vermanen. 1I< t ovc-
rigevan den dag werd doorgebragt in handenarbeid, eu
in bel bezoeken van de armen ei. zieken. Elke der zus-
ters liad eene cel, eu er waren gemeenschappelijke
slaap- eu eetzalen. De huishoudelijke zaken weiden
geregeld door eeue zuster, die wegens haar ambt
Marl ba genoemd werd, of door meerdere, als zulks
uoodig was; de algemeenc zaken werden bestuurd door
eeu geestelijk \\ erzorger, eu liet geheel was oudenvor-
pcnaanhetloezigt vaudcburgcrlijkeovi rhcid.Dever-
cenigingen van de Begijnen verspreidden zich sneller
en in veel grootcr mate dan die van de Begbardcn.
De meeste verdwenen na de tiervorming. Kr beslaan
echter nog in ons vaderland vcreeuigiugen van vrou-
wen, die zich Begijnen noemen en beweren, dal zij
haar naam en bare instelling oiitleeuen aan St. Bcgga,
hertogin van Brabant iu de zevende eeuw, die zij als
hare patronessc vcreercu cu als eene soort van bc-
schermcude Godheid beschouwen. Zij, die een afkeer
van de Begijnen hebben, beweren, dal zij haar oor-
spong ontleenden aan Lambert Ie Bègue, priester Ie
Luik in de twaalfde eeuw.
BEGR 1FENISPLEGTIGHEDEX. Het schijn!
bij de Hebreen reeds vroeg de gewoonte geweest te
zijn, om hunne dooden ecnige dagen, nadat de laalslo
levensvonkuilgedoofdwas, te begraven, daarliet lastig
-ocr page 325-
30^                                                       liKGRAFKXlSl\'
deuren weiden in de laatste maand van eik jaar,
denmand Adar, wil geschilderd, waarschijnlijk om
te voorkomen, dat zij, die liet Paaschfecst kwamen
vieren, ze aanraakIen en daardoor onrein werden.
Zich een familiegraf aan te koopen werd onder de
.loden als reuc zaak van groot belang beschouwd, en
daarom wordt in liet boek Genesis eeu uaauw keurig
verhaal gegeven van Abrahams aankoop eens grafs
van de zonen van llelh. Aan begrafenis beroofd te
zijn werd voor eene der gruoisie rampen gehouden ;
l/.ebel moest onbegraven blijven, lot straf voor hare
misdaden (-\'. Kon. I\\ : ld: „Knerzal ni.....and zijn,
. die haar begrave."). De familiegraven der .loden
waren gewoonlijk nabij hunne huizen rn dikwijls in
hunne tuinen. Dit was het geval met hei graf vau
Jozef van Ariinathea, waarin liet iijk van onzen Heer
gelegd werd. Te Jeruzalem bestond eene afzouder-
1\'jke begraafplaats voor de Joodsche koningen, en
gi en grootere afkeer kon aan eeu hunner monar-
elien getoond «orden, dan hem uil te sluiten vande/e
\'nevooiregte begraafplaats.
De nieuwere Joden gebruiken, in plaats van geslo-
u n doodkisten, vier elfen planken los tezamen ver-
bonden; de Rabbijnen zeggen, dat de bodem slechts
uit latten moet bestaan, opdat de wormen het lijk des
te spoediger mogen vernietigen, waul volgeus rabbi
Izak is een worm in een dood ligchaaiu even pijnlijk
als eene naald in een levoud. Als liet lijk binnen de
vier ellen planken gelegd is, wordt over de andere
lijkkleederen de Talletk of het vierkante kleed mei
franjes g( plaatst, dal de overledene gewoon was inde
synagoge te dragen. De lijkplegtighedcn worden aldus
door Allen beschreven: -- „Als het lijk naar de bc-
graafplaats gebragt is, wordl de doodkist geopend, en
eeiiigc aarde, die verondersteld wordl van Jeruzalem
g< bragt te zijn, wordl in een kleinen zak, als een be-
hocdiniddel, onder het hoofd geplaatst of om het lijk
\' gestrooid. De betrekkingen en vrienden van den ovcr-
i ledene naderen dan na elkander liet lijk, houden iu
idke baud een zijner sToote tcenen, en sinceken hem
hun al de beleedigiugen te vergeven, die zij hem ge-
durende zijn leven aangedaan hebben, en geen kwaad
vau hem in de andere wereld te vertellen; de naaste
bloedverwanten scheuren hunne kleederen.
„Onder de Joden iu eeltige landen is liet de ge-
woonte voor tien mannen, om, nadat de doodkist toe-
genageld is, er zevenmaal in plegtige processie om
been te gaan, terwijl zij te zelfder lijd gebeden uiten
i voor de zie! van dm overledene; deze gewoonte is
echter niet algemeen."
.KtiTKMlKDK.N.
„Als de doodkist in deu grond geplaatst is, werpt elk
der bloedverwanten er eenigc aarde op, en zoodra het
graf gevuld is, loopen alle. personen, die de begrafenis
vergezeld hebben, zoo suei mogelijk weg, uil vrcezc
dat zij liet kloppen vau d< n engel zouden hoorcu, die,
gelijk ver\' uderstehl wordt, op de kist komt kloppen,
in hei llebreeuwscli zeggende: Goddeloozc! Goddc-
looze! wat is uw /\'iis/ii\':" ZieDuuiiKN (Si.aan \\ \\n de).
„Als de bloedverwanten van de begrafenis terug-
keeren, gaan zij aileu op den grond zitten, en een stoel
wordl voor hen geplaatst, waarop hard gekookte eijc-
ti ii. een weinig zout eu een klein brood liggen. Elk
hunner eet daarvan een klein gedeelte, teneinde de
vasten ie breken, die zij, zooals zij /.eggen, van het
oogenbiik des ovcilijdens af gehouden hebben. Tien
Joden, die boven den ouderdom vau dertien jaar zijn,
zeggen i\'n-^ morgens en des avonds gebeden voor den
doode o)), en aan het einde dezer gebeden lezen de
zonen of naaste mannelijke bloedverwanten vau deu
oveiicdeiieden Kudesh, een gebed dal beschouw d wordt
voldoende kracht te bezitten, om den afgestorvene uil
de lied te \\\\.••lossen."
Ouder de nieuwere Joden is iiet geloof algemeen,
dal <ii\' eindelijkc opstanding in Kanaan plaats zal heb-
ben, in dal zij, die in andere lauden begraven zijn
door oiideraardschc beien geteld zullen worden, ■•>(-
dat zij dal heilige land bereiken. Een vau de grootste
dingen, waarnaar elk Israëliet verlangt, is derhalve,
dat bij, als het uitvoerbaar is, zijn laatsteu adem iu
l\'alestina moge uitblazen; en bet is niet ongewoon
voor hen, die daartoe in slaat zijn, oiu in hun ouder-
doin daarheen te gaan, ten einde op deu heiligen
grond te sterven, en zich dus na den dood de lange
reis te bespareu, die zij, zooals zij zich verbeelden,
andeis genoodzaakt zijn om te ondernemen. Als de
nieuwere Joden bij cene begrafenis de begraafplaats
naderen, wordl ccue aanspraak tot den doode gehou-
den oji deze wijze : „Gezegend zij God, die u gemaakt,
gevoed en onderhouden heeft, en u bet leven heeft
ontnomen. O doode! hij kent uw getal, en zal u ecu-
maal het leven wedergeven. Gezegend zij Hij, die het
levi 11 wcgnei ml en liet teruggeeft."
1 lijdi eersteiiivoeringvanhetClirislendomlieerschtc
de gewoonte om de doodcu te verbranden door het
gein elc Romeiusehe rijk. De eerste Christenen kwa-
■   men tegen dit gebruik op, eu gaven cenc bepaalde
voorkeur te kennen voor liet gebruik om, volgens liet
i voorbeeld der Joden, de lijken te begraven. In den
■   beginne hadden zij geenc afzonderlijke begraafplaal-
sen, maar legden zij hunne dooden in de openbare
-ocr page 326-
LEGTIGHEDKN.                                                      oti\'.l
de zegepraal des overledenen over den dood, en van
zijne verceuigiiig met Christus, gelijk inliet feest des
I Lamsiu de ()penbariug. De(\'hristeueu \\. rwicrpcu hel
| gebruik van bet lijk eu de doodkist m< i guirlandes te
bekrooucii, daar dit naar afgoderij riekte. Zij hadden
echter dc gewoonte 0111 bloem en op i iel graf lest rooijen.
„Psalmen eugezaugen werden gezongen, terwijl iiet
lijk boven aarde stond, en terwijl hei iu processie on;
het graf werd gedragen. In verscheidene schrijvers
worden aanduidingen van dit gebruik gevonden. Deze
gezangen waren van een vrolijken aard. Maar liet is
j ivcl opgemerkt, dat wij niet verwachten kunnen, dat
1 hiervan veel iu de eerste eeuwen ijevoudcu werd, toen
I , •             .                                      .
de Christenen iu een slaat van vervolging waren; zoo-
dra echter hunne vreedzame tijden gekomen waru,
vinden wij hel bij eiken schrijver. De schrijver \\aii
de Apostolische constitutiéiizcgt, dat zij hunne dooden
met gezaag moesten dragen, indien deze geloovigen
waren. „Want kostelijk inliet oog des Ileercu is de
dood Zijner heiligen;" i n v-rder wordt gezegd: „Keer
terug toi uwe rust, o mijne ziel, waai de Hei i\' hei f\' n
beloond. En de nagedachtenis der regtvaardigen zal
gezegend zijn, en de zielen der regl vaardigen zijn in
de hand des Heeren." Dit waren waarschijnlijk eeltige
der verzen, die bij zulke gclegeuhi den gezongen wcr-
Ji\'ii. \\\\ ant ClirysDstoinus, over deze /.::,\'-. sprekende,
zeg: oi:s niet allee:; ie\' re-een van hun gezang, maar
ook van welke bijzondere gezangen of gedeelten ervan
zij zich bij deze plegtigheid bedienden. „AVat betec-
kenen onze gezangen ""zegt hij, „verheerlijken wij God
niet, eu danken wij Hem niet, omdat Hij hem, die af-
gest irvi u is, gekroond heeft, omdat llii hem van alle
vrees bevrijd heeft: Overweeg wat gij op dien tijd
zingt: Keer terug t il uwe rust, o mijne ziel, want de
Heer heeft u beloond. En wederom : Ik zal geen kwaad
vreezen, omdat Gij niet mij zijt. Eu wederom: (lij zijl
mijne toevlugl van dc droefenis, die mij omgeeft.
Overweeg wal deze psalmen beduiden. Indien gij ge-
looft, dat de dingen, die gij zegt, waar zijn, waarom
weent en klaagt gij dan, en maakt u-ij cenc ijdele ver-
tooning eu spotternij van uw gezang . Indien gij niet
! gelooft, dat zij waar zijn, waarom speelt gij dat den
j huichelaar zoo zeer, dal gij zingt\': „II ij zegt ditloth.n,
die bij begrafenissen bovenmatig i leurden, om hun de
onbestaanbaarheid daarvan met dit psalmgezang der
kerk aan \'e toonen.
„Lijkgebeden maakten ook een gepast gedeelte van
de begrafeuisplegtighcden uit.
„Lijkii «lenen, waarin deovcrlcuh ne herdacht weid,
I werden ook uitgesproken. Verscheidene dczei beslaan
ISKdlt.U\'KNISl
kerkhoven, die, volgens de Joodsche en dr Itonieiusehe
wetten, Ijniten de steden gelegen waren. N\'iel voorde
vierde eeuw werd eeue opene plaats roudoin de kerk
duur de Christenen uitgekozen als ecue plek, die voor
j het hegraven, eerst van de geestelijken, daarna van de
leden der kerk, geschikt was. Kerst in de zesde eeuw
werd het gebruik ingevoerd om begraafplaatsen te
wijden. In de negende eeuw begon men de dooden ■<•
begraven binnen de muren der kerken. Zie Kkkkuoi .
Begraafplaatsen werden door de eerste Christenen
dikwijls slaapplaatsen genoemd, daar de dood van ge-
loovigen beschouwd werd als een inslaapvallen in den
lieer. De kerk keurde afzonderlijk e familiegraven niel
goed, maar gaf er de voorkeur aan, dat al de broede-
ren te zaraen zouden rusten in cenc algemeene begraaf-
plaats. Jn tijden van vervolging waren de ( liristcncn
gewoon de doodeii des nachts en in de uiterste stilte
te begraven. Maar in tijden van vrede, zooals ouder
i Constant ijn en zijne zonen, hadden de begrafenissen
bij dag plaats, en met niet weinig praal en ceremoniën.
Ouder Julianus den Afvallige werd hel gebruik om
onder de beschutting van den nacht te Ingraven door
de wet hersteld.
liet volgende uitvoerige verhaal van de begrafenis-
plcgtighedcu der eerste Christenen zal onzen lezers
niet ongevallig zijn: — „Het lijk werd op cenc
baar naar de begraafplaats gedragen, en gevolgd door
de bloedverwanten en vrienden van den overledene,
onder welke de geestelijken waren, als schreijers. Be-
halve deze voegden zich nog vele andere personen als
aausehouwers bij den optogt. Deze optogten waren
j dikwijls zoo talrijk, dat zij ernstige ongevallen veroor-
zaakten, zelfs het verlies van menschenlevens. Het
was de pligt van de acoluthen om den optogt te gelei-
den. De baar werd somtijds op de schouders, en soni-
tijds in dc handen gedragen. De naaste betrekkingen,
of personen van rang eu aanzien, waren de dragers.
Zelfs de bisschoppen en geestelijken deden dikwijls
Ttls zoodanig dienst.
„Het luiden dei klokken bij begrafenissen werd iu
de achtste en de negende eeuw ingevoerd. Vóór het
gebruik van klokken werden de trompet en houten
kleppers tot dergelijk doeleinde gebezigd.
„Palmen en olijftakken werden voor het eerst in de
vierde eeuw bij lijkstaatsicli gedragen, om den zegc-
vierendeu intogl van Christus in Jeruzalem te herden-
ken. Dc cypres werd verworpen, omdat deze ren sym-
bool van rouw was. Jfet dragen van brandende lampen
en waskaarsen werd vroeger ingevoerd, en was meer
algemeen. Dit was cenc feestelijke voorstelling van
-ocr page 327-
LEGTIG1IEDEN.
wonden niet ecue strook linnen of ncteldoek, gewoon-
lijk blaauw, waarin van achteren een st rik is, en waarvan
de einden eenige duimcuneerhangen. Ouder de lagere
klassen bedekkeu de treurende vrouwen zich dikwijls
hei gelaal, het hoofd en den boezem met leem. Bij
begrafenissen van rijken wordt de stoet somtijds voor-
afgegaan door verscheidene kameelen, die levens-
voorraad dragen, welke bij hel graf aan de armen
j uitgedeeld moet worden.
De baar wordt eerst gebragt naar de moskee, waar
de dienst voor de dooden wordt gelezen, aan heleinde
waarvan de oplogt wederom gevormd wurdt en lang-
zaam naar de begraafplaats gaat, waar liet ligehaain
in het graf wordt gelegd, met het gelaat naar Mekka
gekeerd, liet is niet zelden de gewooutc, om eene
kruik met water op bet graf achter te laten, eulonipeu
vau verschillende kleuren als offeranden op de lakken
der booinen ie hangen. De laatste begrafeuisplegtig-
heid is eene bijzondere, die ouder het artikel Dooden
(Ondkrzoi.ki.m; dek) behandeld zal worden. De Tur-
ken geloovcu gewoonlijk, dat de ziel na den dood in
een staat van kwelling is, totdat hel ligehaain inliet graf
is nedcrgelegd, i n daarom gaan /.ij bij hunne lijkstaat-
sit:n, iu plaats vau langzaam en statig voorl te wandelen,
met een vluggen en levcudigcu tred. Tu den koran
wordt verklaard, dat hij, die een lijk veertig passen
draagt, voor zich boete doet voor ceue groote zonde.
De lijkplegtigheden der Moutcuegrijuen gelijken
eenig/.ins op die der Oostersche natiën. Deoverkdenc
wordt vieren twintig uren in liet buis, waarin hij sterft,
met het gelaat onbedekt gelaten, en wordt, volgeus de
gewoonte der Ouden, welriekend gemaakt en bestrooid
met bloemen en aromatische bladereu. De jammer-
klagten worden elk oogenblik hernieuwd, voornamelijk
bij de aankomst vau een nieuw persoon, eu bovenal
vau den priester. Men oogenblik voor dat de overledene
uil huis gedragen wordt, fluisteren zijne bloi dverwan-
tcn aan ziju oor, eu geven hein boodschappen voor de
andere wereld aan hunne afgestorven betrekkingen en
vrienden. Na deze zonderlinge aanspraak wordt ecu
lijklaken over den doode geworpen, wiens gelaat on-
bedekt blijft, eu hij wordt naarde kerk gebragt, terwijl
op den weg daarheen, vrouwen, te dien einde gehuurd,
zijn lof te midden harer tranen zingen. Alvorens hem
in den grond neder te leggen, bindt ziju naaste blocd-
vcrwaut een stukje koek om zijn hals, eu legt hij een
stukje geld iu zijne hand, volgens do wijze der oude
Grieken. Gedurende, deze plegtiglicid, en ook terwijl
zij hem naar de begraafplaats brengen, wordt tot den
overledene eene verscheidenheid van aanspraken ge-
310                                                      ISKGRAI\'KXISP
nog, zooals die van Eusebius bij de begrafenis van
Constant ijn; die vau Ambrosius bij den dood van Thco-
dosius, van Valculiiiianus en van ziju eigen broeder
Salvrus; die vau Grcgorius van Xazianze op zijn vader,
/.ijn broedt i\' < trsarius en zijuc zuster Gorgonia.
.. i [cl avoudinaa] werd bij begrafenissen bediend, en
dikwijls ook aan bel graf zelf. Dooi- deze plegtiglicid
weid aangeduid, dat de gemeenschap derhciligen nog
voortgezet werd ttisscbcu de levenden en de dooden.
LLct was een geliefkoosd denkbeeld, dat beiden nog
voortgingen leden te/ijn van hetzelfde geheimzinnige
ligehaain, een en heizelfde op aarde en in den hemel.
Deze wijze "in het avoudinaa] Ie vieren was ook ceue
eervol!., getuigenis van het gel lof des overledenen, en
\\ .-tii ziju aauhouticuden Christelijken wandel iu het
leven. De Kooinseh-Catboliekc bijgeloovighcid van
oiferaiideu en missen voor de doeden had haar oor-
sprong iu dit oude gebruik. Eenigcn tijd vóór de zesde
eeuw werd \'iet de gewoonte om de elementen aan deu
doode ioe Ie dienen, om een gedeelte van de elementen
in de doodkisl neder Ie leggen, oin ceue laatste liefde-
kus ie geven, en om de begrafeuisplegtigheden te bc-
sluilen met iels, dut op de liefdcmaaltijdeu geleek.
Van do/.e gebruiken weid het eerstgenoemde spoedig
afgeschaft, en mol hel laatste trapsgewijze opgehouden.
Algemeen was hel onder de Christenen de gewoonte,
om bei lijk in hel graf neder te leggen niet het gtdaat
naar het oosten, gelijk in nieuwere tijden, en in dezelfde
houding als tegenwoordig."
Hij de Moliai.iodanc\'i wordt het lijk altijd op den
dag van het overlijden begraven, of ongeveer twaalf
uren daarna, terwijl het vooraf zorgvuldig gewasschcu
en in lijkkleederen gewikkeld wordt, eu geplaatst
wordt op eene baar niet een sjaal bedekt; het is bij
hen geene gewoonte om in doodkisten te begraven.
Voor den stoel gaan zes of meer armen uit,gewoonlijk
blinden, die langzaam voortwaudeleii, eu op treuren-
den toon de MoltaiucdaauscliC geloofsbelijdenis zin-
gen: „Kr is geen andere God dan God, en Mohamed
is Zijn profeet." Dan volgen de mannelijke blocdver-
w anten des ovt liedenen mei twee of drie deiwischcn,
die de vlaggen hunner orde dragen. Daarna een aau-
tal jongens, die eene kopij van den koran dragen, en
luide gedeelten zingen vau een gedicht, dal betrekking
heeft op den oordeelsdag. Onmiddellijk daarop vo!gt_
de haar, waarop hof lijk mei hei hoofd naar voren ligt,
i n die gi dragen wordt door de vrienden van den over- j
li dene, en achter de baarkoineiidesclireisters enwoe-
nende vrouwen, die luide schreeuwen. De vrouwelijke
bloeilverwauten eu «riendinucn hclibi n het hoofd om-
-ocr page 328-
ISKGHAFENiSPLEGTIGIlEÜKX.                                                      311
het gelaat ontbloot, en het hoofd versierd met eene
kroon van verguld papier of van eene meer kostbare
stof, naar de omstandigheden van den overledene.
! Na hel sluiten der kist wordt datgene, dal spottend het.
1 patpoort genoemd wordt, na door den dienstdoenden
priester over het lijk gelezen Ie zijn, in de hand van
den overledene gestoken.
De oude Xoordsche natiën waren gewoon hunne
dooden (e verbranden, een gebruik dat ook door de
oude ISritlen werd nagevolgd, waarna de asch van de
overledenen zorgvuldig verzameld en in hoogten gelegd
werd. Somtijds echter werden de overblijfselen in eene
kist geplaatst, en laterin eeuelijkurn; de gewoonte om
de dooden te begraven bestond echter bij de Angel-
Sakscrs, toen hunne geschiedenis voor hel eerst door
de Christen-geestelijken geschreven werd, en hield
daarna nooit weder op. De gewone doodkisten waren
van hout, en de beten; van steen. Koningen werden in
steencn kisten begraven; hunne lijken werden in limit u
gewikkeld, maar de geestelijken werden in hunne
prieslerklecderen begraven. Alscenheld of opperhoofd
roemrijk in den strijd viel, hadden zijne lijkplegtig-
heden met de meest mogelijke pracht plaats. Zijne
wapenen, zijn goud en zilver, zijn strijdros, alles wal
hem het dierbaarste was, werd met hem op den hoop
gelegd. Zijne onderhoorigen en vrienden maakten er
dikwijls een punl van eer van, om met hun aanvoerder
Ie sterven, ten einde zijne schim in het paleis van üdin
te dienen. Xiets scheen hun grootschcr en edeler toe,
dan niet een talrijk gevolg in de schoonste wapenrusting
en het rijkst gewaad het Walhalla binnen te treden.
\\ eisten en edelen ontbrak hel uooil aan zulke volge-
lingcn. Di\' wapenen en de beenderen van het paard,
waaropChilpericl. meende, dat hij aan dezen oorlogs-
god zou voorgesteld worden, zijn in zijn graf gevonden.
In waarheid geloofden zij, en Odin zelf had liet hun
verzekerd, dat wat mei de dooden begraven of verteerd
werd, hen naar zijn palcis vergezelde. De armeren
namen, wegens dezelfde overtuiging, tenminste hunne
noodzakelijkste gereedschappen en een weinig geld
mede, om in de andere wereld niet geheel en al ont-
bloot te zijn. Om eene dergelijke reden slaken de
Grieken en Romeinen een zilverstuk in den mond van
den doode, om zijnovertogt over den Stvx te betalen.
De Laplanden voorzien nog heden hunne dooden van
een vuurstccu en al het uondiirc, om licht te maken
op den donkeren weg, dien zij na den dool moeten
overtrekken.
Bij de Chinezen zijn de bcgrafenisplcgtighedcn van
een zeer zonderlingen aard. Zoodra iemand sterft,
houden, die slechts door treurig snikken worden afgc-
b rok en. Zij vragen hem, waarom hij hen verliet;
waarom hij zijne familie verliet, hij wiens arme
vrouw hem zoo lecder beminde, en alles voor hem ge-
reed maakte om te eten; wiens kinderen hem met zoo-
veel eerbied gehoorzaamden, terwijl zijne vrienden
hem bijstonden, wanneer hij bijstand noodig had; die
zulke schoone kudden bezat, en al wiens ondernemin-
gen door den Hemel gezegend werden.
Het is eene eigenschap van de Oostersche begrafe-
nissen, dat overdenking en klagend gezang ovcrvloc-
diger zijn dan dcandere diensten. Treffende aanspraken
worden ook als het ware door den doodc tot zijne
overlevende betrekkingen gehouden, die tot beaut-
woording jammerklagtcu over hem uiten, als \'zij ccdc
afscheidskus aan het ijskoude lijk geven. Hij de Chris-
teiicn, die tot de Griekschc kerk behooren, hecrsehl
de gewoonte om bij de begrafenis in de hand van
den overledene een geschreven formulier van absolutie
te plaatsen, dat, zooals zij gelooven, eene volledige
ontheffing is van al de zonden, die hij gedurende
zijn leven begaan heeft. De bcgrafenisplcgtighedcn
inde ttussisch-Gricksche kerk in acht genomen, zijn
de volgende: — Zoodra een Kus sterft, wordt hel lijk
met laauw water gewassehen, de ledenvan het ligehaam
worden allen in hun natuurlijken stand gelegd, de
oogleden en de lippen zorgvuldig gesloten, zijn beste
gewaad wordt hem aangetrokken, en het lijk wordt
geplaatst op eene baar, bij de rijken in eene ledige
kamer, in de hutten der armen ouder de heilige sehil-
derijen. Nacht en dag worden de Psalmen bij hel lijk
gelezen, totdat het op den dag der begrafenis naar de
kerk wordt gebragt, vergezeld door de geestelijken,
die portretten van de heiligen in de hand dragen, door
de naaste vrienden en door een koor van zangers, die
psalmen zingen, terwijl de optogt langzaam door de
straten trekt. Onder alle rangen, maar voornamelijk
onder de lagere, is het nog het gebruik om over den
doodc te weenen en luide jammertooneu te slaken, en
onzameuhangeude zinnen lot zijn lof te uiten. Gedu-
rende den optogt vertoont zich hunne overmaat van
droefheid dikwijls op deze wijze. Schrcijers te huren,
ten einde bij zulke gelegenheden dienst te doen, is
echter in Groot-Rusland niet de gewoonte, en in Klein-
Rusland heef! het nagenoeg opgehouden. Aan de kerk
wordt de lijkdienst, waarvan eenige gedeelten zeer
gevoelvol en schoon zijn, over het lijk gelezen, waarna
de bloedverwanten en vrienden het omhelzen en, ver-
ge ving vragende,(zooalszij zich uitdrukken)hun laatste
afscheid nemen. Gedurende de geheele plegligheid is
-ocr page 329-
BEGRAFENTSPLEGTIGIIEDEN.
::!■>
wordt zijn lijk ni eene luchtdigtc m>i gelogd en /.oven
weken in huis gehouden, in don loop waarvan elke
vierde das; aan bijzondere lijkplegtigheden gewijd
wordt. Voedsel wordl den doode aangeboden, waar-
van men veronderstelt, dat hij de kracht gebruikt, eu
gebeden worden door Boeddhistische en Tauïstische
priesters voor het geluk huniicr geesten opgezonden.
I\'nj de Chinezen geschiedt liet voornaamste treuren
door vrouwen, en het is dikwijls een zeer aand.....dijk
gozigt om haar op afgelegene begraafplaatsen bij do
graven liarer eohtgenooten en kinderen te zien knie-
Ion en weenon. Hunne begraafplaatsen zijn in kale
heuvelen en kanten van bergen; somtijds echter wordt
aan gewelven do voorkeur gogeveu. Vele lijken wor-
den iu planken koffers gelegd, en een aantal jaren
boven den grond gehouden. Somtijds kan. men de
afgestorven leden van dezelfde familie, t"ii gotalle van
vijftien of twintig, in open schuren naast elkander zien
liggen. De Boeddhistische priesters verbranden de
lijken hunner dooden, en plaatsende asch in gewone
gewelven.
De ilnpanezen verbranden of begraven het lijk,
volgens den wonsch van den overledene, welken hij
gewoonlijk <iji zijn sterfbed ie kennen geeft. Van de
begrafeuisplegtighoden, die te Xaugasaki in acht
genomen worden, geeft Titsingli, een oud schrijver,
het volgende verhaal: — „Het lijk wordt, nadat het
door een geliel\'koosden bediende zorgvuldig gewas-
sehen, en nadat het hoofd geschoren is, naar den
staat van het weder aangekleed, (is het cene vrouw,
iu bare beste klcederen) juist als tijdens het leven,
behalve dal de sjerp niet in een strik, maar stevig met
twee knoopeu gebonden wordt, om aan te tonnen, dat
hij nooit weder losgemaakt zal worden. Dan wordt
het lijk met een stuk lianen overdekt, dat op eene
bijzondere wijze gevouwen is. en wordl het op eeue
mat in het midden der zaal, met het hoofd naar liet
noorden, geplaatst. Voedsel wordt het lijk aangebo-
den, en de gelieele familie treurt.
.,Nadat het lijk acht eu veertig uren aldus gehon-
den is, wordl het op de knieën in eene tonvormign
doodkist geplaatst, welke omsloten wordt door eene
langwerpig vierkante doos, 1/111111 genaamd, waarvan
het deksel dakvormig is. Twee if/ti/s, plankjes van
een bijzonderen vorm, worden nok gereedgemaakt,
die iuschriften bevatten, welke den naam des overle-
denen, den tijd van zijn overlijden en den naam. hom
sedert die gebeurtenis gegeven, vermelden.
„De ifays en quan, gevolgd door den oudsten zcon
en liet huisgezin, bedienden, vrienden en kennissen,
worden met vlaggen, lantaarnen enz. naar ei 11 van de
; naburige tempels gebragt., van waar zij, na zekere
: ceremoniën, waarin de priesters de hoofdrol spelen,
I alleen door de bloedverwanten naar het graf worden
■   gedragen, waar een priester zekere gezangen opzegt,
terwijl hij hunne aankomst afwacht. Zoodra zij aan-
komen, wordt de ton, die het lijk bevat, uit den quan
genomen en iu het graf nedcrgelaten, dat dan met
aarde aangevuld en met een platten steen overdekt
wordt, die wederom met aarde wordt bedekt, en over
het geheid worden de quan en een der ifays geplaatst,
die bij het einde van zeven weken worden weggenomen,
om plaats te maken voor den ««■/■ of grafstoen. Als
\' de overledene er de voorkeur aan heeft gegeven om
verbrand te worden, wordt de quan naar de kruin van
een van twee naburige bergen gebragt, op wier
toppen eene soort van fornuis is, te dien einde ge-
maakt, dat zich in eene kleine hut bevindt. De dood-
kist wordt dan van den quan genomen, eu op het for-
nnis geplaatst zijnde, wordt er een groot vuur aange-
stoken. De oudste zoon krijgt eene aarden urne, waarin
eerst de beenderen en daarna de asch gelegd worden,
waarna de mond der urne verzegeld wordt. Terwijl hel
lijk verbrand wordt, zegt een priester gezangen op.
| De unie wordl vervolgens naar hel graf gebragt en
daarin nedergezet, en het graf aangevuld zijnde, wordt
de f/umi er over geplaatst.
„De oudste zoon en zijne broeders kleeden zich iu
een wit gewaad van eene ongeverwde slof van hennip;
1 z;io ook de dragers en alle vrouwen, die de begrafenis
bijwonen, hetzij bloedverwanten of niet: de anderen
dragen hunne gewone klcederen. De vrouwen wierden
in norimons gedragen, achter het mannelijke gedeelte
der processie, dat te voet gaat met de bloedverwanten
■   vooraan. De oudste dochter gaat vóór de vrouw. De
oudste zoon en erfgenaam, hetzij door bloed of door
aanneming, die de voornaamste schrcijcr is, draagt
\' nok een hoed met een broeden rand van rieten, die
0111 zijne schouders hangen, en in dit gewaad herkent
noch groet hij iemand.
„In hel westelijk gedeelte van Afrika hebbende
begrafenissen met veel staatsie en praalvcrtooniug
plaats. ()ver dit onderwerp zegl Wilson, die vele jaren
zendeling iu dat land was: — „Hot lijk wordt gewas*
schen, beschilderd enb"dekt mei de fraaiste klcederen
eu met zooveel koralen, als er maar gevonden kunnen
worden, 011 wordt dan op eene zigtbarc plaats iu eene
ruwe doodkist gelegd, terwijl de gewone bcgrafenis-
plegtighedcn worden verrigt. Natuurlijk hangen de
aard en de pracht der ceremoniën van den ouderdom
-ocr page 330-
REGRAFEXTSPLEGTIGHEDEN.
31 3
en don stand vanden overledene af. Als hij een belang-
rijk persoon geweest is, verzamelen zich zijne vrienden
en de lieden der slad vroeg tegenover het huis, waar
het lijk rust, en vormen zij zich in een kring, die eene
groote openc ruimte omgeeft. Ken levende jonge stier,
aan de vier pooten gebonden, wordt dan in het mid-
den van dien kring geplaatst, en moet op den bepaalden
tijd geslagt worden, in naam voor den doode, maar
werkelijk voor de bezoekers, die komen om deel te
nemen aan de ceremoniën. Men verwacht, dal een
ieder geschenken voor den doode zal aanbrengen,
welke kunnen bestaan uil een snoer koralen, een mes,
een bord, eene pijp of een spiegel. Dit alles wordt in
de kist of er naast gelegd, om naar het graf mcdege-
nomen te worden. De meeste menschen moeten een
goeden voorraad buskruid medebrengen, en hun eer-
bied voor dv\\[ doode toonei] door het aantal malen, dat
zij hunne geweren in de openc ruimte afschieten.
Somtijds schieten vijftig of honderd inenschen te gelijk
hunne geweren af, en verdooven daardoor niet alleen
de ooren van allen in het rond, maar omgeven zich
ook zoo geheel en al van rook, dat zij niet te zien zijn
behalve bij den lichtstraal van de pan. De eeuige
voorzorg, die zij in acht nemen, is om de trompen
hunner geweren boven het hoofd te houden van die-
genen, welke niet in den kring zijn.
„Als deze ceremoniën geëindigd zijn, nemen twee
personen de doodkist op, ten einde die naarde begraaf-
plaats te brengen. Somtijds weigert het lijk de stad
te verlaten, en worden de dragers heen en weder ge-
dreven door eene nmgt, die zij voorgeven niet tekuu-
ïion weerstaan. Zij gaan eeuige oogcnblikkcn vooruit,
en worden dan plotseling rondgeslingerd en zoo snel
mogelijk teruggevoerd. Dan nadert de voornaamste
bloedverwant de baar, on spreekt klagend en vert eede-
rend tot den doode, vraagt waarom hij niet naar de bc-
graa f plaats gaan wil, herinnert hem er aan, dat reeds
vele zijner vrienden en bloedverwanten daar zijn, en
verzekert hein, dat door zijne achterblijvende vrienden
alle aandacht aan zijne toekomst ige behoeften verleend
zal worden.
„Onderden invloed van deze verzekering worden
de beletselen, die den dragers waren opgelegd, weg-
genomen, en nogmaals trekken zij naar de begraaf-
plaals. Zij zijn echter nog niet verre gegaan, of zij
worden met kracht tegen het huis van dezen of genen
geworpen, hetgeen ceuc beschuldiging is, dat- de eige-
naarof eenander lid vandal huishouden de oorzaak van
zijn dood geweest is. De v« rdachte persoon wordt da-
delijk gegrepen en moet de rood waterproef ondergaan.
Hierna wordt het lijk rustig naar zijne rustplaats ge-
dragen, waarop de dragers naarden kant van hel water
snellen, en eene volkomen wasschingondergaan, alvo-
rens zij de stad weder mogen binnentreden. Gcwercu
uordeu, eenigc weken achtereen, des morgens en des
avonds ter ecre van den doode afgeschoten, mits hij
een man van aanzien en invloed geweest zij. Gedurende
maanden en jaren wordt er uog van tijd tot tijd voedsel
naar de begraafplaats gebragt, waar een klein huis
boven bet graf gezel is, voorzien van een sloel of ceuc
mat, een kruik om water te bevatten, een staf om te
gebruiken, wanneer hij rondwandelt, een spiegel en
bijna eik ander stuk huisraad of klccding, dat een
levende noodig zou hebben. Alle bloedverwanten
moeten zich het hoofd scheren, en dragen gedurende
eene maand gecne andere dan de armoedigste klecde-
rcu. De vrouwen mot feu eiken morgen en eiken avond
bijeenkomen, en ecu uur doorbrengen om huuechtgc-
nool ie bewccuen."
De lijkplegtighcdcn bij de bewoners van Zuid-
Afrika zijn zeer zonderling. Zij worden aldus door
Molfut, een zendeling in dat land, beschreven: —
,,\\\\ ainiccr zij aanduidingen van een naderend sterven
bemerken in aanvallen van llaauwte of stuiptrekkin-
gen, werpen zij een net over liet ligchaain, en houden
het in eene zittende houding, nut de knieën aan de
kin, totdat het leven weggegaan is. liet graf, dat
| zich dikwijls bevindt in de omheining om de plaats,
waar hel vee gebonden wordt, of in die plaats zelve,
is, als hel voor een man moet dienen, ongeveer drie
voet in diameter en zes voet diep. liet lijk wordt niet
\' door de deur van den voorhof gedragen, die aan elk
j huis verbonden is, maar er wordt te dien einde eene
, opening iu de omheining gemaakt, liet wordt naar
j het graf gedragen met het hoofd bedekt door eene
huid, en wordt iu eene zittende houding geplaatst. Er
wordt veel lijd besteed om hel lijk juist naar het noor-
den te plaatsen, en hoewel zij geen kompas hebben,
slagen zij er toch in, na eeuige beraadslaging, om het
vrij goed in de vereischte rigtingte leggen. Gcdccltcu
van een mierenhoop worden om de voeten geplaatst,
waarop hot net, waarin bet lijk was, langzaam wordt
weggetrokken. Als bel graf gevuld wordt, wordt de
aarde met bekers aangereikt,, terwijl twee mannen in
hel gat staan, om ze om het lijk te trappen; groote
voorzorg wordt gebruikt om wortelen, koisteeucn enz.
weg te nemen. Wanneer de aarde de hoogte van den
mond bereikt, wordt er een kleine tak vanecnaeeacia
ingeworpen, en op de kruin van het hoofd worden eeuige
graswortelen geplaatst: wanneer het graf nagenoeg
II)
-ocr page 331-
BEGRAVEN\' [SrLEGTIGJTEDEN.
314
gebruik was dat, hetwelk door de wetten van Solon
ingevoerd werd, namelijk, om het lijk vroeg in den
morgen van den derden dag, vóór zonsopgang, te
begraven. Gehuurde schreijers vergezelden de lijk-
staatsie en speelden klaagliederen op de fluit. Het
lijk werd voorafgegaan door de mannen en gevolgd
door de vrouwen. De gebruiken om de dooden te
begraven eu te verbranden schijnen evenzeer in den
eersten tijd van liet bestaan der Grieken geheerseht
te hebben. De laatste gewoonte zal besproken worden
in het artikel Dooden (Verbranden der). Als bet
lijk niet verbrand werd, werd hef in eene doodkist
geplaatst, welke gewoonlijk gemaakt was van gebak-
keu klei of aarde, en naar de begraafplaats buiten de
stad geliragt werd, waar somtijds een hoop aarde of
steenen de rustplaats aanduidde, terwijl in andere
gevallen een prachtig graf boven den doode werd
opgerigt niet een gepast Gricksch opschrift. Aan bet
einde der begrafeuisplegtiglieid werd er een feest
gillenden in het huis van den naasten bloedverwant ;
op den tweeden dag werd den doode eene offerande
gebragt.
De oude Romeinen begroeven, zelfs in de eerste
tijden, hunne dooden, hoewel uit de Twaalf Tafelen
blijkt, dat zij ze ook verbrandden. Gedurendeeenigen
tijd hadden alle begrafenissen onder de beschutting
van den nacht plaats, maar later werd dit gebruik
alleen voor de armen in achl genomen. Gewoonlijk
geschiedde de begrafenis op den achtsten dag na bet
overlijden. Voor de rijken werd de optogt gcrang-
sebikt door iemand daartoe verkozen. Vooraan gingen
muzikanten van allerlei aard, die treurwijzen speelden,
en achter deze volgden gehuurde sehreisters, die den
lijkzang tot lof van den overledene zongen. Dan
kwamen er in eenige gevallen narren, een van welke
de handelingen en zelfs de gebaarden van den overle-
denc nabootste. De slaven, die de afgestorvene in
vrijheid gesteld had, volgden, elk met de muts der
vrijheid. Het lijk werd voorafgegaan door beelden
van den overledene en van zijne voorouders, beuevens
de kroonen of militaire decoraticn, die hij gewonnen
bad.
Hij de Iijkstaatsiën der oude Romeinen werd het
lijk van een arme op eene baar of doodkist gelegd;
wanneer echter de overledene rijk was, werd het opeen
bed geplaatst, dat somtijds van ivoor gemaakt was,
bedekt met goud en purper, en dat op de schouders
zijner naaste betrekkingen, of in sommige gevallen
van zijne vrijgelatenen, naar het graf gedragen werd.
De andere verwanten en vrienden des overledenen
gevuld is, wordt een andere graswortel onmiddellijk
boven liet lioofd gezet, waarvan een gedeelte boven
den grond uitsteekt. Als alles gedaan is, buigen zich de
mannen en vrouwen, en krabben mei hunne handen
den lossen grond naar de kleine hoogte. Een groote
beker met water, waarin bloembollen geworpen zijn,
wordt dan aangebragt, waarop de mannen en vrouwen
hunne handen en het bovengcdeclte hunner voeten
wassebeu en uitroepen: „piila, piila,"\' regen, regen.
Eene oude vrouw, waarschijnlijk eenc bloedverwante,
brengt dan zijne wapenen, bogen, pijlen, strijdbijl en
speren aan, alsook graan en tninzaden vauversehil-
lende soorten, en zei I\'s het been van een ouden draagos,
benevens andere dingen, en spreekt het graf aan niet
deze woorden : „(laarzijn al uwe eigendommen." Deze
worden dan weggenomen, en bekers water worden
over het graf uitgestort, waarop allen heengaan, tcr-
wijl de vrouwen „yo, yo, yo" roepen en een treurzang
aanheffen. Deze ceremoniën verschillen op ondcr-
scheidene plaatsen en naar den rang van den persoon,
die aan het stof is overgeleverd. Het is opmerkelijk,
dat zij den doode aanspreken, en ik heb deze gelegen-
beid vurig omhelsd om hun te bewijzen, dat, als zij
niet aan de onsterfelijkheid der ziel geloofden, hel uit
deze voor hen nu niets beteekcneude gewoonte dui-
delijk is, dat hunne voorvaderen zulks deden. Kenigou
wilden wel aannemen, dat dit mogelijk hel geval ge-
weest is, maar betwijfelden toch, of zij zoo dwaas
konden geweest zijn. Maar met weinige uitzonderingen
komt het redeneren met zulke menschen spoedig tot
een einde, of wordt het belagehelijk voorgesteld, en
men heeft de grootste moeite om overtuiging teweeg
te brengen, waargcenc overdenking bestaat."
Dit zijn eenige staaltjes van de lijkplegtigheden
van het nieuwere Heidendom. Wij zullen nu overgaan
tot de bijzondere gebruiken van de oude Heidenen.
Hij de oude Grieken werd bet begraven der dooden
voor zóó belangrijk gebonden, dat zij geloofden, dat
eenc ziel de Elysesche velden niet kon binnentreden,
alvorens het ligchaam begraven was; wanneer derhalve
een lijk onbegraven werd gevonden, rekende een ieder,
die het langsging, het tot zijn heiligen pligt, om er
aarde op te werpen. Ken bloedverwant onbegraven
te laten was bij de Grieken eene der afgrijselijkste
misdaden, waaraan men zich kon schuldig maken, en
hoe spoediger iemand schikkingen kon maken voor
het begraven zijner dooden, hoe grooter eer hij hun
meende te bewijzen. Op .sommige plaatsen had de
begrafenis plaats op den dag onmiddellijk volgende
op dien van het overlijden, liet meest algemcene
-ocr page 332-
BEIIMENISÏEX
\' volgden onmiddellijk achter het lijk, en uitten luide
janimertooueu; de vrouwen sloegen zich op do borst.
De zonen des overledenen gingen in den optogt met
het hoofd omsluijerd, de dochters met liet hoofd ont-
hloot en loshangende haren, liet was ecu oud gebruik
om het lijk door liet forum te dragen, waar do stoet
voor een oogenblik stil hield, en ccuc redevoering
uitgesproken werd, wanneer de doode een man van
aanzien geweest was. Aan het einde van deze openbare
lofspraak ging de optogt langzaam naar de begraaf-
plaats buiten de stad.
i)e lloineiusehe begraafplaatsen bestonden uit
openbare en afzonderlijke. De eerstgeuoemdcu waren
van tweeërlei aard, namelijk voor voorname burgers,
die, als een teekeu van eerbied, op algcineenc kosten
gewoonlijk in den Campus Martius begraven werden,
en voor armen, die niet in staat waren om gronden
voor zich te koopen. Afzonderlijke begraafplaatsen
waren gewoonlijk gelegen aan de kanten der wegen,
die naar Rome geleidden. Voor de rijken was het niet
ongewoon om marmeren graven van verschillen.\'.e
grootte en gedaante te hebben, volgens den rijkdom
en den smaak van den eigenaar. Voor de familie
was het de gewoonte om een feest ter eere vanden
overledene te geven, somtijds op den dag der begra-
I fenis, somtijds ook aan het eiude der rouw van negen
dagen.
BEUMENISTEN of Bóhmknistex , ceue secte
van mystieken in Duitschlaud iu het begin der zc-
ventiende eeuw ontstaan. De Böbmenistcn kregen
hunnen naam naar Jakob Bchmen of ISöhnieu, een
Duitseh sc\'ioenmaker, wiens godsdienstige gevoeleus
zij aannaaien. Bchmen was in 1570 te Oud-Seiden-
berg, nabij Görlitz, geboren. Reeds vroeg vertoonde
zich bij hem ecu denkende geest. Daar hij gewoon
was om de Schriften met groote zorg te lezen, schijnt
hij zeer getroffen geweest te zijn door de belofte van
Jezus, dal de Heilige Geesl gegeven zou worden aan
hen, die er om vragen. Ernstig verlangde hij naar de
vervulling dezer belofte, en bad hij er om, lotdat hij
eindelijk, op den leeftijd van vijf en twintig jaar, bij
zekere gelegenheid, zooals hij zich uitdrukte, gedu-
rende zeven dagen omringd werd door een Goddelijk
licht, en in de hoogste aanschouwing van God en het
hoogste koningrijk der vreugde stond, llij kreeg een
dergelijk visioen in het jaar iGOO, toeu hij doormiddel
eener inwendige verlichting een inzigl kreeg in de
natuur, het gebruik en de eigenschappen van natuur-
lij ke voorwerpen. Tien jaar later geuoo! hij eeuc derde
bijzondere verlichting, waarin hem nog verder uys-
oi\' I501IMENISTEN.                                                 315
terien geopenbaard werden. In IC 12 bragt hij deze
openbaringen op schrift.
De werken van Boliiuen zijn doortrokken van een
geest van wijsgecrig mysticismus, dat hem niet weinige
bewonderaars verworven heeft, meer bijzonder onder
zijne eigene landgenoot en, terwijl zijne zwaar te door-
gronden beschouwingen voor de meeste lezers weinig
of gecue beteekenis lubben. De eerste verhandeling,
die hij schreef, droeg den naam van Aurora; zij werd
door den senaat van Görlitz in beslag genomen, alvorens
zij geheel voltooid was. Zijn volgend voortbrengsel,
waarin hij zij nc mystieke iüzigtcn out vouwt, is getiteld:
Het boek der drie Beginselen, door welke hij de dou-
kerc wereld of hel, de lichte wereld of den hemel, en do
zigtbare wereld, die wij bewonen, aanduidt. In den
meuseh zijn, volgens Bchmen, de drie poorten, die
ingang vcrleencn tot de drie werelden. De inhoud
dezer verhandeling kan verdeeld worden als volgt:
1. Hoe alle dingen kwamen uit een werkend willen
van den heiligen, dricccuigcn, onbcgrijpelijken God,
die zich door ceue uitwendig merkbare, werkende
dricéenige magt van vuur, licht en geest iu het koning-
rijk der hemelen als Vader, Zoon en Heiligen Geest
kenbaar maakt; 2. Hoe en wat engelen en meusehen
waren in hunne schepping; dat zij in en van God zijn,
Zijn wezenlijk kroost; dat hun leven iu en van dit
Goddelijk vuur begon, dat de Vader van het licht is, en
eeuc geboorte van licht in hunne zielen teweegbragt,
terwijl uit beidende Heilige Geest ofadpmderGodde-
1 ijkt: liefde in het drieeenige schepsel voortkomt, gelijk
zulks iu den driecenigen Schepper geschiedt; 3. Hoe
eeuige engelen en alle menschen van God cu hun
eersten staat van een Goddelijk, drieëenig leven iu
Hem zijn afgevallen, wat zij zijn in hun gevallen staat,
en het verschil tussebeu den val van engelen en dien
van den ïnenscli; 1. Hoe de aarde, de sterreu en de
elementen geschapen werden ten gevolge van de ge-
vallen engelen; 5. Vau waar er goed en kwaad in deze
gehcele tijdelijke wereld is, in al hare schepselen, be-
zielde en onbezielde, en wat bedoeld wordt door den
vloek, die er overal in woont; 0. Van het koningrijk
van Christus; hoe het in tegenstand geplaatst is met
het rijk der hel, en daartegen vecht en strijdt; 7. Hoe
de menseh, door geloof in Christus, iu staat is om bet
rijk der bel te overwinnen, en er over te zegepralen
in de Goddelijke magt, en daardoor eeuwig behoud te
verwerven; ook hoc hij zich, door te werken in het
helsche beginsel, in hei verderf stort; S. Hoe en waar-
om zonde en ellende, wraak en dood, slechts voor een
tijd zulle:: regeren, toldal de liefde, de wijsheid en
-ocr page 333-
31«                                                                       IJKIT
de magt Gods op eene bovennatuurlijke wijze zullen
zegepralen over zonde, ellende en dood, eu den geval-
len mensch zullen doen verrijzen t;>t de heerlijkheid
van engelen, en dit stoffelijk omhulsel zijn vloek zullen
doen afschudden on doen binnengaan inecuealtijddu-
rende verecniging met dien hemel, waaruil liet viel.
He! jaar na de uitgave van Het bock der drie Be-
ginselen schreef Belimcn een ander werk, dat hel
Drievoudige leven der Mensch en tol titel had. In deze
verhandeling bespreekt liij den staat des uu uscheu in
deze wereld en toonl aan: !. Dat hij die onsterfelijke
levensvonk heeft, die menschen eu duivelen geineen
liebbeu; 2. Dal hij een Goddelijk lcvei: heeft, daarbij
het licht en den geest Gods bezit, hetgeen het wczen-
lijke verschil tusschen een engelen ecu duivel uitmaakt;
3. Dat hij bet leven heeft dezer uitwendige en zigt bare
wereld. TTet eerste en liet laatste dezer punten zijn
allen menschen eigen; hel tweede behoort alleen aan
den waren Christen. Behmen gaf verscheidene andere
werken in hel licht, die allen de beginselen ten gr >ud-
slag liebbeu, welke in de reeds vermelde ontvouwd
zijn. In 1C2I stierf hij. Benige zijner bewonderaars
hebben hem den Duitsehen Theosophisl genoemd,
daar zijne beschouwingen gcrigt waren op de natuur
van hel Goddelijke Wezen, eu de wijze waarop God
gemeenschap houd! niet engelen eu menschen, «oowel
als de wijze waarop zij mei elkander gemeenschap
bobben. Veel van de verwarring, die in de werken
van dezen mystieken schrijver gevonden wordt, komt
voort uit zijne ongerijmde pogingen, om overeeukom-
sien te maken tusschen de natuurlijke en de geestelijke
wereld, en om de wetten der eerste toepasselijk Ie
maken op de laatste. TT»j geloofde inderdaad, dat de
Goddelijke genade volgens dezelfde regels handelt en
dezelfde wijzen volgt, die de Goddelijke Voorzienig-
heid in de natuurlijke wereld in aelit neemt, en dat de
gemoederen der menschen van hunne ondeugden eu
verdorvenheden gezuiverd worden op dezelfde wijze,
als de metalen van hun schuim.
De volgelingen van Behmen vertoonden zicli in
Engeland ten tijde der Republiek in groot getal. Zij
zeiden innige gemeenschap te houden met engelen,
en zelve Ie wachten op hel nederdalen van den Heiligen
(leest op hen, opdat zij als door den Ileinel geïuspi-
reerde zendelingen mogten uitgaan om de kerken te
verlichten en te vernieuwen. Zij geloofden, wat ook
hun hoofd zelf leerde, dal hel onmogelijk is om tot
de waarheid te komen, door eenig ander middel dan
door dadelijke verlichting van hoven. De mystieke
ideen van l\'ehiueu werden in de vorisre eeuw door
IJ.AII.
Williaui Law aangenomen, die eenc vertaling van
zijne werken in hel licbl gaf, en zoo verre ging in het
verspreiden van dergelijke inceuingeu, dal hij de vader
van de nieuwere Mïstiekes genoemd kan worden.
I )p gezag \\ an Law wordt verhaald, dat vele door eigen
hand geschreven uittrekselen van Behuicn\'s werken
ouder de papieren van Xewton na diens overlijden
1 gevonden werden. Law beweert zelfs, dat Newton de
grondbeginselen van zijn stelsel aan Behmeu\'s schrif-
ten ontleende, maar da! hij het niet wilde erkennen,
uit vreeze dat hij zich belagchelijk zou maken. De
Bchmcuisten bestaan thans niet als eene secte; de
naaste overeenkomst met hunne mceningeu is waar-
schijnlijk bij de Swcdenborgiancn te vinden.
UEITULLAH (Arab. Uethuh Gods), de naam door
ile Mohamedancn aan den tempel van Mekka gegeven,
die bijzonder merkwaardig is, daarbij de Kaab.v (zie
ald.) bevat. D ■ tempel van .Mekka vormt een zeer
ruim vierkant, ongeveer vierhonderd Xed. el in elke
rigting, mei eene drie- of viervoudige rij kolommen.
Een aantal trappen geleidt naar het binucngedeelte,
waarin de Kaiiba of het huis van den proleet staal, en
daarmede de zwarte steen, die door Avn engel Gabriël
naar beneden gebragt werd om haar grondslag uit Ie
maken. Dezen heiligen ste( n te kussen, zevenmaal er
om heen te gaan, ge paste gezangen op te zeggen, dit
alles maakt de voltooijng uit van de plegtigheden aan
den pclgrimstogt naar Mekka verbonden, liet laatste
ceremonieel is de wassching in den put Zcmzem,
waardoor, gelijk men veronderstelt, de pelgrim van
alle zonde gezuiverd wordt. Een pelgrimstogt naar
den berg Ai: vi al (zie ald.) voleindigt de godsdienstige
plegtigheden. Mohamed zegt in den koran: „Wij
hebben een buis of tempel gestii ht als een middel,
waardoor de menschcu groote verdienste kunnen ver-
werven;" van welk gezegde een Mohamcdaausehschrij-
vcr de volgend:\' omschrijving geleverd heeft: „Wij
hebben het vierkante huis, dat de tempel van Mekka
is, bestemd voor de dienst van God, opdat gij het
zekere middel moogt hebben om groote verdienste te
verwerven, zoowel door de mocijelijke reis, die gij zuil
ondernemen om er te komen, als door het godsdien-
stige bezoek, dat gij er aan zult afleggen. Wij hebben
het gemaakt om eene heilige en bevoorregte plaats
te zijn, waarin het niet geoorloofd is iemand Ie
doeden of Ie kwellen: daarom, o gij geloovigcn, zendt
uwe gebeden er in op, gelijk Abraham deed, nadat gij
de waardigheid en de uitmuntendheid van dezen tem-
pel gekend zult hebben. Wij bevalen hem en zijn zoon
Ismaël, om dit huis te zuiveren van al hel vuil eu hel
-ocr page 334-
A.ALS-) — BEMA.                                                   317
versierd met inschrifteu cii geschilderde voorstelliu-
gcu. In de zevende eeuw werd het voor elke kerk ecu
vcreischte, om ten minste één beker en één bord van
zilver te hebben. Eindelijk kwam u twee bekers niet
ooien in algemeen gebruik, de cene voor de gcestelij-
kcu alleen, en de andere, die grooter was, voor de
leeken. Toen de leer van de werkelijke tegcuwoordig-
beid ingevoerd werd, begon nieu eeuc bijgeloovige
vrees te koesteren, dat er een druppel van den wijn
verloren zou gaan, en daarom werden de bekers in
ücnigc. gevallen met een pijpje gemaakt, gelijk de tuit
van eeu trekpot, en de wijn werd niet uit den beker
gedronken, maar gezogen. Sommige Luthcrsehe ker-
ken hebben nog dergelijke bekers. In Engeland ver-
bood de synode van C\'alcuth, 787, liet gebruik van
hoornen bekers bij I: . avondmaal, hetgeen aantoont,
dal zulke bekers vóór dien tijd gewoonlijk gebruikt
werden.
BELENÜS, dezelfde als Al\'OLLO (zie; ald.), en de
beschermgod van de oude inwoners van Arjuileia iu
Italië, van de Galliërs cu van de lllyeiers. Tertulliauus
en Herodiauus vermelden Belenus ..f Bclis, en Butt-
nian houdt hem voor denzclfdcn als Ahei.lio (zie ald. i,
en ook als den Gallisehen Apollo van C&\'sars Coinmen-
tarien. Vossius denkt, dat Belenus dezelfde is als
Deel of Baiil.
BELIAL, een woord dat iu verschillende dccleu
der Schriften gebruikt wordt om ecue vcrpcrsoonlij-
kiug der goddeloosheid aan te duide .. „Kinderen
Belials" is dus cene uitdrukking, die goddelooze ïneu-
schen betcekent. l\'aulus geeft den naam van Bclial
aan Satan. „Ka wat zamensteiumiug heeft Christus
mei lielial\':\'\' .Men beweert, dat Bclial de naam is
van een afgod, die door de oude\' Sidouiers aangebeden
werd.
BELLOXA, de godin des oorlogs bij de oude Ko-
meiucn, die baar van de Sabijuen overnamen. Een
tempel werd haar te Home in den Campus Marlius
opgerigt, welke als cene vergaderplaats voor den
senaat bij groote staatkundige gebeurtenissen gebc-
zigd werd. Voor den ingang van di-n tempel stond
een pilaar, waarover ecue speer werd geworpen, ten
teekcu van de openbare oorlogsverklaring.
BEMA, het inwendige gedeelte der kerken iu d<
eerste lijden van hel Christendom. Hel werd ook hei
StiiicliiariKM genoemd, en was ecue omtralicde ver-
hoogde plaats, die voor de geestelijkheid bestemd was.
Noch leeken noch vrouwen mogtcu er binncutreiicu;
koningen en keizers werden begunstigd mei een zei el
binnen deze heilige plaats, die daarom den naam van
BEKER (AVOXDM
bijgeloof der afgodendienaars, opdal bet geschikt zou
zijn voor de bidpluatsen, processicn, aanbiddingen en
alle andere oefeningen van de wart; dienstknechten
van God." Zoo groot is de eerbied, dien de Mobarae-
daucu voor den Beitullah koesteren, dat alle inisda-
digors er veilig in zijn, en reeds het gezigt zijner
muren op een afstand deelt verdienste mede. Onder
de afgodische Arabieren vóór den tijd van Mohamcd
bestond de overlevering, dat Abraham, gereed zijnde
ora zijn zoon Ismaël op een der bergen van Arabic- Ie
offeren, door den engel Gabriël verhinderd werd om
zijn plan ten uitvoer te brengen, en dal tezelfdertijd
Abraham en Ismaël hel bevel kregen, om een tempel
te bouwen op dezelfde plaats, waar Adam er vroeger
eeu gebouwd had, Sorah gehceten, hetgeen bcteekeut
een kasteel. Gehoorzaam aan dit bevel bouwden zij
dan ook den tempel te .Mekka. De oude Arabieren
waren gewoon dit gebouw op te sieren, door op de
buitenzijde er van de werken hunner voornaamste
dichters in gouden of zijden letteren te griften. De
Mobamcduncu hebben zijne muren en zijn dak steeds
mei goud en rijke zijden stoffen overdekt, die vroeger
door de kalifen en daarna door de landvoogden van
Egypte geleverd werden. De moskee of tempel beeft
negentien poorten, en is van binnen versierd niet zeven
minarcts, die onregelmatig geplaatst zijn. De tempel
wordt iu de hoogste verecring gehouden, en is vereerd
met den titel van.Matjitd al VMutfem, dat is, heiligen of
ousebcudbarcu tempel. Men verzekert,dat een indruk :
van Abrahams voeten nog op een der steenen te zien !
is. De Mohamedauen moeten, in welk gedeelte der
wereld zij zich ook bevinden, hun gelaat naar den
Beitullah te Mekka keereu, wanneer zij hunne gebeden
opzeggen. Zie Mekka (Pelgrimstogt naak).
BEKER (AVONDMAALS), de beker die bij het
avondmaal aan de communicanten gegeven wordt. In
hel Nieuwe Testament wordt gecne beschrijving gege-
ven van den beker, dien onze Verlosser gebruikte bij
de instelling van de plegl ighcid; naar alle waarschijn- ;
lijkheid was bet echter eenvoudig de gewone beker, die
door de Joden bij feestelijke gelegenheden gebruikt j
werd. Ouder de eerste Christenen was de avondinaals-
bekcr niet altijd van denzclfdcn vorm of van dezelfde
stof. 1 Lij was van hout, hoorn, glas of marmer, naar
de omstandigheden. In den loop des tijds, toen uit- I
w endige vertoouing en pracht meer in de kerk op prijs j
gesteld werden, was de beker, die den wijn voor bet
avondmaal moest bevatten, met de grootste zorg bc-
werkt en van kostbare materialen, zooals zilver en j
goud, gemaakt, bezet met edelsteencn, en somtijds
-ocr page 335-
31S                                                                          BEN/
andere Hindoesche gebouwen, op eene schaal, die
overeenkomt niet liet grootschc van de stad en het
omliggende land. De grootste er van werd door
Aurcugzcbc met den grond gelijkgemaakt, die op
zijne plaats eene moskee oprigttc, welke uu het voor-
uaamste sieraad van Beuares uitmaakt. De ingang
rot de moskee te (\'liunarghur, in de nabijheid der stad,
wordt voor een van de schoonste voortbrengselen van
dezen bouwtrant gehouden. De volgende beschrijving
van de heilige stad wordt door den schrijver van het
artikel Beuares in de Eucyclopaidia Brittamiica gege-
ven: — „Deze huizen (van de Brahmincn) zijn opge-
sierd met afgodsbeelden, en laten een onophoudelijk
geluid van alle soorten vanwanluidende instrumenten
hooren, terwijl godsdienstige bedelaars der Hindoc-
sehe secte, niet elke denkbare mismaaktheid, welke
kalk, koemest, ziekte, gestrengeld haar, verwrongen
ledematen en walgelijke en afzigtelijke houdingen van
boetedoening kunnen vertooneu, de voornaamste stra-
ten letterlijk aan beide zijden onizoonien. Men ziet er
sommige, die hunne armen of beencn verwrongen heb-
ben door lang in dezelfde houding te blijven; andere,
wier nagels door de rug vau hunne handen zijn gc-
groeid, door deze steeds gesloten te houden. Als een
vreemdeling door de straten trekt, wordt hij begroet
met de klagendstc uitroepen van die zwermen van
bedelaars. .Maar behalve dat een onmetelijk aantal
arme pelgrims van elk gedeelte vau lndië cu van
Thibet en Birma naar Beuares stroomt, trekken ook
zeer vele rijken op het einde huns levens, en bijna
alle grooten, die in ongenade gevallen of van huis
verbannen zijn door de staatkundige omwentelingen,
welke ecuigen tijd geleden zoo menigvuldig geweest
zijn onder dellindocschc staten, naar deze heilige stad,
om hunne zouden in het heilige water van den Ganges
af te wasscheu, of hun tijd in de ijdele plegtigheden
hunner godsdienst door te brengen. Al deze vromen
geven groote sommen als liefdadigheidsgifteu zonder
onderscheid weg, sommige hunner jaarlijks £ 8,000
of £ \'.1,000, en bet is de hoop om deel te hebben aan
die vrome uitdecliugcu, welke zulk een toevloed van
godsdienstige bedelaars vau alle (■orden te zameu
brengt. Stieren worden door den Hindoe als heilig
aangezien, en daar zij tam gemaakt en niet schuw zijn,
wandelen zij op hun gemak de straten door, of lig-
gen er dwars over eu beletten den doorgang, en
worden te naauwcr nood opgewekt, daar zij, volgens
de vooroordeelen vau de dweepzicke bevolking, op de
zachtaardigste wijze behandeld moeten worden. Men
ziel apen, die ook vooi heilig worden gehouden, aan
koninklijke plaats outviug. Dit gedeelte der kerk had
den vorm van een halven cirkel of van eeue ellips, mei
een boog er o\\er heen, en was van liet overige gedceltl
der kerk gescheiden dooreen traliewerk, dat kunstig
als netwerk gemaakt was. In het bema stond de troon
van den bisschop, met lagere zitplaatsen aan de regter-
cn linkerhand voor de andere geestelijken. De bis-
schopszetel was gewoonlijk met een sluijer overdekt,
liet h\'utii moet onderscheiden worden vanden A.miiox
(zie ald.), die in het schip der kerk was. In het bema
stond het altaar of de comuiunietafel, waarop de elc-
menten geplaatst werden, en daar deze plaats voor
de geestelijkheid bestemd was, word: deze door Grc-
gorius van Xaziacze de orde van het bema of sanc-
tuarium genoemd. Door de Grieken werd het bema
liet heilige genoemd, terwijl het altaar het heilige der
heiligen werd gehcetcn. Cypriauus geeft aan het
bema den naam van hel presbyterium, waarschijnlijk
omdat de presbyters daar zaten, liet was somtijds
door gordijnen, die in hel luidden als vouwdeuren
opengingen, van het andere gedeelte der kerk ge-
scheiden. Deze gordijnen dienden deels om dit ge-
deelte voor de catechumenen en ougeloovigen te
verbergen, deels om de elementen in den tijd der
wijding te dekken. Hel woord bema duidde ook
somtijds den bisschopszetel aan, die in een halfcirkel-
voruiig gebouw aan het boveneinde van hel sanctua-
riuin stond; op andere tijden duidde het het gehcele
sanctuariuui aan. Sozomenes spreekt over den umljuii
of lessenaar als het bema der voorlezers.
BENARES. De heiligste stad der Hindoes, de
kerkelijke hoofdstad van Lndië, en de plaats waarheen
pelgrims uit alle oorden trekken. Zij is gelegen op
den noordelijken oever van den Ganges in de provincie
Allahabad en het presidentschap Bengalen, en kan
gezegd worden de groote hoofdzetel der godsdienst
en geleerdheid van Hindostan te zijn. Deze stad wordt
voor zoo heilig gehouden, dat het behoud verzekerd
wordt van al degenen, die binnen hare grenzen sterven,
en daarom is het getal van hen, die er heen trekken,
verbazend groot. Er zijn ongeveer ^,000 huizen in
Hcnarcs, die door ISrahminen bewoond worden, welke
van de aalmoezen en offergaven der pelgrims leven.
De Hindoes gclooven, dat de stad geen gedeelte van
den aardbol uitmaakt, maar op de punt van Shiva\'s
drietand rust; daarom, zeggen zij, kan zij nooit door
eeue aardbeving getroffen worden. De oevers der ri-
vier zijn in deze plaats overal bezaaid met altaren cu
tempels, en in de stad zelve bemerkt men eengroot i
aantal koepels en minaret», hoewel niet, gelijk bij
-ocr page 336-
-BENEDICTUS.                                                       310
niet in staat zag om zouder levensgevaar de strenge
dichtregels, die hij in het klooster had ingevoerd, te
handhaven, verliet hij die plaats met afkeer, en ging
hij weder naar zijne afgelegene grol.
Benedictus word uu een voorwerp van mcerbelang-
* stelling dan ooit. Velen drongen zich om hem, ten
| einde zich onder zijne leiding te bekwamen vooreen
afgezonderd leven. Mannen van rijkdom en invloed
te Rome plaatsten hunne zonen onder zijne zorg ten
einde opgevoed en opgeleid te worden lol gewoonten
van ontbering en zelfverloochening. Eindelijk hadden
er zoo velen dezelfde beginselen en gewoonten inge-
z \'gen, dat hij twaalf kloosters kou stichten, die allen
uit tnaalf monniken onder een voogd bestonden.
Ecnige dezer kloosters behield hij onder zijn eigen
bestuur. Daar hij er nu zoo verre in geslaagd was,
om het oogmerk van zijn verblijf in die streek te ver-
vullen, on door de lastige tusschenkomsl van Floren-
tius, cm naburig priester, gekweld werd, trok hij, door
ecnige z\'jner volgelingen vergezeld, naar de puinhoo-
pen van een oud kasteel, op denhoogenberg Castrum
Cassinum gelogen, waar hij den grondslag legde van
eene dor beroemdste kloosterinstellingcn, waaruit la-
ter de rijke abdij van Montc Cassino ontstond. Torn
Benedictus en zijne vrienden zich het eerst op die
I plaats vestigden, vonden zij oen boschje en oen tempel
: aan Apollo gewijd, waarin de boeren offerden. Het
Heidendom weck echter voor het prediken van den
I monnik, en er werd cene kapel, aan den heiligen
Martinns gewijd, opgerigt. Do pogingen van Benc-
dictus om te prediken, de jongeren op te voeden en
hot land te bebouwen, werden met den gelukkigstcn
uitslag bekroond, en zoo groot was de eerbied, waarin
hij bij alle klassen van mensehen stond, dat hij een
invloed verkreeg, die zelfs door Totila, koning der
Ostro-Gothen, gevoeld werd. Do groote daad van het
leven dezes merkwaardigen mans was echter het ver-
vaardigen van zijne wijd i n zijd beroemde klooster-
regelingcn, die een geheel nieuw karakter aan don
monnikenstand vauln t Westen gaven. Neander maakt
de volgende opmerkingen over den aard en den geest
der regelen van Bcnedictus, die een sterk contrast
i opleveren met het laauwc karakter der tucht, die
vroeger in kloosterinstellingcn gehcerschl had.
„Aan het bandcloozo leven dor verbasterde mou-
niken, die overal rondzwierven on, waar zij kwamen,
ligchamelijk en zedelijk verderf medebragten, wilde
Benedictus door een geest van strenge tucht on orde
paal en perk stollen. De abt moest, zoo verordende
hij, voor de monniken de plaatsbekleeder van Christus
ÜKNKDICITE
.il de daken en vooruitstekende gedeelten van den
tempel hangen." Zoodanig is de toestand van de
oudste en heiligste stad inlndië.
BENEDICITE, een gezang in de eerste Christelijke
kerk in gebruik, het gezang van de, drie. mannen in
den vurigen oven. Athanasius beveelt, de maagden
aan, om het bij hare afzonderlijke godsdienstocfenin-
gen te gebruiken, liet vierde concilie van Toledo
zegt, dat het toen over de gchecle wereld in de kerk
gebruikt, werd, en beveelt daarom, op straffe van ex-
communicatie, dat hel gezongen moet worden door
de geestelijken van Spanje en Gallicië op eiken dag
des Hoeren en op de gedenkdagen van martelaren.
Chrysostoimis loefde twee eeuwen, vóór het concilie
van Toledo plaats had, en ook hij getuigt, dat liet
Benedicite in al de kerken in gebruik was.
BENEDICTUS, een merkwaardig man die in het
begin der zesde eeuw, tijdens de regering van Justi-
nianus, de eerste was, die geest en leven aan den
monnikenstand in het Westen gaf. Hij werd in ISO
in de provincie Nursiain Italië uit aanzienlijke ouders
geboren. Reeds vroeg werd hij naar Rome gezonden om
opgevoed te worden, maar do zedeloosheid, welke in
die stad heerschte, hoewel zij juist do verblijfplaats der
pausen was, vervulde hem zoodanig mei walging, dat
hij zijn leven als een kluizenaar verre van de bezighe-
den en het gewoel der menschen wenschte door te
brengen. In plaats van bij het einde van zijn verblijf
te Rome naar zijne ouders terug te koeren, trok hij
naar ceno afgelegen grot, ongeveer veertig mijl van
Home, die allen onbekend was, behalve aan Romauns,
oen monnik die tot een naburig klooster behoorde, on
hem van brood voorzag door een gedeelte van zijn
eigen dagelijkschen voorraad voor hem ie besparen.
Daar eene steile rots tusschen bot klooster van den
monnik en de grot van Benedictuslag, word het, brood
door middel van een lang touw van den top der rots
nedergelatcn. Aan het touw was cene schel verbon-
den, door wier geluid Bcnedictus zich rigten kon
naar do plok, waar het don grond bereikte. Nadat hij
drie jaar in deze grot had doorgebragt, word hij toe-
vallig door cenige herders ontdekt, die do woonplaats
des kluizenaars door het omliggende land bekend
maakten. Benedictus werd dadelijk oen voorwerp van
vereering on van groote nieuwsgierigheid. Velen
snelden toe om hom van de noodzakelijkheden en
zelfs de gemakken dos levens te voorzien. Zoo groot
werd zijn roem, dat hij tot abt van een naburig klooster
verkozen werd. He monniken hadden echter spoedig
berouw over hunne keuze, en daar hij zich volstrekt
-ocr page 337-
RENEDICTUS.
•ï-jo
te aller uur met gebogen hoofd en ter aarde geriglen
blik over zijne zonde zich aan te klagen, en steeds te
moede te zijn, als moest hij op dat oogenblik voorde
vreeselijke vierschaar van God verschijnen. Maar
toch stelde Benedietus dit alles slechts vooralseen
middel, om lot den hoogsten trap der vrijmakende
liefde te geraken, en treffend beschrijf) hij deze, als
hij zegt: „Wanneer de monnik langs al deze trappen
.les ootinocds is opgeklommen, zal hij zieh weldra
verheffen tol die liefde van God,die, als de volmaakte,
de vreezc buitendrijft, en hein voortaan hetzelfde, dat
hij vroeger niet zonder vrees onderhield, uu zonder
eenige moeite, als van nature en uil gewoonte, zal doen
volbrengen, uicl meer uit vrees voor de hel, maar uit
liefde lot Christus, uit de kracht der goede gewoonte
zelve, en uit behagen in het goede."
Dus wijselijk afwijkende van de strenge tucht, die
lol nog toe de kloosterorden van het Oosten geken-
nierkt had, maakte Benedietus voor zijne monniken
geene beperkingen van eten en drinken, mei uitzonde-
ring van denalgemccnen dwang van mat igheid.cn stond
bij hun zidfs hel gebruik van wijn in voorgeschreven
hoeveelheid loe. Om te voorkomen, dal zij eenc lage
liefdevoor winst aannamen, beval hij hun, datzij hunne
voortbrengselen van nijverheid ecnigzins goedkooper
dan anderen zouden afleveren. De geheele geest van
de kloosterregels door Benedietus ingevoerd, was wel
geschikt om de vooroordeelen te doen ophouden, die
lang door velen tegen de monnikerij als cen stelsel
gekoesterd waren, en om van hel leven eens monniks
veel weg te nemen van dien afkeer, waarmede het bc-
schouwd werd. liet gevolg was, dat sedert den tijd van
Benedietus de kloostcrinstcllingen zich snel in het
Westen uilbreidden, gelijk zij reeds lang in groot
aantal in het Oosten bestaan hadden. Het volgende
overzigl der regels van Benedietus zal voor den
lezer niet zonder belang zijn : „Volgens den regel van
Benedietus moesten de monniken in den winter des
morgens te 1 ure opslaan (eu in den zomer op die
uren, welke de abt mogl bepalen |, naar de kapel gaan
voor de vigiliën, en daar het overige gedeelte vanden
nacht doorbrengen met hel zingen van psalmen, over-
denking en lezen. Bij zonsopgang verzamelden zij
zieh voor de metten, bragten dan vier uren met den
arbeid door, vervolgens twee uren met lezen, aten
daarna, eu lazen weder afzonderlijk tol hall\'I wee ure
iu dfii namiddag, wanneer zij weder voor de goils-
dieustoefening bijeenkwamen; /ij werkten vervolgens
tot de \\esper. Dagelijks moesten bij hunne vigiliën
en metten vier en twintig Psalmen gezongen worden,
, zijn. Aan den wil van dien c\'éue moesten allen hunnen
wil onderwerpen, en onvoorwaardelijk, niet geheele
verloocliening van zicli zelve, zijn bestuur en zijne
leiding volgen. Niemand mogt onder de monniken
opgenomen worden, vóór dal zijn proefjaar was afge-
loopcu, de moeijelijke pligten, die op den monnik
rusten, hom-mcermalcn voorgehouden waren, en bij
onderscheidene proeven zijne geschiktheid voor hel
monnikenleven gebleken was; en zelfs dan mogl hij
niet worden toegelaten, alvorens zich hij cene plegtigc
gelofte, welke hij me.Ie schriftelijk moest afleggen,
verhouden te hebben om altijd in het klooster te
blijven, in alles zich naar den ordesregel Ie gedragen,
enaandenabl gehoorzaamheid te betoonen. Den laai si e
, schreef die regel voor, om de gestrengheid tot hand-
havingderordenoodzakclijk.doorliefdc ie verzachten.
Hij behoorde zich in het straffen meer door barmhar-
tigheid dan door gestrengheid te laten besturen, opdat
hij ook barmhartigheid vinden mogt. De ondeugd
moest hij halen, maar de broeders lief lubben. Waar
hij genoodzaakt was te straffen, behoorde hij zulks niet
oinzigtigheid Ie doen, en zich ie wachten om daarin
de maat te overschrijden. Gedachtig aan zijne eigene
gebrekkigheid, behoorde hij steeds iu het oog te hou-
den, dal hel gekrookte rii\' niet mag verbroken wordeu.
Wel mogt hij nimmer voel aan de ondeugd geven,
maar toch moest hij haar met voorzigtigheid en liefde,
zooalshij begreep, dat vooreen ieder het meest nuttig
was, zoeken nif Ie roeijen, en er moer naar trachten
om bemind dan om gevreesd Ie worden. Hij behoorde
niet ernstig, niet angstvallig, ingcenczaak overdreven
of eigenzinnig, niet naijverig of ergdeukend te zijn,
omdat hij anders nimmer rust zou vinden. Bij hel j
geven van bevelen, ook bij het voorschrijven van j
dezulken, die op wcreldsehe werkzaamheden betrek- ■
king hadden, moest hij steeds met wijs beleid te werk j
gaan. De taak, welke hij opleido, moest onderscheiden !
zijn en naar ieders krachten berekend. Steeds behoorde
hem daarbij de bedachtzaamheid voor den geest te
slaan, door den heiligen Jakob aan den dag gelegd in
de woorden (Gen. XXX f II: 13): „Indien men dezelve
maar cenen dag afdrijft, zoo zal de geheele kudde
sterven.." .Met oordcel des onderschcids, die moeder j
aller (lengden, behoorde hij alles zoo te regelen, dat
aanbel verlangen van den sterke voldaan, en de zwakke
uogtans niet afgeschrikt werd. Wel werd ook hier,
gelijk zulk:j in hel algemeen tot de gebreken van de
zedeleer der monniken behoorde, het wezen des ooi-
moeds te veel in het uitwendige gezocht. Zoo werd
den monnik onder anderen voorgeschreven, om ook J
1
-ocr page 338-
BENEDICTIJNERS.                                                         321
zoodat elke week hetgehcelc Psalmboek doorloopeu  I oudste leden; in elk geval echter hing de beslissing,
werd. Behalve hunne gezamenlijke (.\'eredienst waren
  | nadat hij gehoord had, wat elk wilde zeggen, van hem
eiken dag zeven uren aan den arbeid, twee tenminste
     alleen af. Om tot de verceniging toegelaten te wor-
aan afzonderlijke studie, een aan afzonderlijke over-
  ! den, mocstinenccnproeftijdvantwaalfinaandendoor-
denking, en de overige, aan maaltijden, slapen en
  \' .«laan, gedurende welken tijd de kandidaat gevoed,
verpoozing gewijd. De arbeid wa* land- en tuinbouw
  j gekleed en gebezigd werd voor de mindere diensten
en verschillende handwerken, én ieder werd aan dien
     der monniken, en streng bewaakt werd. Na het einde
arbeid gezel, dien zijn kloostervoogd voor hem ge-
  ! van zijn proeftijd legde hij, als hij aangenomen werd,
schikt dacht, wantzij deden allen geheel en al afstand
  ; plegt ige en onherroepelijke gelofteu af van volkomen
van persoonlijke vrijheid. Twecmaldaags aten zij aan
  ! kuischheid, volstrekte armoede en onbepaalde ge-
eene gemeenschappelijke tafel, eerst omstreeks den
  ! hoorzaamhc.id in alles aan zijne meerderen. Als hij
middag, en daarna des avonds. De hoedanigheid en
     eigendommen had, mocsl hij die allen weggeven aan
de hoeveelheid van hun voedsel waren bepaald. Aan
     zijne vrienden, de armen of het klooster, en nooit
elk was een pond brood en eene kleine hoeveelheid
     daarna mogt hij het minste bezitten, of aanspraak
wijn per dag toegestaan. Aan de openbare tafel werd
     maken op persoonlijke regteu of vrijheden. Voor
; geen vlecsch toegediend, maar altijd twee soorten van
     geringe overtredingen moest licin cene berisping ge-
soep. De zieken mogten vlecsch eten. Aan tafel was
  I geven worden door een ondergeschikte. Voorgrootc
alle gesprek verboden; een las er al dien tijd overluid
  | werden hem, na twee waarschuwingen, zijne voorreg-
voor. Elk diende op zijne beurt eene weck als kok en
  \' ten ontnomen; hij mogt op zijne beurt niet lezen, hij
knecht. Hunne klceding was grof en eenvoudig, en
     mogt uiet aan tafel zitten, of zijne geringe gemakken
geregeld naar welgevallen van den abt. Elk had twee
  : genieten. Als hij nog weêrspanning bleef, werd hij
! pakken, een nies, eene naald en andere benoodigdhe-
  : uit het klooster verdreven, maar mogt toch na berouw
den. Zij sliepen in gemeenschappelijke slaapzalen
  : terugkeeren." Benedictus stierf in 542, in zijn 62,tc
van tien of twintig, in afzonderlijke bedden, zondi r
     levensjaar.
zieh te ontklecdeu; in elke slaapzaal brandde een liehl   \\ BEN EDICTIJNEKS, eene. monniksordc door Be-
cii sliep een opziener. Nadat, zij naar bed waren ge-  ! nedictus gesticht. Deze orde verspreidde zich wijd
gaan, mogten zij niet praten; nooit mogten zij voor  : en zijd. Waarde Benedictijners kwamen, veranderden
!j vermaak schertsen of spreken. Niemand mogt een     zij de wildernis in een bebouwd land; zij fokten vee
geschenk van ecnigerlei aard aannemen, zelfs niet   ; op, beoefenden den landbouw, werkten met eigene
: van een bloedverwant, noeh briefwisseling houden     liauden, maakten moerassen droog, en hakten bosschen
! met personen buiten hei klooster, behalve wanneer     omver. Verschillende doelen van Europa, maarvoor-
I deze onder toczigtvan den abt geschiedde. Een por-     namelijk Duitsclüand, trokken derhalve veel voordeel
tier zat altijd aan de. poort, die dag en nacht gesloten     van hunnen arbeid op het veld en in het woud. Ook
i gehouden werd; geen vreemdeling werd toegelaten  \\ trok de letterkunde niet weinig voordeel van de
zonder verlof van den abt, en geen monnik kon er uit     diensten der Benedictijner monniken. Eenige hielden
gaan, tenzij hij van den abt verlof had. De school  : zieh bezig met het overschrijven van de boeken der
voor de kinderen uit de nabuurschap werd buiten de  [ ouden, en van daar de handschriften, die nog hier en
muren gehouden. De gehcele inrigting was onder  j (\'aar in de bibliotheken van kloosters bestaan. De
een abt, wiens magl despotisch was. Zijne ouderhoo-  ! wetenschappen werden nergens dan in hunne kloosters
rigca waren reu prior of afgevaardigde, een rem mees-  ] beoefend. Edelen werden binnen hunne muren opge-
! ter, een toeziener over de zieken in het hospitaal,  \', voed, en uit deze kloosters kwamen de geleerdste
; iemand die de bezoekers afwachtte, een portier enz.,  \' mannen van den tijd, en zij die tot de hoogste ambten
i met de noodzakelijke mcdehelpers en een aantal     in kerk en staat rezen. De Benedictijners werden
: (lokenen ol\' opzieners over tien, die bij de monniken     voor heiligen gehouden, en hunne gebeden werden
. t<\' allen tijde tegenwoordig waren. De abtwerdgeko-  I als bijzonder krachtdadig beschouwd. Slechts weinig
■ zen door de algemceue stemming van de broederschap;     tijd was erna de. eerste instelling dezer nieuwe kloos-
alshij ingezegend was, stelde Lij zijneondergesehikten     tcrordcverloopen.toenzijreedsineen zeerbloeijenden
j naar welgevallen aan, of zette hij die af. Bij groote  , staat in alle landen van het Westen verkeerde. In
I gevaren riep hij de gehcele broederschap in een raad  i Gallië werd zij voortgeplant door Manrus; op Sicilië
i bijeen, en bij meer gewone gelegenheden alleen dn     en Sardinië door Plaeidus en anderen; in Engeland
-ocr page 339-
■M2                                                                  BENEDI
door Augustinus euMcllilus; in Italië door Grcgorius
den Qroote, die, naar men zegt; zelf tot deze orde
behoord had. Hare groot e eu snelle verspreiding was
verwonderlijk, eu de Benedictijners zelve waren gc-
woon ze aan de wonderen \\an St. Benedictus toe te
schrijven. Vele versehillcudc orden, van elkander
onderscheiden door hare kleedij, hare kappen, en
vormen van bestuur, ontstonden er uit. De Carthui-
zers, Cistercienzen, Camaldulenzen waren slechts
takken van den oorsproukelijkcu boom. Hospiniauus
telt drie en twintig orden op, welke uit deze eenc
ontstonden, en üOO kardinalen, 1,000 aartsbisschop-
pen, 1,000 bisschoppen en 15,700 abten en geleerde
mannen, die tol de/e orde behoorden. In de negeudi
eeuw weken alle andere regels en vcrceuigingeu voor
de Benedictijner orden. Naauwclijks echter werden
de monniken van St. Benedictus rijk en weelderig,
of zij begonnen af te wijken van de beginselen huns
stichters. Zij gaven zich over aan luiheid en allerlei
ondeugden; zij werden gewikkeld in burgerlijke zaken
en de kahalcn der hoven, en zochten slechts het gezag
eu de magt der pausen te bevorderen. Gedurende /.es
honderd jaar werd het grootste aantal der klooster-
instellingen in Europa bestuurd volgens den regel
van St. Benedictus, totdat, omstreeks 12-20 de Domi-
uicanen en Franciscanen andere regels van hunne
hoofden ontvingen. In den loop van dit lange tijdperk
ontaardde echt er hei monnikendom in geweldige mat e.
Maar in de eerste helft der negende eeuw stond er
eeu hervormer van het kloosterleven op in den persoon
van Benedictus van Aniune. Deze was omstreeks
730 uit eene aanzienlijke familie in Langucdoc gebo-
ren. Hij diende eerst aau het hof van koning Pepijn,
en daarna aan dat van Karel üt-n Grootc. Een afkeer
gevoelende van het hofleven, besloot hij hel vaarwel
te /.eggen, eu zich over te geven aan eeu leven van
toewijding aan God. Gedurende ecnigen tijd aarzelde
hij het monnikenleven te omhelzen, maai\' eenc onver-
waehte ontsnapping uit een gevaar bepaalde zijn bc-
sluit. In 7 / t, toen hij in een pui dook om eeu broeder,
die op het punt van te verdrinken was, te redden, had
hij zelf nagenoeg het leven verloren; maar zijn broeder
gered hebbende en zelf er uit gekomen, besloot hij van
toen af afstand te doen van de wereld. Dadelijk nadat
hij de gelofte eens mouniks had afgelegd, wijdde hij
zich aan de hervorming van het ontaarde kloosterleven
zijner eeuw, en trachtte hij den regel van Benedictus
weder te herstellen. Daar velen zich bij hem voegden,
stichtte hij een klooster te Aniane in Langucdoc, hel-
wclk overeenkwam met het hoogc denkbeeld, dat hij
DTIJNERS.
zich van het doel eeucr kloostcrinstclling gevormd had.
Hij poogde de gewoonlijke luiheid der monniken te
verbeteren, en hen te gewennen aan daden van welda-
dighcid en vriendelijkheid. „Bij ecu grooteu hongers-
uood," zegt Neander, „verzamelde hij eene menigte
armen rondom zijn klooster eu sloeg, vol medelijden bij
het zien van hun vermagerd gelaal en gedreven door
den wensch om allen te helpen, daartoe in vertrouwen
oji God de handen aan het werk, hoewel hij niet wist,
van waar hij het uoodige tot verzorging van zoo velen
verkrijgen zou. IJ ij begon met van den voorraad van
koren zooveel af te zonderen, als de monniken voor
hun levensonderhoud tot den volgenden oogst behoef-
den, en hel overige liet hij door daartoe aangestelde
kloostcrbroeders dagelijks onder de armen verdeelen.
Ook vleeseh en melk werden hun dagelijks uitgereikt,
zoodat de armen van alle zijden toestroomden, eu zich
rondom het klooster hutten opsloegen, om daarin tot
den eerst komenden oogst ie wonen. Toen de voorraad
: van koren voor de armen bestemd was uitgeput, liet
i Benedictus nog tol driemaal toe van het voor demon-
uiken weggelegde een gedeelte voor hcu afzondereu,
en door zijn voorbeeld aangespoord beijverden alle
: monniken zich, om van het hun toegedeelde zooveel
! mogelijk te besparen, en dat in stille aan de armen te
geven. Te gelijk maakte hij de kloosters tot zetels
van geestelijke oefeningen, en leidc hij te dien einde
in het zijne eene bockverzauicling aan. Zijn waarlijk
Christelijke geesl openbaarde zich mede daarin, dat
hij weigerde lijfeigenen aan te nemen, wanneer deze
aan zijn klooster geschonken werden, maar verlangde,
dat dezulken in vrijheid gesteld zouden worden."
De roem van Benedictus als hervormer verspreidde
zich snel, eu koning Lodcwijk de Vrome plaatste al
de West-Frankische kloosters ouder zijn oppert oezigt.
Op den rijksdag te Aken in Sl7 kondigde hij een
kloosterregel al\', naar het voorbeeld van den regel van
St. Benedictus opgesteld, tot regeling van alle kloos-
ters van het Frankische rijk. Hij besteedde vervolgens
zijn geheide leven aau het werk der klooslerhcrvor-
I ming, en stierf in diw ouderdom van zeventig jaar,
j nadat hij gecne onbelangrijke verandering in het mou-
, nikenleveu van zijn tijd had tewecggebragt.
De lijdelijke verbeteringen, die Benedictus vau
Aniane en anderen van tijd tol tijd invoerden, waren
\' echter volstrekt niet voldoende, om den toenemendeu
achteruitgang dezer instellingen tegen te gaai). Zoo
klaagde eenc svnode te Trosley in 1*09 over het ulge-
ïneeue verval van den monnikenstand, die nu bij de
lcekcn in verachting gekomen was. De regel van
-ocr page 340-
b\'IfïE.                                                          323 j
-
Talrijke vrouwelijke vercenigingen, die meer of min i
erkennen in verband te slaan met de Benedictijners,
zijn op verschillende lijden gesticht. De Benedictij-
uer orde heeft oorsprong gegeven aan verscheidene
andere orden, die den regel des stichters volgen,
zooals, b. v., de Camaldi lenzen, de Carthuizebs,
de i \'f.i.kvi i.iNKN, deSrivKsTuixKXon andere, die allen |
iu afzonderlijke artikelen beschreven zullen worden.
BENEFICIE. Dit woord duidde in de oude betee-
kenis van hel Latijnsche woord elke soort van gift of
begunstiging aan. In den loop des lijds werd het
echter in zijne beteekenis beperkt tot de landen, die
koningen gewoon waren aan hen te geven, die in de
oorlogen dapper gevochten hadden. Deze beteekenis
had het, toeu de Gothcn en Longobarden in Italië
regeerden. Wanneer het woord beneficie voor het eerst ,
als ecu kerkelijke term aangenomen werd, kan moei-
jelijk bepaald worden. .Maar het. schijnt als zoodanig
niet gebruikt geworden te zijn, voor dat de tijdelijke
bezittingen der kerk werden verdeeld, en uit de. hauden
der bisschoppen genomen werden, om aan bijzondere
personen te worden toegekend. De bisschoppen be-
zaten de kerkelijke inkomsten tot aan de vierde eeuw; ,
zij bestonden alleen uit aalmoezen en vrijwillige bij-
dragen. Maar toen de kerk in het bezit kwam van .
erfelijke goederen, werd er een gedeelte, van aangewc-
zen voor het onderhoud der geestelijken. Tn de
lloomsche kerk moet iemand veertien jaar oud zijn,
alvorens hij regl kan hebben op eene beneficie; hij
moet te voren de tonsuur ontvangen hebben. Volgeus |
de canonieke wet is het koopen van benefieten of
SiMouie, gelijk hel genoemd wordt, eene zeer schandc-
lijke misdaad, en gaat het altijd van een meineed ver- j
gezcld, daar de persoon, voorgedragen tot eene prove, I
vcrpligt is een eed af te leggen, dat hij van geene
simonie gebruik gemaakt heeft. (Zie Simonie.) Maar
behalve de simonie zijn er nog andere ongepaste ge-
bruiken in de lioomschc kerk om zich beneficiën te
verschaffen, namelijk: 1. Dat van confidentie, hetwelk
daarin bestaat, dal iemand afstand doel van eene
beneficie of er eene verkrijgt, niet het doel of de over-
cenkomst om haar aan een bloedverwant of een ander i
persoon Ie geven; of ook wanneer bij iemand anders de
vruchten er van laai genieten, en alleen den titel voor
zich behoudt; 2. Yerrniling van de eene beneficie voor
de andere uit zelfzuchtige beweegredenen; 3. Bedrie-
gelijke verruiling of het bewerken eener vcrruilingop
bedricgelijke wijze; 4. Voorgewende afstand; 5. Het
uitdenken van middelen om zich eene beneficie te
verzekeren; <ï. De fundatie van een obit (zielmis), i
BENE
Benedictus viel ook bef rekkelijk iu onbruik, on hoe-
wel hij in naam als in gebruik erkend werd, was hij
weinig moer dan cene doode letter. Omstreeks (lezen
tijd voerde Odo, aht van Cluny in Bourgondië, cene
hervorming in zijn eigen klooster in, die door meer
dan 2,000 kloosters nagevolgd werd en Cluny zoo
beroemd maakte, dat er van tijd tot lijd monniken uit
verkozen werden om de Kerk van Rome te besturen.
Tn de twaalfde eeuw was ereen scherpe strijd tusscheu
den abt van Moute Cassino en den abt van Cluny over
den titel van Abt der Abten, waarop de laatstgenoemde
aanspraak maakte. Op een concilie te Rome besliste
paus Paschalis XI. ten voordeele van den abt van
Cassino, daar deze aan het hoofd eens kloosters stond,
dat de grondslag en de qprsprong der geliefde orde
was. Later voerde de aht van St. Justina te Padua
zoovele verbeteringen in zijn klooster in, dat zijn voor-
beeld gevolgd werd door vele andere; dat van Mout e
Cassino werd er daarna in 1 50 t mede vereenigd, daar
er een decreet door paus .Tulius Tl. was uitgevaardigd,
dal. de geheide orde van dien lijd af den naam van de
vcreeuiging van Moute Cassino of St. Justiua dragen
zou. In de zeventiende eeuw begon de orde der
Benedictijners, voornamelijk in Frankrijk, tot hare
oorspronkelijke doeleinden terug te keeren; haar
letterkundige arbeid was bijzonder lofwaardig yj de
uitgave van schoone editiéu van de Kerkvaders. In
de zeventiende en do achttiende eeuw hadden de
Benedictijners een aantal abdijen in Frankrijk. Zij
bestaan nog in Italië, Sicilië, Spanje, Duitschland en
Oostenrijk, maar zijn verre van zich aan de gestreng-
heid van den regel van St. Benedictus te houden. De
monniken dezer orde zijn gemakkelijk aan hunne
kleeding ie. onderkennen. Zij dragen een langen
zwarten mantel met grootc wijde mouwen, eneene kap
op hel hoofd, die van achteren in cene punt uitloopt.
Door de monniken dezer or.le werd het Christendom
het eerst iu Engeland ingevoerd. Zij stichtten er
verscheidene kloosters en de ruetropolitaansehe kerk
van Cautcrbury, zoowel als al de hoofdkerken, die
later opgerigt werden. De orde heeft een groot aantal
gedeerde mannen opgeleverd. Kr zijn ook nonnen van
de orde van Benedictus; eenige dezer mogen driemaal
per week vleesch eten, des Zondags, üingsdags cu
Donderdags; andere houden den regel iu zijne volle
kracht en eten geen vleesch, tenzij het volstrekt
noodzakelijk is. Deze vrouwelijke orde werd in 530
gesticht door Scholast iea, de zuster van St. Benedictus.
De Benedictijner nonnen van de orde van Cluny wer-
den omstreeks9 lOdoorOdo.abt vanClnny, ingesteld.
-ocr page 341-
BEN-EPHRAÏM es BEN-DAVID — BENI-ISRAËL.
324
door Alet op do volgende wijze verklaard : „Iemand
verlangende om eene beneficie voor zich of voor een
bloedverwant (e verwerven, zet cene som gelds uit of
koopt een stuk grond?, op voorwaarde van de rente
van liet geld cf de inkomsten van bet land aan zeker
iemand te geven voor bel vieren eencr wekclijkschc
mis; en den naam van beneficie aan deze fundatie
gevende, die bij otil noemt, verruilt bij baar met een
ander voor eene prebende of cene pastoorsplaats."
Beneficiën worden door de canonisten v erdeeld in
eenvoudige va priesterlijke. De eenvoudige omval geenc
andere verpligtingen dan ie lezen, te zingen enz.,
gelijk kanunniken, kapellanen enz. doen. Aan de
priesterlijke is de verzorging van zielen verbonden,
gelijk door kloostervoogdcn, pastoors enz. gesebiedt.
De canonisten vermelden ook drie wijzen, waarop eene
beneficie vacant komt, de jure, de facto en door hel
vonnis run een regter.
Ecue beneficie is de jure vacant,
wanneer ten gevolge van eene misdaad, b. v. ketterij,
simonie en dergelijke, de beneficiarius van zijne
beneficie ontzet word*. Eene beneficie is de facto i a
de jure
open, door den natuurlijken dood of den afstand
van den beneficiarius. En eindelijk is cene beneficie
door het vonnis run den regier open, wanneer de bene-
ficiarius afgezet wordt, als straf voor zedeloosbeid of
misdaad tegen den staat. Roomscbe schrijvers verdee-
Itnbeneficiëainreguliereenteefeldlijh-e. Deeerslenwor-
den gegeven aan reguliere geestelijken of monniken,
en de Iaatsten aan de wereldlijke priesters. De groole
beneficiën worden in de Roomscbe kerk consistoriale
beneficiën genoemd, omdat zij door den paus geschon-
ken worden, nadat hij bet consistorie van kardinalen
geraadpleegd beeft; in verschillendeRoomsch-Catho-
lieke landen wordt bet regt van benoeming tot zulke
beneficiën door den souverein geëisebt en uitgeoefend.
Dit is eene voortdurende bron van oneenigheid ge wee -t
tusseben de pausen van Rome en de lijdelijke vorsten
van Roomscbe staten. En gedurende langen tijd is het
voor de pausen noodig geweest, ten einde zich bet regt
van aanstelling tot bisdommen te verzekeren als een
regt van den bisschop van Rome, dat een concordaat
gesloten werd tusseben ben en de wederzijdsche sou-
vereinen van Roomscli-Calholieke landen. Dikwijls
is het echter voor den paus eene noodzakelijkheid ge-
weest, om de magt tot benoeming van bisschoppen
aan de wereldlijke autoriteiten over te laten, ten einde
zich andere voorregten te verzekeren. Zie Bisscuor.
BEN-EPHRAÏM en BEN-DAVID, de namen der
twee Messiussen door de nieuwere Joden verwacht.
Om de bepaalde voorzeggingen van de profeten des
Ouden Testaments aangaande den geringen staat van
den Messias te ontwijken, zeggen zij, dat zij uitzien
naar bet verschijnen van twee Messiassen, namelijk
Ben-Ephraïm, dien zij erkennen, dat ecu man van
ncderigen en annoedigen staal zal zijn, en Ben-David,
die eeu maglig en overwinnend vorst wezen zal.
BENI-ISRAËL, eene bijzondere klasse van men-
schen in Ludië, die een mengsel van Joodsche en
Hindocschc gebruiken in acht nemen. Hunne voor-
vaders, zeggen zij, kwamen ongeveer zestien honderd
jaar geleden, uit een land meer noordelijk gelegeu
naar de kusten van ludië. Zij waren zeven mannen
en zeven vrouwen in getal, die uit eeu graf in de
golven gered werden bij gelegenheid eenerschipbreuk,
die nabij Chaul, ongeveer dertig mijlen ten zuidoosten
van Bombay, plaats had. De plaats, waar zij eene
schuilplaats vonden, heet Navagaum. Daar bun ver-
oorloofd werd zich daar te vesligen, en zij van de
vorsten des lands vele gunsten genoten, namen zij
trapsgewijze in aantal toe, en verspreidden zich over
de d jrpen van den Koukan, voornamelijk die nabij de
kust. In die plaatsen en ook te Bombay, waar zij zich
begonnen Ie vestigen, nadat bet in het bezit der En-
gclscben was gekomen, zijn hunne afstammelingen
nog ie vinden. Wilson berekent bun aantal op 5,225,
maar de inboorlingen bewei en. dal er ongeveer 3,000
: meer zijn. De Beni-Israël gelijken in hun gelaal op
! de Arabische Joden; zij beschouwen echter den naam
i Jebudi, als die bun gegeven wordt, als een term van
! verwijt. Zij zijn sehooner dan de andere inboorlingen
I van denzelfden rang, maar gelijken hun eenigzins in
kleeding. Zij hebben geeue shendi op du kruin van
hun hoofd, gelijk de Hindoes, maar behouden een
bosje haarbovenelkoor. Hunne tulbauds en schoenen
gelijken op die der Hindoes, en hunne broeken op
die der Muzelmannen. Hunne sieraden zijn als die,
welke door de middelste klasse der inboorlingeu in
de Mahratten-landen gedragen worden. Zij willen
niet eten met personen, die tot andere gezindheden
behooren, maar z\'j hebben er niet tegen om te drin-
ken uit vaatwerk, dat aan Christenen, Muzelmannen
of Hindoes behoort. Zij vragen in de Hebreeuwsche
taal bij het begin en het einde hunner maaltijden
een zegen van God. Elk der Beni-Israël heeft gc-
woonlijk twee namen, waarvan de eene aan iemand
in de Schriften\' ontleend is, terwijl de andere van.
Hindoesehen oorsprong is. De Hebreeuwsche namen
worden het eerst gegeven, bij gelegenheid der besnij-
denis; die van Hindoesehen oorsprong worden onge-
veer eene maand na de geboorte geschonken.
-ocr page 342-
BENMSHAËL.                                                               325
De Beni-Israël zeggen allen Jnliovah, den God van
Abraham, van Izak en vau Jakob, te aanbidden. Vele
hunner aanbaden echter tot voor kort, en sommige
nog lieden, iu het geheim de goden der Hindoes, en
voornamelijk die, welke verondersteld worden een
kwaaddoend karakter te bezitten; eenige weinige
oefenen waarzeggerij uit, volgeus de gebruiken der
Hindoes. Hoewel zij geheel afgescheiden zijn geble-
ven van het volk, ouder hetwelk zij zoo verspreid zijn,
verwezenlijken zij nog de voorzegging in Peut.
XXVIII: 04 : „Kn de Hecre zal u verstrooijen onder
alle volken, van het eeue einde der aarde tot aan het
andere einde der aarde; en aldaar zult gij andere goden
dienen, die gij niet gekend hebt, noch uwe vaders,
hout en steen." Allekwestiën aangaande de godsdienst
onder dit volk worden oj> eenc vergadering vau du
volwassen leden der vereeniging in elk dorp door hun
Mukadam of hoofd uitgemaakt, die eeue soort van
magistraat is, en door den Kazi, die iu godsdienstzaken
de voorzitter is en de openbare eeredienst bestuurt.
Op deze bijeenkomsten worden Je Mukadam en Kazi
bijgestaan door vier chogale of ouderlingen. Elk
der aanwezigen mag echter zijne meening zeggen,
zijne afkeuring voorlezen, en zelfs een nieuw verhoor
vragen.
In de synagogen der Beni-Israël is geen Scpher-
Torah of manuscript der wel, gelijk de Joden hebben.
Zij erkennen echter het Goddelijke gezag van al de
boeken des Ouden Testaments. Slechts onlangs zijn
zij bekend gewoiden met het grootste gedeelte der
namen van de geïnspireerde schrijvers, en niet zouder
aarzeling stemden zij er in toe om de latere profeten
te erkennen. Van de Arabische Joden hebben zij de
Hebrecuwsche liiurgie vau de Sephardini ontvangen,
die zij gedeeltelijk bij hunne godsdienstoefeningen
gebruiken. De vijf boeken Mozes vormen den stan-
daard vau de godsdienstige wet der Beni-Israël. De
Goddelijke instellingen worden echter slechts gedeel-
telijk in acht genomen. Perkamenten, waarop kleine
gedeelten der Schrift geschreven zijn, dragen zij som-
tijds op verschillende deelen van het ligchaam. Een
tijd lang hielden zij veel van toovenniddelen, maar
daarvau hebben zij niet lang geleden afstand gedaan.
Als er eeue geboorte plaats heeft in een dorp,
waarin de Beni-Israël niet zeer talrijk zijn, bezoeken
zij bijna allen het huis, en worden zij onthaald op
suikergoed of vruchten. De besnijdenis wordt verrigt
door den Kazi, op den dag door de wet van Mozes
vastgesteld. Daarbij spreekt hij deze woorden uit: —
„Gezegend zijt Gij, o Jehovah onze God, de algemeene
Koning, die ons heiligt door Zijne geboden en ons
wijdt door de besnijdenis." Hij roept ook den profeet
Elia en den verwachten Messias aan, en neemt daarbij
i ecnigc bijgeloovige plegtigheden iu acht. De besnij-
j denis wordt beschouwd als cene aanduiding vau de
afkomst der Beni-Israël van Abraham; geenc gceste-
lijke beteekenis wordt er echter aan gehecht, behalve ;
\'■ bij personen, die gemeenschap met Christen-zende-
: lingen gehad kuuncn hebben. De plegligheid wordt ,
bijgewoond door een vrij groot aantal menschen, die |
g\'.sivrij onthaald worden, en die de gezondheid van
het kind inroepen bij het eenvoudige sap vau de
druif. De Kazi ontvangt gewoonlijk van acht annas
tot twee ropijen (van 04 tot 240 cents) voor zijne
diensten. Aan Je kinderen worden ook somtijds kleine
\' geschenken gegeven.
De huwelijken der Beni-Israël hebben gewoonlijk
even vroeg iu het leven als bij de Hindoes plaats.
De huwelijksplegtigheden duren vijf in plaats van
zeven dagen, zooals onder de oude Joden, cu zij zijn
van een ecnigzins Heidensch karakter. Het volgende
verhaal er vau wordt door Dr. Wilson gegeven: —
„Op den eersten dag mag de bruidegom uiet uitgaan,
hij gaat in het bad, [en zijne handen worden rood ge-
vcrwd niet de bladeren vau den Metidi (Lawsonia
inermis), en het voorste gedeelte vau zijn tulband
wordt versierd met geel of wit papier, gesneden in
den vorm der bloemen van den c/itmpd (Michelia
[ chainpaea), terwijl hij door zijne bloedverwanten be-
! zocht wordt, die beginnen feest te viereuen zich vrolijk
j te maken. Op den tweeden dag worden zijne buren
zouder onderscheid uitgenoodigd, om deel te nemen
aan de gastvrijheid van het huis zijns vaders, terwijl
hij zijn haar moet laten opmaken, en zich moet kleeden
in zijn best gewaad en zijne schoonste sieraden. Daar
na wordt hij op een paard gezet, en niet het gewone
gedruisch en gekletter der inboorlingen naar de plaats
voor de eeredienst best emd gebragt, waar een gedeelte
vau de huwelijksgebedeu der liturgie gelezen wordt,
\' en een zegen door den Kazi wordt uitgesproken. Van ;
den inasjid wordt hij, op dezelfde wijze als toen hij er
heenging, naar het huis der bruid overgebragt, waar ,
j hij ontvangen wordt door haar vader, en onder de j
| verzamelde menigte wordt geplaatst. Een kleed en
sieraden voor de bruid, zoo kostbaar als de ouistan-
digheden zijner familie het veroorloven, worden uit
\' zijn naam en door de handen zijns vaders der bruid
aangeboden, die ze onmiddellijk in gebruik stelt. Dau
word; een bed, mot een schoon laken bedekt, voorden
dag gehaald, en daarop zet het gelukkige paar zich
-ocr page 343-
326                                                                      BENI-K
neder. Al de bezoeker»staan voor hen. De Kazi neemt
een beker op met het sap der druif, dat als een teeken
van liet verbond beschouwd wordt, hetwelk zij op het
punt zijn van e sluiten, roept denzcgeu van God er over
in, en plaatst dien in de handen eersl \\;m den bruide-
gom en daarna van de bruid, die er beiden een weinig
van drinken, zoodra bun gevraagd is, of het bun wil
is in den buvvclijksstaat te treden, en getrouw hunne
wederzijdsche pligten Ie vervullen, liet huwelijks-
verdrag, opgemaakt in den vorm, die gewoonlijk door
de Joden in acht genomen wordt, wordt dan te voor-
schijn gehaald en voorgelezen, en nadat hetgeteekend
is door den p( rsoon, die het geschreven heeft, en drie
andere getuigen, wordt het door den bruidegom in
de handen der bruid geplaatst, /.ij houdt het eeue
einde er van vast, terwijl hij het andere er van vast- t
houdt, en verklaart, dat het eene wettige acte is. Hij
vouwt het nu open geeft het haar over, en zij vertrouwt
bet toe aan de zorg baars vaders. Wederom wordt
de beker geproefd, zekere gedeelten der Psalmen j
worden gelezen, een ring wordt door den bruidegom
aan den voorviugcr van de regterhand der bruid ge-
stoken, en bet godsdienstige gedeelte derplcgtighedeii
wordt verklaard afgeloopen te zijn. De Kazi zegent
de gehuwden, die te zamen gezeten zijn, en zij out-
vangen offergaven, voornamelijk in kleine sommen
gelds, van hunne kennissen. Brasserij en gejuich j
eindigen dcplegfighcdeu van den dag. Den volgenden
avond verlaten de bruidegom en de bruid het huis der
laatste - - de eerste gezeten op een paard, de laatste
in een palanquin — cu trekken, onder het afsteken
van voetzoekers en vuurpijlen, naar den masjid, waar
zij vanden Kazi een nieuwen zegen ontvangen, alvo- ;
reus naar bet buis van den bruidegom te gaan, waar
zij met hunne verzamelde vrienden eten. Vermaken
en fccsl maaltijden houden gedurende de twee volgende
dagen aan."
De begrafenissen van de Beni-lsraël volgen spoedig
op liet overlijden. Zij begraven zonder doodkisten, in
graven van drie of vier voet diepte. Het hoofd van hel
lijk wordt naar het oosten geplaatst. Somtijds offer u
«ij aan de zielen der overledenen rijst, melk en kokos- !
noten, en sprengen water mei meel vermengd op den
t ijd der begrafenis; zij bezoeken het graf op den derden,
vijfden en zevenden dag, nadal hel gesloten is, ten
einde te bidden. Zij hebben ook eene jaarlijksebe
plegtigheid ten behoeve der doodeu, gelijk die der
Hindoesehe Slii-i\'nHi. De formeele rouw over de doodrn
duurt zeven dagen. Eenige hunner denken, dat er een ;
vagevuur is, (mi de zielen na den dood op te nemen.
KAKI..
De Beui-lsraël rekenen hunnen dag, gelijk de Jo-
deu, van zonsondergang tot zonsondergang. Hunne
maanden hebhen ook Hebreeuwsche namen. I)c weke-
lij ksebe Sabbath wordt eenigermate in acht genomen
door ongeveer een derde der bevolking. Te zes ure
des morgens verzamelen zij zich voor de eeredienst in
den masjid, waar zij twee of drie uur blijven, en
zich voornamelijk bezighouden door gebeden of ge-
deelten uit de Schrift den Ihtzzun of voorlezer na te
zeggen en de knieën te buigen. Eenige vromen onder
hen kunnen omstreeks den middag, of omstreeks twee
of drie ure in den namiddag, in den masjid gezien
worden. De avonddienst, die omstreeks zes ure begint,
wordt het meest bijgewoond. Zij duurt ongeveer twee
uren, en wordt dikwijls besloten, doordien de tcgen-
woordig zijnde personen met hunne lippen den beker
der zegening slechts aanraken.
Na hel vernemen dezer feilen zal bij velen de vraag
opkomen: „Zijn de Bcui-Israël Joden of Israëlieten:"
Op deze vraag geeft Wilson liet volgende antwoord:
„liet korte overzigt, dat vrij uu van de gebruiken der
Beni-lsraël gegeven hebben, schijnt de gevolgtrck-
king te regtvaardigen, dat zij Jmi-u zijn, die iiici in
betrekking staan tot de afstammelingen van de Rube-
nietcn en de Gadieten en den halven stam van Manas-
se, die gevankclijk weggevoerd werden naar Flalah,
Habor, Hara en aan de rivier Gozan, door Pul en
Ïiglath-Pilnezer, koningen van Assyrië, en ook niet
met de afstammelingen der tien stammen, die tijdens
de regering vau llozea, na den val van Samaria, door
Saliiiaucser gevankclijk gevoerd werden naar dezelfde
en naburige plaatsen; want zij gedenken gebeurtenis-
sen, lot welke men moeijelijk begrijpen kan, op welke
wijze deze bannelingen in betrekking kunnen hebben
gestaan, en waarvan er eenige plaats hadden, nadat
de Joden uit, Babyion, waarheen zij door Nebukadne-
zar gevoerd waren, naar hun eigen land waren terug-
gekeerd. Het is echter slechts op het eerste gezigl,
dal zulk eene gevolgtrekkinggeregtvaardigd schijnt.
De Beni-lsraël erkennen zeer gercedelijk, dat zij tot
de aanneming hunner tegenwoordige gebruiken geleid
zijn door het voorbeeld en de voorschriften der Joden
vau Arabië en Cochin, die hen van tijd tol tijd zijn
komen bezoeken of iu hunne nahuiirseliap zijn komen
wonen. Juisl het feil, dat zij noodig hadden om door
vreemdelingen onderrigt te worden in de hoogste en
belangrijkste plegtigheden hunner godsdienst, zoowel
als in andere gebruiken, die algemeen door de Joden
over de geheele wereld in acht genomen worden, doet
ons vermoeden, dat zij gedurende vide eeuwen in dit
-ocr page 344-
.!•-\'?
BENI-KHAIBIR —BENIN (GODSDIENST VAX).
Joodselie zendeling, zegt, dat zij aan de wet van Mozes
bij overlevering gclooven en baar in acht nemen, want
zij bezitten de gesebreven wet niet, alsook dat zij zich
onthouden van wijn. Zie RECHABIETEN.
BENIN (Godsdienst van). Het land, dat den
I naam van Benin draagt, is eeue groote kuststreek in
VVest-Afrika, die zich over meer dau twee honderd
mijl uitstrekt. Het is een land van groote bedrijvig-
| beid in den handel, en van meer belang dau Asbautee
of Dahomey. De koning is niet alleen onbepaald
iieerseber, maar een fetiscli of een god in de oogen
zijner onderdanen, en alle misdaden tegen hem worden
op de wreedste wijze gestraft, niet alleen als verraderij
maar als goddeloosheid. Het is eene misdaad te ge-
looven, dat bij eet of slaapt, en bij zijn dood worden
er, gelijk bij de Asuaxtis (zieald.), talrijke meiisehen
geotterd, opdat zij hem naar de andere wereld mogen
vergezellen en hem daar dienen. Elk jaar worden er
drie of vier inenselienotl\'ers aan den mond der rivier
gebragl, ten einde schepen eti koophandel aan te
Irekken. Hoewel niet zoo menigvuldig als bij de
Ashantis, geschied! toch bet offeren van mcnschclijkc
wezens bij beu in vrij groote mate, en de haaijeu, die
voor heilig gebonden worden, komen bijna eiken dag
in seinden aan den kant der rivier, om te zien of bun
ookcenofferbereidis. Het t\'etischuiusendeduivelaau-
bidding zijn de hoofdvormen der godsdienst van Benin,
zoowel als onder al de andere Heideusche stammen
van Afrika. De inwoners ontkennen niet het bestaan
van één opperwezen, maar zij hebben een gering
denkbeeld van zijne allesbcslurcude voorzienigheid,
en roepen bet zelden aan behalve bij groote gebeurte-
uisscu, wanneer zij zijn naam, die bij beu Canon is,
driemaal met luider stemme uitspreken. Zij stellen
een onbepaald vertrouwen in fetischen of toovermid-
delen, die zij aan het lijf dragen, of aan een gedeelte
hunner buizen ophangen, en zij hebben ook hunne
l\'ethset\'Q of lëtisehmannen, met wier bijstand zij hunne
fetischen bij alle belangrijke gebeurtenissen raadple-
gen. Zij bidden plcgtig lot de geesten der dooden,
die, zooals zij wanen, een groot belangstellen in alles,
wat hier op aarde gebeurt. I >e tegenwoordigheid van
lenige geesten wordt steeds gezocht: buizen worden
voor hen gebouwd, en van tijd tol lijd wordt er voedsel,
drinken, kleedereii en huisraad voor hun gebruik naar
die huizen gebragt. Zij plaatsen groote hoeveelheden
laken, koralen, messen, pijpen, tabak en sieraden in
de doodkist, en groote stukkeu huisraad van buiten
rondom bet graf, ten gebruikt\' voor de dooden. Zij
v erbceldeu zieii, dal elke geest de bewaker is van zijne
land gevestigd zijn geweest, en werkelijk belmoren
tot de lang verbannen en v erloren stammen van Israël.
De Judeu van Cocbin, die /eggen, dat /.ij onmiddellijk
na de verwoesting van den tweeden tempel naar lndië
kwamen, of volgens liuniie eigene geschiedkundige
.•laiiteekeniugeu in liet G8*u\'jaar der Christelijke jaar-
: \'Hing, hebben zich stecda afgescheiden beschouwd
\\au de Beni-Israël van Bonibay, van wier omstandig-
lieden zij sedert onheugelijke tijden wel bewust zijn
geweest; en de zwarte Joden van Cochin, afstam melin-
gen van proselieten onder de Hindoes en de Joodselie
familié\'u, die zich met hen vermengden, berigtteu
aan Dr. (\'laudius Buchauan, toen deze naar de Tien
Stammen onderzoek deed, dat men onder hen alge-
ineen geloofde, dat de groote menigte der Israëlieten
in Chaldea te vinden is, maar dal eenigc weinige
huisgezinnen naar meer verwijderde streken waren
getrokken, zooals naar Cochin en ïïtijapoet in lndie.
De laatst vermelde plaats is de landstreek grenzende
aan de Nagotna kreek, waarin zelfs tegenwoordig
vele van de Bcui-Israël gevestigd zijn. Het gebrek.
aan een manuscript vanden Sepher-Toruh of Boek der
Wet ouder de Beui-luaël plaatst ben in een toestand,
waarin wij geene vereeuiging van Joden op de wereld
zien. De verwerping, tot op dezen dag nagenoeg
algemeen onder hen, van den naam van Joden, waarop
zij zonder twijfel trotseh geweest zouden zijn, als zij
dien verdiend hadden; de kenmerkende naam van
Beni-Israël, dien zij voor zich aannemen; bel outbre-
ken onder ben van de gelief koosden namen Juda en
Esther, en bet dikwijls voorkomen van den naam
Kuben en andere namen, die voornamelijk verhouden
zijn aan de eerste geschiedenis van Gods hoog be-
guustigd volk:al deze dingen schijnen mij omstandig-
bedeu toe, die de meening sterk ondersteunen, dat zij
werkelijk Israëlieten zijn cu ecu overblijfsel van de
nakomelingen der stammen, die door de Assyrische
koningen uit hunne woonplaatsen verdreven werden."
BENI-KHAIBIR (Hebr. Zonen tan Keber). Men
veronderstelt, dal de Beui-Khaibir de afstammelingen
zijn van de Rechabieten, aan wie de belofte gedaan
werd (Jer. XXXV : 19): „Daarom alzoo zegt de
Heere der heirsebareu, de God Israëls: Er zal Jona-
dab, den zoon van Recbah, niet worden afgesneden
een niau, die voor mijn aangezigt sta al dedagen."
Men zegt, dat zij hunne oude regelingen en gewoonten
nog in acht nemen; zij zaaijen noch planten, en bou-
wcu gceuc buizen maar wonen in tenten, en trekken
dikwijls met al hun eigendom en hunne huisgezinnen
van de eeue plaats naar de andere. Dr. Wol 11\', de
-ocr page 345-
BENSAITEN — BEREAXEX.
328
cigcuc bloedverwanten, en wanneer derhalve iemand,
zelfs de koning, op het punt is vau zich in eene bc-
langrijkc onderneming te steken, begint, hij niet de
geesten zijner voorouders aan te roepen. De geesten
wonen, naar hunne meening, in de bossehen, en daarom
gaat hij, die zich iu moeite of gevaar bevindt, uaar de
eenzame schuilhoekeu van het boscli, om de hulp dei-
zielen van overleden vrienden af te smeeken. Zij
otteren aan den duivel of den boozeu geest, ten einde
zijne wraak te stilleu en te voorkomen, dat hij straffen
oplegt. Zij zenden somtijds boodschappen naar iiunnc
vrienden in ernc andere wereld met iemand, die op
\'net punt is van ie sterven. liet iseeneomstandigheid,
die der aandacht wel waardig is, dat in Benin en in
alle andere gedeelten van Wcst-Afrika, behalve de
lYperkust, de besnijdenis in gebruik is; dr verwaar-
looziiig er van is eene zaak, die verwijt en bespotting
verdient. De bewoners van dit gedeelte van Afrika
hebben ook nog een andi r Joodsch gebruik, namelijk
dat om het bloed vau dieren op dn deurposten hunner
huizen 1e sprengen, en op al de plaatsen waar hunne
fetischen gehouden worden. Als eeu inboorling ziek
is, zendl hij om zijn fetisehnian, die te zijnen behoeve
een bok of een ander dier offert, en den liuisfetisch
met het bloed van hel slagtoffer besprcugl A\'s liij
sterft, wordt een jonge stier, die aan de voorposten
gebonden is, anngebragt, om bij zijne begrafenis ge-
offerd ie worden, en men verwaelit, dat elk bezoeker
een geschenk zal aanbrengen, len einde iu of naast
de doodkist gelegd te worden. De vrouwelijke bloed-
verwanten konicu eene maand hing des morgens en
des avonds bijeen, om over de doeden te treuren; aan
het einde vau dien tijd wassehen zij zich, leggen alle
teekenen vau rouw af. en hervatten hare gewoue bc-
zighcdeu.
BEXSAITEN, de godin dei\' rijkdommen bij de
bewoners van Japan. De legende, die zij aangaa nli
haar verhalen, is zonderling. Toen de godin nog op
aarde was, droeg zij den naam vau Buuso, en daar zij
hij haar echtgenoot gceue kinderen had, bad zij ernstig
aan de goden van liet land, om haar met eenig kroi\'-l
te zegenen. Haar gebed werd verhoord, doch op eene
zeer verwonderlijke wijze, daar zij niet minder " i
vijf honderd cijeren voortbragt. Hare ongerustheid
was daardoor opgewekl , en vreezende, dat uit die
eijeren, als zij uitgebroeid «erdeu, monsterachtige
sehepsrlcn mogtcnvoorl komen, pak!- zij ze zorgvuldig
in een»\' doos, welke zij in de rivier wierp, nadat zij
eerst de zorg genomen had, om op de doos het woord
1\'osgoroo Ie schrijven. Xa ecuigen tijd vond een oud
; visseher de doos drijvende, en toen hij ze opende en
bevond, dat zij vol eijeren was, bragt hij den nieuw
■   gevonden schat aan zijne vrouw, die de eijeren in een
oven legde, en tot verbazing van het eenvoudige paar
bragt eik ei een kind vau het mannelijke geslacht
... .r!. De twee oude nienschen voedden al deze kin-
deren op, en spijzigden hen met rijst en lijn gehakte
5t. Janskruid bladeren. Maar toen zij volwassen, en de
visseber en zijne vrouw niet iu staat waren om langer
voor hen te zorgen, werden zij struikroovers. Bunso,
.ia onderzoek vernenieude, dat liet woord Fosgoroo
,.p de doos gesehreveu was, erkende beu dadelijk als
hare eigene kinderen, en ontving zo als zoodanig.
Daler werd zij iu den hemel onder de goden opgeno-
nien, waar zij, zooals de Japanczen nieeuen, nog is,
vergezeld door hare vijf honderd zonen, ifurd, deze
ongerijmde geschiedenis verhalende, beschouwt haar
als eene allegorie, die Ie kennen moet geven, dat wij,
hetzij in liet openbare of het bijzondere leven, door
■   volharding veel meer kunnen verkrijgen, dan wij ooit
te voren verwachtten.
BEREAXEX, eene kleine secte iu Schotland iu
1773 ontslaan. Daar stichter was zekere Barclay,
die cenige jan n met goed gevolg als hulpprediker te
Fellercairn in Kincardinc werkzaam was. Toen door
(ion dood van den predikant de plaats vacant werd,
vroegen de bewoners met aandrang, dat Barclay als
predikanl aangesteld zou worden. De plaats werd
i,-liter aan e. n ander gegeven, tol groote teleurstelling
vau den hulpprediker en de gemeenteleden. Dadelijk
hierop scheidden zich Barclay en velen, die hem aan-
hinge,;i, van de Schotsene kerk af, en vormden zij zie!:
! >t eene afzonderlijke secte onder dcu naam van
Beïcanen, dien zij aannamen, daar zij beweerden het
voorbeeld der oude Bereancn te volgen, die iu Hand.
X\\Il : 1] op de volgende eervolle wijze vermeld
worden: „En deze waren edeler dan die te Thcssalo-
uica waren, als die bel woord ontvingen met alletoc-
genegenhcid, onderzoekende dagelijks de Schriften,
of deze dingen alzoo waren.\'\' De volgelingen van
Barclay namen als grondregel aan, dat hun stelsel van
geloof en gebruiken op de Schriften alleen gebouwd
morst worden, en alle menschclijk gezag ter zijde
moest worden gezet. De eerste Bereaauschc kerk
werd te Kdinburgh in 11 73 gesticht, en spoedig daar-
na ontstond ir eene andere, volgens dezelfde begin-
selen, Ie Feticrcairii, waar Barclay vele vriendenen
bewonderaars had. Over de leerstellingen derDrie-
ecuheid en de groote punten vau hel Calvinistische
stelsel, zooals de predestinatie, uitverkiezing en
-ocr page 346-
BERENG\\.RITJS.
329
boetedoening, was deze seete het volkomen eens met
de Schotschc kerk; op sommige punten verschilde zij
echter van alle andere secten. Zoo verwierp zij, wal
gewoonlijk natuurlijke godsdienst genoemd wordt,
op grond dat haar aan te nemen zou zijn liet gezag
ondermijnen der geopenbaarde godsdienst, daar zij
deze onnoodigen overtollig maakt. I)it,zeide Barclay,
zon eene regtvaardiging zijn der opmerking van den
ongeloovigen Paine in zijne Eeuw der Rede, waar
deze verklaart, dat „er geene reden is voor eene open-
baring of een Woord (iods, als de menseh Zijne natuur
en volmaaktheden uit Zijne werken alleen ontdekken
kan.\'\' In zulk eene wijze van redeneren was klaar-
blijkelijk veel verwarring van gedachte. Niemand
beweert, dal de godsdienst der natuur zoo volledig is,
dat zij geene geschreven openbaring behoeft. In 1e-
gendeel, het ouderrigt aangaande geestelijke en God-
delijke onderwerpen, dat wij van de natuur out vangen
hebben, is noodzakelijker wijze gering en onvolmaakt,
en toch is het voldoende om ons te overtuigen, dat
j het in onzen naakten en Indpcloozen toestand verre
Ij van God e onwaardig is, om eene openbaring aan ons
bekend te maken, welke aan de begeerten van onze
zedelijke gesteldheid voldoet, en ons uit een staat van
duisternis en twijfel redt. Eene geschreven openba-
ring is derhalve noodzakelijk voor den menseh en
fiode niet onwaardig; daarom is zij gegeven.
De Bereanen beweerden ook, dat hei geloof in
Christus en de verzekering van ons eigen persoonlijk
; behoud onafscheidelijk of liever gelijkbeteekenend
zijn, daar in hel woord Gods duidelijk verklaard
wordt: „Die geloofd zal hebben, zal zalig worden.\'\'
Als ik dan, zegt Barclay, aan deze verklaring geloof,
zou het goddeloos zijn om aan mijne eigene zaligheid
te twijfelen. Dit was de gevaarlijkste van al de bij-
zondere meeningen, die doorde Bereanen aangekleefd
werden, daar zij niets minder beteekcut dan dat, als
iemand zich zelven overreedt, dat hij een geloovige
is, hij er ook in werkelijkheid een is.
Eene andere bijzondere leerstelling, die door de
Bereanen onderwezen werd, was, dat niet alleen een
groot gedeelte van de profetion des (hiden Testaments,
maar ook al de Psal men begrepen moesten worden als
alleen op Christus en niet op geloovigrn betrekking
te hebben.
De aanhangers dezer seete waren getrouw aan het
gebruik van den kinderdoop. Zij gebruikten over hot
algemeen eeumaal in de maand het avondmaal: som-
tijds echter meermalen, en somtijds minder dikwijls.
Zij waren tegen het inachtnemen van vastendagen en
tegen de voorbereiding voor het avondmaal, als zijnde
slechts menschelijke instellingen. Zij verwierpen bet
gebruik om de elementen in het avondmaal of het
water voor den doop te wijden, zeggende, dat geene
woorden van een menseh eene. verandering in liet een
of ander kan teweegbrengen. Zij kantten zieh aan
tegen liet gebruik van hot woord sacrament voor den
doop en het avondmaal. Zij leerden, dat niemand dan
een waar Christen kan of moet bidden, en dat het voor
een ongeloovige ongerijmd is om te bidden, om deel
te hebben aan Christus of om eene andere zegening,
die hij weten moest, dat hij reeds heeft. Om zulke
zaken te bidden, beweerden zij, zou zijn aan haar bezit
te twijfelen, hetgeen overeen zou komen met een
twijfelen aan dr getuigenis van God.
De Bereanen zijn altijd eene zier kleine en zwakke
seete geweest, die slechts uit eenige weinige, gemcen-
I en in Schotland, eene of i wee in Engeland en een klein
aantal in Amerika bestond. Sedert de laatste jaren
worden er niet meer gevonden.
\'BEI! ËNGABIUS, een beroemd kerk hervormer in
de elfde eeuw. Hij was geboortig van Tours en ont-
ving zijne theologische opvoeding in eene van de
bloeijendste scholen van dien tijd, die van Fulbertte
Chartres, waar hij onder dien wijzen en vromen leer-
meester die warme vroomheid en die vurige liefde
voor zuivere schriflinatigo waarheid verkreeg, die
zulk ecu voornamen trek van zijn godsdienstig karak-
ter uitmaakte. J\'ulberi had de gewoonte om den
dagclijkschen arbeid te eindigen met cene avondwan-
deling in gezelschap zijner leerlingen in den tuin, met
hen dan te spieken over hun hemelsch vaderland, en
er bij lieu op aan ie dringen, om zelfs niet te schijnen
er niet rijp voor Ie zijn. Iteeds in dat vroege tijdperk
zijns levens begon Bercngarius in geene geringe mate
die onafhankelijkheid van geest te toonen, die bemin
zijn verder leven zoo bijzonder kenmerkte. Nadat hij
dr school van Fulbert verlaten had, bragl hij eenigen
lijd te Tours, zijne geboortestad, door, en bestudeerde
en onderwees hij er maatschappelijke kundigheden;
daarna wijdde hij zich echter geheel aau de studie der
Heilige Schriften en aan die der Kerkvaders. De
groote naam, dien hij reeds door zijne geleerdheid en
braafheid verkregen had, deed hem het ambt verwer-
ven van bestuurder der domschool bij de kerk van
Tours, en later het ambt van aartsdiaken te Angers.
Uit alle hoeken van Frankrijk kwamen er leerlingen
tot hem. Spoedig bleek hot echter, dat Bercngarius
over wereldlijke en godsdienstzaken inzigten had, en
die aau zijne leerlingen mededeelde, welke niet weinig
>i
-ocr page 347-
BERENGARIUS.
330
avondmaal tegenwoordig waren, maar een symbool er
van. üp dit punt erkende hij zich een volgeling van
Johauucs Seotus. Verschillende geestelijken traden
tegen Berengarius in het strijdperk. -Hij bleef center
vast in het geloof, dat hij beleden had, dat de tegeu-
wo >rdigheid van Christus in het avondmaal niet eeue
vleeschelijke eu ligchamelijke, maar eeue geestelijke
tegenwoordigheid was. Do tijding, dat deze leer open-
lijk verkondigd werd, bereikte Rome, eu op een
concilie, door paus Leo IX.. iu 1050 gehouden, werd
Bereugarius, hoewel afwezig, ais ketter veoorJceld.
Daar de paus de oiiregt vaardigheid dezer handelwijze
gevoelde, riep iiij iie n op om voor een concilie te
verschijnen, dat hetzelfde jaar te Vereelli onderzijn
eigen voorzitterschap gehouden zou worden. Beren-
garius was besloten om aau dr oproeping I" gviioor-
zamen, maar toen hij Hendrik II. vau Frankrijk verlof
vroeg om het concilie iiij te u men, liet de kouiug,
parlij trekken.!:\' vau Int vonnis, dat te Rome over
hem uitgesproken was, hein inde gevangenis werpen,
ajo leren verbeurd verklaard werden. De
paus deed zelfs geene poging om Ie klagen over deze
minacht ing van ziju gezag van den kant des tYauschen
ïnonaiv\'i»; hij stelde hel concilie te Vereelli ook niet
uit, maar liet de zaken haar gang gaan. Hei gevolg
«as, dat de leer vau Sentus, waaraan Ueri iigarius ge-
loofde, op liet concilie werd veroordeeld, eu dal de
tegenovergestelde leer, die vau de werkelijke tegen-
woordigbeid, plegtig werd erkend.
Al de vervolgiugeu, die Berengarius verduurd had,
matigden ziju ijver \\ oen\' de /.aak vau God en de u aar
heid niet. liij verlangde naar eeue gelegenheid om
zijne meeniugeu te verdedigen voor eene openbare
kerkvergadering, nu hij door den itivloedzijncr vrieu-
tlen uit de gevangenis was verlost. De koning van
Frankrijk riep daarom zulk eene vergadering te l\'arijs
bijeen, zonder ie wachten op de toestemming vau ten
paus. Berengarius v er!rok om daarvoor te verschijnen,
maar op weg vernoineu hebbende, dal eene zanieu-
spanning legen liem door zijne vijanden gesmeed was,
oordeelde hij bet voorzigtig om zich te verwijderen.
Zijne vrees was ook uiei oii^egrc ud. Hel concilie van
Parijs veroordeelde niet alleen Bereugarius eu zijne
vrienden als keilers, maar bepaalde ook, dat zij, zoo
zij hunne dwalingen niet herriepen, met den dood
gi rafi zouden worden.
Zoo was de siaai van zaken, toen kardinaal Hilde-
braud met eene zending van den paus iu Frankrijk
aankwam. Te Tours werd er in 1054- eene kerkverga-
deriug gehouden, waarop Berengarius zijne meeningen
vau de heerschende gevoelens var. ziju tijd verschilden.
Hij had de werken van Augustinus met zorg bestudeerd,
en had den geest van dien bewonderenswaardige!]
man diep ingezogen. Ten bewijze hiervan nemen
wij liet volgen Ie over uit een brief, door Neauder
aangehaald, dien Berengarius aan de monniken van
zijn district rigtte: — „De kluizenaar is alleen in
zijne kluis, maar de zonde waakt met verlokkende
woorden voor zijne deur, en zoekt hij hem binnenge-
laten te worden. Ik, zegt zij, beu uwe beminde, mei
wie gij in de wereld b iclcerdet. Ik z;it naasl u aan
tafel, ik sliep met u op uw leger, zonder mij deedl gij
niets. Hoe «raagde! gij mij te willen verlaten? Ik ben
u op den voef gevolgd, en gij z.mdt niLCiicuzond r
mij in uwe kluis verborgen te blijven\'r Ik was met u
in de wereld, toen gij vleesch aal en wijudronkt; ik
zal met u zijn in de woestijn, waargij alleen vau brood
en water leeft. In de hel zijn uiel alleen purper eu
zijde, maar ook de monnikspij wordt daar gevonden,
(lij hebt, o kluizenaar, iets vau hel mijne. Dr natuur
vau het vleesch, da
                  .:, is mijne zuster, \'.
gelijk met mij verwekt ca met mij opgegroeid. /a>o
lang hel vleesch, vleesch blijft, zoo lang zal ik i
uw vleesch wonen. Overwint gij bc\' vleesch door
onthouding, zoo wordt gij hoogmoedig, en zie, de
zoude is daar. Wordt gij door het vleesch overwoimi il
zoodat gij ii aan uwc lusten overgeeft, zie, de zonde is
daar. Misschien maakl gij n ni t aaucenigc mensehe-
lijke zonde schuldig, ik bcdi • 1 de zoodanige, die van
de zinnelijkheid uitgaat; maar wacht u dan voi rilc
duivelsche zonden. De hoogmoed is eene zonde aan
booze g.....-ton eu kluizenaars geineen.\' Daarop bc-
veelt bij hun het aanroepen der genade of het aanliou-
dendc gebed aan, dat hei reine hart niet toelaat in
te sluimeren, als het eeuigc beproefde wapen tegen
de zonde, eu gaat dan voort : ,,ik vernaam u niet op
uwe krachten ie vertrouwen, zooals Julianus de ketter
in den Demetrias deed. Ik denk anders; wanl daarop
berust de Christelijke strijd, dal een ieder in liet gevoel
zijner eigene gebrekkigheid zich geheel op de genade
verlate en erkenne, dat hij mei zijne eigene krachten
niets dan het kwade vermag te doen."
Hel theologische punt, dat de zorgv iddige aandacht
van Berengarius meer dan eenig ander scheen bezig
te houden, was echter het avondmaal. Tusseheu de
jaren 1010 en 1050 begon hij do leer der transsub-
Btautiatie te bestrijden, die zoo lang als de erkende
leer der Kerk was volgehouden, terwijl hij met, do
meest mogelijke vrijmoedigheid leerde, dat niet hel
werkelijke ligchaam mi bloed vau Christus in het
1=
-ocr page 348-
BERENGARIUS.
331
weifelde, en de geloofsbelijdenis in zijne handen
nemende wierp hij zich er mede op den grond, ten
teekeu van onderwerpingen berouw. Met eigene hand
wierp hij daarop zijne geschriften in de vlammen. Dit
was alles, wat Home verlancrdc, en terstond werd het
.                         ... I
blijde nieuws der terugroeping vau Berengarius ijverig
loor Duitschland, Frankrijk en Italië verspreid.
Maar de triomf van Rome was van korten duur.
"slechts voor een oogenblik was Berengarius geweken
voorde vrees voorden dood. Hij herstelde zich spoedig,
en uaauwclijks had hij weder den voet in Frankrijk
. of hij onderwees da leer der geestelijke tegen-
woordigheid niet dezelfde kracht als tevoren, en voer
i:i de hevigste taal tegen den pausen al zijne afge-
vaardigden ui;. Hij noemde de Roomscue kerk geen
Vpostolischen zetel, maar ecu zetel van Satan. Aan-
gaande zjiie terugroeping te Rome zeide hij: „L)e
menschelijke goddeloosheid kou door uitwendige
Rrachl aan de menschelijke zwakheid eene andere
belijdenis afpersen; maar cene verandering van over-
l alleen Gods almagtigc werking ten uitvoer
brengen." Al- men hem beschuldigde van den eed,
dien hij plcgtig afgelegd had, te schenden, was zijn
I antwoord: „Een eed te doen, dien men nooit gedaan
moest hebben, is zich van God vervreemden; maar
dat terug te nemen, wat men ten ouregte bezworen
heeft, is tot God terugkeeren. Petrus zwoer eens, dat
: hij Christus niet kende. Had hij in dien goddcloozen
eed volhard, dan moest hij opgehouden hebben een
\\postel te zijn." Genadiglijk hersteld van zijn tijde-
1 ijken val, ging Berengarius met zijn werk voort, en
verbreidde hij zijne mceniugen op uitgebreide schaal
in Frankrijk en in andere lauden van Europa. Geene
verdere stappen werden tegen hem te Rome gedaan,
als wij eene zachtaardige vermaning uitzonderen, die
i hein door paus Alexander 11. gegeven werd, om zijne
secte te verlaten en bij de Kerk niet langer argwaan
! te verwekken. Maar gelijk hij /.elf zi ide, hij konzijue
I ware overtuigingen niet verloochenen.
Spoedig daarop werd Hildebrand, de vriend van
I Berengarius, paus onder den naam vau Gregorius VU.
Eene zijner eerste ofGciëele daden was het bijeenroe-
| pen in 1070 vau een concilie te Poitiers in Frankrijk,
ten einde den strijd uit te maken, die zoo lang over
het onderwerp der transsubstantiatie in dat land ge-
woed had. Zoodanig was echter de opgewondenheid,
die op het concilie heerschtc, dat Berengarius bijna
als slagtoffer er van gevallen was. Daar Gregorius
schipbreuk geleden had in zijne poging om aan den
theologischen twist een einde te maken, riep hij
kalm mogt blootleggen, en de valsche beschuldiging
mogt weerleggen, die vele geestelijken tegeu hem
inbragteu, van te gelooven, dat slechts brood en wijn,
maar niet het ligchaam en bloed vau Christus in het
avondmaal tegenwoordig Maren. Ifet gelukte hem
o:n tot voldoening van Hildebrand aan te toonen, dat
hij het brood en den wijn na de wijding als het lig-
ehaani en bloed van Christus erkende. De legaal
j deed nu stappen om liet misnoegen, dat door geheel
j Frankrijk over het onderwerp ontstaan was, te doen
ophouden. Bercngarius herhaalde de belijdenis van
zijn geloof aan de werkelijke tegenwoordigheid van
Christus in het avondmaal voor een concilie van Fran-
I sche bisschoppen; en tien cenige hunner aan de op-
regthcid van zijne belijdenis twijfelden, stemde hij er
\' in toe om bij ecde te erkennen, dat hij met zijn hari
geloofde, wat hij met zijn mond gezegd had. Daar
zijnetegenstandersnict instaat waren om te begrijpen,
dat cene geestelijke tegenwoordigheid evenveel regl
heeft urn werkelijk genoemd te worden als eene lig-
chamelijke, vatten zij den verkeerden indruk op, dal
Berengarius door vrees er toe gebragt was, om zijne
mceaingen ie herroepen en zijn geloof aan dr trans-
I s:\\ibstaiitiatic te belijden. Tocu zij nu bevonden, dat
hij de leer der Kerk even scherp bestreed, als hij te
voren gedaan had, beschuldigden zij hem van zijne
belijdenis te verloochenen, een meinecdige te zijn, en
tul zijne oude dwaling te vervallen. Hildebrand had
gehoopt den storm te doen bedaren, door Berengarius
met zich naar Home te nemen; dil plan werd echter
door den dood van Leo IX. verijdeld. Eindelijk trok
Berengarius in 105\'J naar Rome, van voornemen
zijnde om zijne zaak voor den toenmaligcn paus Ni-
colaas H. te brengen. \'Hij verwachtte natuurlijk, dal
hij door Hildebrand beschermd zou worden, doch
hierin vond hij zich teleurgesteld. Hij werd opgeroc-
pen om voor eenc vergaderingvan 113 bisschoppen
te verschijnen. Eene geloofsbelijdenis, dooi- kardinaal
liiiniberi opgemaakt, werd hem voorgelegd, /ij was
in zulke uitdrukkingen vervat, dat alle mogelijkheid
voor eene geestelijke verklaring afgesneden was, daar
zij in hoofdzaak het volgende, bevatte : „dat het brood
en de wijn na de wijding niet enkel een sacrament
zijn, maar liet werkelijke ligchaam en Kei werkelijke
bloed van Christus, en dat dit ligchaam door de han-
den der priesters aangeraakt en gebroken wordt, en
1 door de tanden der geloovigen wordt fijn gemalen,
nnjt enkel up e< ne sacramentale wijze, maar in waar-
heid." De uitslag was vernederend. De goede man
werd door de vrees voor den dood overmand. Hij
-ocr page 349-
BERENGARIËRS.
332
Berengarius naar Rome. Hij ging er heen, en op eeue
vergadering, op Allerheiligcndag gehouden, bragt hij
eene geloofsbelijdenis, gelijk aan die welke hij vroeger
te Tours aangenomen had, voor den dag, welke in-
hield, dat hij aan de werkelijke tegenwoordigheid van
Christus in het avondmaal geloofde, zonder verwijzing
op het ware twistpunt, of liet eene geestelijke of eene
ligchamelijke tegenwoordigheid was. Gregorius ver-
klaarde zich, even als vroeger, voldaan, en gebruikte
elk middel om Berengarius uit de magt zijner tegen-
standers te verlossen. \\ 1 zijne pogingen waren echter
vergeefsch. De eiseh werd gedaan, en de paus was
niet in staat om dien Ie weerstaan, dat Berengarius
openlijk een eed zou afleggen, dal hij in waarheid de
geloofsbelijdenis, die hij opgemaakt had, aannam, en
als een bewijs voor zijne waarheidsliefde, dat hij zich
aan de vuurproef zou onderwerpen. Do paus zond
hem echter een bijzonder berigt, dat hij de wreedc
proef, die men voorstelde, niet zou ondergaen; en
waarschijnlijk om de onverdragelijke geestelijken tc-
vreden te stellen, gaf hij bevel, dat een monnik, in
wieu hij het grootste vertrouwen stelde, door een
streng vasten en gebed den wil van de Maagd Maria
op dit punt zou vernemen. Het antwoord was, zooals
de paus begeerd had, eene geheel e regt vaardiging van
Berengarius, waarbij verklaard werd, dat zijne leer in
overstemming was met de Schrift, en dat het geheel
voldoende was om te zeggen, dat het brood na de
wijding het werkelijke ligehaam van Christus was.
De tegenovergestelde partij hield zich middelerwijl
onledig met pogingen te doen, om de plannen van
Gregorius te verijdelen. Zij slaagde er in om Beren-
garius te "Rome te doen ophouden tot de bijeenkomst
der synode, die daar gewoonlijk in de Vasten verga-
dert. Hel plan slaagde maar al te goed. Gregorius
zag, dat hij verdacht werd van den ketter te bcgun-
stigen, door de oogen voor zijne ketterij te sluiten, en
daar hij een zeer listig man was, zonder beginselen,
aarzelde hij niet om zijn vriend op te oil\'crcn, ten
einde de achterdocht van zich af te koeren; hij beval
derhalve, dat Berengarius zich voor de verzamelde
geestelijken op den grond zou werpen en zou belijden,
dal hij tot nog toe gedwaald had. Nogmaals zag men
het treurige schouwspel, dat een Christen, die zich
een dapper verdediger der waarheid betoond had,
plotseling door de kracht der verzoeking overmand
werd, zich op den grond wierp en goddeloos beleed,
dat hij gedwaald had. De vijand juichte zouder twijfel
over zijne schijnbare zegepraal. De paus verklaarde
aan den vernederden mm. dat de vergadering met
zijne terugroeping volkomen tevreden was, en ver-
maande hem om niet langer over het avondmaal met
iemand te twisten, tenzij met het doel om de dwalenden
tot liet geloof der Kerk terug te brengen.
Berengarius keerde naar Frankrijk terug met brieven
van bescherming van den paus, die hem den geloovi-
gen aanbeval als een zoon der Roomsche kerk, dien
voortaan niemand moest kwellenof eenketternoemen.
Hij maakte een verslag van zijn verhoor te Rome op,
en wees in taal van het diepste berouw op zijne
schandelijke ontkenning van hetgeen hij wist, dat de
waarheid was; hij besloot het treurige verhaal met
deze treilende woorden: „God van alle magt, Gij die
Uwc Almagtige magt voornamelijk openbaart door
vergeving en mededoogen, heb genade met hem, die
zich schuldig belijdt aan zulk eene groote goddeloos-
heid; en gij ook Christen-broederen, in wier handen
dit geschrift komen mogt, toont uwc Christelijke liefde:
leent uw medegevoel aan de tranen mijner belijdenis;
bidt voor mij, dat deze tranen mij het medelijden van
den Almagtige mogen verwerven." Berengarius ge-
voelde zonder twijfel, dat voortaan in hem als openbaar
man geen vertrouwen meer gesteld kon worden. Hij
besloot derhalve zich van het wereldtooneel te ver-
wijderen, en de jaren, die hem op aarde nog mogten
overblijven, in eenzaamheid eu afzondering door te
brengen. Hij zette zich daarom op het eiland St.
Cosmas nabij Tours met der woon neder, waar hij in
1088 in hoogen ouderdom overleed. Welk een smar-
lelijk voorbeeld biedt het leven van dezen grooten
man aan van de noodzakelijkheid voor een ieder, om
de vermaning te overwegen: „Zoo dan die meent te
staan, zie toe, dat hij niet valle." De kanunniken van
Tours houden de nagedachtenis van Berengarius nog
in groote ccr. Op den derden dag van Paschcn gaan
zij jaarlijks naar zijn graf op het eiland St. Cosmas,
eu zeggen daar plegtig zekere gebeden op.
BElU\'LNTGARTfiRS, Christenen in Frankrijk en
andere landen in de elfde eeuw, die de gevoelens van
\' Berengarius over het avondmaal aannamen. Zij wei-
! gerdeu hardnekkig om de leer der transsubstantiatie
: aan te nemen, en beweerden stoutmoedig tegenover
; de heerseheude meeningen van dien tijd, dat het brood
! en de wijn bij het avondmaal niet werkelijk en in
j substantie in het ligehaam en bloed van Christus
veranderd worden. Zij kantten zich aan tegen elk
i begrip van eene ligchamelijke tegenwoordigheid van
Christus in het avondmaal, zeggende dat Christus, die
de waarheid is, zich zon tegenspreken, zoo het brood
en de wijn, welke hij als tegenwoordig aanneemt, niet
-ocr page 350-
883
BEREN.
wordt bij het avondmaal ten hemel opgeheven. Het
ligchaam van Christus wordt geheel ontvangen door-
den inwendigeu mensch, met het hart, niet met den
mond der geloovigen. Het ware ligchaam wordt op
het altaar vertoond, maar op geestelijke wijze voor
den inwendigeu mensch. Het waarachtige, onvergan-
kelijke ligchaam van Christus wordt op geestelijke
wijze allecu gegeten door hen, die leden van Christus
zijn. Do vromen ontvangen met het zigtbare uitwen-
dige teeken (sacrament) te gelijk de onzigtbare zaak,
die door het tecken wordt uitgedrukt, maardegod-
deloozen worden alleen de teekenen deelachtig."
Zooals het gewoonlijk gaat met, hen, die tegen de
hcersehende meeuingen van den lijd, waarin/.ij leven,
oproeijen, werden ook aan de Bercngariërs gevoelens
toegeschreven, die z\'j nooit koesterden. Zoo werden
zij beschuldigd van de wonderen te ontkennen, alleen
omdat zij weigerden de leugenachtige, wonderen te
erkennen, die zoo ruimschoots door de bijgcloovige
schrijvers der Middeleeuwen verhaald werden, euvau
de waarheid der Evangelische verhalen te loochenen,
omdat zij nicl toestemden in de verklaring, die door
de moederkerk van ecnige gedeelten er van gegeven
werd. Maar terwijl al de tegenstanders der transsub-
stantiatie in de elfde eeuw onder den naam van Bc-
reugariers gerangschikt werden, moet men toch niet
begrijpen, dut zij allen do meeuingen van Bereugarius
gestreng aannamen. In tegendeel, sommige hunner
weken zoo zeer van zijne inzigteu af, dut zij, terwijl
zij de transformatie van het brood ontkenden, vcrou-
derstelden, dat liet ligchaam van Christus met de
onveranderde substantie van het brood vereenigd werd.
Andere daarentegen vergenoegden zich met zich aan
te kanten tegen de leer, dat zelfs onwaardigecommu-
nicauteu hei ligchaam vau Christus ontvingen, en
waren vau meening, dat zulke communicanten slechts
brood en wijn ontvingen. Onder vele verschillende
wijzigingen vau verklaring werd de transsubstantiatie
verworpen door velen, die, toen de bijzondere naam
van Berengariërs verdween, eeuw na eeuw inverschil-
leude deelen vau Europa voortgingen met dciuzigten
der Kerk op dit puntte bestrijden, hoewel zij steeds in
haren boezem bleven. De Hervorming der zestiende
eeuw bragt de zaken tot een crisis, en van dien tijd
af heeft het aanuernen of het verwerpen van het leer-
stuk der transsubstantiatie een belangrijk punt van
onderscheid tussehen de Roomsch-Catholieke en de
Protestantsche kerken uitgemaakt. Zie Tbaxssü\'B-
siantiatie.
BEREN", monniken van Miugrelië in den Caucasus.
langer daar waren. Wat het ligchaam van Christus
aangaat, wordt de wijze, waarop Berengarius, en naar
hem zijne volgelingen, redeneerde, door Neander aldus
opgegeven: „Het ligchaam van Christus, zeidehij,is
thans verheerlijkt in den hemel, en kan aan ziunelijke
aandoeningen niet langer onderworpen zijn. Het kan
daaruin noch in zijn geheel, noch ten deele c»j> nieuw
geboren of op eigenlijke wijze medegedeeld worden,
terwijl het bovendien een onwaardig spel zou zijn, dat
het, daar het avondmaal millioenen malen wordl uit-
gereikt, millioenen malen van den hemel nederdaalde
en derwaarts wederkeerde. Een zijner lievelingsge-
zegden, waarvan hij zich meermalen bedient, is hei
woord van Paulus (2. Cor. V:4f>): Indien wij ook
Christus naar het vleeseh gekend hebben, nogtans
keuuen wij Hem nu niet meer naar het vleeseh; en zoo
beroept hij /.ie!, ook op de verzekering van Petrus, dat
Christus, de Verheerlijkte, eerst bij de wederoprigl ing
aller dingen weder zigtbaar verschijnen zal. Met dat
al meende Kereiurarius, in een zekeren, of zooals hij
zelf zegt, figuurlijken zin te kunnen zeggen, dat
brood en wijn het ligchaam van Christus waren. Maar
ofschoon hij in die uitdrukking dus mei Ratramnus
overeenstemde, zoo verstond hij daarmede toeli niet,
even als deze, dat de Goddelijke Logos door brood
en wijn zich mededeelde, en dat die teekenen in zoo
verre gelijk werden aan het ligchaam van Christus,
hetwelk den Logos bij zijne verschijning in de wereld
ten voertuig gediend had, en de plaats ervan vervangen
konden: maar hij wilde daarmede te kennen geven,
dat deze teekenen door Christus ingesteld waren met
het doel, om de geloovigcu op eene levendige wijze te
herinneren, dat Hij voor hunne behoudenis Zijn leven
gegeven heeft, en dat allen, die zich dat behoudende
lijden van Christus toeëigenen, en daarbij door den
invloed van Gods geest tot eenc waarlijk bovennatuur-
lijke gemeenschap met Hem verheven worden, zoo
levendig Zijne tegenwoordigheid gevoelen, alsof Hij
nog ligcharaelijk bij hen was. Tot die geestelijke
toeëigening van het lijden van Christus bij de gcloo-
vige herinnering Zijns doods bragt hij terug, wat de
Heer in het. zesde hoofdstuk van het evangelie van
Johannes zegt, hoewel hij ontkende, dat daar van het
avondmaal gesproken werd. Ook wees hij er op, dat
het beeld van eten en drinken zeer dikwijls in het
dagelijksehe leven ter aanduiding van eene geestelijke
toeëigeuing werd gebruikt, en toonde hij in frettende
voorbeelden aan, dat dit met name in het Nieuwe
Testament zeer gewoon was. Christus, zeide hij, daalt
niet van den hemel neder, maar het hart der geloovigen
-ocr page 351-
BERESCHIÏH.
334
Deze monniken worden in de orde opgenomen door
het zetten van een kalotje oflederen kap op hun hoofd,
en van dien tijd afzijn zij verpligt om zich te onthou-
den van dierlijk voedsel en hun onderrigt te ontvangen
van de andere Beren. Zij lezen de mis in de taal van
Georgië. De priester, die zijn gewaad in een ledere»
valies, ecne hoeveelheid wijns in eene kalebas, een
klein brood onder den arm en eene waskaars in de
hand heeft, begint zijn oremus nabij de kerk, waarin
hij de mis zal vieren. Zoodra bij aan de kerkdeur ge-
komen is, legl hij zijne bagaadje neder, cu bogiul op
het heilige bout te slaan, iiamel ijk op ecu klein plankje
van de lengte en breedte ecner palet, ten einde eene
verecniging te zaïnoti te roepen. Als het volk biieen
is, beweegt hij eene kleine schel, stecktzijne waskaars
aan en gaal, zijne bagaadje opnemende, in de kerk,
waar hij zijn priestergewaad aautrekt, en gedurende
dien tijd met hoorbare stem degewouegebedenopzegt.
Zoodra hij uitgerust is, spreidt bij ecu sehoon linnen
laken over het altaar of de commnuietafel, zei oen
bord, dat bij als eene palene gebruikt, aan den kut.
waar de Evangeliën, en ecne kntik aan den kant,
«aar do Zendbrieven liggen, terwijl hij het brood, dal
hij van voornemen is te wijden, er tusschen plaatst.
Nu L\'iei hij wijn in den kelk, neemt het brood en
snijdt bet in kleine stukjes, Icl;; die op de paleue, i n
plaatst daarover de camera, d. i., eene ster van h
halve cirkels gemaakt. Als hij toevallig Te veel brood
gesneden heeft, legt bij het overtollige ter zijde, < n
bedekt de patene met een sehoonen linnen doek cu
den wijn met ecu anderen. Daarna gaat hij naar eene
zijde van het allaar, laat zijne kasuifel, als hij er eene
heeft, achter zich vallen, zegt hel Paternoster op, leest
den Zendbrief en daarna het Evangelie, cu zingt mot
het misboek in de hand bet credo in bet midden der
kerk, met nog eenige gebeden voor l.c> misofler. Dan
tcrugkeerende naar de eommunietafel, uceinl bij den
sluijer, waarmede de patene bedekl was, en werpt dien
over zijn hoofd, vat de patene in zijne linkerhand,
brengt die ter hoogte van zijn voorhoofd, en den kolk
in zijne regterhand, en houdt dien tegen zijne borst,
Dan gaat bij met een langzamen on statigen tred naar
de verzamelden, totdat hij hel midden der kerk bereik!
heeft, en gaat dan met de elementen van beiderlei
soort rond, terwijl bij een gezang zingt, en degcmi ent e
ter aarde ligt of verscheidene diepe buigingen maakt.
Zoodra hij weden- aan bet altaar teruggekeerd is, zot
hij den kelk on de patene op hunne plaats, neemt den
sluijer, dien hij over ziju hoofd ltad geworpen, weg,
houdt dien voor de elementen, zesrt verscheidene jre-
beden op, on spreekt eindelijk met hoorbare stem en
op een zingenden toon het formulier der wijding over
liet brood en dcu wijn uit. Met de ster, waarmede hij
over de patenc^n den kelk bet toeken des kruises beeft
gemaakt, maakt hij verscheidene andere teckenenover
beide elementen. Mot bet gewijde brood, dat bij eerst
boven zijn hoofd opligt, terwijl hij verscheidene ge-
beden opzegt, maakt bij neg driemaal bet teekeu des
kruises, on slcekl hel dan in /.ju mond en eet bet op.
Als er e .\';e_r ■ ki uimels op de patene blijven, verzamelt
bij ze zorgt uldig en eet die insgelijks op. Als bij den
wijn drinkt, houdt bij den kelk met beide handen vast.
Al deze ceremoniën verligt bij met zijn gelaat naarde
nte. Het brood, dal bij de mis gebruikt wordt,
is rond. weegt ongeveer oen ons, en is gemaakt van
meel, water, tarwe en wijn. liet toeken, dat op het
brood wordt gezet, is gelijk aan dat van de Grieken
te Constautiti ipel. De Beren vasten zeer dikwijls, en
als zij zulk een belangrijken pligl nalaten, verbeelden
:-,ij ziele dal de schuld van zulk eeue zonde slechts door
een tweedeu doop weggenomen kan worden. Zij ver-
bieden liet eten van vleesob. van welke soort ook. Zij
veronderstellen, dal onze Verlosser gedurende Ziju
gcheele levennooil dierlijk voedsel geproefd hoeft, on
.la\' Mij lei paasobinaal met viseh alleen vierde. De
Beren zijn gewooulijk als Icekcu gekleed, met dit
onderscheid, dal /.ij bel baar on den baard laten
groeijen, en van hunne kindsebheid af aan onthouding
gewend worden.
De naam Boren wordt ook aan verschillende Min-
grelische nonnen gegeven. Menige dezer ziju jonge
vrouwen, die van het huwelijk afstand gedaan hebben;
andere zijn dienstboden, die na den dood van baar
meester me\' harcr meesteressen Beren worden; nog
andere /.ju weduwen, die nooit weder huwen, of, in
sommige gevallen, van bare echtgenoot en gescheiden
ziju, terwijl niet weinige bet leven van eeue Bore uit
armoede omhelzen. \\1 die nonnen van Mingrelië ziju
in bc; zwart gekleed, en bedekken zich bet hoofd met
een zwarten sluijer. Zij zij unietin kloosters opgesloten,
en kunnen bel nonnenleven vaarwel zoggen, zonder
dat men baar te laste kan leggen dat zij eeue gelofte
gebroken hebben.
BERESCHITH (Hebr. in het begin), de naam door
de Joden aan liet boek Genesis gegeven, omdat bol in
hot Hebrecuwsch met dit woord begint. Salomo Meii\\
oen beroemd Cabbalistisch Jood in .1 606 geboren,
die door de Joden van zijn tijd, niet alleen in Judea,
maar over de geheele wereld, als oen orakel goraad-
plcegd werd. tot bet Christendom bekeerd ongedoopt
-ocr page 352-
BERESCHITH • - BERNARD.
335
zijnde onder den naam van Prospcrus, verklaarde
de drijfveêren zijner bekcoring uit dit enkele woord
Bereschitli, waarin hij al de geheimenissen derChris-
telijke godsdienst ontdekte. De wijze, waarop hij tot
deze zonderlinge gevolgtrekking kwam, zal onzen
lezers misschien niet onwelkom zijn. „Het. woord
Bercsehith, in het begin," zeide hij, „maaktgeen volle-
digen zin uit. Er ontbreekt iets aan, dat de Cabbalis-
tisclio leeraars op deze wijze aanvullen : „In het begin
aller dingen," of, „in het; begin der schepping." God
gebruikte deze ellipsis om aan te duiden, dat er eene
geheimenis in deze woorden was, die het voor de
(,\'abbalisten weggelegd was om te ontdekken. Eerst,
door dit woord te verdcelen, verkrijgen wij Bar Asehit,
dat beteckeut: Hij plaatste dcn7>oii. Dus ontdekken
wij lui bestaan van den Zoon van God in het eerste
woord \\au het Heilige Boek. Verder. God noemt
hem Bar, dat ook tarwekorrel beteekent, omdat die
Zoon in iiel brood des avondmaal* aangebeden moest
worden. Voor Prospcrus was deze redenering afdoend.
Maar God heeft drie namen gegeven aan de tarwe,
met juiste belrekking op de drie toestanden van den
meusch. Tarwebrood werd degau genoemd, dat is,
uit den tuin genomen, omdat, in den slaat der on-
schuld, de menseh zijn voedsel moest ontvangen van
den boom, dien God iu het aardschc paradijs plantte.
Het wordi ook ehilta genoemd, een woord afgeleid
van een ander, dat zoude beteekent, omdat de menseh
het eten moest na i\\m val. En in de dm\\c plaats,
onder het evangelie, moest de Zoon hel brood des
tevens voor gcloovigen zijn; het kwam llem daarom
goed voor, dat de namen voor het brood en den Zoon
dezelfde zonden zijn, en dal beide evenzeer afgeleid
zouden worden van het eerste woord van bet boek
Genesis. Verder, door zes woorden te stellen in de
plaats van de zes letters, vond Prospcrus den Zoon in
de eerste letter, den Heiligen Geest in de tweede,
den Vader in de derde, en in de drie overige letters
de woorden: ,.De Dricëcnhcid is eene volmaakte
eenheid." Derhalve vond deze Jood, door eene enkele
inspanning en door een enkel woord, de leer der Drie-
ëenheid. Verder inerkl hij aan, dat de Zoon het eerst
gemeld wordl, omdat Hij het was, door wien alle
dingen gemaakt werden; dat de Heilige Geest vervol-
geus gemeld wordt, omdat hef de Zoon was, die hem
zond, gelijk blijkt uit de woorden: „Indien ik niet
wegga, zoo zal de Trooster tot u niet komen; maar
indien ik heenga, zoo zal ik hem tot u zenden;" en
dat deze schikking overeenkomt met liet gebruik der
Christelijke kerken, die het Paaschfeest eu den He-
melvaartsdag vóór Pinkstereu vieren, en dan het feest
der Drieëenueid.
BERESCHITH, het tweede gedeelte van deJood-
schc Cubbala, zoo genoemd ter cere vau het eerste
woord, dat in het Boek Gods voorkomt. Dit gedeelte
vau de Cabbala omvat de studie vau het stoffelijk
heelal, waarschijnlijk omdat de eerste woorden in
Genesis zijn Bereschith it/ra, in het begin schiep Hij.
Zie Cabbala.
BERXARD. Deze groote man werd in het jaar
1091 te Fontaiues iu Bourgondië geboren. Aan de
vroomheid zijner moeder was hij veel van dien god-
vruchligen geest verschuldigd, die hem zoo zeer
kenmerkte. Zelfs toen bij nog een kind was, gaf hij
reeds bewijzen van een diep godsdienstig gevoel. De
dood zijner moeder werd- echter voor een tijd lang
gevolgd door ecu achteruitgang van zijn geestelijk
leven en zijne geestelijke kracht, die spoedig plaats
maakte voor eene volkomene reactie, en hem er loc
leidde, om het besluit te nemen zich vau de wereld af
te zondereu en een monnik te worden. De gedachte
aan de innige vroomheid zijner moeder deed hem
dikwijls iliepaau, cui>ij zekere gelegenheid, terwijl idj
op reis was, overmande hem de gedachte aan haar zoo
zeer, dat hij zich gedwongen gevoelde om eene kerk
op den weg binnen Ie treden, waarin hij onder een
tranenvloed zijn hart voor God uitstort Ie, en de gelofte
ileed om van dat oogenblik af zich uitsluitend aan
Zijne dieust te wijden. De invloed vau zijn heiligen
ijver werd spoedig gevoeld door de andere leden van
zijn huisgezin en door verscheidene bloedverwanten
en keunissen. Xaar den geest zijns tijds zich verbeel-
deude, dat God het best gediend wordt door een
monnikenleven te leiden, trad hij in 1113 het klooster
van Citëaux binnen, en voegde hij zich mei dertig zijner
medgezelleu bij de gestrenge orde der Cisterciënzen,
die slechts weinige jaren te voren gesticht was.
Bemant was door en door een monnik. Hij dreef
het ascetismus veel te ver, en verzwakte zijn ligehaam
zoo zeer, dat hij laterniet in slaat was om zijne pligten
volkomen te vervullen. Slechts drie jaar bleef hij te
Citeaux, doch gedurende dien tijd verwierf hij zich
zulk een grooten naam. dat hij, hoewel nog slechts
vijfen twintig jaar oud, tot abtvaneen nieuw klooster
benoemd werd, dat te Clairvaux was gesticht. Dit was
het begin van een nieuw tijdperk in de geschiedenis
vau het kloosterleven. Mensehen vau allerlei rang
werden tot de, Cistcreisehc orde aangetrokken, met-
tegenstaande hare bekende gestrengheid. Talrijke
kloosters ontstonden er iu de woestijnen, naar het
-ocr page 353-
- BERYLLIÊR8.
waren onderscheiden door hunne witte kappcu, die
der eerstgenoemde door hunne zwarte. Om de onge-
pastc gevoelens van beide partijen jegens elkander j
te doen ophouden, stelde Bernard een stuk op, dal de i
betrekkin-- lusschen de iwee orden aanwees. Becds
in zijn tijd was men begonnen met bijzondere eer te
bewijzen aan de Maagd .Maria, voortkomende uitliet
denkbeeld, dat zij zonder zonde ontvangen was. Ken
feest, een gevolg van deze mcening, werd ter ccre
der Onbevlekte Ontvangenis ingesteld. Zulk een stap
maakte de heilige verontwaardiging van den vromen
Bernard gaande, en over dat onderwerp rigtte hij een
vertoog tot de kanunniken van de kerk te Lyon, die
hel feesl hadden ingesteld. De scherpste strijd, waarin
deze waakzame beschermer der waarheid gewikkeld
werd, was die, welken bij tegen Ahclard voerde, over
hetgeen hij als de grondslagen van het Christelijke
stelsel beschouwde. Hierop volgde een geschil van
een eenigzins dcrgelijken aard met een veel minderen,
maar toch bekwamen tegen kantcr, Gil bert de la I\'oirec,
aartsbisschop van Poitiers. De inzigten van Bernard
over de bijzouderc leerstellingen van Int (\'hristendoni
waren bijzonder bepaald en duidelijk. Hij was niet
alleen een van de eerste godgeleerden van zijn eigen
tijd, maar ook van verscheidene eeuwen vroeger en
later. Hij was streng Augustijnsch op hel punt van de
meeste voorname leerstellingen van het Christelijke
stelsel. Hetzij men hem als een hervormer van het
kloosterleven, als godgeleerde, of als Christen bc-
schouwt, de abt van Clairvaux beeft het regtom eene
voorname plaats te beklceden onder die mannen, die
de indrukken hunner voetstappen op het zand destijds i
hebben achtergelaten.
B KKS \\ H DIJ N EN. \'/ie CistertiLxzen.
BKK YLLlh\'KS, eene (\'bristen-seete iu de derde
eeuw. Zij ontleenden hun naam aan hun stichter
licrvllus, bisschop van Mostra in Arabic, een der
geleerdste mannen van zijn tijd, die in 2150 leefde.
Hij onderwees eene wijziging van de Monarchiaamehe
leer over de natuur van Christus, en beweerde, dat de
Zoon van God geen afzonderlijk persoonlijk bestaan
had vóór de geboorte van Christus, toen de f ioddelijkc
natuur Hem als eene uitvlocijing vanden Vader mede-
gedeeld werd. De voortplanting dezer leer verwekte
een scherpen strijd in de kerk, en in het jaar 244 kwam
ereene synode te Bostra bijeen, om over het onderwerp
te beraadslagen. De grootc Origenes, die op dien tijd
te Ciesarea Stratonis in Palestina woonde, de tegen*
overgestelde leer van den Logos bepleit hebbende,
zag zich in dezen nieuwen strijd geroepen. Hij trad
33(J                                                   BER.NARD1JNEN
voorbeeld van dat van Clairvaux. Binnen den korten
tijd van zeven en dertig jaar vermeerderde hel aantal
kloosters dezer orde tot zeven en zestig; en bij den
dood van Bernard, in 1153,bestondcn er honderd zes) ig
kloosters, die in alle deelen van i!nroj>a onder zijn \'
invloed geslicht waren. Souvercinen, vuisten ;\'ii pa usen
raadpleegden hem evenzeer. Hij verschillende gele- i
genheden drongen zeer belangrijke sleden bij hem op
het aannemen van het, bisschoppelijk ambt aan ; maar j
hij was zoo gehecht aan hel monnikenleven, dat hij al
zulke uitnoodigiugen van de hand wees. Allen rondom
hem zetle hü lot werken van weldadigheid en liefde
aan. Jlij legde den monniken onder zijne zorg eene
voortdurende arbeidzaamheid op, en in plaats vandie
blinde onderwerping Ie eischeu, die bijna altijd als
eene noodzakelijke deugd van een monnik gevraagd j
is, noodigdc hij zijne ondergeschikten in bet klooster
uit, om hun eigen naaiiwgczcl oordeel te gebruiken
overal de bevelen \\nu hun voogd, terwijl hij trachtte
de Apostolische vermaning bij ben ingang Ie doen j
vinden: „Beproeft alle dingen; behoudt het goede."
Hij aarzelde in zijne briefwisseling niet paus funo-
centius II. niet om hem mede Ie dcelcn, dat de pausen
. I hun gezag door niets meer verzwakt hadden dan door
er misbruik van te maken, liet is ecnigzins vreemd,
dat een man van zulke blijkbare talent en enervarenheid
in vele zaken in het denkbeeld verviel, dal God door
hem wonderen verrigt had. i\'hi toch is liet mogelijk, i
dat zulk een indruk ontstaan is uil den buitengewoncu
invloed, dien hij wist, dat hij over de geinocd< ren der \'■•
menschen bezat. De wonderdadige gaven van Bernard j
werden echter betwijfeld, zoo niet ontkend, dooreen j
man van grootc onderscheiding in zijn tijd, Abelard, !
gevolgd door zijn leerling Bercngarins. Maar de abt
van Clairvaux was met te verheven beginselen bezield, !
om veel belang te hechten aan het ingebeelde bezit
van wonderdadige kracht. De deugden en de bemin-
nelijke geaardheid van den waren Christen stonden
bij hein in veel hooger achting. Liefde beschouwde i
hij, en beval hij zijnen monniken aan, als de ziel van
alle volmaaktheid, en daarom ontving hij den naam
1 van den man der liefde. Christus, de openbaring van !
de liefde Gods, was bij hem alles en alles, en eene [
verwijzing op Chris! us de ziel van lul Christelijk leven, j
])e zuiverheid van lïernards vermaningen verhin- l
derde niet, dat zelfs gedurende zijn leven d" meesl
ongepaste onecnigheden onderde monniken ontston-
den. Gevoelens van naijver en haal ontstonden lusschen
de oude orde der Cluniacenzcn en de nieuwe orde
der Cisterciënzer. De monniken der laatstgenoemde
-ocr page 354-
BESNBDENEN (DY,) — BESNIIDENIS.
337
daarom met Bcryllus in oen geschil, en ile uitslag
hiiMvnu was, da) deze van zijne dwaling overtuigd
werd. Dit is het verhaal van Eusebius, en Tliëronymus
berigt ons verder, dat Bcryllus een In-iel\'van dankbe-
tuiging aan Origenes zond voor het onderrigt, dal hij
van hem omvangen had. Be werken van Bcryllus
bestaan thans niet meer.
BESNEDENEN (De), eene sectc van judaïscrende
Christenen, welke in de twaalfde eeuw in Lombardije
ontstond. T)e BeMiedcnen kregen dien naam, omdat zij,
met andere Joodscbe gebruiken, ook do besnijdenis In
acht namen.Zij werden ook PASA(;i\\i(zicald.)genocin 1.
BESNIJDENIS, een gebruik door de Joden en
verschillende andere natiën van zeer vroege tijden af
in acht genomen. Veelhecfl men getwist over den tijd,
waarop zij het eerst werd ingesteld. liet eerst e authen-
tieke verhaal van hare instelling wordt gevonden in
Gen.XVII : 10,11: „Dit is Mijnverlc nd,datgijlicden
houden znlt tiissclien Mij en tusschrn n, en tussehen
uw zaad na u: dal al wat mannelijk is, u besneden
worde. En gij zult het vlecsch uwer voorhuid besnijden;
en dal zal tot een terken zijn van hel verhoud (ussclicn
Mij en tussehen u." Hieruit blijkl (liiidclijLil.il hel
gebruik ingesteld werd, om door Abraham en zijne
mannelijke nakomelingen in alle geslachten iu aeiit
genomen te worden, als liet treken van een verbond,
da! (iod mei de Joden sloot. Ilerodotus, die meer "dan
duizend jaar na de dagen van Mozes leefde, is de oudste
ongewijde schrijver, die op hel gebruik verwijst, en hij
verklaart, dat het lang vóór zijn lijd beslaan inrit hij
verscheidene natiën, inzonderheid hij de Egyptenaren
en de Ethiopiërs. Eenigen hebben bewei rd, dal hel
gebruik eerst onder deEgyptenaren bekend was; maar
men moet bedenken, dal wij in het verhaal \\-m\\ Mozes
lezen, dal de Israëlieten besneden werden, vóór zij
naar Egypte gingen, en derhalve van de Egyptenaren
de besnijdenis niet overgenomen kunnen hebben. Bo-
vendien blijkt het niet uil de gesclmttcn vau Mozes,
die men, om niet te spreken van hunne inspiratie,
algemeen als de oudste gesehiedrollen, die bestaan,
aanneemt, dat de Egyptenaren de besnijdenis vóór
bare instelling ten tijde vau Abraham uitoefenden. In
tegendeel, ons wordt berigt, dat Abraham de knechten
besneed, die hij met zich uit Egypte had gchragt.
Jeremia en Ezechiël rangschikten beiden de Egypte-
nareu onder de onbesnedencu. Zoo lezen wij in Ezech.
XXXI : 1 S : „W ien zijt gij alzoo gelijk in heerlijkheid
en grootheid, onder de hoornen van Eden ? ja gij zult
ucdergevoerd worden, met de boomen van Edeu, tot
het onderste deraarde; in liet midden der onbesnedenen
zult gij liggen, met de verslagenen dooi- het zwaard.
Dat is Pharaö en zijne gansche gemeente, spreekt de
Heere Heere." .Ier. IX : 2~>, ld: „Ziet, de dagen
komen, spreekt de Heere, da! Ik bezoeking zal doen
over alle besuedeneu, nu! liegenen, die de voorhuid
ii \'bbcn: over Egypte, en over Juda, en over Edom, en
over de kinderen Ammons, en over Moab, en over
allen, die aan de boeken afgckorl zijn, die iudewoestiju
wonen; want al de Heidenen hebben de voorhuid,
maar bet gansehn buis Israëls heeft de voorhuid des
harten." liet schijnt derhalve veel waarschijnlijker,
dal oc Egyptenaren het gebruik van de Israëlieten
overgenomen hebben.
Natuurlijk kunt de vraag op: Mei welk doel werd
de besnijdenis ingesteld? Men kan het als tweeledig
beschouwen, als een teeken en eene bezegeling. Tiet
eerste en duidelijkste doel van dit gebruik was, om
een teeken Ie zijn van liet verbond, dat (iod met tic
Joden in den persoon van hunnen voorvader Abraham
sloot. Hei was een onderscheidend teeken bij elk
mannelijk Israëliet, dat de natie van de overige wereld
afscheidde, en hare bijzondere betrekking mei den
waren God aanduidde, als Zijn eigen gekozen ver-
bondsvolk. En nog meer. dil gebruik was eene herin-
neriug voor Abraham en zijne nakomelingschap vau
hunne verbindtenis om (jiods volk te zijn, aan Zijne
dienst gewijd. De Israëliet, dit kenmerkend leeken
aan zijn ligchaam ronddragende, werd daardoor er
sleeds aan herinnerd, dat hij onder de heiligste
vorpligl ing \\vas, om aan oen roem van zijn verbonden
(led gewijd te zijn. Uil vele gedeelten der Heilige
Schril\'l blijkl ook, dat de besnijdenis ten doel gehad
heeft, om, als in eene figuur, cenige /.eer belangrijke
zedelijke waarheden aan te duiden. Zoo wees zij de
noodzakelijkheid aan vau „de uittrekking van het
ligchaam der zonden des vleesehes," „hel vleesehte
kruisigen met de bewegingen en begeerlijk bei len,"„het
hart te besnijden om den Heer lief Ie hebben mei het
gansche hart en met de gansche ziel." Eu Jeremia
drukt de figuurlijke beteckenis vau de inzetting nog
sterker uit (IV : I) : „Besnijdt u den Heere, en doet
weg de voorhuiden uwer harten, gij mannen van Juda
en inwoners van Jeruzalem! opdat mijne grimmigheid
niet uitvare als een vuur, en bramle, dat niemand
blusseheii kunne, van wege de boosheid uwer liandc-
lingen." Paulus leert ons iu Hom. i\\ :9—13 nog
verder, dat de besnijdenis is ..een zegel der regtvaar-
digheid des geloofs," of met andere woorden, eene
figuurlijke voorstelling vau die besnijdenis des harten,
welke een inwendig zegel is van regtvaardigheid door
>i
-ocr page 355-
JDENIS.
het volk afgesneden te worden, en het Brt/i-Dm of Huis
des gcrigts moest toezien, dat zulks geschiedde. De
vader van een kind mag de bewerking der besnijdenis,
als hij wil, verrigtcn, doch in elke synagoge is iemand,
aan wien het ambt vau besnijder gewoonlijk opgedra-
gen wordt, die een Jood en een man vau ondervinding,
waakzaamheid en ijver zijn moet. Daar de vrouwen
zelve niet besneden zijn, kunnen zij ook niet besinj-
den, tenzij het volstrekt noodig zij, dewijl geen man
bij de hand is. Voor een Christen is het niet wettig
om te besnijden ; maar indien te eeniger tijd de pleg-
tigheid door een Christen rerrigt is, moet later ecnig
bloed door een Israëliet uit hel besneden deel getrok- I
: ken worden, alvorens hef sacrament van kracht kan
worden beschouwd. Een besnijder is te herkennen aan
zijne lange en scherpe nagels, die hef teeken van zijn
ambt zijn. Het gereedschap, dat voor de besnijdenis
gebruikt wordt, mag van die materialen zijn, welke
om te snijden gebruikt worden, zooals steen, glas of
hout, doch gewoonlijk wordt een scherp stalen mes
gebezigd. Onder de rijkere Joden is hef heft somtijds
van zilver met juweelen bezet.
Bij de plegtigheid wordt behalve de besnijder nog
een persoon gebezigd, die gewoonlijk de HacU-Berilh
of heer des verbuiuls genoemd wordt. De juiste tijd
voor het verrigtcn der bewerking is tusschen ;onsop-
: en ondergang, gewoonlijk des morgens, wanneer het,
! kind nuchteren is. De besnijdenis mag in de synagoge
of in eene kamer van het huis des vaders verrigt
worden. Wij nemen de volgende beschrijving vau de
. plegtigheid over: — „Als de morgen van denachtsten
dag aangebroken is, en alle dingen gereed zijn, worden
er twee stoelen, met rijke klecdcn bedekt, geplaatst,
als het in de synagoge is, nabij de heilige ark. Dan
komt de heer des verbonds en gaat op een der twee
stoelen zitten, terwijl de Sfohcl of besnijder naast hem
staat. Daarna volgen verscheidene Joden, van welke
een met luider stemme roept, dat men alle dingen moet
....
aanbrengen, die voor de plcgtige operatie noodig zijn.
Verscheidene jongens volgen. Een hunner draagt eene
groote toorts, waarin twaalf kaarsen geplaatst worden,
die de twaalf stammen van de kinderen Israëls voor-
stellen; dan twee jongens, die bekers met rooden wijn
dragen; een vierde, die het besnijdenismes draagt, dat
van steen, glas of ijzer is, gewoonlijk gelijk aan een
scheermes en, onder de rijken, gezet in zilver of versierd
met edelsteenen; een vijfde brengt een bord met zand
aan, terwijl de laatste een bord met olie aanbrengt,
waarin schoone doekjes liggen om op de woud gelegd
te worden. Alvorens hef, kind besneden wordt, wordt
338                                                   besn
het geloof. Dat waren ecuige vau de doeleinden, die
God op het oog schijnt gehad te hebben, toen Hij het
inachtnemen van dit gebruik aan Abraham en diens
nakomelingschap beval. De Jodcu worden in de Schrift
meermalen ,.de besnijdenis" genoemd, terwijl de Hei-
i deuen „de onbesnedenen"\' worden gehecten. Jezus
Christus zelf. een Jood zijnde, was besneden, opdat Hij
; onderde wet zon zijn, en dus in staat zou wezen om hen
te verlossen, die onder de wet waren. Geene onbesne-
denen werden als leden der Joodsche kerk aangemerkt,
of kon len deelnemen aan de groo\'c feesten, voonia-
mclijk het Paaschfeest.
De Joodsche natie ging /.onder uitzondering vol-
I standig voort met de bi snijdenis in aclit te nemen.
Spoedig na de stichting der Christelijke kerk ontstond
\'er eene judaïserende partij onder de bekeerlingen van
het Joden- tot het Christendom, die de voortdurende
! verpligting van de wet van Mozcs beweerde. Gedu-
rende ecnigeu tijd ontstelde zij do Kerk niet weinig;
zij poogde I\'aulus todv\\ingcu,omzichnaarhareinzig-
ten te schikken en Titus, een bekeerden Heiden, te
besnijden, die hem naar Jeruzalem vergezeld had.
Paulus weerstond haar met goed gevolg, doch spoedig
daarna werd hij naar Auiioehie gevolgd door eenigen
van de partij, die een twist verwekten, welke eene
scheuring in de Kerk dreigde te veroorzaken. De zaak
werd verwezen naar een raad vau de Apostelen en
ouderliugen ie Jeruzalem. Na eene overweging van
\' het onderwerp bc Juot de raad, dat de besnijdenis niet
beschouwd moest worden als bindend voor de Heide-
nen, en niets meer werd van hen geéischt, dan dat
zij zich zouden onthouden vau hetgeen den afgoden
geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van
hoererij. Dit besluit, dat zich door de hoogste wijsheid
kenmerkte, was blijkbaar bestemd voor een tijdperk van
overgang, en moest slechts voor een tijd vau kracht zijn,
gelijk dan ook uit den aard van het geval blijkt, daar
het op eene slechts tijdelijke moeijelijkheid betrekking
had, en uit het gedrag van I\'aulus, die in het laatste
gedeelte van zijn npostelschap, zooals wij uit Hom.
XIV : 2, en 1. Cor. VII] vernemen, niet op de voort-
I durende inachtneming er van in elke bijzonderheid
schijnt te hebben aangedrongen.
De besnijdenis moest op den achtsten dag na de
geboorte plaats hebhen, en de Joden zijn zoo naauw-
gezet in di ven ulliug van deze in/.eiting, dat zij haar
verrigtcn, zelfs als die dag toevallig op den Sabbath
valt, volgens het gewone spreekwoord, (lat de Sabbath
wijkt voor do besnijdenis. De ouders, die haar ver-
waarloosden, werden oudtijds veroordeeld om van
-ocr page 356-
DENIS.                                                                      339 j
moeder, en geef, dat zijn naam onder hef volk van
Israël genoemd moge worden Tzak, (hier noemt hij
het kind; die de zoon was van Abraham, f.aat den
vader zich verheugen in hem, die uit zijne lendenen
kwam. Laai de moeder zieli verbeugen in de vrucht
van haren schoot, gelijk gcsclu\'cveu is: ,,\' w vaderen
uwe moeder zullen blijde zijn, en zij, die u baarde, zal
zieli verheugen." En God zegt door deu profeet: „Als
Ik bij u voorbijging, zoo zag Ik u; veil reden zijnde
in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: l.eefjja !
Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!" Hier steekt de ;
besnijder den vinger in den andere;! beker, waarin hij
het bloed gedaan bad, en maakt de lippen van het
kind driemaal vochtig met dien wijn, inde vcrondcr-
stelling, dat het, uithoofde van het bloed zijner besnij- j
denis, langer leven zal. Dan nabij de ark slaande,
bidt hij vooral de vergaderden, eu voornamelijk om
een lang leven voor de ouder.-, en deu joegen. Het .
afgesneden gedeelte wordt in liet zand geworpen, als
eene zinspeling op de belofte: „Ik zal uw zaad •■tellen
als liet ./.and der zee;" en hel gezegde van liilcam: I
„Wie zal bet stof van Jakob tellen\'\'" dal is, zijne
nakomelingschap, wier voorhuid in hel stof geworpen
is. Zij zeggen, dat hierdoor ook de vloek over de slang j
wordt vervuld: „Stof zult gij eten," dat is, deze voor-
huid in het stuf, zoodat de slang er niet meer magt
over hebben kan. Daar de jongen uu tol Joodgemaakt
is, keereu zij naar huis terug, en brengen hem weder
iu de armen zijner moeder."
Als Let kind op den achtsten dag ziek is, wordt de
besnijdenis uitgesteld. In geval van zware ziekte, die L
het geheele ligchaain aandoet, wordt zij uitgesteld tot
zeven dagen, nadat het kind volkomen hersteld is,
maar als de ziekte gering of gedeeltelijk is, wordt de
besnijdenis onmiddellijk na de herstelling verrigt. Als \\
het kind vóór deu achtsten dag sterft, en uiet besneden ;
is, geschiedt de bewerking op het lijk op de begraaf- j
plaats, opdat bet verwijt \\an onbesneden te zijn weg-
genomen en niet met hetzelve hen-raven worde. Bij
zulk eene gelegenheid worden er geene gebeden op-
gezegd, maar een naam wordt aan het kind gegeven,
opdat bij de opstanding, als het met de overige Joden j
opgewekt zal worden, en een ieder zijn eigen vader, i
moeder en bloedverwant zal kennen, dit kind door
zijn naam ook door zijne ouders zal herkend worden.
Onechte kinderen worden op dczi Ifde wijze als wet-
tige kinderen besneden, maar ecnigc gedeelten van
de gewone zegening worden weggelaten. Tn geval
twee zonen te gelijk geboren worden, zijn er twee i
besnijders, en de loebereidselen worden allen verdub-
het zorgvuldig gewasschcn en in schoone doeken
gelegd, omdat geene gebeden voor hetzelve gedaan
kannen worden, terwijl het vuil is. Alle dingen dus
gereed zijnde, gaan de jongens en allen, die tegcu-
woordig zijn, in een kring staan, en «ie besnijder in
het midden. Ëenigeu brengen gewoonlijk specerijen,
kruidnagelen, kaneel en wijn mede, om aan hem te
geven, die gedurende de bewerking iu eenc flaauwte
mogt vallen.
„De [jeetoom gaat daarna op een der stoelen zitten,
en de besnijder voor hem, die het gezang van Mozes
zingt, nadat Israël door de Roode zee gegaan was.
De vrouwen brengen dan het kind naar de deur der
synagoge, maar mogen uiet naar binnen gaan; de
peetoom gaat het aannemen, gaat er mede op zijn
stoel zitten, en roept met luider stemme uit: „Gcze-
gendzij hij, die komt", waardoor Elias verstaan wordt,
die, zooals deJoden veronderstellen, den ledigen stoel
komt. bezetten, omdat zij eene overlevering Lebben,
dat hij bij de besnijdenis van elk kind tegenwoordig
is; voor hem wordt de ledige stoel nedergezet. Als
derhalve die stoel gereed gemaakt wordt, zeggen zij:
„Deze stoel is voor deu profeet Elias." Zij mcencn
ook, dat, als hij niet uitgenoodigd wordt, hij niet
komen zal.
„Het kind wordt dan op de knieën van den peetoom
gelegd, en de besnijder noemt het mes van den jongen
Cii zegt luide: „Gezegend zijt Gij, o God, onze Heer,
Koning der Wereld, die ons geheiligd hebt door Uwe
geboden, en ons het verbond der besnijdenis gegeven
hebt." Middelerwijl verrigt hij de bewerking, werpt
het afgesneden deel in het zand, en gcefl hei mes uau
deu jongen terug. Van een anderen jongen neemt hij
den beker met rooden wijn, drinkt een mondvol, spuit
er iets van op het kind, waseht er mede het bloed weg,
en verbindt de wond, nadat Lij die mei olie gezalfd
heeft. 1).\' plegtighcid geëindigd zijnde, zegt de vader
van het kind: „Gezegend zijt Gij, o God, onze Heer,
Koning der Wereld, die ons geheiligd hebt in Uwe
geboden, en ons bevolen hebt om op te volgen in liet
verbond van onzen vader Abraham." Hierop antwoordt
de geheele vereeniging: „Gelijk dit kind gelukkig
opgevolgd is in het verbond van onzen vader Abraham,
zoo moge hij ook gelukkig opvolgen in het bezit dei-
wet van Mozes, ook in het huwelijk en andere goede
werken." Dan waseht de besnijder zich, en de peet-
oom, opstaande en staande tegenover den besnijder,
neemt deu anderen beker met wijn, en bidt voor het
kind, zeggende: „O onze God, God onzer vaderen,
sterk en behoud dit kind voor zijnen vader en zijne
-ocr page 357-
340                                 BESNIJDENIS (DE GUOO
bold. De plegtigheid der bcsnijdeuis wordt in elk
Joodsch huisgezin, dal de kosten dragen kan, gecin-
digd met een rijken maaltijd, waarop talrijke vrienden
en kennissen genoodigd worden.
!>e besnijdenis is niet alleen ouder de Joden in
gebruik, maar ook ouder verschillende natiën, die op
geen Joodschcu oorsprong aanspraak maken. Zoo
oefenen de AbïssisiËus (zie AllïssmsiiiE kükk) de
besnijdenis uit op kinderen van beiderlei geslacht,
tusschen den derden en den achtsten dag na hunne
geboorte. Hel bestaan van deze zjuderliuge gewoonte
il ..                  . .                  ■ .                             .
j bij de Abyssiniërs kan inissehieii voorikoineu uil de
omstandigheid, dat eeuige der Kthiopiërs, die liet
eersl het Christendom omhelsden, vooral\' Joodsche
! proselieten geweest kunnen zijn. Dal de .loden in dat
land eenmaal talrijk waren, is duidelijk uit het feit,
dat hunne afstammelingen, door Dr. Wolffop 200,000
geschat, uog in Abyssinië bekend zijn onder den naam
van Felashas. De Copten nemen ook het gebruik der
; besnijdenis in acht; maar Dr. Wilsou verklaart, dal
de patriarch hem berigt had, dat hei meer een bur-
gerlijk dan een godsdienstig gebruik is. /-ij besnijden
in het afgezonderde, zonder een bepaalden leeft ij.!
voor het verrigteu ervan. Het is een zonderling feit,
dar, hoewel in den koran zelfs niet eenmaal van de
besnijdenis gesproken wordt, de Mohamedauen toch
gelooven, dat zij eene oude Goddelijke inzettiug is, en
hoewel zij haar in alle gevallen niet als volstrekt uood-
zakelijk beschouwen, nemen /ij toch de plegtigheid
als goed e ii gcpasl in acht. Zij \\(dgcn echter de Joden
niet na, door haar op den achtsten dagte doeuj>laats
hebben, maar stellen haar uit, totdat het kind in .staat
is om duidelijk de twee hoofdartikelen van hun geloof
uit te spreken: „Er is geen God dan God, en Mohamed
is Zijn profeet," of tot eengeschikten tijd tnsscheuden
ouderdom van zes en zestien jaar. Onder alle stammen
in westelijk Afrika wortli de besnijdenis uitgeoefend,
met uitzondering van die op de Peperkust, en de vcr-
waarloozing er van stelt een man aan veel bespotting
bloot. Andere sporen van het Jodendom worden ook
onder deze stammen gevonden. Zoo nemen zj het
Joodsche gebruik in acht., om het bloed van dieren te
sprengen op de deurposten hunner huizen en om de
plaatsen, waar hunne fetischen beuaard worden; en
in het huis van hun hoogepriester is een altaar mei
twee lioorneu, waarheen misdadigers vlugtcn om deze
hoornen aan te grijpen, gelijk oudtijds de Joden deden,
en niemand kan hen van daar nemen dan de hooge-
priester zelf.
BESNIJDFAIS (De Groote), een naam somtijds
PEJ — BETJI-IIAMMIDKAS.
door de eerste Christen-schrijvers aan den doop gege-
ven, omdat hij in de plaats der besnijdenis treedt, en
hel zegel is van het Christelijk verbond, gelijk de
besnijdenis het zegel was van hel verbond, dat met
Abraham gesloten werd. Zoo zegt Epiphanius: „De
vleeschelijke besnijdenis diende voor een tijd, totdat
de groote besnijdenis, d. i. de doop, kwam, welke ons
! van onze //unie besnijdt, en ons in den naam van God
verzegelt."
BESNIJDENIS (Feest dek), op den l8tc"Januarij
gevii rd, tol herdenking van de besnijdenis van Chris-
tus. Kerst ia de elfde eeuw kreeg het dien naam, daar
hel \'.oor dien tijd de Octarc \'Ir,- Ocboorle genoemd
weid, omdat het. de achtste dag na die gebeurtenis
was. in de zesde eeuw werd de dag voor het eerst als
een feestdag gevierd. Oudtijds werd hij doordeChris-
tenen als een vastendag gehouden, omdal de Heidenen
op dien dag fc st vierden Ier eerc van den god Janus.
BLTH-DIN (Hcbr. Utiisdesgerigts), eeucregtbank
in heilige of godsdienst /.aken bij de Joden. De, Jood-
sche kerk werd altijd door een rabbijn bestuurd. Hij
verbond gewoonlijk twee andere rabbijnen aan zich,
en deze drie vormden te zaïiien hel Beth-Din. Deze
regtbank deed ook dikwijls uitspraak in bijzondere
twisten tusschen leden van de synagoge, en ie /elfder
tijd droeg zij zorg, tlal de eeredieust behoorlijk verrigt
werd. De uiagl der rabbijnen was deels burgerlijk,
deels kerkelijk, en zij ontvingen den naam van Be-
stuurders d< rsynagoge, omdat zij met het voornaamste
bestuur belasl waren, llcl Beth-Din had de magt om
ligchamelijke straffen, zooals gecseleu, op te leggen,
maar mogt niet ter dood veroordeelen. ZieSïSAGOGE.
I! ET1 i-11AI M (11 ebr. Huis der Leceaden), een naam
door de nieuwere Joden aan eene begraafplaats gege-
vcn, daar de dooden als levenden beschouwd worden.
Men veronderstelt, dat de naam door de I\'h.uizcëu uit-
gevonden is, als een protest tegen de ougeloovige leer
der Sadduceën, en dat hij eene blijvende verklaring is
van hun geloof, dat de onsterfelijke ziel leefde, nadat zij
van het ligchaani gescheiden was. en dat het ligchaam
hij de algeineeni opstanding weder zal verrijzen.
BETH-HAMMIDRAR(Hebr. Uimder Verklaring),
de naam door de Joden aan die scholen gegeven,
waarin de mondelinge wet of de Rabbijnsche overle-
vcringeu verklaard werden. De Joden gelooven, dat
zij twee soorten van wet bezitten, die heiden, zooals
zij beweren, op don berg Siuaï aan Mozes gegeven
werden. Deze heide wetten zijn de Geschreven Wet,
die in het Oude Testament vervat is, en de Mondelinge
A\\"t-t, die hunne overleveringen bevat. < ludtijds waren
-ocr page 358-
BETHLEIIEMIETEX — BEZWEERT) EK.
:ui
„bezweerder," door de Septuaginta overgezet door
„iemand die zijn gezang zingt." Aan dit bijgeloof
waren de Joden een tijd lang zeer overgegeven, en toen
zij hunne eigenetooverwoordcu verwierpen, plaatsten
zij de woorden der Schrift er voorin de plaats. Zoo
wendden zij voor om wonden te genezen , door uit
Exod. XV : .\'() voor te lezen: „Zoo zal ik geenc van de
kraukhcden op u leggen." -Men dacht gewoonlijk, dat
con bezweerder gemeenschap had met hooze geesten,
ouder wier invloed hij handelde. Ludnlph vertaalt,
in plaats van „bezweerder," „te zamen in gezelschap
vergaderende." Hij veronderstelt, dat er eene verwij-
zing is op eene oude soorl van bezwering, waardoor
verschillende soorten van dieren op ééue plaats te
zamen werdengebragt. De Rabbijnen onderscheidden
deze voreenigiugen van dieren in de groote en de
kleine verecniging; de eerste gaf te kennen, dat een
groot aantal van de grootere diersoorten, en de laatste,
dal een even groot aantal van de kleinere diersoorten,
zooals slangen, schorpioenen en dergelijke dieren,
bijeen was. Zoowel in de oude als in de nieuwe tijden
worden bezweerders van verschillenden aard bij vele
natiën gevonden. In de Levant zjjn door verscheidene
reizigers vooral slangenbezwcerdcrs aangetroffen. De
beroemdste slangenbczweerders der oudheid waren
de l\'sylli, een volk van f\'yrenaiea, wier magt Pliuius
toeschrijft aan een bijzondereu geur van hun ligchaam,
waarvan de slangen ecu af keer hadden. Roberts zegt,
dat het krachtigste formulier, dat in Lndië tegen slan-
■ gen gebruikt wordt, is: „O, slang, gij die op mijn pad
gekronkeld ligt, ga uit mijn wi-is; want rondom u zijn
i de niougoos, hel stekelvarken en de kiekendief, gereed
: om u in zijue kringen mede te nemen." In Egypte
j worden de volgende woorden gebruikt om slangen uit
j hare schuilhoeken te lokken: „Ik bezweer u bij God,
j indien gij boven, of indien gij beneden zijt, dat gij te
voorschijn komt: ik bezweer u bij den Allergrootsten
naam, indien gij gehoorzaam zijt, dat gij te voorschijn
kond ; eu indien gij ongehoorzaam zijt, sterf! sterf!
sterf!" Bij alle Heidensche volkeren, maar voorna-
meiijk in Zuid- en West-Afrika, oefenen bezweerders
een merkwaardige!! invloed uit op de gemoederen van
het volk. De Fetisch (zie ald.) van vele Negerstam-
men wordt mei deu grootsten eerbied beschouwd. De
geheele godsdienstige geschiedenis van het mensche-
lijk geslacht, in zoo verre de Goddelijke openbaring
er geen invloed op geluid heeft, vertoont eene opmer-
kelijke geneigdheid, om de meeste voorwerpen en ver-
scbijuselen der uitwendige natuur als tooverkrachten,
die leven en mag! hebben, te beschouwen. Over dit
er te Jeruzalem vier honderd en zestig synagogen, die
allen twee afzonderlijke huizen hadden; in hel eene
werd de Schrift gelezen, en in het andere werden de
overleveringen onderwezen.
BETHLEHEMIETEN, eene geestelijke orde,
waarvan de monniken zich kenmerkten door eene roode
ster me! vijf stralen op de borst, die zij de ster van
Bethlehein noemden en Ier gedachtenis droegen van
de ster, die aan de wijzen in het Oosten verscheen en
hen naar Bcthlehem geleidde.
In de \\Vest-Iudiën is eene andere orde vaudcnzelf-
den naam. Hare leden zijn gekleed als Capucijuen,
met dit onderscheid, dat zij een lederen gordel in
plaats van een koord, en aan hunne regterzijde een
schild dragen, dat de geboorte van onzen Zaligmaker
voorstelt. De stichter dezer orde was de monnik Pe-
trus Betauc mrt, geboortig van Teneriffe, ecu der Ca-
narisehe eilanden. Van kindsbeen afwas iiij in al de
gestrengheid van liet kloosterleven opgevoed. Tn 1650
vertrok hij naar de West-Indien en vestigde zich te
Guatemala, waar hij het gewaad van de derde orde
van Si. Fraueiscus aannam. Daar hij een zeer weldoend
man was, stichtte hij een hospitaal voorde zieke armen,
waarbij ten laatste een volledig klooster gevoegd werd.
Van den eeuen stap tot den anderen gaande, werden
zijne plannen uitgebreider, totdat er eene congregatie
van Bethlehemieteu gevormd was, die haar naam kreeg
naar liet hospitaal, dat aan onze Lieve Vrouwe van
Bethlehein gewijd was. Hij stierfin 1CC7. De eon-
gregatie verstrooide zieli echter niet bij den dood van
haar stichter, maar ontving de bevestiging van den
koningvan Spanje, ei^de voorschriften der orde werden
in \'tiet jaar 1 673 door paus Clemeus X. goedgekeurd.
De orde werd in 1087 door Iunoccntius XI. geheel
georganiseerd, die haar onder den regel van Si. Au-
gustiuus stelde, en haar veroorloofde een generaal te
hebben. Er zijn ook nonnen van deze orde, die de
gelofte van armoede, gehoorzaamheid en gastvrijheid
afleggen, en bestuurd worden door eene voogdes, die
den titel van oudere zuster draagt.
BEZWEERDER. De Joden verstaan door dit
woord, gelijk het in Deut, XVIII : 1 I gebruikt wordt,
iemand die toovenarij uitoefent door hel gebruik van
zekere woorden en geluiden, zoowel als door teekeiieu
en ceremoniën, welke, zooals zij beweren, dooi\' den
duivel ingesteld zijn, oui te vervullen wat buiten de magt
van den mensch is. om eene slang, b. v., te bezweren,
zoodat zij verhindert wordt om te steken of cenig letsel
te doen. In oude tijden spraken de bezweerders in
verzen, en daarom wordt het woord, dat wij vertalen
-ocr page 359-
342
REZAVERIXGÜN.
onderwerp merkl Gross aan, in zijn werk over de
Ileidensclic godsdienst: „Ue wind klaagt of huilt; de
stroom spring! of loopt; de boom knikt of wenkt; de
regens zijn tranen, die de hemel, uit verdriet of uit
toorn, op de aarde stort; en de fantastische vormen
der wolken zijn zoovele geestelijke krijgers, die on-
heilspellend over de ineuschelijkc woning zweven.
Bovendien, liet vuur hijt; zijne vlammen zijn tongen,
die, uelijk de slangen van Meduza, zich o : haar
offer slingeren en hel veileren. [lage] is de koude
werpspies van ceu langharige» of knorri^en ijsk ming,
den Joetuu liime, b. v., uit ile Scandinavische iuj tho-
logie. De aarde i> eenc moeder, die eeiie talloozc
nakomelingschap voortbrengt en voedt, en daarom
Ceresof Alma Xostragenoemd w ordt. Uier vinden wij
niet alleen verpersoonlijking, maai\'ook vergoding; en
de reilen is, dat demensch, meer zinnelijk dan redelijk,
in de ontwikkeling van zijn innerlijk leven beperkt is
tot de gemeenschap met de tastbare voorwerpen, en
voorliet tegenwoordige nognicl instaat is, om zich tot
afgetrokken denkbeelden ie verheffen, „(lij herinm rt
u," zeg! /..\'kef schrijver, „die voorstelling van Aristo-
teles van een man. die, op eene donkere plaats tol
volwassenheid opgegroeid, eens plotseling in de open
lucht gebragt weid om de zon te zien opgaan. Hoe
groot zon zijne verbazing zijn. zegt de wijsgeer, op
het gezigt, «lat wij dagelijks mei onverschillig! i
aanschouwen ! Met liet ontvankelijk, open gemoed van
een kind, en toch met het rijpe verstand van een man.
zou zijn gehecle hart doordat gezigt getroffen worden,
zou bij hel «el als Goddelijk aanzien, en zon zijne ziel
in aanbidding er voor nedervallcn. Juist zulk eene
kinderlijke grootheid bestond bij de eerste volkeren.
De eerste Heideusche denker onder ruwe uienschen,
de eerste man die begon te denken, was juist de kiiid-
man van Aristoteles. Eenvoudig, open als een kind,
en toch begaafd mei de diepte en kracht van een man.
Tol nog toe had de natuur voor hem geen naam; tol
nog toe bad hij de cindelooze verscheidenheid van
gezigten, geluiden, vormen en bewegingen, die wij
nu gezamenlijk heelal, natuur of zoo iels noemen, en
zoo met een naam van ons zenden, niet met een naam
vereenigd. Vuur den wilden gevoeligen man was alles
nog nieuw, niel gesluijerdonder namen of formulieren;
bet stond daar naakt, schoon, ontzagwekkend, ouuit-
sprekelijk voorhein. De natuur was voor dezen man, wat
zij voor den denkeren profeet altijd is, bownnatunrlijk.
Deze groene, bloemrijke aarde, de boomen, bergen,
rivieren, de zeeën met bare vele geluiden, die erroote
diepe azuurzee boven ons, de winden die er doorheen
zweepen, de zwarte wolk die zich vormt, en nu eens
\\ uut\', dan weder hagel en regen uitstort: wat is het?
Ja, wat? Op den keper beschouwd weten wij het nog
niet; wij kunnen bet nooit weten. Het is niet door
ons meerder inzigt, dat wij aan de raoeijelijkheid ont-
koineti; het is door onze meerdere Iigtzinuigheid, onze
onoplettendheid, ons gebrek aan inzigt. Het is door
niet te deuken, dat wij ophouden om ons er over te
verwonderen. Wij noemen dat vuur van de zwarte
donderwolk clcctricitcit, houden er geleerde voor-
lezingen over, en halen hetzelfde uit glas en zijde:
maar tcalishet? Wat maakt.\' het F Van waar komt het?
Waarheen gaat bet? De wetenschap heeft veel voor
in- gedaan; maar het is eene arme wetenschap, die
voor on? de groote, diepe, heilige oneindigheid der
Nescientie zou willen verbergen, waartoe wij nooit
kunnen doordringen, waarop alle wetenschap drijft
als cene oppervlakkige wolk. Deze wereld is, naai
onze kennis, nog een wonder, wondervol, ondoorgron-
delijk, lootcfktachlig en meer voor dengene, die er
over wil denken."
BEZWI\' R ING EN, een woord dikwijls in het Oude
Testament gebruikt, maar in verschillende betceke-
nissen. Toen Mozes zijn staf op den grond wierp voor
Pharaó, en deze eene slang werd, vinden wij, dat „de
Egyptische tooveuaars ook alzoo deden met hunne
bezweringen." Ken verbod tegen bezweringen wordt
gevonden in Lev. XIX : 2<): „Gij zult niets met het.
bloed eten. Gij zul! ou/t gee/ie hezwering gebruik maken,
iiochguichelarij plegen." Tn de Staten-vertaling lezen
wij hiervoor: „Gij zuil\'vpgeeneogelyesehreiachtgeoeu."
Hel woord in dit gedeelte is in het Hebreeuwse!)
„leutichesk, waarvan de juiste bctcekenis inoeijelijk te
verklaren is. Eenigen veronderstellen, dat bet diegenen
aanwijst, die voorteekenen afleiden uit de onderzoeking
der ingewanden van offerdieren, terwijl anderen het
beschouwen, als waarzeggers in hel algemeen te be-
li ■•kenen. Zij, die de Septuaginta en de Latijnsche
Vulgata volgen, beschouwen het woord als betrekking
te hebben op waarzeggerij uit de vlugt, het eten,
sjilpen en andere handelingen van vogels. De wortel
van bet woord meiiachesh schijnt, echter meer bepaald
eeni slang aan te duiden, zoodat bel eerder op waar-
zeggerij door slangen belrekking heeft. Dcaspisslang
der oude Egyptcnareu weid door het gehecle land als
heilig beschouwd en, volgens Plutarchus, aangebeden,
wegi ns eene zekere overeenkomst tussehen haar en
de werkingen der Goddelijke inagt. De Psylli of
nieuwere slangenbi zweerders van Egypte worden nog
met verwondering aanschouwd. Minutoli zegt in zijne
-ocr page 360-
— BHAVANI.                                                         343 I
volstrekt niei, aan welke partij hij een goeden uitslag
ïnoettocwenschen, daar hij voor vele personen in beide
legers eene sterke gehechtheid gevoelt. Krislma be-
rispt hem om zijne besluiteloosheid, en herinnert hem |
er aan, dat zijne handelingen nooil geregeld moeten
worden met hef oog op de gevolgen, maar dat het
de hoogste pligt eens mans is. om eene volkomen
onverschilligheid vooralle inenschelijk gevoel te be-
warcu. lii de Bhagavat-Gita wordl Krislma vcrecnzel-
vigd mei den god Vischnoe, en van den god Vischnoc
wordt gezegd, dat hij het Opperwezen is, van hetwelk
alle dingen zijn uitgegaan, en in hetwelk alles zal
opgenomen worden. Dil gedicht wordt toegeschreven
aan de zevende of achtste eeuw van onze jaartelling,
terwijl de Mahabharata ten minste acht honderd jaar
vrocgcrgcschrevenmocl zijn. Professor fl ilsondoetdc
overeenkomst van de leerstellingen der Bhagavat-Gita
mei die van eenige afdeelingen der eerste Christen- i
scholen opmerken en vermoedt, dat de verspreiding
der (\'hristelijke godsdienst een dadelijken invloed had
op hel hervormen van de oude Tlindoesche stelsels en |
in hel bijzonder op de groote belangrijkheid des ge-
loofs. Professor Lassen gelooft, dat de Apostel Paulus
werkelijk [ndië bezocht beeft, en hij ziel gecne reden
oin er aan Ie twijfelen, dat Christelijke kerken in
Zuid-Afrika in de eerste vier of vijf eeuwen van onze
jaartelling gesticht werden.
De hoogste staat van geluk, waarop de Bhagavat-
Gita wijst, i^ eene eeuwige opneming in Brahm (zie :
Oi\'XKMIXg); zulk een staat, dal, als de man sterft, hij
nooil weder in eenigerlei gedaante op aarde herboren
zal worden. Er is eene klasse van mensehen onder de \\
Hindoes, die zich genei 1 en al toewijden aan de voor-
bereiding voor deze opneming. Dit zijn de Yogis
(zie ald.), die in gepeins verzonken zitten, met hunne
oogen op de punt van hun neus gevestigd. Zie Br vim,
HlNllOKÏSMtS.
I\'II A 1 l!AVA, een feest door de Hindoes gevierd,
Ier eerc van Jihairao, eene van de vleesehwordiiigen
van Sliiva, den derden persoon iu deHindoesche triade.
Op dit feest hangen, volgens belofte, zijne vereerders
zich op aan baken, die door de spieren van den rug
gaan, en aldus laten zij zich te zijner eer rondom een
cirkel van vijftig of zestig voet in omtrek slingeren.
Zie Durga Pijvir.
BHAVAX1, de moeder der Hindoesche triade.
Verschillende verhalen worden voor den oorsprong
dezer triade gegeven, waarvan het meest algemeen
aangenomene is, dat Bhavani, door vreugde vervoerd
bij de gedachte van te bestaan, hare vreugde inspron-
BHADRÜATH
Reizen: „Het volk beschouwt ze als lieilig. < )]i zekere
feestdagen, b. v. op den dag vódr het vertrek van de
groote karavaan naar de Heilige Kaaba, gaan zij in
processie rond, mei levende slangen om hun hals en ,
hunne armen, en mei hel gelaat verwrongen gelijk
zinneloo7.cn, totdat het schuim uil den mond valt.
Somtijds verscheuren zij ook de slangen niet hunne
tanden. Als zij in dezen toestand zijn, dringt het volk
zich rondom hen, voornamelijk de vrouwen,om, indien
het mogelijk is, hun sehuimenden mond met hare
handen aan Ie raken." Maimonidcs is van oordeel,
dat het woord menaehesh de kunst der oude Heidensche
Aruspicesa&ndmdt, die van voortcekenen uit toevallige
gebeurtenissen af Ie leiden, zooals hel gekras van
kraaijen, de onverwachte verschijning van een haas
op den \\\\\'C^, en dergelijke dingen. Anderen wederom
meenen, dat het woord waarzeggerij door het lol aan-
duidt. Te midden van zulk eencgroolu verscheidenheid
van meening is het echter inoeijelijk om de juiste be- j
trekcais van \'iet woord te bepalen.
BHADRÜATH (tle Heet tiet Zuirerheid), een god
der Hindoes, die in groote achting gehouden wordt.
TT ij wordt Ie Hhadrinath in de provincie Serinaghur
aangebeden, waar een beroemde tempel is, die door
eene groote menigte Hindoesche pelgrims bezocht
wordt. Deze tempel, die als eene plaats van groote j
heiligheid beschouwd wordt, is in den vorm van een
kegel gebouwd, mei koper overdekt, en beeft eene
spits met een gouden bal er op. In den tempel zit een
beeld van Bhadruath, eene gedaante ininenschelijken !
vorm van zwarten steen, ongeveer drie voet hoos, mcl
een rijk gewaad van zijden goud-en zilverstof. Men
heeft berekend, dal jaarlijks niet minder dan 50,000
personen naar dezen heiligen tempel trekken. Een
\'■ zilveren schaal gaat onder de pelgrims rond om hunne
offergaven te ontvangen, die men verwacht, dat mild
zullen zijn. Er zijn ook verscheidene koude en heete
bronnen, die allen eene heiligende kracht hebben,
welke de pelgrims voor een aanzienlijken prijs gretig
koopen.
BHAGAVAT-GITA, eene wijsgeerige episode uit
de Mahabharata, een gedicht waarin de oorlogen van
de Kouroes en de Pandoes, twee familiën die tot het
geslacht van de kindereu der Maan behooren, bezon-
gen worden. .Men is van meening, dat de Bhagavat-
Gitahel volledigste overzigt van het oude Oostersche
mysficismus bevat. Zij bestaat uil eene samenspraak
tusscheii den god Krislma en den held Arjoun. Een
burgeroorlog wordt verondersteld te woeden, en een
slag is op het punt van te beginnen. De held weet
-ocr page 361-
:m                                                          lïlIUTA — BIBLIOMANTIE.
bijbel, de meeningen der kerkvaders en de uitspraken
der conciliën, maar zonder zich door enkel ïneusche-
lijke redeneringen te laten leiden. Deze klasse van
godgeleerden werden Biblisten genoemd, in tegen-
ovcrstclling van de wijsgecrigc of scholastieke theo-
loganten, die ook de Seutentiarii werden geheeten.
De voornaamste Biblisten waren St. Bcrnard, Petrus
Canlor en Wal ter van Si. Yietor. De philosophische
theologanten werden echter voor scherpzinniger en
bekwamer in hunne nitleggingengehoudon, en daarom
woonde "en groot aantal studenten hunne lezingen
bij, terwijl weinige leerlingen in de scholen der
Biblisten gevonden werden. Hoger Bacon, in de der-
tiende eeuw, zegt ons, dat „de godgeleerde, die over
den tekst der Schriften leest, plaats maakt, voor den
lezer over de volzinnen, aan wien overal de voorkeur
wordt gegeven, en die door allen geëerd wordt.\'\' Deze
slaat van zaken bleef over hel algemeen in de theo-
logischc scholen van Europa lot aan den t ijd van Luther
lieerscben.
I\'.IIÏLK )M A Ml II ((ir. /lii/io», de bijbel, en Man-
fel/f,
waarzeggi .ij), eene soort van waarzeggerij die
door de eerste Christenen somtijds uitgeoefend werd,
door dv;\\ bijbel open te slaan en den eersten volzin,
die hun nog trof, op de bijzondere omstandigheden
van den persoon toe te passen. Onder de Heidenen
was liet de gewoonte, om de dichters op deze wijze te
raadplegen. Homerus voornamelijk werd door de oude
Grieken voor dit doel gebruikt, en Virgilius door de
Romeinen. Hel is onzeker op welken tijd dit hoogst
ongepast gebruik van de Heilige Schriften onder de
Christenen ontstond. Augustinus spreekt er over in
de vierde eeuw; ecnigcu hebben beweerd, dat zelfs
hij zich gedurende eenigen lijd aan dit gebruik overgaf,
en da! zijne bekeering plaatshad, toen hij met deze
soort van waarzeggerij bezig was. Zijne eigene vcr-
klaring is echter voldoende om zulk een dwaas denk-
bccld weg li\' neiiien. Hij zegt, dat hij eene stem uit
eene onbekende plaats boorde, die hein vermaande om
den bijbel op te nemen en daarin te lezen; dat hij daarom
hel Woord Gods opende, en dat het eerste, wat zich
aan zijn oog voordeed, Kom.XIII : 1:\'., 1 twas: „Laat
ons,als in den dag, eerlijk wandelen; niet in brasserijen
eu dronkenschappen, niet in slaapkamcren en ontueh-
tighcden, niet in twist en nijdigheid; maar doet aan
den Heerc Jezus Christus, en verzorgt het vleeseh
niet tol begeerlijkheden." Hij zag deze woorden aan,
als door God tot hem gcrigt, en in allen gevalle op
hem van toepassing. Door Gods voorzienigheid werd
hij er derhalve toe geleid, om een nieuw leven van
gen uitdrukte, en dal, terwijl zij zoo vrolijk bczigwas,
drie eijeren uit haar boezem vielen, waaruit de Tri-
moerti ofHindoeschedrieëcnhcid te voorschijn kwam.
BTH\'TA, de algemeenc naam waardoor kwaad-
doende of vernielende geesten onder de Hindoes aan-
geduid worden. liet woord bcteekenl ook element,
en daaruit mag men opmaken, dal zij als heeren der
elementen aangebeden zijn. F)e aanbidding van deze
geesten is de eenige vorm van godsdienst, die in vele
deelei i van lm! ie bekend is, endoor sommige se li rijvers
wordt zij als de oudste godsdienst van dat land be-
seliouwd, die lang voor de zamenstclling der A edas
bestond. De offers, die gewoonlijk aan den Bhülagc-
bragt worden, zijn buffels, /.wijnen, rammen en lianen.
Alser rijst geofferd wordt, moet zij mei blocdgeklenrd
zijn, en alleen roodc of op bloed gelijkende bloemen
kunnen aan den Blwtagcofferd worden. Bedwelmende
dranken worden ook bij deze vercering van duivelen
gebruikl. Deze soort van afgoderij wordt voornamelijk
op woeste, eenzame plaatsenen in de ruwe bergstreken
gevonden. Dubois, sprekende over de bewoners van
die lange bergketen, die zich ten westen van Mysove
uitstrekt, zegt, dat bet grootste gedeelte der bewoners
gecne andere eercdienst kent. dan die van den duivel.
Kik buis en elke familie beefl zijn eigen Bhiita, die
in de plaats treedt van t]cn beschermgod, en aan wien
dagelijks gebeden en zoenoffers gebragl worden, ni ■:
alleen om hem over te halen zijne eigene streken terug
te houden, maar ook om hen te verdedigen tegen de
rampen, die de Biiütas hunner naburen of vijandin
mogten aanbrengen. In die streken is het beeld van
den duivel overal te zien, die in eene al/.igt.elijke
gedaante, en dikwijls door een vormeloozen sfeen,
voorgesteld wordt.
BIANCHI(Ital. Blanken), een naam aan eene afdce-
liug van de FLAGELLANTEN (zie ald.) inde veertiende
eeuw gegeven. Deze Flagellanten daalden van de
Alpen in Italië af en gceselden zich onder het gaan.
Bijna overal werden zij, zoowel door geestelijken als
leekrn, met geestdrift ontvangen; maar nadat hun
aanvoerder op het pauselijk grondgebied ter dood
gebragt was, verstrooide zich de troep. De voornaamst e
aanzetter van den boetpclgrimstogl der Bianebi was
waarschijnlijk Viucenlius Ferrcrius, ecu Spaansch
D.....inicaan, die echter genoodzaakt was zijne predi-
kingen te staken, dewijl de bewegingen der Biauchi
doorliet concilie van Constanz sterk afgekeurd werden.
BIBLISTEN, godgeleerden van de twaalfde eeuw,
die hunne godsdienstige leerstellingen alleen sehraag-
den door zich te beroepen op de verklaringen van den
-ocr page 362-
P1BLI0MA.NTIK.
345
zuiverheid en getrouwheid aan de dienst van God te
beginnen. Wel verre van de bibliomantie op eenig
tijdperk zijns levens te begunstigen, keurde Augusti-
i nus haar ten sterkste af. „Wat hen aangaat," zegt
hij, „die uit liet Evangelie waarzeggen, door het zoo
i maar op te slaan, hoewel het wenschelijker is, dat zij
dit doen, dan den raad van duivelen te gaan vragen,
toch mishaagt mij die gewoonte, welke de Goddelijke
uitspraken, die over dingen spieken, welke tol een
ander leven belmoren, op de zaken dezer wereld eu
de ijdelheden van het tegenwoordige leven toepast.\'\'
Er waren twee wijzen, waarop de eerste ( hristencn
de bibliomantie uitoefenden. De cene was door gebc-
den op te zenden en langer of korter te vasten, naar
mate liet geval scheen te vereischeii, en daarna de
Psalmen of misschien de Evangeliën en de Zendbrieven
op te slaan; de eerste zin, die dan het oog trol\', werd
als het antwoord beschouwd, dat te dien einde van
den hemel gezonden werd. De andere wijze bestond
in het naar de kerk gaan op een bijzondereu dag,
en de eerste woorden der Psalmen op te vangen, die
| de gemeente bij hel binnenkomen vau den persoon
zong, welke woorden al.-- (ie oplossing van zijne moei-
\' jelijkheid of hel antwoord op zijn gebed beschouwd
; werden. Zulk eene bijgeloovige gewoonte was men-
1 schen, die den naam vau Christenen droegen, ten
eeuen male onwaardig, eu loeh vernemen wij vau
kerkgeschiedschrijvers, dat dit ongerijmde en goddc-
looze gebruik gedurende vele eeuwen heerschtc.
De aard en de invloed der bibliomantie in de kerk
worden aldus dooreen welsprekend schrijverbeschre-
ven: — „Er was niet cenc enkele gebeurtenis van
eenig belang in den gewonen loop van hel nienschelijk
leven, niet belrekking tot welke de Schriften, als eene
zekere en onfeilbare godspraak in alle zaken van we-
reldlijken aard, niet werden ingeroepen. Gregorius
vau Tours is de eerste geschiedschrijver, die deze
waarzeggerij als ecu heerschcud gebruik in zijn tijd
be.-ehrijft; eene omstandigheid, die hij als eeue hag-
chelijke zaak in zijn eigen leven vermeldt, verschaft
hem cene gelegenheid om de godsdienstige gebruiken,
waarmede zij iu de eerste eeuwen plaats had, tebc-
schrijvcn. Hij was lang de meest geliefde minister
van koningin Fredegonda geweest, toen hij een
berigt ontving, dat cene gevaarlijke zamenzwering
gevormd was, aan wier hoofd de graaf vau Tours stond,
om hem vau zijne niagt te berooven, door hem iu de
oogen zijner koninklijke meesteres te verlagen en,
zoo noodig, hein het leven te benemen. Door vrees
voor zijn gevaar overstelpt, ging hij in de grootsle
neêrslagtigheid naar een kabinetje, en nam de Psalmen
van David niet zich, in de hoop van daarin eenige
aanwijzing te vinden hoe te handelen, of eenige glin-
steringen van hoop iu zijne treurige omstandigheden.
„Groot," voegt hij erbij, „was de troost, dien hij vond,
want toen bij cenigen tijd in hel gebed had doorge-
bragt, opende hij het boekdeel, en hel eerste vers, dat
zijn oog ontmoette, was liet 53stevanden 785tcnPsalm:
„Ja Hij leidde hen zeker, zoodal zij niet vreesden,
want de zee had hunne vijanden overdekt." Hij nam
dit op als ecu gelukkig voortecken voor zijne veilig-
lieid, eu verliet zijne kamer met liet ligte hart en den
vluggen tred van iemand, die de zekere hoop op eene \'
zegepraal verkregen had."
„Gregorius Nicephoras verhaalt, dal keizer Audro-
hicus, toen hij zijn neef Constautijn in de gevangenis
geworpen bad, die overtuigd was van tegen liet leven
vau zijn keizerlijken oom te hebben zaamgespannen,
lang overwoog, ol\' hij den misdadiger vergiffenis moest j
schenken of hem moesl straffen, zooals zijne misdaden
verdieuden, en dat hij ten laatste bewogen werd tot
het uitoefenen van genade, door een beroep dat hij
op de Schriften deed. Toen hij het boek der Psalmen
opensloeg, was het eerste vers, dat hij ontmoette, het
15\'1" van den GS8\'"1 Psalm: „Al-, de Almagtigc de j
koningen daarin verstrooide." „Door dit gedeelte,"
/.egt de geschiedschrijver, ..overtuigd, dat, hoeweide
iiieuschen onkundig zijn vau de geheime drijfveêren
der Voorzienigheid, en onafhankelijk daarvan haudc-
leu, tii\' twisten en beroeringen, die in de koningrijken
der wereld uitbreken, een gedeelte uitmaken van de
Goddelijke In-sluiten, besloot hij van toen af, om zich
mei den oproerigeu prins Ie verzoenen."
„Ei-u ander geschiedschrijver meldt ons, dal keizer I
Ilcraclius, na eene reeks vau glansrijke overwinningen
over C\'osroes, koning vau Perzic, behaald te hebben,
sterk verlangde Ie welen, waar hij zijne winterkwar-
ticren moest opslaan, en dat bij, nadat hij een dagvau
buitengemeen vasten en gebed vóór zijne voorgenomen
raadpleging door zijn geheele leger had laten iu acht
nemen, plcgtigin tegenwoordigheid zijner voornaam -
sle officieren het boek der Psalmen opnam, eu eene
uitdrukking vond, die hem deed besluiten om in Al- i
.....              • .         
bauie te overwinteren.
„Een vierde schrijver maakt gewag van eene jonge
dame, die, tegen hare eigene neigingen, door hare
familie bestemd was om een rijk en edel minnaar te
huwen. Toen zij hare toestemming, zoo lang zij kon,
teruggehouden had, en hel onmogelijk vond om door de j
gewone middelen te ontsnappen aan eene vereeniging, j
,i
-ocr page 363-
BUVLIOMAXTIE.
346
der Voorzienigheid was. Als een ander voorbeeld van
dcrgclijkeu aard wordt in het. leven van Laufranc,
aartsbisschop van (\'anterbury, vermeld, dat toen die
prelaat bij oeuc verkiezing voor den bisschopszetel
van Rochcsier voorzat, de gelukkige kandidaat zijne
aanstelling verkreeg, doordien hij dezen zin opsloeg:
„Brengt hier voort, het beste kleed, en doet het hem
aan."
Verscheidene andere voorbeelden zijn er van per-
sonen, die, hoewel men zich niet tegen hunne aan-
stelliug aankant te, toch door vrees voor rampen of
misdaad gedurende hun overig leven \\ crvolgd werden,
omdat zij zoo ongelukkig waren van een ongunstig
voorteeken te hebben. Ecnige gevallen hiervan zullen
wij vermelden. Het eerste is dat van een bisschop, die
bij zijne wijding onverwachts dat vers inliet Evangelie
van Markus opsloeg, dat op Johannes den Doopcr
betrekking heeft, waarin gezegd wordt: „De koning
zond terstond een scherpregter, en gebood zijn hoofd
te brengen. Deze nu ging heen, en onthoofde hem in
de gevangenis." Dit voorteeken trof den dienstdoeudeu
priester zeer, cu leidde hem er toe om den nieuw
verkozen bisschop aan te spreken als iemand, die
bestemd was om een vroegen eu gewclddadigen dood
te sterven. Een tweede is dat van een diakeu, die bij
het openen van den bijbel bevond, dat er een blad aan
ontbrak; ecne omstandigheid die bij zijnebijgcloovige
landgenootcu algemeen de vrees verwekte, dat er
ecne geheime reden was, eene belangrijke eigenschap
ontbrak, die hem voor het heilige ambt ongeschikt
maakte. Eu een derde is dat van een bisschop, die
een zeer onzedelijk leven geleid had, en door zijne
gemeente voor een concilie van ccuc verschciden-
hcid van misdaden beschuldigd werd. Dit, zeiden
zijne beschuldigers, zijn w ij gedwongen om voor de
wereld bloot te. leggen, in overeenstemming met hei
voorteeken, dat bij zijne wijding werd gegeven, en
genomen werd uit dit gedeelte van bet Evangelie:
„En hij, het lijnwaad verlatende, is uaakl van hen
gevloden.""
Zoo sterk heerschte de bibliomantie alom. dat ver-
schcidcue kerkvergaderingen hel noodzakelijk vonden
om haar in de sterkste bewoordingen te verbieden. liet
concilie van Vannes in Kiö bepaalde, dat „al wie van
de geestelijken of leekenbetrapt werdop het uitoefenen
van deze kunst, hetzij haar raadplegende of leerende,
uit de gemeenschap der kerk zou geworpen worden."
Het concilie van Agde nam ongeveer zestig jaar later
hetzelfde besluit, dat omstreeks vijfjaar daarna met
weinig verandering door het eerste concilie van Or-
waarvan zij zou afkeerig was, berigtte zij ten laatste
aan haar minnaar en liarc bloedverwanten, dal zij de
zaak in de handen van God stelde, en zich mei vreugde
zou houden aan den uitslag van een beroep op het
Heilige Boek. Toen alle partijen hierin hadden toegc-
stemd als een vroom en lofwaardig voorstel, werd de
bijbel geopend, en liet > ers, dat men vond, was dat
gedeelte van het Evangelie, waar onze lieer zegt:
I „Die vader of moeder liefheeft boven mij, is mijns
niet waardig." De dame riep daarop uil, dat het
huwelijk derhalve door den Hemel verboden was, en
II...
wijdde zich van toen af aan een ongehuwd leven, dat
men op den toeumaligen lijd in groote achting begon
te houden.
„Een vijfde geschiedschrijver verhaalt, dat de bc-
roenidc kluizenaar, die. zich op een hoogen pilaar
geplaatst hebbende, den bijnaam van Siylites verkreeg,
in zijne kindsehheid Daniël geheeten werd om de vol-
geudc reden. Toen zijne ouders hem naar den dorps-
geestelijke gebragt hadden om gedoopt te worden,
verlangden zij. dat de priester hem een naam zou
geven, en daar d</\'- zulks weigerde, werd er voorgc-
steld oui te vernemen, wal de wil van God was. Toen
de Schriften dien ten gevolge opgeslagen werden,
gingen zij juist open bij hel begin van het boek van
Daniël, welke naam wegens die omstandigheid de
naam van het kind werd.
„Niet alleen bij de gew me gebeurtenissen des
levens werd hel gebruik om uit de Schriften waar te
zeggou in ach! genomen, maar nicn deed er ook een
beroep op, om zich bij benoemingen tot de hoogste
ambten der kerk Ie laten leiden. Zoo werd bij ecne
verkiezing te Orlcans, toen de partijgeest sterk out-
waakt was, en de inwoners zeer verdeeld waren in
hunne keuze van (ten ojivolger tol den open bisschops-
stoel, het denkbeeld aan de hand gegeven, dat, inde
moeijelijkc omstandigheden en als de waarschijnlijkst!
wijze om de eensgezindheid te herstellen en algemcene
medewerking in de benoeming teweeg te brengen,
de zaak aan de beslissing van het lot door de Schrift
overgelaten zou worden. Onmiddellijk werd hel voor-
stel goedgekeurd, en toen aan elk en kandidaat op zijne
beurt verzocht weid, om zijne fortuin te beproeven
door het openen van hei boek der Psalmen, ontmoette
niemand hunner ecne passage, die in de verste vcite
cenigc betrekking op de zaak had, behalve een die,
dit vers in den bö"\'11 Psalm lezende: „AVclgelukzaiig
is hij, dien Gij verkiest en doet naderen, dat hij wone
in Uwe voorhoven,\'" verkozen werd, daar er door dit
gepaste vers duidelijk werd aangetoond, dat hij de keus
-ocr page 364-
1 —BIECHT.                                                           347
de Scilly eilanden verbannen. Spoedig daarna kreeg hij
zijne vrijheideen tijd lang terug, maar bij deRestoratic
werd hij weder naar dezelfde eilanden verbannen, waar
hij in lfltili als gevangene stierf. Zijn Tweevoudige
catechismus veroorzaakte groote opgewondenheid,
zoowel in Engeland als op het vasteland van Europa.
Verscheidene godgeleerden van dien tijd gaven er op
bekwame wijze een antwoord op, vooral Dr. Johannes
Owen iu zijne Vtwliche EcaaijeVue. De gevoelens van
Biddle over den persoon van Christus worden aldus
door hem zelven beschreven in eene Geloofsbelijdenis
aangaande de Heilige Drieüenheid, die hij in 104S
uitgaf: — „Tk geloof, dat er een voornaamste Zoon is
van den Hoogsten God, of geestelijk, hemelsei) en
ecuwig Heer en Koning, geplaatst \'.ver de Kerk door
God, on tweede oorzaak van alle dingen, die tot ons
behoud belmoren, en bij gevolg het tusschengeplaatste
voorwerp van ons geloof en onze vereering; en dat die
Zoon van den Hoogsten God niemand anders is dan
Trzus Christus, de tweede persoon der Heilige Drie-
ëeuheid." Biddle noemt derhalve, gelijk de andere
Socinianen, Christus den Zoon van God, niet wegens
Zijne natuur, maar wegens de Goddelijke oppermagt,
waarmede Hij als Koning en Hoofd der Kerk bekleed
is. Zie Soi ixi \\m:n.
RIECHT, het gebruik van afzonderlijke engeheime
belijdenis der zonde in het oor van een priester af te
leggen, met het doel om de absolutie te ontvangen.
Dit wordt door de Roomschc kerk als een heilige pligt
bcoleu, dien ieder ten minste eenmaal in het jaar
vervullen moet, en daarom bepaalde het concilie van
Trcute o]) dit punt: „Al wie ontkent, dat desaeramen-
t ale biecht ingesteld werd op Goddelijk b\' vel, of dat zij
noodig is vo< ir de zaligheid, of beweert, dat bet gebruik
om in liet geheim aan den priester alleen te biechten,
zooalshet van het begin af door de Catholieke kerk in
acht genomen is en nog inacht genomen wordt, vreemd
is aan de instelling en liet gebod van Christus, eneene
menschelijke uil vinding is, die zij vervloekt." De wijze,
waarop een Roomseh boeteling biecht, is de volgende:
Hij moei aan de zijde van den priester knielen en bet
tceken des kruises maken, zeggende: „[uden naam
des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Amen."
Daarna moet hij zeggen: „ Vader, geel\'mij uwen zegen,
want ik heb gezondigd." Als hij den zegen ontvangen
heeft, zegt hij het eerstegi dccltcvunhct C\'0NFlT£0n(zie
ald.) op, tot aan de woorden: „mijne grootste schuld,"
en daarna: „Mijne laatste biecht is geweest voor.....
(hier in te vullen, hoe lang het geleden is). Sedert
dien tijd heb ik de volgeode zonden bedreven." Nu
biddl
leans bekrachtigd werd. Het gebruik hoerschte vooral
in bet Westen, voornamelijk in Frankrijk, waar het
gedurende verscheidene eeuwen bij de wijding van
een nieuwen bisschop de gewoonte was, om aangaande
hemden bijbel te raadplegen. Uit Frankrijk werd, bij
de verovering door de Normandiërs, de biblioinantie
in Engeland ingevoerd. Bij de wijding van Willem,
den i wecden Normandischen bisschop van de diocees
van Norwich, werd de bijbel geopend bij deze woorden:
„Niet dezen, maar Bar-abbas!," waaruit opgemaakt
werd, dat deze bisschop niet lang leven zou, cii dat
een roover in zijne plaats zou komen. Willem stierf
kort na zijne wijding, en werd opgevolgd doorHcrbert
de Loziuga, ook eenNormandiër, die het voornaamste
werktuig was in de handen van koning Willem Rufus
in het openlijk verkoopen van alle kerkelijke preben-
den. Deze simoniaciis had de abdij van Winchester
en die van Ramsay voor zich zelven gekocht. Door
dezelfde onwettige middelen had hij ook liet bisdom
Norwich verkregen, en bij zijne wijding word de bijbel
geopend bij de woorden, die Christus sprak tol Judas,
die Hem verraden heeft: „Vriend! waartoe zijt gij
hier?" Deze woorden, in verband genomen niet die,
welke hij de wijding van zijn voorganger waren voor-
gelezen, troffen hein geweldig, en bragten hem er toe
aan zijn vorig gedrag te denken. Ten tcekeu ^an zijn
berouw bouwde hij de calhcdialc kerk van Norwich,
waarvan hij in 109(5 den eersten steen legde. Zijn
bisschopszetel was Ie Thetford, maar hij bragt dien
over naar Norwich, waar hij tot op den huldigen dag
gebleven is. Zie Waarzeggerij.
BIDDLTANEX, de volgelingen van JohannesBid-
dle, den vader van het Engelsche Socinianismus.
Biddle werd in 1\'iliite Wottou-under-Edge geboren
en te Oxford opgevoed, waar hij iu Ui il den graad
van meester in de vrije kunsten verwierf. Benige
jaren daarna gaf hij een geschrift in het licht, waarin
hij voor bet eerst beginselen verkondigde., die de leer
der Drieccnheid omverwierpen. Wegens deze misdaad
werd hij in de gevangenis geworpen. Zelfs werd er
in 10IS eene parlementsacte aangenomen, waarin
verklaard werd, dal het eene misdaad was, waarop de
dood stond, om iets in liet licht te geven, dal tegen
het wezen en de volmaaktheden van God, de Godheid
van den Zoon en die van den Geest streed. Deze acte
kwam echter nooit in werking. Biddle stond om zijne ■,
gevoelens aan gestrenge vervolging bloot. In Dijö
werd hij voor het geregt gedaagd wegens ceue mis-
daad, waarop de dood stond; hij werd echter door
Cromwell uit zijn gevaarlijken toestand gered, en naar
-ocr page 365-
34 S                                                                            HIK\'
moet de boeteling zijne zonden, doodzonden, het getal
en de omstandigheden, die de zonden veranderen of
bezwaren, opnoemen en, na geantwoord te hebben op j
de onderrigtingeu van den biechtvader, met een ver- \'
uotmoedigdeu geest cu een vermorzeld hart zeggen:
„Deze en alle andere zonden, die ik niet indachtig
beu, zijn inij van harte leed, omdat ik er God door
vergramd heb. Ik neem mij vast voor die niet meer ;
te bedrijven, en bid God om vergiffenis door hel bloed
van Jezus Christus. fk rraag vau u, eerwaarde vader,
cenc zalige boete en vrijspraak.\'- Hierna volgt het
tweede gedeelte van liet ConCtcor.
De noodzakelijkheid vau de zouden te belijden wordt
door Protestanten en Roomsch-Catholieken erkend,
maar zij verschillen zeer over de partij, waaraan dr
belijdenis gedaan moet worden. De Roomschen be-
weren, dat rncn aan den priester zijne zonden moei
belijden, de Protestanten aan God. De laat sten schra-
gen hunne meeningen door talrijke gedeelten uil liet
Oude en liet Nieuwe Testament aan te halen, waarin
•alleen aan God de belijdenis der zoude gedaan wordt.
Bij voorbeeld .loz. Vil : 10: „Toen zeide Jozua tot
\\chan: Mijn /.ion, geef toch den lleere, den God van
Israël, de eer, en doe voor Hem belijdenis; engeefmij
toch te kennen, wal gij gedaan hebt, verberg hel voor
mij niet." Kzra X : 10, 11: „Toen stond Kzra, de I
priester, op en zeide tot hen: Gijlieden hebt overtreden
en vreemde vrouwen bij u doen wonen, om Israéls ]
selnild te vermeerderen. N\'u dan, doet den lleere,
uwer vaderen God, belijdenis, en doet Zijn welgevallen,
en scheidt u af van de volken des lauds en van de
vreemde vrouwen." Ps. XXXII: 5: „"Mijne zuiden
maakte ik U bekend, en mijne ongcregtigheid bedekte
ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijne overtre-
dingen doen voor den lleere, en Gij vergaaft dconge-
regtigheid mijner zonde." 1. Joh. 1:8, \'J: „Indien
wij zeggen, dal wij geene zonde hebben, zoo verleiden
wij ons zelve, en de waarheid is in ons niet. Indien
wij onze zouden belijden, Hij is getrouw en regtvaardig,
dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle
ongeregtigheid." De tekst, dien de Roomschen uit
Jakobus V: 10 aanhalen: „Belijdt elkander de misda-
den, en bidt voor elk ander, opdat gij gezond wordt: een \\
kraehtiggebed des regtvaardigen vermag veel," wordt
door Protestanten uitgelegd als betrekking te hebben
niet op de oorbiecht, maar op de wederzijdsche belij-
denis van fouten van den kant der Christenen. Twee
andere uitspraken worden somtijds aangehaald, om het
gebruik van belijdenis aan een priester te regtvaardi-
geri, namelijk Matth. ITI:0: „En werden van hem f Joh. I
den Dooper) gedoopt in de Jordaan, belijdende hunne
zonden.\'\' en Hand. XIX :1S: „En velen dergenen,
die geloofden, kwamen, belijdende en verkondigende
hunne daden." Deze verzen beschouwen de Protes-
t au ten echter als bet rekking te hebben niet op geheime
biecht aan een priester, een ambt dat Johaunes de
Don i\' in allen gevalle nooit bekleedde, die noch
Joodseh noch Christen-priester was, maar op eeueopene
en openbare belijdenis der zonden van hun afgelegd
leven. In de geschriften van ltoomsch Catholieke
schrijvers wordt dikwijls beweerd, dat, hoewel zelfs
geenc didclijkc uitspraak aangaande hei onderwerp
der oorbiecht in den bijbel gevonden inoge worden,
men toch de leer beschouwen moe! als gegrondvest
op de Schrift, daar zij een natuurlijk en noodzakelijk
gevolg i-> vau de mag! om zonden te vergeven, waar-
mede zij veronderstellen, dat de Apostelen bekleed
werden, Matth. XVII] : IS; XVI : 19; Joh. XX: 23.
Hoewel Roomsche schrijvers gewoon zijn, om het
gezag der kerkvaders ten gunste van de oorbiecht aan
te halen, erkennen toch de\' meer opregte geree lelijk,
dal de belijdenis, waarvan de vaders spreken, slechts
aan God en in gcencii deele aan inenschcu, hetzij de
geheeleKerk of afzondcilijkegeestelijken, gedaan moet
worden. Het is waar, dal in een vroeg tijdperk, zooals
Socrates in Sozoincnes ons berigten, boetpresbyters,
gelijk zij genoemd werden, aangesteld werden om
zondebelijdenissen aan te hoorcu, die de openbare
boetedoening voorafgingen. De bijzondere of oorbiecht
van latere eeuwen is echter geheel verschillend van de
biecht aan die boetpresbyters gedaan. Hun werd geene
belijdenis der zouden afgelegd, met liet doel om vergif-
fenis van God! e verkrijgen, maar om weder hersteld te
worden in de vroegere voorregten der belcedigdc kerk.
De instelling der afzonderlijke biecht en der ab-
solutic wordt gewoonlijk aan Leo den Grootc tocgc-
schreven. Die paus liet echter de belijdenis der zonde
aan elks bijzonder geweten over, en verklaarde ook
niet, dat de pi ies! er de niagt had, hetzij uit zich zelveu
of hem geschonken, om de zonde te vergeven. Zelfs
lang na den tijd van Leo was het nog aan een ieder
overgelaten, om aan een priester of aan G;,d alleen
zijne zonden te belijden. Eerst in de dertiende eeuw
werd er door de Kerk eeue bepaalde wet aangaande de
afzonderlijke biecht uitgevaardigd. In het jaar 1215,
onder het pausschap van Iunocentius KL, werd de
oorbiecht door het vierde Lateraansche concilie aan
de geloovigen van beiderlei sekse ten minste éénmaal
in hel jaar bevolen. De Roomsche geschiedschrijver
rieurv zegi: „Dit is de eerste canon, voor zoo verre
-ocr page 366-
BIECHTVAD
mij bekend is. die de algemcene verpligtiug der sacra-
mentalc biecht oplegt." Van * I ï«* i 1 iijil tol op den tegen-
woordigen is het als eene bepaald Goddelijke inzet i ing
beschouwd, dai een ieder aan een priester zijne zouden
moet optellen en belijden; en weinige of gecne dogma;
der Kerk vau Rome hebben er meer toe bijgedragen,
om aan den eeneu kanl de magt en dcu invloed der
priesterschap te vermeerderen, en aan den anderen
kant de zedelijkheid vau liet volk te verminderen. De
biecht is o ik in de Grieksche en de (\'optische kerk in
gebruik, fêerslgcnocnule kerk schrijf! baar viermaal
in het jaar aan al hare leden voor; de leeken biecht\' u
echter gewoonlijk sleehls eenmaal in lul jaar, waai toe
zij in Rusland door de wetten vau het land verpligl
zijn. lu genoemd land is het de gewoonte, om gedu-
rende de grootc vasten vóór Paschen te biechten.
BIECHTVADER, een priester in de Roomschc
kerk, die de magt heeft om de biecht van boetelingen
aan te hooren en hun de absolutie.....ehenken. ltel
Rubricaat is /.eer wijdloopig over de pligteu vanden
biechtvader. Hij moet zich beschouwen als iemand,
die te gelijker tijd de plaats van regter en die vau
geneesheer bekleedt. Daarom moe\' hij zooveel moge-
lijk kennis en wijsheid verwerven, zoowel door aanhou-
dend gebed tol God, als uil goedgekeurde schrijvers,
voornamelijk den Roomsehen Catechismus, dat is,
den Catechismus van het concilie van Treute. Inde
uitoefening vau zijne dienst is de biechtvader verpligl,
om uaauwgezel en omstandig in zijueondervragingen
te zijn. Ten slotte, het Rubricaat beschouwt het als
volstrekt noodzakelijk, dai hij aangaande de geheime
biecht een streng en voortdurend stilzwijgen bewaart,
en daarom moet hij nooit iets zeggen of doen, dat
onmiddellijk of middellijk strekken kan om eeuige
zonde of ecnig gebrek, alleen door de biecht aan hem
bekend, te openbaren. Elk Jtoomsch priester is geen
biechtvader, maar boven de magt door zijne wijding
verkregen, moet de priester, die de biecht afneemt,
een geestelijk gezag hebben over de personen, die
zich in dit sacrament tot hem wenden. "Daar de biecht
ten minste eenmaal in het jaar, zooals wij reeds inliet
vorige artikel zagen, voor elk geloovigen Roomsch-
Catholiek vcrpligtend is, is de uitgebreidheid vau
den invloed, dien Rome aldns over zijne aanhangers
verkrijgt, onberekenbaar groot.
BIFROST, de schuddende en waggelende brug, die,
volgeus de Scandinavische mythologie, de aardsehc
en de hemelsche wereld met elkander verbindt. Dit
allerkunstigste maaksel, door den mensch regenboog
genoemd, maakte den weg der goden uit, terwijl zijne
— BIJBEL.                                                          349
roode sneep, vlammen van vuur uil brakende, aan de
vorst en de bergreuzen belette om naar den hemel op
ie stijgen. Niet alleen daalden de goden door middel
van de Bifrost op de aarde neder, maar de ontlig-
! chaamde zielen der meuschen keerden langs denzelfden
i weg naar hare hemelsche woningen terug. In het
Scandinavische geloof was, gelijk in het Joodsehe en
Christelijke, de regenboog het zinnebeeld van de
veiligheid der wereld. Toen de zwarte reuzen, de
donderwolken, den hemel stormenderhand dreigden te
in ii, en de vonkelende eleetriekc slagen ben tegen
I had l -il geslingerd, vertoonde hij zich aan het
.,• oog der stervelingen in al zijne schitterende
j pracht, als het teeken der overwinning vau de .Ksir
| over hel kroost van Ymir, als het teeken der opperheer- :
j schappij vau het goed over het kwaad, en als de zekere
i belofte vau de eeuwigheid des heelals.
BIJBEL (Gr. Biblux, het boek), de naam van de
Heilige Boeken der Christenen. Deze worden ook de
Sehrifl if Schriften, de Heilige of Gewijde Schrift en
het Oude én het Nieuwe Testatncn! genoemd. De j
laatste dezer benamingen duidt aan, dat zij het Tes-
laiuenl of de plegtige verklaring zijn van den wil vau
God. De boeken van den bijbel worden Canonieke
boeken
genoemd, omdat zij opgenomen zijn in den
catalogus van die boeken, die als heilig beschouwd
worden, waaraan de naam van Canon gegeven is. In
\' dezen zin staau zij tegenover die boeken, die Apucrj/phe
geheeten worden , omdat zij niet als geïnspireerde
schriften worden erkend.
De bijbel bestaat uit twee afzonderlijke gedeelten,
het Oude Tcslameul of de Hebreeuwsehc, en hel
j Nieuwe Testament of de Grieksche Schriften. Alge-
I meen neemt men aan, dat de eerste boeken van het
Oudi Testament vau hooger mulheid zijn dan eenige
andere authentieke geschriften, die tot ons zijn
gekomen. Zelfs Hcrodotus, de vader der Grieksche
- geschiedenis, leefde lang na den tijd vau Aiozes, en
\' Homerus, de oudste Grieksche dichter, kan geene
aanspraak maken op eene oudheid, gelijk aan die van
den schrijver van den Pcntateuchus. De eerste cano-
nieke verzameling van de Heilige Sehrifl en bestond
uit den Pcntateuchus of de Vijf Boeken van Mozes.
Wij hebben het duidelijkste bewijs, dat door de He-
breén de grootste zorg gedragen werd om dit heilige
aanvertrouwde goed te bewaren. In Dcut. XXXI: 2G
wordt ons berigt, dat Mczes aan de Levieten beval,
om het aan de zijde van de ark des verbond te leggen.
De twee tafelen met de tien geboden werden in de
ark geplaatst; het Boek der Wet werd echter, naar
-ocr page 367-
.«50
BIJBEL.
men veronderstelt, in oen kleinen koffer gelegd, welke
er een aanhangsel van uitmaakte. Wat hiervan /.ij,
zooveel is zeker, dal het Boek der Wel onveranderlijk
medegenomen werd mei de ark des verbonds, die de
Hebreen als hun kostbaarsten schat beschouwden,
waarover zij met de groot >te z irgvuldigheid waakten.
Op deze wijze werd hel oorspronkelijke iiiaiinscripl van
den Pentateuchus, alsook dr andere Heilige Schriften,
naar mate zij van tijd tot tijd verschenen, tol aan
hel bouwen van deu tempel in de dagen vau Salomo
bewaard. Vóór dien tijd was de ark des verhonds met
hare bijbelioorende kostbare niaunseripten, hoewel
met onophoudelijke zorg bewaard, zonder cene bc-
paalde en voortdurende plaats geweest. Xn echter
een grool en stevig geh iuw was opgerigt, dal geheel
en al aan heilige doeleinden gewijd was, was er eene
gelegenheid om aan den Heiligen Cauon cene zekere
verblijfplaats «e -even. De ark des verbonds werd
dan \'.uk. zooals wij uil 1. Kon. VIII : (i vernemen,
in lief heilige der heiligen onder de vleugelen der
cherubs geplaatst; naar alle waarschijnlijkheid we,-1 zij
daarheen vergezeld door de geïnspireerde schriften,
hoewel eenigeii beweren, dat zij van toen af in de
schatkisl geplaatst werden.
Maar hoewel de oorspronkelijke manuscripten dei
Hebrceuwschc geschriften steeds op hunne veilig-
bewaarplaats in den tempel bleven, schijnen er toch
kopijen ten gebruike vau hef volk van gemaakt Ie
zijn. Zoo lezen wij in 2. Kron. XVII, dal Levieten en
priesters door Josaphat werden uitgezonden met bet
wetboek des Hoeren, om in de steden van Juda het
volk te leeren. Bovendien moest alle zeven jaren de
Wet in het openbaar gelezen worden; een gebruik
dat strekte om de bewaring der Heilige Schriften te
verzekeren, terwijl de verschillende kopijen, die er
van gemaakt werden, strekten om de kennis er van te
verbreiden. Het blijkt echter, dat, tijdens de regering
van den eenen of anderen goddeloozeu koning van
Juda, het Boek der Wet, om welke reden dan ook, van
zijne plaats in den tempel weggenomen en verborgen
werd in een onbekenden hoek van liet gebouw, lot dat !
het onverwachts, tijdens de regering van den goeden :
koning Josia, ontdekt werd. Dehoogepriester llilkia.
lezen wij in 2. Kon. XXII, vond hef Wetboek in Int
huis des Heercn, —-waarschijnlijkhet handschrift van
den Hebrccuwschen wetgever zelven. Spoedig daarna
volgde de Babylonische ballingschap, toen de oorspron-
kelijke manuscripten der Heilige Schriften verloren
geraakt schijnen te zijn, doch niet voor authentieke
kopijen er van in de handen van vele Hebreen waren.
De herbouwing van den tempel, bij de terugkomst
der .loden uit Babyion in hun eigen land, maakt een
belangrijk tijdperk uit in de geschiedenis der Schriften
vanhi I Oude Testament. Tot dien tijdwasergcenever-
zameling gemaakt van de afzonderlijke boeken in één
deel, doch het algemeen aangenomen denkbeeld onder
de Joden is, dal Ezra, de grootc hervormerder Joodsehe
kerk, misschien geholpen door Nehemia, de eerste was,
lic ze allen verzamelde, herzig en rangschikte, zooals
wij ze nu bezitten. De Joden beschouwen daarom
Ezra als een anderen Mozes, deu tweeden stichter der
Wei, e : algemeen vindt men bij hunne schrijvers het
gez \'gde.dat „alsdeWel niet door Mozes was gegeven,
Ezra waardig zou geweest zijn om ze (e verklaren."
De/e rangschikker van hei Oude Testament bragt ook
nog andere verbeteringen aan. De Hebrceuwschc taal
was onder de Joden gedurende hun zeventigjarig ver-
blijf in Babyion betrekkelijk in onbruik geraakt, en
ei nigen beweren, dat Ezra liet eerst de punten op de
kliukletiers plaatste in de gewone kopij der Schriften,
ten einde te beletten, dat de kennis van de bijzondere
woordvoeging en vau de uitspraak der Hebreeuwsche
taal verloren geraakte of bedorven werd. Men zegt,
dal hij hef gebruik der \' \'haldccuwschcletters, in plaats
van de oude Samaritaanschc, die vóór de gevangen-
schap in gebruik waren, invoerde-. Hel groote voordeel
echter, dat Ezra aan zijne Joodsehe laudgeuootcn
schonk, was de schikking der heilige boeken. Men
veronderstelt, dat hij ze in drie groote afdeelingcn
verdeelde: de Wet, de Profeten en de Hagiographa
i f Hi ilige Schriften. De Wet bevatte slechts den Pen-
lateuchns of vijf boeken van Mozes: Genesis, Exodus,
I.eviticus, Xuineri enDcuteronomium. De Profeten
behelsden de voornaamste geschiedboeken: Fozua,
tligteren, Samuël en Koningen, de vroegere Profeten
genoemd, en de strikt Profetische boekeu, de latere
Profeten geheeten, behalve dat zij onderscheiden wer-
den in degroote, namelijk: Jesaja, Jcremia, Ez.;chiël,
die voor drie, en de twaalf kleine Profeten, die voor
één gerekend werden. De Hagiographa bevatteden alle
overige boeken: Psalmen, Spreuken, Job, Hooglied,
Uutli, Kronijken, Klaagliederen, Prediker, Esther,
Dan ii 1, Ezra en Xehem ia. Deze drievoudige verdeel ing
van de. boeken des Ouden Testaments wordt door onzen
Verlosser en ook door Josephus, den Joodschenge- ;
schiedschrijver, vermeld. De Hebreeuwsche Schriften
waren oudtijds in afdeelingen of lessen verdeeld, waar-
van er vier en vijftig in de wet van Mozes waren. De j
verdeeling in hoofdstukken is betrekkelijk van nicu-
were dagteekening, maar de verdeeling in verzen is
-ocr page 368-
BIJBEL.
351
vau ouden oorsprong, waarschijnlijk kort na, zoo niet
gedurende, den tijd van Ezra.
De Joden waakten met de naauwgezetstc zorg over
de Schriften van het Oude Testament, uit vreeze dat
zij zelfs in de geringste mate bedorven of veranderd
werden. Aan hel einde van elk hoek teekendcu zij liet
juiste aantal verzen en afdeeliugcu op, die het beva\'te.
Men berekende zelfs, hoe dikwijls elke letter van het
alphabet in den Hebreeu» schen bijhei voorkomt. Zelfs
de stand en grootte van al de letters, waarin cenc
bijzonderheid te zien was, werden zorgvuldig vermeld.
Geene veranderingen vau lezingen, zelfs niet de ver-
plaatsing eener enkele letter, gingen onopgemerkt
voorbij. Het middelste vers en de middelste letter in
de verschillende boeken, de nietigste en schijnbaar on-
belangrijkste bijzondol beid,die ge\\ ouden kon worden,
werd met gretigheid aangegrepen als een middel te
meer, om degrorJstejuistheidiudeHeilige Schriften te
verzekeren. De Joden vereerden hunne Heilige Boeken
ten hoogste, en hielden het voor eene zeer verfoeije-
lijke zoude, om zelfs eene enkele letter er van af te
nemen oferaau toe te voegen. Hoewel er hier en daar
geringe afwijkingen in de verschillende kopijen van
het Oude Testament gevonden wordt u.zijn deze klaar-
blijkelijk onschuldige dwalingen van overschrijvers,
en in geen geval doen zij iets aan eene lioofdlet rat\'.
De boeken van het Nieuwe Testament worden ge-
wooulijk in drie klassen verdeeld, namelijk: de Histo-
rhehe boekeu,
bestaande uil de vier Evangeliën en de
Handelingen der Apostelen; de Doetfitutfe boeken, die
de veertien Brieven van Paulus en dezeven Algcim i ue
Brieven bevatten, welke laatste aldus genoemd wnrdcii,
omdat zij voornamelijk gerigt zijn aan de Inkeerde
Joden over het Romeiusehe rijk verspreid; de 1\'rofe-
tisehe boeken,
waarvan er slechts één is, de < •penhariiig
van Johannes. De orde, waarin de boekeu nu geplaatst
zijn, is de oudste; zij werd doorEusebius, inliet begin
der vierde eeuw, en waarschijnlijk door Iguatius aan-
genoinen, die tegen hel einde der eerste en in de eerste
helft der tweede eeuvt leefde. Kr zijn verschillende
bewijzen voor de echtheid der evangelische boeken,
waarvan de voornaamste zijn do getuigenissen vau
Cleniens, Polycarpus en fapias, uil de eeuw derApos-
telen, en die van J ust inus Martvr, Ircmeus en Origeues,
uil de daarop volgende.
Niet alleen hebben wij liet getuigenis vangcloof-
waardigc schrijvers voor de echtheid van de Schriften
des Nieuwen Testaments, maar er is ook gegronde
reden om te gelooveu, dat de oorspronkelijke mauu-
scripten nog lang na de schrijvers er van bestonden, eu
dus kon de juistheid van elke kopij nagegaan worden.
Zij werden ook in verscheidene talen overgezet, en tal-
rijke kopijen van de oorspronkelijke geschriften eu de
vertalingen werden over de gehecle beschaafde wereld
verspreid. Vele der eerste kopijen bestaan nog, en het
is aangenaam eene geheele overeenstemming te vinden
tusschen deze en die, welke thans in omloop zijn. Maar
bovendien isgeen verslag vau gebeurde zaken op aarde
in zo i ruime mate hel onderwerp van beredenering
geweest als dat, hetwelk gevonden wordl in het Nieuwe
Testament, en daarom is geen zoo zeer het onder» crp
geweesl vauuaauwgezette eu onophoudelijke aandacht
van den kant vau vrienden en vijanden. De aanhou-
dendc Iwisteu tusschen Christenen en ongeloovigeu,
zoowel als tusschen tegenover elkander staande sectcu
van Christenen, die zich allen op de Sehrifl beroepen
om hare meeuiiigen te schragen, maakten hel nage-
uoeg onmogelijk cm zelfs de geriugsle verandering
W\' maken, zonder dat deze onmiddellijk ontdekt en
blootgelegd werd.
Maar als wij volstrekt niet aandc volkomen echtheid
vau dr bot ken des Nieuwen Testaments twijfelen, op
welke gronden moeten wij dan nog de gcloofwaar-
digbeid vau de opgaven, die zij bevatten, aannemen.
Op dii punt moet hel sterkste en krachtigste beroep
gedaan worden op de wonderen eu de profetie als
bewijzen. Op welke wijze kan eene openbaring ge-
schioden dan door wonderen: Op geene, welke wij
met mogelijkheid kunnen begrijpen. Men moei altijd
bedenken, dal het bewijs aan wonderen ontleend in de
eerste plaals strekt, uiel om de waarheid der opgaven
ie slaven, maar alleen de Goddelijke magl van Hem,
door v ii\'u wondert u wenden volbragl; en van de < iod-
dclijke inagt van Christus komijn wij, door een bijna
oumiddellijkeuovergang, opde waarheid des Christen-
doms. Had onze gezegende lieer geene woudereu
verrigt, dan zouden wij geen behoorlijk bewijs gehad
hebben, dat Hij vau (iod kwam, eu de Christelijke
leer kon geene gezonde aanspraak maken op een God-
d el ij ken oorsprong. Zulk eene tegenwerping kan echter
niet tegen het evangelie gemaakt worden. Kr wordt
verklaard, dat wonderen gedaan zijn: water werd in
w ijn veranderd, de blinden werden ziende, de stommen
spraken, de dooveu hoorden, tle lammen gingen, tic
doodeu werden in het leven teruggeroepen. En het
beginsel, waardoor Christus deze wonderen verrigtte,
is duidelijk uil Zijne eigene verklaring: „De werken,
tlie ik doe in iUm naam mijns \\ aders, die getuigen van
mij." liet onderscheid tusschen die gebeurtenissen,
tlie waarlijk wonderdadig zijn, en die, welke zelfs de
-ocr page 369-
BIJBEL.
352
verrassendste der gewone natuurverschijnselen of de
verwonderlijkste ontdekkingen der wetenschap om-
vatten, is voorden minst ontwikkelden geest duidelijk;
en van daar de bijzondere waarde der wonderen als
getuigen en bewijzen van een stelsel. dal tol den
ongeletterde zoowel als tot den geleerde spreekt.
Ten opzigte van het bewijs voor de waarheid des
Nieuwen Tcstameuts uit de profetie getrokken, heeft
men dikwijls als een van zijne bijzondere voordeden
aangemerkt, dat, daar deze trapsgewijze in hare ver-
vulling voortgaat, de kracht van dit argument dagelijks
toeneemt en overtuigender wordt. Het bewijs door de
profetie en dat door de wonderen geleverd zijn tol
zekere grens hei zei f Je; de profetie isslechtseenwouJer
van kennis, hel wonderdoeu is een wonder van inagt.
Verschillende voorspellingen worden in lul Xicuwc
zoowel als in hel Oude Testament gevonden. De dui-
delijkste en belangrijkste zijn die, welke betrekking
hebben op het karakter, den toestand en hel werk
van den beloofden Messias, en die, welk.1 betrekking
hebbeu op den volgenden toestand der Christelijke
kerk en der Joodschc natie.
Boven het bewijs voor de geloofwaardigheid van de
verhalen in het Nieuwe \'J\'i - au ent aan de «onderen
en de profetie ontleend kunnen wij ookn g op den
snellen voortgang der Christelijke godsdienst in de
eerste eeuwen wijzen, in spijl win de talrijke hi
palen, die zij moes! ondervinden. Dal zij zich zelfs in
de dagen der Apostelen sterk uitbreidde, blijkt duide-
lijk uil de verklaring van Paulus, dat hij van Jeruzalem
af, en rondom, tot lllyricnin loc, het evangelie van
Christus vervuld had. Te Jeruzalem, Antiouhic, Ephe-
sus, Athene, Corinthe, Thessalouica en zelfs" in de
keizerlijke stad Rome, de ineestcresse der wereld,
waren kerken gesticht, en werden de waarheden des
Christendoms openlijk verbreid. De merkwaardige
zegen, die opliet werk van de eerste verkondigers des
Christendoms rustte, blijkt niet alleen uit hunne eigene
opgaven, maar wordt I en volle door gelijktijdige achrij-
vers bevestigd. \'M are hel mogelijk geweest voor hetfeit
rekenschap te geven doorecue verwijzing op slechts
ondergeschikte oorzaken, zulks zoude voorzeker door
scherpzinnige schrijvers gedaan zijn. De omstandig-
hedeu zijn echter voldoende om aan te toonen, dat de
voort gang van het evangelie volst rekt aan geen e andere
reden dan die zijner waarheid kan toegeschreven
worden. In bet glansrijkste tijdperk der Romeinsche
letterkunde namen eenigeu van hen, die den grootst en
naam van geleerdheid hadden, de leerstellingen des
Christeudoins aan, eu verkondigden zij openlijk hun
geloof; en dat zonder de geringste hoop op eenig
wereldlijk voordeel, ja zelfs onder den zekeren indruk,
dat zij zich daardoor aan de bespotting en de vervol-
ging vau hunne laudgenootcn zouden blootstellen.
Eu als dal liet gedrag was van verlichte mannen, ten
opzigte van hetgeen, streng genomen, eene kwestie vau
1\'elien was, waarover elkeen rondom henkon oordeelen,
en die een ieder had kunnen ontkennen, als zulks mo-
gelijk geweest ware, tot welke andere gevolgtrekking
kunnen wij dan met mogelijkheid geraken, dan dat het.
evangelie waar is\'\' Alleen door de zuivere kracht der
waarheid kwam liet den hevigst en wederstand te boven,
en eiken hinderpaal vertredende, vond het zijn weg
naar de poorten van hel paleis, en beklom liet zelfs den
ki izerlijkcn troon der magtige Caesars.
Eeuc audere reeks vau bewijzen voor de geloof-
waardigheid des Nieuwen Testaments kan getrokken
worden uit eenzorgvuldig onderzoek van het boek zelf.
Dit wordl gewoonlijk het innerlijke bewijs genoemd.
Onder dit hoofd kau men de schoonegeschiktheid der
waarheid, hetzij leerstellige of voorschriftmatige, voor
den aard en den toestand des niensehen rekenen, en
hare overeenstemming mei onze hoogste begrippen
vau zedelijke uitmuntendheid, zoowel als den heiligen
en zuivcreudeu invloed van hel evangelie op de ge-
moederen en harten van ben, die het omhelsd hebben.
De invloed des C\'hristi udoins is echter niet enkel te
bemerken in net leven en hel gesprek vau een enkel
incusch, maar is op treffende wijze zigtbaar in de wel-
dadige uitwerking, die hel overgroote verecnigingen
van menschenuitarcoefend heeft. Hoewel de beginselen
des Christendoms tot nog toe op de wereld in het
algemeen onvolmaakt in beoefening zijn gebragt, heeft
het toch eene bepaalde verbetering tcweeggebragt
in den zedclijken en staatkundigen toestand van die
landen, die het tot hiertoe aangenomen hebben. Hunne
wetten, instellingen en zeden hebben tegelijker tijd
den verbeterenden invloed van het evangelie van
Christus ondervonden; en hoewel de voortgang der
hervorming op deze punten langzaam geweest moge
zijn, is hij toch voldoende zigtbaar, om hem lot een
argument van aanzienlijk gew igl te maken, ten gunste
vau de waarheid en het Goddelijk gezag des Chris-
tendoins.
Terwijl de bijbel in twee groote afdeelingeu, het
Oude en het Nieuwe Testament, verdeeld is, vormen
deze te zanien een schoon verbonden en vereenigd
stelsel vau Goddelijke waarheid. De boeken, waaruit
het geheele deel beslaat, ziju door vele verschillende
schrijvers geschreven, en op zeer verschillende tijden,
-ocr page 370-
353
WJBKL
die zicli over een zeer groot tijdperk dor wercldge-
schiedenis uitstrekken, on toch is liot theologische
stelsel, dat zij bevatten, volledig als éen geheel, on
homogeen in al /.ijnc dooien, üii is op zich zelf een
sterk bewijs, dal „de Schrift is van God ingegeven.\'"
Er zijn zonder twijfel groote vcrselieidenhcden van
laai, ideën en stijl in do verschillende boeken dos
bijbels op lo merken, zoodal do persoonlijkheid dor
schrijvers zich overal openbaart. Jcsaja heefl geen
gevaar van mol Dan iel verward lo worden, noch
Pauliisinet Jnhannes. Dit maak! echter geen grond uil
tegen >\\r Goddelijke inspiratie der Heilige Schriften.
,,JIet is God, die daar tol ons spreekt," gelijk zeker
schrijver welsprekend aanmerkt, „maar hol is levens
do inensch; — hol is de menscli. maar liet is levens
Cicid. bewonderenswaardig Woord van God! hel is
menscli gemaakt op zijne eigene wijze, gelijk hol
eeuwige Woord! Ja, God heefl hol ook lol ons doen
komen vol van genade en waarheid, gelijk aan onze
woorden in alle dingen, doch zonder dwaling on zonde!
Bewonderenswaardig Woord, Goddelijk Woord, en
toch vol van mciiseholijkheid, bcminnonswaardig
Woord van mijn God! Ja, opdat \\\\ ij liet zonden hegrij-
pen, moest hel noodzakelijk op sterfelijke lippen gelegd
worden, opdat hel mensehelijko dingen zou verhali il;
on opdal hel onze naudacht zou trekken, moest het
zich bcklecdcn mol onze wijzen van denken en niet al
de bewegingen onzer stem, want God wist wel. waarvan
wij gemaakt zijn. ÜMaar wij hebben hel herkend als hel
\\\\ oor I van den [leer, magtig, krachtdadig, scherper
dan oen tweesnijdend zwaard, en de eenvoudigste
onder ons kan, als hij het hoort, gelijk (\'leopas en
zijn vriend zeggen: „Was ons hart niet brandende
in ons, als hel tot ons sprak." Wel welk eene krachtige
bctooveriiig herinneren ons de Schriften, dooi- dien
overvloed van nonschclijkheid en door al die persoon-
lijkheid, waarmede hare Goddelijkheid is bekleed, dat
de Heer onzer zielen, wiens treilende slem zij zijn,
zelf een menschelijk hart op den troon van God
draai:!, hoewel Hij gezeten is op de hoogste plaats,
waar de engelen Hem eeuwig dienen en aanbidden!
Hel i-- ook aldus, dal zij ons niet alleen dal dubbele
karakter van verscheidenheid en eenheid aanbieden,
dat reeds al de andere werken van God, als Schepper
der hemelen en der aarde, opluistert, maar ook die
vermenging van gemeenzaamheid en gezag, van s\\. m-
jiatliie en grootheid, van nederigheid en gohcimzin-
nigc majesteit, vaumensohelijkheid en Goddelijkheid,
die kenbaar is in al de beschikkingen vau denzell\'deu
God, als Verlosser en Herder van Zijne Kerk. Het
is dan aldus, dat de Vader dor goedertierenheden,
terwijl Hij in Zijne profeten spreekt, niet alleen hunne
stom, hun stijl on hunne pen moest gebruiken, maar
ook dikwijls hun uo gedachten en hun gevoel inwerking
moest stellen. N\'u eens hoeft Hij het, om ons daar Zijne
Goddelijke sympathie te toonen, geschikt geoordeeld
om hunne eigene herinneringen, hunne monschelijke
overtuigingen, hunne persoonlijke ondervinding cu
hunne vrome aandoeningen aan de woorden te ver-
bindon. die If ij liuu ingaf: dan weder heeft Hij, om ons
te doen denken aan Zijne booge tussehcnkoinst, er de
voorki uraan gegeven, onidie noodeloozc medewerking
van hunne herinneringen, genegenheden en hun ver-
stand Ier zijde te stellen. Zóó moest het Woord van
God zij ii. Gel ijk Tm ma 11 ti el. vol van genade en waarheid,
te zolfder tijd in den boezem van God en in liet hart
van don menscli, inagtigensympathiseronde.heuielsch
en aardsch, verhc\\cn on nederig, ontzagwekkend en
gemeenzaam, God en niensch \'. Daarom heefl liet geene
gelijkenis op den God der Itatinnalisten. Zij zouden
wenschen. dal. nadat z.ij, gelijk de discipelen van Epi-
curus, de Godheid \\ eire vanden meusoh in een dorden
hemel verbannen lubben, de bijbel ook daar gebleven
ware. „De \\v ijsbegoorto gebruikt de taal der goden,"
zegt de bekende SI rail ss vau Ludwigsburg, ..terwijl de
godsdienst gebruik maakt van de laai der menschen."
Zonder twijfel doei zij dal; zij neomt tot geene andere
hare toevlugt: zij laai aan de wijsgeeren en aan de
goden dezer wereld hun hemelrijk on hunne laai."\'
\\h\' .loden verdeelden don Pontateuehus in vijftig
of vier en vijftig pi/ïtesr/i/ol/i of grootere afdeelingen,
naar male hol maanjaar dor Joden eenvoudig was, of
eene aanvullingsniaand (maand die om do drie jaren
aan do maanjaren wordt toegevoegd) erbij kwam; op
eiken Sabbatbilag werd eene dezerafdeelingeu inde
synagoge gelezen. Konigo .loden schrijven deze ver-
deeling aan Mozes, andere aan Kzra toe. Dogrootere
afdeelingen werden In kleinere of Siderim verdeeld.
Tol aan de vervolging van Autiochtis Dpiphaucs lazen
do Joden sleohts de Wel ; maar daar hol voorlezen er
van toen verboden werd, stelden zij er vier en vijftig
llnpfifoïol/i, of afdeelingen van de Profeten, \\ oor in de
plaats. Onderde Makkahccii werd hel lezen der Wet
weder ingesteld en als de eerste lezing aangenomen,
terwijl hol lezen uil de Profeten als de tweede lozing
aangenomen werd. Deze afdeelingen werden wederom
verdeeld in l\'ewl-im of verzen, die ook aan Ezrazijn toe-
geschreven. Zulke koelere afdeelingen worden bijzon-
der nut tig bevonden iiade Babylonische ballingschap,
toen de Wet in het (\'lialdoeuwseh werd verklaard, dal
ij
-ocr page 371-
351.
ÜI.IIJKI..
te, dier tijde dr moedertaal was, hoewel men steeds
voortging haar in het Hebreeuwse!) voor te lezen.
In den oorsproukelijken vorm was de tekst van den
llebrceuwsehen bijbel zonder afbrekingen of ver-
deelingen in hoofdstukken, verzeil of zelfs woorden.
Er bestaan nog een aantal onde handschriften, die op
deze wijze geschreven zijn. IV .loden verklaren, dat
toen God op den berg Sinaï de Wet aan Mozes gaf, zij
in een tweevoudigen vorm gegeven weid. de ware
tekst en du ware verklaring, en dat deze beide vormen
van geslacht tol geslacht overgingen, totdat zij op
schrift gesteld werden. De ware tekst is het onderwerp
der Masorn, en de ware verklaring hel onderwerp der
Mix/ma cu Gemara, De Masoreten waren de eersten,
die de boeken en afdeelingen van de Hebreeuwsche
Schriften in verzen verdeelden, en zorgvuldig het
aantal verzen in elk hoek en elke afdeeling, en het
middelste vers in elk dezer, met andere bijzonderheden
van dergelijkeii aard, opteekenden.
Het isnietonwaarsehijnlijk.dat de eerste Christenen
aan deze onde Joodschc verdeeling het denkbeeld
ontleend hebben, om bet Nieuwe Testament op gelijke
wijze te verdeden. Wie het plan het eerst uitvoerde
is onbekend. Zeker is het echter, dat het Nieuwe
Testament reeds vroeg verdeeld was, waarschijnlijk
vóór de vierde eeuw, in twee soorten van hoofdstukken
van ongelijke lengte. Daar deze verdeeling in hoofd-
stukken niet door de Kerk bekrachtigd was, werd zij
in geenen deele algemeen aangenomen. De belang-
rijkste dezer waren de Am>iioniaan*ehe afdeelingen, zoo
geheeten naar Ammonius, een geleerd Christen van
Alexandrië in de derde eeuw. In de vierde eeuw werd
eeue uitgave van de Briereu van 1\'aulus, als één boek
beschouwd, in ééne onafgebroken reeks van hoofd-
stukken verdeeld; cene schikking welke nog gevonden
wordt in het Vaticaansehc manuscript en in eenige
andere. De (\'odes Bezee en andere manuscripten
waren in lessen verdeeld, behalve in hoofdstukkeu
en afdeelingen. Evenwel werd eerst in de dertiende
eeuw de verdeeling in hoofdstukkeu, die uu in gebruik
is, voor bet eerst in de Westerscbe kerk ingevoerd,
voor het Nieuwe Testament zoowel als voor het
Oude. Voor zoo verre men weet, bestaan er geene
Griekschc manuscripten, waarin hoofdstukken ge-
vonden worden, van vroeger dan de vijftiende eeuw.
Hij, die de nuttige verdeeling, «elke wij nu nog
hebben, \\vu uitvoer bragt, was kardinaal llugo de
Sancto Caro, die omstreeks het. midden der dertiende
eeuw leefde. Keue concordantie der Latijnsche Vul-
gata ontworpen hebbende, waardoor elke tekst ge-
vonden kon worden, verdeelde hij het Oude en het
Nieuwe Testament tot grootergemak in hoofdstukken.
Deze hoofdstukken verdeelde hij weder in kleinere
gedeelten, welke hij onderscheidde door op den kant
alle letters van het alphabe! op gelijke afstanden van
elkander, volgens de lengte der hoofdst ukken, te plaat ■
sen.Dezelfde schikking werd inde vijftiende eeuw voor
den ITebreeuwschcn bijbel aangenomen, door rabbi
Mordechai Nathan, met dit verschil, dat hij, in plaats
van Hugo\'s kantlettcr aan te nemen, elk vijfde vers
niet een Hcbreeuwscli cijfer leekende. De invoering
van \\eizen in den Hebreeuwschenbijbel geschiedde
door Athias, een Jood van Amsterdam, in dezeven-
tiende eeuw.
De eerste verzameling van de verschillende lezingen
in de haudscln iftcn des (Inden Testaments, die wij ken-
uen, is de Masora, die waarschijnlijk langzamerhand,
en niet op eens, gemaakt werd ; de juiste tijd, waarop
zij begonnen werd, is echter moeijelijk te bepalen.
Nu eens werden zij oprolleu geschreven, afgescheiden
van den tekst, eu dan weder aan bet einde van de kopij
der Schriften; in lateren tijd echter gewoonlijk op den
kant of aan den voel der bladzijde. Omstreeks 1030
gaven Aüron Beu Aser, president der academie te
Tiberias, en Jakob Ben Xaphthali, president der aca-
ilcuiie Ie Babyion, elk eenc afzonderlijke uitgave van
liet Oude Testament in het licht, en van deze twee
uitgaven, welke uit de twee groot e klassen van.loden,
die vau het Oosten en die van het Westen, voortkwa-
nien, zijn de volgende kopijen der Schriften over bet
algemeen genomen. De eerste poging om een He-
breeuwschen bijbel te drukken niet verschillende lezin-
gen, door eenc vergelijking vau eenige manuscripten,
geschiedde in I 06 I. I lierna hadden op verschillende
lijden verscheidene andere vergelijkingen van niauu-
scriptcu onderling plaats. Deze verdienen echter
naauwelijks vermelding in vergelijking van hetdoor-
wroebte werk van Dr. Kennieot, waarvan het eerste
deel in 1770, en het tweede in 1780 verscheen. Dit
werd gevolgd door den nog grooteren arbeid vau de
Hossi, die in zijne eigene bibliotheek meer huudschrif-
ten en uitgaven verzamelde, dan Kennieot iu al de
groote bibliotheken van Europa verzameld had. Be-
halve die door Kennieot en de lïossi verzameld, zijn
er nog andere Hebreeuwsche manuscript en van groote
waarde. In China bestaat eene kolonie van Joden, die
zich, naar men zegt, omstreeks bet jaar 73 iu dal rijk
vestigden. /,ij bezitten een aantal manuscripten. In
hunne synagoge hebben zij dertig rolleu, die allen de
geheeleWet bevatten. Iu deze handschriften zijn geeue
-ocr page 372-
•\'5 j j
punten op de klinkletters; zij zijn in drie eu vijftig
afdeelingen verdeeld, maar zonderonderscheiding vau
boeken, hoofdstukken of verzen. Eene dezer rollen,
die zeer oud is, wordt in hooxe achting gehouden.
De beroemde reiziger Dr. Eduard Clarke vond in
de Kriin een aantal Caraïctischc Joden, die een tal
van oude manuscripten van den Hebreeuwschen bijbel
bezaten, liet verbaal, dat hij geeft, is zeer belang-
wekkend. „De kamer," zegt hij, „waar wij onthaald
werden, was met manuscripten opgevuld, waarvan
vele door onzen gastheer zeken, eu andere door zijne
kinderen, allen niet zeer schoone Hebrecuwsche let-
ters, geschreven waren. De Caraïeten rekenen het eene
daad van vroomheid, om den bijbel eens iu het leven
over te schrijve n. Al hunne handschriften beginnen met
het boek van Jozua. De Pentateuehus bestaat afzou-
dcrlijk, niet iu handschrift maar gedrukt, tengebruike
op de scholen. Zij verwerpen den Talmud, elke soort
vau overlevering, alle Rabbinistisohe geschriften-en
meeuingen, alle kautteekeuingeu, eu laten zich alleen
door de letter der Wet leiden. Zij beweren den tekst
van het Oude Testament in zijn zuiversten Maat te
bezitten." Men zegt, dat de Caraïeten zich spoedig
na de Babylonische gevangenschap van bet grootc
ligcliaani der Joden afscheidden.
Dr. Buehanau beschrijft eeubezoek.dat hij aan eene i
kolonie van Zwarte Judeu iu Malabarbragt, die, naar :
men veronderstelt, afstammelingen zijn van Joden,
welke zieli na de eerste verstrooijing aldaar vestigden.
Vau dat volk kreeg hij een zeer kostbaar manuscript
vanden Pentateuehus, dat thans inde bibliotheek der
universiteit vau Cambridgc is. Dit manuscript is op
rood geschilderde geitenvelleu geschreven. Het is
ongeveer veertien en eene halve Ned. cl lang, en zc<
en vijftig Ned. duim breed. De afwijkingen vau den
gewonen tekst bedragen ongeveer hel aantal van
veertig, eu deze /iju van niet hel minste belang. Vier
dezer afwijkingen zijn deze kopij alleen eigen.
Dezelfde eerbied, dien de Joden iu alle eeuwen voor
het Oude Testament gehad hebben, is door Christenen
aan hel Nieuwe Testament betoond. Elk spoor der
oorspronkelijke manuscripten van hel laatste ver-
dwecn echter in eene hcuge oudheid. Op verschillende
wijzen kan men hiervan rekenschap geven. Naar alle
waarschijnlijkheid bestonden zij uit zeer vergankelijke
materialen, voornamelijk rollen vau ligt papyrus,
waarop niet bet penseel of calamas, met zwarte inkt
en in kolommen, geschreven was. liet schrift zelf
bestond uit onciaal of grooto (één duim hooge) letters.
In deze manuscripten waren de woorden niet van
elkander gescheiden; zij waren zonder interpunctie,
zonder hoofdletters, zouder accenten. Vóór de gc-
heele voltooijing vau deu cauon, tegen het einde der
vierde eeuw, was er naauwelijks eene enkele kopij
gemaakt, die bet geheele Nieuwe Testament bevatte.
In volgende tijden bleven zulke kopijen nog steeds
zeldzaam, en de meeste vau diegenen, welke heston-
den, bevattedeu ook bet Grickschc Oude Testament.
De vier Evangeliën werden het meuigvuldigst over-
geschreven. De Brieven vau l\'aulus werden meer
gekopieerd dan de Catholiekc of Algemeene brieven ;
laatstgenoemde brieven maakten gewoonlijk mei de
Handelingen der Apostelen één deel uit; dikwijls
werden er echter ook de Brieven van l\'aulus aan
toegevoegd. De Openbaring werd het minst overgc-
schrevcn; door Athanasius, in de vierde eeuw, werd
haar voor het eerst hare plaats ouder de canonieke
boeken toegekend.
In de eerste eeuwen der Christelijke jaartelling
verving het parkeinent den papyrus. Vau de vierde
lol de elfde eeuw bleef het bijna uitsluitend in gebruik;
vau toen af werd katoen papier inenigvuldigerdau par-
kciucnt gebruikt, eu spoedig daarna werd linnen papier
gebezigd. Met hel gebruik van den papyrus hield het
bezigen vau den vorm der rol op, en werd de vorm \\ un
hel boek ingevoerd. liet geheele aantal der ouciaal
manuscript eu van het Nieuwe Testament, vau de vierde
lot de tiende eeuw, die lol ons gekomen zijn, bedraagt
een en veertig, eu slechts drie dezer bevallen het
geheele Nieuwe Testament. \\ au deze drie is er geen
zonder belangrijke uitlatingen. Wat deu gcdrukteu
tekst aangaat, werd de eerste vergelijking vau Griek-
sche manuscripten des Nieuwen Testament- door
Kimenes, aartsbisschop vau Toledo, in het jaar I 51 I-
volbragt; zij werd echter eersl in 1520 uitgegeven,
toen zij verscheen als een gedeelte vau de Compluten-
sisehe Polyglotte. Weinige jaren te voren, iu 1510,
kwam vau de pers van r\'robenius, te Bazel, de eerste
uitgave van hel Nieuwe Testament in het Grieksch
eu het Latijn door deu beroemden Erasmus. Deze
werd gevolgd door andere uitgaven dooi denzelfden
geleerde, nadat hij verscheideue Grieksche inauu-
scripten geraadpleegd had. Toen volgden de uitgave
van Coiinciis eu de uitmuntende uitgave van deu
Parijseben drukker Robertus Stephauus of Estienne.
Kene Grieksch-Latijusche uitgave onder toezigtvan
Stephauus, in 1551, is de eerste, waarin de Grieksche
tekst iu verzen verdeeld is. Deze verdeeling, die hij
reeds drie jaar te voren in de Vulgata had inge-
voerd, en die spoedig daarna algemeen aangenomen
-ocr page 373-
IUJBEL.
356
of Septuaginta in de Grieksche taal. de Targunis of
vertalingen in het C\'haldeeuwscb, de Syrische verta-
Iing en de \\ ulgata of Latijnsche vertaling-
De Septuaginta wei d omstreeks 27 7 \\. <\'. volbragt.
Josephuscti Philo geven op, dal zij Ie Alexaudrië onder
de regering van drn iweeden Ptolenueus, gewoonlijk
Ptolenueus Philudelphus geheeten, geschiedde. An-
deren beweren, dal zij vcrrigl werd gedurende de
regering vau den eersten Ptoleiuu.\'us, Soter genaamd,
liet volledigste verhaal van den oorsprongen de wijze
van uitvoering vau. het werk wordt door Joscphus ge-
geveu, die hel verhaal aanneemt van Aristeüs, een van
de personen die door Ptolenueus over die zaak uaar
Jeruzalem gezoudeu werden. (Zie SkitlaiHNTa). De
her icmdsle mauuscriptcu der Scptuugiuta zijn de Co-
dex Vatieauus en de Codex Alcxaudrinus, en naar deze
ziju de latere cditiën gedrukt. Behalve de overzt iting
der zeventigen waren er echter nog verscheidene
andere Grieksche vertalingen vau de Schriften des
Ouden Tesiami nis, die allen na de Christelijke jaar-
lelling volbragl werden. De beste zijn die vau Aquila,
een Jood, en die van Syminachus en van Theodoliou,
beiden Kbiouietisehe Christenen.
Ue (\'lialdeeuwsebe vertalingen van bei Oude Tes-
laiuenl worden Targunis genoemd. Van deze zijn de
beroemdste die van Onkelos en van Jonathan l\'.eii
I zzicl. liet werk van Onkelos is ecuc vertaling van
de vijl boeken vau Mozcs; dai vau Jonathan is eene
overzetting vau Jo/ua, Riglcren, de twee boeken van
Samuël,dci\\veeboekcnderKouiugcn,Jesaja,Jeremia,
Kzechiileu de twaalf kleine Profeten. Deze beide ver-
talingen zijn \\ rij oud. Kr is ook nog een Targum vau
de Wet, diede Jeruzalcmsclie Targum genoemd wordt.
De Syrische vertaling kan zich op groote oudheid
beroemen, daal\' de bewoners van Syrië vroeg tol het
Christendom bekeerd werden, en daarom eene verta-
liug vau de Schriften des Ouden Testameuts in de
Syrische taal uoodig hadden. Verscheidene over-
zettingen werden er gemaakt, sommige dezer van de
Septuaginta. De vertaling, die bet meest gewaardeerd
wordt, is dadelijk uit het Hebreeuwsch, en draagt
onmiskenbare tcekeneu vau booge otidbeid. De
schrijver er van is, zooals men veronderstelt, een
Joodsch bekeerde uit de eerste eeuw. Aan de Syri-
sebe vertaling, die Buchauau uit Iudië medebragt en
iu de universiteit van Cambridge plaatste, wordt door
de Kossi boven alle andere overzettingen de voorkeur
gegeven. „Deze zeer oude vertaling," merkt hij aan,
,,volgt den heiligen teksl op den voet. en is zuiverder
dan eenijre andere.\'\'
werd, scbijul uaar hel voorbeeld der Ilebreeuwscne
aitgave van het Uufli\' Testaineul geschied Ie zijn.
Daarna kwamen de talrijke groote en kleine uitgav i n
van Beza, en na een aantal jaren de Klzevier.selie
uitgave, die nu algemeen in gebruik is nuder den
naam vaudeu Testi" ftierpla* of aangenomen tekst. In
1G57 verscheen de Londensclie Polyglot re, uitgct oeril
door den beroemden \\\\ altou. mei de vergelijking van
zestien andere manuscripten. S|>oedig daarna kwam
eene uitgave door Cureelheus mei verschillende leziu-
geu in het licht, waarop liet kostbare werk van Dr. l\'Yll
volgde, die daarbij \\eerlig andere manuscripten met
elkander vergeleken had. Ken ander zeer belangrijk
werk vau denzelt\'den aard nas de uitgave door Dr.
Mill van Uxford, «elke in ITO?, na een arbeid vau
dertig jaar, hel licht zag. Deze uitgave werd gevolgd
door die vau Johanues Jacobus Wctsloin, welke ie
Amsterdam, 1751-2, intwee folio doelen verscheen. I>e
eerste edilie van Griesbach werd in 177/ uitgegeven;
zijn groot werk was echter zijne tweede editie van liet
Nieuwe Testament, die eerst in 18()ü voleindigd was.
[n dil werk was Griesbach niet weinig \\erschuldigd
aan den vroegeren arbeid van Beugel en Scnilcr. Xa
den do.nl van dezen voornamen criticus werd hel
eerste deel eeuer derde editie door Schulz in 1S2/
uitgegeven. Hei werk van («riesbach verwekte niet
weinig si rijd onder de critici vau den bijbel. Zijn he\\ ig-
ste tegenstander was Matthai, die, meer dau honderd
manuscripten uit Moskou gekregen hebbende, in
17S2-17SS eene uitgave van bet Nieuwe Testament
in twaalf deelen bezorgde. Griesbach werd opbekwame
wijze tegen Matthai verdedigd door Hug en Eichhoru.
De volgeude arbeider op hetzelfde veld was Augustinus
Schob?, die <ene edilie vau bel Nieuwe Testament het
licht deed zien, met volledige prolegomena verrijkt,
waarvau het eerste deel iu 1830, en bet tweede en
laatste iu 1836 verscheen. Bovendien verschenen er
verscheidene kleineeditiëu, voornamelijk op Griesbach
gegrond, waarvan de meest gezochte die \\ an Kuapp en
Schott, en in lat eren tijd die van Theile waren. Carl
I.aelnnanngaf, behalve eene kleine stereotype editie,
die slechts den leksl bevatte, eene grootc Grieksche
en Latijnsche iu het licht; bet eerste deel hiervan
verscheen in 1842, het tweede in 1850. De nieuwste
schrijvers, die den tekst van het Nieuwe Testament
herzien hebben, zijn Tischcudorf en llciche iu Duitsch-
land. en Tregellcs in Engeland.
Nu de manuscripten van den bijbel volgen de \\ erta-
lingen in belangrijkheid. De voornaamste vertalingen
van bel Oude Testament zon de AI»*xaiidriinscheversie
-ocr page 374-
I!IJ]5EL.
:{57
Er bestaat ook eene vertaliug vau de boeken der
Wet in de Samaritaansche of (\'haldeeuwsch-JSaiuari-
taansche taal, naareene kopij van den llebreeuwschen
Pentateuchus in Samaritaausche letters. Men heeft
ook gebist, dal er eene (ïriekschc vertaling van deu
Samaritaanscheu l\'entateiielius bestond.
Kene der belangrijkste overzettingen, die in weèrv il
van bare gebreken in de Koomselie kerk in groote
achting gehouden wordt, is de Latijusche vertaliug,
somtijds de Italiaausclie genoemd, maar meer gc-
woonlijk de \\ ulgata. Deze schijnt reeds in vroegen
tijd ii:n gebruike der Latijusche kerk beslaan te
hebben; in allen gevalle waren er verschillende ver-
talingen in het Latijn, waarvan die, welke men de
Italiaausclie noemde, hel ineesl o|> prijs gesteld werd.
Op verlangen van Uamasns, bisschop van Ifome,
ondernam [liërouymus de laak om haar Ie herzien;
toen hij eehtcr bevond, dat het Oude Testament niet
uil hel llebreenwseh, maar uil hel (iriekseh verlaald
was, besloot hij eene geheel nieuwe over/.eltiug on-
iniddellijk uil hei Hebreeuwsch te bewerkstelligen.
Opdat deze nieuwe vertaliug zoo volmaakt mogelijk zou
zijn, bragl Hiërouymus verseheideue jaren in Judea
door, en ontving hij den bijstand van verscheidene
geleerde Joden, die aan de school vau Tibcrias hun
verblijf hielden. Sedert de zevende eeuw is de verta-
ling van Hiërouymus in de ltooiusch-C\'atholicke kerk
algemeen in gebruik geweest, behalve diederl\'salioeu,
waarvan de oude overzetting nog gebezigd wordt,
zoodat de tegenwoordige Vidjutabestaat uit de nieuwe
l.atijnsehe vertaling van het Oude Testament door
Hiërouymus, en de oude Latijusche vertaling vau bet
Nieuwe Testament, door hein herzien. De andere
Latijusche vertaling heel de Oude Vulguta, waarvan
nog eenige manuscripten bestaan, die ook gedrukt zijn.
Naar deze overzetting vertaalde Wickliffedcu bijbel,
cu Luther werd er zeer door gebaat bij zijne vertaliug
in de Hoogduitsche taal. De Latijusche is de oudste
van de Westersche, en de Syrische de oudste van de
Oustersche overzettingen. Augustiuus beschouwde de
oude l.atijnsehe vertaling als de metst letterlijke, en
Miehaëlis, een voornaam criticus van den nieuwen
tijd, zeide, dat de oude Syrische vertaling de beste
Mas, die hij ooit gelezen had. Behalve de oude Syri-
sehc vertaliug, die Peshito of letterlijke heel, is er ook
nog eene andere, de nieuwe of Philoxeiiische vertaling
genoemd, door Philoxenus, bisschop van Hiërapolis,
iu 508 bewerkstelligd. Deze is echter veel minder
dan de eerstgenoemde.
Onder de zeer goede overzettingen, hoewel niet zoo
oud als de Latijusche en Syrische,kunnen twecEgyp-
lisehe vertalingen gerekend worden, waarvan de eene
de (\'optische en de andere de Saidische heet. De
eerste is sedert onheugelijke lijden door de Egyptena-
reu gebruikt, en hoewel, sedert den tijd der verovering
door de Saraccneu, het Arabisch gewoonlijk iu Egypte
gesproken en het (\'optisch er weinig verstaan wordt,
wordt toch deze o verzeil ing bij de openbare godsdienst-
oefening der Coptische kerk, iu verband met eene
I Arabische vertaling, gebruikt. De Saidische vertaliug
i> iu hei dialect van Opper-Egypte of Saul, gelijk hei
iu hel Arabisch heel. Eenmaal bevatte zij al de boeken
van hel Nieuwe Testament, maar geen er vau schijut
\' nu iu zijn geheel te zijn. Ten bewijze van de oudheid
de/er \\ erialiug heeft men aangevoerd, dal er ecu werk
in hel Britschc musjuui is, iu de tweede eeuw door
Valeutinus iu het Saidische dialect geschreven, dat
, verseheideue gedeelten van het Nieuwe Testament
bevat, welke juist overeenkomen me! dezelfde gedecl-
\' ten in dr Saidische vertaling. Erzijuook vele Arabische
overzettingen, maar deze zijn zeer waarschijnlijk na
\' den tijd van Mohamed volbragl. Er is echter eene
zeer oude Ethiopische vertaling, die somtijds de Abys-
sinischc genoemd wordt.
Nog moeten wij als eene oude icrtaliug van het
Nieuwe Testament de Armenische noemen, die door
Miesrob, tegen hei einde der vierde eeuw, volbragl
werd; vóórdien tijd werd de godsdienstoefening ouder
de Armeniërs in het UriekschofSyrisch gehouden. Hei
volgende verhaal aangaande deze overzetting wordt
door Buchauangegeven: — „De bijbel werd inde 1 J\'1\'
eeuw iu de Armenische taal overgezet onder zeer gun-
stige omstaudighedeu, waarvan de geschiedenis tot ons
gekomen is. Bevoegde beoordeelaars der taal erkennen,
dat zij eene zeer getrouwe overzetting i>. La (\'roze
noemt haar „de koningin der vertalingen." Deze bijbel
1 is altijd inliet bezit van hei Armenische volk gebleven,
en vide sehoouc voorbeelden van echte en verlichte
\' vroomheid komen in hunne geschiedenis voor. Daar
de manuscripten niet voldoende waren voor de aan-
vraag, vergaderde er een concilie vau Armenische
bisschoppen in 1002, waarop besloten werd om de
hulp der boekdrukkunst iu te roepen, waarvan zij in
Europa gehoord hadden. Te dien einde wendden zij
zich eerst tot Frankrijk, maar de Catholieke kerk
weigerde hun bijbel te drukken. Eindelijk werd bij
Ie Amsterdam in 1060, en daarna iu 1068 en lü\'JS,
gedrukt. Sedert dien tijd heeft het drukken te Venetië
plaats gehad."
De laatste vau de (Jostersehe vertalingen, waarop
-ocr page 375-
BIJBEL.
35$
wij wijzeu zullen, zijn de twee Perzische vertalingen
van de vier Evangeliën, die, naai- men veronderstelt,
zeer oud zijn; de oudste dezer is uit liet Syriseli, de
andere waarschijnlijk uit liet Grickscli. Dat de Chris-
tel ij ke godsdienst vroeg iu l\'erzië ingevoerd werd, is
duidelijk uit de oiustandighcid, dat een bisschop van
dal land zitting had o[> het concilie van Xicsea iu \'M">.
Chrysostomus zegt, dat de Perzen de leerstellingen
van het evangelie iu hunne eigene taal overgebragt
hadden.
Ouder de vertalingen van het Westen i-, na de
Latijnschc, de Gothische eciie der oudste. De vertaler
was de beroemde Ulphilas, bisschop der Moeso-Gothcu
en lid van liet concilie van Constant inopcl in 31\'J. Men
zegt, dat hij een Gothiseh alphabet, gelijk aan het
Griekschc, uitgevonden heeft, en dal hij dadelijk uit
liet Grickscli heeft overgezet. De vier Evangeliën in het
Gothiseh zijn bewaard iu een welbekend manuscript,
Codex -l/ye/i/e/is genaamd, omdat liet niet zilveren
letters op velijn geschreven is. Niet lang geleden zijn
ook de dertien brie ven van 1\'aulus, inde Gothische taal,
iu de Ainbrosiaausehe bibliotheek te Milaan ontdekt.
Ouder de nieuwere overzettingen in die van Luther
de meest beroemde. Iu l\'ill begon hij dien arbeid
op den Wart burg, dien hij aldaar, wal het .Nieuwe
Testament aangaat, ook ten einde bragt. Ofschoon hij
terstond daarna voortging met de vertaling van hel
Oude Testament, mogt hij haar eerst in 1525 voltooid
zien. Groot is de lof, dien hij er op heeft iugeoogst;
nog is zij onder de Protestanten, die zich naar hem
noemen, in gebruik.
Bovendien is de bijbel iu den uieuwereu lijd in
bijna alle talen van Europa overgezet. Jlet is echter
natuurlijk, dat de lezer een eenigzins omslagtig verhaal
verwacht van de overzettingen des bijbels in onze
eigene taal.
Reeds iu 1 520 zag een Nederluildsche bijbel hel
licht van Jakob van Liesveldt. liet Oude Testament
was naar den Keulschen bijbel bewerkt, het Nieuwe
Testament uit het Duitsch van Dr. Luther vertaald.
Iu 1550 werd tcEmbdeu voor de Hervormden een Ne-
(lerlaiulselie bijbel, cene vertaling van den Zuriehscheu,
uitgegeven. Toen de Hervormde kerk zich gevestigd
had, gevoelde zij behoefte aan ecue vertaling, uil den
grondtekst zclven vervaardigd. Reeds was aan Alde-
goude en anderen die taak opgedragen, maarzij was nicl
tut uit vijeriug gekomen. Hetzououvergecflijkgeweesl
zijn, als de synode van Dordrecht zich die taak had
laten ontglippen, /ij droeg den last aan bekwame
mannen op, om cene Nederlaudsche bijbeloverzettiug
naar den oorspronkclijkcn tekst te bewerken. De ovcr-
zetting van het Oude Testament werd aan Bogerman,
Baudartius en Bucerus, predikanten te Leeuwarden,
Zutpheu en Veere, en voorliet Xieuwc Testament aan
liolandus, Faukelius en Cornelii, predikanten Ie Am-
sterdam, Middelburg en Enkhuizeu, opgedragen. Uit
billijke naauwgezetheid werd eeue breede commissie
van recensie benoemd, bestaande uit de koogleeraren
Polyandercu Thvsius, bijgestaan, voor het Oude Tcs-
tament, door afgevaardigden uil elk gewest: Plaucius
uit Noord-Hollaud, van Laren uit Zeeland, Lubbertus
uit Friesland, Hrviu> uit Overijssel en Goinarus uit
Staden Lande; voorliet Nieuwe Testament: Damman
uit Gelderlaud, Hommius uit Zuidhollatid, Gcldorp
uil Noord-Holland, Walaeus uit Zeeland, Fullenius
uit Friesland, Langius uit Overijssel, Ubbo liinmius
uit Groningen. Eerst in 1022 koos Utrecht hare
reviseren,\'terwijl de Drenlsehe afgevaardigden zich
van dit werk verschoond hadden/mulat de Hollaudsche
taal iu hun gewest uiel wel bekend was. liet liep tot
10 -2 ó aan, voordat de voorbereidende werkzaamheden
een aanvang namen. Faukelius en Cornelii, beiden
tol de vertaling geroepen, waren reeds overleden, en
iu hunne plaats traden Hommius en Walaeus op. Ouder
den arbeid ontvielen ook llolaudus en Bucerus door
den dood, en huuue plaatsen bleven, In weerwil van
aangewende moeite, onvervuld. Inliet einde van 1032
werd de volbragte vertaling van hel Oude Testament
aan de revisoren ter hand gesteld, en iu het volgende
jaar luidden zij zich van hunnen pligt gekweten; iu
1(53Jr kwam de vertolking van het Nieuwe Testament
iu gereedheid, benevens die der Apocrypbe boeken,
welke, volgens synodaal besluit, achter het Nieuwe
Testament zouden geplaatst worden, aan welk besluit
reiner geen gevolg is gegeven, ten aanzien der zooge-
naainde handbijbels. Den 10 October 1033 was de
geheele arbeid voltooid, en iu den jarc 1037 werd
deze overzetting, op last en onder bescherming der
Algemeene Staten vervaardigd en uitgegeven, met
hun octrooi voorzien. Van daar ontving deze over-
zetting den naam van Staten-Bijbel. Thans houdt zich
eeue door de synode der Hervormde kerk benoemde
commissie onledig met het volbrengen van eene nieuwe
overzetting, die vvelligt den naam van Syuodalen Bijbel
zal ontvangen. De Staten-Bijbel werd ook bij de
Remonstranten en Doopsgezinden kerkelijk aange-
uonieu. Alleen de Luthersche kerk hield zich aan de
overzetting van Adolf Visschcr, die laatstelijk doordc
synode der Evangelisch-Luthersche kerk in 1822 werd
herzien en uitgegeven. Behalve de olticiéele vertalingen
I I
-ocr page 376-
BIJ BELG EXOf
wijdden meerdan een hunne kracht en aan de vertolking
van liet Heilig Woord, zooals van Nuijs Klinkenberg, j
W. A. van Vloten en Y. van Ilamelsveldl. Met ucest-
drifl werd de smaakvolle vertaling van van der Palm
begroet, en kortelings heefl (te lieer Vissering zieli !
verdienstelijk gemaakt, door de uitgave cener over-
zetting van liet Nieuwe Testament.
BIJBELGENOOTSCHAPPEN, verecnigingen ter
verbreiding van het Woord Gods. Wij zonden mogen
deuken, dat de pligt om het wijd en zijd te verspreiden, \'
die zoo duidelijk rust op allen, die gelooven, dat de i
bijbel door de inspiratie Gods geschreven is en den
inenseli wijs kan maken tot zaligheid, veel vroegerdan
werkelijk het geval is, tot het oprigten van bijbelge- |
uootsidiappen zon hebben geleid. De oudsle instelling
van dezen aard is De \\ ercenigiug tot bevordering van
Christelijke kennis, die in 169\'J gesticht werd en het
Nieuwe Testament in hel Arabisch, en den geheelen
bijbel in de taal van het eiland .Man, en viermaal in
die van Wallis liet drukken, behalve verscheidene
uitgaven in het Eiigclsch. Deze krachtige vereeuiging
is nog steeds ijverig werkzaam. Te 1 jouden werd tegen
het einde der vorige eeuw eenc vereeuiging gesticht,
oiu soldaten en matrozen van exemplaren van den
bijbel (e voorzien. Dit genootschap werd vervolgens
hervormd, eu nam den naam aan van Bijbelgenootschap
voor de Zee- en Landmagt, die zijn hoogst belang-
rijken maar beperkten werkkring ten volle omschrijft.
Eene maatschappij, ouder den naam van het Frausche
Bijbelgenootschap, werd in li\'.l^ te Parijs gesticht,
doch sleepte slechts weinige jaren haar zwak bestaan
mei moeite voort, en werd iu 1803 ontbonden. Op
den 7\'1™ Maart des volgeuden jaars werd eene natio-
nalc instelling op eenc groote schaal te Londen ge-
organiseerd, die den naam kreeg vau het Britsche en
Buitenlandsche Bijbelgenootschap. Dadelijk werden
er pogingen in hel werk gesteld, om de vrienden des
bijbels niet al leen in Engeland, maar in geheel Europa,
iu een heilig bondgenootschap ter bevordering van de
belangen van dit edele genootschap te vereenigen.
Andere steden volgden spoedig het voorbeeld door
Londen gegeven. Tc Neurenberg in Duitschland werd
eene dergelijke vereeniging gesticht, die na twee jaren
den zetel van haar werkkring naar Bazel overbragt,
en zich spoedig uitbreidde tot het Duitsche Bijbelge-
Qootschap.
Middelerwijl nam hel aanverwante genootschap in
kracht en belangrijkheid toe. Tien jaren na de stich-
ling vau het Britsche en Buitenlandsche Bijbelge-
nootschap waren niet minder dan twee en tachtig
VI\'SCIIArTEN.                                                        359
dergelijke vereeuigingcii in Europa opgerigt, waar-
van verscheidene hulpgeiiootschappeu hadden. Vijf
belangrijke takken waren in Azië gevestigd; vier er
van waren van het Britsche genootschap, namelijk te
Cnleutta, Colombo, Bombay en op Java; de vijfde
was ecu tak van het Russische Bijbelgenootschap, te
Astrakan gevestigd. Twee hulpgenootschappen waren
er in Afrika opgerigt, een op Mauritius en Bourbon, eu
een op St. Helena. Honderd negen en twintig bijbel-
genootschappen waren er op het vasteland van Amerika
gesticht, buiten een te Qnebec eu een te Pictou, en
het Nova Scotia Bijbelgenootschap en diens takken
over de gcheele provincie. Twee hulpgenootschappen
vande Ib\'itschc vereeuiging waren er inde West-Inden
opgerigt, ecu te Jamaica en een te Antigua. Gedurende
hetzelfde tijdvak van tien jaren sedert zijne instelling,
waren er inde Britsche staten vau Europa vijf honderd
negen en vijftig hiilpgeiioolsehappeu van hel Britsche
en Buitenlandsche gevestigd.
De voortgaande bloei van deze groote nationale
instelling en de uitgebreidheid van het nut, dal zij
geslicht heeft, blijken uit hel bemoedigende feit, dat
bij hel juhihruin, hetwelk op den V\'"Maart lS."i:i
gevierd werd, toen hei genootschap het vijftigste jaar
van zijn beslaan bereikt had, door de secretarissen
berigt werd, dat de vereeniging, sedert hare instelling,
niet minder dan 2~>, IHi.HI)\'.) bijbels en Testamenten,
teu bedrage van/48,000,(100, verspreid had. Hel
aantal talen en dialecten, waarin de Schriften gcdrukl
waren, was 1 18. Hel aantal hiilpvcreenigiugeu, die
met hel Britsche en Buitenlandsche Bijbelgenootschap
verbonden waren, bedroeg ]-,•-■"\'\' •
In de Vereenigde Stalen van Noord-Amerika werd
het eerste bijbelgenootschap in 1 SOS te Philadelphia
gesticht. Bi uilen weinige jaren verspreidden dergelijke
instellingen zich snel, zoodat er in lSlli. toen het
Amerikaanschc Bijbelgenootschap op touw gezet werd,
ongeveer vijftig genootschappen lot verspreiding van
den bijbel in werking waren, waarvan niet minder dan
drie en veertig hulpgcuootschappen van hel nationale
werden. De stichting van het groote Transatlantische
Bijbelgenootschap maakt een zeer belangrijk tijdperk
uit in de geschiedenis van de verspreiding des bijbels
over de wereld. Deze gebeurtenis had op Donderdag
I 1 Mei 1810 plaats, op eene bijeenkomst te New-
York, waarop een en zestig afgevaardigden verschenen
van tieu verschillende stalen di r l\'nie, welke vau
dertig lot veertig plaatselijke genootschappen verte-
genwoordigen. Sedert den dag harer instelling tot op
den ls,tM1 Mei 1Sj.\'5 bragt deze edele vereeniging
-ocr page 377-
BIJBELSCHE CHRISTENEN.
360
9,0öS,35s! exemplareu va» hel Woord (iods in ver- \'
schillende talen in omloop.
Behalve de twee groote genootschappen aan beide
zijden van de Atlantische zee en hunne talrijke hnlp-
gcnootschappeu, hebben de bijbelgenootschappen op
het vasteland van Europa, in Azië en Afrika vijf of
zes millioen exemplaren van de Heilige Schriften in
verschillende talen in omloop gebragt, terwijl*het
Amerikaansehc en Bnitenlaudsche Bijbelgenootschap
ook reeds meer dan een half millioen exemplareu in
vijf en dertig talen, en niej minder in de Engelsohc
taal, heeft verspreid.
(jieen land zoo ontvankelijk voor de opname van de
/.aden dcrbijbelvcrspreidingals Nederland. Steeds had
liet daaraan zijne beste krachten gewijd; liet plaatste
zelfs de afbeelding van den bijbel op zijne muntstuk-
ken. Hoeveel zorg had liet. ook van staatswege, aan
eene trouwe vertolking der II. S. besteed! ITet onder-
steunde de bemoeijingen voor de Oost-Indischebezit-
tingen, door de compagnie bevorderd. Hoeveel werd
er bijgedragen aan de keurige uitgave van het X. \'I\'.
in het Arnieniseii, door La < \'roze ..de koningin van al
de vertalingen des Nieuwen Testaments" genoemd;
aan den .Vrabischeubijbel dom- Krpcuiusbezorgd; aan
de Syrische vertalingen van f/.idovions de Dien en
Pocockc; aan de Ethiopische van LYtiirus en Xissc-
lius: aan de Moscovische, aan de Spannsche. aan de i
Ifongaarschc, aan de .Toodsehe lloogdiiitsehe, aai; de
Hebreen\\vsche,oniniei vandc verscliilleudc Grieksche
en Latijnsche uitgaven van den bijbel te gewagen.
De verlossing van liet Fransclicjuk werkte heilzaam
op de zucht tot bijbelverspreiding; Nederland wilde
bij Engeland niet ten achteren staan. Reeds had zich,
zegt Chcvallier, op den 23*ten Maart desjaars 181 t.
doorde ijverige bemoeijingen van den Eerw. Mackin-
tosh, leeraar bij de Schotselie gemeente te Amsterdam, I
een Engelschbijbelgenootschapaldaargevormd, onder
het voorzitterschap van den graaf Clancarty en de
bescherming van \'A. K. II. den rrfprins van Oranje.
Ingevolge hiervan weid door genoemde maatschappij
een aantal leden der verschillende gezindheden bin-
ncn Amsterdam, op den 20*"\'" Jnnij van dat jaar,
bijeengeroepen, en de grondslag Int een Xederlandsch
Bijbelgenootschap gelegd. In verschillende steden
wei-d dit voorbeeld gevolgd, en deze maatschappijen
vereenigden zich op den ss\'"i> November 1 S I .">, onder
voorzitterschap van Air. W. I\'. Rocll, tot één Neder-
landscb Bijbelgenootschap.
Algemeen vond dit werk bijval, en iu duizenden
huisgezinnen werd de bijbel om niet gebragt. Op de
vloot en in liet leger werd liet Woord des levens aan-
geboden. Iu den laatslen tijd is liet gebruik ingevoerd,
om cchteliugen bij de godsdienstige bevestiging van
hun huwelijk een bijbel op hunnen levensweg mede te
geven. Sedert zijne stichting tot iu 1803 heeft het
genootschap voor niet of tot. een lagen prijs ui! gedeeld:
270,7 t? bijbels, 33,D2S O. T., •">; r,M-> \\. T., iu hel
geheel 888,507 exemplaren.
De Oostersche bezil tingen trokken inzonderheid de
aaudachf van hel genootschap. Xagenocg ï\'< jaren
arbeidde Gericke aan de beoefening van de Javaansche
laai en letterkunde, die bij bij de Westerlingen in-
heemsch maakte, en bragl bet woord der Hebreen over
iu de taal der Javanen. Hardcland beeft te Palingkan,
op de Zuidkust van Borneo, eene gelijke laak volbragt.
Matthcs houdl zich reeds lang met de beoefening
der Makassaarsche taal en letterkunde bezig, en heel\'i
ook voor de Bocginczeu een leesboek iu gereedheid
gebragt. Xeubronner van der Tuuk heefl reeds zijn
Batakseh woonlenboek voltooid, en weldra zal zijne
spraakkunst worden uitgegeven. De vertaling vau
sommige boeken uil hel X. T. is volbragt. Weldra zal
hij zich naar Bali begeven, om daar werkzaam te zijn.
Dr. W. II. Engclmann zet te Leiden zijne voorbe-
reidendestudiën voorden arbeid iu de Soenda eilanden
voort. Behalve hei Sanskril (de oude taal der Hindoes,
die np de dialecten van den Archipel niet weinig
invloed heefl gehad) is hij iu staat gesteld om bel Ja-
vaansche regl grondig te beoefenen, doordien er zieb
in de bibliotheek des genootschap-, eene belangrijke
verzameling van handschriften bevindt, afkomstig uil
de nalatenschap van onzen .Tavaanschen bijbelvertaler
(jericke.
Thans is men bezig ecu geschikt persoon Ie zoeken,
om eene nieuwe vertaling in het beschaafd Maleiseh
tot stand Ie brengen, en men hoopt in den beer II. (\'.
Klinkert, zendeling der Doopsgezinde verceniging,
een geschikt voorwerp voor dien arbeid Ie vinden.
Ilct genootschap telt Ihans 1 I 1 afdeelingen, en bij
bel vieren van zijn gouden jubeldag moge het een Ebcn
llaïzcropriglcn, zoonis hel op zijn zilveren eeuwgel ijde
door zijnen Amanuensis Chcvallier gedaan heeft.
BIJBELSCHE CIITUSTEXEX, eene Christeu-
seeicio Engeland, \'/ij worden ook somtijds Bryanieten
genoemd, naarden stichter der secte \\\\ illianiO\'Iiryan,
Wesleyscb predikant in Cornwallis, die zich in 1813
van de Weslcvschc Methodisten afscheidde, om zelf
vereenigingen volgens het Methodistische plan op
te rigten. Zijn arbeid werd niet ecu zeer gelukkigen
uitslag bekroond, en in den loop van weinige jaren
-ocr page 378-
13I.TWI.ir — BIJZONDER OORDEEL.
301
het huwelijksgoed. De kinderen van bijwijven hadden
! niet liet regt om van hunnen vader te erven; volgens
de wet en het gebruik kwam het erfdeel aau het kroost
van de voornaamste vrouw of vrouwen. Voorde kinde-
i- i dcrondergeschiktcvrouwenwcrd echter gedurende
; leven dos vaders gezorgd; zij kregen gewoonlijk
, geschenken, zooals wij uit het voorbeeld van Abraham
| kunnen zien, die aan de zonen zijner bijwij ven geschen-
ken gaf. fa bet (tostin gaan do zaken nog steeds op
nagenoeg dezelfde wijze haar gang. Behalve dat eeue
langdurigegewoi ut< hetucincn vanbijwijveutoestaat,
is hel ook volgens de Mohamcdaansche wet vooreen
man geoorloofd, om vier voornaamste vrouwen en
i i                aantal slavinnen te nomen. Als eenc
de ondergeschikte vrouw liaars meesters wordt,
nam de secte, vooral in Devonshirc en Cornwallis,
| zoodanig in tal van loden toe, dat er in 1810 reeds
• dertig rondreizende predikers waren. Telken jare
j werd de seete blocijender, doch in IS;?\'.) werd zij van
liaar hoofd beroofd, daar Rryanl haar verliet.
In hunne algemeene inrigtingen verschillen de Bij-
bclsche Christenen zeer weinig van de IVosleyschc
ji Methodisten. Zij hebben hetzelfde stelsel van ver-
: eenigingcn, klassen, omkreifsen, plaatselijke en nmd-
j reizende predikanten. Hunne zaken worden ooi
cene jaarlijkschc conferentie geregeld, en zij hebben
regels aangenomen, om tol leiddraad \\ mr linnue be-
stuuiders en bij liinine bijeenk onston te strekk \'il,
die nagenopg gelijk zi n i I ■■ der W eslevanen. !)■■
zanienstelliug der conferentie is echter van een nier
pojmlairenaard dan ond-i d i el ngeuvan \\,
daar zij beslaat uil een gel ij! aan al
             jke i en
leeken, waar\\ au eerst ge m.einden de n i/.en
leu zijn, on laatstgenoemden af
ile versehilleude vereenigi i
        \'zonden worden.
Hetzelfde popnlaire karakter wordl ook
bijeenkomsten gegeven. \\ olgcns de regelingi
verecuiging wordt het prediken in de open lucht goed-
gekeurd en aanbevolen. De titel „Eerwaarde\'\' voor
geestelijken wordl door haar afgekeurd, als zijnde
onbestaanbaar mei de eenvoudigheid, die door Christus
aan al zijne volgelingen aanbevolen wordt. \\ ronwi n
mogen als rondreizende predikanten optreden, maar
•j:ccn aandeel hebhen aan hei bestuurder kerk.
In de leer zijn de [tijbel
met de A rniiniaauselie Met hodisfon.cn hunne openbare
cerediensl wordl nagcnoegopdezi Ifdi
             liouden,
behalve wat hel avondmaal aangaat, dat zijgew oulijk
! in cene zittende houding gebruiken, daar deze houding
meer met de wijze overeenkomt, waarop het door de
,, Apostelen voor hel eerst werd ontvangen, Hel knielen
isechterniel stellig verboden, als dil ineeroverei iikoint
met de inzigten en gevoelens der communicanten.
I>I,I\\\\ l.l !•\', eenc vrouw dit\' met een man leeft als
diens wettige vrouw, hoewel zij niet met hein gehuwd
is. Bij de de oude Hebreen went echter die naam
gegeven aan cour ondergeschikte vrouw. In den lijd
dor aartsvadfrs en volgende eenwen was hol zeerge-
woou om dergelijke vrouwen te hebben, voornamelijk
wanneer hel buwelijkoiivrucht baar was, gelijk blijkt uit
de geschiedenis van Abraham en die vauJakob. Zulke
vrouwen werden als werkelijke vrouwen aangemerkt,
daar de verbinding door de wet bekrachtigd was, en
de minderheid vertoonde zich doorhol weglaten van
zekere plegtighedeu en overeenkomsten aangaande
ais llagar Sara steeds als
■lavin, even
i
i\'rcsse i rk ndo, nadat /ij Ismaol aan Abra-
lam ehonken had. Uil schijnt ook bij de oude
i li«\', geval geweest te zijn; de toestand cener
.laviu oiidorging bij hen geeuo verbetering, wanneer
;ij In                 ■!:\'• meesters word. Bij de Grieken
liing de wet ig id van eou huwelijk geheel af van de
tiistaudiglioid, of er ven huwelijksgoed al dan niet
jregevoii was. Ah . r geen huwelijksgoed gegeven was,
kou de vrouw geeuo aanspraak maken op huwelijks-
i. en hel kind van zulk cene vereeniging was
[UJZON\'DEll OORDEEL, hel regt waarop Pro-
iti i aanspraak maken, dat ieder den bijbel voor
i ii ! \'est, en zijn eigen oordeel heeft over deszelfs
beii i keni\'. Naar hun inzigl mag hij niet alleen, maar
;s liij zelfsverpligi om zijn eigen oordeel te gebruiken
nier de betcekcuis van de uitspraken der Schrift, onder
iu-t opzien naar den Heiligen (leest, die de onfeilbare
\'eermecster van alle ware geloovigen is, en hou in
i!.1 waarheid leiden zal. Do Itoomsche Kerk ontzegt
au een ieder liet regt, om zijn bijzonder oordeel over
i Schriften te hebben. Aangaande dit punt werd op het
concilie van Trcnteliet volgende besloten:—„Omligt-
vaardige gcinoederen te beteugelen maakt bet concilie
verder bekend, dat ia zaken van geloof, zedeleer en al
wal betrekking heeli op hel bewaren dor Christelijke
leer, niemand, veil rouwende op zijn eigen oordeel,
de Heilige Schriften naar zijne eigene opvatting er
van zal mogen verdraaijen, in strijd met die, welke
aangenomen is, en nog aangenomen wordt, door de
heilige moederkerk, wier regt het is om te oordeeleu
over de ware beteekenis en verklaring van de Heilige
Schrift, of ju strijd met di\' eenparige goedkeuring
dor kerkvaders, zelfs al werd zulk eenc verklaring
16
-ocr page 379-
BILOCATIE — BINDACHTJL.
362
nimmer bekendgemaakt. Als er ongehoorzamon zijn,
laat hen dan aangeklaagd worden door de kerkregenten,
en gestraft worden volgens de wet." Uit de woorden
van dit decreet blijkt duidelijk, dat Roomscbgozinden
gelooven, dat hunne kerk alleen geregligd is om over
de ware betcekenis en verklaring van de Tlcilis-e
Schriften te oordcclen. En tot hetzelfde einde ver-
klaart de geloofsbelijdenis van paus Pius IV.: —„Ik
vat ook de Heilige Schriften op in dien zin, dien
onze heilige moeder de kerk aangenomen heeft on
aanneemt, aan welke het regt behoort om te oordcclen
over de ware betcekenis en verklaring der Schriften.
Ook zal ik ze nooit anders opnemen en verklaren, dan
volgens de eenstemmige goedkeuring der kerkvaders."
Tegenover eene. leer als deze verklaart het Woord
Gods uitdrukkelijk, dat een ieder voor zich zelven
verpligt is, om over de ware betcekenis der Schrift te
oordcclen, gelijk blijkt uit 1. Tlioss. V : 21 : „Beproeft
alle dingen; behoudt het goede." Hand. XVII : 11 :
„En deze waren edeler, dan die te Thcssalouiea waren.
als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid,
onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen
alzoo waren." -Mark. XI! : 21: „En Jezus autwoor-
dende, zeide tot hen: Dwaalt gij niet, daarom dat gij
de Schriften niet weet, noch de kracht Gods\'r" Lukas
XVI: 20: „Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozos
en de profeten; dat zij die lioorcn." .les. Vlli : 20:
„Tot de wet en tot :1c getuigenis! zoo zij niet spreken
naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad
zullen hebben."
De pauselijke theorie strekt om persoonlijke ver-
antwoordelijkheid te vernietigen, maar de Kerk van
Bome, bewerende dat zij de aangestelde verklaardster
der Schrift is, is verpligt het regt van bijzonder oordeel
in zoo verre toe te staan, dat wij voor ons zelve uit bet
Goddelijk Woord moeten besluiten, dat wij verpligt
zijn om in geestelijke zaken ons verstand aan haar
bestuur te onderwerpen. Ongelukkiglijk vervalt hare
theorie geheel en al, wanneer zij liet regt en den pligt,
zelfs de noodzakelijkheid van liet gebruiken van ons
bijzonder oordeel, tot zekere grens erkent. Iemand,
die het besluit neemt om zich onder zekeren gids te
plaatsen, ten einde dien onvoorwaardelijk te volgen, en
aanneemt, dal deze of gene kerk die onfeilbare gids
is, neemt naar zijn eigen bijzonder oordeel dat aller-
belangrijkste punt aan, dat alle andere beslissingen
betretl\'ende de godsdienst in zieh bevat. Indien hij,
naar zijne meening, ongeschikt is om te oordcclen,
kan hij geen grond hebben om te vertrouwen, dat bij
op dat punt juist geoordeeld heeft. En als hij ook op
dat punt zelf niet wil beslissen, maar besluit om zijn
priester of andere vrienden te raadplegen, en zich
door hun oordeel te laten leiden, dan gebruikt hij toch
zijn bijzonder oordeel, want hij oordeelt over de raads-
licdcn, op welke hij zich verlaat. De verantwoorde,
iijkheid voor cenig oordeel, dat, wij vormen, is eene
verantwoordelijkheid,waarvan wij ons, hoc ongeschikt
wij ons ook mogen rekenen om haar te dragen, niet
kunucn ontdoen, /ij is ons opgelegd door God, en wij
; kunnen haar niet afschudden. Alvorens iemand rode-
lijk kan oordcclen, dat hij zijn oordeel in andere zaken
aan de Kerk van Rome moet onderwerpen, moet hij
| eerst geoordeeld hebben: 1. Dat er een God is; 2. Dat
liet Christendom van God komt; 3. Dat Christus be-
loofd heeft een onfeilbaar gezag aan de Kerk te geven;
i. Dat zulk een gezag berust bij de Kerk van Rome.
Om nu te zeggen, dat menschen, die geschikt zijn om ge-
zond te oordeelen over deze punten, geheel ongeschikt
zijn om over andere zaken aangaande de godsdienst
een gezond oordeel te hebben, is nagenoeg betzelfde
alstezegïon, dat menschen voor zich zelve gezond oor-
deelen, alvorens zij de Kerk van Rome binnentreden,
maar da! zij hun gezond oordeel geheel verliezen van
het oogenblik, dat zij haar ingaan.
BILOCATIE, de wonderdadige eigenschap die,
naar beweerd wordt, sommige gecanoniseerd e heiligen
van de Kerk van Rome bezaten, om op twee plaatsen
te gelijk te verschijnen, of om niet de vlugheid van
geesten van de eene plaats naar de andere te trekken.
Zoo wordt van Alphonsus verhaald, dat God zijn ijver
door verscheidene wonderen loonde; want eens, toon
iemand ging biechten in het huis, waar Alphonsus
woonde, vond hij hom daar juist op den tijd, waarop
de preek in de kerk begon. Nadat hij zijne belijdenis
geëindigd had, ging hij dadelijk naar de kerk, en vond
Alphonsus reeds ver in zijne predikatie gevorderd.
Flij was verbaasd over die omstandigheid, want bij
zijn vertrek had hij Alphi uisus achtergelaten, bezig
met de biecht van andere personen aan te booren.
Daarom verhaalde ineu, dat Alphonsus de biecht te
buis afnam, en dat hij te gelijker tijd in de kerk pre-
dikte.
BINDACHUL, ceno stad nabij Mirzapoer, in Hiu-
dostan, waareen tempel is aan de bloeddorstige godin
Kali (zie ald.) gewijd. In dezen tempel wordengods-
dienstige ceremoniën aanhoudend verrigt, en worden
duizenden dieren geotterd. Voornamelijk trekken de
Thugs (zie ald.) of verbondene moordenaars erheen,
die zich, alvorens zij hunne wreedc togten aanvangen,
naar den tempel der godin begeven, die zij als de
-ocr page 380-
BISMILLAII — BISSCHOP.                                                   363
beschermster van den moord beschouwen. Zij zenden
hunne gebeden en smeckingen aan haar altaar op, en
beloven haar, indien zij in hare dienst gelukkig zijn,
een groot gedeelte van den buit.
BISMILL AH, een plegtig formulier dat Mohamed
voor elk hoofdstuk van den koran, behalve het uc-
gende, geplaatst heeft. Dit formulier is: „In den
naam van den goedertieren en barmhartigen God."
Verscheidene Mohamedaansche geleerden en commen
tators van den koran geloovcn, dat het Bismillah van
Goddelijkeu oorsprong is, gelijk ook de lekst van den
koran,terwijl andere van meening zijn, dat de woorden,
hoe plegtig ook, de uitvinding zijn van een mensch.
Zie Koka.v.
BISSCHOP (Gr. Episkoyus, een opzigter), iemand
die het opzigt over de geestelijken van ecne diocees
heeft. De oorsprong eu ware aard van dit ambt hebben
aanleiding gegeven lot vele twisicn tusschen bisschop-
pelijke en niet-bisschoppelijkc kerken. Zij, die een
bisschop aannemen, beroepen zich gewoonlijk, ten
einde hunne inzigtcu te schragen, op de Schrift, de
leer en het gebruik der eerste Christelijke kerk, en wel
op de volgende wijze:
1. Zij vinden een grond in de zameustelliug der
Joodsehe kerk, waarin verschillende orden of graden
waren. De Levieten waren aangesteld om verschil-
leudc ondergeschikte diensten in den tabernakel en
den tempel te verrigten; de priesters waren bestemd
om te offeren; de hoogepriester was in rang verheven
boven al de kerkelijke beambten, en oefende gezag
over hen uit, terwijl bijzondere pligteu en voorregteu
hem aangewezen waren.
i. Zij zeggen, dat onze Heer zelf, in de uitoefening
van Zijn dienstwerk op aarde, een onderscheid van
rangen ouder de ambtsbekleeders der kerk iustelde,
waarbij de Apostelen aan het hoofd werden geplaatst
en overeenkwamen met de bisschoppen, terwijl de
zeventig discipelen met de presbyters overeenkwamen.
o. Zij voeren de voorbeelden aan van ïimotheüs
en Titus, die, zooals zij zeggen, bisschoppcu geweest
zijn, eerstgenoemde van Ephesus, laatstgenoemde
van Creta.
é. Zij beweren, dat door de uitdrukking „engelen
der genieenten," in de Openbaring van Johannes, niets
anders dan bisschoppen bedoeld kan worden.
Dit zijn de voornaamste gronden, die de bissehops-
geziuden uit het Woord Gods putten, om de leer te
schragen, dat de bisschoppcu eene orde uitmaken,
welke afgezonderd is van de orde der presbyters, en \\
boven deze verheven is. Maar nog eene reeks van
argumentcu is, zooals zij verzekeren, in de leer en
het gebruik van de eerste Christelijke kerk te vinden.
Het ambt van Apostel staat op zich zelf en behoorde
uitsluitend aan de twaalf, die door onzen Heer zelven
uitgekozen en afgezonderd waren. Krachtens het
gezag, waarmede zij door hun Goddelijkeu Meester
bekleed waren, benoemden de Apostelen hunne op-
volgers, aau wie de naam van bisschoppen gegeven
werd. Volgens Episcopaalsche schrijvers is de oudste
onderscheiding onder de hoogere geestelijkheid die van
bisschoppen, presbyters eu diakenen, hetgeeu blijkt uit
cenige der eerste en meest geloofwaardige schrijvers
van de Christelijke kerk. Ignatius, b. v., in zijn brief
aan de Maguesiërs, vermaant hen om „alle dingen
vcreeuigd te doen onder den bisschop, die in de plaats
van God zit, de presbyters, die in de plaats van de
Apostolische vergadering zitten, en de diakenen, aan
wie de dicnsl en liet dienstwerk van Jezus Christus is
toevertrouwd." Clemens Alexandriuus zegt, dat „er
in de kerk de verschillende graden of opvolgingen zijn
van bisschoppen, presbyters en diakenen, in navolging
van de glorie der engelen." Origenes wijst in zijne
werken tienmaal op zulk ecu onderscheid. „Iemand,
die tweemaal gehuwd is," zegt hij, „kau noch tot
bisschop, noch tot presbyter, noch tot diaken benoemd
worden." Tertulliamts zegt in zijn werk over den
doop: „Hel regt om te doopeu berust bij deuvoor-
uaamsten priester, die de bisschop is; en na hein bij
de presbyters en diakenen, maar toch niet zonder de
goedkeuring van den bisschop, voor de eer der kerk,
iii de bewaring waarvan de vrede der kerk bestaat."
Clemens Alexandriuus, en na hem Tertullianus,
zegt, dat de eerste instelliug van de bisschopsorde
door den Apostel Johannes geschiedde, die, toen hij te
Ephesus gevestigd was, de omliggende streken door-
trok om bisschoppen te wijden, eu zulke mannen tot
geestelijken te bestemmen, als hem door den Heiligen
Geest werden aangewezen. Ireuaius verklaart, dat er
in de dagen der Apostelen zoowel bisschoppen als
presbyters waren; hij en Tertullianus beweren, dal de
Apostelen een bisschop te Rome wijdden. Volgeus
de getuigenis van vele oude schrijvers wa*> Jaeobus,
de broeder onzes Heeren, de eerste bisschop van Je-
ruzalem. Hiëronyuius zegt, dat hij door de Apostelen
gewijd werd onmiddellijk na de kruisiging onzes Hcc-
reu. Epiphauius noemt hem den eersten bisschop;
Chrysostomus zegt, dal hij door Christus zelven tot
bisschop benoemd werd; de schrijver van de Aposto-
lische verordeningen beweert, dat hij door Christus
eu dien» Apostelen werd aangesteld. Volgens de oude
-ocr page 381-
BISSCHOP.
,",(\',!
schrijvers werd ook Euodius, en na hem Ignatius,
door de Apostelen tot bisschop van Antiochiü gewijd;
zoo ook Polycarpus, de leerling van Johannes, tot
bisschop van Smyrna, en Papias tot bisschop van
Hiërapolis. De oude schrijvers beweren gewoonlijk.
dat de Apostel Paulus Timotheiïs tot bisschop van
Ephesus, Titus tot bisschop van Crcta, en I\'lpaphrodit us
tot bisschop van Philippi wijdde.
Tot staving van het beweren, dat de bisschoppen
van de vroegste tijden af als eeue orde, afgezonderd
van en verheven boven de orde der presbyters, hcsl aan
hebben, zijn de bisschopsgezinde schrijvers gewoon
om op de eerotitels te wijzen, die in de eerste Kerk
aan bisschoppen gewoonlijk gegeven werden. De
oudste dezer is de titel van apostelen. Zoo zcgtThco-
doretus uitdrukkelijk: „Dezelfde personen werden
oudtijds door elkander bisschoppen en presbyters
genoemd, terwijl zij, die nu bisschoppen heetten,
apostelen genoemd werden." In een later tijdperk
vergenoegden zij zich met de benaming van opvolger.-
van de Apostelen. Een andere titel, dien z^j als een
tceken van eerbied en van de hooge eer, waarin zij
gehouden werden, ontvingen, was de benaming van
vorsten des volks, of, zooals Optatus en Iliëronymus
hen noemen, om hen van wereldlijke vorsten t e onder-
scheiden, vorsten der kerk. Somtijds werden ;:ij presi-
denten of bestuurders der kerk, voornaamste priesters
en vorsten der geestelijkheid genoemd. Hiëronymu?
en andere schrijvers gebruiken dikwijls den titel van
pontifex maximus, d. i. voornaamste priester, voor een
bisschop; een titel die, hoewel nu aangenomen al:
uitsluitend het eigendom van den bisschop vauKomc,
in vroegere tijden voor eiken bisschop gebezigd werd.
Op dezelfde wijze vinden wij ook den titel van papa
of paus, vader der kerk en vader der geestelijkheid,
als een gewonen titel van bisschoppen, en niet uifslui-
tend van den bisschop van Homo, door sommige oude
schrijvers gebruikt. Somtijds wordt zelf« nog eene
hoogere benam ing voorhen gebezigd, zooals vaders der
vaders, bisschoppen der bisschoppen. Gregcrius van
Nazianze noemt hen patriarchen, terwijl Cyprianus
zegt, dat elke bisschop vertegenwoordiger van Chris-
tus is.
Niet alleen waren de bisschoppen in du eerste
Christelijke kerk in titel verheven boven de presbyters,
maar ook, zooals Episcopaalsche schrijvers beweren,
in hun dienstwerk. De bisschop was, naar hun inzigt,
de volstrekt onafhankelijke bestuurder der kerk,
terwijl de presbyters slechts zijne assistenten waren,
die al hun gezag en hunne mact uit zijne .handen
ontvingen. Ten bewijze hiervan wordt Ignatius aangc-
haald, die in zijn brief aan de kerk van Smyrna zegt:
,Laat niemand eene kerkelijke dienst zouder den
; bisschop verrigteu;" alsook de volgende bepaling van
het concilie van Laodieea: „De presbyters zullen niets
doen zonder de toeslemming van den bisschop." Deze
beperking schijnt niet alleen betrekking gehad te
hebben op den doop en liet avondmaal, maar ook op
de prediking. Op de getuigenis van Iliëronymus,
f\'hrysostomus en Epiphauius wordt geloofd, dat de
magt om bisschoppen, presbyters en diakenen te wij-
den, nooit aan de presbyters werd toevertrouwd,
maar dat de wijding uitsluitend door de, bisschop-
pen werd verrigt. C\'hrysostomus maakt dit tot het
eeu,igc punt van verschil tusscheu de twee ambten.
Bisschoppelijke schrijvers beweren ook, dat de bis-
schoppeu in de eerste tijden steeds aan zich de magt
behielden, om presbyters tot verantwoording op te
roepen en, zoo noodig, te berispen, eene magt die
duidelijk meerderheid in rang cu gezag aanduidde.
Als antwoord op deze argumenten der bissehops-
geziuden zeggen de niet-bisschopsgezindcuin de eerste
plaats, dat men niet moet begrijpen, dat zij het bc-
slaan van bisschoppen, zelfs inde Apostolische tijden,
ontkennen, maar in tegendeel, dat zij dat beslaan
volkomen aannemen, evenwel niet in den zin, waarin
de naam bisschop in bisschoppelijke kerken gebruikt
wordt, d. i., ten dignitaris die over de geestelijkheid
van zijne eigene diocees heerscht, maar alleen als een
opzigter of\' herder eencr kudde, een onderwijzend
presbyter, die in rang en gezag in de kerk met andere
presbyters gelijkstond. Zij ontkennen niet het beslaan
van presbyter-bisschoppen in de eerste kerken, maar
alleen dat van diocesane bisschoppen, mannen wier
eenige dienst het is gezag uit te oefenen, te wijden en
te bevestigen.
De gronden der bisschopsgezinden voorliet vermeend
bestaan in de eerste Christelijke kerk van diocesane
bisschoppen, afgescheiden van de presbyters en gezag
over hen uitoefenende, worden door hen, die een
tegenovergesteld gevoelen aankleven, op ongeveer de
volgende wijze weerlegd.
1. Tiet argument, dat in de Joodsche kerk de
priesterheersehappij bestond, wordt beantwoord door
aan Ie voeren, dat het op zijn best niets meerit dan
ten vermoeden ten gunste van het inzigt derbisschops-
geziuden. Dat argument komt opliet volgende neder:—
In de oude Joodsche kerk bestond eene opklimming
van rangen in het priesterambt. Daaruit mag men
afleiden, dal Jezus Christus bij het inrigtcu der Chris-
-ocr page 382-
"HOP.                                                                          :sr,5
de veronderstelling, dat zij bisschoppen van bepaalde
diocesen geweesl zijn. Wij lezen in 1. Tim. I : 3;
„Gelijk ik u vermaand heb, dat gij Ie Ephesus zoudt
blijven." Was hel noodzakelijk om ccn bisschop te
vermanen iu zijne diocees te blijven!\' Als dat zoo is,
dan had de priesterlijke reiszucht al een z< er vroegen
oorsprong. Iu Titus 1: 5 vinden wij: „Out die oorzaak
j heb ik u in C\'rcla gel,ten." Is een bisschop in zijue
diocees, omdat hij daar gelaten is: en is hij daar ge-
laten voor een bijzonder doel, en niet om al de pliglcn
j van zijn bisschoppelijk ambt te vervullen\': De Brieven
. duiden aan, dat Timotheüs en Titus medereizigers
! van Paulus geweest zijn, en hun wordt verzocht allen
spoed te maken, om hun weder op zijne reizen te
j vergezellen. Iu andere gedeelten van liet Nieuwe
, Testament vinden wij hou met den Apostel op ver-
i schillende plaatsen, doelende in al de veranderlijkheid
van zijn gcheurtcuisvolleupclgrimstogt. In het laatste
berigt, dat wij van Timotheüs hebben, gebiedt Paulus
hem om te Home te komen, i;i woorden die bewijzen,
dat Timotheüs ten minste toen nog niet bisschop van
Ephesus of van cene ulidere stad was. Vele zinsneden
bewijzen, dat Timotheüs niet aan eeuc bepaalde
plaats gehouden was, maar reizen moest. Hat hem
verzocht was om nog te Ephesus te blijven, blijkt uit
1. Tim. f : \'i: „Gelijk ik u vermaand heb, dat gij te
Ephesus zoudt blijven." Hij trok derhalve op reis,
als hij daartoe uitgeuoodigd werd. Zijn werk van
evangelist (2. Tim. IV : \'t) bewijst hetzelfde. Zijne
zoo talrijke reizen mcl Paulus, en de verbinding van
} zijn naam aan dien van Paulus in het begin der Brie-
: ven aan de Tliessalonicenseu, verschaffen dergelijke
bewijzen. Op gelijke wijze beveelt Paulus ook aan
Titus, en hein alleen, om op Crcta van stad tot stad
ouderlingen te stellen. Paulus zegt, dat Titus achter-
gelaten was, om teregt te brengen wat nog ontbrak;
1 hij moet derhalve een medgezel van Paulus geweest
zijn, toen hij achtergelaten werd. Eu andere plaatsen
l bewijzen ons ook, dat hij een medgezel van Paulus was,
1 en niet meer gebonden was aan cene bepaalde plaats,
j dan de Apostel zelf. Hel is waar, dat Timotheüs te
Ephesus was, en daar belangrijk werk deed. Maar
• hetzelfde kan met evenveel waarheid van Paulus gc-
zegil worden. „Daarom waak\', en gedenk\', dat ik drie
jaren lang, nacht en dag, niel opgehouden heb ccn
iegelijk niet tranen te vermanen." Als Paulus zoo tot
de Ephesische ouderlingen spreken kon, waarom wordt
hij dan niet als bisschop van Ephesus genoemd \': Iu
die eerste tijden waren Paulus, Timotheüs cu andere
medereizigers van tijd tot tijd tezamen op dezelfde
tcbjkc kerk ccn dergelijk plan aannam. De bestrijders
der bisschopsgezinden beschouwen ilii argument ook
als ccn, dat groote verwaandheid aanduidt, dewijl
daardoor aait den Alwijze wurdt gezegd, welke ge-
dragslijn Hij behoor! (e volgen. Eli bovendien is er
zulk een groot en duidelijk verschil litssehen de
Joodschc en de Christelijke wetgeving, dat men
inoeijclijk uit de cene een argument voor de andere
putten kan. Daarom wordt hel dan ook door sommige
bisschoppelijke schrijvers als geheel krachteloos bc-
schouwd.
2.   Tot antwoord op het argument, dal onze Heer
zelf, toen Hij nog op aarde was, ecu onderscheid
instelde onder de ambtsbeklcedcrs in de kerk, en dal
de Apostelen overeenkwamen mei de bisschoppen en
de zeven! ig discipelen mcl de presbyters, wurdt aan-
gevoerd, dal de overeenkomst niel doorgaat, daar de
zeventig luinii" aanstelling onmiddellijk van Christus
on.vingen, even als de Apostelen, en dat, voor zo"
verre bleek, hunne zending en hun gezag gelijk aan
die der Apostelen waren. Maar bovendien wordt hel
argument wederlcgd door het feit, dat de Christelijke
kerk iu hare vastgestelde iurigtiug niet bestond, en
ook niet bestaan kou, voorde opstanding van Christus
uit de dooden, daar die groote gebeurtenis den grond-
slag uitmaakt, waarop hare geheele leer rust.
3.   Het argument, dat Timothciisen Titus bisschop-
pen geweest zijn, de eerste van Ephesus, de andere
van Crcta, wordt van den kant der nietdjissehopsge-
ziuden door cene bepaalde ontkenning vau dat beweren
beantwoord. ITct ecuige bewijs, dat in de Schrift te
vinden is, komt voor in de naschriften op de Brieven,
door Paulus tot hen gcrigt, welke naschriften, zooals
door iedereen erkend wordt, aan de Brieven zijn toe-
gevoegd, lang uadat zij geschreven waren. Maar niet
alleen ontbreekt het bewijs, dat Timotheüs en Titus
met het ambt van diocesaan bekleed geweest zijn, maar
al de getuigenis,die uit de Schrift over het onderwerp
aangevoerd kan worden, strekt" om het denkbeeld te
weerleggen, dat zij ooit zulk een ambt bekleedden.
Timotheüs wordt, in de Brieven tot hem gcrigt, niet
bisschop, maar evangelist genoemd,en derhalve volgde
hij blijkbaar in rang op ecu Apostel, en had hij, gelijk
zij, ecne algemeene zorg over de kerken. IIij werd
aangesteld om ouderlingen te wijden, die ook iu elke
stad bisschoppen genoemd werden. Hij was derhalve
niet een bisschop, maar een aartsbisschop, een ambt
dat, gelijk een ieder erkent, iu de Apostolische kerk
niet bestond. Bovendien druischt de taal van Paulus,
tot Timotheüs en Titus gcrigt, geheel en al in tegen
-ocr page 383-
366                                                                         BISSCHOP.
voorzitter in den raad der presbyters oorspronkelijk
door een bijzondercu naam onderscheiden werd. Wat
hiervan echter wezen moge, uil hetgeen in de tweede
eeuw bestond blijkt voldoende, dat de raad der pres-
byters reeds spoedig na den dood der Apostelen een
vasten voorzitter verkregen heeft, en dat deze, als in ,
de eerste plaats met het toezigt over alles belast, bij
uitnemendheid den naam van opziener (bisschop)
droeg, en daardoor van de overige presbyters onder- |
scheiden werd. Deze naam werd ten laatste bij uit- i
sluiting aan dien voorzitter geg ven, hoewel hij dien
van presbyter in den beginne nog met allen gemeen
had. [minors da! voorzitterschap stelde hem niet in
rang bi iveu de anderen; hij was slechts de eerste onder
gelijken.
llcefl nu de anstvcraUache regeringsvorm uit zijn
aard cene ovcrhelling tot den munarchcden, hij zal te
eerder daarin overgaan, wanneer de tijdsomstandighc-
den de krachten hot gezag van ecu eenhoofdig bestuur
vereischeu. Aan zoodanige omstandigheden is het dan
ook waarschijnlijk toe te schrijven, dat de voorzitter
van den raad der presbyters tegen bel (inde der eerste
en lui begin der tweede eeuw zulk een overwegenden
invloed begon te krijgen, en als de opziener bij uitne-
mendiiciil boven de andere begon gesteld te worden. \\
Wanneer wij reeds iu het laatste gedeelte van het Pauli-
uische tijdvak menigvuldige wijzigingen in het bestuur
der gemeenten opmerken, dan kan het niet bevreem-
den, dat die door do veranderde omstandigheden, na
den dood van i\'uulits en Johannes, nog meer bevorderd
werden. Er ontstonden verschillende partijen, die
strijd en scheuring verwekten, en de oorspronkelijke
zuiverheid des Christendoms in gevaar bragteu. Om
dal t v- kceren had de Apostel Johannes zich naar Klein-
Azië begeven, en die landstreek tot den zetel zijner
werkzaamheden gekozen. Maar onder zulke moeije-
lijkc omstandigheden, bij zoo boeten strijd van binnen
en van buiten, konden mannen van uitstekende vrooin-
heid, standvastigheid en ij ver zich meer bijzonder doen
gelden, en moesten zij daartoe inde algemccngevoeldc
behoefte opwekking en aanmoediging vinden. Zoo kon \\
uit de tijdsomstandigheden, waaronder de gemeenten
zich voortplantten, als van stelt\'de overwegende invloed
van één eukelcn, die onder den naam van bisschop iu |
den raad der presbyters het voorzitterschap bekleedde,
geboren worden, zonder dat wij daartoe cene opzette-
lijke verandering van baar bestuur behoeven aan te i
nemen. Hiervoor pleit ook, dat de namen presbyter
en bisschop nog ver in de tweede eeuw met elkander
verwisseld werden.\'\'
plaats, zoodat cenc enkele gemeente tijdelijk de tegen-
woordigheid van oen geheel collcgie van diocesauen
genoot. Maar legen tlii buitengewone voorregl wo ig
weder op, dal die geestelijken van den eersten rang
beengingen, zooals /.ij gekomen waren, gezamenlijk,
en cene kerk in den droevigen toestand achterlieten
van ijeeu bisschop ie hebben.
■L. Het argumeut, dat de uitdrukking „engelen der
gemeenten," in de Openbaring van Johannes, niets
anders dan bisschoppen kan bctcckeucn, wordt beaut-
woord door de verklaring, dal dit geheel en al zonder
grond is, en zelfs aannemende, dal de uitdrukking
bisschoppen aanduidt, blijft er no^ tj bewijzen, dat
zij diocesane bisschoppen waren. In tegendeel, van
J elke gemeente wordt verklaard, dat zij een „engel"
heeft gehad, en dit schijnt eerder gunstig te zijn voor
bel denkbeeld, dat er gcene diocesane bisschoppen
bestonden.
Ten opzigtc der argumenten, door bisschopsgeziu-
den aan de leering en hei gebruik der eerste Christc-
lijkc kerk ontleend, geven de niet-bisschopsgezinden
gereedelijk toe, dal de Kerkvaders van bisschoppen
als ainbtsbcklceders in de kerk spreken, en er zijn
ook lijsten van de achtervolgende bisschoppen van
verschillende belangrijke plaatsen Ie vinden. Kr hangl
echter veel onzekerheid over deze lijsten, ten gevolge
van de verschillen, die de opgaven van verschillende
schrijvers vertooncn. Maar zelfs aannemende, dat die
lijsten juist zijn, blijft er nog over om te bewijzen, dal
zij diocesane en niet presbyter-bisschoppen waren.
Men beeft aangetoond, dat oorspronkelijk de naam
van bisschop (opziener) gelijkluidend was niet dien
van presbyter (ouderling). Dit blijkt duidelijk uit die
plaatsen van het Nieuwe Testament, waarin beide beua-
miugen met elkander verwisseld worden (Hand. XX :
17, 2S ; Tit. I: 7, 5), en uit die, waarin na het ambt van
bisschop onmiddellijk dat van diaken genoemd wordt
(Philipp. 1:1; l.Tim. 111:1,8). Maar nu is de vraag,
wanneer de bisschop boven de andere presbyters ge-
plaatst werd. Aangaande tlil onderwerp zegt Xeander
het volgende: — „Daar do presbyters cenc bcraadsla
geudc vergadering vormden, was bet natuurlijk, dat
weldra één hunner met het voorzitterschap werd be-
kloed. Dit zou nu naar eenczekere volgorde geschieden.
zoodat het voorzitterschap bij afwisseling van den eencn
op den andereu overging; en het, is allezins mogelijk,
dat er in sommige gemeenten van den aanvang al\' iets
dergelijks heeft plaatsgehad,ofschoon wij daarvan geen
spoor in de geschiedenis vinden. Maar aan den anderen
kant bestaat er evenmin ecuig bewijs, dut het ambt van
-ocr page 384-
BTSSCHOP.                                                                          3C7
De onschatbare geschriften van Hippolytustoonen
aan, dat in zijn tijd, dat is, het eerste gedeelte der derde
eeuw, eene stad synoniem was met eene diocees, en dat
een bisschop over elke stad was gesteld, en zelfs over
eene kleine stad, waarin een aanzienlijk aantal Chris-
tenen woonden. De steden, die aan Koine grensden,
hadden allen, in plaats van in den Roomschen stoel
begrepen te zijn, hare eigene bisschoppen. Hippolytus
zelf, de schrijver der werken, waarvan wij spreken,
was bisschop van Portus, dat slechts de haven van
Home en eene voorstad van Ostia was. Diocesanp
bisschoppen, of bisschoppen van provinciën, moeten
derhalve later dan hel eerste gedeelte der derde eeuw
aangesteld zijn. Men is algemeen van gevoelen, dat de
eerste instelling van hel ambt een gevolg is van het
rijzen vaneene klasse der geestelijkheid in gezag en
invloed hovende overige. In de eerste eeuwen maakte
het Christendom, zooals wel bekend is, voornamelijk in
de steden groote vorderingen. Toen de Christenen in
de steden in aantal en rijkdom toenamen, werden de
stadshisschoppenineene nieuwe stelling geplaatst. Kik
hunner werd de voortdurende bestuurder van een raad
vankerkoudstcu, die gedeeltelijk uit gewijde geestelij-
keu bestond, terwijl de bisschoppen van het platteland
eenvoudig de herders van armeen misschien verspreide
gemeenten waren. De stadsbisschoppen hadden, ten
minste gedurende eene eeuw vóór deu tijd van Coustau-
tijn, trapsgewijze een ongepasten invloed gekregen.
De instelling van het Christendom, als de godsdienst
van het Komeinsche rijk, vermeerderde hunne magl
en hunnen rijkdom sterk. De groote stadsbisschoppen
werden toegelaten tot het vertrouwen des keizers. De
bisschoppen van het platteland zonken langzamerhand
in belangrijkheid en gewigt. Op de regten der chore-
piscopi of reizende geestelijken werd het eerst inbreuk
gemaakt. Mosheim zegt ons, als hij over de vierde
eeuw spreekt, dat die orde op de meeste plaatsen door
de bisschoppen opgeheven werd, ten einde hun eigen
gezag te vermeerderen en den omtrek van hun gebied
en hunne regtsmagt uit (e breiden. De eerste aanval,
die op hen gedaan werd, was op het concilie van
Aucyra in 314, toen er bepaald werd, dat zij gcene
presbyters of diakenen zouden mogen wijden. liet
concilie van Antiochië in 342 ging een slap verder en
bepaalde, dal de bisschoppen in dorpen en plattelands-
districten, ofdie, welke chorepiscopi genoemd werden,
zelfs al waren zij door bisschoppen gewijd, „de stout-
heid nietmoeten hebben om een ouderlingof een diaken
te wijden zonder deu bisschop in de stad, waaraan zij
en hun district onderworpen zijn." Op het concilie
van Laodicea in 300 werd nog verder bepaald, dat „bis-
schoppen niet aangesteld moeten worden in dorpen en
plattelands-districten, maar periodentaioi bezoekende
presbyters, en dat de reeds aangestelde niets moeten
doen zouderde bekrachtiging vaudeustadsbissebop."
Volgens den geschiedschrijver Du Pin was liet in
de vierde eeuw, Ja\' hel onderscheid, de indceling en
de ondergeschiktheid dn- kerken voor hel grootste
gedeelte bepaald werden naar de inrigting van hel
burgerlijk bestuur. De burgerlijke provinciën maakten
het ligehaam uit van eeue kerkelijke provincie. De
bisschop der burgerlijke hoofdstad werd aangemerkt
als de eerste bisschop der provincie. Ecnigc regtcucn
voorregten werden hem toegekend, en de zorg voorde
geheele provincie werd hem opgedragen. Zoo werd
trapsgewijze, en te dier tijde on merk baar, de diocesane
bisschoppelijke waardigheid in de Kerk ingevoerd,en
de bisschop cener stadsgemcente werd veranderd in
den beheerscher eener geheele provincie, mei inbegrip
van al hare gemeenten en geestelijken.
Ten npzigte van hel beroep, dat bisschopsgezinden
op di\' oudheid doen, kaninen aanmerken, dal preshy-
ters hel regt hadden om te prediken; dal zij doopten,
liet avondmaal bedienden, en in de consjstoriën mei
.li\' bisschoppen voorzalen; dal zij de niagi hadden om
te excommuniceren, boetelingen weder aan Ie nemen,
te vormen, en, ten laatste, dal zij de magl hadden om
te wijden. Wij zullen, om dit te staven, eeuigc wei-
nigc aanhalingen doen uit: de eerste schrijvers. Chry-
:ostomus merkt aan: „Tusschen deu bisschop en den
presbyter is weinig of geen verschil, en wa\' de Apostel
aan den bisschop had toegekend is ook dienstig voor
den presbyter, daar aan deu presbyter ook de zorg
iver de Kerk is toevertrouwd." Theodoretus zegt:
.,Di\' Apostelen noemen een presbyter een bisschop,
gelijk wij aantoonden, toen wij den lïricl\'aan de 1\'hi-
lippenzcn verklaarden, hetgeen ook uit deze plaats
ifgeleid kan worden, want na de voorschriften voor
Ie bisschoppen beschrijft hij de dingen, die eigenzijn
aan diakenen. Maar gelijk ik zeide, oudtijds noemde
men dezelfde mannen bisschoppen en presbyters.\'\'
Uit de werken van Augiistinus kunnen verscheidene
«tukken aangehaald worden om hetzelfde te bewijzen,
lïéue aanhaling zij echter voldoende. „De Apostel
faulus toon\' aan, dat hij dooreen presbyter een bis-
schop verstond. Toen hij Timotheüs lot presbyter
wijdde, zeide hij hem, welke soort van persoon hij tot
bisschop aanstellen moest, want wat is een bisschop
anders dan de eerste presbyter, dat is de voornaamste
priester; om kort te gaan, hij noemt zijne inedepries-
-ocr page 385-
BISSCHOP.
308
tcrs niet anders dan zijne mc.dcpresbytcrs." Ook
Hiëronymus, dien Erasinus ,,den vorst der godge-
leerdcu" noemt, zegl in woorden, die niet verkeerd
opgevat kunnen worden: „Ken presinter is hetzelfde
als een bisschop, en voor er, door de inblazingen van
den duivel, partijen in de godsdienst waren, en er
onder verschillende nieuschen gezegd werd: ik ben
van Paulus, en ik van Apollos, en ik van Ccphas,
werden de kerken door den algenicenen raad van pres-
byters bestuurd." I\'\'n wederom ineen ander gedeelte:
„Ons doel in deze opmerking is om aan te tonnen, dat
onder de Ouden presbyters en bisschoppen juist de-
zelfde waren. Maar opdat langzamerhand de planten
van tweedragt uitgeplukl inogtcn worden, werd de
geheel;1 zorg op één persoon overgebragl. (lelijk de
presbyters derhalve weten, clat zij door de gewoonte
der kerk aan hem onderworpen zijn, die hun voorzitter
is, zoo laat de bisschoppen weien, dat zij meer door
gewoonte dan door eene aanstelling van i\\v\\\\ Heer
grooter zijn dan presbyters."
De magt door een bisschop in de eerste eeuwen
der Kerk uitgeoefend was slrikl ge cslclijk ; zij matig-
den zich geene aanspraak aan over de personen en het
eigendom der niensehen. Zelfs de oude bisschoppen
van Rome onderwierpen zich iu alle wereldlijke zaken
aan liet gezag der keizers, en eerst in i\\i-n lijd van
Gregorius VIL matigden zij zich de inagt aan om
(\'hri-teu-vor>leu af Ie zetten. Zou lang echter de bis-
schoppen zich alleen bepaalden tol geestelijke zaken,
was de invloed, dien zij uitoefenden, en de eerbied,
dien non jegens hen koesterde, zoo groot, dat geen
Christen-reiziger het waagde om np eenigen afstand
van zijn huis te gaan zonder geloofsbrieven van zijn
eigen bisschop, die hem gcreedclijk toegang gaven tot
eene Chrisien-gcniccnte, met welke hij in aanraking
wciischlc te komen.
De oude bisschoppen hadden de magt 0111 hunne
eigene liturgiëii zanten te stelleu, mitszij zich hielden
aan de geloofsgelijkvormigheid en de gezonde leer;
liet hing ook van hen af om vastendagen in hunne
bijzondere kerken in te stellen. Zij werden dikwijls
als sehcidsregters in wereldlijke zaken geroepen, en
Constantijn vaardigde eene wet uit, waarbij hij de
uitspraken van bisschoppen iu zulke zaken, zoo die in
hunne consistorie» gedaan waren, bekrachtigde (Zie
AimiTKiiv). De uitwendige leekenen van eerbied, aan
een Christen-bisschop in de eerste tijden betoond, be-
stonden in hel buigen van liet hoofd voor hein, om zijnen
zegen te ontvangen, en in het kussen zijner handen.
Hiëronymus meldt, dal in zijn tijd bel allervcrwcrpe-
lijkstc gebruik bestond, dat het volk hosanna\'s voor
zijne bisschoppen zong, gelijk voor den Zaligmaker
geschiedde, toen deze zijn inlogt iu Jeruzalem deed.
Door de oude canons werd geëischf, dat geen gecste-
1 ijkebisschop zou worden, alvorens hij ten minste dertig
jaar oud was, daar dit de leeftijd was, waarop onze
I [eer Zijn werk aanvaardde. In den loop des tijds week
men echter van deze schikking af; in de Rooinschc
kerk is zij dikwijls zwaar geschonden, daar het ambt
somtijds aan minderjarigen, zelfs aan jonge kinderen,
geschonken is. Zulk ecu staal van zaken was in de
eerste eeuwen der Kerk geheel en al onbekend,
Tu de Kerk van Rome behoudt de paus aan zich
hei regl om bisschoppen Ie verkiezen, en zelfs in die
gevallen, waarin.souvereine vorsten aanspraak maken
op de magl om bisdommen weg te schenken, moet de
keuze door dm paus gocdg< keuni en bekrachtigd
worden. Kr zijn (wees.ionen van Rooinsehebisschop-
pen, territoriale bisschoppen en bisschoppen inpar-
lil/ui inf«h>linm.
Om dit onderscheid wel ie begrijpen,
moei men bedenken, dat Rome aanspraak maakt op
de regtsmagl over de geheele aarde, en dat, in hel
oog van Rome, de geheele inenscliheid verdeeld is iu
de geloovigen {fidelex) en de ongcloovigen [iii/idelen).
Als in een land de Rooinsch-Catholiekcgodsdieusl de
nationale godsdiensl is, heslaal het bestuur der Kerk
uit aartsbisschoppen, bisschoppen en priesters. Maai\'
als in een land de aanhangers van Rome niet de niccr-
derheid uitmaken, of als het gouvernement de Rooni-
sche godsdiensl uiel als de godsdienst van den slaat
erkent, wordt dal land onder de ongeloo\\ igengerang-
sehikt, en eene provisioneelc of lijdelijke kerkelijke
iurigting wordt ten opzigte daarvan gemaakt. Voor
het geestelijk bestuur ervan worden apostolische \\ ica-
rissen aangesteld, die, geene territoriale bisschoppen
zijnde, slechts bisschoppen inpartibus injijelutm zijn,
en geestelijk gezag over de geloovigen in die streken
uitoefenen, maar niet in wettige synoden kunnen
bijeenkomen, noch eeuigwereldlijk gezag, van welken
aard ook, kunnen uitoefenen.
De wijding van een Roomschcn bisschop heeft mei
groote pracht en plegtigheid plaals. Iu den luoji dier
wijding leg! hij den eed van getrouwheid aan den paus
en de (\'atholieke kerk af, en verbindt hij zich om, zoo-
veel slechts in zijne magt is, alle ketters, schcurinakers
en oproerlingen tegen den paus en diens opvolgers Ie
vervolgen. \\iv zijn in de Kerk van Home ook eenige
bisschoppen, die slechts titulaire bisschoppen zijn en
geene diocees hebben. De paus wordt in de hiërarchie
van do Roomsche kerk als algemceuc bisschop be-
-ocr page 386-
bisschop.
309
schouwd, m allo bisschoppen zijn suffraganen van de
Aaktsbisscuoi 1\'ex (zie aki.). Coadjutors worden die
geestelijken genoemd, die Hangcstcld zijn om bisschop-
pen bij te staan, welke door ouderdom of ecne andere
reden niet moer in staat zijn, om de pligtcn van hun
ambt te vervullen Deze hebben somtijds het rogt om
den bisschop op te volgen, en somtijds niet.
In de Griekschckcrk worden de bisschoppen alleen
uit de reguliere geestelijkheid of Caloyers gekozen;
gewoonlijk valt do keuze op ecu archimandrict. Zij
worden door andere bi - rlioppcu gewijd. In de Rus-
sisch-Grieksche kerk is elke bisschop ia zijne eigene
diocees onafhankelijk, of alleen afhankelijk van de
synode. Onder de bisschoppen waren er twee, die
vicaris-bisschoppen heetten, van welke de ecne Ie
Nowogorod, en do andore te Moskou woonde.-Deze
hadden ecne rogtsmagt, welke in eenigeopzigion 111:11-
derwasdan die der overige bisschoppoii, daar men na
hunne uitspraak een beroep kon doen op den bisschop
van de di . si s, die liuu metropolitaan genoemd werd.
liet ambt dezer vicaris-bisschoppen was waarschiju-
lijk hetzelfde als dal der oude chorepiscopi onder de
Grieken.
Inde Lutli i lic kerken op hit vasteland van Eu-
ropa is hel oen punl van hare kerkelijke wet, dat de
I.ulli.-. • ■\'.
                Calvinistische souvci\'eincndc/Vra
i ipcrfiit of ivgteu van een bisschop over hunne
Luthersche onderdanen bezit I en. De Luthersche kerk
gelooft echter niol aan liet Goddelijke regt van de
bissch
                ighcid; en hoewel Pruissen, b. v.,
in verschillende diocesen verdeeld is, staan toch de
geestelijken van elke diocees niet onder een bisschop,
maar onder hei toczigt van een u
                . die hoofd-
intendant of inspecteur gen >emd wordt, en verschei-
dene dezer inspecteurs zijn onder een algemeenen
hoofd-intendant geplaatst, die op zijne beurt nietsdoen
kan zonder zijn consistorictc raadplegen. Ofschoonde
Luthersche kerken de magt om te wijden aan eiken
geestelijke toeslaan, wor.il die plegtigheid toch ge-
wooulijk door oen inspecteur verrigt.
In de Kerk van Zweden, die bisschoppelijk is, wordt
de wijding van een bisschop gewoonlijk verrigt door
don aartsbisschop; elke bisschop heeft echter daartoe
het regt. Het teekon van de bisschoppelijke waar-
dighcid is een gouden kruis. Hij wijdingen wordt
de priester bijgestaan door cenigc ouderlingen, en
de gemeente voegt er hare bevestiging aan toe. Tn
Zweden is elke bisschop ook tevens de horder ecner
gemeente; om hem echter in staat te stellen zijne
diocees beter te best uren, wordt hem ecu consistorie
toegevoegd, dat uit geestelijken en lcekeuzaamgesteld
is, en in welks bijeenkomsten hij zelf voorzit. Elkcbis-
scbop heeft het in zijne magt om, als het hem behaagt,
zijue geestelijkheid tot ecne jaarlijksche synode bijeen
te roepen. Hij is echter verpligl om in zijne diocees
bezoeken af te leggen, Ion einde onderzoek te doen
naarde kerkt ueht enden toestand der armen, en om de
iiienling en dergelijke staatsbelangen te bevorderen.
De verslagen van deze bezoeken worden in tegeuwoor-
digheid van het volk voorgelezen, en daarna in de
archieven van het kerspel geplaatst, om in alle toc-
komstige tijden onderzocht te kunnen worden. Het
jaarlijksche inkomen van de verschillende Zweedschc
bisschoppen verschilt vau 3,500 tot ii,<J0ü gulden.
Denemarken,met inbegrip van IJsland en de andere
bezittingen, heeft negen bisschoppen en éé.i hoofd-
intendant, die allen door den koning aangesteld
worden. De bisschop van Zeeland, die te Kopenhagen
verblijf houdt, is de eigenlijke metropolitaan, die
alleen de andere wijdt, eu zelf gewijd wordt door den
bisschop van Füucu eu Langcland, wiens woonplaats
het digst bij Kopenhagen gelegen i*. De koning
wordt door den bisschop van Zeeland gezalfd, die
de leekenen van de hoogste ridderorden mag dragen,
en, dewijl hij de voornaamste dignitaris der kerk is,
over alle kerkelijke zaken geraadpleegd wordt. Klke
bisschop moet een jaarlijksch verslag van den staat
der kerken en der scholen van zijue diocees opmaken
on aan den koning indienen. Hunne traktementen
bedragen van ƒ 4,000 tot/14,000.
De Kerk vau Engeland is insgelijks bisschoppelijk.
De bisschoppen worden op de volgende wijze v erko-
zeit: — Bij den dood eens bisschops verzoeken de
deken en het kapittel der hoofdkerk in de open ge-
vallen diocees, om de koninklijke vergunning om een
opvolger te verkiezen. Die vergunning wordt naar de
hoofdkerk gezonden, maar te zelfder tijd ontvangen
de deken eu het kapittel brieven van de kroon, welke
den naam vermelden van den persoon, die verkoz :n
moet worden, en waarin hun verzocht wordt om dadelijk
tot de keuze over te gaan. De toestemming van den
persoon, die verkozen mooi worden, wordt dan verkre-
geii, waarna brieven, die de keuze vermelden, naar de
kroon worden gezondeu. De koninklijke bckrachti-
ging wordt nu gevraagd, en de kroon zendt volniagtcn
aan den aartsbisschop der provincie, en verzoekt hem
om lot de wijding eu inzegening over te gaan. De
persoon, die aldus verkozen weidt, moet den vollen
ouderdom van dertig jaren bereikt hebben. Als de
wijding afgeloopen is, moet de inzegening op een
.7
-ocr page 387-
370
BITTERE KRUIDEN— BLOED.
beide lauden in 1800 werden de twee kerken vereenigd,
onder den titel van de Vereenigde Kerk van Bugeland
en Ierland. De Kerk van Ierland bestaat uit twee
aartsbisschoppen en twaalf bisschoppen, die allen
jaarlijks elk gedeelte hunner diocesen bezoeken. De
bezoeken van aartsdiakenen zijn daar onbekend.
De eerste bisschop, die ooit een voet, in Amerika
zette, was Dr. Samucl Seabury, die in 17S1 te Abcr-
deen door de Sehotsche Episcopale kerk voor de
diocees van Connccticut gewijd werd. Na bet einde
van den oorlog voor de onafhankelijkheid werd er iu
1787 ecne parlementsactc aangenomen, waarbij de
aartsbisschop van Cauterbury en de bisschop van
Londen geregtigd werden om drie bisschoppen te
wijden voor de diocesen Pcnusylvauië, New Vork en
Virginië. Dit was de oorsprong van de Protestant sche
Episcopale kerk iu Amerika.
BITTERE KRUIDEN. Bij de instelling van het
Paaschfeest werd den Joden bevolen om het paasch-
lam met bittere kruiden te eten, gelijk wij uit Exod.
XII: 8 en Num. IX : 11 vernemen. De Nederlandsche
vertalers van den bijbel hebbeu echter de Hebrecuw-
sche uitdrukking verkeerdelijk door „bittere saus"
overgobragt. Du Mishua en Maiuionides vermelden
vijf soorten van biltere kruiden, die afzonderlijk of
gezamenlijk gegeten mogten worden. Volgens soin-
niige Joodschc schrijvers waren chicorci, wilde latuw
en inalrowe onderde kruiden, die bij het Paaschfeest
gebruikt moesten worden. De nicuwcreJodengcbrui-
ken gewoonlijk latuw, kervel, peterselie, selderij,
wilde cichorei en wilde rammenas als bittere kruiden.
Zie Paasciij\'kdsi\' (Joodsciik).
BITTER WATER. Dit, water, dat. door Mozes
beschreven wordt als het water, hetwelk den vloek
medebrengt, moest volgens de wet van Mozcsgedron-
ken worden door eenc Israëlietische vrouw, die van
ontrouw aan haar echtgenoot verdacht werd, doch
hare schuld ontkende. De wijze om het te bereiden en
toe te dienen wordt iu Num. V naauwkcurig besclne-
ven. De priester moest de vloeken op een eedeltje
schrijven en met bitter water uitdoen, hetwelk daar-
door de vervloeking medebragt. De uitwerking op de
verdachte vrouw teweeggebragt, die geroepen werd
om dit water te drinken, was vrceselijk. De Rabbijnen
zeggen ons, dat ecne vrouw, die in zulke omstandig-
heden hare zonden bcLed, niet Ier dood gebragt werd,
maar slechts zonder huwelijksgocd vanharen man werd
gescheiden.
BLOE D. (lumiddellijk na den zondvloed, toen het
gebruik van dierlijk voedsel voor het eerst aau den
zou- of feestdag plaats hebben. Ten miuste drie bis-
schoppcn zijn bij deze plegtigheid tegenwoordig, die
allen hunne handen op het hoofd van deu nieuwen
bisschop leggen.
Engeland en Wallis zijn in acht en twintig bisdom-
men of diocesen verdeeld. Do bisschoppen van Londen,
Durbam en Winchester volgen in rang onmiddellijk op
de aartsbisschoppen; zij hebben altijd een zetel in het
Hoogerhuis. De bisschop van Soder en Man is geen
lid van het parlement, en wordt ook niet door den koning
aangesteld; de hertog van Athol bezit het bescherm-
heerschap ovei\' dezen zetel. Alleaudere Engclschepre-
laten, behalve die welke het laatst, ingezegend is, zijn
geestelijke pairs; zij hebben den voorrang bovenalle we-
reldlijke baronnen. Een bisschop wordt aangesproken
met „l\'wlordschap" en „Zeereerwaarde vader iuüod."
I>ij de Hervorming in Schotland, toen de hiërarchie
van haren rijkdom ontdaan werd, waarvan de adel zich
meester maakte, ontvingen de nieuwe bisschoppen,
die de zetels zonder de inkomsten verkregen, den
naam van tulchtin bisschoppen, als zinspeling op ecne
gewoonte, die te dier tijde in de Hooglanden hcersehte,
om eenc kalfshuid met stroo opgevuld, die tidchan werd
gehecten, voor de koeijen te plaatsen, om deze aan
te zetten melk te geven. De/.e vermeende bisschoppen,
die slechts werktuigen van den adel waren, werden
door eenc acte van de Algeincene vergadering der
Sehotsche kerk, in Julij 1580 te Dundee gehouden,
gedwongen om hiiune ambten neder te leggen. In 1 597
werden er door Jacobus VI. wederom bisschoppen in
de Sehotsche kerk ingevoerd. Genoemde vorst stelde,
nazijiie beklimming van deu Engclschen troon, al zijne
pogingen iu het werk, omdeprelatuurinhetnoordelijk
gedeelte zijner staten te vestigen; iu 1(138 werd zij
echter wederom afgeschaft. Karel 11. hersteldein 166]
de bisschopsordc in Schotland, doch in DiS\'J werd er
eenc acte aangenomen, welke alle meerderheid van
eenig ambt hoven dat van presbyter of kerkoudstc
afschafte. Van dien lijd af heeft de Scliotschc Episco-
pale kerk, hoewel zij is blijven bestaan, bisschoppeu
gehad, die niet meer dan geestelijk gezag over hunne
eigene kudden uitoefenen.
Iu Ierland werd de Hervorming voornamelijk door-
gedreven door deu aartsbisschop Brown, een inboor-
1 ing van Engeland, il ie in 1535 tot bisschop van Dublin
werd benoemd; van dien tijd af zocht de Kerk van
Ierland .ene naauwc vereeniging met de Kerk van
Engeland in het leven te roepen. Na de herstelling
van Karel II. nam dan ook ecne lersche convocatie de
Negen en dertig artikelen aan. liij de vereeniging der
-ocr page 388-
371
BLOED.
nioiisch werd toegestaan, vinden wij dat verlof vcr-
gezeld van liet verbod: „Doch Let vlcescli met zijne
ziele, dat is zijn bloed, zult gij niet eten." In overecn-
slemming met dit bevel moest bet bloed van elk dier
uitgcgol en worden, alvorens bet vleesch werd gegeten,
en de reden, waarom dit gedaan moest worden, was,
omdat liet bloed de ziel is. Mozes maakt bier niet een
duidelijk plivsiologisch feit bekend, dat bet bloed cene
vloeistof is, noodzakelijk voor bet leven; doeb de
Joodsebe geleerden vatten liet slechts op als een ver-
bod, om een lid af te snijden van een levend dier en
dat te eten, terwijl bet leven of bet levensbloed er in is.
Volgens deze denkwijze was bet doel van dit voorschrift
aait Noach gegeven, om wreedheid jegens dieren te
voorkomen en aatibet volkeenafkeer vanbet blocdver-
giel en in te boezemen. Een veel dieper en belangrijker
grond voor bet bevel, om bet bloed van geslagte dieren
uit te storten, wordt echter in een meer nitgebreiden
vorm in Lev. XVII : 10—12 gevonden: „En een
ieder uit bet buis Israéls, en de vreemdelingen, die in
bet midden van ben als vreemdelingen verkeeren, die
eenig bloed /.al gegeten hebben, tegen diens ziele""; die
dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik mijn aangezigt
/.(•tien, en zal die uit liet midden baars volks uitroeijen.
Want de ziel van bet vleesch is iu het bloed; daarom
heb Ik bet u op bet altaar gegeven, om over uwe zielen
verzoening te doen: want het is bet bloed, dat voor
de ziele verzoening zal doen. Daarom heb Ik tot de
kinderen Israéls gezegd: Gccne ziele van u zal bloed
eten; noch de vreemdeling, die als vreemdeling iu
bel midden van u verkeert, zal bloed eten." Tn deze
woorden is de reden, die aangevoerd wordt voor de
herbal ing van bet bevel, dat vroeger aan Noach gegc-
veu werd, niet alleen, dat bet bloed de zie! of bet leven
is, maai ook omovcr de zielen verzoening te doen. Het
is dn- aandacht waardig, dat het bloed niet alleen niet
mogt gegeten worden, maar op de aarde moest wor-
den uitgegoten als water. Het schijnt, alsof den Israë-
lieten geleerd werd, dat niet alleen het bloed van
dieren, die geofferd werden, maar ook het bloed van I
elk dier, dat zelfs voor gewone doeleinden gcslagt
wen\', behandeld moest worden, alsof het een offerend
karakter in zich had. Over dit onderwerp verspreid
Maimonides zeer veel licht iu zijne opmerkingen over
de wijze van het doodeu van dieren onder de oude
Israëlieten. Hij zegt, dat bij, die het dier doodde, tot
God bad iu deze woorden: „Gezegend is Hij, die ous
geheiligd beeft door Zijne geboden, en ons Zijne in-
zeltingen voor bel doodeu van dieren gegeven heeft."
Hij voegt er ook bij, dat, de beesten, die tot voedsel
gedood werden, buiten den tempel gedood moesten
worden, en als zij op ecne andere plaats gcslagt wer-
den, moest bet lijk begraven, niet gegeten, worden.
Bovendien werd door de Joden ecne bij/ uiderc cere-
monie in acht genomen, als zij bet bloed met stof
bedekten, nadat bel uitgegoten was. Alvorens zij bel
bedekten, baden zij in deze woorden: „Gezegend zijl
Gij, o Heer onze God en Eeuwige Koning, die ons
geheiligd hebt door Uwc, geboden, en ons bevolen
hebt om het bloed te bedekken." Maimonides voegl
erbij, dal zelfs als het bloed met water vermengd was,
zij verpligt waren om het te bedekken, als bet maar
de kleur van bet bloed behield. Slechts bel bloed van
reine dieren werd bedekt, daar deze alleen als geschikt
om Ie eten weiden beschouwd. De bedekking van hel
bloed geschiedde op de volgende wijze: — Hij, die
liet dier doodde, maakte ecne soort van heuvel van
stof, waarin bij het bloed wierp, dal bij daarna met
meer stof bedekte. IIet bloed mogt bedekt worden
met alles, dat, tot stof was gebragt, zooals aseh, fijn
gemalensteenen of klei, maar niet met een si uk barden
steen of hout. Deze plegtigheid moest niel met den
voet, maar met de hand verrigt worden, door middel
van een mes of een ander werktuig, waarmede lui
stof op het bloed werd geworpen.
In dit alles lag blijkbaareene beteek enis opgesloten,
die bet wel der moeite waardig is om na te gaan. Tiet
groote geestelijke doel van het verbod om bloed ie
eten was ongetwijfeld, om den Israëlieten bei groote
beginsel der Goddelijke wetgeving teuopzigte eener
gevallen wereld op het hart te drukken, dal er/ouder
bloedvergieten geene vergiffenis van zonden is. Ken
belangrijk, hoewel ongetwijfeld ondergeschikt, doel
van de wet was, om afgoderij te voorkomen. De I [ei-
densehe natiën waren gewoon om het bloed van dieren
in een gat te werpen, tot voedsel voor hunne goden.
Voornamelijk wanneerzij aan helschegoden of duivelen
offerden, dronken zij dikwijls, als zij liet dier gcslagt
hadden, een gedeelte van het bloed, wierpen hetoi erige
in een put, en wijdden liet aan den duivel, tot wiens
eere zij geofferd badden. Zij aten dan bei vlcescli
boven of rondom bet bloed, dat zij aan den duivel
overlieten, om zich daaraan te vergasten. In de Mo-
zaïsehe wet was ruimschoots zorg gedragen, dat de
Joden niet tot dit afgodische gebruik vervallen zouden.
Zoo zegt God in Lev. XIX : 20: „Gij zult niets met
het, bloed eten," of, gelijk het voorzetsel ook overgezet
kan worden, „boven bel bloed,*\' hetgeen dadelijk be
trekking heeft op de afgodische gewoonte, die wij
beschreven hebben.
-ocr page 389-
_ I
BLOED.
372
als het levensbloed gehouden, en daarom verdiende
hij, die er van at, alleen gccseliug. De Jodengelooven,
dat van de zeveu voorschriften van Xoach, zooals deze
genoemd worden, slechts het verbod legen het eten
i van bloed aau Xoach gegeven werd, uu dat de andere
\\ zes vroeger reeds aan Adam ^•\'z^xii\'n waren.
De vraag is dikwijls opgeworpen, of het gebod om
I geen bloed te eten, dat aan Noach gegeven en in de wet
| van Mozcs herhaald werd, nog bindend is voor Christe-
nen. De grond, waarop deze vraag bev< stigend beant-
1 woord wordt, steun; op :i t b< luit \\ an de vergadering
te Jeruzalem, dat de Heidenen te Aiuiochië, in Syrië en
i Cilicië zich moesten onthouden vau hetgeen den afgo-
: dengeolferd is, en van bloed, en vau het verstikte, zooals
\' wij in Uaud.XV : 291ezen. Om de geheelc bctcekenis
| van dit Apostolisch besluit te begrijpen, moeten wij
ons de omstandigheden, waarin hel genomen werd,
voor den geest roepen. Terwijl Paulus eu Barnabas
i bezig waren met het evangelie te Antiochië te prediken,
: kwamen zekere Christenen, bekeerlingen van het Jo-
dendom, van Jeruzalem, en leerden dat, als een Jood
het Christendom omhelsde, hij te zelfder lijd verpligt
was om besneden te worden en de geheelc Mozaïsche
wet iu acht te nemen. De stad Antiochië, waar deze
judaïscrendc leerstellingen onderwezen werden, was
bijzonder gunstig voorliet verbreiden van zulke uiec-
ningen, want, zooals Josephus ons berigt, zij was de
zeul van eene beroemde Joodsche school, waarin vele
bekeerlingen van depoorl waren, zooals zij genoemd
werden. Zij, die aan den twist oorsprong gaven, waren
vau de seete der Pharizeëu, die het Christendom
aangenomen hadden, terwijl zij nog veel van hunne
vroegere Joodsche vouroordeelen behielden. De kwes-
tie had voornamelijk betrekking op de bekeerlingen
van de poort, die, hoewel zij van geboorte Heidenen
waren, in zoo verre afs: and vau het Heidendom gedaan
hadden, als de afgoderij betrof, en vóór zij onder de
Joden niogten leven, besneden moesten worden. Het
werd daarom een zeer natuurlijk onderwerp vat: twijfel,
of zulke bekeerlingen erkend konden worden als tot
de Christelijke kerk te behooreu, zonder het Mozaïsche
zegel der getuigenis te ontvangen. Toen nu de raad te
Jeruzalem bijeenkwam,deed de kwest ie zich in een zeer
bijzondcreu vorm voor, en onder een streng Joodsch
voorkomen. Zij werd daarom opgelost op de wijze, die
het best geschikt was om do vooroordeelen der Joden
tegen de Heidcnschc bekeerlingen tegen te gaan, en
om hen te verzoenen met de toelating vau deze tot de
Christelijke kerk, juist op denzelfden voet als waarop zij
toegelaten werden. Zulk ten besluit werd onder bijzon-
Maar God verbiedt niet alleen de afgodische gebrui-
kcn der Heidenen, voor zou verre het bloed aangaat,
Ifij maakte ook eeue wet aangaande het dooden vau
dieren, die geheel onbestaanbaar was met de inacht-
neming van zulke gebruiken. De wet is verval iudeze
woorden (Lev. XVII: •\'»—<i): „Een ieder van hei lm is
Israëls, die een os, of lam, of geit in hc! leger slagten
zal, of die ze slagtcn zal buiten het leger, en dezelve
aan de deur van de tent der zaïnenkomst niet brengen
zal, om eene offerande den Heere voor den tabernakel
des Hccren te offeren; het bloed zal dienzelven man
toegerekend worden, hij heeft bloed vergoten; daarom
zal dezelve man uit het midden zijns volks uitgeroeid
worden; opdat, wanneer de kinderen Israëls hunne
slagioffcreubrengen, welke zij op het veldslagten, dat
■/\'] die den Ueere toebrengen, aan de (leur vau de tent
der zameukomst tot den priester, en dezelve tol dank-
< \'lieren don Heere slagten. Eu de priester zal het bloed
op hel allaar des Ilccreu, aan de deur van de tent der
zaïnenkomst, sprengen; en hij zal het vel aansteken,
tol een liefelijkcn reuk den ueere." Volgens deze
schikking moest niet de persoon, die het dierdoodde,
hel bloed verzamelen, gelijk de Heidenen deden, maar
hij moest liet bloed nemen en op het altaar sprengen.
En als de Israëlieten op de jagt een dier of vogel vingen,
moesten zij het bloed daarvan uitgieten en met stof
bedekken, eene inzetting die, zooals wij uit Maimo-
niiles gezien hebben, de Joden met veelplegtigheid
opvolgden. Rn als een Israëliet een dierdoodde zonder
hel naar de deur van den tabernakel te brengen, ver-
onderstelde men, dal hij liet voor een afgodisch gebruik
gedood bad, en daarom moest hij „uitgeroeid worden
uitliet midden zijns volks." Ennadat Gods uitverkoren
volk het beloofde land was binnengetrokken,beperkte
Hij deszelfs offeranden tol éénc plaats, die Hij kiezen
zoude;cn hoewel Hij bet veroorloofde om inaldeszelfs
poorten te dooden en te eten, maakte Hij er toch de
voorwaarde bij, dal liet niel lic! bloed zoude eten, maar
het op de aarde zouden uitgieten, opdat het uls water
in den grond zou zinken.
Maimonides spreekt van twee verschillende soorten
van bloed: 1. het levensbloed of dat, hetwelk op het
allaar gesprengd werd; 2. dat, hetwelk met grootc
onstuimigheid uit bet dier springt, wanneer het geslagt
wordt. Hij, die vau de eerste soort van bloedat, moest,
zooals wij gezegd hebben, uit het midden zijns volks
uitgeroeid worden. De andere soort van bloed, dat bet-
welk uit hei gewonde dier komt, voor hel begonnen is
te sterven, of dat bij druppelen uit het ligchaamloopt,
nadat het dier gestorven is, werd niet voor zoo heilig
-ocr page 390-
373
uog enkele Christenen gevonden, die het eten van
bloed voor zondig hooiden, maar zulke gevallen ziju
volstrekt niet talrijk.
Daaronder de oude Hebreen i: i bloed als bijzonder
heilig beschouwd werd, werd het besprengeu daarmede
bij huuue olferandcn beschouwd als iets, dal alleen
door den priester geschieden mogt. [Iel bloed, datge-
sprengd moest worden, werd in een val gedaan, dat te
dien einde gebruikl werd, endoor een priester in plegt-
gi waad werd opgenomen, die bet in zijne regterhand
;. Het bloed van eenigc offerdieren werd naarde
tent ;!•, :■ zamenkomst gebragt, zooals, b. v., van die,
welke als zondoffers voor de geheele natie werden
geofferd, van den var, die voor Aiiron en ziju huis, en
vau dien, welke door den ho< geprieslerzelven geoil\'erd
werd. Hei bloed van andere offerdieren werd of op de
hoornen, of cp de wanden van het grootc altaar, dat
builen stond, gesprengd. Dj wijze van besprengeu
was deze: — De priester ging met het bloed in de
hand de trappen van het altaar op, doopte dan, tusschen
hol oosten en het zuiden staande, den voorvinger van
zijne regierband in het bloed, eu het met zijn duim
drukkende, raakte hij met het bloed den oostclijkcn
hoorn vau het altaar aan; daarna doopte bij op dezelfde
wijze zijn vinger bij eiken hoorn in het bloed, totdat
bij aan den zuidwestelijken hoorn kwam, die de laatste
was, welke bespreugd werd. Het bloed, dat na het
besprengeu overbleef, werd aan den bodem van het
| altaar uilgegoten, en werd door eeu ondcraardschen
gang naar het dal van Kedron overgebragt, waar het
als mesl verkocht werd.
Hel bloed van dieren, die als brandoffers, sehuld-
! offers eu daukoffers werden gebruikt, wetd volgens
i deze wijze op de wanden vau het altaar gesprengd.
De priester moes!, terwijl hij op de oostzijde van het
altaar nabij den noordoost dijken hoek stond, het bloed
met zulk ecne kracht uil het vat werpen, dat een ge-
j deelte er vau op de oostzijde, waar hij stond, en een
] gedeelte er van op de noordzijde en aan beide zijden
! beneden d.e roode streep, die om het altaar liep, kon
| nedervallen. Hetzelfde werd gedaan, als de priester
i op de westzijde stond, nabij deuzuidwestelijken hoek,
■ opdat een gedeelte er van op de westzijde, en een
gedeelte er van op de zuidzijde zou vallen. Op deze
wijze meenden de Joodsche priesters, dat zij de wet
: vervulden, die beval, dat het bloed rondom op het
altaar zou gesprengd worden.
Het bloed van eenige offerdieren werd naar het
heilige gebragt, en op de hoernen van het gouden of
reukaltaar gedaan. In zulk geval werd het bloed
derc omstandigheden genomen, en was, daar het voor
deze onistaudigheden alleen van dienst was, noodza-
kelijk van een tijdelijken aard, en kou slechts van
kracht blijven, zoo lang de Joodschc eu Heideusche
bekeerlingen niet geheel eu al in één ligchaara v< r-
eenigd waren, en niet evenzeer ouder den invloed
van Christelijke beginselen waren gebragt. Xaardczc
beschouwing der zaak is het duidelijk, da! bij de
veranderde omstandigheden der Christelijke kerk, het
besluit van Jeruzalem uiet langer van kracht kau ziju,
daar de omstandighed :n, waarop hel toepasselijk was,
ree Is lang opgehouden hebben te bestaan. De eerste
Christelijke kerk ging echter verscheidene eeuwen
voort met zieh streng te onthouden van het eten vau
bloed, en geestelijken moesten hei Apostolische b sluit
over dit onderwerp op straiój van afzetting in acht
nemen. De Apostolische canons spreken duidelijk over
dit punt; ook werden er op verschillende coucilién
besluiten dienaangaande genomen. Augustinus meldt
echter, dat in zijn tijd de Afrikaausche kerk het besluit
van Jeruzalem niet langer van kracht rekende, eu
weinigen, zegt hij, vonden er iets in om bloed te eten.
De Ousfersche kerk heeft nooit opgehouden om het
als een gebiedenden pligt te beschouwen, zieh te ont-
liouden van het verstikte en van bloed. Ook de Molia-
mcdaneu, wier godsdienst een mengsel van Jodendom
en Christendom is, nemeu dezelfde onthouding in acht.
De Roomsche en de Protestautsche kerken zijn het
echter eens op dit punt, en beschouwen het voor Chris-
teueu niet langer verpligtend, om zieh te houden aan
hetgeen zij als ecne tijdelijke schikking beschouwden,
die door de Apostelen gemaakt was onder omsiandig-
hcden, bijzonder eigen aan den tijd, waan.)) het besluit
genomen werd. Dit besluit, dat in een brief overgebragt
werd door broederen, die er elke noodzakelijke ver-
klaring van konden geven, was blijkbaar bestemd voor
een overgangsstaat der Kerk, toen de oude Joodsche
vooroordeelen en de heerseheude gewoonten van het
Heidendom een beletsel waren voor de verbreiding
des Chrislendoms. Het was wijselijk berekend om
moeijelijkheden en hinderpalen van den kant der
Joden uit den wvg te ruimen; en terwijl het geenwer-
kelijkcn last oplegde, en van den kant der Heidenen
tot geene verkeerde opvatting aanleiding kon geven,
kon het niet nalaten eene gunstige uitwerking op
Heideusche bekeerlingen teweeg te brengen, door
ecne onderscheiding af te bakenen tusschen hen en
hunne vroegere geloofsgenootcn, en hen te onttrekken
aan den bes me ü enden invloed van Heideusche bijge-
loovighedeu en verontreinigingen. Iliercndaar worden
-ocr page 391-
BLOEDDOOP — BLOEM FEEST.
374
zevenmaal gesprengd voorden voorhang van het heilige
der heiligen, ui daarna werd er iels van op eiken
hoorn van liet altaar gedaan, te beginnen met dien
liisschen hel oosten en liet noorden, en te eindigen
mei dien tnssehen het oosten en hel" zuiden, hetgeen
juist liet tegenovergestelde was var <1<: orde, die bij
liet besprengen der hoornen van het andere altaar in
acht genomen werd.
Het bloed van den vor, die, op den Verzoendag a\'s
een zoenoffer voor het huis van Aiiron, en ook dat van
den bok, die voor geheel Israël geofferd werd, werd
door dm hoogt-priester naar liet heilige der heiligen
gebragt, waar het eenmaal op liet verzoe ideksel ooi t
waarts, en zevenmaal vóór het verzoendeksel g; sprr-ngd
werd. Dan keerde de hoogepricstcr er mede in het
heilige weder, en sprengde het op dezelfde wijze naar
den voorhang. Het bloed der offerdieren, dal tot nog
toe in afzonderlijke vaten was bewaard, werd nu te
zamcit in één vat vermengd, en de hoogepi iestcr be-
sprengdc niet zijn vinger de hoornen van het gou len
allaar daarmede, en zevenmaal stortte hij er iets van
op liet bovengedeclte van hel altaar. liet overschot
van hel, bloed werd aan de westzijde aan den bodem
Tan het altaar des brandoffers uitgegeten.
BLOEDDOOP. Een ieder, die tot hel martelaar-
schap gedoemd was, werd in de eerste Christelijke
kerk onder de catechumenen of geloofslecrlingcn ;;■<•-
rekeiid, daar het martelaarschap als cene volkomcne
vervanging van den doop aangemerkt werd, en daarom
blocddoop wen! genoemd. Deze mecniug was aan
verschillende deelen van de Heilige Schriften ont-
lecnd, zooals aan Mark. X : 30: „Doch Jezus zeide
tot hem den drinkbeker, dien ik drink, zuil gij we\'
drinken, en met den doop gedoopt worden, daar ik
mede gedoopt word"; Luk. XII : 50: „Maar ik moet
met ceneu doop gedoopt worden; en hoe worde ik
geperst,totdat hel volbragt zij!" Hel martelaarschap
werd als een paspoort voor den hemel beschouwd, en
daarom werd liet tot plaatsvervanger voor den doop
gemaakt.
l\'.LOEDAVREKEIL Onmiddellijk na den zond-
vloed werd liet volgende voorschrift aan Xoach en
zijne zonen gegeven: „Wie des nicnschen bloed ver-
gict, zijn bloed zal door den ineiisch vergoten worden."
In de eerste tijden waren de nicnschen van oordeel,
dat de uitvoering van dit vonnis oji den broeder of
naasten mannclijkcn bloedverwant van den verslagene
nederkwam. Zoo iemand werd in liet TIcbrccuwscli
de Goël of Wreker genoemd. Als de Goei zijn pligt
niet volbragt, ging de verantwoordelijkheid over op
den volgenden bloedverwant, die in dit geval Met/oêf,
ofnaaste bloedverwant op één na, werd genoemd. Eeiic
instelling, gelijk aan die van den Ilebrecuwseben
bloedwrckcr, schijnt onder de Grieken in den bel-
denlij 1 beslaan Ie hebben, en ook onder Scvthische
ei, Tcutouisehe stammen. Hetzelfde gebruik wordt
nog onder de nieuwere Arabieren in acht genomen.
Xiebuhr vermeldt, dat liij op zijne reizen onder dat
belangwekkende volk een man van aanzien ontmoet
heeft, die eeue kleine lans bij zieli droeg, die hij nooit,
zelfs niet in het gezelschap zijner vrienden, ter zijde
legde. Toen de reiziger naar de reden vroeg, waarom
de man dus Ie allen tijde gewapend was, vernam bij,
dat verscheidene jaren te voren een zijner blocdvcr-
wauten vt nnoord was, en dat hij derhalve, als naaste
bloedverwant, verpligl was dien dood te wreken door
niet den moordenaar een tweekamp aan te gaan. Viel
lang daarna vond bij cene gelegenheid om zijn te-
genstander ie doorsteken, ter»ijl deze onvoorbereid
was. De wel van den wreker wordt door den koran
bekrachtigd, die zegt: „Dwaze geloovigeu! de wel
der wedervergelding wordt u voor den verslagene
bevolen, de vrije zal sterven voor den vrije." Deze
heilige pligt, want hij wordt als zoodanig beschouwd,
heel tln\'ir of bloedwraak, üone slrafveraudering is
echter geoorloofd, en de si.af, welke die des doods
vervangt, bestaai in hel betalen van cene zekere som
gclds, die bij de wei bepaald is. Volgcnsdc Mozaïsche
wet was dit niet geoorloofd. Om te waken legen de
misbruiken, die uit cene instelling als di bloedwraak
kouden voorkomen, werden er onder de oude Israë-
lieten vrijsteden aangewezen, waarin hij, die zonder
opzet iemand gedood had, aan de wraak van den Goël
kon ontsnappen. Indien echter de wreker bun in-
baalde, alvorens bij cene vrijstad bereikt had, en hem
doodde, of als de wreker hem buiten de grenzen van
zijn toevlugtsoord vond en versloeg, was deze aan
geenc straf onderworpen. Indien de toevallige muor-
denaar in de vrijplaats kwam, alvorens !c wreker hem
inhaalde, was hij voor diens wraak \'.ciüg, totdal hij
behoorlijk in verhoor genomen was.
BLOEMEEEST, een van de voornaamste feesten
der Hindoes, dat gedurende negen dagen door ilc
Radsjepoeters Ier ecre van Gauri, de vrouw van Ma-
heulend
of h\'rara, gevierd wordt. De plegtighedcu
beginnen bij het treden van de zon in Ariës, Int begin
van hel Ilindoeschc jaar. Op dien tijd worden er van
Bhavani of Gauri en Shiva beelden van klei gemaakt,
die dadelijk i:ua>st elkander worden geplaatst. Daarna
wordl er eeue kleine greppel in de aarde gemaakt,
-ocr page 392-
HO-ÜOUM (AANBIDDING VAN DEN).
375
waarin gerst word! gezaaid. De grond wordt besproeid,
cu kunstmatige hitte wordt er aangcbragt, totdal de
zadenbeginnen te ontkiemen, als wanneer de vrouwen
met gevouwen handen rondom de greppel dansen,
en den zegen van Bhavaui over hunne cchtgenootcn
afsmcekcu. Daarna wordt lui jonge graai\' opgenomen,
en door de vrouwen hunnen echtgeuooten aangebo-
den, die het in hnnnc tulbanden dragen. Gedurende
verscheidene «lagen worden er dan verschillende
ceremoniën in de huizen in acht genomen, waarna de
heelden versierd en gereed gemaakt worden om iu
processie te worden rondgeleid. De overige plcgtigho-
dcu worden door een ooggetuige aldus beschreven: —
„Eindelijk breekt, het uur aan, de nikuras geven het
teeken uau den kanonnier buiten, en de overdenking
houdt op, als de kanonnen op den top van liet kasteel
Kkling-ghocr aankondigen, dat Gauri haar logt be-
gounen heeft. Zij die aan den ruiteroptogt deelnemen,
komen op het prachtige terras bijeen, en deranagaat,
omringd door zijne edelen, voorop naar de booten, die
van zulk een oorspronkelijke!! vorm zijn als die, welke
de Argonauten naar Colehis overbragtcn. Het land-
schap is bijzonder geschikt voor deze feesten, daar de
groi.d van den kant van hel meer ai\', dat hier cene
sehoonc baai vormt, langzaam opklimt tot aan den
top van de. hoogte, waarop het paleis en de woningen
der rijksgrootcn gebouwd zijn. Elke toren, elk halkon
van het puleis tot aan den kant van hel water is vol
toeschouwers, en de grootc marmeren trappen van de
Tripolia tol aan de booten zijn bedekt met ee.ie digtc
menigte van vrouwen, in verschillende kleedercn, wier
sluijers hare zwarte lokken, met de roos en de jasmijn
versierd, slechts half bedekken. Een indrukwekkender
of vervrolijkendcrgezigt kan men zich niet voorstellen,
dan de gchccle bevolking eencr stad dus vereenigd te
zien ten einde zien te vermaken, terwijl op clks gc-
laat, van dal van den vorst tot dat van den boer, een
lach te lezen staat, liigt het oog naar hoven, en het
rust op een wolkeloozen hemel, beneden is het prach-
lige meer, terwijl het gezigt begrensd wordt door
schooi..\' bergen, wier kruinen boven elkander uitste-
keu en een onmetelijk amphitheater vormen. Hier
dringt de mismaaktheid der ondeugd niet biuncn, hier
verlaagt zich niemand door dronkenschap, hier isgeene
ontheiligende wanorde of oorverdoovend geraas, maar
allen «achten geduldig, met deoogen naarde Tripolia
gcr\'gt, het verschijnen van Gauri af. Eindelijk ziet
nien de processie de helling afdalen, en in het midden,
gedragen op een troon, iu gele klecdcreii gedosebt en
schitterende van paarlen en goud, verschijnt de godin.
Aan hare heide zijden wuiven twee schoonheden den
zilveren chïmiira of waaijer boven haar hoofd, terwijl
de meer bevoorregte meisjes als voorloopsters dienst
doen, en haar met zilveren stokjes voorafgaan; allen
zingen gezangen. Als zij nadert, staan de raua, zijne
rijksgrootcn en staatsdienaren op, en deze blijven
staan, totdat de godin op baar troon nabij den kant
des waters is gezeten, waarna allen buigen, en de vorst
en diens hof inde hooien plaats nemen. De vrouwen
vormen nu ecu kring om de godin, geven elkander de
hand, en bewegen zich met een afgemeten tred en
verschillende bevallige neigingen van bet ligeliaain
rondom het beeld, terwijl zij liedereu zingen, ecuigei. r
ecre van de godin des overvloeds, andere over de liefde
en de ridderlijkheid, waarinzij kleine episoden mengen
van nationale daden. Daar hel feest geheel en al een
vrouwelijk feest is, vermengde zich geen enkel man
i.i de tallooze groepen. Hel wordt als eeuc daadzaak
aangenomen, dat de godin zich baadt gedurende al den
tijd, dat zij daar blijft; cene oude overlevering zegt,
dat iii- dood de straf was voor eiken man, die zich bij
die plegtigheden vertoonde. Als eindelijk de wassching
gedaan is, wordt de godin opgenomen en met dezelfde
vormen naar het palcis teruggebragt. De randen zijne
grooteu maken dan hunne booten los, en worden langs
den zoom van het meer geroeid, om achtereenvolgens
ile andere beelden van de godin te bezoeken, waarom
groepen van vrouwen zingen en bidden. Met deze
plegtigheid eindigt de avond, waarna het geheel bc-
sloten wonlt met een groot vuurwerk."
BO-Boi >M (Aanbidding van den). Het wasonder
den bo-boom, dat Gótama Boeddha het üoeddhaschap
verwierf. De aanbidding van dezen boom op Cevlou
is. van zeer oude dagteekening. De stad Boeddha Gaya,
die, wegens de uitgebreidheid harerpuiuhoopen, groot
en volkrijk schijnt geweest te zijn, werd nabij den
bo-boom gebouwd, en op dezelfde plaats, waar deze
stad eens stond, bloeit nog bedeu een bo-boom, die
door de Boeddhisten voor denzelfden boom wordt
gehouden als dien, waaronder Gótama meer dan twee
il uizeud jaren geleden zat. Europesche reizigers denken
echter, dat hij niet meer dan honderd jaar oud is. In
den hof van nagenoeg elk klooster of eiken tempel op
Ceylon is een bo-boom, die, zooals men zegt, van den
boom te Anuradhapoera genomen is, welke in het begin
der vierde eeuw voor Christus naar hel eiland overge-
bragt werd. Algemeen denken de Boeddhisten, dat
de plaats, waar de bo-boom staat, het middelpunt der
wereld is. Wij nemen het volgende verhaal vanden
oorsprong der aanbidding van dezen boom over: —
-ocr page 393-
376
BOEDDHA.
„Ten tijde dat de gewone verblijfplaats van Gófama
nabij de stad Sewet was, bragten de mensehen bloemen
en reukwerken, om hem als offergaven aan te bieden;
daar hij echter afwezig was, wierpen zij ze bij den
muur en gingen weg. Toen Anépidu en de ander!\' upa-
sikas zagen, wat er gebeurd was, waren zij bedroefd,
en wenschton zij, dal een blijvend voorwerp van ver-
eering aangewezen zoude worden, waaraan zij hunne
offergaven bij afwezigheid van den wijze konden aan-
bieden. Daar dezelfde teleurstelling dikwijls plaats
had, maakten zij hunne wenschen aan Ananda bekend,
die ze Boeddha bij diens terugkomst mededeelde. Ten
gevolge dezer mcdedeeliugzcide Boeddha tot .Vnauda;
„De voorwerpen, die geschikt zijn om aanbidding te
erlangen, zijn drieërlei: scririka, uddésika en parib-
hógika. Tot de laatste afdeciing behoort de boom, aan
welks voet ik Roeddha werd. Zend daarom om een
tak van dien boom, en plaats dien in den hof van dezen
wihiira. Hij, die dien aanbidt, zal dezelfde belooning
erlangen, alsof hij mij in persoon aanbidt." Toen door
den koning cenc plaats voordcszelfsontvaugst gereed
gemaakt, was, ging Mugalan door de luehi naar de
plaats in het bosch, waar tic bo-boom stond, eu bragl
bij cenc vrucht mede, die begonnen was te ontkiemen,
welke hij aan Ananda overhandigde, di<\' /e aan den
koninggaf. De koning gaf daarop de vrucht aan Vik\'-
pidu, die ze op een goudenschaal ontving. Naauwclijks
was zij op de bestemde plaats in den hof geplant, of
zij begon te groenen, cutoenhet volk in verwondering
er naar staarde, werd zij een boom, zoo groot als een
boom des wouds, vijftig el hoog, met vijf takken, die
zich in vijf rigtingeu uitstrekten, en allen 50 el lang
waren. Het volk gaf er vele kostelijke gaveu aan, en
bouwde van de zeven loten er een muur om heen-.
Daar de boom door middel van Ananda verkregen was.
werd hij naar zijn naam genoemd. Aan Boeddha werd
verzocht om hem te verceren, door aan deszelfs voet
te gaan zitten, gelijk hij aan den voet des booms inliet
woud Uruwclagezeten had; hij zeidc echter, dat toen
hij aan den voet des booms in het woud gezeten had,
hij Boeddha werd, en dat liet niet gepast was, dat bij
op dezelfde wijze bij een anderen boom zou zitten.
„De uitgebreidheid der puinlioopen bij Boeddha
Gay ais ook een bewijs, dat de oorspronkelijke bo-boom
door talrijke pelgrims bezocht moei zijn geworden, en
met bijzondere verecring moet zijn beschouwd. Men
zegt, dat niet lang na den dood van Gótama een aantal
priesters dezen boom ging aanbidden, onder welke er
een was, die, door een dorp gaande, aangesproken werd
door cenc vrouw, terwijl hij in de overdenkingszaal
zat. Toen deze vrouw hoorde, waarheen hij reisde, en
welke voordeden verkregen konden worden door eene
offergave aan dat heilige voorwerp te schenken, luis-
terdc zij met veel vermaak en betreurde het, dat zij, arm
zijnde, in eens anders huis oin loon arbeidde, en zelfs
geen maal rijst voor den volgenden dag had, en dat zij
derhalve gr cue andere gaveu kou doen dan het kleed,
dat zij dneg. Dit kleed bood zij, na het gewasschen te
b. bbcn, den priester aan met bet verzoek, om het uit
haar naam aan den bo-boom te schenken, opdat zij de
verdienste, die daaruit voorvlocide, mogt verwerven.
De priester voldeed aan haar verzoek, en bood het
kleed als eene banier aan. Drs middernachts stierf
de vrouw, doch zij werd herboren in een drwa-lóka,
waar zij in dr grootste pracht leefde, gekleed in de
schoonste kleederen. Op den dag, nadat de priester den
boom bezocht, trok hij naar een wond en viel inslaap,
toen hein eene vrouw mei vele bedienden verscheen,
die liefelijk zong en de heerlijkste muzijk speelde. De
priester vroeg haar, wie zij was, waarop zij zeide:
„Kent gij mij niet? Ik bendevrouw, uit wier uaain gij
hel kleed aanboodl Gisteren was ik gering en vuil.
maar heden ben ik zindelijk en schoon, en dat hel) ik
verworven door do verdienste van de gave aan den
bo-boom gedaan.\'\'\'
Aan den bo-boom, of ficHsrd\'irjiom, ziet m en hetzelfde
schudden der bh leren als aan den esp van Syrië. De
Boeddhisten beweren, dat de bladeren uit eerbied
,i ir den gr loten wijze zich zoo aanhoudend bewegen.
Het is de gewoonie om een bo-boom te planten op
den grafheuvcl, waaronder de asch van Kandische
opperhoofden en priesters rust.
BOEDDHA, een zeer oud woord dat inde Sans-
kritsche taal een dubbelen wortel heeft. De eene
beteckent wezen, bestaan; (ie andere wijsheid. Ilct
wordl in verschillende Oostersche landen gebezigd
om ei u wezen aan te duiden, dat gedeeltelijk historisch
en gedeeltelijk mythisch is, en, hoewel niet. als God
beschouwd, al de attributen der Godheid bezit. Het.
wordt ook gebezigd voor ben, die in de Godheid zoc-
ken opgenomen te worden. De Boeddhas zijn wezens,
die na tusschcnpoozcn van onbegrijpelijk langen duur
verschijnen. Vóór zij hun Boeddhaschap aanvangen,
moeten zij door tallooze phasen van aanzijn gaan. Nu
eens bestaan zij als een. Goddelijk wezen, dan weder
als een kikvorsch; maar al dien tijd doen zij meer
cu meer verdienste op, en worden aldus des te beter
geschikt voor de groote eer, die hun nog ten deel zal
vallen. In het laatste tijdperk van hun bestaan, als zij
op het punt zijn om Boeddhas te worden, moeten zij
-ocr page 394-
(GÓTAMA).                                                         377
BOEDDHA
bleef rustig, gelijk de ster in het midden van den storm,
en toen de duivelen hunue krachtigste pogingen te
vergeefs in het werk gesteld hadden, gingen zij weg
als de donderwolk, die, van voor de schijf der maan
verdwijnende, haar in grootere schoonheid doet zien.
Op het tieude uur van denzelfden nacht verkreeg hij
de wijsheid, waardoor hij de juiste omstandigheden
van al de wezens kende, die ooit in de eindelooze we-
relden bestaan hebben; op het twintigste uur kreeg
hij de goddelijke oogeu, waardoor hij de niagt had
om aile dingen binnen de ruimte der eindelooze wc-
reldstelscls even helder te zien, alsof zij digt bij de
hand waren; op liet tiende uur van den volgenden
morgen, of het einde van de derde nachtwake, verkreeg
hij de kennis, waardoor hij in staat gesteld werd om
de elkander opvolgende stadiën il.-s bestaaus, de reden
van alle verdriet en van d< szelfs ophouden te begrijpen.
i liet doel van zijn gcrekten arbeid en zijne talrijke
I opofferingen, dat zonder ophouden door myriaden
van eeuwen nagejaagd werd, was nu vervuld. Door-
j dien hij een Boeddha geworden was, had hij eeue magt
gekregen, waardoor hij alle daden kon verrigteu, en
eeuo wijsheid, waardoor hij elk voorwerp volkomen
kou zien, of elke waarheid kou begrijpen, waarop hij
zijne aandacht wilde bepalen.
Van dien tijd af begon Gótama zijn dienstwerk; hij
verklaarde, dat hij de onderwijzer der drie werelden
was, wijzer dan de wijsste en hoogcr dan de hoogste.
Vier en twintig Boeddhas worden met name genoemd,
als hein niet zeer gruote tussehenpoozeu te zijn voor-
afgegaan, die allen Ks/tcilrj/a! geweest zijn, met uit-
zondering van de drie laatste, die Brahmanen waren;
tallooze Boeddhas hebben er echter bestaan, van wie
niets, zelfs niet hunue namen, bekend is. De Boed-
dhisten zijn echter bijzonder bjgeerig, om Gótama te
! verheffen boveu al dc Boeddhas, die er ooit bestaan heb-
ben. Hunne geschiedschrijvers beweren, dat zij zijne
afkomst tot aan Malta Sanimata kuuncn nagaan, dien
zij voor den eersten monarch der wereld en voor een
afstammeling van de zou houden. ~\\\\ einig is er van
de handelingen van Gótama bekend, nadat hij zijn
Boeddhaschap aanvaardde. Hij reisde door verschei-
denc deelen van Indië eu ging tut aan Cevlou, waar
de indruk van zijn voet nog op eene rots te vinden is,
die de Adamspiek heet, omdat, zooais de Muzelman-
neu beweren, de voetstap daarop die van onzen
eersten vader is. Maar de zwerftogten van Gótama
waren niet tot deze lagere wereld beperkt, van tijd
tot tijd bezocht hij ook de hemclschc oorden. Toen
hij te Bcnarcs terugkwam, waar hij voornamelijk
geboren worden als andere menschelijke wezens, moe-
ten zij gaan door kindsciiheid en jeugd, totdat zij op
zekeren leeftijd de wereld verlaten en naar een wocs-
tiju trekken, waar zij aan den voet van een heiligen
booin de waardigheid ontvangen, waarop hunne eer-
zucht gedurende tallooze eeuwen gerigt geweest is.
In de uitoefening der hooge en eervolle pligten van
Boeddhas verkrijgen zij bovennatuurlijke wijsheid,
waardoor zij in staat gesteld worden om zinnelijke
wezens op het pad te brengen, dat naar Xiu\\VAXA.(zic
ald.) of vernietiging geleidt. Bij zijn dood houdt ecu
Bocddiia op te bestaan; hij treedt niet in een verderen
staat van aauziju. De Boeddhas worden door hunne
aanhangers als de grootste wezens beschouwd, en de
buitensporigste loftuitingen worden hun toegedeeld.
BOEDDHA (Gótama), een geschiedkundig per-
soon, in Thibet, Tartarije, de Iudo-Chinesche lauden
en China als eene Goddelijke vleeschwording, een
God-mensch, vereerd, die in de wereld kwam om de
menschen te verlichten, hen te verlossen, en hun den
weg tot het eeuwige geluk aan te wijzen. Deze nierk-
waardige man, die zijn loopbaan als bedelaar in
het Oosten begon, heeft den oorsprong gegeven aan
een godsdienststelsel, dat door niet minder dan
3o\'.),Ü()0,U00 nicuscheu aangekleefd wordt, en dat
een sterker invloed over de wereld heeft uitgeoefend,
dan de leerstellingen van cenig ander ongeïuspircerd
schrijver.
Gótama Boeddha werd in 624 v. C. te Kapilawast u,
op de grenzen van Nepaul, geboren. Reeds bij zijne
geboorte kreeg hij iict volle bewustzijn van de groot-
heid zijner zending, en rondom zich ziende riep iiij
uit: „Ik ban de verhevenste op de wereld, ik ben
opperhoofd op de wereld, ik ben de uilmunteudste op
de wereld, dit is mijne laatste geboorte, hierna is er
voor mij geen ander bestaan." In zijne vroegere sta-
diën van bestaan was hij, gelijk zijne volgelingen
gelooven, trapsgewijze voor de dienst van Boeddha
voorbereid. Kort na zijn verschijnen op deze wereld
toonde hij, dat hij eene bovennatuurlijke niagt bezat,
want toen hij vijf maanden oud was, zat hij, gelijk
verhaald wordt, zouder ceuigen steun bij een ploeg-
feest in de open lucht. Toen hij zijn negen eutwintig-
ste jaar bereikt had, zonderde hij zich van de wereld af,
en bragt zes jaar in de bosschen van Uruwela door,
waar hij zieli in de vroomheid oefende. Eindelijk werd
hij, in dat zelfde boscheu ouder den Do-boom (zie ald.),
tot de eer van het hoogste Boeddhaschap verheven.
Terwijl hij ouder dien boom stond, werd hij aaugeval-
len door eene geweldige menigte duivelen, docli hij
48
-ocr page 395-
-ocr page 396-
BOEDDHA (LEVENDE).
378
te werpen. Het is daarom niet te verwonderen, da; hij
een sterken tegenstand bij de Brahmanen ontmoette;
zijne volgelingen beroemen zich er evenwel op, dat
hij in een rcdetwisl mei de geleerdste priesters van
het oude gelooi\' zoo volkomen zegepraalde, dat zijn
voornaamste bestrijder zich voor zijne voeten wierp,
en zieh overwonnen gaf. Om deze overwinning te
gedenken, werd er een feest ingesteld, dat gedurende
de eerste vijftien dagen vau de eerste maand plaats
heelt. Eeuc van de ii icJ Ihistisehc legenden, waar-
schijidijk gegrondvest op de twisten van Boeddha met
de Braam,.non, is, dat hij, toen hij nog uauuw elijks
mei het Booddhaschap bekleed was, door zijn tegen-
kantor -Vlaraya aangevallen werd, uie met een groot
leger kwam opzetten, oiu hein, zoo mogelijk, te ver-
hiudcreu heer der wereld te worden. .VLtiava bragt
toen & ne diepe duisternis teweeg, maar het ligchauin
van i).....iha scheen als uuizend z nnen. Uiu nog
verder zijn Goddelijk gezag kenbaar Leinaki u, schudde
ue aarde iiJ(.i,UUJ maal, en begon z.j rouu Ie draaijeu.
Door uit wonder werd .Mara^a versenrikt, c u erkende
iiij de meerueriieiu vau Boeddha, waarop dadelijk al
do gudeu en Urahinas vau hel heelal tiein kwamen
dienen. \\ au d; oogenblik al werd Gótama een vol-
koineu 15 eddha, ing durende do vijlen vcirtigjarou,
dal lij zijne waaraighcid beivioedac, sprak hij, geiijk
beweerd wordt, i 1, i iU redevoering u uil, uie iu de
Ba.na iy.ie aid.) of lleilige Bo. keu bewaard worden.
Zij werden ui. i, In izij door ui i: oi\' ; ju. mmiddeliijke
volgelingen, e Ouek gest lu, maar/.ij werden in het
geheugen zijner aanhangers gedurende io\'J jaar be-
waard, waarna zij op üel eiland (Jojlou op schrift
gesteld werden, ilet is gemakkelijk te begrijpen, dat
zeer weiuiic vertrouwen gesteld Kan worden in over-
leveringen, die uu zu k eene lange tijdruimte zijn op-
geschrovon. iiol is il i m i\'aarsouijulijk, dal de
, leringen en wonderen, en Zelfs de gewone voor-
valleu uit hel iev en van tiótuiua Boeddha, v. iuig .nee.
dan labelen/.iji.. Zie Botujoi
BuEt>.,\' i            \\i..ni.i.;, . ■ ,i .i            bij e jlou-
goolsehe Tartaren iu 1 ......ii i, uoui v . cdUcndc
n van bestaan gegaan zyudi \\ roudciatcluwordl
geschikt te zijn om een,\' LauasJüUJ (zie ald.j te be-
stureu. Hij wordt ook t\'/tuücruit geuooind, en zulke
regentt .i /.ju talrijk, en wordeu aan n. I hoofd vau de
belangrijkste godsdienstige instellingen geplaatst.
•\' ijds begint een iii zer üeilige persouenzijue loop-
baan met slechts een klein aantal leerlingen; maar
naar mate zijn naam aangroeit, neemt het aantal zijner
i ■ liugeu toe,en wordt zijn tempel hel toe ilugtsoord
woonde, outsluijerde liij zijn leerstelsel in tegenwoor-
tliyln-i»l van eeuc talloozc menigte hoorders van alle
rangen. Zijne ouderrigtingeu zijn vervat in cene v< r-
zuineling vau honderd acht grootc boekdcelen, bekend
onder den naam van Gandsoer of mondeling ondcr-
rigt. Dit uitgebreide werk wordt in alle bibliotliek n
dor grootc Boeddhistische kloosters gevonden. Do
schoonste uitgave is die, welke te Pekiu van de k<d-
zcrlijke pers gekomen is. £ij is in de talen van Thibi \',
.Mongolië, Muutsjoerië en China gedrukt. Vulgi us ii••
Siughaleschc jaartelling sliert Boeddha in j \'■> \\. <. .,
in zijn tachtigste levensjaar. \\ uur zijn dood voor,
deze grootc wijze, dut zijne leer vijfduizend jaar < ,>
de wereld onderwezen zou warden; aan h einde :■
dien tijd zou er een andere Bocduha, e tl andi re God-
luensch verschijnen, die eeuwen langde ondervt jz r
van het mcnscnclijk geslacht z .u zijn. „Tot dien . j i
toe, \' voegde lnj er hij, „zal mijne godsdii ast blootge-
steld zijn aan vervolging, mijne volgelingen zuilen
verpligt zijn liulic te verlaten en cene se tui . .
zoeken in de bergstreken van Thibet, dat vaudii
af het palcis, het heiligdom, . .
           tadvanli Iwar
geloot za! wonleu." Groot verschil van meening
er beslaan over de eeuw, waarin Gótama L\'n i
leefde. \\ erschilloude Uostersche autoriteiten ze
dat hij omstreeks lOUl) jaar \\. C verscheen; eeuig
weinige plaulsi n hem oinslri eks »i)0 jaar \\. (J. op d,
wereld. W ij hclibcn aan de r. kcuiugdi r Singhah : olie
schrijvers de voorkeur gegev. u, daar itczegi \\v >oulijk
beschouwd wordt, als hel digtst aan de waai -
nabij to komen.
Hel is eenigzins onzeker, welke do juiste stelling
is, die Gótama inde acht ing zijner talrijke volg\' li .
inneemt. Dal hij werkelijk oen historisch persoon i. ,
wordt door een ieder aangenomen. Lenigen besi
wou hein als niets anders dan een gewoon nu n ei .
wiens wijsheid zoo verre stond boven die zijner mi ei; ■
nicuschcu, niet alleen vau zijne eigene, maar ook ,
alle eeuwen, dat iiij regl becfL op de hoogste vei erin;,;
anderen beschouwen hem als eeuc verpersoonlijkin,.
van do Goddelijke wijsheid; nog andoren als cene
Goddelijke vleeschwordiug, een God-nn nsch, die -
zclider lijd cene Goddelijke\' en eene nicuschcliji>
natuur bezat, en wederom anderen als iemand, oio,
hoewel eens ecu ïncusch, toch, krachl \'ïisziju Boi
seliap, zoo geheel en al in zijne Goddclijkli id vu •
overgegaan, dal hij werkelijk (■ >d is, een nicuscii \'■ io :.
De grootc zending, die Gótama Boeddha zieii zel-
vcn had aangewezou, schijul geweest te zijn om hel
liraliinaiMiiiis, ileoudegudsdieustder Hindoes,omver
-ocr page 397-
(LEVENDE).                                                              379 |
ben baar onsterfelijk hoofd." Als bet verwonderlijke
kind dus gesproken heeft, word! er spoedig aan de
r.amas vau den aangewezen Soumi\' medegedeeld, dat
Imn Chaberon
op die en die plaats herboren is, en zij
\' pgeroepen om hem te bezoeken en uit te
.i lodigeu naar huis te komen.
Op welke wijze de Tartaren de verblijfplaats vau
iiun Grooteu Lama ook ontdekken, hetzij door het
■ \'schijnen vau den regenboog, of door de plotselinge
ipenbariiig vau den Chaberon zelvcu, zij zijn bij die
ih \'id altijd v ! innige vreugde. Weldra is alles
n do ten!en in beweging, en de duizenden toehereid-
■iolen v mr eenc lange reis worden niet geestdrift ge-
inaakt, want z.\'j moeten bijna altijd in Thibel hun
\'evenden Boeddha zoeken, die zelden nalaat naar
■en ver en bijna ontoegankelijk land te verhuizen.
i brengl z:\'u aandeel bij tot de regeling der
heilig," reis. Als de koning des lands zich niet zelven
aan hel h h fd der karavaan plaatst, zend lij zijneigen
\'.urn of een der voornaamste leden der koninklijke
familie. De grootc mandarijnen of dienaren des ko-
niugs beschouwen het als e nc eer en een pligt om
et te vergezellen. Als alles eindelijk gereed
is, wordt een gunstige dag gekozen, en de karavaan
vertrekt.
i \\ > vallen deze arme Mongolen, naongelooflij- !
ke vennoeijenisseu in akelige woestijnen doorgestaan i .
te hebben, in de handen van roovers, die hen van top
t il teen bcroovcu. Als zij iudicvreeselijkc woestenijen
d ; sterven van honger en koude, als het hun gelukt
im naar de plaats terug te koeren, vau waar/ij kwa-
men, beginnen zij weder aan de toebereidseleu voor
eene nieuwe reis. Niets kan hen ontmoedigen. Alszij
; jk d • r inspanning van alle krachten en vol-
ardinghel euwigeheiligdom bereikt hebben, buigen
zij zich voor hel kind neder, dat hun aangewezen is
.•\'werden. !\'■ jonge Chaberon wordt echter niet als
•li ni .-. roepen, zonder dat een
voorafgaand onderzoek wordt ingesteld. Eencplegtige
/\'\' ting w n I1 er gehouden, waarop de herboren Boed-
tllia in hel penbaar mei naauwgezethcid onderzocht
wordt. De naam vau de Lamaserij, waarvan hij zegt
Ie Grootc Lama te zijn, wordt hein gevraagd, alsook
op welken afstand zij gelegen is, hoe groot liet aantal
Lanias is, dat er in woont. Hij wordt ondervraagd
over de gebruiken en gewoonten vau den overleden
Grooten Lama, en over de voornaamste onistandig-
heden van zijn dood. Na al die vragen worden er
verschillende gebedenboeken, stukken huisraad, trek-
potten, kopjes enz. voor hem geplaatst, en uit deze j
BOEDDHA
van vele pelgrims en vromen. De keuze en inthroni-
satie van een levenden Boeddha
hebben op de volgende
wijze plaats: — „Als een Grootc Lama sterft, is zulks
geene reden van rouw ia ile rjaniasorij. Er zijn gecne
tranen,
geene kligton, wanl iedereen weet, i
Chaberon spoedig weder zal verschijnen. Deze, schijn-
bare dood is slechts hel bc ;in v;.....n nieuw bestaan,
e \'ii ■■ \'Makel meer, als hel ware. van il -u onbepaaldcn,
onafgebroken ketting van ach erccnvols-endo levens.
.\\i- :i ■• !: \'V\' ■ \'"ii /. i i Ie zeggen eeuo larve is, zijn
zijne volg li 11 jeu éi il :n gr \'• \'■ u ;
                tl hel is
voor hen eenc h ingsl belangrijke zaak om de plaat:
ie ontdekken, i
                meeseer zijn leven weder zal
he jiun .i. i\'. ■ . .. -
word! als ecu toeken bci-chouwd, dal Inui doorhun-
nen \'m:! \'ii Gr uden Lama iv ir II i \'gez >n i 11,0111 hen
ia hunne i \' . \'.\' .
                   aan. ie
daarop zijne gebeden op, en terwijl de Lamaserij, die
In r Boeddha veil ren hei ft, haar vasten en bidden
lei
waarzegger ie raadplegen, die beroemd is om de
kennis van dingen, welke voi ■ de
              ■ lenigte
verborgen zijn. ld ui word! berigt, dat op dien of
dien dag van die of die maand de regenboog van den
Chaberon zich aan
den hemel vertoond heeft; dal die
boog
op !ie en die plaats v h ■ ■■<.: dal die meer of
min
lichtgevend, en zoo i n z io lang ziglbaar was; en
dat liij onder die en die omstandigheden verdw en.
Als de waarzegger alle
iioodzakcl\'jkc annwijz
ontvangen heeft, zegt hij eenige gebeden op, open!
zijn
waarzegK\'ersbeek, en spreekt einde] k zijn
uit, terw jl de Tartaren, die hem zijn komen raad-
plegen, geknield en vol aandacht naar lietn luisteren.
„Uw (ir lii- ! lm»,"
z i\\ lij. „is weder in Thibel
verschenen, op uien en dien af \'
n uwe 1 nnia-
serij. Gij zult hein in dat en dat huisgezin
vinden "
Als de arme 31
mg len dil o vak 1 gelioovd hebben,
kceren zij vol vreugde (eng, (en einde aan hunne
Lamaserij de blijde tijding te verkoudigen.
He\' gebeurt ook dikwijls, dat de volgelingen van
den overledene zieh volstrekt niel behoeven te
koinnicien, oin de nieuwe
geboorlcplaais van bunnen
Grooten Lama te ontdekken. Ilii ueeuit dikwijls zelf
de moeite, om hun let geheim zijner transformatie te
openbaren. Zoodra hij zijne gedaanteverwisseling in
ïhibet volbrag! heeft, openbaart hij z.clt\' op den toon
des gezags, opecaou le\'rdom waaropgi
wonc kinderen
nog geen enkel woord kunnen uiten: „Ik ben de
Groote Lama. de levende Boeddha van dien en dien i
tempel; brengt mij naar mijne oude Lamaserij. Ik
-ocr page 398-
380                                       BOEDDIIA-VISCHNOE — BOEDDHISTEN.
voorworpen moot hij die aanwijzen, welke tot zijn rroe-
ger leven behoorden.
Gewoonlijk komt dit kind, hoogstens slechts vijf of
zes jaar ond, zegevierend uit al die beproevingen.
Het antwoordt naauwgezet op al de vragen, die iiet
gedaan worden, en wijst zonder verlegenheid zjnc
goederen aan. „Hier", zegt liet, „zijn de gebcdon-
boeken, die ik gebruikte, daar is de Japansche kom,
waaruit ik thee dronk ;" enz.
Als deze plegtighoid afgeloopen is, wordt de Cha-
bcrou of levende I! icddlin in triomf, te midden van de
grootste opgewondenheid der aanschouwere, naar de
Lamascrij gebragt, waarvan liij de Groote Lama moet.
worden. Terwijl de processie zich langzaam voor-
waarts beweegt, buigen de Tartaren zich neder, en
bieden zij geschenken aan. Als het kind de Lamascrij
bereikt, neemt het plaats op het altaar, en menschcu
van allerlei rang, van de hoogsten tot de laagsteu,
buigen het hoofd voor hetzelve. Van dien tijd af woont
het in den tempel, ontvangt de aanbidding der vromen,
en geeft hun zijnen zegen. Het is zijn pligt om het
toezigt te hebben over alles, wat betrekking heeft op
gebeden on heilige ceremoniën.
BOEDDIIA-VISCHNOE, cenc van de Ayatars
(z\'c ald.) »f vlccschwordingcn van Visclinoc, den he-
waardcr der wereld. Deze Boeddha is de openbaring
dor eeuwige wijsheid en de negende der Avatars.
Hij moet zorgvuldig onderscheiden worden van Gó-
tama Boeddha, die den oorsprong gaf aan liet Bocd-
dhislisehc godsdionststclscl.
BOEDDHISTEN, de aanhangers van het gods-
dienststclscl van Gótaina Boeddha. De natiën, die het
Boeddhismus belijden, zijn de Birmancn, de Singha-
lezen, do Siamezen, de Nepaulczcn, de Chinezen en
i de Thibctancn, die te zamen oen errooteraantal uitnia-
i ken, dan de belijders van ccuige andere godsdienst
op den aardbodem.
!           Het Boeddhistische stelsel leert, dat er tallooze
! wereldstelsels z\'jn, Sa&teala* gehectm, die allen hunne
i eigene aarde, zon en maan, en eenc reeks van hellen en
hemelen hebben. De sakwalas zijn in do ruimte in
afdeelingen van drie verspreid, en zijn allen door een
cirkelvorinigen rotsmuur omringd. De aarde, die door
den mensch bewoond wordt, is beurtelings aan vernie-
tigingen hernieuwing onderworpen in cenc reeks van
omwentelingen, waarvan noch begin noch einde te
ontdekken is. Er zijn drie wijzen van vernietiging. Do
sakwalas worden zevenmaal door vuur, en de achtste
maal door wator vernield. Elke vier en zestigste ver-
| nicliginggeschicdt door den wind. Al de wereldstelsels
zijn van cenerlei natuur, en zoo ook de orden van
wezens, die ze bewonen. Met uitzondering van die
i
wezens, die een der vier paden betreden hebben, welke
naar nirwana geleiden, kan er cene verwisseling van
toestand zijn tusschen de hoogste en de laagste. Hij,
die nu de laagste der demons is, kan te ecnigertijd
den hoogsten der hemelen besturen; hij, die nu op den \'
eervolsten hemelschen troon gezeten is, kan teceuiger
tijd ineenkrimpen te midden van de hevige smarten
ccucr plaats van kwelling; on de worm, dien wij heden
onder onze voeten vertreden, kan in den loop der
eeuwen een hoogste Boeddha worden. Wanneer een
van de vier paden ingeslagen is, is er zekerheid, dat
in een b paald tijdsverloop, meer of minder uitgebreid,
nirwana verkregen zal worden; zij, die de paden bc-
i treden hebben, worden als de edelste van alle vernuf-
;rn in het heelal beschouwd. Daarom is onze aarde
in den tijd van een hoogsten Boeddha, of als de heilige
dliarm ma juist begrepen en getrouw in acht genomen
wordt, de meest bevoorregte van alle werelden; de
priesters, of zij die de voorschriften in acht nemen,
zijn van ecu hoogereu rang dan ecnig ander wezen, en
er is een onmetelijke afstand tusschen zelfs den ver-
hevensten dewa of brahma en den onderwijzer der drie
werelden, die liet verbevenst is.
Het Boeddhismus erkent uiet.gelijk het Hixdoeïs-
mifs (zie ald), een schepper, ecu behouder of een ver-
nietiger. De magt, die de wereld bestuurt, is Karma,
letterlijk handeling bestaande uit verdienste en on-
vordicustclijkheid. Deze Karma bestaat nog, nad.it de
elementen des aanzijus verstrooid zijn. Iets als een
onstoffelijke geest bestaat er niet, maar het oogcublik,
waarop een mcusehelijk wezen sterft, worden zijne
verdienste en onverdienstelijkheid in haar geheel naar
een ander wezeif overgebragt, en het nieuwe wezen
I ontspringt, in de Karma van het vorige, die ook al de
omstandigheden van zijn bestaan regelt, hetzij deze
geschikt zijn oin geluk of ellende voort te brengen.
Op één punt hebben de Boeddhisten altijd geheel
en al van de Brahmanen verschild, namelijk op het
\' punt. der kaste. Volgens het. Boeddhismus was er
oorspronkelijk geen onderscheid onder de bewoners
der aarde, daar alle van een geslacht waren, en hoewel
er werkelijk verschillen onder de menschen bestaan,
: die voortkomen uit de verdienste of onvcrdicnstclijk-
: hcid van vroegere geboorten, is er geen wezenlijk
verschil tusschen de vier stammen, maar hebben zij
allen regt op dezelfde behandeling, enmagelkper-
soon, die er toe behoort, naar het priesterschap streven.
Volgens Gótama is de zuivere onvermengde waar-
-ocr page 399-
381
Nagenoeg hetzelfde verhaal van den oorsprong aller
dingen wordt in den Visehnoe Puraua der Brahmanen
gegeven. Daarin wordt ons gezegd, dat, terwijl
Brahma over de schepping nadacht, in het begin van
den tegenwoordigen Kalpa, er crue schepping ver-
scheen, die met onwetendheid begon en uit duisternis
bestond. Uit dat groo; e wezen ontstond vijfvoudige on-
wetendheid, bestaande uitduisternis, verblinding, zeer
groote verblinding, donkerheid, volslagen donkerheid.
Hel Boeddhistische stelsel is volkomen atheïstisch.
Het erkent geen Schepper; het spreekl van geen door
zich zelf bestaand, eeuwig wezen. Het is ook een
stelsel van volkomen materialismus, daar de mensen
beschouwd wordt als in het bezit van alles, wat een
zinnelijk wezen vormt, dat bij den dood ophoudt te
bestaan; maar hij heeft geeue ziel, die afgescheiden
is van het ligchaam, of den dood van liet ligchaam zal
overleven. Een Boeddhist m.ig zeggen, en dat niet
regt, ik besta als zinnelijk wezen op de wereld. Maar
hij heeft ook op dezelfde wijze in vele vorige toestan-
den des aauzijus bestaan, en zal nog in vele volgende
voortgaan te bestaan, totdat hij nirwana of eene einde-
lijke ophouding des bestaans (zie Anxiiiilationistex)
bereikt, dat het hoogste doel is, waarnaar gestreefd
moet worden. Tegen zulke inzigtcu heeft men dikwijls
iugebragt, dat zij de zedelijke verantwoordelijkheid
van personen geheid en al wegnemen. De wijze, waarop
iii ecu van de, Boeddhistische werken geredeneerd
wordt, om deze besehuldiging te weerleggen, is als
volgt:
„Een man plant een mango, en die vrucht brengt
een boom voort, welke boom aan den man behoort,
hoewel dat, wat iiij plantte, geen boom, maar eene
vrucht was. Een man huwclijkt een meisje uit, dat, als
zij tot vrouw is opgegroeid, door den man wordt opge-
cischt, hoewel dat, wat hij uithuwelijkte, gecne vrouw
was, maar een meisje. Een man steekt een dorp in
brand, en wordt daarvoor gestraft, hoewel hij het niet
was, die het dorp verbrandde, maar het vuur. De
boom kwam door middel van de vrucht, de vrouw
kwam door middel van het meisje, en het vuur kwam
door middel van den man; en dit „door middel van"
is in al de gevallen de cenige tchakel tusschen de par-
tijen, hetzij het de vrucht cu de man, het meisje eu de
vrouw, of het vuur en hij, die het aanstak, zij. Op
gdijkc wijze is er, als de elementen des bestaans ont-
bonden worden, als er een ander wezen in bet bestaan
treedt, door middel van de karma van dat bestaan, die
al zijne verantwoordelijkheid erft, toch gecne ontsnap-
ping van de gevolgen der zonde. Hierop konden wij
hcid nergens anders te vinden dan in zijne eigene B.vna
(zie ald.). Om die reden worden op Ceylon on in
andere landen, waar dit stelsel heerseht, de heilige
boeken letterlijk aangeboden, en als Boeddhistische
schrijvers er over spieken, is bet met de grootst
mogelijke loftuitingen. Als een staaltje van de wijze, i
waarop de heilige boeken hunne lezers verlichten,
halen wij de volgende vreemde verklaring, niel van
het bestaan, maar van het aanhoudend bestaan,aan:— j
„Uil hoofde van onwetendheid worden verdienste en (
onverdienstelijkheid voortgebragt; uit hoofde van
verdienste en onverdienstelijkheid, bewustzijn: uit
hoofde van bewustzijn, ligchaam en geest; uit hoofde
van ligchaam en geest, de zes zintuigen; uit hoofde
van de zes zintuigen, aanraking; uithoofde van aan- :
raking, begeerte; uit hoofde van begeerte, gevoel (van
vermaak of smart); uit iioofde van gevoel, het hechten
aan bestaande voorwerpen; uit hoofde van het hecli-
ten aan bestaande voorwerpen, hernieuwd bestaan of
wedervoortbrengiug na den dood; uit hoofde van wc-
dervoortbrenging des bestaans, geboorte; uii hoofde
van geboorte, verval, dood, verdriet, geschreeuw, pijn,
afkeer en hartstogtelijke ontevredenheid. Zoo wordt
al liet verdriet teweeggebragt. Door de volkomen
afscheiding van de onwetendheid en de ophouding
daarvan ontstaat de opbouding van verdienste en on-
verdienstelijkheid; door de ophouding van de verdien-
stc en onverdienstelijkheid ontslaat de ophouding van
het bewustzijn; door de ophouding van liet bewustzijn
ontstaat de ophouding van (liet bestaan van) ligchaam
en geest; door de ophouding van (het bestaan van)
ligchaam en geest ontstaat de ophouding van (de
voortbrenging van) de zes organen; door de ophouding
van (de voortbrenging van) de zes organen ontstaat
de ophouding der aanraking; door de ophouding der
aanraking ontstaat de ophouding der begeerte; door
de ophouding der begeerte ontstaat de ophouding van
(aangenaam of smartelijk) gevoel; door de ophouding
des gcvoels ontstaat de ophouding van liet hechten
aan bestaande voorwerpen; door de ophouding van
liet hechten aan bestaande voorwerpen ontstaat, de
ophouding van eenc wedervoortbrengiug des bestaans;
door de ophouding van eene wedervoortbrengiug
des bestaans ontstaat de ophouding van geboorte; i
door cene ophouding van geboorte ontstaat de ophou-
ding van verval. Zoo houdt al het verdriet op."
De eerste term van deze reeks is dus atcidyah of ;
onwetendheid, hetgeen cene subjectieve wijze kan zijn
om chaos of nacht uit te drukken, die de eerste trap :
is in bijna alle oude stelsels van de vorming des hcelals. \'
-ocr page 400-
BOEDDHISTEN.
382
antwoorden, dat door dezen overgang de misdaad
gestraft wordt, doch in een ander persoon; en de
bedrijver van die misdaad is minder verbonden met
dien persoon, dan de vader met liet kind is. De vader
kan het kind zien en liet kennen; maar de misdadiger
heeft volstrekt geene kennis van het wezen, dat in
zijne plaats gestraft wordt, en dat wezen heeft vol-
strekt gecne kennis van den misdadiger.
De leer der ZiELSVERnuiziNG (zie ald.) is, behalve
dal zij de persoonlijke verantwoordelijkheid vernietigt,
van zoovele moeijelijkheden vergezeld, dat zij door
vele nieuwere Boeddhistische schrijvers verworpen
wordt; maar dat zij een dogma is, innig doorweven
met het geheele stelsel, zooals het in hunne heilige
hoeken ontvouwt is, is onmogelijk te ontkennen. On-
der de aanhangers van Boeddha in Nepaul, China en
op Ceylon is eenc volkomen harmonie over dit hoofd-
punt huns stelsels.
liet Boeddhismus is van volkomen afgodischen
aard. ITet aanbidden van beelden was in China onbe-
kend vóór de invoering van het Boeddhismus in dat
land, omstreeks de Christelijke jaartelling. Gótama
Boeddha, de stichter van het stelsel, is een voorwerp
van vereering, en tempels zijn te zijner eer opgerigt
in alle landen, waarin zijn godsdicnststelsel aangeno-
men is, hoewel het moeijelijk is te verklaren, hoe die
verheven persoon eenigfi hulp aan zijne aanbidders
kan vcrleeuen, of hunne gebeden kan aanhooren,
daar hij, volgens de leer hunner heilige boeken, opge-
honden heeft te bestaan. Het bouwen van tempels en
het maken van beelden van Gótama Boeddha zijn de
voornaamste bezigheden, waarop de nijverheid en
smaak van de bewoners van Oostelijk Azië voornamc-
lijk gerigt zijn. In dit werk worden arbeid noch
kosten gespaard. Monarchen zijn ertrotsch op hunne
schatten voor die heilige gebouwen te besteden. De
tempels, die ook voor kloosters dienen, bevatten eenc
grootc ruimte voor de ceredienst, ecne bewaarplaats
voor de beelden van Gótama, eenc bibliotheek en
woonplaatsen voor de geestelijken. De voornaamste
tempel te Ava is ongeveer zes honderd voet lang, en
het binnenste is opgeluisterd door ongeveer twee hou-
derd pilaren, die vijftig of zestig voet hoog en geheel
met bladgoud bedekt zijn. Het merkwaardigste van
al die gebouwen is echter dat te Pe?u, dat de Tempel
van het Gouden Opperwezen heet. Deze tempel s^aat
op twee onmiddellijk op elkander volgende terrassen,
waarvan het laagste tien voet boven den grond is, en
bet hoogste, twintig voet boven bet laagste. Het ge-
bouw is pvramidaal, zamcngcsteld uit steen of mortel,
en 301 voet hoog, zonder uitholling of opening van
eenigerlci aard; maar naar mate het verrijst, vermin-
dert het sterk in omtrek, zoodat zijn vorm vergeleken
is met dien van eene grootc spreektrompet. Het ge-
heel is overdekt met een Ine of regenscherm, zes en
vijftig voet in omtrek, waarvan het plaatsen cene zeer
grootc godsdienstige plegtighcid uitmaakt, en aan den
tempel zijn heilig karakter geeft. Zooals wij reeds
zagen, maakt het vervaardigen \\ an beidden van Gó-
tama Boeddha de voornaamste bezigheid van de Indo-
Chinesche landen uit. Ecnige dezer beidden, voor de
grootc tempels bestemd, zijn van rcusa htige afme-
tingeu. Dat van oud Ava heeft ecu hoofd, dat in
doorsnede acht voet groot is, en meet tien voet over
de borst; de handen zijn ongeveer vijf voet lang, en
de geheele hoogte is vier en twintig voet; en toch
wordt het geheel beschreven, als uit ecu enkel blok
uarmer te beslaan. Men zegt, dat een beeld in den
grootcn tempel van Siam ung vcrvaarlijkcr is. lluc
beschrijft de Boeddhistische tempels in Tartarijeeu
■ ie ceredienst daarin verrigt met deze woorden: —
.,Het zijn steeds phantastische gebouwen van moustcr-
achtige zuilengangen, zuileugallerijen, met gedraaide
zuilen en ciudclooze verhevenheden. Tegenover de
-rootc poorl is eenc soort \\ au houten ofsteencn altaar,
gewoonlijk van den vorm van ecu omgekeerdcu kegel;
hierop worden de afgodsbeelden geplaatst, dn meestal
met de beenen over elkander zitten. De afgodsbeelden
zijn van eene zeer grootc gestalte, maar hunne gezig-
teu zijn schoon en regelmatig, behalve in de onge-
evenredigde lengte der ooren; zij bchooren tot de
Caucasische type, en zijn geheel en al onderscheiden
van de monsterachtige, duivclsche gezigien der C\'lii-
nesche Pou-Ssa.
„Vóór het groote afgodsbeeld, en op dezelfde hoogte
daarmede, is een vergulde zetel, waarop de levende Fo,
de Groote Lama van deLamaserij, gezeten is. Langs
den geheelen tempel staan lange tafels, die bijna met
den grond gelijk komen, eene soort van ottomanen
met tapijten bedekt, en tusschen elke rei is eene opene
ruimte, zoodat de Lamas vrijelijk rond kunnen gaan.
„ Wanneer het uur des gebeds gekomen is, gaat een
Lama, wiens dienst het is de gasten des kloosters
bijeen te roepen, naar de groote poort des tempels, en
blaast op eene zeeschelp, zoo luid hij maar kan, achter-
eenvolgens naar de vier hoofdwindstreken. Als zij dit
krachtige instrument hooren, dat eene mijl in de rondte
hoorbaar is, trekken Ie Lamas den staatsiemantel
aan, zetten de staatsiemuts op, en verzamelen zij zich
in het groote binnenhof. Als de tijd gekomen is, wordt
II
L"
-ocr page 401-
BOEDDHISTEN.
:ss:5
er weder op de schei]) geblazen, de groote poort wordl I
geopend, en de levende Fo treedt den tempel binnen.
Zoodra liij op het altaar gezeten is, zetteu al de Lanias
hunne roode laarzen aan den ingang, en naderen bar-
revoets en in stilte. Als zij hem voorbijgaan, aanbid
den zij den levenden i\'o door driemaal neder te buigen,
en dau plaatsen zij zich op den divan, elk. volgens
zijne waardigheid. Zij zitten met de becnen over
elkander en altijd ia een kring.
„£oodra de ceremoniemeester het tecken gegeven
beeft, door eenc kleine schel te bewegen, inonipeil een
ieder met ceuc zachte stem een voorloopig gebed, |
terwijl hij op zijne knieën de gebeden ontrolt, die
duur de voorsehriiteu bevolen worden. Na dil korte
gebed volgt een oogenblik van diepe stilte, de schel
wordl weder bewogen, en daarna begint een psalm in
een dubbel koor, ernstig en welluidend. De Thibet- !
sche gebeden, gewoonlijk in verzen en geschreven in
een gebonden stijl, zijn verwonderlijk voor de wellui- I
üeudheid geschikt. Bij zekere pauzen, door het ru-
brieaal aangewezen, voeren de Lama muzikanten ecu
muzijkstuk uit, dat weinig in overeenstemming is inet
de welluidende delïigheid van het psalmgezang. 1 let is
een verward en oon erdoovend gedruisch van schelleu,
pauken, tamborijus, zeeschelpen, trompetten, duiten
enz., terwijl eik muzikant met eenc soort van oustui-
mige woede zju instrunieut bespeelt, en met zijne
broederen wedijvert, wie het meeste geraas maken zal.
„liet inwendige \\au deu tempel is gewoonlijk op-
gevuld met sieraden, standbeelden en schilderijen, die
hei leven van Boeddha en verschillende ziolsvcrhui-
ziugen van de meer verhevene Lamas voorstellen.
\\ azen van koper, dat als goud blinkt, van de groote
enden vorm van theekopjes, worden in groote menigte
o]i trappi u, die als een auiphilheather boven elkander
slaan, voorde afgodsbeelden geplaatst. In deze vazen
legt het volk zijne offergaven van melk, boter, Mon-
goolsehen wijn en meel. i)e uiteinden vau elke trede
bestaan uit reukvatcn, waarin altijd welriekende krui-
den branden, die op de heilige bergen van Thibet ge-
plukt zijn. ltijke zijden stoffen, bedekt met klatergoud
tu gouden borduurwerk, vormen boven de hoofden
der afgoden hemels, waaraan wimpels en lanlaarnen
van gekleurd papier of doorschijnend hoorn hangen.
„De Lanias zijii de eenige kunstenaars, die iets
toebrengen lot de versiering der tempels. De schil-
derstukken zijn geheel verschillend van deu smaak en
de beginselen der kunst, zooals die in Europa begrepen
Morden, liet phaniaslische en wonderbaarlijke heer-
soheii van binnen en van buiten, zoowel in snij- als iii
beeldhouwwerk, en de personen, die voorgesteld wor-
ileu, met uitzondering vau Boeddha, hebbeu over het
algemeen ecu monsterachtig eu duivelsch voorkomen.
De kleedereu schijnen volstrekt niet gemaakt voor de
personen, op welke zij geplaatst zijn. liet denkbeeld,
dat men van hen krijgt, is dat vau gebroken ledematen,
verbolgen onder onbevalligc kleedereu.\'\'
De vorm der beelden van Gótaina verschilt iu de
verschillende landen, naar deu bijzonderen smaak vau
liet volk. Op Ceylou gelijken zij op een schoon, wei-
gevormd inboorling; iu biani zijn zij van eene dun-
uere gedaante, eu in N\'epaul hebben zij dikwijls drie
hoofden eu zes of tien armen. De Bo-boom (zie ald.),
waaronder Gótama zat, toen hij het Boeddhaschap
nul ving, is ook een voorwerp vau vereering. De Kau-
diérs zijn in het bezit van den liukerhondstand vau
hunnen wijze, die door hen niet de meeste zorg be-
wuard, eu als de beschermgod vau liuii laml beschouwd
wor.il. De indrukken vau den voet vau Gótaina wor-
den ook aangebeden. Eén indruk, die op deu top vau
deu Adamspiek, -,^5U Ned. el hovende oppervlakte
der zee, te zien is, is liet veelvuldig\' toevlugtsoord vau
Boeddhistische pelgrims. Een der titels van deu ko-
ning van t>iam is, de uitstekend genadige en weldadige,
wiens voetzolen op die vau Boeddha gelijken.
Behalve de Boeddhistische tempels worden er ook,
in de landen vau Oostelijk Azië, tijdelijke gebouwen
iu groot aantal, in den vorm van pagoden, gevonden,
die door de Boeddhistische priesters gebruikt worden
om de Bana (zie ald.) of heilige hoekeu aan het volk
voor te lezen. De Maduwa, gelijk zulk een gebouw
genoemd wordt, is gebouwd vau ruwe materialen,
waarvan echter geen gedeelte te zien is, daar de pila-
reu en het dak bedekt zijn met wit doek, waarop
mossen, bloemen eu de bladeren vau deu kokosnoot
verschillende teckeningen vormen. In het midden van
het binnengedeclte is eenc verhevenheid ten gebruik e
der priesters, en het volk zit er 0111 heen op matten,
die over den grond uitgespreid liggen. Lampen eu
lantaarnen hangen in het gebouw iu groote menigte
eu verscheidenheid. De tijd, door Boeddha voor het
voorlezen vau de Bana aau het volk bepaald, is gedu-
reude de drie maanden van den regentijd, liet tooneel
is treffend en schoon. De vrouwen ziju in haar vrolijkst
gewaad gekleed, en vlaggen, wimpels en zakdoekeu
niet figuren er op wapperen van elk geschikt punt.
Van tijd tot tijd wordt er op de tomtoins geslagen,op
de trompetten geblazen, eu worden er geweren afge-
sehoten, hetgeen alles te zameii genomen, met deu
glans vau vele lampen, hel leutoonspreiden vau de
-ocr page 402-
3S4
BOEDDHISTEN.
rijkste bloemen en de uitroepen vau iict volk, ecne
zeer opwekkende eu verwilderende uitwerking heeft.
De kopijen van de heilige boeken, die bij deze ge-
legenheden gebruikt worden, zijn in groote letters op
talipot bladeren in het Pali, dat door het volk niet
verstaan wordt, geschreven; en daar de Bana zelden
in de landtaal verklaard wordt, is de kennis der Boed-
dhislisclie beginselen, die de mecsten hebben, zeer
onvolkomen. Eenc klasse vau weldadige personen,
Upasakaa geheeten, tracht echter verlichting ouder
het volk te verspreiden, door van huis tot huis te
gaan en boekeu in de landtaal voor te lezen, en
daaraan eenc begrijpelijke verklaring te verbinden.
Het Boeddhismus verschilt eenigzins in de verschil-
lcndc lauden, waarin het beleden wordt. Hetstelscl..
dat op Ceylon geleerd wordt, wordt als de oudste,
zoo niet de oorspronkelijke, vorm beschouwd, waarin
het uit den mond van (iótamakwam. De Singhaleschc
priesters, die het groote aantal vau 2,500 bedragen,
hetgeen nagenoeg 1 op de MKi inwoners is, beroepen
zich op den hoogen ouderdom van hunne orde, daar
het Boeddhismus gedurende 2,000 jaar de godsdienst
van het eiland geweest is. Zij zijn echte bedelpriesiers,
en moeten hun onderhoud alleen door het gebruik van
den Aalmoesuekek (zie ald.) zockeu. \\ olgens eenc
legende, die door de inboorlingen gelooid wordt,
vlugtte Gótania Boeddha, vau het vasteland vau Indic
door de vervolging der Brahmanen verdreven, naar
hun eiland, en voer hij van den top van den Adatnspiek
ten hemel, waarbij hij den indruk van zijn voet op den
berg achterliet, liet schijnt, dat tegen de zesde eeuw
van onze jaartelling het Brahmaïsmus eeue bepaalde
overwinning behaalde op de aanhangers van het Bocd-
dhismus, en hen dwong om uit Hindostan te vlugten,
den Ilimalaya over te trekken, en zich te verspreiden
over Tliibet, Mongolië, China, het Birmanschc rijk,
Japan en Ceylon. De nieuwe godsdienst trad in het
volkomen bezit van deze landen, en is uu de hcer-
schendc in de Indo-Chinesche staten en het geheele
Oosten van Azië. De Mongolen zijn het meest aan
hunne godsdienst gehecht, daarna volgen de bewoners
van Tliibet, dan de Singbalezen van Ceylon, en ein-
dolijk de Chinezen, die tot twijfclzucht vervallen zijn.
De priesters van Boeddha zijn allen monniken; zij
wonen in tempels en leven in den ongehuwden staat.
In het Birmansche rijk zijn zij zeer talrijk, veel talrij-
ker dan op Ceylon, en in Siam, waar zij Talapoins
heeten, is hun aantal nog grooter. In Tliibet dragen
de hoogste priesters den naam van Lamas, en worden
zij beschouwd als vlecschwordingen vau Boeddha;
daarom worden zij Levende Bocddhas of Chaberons
genoemd. (Zie Boeddhas (Levende)). Priesters vau
üezc soort zijn den Boeddhisten vau Thibet eu Japan
bijzonder eigen. Het Boeddhismus van China is bc-
kend ouder deu uaatn van de godsdienst van F«;in
Japan heet liet de godsdienst vau Budsdo. In iSepaul
worden de priesters Landat/a genoemd, van waar het
Chinesche Hunze, dat in het Sanskrit iemand, die regt
heeft op eerbied, belcckcnt. Zij worden in vier klassen
verdeeld: Bltikshu of Bedelmonniken, Sraiettka of
Lezers, Chuilaka of Slechtgekleeden en Arhanlu of
Ingewijden.
In sommige landen, waar het Boeddhismus beleden
wordt, is het voor alle personen de gewoonte, om gedu-
rende eeuigcu tijd vau hun leven de verpligtingen des
priesters op zich te nemen; dit is echter waarschijnlijk
slechts ecne trede in het nieuwelingschap. < >p Ceylon
is het minder de gewoonte om aldus het gele gewaad
aan te nemen, al» men niet vau voornemen is om zijn
geheele leven aan het ambt te wijden. Nagenoeg
elk mannelijk iuwoner van Siam treedt eens in zijn
leven in het priesterschap. De monarch van dat land
werpt eens in het jaar, in de maaud Asarha, zijne
koninklijke klecdereu af, scheert zich het hoofd, neemt
het gele zakliuueu van een nieuweling aan, en doet
met zija geheele hof boete in ecu vau tie wihurns. Te
zclfticr tijd worden sla\\eu te voorschijn gebragt om
geschoren en ingewijd te worden, als eenc handeling
vau verdienste iu hunnen bekeerder. Hetzelfde ge-
bi uik heerscht in Ava. Onder de Birinaueu bestaat
(ie gewoonte om priester of non te worden, wanneer
men zich ontdoen wil van vrouw of man, endekost-
barc wijze van scheiden wil vermijden. De huwelijks-
band is in zulk geval onmiddellijk verbroken. Zij
mogen ieder oogenblik tot het wereldlijke leven terug-
kceren en een ander huwen, maar om den schijn wordt
hunne terngkecriug tot de wereld gewoonlijk ecnigc
maanden uitgesteld. In China is het de gewoonte om
drie jaar als abt te dienen, eu zich na dien tijd in de
afzondering te begeven.
De Boeddhistische priesters zijn onder ecne strenge
gelofte van armoede. Bij hunne wijding mogen zij
slechts acht artikelen bezitten, die bestaan uit drie
opperkleederen van verschillenden aard, een gordel
voor de lendenen, een pi\'itara of aalinoesbeker, een
scheermes, ecne naald en een watcrliltcr. Dit zijn de
ecnigc voorwerpen, diccen priester als zijn persoonlijk
eigendom hebben mag. Maar wat het oorspronkelijke
plan van Cotatna Boeddha teil opzigtc van de priester-
schap ook geweest moge zijn, de werkelijke toestand
!l
-ocr page 403-
BOETE oi\'PCUN1TENTIE.
385
der priesters op Ceylon is zeer verschillend van dieu
van bedelmonniken, die vau allen eigendom afstautl
doen. De n aarheid is, dat de bezittingen der tempels
een groot gedeelte uitmaken vau de bebouwde lande-
rijeu in de Kandiscke provinciën, en toch mag een
priester, niet al dieu rijkdom, geen bete vocdselsin
zij u mond nemen, dat niet als aalmoes gegeven is, tenzij
water of eeuc zelfstandigheid, die gebruikt wordt om
de tanden sehoon te maken. Vele vau de i ioeddhisten
beschouwen liet als zeer verdienstelijk om de gelofte
ai\' te leggen, dal /.ij nooit voedsel zullen gebruiken,
zonder een gedeelte aan de priesters te geven. Hel
scheren van hel hu >fd wordt van eiken priester ge-
eischt. Hei haar mag niet langer groeijeu dan t\\ve<
duim, eu daarom is het du gewoonte zich elke vcertii .
dagen liet hoofd Ie scheren. De priesters verlaten
hunne woning uu I de kale kruin ongedekt enblootge
steld aan de brandende stralen ecuer tropische zou.
Hunne drie kleederen dragen zij op de eenvoudigste
wijs. Ue L\'hiuesehe Boeddhistische priester geeft de
voorkeur aan de kleederen, diegeseheurd, versleten en
door anderen afgelegd zijn. in hei Birinanisehe rijk
scheuren zij de stof in een aan (al si uk ken, doch dragen
zorg, dal hel van de fijnste hoedanigheid is. liet kleed.
dal door de priesters op Ccylou gedragen wordt, is
geheel van conc gele kleur, hoewel hel vau tijd toi
tijd in doukertc verschilt. De Thibetsehe priester
dragen zijden vesten mei afbeeldingen er op, eu in
den sjaal een rand niet heilige teksten er iu geweven.
De woonplaatsen vau de priesters op Ceylou zijn ge-
woue onaanzienlijke gebouwen, gemaakt vau eeuc ..
met klei aangevuld, terwijl liet dak uit slroo of de
geplette bladereu van den kokosboom bestaat. Hunne
woonplaatsen iu Birmau schijnen vaudcuzelfdenaard
te zijn, maar die in Siam zijn veel beter,
rijk besued, n ingangen en sierlijke daken. De pries-
ters op (Vvlon ziel m in /. I :
,; iu ; i •! ■ anders dan
den aalmoesbeker of den waaijer in de hand, die als
eensehermwordtgedrageu, om te voorkomen ijdelheid
Ie zien. Zij worden gewoonlijk gevolgd door een bc-
diende, die de Abiilavahe I. Zindelijkheid wordi Imn
iugescherpt; zij mogen zich echter niet meer dan i eu-
inaal iu de veertien dagen baden, behalve gedurende
zi. weken vau den zomer eu de eerste maand vau den
regentijd. De priester moet geregc ld iu oen morgen
een taudenstoker gebruiken. Deze is gewoonlijk vau
\' cue vezelaehtigc zelfstandigheid gemaakt.
De Boeddhas, de Heilige Koekeu eu de Priester-
schap maken de dricé\'enheid of hel heilige drietal van
de Boeddhisten uit, waarin zij al hun vertrouwen
stellen. De bijstand van deze drie kostbaarheden
wordt sarauu, bescherming, genoemd, die de vrees
wegneemt voor wcdervoorlbreugiug, eu ook de vret s
der ziel, de smart des iigehaams en de ellende der vier
hellen. Door na te denken over de genoemde drieheid
zullen twijfelzucht, twijfel en redenering verdreven,
en zal de ziel helder eu kalm «orden. De Boeddhisten
z;ju lijzonder gehecht aan reliquién, die zij iu groote
eer houden, meer bijzonder de overblijfselen vau Go-
taina. De beroemdste rcliquië, die nu bestaat, is de
Ualada (zie ald.) of liukerhoudstaud van den wijze.
De Daoijisv (zie ald.) of hel Boeddhistische mouumenl
wordt ook vereerd, dewijl zulke gebouweu reliquién
bevall \'u. Onder de inwoners vau Ncpaul wordthet
rondgaan om den dagoba als eeuc der voornaamste han-
delingen vau Boeddhistische vroomheid beschouwd.
Stille gebeden worden «r gedurende dieu omgang
opgezegd, eu een kleine cilinder, aan het boveneinde
vau ecu kuilen itok vastgemaakt, wordt in de regier-
ban I "ii in vo irtdureudc oinwcuteliug gehoudeu.
Hei gn ,; el van den vroiueujioeddhist is om
Nis ■■hui of ecu ophouden des bestaauste verwerven.
Hijst el: al zijne pogingen inliet werk, niet oin, gelijkt
ilc Brahmaan, iu Brakuia opgenomcu, maar om ver-
niuligd te worden, ilij verlangt eu tracht om in een
slaat vau niet-bcstaaute treden, eueeu niets Ie vvardeu.
I.r is iu de zcdeleer vau hei Bocddhismus veel, dat
zuiver eu uitmuutendis; maar iu zijne groote groud-
stellingeu is int een reusachtig stelsel van godloc-
eheniug, ongeloof eu bijgeloof, dat zieli als een groote
boom over onmetelijke slickcu van Oostelijk Azië
uitstrekt, eu cene vernielende pest verspreidt over
allen, die iu zijue schaduw wonen.
BOETE of PuiMTEXTiE, straf voor kerkelijke
overtredingen. De invoering der boete in de Christe-
lijke kerk dagteekent vun de eerste tijden. De ge-
schiedeuis der oude Kerk gedurende de drie eerste
eeuwen is vol berigteu op dit punt. De Apostolische
vaderen handden dikwijls over de boete als een ge-
deel ie der kciktueht, als onderscheiden van de geeste-
lijke g made der bo< tvaardigheid. \'iVrluliiatius wijdde
(•■ ue gcheele verhandeliug aan het onderwerp der
boetedoeuiug, waaruit blijkt, dat reeds in de tweede
eeuw een volledig stelsel van tucht en boete iu de
Kerk bestond. Die kerk tucht beschrijft hij als te be-
staau ui: vermaningen eu straffen en teekenen van
Ooddelijk misnoegen. De boete had alleen betrek-
kiug op hen, die van de kerk uitgesloten waren, eu
haar doel was om den overtreder met de kerk te
viizoeneu. Zij werd alleen opgelegd voor openc en
-ocr page 404-
BOETJi of KENITEKTIE.
3S6
„Bekeert u," maar „Doet boete, want het koningrijk
der hemelen is nabij gekomen;" en in Mark. 1:4:
„Johannes was doopende in de woestijn, eupredikende
deu doop der boete tot vergeving der zonden."
Het concilie vau Trente ontvouwt in zijne canons
de leer der boete aldus: „Al wie beweert, dat boete,
zooals zij iu de Catholicke kerk gebezigd wordt, niet
in waarheid eu in deu eigenlijken zin ecu sacrament
is, dat door Christus onzen Heer is ingesteld voor
het welzijn der geloovigeu om heu met God te ver-
zoenen, zoo dikwijls zij na den doop tol zonde verval-
leu : die zij vervloekt.
„Al wie ontkenI, dat voor de volle eu volledige
vergeving vau zonden drie handelingen van den
boeteling noodig zijn, die als het ware de stof vau
hel sacrament der boete uitmaken, namelijk hartelijk
berouw, belijdenis en voldoening, die de drie deeleu
der boete beeten, of beweert, dat er slechts twee
deelender boete zijn, namelijk schrik, waardoor het
geweten getroil\'en wordt door het gevoel vau zoude,
en geloof, teweeggebragt door liet evangelie, of door
kwijtschelding, waardoor de persoon gelooft, dat hem
zijne zouden door Christus vergeven zij.i: die zij ver-
vloekt."
De drie deeleu der boete zijn dus, volgens de Itoom-
sclic kerk, hartelijk berouw, (contritie), belijdenis en
r,,li/i,i;,i„ij. Hei hartelijk b.rouw wordt beschreven als
een liartelijk verdriet over onze zonden, dat onmiddel-
lijk voortkomt uit de liefde voor God boveu alle dingen,
en gepaard gaat niet een vast voornemen om ons te
beteren. Deze geestelijke genade is echter niet vol-
si rekt noodzakelijk voor de behoorlijke ontvangst van
het sacrament derpieniteutie; onvolkomen berouw of,
gelijk Roomsche schrijvers zulks noemen, berouw uit
vrees voor straf (attritie) is voldoende voor bet doel.
Daarom verklaart bel concilie van Trente uitdrukke-
lijk, dat „attritie bij het sacrament der boete den
mcusch zal plaatsen iu een slaat van behoud."
Het tweede gedeelte der boete is de belijdenis of,
zooals zij gewoonlijk genoemd wordt, de biecht of
oorbiecht, dewijl zij de geheime belijdenis der zonden
aan ecu priester is. De biechtstoel maakt derhalve
een voornaam deel uil vau eike plaats voor de cere-
dieusi bestemd,en In I Lateraauscbccouciliebepaalde:
„Dat elke man en elke vrouw, als zij tot jaren vau
onderscheid gekomen zijn, hunne zonden ten min-
sie eenmaal in het jaar aau hun eigen priester af-
zondcrlijk moeten belijden, en moeten trachten om
getrouw de boele, die hun opgelegd wordt, te vervul-
Ion; en hierna moeten zij het. sacrament des altaars
schandelijke misdaden, daar liet ecu erkend beginsel
bij de oude Christenen was, dal de kerk geeue kennis
nam van geheime zoudcu. Het aanmatigen vau de
magt om zouden te vergevcu behoort tot een later
tijdvak.
\'vis in de eerste tijden der Christelijke kerk een
boeteling in hei. openbaar boete weuselite te doen,
werd hom dit door de oplegging der banden plegtig
veroorloofd. Hij was daarna verpligt om in zakliiinen
li\' verschijnen, en werd, gelijk Euscbius er bij voegt.
besj)rengd niet aseii. De voornaamste pers men waren
vau deze plegtigheid niet uitgesloten, welke gedurende
hunne geheele boetedoening aanhield; zij werden zelfs
in dit \\ ernederend e waad gekleed, wanneer /ij voorde
kerk verschenen om formeel vergiffcuis te ontvangen.
Terwijl boetelingen verpligt waren een rouwkleed te
dragen, bevalen eeuige geestelijken aan mannelijke
boetelingen zich bet haar af te snijden of het hoofd te
scheren, en aan vrouwelijke boetelingen een boete-
sluijer te dragen, en zich of het haar af te snijden, of
mol los over de schouders hangende haren te verscliij-
uen. Alle !sl.ïs>.\'!i van boetelingen oefenden zich in
onthouding, kwelling d< svleesches, vasten en zelfver-
loochening.
liet voorregt om in de kerk in het openbaar boete
te doen werd slechts éénmaal aan alle soorten van
afvalligen verleend; dit gebruik hcerschte niet alleen
gedurende de drie eerste eeuwen, maar ook uogecuigeu
tijd daarna. De gewone tijd der boetedoening was
tien, vijftien of twintig jaar, en voor cenige zonden
zelfs de geheele levensduur, terwijl de boeteling slechts
op bet punt vau te sterven vergiffenis ontving. Indien
echter iu laatstgenoemd geval de boeteling, na met
de kerk verzoend te zijn, vau zijne ziekte herstelde,
was bij verpligt om ile geheele boete Ie vervullen,
die van hem geéischl zou zijn geworden, als hij niet
in genoemde bijzondere omstandigheden vergiffenis
gekregeu liad. Ineen vroegeten tijd mogten zij, die
schuldig geweest waren aau afgoderij, echtbreuk en
moord, niet meer tot de gcmeeusciap der kerk toe-
gelaten worden, zelfs niet iu hun laalste uur.
Volgens de leerstellingen der Roomsche kerk is
de boele een sacrament, dat noodig is voor de vergif-
feuis der zonden, die na deu doop begaan zijn. In de
I >ou;nscho vertaling der Schriften wordt dan ook bet
woord iue/cgeinei nlijk in de jilaals gesteld van belree-
ring.
Wij lezen daarin uicl: „.Maar indien gij u niet
bekeert, zoo zult gij allen desgelijks vergaan," maar j
wel: „Maar indien ^yja\'.iicbode. doel, zoo zult gij allen i
desgelijl,
rtraaii;" iuMutth. lil: \'i staal daarniei:
-ocr page 405-
RNITENTIE.                                                     3S7 !
Trente is „voldoening de. geheelc betaling eeucr
schuld," of met andere woorden, de vergoeding door
den ïncnsch aan God gegeven, door iets te doen als
boete voor de zonden door hem bedreven. Deus ver-
deelt de boete iu drie soorten: straffende, genezende,
behoedende. Alle voldoeningswcrkeu beschouwt hij
als te zijn verva! onder de drie hoofden: gebed, vasten
en aalmoezen. „Het volgende,"\'zegt deze Etooinsche
godgeleerde, „kan bevolen worden ouder het hoofd
gebed, hetzij eens of meermalen, voor vele dagen of
weken, te weten: I. Vijf Paternosters eu vijf Ave
Maria\'s op te zeggen tol gedachtenis van de vijf
wonden van Christus, hetzij met gebogen knieën of ;
uitgestrekte armen, of voor een crucifix; -. Den Roze- !
krans te bidden, of Eilauiëu tot de Heilige Maagd !
Maria of tot de Heiligen enz.; :!. I)eu psalm Mis-rere
of de zeven boetpsalmen te lezen; (. Uc mis, lofzan- \'
gen of preêken aan te hooren; 5. Een hoofdstukiu ;
ThomasiiKenipis te lezen; (i. Kerken te bezoeken,
voor den tabernakel te bidden; 1. Op bepaalde uren,
iles morgens, des avonds, gedurende den dag, of \\
zoo dikwijls zij liet geluid der klok hooren, monde- j
liug of iu het hart, schietgebeden, handelingen van
hartelijk berouw of liefde te doen, zooals: .,Ik bemin
• , o Heer, boven alle dingen;" „Ik verfoei al mijne
zonden, ik ben besloten niet meer te zondigen;" „O
Jezus, voor mij gekruisigd, heb medelijden met
mij!" enz.; 8. Op een bepaalden dag weder te biech-
ten, of in allen gevalle tot den biechtvader terug te
keeren.
„Tot vasten kan alles gebragt worden, wat behoort
tot de kwelling des ligchaams, zoodat een geheel of
gedeeltelijk vasten kan worden bevolen: — 1. Laat
hem vasten (l\'eria sexta) op den zesden feestdag of
meermalen; -. Laat hem slechts tot den middag van
den dag vasten; ■!. Laat hem niet drinken voorden
middag of in dea namiddag, tenzij bij het middag-of
avondeten, hoewel hij dorstig zijn moge; laat hem zieh
onthouden van wijn eu van cereoisia forti; I. Laat
hem minder eten, en des avonds slechts de halve
hoeveelheid nemen; 5. Laat hem vroeger van het bed
opstaan, laat hem dikwijls en voor een langen tijd
knielen, laat hem koude lijden, gedurende zekeren tijd
stilte in acht ncincu, en zieh onthouden van vermaken
en uitspanningen, enz.
„Tot aalmoezen wordt gebragt, wat gebruikt kan
worden ten voordeelc van onzen naaste: —- L. Geld,
kleederen, voedsel enz. te geven; 2. Persoonlijken
bijstand te verschaffen, de zieken op te passen, te
bidden voor de bekeuring van zondaren enz., en au-
BOETE of
bijwonen, tcii minste op Paschen, tenz-j de priester,
wegens ceue redelijke (mi-zaak, liet voor hen geschikt
oordeelt, om zich er op dien tijd van te onthouden.
En al wie dit niet verrigf, moet uit de kerk gebannen
worden, en als hij sterf\', moe! hem cene Christelijke
begrafenis worden geweigerd." Eenmaal ten minste
ia het jaar moet derhalve de Roomsch-Catholiek naar
di n biechtstoel gaan; hij moet daar aan de zijde van
den priester nedcrkuic.lcn en, na het teeken des kruises
gemaakt te hebben, met outblooten hoofde, met gc-
sloten en naar de aarde gerigte oogen en opgeheven
handen, den zegen des priesters afvragen in deze
I woorden: „Vader, geef mij uwen zegen, want ik
heb gezondigd." De verdere gang der belijdenis is in
liet artikel Bikcht naauwkcurig beschreven. Wan-
neer de belijdenis afgeloopen is, moet de biechteling
ootmoedig naar do onderrigtingen van den priester
luisteren, en nadat hij niet nederigheid de boete, die
deze voorschrijft, aangenomen heeft, spreekt de pries-
ter, als deze met de belijdenis tevreden is, plegtig
zijne vergiffenis uit in deze woorden: „Ik vergeef u
• i                                                                                         .                                                       ■■<■
iu den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen
Geestcs," waarna de boeteling uit den biechtstoel gaat,
zich verbeeldende, dat zijne zouden vergeven zijn.
liet derde gedeele van het sacrament der boete is
de cvlitufttiiig. Om deze te verklaren halen wij de drie
volgende canons van het concilie vanTrcntc aan: „Al
wie beweert, dat de geheelc straf altijd door God
kwijtgescholden wordt, te gelijk met de schuld, en
derhalve, dat boetelingen geei.e andere voldoening
behoeven te geven dan liet geloof, waardoor zij (\'hris-
tus oordeelen, die voldoening voor hen gedaan heeft:
die zij vervloekt.
„Al wie beweert, dat wij volstrekt geenc voldoening
aan Oud kunnen geven voor onze zonden door de
verdiensten van Christus, voor zoo verre de tijdelijke
straf betreft, hetzij door straffen ons door Hem op-
gelegd en geduldig gedragen, of door den priester
bevolen, hoewel niet uit eigen beweging ondernomen,
zooals vasten, gebed, aalmoezen of andere werken van
vroomheid; eu derhalve, dat de beste boete niets meer
is dan een nieuw leven: die zij vervloekt.
„Al wie beweert, dal de voldoeningen, waardoor
boetelingen zicli door Christus Jezus van zonde ver-
lossen, geen deel uitmaken van de dienst van God,
maar in tegendeel menschelijke overleveringen zijn,
die de leer der genade, de ware eeredienst van God en
de vruchten van den dood van (\'luistus duister maken:
die zij vervloekt."
Volgens den Catechismus van het concilie van
-ocr page 406-
BOETEDOENING (STRIJD OVER DE).
3SS
dcre werken van genade, hetzij ligchamelijke ofgees-
teüjke." Bij dezen ruimen catalogus van soorten van
boete kan men nog voegen: pelgriinstoglen, geescliilg
en ligchamelijke kwellingen van verschillenden aard.
De eerste regelingen der Christelijke kerk ten
opzigte der boete schijnen tot aau de achtste eeuw
bijna ongeschonden te zijn bewaard; omstreeks dien
tijd werden er echter verscheideue misbruiken ingc-
voerd. Afzonderlijke boetedoeniugeu kwamen in de
plaats van openbare, en hel gebruik ontstond om
den priester toe te slaan de absolutie onmiddellijk na
de belijdenis ie geven aau hen, die liunue gereedheid
betuigden «nu de bepaalde boete te vervullen, zelfs al
waren ;:ij nicl gereed om aan de communie deel te
nemen, liet was ook in dil tijdvak, dat bet betalen
eener geldboete eene van de erkende si raffen der kerk
werd; in vele gevallen werd eene voorgeschreven boete
voor eene geldboete verwisseld, en het aldus betaalde
geul werd gebezigd als aalmoezen voor de armen, of
om gevangenen vrij te koopen, of om de gewone uit-
gaven der kerk ie bestrijden. Verscheidene s> noden,
zoowel in de achtste als de negende eeuw, kwamen op
tegen deze misbruiken, terwijl de cdictcu, gedurende
de regering van Karel den Groote uitgevaardigd, het
onderwerp der boete in zijn ware licht trachtl
stellen. In de elfde eeuw nam men in Italië zijne
toovlugt tot zwaardere boetedoeningen, voornamelijk
door den invloed van Petrus Damiani, die in de sterkste
bewoordingen de zelfkastijding aanbeval, en haar
voorstelde als eene vrijwillige navolging van het lijden
van Christus en van dat der martelaren.
BOETKDOEXING (Stuud over dej. Van de
vroegste lijden af heeft de Christelijke wereld geloofd,
dat Je dood van Christus een verzoenend karakter
had, of met andere woorden, dal hij bestemd was
om te zijn, en ook in werkelijkheid was, eene boe-
tedoeniug voor zonde, een offer geofferd om de God-
delijke regtvaardigheid te voldoen, en zondaren met
God te verzoenen. Op dit punt zijn al de groote
seclcn, waarin de Christelijke wereld verdeeld is gc-
wecst, het eens. Wij wijzen op de Oostcrsehcen AVes-
tersche kerken, Roomschgezindeu en Protestanten,
Calvinisten en Arminianen. Deze algemeen aangeno-
men leer is echter door de Sociuiancn bestreden, die
de Godheid van Christus ontkennen, en daarom de
leer der boetedoening trachten weg fe cijferen. Hun
gele- f op dit laatste punt kan aldus in hel kort bc-
schreveu worden: — „Tiet groote doel van de zending
en den dood van Christus was om liet volledigste
bewvs te geven \\au een slaat van venrcldiuj», (en
einde de sterkste beweegredenen tot de deugd te ver-
schaffen; en hel maken van eene opzettelijke verwij-
/.iug op de leer van eene opstanding tot hei eeuwige
•ven, de voornaamste, bekrachtiging van de wetten
Ier deugd, is eeu voordeel aau het Christendom
lijzonder eigen. Door dit voordeel hervormt het
iraugelie de wereld, en de vergeving der zonde volgt
e, de hervoimiug. Want hoewel er ceuige teksten
ijn, waarin de 1 .
             rau zonde schijut te worden
.oorges:.-! I als verleend ten gevolge van het lijden,
ie verdienstcu, de opstanding, het li vcnofdegehoor-
lainb :e van Christus, kunnen wij iocli, na ecu
rgvuldig onderzoek, geeue audere gevolgtrekking
;. ; il, dan dal ,.1 die beschouwingen er van gedeelte-
jke voorstellingen zijn, en dal, volgens de algemecne
trekking der Schrift, de vergeving van zonde in
kerkelijkheid ahijd verleend wordt door de vrije, ge-
tade van God, wegens de persoonlijke deugd des
lenschen, een boetvaardig en opregl hart, en een
icrvormd en voorbeeldig leven, zouder acht te slaan
>p het lijden of de verdienste van cenig wezen." Door
;ulk eene verdraaijing van het gehecle Christelijke
telsel trachten de Sociniaueu zich te ontdoen van
tct verzoenend karakter van Christus e iod, en dien
it ui( ts meer te maken dau tot eene getuigenis
.au de waarheid Zijner leer, en opdat (lij de uiagi
nogt verwerven om de vergeving van zonden mede te
Icelen.
Tusschen de Sociniaansche eu de regt/.inuige be-
■chouwing der boetedoening ligt een stelsel, dat
\'iet Middenstelscl genoemd wordt, hetwelk met het
Sociniaansche overeenkomt in het verwerpen der
iioetedoening, maar )■■ z.elfder lijd de regtzinuige
beschouwing in zoo verre aanucemt, dat het beweert,
lal hel God behaagd liccft vergiffenis te beloven door
de bemiddeling van Christus. De/e meening wordt ge-
i<oc sterd door eene partij, die Christus niet beschouwt
.ds di n eeuwigen en consubstautieclcu Zoon van God,
maar als bel eerste en glorierijkste, der geschapen
wezens. De bemiddeling van Christus is derhalve bij
hen geenc boetedoening, maai eene tussehenkoinst.
Tegen deze theorie is, het is duidelijk, hetzelfde in te
brengen als tegen de Sociniaansche, namelijk, dat zij
geene voldoende rekenschap geeft \\ au het lijden van
eeu onschuldig persoon. Waarom leed Jezus Christus,
hoewel volgens beide thcorién vrij van alle schuld,
hetzij persoonlijke of te last gelegde, zulk lijden als wij
weten, dat hij door de Goddelijke bepaling onderging.
Dit is eene vraag, die het onvoldoende van het Soci-
niaanschc en liet middenstelselaantoont. De waarheid
-ocr page 407-
BOETEDOENING (STRIJD OVEK DE).                                                389
is, dat ouder allo volkeren en in all<••■■. uwen het denk-
beeld vau boetedoeninggelieerselit heeft, gelijk duidc-
lijk isuitdegrooteinate, waarin offers aangeboden zijn,
inethctbepaaldedoeloinhetGoddelijkc~YV< zen gunstig
te stemmen; en deze offers bestonden niet alleen uit
redelooze diereu, maar in vele gevallen uit menschen.
Eu welk beginsel is onvergankelijker op elke bladzijde
vau liet Oude Testam \'nt geplant, dan dat erzondi r
bloedstorting gecne vergeving van zonden i>\'r Boveu-
dien verklaar! de Schrift in de duidelijkste taal, dat
de dood van Christus i ene boetedoening voor zonden
geweest is. Dit wordt verklaard 1112! woorden, die
onmogelijk verke rd begrepen of opgevat kunnen
worden, in Eph. V. -.\': „En wandelt in de \'
gclijkerwijs ook Christus ons liefgehad heef;, en zich
zelveu voor ms heeft overgegcvi u I cene offerande
en een slagtoffer Gode, tot ecu welriekcnden reuk;"
in 1. Joh. !1 : :.\': „Eu [lij is ee c verzoening voor
onze zouden; en niet alleen voor de ouz n, maar ook
voor de zonden der geheclc wereld;" Itom. V : 10:
„Want indien wij, vijanden zijude, met God verzoend
zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij,
verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven;"
Opeub. V: \'J: „Want Gij zijt geslagt, en hebt ons Gode
gekocht met Uw bloed uit alle geslacht, en iaal, en
volk, en natie." Deze duidelijke verklaringen kan
zelfs de Sociniaan niet ontkennen, en hij wordt tot
hel zonderlinge hulpmiddel gedreven van te beweren,
dat Christus slechts een zinnebeeldig priester was, en
dat Zijne offeraude eeue zinnebeeldige offerande was,
en bij gevolg moet Zijne verlossing, die Hij voor Zijn
volk gekocht heeft, slechts eeue zinnebeeldige verlos-
siug zijn, dal is, volstrekt gcenc verlossing.
De Swcdenborgiaiicnzijuvan gevoelen, dat Christus
Zijn lijden onderging 0111 der wille van Hem zelveu,
cu niet om onzent wille; zij weigeren derhalve de leer
der toerekening vau Zijue regtvaardigheid aan te ne-
men. De nieuwere Uuiversalisten beweren, dat boe-
ledoeniug alleen verzoening aanduidt, en dat Christus
alleen stierf om liet mensehdom vau de onverauder-
lijkheid van Gods algeiucene reddende liefde te
overtuigen.
De kwestie over het onderwerp der boetedoening,
die meer dan eenige andere onder de godgeleerden
aanleiding tot strijd gegeven heeft, betreft de uitgc-
breidheid harer kracht, of zij zich uitstrekte over alle
menschen, of zich alleen bepaalde tot die, welke door
den Vader aan Christus gegeven waren. Do Pelagia-
neu en Arminianeu beweren het eerste, terwijl de
Calvinisten even streng hel laatste volhouden. In de\'
latere tijden is er \\i,<^ eeue partij ontstaan, die niet
allecu bew.ert, dat Chris! us vooralle 1 ifuscheu stierf,
maar da! ook ten gevolge van Zijn do< ! aan alle men-
I scheu vergiffenis geschonken is. Het natuurlijk gevolg
vau zulk eeue leer is, dat, als alle menschen vergiffe-
nis erlangd hebben, zij ook alleu gered moeien zijn;
maar om te voorkomen, dat zulk eeue gevolgtrekking
gemaakt worde, wordt beweerd, dat ui .namis vergif-
fenis hem iets baten zal, zoo hij uii! gelooft, dat hij
I .crgiü\'enis erlangd heeft. Zulk een g loof kan, vol-
geus deze theorie, niet uitblijven aa eiken mensch
ie behooren, aangezien de gevolgtrc kiug noodzake-
iijk ontstaat, dat elk individueel 111 usch vergiffenis
ontvangen heeft, omdat hij een measch is. Om deze
j olijkbare nioeijclijkheid weg te nemen wordt beweerd,
; dat wij het voordeel der vergiffenis niet zulleugeuie-
1, zoo wij niet, hoven ons geloof, geheiligd worden
I ior ons ge oof. Volgens deze redenering hangt der-
halve onze eiudelijkc zaligmaking van onze eigene
heiligheid af, en niet uitsluitend vau de boetedoening
onzes 1 loeren Jezus Christus.
De Arniiniaansehe beschouwing \\ a\'n de uitgebreid-
in id dei\' b letedoeuing verschilt eenigzitis vau de zoo
even verklaarde theorie. Zij leert,o ndei twijfel, dat
Christus voor allen stierf, maar als grond hiervoor
wordt aangegeven, dat er ten gevolge van den dood
vau (\'lirisius cene wet van genade ingesteld is, waar-
onderalleinenschcngcplaatsi zijn; een nieuw verbond
i i met hen gesloten, dat hi t eeuwige leven belooft op
eeue opregte in plaats van cene volmaakte gehoor-
zaamheid, en zooveel bijstand word! hun verleend,
als hen in staat sieileu zal om, zoo die bijstand be-
hoorlijk benuttigd wordt, hunne zaligheid uit te
werken. Deze theorie is in al hare deelen bepaalde-
lij k in strijd met het Woord Gods. Van het begin tot
het einde is zij eeue mcnschelijkc vinding, om een
geliefkoosd denkbeeld te schragen. De wet, waar-
ouder de menschen verondersteld worden geplaatst
ie zijn ten gevolge van den dood van Christin;, is er
cene, die opregte hoewel onvolmaakte gehoorzaain-
heid in de plaats stelt van v ilmaaktc, en dus het
ongerijmde beginsel ondersteunt, da! het Goddelijke
Wezen kan afwijken van de naauv.gezetheid en
zuiverheid van Zijne heilige wet, eii derhalve de
esscntieelc heiligheid van Zijue natuur kan vcrluo-
ehenen. Geen verbond, dat zulk een verkeerd beginsel
in zich sluit, is in den bijbel te vinden.
"Wat de beperkte uitgestrektheid der boetedoening
aangaat, op dit punt is de taal vau het Nieuwe Tcsta-
oicnt duidelijk. On/c lieer zelf zegt (Joh. X : 15):
-ocr page 408-
3;) o
B0ETPRIESTER8 — BOGS.
„Tk stel mijn leven voor de schapen"; en verklarende
wie Zijne schapen zijn, zegt Hij: „Mijne schapen
lioorcn mijne stem, en ik ken dezelve, eu zij volgen
mij; en ik geef hun het eeuwige leven; eu zij zullen
niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal
dezelve uit mijne hand rukken." Uit cene vergelijking
van deze gedeelten blijkt duidelijk, dat Christusalleen
voor Zijn volk sliert\', dat Hij Zijne schapen noemt, eu
voor hetwelk bijzondere voorregtcu weggelegd zijn.
Door allen wordt echter erkend, dat er gedeelten zijn
iu het Nieuwe Testament, die op het eerste gezigt
den indruk schijnen te geven, dat Christus voor allen
stierf. Zoo lezen wij in Joh. I : 29: „Zie, het Lam
(iods, dat de zonde der wereld wegneemt!" en in
1. Joh. II : 2 : wordt van Jezus gezegd, dat „Hij is
cene verzoening voor onze zonden; en niet alleen
voor de onzen, maar ook voor de zenden der gehcele
wereld." Men moet echter het woord „wereld" in
deze en andere plaatsen niet opvatten als te beteeke-
ncn „alle menschen", maar de volkeren in het alge-
meen, als onderscheiden van de Joden. Iu 2. Cor.
V : 15 vinden wij ook de schijnbaar onbeperkte
verklaring: „En Ilij is voor allen gestorven", doch
onmiddellijk daarop volgt de beperking door de woor-
den: „Opdat degenen, die leven, niet meer zich zei ven
zouden leven, maar dien, die voor hen gestorven en
opgewekt is;" hetgeen aantoont, dat door het woord
..allen" in het eerste zindeel niet alle menschen
wordt bedoeld, maar allen, die door Christus leven.
Op dezelfde wijze moeten al die uitdrukkingen, die
iu den bijbel schijnbaar onbeperkt en algemeen zijn,
zorgvuldig beschouwd worden in verband met andere
gedeelten, die over hetzelfde onderwerp handelen,
en moet men altijd den welbekenden en aangenomen
regel van uitlegging in het oog houden, datdealge-
mecne opgave verklaard moet worden door de bc-
paalde, en niet de bepaalde door de algemcenc.
Maar de vraag doet zich nog steeds voor: Kan
men in geenenzin met waarheid zeggen, dat Christus
voor allen stierf? of met andere woorden: Heeft de
gehcele wereld geen voordeel geplukt van het lijden
en den dood des Ileeren Jezus? Tot antwoord op
deze vraag merken wij aan, dat er «lyemeene zoowel als
bijzondere voordeelen zijn van den dood van Christus.
De ulyemeene voordeelen zijn de instelling eeucr wet
van langmoedig geduld en verdraagzaamheid voor
ecue goddelooze wereld, eu de invoering van een
stelsel van middelen en inzettingen te gelijk niet de
gewone werkingen uan den Geest. Deze belmoren
zonder uitzondering aan alle inensehen, en het bezit
er van plaatst de wereld oiid?r de zwaarste verant-
woordelijkheid. De bijzondere vruchten van den dood
van Christus evenwel zijn alleen van een bepaaldelijk
reddenden aard, eu behooren aan Zijn eigen geloovig
volk. Zij zijn Zijne sehapen, en aan hen alleen geeft
Ilij het eeuwige leven. De vcrwaarloozing van dit
onderscheid tussehen de nlt/euieeHc en de bijzondere
voordeelen van deu dood van Christus, heeft bij som-
mige godgeleerden aanleiding gegeven tot verwarde
inzigtcn in de leer der boetedoening.
BOETPRIESTERS, priesters die in vele kerken
aangesteld werden, toen de afzonderlijke zoudeubclij-
deuis ingesteld werd, ten einde die belijdenis aan te
hooren en boete op te leggen. Het ambt van boet-
priester ontstond, gelijk wij van Socrates, den kerkge-
schiedschrijvcr, vernemen, in den tijd der vervolging
onder Dccius, en bestond in de kerk tot aan de regering
van keizer Thcodosius, toen het door Nectarius,
bisschop van Constant! nopel, afgeschaft werd. Sozo-
menes zegt, dat de pligten der boetpriesters gedeel-
lelijk waren om ben, die in het openbaar boete
moesten doen, aangaande de beste wijze om die te
vervullen voor te lichten, en gedeeltelijk om afzon-
derlijke boetedoeningen op te leggen aan hen, die
j niet aan ecue openbare straf onderworpen waren.
| Het voorbeeld van Nectarius, die het ambt afschafte,
werd door bijna alle bisschoppen van het Oosten
gevolgd; het bleef echter in de Westersche kerken, en
voornamelijk te Rome, bestaan, ten einde de men-
"clien voor te bereiden voor de openbare kerkboctc.
De boetpriesters echter, die nu gebezigd worden,
. ontstonden in de twaalfde eeuw, en het Latcraansche
| concilie van 1215 bepaalde, dat elke bisschop een
boetpriester moest hebben.
BOGS, geliefkoosde heiligen bij de Russen. Eeuc
afbeelding van een beschermheilige, opkoper, wordt
door de Russen in den zak gedragen of in ecue kleine
kapel in het huis opgehangen. Dit gebruik doet ons
natuurlijk denken aan de Laren en Penaten der oude
Romeinen. De huisbog is gewoonlijk op houtgeschil-
derd, en iu de huizen van menschen van rijkdom en
aanzien is hij omringd van diamanten of cdclstcenen,
en worden er waskaarsen voor gebrand. Chantreau
vermeldt, dat hij op zijne reizen in Rusland ecu ka-
binet van bogs in het bezit van een lid van den senaat
heeft gezien, dat meer dan een millioen waard was.
Onder de Russen hebben menschen van allerlei ran-
gen hunne bogs, die zij iu de grootste vereering hou-
den. De incest populaire van deze beschermheiligen
zijn de II. Nioolaas, de II. Johannes de Dooper, de
-ocr page 409-
BOGAKDIJNKN — BOGOM1LEN of BONGOMILKN.                                    301
hemel en eeue nieuwe aarde, en daarmede van eene
J nieuwe en Van den hoogsten God onafhankelijke
schepping; want uog had de Vader hem zijne Godde-
lijke gedaante niet ontnomen, nog had hij het „AT\'en
zijne scheppingskracht niet verloren. Tot volvoering
i van dat plan daalde hij met zijne dcelgenooteu aan
den afval in den bajert neder. Door hunne medewer-
kiug schiep hij den mensch, eu gaf hem een ligchaam,
dat uit de aarde geformeerd was; maar toen hij dien
mensch met een deel van zijn geest wilde bezielen,
schoot zijne magt te kort. lu die verlegenheid wendde
hij zich tot den hoogsten God, en bad Hem zich over
zijn maaksel te ontfermen, terwijl hij zich verbond
om het bezit, vau den mensch met Hem te deelen, en
beloofde, dat door het geslacht, hetwelk uit dezen zou
voortkomen, de plaatsen van de afgevallen Engelen
in den hemel weder bezet zouden worden. Daardoor
liet de hoogste God zich overhalen , om zich over
j het maaksel van Satanaél te ontfermen. Hij deelde
! daaraan iets mede van Zijnen geest, eu aldus werd de
mensch tot ecu levend wezen. Maar toen nu Adam eu
Eva, die te gelijk geschapen waren, in glans en heer-
lijkheid straalden door het Goddelijke leven, dal hun
geschonken was, werd Satauaël van afgunst en nijd
vervuld, en besloot hij de bestemming van den mensch,
om de ledig gelaten plaatsen dier hoogere geesten in
te nemen, weder te verijdelen. Hij verleidde Eva en
vermengde zich met haar, ten einde eene nakomeling-
schap te verwekken, die de nakomelingschap van
Adam zou overweldigen en in het verderf storten. De
vrucht van die vermenging was Kaïn, de vertegen-
woordiger van het kwade beginsel, gelijk Abel, door
Adam bij Eva verwekt, de vertegenwoordiger van het
goede was.
Satanaél heerschte nu in de wereld, door hem gc-
sehapen, eii wist hel grootste gedeelte der niensclieii
te verleiden, zoodal maar weinige hunne bestemming
bereikten. Aan de .loden openbaarde hij zich als den
hoogsten God. Hij gebruikte Aiozes tot zijn werktuig,
gaf bent de wel, waarvan de Apostel Paulus getuigt,
dat zij eene oorzaak der zonde geworden is, eu ver-
leende hem hel vermogen om wonderen te doen. Vele
duizenden werden op die wijze door zijne dwingelandij
I inliet verderf gestort. Maar eindelijk ontfermde de
goede God zich over de hoogere, van Hem af komslige
en aan Hem verwante natuur des incnschen, die door
de arglisligheid vau Satauaël van hare bestemming
was vervreemd. Hij besloot de menschen van de
heerschappij van Satauaël te verlossen en dezen zijne
magt te ontnemen. In het jaar 5500 na de schepping
H. Sergius eu de H. Alcxauder Xewski. I» de huizen
der armen wordt de bog somtijds in een klein en don-
ker vertrek bewaard; zoodra echter een Rus een huis
binnentreedt, en niet dadelijk den bog ziet, vraagt hij,
waar deze is, eu alvorens een der bewoners te groeten,
nadert hij den bog, en maakt daarvoor driemaal het
teeken des kruises, terwijl bij zegt: „Heer, wees mij
genadig/\' Wanneer de kostbare reliquié\' versleten is,
wordt zij zorgvuldig op een kerkhof of in een tuin
begraven. Somtijds wordt zij in eene snel vlietende
rivier geworpen, opdat de stroom haar moge mede-
slepen.
BOGARDIJNEN. Zie Fkanciscankn.
BOGOMILEN of Bongomilek (Slav. Bog, God;
nrilci, erbarm u), eene Chriften-scctc der twaalfde
eeuw, welke in het Grieksehe rijk, voornamelijk in
den omtrek van Philippopolis, ontstond. Alen heeft
beu somtijds beschouwd als in leer verwant aan de
oudere Gnostieken, maar zij spreken niet \\audc .Konen,
noch van een oorspronkelijk kwaad beginsel. Zij wcr-
deu somtijds Phundaïeten genoemd, naar den phtwda
of gordel, dien zij gewoon waren Ie dragen. Hun stel-
sel van meeningen betrof voornamelijk de hoogere
orde van geesten, aan het hoofd waarvan zij Satanaél
plaatsten, wiens naam eenigzins gelijkt op dien van
Sainniacl, den engel des doods bij de Rabbijnsche
Joden. Volgens Euthymius stelden zij het Goddelijke
Wezen voor ouder de gedaante van een oud man, en
namen zij waarschijnlijk die gedaante aan om de
uitdrukking van den profeet Daniël: „De Oude van
dagen.7\' Wij kunnen de meeningen der Bogomileu
niet duidelijker beschrijven, dan door de heldere uil-
eenzetting van Neander over te nemen. „Tn Satanaél
zagen zij den eerstgeboren Zoou van den hoogst e n
God, die ter regterhand vau God zat, met Goddelijke
magt was toegerust, en na Hem de tweede plaats
bekleedde. Aan ieder der hoogere Geesten, leerden zij,
had God een afzonderlijk bestuur opgedragen, maai
Satauaël, als zijn algemeenen stadhouder, boven die
allen gesteld, Daardoor liet deze zich tot hoogmoc-
dige zelfverheffing vervoeren. Bedwelmd door bet
gevoel vau zijne magt en waardigheid, wilde hij zich
vau den hoogsten God onaf hankelijk maken, en zoehl
hij niet alleen een eigen rijk voor zich te stichten,
maar te gelijk de engelen, aan wie de hoogste God liet
bestuur over de verschillende doelen der wereld-had
toevertrouwd, tot afval te verleiden. Nadat hij daarin
bij sommige hunner geslaagd was, riep hij dieafgeval-
lcu engelen bijeen, en noodigde hcu uit zich met hem
te vereenigen lot het voortbrengen van een nieuwen
-ocr page 410-
BOGOMILEN of
DOXGOMILEN.
392
worden, onderging vooraf eene geregelde voorberei-
diug, welke uit het belijden van zouden, vasten en
bidden bestond. Daarop werd hij in de vergadering
gebragt, waar de voorzitter het Evangelie van Johan-
ues op zijn hoofd legde, de Heilige Geest over hem
werd ingeroepci., en het Gebed des Heercu werd op-
gezegd. Dan uiocsl hij ecu leven van beproeving
leiden, in dv\\{ loop waarvan hij de strengste onthou-
diug in aehl nam, en als hij getrouwelijk zijn proeftijd
■ i i irloopeii had, werd hij wederom inde vergadering
geleid, mei het gelaat naar het oosten geplaatst, en
hei Kvangciie van Johauues werd wederom op zijn
gelegd. ))c geheele vergadering, niauucu en
vrouwen, raakte ziju hoofd met de handen aan, en
zong gezamenlijk een lied van dankzegging aan God,
dewijl de man zien waardig geloond had als lid der
gemeente toegelaten t,: kunnen worden.
Gelijk de Bogomilen weigerden eene uiterlijke
viering van den doop aan te nemen, zoo schijnen zij
zich ook evenzeer legen eene uiterlijke viering van
hel avondmaal verzit Ie hebben. Zij streden legen de
v i r< i ring van <i. Ma; gd Maria, legeu dit i au heiligen
en beelden, en weigerden ook cenige hulde aan eencru-
cili\\ ie bewijzen. I\'juthv mius zegt, dat zij de historische
hoeken van iiei Uude Testament verwierpen, doeh de
Psalmen en de l\'rofeteu cu alle geschriften van het
Nieuwe Testament aannamen. Zij schijnen aan het
i\'ivaugolio van Joliannes eene bijzondere waarde en
h. langrijkheid gehecht te hebben. De beerschende
kerk beschouwden zij als eene afvallige kerk,diedoor
Satauaël werd bestuurd, terwijl zij zich zelve voor-
steld< u als de ware volgelingen van Christus.
De Bogomilen waren uaauwelijks ontstaan(1 l lf>),
of hunne leerstellingen werden zelfs door personen
van de hoogste klassen der maatschappij aangenomen.
Di- (irieksehe keizer .Vlexius Commenus, hoorende
hoe snel de seule zich uitbreidde, besloot stappen
te doen, ten einde de ware. leiders dei\'beweging te
weten te komen. Te dien einde liet hij vele leden der
gemeente geva\'jgen nemen en pijnigen, eu door dit
wreede middel vernam hij. (ie ecu oude monnik,
Basilius genaamd, aan hel hoi fd der partij stond. De
keizer uoodigde nu dezen leider der Bogomilen tol
eene afzonderlijke bijeenkomst in zijn poleis mi,
onder voorwendsel dat hij de beginselen der secte
weusclde u vcrncmi u, mei lol doel om zich bij haar
aan Ie sluiten. De oude man, hoewel aanvankelijk
achterdochtig, stemde eindelijk i;i het verzoek toe.
Hij trok naarde keizerlijke woning, en terwijl hij de
beginselen der verecniging, wier hoofd hij was, ont-
der wereld liet Hij een geest van zich uilvloeijcn, die
de Zoon van God, de Logos, de aartsengel Michaël,
die boven alle engelen verlieven is, de geest des raads I
en der sterkte werd genoemd, en de roeping ontving
oui hel rijk van Satauaël te verniel igeu en de plaats
van dezen !.■ vervullen. Dien Zoon deed lij in een
ictheriseh ligchaam, dal slechts in schijn naar hei
aardsche gel.\'ek, op aarde nederdalen, en Maria werd |
daarbij alleen als doorgaugspu.nl gebruikt. Zij vond i
het Goddelijke kind opliet onverwachts in windselen
gewikkeld ie eene spelonk. Al het zinnelijke was hier
natuurlijk niets (hm schijnvertoouing. Satauaël, die
Jezus voor ni-ts dan nienseli hield, en zijn rijk onder
de Joden, die hij tol afval had verleid, dom- Hem in
gevaar /.i-- gebragt, bereidde Hem den dood. Maar !
Jezus, die aan geen ligchamelijk lijden onderworpen
kon worden, misleidde hem. Hij, die voor dood ge- :
houden werd, loewel llij boven alle lijden verheven
was, kwam oj (\\f\\\\ derden dag weder in volle levens-
kracht lenig, e.i vertoondezieh, nadat llij het aardsche
schijnligchaain had afgelegd, aan Salauaël in zijne
ware heiuclsche gedaante. Deze nioesl toen zijncover-
magt erkennen, werd doof Hem van zijne Goddelijke
magl beroofd, en bleef, nadat hij den naam ../.\'"
moeten afleggen, alleen Satan. Christus werd daarna
ter reglcrhaud Gods verheven, om de tweede na Hem
te zijn, en de plaats van den vernederden Satauaël te
vervullen. N; ai uu Christus de aarde heeft verlaten
en (en hemel i.< opgeklointnen, heeft God eene tweede
niagt, dcnHeiligeu Geest, van Zich laten uitgaan, en
deze vervan t nu, door zijnen invloed op iedere zie!
in het bijzonder en de gemeente der geloovigen in hei
algemeen, de plaats van den ten heniel gevaren Chris-
tus. ■— Het was gewis niet zonder beteekenis, dat de
Bogomilen den Heiligen (Jeesl afbeeldden iudege-
daante van ecu baardeloozen jongeling, maar aldus
stelden zij hem ongetwijfeld voor als een zinnebeeld
van zijne alle verjongende kracht. Als hel laalslc
doel van alles, namen zij aan, dat God, nadat (\'lirisl us
en èe Heilige (Jeesl hou geheelc werk zullen volbragl
hebbeu, en alle gevolgen van den eersten afval weg-
genomen, en de verloste zielen tol hunne bestemming
zullen gekomen zijn, alsdan die beide van Item uitgc-
vloeidc niagteu weder in zich terugtrekken, en alles
weder lot de oorspronkelijke eenheid brengen /ai."
De Hogomilen verwierpen den waterdoop, daar zij
meenden, dat de eenigc Christelijke doop eeudoop met
den Geesl was, die slechts door aanroeping van den
Heiligen (leest en hel opleggende!\'handen inedcge-
dceld kon worden, llij, die op deze wijze gedoopt zou
-ocr page 411-
393
BOK.TE-YEREEIUNG — r.< )XZEX.
geen voorbeeld van een dusdanig gebruik hebben
kunnen aanhalen. Dr. Cudworth zegt echter, dal in
een ouden Caraïetischcncomincntairopdcn Pcntateii-
chus vermeld wordt, dat het een gebruik was van de
.inde Heidenen, als zij al hunne vruchten ingezameld
haddeu, om een hokje te nemen en hel te koken iu de
melk zijner moeder, eu met die nieik op (ene magische
wijze hunne boonieu, velden, tuinen eu boomgaarden
te bespreugen, in do gedachte dat zij door dit middel
vruchtbaar zouden worden, en het volgende jaarover-
vloedigcr vruchten zouden opleveren. Horatiusschijnt
op eene gewoonte van dezen aard te zinspelen. Abar-
b.niel spreekt ook van een dergelijk gebruik, dat zelfs
in zijn tijd in cenige gedeelten van Spanje bestond.
Spencer vermeldt eene dergelijke plegtighcid als in
gebruik ouder de Sabijnen. Bloedige otters van hanen
en bokjes worden gewoonlijk aan den Hiudocscheu
God lisclmoe geofferd.
•BONOSIË11S, eene Christen-seote der vierde eeuw,
aan wier hoofd Bouosns, een bisschop waarschijnlijk
van Sardica in lliyrie, stond. Zij werden beschuldigd
van te beweren, dat Maria, de moeder onzes Hecrcn,
niet altijd cenc maagd bleef, maar na de geboorte van
Jezus verscheidene andere kinderen ter wereld bragt.
liet is echter zeer twijfelachtig, of Bonosus en zijne
volgelingen beweerden, wat hun somtijds te laste ge-
legd is, dat Christus niets anders dan ecu inensch, en
slechts door aanneming de Zoon van God was. Toch
waren er in de vijfde eu de zesde eeuw ketters in
Frankrijk en Spanje, die den naam van Bonosicrs
droegen, en de leer der Drieëcuheid en der Godheid
van Christus verwierpen. Paus Gregorius zegt, dat de
kerk hun doop niet aannam, dewijl zij niet doopten in
den naam der drie Personen. Het concilie van Arles,
in 452 gehouden, beval echter in zijn zeventienden
canon, dat de Bonosicrs in de kerk zouden worden
opgenomen door de heilige zalving, de oplegging der
handen en eene belijdenis des gcloofs, daar het zeker
was, dat zij in iivn naam der Drieëcuheid doopten. De
Bonosicrs zijn somtijds verward met de Pjiotinia-
nkx (zie ald.).
BONZEN, priesters iu China, Tartarije enThibet.
Vroeger was een groot aantal dezer priesters aan elke
pagode verbonden, eu hoewel zij iu kloosters vroon-
den, hingen zij voor hun beslaan geheel en al van de
openbare liefdadigheid af. De laatste reizigers berig-
teu ons echter, dat de matige voorraad, dien zij door
bedelen verzamelen, volstrekt niet voor hun onderhoud
voldoende is. en daarom zijn zij verpligl om eenig
handwerk uit te oefenen. De meeste bonzen doen als
vouwde, toekende iemand, die door deu keizer achter
eene gordijn was geplaatst, het gebcclc gesprek op.
Toen er voldoende inlichtingen verkregen waren, om
de veroordeeling van den i.iets kwaads vermoedenden
monnikzekertcdoen zijn, werd de gordiju opgetrokken,
en daar si uid voor lieni cenc schaar van geestelijken,
die gereed waren 0111 een vonnis uil te spreken, dut
waarschijnlijk liet bestaan der aaustootelijkc sectczou
doen ophouden. Basilius weid dadelijk naar de gevan-
gcuis geleid, en vele Bogomilcn werden gevangen
genomen, alsook ccuigeu, die niet de secte ingeeu ver-
band stonden. Om de onschuldigen van de schuldigen
te scheiden, verzon de keizer hel volgende plan. Hij
liet al degenen, die gegrepen waren, epecue openbare
i plaats voor eene grootc vergadering verschijnen, in
hel inidden waarvan hij zich op een verheven troon
nederzette. Twee groote vuren werden er ontstoken,
en aan de zijde van het eene werd een kruis geplaatst,
maar niet aan de zijde van hei andere. De keizer ver-
klaarde uu, dal allen ter dood gebragt moesten worden,
en dat zij, die als geloovigen weusehten te sterven,
hunne hulde aan het kruis moesten bewijzen. Zij, die
dit hevel gehoorzaamden, werden met ei ne eenvoudige
wnuauiug weggezonden, terwijl zij, die weigerden aan
liet kruis hulde te doen, tot cenc levenslange gevan-
geuschap veroordeeld werden. Alleen Basilius kwam
in 111 \'.l op den brandstapel om. De dood huushoofds
verhinderde uiel, dat de Uogoinilenhunnemeeningeu
ijverig voortplantten; zij verspreidden zich snel over
liet gehcelc Griekschc rijk. De geschriften van een
vereerden monnik, CoiistantiusChrysoinalos genaamd,
bragten niet weinig tot, de verbreiding dezer leerstel-
lingen bij. Echter .sprak eerst na zijn dood eene
synode, in 1110 te Coustautinopel gehouden, de ver-
oordeeling over hem en zijne volgelingen uit. Ju
11 !.\'5 werden twee Cappadociscbe bisschoppen, Cle-
ineus en Leontius, als I! igoinilen ihiur eene synode
te Coustautiuopel afgezet, eu omstreeks dien tijd eu
om die zelfde reden werd Niplion, een monnik, tot
gevangenschap veroordeeld. In hunne leer eu hunne
tegenkanting legen de heerschende kerk geleken de
Bogomilen veel op de Cathari en de Paulicianen.
BOKJE-YEltEERING. In Exod. XXIII: 19 en
XXX.LV : 20, en in Dcut. XIV : 21 vinden wij het
volgende gebod: ,,(!ij zult liet lijkje niet koken in de
melk zijner moeder." Men heeti verondersteld, dat
dit voorschrift ten doel had, om de Hebreen te;;en ecu
afgodisch of bijgeloovig gebruik van de omliggende.
Ilcideuscuc vollen te behoeden. Mei deze uitlegging
\'\' stemmen cenige Joodschc verklaarders in, hoewel zij
-ocr page 412-
304
BONZEN.
schoolmeesters dienst, en zij, die niet in staat zijn om
onderwijs te geven, zwerven rond en bedelen van deur
tot deur. Huc berigfc ons in zijn L\'Empirc chinois,
dat zij dagelijks in aantal afnemen. De wijze, waarop
zij hunne gelederen aanvullen, is zonderling. De
bonze, die aan eene pagode verbonden is, koopt voor
eene kleine som ecu der kinderen van arme ouders.
Hij scheert het hoofd van den knaap, en stelt hein aan \'
als zijn leerling, of liever als zijn bediende. Het arme ■
kind bedient zijn meester bij alle gelegenheden, en
wordt eindelijk gewoon aan liet leven van een bonze. I
Mei der rijd volgt hij zijn meester op, en zoo wordt !
liet geslacht der bonzen voortgeplant. Vroeger oefcu-
deu deze priesters een nmgtigen invloed uit over het
volk, maar dit is nu niet meer liet geval, daar hun
gezag en hunne belangrijkheid geheel en al hebbeu
opgehouden.
Een groot klooster, waarin de bonzen woonden, was
gewoonlijka:me!kep;ig).|ev.Tb):i.len. Deze kloosters,
eens zoo beroemd, z ju uu b jna gcnccl vcriaten. Huc
geeft liet verhaal van een bezoek, dat hij aan ecue
der beroemdste dczcrpricsterlijke woningen, die welke
op het eiland Fou-tou gelegen is, bragt. .Meer dan
vijftig kloosters, zegt hij, zijn over de zijden der bergen
en in de valleijeu van dit sehoone eu schilderachtige
eiland verspreid. Die grootc kloosters, die eens vol
waren met bonzen, zijn echter nu, zooals deze reiziger
ons berigt, bijna geheel overgelaten aan heirlegcrs
van ratten en aan grootc spinnen, die rustii: hunne
webben in de verlaten cellen weven. Over elk der
kloosters is een voogd aangesteld, die echter eerder
een administrateur van tijdelijke goederen is dan ecu
heerseher, aan wien al de andere bonzen, die daar
wonen, vcrpligl zijn gehoorzaamheid tebetoonen. Zij
zijn gewoonlijk niet alleen door de tonsuur, maar ook
door een rozekraus, dien zij om den hals dragen, en
die uit honderd koralen beslaat, van de leeken onder-
scheiden; bovendien is aan het einde van hunnen stal\'
een houten vogel. Hoewel zij zelve zeer arm zijn, zegt
men toch, dat zij gewoonlijk liefdadig jegens andereu
zijn. Zij verzamelen het volk voor de eeredieust door
het klingelen van bijzondere schellen, en dikwijls ook
door het blazen op trompetten. Als iemand een bonze
worden wil, behoeft hij slechts zijn hoofd kaal te
scheren, en een gewaad met lange eu wijde mouwen
aan te trekken, en als bij van zijn ambt afstand wil
doen, behoeft hij slechts van kleederen te veranderen
en zijn haar te laten grocijen.
In China worden ook, vooral in de zuidelijke pro-
Vinciëu, vele kloosters voor vrouwelijke bonzen gc-
vonden. De kleederdragtdezerbouzen verschilt weinig
van die der mannelijke; haar hoofd is geheel kaal
geschoren. Zij zijn niet tot hare kloosters beperkt,
maar wandelen dikwijls op de openbare wegen.
BOOM-VEH KERING. Weinige soorten van ver-
eering zijn meer algemeen geweest dan de vereering
van booinen. Zij, die. bekend zijn niet de tabelleer
der Grieken en Romeinen, weten, dat nagenoeg elke
godheid een bijzonderen boom had, dien hij bijzonder
beschermde, en dat nagenoeg elke boom aan een
bijzondcren god gewijd was. Zoo was de eik aan
Jupiter, de laurier aan Apollo opgedragen. De oude
bewoners van Kanaan schijnen een hoogen eerbied
gehad te hebben voor de heilige büsschen, waarin
zij gewoon waren hunne eeredieust te verrigten, daar-
om kregen de Israëlieten van Jehovah bevel om ze
te vernietigen. Vele uitdrukkingen uit de Schriften
kunnen aangevoerd worden ointe bewijzen, dat deze
bosschen ecu strik waren voor het door Uod verkozen
v dk. D.\' bewoners van Syrië, Samos, Athene, Dodona,
Arcadie, Gjrmauië en andere plaatsen hadden hunne
altaren in de bosschcu, en de reusachtige palmboom
op het eiland DjIos was, zooals geloofd werd, het
geliefkoosde voortbrengsel van de godin Latona.
Onder de oude Scaudiiiaviërs werd een tempel soin-
tijds Huff, ecu baschje. genoemd. Men zegt, dat er
onder de uoorderlijke Eiuucn nog heilige booinen
bestaan. Booinen werden ook door de oude Hessen
en Friezen vereerd. Een zeer grootc eik, de eik van
Thor gcheeten, werd op bevel van Bouifacius, den
apostel der Duilsehers, omvergchonwen. Bij de oude
Pruissen was de grond, waarop de eik en de lindeboom
stonden, heilige grond. Onder den eik verrigtteu de
oude Druïden hunne heiligste plegtighedcn; zij aan-
baden het < )pncrwezen, dat zij iËsUSt zie ald.) noemden,
onder de gedaante van zulk een boom. De eik was
ook aan Baiil, den voornaamsten god van de oude
(lostersche natiën, gewijd. I >it bijgeloof strekte zich
van het Oosten naar het Westen uit, daar de eik op
alle plaatsen als een heilige boom werd aangemerkt,
meer voornamelijk nog onder de Galliërs, van wie
Maximus Tyrius zegt, dat zij Jupiter aanbaden onder
een grooten eik en zonder cenig standbeeld. Als een
voorbeeld van ;ic vereering, waarin bonnen somtijds
gehouden zijn, wijzen wij op de voorname plaats, die
de Ygcdrasil (zie ald.) of\'heilige csch in de Scan-
dinavischc mythologie inneemt. In de Boeddhistische
godsdienst wordt de Bo-Koou (zie ald.) vereerd als
de boom, waaronder Gótama Boeddha het hoogste
Boeddhaschap ontving. Gelijk de bo-boom aan Gótama
-ocr page 413-
BOR —BORSTLAP.
3Ü5
zoo was ook de banaanboom aan zijn voorganger
gewijd. De Parsen in Ilindostau aanbidden ook,
onder tallooze andere voorwerpen, boonieu, boom-
stammen, liooge takken en vruchten.
BOR, de vader der drie Scandinavische goden,
üdiu, Vili en Ve. Zijne vrouw was ceuc Jotcn of
reuzin, wier naam was Besla, de dochter van fiölthoru.
Volgens de oude Scandiuavicrs waren de scheppers
vau bet eerste paar meuschen allen zonen van Por;
de oudste, Odiu, gaf den man en de vrouw het leven
en cene ziel; de tweede, Vili, beweging en kennis; de
derde, Ve, spraak, schoonheid, gezigt en gehoor, en
bovendien kleedercn. J)e wijze van ile schepping der
menscheu was, volgens dit stelsel, zeer bijzonder.
Eens toen de zonen van Bör, of de goden, aan liet
strand cene wandeling deden, vonden zij twee stukken
hout oj) het water drijven, die zij opnamen om daaruit
een man en cene vrouw te maken.
BORÜJ of, met liet lidwoord er voor, Alisokdj, de
mythische wercldbcrg der oude Perzen. Uit dezen
berg, in Pcrzië gelegen, nam alle wereldseh bestaan
zijn oorsprong, en sprongen de sterren in hare loop-
banen. Kosmononiisch beschouwd is bij het zinue-
becld der schepping, en maakt hij de verbinding uit
tusschen deze en het Oneindige Opperwezen. De
Perzen geloofden, dat de Bordj het middelpunt
der wereld en de berg der bergen was; dat hij veel
hooger was dan de hoogste gedeelten der aarde; en
dat hij, boven de wolkeu uitstekende, den fijnen ether
des hemels bereikte. Van den Bordj zijn profeten en
wetgevers nedergedaald, die aan de meuschen de strn-
len van een zuiverder licht mededeelden, en hun de
hoop op cene betere toekomst openden. Om kort te
gaan, hij was bet bevruchtende zaad en bet magtige
middelpunt vau de godsdienstige lecrstelliugen en
liturgische plegtigbeden der oude Perzen.
BORKAS, de noordewiud, die, zooals de oude
Grieken geloofden, in een hol van den berg Ilicmus
in Thraeië woonde. In den Perzischen oorlog gcvoel-
dcu de Athencrs hunne verpligtiugen aan Borcas,
omdat hij de schepen des vijauds vernielde. Zij stelden
derhalve een feest te zijner ecre in, dat den uaarn
kreeg van Boreasmus. Ook de inwoners van Mcgalo-
polis vierden jaarlijks ter eere vau Boreas feest, om
den bijstand te gedenken, dien zij in hunne oorlogen
met de Spartanen van hem ontvingen.
BOREELISTEN, ceuc secte in Nederland tegen
het midden der zeventiende eeuw ontstaan. De Bor-
relistcn waren leerlingen van Adam Boreel, een llol-
laudschc predikant, die in het Latijn, Griekscb en
Bebreeuwsch zeer ervaren was. Zijn broeder was
Ilollandsch afgezant aan liet hof van Lodewijk XIV.
De Boreelisten waren in gevoelens eenigzins verwant
aan de Doopsgezinden, hoewel zij een afzonderlijk
ligehaani uitmaakten. Zij waren bekend om hunne
streng godsdienstige levenswijze. Zij meenden, dat,
dewijl de godsdienst van een geestelijken aard was,
alle uiterlijke gebruiken noodeloos, en zelfs onbe-
staaubaar waren met eene ware ccredieust. Zij bcweer-
den ook, dat het Woord Gods gelezen moet worden
zonder eenige commentariéu, er. datallcmeuschelijkc
uitleggingen de zuiverheid vau bet geïnspireerde boek
slechts bedierven. In vele opzigteu geleek deze sectc
op de Engclsche Kwakers.
BORSTLAP, een der ambtskleedereu van deu
Joodschen h logepriester in oude tijden. Ilct heette
borstlap des gerigts, waarschijnlijk omdat liet gedra-
gen werd bij die plegtige gelegenheden, wanneer de
hoogepriester in het heilige der heiligen ging, om
(iod te raadplegen aangaande de regiszaken, die te
moeijelijk waren voor de mindere regters, en betrek-
king hadden op de meer gewigtige burgerlijke en
godsdienstige belangen der natie. De borstlap was
gemaakt vau dezelfde rijke stof als de Ephod (zie ald.),
hij was cene span lang en cene span breed, derhalve
vierkant, en verdubbeld of gevoerd. Aan de vier hoe-
ken van den borst lap bevonden zich vier gouden ringen,
om dezeu aan den ephod vast te hechten. De beide
bovenste ringen werden aan twee gouden ketentjes
vau gedraaid werk gehangen, die met hun ander einde
boven aan het iuvatsel der beide schouderstecneu be-
vcstigd waren, zoodat de borstlap eigenlijk van de
schouders afhing en gedragen werd. Aan de beide
onderste ringen hingen heinelsblaauwc draden, die
naar beneden liepen en aau twee andere ringen van
den ephod gehecht wareu, zoodat elke beweging of
schudding voorkomen werd.
De borstlap was bezet met twaalf edelstccnen in
vier rijen, drie op elke rij. De eerste rij bestond uit
een sardis, een topaas en ecu karbonkel; de tweede
rij was zameugcsteld uit ecu smaragd, een saffier en
een diamant, de derde rij bevatte een hiacint, ecu
agaat en een ametist. Door middel van deze stcenen
werd God geraadpleegd, en werden antwoorden out-
vangen. Onder den tweeden tempel werd er een
borstlap gemaakt, er werden er steencu in gezet, doch
deze werden nooit gebezigd om den wil vau God te
vernemen. Op eiken steen werd de naam vau een der
zonen van Jakob gegraveerd. De hoogepriester mogt
de heilige plaats niet binnentreden, als hij uiet met
-ocr page 414-
BOSCH-VEREERING — BOURIGNONISTEN.
3\'JÜ
deu heiligen borstlap bekleed was, behalve op den
grooten verzoendag, wanneer hij niet zijne priester-
kleedcrcn droeg, maar een kleed van wil linnen.
üc steenen van den borstlap werden, zooals wij
[ reeds zeiden, als medium gebruikt voor de mondc-
linge antwoorden, die de hoogepriester van Jehovab
kreeg, wanneer bij Hem raadpleegde leu behoeve van
liet Joodsche volk. Ecuige schrijvers, en onder deze
Josepbus en 1\'hilo, veronderstellen, dat zij endcUitiM
en TllUMMlM (zie ald.) hetzelfde zijn; andere, dat zij
scheel en al van deze verschilden. Sir Gardner AVi 1 -
kinsou spreekt iu zijn werk over de zeden en gewoon-
teu der oude Egyptenaren van een borst sieraad, dat
door de Egyptische regters gedragen werd, en juist
met den borstlap der Joodsche priesters schijnt ovcr-
! een te komen. „Wanneer," zegt hij, „eene zaak voor
het gerigt gebragt werd, was het voor deu aartsprics-
ter de gewoonte, om een gouden ketting om zijn hals
te hangen, waaraan een klein beeldje der waarheid
hing, dat met kostbare steenen opgesierd was. Dit
was in werkelijkheid eene voorstelling van de godin,
die aangebeden werd onder het dubbele karakter van
waarheid en r/eregtigheid, en wier naam Tlimei de oor-
sprong schijnt geweest te zijn van het Ilebreeuwscbe
Thttmmim, een woord dat, volgens de Septuaginta,
waarheid helcekcnt, en iu zijn meervoudigen uitgang
eene verdere overeenkomst heeft. En wat hel des te
opmerkelijker maakt, is, dat de hoogepriester der
Joden, die vóór de verkiezing eens konings ook de
regier der natie was, alleen geregligd was om dit
eerefcoken te dragen, en de Thummiiu der Hebreen
was, gelijk bet Egyptische beeldje, als met edelstee-
nen bezaaid." Zie Hoogepriester.
BOSCH-VEREERING. In een zeer vroegen tijd,
zelfs iu de aartsvaderlijke eeuwen, vinden wij bosschen
iu verband niet de Goddelijke ccredienst vermeld. Zoo
lezen wij in Gen. XK[: Ö.\'5: „En hij (Abraham)plantte
j een boseh iu Ber-Séba, en riep aldaar den naam des
llceren, des eeuwigen Gods aan." Verschillende mee-
iiingen zijn ei\'over den oorsprong van heilige bosschen
gekoesterd. Eenigcn hebben verondersteld, dal zulke
plaatsen uitgekozen werden, omdat zij voor den aau-
bidder de aangenaamste waren, en op deze reden schijnt
de profeet Hosea te doelen, als hij zegt (Hos. 1\\ : 13):
„Op de hoogt en (lerbergeuoflcreuzij, en op de heuvelen
rooken zij, onder eenen eik en populieren ijpenboom,
omdat derzelver schaduw goed is; daarom hoereren
j uwc dochtcren, en uwc bruiden bedrijven overspel."
„Wij bewijzen eene soort van hulde," zegt J\'linius,
„aan de stilte der plaats;" en Seneea merkt tot
hetzelfde einde aan: „T)e groote hoogte der booinen,
de afzondering der plaats en de ontzag inboezemende
schaduw dienen om het geloof in de Godheden te
bevestigen." Strabo zegt, dut het zoo algemeen was
om tempels en altaren in bosschen op te rieten, dat
alle heilige plaatsen, zelfs die, waar goene boomen te
zien waren, bosschen genoemd werden. Inliet vervolg
van tijd werden deze bosschen bet tooneel van de
goddeloosstc en verfocijelijkstc plegtigheden. Zoo
i geheel en al werden zij eindelijk met de afgoderij
| verbonden, dat deu Israëlieten door God bevolen werd,
om hunne bosschen neder Ie houwen en met ruurte
verbranden, en al hunne hooge plaatsen weg te maken.
Men heeft ook aangevoerd., dat heilige bosschen met
de aanbidding van duivelen ontstonden. Daar nu de
heilige bosschen aanhoudend voorzien werden van
liedden van helden \\^ goden, die er in aangebeden
werden, werden eindelijk ecu boseh enccnafgodsbceld
:ils bijna gelijkluidende w irdcn aangemerkt. Zoo
lezen wij in i. Kun. XXIII: C: „Hij bragt ook bet j
boseh uil het huis des Ilcereu weg, buiten Jeruzalem
iot dit beek Kidro.t, en verbrandde het aan de beek
tvidron, en vergruisde hei tot stuf; en hij wierp het
stof daarvan op de, graven der kinderen des volks." (*)
liet gebruik van zulke bosschen was dan ook deu
\', Israëliet.mi streng verboden (Deuf. XVI : ;>l, -22):
„Gij zult u geen boseh planten van cenig geboomte, !
bij bel altaar des [Iecron, uws Gods, dat gij u maken j
zult. (lok zuil gij ii geen opgerigl beeld stellen, hetwelk i
ile Ileerc, uw God, haat."
BOURIGNI INKTEN, do volgelingen van Antoi-
nette Bouriguon de la Ponte, die in 1010 te Itijssel
het levenslicht aanschouwde. Reeds vroeg kenmerkte
zij zich door eene sterke verbeeldingskracht, eene
, levendige geaardheid vol geestdrift en een warmen j
geestvan vroomheid. Door hare natuurlijke jrcaard-
beid en de bijzondere hoedanigheden van hare gecste-
; lijkc gesteldheid was zij derhalve volkomen geschikt,
om de leerstellingen der Mystieken aan te nemen en
in bunnen geest in te dringen. Zij meende, dat zij door
God geïnspireerd was, en dat Hij baar bestemd had
i voor het belangrijke werk om deu geest des Cliristen-
doms weder in het leven te roepen, die, zooals zij zeide,
uitgedoofd was door de theologische twisten, welke
zoo lang de verschillende kerken hadden beroerd.
! \' "
(*) Iu den Stnten-bijbel zijn de woorden beeld van hel
in (lezen tekst ingelascbt, zoodat wij daar lezen: „llij
bragt nok bet beeld van het boscb uit liet huis des llceren
weg, en/.
-ocr page 415-
BOURIGXOXISTEN.
397
Antoinette Bourignon had gecne begeerte om eene
scete Ie stichten, daar zij geloofde, dat de verschei-
deuheid van scctencenc der grootste kwalen was, die
de Christelijke kerk was overkomen. Roomsch-Catho-
lickcn en Protestanten waren in haar oog in deze zaak
evenzeer te laken. Zij kantte zich even ster!-; tegcu
heiden aan, en wenschte zich met, cenigc anderen van
de wereld af te zonderen en door gecne gelofte
gebonden en door gecne bijzondere klceding onder-
schciden, zich over te geven aan een leven van kalme
overdenking en gebed. De faam van haarasectisinusen
haar vroom leven verspreidde zieh spoedig, en velen
wendden ziek tot haar als hunne geestelijke gelei ds\' er.
Zij geloofde, dat zij het groote voorredt genoot van de
ware geestelijke bcteekcuis der Schriften Ie weten, en
dat hel hare bijzondere roeping was, om de kerk tot
de geestelijke ceredienstterugtcbrcngcu. liet gelukte
haar verscheidene Christenen in Holland, Dnitschland,
Frankrijk, Zwitscrlaud e:i Engeland, en onder ben
personen van aanzien, I \' een meer crustigen gces
van vroomheid op te wekken, ,üe wel ia waar niet
dweeperij vermengd was, maar ; .ch niet weinig waar
( hristelijk leven inhield. Swaiiimerdam, de beroemde
uatuuronderzocker, Mas hare mecningen toegedaan.
Antoinette Bouriguon verspreidde hare bijzondere
inzigten niet alleen door hare gesprekken, maar ook
door hare ge schriften, die achttien buckdceleu uil ma-
ken. De belangrijkste harer voortbrengselen, en die
welke het meest gewaardeerd worden, zijn: Licht in
de Duisternis, De Getuigenis der Waarheid eu De
Hernieuwing van den Gcesl les Evangelies. De vij-
andigc houding, die zij tegenover de verschil] \'ude
kerken aannam, verwekte haar eene sterke ven ulging,
die haar door geheel Slecswijk en Holstcin van de
eene schuilplaats naar de andere dreef. Eindelijk stierf
zij in LOSO te Amsterdam, verarmd en verlaten, ver-
borgen in eene ellendige woning. Hare meeningen
overleefden haar echter lang, en de Quiëtistisehc eu
Mystieke vroomheid, die zij iuscherpte, beef! zelfs in
onzen tijd nog vele bewonderaars. De hoofdinhoud
van haar stelsel is, dal de godsdienst in innerlijke
aandoening eu innerlijk gevoel beslaat, on niet in keu-
nis of gebruiken.
De voornaamste verdediger der Honrignonsclic be-
ginselcn was Petrus Poirct, een Calvinistisch predi-
kant, die zijn ambt vaarwel zcidc, eu zich wijdde aan
de ontwikkeling, door de pers, van de mystieke godge-
leerdheid, die hij omhelsd had. Hij gal\'een stelsel van
godgeleerdheid in hel licht, waarin hij als grondslag
aanneemt, dat het verstand des menschen, voor God
gemaakt zijnde, in zekere mate oneindig is, zoodat het
eindelooze handelingen kan verrigten, dat is, zich
verheffen tot de beschouwing van God als ondoor-
groudelijk en oneindig. Poirct scherpt daarom een
lijdelijk onbepaald geloof in; hij leert, dat wij het
verstand aan God moeten onderwerpen, en ons aan
i Zijne leering moeten overgeven, eu op deze wijze cr-
l kennen wij, volgens zijne mcening, dat „Godeindeloos
en ondoorgrondelijk is; dat Hij een Licht, eene Gocd-
heid, eene Wijsheid, eene Magt, eene Regtvaardig-
heid, kortom een Wezen is, boven alle bevatting en
gedachte." Dus moet, volgens de beginselen van dit
i stelsel, het verstand in alle godsdienstzaken geheel en
1 al werkeloos zijn, en wordt de mensen tol een lijdelijk
■ werktuig, zonder handeling en z inder vcrautwoorde-
lijkhcid, gemaakt. Poirct tracht natuurlijk de tegen-
werpingen te wederleggen, die moeten ontstaan, als
de zaken in dit licht beschouwd worden. Hij zegt: —
.,1L I kp.n zijn, dat men tegen hetgeen gezegd isaau-
.....\'e, dat deze tweede toestand, hier van het verstand
i (dit, dal door het Geloof meent verlicht te zijn,
een slaat van luiheid, verloren tijd is, en dal. liet een
ongerijmd iels is om geen gebruik te maken van het
verstand eu de vermogens, die God ons heeft geschon-
keu, en om zelfs niet te trachten in onze gemoederen
roede on heldere gedachten op te wekken. Hier zijn
verscheidene dingen tezamen verbonden, eu de meeste
laarvan vreemd aan het doel. Want uu handel ik niet
vci de middelen, waardoor men geleid, of liever als
het v. u-e gebragt kan worden naar den drempel des
geloofs, als ik dal eens zeggen mag; eu ook niet over
dat onvolmaakte eu beginnende geloof, dat door mij
\'iet werkende genoemd is. Ik zeg nu ook niet, dat, als
men verlicht is door het licht Gods, men zijn geest niet
noct riglcn op de beschouwing der lichten door God
voorgehouden; maar wal ik zeg is dit: Ik veronderstel,
dat iemand reeds een straal van het Goddelijke licht
gehad heeft door den roep der voorkomende genade,
eu dat hij daarmede ijverig heeft medegewerkt door
zijn verstand er op te keeren, met bijzondere begeerte
voor deze of gene lichten; en bovendien dal hij, om
zieh daarin Ie bevestigen, in zijne rede en zijne mindere
vermogens heeft afgeleid begrippen, verstandelijke
beschouwingen, beidden, woorden eu andere bijzou-
I dere oefeningen, waarin hij lang genoeg geoefend is,
om tot den staal: van zuiver en volkomen Goddelijk
geloof te kunnen opklimmen. Bij die veronderstelling
is de vraag, of iemand, wiens geloof tot nog toe zwak
geweest is, eu bij wien het weinige licht, dat hij gehad
heeft, bewolkt en vermengd was met groote duisternis,
-ocr page 416-
BOURIGNONISTEN.
39S
maar die elkander opvolgen, daar elke toestand beur-
telings, na zeer groote tijdruimten, aangenomen wordt.
Aangaande deze twee achtervolgende toestanden nc-
men wij het volgende over:
„De oorspronkelijke en eigenlijke toestand van hot
wezen van Brahrn is die, waarin hij geheel zonder
hoedanigheden of eigenschappen bestaat. Als hij zoo
bestaat, is er geen zigtbaar, uitwendig heelal. Hij
wordt dan met nadruk nu eenige genoemd, zonder
een tweede. Niet slechts eenig, wat zijn geslacht
aangaat, als z\'jndo werkelijk in het bezit van eene
goddelijke natuur; niet slechts eenig in persoon, als
zijnde eenvoudig, onzaniengesteld, en daarom zonder
doelen; niet slechts eenig in getal, als zijnde de eenige
werkelijk bestaande godheid. Neen, hij is eenvoudig,
volstrekt en door de noodzakelijkheid der natuur
eenig; en niet alleen dat, maar hij is eenig in dien
zin, dat hij zelfs de mogelijkheid van het bestaan van
een anderen god uitsluit. In zoo verre zouden Chris-
tenen de bepaling van de Goddelijke eenheid kuunen
beamen. Zij is, ia woorden, juist de bepaling, die de
bijbel geeft van den eenig levenden en waarachtigen
God. Maar de Hindoe gaat een stap verder. Hij
meent, dat als Brahm iu zijn eigenlijken en eigenaar-
digen toestand bestaat, hij eenig is; niet slechts in
dien zin, dat hij andere goden uitsluit, maar ook in
dien zin, dat, hij de mogelijkheid van het beslaan van
eenig ander wezen uitsluit. Hij is derhalve nieteeniif,
maar r/e eeltige, het eenige werkelijke bestaan iu het
heelal, meer zelfs, het eenig mogelijke werkelijke
bestaan, hetzij geschapen of ongeschapen. Zijne
eenighcid is zoo volkomen, dat zij niet alleen de
mogelijkheid van een anderen God, van denzelfden
rang of ondergeschikt, uitsluit, maar ook de moge-
lijkhcid van het bestaan van een ander wezen, men-
schelijk of engelachtig, stoffelijk of onstoffelijk.
De Hindoesche godgeleerde houdt ook zelfs hier
niet stil. Zijn Brahm bestaat, zooals reeds gezegd
is, zonder hoedanigheden of eigenschappen. Wat,
letterlijk en volstrekt, zonder hoedanigheden of eigen-
schappen? Ja, letterlijk en volslrekt. Het bezit van
hoedanigheden of eigenschappen duidt ïncnigvuldig-
hcid en verscheidenheid van den oenen of anderen
aard aan. Maar de eenheid van Brahm is zoo volkomen
zuiver, zoo in werkelijkheid eene éénheid, dat zij
menigvuldigheid of verscheidenheid van welken aard
ook moet uitsluiten. Gevolgelijk wordt hij voorgesteld
als bestaande zonder verstand, zonder oordeel, zelfs
zonder het bewustzijn van zijn eigen bestaan! Zeker-
lijk, dit is de ware bovenzinnelijke ecuheid.
vcoroordeclcn en dwalingen, en die van voornemen
is om dn beginselen van het licht, die hij heeft, van de
voorzegde mengeling te zuiveren, en dit Goddelijke
licht in zijne zuiverheiden vollediger wenschtte zien, —
of die iemand, zeg ik, tot dit doelde werkzaamheid
van zijn verstand, van zijne overdenkingen, nagcdach-
ten cu redeneringen moet gebruiken; of anders, of hij,
met terzijdezetting van dit alles, zijn verstand in
ledigheid e:t stilte aan den Zoon van God, de Zou der
Regt vaardigheid cu het Ware Licht der zielen, moet,
aanbieden? Eu dit laatste is het, wat wij beweren, en
waartegen de aangevoerde tegeuwerpiugeu van gecuc
kracht zijn."
Na den dood van Antoinette Bourignou gingen de
bijzondere leerstellingen van het mysticisintis, dat zij
en haar medehelper Poiretzoo ijverig geleerd hadden,
voort met op het einde der zeventiende en in het
begin der achttiende eeuw, vele aanhangers tot zich te
trekken. Benige dezer sloten zich in de eenzaamheid
op, en wijdde:; al hun tijd en hunne gedachten aangods-
dienstoi feilingen; andere weigerden om gemeenschap
Ie lubben met eene Christelijke vcreeuiging van wei-
kon aard ook; zij deden daarom afstand van olie:
openbare eercdienst, cu hielden zich alleen met afzou-
derlijkc bezig. Piëtistische en mystieke schrijvers
werden ijverig gelezen. Thomas a Kempis, Madame
Gityon, Arudt en Spencr, en vooral de omvangrijke
weiken van Antoinette Bourignon wekten bij vele
Christenen een smaak op voor een afgetrokken spiri-
tualismus, dat al zijne aandacht verkwistte op iuner-
lijkc aanschouwingen en gevoelens, en de werkzame
pligten van het uitwendige Christelijke leven bijna
geheel verwaarloosde. Zie Mystieken.
Bll.UIM, de benaming bij de Hindoes van den
hoogstcn, eeuwigen geest, beschouwd in zijne eigene,
ongeschapene, onpersoonlijke natuur. Dit Opperwe-
zen, als ongeopenbaard beschouwd, is bekend onder
verschillende namen, zooals Brahrn, Parabrahma,
Parafma, Ram of Bhagavat. Het wordt voorgesteld
als zonder begin en zonder einde, eeuwig; als dat wat
onveranderlijk is en blijven moet; als zonder afmetin-
gen, eindeloos; als zonder deelcn, onstoffelijk, onzigt-
baar; als almagtig, alwetend, alomtegenwoordig; als
genietende onvergankelijk geluk. En toch wordt, met-
tegenstaande deze beschrijving, dikwijls van Bralnu
gezegd, dat hij zonder hoedanigheden of eigenschap-
pen is. De twee voorstellingen schijnen elkander te
weerspreken, doch zij worden door do Hindoes vcr-
klaard als toestanden, die niet gelijktijdig plaats
hebben, in welk gevalzij elkander zouden weerspreken,
-ocr page 417-
BRAHMA.
309
waarvan individueel bestaan ontstond. Uit den boezem
van Brahm kwam de Trimoerti of Urieécuhcid der
Hindoes, bestaande uit Brahnia, den Schepper, Visch-
noe, den onderhouder, eu Shiva of Siwa, den Verwoes-
ter der vormen, die door deze zelfde verwoesting den
terugkeer der wezens tot de eenheid en hunne terug-
treding in Brahm teweegbrengt. Den Hindoes wordt
geleerd, na\'ir de opneming in hel goddelijke wezen
of Brahm uit te zien als de grootste belooning, als de
cindelijke gelukzaligheid. Zie het volgende artikel.
Bit All MA, de Schepper, liet eerste lid der Jliu-
doesehe Triade of Trimoerti. Hij wordt voorgesteld
als eene goudkleurige gedaante, met vier hoofden en
vier armen. De o irsproug van Brahma wordt door
Ilin locscneschrijvers verschillend opgegeven. Benige
berigtcu ons, dat toeu Brahm tot beu us;/,!Ju en werk-
zaamheid ontwaakte, Bralima en de twee andere perso-
neu der Dricéenlieid uit zijn wezen ontsprongen. Andere
beweren, dat de schepping ontstond uit een druppel,
eene kiem, die op het water viel, eu een goudglanzig
ei werd, waaruit Bra\'nna, de Schepper, werd geboren.
De eerste pogingen van Bra\'nna bij het scheppen van
de gedaanten van levende wezens, waren talrijk en
verre van gelukkig. Op den ecuen tijd verrigtte hij
eene lange en moeijelijke reeks van streng vrome
godsdienstoefeningen, om hem instaat te stellen zijn
wensch ten uitvoer te brengen, doch te vergeefs; op
een anderen tijd zat hij, vol toorn en drift over zijne
herhaalde ongelukkig,\' pogingen, neder en weende, en
uit de tranen, die hij bij stroomen vergooi, ontstond,
als zijne eerstgeborenen, eene menigte van gcestcu
en kwelduiveltjes van zulk een walgelijk en vreeselijk
voorkomen, dal hij op liet punt was van in zwijm te
vallen. I )p den eenen t ijd kwamen, na diepe overden-
king, verschillende wezens voort, een uit zijn duim,
een tweede uit zijn adem, een derde uit zijn oor, een
vierde uil zijne zijde, en andere uit verschillende leden
| van zijn ligehaam; op den audcren tijd nam hij vcr-
\' scheideue vreemde hoedanigheden aan om zijn plan
; Ie volvoeren, of hij vermenigvuldigde zieh in de
gcdaautcu van verschillende schepselen, redelijke eu
onredelijke. Als uilslag van al zijne moeitevolle wer- ;
, kingen en pogingen kwam er uit Brahma, middellijk
, of onmiddellijk, een talloos bcir van levende wezens
voort, die de veertien werelden, welke het heelal uit-
j maken, bevolken.
Nadat hij de hemelen hoven en de werelden beneden
bevolkt had, nadat hij de aarde opgevuld had met alle
stilstaande eu beweegbare ligehamen, bestemd om.
door aardsche geesten bezet te worden, ontsprong uit
„Geen wonder derhalve, dat de Hindoe dikwijls
uitroept, dat zijn hoogste Brahm „niets\'\' is. In eiken
zin binnen het bereik van het menschelijkc verstand is
hij niets. Want de incest dos menschen kan zich geen
denkbeeld vormen van stof of geest, afgescheiden van
zijne eigenschappen of hoedanigheden. Laat Brahm
derhalve, voorgesteld worden als geheel ontdaan van
eigenschappen, en hij moet, voor de mcnschclijke
bevatting, werkelijk ais niets zijn, — niets dan cene
ontkenning, volslagencr dan daish-rnis, waarvan men
heeft aangemerkt, dat zij begiftigd is met de eigen-
schappen om op eiken tijd lieht toe te laten, oidanslille,
die de hoedanigheid heeft van geluid toe te laten, of
van ruim/e, die de eigenschap bezit van uitbreiding
toe te staan. Geen wonder derhalve, dat de Hindoe
met een bijzondcren nadruk bc.\'ijdt, dat zijn hoogste
Brahm ondoorgrondelijk is.
Zoo ontdaan van alle eigenschappen is Brahm ge-
heel en al werkeloos, en bestaat, hij in een tocstaud
van onafgebroken slaap en onverstoorde rust. Deze
diepe slaap duurt echter niet eeuwig. Na talloozc
eeuwen ontwaakt hij plotseling, en tot een bewustzijn
van zijn eigen bestaan komende, roept hij uit: „Brahm
bestaat" of „ik besta.\'\' Van dat oogenblik af begint
hij werkzame hoedanigheden en eigenschappen t.
vertoonen. Eene begeerte naar dualiteit komt op in
zijne ziel. Gehoorzaam aan deze begeerd\', biedt de
ideale vorm des heelals zich voor hein aan. llicroj
volgt cene handeling van den wil, die hel heelal tol
werkelijk bestaan roept. Dit gedaan zijnde, keert
Brahm tot zijn vroegeren toestand van rust terug, en
doet, hij afstand van al zijne werkzame hoedanigheden
en eigenschappen. Zoodanig is het denkbeeld van het
Opperwezen bij de Hindoes, één Brahm zonder een
tweede, gelijk hij gewoonlijk beschreven wordt.
Aan de vercering van den Hindoesehen Brahm is
geen tempel gewijd, ook wordt hem nooit eene enkele
handeling van aanbidding toegebragt. Dit. moge
vreemd schijnen, doch de reden, die door de bewonde-
raars van het liiudocïsnius voer het ontzeggen van
alle vcreeriug aan Brahm gegeven wordt, is, dat het
Opperwezen voor te .stellen door beelden, of hem te
vereeren door de instelling van heilige gebruiken, en
tempels voor hein op terigtcn, geheel en al oubcstaan-
baar moet zijn met elk denkbaar begrip van een alles
doorstroomenden, oustoffclijken, onligchamelijken
geest. In Brahm bestond oorspronkelijk Swada of de
gouden schoot, de vergaarplaats van al de typen der
dingcu, toeu hij Maya, stof of zinbedrog, de bron van
alle natuurverschijnselen, voortbragt, eu door middel
-ocr page 418-
BKAIIMA-LOKA — BRAHMANEN or BRAHMIiNEN.
100
de zelfstandigheid van zijn ligchaam het menschelijk
geslacht, dat oorspronkelijk uit vier klassen of kasten
bestond. Uit zij 11 mond kwamen de Brahmanen, uit
zijne armen de Kshattrya of militaire kaste, uit zijne
horst de Vaishya of kaste van voortbrengende kapita-
listcn, uil zijn voet de Soedra of kaste van handwerks-
licden. Volgens de Hiudocschc geschriften zal het
heelal even lang bestaan, als het leven van Brahma zal
duren, dat üicli, volgens de Hiudocschc rekening, over
ongeveer drie honderd billiocneu van onze jaren uit-
slrekt. Een dag van Hraliuia wordt ei nkalpagenoemd,
eu bestaat nit vier duizend drie honderd en twintig
milliocn zonuejaren. Aan het einde van elk kalpa
begint zijn nacht van rust, die even lang is als zijnd g.
Gedurende dezen langen nacht zijuzon, maaueusterreu
in duisternis gehuld. Wolkeu doen stroomen van regen
nederdalen, en de golven van den oceaan, door hevige
stormen bewogen, verrijzen tot eene verwonderlijke
hoogte. De zeven lagere wercldcu worden terstond
overstroomd, zoo ook de aarde, die wij bewonen, en
zelfs de twee werelden, die liet naast boven de aarde
zijn. In het midden van dezen geweldigen afgrond
steunt Brahma met geslotenoogcu op de slang Auanta
of eeuwigheid, en rust hij in gchcimzinnigcu slaap.
Gedurende den langen nacht van Brahma komen de
goddclooze bewoners der werelden geheel en al om.
Wanneer hij ontwaakt, verdwijnt oogeublikkclijk de
duisternis, en het heelal keert weder tot zijne oor-
spronkelijke orde en schoonheid. Eene gedeeltelijke
ontbinding der tien lagere wendden heeft er plaatsbij
liet einde van elk kalpa of dag vau .Brahma, en eene
dergelijke hernieuwing hij de opvolging vau eiken
nacht. En daar er zes en dertig duizend dagen en
hetzelfde aantal nachten iu zijn leven zijn, moeten er
zes en dertig duizend gedeeltelijke vernieuwingen of
ontbindingen van de grootste helft des heelals plaats
hebben, en even zoovele herstellingen of wederop-
bouwingen daarvan, gedurende het geheclc tijdperk
van zijn duur. Wanneer het leven van Brahma ten
einde isgekomen, zal er niet langer eene gedeeltelijke
ontbinding, maar eene algeheclc vernietiging zijn.
Deze wordt Mi/lm Pralaya, of grootc verniel iging van
het heelal niet alles wat het bevat, genoemd, wanneer
het geheel tot niet-bestaan zal tcruggebragt. worden,
of in het wezen van Brahma weder zal worden opgo-
ïiomen. Na dit groote ongeval outwaakf Brahma weder,
dicnahetontstaanvanhctheelalinslaapwasgcvalllen,
en die gedurende den gehcelen tijd van het beslaan er
vangerusl had, eneeneanderesclieppingvanhcl heidal
heeft er plaats, waarbij alle dingen als te voren weder
voortgebragl worden, eu Brahma, de Schepper, een
nieuw bestaan begint. Derhalve is er, volgens de
heilige hoeken der Hindoes, gedurende de verledene
eeuwigheid, mei tusschentijden vau onbegrijpelijke
lengte, eencbciirtelingschcopvolgingvan scheppingen
en vernietigingen des heelals geweest, en zal die opvol-
ging ook iu de toekomstige eeuwigheid plaats lubben,
terwijl elke schepping gedurende een leven van Brahma
aan houdt, dat zich over een tijdperk van driehonderd
billiocneu van onze jaren uitstrekt.
BRAUMA-LOKA, de hoogste der hemelsche we-
relileu, die, volgeus de Boeddhisten, zestien in getal
zijn. Zij is de woonplaats van die wezens, die in hunne
verschillende stadiën van bestaan ecu hoogeren graad
vau verdienste bereikt hebben.
BRAHMANEN ofBii ui mixen, in het Hiudocschc
stelsel de hoogste en edelste kaste, zij die het meest
op Brahma zelven gelijken en hunnen naam aan hem
outleeneu, omdat zij zijuczigtbarc vertegenwoordigers
in nicnschclijkc gedaante zijn. Zij zijn aangesteld als
de eenigc bewaarders, de eenige verklaarders, de
cenige onderwijzers der Vedas of heilige boeken der
Hindoes, en als zinnebeeld daarvan wordt van hen
gezegd, dat zij uit den mond vau Brahma zijn voortge-
koiuen. De gewone dagelijksche godsdienstige gebrui-
ken, die een Brahmaan zijn voorgeschreven, zijn de
volgende:- Als ren Brahmaan des morgens ontwaakt,
is zijn eerste godsdiensrpligt zijne tanden schoon te
maken. Dit is zulk een heilige pligt, dal het vergeten
daarvan de straffe na zich sleept, datde Brahmaan het
voordeel van alle andere gebruiken, die hij in acht
genomen heeft, verliest. Het beslaat in hel wrijven
lier tanden mi I een teentje of twijgje vau den vijgeboom
met druifvormigc bloemen, terwijl hij iu zich zelven
dit gebed uitspreekt: „Luister, Heerdes woutls; Soma,
koning van kruiden en planten, is u genaderd; moogt
gij en hij mijn mond schoon maken met roem en goede
voorteckenen,opdat ik overvloedig voedsel mogecten.
Hei r des wouds! geef mij leven, kracht, roem, pracht,
kroost, vee, overvloedige!] rijkdom, deugd, kennis en
verstand.\'" Op zekere dagen, wanneer het gebruik
van hel teentje verboden is, dat is, op den dag der
vereeuiging en op den eersten, zesden en negenden
dag vau elke maanveeri iendagen, moet hij zijn mond
twaalfmaal mei water spoelen.
Zijn tweede pligt is zorgvuldig liet twijgje, dat hij
gebruikt heeft, weg te werpen. Jlrl mag volstrekt
niel op eene plaats worden geworpen, die besmet is
door eene vau die talrijke ouzuivcrlieden, die iu de
heilige geschriften opgetcekend slaan.
-ocr page 419-
URAHMANEN
I
Zijn derde pligt is godsdienstige wassching. Dit is
een pligt, waarvan de juiste vervulling de kracht heeft,
i om niet alleen ligchamelijke maar ook geestelijke
smetten weg te nemen. Hij uwy zich wasschcu met
water, dat uit een put, eene fontein of uit de kom van
| een waterval genomen is; maar hij moet de voorkeur
geven aan water, dat boven den grond ligt; hij moet
ecu stroom verkiezen hoven stilstaand water, eene
rivier boven eene kleine beek, een heiligen stroom
boven eene onheilige rivier, en boven alles het water
uit den Gauges. Eu als de Ganges buiten zijn bereik
is, moot hij die heilige rivier inroepen, zeggende: —
„O Ganga, hoor mijne gebeden; wees om mijnentwille
met de andere heilige stroomen in deze kleine hoe\\ eel-
heid waters besloten." Dan, in de rivier of in ander
water staande, moet hij de voorgeuomene vervulling
van zijn pligt heiligen, door het onhoorbaar opzeggen
vau zekere heilige teksten. Daarna drinkt hij water
bij kleine teugen, hetgeen eene groote voorbereiding
voor elke godsdienstige handeling is, en nadat hij er
iets van voor zich gesprengd heeft, werpt hij achtmaal
water op de kruin van zijn hoofd, op de aarde, naar
den hemel, ten tweeden male naar den hemel, op de
aarde, op de kruin van zijn hoofd, en eindelijk op den
grond, om de duivelen te vernielen, die met de goden
oorlog voeren. Terwijl hij deze heilrijke wassching
verrigt, moet hij deze gebeden opzeggen: „() wateren!
verleent ons, daar gij vreugde verschaft, tegenwoordig
geluk en het verrukkelijke gezigt vau hel Opperwezen.
Maakt ons als teedcre moeders hier deelhebbers aan
uwen allerweldadigsteu geest. Wij worden onderwor-
pen aan uwen geest, waarmede gij het heelal verzadigt.
Wateren! verleent het ons." Onmiddellijk na deze
eerste wassching moet hij water bij kleine teugen in-
i nemen, zonder het in te slikkeu, en stil in deze woorden
bidden: „Heer des offers! uw hart is in het midden
der wateren vau den oceaan. Mogen heilzame kruiden
en wateren u doorstroomen. Met offergezangen en
nederige begroeting roepen wij uwe tegenwoordigheid
in. Moge deze wassching krachtdadig zijn." Als dc/.e
plcgtigheden en gebeden geëindigd zijn, dompelt hij
° zich driemaal in het water, en zegt hij telken male de
voorgeschreven boetctcksten op. Laatstelijk wascht
hij zijn mantel, en uit het water opstaande, is zijne
inorgenwassching afgeloopcn.
Behalve de gebeden en teksten uit de Vedas en
andere heilige boeken, bijzonder bestemd voor de ver-
schillende deden vau alle godsdienstige gebruiken,
zijn er nog zekere gezegden van bijzondere kracht, die
aanhoudend gedurende al de declen van alle gebruiken
»-BRAHMINEN.                                                      iül
opgezegd moeten worden. Onder die, welke het me
j nigvuhligst voorkomen, moeten opgemerkt worden
! het uiten van de namen der zeceu hoogere werelden, het
I uit drie letters bestaande eenlettergrepige woord
Au.M, zaaingetrokken Om, het zinnebeeld der drie-
eenheid, en de Gayatri of heiligste tekst der Vedas,
I die aldus vertaald is: — „Wij denken na over het
aaubiddelijke licht van den schittereuden Schepper,
die ons verstand bestuurt."
De vierde morgeupligt, die onmiddellijk volgt en
< door den Brahmaan vervuld moet worden, is de belang-
rijke pligt van het aanbidden der opgaande zon. Om
j dezen pligt juist te vervullen, moet hij zich door ge-
paste plegtigheden en gebed voorbereiden. Hij begint
met den haarlok op de kruin vau zijn hoofd op te biu-
deu, en houdt daarbij veel gras vau eene bijzondere soort
in zijne linker- en drie scheutjes vau hetzelfde gras in
zijne regterhand; in plaats daan au draagt hij ook wel
een ring van gras aan den derden vinger der regter-
liand. (iedurendedeze plegtigheid moei hij den Gayatri
; opzeggen. Daarna houdt het drinken vau water bij
j kleine teugen zijne aandacht bezig, want dit is een
] noodzakelijk beginvan elk gebruik, dewijl zonder dil
alle godsdienstige handelingen nietig zijn. Hij drinkt
i derhalvedriemaal water, enzegl telken maledcgeheim-
ziunige namen van de zeven werelden enden Gayatri
I op, terwijl hij ook telkens zijne handen wrijft, alsof hij
ze wascht; ten slotte raakt hij met zijne natte hand
zijne voeten, zijn hoofd, zijne borst, zijne oogen, ooren.
zijn neus en zijne schouders aan. Hierna moet hij
weder driemaal water drinken en de voorgeschreven
! boel etekstcn in zich zei ven opzeggen, indien hij echter
toevallig niest of spuwt, moet hij niet onmiddellijk
daarop water drinken, maar eerst zijn regteroor aan-
I raken, volgens den grondregel: -— „Na niezen, spu-
! wen, ncussnuiteu, slapen, aankleeden of storten vau
tranen, moet iemand niet dadelijk water drinken, maar
eerst zijn regteroor aanraken." Als het drinken van
i water afgeloopcn is, slaat hij zijne hand, met water
gevuld, vlug om zijn hals, en zegt dit gebed op: —
„Mogen de wateren mij behoeden." Dan verliest hij
zich in de diepste overpeinzing eu in de grootste stilt e.
En wat is het, dat bij overpeinst!1 Hij tracht zich zelven
diets te maken, dat Brahma met vier aaugezigten en
eene roode gelaatskleur in zijn boezem woont; Visch-
noc met vier armen en eene zwarte gelaatskleur in
zijn hart; en Shiva met vijf gezigt en en eene witte
gelaatskleur in zijn voorhoofd." Op deze verhevene
overpeinzing volgt eene inhouding van den adem, die
aldus plaats heeft: - Hij sluit het linkerueusgat met
-ocr page 420-
lïKAll.M.WKN eiJilJAIl.MINEN.
iO-2
schitterend licht, ■— geef dat ook aan mij/\' Als deze
gebeden geëindigd zijn, wordt de offergave aangebo-
den. Deze bestaat uit lila, bloemen, gerst, water en
rood saudelhout, in ecu schoou koperen vat, dat dva
vorm beeft eener boot. Dit vat plaatst de aanbidder
I
                                                                                   ...
op zijn hoofd, en biedt hij aan met de volgende heilige
teksten: — „Zij (de zon), die langs liet aangewezen
i pad reist, is tegenwoordig iu dien ziiiveicu vuurbol
; en iu het hemelsein: oord. Zij is de olferprieslercs
| bij godsdienstige plegtighedcn; zij zil iu de heilige
omheinde ruimte, blijft nooit een enkelen dag op
dezelfde plaats, en is toch tegenwoordig in elk huis,
in hel hart van elk menschelijk wezen, in de heiligste
woning, in lijue lichtst of vooitgcbragt iu water, in
aarde, in de woning der waarheid eu iu steenachtige
bergen; zij is tegelijker tijd zeer klein en uitgestrekt."
De oll\'ering wordt dan besloten door hel aanbidden der
zon met de volgende teksten:—■ „Hare stralen, de
krachtige oorzaken van kennis, schijnen, als zij we-
relden verlichten, gelijk ollervuren." Na de oll\'ering
volgt de aanroeping vau den (lavatri iu deze woor-
ilen: — „(iij zijt licht; gij zijl zaad; gij zijt ouslerfe-
lijk leven; gij zijl schitterend, bemind door de goden,
belasterd door niemand; gij zijt hel heiligste offer.\'
Vervolgens wordt zij maat voor maat opgezegd; daarna
tic twee eerste malen als één versregel, eu de derde
maai als de andere; ten slotte de drie maten zonder
afbreken. Dezelfde tekst wordt dan ingeroepen iu
de/e woorden: — „Goddelijke tekst, die ouze beste
wcnscheii verhoort, wiens naam drielettergrcpig is,
wiens beteekenis de mag! vau bet opperwezen is;
kom moeder der Vedas, die uil Brahma voorlkwaaiut,
wees hier standvastig." Na deze aanspraak wordt de
Gavatri zelf, benevens hel drielellci igc, ccnlcttcrgre-
pigc woord en de namen van de drie lagere werelden,
honderd of duizendmaal, of zoo dikwijls als doenlijk
is, uilgesproken, terwijl op een rozekrans vau cdel-
stecneu in goud gezet, of van wilde zaadkorrels, het
aantal malen aaugetcekend wordt. Hieraan worden de
volgende gebeden aan de zou toegevoegd: „Begroeting
aan de zou, aan dat lichtgevendeligcbaani, o Brahuia,
dal het licht is, dal alles doorstroom!, de ware sehep-
per van het heelal, de oorzaak van krachtdadige ge-
bruikeu. Ik buig voor de groolc oorzaak van den dag,
het magligc lichtgevende ligcbaani, de vijandin der
duisternis, de vernietigster\'van elke zonde." liet
laatst van alles waudell de aanbidder naar het zuiden,
en zegt hij dezen korten tekst op: „Ik volg den loop
der zon. Gelijk de zon iu huren loop zich door de
wereld beweegt langs den weg vau bet zuiden, zoo
«Ie twee langste vingers \\an zijne regterhaud en haalt
adem door het regtcrucusgal; daarna sluit hij ook dat
neusgat niet dcu duim cu lioudt den adem in, terwijl
liij in zich den Gavatri, de geheimzinnige namen der
drie wendden, liet drieletterigc, eenlettergrepige
«oord en den heiligen tekst vau liralima opzegt; het
laatst van alles ligt hij beide vingers van het liuker-
ueusgat, eu laat duur het regter den adem gaan, dien
hij had ingehouden. Als de/e handelwijze drie ver-
schillende malen geschied ir-, moet hij weder drie was-
schingeu met het volgendegehed v errigleu : — „(ielijk
de vermoeide man zvtreldruppelen achterlaat aan den
voet eens booms; gelijk hij, die zich baadt, vau alle
vuil wordt gereinigd; gelijk eene oll\'ering geheiligd
wordt door heilig gras, zoo moge ook dit water
mij van zonde zuiveren."\' Hierop volgen andere was-
sehiugen met verschillende boeteteksten. Jlij moet
daarna den palm zijner hand niet water vullen, en
deze voor zijn neus houdende, hel water door het
eene neusgat inzuigen, eu het, nadat hij het gedu-
rende eenigen tijd ingehouden heeft, door het andere
neusgat weder doen uitloopcu, cu naar het noordoosten
wegwerpen. L)il wordt als eene inwendige wassehing
beschouwd, die de zonde vegwascht. Hij besluit dan
door water Ie drinken onder liet volgende gebed: —
„"Water: gij doordringt alle dingen; gij bereikt de
diepste holen der bergen; gij zijl de mond dcsbeelals;
gij zijl offerande; gij zijl liet geheimzinnige woord
rasha; gij zijt licht, smaak eu de onsterfelijke vloeistof."
Daar al de voorbereidende handelingen uu afge-
loopen zijn, mag hij overgaan tot de aanbidding vau
de rijzende zon. Tot dezen heiligen pligl gaat hij
aldus over: — Hij gaal op één voet slaan, eu laai den
anderen rusten op zijn enkel of hiel, ziel naar het
oosten, en houdt zijne opeue hand in een hollen vorm
voor zich, en daarna zegt hij de volgende geiteden
o]):- —„De licht stralen kondigen de glansrijke, vurige
zon aan, die schoon opgaat om het heelal Ie verlichten.
Zij. hel oog der zou, des waters en des vuiirs, de ge-
zameulijke ïuagt der goden, gaal op, verwonderlijk.
Zij vervult hemel, aarde eu lucht niet haar lichtgevend
nel: zij is de ziel van alles, dat onbewegelijk of bewe-
gelijk i>. Dat oog, len hoogste weldadig, verrijst
zuiver uil het oosten; mogen wij haar honderd jaar
aanschouwen; mogen wij honderd jaar leven; mogen
wij honderd jaar hooien. Mogen wij, door de godde-
lijke mag! behoed, den hemel boven het oord der
duisternis beschouwende, de godheid, hei glansrijkste
der lichtgevende ligchanien, naderen.\' lö bestaat door
u zelve; gij zijl de uitiniinlendste lichtstraal; gij geeft
-ocr page 421-
BH AI1MANENT of
moge ik, dat lichtgevende ligchaum volgende, hel
voordeel verwerven, dut ontspruil uit eeue reis rondom
de aarde, langs den weg van hei zuiden."
Met het opzeggen van dezen tekst eindig! de dage-
lijksche morgenwassching en de aanbidding der zon.
Men zou kunnen veronderstellen, dat zulke vvas-
schiugen en cereinoniüele gebuiken voor ééucu dag
voldoende waren. Maar neen. Dein eeue klasse4lcr
Brahmanen moeien zulke wasscliingen eu zulk eene
aanbidding der zon op den middag hernieuwd Horden,
en door eene hoogere klasse zoowel des middags als
des avonds. In deze gevallen zijn de plegtigheden,
daarbij gebruikelijk, dezelfde in geesl en inhoofdzaak
i als die, welke reeds voor eiken dag van het jaar bc-
schreven zijn; zij verschillen alleen eeuigzins inwoor-
den cu vormen.
Van kindsbeen af beslaat liet leven vaneen Brah-
maan uit eene aanhoudende reeks van bijgcloovige
gebruiken. Eene der belangrijkste gebeurtenissen in
zijne eerste levensjaren is het bckleeden met den
heiligen of drievoudigeu draad, die hem lot een van
de tweemaal geboren of volmaakt e Brahmanen maakt.
Als hij student in de theologie wordl, moet hij zieli
voorzien van een mantel, ecu gordel, een staf en andere
noodzakelijkheden. De ware staf, van het canonieke
hout gemaakt, moet van zidk eene lengte zijn, dat hij
het haar van den student bereikt, regt, ronder breuk,
van ecu schoon voorkomen, uiet zoodanig dat er
tnenschen door verschrikt worden, met den bast vol-
komen en onbeschadigd door vuur. Aangaande zijn
huwelijk, zijne huishoudelijke zaken, de wijze waarop
hij de Vedas moet bestuderen, den gewonen gang des
levens, zijne zuivering en zijn dieet, zijn bepalingen
tot in het geringe toe gemaakt. De aanwijzingen aan-
gaaude dit laatste punt zijn zeer zonderling: — „Na-
dat hij zijne handen en voeten gewasschen, en water
bij kleine teugen gedronken heeft, zouder het in te
slikken, zet hij zich neder op een stoel of kussen,
maar niet op eene rust bank of op een bed, voor zijn
bord, dat geplaatst moet zijn op eene sehoone plek
van den grond, die afgeveegd en gelijk gemaakt is
geworden in een vierhoekigen vorm. Wanneer het j
voedsel binnengebragt wordt, moet hij er voor buigen, \'
terwijl hij beide handen op de wijze ceuer nederige
begroeting naar zijn voorhoofd brengt; en hij moet
daarbij voegen: „Moge dit altijd het onze zijn," dat
is, moge het, voedsel nimmer ontbreken. Wanneer hij
zich nedergezet heeft, moet hij met zijne linkerband
het bord opligten cu het voedsel zegenen, zeggende: !
„Gij zijt versterkend." Hij zei hel daarna neder, terwijl
BR All.MIN KW                                                       -tos
hij de drie werelden noemt, of hij zegt, als het voed-
sel hem overhandigd wordl : „Moge de hemel u
geven;" daarna neemt hij het aan met deze woorden:
„De aarde neemt 11 aan." Voor hij begint te. eten,
moet hij mei zijne hand rondo,n het bord gaan, om hel
buiten verbinding te brengen met hetgeen daarbuiten
is; hij moet ook met zijne hand cenc lijn in de rondte
trekken, en den cirkel wijden door gepaste teksten.
Waarom\'r Om zijn persoon gedurende den maaltijd
van alles buiten hem af te zonderen, opdal hij niet
besmet worde door de aanraking van een ongezien
zondaar, die tegenwoordig kan zijn of Item zou kunnen
overvallen. Vervolgens voltooit hij de wijding van hel
voedsel, door vijf offergaven daarvan aan Btalima en
andere goden te doen; elke offergave laaf hij vallen
op hef vuur, op het water of\' op don grond, met de |
gewone bijvoeging: „Moge deze offergave krachtda-
dig zijn" Hij drinkt dan water en slokt het in; hij :
doet dan vijf offergaven aan den adem, aan elk van
de vijf verschillende namen er van eene, en ten slotte
maakt hij zijne beide oogcit vochtig. Als deze belang-
rijke en onmisbare voorbereidingen afgeloopen zijn, \'
mag hij overgaan tof het gebruiken van zijn maaltijd;
hij moet er echter in plegtige stilte toe overgaan, en
het voedsel met de vingers van zijne rcgterliaud op-
ligtctt. Nadat hel eten afgeloopen is, drinkt bij \\veder-
om water, en besluit het geheel met te zeggen:
„Overheerlijke vloeistof, gij zijl het rusthcd van
Vischnoe en van het voedsel."
Onder de Brahmanen zijn verschillende graden.
Vroeger hielden zij zich bezig met gestrenge gods-
dicustoefciting, en leefden zij in onthouding, daar hun
beroep hel aanbidden der goden was; te dier tijde
werden zij door koningen en prinsen ondersteund, en
schijn^ zij zich niet met wereldlijken arbeid te heb-
ben beziggehouden. Thans wordt alleen een klein
aantal door zulke middelen onderhouden, doch de
meeste Brahmanen zijn vcrpligt alle soorten van
wereldlijke beroepen uit te oefenen om hun onderhoud \'
te verdienen, cu vele hunner verkrijgen ecu sober
bestaan door te bedelen. Maar hoc arm de Brahmanen
ook zijn mogen, zij worden in groote eer gehouden,
en een gebrek aan eerbied jegens hen, voornamelijk
door de laagste of Soedra klasse, wordt voor eeno
der grootste misdaden gehouden, /ij zijn vrij van be-
lasting en van de bloeddorstige wetten, waaraan de
andere klassen onderworpen zijn. Noch aan het leven,
noch aan het eigendom van een Brahmaan mag de
hand geslagen worden, al ware hij ook schuldig aan
de grootste misdaden. De pligten, die deze hooge en :
-ocr page 422-
BRAHMAISMIS - BRANOOFFF.KS.
•Kif
gemaakt aangaande de wijze, waarop de plcgtigheden
verrigt moesten worden.
Bij het brandoffer was ieder verpligt zijn offerdier,
hel besle en schoonste dal hij bezat, naar de deur des
tabernakels te brengen, ten einde op het Altaar des
Brandoffers (zie ald.), dat in het midden van den
voorhof stond, geofferd te worden. Als het dier zoo
gebragt werd,heette het aan God geofferd te zijn, den
lleere lol een liel\'elijken reuk. De tijd voor liet offe-
ren aangewezen was overdag. De offerdieren waren
gewoonlijk runderen, schapen, bokken en, in geval
van armoede, ook tortelduiven of jonge duiven. Geen
dier kou geofferd worden, alvorens het zeven dagen
oud was, en bijzondere zorg werd er genomen, dat bet
/onder gebrek was. De gebruiken bij hel brandoffer
in acht te nemen waren de volgende: — De man, die
een offerdier bragt, geleidde bel naar den voorhof van
den tabernakel, en later naar den binnenhof des
tempels, en stond er mede voor liet altaar, met zijn
gelaat naar bel westen, als voor het aangezigt des
llecren. De heiligste offers werden dooide noordelijke
poort van den hof, de offcrpoorl gcheeten, geleid, en
de minder heilige werden door de zuidelijke poort
hinnengebragt; de jonge offerdieren waren aan de
voeten gebonden, zij werden door de eigenaars bin-
nengedragen.
Daarna moest de offeraar zijne twee banden leggen
op den kop van hel offerdier, tusschen zijne beide
hoornen, en mei alle kracht daarop drukken, hoewel
sommigen nieencn, dat liet opleggen van ééne baud
voldoende was. liet gebruik van Aiiron, die op den
verzoendag zijne beide handen op den bok leidc, werd
echter eenealgemeene wet, endeoplegging geschiedde
gewoonlijk met beide banden. Deze handoplegging
werd gevolgd door eene zondebelijdenis op deze wijze:
„Ikhebgezondigd,oGod;ikhebUwewel overschreden
en ben opgestaan; ik heb dit of dat gedaan (noemende
de bijzondere overtreding); maar nu heb ik berouw,
en moge dit offerdier mijne boetedoening zijn; dat, is:
laat de straf, die ik verdiend heb, op het hoofd van
i dit mijn offer vallen.\'\' En deze zondebelijdenis werd
! voor zoo noodzakelijk gehouden, dat zonder haar liet
| offer geene reinigende hoedanigheden bezat en geheel
I krachteloos was.
< )pdezelfde plaats, waar de handen op het offerdier
: gelegd werden, werd het geslagt, en wel onmiddellijk
daarna. liet offer werd gebonden aan de ringen, die
aan de slagtplaats aan den noordkant van het altaar
waren, als het een van de heiligste was; maar als liet
dat niet was, mogl het iu elk gedeelte van den hof
eerwaardige kaste vervullen moet, zijn over goddelijke
dingen na te. denken, de Vedas zorgvuldig en ijverig te
lezen, de jonge. Brahmanen te onderrigten, en offeran-
deu en andere godsdienstige handelingen te verrigten.
De. misdadigste Brahmaan behoudt zijn rang ondanks
zijne misdaden; maar hij verbeurt dien geheel en
al door onzuiver voedsel aan te raken of eene dergc-
lijke kleine overtreding. Niemand Jcan Brahmaan
worden dan door geboorte, en de Instellingen van
Manu verklaren, dat, „als een Brahmaan geen zoon
heeft gewonnen, en toeh op eindelijke gelukzaligheid
doelt, hij naar eene plaats van vernedering zal afda-
len."
BRAHMAÏSMUS. Zie Hindoeïsme.
BRANDENBURGSCHE CONFESSIE. Ken for-
mulier of geloofsbelijdenis in de stad Brandenburg op
bevel van i\\fn keurvorst opgemaakt, ten einde de
leerstellingen van Lnther in overeenstemming te
brengen met die van (\'alviju, en een einde te maken
aan de twisten, die door de Arositinosi in: confkssik
(zie ald.) veroorzaakt waren.
BRANDOFFERS. Deze soort vanoffersontsronden
het eerst, en worden door Heidenscbe schrijvers dik-
wijl* vermeld. Xcnoplion zegt, dal men iuonde tijden
gcheele brandoffers van ossen aan Jnpitcr, en van
paarden aan de zon offerde. De offers van dieren
waren bij de Grieken en Romeinen de meest alge-
mecne. Maar het offer, dat ouder den naam van
liet brandoffer bekend was, bestond vooral bij de
Israëlieten. Er waren vier soorten van offers, waar-
bij de dieren geheel of gedeeltelijk door vuur ver-
teerd werden, te weten: de gehecle brandoffers, de
zondoffers, schuldoffers en dankoffers. Hij liet eerste
dezer werd alles verteerd behalve de huid. Bij hel
tweede werden eenige deelen verbrand, en hel overige
werd den priesters gegeven, die het in den^oorhof
van den tabernakel moesten opeten. De schuldoffers,
die de derde soort van brandoffers uitmaakten, werden
ook gedeeltelijk door vuur verteerd en gedeeltelijk
door de priesters gegeten. Ten opzigtc van bet dank-
off\'er bad eene andere schikking plaats; een gedeelte
ervan werd verbrand, terwijl de borst en de schouder
aan den priester gegeven werden, en liet overige werd
gegeten door den persoon, die het offerbragt, met zijne
vrienden. liet eerste offer, waarbij liet gehecle dier
door vuur verteerd werd, ontving eigenlijk den naam
van bet brandoffer. In de eerste tijden werden brand-
offers door elk hoofd van een huisgezin in zijne eigene
woning geofferd; maar later, waarschijnlijk om afgo-
derij Ie voorkomen, werden bijzondere regelingen
-ocr page 423-
BRANDOFFERS— BRE
zodood worde», hoewel gewoonlijk in hel oostelijk
gedeelte. De voor- en achterpooteu van het te slagten
offerdier werden te zamen gebonden, e» zoo gebonden
werd liet niet den kop naar het /.uiden en hel gelaal
naar het westen nedergelegd; hij, die het doodde.
stond aan de oostzijde er van, niet het gelaat naar hel
westen gekeerd, en sneed den keel en de luchtpijp mei
één slag door. Ifel bloed werd dan door een ander in
een bekken opgevangen, die hel. aan houdend ontroerde,
opdal hel niet zou stolten, vóór bet gebruikt was om
te besprongen, liet bloed van de roode koe werd altijd
door den priester in zijne linkerhand opgevangen. Hei
ilooden van het offerdier was gewoonlijk liet werk van
den priester; het mogt echter ook door een ander
geschieden, door eeuc vrouw, een dienstknecht of
onreineu persoon, die, hoewel hij niet in den hof\'kon
komen, toch buiten mogt staan, en door zijne hand
naar binnen uit te strekken het offerdier mogl dooden.
Deze plegtigheid mogt echter niet verrigl wordendoor
iemand, die dool\', krankzinnig of minderjarig was, daar
dezulken hel regt niet hadden om bij de heilige lian-
deling tegenwoordig te zijn.
Als het offerdier geslagt was, sprengde de priester
liet bloed. (Zie Bloed). Het dier werd dan van zijne,
huid ontdaan en in stukken gesneden. Nu werd er
hout naar bel allaar gebragt, waarna de priesters de
verschillende vleosclisl uk keu zou (ten. Dit zout, dat bet
zout des verbonds genoemd werd, was onmisbaar voor
ile kracht van bet offer. (Zie Zout.) Als de deelcu van
het offerdier gezouten waren, bragt de priester, die de
offerande moes! verriglen, de verschillende stukken
op bel altaar, en wierp ze daarmet hel vel in hel vuur.
Dit vet, zeggen de Joden, werd op den kop van liet
offerdier gelegd, wanneer die in het vuur werd gewor-
pen, en liet geheelc dier werd aldus verleerd, behalve
de huid, die aan den priester gegeven werd.
Behalve de brandoffers bij verschillende gelegciihc-
den geofferd, waren er dagelijks geregeld twee brand- \'
offers, waarvan hel eene eiken morgen te negen ure, I
en het andere te drie ure in den namiddag geofferd
werd. Elk bestond uil een eenjarig lam zonder gebrek, j
Benige brandoffers waren bepaaldelijk door de wel ;
bevolen; andere werden vrijwillig geofferd om aan j
eene gelofte te voldoen, of als eene vrijwillige offering. !
De gedurige brandoffers waren de volgende: — Hel
dagelijksehe offer van twee lamineren, die inct hun j
spijsoffer en drankoffer op het altaar verbrand werden.
Op eiken zevenden dag of Sabbalh vier lammeren. Bij
elke nieuwe maan of eersten dag der maand twee
jonge runderen of varren, één ram en zeven lamineren. I
VARIILM of BREV1EH.                                          Miö
Op den vijftienden dag der eerste uf paaseliinaatid,
welke dag de eerste was van de zeven dagen van dat
groote feest na het paasehlam, twee jonge runderen,
één ram en zeven lammeren, en zoo gedurende zeven
dagen achtereen. In den schoof der eerstelingen een
lam, een mannetje, Ilij hel feest der eerstelingen vin-
den wij, als wij Leviticus raadplegen, zeven lamineren,
één jong rund en Iwee rammen; in Xuimri lezen wij
echter zeven lammeren, één ram en twee jonge run-
deren. Op den eersten dag der zevende maand, of den
dag des geklanks, één var. één ram en zeven lamme-
ren. Op den tienden dag der zevende maand, of den
verzoendag, eenjongriind,een ram en zeven lammeren.
Behalve deze offerande was er een ram voor den hoo-
gepriester zelven, en een ander voor liet geheelc volk.
()[) den vijftienden dag der zevende maand, hel begin
van het loofhuttenfccst, dertien jonge runderen, twee
rammen, veertien lam meren, en zoo aanhoudend gedu-
rende zeven dagen; eiken dag verminderde echter hel
aantal runderen mei één, zoodat er op den zevenden
dag slechts zeven runderen geofferd werden. Op den
achtsten en laalslen dag werden er slechts één rund,
één ram en zeven lammeren geofferd.
BUAUROXIA, een bijnaam van Artemis, waar-
onder zij in een tempel op den Acropolis te Athene
aangebeden weid. Tc Braurou iu Attica was haar ook
een standbeeld opgerigt, en een feest, BkauhukiËn
geheetcn, werd aldaar om de vijfjaren te barer eere
gevierd. Bij dit feest gingen verscheidene jonge \'
meisjes van ongeveer tienjarigen leeftijd, in crocus-
kleurige klecderen, iu plcgtigen optogl naar den tem-
nel der godin, waar zij tot hare dienst werden gewijd.
De priesters offerden daarop een bok, en de meisjes
verrigttcn eene plegtigheid, waarbij zij boeren na-
bootsten, waarschijnlijk omdat de beer, vooral iu
Aroadië, aan Artemis was gewijd. Ken ander feest,
dat denzelfden naam droog, werd om de vijfjaren te
Brauron, ter eere van Diouysus, gevierd. Mannen en
vrouwen namen daaraan deel.
BREVARIUM of Brevier (Latijn bteeii, kort),
hel gebedenboek der priesters in de Kerk van Rome,
dat, zooals beweerd wordt, iu de elfde eeuw werd
zauicngesteld. Het bevat gebeden, psalmen on ge-
zangen voor eiken dag dos jaars, alsook lessen uil de
Schriften om dagelijks gelezen (e worden, met begelei-
dende commentariën door de kerkvaders en anderen,
en de legenden der heiligen en martelaren. Boeken
voorliet bijzonder onderrigl der priesters bestonden
lang vóór de Hervorming in bijna alle nationale ker-
ken in Europa. De naam Brevarium moet duidelijk
-ocr page 424-
BUEVAIUUMniliUKVIKIt.
HJii
Hel Gebed der Meeren, hel Wees gegroet, Maria, of
de groeteuis des engels, de Apostolische geloofsbelij-
denis en hel cuaftleOi- worden dikwijl:, gelezen. Iu elk
biduiir wordt ook een gezang gelezen, dal dikwijls
door Priideiilins of een anderen ouden vader /amen-
gesteld is. Hel Brevier bevat ook cene kleine dienst
ierecre der Maagd, en ook de dienst der overledenen.
Bovendien vinden wij er ook de boet-en de trappsal-
men, zooals zij genoemd worden, met de litanien tol
alle heiligen en tol de maagd Maria van Loretto, welke
de twee eenige zijn, die de kerk bekrachtigd heeft.
Opdat de lezer zich ecu denkbeeld moge vormen
\\an de uitgebreidheid der dagelijksche bezigheden
eens priesters, nemen wij het volgende verslag van
den eersten Zondag in den Advent over: — „De
priester slaat hel begin van het Brevier op en leesl
het Gebed des Meeren, een Wees gegroet, Maria, een
korl gebed aan Maria, dat uit ecu enkelen zin bestaat,
de Apostolische geloofsbelijdenissen Hallelujah, en
een vers, dal bet Invilalorium of opwekkingsgezang
heet; Psalm XCV, „Komt, laat ons deu ILeere vrolijk
zingen," enz. wordt dan gelezen of gezongen. Als hij
de eerste nachtmette houdt, leest hij de vijftien eerste
psalmen; houdt hij de tweede, dan leest hij Psalm
XVI, XVII en XVIII; houdt hij de derde, Psalm
XIX, XX, XXI, benevens cenige bijbelplaatsen en
den lofzang Te Dciun. Als hij aan de lofzangen de
voorkeur geeft, leest hij zeven Psalmen, benevens
liet gezang van de drie mannen iu het vuur, uit het
apoeryphe bock van Daniël, en liet gezang van Maria
(Lukas ]). Verkiest hij bet eerste biduur, gewoonlijk
des morgens te zes ure, dan leest of zingt hij, na het
Gebed des Meeren, het Wees gegroet, Maria, en dr
geloofsbelijdenis, ecu van de gezangen van het Bre-
vier; daarna leest hij de geloofsbelijdenis van At lui
uasiits, alsmede zekere gebeden, die voor ochtend
godsdienstoefeningen gepast zijn. Als hij het officie
vanden dag gelezen heeft, heeft hij nog dat vanden
heiligendag voor zich, indien hij zich door pligt of
neiging geroepen gevoel! om het te volbrengen, het-
welke cene les uit de Schrift, cene homilia van een
kerkvader of kerkleeraar en, als het een heiligendag
is, ook eene kerklegendc benevens gebeden en gezan-
gen in zich sluit.\'\'
In plaats dat hel gcheele Woord Gods door deu
priester in ilvn loop van het jaar doorloopen wordt,
worden slechts verminkte uitlrckseleu in hol Brevier
gegeven, en gedeelten, die de voorname leerstellingen
des (\'iiristcudoins bevatten, worden zorgvuldig weg-
gelaten, y.oo bevat de Brief aan de Romeinen, die
hel denkbeeld uitdrukken van een compendium,ilocli
lul Rnoiuschc Brevier ia hel grootste der boeken,die
in de Hoomselie kerk gebruikt worden, zoodal naar
alle waarschijnlijkheid de naam in vroegcren tijd gc-
luuikt werd voor\'eene korte verzameling van gebeden
en lessen uit de Schriften ten gebruike der priesters.
/.u 1 k een kort ovcrzigl werd ten tijde van paus Dama-
susvoorde monniken in Palestina zaniciigcstcld,en
werd later dooi\' Gregorius den Groote uitgebreid.
Gedurende de zittingen van het eoneilic van Trente
werden er verscheidene pogingen in hel werk gesteld,
om eene kerkelijk goedgekeurde vertaling van het
Brevier Ie verkrijgen. Met concilie verschoof echter
de zaak. en stelde haar ten laatste iu handen van den
«■gerenden paus. Drie godgeleerden werden daarop
in 1308 door l\'ius \\ . verkozen, om de moeijclijkc taak
ten uitvoer ie brengen. Xa verloop van vele jaren
was zij nog niet afgedaan. Kerst tvn tijde van paus
l\'rbanus Vlll. verscheen in zijn eigen naam en dien
zijner beide voorgangers het hervormde Brevier,
zooals liet uu nog bestaat, niet uitzondering van
cenige bijvoegselen van latereu tijd, waaronder de
nieuwe feesten en nieuwe heiligen mei hunne dien- i
sten en legenden. Keue uitgave van bet Brcvarium,
met aanmerkelijke verbeteringen, weid door kardinaal
Qniguonius, op verzoek van (\'lcmens \\ II. en met
toestemming van 1\'aidus III., bewerkt. I)c dagelijk-
sche Mariadienst werd daaruit gelaten, en hel was
zoodanig ingerigt, dat het de gewoonte om elk jaar
de Schrift en elke weck de Psalmen door te lezen
weder in het leven moest roepen. Deze nieuwe uit-
gave van het Brevier, die het doel, waarmede het
zamcngesteld was, meer dan de tegenwoordig in ge-
bruik zijnde uitgave verwezenlijkte, ondervond echter
over bet algemeen de goedkeuring der kerk niet, daar
zij beschouwd werd als naar ketterij Ie rieken, dewijl
zij over het geheel te Protestantsoh en te weinig
Roomschgezind was.
Wij zullen nu overgaan tot het geven van een kort
overzigl van deu inhoud des Koomscbcn Brcvicrs.
Wat zijne declcii aangaat, is hel nagenoeg op dezelfde
wijze als bet Missaal ingedeeld. De Psalmen zijn zoo
verdeeld, dat iu de wckelijkschc diensl (als de heiligen-
dagen er niet tusschenkomen),hetgeheele Psalmboek
doorgelezen wordt,hoewel verscheidene Psalmen, zoo-
als de 11 S,u (alias ll\'J\'l\') enz., eiken dag gelezen
worden. Voor de heiligendagen zijn gepaste Psalmen
aangenomen. De lessen zijn deels uit hel Oude en hel
Nieuwe Testament, en deels uit de handelingen der
heiligen en geschriften der heilige vaderen genomen.
-ocr page 425-
UUTSCHEKERK.                                                     40?
hoofden te slingeren, waardoor zij zoo volkomen ver-
slagen werden, dat zij in den Tuitarus of de hclsche
i oorden werden geworpen. Door een ige schrijvers wordt
Briareüs als een zeegod beschouwd, terwijl de. meeste
hein houden voor een der reuzen, dioden Olvuipusbe-
! stormden. Tlicocritus slclt, hem vooralseen vaudeCv-
clojicn, die onder den borg Jitna woonden. De waar
sehijulijkstc meening over de natuur eu den oorsprong
\\ au dit fabelachtige monster is, dat hij eeue verpersoon-
lijking van vulkanische uitbarstingen of aardbevingen,
of cene der meer geweldige krachten der natuur was.
BRIGITÏA (Si.) (Oiidevan), cene geestelijke orde
omstreeks 13G3 door de 11. Brigitla, eeue Zwcedscln
dame, gesticht. Deze orde werd door Urbanus V. in
1370 bevestigd; zij verecuigde nonnen eu monniken
op eenc bijzondere wijze in dezelfde huizen. Kik kloos-
icr moest, volgens de schikkingen door de stichtster
gemaakt, zestig zusters en dertig priesters voor de
dieusl bevatten, benevens vier diakenen en acbl leeke-
broeders. Deze mannelijke personen waren, hoewel
zij met de zusters ouder hetzelfde dak vroonden, geheel
eu al van haar gescheiden. De regel vnu St. Brignta
is nagenoeg dezelfde als die van St. Augustiua. De
leden dezer orde waren tot een leven van zelfkaslij-
ding, armoede en zelfverloochening v erpiigl; zij mug-
leu geeue eigendommen bezitten eu volstrekt geen
geld aanraken, lu Zweden, Duilsehland eu Nederland
breidde zij zich sterk uit. Te Uden in Noord-Brabaul,
te Roermond en Ie Weert in Limburg beslaan nog
kloosters dezer orde. Dal te Uden telt 41, dat te
Roermond 1 I, en dat te Weert 23 leden.
BRITSCHE KERK. Hel is moeijelijk om met
zekerheid hel juiste tijdperk te bepalen, waarop hel
Christendom hel eerst in Brilianje gepredikt werd.
1\'it aanmerkingen, die in cenigc oude schrijv ers voor-
komen, schijnt hel reeds tussclien ongeveer de jaren
l-\'i en lil in dat land verkondigd te zijn. Terlulliauus
verzekert in zijn bock tegen de Joden, hetwelk hij iu
iü\'.l schreef, dal die deelcn van Brittuuje, waarin de
Romeinen nooit waren doorgedrongen, aan Christus
onderworpen waren geworden, eu daaruit heeft men
gegist, dat het Christendom toen gedurende eeuigen
tijd iu de Bonieinsclie provinciën in hel zuiden bekend
was. Kusebius, die inliet begin der vierde eeuw leefde,
noemt de Britsche eilanden onder de verre landen,
waarin de Apostelen gepredikt hadden, eu Theodore-
tus, die eeue eeuw later dan Kusebius leefde, zegt, dut
visschers, Iculcninakers en lolpachters vele natiën
overgehaald hadden om het evangelie van Christus Ie
omhelzen, en o nier dez • uoe.nl hij de Britten. Ook
BBIABKIS — ]
zoo duidelijk de groudlcer der regtvaardiginaking
door liet geloof ontvouwt, in liet geheel 4\'i\'.i ver/en,
waarvan 259 weggelaten zijn. Van den Brief aan Je
Hebreen is meer dan de helft niet in het Brevier te
vinden. De andere hoeken, zoowel van liet Üude als
van liet Nieuwe Testament, ontvangen eeue dergelijke
behandeling van de handen van Rome. Hel l\'snlui-
b.n\'k evenwel wordt in zijn geheel gegeven.
Behalve de aanhalingen nii de Schriften, bevat het
Brevier talrijke gedeelten uil de Kerkvaders, ten
bedrage van niet minder dan I I\'.) aanhalingen of lessen
uit acht en t wint ig verschillende \\ aderen en Leeraars
der Kerk. \\ au deze zijn er 1 1 \'S uil de geschriften \\ au
August iuus. De iiittrckseleu voor de priesters z:ju,
li icvvel vele er van vei klaringen vaude Heilige Selirif-
len moeten heeteu, verre van in overeenstemming met
hel Woord (iods. Vele gedeelten, voornamelijk uit de
geschriften van Iliëronymus, zijn blijkbaar er in gc-
bragt, om de dwaalleer eu tic bijgeloov ige gebruiken
van Home Ie bekrachtigen.
Het Brevier bevat echter niet alleen gedeelten uit
de Schriften en aanhalingen uit de Kerkvaders, maar
ook talrijke legeudeu van de heiligen, die in vele
gevallen ongelooflijke en ongerijmde verhalen zijn van
de wouderen, die zij hebben verrigi, en de vreemde
gebeurtenissen, die hun zijn overkomen. Het lijden
van verschillende martelaren wordt ook oji de over-
drevcusle wijze er in verhaald.
Zoodanig is hel kerkboek validen Itoomschcn pries-
ler, dat hij naarstig en me! onveranderlijke stiptheid
eiken dag oji stratle van doodzonde moei doorloopen.
I >cns beschouwt het als cene v oldocudc veroutschuldi-
ging voor hel niet vervullen van zijne dagclijksche
taak, als de priester met een noodzakelijk ofeenlief-
08881210
dndighcidswerk bezig is, als hij geen Brevier heeft, of
zelfs als hij toevallig zijn pligt vergeten heeft. Hoewel
hei Roomsehe Brevier het meest algemeen in de
Kuomsch-C-atholicke kerk in gebruik is, zijn er ecli-
ter verscheidene diocesen en godsdienstige ligehaincu,
zelfs in die kink, die hunne afzonderlijke breviers
hebben.
BUI AKKUS, in de oudctiricksclic mythologie ecu
reus met vierhonderd armen en vijftig hoofden met
vuurbrakende monden. Homerus zegt, dat hij ouder
de inensehcn „Egeon heette, maar ouder de goden liri-
areiis, en dat hij bij zekere gedegenheid Zeus kwam
verlossen, toen deze bedreigd werd om door de ()lvm-
pischc goden in ketens geslagen ie worden. Briarcüs
en zijne broeders overwonnen de ïitaus, toen deze tegen
Zeus opstonden, dooi drie honderd rotsen naar hunne
-ocr page 426-
BK1T8CHK KERK.
40S
Glldas schijnt, als hij over den opstand «mi de verdedi-
ging der Britten ouder Boadicea in (il spreekt, de
invoering van hel Christendom op de Britsclie eilanden
op dien tijd te bepalen. Ken andere grond ten gunste
van de meen ing, dal hel evangelie reeds zoo vroeg lirit-
lanje bereikte, wordt gevonden iu de omstandigheid,
dat iu 43, toen eene Romeiusche provincie in het zuid-
oostelijk gedeelte van het eiland gevestigd werd, Poni-
ponia Gneeiua, de vrouw van den eersten landvoogd
Aldus Plautius, beschuldigd werd van een zonderling
en vreemd bijgeloof omhelsd te hebben, hetgeen vol-
geus sommigen beteekent, dat zij eene Christin was,
en misschien eene van de eersten, die de nieuwcgods-
dieust in Brittanje invoerden. Men heeft ook gedacht,
dat. Claudia, die met Pudeus iu i. Tim. IV : il ver-
meld wordt, dezelfde Britsche dame was als die, welke
door Martini iu zijne Puntdichten IV : 13, XI : 54
om hare schoonheid en deugden geroemd wordt.
Niet weinig verschil van meeniug bestaat er onder
de geleerden over de vraag: Wie predikte het eerst
liet evangelie in Brittanje? Velen beweren, dat de
bekeering der Britten liet werk geweest, is van den
Apostel Jacobus, die bet evangelie in Spanje, Brit-
tanje en andere landen van het Westen predikte. De
vroege marteldood van dezen Apostel, gelijk in Uaud.
XII : 1 en i verhaald wordt, maakt zulk ecue vcron-
derstelling echter zeer onwaarschijnlijk. Anderen
hebhen Siiuon Zclotes als den eersten prediker in hel
Westen, en voornamelijk iu Brittanje, vermeld, waar
zij zeggen, dat hij den marteldood geleden heeft en
begraven is. Deze onderstelling is ook niet waar-
schijnlijk, daar men gewoonlijk aanneemt, dat. het
tooneel van den arbeid dezes Apostels de Oost-Indien
geweest is. Kun schrijver, die tot de tiende eeuw be-
hoort, beweert ten sterkste, dat de Apostel Petrus de
Britsebe kerk gesticht heeft. Hij zegt, dat de/.e Apos-
tel drie mi twintig jaren in Brittanje doorbragt, waar
hij verscheidene kerken stichtte, bisschoppen, priesters
eu diakenen wijdde, en na bet Christendom daar gc-
vesligd te hebben, iu li.") naar Rome terugkeerde. Om
dit denkbeeld te weerleggen is bet echter voldoende
zich te herinneren, dat Petrus de Apostel dcrbeajiijde-
nis was, en derhalve zijne zending volbragt, zooals dan
ook algemeen geloofd wordt, door in die landen te pre-
diken, waar vele Joden waren. Als de invoering van
het Christendom met geweld aan een Apostel moet
worden toegeschreven, dan zouden wij zeggen, dat die
Apostel Paultis geweest moet zijn, die, zooals vele
schrijvers zeggen, de laatste jaren zijns levens in de
westelijke provinciën van Home doorbragt, waarvan
Brittanje er een was. Kr bestaat eene legende, door
de monniken van Glasloubury uitgedacht, volgeus
welke Jozef van Arimathea, omstreeks 03, door
Philippus naar Brittanje gezonden werd.
Beda, een geschiedschrijver uit de achtste eeuw,
i verhaalt, dat Lueius, een Britsch koning, den Rooni-
sehcu bisschop Elcutherus in de laatste helft der
| tweede eeuw verzocht, om hem eenige zendelingen te
j doen toekomen. Hel doel van deze overlevering is
blijkbaar, om de Britsche kerk tot eene loot vau de
j Roomsche Ie maken. Maar de bijzonderheden vau
de latere Britsche kerk druischen geheel en al tegen
\'net denkbeeld iu, dat zij baar oorsprong uit Koine
geluid heeft, want in vele decleu harcr gebruiken en
plegtighedeu verschilde zij van de gebruiken der
Roomsche kerk, eu naderde zij veel meer de gebrui-
ken van de kerken van Klein-Azië. Bovendien is hel
wel bekend, dat de Britsche kerk gedurende langen
tijd bet gezag vau den Roomsehen stoel weerstand
bood, terwijl de Angel-Saksische kerk (zie ald.i
zich aan bet gezag vau den paus onderwierp.
Maar hoewel hel tijdperk van de eerste invoering
des Christendoms iu Italië verre van volkomen zeker
is, schijnen toch de Britsebe Christenen in de derde
eeuw reeds een talrijk ligchaain geweest te zijn, en de
Britsche kerk was te dier tijde eene georganiseerde
gemeente. Tegen het einde der derde of bet begin der
vierde eeuw waren de Christenen inde Romeiusche
provinciën van Brittanje om hunne godsdienst aan
vervolging blootgesteld; St. Albau, een inboorling
van Vcrulaniium, was de eerste Britsebe martelaar iu
de stad, welke Ihans naar hem St. Albans beet. Zijn
marteldood bad omstreeks -\'^O plaats, en te /.elfder
tijd werden Aiirou en Julius, twee burgers vau Caer-
leon, eu verscheidene andere personen van beiderlei
sekse in verschillende deelen vau het land ter dood
gebrugt. Toen Constmitius Chlorus tot keizer werd
uitgeroepen, 305, maakte hij een einde aan deze ver-
volgiug der Britsche Christenen, en toen zijn zoon
(\'onstantijn de Groote iu het volgende jaar den troon
beklom, werd de vrede in de Kerk volkomen hersteld.
„Toen," zegt (iildas, „kwamen de Britsebe (\'hristenen
uil de schuilhoeken, waarheen zij getrokken waren,
herbouwden hunne kerken,die iu puin verkeerden,en
namen zij hunne heilige plegtighedeu met een zuiver
en opgeruimd gemoed in acht."
Omstreeks dezen tijd breidde zich de Ariaansche
twist (zie Akiaskn), die te Alexandrië uitgebroken
was, en gedurende langen lijd de geheele Christelijke
kerk schokte, lol aan de verre knslen vau de Britsebe
-ocr page 427-
liHITTIXl WEN oi\' BRITiTMEKS — BROEDKHEX.                                   409
eilanden uit, waar, zooals wij van (iililas vernemen,
«leze verderfelijke ketterij op zeer onrustbarende wijze
vorderingen maakte. Het is echter aangenaam, dat
wij tegenover dezen geschiedschrijver kunnen aan-
voeren, dat Hiëronyinus en Chrysostouius in hunne
geschriften dikwijls in sterke bewoordingen over du
standvastigheid der Britsche kerk spreken. HctChris-
tendom bleef, nadat liet vasten voet in Brittanje ver-
kregen had, steeds bloeijeu, totdat de Romeinen dat
land in 122 verlieten, toen de natie blootgesteld werd
aan de invallen der Pieten en Schotten, üp dezen tijd
ontstond ook de ketterij van Pelagius, een Britsen
monnik, wiens werkelijke naam Morgan was. Daar
hijecn inboorling vau het land was, verspreidden zich
zijne mecningen (zie Pelagianen) in de Britsche kerk
snel. De geestelijken, verontrust over het heerschen
dezer noodlottige ketterij ouder hunne kudden, wend-
den zieh tot de kerk in Gallic om bijstand, ten einde
haar te onderdrukken, en deze kerk zond dadelijk
twee regtzinnigc prelaten naar Brittanje. Deze pre-
laten, Germanus, bisschop van Auxerre, en Lupus,
bisschop van Troyes, waieu op hunne reis naar de
Britsche kust aan een hevigcu storm blootgesteld,
waaraan zij als door een wonder ontkwamen. Toen
zij eindelijk hunne bestemming in veiligheid bereikt
hadden, stelden zij hunne uiterste pogingen in het
werk, om de dwaallx glippen van Pelagius bloot te
leggen. Hunne prediking trok de aandacht en be-
langstelling des volks; en zij, partij trekkende van de
opgewondenheid door hunue komst veroorzaakt, ric-
pen de Pelagianen tot een openbaren twist op, waarbij
hunne gronden zoo overtuigend bevonden werden,
dat de Pclagiaanschc kampioenen naauwelijks tegen
de volkswoede beschermd konden worden. L)c prela-
ten keerden, nadat zij ecnigen tijd in Engeland door-
gebragt badden, naar (iallië terug, doch Germanus
legde later een tweede bezoek aan Brittanje af, dewijl
de Pclagiaanschc ketterij weder uitgebroken was.
Zijne komst had dcuzelfden uitslag als te voren.
Hierna handhaafde de Britsche kerk hare regtzinnig-
heid gedurende langen tijd, totdat de Saksers in 449
in het land kwamen, en de natie ten tweeden male
bijna tot het Heidendom gebragl werd.
De Saksers maakten zieh op verraderlijke wijze
meester vau het land, dat zij waren komen helpen, /.ij
lieten alleen het westelijke gedeelte van het eiland
aan de oude bezitters over, en stichtten in het overige
deel de zeven Angel-Saksische koningrijken. En niet
tevreden niet de Britten in ecue beperkte landstreek
teruggedrongen te hebben, toonden zij ook hun he-
vigen haat jegens de Britsche kerk door het ver
moorden der geestelijken en de vernieling der kerken.
Toen het Christendom ook onder de Angel-Saksers
ingang vond, en ecue Christelijke kerk onder hen
gesticht werd, week deze bittere afkeer langzamer-
hand, of veranderde zij ten minste van karakter. De
Angel-Saksische kerk onderwierp zieh aan het gezag
vau den bisschop van Rome, en verlangde, dal de oude
Britsche kerk zulks ook zoude doen; deze weigerde
echter ten sterkste aan dien eisch toe te geven. Daar
de Britten liet Christendom niet u>t Rome, maar uil
Int Oosten ontvangen hadden, beschouwden zij zieh
als eene geheel onaf hankelijke Christelijke kerk. Op
verschillende punten van hunne kerkelijke inrigtingeu
verschilden zij ook zeer van Rome, voornamelijk wat
den tijd van het vieren des Paaschfecsts, de tonsuur en
de plegtiglieden hij den doop aanging. Rome was
verontwaardigd over den weerstand door de Britsche
kerk aan hare magt geboden, en de Angel-Saksische
kerk, onwillig om eenc onafhankelijke kerk in hare
nabijheid te verdragen, ontmoedigde zooveel moge-
lijk de oude kerk vau Brittanje, die, beperkt, tot de
bergachtige districten van Wales, trapsgewijze afnam
en uitstierf. Zie Engeland (Keuk van).
BRITTINTANEN of Bbittiniëks, eene verceni-
ging van Augustijner monniken, zoo gchecten omdat
hunne eerste woonplaats Briltini, nabij Aneona, in
[talie was. Hunne levenswijze was zeer streng; zij
aten geen dierlijk voedsel, vastten vau de Kruisver-
heffing tot aan Pasclien, en op andere tijden eiken
Woensdag, Vrijdag en Zaturdag, behalve de vasten
door de Kerk bevolen. Deze vereeniging weigerde
zich te onderwerpen aan de bulle van paus Grego-
rius IX., die den Augustijnen beval hunue grijze klce-
deren af te leggen, en zwarte daarvoor in de plaats te
nemen. Eindelijk vaardigde Gregorius in 1211 eene
bulle ten gunste van hen uit, waarbij hun toegestaan
1 werd het grijze kleed te dragen, doch zonder den gor-
| del, ten einde hen van de Minorieten te onderschei-
den. Zij voegden zich bij de algemceuc congregatie
vau Augustijner monniken, die door Alcxander I\\.
in 1256 gevormd werd.
BROEDEREN, eene klasse van Christenen in
i Engeland, die dezen naam voor zich aannemen om
hun iudividiiëolcn staal als Christenen of broederen
in Christus aan te duiden, terwijl zij zich niet als
eene afzonderlijke godsdienstige secle willen beschou-
wen. Zij ontstonden omstreeks 1830, en daar hunne
eerste kerk te Plymoutb gesticht werd, zijn zij ge-
woonlijk bekend onder den naam van Broederen van
-ocr page 428-
BKOKDEltEX DER GEMEENSCHAP.
no
Plymouth. De bijzondere denkwijze, die zij aangaande
eene Christelijke kerk koesteren, is niet, dat zij cene
bepaald gei steiijke inrigting is, maar eene erkende
vcrecnigiug vau allen, die ware gcloovigen zijn. /ij
kanten zich aan tegen alle secten en afzonderlijke
benamingen. Zij zien volstrekt niet in, waarom bet
ligchaani vau Christus, dat werkelijk een is, ook niet
zigtbaar vereenigd zou zijn, daar het als zijn\'eenige
band vau verceniging de erkenning heeft van dezelfde
hoofd waarheden en de gemeenschap mei hetzelfde
le\\ ende Hoofd. Afscheiding om verschil van nieening
aangaande mindere en niet-essentiëele punten, be-
schouwen zij als zondig en ongewettigd door het
Woord Gods. Alle geloofsartikelen en geloofsbclijde-
nissen beschouwen zij als cene ontkenning van de
voldoendheid der Schrift, en de aanstelling vau be-
paalde leeraren en het inachtnemen van rituëele cerc-
moniën, als eene weigering om den Heiligen Geest
als den algenoegzamcu geleider \\an Gods volk te
erkennen. Zij verwerpen daarom alle mcnschelijke
vormen en stelsels, en zeggen, dat /.ij zich alleen aan
bet bestuur van deu Geest onderwerpen. Zij verwerpen
ook alle onderscheid tusschen geestelijken en leeken
in de Kerk vau God. leder der Broederen, die de
gave bezit, mag niet alleen, maar is zedelijk gebonden,
om die tot stichting der Kerk te gebruiken, dewijl
alle gcloovigen ouder het Nieuwe Testament eene
geestelijke priestervcrecniging uitmaken, die aan de
leiding van den Heiligen Geest onderworpen is. Daar-
om mag een ieder, die gelooft door deu Geest geleid
te worden, bij hunne samenkomsten de vergadering
tot stichting aanspreken. Als echter iemand meent,
dat hij zulke bijzondere gaven bezit, dat hij het regt
beeft zich aan het werk der prediking cu verklaring
te wijden, dan moet hij zulks alleen op zijne eigene
verantwoordelijkheid aan den Heer doen, zonder
eenige aanstelling of bevestiging door de Broederen.
Zij erkennen geenc leeraren, die door menschen gewijd
zijn, en elk der Broederen mag den doop en het avond-
maal, dat zij wekelijks vieren, bedienen.
Aangaande de leer belijden de Broederen bcginse- i
len, weike vau die der meeste Christelijke kerken j
verschillen. Zij geloovcn, dat een ieder, in wien de
Heilige Geest woont, een lid is van de Algemeene kerk
op de wereld, en daar hij gaven ontvangen heeft van
den (ieest, welke die naar zijnen wil aan eiken menseh
uitdeelt, mag hij wettiglijk prediken, zonder ecnig
verlof van menschen ontvangen. Dewijl de Christen
alreeds in een staat van genade is, behoeft hij, naar
hun inzigt, niet om zegeningen te vragen, die hij reeds
ontvangen heeft, maar slechts om de vermeerdering
er vau. Hij is niet langer ouder de wet als een levens-
regel, omdat hij door Christus er vau bevrijd is. De
wet aan ware gcloovigen te prediken is derhalve
bepaaldelijk ongepast, en cene ontkenning van de
volkomenheid vau Christus werk. \\ ele broederen ge-
looveu aan de tweede komst van Christus, als cene
komst in persoon, en aan zijn duizendjarig rijk op
aarde. Dit is echt er geenszins het algemeene gevoelen
der verceniging.
liij den laatstcn census bezaten de Broederen 13:i
kerken. Dit is echter minder dan het ware getal, ten
gevolge van hunnen onwil om a!s cene afzonderlijke
secte erkend te worden. Hun aantal bedroeg toen
0,000 of 7,000, doch in de laatste jaren zijn zij aan-
merkelijk toegenomen, cu thans maken zij een veel
grooter ligchaani uit. Ook in Amerika maken de
Broederen snelle vorderingen.
BROEDEREN DER GEMEENSCHAP, eene
der twee partijen, waarin de orde der Franciscanen
in het begin der veertiende eeuw verdeeld werd. In
tegenstelling met de Spiritualen, waren zij sterk
geneigd om de strenge gelofte, van armoede te ver-
zachten, die buu door hun stichter St. Franciscus op-
gelegd was. In 1310 riep pausClemens V. de hoofden
vau heide partijen aan zijn hof, en gaf hij zich veel
moeite om eene verzoening tot stand te brengen. Na
verschillende bijeenkomsten vaardigde de paus, op
het algemeene concilie van Vienne in 1311, eene buik-
uit, waarin hij den twist trachtte te doen ophouden,
door ecu middenweg in te slaan. Om aan de Spiri-
tualen welgevallig te zijn, beval hij den Franciscanen
zich streng aan hunnen ordesregel van armoede te
houden, terwijl hij, om den Broederen der geineen-
schap te heilagen, den Franciscanen toestond om, waar
zij gecne gelegenheid hadden om zich door bedelen
een bestaan te verschaffen, graanschuren te hebben
en daarin te verzamelen, wat zij zich door bedelen
konden verschaffen, terwijl de hoofden en opzieners
der orde moesten oordcelen, wanneer en waar zulke
graanzolders noodig waren. Deze uitspraak maakte
voor een tijd een einde aan den twist, maar ongelukkig
barstte hij bij den dood van Clcmens in Frankrijk niet
vernieuwde woede uit, en in 131 I dreven de Spiritua-
len de Broederen der gemeenschap uit de kloosters
vau Narbonne en Beziers; zij stelden toen nieuwe
kloostervoogden aan, leiden hunne vorige kleederen af,
cu deden een kort, eng en onbehagelijk kleed aan.
.lolianucs XXII. stelde, bij zijne verheffing tot de pau-
selijke waardigheid, al zijne pogingen in het werk oin I
-ocr page 429-
BROEDEREN DUS GEMEENEN LEVENS.
■in
echter slechts cenigen tijd. Het behaagde God Groot
tot ernstiger en diepere gedachten te doen ontwaken,
en hij werd een geheel ander niensch. Hij deed afstand
van de ijdelheden der wereld, en besloot zich aan het
welzijn zijner medemeuschen te wijden. Om zich voor
te bereiden voor een leven vau de grootste nuttigheid,
ging hij in ecu Carthuizer-klooster, waar hij zich ge-
durende drie jaren aan de beoefening der Heilige
Schriften en aan ernstige overdenkingen en gebed
overgaf. Na verloop van dien tijd keerde hij tot het
werkzame leven terug, echter niet als priester, maar als
privaat persoon. „Vooral liet goud van Arabic," zeidc
deze vrome, denkende man, „zoude ik de verzorging
van zielen, zelfs voor een enkelen nacht, niet op mij
willen nemen.\'\' Met zulke hooge denkbeelden van het
heilige leeraarswerk, weigerde hij zich tot cenig hoo-
ger ambt dan dat vau diaken te laten wijden. Dit ambt
gaf hem het regt om het volk te onderrigten.
Thans bekleed met de magt om te prediken, begon
Groot het werk eens evaugelists. Hij reisde door
steden en dorpen, en riep als een andere Johannes de
Dooper het volk op, om berouw te hebben over zijne
zonden en zich tot den Heer te wenden. Hij predikte
ook niet, gelijk de priesters vau zijn tijd, in het Latijn,
maar iu de landtaal, en met eene welsprekendheid en
eene kracht, die velen tot hem trok. Waar hij ook
heenging, was hij onvermoeid inliet verkondigen vau
het. evangelie; dikwijls predikte hij tweemaal daags
eu drie uren achtereen. De uitslag was, dat velen,
door nieuwsgierigheid uitgelokt om den verwonder-
lijken prediker te hooren, door hem tot de reddende
kennis der waarheid gebragt werden. De geestelijken,
die hij om hunne bedorven zeden niet gestrengheid
berispte, waren verontwaardigd over de getrouwheid,
waarmede hunne ondeugden blootgelegd werden. Zij
beklaagden zich bij den bisschop van Utrecht, en
| haalden dien prelaat over, om Groot het verlof om te
! prediken te ontnemen. De goede man onderwierp zich
aan de hevelen van zijn kerkelijken meerdere, en be-
paaldc zich uu tot een rustigen en beperkten werk-
kring, waarin hij ongemeen genoegen vond. Hij
vestigde zich te Deventer en verzamelde, dewijl hij
het gezelschap vau jonge nienschen beminde, een
aantal ijverige jongelingen om zich, die hij bezigde
om de Schriften en andere godsdienstige boeken over
te schrijven. Dit leidde tot de instelling van de Broe-
derschap des Genieenen Levens. De aard en het doel
der vercenigiug worden door Ullmann, in zijne Her-
vormen vóór de Hervorming, aldus beschreven: —
„In hunne levenswijze en bezigheden maakten zij eene
den twist te beslechten; hij riep de Fransche Spiritua-
len voor zich te Aviguuu, eu vermaande lien on» het
kleed, dat zij aangenomen hadden, af te leggen. Eenige
stemden hierin toe, sommige weigerden om zich aan
den eiseh te onderwerpen. Verontwaardigd over dezen
wederstand tegen zijn gezag, riep Johanues de hulp
der Inquisiteurs in, die verscheidene oproerlingen op
den brandstapel deden omkomen om geene andere
misdaad, dan omdat zij den regel huns grondvesters,
St. Franciscus, boven de magt der pausen stelden.
De zoo scherp betwiste punten waren van zeer
ondergeschikt belang, daar zij uitsluitend betrekking
luidden op den vorm der kleedden, die Franciscanen
mogteu dragen, en op hun regt om graanschuren en
kelders te hebben, ten einde hun voorraad te bewaren.
De Broedereu der gemeenschap droegen lange, losse,
eenigzins sierlijke kleederen, met groofe kappen over
hunne hoofden, terwijl de Spiritualen korte, enge,
onkostbare kleederen cu kleine kappen droegen. De
Broederen der gemeenschap verzamelden ook, in den
tijd van den oogst en van den wijnoogst, koren in hunne
schuren en wijn in hunne kelders, doch de Spiritualen
beweerden, dat zoo iets onbestaanbaar was met ware
bedelarij. De twee partijen stonden vol bitterheid
tegenover elkander. Paus Johannes XXII. vervolgde
echter de Spiritualen niet de grootste gestrengheid,
eu veroordeelde vele van hen zonder genade tot den
brandstapel. Deze vervolging woedde gedurende lan-
gen tijd, en van I.\'118 tot den tijd van Inuoccntius VI.,
1352, werden niet minder dan honderd dertien men-
sehen van beiderlei geslacht in Frankrijk eu Italië
wreedelijk ter dood gebragt. „Bij deze," zegt Mos-
heim, „konden uit de geschiedschrijvers cndocunicn-
ten, gedrukt en in manuscript, nog zooveel andere
gevoegd worden, dat ik geloof, dat men een catalogus
van twee duizend vau zulke martelaren zou kunnen
opmaken." Zie Franciscanen.
BROEDEREN DESG BMEENEN LEVENS, eene
Christelijke vercenigiug in de veertiende eeuw iu
Nederland ontslaan. De stichter van deze belangrijke
instelling, die in de hand Gods den weg voor de Her-
vorming baande, was Gerardus Groot of Groet, die te
Deventer iu 1310 geboren werd. Nadat hij aan de
hoogeschool te Parijs voor de kerk was opgevoed,
werd hij kanunnik van Utrecht en van Aix. Daar hij
iemand van rang en fortuin was, eu een volkomen
vreemdeling aau den invloed der Goddelijke geuade,
gaf hij zich geheel over aan wcreldsche vermaken, zon-
der acht te geven op zijn geestelijk ambt en de groote
verantwoordelijkheid daaraan verbonden. Dit duurde
-ocr page 430-
H 2                                        BROEDEREN DES GEM EENEN LEVENS.
onderrigting van bet volk in de Christelijke leer, en
bet doen herleven en verbeteren van de opvoeding
der jeugd. In dit laatste opzigt maakten zij hun tijd
merkwaardig. Wel is waar, waren er in een veel vroe-
ger tijdperk scholen in de voornaamste steden van
Nederland gesticht, b. v. te \'s Gravesande in 1322, te
Leiden in 1324, te Rotterdam in 132S, te Schiedam
in 133G, te Delft, in 1312, te Hoorn in 1358, te
Haarlem in 1389, en te Alkmaar in 131)0; maar voor
bet grootste gedeelte waren deze scholen niet zuiver
wetenschappelijk. Zij waren tegelijkertijd financieele
ondernemingen der .-.leden, liet regt om eene school
te openen werd verhuurd. Het gevolg was, dat zulk !
een schoolgeld van de scholieren werd gevorderd, als I
slechts de rijkeren konden betalen, terwijl de gcheele
inrigtingdcrscholenzeergebrekkigwas. liet onderwijs
door de monniken in de kloosterscholen gegeven was
niet meer voldoende. Hel was Ie oppervlakkig, en
daar het algemeen vermengd was met lage enbijgc-
loovige bestanddcelen, was het in vele opzigten in -
strijd met ware verlichting. De Broederen des Ge- j
meeuen Levens gaven in tegendeel niet alleen gratis
onderwijs, en maakten daardoor de kunst van lezen
en schrijven voor elk, rijk of arm, bereikbaar; zij bc- i
vorderden niet enkel op elke wijze de vorderingen
van de meer behoeftige klasse van leerlingen; maar
wat van meer gewigt was, zij deden de opvoeding
vergezeld gaan van ecu geheel nieuw leven en eeu
zuiverder en edeler geest."
Het opvoedingsstelsel door de Broederen des Ge-
meenen Levens gevolgd, was door en door godsdien-
stig. Het was gegrondvest op het Woord Gods, en
terwijl de beste kerkvaders op de scheden gebruikt
werden, zoowel als nuttige uilgelezen stukken uit de
Heidenscbe schrijvers over zedeleer, was alles gerigt
op bet inseberpen van een geest van levende gods-
vrucht. Deze inrigtingen bevalen zich weldra in de
algemeenc guust aan. Binnen korten tijd en op ver-
schillende plaatsen werden er in Holland, Gelderland,
Brabrant, Friesland, Westphalen en zelfs in Saksen,
Broederhuizen opgerigt.
Hoewel Groot zich voor een streng en ijverig aan-
hanger van de Roonische kerk uitgaf, verhaastte hij,
misschien zonder het te weten, de Hervorming. Hij
drong met den grootsten ernst aan op het gebruik dei-
Heilige Schriften, en op de vermeerderingen versprei-
ding van afschrift en er van. Christus was voor hem het
begin en bet einde des bijbels, de wortel en stam des
levens, de eenige grondslag der kerk. Het verlangen
van dezen uitmunt* nden man was, om de geestelijk-
vereeniging van broeders uit, gevormd, voor zoo verre
de omstandigheden der tijden veroorloofden, naar liet
Apostolische model. Ycreenigd om echte vroomheid
aan te kweeken, verschaften zij zich zelveu do midde-
len voor een eenvoudig levensonderhoud, gedeeltelijk,
gelijk de A postel Paulus, door handenarbeid en gedeel-
telijk door hetontvangen van vrij willige giften, waarom
echter niemnud verzoeken mogt, tenzij in geval van
dringenden nood. Oinhun algemeen bestaan te verz. -
keren, en ten teeken van hunne broederlijke genegen.
beid, badden zij onder elkander bet beginsel cener
gemeenschap van goederen ingevoerd. In de meeste
gevallen gaf elk lid het eigendom, dat hij bezat, ten
gebruike der vereeniging over. Er schijnt echter, ten
minste in de kindschheid der instelling, geene strenge
en algemeone wet aangaande dit punt beslaan I e hebben,
zooals in de vercenigingen derPythagoristcnen Essc-
nershet geval was. Alles moest voortkomen uit vrijheid
en liefde. De kerk te Jeruzalem navolgende, en door
broederlijke genegenheid gedreven, deelden zij weder-
keerig hunne verdiensten en eigendommen met elkan-
der, of wijdden zij ook hunne fortuin, als zij fortuin
bezaten, aan de dienst der vereeniging. Uit deze bron,
en uit giften en legaten hun vermaakt, ontstonden de
Broederhuizen, in elk waai van een zeker aantal leden
te zamen woonde, wel is waar in kleeding, dieet en
algemcene levenswijze aan een bepaalden regel onder-
worpen, maar toch niet volgens de regels en gebruiken
van het kloosterleven van de wereld afgezonderd.
waarmede zij aanhoudend gemeenschap bielden, en
op zulk eene wijze, dat zij tegenover het monnikenle-
ven het beginsel van persoonlijke vrijheid bewaarden.
Hun gcheele regel moest niet uit dwang in acht ge-
nomen worden, maar alleen door de beweegreden van
aanhoudend hernieuwde goedwilligheid, en alle ge-
boorzaaraheid, zelfs de onvoorwaardelijkste, moest
vrijelijk, liefdevol en om der wille van God bewezen
worden.
„liet groote doel der vereenigingen was de vestiging,
ontwikkeling eu verspreiding van het werkdadige
Christendom. Dit doel poogden zij in de eerste plaats
onder elkander te vervullen door de gcheele inrigting
hunner vereeniging, door de zedelijke kracht en ocn-
voudigheid hunner levenswijze, door godsdienstige
gesprekken, wcderzijdsche schuldbekentenissen, waar-
schuwingen, vermaningen en gemeenschappelijke
vroomheidsoefeningen. Om hetzelfde doel naar buiten
te bevorderen, arbeidden zij door de Heilige Schift
en geschikte godsdienstige verhandelingen over te
schrijven eu te verspreiden; het meest echter door de
-ocr page 431-
BliOEDEREN DES GEMEENEN LEVENS.
11.\'S
hciil tot tiet Apostolische leven en de Apostolische
leer terug te brengen. „Wie wenscht," zegt hij, „de
genezing van zielen op eene waardige wijze Ie onder-
nemen, moet bovenalleseenzuiver voornemen hebben.
Een zuiver voornemen vereischt echter van hem, dat
hij den roem van God en het behoud van zielen als zijn
voornaamste doel zoekt, en het zal hiervan een bewijs
zijn, als hij het herderlijk ambt onderneemt, zelfs als
er gceu lijdelijk voordeel mede verbonden is, en alleen
om der wille van het werk, mits bij uit andere bronnen
voldoende middelen hebbe, om zich zelven en die,
welke van hem afhangen, te onderhouden."
Groot was van voornemen, a\'s zijn leven langer
geduurd had, om een klooster van reguliere kanun-
nikeu te stichten, ten einde de levenswijze, die hij
voor het voordeeligste hield, in beoefening te brengen.
De dood verhinderde echter de volvoering van dit
plan. De pest sleepte hem ten grave, en zijn dood
was kalm, vreedzaam en onderworpen.
Na den dood van Groot voltooide zijn leerlingTlo-
rentius Radewins het werk, dat hij begonnen had.
door in 13S6 op het huis VVindesheim te Zwolle ecu
kapittel van reguliere kanunniken te vestigen. Hij
stond later aan de verceniging een Broederhuis te
Deventer toe, waarin, onder liet oppertoezigt van
priesters, jonge lieden voor Let heilige ambt werden
voorbereid, en vrome leeken, die hunne verschillende
handwerken uitoefenden, te zamen als broeders in
gemeenschap van goederen leefden, hoewel zonder
eene voortdurend bindende gelofte , en Christelijke
vroomheid onder elkander en anderen, door geregelde
oefeningen ia de godsdienst, waartoe een ieder vrijen
toegang had, t rachtten aan te kweeken. Deze broederen
verspreidden zich snel in de Nederlandeu en ook in
Noord-üuitschland. Door hunne overeenkomst met
de BegHARDEN (zie ald ) vielen zij spoedig onder de
verdenking der inquisiteurs, en leden zij veel vervol-
ging.
In liet begin der vijftiende eeuw werden de Broed e-
ren des Gemeenen Levens aangevallen door Mattheüs
Grabo, lector van het Dominicaner klooster te Gro-
ningen, die hunne geheele wijze van leven onwettig
en ketterscli noemde. De hervormde kanunniken van
de Windesheimsche congregatie kwamen tusschen-
beidcu om de Broederen te verdedigen. Grabo werd
voor den bisschop van Utrecht beschuldigd, en deed
een beroep op den paus. De kwestie werd voor het
concilie van Constanz gebragt, waarvan de uitslag
was, dat de voornaamste autoriteitenonmiddi Uijk ten
gunste der Broedercuspraken, en Grabo veroordeelden
om van zijne dwalingen afstand te doen. Na dien tijd
maakte de instelling des Gemeenen Levens snelle vor-
deringen. Vele der Broederen werden in scholen ge-
bezigd, en andere oefenden verschillende handwerken
uit om hun levensonderhoud te verdienen. Het was
een hoofddoel der verceniging, om de godsdienstige
opvoedingdes volks te bevorderen, en in het bijzonder,
om eene vrome geestelijkheid op te voeden. Zij werd
derhalve spoedig eene vruchtbare ociciischool voor
de kloosters. De ijverzucht der Bedelmonniken werd
echter opgewekt, < n deze si rekten de hand der vervol-
ging uit. Eugeuius IV. nam de Broederen echter
onder zijne bescherming, en vele hunner vonden het
noodzakelijk om zich te vereenigen met de ïertiariërs
der Franciscanen, om vrede te verwerven. De vijand-
schap der Bedelmonniken legen de Broederen begon
echter in het vervolg van tijd te verminderen, toen zij
zagen, dat de opleiding aan de jongen gegeven hun ook
vele nieuwelingen aanbragt. In Opper-Duitschland
en Zwitserland konden de Broederen des Gemeenen
Levens geen vasten voet verkrijgen, en daar gaven de
vcrcenigingeii der Bcgharden zich voortdurend aan
bedelarij over, en werden zij kweekscholen van ket-
terij.
De Broederen des Gemeenen Levens waren l e zamen
in Broederhuizen verecnigd, die aldus door Lllmanu
beschreven worden: — „Ongeveer twintig van hen
woonden te zamen in één huis, bezaten eengemeen-
schappelijk fonds, en gebruikten hun voedsel aan eene
gemeenschappelijke tafel. Zij waren verdeeld in pries-
ters, geestelijken eii leeken. Het aantal priesters was
aanvankelijk zeer klein, omdat de eerste Broederen,
naar het voorbeeld van Gerardus, het geestelijk ambt
in zijne geheele grootte en verantwoordelijkheid be-
sehouwden. Later ontvingen echter meerdere van hen
de wijding als priesters, en verscheidene dezer namen
geestelijke ambten aan, en hielden op met de Broederen
te wonen, terwijl nog andere inwoners van hunne huizen
bleven. Gewoonlijk waren er vier of zelfs ineerpries-
ters inéén huis, en ongeveer tweemaal zooveel zooge-
naanide clerici, onder welke de nieuwelingen en die lee-
kcu gerangschikt werden, die voorcentijd de leefwijze
der Broederen wenschten te volgen. De opname in
de broederschap, gewoonlijk slechts toegestaan na
herhaald en dringend verzoek (want de Broederen
waren verheven boven het maken van proselieten,
gelijk de Bedelmonniken), werd voorafgegaan door
een jaar van beproeving, gedurende welken tijd de
nieuwelingen aan eene zeer gestrenge behandeling
onderworpen waren. Gedurende dezeu tusschentijd
-ocr page 432-
I
11 t BROEDEBEN DER HEILIGE DRIEEENIIE1D — BROEDEREN VAN DEN VBI.1EN GEEST.
werd het voor den candidaat niet wcnschelijk geoor-
deeldom naar huis terug te koeren, uit vreeze dat liij
weder in familiezaken en wereldsclic beslommeringen
gewikkeld zou wonion. Als de candidaat iu de vcr-
ecniging word opgenomen, verwachtte men van hem,
dat liij van zijn erfgoed voor liet algemeene gebruik
afs\'aud zou doen. Ouder de gezegden van Florentius
vinden wij hel volgende: „"Wee hem, die, terwijl hij
in eeue vereeniging woont, zijne eigene dingen zoekt,
of zegt, dat iets hel zijne is!" Wie de beproevieg door-
stond, on ihil; begeerig was om zich voortdurend aan
de vereeniging aan te sluiten, werd clericus. Deze
slaat kwam overeen met dien vaneen gewonen monnik,
behalve dat er geene voor het leven bindende gelofte
geëischt werd. Elk clericus mogt vrijelijk de verecni-
ging verlaten, zonder kerkelijke straffen opteloopen;
bij moest echter met de Broederen de rekening ver-
effenen, en eene zekere geldsom achterlaten. Ook de
vrijheid ten opzigte van kleediugeu levenswijze was
grooter dan in kloosters. De gewone kloedij was een
grijze mantel, roken broek, zonder sieraad. Een kapje
van dezelfde kleur bedekte het hoofd, waarom zij
caeuUali genoemd weiden; leerlingen moesten hot
haar van de kruin laten scheren. Het leven der Rioc-
deren was iu elk huis zeer methodisch, /ij hadden
bepaalde uren voor godsdienstoefeningen, schrijven
en handenarbeid. Gedurende de maaltijden werd eruit
bet eene of andere hoek voorgelezen; beurtelings was
zulks de pligt der Broederen. Mij zulke gelegenheden I
was een hunner ook aangesteld om de onwelvoege-
lijkhedeu te bestraffen, die aan tafel plaats konden
hebben.Over hel algemeen heersehtc orcenegelijkheid,
als die tussehon de leden van een zelfde huisgezin, iu
ilc veroenigingen, hoewel hel voor de orde uoodig
was, dat er afzonderlijke ambten waren. Over elk
huis had een reetor, prior otpreepoiUut het bestuur,
die uil de broederen verkozen en door een viec-rector
bijgestaan werd."
Omstreeks den tijd van hot begin der Broederhuizen
ontstonden er ook vrouwelijke veroenigingen des
Gemeenen Levens. Groot had eene vereeniging van
vrouwen gevormd, die een eenvoudig en afgezonderd
leven leidden, en zich voornamelijk bezighielden met
naaijen, weven, godsdienstoefeningen en het onder-
wijzen van meisjes. Toen deze zustervereeniging
eenmaal ontslaan was, breidde zij zich snel uit. Aan
het hoofd van elk bnis was eene directrice geplaatst,
Martha genaamd, met eene onder-Martha tot hare
hulp. De voornaamste Martha in Utrecht had het
oppertoezigt over alle vrouwelijke vereonigingon van
hot district, on bezocht die eenmaal in het jaar. De
huizen hadden het beginsel van eene gemeenschap
van goederen aangenomen.
De Broederen des Geineeuen Levens bleven steeds
den weldadigsteu invloed op de maatschappij uitoefe-
neu. waar hunne instclllingeu ook gevestigd werden.
totdat zij indemanuender Hervorming verloren gingen.
Luther erkende, dat zij getrouw het zuivere Woord
bewaard, en het eerst liet evangelie onderwezen had-
don. Zij baanden inderdaad den weg voor de Hcrvor-
miug, en door de aanmoediging, die zij aan de
beoefening der letterkunde gaven, zoowel als door
den vromen, hoewel eenigzins mystieken geest, dien
zij om zich verspreidden, bragten zij er veel toe bij om
dat glansrijke tijdperk te verhaasten, waarop velen het
juk van Rome afwierpen, en voor zich volkomene
vrijheid van gedachte en handeling eischten.
BROEDEREN DER HEILIGE DK1EËEN-
11 KID, eene monniksorde op het einde der twaalfde
eeuw ontstaan, ten gevolge van de heilige oorlogen
dor Christenen in Palestina, waarin vele van deze
gev angenen werden van do Mohamedanen. Zij had
haar oorsprong te danken aan Johannes de Mattia en
Felix de Valois, twee vrome Fransehen, die te Cerfroy
iu het bisdom Meaux een kluizenaarsleven leidden.
De naam Broedereu der Heilige Drieenheid werd
aan de orde gegeven, omdat al hare kerken aan de
Heilige Dricëenheid gewijd waren, /.ij werden ook
Broederen der Bevrijding van Gevangenen genoemd,
om het werk waaraan zij al hunne krachten wijdden,
de bevrijding van Christen-gevangenen uit de handen
der Mohamedanen, aan welk doel zij een derde liun-
ner inkomsten opofferden. Mosheim berigt ons, dat
deze orde door sommige oude schrijvers de orde dei-
Ezels genoemd wordt, omdathaar regel den broederen
verbiedt op paarden te rijden, vn van hen eiseht van
ezels gebruik te maken. Eene orde, gelijk aan die der
Broederen der Heilige Drieëenheid, werd in 1228
door Paulus Nolasoo in Spanje gesticht, en kroeg den
naam van de Orde van St. Maria voor hel Loskoopen
van Gevangenen.
BROEDEREN VAN DEN VRIJEN GEEST,
cene seetc iu do dertiende eeuw ontslaan, /ij had haar
oorsprong iu het Pantheïstische stelsel, door Amalric
van Bena (zie Amalkk i.vxkn) gesticht, dat zich na
de vervolging, die. hot te Païijs in 1210 onderging,
des te moer verbreidde. De secte dor Broederen van
den Vrijen (leest verscheen het eerst te Straatsburg
in 1212 onderden naam van Ortlibenzen of Ortlibarii.
Deze benaming was waarschijnlijk afgeleid vauOrtlieb,
-ocr page 433-
AI\' VAX GOD.                                                         415
UROKDERSC
den naam van iemand, die de leerstellingen van Anial-
ric in dal gedeelte van Duitschland bekend maakte.
Uit Straatsburg verspreidde zich de secte over het
overige gedeelte van den Eizas en in Thurgau. In
12üü breidde zij zich uil ouder de Waidcnzenin Lyon;
in 1250 verschenen zij Ie Keulen, rn weinige jaren
later waren zij zoo talrijk onder de Begharden (zie
ald.) aan den Rijn, dat /.ij dikwijls met deze verward
werden. In het begin der veertiende eeuw verschenen
zij in Italië, waar Mosheim verkeerdelijk zegt, dat zij
hun oorsprong hadden. De bijzondere naam van Broe-
dcren en Zusters van den Vrijen Geest schijnt ont-
leendtczijn aan de woorden van den Apostel 1\'aulus,
Rom. V11 i : -2, lt: „Want de wet des Geestes des
levens in Christus Jezus lu cfl mij vrijgemaakt van de
wet der zonde en des doods. Want zoo velen als er
door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen
Guds." Zich grondvestende op deze teksten, beweer-
den zij de ware kindereu Gods te zijn, die volkomen
vrijgemaakt «aren van de wet. De mystieke theologie,
die zij leerden, wordt door Mosheim op de volgende
wijze beschreven: — „Zij hielden staande, dat alle
dingen bij uitvlocijing van God voortkwamen, en
eindelijk tot hun Goddelijken oorsprong zouden we-
derkeeren; dat de redelijke zielen zooveel dcclcn
waren van de opperste Godheid, en dat het heelal,
als een groot geheel aangemerkt, God was; dat elk
mensen, door de kracht der bespiegeling en door het
gemoed van alle zinnelijke en aardsche voorwerpen af
te trekken, op eeue onuitsprekelijke wijze met de
Godheid kon vereenigd, en één worden met de bron
en den oorsprong aller dingen; eu dat zij, die door
lang en aanhoudend bespiegelen zich om zoo te spre-
ken in den afgrond der Godheid gedompeld hadden,
daardoor de roemrijkste en verhevenste vrijheid ver-
kregen, eu niet alleen ontheven waren van het geweld
der zondige lusten, maar ook van geniecue aandriften
der natuur. Uit deze en dergelijke leerstellingentrok-
keu de Broederen van den Vrijen Geest dit goddeloos
en schrikkelijk besluit, dat een mensen, die op de
gemelde wijze tot God was opgestegen, en door be-
spiegeliug was verslonden in den afgrond der Godheid,
een deel van de Godheid, ja God werd, en de Zoon
van God was in denzelfden zin en even als Christus,
en daardoor verheven tot eeue roemrijke onafhanke-
lijkheid, en ontslagen van alle verpligting aan God-
delijke eu mensehelijke wetten."
Eenige aanhangers dezer scete beperkten hunne
denkwijze van de vrijmaking, waarop de Apostel
doelde, tot eene vrijmaking van uitwendige eeredienst
en kerkelijke wet, en deden derhalve de godsdienst
alleen bestaan in de innerlijke vereering des harten.
Andere dreven daarentegen liet denkbeeld van vrij-
heid zoo verre, dat zij beweerden, dat de vrijheid eenc
volkomene vrijstelling van zelfs de mogelijkheid om
j te zondigen in zich sloot, daar de geloovige zoo innig
verbonden w.ts mei God, dat al zijne daden eu wer-
kingenbeschouwd moeten worden als door God zelven
verrigl. Dat zulke meeningen door een gedeelte der
Broederen gekoesterd werden is duidelijk uit hunne
eigene geschriften. „Indien God wil," lezen wij in
een hunner meest geliefde werken, „dat ik zal zondi-
gen, moet ik volstrekt niet wenschen, dat ik niet
gezondigd mogt lubben. Dit is ware boel vaardigheid.
Eu indien iemand duizend doodzonden begaan heeft,
eu hij goed bestuurd wordt en vereenigd is mei God,
moet hij niet wenschen, dat hij die zonden niet be-
gaan had, en hij moet het lijden van duizend dooden
eerder verkiezen, dan een van die doodzonden te heb-
hen nagelaten."
De leeraars der sec te van den Vrijen Geest trokken,
in navolging van de Apostelen, van plaats tot plaats.
Zij werden door hunne volgelingen ook apostelen ge-
noemd, en werkten door onderwijzing eu geschriften
voor de uitbreiding hunner secte. Van den ijver dezer
secte was het gevolg, dal de inquisitie, na een langen
tussehentijd, in de veertiende eeuw met vernieuwde
kracht weder in het leven geroepen werd. Twee Do-
minicaneu werden omstreeks J3I>7 tot inquisiteurs
voor Duitschland aangesteld. Karel IV. verleende
in 130\'J aan de inquisiteurs de krachtigste onder-
steuning, doordien hij drie edicten te hunner gunste
uitvaardigde. Grcgorius XL vermeerde het aantal in-
quisiteurs voor Duitschland tot vijf, en Bonifacius IX.
\\ stelde er zes voor Noord-Diiitsehland alleen aan. De
Broederen van den Vrijen Geest verdwenen niet ge-
heel vóór de vijftiende eeuw.
BROEDERSCHAP VAX GOD, eene Christen-
! secte iu de twaalfde eeuw ontstaan, die tot haar
voornaamste doel had, om het regt en de uitoefening
! van den afzonderlijken oorlog te beteugelen en af te
schatten. Zii werd te Guieune door een timmerman
i J
gesticht, die beweerde bijzondere gemeenschap niet
Jezus Christus eu de Maagd .Maria gehad te hebben.
Hij werd als een geïnspireerde bode van God ontvan-
gen. Vide prelaten en baronnen kwamen Ie 1\'uy bijeen,
en verbonden zich bij eede om niet alleen met hunne
eigene vijanden vrede te sluiten, maar ook om dezul-
ken aan te vallen, die weigerden de wapenen neder te
I leggen en zich mei hunne vijanden te verzoenen
-ocr page 434-
BROOD (AYOXDM.YALS).
tic
vraag, of gezuurd of ongezuurd brood bij het avond-
maal gebruikt moest worden. De eerstgenoemde kerk
streed voor het gebruik van gezuurd, de laatstge-
noemde voor dat van ongezuurd brood. De Grieken
noemden daarom de Latijnen Azyuieten (zie ald.),
terwijl de Latijnen den Grieken te laste leiden van
FcrmenlatioiProzymieteH te zijn. Heide partijen ril pen
het voorbeeld onzes Ilecren te harcr gunste in; de
eene parlij beweerde, dat Hij gebruik maakte van het
ongezuurde paaschbrood, en de andere, met evenveel
hevigheid, dat Hij slechts gewoon brood gebruikte.
Hei is onmogelijk om opditpnnt tol ecnigezekerheid
te geraken. De Protestanten zijn van oordcel, dat de
hoedanigheid van het brood van geen aanbelang is.
Rij de Hervorming hielden de meeste hunner op onge-
zuurd brood te gebruiken. De Luthcrschcn gaan
echter nog met het gebruik voort. Het communie-
brood hij de Kooinscheu bestaat uit meel en water,
en beeft den vorm van dunne, kleine, cirkelvormige
koekjes, gelijk ouwclen, die dcu naam van Ilosiir.
(zie ald.) dragen. De Armenische kerk volgt het voor-
beeld der Roomschc in het gebruiken van ongezuurd
brood. De Nestorianen hechten bijzonder veel gewigt
aan de jaarlijkschc hernieuwing van het heilige zuur-
decg; eene plcgtigheid die zij op den Donderdag in
aelil nemen, welke in de andere Oosterschc kerken
voor de wijding van het chrisma bestemd is. Zij
hebben de zonderlinge overlevering, dat Johauncs de
Dooper ecnige druppelen van het water bewaarde,
dat vim ile kleedden onzes Heercn droop, toen Hij
uil de Jordaankwam, en dat deze toevertrouwd werden
aan de zorg van Johanues, denzoon van Zebcdciis; dat
dclaatstgenoemde Johanncsccncdiibbelcportiebrood
bij het avondmaal van Christus ontving, en de eene
portie opat en de andere bewaarde; dat hij, ook legcn-
woordig zijnde bij de kruisiging, cenig bloed en water,
dat uit de zijde onzes Zaligmakers vloeide, bewaarde,
waarvan hij hel eerste op het brood deed, en liet andere
met het doopwater vermengde; en dat bet water met
olie vermengd zijnde, en hel brood tot poeder verma-
lon, ouder de twaalve verdeeld werden, die zich allen
naar verschillende nat ien begav en, voorzien van heilig
water voor den doop en zuurdeeg voor het avond-
maalsbrood. In overeenstemming met deze overlcvc-
ring vermengen do Nestorianen olie, en de Jacobieten
olie en zout met het meel voor het gewijde brood
benoodigd. Het brood, dat de Grieken bij het avond-
maal gebruiken, is rond, met een vierkant in het
midden, dat liet Heilige Lam of het Heilige brood
heet, cu hierop is een motto, dat bctcckcnt: „Jezus
BROOD (AVONDMAALS-). In de eerste ecuwen
der Christelijke kerk was liet voor de geloovigeu op
den lijd der avondmaalsviering de gewoonte, om eene
vrijwillige gift voor de schatkist der kerk niet zicli te
brengen. Dij de rijkeren bestonden deze offergaven
gedeeltelijk uit brood en wijn, waarvan de elementen
genomen werden. Het brood was dat, hetwelk ge-
woonlijk in het, land werd gebruikt, en de wijn werd
niet water vermengd, volgens de onveranderlijke gc-
wooute der Ouden. Deze gaven mogtcii alleen door
de coininiiuieanten geschonken worden, en /.e niet Ie
mogen schenken werd als eene soort van kleinen
kerk ba n beschouwd. Dat het brood, dat in de kerk
bij hel avondmaal gebruikt werd, gewoon gerezen
brood was, blijkt duidelijk uil de omstandigheid, dat
het genomen werd van de olfergavcu door het volk aan-
gebragt. En bovendien vermeldt Kpiphauius als eene
van de bijzondere gebruiken der Ebionielen, dat zij on-
gezuurd brood in In l avondmaal gebruikten, hetgeen
hij niet als eene bijzonderheid zou hebben aangetec-
kend, als de Christelijke kerk er gewoonlijk gebruik
van maakte. De oude schrijvers spreken nooit van bet
gebruik van ongezuurd brood bij hei avondmaal,maar
dikwijls van gezuurd brood, en noemen zelfs daarom
lul avondmaal fermeutam ol\'zuurdeeg. Hel is ecuig-
zins opmerkelijk, dat geen (iiieksch schrijver vóór
C\'eriilarius, welke klagteu hij ook tegen de Roomschc
kerk moge aanheffen, ooit zegt, dat zij ongezuurd
brood gebruikte, hetgeen ecu sterk bewijs is, dat vóór
de elfde eeuw zulk een gebruik in die kerk geheel en
al onbekend was.
ili\'l is moegelijk om met zekerheid te zeggen, wat
tot de verandering van-gezuurd in ongezuurd brood
geleid heeft. De gissing van Hona op dit punt is, dat
hel gebruik werd ingevoerd, toen het volk ophield
offergaven te brengen, en de priesters zelve voor de
elementen zorg moesten dragen. Daar deze zorg nu
op hen neerkwam, werd hel voor eerbiediger en pleg-
tiger gehouden om ongezuurd in plaats van gezuurd
brood te gebruiken, en te zelfder tijd veranderden zij
waarschijnlijk hel gewone brood, dat gebroken moest
worden, ir, een dunnen ouwel van den vorm van een
deuarius, om, z.ioals sommigen deuken, de zilverlin-
geu voor te stellen, waarvoor onze Zaligmaker verra-
den wi ril. Maar of Bona\'s gissing al ol\'niel waarheid
bevat, zooveel is zeker, dat gedurende meer dan dui-
zend jaar het gebruik van ongezuurd brood in het
sacrament des avoudmaals geheel en al onbekend was.
Een scherpe strijd ontstond er in de elfde eeuw
tusschcu de Grieksche en de Latijnsche kerk over de
-ocr page 435-
HROVVNlSTJi.V
41/
is, dat ik gezien heb, of dat ik met gezien heb, zij hei
zonder kracht; zij het als het stof der aarde, of verga
het geheel." Al het zuurdeeg, dat gevonden kan wor-
den, wordt iu ceiie vaas verzameld, zorgvuldig gedu-
icude den nacht bewaard, en met. de vaas, waarin het.
is, den volgenden dag, ecu weinig voor deu middag,
lerbraud. Geen vaatwerk mager gebruikt worden,
at eenig zuurdeeg beval heeft, en daarom worden de
gewone kciikeiigereedschappcu en hel vaatwerk weg-
genomen, eu andere voorwerpen daarvoor iu de plaats
gesteld, die op geen anderen lijd gebezigd worden.
Ilel geheele keukcugaruituur wordt ook zorgvuldig,
eerst mei heel eu daarna met koud water, ge wasseiien.
Vnlai hel zuurdeeg verbrand is, worden de ouge-
zuurde koeken gereedgemaakt, Er worden zooveel
koeken gebakkeu, ais er noouig zijn om gedurende
liet feest de plaats van het gewone brood te vervau-
gen. De koeken zijn gewoonlijk rond, dun en vol
Kleine gaatjes. Gewoonlijk beslaan zij slechts uit meel
en water; de rijkere Joden maken ze echter smakelij-
ker met cijereu en suiker.hoewel zij steeds zorg dragen,
om niets anders dan ile koekeu op den eersten feestdag
ie gebruiken, ^mimigen hebben verondersteld, dat
liet bevel om ongezuurd brood gedurende hei Paaseh-
l\'eesl Ie gebruiken eene zedelijke beleekenis had, eu de
Israëlieten moesl oproepen om zich van den ouden
zuurdeesem van boosheid en goddeloosheid ie zuive-
reu, eu de eenvoudige, zuivere hoedanigheden van
npregtheid en waarheid aan te kweekeu.
KKOUNIrs l\'E.V, eene seete in de zestiende eeuw
i, Engeland ontslaan, me zich hevig legen de Kerk van
Kngelaud aan kantte en beweerde, dat divx liooiusch-
ge/.ind eu antichristelijk was. /dj kreeg haar naam
naar Roberl Brown, een geestelijke die vroeg de begin-
seleu der Puriteinen ingezogen luid, en die, hoewel hij
kapellaau van deu Lord-kanselier Burghley was, opeu-
lijk zulk een sterken haal tegen de nationale kerk aan
den dag legde, dal liij iu 15! 1 opgeroepen werd om
voor den aartsbisschop Parker in hel Lambeth paleis
te verschijnen; bij deze gelegenheid werd hij, door
tusscheukomsl van zijn beschermheer eu bloedverwaul
Burghley, van eene /.«are straf gev ruwaard, daar deze
voor lirowu, als zijn kapellaau, eiselite, dal hij niet
onder het gezag van hel hof zou slaan. De mceningeu
van dezen Puriteinschen godgeleerde stonden geheel
eu al tegenover die der Episcopaten eu I\'resbytcria-
nen. Hij eu zijne volgelingen beweerden, dat de in-
rigling van liet kerkbestuur democratisch moest zijn,
dat elke afzonderlijke vereeniging e,eu ligchaaiu was,
dat in zich de volle inagt haii om ledeu toe te iateu of
Christus overwint." Hei motlo up hel brood bij de
Copten is: „Heilig, heilig, heilig; Heer van Sabaoth."
BROOD (Ongezüukü). Onder de Joden is liet
Paaschfeest altijd met ongezuurd brood gevierd ge-
worden, daar het paaschlaui inel deze soort van brood
moest worden gegeten, ujj straffe van van Israël te
worden afgesneden. De reden van dit bevel seliijnl
gedeeltelijk geweest te zijn, om hen te herinneren aan
de moeijclijkhedcu, die zij iu Egypte hadden onder-
gaan, en daarom wordt het brood in Deut. X.VI: 3
liel „brood der ellende" genoemd. Gedeeltelijk Mas
zij ook, om de Israëlieten ie doen denken aan de haast,
waarmede zij uit Egypte waren getrokken, zoodat /ij
geen tijd hadden om hun <lei g te doen rijzen, en (laar-
om weid het bevel gegeven: ,,Zeven dagen zuil gij
ongezuurde brooden op hetzelve el en, een broed der
ellende; waul iu der haasl zijl gij uii Egyptcland uil-
getogen. " De Joden zijn nog thaus zoo naauwgezet
in het iuaclituenien dezer plcgtighcid, dat de grootste
voorzorg genomen woidl bij hel bereiden van hel
paaschbrood. \\ olgeus de Kabltijnseiie vooisehrifteu
op dit punt, was hel van tarwe of gerst gemankt, en
was liet noodzakelijk, dal deze \\an de allerbeste lioe-
danigheid waren. De Joden zoehten alle vochtige
korrels er uil, onderzoeliteu eiken zak, opdat niet een
overblijfsel van oud meel er in gevondeu mogt wol den,
en braglen liet graan op de ruggen van paarden, en
onbedekt, naar dcu molen, opdat hei niet warm zou
worden. Jlet mogt ook niet vermengd worden mei
olie, zou) of boter. Geen kind, krankzinnige, doove.
Heiden of < tuisten mogt lul aanraken. Alleen een
Jood mogt het brood gereedmaken, en de Rabbijnen
hielden liet voor eene bijzondere eer, om daarbij ge-
bezigd Ie worden.
De nieuwere Joden vreezen ten zeerste, alvorens
het Paaschfeest begint, dat het minste zuurdeeg in
liunue huizen gevonden wordt. Op den dertienden
dag der maand Nisan, nagenoeg met onze maand
Maart overeenkomende, worden alle huizen met de
grootste zorg onderzocht, eene kaars wordt aangeslo-
ken, en alle hoeken en gaten worden doorsnuffeld.
Alvorens lol de onderzoeking over Ie gaan, uil de
lieer des huizes hel volgende schietgebed: „Gezegend
zijl Gij, o Heer onze God, de altijddurende Koniug,
die ons geheiligd hebt door L\'w gebod, en ons be-
volen hebt het zuurdeeg weg Ie nemen." (reen woord
wordt er iiissehen dil gebed eu de onderzoeking geuit,
eu als er eenig zuurdeeg gevonden wordt, wordt het
nutteloos genoemd, eu de heer des huizo spreekt
dezen wenseh uil: „Al hel zuurdeeg, dat in mijn bezit
U
-ocr page 436-
ns                                               browi
uit te sluiten, om auiblsbeklcedcrs Ie verkiezen eu te
wijden, en hen, als Int welzijn der vereeniging het
vereischte, af te zetten, zonder dat het daarvan reken-
schap behoefde te geven. Zij namen niet aan, dat de
priesters eene afzonderlijke orde uitmaakten; elke
leekebroeder had de vrijheid oin Ie profeteren of een
woord van vermaning te spreken bij hunne bijceu-
komsteu in de kerk ; het was na de predikatie vooreen
iler leden de gewoonte om vragen voor Ie stellen, en
met elkander te spreken over dr leerstellingen, die
verkondigd waren, /ij verklaarden zich tegen alle
voorgeschreven bidforniuliereu, en wat kerkstralien
aangaat, waren zij voor eene geheide scheiding van
hel kerkelijke en het burgerlijke zwaard. Ecnige der
sdi ui n voor hunne afscheiding van de kerk zijn niet
gemakkelijk te wcèrlegen. Zij beweerden, dat de wet-
ten des rijks en de bevelen der koningin verscheidene
ongewettigde iinvoegingen aan de instellingen van
(.hristus haddeu gemaakt; dat er verscheidene grove
dwalingen in de kerkdienst waren, en dal deze toc-
vocgiugeu en dwalingen voor de communie waren op-
gelegd en noodzakelijk gemaakt; dat, als de vervolging
<wi des ui u eten-* wille het teekeu eener valsche kerk
is, /.ij niet koniien gelooven, dat de Kerk van Engeland
i ene ware was. Verder waren zij van oordeel, dat de
ianieustelliug der hiërarchie te slecht was 0111 ver-
hetenl ie worden; dat zelfs de pilaren er van verrot
waren, en dal liet gebouw op nieuw opgetrokken
niuesi worden. Haar nu alle Christenen verpligl zijn
om de inzet tingen van Christus zuivel en onbesmet te
liewaren. Insloten zij een nieuwen grond te leggen,
in zieh zoo nabij mogelijk aan het oorspronkelijke
voorbeeld te houden, hoewel op gevaar van alles te
verliezen, wal hun in deze wereld dierbaar was.
Brown oefende het dienstwerk verscheidene jaren
ie Horwich uit, maar werd bij verschillende gelegen-
lieden gevangen genomen, wegens de ongepaste taal
waarin hij over de Kerk van Engeland sprak. Eindelijk
ilugtle hij, door vele zijner aanhangers vergezeld,
naar de -Nederlanden, waar hij in löh8 eene kerk te
Middelburg mogl openen. Daar deze vereeniging
echter door inwendige twisten beroerd werd, werd
/.ij spoedig ontbonden, en Brown, niet in staal zijnde
> in de strijdende partijen met elkander Ie verzoenen,
keerde in 1 5VJ naar Engeland terug, waar hij, afstand
geilaan hebbende van zijne beginselen, door den in-
vloed win zijn vrocgeren beschermer Lord Burghlcy,
een rectoraal in Northainplonshire verkreeg. Zijne
hevige geaardheid wikkelde hem echter voortdurend
in vele moeijelijkheden, en zelfs toen hij ongeveer
tachtig jaar oud was, werd hij naar de gevangenis
geleid, om een aanval op den konstabel der gemeente.
In 1630stierf hij Ie N\'orthampton in de gevangenis,
zich beroemende, zooals Fuller verzekert, dat hij in
twee en dertig gevangenissen opgesloten was geweest,
in eeltige van welke bij op lief midden van den dag
zijne hand niet kon zien.
Hoewel de Brownisten in de Nederlanden door hun
hoofd verlaten waren, bleven zij I och als eene afzon-
dirlijke vereeniging bestaan. In 1592 hadden zij te
Middelburg ecu bedehuis, de l\'ischmarktkerkgehce-
ten. Benige jaren later kreeg de secle eene groote
vermeerdering van leden, dewijl vele broederen uil
Engeland overkwamen, die genoodzaakt waren uit dat
land Ie wijken, ten gevolge van de zware vervolgingen,
waaraan zij blootstonden. De vereeniging te Mid-
delburg bloeide een aantal jaren onder het bestuur
van Hendrik Jakob, en van de pers dier siad versehe-
ucii tulrijke werken 0111 de beginselen der Brownisten
te verdedigen. Op liet einde der zeventiende eeuw
stierf zij uit.
Middelerwijl waren de Brownisten in Engeland
aan de meest willekeurige behandeling onderworpen.
lul5SOwerd er eene parlementsacte aangenomen,
waarbij afwezigheid uil de gemeeulekerk niet eene
boete van £ 20 maandelijks gestraft werd, cu gevan-
genschap totdat de boete betaald was. Afwezigheid
gedurende, eenjaar stelde den overtreder niet alleen
aan eene boete bloot, maar twee borgen voor £ 20(1
werden er ook gevorderd, totdat hij zieh naar hel bevel
schikte, üe uitslag van dezen maal regel van oudcr-
drukking was, dal vele Brownisten naar de gevange-
uisseu gezonden werden, waarin niet weinige hunner
stierven; andere werden Ier dood veroordeeld om
gcene andere misdaad, dan omdat zij de meeningen
van Brown waren toegedaan en zijne geschrift en lazen, j
(ielijk gewoonlijk bij zware vervolging geschiedt,
breidde de scetc zieh snel uit, en in 1590 was zij zoo
talrijk en belangrijk geworden, dat nog sterkere inaat-
regelen door het gouvernement werden uitgedacht oin
haren voortgang tegen te gaan. Eene nieuwe acte
werd er aangenomen om personen te straffen, die
hardnekkig weigerden om in de kerk Ie komen. i)e
nieuwe si ra f was zeer zwaar en toont, dat de regten
drs gewetens op dien tijd niet geëerbiedigd werden.
De aete, waarop wij nu doelen, hield in, dat alle per-
.siuien, die overtuigd werden van eene geheime bijeen- ;
komst bij te wonen, of van te vergaderen om godsdienst-
oefeningen te blinden, iu de gevangenis zouden wor-
deu gezel, totdat zij zieh hadden gebeterd; als zij !
-ocr page 437-
BRUMALlfÜN.
1.1 !l
; de leden zijner kleine gemeente, nu door haar herdei
verlaten, verstrooiden zich spoedig, of voegden zich
bij de andere gemeente, die tot I 022 onder de herder-
I lijke zorg van Ainsworth stond. Hij werd opgevolgd
door Johauues (ai me, die door zijne kanttci keniiigen
j op den bijbel zijn naam bekend gemaakt heeft, in tol
zijn dood in 1 *>fï7" aan hel hoofd der Brownistischo
gemeente stond. Nadat deze seete meer dan eene eeuw
te Amsterdam bestaan had, werd de gemeente out bon-
den, en hare laatste leden, zes in getal, vroegen in
1701 om als leden der Britschc Hervormde of 1\'res-
byteriaansche kerk te Amsterdam te worden aangeno-
men, hetgeen hun werd toegestaan. Alvorens zij dezen
stap deden, droegen zij hunne kapel aan de Ifol-
landsche diakenen over, op voorwaarde dat zij alleen
gebruikt zou worden door leden der Hervormde god.—
dienst.
Tegen het einde der legering van Klizabe.lh werden
de Brownisten in Kngclaud met groote gestrengheid
behandeld. De meeningeu, die zij op liet punt der
geestelijke onafhankelijkheid koesterden,on waardoor
zij de oppcrinagl der koningin in kerkelijke /alen
ontkenden, maakten ben gebaat bij (Ie regerende part ij
I van dien tijd. (ireemvood en Barrow, twee hoofden
der seete, werden Ie Tvburn in Int openbaar opgr
hangen. Nog iwm- andere herders der Brownisten
werden omstreeks dien zelfden tijd ter dood veroor-
dceld. Ken hunner onderging zijne straf: de andere
stierf iu de gevangenis.
In KiO-l trok Johannes Robinson . predikant iu
Norfolk, die de gevoelens der Brownisten toegedaan
was, en dien ten gevolge veel vervolging had onder-
gaan, naar Leiden, en stichtte daar eene gemeente.
Algemeen deukt men, dat Robinson de vader der
ludependenten is, waarin de Brownisten eindelijk
overgingen. Van de Leidsche gemeente trokken er
velen met hun predikant naar Amerika. De Brown-
isten behielden vasten voet in Engeland, hoewel zij
gecne groote vorderingen maakten, gedurende de
regering van Jacobus 1. en Karcl I. Tijdens de repu-
bliek gingen zij echter iu de ludependenten verloren,
en na de herstelling van het koningschap is er geen
spoor van lutu bestaan meer ie vinden.
BltLMALIKN, Heidenschc leesten bij de oude
Romeinen, die door lïomulus ter eere van Racehns
werden ingesteld. Zij werden tweemaal in liet jaar
gevierd, op den 1 2ie" dag van de kalendeu van Maan.
en op den achttienden van de kalenden van November.
Tertulliauus vermeldt de Brumalien onder de Heiden- i
selie feesten, die eeniffe f\'hrUtenen geneiard waren
bleven volhardeu, werden zij voor allijd velbannen,
en als zij naar huis terugkeerden, moesten zij met deu
dood gestraft worden. De uitslag van dit ouverdra-
gelijke bevel was, dat de Brownisten zich voor de
dienaren des bisschops verbolgen, en dal die te Londen
op eene afgelegene plaats in do velden van [slingtou
bijeenkwamen, waar vroeger eene Protestantsclie ver-
gadering, tijdens de regering van Maria, onderderge-
lijke omstandigheden te zanien kwam. Ongeveer vijl\'
en zestig werden er op den dag des lleeren, terwijl
zij gezangen zongen, gevat, en twee aan twee naar
verschillende gevangenissen te Londen gezonden. Zij
ondergingen eene langdurige en hardegevangenschap;
velen stierven onder de barbaarsclie behandel ing, onder
welke Roger llippon. Hij stierf als gevangene in New-
gate, < u zijne medegevangenen plaatsten hel volgende
opschrift op zijne doodkist: — „Dit is lieflijk van Ro-
ger Rippou, een dienaar van Christus en degelrouwe
onderdaan harermajesteit, die de laatste isvanzcsl ien
of zeventien, welke die groote vijand van God, de
aartsbisschop van Canterbury, met zijne eoininissaris-
sen in Newgate in de laatste vijfjaren vermoord heelt,
klaarblijkelijk voor de getuigenis van Jezus Christus.
Zijne ziel is uu bij den lieer, en zijn bloed roept om
eene spoedige wraak over dien grooten vijand der
heiligen "
Onder beu, die door de vervolging gedwongen
werden om eene schuilplaats iu vreemde landen te
zoeken, bevond zich Kranciscus Johnson, die in 1 ö1"1*
van de hoogeschool van Cainbridge weggejaagd eu
gevangen gezet werd, omdat hij Rrownistiseho begiu-
selen beleed. Deze uitstekende dienaar van Chiisius
vlood naarde Nederlanden, en werd in lOOtt door de
Mrownisten, die te Amsterdam gevestigd waren, tot
herder, en Henry Ainsworth tot leeraar verkozen.
Benige leden werden uit de vereeniging verwijderd,
omdat zij leerstellingen aannamen, gelijk aan die,
welke later door Arniinius werden verbreid. Eene
nieuwe scheuring had er te Amsterdam plaats, ten
gevolge van verschil over de kerkelijke tncht. Kran-
eiseus Johnson beweerde, dat het bestuur der kerk
alleen bij de ouderlingen berustte, terwijl Ainsworth
meende, dal het bij de kerk in het algemeen berustte,
waarvan de ouderlingen slechts een deel uitmaakten.
De strijd werd met veel hevigheid gevoerd , en ten j
laatste had er eene afscheiding plaats; beide partijen
bouwden afzonderlijke kerken, en noemden zicli naar
hunne hoofden 1\'ranciscaausehe en A iusworthiaansche
Brownisten. Spoedig daarna verliet Johnson Amster-
dam, en vertrok hij naar Kmden in Oost-Friesland, en
-ocr page 438-
42(1                                                        RTJEASTIS -
rCIIANISTKY
sprong ontleende aan eene vrouw, Buchan geheeten.
I)e/.e merkwaardige vrouw werd in 1.738 in Banffshire
uit geringe ouders geboren. Daar hare moeder stierf,
toen zij nog in hare eerste kindschheid was, en haar
vader kort daarop weder in den echt trad, werd Els-
peth Simpson, want zoo was haar eigenlijke naam, in
hare jeuird /eer verwaarloosd, en was zij aan de vrieu-
dclijkheid van eene verre bloedverwant harer moeder
de weinige kennis, die zij van het lezen en naaijen
bezat, verschuldigd. Daar zij cene jonge vrouw werd
I van weinig godsdienstige beginselen, verviel zij tot
\' gewoonten van ongebondenheid, en haalde zij een
1 pottcbakker te A.yr, met name Robert Buchan, over
om baar echtgenoot te wordeu, hoewel men het be-
twijfeld heeft, of zij ooit wettig gehuwd waren. Elspeth
en haar echtgenoot trokken toen naar Banffshire,
waar zij een pottewinkel opzetten, en daar deze niet
slaagde, ging Buchan naar Glasgow, en liet hij zijne
vrouw achter, die, om in de behoeften van haar en
hare drie kinderen te voorzien, eene school begon.
Omstreeks dozen tijd begon Elspeth Buchan ideëu
j aangaande godsdienstzaken van den zoudcrlingsten
; en hersenschimmigsten aard Ie koesteren en ijverig
i te verspreiden. Zij bezocht geregeld godsdienstige
i bijeenkomsten, waarop zij eenige harer vreemde in-
] zigten verkondigde, en niet onduidelijk te kennen gaf,
dat zij ze onmiddellijk van den hemel had ontvangen.
Nu werd zij eene erkende twistster over ingewikkelde
punten aangaande de godsdienst; hare school werd
| verwaarloosd, en hare leerlingen namen snel in aantal
| af. Op raad harer vrienden trokken Elspeth en haar
\' huisgezin naar Glasgow, waar zij zich bij haarechtge-
■ noot voegde, die in eene pottobakkcrij dier stad werk
: gevonden had.
Op het einde van 1782 was de predikant White,
: een geestelijke verbonden aan de Verligtingsgemeente
; te Trvine, toevallig tegenwoordig bij eene zamenkomst
in de nabijheid van Glasgow. Deze geestelijke bezat,
groote redenaarstalenten, en trok, waar hij ook preekte,
! een aantal menschen tot zich. Jufvrouw Buchan be
diende zich van de gelegenheid om White te hooren,
en verrukt over zijne welsprekendheid en getroffen
door de ideën over de Goddelijke waarheid, die hij
verkondigde, schreef zij aan hem in de vleijendste be-
woordi ngen, waarin hij zooveel behagen schepte, dat hij
baar uilnoodigde om te Trvine te komen, waarheen zij
; in 1 783 trok, om in zijn huis te wonen. Haar gesprek,
bare bezoeken van huis tot huis, hare gereede oplos-
sing van mocijelijkheden, en vooral hare verklaringen
! der Schrift deden haar zeer stijgen in de achting van
te vieren, en hij maakt het den Christenen tot een
verwijt, dat zij niet zoo gehecht u-aren aan hunne
godsdienst, als de Heidenen aan de hunne, daar deze
nooit zouden deelnemen aan eene Christelijke plegtig-
heid, opdat zij niet voor Christenen mogtcn gehouden
worden: innar „wij," zegt hij, „zijn er niet bevreesd
voor, dat men ons voor Heidenen aanziet." Eenigc
geleerden denken, dat door de Brunxdien, door Ter-
hillianus vernield, niet de feesten van Bacclnts wor-
den bedoeld, maar de feesten van don wintor-zonne-
stilstand. zoo gehecten naar bniiim of winter, naar
aanleiding van welke zij gewoon waren cene gissim.
te maken aangaande hun geluk of ongeluk gedurende
het overige gedeelte van den winter. Deze bijgeloo-
vige. plegtigheid schijnt onder de eerste Christenen
aangehouden te hebben lot aan liet einde derzevendr
eeuw, want wij vinden, dat het concilie van Trullo in
60 2 het bijwonen van de Briimalièn door de Christenen
op straffe van excommunicatie verbiedt.
BUBASTIS, eene godin door de oude Egypte
naren aangebeden, \'/ij was eene dochter van Osirif
en Isis, en de zuster van Florus. De voornaamste zetel
harer eeredienst was eene stad, die haar naam droeg,
waar een tempel was opgerigt, en een feest te harer
eere gevierd werd. Het dier aan haar gewijd was dr
kat; zij werd zelve gewoonlijk afgebeeld met een kat-
tekop. Herodotns zegt ons, dat, als de kaften stierven,
zij gebalsemd en naar Bubastis gebragt werden. Deze
\'godin komt overeen met Artemis fzie ald.) van de
Grieken, die zoowel de maan als Lucina is. De kat
is hier het symbool van den nacht van den chaos en
van de, maan, die het doordringende oog van den nacht
is; zij is ook het symbool der vruchtbaarheid, omdat
deze godheid, gelijk Lucina, over accouchementcn
het bestuur had. De Bubastis der Seandinavicrs was
Freya (me ald.), wier wagen door iwa\' katten ge-
trokken werd. Naar alle waarschijnlijkheid was
Bubastis de godin der maan, en dit komt volkomen
overeen met het gezegde van Plutarehus, dat de kat
een zinnebeeld der maan was. Josephus vermeldt,
dat Onias, de hoogepriester, aan Ptolemeüs en Cleo-
patra verlof vroeg om een tempel van Bubastis te zui-
veren, die te Leontopolis in verval was geraakt. Dit
toont aan, dat zelfs tijdens de regering van Ptolemeüs
Phiïometor de eeredienst dezer godin in Egypte bc-
stond. Het is zeer waarschijnlijk, dat Bubastis, voort-
gesproten uit Osiris of de zon en Tsi« of de maan. de
nieuwe maan voorstelde.
BTTCHANTSTEN, eene secte van geestdrijvers, in
17SM in Schotland ontstaan, die haar naam en oor-
-ocr page 439-
NISTEN.                                                                     421
genheid gade, om de handen aan baar en hare misleide
volgelingen te slaan. Eindelijk grepen zij haar, slcep-
tcu haar door al de stralen der stad. eu bragten baar
met geweld lot aan Stewarton, een dorp acht mijlen
van Irviue op den weg uaar Glasgow. Toen zij die
plaats bereikte, kwamen velen bijeen om de beruchte
vrouw te zien, en in de daaruit voortkomende verwar-
ring ontsnapte zij, daar de nacht donker was, aan de
handen harcr vervolgers. Eenige harer aanhangers
gingen hunne ..Vriendin Moeder in den Heere," zoo-
als zij haar gewoonlijk noemden, opzoeken, maar
werden teleurgesteld. Zij keerden naar Irvine terug,
en hoewel het na middernacht was, hielden zij eeue
bijeenkomst in White\'s kamer, om hun verlies te be-
i teu iv ii. Terwijl zij elkander echter zochten te (roosten
door liet denkbeeld, dat zij ten hemel gevaren was,
kwam zij tol hunne verbazing in de morgenschemering
binnen, maar in een clleudigen toestand, /.ij was
blootshoofds, blootsvoets, naauwelijks met eenige
lompen overdekt, en geheel niet bloed bevlekt; zij
was echter opgeruimd en zeide: „Ik lijd dil alles
vrijelijk om der wille, van hen, die ik beuiiu."
Den volgenden dag verzamelden zich weder velen
tegenover White\'s huis, waarop de overheid, die een
opstand vreesde, jufvrouw Buchan beval om zonder
dralen de stad Ie verlaten, /dj werd dien ten gevolge
naar Glasgow gereden, door vele lieden uit de stad
: gevolgd, die haar niet den dood dreigden, zoo zij terug-
1 keerde. Zij leide nu een bezoek aan Mulliill in Perth-
shire af, waar Andreas [unes, een der eerste enkloekste
lïuchanisten. woonde; noch zij, noch White, die haar
uaar die plaats volgde, ondervond echter de aanmoe-
digiug, die zij verwachtten. Zij trokken daarom weder
naar [rvine, liet hoofdkwartier der secte. Hetgraauw
was woedend over de wcderverschijning van Moeder
Buchan in de stad. De magistraten werden sterk
aangezet om haar eu White te vatten, eu wegens gods-
lastering te vervolgen. Zij waren echter onwillig om
dezen grooten stap te doen, eu vergenoegden zich met
jufvrouw Buchan uit de stad te verbannen, en haar te
| b velen binnen twee uren over de grenzen te trekken.
Om baar \\ iorbclecdigingente vrijwaren, vergezelden
j de magistraten haar ongeveer eene mijl buiten de stad;
maar ondanks al hunne inspanningen werd zij door de
menigte grovelijk beleedigd, in sloten geworpen, en
op andere wijzen langs den weg mishandeld.
Omstreeks dezen tijd werd jufvrouw Ruchau van
baar echtgenoot wettig gescheiden. Mei dezen stap
was zij geheel en al verzoend, daar het een regel harer
vcreenigiug was om den huwelijksband niet te achten,
de godsdienstige menschen dier plaats. Men luisterde
naar haar als uaar een orakel, eu hoewel zij hare ge-
voclens uitsprak op den meest beslissende» toon en
met slecht verborgen ijdelheid, kwamen er velen oin
niet haar te sjireken en bekend te worden met bare
oplossing van de geheimenissen des bijbels. Het
gelukte ook aan Jnfv rouw Buchan, om White tot bare
eigene ideén over te halen, en hoewel eenige meer
verstandige leden zijner gemeente spoedig hel ware
karakter harcr meeniiigen als verkeerd eu gevaarlijk
ontdekten, werd hij geheid en al de dupe dezer listige
eu geslepene vrouw. De ketlerij en zelfs de godslas-
tering, die hij nu van den kansel verkondigde, schok-
ten de groote menigte zijner hoorders. Hij werd voor-
bet Verligtingspresbvteriiini van Glasgow geroepen,
om voor het prediken van kettersche leer te regl te
staan, eu daar de bcsehuldiging ten volle bewaarheid
werd, werd hij in zijn dienstwerk geschorst, tol groot
verdriet van eeue menigte vrienden, die zijne talenten
bewonderden eu hem als mensch beminden, terwijl
zij zich over zijne liglgeloovigheid verwonderden, e".
van harte medelijden met hein hadden. De dwalingen,
die White door den invloed van jufvrouw Buchan
had ingezogen, waren drie in getal: — J. Dat de
zonde den geloovige niet aankleeft; 2. Dat Christus
den dood vooralle meusehen onderging; 3. Dat terwijl
de ligchamen van heiligen onder het Nieuwe Testa-
ment de tempels zijn van den Heilige Geest, deheiligen
onder hel Oude Testament met deze onderscheiding
niet begunstigd waren.
Een predikant, die beschuldigd werd zoo zeer af te
wijken van de leer van Gods Woord, kon niet in be-
trekking blijven tot eeue erkend regtzinnige kerk;
het was derhalve niel te verwonderen, dat Wliile als
lecraar van de Verligtingskcrk (\'Relief chiirc.10 werd
afgezet. Hoewel zoo verworpen, ging hij toch voort
met al de funclien van het leeraarsambt uil te oefenen,
en een aantal zijner vroegere gemeenteleden bleven
hem getrouw. Kerst predikte hij iu zijn eigen tuin,
en daarna, om de kwelling van slecht gezinde personen
te ontkomen, in eeue kamer van zijn eigen huis, die
altijd overvol was. Jufvrouw Buchan woonde deze
bijeenkomsten geregeld bij, en gaf, wanneer het haar
gevraagd werd, de verklaring van hare, inzigten aau-
gaande verschillende gedeelten des bijbels, die onder
behandeling mogtenzijn. Hetgraauw van [rvine was
diep doordrongen van bet denkbeeld, dat eeue vrouw,
die zulk een vreemden invloed kon uitoefenen over ecu
bekwaam en lang geëerbiedigd predikant, niets anders
dan eeue ton verhek s kon zijn. Hel sloeg elke gele-
-ocr page 440-
\\il
IU (\'IIWIsTIA
op grond van een tcksl uit den bijbel, dien zij en hare
aanhangers zonderling verdraaiden, namelijk : „Opdat
ook die vrouwen hebben, zouden zijn als niet heb-
bende." Zelve vrij van alle wettelijke banden, drong
liet vrouwelijke hoofd der Buchanisteu bij hare vol-
gelingen er op aan, dat /.ij de huwelijksbanden ter
zijde zouden stellen. I)e gemeenteleden, oordeelende
dat zonde in hun geval onmogelijk was, gaven zich
uu over aan de meest wettelooze losbandigheid.
Toen de Buchanisteu [rvine verlieten, reisden zij
zuidwaarts naar Nithsdale. Zij waren zesenveertig
in getal, maar eenigc keerden naar huis terug, zeg-
gende, dat zij hunne zaken wensehten te regelen, om
daarna terug te komen. De emigranten vonden ge-
ilurendc cenigen tijd ecne rustplaats in eene ledig\'
schuur te New-C\'amplc, eene hoeve nabij Thorubill.
Uier begonnen de Buchanisteu, wal zij als hun apos-
toliseh leven beschouwden: allen, die geloofden,
waren bijeen, en hadden alle dingen geineen. Kenigen
van het landvolk voegden zich hij hen. en daar de
pachter der hoeve hun wilde toestaan 0111 Ie blij-
ven, bouwden zij voor zich een huis. waarin zij,
nu zestig in getal, verward door elkander woonden.
White verkondigde nu openlijk, dat de stichtster der
vcrecuigiug de vrouw was, die\' in hei boek der Opcu-
baring wordt voorspeld, die gekomen was om de
wereld Ie verlichten, en dal zij leven zou lot aan de
tweede komst van Christus, wanneer zij naar den
beniel zou worden overgebragt, om den Heer in de
lucht te ontmoeten.
Aran alle hoeken kwamen lal van menscheu om dr
Buchanisteu Ie zien. White predikte nu dagelijks,
terwijl de dienst gewoonlijk besloten werd met eene
korte aanspraak van Moeder Buchan. Toen de uieuws-
gierigheid ecnigzins geweken was, werden de land-
liedeu van Nithsdale, gelijk het graauw van [rvine,
verontwaardigd over het verblijf van eene vereeniging
van wettelooze dweepers te midden van hen. Daarom
besloten zij hen uit het land te verdrijven, en opeen
bepaalden dag kwamen velen bijeen, deden een aanval
op hen, vernielden de deuren eu vensters van hun huis,
en braken het weinige huisraad, dat zij bezaten, in
stukken. De menigte zocht naar Buchan en White,
om hare wraak op deze aanleggers der dweepzieke I
beweging te koelen; schikkingen waren er echter
vooraf voor de veiligheid der hoofden gemaakt, door |
hen naar het kasteel Closeburn over Ie brengen waar
zij blijven zouden, totdat de oproerigheid zou zijn
geweken. Vele heethoofden werden geval, en hoewel
de Buchanisteu weigerden um te vervolgen, en naau-
wclijks konden overgehaald worden om getuigenis af
te leggen van den overval, dien zij ondergaan hadden,
werden toch ongeveer twintig der voornaamstenen
ijverigsten in den aanval te Dumfries voor i\\i\'i\\ laud-
regter van het. graafschap in verhoor genomen en in
boete geslagen.
De vijanden der Buchanisteu waren nu meer vast-
bcradcu dan ooil om hen te verdelgen. Hunne
|ingingen mislukt eu echter. De seete werd boe langer
zoo stoutmoediger in het voortplanten harer ongc-
rijmde leer, en Vriendin Moeder kondigde openlijk
aan, dat zij de Heilige Geest Gods, de Derde Persoon
der heilige Drieëenheid was, en dat zij de magt had
om den Heiligen Geest mede te deelen, door op
iemand te blazen. White ondernam zelfde laak om
• in werk te vervaardigen, dal eene duidelijke uiteen-
zetting van het geloof en de gebruiken der vereeniging
zou bevatten. Dit zonderlinge b iek vcvschecniu 17S5,
Joch bragl lol spijl der seele, die alles zocht wat
opzien baarde, volstrekt geene gisting teweeg. Dit
belette echter niet, dat de twee hoofdenhunne vreemde
aanspraken openlijk voor de wereld verkondigden.
Jufvrouw Buchan verklaarde, dal zij de vrouw was
uil ile Openbaring, die twaalf honderd zestig dageu
in de woestijn moest blijven, terwijl zij verklaarde,
dal White de mannelijke zoon was, die de natiën met
eene ijzeren roede zou hoeden. De tijd van haar ver-
blijf in (Ie woestijn begon, zeide zij, toen zij voor het
eerst [rvine bezocht, toen White bekeerd werd eu
zich hij haar voegde in de groote zending, die zij
moest vervullen. De dagen, waarvan in Openb. XI1: • >
gesproken wordt, waren, zeide zij, werkelijk, niet
profetisch, dageu; en toen derhalve 1200 werkelijke
dagen nagenoeg verloopen waren, brandden hare
volgelingen van verlangen, dat zij met haar naar den
hemel zouden varen, en dat zij, zonder den dood
te ondergaan, naar (Ie heerlijkheid zouden worden
overgebragt. De aannaderiug van deze vurig ver-
waehte gebeurtenis bragl menscheu uit alle oorden
naar de rijen der Buchanisteu. De grootste spanning
heerschte er in de vereeniging. Wij nemen, oni deze
Ie schetsen, de volgende beschrijving over uit eene
geschiedenis der seete, geschreven door iemand, die
er toe behoord heeft.
„Keus 0]i ecu avond, toen wij, gelijk gewoonlijk,
allen bezig waren, sommigen op den zolder en velen
beneden, was Vriendin Moeder iu de keuken door
kinderen omringd, toen er plotseling, als uit de
wolken, eene luide stem gehoord werd Al de leden
beneden sprongen dadelijk op. eu die, welke op dcu
-ocr page 441-
BI.CHAN1STEN.
4^3
zolder varen, haastten zich zoo snol mogelijk door           De Buchauisteu wareu au vast overtuigd, dat
het luik naar beneden. Daar het ongeveer midder-      Vriendin Moeder een goddelijk persoon was, na de
nacht was, en er geen licht was in het huis, viel      middernachtelijke openbaring, waarvan zij juist ge-
Huuter, een zwak, oud man, in de ontsteltenis van     tuige geweest waren, /ij kondigde hun aan, dat het
het oogenhlik, hals over kop den ladder af, terwijl hij      voor hen uoodig was, ten einde zich voor Ie bereiden
trachtte van den zolder te komen, la een oogenhlik      voor hunne aanstaande wegvoering naar den hemel,
echter sprong hij weder op, en nam, mei ene.\'stem     zonder den dood te ondergaan, om zich gedurende
zoo luid als eene trompet, aan hel algemeeue koor     veertig dagen van alle voedsel te onthouden. Hiertoe
van: „Haast u, opneming in den hemel/\' dat ieder in      weid besloten; zij sloten zich op in hun huis. gren-
het huis met kracht medezong, deel. De opgewou-      lelden alle deuren toe, spijkerden de ramen digt, en
ileulieid werd zoo groot doorliet klappen in de handen     bragten den tijd door niet lezen en liet zingen van lie-
eu het zingen, dat het niet in mijne mag! is om op het      dereu voor die gelegenheid gemaakt, terwijl zij al
papier een juist denkbeeld te geven van hel tooneel,     dien tijd de tweede komst vau Christus verwachtten.
uu zij veroorzaakte; iedereen dacht, dat het gezegende
oogenhlik aangebroken was, en iedereen zong, sprong,
klapte iu de handen en drong voorwaarts naarde keu-
ken, waar Vriendin .Moeder niet groote bedaardheid
zal, terwijl haar gelaat zoo wil scheen door den glans
van (jod, dal het het gezigt verblindde van hen, die
liet aanzagen; ook was hare kleeding zoo wit als sneeuw.
„Hel gedruisch was zoo hevig, dal de lieden uit de
buurt ontstelden. Thomas Davidsou, onze huisheer,
kwam ais een zitinelooze aangeloopcn; hij klopte en
schreeuwde aan de deur, toldat hij toegang verkreeg.
Hij haasile zich ook naar de keuken, eu smeekte haar
om hem en de menigte, die het huis omringde, te
redden van de vernieling, die, zooals zij vreesden, de
wereld zou vernietigen. Zij zeide bun opgeruimd te
zijn, want noch hij, noch zijne vrienden zouden dien
nacht eenig letsel lijden, daar zij nu zag, dat haar
volk niet genoeg voorbereid was voor de groote ver-
andering, die /.ij het wilde doen ondergaan.
„Toen het licht van haar gelaal verdween, riep zij
otu eene tabakspijp eu rookte een weinig, en daar de
buitengewone opgewondenheid verminderde, ging
het volk builen rustig uiteen. Hoe lang de opschud-
ding duurde, kan ik mij wegens mijn gemoedstoestand
niet herinneren; ik herinner mij echter, dal ik, toen
het daglicht aanbrak, den grond bezaaid zag mei
horlogieu, gouden ringen eu een groot aantal kost-
baarheden, die op hel oogenhlik der verwachte weg-
voering naar den hemel, door de eigeuaars als uuttc-
loos in ons verwacht iaud waren weggeworpen. Wij
dedeu dat, omdat Elia zijn mantel wegwierp, toen hij
oj) gelijke wijze op het punt was vau ten hemel Ie
Een van de seele getuigde, dat er gedurende de vier
eerste weken vau de vasten niet zooveel voedsel door
de gezamenlijke leden derven enigiug gebruikt werd,
als hij één persoon hij een enkelen maaltijd had zien
nuttigen. Het vermoeden ontstond in den omtrek, dal
eenige Buchanisten vau honger gestorven wareu; maar
toen erop bevel der overheid een onderzoek werd inge-
stcld, kon men geen bewijs krijgen, dat er zulk eene
gebeurtenis luid plaats gehad. En toch ging de tijding
door het gehcele omliggende land, dat er kindermoord
iu hunne woning gepleegd werd, en dil, gevoegd hij
hetgeen bekend was vau hunne verwerping van den
huwelijksband en hel geoorloofde onder hen vau de
onderlinge gemeenschap der seksen, gaf aanleiding,
dat het godsdienstige volk van Nithsdale de secte
niet den meest inogclijken afkeer en zelfs afschrik
aanzag.
Alvorens de veertig vasteudageu voorbij waren,
geleidde jufvrouw Buchan hare volgelingen naar
Teinplaud-henvel, vau waar zij ligchamelijk len henu I
zouden stijgen. Er werden verhevenheden gemaakt,
waarop zij stonden, terwijl die \\an Vriendin Moeder
honger dan de overige was. leder lid tier vereeuiging
had zich hel haar kort afgesneden, niet uitzondering
vau een bosje op de kruin vau hel hoofd , opdat de
engelen hem daaraan naar den hemel zouden kunnen
trekken. \\\\ hile was iu volledig plegtgcwaad eu wan-
delde rond, terwijl hij naar boven zag. Het gewigtigc
uur, waarop de hemelvaart plaats zou hebben, brak
aan; allen stonden op de verhevenheden, mei hel ge-
zigt naar de zon gekeerd eu mei de handen naar boven
uitgestrekt, daar zij elk oogenhlik verwachtten naar
varen. Mijn eigen horlogie was er onder, ik zag het hel paradijs daar boven gevoerd te worden. Zooals
nooit wéér, maar vernam later, dat Johaums Gibson, vooral\' Ie denken was, werden zij teleurgesteld, en
onze schatbewaarder, alle horlogieu en kostbaarhc- jufvrouw Buchan, het mislukken der poging aan huu
den, die toen weggeworpen werden, verzameld en in gebrek aan geloof toeschrijvende, leidde hen naar
Duinfries verkocht bad.\'
                                                      New -(\'ample terug, eu wees huu de noodzakelijkheid
-ocr page 442-
f_BUDNISTEN.
dagen wcderkeereu, om hen mei zich naar den heniel
ie nemen. Als zij niet geloofden, zou zij in geen tien
jaar wederkceren, als zij dan nog onvoorbereid waren,
zou zij iu geen \\ ijt\'i igjaar verschijnen, dan echter zou
■ zij zeker komen, om oordcel over de wereld te bren-
gen. Kort na liet uiten dezer woorden blies jufvrouw
Buchau met de groot-ie bedaardheid den laatsten
adem uit. White, bevindende dat Vriendin Moeder
werkelijk dood was, trachtte aan bare treurende volge- ;
liugeu wijs te maken, dal zij slechts in eene geestverruk-
king was, cu toen hem dat voorwendsel niet langer
kou baten, liet hij het lijk in hel geheim begraven, en
gaf voor, dat hij haar naar den hemel bad zien stij-
gen. Hare dochters echter, di< de secte twee jaren te
vuren verlaten hadden, wendden zich tol de overheid,
,t, White was tol zijne grootc >|>ijt vcrpligt om het
lijk voor den daj; te breuken.
De dood van haar hoofd kon uiet anders dan nood-
lottig zijn foor ib secte. White vond zijne stelling
volstrekt niet meer aangenaam, deed afstand van de
leerstellingen van jufvrouw Buchau, en week in 1792,
niet eene partij die hem bleef aanhangen, naar de
\\ crccnigdc Staten van Amerika, waarzij van elkandt r
scheidden, en elk spooi van hunne vroegere meenin-
gen verloren ging. Keu klein overblijfsel der seele
bleef nog na White\'* vertrek aan de oude beginselen
getrouw, en hoewel zij slechts veertien iu getal waren,
resligdcn zij zich nu t der woon te Larghill, waar
de mannen zich bezighielden met op hunne hoeve te
arbeiden, cu de vrouwen mei spinnen. Trapsgewijze
; verdwenen minne kenmerkende bijzonderheden, eu
| zij werden gelijk aan het volk, door hetwelk zij om-
ringd waren. De weinige Buchanisten, die nog overig
waren, kochten in 1S00 vijf morgen gronds te Croc-
ketford, nabij Castle-Douglas, voor buizen en tuinen,
waarheen zij echter niet trokken vóór 1 SOS, en daar
bleven zij gel rouw aan hunne godsdienstige leerstel-
liugeu, totdat zij de een na di-n ander van de aarde
verdwenen, en geen enkelen erfgenaam nalieten om
aanspraak te maken op de zonderling dweepzieke
inceningen der volgelingen van moeder Buchau.
BUDNISTEN, eene secte van SociKlANfS (zie ald.),
die in 1\'oleii inde zestiende eeuw ontstond, en Siniou
Budny tot hoofd had, naar wien zij baar naam kreeg.
Bndny en zijne volgelingen waren niet, gelijk andere
Socinianen, tevreden mei de Godheid van Christus te
loochenen, i n Ie beweren, dat Dij sleehls een ineusch
was, maarzij ontkenden ook de inspiratie der Heilige
Schriften. Budny, die vele aanhangers in Litthauen
en Russisch Polen had, werd in 1 584 van het leeraars-
-UU                                                       BUCHANISTE]
aan van berouw cu van een meer Ieveudig vertrouwen
in de vervulling der Goddelijke beloften.
Van dat oogenblik begonnen vele Bueliauistcn aan
de waarheid barer beweringen Ie twijfelen. L)c .-en
verliet na den ander de vereeniging, en onder beu ook
de schatbewaarder Gibson. Deze man bragl eenc aan-
klagt tegen jufvrouw Buchau en White in, omdat /ij
hein485 schuldig waren, die zij weigerden te betalen.
Zij werden toen iu den kerker van Duinfries opgcslo-
ten, maar iemand bood aan om borg voor hen (e blij-
ven en zij werden wederom in vrijheid gesteld.
In Januarij 1 TS/ werd A\\ liile voor een hof van
laudregters te Brownbill geroepen, om borglcstel-
len dal niemand van de vcreeniging een last voorde
armenkas zou worden. Hij kon eebterde vereischte
som niet leveren, en de magistraten bepaalden, dat
al de Buchaiiisteu het graafschap Dninfries vóór <>f
op den |i)\'tivi Maart van dat jaar moesten verlaten.
Door de vriendelijke tusschenkomst van bun hnishcer
Davidson kregen zij echter eenc hoeve ie Auchengib-
bert. Toen de seele naar bare nieuwe verblijfplaats
trok. waren hare fondsen nagenoeg uitgeput, eu eik
lid was vcrpligt om voor huur te werken, boewei zulk
een stap geheel in strijd was mol hel beginsel, dal /.ij
allen lang gehandhaafd hadden, dat hel voor Gods
volk zondig is om aan de goddclooze wereld zijn
onderhoud verschuldigd te zijn. Maar nood breekt
wet, en de Buchauisten verhuurden zich, om in hunne
behoeften te voorzien, aan een ieder, die ben wild
gebruiken.
De teleurstelling op Tcinpland-heuvcl veroorzaakte
niet weinig misnoegen onderde Buchauisten, en dit
misnoegen vermeerderde mei den dag. White zeil
zag men van dien lijd af jufvrouw Buchau mei grootc
koelheid, bijna met verachting, behandelen. He
Vriendin Moeder gevoelde diep deze blijkbare veran-
deriug iu het gedrag van haar medehelper, eu hierbij
kwam nog, dal zij bet bcrigl kreeg, dat bij en zijne
vrouw dikwijls In het geheim over baar als eenc be-
dricgster spraken. Dit alles knaagde aan hare ziel,
en bet was spoedig duidelijk voor de geheele secte,
dat de gezondheid van haar hoofd afnam. Zij ging
hard achteruit, eu lag in weinige weken op baar sterf-
bed. /ij riep toen bare volgelingen rondom zich, ver-
maande ben om vast ie blijven in huil geloof aan de
leerstellingen, die zij hun onderwezen bad, eu verze-
kerde bun met baar laai stenademtogt, dat zij de Heilige
Geest Gods was eu niet sterven kon. Zij gaf loe, dat
zij bet voorkomen van dood te zijn kon hebben;
maar als /.ij slechts wilden gelnoven, dan zou zij in zes
-ocr page 443-
VANDEN)—BUKTE.                                        425
BUFFEL(OFFERA>
J ambt ontzet, en werd met zijne aanhangen uit de
Kleine Hervormde kerk van Polen, gelijk de Socini-
aanselie partij in dat land zicli noemde, gebannen.
Het is een opmerkelijk feit, dat Budny\'s vertaling
van het Oude Testament voor de beste wordt gehou-
den, die ooit geleverd is, terwijl zijne commentarien
op die Schriften en op bet Nieuwe Testament hem als
een ongeloovige kenmerkten. Later deed hij afstand
van zijne beginselen van ongeloof, en werd hij weder
in gemeenschap met de Socinianen opgenomen.
BUFFEL (Offerande van den), eene heilige
; plegtigheid die eigen schijnt aan de Maleische Moha-
medanen aan de kusten van de straat van Malakka.
De buffel voor de offerande verkozen moet zonder
smet of ziekte zijn; zijne voor- en achterpooten en
zijn ruggegraad mogen na zijn dood niet gebroken
worden, eu zijne hoornen mogen niet voor gewone
doeleinden worden gebezigd, liet dier. «lal geofferd
inoet worden, wordt op eene geschikte plaats nabij
di moskee nedergeworpeu; zijne voor- en achterpoo-
ten zijn aaneengebonden; zijn kop wordt ook vastge-
bonden en in de rigting van den Kiblah gekeerd, en
daarna wordt er water over geworpen. De bilal of
priester nadert nu niet hef oiferuies en zegt, nadat hij
zich naarden Kiblah heeft gekeerd, viermaal achtereen
een kort gebed op, en snijdt dan de luchtpijp en hel
groote bloedvat van den nek des diers door. Xa zijn
dood wordt de buffel gevild en in twee gelijke deelen
verdeeld. De eene helft wordt onder de bewoners van
den Mukini of het kerspel, dat uit vier en veertig
huizen beslaat, uitgedeeld, terwijl de andere helft
voor hcu is, die in de moskee dienst doen. De eerste
helft wordt gewoonlijk op de plaats zelve gekookt en
gegeten. Bij godsdienstige gelegenheden worden er
altijd buffels op Vrijdag, Maandag of Donderdag ge-
offerd. Zij worden ook geofferd bij huwelijken, ge-
boorten en besnijdingen van rijke personen, zoo ook
bij de Chukur Anuk of de plegtigheid van het scheren
der hoofden van kindereu, eu len slotte, als zij ten
oorlog optrekken. Bij die gelegenbeden behoeft de
buffel niet zonder smet te zijn, eu wordt bij volgeus de
gewone Mohamedaansche gewoonte van AdnZabbah
gedood.
BUKTE, de naam gegeven aan een Lama ofBoed-
dhistisehen priester in Tartarije, die zegt wonderen Ie
kunnen doen, in bet bijzonder zich open te snijden,
de ingewanden uit zijn ligehaam te nemen en voor
zich te plaatsen, en dan zijn vorigen toestand te her-
nemen, alsof er niets gebeurd ware. Dit schouwspel,
zoo stuitend voorde toeschouwers, is in delamaserijen
van Tartarije zeer gewoon. De Bukte, die zijne magt,
zooals de Mongolen zeggen, moet laten zien, maakt
zich vooraf door vasten en gebed, gedurende een vrij
langen tijd, waarin hij in volkomene afzondering leeft
en eene geheele stilte in acht neemt, gereed. Als de
bepaalde dag aangebroken is. verzamelt zich eene
menigte pelgrims in den grooten hof der lamaserij,
■vaar een altaar tegenover de poort van den tempel
is opgerigt. Eindelijk verschijnt de bukte. Hij nadert
ernstig te midden van de toejuichingen der menigte,
zet zich opliet altaar neder, en neemt uit zijn gordel
een groot mes, dat hij op zijne knieën legt. Aan zijne
voeten beginnen talrijke lamas, in een kring gerang-
^eliikt , de verschrikkelijke aanroepingen van deze
vreesclijke plegtigheid. Onder het opzeggen der ge- ■■
beden ziet non den Bukte\' aan elk lid beven, en zich
trapsgewijze opwerken tot geweldige stuiptrekkingen. ,
De lamas zelve worden opgewonden, hunne stemmen
verbellen zich, hun gezang is zonder orde, en gaat
eindelijk over in geschreeuw en getier. Dan werpt de
bukte plotseling den sjaal, die hem omgeeft, ter zijde,
maakt zijn gordel los, grijpt het heilige nies, en legt
zijn maag met eene lange snede bloot. Terwijl bet
bloed in elke rigting vloeit, knielt de menigte voor
het verschrikkelijke schouwspel neder, en de geest-
drijver wordt ondervraagd aangaande alle soorten van
verborgen dingen, over toekomstige gebeurtenissen
en over het lot van zekere personen. De antwoorden
van den bukte op al deze vragen worden door een
ieder als godspraken aangemerkt,
Als de nieuwsgierigheid der talrijke pelgrims vol-
daan is, beginnen (ie lamas op nieuw, maar uu kalm
en ernstig, aan het opzeggen hunner gebeden. De
bukte neemt in zijne regterhand bloed uit zijne wond,
brengt dal naar zijn mond, blaast er driemaal op, en |
werpt het dan met luide kroelen in de lucht. Dan
strijkt hij met zijne hand snel over zijne wond, sluil
haar, en alles herneemt na eene poos zijn oorsprouke-
lijken toestand, terwijl er geen spoor overblijft van
de duivelsche operatie, behalve de groote verminde-
ring der levenskrachten. De bukte rolt nogmaals
zijn sjaal om zich, zegt zachtkens een kort gebed op,
waarna alles afgeloopen is, en de menigte zich ver- |
strooit, met uitzondering van eenige weinige bijzon-
der vromen, die blijven om het met bloed bevlekte
altaar, dat de heilige verlaten heelt, te beschouwen en
te aanbidden.
Zulke pijnlijke plegtighcden hebben erdikwijls plaats
in de groote lamaserijen van Tartarije en Thibet, en
op zoo bekwame wijze geschiedt de operatie, dat zelfs
-ocr page 444-
BT7L — BTILLK.
I i>r,
nieke wet uitmaken, daar vele valselie bullen aan de
wereld opgedrongen zijn. In de twaalfde eeuw wer-
deu er vele bullen onder den naam der pausen ver-
vaardigd, ten einde dienstbaar te zijn voor bijzondere
belangen. Meuschcn, die van een pelgrim stogt naar
Kome terugkwamen, hadden nagemaakte bullen bij
zich, en bragteu die in omloop. Ken namaker van deze
soort verscheen er in /.weden ten tijde van Inuoccn-
lius III., in de hoedanigheid van pauselijk legaat.
Ecnige geestelijken waren bijzonder bedreven in het
namaken van pauselijke bullen, en wonnen daardoor
aanzienlijke sommen, lu Engeland werden tegen \'net
einde iUr twaalfde eeuw zulke pogingen tot bedrog
openlijk veroordeeld, en [nuoeentius lil. vaardigde
\'.vetten uil, waarbij misdadigers van deze soort aan
zware straffen onderworpen werden; te /.elfder tijd
bepaalde hij bijzondere teekeueu, waardoor eeiite
van ondergeschoven bullen onderscheiden konden
worden. In deze omstandigheden gevoelde men, dat
het noodzakelijk geworden was om eene nieuwe en
vertrouwen verdienende verzameling van echte bullen
Ie maken. Na vele pogingen om in deze gevoelde
behoefte ie voor/ien, liet paus (jregorius IX. in 1234
zulk eene verzameling opmaken door den generaal
der Dominicanen llayinond de I\'enneforte. De de-
eretalen \\an ttaymond maakten eene zeer belangrijke
toevoeging aan de pauselijke kerkelijke wet uit, en er
werd bepaald, dat zij in alle scholen gelezen en in alle
geestelijke geregtshoveu voor wet zouden aaugeno-
nien worden. Een tweede deel niet Decretalen werd
door paus Bonifacius VIII. verzameld en gerang-
schikt, en omstreeks het jaar 12\'JS uitgegeven. Een
derde deel werd door paus Clcmeus V. verzameld en
zag in 1308 het licht. Deze laatste verzameling is
gewoonlijk bekend onder den naam van Clementinen.
Deze drie decleu met Decretalen of pauselijke bullen
worden in alle Roomsche staten erkend als wettig
gezag te bezitten, en worden door de geleerden in de
kerkelijke wetten Patria Opedientia genoemd. Een
commeutair op de Decretalen werd onder den titel
van NocelUv door Johaunes Andreas, een beroemd
canonist in de veertiende eeuw, uitgegeven. De pau-
sclijke bullen, die na de Clementinen zijn uitgevaar-
digd, zijn gewoonlijk bekend onder den naam van
Extravaganten. De eerste reeks van deze is van paus
Johannes XXIII., den onniiddcllijkcu opvolger van
Clemens V.; zij kregen waarschijnlijk den vreemden
naam van Extravaganten, omdat zij oorspronkelijk
niet onder de andere pauselijke verordeningen geraug-
schikt werden, hoewel zij later in de canonieke wet
de. verstandigst\'\' Boeddhisten aan de werkelijkheid
van liet voorgewende wonder gelooven. Zekere dagen
des jaars worden er bepaald, waarop zulke tooneelen
vertoond worden, wanneei ecne groote menigte te
zameu komt en offergaven van verschillende soorten
met zich brengt, die de lamaserij moeten verrijken.
De behoorlijk aangestelde lamas willen niels weten
van schouwspelen van deze soort, die alleen verrigl
worden door leekelainas, welke ondorhnnne broede-
ren weinig geacht worden.
liet zoogenaamde wonder, dal wij zoo even be-
schreveu hebben, wordt altijd in het openbaar mei
groote praalvertooning verrigt. Kr zijn echter ook
andere, die door een bukte in afzonderlijke huizen
volvoerd worden. Onder deze mag men rekenen het
gloeijen van ijzers, die zij daarna ongestraft likken,
en het maken van insnijdingen in verschillende deelen
van liet ligchaam, die het volgende oogcublik geen
spoor na /.ieli laten. Bij de/e\' gelegenheden worden
de operatien voorafgegaan door het opzeggen van een
gebed aan een duivel gerigt; als de aanroeping zonder
uitwerking is, wordt hel aangeroepen wezen met
beleedigingen en vervloekingen overladen.
BL\'L, de achtste maand van het kerkelijke en de
tweede maand van liet burgerlijke jaar bij de oude
Hebreen, welke uit negen en twintig dagen bestond.
Zij werd later Marchesvan genoemd, en komt overeen
met een gedeelte van onze maanden October en No-
vember. De zesde dag der maand Bul werd als vasteu-
dag gehouden, omdat Xebukadnezar op dien dag de
kinderen van Zedekia in de tegenwoordigheid huns
vaders doodde, en hem, nadat hij het treurige schouw-
spel aanschouwd had, de oogen liet uitsteken.
BULLE, eene verordening, een voorschrift ofde-
creet van den paus, geschreven op de ruwe zijde van
perkament, dat zijn naam ontleent aan het zegel
(Jjulta) van lood, of somtijds van goud, waarvan het
perkament voorzien is. Op het lood bevinden zich
aan de eene zijde de hoofden van Petrus en J\'uulus,
en op itu andere is de naam van den paus, door wien
de bulle uitgevaardigd wordt, en het jaar van zijn
pausschap, waarin de bulle verschijnt. Als de bulle
betrekking heelt op eene zaak van regtsbcdceling,
haugt het loodeu zegel aan een koord van liennip;
maar als zij betrekking heeft op eene zaak van genade,
liungt het aan een zijden draad. De pauselijke bullen
maken een zeer groot eu belangrijk deel van de ker-
kelijke wet uit, die in alle Roomsche landen in
gebruik is. Veel onzekerheid bestaat er aangaande
de ware bullen, die eigenlijk een gedeelte der cauo-
-ocr page 445-
BULLE IN (\'<ENA DUMINJ -CABJJALA.                                        ii7
werden opgenomen. De verzameling van Decretalen \'  het geheim hel werk had toegejuicht, ging hij, op j
van L483 werd de gewone Extravaganten genoemd.
       aanhouden der Jozuïtcu, er toch toe over, om in de
BULLE IX CG3NA DOMINI. Kie Anathema.
         beruchte Bulle Unigeuitus honderd en een stellingen,
BULLE UNAM SANCTAM, ecu beroemd pau-
     getrokken uit deauutcekcuingen vanQucsuel, te ver-
selijk decreet door Bonifacius VIII. in liet begin dei-
     oordcclen. De uitvaardiging dezer bttllc veroorzaakte
veertiende eeuw uitgevaardigd, hetwelk bestemd was i
  de grootste opschudding iu Frankrijk. Zij werd door
om te verkondigen, dat het tijdelijke zoowel als hei
     veertig Gal! ieaauselie bisseb ippeu aangenomen, maar
geesti lijk e gezag bij den paus beru."!. l\'li il ippus.de loei
      betreden door velu andere, voornamelijk door Noail-
regerende koning van Frankrijk, wilde niet zijn adelen
     les, aartsbisschop van l\'arijs. Eene hevige vervolging
zijne gemeenten het gezag van de»j paus, voorzoo verre
     ontstond daarop, en vide .1 ausenisten waren genood-
de lijdelijke zaken aanging, niet erkcuueu; dien ten
     zaak! om uit Frankrijk te vlugte.u, ten einde aan de
gevolge vaardigde Bonifacius, hui zijne dubbele mag \'
  «raak der Jezuïten te outkomcu.
te verkondigen, deze bekende bulle uit, waarin hij ver-
          l!l STAMl, een Mohaiiicdaausch gchcimweterin
klaart, dat de kerk een ligchaam is en een hoofd heeft, ■
  de negende eeuw onzer jaartelling, die leerde, dat
namelijk den paus: dal er onder baar bevel twee
     de erkenning van ons persoonlijk bestaan afgoderij n
zwaarden zijn, hel eene een tijdelijk en hel andere
     was, die de ergste der misdaden is. Hij geloofde, dat
een geestelijk. „Beide zwaarden," staat er iu de bulle,
     de rneusch iu God is opgenomen, en dal bij, als bij
„het geestelijke en het stoffelijke, zijn iu de magi
     God aanbidt, zich zelven aanbidt. Hij beschouwde
der kerk. Het eerste moet gebruikt, worden door dr \'
  zich /...\'Ken als vereenzelvigd mei de magt, de w ijs-
kerk, en hel laatste voor de kerk. Het eene in de bami i
  he.id en de goedheid des heelals. Hij was gewoon te
des priesters, hel andere in de hand van koningen en
     zeggeu: „Ik beu eene zee zonder bodem ,\'zonder
soldaten, maar naar den wil en het welgevallen van ;
  begin, zonder einde. Ik bon cie troon van God, liet
den priester. Het is billijk, dat liet tijdelijke zwaard
     woord van God. Ik ben Gabriel, Michaël, Israfil. Ik
en gezag onderworpen zijn aan de geestelijke magt.
     ben Abraham, Mozes, Jezus." Zulk eene taal toont
Bovendien verklaren, zeggen, bepalen en spreken wij
     aan, dat Bustami een pantheïst vun de ergste soort
uit, dat het een noodzakelijk geloofsartikel is, dat elk
     geweest is. Dergelijke leerstellingen zijn in onzen
menschelijk wezen onderworpen moet zijn aan der ;
  eigen tijd weder in het leven geroepen door een Ame-
Rooinselien opperpriester." Dit was de eerste open j
  rikaanseh schrijver, die de volksgunst in hooge mate
lijke verklaring in een formeel document, dat het \\
  geniet. Zie Emeksonianen.
pauselijk gezag van een tweevoudigen aard is, zoowel ■ BYZANTIJNSCHE RECENSIE, de naam die
tijdelijk als geestelijk. !
  gewoonlijk aan den tekst van lief Grieksche Nieuwe
BULLE UNIGENITUS, een decreet, door paus !
  Testament gegeven wordt, welke te Constantinopel
ClemensXI.iu 1713uitgevaardigd,tegendeFranscbe i
  gebruikt werd, nadat die stad de hoofdstad werd van
vertaling van het Nieuwe Testament met aauteekenin
      het Oostersche rijk. Volgens de meeuii.g van Mi-
gendoor den beroemden Jansenist PasquierQuesnel. |
  chaëlis zijn de meeste manuscripten in het klooster
De uitgave van dit werk had veel twist veroorzaakt
     op den berg Athos g, vonden van de Byzantijnscue
tusschen de twee partijen in de Kerk van Rome, de
     uitgave. Griesbach rekent, dat er ongeveer honderd
Jezuïten en de Jansenisten; en hoewel Clemens in
     manuscripten van deze soort ziju.
(
CABBALA (Hebr. overlevering, onloongene leer), overleveringen aan te duiden, die de Joden van hunne
een woord somtijds in ruimeren zin gebezigd om al de vaderen gekregen hebben; meermalen word! het
-ocr page 446-
•128                                                                          CA Ml
echter gebruikt om die geheimzinnige verklaringen
vau de Schrift en die bovennatuurkundige beschou-
wingcn betreffende den aard eu de volmaaktheden
vau God aan te duiden, die, zooals beweerd wordt,
door cene geheime overlevering van de vroegste
eeuwen af van den een op den ander zijn overgegaan.
Dit geheimzinnige stelsel van theologie is door vele
Joden in de hoosste achting gehouden, daar het, zoo-
als zij beweren, den geest door een gemakkelijkcn
overgang tot de kennis der verhevenste waarheden
geleidt. De Cabbalistcu beschouwden de Mishnaals
de ziel der wet, eu gaven haarde voorkeur boven de
i geopenbaarde wet of het geschreven woord, terwijl zij
hunne eieeue C.\'abbala voor de ziel vau de ziel der wet
hielden. Zij is voor hen eeue voor de oningewijden
verborgen geheimzinnigheid, die voornamelijk bestaai
in het beschouwen van de woorden der Heilige Schril-
ten als verbolgen beteckenisseu te bevatten, welke
men kan leereu kennen door de letters, waaruit zij
zaïnengesteld zijn, op verschillende wijzen te verbin-
den. Om de oudheid van dit stelsel te bewijzen, heeft |
men beweerd, dat Mozes bij drie verschillende gele-
\' genheden veert ig dagen op den berg Sinaï doorbragt;
j dat hij gedurende net eerste dezer tijdperken de ge-
schreveu wel ontving; dat hij gedurende het tweede
in de Mishua werd onderwezen; eu dat de laatst; i
veertig dagen doorgebragt werden in de beoefening
van de Cabbala. De Joden verheelden zich, dat de
grootc weigever de grondbeginselen dezer gehciui-
ziunige wetenschap in de vier eerste boeken vau den
Pcntatcuchus, welke over het bestaan en de eigen- j
schappen vau God handelen, heeft verklaard, terwijl j
inliet boek Deuteronomium de Cabbala niet te vinden j
is. EenigeJoodsche schrijvers pleiten echter vooreene \'
nog grootere oudheid van hunne geliefkoosde weten-
schap; zij zeggen, dat zij onmiddellijk na den val des
mens. hen door God aan engelen werd geleerd, eu \'
dat de engel rlazicl uit den hemel gezonden werd,
. mei hel doel om Adam in de geheimenissen der gods- !
dienst door middel van de Cabbala te onderrigten. |
Verschillende engelen werden ook gebezigd om de
latere patriarchen in deze moeijelijke wetenschap in
te w ijden: Tophiël was dr: onderwijzer vau Sem, lia-
phacl van Izak, Metatrou van Mozes. Miehael van ,
David.
Gecne Cabbalistische geschriften zijn er echter te
vinden, die niet blijkbaar van latere dagtetkening
dan de verwoesting vau den tweeden tempel zijn. De
beroemdste er van zijn de Sepher Jehira of hel. boek
der schepping, en de Srjj/ier Zohar of het boek der
heerlijkheid. Het eerste wordt door sommige Joden
aan den patriarch Abraham toegeschreven; andere
schrijven het echter met meer waarschijnlijkheid aan
den berucht en rabbijn Akxba (zie ald.) toe. Men
gelooft, dat de schrijver van den Zohar een leerling
van Akiba geweest is, met name Simeon Hen Jochai,
dien de Joden als den vorst der Cabbalistcu beschou-
wen, en voor wiens gezag zij zich op elk punt, dat. in
den Talmud niet weersproken wordt, stilzwijgend
buigen. Men veronderstelt, dat Simeon eenige jaren
na de verwoesting van Jeruzalem geleefd heeft. De
Joden «eggen, dal keizer Tilus Vcspatianus hem ter
dood veroordeelde, doch dat hij, ontsnapt zijnde,zich
met zijn zoon in een bol verborg, waar zij, met behulp
van Elias, die vau tijd tot tijd uil deu hemel neder-
daalde om hen te onderrigten, den \'Auhar gereedmaak -
ten. Genoemd werk is een zeer beroemd voortbrengsel,
daar het de Cabbalistische geheimzinnigheden beval,
die hierin vollediger dan in eenig ander verklaard
zijn. Een kort overzigl van dit merkwaardige boek kan
voor deu lezer van eenig belang zijn. Het eerste deel
wordt geheimzinnigheid genoemd, en verdient dien h
naam teregt wegens de geheimzinnige leerstellingen,
die het onderwijst, welke allen door aanhalingen uit. :
het Oude Testament geschraagd en op zeer bijzondere
wijze verklaard worden, liet maakt gewag van den i
Microproüopon, of het kleine gelaat, en deu Macro-
prosopon, of het lange gelaat, met zijne echtgenoot,
met de verschillende toestanden van zijn baard, euan-
dere omstandigheden even beuzelachtig en ongerijmd.
Het tweede deel wordt de Groote Synode genoemd en
treedt meer in bijzonderheden; het verklaart de dauw-
der hersenen van den ouden man en vau het groote
gelaat. Hel onderzoekt vervolgens zijn schedel, zijn
haar, zijn voorhoofd, oogen, neus eu elk gedeelte van
het groote gelaat, maar voornamelijk zijn baard, die
voorgesteld wordt als boven alle lofspraak verbeven.
Noch profeet, uoch heilige kwam dien baard ooit nabij.
Hij is wit als sneeuw, en reik! zelfs tot aau zijn mid-
dcn. Hij is het sieraad der sieraden, de waarheid der
waarheden; wee hem die dien aanraakt! Deze ver-
wonderlijke baard bestaat uit niet minder dan dertien
deelen, die niemand behalve de ingewijden kan be-
grijpeu. Het derde deel van den Zohar wordt de Kleine
Synode genoemd; het bevat het laatste afscheid, dal
Simeon Ben Jochai van zijne leerlingen nam. De
laatste woorden er van werden geschreven door rabbi
Abba, en bevatten verdere verklaringen betreffende
den ouden man, die het onderwerp der twee eerste
deelen uitmaakt. „Zijn hoofd,\'" lezen wij daar, „is
-ocr page 447-
(WIJ
IJALA.                                                                          42«J
waarheden van geene gewone belangrijkheid verhor-
\' gen zijn.
Ons wordt berigt, dal rabbi Simeon stierf, toen hij
bezig was met deze geheimzinnige allegorién uitte
leggen en te verklaren. Terwijl hij zijne discipelen
onderrigtte, vervulde een helder licht het huis, dat
hen, die tegenwoordig waren, zoo zeer verblindde.
dat zij het gelaat van hunnen leermeester niet voort-
dureud konden aanschouwen. Ook zag men voor de
deur van het buis een vuur branden, dat het binnen-
komeu aan allen behalve Simeons meer onmiddellijke
leerlingen belet te; en I oen bet vuur en de verblindende
helderheid verdwenen waren, zagen zij, dat de lamp
van Israël uitgegaan was. De begrafenis van dezen
rabbijn bad geheel in stilte plaats, en men verhaalde,
dat, terwijl de laatste treurige [degtighcid verrigt
werd, en toen het lijk op hel punt was van in de groeve
nedergelaten te worden, er plotseling eene stem uit
den hemel gehoord werd, die uitriep: „Kern tol het
huwelijk van Simeon; hij zal den vrede ingaan en in
1 zijne kamer rusten." Kn toen de doodkist werkelijk
I in het graf werd nederlaten, werd er wederom eene
j stem gehoord, die zcide: „Dit is hij, die de aarde deed
] beven en de koningrijken schudden." Zulke legenden
i duiden op treffende wijze de hooge achting aan, waar-
| in rabbi Simeon onder de Joden gehouden wordt.
Men heeft de Cabbala gewoonlijk verdeeld in drie
I soorten: — J. De Genialrin, die bestaat in het nemen
| der letters ven een Ilebrceuwseh woord voor reken-
; kunstige getallen, en het verklaren van elk woord
door de rekenkunstige waarde zijner letters; 2. De
j Notaricun, die bestaat in het nemen van elke afzou-
; derlijke letter van een woord voor een geheel gezegde;
| 3. De T/ieni\'.irah, die bestaat in bet verplaatsen of vcr-
| anderen der letters. De Cabbalistische wetenschap
I was eene geliefkoosde studie der .loden in de Middel-
\\ eeuwen. In die donkere tijden werden er dikwijls
! figuren geteekend van bijzondere gedaanten en be-
schreven met geheimzinnige llebreeuwsche woorden,
of liever bijzondere vereenigingen van Hebrccuwsche
letters, die, zooals men veronderstelde, als amuletten
of toovermiddelen werkten, ziekten genazen, rampen
afkeerden, en ook op andere wijzen magischen invloed
uitoefenden. De volgende figuur, hel schild vanDavid
geheet en, kan den lezer eenig denkbeeld geven van deze
tooverkrachtige afbeeldingen. Hel llebreeuwsche
inschrifl Agla is zaniengesteld uit de aanvangsletters
| \\ an vier llebreeuwsche woorden, die vertaald kunnen
worden door: „Gij zijt s(eik voor altijd, o Heer," of
„Gij züt sterk in den eeuwigen God."
verborgen op eene hoogere plaats, waar hel niet ge-
zien wordt; maar het vertoont zijn voorhoofd, dat
gehoon en aangenaam is. Hel is de vreugde der ver-
rakkingen, en daarom heeft het daar de gedaante van
een voorhoofd, dat met het helderste licht verschijnt,
en als het verschijnt, is. de vreugde u|> al de we-
reldcn openbaar. De gebeden worden gehoord, hel
voorkomen van het kleine gelaal is verlicht,de oogeu
zijn even bewonderenswaardig als het voorhoofd. Zij
zien altijd en slapen nooit, want de Psalmist zegt:
„De bewaarder IsraëLs zal niet slapen,\'\' en daarom
heeft hij noch oogleden, noch wenkbraauwen. Simeon
spreekt op dezelfde duistere wijze over al de andeie
declen van het kleine gelaat.
Maar de vraag komt natuurlijk op: Wat kan de
beteekenis van dit alles zijn? liet is eene geheimzin-
nige zinnebeeldige voorstelling vaneenige belangrijke
waarheden. De volgende korte verklaring moge vol-
doende zijn: — „De Cabbalisten onderscheiden drie
soorten van wendden, en stellen die voor onder de
gedaanten van drie mannen, die de hemelsehc man, de
aardsche man en de aartstype, of het oorspronkelijke
en model van de andere, heeteu. Aan elk dezer man-
nen kennen zij eene vrouw en ai de deeleit van het men-
schelijke ligchaam toe, en zij beweren, dat deze dei den
zoo vele, zinrijke zinnebeelden zijn, die de werkingen
en uitwerkselen der Godheid voorst ellen. Zij verbeel-
den zich ook een lang en een klein gelaat, waaraan zij
in do eerste plaats eenige vrouwen toekennen, omdat
de voortbrenging aller dingen door verecnigii.g be-
werkstelligd wordt, hl de tweede plaals schrijven zij
hun hersenen toe, die verborgen zijn, waardoor zij wil-
len te kennen geven, dat God alle dingen in Zijn ge-
heimen raad besluit. In de derde plaats verzekeren zij,
dat de schedel vol witte dauw is, zoo helder als kristal,
waardoor zij bedoelen, dat alle kleuren een zeer lijn
beginsel hebben, en dut alles wit is. fn de vierde plaats
leeren zij, dat het kleine gelaat twee armen heeft, die
zijne goedheid en gestrengheid voorstellen. Verder
beschrijven zij zijn ligchaam als schoonheid, zijne
regterdij als inagt, en zijne linkerdij als heerlijkheid.
In de vijfde plaats schrijven zij hein overvloed van
haar toe, dal een gedeelte van dien glans en die licht-
uitstraling overschaduwt, welke de heiligen zouden
verblinden en vernietigen, die in huutegenwoordigen
onvohnaakten toestand niet in staat zijn om dien luis-
ter te aanschouwen, die de Goddelijke volmaaktheid
omgeeft." Uit deze onvolmaakte verklaring blijkt dui-
dclijk, dat onder het gelaat van den ouden man, met
de verschillende deelen van zijn ligchaam, Goddelijk\'1
-ocr page 448-
«il
CABJ5.W.A.
wordt eene grootere uitmuntendheid dan aan eene der
overige toegeschreven Zij komen het oneindige meer
nabij, en maken Acw wagen Mercava uit, dien het on-
wettig is aan iemand behalve de ingewijden te verkla-
ren. Benige Christen-schrijvers denken, dat in deze
drie bijzondere sephiroths het denkbeeld van eene
Drieëenheid van Personen in de Godheid ligt opge-
sloten. Hel is echter zeer waarschijnlijk, dat deze
sephiroths, gelijk de andere, slechts eigenschappen
van God waren, en niet Personen van de Godheid.
Daarom vinden wij, dat de Cabbalisten deze heerlijk-
lieden voorstellen als vereenigd met de Goddelijke
natuur, en als daaruit voortvloeiende gelijk kleuren
uil de vlam.
„Om voor de mededeeling en ondergeschiktheid
der heerlijkheden zorg te dragen," zegt een verstandig
schrijver, „hebben zij ook verondersteld, dat er tal-
rijke kanalen zijn, waar looi\' de onderlinge invloed
medegedeeld wordt. Overeenkomende met liet aantal
der Hebreenwsehe letters, hebben zij twee en twintig
kanalen gevormd, om den invloed van de meerdere op
al de mindere heerlijkheden over te brengen. Van de
kroon gaan er drie uit, waarvan de eene inde wijsheid,
de tweed\'; in liet vi rstaud, en de derde in de schoon-
lieid eindigt. Uil de wijsheid komt een vierde voort,
dat zich ontlast in het verstand, een vijfde in de
schoonheid, een zesde in de vrucht. Op deze wijze
wordt het geheid geleid, en elk verrigt eene bijzon-
dere werking. Elk kanaal heeft ook een bijzonder
zegel, dat uit drie letters bestaat. De eerste is die
letter, die het nonimer van het kanaal aanwijst, en
duidt eene der volmaaktheden van God aan, en de
twee andere letters zijn genomen uit den naam van
God Ja/t. Twee voorbeelden zullen deze zaak ophel-
deren. De letter L is het nummer van hot twaalfde
kanaal, dat voorkomt uit de magt en in de schoonheid
uitloopt. Met deze letter is vereenigd Ja, en deze
drie letters maken den naam uit van den God van de
dertig wegen der wijsheid. De letter Tis het nommer
van het twee en twintigste kanaal, en de letters Ja
daarbij gevoegd zijnde, krijgen wij: „de God die het
einde aller dingen is." Aan elk kanaal is eene bcna-
ming der Godheid verbonden, en de letters van den
naam Jehotuh zijn op dergelijke wijze, als een der
namen van God, aan elke heerlijkheid gehecht.
De Cabbalisten, hun geheimzinnig stelsel verder
ontwikkelende, beschrijven twee en dertig wegen en
vijftig poorten, die den mensch geleiden tot de kennis
van alles, wat geheim en geheimzinnig is, hetzij inde
natuur of in de godsdienst. Al de wegen komen uit
\\ȣix
tOJiX
Nb3N
/ vbv*
\\ /
\\/
De Cabbala wordt gewoonlijk in twee takken vcr-
deeld. De eene handelt over de volmaaktheden van
God en van de hemelgeesten, en draagt den naam van
den wagen otMercaea, omdat de Joden veronderstellen,
dat Ezechiël de voornaamste mysteriën in den wagen
verklaarde, waarover hij in het begin zijner droomge-
zigten spreekt. De andere wordt /ierr.ir/n\'t of het
begin genoemd, en omvat de beoefening van het stof-
fclijk heelal; hij draagt zijn naam naar het Hebreeuw-
sche woord, waarmede het Mozaïsche sekeppingsver-
liaal inliet boek Genesis begint. In hetCabbalistische
stelsel zijn besloten tien sephiroths of heerlijkheden,
tien namen van God, tien engeleukooren, tien plane-
ten en tien leden van het ïnenschelijk ligchaam, en
deze komen overeen met de tien geboden. De tien
heerlijkheden worden genoemd de kroon, wijsheid,
verstand, luisier, magt, schoonheid, overwinning,
glorie, de grondlegging en het koningrijk. De tien
namen van God, die overeenkomen met deze tien
heerlijkheden, zijn: „Ik ben die Ik ben," Jahofhet
Wezen, Jehovah, God de Schepper, de Magtige God,
de Sterke God, luid der lleirscharen, de Heere God
der Hcirscharen, de Almagiige, de Heere Adonai. De
tien engeleukooren ziju: de seraphijnei:, de < hcrubij-
nen, troonen, heerschappijen, deugden, magten, vor-
stendommen, aartsengelen, engelen en zielen. De tien
planeten zijn: de hoogste hemel, de eerste beweeg-
kracht, het uitspansel, Saturnus, Jupiter, Mars, de
Zon, Vcnns, Mercurius, de Maan. De tien leden van
het menschelijk ligchaam zijn: de hersenen, de longen,
het hart, de maag, de lever, de gal, de milt, de lendc-
nen, de levensgeesten en de schoot.
Het grootste geheim van do Cabbala wordt gevon-
den in de sephiroths of heerlijkheden, en ecne kennis
van deze te verkrijgen vereischt veel ernstige en ijvc-
rige studie. Aan de drie eersfe dezer heerlijkheden
II
-ocr page 449-
13 I
CACUS —CADMUS.
Je wijsheid voort, gelijk Salomo zegt: „Hare wegen
zijn wegen der liefelijkheid, en al hare paden vrede."
üe vijftig poorten zijn graden van kennis, die nooit
geheel bereikt zijn, daar niemand ooit de vijftigste
poorl is binnengegaan. .Vlozes ging door de negen
en veertigste, maar kon niet verder gaan, daar God
lot hem gezegd had, dat hij Zijn aangezigt niet zien
zonde; en de vijftigste poorl maakt den ingang uit
tot de woning des Almagtigen, dien geen mcnscli
gezien heeft, uocli zien kan.
In hunne liefde voor het geheimzinnige ontdekken
de t abbalistisehe godgeleerden geheimzinnigheden
in elke letter der Hebreeuwsche taal; elke letter
heeft, volgens lieu, betrekking op de heerlijkheden
of do werken der schepping. Het heelal «as, naar
hunne meening, geschapen mei eene betrekking op
de Hebreeuwsche letters, en daarom verbeelden
/.ij zich, dat eene zekere verbinding van letters de
schoonheid en uitmuntendheid des hcelals uitmaakt.
Aldus is het, dat men door de hulp van éénc letter de
kennis kan verkrijgen van vele dingen daarmede ver-
bonden, liet getal zeven is bij hen hel volmaakte
getal, waardoor alle dingen gevormd werden. Niel
alleen hechten zij bijzondere waarde en belang aan de
letters van het Hebreeuwsche alphabet, maar zelfs
de accenten worden beschouwd in zich eene onaf-
seheidelijke kracht te hebben. Woorden worden i.ok
in duizend ongerijmde en phantastische meeningen
verdraaid, eu als zij niet bcteekenen, wat zij wenschen,
veranderen zij ze volgens zekere regels, zoodat zij do
verlangde beleekenis er uithalen. Het woord Jehocah
in het bijzonder houden zij in de grootste vereering;
zij beweren, dat het eene onuitputtelijke fontein van
wonderen cu geheimzinnigheden is. Het dient als
een vereenigingsbaud voor al de heerlijkheden en
maakt den pilaar uit, waarop zij allen rusten. Elke
letter, waaruit deze onuitsprekelijke naam bestaat, is
vol geheimzinnigheden, die alleen de ingewijden kun-
nen begrijpen. Het sluit alle dingen in zich, cu hij,
die dien naam uitspreekt, neemt het gchcele heelal
in zijn mond.
De Cabbalisteu gebruiken hunne geheimzinnige
wetenschap voor vijl verschillende doeleinden: voor
het onderzoeken der natuur, daarom heet zij de na-
tuurlijke Cabbala; voor hetontdekken van het schoone
verband, dat er onder de werken Gods bestaat, cu
dien ten gevolge wordt zij de verbindende Cabbala
gcheeteu; voor het beschouwen van hemelsche oudcr-
werpen, wanneer zij de besehouweude Cabbala wordt
geuoeind; voor de doeleinden der sterrew igchelarij
of astrologie, ui\'de astrologische cabbala; voor won-
derdadigc doeleinden of om te genczeu, hetgeen do
magische Cabbala uitmaakt.
CACUS, in de Romeinsche mythologie een reus,
zoou van Yulcanus of het vuur, door Ovidius iu zijue
i\'asti voorgesteld als vuur en dwarlwinden tegen
Hercules uitbrakende. Hij ontstal aan Hercules een
gedeelte van diens \\ ee, en verborg dat in een hol; hij
werd echter door zijue zuster Caca verraden, eu dien
\' en gevolge door Hercules gedood. (\'aca werd om die
incdedecling in den rang der goden geplaatst. Inhaal\'
tempel werd een vuur steeds brau leude gehouden.
CADIZADELIETËN, eene nieuwere seetc ouder
de Mohamedancn, wier leden over lot algemeen in
hun gedrag eeuige gelijkenis hebben op de oude
Grieksche Stoïcijnen, daar zij bijzonderen ernst eu
gestrengheid van levenswijze iu acht nemen en alle
feesten en vermaken vermijden. Zij hebben eeuige
nieuwigheden in het Mohamedaansche stelsel iuge-
voerd, in zoo verre de gebruiken betreft. Zoo hebben
zij eenige nieuwe ceremoniën uitgevonden, door bij
begrafeuissen te bidden voor de zielen der overlede-
nen. Zij laten hun imam luide in de ooren van den
doode roepen, om dezen eraan te herinneren, dat er
slechts één God is, en dat er slechts één profeet van
Hem is. Zij lezen den bijbel iu de Slavonische taal eu
den koran inde Arabische. Zij drinken wijn gedurende
de groote vasten van den Ramadan, doch doen er
noch kaneel, noch andere kruiderijen in. Inhetopen-
baar en het afgezonderde spreken zij aanhoudend over
God, en herhalen onophoudelijk k\\vi\\ kreet van: „Er
is maar één God." Eenige hunner brengen gcheele
nachten op deze wijze door; zij gaan zitten en buigen
het ligchaatn naar den grond. Deze sectc bemint eu
beschermt de Christenen tegen alle bcleedigingeu
van den kant van andere Mohamedanen. Hare leden
gelooven, dat Mohained de Paraclect ot Trooster is,
die, zooals Christus beloofd heeft, door den Vader
gezonden zou worden, nadat Hij zelf de wereld zou
hebben verlaten. Zij haten beelden en het tecken des
kruises. Zij worden besneden, en verdedigen hunne
getrouwheid aan deze gewoonte, door to wijzen op
het voorbeeld van Christus. Um kort te gaan, de
(\'adizadelieten schijnen een stelsel van geloof en ge-
bruiken aangenomen te hebben, dat weinig anders is
dan eene verwarde vermenging van Mohamedismus,
Christelijke en Joodsche leer.
CADMUS, eene godheid in oude lijden iu ver-
schillende deelen van Griekenland aangebeden. Door
sommigen wordt hij voor eeu Pclasgisch, door andc-
-ocr page 450-
CALÏXTI.TXKV.
r:.<
ren voor een Plicenieisch god gehouden. Hij was de
zoon van Agenor en Tclephassa. Toen hij door zijn
vader was uitgezonden nm zijne zuster Europa op te
zoeken, die door Zeus naar (\'reta was gevoerd, slaagde
liij er niet in haar te vinden, en vestigde hij zich mei
zijne moeder in Thracië. liet orakel Ie Delphi over
den schuilhoek van Europa raadplegende, werd hem
gezegd, dat hij zich van de onderzoeking moest ont-
houden, en eene koe van eene bijzondere soort moest
volgen, totdat hij eene plaats bereikte, waar liet dier
van vernioeijcnis zou nedervallen, en dat hij op die
plaats eene stad moest bouwen. Hij gehoorzaamde
aan het bevel van het orakel, eu bouwde Thebe in
Boeotië. Daar hij besloot om de koe aan Athcna te
offeren, zond hij boden naar een naburigen put, ten
einde wal er voor het ofi\'er te halen. De put werd
echter door een draak bewaakt, die de boden doodde,
terwijl het monster op zijne beurt door Cadinus ge-
dood werd, die op aanzetten van Athcna de tanden van
\' den draak zaaide, ten gevolge waarvan een troep ge-
wapende lieden ontsproot,die elkander versloegen niet
uitzondering van vijf, welke de voorvaders der The-
banen waren. Toen hij bekleed was met het bestuur
der stad. die hij gebouwd had, ontving hij van Zeus
Harmonia tot vrouw, bij welke hij verscheidene kin-
deren bad. Later vertrok Cadinus uit Thcbe en werd
koning van de < \'encheliërs en eindelijk werden hij en
zijne vrouw in draken veranderd, en door Zeus naar
de Elysesche velden overgebragt.
(\'adonis wordl door eenige schrijvers voor een
vereerder van Diom/sus gehouden, die zijne dochter
Seniele huwde; zij gelooven tevens, dat hij de ver-
eeiing van dien god met zijne beschaving in Grieken-
land invoerde. De (biekeu zijn, zooals beweerd wordt,
het oorspronkelijke alphabet hunner taal, dat uit zes-
tien letters bestond en uit l\'lieenicic tot hen schijnt
gekomen te zijn, aan Cadinus verschuldigd. Degeheele
geschiedenis van dezen, welke op verschillende wijzen
verhaald wordt, schijnt eene mythische voorstelling
te zijn van de vestiging, ineen zeer vroegen tijd, cener
kolonie in Griekenland, die uit Phoenicië kwaui en het
gebruik van een geschreven alphabet en van ver-
schillende belangrijke kunsten met zich bragt, die den
grondslag uil maakten van die hooge beschaving en
verfijning, waardoor de Griekeu zich later kenmerkten.
CALIXTIJNEN (Lat. colU, een kelk), eene partij
der Husieten of volgelingen van Johannes llus in
Bohemen in de vijftiende eeuw, die zich van hunne
broederen afscheidden ten gevolge van een verschil
over het gebruik van den kelk of beker bij het avond-
maal, liet concilie van Constanz in LUS had een
decreet aangenomen, dat daarna door het concilie van
Trente bekrachtigd werd, bij hetwelk de kelk aan de
Icekcn ontzegd wad, en de communie, in brood en
wijn, tot den dienstdoenden priester alleen beperkte.
De vadereu van het concilie ondervonden, vooral in
Bohemen, de grootste nioeijelijkheid om het volk met
dit verbod te verzoenen, dewijl de vertaling van het
Nieuwe Testament door Wvclilfe, en waarschijnlijk
ook andere overzettingen in andere talen, omstreeks
dezen tijd stink in omloop was. Een van de meest
geleerde Roomsche godgeleerden van dien t ijd schreef
eene uitvoerige verhandeling tegen de dubbele com-
niuiiie, waarin bij als ééucn grond voor zijne vrees, dat
het ontzeggen van den beker aan de Icekcn voorde
gemeente in bet algemeen onaannemelijk zou zijn ,
aangaf, dat er vele Icekcn onderde ketters waren, die
ecue vertaling van den bijbel in de moedertaal be-
zaten, tot groot nadeel en groote schade voor het
Catholicke geloof.
Vóór liet decreet van het concilie van Constanz
aangenomen was, dat de wettigheid der communie
in i\'éne gedaante slechts, — een gebruik dat in de
kerk geslopen was, alvorens het kerkelijk bekraeh-
tigd werd — begon een ijverig eu vroom leeraar der
hervormingspartij in Bohemen, Jacobcl de .Mise,
openlijk over bet onderwerp te prediken, en bewees
hij ontegenzeggelijk uit de Schrift, dat alle coniinuni-
canten regt hadden om hel avondmaal in beiderlei
gedaanten te ontvangen. Deze mecuing werd aange-
nomen en ondersteund door Johannes Hus zelven en
door een aantal priesters, met volle goedkeuring van
liet volk over het algemeen. De communie werd dien
ten gevolge in vele kerken van Praag in beiderlei
gedaanten uitgedeeld. Dit gebruik verspreidde zich
wijd en zijd over het koningrijk, en verscheidene
geestelijken, die het gebruik van de kelk door deleeken
afkeurden, vonden het noodzakelijk om diegenen hun-
ner gemeente in den ban te doen, die het gebruik der
hervormingspartij aanhingen. De uitslag was, dat er
eene groote partij gevormd werd, die in 141 \'t naar
een berg trok, waar zij eene tent oprigtlc in den vorm
cener kapel, waarin zij godsdienstoefening hield en de
communie in beide elementen aan het volk toediende.
Wegens deze belangwekkende godsdienstoefening
noemden de Husieten dien berg Tabor, dat in de Bo-
heemschc taal eene teut: beteekent, en van daar dat de
volgelingen van Hus TabokiïTEN (zie ald.) geheetcn
werden. De berg, waarop zij aldus het voorregt hadden
bijeen (e komen eu deel Ie nemen aan de communie,
-ocr page 451-
CALIXTIJNEN.
4315
II
op de wijze die in overeenstemming was met hare
oorspronkelijke instelling, werd eenc geliefkoosde
plaats van bijeenkomst, Groote menigten kwamet
daar te zameu om godsdienstoefeningen te houden en
des lleeren avondmaal te gebruiken. Op éénendag
vereenigden zich daar meer dan twee en veertig hon-
derd menseken.
Niettegenstaande deze groote beweging ten gunste
van de schriftmatige leer en de schrift matige gebrui-
ken onder de hervormingspartij in üohcineu, waren er
zelfs onder liaarniet weinigen, die (inwillig waren om
ecnigc van die leerstellingen en gebruiken op te geven,
die de Roomselie kerk ingevoeld had. Hei leerstuk
der transsubstantiatie, het vierender mis en hetgebruik
der oorbiecht werden door ecnigc llusietcn behouden,
terwijl zij door andere werden verworpen. Hel gevolg
was, dal er eenc groote scheiding onder hou plaat.s
had, die, beginnende met een verschil van meeuiug<\'n
en gebruiken, in eene opene vrcdebreuk eindigde. De
eeue partij nam den naam van Calixtijnen aan, uil
hoofde der leer, dat de beker in liet sacrament des
avondmaals niet aan de leeken moest onthouden wor-
den, terwijl de andere partij den naam vanTaborieteu
behield, die eerst aan de geheclc partij had behoord
De oude stad Praag, de hoofdstad van Bohemen, met,
den voornaamsten adel, behoorde tot de Calixtijnen ;
de inwoners van Nieuw Praag en zij, die op den
berg Tabor en in de omgeving woonden, waren de
voornaams ten der andere partij. Heide partijen waren
vereenigd in haren weerstand tegen Home en tegen de
meesle zijner onsehriftmatige dogma\'s; de kracht
harer aanvallen tegen den genicenen vijand was echter
veel verminderd door hare kerkelijke afscheiding van
elkander.
Keizer Sigismund, opvolger van Wcnceslaus, koning
van Bohemen, had zich bepaaldelijk ten gunste van
Rome en tegen de Husicten verklaard, Drie staat-
kundige partijen verdeelden Bohemen op dien tijd:
de Roomsch-Catholiek en en de meerderheid der edelen,
zelfs diegenen hunner, die de Calixtijnen aanhingen,
wensehtcn Sigismund in het bestuur te behouden; de
partij van Praag, door vele Calixtijnen ondersteund,
was er voor om een anderen keizer op den troon te
plaatsen; terwijl de geheclc partij der Taborieten, met
Ziska aan het hoofd, in het geheel geen koning wensch-
te. De partij van Praag stelde voor om den troon den
koning van Polen aan te bieden, en zoowel de Calix-
tijuen als de Taborieten stemden er iu toe oin dezen
voorslag aan te nemen. Gezantschappen werden her-
haaldelijk te dien einde naar Polen gezonden. De
souverein, die toen op den troon van dat rijk zat, was
U ladislalf Jagello, groothertog van Litthauen, die bij
zijn huwelijk met lledwig, koningin van Polen, in
1386 Christen was geworden. Toen het aanbod der
kroon van Bohemen hem gedaan werd, was hij op
gevorderden leeftijd, en daar hij van een eeuigzins
besluiteloos karakter was, verliep er eeuige tijd,
alvorens hij een besluit nam. Eindelijk besloot hij bet
aanbod te weigeren, voornamelijk omdat zijne aan-
iiemiug er van met kracht bestreden werd door de
Roomsch-Calholieke geestelijken van Polen, die de
llusietcn voor gevaarlijke ketters hielden. In veree-
uiging nu\'! zijn neef, den groothertog van Litthauen,
stemde Jagello er echter in toe, om de Hoheiners in
hunne worsteling tegen hun eigen souverein, die hen
aan de tcedere genade van Home wenschte over te
.cv; ü, bij te slaan. ( oributt, ecu neef van den Pool-
schen koning, werd met vijf duizend ruiters en eenc
somine gelds afgezonden, om de llusietcn te helpen.
De aankomst van (\'oributt niet zijne Poolsche ruiters
!e Praag was eene bron van vreugde voor de hervor-
iningspartij, maar eenc reden van onrust voor de aan-
haugers van keizer Sigismund. De dappere vreemde-
iing, in de (Iriekschc kerk opgevoed zijnde, was niet
•reinig in gunst bij de Jlusieten, dewijl hij aan de
communie in beiderlei gedaanten opregtelijk kondecl-
nemen, terwijl de keizerlijke partij ijverig de onguu-
stigste bcrigten aangaande hem rondstrooide, zooals,
b. v., dat. hij niet in den naam der Drieeenheid gedoopt
was, omdat iiij ecu Rus en vijand van den naam van
Christen was. Eenc andere partij wenschte Coributl
lot koning van Bohemen te Verkiezen, doch ten laatste
werden de zaken in zoo verre geregeld, dat hij tot
regent van het koningrijk werd aangesteld.
Middelerwijl kwam het tusschen de beide partijen,
waarin de llusietcn verdeeld waren, de Calixtijnen cu
de Taborieten, tot eene opene vrcdebreuk. De edelen
en magistraten van Praag naint 11 in 11 lil hel besluit
om tnct den keizer te onderhandelen. Ziska, het hoofd
der Taborieten, weigerde aan deze onderhandeling
deel te nemen en verliet Praag, verontwaardigd over
het gedrag van den adel. Toen Sigismund de stad
echter met een magtig leger aanviel, keerde Ziska
terug om haar te verdedigen.
De omstandigheden, die tot de afscheiding van de
I wee part ijen aanleiding gaven, waren de volgende: —
Terwijl de Taborieten te Praag waren, hielden zij hunne
godsdienstoefeningen volgens do wijze, die hun het
meest schriftmatig toescheen. Hunne geestelijken
droegen den baard gelijk andere menschen, lieten de
5.»
-ocr page 452-
434                                                                     CALIXTIJNEN.
kruin niet scheren, gelijk du Roomsclie. priesters, en
droegen kleederen van eene grijze of bruine kleur. Zij
zeiden de uurgcbeden niet op. Zij hielden hunne
godsdienstoefening somtijds inde open lucht, somtijds
in afzonderlijke huizen, en vermeden de kerken, omdat
; deze aan heiligen waren gewijd, of door heelden ont-
hciligd waren. De ceremoniën der mis mimen zij in
het geheel niet in acht. Alvorens liet avondmaal Ie
gebruiken, zeide de gchccle vergadering, op de knieën
liggende, het Gebed des lierren op. Ui erop naderde
de geestelijke, die het dienstwerk nu.est verrigten,
eene tafel met wit linnen overdekt, waarop het brood
en de wijn stonden. Het brood werd gesneden of gebro- !
i ken, want ouwclen waren niet in gebruik. De wijn was
j| niet in gouden of zilveren bekers, die gewijd waren,
maar in tinnen, houten of steenen vazen. De geeste-
lijke sprak met luider stemme en in de landtaal de
woorden der wijding uit. Als dit afgeloopen was,liet
hij de andere geestelijken, die tegenwoordig waren,
en de vergaderden het avondmaal gebruiken. Na de
wijding hieven zij de elementen niet op, en gcvolgelijk
aanbaden zij ze niet; zij bewaarden er ook niets van
voor den volgenden das».
Deze dienst, zoo eenvoudig, zoo nieuw, schokte de
universiteit en een aantal priesters in de stad Praaff.
I                                                                                                                                         . .
. Zij hadden de kostbare en overtollige sieraden ver- !
bannen, maar al de andere gebruiken behouden, en in
het bijzonder den canon der mis. Daar zij ijverden
voor de oude kerkgebruiken, kouden zij zich niet
weerhouden van openlijk tegen de Taborieten uit te ;
varen, omdat deze ze verwaarloosden. De Taborieten
laakten op hunne beurt de Roomschc godsdienstoefe-
ning, als niet in overeenstemming met de Schrift, en \\
brandmerkten hen, die er voor ijverden, als Pharize én.
Het volk mengde zich in den twist der priesters; de ,
eene partij keurde het Calixtijusche gebruik goed, de
andere verkoos dat der Taborieten. Ecnigc inwoners I
weigerden de communie uit de handen hunner priesters |
te ontvangen, tenzij deze hun priestergewaad aflegden,
en de vrouwen beletteden hun, op aanstoken harer
echtgenooten, door hare sieraden, om de godsdienst-
oefening te verrigten. Op deze wijze ontstond in 1 t20
de droevige verdeeldheid.
De beginselen dcrCalixtijnenwarenmisschicn meer
in strijd met die der Roomschc kerk, dan men op dien
lijd bad kunnen verwachten. Zij eischtcn, dal licl
\\\\ oord (iods niet alle eenvoudigheid en met bel doel
om te stichten aan het volk verklaard zou worden; dat
de comm unieonder beiderlei gedaanten zou worden u il -
gedeeld; dal de geestelijken zich uitsluitend aan hun
dienstwerk zouden wijden, en zouden trachten een
goed en heilig voorbeeld aan hunne kudden te geven, ■
en dat, als zij de wet overtraden, /.ij diensvolgens ook
gestraft zouden worden. Zij leerden, dat de onderge-
schikte zaken der Goddelijke instellingen in vele geval-
len door menschelijkc schikkingen geregeld moesten
worden, en dal men de meeningen der kerkvaders
alleen in aanmerking moest nemen, als /ij niet in
strijd waren met de Schrift.
Verschillende bijeenkomsten werden erlusschendc
Calixtijncn cu de Taborieten gehouden, met het doel
om zich, zoo mogelijk, over de betwiste punten te
verstaan. Maar al zulke bijeenkomsten waren vruch-
teloos. Zij verschilden op verscheidene, zelfs op de
hoofdpunten der Christelijke leer, meer bijzonder op
hei jnitil des avoudmaals. De Calixtijncn stemden in
met de Roomsclie kerk in de leer der transsubstantiatie
en in verscheidene andere zaken aangaande het
avondmaal, en verschilden van haar slechts op twee
punten: zij dieuden de beide elementen toe, cu gaven
die ook aan kinderen, terwijl zij dal gebruik verde-
digden door de woorden van onzen Verlosser aan te
halen (.fob. VI : 53): „.lezus dan zeide tot hen: Voor-
waar, voorwaar zeg ik ulieden : ten/.ij dal gij bet vleesch
des Zoons des menschen eet en Zijn bloed drinkt, zoo
hcbl gij geen leven in u zei ven." De Calixtijnengingen
verscheidene jaren voort met aan hunne bijzondere
leerstellingen gel rouw te blijven, doch vcreenigdeu
zich met de Taborieten in liuu verzet tegen de aanma-
tigingen van Rome. Langen tijd had de oorlog in
Rohcinen gewoed, totdat in 11315 het concilie van
Bazel, dat een einde wenschtete maken aan de burger-
lijke verdeeldheden van het land, de Bobemersuitnoo- \'
digde om het concilie bij te wonen. Zij verschenen te
(\'onstanz ten gctalle van drie honderd, en stelden in
naam hunner landgenootcn de volgende artikelen
voor: — 1. Wie gered wenscht te worden moet het
avondmaal onder beiderlei gedaanten ontvangen; 2.
\'■                                                                  i
Wereldlijk gezag wordt door de Goddelijke wet aan de
geest el ij ken verboden; 3. Het prediken van het Woord
van God moet voor iedcren inenseh vrij zijn; 4. Open-
bare misdaden moeten volstrekt niet ongestraft blijven.
Over deze punten twistten vier Bohecmsche godge-
leerdeu en vier leden van het concilie gedurende vijftig
dagen, liet concilie beantwoordde hunne cischen op
zulk eene dubbelzinnige "wijze, dat zij plotseling de
onderhandelingen afbraken en naarhuis terugkeerden.
De Calixtijncn waren geneigd om den oorlog te eiudi-
gen, doch de Taborieten weigerden halstarrig om toe
te geven. 1 int er g(d ukt e het aan .i\'neasSvlvius, die door
-ocr page 453-
CALIXTIJNEN — CALLIOPK.
135
Let concilie naar Bohemen gezonden was, oindeCalix-
tijncu met den Rooinsclicii Stoel Ie verzoenen, door
alleen hun wensch in te willigen, dat hel gebruik van
den beker aan de leeken zou worden toegestaan, liet-
geen zij als het voornaamste punt beschouwden. Zie
HüSIETE.N, TaBORIÏ 1 K N.
CALIXTIJNEN, de volgelingen van üeorge Ca-
lixtus, een aanzienlijk Luthersch godgeleerde inde
zeventiende eeuw. Hij was in 15S6 te Mclby in
Ilolsteiu geboren, en stierf, na cene schitterende
loopbaan als godgeleerde en hoogleeraar, in het jaar
ltjjl». Zijne verhandelingen over de verschillende
twistpunten tussehen de Protestanten en Roomsch-
gezinden werden ouder de scherpzinnigste, geleerdste
eu meest afdoende twistschriften vau dien tijd gere-
keud. Hij gaf oorsprong aau ecne klasse van Cliris-
tenen, die deu tiaani van fyncretisteu ontvingen, en
die beweerden, dat de punten van verschil tussehen
de Calvinisten en Lutheranen van tuinder belang
waren (lau de leerstellingen, waarin zij met elkaudi r
overeenkwamen, en dat de leer der Drieëenheid min-
der duidelijk in het Oude dan in het Nieuwe Tes-
tameut was verklaard. Door deze gevoelens stelde
Calixtus zich aau de vervolging der Lul hersehe godge-
leerden bloot, tegen welke hij echter op den rijksdag
van Regensburg, in 1055, door den keurvorst van
Saksen George I. beschermd werd. De Calixtijiicn
trachtten de Koomsehe, Calvinistische,eu Luthersche
kerken door de banden der Christelijke liefde eu
wcderzijdsche vriendschap te verecnigen, eu beweer-
den daarom, dat de grondteer des Christendoms zuiver
in de drie ligchameu bewaard was, eu dal de mecnin-
gen der vijf eerste eeuwen als vau gelijke waarheid en
gezag als de Schrift zelve aangenomen moesten worden
CALIZA, de plegtigheid bij de Joden, die „hel
uittrekken vau den schoen" genoemd wordt, hetgeen
geschiedt, wanneer iemand weigert om de weduwe
zijns broeders te huwen en zijnen broeder een naam te
verwekken. In zulk geval moet volgens Dettt. XXV:
0,10hel volgeudegeschieden : — „Zoo zal zijns broe-
ders vrouw voor de oogen der oudsten tot hom toe-
treden, en zijnen schoen van zijnen voet uittrekken,
en spuwen in zijn aangezigt, en zal betuigen en zeg-
gen: Alzoo zal dien man gedaan worden, die zijns
broeders huis niet zal houwen. En zijn naam zal in
Israël genoemd worden: Het huis desgenen, diende
schoen uilgetogen is." De plegtigheid geschiedt op
de volgende wijze: — Drie rabbijnen gaan, door twee
getuigen vergezeld, op deu vorigen avond uit, om
eene geschikte plek op te zoeken, waar de han-
deling plaats zal kunnen hebben. Deu volgenden
dag, bij het einde der inorgendienst, trekt de gemeente
naar de bepaalde plaats, waarde rabbijnen de weduwe
eu den schooubroeilcr voor zich roepen, die in tcgen-
woordiglieid der vergadering eene openlijke verkla-
ring alleggen, dat het doel hunner verschijning is, om
hunne vrijheid en losmaking vau elkander Ie verkrij-
gi\'ii. De vo iruaamstc rabbijn onderzoekt den man,
redeneert met hem, en tracht hem (.ver te balen deze
weduwe zijns broeders Ie trouwen. Indien hij weigert
aan hel verzoek te voldoen, wordt hij weder aan een
onderzoek op dat punt onderworpen, en als hij dan
nog bij zijn besluit blijft volharden, trekt hij ecu
schoen aan, die te groot voor hem is, en de vrouw,
door een der rabbijnen bijgestaan, zegi wat in Detit.
XXV : 7 geschreven staat: „Maar indicu dezen man
zijns broeders vrouw niet bevallen zal te nemen, zoo
/.al zijns broeders vrouw opgaan naar de poort tot de
oudsten en zeggen: Mijns mans broeder weigert
zijnen broeder een naam te verwekken in Israël, hij
wil mij den pligt van eens mans broeder niet doen."
Daarna antwoordt de sehoonbroeder onmiddellijk:
„Hel bevalt mij niet haar te nemen;" hierop maakt
de vrouw den schoen los en trekt dien uit, werpt hem
dan op dvn grond met veel toorn en verachting, eu
zegt met bijstand van den rabbijn: „Alzoo zal dien
man gedaan worden, die zijns broeders huis niet. zal
bouwen. En zijn naam zal in Israël genoemd worden:
Het huis desgenen, dien de schoen uilgetogen is."
Deze woorden herhaalt zij driemaal, en driemaal aut-
woorden de getuigen: „Zijn schoen is uitgetogen."
D.\' rabbijn zegt uu aau de weduwe, dal zij vrij is om
te huwen., met wieu zij wil, eu als zij te dien einde een
bewijs vraagt, wordt het haar onmiddellijk verleend.
Het verlof om te trouwen word! door de Joden Caliza
genoemd. In oude tijden werd de man, die het gebod
opvolgde om de weduwe zijns broeders te huwen, iu
groote achting gehouden; de gewoonte wordt echter
onder de nieuwere Joden zelden opgevolgd. Als zij
hunne dochter aan een van vele broeders uitlmwelij-
ken, cischen zij gewoonlijk, dat vooraf ecu contract
opgemaakt zal worden, hetwelk inhoudt, dat, zoo de
man komt te overlijden, de weduwe iu vrijheid zal
gesteld worden, zonder afstand te doen van ecne harer
aanspraken. .Sommige Joden zijn gewoon om den
echtgenoot te verpligten, als hij gevaarlijk ziek wordt,
zijner echtgenoot eene echtscheiding toe te staan,
opdat haar sehoonbroeder na zijn dood geene aan-
spraken op haar hebben kan.
CALIjIOPE, eene der negen muzen of zanggodin-
-ocr page 454-
«6                                                                         CALOYERS.
ncn in de oude mythologie der Grieken en Romeinen.
Zij was tic muze van het heldendicht endewelspre-
kendheid, en wordt gewoonlijk afgebeeld in eenc
statige houding, met een lauwerkrans op hel hoofd, i
eene trompet in de regier- en een boek in de linker- |
hand, terwijl aan hare voeten de Ilias, de Odyssea en
de Encïde liggen.
CALOYERS, de algemcene naam aan de monniken
der Grieksche kerk gegeven. Het woord is afgeleid
van het Grieksche kulogeroi, goede oude mannen. Zij
behooren algemeen tot de orde van Sr. Basilius (zie I
ald. i. Onder hen zijn drie rangen of graden: de nieu-
welingcn, Arr/iari gchecteu; de gevorderden, Müro •
c/iemi
genaamd; de volmaakten, die den naam van
Megalwheiiii dragen. Diegenen hunner, die de mi.\'
lezen, worden eigenlijk priesters genoemd; met dei
tijd worden /.ij Ilieromo/iacM, gewijde monniken, en \'
doen nooit anders dan bij plcgtige leesten dienst. De
Caloyers worden ook verdeeld in Crenobieten, Am.
choreten en Kluizenaars.
Iemand, die liet voorregt wenselit te genieten van
Caloyer te worden, maakt zijn weuseb eerst bc-
kend aan den Hieromonachns. fn vrocgeren tijd
onderzocht de kloostervoogd of trchimantliiet den
nieuweling altijd, en vei pligttc hij hem, bij wijze van
beproeving, om drie jaar in liet klooster te verblijven,
aan liet einde van welken tijd zijn hoofd in den vorm
eener kroon geschoren werd. Deze gewoonte ontstond
tijdens de regering en door bepaling van keizer Jus-
tinianus. Later werd de proeftijd tot zes maanden
beperkt; de nieuweling was, hoewel in de kleedij van
een leek, vcrpligt om gedurende dien tijd de wetten
en instellingen van het kloosterleven te volgen. Indien
hij bij bet einde van zijn proeftijd bleef volharden
bij zijn oorspronkelijk plan, vergezelde de klooster-
voogd hem naar de kerk, waar deze hem, na plcgtig
onderzoek gedaan te hebben naar de redenen, die
hem aanzetteden om monnik te worden, de kleedij
zijner orde gaf, en na verscheidene gebeden, voor die
gelegenheid gepast, opgezegd te hebben, een lok van
zijn haar afsneed, dien hij met een stukje was aan den
kerkmuur digi bij hel altaar vastmaakte.
De Crenobieten stonden vroeger onder eene zeer
strenge tucht, die echter nu veel verslapt is. Hunne j
voornaamste bezigheid van middernacht tot zonson- |
dergang is het opzeggen van hunne heilige dienst, i
De Anachoreten wonen in afzonderlijke huizen nabij
de kloosters, en brengen hunnen tijd door met een
stukje gronds te bebouwen en vele godsdienstocfenin-
gen te houden. De Kluizenaars sluiten zich op in grotten I
en holen op de toppen van bergen, en bestaan geheel
van aalmoezen, die hun uit de naburige kloosters ge-
zonden worden. Die Caloyers, die in kloosters wonen,
zijn bijna onophoudelijk bezig met hunne gebeden te
herhalen. Zij beginnen te middernacht met eene
dienst op te zeggen, die twee uur aanhoudt, en om
den tijd, waarop zij opgezegd wordt, het Mesonyclion
of de middernachtdienst heet. Dan gaan zij naar hunne
cellen tot vijf uur in den morgen, wanneer zij de tertia,
de sexta en de mis lezen ; daarna gaan zij naar de eet-
zaal, waar tot hel etensuur eene lezing gehouden
wordt. Te vier ure in den namiddag lezen zij de Vesper,
en te zes ure gebruiken zij hel avondeten, waarna zij
eene dienst opzeggen, die Apadipho genaamd wordt;
te acht ure gaat elke monnik naar zijne kamer om tot
middernacht te rusten. Eiken dag na de metten belij-
den zij op de knieën hunne fouten aan den voogd.
De kleediug der Caloyers is zwart of ten minste
donkerbruin; zij bestaat uit eene soort van overrok,
met een gordel van dezelfde kleur o in het lij f gebonden.
Zij dragen ook zwarte, platte kappen, met een stukje
zwart laken aan de voering vastgenaaid, dat op de
schouders nedeiliaugt. De kleediug verschilt eenigzins
inde verschillende klassen van monniken. DeArcftari
of nieuwelingen dragen niets dan cenc effene, donkere j
tunica, van grof laken gemaakt. De Microchemi of
gevorderden dragen eene grootere en veel sehoouere
kleeding. De volmaakten of Megalochemi dragen een
gewaad met wijde ue ui wen en een scapulier, en worden,
als zij sterven, in die klcedcren begraven, als de tee-
kenen van hunne waardigheid. Behalve de gewone
kloosterkleeding dragen de Caloyers over hunne
schouders een vierkant stuk van zekere stof, waarop
het kruis en de andere teekenen van het lijden onzes
Heeren zijn afgebeeld, met de letters J(\'. XC. NC,
dat is: .Testis Christus cincit, Jezus Christus overwint.
Tegenwoordig is het voornaamste klooster der Ca-
loyers in Azië dat van den berg Sinaï, dat door keizer
Justinianus gesticht en met zeslig duizend krooncn
inkomen begiftigd werd. De abt van dit klooster, die
ook aartsbisschop is, hcefl Iwee honderd monniken
onder zich. Dit klooster is een groot, vierkant gebouw,
door vijftig voet hooge muren omgeven en met slechts
eene poort, die toegemetseld is om het binnenkomen
der Arabieren te beletten. Aan de oostzijde is een
venster, waardoor zij, die in het klooster zijn, de pel-
griins in eene mand, die zij door een katrol laten
zakken, naar boven hijschen. Niet vele mijlen verder
hebben zij een ander klooster, dat aan St. Catharina
gewijd is. Het is gelegen op de plaats, waar Mozesde
-ocr page 455-
CALOYERS
CALVUN.                                                            137
bittere watereu zoet maakte. Het heeft een tuin met eene
plantaadje va» meer dan tien duizend palmboomen,
waarvan de monniken non aanzienlijk inkomen hebben-
Weinige mijlen van Jeruzalem is een klooster, dat in
het onherbergzaamste oord, betwclk men zich denken
kan, gelegen is. De poort van dit klooster is bedekt
met de huiden van krokodillen, ten einde te beletten,
dat de Arabieren haar in brand steken of mei steeuen
in stukken breken. Het heeft een groot en toren, waarin
altijd een monnik is, die door eene bel van de aanna-
dering van Arabieren of van wilde dieren berigtgeeft.
De Caloyers hebhen een groot aantal kloosters iu
Europa, waaronder dal van Penteli, een berg nabij
Athene, om zijne schoone ligging en /.eer goede
bibliotheek bekend is. Dat van Callimachus, eene
stad op het eiland Chios, is merkwaardig om zijne
stichting. Het heet Niainogni, dat, is, decetüyc Maagd,
dewijl zijne kerk gebouwd is ter eere van een beeld
der Heilige Maagd, dat op een boom gevonden werd.
die alleen was blijven staan, toen verscheidene andere
door vuur verteerd werden. Constantijn Monomaclms,
keizer van Cohstantinopel, van dit wonder ouderrigt
zijnde, deed eene gelofte om eene kerk op die plaats
te bouwen, als hij zijn troon, waarvan hij verdreven
was, terugkreeg; hij volbragt zijne gelofte iu 1050.
Het klooster is groot en op de wijze van een kasteel
gebouwd. Het bestaat uit ongeveer twee honderd
monniken, en zijne inkomsten bedragen zestig duizend
piasters, waarvan zij jaarlijks vijf honderd aan den
sultan van Turkije betalen. Op Amourga, een van de
Sporaden, is een klooster van Caloyers aan de. Maagd
gewijd; het is een groot en diep hol op den top van een
zeer hoogen heuvel; men daalt er in af langs een ladder
vin vijftien of twintig treden. De kerk, eetzaal en
cellen der monniken, die deze grot bewonen, zijn ver-
wonderlijk kunstig iu de kanten vau de rots gegraven.
De beroemdste kloosters van Grieksche Caloyers zijn
die van den berg At hos in Macedonië. Zij zijn ongeveer
twintig in getal, maar slechts drie of vier hebbeu hun-
ncn vorigen luister behouden. De monniken zijn onge-
letterd, doch leven er zoo geregeld, dat zelfs de Turken
grootc achting voor hen hebben en zich dikwijls in
hunne gebeden aanbevelen. De voornaamste kloosters
zijn De la Pasagia en Anna Laura. De monniken, die
naar de hoogste waardigheden haken, komen uit alle
hoeken vau hel Oosten om hier hun proeftijd door te
brengen, en na een verblijf van eenige jaren worden
zij, bij hunne terugkomst in hun eigen land, als apos-
telen ontvangen. De Caloyers vau den berg Alhos
hebben een grooten afkeer van den paus; zij verhalen,
dat een paus, die hunne kloosters bezocht, eeuige er
van plunderde en verbrandde, omdat zij hem niet wil-
den aanbidden.
Behalve de Caloyers zijn er ook aan elk klooster
een aantal leekcbroeders verbonden, die zich bezig-
houden met het bebouwen vau den grond, opdat de
monniken ongestoord hunne godsdienstoefeningen
kunnen verrigten. Over al de Caloyers zijn cxarehen
of oppcrgeestelijkcu gesteld, die de kloosters onder
hun bestuur bezoeken, met het voornaamste, zoo niet
eenige doel om de schatting in te zamelen, die door
de verschillende kloosters aan den patriarch betaald
wordt. Kr zijn ook bedelmonniken, die door hel land
zwerven om giften in te zamelen, ten einde hunne
kloosters te onderhouden.
Behalve de monniken- worden er ook nounenkloos-
ters gevonden, waarin zich vrouwelijke Caloyers be-
vinden, die zich tusschen hare godsdienstoefeningen
bezighouden met het naaijcu en breijen vau nuttige
kleedingstukken, welke zij aan de Turken verknopen,
die op bijzondere tijden vrijen toegang hebbeu,
ten einde zieli de door de nonnen gemaakte artikelen
aan te schallen. Vele dezer vrouwelijke Caloyers zijn
weduwen. Zij doen gcene gelofte en zijn niet aan het
klooster gebonden, daar zij het te allen tijde kunnen
verlaten. De abt van het monnikenklooster, waaraan
het nonnenklooster verbonden is, zendt een zijner
eerwaardigste monniken om de nonnen eiken dag te
bezoeken; hij handelt als haar priester en biechtvader.
Aan alle andere priesters is het op zware straffen ver-
boden om de nonnenkloosters binnen te treden. Zie
Atiios (Moxmkkx \\.vx di:.\\ berg.)
CALVUN (Johannes). Deze beroemde Fransche
hervormer werd den 10(lc" Julij 1">0!I te Noyou uit
aanzienlijke ouders geboren. Hij genoot het voorregt
van verscheidene jaren te studeren aan het collcgiede
la Marche te Parijs, ouder de leiding van Maturin
(\'ordier, een der voornaamste geleerden van dien tijd.
Van kindsbeen afin het Roomsche geloof opgevoed,
was hij warm daaraan gehecht, en liad hij een natuur-
lijken afkeer vau die kottersene mecningeu, die reeds
i ui eene bil i ere vervolging aanleiding gegeven hadden.
Maar terwijl de jonge Calvijn in zijn hart een ijverig
Ito mischgezinde was, gaf hij vroeg blijken, dat hij een
naauwgezel geweien bezat, en dat de strengste zede-
lijkheid iu zijn hart woonde. Ouder zijne niedestu-
denlen muntte bij uit door zijn grooten ijver voor de
studie, en door eene zeldzame vcroeniging vauscherp-
zinuigheid en diepte van geest. Hij werd vervolgens
naar het eollegie des Capcttes, iu de stad Noyou
-ocr page 456-
Jal)niuie5 Caibijji
n
/,/,//■ ,,//> :>///:<////<■ ///«/// ///•/■/■ (•. \'(/////■rfj?
J. C.de E ■;:. ri| \' "li-\'ivv-Ji<-;,
-ocr page 457-
CALVIJN.
i\'i 3
worden, en gevoelende dat zijn geweten hem niet i
langer toeliet om dienst te doen aan de altaren eener
kerk, die, zooals hij geloofde, op een onsehriftmatigen
grondslag gebouwd was, deed hij van alle betrekking
lot haar afstand, eu wijdde hij zich middelerwijl aan
wereldlijke si udiën. Hij maakte in de regtsgeleerdheid
groote vorderingen, maar nog grootere iu de kennis
der Schriften. In zijne brieven aan zijne vrienden
maakte hij geen geheim van de verandering, die in
zijne godsdienstige inzigten plaats had gegrepen; vele
Hervormden kwamen om raad eu onderrigt tot hem.
Hij trok vervolgeus weder naar Parijs, eu onderscheid-
de zich daar iu de letterkunde, door op den jeugdigen
ouderdom van vier en twintig jaar een commentair op
Scneca\'s beroemde verhandeling over de goedertie-
renheid uit te geven. De zaak der Hervorming had
zich in de i\'ransche hoofdstad talrijke warme vrienden
verzekerd, en Calvijn werd onder de ijverigste en
werkzaamste van hen gevonden. Nicolaas Cop inliet
bijzonder, die voor de autoriteiten geroepen werd om
zich te verantwoorden, dewijl hij de dwalingen der
nationalegodsdicnsl had blootgelegd, was zijn boezem-
vriend. Dit maakte natuurlijk de achterdocht der
Roomsch-Catholieke geestelijken gaande, die zich
gereedmaakten om hem Ie vatten; hij vlugttc echter
uit Parijs, en stelde zich ouder de bescherming van
de koningin van Navarre, door wier lussehenkonist
bij hel Frausclie gouvernement de storm der vervolging
bedaarde.
Calviju had nog niet formeel afstand gedaan van
zijne betrekking tot de Kerk van Rome, doch de
hevige en bloedige vervolgingen, waardoor Frans I.
de Hervormde partij in Frankrijk zocht uit te roeijcu,
stuitten den jongen en vromen aanhanger der Her-
vormde meeningen zoodanig tegeu de borst, dat hij
besloot ecne Kerk te verlaten, die de marteling en
zelfs den dood van vele der uitstekendste en vroomste
mannen in het land kou goedkeuren. Hij verliet
daarop Frankrijk ca trok naar Bazel in Zwitserland,
waar hij zijne Christelijke Instellingen in het licht
gaf, welk werk tot op den huidigen dag cene voor-
name plaats in de theologische litteratuur heeft ingc-
nomen, als een classiek werk over de voornaamste
leerstellingen des Christendoms. Dit bewondcrens-
waardige overzigt der schriftuurlijke, waarheid droeg
hij aan Frans I. op, als cene hevige berisping van
zijne neiging om de warme vrienden der Christelijke
waarheid te vervolgen.
Omstreeks dezen tijd begon het licht der Hervor-
ming in Italië aan te breken, en Calvijn, het blijde
gesticht, gezonden. Hier bragt liij al zijn tijd in de
.studie door, en daar liij van kindsbeen af ecne bijzon-
derc neiging voor de godgeleerdheid getoond had,
bestemde zijn onderwijzer hem reeds vroeg voor de
* kerk. In dien tijd was het zeer gebruikelijk om kerke-
lijke titels cu inkomsten aan kinderen te verleenen
Dien ten gevolge ontving Johannes Calvijn, toen hij
slechts ongeveer twaalf jaar oud was, de kapellaans-
prove van la Gcsine. ()p den avond voor Corpus Chridi
dag sneed de bisschop plegtig liet haar van het kim!
af, eu hierdoor werd Calviju opgeaomen onder de
geestelijken, en kreeg hij het regt om ecne beneficie
te bezitten zonder op de plaats zelve te wonen. Twee
jaar later werd de stad Novon door eene hevige pest
bezocht, die vele burgers wegnam. De vader van den
jongen kapellaan, die zijn zoon wensehte te verwijderen
van het tooueel van gevaar en dood, verzocht voor hem
verlof, om zich gedurende de pest te verwijderen, en
toen hij het verkregen had, werd Calvijn naar Parijs
gezonden, om zijne studiën nog verder voort te zetten.
Terwijl hij in de hoofdstad woonde, vond hij een ver-
blij!\' in het huis eens ooms, Richard f\'auvin, waar hij
zich met den grootsten ijver op zijne studiën toelegde
en in de Latijusche \'aal en letterkunde groote vordc-
riugen maakte. De vrienden der Hervorming waren
iu Frankrijk en Duilsehland reeds talrijk, en de braud-
stapels der vervolging brandden reeds met vreeselijk
geweld, liet was niet waarschijnlijk, dat de deukende
en doordringende geest van den jongen student niet
zou nadenken over de twistpunten tusschen Roomseh-
gezinden en Hervormden. -Maar wat ook zijn inwendige
strijd geweest moge zijn, hij bleef nog sterk aan zijn
eerste geloof gehecht, en op den ouderdom van twintig
jaar verkreeg hij, door den invloed zijns vaders, het
pastoorschap van Pont 1\'Evèque te Noyon en eene
beneficie iu de hoofdkerk. Gedurende korten tijd be-
klecdde hij deze dubbele betrekking, en deed hij als
Roomsch priester in zijne geboortestad dienst. Het,
duurde echter niet lang, of hij leide, met toestemming
en, naar het schijnt, op raad van zijn vader, zijn ambt
neder. Hij legde zich nu te Orleans onder een regts-
geleerde van grooten naam, Pierre de 1\'Etoile, op de
beoefening der regtsgeleerdheid toe Deze plotselinge
verandering in zijne studiën zou vreemd schijnen, als
wij geene reden hadden om te gelooven, dat de geest
van den jongen Franschen pastoor trapsgewijze eene
belangrijke omwenteling onderging. Doordezorgvul-
dige beoefening der Schriften, vergezeld van diepe
overdenking en ernst ig gebed, was hij van de verkeerd-
lieid van vele Roomsche leerstellingen overtuigd ge-
-ocr page 458-
439
(\'ALYI.IN.
gen deze eigendunkelijke uitoefening van inagt van
deu kant der stedelijke overheden ingediend, maar
zij baatten niets. De overheden weigerden halstarrig
om het vonnis van verbanning, dat zij uitgesproken
hadden, te herroepen.
Middelerwijl zette Calvijn zijn werk als ijverig
professor en predikant te Straatsburg voort. Zijn
roem als godgeleerde vermeerderde met eiken dag.
Zijn arbeid werd hoogelijk gewaardeerd, en de bur-
gerlijke overheden der plaats verleenden hem aan-
moediging en ondersteuning. Terwijl hij daar verblijf
hield, gaf\' hij eene meer uitgebreide uitgave van zijne
Christelijke Instellingen in het licht, benevens een
Conimeutair op iun Brief aan de Romeinen en eene
verhandeling over het Avondmaal. Omstreeks dien
tijd huwde hij, op aanraden van Bueer, Idolette van
Buren, de weduwe van Jeau Storder, een aanvoerder
\' onder de VVederdoopers. Iu 15 10 werd hij uitgenoo-
digd om naar Genève terug te keeren, doch eerst in
September des volgenden jaars gaf hij toe aan de
herbaalde en dringende uituoodigingen van de bur-
gers eu den raad. Hij verliet Straatsburg, waar zijn
arbeid zoo verwonderlijk gezegend was geworden,
met weerzin, en vestigde zich wederom te Genève,
waar hij met groote volharding, ijver, voorzigtig-
lieid eu belangeloosheid tot aan zijn dood in 1504
arbeidde. Alvorens hij er in toestemde om terug te
, keeren. maakte hij het tot eene noodzakelijke voor-
: waarde, dat de presbyteriaansche wijze van kerkbe-
stuur door de Genecfsche kerken aangenomen zou
worden. In overeenstemming met zijn wensch nam
de senaat daartoe een besluit. Alle vastendagen en
j feestdagen iu de weck werden nu afgeschaft. Het
| consistorie eischte van de leeraars, dat zij niet alleen
! het evangelie zouden prediken, maardat zij ook ijverig
i en geregeld hunne kudden zouden bezoeken eu iu de
godsdienst zouden onderwijzen. Calvijuzelf verrigtte
aanhoudend een nuttigen arbeid, veel meer dan de
ligehamelijkc gesteldheid der meeste menschen zou
hebben kunnen verdragen. Van elke twee weken
predikte hij eenegchcele ; hij hield elke week driemaal
voorlezingen, leidde eiken Donderdag do bijeenkomst
van het consistorie, waarvan hij de voortdurende pre-
sident was, en verklaarde eiken Vrijdag een gedeelte
der Heilige Schrift aan zijne gemeente. Bovendien
schreel hij commentariën op vele hoeken van den bij-
j hel, gaf verschillende polemische schriften, die van
groote bekwaamheid getuigden, iu het licht, en onder-
hield eene zeer uitgebreide briefwisseling. Zijn huis
was het veelvuldig toevlugtsoord van mannen van ge-
nieuws vernemende, haastte zich naardal land, opdat
hij het sclioone werk zou kunnen bevorderen. Door
de hertogin van Ferrara, die het Protestantschc ge-
loof omhelsd had, bijgestaan, was hij werkzaam in
het verbreiden va» de kennis des evangelies. Van
Italië trok hij weder naar Frankrijk, van waar hij, na
op cenigc zaken orde gesteld te hebben, van voorne-
mcu was om naar Bazel of Straatsburg te reizen; ten
gevolge van den oorlog, die toen langs zijn voorgc-
nonien wcj; woedde, werden zijne schreden echter
naar Genève gcrigt, welke stad bestemd was om het
tooneel te worden van zijn nuttigen en krachtigen
arbeid voor de zaak van Christus gedurende zijn
geheel volgend leven.
De groote Fransehe hervormer bereikte Genève
in den herfst van hel jaar 1 536. liet was een belang-
wekkende tijd. liet evangelie had reeds zijn weg in
de stad gevonden, daar het gedurende korten tijd
door Willem Farel en Pieter Vire! getrouw gepredikt
was. De aankomst van zulk een man op zulk een tijd
gaf eene nieuwe geestkracht en een nieuw leven aan
de zaak der Hervorming. Farel drong er op aan, dat
hij zich in de stad zou vestigen en de goede zaak zou
helpen bevorderen. Calvijn gaf aan het dringende
verzoek toe, en begon onmiddellijk een ijverig dienst-
werk, dat door God op wonderbaarlijke wij/e gezegend
werd. De slappe zedelijkheid, die om hem beerschte,
werd berispt door de gestrenge naauwgezetheid van
zijn levenswandel. In vcrecniging met Farel en \\ irel
kantte hij zich aan tegen de wederinvoering van bij-
geloovige plegtighcdeu en feesten. De Roomschen
waren woedend over den ijver der Hervormde leeraren
en over den goeden uilslag, waarmede zij werkzaam
waren, en dwongen hen om Genève te verlaten, waar-
na Calvijn eene schuil plaats vond in Straatsburg, waar
hij tot professor in de theologie eu leeraar eencr
Fransehe kerk aangesteld werd. Hoewel zijn arbeid
in de stad, die hij verlaten had, kort was geweest, was
hij toch van een uitstekenden uitslag vergezeld ge-
gaan. Hij had eene geloofsbelijdenis en een catechis-
mus uitgegeven, en op zijn aanzetten zwoeren de
burgers van Genève op den 20»tc" Julij 1539 openlijk
de dwalingen der Rooinsche godsdienst af, en ver-
klaarden zij hunne gehechtheid aan het Hervormde
geloof. Nadat Calvijn naar Straatsburg gegaan was,
had hij met zijne vorige vrienden eene geregelde
briefwisseling onderhouden. De Hervormde kerken
in Zwitserland en Duitschland gevoelden, dat de
verbanning der Geueefsehe leeraars eene droevige
ontmoediging was. Dringende vertoogen werden te-
-ocr page 459-
(\'AIAÏ.IN CALVINISME.
HIJ
| Calvijns aanhangers in den kleinen raad veroordeeld,
daar deze eene kleine minderheid uitmaakten, en vol-
i strekt niet iu staat waren om over dat ligchaam gezag
i uit te oefenen. De smet, die laug onregtvaardig ge-
kleefd heeft aan een van de bekwaamste en meest
geachte hooiden der Hervorming, moet derhalve be-
schouwd worden als nu geheel weggenomen door de
: bekendmaking van de authentieke documenten, die
Killiet aan het licht heeft gebragt.
Door Cicn roem en den invloed van dezen uitstcken-
den godgeleerde uaui de kerk van Genève snel in
aantal leden toe, eu werd zij aangezien als hel middel-
punt der Uervormingszaak. Op zijn voorstel werd in
lööi door den senaat een collegie gesticht, waarin hij
en ïheodorus Beza, bcucveus andere mannen van veel
geleerdheid en groote talent en, de onderwijzers waren.
Uit ( ollegic kreeg spoedig zulk ecu grooten naam, dal
studenten uit tmgeland, Schotland, Frankrijk, Jlaliè
en Duilsehlauil er heen trokken, om zoowel theologi-
; sehe als maatschappelijke kundigheden op te doen.
Hierdoor verspreidden zich de beginselen der I [ervor-
niiug wijd en zijd over de verschillende lauden van
Kuropa. Aan Johauucs (\'alviju zijn de Protcstantschc
kerken steeds veil dankbaarheid verschuldigd, eu
! onder de uict-bisschoppclijke in hel bijzonder zal zijne
nagedaiditenis .steeds gezegend blijven, daar hij aan
hunne kerkelijke inrigting hetgewigt van zijn invloed
en grooten naam gegeven heeft.
CALVINISMUS, de leer van den uitstekenden
l\'ranselien hervormer, wiens leven wij in korte trekken
beschreven hebben. De ineeniugcu van Johanues
(\'alviju werden het eerst door hem in de stad (ieuèvc
verbreid, en van daar naar Duitschlaud, Frankrijk,
de Vereenigde Nederlanden en Brittanje overge-
bragt. Tegenover de leerstellingen, die door Calvijn
in een stelsclmatigcn vorm in zijne lustellingen ziju
nedergelegd, leerde AltMIMUS (zie ald.), een voornaam
Ilollandseli godgeleerde, een stelsel van theologie,
dat onderden naam zijns stichters (zie Akmimams-
mus) bekend is, eu de hoofdpunten der Calvinistische
theologie ontkende. De strijd, die er over de twee
tegenover elkander staande leerstelsels ontstond,
leidde tot de synode van Dordrecht iu lülS, waarop
de leerstellingen van (\'alviju goedgekeurd en weten-
schappelijk gerangschikt werden, waardoor het Calvi-
nismus als een godsdienstig geloof werd gegrondvest,
welks hoofdzaak in dt geschriften van den grooten
hervormer te vinden is. De Calvinisten beweren echter,
dat hunne meeningen reeds lang vóór Calvijn in de
geschriften van Augustinus uiteengezet zijn.
leerdhcid en vroomheid uit alle oorden; en zoodanig
was de vriendelijkheid van dezen grootcnen goeden
man, dat men nimmer te vergeefs om zijn raad en zijne
voorlichting vroeg. In liet bijzonder was hij steeds gc-
reed diii zijn bijstand te verlecnen aan hen, die om des
gewetens wille vervolgd werden. In Genève vonden
/.ij eene schuilplaats, eu in hel huis van Calvijuecu
te Intis.
Op één punt hebben de vijanden \\ au Calvijn liem
sterk aangevallen, als niel weinig den uitstekenden
en anders oubcsmettcn naam van den groote Hervor-
iner bezoedelende. \\\\ ij hebben hetoogop het aandeed,
dal hij zou genomen hebben in de vervolging en den
dood van Michaél Scrvetus. Gedurende eeuwen heb-
ben zoowel itoomselie als Frotcslautsehc schrijvers
den dood van dien ketter aan (\'alviju toegeschreven,
en zooveel geheimzinnigheid heeft over de geheele
zaak gehangen, dal zelfs de vurigste bewonderaars
van den Hervormer liet mocijelijk hebben gevonden
om liem voldoende vrij te spreken. In onzen lijd zijn
echter documenten aan het lielil gekomen, die gcluk-
kig de lang betwiste zaak volkomen hebben uitge-
maakt. Al bert Rilliet, een geestelijke te Geuève,
heefl de oorspronkelijke stukken over liet verhoor
van Scrvetus voor den kleinen raad van Genève ont-
dekt, en in 1S1 I eene kleine verhandeling over dat
onderwerp het licht doen zien. Jn dat werkje worden
voldoende bewijzen bijgebragt, om (\'alviju vrij te
spreken van de lasterlijke beschuldiging, waaronder
hij zoo lang gelegen heeft, dat hij in gcene geringe
male heeft bijgedragen tot de veroordeeling van Ser-
vetus tot den brandstapel. Na een zorgvuldig en
naauwgezet onderzoek van al de omstandigheden,
zooals zij in de oorspronkelijke stukken opgegeven
worden, komt Hilliel tot de gevolgtrekking, dat Ser-
vetus door de meerderheid zijner regters volstrekt
uiet veroordeeld werd als de tegenstander van (\'alviju,
te naamver nood als ketter, maar vooral als oproer-
ling. Zijne gevoelens, zooals blijkt uit de bewijzen,
die aangehaald worden, voornamelijk tegen het.einde
van bet verhoor, waren niet alleen van < eu ongeloo-
vigen en go^slasterlijken, maar ook van ecu revolu-
tiouairen aard. liet laatste leidde hoofdzakelijk, zoo
niet uitsluitend, tot zijne vcroordccling tot den brand-
stapel. Jlet hof, dat de zaak behandelde, was eene
burgerlijke, niet eene kerkelijke regtbauk; en (\'alviju
was, behalve dat hij geen lid van den raad was, met de
andere geestelijken van de staatkundige" regteu zelfs
uitgesloten, dewijl hem eene jdaats in den algcinecnen
raad was ontzegd. Bovendien werd Servctus niet door
,
-ocr page 460-
CALVINISMUS.
441
Mon heeft gewoonlijk dn Calvinisten beschouwd
als verdeeld in drie partijen, die bekend zijn onder den
naam van Hyper-Calvinisten, strenge Calvinisten en
Gematigde Calvinisten. De Hyper-Calvinisten geloo-
ven nagenoeg hetzelfde alsdeAsTixoMlAXEN (zicald.).
De Strenge Calvinisten nemen de gevoelens aan van
Calvijn en van de Synode van Dordrecht, De Gema-
tigde of Nieuwere Calvinisten verschillen van Calvijn
en de Synode van Dordrecht op twee punten: de leer
der verwerping en de uitgebreidheid van den dood van
Christus.
De Strenge Calvinisten zijn derhalve de ware vol-
gelingen van den grooten Hervormer, in hetgeen de
hoofdpunt en der Christelijke leer aangaat. Oni niet
het eerste der vijf punten te beginnen, /.ouden wij de
aandacht van den lezer wenschen Ie bepalen op de
veel betwiste leer der voorbeschikking ofhet eeuwige
voornemen Gods, volgens hetwelk Hij voorafbepaalt,
wat gebeuren zal. Jlet woord wordt echter dikwijls
beperkt tot die voornemens, waarvan de geestelijke ;
en eeuwige slaai van den mensch hel voorwerp is, of,
met andere woorden, liet omval de leer der verkie-
zing en die der verwerping. „De voorbeschikking,"
zegt Calvijn, „noemen wij het eeuwige besluit van
God, waardoor Hij in zich besloten heeft, wat, Hij I
wenscht, dat er van ieder wezen van hel menschelijk
geslacht zal worden. Want zij zijn niet allen met cene j
gclijkebestemininggcschapea, maar het eeuwige leven
is voorbeschik t vooreenige,en de eeuwige verdoemenis
! voor andere. Daar derhalve elk mensch voor liet cene
i
of het andere dezer doeleinden geschapen is, zeggen
wij, dat hij of tot het leven, of tot den dood is voorbe- \'■
schikt."
Dezelfde leer wordt in de artikelen der Synode van j
Dordrecht op cene meer uitvoerige wijze aldus ver-
klaard:
„Aangezien alle menschen in Adam gezondigd heb-
ben, en des vlocks en des eeuwigen doods zijn schuldig
geworden, zoo zou God niemand ongelijk hebben
gedaan, indien Hij het ganschc menschelijk geslacht
in de zonde en de vervloeking had willen laten en om
de zoude verdoemen, volgens deze spreuk des Apos- i
tels: „De gansehe wereld is voor God verdoemelijk."
„Zij hebben allen gezondigd, en zijn verhinderd te ]
komen tot de heerlijkheid Gods." „De bezoldiging der
zonde is de dood." Rom. 11F : 19, 23; VI: 23.
„Dat God sommigen in der tijd met het geloof
begaaft, sommigen niet begaaft, komt voort van Zijn
eeuwig besluit. „Want al zijne werken zijn Hem van
eeuwigheid aan bekend." „En Hij doet alle dingen naar
den raad Zijns wils." (Hand. XV : 18; Eph. I : 1 1).
Naar welk besluit, Hij de harten der uitverkorenen,
hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt
om te gelooven, maar degenen, die niet zijn verkoren,
, ..                     .                   .
naar Zijn regtvaardig oordeel, in hunne boosheid en
verhardheid laat. En hier is het, dat. ons zich voorna-
inelijk opdoet die diepe, barmhartige en te zelfder I
tijd regtvaardige onderscheiding der menschen, zijnde
in gelijken staat des verderfs, of hel besluit van de
verkiezing en verwerping, in bet Woord Gods geopen-
baard. Hetwelk, gelijk als het de verkeerde, onreine
en onvaste menschen verdraaijentol hun verderf, alzoo
geel\'l bet de heilige en godvrcezende zielen een onuit-
sprekelijken troost.
„Deze verkiezing: is een onveranderlijk voornemen
Gods, door hetwelk Hij, vóór de grondlegging der
wereld, eene zekere menigte menschen, niet beter of
waardiger zijnde dan andere, maar in dezelfde ellende
met andere liggende, uit het geheide menschelijk ge-
slacht, van de eerste opregtheid door hun eigen schuld
vervallen in de zonde en bet verderf, naar het vrije
welbehagen Zijns wils, tot de zaligheid uil louter ge- ,
nadc uitverkoren heeft in Christus, dien Hij ook van
eeuwigheid tol een Middelaar en Hoofd van alle uit-
verkorenen en tot een f nu ia ment der zaligheid gesteld
heeft. En opdat zij door Hem zouden zalig gemaakt
worden, beeft llij ook besloten dezelve Hem te geven,
en krachtiglijk tot deszelfs gemeenschap door Zijn
woord en Geesl te roepen en te trekken; ofiuel hel
ware geloof in Hem te begaven, te regtvaardigeu, te i
heiligen, en in de gemeenschap Zijns Zoons krach- :
liglijk beuaard zijnde ten laatste te verheerlijken, tot
bewijs van Zijne barmhartigheid en ten prijs van de
rijkdommen Zijner heerlijke genade. Gelijk geschre-
ven is in Eph. 1 : 4—(>; Hom. VUL : ölt.
„Deze zelfde verkiezing is geschied niet uit het
roori\'ilgezieii geloof en gehoorzaamheid des gcloofs,
heiligheid of eenige andere goede hoedanigheid of
geschiktheid, als eene oorzaak of conditie tevorenver-
eixrA/in den mensch, die verkoren zou worden, enz. „Hij
heeft ons verkoren, (niet omdat wij icareu) opdat wij
zouden wezen heilig en oustraiielijk voor Hem in de
liefde." Eph. 1:4; Kom. IX : 11 — J 3; Hand.
X11L : 48.
„Deze eeuwige en onverdiende genade van onze
verkiezing wijst en prijst ons de Heilige Schrift daar-
mede allermeest aan, wan......r zij wijders getuigt, dal
alle menschen niet zijn verkoren, maar sommige niet
verkoren of in Godsectiwigc verkiezing voorbijgegaan
zijn, namelijk die, welke God, naar zijn gansch vrij, regt-
56
-ocr page 461-
CALVINISMUS.
i 1-7
vaardig, onberispelijk en onveranderlijk welbehagen,
besloten beeft in de algemeene ellende te laten, waarin
zij zich zelve door kunne eigene schuld hebben gestort,
en niet het zaligmakend geloof en de genade der be-
keering uiet te begaven; maar dezelve in linnnc eigene
wegen en ouder Zijnregt vaardig oordeel gelaten zijnde,
eindelijk niet alleen om het ongeloof, maar ook om
alle andere zonden, tot verklaring van Zijne gcregtig-
heid te verdoemen en eeuwiglijk te straffen. Eu dit
is het besluit der verwerping, hetwelk God geenszins
maakt tot een untlieur van de zoude (hetwelk gods-
lasterlijk is te denken), maar Hem stelt tut ceu ver-
schrikkelijk, onberispelijk en regtvaardig Kegtcrcu
\\\\ reker van dezelve."
Tegenover dit alles ontkennen de Arniiniaucn de
volstrekte en 011 voorwaardelijke besluiten, en beweren
zij, dat de besluiten Gods aangaande de inenscheu ge-
gruiidvest zijngewordeuopde voorwetenschap vanhun
gedrag. Zij gelooven , dat God, zonder eenig besluit
voorzien lubbende, dal Adam zich en zijue uakome-
liugscliap in zonde en haregevolgeuz >u wikkelen, hel
voornemen opvatte om Zijn Zoon te zenden, teneinde
voor het gelieele gevallen inensehclijk geslacht te
Sterven, en om aan allen voldoende genade te vcrlce-
ueu, ten einde van de middelen tot, behoud g\'-biu,k te
maken; en dat itij, vooraf wetende wie tot het einde
toe zouden gelooven en volharden, en wie da\', niet zou-
den doen, ue eersten tot het eeuwige leven verkoos,
en de laatst\'ji in een staat van veroordeeling liet.
Calvinisten verschillen van Arminianen, in zoo
verre het de verkiezing betreft, hoofdzakelijk over den
grond, waarop de verkiezing in het Goddelijk besluit
geschiedt. De eersten gelooven, dat de verkiezing van
zekere personen van alle eeuwigheid tot het eeuwige
leven eene handeling is van zuivere opperheerschappij
van den kant van God, terwijl de laatsten even vast
gelooven, dat zij geschiedt op grond van hunne voor-
uitgezieuc hoedanigheden. -Met andere woorden: de
Calvinist en beweren, dat het beslui (onvoorwaardelijk,
en de Arminianen daarentegen, dat hel voorwaarde-
lijk is. Over deze belangrijke kwestie is de Schrift
duidelijk. Zij schrijft de verkiezing geheel en al aan
de genade toe, met uitsluiting van goede werken.
Zoo lezen wij in Kom. XI : 5, R: „Alzoo is er dan
ook in dezen tegen woord igen tijd een overblijfsel ge-
worden, naar de verkiezing der genade. tën indien
liet door genade is, zoo is het niet meer uit de werken;
anderzins is de genade geene genade meer: en indien
het is uit de werken, zoo is het geene genade meer;
anderzins is het werk geen werk meer." Bovendien
| is het der bijzondere aandacht waardig, dat geloof en
! heiligheid, die door de Arniiniaucn tot grond voorde
I verkiezing gemaakt worden, in de Schrift als hare
uitwerkselen worden vermeld. Dit wordt duidelijk
geleerd in Eph. 1:4: „Gelijk Hij ons uitverkoren
heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat
wij zouden heilig en onberispelijk ziju voor Hem in
de liefde." lm in Hom. IX : 10—13 haalt de Apostel
1\'aulus het geval van Jakob eu Ezau aan als een
voorbeeld der waarheid, dat de verkiezing van perso-
nen, hetzij tot geluk of (diende, aan de Goddelijke
oppermagt, geheel en al onafhankelijk van hunne
goede werken, toegeschreven moet worden: „En niet
alleenlijk deze, maar ook Rcbekka is daarvan een
bewijs, als zij uit céiieu bevrucht was, namelijk Izak,
■ onzen vader. Want als de kinderen nog niet geboren
waren, noch iets goeds of kwaads gedaan liadden,
opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is,
vast bleve, niet uit de wei-ken, maar uit den roepen-
de; zoo werd tot haar gezegd: De meerdere zal den
mindere dienen. Gelijk geschreven is: „Jakob heb Ik
liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat."
Een ander punt aangaande de verkiezing, waarop
Calvinisten van Arminianen verschillen, betreft de
onveranderlijkheid van het Goddelijk besluit. De
leer van Arminius eu zijne volgelingen was, dat de
voornemens van God aan verandering onderworpen
zijn, zoodat iemand, die heden een der uitverkorenen
is, morgen een der verworpenen kan zijn. Calvijn eu
allen, die zijn stelsel aannemen,gelooven daarentegen,
dat het voornemen Gods ten opzigte van Zijn uitverko-
reu volk niet omvergeworpenkan worden, daar het on-
veranderlijk is. Ook op dit punt is het Woord Gods
niet onduidelijk. Onze Zaligmaker verklaart in Zijn
bemiddelend gebed aangaande Zijne volgelingen (Joh.
XVII : (i, 12): ,,Ik heb Uwen u lam geopenbaard den
nieiischen, die Gij mij uit de wereld gegeven hebt. Zij
waren Uwe, en Gij hebt mij dezelve gegeven, en zij
hebben L\'w woord bewaard. Toen ik met hen in de
wereld was, bewaarde ik ze in Uwen naam. Die Gij
mij gegeven hebt, heb ik bewaard, en niemand uit hen
is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat
de Schrifl vervuld worde." En het innige en onver-
breekbare verband, dat lussehen de verkiezing en de
eindelijke zaligmaking bestaai, wordt in deze duidc-
lijke woorden verklaard (Kom. VI11 : .\'i(J): „En die
Hij te voren vcrordineerd heeft, deze heeft Hij ook
geroepen; eu die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij
ook geregtvaardigd; en die Hij geregtvaardigd heeft,
deze heeft Hij ook verheerlijkt."
-ocr page 462-
(\'ALVLMSM.IS.
413
!
Keu ander kenmerkend artikel van hei Calvinis-
tisclie geloof is de leer der verwerping, of die haude-
liug van God, waardoor llij, terwijl llij vau alle
eeuwigheid er eeuigeu verkoos, audereu verwierp.
Deze geheimzinnige leer wordl niet alleen door de
Arminianeu verworpen, maar ook door hen, die onder
den naam van Gematigde of Nieuwere Calvinisten be-
kcud zijn. Op tiii punt zegl (\'alvijn zelf, als hij wijst
op het spreken van den Apostel over Jakob eu Kzau:
„\\u, ten aanzien van deu verworpene, van wien de
Apostel oji dezelfde plaats spreekt:—-gelijk Jakob,
tol nog toe zonder ecnige verdienste door goede
werken verkregen, tol een voorwerp vau genade ge-
maakt wordt, zoo wordt Kzau, terwijl hij zieh tol nog
toe door geeue misdaad bezoedeld had, tut een voor-
werp van haat gemaakt, Hom. IX : 13. Als wij onze
i.andaehl slaan op de //oei/i; icetkea, belecdigeu wij
deu Apostel, alsof hij datgene niet zag, wat voor ons
helder is. Dat hij ergeenc zag is duidelijk, omdat hij
uitdrukkelijk verzekert, dat de ceue verkozen en de
andere verworpen werd, terwijl zij nog niets goeds of
uiets kwaads gedaan hadden, ten einde te bewijzen,
dat de grondslag derGoddclijke voorbeschikking niet
in de werken is. — Ten tweede, als hij de vraag- op-
pert, of er onregtvaardigheid bij God is, voert hij niet
aan, wat de meest volstrekte en duidelijke verdedi-
ging van Zijne regtvaardigheid zou geweest zijn, dal
God Kzau naar zijue goddeloosheid beloonde, maar
vergenoegt hij zich met ecue andere oplossing: dat
de verworpenen daarom verwekt worden, opdat de
kracht Gods in hen bewezen worde. Ten slotte voegt
hij er de opmerking aan toe, dat God zich ontfermt,
diens llij wil, eu verhardt, dien Hij wil. Gij ziet, hoe
hij beide all en aan den wil van God toeschrijft. In-
dien wij derhalve gecne reden kunnen aanwijzen,
waarom Jlij genade aan Zijn volk verleent, dewijl dat
Zijn welbehagen is, zoo zullen wij ook geenc andere
reilen dan Zijn wil voor de verwerping van audereu
vinden; want als van God gezegd wordt, dat Hij ver-
hardt, dien Hij wil, of zich ontfermt, diens Hij wil,
wordt den menschen door deze verklaring geleerd
geenc andere oorzaak dan Zijn wil te zoeken."
De leer der verwerping volgt noodzakelijk uit die
der verkiezing. De twee woorden zijn uitdrukkingen,
die eeue onderlinge betrekking te keuneugeven, zoodal
het voor ecu ieder onmogelijk is, om met oordeel aau
de verkiezing te gelooven, en toch de verwerping te
ontkennen. Als uit een aantal mensebeu eenige ver-
kozen zijn, volgt natuurlijk, dat de overige verworpen
zijn. Maar aangaande dit onderwerp zijn wij niet enkel
1 aan gevolgtrekking overgelaten. De Calvinist, doet
: vol vertrouwen een beroep op de Schrift. Als in het
i Woord Gods van sommigen gezegd wordt, dat huuiie
i namen geschreven zijn in het boek des levens, wij lezen
I er ook vau anderen, wier namen niei geschreven z:ju.
Als wij vinden, dal ecu Apostel spreekt over „de vaten
der barmhartigheid," wij vinden ook dat hij spreekt
over „de vaten des toorns tol het verderf toebereid."
Eu d<- verwerping wordt, zoowel als de verkiezing,
| door de Calvinisten aan den hoogen wil vau God toe-
j geschreven. Aangaande dit punt nemen wij het vol-
geudeoUT: — „Als wij onderzoek doen naar de reden,
waarom God in Ziju eeuwig raadsbesluit ecnigen
voorbijging, terwijl lij aan andere u genade verleende,
moeten wij ons vergenoegen met de woorden onzes
lleereu, die mei betrekking tot de uitvoering vau Ziju
raadsbesluit gesproken werden: „Ja Vader! wantalzoo
is geweest het welbehagen voor L." Men kan aaune-
men, dat wij het besluit der verwerping niet in de
opperheerschappij vau God als eent: voldoende reden
behoeven op te lussen, dewijl zij te vinden is in de
voorwerpen der verwerping, die, beschouwd wordende
als gevallen en schuldige schepselen, daarom verwor-
peu zijn. Maar ofschoon dit op het eerste gezigt de
oorzaak hunner vjrwerpiug moge schijnen, toch zullen
j wij bij nader inzigt reden vinden om vau meening te
veranderen. He! is duidelijk, dat, als zij niet als ge-
; vallen waren beschouwd, zij niet verworpen zouden
zijn, tenzij wij de Supralapsarischc hypothese aanue-
men, welke leert, dal zij slechts als schepselen werden
| beschouwd, en dat door die oubeheerschte magt, die
I het ecue vat ter eerc eu het andere ter oneere kau
maken, hunne aanwijzing tot verderf, ten (dode de
Goddelijke geregtigheid te tooncn, het voornemen
voorafging om toe te staan, dat zij vielen. Er isietsin
dit stelsel, dat iudruischl tegen onze denkbeelden vau
het karakter van God, dien het eerder als een despoot
dau als deu Vader des hcelals voorstelt. Maar ofschoon
men onderstelt, dat hun val hunne verwerping vooraf-
ging, zal het toch blijken, dat de eerste niet de reden
der laatste was, als wij ons herinneren, dat zij, die tot
behoud werden verkozen, juist in denzelfdeu toestand
waren. Beide klassen schenen in liet oog van God
schuldig, bezoedeld en Hes doods waardig. Hare zon-
digbeid kon derhalve in het eene geval de reden der
verwerping niet zijn, daar zij de verwerping in het
andere niet veroorzaakte. Als z j de reden was, waarom
eeuigeu werden verworpen, zou zij ook eene reden z ju,
waarom allen verworpen z .uien worden. Daar zij
derhalve de verkiezing van ecnigen niet belette, kon
-ocr page 463-
4-14                                                                     CALV
zij iiici de oorzaak zijn, die de verkiezing van anderen
verhinderde. Men moei niet denken, dal er te veel
spitsvindigheid en gezochtheid in deze redenering is.
Indien men aan liet ondenverp behoorlijke aandacht
wijdt, zal men bemerken, dat, daar de zedelijke toestand
van allen dezelfde va*, hij niet de reden van het ver-
schil in lninnc bestemming kon zijn. Als er zoude was
in den verworpene; was er ook zonde in denuitverko-
reue, en wij moeten derhalve hun tegenover elkander
slaand deel aan den wil \\ au God locsuhrijven, die Zijne
gunst naar Zijn welbehagen verleent en terughoudt :
„Zoo ontfermt liij zich dan, diens Hij wil. en verhardt,
dien Hij wil."
_\\\'a dii vlugtigoverzigl van liet eerste lier vijf punten,
die door de Calvinisten staande gehouden worden —
verkiezing en de daariue Ie in betrekkin"; staande
verwerping — gaan wij tol het tweede punt over.
Dil tweede punt omvat de leer der bijzondere ver-
lossing, helgeen bctcekeut, dat de dood van Christus,
als ecue boetedoening voor de schuldigen, niet ecue
algcineenckrachtdadigheid had. gelijk de Armiuiaiien
beweren, of, met andere woorden, dat Christus niet
! voor alle uienschcu stierf, maar alleen voor diegenen,
die Hein door den Vader gegeven waren. Dil punt
wordt door de synode \\ au Dordrecht aldus verklaard:
„God heeft gewild, dat Christus, door hel bloed Zijns
kruises, uil alle volkeren, stammen, geslachten en
tongen al diegenen, en diegenen alleen, krachtiglijk
\', zou verlossen, die van eeuwigheid tot de zaligheid
verkoren, en van den Vader Hem gegeven zijn." En
de/elfde leer wordt op talrijke plaatsen in de Heilige
Schriften onderwezen. Jezus zelf ze;jl in Ziin bemid-
delend gebed: „Golijkerwijs Gij Hem (Jezus) magt
gegeven hebt over alle \\ leeseli, opdat al wat Gij Hem
gegeven hebt, Hij hun het eeuwige leven geve;" en
vervolgeus: „Ik heb Uwen naam geopenbaard den
I mensehen, die Gij mij uit de wereld gegeven hebt. Zij
waren Uwe, en Gij hebt mij dezelve gegeven, en zij
hebben Uw woord bewaard." Nog verder de kracht-
dadigheid van Zijne bemiddeling tuteenezekereklas.se
bepalende, en derhalve verklarende, dal Zijne boete-
doening, waarop Zijne bemiddeling was gegrondvest,
evenzeer beperkt was. zegt hij: „Ik bid voor hen; ik
bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij
mij gegeven hebt, want zij zijn Uwe. En al het mijne
is Uwc, en het Uwe is mijne; en ik beu in hen verhecr-
lijkt." Jezus zegl van zieh zelven uitdrukkelijk: „Ik
beu de goede Herder; de goede Herder stelt zijn leven
voor de schapen." En opdat wij zijne schapen alscene
beperkte klasse zouden kennen, vocgthij er bij: „Mijne
i schapen liooren mijne stem, en ik keu dezelve, en zij
volgen mij. En ik geef huu het eeuwige leven; en zij
zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en nio-
i
mand zal dezelve uit mijne hand rukken.
Het valt niet te ontkennen, dat er in het Nieuwe
Testament cenige zinsneden zijn, die tegen de leer van
eeue beperkte boetedoening en ecue afzonderlijke
; verlossing, welke de Calvinisten zoo streng volhouden,
schijnen te strijden. Het is echt er even onloochenbaar,
dat er andere zinsneden zijn, die het doel van Christus
dood als beperkt voorstellen. Beide klassen van ziu-
sueden kunnen echter met elkander in overecustem-
niiiig gebragt worden, zooals reeds in ecu ander artikel
i< aangetoond. (Zie Boetedoexixg (Stuud overde)).
Men moet nimmer vergeten, dat wij niet altijd moeten
denken, dat de gewijde schrijvers algemcene uitdruk-
kingen in den streugsteu zin bezigen. „De wereld" l|
wordt door hen somtijds gebruikt in plaats van „ecu
gedeelte der wereld," en „allen\'\' wordt dikwijls gebe-
zigd voor „velen." Wij moeien derhalve door zulke
uitdrukkingen de uitgebreidheid der boetedoening
uiel bepalen, maar door cene zorgvuldige beschouwing
van de geheelc zaak in haar geheide voorkomen.
Hel derde hoofdpunt van het Calvinistische stelsel
is de zedelijke onbekwaamheid van den mensen om
te doen, wal goed en aannemelijk is in het oog van
God. Deze leer wordt door de synode van Dordrecht
aldus verklaard: — „Derhalve worden alle menschen
in zoude ontvangen en de kinderen des toorns geboren,
onbekwaam (inepti) tot eeuig zaligmakend goed, ge-
ncigd tot kwaad, dood in zonden en de slaven der
zouden. En zij willen noch kunnen tot God weder-
keeren, noch hunne verdorven natuur verbeteren, noch
zieh tot de verbetering derzelve schikken, zonder de
genade des wederbareuden Heiligen Gecstes." Om de
leer der zedelijke onbekwaamheid te schragen, halcu
de Calvinisten vele teksten uit het Woord Gods aan.
Zij wijzen op de beschrijving, die in de Mozaïsche
Schriften van den staat des meusehdoms vóór den
zondvloed gegeven wordt (Gen. VI: 5): „En de Heer
zag, dat de boosheid des menschen menigvuldig was
op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns
harten te allen dage alleenlijk boos was." Eu wederom,
onmiddellijk na den vloed (Gen. VIII : 21): „Het
gedichtsel van\'s menschen harte is boos vanzijne jeugd
aan." De laai van David aangaande hem zelven is
even duidelijk (I\'s. LI: 7): „Zie, ik ben in ongereg-
tigheid geboren, en in zonde heeft mij mijne moeder
oni vangen." Ook Job, sprekende over de boosheid en
clleudc des menschen, zegt (XIV :4): „Wiezal eencn
-ocr page 464-
CALVINISMUS.                                                              445
reine geven uit den onreine? niet den."\' Hoe dikwijls
vinden wij niet, dat de Heilige Schriften op de uood-
zakelijklieid der wedergeboorte aandringen? „Ver-
wonder u niet," zcide de Heer tot Nicodenius, „dat ik
u gezegd licb: Gijliedeu moet wederom geboren wor-
den." Een Apostel roept ons op, om„deuouden mensch
af te leggen en den nieuwen mensch aan te doen."
1 Van ons wordt, gezegd, dat wij zalig gemaakt zijn,
„uiet uit de werken derregtvaardigheid, die wij gedaan
hadden, maar naar Zijne barmhartigheid, door het bad
der wedergeboorte eu vernieuwing des Heiligen Gees-
j tes; denwelkeu Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten
door Jezus Christus, onzen Zaligmaker." En dezelfde
Apostel, die zoo op de noodzakelijkheid van eene
afdoende verandering inde «rehecle natuur des inen-
schen wijst, indien deze ooit de eeuwige zaligheid zal
beërven, voegt er de getuigenis bij van de volkomene
onbekwaamheid van zijn eigen persoon, om zelfs ééne
goede gedachte uit zich zelveu te hebben (Rom. VII:
18—21): „Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn
vleesch, geen goed woont: want het willen is wel bij
mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want
het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat
ik niet wil, dat doe ik. Indien ik hetgene doe, dat ik
niet wil, zoo doe ik uu hetzelve niet meer, maar de
zoude, die in mij woont. Zoo vind ik dan deze wet in
mij, als ik liet goede wildoen, dat hel kwade mij bijligt."
Het oierde hoofdpunt van het Calvinismus is doleer
der onweerstaanbare of lieveronverwinnelijkegcnadc,
die aanduidt, dat, hoewel men de in de ziel werkende
I genade voor een tijd weerstaan en bestrijden kan, zij
: eindelijk toch niet weerstaan kan worden, maar den
zondaar ten slotte willig zal maken op den dag van Gods
magt. Deze leer volgt noodzakelijk uil die der almagt
van Jehovah. Zijne magt kan niemand krachtdadig
weerstand bieden. Hij kan niet alleen den weêrspan-
nigste en ongehoorzaamste tot gehoorzaamheid nood-
zaken, maar Hij kan ook den geest des weêrstands
wegnemen, en zoodanig werken op het hart der men-
schen, dat hunne onderwerping vrijwillig zal worden.
Anders te beweren zou zijn het werk der bekeering
uit de hand Gods wegnemen en aan den mensch zei ven
overdragen, en derhalve in tegenspraak zijn met. de
woorden van den Verlosser: „Niemand kan tot mij
komen, tenzij dat de Vader, die mij gezonden heeft,
hem trekke." Paulus zegt nadrukkelijk van God, dat
Hij in ons werkt, niet. alleen het werken, maar „het
willen" zoo wel als„liet werken, naar Zijn welbehagen;"
en derhalve vervult Hij in ons „het werk des geloofs
met kracht." „Want uit genade zijt gij zalig geworden
door het geloof;" zegt dezelfde Apostel, „en dat niet
uit u, het is Gods gave."
De voornaamste tegenwerping, die men tegen de
onweerstaanbare genade gemaakt heeft, is, dat zulk
eene leer strekt om de vrije werking van den mensch
te vernietigen, en hem tot niets anders dan een werk-
tuig te veranderen. Eene tegenwerping van dezen aard
zoude eeuigen grond hebben, als de mensch dooreene
uitwendige kracht genoodzaakt werd om iets tegen zijn
wil te doen. Maar de magt, der genade is van een ge-
heel anderen aard. Zij werkt niet uitwendig, maar
inwendig; niet in tegenstrijd met onze innerlijke ge- ;
steldheid, maar in volkomen overeenkomst daarmede;
zij brengt er ons toe om te handelen, niet tegen ons
willen, maar met de geheele medewerking daarvan. De
ware vrijheid bestaat in het doen met kennis en uit
keuze, wat wij doen; en zulk eene vrijheid is niet alleen
bestaanbaar met de bekeering, maar daarvoor volstrekt
noodzakelijk, want indien iemand zich tot God keert,
moet hij met zijn hart zich tot Hem keeren. God leidt
I ons zonder bewustzijn uiet tot zaligheid, als s teenendie
van de eene plaats naar de andere overgebragt worden;
en ook niet zonder onze toestemming, gelijk slaven
die door de vrees voor straf tot hunnen arbeid worden
gedreven. Hij geleidt ons op eene wijze, die aan onze
redelijke en zedelijke natuur past. Hij verlicht ons ,
gemoed zoodanig, dat wij van ganschcr harte met Zijn
voornemen zamenwerken. Zijne magt, hoewel in staat
; om tegenstand te onderdrukken, is van den zachtmoe-
I digstenaard. Terwijl Hij beveelt,overtuigt Hij; terwijl
Hij trekt, komt de zondaar zonder weerzin; en nooit
in zijn leven is er eene meer vrije handeling van zijn
wil, dan wanneer hij in Christus gelooft en zijne zalig-
heid aanneemt. De wedergeboorte van de ziel of de
instorting van het geestelijke leven is geheel en al het !
werk der Goddelijke genade; maar naauwelijks is dat
nieuwe leven medegedeeld, of het, werkt ijverig in
verecnigiiig met den Heiligen Geest in het, werk der i
bekeering. De vernieuwde ziel werkt, dewijl op haar I
gewerkt is. Zij keert zich volgaarne en gereedelijk tot
God, omdat zij met zachtheid door de krachtdadige i
werking van den Geest getrokken wordt.
liet vijfde en laatste punt, van het Calvinistische
stelsel is de leer van de volharding der heiligen of I
hunne voortduring in een staat van genade, totdat zij
het koningrijk der heerlijkheid bereiken. Aangaande
dit belangrijke punt, wordt de volgende verklaring
door de synode van Dordrecht gegeven: „God, die
rijk is in barmhartigheid, neemt, naar het onverander-
lijke voornemen der verkiezing, den Heiligen Geest !
-ocr page 465-
CALVINISMÜS.
■110
van de Zijnen, ook zelfs iu droevige valleu, uiet ge-
heel weg, noch laat lien zoo verre vervallen (prolabij,
dat zij vau de genade der aanneming en \\ au den staal
der regtvaaidigmakiug uitvallen, of dat zij zondige*
ter dood
of tegen den Heiligen Geest, en vau Hem
geheel verlaten zijnde, zich in het eeuwige verderf
storten.....Mzoo bekomen zij dan dit, niet door
hunne verdiensten of krachten, maar uit de genadige
barmhartigheid Gods, dat zij n ichgaMehelijk van het
geloof en de genade uiltalle/t, noch tot den einde toe
in den val blijven of verloren gaan."
De Arniinianen beweren daarentegen, dat de ware
gcloovigeu van liet ware gelojf kunnen afvallen, en
lot zonden kunnen vervallen, die onbestaanbaar zijn
niet waar en regtvaardigmakeud geloof; dat het niet
alleen voor beu mogelijk is om dat te doen, maar dal
het ook dikwijls gebeurt. De ware gcloovigeu kunnen
door hunne eigene schuld schuldig worden aan groote
en \\ erfoeijelijke misdaden en daarin volharden en ster-
ven. en zich bij gevolg ten slotte in liet verderf storten.
De Kooinschgezindeu zijn ook van dit gevoelen der
Arniinianen, en het is Ie vinden in de decreten van
het concilie vau Treute. Men moet opmerken, dat
Calvinisten en Arniinianen oji één |>unt vau hetzelfde
gevoelen zijn, namelijk, dal gcloovigcn aan schande-
lijkeovcrt redingen schuldig kunnen worden, en dat ook
van tijd tol tijd zijn. Het is voldoende om op üavid
in het Oude en Petrus in het Nieuwe Testament te
wijzen, die zich beiden aan de zwaarste misdaden
schuldig maakten, en toch zal men vau beiden erken-
nen, dat zij uitstekende heiligen waren. Deze gevallen
worden door de bestrijders van de leer der volharding
gretig aangegrepen, als gunstig voor hunne inzigten
aangaande die leer. Maar hoe treffend deze gevallen
ook zijn mogen als bewijzen voor het uitvallen van de
genade, zij hebben geenc betrekking op de mogelijk-
heid van den geheelen afval vau geloovigen, aangezien
beiden vau hunnen val werden opgerigt, en hersteld
werden in de vriendschap en de gunst van hunnen God.
Talrijke uitspraken vau de Schrift worden door de
Calvinisten aangehaald als bewijzen voor de vol harding
der heiligen in een staat van genade, alsook voor de
onmogelijkheid van hun volkomen afv;d van het ge-
loof. Zoo zegt Jezus van Zijne schapen (Joh. X : 2S,
20): „Eu ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen
niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal
dezelve uit mijne hand rukken. Mijn Vader, die ze
mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand
kan ze rukken uit de hand mijns Vaders." Faulus leert
duidelijk de volharding der heiligen, als hij in Kom.
Vilt : .\'5-1, 37 zegt: „Wie zal ons scheiden van de
liefde van Christus? verdrukking, of benaauwdheid,
of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of
zwaard \'r Maar in dit alles zijn wij meer dau overwiii-
uaars, door Hem, die ons liefgehad beeft." lOu tot
hetzelfde einde vinden wij iu .les. LIV :\'.(, 10:„M\'ant
dat zal Mij zijn als de wateren vau Noach, toen Ik zwoer,
dat de wateren van N\'oacll niet meer over de aarde
zouden gaan; al/.oo heb Ik gezworen, dat Ik uiet meer
op u toornen, noch u scheldenzal. Want bergen zullen
wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijne goeder! ie-
renheid zal vau u niet wijken, en het verbond Mijns
vredeszal niet wankelen,zegt de Hecre,uw Ontferiner."
Tot verdediging van deze leer, zoo troostrijk voor
den Christen, voeren de Calvinisten gewoonlijk vcr-
scheidenc gronden aan: 1. Het Goddelijk besluit
aangaande geloovigen, als zijnde uil zijn aard onver-
auderlijk en eeuwig, i. Hel verbond, dat Jehovah met
de Zijnen sloot, dal hun ten waarborg strekte vol ver-
trouwen verzekerd te zijn, dal „Hij, die in hen een
goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op
den dag vau Jezus Christus." Zijn verbond is in deze
duidelijke woorden uitgedrukt (Jer. XXXII : 10):
„En Ik zal een eeuwig verbond met hen maken, dat Ik
van achter hen niet zal afkeeren, opdat Ik bun weldoe;
en Ik zal Mijne vrcezc in hun hart geven, dal zij niet
van Mij afwijken." .\'i. Jezus Christus beeft Zijn volk
met Zijn eigen bloed gekocht, en te beweren, dat
bet geheel en al vau de genade kou vervallen, zou
zijn te beweren, dat de koop ongeldig en zonder uit-
werking kon worden. 1. Het volk vau Christus
moet eindelijk gered worden, want Zijne bemiddeling,
gegrondvest op Zijn bocledocnciiden dood, heeft
sieeils ten behoeve van dat volk bij den Vader plaats,
opdat het voor het kwade bewaard cu veilig ten hemel
geleid moge worden. .">. De belofte is gedaan, dat de
Heilige Geest iu Zijn volk zal wonen, niet alleen voor
een tijd, maar voor immer. Jezus verklaart het aan
Zijne discipelen (Joh. XIV : 10): „En ik zal den
Vader bidden, en Hij zal u een andereu Trooster
geven, opdat hij bij u blijvc in der eeuwigheid." En
iu Job. IV : 14 belooft Hij: „Maar zoo wie gedronken
zal hebben van het water, dal ik hem geven zal, dien
zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat
ik hem zal geven, zal in hein worden eene foutein van
water, springende tof in het eeuwige leven." Vanden
Heiligen Geest wordt ook gezegd, dat hij gcloovigcn
„verzegelt tot den dag der verlossing," en dat hij in
hen is „het onderpand vau de erfenis tot de verkre-
gene verlossing." Een onderpand nu keen deel, dat als
-ocr page 466-
— CAMEROXIETEN.                                             447
CAMALDULEXZEX
cenc borgstelling voor het toekomstige bezit van bet
geheel gegeven wordt.
Dit zijn de vijf artikelen van bet Calvinistische
stelsel, zooals het door Calvijn zelven gestiolit, en
later door de synode van Dordrecht tegenover de Ar-
minianen of Remonstranten uiteengezet werd. De
eerste eigenlijk zoo genoemde Calvinistische kerk was
die, welke Calvijn te Straatsburg stichtte, doch de
eerste, die door het burgerlijk gezag erkend werd, werd
teGeucvciii 1341 opgerigt. De Calvinisten geloofden
aan de werkelijke, hoewel geestelijke, tegenwoordig-
luid van Christus in het sacrament des avondmaals,
en verwierpen evenzeer de Koomschetranssubstantia-
tie, de Luthcrscbc consubstantiaüe en de Helvetisclie
denkwijze, doorZwiugli ingevoerd, dat het avondmaal
niets meer dan cenc gedachtenisviering was. ((ver
de betrekking tusscheu de Kerk en de burgerlijke magt
was Calvijn bijzonder bepaald. Hetwaszijngevoelcu,
dat de Kerk eeue afzonderlijke en onaf bankelijkc in-
stelling was, die de magt om wetten te geven bezat,
en slechts aan het gezag van Christus, als haar eenig
hoofd en bestuurder, onderworpen was. Hij verde-
digdc ten sterkste bet beginsel van eene volkomen
gelijkheid ouder de leeraren van Christus, die, volgeus
hem, allen gelijken rang en gelijke magt bezitten. Hij
verwierp de bisschoppen en stelde een consistorie in,
dat uit leeraren cnouderlingeu bestond, die op bepaalde
bijeenkomsten de zaken van afzonderlijke kerken
regelden, en alleen aan het toezigt van eene sy-
uode, of verceniging van verschillende consistorien,
onderworpen waren, welke ook te dien einde geregeld
vergaderden.
De Zwitsersche Hervormde kerken verschilden aau-
vankelijk over het onderwerp van het avondmaal en
dat der voorbeschikking van de Calvinisten van tie-
ueve. In korten tijd slaagde Calvijn er echter in om
eeue geheele vereeuiging tusscheu de twee kerken
tot stand te brengen, en niet lang duurde bet, of de
Hervormde kerk had zich, in hare leer en inrigtiiig
gevormd naar de model-kerk van Genève, over een
groot gedeelte van Europa verbreid. De Eruissisohe
Hervormde kerk heeft, sedert de Hervorming, I usschen
het Calvinistische en het Luthersche stelsel gewau-
keld. De Protestanten van Eranrijk sloten een innig
verbond met Genève, en onder John Kuox, ecu leer-
ling van Calvijn, werd de Kerk van Schotland naar het
voorbeeld van die van Genève oorspronkelijk gesticht.
.Maar in het vervolg van tijd viel deze kerk, die de
moeder en meesteresse was van al de kerken der Her-
vorming, van haar verheven standpunt. Het Ariauis-
mus, Soeinianismus en in den laatsten tijd het Ka-
tionalismus hebben Genève van zijn ouden roem
l beroofd, en het tot zulk een vernederden toestand
! gebragt, dat zijne burgers naauwelijks zelfs den schijn
van godsdienst hebben. ^Nlaar in de laatste veertig
jaren is er, eerst door den arbeid van Robert Haldane
en daarna door dien van Dr. Malau, Dr. Merle d\'Au-
bigué, Dr. (iaussen en anderen, eeue vereeuiging van
getrouw geloovige Christenen ontstaan, die door een
weldadigen invloed uit te oefenen op allen, die hen
omringen, hoop geven om onder den zegcu van God
het werk van Christus in die stad weder in het leven
te roepen.
CAMALDULEXZEX, eene monniksorde die in
1012 door den Italiaan Romualdus, in liet dal Cainal-
doli nabij Arezzoinde Apennijnen, gesticht werd. liet
hoofddenkbeeld van den stichter dezer orde was het
kloosterleven geheel te hervormen, door de eenvoudige
gewoonten der Oosterscbe monniken in te voeren.
Romualdus, die uit de familie der hertogen van Ra-
venna gesproten was, schijnt ecu man geweest te zijn
van eene strenge geaardheid, die zelfs keizers voor
zich deed beven. Hij trok vele leerlingen om zich; zijne
i vereeuiging van kluizenaars te Camaldoli was echter
de beroemdste der inrigtingen, die hij stichtte. Romual-
dusstierf in 102/, naar men beweert in den ge vorderden
ouderdom van honderd twintig jaar. De orde der
Camaldulenzcn bestaat uit Coenobieteu en kluizenaars,
die aan strenge regelingen onderworpen zijn. Deklce-
| ding der Camaldulenzen is wit, en bestaat uit een
lijfrok, een lang scapulier en eene kap. Zij dragen ook
een mantel mei wijde mouwen. De kluizenaars der
i orde dragen slechts eene korte klceding, die uit een
lijfrok, een scapulier en eene kap bestaat.
CAMENEN, vier godinnen die tot de godsdienst
t van het oude Italië belmoren. Zij waren profetische
nimfen,die de namen droegen van AiitcrorUt, Postrorta,
\' Carmenta en sEgeria. De Roomsche dichters geven,
j zelfs in een vroegen tijd, den naam van Camcnen aan
i de Muzen, /.ie Mu/.EN*.
I CAMERONIETEX, de volgelingen van Johanues
Cameron. Deze werd in 1580 te Glasgow geboren, en
trok, na in zijn geboorteland de theologie bestudeerd
te hebben, naar Frankrijk, waar hij aehtervolgens te
Bordeaux, Sedan en Saumur een voornaam hoog-
Ieeraar werd. Dij werd als het hoofd eeuer partij Cal-
viuisten in Frankrijk erkend, die geloofden, dat de wil
des mensehen slechts bepaald wordt door het praktisch
oordeel van den geest ; dat de oorzaak van des men-
sehen goed- of kwaaddoenvoortkomt uit de kennis, die
-ocr page 467-
CAMIS — CAMISAKDEX.
lis
| den naam van den Camisarden oorlog, naarde witte
i overhemden, die de boeren, welke de voornaamste
i personen in dien krijg waren, droegen. Vele Protes-
i tauteu in Frankrijk en andere landen keurden dezen ge-
wapenden opstand van de Hugcnootsche boeren af.
; Bene synode van de Zwitserscue kerk maakte er
een openlijk en plcgtig vertoog tegen. Maar zoo
hevig was de vervolging, waaraan de Protestanten
gedurende vele jaren achtereen onderworpen waren,
dat hunne lange verdraagzaamheid meer te bewoude-
ren, dan hun ciudelijke weerstand te laki u is.
De Camisanlcu telden van ö.OUU tot 10,000 per-
souen, die in staat waren om de wapenen te dragen.
Zij waren over het land verdeeld in partijen van eenige
houderden, en van nabij bekend met de bergpassen
en schuilliocken, zoodat zij, met weinig gevaar voor
zieh zelve, hunnen vervolgers veel nadeel konden toe-
brengen. Zij werden niet door behoorlijk opgevoede
kapiteins of godsdienst leeraars aangevoeld, maar door
stoutmoedige, ongeoefende jongelieden, die den sol-
daat en den prediker in denzelfden persoon vereenig-
den. Door de warmste geestdrift aangevuurd, paarden
zij het diepst godsdienstig gevoclaan.de worsteling;
| eenige hunner waanden zieh zelfs door den hemel
; afgezondene boden. De vijand stond herhaaldelijk als
verlamd voor hunnen godsdienstijver, en hun zedelijk
karakter kwam overeen met hun godsdienstig bedrijf.
| Er waren onder hen geene twisten of lasteringen;
vloeken eu oukuische redenen waren bij henoubckend;
de goedereu werden gezamenlijk bezeten, en hun
opperhoofd spraken zij als broeder aan. Om kort te
gaan, zij vertoonden hooge zedelijkheid en de grootste
| broederlijke liefde. Zoo groot en algemeen was de
geestdrift, dat vrouwen — echtgenooten en doch-
ters — met een blij gemoed aandeel aan den oorlog
namen, en zelfs bare vijanden verbaasden door daden
van groote dapperheid; — en zwaar werden zij be-
proefd. Deze godsdienstoorlog in de bergen duurde
vier achtereenvolgende jaren, bij dagen bij nacht, in
| den zomer en te midden van de sneeuw en de stormen
! vanden winter. Groote districten van vele vierkante
mijlen in omtrek werden door de koninklijke troepen
te vuur en te zwaard verwoest. Bij éene gelegenheid
werden er l(i(i, hij eene andere IG(> gehuchten eu
dorpen te gelijk verwoest, en de afgrijselijkheden van
den winter werden gevoegd bij die van den brand.
Schurken en struikroovers werden tegen de boeren
losgelaten, en bet hof en de bisschop juichten, in plaats
van ecnig medelijden te toonen, de wreedaardigste
handelwijzen toe; de paus stond zelfs vergiffenis van
Goii in hem legt; en dat God den wil niet natuurlijk,
maar slechts zedelijk bestuurt,uit hoofde van zijne al-
hankelijklieid van het oordeel. De synode van Dord-
recht verklaarde zieh ten sterkste tcgende inziglen van
Cameron, die eerder in naam dan in werkelijkheid van
de inzigten der synode verschilden, daar deze het
beginsel beleed, dat God niet alleen hel verstand ver-
licht, maar ook den wil bestuurt; terwijl Cameron leer-
de, dat God het verstand verlicht, hetwelk den wil
bestuurt en rigl. liet is derhalve niet te verwonderen,
dat hij zijne eigene leerstellingen als geheel inover-
censtemming met die der synode van Dordrecht bc-
schouwde.
CAMIS, de vereerde dooden onder de Japanezen,
die zij, als plaats nemende onderde goden, aanbidden.
Als zij een lijk begraven, beschouwd)zij den ovcrle-
deneals iemand, dicregl heeft op vereering, dewijl hij
nu in gemeenschap met de goden getreden is; en
zij gelooveu, dat de zielen van al de afgestorvenen in
cene onmiddellijke betrekking tot de levenden staan,
/.eer goede zielen, die de hoogepricster canoniseert,
worden C,/,,//.* of beschermende geesten van mcnschcn.
De Japanezen gclooven, dat deze de feesten der dooden
bijwonen; maar opdat zij niet in hunne woningen zul-
len blijven, geven de Japanczen voor, dat zij hen
dwingen tegenwoordig te zijn doorstcenentc werpen.
De zielen der goddcloozen zwerven, naar zij zieh
verbeelden, door de lucht, terwijl zij van pijn en angst
ineenkrimpen. De zielen van zeer slechte mcnschcn
treden in de ligcharacn van vossen, of in die van men-
schen, die zij ziek maken en geheel vernietigen. Volgens
deze zonderlinge geloofsleer ishctlevenmctdcndond,
lindes met de aarde vermengd, en is de voornaamste
reden van vrees, dat de geesten der dooden zullen
terugkeeren en schade doen aan de levenden. Onder
de Siktoïsten (zie ald.) in Japan heerscht deze ver-
cering der dooden, en daarom wordt hun stelsel somtijds
de godsdienst der Camit genoemd. Ter eere van deze
vergoode helden bouwen zij tempels en offeren zij; zij
zweren bij hen, en smeeken on) hunne bescherming en
hun bijstand in alle belangrijke ondernemingen, in de
hoop dat zij van hen in dit leven voordeden zullen
ontvangen, hoewel zij zulke verwachtingen aangaande
de toekomstige wereld niet koesteren.
CAMISARDEN, de naam aan deFransche Protes-
tanten in den t\'cvcnnes gegeven, die in het begin der
achttiende eeuw de wapens opvatteden, om hunne
burgerlijke en godsdienstige vrijheden te verdedigen.
De strijd, die te dier tijde tussehcu de Hugenoten en
hunne vervolgers ontstond, is gewoonlijk bekend onder
V=z
-ocr page 468-
140
c.\\>
zonden tor aan allen, die hunne handen iu liet bloed
der boeren doopten. Maar ondanks dit alles waren de
Camisarden in vele gevechten gelukkig, en in plaats
van verdelgd te worden, omdat zij weerstand bo-
den, verschafte die weerstand hun betere vredesvoor-
waardeu, dan zij anders zouden hebben verworven.
Er is inderdaad reden om te denken, dat als zij vroeger
opgestaan waren, en voortdurend een verstandigen en
krachtigen tegenstand hadden geboden, zij oen gun-
| stigen vrede zouden hebben verkregen, niet alleen
voor zich zelve, maar voor de Protestanten van
Frankrijk in het algemeen. Zelfs zooals bet nu was.
werden zij niet overwonnen, /.ij gaven toe. maai- het
was op aanraden van een Protestantse!) edelman. Hun
aanvoerder Cavallicr, hoewel jong en van geringe
afkomst, ontving eene belangrijke betrekking iu het
Fransche leger, en stierf terwijl hij eene eervolle
plaats in de Uritsche dienst bekleedde; en ten minste
. gedurende ecnigeu tijd, die alleen door kwade trouw
werd afgebroken, bereikten de Camisarden hel groote
doel, waarvoor zij arbeidden en alles opofferden, nn-
melijk, vrijheid van eeredienst, —eene vrijheid die hen
mei vreugde vervulde, en hel land van psalmgezang
deed weergalmen. Zonder twijfel was hun worstel-
strijd niet onbevlekt door bloedige wraak, doch deze
wordt te regt toegeschreven aan de hevige vervolging,
die zij ondergingen. De onderdrukker is. in hel oog
der rede, verantwoordelijk voor de opgewekte harts-
togten iler onderdrukten. Wat kou men verwachten
van menschen, die wisten, dat een zekere dood hun lol
i was op het oogenblik, waarop zij in de handen hunner
\' Itoomsche vijanden vielen; dat in de aanzienlijke
steden eu dorpen van het district de galg sieeds ge-
reed stond, eu de beul binnen het bereik derstein was\':
Wal kon men verwachten van menschen, die wisten,
dat zelfs hun psalmgezang ecu grooten afkeer in-
boezemde en, om de laai van een Roomsch generaal,
die tegen hen gebezigd werd, te gebruiken, niet alleen
de ooren, maar ook de huid blakerde van de (Room-
sehe) geestelijkheid\': — of welken vrede of welke
verdraagzaamheid kou men verwachten van menschcu,
die door zulk een geest werden bezield? Welk ander
uitzigt op veiligheid dan iu den wederstand\': Wij
mogeu hier bijvoegen, dat Nederland en Engeland de
worsteling der Camisarden voor zoo heilig hielden,
dat er stappen gedaan werden om hen bij te staan,
hoewel het goede voornemen niet ten uitvoer ge-
bragt werd.
De naam Camisarden is ook aan een aantal geest-
drijvers gegeven, die tegen het einde der zeventiende
eeuw onder de Protestanten van Danphiiu: onlston-
den. Zij verschenen in 16S8 ten getallevan vijf of zes
honderd van beiderlei geslacht, en gaven zich uit voor
profeten, die door den Heiligen Geest geïnspireerd
waren. De overdrevenste verhalen worden aangaande
deze voorgewende profeten doorRoorascheschrijvers
gegeven. Omstreeks 170\'.) kwamen eenige dezer Ca-
misarden in Engeland, waar bet hun gelukte een aan-
zienlijk aantal volgelingen rondom zich te vereeni-
gen. Zij verkondigden de naderende aankomst van liet
koningrijk Gods, de gelukkige tijden der Kerk en het
duizendjarige rijk. Zij voorspelden, maar op welke
gronden wordt ons uicl medegedeeld, dat dezeschoone
gebeurtenissen binnen drie jaren na den tijd hunner
profetie zouden plaats hebben. Zij beweerden, dal zij
de eave der talen hadden, de mairl om wonderen te
doen, eu zelfs om de doodeu op te wekken. De rran-
sehe l\'rolestantsehe predikanten Ie Londen poogden
hunne dwalingen bloot te leggen, en zoowel van den
kansel als van de pers werden vele waarschuwingen
legen de ongelukkige dweepers gegeven; zij namen
echter gedurende vele jaren in Engeland en Schotland
>leeii< in aantal toe. Trapsgewijze echter, zooals
altijd in gevallen van openbare geestdrift en opge-
wondenheid gebeurt, werd hel ijvervuur van leiders
en volgelingen uitgedoofd, eu verdwenen de Ca-
inisarden. Zie Fra.nkri.ik (Protkstaxtsciik kekk
V IN), Ill\'OICN\'O\'IT.N.
CANON, eene godheid iu Japan aangebeden, vol-
gens sommigen de zoon van Amidas (zie ald.), dichet
bestuur heeft over de wateren en vissehen. Hij is de
schepper van zon en maan. Deze afgod wordt voor-
gesteld mei vier armen, gelijk zijn vader, wordt door
een visch tol aan zijn luidden verzwolgen, en is met
bloemen bekroond. Iu de eene hand heeft bij een
scepter, in eene andere eene bloem, in de derde een
ring, terwijl de vierde gesloten, en de arm uitgestrekt
is. Canon wordt somtijds voorgesteld, zooals bij voor-
beeld iu den tempel der tien duizend afgoden, met
zeven hoofden op zijne borst eu dertig handen, die
allen met pijlen gewapend zijn. Er zijn drie en dertig
voornaamste pagoden, die in het bijzonder aan den
god Quamwou of Canon gewijd zijn. Door sommige
.lapanezen wordt het als een heilige godsdieust-
pligt beschouwd, om achtervolgens een pelgrimstogt
naar elke dezer pagoden te ondernemen. Als deze
pelgrims van tempel tot tempel gaan, zingen zij een
lied ter eere van hunnen god. Zij zijn in het wit ge-
kleed, en dragen om den hals eene lijst van de verschil-
lende tempels van Canon, die zij nog moeten bezoeken.
-ocr page 469-
450                                                                             CA1S
: __ _ __ _                                    ___
CANON DER MIS. hot bepaalde en onvcrander-
lijke gedeelte der mis in de Roomsche kerk, waarin de
consecratie geschiedt. Het wordt somtijds genoemd
do handeling of het geheim, dal gedeelte dermisgebe-
den, dat de Roomsehen noemen „het hart, als het ware,
van de Goddelijke offeranden." Van Roomsch-Catho-
iieke schrijvers zelve vernemen wij, dat de Canon der
mis niet het werk van een, maar van verscheidene
personen is. Paus InnocentiusIII.enDurandnsnahem
zeggen: —..Dat het geheim, hetwelk volgens anderen
de Canon en de handeling genoemd wordt, niet op
eens door één persoon, maar van lieverlede door vele
personen zamengesteld werd, blijkt onder anderen
duidelijk uit dit bewijs, datde vermelding der heiligen
erdriemaal in voorkomt, want inde tweedevermelding j
zijn die oorspronkelijke heiligen opgenomen, die in de \'
eerste schenen te ontbreken." De herziening en uit-
breiding van den Canon is echter hoofdzakelijk het
werk van Gregorius den Grootc, en eenige schrijvers,
1). v. Mosheim, gaan zoo verre, dat zij hein den schrijver \'
noemen. Niettegenstaande de veranderingen, die door
Gregorius in den Canon gemaakt werden, getuigen
echter al de ritualisten, dat hij sedert zijn tijdnogvele
andere bijvoegingen en tusseheninstellingen ontvan-
gen heeft. Volgens het Roomsche Rubricaat moet de
gcheele Canon gemompeld worden, met uitzondering
van hier en daar een paar woorden, die luide moeten
worden gezegd. De redenen, die hiervoor worden op-
gegeven, zijn verschillend. Lnnocentius III. verklaart
de zaak aldus: ,, De Canon wordt met eene zachte stem
gevierd, opdat de heilige woorden niet algemeen be- i
1 kend worden, want men verhaalt, dat, toen oud! ijds de
< \'anon in het openbaar en met luider stemme opgezegd :
I werd, bijna allen hem door dat gebruik te weten kwa-
nien, en hem op de markten en in de straten pleegden ,
te zingen, en dat, toen zekere herders hem eens inliet
veld opzeiden, en hun brood op een steen gelegd had- j
den, dat brood, bij het uiten der woorden, in vleesch I
werd veranderd, en zij zelve door een Goddelijk oordeel i
met, vuur uil den hemel getroffen werden. Om welke
reden de heilige vaderen overeenkwamen, dat die,
woorden in stilte moesten worden geuit, en op straffe
van uitbanning verboden, dat zij door iemand, behalve
de priesters voor het altaar, in de mis en in hunne
gewijde kleederen, uitgesproken zouden worden."
De naam geheim, aan zekere gebeden in elke mis
gegeven, toont aan, dat er een tijd was, waarin de
Kerk al hare diensten niet in eene onbegrepene doode
laai hulde, en waarin geheimhouding de uitzondering,
niet de regel was. In de gewone misgebeden moet de :
priester zich naar de verzamelden keer en, en met, eene
kleine verheffing van stem tot hen zeggen: „ Bidt broe-
deren, dat mijne en uwe offerande aannemelijk moge
zijn voor God den Almagtigen Vader," hetgeen een
tijd aanduidt, waarop de godsdienstoefening voor allen
evenzeer verstaanbaar was. In den Canon der mis is
een gebed, dat na de consecratie opgezonden wordt,
als men veronderstelt, dat de elementen Christus zelf
geworden zijn, waarin God gesmeekt wordt te bevelen,
dat de elementen door de handen van engelen naar
den hemel mogen worden gevoerd. Het denkbeeld van
engelen, die Christus naar den hemel overbrengen,
verraadt de oudheid van dit gebed, ten minste dat het
de tegenwoordige sacramentale theorie van Rome
voorafging, en is in zonderlinge tegenspraak mef het
gebed in denzelfden Canon, dat door paus lnnocentius
[IL ingelascht is, waarin gebeden wordt, dat de ele-
menten aan zijne ingewanden mogen blijven kleven.
Deze en vele dergelijke bewijzen tonnen de achtereen-
volgende aangroeijingen der mis aan, van de zuiverste
tijden en gevoelens tot de grofste bijgeloovigheden.
Van den bisschop Ambrosius zijn gebeden en ge-
zangen overgenomen, die de Kerk van Christus met ;
stichting gebruiken kan. Daarna werd deNicionischc
geloofsbelijdenis er aan toegevoegd, om het regtzin-
nige geloof aangaande den persoon van Christus te
verklaren. In de zesde eeuw voegde Gregorius de
Groote het Gebed des Heereu bij de mis, als een vast
gedeelte er van; hij schijnt het eerst het denkbeeld
opgevat te hebbeu, om aan de kerken eene algemeene
liturgie te geven. Dit kan hij gedaan hebben om in-
geslopen misbruiken te verbeteren, zoowel als uit de
begeerte om den invloed -au den Roomschen Stoel
uit te breiden, welks oppergezag tot nog toe niet er-
kend werd. Aan Gregorius worden vele kleine verset-
ten, zooals herhalingen van .,Heer, ontferm u onzer;
Christus, ontferm u onzer" enz. toegeschreven, alsook
de zamenstelling en ordening van die gezangen, die
nog zijn naam dragen. Maar welke pogingen die
krachtige paus ook gedaan moge hebben om liturgische
eenvormigheid in te voeren, het is zeker, dat hij zelfs
in Italië zijn doel nooit bereikte. De Ambrosiaansche
liturgie werd in de diocees van Milaan tot voor niet
lang gebruikt, en zij wordt, misschien nog van tijd tot
tijd in de beroemde hoofdkerk dier stad gebezigd. De
Fransche kerk had hare Gallicaansche liturgie, en in
Spanje werd de Gothisehe tot aan de elfde eeuw als
canoniek aangenomen. Eerst na het concilie van
Trente werd de Liturgie van St. Petrus aan de gehecle
Koomsche kerkelijke wereld opgelegd; genoemd cou-
-ocr page 470-
CANONISATIE.
151
Een half-openbaar consistorie wordt er uu gehouden,
waarop de paus in zijn mijter en pluviale tegenwoordig
is. De stemmen voor of tegen de canonisatie worden
nu opgenomen, en zoodra door meerderheid van stern-
men daartoe besloten is, bepaalt de paus den dag voor
de plcgtigheid.
• Op den dag der canonisatie is de paus in liet wit ge-
kleed, en hebben ook de kardinalen een gewaad van
dezelfde kleur aan. De St. Pieterskerk te Rome wordt
inet rijk tapijt werk behangen, waarop, in goud of zilver
geborduurd, de wapenen van Zijne Heiligheid prijken,
alsmede de wapenen van dien vorst of dien staat, die
om de canonisatie verzocht heeft. De kerk wordt prach-
tig verlicht door waskaarsen, en ecu prachtige troon
wordt voorden paus opgerigt. bleue rijk uitgedoschtc
processie trekt met wapperende banieren naarde St.
Pieterskerk op. De plegtigheid, zooals die in I71"2
bij de canonisatie van vie_- Italiaauschc heiligen plaats
had, wordt door Picart op de volgende wijze beschre-
veu: — „De postulanten of verzoekers om de canoni-
satie der heiliggesprokenen waren gezind geweest om
in pracht te overtreffen, wat bij voorgaande canouisa-
tiën gezien was, en de Heilige Vader weende hierover
van vreugde. Vervolgens ging hij zich voorliet heilig
sacrament in de kapel van de Heilige Drieeeniieid
nederwerpen, nadat hij de waskaars en den mijter had
overgegeven en afgelegd. De kerkelijke raad volgde
hierin het voorbeeld van Zijne Heiligheid, die daarna
den mijter en de waskaars weder opvatte, zich
wederom in den draagstoei plaatste, en voor hel altaar
der Apostelen dragen liet. Aldaar gaf de Heilige
Vrader de waskaars aau een schenker over, die deze
tot het einde vau de plegtigheid iu zijne hand hield.
Zijne Heiligheid knielde uu iu zijn stoel en badeeuigen
tijd, waarna hij eeuige nieuwe zegeningen aan de ver-
gadering der geloovigen uitdeelde, op zijn troon klom
om er zijn ambt als stedehouder \\ au Jezus Christus te
bekleeden, en daarna de onderwerping van het gew ijde
genootschap ontving. Na deze onderwerping klom de
oudste der kardinaal-bisschoppen op den pauselijken
troon, en nam zijue plaats ter regterzijde, en iu dier-
voege, dat hij het gelaat naar de linkerzijde wendde.
De kardinaal, afgezonden om de canonisatie te ver-
zoeken, vertoonde zich voor de trappen vau den troon;
hij had ter linkerzijde den kardinaal-legaat vau Bo-
logua en een cousistorialei) advocaat ter regterzijde.
De ceremoniemeester, die den kardinaal-verzoeker
vergezelde, was ter linkerzijde van den legaat. Zij
groetten het altaar en deu paus, waarna de kardinaal-
verzoeker opstond, en de advocaat, zieli tol den paus
cilie was hei eerste, dat verklaarde, dat „zoo iemand
zeggen mogt, dal de mis inde (aal drs lauds gevierd
moet worden, die zij vervloekt. \'
CANONISATIE, eene ceremonie in de Rooiusche
kerk, waardoor overleden personen gecanoniseerd
worden of, wat hetzelfde is, tot den rang van heiligen
worden verheven. De canonisatie volgt op de Beati-
Flt.vru: (zie aki.). De eerste canonisatie door de 1\'au-
sen, waarvan wij de echte oorkonden bezitten, is die
van Ulrich, bisschop van Augsburg, die in 995 door
Johannes XV". onder het getal der heiligen werd opge-
nouien. Toch waren gedurende meer dau eene eeuw
daarna bisschoppen, metropolitaneu en provinciale
kerkvergaderingen in zulke handelingen betrokken.
Eerst tijdens het pausschap van Alexauder 1II., in de
twaalfde eeuw, maakten de pausen aanspraak op de
uitsluitende inagt om nieuwe heiligen aan den kalen-
der toe te voegen. Uit geschiedde op een concilie, te
Rome in 1179 gehouden, en sedert dien tijd is de magt
om te canoniseren beschouwd, als alleen bij Zijne
Heiligheid te berusten.
De canonisatie geschiedt na rijp overleg. Zoodra
er na de beatificatie reden is om te gelooveu, dat
meerdere wonderen door den dienaar van God verrigl
zijn, verzoeken de sollicitanten nederig aan de con-
gregatie voor de plegtigheden om de onderteekening
der commissie, ten einde de zaak weder op te nemen,
en om nieuwe terugwijzingsbrieven aan dezelfde of
andere gemagtigdeu te zenden, waarop hun de last
gegeven wordt, om bewijzen in te winnen voor de
wonderen, die, naar men beweert, plaats hebben ge-
had. Twee wonderen zijn noodig voor debeatilieatie, |
en twee andere voor de canonisatie. De paus, daartoe ;
verzocht, neemt de zaak van den zaliggesprokene weder \'.
op, ten einde zijne hoedanigheden voor den hoogeren j
rang, die voor hem gevraagd wordt, te onderzoeken.
Een geheim consistorie wordt er dau bijeengeroepen,
waarop het verzoek ten gunste xan den voorgestelden
heilige in overweging genomen en bepaald wordt, dat
het door drie auditeurs van de Rota onderzocht moet
worden; de kardinalen krijgen in last om al de docu-
menten, die daarop betrekking hebben, over te zien.
Eene tweede geheime bijeenkomst wordt er dan ge-
houden, waarop de kardinalen hun rapport uit brengen.
Als het rapport gunstig is, wordt er eene openbare bij-
eenkomst van het consistorie gehouden, waarop de kar-
diualen hunne hulde aau Zijne Heiligheid bewijzen,
en onmiddellijk daarna wordt er eene lange lofrede
gehouden over de deugden, de wonderen en de uitue-
niendc hoedanigheden van den voorgesteldeu heilige.
-ocr page 471-
g
s
\'^
-ocr page 472-
CANONISATIE— CANOMSCHE HOREN.
152
uitnaam van zijne eminentie wendende, verzocht,dat
hut Zijner Heiligheid mogt behagen, de vier zaligge-
sprokeuen in hel register van \'s Heeren heiligen te
laten inschrijven. Naauwelijks had hij dit verzoek
gedaan, of ecu der kamerdienaren van den paus, gc-
heimsehrijvcr der brevetten Zijner Heiligheid, stond
op om het woord te voeren; hij hield eene korte
lofspraak over de verdiensten en deugden dezer zalig-
gesprokeueu, alle vier in Italië geboren, die door
hunne geestelijke ondernemingen onsterfelijk gewor-
den waren.
„De kamerdienaar, zijne aanspraak geëindigd heb-
bende, vermaande verder de vergadering bij deze zoo
teederegelegenheid, om hel licht van den Geest Gods
te smeekeu; toen stond de paus van zijn troon op, en
al de geestelijken knielden; twee muzikanten van de
kapel, koorkleedeu aan hebbende, zongen, mede gc-
knield, de litauiën der heiligen, waarna men de ca-
nonisatie weder hervatte om den kardinaal, die hel
verzocht. Een gebed tot God volgde op deze herhaalde
verzoekingen; men smeekte hem om Zijn Heiligen
Geest, en de Heilige Vader zong het Veni Creator
Spiritus,
ecu lofzang aan den derden Persoon der
Driecenheid. De twee muzikanten zongen het vers,
dat met de woorden Euütte Spiritual begint. De paus
riep den Heiligen Geest aan, terwijl zij voor de I rappen
van den troon stonden, ieder met ecne waskaars in de
haud. Een derde en laatste aanzoek, dat in dezelfde
orde als de voorgaande geschiedde, volgde op deze aan
roeping. Vervolgens hervatte de geheimschrijver der
brevetten het woord, en verklaarde, dat het tijd wa.-
zich aan de bevelen Gods te onderwerpen; Ue Heilige
Vader, vervolgde hij, verleent ecu apostolisch decreet
om tot heiligheid te verheffen Pius V., Audrcas d\'Avcl-
liuo, Eclix de Cautalice en Catharina de Bologua,
strekkende ter eere Gods en Zijner Catholieke kerk,
opdat hunne namen in de toekomende eeuwen «orden
aangeroepen. Na dit gezegd te hebben verwijderde
zich de geheimschrijver, terwijl al de kardinalen op-
stonden, en de stedehouder van Jezus Christus, door
den Heiligen Geest gesterkt, het besluit van de cauo-
nisatie verkondigde, en beval, dat zij voortaan voor
heiligen in de Catholieke kerk zouden gehouden wor-
den, en dat men hun feest op den dag hunner geboorte
vieren zou. De protonolarisscn en apostolische 110-
tarissen vervaardigden toen onmiddellijk een afschrift
vau deze canonisatie, en men zong het Tc Deitni oiu
God te danken."
Het denkbeeld der canonisatie is blijkbaar van de
oude Heidenen overgenomen, die helden en groote
mannen na hunnen dood vergoodden. (Zie AroTUEO-
sis). üe plegtigheid was, zelfs in de Roomsche kerk,
vóór het einde der tiende eeuw onbekend. De magt
om ie canoniseren berust in de Grieksche kerk bij de
vergadering van de patriarchen en bisschoppen, die,
hoewel zij zorg dragen oin de eer slechts aan hen te
verleenen, die zich door hunne deugden en vroomheid
onderscheiden hebbeu, evenwel den kalender vau
heiligen zoo hebben doen aangroeijen, dat deze tal-
rijker zijn dan de dagen des jaars. Op elk hunner
feestdagen, en wegens hun aantal is er aan twee som- |
tijds slechts één dag toegekend, worden er missen te
hunner ecre gevierd, en wordt de geschiedenis van
hun leven en hunne wondereu in het openbaar gelezen.
j De levens der heiligen beslaan vier folio boekdeelen.
CANONISCHE HOREN {bidureu, dagge-tijden).
j Deze beginnen in de Roomsche kerk met de vesper of
j het avondgebed, omstreeks zes ure of bij zonsonder-
j gaug. Dan volgt de complete, en te middernacht de
j drie uoctumeu of metten. Voor het hanengekraai, of
vóór het aanbreken van den dag, zijulofgezangeu vast-
gesteld; te zes ure of bij zonsopgang moet de prima j
opgezegd worden, en om de drie uren daarna de tertia,
de soxta en de nona. Onder de Joodsehe wet zijn de
eenige bidurcu, waarvan wij lezen, die van het mor-
gen- en het avondoffer, op het derde en het negende
I uur, of negen ure des morgens en drie ure in den
namiddag van onzen tijd. De profeet Daniël spreekt
! van God te bidden des morgens, middags en avonds.
Blijkbaar in overeenstemming met het voorbeeld van
; den profeet, spreekt Tertullianus vau het derde, zesde
I eu negende uur voor het gebed, en deze uren worden
| door Cypiïanus den Christenen aanbevolen als ge-
paste biduren, zonder daarbij te vermelden, dat
de kerk daaromtrent eenigen regel gemaakt had.
Cassianus berigt ons, dat de monniken van Egypte,
met \\\\ elke het kloosterleven begon, nooit op andere
tijden openbare godsdienstoefening hielden dan
des morgens vóór het aanbreken van den dag en
: des avonds. Niet lang daarna begouneu de monniken
van Mesopotamië en Palestina op het derde, zesde
en negende uur in het openbaar bijeen te komen, om
I psalmen te zingen en godsdienstoefeningen te houden.
De complete of bedtijddienst was in de oude kerk niet
afgescheiden van de avonddienst. Die meerdere bid-
urcu, die thans door de Room\'sch-Catholieke kerk in
acht genomen worden, werden trapsgewijze van de
gebruiken der Oostersche monniken overgenomen.
I Chrysostomus vermeldt ook dikwijls de dagelijksche
morgen- en avonddienst in de kerk. Als de schrij-
-ocr page 473-
. t ■ <t.- ■ , :. i
-
\'■•
^4S ■
-ocr page 474-
CANONIEK LEVEN — (ANUSIS.
Val
vers van de vierde eeuw van /.es of zeven biduren
spreken, hebben hunne aanmerkingen uitsluitend be-
trekking op het gebruik der monniken, niet op de
gehecle kerk. Zoo zegt Chrysostoinus ons, terwijl bij
uooit van meer dan drie openbare vergaderingen in
de kerk spreekt, als bij de monniken beschrijft, dat
zij hunne middernachtelijke gezangen, hunne morgen-
gebeden, hun derde, zesde en negende uur, eu het
laatste van alles, hunne avondgebeden hadden. Daar
echter de schrijver van de Constituties, die in het bc-
gin der vierde eeuw leefde, bepalingen opgeeft aan-
gaande deze verschillende biduren, is het niet onwaar-
schijnlijk, dal zij in sommige Oostersche kerken reeds
in gebruik waren gekomen. De biduren werden op
zeven bepaald, naar het voorbeeld van den Psalmist
David: „Ik loof u zevenmaal daags;" en urn in de
verschillende diensten van den dag tot leiddraad te
strekken, werd een geregeld formulier opgemaakt.
CANONIEK LEVEN, de levenswijze door die
geestelijken van de oude Christelijke kerk gevolgd,
die in gemeenschap leefden. Het hield eene soort van
middelweg tusschen het kloosterleven en de clerikale
levenswijze. Het canonieke leven der geestelijken
schijnt zijn oorsprong verschuldigd te zijn aan Chro-
degangus, bisschop van Mentz omstreeks het midden
der achtste eeuw. Hij bepaalde, dat de Benedictijnsche
regel het voorbeeld zou zijn, waarnaar de vereeniging
ouder hen iugerigt moest worden, liet voornaamste
punt, waarop zij vau de bedelorden verschilde, was het
bezit vau eigendommen. „Allen woonden in hetzelfde
buis," zegt Neauder, „bij elkander, allen aten aan
céncn disch, aan een ieder werd ecne bepaalde mate
vau spijs en drank volgeus denordesregel toegedeeld;
op vastgestelde uren vereeuigden allen zich tot gebed
en gezang, eu op bepaalde lijden waren er vergaderiu-
gen vau al de leden, waarin gedeelten vau de Heilige
Schrift en van den ordesregel voorgelezen, eu allen
te regt gewezen werden, die zich aan overtreding van
het voorgelezene hadden schuldig gemaakt." Deze
nieuwe levenswijze werd zeer bewonderd, en werd
met ecuige veranderingen op bet concilie van Aken
iu Slü als de alg< ineene regel voor ile Frauselie kerk
aangenomen. Deze verandering in het leven der
geestelijkheid oefende, zoo lang zij aanhield, een zeer
weldadigen invloed uit: maar naar mate de regel
minder streng werd iuacht genomen, kroop bet bederf
in, en viel hij eindelijk in onbruik.
CANONICUS, een naam aan de geestelijken iu de
eerste Christelijke kerk gegeven, waarvoor twee rede-
ncn aangevoerd worden: de eene, dat zij onderworpen
waren aan de Canons (Kerkelijke) (zie ald.)ofal-
gemecne regels der kerk; de andere, dat zij gewoonlijk
opgeschreven werden op de-u canon of lijst vau de
aangestelde ambtsbekleeders. Wal ook zijn oorsprong
moge zijn, de naam wordt dikwijls in de verslagen
dei- oude eoncilien gevonden. Iu een later tijdperk
werd hij toegepast op alleu, die regt hadden om on-
derstand van de kerk te ontvangen, zooals monniken,
maagden en weduwen, die allen als camnici iuge-
schreven werden. Somtijds werd het woord Canon
gebruikt om eene belasting aan te duiden, die voor ker-
kelijke en zelfs voor burgerlijke zaken geheven werd.
Zoo noemt Athanasius, als hij klaagt, dat hij onregt-
vaardig beschuldigd is van Egypte eene belasting op
te leggen voor bet onderhoud der kerk van Alcxaudrie,
de belasting ecu Miiuu , en iu het Theodosiaansche
wetboek wordt het woord gebezigd om de schatting
van koren aan (e duiden, die vau de Afrikaansche pro-
viucièn voor het gebruik der stad Rome geeiseht
werd. De Apostolische Gei.ooïsj)kl,iji.>isnis (zie
aki.) werd ook canon of regel geuoemd, omdat zij de
erkende geloofsregel was.
CANONS (Kekkeujkk), de regelen of wetten door
do eoncilien der Christelijke kerk vastgesteld, die de
kracht eeuer kerkelijke wet hebben. Sedert den tijd
vau Couslantijn, den eersten Christen-keizer, werden
er kerkvergaderingen bijeengeroepen, die regels en
regelingen maakten, niet alleen ten opzigte der leer,
maar ook ten opzigte der tucht eu liet bestuur der
kerk. Deze decreten, zooals zij genoemd werden, van
de kerkvergaderingen werden door Ivo, bisschop van
Chartres in Frankrijk, omstreeks 1114 iu drie boek-
deelen verzameld. De verzameling vau decreten werd
omstreeks vijf en dertig jaren later verbeterd door
Gratiauus, ecu Benedictijner monnik, en in Engeland
tijdens de regering van koning Stephanusuitgegeven.
Deze decreten werden door de geestelijken vau de
VVeslersebe of Latijusebe kerk, maar nooit door die
xau de Oostersche of Grieksche kerk aangenomen.
Doeh de gezamenlijke canonieke wet bevat niet
alleen de decreten, maar ook dcDeeretalen of brieven
vau deu paus (zie Bclli:), die ook in drie boekdeclen
verzameld zijn, en waarop Johannes Audreas een
coinmentair geschreven heeft. Genoemde deereten en
deeretalen maakten gedurende cenigen tijd de gehecle
canonieke wet uit, doch later werden de deeretalen
door paus Johannes XXI II. verzameld, die gewoonlijk
de Extravaganten genoemd worden, er iu opgenomen
en met de overige canons op dezelfde lijn gesteld.
f ANTTSTS, eene orde van monniken of wereldlijke
-ocr page 475-
I 15!                                                                       CAPU
\'I
I priesters in Ja))an, «lic in de idias of tempels diens!
doen. Zij worden onderhouden door liet geld, dal
oorspronkelijk gegeven was om deu\'t/iia te sticliten,
waartoe zij belioorcn, ol\' door een jaargeld van den
dairo ol\' opperpriester; hun voornaamste inkomen
verkrijgen zij echter door de vrijwillige gif\'teu der
vromen. De Canusia dragen over hunne gewonekleedij
een wit of geel gewaad, ten teekeu van hun ambt.
Hunne kap, die den vorm van ecne boot heeft, wordt
mei zijden koorden onder de kin vastgemaakt, en
daarop zijn kwasten niet franje, die langer of korter
is, naar den rang van hem, die ze draagt. Hun baard
is dikwijls geheel weggeschoren, maar hun haar is zeer
lang. De hoofden der Canusis dragen het haar echter
gekridd onder een stukje zwarte gaas. Bij elk oor is
eeu groot stuk zijde, dat over het benedenste gedeelte
vau het gelaat hangt. De orde der Canusis hangt, wat
hare geestelijke zaken aangaat, van de beslissing van
den dairo af, en voor wereldlijke zaken is zij, gelijk
alle andere geestelijken, aan het gezag van een regter
onderworpen, die den titel draagt van geestelijken
regter van den tempel, en door den wereldlijken mo-
nareh aangesteld wordt. De hoofden der Canusis zijn
bekend om hunnen hoogmoed en hunne verachting
vau het gewone volk. Men ziet hen in alle provinciën
; en steden van het rijk. De voornaamste monniken
! woueu te Miaco; zij hebben veel gezag en invloed over
| het volk.
Als de Canusis prediken, spreken zij tol het volk
voornamelijk over punten van zedeleer. Zij beklimmen
eeu preekstoel, naast welken de beschermgod der
secte of orde staaf, waartoe zij behooren, en aau dezen
afgod bieden de vromen hunne vrijwillige offergaven
aan. Aau elke zijde van den preekstoel hangt eene aan-
gestoken lamp, en een weinig lager is een lessenaar
; of bank voor de jongere priesters, waarin sommige
hunner zitten, en andere staau. De prediker heeft op
het hoofd een hoed, die den vorm vau eeu regen-
scherm heeft, en in de hand een waaijer. Alvorens hij
zijne predikatie begint, schijnt hij een weinig na te
deuken; daarna beweegt hij eene kleine schel, om
zijn gehoor stilte op te leggen, en als deze verkregen
is, opent hij eeu bock, dat voor hem op een kussen
ligt, en de zedekundige voorschriften en grondslagen
vau de godsdienst zijner secte bevat. Als hij zijn tekst
gekozen heeft, spreek! hij zijne redevoering uil, die
gewoonlijk duidelijk en krachtig van taal en, wat hare
inrigting aangaat, streng methodisch. De inleiding
bestaat zeer dikwijls uit eene hoogdravende lofspraak
np de orde. waartoe de prediker behoort. De toehoor-
I.I.VKX.
ders worden, somtijds voor en somtijds na de preek,
door hel geluid der kleine schel opgeroepen om neder
te knielen en te bidden. Op zekere dagen, die voor
het bidden voor de dooden bestemd zijn, zingeu de
Japansche priesters en monniken, bij het geluid van
kleine schellen, het Namanda voor de rust van hunne
overleden vrienden.
CAPUCIJNEN, eene geestelijke instelling vau de
, orde van St. Franciscus. De naam Capucijnen isafge-
| leid van de groote spitse kappen (capucAons), die zij
dragen. De orde werd door Matco dcBosso ingesteld,
I die in 152 ó beweerde, dat hij door God geroepen was
I om ecu strengeren regel vau armoede in acht te nemen.
Hij trok daarom, door twaalf andere monniken verge-
■ zeld, naar eene eenzame plaats, en vormde, met toc-
\'■■ stemming vau den paus Clfcnieus VIL, eene nieuwe
| congregatie. De paus stond aan hare leden het voor-
regt toe van de vierkante kap ie gebruiken, en ecu
ieder, die er in toestemde om het bepaalde kleed te
dragen, werd onder hen opgenomen. De geloften
dezer orde waren van den striksten en strengsten aard,
en zoo groot was de bijval, dien zij ondervond, dat de
andere Franciscanen met den bittersten nijd en de
j grootste boosaardigheid op de Capucijnen nederzagen.
i De regels voor het bestuur der monniken, door de
Bosso opgemaakt, bevalen onder anderen, dat de mon-
uikcii hunne godsdienstoefening moesten verrigten
: zonder te zingen, en dat zij dagelijks in hunne kloosters
slechts eene mis zouden lezen. Voor innerlijke gebe-
. den werden des morgens en des avonds uren bepaald;
dagen van tuchtiging werden ingesteld, en ook dageu
van stilte. De monniken mogten de zondebelijdenissen
van wereldlijken uiel aauhooren ; zij moesten altijd te
voet reizen. De regels bevalen armoede in de sieraden
hunner kerk aan, en verboden het gebruik vau goud,
zilver en zijde daarbij; de voorhangen der altaren
moesten van geringe stof zijn, en de kelken van tin.
De orde der Capucijnen verspreidde zich spoedig
: over geheel [talie, en werd ook op Sicilië ingevoerd.
Zij werd in 1573 in Frankrijk gevestigd, met toestcni-
I ining vau paus Gregorius XIII. In den loop der vol-
i gende eeuw werd zij naar Spanje overgebragt, en zoo-
I danig is zij over de geheele wereld verspreid, dat zij
eene der grootste en meest uitgebreide orden in de
Roomschc kerk is; bovendien wordt deze orde het
meest geëerbiedigd, enonderal de kloostcrinstcllingen
hel meest in eer gehouden. Er is ook eene orde vau
(\'apucijner nonnen. Deze, die de regels van Sr. Cl.ara
("zie ald.) volgen, werden in 1 5H8 te N\'apels dooreene
vrome dame, die lol eene adellijke familie van Cata-
-ocr page 476-
CARAÏETKKt
lonië in Spanje behuorde, gevestigd. Het klooster
werd door den paus onder liet bestuur dor Capucijnen
geplaatst, en derhalve werden de nonnen, nadat zij
de kleeding dier orde aangenomen hadden, Cupucinet-
sen
genoemd; ook ontvingen zij, wegens hare strenge
oefeningen, den naam van Nonnen van het Lijden.
Kloosters van denzelfden aard werden op verschillende
plaatsen gesticht.
CARAÏETEN of Car.skrs, eeue klciuesecte onder
de Joden, die zich stipt aan den tekst en de letter der
Schrift houdt. Zij worden voornamelijk in de Krira,
Litthauen en Perzië, en te Damascus, Constantinopcl
en Cairo gevonden. De naam werd oorspronkelijk
gegeven aan de school van Schammai, ongeveer dertig
jaren vóór Christus, omdat zij de overleveringen der
, i oudvaders verwierpen, die door de school van Hillel
en de Pharizeën geloofd werden. Zij verwierpen ook
i de zonderlinge verklaringen vau de Camiai.a (zioald.).
De Caraïeten zelve maken aanspraak op cene zeer
hooge oudheid, en beweren, dal de echte opvolging in
de Joodschc kerk slechts bij hen te vinden is; zij ver-
toouen dan ook eeue lange lijst van leeraars, die in
eene onafgebroken reeks lot Ezra den Schriftgeleerde
opklimmen. Of deze aanspraak een goeden grond heeft
of niet, men kan niet ontkennen, dat de, secte vele
ecuwen bestaan heeft. De lïabbinielen zijn gewoon
ben als Saddnceën te beschouwen, maar hunne leer-
stellingen zijn volstrekt niet dezelfde, als die dezer
; ongeloovige sectc. Zij geloovcn aan de inspiratie dei
Schriften, de opstanding der dooden en het laatste
oordeel. Zij ontkennen, dat de Messias reeds gekomen
is, en verwerpen alle berekeningen aangaande den tijd
! van Zijn verschijnen; toch zeggen zij, dat hel natuurlijk
is, dat zij zelfs eiken dag hunne zaligheid door Messias,
den Zoon vau David, erlangen. Zij verschillen van de
Rabbinieten in verscheidene ceremoniën, in het vieren
hunner feesten, en zijn veel stipter in Int houden van
i\\m .Foodsehcn Sabbath. Hunne mecningen over de I
heiligheid en den onontknoopbaren aard van den hu-
welijksband verschillen van die der Rabbijnen. Het ,
voornaamste verschil tusschen de Caraïeten en de
overige Joden is, dat zij zich gestreng houden aan den i
tekst der Schriften, en alle ophelderende omschrijvin-
gen, bijvoegingen en verklarende aanmerkingen der
Rabbijnen verwerpen.
De tien grondartikelen van het Caraïetischegeloof j
zijn de volgende:
1. Dal alles, wat stoffelijk bestaat, de werelden en
alles wat er op is, geschapen is.
2. Dat de Schepper dezer tl ingen zeil\' ongeschapen is.
pCAKAKRS.                                                             155
3.  Dat Zijn gelijke niet bestaat, maar dat Hij in elk
opzigt een en alleen is.
4.  Dat Mozes onze meester (vrede zij zijne nage-
dachtenis) door Hem gezonden werd.
5.  Dat Hij mei en door Mozes ons Zijne volmaakte
wet zond.
6.  Dat de geloovigeu verpligt zijn om delaal vau
onze wet en hare uitlegging, dat is, de Schrift en hare ;
verklaring, te kennen.
/. Dat de heilige (iod de andere profeten door den
profetischen geest geleidde.
s. Dat de heilige God den kinderen der menschen
op den oordeelsdag liet leven zal wedergeven.
\'.I. Dat de heilige God aan een ieder zal vergelden
naar zijne wegen en Je vrucht zijner daden.
10. Dat de heilige (iod Zijn volk in de gevangen-
schap, zelfs terwijl het onder Zijne kastijding lag,
niet verworpen heeft; want het is natuurlijk, dal het
zelfs eiken dag zijne zaligheid door Messias, den zoon
van David, erlangt.
Ken van de uitslekendsle geleerden der Caraiet isebe
secte, Caleb Aha, die legen het einde der vijftiende
eeuw leefde, heeft een zeer duidelijk verhaal geleverd
van hetgeen tol de scheuring t usschen de Caraïeten en
de Rabbinieten leidde. Ilij geeft daarvoor de volgende
drie redenen op :
„Ten eerste. — De Rabbinieten deuken, dat vele
dingen mondeling aan .Mozes op den berg Sinaï wer-
den medegedeeld, die niel in de geschreven wel vervat
zijn: dat deze dingen weder door Mozes aan Jozua,
zijn leerling, werden overgebragt-, door Jozua aan de
oudsten, en door hen aan hunne opvolgers van geslacht
lol geslacht; zoodal al die dingen nooil geschreven
werden door de hand van Mozes, maar slechts door de :
mondelinge overlevering werden overgedragen, totdal
er een tijdperk aanbrak, waarin het, toen de mondelinge
wet in gevaar was van geheel vergeten ie worden, door
de menschen van dien lijd goed werd geoordeeld om
op schrift Ie stellen, wat een ieder van zijn voorganger
ontvangen had. — Maar wij Caraïeten gelooveu niets
van deze dingen, maar slechts die, welke de heilige
God aan hem beval, die getrouw was in Zijn huis,
zelfs alle dingen die in de wet geschreven gevonden
worden.
„Ten tweede. ■— De Rabbinieten beweren, dal die \'
dingen, welke in de wet geschreven zijn, verklaringen
door de Cabbala vcreisohen, die zij naar hunne eigene
verbeelding verzinnen. Maar wij daarentegen geloo-
ven, dat alle Schrift hare eigene verklaring met zich
brengt, en dat, zoo zij op sommige plaatsen zeerbe-
-ocr page 477-
♦56                                                    CARROXART — (
knopt is, er andere zijn. waarin hare bcteekenis vol-
lcdiger uiteengezet is, en dat men de Schrift moei
beschouwen als gerigt tot wezens, die niet verstand
begaafd zijn.
„Ten derde. — Zij verklaren, dat de wei hun de
inagt gegeven heeft om aan die dingen, die tot de
voorschriften en vermaningen der wet belmoren, iets
bij te voegen of daarvan iets weg te laten, naarmate
het aan de wijzen van elk geslacht rcgl zal schijnen;
zelfs, zeggen zij, als die wijzen mogten bepalen, dat
de regterhand de linker, of de linkerhand de regier is.
Maar dit ontkennen wij geheel en al."
De Caraïcten verschillen ook van de Kahbiimtcii
tenopzigtevan verscheidene der voornaamste Joodsche
feesten. Zij verwerpen den Itabbijnsohen kalender,
en vieren het feest der nieuwe maan alleen, wanneer
zij dat liemclligchaam kunnen zien. Zij maken gebruik
van de Tallith, doch hebben geene Mfzit;;o//io{ Tepliil-
lim
, daar zij beweren, dal de gedeelten, waarin de
Rabbijnen gclooven, dat deze dingen bevolen worden,
niet in een letterlijken, maar in een figuurlijken zin
opgevat moeten worden. Zij hebben geene gedrukte
kopijen van de Schriften, en daarom schaften zij de
manuscripten hoog, en men verwacht van elk lid der
synagoge, dal hij gedurende zijn leven ten minste ééns
de geheide wei nf het grootste gedeelte daarvan zal
overschrijven.
Ken zeer geloofwaardig reiziger, die op zijne reizen
mei verschillende leden van de sectc der Caraïcten in
aanraking\' kwam, geeft van hen de volgende getuige-
nis: — „I ii alles, wat wij in persoonlijken omgang
met deze zonen van Israël en met hunne buren konden
opmerken , zoowel als uit hetgeen aangaande hen
verhaald wordt, blijkt, dal zij het Joodsche geloof in
grootc zuiverheid en eenvoudigheid bewaren. Zij
honden zich zoo streng aan de letter der wel, dat,
gelijk hun rabbijn ons verhaalde, zij niet toelaten, dat
er op Sabbath vuur in hunne stad. hetzij voorlicht,
warmte, keukengebruik, zelfs niel om te rooken, ge-
zien wordt, hoewel het wel bekend is, dat de Talinudis-
ten er weinig in vinden om het Levitische verbod ie
schenden. Hunne zeden zijn ten hoogste onlaakbaar.
Tc Odessa, waar verscheidene honderden Caraïcten
als kooplieden gevestigd zijn, staan zij om hunne eer-
lijkheid in liooge achting, en vormen zij ecu treilend
contrast met de Joden van andere benamingen. In
Polen bewijzen de stukken der politie, dal gedurende
vier eeuwen geen Caraïet wegens eene misdaad tegen
de wetten gestraft is: en in Gallicië heelt het gnuver-
neinent hen om hun goed gedrag vrijgesteld van de
:AHLSTA.M\'ERS.
belastingen, die van andere Hebreen geheven worden,
en hun al de voorregten verleend, die aan hunne
Christen-laudgeuooten toegekend worden."
Er is ecnig bewijs, dat de Caraïetcn, hoewel vijanden
van de overlevering, het gebruik der 1 febreeuwsehe
punten zeer vroeg aannamen, hetgeen derhalve het
gevoelen wcderlegt van hen, die meeuen, dat de pun-
ten op de klinklctters betrekkelijk van nieuweren
oorsprong zijn.
(\'AH BON.IK I, eene nieuwere staatkundig-gods-
dienstige sectc in Italië, die, naar men veronderstelt,
uit de 1\'rijmelselnar* ontstond, of in navolging van
die instelling gevormd werd, en wier leden in het,
geheim vergaderen en zekere geheimzinnige plegtig-
lieden en leekenen in acht nemen, (ielijk de Vrijmet-
sclaars wenden zij voor. dat zij hunne eerste beginselen
aan de Schriften outleeneu, hoewel zij ze vooruarac-
lijk op staatkundige doeleinden toepassen. In 1820
vaardigde de paus eene lange bulle tegen de (\'arbonari
uit, welke talrijke gedeelten uit de Heilige Schriften
bevatte, waarin gehoorzaamheid aan de beslaande
autoriteiten als ecu voorschrift der Goddelijke wei
bevolen wordt. Zijne Heiligheid merkte vervolgens
aan. dat Clemens X 11. in I 738 en lienedictus XIV. in
1 \'i ."> I hei geheime genootschap der Vrijmetselaars,
waarvan dat der (\'arbonari slechts een tak is, veroor-
deeldcii verboden hadden, lid voorbeeld dezer pausen
volgende, sprak de paus dezelfde, veroordeeling over
deze nieuwe sectarisseu uit, en slingerde hij een han-
hliksem overal degenen, die lid van hel genootschap
der (\'arbonari mogten worden, of zich niet onmiddel-
lijk daarvan losmaakten. Niettegenstaande den ban-
vloek van den paus is het geheime genootschap nog
in verschillende doelen van [talie krachtig werkzaam.
CARLSTADTERS, de volgelingen van Andreas
Bodenstcin, heler bekend onder den naam van Carl-
stadt,zijne geboorteplaats. Deze geleerde man was een
van Luthers eerste en warmste vrienden en aanhan-
gers. (iehecl en al aan de zaak der Hervorming gewijd,
wilde Carlstadt, in het vuur en de onstuimigheid van
zijn ijver, alle plegligliedeu der Roomsche godsdienst
op eens afschaffen. Zich aan het hoofd stellende van
eene partij, die door dezelfde vurige cu geestdriftige
gevoelens als hij bezield was, trachtte hij met groot
geweld eene verandering in de openbare eeredienst
en hel rituaal der Kerk tol stand te brengen, en
voornamelijk eene nieuwe wijze van avondmaalsvie-
ring in te voeren. Lutlier deed onmiddellijk stappen
om een einde aan deze handelwijze te maken, en door
zijne voorzigtige en krachtige maatregelen slaagde hij
-ocr page 478-
0ARLS1
er in om de opgewondenheid te doen bedaren, die
ouder vele vrienden van de zaak. der Hervorming
heersohtc. Maar Carlstadt, lioewel voor een tijd tol
zwijgen gebragt, was niet overtuigd; en daarom zijn
ambt van hoogleeraar te Wittenberg nederleggende,
trok. hij naar Urlamuudc, waar hij nitgenoodigd werd
om als herder dienst te doen, lm voortging om door
middel van de pers de gevoelens, die hij koesterde,
voort te piaU.cn. Bovendien moedigde hij zijne vol-
gelingcu tot het vernielen van beelden aan. liet voor-
ïiaamstc pnni, waarop hij van Luther verschilde, was
het verwerpen van de werkelijke tegenwoordigheid
van Christus in hel brood en den wijn van helavond-
maai, ecue leer waaraan Luther nog bleef Krenten,
hoewel niet in den vorm van transsubstantiatie, maar
iu dien van consubstantiatie. De kwestie tusseheu de
twee geleen! e theologen wordi door Piizerin zijn Leveu
van Luther aldus beschreven: — „De leer in de t \'atho-
liekc kerk, sedert hel eerste Latcraauschc concilie in
1215 aangenomen, (lat het brood en de wijn veranderd
werden in het ligchaam en hel bloed van I liristus, door
de priesterhjke wijding der elementen gedurende het
avondmaal (of gedurende de mis^, was sleehts iu zoo
verre door Luther veranderd, dat hij de uitdrukking
vermeed; maar hij leerde, dal in heilnood en den wijn
het ligchaam en bloed van Christus, in denstrengsten
zin der woorden, ontvangen en genoten werden, vol-
gens de woordeu der instelling: „Dit is mijn ligchaam,\'\'
enz. Carlstadt meende, dat dit te zeer naar de Hoorn ■
sche leer riekte, en zijne verklaring van deze woorden
bevattede eene ontkenning van de werkelijke tegeu-
woordigheid en van het werkelijk gebruik van hel
ligchaam van Christus iu hel sacrament. Uit deed hij
door de kwetsen.te en eenigzius gedwongen verouder-
stelling, dat Christus die woorden niet mei betrekking
tot het urood gesproken had maarouderhel aanw ijzen
van Zijn eigen ligchaam. Deze ineeuiug scheen Luther
eene ontheiliging en schending van het sacrament toe,
en hij verklaarde zijne verwerping er van iu de meest
onoverdachte bewoordingen. Iu een vlugschrift, dat hij
iu löiö tegen deze proleten in het licht gat, zegt hij:
„Dr. Carlstadt is van ons afgevallen, en is onze bit-
terste vijand geworden. Hoewel ik dit schandaal diep
betreur, verheug ik er mij toch over, dat Salandeuge-
kloofden voet heelt getoond, en dat hem schande aan-
gedaan zal worden door deze zijne hemclsche profeten,
die lang in het verborgen hebben geloerd en geniom-
peld, maarniet behoorlijk voor den dag wilden komer,
totdat ik beu met eeu gulden verlokte, die door de
geuade Gods te goed voor mij is uitgezet om er berouw
DTKK.1S.                                                                   45V j
uver te hebben. Maar toch is de at heele schande van
liet complot nog niet aan het licht gebragt, want nog |
meer ligt er verborgen, dat ik lang vermoed iieb. Dit I
/.al ook voor den dag komen, ais iii;! de wil va u God is.
Voor altijd zij Zijn naam geloofd, dat de goede zaak iu
zoo »eire gezegepraald heeft, dat mijne tussehenkomst
niet volstrekt noodzakelijk is; er zijn mannen genoeg
.111 met zuil; een gcesl te worstelen, ik wee! ook, dat
Dr. Carlstadt die ketterij lang iu zijn geest overdacht
heeft, hoewel hij tol nog toe geen moed gev ondi u In e ft
.nu haar te verbreiden.\'
Tol groote verbazing en grool leedue/.en >a;i Lu-
tner omhelsden andere geleerde eu vrome uiuuui n de
gevoelens van Dr. Carlstadt; zij namen slechts eene
andere wijze van verklaring aau en beweerden, dat iu
at\' uitdrukking „Dit is mijn ligehaam\'hel woord ;-
gelijkluidend was mei stelt rum-, of dal mijt/ liijrlmuid
iel/, ll\'uc was ais het sguibovl van iniju ligehaam. Hoe
verschillend de wijzen van verklaring ook waren, zij
kwamen alleh overeen iu hel onderwijzen van deyc-w-
ijk tcgeiiwoordigheid eu den gwtA\'ijken invloed
wtu Christus, iu plaats vau Zijn
                iijke tegeu-
woordigheid iu het sacrament. Luther zag ile uit brei-
ding va u deze ge voelen s met onuitsprekelijke drocl heid
eu weerzin, /eer velen van diegenen, vau welke hij
den hoogsteu dunk had gekoesterd, na men de nieuwe
inzigtcu aan, of wal genoeg was urn den I poru vau
zulk een man ais Luther op te wekken, \\ uudeu ze niet
zoo afschuwelijk en vcrwerpcusw aardig als hij, die er
niets minder in zag dan de oneer eu verlaging van hel
.•acrnmeul. Iu zijne brieven eu gesehritii il üiukl hij
zich in de hevigste bewoordingen uil; hij noemt licn
zijne Absuloms sacrameut-tooveuaars, vergeleken mei
wier dolheid Inj zieii gedrongen gevoel) om de L\'apis-
ten, die voor hem Satausche werktuigen van verzoe-
kiug waren, zachtaardig eu tam te noemen. De saera
mentale pest, zegt hij ook, gaat voort te woeden eu iu
kracht eu geweld toe te iieineu."
De gevoelens van Carlstadt werden dooi- vele lier-
vormden, voornamelijk iu /.w ilser.and, gedeeld, en op
bekwame wijze door Zw iugli en tLcolainpadius \\ rde-
digd. De kwestie over het sacrament hield dien ten
gevolge de auudachl vau Luther zeer bi üig, en behalve
dat lnj haar eene groote plaats iu zijne preèken gaf,
gal\' hij iu iö-26 eene verhandeling in hel licht, die
uitsluitend aan het onderwerp gewijd was, onderden
titel vau Belijdenis van het Avondmaal van Christus
tegen de dweepers. De strijd tussciicn de twee tcgen-
over elkander staande partijen was scherp en lang-
durig, en na verscheideue vruelitelooze pogingen vun
-ocr page 479-
458                                                        CARMATHIË
den kant vau afzonderlijke personen, trachtte in 1520
de landgraaf Filips van Hessen, voornamelijk aangezet
door staatkundige redenen, eene verzoening te bewer-
ken. Met dit doel beval hij eene godsdienstige confe-
rentie te Marburg aan. Xoeh Luther, noch Zwingli
toonde veel begeerte naar de bijeenkomst, doeh ein-
delijk gaven beiden aan den aandrar.g van vrienden
toe. De uitslag was, dat eene lijst van artikelen opgc-
uiaaki en uitgegeven werd, waarin de Zwitserschc
kerken zich over het algemeen naar ile Lnthersche
gevoelens schikten, behalve op het punt vanhetsacra-
ment des avondmaals. De artikelen werden ondertee-
kend door tien godgeleerden van elke partij. Men
kwam ook overeen, dat de strijd, die cenigen tijd met
zulk eene ongepaste hevigheid van beide zijden gevoerd
was, voortaan zoude ophouden.
CARMATHIERS, eene secte onder de Mohame-
dancn, zoo genoemd naar haar stichter Carmath, die
. op het einde der negende eeuw zijne gevoelens ver-
breidde. Zelf een man van eene gestrenge levenswijze,
beweerde hij, dat het de pligt van een ieder was, om
des daags niet vijf maar vijftigmaal te bidden. Dit
gebruik voerde hij onder zijne volgelingen in, die liet
noodzakelijk vonden om hunne wereldsche zaken te
verwaarloozen, ten einde zieli aan een leven van bijna
onophoudelijke godsdienstoefening over te geven. Zij
aten vele dingen, die door Mohanied verboden zijn,
i en geloofden, dat de engelen de bestuurders van al
hunne daden waren. Zij beweerden, dat de koran eene
allegorie is, en het gebed een symbool vau gehoor-
zaamheid, aan den Imam of opperhoofd hunner seete
: bewezen. Tn plaats van het tiende hunner goedereu.
zooals den Moliamedaneu geboden is, aan de armen
te geven, leiden de Carmathiers het, vijfde gedeelte
van hun inkomen voor den Imam terzijde. Destich-
ler van hunne seete scherpte hun eene ouschend-
bare geheimhouding in vau de leerstellingen, die hij
onderwees. Zij niogtcn ze aan niemand dan de leden
hunner eigene seete openbaren; en ;ds eene syniboli-
sehe voorstelling van dit gedwongen stilzwijgen stelde
\' hij een stelsel van vasten in. De zonderlinge leer werd
door hem gepredikt, dat getrouwheid aan den Imam
aangeduid werd door dat bevel, dat hoererij verbiedt.
Deze seete geleek ecnigzins op de Assassunex (zie
alil.), zoo zij er geen tak vau was. De Carmathiers
namen, door den ijver en de blijkbare heiligheid van
I bunnen stichter, in den aanvang snel in aantal toe, en
deze, verlangend om de nieuwe meeningen zooveel
mogelijk uit te breiden, koos twaalf van zijne voor-
naamste volgelingen uit. die hij apostelen noemde,
8 — OARMELEBTEN.
aan wie hij een bijzonder gezag over de leden der secte
gaf. De burgerlijke overheden, die de nieuwe leer als
in strijd met den koran beschouwden, zett eden Carmath
in de gevangenis; hij ontsnapte er echter uit, en nu
verspreidden zijne volgelingen ijverig het gerucht, dat
hij op wonderdadige wijze bevrijd en naar den hemel
gevoerd was. Binnen korten tijd verscheen hij echter
in een ander gedeelte van liet land, doeh daar hij door
zijne vijanden hevig vervolgd werd , vlood hij naar
Syrië, en liet nimmer weder iets van zieli hooren. Na
de verdwijning van Carmath bleef echter de secte,
die hij gesticht bad, in aanzijn, eu om den roem van
liaar grondvester te verhoogen, leerde zij ijverig, dat
hij een door God afgezonden profeet was, die naar de
wereld werd afgevaardigd om eene nieuwe wet aan de
raenschen te verkondigen, om de wettelijke plegtig-
heden vau het Mohamcdismus te doeu ophouden, en
om tegenover het dwaalgeloof der Muzelmannen den
waren aard en de ware verpligting vau het gebed te
verkondigen, liet bestaan dezer secte was slechts
tijdelijk; zij bloeide eenigejaren, en stierfin den loop
des tijds uit.
CARMELI£TEN,eene monniksorde in de twaalfde
eeuw op den berg Carniel in Palestina gevestigd. Zij
werd gesticht door Bcrthold, een Calabriër, die voor-
gaf door een visioen van den profeet Elias geleid te
zijn, om deze plek uit te kiezen als de plaats voor een
toren en eene kerk, die hij met slechts tien niedgczel-
len uring bewonen. Uit dit kleine begin ontstond de
belangrijke orde der (\'armelieten, dieeenige schrijvers
getracht hebben tot Elias te doeu opklimmen. Door
sommige schrijvers wordt beweerd, dat er eene gere-
gelde opvolging van kluizenaars up den berg Carinel,
• van de zonen der profeten tot op den tijd van Christus,
geweest is, eu dat die kluizenaars van een vroeg tijd-
perk tot aan de twaalfde eeuw de opvolging hebben
voortgezet. In het jaar 1205 kreeg deze orde een
regel van den Latijnschen patriarch Albert vau Jeru-
zaleni, die uit zestien artikelen bestond, welke onder
andere diugen van hen eischten, dai zij zieli, behalve
als zij aan het werk waren, in hunne cellen zouden
opsluiten en bun tijd in gebed zouden doorbrengen;
dat zij geen persoonlijk eigendom zonden bezitten;
dat zij van bet feest der Kruisverheffing tol 1\'aschen
zouden vasten, behalve op Zondagen; dal zij zich
geheel van het eten van vleesch zouden onthouden;
dat zij niet hunne eigene handen zouden arbeiden; dat
zij eene algeheele stilte van de vesper totaande tertia
van den volgenden dag zouden in acht nemen. Deze
regel werd door fniioeeniius IV. aanmerkelijk ver-
-ocr page 480-
carmj: lieten (B a rr e vu
zacht, eu door llouorius III. werdeu de Canuelieteu
onder de erkende orden der Roomsche kerk opgeno-
men, terwijl liij hun den naam van Broeders der Maagd
Maria gaf. Mij Lel sluiten van den vrede mei de Sara-
oenen in 1:2:29 verlieten de Canuelieteu Syrië, eu
i rokken zij deels naar Cyprus, deels naar Sicilië eu
deels naar Frankrijk, lu 1240 gingen zij ook naar
Engeland. In de zestiende eeuw ondernam St. The-
resa, eene Spaansche dame, om de orde te hervormen.
Zij werden uu in twee klassen verdeeld. De Carnie-
lieten van de oude observantie werdeu de gematigde
genoemd; de hervormde, of die van de strikte obser-
varitie, werden BaRKEVOETSUAASDE CaRMEUETEN
(zie hel volgende artikel) of Barrevoetbroeders ge-
heeten, omdat zij blootsvoets gingen. De eersten
werden over veertig provinciën ouder één generaal
verdeeld. De laatstcn twistteu ouder elkander, en
werden verdeeld in de congregatie van Spanje, die
zes provinciën, en de congregatie van Italië, die :i! de
overige omvat. iJe orde der Canuelieteu is eeue der
meest beroemde bedelorden in de Roomsche kerk; zij
wordt dikwijls de orde van St. Maria van den berg
Carmel genoemd. Door paus Johanues XXIII. wer-
den de Canuelieteu vrijgesteld van de bisschoppelijke
rcgtsnmgt en van de pijnen van het vagevuur. Urba-
nus IV. gaf drie jaren aflaat aan hen, die de Carnie-
lieteu Broederen van Maria noemden. Dal gedeelte
van hun regel, dat hun verbood vleesch te eteu, werd
door Eugenius VI. opgeheven, um hen te beloonen
voor het levend verbranden van ecu lid hunner orde,
die verklaard had, dal de Kerk van Rome zoo bedor-
ven was geworden, dal zij eeue hervorming uoodig
had. De monniken van de orde dor Canuelieteu dra-
gen een lijfrok, een scapulier, eeue bruine kap, een
witten mantel met plooijeu eu een zwarten hoed.
Volgeus eeue overlevering der Canuelieteu ontving
Simon Stock, de prior-generaal, in het jaar 1251 het
scapulier van de Maagd. „De Maagd verscheen mij,"
laat men Stock zeggen, „met een groot gevolg en
riep, terwijl zij het kleed der orde in de hoogte hield,
luide uit: Dit zal eeu voorregt zijn voor u en voor al
de Carmelieteu; wie er in sterft zal voor de eeuwige
vlammen behoed zijn."
Te Boxmeer in Noord-Brabant en te Bornc in
Overijssel wordt nog een klooster voor Carmelieteu
gevonden. Te Boxmeer bestaat ook een klooster voor
Carinelietesseu.
CARMELTETEN (Barrevoetsgaande), eeu tak
van de orde der Carmelieteu, gelijk wij in het vorige
artikel zagen. De stichtster dezer orde. Theresa, werd
TSGAANDE; -CARNEIUS.                                1-50
in 1515 te Avila iu Spanje geboren. Toen zij twintig
jaar oud was, trad zij iu een klooster van Carmclie-
tessen, eu de noodzakelijkheid vau eene hervorming
der orde inziende, bouwde zij te Avila een klein
klooster onder den naam van St. Jozef, en bragt
in het leven der uouuen vele verbeteringen aau, die
snel door andere nagevolgd werden. Zeventien
kloostcrinstellingeu werden naar hetzelfde voorbeeld
gesticht, en in Iöü2 bevestigde pau» 1\'ius IV. haar
regel en keurde dieu goed. Theresa stierfin 15S2,
en werd in 1622 door GregoriusW . onder de heiligen
opgenomen. De Barrevoetsgaaude Carmelieteu dra-
gen de/elfde klccdij als de andere Carmelielcn.. maar
van eene zeer grove stof; zij gaan barrevoets.
CARMENTA, eeue van de Camknen (zie: ald.;.
Ken tempel werd haar te Rome aau den voet van deu
(\'apitolijuscheu berg opgerigt, en eeu feest. Caruien-
tal ir»,
genaamd, dat jaarlijks op den 11 <•<•\'» Jauuarij
<ri\\ ierd werd, werd ie harcr eere ingesteld. Zij was de
moeder van Evauder deu Arcadiër bij licnues, eu
uadal zij haar zoon overgehaald had om zijn vader te
dooden, \\lugttc zij met hem naar Italië, waar zij god-
sprakeu aan het volk eu aau Heracles gaf. Zij werd
op den gevorderden leeftijd van honderd tien jaar door
baar zoon ouigebragt, eu van toen af onder de goden
gerangschikt. De Grieksche naam was TAemis, cu de
Latijnsene naam (\'armenta werd waarschijnlijk alge-
leid van catmeit, eeu gedicht, omdat de profetiëii ge-
wooulijk in verzen gegeven werden.
CARNEIUS,eentoeuaam van Apollo, onder welken
bij van zeer vroege lijden in verschillende decleu vau
Griekenland, en voornamelijk iu den 1\'elopouuesus,
aangebeden werd. Eenigeu leiden den naam al\' \\an
Carnus, een waarzegger dien Hippotes doodde, ten
gevolge van welke daad Apollo eeue pest over hel leger ,
vau Hippotes zond, toen deze naar deu 1\'cloponuesus
marcheerde. Om deu toorn van den god lestilleu werd
de eeredieust vau Cameius Apollo ingesteld. Door au- !
deren wordt de toenaam afgeleid van Carnus of Car-
neius, eeu zoon vanZeus en Europa, die eeu bijzondere
gunsteling van Apollo was. Een gewoon nationaal
feest werdonderde oude Spartanen ter eere vau Apollo
Cameius gevierd, liet begon op den zevenden dag van
de Grieksche maand Carncios en hield negen dagen
aan, gedurende welke negen tenten inde nabijheid der :
stad geplaatst werdeu, waarin negen niauueu als iuoor-
logstijd leefden. Eene boot werd er ook rondgedragen,
waarin ecu standbeeld van Appollo Carneius was, \\ er-
sierd mei guirlandes. Gedurende het feest werden er !
offeranden geofferd door een priester, Agetesgeheeten,
-ocr page 481-
CARPOCRATIANEN.
460
aan wien vijf mannen, uit alle Spartaansche stammen
gekozen, werden toegestaan, die vier jaren in dienst
bleven, gedurende welke zij niet mogtcu trouwen.
Muzikale wedstrijden hadden er als een gedeelte van
het feest plaats.
CARPOCRATIANEN, eene üuostische scetc van
de tweede eeuw, zoo genoemd naar Carpocrates van
Alexandrië, door wien zij ontstond. Zijn stelsel, dat in
de handen van zijn zoon Epiphanes overging, was
gcgroadv( -t op eene vereeniging van de leer \\ an Plato
mei dit van het Christendom. !)■• ideën \\an I\'lal-
over hel voorafbesfaan (h-r ziel en over die hoogere
, die tot den niensch k\' uit in den vorm
van eene herinnering van een vi.....geren staat van
aanzijn, heerschen in de gchccle Gfi,»is van Carpocra-
tes, die aldus door Neauder beschre\\en wordt: —
„Hunne Grioxix stelden zij in de erkentenis van een
lijk Hoogste Wezen, of van de hoogste een-
heid, waarvan alle bestaan was uitgevloeid, eu waartoe
ftlles zocht weder te keeren. De beperkti g( estcn, die
over \'Ie afzonderlijke dcelcn der aarde heersehen.ziju
er. volgens dat stelsel, steeds op uit dat algemeen
streven naar eenheid tegen te werken. Hun invloed.,
hunne werken en instellingen zijn ■ orzaak van al her
beperkende, \'.f van alles, waardo* rdc o< rspronkelijke
gemeenschap, in de nat uur zoowel als in de openbaring
dier hoogst e Eenheid aregrond, verstoord en belemmerd
wordt. Deze geesten, van wie levens de verschillende
volks:\'- : di\'ü-ten afkomstiL\' zijn. zoeken de zielen,
die, van de hoogste Eenheid uitgevloeid en aan haar
verwant, in de ligchamelijke wereld neergedaald en
in den kerkerdesligehaamszijnopgesloten, gedurende
den cirkelloop der zielsverhuizing aan zich onderwor-
pen te houden. Die zielen echter, die, geholpen door
rif. herinnering uit vroegeren toestand medegebragt,
tot de beschouwing van die hoogste eenheid opklim-
men, komen tol ware vrijheid en rust, door niets meer
te beperken ofte verstoren, en verheffen zich meteen
boven alle volksgodcu en volkstrodsdienstcn. Dezoo-
danigenvonden de Carpocratianen onderde Heidenen
in Pvthagoras, Platoen Aristotcles,en onderdeJoden
ir Jezus Aan den laatste kenden zij slechts eene bijzon-
der reine e:i sterke ziel toe, waardoor Hij zich, ten
gevolge van Zijne herinnering uit een vroeger bestaan,
totde hoogste bespiegeling verhief, aan de beperkende
wetten van don God der Joden zich onttrok, en aan de
godsdienst, door dezen ingesteld, hoewel Hij zelf ie
1\' ar opgevoed was, een einde maakte. Zijne gemeen-
schap niet die Eenheid schonk Hem Goddelijke kracht.
die Hem in slaat stelde deze wereldgeesten en hunne
de natuur gebiedende wetten te overwinnen, wonderen
te doen, en in kalme rust het lijden te verdragen, zon-
der zelfs daardoor aangedaan te worden; ja, door die
Goddelijke kracht vermogt Hij zich daarna, in spijt
van al het geweld en de magt dier wereldg» ;sten,
ongehinderd weder tot die hoogste Eenheid te verhef-
t\'en. Tussclicn Christus en de wijzen van alle andere
volkeu namen deze Gnostieken dus geen onderscheid
aan. Veeleer leerden zij, dat iedere ziel, die tot dezelfde
hoogte der bespiegeling vermogl op te klimmen, niet
Hem moest gelijkgesteld worden. Met 1\'aulus weér-
spraken zij de verdienstelijkheid van bloot uitwendige
werken in de godsdienst, doeh zij gingen daarbij van
ecu tegenovergesteld beginsel, en niet, zooals hij, van
i het geloof, maar van een pantheïsmus uit, dat tot weér-
spannigheid tegen alle wet en tol minachting van alle
zedel ijkheid leidde. Om d il in zijne woorden aangaande
de nietigheid der verdienstelijke werken en deregt-
vaardiging niet uit de werken, maar uit het geloof
alleen, te kunnen vinden, gaven zij aan dezen eenen
zin. waaraan de Apostel nooit had gedacht. Onder
geloof verstonden zij een verzinken van den geest in de
oorspronkelijke Eenheid. Alleen op geloof en liefde,
zeiden z\'j, komt het. aan. Al het uitwendige is geheel
onverschillig. Wie aan het uitwendige eene zedelijke
■ waarde toekent, maakt zich daarvan afhankelijk. De-
zoodanige blijft onderworpen aan de heerschappij der
wercldgecsten, van wie alle godsdienstige, zedelijke
en staatkundige verordeningen afkomstig zijn, en kan
zich na den dood niet boven den eirkelloop d"r ziels-
verhuizing verheffen. Wie daarentegen aan alle lusten
zich overgeeft, zonder zelf daardoor aangedaan te
worden, die klimt na den dootl op tot eenheid met den
oorspronkelijk Eéne, met wien hij reeds hier beneden
in Bremcenschap was getreden door zich van alle boei-
jen te ontslaan."
De Carpocratianen maakten gebruik van bezwe-
ringsformulieren. Zij geloofden, dat de gewone wetten
der natuur door de mindere geesten gemaakt waren,
en dat hij, die verecnigd was met de Eenheid, en zich
boven de ondergeschikte goden kon verheffen, bekleed
was met de ma<rt om wonderen te doen. Op deze wijze
verklaarden zij de wonderen van onzen Heer. Zij be-
wezen Goddelijke eer aan een beeld van Christus, dat,
zooals zij zeiden, oorspronkelijk van Pilatus kwam.
Zij aanbaden ook de beelden van Heidenscue wijsgee-
ren, en van Clemens van Alexandrie vernemen wij,
dat re Samo op Cephalonia, een eiland in de .Tonische
zee. een tempel, ecu museum en allaren gebouwd
waren ter cere van Epiphanes, den zoon vau Carpo-
-ocr page 482-
C VKTHÜIZERS — CA.SUÏSTEN.                                                      461
crates, rlie, hoewel hij in den jeugdigen leeftijd van
zeventien jaar stierf, een werk schreef, waarin het
stelsel zijns vaders geheel ontvouwd werd. Twee op-
schriflen zijn in den laatsten tijd Ie Cyrcne in Afrika
ontdekt, welke de meening hebben doen ontstaan, dat
de seete der Carpocratianen tot aan de zesde eeuw
bestond, maar er bestaat, onder de geleerden veel
twijfel over de echtheid dezer opschriften. Tiet is
niet onwaarschijnlijk, dat de seete in een ecuigzins
vroeger tijdperk verdween.
CARTIIUIZERS, eene geestelijke ordein de elfde
eeuw ingesteld. De naam is afgeleid van Chartreux
[Cartuxinm), niet verre van Grenoblc in Frankrijk .
| eene vallei waarin Bruno van Keulen, cru geleerd man
en stichter der orde, zich omstreeks 10S4 met twaalf
medgezellen vestigde. Op deze plaats werd een kloos-
ter opgerigt, doch de f\'arthuizers woonden, in plaats
van binnen de muren, in afzonderlijk\'\' cellen er
naast, waarin een ieder den geheelen dag alleen en in
stilte doorbragt, en zich met godsdienstoefeningen,
studiën voorden geest ofligchamelijkcu arbeid bezig
hield. Zij namen de uiterste eenvoudigheid en ge-
strengheid van levenswijze in acht, en weigerden ecu
enkel voorwerp van goud of zilver in hun bezit te
i hebben, behalve den avondmaalsbeker. Zij bragten
hun tijd voornamelijk door met het overschrijven van
boeken, vooral v.an den bijbel en oude werken over de
] godgeleerdheid. Zij waardeerden hunne bibliotheek
boven al hunne andere bezittingen. De Carthuizers
zijn misschien stipter en strenger in hunne tucht dan
alle andere kloostnrinstellingen van Rome, en dien
ten gevolge zijn er altijd zeer weinige nonnen van die
orde geweest. De Carthuizers dragen een ruw haren
hemd op het bloote lijf; zij mogen geen dierlijk voed-
sel gebruiken, moeten hunne eigene levensmiddelen ;
bereiden en afzonderlijk, niet gezamenlijk, eten. Eene
bijna aanhoudende stilte wordt van ben geëischt. Zij
mogen onder geen voorwendsel uit het klooster gaan.
Zij dragen allen witte kleederen, met uitzondering van
een geplooiden mantel, die zwart is. De voogden dei-
orde namen nimmer den naam van abten aan, maar
zijn altijd priors genoemd. Kloosters van de Carthui-
zer orde worden in Frankrijk, Italië, Duitschland en
andere Roomseh-Catholieke landen gevonden.
CASUISTEN, zij wier studie ten doel heeft de
gewetenszaken op te lossen, d. i. te beslissen, of
eene daad goed of kwaad is. De casuïstiek met hare
moeijelijke en spitsvindige onderscheidingen was een
geliefkoosd onderwerp van onderzoek voor de scho- ;
j lastieken in de Middeleeuwen. Hun doel was niet, |
zoo zeer om de verschillende punten der zcdelecr te
behandelen, als wel om eene reeks van moeijelijke
k westien op te werpen, waarvan de oplossing volstrekt
geen praktisch voordeel kon aanbrengen. In denloop
van deze doellooze beredeneringen verwarden zij «lik-
wijls de natuurlijke beginselen van regt en onregt, en
bewimpelden zij hunne misdrijven en die van anderen
zoodanig, dat door hunne onderzoekingen de ondeugd
aangemoedigd en de deugd afgekeurd werd. Hel
handboek van deze wetenschap, gedurende een groot
gedeelte van de donkere eeuwen, was de Summa Ray-
tmindiaua, waaraan in de veertiende eeuw Summa
Astcsana en Summa Bartholiua, Pisanella of Magis-
trueoia werden toegevoegd. Vooral was het werk vau
den Minderbroeder Astesanus zoo populair, dat het
in den loop der vijftiende\' eeuw negenmaal gedrukt
werd. Oorspronkelijk bestond de casuïstiek eenvoudig
in de toepassing van de beginselen der Heilige Schrift
op bijzondere gevallen. Maar in den loop des tijds
ontaardde deze nuttige kundigheid in hetgeen Feore,
de leermeester van Lodewijk XIII., de kunst om met
God tchaarklovcn noemde. Aan den naam van gesle-
pen casuïst werd do voorkeur gegeven boven dien van
beminnaar der waarheid, De Jezuïten der Roomsche
kerk slaagden er in om, door middel van de gekun-
stelde onderscheidingen der oude easuïsteu, de zede-
lijkheid in nagenoeg al hare ocdcrdeelen te bederven.
Eeltige van de verkeerde beginselen van zedeleer, die
sommige dezer menschen onderwezen, worden door
Mosbeim op de volgende wijze vernield: — „Dat een
slecht mensch, die een volkomen vreemdeling is aan
de liefde Gods, mits hij slechts eeuige vrees gevoelt
voor den Goddelijken toorn, en, uit vrees voor straf,
grootere misdaden vermijdt, een geschikt kandidaat
is voor de eeuwige zaligheid. Dat de metisclien veilig
mogen zondigen, mits zij eene waarschijnlijke reden
voor de zonde hebben, d. i., eenigen grond of gezag
ten gunste er van. Hat daden, op zich zelve verkeerd
en tegen de Goddelijke wet, geoorloofd zijn, mits
iemand zijn eigen geest beheerschen, en in zijne ge-
daehfen een goed doel met de misdadige daad ver-
binden kan; of, zooals zij het uitdrukken, weet hoe
zijn voornemen regt te besturen. Dat philosophische
zonden, dat, is, daden die tegen de wetten der natuur
en het gezond verstand zijn, in een persoon, die de
geschreven wet van God niet kent, of twijfelt aangaande
hare ware beteekenis, geringe, misdaden zijn, en de
straffen der hel niet verdienen. Dar de daden, die een
mensch begaat, wanneer hij geheel verblind is door
zijne lusten en de hoogste graden der hartslogi, en
-ocr page 483-
CATACOMBEN.
46-}
De Casuïsten worden somtijds verdeeld in Proba-
biihten tnProbabilioritten.
Deeerstgenoemden, onder
welke de Jezuïteu begrepen ziju, beweren, dat een
zekere graad van waarschijnlijkheid aangaande de
wettigheid eener handeling voldoende is om van zonde
te vrijwaren. De laatstgenoemden, geschraagd door
de Dominicanen en Jansenisten, dringen er op aan,
dat men zich altijd aan de veiligste of meest waarschijn-
lijke zijde moet scharen. De geschriften der Casuïsten
zijn zeer talrijk. Escobar, de Jezuït, maakte cenever-
zaïneling van de meeningen der Casuïsten vóór hem;
en Mayer beeft eene bibliotheek van Casuïsten in het
licht gegeven, die een verhaal bevat van al de schrijvers
over gewetenszaken, onder drie hoofden gerangschikt,
waarvan liet eerste de Luthersche, het tweede de Cal-
vinistische, en liet derde de Hoomsche casuïsten bevat.
CATACOMBEN, onderaardsche begraafplaatsen
waarin de eerste Christenen gewoonlijk begraven u er-
den, meer voornamelijk in dagen van hevige vervol-
ging. Zelfs iu dagen van uitwendige rust waren de
gewone graven van bekeerlingen tot het Christendom
op eenzame en afgezonderde plaatsen gelegen, waar
het minder waarschijnlijk was, dat hunne overblijfselen
aan schending zouden blootstaan. De Christenen
waren, even als bun Meester, de laatste rustplaats
hunner dooden dikwijls verschuldigd aan een vricn-
delijken en medelijdenden onbekende, die hun een
ongebruikt liggend stuk gronds gaf, waar zij veilig
zouden ziju voor de ruwe behandelingen hunner Hei-
deusehe vijanden. Verreweg het grootste aantal der
eerste Christenen werd echter begraven in catacomben
of begraafplaatsen onder den grond. Ten gevolge van
uitgravingen zijn deze belangwekkende woningen der
dooden, die zoo dikwijls eene schuilplaats aan de
geloovige levenden verschaften, ten volle onderzocht.
In deze duistere holen, die ouder de stad Rome liggen,
waren de Christenen dikwijls gewoon hunne gods-
dicustoefeniugeu te houden, zoowel als hunne dooden
te begraven. De volgende korte beschrijving kan den
lezer een denkbeeld van deze onderaardsche kerken
geven: — „Men daalde er in af langs een ladder,
waarvan de voet in een broeden en ruimen gang stond,
die zich als eene straat door de geheele lengte dei-
plaats uitstrekte. In dezen voornaamsten ingang wa-
ren hier en daar kleinere gangen, die naar verschei-
dene kamers geleidden, en aan beide zijden er van
waren verscheidene rijen nissen in den muur gemaakt,
die tot catacomben dienden en met doodkisten opge-
vuld waren. De kamers wareu. voor het grootste
gedeelte, even als de kerken beschilderd niet gedeelten
wanneer hij ontdaan is van alle gevoel van godsdienst,
al zijn zij ook van den laagsteu en verfoeijclijksten
aard, in geenen deele op zijue rekening kunnen ge-
sclireveu worden in liet oordeel van God, omdat znlk
ecu menschgelijk een dolzinnige is. Dat het geoorloofd
is aan een mensch, als hij een eed aflegt of een contract
aangaat, om stil iets te voegen bij de woorden van het
verdrag of den eed, ten einde den regter te bedriegen
en de geldigheid van het verdrag of den eed omver te
werpen; en andere gevoelens van dergelijken aard/\'
In hunne handelingen waren de Jezuïteu even be-
rispelijk als in hunne beginselen. Zoo meldt Pascal
ons in zijne Provinciale brieven, dat als zij toevallig
in een gedeelte der wereld zijn, waar de leer van een
gekruisigden God voor dwaasheid wordt gehouden.,
zij hel schandaal van het kruis weglaten, en slechts
een glorierijken, niet een lijdeuden Christus prediken.
Zij deden dit in Indië en in China, waar zij (\'liristc-
ncn veroorloofden om zelfs afgoderij te bedrijven, niet
behulp van de volgende schrandere uitvinding: —
Zij zeiden hunnen bekeerlingen een beeld van Jezus •
Christus onder hunne kleederen te verbergen, en
daaraan in den geest die hulde te bewijzen, die zij op
zigtbare wijze aan de afgoden CachincboameuKeum-
fucuin bewezen. Deze beschuldiging wordt tegen hen
ingebragt door Graviua, een Dominicaan, en wordt
ten volle bevestigd doorliet Spaausche verzoekschrift,
dal doorde Franciscaner monniken derPhilippijusehe
eilanden aan Filips IV., koning van Spanje, aauge-
boden werd. Dit gebruik nam eindelijk zoo zeer toe,
dat de congregatie De Propaganda verpligt was om den
Jezuïteu uitdrukkelijk, op straffe van exeommuuica- i
tie, te verbieden, om de aanbidding van afgoden, onder
welk voorwendsel ook, toe te staan, ofomdegeheimzin-
nigheid van het kruis voor hunne geloofslecrlingen te
verbergen, en hun ten strengste te bevelen om niemand
tot den doop toe te laten, die daarin niet onderwezen
was, en de afbeelding van het kruis in liuune kerken
op te hangen, hetgeen alles in liet breede omschreven
is in het decreet dier congregatie, gedagfeekend 9
.Tulij 1646 en geteekeud door kardinaal Capponi.
Zoowel de leerstellingen als de handelingen der I
Jczuïten werden in de zeventiende eeuw door de j
Domiuicaueu en Jansenisten scherp veroordeeld, eu
eindelijk werd de tegenstand tegen de Casuïsten zoo
groot, dat paus Alexandcr VII. het noodzakelijk vond
om in 1659 eene bulle uit te vaardigen, waarin zij tot
zekere grens veroordeeld werden, en in 1690 veroor- !
deelde Alexandcr VI11. voornamelijk de wijsgeerige \'■
zonde der .Jezuïteu.
-ocr page 484-
MBKN.                                                                      403
heid van eene tegenwoordige werkelijkheid, die de
harten van allen met eene onuitsprekelijke en glorie-
rijke vreugde vervulde, welke hunne verbanning uit de
vrolijke verblijfplaatsen der menscheu veel meer dan
vergoedde. Lang nadat hunne bijeenkomsten hadden
opgehouden in het geheim plaats te hebben, bleven
de begraafplaatsen de geliefkoosde plaatsen van bij-
eenkomst der Christenen; en het was des te gemakke-
lijker om ze voor bedehuizen en begraafplaatsen te
gebruiken, omdat de volgelingen van Jezus geen ge-
wijden tempel, geen prachtig altaar, gecne uitwendige
praalveriooning, gecne zinnebeelden der godsdienst
noodig hadden.
Tn de zestiende eeuw werden de uitgestrekte cata-
combcn onder de stad Home aan een zorgvuldigon-
derzoek onderworpen, en eene groote verzameling van
de daarin ontdekte monumenten is mi weggenomen,
en voornamelijk aan den ingang van het Vaticaanschc
museum gerangschikt, waarvan de lange gangen ge-
heel omzoomd zijn mei opschriften in den muur aan-
gebragt, die hel aantal van meer dan drie duizend
bedragen. Benige jaren geleden gaf Dr. Maitlaud
een werk in her licht, De Kerk in de Catacomben
getiteld, dat een algemeen overzigt van de opschriften
bevat, die aldus aan de vergetelheid zijn ontrukt, en
op de muren vau het Vatieaan voor slooping zijn be-
waard. Ecu daarvan kiezen wij uit als ceu staaltje
van het eenvoudige, ernstige, levende Christendom
van die eerste tijden: — „In Christus is Alexander
niet dood, maar leeft hij boven de sterren, eu zijn
ligehaam rust in dit graf. Hij leefde onder keizer
Anlouiiius , die, voorziende dat groot voordeel uit
zijne diensten zou ontspruiten, goed met kwaad ver-
gold. Waul terwijl hij op zijne knieën lag, op het
punt om aan den waren God te offeren, werd hij ter
strafplaats geleid. O droevige tijden ! waarin heilige
gebruiken en gebeden, zelfs in holen, ons gecne bc-
schermiug verschaffen. Wat kan ongelukkiger zijn
dan zulk ecu leven: en wat dan zulk een dood? wan-
neer zij door hunne vrienden en bloedverwanten niet
begraven kouden worden. Eindelijk vonkelen zij in
den hemel. Hij heeft te naauwernood geleefd, die in
Christelijke tijden geleefd heeft.\'"
De versierselen, die deze opschriften vergezellen,
zijn zeer eenvoudig; zij bestaan voornamelijk uit palm-
Idadereu, olijftakken of de afbeelding van een ruw
op den steen gekrast kruis. De volgende figuur wordt
dikwijls hij die opschriften gebezigd voor de woorden
In Christus, zooals Dr. Maitlaud met groote waar-
schijnlijkheid veronderstelt:
vau de geschiedenissen uit het Oude en liet Nieuwe
Testament. In liet midden van de groote straat was
een open plein, groot en gemakkelijk als cene markt,
waarop zij, die in tijden van onrust daarheen vloden,
gewoonlijk voor de godsdienstoefening te zanten kwa-
men, en de geschiktheid daarvan als woonplaats werd
zeer bevorderd door het overvloedig gebruik, dat de
Christenen bij hunne dooden vau specerijen en reuk-
werken maakten. In de meer verwijderde dezer be-
graafplaatsen, die door hare afgelegenheid minder aan
verstoring blootgesteld waren, waren kleine openingen
in de oppervlakte van den grond gemaakt, waardoor
! een flaauw schemerlicht werd toegelaten; de andere
waren echter geheel donker en alleen met behulp van
lichten toegankelijk, zoodat de vlugtelingen bij eene
plotselinge verrassing slechts hunne lampen bchoef-
deu uit te doen, om veilig te zijn voor den overval
hunner vijanden. De diepte dezer holen was somtijds
zoo groot, dat er twee of drie verdiepingen boven
elkander waren , en liet geheele voorkomen van de
plaats gat\'den indruk vau eene onderaardsche stad."\'
üok bewoonden de (christenen deze begraafplaatsen
niet alleen voor een korten tijd, als de vervolging het
heetst was. Zij waren dikwijls langen tijd vrrpligtom
in de onafgebroken stilte dercatacomben te verblijven.
Vele Christenen woonden wekeu eu maanden in deze
sehuilhoeken, zonder zon, maan of sterren te zien. De
ouden en de armen werden onderhouden door de lief-
dadigheid van hen, door wier genegenheid voor hunne
zaak het heiligdom geschonken was, of door de bij-
dragen van de jongen en krachtigen, die de vruchten
van hunnen arbeid in het algemeene fonds stortten,
wanneer zij, onder de vriendelijke bescherming san
den nacht, naar de verbannen geloovigen wederkeer-
den. In deze diepe en ruime holen, wier duisternis en
eenzaamheid slechts weinig verminderd werden door
de glinstering van een honderdtal waskaarsen, en wier
muren omzoomd waren met groote rijen catacomben,
waarin de geliefde overblijfsels van hunne ouders en
broeders rustten, die in het geloof gestorven waren,
bragten zij hun middernachtelijk waken door met el-
kander te stichten door de dingen, die tot de alge-
ineene zaligheid behoorden; en terwijl de gewelven
weergalmden van lofzangen, werd de vroomheid tot
een meer heiligen ijver aangewakkerd, deed het geloot\'
i de verhevenste aandoeningen ontstaan, en gaf de
naauwe aanraking der levenden met de eerwaarde
dooden, wier geesten nog in gemeenscha]) waren met
diegenen, welke hen op aarde overleefden, aan de
! hoop op onsterfelijkheid al de kracht en de levendig-
-ocr page 485-
464                                                            CATECHET
Wegens de algemeene kortheid dezer opschriften
kau meu er weinig aangaande de leerstellingen van
liet Christendom uit lecren; ceuige hoogst belangrijke
gevolgtrekkingen kan men echter maken uit het stil-
zivijgen, dat zij bewaren, over dwalingen en bijgeloo-
viglieden, die latei-in de Kerk van Home heersehten,
en nog door de aanhangers der Hoomschc leer sterk
aangekleefd worden. Over dit onderwerp merkt Dr.
Maitlaud aan: ~ „Over hel algemeen zijn er inde
opschriften in de Lapidarisehc gallerij, gekozen en
gerangseliikl onder pauselijk oppertoezigt, geeue gc-
beden voor de doodeu, geeue aanspraken tol de Maagd
Maria, de Aposteleu of vroegste heiligen. Jl< t ken-
merkende karakter van deze overblijfselen i> wezenlijk
Christelijk; de naam van Christus wordl in cenecinde-
loozc verscheidenheid van vormen herhaald; de tweede
Persoon der Dricceuheid wordl nici in liel Joud che
lichl vaneen lijdelijk Messias beschouwd, noch \\cr-
laagd lot de Soeiiiiaausehc schatting van niets anders
dan een voorbeeld, maar is bekleed mei al de eer van
een Verlosser. Aangaande dil puul is ergeen voorbe-
houd. Op tallooze steenen is de Goede Herder afgc-
beehl, die de herkregen schapen op Zijne schouders
draagt, waardoor menig ongeletterd geloovige zijn
gevoelen van de persoonlijke zaligheid uitdrukte. De
eeue „slaapt in Christus;" de andere is Ingraven met
een gebed, dal „zij moge leven in den llecre Jezus."
Maar het meest wordl het kruis in zijne eenvoudigste
gedaante gebezigd om van het geloof der overledenen
te getuigen; en welke onkunde er ook gchccr.-elil
moge hebben aangaande de letter der Heilige Schrift
of de meer duistere leer daarin vervat, er schijnt geen
gebrek aan goede opvatting van dat offer geweest te
zijn, waardoor wij alleen vergeving van onze zonden
verkrijgen, en tot deelhebbers aan het koningrijk Gods
worden gemaakt. De elementen van een zuiver geloof
werden voor immer met eene ijzeren pen in de rots
geschreven; en zoo de Kerk van latere tijden tcrugge-
zien had naar hare ondcraardsche woning, naar het
gat van den put, van waar zij werd gegraven, dan zou
zij te vergeefs gezocht hebben naar sporen van ge-
dwongen celibaat, van aanroeping van heiligen, en
van de afbeelding dei- Godheid in schilder- ofbeeld-
houwwerk.\'\'
Deze monumenten werpen zeer veel licht over de
gewoonten en instellingen der Christenen inde eerste
tijden. Zoo wordt er duidelijk gezinspeeld op de oor-
sproukelijke Agapen (zie ald.) of liefdemaaltijden, eu
zijn zij werkelijk op verscheidene monumenten afgc-
beeld. De maaltijd, zooals die in de catacomben
gehouden werd, wordt voorgesteld op cenc schilderij,
die in eeue onderaardsche kapel, in de begraafplaats
\\ auMarcellinuscu Petrus, gevonden is. Op deze schil-
derij ziet men de drie gasten zitten, en een bediende
voorziet hen van voedsel van de kleine ronde tafel
vooraan, waaropecu lam eu een bckerslaan. Dctwee
matri ueu, die voorzitten en Vrede en Liefde voor-
stellen, hebben, volgens het Etrurisehe gebruik, hare \'
namen boven hare hoofden geschreven.
CATECHETENSCHOLEN, seiniuarién in .Ie
: v. eedeeeuw opgerigt,di< lui doel hadden onderwijzers
voor de Christelijke kerk op Ie voeden. Reeds vroeg
bestond er eene school van dezen aard Ie Alcxandric
in Egypte, en de eerste geloofsouderwijzcr, aan wien
de zorg daarover werd toevertrouwd, was 1\'auticuus,
een geleerd man die langs Cwn weg van wijsgeerig
onderzoek tot hel Christendom gekomen was. Het
onderwijs van dezen werd ten deele bijgewoond door
welopgevoede Heidenen, die, na tol het Christendom
bekeerd te zijn, de begeerte gevoelden ontstaan om
zich aan de dienst er van te wijden, en ten deele door
jongelingen, die, in de Christelijk kerk geboren en
opgevoed, verder oiiderrigl wensehleii te ontvangen, j
ten einde zieh voor hei Leeraarsainbt ie bekwamen.
Dus ontstond er ie Alexandrie de eerste theologische
school, hel eerste l hristelijke seminarium, waarin de
godgeleerdheid als eene wetenschap werd onderwezen,
en Zij evenzeer tegen de aanvallen van Ulieksclie Wljs-
gecreualsdic mui Gnostische keilers lerdedigd werd.
i\'autteuus werd door zijn leerling Clcuicns opgevolgd,
die zich onderscheidde dooi- de zachtaardigheid en gc-
niatigdlieid, waarmede hij de- vijanden der waarheid
bestreed. Maar de tweede groote onderwijzer der
Alexaudrijusche school was Origencs, die, door dcu }
bijzonderen aard van zijn geest, aan bespiegeling bo- i
ven toepassing de voorkeur gaf, eu deze neiging zoo
verre dreef, dat hij de eenvoudigste eu duidelijkste
waarlieden der Schrift tol niets anders dan figuurlijke
voorstellingen maakte. Hij verloor de lel ter bijna
geheel uil liet oog, zoo groot was zijn verlangen om
den geest des bijbels Ie vatten. Hij nam wel is waar ;
in woorden aan, dat meu zich aan den geest eu de \'
letter moet houden, en dal het nooit goed is om de
letter op te geven dan na hel zorgvuldigst onderzoek;
maar in strijd hiermede verklaarde hij de zuiver histo-
rische feiten van het Oude en het .Nieuwe Testament,
-ocr page 486-
CATECHISMUS.
ir,-
:•
CATECHISMUS, een stelsel vau onderwijs door
vragen en antwoorden. De catccbctiscbc ondcrwijs-
methode werd zelfs door de oude Ueidensclic wijs-
gecreu gevolgd, als de incest geschikte om kennis
aiedc te doelen en den Lcecst te oefenen van hen, die
onderwijs ontvingen. Zij was de geliefkoosde leerwijze
van Soeratcs, bij het opleiden zijner hoorders tol de
kennis en het geloof der wijsgeerige waarheid. Van
vroegen tijd af vond men haar de beste wijze, om aan
de onwetenden de kennis vau de grondbeginselen der
Christelijke leer mede te doelen. Men oordeelde, dal
er veel tijd noodig was om geloofsleerlingen of ean-
didafen voor den doop op te leiden. De schrijver van
■ie Apostolische verordeningen geen hei volgende
overzigt vau ite voornaamste punten vau leer, die
door dip in de meeste gevallen als figuren en zinne-
beeldcu te behandelen.
Hoewel de school van Aiexandrië de eerste en
aanzienlijkste der Christelijke oatechetenscholen was,
ontstonden er tusselien de tweede en de vijfde eeuw
verscheidene dergelijke inrigtingen in de Oostersche
kerk. Somtijds zijn zij verward met eene andere klasse
van scholen, die in de eerste Christelijke kerk ook
talrijk waren, namelijk die, welke bestemd waren om
geloofsleerlingen inde eenvoudige leerstellingen des
Christcndoms te onderrigtcn. De scholen voor de
geloofsleerlingen waren van een meer eenvoudigcu
aard, terwijl op de eatecheteuselioleu meer uitgebreid
onderwijs werd gegeven. Vooral nam de Alexandrijn-
schc school eene zeer voorname plaats in, zoowel als
eene theologische als eene letterkundige instelling.
Gedurende langen tijd was zij de geliefkoosde plaats
van studenten uit alle hoeken \\au Europa en uit de
talrijke Afrikaauschc kerken. Maar in liet vervolg van
tijd, toen Aiexandrië het middelpunt werd van den
scherpen strijd I usschen de Ariauen eu de reglzinnige
volgelingen vau Athanasius, weril de school dier stad
opgebroken, en in het midden der vierde eeuw bestond
dat eenmaal beroemde seminarium niet meer. De
cateehetenschool, die, wal haar naam aangaat, op de
Alexandrijnsche volgde, was die van Autiochie, welke
vroeg in de derde eeuw iu drukke werking was. hoewel
zij eerst in het laatste gedeelte der vierde eeuw haar
toppunt vau roem bereikte, loeit die van Aiexandrië
niet meer bestond. Deze twee scholen stonden inbaar
onderwijs lijuregt tegenover elkander. Die van Antio-
chié was streng getrouw aan de letterlijke verklaring
van den bijbel, terwijl die van Aiexandrië evenstreng
de allegorische aankleefde. Deinzigtcu van de school
van Autiochie waren derhalve eenvoudiger en veiliger,
die vau de school van Aiexandrië heiseuseliiinmiger
en gevaarlijker. Eu toch waren beide scholen haren
ondergang aan noodlottige kelterijen verschuldigd,
want de Ncstoriaansche en de Entycliiaansche ketterij
waren de oorzaak van den ondergang der school te
Autiochie, gelijk de Ariaansebe ketterij de reden van
den ondergang der Alexandrijnsche school werd. Van
dergelijkcn aard als die van Autiochie en Aiexandrië
was de school te Edessa inde derde eeuw, en die van
Nisibis door de Nestorianen tegen het einde der vijfde
eeuw gesticht. Op nog latereu lijd werden de cate-
chetenscholen van de Oostersche kerk door de dom-
en kloosterscholen vau de Westersche kerk opgevolgd,
die, zelfs te Rome, tot aan de zesde oenw geene eatc-
chetenseholen had opgerigt.
12831285
aan geloofsleerlingen in de eerste kerk onderwezen
moesten worden: —- ..Laat den gcloofslcerling vóór
I den doop de kennis van drn ongogeiicreerdeii Vader,
ie kenni> van zijn ecnig-geb ireu Zoon cu van den
Heiligt ii (reist onderwezen worden;laat hem de orde
van de schepping der wereld loeren, do reeks van be-
wijzcu voor de (ioddclijke voorzienigheid en de ver-
schillende soorten van wetgeving: laat hein geleerd
worden, waarom de wereld en de nienseb, de burger
der wereld, geschapen werden; laat hem aangaande
zijne eigene natuur onderwijs ontvangen, opdat hij
begrijpt-, waarom hij zelf geschapen werd; laat hein
geleerd worden, hoe üod de goddeloozen door water
en vuur strafte, en hoc Jlij Zijne heiligen in elk
geslachl mei heerlijkheid bekroonde, Ie weten: Seth,
rJnos, lleuoeli. Xoach, Abraham en diens nakoine-
lingsehap, Melchizedek, Job. Mozcs, Jozua, Caleb,
1\'biueas den priester, en dv heiligen vau elke eeuw;
laai hem ook geleerd worden, hoe Gods voorzienig-
hcid de nienscheu nooit verliet, maar beu op versehci-
dene tijden van dwaling en ijdelheid tot de kennis der
waarheid riep, hen van slavernij en goddeloosheid tut
vrijheid en godsdienstigheid, van onbillijkheid tot regt-
vaardigheid, van altijddurenden dood tot het. eeuwige
loven leidde. Hierna moei hem de leer der vlecsch-
wordingvau Christus, Zijn lijden, Zijne opstanding en
hemelvaart onderwezen worden, en wat hel is afstand
te doen van don duivel en in verbond niet < hristus
te treden."
Dit waren hoofdpunten van hei catechetisch onder-
wijs, dat vóór den doop gegeven werd, niet aan de
i-at eehu menen zonder onderscheid, maar gerangschikt
in verschillende klassen, waaraan die leerstellingen
onderwezen werden, die als gepast voor hare bevatting
en vordering werden beschouwd. Eenige gedeelten
S\'.t
-ocr page 487-
CATECHETEN — CATECHUMENEN.
I (iCi
der Christelijke waarheid, zooals b. v. die welke be-
trekking hadden op liet avondmaal, werden voorlater
tijd bewaard, als de catechumeen met liet water van
den doop gewasschenwas. Maar alvorens dezegeloofs-
leerlingen tot den doop werden toegelaten, werden zij
aan een zei r zorgvuldig en grondig onderzoek onder-
worpcu, aangaande hunne vorderingen in de kennis
der Christelijke waarheid, en als zij goedgekeurd
waren, werden zij somtijds electi of verkorenen go-
noemd. Hij hun laatste onderzot k, vóór de toediening
van den doop, moesten zij de Geloofsbelijdenis en het
Gebed des Heercn opzeggen. In alle eenwen der Kerk
is het catechetisch onderwijs zeer in gebruik geweest,
in overeenstemming gebragt met de verschillende bc-
vattingen en de verschillende trappen van keunis. Zeer
vroeg na de Hervorming wer h u door nagenoeg al de
Hervormde kerken in Europa catechismussen npgi -
maakt. Daar liei verspreiden van gezonde sohriftma-
tige leer het hoofdkenmerk van hel Protestantismus
is,bevond men, dal de catechismussen een onschatbaar
middel zijn om dit belangrijke doel te bereiken. Kn
niet alleen hebben regtzinnige keiken zich van dit
belangrijke middel bediend oui de kennis harer he-
ginselen te verbreiden, maar ook kettersche kerken
hebben de noodzakelijkheid ingezien van catcchis-
mussen zaïncu te stellen, ten einde hare bijzondere
leerstellingen, meer voornamelijk onder de jongeren,
Ie verbreiden.
CATECHETEN, ambtsbeklecders in de eerste
Christelijke kerk, wier pligt het was de Catk< iiume-
nf.x (zie ald.) te onderrigten in tle grondbeginselen
der godsdienst, en hen daardoor voor te bereiden om
den doop te ontvangen. Dit ambt werd in den beginne
door den bisschop of herder zelven vervuld. Op 1\'alin-
zondag was liet voorden bisschop de gewoonte, om aan
die catechumenen godsdienstig onderwijs te geven, die
op Paaschavond gedoopt zouden worden. In het ver-
volg van tijd werd die dienst niet door den bisschop
alleen, maar ook door presbyters en diakenen vervuld.
Eindelijk werd het ambt van catecheet, zooals in de
kerk van Carthago, aan den eeuen of anderen persoon
toevertrouwd, die zich onder de voorlezers in de kerk
toevallig onderscheidde. Te Alexandrië was liet echter
noodzakelijk, dal zij, die dit ambt bekleedden, nicn-
schen van bekwaamheid en geleerdheid waren, en
ten gevolge van den grootcn naam van hen, die als
eatccheten werden aangesteld, werd de school van
Alexandrië, in plaats van eene lagere school vooreate-
chuinenen, eene C.vte< iiktf.nsi hooi. f/.io ald.) voor
het onderwijs in de meer nioeijelijke punten der god-
gelcerdheid. De eigenlijke dienst van den catecheet
was om aan de catechumenen niet openlijk in de kerk,
maar gewoonlijk op eene afgezonderde plaats, b. v.
het doophuis. de bijzondere verpligtingen aan te
wijzen, waaronder zij komen zouden, als zij de Chris-
telijke kerk binnentraden, en de pligten, die zij als
leden dier kerk moesten vervullen. Diakonessen wer-
den ook als catecheten gebezigd, om de vrouwelijke
catechumenen te onderrigten. Nog wordt iemand,
die den naam van cateheet draagt, in de Grieksche
kerk gevonden; zijn dienstwerk is om al diegenen te
onderrigten en voor den doop voor te bereiden, die
afstand doen van kettersche leer en in de kerk wen-
schen opgenomen te worden.
CATECHUMENEN, kandidaten voor den doop in
de eerste Christelijke kerk. Aan deze orde werd te
regt veel behing gehecht, zooals blijkt uit het feit, dat
seinden voor hun ouderrigt werden opgerigt, waarover
Catecheten (zie ald.) aangesteld werden. Eén gc-
leeltc
kerkdienst was voor hen bestemd, en als
dat afgeloopen was, werden zij weggezonden. De oni-
slandigheden, waardoor de orde der Catechumenen
ontstond, worden door Dr. Jamicsonaldus beschre-
veu: — „Terwijl zij, die regt hadden otn deel te
nemen aan hel avondmaal, uitsluitend de gelootigen
werden genoemd, en beschouwd werden als den rang
van volmaakte of aroedgrekeurde Christenen tcbeklee-
den, waren er verscheidene andere klassen van per-
soncn, die, hoewel aan de kerk verbonden en deelen
daarvan uitmakende, toch van de eerst en afgescheiden
en hunne minderen waren,daar de trappen van vorde-
ring, waaropzij stonden, om geschikt te zijn voor de hei-
lige plegtighedcn des evangelies, niet dezelfde waren.
Deze klassen, bekend onder den naam van catechu-
nienen, waren van elkander onderscheiden door lijnen
van afscheiding, waarover niemand mogt gaan zonder
eene ange en trapsgewijze voorbereiding; en tnsschen
een nieuwe catechumeen en een Christen in de gelcdc-
ren der geloovigen was in het oog der eerste Kerk een
i ven groot verschil, als tusschen een kind van één dag
en hem, die de volwassenheid had bereikt. In de ver-
slagen der Apostolische tijden trachten wij te vergeefs
cenige sporen dezer onderscheiding te ontdekken,
want zoodia toen een Heiden de belijdenis van zijn
geloof in Christus aflegde, onderging hij de plegtigheid
der inwijding iu het Christendom. Zijne bekeeriug
werd onmiddellijk gevolgd door zijn doop, en welke
verschillen er ook mogten bestaan in de kennis der
nieuwbekeerden, zij werden allen beschouwd als even-
zeer regt te hebben op het uitwendige teeken, gelijk
-ocr page 488-
JMENEN.                                                                  407
den, die voor de catechumenen zorgvuldig verborgen
werden. Deze waren gewoonlijk bekend onder den
naam van Akcajji Dist iru>.\\ (zicald.j. Ërwasgccne
bepaalde regcliug aangaande den juisteu ouderdom,
waarop Joodschc eu lieidcuschc bekeerlingen onder
de catechumenen werden opgenomen. In zulk ecu tijd
warende mei st e bekeerlingen natuurlijk volwassenen,
en somtijds, zooals Constantijn de Groote, stelden zij
het ontvangen van den doop ui\', totdal zij op hun
sterfbed lagen. /.:j waren niet verpligl om een bc-
paalden tijd onder de catechumenen te blijven; veel
hing al\' van hunne gevorderdheid. Door bel concilie
van llliberis iu G73 werd de tijd vau onderwijs op
twee jaren bepaald; door dat vau Agatua in 30G was
hij tot acht maanden beperkt. Cyrillus van Jeruzalem
en liicroii} muscischlen, daf catechumenen gedurende
veertig dagen /.ouden vasten < n bidden.
L)c catechumenen werden reeds vroeg iu ul\'zoudei-
lijkc klassen verdeeld, naar hunne vordering in de
Christelijke kennis Do meest algeineeue en de ceu-
vuudigste indeel ing was inde ou\\ o 1 maakten en de vol-
maakten, ol\'de beginners eu de gevorderden. Iemand,
die op de lijst der catechumenen werd geplaatst, werd
toegelaten door de oplegging der handen. De oplei-
diug, die hij vervolgens onderging, alvorens hij lot den
doop werd toegelaten, wordt aldus door Dr. Jamicsou
beschreven: — „Zoodia een Heiden ziju besluit ie
kennen gal\', om de godsdiensl zijner vaderen vaarwel
te zeggen en die van Jezus te omhelzen, werd hij bij
den leeraar der plaats gebragi, die, na de hand op ziju
hoofd gelegd te hebben, (ccneplegtigheid die dikwijls
in de oude Kerk plaats had; vu na gebeden Ie hebben,
dat hij een deelhebber inogt wurden aan de genade
vau hel evangelie, hem aan de zorg van ceuige zeilde-
liugen overgaf\', wier pligl hel was hem van tijd tol
tijd allecu in zijn eigen huis te bezoeken, ten einde
bemin de grondbeginselen vau liet Christelijkgeloofte
onderwijzen. O}) een bepaalden lijd, en als hij aan zijne
afzonderlijke onderwijzers bewijzen had gegeven van
zijne vorderingen om vau de diensten der kerk voor-
deel i" trekken, mogt hij iu de vergadering komen,
waar hij op eene bijzondere plaats stond, die bestemd
was voor de hoorders, d. i. voor hen, die toegelaten
werden om de Schriften te hooien voorlezen, en te
luisteren uaar de redevoeringen over de grondartikc-
len des geloofs en over de verpliglingeii, die altijd hei
onderwerp uitmaakten vau de eerste vermaningen dei
kerk. Als de vorderingen eu liet g< drag van dcucale-
chuniecn, terwijl hij in dien lageren rang verkeerde,
goedgekeurd werden, vurd hij op een bepaalden lijd
zij rcgt hadden op do uitwendige en geestelijke wcl-
daden der instelling. Muur iu In-t vervolg van tijd,
toen de Kerk door een dagelijks tocnemendeu vloed
van leden uit hel Heidendom uitgebreid werd, eu
voer hare zuiverheid uiel langer gewaakt werd door
de zorg van hou, die de wonderdadige ga\\e be-
zaten oin over geesten Ie oordcelen, gal\' de vrome
bezorgdheid liarer leiders aanleiding tot de gewoonte,
om de toelating van bekeerlingen tot gemeenschap
niet de Kerk te verschuiven, totdat een duidelijk en
voldoend bewijs geleverd was van hunne geschiktheid <
iu kennis en opregtheid, om in de rijen der discipcleu |
opgenomen te worden. De duurgekochte ondervin- j
ding der eerste Christenen had hun de o\\ erluigiug
geschonken, dat mcii in vele gevallen de gewoonten
van afgodendienaars niet gemakkelijk en op eens
liet varen voor de zuivere eu geestelijke begin-
seleu van het evangelie, eu dat velen, die liet
Christelijk geloof\' hadden omhelsd, door zulk een
dunnen band daaraan verbonden waren, dal de ge-
ringstc verzoeking hen op nieuw tot hunne vroegere
zinnelijkheid tcrugbragt, en het eerste alarm hen naai
het vijandelijke kamp terugdreef. Om zulke treurige
voorbeelden vau afval, die den vrede en den voorspoed
der Christen-maatschappij belemmerden eu een vlek
op den naaui van Christen wierpen, te verminderen
eu, kou het zijn, te voorkomen, werd door de vrome
vadereu der eerste Kerk naar een middel gezocht, eu
daarom namen zij, bezield door een heiligen naijver,
den regel aan, die spoedig in algemeen gebruik kwam,
om een gestreng eu langdurig onderzoek iu te stellcu
uaar het karakter en de inzigten der kandidaten, die
tot gemeenschap met de Kerk toegelaten wcuschtcn
te worden, en om hen niet plotseling tot dieneervollen
graad te verheffen, maar hen een bepaalden tijd in
ecu staat vau beproeving te houden. Aldus ontstond
de orde der catechumenen, eene orde die, hoewel in
den tijd vau Petrus en Paulus onbekend, zich toch op
eene zeer vroege invoering in de eerste Kerk beroe-
menkaujeuin welken tijd haar oorsprong ook geplaatsl !
moge worden, hij is toe te schrijven aan de prijzeus-
i waardige begeerte, om jongen bekeerlingen meer vol-
\'. ledig onderwijs te geven in de leerstellingen van hef
Christelijk geloof, eu om hun te zelfder tijd eene ge-
legenheid te verschaffen, om getuigenis af\' te leggen
van de opregtheid hunner belijdenis, dooi\' de verau-
deriug hunner levenswijze en de heiligheid vau hun
gesprek.\'\'
Benige der eerste kerkvaders spreken vau zekere
j mysteriën, meer bijzonder met het avondmaal v< rbon-
-ocr page 489-
468                                               *                 CATECHUMENEN.
tot eene hoogere klasse bevorderd, die liet voorregt had
van nicl alleen tegenwoordig te zijn l)ij het voorlezen
der Schriften en het uitspreken der preêken, maar ook
bij de gebeden, die de eerste dienst besloten. Nadat
hij den bepaalden tijd in dezen meer gevorderden staat
had dooigebragt, kreeg hij trapsgewijze het voorregt
van tegenwoordig te zijn bij de openbare gebeden dei-
kerk, van de redevoeringen aan te hooren, die tot de
geloovigen werden gerigt, over de hoogere en meer
afgetrokkene leerstellingen des Chris: endoins, en zelf:
van op een uederigen afstand van de uitreiking van
het avondmaal getuige Ie ziju. Dan werd hij rijp voor
den doop beschouwd, en onmiddellijk daarna kwam
, hij onder eeue nieuwe leiding, 0111 hem voor te berei-
deu voor de deelneming aan de heilige mysteiieu bij
de volgende viering der plegtigheid. Tot nog toe was
[ hij, door catechetisch onderwijs in het afgezonderde,
j tot de kennis van de voornaamste leerstellingen en
! pligten van liet evangelie opgeleid, nu werd hij onder-
worpen aan veelvuldige en uaauwgezette onderzoc-
1 kingen in het openbaar, over eiken tak van zijne
\' godsdienstige opvoeding. Als hij aangenomen was,
kreeg hij terstond onderrigt in eenige van de mee;
I verhevene punten \\ au het Christendom, die tot nog
toe voor hem verborgen waren gehouden, zooals de
leer der Drieéenheid, de vereeuigiug van de Goddelijke
en de menschelijke natuur in Christus, den invloed
1 van den Heiligen Geest, en den weg langs welken eene
deelhebbing aan de symbolen van de liefde censZalig-
makers geestelijk voedsel aan de ziel geeft. Hij niogt
het Gebed des Heereu uitsproken, waarvan het gc-
bruik als het uitsluitend voorregt Zijner aangenomen
kinderen werd beschouwd, en hij moest dcGeloofsbc-
lijdenis uit het hoofd lecren, als een formulier dat in
kleinen omvang al de groote artikelen der geopen-
! baarde waarheid bevatte, wier onderwijzing het doel j
I was geweest van zijne langdurige opleiding. Gedu-
reude twintig achtereenvolgende dagen moest hij j
gedeeltelijk vasten, en in dien tijd bad hij dagclijkschc
bijeenkomsten niet zijn leeraar, die, zonder dat iemand I
j anders daarbij tegenwoordig was, door een ernstig \'
; gesprek in zijn geest een gevoel van den belangrijken
j stap trachtte te drukken, dien hij op het punt was
van te doen. Vooral bad hij niet hem op de gewone
plegtigc wijze, door oplegging der handen, dat hij
bevrijd mogt worden van eiken boozeu geest, die
ziju hart iu bezit had, en dat hij in staat, mogt ziju
om zich tot eene levende offerande aan God en den
Zaligmaker te wijden. Zoodanig was de opleiding der
catechumenen, eene opleiding waaraan alle klassen
van uienschen, die in den boezem der Kerk weuschten
opgenomen te worden, in oude tijden zonder onder-
scheid onderworpen waren. Niemand mogt de voor-
regten der geloovigen genieten, alvorens hij die op
zekere wijze verdiend had, hetgeen dan plaats had,
als hij, gedurende een gcruinicn tijd van beproeving,
de zuiverheid zijns haften door de heiligheid en zui-
verheid van zijn leven getoond had. Als hij zijne
levenswijze veranderd had en van zijne vroegere ge-
vvooutcu afstand had gedaan, werd hij gewasschen met
bet water des doops, en niet vóór dien tijd."
De catechumenen iu de eerste Kerk niogtentegcn-
woordig zijn bij een gedeelte der openbare gebeden,
die onmiddellijk na de preek volgden, en daaraan
deelnemen; zij waren echter uitgesloten vandiegebe-
den, die alleen voor de geloovigen of communicanten ;
waren, Hij het einde der predikatie, alvorens ecu der
gebeden in de dienst der catechumenen begon, gebood :
een diaken gewoonlijk aan alle Joden enongcloovigen,
cu aan die catechumenen en boetelingen, die slechts
in de klasse der aiidi.eiif.es of hoorders waren, om zich
te verwijderen. Gebeden werden er dan, voornamelijk
ten behoeve der catechumenen, opgezonden, die be-
gonuen met eene vermaning en inlichting, hoe de
gemeente voor ben moest bidden, en bij elk verzoek
waren de aanwezigen, en voornamelijk de kinderen,
gewoon om daaraan toe te voegen: „Ileere, wees j
hun genadig." Daarna gebood hun de diakeu om
zich neder te buigen en den zegen des bisschops te
ontvangen. Chrysostomus meldt ons, dat den catc-
chuinencn ook verzocht werd, om te bidden om de
bescherming\' en leiding van den Engel des Veedes
(zie ald.j, om vrede voor allen, die hem dienden, vrede
in het tegenwoordige, vrede in het toekomende, en
om een Christelijk uiteinde. Ten gevolge van het
buigen der knie voor den bisschop, werden de eate-
cbumenen iu dit tijdperk somtijds genufledeutes of
knieiers genoemd. Als zij uit deze klasse gingen,
werden zij als kandidaten voor den doop beschouwd,
en als zoodanig werden hunne namen opgeteekend iu
de diplycha of doopboeken. Op dit gebruik zinspeelt
Gregorius van Nyssa, als hij in zijne verhandeling
zegt, dat, „gelijk hij de namen met inkt schreef op de
aardsche rol, de vinger Gods hen mogt schrijven
in Ziju onvergankelijk bock." Iu de Noord-Afrikaau-
schc kerk gaf de bisschop aan hen, die hij als compe-
\'enten
ontving of tot den doop voorbereidde, terwijl
hij hel teeken des kruises over hen maakte als eeu
zinnebeeld der wijding, ecnig zout, waarover een
zegen was uitgesproken. Dit moest het Goddelijke
-ocr page 490-
t ATHATUXA (Sr.) (FEEST VAX; - CATHAHJ or CATHAR13N.
40\'J
woord voorstellen, dat aan de doopelingeu word me-
degedeeld, als hel ware zout, voor de rnenschelijke
natuur.
Uit verschillende oude schrijvers blijkt, dui gedu-
rende twintig dagen voordat de catechumenen den
doop ontvingen, de duivel uit hen gebannen werd.
(Zie Duivelbezwering.) Dooi- de ceremoniën bij
deze gelegenheid gevolgd, die uit gebed, inblazing,
oplegging van handen en het teeken des kruises beston-
den, werden booze geesten uit het hart gedreven; en
gedurende denzelfden tijd werden de catechumenen
in onthouding en vasten geoefend. Op dezen tijd werd
hun geleerd de woorden der Geloofsbelijdenis en
daarna het Gebed des Ileeren op te zeggen, behalve
dat hun de antwoorden ten volle geleerd werden, die
zij bij den doop moesten geven. Als zij voor de pleg-
tiglieid gereed waren, gingen zij gesluijerd, of niet
liet gelaat gedurende eenigc dagen voorde toediening
van den doop gedekt. Xog eeue ceremonie, die wij
moeten vermelden, was de gewoonte om deoorcuder
catechumenen aan te raken, en daaraan te zeggen
„Ephplialfia," Wcesf geopend, hetgeen de opening \\ au
het verstand om de waarheid Gods te ontvangen aau-
duidcle. Ambrosius vermeldt ook een ander gebruik,
dat ten opzigte der catechumenen in acht genomen
werd, dat van de oogen met sl\'jk Ie zalven, in navol-
ging van de wijze, waarop onze I leer de oogen van den
blinde opende, gelijk in Joh. IX : (! verhaald wordt:
„Dit gezegd hebbende, spoog hij op de aarde, en
maakte slijk uit dat speeksel, en streek dat slijk op
de oogen des blinden.\'\' In de Afrikaanschc kerk werd
gedurende de duivelbezwering eeue aangestoken kaars
in de handen der catechumenen geplaatst. Men zegt
ook, dat, hoewel de catechumenen niet aan het avond-
maal inogten deelnemen, zij toch iets hadden, dat
zij gewijd brood noemden, uit dezelfde offergaven
genomen, die de elementen van hel avondmaal uit -
maakten. Dit gebruik is mogelijk de oorsprong van
het Axtihouos (zie ald.l der Grieksche kerk.
De straf, die gewoonlijk aan catechumenen opge-
legd werd, als zij gedurende hunne opleiding tol zware
en schandelijke misdaden vervielen, was het verlengeu
van den tijd van hun onderwijs. Terwijl de gewone
lijd twee jaar was, waren overtreders somtijds verpligl
om drie of wel vijfjaar dat onderwijs bij te wonen, en in
hel geval van zeer zware zonden, tot aan het uur van
hunnen dood. In geval catechumenen stierven zonder
gedoopt te zijn, door nalatigheid of hun eigen misslag,
werden zij veroordeeld om in stilte begraven te wor-
den, en geene melding werd er ooit van hen onder
andereu in de gebeden der kerk gemaakt. Maar als
zij plotseling werden weggenomen, terwijl zij zich
tot dcu doop voorbereidden, werden zij, even als de
martelaren, als geheel voorbereid voor den dood be-
schouwd.
(\'AÏHAKINA (Sr.) (Eeest van), in de rloomsche
kerk ter eere van (\'athariua van Sieunagevierd, die
tegen het einde der veertiende eeuw leefde. Zij schijnt
zieh sterk aan de mystiek te hebben overgegeven; haar
gehcelc leven bragt zij te midden der meest valsche
inbeeldingen door. Hare visioenen begonnen, toen zij
zes jaar oud was. Zij gaf voor, dal zij bij zekere gelc-
geuheid ecu visioen gehad had, waarin de Zaligmaker
haar verscheen, vergezeld door de Heilige Moederen
talrijke heiligen, in wier tegenwoordigheid Hij haar
plegtig huwde, en aan haar vinger een gouden ring
niet vier paarlen en een diamant stak. Nadat het
visioen verdwenen was, bleef de ring, allecu voor haar
zigtbaar, nog over. Zij beroemde er zich ook op, dat
zij het bloed gezogen had uit de wonde in de zijde van
den Verlosser, dat zij Zijn hart inruil voor het hare
gekregen had, en dat zij aan haar ligchaam de leekenen
droeg Zijner wonden, hoewel deze voor aller oogen,
behalve de haren, onzigtbaar waren. Zij reisde geheel
Ttalie door, loerende, waarschuwende en vermanende,
en verkondigde aan tallooze menigten de wonderen,
die zij in den hemel en in de hel gedurende de zinsver-
rukking, waarin allen baardood waanden, aanschouwd
had. Gedurende vijfjaar legde zij zieh de strengste
ontbering op, en werd zij door duivelen gekweld. Het
was ten deelc ten gevolge van de voorgewende open-
baringcu van (\'alharina, dat Gregorius XL, de laatste
der Aviguousche pausen, overgehaald werd om in
] S7 t zijn hof naar Rome over te brengen, waar hij in
137S stierf.
CATHARI of Catiiarex (Gr. Katharut, rein), een
naam in verschillende eeuwen aan hen gegeven, die
bijzondere zuiverheid in leer en leven zeiden in acht
te nemen. liet woord Mter is waarschijnlijk van dezen
naam afgeleid. Hij went uit schimp gegeven, zooals
bij ons zekere lieden als lijnen gebrandmerkt worden.
De Novatiauen werden in de vierde eeuw Cathari ge-
noemd. Iu het bijzonder kregen de l\'.ui.n iaxkx (zie
ald.) van de zevende en volgende eeuwen, bij wijze
van verwijl, dezen naam, omdat zij vandc leerstellingen
der heerschende kerk waren afgeweken. De sectcn,
die den naam van Catharen droegen, waren onder
verschillende benamingen over verschillende landen
verspreid. De bijzondere nieeningeu, die zij schijnen
gekoesterd te hebben, voornamelijk in de dertiende
-ocr page 491-
17U
CAT1IA1U ui CATHA11EN.
en de veertiende eeuw, dragen, wegens de overeen-
komst met die der Gnostische seeten, duidelijk den
Oosterschen stempel, hoewel zij tot een onafhankelijk
i stelsel zijn verwerkt. De eene partij nam het bestuur
aan van twee oorspronkelijke, tegenover elkander
■-taande beginselen, en van twee scheppingen, over-
eenkoinende met deze twee beginselen; terwijl de
andere partij slechts aau een betrekkelijk dualismus
geloofde, eu het booze beginsel als een van God alge-
vallen geest beschouwde, die oorsprong iiad gegeven
I aan eene omwenteling in hel heelal. Deze leerstellin-
gen kunnen beschouwd wordeu als die, welke de twee
afdeelingen der Catharen van elkander scheidden,
hoewel zij door hare bestrijding van de Kerk van Rome
door een vasten bami vereenigd waren.
De meer gestrenge Catharen gingen in hun ihcolo-
giseh stelsel van een volstrekt dualismus uit. Zij ge-
loofden aan het bestaan, van alle eeuwigheid, van twee
beginselen en twee scheppingen. De goede God gaf
oorsprong aau alle onvergankelijk bestaan, maar aan
dr booze godheid moest al het vergankelijke bestaan
toegeschreven worden. Deze lagere wereld, vergan-
kclijk zijnde, is het werk van het booze beginsel, en
de hoogere wereld, onvergankelijk zijnde, is het werk
I van het goede beginsel. Volgens dit stelsel verklaarden
zij talrijke gedeelten van het Oude en het Nieuwe
Testament, waarin gesproken wordl van een strijd
tussehen de wereld en God, tusseheu het vleesch ei
den Geest. En niet tevreden met de Schriften in te
; roepen om hunne leerstellingen te schragen, riepen
zij ook Aristotelcs, als gunstig voor hunne inzigten.
te hulp. Satan, beweerden zij, was ook in den hemel
der goeden gedrongen, eu bad een derde gedeelte der
heuielsche zielen lot afval verleid. Deze hemelsche
zielen waren middenwezens tusseheu eene hoogere en
eene lagere klasse. Elke ziel stond in verband niet
een geest en een henielsch ligehaani. Om haar voor
haren afval te straffen, weiden zij met Satau, haar
opperhoofd, uit den hemel gedreven, eu van hare
geesten en de hemelsche ligchanieu gescheiden. Daar-
oni verschijnen zij altijd onder het omhulsel van een
mensehclijk ligchaain, waarin Satan haar heeft opge-
sloteu. Zij geloofden aan verschillende trappen van
hemelsche zielen, naar mate zij aan verschillende
vorsten des hemels behoorden; de hoogste er vau was
zamengesteld uit die, welke als het geestelijke Israël
waren beschreven, en voor wier zaligmaking nicei iu
het bijzonder Christus in de wereld kwam.
De Catharen geloofden, dat Christus na God de
hoogste geest was, maar dat Hij van dezen in wezen
I verschilde, eu aan Hem ondergeschikt was. Zij waren
van oordeel, dat de Heilige Geest op gelijke wijze van
den Zoon verschilde, en aau dezen onderdanig was.
^Vau den laatste leerden zij," om de taal vau Neander
te gebruiken, „dat Hij op aarde werd gezonden om
het rijk vau deu Satan te vernietigen, de gevallen zielen
uit de boeijen van de stoffelijke wereld en den Satan
, te verlossen, ze tot de gemeenschap met den hemel
terug te brengen, en aldus iu haren oorspronkelijken
, staat te herstellen. Te dien einde had de Zoon van
God in de hemelsche wereld, waartoe Hij behoorde,
met geest, ziel en ligehaani zieh vereenigd, en was Hij,
tegelijk met de aankondiging van Zijne geboorte door
deu engel, iu Maria nedergedaald en vau haar weder
uitgegaan. Maar ook deze was, volgens hen, eenhoo-
gerc Geest, op aarde verschenen om voor den Zoon
Gods, bij Zijne, komst in de wereld, een voertuig en
punt vau doorgang te worden. Met de Valeutiniaaen
namen zij aau, dat God door Zijne wondermagt aan
het hemelsche ligehaani van Christus eene gedaante
gegeven had, waardoor het aau een aardsch ligehaani
gelijk scheen te zijn, eu door de zintuigen kon waarge-
uomen worden, hoewel alle zinnelijke handelingen en
aandoeningen, waaraan Christus zich onderwierp, bij
Hem alleen iu schijn bestonden. Ook beweerden zij,
dat alles, wat van de wonderen van Christus wordt
verhaald, in geestelijken zin verstaan, en dat daarin
ecu zinnebeeld van de geestelijke wonderen, door Hein
volbragt, gezien moest worden."
Eeuc partij ouder de Catharen beschouwde den
Apostel Johauues, dien zij bijzonder vereerden, als een
engel, die nog op aarde was, daar hij bestemd was om
tot aan do tweede komst van Christus hier te blijven.
Eene andere parlij, Oiuhuaku (zie ald.) genaamd,
leerde, dat ecue Drieëenheid eerst bij de geboorte
van Christus begon te bestaan. De nienseh Jezus
werd Zoon van God, door Zijue ontvangenis van het
Woord, dat Hem werd verkondigd, en Hij was de zoon
I van Maria niet in eeu ligehanielijkcn, maar iu een
geestelijken zin, daar Hij door de boodschap van hel
Woord uit haar was geboren; eu toen door het prediken
vau Jezus anderen aangetrokken werden, begon de
Heilige Geest te beslaan. De nieuwe geboorte was,
iu het oog der strengere Catharen, eene herstelling
vau de betrekking tusseheu de ziel eu haar geest,
waarvan zij door den afval gescheiden was. Zijgeloof-
| den aan een drievoudig oordeel: ten eerste, de verdrij-
ving van afvallige zielen uit den hemel; ten tweede,
dat, hetwelk begon met de verschijning van Christus;
ten derde, als Christus Zijue verlosten totdenhoogeren
-ocr page 492-
CATHARI of CATHAREN.
I- 71
het. ligchaam en het bloed van Christus. Bij hunne
liefdemaaltijden, die zij ook hielden, deelde de voor-
zittende leeraar der secte den ze<;cn mede, door het
Gebed des Heeren op te zeggen.
De Catharen weken van eenige hoofdleeringen der
I heerschende kerk openlijk af. Zij kantten zich aan
tegen het .sacrament der boete, en ontkenden denood-
zakelijkheid van eene voldoening voor zonde naden
doop bedreven. Als de leden der seetc hunne zonden
aan den bisschop beleden, knielden zij voor hem, naar
Oosterschc wijze, neder, eu baden in deze woorden :
„Heb medelijden met ons, o Heer. Ik moet nooit
sterven, maar l\' hicboven beerven, opdat ik een goed
einde hebben moge." De bisschop verleende dan aan
elk het consolamentum, met de oplegging der handen,
terwijl hij driemaal zeide : „En dat gij een goed ïnenseb
i moogt zijn." Rainer zegt, dat zij de geschriften der
■ kerkvaders niet aannamen. De vier evangelisten er-
kenden ;ij gireedelijk, zeggende, dat zij geschreven
| hadden op eene zaligmakende wij/e, dewijl zij op het
! hart gesebreven hadden, terwijl de vier andere ■—
! Hicronymus, Augustiuus, Ambrosius en Bernard —
doelloos geschreven hadden, omdat zij slechts op het
levcnlooze perkament schreven. Zij verwierpen het
gezag der kerkoverlcveriug, de hiërarchie, de vereering
van heiligen en beelden, en de waarde van een pel-
grimstogt, en verdedigden derhalve in dien vroegen
tijd eenige dier zelfde beginselen, die in later tijd den
grondslag van de Protestantsche Hervorming uit-
maakten. Op één belangrijk punt verschilden zij echter
geheel van de stellingen, die later de Protestantsche
leer als in strijd mei de Kerk van Rome uitmaakten.
Wij bedoelen de hooge plaats, die de Catharen iu
de zaligmakiug aan goede werken toekenden. Men
verwachtte, dat de volmaakten, zooals zij genoemd
werden, of strengere Catharen, eene zedelijkheid van
den strengst aseetisehen aard in acht zouden nemen.
Zij moesten zich onthouden van vleesch, eijereuen kaas.
Het huwelijk werd verworpen, daar het, in hun oog,
tot zonde leidde.
De secte was iu twee klassen verdeeld, waarvan de
eene uit de Volmaak ten of goede nienschcn.eudeandere
uit geloovigen bestond. De eerste klasse kwam overeen
niet de uitverkorenen in de secte der Maniclueers. Zij
stelden zich zelve voor als rondzwervende, blootgesteld
aan vervolging en zonder eene bepaalde woning,
levende gelijk de Zaligmaker, die niet wist waar Zijn
hoofd neder te leggen. Uit de Volmaakten werden de
bestuurders der secte gekozen : eerst, een bisschop en
daarna, onder hem, ecu grootere en een mindere zoon,
staat zal verheffen, ui\', met andere woorden, als de
zielen zich weder zullen voegen bij de geesten en de
liemelsche ligchamen, die zij in den hemel achtergela-
ten hadden. Men beweert, dat de strengere Catharen
het gehecle Oude Testament verwierpen, met uitzou-
dering van Jesaja. Men beweert ook tevens, dat zij
eene bijzondere waarde hechtten aan een apocryph
boek, de Hemelvaart van .fesajagohceten, dat gunstig
is vooreenige hunner voornaamste leerstellingen.
De meer gematigde Catharen beweerden niet het
bestaan van alle eeuwigheid van een boozcu geest,
maar geloofden in tegendeel, dat al liet kwaad zijn
oorsprong had in den afval van een goeden geest. De
stof, veronderstelden zij, was van God gekomen, en
de vorm daaraan gegeven van Satan. Zij beschouwden
de zou, maan en sterren als geesten, die gevallen waren,
en geloofden, dat uil deeeuc hemelsche ziel van Adam
alle andere zielen waren voortgekomen. Zij ontkenden
de erfzonde, daar zij die als onmogelijk beschouwden,
dewijl de meuschen slechts ligcliamelijk van Adam
afstamden. Satan was voor hen dn god van het Oude
Testament, die zich aan Abraham openbaarde en den
zondvloed over de wereld bragt, terwijl de bevrijding
van Xoaeh uit God voortkwam. Mozes en de profeten
waren, in hun oog, de dienstknechten van Satan, eu
zij beschouwden liet Umie en het Nieuwe Testament
als tegenover elkander staande. Zij ontkenden dewet-
tigheid van den oorlog, kantten zich aan tegen de
doodstraf, en wilden geene andere getuigenis aanne-
inen dan een eenvoudig ja of nvi\'n. Mei de strengere
Catharen waren zij aangaande de Drieëenheid van
dezelfde denkwijze. Zij geloofden, dal .Maria niet
werkelijk de moeder van Christus was, maar slechts
het kanaal waardoor Hij in de wereld kwam. Zij ont-
kenden de opstanding van het ligchaam, streden tegen
den kinderdoop, en beschouwden zelfs den waterdoop
over het algemeen als eene uitvinding van Satan, om
den waren doop niet den Geest te onderdrukken, die,
zooals zij meenden, verrigt moest worden door de op-
leggiug der handen en gebed. Deze plegtigheid nocm-
dcu zij Consolamentum (zie ald.), en zij beweerden,
dat de Heilige Geest daarbij medegedeeld werd, niet
door de /.igtbare, maar door eene onzigt bare hand, die
zich onder dezigtbare bevond. Aangaande het Avond-
maal waren zij van meening, dat Christus, toen Hij de
woorden „dit is" uitsprak, op Zijn eigen ligchaam
wees; ofzij verklaarden de woorden der instelling in ecu
zinnebeeldigen zin, en zeiden, dat „dit is" hetzelfde is,
als „dit beteekent." Zij geloofden aan de transsubstan-
tiatie of d(; verandering van luit brood en den wijn in
-ocr page 493-
(ATIIOLIEKF. KERK.
71
mede de l \'atharen een wreeden dood te gemoet gingen,
en deze schreven de zeldzame uilzonderingen aan de
magt van Satan toe. Het bloed der martelaren was bij
hen, gelijk bij elke andere Christen-secte, het zaad
der kerk. Gelijk oudtijds de Israëlieten, vermenigvul-
digden zij, hoe meer zij onderdrukt werden. Hoewel
vele (\'atharen genoodzaakt waren om iu de gaten
en holen der aarde eene schuilplaats te zoeken, nam
de secte, zoowol in Italië als iu Frankrijk, toch dage-
lijks in aantal leden toe, en zoo gingen de (\'atharen,
onder verschillende benamingen, maar met dezelfde
beginselen, ten minste iu hoofdzaak, voort mettegen-
over allen weerstand staande te blijven, totdat de
glorierijke Hervorming der zestiende eeuw hunne
hoofdbeginselen in verschillende staten van Europa
l"t de hcerschendc maakte.
CATHOL1EKE KEKK ((.ir. kiitholU-o»,algemeen),
een naam aan de Christelijke Kerk gegeven, die bijna
zoo oud als de Kerk zelve is. Ilij werd in de eerste
tijden gebezigd om de Kerk van kettersche secten te
onderscheiden, die gewoonlijk bepaald waren lot bij-
zoudere districten of ecne beperkte partij raenschen,
, en daarom niet als Catholiek beschouwd konden wor-
den. De Kerk van ( hristus had wel aanspraak opdien
I naam , daar zij algemeen over de gcheele bekende
wereld verspreid was. Ook werd in de eerste eeuwen
van lul Christendom niemand als Christen erkend,
\' tenzij hij beleed, dat hij tot de (\'atholieke kerk bc-
j hoorde, die van het begin af eene levende, inwendige.
. vcrecniging onder al hare leden, hoe ver deze ook van
elkander geseheiden nioglen zijn, erkende. Ju vide
\' districten maakte het Christendom op het platteland
\' zeer vroeg vorderingen, en zoodra een voldoend aantal
\' bekeerden tezamen was, werd eene geregelde gemeente
! gesticht, met hare bestuurders, presbyters of bisschop-
pen, die even onafhankelijk waren als de bestuurders
der stadskerken. Deze bisschoppen van het platteland
of CilOEEPIscoPI (zie ald.), zooals zij later genoemd
weiden, bestonden waarschijnlijk in de eerste tijden
der Kerk, hoewel wij hen vóór de vierde eeuw niet bij
name vermeld vinden. Naar alle waarschijnlijkheid
breidde zich hel Christendom uil de steden over de
plat telands-dist riet en uil, zoodat de gemeenten en hare
opzieners van het platteland gewoonlijk aan den stads-
bisschop ondergeschikt waren. O]) dezelfde wijze ver-
breidde zich ook hel Christendom uit de voornaamste
naar de andere sleden. Toen de bekeerlingen verme-
nigvuhligden, maakten de kerken der provincie een
geheel uit, aan het hoofd waarvan de kerk uit de
hoofdstad stond, wier bisschop, met betrekking tot de
en ten slotte een diaken. Verscheidene werden van
kindsbeen af voorliet ambt van bisschop bestemd en
daarvoor opgevoed. Eén belangrijk gedeelte hunner
opvoeding bestond in de regeling van liini voedsel,
dat uil geene andere melk dan de melk van amandelen,
en uit geen vleesch, maar viseh bestond. In andere
opzigten moesten zij de gestrenge leefwijze der Vol-
maakten in aebt nemen.
De Catharen waren ijverig in liet alom verspreiden
hunner beginselen: zij reisden van dorp tot dorpen
van huis lot huis, grepen elke gelegenheid aan om de
: Schriften te verklaren, en onderwezen hunne leerstel-
lingen aan de oningewijdeu. Waar zij ook gingen,
waren zij bijna zeker van cene vriendelijke en harte-
lijkc ontvangst te vinden van personen, die met hunne
beginselen instemden. In In-t bijzonder werden de
Volmaakten niet grooten eerbied in de huizen van
geloovigen opgenomen. De bewoners bogen driemaal
de knie om hunnen zegen te ontvangen. De leden der
secte, die in de nabijheid mogten wonen, verzamelden
zich spoedig; ecne preek werd dan in hunne tcgen-
woordigheid uitgesproken, waarin niet alleen de waar-
heid van God, zooals die in de Schriften te vinden is,
verklaard werd, maar ook haar verschil van de leer
der hcerschendc kerk. Om nog verder hunne bijzou-
dere leerstellingen voor! Ie planten, namen zij de
dochters van behoeftige edellieden aan, en voedden
zij die kosteloos op, terwijl zij te ze]hier tijd in hare
gemoederen cene kennis van het Woord Gods trachtten
te stollen.
De openlijke wederstand der Catharen tegen de leer
en de hiërarchie van de Kerk van Rome, wekte natuur-
lijk de ijverzucht en de verontwaardiging der geestelijk-
heid op. De ongeriimdste verhalen werden aangaande
de gebruiken de/er aanstootclijke .secte gedaan; en
het onkundige gemeen, door de lasterlijke voorstcl-
lingcn der geestelijken tot woede aangezet, bragt vele
onschuldige Catharen naar den brandstapel, lu de
landen aan den Rijn en in Frankrijk werden vele dezer
zoogenaamde ketters veroordeeld om de wreedste en
onregtvaardigste behandeling t.c ondergaan, en werden
zij zelfs tot den dood loc vervolgd. Dit was vooral
tegen hei einde der dertiende en het begin der vcer-
tiende eeuw lui geval. Te vergeefs stelde Bernard,
abt. van Clairvaux, zich in de bres, voor hetgeen hij
als eene klasse van welmeenendc, hoewel misleide,
scheurinakers beschouwde. Zijne vertoogen hielden
den stroom der vervolging slechts gedeeltelijk tegen.
De mcédoogenlooze vervolgers waren getroffen van
verbazing over de kalmte en onversaagdheid, waar-
-ocr page 494-
473
rVTIIOLIEKEKEHK.
andere bisschoppen der provincie, de voornaamste
werd onder zijne, gelijken. In liet vervolg van tijd
werden de kerken, die door Apostelen gesticht waren,
en waaraan zij hunne Zendbrieven gerigt hadden, in
bijzondere eer gehouden, en wanneer er twist wasten
opzigte van de leer of van gebruiken, werden deze
Apostolische kerken, zooals zij genoemd werden, in
de eerste plaats geraadpleegd. Vooral zocht men dan
zijne toevlugt tot de kerken van Rome, Antioehië,
Alexandrië, Ephesus en Corinthe.
De meerderheid, aldus aan bijzondere kerken boven
de andere toegekend, hield daarmede niet op. De
kerk van Rome, de groote hoofdstad der wereld, en
de slad waarin Petrus en Paulus den marteldood o«-
dergingen, rees natuurlijk in belangrijkheid boven de.
andere *ede> apuxloliae of kerken, die hel voorregl
geliad hadden van de tegenwoordigheid eu hel predi-
ken der Apostelen te genieten, üil de kerk van Home
waren vele kerken van hel Westen voortgesproten,
en Iremcus spreekt over deze kerk in bewoordingen,
die duidelijk aantooneu, als wij de oude Latijnsehe
vertaling van uegeschriften vau dieiioii len kerkvader
mogen gelooven, daar de oorspronkelijke (jlrieksehc
tekst ongelukkiglijk verloren geraakt is, op welk een
vroegen lijd de kerk van Rome op eene meerderheid
boven de andere keikeu aanspraak maakte, Ircnieus
eu ïertiillianus spreken over Petrus en Paulus als de
stichters dier kerk, doch geen van heiden meende, dal
de Roomschc kerk regl had op den naam van catkedra
Pt;/,-/,
stotd van Petrus, ol om heerschappij en gezag
over alle andere Apostolische kerken uit Ie oefenen.
Dit denkbeeld schijnt echter trapsgewijze ontstaan
en aangenomen te zijn, want. wij vinden, dat (\'yprianus
de Rouinsehe kerk den sloel van Petrus, tic voor-
naamste kerk waaruit priesterlijke eenheid ontstaan
is, noemt. In een veel vroegeren t jd dan in de dagen
van Cyprianus vinden wij reeds eene duidelijke nei-
ging bij de Roomschc bisschoppen, om overde kerken
gezag uit Ie oefenen. Zoo ging omstreeks 19U Victor,
bisschop van Home, zoo verre in deze rigting, dat
hij de kerken van klein-Azic in den ban deed, om een
onbelangrijk verschil over (hm lijd der viering van
liet Paasehl\'ecst. In de geschriften van Tcrtullianus
kunnen sporen van denzelfden geest gevonden worden,
diende Roomschc bisschoppen van zijn lijd aan den
dag legden, welke beslissende edicten over kerkelijke
zaken uitvaardigden, en zich zelfs als bisschoppen der
bisschoppen trachtten Ie doen beschouwen. Deze
aanmatigende en stoute eischen ontmoetten eenbe-
paalden tegenstand bij al de Oostersclic en vele Wcs-
lersche kerken. Zelfs Cyprianus, die de Roomschc
kerk als den stoel van Petrus beschouwde, streed met
de uiterste standvastigheid en geestkracht voor bet
onafhankelijke regt der bisschoppen, om de zaken der
kerken naar hunne eigene beginselen te besturen, en
hij ontkende openlijk het regt, dat door de kerk van
Home geéiscbt werd, om alle zaken van verschil in
de kerk te regelen. Omstreeks dezen tijd, het midden
\'er derde eeuw, werden twee Spaausclie bisschoppen
om zekere ernstige misdaden door eene synode afge-
zet. Zij deden een beroep op Stcphaniis, bisschop van
Rome, die. bewerende dat hij de hoogste regtsmagt
bezat, hel vonnis van hel Spaausche kerkelijke hof
vernietigde, eu Je afgezette bisschoppen in hun ambt
herstelde. Dit gal\'in Spanje onmiddellijk aanleiding
lol de kwestie, of het eene vonnis of hel andere
geëerbiedigd moest worden, en men wendde zich tot
de ( hrislclijke kerken van N\'ooi\'d-Afrika, om haar
gevoelen te hooren. Eene synode kwam dien ten
gevolge ie Cartbago bijeen, en Cyprianus werd door
deze synode afgezonden om te antwoorden, dat vol-
geus hare meening de beslissing van den Roomschen
bisschop zonder kracht was, eu dal de twee afgezette
bisschoppen volstrekt niet weder in hun ambt hersteld
mogten worden.
liet eerste kerkelijke besluit, dat ten gunste van
net aangematigde gezag der Roomsche kerk aange-
nomen werd, was dal van een gering concilie, te Öardis
in.\'H7, ten tijde van de Ariaausche i wisten, gehouden.
Onder andere dingen verklaarde dit concilie, dat „in
geval een bisschop meende, dar hem onregl aangedaan
was door het vonnis van de bisschoppeu zijner provin-
eie, hij zich tot den bisschop van Home kon wen-
den, die aan de bisschoppen in de nabuiirschap van
de provincie des verongelijkten bisschops schrijven
zoude, om de zaak weder in behandeling te nemen;
en die ook, als hel wenscliclijk scheen dat Ie doen.
eenigc presbyters van zijne eigene kerk zoude zenden,
om bij het nieuwe verhoor behulpzaam te zijn." Een
tweede slap lot de oppermagt van den bisschop van
Home was eene wet, die in \'Ui door keizer Valenti-
nianus uitgevaardigd werd, waarbij den bisschoppen
van Home de magt geschonken werd om andere bis-
schoppen te onderzoeken en te oordeelen. Tegen het
einde der vierde eeuw werd de gewoonte cenigzins
algemeen,om allekwestiënaaugaandede Apostolische
gebruiken en leerstellingen aan de beslissing der
Roomsche bisschoppen over te laten. Dit gaf hun
gelegenheid om een aantal decrelalen, zooals zij ge-
noemd werden, uil te vaardigen, die spoedig een toou
c i
-ocr page 495-
\'., i
( vniouKKK i;kik\\ k\\ 01 vegrmrene i:!;ik\\ en.
win Apostolisch gezag aannamen, en met voel eerbied
in liet Westen ontvangen werden. ..Van dezen tijd
af," zegt Gieseler, „was er geen twist in liet Oosten,
waarin niet elke partij den bisschop van Rome, en
door dezen de Westersche kerk, voor hare zaak zocht
te winnen; zij wedijverden inel elkander in vleijerij
en onderworpenheid. Op de eonciliën werden zijne
legaten altijd met de grootste onderscheiding behan-
deld, en op het concilie van Chalcedon zalen zij voor
de eerste maal voor." ITet concilie van Chalcedon,
waarvan hier gesproken wordt, kwam in 4-51 bijeen,
en tol niet weiuig verdriel van Leo den Groote, den
loennialigen bisschop van Rome, werd een canon
aangenomen, die verklaarde, dat dezelfde regfen,
eerhewijzingen en voorregten, die tot nog toe aan den
bisschop van Rome waren toegestaan, ook aan den
bisschop van Constanlinopel toegekend moesten wor-
den; hetzelfde concilie bevestigde ook den bisschop
van Constanlinopel in het geestelijk bestuur over die
provinciën, waarover bij de meerderheid had geëischt.
Van dit tijdstip af begon de strijd om de meerder-
heid tnssehen Constantinopel en Rome, de hoofdste-
den van het Oosten en het Westen. Verschillende
omstandigheden liepen echter zamen, om den invloed
en het gezag van den Hoonisehen stoel te doen toene-
men, waarvan niet de geringste was de gereedheid,
waarmede de cischen van meerderheid, door dn bis-
schoppen van Homo gedaan, door de Heidensehe
stammen, die nu hel Romeinsche rijk overstroomden,
toegestaan werden. De oude hoofdstad viel in de
handen der overweldigende barbaren, en werd dus
plotseling van hare staatkundige belangrijkheid be-
roofd, en de Roomsche bisschoppen vonden het der-
halve noodzakelijk, als zij hel gezag, dat zij verkregen
hadden, wilden handhaven, om hunne cischen met
meer stoutheid dan ooit te doen gelden. Daarom
wendden zij een Goddelijk real op de oppermagt voor,
en beweerden zij, dat zij de opvolgers inderegtclinie
van den Apostel Petrus waren, die, /ooals zij zonder
een schriftelijk of een historisch bewijs verklaarden,
da eerste bisschop van Rome was, en door Christus
tof het hoofd der Kerk op aarde was aangesteld. Zij
gevoelden, dat het des Ie noodzakelijk er was om hunne
aanspraken op kerkelijke opperheerschappij Ie doen
gelden, nu Rome zijne staatkundige, belangrijkheid
verloren had, en de stad Constantinopel, wat haren
invloed en hare waardigheid aangaat, snel lot den
hoogsten rang sloeg. Gedurende de vijfde eeuw werd
de strijd om de meerderheid tnssehen den bisschop
van Home enden patriarch van Constantinopel met
de uiterste hevigheid gevoerd, en tegen het einde dier
zelfde eeuw nam Johannes de Vaster, bisschop van
Constantinopel, den titel van algemeen bisschop aan.
Deze stoute daad van den Oosterschcn patriarch wekte
den naijver van zijn Westerschen mededinger op, en
Gregorius de Groote, die te dier tijde bisschop van
Rome was, vond, om zijn eigen gezag des te steviger
Ie vestigen, de onwaarheid uit , dal de sleutelmagt
toevertrouwd was aan den opvolger van den Apostel
Petrus, en niet aan de gezamenlijke bisschoppen,
zooals tot nog toe verondersteld was. Behalve deze
stoute poging om hoogere aanspraken te hebben dan
zijn mededinger, verklaarde Gregorius in de sterkste
bewoordingen, dat hel aannemen van den titel van
algemeen bisschop hoovaardigheid, godslastering,
antichristelijk ei> verfoeijelijk was. De vertoogen van
den Koomsehen bisschop hielpen echter niets. De
patriarch Johannes ging voort den aanstootelijken
titel te gebruiken, en na zijn dood nam zijn opvolger
(\'ynacus dcnzclfden hongdraveudcii naam aan. Maar
dezelfde titel, welks aanneming door den patriarch
van Constantinopel de verontwaardiging van Grego-
rius den Groote had opgewekt, werd op ernstig-ver-
zoek van zijn opvolger Bonifacius 111. aan dezen
verleend door keizer Phocas, ecu wreed en blocd-
dorstig tiran, die den troon van het Grieksche rijk
door den moord van zijn voorganger bestegen had.
Van daf belangrijke tijdstip, 006, afnam de bisschop
van Rome den titel van algemeen bisschop aan, en
toonde hij, dal hij do Antichrist (zie ald.) of de
mensch der zonde was, die in het Woord Gods wordt
voorspeld, en van dien tijd af maakte de Roomsche
kerk aanspraak op den naam van Catholifke of
Algemeene kerk, met uilsluiting van allen uit den
schoot iler kerk en de zaligmaking van Christus, die
weigeren hunne onderwerping aan den paus van Rome
te belijden. De naam Vatholiek is echter in gecnen
decle op de Roomsche kerk vantoepassing, daar zij in
waarheid niet kan voorgeven algemeen te zijn, aan-
gezien een grootergedeelte van de Christelijke wereld
zelve dien eisch verwerpt, waaronder niet alleen allo
Protestanten zijn begrepen, maar ook de geheele
Grieksche of Oosterscho kerk, die cenc veel grootere
aanspraak op oudheid en afkomsl in de regte linie
van de Apostolische kerk heeft, dan Rome ooit kan
doen gelden.
CATHOLiEKK RRIEVEN of Algkmkknk hrik-
vf.n, een naam aan zekere brieven van het Nieuwe
Testament gegeven. Zij zijn zeven in getal, te weten:
één van Jacobus. twee van Petrus, drie van Johannes
-ocr page 496-
CATHOLICOS — CELIBAAT.                                                          11 5
sagau eu de twee catholikin opzieners over alles, en
zorgden zij, dat de schat behoorlijk gebruikt werd
voor deu tempel, en dat de heilige dicustverrigt werd,
zooals gepast was.
CELESTIJNEN, eene Itoomschc uiouuiksorde,
ingesteld door Petrus de Meudou, ecu monnik uit de
dertiende eeuw, die in li\'.tl tot paus werd verkozen
onder den naam vau Celestinus V. Op-het tweede
algemceuc concilie van Lyou, lil\'6, werd de orde
door paus Gregorius X. bevestigd. De Cclestijuen
namen in Italië spoedig sterk iuaautal toe; door
Philippus den Schoonc werden zij ook naar Klankrijk
overgebragi. Kcnigen beweren, dat deze orde m 1 "< s
door Petrus Damien werd ingesteld, en datdekleedij
dezer monniken vau eene blaauwc kleur, de kleur des
hemels, was, waarom zij den naam van Celestijiieu
ontvingen. Er zijn negen en dertig kloosters van de/c
orde iu Italië en een eu twintig in Frankrijk. De
monniken dragen een witten lijfrok, niet een scapulier,
eene kleine en eene groote kap vau eene zwarte kleur.
CELIBAAT, de ongehuwde staat. „Verbiedende
te huwelijken\'\' wordt in de Heilige Schriften vooreen
der leekenen van deu grouten afval verklaard, door
den Apostel L\'aulus voorspeld. Met hel oog hierop is
het eeuigzius opmerkelijk, dal ^c lloomsche kerk
alleen zieh kenmerki door het beweren, dat Iu i lui
weiijk in bijzondere omstandigheden onwettig eu
zondig is. Zoo verklaard) bel concilie vau Trentc: „Al
wie beweert, dat persoucu in heilige orden ofrcgulic-
icn, die eene plegtige gelofte van kuischheid hebben
afgelegd, huwen mogen, die zij vervloekt.\'\' Hel-
zelfde concilie verklaarde ook: ,, Al wie beween, dat
de huwelijksstaat te verkiezen is boven den iiiaagdc-
lijkeu of ongehuwden staal, eu dat het niet beter eu
meer bevorderlijk voor het geluk is om in den inaag-
delijken of ongehuwden staal te blijven dan gehuwd
te zijn, die zij vervloekt." Deze poging om deu ge-
huwden slaat iu minachting ie brengen is geheel in
strijd met de uitdrukkelijke bepalingen van het woord
Gods. De instelling des huwelijks, toen de ineuscli
uog ineen staat van onschuld was, onbezoedeld door
de slechte uitwerkingen mui den val, toont aan, dal
het iu zijn oorspronkelijk karakter zonder zoude moi i
zijn. Buitendien waren de iiitstekendslc der oude
heiligen gehuwd, zooals Uenoeli, Noach, Abraham ui
Alozi^. Vulgcus de uitdrukkelijke bepaling van God
moest de hoogepriester onder de Mozaïsche wetge-
buwd zijn, zooals wij iu Lev. XXI : 12—14 lezen.
De Apostel Petrus en de Evangelist Philippus waren
beiden gehuwd, en onze \\ erlosser vereerde, toen Hij
1 uu céu vau Judas. De naam van Calholiekc uf Algc-
i meene brieveu is hun gegeven, omdat zij niet, gelijk
de andere Zendbrieven, aau bijzondere kei ken, maar
| aau Christenen in het algemeen gerigt zijn. Hei
ivoord Catholiek, werd voor deze brieven hel eerst
door £uscbius gebezigd, als eene algemceuc benaming
1 in de vierde eeuw; in een vrocgcren tijd werd echter
! de eerste brief van Johuunes door Origeues en door
Dionvsius, bisschop vau Alcxaiidrio, herhaaldelijk
een Catholieke brief genoemd.
CATHOLICOS, een naam aan de hoofden of pa-
triarehen der Ahjiekisciie kerk (zie ald.) gegeven,
vau welke er thans drie zijn, hoewel er oorspronkelijk
slechts een was, die gewoonlijk in de keizerlijke
residentie zijn verblijf hield. De hoogste dignitaris
is de catholicos vau Echmiadziu, die geheel Turko-
manie of Groot-Armenië onder zijne rcgtsmagl hei ft.
Sedert lb2S wordt liij dom- den czaar van Rusland
aangesteld, en ouder zieh heeft hij eene synode en
...                       .
■ een keizerlijk vertegenwoordiger. ()|> hem volgt de
catholicos van Sis, eene stad in Cilicië, die eene
kleine provincie in Syrië en het zuiden van Auatolië
heeft De derde catholicos, die van Aghtamar, een
eiland in het meer Van,heerscht over Kurdistan, doch
zijn gezag is eeuigzius twijfelachtig. Deze waardig-
heidsbeklceder nam in 1114 den titel vau catholicos
aan, die, hoewel gedurende, twee eeuwen niet erkend,
eindelijk toegestaan werd; tol op den huidigcu dag
wordt zijn gezag echter met gceue gunstige oogeu
aangezien. De catholicos alleen kau bisschoppen
wijden en den zegen uitspreken over de heilige olie,
die bij verschillende ceremoniën der kerk gebruikt
.                                  .           .
wordt. De Christenen vau Georgië en die van Miu-
trrelie hebbeu ook een priester aan hun hoofd, die den
! titel van catholicos draagt, doch aan den patriarch
vau Constantiuopel schatting betaalt.
CAT1IOLIK1N, twee auibtsbekleeders in den
i
. ouden Joodselien tempel, de voornaamste sehatbc-
waarders, die alleen minder gezag hadden dan de
hoogepriester en de Sagan. Maiuionides zegt van de
catholikin, dat zij voor den sagan moesten zijn, wat de
sagan was voor den hoogeprletter, plaatsvervangers eu
helpers, eu op hem volgende in rang en eer. De
pligten aangaande den tempel te vervullen, bestonden
meer bijzonder in de bediening er van en in het beheer
zijner inkomsten. Daar er nu mindere priesters wa- ,
j reu, die de dagelijkschc dienst verrigtten , en ook j
•■ schatbewaarders van lagercu rang, die de offergaven
ontvingen, en wat voor üvu algemeeuen voorraad
aaugebragt werd, zou «aren de hoogepriester, de
-ocr page 497-
CELIBAAT.
47D
\\ rij van alle straffen verklaard, omdat zij zulks dcdeu.
Als een kandidaat vóór de wijding reeds gehuwd was,
behoefde hij niet van zijne vrouw geseheiden te wor-
deu, tenzij hij eene weduwe had gehuwd, of iemand
die van haar echtgenoot gescheiden was, of eene hoer,
of eene slavin, of eene tooneelspcelster. Op het con-
cilie van Nica\'a in 325 werd eene poging gedaan,
maar zonder goed gevolg, om een besluit te doen
aannemen, dat alle geestelijken, die vóór hunne
wijding gehuwd waren, van hunne vrouwen zouden
scheiden. Het meeste, dat de voorstanders van het
celibaat van het concilie konden verkrijgen, was eene
nieuwe bekrachtiging van den vastgestelden regel,
dat niemand na de wijding mogt huwen. Uit de ge-
schriften der Nicsenische vaderen, zelfs uit die der
uitstckendste, blijkt duidelijk, dat in de vierde eeuw
de buiteusporigsle denkbeelden heerschten over de
heiligheid en de verdienste van den ongehuwden staat.
Eindelijk vaardigde Siricius, die den Roomschen stoel
van 3S5 tot 39S bezette, zijne decreten uil, waarbij
aan tic geestelijkheid het celibaat bevolen werd. Deze
decreten werden gercedelijk door verscheidene syno-
den van het ^Vestel] aangenomen en toegejuicht, doch
met de grootste standvastigheid door de synoden van
het Oosten verworpen. En eerst verscheidene eeuwen
later werd de leer van het celibaat door de groote
menigte der Fransche, Duitschc, Spaansche en En-
gelsche geestelijken aangenomen.
In .i\' Kooinsche kerk moge i derhalve de bisschop,
de priefter en de diaken niet huwen, lïoomsche schrij-
vers zijn het echter verre van eens over de kwestie,
of het celibaat eene Goddelijke of eene menschelijke
instelling is. De eene partij beschouwt het als door
God bevolen, en daarom eene zaak van geloof en
zedelijke verpligting, die noch de paus, noch de Kerk
veranderen of wijzigen kan. Van deze meening waren
Hiëronymus, Epiphanius, Siricius en Iunoccntius.
Eene andere partij houdt het celibaat der geestelijken
voor eene zaak van enkel menschelijke instelling, en
daarom niet voor een punt van geloof, maar van kerk-
tucht, dat door menschelijk gezag veranderd en zelfs
herroepen kan worden. Deze zienswijze wordt in de
lioomsche kerk vrij algemeen aangenomen. Ecne derde
partij bestaat er onder de Roomsebgezinden, die de
leer van het celibaat der geestelijken ten sterkste
afkeurt, en haar niet alleen als nutteloos, maar als
schadelijk beschouwt. De tegenstand tegen het ver-
bod om te huwen, die zich zelfs in den boezem der
Roomsche kerk geopenbaard heeft, is in elke eeuw
sterk en krachtig sreweest. Het celibaat der geeste-
nog op aarde was, een huwelijksfeest met Zijne tcgcn-
woordigheid, en verrigtte Zijn eerste wonder bij die
gelegenheid. Aiiron, de hoogepriester, was gehuwd,
Exod. VI: 23. Paulus spreekt van zijne vrijheid om te
trouwen, indien hij verkoos, 1 Cor. IX: 5. De Kerk
van Rome leert echter, dat dn geestelijken niet huwen
mogen. Terwijl liet Oude en het Nieuwe Testament
evenzeer het celibaat verwerpen, en gunstig over den
gehuwden staat spreken, is het vreemd, dat onschrift-
niatigc ideën over dit onderwerp reeds vroeg in de
Christelijke kerk begonnen te heersenen. Uit de ge-
schriften van Tertullianus vernemen wij, dal zelfs
reeds in het begin der derde eeuw het celibaat als
zeer verdienstelijk werd beschouwd, en het huwelijk
als, tot zekere grens, ecne oneer of schande voor Chris-
tenen van beiderlei geslacht. Zoo zegt deze oudste der
Latijnsche kerkvaders, als hij het tweede huwelijk
ontraadt: „Is lic\' u niet voldoende, dal gij van dien
hoogen rang van onbevlekte maagdelijkheid zijl ver-
vallen door eens f e trouwen, en zoo tot ecu tweeden
trap van eer af te dalen" Mosheiru zegt, dat het
denkbeeld reeds zeer vroeg heerschte, dal de gehuw-
den meer blootgesteld waren aan den invloed van
booze geesten dan de ongehuwden. Dit ongerijmde
denkbeeld leidde, als een natuurlek gevolg, tot het
wijd en zijd verbreiden van de ineening, dat onge
huwde mannen veel beter geschikt waren voor het
heilige dienstwerk, dan dezulken die de bevlekking
des huwelijks hadden aangegaan. Ten tijde van Cv-
prianus, bisschop van Carlhago, die in 258 den
marteldood onderging, waren vele jonge vrouwen
overgehaald om de gelofte af te leggen, dat zij steeds
in den ongehuwden staat zouden leven, en de taal,
waarin deze schrijver haar aanspreekt, toont aan, in
welke achting deze geloften gehouden werden. „Groot
is het loon," zegt, hij, „dat u wacht; de groote beloo-
ning der deugd, de groote beloouing, die aan de
kuischheid zal worden verleend. Niet alleen zullen
uw deel en erfdeel gelijk zijn aan die der andere sekse,
maar gij zult gelijk zijn aan de engelen van God."
Het eerste decreet, waarbij formeel aan de gees-
telijken verboden werd om na de wijding te huwen,
werd op een concilie, te Ancvra in Galalië in 314
gehouden, aangenomen. Dit decreet was echter nog
niet bepaald en algemeen in zijne toepassing, want
het zonderde hen uit, die ten tijde hunner wijdiug
eene duidelijke verklaring aflegden, dat het hun voor-
nemen was te huwen, daar dit in hun geval onver-
mijdelijk was. Geestelijken, die in dezen toestand
verkeerden, kregen verlof om te trouwen, en werden
-ocr page 498-
CELLIETEN —
KTENui nHNOWKTEN.                                       477
lijken, zegt Pius IL, wordt door sterke redenen ge-
schraagd, maar door nog sterken- bestreden. De
Duitsene keizer en geestelijkheid smeekten Pius IV.
om de besluiten op dil punt te herroepen. Augnstüius,
de Beijersche afgevaardigde te Trente, diende ophet
concilie een verzoekschrift in, om liet celibaat der
geestelijken op te heffen, dat, zooals liij verklaarde,
geen Goddelijk regt luid, en niet door God bevolen
was. De Fransche koning en geestelijkheid boden in
1501 den paus een dergelijk verzoekschrift aan.
Gecne leerstelling der Roomschc kerk heeft meer
algemeen misnoegen eu grooter kwaad in haren
schoot, veroorzaakt, dan de leer van het celibaat der
\' geestelijken.
CELLIETEN, ceue secte te Antwerpen inde veer-
tiende eeuw ontstaan. Hare leden werden ook Alexi-
ii\'ien
of broederen en zusters van Alexis genoemd,
omdai zij Alexis voor hun beschermheilige hadden.
De naam Cellietea was afgeleid van de cellen, waarin
zij woonden. Zij bragten hunnen lijd voornamelijk
door met het bezoeken en troosten der zieken, hel
spreken en bidden met de stervenden, en het zorgen
voor de begrafenis der dooden, inzonderheid van die,
welke aan de pest gestorven waren, eu zij volgden
hun overschot met lijkzangen naar het graf. Wegens
de langzame en plegligc wijzen, waarop zij deze lijk-
zaugen zongen, sprak het volk over hen ouder de
gemeenzame benaming van Loi.i.akden (zieald.). Zij
waren leeken, die zich aan werken van liefdadigheid
wijdden, en vulden daardoor het slecht vervulde
dienstwerk der geestelijken aan, die op dien tijd
hunne pligtcn grovelijk verwaarloosden.
CENOBIETEX of ClEXOBIETEN, een naam aan
monniken gegeven, die in vereeuigintren leefden, als
onderscheiden van kluizenaars of Anachoreten (zie |
ald.), die alleen leefden. De stichter van het f\'eno-
bietische stelsel was Pachomius, die in het begin der
\' vierde eeuw eeue vereeniging van monniken op Ta-
benna, een eiland van den Nijl in Opper-Egypte, ves-
tigde. Deze nieuwe eu vrijere wijze van het ascetische
leven werd zoo populair, dat de aanhangers van Pa-
chomius, gedurende zijn leven, 3,000 bedroegen, en
vervolgens 7,000. Zoo snel namen de Cenobieten iu
aantal toe, dat zij in de eerste helft der vijfde eeuw
niet minder dan 50,000 leden tellen. I)c geheele ver-
eeniging werd een ceenobiuni genoemd, welke naam
vervolgens op enkele kloosters werd toegepast. Pa- :
ehomius stond oorspronkelijk aan het hoofd der ge-
heeleinstelling, eu daarna werden nog zijne opvolgers,
de abten van het klooster waarin de stichting haar
oorsprong had, als de voogden van het geheele encno-
bitun beschouwd. Oe titel, dien de voogd ontving,
was abt ofabbas-generaal, of, gelijk hij in hel Griekseh
genoemd werd, Archmandriet (zie ald.). De oor-
spronkelijke iurigting van eencccnobiuiu wordt aldus
door Neauder beschreven:
„De geheele broederschap was, naar de letters van
het alphabct, in vier eu twintig klassen verdeeld, die
dienen moesten om de verschillende trappen aan te
« ijzen, waarop hare leden in geestelijke ontwikkeling
stonden. Ieder van deze klassen had haar eigen hoofd,
gelijk daaraan ook bijzondere w< rkzaaudiedeu waren
opgedragen. De laatsten bestonden iu de gewone-
bedrijven der monniken, zooals in het vlechten van
korven, waartoe zij het riet van deu Nijl gebruikten,
en hel weven van matten of dekkleeden. Te gelijk
beoefenden zij echter alle andere soorten van haud-
wi rki ii, en leiden zij zich mede op den landbouw eu
het bouwen van schepen toe, zoodat aan het einde
der vierde eeuw elk klooster zijn eigen schip bezat,
hetwelk door de monniken, die er toe behoorden, gc-
bouwd was. Toen Palladius om dezen tijd de Egyp-
tisehe kloosters bezocht, vond hij iu dat te Panapolis, !
\':. tgeeu mede tot deze monniken verecniginggcrekend
werd, eu drie honderd bewoners telde, vijftien kleêr-
inakers, zeven smeden, vier timmerlieden, twaalf
kameeldrijvers en vijftien lecrlooijcrs. Ook bad ieder
klooster zijn eigen rentmeester, die voor de ligcha-
melijke behoeften van allen zorg droeg en het afge-
maakte werk in ontvangst nam, terwijl al die afzon-
derlijke rentmeesters weder ondergeschikt waren aan
deu algemeenen rent meesier der geheele vereeniging,
die bij het hoofdklooster aangesteld was. Deze hield
bet toezigt over de ontvangsten eu uitgaven van hef
geheele ceenobiuni. Aan hem werden alle voortbreng-
seleu van deu gemeenschappelijke!! arbeid overgege-
ven, welke hij te scheep naar Alexandrie zond, om ze
daar Ie gelde te maken, en voor de opbrengst er van
den noodigen voorraad ten dienste der kloosters in te
koopen. Wat er daarna van den koopprijs overbleef,
werd verdeeld onder de armen, zieken of grijsaards
van deze volkrijke, maar behoeftige streken, of aan j
de gevangenissen gezonden. Tweemaal iu het jaar,
en wel op het Paasehfecst en in de maand Meson\',
kwamen de hoofden der afzonderlijke kloosters bijeen.
Pij de laatste zameukoinst deden allen rekenschap
van hun gehouden bestuur, en dit was mede de tijd,
waarin de verzoening van allen met God en met
elkander werd gevierd.
Wanneer iemand iu de vereeniging opgenomen
-ocr page 499-
•i?s                                                                      f\'K\\|;.\'
wenschte te worden, dun werd hem, eer hij toegelaten
werd, gevraagd, of hij zich ouk aan eeiiigc misdaad
huil schuldig gemaakt, eu uit vrees voor regterlijke
vervolging ouder de monniken ccue wijkplaats zoeht;
of hij zijn eigeu heer eu meester was, en dus vrij over
zijne levenswijze beschikken kou. eu of hij genoeg-
zame kracht iu zich gevoelde, «nu zijne bloedverwanten
vaarwel te zeggen eu van zijne bezittingen afstand Ie
doen? Vervolgens moest liij zich, alvorens aangenomen
te worden, aan een proeftijd onderwerpen eu, na hel
doorstaan van dezen, pleglig beloven, dal hij zijn leven
zon inrigteu overeenkomstig de verordeningen der
broederschap. Ook stichtte Pachomius reeds uouneu-
kloosters, die door de monnikenkloosters van hel
noodigc verzorgd werden."\'
De omstandigheden, die Pachomius op het denk-
beeld bragten om de eerste kloostcriustelling voor
vrouwen te stichten, waren deze: — Gedurende zijne
afzondering op hel eiland Tabenna werd hij door
zijne ecnige zuster bezochl, die een broeder verlangde
te zien, van vticn zij zo o laug gescheiden was geweest.
Maar de gestrenge kluizenaar weigerde, dewijl hij de
gelofte gedaan had van nooit tot eene vrouw Ie spre-
ken, niettegenstaande hare herhaalde aanzoeken, haar
een onderhoud toe te staan, liijzoiul haar echter eene
aanmaning om zijn voorbeeld te volgen, door zich
van de. wereld al\' te scheiden en eene instelling te
vormen voor leden harcr eigene sekse, gelijk aan die,
welke hij zelf gesticht had. Zij stemde hierin toe, en
onder liet oppertoezigl van Pachomius werd iu korten
tijd eene plaats van afzondering voor vrouwelijke
kluizenaars, waarover zij het bestuur had, op het
naburige eiland Tismcue gevestigd. Daar Pachomius
in 348 stierf, kan men den tijd der oprigting van dit
i eiste vrouwenklooster tusschen de jaren \'i K) en 350
stellen, liet kloosterleven schijnt echter op dezen
tijd niet zoo populair geweest 1e zijn onder de vrou-
wen als onder de mannen. In 150 bevatte het kloos-
ter van Tismene sleehls 100 bewoonsters, terwijl het
monnikenklooster van Tabenna daarentegen, zelfs
t\'jdens het leven van zijn stichter, ecnige duizenden
bewoners telde.
De tijd hier aangegeven voor de eerste stichting
van kloostcrinstcllingcn voor vrouwen, valt eenigzius
later dan die. welken de Roomscbc schrijvers opgeven.
Volgens de geleerden ouder deze betwistten twee
vrouwelijke heiligen, Syncletica en Basilissa, die
beiden ongeveer eene halve eeuw vóór de zuster van
Pachomius leefden, aan deze de eer, die wij haar
toegekend hebben. Hei blijkt echter niet uil cenig
bewijs, waartoe wij toegang gehad hebben, dat eene
dezer vrouwen, hoewel voorname kluizeuaarsters van
haar t\'jd, eene poging deden om ei ue kloostcrinstcl-
ling te stichten. (Jok is hot zeer onwaarschijnlijk, dat
hei vrouwenklooster liet mannenklooster zou zijn
voorafgegaan, daar hel eene minder populaire instel
liug dan het laatstgenoemde was. Het regt op de eer
iu kwestie moet, volgens ons gevoelen, aan de uaani-
looze zuster van den abt van Tabenna toegekend
I I
worden.
Talrijke vereenigiugeu gelijk aan die, welke Pa-
chomius gesticht had, ontstonden weldra in alle
deelcn van Egypte, en nanieu zijn regel aan, die, in
het Oosten algemeen iu eer schijnt gehouden te zijn,
totdal hij door dien van Basilius werd verdrongen.
Zelfs na dien tijd werd hij nog door ecnige klooster-
vereenigiugeu gevolgd, wanl Anselmus, bisschop van
Havelberg iu het midden der elfde eeuw, verhaalt,
dal hij in de nabijheid van Coustautiuopel i en mon-
uikenklooster van deze oude orde zag, dat eene broc-
derschap van vijf honderd monniken bevatte. Van
Egr> pi e "her het Cenobiet ische stelsel over naar Syrië,
en van daar naar Perzië, waar het onder de bckrach-
ligiugvan hel Mohamedismus nog bestaat. Vóór het
linde der vierde eeuw had het stelsel zich op groote
schaal lang--di zuidelijke kusten der Middcllaudsche
zee uitgebreid, en bloeijcnde kloosters «aren iu de
provinciën Carthago, Thagaste en Hippo, en zuidelij-
ker in de streken van Abyssiuië en Ethiopië gesticht.
Zoo had, in ecu ongelooflijk korten tijd, deze nieuwe
en zonderlinge instelling zich over het geheeletol het .
Christendom bekeerde gedeelte van Afrika gevestigd,
eu in elk gedeelte van die groote eu volkrijke streek,
die zich van den Xijl en den Euphraat tot de Zwarte
zee eu den Archipel uitstrekt.
CENRAWATH, eene secte der Basiankx (zie
ald.) in Hindostau, wier leden zoo sterk aan de ziels-
verhuizing geloovcu, dat zij het kleinste insect niet
willen dooden. Hunne Brahmanen of priesters dragen
ecu stukje linnen op den mond, opdat gceue vlieger
in moge komen. De lellen der secte drinken geen
water, zonder het eerst gekookt te hebbeu, uit vreeze
dat zij ecnige insecten mogteu inslikken. Zijgelooven
niet aan een hemel en eene hel, maar wel aau de on-
sterfelijkhcid der ziel, die, zooals zij beweren, tut het
eene ligchaam van een iricuseh of dier in ecu ander
overgaat, naar gelang van hare verdiensten. Zij ver-
branden de lijken der ouden, doch hegraven die van
kinderen ouder den leeftijd van driejaar. Hunne wc-
duwen zon niel verpligt om zich met ken te begraven, j
-ocr page 500-
CERBERUS — CEREMONIËN.
t7f>
zonder bloedvergieten geene vergeving van /ouden
is. [11 al de verschillende en belangwekkende plcg-
tigheden der Joden lagen de groote leerstellingen
van hel Christendom opgesloten, die aldus met bij-
zondere kracht op de gemoederen des volks moesten
werken. Zigtbarc symbolen of leekenen waren, ge-
durende het beslaan der Joden als een afzonderlijk
volk, liet middel van gemeenschap tusschen den hemel
en de aarde. Zelfs later dande komst onzes Heeren
vinden wij, dat dezelfde wijze van onderrigting aan-
genomen werd; en de toestand der Joden op dien tijd
maakte de aanneming er van des te geschikter. Zoo
ruw en onbeschaafd waren zij, zoodanig hadden zij
de geestelijkheid der zedelijke en liet groote doel
t\\cv cereinouiëclc wet uit het oog verloren, dal uiter-
lijke leekenen volstrekt noodzakelijk waren om gods-
dienstigc denkbeelden aan hmitic gemoederen over
te brengen. Zij, ten minste de groote menigte, ver-
trouwden op hunne offers eu uitwendige offeranden
- voor de vergiffenis van zonde, en stelden derhalve de
letter vu ir den geest, de type voordeautitj pe. In die
omstandigheden nam onze Heer Zijne toevlugt tol eenc
wijze van onderrigting, die uitnemend geschikt was
voor de behoeften: wij bedoelen het bezigen van ge-
lijkcnisscu. Gewoon, als de Joden van die dagen
waren, om te denken, dat de godsdienst slechts in
uitwendige gebruiken bestond, en druk bezig, als zij
waren, om hei tiende gedeelte van hunne munt, anijs
en komijn lei\' zijde te leggen, me! verwaarloozing \\ an
: dc gewigliger zaken der wel, was onderrigl door ge-
lijkenisscn de eenvoudigste en gemakkelijkste wijze,
; om hun gemoed van zulk eenc valschc beschouwing
der Goddelijke waarheid tot dc geestelijke opvatting
[ er van te leiden. Hunne ceremoniën waren oorsprou-
I keiijk bestemd om hunne gedachten op eenc hoogere
i en edeler wetgeving te bepalen. Toen derhalve onze
lieer op aarde verscheen, niet liet bepaalde voornemen
om eenc nieuwe wet in te voeren, was er eenc schoonc
eigenaardigheid in Zijne aanneming van een onder-
wijsslelscl, dat iets van den stoffelijken a\'ard der oude
met de geestelijkheid der nieuwe leer verbond. Onder
eenc eenvoudige en mogelijke geschiedenis, in al hare
i bijzonderheden lijn uitgewerkt, openbaarde dcGoddc-
lijke onderwijzer eene verhevene leer, of leidc Hij een
noodzakclijken pligt op; en velen, zonder twijfel, die
met belangstelling luisterden, herinnerden zich zeker
met voordeel de leer in het eene geval en de pligt in
het andere, lang nadat dc verhalen zelve vergelen
waren.
Deze verbinding van de waarheid met onze phv-
doch leggen du gelofte af van altijd in deuweduwstaal
to blijven. Vrouwen en mannen kunnen in den pries-
terstand opgenomen worden, doeli de vrouwen moe-
ten meer dan twintig jaar oud zijn, terwijl deinnnneu
<>l> negenjarigen leeftijd tot liet heilige ambt worden
toegelaten. Iedereen, die priester wordt, moet het
priesterlijk gewaad aannemen, de gelofte vankuisch-
heid afleggen, en zulk eenc gestrenge levenswijze in
acht nemen, dat hij somtijds negen dagen achtereen
niets dan water gebruikt, met een zeker bitter hout
er in geraspt. Deze secte wordt door alle andere
secten van Banianen zeer veracht.
CERBERUS, de vcelhoofdigc houd uit de oude
tabelleer, die den ingang 1 fit het schimmenrijk be-
waakte. Volgens Hesiodns had hij vijftig hoofden.
doch latere schrijvers kennen hem er slechts drie toe.
terwijl sommige dichters hem houderdhoofdig en
veelhoofdig noemen. Dit fabelachtige monster moest
de schimmen in de onderwereld toelaten, terwijl het
verhinderde, dat zij naar de woningen der levenden
wederkeerden.
CERDOXIANEX, eenc Gnostische secte uil de
tweede eeuw, welke haar naam kreeg naar Cerdo, een
leeraar van Autiochië in Syrië. Volgens Ircwcus leerde
hij te Rome, dal de God der.roden zorgvuldig onder-
scheiden moet worden van den God der Christenen.
Epiphanius zegt, dat Cerdo beweerde, dat Christus
niet geboren was, maar slechts den schijn van een
ligcliaam had, dat hij de opstanding der duoden out-
kende, en het Oude Testament verwierp. Hij schijnt
een der eersten geweest te zijn, die het ongehuwde
leven aanbevalen. Mareion, een dei- voornaamste
hoofden der Gnostieken, heeft, zooals men algemeen
gelooft, een aanzienlijk aantal der bijzondere leerst el-
lingen van zijn stelsel aan de onderligt iugen van Cerdo
ontleend. Zie Mabcionietex.
CEREMONIËN, uiterlijke handelingen bij de
godsdienstoefening, ten einde op het gemoed indruk
ie maken, en dooreen beroep op de uitwendige zinnen
belangrijke waarheden aan liet verstand en hel hart
mede te doelen. Wegens hel innige verband, dat er
tusschen de physiekc gesteldheid van den mouscli en
zijne verstandelijke en zedelijke natuur bestaat, heb-
ben de ceremoniën te allen tijde en in alle landen
een noodzakelijk gedeelte der godsdienstoefening uit-
gemaakt. Van de vroegste tijden af, toen de gelofte
van een Middelaar werd gedaan om den mensch in
de gunst en de vriendschap van God Ie herstellen,
vinden wij de ceremonie der offerande ingesteld,
waarin hel groote beginsel lag opgesloten, dat er
-ocr page 501-
cebemonïëw
4S0
sickc natuur schijnt zorgvuldig in liet oog gehouden
te zijn bij de instelling van de blijvende inzet tingen dor
kerk. Tn de sacramentale symbolen wordt aan onze
ligchamelijke zinnen eene treffende voorstelling ge-
geven van eenige der meest belangrijke en belang-
wekkende waarheden des Christendoms;eu niet alleen
zijn die waarheden betcekenisvol voorgesteld, zij zijn
ook krachtig gestempeld op de geloovige kinderen
Gods. Met andere woorden, bij de ziglbare voorstel-
ling in de plegtige inzettingen van den doop en het
avondmaal gegeven, is ruimschoots gezorgd voorde
zinnebeeldige voorstelling van de waarheden oxxhan-
delingen
van God ten opzigte van Zijn volk. Beiden
werden in de oude wetgeving onder eene gedaante
voorgesteld; alles, wai betrekking had opliet plan van
verzoening, werd op zigtbarc wijze geleerd in de zou-
ding en bemiddeling van den God-meusch, Christus
Jezus. De volkomcue ontwikkeling vaii het plan. in zijne
toepassing op individnëelc gcloovigeu , moest echter
nog bekend gemaakt worden. J)e algenieene bcginse-
len, als wij zoo mogen spreken, van het plan der zalig-
making werden ten volle in den bijbel geleerd, doch de
toepassing dezer beginselen op geloovigcu afzondcr-
lijk. kou alleen voorgesteld worden door een blijvend
cedenkteckeu. Van daar de instelling der sacramen-
tale inzet tingen, waarin, door uitwendige symbolen,
de hoofdwaarhedcu van liet evangelie werden ten toon
gespreid, zoowel wat hare afgetrokken betei !<enis als
hare betrekking op individnéelc Christenen aangaat.
Maarterwijlzekere blijvende ceremoniën indcChris-
telijkc kerk ingesteld zijn, is de vraag dikwijls gesteld,
of de Kerk geregligd is ceremoniën in te stellen, die
oorspronkelijk niet door onzen lieer en diens Aposte-
len bevolen of in acht genomen werden. Kón ding is
zeker, dat liet gedrag der .loden in dit opzigt, in de
dagen onzes lleeren, Zijne onbewimpelde en bepaalde
afkeuring ondervond. Zoo verklaart Hij duidelijk ten
opzigte van alle ceremoniën van enkel niensehelijke
vinding (Matt. XV : !»): „Doch te vergeefs eeren zij
mij, loerende lecringen, die geboden van monschen
zijn." Door het woord leeringen, doelt Jezus op zekere
ceremoniën, zoonis het Pharizeïsche wassoiieu der
handen, bekers, tafels en andere uiterlijke zinnobcel-
den waardoor men heiligheid wenschte te leeren en
aan te duiden. Alle kerkelijke ceremoniën van mensche-
lijke vinding zijn derhalve duidelijk te veroordeelon
als eene toevoeging tot het Woord Gods; zij zijn
niet minder te veroordcelen dan eene afneming er van.
In de kerk onder liet Oude Testament was eene bijna
volkomeiie eenvormigheid in de gebruiken in de dienst
van God in acht genomen. En in de oude Christelijke
kerk was er eene opmerkenswaardige eenvormigheid
in de verschillende kerken, zelfs in vele dingen, die
tot het kerkbestuur en de wijze van vereering behoor-
den, hoewel er eenige verschillen waren, zooals op het
punt van vasten, daar eenige des Zondags vastten,
andere niet, eenige het avondmaal nuchterengebruik-
ten, andere niet, en hoewel er groot verschil bestond
tusschen verschillende kerken aangaande den tijd en
de wijze der avondmaalsviering, liet gevaar, dat de
invoering van onschriftmatige en ongewettigde cere-
monicn vergezelt, is op treffende wijze in degeschie-
denis der ltoomsche kerk te zien, die vele nieuwigheden
heeft uitgedacht, niet alleen op zich zelve onverschil-
iig, maar zeer ongerijmd en nadeclig voor de gods-
dicnsl. Veel overeenkomst iser tusschen de I leidcnsche
ceremoniën en die van de Kerk van Home, die er ook
enige van het Jodendom overgenomen heeft. "Wij
wijzen slecht sop het gebruik van reuk werk en wij wat i r,
op liet plaatsen van lampen en kaarsen voor <le altaren
van heiligen, en van offergaven rondom de altaren der
overledenen, en andere ceremoniën.
liet zal misschien voor den lezer niet onbelangrijk
zijn, \'on de trapsgewijze toeneming der nieuwigheden
in de ceremoniën der Christelijke ceredieust na te gaan.
\\\\ ij vernemen van Kusebius, dat er reeds in dederdeen
vierde eeuw onderde! \'h rist enen aanmerkelijk verschil
bestond in de wijze, waarop de openbare godsdienst-
oefening gehouden werd. Er schijnt eenig verschil van
meening bestaan Ie hebben aangaande de juiste wijze,
waarop zeken- gebruiken iu de Apostolische tijden iu
acht genomen werden : want als er iu de tweede eeuw
tusschen de Ooslersehe en de. Westersche Christenen
een twist ontstond over den dag, waarop het Paascll-
fecst gevierd moest worden, dan beweerden de eerst-
genoemden, zooals Kusebius ons berigt, dat Johannes
de insteller was van hunne gewoonte, eu de laatstge-
noeinden, dal Petrus en J\'aulus de instellcrs waren
van de hunne. Later twistten de Grieksche en de La-
tijusolie kerken over hel punt, of gezuurd of ongezuurd
brood bij het avondmaal gebezigd moest worden; beide
kerken beweerden, dat hare meeningen door hot. ge-
bruik der Apostelen gewettigd waren. Wegens het
bijzonder voorkomen, dat de Christelijke kerk inbaar
oorspronkclijken staal aanbood, daar de bekeerden
deels uit ile Joden, deels uil de Heidenen waren voort-
gekomen, is het duidelijk, dat de Apostelen eenig
verschil in de uiterlijke ceremoniën toestonden, naar
mate do Joodsche of de I leidcnsche bekeerlingen in
bijzondere kerken het talrijkst waren. Verschillende
-ocr page 502-
ONIËN.                                                                     481 |
op de Apostelen. De tijd. die er tusschen Pasehen en
Pinksteren verliep, werd ook als eenigzins heilig
beschouwd. Gedurende dien tijd werd er niet gevast, | i
de gebeden werden gedaan in de staande en niet in de
knieleude bonding, en in vele kerken schijnt dagelijks
dienst gehouden te zijn, waarbij het avondmaal gevierd
werd. De dagen, waarop martelaren stierven, werden
ook reeds vroeg voor heilig gehouden. In de tweede
eeuw werden zij vooral gevierd, en door Tertnllianns
en Cyprianus worden zij dikwijls vermeld.
Tweemaal in het jaar, op Paselien en Pinksteren,
werd de doop in de oude Christelijke kerk in het
openbaar toegediend. Zij, die gedoopt werden, werden
geheel iu het water gedompeld, onder aanroeping der
Heilige Driecenlieid, nadat zij de geloofsbelijdenis
hadden opgezegd, en afstand hadden gedaan van hunne
zonden en overtredingen. De gedoopt en werden ge-
teekend met bet kruis, gezalfd, door gebed en opleg-
ging der banden aan God aanbevolen , en moesten
ten slotte ecnige melk en honig proeven. Het avond-
maal werd hoofdzakelijk op den dag des lleeren
gevierd, met brood en wijn door gebed gewijd. De
wijn werd niet water vermengd, en het brood werd
in kleine stukjes verdeeld. Gedeelten van het gewijde
brood en den wijn werden gewoonlijk naar de zieken
en afwezigen gezonden. In zeer oude tijden werd bet
avondmaal ook aan kleine kinderen toegediend. De
eerste Christenen vereenigden zich ook aan de Aba-
pf.x (zie ald.) of liefdemaaltijden.
De openbare eeredienst werd oorspronkelijk in de
kamer van een lid der kerk gehouden. Allengskens,
naar mate de omstandigheden het vereisehten, werd
de plaats in orde gebragt op eenc voor het doel pas-
seude wijze. .Men maakte een hoogen stoel voorliet
lezen van de Schriften en bet uitspreken der preek,
en plaatste eenc tafel voor de nitdceling van bet
avondmaal, welke reeds in den tijd van Tertnllianns
den naam van altaar ontving. Toen de gemeenten in
aantal eu rijkdom toenamen, werden er gebouwen,
alleen voorde dienst van God bestemd,opgerigt. Dit
was zelfs in de derde eeuw liet geval. Ten tijde van
den uitwciidigeii voorspoed der kerk. onder de rege-
ring van Diocletiaan, waren er reeds vele prachtige
kerken iu de groote steden verrezen.
De invoering van beidden was tegen den geheelen
geest van het Christendom, doch de bekeerlingen van
hel Heidendom, die aan zulke wijzen van eeredienst
gewoon waren, waren de eersten, die beelden van \\
Christus maakten, zooals, b. v., de Gnostische secte j
der Carpocratianen, die beelden van den Verlosser
schrijvers verklaren, dat in de eerste tijden van liet
Christendom de Joodsclie en de Christelijke Sabbatli
als heilig werden gebonden; en het is niet onwaar-
schijnlijk, dat dit het geval geweest is in die kerken,
die voornamelijk uit bekeerlingen van het Jodendom
i waren zaaingesteld. Bovendien werden de Dondcrda-
gen en Vrijdagen, maar voornamelijk de britsten, als
dagen van vasten en gebed beschouwd, gewijd aan de
nagedachtenis van het lijden van Christus, en van het-
geen dat lijden voorafging. Op die dagen werden er
bijeenkomsten om te bidden en te vasten, tot drie me
in den namiddag, gehouden. Deze schikkingen waren
echter voor niemand voridigtend, maar werden door
elk lid der kerk . naar gelang van zijne bijzondere
behoeften en neigingen in acht genomen. In de Oos-
tersehe kerk waren de Joodsclie en de Christelijke
Sabbath van de Statie-dagen, zooals Donderdag en
\\ rijdag genoemd werden, onderscheiden . doordien
men niet vastte en de staande houding bij bet gebed
aannam. Maar in de Westenene kerk, vooral te llonie,
werd de Joodsclie Sabbat h ais een vastendag gebonden.
De strijd, die zich vroeg tusschen de vereenigingen,
welke uit Joodsclie, en die, welke uit Heidcnsehe
bekeerlingen zaaingesteld waren, openbaarde, had een
belangrijken invloed op de ceremoniën der godsver-
eering. De kerken, waarin Joodsclie bekeerlingen hel
talrijkst waren, behielden met de gcheele Joodsclie
ccremoniëele wet al de Joodsclie feesten, hoewel zij er
trapsgewijze eenc Christelijke beteekenis aan toeken-
den. Daarentegen waren er onder de kerken van rlei-
densehe Christenen, waarschijnlijk van den beginne
af, volstrekt gecne jaarlijksche feesten. Tusschen
de Kerk van Klein-Azië en die van Rome ontstonden
zeer vroeg geschillen over den tijd der viering van
het Paaschfeest, daar de eerste beweerde, dat de
veertiende dag der maand Nisan als de dag van het
lijden van Christus moest worden beschouwd, op
welken dag der week hij ook vallen mogt; de laatste
beweerde daarentegen, dat een Vrijdag altijd aan de
nagedachtenis van het lijden van Christus moest wor-
den gewijd, en ecu Zondag aan de nagedachtenis van
Zijne opstanding. Van beide zijden werd de strijd
gedurende langen tijd met veel bitterheid gevoerd.
Op het einde der derde eeuw werd de twist zoo
hevig, dat Viclor, bisschop van Rome, om dit geringe
twistpunt een vonnis van excommunicatie over de
kerken van Klein-Azië uitsprak. Ken ander jaar-
lijksch leest, dat vroeg in de Christelijke kerk in-
gevoerd werd, was liet Pinksterfeest, gevierd tot
gedachtenis van de nederdaling des Heiligen Geesten
fit
-ocr page 503-
CEREMONIËN.
48-2
naast de busten van Plato en Aristoteles plaatste.
Niet in de kerken, maar in liet huisgezin, kwamen
de beelden voor het eerst onder de Christenen in
gebruik. Gewoon om de voorwerpen der Heidensche
mythologie overal rondom zich te zien, waren zij
natuurlijk verlangend om andere zinnebeelden, meer
overeenkomende met hunne godsdienst en zedelijk
gevoel, daarvoor in de plaats te stellen, zooals b. v.
een herder, die een lam op zijne schouders draagt, om
onzen Verlosser voorte stellen, die den bcrouwhebbcn-
den zondaar verlost, of eene duif, het symbool vanden
Heiligen Geest, of een anker, het tecken van de hoop
eens Cluistens. Godsdienstige zinnebeelden gingen,
waarschijnlijk reeds in de derde eeuw, van het huis
in de kerk over, want het concilie van Elvira verbood
in 303,dat de voorwerpen van vereeringen aanbidding
op de muren geschilderd zonden worden. De zigtbare
voorstelling van het kruis moet reeds vroeg onder de
Christenen, in hun huiselijk en in hun kerkelijk leven,
haar weg gevonden hebben. Dit teeken werd door
hen bij bijna elke gelegenheid gebezigd. Het was het
teeken der zegening, als zij des morgens opstonden,
en wanneer zij zich des avonds te ruste legden, als zij
uitgingen, en als zij terugkeerden. Zoodanig is de
neiging onzer gevallene natuur, om het zinnebeeld
met de werkelijkheid te verwanen, dat het ons niet
verwonderen kan, dat zelfs reeds in de derde eeuw
het teeken des kruises voor bijgcloovigc doeleinden
misbruikt werd. Het gebruik van reukwerk werdom-
streeks denzelfden tijd in vele Christen-kerken inge-
voerd, waarschijnlijk in navolging van de heerschende
gewoonte der Heidenen hij hunne eeredienst. Uit
dezelfde bron schijnen duivelbezweringen, het vermc-
nigvuldigeu der vasten en de afkeer van het huwelijk
te zijn voortgesproten. In navolging der Heidensche
mysteriën werd het avondmaal in zoo verre in het
geheim gevierd, dat noch boetelingen, noch catcehu-
mrnen hij de uitdeeling er van tegenwoordig mogteu
zijn. Het werd gewoonlijk eiken Zondag en op de
feestdagen gevierd; in tijden van vervolging dagelijks.
In den loop der derde eeuw werden eenige nicu-
wigheden ingevoerd in de ceremoniën, die het sacra-
ment des doops vergezelden. De duivelbezwering
werd als een noodzakelijk gedeelte er van beschouwd,
opdat de ziel van den doopcling van de slavernij des
Satans zou worden verlost, en in de dienst van God
mogt worden geleid. Nog cencceremonie, tot biertoe
in de kerk onbekend, werd bij den doop gevoegd. De
gedoopten keerden naar huis terug, versierd metecne
kroon en een wit gewaad. Nu werd er veel belang
gehecht aan het vasten, üc Latijnen hielden om de
zeven dagen ecu vastendag, doch de Grieksche en
Oostersche kerken weigerden om hen op dit punt na
te volgen.
Naauwelijks had Constantijn de Groote van het
Heidendom afstand gedaan, en het Christendom als
de godsdienst van het Romeiusche rijk erkend, of hij
haastte zich om prachtige kerken op te rigten, die hij
met schilderijen en beelden opsierde. Deze gebouwen
voor de Christelijke eeredienst werden niet groote
pracht en indrukmakende plcgtigheden gewijd, die
in groote mate aan de oude Romeinen ontleend waren.
De ceremoniën, die op dezen tijd in de gewone dienst
der kerk ingevoerd werden, en die strekten om haar
aan de Heidensche eeredienst nabij te brengen, wor-
den aldus doorMosheim beschreven: — „Degebeden
hadden veel van hunne oorspronkelijke eenvoudig-
heid en plcgtighcid verloren, en werden gezwollen en
bombastisch. De Psalmen van David werden nu onder
de openbare lofzangen opgenomen. De openbare re-
devoeringen waren voornamelijk onder de Grieken
gemaakt volgens de regels der burgerlijke welspre-
kendheid, en waren beter geschikt om de bewondering
der ruwe menigte op te wekken, die van praalvertoo-
ning houdt, dan om het hart te verbeteren. En opdat
gecne dwaze en onverstandige gewoonte in hunne
openbare vergaderingen nagelaten zou worden, mogt
het volk zijne redenaars toejuichen, zooals op het
forum en in de schouwburgen gebruikelijk was; bet
werd zelfs geleerd om de predikers toe te juichen,
en door handengeklap zijne goedkeuring te kennen
te geven. Wie zou kunnen veronderstellen, dat men-
schen, die voorwendden adel en roem te verachten,
en die aangesteld waren om aan anderen de nietigheid
aller aardschc dingen aan te tooueu, zoo onverstandig
konden worden.
„Constautijn eischte bij eene afzonderlijke wet, dat
de eerste dag der week, waarop Christenen gewoon
waren om voor de eeredienst bijeen te komen, stiptcr
dan te voren in acht genomen zou worden. Ju de
meeste vereenigingen van Christenen werden vijf
jaarlijkscbe feesten gevierd, te weten: ter herinnering
van de geboorte des Zaligmakers, van Zijn lijden en
dood voor de zonden van meusehen, van Zijne opstau-
ding, van Zijne hemelvaart, en van de nederdaling
des Heiligen Geestes op-Zijne dienaren. Van deze
teesten werd dat van de veertien dagen, gewijd aan de
nagedachtenis van den terugkeer van Christus in het le-
ven, met veel meer plcgtighcid dan de overige gevierd.
De Oostersche Christenen hielden de nagedachtenis
-ocr page 504-
CEREMONIËN.
183
van ile geboorte des Zaligmakers cu vau Zijn doop
op een eu deuzelfdcn dag, namelijk op den zesden
Januarij, en dezen dag noemden zij Epiphauia; de
VVestersche Christenen schijnen echter altijd den vijl\'
en twintigsten December aan de nagedachtenis van
de geboorte des Heercu gewijd te hebben, want wat
van den Itoomschen bisschop Julianus I. verhaald
wordt, dat hij de nagedachtenis van de geboorte van
Christus vau den zesden Januarij tot den vijf eu
twintigsten December overbragt, schijnt mij zeer
aan twijfel onderhevig toe. Het rampspoedige geluk
der eeuw in het vinden der lijken van zekere heilige
mannen, vermeerderde de gedachtenisvieringen der
martelaren op geweldige wijze. Vrome mannen zou-
den gereedelijk toegestemd hebben in de vermenig-
vuldiging van feesten, indien de tijd, dien Christenen
daarin doorbragten, gebruikt ware geworden om
ware heiligheid bij hen aan te kweeken; doch de
meerderheid bragt den tijd liever in luiheiden ver-
kwisting en andere ondeugden door, dan in de dienst
van God. Het is onder andereu wel bekend, welke
gelegenheden tot zondigen den losbandigeu werden
aangeboden door de vigiliën, zooals zij genoemd wer-
deu, van Paschen en Pinksteren.
„Men geloofde, dat niets krachtiger was om de
aanvallen van booze geesten af te weren cu zich de
Godheid genegen te maken, dan vasten. Daarom is
het gemakkelijk te ontdekken, waarom de bestuurders
der kerk door bijzondere wetten vasten instelden, en
als een noodzakelijken pligt bevalen, wat te voren
aan het welgevallen was overgelaten. L)e Quadra-
gesimale of de vasten vóór Paschen werd voor heiliger
dan al de andere gehouden, hoewel zij tot nog toe
niet een bepaald aantal dagen bedroeg. Maar men
moet bedenken, dat de vasten dezer eeuw veel vcr-
schildeu vau die, door Christenen in vroegere eeuwen
in acht genomen. In oude tijden onthielden zich
diegenen, die op zich namcu te vasten, geheel en al
van voedsel eu drank; in deze eeuw oordeelden velen
het voldoende, om zich alleen van het gebruik van
vlcesch en wijn te onthouden, en dit gevoelen werd
later onder de Latijnen algemeen.
„Tot meer gemakkelijke toediening van den doop
werden gewijde doopvonten of baptistcria in de voor-
portalen der tempels opgerigt. Dit sacrament werd
altijd toegediend, behalve in gevallen van nood, in de
vigiliën van Pasehen en Pinksteren, met brandende
waskaarsen, en door den bisschop of door de presby-
ters, die hij te dien einde afvaardigde. Op eenige
plaatsen werd er zout, een symbool van zuiverheid en
wijsheid, in den mond der gedoopteu gestoken, en
overal had eene dubbele zalving plaats, de eerste vóór,
en de andere na den doop. Nadat de doopelingen
gedoopt waren, verschenen zij gedurende zeven dagen
in witte klcederen."
Sedert de dagen van Constanlijn zag meu eene
groote verandering in het geheele voorkomen der
Christelijke eeredienst. Ecu tal van ceremoniën nam
de plaats der oude eenvoudigheid in. Verschillende
sieraden werdeu aan de priesterkleederen toegevoegd,
ten einde de vereering, waarin de geestelijkheid ge-
houden werd, te verhoogeu. De tempelen werden
met onbegrensde pracht opgetooid, met beelden vau
de Apostelen en heiligen versierd, maar meer in het
bijzonder met een beeld vau de Maagd Maria, die het
kind Jezus in hare armen houdt. Altaren en reliquien-
kasseu vau massief zilver werden op verschillende
plaatsen nedergezet, eu gecne kosten werden er ge-
spaard, om de kerken te voorzien van heilige gereed-
schappen van den kostbaarsten aard.
Dit blijkbare afwijken vau de eerste eenvoudigheid
bepaalde zich echter niet tot de uitwendige cercnio-
niën der kerk, maar strekte zich ook lot hare eere-
dieust en tucht uit. De agapen, die iu de eerste tijden
eene van de treffendste bewijzen der eensgezindheid
eu wederzijdsche vriendelijkheid geweest waren, wa-
ren in de vierde eeuw zoozeer ontaard, dat het uood-
zakelijk was te verbieden ze in de kerken te houden.
De gestrengheid der oude tucht jegens kerkelijke
misdadigers was nu grootelij ks verslapt. Wel is waar,
waren de groote misdadigers nog aau openbare straften
onderworpen, doch het gebruik van vrijwillige belij-
denis voor de kerk van afzonderlijke misdaden en
geheime zonden, was gedurende cenigeu tijd in on-
bruik gevallen, en op de meeste plaatsen, in het Oosten
zoowel als iu het Westen, waren afzonderlijke belij-
deuissen voor een priester in de plaats gesteld van
openbare belijdenissen voor de kerk.
In de zesde eeuw ontstonden hoofdzakelijk de ge-
schillen over de gebruiken eu ceremoniën tusschen
de Griekschc en de Latijuschc kerk. Voornamelijk
gaven de Nestoriaausche en de Eutychiaansche ket-
tcrij oorsprong aan verschillende vormen, die de
strijdende secten moesten kenmerken. In de Wester-
sche kerk kentcekende Gregorius de Groote zijn paus-
schap door de invoering van een aantal ceremoniën,
die geheel en al nieuw warcii. Algemeen neemt men
aan, dat de uitvinding van den canon der mis aan hem
moet worden toegeschreven, ten minste komt hem de
eer toe van den oudeu canon geheel hervormd te
-ocr page 505-
i
CEREMONIËN.
484
hebbeu. Hij bepaalde ook de verschillende tijden,
gelegenheden en plaatsen van eeredienst, en stelde
cene dienst daarvoor /amen. Vandaar de groote toe-
| I
          ,             .....
neming der liturgische formulieren in de Roomsche
kerk. Uok leu tijde van Gregorius werden er in het
Oosten en het Westen kerken in groot aantal opge-
rigt, ter nagedachtenis en ter eere der heiligen. Het
aautal feest- en heiligendagen werd bijna even groot
als dat der kerken. Op den tijd, waaraan wij nu ge-
komen zijn, begon men het feest der Maria-reiniging
te vieren.
...
De ceremoniën der Griekschc kerk werden niet
weinig vermeerderd door de besluiten van het Trul-
laausche concilie, dat in (31)2 te Constantinopel ge-
houden werd, en dewijl het eenc aanvulling van het
vijfde en het zesde algemeeue concilie is, gemeenlijk
Coiiciliutn Quinisextum genoemd wordt. (Jok bleven
de pausen van de zevende eeuw niet achterlijk in het
veriiuerdereu van de ceremoniën der kerk. Paus
Honorius stelde ecu feest in ter eere van het hout
! des kruises, waaraan onze Heer gekruisigd werd,
en paus Bonifacius wijdde ook het Allerheiligenl\'eest.
De kerken werden nu op cene meer weelderige en
prachtige wijze opgesierd, dan zelfs in den tijd van
Constauliju. Oe biechtstoel van de St. Pieterskerk
te Rome werd met zuiver zilver belegd, en de groote
deuren aan den ingang der kerk werden met hetzelfde
il kostbare metaal overtrokken.
Het Christendom verloor alzoo trapsgewijze de
eenvoudigheid, die het in de Apostolische tijden ge-
kenmerkt had, en ging over in een stelsel vauuitwen-
digc ceremoniën. De vermenigvuldiging en regeling
I van deze werden het voornaamste voorwerp derzorgen,
en de leer en pligten der godsdienst werden bijna
geheel verwaarloosd. De mis werd nu als het voor-
j naamste gedeelte der godsdienstoefening beschouwd.
De cene toevoeging bij de andere werd nu aan haar
reeds overdadig ceremonieel gemaakt, en paus Grc-
gorius III. schijnt het geheel iu cene reeks vanbijge-
loovigc gebruiken veranderd te hebbeu. Karel de
Groote deed zijn best om verscheidene bijgeloovige
kerkgebruiken te doen ophouden; hij schafte de beel-
i dendienst af, beperkte het aantal heilige dagen,
verwierp het wijden der schellen met wijwater, en
voerde verscheidene andere nuttige en belangrijke
regelingen in. Maar terwijl deze keizer aldus ceuigc
verbeteringen iu de gebruiken der kerk trachtte daar
te stellen, bleef hij sterk aan de pausen van Rome
j gehecht, en oefende hij zijn invloed uit om al de
1 kerken der Latijuschc Christenen te nopen, om het
geheele rituaal der Roomsche eeredienst aan te
uemeu.
Zoo zaamgestcld werden eindelijk de openbare
I ceremoniën der godsdienst, dat men in de negende
! eeuw werken vervaardigde, wier eeuig doel was de
: verklaring van goddelijke officiën, zooals godsdien-
stige ceremoniën in die eeuw genoemd werden. De
uitvoerigheid, waarmede deze verhandelingen de ver-
schillende bijzonderheden van het overdadige rituaal
omschrijven, toont het overdreven belang aan, dat aan
het enkel uitwendige der godsdienst gehecht werd.
De kerkdienaren hielden zich hoofdzakelijk bezig
met liet regelen der vormen van eeredienst. Van daar
het prachtige gereedschap der tempels, de talrijke
waskaarsen, die op den middag brandden, de menigte
schilderijen en standbeelden, de versierselen der al-
tarcu, de menigvuldige processiën, de prachtige klce-
dercn der priesters en de missen ter eere der heiligen.
Elke nieuwe heilige, die aan den kalender werd toe-
gevoegd, eischtc niet allecu de instelling van een
nieuwen feestdag, maar ook van nieuwe vormen van
eeredienst en nieuwe godsdienstige plegtighcden.
Maar terwijl de vereering der heiligen aldus iu belang-
rijkheid steeg, nam die van de Maagd Maria dagelijks
cene meer uitstekende plaats iu het rituaal der
Roomsche kerk in. Ter eere van Maria werden er
j missen gevierd, en onthield men zicb des Za-
turdags van vleesch; de dagelijksclic Maria-dienst
werd ingevoerd, die vervolgens door Urbanus II.
bevestigd werd; de rozekrans kwam uu in gebruik,
bestaande uit vijftig herhalingen van het Gebed des
Hecrcn en honderd vijftig Ave Maria\'s; de kroon van
St. Maria werd ook uitgevonden, die uit zes of zeven
herhalingen van het Gebed des Heereu en zestig of
zeventig Ave Maria\'s bestond, naar den ouderdom
door verschillende schrijvers aan de Heilige Maagd
toegekend.
Hoewel Rome aldus gedurende eeuwen het aantal
ceremoniën der Christelijke eeredienst vermeerderd
had, werden toch de nieuwigheden iu vele dcelcn der
Latijuschc wereld zeer langzaam aangenomen. Spanje
iu het bijzonder toonde zich gedurende langen tijd zeer
ongezind om afstand te docuvau zijneoudeliturgie.de
Mozarabische of Gothisehe geheet en, en die van Rome
aan te nemen. Gregorius Vil. slaagde er echter in de
elfde eeuw in, om de Spanjaarden over te halen hunne
i geliefkoosde vooroordeelen ter zijde te leggen cu zich
naar het Roomsche rituaal te schikken. De Grieksehe
kerk was op dit tijdstip even vol bijgeloof als de Latiju-
sche, en dien ten gevolge werden bij de openbare en de
-ocr page 506-
CEREMONIËN.
Lbó
bijzondere eeredieus( de uiterlijke gebruiken eu <e-
reniouiën sterk vermeerderd, niet alleen door decreten
van conciliën, maar ook door de persoonlijke aanbe-
veliugeu van afzonderlijke patriarcheu. Onder de
Latijnen werd in LI38 een nieuw fee»! ingesteld, ter
ecre van de onbevlekte ontvangenis der Maagd, eene
leer die, hoewel bestreden door Bernard en andereu,
uu algemeen in de Koomscbe kerk aangenomen werd.
Schilderijen en sieraden van verschillenden aard wei-
den in bijna alle kerken gevonden. Zelfs de vloeren
werden met afbeeldingen van heiligen eu engelen be-
dekt. Nieuwe kerken werden gewijd door het sprengen
van wijwater en andere bijgeloovigeceremoniën. Meer
dan één altaar vond men uu in dezelfde kerk, want
in de twaalfde eeuw vinden wij melding gemaakt van
bet hoogaltaar. In vele kerken werden de altaren op-
gesierd niet goud, zilver, edelsteeneu en kostbare
schilderijen. Kostbare lampen en kaarsen brandden
voor de beelden van heiligen, die alleeu gedurende
de drie dagen vóór Paschen uitgebluseht werden.
Het avondmaal werd nog onder beiderlei gedaante
toegediend, doch Clenieus 111. bepaalde, dat slechts
ongezuurd brood gebruikt, eu dat de wijn niet water
vermengd moest worden. Daar de leer der transsub-
stantiatie nu een aangenomen dogma der Latijusche
kerk geworden was, volgde de aanbidding der hostie
als een natuurlijk gevolg. Dit gebruik schijnt het
eerst ingevoerd te zijn door Guido, een Cisterciënzer
monnik, dien de paus tot kardinaal had benoemd, en
als zijn legaat naar Keulen had afgevaardigd. Natuur-
lijk volgden hierop andere plegtigbedeu, die bestemd
waren om eer te bewijzen aan het gewijde brood.
Prachtige kistjes werden er gemaakt, waarin God, in
de gedaante van brood, kon wonen, en van plaats tot
plaats kon worden gebragt. Proeessiën werden ergc-
vormd, om de hostie naar de huizen der zieken over te
brengen. Boven deze talrijke plegtigbedeu ten opzigte
van het van substantie veranderde brood, werd er een
nieuw feest ingesteld, ter eerc van het ligehaain van
Christus als tegenwoordig in het heilig avondmaal.
Dit feest werd door Urbanus IV. in 1201 aan de ge-
heele kerk opgelegd, doch ten gevolge van den dood
diens pausen, kort nadat hij het decreet teekcude,
werd het niet algemeen door de Latijusche kerken in
acht genomen, totdat Clemens V. in 1:511 liet edict
van Urbanus bevestigde.
Tegen het einde der dertiende eeuw werden de
openbare ceremoniën der kerk aanmerkelijk vermeer-
derd,doordien Bonifacius VUL het jubeljaar instelde.
Deze paus bepaalde, dal om de honderd jaar aan allen,
die hunne zonden beleden en betreurden, en de kerk
van St. Petrus en St. Paulus met een vroom hart
bezochten, volledige vergiffenis van /.ouden geschon-
ken zoude worden. Bevindende, dat dit nieuwe feesl
eer eu winst aan de kerk van Rome bragt, beperkten
eenige volgende pausen het tot kortere tijdperken dan
eene eeuw. Zoo herhaalde Clenieus VI. het jubeljaar
in 1H50, eu Gregorius XI. eu Urbanus VI. wenschteu
den lusseheutijd tot drie en dertig jaar, den veron-
derstelden leeftijd onzes Heercn bij Zijne kruisiging,
te verminderen; zij werden echter door den dood
verhinderd hun plan ten uitvoer te brengen. Bonifa-
cius IX. bereikte eerst het doel. Paulus II. bepaalde,
dat het feest om de vijf en twintig jaar zou gevierd
worden, doeh de dood dwong hem, om het voordeel
der verandering aan zijn opvolger Sixtus IV. over te
laten. De eene paus na den anderen schijnt, naar mate
de duisternis de kerk trapsgewijze bedekte, verlan-
gend te zijn geweest, om zijne regering door eene
vermeerdering der godsdienstige eeremouiën te keu-
merken. Innocentius V. stelde feestdagen in ter na-
gedachtenis van de speer, waarmede de zijde onzes
Zaligmakers doorstoken werd, van de nagels, waar-
mede llij aan hel kruis werd vastgemaakt, en van de
doornen kroon, die Hij iu de gehoorzaal droeg. Onder
vele andere \'uijgeloovighcdeu voegde Johannes XXII.
de cngeleugroet aan Maria bij de gebeden, die in
algemeen gebruik waren.
Ware geestelijke godsdienst was uu bijna geheel
verdwenen, en bad plaats gemaakt voor een stelsel
van uiterlijke eeredienst, dat alleen door praalvertoon
en gegliuster berekend was om op de zinnen eener on-
kundige menigte te werken. De vereering der Maagd
werd gesteld in de plaats van die van Jezus, en legen-
den werden er uitgedacht om de achting, waarin zij
stond, te verhoogen. Allaten werden er openlijk ver-
kocht, om de koffers van een gierig pricsterheir te
vullen. Mimische vertooningen werden er gehouden,
nietsbeduideude eeremouiën werden er verzonnen,
wierook en wijwater werden iu overvloed gebruikt, eu
de eeredienst der Christelijke kerk was niets meer dan
ecue vertooniug iu eeue rarekiek. De precken van de
weinige priesters, die in staat waren er uit te spreken,
bestonden uit eeu verhaal van voorgewende wonde-
ren, belagchelijke fabelen en dwaze legenden, zonder
methode aan elkander verbonden. Luide werd het
gezag der heilige moederkerk verkondigd; de invloed
der heiligen bij God, de waardigheid, glorie eu alles
uitwerkende kracht van de gebeden der Maagd Maria,
de overgroote waarde van reliquiëu, bet onbeschrijfe-
-ocr page 507-
CEREMONIEMEESTERS — OERINTHIËRS
■ISri
lijkr nut v.111 aflaten, de verschrikkelijke kwellingen
van het vagevuur, dat waren de voornaamste onder-
werpen, waarover de geestelijken in hunne aanspra-
ken tot liet volk uitweidden. Geen wonder, dat er in
die omstandigheden overal eene betreurenswaardige
onkunde aangaande Goddelijke zaken heerschte, en
dat bijgeloof, met grof zedenbederf vereenigd, de
groote menigte van het zoogenaamde Christendom
kenmerkte.
Toen de zaken dezen crisis bereikt hadden, had de
nooit volprezen Hervorming der zestiende eeuw in
Duitschlaiid plaats, die zich spoedig over de andere
landen van Europa uitbreidde, eu tot eeiie vcrandc-
ring leidde in de gebruiken en ceremoniën der kerk,
zoowel als in vele punten der leer. De Protestantsche
partij meende, dat al de nieuwigheden, die de
Roomschgezinden in den loop des tijds in de kerk
hadden ingevoerd, als van enkel menschelijke vinding,
verworpen moesten worden. Ecnige dezer gebruiken
werden echter in sommige Hervormde kerken behou-
dcn. voornamelijk op grond, dat zij betrekkelijk on-
vcrschillige zaken waren, die aan het karakter dei-
Kerk als een Christelijk ligchaam niets afdeden.
CEREMONIEMEESTERS, dienaren van den
paus, gewoonlijk zes in getal, van welke er twee as-
sistenten, eu vier supernumerairs heeten. Huu pligt
i« allo priesterlijke functiën te regelen, de kardinalen
niet hunne pligten bekend te maken, en bevelen aan
alle personen, die tot het hof behooren, uit te vaardi-
gen. Zij hebben toegang tot het conclave en lot de
congregatie voor de plegtigheden, maar slechts één
gaat naar de ceremoniëele congregatie1. Als de. paus
een kardinaal a luiere uit Rome zendt, vaardigt hij een
der supernumeraire ceremoniemeesters af om hem te
dienen. Deze ambtsbekleeders dragen gewoonlijk een
purperen lijfrok, met zwarte knoopen en opslagen op
de borst, eu mouwen die over den grond slepen, doch
in de pauselijke kapel dragen zij een rooden lijfrok,
gelijk de kardinalen, en korte koorhenideu, gelijk de
bisschoppen. Als zij in dit gewaad verschijnen, geven
zij aan geen derpauselijkeambtsbekleeders of dienaren
den voorrang, met uitzondering van den major-domo,
den-eersten kamerdienaar en den opperschenker.
CERES, eene van de voornaamste godinnen dei-
oude Romeinen, die zij van de Grieken overnamen,
door welke zij Demeter (zie ald.) genoemd werd. Zij
was de dochter van Saturnus en Vcsta, en de moeder
vau Proserpina. Ceres was de godin der vruchten,
die liet eerst aan do nicnschen de kunst van den ak-
kerbouw leerde, en wordt gewoonlijk voorgesteld als
eene groote, majestucuse vrouw met geel haar, gc-
kroond met korenaren, met slaapbollen en tarwe in
hare regter-, en eene brandende toorts in harelinker-
hand. De reden van dit laatste zinnebeeld is te vinden
in de legeude, dat toen hare dochter Proserpina door
Pluto werd weggevoerd, zij haar met brandende toort-
sen over de geheele wereld zocht, totdat zij van Arethusa
vernam, dat zij door Pluto naar de hel was weggevoerd.
De bedroefde moeder beklaagde zich bij Jupiter, die,
door medelijden bewogen, Proserpina toestond om de
eene helft vau het jaar met hare moeder in den hemel
te wonen, eu de andere helft bij haar echtgenoot inde
hel. De vereering van Ceres schijnt door Sicilië tot
de Romeinen gekomen te zijn. De eerste tempel werd
aan deze godin te Rome in het jaar -1\'Jü v. C. gewijd,
en een feest (zie het volgende art.) werd te harer ecre
ingesteld, dat door eene Griekschc priesteres bestuurd
werd, om aan te toonen, dat de eeredienst van Ceres
vau de Grieken was overgenomen. Ceres rees spoedig,
hoewel zij eene buitenlandschegodheid was, tot groote
belangrijkheid onder de Romeinen; de decreten van
den senaat werden in haren tempel nedergelegd, die
aan de bijzondere zorg van de sediles was toevertrouwd.
Cicero zegt in zijn werk over de natuur der goden,
dat de naam Ceres haar gegeven werd om hare niagt
om vruchten voort te brengen, hetgeen aantoont,
lat door deze- godin de aarde voorgesteld werd. De
ijroote Eleusinische mysteriën (zie ald.), die in den
herfst gehouden werden, waren aan Ceres gewijd, en
de kleine aan hare dochter Proserpina. Stieren wer-
uen bij die feestelijke gelegenheden geofferd; pleng-
offers werden haar van huu bloed gebragt, dat zij op
de aarde, den vruchtbaren schoot van de bescherm
godin, uitgoten, en hun vleesch werd op hare talrijke
altaren verbrand. In de Ambarvaliën (zie ald.) wer-
den eene koe, een schaap en een stier aan Ceres
geofferd, en lofzangen te harer ccre gezongen. Ceres
werd te Catania op Sicilië eveu als te Rome vereerd.
<\' E REALIËN, een feest gewoonlijk van dcii!)—18
April te Rome, ter eere van Ceres, gevierd. Om Ceres
voor te stellen, zwervende om Proserpina op te zoeken,
liepen in hei wit geklecdc vrouwen niet brandende
toortsen in de hand op eu neder. Gedurende het feest
werden er in het Circus Maximus spelen gevierd, tot
welke niemand werd toegelaten, die niet in het wit
gekleed was.
CERJNT1I1ERS, eene der eerste Gnostische sec-
ten, die haren naam ontleende aan Ceriuthus, naar
men zegt een tijdgenoot van den Apostel Johainics.
Hij was de eerste, die dat judaïserende Christendom
-ocr page 508-
\\\'( 11                                                                    487
wonderen te verrigten. De mensch Jezus was het
orgaan, waardoor de hcmelsche Christus zich aan de
mensehen openbaarde, maar daar deze boven alle lij-
den verheven was, verliet Hij Hem, en keerde II ij naar
den Vader terug, zoodra de mensch Jezus in de handen
j der menschen werd overgeleverd om gekruisigd Ie
worden. Epiphanius beweert, dat Ceriuthus de op-
standing van Jezus ontkende, doch dit beweren wordt
I door geen ander schrijver gestaafd. Ceriuthus ge-
| loofde, dat de Joodsche wel in zekeren zin bindend
was voor de Christenen. Hij leerde ook, dat er eene
opstanding van hel ligchaani zou zijn, en dat de regt-
vaardigen duizend jaren van geluk in Palestina zouden
genieten, waar de mensch Jezus, na al Zijne vijanden
door de magt van den hemelsehen Christus, met Hem
vercenigd, overwonnen te hebben, in het verheerlijkte
Jeruzalem over al Zijne heiligen regeren zou. Caius
eu Dionvsius schrijven grof zinnelijke denkbeelden
op dit punt aan Ceriuthus toe, doch het is zeer on-
waarschijnlijk, dat Hij die ooit. gekoesterd heeft.
Epiphanius legt hem te laste, dat hij Paulus verwierp,
omdat die Apostel van de besnijdenis afstand deed,
doch het is verre vau waarschijnlijk, dat hij al de
\', Brieven van Paulus verwierp. Het is eene oude
mêening, dat de Apostel Johaunes ziju Evangelie
hoofdzakelijk met het doel schreef om Cerinthns te
\' weerleggen, doch vele theologische critici bestrijden
dit gevoelen. Epiphanius zegt, dat Ceriuthus het
; hoofd was vau de partij, die te Jeruzalem tegen den
Apostel Petrus ontstond, omdat deze gegeten had met
cenigc onbesnedene personen, eu dat hij een vau de
hoofden was in den twist, die te Autiochië, in Syrië,
over de noodzakelijkheid der besnijdenis uitbrak.
Men verhaalt van hein, dat hij een profetischen geest
bezat, en dat hij vele profetiën en openbaringen in
J\'hrygië eu Pisidië bekend maakte. Hij begon zijne
ketterij tegen het einde der eerste eeuw voort te
planten.
CESSATIE, eene straf in de lloomschc kerk, tech-
niseh ceswliu a dicinis geheeten, opgelegd voor eene
groote beleediging van de kerk of ongehoorzaamheid
daaraan. Alle godsdienstoefeningen eu de bediening
i der sacramenten houden dan op, en Christenen worden
\' van de begrafenis in de kerk beroofd. Ecu interdict
verschilt vau eene ressatie daarin, dat gedurende het
eerste de godsdienstoefening, met gesloten deuren,
in die kerken van eene plaats, die onder hel interdict
liflrt, verritrt mat; worden, welke daarin niet uitdruk-
kclijk begrepen zijn. Up zekere hooge feestdagen
mag zij zelfs plegtig gevierd worden, doch bij eene
loerde, dal allengskens tot Gnosticismus rijpte. Epi-
phaniua steil liem voor als van geboorte een .lood, en
volgens Theodoretus kreeg la ij zijne opleiding in de
school van Alexandrië. Oude schrijvers verhalen, det
hij te Ephesua woonde, terwijl Johaunes in die stad
was, eu Iren&ms meldt, dat Johaunes Ceriuthus te
Ephesus in een publiek bad ontmoette, en dat hij op
hel zien van den ketter dadelijk er uitging, zeggende,
dat hij bang was, dat het bad op zulk een groot vijand
van de waarheid zon nedervallen en hem zon dooden.
üc meest verschillende verhalen zijn van de leer-
stellingen van Ceriut luis gegeven, naar male de schrij-
vers geneigd ziju om meer gevvigt te hechten aan hel
Gnostische of aan het judaïsereude element. Irenseus
helt voornamelijk tof het eerste over, en Cains, een
presbyter te Home, en Dionysius, bisschop van
Alexandrië, tot het laatste. Neander is van oordeel,
dat men Ceriuthus moet beschouwen als de schakel
tusscheu de Joodschgezindeu en de Gnostische secten.
Hij was ecu der eersten, die na de Apostolische tijden
ecu geregeld stelsel van ketterij uitdachten. Daar hij
zeil\' een Jood was, was het natuurlijk, dat ziju uil-
gangspunt bepaald Joodsch zou zijn. Hij begint dan
ook met de leer, dat er tusscheu God en de wereld
ceu talloos aantal engelen of geesten van verschil-
lende rangen eu graden bestaat. Door hen werd de
wereld oorspronkelijk geschapen, en ai hare zaken
werden bestuurd door ééu engel, die aau het hoofd der
andere was geplaatst, en die, hoewel zelf onkundig
aangaande het karakter van Ciod, Hem in het opper-
toezigt over deze lagere wereld voorstelde, meer
bijzonder als den bestuurder van liet Joodsche volk,
cu als het wezen door hetwelk de hoogste God zich
daaraan openbaarde. De verklaring, die Ceriuthus gaf
van den persoon van Christus, naderde eenigzins de
gevoelens der Ebiouieteu, ten minste in zoo verre zij
de ontkenning van de bovennatuurlijke ontvangenis
van Christus betrof. Hij geloofde, dat Jezus Christus
eenvoudig ecu Jood was, uit Jozef en Maria voort-
gesproten, en zoo merkwaardig om Zijne vroom-
heid en zuiverheid, dat Hij verkozen werd om de
Messias te ziju. Zijne hoogere bestemming, toen Hij
met Goddelijke eigenschappen werd bekleed, begon,
volgens Ceriuthus, van het uur van Ziju doop door
Johaunes den Dooper, toen de Geest in de gedaante
eener duif op Hem nederdaalde. De Geest vau den
Messias, die nu in Jezus trad, was de ware henielsche
Christus zelf, door wien hij op wonderdadige wijze
begiftigd werd met de keunis van den hoogstcn God,
en bekleed werd met de bovennatuurlijke magt om
-ocr page 509-
488                                                        OHACAM — CHAKIA-MOENJ.
denis, die reeds onder hel artikel Boeddha (Gótama)
vermeld is. De Mongoolsche legende is als volgt: — j
Soeladanua, een voornaam man uit het huis van
(\'bakia, van de kaste der Brahminen, beerschte in !
Indic over het magtige rijk Magadha. Hij huwde
Makamai/a, de groote zinsbcgoochcling, maar voltrok
zijn huwelijk met haar niet. Terwijl zij nog eeue
maagd was, werd zij door goddelijken invloed be-
vruclit, en op den vijftienden dag der tweede lente-
maand gaf zij de geboorte aan een zoon, dien zij drie
honderd dagen in baar schoot had gedragen. Een
koning, eene vlecschwording van India, doopte den
jongen god in een goddelijk water. Tiet kind kreeg
den naam van Arddha-Chiddi, en werd dadelijk als
ecu goddelijk wezen erkend, dewijl er voorspeld was,
dat hij in heiligheid alle vroegere vleeschwordingen
zon overtreffen. Iedereen aanbad hem als den god
der goden, ecu titel die in liet Mongoolsch Tinqri-in-
Tiuffi-l
is. Xadat de grootste zorg aan zijne kindseh-
lieid was besteed, werd hij op tienjarigen leeftijd
toevertrouwd aan de zorg van een voornamen wijze,
onder wiens leiding hij veel kennis verkreeg van
poëzij, muzijk, leekenen, wiskunde en geneeskunde.
Hij inaakle zulke snelle vorderingen, dat liij zijn
leermeester door verschillende lastige vragen in ver-
Icgcnhcid bragl. Zonder den geringsten bijstand ver-
kreeg bij de kennis van vijftien verschillende talen
met hare bijzondere letters, en zoo was hij op boven-
naluurlijke wijze geschikt om zijne groote zending,
de verlichting der wereld cu de verspreiding van de
kennis der godsdienst onder alle natiën, te vervullen.
Op den leeftijd van twintig jaar trouwde hij eene
maagd van het geslacht van Chakia, bij welke hij een
zoon had, Bakholi geheet en, cu eene docht er. Spoedig
daarna verliet hij zijne vrouwen zijn huisgezin, cu be-
sloot hij zich aan een leven van bespiegeling Ie wijden. |
Daarom een paard bestegen hebbende, dat hem door
een engel uil den hemel wasgebragl, vlood hij naar
bet koningrijk Oudipa aan de oevers van den Nara- j
cara. Daar nam hij bet ambl van priester op zich, :
sneed zijn haar af, deed het kleed eens boetelings aan,
en veranderde zijn naam in Gótama, dat is, iemand
die de zinnen verduistert. Nadal hij zes jaar in de
woestijn had doorgehragt, verre van de woningen der
ïiiensclien. en slechts door vijf geliefkoosde leerlingen
vergezeld, begon bij zijn apostelschap uit te oefenen.
Toen hij Hf.nares (zie ald.), de heilige stad, had he-
reikt, beklom hij den troon, en nam hij den naam van
( tiAKiA-.MoEXl, den boeteling van Chakia, aan.
-Nadat de groote wijze zich voor een tijd aan voor-
, cemuitic mag gecno godsdienstoefening plegtiggehou-
. den worden. De eonigc vrijheid, die toegestaan wordt,
is, dat elke week eene mis inde kerken, met gesloten
deuren, gelezen mag worden, opdat de gewijde hostie
vernieuwd worde. Men moet dan zorg dragen niet te
i schellen, cu niet meer dan twee personen mogen
daarbij dienst doen. Bovendien is liet gedurende de
cessatii\' geoorloofd om te doopon, te wijden en boete
op te leggen aan die personen, die zulks verlangen,
mits zij niet in den ban of onder een interdict zijn.
liet viaticum of laatste oliesel mag ook toegediend
worden, doch de gebeden, die voor en na de plegtig-
hcid opgezegd worden, moeten worden weggelaten.
De eessntie kan opgelegd worden aan een geheel bis-
dom, eeue stad, een dorp, of eene of meer kerken.
f\'Il Af\'AM, de naam die in sommige landen aan den
voornaamsten rabbijn der Joden gegeven wordt, die
i een geestelijk, cu tot zekere grens burgerlijk, gezag
over een land of district heeft. Hij heeft, de raagt
om kerkelijke stralfcn, uitbanningen en banvloeken
op te leggen, waarvan men gelooft, dat de gevolgen
zich tot na het tegenwoordige leven uitstrekken. Hij
neemt kennis van alle schendingen van den Sabbath,
alle verwaarloozingcu van de vasten of feesten, alle
huwelijken, echtscheidingen en handclscontracten,
en alle gevallen van echtbreuk of bloedsohcnnis. Hij
hoort beroepen aan van beslissingen van mindere
rabbijnen in zijn district, doel aangaande deze uit-
spraak, en beslist in alle moeijelijke kwestien der wet.
De chacam doel drie of vier preêken in het jaar.
CHAITYA, de naam door de Boeddhisten aan alle
voorwerpen gegeven, die geschikt zijn om vereerd Ie
worden. Gófama Boeddha verklaarde, dal zulke voor-
werpen van drieërlei aard waren. De eerste klasse
omvat, de overblijfselen van zijn ligcliaam, die na de
verbranding van zijn lijk verzameld werden. De
tweede omvat die dingen, die om zijnenlwille opge-
rigt zijn, volgens de commentators, de beelden van
zijn persoon. De derde omvat de artikelen, die bij
bezat, zooals zijn gordel, aalmoesbeker, het kleed dat
bij aantrok, als hij zich baadde, de vaas waaruit hij
water dronk, en zijn zetel of troon. Al deze dingen
worden CAaitya* genoemd, wegens de voldoening of
bet vermaak, dat zij verschaffen aan den geesl van
hem, door wien zij naar behooren worden beschouwd.
CHAKIA-MOENI, een naam door Boeddha aan-
genotnen, volgens de verhalen door de Mongoolsche
boeken geleverd, die slechts vertalingen zijn van liet
Thibetaansch of Sanskrit. Hel verhaal verschilt aan-
merkelijk van de Singhalesche vertaling der goschie-
-ocr page 510-
0HALDEEUW80H-0ATHOLIEKE KERK
bereidende overdenkingen had overgegeven, maakte
hij te Benares het nieuwe, leerstelsel openlijk hekend.
Zijne onderrigtingen zijn vervat in eene verzameling
van 103 groote boekdeelen, bekend onder dvn naam
van Gandsoer of niondelijk onderrigt. Zij handelen
hoofdzakelijk over de ho\\ ennatuurkiiiide der seliep-
ping, en den broozen en vergankelijken aard des
menschen. Xaauwelijks waren de nieuwe leerstellin-
gen openbaar gemaakt, of (\'hakia-Moeni ontmoette
een bepaalden en hevigen tegenstand bij de priesters
der oude godsdiensten van Indië; maar hij daagde ben
uit tot een open strijd, en behaalde eene volkomene
overwinning op hen, tereere waarvan een leest ingc-
steld werd, dat gedurende de vijftien eerste dagen der
eerste maand gehouden wordt.
Chakia-Moeni legde zekere beginselen van zedeleer
ten grondslag van zijn godsdienststelsel. Deze bragl
bij tot vier: — 1. De kracht van bet medelijden rus
tende op onveranderlijke grondslagen: -2. liet vermij-
den van alle wreedheid; .\'f. Een onbegrensd medelijden
jegens alle schepselen; I. Ken onbuigbaar geweten.
Dan volgt de decaloog of de tien bijzondere voor-
schriften en geboden: 1. Niet tedooden;^. Niette
stelen; .\'?. Kuisch te zijn; 4. (Jeene valsche getuigenis
af te leggen; 5. Niet te liegen; fi. Niet te zweren; 7.
Alle onkuische woorden te vermijden: s. Belangeloos
te zijn; !). Zich niet te wreken: 10. Niet bijgeloovig
te zijn. De nieuwe profeet wendde voor, dat hij deze
voorschriften door openbaring van den hemel ontvan-
^in\\ bad; en toen hij op tachtigjarigen ouderdom
overleed, begonnen zij zich over geheel Azië als een
goddelijk wetboek van zedeleer te verspreiden, dat
bestemd was om de daden der menschen te regelen.
Alvorens de wijze een laatst vaarwel aan zijne discipe-
lcn toeriep, voorspelde hij, dat zijne leer vijfduizend
jaar zou heersclien, en dat er bij het einde van dat
tijdperk een andere Boeddha, een andere mensch-God
zou verschijnen, bestemd om de onderwijzer van bet
mcnsclielijk geslacht te zijn. Tot dien tijd, voegde hij
er bij, zal mijne godsdienst blootgesteld zijn aan aan-
boudende vervolging; mijne volgelingen zullen ver-
pligt zijn om Indië te verlaten en naar de, hoogste
bergen van Thibet te trekken, een land dat het paleis,
bet heiligdom en de hoofdstad van het ware geloof
worden zal.
Zoodanig is de Mongoolsebe legende der geschie-
denis van den beroemden stichter van het Boeddhis-
mus, een stelsel dat het eerst uitgevonden werd in
Iliiidostan.. den Himalaya overtrok, en de heerschen-
de godsdienst werd van Thibet, Roktara, Mongolië,
— rHALDKKU\'WSOHE PABAPHRASKN. IS9
Birma, Japan, f\'eylon en van een groot gedeelte van
het Chinesche rijk. De Brahmanen beschouwen Boed-
dha als eene uenlm of vlecschwording van Yisehnoe.
CHALDEEUWSCH-CATHOLIEKE KERK. De-
ze, kerk, die bare, ondergeschiktheid aan den pauselij-
ken stoel erkent, omvat het patriarchaat Babyion, de
aartsbisdommen Diarbckir, .lizeirah. Morab, Adcr-
bijan . en de bisdommen Mardiu, Sirid , Amadiah,
Salmas en Karkut, met tien bisschoppen en iionderd
en een priesters, liet aantal Chaldeeuwsch-Catholic-
ken bedraagt ongeveer 1 5,000. Gedurende langen
tijd hebben de Boonischgezinden vide pogingen ge-
daan om bekeerlingen te maken, meer bijzonder onder
de, Nestorianen aan de oevers van den Kuphraat en
den Tiger. In 1 fi81 werd door paus Tnnocentius XI.
een patriarch gewijd over die Nestorianen, die tot
Home waren overgegaan, onder den titel van Mar
Yoosnf of Jozef, patriarch van de fJhaldcën. De zetel
van dezen waardigheidsbekleder was tot I77S te
Diarbckir, doch toen hield deze linie van patriarchen
op door de onderwerping van Mar Klias van Rlkosh,
een van de twee patriarchen der Nestorianen. aan het
pauselijk bestuur. De (\'haldccuwseh-l \'atholiekcn wor-
den door den paus gewoonlijk f.\'haldceuwsche Ohris-
tenen genoemd, een titel die aan hunne overige
landgenooten evenzeer, zoo niet meer, toekomt. De
boekeu der Chaldcouwsch-Catliolieke kerk zijn ge-
schreven in de oude Syrische taal, en zijn gelijk aan
die der Nestorianen, met uitzondering van eenige
wijzigingen, die ingevoerd zijn om ze overeenkomstig
de geloofsbelijdenis van Home temaken. Allegees-
telijken, behalve de metropolitaauscho bisschop en
de patriarch, mogen vóór de wijding huwen, doch
daarna niet. De Amerikaansche zendelingen te Mos-
sul en onder de Nestorianen zijn er in geslaagd, om
verscheidene bekeerlingen onder de (\'haldeeuwseb-
(\'atholiekcn te maken, en hoewel pauselijke invloed
bij den pacba gebruikt is, om den arbeid dezer ver-
kondigers van het kruis te belemmeren en, zoo
mogelijk, geheel tegen te gaan, volharden zij toch in
hef voortplanten der waarheid en in bet opbouwen
eener Protestanlsehc kerk, Ie midden van al den
teerenstand en zelfs de vervolging, waaraan zij bloot-
gesteld zijn.
( IIALDKK1 \\\\S( UK PARAPHRASKN of Tar-
(it\'MKN , een naam aan vertalingen van bel Oude
Testament in de (\'haldeeiiwschc taal gegeven. Toen
de .loden gevankelijk naar Babyion werden weggr-
voerd, verloren zij natuurlijk een gedeelte hunner
eigene taal, en verkregen zij eene kennis van het
-ocr page 511-
49ii
CIIAMMANTM —CHAOS.
Chaldeeuwsch, dat in het land hunner ballingschap
gesproken werd. Er schijnen drie dialecten van liet
Chaldeeuwsch geweest te zijn: 1. De taal, gesproken
iu het Babylonische rijk; 2. Het Syrisch, gesproken
door hel volk van Syrië; 3. Het .Toodschc dialect, dat
meer het oorspronkelijke IFebrccuwsch nabij kwam.
Van daar de noodzakelijkheid van Chaldceuwschc
paraphrasen ten behoeve van de Joden in Chaldca
on van die in Judea, van welke vele alle kennis van
hel oorspronkelijke Hebreeuwsch verloren hadden.
Daarom werd bij de dieiisl in de synagoge eerst een
gedeelte in de Hebrceuwsclie Schriften gelezen, en
daarna aan het volk in hei Chaldeeuwschc dialect
vertaald. Op deze wijze werden verscheidene verta-
liugen gemaakt, die in den loop des tijds voor eenigc
weinige van erkende meerderheid weken, welke algc-
ineen voor openbaar en bijzonder gebruik aangenomen
werden. De beroemdste dezer zijn de Targumen of
Turgiiins van Onkelos en van Jonathan Beu Uzzicl;
de eerste is eene vertaling van de vijf boekcu van
Mozes, en de laatste eene vertaling van Jozna, Rig-
I eren, de twee boeken van Samuël, de twee boekeu
der Koningen, Jesaja, Jeremia, Kzcchiël en de twaalf
kleine Profeten. De Targum van Onkelos is onjic-
Iwijfild de oudste, die thans bestaat, en is eerder eene
vertaling dan eene paraphrase of ophelderende om-
schrijving, daar hij woord voorwoord, en met groote
juistheid, uil het Hebrceuwscli is overgezet. Hij is
door de Joden altijd boven alle andere Targumen ver-
kozen, en daar hij op dezelfde muzijknoten gezet is
als de Hebrceuwsclie tekst, is hij geschikt om met
ilezen op dcnzelfden toon in de openbare vergaderin-
gea gelezen Ie worden. De Targum van Jonathan
gelijk! op dien van Onkelos, wat zuiverheid van slijl
aangaat, doch heeft meer van den aard eener para-
phrase, in het bijzonder zijne vertaling van de latere
Profeten. De Joden beweren, dat hij de gidiefkoosde
leerling van Hillel was, en vóór den tijd onzes Heeren
leefde. Zij houden hein in zulk eene liooge eer, dal
zij hem zelfs aan Mozes gelijk beschouwen.
Rehalve deze twee beroemde Targums is er nog
een Targum van de Wet, welke de Jcruzalcmschc
Targum heel. Deze is niet eene onafgebroken para-
plirasc, gelijk de andere, maar slechts cen commciitair
op eenigc gedeelten, naar mate de schrijver dacht,
dal de tekst, eene verklaring noodig had; somtijds
zijn gehcele hoofdstukken overgeslagen. Hij is door
i-ene onbekende hand geschreven, en de tijd, waarop ]
hij werd zamengesteld, is onzeker; men gist echter, j
dat hij na de derde eeuw geschreven is. Mr zijn ook
Targumen van al de andere boekeu des Ouden Testa-
menls, behalve van Daniël, Kzra en Nehemia, die
misschien verloren geraakt zijn.
CHAMMANIM, tempels ter ee.ro van de zon, welke
de oude Hebreen iu navolging van de Syricrs en Plue-
niciërs oprigtten. Van deze gebouwen wordt in het
Oude Testament dikwijls gesproken, doch in den Sta-
tenbijbel is het Hebrceuwsclie woord door „zounc-
beelden overgezet." Het woord chamma/nm, aldus
vertaald, wordt gevonden iuLcv.XXVI: 30;2Kron.
XXXIV : 4; Jes. XVII.- 8; XXVII: 0 ; Ezech. VI: 4.
Er bestaat veel verschil van meening over bet juiste
doel der Chammaniin. Rabbi Salomo Jarchi zegt, dal
zij afgodsbeelden waren, die zij op torens zetteden,
en dal de naam chammanim aan deze beelden gegeven
werd, omdat zij aan de zou waren blootgesteld. Jurieu
beweert, dat, daar het woord in het Oude Testament
gewoonlijk in verband met de. woorden bosschen en
altaren gebruikt, wordt, men het niet moet opvatten
als beelden aan te duiden, maar plaatsen gebruikt
voor de afgodische vereering der zon. Hij is derhalve
van de ineening van Abeu-Ezra, dat zij gewelfde hui-
zen waren, gebouwd ter eerc van de zon, en in den
vorm van een wagen. Dit kunnen derhalve de wage-
uen der zon geweest zijn, die Josia verbrandde, en
dezelfde als de viiurfcmpels der oude Perzen, iu hel
midden waarvan, zooals Strabo zegt, een altaar was,
waarop de magi een onsterfelijk vuur op een hoop
asch hielden. Maundrell, in zijne reis van Aleppo
naar Jeruzalem, meldt, dal hij de overblijfselen van
verscheidene dezer gebouwen in Syrië zag.
CHAOS, de oudste der goden, volgens Hesiodus,
door wien de aarde, Tartarus, d. i. de afgrond in of
onder de aarde, en Amor, de liefelijke orde eusehoon-
lieid der wereld ontstonden. Dezelfde schrijver bcrigt
ons, dat Chaos Erebus of duisternis en Nox of nacht
voortbragt, en dat uit deze twee lucht eudagontspron-
gen, dat is, toen werd het licht van de duisternis afge-
scheiden, en vormden beiden Ie zamen één dag, hetgeen
zeer wel overeenkomt me! de Mozaïsche beschrijving
Iu het boek Genesis. De Chaos van Hesiodus is vor-
meloozc slof, „woest en ledig," zooals Mozes zegl.
Henige Heidensche natiën beschouwen hem als het
gevolg van den ondergang eener vroegere wereld ,
die door vmu was vergaan. Rougemont denkt, dat
hel woord chaos, dat. uit" Griekenland door de Ro-
mcincn tot ons kwam, van Semitischcn oorsprong is,
en afgeleid werd van vahah, dat uitgcbluschtbetcckcnt.
Deze afleiding is gegrondvest, op het denkbeeld, dat
de woeste slaat, de vorming (leraarde in haar tegen-
-ocr page 512-
OHARAK-PU.JAH.
I\'.H
woordig voorkomen voorafging, en zelf de verwarde
toestand was van cene vroegere wereld, die door vuur
werd verteerd. Aangaande dit onderwerp merkt zeker
i, schrijver aan: — „De bijbel leert ons, dat de meuscli
en andere levende schepselen slechts weinige jaren
op de aarde zijn geplaatst geweest, en de stoffelijke
monumenten der wereld bewijzen dezelfde waarheid.
Zoo de sterrekundige ons spreekt over myriaden van
werelden, waarvan in de heilige oorkonden niel cc-
sprokcu wordt, de geoloog bewijst ons op gelijke wijze,
dal er vroegere toestanden vau ouzc planeet geweest
zijn, van elkander afgescheiden doorgrootc tusschen-
ruiintcu van tijd, gedurende «elke de meuscli en de
andere schepselen van zij neigen tijd nog niel in aanzijn
waren geroepen. Tijdperken als deze bchooren dcrhal-
\\e niet tot de geschiedenis vau ous geslacht, en komen
! niet biuncu de letter noch den geest der openbaring.
Wie zal den tijd durven bepalen tusschen de eerste
schepping der aarde en dien dag, waarop het God
behaagde den mensch er op te plaatsen? Op die vraag
zwijgt de Schrift, doch dat zwijgen vernietig! niet de
bel eekenis van die stoffelijke monumenten Zijner ir.agt,
die God voor onze oogen gesteld heeft, terwijl Hij ons
(c gelijker tijd vermogens gaf, waardoor wij htiuiie
beteekenis kunnen begrijpen." Chaos duidde, volgens
de oude thcoriën der wereldwording, den ledigen,
oubepaalden tijd aan, die vóór de schepping der we-
rcld bestond, en waaruit goden, menschen en het
geheelc heelal ontstonden. Ovidius evenwel beschrijft
den chaos als de verwarde massa, waaruit alle dingen
voortsproten.
Wat de juiste toestand was van de woeste massa
vóór het beslui! van den Schepper is onmogelijk te
zeggen. Maar naauwelijks zweefde de Geest Gods op
de wateren, of cene wereld van schoonheid en orde
ontstond.
CHARAK-PUJAH, ecu van de meest populaire
feesten in Oostelijk Indië. Het wordt gevierd ter !
cere van Shiva, iu zijn karakter van Maha Kala, d. i.
tijd, de groote vernietiger aller dingen. De echt-
genoo! van Shiva is Parvati, in de gedaante van
Maha Kali. Tn den loop des tijds heeft de godin
Kali cene zeer voorname plaats iu het feest v;m (\'ba-
rak Pujah ingenomen. Zij is van al de Hindoesche
godheden de wreedste en wraak/.uchtigste. Dulfbe-
rigt ons, dat, volgens eenigc der heilige legenden,
zij haar eigen keel doorsneed, opdat het bloed, dal
daaruit vloeide, in haar mond zou springen, en af- I
beeldingen van dit afzigtelijke schouwspel zijn nog
op den huidigen dag in sommige districten van Hen-
galen te zien. Deze bloeddorstige godheid is de be-
j schermster van de Thugs, die beweren liuuue blocd-
i dorstige rooftogten ouder hare leiding Ie beramen
en ten uitvoer te brengen. Het feest van (\'barak
Pujah, hoewel ter cere van haar heer .ds A<m grootcu
verwoester gehouden, wordt als cene gelegenheid aau-
gegrepcu, om Kali als zijne vernielende geestkracht
te aanbidden. Het wordt door Du ff" op de volgende
w ijzc beschreven:
„Hel leest zeil\' ontleent zijn naam van (\'httriik
Pujah
aan ehukra, een schijf of rad, als zinspeling op
den cirkel voorfgebragt bij hel sliuyeiv/t, dat /etlk
een voornaam deel van de jaariijkschc gebruiken
uitmaakt. Ken icgtopstaande stok, twintig of dertig
voet hoog, wordt iu den grond geplaatst. Over den
top daarvan wordt horizontaal een andere lange -:ol
geplaatst, die zich vrijelijk op cene pen ol\' een spil
kan bewegen. Aan het ccitc einde vau den dwarsbalk
hangt een louw me! twee bukeu. Aanbel andere einde
is ook een louw vastgemaakt, dat los op den grond
hangt. De vrome treedt voorwaarts en Icgl zich iu
het stof neder. De haken worden dan dom-de vlccseh-
rijke decleu vau zijn rug, digi bij de schouders, gesto-
keu. Heiligen, die aan de andere zijde het touw
vasthouden, beginnen daarop aanstonds met vrij
groote snelheid rond te loopen. Door dit middel wordt
hel ongelukkige slagtoffer van bijgeloof iu de lucht
gehescheu en met geweld in de rondte geslingerd. De
kwelling mag bij, naar zijn eigen vrijen wil, langer ol\'
korter ondergaan. Hoe langer hij echter de kwelling
kau verduren, hoe grooter het genoegen is van de
godheid, welke hij dient, en hoe grooter de verdienste,
die daaruit voor hem zelveu voortvloeit, eu bij gevolg,
hoe schooncr het vooruitzigt op toekomstige beloo-
ning. De l ijd, dien men gewoonlijk daarvoor gebruikt,
verschilt van tien minuten tot een halfuur, En zoodra
de een geëindigd heeft, is een ander gereed, die
dezelfde verdienste eu onderscheiding hoopt te beër-
veu. Eu zoo worden er aan een boom vau vijf tol tien
of vijftien in den loop vau ecu dag rondgeslingerd. Van
deze slingcrpalen zijn er in de prov iucie Bengalen
honderden en duizenden te gelijk iu werking. /,ij
worden altijd op de meest inliet oog vallende plaatsen
in de sleden en dorpen opgerigt, en zijn omgeven door
groote menigten gcdruisehmakeiide aanschouwere.
In de straten van (\'alciitta zijn vele dezer afgrijselijke
slingers jaarlijks te zien, en twintigtallen rondom de.
voorsteden. Hel gebeur! niet zelden, dat, door de
groote snelheid de.- beweging, de vezels van t\\i\']\\ rug
scheuren, in welk geval de arme vrome op verren af-
-ocr page 513-
N DAS1S.
„Maar » ij zouden niet eindigen, als wij de versehei-
deuheidder wreedheden, die men zich zei ven oplegt, in
al hare bijzonderheden wilden volgen. Lr is echter nog
iets van zulk een zonderlingen aard, dat wij het niet
onopgemerkt voorbijgaan. Indien het voorstel aan
ecu lid onzer eigene maatschappij werd gedaan, om
ecne andere soort van kwelling uit te deuken, zou
waarschijnlijk, t,c midden van de grcnzelooze verschei-
denheid, die de vruchtbaarste verbeelding kon uit-
vinden, die. welke wij uu zullen beschrijven, niet
gevonden worden. Menige dezer misleide wezens doen
eenc gelofte. Met, de ceue hand bedekken zij hunne
onderlip met eene laag natte aarde of klei, cu plaat -
sen dan daarin mei de andere band eenige kleine
korrels, gewoonlijk mostaardzaad. Dan gaan zij op
[ den rug liggen, blootgesteld aan de druipende dauw
van i\\m nacht en de verschroeijeude zou van den dag.
Hunne gelofte is, dat zij van die bepaalde houding
niet zullen afgaan, dat zij zich niet zullen bewegen,
niet draaijen, niet eten, en niet drinken, vóórdat de
zaden, op de lippen geplant, beginnen ie ontspruiten
of te kiemen. Dit ontspruiten heeft gewoonlijk op
den derden of vierden dag plaats, waarna zij, hunne
gelofte volbragt hebbende, opstaan, beladen, zooals
zij zich verbeelden ca gelooveu, met. eeue grootc ver-
meerdering van heiligheid en verdienste."
Tooucelcu als deze maken een indrukwekkcuden,
hoewel pijnlijken, cominentair uit op de verklaring der
Heilige Schrift: „De duistere plaatsen des lands zijn •
vol woningen van geweld." Welk eeue tegenstelling
met deu geest, dien het evangelie overal iuscherpt.
Zie HlNDOEÏSMUS, ShIVA.
OHAltAN DASIS, eenc sectc van Vaisluiavas bij
de Hindoes. Zij werd ingesteld door Charau Das, die
tijdens de regering van den tweeden Alemgir te Delhi
woonde. De leerstellingen der aanhangers dezer secle
aangaande de emanatie zijn nagenoeg dezelfde als die
der Vedunta school, hoewel zij overeenstemmen met de.
secteu der Vaisluiavas in het geloof, dat Brahm of de
grootc bron aller dingen Krishna is. Zij verkondigen
de meerderheid des geloofs boven elke andere onder-
scheiding. Zij verschillen daarin van de andere secteu
van Vaisluiavas, dat zij gcene bijzondere kaste, orde
of zelfs sekse voor hunne onderwijzers cischeu. Zij
hechten veel gewigt aan de zedelijkheid, terwijl zij
niet erkennen, dat hef geloof onafhankelijk is van de
werken. Zij beweren, dat de handelingen der men-
sehen altijd gestraft of beloond worden. Hunne tien
geboden zijn deze: l. Niet te liegen; 2. Niet te laste-
ren; 3. Niet toe te suaauwen; 4. Niet noodeloos te
49-2                                                                    CHAKA
stand geworpen ca verpletterd wordt. Xu veronder-
stelt gij, dal een luide krecl vau medelijden zal opgaan
over den uugelnkkigeu uia.ii, die zoo ten slagtoffer
van zijne godsvrucht gevallen is. Volstrekt niet. De
afgoderij is zoo wreed als liet graf. lu plaats van
medegevoel of medelijden wordt er een gevoelen van
vcrfoeijiug en afschuw jegens hem opgewekt. \\ olgens
de beginselen van hun geloof wordt hij gehouden voor
iemand, die in een vroegeren staal van bestaan een
groot misdadiger geweest is: en hij heeft uu in de
tegenwoordige geboorte de/.en gcwelddadigen dood
ondergaan, als eeue regtvaardige bclooning van de
vcrselirikkelijke zonden, waaraan liij zich in eenc \\ roe-
gerc geboorte heeft schuldig gemaakt.
„De avond van den/elfden dag wordt aan ecu ander
gebruik gewijd, dat b\'jna even wreed is. liet bestaat
daarin, dat de vromen zich ucderstorten vanden rand
van een hoogen muur, uit de tweede verdieping van
een huis, of van een tijdelijk opgcrigt stellaadje,
dikwijls twintig of dertig Miet hoog. op ijzeren spijkers
of messen, die bij menigten in een grooteu zak of
strooijen matras gestoken zijn. Daar echter deze
scherpe instrumenten vrij los zitten en in ecne voor-
w aarts hellende rigting, gelukt het aan de mecsten der
duizenden, die er op vallen, om er op behendige wijze
zonder veel letsel af te komen. Velen worden echter
ook gruwelijk verminkt, en voor sommigen is de uit-
konist spoedig noodlottig.
,,liij hei invallen van den nacht gaau vele vromen
in de open lucht zitten, doorsteken de huid hunner
voorhoofden, en plaatsen daarin, als in eenc naaf,
I eenc kleine ijzeren stang, waaraan eenc lamp hangt,
j die tot aan het aanbreken van den dag brandende
wordt gehouden, terwijl de lampedragers den lof van
hunne geliefkoosde godheid verkondigen.
„Voor den tempel worden bundels doornen en ander
brandhout opeengehoopt, waarin de vromen zich on-
gekleed rollen. Vervolgens worden de materialen op
een hoop gelegd en in brand gestoken. Dan dansen
de vromen vlug over d(t gloeijende kolen, of slingeren
I die in de lucht met hunne bloote handen, of werpen
ze naar elkander.
„Eenigenhebben hunne borst, armen en anderedee-
leu geheel vol gestoken met spelden van ongeveer de
dikte van kleine spijkers of paknaaldeu. Anderen bege-
venzieh naar een vertikaal rad, twintig of dertig voet in
middellijn, en aanmerkelijk boven den grond verheven.
Zij binden zich in eenc zittende houding aan den bui-
| tenkant vast, zoodat, als het wiel ronddraait, hun hoofd
! beurtelings naar het toppunt en het voetpunt wijst.
-ocr page 514-
CHARIAToXfllKT DKCRKKT V VN) — (\'HAHli.KKX.
t\'J3
sprekeu; .">. Niet Ie stelen; <>. Geeuc echtbreuk te
begaau; i. Geeu geschapen ding geweld aan te doen;
8. Geen kwaad uit te denken; 0. Geen haat te koes-
teren; 10. Zich niet over te geven aan bedrog of
hoogmoed. Deze voorschriften maken echter hun
geheele stelsel van zedelijkheid niet uil. Zij hevelen
hunnen volgelingen ook om de pligten Ie vervullen
van het beroep of de kaste, waartoe zij behooren ; om
met vrome mannen om te gaan; om onbepaald ver-
trouwen te stellen in den Gum of geestelijken onder-
wijzer; en om Kan te aanbidden als de oorspronkelijke
en onverklaarbare oorzaak van alles, die door de
werking van Maya het heelal schiep, en daarin van t ijd
tot tijd in eeuc menschelijke gedaante, en voornamc-
lijk als Krishna, is versehenen.
Uc volgelingen van Charan Das beslaan uit twee
klassen, de geestelijken en de wereldlijken. De laat-ten
zijn hoofdzakelijk kooplieden, doch de eersten leiden
een leven van bedelarij en strenge vroomheid, en zijn
onderscheiden door hunne gele kleedereu en eenegele
streep over het voorhoofd, een halssnoer en rozekrans
van Tielasi koralen en eene kleine puntige kap, om
welker onderste gedeelte zij ecu gelen tulband dragen.
CHARENTON (Het decreet van), een beroemd
decreet van de Hervormde kerk van Frankrijk, dat
op de tweede synode vau Oharcuton in )li.\'5l aange-
nomeu werd, waardoor de weg werd geopend voor
de belijders van de Luthersche godsdienst, om met de
Hervormden gemeenschap Ie houden in geestelijke
en burgerlijke zaken. De woorden vau het decreet
waren deze: —- „Daar de. provincie Bourgondië
vraagt, of de gcloovigen van de Augsburgsche eon-
fessie huwelijken mogen aangaau in onze kerken, en
in onze kerken kinderen ten doop mogen houden,
zonder eene voorafgaande afzweriug van die niccuin-
gcu, welke door hen in strijd niet het geloof onzer
kerken worden gekoesterd, verklaart deze synode,
dat, (laar de kerken van de Augsburgsche confessie
met de andere Hervormde kerken overeenkomen in
de voornaamste en gewigtigsle punten der ware gods-
dienst, en daar er noch bijgeloof noch afgoderij in
hare eeredienst is, de gcloovigen van de genoemde
confessie, die zich met een geest van liefde en vreed-
zaamheid bij de gemeenschap onzer kerken in dit ko-
ningrijk aansluiten, zouder eenigc afzwering door hen
gedaan met ons toegelaten mogen worden tot de tafel
des Heercn, en als peters kinderen ten doop mogen
houden, wanneer zij het consistorie beloven, dat zij
hun nooit, hetzij middellijk of onmiddellijk, zullen
verzoeken om de leer, in onze kerken geloofd en be-
leden, Ie overschrijden, maar zich vergenoegen zullen
met hen te onderwijzen en op te voeden in die punten
en artikelen, die wij met hen gemeen hebben, en
aangaande welke de Lutlierschen en wij overeenstem-
men.\'\' \\ óór deze poging in Klankrijk om eene vereen i-
ging vau de Luthersche met de Hervormde kerk tol
stainl te brensren, zocht Jaeobus 1. in Kinrela
1
nd hel-
zelfde doel te bereiken. Hij trachtte in Dil ."> de twee
partijen door middel van Petrus du Moulin, een in -
roemd godgeleerde ouder de Frauschc Hervormden,
met elkander te verzoenen. Deze welmeeneude po-
gingen werden echter noch in frankrijk noch in En-
geland met den gewenschten uitslag bekroond.
CHARILEËN, een Heidcnscli feest, oudtijds door
de bewoners vau Delphi om de negen jaren gevierd.
De omstandigheden, die tot de instelling er vau lcid-
den, zijn volgens Plutarchus de volgende: — Toen
de bewoners van de stad Delphi dooreen hongersnood
bezocht werden, gingen zij mei hunne vrouwen en
kinderen naar het paleis des kouings, en smeekten zij
om diens bijstand. Daar hij niet in slaat was om in de
behoeften van allen te voorzien, deelde hij alleen aan
de betere klasse meel en peulvruchten uit. Onder de
aanvragers was een klein weesmeisje, dat. inct aan-
drang om een aandeel in de koninklijke goedheid ver-
zocht; maar in plaats van haren nood te verligten,
sloeg de koning haar niet zijn schoen, en dreef hij
haar met beleedigcnde uitroepen eu verontwaardiging
uit zijne tegenwoordigheid. Het meisje, hoewel eene
arme wees, voelde de beleedigiug diep, en niet in staat
om de smadelijke behandeling te verdragen, maakte
zij haastig haar gordel los en verhing zich. Hierna
nam de hongersnood uog toe, en bragt hij eene wijd
eu /ijd heerschcude ziekte met zich, waarop de koning
het orakel vau A polio raadpleegde, het welk verklaarde,
dat er boete gedaan moest worden voor den dood der
maagd (\'harilea. Xadat de bewoners van Delphi lan-
gen tijd getracht hadden de bcteekenis te begrijpen
van het antwoord des orakels, ontdekten zij eindelijk,
dat de Maagd (\'harilea de wees was, die de koning mei
zijn schoen had geslagen, en daarom werden, zooals
hel orakel bepaald had, zekere zoenoffers ingesteld,
die om de negen jaren vorrigl moesten worden. De
wijze der feestviering was ook in overeenstemming
met de reden der instelling. De koning, die het feest
bestuurde, deelde meel en peulvruchten uit aan al
degenen, hetzij vreemdelingen of burgers, die er om
vroegen. Als allen hun aandeel ontvangen badden,
werd eene bceldtenis van de maagd Charilea binnen-
gebragt, waarop de koningdeze met zijn schoen sloeg.
-ocr page 515-
C11AHIS — CHASIDIM.
I\'ll
Daarna bragt de voornaamste der Thyaden hel beeld
uaar eene eenzame en woeste plaats, waar zij liet,
nadat ecu strop om den hals was gedaan, op dezelfde
plek begroeven, waar (\'barilea begravcu lag.
CIIARIS ((ir. ticrullii/titiid), de verpersoonlijking
der bevalligheid eu schoonheid onder de oude (irie-
keu. De Charit innen of Gratiën waren, volgens He-
siodus, de dochters van Zcuseu Eun uonic of Kuuomia,
eeuo der üccauidcu, of, zooals andereu beweren, van
Diouvsusen Aphrodite.lict waren drie zusters, Ayluui,
Tludia
eu Hiijj/irosi/uo gebecteu. Zie (invries.
(\'IIA RON, een zoou van Erebos, onder de Heideu-
sehc natiën der oudheid als de veerman der helschc
oorden beschouwd, die gebezigd werd 0111 in zijne boot
de schimmen der doodenover den Styxeudcn Acherou
te brengen. Men veronderstelde, dat C\'harou voor
ilc/.c dienst \\au ecu ieder een obolus ontving, en
daarom was hel de gewoond\', om vóór de begrafenis
ecu muntstuk van die waarde in den mond der dooden
te steken.
CHASIDIM of AssiDEK.v, een naam aan die\'dap-
pcre Joden gegeven, die zich onder Mattathias, liet
hoofd der Makkahecn, schaarden, toen hij tegen de
onderdrukking van Antiochus Epiphaucs streed. Van
deze Chasidim ontsproot de secte derPharizeëntegen
de laatste tijden van den tweeden tempel. Zijlegden
den grondslag van die menigte plegtigheden en over-
leveringen, die de wel van God in den lijd van onzen
gezegenden Verlosser zoo geheel en al vernietigden.
Deze geboden van ineusehen,die eerst vrijwillig vervuld
werden, werden later in geschreven canons veranderd,
en voor het volk verbindend gemaakt. De Chasidim
ijverden zeer voor de eer en het onderhoud van den
tempel, waaraan zij groote geschenken gaven, en op
eiken dag, behalve den grooten verzoendag, offerden
zij, boven de dagelijksche offerande, een lam, dat het
zondoffer der Assideën werd genoemd. Zij legden
zich strenge boetedoeningen op, en de gewone eed,
dien zij deden, was „bij den tempel", hetgeen onze
lieer in de Pharizeën (Matth. XXIII : 10) afkeurde.
De tegenstanders van de Chasidim of Assideën waren
de Zadikim, die aan de overlevering alle gezag ont-
zciden. Josephns maakt van de secte der Assideën
geene melding, zoodat zij naar alle waarschijnlijkheid
nooil een van de andere Joden afgescheiden ligchaam
uitmaakten, voordat de Pharizeën en Rsseners uit hen
ontsproten.
CHASIDIM lUcbr. MeUige*), eene Joodsche secte,
iu 1/10 door een I\'oolscbcn Jood, rabbi Israël liaiil
Scheni; geslicht, die eerst in Polen en daarna in Po-
dolië leerde. De leden dezer secte erkennen ile Cab-
bala als den grondslag hunner leer en gebruiken. Zij
tuchtigen zich zelve door vasten eu andere kwellingen,
onthouden zich van dierlijk voedsel en in het alge-
meen van aardsehe genietingen. Haiil Sehein werd
I door zijne volgelingen als de vertegenwoordiger der
| Godheid op aarde vereerd, wiens bevelen zij ouvoor-
I waardelijk moesten gehoorzamen. Hij droeg den titel
i van Tzadik of den regtvaardige, welken naam de secte
; nog steeds iu plaats van dien van rabbi behoudt. De
stichter stierf iu 1/<>!), en na zijn dood werden zijne
j drie voornaamste leerlingen, die tevens zijne klein-
ZOlien waren, tot opperhoofden van de drie afdec-
; lingen der Chasidim verkozen; toen de eenheid der
secte eenmaal verbroken was, werd zij iu een aantal
j afzonderlijke gemeenten verdeeld. Middclerwijl was
het aantal aanhangers van tien tot veertig duizend
! aangegroeid. Israël liaiil Scli- m werd, volgens de
I boeken der Chasidim, in den hemel opgenomen, om
daar in hel gezelschap van engelen Ie wonen; hij han-
dell als middelaar bij God, en verzoent eiken Jood met
i Item, die zijne kinderen in de leerstellingen der Cha-
I sidim opvoedt.
De Chasidim hebben afzonderlijke synagogen, en
gebruiken het gebedenboek der Spaausche Joden. Zij
; vereeren den Talmud meer en den Soliar minder dan
j de andere Joden, en het groote doel, dat zij zeggen na
te jagen, is eene volkomene vereeniging met God. Zij
I brengen veel van hun tijd in overdenking eu gebed
door, en maken daarbij de vreemdste gebaren; zij
springen, verwringen zich en huilen, totdat zij zich
opwerken tot een staal van opgewektheid, die aan
dolheid grenst. Tot voorbereiding voor hunne gods-
dienstoofcuiugen maken zij ecu ruim gebruik van
i mede en zelfs van sterke dranken, ten einde opge-
I ruiindhcid teweeg te brengen. Twee reizigers be-
zochteu eene synagoge der Chasidim Ie Tarnopol, en
zagen een dans ter cere der wet, dien zij aldus be-
schrijven: — „ Kerst dansten zij twee aan twee, daarna
i drie of vier, hand aan hand; zij sprongen en dansten,
i zongen te zelfder tijd, en klapten nu en dan in de
i handen op eene wijze, die ons aan den Arabischen
j dans en za ig in het Oosten deed denken. Eenigen
| sehenen geheel in ernst, met eene wilde dweepzieke
i uitdrukking op hel gelaat, terwijl anderen luchtig en
vrolijk waren." Dr. M\'C\'aul geeft eenige godsdienstige
gebruiken der Chasidim op. „Hun voornaamstemid-
j del om zich te stichten," zegt hij, „is het doorbrengen
I vanden Sabbathdag mei. den Tzadik. Indennamid-
j dag en avond van eiken Vrijdag, vóór het begin van
-ocr page 516-
(HEL — OHEREM.
495
! voor vreemdelingen om die plaats niet binnen te gaan,
maar zorg te dragen niet op heiligen grond te treden.
Toen de Joden aan de Syrisch-firiokschc koningen
onderworpen werden, werd deze slagboom tegen
vreemdelingen op dertien plaatsen doorgebroken: de
Joden herstelden echter de breuken, en bevalen, dat
dertien gebeden tegen de Heidenschc koningrijken
gedaan zouden worden, in geval een vreemdeling het
waagde eene vau de plaatsen te naderen, waarde breu-
ken gemaakt waren.
CHEMARIM (Syr. ik ZwaHmi), eene orde vau
priesters vau Baal, die waarschijnlijk dien naam kre-
gen, omdat zij zwarte klecdereu bij het offeren droe-
gen, of gelijk anderen deuken, omdat zij hun gelaat
zwart .schilderden, liet woord ehemarim is hel mcer-
voud van cltomra, en is in onze overzetting onvertaald
gebleven, liet komt er driemaal iu voor. en wel in
i Kon. XXIII : 5; Hos. \\ : 5; Zcph. I : I. Iu Hosea
X : 5 wordt Int woord chdaurim gebezigd voor de
priesters der gouden kalveren, die door Jeroboam
te Dan en te Beth-el geplaatst waren. De Joden
gebruiken nog het woord als scheldnaam voor de
Christen-leeraars, omdat deze in zwarte klecdereu hun
dienstwerk verrigten.
CH.EREM, de tweede graad van uitbanning bij de
Joden, gewoonlijk genoemd de groole ban. De mis-
daad werd iu de synagoge bekend gemaakt, en bij
het begin vau de afkondiging van den vloek werden
er kaarsen aangestoken, die bij het eindeuitgebluschl
werden, om aan te duiden dat de persoon, die in den
ban was gedaan, vau het licht des hemels was beroofd.
Zijne goederen werden verbeurd verklaard, zijne zo.
ncu mogten niet besneden worden, eu als hij zonder
berouw stierf, werd er volgens het vonnis van den regter
ecu steen op zijne doodkist of baar geworpen, om aan
\\ te tooneu, dat hij verdiende gesteenigd te worden.
Hij werd niet betreurd met plegtige jammcrklagten,
niet naar het graf gevolgd, eu niet op de gewone wijze
ter aarde besteld. Het vonnis van cherem moest door
tien personen, of iu tegenwoordigheid ten minste vau
tien personen, uitgesproken worden. Degcëxcommu-
niceerde inogt echter door drie regters vrijgesproken
worden, of zelfs door één regter, zoo deze ecu wetge-
lecrdo was. De gelofte, die onder de Hebreen cherem
werd genoemd, wordt nergens door .Mozes bevolen,
ook meldt hij niet, in welke opzigten zij van andere
geloften onderscheiden was, maar neemt aan, dat dit.
wel bekend was. Die soort van rherem, waarmede wij
het best bekend zijn, was het vooraf toewijden aan
üod van steden, waartegen de Israëlieten met de
den Sabbath, komen wagons vol Joden en Jodinnen,
met liunuc kinderen, uil de nabuurschap, dertig, veer-
tig of meer mijlen in het rond, binnen de siad. De
rijken brengen geschenken en hun eigen voorraad
mede, diendearincu mogen deelen. Hel voornaamste
genoegen heeft des Zaturdags in den namiddag plaats,
aan den maaltijd dien de Joden het derde maal noemen,
gedurende welken de Tzadik Torall zegt, dat is, iiij
spreekt voor de \\uist eene soort van zedekundig-
mystisch-cabbalistisehe redevoering uit, die zijne vol-
gelingen als uitspraken, welke van boven ingegeven
worden, aannemen. Ten behoeve vau hen, die te ver
verwijderd zijn om des Zaturdags te komen, doet de
Tzadik reizen door zijn distriet; hij wordt dan bij een
rijk lid der seetc gehuisvest, en behandeld met al den
eerbied, die iemand toekomt, welke in onmiddellijke
gemeenschap met de Godheid staat. Hij legt dan
straffen op aan hen, wier geweten beladen is met
schuld, en deelt amuletten en stukjes perkament, met
cabbalistischc zinnen er op, aan diegenen uit, die vrij
wenschen te zijn van ziekte en gevaar, of bescherming
zoeken tegen de aanvallen van boozo geesten." J)e
secte der Chasidim schijnt ecue loot te zijn vau de
Sabbathaisten, die ook in Polen ontstonden, en wier
leerstellingen, gelijk die der Chasidim, deels aan
den Talmud en deels aan de (\'abbala ontleend zijn.
Zij verklaren van zich zelve, dat zij oorspronkelijk
Talmudisti.sehe Joden zijn, en hunne liturgie is die
van de Sepbardim, terwijl hunne lofzangen eugedich-
ten vau Cabbalistischc strekking zijn. Eindelijk werd
het verschil tusschen de leerstellingen vau de Chasi-
dim en den Talmud duidelijk, toen in 1755 zekere
Meschullam, een lid der secte, iu het openbaar een
exemplaar van den Talmud verbrandde, in het midden
van de Joodsche wijk eener stad iu Podolic. De Tal-
mudistische rabbijnen iu l\'olen hadden echter reeds
vroeger ontdekt, dat de Chasidim zich tegen bun
gezag verzettedeu, eu hadden hen als eene kettersehc
secte in den ban gedaan. Zie S.vbiutu.vïstkn.
(\'11 KL, een dor hoven vanden tweeden Joruzaiem-
schen tempel. De Hebreeuwsche verklaarders zeggen,
dat het eene ruimte was van tien cl breedte, omgeven
door ecu muur, tusschen den berg vau het huis en de
hoven. Alen kwam vau den berg vau het huis inden c/W
langs twaalf treden, die eene halve el boven elkander
waren. Do muur, die den chcl omgaf, was niet zoo
hoog als de andere muren om den tempel, en er waren
vele doorgangen door dezen muur iu den chcl. Aan
elke zijde vau een doorgang was een pilaar, waarop
in het (irieksch en Latijn eene waarschuwing stond
-ocr page 517-
CHERUBIM.
4!ir>
uiterste gestrengheid te werk dachten te gaan. Het
doel van het uitspreken van den cherem was om liet volk
tot den oorlog aan te zetten. Tn zulke gevallen werden
al de inwoners ter dood veroordeeld, en was het niet
geoorloofd om cenig gedeelte van den buit te nemen.
De beesten werden gedood, alle andere dingen moes-
ten door vuur verteerd worden, en wat niet verbrand
kon worden, zooals goud, zilver en andere metalen,
werd in de seliatkist van bet heiligdom gelegd. Wan-
neer de stad verwoest werd. werd er een vloek uitge-
sproken, zooals bij Jericho, over een ieder, die traehten
zou haar te herbouwen.
( ÜIERUBIM. Veel verschil van meening heeft er
steeds onder de geleerden over de ware natuur dezer
schepselen bestaan. Zelfs de beteekenis en afleiding
van het woord cherub zijn nog bedeu onzeker. Het
meest algeincene gevoelen gedurende langen tijd was,
dat zij engelen waren, maar of chriwhiui de naam is van
eene afzonderlijke klasM\' van hemelschc wezens, of
dezelfde orde als de SenqJiim moet aanduiden, kan
niet met zekerheid bepaald worden. Mieliaelis ge-
loofde, dat zij eene soort van douder-paarden van Je-
hovah waren, eenigzins gelijk aan de paarden van 7<eus
in de oude Heidensche mythologie der Grieken, ter-
wijl Herder en andere Duitsche schrijvers van meer
nieuwere tijden beweerden, dat zij slechts fabelachtige
monsters waren, gelijk de draken uit den ouden lijd,
die, zooals men veronderstelde, zekere schatten be-
waakten. Spencer veronderstelde, dat de cherubim
van Egypliselieu oorsprong en bestemd waren, om
eene navolging van de monsterachtige gedaanten te
zijn, die zoo dikwijls inde oude godsdienst van Egypte
voorkomen, en die van daar naar Assyrië en Babyion
werden overgebragt. Het is echter ongelukkig voor
deze theorie , dat gedaanten , die den juisten vorm
hebben van de Ilebreeuwsche cherubim, niet te vin-
den zijn in de afbeeldingen op de Egyptische inoiiu-
mcnteu, en zoo algemeen komen de zaümgestelde
figuren in de mythologie van al de natiën der oudheid
voor, dat er gecne bijzondere reden is, om haar oor-
sprong uitsluitend aan Egypte, en niet aan ludië,
I\'crzië of China toe te kennen. Andere geleerde
mannen, onder welke l\'hilo, de Groot en Boehart
vermeld kunnen worden, in meer nieuwere tijden
door Roscnmüiler en de Wette gevolgd, beschouwen
de cheriibiin als de symbolen dei\' Goddelijke vol maakt -
heden, of als voorstellingen van de eigenschappen
der Godheid.
De cherubim in Kden, waarvan in Gen. III : 21
gesproken wordt, schijnen van die in hel heilige der
heiligen des tabernakels verschild te hebben. Eerst-
genoeinden hadden, gelijk de cherubim in Ezechiël
en de Openbaring, het voorkomen van leven in den
hoogsten staat van bedrijvigheid, terwijl de laatstge-
noenidcn Ievenlooze voorwerpen waren, afgebeeld met
vleugelen, die het verzoendeksel overschaduwden. De
plaats, die de cherubim in de oorspronkelijke ee re-
diensl van Eden ingenomen kunnen hebben, was,
volgens zeker schrijver, de volgende: — „Hunne be-
zetting van Eden moest een voortdurend teeken en
getuige daarstcllcu\'van de volstrekte heiligheid van
God in verband met het eeuwige leven, waarvan de
boom in het midden van den hof bel voedsel was. Dit
leven was voor het tegenwoordige een verloren voor-
regl en erfdeel voor den menscli geworden, omdat de
zonde zijne natuur was binnengedrongen en haar ont-
daauhad; andere wezens moesten zijne plaats innemen,
om de getuigenis van God levendig te houden, die hij
niet langer geschikt was om te handhaven.
„Maar terwijl in dit opzigt de cherubim in Eden
dienden, om de herinnering van de schuld des menschen
levendig te houden, als staande tegenover de regt-
vaardigheid van God, was toch het voornaamste doel
hunner aanstelling klaarblijkelijk van een vriendelijken
aard — een teekeii en zinnebeeld der hoop. /ij zouden
op zich zelve misschien niet voldoende geweest zijn,
om in den boezem des mensehen de hoop op onsterfe-
lijkheid te doen ontwaken, maar toen die hoop door
andere middelen was aangebragt, kwamen zij om die
te bevestigen. Want waarom moest het bewaren van
den boom des levens hun toevertrouwd worden? Zij
waren niet de natuurlijke en eigenlijke bewaarders er
van, en hij was ook niet geplant om het beginsel van een
onsterfelijk leven in hen te voeden; zij waren slechts
tijdelijke bewoners van het oord, waar hij groeide, en
daar zij ideale schepselen waren, moest, wat zij bewaar-
den, blijkbaar voor anderen bewaard worden, en niet
voor ben zelve. Hunne tegenwoordigheid om den
boom des levens, mei zigtbarc openbaringen der God-
dclijke glorie, kondigde ecu plan van genade jegens
de gevallenen aan. Zij kondigde aan, dat de grond,
door de list van den verzoeker verloren, niet geheel
aan zijne magt en boosheid was overgelaten, maar
weder bezet moest worden door de wezens, voor welke
hij oorspronkelijk bestemd was, en dat niiddclerwijl,
en als ecu zekeronderpand der toekomstige herstelling,
de Heniel er bezit van nam door middelen, die uit-
sluitend voor liet doel bestemd waren. Eden had dus
liet voorkomen eencr woning, hoewel voor het tegen-
woordige verloren, maar toch getrouwelijk voor zijne
-ocr page 518-
f\'HET
eigenaars bewaard tegen ilcu tijd, waarop zij eene
regtvaardighcid zouden bezitten, die hen in staal kon
stellen voor een terugkeer tot zijne zuivere en geze-
gende voorregten; eu er werd voor den nienseli een
blijvend teeken gesteld, dal de nu verbeurde toestand
der onsterfelijkheid teruggegeven zou worden.
..Tiet kon niet inocijclijk zijn, gelooven wij, voor
het eerste geslaeht der vereerders van God, niet de
O                                                                                                            J
gesehiktheiil diezij voor symbolisch ouderrigt bezaten,
om nog een sta]) verder te gaan, en nog eene les af te
leiden uit de verschijning der Ohcrubini in Eden.
Terwijl deze niet ander- dan als getuigen van fïods
heiligheid konden beschouwd worden, tegenover de
zonde des nienschen, en als teekenen van Gods doel,
om van de magt en de boosheid van den verzoeker te
verlossen, wal verloren was, konden zij ook niet
nalaten de gedachte te doen ontstaan, dat de \\ crvnlling
van dat doel meer nog dan herstellen zou, wat verloren
was. Deze ideale schepselen, die gedurende eenigen
lijd in de plaats des nienschen in hel paradijs werden
gesteld,vereenigden inhiinzaanigeslcld maaksel mcer-
dere krachten en vermogens dan die, welke de inensch
nu bezat, of ooit bezeten had. Zij vereenigden niet
het verstand des nienschen de geschiktheid voor voorl-
brengcnilen arbeid en de nuttigheid den os cigeji, de
inagl en heerschappij van den leeuw, den gevleugel-
den spoed en het verziende oog van den arend. De
hof van God en de boom des levens, als zinnebeelden
| van hoop voor de kerk, uu in de bewaring van sehep-
selen zijnde, die zulk eene zonderlinge vereeniging
J                                                                               o                         O O
van hoedanigheden bezaten, was zekerlijk geschikt
om de overtuiging te doen ontstaan, dal eene hoogere
plaats en eene hoogere bestemming voor den inensch
in de nieuwe schepping gewonnen moesten worden,
en dat, als de verloren erfenis herwonnen zou zijn, en
de teruggave aller dingen plaats zonde hebben, de
natuur des menseden begift igd zou worden mei andere
gaven en vermogens voor de dienst van God, dan zij
oorspronkelijk bezat. Eden werd niel alleen iu zijne
oorspronkelijke eer na den val bewaard, maar scheen
eerder gewonnen te hebben door die ongelukkige ge-
benrleuis; hoogere wezens bewaarden zijne schatten,
helderder openbaringen van Goddelijke glorie hingen
om zijn ingang, die voor hel oog des geloof» duidelijk
aantoonden, dat de verzoeker meer dan teleurgesteld
zou worden, en dal datgene, wal aanvankelijk strekte
om hei doel te vernietigen en het gezegende werk van
(lod te mismaken, ten slotte iu Zijne voorzienigheid
zou dienen tot veredeling en verfraaijing van dezen
grond der schepping."
De eherubiin in het heilige der heiligen van den
.loodseben tabernakel worden iu de Mozaïsche wel .
Kxod.XXV: ls. 19, aldus beschreven: „Gij zult ook
twee eherubiin van goud maken; van digi goud zult
gij ze maken, uil de beide einden des verzoendeksels.
En maak (\' éénen cherub uit het eene einde aan deze
zijde, en den anderen cherub uil hel andere einde aan
gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de
eherubiin maken, uit de beide einden van hetzelve."
Niets meer is van deze gedaanten bekend, dan dat zij
gevleugelde schepselen waren. Üe Grool veronder-
stelt, dat zij op de gedaante eens kali\'s geleken, terwijl
Spencer en Boehard zich verbeelden, dal zij den vorm
van een os hadden. Anderen beweren, dal zij zaamge-
slelde gedaanten waren, gelijk die in Ezechiel en de
Openbaring, en dal zij het gelaat hadden vaneen
menscb, een leeuw, een os en een arend. De houding,
waarin zij voorgesteld worden, met het aaugezigl naar
het verzoendeksel, is moeijclijk in overeenstemming
ie brengen met hel denkbeeld van een schepsel met
vieraangezigteu. Uitliet verhaal van Mozesaangaande
de eberubim vernemen wij, dal zij twee in geial waren,
aan beide zijden van het verzoendeksel één. Die in
den tabernakel waren van digi goud. maar die iu den
tempel van Salomo, die veel grooter waren, waren van
olieachtig hout, waarschijnlijk het hout van den olijf-
boom, gemaakt. l)e gezigten dezer eherubiin keken
naar elkander, om, zooals de .loden beweren, hunne
vvederzijdsche harmonie en liefde aan Ie duiden, en zij
keken beiden naar het deksel van de ark, om aan ie
tooiien. dat zij bewaarders der Wel waren, die onder
het verzoendeksel was nedcrgelegd. Hunne vleugelen
waren naar boven uitgebreid, om aan te toonen,dat
zij gereed waren om weg te vliegen, ten einde de
Goddelijke bevelen uil Ie voeren. Hunne vleugelen
bedekten de ark, zoadat zij ecu zetel vormden, die de
troon van God genoemd werd.
Eendermoeijelijkstevraagstukk.cn is de symbolische
beteek eu is van de eherubiin te begrijpen, hetzij zoo-
als zij in Kden gevonden werden, of zooals zij inden
tabernakel en tempel waren voorgesteld, lialirzegl,
dal de cherub ecu schepsel is, dat, op de hoogste trap
van liet geschapene staande, en in zich bel volmaakste
geschapen leven bevattende, de beste openbaring is
van liod en hel Goddelijk leven. Hij is, gaal hij voort,
een vertegenwoordiger van de schepping in haar boog.
slcn trap, een ideaal schepsel. De levenskrachten
aan de verbevenste wezens inde zigtbare schepping
medegedeeld, zijn er iu verzameld en er in overgebragt.
Ilcngstenbcrg meent e • overeenkomst te vinden
-ocr page 519-
CTTEKURIM.
4\'IK
tusschendc Hebreeuwsche cherabim en de Egyptische
sphinxen, on zegt, dat het cenige verschil is, dal inde
cherubiin de Goddelijke eigenschappen slechts zinne-
becldig voorgesteld waren, voor zoo verre zij zich in
do werken der schepping vertoonden, terwijl zij in de
sphinxen regtstreeks zinnebeeldig voorgesteld waren.
Niet weinig verschil heeft er plaats gehad over de
vraag, of de cherubiin eene meiischelijkc of ecne engel-
acht ige orde van wezens voorstelden. Fairburnzegt
op dit punt: ..de cherub is het beeld van het schepsel
in zijne hoogste ontwikkeling, een ideaal schepsel. De
levenskrachten, die in de werkelijke schepping onder
de schepselen der eerste klasse uitgedeeld zijn, zijn
daarin verzameld en vcreenigd. Alle schepping is een
getuige van de levenskrachten, die in (iod zijn, en hij
gevolg is de cherub, waarin de hoogste levenskrachten
zich als een individueel eigendom vertoonen, door
middel van de vier zamenstellendc deelen een getuige,
in den hoogsten zin, van de scheppende niagt, die het
eigendom is van den onzigtbaren God — van de ma-
jesteit, (of magl om te regeren en 1c oordeelen,) de
alomtegenwoordigheid en alwetendheid, en ten slotte
di\' volstrekte wijsheid van God. \\ls zulk een getuige
dienl hij tot verheerlijking en eer van (Iod, is hij de
verpersoonlijkte levende loftuiting van God zei ven, en
om die reden is het doel van de onophoudelijke inspan-
ning der vier levende schepselen in de Openbaring de
voortdurende loftuiting en aanbidding van God : „Zij
hebben gecne rust dag en nacht, zeggende: Heilig,
heilig, heilig is de TIecre God, de Almagtige, Die was,
en Die is, en Die komen zal." Ku wanneer de dieren
(levende schepselen) heerlijkheid en eer en dankzeg-
ging gaven Hem, die op den troon zat, die in alle
eeuwigheid leeft; zoo vielen de vier en twintig ouder-
lingen voor Hem, die op den troon zat, en aanbaden
Hein, die leeft in alle eeuwigheid, en wierpeu hunne
kroouen voor den troon, zeggende : „(Jij, lieert\'! zijl
waardig Ie ontvangen de heerlijkheid en de eer en de
kracht; want (lij licht alle dingen geschapen, en door
1 wen wil zijn zij, en zijn zij geschapen."
Andere schrijvers beschouwen de cherubiin als ecne
zinnebeeldige voorstelling van de Goddelijke glorie,
zooals die in de verlossing is ten toon gespreid. Zoo
merkt Holden aan: „Het is voor ecne weelderige
verbeelding, bij het verklaren der hiéroglyphische
beteckenis van de cherubiin, gemakkelijk om de per-
ken der gematigdheid en rede te overschrijden, doch
cenig geestelijk onderrigt moesten zij toch zonder
twijfel mededecleii; en de proto-evangclischc belofte, ;
dat het zaad der vrouw den kop der slang zal vermor-
zelen, vcreenigd met het licht van volgende openba-
ringen, wijst de geheimzinnigheid der verlossing aan,
als het hoofddoel van hel hemelsche visioen. De vrije
omgang met den boom des levens was aan het goval-
len, oprocrige schepsel verboden, en de eenige toegang
tot dien boom, die er nu overbleef, was door het mid-
dclaarswcrk van den Verlosser, die het kwaad, uit den
val voortspruitende, hersteld heeft. Dit werd typisch
aanschouwd in de glansrijke en chcrubijnsclio verschij-
ning aan den ingang van den hof van Eden, eene vcr-
schijning die niet ten doel had om onze eerste ouders
in schrik van den hoorn des levens te verdrijven, maar
om hun hoop in te boezemen, om hun aan te toonen.
dat de Goddelijke genade nog aan den mensch werd
beloofd, hoewel hij nu gevallen was, en om eene zinne-
beeldige voorstellingvan het genadeverbond te zijn.\'"
Een ander schrijver deelt zijne meening over dit
onderwerp in de volgende bewoordingen mede: „Zij
zijn geene hemelsche, maar meiischelijkc zinnebeelden.
cenigermate verbonden met de Kerk, voornamelijk
beschouwd als verlost, en duiden hare glansrijke niagt
en schoonheid aan, zooals zij voor den troon van God
en van het Lam voorgesteld worden. Juist hetzelfde
karakter kan aan de levende schepselen van Ezechiëls
visioenen en aan de chernbim toegeschreven worden,
waar in het Oude Testament gewag van hen wordt
gemaakt. Zij stellen de volledige Kerk voor, uit alle
tijden en natiën en van de vier hoeken der wereld
verzameld, dienende haar Heer en Zaligmaker in Zijne
verlossende heerlijkheid. In de heilige plaats des
tabernakels en des tempels drukten het verzoendeksel,
besprenkeld met boetedoenend bloed, de chcrubim,
die er op nederzien, de heerlijkheid des Hoeren, rus-
tonde in het midden, opgeschikte wijze zinnebeeldig
de verlossing, de verlosten eu don Verlosser uit; be-
ueveus geloovigen, met het oog standvastig op de
verzoening gekoerd, waardoor God nogmaals onder
hen komt wonen; Jehovah, met cindelooze vreugde
de Kerk ontmoetende, die door bloed is gekocht en
doorbloed is gereinigd. Zoo ook, als hel geloof God
aanschouwt als den God des bchouds, verschijnt Hij
in heerlijkheid met hetzelfde gevolg. Engelen dienen
Hem, maar op of boven de cherubiin rijdt Hij voort.
Tiisschcn de cherubiin woont Hij. De Kerk beschouwt
Hem altijd als haar eigendom, on ziel Hem zieh in
liefde over haar verheugen.
Hot is onmogelijk om de grootc verscheidenheid
van ïneeniugcn op to sommen, die aangaande de sym-
bolische beteckenis der chernbim gekoesterd zijn.
I\'hilo verbeeldde zich, dat zij zinnebeelden waren van
-ocr page 520-
CHERUBDNSCHE LOFZANG — CHOllEPlSCOPl ok KOOR BISSCHOPPEN.
il\'\'.!
ilc twee halfroudcu, en Athauasius vau de zigtbarc
hemelen. Oude en nieuwere schrijvers hebben zoo wijd
verschild in liuunc beschouwingen over dit onder-
werp, dal naailes wat er over geschreven is, zelfs door
meuschcu van de uitgebreidste geleerdheid, wij ons
tevreden moeten stellen met de zaak te beschouwen
als nog gehuld in geheimzinnigheid en onzekerheid.
CHERUBIJNSCHE LOFZANG, een loflied dat
in de oude Christelijke kerk iugroote achting gehouden
werd. De oorspronkelijke woorden warende/.e:„Hei-
lig, heilig, heilig, Heere God der heirscharen; de hemel
en de aarde zijn vul vau Uwe heerlijkheid, die voor
altijd gezegend zijt, Amen." Ambrosius van Milaan
spreekt van dezen lofzang onder den naam van lïisa-
i/io/i,
eu zegt ons, dat in de meeste Oostcrsche en
Westersche kerken de priester en de aanwezigen hem
als met ééue stem zongen, wanneer de offeraude hij het
avondmaal was opgedragen. Hiëronvntus spreekt er
ook van, en zegt, dat hij gezongen werd als eene belijdc-
nis vau deHeiligeDrieëenheid. Tegen het midden dei
vijfde eeuw bezigde de kerk deze woorden voor den Che-
rubijuschcu lofzang: „Heilige God, Heilige Magtige,
Heilige Onsterfelijke, wees ons\'genadig," waarvan de
drie uitdrukkingen vau aanbidding betrekking moes-
ten hebben op de Drie Personen der Driccenheid. Dit
formulier wordt somtijds toegeschreven aan Pro\' lus,
bisschop van Constantinopel, eu Theodosius den Jon-
gere, en werd gebruikt tot aan den tijd van Auastasius
den keizer, die de woorden: „die voor ons gekruisigd
werd," er aan toe liet voegen. Sommigen zeggeu ceh-
ter, dat deze bijvoeging afkomstig is van Petrus
Gnapheus, bisschop van Autiochië. Het doel dezer
bijvoeging was, om de ketterij der Theopasehieten in
te voeren, die beweerden, dat de Goddelijke natuur
zelve aan het kruis leed. Om deze dwaling te vermij-
den, werd het loflied later ten tijde van keizer Zeno
veranderd, eu bestond het uit de volgende woorden :
„Heilige God, Heilige Magtige, Heilige Onsterfelijke,
Christus onze Koning, die voor ons gekruisigd werd,
wees ons genadig." Deze toevoegingen bragten groote
verwarring in de Oostcrsche kerken teweeg, terwijl
de Westersche kerken weigerden ze aan te nemen,
en in sommige provinciën in Europa werden de woor-
deu: „Heilige Drieëcubeid, wees ons genadig" niet
voordacht gebezigd, opdat de lofzang, gelijk vroeger,
voorde geheele Driccenheid gebruikt kon worden.
CHIBBUT HAKKEFER, het slaan der dooden,
dat.zooalsde Rabbijnen beweren, in het graf door den
engel Diinia eu zijne dienaren verrigt wordt, die drie
vurige roeden in de hand houden, en liet ligchaam en de
ziel te gelijker tijd oordeclen. Zij beweren, dat dit het
vierde der zeven oordeclen is, die na den dood over de
inenseben gehouden worden, eu waarop gedoeld moet
worden inde bedreiging, Lev. X.XVI : ^S : „Zoo zal
Ik ook met U in beetgrimmige tegenheid wandelen, cu
Ik zal uook zevenvoudig over uwe zonden tuchtigen."
CHISLEU of Kislev, de derde maand van het
burgerlijke eu de negende vau het godsdienstige jaar
hij de Joden. Zij bevat dertig dagen, en komt overeen
met ecu gedeelte van onze maanden November en
December. Gedurende deze maand begint liet winter-
gebed om regen. Verscheidene Joodschc feesten heb-
ben in den loop er van plaats. Zoo is er, behalve het
feest der nieuwe maan op den eersten dag der maand,
ren feest op den derden, ter nagedachtenis van de at-
godsbeelden, die de Asmouiedeu uit den tempel wier-
pen. Oji den zevenden wordt er een vasten gehouden,
dat ingesteld werd, omdat Jojakim de profetie vau
Jereinia verbrandde, die Baruch geschreven had. Dr.
Prideaux plaatst dit vasten op den negen eu twintig-
sten dag der maand; Calmet vi ronderstell echter, dat
het op den zesden plaats had, en dat op den volgenden
dug een feest gevierd werd ter gedachtenis vau den
dood van Herodius den Groote, ^\\cn wrecdeu inoorde-
naar van de kinderen van Bethlehem. Op den vijf eu
twintigsten dag vau Chisleu begon hel feest derwijdiug,
dat gedurende acht dagen gehouden werd als een
kleiner feest, ter nagedachtenis van de wijding des
altaars, nadat Judas de Makkabecr den tempel van de
verontreiniging door Anlioehus gereinigd had.
CHLORIS, de echtgenoot vauZepAyrusende godiu
der bloemen bij de oude Grieken; dezelfde als Floru
bij de Romeinen.
CHOREPISCOPI ofKooKBisscHoprES,ccimaam
in oude tijden aan bisschoppen van het platteland
gegeven, en waarschijnlijk afgeleid vau chutu, dal in
het Griekscb land beteekeut. Het ontstaan dezer ker-
kclijkc ambtsbekleeders moet in zeer oude tijden ge-
zocht worden, daar het aan weinig twijfel onderhev ig
is, dat in vele districten het Christendom reeds zeer
vroeg in hel open land vorderingen maakte; eu waar
een voldoend aantal Christenen gevonden werd om
eene afzonderlijke kerkelijke gemeente Ie vormen,
kozen zij hunne eigene herders of bisschoppen, die
toen natuurlijk eveu onafhankelijk waren als de bc-
stuurders in de stadskerken. In de vierde eeuw begon
men hun een afzonderlijken naam, dien van koorbis-
schoppen, te geven, als afgescheiden van eu in strijd
niet de stadsbisschoppen. De koorbisschop bestuurde
de kerk van ecu voornaam dorp, en aan hem was een
-ocr page 521-
(\'HOI\' KIS ET — CHRISMA.
50<i
wordt gebruikt bij den doop, hel vormsel eu de wijding;
de andere is zuivere olie, door den bisschop gewijd,
eu wordt gebezigd bij het zalven van geloofslcerlingeu
en bij hel laatste oliesel. Zeer oude schrijvers verhalen,
dat liet chrisma het eersl bij het vormsel, en inlatcren
tijd bij den doop gebezigd werd. De schrijver der
Verordeningen spreek; van iwee soorten van olie. De
ecne soort wordt mystieke olie, en de andere mystiek
chrisma genoemd, en hij geeft ecne afzonderlijke wijze
van wijding op. De cene wijding geschiedde, alvorens
dedoopelingiu het water ging, en mogt verrigt worden
door een diakeu, en de andere, nadat de doopcling er
weder uit was gekomen, eu kou alleen door een bisschop
verrigt worden. In de derde eeuw wordt het eerst van
chrisma gewag gemaakt, en wel door Origenes en
Tertulliauus, als zij over liet vormsel spreken. Van
zeer vroege tijden af is hel chrisma door de Grieksche
en de I.afijnschc kerk bij den doop gebruikt, met dit
verschil echter, dal de Grieken het gcheelc ligcbaam,
en de Latijnen slcch\'s de kruin van het hoofd zalven.
Het vormsel wordt door de Grieksche kerk chrisma
genoemd; bij de toediening er van zalven de Grieken
het voorhoofd, de oogen, de neusgaten, den mond, de
oorcu, de borst, de handen en de voeten, en maken
daarop het teeken des kruises, terwijl de [triester tcl-
kens zegt: „liet zegel van de gave des Heiligen Gccs-
tes." Het gereedmaken of heiligen van hel chrisma
in de Ooslersehe kerk is een jaarlijksch werk, dal ver-
scheidene dagen vordert, eu alleen in de Lijdensweek
verrigt kan worden. De Xcstoriancn vcroordeeleuhet
gebruik van chrisma, en stellen slechts olijfolie in de
plaats er van; zij beweren, dat hel laatste bijzonder
gepast is, niet alleen omdat de olijf een zinnebeeld des
vrcdes is, maar ook omdat zij, die met de heilige olijf-
olie gezalfd zijn, op den dag des oordeels niet zullen
verwelken of in de hel vallen, gelijk de bladeren des
olijfbooms uiel verwelken of afvallen. De gewone
wijze, waarop liet chrisma in de Grieksche kerk gereed
gemaakt en gewijd wordt, is deze: — Debestanddeclcn
zijn uiet minder dan twintig in getal; elk dezer beeft
vooraf eene afzonderlijke bisschoppelijke zegening
ondergaan. Des Maandags worden zij met wijwater
besprenkeld en in een grooteu kelcl gedaan. Deprics-
icrs gieten er wijn en olie in, in zulk ceue hoeveelheid,
dal het mengsel gedurende drie dagen kokende wordt
gehouden, en in zulk ecne verhouding, dat er altijd
eene zekere bepaalde diepte van den wijn onder de
olie is. Gedurende de gcheelc behandeling staan er
diakenen bij, die hel mengsel met lange stokken om-
roeren, terwijl vele priesters er bij tegenwoordig zijn,
zeker aauial dorpskerken, die hare eigeue lierdei*s
haddcu, onderworpen, liet is niet onwaarschijnlijk,
dat sommige dezer geestelijke arabtsbekleedcrs mis-
bruik maakten van hun gezag, daar wij vinden, dai
in de vierde eeuw eenigc synoden bepaalden, dal
de koorbissekoppeu slechts de magt zouden hebben
om geeslelijken van een lagereu graad te benoemen
en te wijden, zonder den stadsbisscliop te raadplegen.
I let concilie van Sardica en dat van Laodicea verboden
eindelijk de aanstelling geheel, en het laatstgenoemde
concilie beval, dat er in de plaats van de landsbis-
schoppen visiteurs aangesteld zouden worden, die
het algemecne toezigt over de kerken van lui plulte-
land zouden hebben. Maar in tateren tijd werden er
toch nog koorbisschoppen in de kerken van Syrië en
in hel Westen gevonden. Ouder kerkgeschiedschrij-
vers bestaat er niet weinig verschil van mecning over
den juist en aard van hel gezag, dal (1c koorbisscb oppen
bezaten; ecuigc beweren, <la( zij slechts presbyters
waren, die \\au de stadsbisschoppen afhingen; andere,
dat zij ecne tussehenplaats tussclien presbyters en
bisschoppen innamen; nog andere, dal zij het bisschop-
pelijk gezag in haar geheelcu omvang uitoefenden.
De laatste nieeniug is hoogstwaarschijnlijk de juiste,
en in de onafhankelijke uitoefening van hun ambt
kwamen zij in botsing mei de stadsbisschoppen, die
natuurlijk uiet nalieten ecne verontschuldiging te
zoeken en ie vinden, om iu de eerste plaats het ambt
in ie korten en later al\'te schaffen.
(\'IIOI\'RRTCT, een feest ouder de Mokamedanen
in Indië, dat mei vrees eu droefheid begint, en met
hooi) eu vreugde eindigt. Rij die gelegenheid herden-
keu zij het onderzoek der zielen van gestorvenen door
goede engelen, die al de goede daden opschrijven,
welke zij in dil leven verrigt hebben, terwijl de booze
engelen, mei evenveel uaauwgezetheid, al hunne
slechte daden optcekeuen. (Zie DooDEX, Onderzoek
der). Zij gclooven, dal God deze verslagen doorloopt,
en daarom zijn zij bang, uilen eenigc gebeden, onder-
zoeken zich zelve eu geven aalmoezen. Daar zij zich
echter vleijen, dat hunne rekening Ie hunner gunste
zal uitvallen en dat hunne namen in het Boek des
Levens opgeschreven zullen worden , eindigen zij
de plegfigbedcn van bet ckouln-et met illuminaliéu.
vreugdevuren en vermaken van allerlei aard.
(\'IIHTSMA, olie door den bisschop gewijd, en in
ilc lloomsehe eu de Grieksche kerk bij de toediening
van den doop, het vormsel, de priesterwijdingen hei
laatste cdiesel gebruikt. Kr zijn twee soorten van
chrisma; de eene soort bestaat uit olie en balsem, eu
-ocr page 522-
CHRISMA.
:>ul
volgen de onder-diakenen ciuliakcnon, twee aan twee;
daarna een diaken, die eene vaas vol balsem draagt;
achter dezen twee diakenen, die de twee kruiken dra-
gen, terwijl er schoont; servetten van bun hals voor
hunne borst hangen; zij houden de kruiken met de
linkerarm omvat, en gewikkeld iu de uiteinden hunner
servetten, maar toeli zoodanig, dat zij van het midden
lot het bovenste gedeelte gezien kunnen worden, ter-
wijl de diaken, die de olie voor hel heilige chrisma
draagt, aan de regterzijdc voortwandelt. Op deze
volgen de twaalf priesters, twee aan twee.
In deze orde op de bestemde plaats aangekomen,
staat de prelaat, zijn mijl er afnemende, op. De kruik
mei olie voor bel chrisma en de balsem bevinden zich
uu voor hein op de tafel, en hij gaat over tot de wijding
van den balsem, aldus biddende: „O lieer, de voort -
brenger aller schepselen, die door Uwen dienaar Mozcs
het heiligen van zalf, gemaakt van ondereengemengde
welriekende kruiden, be\\ aalt, wij roepen zeer nederig
Uwe genade iu, opdat Gij, door eene ruime uitdeeling
van geestelijke genade, de, volheid van l\'weheiligf ma-
king in deze zalf, het voortbrengsel van den gewor-
telden stam, moogt gieten. Laat haar voor ons gekruid
zijn, o Heer, met de vreugde des geloofs; laat haar
een voortdurend chrisma zijn van priesterlijke zalf;
laat haar allcrgeschiktsl zijn voor het indrukken der
hemelsche banier, opdat zij. die door den heiligen
doop herboren, met dil vocht gezalfd zullen worden,
de volledigste wijding hunner ligcbainen en zielen
mogen verkrijgen, en voor altijd vergroot mogen wor-
den door de verleende belooning van hel gelukzalige
geloof "
Daarna zijn mijter opzettende, en steeds staande,
vermengt hij op de patcne den balsem met een klein
gedeelte van de olie voor hel chrisma, uit de kruik
genomen, terwijl bij zegt:
„Laat ons onzen Ifeer God Almagtig, — die door
eene wondervolle besturing de onbegrijpelijke God-
heid van Zijn eeniggeboren en medc-ecuwigen Zoon
met di- ware menschheid onafscheidelijk verbonden
heeft, eu door de medewerkende genade des 1 ledigen
GeestcsITcm gezalfd heeft boven Zijne medemeuschen
met de olie der blijdschap, opdat de mcuseh, zaïucnge-
steld uit eene tweevoudige en eenige substantie, hoe-
wel verwoest door de list des duivels, hersteld mogt
worden in de eeuwigdurende erfenis, waarvan hij ver-
vallen was, — bidden, dal Hij deze geschapen vochten
van verschillende soorten van geschapen dingen, met
de volmaaktheid der Heilige Drieëenheid wij f de, en
door die te wijden hei f lige, en hun verleene, dat zij,
die achtervolgen» de Kvangeliën lezen, en weder niet
Mattheüs beginnen, als zij aan hel einde van Johannes
gekomen zijn. Des Woensdags worden de reukolicn
er aan toegevoegd; des Donderdags wijdi de bisschop
het geheel met liet teeken des kruises, waarna hel in
nrncii gedaan wordt, en over de sleden van het patri-
arehaat wordt verdeeld. Deze plegtigheid kan sleehls
aan ééne plaats voor één tak der kerk verrigt «orden.
Zoo heeft zij voor de Itussiscli-Griek.-che kerk altijd
plaats in de Patriarchale zaal te .Moskou. Hendcrsou
/.egt, als hij deze kamer en de bezienswaardigheden,
die zij bevat, beschrijft: — „Hel merkwaardigste
voorwerp op deze prachtige tentoonstelling van heilige
gereedschappen was eeu groote flacon, van paarlemoer
gemaakt, die nog iels van de olie beval, welke van
Constantiuopcl werd aaugebragf, toen in de tiende
eeuw het Christendom in Rusland werd ingevoerd.
Deze olie wordt met groote zorg bewaard, zoodal, als
slechts eenige druppels er van genomen \\\\ orden, zooals
bij de tegenwoordige gelegenheid, hunne plaats aan-
gevnld wordt door iets van die olie, die in een vroeger
tijdperk gereedgemaakt was, waardooi- men veronder-
stelt, dat hare voortdurende kracht verzekerd wordt."
Het gereedmaken en wijden van het chrisma in de
Roomschc kerk heeft met veel praal op Witten Dou-
derdag plaats. Op den morgen van dien dag worden
drie kruiken, vol van de zuiverste olie, in hei Sacra-
rium geplaatst en daar zorgvuldig bewaard; ééne
kruik is voor de olie der zieken, ééne voor de olie
der geloofsleerliugcn, en de derde, eene grootere, \\ ooi-
het chrisma; deze laatste moet met wit balsemings-
linnen, maar de twee andere met balsemingslinnen
van eene verschillende kleur, bedekt worden. Bij de
dienst voor de wijding van het chrisma moeien, bc-
halve de prelaat en zijne medehelpers, twaalf priesters,
zeven diakenen, zeven onder-diakenen, acolnthen en
anderen, allen in witte kleederen, tegenwoordig zijn.
Eene processie wordt er gevormd, die naar het altaar
gaaf: eerst een wierookdrager, en achter hein twee
waskaarsdragers. Aan het altaar gekomen, wordt de
mis gevierd. Daarop volgt het maken van de heilige
oliën, te beginnen inct de olie voer de zieken. Als dit
afgeloopcu is, gaan de dienstdoende priesters en dia-
kenen in processie de olie voor het chrisma en die
voor de geloofsleerlingen halen. Zij keeren in de
volgende orde terug: - - eers\' een bewierooker, die
berookt; daarna een onder-diaken, die het kruis draagt,
tusschen twee acolnthen, die brandende kaarsen dra-
gen; dan twee koorzangers, diezingen : ,,<) Verlosser,
neem het gezang aan van hen, die zingen." Op deze
-ocr page 523-
CHRISTUS.
:,o-2
gekleed worden in het gewaad van eene zuivere ge-
uade; dat het zoo (het chrisma) voor hen, die herboren
zullen worden uit water eu den Heiligen Geest, het
chrisma der zaligheid zij, eu hen tot deelhebbers makc
van het eeuwige leven, bekroond met heinelsehc
heerlijkheid."
Als deze pnefatic geëindigd is, doet de prelaat het
, mengsel vau balsem en olie in de kruik voor het
chrisma, terwijl hij zegt: —
,,Moge dit mengsel vau vochten boetedoening zijn
voor allen, die daarmede gezalfd zullen wordeu, en
voor altijd de vrijgelcide tot zaligheid. K. Amen."
Daarna neemt de diakeu het servet en het zijden
dekkleed van de kruik, de prelaat zet zijn mijter af,
buigt het hoofd, eu groet het chrisma, zeggende:
Wees gegkoet, Heilig Cubisma !
Dit doet hij tcu tweeden en ten derde male, terwijl
hij telkens zijne stem meer verheft; hierna kust hij
den mond van de kruik. Uitgedaan zijnde, komt elk
j der twaalf priesters achtereenvolgens voor de tafel,
maakt eene buiging voor het sacrament, dat op het
altaar is, en voor den prelaat, (lic met ziju mijter op
het hoofd zit, knielt driemaal voor de kruik, telkens
op een verschillenden afstand, eu zegt bij elke knic-
I liug, op ecu hoe langer hoe hoogeren toon, wees
gegroet, heilig chrisma\' Eu daarna kust hij vol eer-
bied tien mond der kruik.
Als er uog iets vau het oude chrisma over is, wan-
ueer het nieuwe gemaakt wordt, wordt het in de kerk-
lampcu gedaan, om voor het sacrament verbrand te
worden; wat in de vaten overblijft wordt met de zijde
in het vuur verteerd, en deze worden weder met het
nieuwe chrisma gevuld.
CHRISTUS (Gr. Christus, de Gczalfdej, een der
namen of titels in de Heilige Schrift aan den Zoon vau
God, deu tweeden Persoon tier heilige Drieceuheid,
als den Gezalfde gegeven, door Jehovah bestemd om
de Zaligmaker vau Zijn volk te zijn. De naam komt
in betcekenis overeen met dien van deu Messias (zie
ald.) vau het ()ude Testament, eu heeft eene duidelijke
betrekking op de heilige zalving van de AVel, waar-
j door zekere personen voor bijzondere ambten gewijd
of afgezonderd werden. In Psalm XLV ; S wordt van
...                                                                                                                                     I
Jezus gezegd, dat, Hij gezalfd is met vreugdc-olie,
I boven Zijne medegeuooten, eene uitdrukking die be-
: teekent, dat Hij gezalfd was boven diegenen, die met
Hem eene overeenkomst hadden inde uitoefening van
dergelijke ambten, als typen vau Hem zelvcn. Zoo werd
Aiiron tot hoogepriester gezalfd, Saul tot koning,
; Elisa lot profeet, Melchizedek tot koning en priester,
te zamcu vermengd, een worden; en dat liij, die daar-
mede uitwendig gezalfd wurdt, zóó inwendig gezalfd
zij, dal hij bevrijd worde van allen smet van ligcha-
iiiclijk.cn aard, en blijde lot een deelhebber aan hel
heraclsehe koningrijk, worde gemaakt.\'\'
Uil gedaan zijnde, gaat de prelaat mei den mijter
op hel hoofd zitten, en ademt hij driemaal in den vorm
\\au een kruis over deu mond van de kruik met het
chrisma, die nog steeds in het servet gewikkeld is.
Uaama komen de twaalf aangewezen priesters in ge-
regelde orde naar voren, en maken zij eene buiging
voor het sacrament op het allaar voor deu prelaat; en
voor de tafel slaande, ademen zij achtervolgen» een
voor een, op dezelfde wijze als de prelaat gedaan heeft,
in den vorm van een kruis over den mond der kruik.
Daarna wederom eene buiging makende als te voren,
keercu zij naar hunne plaats terug. Dit gedaan zijnde,
slaat de prelaat op, en leest, met deu mijter op het
hoofd, de volgende duivelbezwering:
„Ik bezweer u, gij schepsel van olie, bij God den
Almagtigeu Vader, die den hemel en de aarde maakte,
di- zee en alles, wat daarin is, opdat de gehcele mag!
van den tegenkanter, het geheelc heir vau den duivel,
de gehcele inval en de geheelc spookachtige magt van
Satan uit u uitgeroeid en op de vlugt gedreven worden;
zoodal gij dienen moogt voor allen, die met u gezalfd
zullen worden, tot aanneming als zonen door den
Heiligen Geest. In den naam vau God den Almagti-
geu Va f der, en van Jezus t Christus, Zijn Zoem,
• ouzeu Heer, die met Hem leeft cu regeert als God, in
de eenheid vau den Heiligen Geest."
Dan zijn mijter afnemende, en zijne handen voor
zijne borst uitgestrekt houdende, zegt hij de 1\'raïatie
i op, waarvan het tweede gedeelte is als volgt: —
„Daarom smecken wij 17, o Heilige Heer enz., dat
Gij U verwaardigen moogt om met Uwc ze f gening
de vel beid van dit geschapene te hei f ligen, en daar-
mede te vermengen de magt van den Heiligen f Geest,
terwijl de magt van Christus, Uw Zoon, medewerkt,
van wiens heiligen naam het deu naam chrisma out-
vangcu heeft; dat Gij dit schepsel van chrisma stellen
i moogt lot een sacrament vau volmaakte zaligheid en
leven voor hen, die hernieuwd moeten worden door
den doop in het geestelijke waschbekken; dat liet bc-
derf hunner eerste geboorte weggenomen zijnde door
de ingieting van deze gewijde zalf, de heilige tempel
van elk hunner wclreikcnd zij door deu geur vau het
aannemelijke leven der onschuld; dat zij, volgens het
sacrament door U ingesteld, bekleed zijnde met Ko-
ninklijke en Priesterlijke en Profetische waardigheid,
-ocr page 524-
CHRIS
i
Mozcs tot priester eu profeet, David tot koning en
profeet. Maar niemand werd ooit gezalfd tot de uit-
ocfening van al deze ambten te zamen, behalve de
Christus van God. In Hem alleen waren de ambten
van profeet, priester en koning in hunne hoogste en
heiligste betcckciiis vereenigd, en tot deze werd Hij
gezalfd door den Heiligen Geest van den hemel ge-
zonden. Bij Zijn doop daalde de (ieest op Hem gelijk
eene duif, en wij vinden, dat Hij. de taal van .Tesaja
op zich zelven toepassende, in eene Joodsche s\\ nagoge
verklaarde: „De Geest des Heeren is op mij, daarom
heeft Hij mij gezalfd; Hij heeft mij gezonden, om den
armen het evangelie te verkondigen, om te genezen,
die gebroken zijn van harte." De ruime zalving met
den Heiligen (ieest werd merkbaar in elk woord, dat
Hij sprak, en in elke daad, die Hij deed. Wat ouder
de Joodsche wet met olie gewijd was, werd als heilig
beschouwd, en dus aan God gewijd zijnde, was alles,
wat bet aanraakte, ook heilig. En zoo is het met den
Christus, den Allerheiligste van God. Hij is niet
alleen heilig in zich zelven, maar Hij deelt van Zijn
Heiligen Geest aan Zijn gehcele volk uit. Hij is bun
roemrijk en verheven Hoofd, en de zalving, waarmede
Hij gezalfd is, vloeit af op hef nederigste en geringste
Zijner leden. De Apostel Paulus spreekt over geloo-
vigen als de gezalfden van God, eu in dit opzigt zijn
Christus en Zijn volk één. Zij hebben eene zalving
van den Allerheiligste, en zij weten alle dingen.
CHRISTENDOM, de godsdienst door Christus
gepredikt en door Christenen beleden. De Christelijke
leer is vervat in de Schriften van het Oude en liet
Nieuwe Testament, die door alle ware (\'hristenen voor
bet eenige rigtsnoer van geloof en gehoorzaamheid
gehouden worden. Het is buiten allen twijfel waar,
dat er eene natuurlijke en eene geopenbaarde gods-
dienst bestaat, eu dat deze in scboone ovcreensteni-
ming met elkander zijn. Er is voor een denkenden
geest niets, dat meer in het oog springt en treffender
is, dan de geschiktheid van onze zedelijke gesteldheid
voor dien uitgcbreiilcn zaniciihaugvan zedelijke waar-
lieden, die in den bijbel vervat zijn. Hetzij wij nadenken
over die oorspronkelijke godsdienstige beginselen, die
in de borst van eiken niensch wonen, of over die bc-
ginselen, die, hoewel aan onze natuur eigen, nooit ten
volle ontwikkeld worden, voordat hun tegenhanger ons
door openbaring bekend gemaakt wordt, wij worden
door verbazing getroffen over de grootheid van het
standpunt, dat wij innemen, als te gelijk de bezitters
van belangrijke, hoewel eenigzius geheimzinnige,
waarheden, eu de verwachters van nog duidelijker en,
503
voor ons ten minste, meer belangrijke openbaringen.
in hef ecuc geval kunnen wij beschouwd worden als
reeds in het bezit van ecuc belangrijke klasse van gods-
dienstige gevoelens, waaraan de naam van natuurlijke
. godsdienst gewoonlijk gegeven wordt; terwijl wij in
het andere beschouwd moeten worden als voorbereid,
door onze kennis van deze oorspronkelijke waarheden,
I voor de ontvangst van nog hoogere en meer uitge-
breide onderrigting. Van daar komt het, dat wij ge-
woonlijk tot de noodzakelijkheid van pene Goddelijke
openbaring besluiten door de vraag, welke door onze
zedelijke natuur gedaan wordt, om een stelsel van
kennis aan te vullen, dat ons reeds in duistere en on-
bepaalde grenzen is medegedeeld. De onderrigting
ten aanzien van geestelijke en Goddelijke zaken, die
; wij van de natuur ontvangen hebben, is, het kan niet
anders, gering en onvolmaakt, maar toch voldoende
! om ons te overtuigen, dat het in onzen ontdancn en
hulpeloozcn toestand, den vriendclijken en genadigen
Vader, in wien wij leven, ons bewegen en zijn, verre
van onwaardig is, om aan ons eene openbaring bekend
te maken, die hel verlangen van onze zedelijke gc-
stcldhcid bevredigt, en ons uit een staat van duisternis
i en twijfel verlost.
Eene openbaring is derhalve noodzakelijk voorden
mensch en Gode niet onwaardig, eu daarom is zij ons
geschonken. De ons medegedeelde openbaring is het
Christendom. Men kan echter de vraag stellen, die
ook menigmaal gesteld is: Hoc kan men weten, dat
die openbaring van men schelijken of van Goddclijkcn
oorsprong is\'r Het antwoord op deze vraag, zoo be-
langrijk voor elk meiiscbclijk wezen, vormt bet uitge-
brcide onderwerp der bewijzen, zoowel uitwendige
als innerlijke, voor de waarheid van het Christendom.
Het bijzonder voorkomen van den bewijsgrond voor
. het Christendom moet blijkbaar in geene geringe mate
! afhangen van het geloof der personen, voor welke hij
! bestemd is. Eenige schrijvers hebben het daarom juist
I geoordeeld, om te beginnen met het aannemen van een
i zuiver theïsmus; maar de meeste bestrijders van de
waarheid des Christendoms, wel verre van atheïstisch in
hunne gevoelens te zijn, nemen niet alleen het bestaan
van God aan, maar ook al de andere beginselen der
: natuurlijke godsdienst, en kunnen derhalve beschouwd
worden als in een toestand, die niel ongunstig is, om
niet opregthcid tot het onderzoek van de bewijzen voor
. het Christendom over te gaan. in dien geest bet on-
derwerp behandelende, merken wij op, dat bet eerste
1 punt van het uitwendig of historisch bewijs ten gunste
: van het Christendom de echtheid van het Nieuwe Tes-
-ocr page 525-
504                                                                    CHRISTENDOM.
lamcnt betreft, dat wil zeggen, dat do boeken, die het
bevat, geschreven werden door de personen, wier
namen zij dragen.
Als wij de echtheid van het Nieuwe Testament wil-
len bewijzen, mogen wij dezelfde wijze van redenering
volgen, als wanneer wij over een ander letterkundig
voort brengsol van eenc vroegere eenw spreken. „Wij
kennen," zegt Angnstinns, „de geschriften der Apos-
telcn, zooals wij de werken van Plato, Aristoteles,
Cicero,Varro en anderen, en zooals wij de geschrif-
ten van verschillende kerkgeschiedschrijvers kennen,
dewijl tijdgenooten en zij, die in volgende ecuwen
geleefd hebben, voor hen getuigen." Men kan cene
onafgebroken reeks van getuigenissen van ontwijfel-
bare geloofwaardigheid, die tot de eenw der Apostelen
opklimmen, aanhalen, die buiten allen twijfel aantoo-
nen, dat de schrijvers van het Nieuwe Testament juist
de personen waren, aan welke de zamenstclling van
zijne verschillende deelen toegeschreven wordt. Uo-
vendien kan men gelijktijdige schrijvers, Ileidensche
en.Toodsche, zoowel als Christen-schrijvers, aanhalen,
die hetzelfde getuigen. De taal der schriften draagt
het kenmerk van de eeuw, van de natie, en van de om-
standighedon harer schrijvers, en de stijl en de geest
der voortbrengselen zijn in overeenstemming niet de
eigenaardigheden van het gemoed en de geaardheid
dier verschillende schrijvers. Nog eenc bevestiging
van dezen grond kan men ontlcenen aan het erkende
feit, dat te midden van al den bitteren tegenstand.
waaraan de Apostelen blootgesteld waren, en niette-
genstaande de talrijke en scherpe twisten van hunne
eeuw, nergens in de geschriften hunner hevigste vij-
auden, hetzij Ileidensche of Joodsche, zelfs niet de
geringste bedekte beschuldiging te vinden is, dal het
Nieuwe Testament niet de echte voortbrengselen
bevat van de mannen, aan welke zij toegeschreven
worden.
Innig verbonden met de kwestie over de echtheid
van het Nieuwe Testament, is die over zijn zuiveren
j oorspronkelijken staat, hetgeen hetcekenf, of hel
niet eenc grootc verandering ondergaan heeft, sedert
het geschreven werd. Voor de onmogelijkheid van
zulke veranderingen voeren wij hel volgende aan. De
Schriften verschenen , zoodia zij geschreven waren,
Christenen zochten ze vurig, en de kopijen vormenig-
vuldigden, werden naar verre landen overgebragt, en
voor eeti heiligen schal gehouden, waarvoor discipelen
geneigd waren te sterven. Zij werden dagelijks in de
huisgezinnen gelezen en in de kerken verklaard;schrij-
i vers haalden ze aan, en vijanden vielen ze aan; ketters
poogden hare uitspraken te ontwijken, en de rogtzin-
nigen waren op hunne hoede, opdat de. eerstgenoem- II
den, bij hun pogen om aan de verklaring te ontsnappen, j
den tekst niet zouden veranderen. Binnen korten tijd
waren kopijen over het geheele bewoonde gedeelte
der aarde verspreid. Overzettingen in verschillende
talen hadden er plaats. Zoo werd aan elk boek onder
vrienden en vijanden algemcene bekendheid gegeven.
Hoe konden in zulke omstandigheden voorname ver-
anderingen gemaakt worden, zonder dat zij aan het i
licht werden gebragt r Indien zij in ééne kopij gemaakt
werden, moeten zij in alle gemaakt zijn geworden, of
anders zouden cenige onveranderde kopijen tot ons
zijn gekomen, of in de kerkgeschiedenissen en de ge-
scliriftcn van oude tijden zijn aangehaald. Indien deze
veranderingen algemeen gemaakt werden, moet hel
werk geschied zijn door vrienden, ketters of openlijke
rijanden.
Is het te veronderstellen, dat openlijk/\' rij-
attden alle
of een honderdste gedcelle van de kopijen
konden veranderen, zonder dal zulks door Christenen
werd opgemerkt, wanneer zij zoo aanhoudend gelezen
en zoo liefdevol beschermd werden? Konden de secten
van letten zulk een werk doen, wanneer zij elkander
even ijverig gadesloegen, als al hare handelingen aan-
houdend door de kerken gadegeslagen werden? Kon-
den ware Christenen zulk eenc taak vervullen, zelfs als
zij door de eenc of andere reden er toe geleid werden .
om haar te begceren, terwijl ketters aan den oenen,
en talloozc vijanden aan den anderen kant altijd op
de wacht waren, met de Schriften in de hand, om het
minste voorwendsel legen de verdedigers van het ;
geloof aan te grijpen\'r Het was ten minste even on-
waarschijnlijk, dat aanzienlijke veranderingen in het
Nieuwe Testament in de vroegere en volgende eeuwen
onopgemerkt zouden voorbijgegaan en algemeen ge-
worden zijn, als dat eene belangrijke verandering in
eenc kopij van de grondwet onz: s kouingrijks in al
de kopijen, die over het land zijn verspreid, zou
sluipen, en als een gedeelte van het oorspronkelijke
zou worden beschouwd, onopgemerkt door de ver-
schillende partijen, waardoor die grondwet zoo aan-
houdend nageslagen wordt. Zoo was ook juist de
redenering van ecu schrijver der vierde eeuw over dit
zelfde onderwerp. „De zuivere oorspronkelijke staat,"\'
zcgl Angnstinns, „van de boeken eens bissehops, hoe
uitstekend ook, kan niel zoo volkomen bewaard wor-
den als die der canonieke Schrift, die in zooveel talen
is overgezet, en door het volk van elke eeuw is be-
waard; en toch zijn er sommigen geweest, die valsche
geschriften hebben met de namen van Apostelen. Tc
-ocr page 526-
0HRI8\'
-
vergeefs evenwel. daar dr Schrift zoo geacht. zoo
beroemd, zoo bekend is geweest." Met een ketter
sprekende, zegt hij: „Indien iemand 11 te laste leide,
dat gij eenige door n aangehaalde teksten er tnsschen
hadt gevoegd, zondt gij dan niet onmiddellijk anl-
woorden. dat het voor u onmogelijk is zoo iets te doen
in boeken, die door nllrfliristrnongelczc.il worden?
; En dat, zoo ecne dusdanige poging door n werd ge-
daan, zij onmiddellijk ontdekt eu krachteloos gemaakt
zou worden door eonc vergelijking nut de oude ko-
pijen\'r Welnu dan. om dezelfde reden, waarom de
Schriften door n niet bedorven kunnen worden, kon-
den zij ook niet door iemand anders bedorven worden."
Niet minder belangrijk dan de echtheid en de zuivere
oorspronkelijke staat is de geloofwaardigheid van het
Nieuwe Testament, want het is zeer mogelijk, dat een
boek echt en toch niet geloofwaardig is. Veronderstel
dan vooreen oogenblik, dal de schrijvers niet eerlijk in
hunne opgaven waren, dat zij wisten, dat zij cene open-
lijkc bedriegerij aan de wereld trachtten op te dringen.
Wij willen niet spreken óver hun vernuft in zulk ge-
val, maarovcr hunne beweegreden. Men kan moeijelijk
veronderstellen, dat iemand zich zou kunnen wijden
aan de ijverige bevordering van zulk eene bedriegerij
zondereene zeer bijzondere beweegreden. Veel minder
nog, dat, zonder zulke beweegreden, de acht veisebil-
lende schrijvers van het Nieuwe Testament zich tol
dit plan zouden verceuigd hebben. Welke beweeg-
: reden konden zij gehad hebben!" Zoo zij bedriegers
waren, waren zij slechte mensohen: hunne beweegre
den moest derhalve slecht zijn. Zij moest zijn, om hen
zelve in rijkdom, eerofmagt te doen toenemen. Neem
een of al deze doeleinden, en de zaak komt op hel
volgende neder: — Vier geschiedschrijvers met vier
1 andere schrijvers van het Nieuwe Testament, met uil-
zondering van (\'énen arme ongeletterde mannen, on-
dernemen hel om de wereld te overreden, dat zekere
groote gebeurtenissen plaats hadden voor de oogen
van duizenden in .ludea eu fialilea, die niemand in
RNDOM.                                                                     505
dwazen en het uitvaagsel aller dingen gehouden ie
worden, ja zelfs, dat zij dankbaar den dood te geinoet.
gaan, alleen om ecu verhaal voort te planten, dat,
zooals zij allen weten, niets anders dan ecu verzinsel
is. Bij eiken stap. dien zij doen, zien en voelen zij,
dat zij dagelijks hun ondergang meer nabij komen, in
stede van eenig wereldsch voordeed te behalen. Kik
oogenblik kunnen zij lerugkeercn en het verlorene
herwinnen, en toch volharden deze acht, niet volko-
inene eenstemmigheid en niet duizenden anderen, ilie
evenzeer bewust zijn van het bedrog, zoo vastberaden
als mogelijk is, in hunne loopbaan van schande en lij-
den. Niet de minst e bekentenis, zelfs onder groote kwel-
lingen en het sterke lokaas der belooning. ontsnapt
aan de lippen van eenen. Niet de minste aarzeling
wordt er getoond, wanneer aan elk de keus tnsschen
herroeping of den dood aangeboden wordt. Hij, die
zulk een geval van bedrog eu dwaasheid kan gelooven.
kan alles gelooven. Hij gelooft aan een wonder, dat
oneindig moeijelijk er t e gelooven is, dan eenig wonder
uit den bijbel. Om tot zulk een geloof te geraken.
moet liij alle wetten der natuur en der redenering niet
voeten treden. Op welk eene onneembare rots staal
dan de eerlijkheid der schrijvers van het Nieuwe Tes-
tanient, indien zij alleen met zulke opofferingen aan-
gevallen kan «orden. Hoe duidelijk is het, nietalleen
"dat zij geenc beweegreden om te bedriegen konden
gehad hebben, maar ook, dal zij iu al hunne zelfop-
oll\'ering het sterkst mogelijke bewijs gaven, dat zij
openbaar hadden gemaakt, wal zij als waarheid ge-
loofden.
Zoo dan de echtheid en geloofwaardigheid van bet
Nieuwe Testament voldoende bewezen kunnen wor-
den, de echtheid en geloofwaardigheid van de Schriften
dost Inden Testament* kunnen beschouwd worden als
op nagenoeg denzelfden grondslag Ie rusten. De
Christelijke en Joodsche Schriften staan lol elkander
in een inuig verband. De eersten gaan uit van de
waarheid en hel Goddelijke gezag der geschriften van
Mozes, en in de geschriften der Vposlclcn zijn vele
aanhalingen van en verwijzingen naar de Wel eu de
1\'rofeten. I)c argumenten ten behoeve van het Nieuwe
Testament zijn volkomen gelijk aan die ten gunste van
hel Oude: de tegenwerpingen door ongeloovigen en
muggezifters tegen hel cene gemaakt, zijn juisi iu
hoofdzaak de tegenwerpingen, die tegen het andere
gemaakt zijn; derhalve staan de tweededen vanden
bijbel, wat hunne echtheid en geloofwaardigheid aan-
gaat, op denzelfden voet.
Dit zijn de bewijzen vool\' de waarheid van het (\'hris-
64
12847348
die streken ooit zag, of waarvan niemand ooit hoorde,
en die, zooals zij zeer goed wisten, nooit plaats had-
den. Zij zien vooruit, dal de poging om den .loden en
Heidenen die diugen te doen gelooven, hun allerlei
schande en vervolging zal berokkenen. Desniettemin
zijn zij zoo ingenomen, mei hetgeen zij uitgedacht heb-
ben, dat, hoewel het bil Ier bestreden wordt door al de
gewoonten, de vooroordeelen. neigingen en wijsbe-
gcerte, zij zich blijmoedig onderwei pen aan ellende en
verachting, zij zich vrolijk van hunne goederen laten
berooven, zij er zich gaarne aan onderwerpen voor
-ocr page 527-
506
CHUISTENDOM.
tendom als ceue eenvoudige opgave van feiten; hel
is echter noodzakelijk, om het Christelijk geloof te
verdedigen, dat in het betoog ceue voorname plaats
worde aangewezen aan de wonderen en profetie als
meer krachtige en dadelijke bewijzen. In het artikel
Bijbel is dit onderwerp echter reeds uitvoerig bc-
handeld, en wij zullen om die reden er thans niet bij
stilstaan.
Schrijvers over de getuigenissen voor het Christen-
dom hebben somtijds aangevoerd, dat het bewijs aan
de vervulde profetie ontleend een bijzonder voordeel
bezit boven dat uit de wonderen getrokken, daar liet
eerste in kracht toeneemt, naar mate de tijd vordert,
terwijl het laatste trapsgewijze zwakker wordt, naar
mate wij meer verwijderd zijn van het tijdperk, waarin
de wonderen verrigt, werden. De ongeloovigc, zeggen
zij, die, om zijn ongeloof te verdedigen, voorgeeft,
dat hij in Christus zou hebbeu geloofd, indien hij de
wonderen had aanschouwd, die Hem worden toege-
schreven, kan zulk ceue verdediging niet aanvoeren
voor het wederstaan van dat bewijs, dat voortspruit,
uit de vervulling der profetie en de verschijning en
het werk van Christus op aarde. Want zelfs op den
huidigeu dag hebben wij nagenoeg, zoo niet geheel,
hetzelfde voorregt, dat genoten werd door hen, die
ons zijn voorafgegaan, om bedaard te kunnen onder-
zoeken en uit te maken, of die gebeurtenissen, die de
profeten voorspelden, door de meuschelijke schran-
derheid voorzien konden worden, eu of het voorspelde
op zijn tijd en naar rangorde vervuld werd. Tegen
deze aanmerkingen kanten wij ons bepaaldelijk aan,
daar het ons onmogelijk is om voor een oogenblik toe
te geven, dat bet, bewijs door de wonderen geleverd,
zelfs door den loop der eeuwen, ooit iets van zijne
kracht kan verliezen. Ware het bewijs uit enkel men-
schelijkc overlevering getrokken, dan zou dit naar
alle waarschijnlijkheid het geval hebben kunnen zijn;
maar als wij bedenkeu, dat de wonderdadige feiten,
spoedig nadat, zij verrigt waren, door ooggetuigen
verhaald werden, die zich daardoor aan tegenspraak
van hunne landgenooten blootstelden, zoo het moge-
lijk geweest ware ze te weerspreken; als wij bovendien
overwegen, dat de geloofwaardigheid dezer schrijvers
en de echtheid hunner geschriften tegenwoordig even
goed te bewijzen zijn als in de derde eeuw, dan kunnen
wij deze getuigenis niet anders beschouwen dan, wat
hare echtheid aangaat, als van dezelfde kracht, nu wij
buiten den sfeer van de onmiddellijke vrienden en
medgezellen der Apostelen eu hunne onmiddellijke
opvolgers gekomen zijn, als vroeger Terwijl wij ge-
. reedelijk aannemen, dat het hewijs door de wonderen
! met geene mogelijkheid meerdere kracht kan verkrij-
gen, zien wij aan den anderen kant niet in, hoc het
door den loop der tijden in de geringste mate iets
van zijne kracht verliezen kan. Eeuwen mogen voor-
bijgaan, maar het bewijs voor de waarheid van de
wonderen onzes Meeren moet, naar onze meening,
onverminderd iu zijne kracht blijven, zoo lang het
heilige boekdeel zijne bladzijden voor de zondige en
lijdende kinderen der menscliheid zal openen.
Evenmin als het betoog aan de wonderen ontleend
met mogelijkheid iets van zijne kracht verliezen kan,
naar mate de tijd vordert, evenmin wordt er daardoor
iets aan hare kracht toegevoegd. Het meeste, dat er
van gezegd kan worden, is, dat het hetzelfde blijft.
Maar met het bewijs door de profetie is iiet ontwijfel-
baar anders gesteld; het ontvangt in den loop des t ijds
eenc aanhoudend toenemende kracht. Naar mate de
geschiedenis der wereld zich trapsgewijze ontwikkelt,
komt de ecne voorspelling na de andere in vervulling,
en met dit voordeel, dat wij\'de vervulling voor oogen
krijgen. Bit bewijs bepaalt zich niet tot één tijdperk
van de geschiedenis der wereld. Het begint iu lang
vcrloopen eeuwen, strekt zich reeds over den loop van
meer dan vier duizend jaren uit, en zal eerst eindigen
in de voleinding der eeuwen. Het is uoodeloos om iu
kleine bijzonderheden te treden, ten einde de vervnl-
ling van de lange reeks van bijbelsche profetiën aan te
toonen. Babyion,Tyrns, Egypte, Edom en Judea, allen
getuigen als met ééne stem voor de waarheid der oude
profetie. Maar de duidelijkste en belangrijkste voor-
spellingen uit de Schrift zijn die, welke betrekking
hebben op bet karakter, den toestand en het werk van
den beloofden Messias, en die, welke betrekking heb-
ben op de daaraanvolgende lotgevallen der Christelijke
kerk en der Joodschc natie. In de geschiedenis der
volkeren is niets, waarvan, volgens inenschclijke rede-
neringen, zoo weinig rekenschap kan gegeven worden
als van de verstrooijing en het behoud der .loden.
Waar worden zij niet gevonden? Zij zijn burgers van
de wereld, en tocli burgers van geen land op do wereld.
In welk bewoonbaar gedeelte der wereld is niet de
Jood van nabij bekend? Hij heeft overal gezworven,
en is nog overal een zwerver. Eén kenmerk van dit
wonderbaarlijke geslacht staat over zijne gehcelc ge-
schicdenis geschreven, van zijne verstrooijing tot den
tegenwoordigen tijd. Onder de rolken zijn de Joden niet
stil, en hunne voetzolen hebben geene runt.
Van stad tot
stad, van land tot land zijn zij gedreven, altijd onzeker
in hunne woonplaatsen en blootgesteld aan ceue plot-
-ocr page 528-
CHRISTENDOM.
507
selinge verdrijving, wanneer liet bijgeloof, de begcc-
righcid of de wreedheid der heerschers een offer vroeg.
Kn hoc groot zijn hunne kwellingen geweest! liet
hart bloedt hij de geschiedenis hunner vervolgingen,
slagtingeu, gevangennemingen en slavernij. Alle na-
i tien hebbeu zich vereeuigd om hen te onderdrukken;
alle middelen zijn gebruik! om hen uit te roeijen.
Van eigendomuien, van kinderen beroofd, begraven in
de kerkers der inquisitie, verbrand op de brandstapels
van hel treurigste bijgeloof, leed geen volk ooit het
honderdste gedeelte huuuur rampen, en nog leven zij!
Kr is voorspeld, dat zij als eene natie hersteld zouden
worden, en bij gevolg werden zij niet alleen iu het
leven bewaard, maar onvermengd mei de natiën,
overal als een afzonderlijk geslacht, dat weder verza-
ineld kan worden, als de lijd der herstelling zal aan-
breken. De vervulling hiervan maakt het verbazendste
gedeelte der gehecle profetie uit. Gedurende uagc-
noeg achttien honderd jaren zijn zij onder alle \\ olkeren
verstrooid; zij hebhen geen tempel, geenc offeranden,
geen vorst, geene stamregisters, gcene zekere woon-
plaatsen gehad; hel is hun verboden, om door hunne
eigene wetten bestuurd te worden, om hunne eigene
magistraten te verkiezen, oin eene gemeenschappelijke
staatkunde te volgen, iu één woord, om elkcu gewonen
hand van nationale vereeuiging en nationaal behoud
te onderhouden; al het geweld, dat ooit de natiën
vernietigd en uitgewiseht heeft van de aarde, is met
voorbeeldelooze kracht tegen hen gebruikt, en nog
zijn de Joden eeu volk, een afzonderlijk, een talrijk
volk, ouvereenzelvigd met ceuige natie, hoewel onder
alle natiën verspreid. Hnnue eigenaardigheden zijn
onverminderd. Hoewel over alle winden verstrooid,
kunnen zij weder geheel en al tot ééue massa vereeuigd
worden. Hoewel door talrijke ontbindingen in de
kleinste deeleu verdeeld, hebben zij alle verzwagerin- |
gen weerstaan, en kunnen zij onveranderd in de meest
verwarde vermenging van menschelijke wezens we-
deigevonden worden. In hun geval zijn de wetten der
natuur geschorst. Zij zijn nog steeds dezelfde, en
wachten op de stem, die de verworpenen van Israël
en de verstrooiden van Juda wederom zal oproepen.
Kn waar ziju de volkereu, onder welke de Joden wer-
den verstrooid? Heeft niet de Heer, naar Ziju woord,
hen te niet gcdaau\'r Terwijl Israël onverteerd heeft
gestaan in het vurige fornuis, waar zijn de natiën, die
de vlammen daarin ontstaken? Waar zijn de Assyriërs
en de Chaldeërs? Hun naam is bijna vergeten. Hun
bestaan is alleen aan de geschiedenis bekend. Waar
is het rijk der Egypteuaren ? De Macedoniérs vernic-
I igden het, en een afstammeling van huu oud geslacht
kan niet onderscheiden worden van de vreemdelin-
gcu, die sedert dien tijd hun grondgebied bezitten.
1 Waar zijn de Macedoniérs? Het Romeinsehc zwaard
bragt hun koningrijk ten ouder, en hunne nako-
melingsehap is onafscheidelijk vermengd met de be-
volking van Griekenland en Turkije. Waar ziju de
volkereu van hel oude Rome, de laatste overwinnaars
der Joden en de trolsehc verwucsters van Jeruzalem?
De Gothen rolden hunnen vloed over hunnen trots. Eeu
audcr volk bewoont de oude stad. Zelfs de taal van
hare vroegere bewoners is dood. De Gothen! — waar
zijn zij? De Joden! — waar zijn zij niet? Zij waren
getuige van den roem van Egypte, van Rabylon en !
van .Nineveh; zij waren op rijpen leeftijd bij de ge-
boortc vau Macedonié en van Rome; magtige rijken
zijn verrezen en verdwenen, sedert zij over de aarde
werden verspreid, en nu trekken zij over de puiuhoo-
peu daarvan, hetzelfde volk als toen zij Judea vcrlie-
teu, dat in zich eeu monument bewaart van de dagen
van Mozes en de Pharaos, even onveranderd als de
pyrainideu van Egypte, die deze hebben gebouwd. Gij ;
kunt tot aan de einden der aarde gaan, en gij zult Ie 1
vergeefs om ecu levenden vertegenwoordiger van die
magtige rijken der oudheid roepen, door welke het
volk van Israël achlervolgcus onderdrukt werd. Maar
zoo de stem, die hierna dat volk uit alle landen zal
verzamelen, uu van den berg Sion werd gehoord, roe-
pende om de kinderen van Abraham, dan zouden on-
middellijk millioenen op dien uaam antwoorden, van
welke een ieder iu zich ontwijfelbare bewijzen van dat
geslacht zou dragen.
Boven de hoofdgroudeu ten gunste van liet Chris-
tendom aan de wonderen en de profetie ontleend, kan
de snelle voortplanting der Christelijke godsdienst, iu
spijt van de tallooze hinderpalen, die zij ondervinden
moest, als ecu van de krachtigste ondergeschikte be-
wijzen aangemerkt worden. Dat de uitbreiding iu de
dagen der Apostelen opmerkenswaardig was, daaraan
kan geen denkend mensch twijfelen. Paulus, bij voor-
beeld, zegt: „zoodat ik van Jeruzalem af, en rondom,
tot Illyrieum toe, het evangelie van Christus vervuld
heb." Te Jeruzalem, te Antioehië, te Ephesus, Athene,
Corinthe, Thcssalonica, en zelfs in de keizerlijke stad
Rome, de mecsteressc der wereld, waren kerken ge-
bouwd, en werden de waarheden des Christendoms
openlijk voortgeplaut. Zoo iu bijna alle rigtiugeu over
hel Romeinsehc rijk verbreid, gevoelde dezelfde Apos-
tel zich geregtigd om, toen hij de Colossenzische broc-
deren aansprak, over de waarheid vau het evangelie
-ocr page 529-
CHRISTENDOM.
.Vis
dooraardsche en lage begeerten, en niet zijne geheele
ziel gewijd aau de dieust eu de verheerlijking vau
zijnen God. Hij zoekt eerst het koningrijk vau God
en zijne regtvaardigheid, en hij vervult ook met den
lueesten ijver de pligteu van zijn beroep, iu gehoor-
zaamheid aau hel bevel vau God, en iu overeenstem-
mi ng met de eischeu voor zijn bestaan. De weldadige
invloed van het Christendom is uiet alleen zigtbaar
iu het leven en het werkeu van een enkelen geloo-
vige, maar ook iudeu verbeterden zedelijkeu toestand
van natiën, die slechts verklaard hebben het te om-
belzen. Hare wetten, hare instellingeu, hare zeden
iiebbeu evenzeer den verbetercudeu invloed van het
evangelie van Christus ondervonden; en hoewel de
hervorming in deze opzigteu langzaam moge geweest
zijn, is zij toch zoo blijkbaar en duidelijk geworden,
dat zij een argument vau geen gering gewigt is ten
gunste van de waarheid en het Goddelijk gezag des
Christendoms.
Nadat wij iu het korl de uitwendige of historische
bewijzen voor het Christendom onderzocht hebben,
is het tot geheele verdediging van hetzelve noodza-
kelijk, dat wij ook tevens een kort overzigt geven
vau de innerlijke bewijzen, die gegrondvest zijn op
eenc beschouwing er van, zooals het in het gco-
penbaarde Woord Gods uiteengezet wordt. Is er iets
in de leerstellingen vau ous Christelijk geloof, dat
een boveuuatutirlijkeu oorsprong voor haar eischlr
Beveleu zij zich aan onze rede, ons hart, ous geweten
als ouwederlegbaar waar aau, eu niet alleen als waarhe-
den, maar als zulke waarheden, die geheel voor ouzen
toestand, als schepselen zoowel als zondige schepselen,
geschikt zijn\': Als duidelijk aangetoond wordt, dat er
op deze vragen slechts één antwoord kan gegeven wor-
den, eu dat wel een bevestigend antwoord, dau komen
wij vau zelve lot de gevolgtrekking, dat de Christelijke
openbaring Gode niet onwaardig is, maar in tegen-
deel, dat er in hare leerstellingen een sterk op waar-
schijnlijkheid gegrond bewijs is voor haar Goddelijkcn
oorsproug. Neem b. v. de beschouwing, die het Chris-
tendom van de Goddelijke natuur en het Goddelijk
karakter geeft. Hel zegt ous: „God is een geest," en
wischt. aldus de zaamgestclde en wijdloopige theorién
van oude eu nieuwe materialisten uit. Op dit punt
is de bijbel door en door duidelijk eu bepaald. Hij
kondigt van het begin tot het einde één Levend, Per-
soonlijk God aan, die de Maker eu de Bestuurder van
het heelal is. Hoe donker, onzeker en onvoldoend zijn
niet de beschouwingen over dit onderwerp van de
voornaamste Heidenschc schrijvers der oudheid! Al
te spreken. ,,hetwelk," zegt hij, „tut u gekomen is,
gelijk ook in de geheele wereld;" en in hetzelfde
hoofdstuk zegt hij hun: „ Indien gij maar niet bewogen
wordt \\an de hope des evangelies, dal gij gehoord
hebt, hetwelk gepredikt is ouder al de creature, die
onder den hemel is." Maar de opmerkenswaardige
zegen, die op het werk der eerste verbreiders van het
(\'liristendoni rustte, is ons niet alleen uit hunne eigene
opgaven bekend, maar wordt door gelijktijdige schrij-
vers ten volle bewaarheid. Eu aan welke andere dun
eeue Goddelijke magl kan de voortgang van de Chris-
lelijke waarheid in de eerste eeuweu toegeschreven
worden: Deze mag! alleen kou den tot het Christen-
dom hekeerde staande houden iu het gezigt van die
beproevingen eu vervolgingen, waartoe hij om dei-
wille der waarheid veroordeeld wus, en hem in staal
stellen te midden daarvan in het geloof te blijven met
eeue heldhaftige vastheid en sterkte, die door geene
verschrikkingen geschokt kouden worden, en door
geen tegenstand konden worden overwonnen.
Nog een treilend bewijs voor de waarheid van hel
Christendom kan gevonden worden in zijn heiligen
en zuiveren invloed op de gemoederen van ben, die
het met een opregl hart omhelzen. Zonder dezen in-
vloed zoude ongeloovige eeue gegronde reden hebben
om te klagen over de nutteloosheid van hel stelsel,
welks waarheid wij trachten aan te toonen. Op de
uitwerking van het Christendom op de gemoederen
van allen, die het van harte aannemen, mag echter de
verdediger ervan wel bogen. Het veredelt den geest,
verfijn) den smaak, en zuivert liet hart. Niemand kan
een opregl Christen zijn, zonder er in elk opzigt beier
door te zijn. Kies iemand uit den geringst en stand op
deze wereld, wiens ziel eeue geestelijke en heilzame
verandering ondergaan heeft. Zie hoe zijn gerimpeld
en door de zorgen uitgeteerd gelaat verhelderd wordt
door den glimlach van eeue heilige cu rustige tevre-
denheid. Hij geniet eeneu vrede, die alle begrip te
hoven gaal, en eeue hoop, die vol onsterfelijkheid is;
en hoewel hij veroordeeld is om dagelijks zijn brood
te winnen iu het zweet zijns aaugczigts, wordt zijne
ziel dikwijls opgewekt te midden van zijnen arbeid,
door de hoop en de vertroostingen des evangelies.
Keu zuiverder, een hooger, een krachtiger beginsel
om heilig te leven is begonnen zijne geheele ziel en
zijn geheele hart te doorstroomen. Door dit heilig,
dit veredelend beginsel aangezet, begeeft hij zich aau
zijne dagelijksche bezigheden me) een geest, die zich
bezighoudt met de beschouwing van de zuiverste en
verhevenste zaken, met een har) uiel langer verlaagd
-ocr page 530-
OHRIS\'J
d<; wijsgceren, behalve die, welke liet denkbeeld van
cene godheid geheel en al uil hun geloof verwier-
pen, kwamen overeen om eene menigte goden aan te
nemen. Zelfs Socratcs en Plato, die bij verschillende
gelegenheden over één alwetend Opperwezen sprekeu,
geven door andere opmerkingen van een zeer vcr-
schillenden aard maar ui te dikwijls het bewijs, dat
hun geloof in de eenheid van God niet de uitslag was
van voortdurende en voldoende overtuiging. Ku de
geschriften der Ouden waren niet minder vol dwaal-
begrippen aangaande de Goddelijke eigenschappen.
Niet alleen waren hunne godheden onzeker en vorau-
derlijk van karakter, maar zij waren ook in partij-
schappen verdeeld; zij stonden tegenover elkander en
tegenover het welzijn der meuseheu. Elke natie had
hare beschermers en hare vijanden in de vergadering
op den Olympus, en haar voorspoed of val inoesl min-
der toegeschreven worden aan hare eigene deugden
of ondeugden, dan aan de gunst der goden aan den
eeueu, of aan hunne vijandschap aan den anderen kant.
Bovendien geleken deze godheden in hare behoeften,
hare begeerten en hare genietingen evenzeer op
menschen als in hare tweedragt. Zelfs de Zcus dei-
Grieken en de Jupiter der Latijnen, hoewel hoog ver-
heven in de rijen der bemelsche hiërarchie, wordt
dikwijls beschreven als een wezen, dat vele van de
onvolmaaktheden en zwakheden van den zwakken ,
dwalenden mensen bezit; bij wordt somtijds zelfs voor-
gesteld als door de ondeugd beneden den diepst ge-
zonken nienscli verlaagd. Hoi\' verschillend hiervan
is de God der Christenen! Hij is niet alleen liet
grootste eu verheveuste wezcu in het heelal, maar
Hij is ook gekenmerkt door volkoinenc heiligheid en
onbevlekte zuiverheid. Gezeten op den troon des
heelals, lieerscht Hij over Zijne schepselen met eeu
onpartijdigeu scepter, en ziet Hij toch met welgeval-
len neder op allen, die zoeken Hem lief te hebben en
Zijne geboden te ouderhouden. Zijne ondoorgronde-
lijke grootheid en onuitsprekelijke majesteit zijn op
schoouc wijze vereenigd met medelijden met de zwak-
beid Zijner dwalende schepselen. Hij is uict tot toorn
geneigd, Hij is overvloedig in genade, heilig en toch
vol liefde, een regl vaardig God en toch een Redder.
Wat is er meer verheven dan de korte maar krachtige
verklaringen der Schrift : „God i* een licht"; „God
is liefde."
Het is bo\\ endien geen I wijfelaeht ig bewijs voor den
Goddclijken oorsprong des Christendoms, dat het eene
voldoende verklaring geeft van de inoeijelijkheden,
die den tegenwoordigen staat der dingen omgeven.
ENDOM.                                                                    509
Waar wij ook onze oogen wenden, zien wij tallooze
bewijzen van wijsheid en goedheid; maar te zelfder
lijd ontdekken wij ook tegenstrijdigheden en onre-
gclinatigheden, die dikwijls den denkenden geest in
verlegenheid brengen. l)c werken der schepping, zoo-
wel als de schikkingen der Voorzienigheid, bieden ons
eeu staat van zaken aan, dien men moegelijk overeen
kan brengen met volmaakte orde eu onvermengde
goedheid. Het Christendom geef) echter ten volle re-
kenschap van de invoering en hel aanhoudend voort-
bestaan van ligchamelijk en zedelijk kwaad in de
wereld. God blijkt regt en waar in al Zijne wegen
Ie zijn, zoowel als heilig in al Zijne werken. In het
zedelijk bestuur van ons geslacht wordt Zijne regl-
vaardigheid zoowel als Zijne goedheid uitgeoefend,
daar de schuldigen gestraft «orden, terwijl de regt-
vaardigeu worden beloond. Uns blijkt het duidelijk,
waarom de uieusoh, het schepsel van God, als een
vreemdeling en vijand behandeld wordt. Hij heeft
gezondigd, en daarom verciseheu de billijkheid en
de regtvaardigheid evenzeer, dat hij de straf ver-
dure, die op de zonde volgt. De zonde en het lijden
zijn in het lot van het menscholijk wezen innig en
onafscheidelijk verbonden, en daar de dood de bczoldi-
giug der zonde is, is hij overgegaan op alle menschen,
omdat alle gezondigd hebben. Zoo ontsluit door de
invoering van dit eene clement — de geregtigheid
van het Goddelijk wezen — het Christendom degc-
beimzinnigheid van hel tegenwoordige voorkomen ■
der dingen, zoowel iu de natuurlijke als in de zcdelij ke
wereld.
Eene andere kwestie, die het Christendom geheel
oplost, en waardoor het zich Goddelijk betoont, is de
gewigtige vraag: Hoe kan een zondig nicusch vcr-
giffenis, regtvaardigmaking en aanneming voor God
verkrijgen? Ben diepgevoeld bewustzijn van schuld
woont in het hart van clkcn meuseh, eu daarom is
bij hem, zelfs van de eerste tijden af, het verlangen
steeds levendig geweest, om de wijze te vinden, waar-
op hij de Goddelijke gunst kan verwerven. De ernstige
vraag is door velen in het binnenste hunner ziel ge-
daan : „Waarmede zal ik den Heere tegenkomen en
mij blikken voor den hoogen God? zal ik Hem te- \'
genkomen met brandofleren, met eenjarige kalveren?
zou de Heer een welgevallen hebben aan duizenden
van rammen? aan tienduizenden van oliebeken? zal
ik mijnen eerstgeborene geven voor mijne overtreding,
de vruelif mijns buiks voor de zonde mijner ziel?"
Deze vragen beantwoordt hel Christendom op do
meest voldoende wijze. Hel wijsl op een offer van
-ocr page 531-
CHRISTENDOM.
51H
langen der Christelijke zedeleer en vroomheid; vol-
komene bestaanbaarheid en overeenstemming zijn in
het gchcele plan bewaard, en het Christendom toont,
dat bet Goddelijk is.
Wij wenschen echter bet bewijs, dat het Christen-
dom van Goddelijken oorsprong is, voornamelijk op
de bijzondere leerstellingen er van te doen steunen.
Deze leerstellingen zijn drie iu getal: — De leer der
boetedoening door het bloed vau Christus; die der
regtvaardiginaking door de toegerekende reglvaar-
digheid van Christus; en die der heiligmaking door
de inwonende werking van den Heiligen Geest. Deze
maken de groote kenmerken uit van liet Christendom,
cu de openbaring dezer leerstellingen, die nooit door
enkel menschclijke rede kouden gevonden worden,
geeft aau hetzelve eeue gezonde aanspraak, om be-
sehouwd te worden als bovennatuurlijk van aard en als
duidelijk voortgekomen uit God.
Demensch moet, als zedelijk wezen, tweeledig wor-
i den beschouwd — als onderworpen aan de Goddelijke
wel en als ecu overtreder dier wet. Iu het eeue geval
is hij een verantwoordelijk persoon, en in het andere
i is hij een oprocrling tegen hel bestuur van God, en ]
daardoor onderworpen aau de straf, die op de zonde
\\ i ilgt. Hij heeft gezondigd, cu daarom moet hij sterven,
I want het is ecu vastgesteld beginsel iu liet bestuur
j van God, dut „de ziel, die zondigt, die zal sterven."
! Hoe dan kan de zondige menscli aau de regtvaardigc
verontwaardiging van een beleedigd God ontkomen?
j Zekerlijk niel door eene afwijking, van den kant van
j Jehovah, van de strenge eisehen der geregtigheid, en
door de verkondiging van eene vergiffenis zonder on-
derscheid. Het is duidelijk, dat zulk eene handelwijze
onbestaanbaar zou zijn niet de vlckkelooze volinaakt-
: heid vau de natuur vau God, eu met de handhaving
■   vau Zijn gezag als Zedelijk l?est uurder van het heelal.
Maar men kau vragen : Zou niet het berouw van den
zondaar beschouwd kunnen worden als eeue bchoor-
lijke voldoening van de geregtigheid vau God!\' Zulk
eene verdediging wordt zelfs niet voor ecu oogeublik
I iu een aardsch geregtshof aangenomen; welke reden
hebben wij dan om de verwachting te koesteren,
■   dat voor de veel hoogere en heiliger regt bank des he-
niels het berouw als cene boetedoening voor zonden
aangemerkt kan worden? Het Christendom levert
| echter eeue volledige boetedoening in het lijden en
den dood vau Jezus Christus, den Zoou vau God, die
„voor de zonden heeft geleden, Hij regtvaardig voor
I de onregtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou bren-
gen," — woorden die ons liet denkbeeld van plaats-
eiudclooze waarde, <fa( geotterd is als eeue boetcdoe-
uiug voor de zouden van raeiisclien. „Zie, het Lam
Gods," zegt het, „dat de zoude der wereld wegneemt"
Door dit eeue otter worden de eisenen der wet cu
de regtvaardigheid van God ten volle bevredigd, en
blijkt God te gelijker tijd een regtvaardig God en
loch een Redder te zijn.
En hoc kan liet Christendom anders dan Goddelijk
zijn, daar door hetzelve leven en onsterfelijkheid zoo
duidelijk aan het licht zijn gebragt! l)c menselieu
hebben zich in alle eeuwen, en door de werkingen
hunner eigene rede, duistere ideën van eeue wereld
aan gene zijde van het graf gevormd. Maar nergens,
tenzij in den bijbel, is de leer der onsterfelijkheid als
ecu onderwerp van geloof\', dat op goede gronden
steunt, uiteengezet. Daarin wordt zij in verband niet
de leer der boetedoening eii der regtvaardiginaking
ontvouwd. Zij is daarin zoo naauw verbonden aau deze
voorname artikelen van het Christelijk geloof, dat zij
er met geeue mogelijkheid van gescheiden kan worden.
De hemel des bijbels, niel gelijk aan het Elysium der
oude Heidenen of het paradijs van Mohamcd, is eeue
plaats van geluk, dat uit zuiver geestelijke genietingen
bestaat, en alleen voor de zedelijk goeden bestemd
is. Indien de toekomstige staat iu de Schriften bc-
schreven zoodanig is, — niet weggelegd, zooals hij de
Grieken en Romeinen, voor dichters, staatslieden en
1 wijsgeereu, wier eeuige noodige hoedanigheid ecu
• \'root verstand was, maar wel voor de zuiveren van
liarte en heiligen van leven, — dan kunnen wij ons
niet ontdoen van de overtuiging, dat de gewijde schrij-
vers geen gewoon bewijs van hunne inspiratie gegeven
hebben bij de plaats, die zij iu hel Christendom, dat
zij out vouwen, aan een toekoinstigcn staat toekennen.
Ouder de lleidensche schrijvers der oudheid was de
strafplaats bevolkt door personen, die zich schuldig
gemaakt hadden aan groote schendingen van de aan-
geuonien wetten der zedelijkheid; maar de verblijf-
plaatscn des geluks werden aaugewczeu zouder iu
hef minst acht te slaau op zedelijk karakter. Het is
echter de bijzondere verdienste van het Christendom,
dat, terwijl liet duidelijk verklaart, dal zonder heilig-
beid niemand den Heer zal zien, het ook eeue kraeht-
dadigc wijze aangeeft, waardoor de zondige nienseh
den hemel, dien hij verloren heeft, kan herwinnen, en
te zelfder tijd eeue geschiktheid voor zijne zuivere en
zalige woningen kan verkrijgen. Op deze wijze wordt
aan de leer der onsterfel ijkheid eene aanzienlijke plaats
aangewezen in het godsdienstige stelsel, en wordt zij
in de hoogste mate dienstbaar gemaakt aan de be-
-ocr page 532-
511
voudig. Er is nooit beweerd, dat Christus werkelijk
en in persoon zondaar werd, maar de leer der Schrift
is, dat Hij als een zondaar werd behandeld. Hij was
de vertegenwoordiger, de plaatsvervanger van zon-
dareu; en erkent zelfs niet de menschelijkc wet het
beginsel der plaatsvervanging\' ltekcnt niet de wet
iemand vrij van de gevolgen eener schuld, zoo deze
reeds betaald is geworden door zijn borg\': En toch,—
hoewel hetzelfde beginsel zich onder vele verschil-
lende gedaanten aan ons oog voordoet; hoewel wij
dikwijls in den gewonen loop der gebeurtenissen kin-
deren zien lijden voor de zonden hunner ouders, vrou-
wen voor de misdaden harer mannen, cu vrienden
voor de ondeugden hunner vrienden, — is het vreemd,
dat het Christendom van onregtvaardigheid beschul-
digd wordt, wanneer liet den regt vaardigen Bestuurder
desheelals voorstelt als de schuldigen voorbij te gaan,
en dcu onschuldigen Jezus in hunne plaats te doen
lijden. Deze beschuldiging ontspringt duidelijk uil
een zeer verkeerd begrip van het ware doel der straf.
In een goed geregelden staat wordt de straf niet op- j
gelegd met hel doel om wraak uit te oefenen op den
misdadiger, maar alleen en uitsluitend om aan de be- j
hoeften van een goed bestuur Ie voldoen; en indien
het in cenig geval bestaanbaar ware met de hand ha-
ving van het gezag der wet cu het welzijn van den
staat, dat genade uitgeoefend werd, dan zou de uit-
oefeniug daarvan iu zulk geval niet beschouwd worden
als onbestaanbaar met de eischen der geregtigheid.
Indien de beginselen dus ontvouwd juist zijn, dan
volgt daaruit, dat, volle genoegdoening gegeven zijnde
aan de Goddelijke wet cu regtvaardigheid door het
vrijwillige lijden van Christus in de plaats van Zijn
volk, cu de billijkheid vau het Godsbostuur daarbij
volkomen bewaard zijnde, genade en waarheid elkan-
der kunnen ontmoeten, en regtvaardigheid en vrede
elkander kunnen omhelzen, terwijl God regtvaardig
blijkt, zelfs als Hij de ongoddelijken regtvaardig),
die in Jezus grelooven. Wanneer wij dan aannemen,
dat noch de wet, noch de geregtigheid van God door
het stelleu vau Christus in de plaats van schuldige
menscheu in gevaar gebragt werd, doet zich de vraag
nog voor: Vervulde het lijden van Christus geheel en
al het beoogde doel!\' Ware Hij niets anders dau een
mensen geweest, dan zou geen lijden, hoe smartelijk
of lang ook, dat Hij kon hebben verduurd, tot eene
boetedoening voor anderen hebhen kunnen dienen,
omdat, gelijk het onmogelijk is voor een schepsel om
jegens zijn Schepper meer dan zijn pligt te doen, het
voor een zondig schepsel onmogelijk is om meer te
vervanging duidelijk voor oogen houden. Hij, die
lieilig en regtvaardig was, leed in de plaats van ons,
die onregtvaardig waren. „Hij is om onze overtre-
dingcu verwoud," zegt de profeet .Tesaja, „om onze
ougercgtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons
den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijne
striemen is ons genezing geworden." „Hij heeft zelf
onze zouden in Zijn ligchaam gedragen op het hout."
„De Heere heeft ons aller ongeregtigheid op Hem
doen aanloopen." Het lijden van Christus was der-
halve strikt bootedoenend, dat is, het droeg het
karakter eener straf, niet evenwel voor Zijne eigene
zonden, daar Hij volkomen zondeloos was, maar voor
de zonden van anderen.
Christus de verzoening voor ouze zonden is ecne
eigendoiumelijkheid van hel Christelijke stelsel, die
op zich zelve voldoende is om aan te toonen, dat het van
hemelschen oorsprong is. Het is waar, dat ougeloo-
vigen somtijds de leer der plaatsvervanging bestreden
hebben, daar het, zooals zij zich verbeelden, onbe-
slaanbaar is met volstrekte regtvaardigheid, dat de
onschuldige voor den schuldige zou lijden. Wij stem-
men toe, dat de onschuldigen te dwingen om legen
hunnen wil te lijden iu plaats van de schuldigen,
wreed en onregtvaardig zon zijn. Christus ondernam
echter vrijwillig en gereedelijk de zaak Zijns volks.
„Hij heeft zich zelven gegeven voor onze zonden."
En bovendien was er eenc groote bijzonderheid hij
onzen genadigen plaatsvervanger, die Hem aanduidde
als afgescheiden vau en oneindig verheven hoven alle
andere plaatsvervangers, daar aan niemand door ecu
aardschen regter toegestaan kan worden om iu de
plaats van een ander te treden, om de eenvoudige en
duidelijke reden, dat de edelmoedige plaatsvervanger
geen regt heeft om vrijwillig zijn eigen leven weg te
geven, terwijl de magistraat ook geen regt heeft het
aan te nemen. Zeer verschillend hiervan was echter
het geval van onzen grooten Verlosser. Hij kou met
waarheid verklaren, dat Hij een volstrekt en onver,
vreemdbaar regt over Zijn eigen leven had. „Niemand
neemt hetzelve (het leven) van mij, maar ik leg het
van mij zelven af; ik heb magt hetzelve af te leggen,
en heb magt hetzelve wederom te nemen.\'\' Het is dus
duidelijk, dat er geen hinderpaal tegen de wettige
plaatsvervanging van Christus bestond, voor zoo verre
den lijder betrof. Hij leed vrijwillig, en Hij had het
regt om Zijn leven af te leggen, wanneer Hij verkoos.
Maar de vraag kan nog gedaan worden: Hoe kouden
de misdaden van den eene aau een ander te laste
gelegd worden: Op deze vraag is het antwoord een-
-ocr page 533-
CHRISTENDOM.
512
!
lijden dan zijne ongeregtiglieden verdienen. De rede
en de Schrift komen overeen in de verklaring, dat
„niemand zijnen broeder zal kunnen verlossen; hij zal
Gode zijn rantsoen niet kunnen geven." Maarlief was
eene bijzondere voortreffelijkheid van onzen Borg,
dat Hij niet alleen een menscli was, maar God zoowel
als menscli, Einanuél, God met ons of in onze natuur.
Zijne mciisehelijklieid leed, en Zijne Godheid leende
eindelooze waarde en kracht aan Zijn lijden. „Hij
heeft zich zclven voor ons overgegeven tot eene offcr-
aude en ecu slagtoffer Gode, tot eeuen weiriekenden
reuk." Üc geregtigheid was voldaan, de genade ze-
gevierdc, de zondige menscli had vergiffenis gekregen.
Het stellen van Christus in de plaats Zijns volks is
een sterk bewijs voor den Goddelijken oorsprong des
Christcndoms: niet alleen omdat Hij daardoor vergif-
fenis heeft verworven voor allen, die in Hein gelooven,
maar ook omdat Hij daardoor voor hen eene regtma-
belooniug verwierf. De menscli verbeurde, door zijne
ongehoorzaamheid aan de Goddelijke wet, de beloo-
ning van altijddurend geluk, en baalde zich te zclfder
tijd de straf van altijddurende smart op den hals.
Toen Christus derhalve in onze plaats stond, moest
Hij ons van de straf verlossen, en voor ons de bcloo-
ning verdienen. Het eerste verrigtte Hij door Zijn
verzoenend lijden en Zijn dood; het laatste volbragt
Hij door Zijn verdienstelijk lijden zelfs tot den dood
toe. Hij werd de gewillige dienaar des Vaders, en Hij
werd onder de wel gesteld, opdat Hij ons mogt ver-
lossen, die onder de wet waren. Als God stond Hij
boven alle wet, daar Hij de Hoogste Wetgever en
Rcgter was: maar Hij verwaardigde zich om gehoor-
zaambcid aan de wet te bewijzen, die Hij zelf had
gegeven, en door Zijne werkende zoowel als lijdelijke
gehoorzaamheid verwierf Hij de eeuwige heerlijkheid
voor zich zelven en de eeuwige gelukzaligheid voor
Zijn volk. In den naam van dat volk heeft Ilij bezit
genomen van den hemel; als de voorganger daarvan
is Hij dien binnengetreden, en ..Hij zal wederkomen,
en zal hetzelve tol Zich nemen, oplat bet ook zijn
moge. waar Hij is."
De gehoorzaamheid .tan de wet, die Christus voor
de Zijnen volbragt. wordl bmi toegerekend als eene
regtvaardigmaking, krachtens welke zij eene gezonde
aanspraak hebben op het bezit der hemclsclie erfenis.
Dit is bel vlekkeloos gewaad, waarin de gcloovigen
aangenomen staan in den Geliefde. Zij ontvangen
het in de uitoefening van een levendig geloof, en zoo
wordt Christus voor hen hef einde van de wet der
regt vaardigheid, en zij „worden in Hem gevonden,
niet hebbende liuiine regtvaardigheid, die uit de wet
is, maar die door bel geloof van Christus is, namelijk
de regtvaardigheid, die uil God is door het geloof."
Dit is ..de regtvaardigheid. die. zonder de wet, ge-
openbaard is geworden, hebbende getuigenis van de
wel en de profeten." Dil is „de regtvaardigheid Gods
door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over
allen, die gelooven;" en alleen op grond van deze
regtvaardigheid kan de schuldige mensen verwach-
len, aanneming te vinden in het oog van een heilig
(iod. Door de openbaring van zulk eene regtvaardig-
hcid toont het Christendom op de duidelijkste en
overtuigendste wijze aan, dal hel van een bovenua-
tnurlijken en hemelschen oorsprong is.
Maar terwijl ia liet Christendom ruimschoots ge-
zorgd is voor onze bevrijding van de hel en onze toe-
lating tot den hemel, krijgt het bewijs voor den
Goddelijken oorsprong onzer godsdienst nog meerdere
55
tige aanspraak op hef bezit des hemels heeft verworven.
Het lijden van Christus was, zooals wij reeds zagen,
eene voldoende boetedoening voor zonde, en verwierf
aldus dcu zondaar bevrijding van straf. (\'liristus leed
de straf, die op de zoude volgt, en daarom heelt de
zondaar vergiffenis erlangd; maar hij beeft geen regt
op ecu enkel voordcel, behalve bet voorregt der
vergiffenis. I)e misdadiger wordt van de regtbank
weggezonden, doch dit is het volle bedrag van zijn
voorregt. Noor zoo verre wij tot nog toe de /.aak be-
schoinvd hebben, hebben wij den zondaar door zijn
borg aan het strafvordcreud gedeelte der wet zien
voldoen; maar wij hebben hem nog niet zien voldoen
aan dat gedeelte der wet, dat de voorschriften inhoudt.
In aardsche gercgtshoveii is het alternatief slechts
straf of bevrijding der straf, doch in het henielsche
gcregtsliof is het straf of belooning. Het was daarom
uoodig, dat Christus, om Zijn werk als Middelaar te
voltooijcn, niet alleen boete zon doen voor zonde,
maar dat Hij zoo volkomen aan de Goddelijke wet,
die wij verbroken hadden, zou gehoorzamen, dat Hij
voor ons en in onzen naam eene aanspraak op die be-
looning verwierf, die wij verbeurd hadden. Die vol-
komene gehoorzaamheid bewees Hij derhalve, eene
gehoorzaamheid die zoowel werkend als lijdelijk was,
dat is, Hij volbragf (1c pligten, die de wet voorschreef,
en Hij leed de straf, die de verhrokene wet eischte.
liet lijden van Christus kan derhalve uit een tweeledig
oogpunt beschouwd worden, nis verzoenend en als
verdienstelijk: verzoenend, in zoo verre het de straf,
waarmede wij bedreigd waren, van ons afkeerde,
verdienstelijk, in zoo verre het voor ons de verbeurde
-ocr page 534-
KNDOM.                                                                     :>13
ligtcu, \'^cvn anderen dan een Goddelijken oorsprong
kan gehad hebben. Maar terwijl liet krachtigste be-
wijs, voor zoo verre de innerlijke getuigen van het
| Christendom aangaat, dat is, hetwelk gegrondvest
is op zijne bijzondere leerstellingen , kan ook nog
een ander bewijs getrokken worden uit dr Inkoii-
I
                                                                                  \' .
derf roonchriflen, die het inschept. De zcdclccr ngt
\' zich niet zoo zeer lot het verstand, als tot bet hart
; en bet geweten der menschen. En ia dit opzigt i-
de zcdelcer van den bijbel bijzonder krachtig. Niet
tevreden niel alle openbare misdaden aan de inwen-
dige werkingen van het van nature bedorven hart toe
Ie schrijven, rigl zij al liare pogingen op hel aan-
brengen van een geneesmiddel aan de bron van bel
kwaad. Zij stelt op den voorgrond liefde jegens den
Verlosser, een beginsel dal meer dan ■■enig ander
geschikt is om de genegenheid van het menschclijke
wezen aan te trekken, en het gelijkvormig te maken
met het beeld van Hem. die Zijn volk bemind heelt
met eene voortdurende liefde, en bet in genade beeft
j verlost. Dit is de krachtigst dwingende invloed,
die met mogelijkheid op het gemoed van een Christen
kon werken. Met werk van Christus is voor hein zijn
gcheele behoud, en daarom wordt de verheerlijking
van Christus zijne eenige begeerte. Zijn hart gloeit
1 van dankbaarheid aan zijn genadigen Verlosser, en
als hij denkl over al de liefde en de genade, die hij
\' van de banden van .lezits ondervonden heeft, dan
vloeit zijn hart over van liefde, en hij verlangt met
steeds loencmenden ernst, om aan zijn Meer irelijk
Ie zijn.
De zedelijke voorschriften van hel < \'hristendom zijn
de zuiverste, de edelste, de verhcvcnslei zij ontlee-
nen klaarblijkelijk hun oorsprong aan de Fontein van
alle zuiverheid en waarheid. Zijn grond- en alles door- ■
\'. stroomend beginsel is liefde, liefde jegens God, en
liefde jegens den inenscli. In deze in den hemel ge-
boren godsdienst is de liefde de vervulling der wet.
Kn bet Christendom verkondigt, door deze waarheid
lol den grondslag van zijn zedelijk stelsel te maken,
de volstrekte noodzakelijkheid van eene hernieuwing
van de gcheele natuur, eene nieuwe geboorte tot liei-
ligheid en God. Zonder deze algelieele verandering
kan er niets in den mcnseli zijn, dal waarlijk goed of
aannemelijk is in hel oog van God. den doorgronde!\'
des harten. Welk sterker bewijs zon aangevoerd knn-
neu worden voor den Goddelijken oorsprong van de
godsdienst van Christus, dan dat, hetwelk ontleend kan
worden aan den aard. de belrekking en het verband
liarer zedelijke voorschrift en! De zedelccr en de
kracht door lid feit, dat er ook gezorgd is voor onze
voorbereiding voor den hemel. End ion door de regl-
vaardigheid van Christus Zijn volk geregtvaardigd is,
is het niet minder eene schriftmatigc waarlieid, dat
door den (icest van Christus Zijn volk geheiligd wordt.
Krachtens Zijne volmaakte gehoorzaamheid kreeg .Te-
zus, bij zijn henengaan naar den Vader, geschenken
voor.de menschen, waarvan het grootste, en dat hei-
welk alle andere in zich sluit, de gave van den Heiligen
Geest was, welks dienst het is om het werk der heilig-
making in de ziel van den geloovigc te beginnen, te
bevorderen en te volmaken. De gave des Gcestes was
het gevolg van liet werk van Christus, en niet vóór de
hemelvaart en verheerlijking van den Heer Jezus werd
de Geest ten volle gegeven. Maar naauwelijks was
Jezus tot den Vader gegaan, ol\' de Geest kwam met
Pinksterlijkc magt, en drie duizend zielen werden op
éénen dag bekeerd. Kr is zonder twijfel eene volheid
van heiligheid in Jezus, om den meest gezonken zon-
daar te zuiveren. Maar hoewel de fontein der hcilig-
heid vol zij, niet een druppel kan in de ziel van den
geloovige vloeijen, tenzij door de krachtige werking
van Jehovah\'s genade. Hij moet „in ons werken beide
het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.\'" De
eerste stap van hel werk der heiligmaking is bet op-
wekken van den zondaar lot een bewustzijn van zijn
waren toestand in het oog van God. De oogen zijns
verstands worden geopend om zijn zondigen staal
Ie zien, en met een beklemd hart roept hij uit: Wat
moet ik doen om zalig te worden\': De (ierst neeml uu
van de dingen, die Christus zijn, en loont ze aan den
overtuigden zondaar, terwijl hij liem de opbeurende
waarheid bekend maakt, dat Christus een Zaligmaker
is. De eerste stap, die der overtuiging, wordt gedaan
door de werking der wet, en de tweede stap, die der
bekeering, door de werking van liet evangelie. Beide
zijn echter het werk van den Geest van God. De ziel
wordt nu trapsgewijze gezuiverd door de inwonende
werking van den Geest; de overblijvende verdorven-
beid wordt eiken dag en elk uur gekweld, en als ten
laatste het werk der heiligmaking volmaakt is, dan
zal de geloovige door Christus aan den Vader worden
voorgesteld, heiligen onberispelijk in Zijn oog.
Dit is een vlugtig overzigl van de bijzondere leer-
stellingen des Christendoms, die welke bijzonder
geschikt zijn voor hel karakter en den toestand des
menschen als een schuldig zondaar, en zekerlijk mogen
wij wel de gevolgtrekking maken, dat eene godsdienst,
zoo verwonderlijk geschikt om in de behoeften van
zondige schepselen te voorzien en hunne angst Ie ver-
•s
-ocr page 535-
CH1SISTENDOM.
5 1 I
leerstellingen des bijbels zijn innig en onverbreekbaar
aaii elkander verbonden; zij maken een volkomen
geheel uit.
In eene schets van de bewijzen voorliet Christendom
laat het onderwerp toe om in verschillende rigtingen be-
schouwd te worden, die allen totdezelfde bevredigende
gevolgtrekking leiden. Zoo kan men een belangrijk
argument ten gunste van de waarheid en de Goddc-
lijkheid van het Christendom verkrijgen, wanneer men
het met alle enkel mensehelijke godsdienststelsels,
lietzij van oudere of nieuwere tijden, vergelijkt. Door
klassieke schrij» ers is een weelderige glans over de
mythologie van Griekenland en Home geworpen, die
op liet eerste gezigt den oppcrvlakkigen onderzoeker
kan verblinden en misleiden. Maar zulk eene zinsbe-
goocheliug duurt sleehts voor een tijd. Een meer
uaauwgezet onderzoek toont ons spoedig het onge-
rijmde, verlagende en zedelooze karakter van het
geheele stelsel aan. Bijzonder afgodisch en polythcïs-
tiseh, kende het Goddelijke eigenschappen aan de
minst beteekenende of onwaardigste voorwerpen toe.
Natuurlijke oorzaken en stoffelijke gedaanten werden
tot goden gemaakt, en zóó snel was hun Olympus
bevolkt, dut twintig duizend godheden Ie naauwemood
voldoende werden geoordeeld voor de hiërarchie deshe-
mels. En niet alleeu waren deze godheden zoo talrijk,
dat, gelijk een dei\'oude schrijvers bekent, hetgemakke-
lijkerwas om een god dan een mensen te vinden, maar
ook de zedeleer, welke deze godheden onderwezen
en in beoefening bragten, was vanden onzuiversten
aard. De uitslag was, dat in natiën, die zich door ge-
lcerdheid en smaak ten zeerste onderscheidden, de
ongebondenheid onder alle klassen der maatschappij
in de hoogste mate heerschte. Hunne fabelleer was
niet in staat om de lievigheid hunner hartstogtcn te
beteugelen, of om te verhinderen, dat zij tol den laag-
sten graad van zedeloosheid vervielen. Integendeel,
hunne godsdienst gaf maar al te dikwijls steun aan
de ondeugd, zoowel in het openbaar als in het afge-
zonderde.
Ku als wij van het onderzoek der oude tot dat
der nieuwere godsdienststelsels overgaan, vinden wij
geene reden om ons met dien overgang geluk te wen-
schen. Zoroaster beroemde zich, dat hij de afgoderij
onder de Perzen afschafte; Mohamed,da1 hij hetzelfde
werk onder de Arabieren verrigtte; GótamaBoeddha,
dal hij het Brahmaïsinus van Indië had hervormd;
maai- hetzij wij de godsdienst van den een of van den
ander beschouwen, wij kunnen niet anders dan ge-
li\'oll\'eu worden door bet (rellende contrast, dat zij in
elk opzigt, waarin zij beschouwd kunnen worden, met
hef Christendom aanbieden. Het Hindoeïsmus is een
reusachtig stelsel van veelgodendom, dat inliet aantal
zijner goden zelfs de meest afgodische stelsels der
oudheid overtreft. De geheele natuur, de weiden, de
bosschen, de stroomen, de bergen, de hemelen zijn
door den Hindoe bevolkt niet duivelen, geesten en
hulve goden. Het is waar, het Hindoeïsmus heeft zijn
Brahm, één grootc geest, het Opperwezen, oneindig
verheven boven elk ander wezen in liet heelal, doch
deze bezit niet, gelijk de God van den Christen, elke
mogelijke volmaaktheid, natuurlijke zoowel als zedc-
lijke. In tegendeel, hoewel alle natuurlijke eigen-
schappen hem worden toegeschreven, is zijn eerste en
eigenlijke staat van bestaan die, waarin hij geheel
zonder hoedanigheden of eigenschappen van eenigerlei
soort is; en als hij in een anderen staat van bestaan
voorgesteld wordt, als in het bezit van werkende
hoedanigheden, hebben deze in geen opzigt iets van
de natuur van zedelijke eigenschappen. l)c hoogste
god der Hindoes wordt, wel is waar, voorgesteld als
van onuitsprekelijke gelukzaligheid, en zijnen ver-
eerders wordt geleerd naar eene deelhebbing daaraan
te haken; maar in plaats dal de gelukzaligheid van
Brahm in het minst op de onuitsprekelijke gelukza-
ligheid van den God des Christens gelijkt, die in de
altijd werkzame beschouwing van Zijne eigene hcer-
lijkheid en de mededeeling van geluk aan al Zijne,
schepselen bestaat, wordt zij voorgesteld als alleen te
bestaan in lnije sluimering en volkomene werkcloos-
heid, terwijl den menschen geleerd wordt al hunne
kracht in deze wereld te rigten op het verwerven van
een staat van volkomene en eeuwige bewusteloosheid.
Welk een god 0111 te aanbidden, welk een hemel om
te zoeken! Geen wonder als de aanhangers van zulk
een geloof bijna op gelijke hoogte staan met de bees-
ten der aarde. Even nadeelig voor de gemoederen
van allen binnen het bereik haars invlocds moet de
opneming van de Ilindocsche en de vernietiging van
de Boeddhistische godsdienst zijn. Hoe treilend het
contrast, dat zulke leerstellingen niet den hemel des
Christendoms aanbieden, waar alles geluk, liefde en
vreugde is! Hoe kunnen wij het wagen de Hindoesehc
triade met de Christelijke Drieëenheid, of de Avatars
van Yisehnoc met de vleeschwording van Jezus te
vergelijken? Krishua moge door de üostersche poëzy
met al de bevalligheden der schoonheid en netheid
getooid worden, zijne aantrekkelijkheid is echter die
van den verwijfden wcllusteling. Welk contrast met
het karakter van den heiligen, goedaardigen, bemin-
-ocr page 536-
CJIR1STKNDOM.
o I 5
nelijkcn Jezus! Hoc. vernederend de ceredienst inde
Hindoesche pagoden! In die tempels worden iiiel
miudcr dan drie houderd en dertig milliocu godheden
aangebeden. Gebeden, kwellingen, liefdadigheids-
werken, wasschingen en duizend andere middelen
worden door deze arme, in het duister verkeerende
afgodendienaars gebezigd, om zicli der gunst huii-
uer goden aan te bevelen, terwijl de Christen, door
liet geloot\' geregtvaardigd, vrede heeft hij God door
zijn Heer Jezus Christus. De Hindoe zoekt zedelijke
zuiverheid door zich te baden in de wateren eencr
aardsche rivier, maar de Christen neemt vrolijk zijne
loevlugt doorliet geloof tot de alles reinigende fontein
van het bloed van Immanuël. Ook zijn de toekomstige
voortlitzigten van den Hindoe uiel minder treurig dan
zijn tegenwoordige lage toestand. De ecu kan slechts
uitzien naar ceue onophoudelijke verhuizingdoormil-
lioeneu achtereenvolgende geboorten; de ander naar
eene tijdelijke woning in een oord van onbegrensde
zinnelijke genietingen; een derde naar eene geheele
opneming in de Godheid als het hoogste genot, en een
daaruitvolgend verlies van alle persoonlijk bestaan.
Welke tegenstelling met de zegenrijke voortlitzigten
van den Christen, als hij uitziet naar het onuitspre-
kelijke geluk van altijd bij den Heer te zijn, en de
altijddurende genoegens te genieten, die aan Gods
regterhand zijn!
Het Christendom kan echter niet alleen de ver-
gclijking doorstaan met de zaAiugestehle afgodische
stelsels van oude en nieuwere tijden; het kan ook eene
vergelijking doorstaan niet die godsdienststelsels, die
het meest tegen de afgoderij ijveren. Van deze zijn
het stelsel der oude volgelingen van Zoroasteren dat i
der Mohainedauen misschien de meest in het oog val- I
leude. De volgelingen van Zoroaster of Parsen, zooals j
zij nu genoemd worden, hebben alle soorten van afgo-
derij of beeldendieust ten zeerste verfoeid. De eeuige
stoffelijke voorwerpen, waaraan, naar hunne meening,
hulde, moet bewezen worden, zijn de elementen, voor-
namelijk het vuur, dat zij als hel zuiverste en ge-
sehikste zinnebeeld van het Opperwezen beschouwen.
Van daar komt het, dat zij de altaarvuren als heilig
aanzien, en zij zijn, ondanks hun hooggeroemden
afkeer van de afgoderij, steeds schuldig geweest aan
een meerder verecreu en dienen van liet schepsel dan
van den Schepper. Maar als er één kenmerk is, dal het
Christendom verheven is boven eenig ander stelsel
van wijsbegeerte en godsdienst, dan is hel de voorrang,
die het aan de onligchamelijkheid der Goddelijke
natuur geeft. Dal God een geest is, wordt door het
Christendom als eene leer verkondigd, die niet alleen
geloofd moet worden, maar die steeds in ons seinoed
aanwezig moet zijn, opdat wij mei onze geheele ziel
geleid mogen worden om Hem iu geest en in waarheid
te aanbidden. De God van den Christen is ecu levend,
persoonlijk, onstoffelijk Wezen, mei hetwelk geen
stoffelijk voorwerp, hetzij in den hemel of op de aarde.
vergeleken kan worden, en daarom staat er geschreven
als het gebiedend bevel van Jehovah : .,(iij zult u geen
gesneden beeld, noch eenige gelijkenis maken van
hetgeen boven inden hemel is, noch van hetgeen on-
der op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren
onder de aarde is. (iij zult u voor die niet huigen,
noch heil dienen.\'\'
En terwijl de godsdicnsl der 1\'arscn volstandig de
eenheid van de Groote tëerste Bron aller dingen \\ >>!-
houdt, tracht zij liet problema van hel bestaan en de
invoering van het kwaad in de wereld op te lossen
door Ie beweren, dat de schepping een strijd aanbiedt
in al hare deelen (zie Abesta), die, volgens hel iuzigl
van Zoroaster, niet voldoende verklaard kan worden.
tenzij door het aannemen van twee leve mie, Ie <;cno\\er
elkander staande wezens, die altijd een niagtigen,
tegen elkander werkenden invloed uitoefenen. De
eenige gevolgtrekking uit zulk een dualistisch stelsel
is, dat God de bewerker van onvolmaaktheid en boos-
beid is. Hoe oneindig meer is de eenvoudige ver-
klaring van de moeijclijklieid te verkiezen, die hel
Christendom geeft. Het stelt deu Schepper voor als
zuiver en heilig, terwijl de geheele schepping, toen
zij voor hel eerst uil Zijne handen kwam, volkomen
goed, stoffelijk en zedelijk goed, was. Iu ecu later
tijdperk wordt de zonde ingevoerd door den invloed
van den Verzoeker, en stoffelijk kwaad wordt gekend,
nadat zedelijk kwaad de wereld is binnengetreden.
Zulk eene oplossing van hel problema is te gelijker
tijd duidelijk en aannemelijk. Zij veronderstelt niet
eene onmogelijkheid,zooals die van de Abesta, dal er
steeds twee magligealtijdwerkende krachten bestaan,
die even sterk zijn en elkander vernietigen. Hel
Christendom in tegendeel stelt het goede voor als den
regel van Gods werken, en het kwade als de uitzonde-
ring, en het laatste als bestemd om uitgeroeid te
worden door de magt van Hem, die, toen Hij alle diu-
geu gemaakt had, zag, dat zij „zeer goed" waren.
Nog ecu stelsel moeten wij bespreken, dal ook op
Goddelijken oorsprong aanspraak maakt, de gods-
diensf van Mohamed, den grooten Oosterschen be-
drieger, welke gedurende meer dan twaalf eeuwen
een magtigeu invloed over een groot gedeelte der
-ocr page 537-
CHRISTENEN.
► in
reld aan zijn scepter te onderwerpen. Hoe verschillend
hiervan is de geest, die het Christendom kenmerkt !
„Maar ik zeg u," was de verklaring van zijn Stichter,
„licht uwc vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken;
doei wel dengenen, die u haten: en bidt voordege-
iien, die u geweld doen, cu die u vervolgen." Het
Christendom is iu waarheid de godsdienst des vredes;
zijn Stichter is de Vredevorst, die vrede gemaakt
heeft door hel bloed Zijns kruises; en met eene stem,
die over de gebeele bewoonde aarde weerklinkt, ver-
kondigt hel: „Vrede op aarde, in de menschen een
welbehagen !"Hel is bestemd om vorderingen te maken
en zich over de aarde te verspreiden ; maar zijn voort-
gang word! bij elkon tred door beschaving en geluk
gekenmerkt. Hoewel dit gezegende stelsel zich nog
slechts onvolkomen over de natiën heeft uitgebreid,
kan men toch onmogelijk ontkennen, dat de zede-
lijkc en staatkundige toestand dier lauden, die het
omhelsd hebben, eene bepaalde verbetering hebben
ondergaan. Hunne wetten, hunne instellingen, hunne
zeden, alles duidt den verbetercudeu invloed aan van
liet evangelie van Christus, en dit verschaft nog ecu
sterk bewijs voor den Goddclijken oorsprong van het
Christendom.
Wat is de uitslag geweest van al de stelsels, hetzij
vau wijsbegeerte of godsdienst, die ooit door de wijs-
heid van deu ineuseh zijn uitgevonden? Is de wereld
er iets beter door geworden ? Hebben zij den toestand
van het menschelijk geslacht verbeterd!\' Hebben zij
deu inensch heter bekend gemaakt met de nat uur van
God of met. zijne eigene natuur\': Hebben zij eeue
zuivere zedclecr verbreid, het ware welzijn van den
mensch bevorderd, en eeue groot e verbetering in den
inaatschappolijkcn en staatkundigen toestand der na-
tiën tot stand gebragt? Helaas! het tegenovergestelde
is het geval geweest. Maar van het Christendom, en
van bel Christendom alleen, kan gezegd worden, dat
de leerstellingen, die het onderwijst, de zedeleer, die
het inscherpt, de geest, dien het ademt, en de geze-
gende invloed, dien het uitoefent op verecnigingeu
en afzonderlijke personen, zoodanig zijn, dat zij van
eiken onbevooroordeelde]! geest de gcreedc erken-
ning afpersen. dat de hand. die zulk een stelsel za-
inenstelde, Goddelijk is en zijn moet.
CHRISTENEN, een naam aan de volgelingen van
Christus gegeven, als zijnde, gelijk Hij zelf, gezalfden.
Zij ontvingen dezen naam voor het eerst Ie Antioehië
in hel jaar 41. Men heeft dikwijls verondersteld, dat
er in .res. LXV : 15 eene zinspeling op de benaming
van Christenen gevonden wordt, in welk vers wij lezen :
wereld lieefl uitgeoefend. Voorafgegaan door liet
.liulaïsnius en het Christendom, heeft liet van beiden
iets overgenomen, en het is oimiogelijk om de bladzij-
den van den koran \'e lezen, zonder gel rollen ie worden
door de grooto vorpligting, die de schrijver er van
aan de Wet, de 1\'rofeieu en de Evangeliën heeft. Kcnc
waarheid zocht de profeet vau Arabië boven alle au-
dere bij al zijne volgelingen in te prenten, de een-
heid van hel Goddelijke wezen. Over dit onderwerp
spreekt hij in bewoordingen van opmerkelijke schoon-
heul en kracht. „God! Er is geen God dan Hij, de
levende en door zich kcIvcii beslaande. Noch sluimc-
ring, noch slaaji grijpl Hem aan. Aan Mem behoort,
wat in den hemel en op de aarde i>. Hij weel, wal
voorbij is, en wat komen moei. Zijn Hoon i- over hel
heelal uitgestrekt. Hij is de hoogc, de magtige." De
goden van hol Heidendom wordendoor Mohamed mei
de grootste verachting verworpen. Maar terwijl hij
aan de lezers van den koran de verhevenstc ideën
aangaande hei (ioddelijke Wezen tracht inteschcr-
pen, durft bij zich in denzellden adem lol op eeue
gelijke hoogte mei deGodhcid verheffen. „Er is geen
God dan God, en Mohamed is Zijn proleet.\' Zoo wac
de eene ware God, dien hij verheven had, op gelijke
boogie met een zondig nienseli geplaatst, en voorgc-
sield als de ondeugden van zijn gewaauden bode te
bekrachtigen. De god van den Islam is de bcschcrni-
heer der losbandigheid en des bederfs, een onstand-
vaslig wezen mei zich zelf in strijd, dat weiten maak\'
en ie niet doet. dal besluiten uitvaardigt, bevestigt of
terugroept, volgens de grillige ingevingen vaneen
eerzuchtig sterveling. Welk eeue tegenstelling biedt
de (iod des Christendoms aan! „De Hoogc en Ver-
hevene." „Ivcgt en waar in al Zijne wegen, en heilig
:n al Zijne werken." „Zonder verandering of schaduw
vau omkecriug, gisteren, lieden en iu eeuwigheid
dezelfde.\'\' „Ik ben de Heere, Ik verander niet."
De godsdienst van den koran ontvouwt beginselen,
die juist bet tegenovergestelde zijn van die, welke
wij zouden kunnen gelooven van een regl vaardig en
genadig (iod te komen. Zij schat de vroomheid der
geloovigeu naar hunne koelbloedigheid, en belooft
roem,ocrouonslerfelijkheid aan hen, die liet ijverigste
zijn iu hel vervolgen en vermoorden van ongeloo-
vigcu. Rn niet alleen moesten de onmiddellijke
volgelingen van den profeet ten verdelgingskrijg
optrekken, maar dezelfde nicêdoogenloozc voorschrif-
len werden aan de Molinniedanen van alle volgende
eeuwen gegeven, liet Islainisiniis werd dus door den i
profcel bestemd, om door verwoesting en 1)1 oed de we- i
-ocr page 538-
CHRISTENEN.
51!
bruikt, die omstreeks hel midden der vierde eeuw
regeerde, en haar onophoudelijk in zijne smaadredc-
ncn legen Christenen bezigde. De volgelingen vau
Christus werden ook Meuschen van dezen weg ge-
noemd: „Ik Paulus, die dezen >ceg vervolgd heb tot
den dood."
Men heeft, de vraag gesteld, of de benaming vau
Christenen vau menschelijken of vanGoddelijkcn oor-
sprong was. De Schrift zwijgt op dil punt, zoodat het
onmogelijk is om niet zekerheid over het onderwerp
te spreken. Wij hellen echter over tot de meening,
: dat zij door Goddelijke bcstiering aangeuumen werd.
Jlet is niet waarschijnlijk, dat een naam, zoooiischul-
j dig, zelfs zoo eervol, door vijanden werd uitgedacht;
deze zouden er een uitgevonden hebben, die schan-
delijker was. Maar aannemende, dal hij het eerst
door de discipelen zelve werd gebezigd, kunnen wij
I te naauweruood veronderstellen, dat zij het zonder
Goddelijke bestiering gewaagd zouden hebben een
stap te doen, zoo belangrijk als die van cene benaming
aan te nemen, waardoor de Kerk in alle eeuwen ou-
derscheiden moest worden, voornamelijk op een tijd,
j waarop de buitengewone gaven des Geestes zoo alge-
; meen waren, en in eene Kerk, waarin tal van profeten
waren. Want „er waren te Autiochië, in de gemeente,
I die daar was, eenige profeten en leeraars, namelijk
Üarnabas, en Sinicon, genaamd Niger, en Lueius van
Cyrene, en Manahcu, die niet Herodes den viervorst
opgevoed was, en Saulus." Is het te veronderstellen,
dat zij een nieuwen naam zouden aannemen zonder
zich lot de profeten te «enden: of dal, aannemende
dat hij geen anderen dan een menschelijken oorsprong
gehad heeft, hij zoo spoedig en zoo eenstemmig door
elk gedeelte der Christelijke kerk zou zijn gebezigd\'r
ücze meening wordt gesteund door deze woorden:
„En liet is geschied, dat de discipelen eerst Ie Autio-
chië Christenen genaamd (clirematisai) werden", een
term die in geen ander geval gebezigd wordt voor het
geven van een naam op meuschelijk gezag. In zijne
ware beteekenis heeft hij eenige verwantschap met
een orakel. Namen zijn, daar zij berekend zijn om
juiste of valsehe voorstellingen te geven van denaard
der dingen, van veel belang, zoodat bet geven vaneen
naam om de volgelingen van Christus in elk tijdperk
te onderscheiden, dei Goddelijke tusschcnkomsl niet
onwaardig schijnt geweest (e zijn. Neandcr geel\'i
ecbler cene geheel andere verklaring van het geven
van den naam van Christenen aan geloovigeu. „Daar
het woord Christus," zegt hij, „voor een eigennaam
gehouden werd, werden de aanhangers van den uien-
„Engijlicdcn zult uwen naam (dien van Joden) Mijnen
uitverkorenen tol eenc vervloeking laten; en de Heen\'
Hcere zal ulieden doeden, maar Zijne knechten zal
Hij met eenen anderen naam noemen." De overeen
kouistige naam van Gezalfden werd echter vroeg ge-
bruikt voor Gods geloovig volk. Zoo lezen wij in
Psalm CV : 1."> : „Tast mijne gezalfden niet aan, en
doet mijnen profeten geen kwaad." Zij waren Chris-
tenen ot\'gezalfden door het geloof in hun Zaligmaker,
door de zalving vau den Allerheiligste. De naam
Christenen wordt gegeven aan allen, die hun geloof
in Christus en onderwerping aan Zijn gezag belijden.
Maar de Christen in werkelijkheid is alleen gezalfd
met den Heiligen Geest, die de ziel ter zijde zet voor
de dienst van God, haar door liet geloof in de tegen-
woordigheid brengt van God, hem beveelt voortdurend
ti\' wandelen als in die tegenwoordigheid, hem aan-
neemt tot gemeenscha]! en liefde met <h-n Vader en
den Zoon, hem in staat stelt om ondereen inwonend
gevoel van de genadige voorregten, hem verleend, te
leven, den geest hernieuwt naar hel beeld van Christus,
hem zich laat verheugen in den heiligen en regtvaar-
digen wil van Jehovah, en een verlangen en wachten
op de zuiverheid zoowel als den vrede van het ko-
ningrijk der hemelen inboezemt.
De naam Christen schijnt vóór zijne invoering te
Autiochió onbekend geweest te zijn. De verschillende
namen, waardoor de volgelingen van Christus vóór
dien tijd onderscheiden werden, waren de volgende.
Onder elkander was de meest gebruikelijke benaming
Broeders. Hand. XXVII] : I.\'i, 11: ..Kwamen wij den
tweeden dag te Puteoli, alwaar wij broeden vonden."
„Indien iemand," zegt Paulus, ..een broeder genaamd
zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of een
afgodendienaar, <>f een lasteraar, of een dronkaard,
of een roover, dat gij mei zoodanig eenen ook niet
zult eten." Zij werden ook Geloovigeu genoemd.
1. Thcss. 1:7: „Alzoo dat gij voorheelden geworden
zijt al den geloooigen in Macedonië en Achaja." Zij
heetten ook Discipelen. Hand. XXI: 16: „En met
ons gingen ook sommigen der ilixcipetcii van Cesarea,
leidende met zich een zekeren Mnason van Cyprus,
een ouden discipel, bij denwclken wij zouden te huis
liggen." Hunne vijanden noemden hen, bij wijze vau
verachting, Nazarcneu. Zoo beschuldig! Tertullus
den Apostel Paulus van „een opperste voorstander
vau de seete der Nazarenen" te zijn. Vau gelijke bc
teekenis was de benaming van Galileërs, en deze
benaming werd door de vijanden van Christus als een
term van verwijl tot aan den lijd van Julianus ge-
-ocr page 539-
CHRISTENEN of (\'II HISTKI.I.Ik E VEREENIG1NG.
518
erkennen, alle geloofsbelijdenissen van inenschcu en
voorgeschreven vormen van eeredienst af te schudden,
den bijbel als den eeuigen gids aan ie nemen, en een
ieder vrij te laten om ziju eigen verklaarder van het
Heilige Woord te ziju en, zonder te buigen voor de
uitspraken van syuodeu of kerken, voor zich zelven
op zijne eigene verantwoordelijkheid te oordeclen.
Volgeus dit beginsel hielden de Christenen verschil
van gevoelen voor geeu beletsel voor kerkelijke ge-
mcenschap. De seele trok het eerst de aandacht iu
: Xieiiw-Engcland, waar zij voornamelijk uit personen
bestond, die zich van de Calvinistische Doopsgezinden
| (zie Doopsgkzixden, Amerikaans! uk) hadden afge-
schciden. Spoedig nadat de benaming aangenomen
was, voegden zich verscheidene groote kerken, die tot
de Calvinistische Doopsgezinden behoorden, bij haar.
I De Doopsgezinden van deu Vrijen wil toonden zich ge-
durende eeuigeu tijd cenigzins gunstig voor de nieuwe
sectc gestemd, doch lieten later alle gemeenschap
met haar varen. In de Zuidelijke Staten bestonden
de eerste veicenigingen van Christenen voornamelijk
uit diegenen, die zich van de Methodisten, cu inde
Westelijke Staten uit diegenen, die zich van de l\'res-
l byterianen hadden afgescheiden. Met zulk eene ver-
seheidenhcid van leden was het hoofdbeginsel der
sectc algeineenc verdraagzaamheid, lïij haar ontstaan
waren de leden bijna eenstemmig de leer der Drie-
cenhcid toegedaan, doch na eeuigen tijd hielden zij
op die te belijden, en loochenden zij de Godheid van
Christus. De beginselen, volgens welke hunne kerken
in den aanvang ingerigt werden, worden doorllimcs,
een leeraar der verecniging, aldus beschreven: —
„De Schriften," zegt hij, „worden voor den eeuigen
regel voorliet geloof en de gebruiken gehouden, terwijl
een ieder de vrijheid heeft, om met betrekking tot
deze zaken voor zich zelven te bepalen, wat zij bevelen.
Geen lid heeft het verlies van kerkelijke gemeenschap
om zijuopregt en eerlijk geloof te duchten, zoo lang
hij een godvruchtig en vroom lcvcu leidt. Geen lid
is onderworpen aan de kerktucht en de kerkelijke
straffen, dan door onordelijk en zedeloos gedrag. De
naam Christcu moet aaugenomen worden met uitslui-
ting van alle namen vau secten, als de meest geschikte
benaming voor het ligchaam en zijne leden. Hetccuigc
noodige, omals lid eener kerk toegelaten te worden, is
eene persoonlijke belijdenis van de Christelijke gods-
dienst, vergezeld van voldoend bewijs van opregtheid
en godsvrucht, en een besluit onite levcu volgeus den
Goddelijkcn regel of het evangelie van Christus. Elke
kerk wordt beschouwd als een onafhankelijk lig-
wen godsdienst lccraar ouders; heiden dooreen woord,
dal er van gevormd was, gelijk de aanhangers eener
school van wijsbegeerte gewoonlijk naar haren stich-
Icrgenoemd werden." Eenmaal ingevoerd, kwam de
naam Christen spoedig in algemeen gebruik. Toen
Petrus zijn eersten brief schreef, schijnt het een alge-
meen bekende naam geweest te zijn, want hij zegt,
1. Petr. IV: lil: „Maar indien iemand lijdt als een
Christen, die schame zich niet, maar verhecrlijke
Godin dezen deele;" en .lacobus wijst er op als op
een zeer eervollen naam, Jae. 11: 7: „Lasteren zij
niet den goeden naam, die over u aangeroepen is?"
In lijden van vervolging werd het voor voldoende
gehouden om de vraag te doen: Zijt gij een Christen?
en indien zij bevestigend beantwoord werd, werden
de hevigste kwellingen als rcgt\\ aardige straffen bc-
schouwd, terwijl de martelaar zelfs op den brandsta-
pcljuichte in de belijdenis: „Ik beu een Christen."
Christenen maken de verecniging der geloovigeu
uit, of de onderdanen van dat geestelijke koningrijk,
dat God op aarde gevestigd heeft onder het bestum
van Zijn Zoon Jezus Christus. Allen, die tot die gecs-
telijke verecniging behooreu, welke gewoonlijk onder
den uaam van de Kerk bekend is, komen overeen in
het geloof aan -de grondteer des bijbels. De Kerk is
echter verdeeld in talrijke secten en veicenigingen,
en nieu heeft deze verdeeldheid somtijds aangevoerd
als een argument tegen de waarheid van die lcerstel-
liugen, waaraan alle secten haar geloot\'belijden. Zoo-
wed iu oude als in nieuwe tijden hebben de bestrijders
der Goddelijke waarheid deze tegenwerping gemaakt.
liet is echter voldoende om op te merkeu, dat de be-
staande verschillen voornamelijk minder belangrijke
punten betreffen, en deze verschillen zijn niet meer,
dan de welbekende verschillen in de geestelijke gc-
steldhcid van personen ons kunnen doen verwachten.
Volmaakte eenvormigheid iu leer en gebruiken zou
onbestaanbaar geweest zijn met die vrije werking, die
aan elk lid van het menschelijk geslacht behoort. Juist
het verschil van gevoelen, dat onder Christenen, en
zidfs onder ware Christenen, gevonden wordt, is dcr-
halvc een argument voor, cu niet tegen, den Godde-
Iijken oorsprong van ons heilig geloof.
CHRTSTENEN of Christkmjkk vkkkkmuing,
eenc benaming van Christenen in de Vcreenigde Sta-
teii van Noord-Amerika. Deze verecniging ontstond
omstreeks het begin der tegenwoordige eeuw, door
eene gelijktijdige beweging in verschillende deelen
van het land. Tiet hoofddenkbeeld was geen aardsch
opperhoofd, zooals Luther, Calvijn of Wesley, te
-ocr page 540-
CHRISTENEN ((JEVALLEN).
519
chaam. dat voor zich do magt heeft om zijne eigene
zaken te regelen en te besturen.\'\'
Het kerkbestuur der Christelijke rercenigiiitj is op
de volgende wijze ingerigt. Zij beeft zanionkonisten,
die zij Conferentiën ïioenil. Leeraren en kerken, door
gedelegeerden vertegenwoordigd, vormen zich in
eiken staat tot eene of meer conferentiën, Staatscon-
ferentiën geheetcn, en gedelegeerden van de conferen-
tiën maakten de Algeineene Christelijke Conferentie
der Vereenigde Staten uit, die echter slechts gedu-
rende korten tijd bestond. De Staatsconferentiën
voeren geene heerschappij over afzonderlijke kerken,
maar geven raad, wanneer die gevraagd wordt. De
Verccniging beroemt er zich op geen stichter te hob-
ben, en omstreeks IS\'13 als dooreen tooverslag in drie
verschillende plaatsen, Nieuw Engeland, Oliio en Ken-
tucky, ontstaan te zijn, tegenover den slaafschen band
van geloofsbelijdenissen en kenmerken van secten. Zij
heeft zich nu over bijna alle staten uitgebreid, en zich
ook in Canada, Nieuw-Bruuswijk en Nova Scotiauit-
gestrekt. Zij heeft ecu genootschap voor de uitgave
en den verkoop van boeken en tijdschriften in volle
werking, ten einde de bijzondere meeningen dersecte
te verspreiden, daardoor haar ledental te vermeerde-
ren, en hare belangen op elke wijze te bevorderen.
CHRISTENEN (Gevallen), een naam aan die-
genen onder de eerste Christenen gegeven, die te
midden van de zware vervolgingen, waaraan zij bloot-
stonden, den moed verloren en hunne toevlugt zoch-
ten tot maatregelen, die als eene verloochening van
het geloof werden beschouwd, en hen uitsloten van de
gemeenscha]) der kerk. Vele dezer Christenen werden
later door sterke wroeging aangegrepen, en vroegen
met aandrang om in de gemeenschap met de gcloovi-
gen hersteld te worden. Derhalve kwamen er talrijke
gevallen van dezen aard voor, die om hunne nieuw-
beid en kieschhcid tot aanmerkelijk verschil vanmee-
ning leidden. De toestand van het geschil over de
herstelling der gevallenen in de derde eeuw wordt door
Neander aldus beschreven: — „Het werd dus nu de
vraag, of men aan dat verlangen aanstonds zou vol-
doen, dan wel aan de zoodanigen voor altijd den toe-
gang tot de gemeente zou ontzeggen, of dat men een
middelweg behoorde te kiezen, en bun hoop te geven
op herstelling in de kerkelijke gemeenschap, wanneer
zij, na geroimen tijd beproefd te zijn, standvastige
bewijzen van hun berouw zouden gegeven hebben?
Voorts kwam in bedenking, of men met al die gevallen
o]) dezelfde wijze te werk gaan, dan of men zich rigten
moest naar het verschil der omstandigheden en den
aard der overtredingen? Men bezat in dit opzigt nog
geene vaste regelen omtrent de kerkelijke boete. De
eene partij wilde aan niemand, die de doopgelofte
door eene zoogeuoemde doodzonde geschonden had,
onder welke voorwaarde ook, de kerkelijke vrijspraak
toestaan. Op haar .loodsen standpunt erkende zij
niet, dat alle pligten, van welken aard zij wezen mo-
gen, pligten jegeus God, en desgelijks alle zonden,
zonden tegen God zijn, en zoo verviel zij tot de wille-
keurige onderscheidingtusschen zoude tegen God en
tegen den meusch, terwijl zij tot de eerste iedere ver-
zaking van het geloof bragt, niettegenstaande de
schuld bij deze, wanneer zij uit menschelijke zwakheid
voortkwam, veel minder kon zijn dan bij menige zoo-
genoemde zonden tegen de menschen, Cvprianus,
die bij voorkeur Tertullianus zijn leermeester noemde,
schijnt door het lezen van diens schriften tot de deuk-
wijze der strengere partij ten aanzien der kerkelijke
boete overgehaald te zijn. In zijne werken, vóór de
Deciaansche vervolging gesebreven, is ten minste
menige plaats, die bewijst, dat naar zijne meening de
kerkelijke vrijspraak aan niemand verleend mogt wor-
den, die eene doodzonde had begaan. „Het zijn," zegt
hij, „de woorden des Ileeren, die waarschuwt, ter-
wijl hij geneest: Zie, gij zijt gezond geworden,zondig
niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. Hij
geeft den regel des levens, nadat Hij de gezondheid
geschonken heeft, en laat daarna den menseb niet
bandeloos omzwerven. Maar juist daardoor, dat Hij
hem geneest, verpligt Hij hem lot Zijne dienst en be-
dreigt hem te ernstiger; want hef is geringer misdrijf
gezondigd te hebben, eer men nog de leer des Hecren
kende. Voor dengene, die zondigt, nadat hij Hem
heeft leeren kennen, is er geene vergeving meer. „Te-
gen bet bewijs, dat wij aan deze plaats ontleenen, kan
nu wel aangevoerd worden, dat zij niet regtstreeks
over de kerkelijke boete handelt, maar dat Cyprianus
daarin met krachtige bewoordingen alleen de grootere
strafbaarheid van zonden, door Christenen bedreven,
in het licht stelt. Doch dit geldt althans niet van eene
andere uitdrukking, die wij in zijne verzameling van
bijbelserie bewijsplaatsen vinden, waar hij met ronde
woorden zegt: „Aan niemand, die tegen God gezon-
digd heeft, mag de Kerk vergiffenis schenken." Be-
halve op de reeds aangevoerde plaats uit het Oude
Testament, beroept hij zich hiermede op de uitspraken
der Evangeliën aangaande do zonde tegen den Zoon
des menschen en tegen den Heiligen Geest; een be-
wijs hoezeer hij ook deze begrippenen het onderscheid
tusschen beide verkeerd begreep.
-ocr page 541-
CHRISTENEN (GEVALLEN).
520
I cene Heidensebe regtbank gebragt werden, of die,
nadat zij hun geloof in het Christendom openlijk had-
den beleden, tot afgoderij vervielen, terwijl zij iu de
[ gevangenis waren opgesloten, werden onderworpen
aan eene beproeving, die naar de omstandigheden
\' verschilde. Zij echter, die de magistraten bedrogen
door een kwijtbrief te koopen, of door hunne slaven
in plaats van zieh zelve te laten martelen, werden met
eene zwaardere straf bezocht. Maar die afvalligen,
welke de gestrengst e behandel ing ondergingen, waren
de Traditoret, zooals zij genoemd werden, die hunne
bijbels hadden overgegeven om door de Heidenen
verbrand te wolden. Dit werd voor eene zware niis-
daad gehouden, en diegenen, die daarvan beschuldigd
werden, werden van de kerk uitgesloten voor tien.
twintig en zelfs dertig jaren; sommige hunner werden
eerst op hun sterfbed weder tot gemeenschap met de
gcloovigeu toegelaten. Somtijds gebeurde bet, dat
gevallen Christenen, die door de kerk tot een langen
proeftijd veroordeeld waren, onderde straf ongeduldig
werden, en zich getuigschriften te hunner gunste van
gcloovige belijders, die het martelaarschap voorChris-
tus moedig waren tegenget reden, verwierven, welke
getuigschriften natuurlijk hoog moesten staan aange-
schrevcn in de achting hunner mede-Christenen. Uit
gebruik leidde in het vervolg van tijd tot groote mis-
bruiken, daar liet in de gemoederen der standvastige
belijders zelve een gevoel van geestelijken trots op-
wekte, dat zeer nadeelig was voor hunne vorderingen
inliet Goddelijke leven, eneenigen het onschriftinatige
denkbeeld deed koesteren, dat zij door hun lijden voor
hunne zonden geboet hadden. Ecnigc hunner drukt en
zich in hunne getuigschriften aan de afvalligen op een
toon vangezag uit, alsof hun woord voldoende was om
hunne afvallige broederen van alle schuld te ontheffen.
Cyprianus nam een bepaald standpunt in tegenover
de overdreven vereering, welke aan deze standvastige
belijders werd betoond, en het valschc vertrouwen,
dat de menschen in hunne bemiddeling stelden. Maar
terwijl Cyprianus aldus getrouw opkwam tegen den
ongepast en eerbied, die aan standvastige gcloovigeu
werd bewezen, was hij zoo met zich zelvcn in strijd,
dat hij zelf week voor den heerschenden geest der
menigte, die niet weinig aangemoedigd werd door
den steun van dcRoomsche kerk. Tn 251 werd er een
concilie van de Noord-Afrikaanseho kerk, waartoe
Cyprianus behoorde, gehouden, en de kwestie van de
gevallenen zorgvuldig onderzocht zijnde, werd er
besloten om een middenweg in te slaan tusschen die
bovenmatige gestrengheid, die hun alle hoop ontnam.
Maar ofschoon Cyprianus in don aanvang zijner
bisschoppelijke bediening dat strengere beginsel hul-
digdc, werd hij daarin tocli bij de hartelijkeliefde,die
liij zijne gemeente toedroeg, aan het wankelen gebragt
door de groote menigte der gevallenen, waarvan vc-
len hein niet biltere tranen van berouw om de kerke-
lijke vrijspraak smeekten. Zonden die allen, waarvan
velen slechts uit gebrek aan doorzigt, anderen alleen
naar het vlccsch door de smarten der folteringen bc-
zweken waven, voor altijd van de gemeenschap dei-
Kerk, en dus, naar zijne innige overtuiging, van de
zaligheid des hemels uitgesloten blijven? Neen, daar-
tegen verzette zich zijn vaderlijk hart. Intusschen
durfde hij liics- toch niets eigenmagtig bepalen. Hij
verordende, dat men zich de gevallenen zou aantrek-
ken, hen tot berouw en bekeering vermanen, maar de
beslissing omtrent hun lot uitstellen, totdat, naliet
herstel der rust, bisschoppen, geestelijken engemoen-
ten gelegenheid zouden gehad hebben o in deze zaak.
die allen aanging, gemeenschappelijk van alle zijden
te beschouwen, en zich, bij kalme beraadslaging, ten
aanzien dor beginselen te verstaan, die daarin behoor-
den gevolgd te worden. Daarbij kwam, dat men, om
regtvaardig te zijn, wel in het oog moest houden, dat
er tussohen die gevallenen groot onderscheid bestond.
Terwijl sommigen voor de hevigheid der martelingen
bezweken waren, of uit onwetendheid gezondigd liad-
den, waren anderen op de eerste aanmaning en om
aan hunne aardsche bezittingen, die meer hij hen gol-
den dan hun geloof, geene schade te lijden, naar
de altaren der afgoden heen gesneld. Maar wie
was thans, hij de onrust der lijden, instaat naar dat
verschil der overtredingen en naar ieders gemoeds-
gesteldheid naauwkeurig onderzoek Ie doen: Ook
behoorden immers de gevallenen door deugdelijke
bewijzen van hun berouw zich de herstelling in de
kerkelijke gemeenschap waardig Ie maken, en daartoe
bood de vervolging hun de beste gelegenheid aan.
Met het oog daarop zeide Cyprianus : „Wien hel uit-
stcl te lang duurt, verwerve zich de martelaarskroon."
Terwijl ecnigc herders geneigd waren om zeer ge-
strenge maatregelen ten aanzien van de gevallenen
Ie nemen, kwam de groote meerderheid overeen om
eene eenvormige wijze van straffen in te voeren ,
waarbij de gevallen boetelingen aan een tijd van be-
pi\'oeving, korter of langer naar mate de val groot was,
onderworpen werden. Zij, die tegen hun wil godwon-
gen waren om afgodische gebruiken bij te wonen,
werden onmiddellijk weder aangenomen, wanneer zij
zulks verzochten. Zij, die afvielen, zoodra zij voor
-ocr page 542-
PEN—CTAM.                                                          -.21
werd gepredikt, gedoopt en avond,naai gevierd, vooral
op den Goeden Vrijdag, doch niemand, die tot deze
vereeniging toetrad, verloor het radicaal van het kerk-
genootsebap, waartoe hij behoorde.\' >p den r>llcn Maart
1822 vierde de vereeniging baar vijf-en-twintigjarig
bestaan, welk feest werd bijgewoond door den secre-
taris en adviseur van bet departement van Hervormde
eeredienst, door den secretaris deralgcmcencsynode
van de Hervormde kerk, en door dien der synode van
de Evangelisch-Lutliersehe kerk. Ook do Remon-
stranten en Doopsgezinden werden er vertegenwoor-
digd. De vereeniging stierf echter langzamerhand j
weg, daar zij den een te liberaal cu den ander te
orthodox was.
CIII!YS()STOMUS(St.\'), I.mm.iiM is,eenevan
de talrijke liturgiën in de Gricksehe kerk in gebruik.
Zij wordt gewoonlijk hel geheele jaar door gebezigd,
met uitzondering van zekere bepaalde dagen, waarop
de liturgie van St. Basilius er voor in de plaats gestold
wordt.
CHTHONIA es CHTHONIOS, bijnamen onder
de oude Grieken aan do schimmen of goden dor onder-
wereld gegeven, zooals aan Heeate, Nyx en voorna-
mclijk aan Demeter, ter eere van welke oen feest
gevierd werd, dat CjithojïU heette. Pausanias zegt,
dat hel elk jaar in den zomer gevierd werd dooreene
processie, aan wier hoofd de priesters on magistraten
gingen. Zij, die zich bij de processie voegden, droegen
witte kleedereu, niet bloemkransen om het hoofd,
waarop een iusebrift stond, dal den vroegtijdigen
dood van Hyacintbus vermeldde. Achteraan de pro-
cessie ging eene vaars, die in den tempel van Demeter
werd geleid, on daar door vier oude vrouwen mei
gesloten deuren geofferd word. Daarna werd detcm-
pcl geopend, en eene andere vaars werd naar binnen
geleid, die ook geofferd werd. Hierop werden achter-
volgens vier verschillende dieren geofferd, die allen
op dezelfde zijde als het eerste moesten vallen. M\\\\-
auus zegt, dat de vaarzen niet geofferd werden door
de oude vrouwen, door Pausanias vermeld, maar door
de priesteres der godin. De Laccdemoniërs vierden
hetzelfde of een dergelijk feest.
CIAM, een der voornaamste goden in de oudste
godsdieust van China. Dij werd als de koning des
hemels beschouwd (laar hij l.eu, een vroegcren koning,
bad onttroond, en het koningrijk had overweldigd. Lcn
met gewold uil den hemel verdreven zijnde, heersebt
nog, volgens de Chinezen, in een bergopaarde, terwijl (
Ciam oppergezag in de liemclsohe wereld uitoefent, j
Zijn vertegenwoordiger op de aarde wordt door de
CHRISTOUR
I
en eene laauwe toegeeflijkheid in liot voldoen aan
linnne wcnsclien. Ton opzigte van hen evenwel, die in
hun gedrag geene icekcnen van berouw vertoonden
maar eerst eene begeerte naar de gemeenschap te
kennen gaven, wanneer zij op hun ziekbed lagen,
verklaarde de synode, dat zulk eene begeerte niet
ingewilligd zou worden. De schuld d< r gevallen
Christenen was meer of minder /.waar naar gelang
der omstandigheden. Van daar de onderscheiding
in de TliHi-ificati, de Saerificati en de T,ibellalici, wier
verschillende kenmerken tot twisten over de tuelil in
de eerste Christelijke kerk leidden.
Voor geestelijken, die in tijden van vervolging af-
vieleu, werd als regel aangenomen, dat zij na ernstig
berouw als leeken tot den vrede der kerk mugteu
hersteld worden, maar zij mogten als geestelijken uii !
langer dienst doen. Cyprianus zegt, dal het te Rome
en over de geheelc wereld de regel was, om bisschop-
pen of anderen, die in tijd van vervolging afvielen,
toe te staan om in de kerk boete te doen, maar bovenal
om ben van de functié\'n der geestelijkheid en de eer
van het priesterschap te ontdoen. Hel werd bij ecu
geestelijke voor eene geweldige misdaad gehouden,
als hij weigerde om boetvaardige afvalligen aan te
nemen en met de kerk te verzoenen, nadat zij kerke-
lijke voldoening gegeven hadden. De geestelijke, die
zich aan zulk een duidelijk misbruik van zijn gezag
schuldig maakte, moest afgezet worden, omdat bij
Christus belcedigd had, die zeide: „Er zal blijdschap
zijn in den hemel over éénen zondaar, die zich bc-
keert." Zie Apostasie.
ij
CHRISTOLIETEN, eene Christcn-secte die in
de zesde eeuw ontstond, tengevolge van de scherpe
twisten, welke er te dier tijde over de natuur van hel
ligcbaam van Christus plaats hadden. De (\'hristolie-
ten beweerden, dat Christus, bij zijne ncderdaling ter
helle, Zijn ligcliaani en Zijne ziel daar liet, en slechts
met Zijne Goddelijke natuur ten hemel voer.
CIIKISTO SACRUM, eene secte of vereeniging
; in I l\'.ll te Delft gesticht door J. H. Onder de Wijn-
gaard , burgemeester dier stad. Het doel van den
stichter was om, zoo mogelijk, allen, die aan de God-
beid van Christus en de verlossing door Zijn bloed
geloofden, te vereenigen, en daarom werden allen,
die deze leerstellingen aannamen, in de vereeniging
opgenomen , op welke andere punten zij dan ook
mogten verschillen. O]) den 5,1<" Maart 1802 werd
er eene kerk voor deze vereeniging te Delft door j
Onder de Wijngaard ingewijd, en nevens dezen trad
Izaiik van Haasten als tweede leeraar op. In de kerk
cc
-ocr page 543-
:,.>.\'                                    f\'lBOKIUM — CTR( ARSFËKS (GODSDIENST DER).
was in het midden van het boschje geplant, en de
jongens en meisjes hadden in een kring er om heen
gedanst. De oudste van de tegenwoordig zijnde pa-
triarchen, die als priester dienst deed, trad toen naar
I voren, en sprak eene dankzegging uit voor hetgeluk-
ken van den oogst. Offergaven, bestaande uit brood,
houig en driehoekige kaaskoeken, en eindelijk een
groote beker met boza werden den afgod aangeboden;
daar hij echter geen smaak daarin toonde, werden
zij aan zijne vereerders overgegeven, die blijkbaar
veel meer eetlust hadden. Om het geheel te bekroonen,
werd een stier naar den voet der houten godheid geleid
en daar geofferd, terwijl zijn strot met een caina werd
doorgesneden liet lijk werd daarna weggenomen,
gebraden eu onder de menigte verdeeld, opdat een
ieder zou eten en vrolijk zijn. Dit scheen inderdaad
het voornaamste doel te zijn, waarom zij te zanien
waren gekomen." Hoewel het Mohamedismus-eenige
van de oude Heidensche gewoonten niet heeft kunnen
afschaffen, heeft het toch zeer vasten voet in het land
gekregen, en oefent het een invloed uit over het
volk, die bijna ongelooflijk schijnt voor hen, die niet
door eu door bekend zijn met de gewoonten dezer
zonderlinge natie. De reiziger, uit wiens verhaal wij
zoo even geput hebbeu, verhaalt de uitwerking, die de
i plegtigheid van het afleggen van den uationalcii eed
op den koran op de gemoederen van het volk had, op
deze wijze: — „De plegtigheid der eedaflegging, die
I voor ons als aansehouwers zonderling was, was zeer
I belangwekkend voor hen, die daarin betrokken waren.
Wij bemerkten toen, wat bedoeld werd door het op-
hangen van den koran. Twee kopijen van dal boek
werden niet koorden aan een houten gevaarte, dat in
de sneeuw was opgerigt, opgehangen. Voor ons oog
had het gevaarte veel van eene galg, doch door de
bijgcloovige menigte werd het met gevoelens vanden
diepsten eerbied aanschouwd. Op dit eenvoudige toe-
stel was de verschrikkelijke majesteit van den eed .
getroond, en daarom bevonden zich de hoofden, oud-
steu en regters van het land, terwijl de lieden van dat
district een voor een voor de stellaadje kwamen, en,
nadat zij allen handel en omgang niet de Russen, eu
allen roof en geweld ouder elkander hadden afgezwo-
ren, eene openbare belijdenis aflegden van al hunne
vroegere overtredingen. Hierin bestond volstrekt
gecne. schande, tenzij vroeger eene dezer overtredin-
geu afgezworen was, zoodat er niets verncderends in
de erkenning er van was. Het betalen van boeten
werd dieper gevoeld; maar hoc groot het bedrag er
van ook zijn mogt, niemand zocht ze dooreen meineed
I seete Ni-Laokun als haar hoogepriestcr beschouwd,
eene waardigheid die gedurende duizend jaren in
ééne familie erfelijk is geweest. Deze onderkoning
van den hemelvorsl woont gewoonlijk te Peking,
en is een groot gunsteling aan liet hof, daar hij he-
sehouwd wordt als een meester in de duivelbezwering,
en derhalve in hooge achting wordt gehouden.
(\'IMORIUM, een kasje of vaas, in Roomscheker-
ken o]i het altaargeplaatst, waarinde hostie of gewijde,
ouwel bewaard wordt. Het Ciborium wordt ook de
Pyxis genoemd, [neenige prachtige kerken in oude
tijden, zooals in die van Saucta Sophia, was het altaar
overschaduwd door eene soort van heniel, die onder
de Griekeu gewoonlijk (\'itotitnu werd genoemd. Deze
hemel had den vorm van een kleinen toren, en stond
op vier pilaren, die zich aan de hoeken van het altaar
bevonden. < >p de toppen der pilaren waren zilveren
bekers. De top van den hemel had de gedaante van
een bol, waarop bloemen uitgesneden waren, en op
den bol stond het kruis, terwijl de verschillende bogen
tusscheu de pilaren behangen waren niet sluijers of
gordijnen, die ook dienden om het geheele altaar te
verbergen. Het woord Ciiori/tM werd oudtijds gebruikt
om dezen hemel aan te duiden, en slechts in nieuwere
tijden werd het voorde, Pyxis gebezigd.
( Hit ASS1 KltS (GoosDii.Ns\'L der). De Circassi-
ërs bewonen de valleijeii in het noordelijk gedeelte
van den (\'aucasus. Zij zijn voornamelijk Mohamcda-
nen, maar er zijn nogoverblijfsols van een Heidendom,
dat vroeger de algemeene godsdienst van hef land
schijnt geweest te zijn. Door den ijver der Georgische
koningin Thamar werd eens eene poging gedaan, om
het licht des (\'hristeudoins over het land te doen
opgaan, doch zij werd met geen anderen uitslag be-
kroond, dan dat er eenige houten kruisen hier en daar
werden opgerigt. Als de bewoners deze overblijfselen
der uitwendige zinnebeelden van het Christelijk ge-
loof voorbijgaan, maken zij in derhaasteene buiging,
waarvoor zij gceue andere reden weten op te geven,
dan da\' hunne vaderen ook zoo deden. Het Islamis-
nms heeft liet oude 1 [eidendom van f \'ircassië verdron-
gen, en heeft een geest van gelijkheid onder het volk
verbreid, die de erfelijke magt der edelen beperkt,
en den toestand van den lijfeigene verbeterd heeft.
Vele sporen van het Heidendom zijn echter nog onder
de Cireassiërs aanwezig, eu als voorbeeld hiervan
nemen wij de volgende beschrijving van een Heidenseh
feest, dat nog gevierd wordt, over: — „Het houten
; afbeeldsel der godin Seoseres. dat uil een paal niet
een stok kruisgc wijze naar den top geplaatst bestaat,
-ocr page 544-
CIRCASSIËKS (GODSDIKNST DER).
523
hadden, om de eer te herdenken, die door Tschiblé ,
deu geest des donders, aan deze vallei bewezen was."
Dezelfde schrijver, die driejaren in Circassië door-
bragt, en derhalve ruimschoots gelegenheid bad, om
bekend te worden met de zeden en gewoonten van
het volk, baalt het volgende voorbeeld aan van de
vreemdsoortige vereeniging van het. Christendom met
het Heidendom, die een ken merkenden trek hun-
ner godsdienst uitmaakt. — „Luca heeft juist eene
vereering van een der talrijke kruisen in dit gedeelte
van het land, die allen hun bijzonderen dag hebben,
bijgewoond. De gebruiken daarbij schijnen een meng-
sel te zijn van die van het Christendom en van een
ander geloof. Bij die gelegenheid waren slechts 011-
geveer vijftig personen tegenwoordig; elk van deze,
die het hoofd van een huisgezin is, bragt met zich
eene of meer tafels voorververseliingen. Twee of drie
bokken werden er toen geofferd, en bij deze offerande
werden brandende waskaarsen aan hunne koppen ge-
plaats1, terwijl andere op liet kruis werden gezet. O]
korten afstand van dit kruis werden de tafels gerang-
sehikt, en ieder nam, toen hij ze voorbijging, zijne
muts af; maar niemand naderde het kruis behalve
twee of drie, die luide ecu kort gebed opzeiden, eene
bede aan de Godheid om oorlog, pest- en elk ander
kwaad van hen af te keereu, en liuu een overvloe-
digen oogst en geluk te zenden. Een dezer personen
hield, toen hij liet kruis naderde en bet gebed opzeide,
in de eene hand cenige eetwaren, die hij van de tafel
genomen had, en iu de andere een beker met den
nationalen drank, slniat, welke toen onder de verga-
derden verdeeld werden.\'
Het Heidendom schijnt bij het geslacht der Adighé
in Circassié dieper wortel te hebben geschoten dan
bij andere stammen van den Caucasus. Behalve de
geest des donders, die iu hooge eer gehouden wordt,
zijn er andere godheden, die ook aangebeden worden.
Onder deze verdienen Tepi, de god des vuurs, die
een erfstuk van de oude Perzen schijnt te zijn, en
hotseriseh, de god vau wind en water, dien men ver-
onderstelt ilc elementen te besturen, vermelding.
Laatstgenoemde god wordt meet bijzonder vereerd
door hen, die betrekkingen op zee hebben. De wijze
van aanbidding in dit geval is zonderling. Deoffer-
gaven aan dezen god worden in eene rivier geplaatst.
die met de zee gemeenschap heeft, en zijne antwoorden
aangaande het lot der afwezigen worden vernomen in
hetruischen vanden wind, of gezien in het drijven der
wolken. De andere voorname godheden, die dom de
Circassiers aangebeden worden, zijn: Mesitrhu. de
1 o ontwijken; en het was een waarlijk treffend schouw-
spel om den grijzen krijgsman, wiens likteekenrn hem
aanduidden als iemand zonder eenigerlei vrees, ten
zeerste aangedaan te zien voor het gevreesde boek der
Mohainedaansche wei, en zijn geweer, boog of pistool,
ten bewijze zijuer opregtheid, te zien nederleggen."
Nog een overblijfsel van den tijd, waarop het
Christendom ten minste eeuigen grond in het land
had verkregen, is te vinden in eenzeeroiidjaarlijksch
feest, Merein geheeten, dat nog gedurende ongeveer
veertien dagen na de maand October gevierd wordt.
Troepen jonge menschen gaan bij die gelegenheid van
huis tot huis, en brengen den avond door met dansen,
zingen en vrolijkheid van allerlei aard. Ken gedeelte
der ceremonie bestaat daarin, dat eenigen van hel
gezelschap koekeu met kaas er in in de hand houden,
welke zij rondslingeren, terwijl allen eene aanroeping
van Merem uitschreeuwen, en haar verzoeken om hun
altijd gezondheid, overvloed en geluk te zenden. De
Circassiers zeggen, dat dit feest oudtijds werd ingesteld
ter cere van de moeder van Jezus. Vermengd met
deze overblijfselen van (ten bedorven Christendom,
dat eens doorltoomsehe zendelingen werd ingevoerd,
zijn de overblijfselen van het oude Ileidensche bijgc-
loofuoginvcrseliilleude deelen van hetlandtevinden.
7mo wordt Tschiblé, de god van den donder, van den
oorlog en de regtvaardigheid, als regthebbeude op
de beste schapen der kudde, nadat eene overwinning
behaald is, beschouwd; en deze god geeft heiligheid
aan elk voorwerp, dat hij door den bliksem wil treffen.
Als een voorbeeld hiervan nemen wij het volgende
verhaal van ecu reiziger over: — „Des avonds, toen
wij de kleine vallei Kwaff bet raden, om een nachtver-
blijf te zoeken, zag ik troepen menschen, die vandaar
naar hunne woningen gingen. Toen kwamen wij aan
een grooten paal, die stevig in den grond stond. Op
het boveneinde was de kop van een bok gestoken,
wiens huid, door stokken uitgestrekt, van den paal
woei als eene banier. Digt daarbij waren eene soort van
hemel, gevormd door vier stokken met een plat dak
van takken en bladeren dik ineengestrengeld, en eene
kleine cirkelvormige omheining van stevig gevlogten
teeneu. Ik vernam, dat dit de heilige plaats was,
waarop de bok zijn gelukkigen dood door een donder-
slag had ontvangen, terwijl zijne overblijfselen, be-
halve de gemelde kop en huid, inhetdak van den hemel
waren besloten. Vlak naast deze zegeteekeneu was
cenegroote ronde plek platgetrapt, en duidde verwelkt
gras de plaats aan, waar de mannen en vrouwen ge-
durende de drie vorige dagen gedanst en feest gevierd
-ocr page 545-
52 J                                                      OIRCE- (\'IRC
yod du\' wouden, onder wiens heilige eiken de natie
hare vergaderingen houdt: Sekutc/m, de god dei- reizi-
gers, die ili- gastv rijheid beloont; Pekousch, eeue soort
van nimf of naiadc; tn rtchin, de god van liet hoornvee,
ler eerc van wien de kor vrijwillig de kudde verlaat,
eu gereedelijk naar de oiferplaats gaal, als een vrij-
willig offer aan , ene vereerde godheid.
Zoo doei /.ieh onder de stammen \\au den Cauousus
hot vreemde verschijnsel voor van eeue godsdienst,
die uit twee hoogst heterogene bestanddeeleii bestaat.
!Ie( Heidensche heeft echter zoodanig de verhand,
dat liet ntt moeijelijk is om onder liet volk eeuige duide-
iijkc sporen van hel Christelijk geloof te ontdekken.
\'IK\' E, eeue beroemde ioovenares uit de oudheid.
Volgens sommigen was zij eeue\' doehter van llv perion
bij Aërojie, en volgeus anderen eeue doehter van
iëtes Itij Heeate. Zij had hare woonplaats op hel
■ ilam! .ra. waar /ij bezocht werd door Odysscus,
die een geheel jaar bij haai\' bleef.
CIRCENSISCIIE SPELEN, spelen door Itomu
lus, dun stichter \\an Rome, ingesteld. Zij hadden
plaats ter eere van den god Consus, den god des
raads, en daarom werden zij eerst Cousuales gelieeteu.
Toen het Circus Maximus daarna door Tarquinius
Priscus werd opgerigt, en de speli u iu dat prachtige
gebouw werden gehouden, kregen zij den naam van
Circexse*, ter eere vau den ougee\\ naarden bouw. De
spelen begonnen met een optogt, waarbij de boel-
den der goden, op houten draagbaren staande, op
de schouders van mannen werden gedragen. De zware
beelden werden op wagens met wielen voortgetrok-
ken. Bij deze gelegenheid hadden er zes verschil-
leude soorten van spelen plaats: 1. Wedrennen met
wagens; 2. Een ruitergevecht, eenvoudig de naboot-
sing er van, door jongelingen van aanzien; 3. Eeue
voorstelling vau een veldslag, met ecu geregeld kamp,
iu den circus; i. Een worstelstrijd; \'t. Kene jagi;
6. Eeue voorstelling van een zeegevecht. Een ge-
deeltc der spelen werd door Constantijn den Groote
afgeschaft, eu een ander gedeelte door de Gotheu;
maar de wedrennen met wagens bleven te Constanti-
opel tul aan de dertiende eeuw bestaan. De Cireeu-
sische s]>elen werden iu groote achting gehouden, eu
kregen daarom den naam vau Ladi Magni of groote
spelen. De viering hield vier dagen aan, (e beginnen
met den L5<1<\'" September. Deze spelen werden aan
i\'.e goden beloofd onder de plegtige verpligting eener
gelofte. Zoo wijdde Fubius Maximus, de dictator, in
het jaai vauRoiue 53ü, om den loom der goden te
•tillen en in den nor-I ig mei de ■\'athagers gelukkig te
JMCEJJJONEN.
zijn, de groote spelen aan Jupiler, benevens eeue zeer
groote som, die daarbij gebruikt moest worden, drie
honderd ossen, die aan Jupiler, en verscheidene au
derc, die aan de overige goden geofferd moesten
worden. M. Acilius, de consul, deed hetzelfde iu den
oorlog tegen Antiochus.
CIRCÜ.MCELLIONEN, eeue seete van Donat.is-
ten, die iu de vierde eeuw iu Noord-Afrika outstond.
\' Zij kregen hunnen naam, diezwcrvcliugenbeteckent,
naar de rell/e of hutten der boereu, om (eircum) de-
welke zij zwierven, daar zij geene vaste woonplaatsen
hadden. Zij noemden zich zelve Agonistici (zie ald.)
if strijders, daar zij voorwendden, dat zij den duivel
bestreden eu overwonnen. Zij worden voorgesteld als
den arbeid Ie schuwen eu geheel vau aalmoezen te
instaan. Terwijl de [leidenen uog mag tig waren,
braken partijen dezer Circumcellioneu dikwijls hunne
ifgodsbeelden al\', en stelden zij zich derhalve wegens
hunnen ijver, aan den marteldood bloot. In 31 7 rigtte
Constantiju een geschrift tot de Noord-Afrikaansche
bisschoppen eu gemeenten, om hen te vermanen ver-
draagzaaui Ie zijn jegens deze ijverige beeldstormers.
En deze verdraagzaamheid was niet slechts tijdelijk,
maar gedurende hei gehcele leven vau den keizer on-
dervonden zij de meest.? zachtmoedigheid vau zijnen
kan*. Bij zekere gelegenheid, toen zij eene kerk had-
den afgebroken, die hij voor de Catholiekcn in de
stad Constantina had laten oprigten, gaf hij bevel
haar weder op zijne eigene kosten te laten opbouwen,
zonder eeuige schadevergoeding van de Douatisten te
eischeu. De dood van Constantijn bragt eene gehcele
verandering iu de keizerlijke staatkunde teweeg. De
VVcstersehe keizer Constans, wieu Noord-Afrika na
den dood zijns vaders ten deel viel, trachtte de Dona-
tisteu met de hcerschendc kerk weder Ie verzoenen.
Eerst poogde hij, door het uitdeelen van geld ouder
den naam van aalmoezen, de Donatistisclic kerken te
winnen. Toen echter bleek, dat deze middelen niets
baatten, nam hij zijne toevlugt tot krachtige maatre-
gelen. Hij gaf bevel, dat de Douatisten van hunne
kerken beroofd en door gewapcude troepenaangeval-
len zouden worden, als zij voor de eeredienst bijeen
waren. Qnikoopiug en vervolging waren even krach-
teloos. „Wat heeft de keizer met de kerk te doen?"
was de taal, waarmede Donatus, bisschop van Car-
ihago, de eischeu vau de afgevaardigden van het hof
beantwoordde. De Douatisten werden nu uog meer
verwoed t egen de hcerschende kerk, en begonnen open-
lijk hun bepaalden tegenstand tegen elke vereeniging,
van welken aard ook, win de Kerk met den Staat te
-ocr page 546-
(\'URCUMf\'
belijden. Deze leer iras geheel iii overeenstemming
met de inzigten en gevoelens der Circumcellionen. De
buitensporige slappen, waartoe zij nu hunne toevlugt
namen, en de heete vervolging, die er nu ontstond,
worden door Meander aldus beschreven: — „ Als eene
lieilige schaar, die strijd voerde voor het Goddelijke
regt, togen zij het land door, en gaven zich voor de
beschermers van alle onderdrukten en lijdenden uit.
Misschien erkenden zij teregt, dat er in de betrekking
lusschen de landbezitters en hunne vaak maar al te
zeer onderdrukte boeren, zoowel als tusschen heeren
en slaven, veel was, hetwelk niet strookte met den
geest en de leer des Christendoms; maar door de wijze,
waarop zij dat herstellen wilden, werd alle maatschap-
pelijke orde omvergeworpen. Voor de schuldenaars
trokken zij tegen de schuldeisehcrs partij. Hunne
hoofden Fasir en Axid, die zich aanvoerders van de
zonen der heiligen noemden, schreven dreigende brie-
ven aan alle schuldcischers, waarin zij van deze vor-
derdeu, om de schuld aan hunne schuldenaars kwijt
te schelden. Wie laaraan niet voldeden, werden door
de woedende benden op hunne landgoederen ovcrval-
len, en mogteu zich geluk wenschen, wanneer zij hun
leven kouden koopen door van hunne schuldvordering
af te zien. Waar die dweepers een heer met zijn knecht
ontmoetten, noodzaakten zij den eerste de plaats des
laatsten in te nemen. Eerwaardige huisvaders werden
door hen gedwongen om het laagste slavcnwerk te
verrigten. Alle knechten, die zich met regt of onregt
over hunne heeren beklaagden, vonden bij hen hulp
en ondersteuning om zich te wreken, .ra, dit ging zoo
ver, dat onderscheidene Donatistische bisschoppen,
die hunne partij wilden zuiveren van den blaam, dat
zij tot zoodanige geestdrijverij aanleiding gaf of deze
goedkeurde, en toch door hunne vermaningen op die
dweepers zelve niets vermogteu, eindelijk de hulp van
den Staat tegen hen inriepen als tegen menseheu, die
zich door de Kerk lieten besturen noch verbeteren;
en zulks gaf de eerste aanleiding, dat er geweld werd
gebruikt om hunne woede te beteugelen.
Om die opgewondenheid nog te vergrooten, kwamen
nu de aansporingen van Donatus en van andere bis-
schoppen, die eenstemmig met hem dachten. Maar hoe
meerz\'j daardoor de woede dier dweepers aanvuurden,
zooveel te eer lokten zij ook den tegenstand tegen hen
uit. De wandaden, door hen gepleegd, gaven aan
hunne vijanden een welkom voorwendsel, om maatre-
gelen van vervolging tegen hen in het werk te stellen.
Er werd besloten om de kerkelijke eenheid door kracht
van wapenen te herstellen, aan de Donatisten hunne
BLLIONEN.                                                               525
kerken te ontnemen, eu hen te noodzaken lot bijwo-
uing van de godsdienstoefeningen der regtzinnige
partij. In hoe verre hetgeen daarop volgde aan de
kerkelijke edicten of aan de heersehzueht eu wreed-
lieid der afzonderlijke bevelhebbers moet tocgeschrc-
ven worden, laat zich niet met zekerheid bepalen. Het
geweld deed de geestdrijverij hoe langer lioe meer
ontvlammen. Men verspreidde het gerucht, dal het
borstbeeld des keizers, naar de wijze der Heidenen,
in de kerk zou tentoongesteld, en dat allen zouden
gedwongen worden om daaraan Goddelijke eer te
bewijzen. Onderscheidene bisschoppen eu geestelij-
ken der Donatisten eu vele monniken werden de
slagtoffers dier vervolging. Het is echter niet mogelijk
om van het voorgevallene eeue naauwkeurige beschrij-
ving te geven, daar de berigtgevers van de zijde der
regtziunigen dat alles uit den aard der zaak zochten
te verkleinen, gelijk die van den kant der Donatisten
er op uit waren om het te vergrooten. Zeker is het
iutusschen, dat vele van die dweepers er eene eer in
stelden, om als martelaars te sterven. Ja dit ging zoo
ver, dat zij zich van de rotsen naar beneden stortten,
zich in bet vuur wierpen, of anderen omkochten oin
; hen te dooden. De voornaamste bisschoppen der
Donatisten, zooals Donatus van Carthago, werden
verbannen, en daarmede meende men den tegenstand
eindelijk onderdrukt te hebben.
liet was echter vooruit te zien, dat de aldus beteu-
gelde partij weder met kracht het hoofd zou verheffen,
zoodra de staatkundige toestand des rijks niogt veran-
dercu, en haar mogt toelaten ruimer adem te schep-
peu Zulksgebeurde onderde regeringvan den keizer
Julianus in het jaar SOI. Dat het Christendom ouder
dien Heidenscheu keizer ophield de heerschende
staatsgodsdienst te zijn, kwam geheel met de groud-
stellingeu der Donatisten overeen. Hunne bisschop-
pen reikten hem een verzoekschrift over, waarin zij
hem, als een vorst bij wien alleen het regt gold, smeek-
I ten, om de onregt vaardige verordeningen, die tegen
hen uitgevaardigd waren, in te trekken, ende verhoo-
ring van die bede kon bij Julianus te minder zwarigheid
ontmoeten, daar zij geheel met zijne regeringsbegin-
sclen strookte. Hij hief alle onwettige bepalingen
der vorige regering tegen de Donatisten op, eu her-
stelde hen weder in het bezit der hun ontnomen kerken.
Maar uu ook openbaarde hundweepzieke secteugeest
zich in al zijne onverdraagzaamheid. Zij beschouwden
1 die kerken en hare gereedschappen als bevlekt en
ontheiligd door hei gebruik, hetwelk de onheiligen
i er van gemaakt hadden, en verbrijzelden niet alleen
-ocr page 547-
CIRKK1, CLAKENIJNEN.
526
de laatsten, maar lielen ook de wanden der kerken op
nieuw bepleisteren, en de altaren afboenen of geheel
uit de heiligdommen wegnemen."
De Circumcellionen maakten de hevigste partij van
de Donatisten (/.ie ald.) \\iit, en kwamen met die
secte in leerstellingen overeen. Zij rekenden het hun
pligt het zwaard op te nemen, om hunne godsdienstige
beginselen te verdedigen, en zoo kwamen menigten
van hen door het zwaard om, hoewel de secte niet
geheel onderdrukt werd vóór de zevende eeuw.
CIRKEL, het symbool der eeuwigheid bij de oude
Egyptenaren, Perzen en Hindoes. Tiet jaar maakt bij
zijnen loop een cirkel of ring zonder begin of einde,
en gelijkt dus op de eeuwigheid. Sanchoniatlion zegt
ons, dat de Egyptenaren de wereld voorstelden onder
de gedaante van een vurigen eirkel, in het midden
waarvan Kiiep/i was in de gedaante van eeue slang.
Pythagoras plaatste vuur in het midden van den lie-
melbol, dien men zich cirkelvormig voorstelde. Ouder
de oude Celtische overblijfsels vindt men menigmaal
stcetien in een eirkel geplaatst, met een grooten steen
in het midden. Hel zounejaar werd onder de Egypte-
uaren door den gouden cirkel van koning Osymau-
dyas zinnebeeldig voorgesteld. Deze eirkel speelde
eeue aanzienlijke rol onder de sieraden op dé ge-
bouwen der Egypl enaren, en was in drie honderd vijf
en zestig segmenten verdeeld. Onder de oude Britten
en Galliërs dansten de Druïden in een kring om den
heiligen eik, ter eere van den boom en van de godheid,
die, zooals men veronderstelde, daarin woonde.
CISTERCIËNZEN, eene kloosterorde, gesticht
tegen hel. einde der elfde eeuw door Robert, abt van
Molesrae in Ronrgoudië, en hervormd doorBEUNAED
(zie ald.) van Citeaux of Cistercinm, in de diocees van
Chalons in Frankrijk. De groote naam, dien de her-
vormer zich wegens zijne vroomheid en gestrenge
levenswijze verwierf, strekte zieh uit tot de orde, die
hij hervormd had. Nadat Reruard slechts driejaren
te Citeaux had doorgebragt, werd hij tot abt van een
nieuw klooster te Clairvaux aangesteld, en hier werkte
het gevolgde stelsel zoodanig, dat het kloosterleven
nieuwe kracht en aansporing ontving, en dat overal
kloosters werden gesticht naar het voorbeeld van
Clairvaux. In de korte tijdruimte van zeven en dertig-
jaar was het aaulal der kloosters dezer orde tot zeven
en zestig toegenomen, eu bij den dood van Beruard
in 115:? bestonden er niet minder dan honderd zestig
Cisterciëuzischc kloosters in alle deelen van Europa.
De groote naam, dien de orde zich zoo snel verwierf,
wekte den nijd en de ijverzucht op van de oudere
i kloosters, voornamelijk van die der Cluniacenzeu. De
twee vijandige broedersehappen waren onderscheiden
door hare hoofddeksels: de leden der nieuwe orde droe-
gen een wit kapje, en die der oude een zwart. Rernard
stelde ernstige pogingen in het werk, om eene goede
verstandhouding tusseben de beide partijen te bevor-
deren; maar hoewel de verhandeling, die hij over dat
onderwerp in het licht gaf, eeuige kostelijke verma-
niugen be\\ at te, vervulde zij volstrekt niet het beoogde
doel. De Cisterciënzische orde was ingerigt naar den
icgel van St. Kenedictus, dien zij verklaarde stipt te
volgen. Onder liet pausschap van Innoeentius II.
werden de kloosters dezer orde zeer rijk door de groote
geschenken, die daaraan gegeven werden. De Cistcr-
eiëuzeu worden naar hun hervormer ook wel Bernar-
dijnen
genoemd. In den beginne hadden zij geene
bezittingen, en leefden zij alleen van aalmoezen en
den arbeid hunner handen. Der zclfverloocbencnde
geest was echter niet van langen duur; naar mate zij
met geschenken overladen werden, ontwaakte de
noodlottige dorst naar goud, eu legden zij zich voor-
uamelijk toe op het verzamelen van rijkdom. Onder
den uadeeligcn invloed van weelderige gewoonten
verloor de orde trapsgewijze haar goeden naam, en
werd zij even bedorven als de andere kloosterorden.
De kleedij der Cisterciënzen is een witte lijfrok mei
een naauw scapulier, en als zij uitgaan, een zwart ge-
waad met lange mouwen. Zij beweren, dat St. Rernard
van de Maagd Maria het bevel kreeg, om om harent-
willc eene witte klecding te dragen.
CLANCULARII, eeue Christen-sectc die in de
zestiende eeuw na de Hervorming ontstond. DeClan-
eularii beweerden, dat zoo de godsdienst in bet hart
zetelde, er geeue behoefte was aan ecnige uitwendige
uitdrukking er van. Gelijk vele Wederdoopcrs, die
omstreeks denzelfden tijd in Duitschland en Holland
ontstonden, bestreden zij de noodzakelijkheid van
openbare inzettingen eu bijeenkomsten voor degods-
dienstoefening. Hunne niccuingeii in deze zaken na-
derden eenigzins die der Vrienden (zie ald.), daar zij
alles toeschreven aan de werking van den Heiligen
Geest en niets aan de uitwendige middelen van genade.
CLARENIJNEN, eene monniksorde in de der-
tiende eeuw door Angelus, een Cclestijnseh kluizenaar,
ingesteld, die bij de vervolging van de (\'elestijuen met
eenige medgezellen naar Tta\'ië trok, en deze nieuwe
congregatie stichtte. Na den dood van den stichter
breidde deze orde zich over verschillende gedeelten
van Italië uit, eTi rigtte zij ook verscheidene nonnen-
kloosfers op, die onder denzelfden regel geplaatst
-ocr page 548-
-CIASXIS.                                                             .-,27 i
nnnuenorden in Europa. Na de verovering van Mexico
door Cortes werden cenige nonnen dezer orde naar dat
land gezonden, waar zij op verschillende plaatsen ne-
derzettingen vormden, en zieh aan bet onderwijs van
jonge Indiaanschc vrouwen wijdden. Deze godsdien-
stige vereenigingen bloeijcn nog steeds.
\\n Nederland wordt te Megen in Noord-Brabant I
een klooster voor Clarissen gevonden, dat in 1722
werd gesticht en 32 nonnen bevat.
CLASSIS. Het elassikaal bestuur maakte steeds
een belangrijk onderdeel uit vau het presbvlcriaansch
kerkwezen in de Nederlandsche Hervormde kerk. Dit
bestuur werd bij zijn oorsprong naar de zienswijze
van Calvijn ingerigt; liet beginsel er van was repu-
blikeinsch democratisch. Op dien grond werd er in de
nationale synode van 1578 besloten: „om goedeen
wettelijke ordening in de Gereformeerde gemeenten
dezer Nederlanden te stellen, is nu goedgevonden, dat
vierderlei kerkelijke verzamelingen gebonden wor-
den: ten eerste, de kerkeraad in elke gemeente; ten
tweede, de classikale vergadering; ten derde, de part i-
eiiliere of pro viueiale synode; ten vierde de generale
of synodale synode.\'" Do verecuigdc gewesten werden
ingedeeld iu 50 dassen, waarvan 9 in Gelderland, 11
in Zuid-Holland, G in Noord-Holland, t in Zeeland.
3 in Utrecht, G in Friesland, I in Overijssel en 7 in
Stad en Lande. De classen waren zaniengesteld uit de
predikanten en ouderlingen der gemeenten, die tol elke
elasse behoorden. Zij kwamen elke maand, uiterlijk om
de drie maanden, bijeen. Een der geestelijke leden
bezelte bij afwisseling het voorzittersgestoelte, en
een ander was als scriba met het opteekencn der han-
delingen belast. Zij behartigden die belangen, die van
algemeenen aard waren, of plaatselijk niet konden
beslist worden.
()]> denzelfden grondslag rust ook bet elassikaal
bestuur, dat na de afschuddinsr van bet Fransche
juk, onder het gezag van koning Willem I., lot stand
is gekomen. Het is belast met de uitoefening van bel
kerkelijk bestuur eu met de zorg voorde waarneming
van de diens! in vacerende gemeenten. Aan de classi-
kale vergadering behoort: 1. Het doen van benoemin-
gen, welke haar zijn opgedragen; 2. Het geven van
zoodanige consideratiëu op zoodanige punten invasl te
stellen reglementen of veranderingen inde bestaande;
3. Het opnemen en afsluit en der classikale rekeningen,
de regeling van hetgeen betrekking heeft op de fondsen,
waartoe die rekeningen behooren, en in bet bijzonder
het benoemen van een elassikaleu quaestor; L Met
beraadslagen over hetgeen bevorderlijk kan zijn aan
CLARISSEN
werdrii. Paus Sixtus TV. vaardigde eene bulle ten
gunste der Clareuijncn uit, waarbij hun verlof werd
gegeven om zich onder het toezigt van den generaal i
der Franciscanen te plaatsen, en de kleedij dier orde
aan te nemen. Dit gaf aanleiding tot eeue vcrdeeld-
heid onder hen, daar cenige getrouw bleven aan de
oude gebruiken, en andere den regel van de orde der
Franciscanen aannamen, en zieh daaraan onderwier-
pen. Eindelijk schafte i\'ius V. in I .jfiü de orde der
Clarenijnenals eene afzonderlijke orde af, en lijfde bij
baar bij de Franciscanen (zie ald.) in.
CLARISSEN7, eene nonnenorde door Clara van
Assisi in Italië, de eerste abdis der Franciscanen,ge-
sticht. Deze enthusiastische vrouw volbragl een pel-
grimstogt naar Rome en het heilige graf te Jeruzalem.
Met Franciscns van Assisi, den stichter der Francis-
eanerorde. bekend geworden zijnde, werd zij overge-
haald om hare bloedverwanten en vrienden te verlaten,
en baar lot aan dat der volgelingen van St. Franciscns
Ie verbinden,en nadat zij zieh het hoofd geschoren had,
legde zij de gelofte van onderwerping aan bet bestuur
van dezen af. Op raad van baar geestelijken geleider
stichtte Clara in 1212 de orde der Arme meisjes, die
vervolgens naar haar :1c Clara-orde genoemd werd,
terwijl zij zelve de eerste voogdes was. lul 2-2 lontving
deze orde haar regel van Franciscns, en Clara verkreeg
van Innocent ius 11 [., of, zooals sommigen zeggen, van
FTonorius III. voor h-reorde den naam van de grootste
armoede. Naarde kerk, waarin de orde ingesteld werd,
werden de zusters somtijds de nonnen van St. Daniien
genoemd. In de nabijheid dier kerk leefde Clara twee
cnveertigjaar, en kweldezij haarligehaaiudoorvasten,
waken en allerlei soort van kastijdingen. Opliet bloote
ligchaam droeg zij de huid van een steekeligzwijn;
zij lag op harde houten planken, en ging barrevoets.
Tude Vasten en op andere vastendagen leefde zij alleen
van brood eu water, en proefde zij alleen des Zoudags
wijn. Daar baar naam vau vroomheid en gestrenge
leefwijze zieh snel verbreidde, vermeerderden bare
volgelingen zoo spoedig, dat in de verschillende deelen
van Italië vele kloosters dezer orde gesticht werden.
In 1 210 ging de orde naar Spanje over, en van daar
naar Frankrijk. Volgens den regel van St. Franciscns
mogten de zusters geene wereldlijke bezittingen heb-
ben, en moesten zij van de complete tot de tertia vau
den volgenden dag een streng stilzwijgen bewaren.
Voor bare kleeding mogten zij drie oudcrklceden en
eenniautel hebben. Na den dood der stichtster maakte I
de orde nog grootere vorderingen dan gedurende baar !
leven, en tegenwoordig is zij eene van de bloeijendste
-ocr page 549-
CliEMKNTIV Cl;TO.
598
zouden opbrengen om de kosten zijner oorlogen te
bestrijden. Bonifacius beschouwde zulk een eiseh als
eene inbreuk op de vrijheden der kerk; maar de koning
beweerde, in zijn antwoord op de bulle, dat de Kerk
van Christus niet uit de geestelijken alleen bestaat,
maar ook uit leeken, en dat daarom de geestelijken
geen regt hebben om zich uitsluitend de geestelijke
\\ rijheid (oe te eigenen, die aan allen behoort, daardoor
de vrijheid willende te kennen geven, die door de ge-
nadc van Christus voor ons is verkregen. De koning
herinnerde bovendien den paus er aan, dat Christus
aan de priesters van den tempel bevolen had, om Code
te geven wat Godes, en den keizer wat des keizers is.
CLINISCHE DOOI\', de naam in de oude Chris-
telijke kerk aan den doop gegeven, wanneer deze
toegediend werd aan een zieke of stervende, liet
gebruik om hem iu deze omstandigheden toe te dienen
leidde dikwijls tot groote misbruiken, daar vele per
sonen, die hel Christendom beleden, uitstelden om
zich er aan te onderwerpen, in de verwachting dat zij
hem zouden ontvangen, als zij op een ziek-of sterfbed
lagen. Constantiju de Groote werd, hoewel hij openlijk
zijn gel ooi\'aan hel Christendom beleed, niet dan korten
lijd voor zijn dood gedoopt. Indien iemand zijne gc-
zondheid herkreeg, na den clinischen doop ontvangen
te hebben, was hij aan verscheidene onbevocgdheden
onderworpen, bovenal niogt hij niet met het priester-
ambt bekleed worden. Deze wijze van doopeu kon
alleen geschieden door besprenkeling, en niet door
indompeling of wassching van liet geheele ligchaam.
Daarom ontstond er ten tijde vanCyprianus de k\\\\ estie,
of personen, die aldus gedoopt waren, als volmaakte
Christenen moesten worden beschouwd, (\'yprianus
loste haar op iu een bevestigenden zin, en liet te
zelfder tijd aan anderen over, die aan de kracht van
den clinischen doop twijfelden, om de plegtighcid
door indompeling te herhalen, indien zij zulks goed
dachten. Hoewel het ontwijfelbaar het gebruik eu zelfs
de wet der eerste Kerk was, om de priesterwijding te
ontzeggen aan hen, die den clinischen doop ondergaan
hadden, veroorloofde het concilie van Xeoca-sarca hun
toch, om in tijd van grooten nood gewijd te worden.
Zoo was Xovatianus, gelijkEnsebius ons berigt, gewijd
om zijn verstand en de hoop, die de Kerk van hem
koesterde, hoewel hij door den clinischen doop daarin
opgenomen was. In gevallen van zware ziekte werd
deze soort van doop als geldig beschouwd, zelfs wan-
neer hij toegediend werd aan iemand, die in een staat
van volkomen bewusteloosheid verkeerde. Zie Doop.
CLIO, eene van de negen Muzen (zie ald.), door
de belangen der bijzondere en gezamenlijke gemeenten
iu hetclassikaal ressort, inzonderheid wat bolrrt\'t liet i
godsdienstig en kerkelijk leven enz.
Er zijn thans belassen, t.w. •. in Gelderland (i, Zuid-
Holland 0, Noord-Holland .">, Zeeland 4, Utrecht 3,
Friesland 3, Overijssel 3, Groningen 4, Noord-Brabant
•1 en Drenthe 3. De leden er van worden benoemd door
de elassikale vergadering, jaarlijks op den laatsten
Woensdag in de maand Junij, in de hoofdplaats der
classis De elassikale vergadering bestaat uit vertegen- i
«roordigers der kerkeraden, zijnde al de dienstdoende
predikanten eudienstdoende ouderlingen,die er,altoos
voor rekening der gemeenten, worden afgevaardigd.
Het moderamen van deze vergadering, alsmede van
het elassikaal bestuur, berust bij eenen prieses.assessor
en scriba.
(\'LEMENTIA, eene godin onderde oude Romeinen
aangebeden, eene verpersoonlijking van de deugd der
goedertierenheid. Tempels en altaren werden in den
tijd der keizers ter cere dezer godin opgerigt, en men :
ziet haar nog afgebeeld op de munten van Tihcriuscn \'
Vitellius. Claudiauusbeschrijft haar als de bescherm-
stcr der wereld. Plularehus en Cicero zeggen ons,
dal de Romeinen, op bevel van den senaat, na den
dood van .Tulius (\'a-sar een tempel aan haar wijdden.
CLEMEXTIJXEX, eene sectc die in dr tegen-
woordige eeuw in het zuiden van Frankrijk ontstond,
voornamelijk iu de nabijheid der Pyreneën, en haar
naam ontleende aan dien van haar stichter, een priester
niet name Clemeus. De Clemeutijnen verschillen van
de Kerk van Rome op verscheidene punten, eu hebben
een sterken afkeer van verscheidene Roomsche ccre-
inoniëu, hoewel zij de mis en de biecht behouden. Zij
verwerpen het gebruik van beelden in de kerken, en
cenige hunner priesters spreken in de l-\'ransclie en niet
inde Lat ijnsche taal hunne gebeden uit. üc aanhangers
dezer secte zijn over liet algemeen voor de Augustijn-
sohe leer, en kenmerken zich door eene ernstige en
vrome levenswijze, onberispelijke zuiverheid van zeden
en eene strenge inachtneming van den dag des Hreren.
CLERICIS LAICOS, eene bulle in 1290 door
Bonifacius VIII. tegen Kilips den Sehoone, koning
van Frankrijk, uitgevaardigd. Iu deze bulle werden
alle vorsten eu edelen iu den ban gedaan, die, onder
welken vorm ook, van de kerk en de geest elijken schat-
ting verlangden; en allen, die zulk eene schatting
betaalden, werden iu dezelfde veroordeeling en straf
begrepen. De omstandigheid, die tol de uitvaardiging
dezer bulle leidde, was de eiseh \\an Kilips, dat de I
geestelijke orden, gelijk alle andere klassen, geld ,
-ocr page 550-
CLOTHO — CL
ii
de oude Grieken en Romeinen aangebeden. Zij was
de Muze der geschiedenis, en wordt gewoonlijk afge-
beeld iu eene zittende houdillg, niet eenc opene rol
papier of eene opene boekenkist.
CLOTHO, eene van de drie schikgodinnen. Zij
werd voor de spinnende schikgodin gehouden, en
daarom was haar zinnebeeld een .spinrokken, waar-
mede zij den draad van bet noodlot des nicnsehcii
spon. Zij wordt gewoonlijk afgebeeld als eene deftige
maagd, met een spinrokken of eene rol. die Int boek
des noodlots voorstelt.
CLUNIACENZEX, eene congregatie van Beue-
dictijncr monniken, die in de tiende eeuw ontstond
en Odo, abt van Cluny of Clugni in Frankrijk, aan
baar hoofd had. Vele monniken van de Latijnsehe
kerk waren zoo zeer afgeweken \\an den regel van
St. Benedielns, dat eenc hervorming iu dat opzigt ge-
biedend noodzakelijk scheen. Deze hervorming werd
volbragt door Odo, die door zijne stelling als abt van
, een klooster gelegenheid bad, om niet alleen den regel
der Benedictijners in zijne oorspronkelijke gestreng-
heidte herstellen, maar ook oio meerdere plegtigheden
en verpligtingen op te leggen. Hij hechtte blijkbaar
eene hooge waarde aan de zedelijke magt des Chris-
1 tendoms, en trachtte den monniken onder zijne zorg
meer achting voor den waren geest dan vuur de bloot
uitwendige vormen er van Ie doen opvatten. De
levenswijze, die Odo aan de Benedictijner monniken
voorschreef, deed hem een grootcn naam en eene
groote populariteit verwerven, en eindelijk werden de
heilzame regelingen door talrijke kloosters in geheel
tëuropa aangenomen, die zich tot eene soort van ver-
eenigiiig ouder den abt van Cluny vormden. Vele
oude kloosters iu Frankrijk. Dnitschland, Italië, Brit-
tanje en Spanje namen den nieuwen en strengeren
regel aan, en de nieuwe kloosters, die gesticht werden,
kwamen onder dezelfde tucht. Zoo ontstonden die vele
vereenigingeu, die, onder den naam van Cluniacen-
zische, snel In rijkdom, roem en magt toenamen. Het
klooster van Cluny was oorspronkelijk gesticht in het
jaar \'.lilt door hertog Willem van ,\\quitauië, maar
onder Odo werd deszelfs roem algemeen. Van dien
tijd af verdwenen de leekeabten iu Frankrijk traps-
gewijze. Onder de onmiddellijke opvolgers van Odo
bleef de orde steeds bloeijen. Mei der tijd werd hare
oorspronkelijke gestrengheid echter slapper, en dien
ten gevolge nam hare populariteit at\'.
hl de twaalfde eeuw werd er iemand lol abl van
Cluny aangesteld, die in zijn tijd een der aanzienlijkste
mannen van de kerk was, aan wien zelfs zijne tijdge
fNTACENZFN.                                                         529
nnoten den titel van Eerwaardige gaven. Deze man.
Petrus Mauritius, gaf nieuw leven en nieuwe kracht
aan de Cluniacenzische orde. Neandcr geeft van hem
en van den weliladigen invloed, dien hij uitoefende,
de volgende schets: „Gesproten uil een aanzienlijk
geslacht in Auvergne, behoorde Petrus mede tot de
groote mannen der kerk, die hunne outwikkeling
vooral aan de Christelijke opvoeding eeuer vrome
moeder te danken hadden. Hij zelfheeft, kort/na den
dood dier godvruchtige vrouw, die later non was
geworden, met kinderlijke liefde harer heoldtcnis ge-
schetst. Onder zijn bestuur nam de orde eene andere
rigting dan haar oorspronkelijk gegeven was. Gelijk
hij zelf uitmuntte door liefde en zachtmoedigheid, on
gevoel had voor alles, wal tot hel zuiver menschclijke
behoorde, zoo werden de kloosters, die vroeger alleen
zetels van strenge inounikcudcugd waren geweest ,
onder zijne leiding tevens zelels van wetenschap en
kunst. Eene van zijne kenschetsende eigenschappen
was een fijn Christelijk ge voel. dat even ver verwijderd
was van de hardheid als de overdrijving, we.lkc wij
anders gewoon zijn bij de monniken aan Ie treilen.
Aan een prior, die iu zijn overdreven ijver zich niet
de minste afwijking van de onthouding en kastijdin-
gen, door de strenge kloosterwet voorgeschreven,
wilde veroorloven, schreef bij: ,,(iod neemt geene
otters aau. die Hem strijdig met de orde, door Hem
vastgesteld, worden tocgebragt." Kit na hem vervol-
geus op bet voorbeeld van < \'hristus gewezen te hebben,
gaat hij voort: „Dednivel verlangde vauChristus, dal
Hij zich van de tinne des tempels zou nederwerpeu;
maar Hij. die kwam om voorde behoudenis der wereld
Zijn leven ie geven, wildeniel door eenen zelfmoord
aan zijn leven een einde maken, en daardoor beeft
Hij ons in Zijn eigen vourbeohl geleerd, dal mende
kastijding des vleeschcs niet tol zelfmoord overdrijven
mag, gelijk ook Paulus, Iu navolging van bel voorbeeld
van Christus, zijne jongeren vermaant, om mei ma-
lighcid het ligchaam te verzorgen en bel niet te
dooden ..." Vrijmoedigbragt hij eindelijk ook aan de
pausen hunne misslagen onder hel oog, gelijk hij aau
Kugenius 111. schreef: „Ofschoon God u over de vol-
keu gesteld hooft, om uit Ie rukken en te verstoren,
te houwen en te planten (Jerem. I : 10), zoo kunt gij
toch, daar gij noch God zijl, noch de profeet, tol wien
dit gezegd is, misleid en door degenen, die alleen hel
hunne zoeken, bedrogen worden. Daarom moet een
trouwe zoon. ten einde zoo iets te verhoeden, u bekend
maken, wal hem bekend geworden en n misschien
onbekend gebleven is."
67
-ocr page 551-
CNEPH of rXTJPTTlS — < OCCE.TANEX.
•Mi
Omstreeks dozen tijd trok eene nicviwr orde, de
Cistekcif.nzen (/.ie ald.), zoo zeer de aandacht, ten
gevolge van de strenge tuelil door Bernard van Clair-
vanx opgelegd, dat de nijd der oudere vcreonigingen
v.-in monniken natuurlijk opgewekt werd. De Cluni-
acenzen en de Cisterciënzen gingen nu over lot een
staat van wedorzijdsclie vijandschap. Bernard stelde
eene verhandeling op over dit onderwerp, waarin hij
heide partijen tot wederzijdsche verdraagzaamheid en
liefde vermaande. Maar deze weldadige pogingen
baatten niets. De strijd werd van beide kanten hevig.
De Clnniacenzen beschuldigden de Cisterciënzen van
te groote gestrengheid; de Cisterciënzen beschuldig-
den daarentegen deCluniacenzen van hunne vroegere
heiligheid en strenge tucht te zijn afgeweken. Hij
dezen twist voegde zich een andere over de tienden.
In 1132 vaardigde Innocentius Tl. een decreet uit,
waarbij de Cisterciënzen ontheven werden van de
betaling van tienden van hunne landen ; en daar vele
van deze tienden aan de Cluniaecn/.en betaald werden,
was deze orde zeer vertoornd over de toegevendheid,
door den paus aan hare mededingers bewezen. Dien
ten gevolge raakten zij niet de Cisterciënzen en zelfs
niet den paus in ecu twist, die in 1155 niet eene
soort van vergelijk eindigde. De monniken vanOluny
beminden de praalvertooniug in de plaatsen, waar zij
voor de godsdienstoefening bijeenkwamen. Daarom
werden zij door de Cisterciënzen beschuldigd dat zij
kerken hadden, die „onmetelijk hoog, overmatig lang,
overtollig breed, prachtig gemeubeld en sierlijk be-
schilderd waren," zoodat de nieuschen er toe gehragt
werden om datgene, wat schoon was, meer te, bewon-
deren dan datgene, wat heilig was. De trotsehheid
dezer orde was gedurende eenigen tijd zoo groot, dat
het hoofd van haar klooster den titel van abt der abten
eischte. De zaak werd verwezen naar een concilie, dat
in 1117, gedtm nde het pausschap van Paschalis XL,
Ie Home bijeenkwam, waarop bepaald werd, dat de
tilel regtensaan den abt van Monte (\'assino behoorde,
daar dat als het oudste aller kloosters beschouwd werd.
CNEPH of Cnüphis, eene oud-Egyptische god-
beid, overeenkomende niet den Grickschen Agaïiio-
n.KMON (zie ald.), ecu naam die door de Phccniciërs
ook voor deze godheid gebruikt werd. Strabo en
Eusebius stellen hem voor als een god, die onder de
gedaante van eene slang werd aangebeden ; en op de
amuletten van latere tijden ziet men hem als eene slang
of een draak, die zich op zijn staart opheft, die stralen
om zijn hoofd heeft, en door sterren omringd is. Plu-
tarchns beschouwt hem als eene. geestelijke godheid.
Volgens Eusebius was hij in de Egyptische mythologie
de schepper en bestuurder der wereld, en werd hij
afgebeeld als een man met eene donkere gelaatskleur,
die een gordel en een scepter in de hand had. Men
zeide, dat hij een ei had voortgebragt, het symbool
der wereld, waaruit Ptha of, zooals hij door de Grieken
genoemd werd, Hephastits voortkwam. Cneph was
derhalve bij de Egyptenaren de eerste emanatie van
het Opperwezen, de krachtige oorzaak der dingen, de
schepper, de dciniurgos.
COCCE.TANEN, de aanhangers van .lohanncs Coc-
eejns, professor aan de hoogeschool te LeidcuinHol-
land in de zeventiende eeuw. Coccejus en Voctius
waren twee vau de voornaamste uitleggers van de
Schrift, inden tijd waarin zij leefden. De laatste hield
zich alleen aan de letterlijke betcekeuis van bet Oude
en het Nieuwe Testament, en beschouwde de voor-
spellingen van de oude profeten als vervuld in gebeur-
tenissen, die plaats hadden vóór de komst van (\'luist us,
en daarom volstrekt niet toepasselijk opdeu Messias.
Hij veronderstelde echter, dat die profetiën, die in
het Nieuwe Testament op Christus worden toegepast,
behalve hare letterlijke nog eene geheime en geheini-
zinnige betcekeuis hadden, die betrekking heeft op
Christus, op Zijne geschiedenis en bemiddeling, Coc-
cejus ging van een geheel anderen grondslag uit bij
het verklaren van de Heilige Schrift. Hij veronder-
stelde, dat hel gehcele Oude Testament als in een
spiegel de geschiedenis van Christus en valide Chris-
telijke kerk voorstelde, en dat de voorspellingen der
oude profeten letterlijk opgevat moesten worden als
op Christus betrekking te hebben. Hij gelooide ook,
dat de gehcele geschiedenis der Christelijke kerk, tot
aan het einde des tijds, in hel Oude Testament voor-
gesteld was. De Coccejaansche wijze van verklaring
werd aangenomen door vele Hollandsche, Zwitsersche
en Duitsehe godgeleerden,maar heftig bestreden door
de Voetiancn. Het zonderlinge hoofdbeginsel van
Coccejus, dat de laai des bijbels alles moest betecke-
neu, wat men haar kan latenbeteekenen, kon Ie naau-
wernood zelfs door zijne warmste vrienden verdedigd
worden. Zulk ecu beginsel van uitlegkundc moest,
in de handen van schrandere mannen, tot de meest
verdraaide verklaringen vau vele gedeelten van hol
Woord Gods leiden. Het volgende korte overzigt
van de voornaamste stellingen vau Coccejus wordt
door Mosheim gegeven: — „ Eender hoofdoogmerkcu
van Coccejus was, om de godgeleerdheid van de wijs-
begeerte af te scheiden, en de Christen-leeraren in het
uitleggen vau de eerstgenoemde wel eusehap te bepalen
-ocr page 552-
COCYTUS — CODEX A.RGENTEUS.
53]
met verschillenden uitslag gevoerd werd. Eindelijk
ging de Cocccjaanscbc in den Cartesisebeu strijd ver-
lorcu. Eerst, en gedurende langen t ijd, stond Coccejus
tegenover Descartes, maar eindelijk werden beiden
iu zoo verre vereenzelvigd, dat de hevigste bestrijders
van den eene evenzeer hevige bestrijders van den au-
dere waren. Niet dat de Coccejaauschc theologie en
de (\'artesische wijsbegeerte eenig natuurlijk verband
niet elkander hebben, maar door eeu zonderling zamen-
treffeu van verschillende omstandigheden gebeurde
het, (lal zij, die Coccejus tol een gids in de theologie
namen, Deseartes tot hun meester in de wijsbegeerte
verkozen. Zoo vormden de Cartesianen en de Coccc-
janeii ééne vereenigiug, die met den meest mogelijken
ernst en mei groote kracht legen de Voetianen streed.
Gedurende het overige gedeelte der zet entieude eeuw
waren de twee partijen in ecu scherpen strijd gewik-
keld. Andere sectcn ontstonden er in de Nederlanden,
ilie de beginselen der (\'artesische wijsbegeerte over
hunne wettige grenzen tot volstrekte godloocbcning
dreven. Zoo bragten de Versehoorixteu en &cllulte<>iistfii,
die de leerstellingen van Spinoza met (lic van Coccejus
verbonden, in DiSO een nieuw godsdieuststelsel voor
den dag, dat zoowel ongerijmd als goddeloos was.
Zie Nederlandsche Hervormde Kerk.
COCYTUS, eene der vier rivieren in de oude mv-
thologie, die door de doodeu moesten overgetrokkeu
worden bij hunne intrede iu de helschc oorden. De
Cocytus deed een hol droefgeestig geluid hooren. Zie j
Taktaris.
CODEX ARGENTEUS (Lat. /Hoeren handschrift),
een beroemd handschrift van de vier evangeliën in de
Moeso-Gothische taal, dat dien naam draagt, omdat het
met zilveren letters op velijn geschreven is. Het volk,
voor hetwelk deze vertaling bestemd was, moet niet
verward wordenmet deGotben van Zweden. I let kwam
van hel oosteu van den Borysthenes of Dnieper, en
allengskens westwaarts trekkende, vestigde het zich
in Wallachije. Hier vond de beroemde Ulphilas een
Gotbiseh alphabel van vijf en twintig letlers uit, vier
van welke hij bestemde om de bijzondere klanken uit
te drukken, die aan deGrieksche eu deLatijusche uit- j
spraak onbekend waren. Deze onvermoeide weldoener
van ecu barbaarsch volk was zelf van geboorte een
Cappadocicr, was bisschop van de SIceso-Gothen eu
lid van het concilie van Constantinoprl in 349.
Gedurende langen tijd heeft men gemeend, dat de
arbeid van Ulphilas zich bepaalde lot de vertaling van
de vier Evangeliën; maar door de ontdekkingen, die
in den loop der tegeuwoordige eeuw gedaan zijn. wordt
tot de woorden en spreekwijzen der Heilige Schriften.
Daarom oordeelde hij, in de taal der gewijde schrij-
vera de Evangelische bedeeling onder hel zinnebeeld
i \\au een verbond tusschen God en de mensebeu voor-
gesteld vindende, dit zinnebeeld zeer geschikt om een
; volkomen en wel aaneengeschakeld stelsel van gods-
dieostige waarheden op te leveren. Maar terwijl bij
bezig was met dit ontwerp, en zich benaarstigde om
hetgeen onder de meuseben bij het maken vanverbou-
deu plaats grijpt op ile beschikkingen der Goddelijke
, wijsheid toe te passen, welke zij zoo onvolkomen en
gebrekkig afbeelden, verviel hij ouvoorzigtig tot som-
migc geheel onwaarschijnlijke begrippen. Van dezen
aard was zijne denkwijze over hel verbond tusschen
God en het Joodsche volk gesloten, door de dienst en
I het middelaarschap van Mozes, hetwelk hij beweerde
van dezelfde natuur te zijn als het Nieuwe Verbond,
door de dienst en liet middelaarschap van Jezus Chris-
tusopgerigt. Tengevolge van dit algemeenc beginsel
stilde hij, dat de tien geboden door Mozes gegeven
waren niet als een regelmaat van gehoorzaamheid,
maar als een formulier van het verbond der genade;
dat wanneer de Joden door hunne veelvuldige over-
iredingen, en inzonderheid door bet vereeren van bet
gouden kalf, den Allerhoogste vertoornd hadden, hei
strenge en slaafschc juk der ceremoniëele wet bij de
tien geboden als eene straf door den Alniagtige ge-
voegd werd; — dut dit juk lastig, in zich zelf dubbel
lastig werd om de beteekenis, daarliet den Israëlieten
steeds de onvolmaaktheid en onzekerheid van hunnen
blaat onder het oog bragt, beu met angst vervulde, eu
een voortdurend bewijs was, dat zij (iods misnoegen
verdiend hadden, en voor de komst van den Messias
geene volkonieue vergiffenis hunner zonden en over-
tredingen konden verwachten; —-dat vrome.menseben
onder de Mozaïsche wetgeving wel onmiddellijk na
hunnen dood deelgenootcu geworden waren van de
eeuwigdurende gelukzaligheid en heerlijkheid, maat-
dat zij nogtaus, hun geheele leven lang, op verre na
die vaste hoop en verzekering der zaligheid niet gc-
uolen hadden, welke den geloovigen onder bet Nieuwe
Testament ten deel valt; — en dat hunne bezorgdheid
natuurlijk voortvloeide uit de overweging, dat hunne
zonden, schoon zij ongestraft bleven, niet vergeven
waren, dewijl Christus zich nog niet had opgeofferd
tot eene offerande aan den Vader, om er volkoincne
verzoening voor te doen."
De Nederlaudsche kerken werden vele jaren lang
geschokt door den scherpen strijd, die tusschen de
Coceejancn en hunne tegenstanders, de Voetianen,
-ocr page 553-
CODEX CAK0L1NUS.
53Ü
hei nu als eene ontwijfelbare zaak beschouwd, dat hij
iliii gcheeleu bijbel vertaald inoel liebbeu. Dit werk,
dal hem een onsterfelijken naam verworven heeft,
volbragl liij tijdens de regering van keizer Valens, lii
zijne vertaling van hel .Nieuwe Testament heeft hij
het oorspronkelijke Grieksch gevolgd, en in die \\.üi
hel (Midi- de Septuaginta. AVegcus hare oudheid en
algemecue getrouwheid nee rul de Golhische vertaling
van Ulphilas eenc /.eer voorname plaats in de achting
vanbijbelsche critici in. Philostorgiuszegt, dal hij mei
voordacht de Hoeken van Samuël en der Koningen
wegliet, uit vreeze dal de oorlogzuchtige geesl zijner
nat ir opgewekt zou worden door het verhaal van de
Joodsche oorlogen.
Kr bestaat verschil van nieeuiug over den ouderdom
vuil den Codex Argenteus,die,zooalswij zagen, slechts
de vicrEvangelien omvat, en deze iu ceuonvolmaakteu
staal. Sommigen gaan zoo verre van ie deuken, dat
hei hetzelfde handschrift is, dat Ulphilas mei eigene
hand schreef, terwijl anderen veronderstellen, dat de
codex dooreen bisschop van Thracie, tegen het einde
■Ier vierde eeuw, gemaakt werd. De geschiedenis van
hel zilveren handschrift is wel wetenswaardig. In zeer
ouden lijd schijnt het hu1 eigendom te zijn geweest
van Marie, koning van Toulouse, wiens rijk en paleis
v erwoesi werden door (\'lovis, in of omsteeks hel jaar
51)7. Anderen zeggen wederom, dat hel aan Amaliie
behoorde, die in 531 door Childebert overwonnen
werd. Gedurende vele eeuwen werd hel vervolgens
bewaard in hei Benedictijner klooster van Werden
aan de rivier de ltuhr, waar het iu 1597 ontdekt werd
door Authonius Marillou, die ereenigc gedeelten uil
overnam, welke hij iu een werk laschtc, getiteld : Een
Commeutair op het Gothische Alphabet. Eeuigen lijd
daarna zag .Vrnoldus Mercator het op dezelfde plaats,
en cenige verzen er van vertaald hebbende, gaf Gruter
die aan de wereld iu zijne Inseriptiones Antiqute.
Van Werden werd het naar Praag overgebragt, waar
het iu Kils, toen die stad door de Zweden onder
graaf Kon igsmark bestormd werd, door dien edelman
gevonden werd, die hel niet andere schatten aan zijne
oppergebiedster, koningin Christina, aanbood. Nadat
het eeuigen tijd in de koninklijke bibliotheek was ge-
bleven, verdween hel gedurende de verwarring, die
de abdicatie der koningin voorafging; hel werd door
Izaiik Vossius, naar men veronderstelt, naar de Neder-
landenovergebragt, waarhetin 1655 wederom ontdekt
werd. Terwijl de Codex Argenteus in ons Vaderland
was, werd hij overgeschreven door Franciscus Juuius,
een geleerd oudheidkundige, en voor de eerste maal
aan de wereld gegeven. Benige schrijvers beweren,
dat het handschrift teruggekocht werd door Karel XII.,
koning van Zweden; maar of dil al dun niet waar zij,
dit kostbare manuscript bevindt zich thans aan de hoo-
geschool van Upsala, zorgvuldig gebonden of overdekt
met zilver, waarop het portret van Ulphilas gegraveerd
is. De tegenwoordige toestand van dit manuscript
wordt dooi\' Dr. Locwe aldus beschreven : „Deze codex,
waarvan er IsS bladzijden iu quarto beslaan, is op
zeer dun en glad gepolijst velijn geschreven, dat voor
helgrootste gedeelte eenc purperkleur heeft. Op dezen
grond werden de letters, die allen onciital, d. i. groote
letters, zijn, vervolgens in zilver gedrukt, mei uitzon-
dering van de beginletters en cenige andere gedeelten,
die in goud zijn. Tot de laatsten behooren de drie
eerste regels der Evangeliën van Lukas en Markus,
die van bladgoud zijn, gelijk allerwaarschijnlijksi die
,-au Mdllheus en van Johaunes ook waren. Bij het
begin van eenc afdecling of hoofdstuk is het geheel
onderscheiden door gouden letters, en zoo is hei mei
het begin vau hei Gebed des Heer en en de titels van de
Evangelisten, die allen in goud zijn afgezet. Wegens
den diepen indruk der strepen hcefl de beroemde Mi-
ehaelis de gissing gemaakt, dat de let Iers mei een warm
ijzer ingedrukt , of met eenc graveerstift gesneden,
en daarna gekleurd werden, cene omstandigheid die,
zooals men zegt, geleid heefl lol de ontdekking van
de letters, waarvan de kleur verschoten is. Maar men
heeft voor korten tijd bewezen, dat elke letter werd ge-
kleurden niet gemaakt werd op de wijze door Michaelis
verondersteld. De meeste zilveren letters zijn in den
loop des tijds groen geworden, terwijl de gouden zich
nog iu een zeer goeden staat bevinden. Dit bedekken
der letters met goud en zilver is ecu kenmerkende
trek iu cenige oude en nieuwere Aziatische geschriften
cu in de meeste verzamelingen vau kerkgezangen,
missalen, breviers enz. vau de Middeleeuwen. Het
bijvoegelijk naamwoord argeatem, gebruikt in verband
niet het woord codex, heeft derhalve alleen betrek-
king op deze omstandigheid. Ëenigc gedeelten van
dezen codex, die, naar men zegt, vroeger in hetgeheel
•!2Ü bladzijden telde, hebben eenc blecke violetkleur."
De Codex Argenteus is ontwijfelbaar het oudste stuk,
dat er iu de Teutonische of Duitsche taal bestaat.
t\'ODEX CAltOLIXUS, een naam aan een niauii-
script gegeven, dat cenige gedeelten van de Gothische
vertaling van den Brief van Paulus aan de Romeinen
bevat, hetwelk in de bibliotheek van den hertog van
Bruuswijk te Wolfeubuttel bewaard wordt. Het werd
iu 1750 door Franciscus Autonius Knitlcl, iu een
-ocr page 554-
CODEX CA
Codex R«scriptus aan de hertogelijke bibliotheek be-
liooreude, ontdekt. Dit manuscript, dat op velijn is,
bevat de vertaling van Ulphilas in de eene kolom, en
eene Latijnsche overzetting in de andere. Men ver-
onderstelt, dat liet tot de zesde eeuw behoort; het was
zoo ontdaan door een ander werk, dal er overheen
was geschreven, dat het met groote moeite ontcijferd
in hersteld werd. Hel is geschreven met de letter van
den Codex Argentens, maar niet zoo schoon als dat
manuscript. Beide handschriften hebben echter groote
verbetering ondergaan door de ontdekkingen, die in
1817 door kardinaal Majo in de Ambrosiaausehc
bibliotheek gedaan werden. Dr. Loewe geeft het vol-
gcnde verhaal van deze ontdekkingen: — „Terwijl
Majo twee Codices Rescript! onderzocht, ontdekte
bij in een er van eenig Gothisch schrift, dat spoedig
stukken van de Boeken der Koningen, Kzra en Ne-
hemia bleek te zijn. Daardoor aangemoedigd zette hij ;
zijne onderzoekingen voort, en had hij de voldoening
van vier andere Codices Rescripti ie vinden, die op
gelijke wijze gedeelten van de Gothische vertaling
van Ulphilas bevatten. Zijne ontdekkingen aan graaf ;
Carlo Ottavio Castiglioui medegedeeld hebbende, !
bood deze aan Majo, in diens onderzoekingen, de be- I
hnlpzame hand, zoodat wij aan deze twee geleerden
verschuldigd zijn, wat wij aangaande eenige voorname
gedeelten van dit, belangwekkende voortbrengsel we-
ten. Ons bedienende van den arbeid dezer aanzienlijke
mannen, zullen wij eenige van de handschriften op
leekenen, die zij ontdekten.
„Het eerste er van bestaat uit 201 quarto bladzijden;
het is op velijn en bevat de Honiilicn van Gregorius
den Groote over de Profetien van Ezechiël, en moet,
te oordeelen naar deszelfs voorkomen, omstreeks de i
achtste eeuw vervaardigd zijn. Hieronder bevinden
zich de Brief van Paulus aan de Romeinen, de twee
Brieven aan de Corinthiërs, de Brief aan de gemeente
van Ephesus, de Brieven aan Timotheüs, de Brief aan
Titus en die nauPhilemon, benevens een gedeelte van
denGothischen kalender; dit alles is in ouder Gothisch
schrift. De Brieven aan de Romeinen, Corinthiërs,
Ephesiërs en aan Timotheüs maken het grootste ge-
decltevaii dit belangrijke manuscript uit, en zijn bijna
in hun geheel. De t itels der Brieven worden opgegeven
aan het hoofd der bladzijden, waarop zij beginnen, en
zijn vrij goed leesbaar. Van de andere Brieven zijn er
slechts aanzienlijke fragmenten. Het geheel schijnt
geschreven te zijn door twee verschillende schrijvers
of kopijisten, daar er aanmerkelijk verschil in het
schrift is; het eene is meer afgewerkt en fraaijer
KOI,IMS.                                                                 533
dan hei andere. Eenige geleerden hebben wischil-
lende lezingen op eenige kanten ontdekt, die in zeer
klein schrift geschreven zijn.
„Hel tweede manuscript beslaat uil 156 epiarto
bladzijden op veel dunner velijn. Flet beval de Ver-
klaring van Jesaja door Hiëronymus, geschreven iu
Latijn, dat tot de achtste of negende eeuw behoort.
Onder deze Verklaring is te zien de Gothische Yerta-
ling van de Brieven van Paulus aan de gemeenten \\ au
Corinthe, Galatië, Ephesus, Philippi, Colossa, de twee
Brieven aan de Thessalouiccnzen en de Brief aan
Titus. Wat in het vorige handschrift ontbreekt, wordt
in dil gevonden, dat eenige teksten heeft, die aan
hetzelve bijzonder eigen zijn.
„In een derde manuscript, dal eeu Latijuseh bock-
deel in quarto is, bevinden zicli de tooncelstukken
van Plautus en eeu gedeelte van Seneca\'s treurspelen
Medeu en (Edipw. In dil boekdeel ontdekte kardinaal
Majo stukken van de Boeken der Koningen, Ezra en
Nchemia. Deze ontdekking is van hel grootste be-
lang, daar genoemde stukken eenige van de weinige
fragmenten der Vertaling van het Oude Testament
door l\'lphilas, die er bestaan, uitmaken. Dit-strekt bo-
vendieu tot weerlegging der bewering, dat Ulphilas de
Boeken der Koningen, om reeds gemelde redenen, mei
voordacht wegliet. Men veronderstelt, dat het Latijn
van dit manuscript van de achtste of de negende
eeuw is.
„Het vierde en laalsle manuscript, dat wij zullen
vernielden, bestaat uit een enkel vel iu klein quarto,
en bevat vier bladzijden van het Evangelie van Jo-
hauncs iu hef Latijn, ouder welke juist de fragmenten
der hoofdstukkeu XXV, XXVI en XXVII van hei
Evangelie vanMattheüs worden gevonden, die in den
Cortex Argenteus ontbreken.
„Al deze manuscripten zijn geschreven iu breede
cu dunne letters, zouder eenige verdeeliugvan woor-
den of van hoofdstukken, maar met zamentrekkiugen
van eigennamen, niet ongelijk aan die, welke wij
iu oude Grieksche handschriften ontdekken. Eenige
afdeelingen zijn er ontdekt, die door nommers of
grootere ruimten, en somtijds door groote letters aan-
geduid zijn. Mcf Gothische schrift behoort tot de
zesde eeuw."
Hel geheel der vertaling van Ulphilas, zooals zij uu
bestaat, behelzende den Codex Argenteus, den Codex
Carolinus en de Ambrosiaausehc manuscripten, bevat
zeer groote gedeelten van de vier Evangeliën, de
Brieven van Paulus, de Boeken der Koningen, Ezra,
Neheinia, de Makkabeën en eenige gedeelten derPsal-
-ocr page 555-
534                                                   CUSLICOLËN —
men. De laatste en volledigste critisehe uitgave van
al de overblijfseleu van Ulpbilas is die van Gabelenz
en Locbe, te Lcipzig in 1830—IS 17 uitgegeven.
Nog een ander werk, dat verondersteld wordt vau de
pen van Ulphilas ie zijn, is door 11. ¥. Massmaun
ontdekt, die het ouder eenige manuscripten vond.
j welke tot de bibliotheken van Rome en Milaan bc-
i hooreu. Het is eeue verklaring van het Evangelie van
.Toliannes, en is uitgegeven met eene Latijnsche ver-
taling, verklarende aantcekeuingeu. een historisch
. .          ...
onderzoek eu een Gothisch-Latijnsck Woordenboek.
) Zie Bijbel.
CtELICOLEN i Lat. (\'lelam, hemel, eulo, vereereu),
hemel-vereerders, eeue kettersche secte die tegen het
■inde der vierde eeuw in Afrika ontstond. Zij werden
veroordeeld door twee verschillende rescripten van
||
                         .                     . .                                    .
keizer Houorius, maar de juiste aard hunner mceniu-
; gen is niet bekend. In liet wetboek van Theodosius
11
                  .
worden zij ouder de Joden gerangschikt, eu daarom
hebben eenigeu hen als afvalligen vau hei Christelijke
tot hetJoodschc geloot\'beschouwd, doch ilii is verre
van zeker of zelfs waarschijnlijk. Deze naam werd
somtijds bij wijze vau bespotting door de Heidenen
aan de eerste Christenen gegeven.
COLARLASIANEN, eene secte van Gnostieken
in hel midden der tweede eeuw ontstaan. Zij werd
gesticht door Colarbasus, ecu leerling van Valcntiuus
(zie Valkxïima.vks). Hare leden geloofden, dal
Christus uit de dertig JEoxkn (zie ald.) voortkwam;
dat Jezus en Christus twee afzonderlijke personen
waren; eu dat het leven en de geslachten aller meu-
; schen en alle menschelijke zaken vau de zeven planeten
afhingen. Hunne meeningen waren derhalve eeue
zonderlinge vermenging van Christelijke. Joodsche
en Heidensche leer.
COLLECTA, de naam in de eerste Christelijk.\'
kerk aan de aanroeping gegeven, omdat deze eeue
collectie of herhaling was vau al de gebeden des volks.
In de Constituties wordt het formulier aldus opge-
sreveu:
,.0 Almagtige Heer eu Allerhoogste, Gij die iu de
: hooge hemelen woont, Gij Heilige, die in Uwe hei-
ligen (of heilige plaatsen) rust, die ronder oorsprong
zijt, de groote Monarch dei\' wereld; die door Uwen
Christus Uwc kennis aan ons hebt laten prediken, tot
de erkenning van Uwe heerlijkheid en Uwen naam,
die Hij ons verstand heeft geopenbaard: zie nu door
\' Hem op deze Uwc kudde neder, en bevrijd haar vau
alle onkunde en booze werken. Geef, dat zij U moge
■ vreezen en beminnen, en beven voor het aaugezigt
COLLEGIANTEN.
van Uwc heerlijkheid. Wees haar genadig en goed-
gunstig, en hoor naar hare gebeden; behoud haar
: onveranderlijk, onlaakbaar en zonder blaam, opdat
I zij iu ligchaam eu ziel heilig moge zijn, en geene vlek
I of rimpel of zoo iets hebben moge; maar dat zij vol-
maakt moge zijn, en niemand onder haar zwak of
I tekortkomend in eeuig opzigt moge zijn. O Gij, hun
1 Verdediger, Gij, Almagtige, die niet naar de personen
ziet, wees Gij de keiper van dit Uw volk, dat Gij verlost
liebl door liet kostbare bloed van Uwen Christus.
Wees Gij hunne verdediging en hulp, hunne tocvlugt
en hun bewaarder, hun onneembare muur, bun bolwerk
en veiligheid. Want niemand kan hen uit Uwc hand
rukken. Er is geen andere God gelijk Gij; in U is
onze boon eu sterke troost. Heilig hen door Uwe
.                                                   ...... t\'
waarheid, want Vw woord is waarheid. Gij, die niets
doet uil partijdigheid en gunst; Gij, die niet bedrogen
kunt worden, bevrijd hen van zii kteen zwakheid, vau
| zonde, vau alle ouregt en bedrog, en van de vrees voor
den vijand, van de pijl, die bij dag vliegt, en het gevaar,
dat iu de duisternis gaat; en verwaardig U hen te
. brengen lot liet eeuwige leven, dat iu Christus Uw
eenig-geboren Zoon, onzen God en Zaligmaker is, door
wie U worde toegebragt glorie eu aanbidding in den
Heiligen Geest, nu eu altijd, tot in eeuwigheid, Amen."
De Collecta bij de Latijnen waren derhalve dezelfde
j soort van gebeden als die, welke de Griekenaanroepin-
gen en aanbevelingen noemden, waarmede de bisschop
de gebedeu van deu diakeu en bet volk in elk afzou-
derlijk gedeelte der godsdienstoefening eindigde.
COLLEGIANTEN, eene Christen-secte in Kil\'.l
iu de Nederlanden ontstaan, toen de Armiuiaausche
twist zijn toppunt bereikt had. Zij werd gesticht door
drie broeders Johannes Jacobus, Adrianus en Gijsbcr-
tus Koddeus of van der Kodde, nederige maar vrome
mannen, die de Armiuiaausche beginselen waren toc-
gcdaau. Nadat zekere Antonius Cornelius zich bij beu
gevoegd had, hielden zij zamcnkomsten.diezij collegia
noemden, en van daar kreeg de secte den naam van
Collegianten. Het eenige uoodige om tot de vereeui-
giug toegelaten te worden, was het geloof, dat de bijbel
van God ingegeven was, en eene ernstige begeerte en !
een streven om overeenkomst igde voorschriften daarin
vervat te leven; overigens mogten de candidaten hunne
eigene meeningen over de verschillende leerstellingen
der Christelijke godsdienst hebbcu. De broederen
waren gewoon om wekelijks tweemaal te zameu te
komen, op Zondag en Woeusdag, ten einde hunne
godsdienstoefeningen te houden. Bij die gclegeuhc-
den begonnen zij de dienst met hel ziugen van een
-ocr page 556-
C0IXEG1K DK PROPAG VXDA KIDK.
,;;:,
lijk de leer van Spinoza, en bewo/eu wiskunstig hare
overeenstemming met derede. Met zonderlingetegen-
slrijdighcid beweerden zij, dal het Christendom van
Ooddelijken oorsprong was, en zij bevalen het aan en
verdedigden het iu de bijeenkomst en der (\'ollegianten.
Om zulke tegenstrijdige stelsels als dat van Spinoza
en liet Christendom met elkander iu overeenstemming
te brengen, beweerden zij, dat de rede tegenover de
godsdienst staat, doch dat wij evenwel moeten gelooven
aan de godsdienst, die iu het Nieuwe Testament ver-
vat is, tegenover de duidelijkste wiskunstige bewijzen,
liet. is derhalve duidelijk, dat de broeders Bredenburg
geloofd moeten hebben, dat wat valseh isiudotheolo-
gie, waar kan zijn in de philosophie, en ricc rtvs", dat
wat eene godsdienstige waarheid is. eene wijsgeerige
dwaling en zelfs eene mathematische ongerijmdheid
kan zijn. Dit zonderlinge stelsel werd bestreden
door trans Cuiper, een boekverkoopcr van Amster-
dam, iu een werk getiteld : Areana Atheisini delecta
of de Geheimen van hei Ailieismus ontsluijcrd. De
twist werd van beide zijden hevig; andere geringere
twisten ontstonden er omstreeks denzelfdeu tijd, en
de eindelijke uitslag was, dal de Collegianten in
IliSü verdeeld werden iu twee tegenover elkander
slaande seeten, die hare vergaderingen Ie liijnsbuig
iu afzonderlijke gebouwen bielden. in het begin der
achttiende eeuw, toen de hoofden der i wee partijschap-
pen van het tooneel verdwenen waren, werd de scheu-
riug echter geheeld, en de Collegianten keerden tot
hunne vroegen\' harmonie terug. De secte heeft thans
opgehouden te bestaan. Tegen het einde der vorige
eeuw smolten de Collegianten weg in de Doopsgeziu-
den, en hunne plaats kent hen niet meer.
COLLEGIE DE PROPAGANDA KIDK, een
collcgie door paus Urbanus VIII. iu 1627 te Home
ingesteld. In dit seminarium worden jongelieden van
alle natiën tot zendelingen opgevoed, ten einde de
leerstellingen der Roomsehc kerk iu vreemde landen
ie \\crhreiden. Hel collegie was zijn oorsprong ver-
sehuldigd aan .Tohaunes Baptist A\'iles of, zooals som-
niigen beweren, Vives, een Spanjaard die te Home
woonde. Hij gal\'al zijne bezittingen, waaronder zijne
zeer fraaije woning, aan den paus, en door deze ruime
gift stichtte deze het Collegie de Propaganda Fide,
en bepaalde hij, dat, als een begin van de onderneming,
tien beurzen aan jongelingen van vreemde landen
zouden geschonken worden. Kardinaal Barberini, de
broeder van den paus, voegde er in 1637 en IMS nog
een en dertig beurzen bij voor Georgiërs, Perzen,
Nestorianen, .lacobicten. Melehieleu, Coptcn, Abvs-
gezang cu hot opzenden van een gebed, waarna een
gedeelte der Selirift gelezen en verklaard werd door
twee personen, die aangesteld waren om het uit te
leggen. Daarna mogt elk mannelijk persoon in de
vergadering vrijelijk zijne gedachten aan de broe-
deren mededeelen. Eene woordenwisseling had er
derhalve dikwijls bij hunne bijeenkomsten plaats. Zij
hadden gedrukte lijsten van de teksten, die op hunne
bijeenkomsten besproken moesten worden, zoodat de
broederen het in hunne magt hadden, om na eene
zorgvuldige voorbereiding hunne meeningen bekend
te maken Te Rijnsburg hadden zij groote gebouwen,
die bestemd waren voor de opvoeding van weezen en
voor de ontvangst van vreemdelingen, en in die plaats
kwamen de broederen jaarlijks tweemaal bijeen, en
bragten zij vier achtereenvolgende dagen in zamen-
komstentot wedcr/ijdsche aanmoediging en stichtiug,
en ook tot avondmaalsviering, door. Hij die gelegen-
lieden werd ook de doop toegediend aan hen, die zulks
wenschten; die plcgtigheid werd steeds door geheele
indompeling verrigt. De Collegialiteit in friesland
kwamen jaarlijks eenmaal te Leeuwarden, voor liet-
zelfde doel als hunne broederen, die te Kijusburg
vergaderden, bijeen. Wegens de geringe cisehen om
onderde Collegianten toegelatente worden,bestonden
zij uit incnschen van allerlei seetcn en van de meest
verschillende meeningen. Zij bielden niemand voor
een ketter om zijne meeningen, maar alleen om zijn
schandelijk en zedeloos gedrag.
Toen de secte der Collegianten ontstond, was het
Armiuianismus door de synode van Dordrecht formeel
veroordeeld, en was bet den predikanten, dicdeszelfs
leerstellingen waren toegedaan, verboden ze te. ver-
breiden. De broeders Van der Kodde openden daarom
hunne afzonderlijke bijeenkomsten of collegia. De
eerste werd gehouden iu bet dorp Warmond, waareen
der broeders woonde, en na korten tijd werden de za-
menkonistcn uaarUijnshurg overgrhragl, naar welke
plaats de (\'ollegianten den naam van Rijnsburgers
ontvingen. Dergelijke bijeenkomsten werden ook iu
andere plaatsen van Holland ingesteld, en de secte nam
snel in aantal ledeu toe, en werd ecu groot ligchaam.
Niettegenstaande den verdraagzameu geest, waardoor
zij zich onderscheidde, ontstond er iu 1672 in haar
boezem ecu strijd, die een aanmerkclijkeii tijd met de
grootste bitterheid woedde. Aan het hoofd der eene
partij stonden Jobaunes en 1\'aulus Mredcnburg, koop-
lieden van Rotterdam, en aan dat der andere Abraham
Lemmcrman en Frans Cuiper, kooplieden van Am-
sterdam. De broeders Bredenburg onderwezen open-
-ocr page 557-
V!li                                              COLLI TUI Y.\\KN
siniërs en Indianen, en hij gebreke vau deze, voor
Armeniërs van Polen, Rusland en Constant inopel.
Do voorwaarde, waarop liarberini deze groole gift
deed, was, dal de leerlingen, die van zijne mildda-
digheid wcuschten gebruik te maken, /icli zouden
verbinden om zendelingen onder liunnc eigene landgc-
nooten te norden, of om te gaan, waar dr f\'ongregatie
de Propaganda Fide hen zon zenden, liet eollegic
werd eei\'st onder liet toezigt van drie kanunniken van
de drie patriarchale kerken (e Rome geplaatst, doch
sedert liet jaar I (ï I I is het ouder het beheer van de
zoo even genoemde congregatie geweest, die door
Gregoritis XV. was gcstielit. Zie Congregatie de
Propaganda Fide.
COLLUTHIANEN, cenc secte uit de vierde eeuw,
die door Collnthus, een presbyter van Alexandrio.
gesticht werd. Deze mau schijnt in zijne mecningen
destellingen der Mank ilt i:iis(zicald.)nabijgekoinen
te zijn; hij geloofde, dat God de boozeu niet schiep,
en dat Mij niet de bewerker was van de kwalen, die
den menseli m crvallen. (\'olluthus werd door liet cou-
cilic van Alexandrie in \'ii\\ afgezet, en stierf vóór
."> in. De secte bestond slechts korten tijd.
COLLYRIDEX(Gr.£o«te«J,crnc soort van koeken
van gekneed deeg, die van zeer oude tijden af als
heilige gaven aan de goden werden aangeboden, daar
de Heidenen in alle eeuwen hel denkbeeld koesterden,
dal wal aangenaam was aan de zonen van menschen,
nok aangenaam moest zijn aan de goden. Bovendien
hebben de onwetenden in elke eeuw zich verbeeld,
dat de bewoners des hemels, gelijk die der aaide,
behoefte hadden aan eten en drinken. De Hebreen
offerden koeken in den tempel, die van tarwe of garsl
waren gemaakt, en gekneed waren met olie en somtijds
met honig. De Egyptenaren deden offergaven van
koeken aan hunne godheden, ten behoeve van overle-
den betrekkingen, (\'cerops beval, dat te Athene koe-
I •
               ,
ken aan /,ens geofferd zouden worden. Hcrodotus
horig) ons, dal de Perzen gewijde koekeu aan hunne
goden offerden. De wijding van een offerdier bij de
oude Romeinen bestond gedeeltelijk in hel werpen
\\ au koren en wierook, met hol salsa „min, gemaakt van
zemelen of moei mei zout vermengd, op hel hoofd van
het dier. Koeken werden vooral gebruikt bij de aau-
hidding van zekere godheden, zooals bij die van
\\pollo. Mot waren koeken van meel of van was: zij
haddeu somtijds den vorm van een dier. en werden
dan geofferd als symbolische offeranden in de plaats
van werkelijke dieren, hetzij omdat deze niet ge-
makkelijk te krijgen waren, of omdat zij Ie kostbaar
COLLYVA.
waren voorde offeranden, (lp den tweeden dag van I
het feest genaamd Therniophoriën, dat in verschil- j
lende doelen vau Griekenland ter eere van Deinetei\'
gevierd word, zaten de vrouwen op den grond rondom
hel beeld der godin, en gebruikten zij geen ander j
voedsel dan koeken van sesan en honig. In .Tor. VIT:
Is lezeu wij, dat de Israëlietische vrouwen hel deeg
kneedden,,,oin geheelde koeken Ie maken voor de Me- ;
lecheth des hemels," hetgeen van overoude tijden oen j
afgodisch gebruik schijnt geneest te zijn. De Colly-
riden der Heidenen, in de vierde eeuw overgebragt
zijnde op de vereering der Maagd Maria, gaven hun
naam aan ecue kleine secte in Arabiö.
C0LLYRID1 \\NEN, eene secte tegen het eiudc der
vierde eeuw ontstaan, die beweerde, dal cle .Maagd
Maria vereerd on bevredigd moest worden door pleng-
offers, offeranden en offergaven vau ö>Uyriden of koe-
kon. Deze seete schijnt uit vrouwen bestaan te hebben,
die vau Thraeië kwamen, zich in Arabic vestigden,
on zich besebouwden als priesteressen van Maria. Op
oen bepaalden dag. als een feestdag aan haar gewijd,
voerden zij in wagons, gelijk aan die welke de I Leidenen
li ij hunne godsdienstige processiën gebruikten, koeken
ofouweleu rond, die zij haar eerst als heilige offeranden
aanboden en daarna opaten. Neandergelooft, dat deze
plcgtigheid aan de Hoidensche eeredienst van Ceres
ontleend was, en dat de gewone broodoffers op de
Tbosinoplioriën, of hel Meideuschc oogstfecsi ter eere
van Ceres, in offeranden ter eere vau Maria voran- ,
denl waren. Mosheim veronderstelt ook, dat de Col-
lyridianen Heidensche bekeerlingen geweest ziju, die,
toen zij nog Heidenen waren, de gewoonte badden
om aan de godin Venus of Astarte zekere koeken aan
te bieden, welke Collyriden genoemd worden, en mi
zij (\'hristenen waren, meenden, dat Maria deze oer
het i......si verdiende.
COLLYVA, eene offergave iu de Grieksche kerk,
ter gedachtenisviering van de opstanding der doodeu.
Dit maakt een gedeelte uit van de begrafcnisplegtig-
heden bij do nieuwere Grieken. ,.Tn Griekenland,"
zegt een verstandig reiziger, „zijn verscheidene aeh-
toreenvolgende Vrijdagen aan de goden gewijd. De
schel der kleine kerk van St. Xioolaas Rangaves, aan
ilco \\oet van den Yiropolis gelegen, trok bij eene dier
gelegenheden mijne aandacht. Toen ik de kerk bin-
nentrad, oen klein gebouvVdat te naauwernood grooler
was dan eene gewone kamer, vond ik eonige personen, j
die op bet begin der diensten wachtten: de mannen en
jongens stonden nabij hel allaar, terwijl de vrouwen,
zooals gewoonlijk, opeenigen afstand van daar bleven. \\
-ocr page 558-
f\'OLPTA — COMMUNIE.
537
Van tijd tot tijd kwam er iemand binnon, die oen kleinen
sehotel, met een servet bedekt, droeg, welken bij, na
op godvruchtige wijze bet 1 reken des krnises gemaakt
te bebben, op don grond voorden voorhang der heilige
plaats zette. Deze schotels bevatten eene bijzondere
soort van koek, die Collyva beet, en eene offergave
is aan de schimmen der dooden; de oorsprong van dit
gebrnik is zeker meer Hridenseh dan Christelijk. Deze
koeken worden inet zorg gemaakt, de voornaamste
bestanddeelen er van zijn gekookte tarwe en krenten.
Het bovengcdeclte is met verschillende graden van
netheid versierd, door middel van de eetbare mode
pitten van granaatappelen, amandelen of iets derge-
lijks. Zij werden gezonden door de bloedverwanten
van hen, die binnen een ol\'twee jaren gestorven waren,
en als zij niooi waren, mogten zij voor het sanctua-
rium blijven. Indien zij op meer gewone wijze waren
gemaakt, werd de inbond gezamenlijk in een mand
geworpen. Op elk bord met collyva en in eiken
mand werden een aantal kleine brandende waskaar-
sen gestoken, die gedurende de dienst brandden. De
meening van het volk aangaande dit gebrnik werd
mij medegedeeld door iemand, dien ik vroeg mij haar
nit te leggen. De ziel van den overledene, zcide hij,
voor wien de collyva geofferd wordt, daalt gedurende
de dienst neder, en eet een enkelen korrel van de
tarwe." Dit gebruik der Grieken is waarschijnlijk van
Heidenschen oorsprong. Het is wel bekend, dat er
onder de oude Romeinen een feest bestond, Feralia
geheeten, dat in het laatste gedeelte der maand i\'e-
bruarij gehouden werd, wanneer het voedsel voor het
gebruik der dooden naar de graven gebragt werd. De
Inferise en de Parentalia waren van denzelfden aard,
hetgeen aantoont, dat de oude Heidenen, even als
verscheidene nieuwere nat iën, meenden, dat de schim-
men der dooden instant waren om deel te nemen aan
de genietingen der levenden.
COLI\'IA, in de leer der wcreldwordinï van de
oude Pheeniciërs, gelijk die door Sanchoiiiathon wordt
verklaard, de naam van den wind, waaruit, zoowel als
uit zijne vrouw Daan of Nacht, het Leven of /Kou en
de Eerste Bera of schepping ontstonden. De bctee-
kenis dezer mythe is, volgens Rongemont, dat de
stem of Geest van God (Colpia), toen hij zich over de
vormelooze en ledige aarde (liaan) bewoog, in de eerste
plaats oorsprong heeft gegeven aan het leven in stof-
felijke zaken.
(\'OM BAD WIS, eene godheid in Japan aangebc-
den. Hij was een bonze of priester, van wien de vol-
gende vreemde geschiedenis wordt verhaald. Toen hij
ongeveer tachtig jaar oud was. liet hij een praehtigeu
tempel bouwen, en voorgevende dal hij het leven moede
was, strooide bij uil, dat: bij zich in een bol wilde
afzonderen, daar tien duizend milliocn jaren slapen, en
vervolgens weder inliet leven torugkeeren. Daarom
ging liïj in het hol, waarvan de mond onmiddellijk
verzegeld werd. De Japanezeu gelooven, dat hij nog
in leven is, en daarom vieren zij een feest te zijner
eer, en roepen zij hem aan als een god.
COMMENDATOTUKN. In de eerste Christelijke
kerk zou gt\'cn Christen het gewaagd hebben om te
reizen, zonder geloofsbrieven van zijn bisschop mede
te nemen, indien bij in een vreemd land met deCbris-
telijke kerk in gemeenschap wensehte te staan. De
brieven, die Commendatoriën heetten, werden alleen
toegestaan aan personen van aanzien, of anders aan
personen, wier goede naam in twijfel werd getrokken,
of geestelijken, die reden hadden om in vreemde lan-
den Ie reizen. Personen, die zonder deze brieven
reisden, mogten de liefdadigheid der kerk genieten,
doch mogten niet aanzitten aan de tafel des Heercn.
De oude tucht was zeer streng op bet toelaten tot de
communie van vreemdelingen, die aan de kerk onbe-
kend waren, uit vreczedat zij ketters of schcurmakers
of geëxeommuniooorden mogt toelaten; indien er der-
halve iemand kwam, die zijnecommendatoriënniet kon
vertooneu, maar voorwendde ze verloren te hebben,
werd hij noch toegelaten tot de communie, noch geheel
geweigerd, maar indien de gelegenheid er voor be-
slond, door de kerk onderbonden, totdat zulke brieven
verkregen konden worden van de kerk, van welke hij
kwam. In de Apostolische canons wordt uitdrukke-
lijk vernield, dat zoo vreemde bisschoppen, presby-
ters of diakenen zonder commendatoriën reisden, men
bun niet mogt toestaan te prediken of aan bet avond-
maal deel te nemen; zij mogten slechts hebben, wat
noodig was om in hunne tegenwoordige behoefte te
voorzien.
COMMUNIE. Dit woord duidt in zijne eigenlijke
beteekenis bet doelen aan van iets met een ander, en
in een meer algemeeneu zin, overeenkomst, gemeen-
schap of vriendschappelijk verkeer. Van daar dat bet
woord communie, door een zeer natuurlijken overgang,
gebruikt wordt om bet Avondmaal aan te duiden, dat
eene gemeenschap of deelhcbbing is van den kant van
geloovigcn aan de groote voordeeion, die nit het ge-
broken ligchaam en het gestorte bloed van Jezus
Christus voortkomen. In eene meer uitgebreide botee-
keuis wordt er door den geloovige, wanneer bij aan
de tafel des Hoeren aanzit, communie gehouden met
ft»
-ocr page 559-
C0MM1 NlE(KI\\DER-)--CO\\fMl\'NTIETAFEl.,
i:is
het geheele volk van Christus, waarvan allo dooien
evenzeer belang bobben bij Zijn dood ; maar in een
meer beperkten zin duidt bel woord gemeenschap
aan met eene bijzondere congregatie of vcreeniging
van Christenen. Zoo sterk was echter do meening der
eerste Christenen, dat bol avondmaal een feesl van
gemeenschap was met bot gehcele volk van Christus,
dat zij geloofden, dat bot door do afwezendon zoowel
als detegenwoordigengevierd kon worden; daarom
hadden zij do gewoonte om door de banden dor dia-
kenon gedeelten der gewijde elementen naar hunne
broodoren te zonden, die wegens ziekte of gevangen-
j schap niet tegenwoordig konden zijn.
COMMUNIE (Kixder-). Gedurende vele eeuwen
heerschte er in de Christelijke kerk de gewoonte, om
de communie aan jonge kindoren toe te dienon, en
daar deze op zoo jeugdigen leeftijd niet instaat waren
om het brood te eten, ontstond bot gebruik om het
in wijn te doopen, on een of twee druppelen in den
I mond van bot kind te drukken. De reden, die Cypri-
anus voor dit gebruik aangaf, was, dat de genade Gods,
; aan de voorworpen van den doop verleend, zonder mate
gegeven was. on zonder eenige beperking aangaande
j den ouderdom. Augustinuspleil sterk voordit gebruik,
en ten gunste er van baalt bij Jobannes VI : ö.\'i aan:
„Tenzij dat gij bot. vleosoh des Zoons dos menschen
eet, en Zijn bloed drinkt, zoo bobt gij geen loven in
ii /.elven ," oen tekst die vervolgens in de negende
eeuw, mei dezelfde toepassing, door Pasohasius llad-
borl aangehaald werd. Sedert de algemeene invoering
van don kinderdoop werd bot avondmaal steeds toe-
gcdiend aan allen, die gedoopt waren, hetzij jonge
kinderen of volwassenen. Het gebruik dor kinder-
communic bestond gedurende verscheidene eeuwen.
Hot wordt vermeld in de verslagen van bet derde
concilie van Tours in Si 3, on zelfs bot concilie van
Trente, ]5t">, in plaats van do kinder-commnnic af
te keuren, verklaarde sleebts, dat zij niet beschouwd
moest worden als noodzakelijk voor de zaligmaking. Zij
wordt door de Grieksche kerk nog steeds naauwgezet
in acht genomen.
C< )MMUNIE (Leeken-). in de eerste Christelijke
kerk word het voor het grootste voorregt van een leek
gehouden, om deel to nemen aan de communie; maar
bet, was eene gestrenge straf voor iemand, die oen
geestelijk ambt vervulde, oin weder verlaagd te worden
tol den rang van een leek, en om als oen leek aan do
tafel dos I loeren aan to zitten. Dit word als eene soort
van verzachte excommunicatie beschouwd. De man,
op wien do kerk deze straf toepaste, werd uit bot lig-
ehaam dr-r geestelijkheid uitgesloten en tot den toe-
stand van een leek teruggebragt, en zijne deelneming
aan bet avondmaal word leeken-commuuie genoemd.
Bellarminns beweert, dat zulk eene communie slechts
onder éóno gedaante was, daar dit de boteekenis is,
die thans in de Kerk van Home aan do uitdrukking
lcokcu-oommunie gehecht wordt. Maar bierdoor neemt
men aan, dat bet gebruik om den beker aan de leeken
te ontzeggen in do eerste Christelijke kerk bestond,
terwijl niet het geringste, spoor er van in do oude
schrijvers te vinden is. Andoren wederom bepalen de
boteekenis van leeken-communie tot de straf van ge-
dwongen te zijn, om onder leeken buiten bet hekwerk
van oen sanctuarium te verkeeren. Zulk eene verkla-
ring van de bot eek on is der uitdrukking is echter geheel
zonder grond, en het eenige denkbeeld, dat opgesloten
is in bet gezegde van een geestelijke tot lecken-com-
munie terug te brengen, ishem geheel en al to verlagen,
bom van zijn geestelijk ambt en zijne geestelijke fuuc-
tiën te berooven, en tot den rang van oen leek terug
te brengen. In dit geval werden zij niet alleen beroofd
van de geestelijke orde en het geestelijke ambt, de
magt cu bet gezag, maar zelfs van den naam en titel
van geestelijken. Na zulk een vonnis werden zij der-
halve als gewone Christenen erkend en behandeld,
geheel ontdaan van hunne vroegere waardigheid en
geestelijke magt on voorregten. Kr staan zeer weinige
voorbeelden opgeteekend van geestelijken, die, na
zoo verlaagd te zijn, weder tot het geestelijke ambt
worden geroepen, hetgeen ook nooit gedaan werd dan
bij grooten nood of om eene zeer dringende roden.
COMMUNIETAPEL, de tafel waarop de elemeu-
ten gezet worden bij het vieren van het avondmaal.
Hot was aanvankelijk eene eenvoudige, draagbare
tafel, gemaakt van hout, en bedekt met eou wit laken.
Altaren, zooals men de communictafels langzamerhand
begon to noemen, werden in don tijd van Constautiju
van steen gemaakt, en in bet begin der zesde eeuw
in de Westersche kerk op kerkelijk bevel vercischt.
De steencn altaars waren niet langer draagbaar, maar
stonden vast, on waren opgetooid met karmozijn laken.
Deze verandering in de zamonstelling der communie-
tafel en bet geven van den naam van altaar daaraan,
hadden niet plaats, dan nadat het Christendom van
zijne oorspronkelijke eenvoudigheid was beroofd, en
do menschen bot avondmaal als eene oll\'eninde begou-
nen te beschouwen. Het gebruik om de tafel met wit
linnen te bedekken is van hooge oudheid. Het wordt
hot eerst vermeld door Optatus, en verscheidene an-
dere schrijvers zinspelen er op. Het is buiten allen
I
-ocr page 560-
COMPETENTES — CONCILIËN\' (ALGEMEEN K (ECUMKXJSCHE).
539
kend. De orthodoxe Grieksche kerk telt er slechts
zeven, en erkent liet gezag van de volgende niet. De
zeven eerste, waarvan hier gesproken wordt, zijn de
volgende: Hot eerste concilie van Nicaia in 325, het
; eerste concilie van Constantiuopel in .\'581, het eou-
cilie van Ephesus in 131, het concilie van Chalcedon
in 151, het tweede concilie van Constant iuopel in 553,
het derde concilie van Constant iuopel in GM), het
tweede concilie van Niciea in 7s7.
De meeste schrijvers van de Roomsche kerk geloo-
veu, dat er achttien oecumenische en onfeilbare con-
\'•iliën zijn geweest, maar zij verschillen onderling van
niecniug over de conciliën, die rcgl hebben op dezen
naam. Sixtus V. liet. eene lijst van de achttien al-
gemeen erkende conciliën in het Vaticaau plaatsen.
Deze besiaau, behalve uit de zeven reeds genoemde,
uit de volgende: Hei vierde concilie van Constanti-
nopel in 869, het eerste Lateraansche concilie in 1123,
het tweede Lateraansehe concilie in 113(1, het derde
Lateraansehe concilie in 1179, het vierde Lateraan-
schc eoneilic in 1213, het eerste concilie van Lyon
in 1215, het tweede concilie van Lyon in 1271, het
concilie van Yieuueiu 1311, het concilie van Florence
in 1139, het. vijfde Lateraansehe concilie in 1512,
het concilie van Trente in 1 5 15.
De Franschc geestelijken beweren over het alge-
! meen, dai de conciliën \\an Pisa in 1400, Constauz
: in 1411, eu Bazel in 1431 ook oecumenisch waren,
terwijl de Italiaanschc dit ontkennen, en daarentegen
onfeilbaarheid toeschrijven aan de coneiliën van Lyon,
, Florence eu aan het vijfde Lateraansehe. De pausen
hebben op dit betwiste punt nooit eene bepaalde
. uitspraak gedaan, zoodat hei nog twijfelachtig is, of
I de Kerk van Home de achttien onfeilbare conciliën
; erkent volgens deFransche of volgens de Italiaanschc
lijst. De Protestantsche kerken verwerpen eenparig
het gezag van al deze coneiliën.
De achttien algemecne conciliën kunnen verdeeld
I worden in twee klassen, de Ooslersche en de Wes-
terschc. De eerstcu bestaan uit acht, die allen door
de keizers werden zaamgeroepen, de laatsten bedragen
het aantal van tien, die allen door de pausen werden
ingesteld. De geschiedenis dezer conciliën, zoowel
Oostersche alsWestersohc, vertoont onstooncelen van
twist en partijzucht, die maar al te dikwijls ongunstig
geweest zijn voor de zaak van hei ware Christendom.
Grcgorius van Nazianze drukt zich met groote ecn-
voudigheid uil, als hij over zijne eigene ondervinding
van al zulke coneiliën spreekt. „Ik beu zoo geseha-
pen," zegt hij, ..dat ik. om de waarheid te zeggen,
twijfel, dat liet avondmaal, bij de eerste instelling er
van, door onzen Heer en Zijne discipelen rondom eeue
tafel gevierd werd; ook de Apostel Paulus stelt de
„tafel desHeeren" tegenover „de tafel der duivelen."
Het uitdcelen der elementen aan communicanten, die
niet om eeue tafel, maar in hunne gewone banken gc-
zeten zijn, is voor korten tijd in Brittanje en Amerika
door vele Presbyteriaauschc cuCongregatioiialistischc
kerken aangeuoiacu. Episcopaten van elke soort ver-
mijden eene tafel geheel en al, en gebruiken de ele-
menten geknield voor het altaar, terwijl de Roomsche
kerk, geloovende aan de transsubstantiatie van hel
brood en den wijn in het ligchaam, liet bloed, de ziel
en de Godheid van Jezus Christus, de mis, zooals zij
het avondmaal noemen, als eeue offerande beschouwt
voor de levenden en dooden.
COMPETENTES, de naam van die catechumenen
in de eerste Christelijke kerk, die de onmiddellijke
eandidaten voor den doop waren, of dezulken die
hunne namen indienden, en hunne begeerte te kennen
gaven om bij hel eerste feest gedoopt te worden. Als
hunne namen ingediend waren, en hun verzoek aan-
genomen was, werden zij en hunne peetooms in de
boeken der kerk of dipti/cha, zooals deze genoemd
werden, ingeschreven, en daarop volgde een onder-
zoek naar de vorderingen, die zij als catechumenen
gemaakt hadden. Zij, die na onderzoek goedgekeurd
werden, ontvingen den naam van elecii of verkoreueu.
De gebruiken, waaraan zij zich vervolgens moesten
onderwerpen, zijn aireede in hel artikel Cateciii mi-
nen (zie ald.j beschreven.
COMUS, in de oude Hcideusche mythologie de
god der vrolijkheid en van den lachlust. Hij wordt
voorgesteld als een jongeling, vol wijns, en met elk
voorkomen van onderden bedwelmenden invloed daar-
van te zijn.
CONCILIËN (Algemeene of oecumenische), ver-
gadcringen die de gchcele Christelijke kerk moesten
voorstellen. „Gelijk men reeds gewoon was," zegt
Ncauder, „in de provinciale synoden werktuigen te
zien van den Heiligen Geest tot besturing der ge-
meenten van eene zekere landstreek, zoo werd zulks
nu op de betrekking van die algemecne couciliën lot
de gcheclc Kerk toegepast, üeze algemecne conciliën
hadden ecu tweeledig doel. Zij moesten beslissen in
gevallen over tle leer, alsmede het bestuur, de cere-
dienst en de tucht der Kerk regelen, en op het laatste
hadden hunne canons of regelen betrekking."
Het aantal algemecne of oecumenische conciliën
wordt door verschillende kerken verschillend srere-
-ocr page 561-
CONCIUEN (B1JZONDEKE) — CONCLAVE.
Ö40
elke vergadering van bisschoppeu vree», want ik heb
uog uooit ecu goed einde van cent\' daarvan gezien: ik
ben nooit op eeuc synode geweest, die meer deed voor
het wegnemen vau kwalen, dan zij deed voor de ver-
nieerderingdaarvan.Want eene onbeschrijfelijkedorsl
naar (wisten en heerschappij heersolit erin, en iemand
zal zich veel waarschijnlijker bet verwijt op den hals
halen, dat hij zicb (ol regier weuscht op ie werpen
over de boosheid vau andere menschen, dan bij slagen
zal in eenige zijner pogingen om die te doen ophouden."
Benige conciliën geleken, volgens de verklaring van
ooggetuigen, meer op eene vergadering vau bandeloos
graauw, dan van ernstige en geleerde geestelijken. Op
zijn best waren zij eene verzameling vau zwakke, feil-
bare stervelingen, wier bartstogleu dikwijls sterker
waren dan bun oordeel, en daarom moeten bare uit-
sprakeu met de uiterste voorzorg ontvangen, en sleebts
in zoo verre aangenomen worden, als zij iu overeen-
stemming zijn met hel Woord Gods, dal door elk
verlicht Protestant beschouwd wordt als de eeuige
onfeilbare regel vau geloof eu gehoorzaamheid.
CONCILIËN (Bijzondere), kerkvergaderingen
die te zamen kwamen voor bijzondere zaken in een
afzonderlijk district, doch die gcene aanspraak maken
op eeue vertegenwoordiging van de gebeele Christe-
lijke kerk. Zulke conciliën zijn zeer talrijk geweest.
Benige van de belangrijkste zullen wij vermelden. ïe
Aken werd in 8S6 een concilie gehouden om de ka-
uunniken van hoofdkerken te regelen. Het concilie
van Savonnières in ba\'J was het eerste, dat den titel
van Zeer Christelijke Koning aan den koning van
Frankrijk gaf; hij werd echter eerst in 1109 de bijzou-
dere benaming van dien souvercin. Het concilie vau
Troyes in 887 deed uitspraak iu de twisten over de
keizerlijke waardigheid, liet tweede concilie van
Troyes in 1107 verbood aan de geestelijken om te
huwen. Het concilie van Clermout iu 1093. Op dit
concilie werd tot den eersten kruistogt besloten. De
bisschoppen hadden uog den voorrang boven de kardi-
ualen. Op deze vergadering werd de naam van Paus
voor de eerste maal aan het hoofd der kerk gegeveu,
met uitsluiting van de bisschoppen, die dien titel
pleegden aan Ie nemen. Hierop verkreeg ook II ugo,
aartsbisschop van Lyon, van den paus de bevestiging
vau den voorrang zijns zetels boven dien van Sens.
Hel concilie van Klieims, door Eugeuius III. in 1148
bijeengeroepen, waarop aan patronen vau kerken ver-
boden werd, om meer dan vroegere belooningen aan
te nemen, op straffe vau afzeiting en hei verlies van
• ene kerkelijke begrafenis. Aan bisschoppen, diakc-
j ucu, ouderdiakeuen, monniken en nonnen werd ver-
j boden om te huwen. Op dit concilie werd er uitspraak
gedaan ov er de leer der Drieëeuheid, doch bij het
I uiteengaan riep de paus eeue vergadering bijeen,
; waarin de kardinalen voorwendden, dat zij geeu regt
hadden om over punten aangaande de lee r te oordcelcn,
daar dit bet bijzonder voorregt vau den paus was. Op
dit concilie werd ook de iwisl beslecht tusscheuGilbert
de la Pon-el eu Beruhard vau Clairvaux; de ijverzucht
der kardinalen legen Beruhard redde den eerste. Het
concilie van Sutrium in 104G, waarop drie pausen,
die den stoel in beslag genomen hadden, afgezet wer-
den. Het concilie vau Clarcndon in Engeland in 1104,
legen Beckct. Hel concilie vau Lombez iu Frankrijk
iu 1200, waartoe eenige oncenigheden aangaande de
ALBIGENZEN (zie alcl.) aanleiding gaven; tot een kruis •
logt tegen ben werd besloten, en een leger werd uitge-
zonden om beu uit te roeijen. liet concilie van Parijs
in 1210, waarop de ruetaphysica van Aristotelcs tot
de vlammen veroordeeld werd, uit vreeze dat de spits-
vindigheden van dien wijsgeer eeue slechte uitwerking
zouden hebben op de gemoederen der menschen, door
die onderwerpen op de godsdienst toe te passen, liet
eoncilie van Pisa, den 2den Maart 1109 begonnen,
waarop Benedictus XIII. en Gregorius XII. afgezet
werden. Een tweede concilie, somtijds ecu algemeen
concilie genoemd, te Pisa iu 1511 gehouden. 1.ode-
wijk XII. van Frankrijk vergaderde in 1Ö10 cen na-
lionaal concilie te Tours (daar hij een grootcn afkeer
had van den paus), waarop de kardinaal de Gurce,
door deu keizer afgevaardigd, tegenwoordig was.
Men kwam toen overeen om een algemeen concilie te
Pisa bijeen te roepen.
CONCLAVE, de vergadering van Kardinalen
(zie ald.), tot verkiezing van den paus. Op het vcer-
ticude algeiuccue concilie, te Lyon in 1274 gedurende
het pausschop van Gregorius X. gehouden, werd ecu
decreet aangaande de verkiezing vau cen nieuwen paus
aangenomen, hetwelk inhield, dat de kardinalen gc-
durende de verkiezing iu het conclave opgesloten
moesten blijven. De deuren moesten zorgvuldig bc-
waakt worden, zoodat het ongepaste iu- en uitgaan
verhinderd werd; alles, wat mcu binncubragt, moest
onderzocht worden, uit vreeze dat het invloed mogt
, hebben op de verkiezing. Als de verkiezing iu drie
dagen niet geschied was,\'mog(cn de kardinalen slechts
, één schotel voor hun middagmaal hebben, en als zij
veertien dagen langer duurde, mogt hun niets dan
brood, wijn eu water worden toegestaan. Eeue meer-
: derheid vau twee derden der stemmen vau de kardi-
-ocr page 562-
CONCLAVE.
541
naleu was uoodig om de verkiezing wettig te doen
zijn. Dit bekende deereet i.s, hoewel niet eeuige wij-
zigingen, tot op den huldigen dag van kracht.
Be kardinalen moeten het conclave tien dagen na
den dood van den paus binnentreden; zij komen echter
vooraf in de Gregoriaansche kapel bijeen, waar zij de
mis van den Heiligen Geest hooren, waarna een bis-
scliop eeue Latijnschc redevoering tot hen houdt, en
hen vermaant om iemand te kiezen, die waardig is om
den stoel van den Vorst der Apostelen te vervullen.
Bij hei einde der dienst gaan de kardinalen, geschikt
volgens hunnen rang, in processie naar het conclave,
vergezeld door soldaten en eeue groote menigte men-
sclien, terwijl het koor al dien tijd het Veni Creator
zingt. Het conclave wordt gewoonlijk iu hel Yaticaau
gehouden, daar dit in elk opzigt voor het doel het
meest geschikt is. Het conclave, want die naam wordt
zoowel gegeven aan de plaats, waarin de kardinalen
te zamen komen, als aan de vergadering zelve, bestaat
uit eenc reeks van kleine cellen van slechts tien voet
in het vierkant, van wagenschol gemaakt, waarin de
kardinalen gedurende de verkiezing van ecu paus op-
gesloten worden. Van elke cel is een klein gedeelte
afgescheiden voor de Coxcxa visten (zie ald.); zij zijn
genounuerd, en de kardinalen loten er om. He cellen
zijn allen in éénc lijn langs de gallerijen en de zaal
van het Vaticaan geplaatst, en zijn door eenc kleine
ruimte van elkander afgescheiden. Boven elke cel
wordt het wapen van den kardinaal geplaatst, aan
wien zij behoort. Een lange gang loopt tusschen de
cellen en de vensters om het licht toe te laten, dat in
de cellen schijnt door kleine glazen vensters, die naar
den gang zijn geplaatst. De ingang tot het Vaticaan
wordt, terwijl de kardinalen in het conclave zijn, zorg-
vuldig bewaakt door soldaten, en men kan noch de
kardinalen, noch diegenen, die met hen opgesloten zijn,
spreken, tenzij op bepaalde uren en met eeue luide
stem, in de Italiaauschc of de Latijnschc taal. Twee-
maal daags, des morgens en des namiddags, worden
de stemmen opgenomen, wanneer iedere kardinaal uit
zijne cel naar de kapel der stemming gaat, vergezeld
van zijne conelavisteu. Iu de kapel is elke kardinaal
in ecu karmozijnen mantel met ecu langen sleep ge-
kleed. Zij krijgen daar gedrukte lijsten, te voren op
eeue bijzondere wijze gevouwen, niet opene plaatsen
0111 door eiken kardinaal ingevuld te worden met zijn
eigen naam en niet dien van den persoon, voor wien
hij stemi. Tien kleine tafels worden iu de kapel gerced-
gcniaakt, waaraan zij de opene plaatsen op de lijst in
tegenwoordigheid van de andere invullen, zoodal zij
elkander zien schrijven, zonder te weten wat geschrc-
ven wordt. Eeue deputatie wordt er gezoudeu naar
de cellen van hen, die ongesteld zijn, deze vullcu de
lijsten in de tegenwoordigheid der deputatie in. Elke
kardinaal brengt zijne lijst, nadat hij haar ingevuld,
opgevouwen en verzegeld lneft, in liet gezigt van alle
| andere naar ecu grootcu kelk, die op het altaar der
\\ kapel geplaatst is. Zoodra al de lijsten ingevuld en in
den kelk gedaan zijn, worden drie kardinalen door hel
lot verkozen om als stciiiopncmcrs te handelen; zij
tellen de lijsten in de eerste plaats, om zich te verze-
kereu, of hel aantal juist overeenkomt met dat van de
kardinalen iu het conclave. De lijsten worden dan
allen geopend, eu de namen der personen, voor welke
gestemd wordt, worden luide afgeroepen, waarna het
aantal stemmen, die op een ieder uitgebragt zijn,
bekend wordt gemaakt. Indien twee derden der stem-
men op denzelfden persoon uitgebragt zijn, wordt hij
voor verkozen verklaard ; maar zoo niet, dan gaan de
kardinalen tot eene tweede stemming door Accessus
(zie ald.) over. Het laatste gedeelte der verkiezing
is, alle. lijsten te verbranden in de tegenwoordigheid
! der kardinalen, en de rook door dat verbranden ver-
oorzaakt wordl door de menschen op de straat vurig
gadegeslagen, die, zoodia zij dien uit den schoor-
. steen zien opstijgen, naar huis terugkeeren, ovcr-
tuigd dat de verkiezing nog niet afgcloopen is. De |
lijsten worden ook verbrand, wanneer de paus ver-
kozen is, maar in dat geval wordt er zooveel tijd
gebezigd om de stemmen te verifiëeren en de toe-
stemming van den nieuw verkozen paus te verkrijgen,
dat, vóór de papieren verbrand zijn, de stukken van
het kasteel van St. Angelo de verkiezing hebben bc-
keud gemaakt.
De wijze om levensvoorraad aan de kardinalen in |
het conclave te brengen, wordt door een ooggetuige
op de volgende wijze beschreven : — „Terwijl het
; conclave zat, ging ik herhaaldelijk naar hetoverbren-
gen van den maaltijd aan de kardinalen zien, dat eiken
dag omstreeks den middag plaats heeft. Het middag-
maal van eiken kardinaal wordt begeleid door acht of
tien bedienden en twee of drie rijtuigen. Vooraan gaan
twee bedienden, die kruiderijen aanbrengen, daarna
twee, die het eten in een reenen mand dragen, welke
gelijk een draagstoel, tusschen twee stokken hangt. De
mand is met een laken bedekt, waarop het wapen van
den kardinaal geschilderd is. Twee of drie bedienden
i volgen somtijds te voet, en daarna komen de rijtuigen, I
die den Dapiferus (spijsopdrager) en zijne bedienden
bevatten, met twee of mccrbcdiendcnachter elk rijtuig, j
-ocr page 563-
542                                                 CONCLA VISTEN
„Elke partij treedt bij hare aankomst de plaats van
liet paleis binnen; de Dapiferus en zijne bedienden
stijgen uit het rijtuig, en liet middagmaal wordt naar
eeue kamer gedragen, die te dien einde in gereedheid
is gebragt.
„Hier is een gedeelte der bewakers van het reu-
elavc, geestelijke zoowel als militaire, geplaatst. De
kamer heeft aan de eeue zijde een uitgang op de plaat-,
en heeft aan de andere zijde gemeenschap met het
conclave door middel xnn de Riiola. De Kuota is
zaanigesteld uit twee regt opstaande cilinders. De
buitenste is vast cu in den muur gebouwd, zoodat bij
er een gedeelte van uitmaakt, eu heeft aan elke zijde
eene opening. De binnenste draait er in en vult hem
nagenoeg, en heeft slechts éénc opening, die zieb van
boven tot beneden uitstrekt, misschien een achtste
gedeelte van zijn omtrek in breedte, zoodat door iels
te plaatsen \'>p de planken van den binnensten cilinder
en dieu rond te draaijen, bet aan diegenen, die aan de
andere zijde van den muur zitten, gebragt wordt,
/.onder dat er mogelijkheid bestaat, dat de eeue partij
de andere ziet of daarmede gemeenschap heeft.
„In het midden der kamer is eene lange tafel, waarop
de bedienden de verschillende schotels plaatsen, die
in de manden zijn. De bewakers van het conclave
onderzoeken elkcu schotel afzonderlijk, en als zij er
niets dan voedsel in vinden, plaatsen zij ze in den
cilinder, die dan rondgedraaid wordt, waarop de
schotels door de bedienden in bet conclave er uit ge-
nomen en aan hunne eigenaars gebragt worden.
,,Ik was hiervan herhaaldelijk getuige; het onder-
zoek is geeue zotheid, want elke schotel werd zorg
vuldig onderzocht, hoewel ik nooit zag, dat er een
in stukken gebroken werd, zooals men zegt, dat som-
tijds gedaan wordt."
Als de voorraad in het conclave gebragt is, sluit
een der knechten van den paus, die in zijn purperen
gewaad gekleed is en een zilveren staf in de hand
heeft, de deur, waarop de medehelpende prelaat zorg
draagt, dat alles digt is, en het slot met zijn wapen
verzegelt. De ceremoniemeesters doen hetzelfde van
binnen.
CONCLAVISTEN, de bedienden van de kardina-
len, als zij in het conclave te zameu zijn om een paus
te verkiezen. Zij zijn zelden meer dan twee in getal
voor eiken kardinaal, cu een hunner is een geestelijke.
Als een kardinaal een prins is, of oud of zwak, mag
bij er somtijds drie hebben. Zij worden even gestreng
als de kardinalen zelve opgesloten, en hoewel de
betrekking van conclavist verre van aangenaam is,
CONCORDAAT.
wordt zij toch zeer begeerd. Een conclavist heeft het
voorregt van burger te zijn in elke stad binnen het
regtsgebied van den paus; bovendien ontvangt hij
eeue somme gclds van den paus na diens verkiezing.
Elke conclav ist legt, alvorens hij zijn ambt aanvaardt,
den eed af, dat bij de geheimen van bet conclave niet
zal openbaren. Deze bedienden van de kardinalen
- zijn somtijds de gebuurde werktuigen van vreemde
gouvernementen, urn de verkiezing van een bijzonder
;iersoon tol den pauselijken stoel te bewerken.
CONCORDAAT, eeue overeenkomst tusschen den ]
paus van Rome, in zijn geestelijk karakter als hoofd der
. [toomsch-Catholiekc kerk, en een wereldlijk bestuur, |
ien einde de kerkelijke zaken te regelen. Het woord
concordaat wordt nooit, toegepast op die verdragen, j
waarin de paus als wereldlijk souverein optreedt. Ou- j
der de eerste dier overeenkomsten, die regt hebben
I op den uaam van concordaten , moet die genoemd
I worden, welke een einde maakte aan den langen en
bitteren strijd over de investituur. Het verdrag,
waarvan wij hier spreken, werd na herbaalde onder-
handelingen in IJ 22 tusschen paus Cali.xtus II. en
keizer Hendrik V. gesloten, en daar het sluiten te
Worins plaats bad, en het in 1123 opliet Latcraansche
■ concilie bekrachtigd werd, kreeg het den naam van
, het Concordaat van Wornis. Door deze schikking
; werd de strijd tusschen kerk en staat, die gedurende
meer dan veertig jaar geduurd had, ten einde gebragt;
de paus stond aan den keizer liet regt toe om aan
bisschoppen en abten, in zijne tegenwoordigheid zon-
der geweld of simonie gekozen, de investituur met
rcgaliën te verleenen. Dit concordaat werd met algc-
; meenc vreugde ontvangen, en tot op dezen dag regelt
i het nog voor een groot gedeelte de betrekkingen
I usschen den Stoel van Rome cu de gouvernementen in
\' Duitschlaud. In de geschiedenis der concordaten be-
vindt men, dat de meeste, voornamelijk die, welke
j zelfs in deu minsten graad strekken om de magt der
geestelijkheid in te korten, door de souvereincn van
verschillende landen van de pausen met weerzin afge-
perst zijn. In vele gevallen echter hebbeu de pausen
een middel gevonden om de concordaten zoodanig te
maken, dat zij de belangen der kerk ten koste van de
burgerlijke magt bevorderen. Een van de merkwaar-
digstc voorbeelden van dezen aard bad er in 1510
plaats, toen een concordaat gesloten werd tusschen
Frans I. van Frankrijk cu paus Leo X., om de prag-
, niatieke sanctie af te schaffen, die gedurende nagenoeg
j eeue eeuw bestaan had, eu waardoor een gedeelte van
de geestelijkheid, zonder bet volk of de aartsbisschop-
-ocr page 564-
COXCUKDTA — CONFERENTIE (WESLEYSCHE METHODISTISCHE).
.;::
een hoorn van overvloed, en in hare regterhand een
olijftak beeft.
CONFERENTIE(Wesleïsciie Methodistische),
het hoogste kerkelijke bof vau de Wesleyscbc. Mc-
tbodisten. liet werd op den 2S1"\'» Februarij 17M
formeel ingesteld, en wordt door de wei behoorlijk
erkend. De conferentie wordt gewoonlijk elk jaar
tegen het einde van Junij te Londen, Leeds. Bristol,
Manchester, Liverpool en Sheffleld om beurten ge-
houden. De zameustclling van dit hof, dat door John
Wesley, den stichter vau het Methodismits, werd
uitgedacht, is van een bijzonderen aard, daar het zuiver
geestelijk is, zonder de minste vermenging van het
leeken clement. Oorspronkelijk bestond het alleen
uit honderd van de oudste rondreizende predikanten.
Hiervan is men echter in zoo verre afgeweken, dat alle
predikanten, die in volkomencbetrekking tot de kerk
slaan, de conferentie mogen bijwonen, deelnemen aan
hare beraadslagingen, en zelfs hunne stemmen mogen
uitbrengen, terwijl de wettige honderd de besluiten,
waartoe men aldus geraakt, bekrachtigen. De con-
fereutic mag niet minder dan vijf dagen zitten en niet
langer dan drie weken, en hare beraadslagingen om-
vatten die punten, welke van het grootste belangvoor
het welzijn van de vereeniging zijn. liet karakter van
eiken predikant ondergaat bij die gelegenheden de
strengste onderzoeking, cu zoo iets nadeeligs voor
zijn goeden naam tegen hem bewezen wordt, wordt
dienovereenkomstig mei hem gehandeld. De coufe-
renlie bepaalt de stations, die de predikers moeten
bezetten, ziet de handelingen der ondergeschikte bij-
eenkomsten over, en neemt den staat van het ligehaam
over het algemeen in overweging. Daar dit hof bet
hoogste ressort is, kan men van zijne uitspraken niet
in hooger beroep komen. De beraadslagingen dercon-
ferentie zijn uitsluitend beperkt tot de geest olijke be-
langenvan het ligehaam ; de finantieele en wereldlijke
zaken er van worden bestuurd door geheel versehil-
lende partijen, over wier handelingen de conferentie
gecneheerschappij uitoefent. Van tijd lot tijd hebben
er twisten plaats gehad en ook afscheidingen, op grond
van de niel-toelating van leeken tot de conferentie.
Gedurende den tijd tussehen twee samenkomsten der
conferentie blijven de president en de secretaris in
hun ambt, en de eerste bezit iu groolo mate de magt
om naar goedvinden te handelen. Hij vult de plaatsen
aan, die open mogtcii vallen door den dood van predi-
kanten, door personen aan te stellen van eene reserve-
lijst, die de conferentie hem geeft. Hij moet ook elke
verandering van predikanten bekrachtigen, die bet
pon of andere bisscliuppcit vau provinciöit ie raadple-
gcn, hiinuc bisschoppen verkozen, aan den koning liet
voorregt overlatende om de verkiezing goed te keuren
en te bekrachtigen, indien hij verkoos. De schikking
was in geencn deele naar den zin vau Leo X., en daarom
werd er een concordaat gesloten, waarbij zij herroepen
en den koning de magt verleend werd, om dezulken
tot bisschoppen te benoemen, die hij voor liet ambt
geschikt oordeelde, terwijl de paus de magt had om
hen, uaar zijn welgevallen, al of niet aan te nemen.
Een vau de meest bekende concordaten was dat,
hetwelk Buonaparte, toen hij eerste consul van de
Fransche republiek was, in 1S(»1 mei paus Pius VII.
sloot. Door deze overeenkomst werd de Hoonisch-
Catholieke kerk in frankrijk hersteld, het gouver-
nement kreeg de magt om de geestelijkheid aan te
stellcu, de metropolitaanschc en bisschoppelijke zetels
werden op zestig gebragt. de paus deed afstand vau
het regt om de geestelijke orden te herstellen, maar
behield bet voorregt der canonieke investituur van
bisschoppen en de inkomsten daaraan verbonden. In
1S17 sloot Lodewijk XVIII. met dcnzelfden paus
evenwel een ander concordaat, waarbij dat van 1^01
werd afgeschaft, en de overeenkomsten van 1 51 \'i wcr-
denhersteld, terwijl de nat ie aan eenegroote belasting
onderworpen werd, voor de begiftiging van twee en
veertig nieuwe inetropolitaausehe en bisschoppelijke
zetels, met hunne kapittels en seminariën. Dit con-
cordaat werd niet zooveel afkeuring en misnoegen
door het Fransche volk ontvangen, dat het ministerie
zijn voorstel introk. In Beijeren en Oostenrijk heeft de
Roomscbe kerk door middel vau concordaten vasten
voet gekregen, en is zij er in geslaagd, om de geeste-
lijkc magt voor een groot gedeelte van de burgerlijke
onafhankelijk te maken.
Op den 18\'1\'» Junij 1S^ 7 werd er tusseben Willem 1.,
koning der Nederlanden, vertegenwoordigd door den
graaf de Celles, en paus Leo XII. een concordaat ge-
sloten, waarbij bepaald werd, dat er te Mechelen een
aartsbisschop, en te Gent, Namen, Duik, Brugge,
\'s Hcrtogcnbosch en Amsterdam bisschoppen zouden
zijn, door den paus te benoemen op eene voordragl
door het kapittel van personen, den koning welgeval-
lig. Dit concordaat kwam nimmer geheel tot nitvoc-
ring, doch werd eene bron vau velerlei rampen.
CONCORDIA, eene oude Komeinache godheid,
de verpersoonlijking vau de deugd der eendragt. Ver-
sehcideue tempels waren te Rome voor deze godin
opgerigt. Zij wordt gewoonlijk afgebeeld als eene
zittende of staande matrone, die in hare linkerhand
-ocr page 565-
riTE METHODISTISCHE».
zijn uil alle reizende ouderlingen, aan wie de volko-
menc magt moet worden toevertrouwd om bepalingen
te maken voor de regeling der kerk. Het Methodisnius
werd in 1766 voor het eerst in Amerika overgeplant,
en niet vóór 1 768 was het kleine aantal volgelingen
van Wesley in staat, om te Nieuw-York eenc plaats
van bijeenkomst te bouwen. Gedurende den strijd om
de onafhankelijkheid waren de Methodistische zende-
lingcu aan zware vervolging blootgesteld: maar in
1784, nadat de onafhankelijkheid der Vereenigde
Staten gevestigd was, zette Wcslcy, die van het begin
af de aangroeijing der kleine vereeniging in Amerika
met de tecdersteen angstigst e zorg had gadegeslagen,
zich aan het werk, om de grieven van het ligchaain
in dat verre gedeelte der wereld te herstellen. Tot
nog toe waren de Methodistische predikers slechts
als leekepredikers beschouwd, en natuurlijk zonder
magt om den doop en het avondmaal te bedienen.
Derhalve waren de leden der vcreenigingcu, wat deze
sacramenten aangaat, van andere predikanten al\'han-
kelijk. Men gevoelde, dat dit zulk eengroot ongemak
was, en dal het de -Methodistische zaak zoo zeer moest
schaden,dat cenige predikanten inde Zuidelijke Stat en
elkander wijdden, en eenc partij begonnen te vormen,
aan welke zij de sacramenten toedienden. Wesleywas
altijd onwillig geweest, om de vastgestelde orde van
zaken in de Kerk van Engeland te verstoren, en daarom
had hij geene predikers over zijne eigene vcreenigin-
gen willen ordenen, doch gevoelende, dat de Kerk van
Engeland nu geene regtsniagt meer in Amerika had,
oordeelde hij zicli geroepen om personen te wijden,
die wettiglijk de sacramenten aan de Transatlantische
Methodisten zoudeukumien toedienen. Dit geschiedde
dan ook, en dr. Thomas Coke kwam in de Vereenigde
Staten aan als een gewijd presbyter in de Kerk van
Engeland en eenoppertoezienervande Methodistische
vereenigingen, met de magt om liet geheel tot eene i
afzonderlijke en onafhankelijke kerk te vormen. Hier- ;
door ontstond de METH0DISTI3CHE KpISCOFAALSCHE |
Kr.RK (zie ald.) van Amerika, die, zooals reeds gemeld j
is, hare eerste algemeene conferentie in 17\'.ld hield.
De vereeniging nam trapsgewijze in aantal leden toe,
en ten laatste was de vermeerdering van leden en
presbyters zoo groot, dat het voor al de ouderlingen
ten hoogste ongemakkelijk bevonden werd, om elke
vier jaren in eenc algemeene conferentie, bijeen te
komen. Daarom werden er in 1808 maatregelen ge-
uoinen, om ecne gedelegeerde algemeene conferentie
Ie houden, die zamengesteld zou zijn uit niet minder
dan écu voor elke zeven leden van de jaarlijksche
541                                  < \'<INTERENTI K | WEST.EYS\'
noodig is ie maken. Hij lxv.il ook de magl om, als
het hem gevraagd wordt, een district te bezoeken, en
onderzoek ie doen naar zijn godsdienst igen toestand,
in zoo verre de belangen van het Methodisnius aangaat,
ten einde die middelen te beramen, welke, na beraad-
, slaging niet de commissie van hei dist riet. liet meest
; waarschijnlijk de goede zaak zullen bevorderen, liet
berust voornamelijk bij den president om de plaats te
bepalen, waar de volgende conferentie gehouden zal
worden, en gedurende de zittingen heeft hij, kraeh-
tens zijn ambt, de magt en het privilegie van twee
leden.
De aanstelling van predikanten om dienst te doen
in al de kapellen der vereeniging, en hunne verwijde-
riug, alszij er reden voor meeneii te hebben, berusten
geheel en al bij de conferentie; de tijd der aanstelling
kan echter in geen geval langer dan drie achtereen-
volgende jaren ziju. De toelating van predikanten tot
de verecnigir.g en hunne verwijdering daaruit, berus-
ten ook bij de conferentie. Toch worden de regtcn
eener beschuldigde partij met de uiterste naauwgc-
zetheid verdedigd. De beschuldigingen, die tegen haar
ingebragt worden, moeten haar mondeling of schrif-
telijk bekend gemaakt worden. Deze moeten zorgvul-
dig onderzocht worden in ecne districtsvergadering,
en daarna wordt de zaak in de conferentie gehoord en
bedaard beslist. Zoo echter de beschuldigde het waagt,
om in een burgerlijk hof herstelling te zoeken voor
: eenig onregt, dat hij zich verbeeldt door eenc district s-
I vergadering of een minder hoofd geleden te hebben,
verbeurt hij alle rogt om op de conferentie een beroep
te doen, en wordt hij beschouwd als de wetten der
vereeniging, zoowel als die van Christus, geschonden
te hebben. Het strengste toezigt wordt door de coufe-
rentie over eiken predikant van de Wesleysche ver-
ceniginggehouden, en een jaarlijkseh onderzoek wordt
er niet de meeste onpartijdigheid ingesteld naar de
geschiktheid als predikant, het karakter en de ge-
trouwheid van allen, die met het heilig dienstwerk
bekleed zijn.
De Wesleysche Methodistische Nieuwe Verecni-
ging, die de oudste is van een aantal onaf hankclijkc
Methodistische kerken in Engeland, is gegrondvest
op het beginsel, dat de conferentie voor een doel uil
I leeken moet bestaan.
In de Vereenigde Staten van Noord-Amcrika, waar
de Methodisten een zeer sterk en invloedrijk ligchaain
geworden zijn, werd de eerste algemeene conferentie in
17!\'2 gehouden. Erisbepaald, dat deze eens inde vier
| jaren moet gehouden worden, dat zij zaamgesteld moet
-ocr page 566-
TIK PARTIJ.                                                             515
iu hare conferentie georganiseerd heeft. En deze op-
merking heel\'l niet minder betrekking op de afschei-
dingen in Europa, dan op die iu Amerika.
COXFE1! KNTI K PARTIJ, eene belangrijke partij
in deNederlandsche Hervormdekork indeVereenigde
Sinten vau Noord-Amerika, in bel bcj,\'in van haar
bestaan in dat land. De partij ontstond door dn bijzon-
dere omstandigheden vau dien lijd. DeNederlandsche
West-Indische compagnie bragt bet eerst de dienaren
van hel evangelie uil Rolland naar Amerika. Haarde
leden dier compagnie burgers van Amsterdam waren,
natu voornamelijk tl<\' elavis dier stad op zich. om de
leeraren in te zegenen voor hei volk, dat zich in Aroc-
rika gevestigd had en lot hare gemeente behoorde. f>c
aldus ingezegende leeraren werden met toestemming
en goedkeuring van de synode van Noord-Holland
door die classis uitgezonden. Tn den loop des tijds
namen de Amerikaansche kerken in aantal eu belang-
rijkheid top, doch de classis en synode, waarvan wij
nu gesproken hebben, eischte bet uitsluitende regt
om leeraren voor deze kerken te kiezen, intezegenen
en al\' te zenden. Zij gingen verder, en cischten de
uitsluitende niagl om uitspraak te doen in alle kerke-
lijkc (wisten en moeijelijkhcden, die iu al de llolland-
sebc kerken in de provinciën mogten nut staan. I>e
conferentie partij in de Amerikaansche kerk onder-
steunde dezen eiseh ten sterkste. Daar bare leden
zelve inboorlingen vau de Vereenigde Nederlanden
«aren, waren zij gunstig vim.i dio afhankelijkheid van
de classis van Amsterdam gestemd. Deze mannen
dreven hunne beginselen lot een uiterste, en beweerden
bijna de onfeilbaarheid vau de vaderen te Amsterdam.
Eenige waagden bet zelfs te beweren, dal zijdeeenige
wettige bron vau geestelijke niagl en gezag waren, en
dat gceue inzegening van kraebl was, tenzij die verrigt
ware door de classis van Amsterdam, of ten minste
bare plegtige goedkeuring en bekrachtiging had. Zoo-
danig waren de inzigten der conferentie partij, en /.ij
werden tot 173J door haar volgehouden tegenover
eelteu slechts zeer zwakken wederstand De bestrij-
ders dezer gevoelens, die later den naam van de < tcius
partij ontvingen, bepleitten de noodzakelijkheid van
eene opleiding en inzegening in Amerika, welke,
zooals zij meenden, voor ben even goed waren als die
in bun vaderland. Een hevige twisl was hiervan het
ircvolg.
Fu 173/ ontstond de eerste beweging. De pre-
dikanten (f. Dubois, Haeghoort, R. Freeman, van
Santford en Cnrtenius stelden voor om eene verga-
dering in te stellen , die de kerkelijke zaken zoude
conferentie!), en iiicl meer dan één voor elke vijl\', die
of door stemming <>f door hnnnen onderdom /ouden
gekozen worden; te gelijker tijd werd de inagt van
deze gedelegeerde conferentie dooi- constitutioncele
bepalingen beperkt. [)c eerste gedelegeerde confe-
rentie kwam te Nieuw-York in liet jaar 1 SI2 bijeen.
Eene zeer belangrijke afscheiding van de Methodis-
tiselie Episcopale kerk van Amerika bad er in 1830
plaats, die gegrond was op de twee grootebeginselen
vau vertegenwoordiging door leeken en gelijkheid in
het leeraarsambt. Deze maken dan ook de voornaamste
kenmerken uit van bet ligchaani, dat zieb onder den
naam van de Methodistische Protestantschc kerkafgc-
scheiden beeft. De algemecue conferentie van deze
afdeeling der Methodisten komi om de vier jaren bij-
een, en bestaat uit een gelijk aantal geestelijken en
i leeken. Dit ligchaani bezit, als hel vergaderd is, ouder
zekere bepalingen de magt, om die regelingen eiischik-
kingen te maken, welke noodig knnnen zijn om de
wetten van Christus ten uitvoer te bremzen: om de
vergoeding en de pligten van de rondreizende leeraars
en predikanten te bepalen, en de toelage aan hunne
vrouwen, weduwen en kinderen: om wegen en mid-
delen te beramen om fondsen ie verkrijgen, en om de
grenzen van de jaarlijksehc conferentie-districten te
bepalen en ie regelen. Behalve de algeincenc vier-
jaarlijksche conferentiën zijn er jaarlijksche en zelfs
drie-maandelijksche conferentiën.
Eene andere afscheiding van de Methodistische
Episcopaalsche kerk vau Amerika had er iu 1801
plaats, welke gegrond was op eene afkeuring van de
Episcopaalsche wijze van kerkbestuur. Aldus ontstond
de Hervormde Methodistische kerk. (ielijk de andere
Methodistische kerken heeft zij jaarlijksche confereit-
ticn in de verschillende districten. Nog eene andere
afscheiding, die zich de ware WcsleyschcMethodist i-
sebe kerk noemt, bad er iu 1 SiS plaats. De grondbe-
ginsclen vau dit ligebaam zijn tegenkanting tegen de
I Episcopaalsche wijze van kerkbestuur, zooals die in
j Amerika onder de Methodisten bestaat, eenbepaalde
I afkeer van de slavernij, zooals die in Amerika gevon-
den wordt, en ook van onmatigheid.
Conferentiën w orden cchterook gevonden in andere
takken van de Christelijke kerk in Amerika, behalve,
de Methodisten. Zoo hebben, onder anderen, de Men-
nonieten geregelde jaarlijksche conferentiën voorde
regeling hunner kerkelijke zaken.
Het is een opmerkelijk feit, dat elke afscheiding,
die van hel Wesleysche Methodismns heeft plaats
gehad, een stelsel van vertegenwoordiging door leeken
-ocr page 567-
5 Ui                                                                        CONFITEOR
i regelen. Deze vergadering noemden zij een ecelu», Men
nam een plan aan, dal naar de kerken werd gezonden
om hare medchulp. Op den 27sl\'" April 17.\'iS, den
dag door de vijf predikanten bepaald om de rapporten
van de kerken te ontvangen, kwam er eene vergade-
ring van predikanten en ouderlingen to Nieuw York
bijeen.
De verschillende rapporten der kerken deden de
vergadering het plan zonder tegenkanting aannemen,
en het werd naar Amsterdam ter bekrachtiging ge-
zonden. Eerst tien jaar daarna ontving de vergadering
een antwoord van de classis van Amsterdam, die hare
volkomene goedkeuring aan het plan gaf, en op den
tweeden Dingsdag van September 17 17 werd de eerste
zanienkomst van den cretus in de stad Nieuw-York
belegd.
Op den bepaalden dag kwamen de afgevaardigden
der kerken in cretus bijeen, en hoewel de moederkerk
hare volkomene goedkeuring aan het plan had ge-
beeld, ontstond er ecu bepaalde tegenstand. De ccetns
partij wcusehte de gchcele onafhankelijkheid van de
kerk van Amsterdam; de conferentie partij wilde de
afhankelijkheid van die kerk behouden. Fn 17\') f kwam
bet plan der coetus partij, om den e(ctus in eene classis
Ie veranderen, tot rijpheid; het werd door ben, die
op de vergadering tegenwoordig waren, met grootc
eenstemmigheid aangenomen. Uit was het begin van
een strijd, die rij/tien jaar mei onverminderde hevig-
heid woedde. De conferentie partij organiseerde zich
in Uöö tot een sterk ligchaam om tegenstand te bie-
deu, en de beide partijen schenen vast besloten om
niet toe te geven. De vrede ttisschen buren werd
verstoord; huisgezinnen werden verdeeld, en kerken
door partijschappen vancengescheurd. De eene partij
sloot de kerken voor de andere. Des Zondags en vóór
de deuren der kerken hadden dikwijls de schandelijkste
tooncelen plaats. Predikanten werden van lijd tot
tijd op den kauscl aangevallen, en somtijds werd de
godsdienstoefening door de gewelddadigheid van het.
gepeupel gestoord en geëindigd. De conferentie partij
ging in deze tooncelen gewoonlijk het hevigst te werk.
Deze partij verzocht nu om den bijstand van de
moederkerk in de Nederlanden. Zij rigtlc in 17 •">."> een
brief over het onderwerp aan de classis van Amster-
dam, en deed dien gevolgd gaan van eene dergelijke
mededcoling in «dk van de drie achtereenvolgende
jaren. De antwoorden hierop waren volstrekt niet
berekend om verzoening en cendragl te bewerken.
De twee partijen waren omstreeks dezen tijd nagenoeg
even sterk. De eietus parlij had hel plan gevormd om
cen seminarium op te rigtcn tot opleiding voor het
leeraarsambt in Amerika, zoodat de kerk onaf hanke-
lijk zou zijn van die in het moederland. Zij had haar
voornemen zelfs medegedeeld aan de classis van Am-
sterdam. Dr. Livingston, die toen in de Nederlanden
studeerde, vestigde zijne aandacht op bet plan, om
eene onafhankelijke kerkelijke inrigting voor Amerika
te maken. Hij keerde in 1770 naar zijn land terug,
en het volgende jaar eene conventie opgeroepen heb-
bende, verkreeg bij de aanstelling eener commissie,
aan welke hij ecu plan voorlegde, dat bij uit de Nc-
dcrlauden had niedegebragt. Dit plan omvatte drie
belangrijke punten: 1. De inwendige schikkingen, het
kerkbestuur en al de gewone magt van ccue classis;
2. De maatregelen, die het best berekend waren om
alle vijandschappen en verdeeldheden te doen op-
houden; 3. liet voeren eener briefwisseling met de
moederkerk in de Nederlanden, liet plan werd door
de commissie, cu daarna door de conventie aangeno-
meu. liet werd vervolgens onderworpen aan de classis
van Amsterdam, die hare volkomene goedkeuring aan
de vereeuiging en aan de aangenomen maatregelen
gaf. De conventie, aldus de toestemming van de moe-
derkerk ontvangen hebbende, nam het plan aan, en
het werd mei de grootste ingenomenheid door elk lid
der bijeenkomst getcekend. Zoo hield gelnkkiglijk
een van die bedroevende 1 wisten op, die zoo dikwijls
den vrede van bijna alle afdcclingen der kerk van
Christus verstoren. Zie NF.ivRRT.ANnsrHE Hervormde
kkrk ix Amerika
CONFITEOR (Lat. U, Mijd), het formulier der
schuldbelijdenis, dat door eiken biechteling in den
biechtstoel moet gebruikt worden, zooals door de
Roomschc kerk voorgeschreven is. Het is van den
volgenden inhoud: •— „Ik belijd voor God almagtig,
de II. Maagd Maria, den H. Michaël, Aartsengel,
den II. Johannes den Dooper, de Heilige Apostelen
Petrus en Fanlus en alle Heiligen, en voorn, vader,
dat ik zeer gezondigd heb met gedachten, woorden
en werken; het is mijne schuld, mijne schuld, mijne
grootste schuld. (Hier maakt de biechteling zijne
zonden iu hare dceleu bekend, eu gaat dan voort.)
Daarom bid ik de II. Maagd Maria, den II. Michaël,
Aartsengel, den H. .lohauues den Dooper, de Heilige
Apostelen Petrus en Paulus en alle Heiligen, en u.
vader, den Heer onzen God voor mij te willen bidden."
Als de schuldbelijdenis op deze wijze geschiedt, is zij
onder het zegel der belijdenis, en mag zij niet door
den priester geopenbaard worden; maar als zij zonder
dit formulier gedaan wordt, is de priester niet verpligt
-ocr page 568-
CONFORMER8 — CONFUCIUS.
CONFORMISTEN
14/
hij voort met van plaats tot plaats te zwerven, en
bezocht hij hoven en paleizen met eene talrijke schaal\'
discipelen, totdat hij, misnoegd over den geriugcu
uitslag, die zijn arbeid als zedelijk en staatkundig her-
vormer vergezelde, in bet afgezonderde leven terug-
keerde, vast besloten om liet overige gedeelte zijner
dagen aan de volmaking van zijn wijsgeerig stelsel te
wijden. Hij werkte het boek der gebruiken Li-ki, een
van de Woe-kingof klassieken, om, voltooide de 1\'a-kwa
of symbolen van Tuh-hi, en bragt aldus den Yih-kiug
voort, een werk dat, zooals men zegt, door de beroeind-
ste wijsgeereu der oudheid zameugestcld, doch door
Confucius voleindigd werd. Na zijn dood maakten zijne
discipelen de Sse-choe, of de vier klassieke boeken,
die, zooals Outzlaif, de geleerde\' zendeling in China,
verklaart, het populairste werk der wereld zijn. en
door meer ïueuscheu gelezen worden dan eenig ander
meuschclijk voortbrengsel. Het laatste werk vau Con-
fuchis was eene geschiedenis van zijn eigen tijd, waarin
hij met de meest mogelijke vrijheid over de regeerders
vau zijn tijd sprak, eu de onderdrukking en ouregt-
v aardigheid van hu ji best uur met zulk eene ïneêdoogeu-
looze hand blootlegde, dal hij ooiblazers en tirannen
deed beven. Dit was het laatste voortbrengsel vau
zijne krachtige pen, want kort nadat hij het voltooid
had, ontdekten zijue laudgenooteu, zooals men zegi,
een eenhoorn in het woud, die, zooals Confucius ver-
klaarde, eeue aanduiding was, dat zijn dood nabij was,
en zijne tranen wegvegen de, riep hij uit : „ Mijn onder-
wijs is ten einde." Zijne voorspelling werd maar al te
zeer vervuld, waut bijna onmiddellijk daarop stierf hij
iu zijn drie en zeventigste levensjaar. Zoo stierf een
vau die weinige beroemde mannen, die sporen van
hun bestaan na zich hebben gelaten, welke, zoo lang
de wereld bestaat, niet uitgewischt kunnen worden.
Confucius, in de hoogste bewondering gehouden ter-
wijl hij leefde, werd na zijn dood als een god vereerd,
en nog heden worden zijne beginselen als axioiuen
geloofd door de verstandigste en geleerdste Chinezen,
niet in één district van het land alleen, maar over het
geheele rijk. Geen wijsgeer, van welke natie ook,
zelfs niet Aristoteles, heeft zulk een langen tijd ecu
zoo grooteu invloed over de, meeniugeu en zeden vau
zulke lallooze menigten meuschen uitgeoefend, line,
de Roomsche zendeling, berigf ons, dat in elke school
eene kleine tafel te zijuer nagedachtenis gevonden
wordt; dat de meesters en leerlingen uederkniclcu
voor dcu vereerden naam van (\'onfucius, aan het begin
en het einde van eiken schooltijd; dal zijn beeld ge-
vonden wordt in alle academiën en plaatsen, waar
haar geheim te houdcii. Aan elk. Rooinsch-Catholick
wordt derhalve vau zijuc prille jeugd af geleerd het
confiteor o[> te zeggen, en zoo, gelijk velen veronder-
stellen, verzekeren zij zich de voortdurende gehcim-
houding vau hunne schuldbekentenis.
CONFORMISTEN of Confohmeus, de naam aan
I die personen iu Engeland gegeven, die zich tijdens
de regering van Karel II. naar het Rituaal der Angli-
eaausche kerk schikten. Op den 24*\'«" Augustus 1662
! werden alleu, die zidks niet deden, van alle kerkelijke
beneficiëii beroofd, liet gevolg was, dat nagenoeg
twee duizend predikanten vau de Kerk van Engeland
op dien dag in de gelederen der Dissenters werden
geworpen, daar de Uniformiteitsacte in werking was
gekomen. De naam Conformisten is nog iu gebruik,
j en wordt gegeven aan hen, die de leer, eercdieusl
] en iurigting der Kerk vau Engeland aannemen, in
tegenstelling met de Non-Conformisten (zie ald.),
die er van afwijken.
CONFUCIUS, een voornaam Chineesch wijsgeer,
wiens geschriften zulk een magligeu invloed over de
gemoederen zijner laudgenooteu hebben uitgeoefend,
dat zijn godsdienstig stelsel of liever zijne zedeleer nog
heden ten dage door de letterkundigen aangenomen
wordt. Hij werd in het jaar 551 v. (\'. inliet vorstendom
Loo, dat uu de provincie Shan-tung is, uit eeue zeer
aanzienlijke familie geboren, die van de oude keizers
afstamde. Zeer jong verloor hij zijn vader, doch door
de goede zorg zijner moeder genoot hij cene zoo goede
opvoeding, als de i ijd slechts veroorloofde. Daar hij
van een leerzamen aard was, bragl hij zijne dagen en
nachten door met lezen en overdenkingen, en vormde
hij voor zich het groot e plan, om eeue hervorming iu
de meeniugeu en zeden zijner landgeuoolen tot stand
te brengen. Trapsgewijze trok hij een vrij groot aantal
leerlingen om zich, die hem bewonderden, en die hij
zorgvuldig onderwees iu de kunst om goed te regeren,
en daardoor vormde hij deugdzame, onpartijdige en bil-
lijke regeerders, die, daar zij zich bij den keizer door
hunne wijsheid en deugdelijkheid aanbevalen, liooge
ambten iu den staat verkregen, welke zij met eer voor
zich zelve en met het grootste voordeel voor hun land
vervulden. Confucius koesterde het denkbeeld, dat
hij de onfeilbare wijze ontdekt had, om cene natie op
eens deugdzaam, vreedzaam en gelukkig te maken.
Van het eeue gedeelte van het groole C\'hiuesche rijk
naar het andere reizende, trachtte hij zijuc beginselen
vau zedeleer en staatkunde te verbreiden , en kreeg
hij ambten niet het eeuige doel om zijne theorie in
praktijk te brengen. Gedurende een lang leven ging
-ocr page 569-
\'t\'lËKS.
i At>                                                                        (\'ii N r
lcitt\'rkundigi\'ii tr zamen komen, en iu zalen, waai\'
examens plaats hebbeu. Al de steden hebben tempels
te zijner eere opgerigt, en meer dau 300,000,000
menscheu noemen hem als mei ééne stem heilig. i)e
afstammelingen van Confucius, die nog /eer talrijk
zijn, deelcu iu de buitengewone eer, die de geheele
(\'liinesehc nat ie bewijst aan hun beroemden voorvader,
want zij maken den eenigen erfelijkeu adel des rijks
uit, en genieten zekere voorregteu, die hun alleen
behooreu.
CONFUCIËRS, de volgelingen vau Confucius.
Daar liet stelsel \\an dezen wijze meer eeue theorie
was vau zede- en staatkundige wijsbegeerte dau eeue
godsdienst, bestaan de Coufuciërs hoofdzakelijk uit
: de geleerde mauneu van China, die, iudeugeesl huns
meesters, alle geestelijke zaken schijnen af Ie zweren.
J tei staatkundige stelsel van den (\'liinesehen wijze is
van een zeer bijzondereu aard, en wel geschikt om het
despotische bestuur vau het llcmclschc rijk te schra-
gi o. De wet des huisgezin» is volgens deze theorie
de algemeene wel. Kinderlijke liefde is de wortel
i aller deugden en de bron van alle onderligt ing. Deze
allerbelangrijkste deugd wordt in drie groote onder-
dceleu verdeeld : I. De zorg en eerbied voorde ouders;
i. Alles wal betrekking heeft op de dienst vau vorst
eu land; 3. liet verkrijgen van de deugden en vau
datgene, wat onze volmaaktheid uitmaakt. De vijf
hoofddeugden zijn, volgeus deze school, weldadigheid,
regtvaardigheid, beleefdheid, wijsheid en waarheids-
liefde, en ten grondslag hiervan ligt de kinderlijke
liefde. Xiet alleen moet men zijne ouders eeren, wan-
neer zij nog jeugdig zijn, maar ook in hunne laatste
i levensjaren moeten zij met eerbied behandeld worden,
in na hun dood tot den rang van goden worden verhe-
ven. De betrekkingen van vader en zoon geven liet
j eerste denkbeeld van vorst en onderdaan, liet is de
kinderlijke liefde, die ons tot gehoorzaamheid aan
onze meerderen en aan hen, die in den siaat gezag
uitoefenen, leidt. Maar terwijl Confucius eerbied aau
ouders en gehoorzaamheid aau regeerders inscherjii,
zag hij, vreemd genoeg, de onderworpenheid, die aan
den Vaderonzer zielen toekomt, over hel hoofd. Niet
dat hij een volkomen stilzwijgen bewaart over liet
bestaan van een Opperwezen; maar een dergelijk he-
ginsel, hoc blijkbaar ook geschikt om op den nicn-
schelijkcn geest te werken, is iu zijn stelsel niet te
vinden. Over de theorie van dil staatkundige stelsel
merkt Gutzlaffaau: „Hel bemiunenswaardige deuk-
beeld van den vader eens huisgezins, waaronder hij
i den souverein-van een land voorstelt, heeft iets zeer
aangenaams in zich. Maar de rcgtcii, die hij een vader
over zijn kind toekent, zijn veel grooter dan die, welke
wij als gepast zouden willen erkennen. De theorie is
echter even uitmuntend, als de praktijk moeijelijk is.
Het is het volkomenste despotismus, dal ooit gevestigd
is. Daar het overeenkwam met de belangen der be-
stuurders, om deze beginselen ingang te doen vinden
en hun stichter te eeren, zijn zij door ecu sterken arm
gehandhaafd. De werken van Confucius zijn gedurende
vele eeuwen de leerboeken op de scholen, de haudboe-
| keu voor academiën. De schooljongen leert ze uit hel
hoofd, de letterkundigen maken ze tot het onderwerp
j hunner geschriften, en de geleerde zoekt zijn hoogste
roem in het uitgeven van ecu sierlijken commentair et-
op. liet is daarom niet te verwonderen, dat alle open-
| bare instellingen en de nationale geest der Chinezen
| door de leer vau Confucius sterk gekleurd zijn. De
onwrikbaarheid van het Chincschc rijk is er door vcr-
/.ekerd, en zoo lang het bewind dezelfde heerschappij
over de gemoederen kan handhaven, zal zijne magt
I iiieJ geschokt worden. Het eeue\' despotismus mag het
indere opvolgen, doch er zal gceue verandering van
maatregelen /.iju; het volk, zoowel als het land, zal
\' hetzelfde blijven, liet volk ineen staat van beschaving
I te houden, die even verwijderd is van barbaarschheid
als vau verlichte beginselen, is het belangrijkste geheim
van het Chinesche despotismus; geene theorie is zoo
goed als die van Confucius berekend, om dit groot e
\' doel te bevorderen; zij leerl het volk zijne pligteu,
: maar maakt nooit melding van zijne regtcn."
In de theorie van het, ontstaan der wereld van Cou-
I fucius wordt een algemeene chaos aangenomen, die
bestond voor den tijd, waarop de hemel en de aarde
j van elkander werden gescheiden, alsmede dat de twee
krachten der natuur trapsgewijze onderscheiden, en
de yin en de yang, of de mannelijke en de vrouwelijke
beginseleu, gevestigd werden. De zuiverder krachten
stegen op en vormden de hemelen, terwijl de ruwere
declen de lagere aarde uitmaakten. De verceniging
van deze twee gaf oorsprong aan de natuur; de hemel
was de vader, de aarde de moeder aller dingen. Med-
hurst, die lange jaren in China doorbragt, beschrijft
dil zonderlinge stelsel der wereldwording aldus; „Het
beginsel van de leer der wereldwording der Chinezen
schijnt gegrond te zijn op een geslachtsstelsel van
het heelal. Wat Linmcus in de planten vond, door-
stroomt, naar het oordeel der Chinezen, de geheele
natuur. De hemel en de aarde, die de grootste voor-
werpen zijn, welke door menschelijke zinnen waargeno- 1
men kunnen worden, worden door hen als de ouders van \'
-ocr page 570-
(OMTCIKKS.
•Vi\'j
alle dingen, ui\'de meerdere en mindere beginselen dus
aanzijus, beschouwd. Deze gaan zij na toteenc uiterste
grens, die iu zich de twee krachten vereenigd bezat.
Zij zeggen, dat één twee voortbragt, dat twee vier
schiep, en dat vier tot acht vermeerderde, cu zoo
volgde door natuurlijke vermenigvuldiging het voort-
brengen aller dingen. Aau al die dingen, hetzij levende
of levcnlooze, Leekten zij het denkbeeld van sekse;
alles, wat lichtgevend, hard en stevig is, is van het man-
uelijke geslacht, terwijl alles van eenc tegenovergc-
stelde hoedanigheid vrouwelijk is. üctallcu worden
ook zoo verdeeld, en elk oneven getal wordl onder het
eerste, en elk even getal onder het laatste geslacht ge-
rangschikt. Deze theorie der seksen werd ook door
de oude Egyptcnaren aangenomen, en komt voor in
eenige van de fragmentenaan Orpheustoegeschreven,
terwijl de leer der getallen door de school van C\'oufu-
cius onderwezen, eenigermate op de ecuheid en twee-
heid van l\'ythagoras gelijkt, die sommigen als den
oorsprong der wereld hebben beschouwd."
I)c leer der wereldwording van Confueius haagt
uaauw zamen mei hel stelsel van diagrammen der
Chinezen. Deze diagrammen bestaan uit een magisch
vierkant, waarin de cijfers zoodanig gerangschikt zijn,
dat de sommen van elke rij, in welke rigting ook ge-
nomen, gelijk zijn. i)e vorm kan aldus voorgesteld
worden: —
en door het getal lti, 777, 210, de vier en twintigste
niagt van twee, verbeelden zij zich, dat de eigenschap-
pen van elk wezen, zijne beweging, rust en onderlinge
werking beschreven worden. Van daar het geloof der
Confuciërs aan bovenzinnelijke getallen als den grond-
slag van hunne theorie der wereldwording, en het ge-
bruik dezer getallen door Chineschc waarzeggers, om
hel noodlot van menscheu te berekenen. Het geheel
is duidelijk cen stelsel van materialismus, cu de oor-
sprong en de aanhoudende werking er van moeten, naar
hun iuzigt, in cen beginsel van orde gezocht worden.
Zij geloovcu aan eeue soort van stoffelijke drieëenheid,
hemel, aarde en mensch genaamd, terwijl in dit geval
door mensch alleen de wijzen bedoeld worden. De
hemel en de aarde, zeggen zij, bragten meuschelijke
wezens voort, en de wijzen helpen, door het geven
van onderwijs, de natuur in het bestuur der wereld.
Van deze wijzen is Confueius zeil\' de verhevenstc,
die met de krachten der natuur op gelijke lijn is ge-
plaatst, en werkelijk in ecu god veranderd is. Zij
bewijzen hem zelfs goddelijke eer, daar er ongeveer
1,500 tempels zijn, die aanzijne vereer ing zijn gewijd;
en bij de lente- en herfstofferandeu worden hem zes
vaarsen, \'27,000 zwijnen, 5,800 schapen, 2,S00 herten
en 27,000 konijen gebragt, hetgeen een aantal van
02,000 dieren uitmaakt, die elk jaar aan de schimmen
van Confueius worden geofferd, behalve 27,000 stuk-
ken zijde; alles wordt door het gouvernement gegeven.
Hieronder zijn natuurlijk de talrijke offeranden van
afzonderlijke personen niet begrepen.
De volgelingen van Confueius in China gcloovcn
aan demons en geesten, aan elk van welke de zorg en
het bestuur over eenc bijzondere dynastie of koning-
rijk, ecu bijzonder element of afdeeling der natuur
aangewezen zijn, terwijl de vier boeken van het buis,
met den winkel, de huiskamer en de keukeu onder
den invloed van ecne beschermende godheid staan.
En wat de leer der wedervergelding aangaat, gcloovcn
zij, dat de deugd hare belooning, en de ondeugd hare
straf ontvangt, doch alleen in de tegenwoordige we-
reld, en als de goede of slechte gevolgen niet gcdu-
rende herteven ondergaan worden, zullen zij overgaan
op de kindereu of kleinkinderen. Op deze wijze ont-
wijken zij geheel en al de noodzakelijkheid van een
tockoinstigen staat van vergelding. Twee grootc
elementen ontbreken derhalve iu het stelsel van den
Chineschen wijze, namelijk, hel bestaan van een God
en de leer van een toekomstig leven aan gene zijde
van hel graf.
Daar hel onderwijs van f\'onfticius van een door cu
4 j y
3 I 5          7
8          10
In dit vierkant stelt elk oneven getal den hemel of
het hoogere beginsel voor, en elk even getal de aarde
of het mindere beginsel. Als de oneven getallen op-
geteld worden, bedragen zij 25, en de even getallen,
met het getal tien, de almagtige kracht, die de stof
behecrsehl, \'S0, en door dit aantal van 55 gcloovcn
de Confuciërs, dat al de veranderingen volbragtwor-
den en de geesten handelen.
Een ander gedeelte van de theorie der zamenstelling
van het heelal is even zonderling. De hemel, de aarde
en de mcnseli worden beschouwd als de eerste werkers,
elk hunner wordt beschreven door drie lijnen, waarvan
ceuigc geheel, andere gebroken zijn, zoodat zij acht
verschillende verbindingen kunnen vormen. T)il aan-
tal met zich zelf vermenigvuldigd geeft fi t, en hierdoor
-ocr page 571-
550 CONGR. (CONSISTORIALE) — (JONG
door materiëeleu aard was, was liet zoo iugerigl, dal
Let het hoogste belang hechtte aan eene reeks van
uitwendige regelingen, <lie noodzakelijk werden gc-
oonlecld om hel decorum en de goede orde van de
maatschappij te verzekeren. Om dit doel te bereiken
werkte Confucius den Li-ki, een werk over de gebrui-
keu in zes deelen, om. Dit is liet uitgebreidste werk,
I dat hij aan de nakomelingschap heeft nagelaten, en
wijst de etiquette, degebruiken en ceremoniën ouder
alle omstandigheden en voor alle toestanden des levens
< aan. Dit voortbrengsel werd in zulk eene groote eer
gehouden, dat drie en veertig beroemde schrijvers
coinmentarieu en verklarende verhandelingen over
den Li-ki inliet licht gaven, en opdat geene gebruiken
weggelaten zouden worden, werd de Chow-li, een
ander werk over hetzelfde onderwerp, dat uit dertig
boekdeelen bestaat, er aan toegevoegd. „Van al de
boeken," zegt Gutzlan", „die over de gebruiken hau-
delen, zou men eene zeer groote bibliotheek kunnen
oprigfen, en dus de onschatbare keunis verkrijgen
van eten, drinken, slapen, treuren, sluau, weenen en
lagchen volgens den regel, en alzoo een volmaakte
Coufueiaauschc ledepop worden."
Kort nadat het staat- en zcdekundig stelsel van
den Chineschen wijsgeer was verbreid, bragt het,
| hoewel sterk ondersteund door beu, die het omhelsd
hadden, aan de maatschappij zoo weinig voordeel aan,
dat hetgevaarliep zijne achting geheel te verliezen. Ju
denloop van twee eeuweuna den dood van deszelfsstich-
ter, verrees de leer van Confucius echter niet nieuwe
kracht, door de ijverige pogingen vanMang-tsze of
Mcncius, die het rijk van het eene einde naar het an
dcre doortrok, en de leer van zijn vereerden meester
predikte. Zijne pogingen werden met een uitstekenden
uitslag bekroond. Hij werd gevolgd door eeuc talrijke
schaar van discipelen, en hoewel hij weinig voegde
bij de leerstelliugen van Confucius, plaatste hij ze in
ecu nieuw licht, eu paste hij ze op bekwame en kraeli-
tigc wijze toe. Het stelsel, hoewel op ecnige zeer voor-
name punten onvolledig, is, hetzij men het alseenstel-
sel van zedekundige of van staatkundige wijsbegeerte
beschouwt, tol op den huidigeu dag in China staande
gebleven. De aanhangers er van worden over het
algemeen als materialisten eu atheïsten aangemerkt,
hoewel zij zich, voor liet grootste getal, naar de ufgo-
dcrij van het volk schikken.
CONGREGATIE (Consistoriale), ingesteld door
| paus Sixtus Y., om de meer moegelijke zaken betref-
| feude de beneficiën in orde te brengen, die later in
bei Consistorie (zie ald.) in tegenwoordigheid van
!. V. II. ONDERZOEK V. BISSCHOPPEN.
den paus moeten besproken worden. De kardinaal-
diaken is, als hij te Home woont, president van deze
congregatie, eu als hij afwezig is, kan de paus elk lid
van het Apostolisch collegie benoemen, o in president
ad interim te zijn. Deze congregatie is zamcugesteld
uit verscheidene kardinalen, en uit ecnige prelaten
en priesters, die door den paus verkozen worden. De
zaken, die gewoonlijk voor haar gebragt worden,
betreffen het oprigteu van nieuwe aartsbisdommen
eu hoofdkerken, het vereenigen cu het opheffen van j
bisdommen eu coadjutoraten, en de belastingen en
uiuaten van alle bencficiën, waarop de paus regt heeft.
CONGREGATIE VAX BISSCHOPPEN EN RE-
GULIEREN. Sixtus V. vereenigde, in het begin van
zijn pausschap, twee congregatiën onder dezen naam.
Zij is zamcugesteld uit een zeker aantal kardinalen, I
door den paus bepaald, cu uit een prelaat, die als
secretaris dienst doet cu zes schrijvers onder zich heeft.
Deze congregatie heeft de magt om alle twisten te
beslechten, die ouder de bisschoppen eu de regulieren
van verschillende kloosterorden tnogten ontstaan. De
kardinalen van deze vergadering zijn verpligl om
hunne meeuiug kenbaar te maken, als zulks uoodig
is, aan alle bisschoppen, abten, prelaten en voogden
van kerken of kloosters, die zich tot hen wenden. De
schrijvers en secretaris van deze congregatie worden
onderhouden op kosten der apostolische kamer, daar
zij haar raad en haar gevoelen in alle gevallen gratis
geeft.
CONGREGATIE VOOB HET ONDERZOEK
VAN BISSCHOPPEN, ingesteld door Grego-
rius XIV., ten einde diegenen te onderzoeken, die
tot bisschoppen worden benoemd. Zij is zamenge-
steld uit acht kardinalen, zes prelaten, tien gcestc- ■
lijken van verschillende orden, zoowel wereldlijke als :
reguliere, van welke eenige doctors in het canonieke
regt moeten zijn. Deze examinatoren worden door den j
paus verkozen, die hen in zijn palcis vergadert, als de
noodzakelijkheid zulks vereisebt. Alle Italiaansche :
bisschoppen zijn verpligl om zich aan dit onderzoek te
onderwerpen, alvorens zij gewijd worden, en te dien
einde knielen zij op ecu kussen voor de voeten van
den paus neder, terwijl de examinatoren in de rondte
staan, eu hun zulke vragen over theologie en canoniek
iigl doen, als zij geschikt achten; nieii verwacht van
de candidaten, dat zij gepaste antwoorden op deze
vragen zullen gevon. Als het onderzoek \\ oldoeude
bevonden wordt, geeft de paus bevel, dat hunne namen
aan den secretaris worden opgegeven, die zciu ecu
register inschrijft, en een uittreksel wordt aan elk der j
-ocr page 572-
CONGK. V. II. VERBUJF VAN BISSCHOPPEN CONGR. \\. I). H. OFFICIE.
,51
candidaten overhandigd, waarvan hij gebruik mag
maken, in geval hij naar ecu ander bisdom wordt ver-
plaatst, of tot eene hoogere waardigheid in de kerk
wordt verheven, terwijl later geen verder onderzoek
van hem geeischt wordt. Zij, die den kardinaalshoed
verwerven, alvorens zij tot bisschoppen worden be-
noemd, zijn vrij van dit onderzoek, om hun het regt
te geven om bezit te nemen van een bisschopsstoel of
patriarchaat, of zelfs om tot het pausschap te worden
verheven. Alle zoons van broeders van kardinalen
zijn er ook van vrijgesteld.
CONGREGATIE VOOR HET VERBLIJF VAN
BISSCHOPPEN. Deze congregatie, waarvan de
vicaris-goueraal van den paus voorzitter is, heeft de
magt om kennis te nemen van het verblijf van alle
bisschoppen en abten in Italië, en hen te noodzaken
om iu hunne diocesen te wonen, of hen daarvan te
ontheffen, naar mate de omstandigheden inogteu ver-
eischen. Iu deze congregatie zijn drie kardinalen,
drie prelaten en een secretaris. Zij komen bijeen iu
het palcis van den vicaris-generaal bij de weinige
gelegenheden, dat zamenkomsteu noodzakelijk zijn.
Elke bisschop of abt, die verlof wenseht te verkrijgen
om zich om de eene of andere reden te verwijderen,
moet zich tot deze congregatie wenden. Indien een
bisschop of abt inbreuk maakt op haar bevel, wordt
hij beroofd van al zijne benefieicn, voor zoo lang hij
afwezig is. Indien hij weigert op bevel van deze cou-
gregatie terug te keeren, heeft zij het iu hare magt
om hem van al zijne functién te ontheffen, en hij kan
alleou daarin hersteld worden door den paus of den
vicaris-generaal, met toestemming van de afgevaar-
digden dezer congregatie.
CONGREGATIE VOOR DE ZEDEN VAN
BISSCHOPPEN, ingesteld door [unocentius \\l.,
ten einde zeker te zijn, dat zij. die tot de bisschops-
of eene andere waardigheid in de kerk worden verko-
zen, mannen zijn, die een deugdzaam en geregeld
leven leiden. Deze congregatie is zamengesteld uit
drie kardinalen, twee bisschoppen, vier prelaten en
ecu secretaris, die de auditeur van den paus is. Ilnu
pligt is de certificaten van hel leven en de zeden van
eiken eandidaat voor een bisschopszetel zeer naauw-
keurig te onderzoeken, en zorg Ie dragen, dat zijn
gchcelc gedrag zonder blaam zij.
CONGREGATIE VOOR HET BOUWEN VAN
KERKEN, ingesteld door dennens VIII., voorname-
iijk 0111 bet toezigt te houden over het bouwen van de
St. Pieterskerk te Rome. Zij is echter ook dikwijls
gebezigd bij het bouwen van audere kerken te Rome.
Deze congregatie bestaat uit acid kardinalen en vier
prelaten, bijgestaan door den auditeur en schatbe-
waarder van de Apostolische kamer, een auditeur van
de Rota, een rentmeester, een fiskaal, een secretaris
en ecnigc procureurs. Elke maand worden ertweever-
gadcringen gehouden iu het palcis van den oudsten
kardinaal der congregatie. Behalve dat zij het toe-
zigt heeft over herstellingen of verbeteringen van de
St. Pieterskerk, heeft zij de magt om onderzoek te
doen naar de testamenten van hen, die sommen voor
vrome doeleinden hebben nagelaten.
CONGREGATIE VOOR DE DECRETEN VAN
TRENTE. Bij het einde der zittingen van het concilie
van Trentc iu de zestiende eeuw stelde paus Pius IV.
zekere kardinalen aau, die bij de beraadslagingen
tegenwoordig waren geweest, ten einde hef toezigt Ie
houden over de uitvoering der decreten. Hij bovalten
strengste, dat deze decreten letterlijk iu acht genomen
zouden worden, en verbood alle verklarende aamuer-
kingen. Sixtus V. stelde deze congregatie in, en gaf
haar de magt om alle punten van tucht, maar niet van
leer, te verklaren. Zij komt eenmaal in de week in
het paleis van den oudsten kardinaa I bijeen, onderlid
voorzitterschap van een kardinaal, die door den paus is
aangesteld, en die met het ambt een groot jaargeld onl-
vangt. Het lidmaatschap van deze congregatie wordt als
eene groote eer beschouwd, en daarom vurig begeerd.
CONGREGATIE VAN HET HEILIG OFFICIE,
ingesteld door paus Paulus III., ten einde kennis te
nemen vau ketterijen en die nieuwe meeniugeu, diemet
de leer der Roomschekcrk strijdig niogtenzijn, alsook
van afval, toovcuarij, zwarte kunst en audere soorten
van betooveringen, het wangebruik der sacramenten
en de veroordeeling vau schadelijke boeken. Paulus 1\\ .
vergrootte de voorregten dezer congregatie, en Sixtus
V. vaardigde verscheidene verordeningen uit, die het
heilig officie zoo magtig en vreeselijk maakten, dat de
Italianen van dien tijd verklaarden, dat paus Sixtus
Christus zelvcu niet \\ ergevcn zou. Deze congregatie
bestaat uit twaalf of meer kardinalen, niet ecu aauzicn-
lijk aantal prelaten en geestelijken van verschillende
orden, zoowel wereldlijke als reguliere, die raadslieden
van het heilig ofticic genoemd worden. Bovendien is
er ecu fiskaal met zijn assessor, wiens werkkring
is eeu verslag uit te brengen vau de gevallen, die voor
de congregatie komen. Eens, en somtijds tweemaal
iu de week, wordi er eene bijeenkomst gehouden,
waarbij de paus gewoonlijk tegenwoordig is en voorzit,
terwijl de oudste- kardinaal van het, heilig officie als
secretaris dienst doel. en het zegel der congregatie
-ocr page 573-
:..v» CONGREGATIE VAN DEN INDEX <
onder zijne bewaring hoeft. A11<• handelingen van
dit ligchaain geschieden in hot afgezonderde, en
geheimhouding wordt aan al zijne leden opgelegd.
Alle personen, verdacht van ketterij of andere misda-
den, waarvan deze regtbank kennis neemt, worden in
het paleis van hel heilig ofticic opgesloten, totdat de
vervolging geëindigd is. Als zij niet schuldig bevonden
worden, worden zij weder in vrijheid gesteld, doeh als
het bewezen is, dat zij schuldig zijn, worden zij aan de
wereldlijke autoriteiten overgeleverd, on) naar hunne
misdaad gestraft te worden. Zie Inquisitie.
CONGREGATIE VAN DEN INDEX, door paus
Pius V. ingesteld, ten einde die boeken te onderzoeken
en liet lezen daarvan te verbieden, die in baar oog
schadelijke leerstellingen bevatten. liet concilie van
Treuie, tijdens bet pausschap van Pius [V., sprak een
banvloek uil over al degenen, die verboden boeken
lazen, ofze lazen zonder verlof te vragen en te erlangen.
Om dit deereet van bel concilie ten uitvoer Ie brengen,
werd deze congregatie gevormd, en harcafgevaardig-
deu hebben de magt, om verlof te vcrlecnen om ver-
boden boekeu te lezen aan alle leden van de Roomsebe
kerk in elk gedeelte der wereld. De magl dezer eou-
gregatie verschilt daarin van die van bet heilig officie,
dat deze slechts boeken tegen het geloof geschreven
verbiedt, terwijl de eerstgenoemde alle boeken ver-
oordeelt, die zij als nadeelig beschouwt, van welke
soort zij ook zijn mogen. Daarom gebeurt hel dikwijls,
dat werken, die volstrekt geene betrekking hebben
op godsdienst leer of gebruiken, Ie vinden zijn op den
index Vfohibitii*, waaraan van tijd tol tijd toevoegingen
gedaan worden, naar mate de congregatienoodigoor-
deelt. Behalve de kardinalen en den secretaris, die
de congregatie uitmaken, zijn er verscheidene gecste-
lijkeu aan verbonden onderden naam van raadslieden,
wier dienst het is boeken te onderzoeken eu van dal
onderzoek verslag uit Ie brengen, terwijl /.ij geene
stem hebben in de bijeenkomsten der eongregal ie, die
slechts zoo dikwijls worden gebonden, als de noodza-
lijkheid vercisoh*.
(\'OX(i|{EGATIE V<)OK HETOPHEFFEN V AN
KLOOSTERS, door Innocentins X. ingesteld, ten
einde onderzoek Ie doen naar den staat der kloosters,
en die geheel en al op te heffen, welke lastig zijn voor
hel algemeen, of met andere kloosters te vereenigen,
die meer rijkdom mogten bezitten, dan zij noodig heb-
ben. Deze congregatie is zameugestcld uit acht kar-
dinalen en een aantal monniken, ilie lol alle orden
behooren.
(\'<i\\(iHK.(i.\\TIE VOOR DEPLEGTIGHEDEN
XGKKGATIK DE l\'IIOl\'AtiAXDA KIDK.
OF CEREMONIËN, ingesteld door t-ii\\tus \\ .. teil
einde de ceremoniën van de nieuwe diensten der bei-
ligen. die van tijd tot tijd aan den Roomschen kalender
worden toegevoegd , te regelen. Deze congregatie
beeft de magt om de rubrieken van het Missaal en
Brevier uit te leggen, als er eenigc moeijelijkheden
mogten ontslaan, of als iemand aangaande zulke on-
derwerpen voorlichting begeert. Zij heeft ook de magt
om een vonnis uit te spreken, waarvan geen beroep
is, over alle twisten, die belrekking hebben op den
voorrang van kerken. Zij is samengesteld uit ach!
kardinalen en een secretaris. Twee ceremoniemeesters
van den paus worden ook inde congregatie toegelaten.
Hare bijeenkomsten worden eenmaal in de maand ge-
houdeii, of meermalen, wanneer zulks vercischl wordt.
Als een heilige gecanoniseerd zal worden, zijn de drie
ouden- auditeurs van de Uota in deze vergadering
tegenwoordig als personen, die verondersteld worden
in het canonieke regl ervaren te, zijn, benevens een
medehelpcude apostolische prolonotarisen de opziener
van hel geloof, die gewoonlijk de advocaat-liseaal van
de apostolische kamer is. Verscheidene raadslieden
worden ook toegelaten, die geestelijken en monniken
van verschillende orden zijn, onder welke zich de
grootmeester van bel paleis en de prefect van de
sakrislij des pausen bevinden. Al deze assistenten mei
de afgevaardigden dezer congregatie, die aanhoudend
dienst doen, onderzoeken de aanspraken op canonisa-
tie, die ten gunste van iemand worden aangevoerd.
Deze bewijzen zijn martelaarschap, onbetwiste won-
deren , getuigenissen van een deugdzaam leven en
heroïsche deugden.
CONGREGATIE DE PROPAGANDA FIDK,
ingesteld door Gregorius XV. in 1622, tol ondersten-
uing en voortplanting van de lïoomschc godsdienst
in alle deeleu der wereld. Zij bestond oorspronkelijk
uit dertien kardinalen, twee priesters eu één monnik,
beuevens een secretaris. Het aantal kardinalen, die
deze congregatie uitmaken, werd lal er vermeerderd tot
achttien, waarbij nog eenigc andere amhtsbekleeders
gevoegd werden, onder welke één pauselijke secretaris,
één apostolische protonotaris, één referendaris en één
van de assessoren van het heilig ofticic. Deze congre-
gatic komt op den eersten Maandag \\au elke maand
in tegenwoordigheid van den paus bijeen, en houdt
bovendien elke week verscheidene gewone bijeenkom-
sten, ten einde te raadplegen over de beste wijzen om
de zaak der lioomsehe godsdienst over de geheide
wereld te bevorderen. Zie (\'01,1,1:1.ik. uk PitnPAOANn*
l\'llll..
-ocr page 574-
CONGREGATIE VOOR DE RKTJQÏÏIEN — CONGREGATIONALISTEN.
,:,:;
CONGREGATIE VOOR DE RELIQUIËN, ingc-
stcld om liet toczigtle houden over reliquiën van oude
martelaars, die dikwijls gevonden worden incatacom-
ben en audere ondcraardsche plaatsen in en om Rome.
Deze congregatie bestaat uit zes kardinalen en vier
prelaten, onder welke de kardinaal-vicaris en de prc-
fcct van de sakristij des pausen zich bevinden. Er zijn
zekere kenteekenen, waardoor, zoo als men zegt, ware
van valselie reliquiën te onderscheiden zijn, en na cenc
zorgvuldige beraadslaging over al de omstandigheden
der zaak worden de stemmen van de leden dereougre-
gatie opgenomen, en zoo de teekenen van de reliquiën
door de meerderheid voor echt worden verklaard,
maakt de president bekend, dat de reliquicin kwestie
de vereering der geloovigcn verdient. Hij geeft er nu
een naam aan, dien hij gepast oordeelt, en overhandig!
de reliquië aan den vicaris en den sakristijn van den
paus, die gedeelten van den kostbaren schat aan die
geloovigen geven, die wonschen ze Ie bezitten, /ie
Remquiisx.
CONGREGATIE VOOR ÜE VRIJDOMMEN,
door Urbanus VITl. ingesteld, ten einde de twisten
te voorkomen, die dikwijls tusschen de burgerlijke en
de kerkelijke magt overliet verhoor van geestelijken
voor misdaden voorkomen. Deze congregatie is za-
mengesteld uit verscheidene kardinalen, die door den
paus worden benoemd. Zij hebbeu ook een auditeur
van de Rota, een klerk der kamer en verscheidene
prelaten en referendarissen, een \\ au welke de secretaris
der congregatie is. Dit hol\' neemt kennis van alle gees-
tclijke vrijdommen en vrijstellingen. Hel wordt weke-
lijks eenmaal iu hel paleis van den kardinaal-deken
gehouden. Alvorens Urbanus VIII. deze congregatie
instelde, berustte de kennisneming van geestelijke
vrijdommen bij de Congregatie van Bisschoppen
es Regulieren (zie ald.).
CONGREGATIONALISTEN, .ene groote en
bloeijende sectc van Christenen in Brittanjc en Ame-
rika, wier groot beginsel de sehrift matige inrigtiug
eeuer Christelijke kerk betreft. Deze secte, ook die
der Independenten geheeten, verwerp! de Episco-
paalsche en de Preshyteriaanseho vormen van kerk-
bestuur. Naar de meening der Congregationalisten is
elke vereeniging van geloovigen, die overeenkomen
om te zameu in het geloof en de voorschriften van het
evangelie f e wandelen, eene volledige kerk , die in zieh
de magt heeft om de wijze van bestuur en inrigtiug in
te stellen,en onafhankelijk is van alle audere eongre-
galicn, daar zij voor al hare daden sleehls verantwoor-
dclijk is aan het groote Ifoofd der kerk. Een ander
kenmerkend beginsel, hetwelk men kan beschouwen
als voort Ie komen uit dal, waarvan wij juist melding
hebben gemaakt, is, dal, hel geheele bestuur hij de
vergadering der geloovigcn berust. Op deze twee
beginselen, als zij beschouwd kunnen worden als van
elkander onderscheiden, rust hel geheele stelsel der
Congregationalisten. De woorden kerk en congregatie
beschouwt dit ligchaam derhalve als van gelijke be-
teekenis. Daarom wordt kerk, als het in de Sehrifl
wordl gebruikt, door de Congregationalisten be-
sehouwd als in geeiicn decle van toepassing op eene
verzamel ing van afzonderlijke vercenigingen; zij ince-
ucn. dat, wanneer er van meer dan éénc zoodanige
vergadering sprake is, hel meervoud herken steeds
gebruikt wordt. Zij geloovcu, dal ile kerk uit ware
geloovigcn zaraeugesteld i.-., daarom wordt de meest
mogelijke stiptheid bij hel toelaten van leden in achl
genomen. Er zijn bewijzen noodig, overhel voldoende
waarvan de kerk oordeelt, niet alleen van eencgeloof-
waardige belijdenis van het Christendom, zooals in
EpiscopaaNelic en l\'resbylcriaaiischc kerken, maar
van eene zaligmakende werking van de Goddelijke
genade in de ziel. Elke kerk, zoo ingerigt, heeft de
magt om hare eigene auibtsbekleedcrs (e verkiezen,
om hare eigene leden aan Ie nemen, te verwerpen of
Ie verbannen, en bare eigene fondsen te ligteu en te
best uren. In alle zaken, die onder hel bestuurder kerk
komen, heeft elk lid eene slem, dat is, elk mannelijk
lid, hoewel iu sommige kerken der Congregationa-
listeu ook vrouwelijke leden beschouwd worden als
in dit opzigt met mannen op gelijken voet Ie staan.
Alle magt berust bij de gezamenlijke leden der kerk,
daar de auibtsbekleedcrs en leden, wat hel regt van
bestuur aangaat, op gelijken \\oet slaan, en van de
beslissing van elke afzonderlijke kerk is geen beroep.
De Congregationalisten beweren, dat de Schrift
niet meer dan twee soorten van kerkelijke ambtsbe-
klcederstoestaat, namelijk bisschoppen of herders om
Ie zorgen voor de geestelijke zaken, cu diakenen 0111
de tijdelijke zaken der kerk te besturen, liet is aan
elke kerk geheel en al overgelaten om één of meer
herders te verkiezen, daar er in het Nieuwe Testament,
zooals zij mcenen, geene bepalingen aangaande hun
aantal gemaakt zijn. Alles wat, naar hun inzigt, uoo-
dig is om eene gezonde aanspraak op het dienstwerk
te maken, is eenvoudig eene uitnoodiging door eene
afzonderlijke kerk gedaan, om hel herderswerk over
haar aan (e nemen, en alleen het aannemen van zulk
eene uitnoodiging geeft de magt om te prediken en de
sacramenten te bedienen. Maar nadat deze verkiezing
70
-ocr page 575-
CONGREGATJONAMSTEN.
554
en uitnoodiging gedaan eu aangenomen is, liecft er
eene bevestiging van den nieuw verkozen herder plaats,
die door de leeraren van de naburige kerken geschiedt.
Hel is derhalve duidelijk, dat de magt van een herder
uitsluitend voortkomt uit de verkiezing door de kerk,
en dat de verkiezing niet beperkt is tot eene bijzou-
dere klasse van meuschen, daar ieder verkiesbaar is
voor liet ambt van herder, dien de afzonderlijke kerk
geschikt oordeelt om haar te stichten. Terwijl dit
de theorie is van het Cougregationalisraus, worden
leeraars, die eene geregelde opleid ing hebben genot en,
door dit ligehaam van veel belang beschouwd, en dien
ten gevolge zijn bijna al hunne predikanten opgevoed
aan de academiën en eollegiéu, die voor de beoefening
der theologie opgerigt zijn.
Op het eerste gezigl zou hel schijnen, dat de onaf-
hankelijkheid der kerken onderling verhinderde, dat
zij met elkander werkten tol bevordering van het rijk
des Verlossers. Praktisch is het echter geheel anders.
De magt om zich zelve te besturen berust bij elke
afzonderlijke kerk; ook zijn de kerken niet verbonden
door eene onderteekeniug van geloofsformulieren,
artikelen of belijdenissen van menschcu, en toch ziet
men de aangenaamste ecn\\ ormighcid in de kerken der
Congregationalisten, zoowel wat leer als gebruiken
aangaat. Dit is misschien voortgekomen uil de vrij-
willige vergaderingen voor broederlijke gemeenschap
en broederlijken raad, die gewoonlijk door de herders
der kerken van een graafschap worden gehouden.
Zulke vergaderingen, synoden of vereenigingen We-
schouwende Congregationalisten niet als onwettig, als
haar niet eeue kerkelijke magt wordt gegeven, of een
toezigl over de kerken wordt toevertrouwd, om hare
besluitcuaan de kerken of waardigheidsbekleders op ;
te leggen. Dal was het beginsel door de Indcpcudentcu
iu 1658 reeds beleden, en in denzelfden geest werd
de Congregationale vereeniging van Engeland en
Wallis in 1831 ingesteld. Zoo worden Christelijke
sympathie en zamenwerking ouder de kerken verzc- ,
kerd, zouder de kwalen eu nadeden, zooals zij geloo- |
ven, die uit ceuc gedwongen schikking voortvloeijen.
De volgende beginselen van kerkorde en kerktucht
worden door de Cougrcgatioualistcu van Engeland
en \\\\ allis beleden, en zijn te vinden iu eene Verklaring
van hel Geloof, de Orde en de Tucht, die door de
Congregationale Vereeniging in 1833 in het licht
gegeven is:
„1. De Congregationale kerken gelooven, dat hel
de wil van Christus is, dat ware geloovigeu vrijwillig
Ie zanicu komen om godsdienstige inzcltingeii iu acht i
te nemen, om wederzijdsche stichting en
84
heiligheid te
bevorderen, om hel Evangelie op de wereld te doen
voortduren en voort te planten, en om de glorie eu
vercering van God door Jezus Christus te bevorderen;
en dat elke vereeniging van geloovigeu, die bij hare
formatie deze plannen ten doel heeft, eene Christelijke
kerk is.
.tl. Zij gelooven, dat het Nieuwe Testament, hetzij
in den vorm van ceue uitdrukkelijke vcrordcuing, of
iu het voorbeeld en het gebruik der Apostelen en
Apostolische kerken, alle geloofsartikelen bevat, die
geloofd moeten worden, en alle beginselen van orde
en tucht, die noodig zijn om Cliristen-vereeuigiugcu
daar te stellen eu te besturen, en dat meuschelijkc
overleveringen, kerkvaders en concilién, canons en
geloofsbelijdenissen geen gezag hebben over het ge-
loof eu de gebruiken van Christenen.
„III. Zij erkennen Christus als het cenige Hoofd
der kerk, en de ambtsbekleeders van elke kerk onder
Hem als gewijd, om Zijne wetten onpartijdig op allen
toe te passen; en hun eeuig beroep in alle kwestiën
betreffende hun godsdienstig geloof en hunne gebrui-
ken is op de Heilige Schriften.
„IV. Zij gelooven, dat het Nieuwe Testament elke
Christelijke kerk het regt geeft om hare eigene ambts-
beklecderste benoemen, al hare eigene zaken te rege-
leu, onafhankelijk te zijn van alle gezag eu ook aan
geen gezag verantwoordelijk te zijn, behalve aan dat
van het Hoogste en Goddelijke Hoofd der kerk, deu
Heer Jezus Christus.
„V. Zij gelooven, dat de eenige opzieners, diedoor
de Apostelen over afzonderlijke kerken geplaatst zijn,
de bisschoppen of herders eu de diakenen zijn, terwijl
het aantal van deze afhangt van het aantal leden der
kerk; en dat aan deze, als de opzieners der kerk,
respectievelijk het bestuur over hare geestelijke eu
tijdelijke belangen is opgedragen, evenwel onderwor-
pen aan de goedkeuring der kerk.
..VI. Zij gelooven, dat geeuc personen als leden
van Christelijke kerken aaugeuomeu moeten worden,
dan die, welke eene geloofwaardige belijdenis afleggen
van liet Christelijk geloof, volgeus de voorschriften
daarvan leven, en eene gereedheid betuigen oin zich
\'iau deszelfs tucht te onderwerpen; en dat niemand
uitgesloten moet worden van de gemeenschap der kerk,
behalve zij, die het geloof van Christus loochenen,
Zijne wetten schenden, of weigeren zich te onderwer-
pen aan de tucht, die hel Woord van God oplegt.
„ Vil. Zij gelooven, dat de magt om iemand loela-
ting tol eene Christelijke kerk te verleenen en daarui1
-ocr page 576-
CONGREGATIONAUSTES.
355
te kecren, bij de kerk zelve berust, en slechts door de
tusschcukomst harcr eigene opzieners uitgeoefend
moet worden.
„VIII. Zij gelooven, dat Christelijke kerken gere-
geld moeten zauieukomeu om openbare godsdienst-
oefeningen te houden, om bet avondmaal te vieren en
i oin den eersten dag der weck te heiligen.
„IX. Zij gelooven, dat de magt van eeue Christe-
lijke kerk zuiver geestelijk is, en in gceueu de.ele
bedorven moet worden door vereeniging met de tijde-
lijke of burgerlijke magt.
„X. Zij gelooven, dat hel de pligt \\au Christelijke
kerken is om met elkander gemeenscha)) te houden, om
| eeue groole genegenheid voor elkander te koesteren
1 als leden van hetzelfde ligchaam, en om zamen te wer-
keu tot de bevordering van liet Christendom; maar dat
gecne kerk, noch vereeniging van kerken, eenig meer-
derregt of meerdere magt heeft, om zich te mengen in
het geloof of de inrigtiug van eene andere kerk, dan
om zich aftescheiden van dezulken, die, in geloof of in
gebruiken, van het Evangelie van Christus afwijken.
„XI. Zij gelooven, dathet het regteu de pligl is van
elke kerk, om die harer leden, die door den Heiligen
I Geest in staat schijnen gesteld om het leeraars werk
j te verrigten, daartoe op te roepen; en dat Christelijke
: kerken gezamenlijk het behouden van de Christelijke
bediening in een voldoenden graad van geleerdheid
als eene harer bijzondere zorgen moeten beschouwen,
opdat de zaak des Evangelies niet eere staande ge-
houden en aanhoudend bevorderd kunne worden.
„XII. Zij gelooven, dat kerkopzieners, hetzij bis-
; schoppen of diakenen, door de vrije stemming der kerk
1 gekozen moeten worden, doch dat hunne wijding
tot de pligtcn van hun ambt met een bijzonder gebod
, en door eene plcglige aanwijzing dier pligten plaats
\' moet hebben, waarbij de meeste kerken de oplegging
! der handen voegen door hen, die. reeds liet dienstwerk
vervullen.
„XIII. Zij gelooven, dal de broederzin van elke
Christelijke kerk zoo groot moet zijn, dat tot de ge-
1 meenschap in het avondmaal al degenen worden toe-
gelaten, wier geloof en vroomheid over het algemeen
buiten twijfel zijn, hoewel zij in punten van minder
belang in gemoede verschillen; eu dat dit uiterlijke
teeken van broederschap iu Christus even uitgebreid
als de broederschap zelve moet zijn, hoewel zonder
eeuige toegevingen te bevatten, die het geweten voor
zondig zou houden."
Over het algemeen wordt Robert Urown.de stichter
| van de seete der Bkownisten (zie ald.), die in 1 583
, eene kerk in Engeland organiseerde, voor den grond-
i vester van de secte der Congregationalistcn gehou-
deu. Het is echter niet onwaarschijnlijk, dat reeds
j vroeger kerken volgens het Congregat ionale beginsel
; iu Engeland bestonden. Urown had, behalve zijne
andere (\'ongrcgatioualc beginselen, ook dit, dat hij
de opperuiagt van de kouiugiu over de kerk ont-
\' kende, en de heerscheude kerk voor eene onschrift-
| matige verklaarde. Om zijne iiiceuingeii meer te
■ verbreiden, gaf hij eene reeks van verhandelingen in
1 liet licht, die zijne beginselen verklaarden. Deze
1 werden wijd en zijd verspreid, tot groot misnoegen
j van het gouvernement, dat verscheidene personen ter
i dood bragt, om hetgeen het als eene onvergeeflijke
I misdaad beschouwde, de ontkenning van hei opper-
! gezag der koningin. In Engeland vervolgd, namen
velen, die de beginselen der Independent™ waren
toegedaan, de wijk naar de Nederlanden, waar zij te
Amsterdam, te Leyden en iu andere steden Cougrega-
i ionale kerken stichtten, die meer dan honderd jaar
bloeiden. Sir Walier Raleigh schatte in 1 5\'Ji liet
aantal Browuisten in Engeland op twintig duizend.
In den tijd van Cromwell namen zij den naam van
Tndcpeudcuteu aan, waarschijnlijk om de bijzonder-
beid, die hunne kerken van alle heerscheude kerken
\' onderscheidde, dat zij onafhankelijk (independent)
waren van alle tusseheukomst of bestuur van buiten.
De vergadering van godgeleerden, die in lüt:! te
Westmiuster bijeenkwam, telde vijf dn- voornaamste
leeraren van de Indepeiidenteu onder hare leden.
Hoewel /.ij mannen van gewigl en invloed waren in
hunne eigene seete, waren deze vijf andersdenkende
broederen, zooals zij genoemd werden, niet iu staat |
om het overgroot e aantal Presbyterianen 1 e weerstaan,
: eu waren zij daarom verpligt om zich (e vergenoegen
met een protest op te maken, dut in 1 644 aan het Huis
i der Gemeenten aangeboden werd. De algcmeene geest
iu de Vergadering eu iu het Parlement was st erk tegen
beu. Het Goddelijk gezag van de Presbytcriaausche
wijze van kerkbestuur werd met zooveel scherpte eu
vastberadenheid volgehouden, dat de Independenten
zich tevreden moesten stellen met alleen voor ver-
draagzaamheid en toegeeflijkheid te pleiten. Op dezen
tijd gaf Milton zijn Areopagitica iu het licht, waardoor
voornamelijk de rigting der openbare meening geheel
veranderd werd. De Presbyteriaanscbe partij nam nu
snel in invloed en gunst af. Door den invloed van
Cromwell, die de Independenten begunstigde, rees I
die partij in gunsi bij al de klassen van hel volk, en
met John Owen aan haar hoofd, won zij spoedig hel
-ocr page 577-
CONGREGATIONALISTEN (AMERIKAAN8CHB).
vertrouwen van liet laud, werden hare leden tot de
hoogste plaatsen in het gouvernement benoemd, en
werd zij eene steike staatkundige partij.
Niet minder invloedrijk waren de Independenten
als een godsdienstig ligchaam in Engeland. Zij waren
talrijk en magtig, maar gevoelden toch, dat niettegen-
staande de voordeden, die zij au bezaten, hun invloed
over het algemeen niet weinig verminderd was, ten
gevolge van het onbepaalde karakter hunner meenin-
gcu over de leer. Eene behoorlijk opgemaakte geloofs-
belijdenis scheen in deze omstandigheden gebiedend
noodzakelijk, en om zulk een stuk in gereedheid te
brengen en in het licht ie geven, werd er eene coufc-
rentie of synode in 1C5S te Londen gehouden. Deze
vergadering bestond uit predikanten en leekeu, die
de verschillende kerken in Engeland vertegenwoor-
digden, en na een zorgvuldig onderzoek gaveu zij
eene verklaring van hun geloof en hunne kerkelijke
inrigting in het licht, die slechts eene nieuwe uitgave
was van de Westminstersche Geloofsbelijdenis, met
weglating van die gedeelten, welke gunstig waren
voor het Presbyterianismus, en bijvoeging van een
geheel hoofdstuk ten voordeele van de Independencv
of onaf hankelijkhcid.
De achteruitgang van de Congregationalisten in
staatkundig belang begon met de herstelling van het
koningschap in 1(160, en toen de I niformiteitsacte in
ióiii werd aaugeuomeii, hadden zij met andere Non-
Conforniisten veel onderdrukking ie verduren. Maai
te midden van al de \\ ervolging, waaraan zij waren
blootgesteld, vermeerderden, zij zoodanig, dal zij wer-
kclijk de Presbyterianen in aantal schijnen overtrof-
fen te hebben. Het aannemen van de Acte van Tole-
rautie in 16S9 bi\'agt verligting aan de Independenten
en andere Dissenters. Zij stonden nu minder vijau-
dig tegenover de Presbyterianen, en eindelijk werden
er in 1(191 punten van overeenkomst opgemaakt, ten
einde eene schikking tusschen de twee partijen tot
stand te brengen. De groote afwijkende ligchamen
maakten nu gcuieene zaak met elkander, eu de Doops-
gezindeu, Presbyterianen eu Independenten vormden
zich eerst in 1696 en daarna in 1730 tot een vercenigd
ligchaam, onderden naam van dcDrieDeuominatiën,
die nog het voorregt genieten van den troon als één
ligchaam, te naderen, eu van tijd tot tijd met elkander
te raadplegen over bet algemeene belang der Disscn-
ters. Sedert de regering van koningin Anna in het
eerste gedeelte der achttiende eeuw verloor het Pres-
byterianismus langzamerhand in Engeland grond,
terwijl de ("ongicgaünnalirtcii jaarlijks in aantal en
belangrijkheid toenamen. Deze toeneming derCongre-
gatioualisten heeft tot op den huidigen dag aaugehou-
dcu, zoodat zij van al de verschillende vercenigiugen
van Dissenters buiten twijfel het talrijkst en invloed-
rijkst zijn. Welke meeniiigcu men ook moge koesteren
over het schrift matig gezag van het stelsel der Con-
gregationalisten, de bijval, dien het iu Engeland heeft
ondervonden, kan voor geen oogeublik in twijfel ge-
trokken worden.
" CONGREGATIONALISTEN (Amjsuikaansche).
De vader van het Congregatioualisinus in Amerika
was een «aardig Non-Conformistisch leeraar, Johan-
nes ltobinson genaamd. Van de vroegere geschiedenis
van dezen man is weinig bekend. "Wij vinden hem het
eerst vermeld als herder eeucr andersdenkende kerk
in het noorden van Engeland, omstreeks het begin
der zeventiende eeuw. Zijne secte ontstond iu ourus-
tige tijden, en was niet hem aan zooveel kwelling
blootgesteld, ten gevolge harer Non-Conformistische
beginselen, dat de leden het besluit namen om geza-
menlijk Engeland te verlaten en naar de Nederlanden
te vlugten, die op dien tijd het tocvlugtsoord der ver-
volgden waren, liet was echter niet zoo gemakkelijk
om hun plan te volvoeren, als zij aanvankelijk vermoed
hadden. Hunne eerste poging om te ontsnappen mis-
luktc, en allen werden in de gevangenis opgesloten.
Eene tweede poging slaagde beter, want een gedeelte
der kerk bereikte Amsterdam in veiligheid, ltobinson
en de overigen van de kerk beproefden in 1608 nog-
maals om te ontsnappen en zieli bij hunne vrienden
in Hollaud te voegen. Hunne plannen werden met de
uiterste geheimhouding gesmeed. Zij kwamen op eene
ruwe heide in Lincolushirc bijeen, en scheepten zich
in de duisternis aan boord van een schip iu. De nacht
was stormachtig, en terwijl eenigen van de partij nog
aan wal de terugkomst der boot afwachtten, die soni-
inige hunner medgezellen aan boord had gebragt,
daagde er eene compagnie ruiters op, die een aantal
wcenende vrouwen en kinderen greep. Na korten tijd
werden zij echter allen in vrijheid gesteld, en al de
emigranten, met Robinson aan het hoofd, zetten koers
naarde kusten van Holland. Mij hunne aankomst voeg-
dcu zij zich bij de kerk van Amsterdam, maar in den
loop van eenjaar trokken zij, tengevolge van de onee-
uigheden, die er onder de leden daarvan uitgebroken
waren, naar Leyden, waar zij eene kerk stichtten naar
de beginselen der Independenten. Hun aantal nam
spoedig toe door de aankomst van meerdere vlugtc-
lingcn uil Engeland, en in korten tijd telde de kerk
drie honderd leden. Gedurende tien jaren vervulde
-ocr page 578-
CONGEEGATIONALISTEXtAMERIKAANSCHEi.
Robiuson te Leyden het leeraarswerk, waar zijne ta-
lenteu zoo zeer gewaardeerd werden, dat hij zich, ojj
verzoek vau de Calvinistische hoogleeraars aau de
hoogeschool dier plaats, iu ecu openbaren twist met
Episcopius, den kampioen der Ariniuianen, wikkelde,
dien hij geheel overwon. De beginselen vau de kerk te
Leyden waren vau ecu streng Congregationaal karak-
tcr; zij waren de volgende:
T. Dat gerne kerk uit meer leden moet bestaan, dan
voor de ceredienst en de inachtneming der gebruiken
behoorlijk kunnen te zanieu komen.
II.  Dat elke kerk vau Christus slechts uit dezulken
moet bestaan, die toonen in Hem te gelooven en Hem
te gehoorzamen.
III. Dat elk voldoend aantal van dezulken het regt
heeft om zich, als liet geweten hen daartoe verpligt,
tot eene afzonderlijke kerk te vormen.
IV.  Dat deze vereeniging geschiedt bij een contract
of overeenkomst, formeel of stilzwijgend.
V.  Dat, aldus verecuigd zijnde, zij het regt hebben
om hunne eigene opzieners te verkiezcu.
VI.  Dat deze opzieners herders of onderwijzende
ouderliugeu, bestureude ouderlingen en diakenen zijn.
VII.  Dat ouderlingen, verkozen en geïnstalleerd
zijude, gecue magt hebben om de kerk te besturen
dan met toestemming der broederen.
VIII.  Dat alle ouderlingen en alle kerken ten op-
zigte vau magt en regten gelijk zijn.
IX.  Wat aangaat de sacramenten, geloofden zij, dat
de doop toegediend moet worden aan kennelijke ge-
loovigcn en hunne jonge kinderen; zij lieten echter
alleen de kinderen van communicanten tot den doop
toe. Dat het avondmaal zittende aan de tafel moet
ontvangen worden. (Terwijl zij in Holland waren, ont-
viugen zij hot op eiken dag des Heeren.) Dat kerkelijke
straffen geheel geestelijk waren, en niet gepaard moes-
ten gaan met tijdelijke straffen.
X.   Zij namen geeue andere heilige dagen aau dan
den Christelijken sabbath, hoewel zij van tijd tot tijd
vastendagen en dagen van dankzegging hadden; en
ten slotte verwierpen zij alle menschclijkc tusschcu-
komst of dwaug in godsdienstzaken.
In het jaar 101 7 begonnen Robiuson en zijne kerk
er aan te denken om naar Amerika te vertrekken, ten
einde eene zuiver Christelijke kolonie te stichten. Zij
sloegen het oog op Virginië als de plaats om zich te
vestigen, en verkregen, bij een contract met cenige
kooplieden te Londen, geld genoeg 0111 de gcheele
kerk in staat te stellen den Atlantischen oceaan over
te steken. Daar de schepen echter niet groot genoeg
waren om allen te bevatten, ging slechts een gedeelte
ouder den ouderliug Brewster ouder zeil, terwijl Ro-
binson met het grootste gedeelte der kerk te Leyden
bleef. De, emigranten vestigden zich, toen zij Amerika
bereikten, te Plymouth inNieuw-Engeland, waarde
eerste (\'ongregationale kerk in Amerika iu 1020 op-
gerigt werd. Gedurende tien jaar stond zij alleen, en
hadden de nieuwe volkplanters vele moeijelijkhedeu
door te staan, maar zij volhardden in het handhaven
hunner beginselen te midden van eiken wederstand.
Iu 1029 werd eene nieuwe nederzetting te Salem
gevormd, die voornamelijk uit Puriteinen bestond,
welke uit Eugelaud waren getrokken, maar de kerk
werd op ecue streng Congrcgatioualc wijze iugerigt.
Tu 1025 stierf Robiuson, die te Leyden gebleven «as,
iu die stad, en de kerk werd na zijn dood opgebroken.
Eenigc leden gingen naar Amsterdam, andere voeg-
deu zich later bij huuue vrienden aan gene zijde van
den Atlantischen oceaan.
Men begon nu kerken iu verschillende declcnvau
Nieuw-Engeland op te rigtcu, uaar het voorbeeld van
die te Plymouth. Echter werden eerst iu 1033, bij
de aankomst van Colton, eenige algemeene plannen
gemaakt voor alle kerken, die van dien tijd den naam
vau Congregationale aannamen. De beginselen van
verlichte verdraagzaamheid schijnen echter te dier
tijde niet bekend of erkend geweest te zijn. Zoo vin-
den wij, dat Rogcr Williams buiten de jurisdictie van
Massachusetts werd verbannen, omdat hij liet beginsel
van onbeperkte verdraagzaamheid verkondigde.
In 103? begon de twist overliet Antinomiauismus
(zie Antinomianen). Daar deze steeds met toenemend
geweld woedde, weid er eene synode opgeroepen, die
te Newtown bijeenkwam. Dit was de eerste synode in
Nieuw-Engeland. Zij was zamcngesteld uit de leeraren
en afgevaardigden van de verschillende kerkcu. Een-
stemmig werden de Antiuomiaansehe leerstellingen
door haar veroordeeld.
De kerken waren nu talrijk en sterk geworden, en
men begon het belang van leeraren, die iu Amerika
waren opgevoed, te gevoelen. Daarom werd iu 1038
het collegie te Harvard gesticht. Daar elke kerk,
volgens de beginselen van het Cnngrcgationalismus,
van de andere onafhankelijk was, ontstond de kwestie,
wat de pligten waren, die de kerken aan elkander
waren verschuldigd. De zaak werd besproken iu eene
synode, die omstreeks dezen tijd voor wedcrzijdsclie
beraadslagingen en raadgevingen gehouden werd, en
de pligten der kerken jegens elkander werden iu
1018 aldus bepaald, en wederom bekrachtigd door
-ocr page 579-
CONGREGATIONALISTEN (AMERIKAANSCHE).
de ^vnodc, die in 10(i2 te Boston gehouden werd: —
1. Harlelijkczorgeugebed voorelkander. 2. Elkan-
der bij te staan in geval van behoefte, hetzij tijdelijke
of geestelijke. 3. Elkander een verslag te geven van
hare openbare daden, wanneer zulks op behoorlijke
wijze verlangd wordt, en elkander te ondersteunen bij
het opleggen van straften en andere daden van kerk-
bcstuur. i. Te trachten aan elkander hulp te verleenen
in geval van verdeeldheden, twisten, moeijelijke kwos-
tiëu, dwalingen en schaudalen, en ook bij het iuzege-
ncu, overplaatsen en afzetten van leeraars. 5. Aan
eene andere kerk hulp te verschaften in geval van
dwaling, schandaal, enz., al zoude zij haren pligt zoo
verre verwaarloozeu, dat zij zulke hulp niet zocht.
6. Elkander te vermanen, als er behoefte eu reden voor
is, en na gepaste middelen met geduld gebruikt te
hebben, zich af te trekken van eene kerk of cene zon-
digc partij daarin, die hardnekkig volhardt in dwaling-
of schandaal. Deze regelen worden door middel van
lijdelijke of blijvende vergaderingen dei- kerken in
praktijk gebragt.
Vóór deze synode hadden de kerken van Nieuw-
l\'jugeland nooit tut één eenvormig plan van bestuur
besloten. Spoedig na de ontbinding dezer synode
verschenen de Wederdoopers in Massachusetts, ge-
volgd door de Kwakers, maar beiden worden met de
meeste barbaarsehheid behandeld] vele van hen wer-
den builen den staat gebannen, sommige gegee-
seld, andere in boete geslagen en in de gevangenis
gezet, eu eenige zelfs ter dood gebragt. Omstreeks
denzelfden tijd ontstond er onderde kerken twist over
de ware geregtigdentot den doop, en in het bijzonder,
of de kleinkinderen van leden der kerk er regt op
hadden. Het punt werd besproken op cene kerkver-
gadering, die in 1Ü5? door de koloniën Massachusetts
eu Connecticut werd bijeengeroepen, tegen den raad
van de kolonie New-llaven. Door deze kerkvergade-
ring werd bepaald, dat aan de kinderen van hen, die
tot jaren van onderscheid waren gekomen, van een
vlekkeloos leven waren, de gronden dei\' godsdienst
verstonden, en het verbond met hunne ouders aange-
gaan erkenden door zelve daarin te treden, de doop
zou worden toegediend. Deze beslissing werd niet als
voldoende aangemerkt, en de twist woedde scherper
dan ooit. Daarom werd te Boston eene andere verga-
dering bijeengeroepen, cu de uitspraak was in hoofd-
zaak dezelfde, dat alle gedoopten als leden der kerk
moesten worden beschouwd, en als zij niet openlijk los-
baudig waren, toegelaten moesten worden tot al hare
voorregten, behalve eene deelneming aan het avond-
maal. Deze uitspraak werd echter na ecuige jaren iu al
de regtzinuige Cougrcgatiouale kerken ter zijde gezet.
De Geloofsbelijdenis, die, gelijk in hef voorgaande
artikel gemeld is, iu 11158 door de Engelsche Congrc-
gationalc kerken werd aangenomen, werd door eene
synode, die iu 16is0 te Boston bijeenkwam, goed-
gekeurd, en wordt tot op den huidigen in Amerika
als ecue juiste uiteenzetting van de ineeniugen der
Cougrcgationalistcu beschouwd. Tegen 1750 begou-
neuzich Unitarische beginselenitfde Congregationale
kerken van de Verceuigde Staten te verspreiden.
Eenige jaren gingen er echter voorbij, alvorens er
eene openlijke scheiding plaats had tusschcu de Tri-
nitariselie en de Unitarische kerken. Eindelijk in 1785
verklaarden verscheidene kerken te Boston formeel,
dat zij de Geloofsbelijdenissen verwierpen, eu hun
voorbeeld werd door vele andere gevolgd, die echter
allen de Congregationale wijze van kerkbestuur nog
behielden. Het eollegie te Harvard werd bepaaldelijk
Unitarisch.
De omwenteling iu Amerika maakte een einde aan
den band, die tusschen het Congregationale stelsel
van kerkbestuur cu de burgerlijke magt bestond. Hel
Congregatioualismus, hoewel nu niet langer door de
, wet gesteund of zelfs begunstigd, bleet\' echter in de
Verecnigdc Staten groote vorderingen maken. Iu
1801 werd er een plan van vereeniging aangenomen
tusschen de Algemeene Vergadering van de Presby-
teriaansche kerk en de Algemeene Vereeniging van
Connecticut, met hel doel om vereeniging\'en eensge-
ziudheid te bevorderen in die nieuwe koloniën, die
samengesteld waren uit inwoners, welke tof deze heide
ligehameu behoorden. Volgens dit plan mogt eene
Congregationale kerk, indien deze een Presbyieriaan-
schcu leeraar verkoos, toch hare inrigting naar Cou-
gregatiouale beginselen behouden, en daarentegen
behield eene Presbytcriaanscbc kerk, met een Con-
gregationalcn predikant, hare bijzondere inrigting.
Onder deze regelingen werden verscheidene nieuwe
kerken gesticht, die na eenigen tijd onder de jurisdic-
, Iie kwamen van de \\lgemeenc Vergadering. InlS37
[ herriep dat ligchaam dit plan van vereeniging als on-
| grondwettig, en verscheidene synoden, die ten ge-
volge van het plan er aan waren verbonden, werden
verklaard uit deu kerkdijken band te zijn. Iuhctvol-
gendejaar (183S) werd er eene Algemeene Vergade-
riiig ingesteld, onder den naamvandeConstitutioncele
Presbyteriaausche kerk, die deze overeenkomst tus-
sehen de Presbyteriaausche en de Congregat iouale
beginselen erkent, liet Congregatioualismus is de
-ocr page 580-
COXGRKGATloXAUSTEXfsrlIOTSCHE).
i 19
heerschende secte van de zes Xoord-Oostolijkc Stalen,
cu oefent nog steeds een magtigen invloed uit op liet
godsdienstige, maatschappelijke en .staatkundige leven
dergehcele natie. Volgeus de nieuwste verslagen zijn
er 2,140 kerken in de verschillende staten, die uit
207,608 leden bestaan.
CONGRBQATIONA.LISTEN(Schotsche). Waar-
schijnlijk dagteckent de eerste verschijning van Con-
gregatiouale beginselen in Schotland van den tijd
der republiek. Tn dat tijdperk bragtende soldaten van
Cromwell hunne bijzondere godsdienstige meeningen
met zich in Schotland, cu stichtten ceue Congregati-
onale kerk in de hoofdstad, die, na hunnen terugkeer
in Engeland, langzamerhand achteruitging, en binnen
korten tijd ontbonden werd. Met deze uitzondering
schijnen de gevoelens der Congregationalisteu in
Schotland langen tijd onerkend te zijn. Maar in 1729
scheidde John Glas, predikant van de kerk van Schot-
land, zich van die kerk af, en slaagde door zijne talrijke
geschriften er in, om velen voor de beginselen der
Indcpeudcntcu te winnen. In verschillende declcu
van Schotlaud werden verscheidene kerken naar ge-
noemde begiuselen ingerigl, waarvan er eenige nog
bestaan onder den naam van Glasietex (zie ald.).
Omstreeks het jaar 1755 verspreidde Eobert Sande-
man (\'ongrcgationalc ideën in Schotland, in verband
evenwel met bijzondere meeuiugeu over het zalignia-
kendc geloof, en naar hem kregen zijne volgelingen
den naam van Saxdemaniasex (zie ald.). Rehalve de
Glasietcn en Sandcmaniauen werden er verscheidene
Doopsgezinde kerkeu in verschillende declcu van
Schotland gesticht, die allen naar de Congregationale
wijze ingerigl werden. (Zie DOOPSGEZINDEN, Schot-
SCHE). Omstreeks denzelfdcn tijd stichtten David
Dale van New-Lanark en dieus vrienden, die de zaak
der Indepcndcntcu ijverig zochten te bevorderen,
verscheidene kerken, die dikwijls de Oude Schotschc
Indcpendcntcn genoemd worden. (ZicDalaïsten). Al
deze kerken wareu, hoewel zij op verscheidene punten
van elkander verschilden, G\'ougregatiouaal.
Van het einde der vorige eeuw evenwel dagteekent
de benaming van Schotsche Congregationalisteu. De
godsdienstals een geestelijk, levend, krachtig beginsel,
was gedurende vele jaren in Schotland sterk achteruit -
gegaan, en koelheid, onverschilligheid en zelfs onge-
loof heeiscliten alom. Door den arbeid van drie \\ronic
mannen werd echter de eerste schok gegeven, die aan
dezen treurigen toestand ecu einde maakte. Zij waren
Hate, een predikant, en Haldane en Aikman, leekeu.
De twee laatstgenoemde n ouderuamen een togt inliet
noorden van Schotland, bezochten elk dorp, dat op
hun weg lag, en predikten op de markten en in de
straten, en de ernst hunner redevoeringen verwierf
hun een aantal toehoorders, en deed bij velen een geest
van ernstig onderzoek geboren worden. In den herfst
van 1707 ondernamen Haldane en Aikman een togt
om te prediken in de Hooglanden en op de eilanden,
en het verslag, dat zij over den slechten staat dei-
godsdienst aldaar uitbragten, keerde de gedachten
van vele ijverige Christenen op het uitdenken van
plannen, om de ongodsdienstigheid, die er in de noor-
dclijke graafschappen heerschte, te doen ophouden.
Vooral 11. Haldane, die voor korten tijd tot het geloof
in Christus was bekeerd, besloot zijne fortuin, die
groot was, te bezigen, om het evangelie in Schotland
te verbreiden, en door zijne ijverige pogingen en die
van eenige vrome mannen werd er eene vereeniging
gesticht, die de verspreiding van de kennis der gods-
ilieust ten doel had. Ten einde dit te vervullen werden
vrome jongelingen als catechiseermeesters gebezigd,
die in de dorpen avondscholen moesten houden, ten
einde de jeugdigen in de beginselen van de waar-
hedeu der godsdienst te onderrigten, terwijl ver-
scheidene bekende predikanten in Engeland zich met
hunne geestverwante Schotsche broederen vcreeuig-
den, om in de steden en dorpen rond te reizen en
de blijde tijding van de zaligmaking door het bloed
des Lams aan velen te verkondigen, die, hoewel in
een land dat Christelijk heette, toch in de duisternis
wandelden.
Het middelpunt van deze vrome, Christelijke be-
wegingwas Edinburgh, en derhalve vergaten de gods-
dienstige mannen, terwijl zij plannen uitdachten om het
evangelie in de doukere deelen des lands te verbreiden,
de godsdienstloosheid der hoofdstad zelve niet. Er werd
besloten om nog eene kerk in de stad te openen, waarin
vrome evangeliedienaars van alle secten zouden pre-
diken. Dien ten gevolge werd in 1708 doorRowland
Hill de, Circus geopend. De proef slaagde zoo gelukkig,
dat men besloot eene groote kerk te openen, wier
naam de Tabernakel zou zijn. Al de kosten van dil
groote gebouw, waarvan al de zitplaatsen vrij waren,
werden door Robert Haldane gedragen. liet was
echter niet te verwachten, dat deze ijverige pogingen
geen wederstand zouden ontmoeten, doch te midden
van al de aanvallen, die de voorstanders van roudrei-
zeude predikanten te verduren hadden, werd de eerste
Congregationale kerk gesticht. Ecu klein aantal vrome
mannen, niet meer dan twaalf of veertien bedragende,
kwamen in December 1 798 in een gewoon huis bijeen,
-ocr page 581-
560
< i ixGimi.vrn»\\.\\ i.rc veneenhuxg.
en vormden zieh tol eene korfc voor Christelijke ge-
meenschap. Dit was liet begin der Circus kerk, tot
herder waarvan .F. Haldauc gekozen werd.
De Circus kerk vierde hel avondmaal geregeld één-
maal in de maand, tot het jaar 1802, toen zij weke-
lijkselic communie aannam. Kerken werden omstreeks
dien tijd IcGlasgow, 1\'aislcv en Aberdeen op denzelfden
voet ingerigt. Het is een belangwekkend feit, dat vele
Congregationalc kerken, die iu verschillende deelen
van het land ontstonden, haar oorsprong hadden iu
gebed en bijeenkomsten oin gemeenschap uit Ie oefc-
ueu; terwijl andere voornamelijk zamengesteld waren
uit beu, die door reizende predikanten tot de kennis
der waarheid gebragl waren. Vóór bet einde van 1800
waren negen andere kerken in verschillende deelen
van het land gesticht.
De verceniging, waardoor onder God al die Christe-
lijke ijver was ontstaan, zette tot 1 807 haar nuttigen
arbeid voort, toen zij, hel doel van hare stichting
ruimschoots vervuld hebbende, ontbonden werd. Tcr-
wijl zij bestond, waren geene middelen onbeproefd
gelaten, waardoor God verheerlijkt, en Zijn koningrijk
bevorderd kun worden. Daar bel inoeijelijk was om
een voldoend aantal rondreizende leeraren te bekomen,
werden erseininariën opgerigt, ten einde vrome jongc-
lingen voor het werk van evangelisten op te voeden,
[n de eerste dagen van hei (\'ongrogationalisnius onl-
stonden er Zondagavondseholen iu Schotland, en de
ijverigste bevorderaars daarvan waren C\'ongregat iona-
listen. Door ile meest belanglooze drijfveerenen eene
vurige liefde voor de zielen van menschen aangezet,
was de arbeid van de reizende predikanten zoo geze-
gend, flat (usscbeii 17\'.\'8 en 1S07 niet minder dan vijf
en tachtig kerken werden gesticht, die allen herders
bezaten. En reeds van den beginne af waren zij bezield
door ecu zendingsgeest, en zochten zij de zaak van
Chris! us niet alleen onder hunne eigene laudgenoolen,
maar ook onder de Heidenen te verbreiden. Deze ijver
voor zendingen in den vreemde verminderde echter
in 1S07; van dit jaar tot 1812 waren de pogingen der
kerken voor dezelfde goede zaak zwak, en sedert
dien tijd hebben de Schotsche Congrcgationalistcn
hun arbeid iu dit opzigt tot eene ijverige ondersteuning
van zendelingsgcnootsehappcn beperkt. Gedurende
negen jaren sedert de stichtingeener Congregationalc
kerk iu Schotland maakte de zaak de snelste vorde-
ringeu. Iu 1 sü7 werden erechterongclukkiglijk zaden
van twcedragl in eenige van de kerken gestrooid, die
tot ecu scherpen strijd over kerkbegiusclen, regten
en voorregten aanleiding gal\', en de gevolgen van deze
ongelukkige beweging konden niet anders dan nadeelig
zijn voor de zaak. Vele kerken waren arm, en hadden
niet weinig moeite om hare herders te onderhouden;
maar nu de leden iu hunne gevoelens verdeeld waren,
werden hare geldelijke hulpbronnen zoodanig ver-
minderd, dat eenige predikanten verpligl waren zich
aan bet dienstwerk Ie. onttrekken, terwijl andere, die
bleven, zich aan de grootste ontberingen moesten
onderwerpen. Het seminarium, dat tot opleiding van
predikanten gesticht was, werd opgebroken. Dit ver-
lies werd echter iu den loop des tijds hersteld, door de
stichting \\an de Theologische Academie te Glasgow,
die veel gedaan heeft om den voorspoed van het lig-
ehaain, waartoe zij behoort, te bevorderen. Om de
kerken hij te staan en hare herders (c ondersteunen,
werd in IS]-\' de Congregationalc Verceniging ge-
sticht, die de krachten der kerken, welke anders weg-
gestorven zouden zijn, niet weinig heeft vermeerderd.
De kerken der Cougrcgatioualistcu bedragen nu on-
gevccr twee honderd, doeh vele van deze vereiseben
en ontvangen hulp van de Verceniging.
COXG R EGA TION A L E V E H E E XIGIXG, eene
verceniging van predikanten en leden van Congrega-
tionale kerken in Engeland en Wallis, in 1831 gesticht,
die elk jaar tweemaal bijeenkomt om te beraadslagen
over den staal en de vooruitzigtcn der kerken, en
om zulke maatregelen van zamcnwerkiiig te nemen,
als aangenomen kunnen worden zonder de beginselen
dor Onafhankelijkheid (Independency) te schenden.
In hare statuten staat uitdrukkelijk vermeld, dat de
Verceniging „iu geen geval een wetgevend gezag zal
aannemen, of een hof van appel zal worden.\'\'
Ouder de Schotsche Congregatioualisten werd iu
IS 12 eene Vcrecniging gevormd, die hare pogingen
voornamelijk aanwendt tot het ondersteunen van
zwakke kerken, deze niet hare fondsen bijstaat en door
haren raad helpt, als zulks noodig is. Al zulke Verec-
uigingen, in Brittanje en iu Amerika, zijn slechts
raadgevende ligchamcn, zamengesteld uit afgevaar-
digden van de verschillende kerken binnen een zekeren
omtrek. Zij vormen eene soort van congres, waarin
de representanten van onafhankelijke kerken te zanien
komen, om met elkander aangaande zaken van alge-
meen belang te beraadslagen. Elke kerk heeft echter
do vrijheid om hare uitspraken aau te nemen of te
verwerpen. Tu 1854 werd eene Congregationalc Ver-
ceniging voor al de Congregationalc kerken in de
Vereeuigde Staten van Amerika gesticht.
De Evangelische kerken van Frankrijk slichtten in
1845 eene Synode of Verceniging, die reeds uit vijf
-ocr page 582-
)MTR — CONSISTORIE.                                      5«1
zij hel voorregl hadden van hare toestemming te geven
bij de beraadslagingen der goden. Elke godheid had
bet bestuur over eene afzonderlijke maand van bet
jaar. Hef is niet waarschijnlijk, dat zij.dezelfde waren
als de twaalf Dii Mnjm-ex of grootc goden der oude
Romeinen.
CONSISTORIE, een kerkelijk bol\'in vele Protcs-
lantsche kerken, dal uil den predikant of de predi-
kanten en de ouderlingen, in sommige gevallen ook de
diakenen, bestaat. Het heeft de zorg over alles, wat de
openbare eeredienst, bel onderwijs in de (\'hristelijke
godsdienst en het loezigl over de leden der kerk aan-
gaat. In de Luthersche kerken in Dnitschlaud is een
hof, consistorie geheeten, dal uit den superintendent,
verscheidene andere geestelijken en een o f meer leek en
bestaat. Ken der leeken is gewoonlijk voorzitter: bij
vertegenwoordigt den souverein, en is ervaren in bet
burgerlijke en het kerkelijke regt. Als hel district zoo
groot is, dal een consistorie niet voldoende is voor het
bestuur zijner kerkelijke zaken, worden er vele in
verschillende doelen van bel land ingesteld, betzij
onmiddellijk onder bei bestuur van den souverein, of
afhangende van hel opper-eonsistorie in de hoofdstad.
Alle belangrijke decreten van elk consistorie inoefen
aan don souverein medegedeeld «orden, om doorhem
te worden bekrachtigd en onder zijn naam Ie worden
uitgevaardigd. In /.weden zijn er twaalf diocesane
eonsislorieii, een hof-consistorie, een consistorie \\ oor
elk der Iwee universiteiten, en nog een. dal een privi-
legie is van de stad Holm. In de Hei-vormde kerk van
üeiicve is hel consistorie zauiengesteld uit al de her-
ders der republiek en twaalf leeken. De herders zijn
permanente leden van dit hof, doch de leeken worden
sleehts voor zes jaar verkozen. In de Kerk van Knge-
laud heeft elke bisschop zijn consistoriaal hof, dal
voor zijn kanselier of commissaris in zijne hoofdkerk,
of op eene andere voor kerkelijke zaken geschikte
plaats in zijne diocees gehouden wordt. De kanselier
van den bisschop is de regier van dil hof, en word!
verondersteld ervaren te zijn in hel burgerlijke en hel
canonieke rog!: en op plaatsen van de diocees, die
verre verwijderd zijn van hei consistorie des bisschops,
steil deze een commissaris aan, om over alle zaken
binnen zekere grenzen Ie oordeeleu. en een griffier om
zijne besluiten enz. op te leekenen. In de Nederlanden
is het consistorie in elke gemeente zamengesteld uil
predikanten en ouderlingen, en houdt bel loezigl op
de loer en tucht dor kerk. Het consistorie Ie Rome
is hel collegio van kardinalen, of de senaat en de raad
van den paus, waarvoor regterlijke zaken worden be-
CONSENSUS VANSANT
om twintig kerken bestaat. Het is ecu hoofdbeginsel
van deze vereeniging. dat ^eonn kerk er in opgenomen
zat «orden, ilie door don slaat betaald of hrdioerscht
wordt, liet doel der Vereeniging is onderlinge aan-
moediging en medewerking in alle zaken betroffen-
de de belangen liarcr kerken te doen toenemen, de
bevordering van godsdienstvrijheid en de uitbreid int;\'
der godsdienst over bet rijk. De Vereeniging verza-
nielt fondsen om de armere kerken te belpcn en hare
leeraren te bezoldigen, en beeft bovendien een Comité*
van Rvangelisalie, ten einde liet evangelie te verhroi-
ilen in districten, waar predikanten niel onderbonden
kunnen worden. In het geheel zijn er ongeveer honderd
kerken in Frankrijk, mei evenveel leeraren, die in
beginsel of in werkelijkheid alle afhankelijkheid van
den Staat verwerpen, en daarom Onafhankelijke ker-
ken worden genoemd. De Vereeniging der tëvango-
lisebe kerken van Krank rijk gelijkt in beginsel en
doel meer op de f\'ongregationale Vereeniging van
Sehotland, dan op die van Engeland en Wallis.
CONSENSUS VAN SAXDOMIR, .ene vorocni-
ging van de drie grootc Protestantsehe kerken in l\'o-
len in de zestiende eeuw. Daar velen, zoowel van de
edelen als van het volk. hel schandaal weiisehtento
doen ophouden, dat door de oneenigheden onder d<\'
1 Protestanten veroorzaakt was, en zeer uadeelig voor
de zaak van deze werkte, stelden zij eene bijeenkoinsl
voor van de voornaamste kerken, de Bohcemsehe
Broederen, de Lutheranen en de Zwitsers. l>estad
Sandoinir werd voor de bijeenkoinsl eener synode
uitgekozen, die bestemd was om hel grootrwerk der
vereeniging te volvoeren. Deze synode kwam in I .">/(\'
bijeen, en was zanienge.steld uil verscheidene invloed-
■ rijke edellieden, die tot dovorsehillendo Proteslantsebe
eerediensten behoorden, en de voornaamste predikan-
ten dier eerediensten. Na veel beraadslagen werd de
vereeniging eindelijk op den I I\'1\'" April I .">70 geslo-
tcn. De voorwaarden, waarop deze .sluit ing plaats bad.
zijn verval in een stuk, dal gewoonlijk de O vereen kom si
van Sandoinir wordt genoemd. Dil verdrag, dal met
voordaebt iualjremcene bewoordingen iiil«roilrnkt was.
werd niet lang daarna bestreden door vele Lutheranen,
en in de volgende eeuw week men er geheel van af.
OONSENTESDn.detwaalfEtrurisehe godheden,
die den raad van .Tupiter uitmaakten. Zes van deze
waren mannelijke en zes vrouwelijke. Inde Kfrurischc
mythologie werd baar bel bestuur orcr de wereld en
den tijd toegekend, en waren zij bestemd om slechts van
tijdclijkeu duur Ie zijn. Zij ontvingen ook den naam van
f\'ompiin*, en werden ook rouufKNeafengenoemd, omdat
:i
-ocr page 583-
562
CONSOLAMENÏTM - CONSUBSTANTIA\'JÏK.
pleil, en alle staatkundige zaken van belang, de verkie
zing van bisschoppen, aartsbisschoppen enz. geschic-
ilcn. Er zijn twee soorten vanconsistoricn: hetgetrone
consistorie, dal depaus elke week inliet pauselijk paleis
vergadert, en liet buitengewone of geheime consistorie,
dat om bijzondere en belangrijke aangelegenheden
bijeengeroepen wordt.
CfXNSOLAMENTUM, een woord door de Catiia-
itr.N (\'zie ahl.i in de twaalfde eeuw gebezigd, om den
geesldoop aan te duiden, waardoor een geloovigc in
gemeenschap met den Geest trad. Deze geest doop of
ware doop, meenden zij. moest toegediend worden
door de oplegging der banden in vcreeniging niet
gebed, liet eonsolainentuin was tweevoudig: I. De
plcgtighcid der inwijding, waardoor iemand in de
gemeenschap der seete en onder bet aantal der geloo-
vigen werd opgenomen; \'. Deplcgtighcid, waardoor
bij in den kring der volkomen ingewijdenof volmaakten
trad. liet woord consolninentnni werd ook toegepast
op de plcgtighcid onder de Catharen, waardoor iemand,
die 101 nog loc tol de geloo\\ igen had behoord, op zijn
doodbed aangenomen werd in ilcn meer beperkten
kringder volmaakten, zoodat hij gereed was om bij zijn
doodde hemelschc wereld binnen Ie gaan. Neandcr
/.egt, dal het eonsolaiiientiiiii op de volgende wijze
verrigt werd : - ,.\'/,ij verzamelden zich in een donker
vertrek, dat van alle zijden gesloten en alleen verlicht
was dooi1 vele lichten, die langs de innrcn brandden.
Vervolgens werd hel nieuwe lid in hel midden ge-
plaatst. en daarop leide de opziener der si;ete een
boek. waarschijnlijk het evangelie van Jobanues, op
zijn hoofd, en deelde hem, onder hel bidden van bel
Onze Vader, de oplegging der handen mede." De
(\'alharen schreven eene tooverkraeht aan bel con-
solamentnni toe, en beschouwden bet als volstrekt
onmisbaar vooreenc behoorlijke voorbereid ing tot bet
verblijf in den hemel.
CONSUBSTANTIAT1E, een woord gebezigd om
de leeraan Ie duiden, door de Imlhcrsehe kerk geloofd,
dat de substantie van hel ligchaam en hei bloed van
< \'h rist us tegenwoordig is in, met of onder desiibslani ie
van de (dementen in hei avondmaal. De constlbstau-
tiatie verschilt veel van de leer der rloomschc kerk,
die onderden naam van transsubstantiatie bekend is.
De Rooinsgezinden beweren, dal, als de dienstdoende
priester de woorden „dit is mijn ligchaam" itit. de
substantie van bet brood en den wijn op dat oogenblik
vernietigd wordt, en er slechts de eigenschappen van
overblijven. De Lutheranen verklaren daarentegen, dat
de natuur der elementen onveranderd blijft, maar dat
de mensehelijke natuur van Christus op eene geheim-
zinnige wijze er mede verbonden wordt. Toen T.ntber
deze leer bet eerst, verkondigde, trachtte bij baar te
staven door op bet verbaal der Schrift te wijzen, dat
Christus aan de regterhand Gods is; en bij redeneerde,
dat, daar de regterhand Gods overal is, mengcrcedelijk
kan aannemen, dat de mensehelijke natuur van Christus
tegenwoordig is in en met de gewijde elementen in
het avondmaal. Dezen bewijsgrond liet de Hervormer
later als onhoudbaar varen. Benige van de volgelin-
gen van Lnther beweerden evenwel de alomtegen-
woordighcid van de mensehelijke natuur van Christus,
en schraagden hunne leer door een beroep op de al-
magt van God, welke, daar zij alles kan verrigten,
natuurlijk ook alomtegenwoordigheid aan het ligchaam
van den Verlosser kan niededcelen. IFet antwoord
o]) zulk een beroep is duidelijk. Ifet isgeenekrenking
van de volheid en volledigheid der Goddelijke ïnagt,
wanneer men zegt. dar zij niet kan doen, wal in zich
zelf eene tegenspraak is. liet behoort tot de natuur
van ecu ligchaam om eene bepaalde beperkte ruimte
in ie nemen, en als God derhalve liet ligchaam van
< \'bristus alomtegenwoordig maakte, zou de essenticclc
natuur er van vernietigd worden; bet zou ophouden
i en ligchaam te zijn. Eenigc Lnthcrschen, gevoelende
dal tegen Ar/<- wederlegging van hunne leer niets
Is in ie brengen, trachtten de inoeijelijkbcid weg te
nemen, door aan het ligchaam van Christus eene
dubbele tegenwoordigheid toe ie kennen, de eene be-
paald en plaatselijk, de andere henielscb. bovenna-
I nurlijk eu Goddelijk. Zulk eene onderscheiding wordt
echter door het Woord Gods niet gewettigd, eu is
blijkbaar slechte voor een zeker «had uitgevonden.
Indien de mensehelijke natuur van Christus eene plaat-
sclijke tegenwoordigheid heeft, kan zij niet alomte-
genwoordig zijn. eu indien zij alomtegenwoordigheid
bezit, kan zij niet aan eene plaats gebonden zijn. De
leer der Schrift over dit geheimzinnige onderwerp is
duidelijk, dat de Iwee naturen van Christus, hoewel
wezenlijk verecuigd, toch afgescheiden blijven; dat
elke natuur hare bijzondere hoedanigheden of attribu-
leu behoudt; dat alomtegenwoordigheid, almagt en
alwetendheid aan Hein alleen als God belmoren,
en uitsluitend attributen zijn van Zijne Goddelijke
natuur, daar geene Goddelijke attributen toekenbaar
zijn aan de mensehelijke natuur, zonder den Schep-
per met het schepsel, God met den menseb te ver-
warren.
De leer der eoiisiibstani iatie werd lang voor den
tijd van liuthcr dooreenige godgeleerden aangekleefd.
-ocr page 584-
CONVOCAT1E.                                                           503
deelingeu, waarin de orde der franciscanen in de
veertiende eeuw verdeeld weid. Zij omvat diegenen,
die het meesl vau de letterlijk.- betcekenis van den
regel des stichters zijn afgeweken, en die de verklaring
daarvan door de pausen aannemen. Cleiueus XI V.
maakt in zijne bulle voor iiel oplieffen van de orde der
Jezuïteu, van de congregatie der Hervormde l.\'ou-
veulualcu gewag, welke Sixlus V. goedkeurde, doch
Urbauus VIII. ia lü2(i afschafte, omdal „zij geeue
geestelijke vruchten aan de kerk van God gaven."
Aanhoudende twisten waren er ontstaan tusseheu de
Hervormde en de Xiel-hervormdc Convcutualeu,
daarom bepaalde de paus, dat zij zouden overgaan tol
de ( apueijuer Broederen vau S:. Frauciscus of tol de
Observanten.
i ().\\ V\'(J( \'AT IE, eeue vergadering van de bisschop-
pen on geestelijken van de Kerk vau lüugclaud, ten
einde over ki rkclijke zaken ie raadplegen. Zij In-staal
uil twee afzonderlijke huizen: hei hoogerhuis, zamcii-
gesteld uil de aartsbisschoppen en bisschoppen, en
hei lagerhuis, waarin al de andere geestelijken door
hunne afgevaardigden worden vertegenwoordigd. Bij
de bijeenkomst van hel parlement vaardigt de kroon
eeue ordonnantie uil, om de I \'unvoeatic op te roepen
in de provinciën Caulerburv en Vork bijeen te ko-
uicli. De geestelijken, die het lagerhuis uitmaken en
gewoonlijk proctors (procureurs) genoemd worden,
worden gekozeu door eeue stemming vau de parochi-
ale geestelijken, om hen te vertegeuwoordigeu hij de
beraadslagingen van dit kerkelijke parlement. Deze
beraadslagingen worden geopend door di-n aartsbis-
schop vau de provincie, waarna een president verkozen
wordt. De Convocatie in de provincie Vork vergadert
in de hoofdkerk vau Vork, terwijl die van de provincie
Canterhurv in de St. Pauluskerk of in de Jeruzalcm-
sche kamer, grenzende aan de AVestiniuster abdij, te
zanten komt. De twee Couvocatiéu zijn geheel onaf-
haukclijk vau elkander, hoewel zij somtijds in over-
ecnsteinniing met elkander gehandeld hebben. Sedert
de Iteformatic zijn de belangrijkste kerkelijke zaken
overgelaten aan de Convocatie vau Cauterburv, terwijl
die vau Vork zeer zelden een maatregel vau belang in
bet leven heeft geroepen.
De koninklijke autorisatie is onmisbaar voor de
bijeenkomst der Convocatie. Als de aartsbisschopeene
vergadering opriep zonder In-t hr\\el van den souve-
reiii, zou hij de straf ondergaan, die op bet overtreden
van eeue parlementswet volgt, en de handelingen der
vergadering, aldus onwel tig bijeengeroepen, zouden
geheel en al krachteloos zijn. Tijdens de regering van
CONSUS —
Zoo werd zij i» de elfde eeuw door ceniye volgelin-
I \'\'on vau Bercuuarius beleden, iZie I(i.e,t;M..uiii:i<si.
DO                                                                   .
Maar loeu latlhcr in de zestiende eeuw de vcrval-
schiugeu der Koouischc kerk aanviel, kon hij. terwijl
liij niel aarzelde te verklaren, dal de leer der traus-
siibstaiilialie onschriftniatig en ongerijmd was. zich
niet geheel losmaken van hei denkbeeld van ecne
werkelijke ligelianielijke tegenwoordigheid in hel
, avondmaal. Hel tiende artikel van de Augsburgsehe
confessie, die door al de Lnthersclie Protestanten
aangenomen weid als een standaard des geloofs, was
, in de/.e woorden verval ; „Dal hel ware ligchaam en
bloed van Christus tegeuwoordigziju in het avondmaal,
■ waarachtig onder de gedaante van lui brood en den
wijn, en uitgedeeld en out vangen worden." Deze woor-
den verklaarden op eeue zachte maar toch duidelijke
^vijs de leer der eonsuhslantialie. en daarom vonden
de Zwinglianen of Hervormden het voor zich oninogc-
lijk uui de Augsburgsehe confessie te ouderteekcuen.
Daarom stelden de keizerlijke sleden Straatsburg,
(\'oustanz, Lindau en Meinmiugeu eeue afzonderlijke
confessie in plaats van de Augsburgsehe, welke bekend
is ouder den naam van de t\'uit/essiu TelrapiAilihta of
Confessie vau de Vier Steden, en alleen op hei punt
der tegeuwoordigheid vau Christus in liet sacrament
van haar verschilde, daar /.ij beweerden, dat deze
tegenwoordigheid geestelijk en niet ligchaiuelijk was.
Deze geloofsbelijdenis vau de Vier Steden werd dooi\'
Martinus Bucer opgemaakt, doch de gehechtheid ei
aan was slechts lijdelijk, wam de vier steden onder -
leekcuden na eeuigen lijd de \\ ugsburgschc confessie,
en werden een deel van de Lutheisclie kerk.
CONSUS, eeue oude Homciusclic godheid, de god
van den raad, die, zooals men dikwijls beweert, tol de
helsche goden behoorde. Men verhaalt, dat Uoinulus
een altaar vau Cousus in de aarde voud, en dal hij, in
zijn verlangen om vrouwen aan zijne onderdanen te
geven, ecne gelofte deed, dat hij een 1\'eesl zoude
instellen ter ecre vau dezen onbekenden god, en hem
offeranden zoude brengen, indien hij er in slaagde om
vrouwen te verkrijgen. Daarom werden de Cu/es/ui/iëu
ingesteld, welk feest jaarlijks op den 21»te" April
gevierd werd. Ciedurcnde de eerste viering had de
Sabijiischc uiaagdenroof plaats. \\ irgilius zegt, dat
deze gebeurtenis plaats had geil u rende de, Circensische
spele», die mogelijk de oude Cousualieu vervangen
hebben.
CONTRAREMONSTRANTEN. Zie Caiaims-
Mts.
CONVENTUALEN, eeue vau de twee grooteaf-
-ocr page 585-
CONVULSION.UliEN — (\'OOKMiKKTEKs.
:,>; i
(\'ouvoeatie de herstelling der synodale magt van
de kroou te erlangen, maar het is zeer waarschijnlijk,
dat deze magt zich langen lijd zal doen wachten.
Indien zij ooil hersteld wordt, zal de invoering vau
bet leekeu-elemeul volstrekt noodzakelijk zijn, en
zelfs hel geestelijke slemregl, als vrij zoo mogen
spreken, moei vergroot worden, opdat de proctors
al de geestelijken kunnen vertegenwoordigen. Maar
zelfs niet deze verbeteringen in de zaïneustelling der
Convocatie is aan het verlevendigen van hare slui-
inercndc magtcu het gevaar verknocht, dal van tijd
tol lijd herhaalde botsingen van ecu zeer erustigcu
aard met het burgerlijke bestuur bijna onvermijdelijk
zouden zijn, en tot de treurigste uitslagen voor de
kerk en den staat zouden leiden. Zie Engeland
(Këuk v a.\\).
CONYULSIONAIRE.N, cent parlij dwecpers, be-
boorende tol de Koomsche kerk in Frankrijk, die
voorwendden stuiptrekkingen (couvulsicn)te krijgen,
waarvan zij, zooals zij beweerden, wonderdadig gene-
zen werden aan het graf vau den abt Paris, een berucht
dwecper onder de Jansenisten in het begin dcracht-
tiende eeuw. De naam werd ook aan hen gegeven.
die ouder de r\'rauschc Rooinschgczindcu zich tol tien
hoogstcn graad vau geestvervoering opwerkten. Zij
verwrongen hun ligehaain op ceue geweldige wijze,
zij rolden over den grond, vielen eindelijk in zwijm,
en kregen dan visioenen en openbaringen van den
wonderlijkst en aard. Zulke looncelen hebben tcgcu-
vvoordig nog van tijd lol lijd in de plattclands-distric-
ten van frankrijk plaats, waar zij maar al te dikwijls
dienstbaar gemaakt worden aan de belangen vau een
blind bijgeloof.
COORNHERÏE11S, de volgelingen vau Dirk
Volkcrlz. Coornhcrl, geboren te Amsterdam iu 1 ~>ii,
overleden te Gouda deu 2<J»tcn October 1590. Hij
wijdde zieh, gelijk Marnix van SI. Aldcgonde cu llugo
tic Groot, hoewel bij staatsman was en bij den Nedcr-
landsehen opstand door zijn staatsbedrijf een grooten
naam verwierf, aan de beantwoording van splinlcrige
vraagstukken betreffende de kerk en haar leerbegrip.
Daarbij bevredigde hij niel iedereen, gelijk hij meestal,
soms hoofdig genoeg, tegenov er allen stond. Hij schreef
veel en velerlei, wal betwistbaar was, of waarover bij
twist uitlokte. Ook hield bij gesprekken, waarbij hij
zoowel de Koomsche kerk als de Hervorming, gelijk
die was ingevoerd, afkeurde, [lij wilde aan eenieder
volkomene vrijheid van geweien toegekend hebben.
Hij verzette zich legen Luther, Calvijn en Beza be
treffende onderscheidene leerstukken door ben voor-
Hendrik VIII. werd te dieu einde eene acte aaugc-
nomen, dii gewoonlijk de Acte vau Onderwerping
wordt geuoeuid, en hierop volgden verscheidene regc-
lingen, die bestemd waren om den werkkring der
Convocatie binnen zekere grenzen ie beperken.
De t\'c in voeat ie mag overtreders berispen en afzet ten,
werken niel kettersehe leerstellingen onderzoeken en
. eroordeeleii; en met de koninklijke autorisatie kan
/.ij canons maken en uitvaardigen, dr liturgie veran-
dercu, kortom, bare magl strekt zieh over alle kerke-
lij!.\', zaken uil. Terwijl de (\'ouvocatic zit, zijn de leden
van gevangenneming gevrijwaard. Sedert Jï ii lieefl
deze vergadering van geestelijken niet meer de magl
van eene synode , dewijl de koninklijke autorisatie
niel \\erleend is. Hoewel de Convocatie geeue canons
kan aannemen zonder de autorisatie \\ an den souverciu,
lieefl zij de magl om hare toestemming te weigeren
tol maatregelen, dit door de kroon worden voorgesteld.
De Acte van Onderwerping, inden lijd van Hendrik
VIII. aangenomen, werd herroepen gedurende de
regering vau .Maria, doch door het parlement van
Elizabcth hersteld, en sedert dien lijd is zij tot op den
huldigen dag vau kracht gebleven. Terwijl derhalve
de Convocatie in beide provinciën geregeld op den-
zillden lijd als het parlement vergadert, is haar werk
bepaald tol liet stemmen over ecu adres aan de kroon,
zonder dat zij de magl heeft om eene enkele acte aan
ie nemen, hoe weldadig deze voor de kerk, welke zij
voorstelt, ook zijn moge. Zoo volkomen geboeid is
deze kerkelijke vergadering, dal zij zelfs de magt van
verdaging niet heeft . zoodal de aartsbisschop haar
sluit, als hare beraadslagingen langer dan den eersten
dag worden gerekt. .Men beeft zelfs de vraag gedaan.
of de wet den aartsbisschop hel regt geeft om de Cou-
vocatic te sluiten, dan of zulk eeue magt niet wettiglijk
aan de bisschoppen der provincie behoort. .Maar wei-
ken twijfel sommigen ook over dit onderwerp mogen
koesteren, de aartsbisschoppen gaan voort het regt
Ie eisehen en uit te oefenen bij bel ontvangen eener
ordonnantie van de kroon, welke bij de sluiting van
het parlement geregeld wordt uitgevaardigd, en gedu-
rcude deszelfs beraadslagingen sluit de aartsbisschop
op zijn eigen gezag van lijd tot tijd de Convocatie.
totdat liet adres aan de kroon door beide huizen is
aangenomen. Motieu mogen gedaan worden, com-
inissiën mogen benoemd worden om bijzondere punten
te overwegen, al zulke stappen zijn vau geene kracht..
/.onlang de kroon hare autorisatie terughoudt. De
Hooge kerk partij van de kerk van Engeland lieefl
eenigen lijd geleden ernstig getracht, om voor de
-ocr page 586-
COPIATJS ( ol\'TLsi IJK KKUK
31)5
gedragen, meer bijzonder de voorbeschikking cu de
erfzonde. In lid jaar 1030 /.iju zijne verspreide gc-
schriftcu in drie folio dceleu gedrukl en uitgegeven,
doch zij voudeu weinig bijval, omdat hij zich uooii
met ceuige gezindheid vereeuigd had, eu dour uiel
weinigen voor een vrijgeesl werd gehouden.. Zijne
verdraagzaamheid lag niet op den weg van zijnen lijd.
en hij bestreed ie vinnig, wat hem tegenstond, om hem
volkomen geloof te scheuken. De partijen stonden nog
ie scherp tegenover elkander, vau daar dat hij, toen
hij als ainbtsschrijvcr van Haarlem vooreen Iwinlig-
lal Roomschgezinde burgers een verzoekschrift om
vrijheid van godsdienstoefening had opgesteld, dit
stuk, in tegenwoordigheid van de u\'cniagtigdcn der
Stalen, met eigen handen moest verscheuren. Zijn
laatste arbeid was zijn sohrijv en legen het dooden van
keilers. Om Lipsius te behagen, gal\'de stedelijke
regering van Leydcu hem haar ongenoegen daarover
Ie kennen, doeh zij gevoelde hierover niet weinig spijt,
toen Lipsius tot de Roouische kerk afviel.
COPIATjE, geringe beambten in de oude Christe-
lijkekerk, die de dienst verrigl ten vau lijkbezorgers en
doodgravers. Aan deze werd de zorg voor begrafenis-
seu toevertrouwd. Zij werden liet eerst te Constanti-
uopel door (\'onsiaiit iju den Groote ingesteld, en \\ erder
georganiseerd en bevestigd door keizer Anastasius.
Zij zijn somtijds Fuwtsii genoemd, wegens het graven
van graf kuilen, en in de romans van Justiniauus wor-
den zij Lerticth\'ii geheeteu, omdat zij hei lijk of de
baar bij begrafenissen droegen. Dooi- oude schrijvers
worden zij dikwijls als kerkelijke beambten vermeld.
Toen Constant ij n het ambl hel eerst jus telde, benoemde
hij ie Constant inopel elfhonderd Copiattr, die, behalve
dat zij moesten toezien, dat alle personen eene bchoor-
lijke begrafenis hadden, deze laatste eer voornamelijk
aan de armen gratis moesten bewijzen. Deze klasse
van beambten werd gedeeltelijk uil de algemeene
schatkist der kerk onderhouden.
COPTISGHE KERK, de oude Christelijke kerk
vau Egypte. Zijisde.Monophysietische leer toegedaan,
dal Christus niet twee verschillende naturen bezat,
maar slechts ééne, dewijl de uicuscuclijke natuur ver-
mengd was niet de Goddelijke en daarin was opge-
nomen. Een strijd over dit onderwerp verscheurde de
Christelijke kerk iu Egypte gedurende de vijfde en de
zesde eeuw, en opdien tijd werden de Elllychiaansche
of .Monophysietischc leerstellingen, die door het algc-
meene concilie van Chalcedon waren veroordeeld, door
de gclicclc (\'optische natie en door de Abyssinicrs eu
NuUiërs omhelsd, terwijl de secte de algemeene be-
I naniing vau Jaeobielcu kreeg. Zoo scherp was de
vijandschap, welke ontstond tusscheu hen, die de
Monophysietischc leerstellingen aauhiugeu, eu de
t hristeucu van de Grieksche regtzinuige kerk, dal
zij nooit met elkander huwden, en om zich vau huuue
tegenstanders te outslaau,begunstigde!) deCopl.cn den
inval vau de Mohauicdaansche Arabieren, en verce-
nigdeu zij zieh met deze om de Grieken Ie verdrijven.
De verandering van bclieerschers bragt hun echter, in
slede vau hen van vervolging Ie verlossen, slechts
ernstiger cu langduriger beroeringen. Door zware ou-
derdrukkiug van verschillenden aard uitgeput, stonden
zij eindelijk legen hunne .Mohauicdaansche tirannen
op, maar werden spoedig ten onder gebragt, en vele
Copten werdcugcdood. Gedurende vele achtciceuvol-
gcudc eeuwcu werden zij uu mei de grootste wreedheid
behandeld. In ile negende eeuw werden zij gedwongen
om klecdcreucu tulbanden te dragen vaucene donken-
kleur, eu een houten kruis vau vijf pond zwaarte om
deu hals. In de dertiende eeuw had er eene nieuwe
hevige vervolging plaats, waarin al hunne v oomaainste
kerken in Egypte werden verwoest, en zij verpligl
werden een blaauwen tulband Ie dragen, zooals zij
over In-t algemeen thans doen. Door de wreedcouder-
drukkiug tol het stof gebogen, vielen vele Copten van
■ liet Christelijke geloof al\', eu omhelsden de godsdienst
Tan den koran, terwijl hunne kerken in moskeen werden
veranderd, liet gevolg is, dal liet aantal (oplet) nu
zeer is v eriuinderd, want lervvijlde Arabische geschied-
schrijver Makrizis hun aantal ten tijde van den inval
der Arabieren op ongeveer 2,000,000 schat, bedragen
zij uu uiel meer dan 200,000. Dat zij vroeger veel
talrijker waren dan tegenwoordig is duidelijk uil hel
feit, dat een groot aantal in puin verkeercudc (\'optische
kerken en kloosters nog in verschillende deden vau
liet land te vinden zijn. Sedert de verovering vau
Egypte door de Arabieren is de (\'optische taal traps-
gewijze in onbruik geraakt, totdat zij bijna eene doode
taal geworden is. die door zeer weinigen wordt ver-
slaan. Zij is echter niet geheel verloreu, daar zij nog
gebruikt wordt in de liturgieën in verscheidene gods-
dieustigc boeken der Copten; en daar de litanie en
de liturgie opgezegd worden"zonder een boek, kunnen
zelfs vele priesters haar niet lezen, schrijven, spreken
of verstaan, terwijl weinige of geene hoorders in staal
zijn om een enkel woord van de dieusl te begrijpen.
Tot zulk een I reinigen slaat is de eenmaal bloeijeutle
en beroemde kerk van Ale.xaudrie en Egypte gebragt.
I Iet tegenwoordige godsdicnststclsel der (\'optische
kerk bestaat uit eene vreemdaardige opecuhooping
-ocr page 587-
56Ü                                                                  (\'OPTISCHE KERK.
van valsehc leerstellingen, afgodische gebruiken cu      kaarsen. De bouw der kerk gelijk! veel op dien van
bijgclüuvige plcgtighedcn. Zij besnijden eu doopen;
     eene Joodsche synagoge. Zij is verdeeld in vier af-
/.ij gclooven aan de wedergeboorte dooi\' den doop,
     dceliugen. De heikel of hel sanetuariuni maakt de
aan de rcgtvaardigmakiiig door het inachl nemen vun
      voornaamste afdecling aan hel oostelijke einde nit,
het avondmaal eu andere vrome daden, voornamelijk
      en is van liet andere gedeelte der kerk door houten \'
vasten en pelgrims!ogten, aan de transsubstantiatie,
     paueelvverk gescheiden. Kr baugt eene gordijn voor,
belijdenis aan een priester, absolutie, de aanroeping
      niet een groot kruis er op gewerkt, die eene deur
van heiligen, laatste oliesel eu gebeden voor de doodeu.
      in liet midden tot een ingang heeft, liet gedeelte,
Behalve den bijbel, dien /.ij nog beschouwen als den
      dal hieraau grenst, door traliewerk vau de andere
standaard van geloof en handelingen, houden ,:ij de
     gedeelten der kerk gescheiden, was bezet door de
Gezegden der Vaderen, de Liturgie van liasilius, de
     dienstdoende priesters eu hunne assistenten, door den
Liturgie van Uregorius, de Liturgie van (\'jrillus eu
     patriarch, die op een oiidcrwciseheu stoel, de stool
de Apostolische verordeningen in booge achting. Al
      van Markus gebeetcn, /.al, eu door liet meer aanzien-
deze liturgieu bestaan in de ( optische taal. De (\'op-
     lijke gedeelte der gemeente. ludczc afdecling inogtcu
ten hebben zeven sacramenten, welke zijn de doop, het
      wij komen. De mindere gemeenteleden bezettende
avondmaal, het vormsel, de biecht, de priesterwijding.
      volgende afdecling, en de meest verwijderde was vooi-
het huwelijk en het laatste oliesel. Hunne geestelijken
      de vrouwen, die door eene andere afscheiding van
wiirdcn onderhouden door vrijwillige bijdragen enge-
     traliewerk nagenoeg geheel voor ons oog verborgen
schenken, behalve git\'ini bij geboorten, huwelijken en
      waren. Ik/.aggcene beelden, maar eeuige glinsterende
sterfgevallen. De doop wordt toegediend aan jongens
      .schilderijen hingen hier en daaraan de muren. Mij het
op den leeftijd van veertig dagen, en aan meisjes oji
      binnenkomen in de kerk deed een ieder zijne sehoe-
dcii leeftijd van laehl ig dagen, tenzij in gevallen van
      nen uil, doch volgens het algenicene gebruik vau de
gevaarlijke ziekte, wanneer hij vroeger mag bediend
      Oostersehe kerken, hield hij zijn tulband op. Zijne
worden. Deze plcgtigheid wordt vcrrigl door het lig-
      eerste handeling van devotie was die van zieh neder Ie
ehaam driemaal in het water te dompelen, waarbij d<
      buigen voorliet sanetuariuni, onmiddellijk voor hel
heilige olie gevoegd, en waarover bel teekeu des kruises
      hangende kruis, den zoom der gordijn te kussen, daarna
gemaakt is. liet vormsel volgl onmiddellijk ua den
      zieh neder Ie buigen voor den patriarch, die hem bij
doop, en wordt vcrrigl met ineirun of heilige olie.
      hei opslaan zijn zegen gaf, eu ten slotte voor eenigc [
Hel sacraincul der biecht wordt dadelijk door de
      van de schilderijen der heiligen, liet binnenkomen
absolutie gevolgd, doch somtijds word! eene boete
     van velen, nadat de diens! begonnen was, die deze
voorgeschreven. Hel laatste oliesel vvordl uiel alleen
     ceremoniën verrigtten, vermeerderde de verwarring
aan de zieken en stervenden verleend, maar ook aan
      zeer, die nu en dan nog verhoogd werd door hel
de gezonden na hel bedrijven van groo!e zouden, De
     geluid vau schellen eu pauken eu hel heen- en vveer-
gudsdienstige vasten der (\'opteii zijn lairijk eu ge-
     gaan van eenigc priesters, die wierookvaten met wie-
streng, en do patriarch in het bijzonder is bekend om
     rook, die er uit opsleeg, slingerden, eu aan den
zijne gestrenge levenswijze. Men zegt. dal hij des
     patriarch om nieuwe brandstof vroegen, wanneer hun
nachts om hel kwartier geroepen wordt, opdat hij den
      voorraad was uilgepiil. Vele vau de oudere irieuselieii
naam Gods kan aanroepen. Dr. Wilsou gcefl ceuzeei
      leunden op krukken, die ongeveer vier of vijf voel
belangwekkend verhaal van een bezoek, dat hij te i lang waren, gedurende hel grootste gedeelte vau den
Cairo aan eene (\'optische kerk alleide, en van de ver- I tijd, eu genoten, bij hel gemis van banken, eenigc
schillende ceremoniën, waarvan hij bij die gelegenheid
      verligt! ug door bet gebruik daarvan, gedurende de
getuige was. De beschrijving der godsdienstoefening \' drie of vier uren van bun zamenzijn. Zij spraken dik-
zal den lezer zekerlijk boeijen : -
                                       wijls tot elkander en maakten aardigheden. Sommige
..Zij begon, zoodra op den dag des liecren hel dag-
      priesters liepen de jongens achterna, die zich zochten
licht was aangebroken, eu werd druk bezocht door
     ie vermaken; het was duidelijk, dat zij hun gedrag
jongen en ouden, die, wegens de klciule der kerk, -
        vveuschten te berispen in onze tegenwoordigheid. Hun-
de groolslc evenwel, die aan de (.\'optcn van de plaats
     uc gebeden geschiedden bijna allen iu de doode (,\'op-
behoort, — zeer opeengehoopl waren, lol bun groo!
      tisebe laai, eu waren natuurlijk geheel onverstaanbaar
ongemak, dal vermeerderd werd door hel gebrek aan
      voorliet volk, dal er weinig belang in scheen te stellen,
luohtverversehing en bel branden van een aantal
      hoewel zij, door audcreu geleid, de antwoorden gaven.
-ocr page 588-
HKKKKK.                                                                  507
eerste plaats, dat hij de voor lieni bestemde eer van
di\' hand zal wijzen, en over zijne volkomene onwaar -
■ digheid zal uitweiden. Voor de smeekiugcu zijner i i
! vrienden moet hij doof blijven, en bij gevolg moet hij
I weerstand bieden, totdat, nadat hij met geweld iu de
tegenwoordigheid van den patriarch gebragl is. zijne
, zegening uitgesproken is te midden van tegenspraak
I en vertoogen. Zijn vonnis is nu getcekend. Hij wordt
daarna in de tegenwoordigheid van den patriarch naar
eene kerk gevoerd, om gedurende een paar maanden
in de ceremoniën der priesterlijke l\'nnetiën ingewijd
te worden, cu om die gedeelten der litanie, die liij
openlijk moet opzeggen, uil liet hoofd te leeren. Zoo-
danig is gewoonlijk de gehcele opleiding, die voor
oen (\'optisclien priester noodig wordt geoordeeld.
I il de priesters worden ile bisschoppen verkozen.
Iruime kennis gaal gewoonlijk niet verder dan die
van di\' doode massa, waarvan zij gescheiden zijn, doch
zij zijn ouder. De begaafdlicden van den patriarch
/.elven behoeven niet veel grooter Ie zijn. Deze moet
ongehuwd wezen. Te dien einde wenden zich de bis
schoppen en priesters lot bel oudste aller kloosters,
idal hetwelk dom- i\\i-n beroemden St. Antonius iu de
j woestijn nabij de Uoodc zee werd gesticht.) om een
echten monnik, ten einde den patriarchaten stoel te
. bezetten. De pligl van den superieur is dan, om negen
ui\' tien leden der broederschap van den ongehuwden
staal Ie benoemen, en uil deze wordt er een duur het
lot verkozen. Men verwacht altijd, dat de nieuw-
verkozen patriarch, gelijk de gewone priester, een
onvcrwiunelijken afkeer zal looueu om een ambt van
zooveel waardigheid en verantwoordelijkheid op zich
ie nemen. Het gewone middel is, om zieli te wenden
tot den gouverneur van Egypte, zelfs als deze een
Turk is. ten einde den weerspannige tol toegeven te
dwingen door den sterken arm der burgerlijke en in il i-
laire magt. De tegenwoordige patriarch, die er zich
! evenzeer over verheugd voor den wettigen opvolger
I van Markus gehouden 1c worden,als de tegenwoordige
! paus voor den wettigen opvolger van Petrus, werd
j werkelijk door de soldaten van Mohanicd Ali uil hel
klooster naar den stoel van den evangelist overgebragt.
Als het avondmaal gevierd wordt, komt elke man
aan de deur van het sanctuariam, ten einde hel te
! ontvangen. De priesters dienen hel afzonderlijk aan
de vrouwen iu hare afdecliug der kerk loc. Het
! sanetiiariuni wordt gedurende de godsdienstoefening
gewoonlijk door lampen schitterend verlicht. Er wordt
zelden gepreekt, behalve gedurende de Vasten. De
kerk gebiedt aan hare leden, om zevenmaal in de vier
COI\'TISf
lift lezen van dr Rvangelicn en de Brieven geschiedde
iu hel Arabisch, doch hel werd np eene zeer oneer-
hiedigc en geen indruk makende wijze verrigl door
jongens, die een groot vermaak in hunne bezigheid
schenen lo scheppen. Ttcl brood en de wijn, bij hel
avondmaal gebezigd, werden vóór hunne wijding door
den patriarch en de priesters bijzonder onderzocht.
Hel brood bad den vorm van kleine, ronde koeken,
met de afbeelding van het kruis, naar ik geloof, er
op, en de wijn was in een kleinen glazen beker, liet
brood werd in den wijn gedoopt, alvorens hel aan de
aanwezigen werd gegeven: slechts een klein gedeelte
gebruikte er van, en de priesters alleen dronken uil
den beker. De patriarch besloot de dienst door bet
voorlezen van eenige vermaningen in liet Arabisch en
bel uitspreken van zegeningen. Behalve wat zijn go-
dcelle van de dienst aanging, scheen het geheel eerder
eene bespotting van heilige dingen ilau de vereering
van den alomtegenwoordige!! en alwetenden God."
De fopten gelooven, dat Markus de apostel van
Egypte en de stichter hunner kerk is, terwijl de pa-
Iriareh van Alexandrie, dien zij als hun hoofd erkeu-
ueu, bekleed met de magt van een absolitten paus,
door hen als de wettige opvolger van Markus wordt
beschouwd. Niet dat zij veel waarde hechten aan hel
denkbeeld van apostolische opvolging, doch zij ge-
looven, dat apostolische gaven en genade door het
ineirun of de heilige olie worden medegedeeld, die,
zooals zij beweren, door .Markus gezegend werd, en
nog de eigenschappen, die er aan geschonken werden,
behoudt, daar een nieuwe voorraad olie altijd bij den
ouden wordt gevoegd, alvorens die op is. Ken pa-
ti\'iarch wordt somtijds gekozen door zijn voorvanger,
doch gewoonlijk door liet lol aangewezen, en altijd
uit de monniken van liet klooster van St. Aulonius.
Ouder den patriarch staan de titulaire en werkelijke
bisschoppen, de presbyters, die de mis voor het volk
vieren, maar nooit prediken, de aartsdiakenen, dia-
keuen, onderdiakenen, lezers, zangers en dnivelbc-
zweerders, die slechts jeugdige medehelpers in de
kerkcerenioniën zijn. lief verkiezen \\au priesters en
van een patriarch geschiedt aldus: — Als een priester
verkozen moet worden, lecnc van zijne onmisbare
hoedanigheden is, dat hij niet ongehuwd is,) vestigen
«•enige van de vroegere beklceders dezer waardigheid
de aandacht op een vriend, zonder diens toestemming
te vragen. Hij mag een ongeletterd ambachtsman
zijn, en is dat gewoonlijk ook. Daar vrijwillige uc-
derigheid nu de vastgestelde regel en de erfelijke
gewoonte geworden is. verwacht men van hem in de
-ocr page 589-
.Vis                                                                  (\'OPTISCHE KEP.K.
on (wintin; uren in do afzondering te bidden, /.ij zeg-     vrouwelijke bloedverwanten. Meisjes trouwen op don
gen in hninic gebeden gedeelten van do Psalmen in      leeftijd van twaalf of dertien, somtijds ook op don
liet Arahisoh en van een hoofdstuk van een der Ev.in-     ondordom van tien jaar: zij worden zelfs nog jonger
geliën op, waarna zij in liet Coptisch nf \\raliiseli      verloofd. De huwelijksfeesten dnren onder do middel-
oen-en-vocrtigmaal zeggen: „O mijn Heer, heb gena-     on hoogere klassen gewoonlijk zeven of acht dagen.
de," waarbij sommigen een snoer van ren en veertig     0|i den avond van den laatslen dag wordt do bruid door
koralen gebruiken, terwijl anderen op hunne vingers     hare bloedverwanten en vrienden in eene proeessie,
tollen. Aan liet einde voegen zij een kort gebed in l\'.et      gevolgd door muzikanten en personen die lichten
(\'optisch, of zeggen hot ( inzo Vader op. Maar terwijl      dragon, naar het huis van den bruidegom begeleid.
de Copti.-ohe kerk de getrouwe verrigting van afzon-      Van daar gaan zij naar de kerk in twee afzonderlijke
derlijk gebod aldus beveelt, ziet men velen van het      gedeelten, en koeren na de plegtigheid terug, om aan
\\olk hunne geboden opzeggen, terwijl zij gaan. rijden      een laatste feesi deel te nemen. Het volgende gedeelte
ol\' hunne dagelijksohc bezigheden veirigten; zij mom-     der huwelijksplegtigbeid, dat ook door eenige andere
pelen ze snel zonder den minsten schijn van gevoel.      Oostorschc kerken aangenomen is, verdient de aan
Eenige strengere klassen wasscheu do handen on voo-     dacht. Nadat do priester dehiiwelijksringen gezegend
ten, alvorens zij de openbare godsdienstoefening gaan      ,n teruggegovon heeft, plaatst hij eene gouden kroon
bijwonen, en bidden met hel gelaal naar het Oosten.       ,p hei hoofd van de bruid en van den bruidegom, on
He fopten vasten eiken Woensdag en Vrijdag, en      eene sjerp over den schouder des laat sten. welke eerc-
eten dan slechts viseh. groenten en olie. Zij houden      monio de krooning heet. De kroonen belmoren aan de
ook vier lange en strenge vasten in hot jaar. waarvan      kerk, en worden afgenomen, als de partijen heengaan,
eene, bij gelegenheid van het l\'aaseli feest, vijf on vijftig     doch de bruidegom draagt de sjerp, totdal hij ie buis
dagen duurt. Gedurende dien tijd onthouden zij zich      gekomen is. waar zij door den priester afgenomen
van elke soort van dierlijk voedsel, zooals vloesoh.      wordt. Van het verleenen eener „kroon des levens,"
eijorou, melk, boter en kaas. Elke vasten wordt door      „der regtvaardigheid" en ..der heerlijkheid" aan don
oen feest gevolgd, en bovendien zijn er nog drio andere      geloovigo wordt iu de Schriften gewag gemaakt, als
feesten. Behalve dat zij hij die gelegenheid de kerk-      ooit gedeelte der voleindiging in den hemel van de
dienst bijwonen, houden zij feest maaltijden on geven      geestelijke vereen iging zijner ziel met zijn Zaligmaker
aalmoezen. Zij onthouden zich van varkensvleesch, om      aan den hnwclijksmaaltijd van bet Lam. Pas gehuwde
do vuilheid van het dier, zooals zij zeggen. Del \'optelt      paren onder de .roden droegen kroonen opluiutronw-
beschouwen een pclgrimstogt naar Jeruzalem verplig-     dag. en in lloogl. III : II worden de doebtcren van
tend voor allen. Zij vereenigen zich in groote karavanen      Zion nitgenoodigd om den koning Salomo met do
voor de reis. vieren de Lijdensweek te Jeruzalem, en      kroon, waarmede hem zijne moeder kroonde op den
gaan zieh dan in de Jordaau baden. De besnijdenis      dag zijner bruiloft, en op den dag der vreugde zijns
wordt vrij algemeen op den leeftijd van twee. zeven of     harten, te aanschouwen.
acht jaar verrigt, on somtijds op dien van twintig jaar          Do begral\'enispleglighedcn der (\'optelt gelijken ook
en later. Zij wordl eerder als een burgerlijk dan als      veel op die der Muzelmannen. Het lijk wordt in eene
een godsdienstig gebruik beschouwd.                               doodkist gedragen, gevolgd door weeiiende vrouwen,
Do Coptisehe vrouwen omsluijeren het gelaat iu      en deze worden voor drie dagen gehuurd, ten einde
het openbaar, in navolging van de Mohamedaansche
      haar gejammer in het huis dos overledenen voort te
vrouwen; zij ontblooten hel nooit in huis in de tegen-
     zitten. De Coptc.u van beiderlei geslacht bezoekende
woordigheid van mannen, mot uitzondering van hare
      graven hunner bloedverwanten driemaal in hel jaar.
naaste betrekkingen. De (\'opten volgen ook de Mu-
     Zij brengen don nacht door iu huizen op hel kerkhof,
zelmannen nabij het aangaan van huwelijken. \\ rouwen
      de vrouwen in de boven- en de mannen in de beneden-
worden namelijk als hnwclijksluitsters van beroep ge-
     kamers, en des morgens dooden zij een buitel of een
bozigd;zij brengen eene beschrijving van het persoon-
      schaap, en geven hel vloesoh daarvan mol brood aait de
lijk voorkomen van de eene partij naar de andere,
      armen. Dit hoeft al het voorkomen van oen zoenoffer,
en onderhandelen over al do bijzondere voorwaarden
      dat waarschijnlijk van Heidensche tijden dagteekent,
der vereeniging, en de man ziet zelden het gelaat van
      doch zij nemen deze verklaring van de plegtigheid
de voor hom bestemde vrouw, voordal hot huwelijk
      niet aan.
gesloten is. De keuze geschiedt somtijds dom-de
          De Abyssixischf. kerk (zie ald.) is een tak van de
-ocr page 590-
(\'OPTISCHE MONNIKEN COVENANTERS.
bekkens sloegen. Zij vvound. n oji den berg Ida op
het eiland Creta, waai- zij Ie i kind Zeus verpleegden.
Eenigen deuken, dal d<: C\'orybanti u de /.-,nv,n waren
van Chkonos (zie ald.;, andereu, dal zij de zoueu wa-
ren van Zeus en Calliope, dat zij naar Saniothracié
gingen, waar zij gewoond zouden hebben, en dat zij
dezelfde wezens want. als die. welke daar l\'abeiri
werden genoemd. Sommigen zijn van oordeel, dal de
l \'..rv bauteu uegeu iu getal waren.
C\'OYEXAJN\'TERS, de naam van lieu, die het Nali
ouale C\'oveuant (verbond) van Schotland, dal in i".sl
werd opgemaakt, aanhingen. I»il sluk bevalle eeue
afzweriug van de Koouische godsdiensl en eeue pleg-
tige overeeukoiusl ..... de l\'roiolantsche e redieusl
li\' inidersleiinen. Hel had zijn oorsprong iu eeue
zeer algeiueene en niet ougegronde vrees, die ..\'
dier lijile en nog vrij lang daarna ht-erselite, dal de
Uooin.-ehe godsdiensl weder iugevoerd zou worm-u.
Men « isl wel. dal er pogingen in hel werk waren ge
steld. om den loen regereuden monarch Jaeolrus \\ I.
over ie halen mn hel lloomscu-t.atliolieke ;:> e nl te
oiiilielzen. I )it doel lag den paus daarom ie uner aan
hei harte, omdat de jonge- koning de naaste erfgenaam
van oen rjngelsehcn ir..on was. ( \'|i inblazing van ileii
koning maakte daarom John ( raig, ei .. van .i. predi-
kanten van Kdinbiirgli, hel A\'atiouale ( ovenanl o|j.
dal .laenbns en zijn huishouden . ,|, .1. i. i s ■\' " 1\'ehrnarij
1.")S| hel i-i\'rsl bezwoeren en ..ink-rleekeudeii, eu dal
iu den beginne den raam \\ an ..de i ieioolsbelijdcnis ue
Kouiugs" ontving. Nadal hel door den kuliiugolider-
I eekend was, werd hel blijmoedig o mierse lire-, en door
een groot aanlal personen van alle rangen uil In i ge
heele koningrijk. Zij. die hunne oitderleekening aan
uil belangrijke stuk hecht ten, zwoeren om aan de Her-
vormde leer . u aan de iurigiiug oer I lervonnde kerk
vau Schotlaiul getrouw te blijven en dit Ie verdedigen.
Ten gevolge vau eeue zigtbare loeuemingder gods-
illensl l.io-l.en! in de kerk en hel land. kwam lneil op de
AlgetiiceneX ergad ing overeen, dat er eene openbare
hernieuwing zoude plaats hebben van hel Nationale
(\'oveuaut. Dit had ie Kdinburgli op den ."<>■\'"\' Maarl
i.V.Mi plaats, liij de/e plegtige gelegenheid predikte
Davidsou, die lol voorzitter was verkozen, zoo zeer
I ot overtuiging zijner hoorders, eu zond bij in hun naam
eene belijdenis van hunne zonden naarden Iu mei op
mei zulk eeue opregle en iunige aan.....-lllllg. dal al
de aanwezige predikaulcn in tranen voor hem uit-
bai-stlen, op zijn verlangen van hunne zitplfialseu
opstonden eu, de reglerhand opbellende, iiiiu verbond
llli-t (\'fid iiel-l.ie.IW.ieu. Uil looueei. dal lilie lirell
oude Coptische kerk in Egypte, daar haar Am na (zie
ald.) of patriarch door den patriarch van AJexandrië
gewijd wordt, en in zekeren zin aan dezen underge
seliiki i:-.
COPTISCHE MONNIKEN. Hel kloosierleven
had zijn oorsprong in Egypte, en wordl nog in dat
land in groote achting gehouden. De C\'opten, die deze
levenswijze volgen, leggen zich stieuge boefedoenin-
gen \'ij); /.ij leven iu woestenijen, slapen in liunnr
kleederen oji itcn grond, en buigen zieli eiken avond
houderd-vijftiginaal niet hel aangezigl en de borst Ier
aarde. Deze monniken zijn voortgesproten uii de
laagste klasse \\.,u incnsohcn en leven \\an aahiioezeu.
De kloosters zijn llians sleeliis /.ven in getal: Iwee
daarvan, dat van St. .Yntoiiius en Si. Paulus, zijn in
de oostelijke woestijn nabij de Uoode Zee; lier, «aar-
ouder dal van Si. Maearius, in :,.-i Nalron-dal, en een
te .Tebel Koskam in Oppcr-Egvple. In deze inslellin-
gen heei\'sehl eeue zeer gestrenge luehl. Deloplen
hebben ook een aantal bijkloosters, waarin ile priesters
niet-geestelijke personen zijn, en wuiwen /onwel als
mannen worden toegelaten. Ken zwnt e proeftijd vvordl
vereisehl van alle personen, die in de klo islerorde
nensehen toegelaten Ie worden. Uehalve dal zijdege-
lofte. afleggen van inden ongehuwden slaal ie blijven,
moeien /.ij in ren afgelegen klooster in <fe woestijn
de diensten van dienstboden vcrriglen, /.ooals hei
halen van hoiil en water, hel vegen van de kamers, of
hei bedienen der monniken, liet aantal monniken en
nonnen is zeer groof. Zij bestaan hoofdzakelijk van
linzen, en elen alleen op feestdagen viecsch. < \'\\ er hel
algemeen zijn zij zier arm, bijgeloovig en onwetend.
CORUELIERS, monniken van de franciscaner
orde. /.ij dragen een groven grijzen mantel, mei eeue
kleine kap, en (..... gordel \\ au louw mei drie kuoopeli.
Aan dezen gordel outlccneii zij liuuneii naam. Zij heet en
ook Minderbroeders.
CORDICOLEft (Lat. «, hel hart, rul o, vereereu),
eene seele \\an lloomsehc ijveraars, die iu frankrijk
omstreeks hel midden der aeliflieiide eenvt ontsl.....I.
Zij zeiden hel heilige harl van Jezus en hel harl van
Maria, Zijne maagdelijke moeder, Ie vereereu. Ver-
schillende werken verschenen over dat onderwerp in
hel Fransen en hel Italiaausch, en de scele breidde
zich in Napels, Sardinië en Spanje snel uit. Lofzangen
werden ter eere \\an hel heilige harl van .le/uszanieii-
gesteld, en iu alle Roouiseh-( alholieke lauden zijn
nog vele (\'ordioolen te •. inden.
t\'()R\\BAXTEN, priesters van de godin Cvbklk
(zieald.), die bij de offeranden dansleu, en de maai op
.-\'
-ocr page 591-
57i)
COVENANTERS.
; aanliield, was /.eer treffend. Daar liet grootste gedeelte
; der predikanten niet tegenwoordig was om die han-
deling te verrigten, beval de Vergadering, dat zij in
de \\ i rsehillende synoden en kerkvergaderingen moest
lierliaald wordeu, en later tot de gemeenten moest
worden uitgestrekt. Dit geschiedde, totdal geheel
Schotland zich over den eed verheugde.
De koning was echter in zijn hart een «arm Epis-
eopaal, en toen hij eindelijk bij den dood van Elisabeth
in IG<)3 den Engelschcn troon beklom, zette hij zich
met verdubbelden ijver aan hel werk, om de Kerk van
Schotland naar hel voorbeeld der Engelsche kerk in
te rigtcn. Alvorens hij zijne noordelijke stalen verliet,
nas hij er in geslaagd om bisschoppen aan Ie stellen,
doeli hij had bet moeijelijk gevonden, 0111 de kerk mei
deze dignitarissen te verzoenen; hij had zelfs niet
eens kunnen verkrijgen, dal zij doorbel Hooge tv r-
kelijkc Hof erkend werden. Vertoornd over den aan-
bondenden tegenstand tegen zijn koninklijken wil, bad
bij den tijd der \\ ergaderingeti naar zijn welgevallen
.1 ra inleid; eu stouter geworden leu gevolge van zijne
verheffing tol den Engelsehcii troon, liet hij de Ver-
_ deriug, die in 1605 te Aberdeeu zou zijn bijeenge-
koinen, verdagen, /.onder den tijd voor de volgende
bijt eukomst Ie bepalen. I>il was ecne eigetnnagtige
■ ing om de vrijheden der 1\'resbyteriaansehe kerk
in te korlen, eu daar.....besloot men om hel regl dei-
kerk, om hare eigene vergaderingen Ie constitueren,
te handhaven. Eenige predikanten kwamen daarom te
Aberdeeu bijeen, besloten ten minste oin de Vergade-
ring Ie eonstitueren en eene andere bijeenkomst te
bepalen. De koning had echter bcrigl gekregen van
bel plan, eu bevel gegeven om de \\ ergadering te out-
biiiden, omdal zij niet niet koninklijke goedkeuring
was bijeengeroepen. Du broederen kwamen op den
bepaalden dag bijeen, eu de Vergadering geconsti-
ineerd /ijude, was men op hel punt van den brief des
konings te lezen, toen een bode aankwam eu hun in
naam des konings beval, om op straffe van rebellie
uiteen te gaan. De \\ ergadering betuigde bare gewil-
ligheid om dal te doen, mits de koninklijke boodschap-
per, op de gewone wijze, tijden plaats voorde volgende
bijeenkomst wilde bepalen. Dit voorstel werd door
den algi vaardigde verworpen, waarop de president,
oji verzoek der broederen, bepaalde, dat de Vergadc-
ring op den laai sten Dingsdag van September te zclfder
|iimi -. zoude bijeenkomen, en de zitting ontbond.
I\'e predikanten, die de Vergadering uitmaakten,
stonden dadelijk wegens hoogverraad Ie regl, eu wer-
dfii uil hel koningrijk gebannen. Kort Ie voren waren
eenige van de meer ijverige broedereu uitgeuoodigd
om te Londen te komen, onder voorwendsel van be-
raadslagingen te houden met den koning, en eenmaal
daar, werden zij verhinderd om naar Schotland terug
| te keeren. Daar de koning zich nu in meer gunstige
omstandigheden bevond, ging hij ertoe over om zijn
j plan, om de prelatuur in Schotland in te voeren, ten
uilvoer te brengen. Mei dit doel deed hij een ande-
ren slap voorwaarts eu bepaalde, dat de bisschoppen
permanente presidenten zouden zijn, of met andere
woorden, dal zij krachtens liun ambt de inagt zouden
hebben, om aanhoudend prcsidcul te z.ijn op al de
zamenkomsten van kerkvergaderingen, synoden en
algeiueene vergaderingen. Deze inbreuk op de v rij-
hedeu der kerk ontmoette hevigen tegenstand bij de
hoven der kerken, en gaf aanleiding tot vele ongepaste
en schandelijke tooncclcn. Doch de koning liet ziel:
van hel bereiken van zijn geliefkoosd plan niet af-
schrikken. Op eeuc Vergadering, te (Jlasgow in Kilo
gehouden, slaagde hij er door omkooping en bedreiging
in, om de toestemming der kerk Ie verkrijgen, dat zij
de bisschoppen als presidenten van diocesane synoden
zoude ontvangen, hun de magl zoude verleenen om
overtreders iu den ban te doen en vrij te spreken, oin
predikanten te onlenen en af te zeilen, en om de ker-
keu iu hunne diocesen te bezoeken. De Vergadering,
die aldus hel Episcopaat in eene Presbytcriaausche
kerk en een Prcsbytcriaaiisch land bekrachtigde, is
door Schotsehe kerkgesehiedsehrijvers eenparig als
J eene onvrije en ouwel tige Vergadering beschouwd, en
daarom werdi n al hare handelingen door de Vergade-
ring van ldÖS van nul eu geener waarde verklaard
Vele der predikanten, die ten gunste der bisschoppen
stemden, deden zulks onwetend, en zouder liet ware
doel van liet voorstel ten volle te kennen. De koning
was echter verheugd over den goeden uitslag zijner
plannen, en de Schotsehe bisschoppen, die de plannen
des konings geheid kenden, haastten zich om zich hel
voordeel, dat zij behaald hadden, ten nutte Ie maken.
Drie hunner vertrokken onmiddellijk naar I.ouden,
en de bisschoppelijke wijding verkregen hebbende,
keerden zij terug om aan de andere de wijding ie
geven, zonder de bekrachtiging van Kerkeraad, Sy-
uode of Vergadering, /ouder aarzeling namen zij
plaats als voorzitters bij alle bijeenkomsten van kerke-
lijke boven, en wendden zij voor de onbepaalde magl
van diocesane bisschoppen uil te oefenen. Set volk
evenwel behandelde de bisschoppen des konings met
de grootste minachting, en de predikanten preekten
van den kansel tegen hen als indringers, terwijl zij
-ocr page 592-
NTERS.                                                                      ó?l
CO V E.N
weigerden o in I11111 onregtmatig gezag te erkennen. L)c
koning, bevindende dat zijne prelaten weinig geacht
werden, poogde liuu eene kuuslmaiige belangrijkheid
te geveu door de instelling van prevotale hoven, die
bestemd waren <jiii hei in staat te stellen gi bei
onafhankelijk van de Presbyteriaanschc kerkelijk»
hoven te heerscheu. Maar de bisschoppen, de geaard-
heid kennende van het volk, onder hetwelk /ij «.....i-
den, onthielden zich van de uitoefening der inagt,
die /ij volgens liet goedvinden des kouings zoude»
aannemen. Zoo gingen de zaken umi\' een lijd rustig
haar gang, en niettegenstaande liet bestaan van pre-
! laten in de Schotsche kerk, bleef hare gewone pres-
\', byteriale inrigting in ongestoorde werking.
De schijnbare kalmte, die< rin Schotland heerschte,
bedroog koning Jacobus aangaande den waren staat
der gevoelens, die liet volk jegens de bisschoppen
i koesterde. Zich zclven overredende, dat de predikan-
ten in hunne gemeenten zich op het punt der kerkelijke
I orde geheel uaar zijne wcuschen gevoegd hadden, bc-
sloot hij om nog verder te beproeven, of zij zieli met
I gelijke gereedheid aan de ceremoniën der Eugelsche
! kerk wilden onderwerpen. De nieuwigheden, die kij
invoerde, ontinoelteii echter van alle kanten den
meest bepaalden weerstand. Maar de koning slaagde
er iu om den tegenstand in zoo verre te overwinnen,
dal hij de meerderheid van de Ugeineenc Vergadering
overhaalde, om zich te schikken naarde vijf artikelen
van eouformiteil met de Eugelsche kerk, wel bekend
ouder den naam van de vijl\' \\ ktikki.ln \\a\\\' Pkktii
(zie ald. ■. Deze aanstoolelijke ceremoniën, die Jacobus
aan zijne Schotsche onderdanen zocht op ie dringen,
«aren uaauwelijks doorde Vergadering aangenomen.
j die ie dien einde geschift was, of zij werden bckraeh-
! r.igd door den geheimen raad, en iu Julij 1621 out-
vingen zij de bekrachtiging van hel parlement. Maar
hoewel de nieuwe gebruiken de wel \\au hel huid ge-
worden waren, werden zij volstrekt niet algemeen
i aangenomen door de Schotsche Presbyterianen. Ge-
I durende liet overige gedeelte van zijne regering deed
Jacobus geene verdere stappen om aan de Kerk en het
volk van Schotland hinderpalen inden weg te leggen.
Jlij had volbragt, wal bij lang gewenscht bad, de
invoering der prelatimr.
Jacobus werd opgevolgd door zijn zoon Karcl I..
I die, van nature van eene lioovaardige en heerschzuch-
I tige geaardheid, en sterk gehecht aan de prelatuur en
zelfs aan de rtoomsche godsdienst, van liet begin
zijner regering afin Schotland het gehcele rituaal en
al de ceremoniën dei- Eugelsche kerk trachtte in te
voeren. Hoewel meer dan éénc poging gedaan was
om de Eugelsche liturgie onder «ie Presbyterianen
| ten noorden van de Tweed in gebruik te brengen, was
] zij toch tol hiertoe verworpen. Nu echter had Laud,
de half-Roomschc aartsbisschop \\ an < \'anterbnrv, eene
eigen liturgie opgemaakt, die veel op hel Room-
schc brevier geleek, en voornamelijk in de communie-
dienst geheel op hel uiisbock was gegrond. Karcl :„ral
bevel, dat dit rituaal in al de Schotsche kerken zou
gebruikt worden. Aan elki u predikant weid bevolen
om zich twee exemplaren aan te schaffen, op straffe
van afzetting, en een bevel werd door den koning
uitgevaardigd, dat zij iu alle kerken zou gelezen wor-
den. I)c dag, waarop deze .Vnglo-Roomsehc liturgie
hel eers! in gebruik zou komen., was de 2 \'istl Julij
i 1037, die lang onthouden zal worden als de dag.
waarop het eerste uitbreken eener godsdienstbewc-
i ging plaats had, die Schotland gedurende langen tijd
! schokte, liet looueel, dat op tliennoodlottigeudagtc
; Edinburgh plaats had. was vrecsclijk. Toen de bis-
schop van Edinburgh den kansel besteeg, om de gis-
ting te doen bedaren, werd hij beantwoord door eene
hagelbui van stokken, stceueit en andere werptuigen.
met de kreeten van „een paus! ren paus! Antichrist!
i haalt hein naar beneden ! steenigl hem!" Als hij niet
j beschermd was geworden doorde magistraten, toen
hij uaar ziju rijtuig terugkeerde, zou hij zeker als een
. slagtoffer van de woede der menigte, als een martelaar
] der nieuwe liturgie, ge\\ allen zijn.
Ontsteld door hel verontrustende voorkomen, dat
; de zaken hadden aangenomen, niet alleen indeboofd-
i stad, maar door geheel Schotland, rigtten vele cdeleu
en aanzienlijken iu der haast een ernstig verzoek tot
| den koning, om hel rituaal in tetrekkeu, doch in stede
I daarvan beval hij onbepaalde onderwerping aan de
i canons en onmiddellijke aanneming van hel rituaal.
| De supplianten, zooals zij zich noemden, bevindende
i dat al hunne verzoeken en vertoogen met verachting
| behandeld werden, gingen gezamenlijk naar Stirling,
en vaardigden met den geheimen raad van Schotland,
die iu die stad bijeenkwam, ten plegtig protest legen
de koninklijke proclamatie uil. De grootste tweedragt
heerschte er, en men gevoelde, dal iu tien tcgenwoor-
j digen staat van de kerk en het land. de tijd bijzonder
i geschikt was voorecne hernieuwing van het Nationale
Covenant, met zulke bijvoegingen en wijzigingen, als
dn omstandigheden schenen ie vereisehen. Dezepleg-
tigheid had op den L»ten Maart 1038 iu de Greyfriars
kerk te Edinburgh plaats. Karel en diens Schotsche
onderdanen waren nu geheel en al met elkander iu
-ocr page 593-
(\'OVKNANTERS.
onmin. Hol C\'ovenaul werd het wachtwoord. Vfca-
schen van alle range» etl standen vroegen verlof uni
liuune namen aan hel heilige verhoud te voegen, eu
hoewel er in vele gevallen bedreigingen gebezigd
werden om hel volk Ie weerhouden Ie leekenen, on-
derteekendeu toch ecuigeii hel documeul mei iiuu
bloed. Kenigc der voornaamste Schotsehe edelen
omhelsilen de zaak van hel (\'ovenanl me geestdrift,
in de (Vvcnanters, «ooals zij hm genoemd werden,
werden een niagtigligchaam, bezield mei een heiligen
ijver om de Hervormde Presbyteriaaitsche kerk van
Schotland ie verdedigen. Karel zag 1111, dal hij een
gecsl liad opgewekt, dien hel voor hem moeijel ijk zon
zijn om ie doen bedaren. Hij poogde eersl op listige
wijze eeue sehijiibaar verzoenende politiek ie volgi ■:.
«-11 zond den markies van tlamilton als ziju afgevaar-
digde naar Sehotlaud. niet bevel oui door vriendelijk-
heid en beleefdheid ie iraehlen, de Schotten over ie
halen om afstand te doen van hel f\'ovenant, dal zij
soo plegtig bezworen hadden. Zulke maalregeleu
waren natuurlijk geheel vruchteloos. Middelerwijl
maakte Karel zii-h lol een inval in Schotland gen ed.
Bevindende dal Hainiltou, hoewel geholpen dooi de
bisschoppen, den sicvigcn plalaiiN der l oeciai ters
uii kou verzwakken of verdeden, zag de I. ......g, dal
hei volstrekt noodzakelijk was om eenige coiioc-si e
auu \'Ie wenschc» van het Schotsehe volk Ie doen.
Daarom riep hij eeue vrije Algcnieene \\ ergadcriug op,
ten i iude \'e filasgow bijeen te komen, en benoemde
den markies van Flamilton. om daarbij als koninklijk
commissaris tegenwoordig ie zijn. Deze Vergadering
kwam op den •.\'I" Xovember i\' V :ï s bijeen. Hein
strucliëu des koning.- aan zijn commissaris waren, dal
hij al zijne pogingen zon aanwenden, om de ijverzucht
lusscliende geestelijken en de leekeu, die leden waren,
op ie w-kkcii. en dal hij. als hij hierin uiel slaagde,
tegen al de handelingen moest protesti ren, en in geen
geval moest dulden, dal de bisschoppen gegispt wer-
dcu. Al zijne pogingen waren vruchteloos, en ziende,
dat de leden vast besloten waren om over ie gaan tol
de zaak. waarom zij bijeengekomen waren, slond hij
op, en ontbond in naam des kouings, als lot hoofd
der kerk, de Vergadering. Zoo iets was vooruitgezien,
en een plegtig prolesl was vooraf opgemaakt, dal ge-
lezen werd, toen de commissaris zich verwijderde, en
na eeue gepaste aanspraak van den president, gevolgd
door dergelijke aanspraken van eenige der andere
leden, ging de Vergadering tol de behandeling der
zaken over. Mare eerste handeling was de zes zooge-
iiHurmii Vergaderingen, die gehouden waren sederl
Jacobus den troon van Engeland beklom, de \\ ergade-
riugen van llitni lol l\'HS, voor nietig te. verklaren.
Dil gedeelte der handelingen werd door een ander
even belangrijk gevolgd, namelijk, de berisping der
Selioi-che bisschoppen dien zij vele overtredingen
te laste legden. Hij die gelegenheid sprak de presi-
deut, in 110;.....les Hceren Jezus Christus, liet vonnis
der excommunicatie uit over (wee aartsbisschoppen
en /.<j^ bisschoppen, van afzetting over vier, en van
\' suspensie over twee. Zoo werd lic! episcopaal in
Schotland afgeschaft, en de nationale Presbyteriaan-
sehe kerk wederom vrijgemaakt van de onderwerping,
waarin zij gedurende vele jaren gehouden was.
De vastberadenheid, waarmede de Vergadering ie
Cilasgow had gehandeld, wekte de verontwaardiging
van Karel op, en hij besloot om zonder uitstel vijau-
delijkhcdcu ie beginnen Schotland stond als écu man
i op, en dadelijk werden er toebercidselengemaakt, om
het leger des kouings te gi■moei te Irekkeu, dal op
weg wasomde oaderwerpingderoproerigeSchotten te
beproeven. Kcne groolelcgermagl werd er verzameld,
■ .il ouder hel bevel van generaal Lcslie werd gesteld,
en .•\' de versterkte plaatsen van Schotland werden
door de ( owuamers bezet, die. om Ie looneudal zij
i n dezen oorlog gedwongen werden, en dal hij hiel
uil vrije keuze werd ondernomen, eeue verdediging
. van hun gedrag in hei opnemen der wapenen in hel
licht gavi i.
Kindel ijk had de bedreigde inval plaat-. Kene viool
van acht en twintig oorlogschepen, mei ongeveer vijf
il\'ze- duizend man Engelsche troepen, verscheen in
de Golf van Forth. Geeusoldaal evenwel mogl lauden,
doch Hamillou, die de vloot, vergezelde, oordeelde bet
goed; dal zij zoo spoedig mogelijk zoude terugtrekken.
Ken gedeelte van de Engelsche legerraagl waste Kelso
met verlies van drie honderd man teruggedreven.
Hoewel Karel zijn besl deed om de f\'ovenanters
als oen troep bandelooze oproerlingcn voor te stellen,
gevoelden en verkondigden zij aanhoudend, dal dr
oorlog, waarin zij gewikkeld waren, een godsdienst
oorlog was. Door een edelen ijver aangevoerd, ten
behoeve van de reglen van bet geweten en van de
waarheid hielden zij stand legen de Engelsche aan-
vallers, eu Karel. ontmoedigd door den weinigen
v.....\'spoed cijner eigene legermagt, was genoodzaakt
eeue vredesonderhandeling voor ie stellen, waarop
een verdrag, hoewel cenigzins algemeen en ouzeker,
door beide partijen ouderteekend werd. Het scheen,
dal de koning hei voornemen niet had, om aan sijne
verbiiidleni-sen getrouw l \'blijven. De f\'ovenanters
-ocr page 594-
COVENAiNTEKS.
f 3
Karel mol het parlement ouecusgeziud was. De Schot-
teu stelden alles in het werk, o inde twee strijdende par-
lijcu met elkander t< verzoeiteu; laar al hunne pogingen
echter zouder goed gevolg waren, kezen /ij de zijdi
van hei parlement, om de vrijheden van het land legen
een vermetelen en lieethoofdigcn moiiu \'ch te verdedi-
gen. In 1 ii t-> wei-d hei Plcgtigc Verbond en Covcuanl
gesloten, dat de drie koningrijken Engeland, Schot-
land en Ierland in één baud van vrede en vriendschap
verecnigde. In hetzelfde jaar kwam de beroemde
Westminster Vergadering bijeen, waarin, na eene bo-
raadslagiug van dertig dagen, bel Goddelijke regl van
hol Presbyterianismus door eene uvergroutc meerder-
heid werd aangenomen. Verscheidene afgevaardigden
v.ni Schotland waren daarbij legeuwourdig, en namen
een werkza......leel aan de beraadslagingen van dit
ligehaam; en van de zitting daarvan tot aan de Res-
1 oratie was hel Presbyterianismus hei hcersehende
godsdicnststelsel, niet alleen in Schotland, maar nuk
iu Engeland en Ierland.
Een van de hevigste tegenstanders der ( oveuanters
ii Schotlaud was Montrose, die den standaard der
Schotsche Presbyterianen verliet, en een ijverig aan-
voerder van hei koninklijke lege, werd. Zich de afwe-
zigheid van hel grootste gedeelte der si rijdkrachten
van de (.\'oveuanters ten nutte makende, dat in Engeland
onder den generaal Lcslic stoud, viel Montrose een
detachement inde nabijheid van Perthaan, en behaalde
eene gemakkelijke overwinning. Hij trok nu naar hei
noorden, nam Perth eu Vbcrdeeu in bezit, en gaf de
iuwoncis over aan wreedheid, mot\'en hel zwaard. IJ ij
drong vervolgens in Irgyleshire door, verwoesting
■ i vci
         ring mei zich voerende. Hij verbrandde
de Imizi n en het koreu, doodde hei vee, eu vermoordde
in koelen bloede alle mannen, die in slaal waren de
wapenen te dragc i.
Schotland was te dier tijde iu een allerellcndigsteu
toestand. Hongersnood en pest wiegden zich hij den
oorlog. Ui1\' geheclc land was iu een staal van onrust,
die bijna aan wauhoop grensde. De C.\'ov enanters gaven
zich over aan gebed en vasten, en hun hart werd spoedig
van een pijnlijken augsl bevrijd door het welkome
Ij rigl, dat lid leger des konings door den generaal
Le.slie en diens troepen teNaseby iu Engeland versla-
gen vva~ Daar hel grootste gedeelte van lel leger
der C\'oveuanters nu de handen vrij had, keerde het
naar Schot 1»nd terug, en slaagde er in Montrose te
Philiphaugli nabij Selkirk terug te drijven.
Lu de Ii te van 1i! 16 had er eene gebeurtenis plaats,
die dr Coveuauters uiel weinig ontstelde. Zij hadden
schijnen cenige achterdocht \\an dezen aard gekoesterd
tehebben,daarzij, terwijlzij hunnesoldaten afdankten, I
liunue officieren in soldij en Lot de activc dienst ge- !
reed hielden. Karel, zijne listige plannen teu uitvoer
brengende, bekrachtigde eene bijeenkomst van de |
AJgemeene Vergadi\'ring, die in Augustus ICo\'.t Ii
Ediuburgh zou gehouden «orden. De graat\'van Tra-
quair werd aangesteld, umi als koninklijke commissaris
daarbij tegenwoordig te zijn, en poogde, gehoorzaam
aan de bevelen zijns meesters, de leden over te halen
urn ie verklaren, dal alles, wat op de- Glasgowsche
Vergadering legen de bisschoppen gedaan was, van
nul en geener waarde was. Bevindende dat de \\ i rga-
deriug standvastig bleef, veranderde hij van tactiek en
wendde voor, dal hij al de w enschen der Covcuaii
inwilligde. De list was maar al te gelukkig. I) \'■\'•-
venauters verbeeldden ziel), dat de koning had toege- I
geven, en uu op hel [niutwas, omdenvred< aanbenen
liunur ontstelde kerk weder te geven. Om de achter-
docht der Presbyterianen nog verder weg te nemen, 1
schonken de commissaris en de Scboische geheime
raad mei schijnbare gereedheid hunne bekrachtiging :
aan liet Nationale Covcuanl, zooals het hel vorige :
jaarouderteekeud was. en alle klassen over hetgeheele
land kregen bevel om hei ie onderteekenen.
Karel gal\' voor verontwaardigd te zijn over hei ge-
drag van zijn eoirimissaris, die, zooals hij beweerde. .
zijne insl ructicn «as ie builen gegaan, door toe te
stemmen tot de afschaffing dei- prelatuur en de hev-
uieuwing van hel (".\'ovenan\'. i>e verwachtingen der
C\'oveuanters werden derhalve bitter teleurgesteld, en
toen hel Schotsche parlemenl bijeenkwam oindeliau-
delingeu der laatste Vergadering te bekrachtigen, werd
het bij koninklijk mandaat tol .fuuij van hel volgeuilc
jaar verdaagd. Toen daarop de leden van hel parlement,
den graaf van Loudoim met andere afgevaardigden
naar Londen zonden, hui bij dra koning tegen zulk
eene eigendunkelijke handel-» ijzc te protestereu, w erd
cie graaf naar den Tower gezonden, beschuldigd van
hoogverraad, en men zegt dal liij in hel geheim ze\'ii
zijnterdoodgebragt, had niet de markies van 1 lam il ion
het gevaar van zulk een stap aangetoond. De monarch
beraamde uu ecu nieuwen togl naar Schotland. I>c
i \'ov enanters hadden echter uaauwelijks herig! van het
plan des konings, of zij trokken zonder de aannadc-
ring van een Gngelsch leger af te wachten de grenzen
over, traden Engeland binnen, en ontmoetten en ver-
sloegen den v jand iu een beslissend gevecht. Deze
uitslag leidde tot een nieuw verdrag.
Een burgerourlog brak er nu in Engeland uil, daar
-ocr page 595-
COVENANTJSRS.
55 I
minder dan drie duizend Schotten op het slagveld vic-
len. Karel, die in zijn hart de aanhangers van het
(\'ovenant haatte, was volstrekl niet misnoegd over de
nederlaag, die zij geleden hadden. Te midden der on-
eeiiigheden, die het land schokten, werd de monarch
op den l*i\'" Januarij 1651 to Seone gekroond. Bij
hel einde der godsdienstoefening werden hel \\a-
liouale Covenanl en hel Plegtige Verbond voorgele-
zen, en de koning bezwoer ze plegtig. Hij legde ook
den eed af, dat hij de Kerk van Schotland zou onder-
steunen en verdedigen. Een zijner eerste stappen, en
een liic zijne onopregtheid loonde, was. dat hij zich in
zijn hol\'omringde van de vijanden der Hervorming.
\' >p hunnen raad ondernam bij een logt naar Engeland,
en zijn leger te Woreester verslagen zijudc, liet hij
zijn koningrijk aan de genade van Cromwell over, en
vlugttc naar Frankrijk.
De herstelling van Karel op den troon, in DiliO,
vv a.- ei ai rampspoedige gebeurtenis voorde Schotsche
Covenanters. Naauwelijks was hij weder aan liet hc-
vviml, of hij stelde al zijne pogingen in liet werk, om
de burgerlijke eu de godsdienstvrijheid van Schot-
land omver ie werpen. Om dit plan ten uitvoer te
brengen, was zijn eerste slap liet parlement ecue
aele te doen aannemen, waarbij de koninklijke oppcr-
heerschappij in alle wereldlijke en geestelijke zaken
erkend werd, i en beginsel dal hij formeel iu den
Eed van Gehechtheid liet opnemen. \\)rAv aele was
in strijd met de uaauw gezel te inzigten van een aantal
predikanten eu leden van de Kerk van Schotland, die
er altijd voor gestreden hadden, dal Chris! ushei eenige
hoofd was. Eindelijk moede om aetcii van hei parle-
meiil te vernietigen, die gedurende hei voorgaande
hervormiugs-tijdperk waren aangenomen, vernietigden
de Schotsche raadsheeren van Karel in hetzelfde jaar
de parlementen zelve. Dooi dezen maatregel, die de
Aev van Vernietiging werd genoemd, werden alle
handelingen iot hervorming lusscheu 1638 en 1650
voor oproerig en verraderlijk verklaard; hel Nationale
(\'ovenant en liet Plegtige Verhoud werden als ouwet-
lige eeden veroordeeld; de Vergadering Ie Glasgow
van ! (»:ïs word eene onwettige en oproerige bijeen-
komsl genoemd, eu de inrigtiug van hel kerkbestuur
voor een onafscheidelijk regl van de kroon verklaard.
Kortom, alles wat voorde hcrvorniiugdcr kerk gedaan
was, werd door deze acte geheel en al vernieligd.
Niei tevreden met maai regelen te nemen, vijan-
dig aan de zaak van God en van de Covenanters,
begon Karel hei werk der vervolging, en liet hij eenige
dvi- voornaamste edellieden, die de zaak der f\'ovcnan-
met liet Eugelschc parlement legen Karel parlij ui
kozen, en tot hunne verbazing verscheen ile kuniug,
nadat hij door Cromwcll verslagen was, in hel midden
van bel Schotscheleger,eugafhij zich over aan ili szclfs
sympathie en beseheriniug. De Schotten waren in de
grootste verlegenheid. /.ij heliaiidelden den monarch
niet den eerbied aan zijn rang verschuldigd, en ver-
bonden zich hem te ondersteunen, indien hij zijne
verkeerde raadslieden wilde wegzendeueuhet Plegl ige
Verhoud onderteekeueu. Zij smeekten hem deze voor-
waarden aan te nemen, maar te vergeefs. De koning
verklaarde, dal hij eerder w ilde sterven, dan den eed,
hij zijne kroouing afgelegd, verbreken, die, zooals hij
zeide, hem gebood om de Engelsche kerk en hare
ceremoniën ie ondersteunen. Hij betuigde zijue ge-
reedheid om toe te stemmen tot de vestiging van het
Prcsbyteriauisunis in Schotland, doch de Schotten
wisten wel, dat hij in het geheim hoopte de Hervorming
in Engeland uit te roeijen. Wal moest er met Karcl
gedaan worden, mi hij in de handen der Covenanters
nas: Maanden werden er doorgebragt in onderhand e-
lingen, en eindelijk werd de persoon des konings aan
de handen der Engelschen toevertrouwd, op de uit-
drukkelijke voorwaarde, dat zijn koninklijken per-
soon geen leed of geweld aangedaan .\'"ii vvordcu.
Drie jaren later werd hij echter ge vouuisd eu onthoofd.
Op den dag uadal de tcregtsteliing van Karel I. ie
Edinburgh bekend was, werd zijn zoon Karel II. tot
koning ui\'tgeroepen, doch op voorwaarde, dal „alw-
reus lol de uitoefening van zijne koninklijke magl
toegelaten te worden, hij voldoening zal geven aan dit
koningrijk in de dingen, die de zekerheid dergodsdienst
betreffen, volgeus bel Nationale C\'ovenanl en hei
Pleglige Verbond en (.\'ovenant." Dit beding werd
Karel ie \'s Gravenhage voorgelegd. In hei eerst wei-
gerde hij zijne toestemming Ie geven. Inliet volgende
jaar waren de Covenantcrs echter gelukkiger, en mei
de afgevaardigden onder zeil gaande, bereikte hij de
kusten van Schotland op t\\c\\\\ 238ten Junij lf>50. Al
vorens ie landen stemde hij er iu loc, om liet C\'ovenanl
ie onderschrijven. Li Augustus daarop herhaalde deze
monarch zijne verbindtenis om hei (\'ovenant te onder-
steunen. Al dien tijd beraamde hij echter in het geheim
plannen, om niei alleen hel Presbvloriaiinschc, maar
zelfs hel Protestautschc geloof omver te werpen.
De aankomst van den nieuwen monarch werd door
alle klassen van het Schotsche volk mei vreugde lie-
groet, doch deze vreugde werd plotseling afgebroken
doordeaankomst vant Iromwcll mei een groot leger.dic
de Covenanters Ie Diinharzoodanig versloeg, dai niet
-ocr page 596-
ANTERS.                                                                    575
woedend, die dadelijk eene acte deden uil vaardigen,
waarbij verklaard werd. dal allen, die zonder hun verlof
I
          .                             .
predikten, als oproerlingen zouden worden gestraft,
en het volk geboden werd om de parochiekerken te
j bezoeken, op straffe van zware boelen. Dil was hel
, begin van eene reeks van dwangmaatregelen, welke
: geheel Schut land nogmaals in vlam zetleden. De mi-
I litaircn werden gebezigd om de Covenanters met on-
. ..                   .
■   verbiddelijke gestrengheid Ie vervolgen. De soldaten
Irokken hel land dom-, voornamelijk het westen en
zuiden, en onderwierpen de onschuldige boeren aan
de ondragelijkste onderdrukkingen. Langen geduldig
weid deze wrcedc behandeling gedragen. Eindelijk
■   echter stonden de Covenanters in hel westen op, en
het c<>\\ euanl hernieuwende, \\ erboiiden zij zich plcgtig
j om hel Ie verdedigen. Xn begon er een bloedige en
j langdurige oorlog, waariu de volgelingen van Cargill
manmoedig si reden, om de burgerlijke en godsdien-
\' stige vrijheden van hun land te verdedigen. Hoewel
hun aantal klein en hunne physieke kraehl gering was
in vergelijking niet die hunner vijanden, streden en
vielen zij voor de zaak der waarheid en rogtvaardig-
| lieid. De standvastigheid van de vervolgde overblij-
i venden verwoedde hunne vijanden boven male; eu
terwijl de afgevaardigden van Karel wrecde kuclliu-
| gen aan de geringste personen oplegden, die stout
genoeg waren om hunne gehechtheid aan hel eovenaul
te erkennen, ontkwamen zelfs edelen van den boog-
; sten rang niet aan hunne wraak.
De gestrengheid scheen gecne uil werk ing Ie hebben
; om den ijver der Covenanters te verminderen. De
koning dil bemerkende, beproefde verzoenende maat-
regelen, en vaardigde in 106!) eene Acte van ludul-
gentie uit, welke verligting schonk op zekere voor-
waarden aan hou, die :ich niel in gemoede konden
schikken naar het bestuur der bisschoppen. De uil
slag hiervan was, dat de gelederen der Prcsbyteriaon-
sche geestelijken werden verdeeld, daar sommige
\\ overgehaald werden om partij te Irekken van deze
gelegenheid om hun hcrdelijkcn arbeid te hervatten,
ecu stap die slechts tol eene nog heviger vervolging
van die broederen leidde, die de Indulgentie weiger
den aan te nemen. Er werden ook pogingen gedaan,
I waariu de aartsbisschop Lcighton een werkzaam aan-
! deel nam, om de PresbytcrÜmcn en Episcopalcn te
vereenigen, doch deze slaagden in hel geheel niet.
\'De zaïncnkoiiistcn iu hel veld werden nu talrijker dan
ooil bezocht, en het avondmaal werd dikwijls in de
open lucht bediend. I5ij ééne gelegenheid van dezen
aard waren er zesiig tafels in hel geheel, zoodal onge-
<■\'
ters omhelsd hadden, ter dood brengen. Hierdoor
wilde hij de vrienden der Covenanters verschrikken,
en aldus de wederinvoering van het episcopaal in
Schotland gemakkelijk maken. Dit geschiedde ook
spoedig en eenvoudig op bevel van Karel. Eene ko-
uinklijke proclamatie werd er uitgevaardigd, waarbij
de bisschoppen hersteld en alle bijeenkomsten van
synoden en vergaderingen verboden werden, terwijl
den predikanten aangezegd werd, om niel legen de
verandering te prediken, op straffe van gevangenschap.
Om hel gezag der bisschoppen te verzekeren, dal niet
weinige predikanten geneigd «aren te loochenen,
werd er eene parlemcntsacte aangenomen, waarbij al
de predikanten van hunne posten werden ontzet, die
sedert, 1649 waren aangesteld, toen het patronaat
werd afgeschaft, tenzij zij vóór den ls"\'" November
eene voordragl verkregen van den wettigen patroon,
en eene benoeming door den bisschop der diocees,
liet gevolg was, dal nagenoeg vier honderd predikan-
ten verkozen om liever uit hunne gemeenten te wor-
den gezet, dan zich Ie schikken naar de gestrenge
eischen der acte Zoo weiden op éénen dag bijna liet
geheele westen en ecu grool gedeelle van hel zuiden
van Schotland van hunne herders beroofd. Deze maat-
regel was ecu der krachtigste, die uitgedacht konden
worden, om de verontwaardiging van hel volk legen
de bisschoppen en een ingekankerden haat tegen de
prelatuur op te wekken. En deze gevoelens werden
niel verminderd, maar in tegendeel heviger gemaakt,
door de zorgelooze wijze, waarop de opene plaatsen
aangevuld werden, daar de nieuwe predikanten zwak
en onwaardig waren.
De ijzeren hiel van den onderdrukker stond nu op
den nek van het vernederde Schotland. De duisternis
bedekte liet land, en de harten der vromen zonken in-
een en werden ontmoedigd. Toch waren ernogecuige
geloovige mannen, die hunne stemmen stout verhie-
vcu tegen de dwingelandij des licerschcrs. De vervol-
ging begon wederom tegen deze vrienden van het
Covenant. Vele predikanten werden inde gevangenis
geworpen, andere kenden alleen hunne veiligheid in
de vlugt vinden. In 1663 begonnen de Covenanters
zaïncnkomsleu in het veld Ie houden, of conventikclen,
zooals zij door hunne vijanden genoemd werden, waarop
zij op eene afgelegene plaats, inhel geheim maar gretig,
het Woord des Levens uit den mond hunner geliefde
herders vernamen. Bij die gelegenheden kwamen ve-
leu uit. alle hoeken bijeen om God te aanbidden, zooals
hun harl hel hun ingaf, terwijl de kerken der vicarissen
bijna geheel verlaten waren. Dil maakte de bisschoppen
-ocr page 597-
576                                                                     COVENANTERS.
i ;
• veer 3,200 op dien dag het avondmaal vierden. De     Schotland onder zeil, met liet doel om, zoo mogelijk,
I vijand wenschte vurig deze zaïnenkoinsten te doen      de regering van Jacobus omver te werpen. De graaf en
ophouden, en om hen, die ze bijwoonden, nog meer te     zijne aanhangers verwachtten, dat liunue onderneming
onderdrukken, werden al dezulken niet alleen aan     door de Covenauters blijde zou worden toegejuicht.
zware straffen onderworpen, maar ecue zware belas-      Hierin zagen zij zich echter teleurgesteld. Renwiek,
I ting werd hun opgelegd, bepaaldelijk met lul doel om      een van de meest opregte en standvastige predikanten
bet leger ie onderhouden, dat gebezigd werd om beu      van dien lijd, sloeg uil naam dei- partij alle tusschen-
le vervolgen. Het grootste gedeelte der f\'ovenauters      koms! al\', voornamelijk opgrond, dat de expeditie niet
ondcrwierpziebcchteraaudebetaliiig, en vergenoegde     beraamd was mei lici doel om de Hervorming te verde-
zieb met te protesteren legen iiel gebruik, dat vauhel , digen volgeus de Cuveuantcn. De vervolgde overblij-
geld werd gemaak. Zulke afpersingen vermeerderden      venden in Schotland bleveu echter stand houden; iu
slechts hei aantal dergenen, die de conventikelen bij-      plaats van Ie verminderen namen z;j eiken dag toe, en
woonden. Karel en de vijanden van iiet coveuant      het werd spoedig duidelijk, dal zij een magtigligcliaain
weiden di\'.- Ie meer verwoed ( laverhouse en zijne     zouden worden, zoo geene beslissende stappen geno-
dragouders werden naar hel westen van Schotland      men weiden. He krachtigste pogingen werden der-
gezonden, en de gevechten van Drutnclogeu l\'mthwell      halve gedaan om de goede zaak Ie smoren, en als een
Bridge loonden den moed en de onwankelbare vast-      van de krachtdadigste middelen oin dat Ie doen, sleeo-
\' I , .                                                                                                                                                                                                                                                                                                                              ....
beladenheid, welke de (\'ovenauters bewaarden ie-      ten de militairen niel alleen naar de gevangenis, of
genover hen. die zij opregt.elijk beschouwden ais de      vermoorden zij wreeilelijk al de Coveuanters, die hun
vijanden van Christus en van Zijne zaak in Schotland.      in banden vielen, maarzij verdubbelden hunne pogin-
Kene parlij van de (\'ovenauters, door Cargil] en      gen om zicli van den persoon van Benwick meester te
< \'aincron uaugo oerd, iiainen meeningen aan. die hen      maken, dien zij ais hei hoofd der pan ij beschouwden.
van hunne broederen scheidden, /.ij beweerden, dal      Hij enzijne volgeliugeugingcucchtervoor! mei bijeen
hare! alle regt op de gehoorzaamheid zijner onderda-      ie komen om den God hunner vaderen ie aanbidden,
ne.u verbeurd had door den eed te schenden, dien hij      zoo dikwijls zij zulks behoorlijk konden doen. Enniel
liij zijne krooning had afgelegd, en dat alle vrienden      alleen dil. maar zij hielden ook bepaalde bijeeukom-
der ware godsdienst volkomen geregligd waren, om \' sten, ..... maatregelen voor hunne eigene verdediging
de napellen tegen een koninklijken wrraderen ver-      ie bei-omen. ( \'p cene dezer zamenkomsten werd een
volger np te vatten. Hei belijden van zulke gevoelens
     stuk opgemaakt, dat inde Xederlaudeu werd gedrukt,
wek Ie liet gou \\ ernenieiil lol daden \\ au groot ere wreed-
      en door liet koningrijk ei reu leerde. Daarin verklaarden
beid en onderdrukking op. I loewel de meeste I \'ove-
      zij, dat hel. hun voornemen was. om de beginselen der
uauters hun gewapend verzet op geheel andere gron-
      Hervorming ie handhaven en daarvoor Ie strijden.
den verdedigden, haalde hun vastberaden weerstand
      Ecue verklaring van dezen aard vertoornde hel gou-
huu de ineêdoogenlooze wraak van een tiranniek
      vernemen! des Ie meer. .Tacobus vaardigde dien ten
gouvernement up den bals. Vele van de beste1 en
     gevolge, onder hel masker van gematigde Presbyte-
braafste (\'ovenanters worden t"l den dood toe ver-
      riauen te dulden, drie verschillende proclainatiën uit,
volgd, en bragtcn kalm hun leven ten o lier voor de
      waarin hij de meer halstarrigen van de partij met zijne
zaak \\an Christus en van de Covenanteii.
                          wraak bedreigde. Heiligen, die hel verborgen doel des
Eindelijk in bel begin van I 085 stierf Karel II., en      inonarclis, om do Rooinsche godsdiensl te. ondersten-
de Covenanters kouden un verwachten, dal zij bevrijd
      neii, uicl keuden. namen de beloofde toegeeflijkheid
zouden blijven van de woedende vervolgingen, waar-
     aan. I\'enwick en zijne aanhangers weigerden echter
door zij gedurende langen tijd bezocht wan n. Sleehls
      bepaaldelijk, om zich van hel aanbod Ie bedienen, en
eeuige maanden waren ereebter verloopen, loou.Faoo- : verklaarden, dal niiis verachtelijker kan zijn, dan
bus II.. die zijn broeder knrcl opvolgde, verklaarde,
      wanneer de ware godsdienst getolereerd wordt, alsof
dat liet zijn voornemen was om bet Prcsbylcrianismus
     zij eene misdaad ware, en wanneer de uitoefening er
in hei land uit te roeijen. Tegen dezen lïoomsgezinden
      van sleehls ondi r bezwarende beperkingen geoorloofd
monarch vaardigde de partij <\\<-\\- Caineronieten een
      is. (lp (\\m jeugdigen leeftijd van zes en tw inligjaar j,
plegiig protest uit. Eeuige dagen voor de bckendina-
      werd deze getrouwe dienaar van God wegens verraad I
king van dii documenl ging de graat van Argylo, niet
      gevonuisd, en veroordeeld mui te Kdinburgh den dood
toestemming iuii een aantal \\erbanuen edelen, naar \' ie ondergaan. Hij onderging zijne straf met eenhel- i
-ocr page 598-
OREATIOOLEN — CROC E, SW\'I\'A Dl HI\'.KlSA I.EMM K.
tevreden wegens zijne gel.....rzaambeid, zoodat hel
kind Gods om zijne zonden niet des te slechter, en
om zijne gehoorzaamheid niet des Ie hei er is. De
zonde doel den geloovige geene schade, en de regt-
vaardigheid doet hem geen goed, en mei dat doel moei
hij haar ook niet trachten te verwerven.
CROCE, SANTA Dl (JERUSALEMME, (Hal.
//*/ heilige Iriih nm Jeruzalem), eene van de zeven
grootc basilicas van Rome. Zij is bijzonder merk-
waardig wegens hel groole aantal reliquièn, dal zij
bevat, die allen op een bepaalden dag ten toon ge-
steld «orden voor de vereering en aanbidding van
de vromen Arv Itoomsche kerk. De vierde Zondag iu
de Yiisicii is voor de genoemde basilica de meest
merkwaardige dag van hel jaar. Allen, die op dien
dag de godsdienstoefening in die kerk bijwonen, heb-
ben rcgl op zek.\'re allalen, en allen, die ecu aandeel
hebben in de missen, die gevierd worden, hebben
regt op de verlossing van ééne ziel uil bel vage. uur.
De groole aantrekkelijkheid op dezen feestdag is de
tentoonstelling van de rcliqiiicu (lezer kerk. die onder
de wonderen van Home geteld worden. Het tooneel
wordl door een ooggetuige aldus beschreven:
..Aan bel eene einde der kerk is cene kleine gallcrij.
die drie of vier personen kan bevatten. Hierin ver-
scheen de bisschop in pleglgcwaad, met mijter en
albe. Aan elke zijde van hein stond een priester, en
op deze drie was elk oog iu de groole vergadering
gevestigd. Als de eenc priester eene schel bewoog,
overhandigde de andere eene der reliquièn aan den
bisschop, en i\\r/r. haar met eerbied aannemende, ver-
loonde haar aan de vergaderde menigte, terwijl de
priester mei luider stemme aankondigde :
„De vinger van den II. Thomas, den Apostelen
martelaar van onz.cn Heer Jezus Christus."
De bisschop vertoonde daarop de reliquiè, die,
naar men zegt, de vinger is, waarmede de onge-
loovigc Thomas de zijde onzes Hecren aanraakte.
Hij hield haar, volgens de onveranderlijke gewoonte
bij hel vertoonen van reliquièn, regt voor zich, keerde
haar nu eens naar diegenen, die regts, dan naar die-
genen, die links van hem waren, en dan weder naar
diegenen, die vlak voor hem stonden. Jlij kustedaarop
hel glazen kasjc, dat den vinger bevatte, en gaf het
aan den priester lenig.
Daarop werd eene andere reliquie te voorschijn
gebaald en in de banden van den bisschop geplaatst,
en de priester kondigde aan, gelijk te voren:
„Twee doornen uil de doornen kroon van onzen
lieer Jezus (\'hristus."
dcnmocd en eene onwankelbare standvastigheid, den
laatstcn van die edele rij van martelaren waardig, die
hunne gehechtheid aan de Hervorming in Schotland
mei lnin bloed bezegelden.
Dr regering van Jaeobns moest slechts kort zijn.
Van het begin zijner regering afwas bij een slecht
verborgen Roomschgczinde, en al zijne pogingen wa-
ren ei-steeds in liel geheim op gerigt geweest, om de
Roomschc godsdienst in bel land Ie herstellen. fiedu-
rende ecnigen lijd was zijn voornemen niet duidelijk.
docli ten laatste werden de oogen dcrgccslelijken van
Engeland geopend, en \\ an duizend kansels weerklonk
hel, dal zoo niel onmiddellijk stappen gedaan weiden
om hel dreigende gevaar af te keeren, de Roomselie
godsdienst spoedigdeliecrschcn.degodsdienst van En-
gelaud worden zon. Te \\ cr-rcefs traehlte Jaeobns den
geesielijken schrik aan Ie jagen, dooreenige hunnerin
den Tower gevangen Ie zet! en. Hij werd van zijn troon
verdreven, en genoodzaakt om op eene vreemde knsl
eenc schuilplaats Ie zoeken. De N\'ederlandsche slad-
houdcr Willem III.. prins van < franje, beklom op uil-
noodigiug van hel Engelsche \\olk den i roon, en na dal
de (\'ovemtntei\'s gedurende aelii en Iwintigbange jaren
de onverdragelijkstc onderdrukking hadden verduurd,
zagen zij in de vreedzame omwenteling van KiSS hel
zwaard der ven olgi lig eindelijk in de schede gestoken,
liet Presbytcriauismus aan hunne lang beproefde doch
geliefde kerk wedergegeven, en hunne burgerlijke en
godsdienstige voorregten o]) een hechten en voldoen-
den grondslag gevestigd. Zie S( umi, \\ n i> (Kkiik VAN").
CREATICOLEN, eene Clnislen-secte in de zesde
eeuw ontstaan, aan wier hoofd Severus van Antiochié\'
stond, die beweerde, dat het ligchaam van Christus
vergankelijk was, doch ten gevolge van de Godheid,
die er in woonde, nooit vergaan was. De strijd over
bet ligchaam van Christus werd tijdens de regering
van Justiiiiauus, die de partij der Aphtiiartodocik-
TEK (zieald.) begunstigde, niet hevigheid gevoerd.
CRTSPIETEN, de volgelingen van Dr. Tobias
(\'risp, die iu de zeventiende eeuw in Engeland eene
soort van Aulinumiamische leer onderwees. Hij leerde,
1). v., dal de zouden der uil verkorenen Christus zoo-
danig worden toegerekend, dal zij werkelijk Zijne
zonden zijn, en dal de regtvaardiglicid van Christus
hun zoodanig wordt toegerekend, dal zij uiel langer
zondaars zijn. maar rcglvaardig, uelijk Christus regl-
vaardig was. Volgens de meening der (\'rispieten ziel
(iod geene zoude iu gcloovigen, en straft Hij hen niet
uil hoofde hunner zouden. Hij is niet misnoegd up
den sreloovil?e wegens diens zonde, en niet over hem
-ocr page 599-
57S                                                               (RON IA
De bisM\')io|< vertoonde deze reliquië als te vuren.
en liet was gemakkelijk om in de glazen kas de twee
doornen ie zien, die regtop stonden, en elk ongeveer
drir duim lang waren. Mij kuste daarop dr kas. en
gal\'haar aan den priesfer lenig.
Kcnc derde reliquië werd daarna voor den dag
gehaald. Zij werd eerbiedig door den priester aange-
boden, en werd even eerhiedig door den bisschop
I aangenomen, terwijl de priester luide zeide:
„Hel bordje mei liet opschrift hoven het kruis van
onzen Heer Jezus Christus."
De bisschop vertoonde deze rcliquie als de andere;
de (iriekselie, Hebreenwschc en f;atijnsehe letters,
hoewel zeer donker en groot, waren in hel geheel niet
gemakkelijk Ie lezen, en hei bordje zelf scheen uij
klein. Hot was ongeveer negen of tien duim lang en
omstreeks vijl\' duim breed. De bisschop kusleook de/r
reliquië, en gaf haar aan den priester lenig.
Kcnc vierde rcliquie werd daarna in de handen van
den bisschop geplaatst, en toen hij deze vertoonde,
riep de priester uil -
„Een van de nagels, waarmede onze Heer Jezus
Christus aan bet kruis was vastgemaakt.\'\'
Deze reliquië was gesloten in een zier mooi kasjc
van glas en goud. In hel midden «as een zwart iets,
dal de nagel moest wezen, met twee gouden engelen
op de knieën, die hem aanbaden. Zij werd vertoond.
gekust, en daarna aan den priester teruggegeven.
Kcnc nieuwe reliquië werd Ie. voorschijn gehaald,
de vijlde en laatste. Toen de priester haar den bis-
scliop aanbood, scheen deze onder een gevoelen van I
angst Ie sidderen, en er met vrome verbazing op te
kijken. Alvorens hij het heilige voorwerp aanraakte,
moest hij zich bet hoofd outblooteu. Zijn mijter, die
hij bij de vert.ooning van de andere reliquiëu had ge-
dragen, was in een oogenblik af. Hij kou niet met
gcdeklen hoofde liet heilige voorwerp aanschouwen,
hij boog er diep voor, en daarna een grool glazen
kruis van den priester nemende, riep de laatste uit:
„Drie stukken van het allerheiligste hout des krui-
ses onzes Meeren Jezus Christus."
In een oogenblik lag de geheele vergadering als
door een looverslag op de knieën; zelfs de monniken
namen hunne kleine schedelkapjes af. Kcnc diepe
stilte heci\'sehteerin die groote vergadering. Sommigen
schenen uil ontzag hun adem in Ie houden; andereu
schenen in diepe vroomheid in stilte een gebed te
stamelen; nog anderen zagen mei aandacht de reliquië
aan. en bewogen hunne lippen, alsof zij haaraanspra- >
ken, terwijl de bisschop haar hun < oorhield. Hel was
CRUCIFIX.
een glazen kruis, aan de einden m rijk geciseleerd
goud gezel, bel was hol. en men zag er drie kleine
stukjes hout in; zij waren van twee tot vier duim lang,
mi ongeveer een halven of drie vierden duim breed.
Nadat de bisschop dit kruis behoorlijk had vertoond,
het volk hel had aangebeden, en hij het aan den pries-
icr had teruggegeven, verwijderden zich de bisschop
en de priesters, en de vergadering ging uiteen."
CRONIA, een feest onder de oude Grieken Ie
Athene gevierd, ter cerc van Cttitosos (zie ald.), dien
(\'ecrops als een voorwerp van vereering in Attiea had
ingevoerd. De naam (\'nmio wordt door de (iriekselie
schrijvers aan de Romcinschc Saturnaliën gegeven.
Ken feest terecre van Chronos, waarop menschen ge-
nfferd werden, werd ook onder bel volk van llhodcs
gevierd.
CRUCIFIX, een kruis met een gesneden beeld"
van Christus er op. liet wordt veel gebruikt bij de
gebeden van Roomsch-Catholieken, zoowel in het
openbaar als in het afgezonderde. De oorsprong van
het crucifix wordt gewoonlijk toegeschreven aan het
concilie, dat tegen hel einde der zevende eeuw te Con-
stantinopel gehouden werd, hetwelk bepaalde, dal
Jezus Christus in eene mciischelijke gedaante op het
kruis geschilderd zou worden, ten einde op de levcn-
digste wijze den dood en het lijden van onzen Ver-
losser voor te stellen. Van dat tijdstip af tot op den
huidigen dag maken crucifixen een zeer voornaam
deel uil van de Roomsche eeredienst. I!ij alle heilige
plcgtigbeden laat de paus een crucifix voor zich uil
dragen, een gebruik dat, zooals sommige Roumsche
schrijvers beweren, door Cleinens, bisschop van Rome,
ongeveer zeventig jaar na den tijd vanden Apostel
l\'etrus werd ingevoerd. De meest waarschijnlijke
ineening aangaande den oorsprong dezer gewoonte
is echter, dat zij ontstond in den tijd, toen de pausen
hun oppergezag wenschten te tooneu, en dat het cru-
cifix een teckcu van priesterlijke waardigheid moest
zijn, gelijk de Romeinsche bundels roeden, die voor
de consuls of magistraten werden gedragen, hunne
magt en hun gezag aantoonden. Een oud Italiaanse!)
schrijver, vader Bonanui, beschrijft de gewoonte al-
dus: — ,,llet kruis wordt aan hel einde eener piek,
die ongeveer tien palm of span lang is, gedragen, liet
beeld van onzen Zaligmaker is naar den paus gekeerd,
\'•n de kapellaan, die hei. draagt, gaal blootshoofds, ais
zijne Heiligheid in hel openbaar verschijnt: maar als
hij iu eene koels of draagstoel uitgaat, draagt de voor
ganger het crucifix te paard, blootshoofds, met een
handschoen aan zijne regterhaud, terwijl hij met de ;
-ocr page 600-
CULDEÊRS.                                                                         57\'J
linker zijn paard si mirt. Hij alle voorname en gods-      deérs was toegedaan, vóór den lijd van (\'uliimba. De
dienstige ceremoniën, die de paus in /.ijn plcgtgewaad   i oorsprong van dr broederschap der Culdeers is der
bijwoont, draagt cen auditeur van de Hola. gekleed   ! halve naar alle waarschijnlijkheid toe Ie schrijven aan
in een purpcrkleurig kort koorheind, het crucifix bij      dezen grootcn Christelijkcn zendeling, die van Ierland
de plcgügc processie te paard; maar er zijn drie dagen   ! «as ovcrgckoiucn, «mi de zuivere leerstellingen in
ui de Lijdensweek, waarop hij en hel heilige collegic      Schotland ie verkondigen. De godsdicnsi van rlumc,
in rouwgewaad naar de ka])el gaan, /onder dal hel      niet al haar grof bijgeloof en hare afgodische gebrui-
kruis voor hein uit gedragen wordt.\'"                                 ken. had op dezen lijd vasten voel gekregen in bijna
De plcglighcid van liet crucifix ie kussen heeft ti      alle landen van Europa, doch hare heerschappij in
Ixonic. op dcu Donderdag van de Lijdensweek plaats
       Schol land werd langen lijd tegengegaan door deslund
/.ij wordl door een ooggetuige op de volgende wijs
      vastige onversaagdheid der Culdeers. De volgelingen
bcsehreven : - ..Des avonds wei .leen houten crucifix..
      van Columba waren dien ten jevnlge blootgesteld aan
dal de lengte had van ongeveer Iwee en een halven
      de haal en de vervolging der zendelingen \\au Rome
voet, op de trappen vau liet altaar geplaatst. Vromen
          Voordat Columba, de Apostel der Hooglanden
bcgouneu hel onmiddellijk Ie verwclkoiiiiuen,doorde
     gelijk hij genoemd wordl, voor hei ccrsl op den wcs
voeten en hel voorhoofd er van Ie kussen. (>p den
     fcl\'jkeu oever vau Schol land landde, waren er slechts
volgenden dag,Goeden \\ rijdag, werd een crucifix van
      cenige zwakke pogingen gedaan, om de waarheid des
viervoet aan hel ijvervuur der menigte aangeboden,
      (\'hristendoins ouder de bewoners van dal woeste noor
en de kussen werden verdubbeld Maarden volgenden
      dclijke landschap, in llcidcnsclic duisternis en afgo-
dag was er cen crucifix van nagenoeg zes voet; toen
      dcrij verzonken, Ie verspreiden. De plaats, waarop
vv eril de v rome dolziunighcid der vrouwen lol de uiler-
     de ijverige Ierxlie zendeling voor bel ccrsl den voel
sic hoogte gedreven. Uit elk gedeelte van dez< zeer
     zeiie, was lui eiland lona Op dit afgelegen eilandje
groote kerk snelden/.ij naar dil beeld, dal ruw gesneden
      plantte < \'oluinba zijne go.lsdicusl ige verecuigiug vau
en nog ruwer geschilderd was; zij wierpen zich op dil
      Culdeers of Co/ir/ri, aanbidders van (iod, zooals de
sluk bout, alsof zij liet wilden verslinden; zij kusten
      naam somtijds verklaard is. en van die hcvoorregle
hel inel vuur van lop lol leen. \\ ier ie gelijk volgden
      plaats trokken de zendelingen van ecu zuiver evangelie
zij elkander in dil \\ rome bedrijf op, en zij, die op hunne
      uil.oui levende, geestelijke godsdiensl over al denoor-
beurt wachtten, toonden evenveel ongeduld, als een
      dclijke districten vau Schotland Ie verspreiden. De
Iroep hongerige honden zoude tooncn, als /ij van de
     onderneming van foliiinbu ging van lal van inoeijc-
prooi, die in hun gezigt was, afgehouden werden. Bij
      lijkheden vergezeld. De bestuurders, de priesters en
liet crucifix vvas eene kleine schaal om de gaven te
     liet volk waren evenzeer legen het Christendom ge-
ontvangen. De meest en gaven liever kussen dan geld:
     sli nul, en de woestheid vau hel land was niet gunstiger
maarzij, die hun penningske achterlieten, dachten,
      voorden togtvandenzcndelingvandistriettot district,
dal zij er eene regtmatige aanspraak op hadden, om
     daudcbarbaarscbczedendesvolkszulkswarenvoorde
hunne liefkozingen te verdubbelen. Hoewel ik langer
     ontvangst van de boodschap, die iiij bragt. Door de
dan ecu uur in de kerk bleef, zag ik het einde dezer
     moeijclijkhedcn evenwel niet ontmoedigd, en duurde
wonderlijke vertooning niet, eu ik verliet deze vrome
     gevaren zijner edele onderneming niet afgeschrikt,
kussers in volle bedrijvigheid."
                                          ging de ijverige dienaar van Christus in geloof vooruit,
CULDEERS, de leden van eene zeer oude gods-   . en bad hij, dal, zoo het de wil zijns Meesters was, hij
dienstige broederschap in Schotland, wier voornaam-
     dertig jaren in dit woeste en ongunstige gedeelte van
ste zetel Fona, een vau de U eslersche eilanden, was.
      dcu wijngaard niogt leven en werken.
Eenigcn doen hel Culdcsche stelsel tot de eerste
          Rn niet alleen vvas Columba getrouw en ijverig in
eeuwen van het Christendom opklimmen, terwijl ande-
     zijne pi .gingen, maar de bijzondere zuiverheid van zijn
ren de instelling aan Columba, omstreeks het midden
      Christelijk karakter maakte een indrukwekkenden
der zesde eeuw, toeschrijven. De waarheid schijnt te
     eoumientair uil op de leerstellingen, die hij predikte.
zijn, dal, terwijl er zouder twijfel nieusclien waren te
      Daar liij bovendien eeuige kennis van de geneeskunde
vinden, die de apostolische leer onveranderd Ie midden
      bezat, slaagde hij er in om op eenvoudige wijze gene-
van heerschende onkunde en bijgeloof behielden, er
     zimren ie verriylen, en verkreeg liij daardoor ouder
iio \'                              O O * o f
geen afzonderlijk ligoliaam was. dal de leerstellingen      liet onwetende volk den naam van wonderen te doen.
eu de eenvoudige ccrcdicusi en gebruiken der t\'ul-      waardoor men hem met bijgeloovigcn eerbied aan-
-ocr page 601-
EfiKS.                                                                         i
van do profeten, evangelisten en apostelen, en dat hij \'
de werken van vroomheid en deugd ijverig beoefende.
De valsehe. onschl\'iftmatige leerstellingen van Rome
verwierpen zij openlijk, en/ij weigerden nieuwigheden
ie erkennen, zooals de leer van de werkelijke tegen-
woordigheid, de afgodische heiligeudicnst, gebeden
voor de doodcu, de leer der verdiensten van goede
werken als staande tegenover vrijwillige regtvaardig-
makiug doorbel geloof, de onfeilbaarheid van den paus
en andere Roomsche leerstellingen. I\'iu niet alleen
verschilden de Culdeérs van Rome op leerstellige pun-
len, maar ook in zaken van lucht, /.ij verwierpen de
opperheerschappij van den paus als eene groudeloozc
eu ongerijmde aanmatiging, /ij waren incenealgc-
meeue broederschap verecnigd, niel om gehoorzaam
te zijn aan een kloosterregel, maar om hei evangelie
van Cliristus te gaan verkondigen, bezield door één
algcniccueu gces!. eu aangezet dooréén algcinceu doel.
Hunne instellingen waren eerder zcudings-dankloos-
tcritistellingcu; zij dedengeeneaudorcgeloftc, dan om
God te dienen en Zijne zaak op de wer.dd te bevorderen.
Dikwijls liecfl men gctwisl over de kwestie, welke
de juiste wijze van kerkbestuur onder de Culdeérs
was. De Episcopaten en de Presbyterianen beweren
bidden, dat zij bun stelsel waren toegedaan, Men kan
niet ontkennen, da\' de naam tisse/wp dikwijls gegeven
wordt aan de hoofden der Culdesche eollegiën; maar
dal zij geene diocesane bisschoppen waren, in hunne
jurisdictie bepaald tot een bijzonder distriet, is dui-
dclijk uit de omstandigheid, dal bel hoofd van het
collegie van lona altijd een presbyter-abt was, die
geestelijke regismag! over al de Culdesche kerken in
Schotland uitoefende: eu zelfs de Culdesche collctriën
in Engeland erkenden hel gezag van de aanver-
wante instelling op lona; zij ontvingen bare wetten
evenwel niet van don presbyter-abt als hot hoofd, maar
als den vertegenwoordiger van den gebeden rand van n
hei collegie, die uit de presbyters bestoud, niet den abl
als president. Hel rcgl der wijding berustte ook niet
bij den prcsbyter-abl alleen, maar bij den raad, on
daarom vinden wij dan ook, dal een hunner zegt, dal
de beginselen, waaraan hij zieh hield, hein door zijne
ouderlingen waren medegedeeld, die hem daarheen :
zouden als bisschop.
fïedurende eeuwen behielden de Culdeërs vasten
voet in Si-holland, uiei tegonslaaiideallepogingen van I
de Kerk van Rome ..... hen te verpletteren en, zoo
mogelijk, ui! te roeijeu. Kloosters werden er onder
hun luezigl in elk gedeelte van het land gebouwd, en
niet tevreden mol hot licht des evangelies in hun eigen
58(1                                                                         (IL!)
j
schouwde, Zoo ging de arbeid van Colllinba, onder
den zegen van üod, van den gclukkigstcn uitslag
vergezelt!. Zijne inreken werden door de (leidenen i
mei diepen eerbied aangehoord, en bereikten hunne
harleu en liuii geweten incl de beste uitwerking. Hel
gevulg h as, dal deze apostel der waarheid niel lang in
Sehotlaud had gearbeid, loen her Ileideudoin weck, en
vele I\'iel en en Caledoniërs de godsdienst van Christus
peulijk omhelsden, terwijl door hein in bijna elk dis-
niet van hel land kloosters, volgeus hoi Culdesche
-•li Isel. werden gesticht.
\\1> C\'olnmba zelf nierde stichter was win de instel-
lingen der Culdcërs, dan moet hij toch beschouwd
worden als hunne leer tol rijpheid Ie hebben gebragt.
De eerste inrigling der (\'uldeërs was ie [ona, en daar-
naar werden, als naar een model, de godsdienstige
instellingen gesticht, die ie Dunkeld, .Vbeniethy, St.
Vudrews, Abercorn, Govan en andere plaatsen, in .
Schotland en op de H\'esierscho eilanden, verrezen, i
Over al de kloosters, talrijk en wijd en zijd verspreid.
die Coluiuba had opgerigt, en dii . naar ineuzegt, niel
minder dan hei aantal van drie honderd bedroegen.
handhaafde hij onleen tucht, en oefende hij het naauw-
ge/.et steen zorgvuldigst e toezigt uit. Deze instellingen
hadden meer hot karakter van godsdienst igeseniinariën
dan van kloosterinstellingen. De opvoeding der kin-
deren lag hem iiaaau hel hart,cu hij was bijzonderst rong
in het doen van onderzoek naar hel karakter en de
gewoonten, de lalonten en begaafdheden van hen, die
het geestelijke atnbt wenschtcn uil ie oefeuen. Hij
onderzocht zelfs, naar ons verhaald wordt, of de moe-
der. aan wie de eerste vorming van de ziel in de wieg
was opgedragen, zelve godsdienstig en heilig was.
Dit loont aan, boe deze man doordrongen was van het
denkbeeld, dal si echts heilige man tien in heilige dingen
diens! /.ouden doen.
Ifcl gebed van Coluinba, w aan au wij reeds gespro-
ken hebben, werd verhoord. Hij mogl ongeveer dertig
jaren in Schot huid arbeiden, ende vruchl zijns arbeids
voor de zaak van Christus zag men na zijn dood in
hel verrijzen van eene vereeuiging van geloovige en
heilige mannen, die do waarheid fiods in zuiverheid
bewaarden, te midden van al het bederf in de leer en
in de gebruiken van de Kerk van Rome. De Culdcërs
waren lul licht van Schotland in eene donkere en
bijgcloovigc eeuw. /.ij bleven getrouw aau hel Woord
Gods, als den cenigen en onfeilburcu bestuurder en
gids. Zelfs Reda, monnik on geschiedschrijver, erkent i
openhartig, dal Coluniba cu zijne discipelen alleen die
dingen aannamen, die vervat zijn in de geschriften i
-ocr page 602-
CULDEËUS.
.,s|
land te verspreiden, vinden wij ook, dal zij in lic) be-
gin der zevende eeuw eenc zending naai\' Engeland
afvaardigden. Omstreeks dezen (ijd werd de beroemde
abdij van Mndisfaruc onder hel toezigl van Oswald,
koning van Xoriliuiiihria, gesticht, die zeil\' duur de
Culdcërs was opgevoed, en daarom voor zijn nieuw
klooster een voogd van de inrigting op lona vroei; en
verkreeg. Van dien tijd al\' werd Lindisfarne een uit-
iniiiitend opvoedingsgesticht, om zendcliugeu i<>l hel
voortplanten van hel Christendom in Engeland op
Ie leiden. Hel duurde echter uicl lang, ot\'de goede
uitslag van hel werk der (\'nldcërs in Engeland trok
de aandacht, en wekte den naijver op van de Roomsehe
kerk. Allerlei pogingen werden er uu in hel werk ge-
stcld, ",,i de geestelijkheid van hel land aan den Rooni-
schen stoel ie onderwerpen, doch mei deonbuigzaam-
ste vastberadenheid weerstonden de Culdcërs de aan-
matigingen van de pauselijke opperheerschappij. Eer-
der dan afstand te doen van hunne onafhankelijkheid,
deden bijna alle Culdeschc geestelijken in Engeland
afstand van hunne posten, en keerden zij naar Schot-
land terug, (\'\'enige hunner werden vervolgens dom-
den paus in den ban gedaan, en sommige /.elfs op
den brandstapel gebragt.
Niet tevreden met de C\'uldeërs uil Engeland ie
v erbanuen, vervolgde de Roomschc kerk hen mei haar
bitteren haai zelfs in Schotland. Eersl werd er ceue
[inging gedaan, oin eeuige hunner van hei oorspronke-
lijke geloof af te brengen. Iliei in slaagde men echter
slechts gedeeltelijk, daar Vdomua hel eeuige tref-
l\'ende voorbeeld van afval opleverde, die cenigen tijd
abt van lona was, maar lol hel geloof van Romeover-
gehaald werd, toen hij in 7 <► 2 een bezoek aan Engeland
bragt. Hij zijne terugkomsl op lona gebruikte deze
geestelijke al zijn invloed bij zijne broederen, om ben
over te halen zijn voorbeeld Ie volgen, doch hij slaagde
daarin niet. Eenigc weinige gevallen hadden er ver-
volgens plaats van voorname Culdeschc geestclij-
ken, die zich bij de Kerk van Rome aansloten, doch
de ingewortelde gehechtheid aan het zuivere geloof
des evangelies was zoo groot, dat David 1., die de
Roomschc godsdiensl len sterkste ondersteunde, hel
noodzakelijk vond om de vacante proven mei vreem-
dclingcn aan te vullen. Tic! hoofddoel van David
sedert den dag, waarop hij den troon van Schotland
beklom, was, om de Culdeschc wijze van cercdienst af
te schallen, en de Roomschc godsdienst als de gods-
diensl van hel land in re voeren Om dit geliefkoosde
plan ie volvoeren,begunstigde hij de Roomschc gees-
telijkeu op elke mogelijke wijze, en verrijkte hij de
Roomschc kloosters inel groot e stukken land in de
■ vruchtbaarste districten gelegen. Langzamerhand
verwijderde hij de Culdeschc abten uii hunne kloos-
| ters, cu stelde hij geestelijken,die guuslig waren voor
Rome, in hunne plaats. Deze staatkunde werd zoo
verre gedreven, dal vele Culdeschc geestelijken niet
alleen hunne posten uedcrlegdeu, maar den gecstc-
1 ij kon stand geheel en al vaarwel zeiden.
Maai\' hoewel de pogingen, tnn «Ie li......ischc gods
dicnsl in Schotland de overhand te doen hebben, cru-
slig en volhardend waren, hadden loeli de Culdcërs
gedurende langen lijd invloed genoeg om te verhin-
ilei\'en, dat hel gezag van den paus erkend werd, of dal
zijne tiisschcnkomsl werd gevraagd, zelfs waar I wisten
ondei\' de geestelijken zelve ontstonden. Geen voor-
beeld is er, dat een beroep van de geestelijkheid van
Schotland op den stoel van Rome heeft plaatsgehad,
\\oordal de kwestie ontstond over den eisch van den
aartsbisschop van York, om mctropolitaau van Sehol-
land ie zijn. Zelfs toen werd met den groolslen weer-
zin de paus lol scheidsregter gekozen. Maai\' van dien
tijd af werden de beroepen op Rome talrijker, en
eindelijk vinden wij. dat de Culdcërs zelve hel be-
slechten van een twisl aan den paus opdroegen. Dit
was een maar al ie zeker kentceken van naderende
ontbinding. Verzwakt in geestkracltt en verminderd
in aantal verloren zij trapsgewijze hun eigen geestelijk
leven en hun heilzamcn invloed op diegenen, welke
hen omringden.
Hunne worstelingen legen de onderdrukking en
hun verzet legen ile dwalingen van Rome werden
hoe langer hoc zwakker, totdat zij, omstreeks hel
einde der dertiende en hel begin der veertiende
i env . geheel en al van het looueel verdwenen. Maar
hoewel de C\'uldeërs sederl dien lijd niet meer in de
geschiedenis vermeld worden, waren er ongetwijfeld
nog vele geloovige mannen in Schotland, die de leer-
stellingen der (\'nldeërs zonder haar naam beleden, en
die gereed waren om, wanneer de gelegenheid zich
aanbood, openlijk tegen de verdorvenheid der Room-
sehe godsdienst te gei eigen. Toen derhalve na een
j koi\'l tijdperk de Hervorming aanbrak, en haar lichl
over liet land dor Culdcërs begon op te gaan. herleefde
de geest, welke die vroege zendelingen van hel geloof
bezield had, in al zijne kracht, en er sloud eenc edele
rij van heldenen martelaren op, die dezelfde schrift-
matige beginselen In-leden, welke Cnlumha en zijne
discipelen hadden aangekleefd, en die, gelijk zij, pro-
lesteerden legen de dwalingen en schanddaden van
de afvallige Kerk van Rome
-ocr page 603-
58i>                                            f UjMBERLANDSfHE
CUMBERLANDSCHE PRESBYTERIANEN
ccne Christeu-sccle welke tegen het einde der vorige
eeuw in liel westelijk gedeelte van de Verceuigdc
Malen van Xoord-Amcrika mitst oud. Zij verrees in
I 7\'J? in de gemeente Gasparliivcr in Kcntucky, waarbij
.l«<f<>l)n^ M\'Grcadi predikant was. Spoedig na don
aanvang van zijn herderlijken arbeid bemerkte hij den
geringen godsdienstziu zijner gemeenteleden, en daar
I■ ij wcnschle, dat hel werk van God onder hen voor-
spoedig kou gaan, legde hij liuu een stuk voor, waarin
/.ij zich verbonden, om gedurende een jaar den derden
Zaluruag van elke maand als ren dag van vasten en
gebed voor de bekecring van zondaren Ie honden. Zij
verbonden zien ook om eiken Zaturdagavoud on eiken
Zondagmorgen, bij liet opgaan der zon. een hall\'uur
door te brengen met God Ie bidden, Zijn werk te doen
herleven.
Dit -tuk werd door den predikant on zijne voor-
iiaainMc gemeenteleden getcekeud, en nadat zij zich
pleglig verbonden hadden, baden zij ernstig, dat do
Heer Zijn werk onder hen mogl doen herleven. I luune
geboden werden verhoord, want binnen weinige inaan-
den begonnen zieh kenleekenen van eeue herleving
ir vei\'loonen. In het volgende jaar werd hei werk met
loenetnende belangstelling en kracht voortgezet, hel
si rekte zieh over bel omliggende land uit, en bereikte
in 1SO0 het district, dat toen (\'iiniberland heette, voor-
natnelijk de gemeente Shiloli. Zoo sterk verlangde uu
het volk om hel Woord Ie liooreil prediken, dal er
groole zaïiienkoinslen in verschillende deel en van hel
district werden gehouden. Bij die gelegenheid waren
er velen tegenwoordig, die van verre gekomen waren.
en totgiooter gemak kwamen er dikwijls huisgezinnen
in wagens, die levensvoorraad mei zieh bragtcu en
zich op de plaats legcrdcu, waar de godsdienstoefc-
uillgcil gevierd weiden
De herleving der godsdienst, die aldus in Keil-
lueky en Tenessee had plaats gegrepen, ontstond
voornamelijk door Presbyterianen, en de loeneiueiidi
dorst naar ordening leidde tot eeue aanvraag naar een
grooler aantal Presbyteriaansche leeraars. In deze
omstandigheden stelde men voor, om vrome en veel-
belovende mannen uil de leekcn der gemeenten te
kiezen, die men zou aanmoedigen om zich oninid-
ilellijk lol het dienstwerk voor te bereiden, zonder dat
zij ceiu\' langdurige opleiding aan een collegio zouden
genieten. Drie mannen werden uitgeuoodigd om ge-
schreven redevoeringen gereed te maken, en die bij
de volgende zamcnkomsl van liet presbyterium of
kerkcraad voor te lezen. Zij deden zulks, doch men
PRESBYTERIANEN.
kauite zich sterk aan legen den voorslag om hen in
de tegenwoordige omstandigheden te ordenen, Zij
kregen echter het regt o.....liddolerwijl in de vacante
gemeenten te catechiseren en te vermanen. Bij eeue
volgende bijeenkomst werd er \'én als caudidaal tel
de heilige dienst aangenomen, ou de twee andere w er-
den voor liet oogcublik afgewezen, doch zij behielden
het amlii van catechiseermeester en vermaner. Tegen
het (inde van J S02 werden zij allen tol eandidaten bc-
iiocmd. Zij beleden hunne gehechtheid aan al de
leerstellingen van de Geloofsbelijdenis der Prcsbytc-
i\'iaansche kerk van Amerika, mol uitzondering van de
leer der verkiezing en der verwerping.
|)c synode van Kcntucky, die in Oelobcr van hel
jaar I 802 te zaïncu kwam, stemde toe lol de oprigting
van hel Cumbcrlaudsehe presbyterium. Dil presbyte
i\'iuni werd in 1 Ml I bij de synode van Kcntucky aan-
gcklaagd van de regels der Presby leriaauselie kerkorde
Ie hebben geschonden, door leekcn lot het heilige
dienstwerk toe te laten, die geen e geregelde opleiding
hadden genoten. In hel volgende jaar werd er door de
genoemde synode besloten, dal cene commissie dier
synode deze personen zou onderzoeken, en dal zij zou
oordoelen over hunne geschiktheid voor hel leeraars-
werk, liet presbyterium weigerde zieh hieraan Ie
onderwerpen, bewerende, dat bel hel regt had van
zijne eigene eandidaten te onderzoeken en aan tcstcl-
len, en dal de synode hel regt niet had om hen uit
zijne handen te nemen. Te vergeefs beriep de synode
zich op hare niagt, als ecu hoogt-r hof, overal de han-
deliugen van de mindere vergadering, de leden van
het presbyterium weigerden toe Ie geven. Ook de
jonge menselicn. die de synode wilde onderzoeken,
weigerden zich aan een herexamen te onderwerpen,
en gaven als hunne redenen voor zulk een stap op, dal
zij het Cumberlandschc presbyterium als oen kerkelijk
hof beschouwden, dal de mag! had om te oordeelen
overhel geloof en de bekwaamheden zijner eandidaten ;
dal zij zelve niet van ketterij ui\'zedeloosheid bcschul-
digd waren, en dal, in zulk geval, het presbyterium hel
hof was. dat hen tol verantwoording moest roepen.
Bevindende, dal de jonge lieden zich aan den kant
van hel presbyterium schaarden om haar gezag te
weerstaan, nam de synode een besluit, waarbij bun
verboden werd de fnnctién vau hei Iccraarsanibf uil
ie oefenen, totdal zij zich aan de uitspraak van de
commissie der synode onderwierpen en het vcreischte
onderzoek ondergingen. Dit besluit werd als onwettig
on daarom van nul en geener waarde beschouwd.
L)e leden van hel f.\'umberlaudsclic presbyterium
-ocr page 604-
< I PIDO —CYNISCHE SCHOOL
588
eene algeineeiie opstanding en oordeel zijn; de rcgl-
vaardigeu zullen altijddurende gelukzaligheid beërven,
en de goililcloozcn zullen tut altijddurende ellende
veroordeeld w orden.
Deze kerk neemt den kinderdoop aan, en dient hem
toe door opgietiug, of door indompeling, wanneer
daaraan de voorkeur gegeven wordt. De wijze van
kerkbestuur is streng presbyteriaanseh. Volgens de
laatste opgaven telt deze sectc nagenoeg 100,Uut) le-
deu, met ongeveer 000 predikanten en I ,250 kerken.
( CPIDO, de god der liefde bij de oude Romeinen,
die overeenkomt niel den tëfios (zie ald.) der Grieken.
L\'Y< \'LOPEN, reusachtige wezens in de oude Griek-
sehe mythologie. Zij waren drie in getal, ,4i-ge>,Sle-
.n/irs
en ll.ii-iirx, elk hunner had slechts één oog iu
/.ijn voorhoofd. Zij waren de zonen van I ranus en
(j.-c.\'i. en werden onder de Titanen gerangschikt, die
door hun vaderZeus iu den Tartarus werden geworpen
in zijn oorlog mei Chronos. I>e Titanen bevrijdden
de Cyclopen uil den Tartarus, die vervolgens de die-
naren werden van Zeus, en hein van donderslagen en
bliksems voorzagen, zij werden later door Apollo ge-
dood. De Cyclopen, die in de Odyssea van Homerus
vernield worden, waren herders van eene reusachtige
gestalte, die op het eiland Sicilië iu holen woonden,
hun hoofd was Polyphemus, die slechts één oog in zijn
voorhoofd had. Volgens de latere schrijvers warende
Cyclopen de helpers van Hepha-slit* of liilcanui, die
ouder den berg Elna op Sicilië woonden, waar zij zich
bezig hielden met wapenrustingen te smeden voor
goden eu helden. Volgens eeuige verhalen waren zij
bekwame bouwkundigen, en daarom vinden wij gewag
gemaakt van ( yelopischc muren, oin verschillende
reusachtige muren aan te duiden, die nog In versebei-
denc deelen van Griekenland en Italië gevonden wor-
den. Het is moeijelijk om te bepalen, wat de juiste
mythische beteekenis der Cyclopen is. Plato beschouwt
hen als bestemd, om den incnseh voor te stellen in zijn
woesten . onbeschaafde» toestand , doch het. is veel
waarschijnlijker, dat zij typen waren van zekerekrach-
len der natuur, die door vuurspuwende bergen en
aardbevingen geopenbaard worden.
OYCNUS, een zoon van Apollo bij Thyria, die met
zijne moeder in eene /.waan werd veranderd. Ken
ander mythisch persoon van dezen naam wordt in de
oude classiekc schrijvers vermeld als de zoon van
PoneidoM of Seplunut, en een derde als de zoon \\au
Are» of Mars eu Pelopiu.
CYNISCHE SCHOOL, eene philosophiscbe school
bij de oude Grieken Zij werd omstreeks hel jaar-SSU
gingen steeds voort met ;il hunne herderlijke pligten
gelijk vroeger te vervullen, en hielden \\;in tijil tot tijd
bijeenkomsten, maar verrigtteu geen kerkeraadswerk.
Jaar op jaar werden er voorslagen in de synode gedaan
om de zaak in orde te brengen, docli te vergeefs.
Eindelijk vormden zich in 1810 drie predikanten tul
een presbyterium, onder de benaming \\;m liet Cum-
berlandsche presbyterium, waaruit langzamerhand de
groote en toenemende sectc ontstond, die uu in de
Vereenigde Staten als de Cumbcrlandsclie l\'rcshyle-
riaansche kerk bekend is.
In den tijd \\au drie jaren sedert hare instelling
was liet aantal predikanten en gemeenten zoodanig
toegenomen, dat liet noodig was om haar in drie pres-
byteriën te verdeden, en er werd eene synode inge-
steld, die in October I s IH hare eerste bijeenkomst
hield. In dr/.e eerste vergadering van de Cu m her ia in I-
sche synode werd er eene eonimissie benoemd, om
eene geloofsbelijdenis, een catechismus en een regie-
ment voor het bestuur der kerk op te maken. De
geloofsbelijdenis is eene wijziging van die van West-
minster. Wij laten hier een kort overzigl van de leer-
stellingen dezer seete volgen: — De Schriften maken
den eenigen onfeilbaren regel uit voor ons geloof en
onze handelingen; God is een oneindige, eeuwige,
onveranderlijke geest, die op verborgene wijze uil drie
personen bestaat, welke drie gelijk zijn in magl en
heerlijkheid; God is Ie Schepperen Bewaarder aller
dingen; de besluiten van God strekken zich alleen uit
lot hetgeen strekt tot Zijne heerlijkheid ; Hij heeft het
beslaan der zoude niel bepaald, omdat zij noch tot
Zijne heerlijkheid, noch lol hel welzijn Zijner schepse-
len dient; de uieusch werd regt vaardig, naar het beeld
van God, geschapen, docb door de overtreding vau het
federale hoofd is hij zoo geheel bedorven geworden,
dal hij geen goed kan doen zonder de hulpder Godde-
lijke genade. Jezus Christus is de Middelaartusschen
God en den incnseh; Hij is God en mensclt in één
persoon; Hij gehoorzaamde volkomen aan de wet. cu
stierf aan liet kruis om voldoening te geven voor onze
zouden; Hij smaakte, volgeus de krachtige taal des
Apostels, den dood voor allen. De Heilige Geest is
de krachtige werker iu onze overtuiging, wederge-
boorte cu heiligmaking; berouw en geloof zijn noodig
voor onze aanneming, en beiden zijn onafscheidelijk
vau eene verandering des harten, regtvaardigiuakiug
is alleen door hel geloof; heiligmaking is een steeds
vooruitgaand werk en niel voltooid voor den dood; zij,
die iu Christus gelooveu eu door Zijn Geest herboren
worden, zullen niet afvallen en verloren gaan; er zal
-ocr page 605-
f YRENAISCHE SCHOOL DAPL PA\\T1IIS.
5K|
v. (\'■. door Aulislliciics geslicht, liet kenmerkend
beginsel ilezer scliool was, ilnl de deugd bestond in
eeue Irotsclie onafhankelijkheid van alle uitwendige
dingen. Diogenes was een juist vertegenwoordiger
van dit beginsel. Wereldsche vermaken en cerbewij-
zingen van allerlei aard werden geheel veraeht. en
zelfs de gewone welvoegelijkheden des levens werden
Ier zijde gezel. Vandaar waarschijnlijk de naam C\'y-
nicus van liet Grieksche cyo/i, ri/iiw, een bond. daarliet
ruwe, onwelvoegelijke gedrag van zulk een persoon
iemand kon herinneren aan hel gebrom van een hond.
Het doel dezer sehool was, om de ineeningen van
Soeratcs Ie bespotten, die leerde, dat de bestemming
des mensclien was om deugdzaam Ie leven, terwijl de
< \'ynische sehool. hel beginsel lot hel ongerijimlslc
uiterste drijvende, wenscljte, dat de niensch iiielsdau
de naakte deugd op hel oog zon hebben, en al de
ondergeschikt!; gevoelens en welvoegelijkheden, die
bel noodzakelijke bekleedsel der deugd uil maken .
omlei den voel zon verl reden.
CYRENAÏSCJIE SCHOOL, enne ottd-Crickschr
philosophische sehool. Zij werd gesliehl door Aris-
tippus van Cyreue, die omstreek-, 389 v. C. leefde.
De Socratische leer. die bei uitgangspunt van deze
school uit mankte, was. dat alle wijsbegeerte van een
praktischen aard is, en het geluk van den ineuseli
ten doel heeft. Zij verwierp alle denkbeeld van pligt,
ui\'«al gedaan moei worden, omdat het goed is, en
beschouwde de deugd als genot, of wal gedaan moet
worden, omdat hel loebrengt tol ons onmiddellijk
genoegen of geluk. De deugd moest daarom in de
schatting van Aristippus en zijne school gewaardeerd
worden, omdat zij vermaak teweegbrengt, hetgeen het
voornaamste doel was, waarnaar de mensch moest
streven, liet geluk verschilde bij hen niet van bet
vermaak, maar was slechts de som van vermaken, ver-
ledene, tegenwoordige en toekomstige. Alles moest
gesehal worden naar het bedrag der genieting, die hei
gaf. De laagste vermaken stonden daarom, naar bet
oordeel der (\'yrenaïeken, gelijk mei de eervolste, mits
zij ecu gelijk bedrag van genot opleverden. Zelfs onder
de Heidenen vond men, dal zulke leerstellingen ge-
vaarlijk waren. Aan een der voornaamste leeraars
de/.er school, ITcgesias, werd het voorlezen verboden,
uil vreeze dal men, zijne gevoelens inzuigende, met
eigene handen een einde aan zijn leven zoude maken,
len einde te ontkomen aan de vermaken eens levens,
waartegen de nioeijelijkhedeii zoo ruimschoots op-
vvcgen.
("YRENK, eene mythische vrouw door Apolln
bemind, die haar van den berg Pelioii naar Lybic
voerde, waar zij baar naam gaf aan de stad (\'yrene.
(\'YTHERA, ecu bijnaam van Aphrudile, afgeleid
van den naam der siad (\'ylliera op f\'reta, of van hel
eiland (\'vlheia in de .Egeïsche zee. waarop zij een
beroemden tempel had.
D.
DACTYLIIDM1, fabelachtige wezens die op den
berg Ida in Phrygië woonden, en met de vereering
van Rlictt in verband stonden. Somtijds worden zij
verward met de (\'abeiti, (\'aiv/euetx (\'orybunlen. Men
geloofde, dal zij het ijzer en de kuiisi om liet te be-
workcii hadden ontdekt. Het grootste verschil van
iiicening bestond over hun aantal, daar sommigen
rekenden, dal er drie, anderen dat er vijl\', tien en zelfs
honderd waren. Sommigen veronderstellen, dal hun
naam afgeleid is van daktulo», oen vinger, omdat er
t ii n wiiren, overeenkomende niet bet aantal vingers der
handen. Benige schrijvers plaatsen hunne woning op
den berg Ida op (\'rela, en zij worden zelfs beschouwd
als de eerste bewoners van dal eiland, waar zij ijzer
ontdekten up den berg Herecynthus. De Dnctylcn
schijnen mythische vertegenwoordigers Ie zijn van de
eerste ontdekkers van ijzer, en van de kunst om bette
smelten door middel van vuur.
DADI\' PANT\'HIS, eeue van de Vaishnava seeten
lil Hindostaii. Zij ontstond door Dadit, een kaloelibe-
rcider van beroep, die, door eene stem uil den hemel
vermaand zijnde om zich aan een godsdienstig leven
te wijden, te dien einde naar den berg liahcrana trok,
j waar hij na eeuigen tijd verdween, terwijl er geen
j spoor van hein gevonden kon worden. Zijne volgeliu-
gcu geloofden, dal hij in de Godheid was opgenomen.
| Men veronderstelt, dal hij omstreeks KiOt) geleefd
heeft. De volgelingen van Dadu dragen geen bijzonder
kciiteeken op het voorhoofd, maar wel een rozekrans,
en zijn, volgens sommigen, verder onderscheiden door
-ocr page 606-
DiEDALTËN
-D.EDALUS.                                                          585
feest werd door de Platteers alleen te Ualeomene, hel
grootste eikenbosch in Bn?otic, gevierd. In dit woud
hingen zij stukken gekookt vloesch in de open lucht,
die de kraaijen aantrokken, en liet \\<>lk. ziende op
welke hoornen de vogels zieli nederzettedeu, hieuw
deze onmiddellijk om. en veranderde ze in houten
standbeelden «( d/p.ddht. Hel groote feest daarentc-
gen, dat verreweg het belangrijkste was, en oen groot
aantal menschen Ie zamen bragt, werd om de zestig
jaren gc\\ ierd. Het feest werd door ineusehen uit alle
steden van Griekonland bijgewoond. Hel begon niet
de oprigting van een altaar op den berg Citharou,
dat uil vierkante stukken hout werd gemaakt. Hel
beeld eener vrouw, dat llera moest voorstellen, werd
daarna op een wagen geplaatst en in processie rondge-
leid, met eene jonge vrouw vooruit, die als eene bruid
was aangekleed, terwijl de JStrotiérs volgden in eene !
orde, die door hel int werd geregeld. Bij de aankomst
op de heilige plaats werd eenc hoeveelheid houts op
in-i altaar opeengohoopt, en elke stad, alsmede rijke
personen, offerde eene vaars aan llera en een stier
aan /.ens. Zij. die meer beperkte middelen bezaten,
vergenoegden zich met schapen Ie offeren. Wijn en
reukwerk werden in grooten overvloed mei de offer-
ilieren op In-i altaar geplaatst, en twaalf hou ton beelden ,
werden te zelfder lijd op denrook enden sla pel gelegd,
die branden inogl, loldal offerdieren en allaar geheel
verteerd waren. Hel is moeijelijk om eeuo verklaring
van deze Grieksche feesten te geven. I\'lularehus, die
oen werk over dil onderwerp schroei\', beschouwt al
de ceremoniën als eene mythische voorstelling van
stoornissen in do elementen, waaraan Boeotic te eeni-
ger lijd onderworpen was geweest, hoewel hel In den
loop des tijds daarvan was verlost.
D KDA LUS. een mythisch persoon onder (ie oude
(Irieken. Sommigen meenen, dal hij van Vtlieenscheu,
anderen, dal hij van Cretenzischen oorsprong was. Hij
schijnt in de beeldhouwkunst te hebben uitgemunt,
en daar de zoon zijner zuster, Perdix, dien hij les in
die kunst gegeven had. een grooter n naam dan bij
zelf had verworven, doodde hij dezen uit nijd. Om deze
misdaad werd Da\'dalns door den ,\\ reiopagus ter dood
veroordeeld, en om zijne strafte ontkomen vlngttcliij
naar (Vela. Hier verwierf hij spoedig een grooten
roem als beeldhouwer,daar hij eene houten koe maakte
voor l\'asiphne on hel doolhof te <\'nossiis. waarin de
Minotaiirns gehouden werd. Minos, de koning van
(\'rota. misnoegd over het gedrag van üa\'dahis, zetfe
hein gevangen; hij \\\\i-r>l echter door l\'asiphtie in vrij-
heid gesteld, en geen ander middel vindende om van
I eene rondo witte kap, doch volgens andoren, dooreene
j vierliockigr, mot eene van achteren neerhangende
klep. Teder man moe) zijne eigene kap maken.
De Dadn Pant\'his zijn verdoold in drie klassen: I. Dr
I Vitaktax, eenc soorl van monniken, die blootshoofds
gaan, en slechts één kleed en één wateremmer hebben;
i. De Nagas, die wapenen dragen, welke zij gereed
| zijn om vooi- loon (e gebruiken; onder de Hindoesche
vorsten worden zij als goede soldaten beschouwd :
3. De Bisfrï fflwrh, die de gewone bezigheden des
levens vorrigfen. Deze laatste klasse is verder onder-
verdeeld, en de voornaamste takken maken twee en
vijftig afdeelingen nii, waarvan de eigenaardigheden
niet bekend zijn. De Dadn 1\'ant\'fiis zijn gewoon hunne
. dooden vroeg bij het aanbreken van den dag te ver-
branden, doch in sommige gevallen worden de lijken
gelegd op een open veld of eene woeste plaats, om
verslonden te worden door roofdieren en roofvogels,
uit vreeze dat er insecten mogten gedood worden.dat
: gebeuren kan, als liet lijk op een brandstapel gelegd
wordt. Dezcsecte, inharcdriebov ongenoemdeklassen,
is zeer talrijk in Marwar en \\djmir. De voornaamste
plaats voorhare eerediensl is Naraiva, waar het bed van
Dadn en de verzameling van de geschriften derseete
bewaard en aangebeden worden, terwijl een klein ge-
bouw op den heuvel Baherana de plaats van zijn ver-
dwijnen aanduidt. Jaarlijks wordt erin Februari) en
Maart, van nieuwe tol volle maan. ecnewela of kermis
Ie Xaraiva gehouden. De leden dezer seete bonden
vriendschappelijke gemeenschap met de K \\itin Pax-
t\'iiis (zie ald.i. en bezoeken <Iikw Ij 1 - den t\'hfti\'ra te
Beuares.
D.-KDAUivV twee feesten ter eere van Ifeïti, die
in Bii\'otir\' gevierd werden. Pausanias zegt, dal zij
door de volgende omstaudigheden ontstonden. Daar
er een twisi ontstaan wasfusschen Zens en llera, vlood
de laatste naar Kubcea, van waar zij niet overgehaald
kon worden om terug te koeren, voordat haar echtgo-
uool bel middel beproefde om zich een bonten beeld
aan te schaffen, dat hij aankleedde en in een wasren
zetle, voorgevende dal bel eene jonge maagd was, die
hij op het punt was van te huwen. Het plan slaagde
naar wenseh, want daar 11era\'s jaloersebbeid opgewekt
werd, ging zij in aller ijl naarhel huishaarseohtgonoofs
terug, en toen zij den aard en hel doel van bel middel
vernam, werd zij niet Zons verzoend. De Platteers
stelden daarom een groot on een klein feest in, die
beiden Da\'dalien genoemd werden, een naam die iu
oude» tijdeu aan standbeelden en andere werken van
nienselielijko bekwaamheid gegeven werd. liet kleine
;.
-ocr page 607-
586                                                                   D.EMONSDIEXST.
Crctate ontkomen, maakte hij vleugelen voor zich en      geesten, wier tegenwoordigheid gevreesd wordt, en
/.ij ii zoon learus, il ir mei was aan liim ligchaam werden      allerlei middelen worden gebezigd, om hen uit hunne
vastgemaakt. Dmir iiii middel slaagde Dordalus er in     huizen i\'ii dorpen te verdrijven. Op dcGondkust (rekt
hui de .-Kgcïsche zee over te steken; maar learus, die      het volk op bepaalde tijden, gewoonlijk des nachts,
nene hoogere vIng) dan zijn vader had genomen, ging      met knodsen en toortsen op, om de booze geesten uit
zoo digi bij de zon, dat het was smolt, en hij in dat      hunne steden te verdrijven. Op een gegeven teeken
gedeelte der .-Egeïschc zee viel. dat om die oinstan-     springen allen op, heffen een verschrikkelijk gehuil
digheid den naam van de learisehc zee ontving. Miei-      aan, slaan in alle hoeken hunner woningen, snellen als
delerwijl zocht Duodalns eene schuilplaats op Sicilië,      waanzinnigen naarde straten niet toortsen en knodsen,
waai- hij onder de bescherming van (\'ocalus, koning     slaan in de lucht, en schreeuwen zoo hard zij maar
der Sieaui, zijne geliefkoosde kunst met goed gevolg     kunnen, totdat iemand het vertrek der geesten door
beoefende. Hij schijnt later op Sardinië gewoond Ie      de eene ol\'andere poorl aankondigt, wanneer zij ver-
hebbeu. Diodorus Sicnlus meldt, dal hij in Egypte     scheidenc mijlen in de bosschen worden vervolgd, en
werken heeft uitgevoerd, en dat hij zooveel roem      hun geraden wordt om niet terug te koeren. Hierna
verwierf, dat hij in dat land als een god werd aange-      ademt het volk vrijer, slaapt rustiger, is gezonder, en
beden. De mythische betcekenis dezer vreemde g<-      de stad wordt nogmaals door overvloed van voedsel
sehiedenis is waarschijnlijk te vinden in de uitvinding      vervrolijkt.
on de vorderingen der schoone kunsten, voornamelijk          Men veronderstelt ook. dal deze geesten hun intrek
de beeldhouw- en de bouwkunst, en de orde waarin zij      nemen iu zekere dieren, die daarom als heilig worden
van het eene land naar het andere gingen De stof.      beschouwd, /.oo veronderstelt men. dat apen, die
waarvan Dadalus zijne meeste, zoo niet alle werken      nabij ecu kerkhof gevonden worden, door de geesten
maakte, was niet steen maar hout. liet is eeuigzins      der dooden bezield zijn. In cenige gedeelten van de
opmerkelijk, dat de eerste kunstwerken, die aan de      Goudkust wordt de krokodil voor heilig gehouden:
goden werden toegeschreven, den naam van ilirdalu      eene zekere soort van slangen op de Slavcukusl en de
ontvingen, en het is waarschijnlijk, dat de eerste ge-      haai te Bonny worden ook als heilig beschouwd en
sueilen beelden van hout waren, waaraan men den      aangebeden, evenwel niet om hen zelve, maar omdat
reuen of anderen vorm had gegeven out een god voor     zij beschouwd worden als de tempels of woonplaatsen
te stellen.                                                                             der geesten. In Wesl-Afrika is ook het gebruik om
D.i\'i.Ml IN\'SDl ENRT. In alle eeuwen en iu alle      menschenofl\'ers te brengen, ten einde den toorn van
landen heeft er bij hel volk eene vrees voor geestelijke      booze geesten ie doen bedaren, algemeen, maar ncr-
wezens beslaan, en lot zekere grens eene neiging om      geus mcnigvuldiger of op grootere schaal dan in de
bun hulde te bewijzen. Onderde oude Grieken werden      koningrijken .Vshantee en Dahoniev en aan de rivier
de Geniën der Romeinen dannons genoemd; men ver-      Bonny.
onderstelde, dal ieder mensch een goeden en een          Sommigen beweren, dat zelfs de oude Joden offers
Imozen genius had, en dat de eerste hein aanzette tot      aan drcmous van eene bijzondere soort hebben gcbragl,
de beoefening van deugd en vroomheid, en de laatste      die voornamelijk op woeste plaatsen verschenen in de
tol ondeugd en goddeloosheid. Maar door minder     gedaante van bokken, welke in de Schrift srirhii, een
beschaafde stammen wordt de noodzakelijkheid om      woord dat eigenlijk bokken beleekeut, genoemd wor
geesten gunstig te stemmen, door hen ie aanbidden,      den. Het schijnt echter waarschijnlijker, dat de He-
mecr bijzonder gevoeld. Zoo hecrschl iu /,uiil-(iniuia      breëu dedicntons vereerden, die door de oude Tsabiërs
bel vaste geloof, dat er dtcmous of geesten zijn. die     aangebeden werden, welke in de gedaante van bokken
de /.aken der menscheu besturen, en die zelve zeer      verschenen. Voor allen, die zorgvuldigdemythologie
verschillende karakters hebben. Kenige dezer worden      der oudheid bestudeerd hebben, is hel een welbekend
beschouwd als goede geesten, en hunne diensten wor       feit, dal de Ohaldcëu, Kgyptenaren en alle natiën van
den gretig gezocht. Huizen worden voor hen gebouwd,      het Oosten, die geloofden aan eene albesturcnde
en veelvuldige offergaven van eten, drinken, klccderen      voorzienigheid, vaiimeenihgware.il, dat het bestuurder
eu huisraad worden hun gebragt. De priesters van      wereld door de hcnielgeesten toevertrouwd was aan
bet land wenden voor gemeenschap mei hen te houden,      eene ttisschen klasse van wezens, dirmoiis geheel en. die
en aK gemeenscliapskaualen tussehen de mensehen      als ondergeschikten handelden om de plannen van de
en de/e dn\'inons ie handelen. Rr zijn echter andere      hoogere magteu ten uitvoer te. brengen, welke eigenlijk
-ocr page 608-
>N1ST£N.                                                                     587
ehainelijk ouder zijn invloed stonden. Zij, die zulks
ontkennen, beweren, dat de diemoniaeusseu vau de
Schrifi krankzinnigen waren, of personen, die aan de
vallende of ecue andi re hcrsciizickte leden, eu voor
deze mceiiiiig voeren zij gevallen van ziekti aan.
waarin dergelijke leekenen vertoond zijn. Zij, die
zulks aannemen, verdedigen hunne mecuiug door de
volgende argumenten:
1. Zij wijze oji de gezegden en handelwijzen der-
gi nou in de Schrift, die door een oureiuen geest
] bezeten werden, welke onbestaanbaar zijn mei de
onderstelling, dat zij slechts ouder ecue ligebaiiielijkc
zi< ktc gel kl gingen. Zoo lezen wij in Matth. VIII:
i\'J : „Zij iepen, zeggende: Jezus, gij Zone (iods!
wal hebben wij me; u ie doen: Zijl gij hier gekomen,
om ons i pijnigen vóór den tijd!"\' Hij ecue gclcgen-
heid verlieten de duivelen een zeker man, die vau
hen langen lijd bezeten was geweesl, en sneren in
kudde zwijnen. Zulk een overgang kan alleen
verklaard worden door aan te nemen, dal de persoon
werkelijk van duivelen was bezeten, die door üod-
delijk verlof in de zwijnen gingen, en deze vanden
berg at\' in de zei deden .-forten.
.\'. Verschillende gevallen komen er in hel .Nieuwe
Testament voor van personen, die van den duivel
bezeten waren, waarin uiel de geringste kcuteekeuen
van verstandsverbijstering Ie outdekkeu zijn. Zoo
hebbeu w j in den stomme, die vau den duivel bezeten
was, (Matth. IX : :jz en Luk. XI : i ij en iu den
stommen en blinden van den duivel bezetene «Mallh.
XII: ■ir.\'igeen bewijs, dal het verstand in den gering-
! steu graad aangedaan was.
0.    ilei verdien! wel opgemerkt ie worden, daar
hei de werkelijkheid van de duivclbczetcnheid bc-
vestigt, dal zelfs in die gevallen, zooals in Matth.
Wil: I."), waarin de kenteekenen beschouwd zou-
den kunnen worden als verwant aan die der vallende
zieklc, verklaard wordt, dal de werking van den
j duivel de oorzaak dier verschijnselen is.
1.     In Hand. Wl : 16 wordl gezegd, dat de
waarzeggerij, waarvan de uitoefening uiel weinig
schranderheid eu bedrevenheid vereischtc, en alleen
geschieden kon door personen, welke in hel volle bc-
zit hunner verstandelijke vermogens waren, beoefend
is door eene dienstmaagd ie l\'hilippi, die door een
geest bezeten werd.
ö. Op verschillende plaatsen der Schrifi kan men
de getuigenis vinden, dal de bezetenen werkelijk van
den duivel bezeten werden. Wij vinden de duidelijke
verklaring der Evangelisten in verschillende gedeel-
DJJMt
liet heelal moesten regeren, liet edelsk\' genot, dat
ilc Oosterschc gei s! voor liet Opperwezen kon uitden-
ken, was een staal van gehcele ou ongestoorde rust,
en daarom ontstond natuurlijk liet denkbeeld, dal de
zorgen en iiioeijelijkhcden van In i bestuur des hcclals
op mindere dienaren ucd< rkvvaiiien, die d< n naam van
da:mons ontvingen. 1\'lato rangschikt) deze wezens in
drie klassen, die allen een ligehaa.ni en uene ziel bcza-
teu; de laatste vvasecui emanatie van hel Goddelijke
w< zen, en het eerste was zamcngestcld uil h< : bijzou-
dere element, waarin de bijzondere klasse van da uious
bare woonplaats had. Die van de eerste en hoogste
orde waren, volgens hem, zamengesteld uil ,:■ i
iet her, die van de tweede orde bestonden uil grovere
lucht, en daunons vau den derden of laagstcu rang
hadden middelen tol verplaatsing uil bel ekinni vvali r
getrokken. Da-inons van de ecrsic eude tweede orde
waren onzigtbaar voor de inenselieu. Daar de watcr-
daïiuous mei iniddcleu tol verplaatsing van grovere
materialen bekleed waren, waren zij somtijdszigtbaar,
somtijds onzigtbaar. Als zij verschenen, trollen zij,
hoewel liaan w zigtbaar voor het nienschelijke oog, den
aanschouwer niet schrik en verbazing Men veroiider-
slclde, dat dannous gelijke aandoeuiugen en gevoelens
als de nienschcu hadden, en daarom bezette elk litinuer,
terwijl zij hól heelal vervulden, zijne eigene bijzondere
plaats. Elk individu in de zigtban schepping had dus
zijn damion, en derhalve was de godsdieusl iterHei-
deuen, in haar meer oorspronkelijkcu vorm, eerder
pantheïstisch dan polytheïstisch.
De leer van LMularchiis len aanzien vau thcuious
was, dat zij hall\' verwant waren aan de goden en hall\'
aan de menscheu. .Maar hij veronderstelde, dal er
ouder deze tussehenwezens cem trapswijze onderge-
schiktheid bestond, naar mate liet goddelijke of liet
nienschelijke clenicul het ovcrwigl \'had. .Vis dit met
hel laatste het geval was, warcu de dunnons boosanr-
dig, wraakzuchtig en wreed, eu vereischtcn zij. om
hen gunstiger te stemmen, in vele gevallen zelfs ineu-
schenoffers. Porphyrius w as dil denkbeeld toegedaan;
hij stelde deze damious voor als onzuivere wezens aan
de stof verwant, waarvan de Platonisien alle kwaad
afleidden. Zulke verklaringen verschaften aan de
Christenen een krachtig napen om het Heidendom
aan te vallen.
DiEMONISTEN, zij die aan hei werkelijk bestaan
van geesten geloovcu. Men heeft veel getwist over
de kwestie, of de in het Nieuwe Testament vermelde
personen, die een uiireinen geest hadden, werkelijk
van den duivel bezeten waren, en geestelijk eu lig-
-ocr page 609-
öSS                                                               D/EM(
tcu, maar meer bijzonder in Matth. IV : 24, waarin
aangaande Jezus uitdrukkelijk gezegd wordt: ,En
zijn gerucht ging van daar uil ia geheel ^yrië; en zij
bragtcn tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren,
mul verschcideue ziekten en pijnen bevangen zijnde,
[■ii van den duivel bezeten, en maanzieken en geraak-
un; en liij genas dezelve." Wij hebben de getuigenis
.U\'s \\;m de vijanden van Christus, die gaarne de
werkelijkheid van zulk eeue bezetenheid zouden out-
kenil hebben, als zij het met mogelijkheid luidden
kunnen doen; maarzij worden, hoewel ongaarne, ge-
dwongen "in Zijne magt over onzuivere geesten te
i i-kennen, Matth. L\\\' : 3-1: „Maar de Pharizeëu zei-
:, [lij werpt de duivelen uit door den overste der
duivelen.\'\' lm ten slotte hebben wij de getuigenis
van onzen lieer zelvcn, zooals in Mark. IX : i">: „En
Jezus ziende, dal de schare gezamentlijk toeliep, bc-
strafte den oureiuen geest, zeggende tot hem: Gij
siomme en doove geest! ik beveel u, ga uit van hem,
en kom niet meer in hem;" en Lukas XI : 10: ..En
indien ik door IJeëlzcbul de duivelen uitwerp, door
uien werpen ze uwe zonen uit: Daai\'oiu zullen deze
uwe regters zijn. \'
\'i Dal dr van den duivel bezetenen geeui perso-
iien waren, die onder ziekte leden, is duidelijk uil de
verklaring, dat de gewijde schrijvers een bepaald
onderscheid maken liissehen personen, die van den
duivel bezeten zijn, en zieken, en ook tnsschen hel
uitwerpen van duivelen en hei genezen san zieken,
ii zen wij in Mark. I : \'M: „Eu als liet nu avond
geworden was, toen de zou onderging, bragten zij lol
!I:-ui allen, die kwalijk gesteld, en van den duivel
bezeten waren." Lukas VI : 17, lb: ,Eu mei hen
afgekomen zijnde, stond Hij op eeue vlakke plaat-, en
met Hein de schare Zijner discipelen, en eene groote
menigte des volks van geheel Judea en Jeruzalem, en
van den zeekant van ïyrus en Sidon. Die gekomen
waren om Hem te hooreu, en om van hunne ziekten
genezen ii worden, en die van onreine geesten gc-
kweld waren :eu zij werden genezen;" Luk. XIII -.\'M :
„En Hij \'.eiili tot hen: Gaal heen, mi zcgl dien vos:
Zie, ik werp duivelen uit, en maak gezond, lieden en
morgen, en ten derden daye winde ik voleindigd."
i. Nog een argument Km gunste van de werkclijk-
lieid de; gevallen van duivolbezetcnhcid inde Schrift
is ti- vinden in liet feit, dat, waar omstandigheden
aangaande de bezetcucu medegedeeld worden, zij ge-
v\\......iijk zoodanig zijn, dal zij dienen om aan ti......
nen, dal er iels buitengewoons en bovennatuurlijks
in hun geval was. Wij vinden, dat zij hulde bewijzen
Ms\'|\'!-:\\
lan Christus en diens Apostelen, en wat bijzonder
opmerkelijk is, zij kenden Hem allen, en erkenden
allen Zijne Godheid. Zoo lezen wij iu Mark. t: i\'-i, 2 t:
„Ku er was in hunne synagoge een rnensch inel een
onreiucu geest, en hij riep uit, zeggende: l.aat al\',
wat hebben wij mei u te doen, Gij Jezus Xa/.arener!
/iji Gij gekomen om ons te verderven\': lkken I\', wie
(üj zijt, namelijk de Heilige Gods;" Luk. IV : II:
„En er voeren ook duivelen uit van velen, roepende
en zeggende : Gij zijt de Christus, de Zone Gods! tën
hen bestraffende, liet hij die niet spreken, omdat zij ij j
wisten, dat Jlij de Christus was."
Ook is het gevoelen der Da-monisten gcene nicu-
vvere theorie, die niet erkend werd door de oude
t \'hristclijke kerk. In tegcndecl.de kerkvaders houden
eenparig vol, dal de personen, over welke wij gesproken
hebbeu, werkelijk dooi- diemons werden bezeten, en
de Kerk zelve, in ovcrecnstcniuiing niet deze ineeuiug,
stelde eene afzonderlijke klasse van personen iu, dui-
velbainiers gehceteu, die bonze geesten moesten uit-
werpen.
De leer van den invloed der geesteu op de gemoe-
deren der menschen is in alle eeuwen en ouder bijna
alle volkeren geloofd. De goden, die over de helden
der lliade waakten, de diemou, die de schreden van
Socratcs ijverig naging, de geniën der Oostersche iny-
ihologie, de heksen en toovergodiuucn van de Noord-
schc natiën, de gevreesde spoken, il ie verondersteld
worden het Zuidelijke halfrond ie besturen, verkon-
digeu het algeiiiecnc geloof aan eene onzigtbare gces-
telijke kracht, die u-n goede of ten kwade werkt, waar
het inensehelijk geslacht gevonden wordt. „Op den j
huidigeu dag," zooals Roberts berigt , „is het het
algemecue gevoelen iu het \'tosten, dat de duivelen de \'
raagt hebben, om in den rnensch te i reden eu bezit !
van hem te nemen, op dezelfde wijze- als wij inceucn,
dat lui geval geweest is, zooals hel door de gewijde \'
schrijvers wordt beschreven. Ik heb dikwijls de arme I
voorwerpen gezien, die, zooals men geloofde, onder
den invloed des duivels stonden, en zekerlijk vond ik |
het iu --i......uge gevallen geeue gemakkelijke zaak, om ,
naar natuurlijke beginselen liuu gedrag te verklaren. !
Ik heb gezien, dat zij zieh op de dolzinnigste wijze I
verwrongen; zij verbraken de koorden, waarmede zij
gebonden waren, en v ielen op den grond neder, alsof
zij dood waren. Nu ccus\'zijn zij stil, dan weder maken
zij veel gcdruisch. Zij springen vol woede onder het
volk, en verkondigen luide hunne vervloekingen. Maar
uaauwelijks komt de duivelbauncr te voorschijn, of
de bezetene wordt hel onderwerp van nieuwe aan- j
-ocr page 610-
DA(i DES HEEREN.
.)V.I
doeningen; hij kijkt rond, spreektzondersamenhang,
zucht en valt op den grond, en in den loop van een
uur is hij zoo kalm als iemand om hem. Zij, die voor
geven duivelen uit te werpen, zijn schepselen, die er
verschrikkelijk uitzien; men gaal zelden mei heu om,
uitgezonderd wanneer zij hun oflieicelcu pligl venul-
Icn Hel is een feit, dal /.ij voorwcudcu booze geesten
uit te werpen door hun cpvei\'stedi\'i\'duivelen. Vrouwen j
zijn \\eel meer onderhevig aan deze aandoeningen dan
mannen; Vrijdag is de dag, waarop zij hel meest gevaar
loopen van aangevallen te worden. Ik heu geheel en j
al vau meening, dat nagenoeg al hunne bezetenheid i
zou weggenomen worden door artsenijmiddclcn, of j
door argumenten van een meer voelbaren aard. Niel
lang geleden zeide men, dat eene jonge vrouw onder
den invloed stond vaneen boozengeest, doch de vader, ;
een ongeloovige zijnde, nam een groolen bezem, en
begon zijne dochter meêdoogenloos te slaan. Na ecni-
geu tijd riep de geest luide: „Sla mij niet! sla mij niet!" i
en ging henen. Er is een geest, Poothaui gchectcn,
die, zooal* men zegt, er veel behagen in schept, om in i
kleine kinderen te treden; hei kruid, pa-maruta gc-
heetcu, wordt dan niet goed gevolg toegediend/\'
In het westelijke gedeelte van Afrika zijn geval- |
len van vermeende duivelbczetenhcid zeer gewoon. !
Dolzinnige gebaren, stuiptrekkingen, schuim op den
mond, daden vau bovennatuurlijke kracht, vreeselijk
ijlen, verminkingen van hel ligehaam, het geknars van
tanden en andere aandoeningen vau een dergelijke!]
aard kenmerken hen, die men gelooft, dat onder den
invloed van den booze staan. Van de rivier de Pougo
zijn vier of vijf klassen van geesten, die, zooals men
gelooft, in een mensch kunnen treden, en als iemand
verondersteld wordt bezeten te zijn, gaat hij door de
handen der priesters van deze verschillende orden,
totdat er een verklaart, dal het cengeval is, waarmede
hij bekend is, en dal hij kan genezen. Keu tijdelijk
huis wordt er gebouwd, het dansen begint, verschil-
lendc plegtighcdeu worden verrigt, geneesmiddelen
worden toegediend, en nadat een paar weken, dag en
nacht, op deze wijze doorgebragl zijn, gedurende welke
de dansers ruim voorzien worden van eten en rum,
wordt er verklaard, dat de genezing volkomen is.
Daarna wordt er een huis gebouwd nabij de woning
van den genezen bezetene, dat voorden uitgebannen
geesl moet dienen , die voortaan zijn beschermgod
worden zal, aan wien hij gepaston eerbied moet bewij-
zen, en wiens geboden hij blindelings moet gehoor-
zamen, zoo hij niet de straf wil oploopen, dat de duivel
terugkomt.
DAG DES HEEREN, ecu naam aan den eersten
dag i\\ir week gegeven, die dooi\' de (\'hristeuen als een
dag voor godsdienstoefeningen bestemd beschouwd
wordt. Reeds zeer spoedig ua het ontslaan der Chris-
telijke kerk werd deze dag, in plaats van di-\\\\ Jood-
scheu Sabbath, voorde openbare ecredicusl bestemd.
De eerste aanduiding van de verandering komt voor
in Ilaud. X\\ : i, waar wij vinden, dat op den eersten
dag der week de discipelen bijeenkwamen, eu in
Opcnb. I : 10 wordt deze feestdag „de dag des Hcc-
reu" genoemd. De eerste Christen-schrijvers maken
dikwijls gewag van dezen dag, als een dag vau zamen-
komsl onder de (.hristeuen. Zoo bcrigt Justinus Mar-
tvr ons, dal op Zondag al de < \'hristeuen, die iu de stad
of op het laud woonden, te zamen kwamen om de
Schriften te lezen, te bidden eu het bnod te breken.
Dat z.j dien dag beschouwden als een heilig karakter
te bezitten, is duidelijk uil de omstandigheid, dat zij
er eenparig over spraken als den dag des Meeren, en
hein beschouwden als een vvekelijksch leest, waarop
vasten eu elke schijn van verdriet ter zijde moesten
gezet worden, als onbestaanbaar mei hel karakter en
het doel van den dag. Hij was geheel gewijd aan de
godsdienstoefeningen, die door Tertullianus „de plcg-
tighcdei) van den dag des Ifeereii" genoemd worden.
Eu uiel alleen werd er op dezen dag openbare gods-
dionstocfeniiig gehouden, maar hij werd ook geheel
eu al heilig gehouden, en de gedachten en gevoelens
der geloovigen moesten iu overeenstemming mei zijne
heiligheid zijn. Zoo zegt Clemens van Alexandrië:
„Een waar Christen viert, volgens de bevelen van het
evangelie, den dag des Heeren, door alle booze ge-
dachten vau zich te werpen, alle goedheid lief te heb-
ben, en de opstanding des Heeren te vereeren, die op
dezen dag plaats had." „Dezen dag,\'\' zegt Euscbius,
„vieren Christenen over de geheele wereld in stipte
gehoorzaamheid aan de geestelijke wet. (.ielijk de
.loden oll\'eren zij bet morgen- en het avondoffer inel
reukwerk vau liefelijker geur." „De dag," voegt bij
er bij. ..werd algemeen even streng als de Joodsche
Sabbatb gehouden, terwijl alle brasserij, dronkenschap
en uitspanning gegispt werden als eene ontheiliging
vau den heiligen dag." iguatius zegt, dal allen, die
den Heer beminden, den dag des Heeren als den
koning der dagen hielden, als een bemoedigenden,
leven gevenden dag, den besten van al onze dagen.
Zulke toenamen komen iu de oude honiilien der kerk-
vaders veelvuldig voor.
De eerste Christenen bragteil dendagdes Heeren
op de volgende wijze door. Daar zij hem als een gces-
-ocr page 611-
l)A(, DESHEEREN.
5\'JO
spreken. Het einde der preek, die hij zeil uitsprak,
welke altijd de laatste der reeks was, was het teekeu.
dat de openbare gebeden zouden beginnen. Vóór dit
] plegtigc gedeelte der dienst werd echter aan de onge-
loovigcn van allerlei aard. die iegenwoordig mogten j
zijn, bevolen om heen te gaan, en nadat de deuren
I gesloten en bewaakt waren, giug de voorgangerover
■   tul Int uitspreken van een gebed, waarvan\'net laatste
gedeelte steeds eene bijzondere betrekking had op de
omstandigheden van de verschillende klassen, die in
de eerste Kerk niet toegelaten werden tol eene vol-
| ledige deeliiebbiug aan de \\.....r< gtendcr geloot igen.
1 Hel eerst bad hij uil naam van alle geloovigen voor
de catechumenen, dal hun verstand verlicht mogt
worden, hun hart de waarheid iu de liefde er voor
■   mogt ontvangen, en dal zij geleid mogten worden om
iu hun hart en hun leven die heilige gewoonten aan
te kvieeken, waardoor zij de leer van God hun Zalig-
maker konden opluisteren. Vervolgens bad hij voor
boetelingen, die de strafoefeuiug der kerk oudergiu-
. gen, dal zij diepe en blijvende indrukken mogten out-
| vangen van de groot e zondigheid der zonde; dat zij
vervuld mogten worden mei vrome droef heid, eu ge-
I\'
uaile tnogteu ondervinden gedurende den bepaalden t
tijd hunner boetedoening, teneinde vruchten voort te
brengen, die van berouw getuigden. < >p gelijke wijze
bad hij voor andere klassen van personen, die allen .
de kerk verlieten, als de klasse, waartoe zij behoor- j
den, aan den God aller genade was aanbevolen; en
dan gingen de broederen, door het achtervolgende
vertrek van deze lot eene uitgezochte verceniging van
■   geloovigen gebragt, tol de heilige communiedienst
over.
Sedert den tijd, waarop het Christendom de gods-
dicnsl van het Romeinsehc rijk werd, werden er dik-
wijls door den staal wetten uitgevaardigd voor bet
vieren van den dag des llccren. Naauwelijks was
Constanlijutot de Kerk toegetreden, of hij riglte zijne
aandacht voornamelijk op hel v iercu van dien dag, en
beval, dat daaraan door alle personen deelgenomen
zou worden. En aan diegenen van zijn leger, die nog
in hun Heidendom en hunne ongcloovigbcid bleven,
beval hij, dal zij op den dag des llccren wirhct open
veld zouden gaan, en daar hunne zielen iu hartelijk
gebed tot God zouden uitstorten. Bovendien beval
hij, dat er op dezen \'dag gecne gercglshoveu open I
zouden zijn. en gecne regtsvervolgiugen of verhooreu
plaat- zouden hebben; maar Ie zei f der tijd werden
werken van genade, zooals het vrijmaken van slaven,
voor wettig verklaard. Door verscheidene wetten van
iclijkcn feestdag beschouwden, als een tijd, waarop
hunne zielen den Heer bijzonder moesten vcrhecrlij-
kcii, en luiinic geesten zich iu iiuii Zaligmaker moes-
icu verheugen, begonnen üij de godsdienstoefeningen
met psalmgezang, hetwelk gevolgd werd door hel
lezen van uitgezochte gcdeelt en van de Profeten, de
Evangeliën en de Zendbrieven. De tijden tusschen
deze lezingen werden door afzonderlijk gebed iuge-
uonicn. I ie mannen baden mei het hoofd ontbloot, de
vrouwen waren gesluijerd, zooals het aan de zedighf id
harer sekse betaamde. Zij stonden allen met deoogen
ten hemel gerigl ( ü de handen iu den \\orni van een
kruis uitgestrekt, om des ie .neer aan Hein te denken,
wiens dood den toegang tol de tegenwoordigheid Gods
geopend had. Behalve de Schriften werden er ook
verscheidene andere boeken voorgelezen, tot stichting
van de gemeenteleden, zooals verhandelingen over
de Christelijke zedeleer door ecu vromen leeraar van
grooleu naam, of brieven van andere kerken, die een
verhaal bevallen van den staat en den voortgang do
Evangelies, Dit gedeelte der dienst, zeer uoodig en
belangrijk op een lijd, waarop reu groot gedeelte van
elke gemeente onbekend was met de letters, werd
eerst door den voorganger verrigt, doch kwam ver-
volgeus neder op ecu beambte, die ie dien uiudi was
aangesteld, en die. wanneer hij zijn diens!werk giug
vervullen, en iets zon voorlezen, dal betrekking had
! op een gedeelte der geschiedenis van Jezus, luide
uitriep: „Staat op, de Evangeliën zullen gelezen
worden,"\' en dan altijd begon met : .Aldus spreekt
de Heer." De staande houding werd niet alleen aan-
genomen uit de overtuiging, dal /ij de eerbicdigste
was, waarin men naar den raad van den Koning der
koningen kon luisteren, maar ook om de aandacht van
j het volk gaande te houden, iets dat men in sommige
kerken trachtte te doen, doordien de voorjjanjrcr in
liet midden van eene aanhaling uit de Schrift ophield,
1 en het volk haar luide liet eindigen. De toespraken,
die voor het grootste gedeelte gegrond waren op het
laatste gedeelte der Schrift, dat gelezen was, waren
kort, eenvoudig en vermaningen voor de vuist uitge-
sproken; zij werden altijd voorafgegaan door den
groet: „ \\ rede zij ulieden.\'\' Daar zij zeer kort waren. —
somtijds duurden zij niet langer dan acht of tien mi-
nuten, — werden er verscheidene op eene \\ ergaderiug
uitgesproken, en de prediker was gewoonlijk de her-
der der plaats, hoewel hij somtijds, naar zijn welgc-
\\ allen, een vreemdeling uitnoodigdc, of een zijner
broederen, die bekend was de gave om in het open-
baar te spreken te bezitten, om de vergadering toe Ie
-ocr page 612-
DAGON.
r,01
volgende keizers word do bepaling bekrachtigd, dat
or geene regtsgcdiugcii op dezen dag inogten plaats
hebben en ook geene aanmaningen tot betaling van
schulden. Theodosius de Groote (386) bekrachtigde
door eene tweede wei cene andere, die hij lang te
voren had uitgevaardigd, waarbij hij alle openbare
vertooningen op den dag des Meeren verbood, opdal
de eeredienst van God niet vermengd zou worden mei
die onheilige plegtighedcn. Deze wet werd door den
jongeren Theodosius eenige jaren later bekrachtigd
en uitgebreid. Hij bepaalde, dat op den dag des Heeren
(en op eenige andere toen vermelde feestdagen) niet
alleen aan Christenen, maar zelfs aan .loden eu Ifei-
denen hei vermaak zou onthouden worden van alle
schouwspelen, en dat ile schouwburgen in elke plaats
gesloten zonden zijn. Rn wanneer de geboortedag of
de inhuldiging van den keizer op dien dag viel, dan
beval hij, dat de keizerlijke plegtigheid tot een anderen
dae uitgesteld z,m worden. fn liet vervol" werden
deze zaken door conciliën geregeld.
Die kerken, welke in oude tijden voornamelijk uil
Joodsche bekeerlingen zamougesteld waren, vierden
den eersten dag der week als den dag des Heeren, en
behielden ook haar eigen Sabbath op den zevenden
dag. Het was bet gebruik der Christenen om niet
alleen op den dag des Heeren niet te vasten, maar
ook de staande houding bij bet gebed aan Ie nemen.
Te vasten ten teeken van verdriet op dezen dag van
vreugde, en te knielen terwijl men den dag herdacht,
waarop onze lieer verrees, werd vooreen verbreken
van de Christelijke welvoegclijkhcid gehouden, dal
steeds de afkeuring der Kerken de anatheeins harer
conciliën uitlokte, /de Sabbath.
DA.G< )N, een groote god van de Philistijnen in den
bijhei vernield. Alge,neen is men van gevoelen, dat
Dagon eene vischgodheid was, en dat zijn beeld van
boven op een menseb, en van onderen op een viseb
geleek, hetgeen overeenkomt met f. Sani. V" : I, waar
gezegd wordt, dat, liet hoofd van Dagon en de beide
palmen zijner handen waren afgehouwen, terwijl de I
romp in zijn geheel gebleven was. De tempel van
Dagon te Gaza wordt in Kigt. XVI : 27 beschreven
als zoo groot, dat er op hel dak omtrent drie duizend
mannen en vrouwen stonden. Deze godheid moet
langen tijd aangebeden geweest zijn, daar wij een
Beth-üagon of huis van Dagon in het Kersteboek der
Makkabron vermeld vinden. Sanehonialhou zegt, dat
hel woord koren bcteckent, eu beweert, dal Dagon
de zoon geweest is van (Jranus en de uitvinder van
hel koren en den ploeg. Kenigen zijn van gevoelen,
dat Noaeh door Dagon voorgesteld werd. firool ver-
schil van meening bestaai eronder de schrijvers over
de kwestie, of door het Philislijnsehe afgodsbeeld een
god of eene godin werd voorgesteld, daar het woord
ook vrouwelijk is. Somtijds ontving bet den naam
van Dercffo, en op andere tijden van Alergatis. Hero-
dotns vergelijkt Dagon met de godin Vernis. Het is
niet onwaarschijnlijk, dat de Joden tot de aanbidding
van dezen afgod vervallen zijn, daar zij zoo digt bij
bet land der Philistijnen woonden. Seldeu gist, dal
de god Oannes, door de Babyloniërs aangebeden,
dezelfde was als de Dagon der Phreuiciërs. Berosus,
door Eusobiiis aangehaald, zegt, dai deze Oannes hei
ligehaam had van een viseh. en dal onder den kop van
den viseh een mensebenlioofd was. Hij had ook men-
sehenvoeten, die onder den staart van den viseh uii-
kwamen, en eene ineuschelijke slem. Dit monster,
zegt dezelfde oude schrijver, kwam elkon morgen uit
de zee. ging naar Babyion, leerde aan de mensehcu
kunsten en wetenschappen, eu keerde eiken avond
naar zijne woning terug.
Men heeft verondersteld, dat Dagon ecu god was
ie Asdod. maar eene Lrodiii te Askalon, waar zij een
prachtigen tempel had, Dercetnof lHtcrwasgeheeten,
on dezelfde was als de Syrische godin Ateegati». De
Joodsche schrijvers leiden algemeen het woord Dagon
af van dag, het Hebrecuwsche woord voor een viseh,
enineencn, dat hel afgodsbeeld, gelijk de Tritons,
half nienscli, half viseh was. Abarbaucl en Jarchi
schijnen echter van gevoelen, dat het geheele stand-
beeld van Dagon de gedaante had van een viseh, be-
halve zijne handen en voeten, die eene ineuschelijke
gedaante hadden, liet is opmerkelijk, dal Layard hij
zijne onderzoekingen in de puinhoopen van Xinevé
een beeld ontdekte, klaarblijkelijk van eene godheid,
waarvan hel bovenste gedeelte den vorm had van een
nienseh en het onderste dien van een viseh, hetgeen
bet denkbeeld bevestigt, dal onder de Assyriërs en
de (\'haldeërs dezelfde goden als ouder de Phceniciërs
werden aangebeden. Jurien tracht Ie bewijzen, dat
Dagon de Pho\'nicisehe Xeptuuus was. Zijne argu-
nienten voor dal gevoelen zijn de volgende : „Zijne
gedaante van een viseh is er een bewijs voor, want
ik zie niet in, waarom zij de gedaante van een viseh
aan ecu hemelgod zouden geven. De naam Dagon,
die viseb beteokenf, is er nog een bewijs voor, want
vissehen zijn de voornaamste onderdanen van Neptu-
iius, en hel is geen wonder, dat hij zijn naam naar hen
kreeg. Om kort Ie gaan, daar hel rationeel is Ie ver-
moeden, dat de Phieuieiers een Neptuuus hadden,
-ocr page 613-
592                                                      DAH0A1MY (GODSDIENST VAN).
aan de behvdigde godheid geotterd wordt. Het luipaard
wordt beschouwd als den hoogsten, onzigtbaren god
Sch \\ oor te stellen, en wordt doorbel volk met grooten
I eerbied aangebeden. Een ander voorwerp van verec-
ring is Soh, de god van donder en bliksem. < Mferanden
van \\crsehilleiidc soorten worden geofferd. De pleg-
tigheden, diebij hei offeren eener jonge koe plaatsheb-
ben, zijn de volgende: — De priesters en priesteressen
(de voornaamstcn van het land, want het spreekwoord
in Dahomcj is. dal de armen nooit priesters zijn),
komen op een plein In een kring bijeen, en ecu hoop
muzikanten, die wanluidende toonen doen hooren, is
daarbij tegenwoordig. Xa het rangschikken van de
zinnebeelden hunner godsdienst en der artikelen, die
in godsdienstige processie worden rondgedragen, zoo-
als bannieren, speren, drievoeten en vaten, die been-
deren, schedels, geronnen bloed en anderebarbaarsche
trophoën bevatten, dansen, zingen en drinken zij, lot dal
zij genoeg opgewonden zijn. He dieren v. orden daarop
te voorschijn gebragt, en door de priesters met groot e
hakmessen onthoofd. De altaren worden gewasseben
met het bloed, dat in bekkens wordt.opgevangen; het
o\\ erige vv ordl door de priesters en priesteressen roud-
gedragen, die, zooals Mozes aan de oudsten van Israël
beval, den bovendorpel en de beide zijpostcn van al de
hulzen derv romen met liet bloed, hel welk inliet bekken
is, bestrijken. De miiizevalken zijn bij menigte in den
omtrek en verzwelgen het, verminkte lijk, terwijl het
in stukken wordt gehouwen. Het v leeseh wordt ver-
volgens gekookt en onder de priesters uitgedeeld;
gedeelten er van worden ter zijde gezel, om de geesten
der afgestorvenen en de fetischeii te voeden. Na het
offer beginnen de priesters wederom te dansen, te
zingen en Ie drinken; mannen, vrouwen en kinderen
kruipen in het vuil, en worden van tijd lot tijd door
deze geestdrijvers aangeraakt en gezegend.
(lelijk uil het bovenstaande blijkt, worden de pries-
Iers van Dahomey voornamelijk uit de hoogere klassen
genomen, en in de heilige orde zijn eenige van de
vrouwen en kinderen des konings Ie vinden. De heilige
mysteriën en bezweringen te openbaren, waarvan de
kennis bij de priesters berust, wordt met den dood
gestraft. Afzonderlijke offeranden van vogels,eenden
en zelfs geiten zijn algemeen, en hebben met dezelfde
ceremoniën als de openbare offeranden plaats. In ge-
vallen van ziekle, bij voorbeeld, is hel; de gewoonte,
om ie trachten de goden gunstig te stem men door
offeranden van verschillenden aard, te beginnen met
hei eenvoudige offer vau palmolie; zoo dit niet haat.
worden vogels, eenden, bokken en vaarsen geofferd.
«miwel als een Saturnus, Jnpiter on Pluto, zon kunnen
wij hem onder geen anderen naam vinden dan ilirn
van Dagon. Het is waar, er waren andere zeegoden,
die op dezelfde wijze voorgesteld konden worden.
Maar deze Dagon schijnt de koning van hen allen Ie
zijn, want uit de geschiedenis van Simson zien wij,
dal hijdoordePhilistijnenalsdegroote god beschouwd
werd, die Simson aan hen had overgeleverd. Daarom
wordt hij, in de geschiedenis van de ark en Dagon,
absoluut de god der Philistijnen genoemd, .,Dagon,
onze god." Had hij lot de mindere goden behoord,
dan is het niet waarschijnlijk, dat zij hem zooveel
hulde zouden hebben bewezen. "Boeharf veronderstelt,
dal Dagon .lajihet. de zoon van Xoach, geweest i-. en
dal het bestuur der zee hem verleend werd, oindnt
zijne woonplaats en die zijner nakomelingschap opde
eilanden, schiereilanden en landen over de zee, dat is
in Europa, was.
DAHOMEÏ (Gon.sniKNsT vaxj. Hel land, welks
godsdienst wij nu zullen beschrijven, maakt een vrij
groot koningrijk iuOpper-Guineauit. Eengroot punt,
dat beschouwd mag worden alshet middelpunt van het
gcheele godsdienstige en staatkundige stelsel van de
bewoners van Dahomej. is de bijgeloovige eerbied voor
den persoon huns monarchs, dien /.Ij al- een hoogcr
\\uv,en bcsclionwon, bijna als ccue godheid. Zoo zeer
wordt dit afgodisch gevoelen door hef «fouvernemenl
aangemoedigd, dat hel voor misdadig gehouden
wordt te geloovon, dat de koning van Dahomej gelijk
gewone menschen eet, drinkt en slaapt. Zijn voedsel
wordt altijd naar cene geheime plaats ge.bragt, en
iedereen, die het ongeluk of de vermetelheid heeft om
uaar hem Ie zien, als hij daarmede bezig is, wordt ter
dood gebragt. Als de koning in het openbaar drinkt,
dal bij eenige buitengewone gelegenheden geschiedt,
wordt zijn persoon verborgen door eeue gordijn, die
voor hem gehouden wordt, gedurende welken tijd hel
volk zich nederbuigt, om daarna zoo hard mogelijk
te juichen en te schreeuwen. Het gevolg is, dal de
bevelen van den souverein, hoc tiranniek en onregt-
vaardig zij ook zijn mogen, mei de onbepaaldste
onderwerping gehoorzaamd worden, daar niemand
den wil van ecu heerscher durft weerstaan, die.zooals
men gelooft, met bijna Goddelijke eigensc happen he-
kl< ed i ..
In dit gedeelte van West-Afrika, gelijk in alle
andere, heerseht de l\'Vnsi iiniKXM\' (zie ald.j. I>e
l\'etiseh of denkbeeldige god van Dahomey is het lui-
paard, hetwelk voor zoo heilig gehouden wordt, dat,
zoo iemand een dezer dieren inogt doodeu, hij dadelijk
-ocr page 614-
DAM
Is de zieke rijk of van lioogeu rang, dan vraagt hij
den koning hem te veroorloven een of meer slaven te
offeren, voor elk van welke hijceue zekere som aan dr
koninklijke schatkist betaalt. Als hij van zijne ziekte
herstelt, drukt hij zijne dankbaarheid uit door een of
meer slaven, vaarsen, bokken, vogels of andere voor-
werpen in vrijheid ti\'stellen, die tot offerande bestemd
waren, maar mi aan den Kclisch worden overgegeven,
en daarom dooi den 1\'clisehman verzorgd worden.
Indien hij daarentegen sterft, is het laatste en ernstig-
ste verzoek van den stervende, dal zijne voornaamste
vrouwen ei in mogeu toestemmen, nni hem naai de
andere wereld te vergezellen, welk verzoek bijna altijd
wordt toegestaan. Daarom worden bij de begrafenis
van een opperhoofd een aantal zijner vrouwen en
geliefkoosde slaven op het graf geofferd, liet is zelfs
voor zijne vrouwen niel ongewoon, om met messen
op elkander aan Ie vallen en zich op wreedc en bar-
baarsche wijze Ie verminken; en dit slagtillgswerk
wordt voortgezet, totdat zij met geweld er van terug-
gehoudeu worden.
In Dahomev worden de slangen in groote eer ge-
honden. Ken huis in hel midden der stad wordt nil-
sluitcild voor deze dieren ingerigt. en Ie allen tijde
zijn zij daar bij menigten te zien. üij worden gevoed,
en er wordt voor hen meer zorggedragen dan voorde
menschelijke bewoners der plaats. Als zij weggaan,
moeten zij ternggebragl worden, en als hei volk hen
ziel, buigt hel zich nederop den grond,en bewijst hun
allen mogelijken eerbied. Bene slangte dunden of let-
sel te doen is zich de doodstraf op dfh hals Ie halen,
lüj Zekere gelegenheden worden deze dieren door de
priesters uit hunne woning genomen en door de stra-
ten rondgeleid, terwijl de dragers hun toeslaan zich
rondom hunne armen, hals en ligchaam Ie slingeren.
/,ij worden ook gebezigd om personen te ontdekken,
die zich aan tooverij hebben schuldig gemaakt. Indien
zij in de handen van den priester den verdachte bijlen,
is zulks een zeker bewijs van zijne sehnld, en zonder
twijfel is aan de slang geleerd, om in zulke gevallen
den wil van haar bewaker te doen. Beelden van den
vreemdsoortigsten vorm kan men in alle gedeelten
der stad zien, en worden door alle klassen van perso-
nen aangebeden.
De besnijdenis wordt onder de inboorlingen van \'
Dahomev uitgeoefend, gelijk ook onder vele andere
Stammen over geheid Afrika, met uitzondering van
de Peperkust; het verwaarloozen dier plegtigheid I
stelt, iemand aan hel zwaarste verwijt en de grootste ■
belagchelijkheid Idool. Dit is niet hel eenige geval,
OTII.                                                                          593
waarin de bewoners van Dahomev Joodsche gebruiken
aangenomen hebben. De denrstijlen van hunne lunzen
worden, zooals wij reeds gezien hebben, met bet bloed
van offerdieren bespreugd; zij hebben nok hunne be-
paalde offeranden en zuiveringen, en als een bewijs
van rouw scheren zij zieli hel hoofd, en trekken zij
hunuegeringsteen meest versleteue klecderen aan. Dit
bijgeloovigc volk nadert echter in zijne godsdienstige
gebruiken de afgoderij van bei Heidendom veel meer.
Hel vereelt alle groote diereu, zooals den olifant, en
houdt hen in bijzondere eer. Als er een leeuw gedood
wordt, zijn de schedel en beenderen een welkom offer
aail den Keliseh, endoen deze den gever eenige bij-
zoiidcre voorregten verwerven. Zoo hoogelijk vereeren
de bewoners hun eigen Fetisch, hel luipaard, dat, als
er iemand als hel slagtoffer van dit dier valt, men ge-
looft, dal hij naar hel land der goede geesten gegaan is,
in iu plaats van zijnversliiidertodoodeii, voeden zijne
betrekkingen zelfs hei dier. De tempels iu Dahomev
zijn zeer talrijk, en in eiken tempel is een altaar van
klei. (ieene ecredieust schijnt er echter in die tempels
plaats Ie hebben, doch kleine offergaven worden dage-
lijks door de v \'omen geschonken en door de priesters
vveggeuomen. Door geene eerediensl wordt eene er-
keiining van liet < >pperwezen aangeduid. Hel eenige,
dal eeuigzius op die erkenning gelijkt, is de vereering
van de geesten der doodeu. De tegenwoordigheid van
eenige geesten wordt melig gezocht, terwijl die van
andere zeer gevreesd is. Hezctenhcid wordt onder hel
volk van Dahomev voor niets zeldzaams gehouden,
en zekere plcgtighedcn worden door de priesters ver-
rigt, om de verdrijv ing der duivelen Ie bewerken.
De oostunies (eene verbastering van het Kugolsche
woord eustoins), zooals /ij genoemd worden, tcreere
der doodeu, worden in Dahomev zoowel als in Ashatl-
lee iu acht genomen. Menschen worden bij diege-
legeuheid aan de schimmen der doodeu geofferd, iu
de gedachte dat zij, die uil deze wereld zijn gegaan,
nog genoegen v indnn iu een groot en stoel van slaven
en dienaren, zooals toen zij nog op aarde waren. 15ij
deze oostunies of gebruiken voor de doodeu worden
niet alleen inenschen geofferd, maar miizijk, dans en
vrolijkheid van allerlei aard vergezellen die akelige
ploglighedon. Tweemaal in het jaar worden dezecos-
tuines, die den naam van de groote en de kleine cos-
ti.....\'s dragen, herhaald.
DAI-KOTH, een van di\' voornaamste goden van
Japan. Md woordbeteckenl „GrooteGod",en daarom
is het niet onwaarschijnlijk , dal hij dezelfde is als
Amihas (zie alil.), ouder eene van zijne bijzondere
-ocr page 615-
DAIKOKI
DAlKo.
5«.l l
eigenschappen beschouwd, of dat hij dr Grootf Bood-
dha zelf is. Maai ofdil ni of niet het geval is, trMiaco
is ren prachtige tempel, die aan de aanbidding van
Dai-Both is gewijd. De volgende beschrijving van
dezen tempel wordt door zeker schrijver gegeven:
„Voordat men aan den tempel zelven komt, gaat men
door eene soort van poort, aan elke zijde waan an twee
monsterachtige gedaanten geplaatst zijn, mei verschei
deue armen vol pijlen, zwaarden en andere wapent 11.
Deze Iwce monsters schijnen gereed elkander te bo-
slrijden. Van deze poort gaat men naar een grooton
vierhoek met gallerijen aan elke zijde, die dooi- hard-
steeneii pilaren gedragen worden. Xadal men dit ])lcin
overgegaan is, komt men aan ceue andere poort, op-
gesierd door twee sirenen i een wen, en daarna gaal men
in de pagode, in hel midden waarvan liet afgodsbeeld
Dai-Both volgens Oostersche wijze op i ene allaar-
lal\'el zit. die een weinig boven den grond is verheven,
h I afgodsbeeld is, hoewel men hel ziel zitten, gelijk
oudtijds den muiren Jupiter, van monsterachtige
grootte; zijn hoofd reikt lol aan het dak zijns tempel».
De houding van Jupiter werd gi n glvaardigt! deun de
s\\ mboliseliebcteekeiiis, welke, zooalseen beroemd oud
schrijver zegt, was, dal <\\< magl der godheid gevestigd
in onveranderlijk was. De Jap.\'iuezen en Indianen
koesteren naar alle waarschijnlijkheid hetzelfde denk-
hceld. I)i eolossiis van Dai-I\'oth, hoewtd van houl
geinaakl. is bepleisterd en overtrokken mei verguld
koper. l)i; afgodsbeeld heefl de borst en hel gelaal
eenei vrouw; zijne zwarte lukken zijn wollig en go-
kruld gelijk die \\au een neger. Men kan zich eenig
denkbeeld vormen van de grootte van dezen eolossiis
dooi zijne handen, die grooter zijn dan hei geheclc
ligehaam van een man van middelmatige lengte. Aan
alle kanten is hij omgeven door vergulde stralen,
waarin vele heelden gcplaalsl zijn, die eeuige van de
f.\'.vMis (zie ald.)eu halve goden van Japan voorstellen.
Aan zijne regter- en linkerzijde staan verscheidene
andere beelden, allen gekroond mei stralen, gelijk
onze Christen-heiligen. De tafel van hel allaar, waarop
de afgod zit , is voorzien van eene groote menigte
brandende lampen."
kaempfer verklaart, dal de tempel van Dai-Both
iiei praehl igslegebouw in hel geheclekoningrijk Japan
is, en vcel hooge.r dau eeuig ander gebouw ie Miaco.
De afgod zelf, die in hei midden van bloemen zil, is
geheel verguld, Zijne "oren zijn /.eer groot, en zijn
haar i-- gekruld. Oji zijn hoofd is eene kroon, en op
zijn voorhoofd eene groote vlek. De armen en de borst
zijn naakt. De regterhand is uitgestrekt en wijst naar
de holte van de linkerhand, welke op de buik rust.
Een kring van stralen is achter het afgodsbeeld ge-
plaatst, en is zoo groot, dal hij den omtrek van vier
pilaren inneemt. De pilaren zijn op aamucrkelijkcn
afstand van elkander, en het beeld van Dai-Both,
grool als hel is, raakt slechts twee er van met zijne
schouders aan. Minnen de ruimte, die liet beeld beval,
en rondom hetzelve zijn kleine afgodsbeelden in uieu-
schelijke gedaante en gezeten op bloemen. Zie Japan
(Godsdienst van).
DAIKOKI , eene Japausche godheid, waaraan de
• lapaue/eu, zooals zij nieeuen, alle rijkdommen, die zij
bezitten, Ie danken hebben. Deze afgod, die de Plitti\'it
van Japan is, wordt voorgesteld zittende op eene baal
rijsl en met een opgeheven hamer, dien hij boven zijn
hoofd slingert, gereed om daarmede elk voorwerp te
treffen ; waar de slag valt, brengt hij algcmeenen o ver-
vloed met zich. Eene baal rijst is, in hel oog van dil
zonderlinge volk, een zinnebeeld van rijkdom.
DAIKO, het geestelijke hoofd of de oppcrpricstci
van ile godsdienst der Sintos (zie ald.), de oorspron-
kelijkc godsdienst van Japan. Eenmaal vereenigde
hij de wereldlijke en de geestelijke opperheerschappij
in zijn persoon. Zijn wereldlijk gezag werd echter
omstreeks bel midden der twaalfde eeuw van zijn
geestelijk gezag gescheiden, doch eerst in 1 ">SJ bc-
gon de wereldlijke souverein van het Japansehe rijk
uu-t onbeperkte magl Ie hccrschcn. De daïro is der-
halve in rijkdom en invloed zeer teruggegaan, doch hij
wordt nog als de paus of hoogste geestelijke best uurder
erkend, vvien alle vereering en eerbied toekomt. Hij
woont Ie Miaco, en eigent zich al het inkomen van die
stad en hare omgeving loc. Omhein in de gelegenheid
ie stellen een gepasten staal Ie voeren, wordl hein uil
ie schatkist een ruim inkomen verstrekt, behalve
groote sommen, die hij verkrijgl door hel voorrogt,
dal hij heeft, om ecretitels Ie geven. Hel inkomen,
dat hij van de schal kist ontvangt, wordt echter vol-
slrokt niet geregeld uitbetaald, daar de kubo of het.
wereldlijke opperhoofd het dikwijls onder het eene of
andere voorwendsel inhoudt. Ten gevolge hiervan
zijn vide bedienden van den opperpriester vcrpligt om
voor hun eigen onderhoud te werken, en hij vindt liet
moeijelijk om de waardigheid en weelde op te houden,
die hij voor zijn ambt als gepast beschouwt. Daar
de afstammelingen van de koninklijke familie, die
nu zeer talrijk zijn, allen tot het hof vau deu daïro
behooren, uu de heilige schatkist volstrekt 11 iet toe-
reikend is om zoovele afhankelijke personen te onder-
houden, zijn zij gedwongen om de geringste bezig-
-ocr page 616-
RO.                                                                               595
makkelijk volbragte lis\' iiaibi\' u de pneslers voorden i
dooden daïro die n.i zoon, zijn natuurlijken erfgenaam,
in de plaats gesteld. Een luik bad deu doode ucder-
gelaten en den levende doen verrijzen, /ouder dal
het vink iu slaat was om het bedrog te ontdekken Ie
midden van de lallooze nederbuiirhigen i n nndin
plcgtigheden, die door de bijzondere wijzi van e e re
diensl werden vereisebt.
Vroeger, toen de daïro met zijne geestelijke waar-
digheid die van keizer van Japan crei uil.Je, was hij
gewoon zich eiken morgen uren lang in het openbaar te
vertooncn. Bij die gelegenheden zal hij opzijn troon
niet zijne . roon op het hoofd, en zijn geheelc ligchaain
onbewegelijk gelijk een beeld. De geringste beweging,
de minste blik van zijn ooü ter rejrler- ol ter linker-
zijde duidde een groot onheil aan, en als lij stand-
vast :g naar eene bijzondere zijde zag, voorzeide zulks
onfcilbaai oorlog, brand of hongi rsnood. Maarsedcrt
Je daïro van zijn tijdelijk gezag ontdaan werd, is bij
geheel bevrijd van bet verrigten cencr zoo pijulijki
plcgtigbcid. Hij wordt steeds mei de mec.-l bijgcloo-
vig( veieering behandeld. Elk< schotel of beker, die ■
op zijne tafel komt, moet nieuw zijn, en naauwelijks
is het voorwerp éénmaal dooi hem gebruikt, rit\'hei
wordt dadelijk gebroken, ui\' vreezc dal een ongeduk-
kige, die er gebruik van mogt maken, lol straf voor !
zijne heiligschennis bezocht mogi werden door eene |
ziekte. I>e daïro beeft twaalf vrouwen. Zij, dit \'Ie
inoedei is van den vermoedelijkcn erfgenaam, wordt
als verheven boven alle andere beschouwd.
De daïro is van zijn eigen hof en van ik ovi ngen
onderscheiden door zijne bijzondere klceding. Hij
draagt gewoonlijk cene zwarti tunica ouder een schar- I
laken kleed, met een grooten sluijer er over. waarvan
de franjes over zijne handen vallen. Op zijn hoofd
draagt bij cent muts met verschillende kwasten. I)i
geheelc heilige orde i» door de kliederen van de lee-
ken te onderkennen, en bei verschil van rang onder
de geestelijken wordt voornamelijk aangeduid door
de muls, daar sommige haar dragen mei een lint van
krip, dat iueengedraaid isof los uedcrhaiigt, en anderi
mei een stukje zijde, dal over de oogen hangt. Zij
dragen ook (en sjaal over de -schouder», die volgens |
den rang langer of korter is.
Alle eerelilels worden door den daïro geschonken.
Van deze zijn er zes klassen of graden, waarvan de
eervolste meer dan gewone heiligheid of grootheid
mededeelt. De ziel des mans ,|i, deze hoog<" onder-
scheiding ontvangen beeft, wordt, wanneer zij naar
hoogere gewesten gaai, volgens de niceniug der.Tapa-
DAJ
I!                                         .
I heden ie \\ errigten, ten einde hunne waardigheid op Ie
liouden, De grootste inspanningen worden door allen,
die aan den daïro verbonden zijn, gedaan, om het bof
instaat te stellen het meest indrukmakende voorkomen
van weelde te vertooncn. De opperpriester zelf is, in
i liet oog der Sintos, boven alle menscbclijke onvol
maaktheid verbeven, daar hij beschouwd wordt ais
bekleed met bijna bovenmensebclijkc eigenschappen.
Zijn voet mag nimmer ontheiligd worden door den
grond aan te raken, en hij mag nimmer van de ceiic
plaats naai de andere gebragt worden dan op de
schouders van menschen. Hel wordt voor bent als
onwettig beschouwd, om zijn haai of zijne nagels af te
snijden, en daar zulke /.aken inch somtijds noodigzijn,
worden zij verrigt, als hij slaapt. Bij zijn dood volgt
de naaste erfgenaam, hetzij mannelijke of vrouwelijke,
en van welken leeftijd ook, hem op. Hij wordt indcr-
daad beschouwd als ecu god op aarde, die nooit sterft,
maar van tijd lot tijd zijne ziel hernieuwt. Ken voor-
beeld van deze waarheid had er niet lang geleden
plaats. Op den ls;\'" Julij lböfi werd de daïro ziek.
Op den 3(1\'" werd hij erger, en dadelijk verspreidden
. de priesters het gerucht, dat de daïro zich in geineen-
schap bad gesteld met den grooten god des hemels,
en op bet punt was om zijn< ziel in den boezem van
Tcn-Sio Dai-Tsiu, de hoogste aller godheden, te her-
nieuwen. De menigte haastte zich naar het palcis,
waar de daïro op ecu groot praalhed lag niet zijne
kleedcren aan, terwijl een gazen sluijcr zijn gelaat
bedekte. De priesters bleven bij beurten bidden in
liet midden van brandend reukwerk, en verrigtten
velschillende plcgtigheden hunner godsdienst. Op
den .V"1 Julij stierf de daïro, en onmiddellijk nadat
hij den geest gegeven had, kondigde de voornaamst*
priester aan, dat de ziel was weggegaan om een bezoek
aan de goden te brengen, en spoedig zou terugkeeren
Eene diepe stilte volgde op deze aankondiging. \\a
i ongeveer tien minuten wierp de opperpriester, oin-
riugd door hel geheelc heilige collcgic, een groot linnen
laken over het lijk, en een oogenblik daarna, dal laken
wegnemende, vertoonde hij aan de oogen der verbaasde
menigte eene andere gedaante, geheel gelijk aan die
van den overleden daïro, maar vol leven en gezond
beid. Dit nieuwe hoofd der kerk ging dadelijk in bed
regtop zitten, stapte er daarna ui\', ging naai een
altaar aan de eene zijde van het vertrek geplaatst, be-
klom bet, en gaf zijn zegen aan de menigte, bij bei
einde waarvan de verschijning van den nieuwen daïro
mei vreugdekreten werd begroet. Het is niet mocije-
lijk de verklaring hiervan te vinden. Door eene ge-
-ocr page 617-
j\'JÜ                                                                           D\\.l\\l,
uczcn onfeilbaar inecndoorliicliligen l\'anii veranderd.
Een titel, overeenkomende uu-i de uitdrukking •
•iifhch rul/,, wordt iiiin ili\' voornaamste geestelijke»
■j.\\schonk) ii, en de keizer geeft, mei verlof van den
dairo, (\'eretitels aan ili\' prinsen en ministers van zijn
hot".
Hei is lui uitsluitende werk vnndeudairo om de
heiligen ie canoniseren, of mei andere woorden, om
|iersuuen, die zich op aarde onderscheiden hebben,
lol liet genieten \\an goddelijkeecrbcwijzingcii naden
dood ie verheffen. Hij wurdl zelfs beschouwd ai- van
zulk ciii verheven geestelijken rang, krachtens zijn
heilig ambt, dal bet een algemeen gevoelen onder de
Japanczcn is, dal alle goden hem jaarlijks een formeel
bezoek brengen, namelijk in hunne tiende maand, die
„de maand zonder een god" genoemd wordt, onidal
uien veronderstelt, dal alle goden van hunne hemelsein\'
wouiugeu afwezig zijn. Daarom oordt eli uit mand in i
noodig hen dan ie aanbidden. Zekere lioedauighcdcn
worden er vercischt, om de canonisatie ie verkrijgen,
zooals de magl om wonderen ie doen, lief genieten van
eene gemeenschap mei de heiligen hierboven, en zelfs
van geineenzanien omgang met de godeu zelve. Men
koestert liet zonderlinge denkbeeld, dal er eeuige
zielen zijn, die van lijd iol lijd van de andere wereld
ii rugkecren, en deze lerugkcering verzekert baareen
goddclijkcn rang. Al de eerbew ijzingen, die haar
verheven standpunt toekomen, worden haar langza-
mi\'i\'hand bewezen. Eveneens wordt haar een schoone
titel door dtn daïro verleend; daarna wonll een iitio
of tempel te harer rere gebouwd uil de vrijwillige
giften harer vereerders, en als dit gedaan is, worden
er snicekingen, gebeden en geloften aan baar gedaan.
Indien ecu der vereerders bij toeval een plotseling
geluk ondervindt, of aan eene grootc ramp ontkomt,
is de naam van i\\\\\')t nieuwen heilige dadelijk gevestigd;
van alle hoeken komen er nieuwe aanbidders lot hem
en nieuwe tempels winden er voor zijne eeredicnsl
gebouwd. Vóór eene canonisatie echter geldig kan
zijn , moet zij door den kubo bekrachtigd worden , en
ii iemand kan den nieuwen heilige vrijelijk buide komen
bewijzen, voordal dii plaats heeft gehad.
De daïro wordt bij de Japanczcn voor zoo heilig
gehouden, dat zij veronderstellen, dal de goden des
nachts om zijn bed de wacht houden. Indien zijn slaap
nm de eene of andere reden gestoeid wordt, wordt een
afgodsbeeld wegens pligtvcrzuiin aan eene baston-
nade onderworpen, en wonll liet gedurende honderd
dagen uit den hof verbannen. Zelfshel water, waarin de
daïro zijne voelen waseht, wordt als heilig beschouwd.
DA LA DA
Hei wonll nul de grootste zorg opgezanield, en nie-
inand mag hel ontheiligen door hel, voor welk doel :
ook, ie gebruiken.
DAJAL, de naam dien Mahomed aan den \\nli
chrisl ol\' valschen (\'Inislus gat, wiens verschijning
hij beschouwde als een van de tien leekenen, die de
opstanding zouden voorafgaan. De Arabische profeet
beschrijft lui persoonlijk voorkomen van Dajal al-
dus :— .,llij is van eene kleine gestalte, hoewel dik,
en heeft gespleten voeten en is blitid; zijn vlecsch is
glad aan de eene zijde van zijn gelaal, zonder het lec-
ken van een oog, en zijn andere oog is noch vol noch
iuzijn hoofd gezonken. Als gij aangaande Dajal eene
twijfeling mogl hebben, weet dat uw God uiel blind
is.\' De wijze, waarop de Antichrist zieh ua zijne
verschijning zal gedragen, wordt ook door Mohamcd
verklaard. ..Dajal," zegt hij, „zal tot een stam gaan,
en di\' lieden daarvan iol zich roepen, en zij zullen in
hem geloovcu; eu Dajal /.al de hemelen gebieden, en
regen zal nederdalen; en hij zal de aarde gebieden,
en zij zal groen voortbrengen; eu in den avond zal
hun vee lol hen komen met hoogere bulten op den
rug, dan zij des m irgeus hadden, toen zij uitgingen,
eu hunne uijers zullen groot zijn, eu hunne zijden
zullen vol zijn. Daarna zal Dajal naar een anderen
stam gaan, i u de lieden daan an oproepen, eu /.ij zullen
weigeren; en hij zal regren on: in uiden aan hun groen en
hunne bebouwde gronden, eu zij zullen hongersnood
lijden en niets bezitten.... En terwijl Dajal met
deze dingen bezig zal zijn, zal God plotseling Jezus,
den zoon vau Maria, zenden, en hij zal uederkomcu
<■ j> een witten toren lenooslcii van Damaseus,gekleed
iu klcedcren met roode bloemen gekleurd, mei de
palmen zijner handen rustende op de vleugelen van
twee engelen, en elke ongcloovige zal sterven, op
welken de Messias zal ademen, en de adem van Jezus
zal reiken, zoo ver hel oog kan zien. En Jezus zal
naar Dajal zoeken, totdat hij hem vindf aanecnedeui
in cen dorp, genaamd Lud (in Palestina), en zal hem
doodeu. Dan zal een slum komen tol Jezus, dien God
voor de kwalen van Dajal zal hebben bewaard, eu hij
zal de lieden daarvan troosten, en zal hen ondcrrigfcii
aangaande de graden van hoogte, die zij in hei Para-
dijs zullen vinden.\'\'
DALADA, de linkerbouiUtand van llocddha, de
incest vereerde rcliquie onder de Boeddhisten, voor-
namclijk op Coylon. Om dit gedeelte, lui eeuige dal
er van het ligehaaiii van den heiligen wijze nog overig
is, Ie bewaren, heeft men een tempelopgerigt, waarin
hel zieh iu eene kleine kamer bevindt, iu zes kistjes ge- ;
-ocr page 618-
DAI.A
slolcu, waarvan lui groulsli ongeveer vijf voel hoog
en van zilver geinaakl is. il de kistjes hebben de
kegelvormige gedaante cciict daguba, cu twee er van
/.ijn ingelegd mei robijnen en edelsteencn. Dcbuilcnsti
kisl is opgesierd mcl goud en juweeleu, de geschen-
ken der vromen. De rcliquié\' zi Ive is een stukje klcur-
loos w.....• of bei il ligl gebogen, nagenoeg twee duim
lang en aan den voel één duim dik; van daar tol
aan bel andere uiteinde, dal afgerond en stomp is,
niemi bet aanmerkelijk in grootte af. De wihara of
tempel, die liet sanctuarium van deze rcliquié bevat,
i> verbonden aan liet paleis van de vroegere koningen
van Kamly. In een werk over Boeddha\'s land, dal
omstreeks 310 werd geschreven, wordl vermeld, dal
een der discipelen van den wijze diens linkcrhonds-
taml kreeg, leen zijne rcliquicu uitgedeeld werden.
Dezen schal bragl hij naar Dantapoera, de voornaam-
ic stad van Kalinga, waar bij 800 jaar bleef. De
latere geschiedenis van dezen tand wordl doorHardy
aldus beschreven: „De Brahmanen bcrigtteu Paudu,
ileu opperheer van Ludié, dii te l\'atalipoctra woonde,
dal zijn vassal Guhasiwa een slukje been aanbad. De
monarch, over dit berigt verwoed, zond een leger om
den koning van Kalinga gewingen te m men, en zieli
van hel been, dal liij aanbad, meester Ie maken. Deze
opdragt werd uitgevoerd, doch de generaal en zijn
gebecle leger werden tot bel Rocdtlliismits bi kei ril.
Paudu beval, dat de rcliquic in een fornuis van bran-
dcudc houtskool zou geworpen worden, doch eenc
lotusplaul verrees uit de vlam, en de land verscheen
op de oppervlakte der bloem. Toen w erd er cenc poging
gedaan om hcni op een aanbeeld te verpletteren,doch
hij bleef inhcl ijzer zit ten, en weerstond alle middelen.
die aangewend werden om hem daaruit ie nemen,
toldal Subaddha, een Boeddhist, er in slaagde om
hem er uit ie halen. Vervolgens werd hij in de alge-
uicenc gooi geworpen, doch in een oogenblik werd
deze vergaarbak van vuil schoon als een licmelsche
tuin en met bloemen omzoomd. Andere wonderen
werden er verrigl, waardoor ook Pandu tot het Bocd-
dhismus werd bekeerd. De reliquië werd locn naar
Dantapoera tcruggebragt, doch nadat er door de
vorsten van Sewct cene poging gedaan was om haar
mol geweld weg Ie nemen, werd zij naar Ceylon ge-
bragl, en in de stad Anuradhapocra bewaard. Inde
veertiende eeuw werd zij weder naar hel vasteland
overgebragt, doch door Prakrama Bahu IX. vandaar
teruggenomen. De Portugezen zeggen, dal de tand
doorConstantijii de Bragan/.a in 1 •ViO vernietigd werd,
doch de inlandsche autoriteiten beweren, dal bij Ie dier
I LAMA.                                                                       5U7
tijdi in een lorp in Satfnigain verborgen was. In 1S1 5
kwam hij in hel bczil van hel Britschc gouvernement,
en hoewel liij in den opstand van ISIS ter sluik «erd
weggenomen, werd liij later in hel bezil gevonden van
! ecu priester en in zijn vorig heiligdom tcruggebragt."
Van dien tijd af werden de sleutels van lui altaar,
waarin de land beuaard werd, in de bewaring gesteld
van den Britscheu agent voor de Kandische nrovin-
cicu, en van tijd tot tijd hadden er openbare tentoon
stellingen van den vermeenden land plaats, met goed-
! keuring van het Britsche gouvernement, waardoor de
. zaak van hel Heidendom grootelijks bevorderd werd,
doch sedert IS\'J\'.I is de rcliquic weder in handen van
i de inlandsche opperhoofden en priesters.
De Dalada wordl duur alle Boeddhisten ten hoogste
| vereerd, doeli de inwoners van Kandv hechten meer
j in hei bijzonder liet hoogste belang aan liet bezit van
deze heilige reliquië, en beschouwen haar als den trots
en de zekerheid van hun land.
DALAI-LAMA, de grootc hoogcprieslcr van de
bewoners van Tartarijc en Thibet. Hij wordt als mr
l bevlekt, onsterfelijk en alomtegenwoordig vereerd, als
de ouderbest uurder van God op aarde en de middelaar
lusschcn stervelingen eu hel Opperwezen. Hij woonl
te Lha-Ssa of het land der geesten, en hecfl liet bestuur
, over al de lamas eu mindere priesters, die zeer talrijk
I zijn. Men veronderstelt, dat hij zich uitsluitend nui
geestelijke zaken hezig houdt, en in lijdelijke y:c(:n
j belang stelt, tenzij om liefdadigheid uit te oefenen.
Hij verlaat hoogst zelden zijn tempel, waarin hij met
! den meesten eerbied door ecu groot aantal lamas gc-
I dicud wordt. Alle mogelijke middelen worden aange-
| wend, «\'in de gemoederen van hel volk mcl diepontzag
eu eerbied voor den persoon des opperpriesters te
vervullen. Alen gelooft, dat hij niei gelijk gewone
lucnschcn den dood kan ondergaan, en daarom stellen
de priesters, wanneer hij door den dood wordl o\\ er-
vallen, zonder nilslcl een anderen lama in zijne plaats,
i terwijl zij veel zorg dragi n om iemand uit Ie kiezen,
die den vorigen lama zooveel mogelijk gelijkt. Rij
! den dalai-lama toegelaten Ie worden, wordl door de
vromen vurig gezocht, die daarom in menigte naarde
grootc lamascrij trekken, opdat zij hem mogen aan-
bidden, en zijn zegen mogen ontvangen. Men voron-
derstelt, dal hij door zielsverhuizing van Boeddha
zelvcn afstamt. Al de oostelijke landen van Tartarijc
erkennen de opperheerschappij van den dalai-lama,
en gcloovcn aan de leerstellingen van bel Siiamanis-
Mi\'s (zie ald.j, of met andere woorden, van eeucgewij-
zigdc soort van Hurifd/ihnifs. De vereerders van den
-ocr page 619-
DAMIAN1STEN.
DALAI STEN
:,!is
nog uitgenoodigd mooi en worden om de schaapskooi
van Christus binnen te treden: als zoodanig werd ook
voor hen gebeden. In ecnige gebruiken verschilden
de twee sectcn ook van elkander. De Dalaïstcn hielden
de tegenwoordigheid van meer dan ecu ouderling tot
dejuistc viering van hel avondmaal niet voor noodza-
kelijk, doch de Glasicten wel. Dalc en diens volgclin
gen geloofden, dat de Apostolische uitdrukking „cencr
vrouwe mau"begrepcn moest worden als te beteckenen,
dal het verboden was twee vrouwen te gelijker tijd te
hebben, terwijl Glas en diegenen, die hem aanhingen,
beweerden, dat de leer, die de Apostel wensehte mede
ie deelen, was, dat zoo ecu ouderling ten tweeden
male huwde, zelfs als zijne eerste vrouw overleden
was, hij voor zijn ambt ongeschikt werd. De Dalaïstcn
weigerden niet om gewone burgerlijke gemeenschap
te houden niet geëxcommuniceerde personen, en met
hen aan dezelfde tafel aan te zitten. De Glasicten
beschouwden zulk een gedrag als onbestaanbaar met
het ware karakter va.n een Christen.
De secte is sedert lang verdwenen, en geene enkele
verecniging van Dalaïstcn bestaat er thans inScliotlaud.
Zie In(.uamii:te\\, Glasietek, Sandkmanj \\m:.\\.
DALMATICA, een lange mantel, met mouwen die
tot aan de handen reiken, welke van tijd tot tijd,
hoewel slechts zelden, door de oude Romeinen ge-
dragen werd. Somtijds heeft men beweerd, dat dit
kleediiigstuk door bisschoppen en diakenen in de eer-
Me Christelijke kerk gedragen werd, doch het bewijs
daarvoor is in gcencn dcclc zeker. De dalmatica werd
vroeger door den diaken in de Engelschc kerk ge-
dragen, wanneer het avondmaal gevierd werd. liet
is een kleed, dat tot aan de knieën reikt en aan beide
zijden open is. [n de Roomsch-Catholickc kerk is
de dalmatica op den rug getcekend met twee smalle
streepjes. Dit gewaad wordt in de Griekschc kerk
Callobium genoemd, en is bedekt met cene menigte
kleine kruisjes. Paus Sylvestcr wordt voor den eer-
sten gehouden, die beval, dat het door diakenen
gedragen zou worden. Paus Eutychianus verordende,
dat de lijken der martelaren in dit gewaad zouden
gewikkeld worden.
DAMASCENUS (St. Johankes), Feest vak, een
t\'eesi dooide Griekschc en de Ftomcinschc kerk gc-
vievd, ter nagedachtenis van Johannes van Damascus,
een aanzienlijk schrijver over de godgeleerdheid in de
eerste helft van de achtste eeuw. De Griekschc kerk
viert het feest op den l,u" December, en de Latijn-
selie oji den O\'1\'\'" Mei.
DAMIANISTEN, eene Chrislcn-scetc welke in dt
dalai-lama zijn in twee secten verdeeld, die thans in
volkomenc vriendschap mei elkander leven, hoewel
/.ij elkander vroeger ten zeerste haatten. De priesters
van de eeue sectc dragen lange gele klecdereu, mei
hoogc kegelvormige mutsen, die ook geel zijn. Uc
priesters van de andere secte zijn in het rood gekleed,
in de stammen staan hekend onder de namen van die
van de roode en die van de gele muts. De laatste secte
is de meest orthodoxe en de invloedrijkste, en telt den
keizer van China onder hare leden.
De dalai-lania is het godsdienstig en staatkundig
opperhoofd van de Thibctancn en ook hunne zigtban
godheid. Als een teekcii van den hoogen eerbied,
waarin hij gehouden wordt, noemen zij hem Kiau-
XgitH-BeMbontehi,
hetgeen in hunne taal ,,hoogste
schat\'\' beteckent.
DALAIsTEX, cene kleine Christcn-seete die in
de vorige eeuw in Schotland ontstond. Zij kreeg haar
naam naar haren sticht er David Dalc, een uitmuntend
en vroom man, die, terwijl hij het beroep van fabri-
kanl uitoefende, tevens herder was van cene kerk van
Congrcgationalisten te Glasgow. Uit vrome ouders
geboren, was hij zorgvuldig opgevoed in de vreeze des
Heeren, en hij kenmerkte zich al» een godsdienstig,
regtschapen man. Gedurende cenigen tijd behoorde
hij tot de Kerk van Schotland, doch na het lezen der
verhandeling van Glas van Tealing,getiteld : De getui-
genis van den Koning dei\' Martelaren, was hij zoo
overtuigd door de redeneringen van dien schrijver,
dat hij hesloot zich hij de kort te voren gestichte sectc
(Ier Glasietcn aan te sluiten. Zijne betrekking tot die
seete was slechts van korten duur, daar zijne iuzigtcn
op sommige punten een weinig van die van Glas en
diens aanhangers verschilden. Om die reden hield Dalc
met ecnige weinige vrienden, wier gevoelens met de
zijnen overeenkwamen, afzonderlijke godsdienstoefc-
ningen, en na korten tijd vormden deze zich tot cene
congregatie, onderzijn herderlijk tocvoorzigt. Kleine
kerken, die dezelfde beginselen omhelsden, werden
spoedig in verschillende deelen van het land, voorna-
mcliik te Edinburgh, Perthen Kirkcaldv, gesticht.
De Dalaïstcn verschilden in hunne inecningen over
leerstellige punten sleehls weinig van de Glasietes
(zie ald.) Terwijl de leerstellingen der vrije genade
door beide seelen in het prediken en hel gebed werden
verkondigd, w erden zij over het algemeen beschouwd
als onderde Dalaïstcn ineen meer beperkt voorkomen
te worden geleerd, daar de leden ücr kerken aangc-
sproken werden als gcloovigcn , die reeds van den
dood tot het leven waren overgegaan, en niet alsof zij
-ocr page 620-
DAXA — DAXDIS.
599
welke zij op bevel baars vaders doodden. Nadat zij
de lijken in het graf hadden gelegd, werden zij van
de schuld harer bloedige daad gezuiverd door Her-
mes eu Athena, met bekrachtiging van Zeus. Ovi-
dius, Horatius en andere dichters melden echter, dat
de Danaïden voor hare misdaad in Hades v eroor-
deold werden, om altijd water in een vat vol gaten te
werpen. Hypermnestra was de ecnige der Danaïden,
die haar echtgenoot Lvnceus levend redde, en daarom
zegt Pausanias, dai hij te Delphi drie standbeelden
zag, die gewijd waren aan Danaiis, Hypermnestra en
Lyuceus.
DANDls, eene van de Vaishnava secten onder de
Hindoes, en eeue wettige vertegenwoordigster van
Je vicrdi Asrania of hel bedelende leven, waarin de
Hindoe gelooft te inden, nadat hij gegaan is door de
stadiën van student, huishoniler en kluizenaar. Een
Brahmaan behoeft echter niet door deze stadiën te
gaan, maar mag dadelijk in de vierde orde treden.
De Dandi is onderscheiden door het dragen van een
slokje met verscheidene uitstekken, waaraan zich een
stukje laken mei rood oker gekleurd bevindt, waarin
hei Brahniicnischc rood verondersteld wordt beslo-
len ie zijn. Hij seinen zich het haar en den baard af,
draagt sleehls een laken om de lendenen, en ieefi van
voedsel, dal hij, geheel klaar gemaakt, slechts een-
maai daags uil de huizen der Brahmanen verkrijgt,
hetwelk hij in t\\cn kleinen aarden pot doet, dien hij
altijd bij zich draagt, il ij moet alleen leven, eu nabij
doch niei in eeue stad; deze regel wordl echter zel-
den in acht genomen, en over hel algemeen worden
de Dandis gevonden in sleden, gelijk andere bedelaars
vereenigd in MatAs. De Dandi oefent zijne ccrcdiciisl
op geen bepaalden tijd en ook op geeuc bijzondere
wijze uit, maar houdt zich bezig met overdenkingen
en de beoefening der Vcdauta welken. Hij vereert
bij voorkeur Shiva en diens vlecschwordiiigen boven
de andere leden der Hindocsche triade, en daarom
worden de Dandis onder de Faishnavas gerekend. Zij
dragen het Shiva teekeu op het voorhoofd, daar zij
het besmeren met den Trip/i/idra, dat. is, eene drie-
dubbele dwarslijn, gevormd door de ascb van ver-
hrande koemest. Dit teeken, beginnende tusschen de
wenkbraauwen en voortgezet tot haar uiteinde, wordl
gemaakt met deu duim, die tusschen den middel-
sten en derden vinger gestoken wordt. De echte
Dandis behoeven echter niet tol de Shiva of eeue
andere secte te behooren; in hunne inrigtingen aan-
bidden zij gewoonlijk Nirgituu of Xiranjumi, de god-
heid ontdaan van eigenschappen of harlstogteu. De
zesde eeuw ontstond, en haren naam kreeg naar Da-
inianus, denMonophysictischen patriarch van Alcxau-
drië. De Damianistcn verwierpen het denkbeeld van
eene enkel specifieke eenheid in God en niet eene
numerieke eenheid. De iuzigtender Sabellianen nabij
komende, beweerden zij, dat de Drie Personen in de
Dricëenheid eene genieene natuur hadden, in deuzelf-
den zin als men van elke twee meusehelijke wezens
/.eggen kan, dal /.ij eene gemeene natuur hebbeu. Zoo
trachtte de/e secte onderscheid te maken tusschen
het wezen en de Drie Personen der Godheid. Zij oul-
kende, dat elke Persoou afzonderlijk en in nature
God was, docii beweerde, dal de Drie Personen eene
gemeene Godheid hadden, en dat elke Persoon, door
eene onverdeelde declhebbiug daaraan, God was. Den
Vader, Zoon en Heiligen Geest noemden /.ij Hyposta-
ses of Personen, eu wal zij gemeen hadden, noemden
/.ij God, substantie of natuur. Het is niet onwaar-
schijnlijk, dat de Damiauisteu du;.;- zulk eene wijze
van verklaring de Atlianasiaauschc leer van de eeu-
wige generatie de.^ Zoons eu den voortdurende)! llil-
gang des Heiligen Gecstcs wilden verwerpen. Hunne
meeningen geleken eenigzius op die der Angelietkn
(zie ald.j.
DAXA, eeue gave, hel woord dal de Boeddhisten
van C\'cylou bezigen om aalmoezen aan te duiden. Zij
hechten eene groote belangrijkheid aan hel geven
van aalmoezen, dal, volgens hun geloof, zeer verdieu-
slelijk is. Voor de juiste uitoefening de/er hoofddeugd
bescliouwen zij hel als volstrekt onmisbaar, dal de
bedoeling van den gever zuiver zij ; dal hij volkomen
willig zij om te scheiden van de gave, alvorens hij
die schenkt : dal hij neen spijl gevoelt, nadat hij haar
geschonken heeft. Aalmoezen aan priesters gego-
ven zijn slechts beperkt .lot vier artikelen, namelijk:
klecdcren, voedsel, eene legerstede en medicijnen.
Hel geven van aalmoezen is de eerste deugd van de
Boeddhisten, en staat boven hei inachtncinen van
alle voorschriften. Het breugt eene grootelijks ver-
meerderde beloouiug aan in eeue toekomstige gc-
boorte, en omvat, zoo de pligt behoorlijk vervuld
wordt, rijkdom en bedienden.
ÜANACE, het muntstukje dat de oude Grieken
gewoon waren in deu mond der dooden ie leggen,
om Charou te betalen, die hen in zijne bool over den
Styx naar Hades bragt. Het schijnt den naam van
danace gekregen te hebben, omdat het gegeven werd
luis danois, aan de dooden, of van dtiiiux, een prijs.
DAN AI DEN, de vijftig dochters van Danaiis, die
verloofd waren met de vijftig zonen van/Egyptus,
-ocr page 621-
000                                  DAME], (FEEST VAN) —
DAN\'SKNftiODSDrENSTIG).
Dan.lis hebbeu gewoonlijk grootcn invloed en veel
gezag onder de Sliiva Brahmanen van he( noorden
vaulndië; zij zijn de Sanyosis of monniksordr van
de Smartalc secte van Brahmanen in liet zuiden.
Niet zoo zcci- de beschouwende als de praktische
Dandis zijn vereerders van Sliiva, en de gedaante,
waarin zij hein aanbidden, is die van Bliairav of Heer
der verschrikking. Ken gedeelte van de plegtighcid
der inwijding\' voor hen, die Sliiva aldus aanbidden,
bestaat in liet maken van eene kleine insnijding\' in
liet binnengedeelte der knie, eu hel drukken van liet
bloed uil den nieuweling als een aannemelijk offer
aan den god. De Dandis van allerlei aard verschillen
van de groote massa der Hindoes in hunne behande-
ling der dooden, daar zij hen in doodkisten leggen
en begraven, of, wanneer bel gedaan kan worden,
hen in eeue heilige rivier werpen. Van lijd lot lijd
vindt men Hindoes der verschillende kasten, die hel
leven eu de zinnebeelden van de orde der Dan dis
aannemen. Kr zijn /(dis Krahmancn, die, zonder zich
aan ecnige vereeuiging ie verbinden, bei karakter
van deze klasse van bedelmonniken aannemen. Er
is echter eeue secte van Dandis, Dasnami Danjms
(zie ald.j geheeten, die niemand dan Brahmanen in
hare orde opneem!
DANIËL (Feest vax), een feest door de Griek-
sche kerk oj) den 17\'i.i. December gevierd, Ier uagc-
dachicnis van den profeet Daniël en de drie jonge
Hebreen, die in den vurigen oven geworpen werden.
DANSEN (Gonsi)iEXSTtG). Van vroegen lijd al\'
schijnt de gewoonte om Ie dansen als een gedeelte
der godsvei cciïiig beslaan ie hebben. De dans schijnt
een gedeelte uitgemaakt te hebben van de oudste
i plegtighedeu der Egyptenareu; Herodotus vermeldt
| zulks, als hij hunne jaarlijkschc reis naar Bubastis
beschrijft. Op de Egyptische monumenten zijn ook
verscheidene afbeeldingen van dansen en feestproces-
siëu. Naar alle waarschijnlijkheid hadden de [sraclic-
tcn uit Egypte het gebruik der godsdienstige dansen
medegebragt, z.oords dien dans, dieecn deel uitmaakte
der aanbidding van bet gouden kalf, in hel verhaal
waarvan Mo/.es ons in Exod. XXXII : 1\'.» mededeelt,
dat hij hel kalf en de reijen zag. Deze heilige dansen
ouder de Hebreen gingen van instrumentale muzijk
i vergezeld. Zoo zegt David in Ps. CL: 4: ,,Looft Hem
mei de trommel en reijen (*)." Hel llebreeuwsche
woord, dat gebezigd wordt voor dezen dans, beteekent
( \' 1" \'Lu Stateu-tiijbtl lezeuwij. „I,ooft il.m mei .Ie
trommel eu Unit.\'
eigenlijk eeu rondedans, en duidl derhalve de wijze
aan, waarop hij gedanst werd. Mannen en vrouwen
schijnen aan deze godsdienstige feesten deel geno- ;
men Ie hebhen, want wij vinden erin Ps. LX VI11 : 2(5
\' eene duidelijke verwijzing op: „De zangers gingen
: voor, de speellieden achter, in hel midden de trom- •
i melende maagden.\'\' Mannen van aanzien rekenden
J het niet beneden hunne waardigheid, om deed ie ue-
1 meuaau godsdienstige danscu. Daarom schaamde zich
David, hoewel koning, niet, om zijne gevoelens van !
dankbaarheid en vreugde In ecu heiligen dans uit te
drukken; en de reden, waarom Mieh.il, zijne vrouw,
hein erover berispte, is niet te vinden in zijne deel-
uemilig aan die heilige oefening, maar in zijn dan-
>en in gezelschap mei de overige meuschen, waar-
door bij zich op ééne lijn stelde met zijn geringsteii
onderdaan.
Di\' heilige rondedans was niet beperkt tot de aan-
bidders van den waren God, maar werd ook door de
Heidenen uitgeoefend, zooalsblijkt uit l.Sain. XXX :
Ifi, waar wij lezen, dat de Amalekieteu dansten om
den buil, dien zij uil hel land der l\'hilistijucn hadden
; genomen. Als de Heidenen de dtemons aanbidden,
dansen zij in kringen rondom de offers, en verdraaijen
daarbij de ledematen op de hevigste wijze, zoodat ar-
men, handen en leeuen als in stuiptrekkingen schij-
n. ii ie zijn. Zij werpen zich plotseling op den grond,
springen dan op, en beginnen daarna weder den ron-
dedans. De Diihvrambus of lofzang op I5aechus van
de oude Grieken werd bij eeu koor van vijftig mau-
: neu of jongens rondom een vlammend altaar gedanst.
I\'oudedanseii werden door de Druïden verrigt in de
eikebosscheu der oude Galliërs en Britten, Ier ecre
I van den heiligen eik en de inwonende godheid. Tot
op dezen dag worden door bijna alle Heidensche na-
1 i u;n instrumentale muzijk en de dans als noodzakelijke
gedeelten der godsdienstoefening beschouwd.
In het oude Bonte ontvingen de priesters van Mars \\
hunnen naam van Salii (Lat. w/io, springen) naar
den sprintenden dans, dien zij verrigttcu, toen zij
I de heilige schilden in vrolijke processie door de
stad droegen. In zulk een grootcn eerbied hielden de
oude Heidenen deze bezigheid, dat zij niet alleen i
i.....h standbeelden en altaren hunner goden dansten, j
maar hunne dichters aarzelen niet om de sroden zelve \'
somtijds deel Ie doen nemen aan den dans. Pan in
het bijzonder overtreft al de goden in hef dansen. \'
i En onder de latere Heidenen bestaat bet voornaam- |
ste gedeelte der godsverecring, voornamelijk bij
woeste stam men, in dansen. Onder de Mohamedauen is
-ocr page 622-
DANSERS — DASA-BALA.
fiul
eene bijzondere klasse van monniken, die, wegens de
cigcndommclijklicid hunner wijze van eeredienst, de
dansende dereischen worden genoemd. Onder de Noord-
Amerikaansche Indianen is eene heilige dienst, die de
f\'aln niet dans genoemd wordt.
Alle gezamenlijke en zedelooze dansen van mannen
en vrouwen waren onder de eerste Christenen verbo-
deu. Het concilie van Laodicca verbood die uitdruk-
kelijk: het had, zooals men gewoonlijk gelooft, het
zedelooze dansen op huwelijksfeesten opliet oog, waar-
tegen verscheidene andere eanons der oude conciliën
en verscheidene redevoeringen der kerkvaders gerigt
zijn. Chrvsostomus vaart uit tegen het onderlinge
dansen als ecu van die dingen van Satan, waarvan de
mensclieu bij den doop afstand deden. Onder eenige
nieuwere sectcn van Christenen wordt het dansen van
mannen inet vrouwen, al is het niet van een zedeloo-
zen aard, voor onbehoorlijk en ongepast gehouden aan
den ernst en de welvoegelijkheid, die den waren Ohris-
ten eigen moeten zijn.
DANSERS, eene scete in de Nederlanden in de
veertiende eeuw. De Dansers ontstonden in 1373 te
Aken, van waar zij zich over de Nederlanden verspreid-
den. Zij hadden de gewoonte om in liet openbaar en in
hunne huizen plotseling te gaan dansen, en elkander
hij de hand houdende, zetleden zij deze heilige oefe-
ning, zooals zij haar waanden, voort, totdat zij. bijna
uitgeput dooi- de buitengewone inspanning, ademloos
en afgemat nedervielen. Gedurende deze hevige aan-
doening beweerden zij wondervolle visioenen lelieb-
ben. Gelijk de Flagellanten zwierven zij van plaats
tot plaats, bedelden hunne levensmiddelen, hielden
hunne geheime vergaderingen, en behandelden de
priesters en de eeredienst der kerk met de grootste
verachting. De onwetende priesters dier eeuw geloof-
den, dal deze geestdrijvers door den duivel bezeten
waren, eu zij gingen zoo verre, dat zij beweerden deze
uit te werpen door het zingen van liederen en het be-
rooken met reukwerk.
DAPHNE, volgens Pausanias eene oude priesteres
van het orakel te Delphi, tot welk ambt zij door Cïe
was aangesteld. Er bestaat eene oude overlevering,
dat Daphne, die bijzonder schoon was, bemind werd
door Apollo, die haar vervolgde, en «lal de god haar,
toen zij van hem trachtte te vlugten, in een laurier-
boom veranderde, die daarom haar naam kreeg.
DAPIINEPIIOP.1EN, een feest te Thebe gevierd,
ter eere van Apollo, dat zijn naam schijnt gekregen te
hebben uithoofde van de omstandigheid, dat laurier-
takken in de processie werden gedragen. Hel feest werd
om de negen jaren gehouden. De wijze van viering was
deze: — Een stukje olijfhout werd met guirlandes van
laurieren eu andere bloemen opgesierd. Op den top
daarvan was een koperen bol, die de zon voorstelde,
daaronder een bol, die de maan bel erkende, eu kleinere
bollen, die er aan hingen en de sterreu aanduidden.
Tiet middelste gedeelte van hel hout was met purpe-
i\'iu guirlandes gefestonneerd, terwijl hei onderste om-
geven was door eene krokuskleurige bedekking, liet
geheele aantal der guirlandes was drie honderd vijf eu
zestig, het aantal dagen van het jaar. De olijftak, aldus
versierd, werd in processie rondgedragen door een
jongeling van groote schoonheid en edele afkomst,
prachtig gekleed, niet hel haar los, en op hel hoofd
eene gouden kroon. Hij bekleedde het ambt vanpries-
ter, en droeg den titel vau Daplmeplioros of lauricrdra-
ger. Voor hem ging eene zijner naaste betrekkingen,
die een stok droeg met guirlandes gefestonneerd, en
onmiddellijk achter hem volgde een stoet maagden mei
takken in de handen. In deze orde gingen zij naar den
tempel van Apollo. bijgenaamd Ismeniusof Galaxius,
waar zij smeekgezangen lot bunnen God zongen.
De Delphiërs namen ook eene plegtiglieid van een
dergelijken aard in acht, waarbij zijom de negen jaren
eengewijden jongelingnaar Tempezonden, die, langs
den heiligen weggaande, naar huis terugkeerde als lau-
rierdrager, Ie midden van gezang en vreiigdegejuieh.
Deze plegtiglieid moest totgedaclitenisvicring dienen
van de zuivering van Apollo aan het altaar te Tempo,
waarheen hij gevloden was, nadat hij den Python had
gedood. Een feest van ongeveer dcnzelfden aard werd
door de Atheners gevierd, die eiken zevenden dag aan
de dienst van Apollo wijdden, daarbij laurierlakken
inde handen droegen, de heilige mand met guirlandes
versierden, en lofzangen zongen ter eere vanden god.
DAS A-H AL A, tien soorten van wijsheid door Boep-
oha (zie ald.) bezeten. Zij zijn: 1. De wijsheid, die
begrijpt, welke kennis er noodig is voor de juiste ver-
vulling van eiken bijzondere»pligt, in welken toestand
ook; 2. Die, welke den uitslagofdegevolgenkenl vau
karma of zedelijk handelen ; \'5. Die, welke den weg
kent tot de verwerving van nirwana of vernietiging;
I. Die, welke de verschillende sakwalas ofwereldstel-
selsziet; 5 Die, wclkedogedachten van andere wezens
kent; 0. Die, welke weet, dat de verstandsorganen
niet de persoon zelf zijn ; 7. Die, welke de zuiverheid
kent, voortgebragt door de beoefening van de dhyanas
<>f diepgaande overdenking; S. Die, welke weet, waar
iemand inal zijne vroegeregeboorteuontstondj 9. Die,
welke weet, waar iemand in al zijne toekomstige ge-
7|
-ocr page 623-
DASA-DANDT" — DATARIÜS.
602
boorton ontstaan zal; 10. T)ir, welke weot, hoc do uit- !
slagen van karma of zedelijk handelen tegengegaan :
kunnen worden.
DASA-DANDU, tien verboden die de Boeddhisti-
selie monniken moeten opvolgen gedurendehuu novi-
eiaat. Zij zijn: 1. Hrt eten van voedsel na den middag;
2. Ifet zien naar dansen ofhethooren naar mnzijk of
gezang; 3. Het gebruik van sieraden of reukwerken;
1. Met gebruik van eene zitbank of legerstede hoogcr
dan eene el; ~>. Het ontvangen van goud, zilver of
geld ; fi. \\\\c\\ volvoeren van eene bedriegerij omtever-
hindemi, dal een andere priester datgene ontvangt,
waarop hij regt heeft; 7. tiet volvoeren eener bedrie-
gcrij, om een anderen priester te schaden of hem in
gevaar te brengen; 8. Het volvoeren eenerbedriegerij,
om een anderen priester uit de broederschap te doen
verdrijven;9. Kwaad te spreken van een anderen pries-
| ter; 10. Het uiten van lastertaal, ten einde oneenigheid
i.uderde priesters van dezelfde broederschap te doen
ontstaan. De vijf eerste misdaden kunnen vergeven
«orden, als de priester zand aanbrengt en in den hof
van den wihara strooit, en de vijf volircnde kunnen
vergeven worden na eene tijdelijke verwijdering.
DASA-SIL, tien verpligtingen die door den Moed- \'
(ihisliseheii priester in zijn noviciaat eiken dag drie i
uren vervuld en overpeinsd moeten worden. Zij zijnde
volgende: 1. Ik zal het voorschrift of de inzetting
in acht nemen, die verbiedt aan iemand het leven te
benemen; 2. fk zal hel voorschrift of de inzettine in i
acht nemen, die verbiedt datgene Ie nemen, wat niet j
gegeven is; 3. fk zal het voorschrift of de inzetting in
acht nemen, die sreineensehap der sekten verbiedt : \'
t                                                                                                                                                                         .....
t. Ik zal het voorschrift of de inzetting in acht nemen,
die vin-biedt datgene te zeggen, wal niet waar is; .VTk
zal het voorschrift of de inzetting in acht nemen, die
het gebruik van bedwelmende dranken verbiedt, liet
welk lot onverschilligheid aangaande de godsdienst I
leidt; 0. Ik zal liet voorschrift of de iuzetllii" in acht
nemen, die hel eten van voedsel na den middag ver-
biedt; 7. Tk zal hel voorschrift of de inzetting in acht
nemen, die hel bijwonen van dansen, zingen, mnzijk
en maskeraden verbiedt: s. Ik zal het voorschrift of
de inzetting inaeht nemen, die verbiedt hel ligehaam I
op te tooijen met bloemen en hel gebruik van reuk- j
werken en zalven: \'.». Tk zal het voorschrift of de in- j
zelling in acht nemen, die het gebruik van hooge of
(•ereplaatsen of legersteden verbiedt; 10. fk zal het
voorschrift of de inzetting in acht nemen, die hel ont-
vangen van goud of zilver verbiedt.
DASNAM1 DANDIS ,1,. oorspronkelijke leden
van de orde der D.vsdis (zie ald.). Zij leiden hun I
oorsprong af van Sankara Acharya, een man die eene
aanzienlijke rol speelde iu de geschiedenis der gods-
dioust van Hindostan. Tiet woord dannami heteekent
tien-genaamd, dewijl er tien klassen van bedelmonni-
ken zijn, die van dezen merkwaardieen man afstam-
meu; drie dezer hebben echter slechts in zoo verre
hare zuiverheid behouden, dat zij regt hebben om
Sankara\'s Dandis genoemd te worden. Deze zijn talrijk,
voornamelijk in runm IVuarcs. I)e\\ ooruaainste Ve-
..                                                                          il
dantischrijversbchooren lot deze secte. De brutaalste
bedelaars zijn leden der orde; in hun onderhoud wordt ■
voornamelijk door de klasse der Brahmanen voorzien.
Alseen feest aan de Brahmanen gegeven wordt, komen
de Dandis van deze soort, hoewel niet uitgenoodigd,
en men kan hen alleen kwijtraken door hun een
gedeelte der spijzen af Ie staan. Vele van hen geven
voor wonderen te doen. De schrijver vanden Dabistau
spreekt van iemand, die zijn adem drie uren achtereen
kon inhouden, melk uil zijne aderen kon doen komen, j
met haar beenderen kon doorsnijden, en eijeren kon ,
doen in eene flesch met een naauwen mond, zonder
ze te breken.
De thans nog bestaande leden der Danami Dandis
zijn, hoewel zij ontaard zijn van de zuiverheid der
levenswijze, die noodzakelijk was voor de oorspronke-
lijke Dandis, nog steeds eene soort van monniken. \\
Zij hebben echter den slok. hel gebruik van Moederen,
geld en sieraden opgegeven; zij maken hun eigen
voedsel gereed, en nemen leden van alle klassen der
Hindoes aan. Deze Atils, zooals zij dikwijls genoemd
worden, zijn veelal vereenigd in "Stuikt, zoowel als de
Dandis, doch zij mengen zich vrijelijk indezaken dei-
wereld; zij drijven handel en hoopen dikwijlseigendom-
men opeen; sommige van hen (redenzelfs iu den huwe
lijksstaal en ontvangen dan den naam van Samyogi.
DATARIÜS, een beambte in de hoven van den
paus, die de petitiën moet ontvangen, welke dezen
Il                                                        o                                                   j
aangaande bet .scheuken van beneficiën worden aaii-
gebodeu. Hij is altijd een prelaat en somtijds een
kardinaal. Krachtens zijn ambt mag de datarius, zon-
der Zijne Heiligheid Ie raadplegen, naar welgevallen
alle benelieiën wegschenken, welke jaarlijks niet meer
dan vier en twintig dukaten opleveren. Als de beue-
fieiën van meer waarde zijn, moet de geschreven goed-
keuring en onderteekening van den paus verkregen
worden. Hef salaris aan het ambt verbonden is twee
duizend kroonen, zouder de emolumenten, en hij heeft
een onder-datarius om hem in zijne dienst bij te staan,
die een jaarlijksch traktement van duizend kroonen
-ocr page 624-
DECANEN
DECRETISTEN.                                                  r.03
DECENNALIËN (Lat. decent, tien, eu annus, ecu
jaar), feesten die door de Ronieiusche keizers elke tien
jaren van hunne regering gevierd werden. Zij werden
hef ecrsl ingesteld door Augustus Csesar, om bet volk
een hoogen eerbied voor het keizerlijk gezag in te
boezemen. Bij die gelegenheid werden er spelen ge- j
houden, offeranden geofferd, giften uitgedeeld onder
hef volk, en gebeden gedaan ten behoeve van deu
keizer en den voorspoed van het rijk.
DECRETISTEN, eene vau de twee pai I ijeu, waarin
de studenten in het canonieke regt in de twaalfde
eeuw verdeeld werden, ten gevolge van de algtmeent
erkenning te dier tijde van het oppergezag des pausen.
De oorsprong van de opkomst der Legisten en Decre-
listen wordt door Neander aldus duidelijk beschrc-
veu: — „Daar niet de verandering, welke het hoogste
bestuur der kerk had ondergaan, ook de wetgeving
voor alle deelen der kerk in menig opzigt moest ver-
anderd worden, zoo kouden de bestaaude vcrzamcliu-
gen van kerkelijke wetten niet langer aan de behoefte
voldoen. Reeds sedert den tijd, dat de Pstudo-Isido- li
rische decrctalcu in de kerk gezag hadden gekregen, \'
was men begonnen dit te gevoelen, en die strijd lus
seheu oudere en nieuwere kerkelijke wetgeving moest I
tot menige ongelegenheid aanleiding geven. Wel
waren er sedert het opkomen dier decrttalen ouder-
sebeideue nieuwe verzamelingen van kerkelijke wetten
ontstaan, zooals die van Kcgino, abt van Pruni, in de
tiende, en van Burkhard, bisschop van Worms, en
Ivo, bisschop van Chartres, in de elfde eeuw, doch
ook deze waren niet voldoende, om dien strijd ie doen
eindigen. Daarbij kwam, dat liet nieuwe kerkelijke
stelsel der pausen steun behoefde tegen eene ziens-
wijze, die in deze dagen hel hoofd begon op te steken,
en voor dal stelsel gevaarlijk dreigde ie worden. In
de twaalfde eeuw werd door den beroemden lrncrius
of Guaruerius op de universiteit te Bologna een groo-
teu ijver gewekt voor de herlevende beoefening van
het Ronieiusche regt; deze leidde tot onderzoekingen
en leeriugen, die \\ooi de belangen van het pausdom |
alles behalve gunstig waren. Reeds lrncrius voegde !
zich in den strijd tussehen de keizerlijke niagt en hel
pausdom aan de zijde der eerste, en ook waren liet de
beroemde regtsgeleerden van die hoogeschool, aau wie |
Frederik 1. op deu rijksdag te Konkali liet onderzoek
en de verdediging zijner regten opdroeg. Maar juist
daardoor moest bij de priesterpartij de wensch naar
een onderzoek vau hei kerkelijke regt uit ecu tegen-
overgcsteld oogpunt worden gewekt, ten einde aldus
eene andere niagt tot verdediging harcr belangen tu
I ontvangt. Do huilt van den paus, waarbij ctnc benefi-
I oie verleend wordt, wordt door den datarius verzonden,
tu gaat door de handen der beambten vau vijftien
verschillende kantoren, die allen hunne bepaalde
emolumenten hebben.
DECANEN, eene klasse van mciischon in de ae-
gende eeuw in de Fransche kerk ingesteld, ten einde
de bisschoppen bij de, inspectie hunner diocesen bij
te staau. Zeven der vcrlichtste mannen van elke con-
gregatic werden benoemd, onder den naam van deca-
neu, oni voor de overige bijzondere zorg te dragen.
Als de bisschop in een gedeelte vau zijne diocees
aankwam, om zijn geestelijk hof\' te houden, hetgeen
hij eenmaal in het jaar doen moest, begon hij met aan
de decanen den eed af te nemen, die daarbij plegtig
beloofden, «lat zij zich niet zouden laten belieerschcn
door ecnig aanzien van personen, om eene misdaad
tegen de Goddelijke wet te verbergen. „Hij vroeg hun
ouder anderen," zegt Neander, „of er nogHeidensche
j gebruiken in de gemeentenheerschten, of ieder vader
zijnen zoon de belijdenis des geloofs en het Onze Vader
leerde, en niet name, hoe het gesteld was met de on-
1 deugden, waaraan deze volken vroeger overgegeven
waren, en die bij velen nog niet als zoodanig werden er-
kend. De vastgestelde straffen, die somtijds in ligcha-
melijkc tuchtigingen bestonden, werden dadelijk na de
uitspraak aan de schuldigen voltrokken, en daarbij
waren de staatsdienaren verpligt, om de bisschoppen in
geval van nood met den sterken arm te ondersteunen."
De beambten, die in de vierde eeuw aangesteld
; werden, om liet bestuur over begrafenissen op zich te
i ncuieu, werden somtijds decanen genoemd, doch om
j welke reden is onbekend. Bij de regeling van kloos-
I ters werden die monniken, welke over tien monniken
| het toezigt hadden, decanen geheeten.
DECEMVIRI SACRORUM. (Lat. hclioiuiaimeu
i van heilige dingen), de leden van een eollegie vau pries-
| ters, dat onder de oude Romeinen ingesteld werd om
zorg te dragen voor de Sibyllijnschc boeken, en ze
te onderzoeken, wanneer zulks door den slaat werd
geéischt. Omstreeks het jaar 365 v. C\'. werd er be-
paald, dal het eollegie uit tien priesters zou bestaan,
van welke er vijf uit de patriciërs, en vijf uit dcplebe-
jerszouden worden gekozen. Langen tijd schijnt het
eollegie uit dat aantal bestaan te hebben, daar het ten
tijde van Cicero nog zoo ingcrigl was. De tiemnan-
| nen bekleedden hun atnbl gedurende hun leven; het
washun pligt, om als priesters van Appollo bij het
houden zijner spelen dienst te doen. leder had een
; bronzen drievocl, aan dien god gewijd, in zijn huis.
-ocr page 625-
DElsTEN
r.tll
grondbeginselen legen <lie vijandige denkwijze te
kunnen overstellen. Eu aau\'dezen weuscli werd oni-
sirccks het jaar 1 L51 binnen dicnzclfdcn beroemden
zetel der Roiucinschc regtsgeleerdheid voldaan door
den Bcucdictijnerof, volgens anderen, l\'amalduleuzcr
monnik Gratianus, die ceue nieuwe verzameling van
kerkelijke wetten lot stand bragt, welke beter met de
behoeften der kerk en den wetenschappclijkeu smaak
dier dagen strookte. hteeds de titel van die verzame-
ling toonde aan, dal daarin oude en nieuwe kerkwet-
ten uaast elkander geplaatst, de verschillen tusscheu
beiden aangewezen, en deze met elkander iuovercen-
slemminggebragt werden; zoodal er dus een dergelijke
weg iu bewandeld werd, als door Petrus Lombardus
bij de behandeling der geloofsleer was ingeslagen.
Deze beredeneerde rangschikking der wetten en
die verzoenende wijze van behandeling gaven aau den
beersellenden wetenschappelijke!! geest een welkom
voedsel, waarvan hel gevolg was, dat de studie van
het canonieke regt van dien lijd al\'niet grooten ijver
beoefend werd. Er ontstonden twee partijen, die der
Legisteu en der IWreüüfit (De verzameling van Gra-
lianus werd ook kortaf Decra/K.n Gnttwiti genoemd).
Maar legen dien ijver in de beoefening van het bur-
gerlijke cu kerkelijke regt stond ook weder als scha-
duu zijde over, dat vele geestelijken zich daardoor van
liet onderzoek des bijbels en der godgeleerdheid in
eigenlijken zin lieten aftrekken, om hungeheeleleven
aan de beoefening der regl sgelecrdhcid ie wijden."
DEÏSTEN, cen naam aan hen gegeven, die aan
bet bestaan van een Opperwezen gelooveu, doch het
Goddelijk gezag en de inspiratie van den bijbel loo-
chenen. Zulke personen zijn gewoonlijk ijverige ad-
vocaten voor ecne natuurlijke godsdienst, als staande
tegenover eene geopenbaarde. Het woord Déisl is
afgeleid van hei Latijnsehe woord Deu», God, daar
het geloof aau God het voornaamste artikel van hunne
geloofsbelijdenis is. liet woord Thèist schijnt op het
eerste gezigt van dezelfde beteekenis te zijn, daarliet
afgeleid is van het Grieksche woord Theo», God. Doch
de namen van Dmteu en Theïsteu behooren aan twee
zeer verschillende klassen van menschen, daar de
eerste gebruikt wordt om heit aau Ie duiden, die
gelooveu aan God, aan een toekomstigeu staal van
belooningen en straffen, en aan al die leerstellingen.
die vervat zijn in hetgeen gewoonlijk de godsdienst
der Natuur wordt genoemd, doch eene geschreven
openbaring van den wil van God niet willen erkennen;
terwijl de laatste gebezigd wordt voor hen, die aan
hel beslaan van God gelooveu. in tegenstelling met
de Alhvhtru, die Zijn bestaan geheel en al ontkennen.
Dcïsten krijgen somtijds, wegens hun ongeloof aan de
Goddelijke openbaring, den naam van Ongeloovigen.
De naam Deisien, in zijne tegenwoordige beteekenis,
w\'crd voorliet eerst omstreeks hei midden der zestiende
eeuw door ecnigc personen aangenomen, die, terwijl
^ij den bijbel als een geïnspireerd boek verwierpen,
evenwel volstrekt niet gaarne als Atheïsten wilden
beschouwd worden. Daarom namen zij een naam aan,
die hun geloof aan het beslaan van God als hun ken-
nicrk uitdrukte. Petrus Vircl, eenFranschHervormd
godgeleerde van dien tijd, wordt voor den eersten
gehouden, die van de Déisteu als eene afzonderlijke
klasse melding maakt.
De Dcïsten kunnen iu vier verschillende klassen
gerangschikt worden: l. Zij, die voor Dcïsten willen
doorgaan, omdat zij voorgeven te gelooveu aan hel
bestaan van een eeuwig, oneindig, onafhankelijk, ver-
standelijk Wezen, en, om dun naam van Kpicurische
Atheïsten (e vermijden, ook leereu, dat dit Opperwezen
de wereld maakte, hoewel zij te gelijker tijd niet de
Epicuristen hierin overeenstemmen, dat zij zich ver-
beelden, dat God zich om het bestuurder wereld niet
bekommert, en geene zorg draagt voor hetgeen daarin
geschiedt.
2. Diegenen, welke zich Dcïsten noemen, omdat
zij niet alleen aan hel bestaan, maar ook aan de voor-
zienighcid van God gcloovcn, dat is, dal al het natuur-
lijke, dat op de wereld geschiedt, veroorzaakt wordt
door de magt, bepaald wordt door de wijsheid, cu gc-
leid wordt door hel bestuur van God. Hoewel zij
geen verschil aannemen tusscheu zedelijk goed en
zedelijk kwaad, veronderstellen zij, dat God geen acht
slaat op de zedelijk goede of slechte handelingen der
menschen; deze dingen hangen slcchls af, zooals zij
zich verbeelden, van de willekevrige bepalingen van
menschelijke wetten.
De meeningen dezer twee soorten van Dcïsten kun-
nen tol niets dan volslagen Atheïsmus leiden. Zij
kanten zich niet alleen aau tegen de openbaring van
het Christendom, en verwerpen al de zedelijke ver-
pligtiugen der natuurlijke godsdienst als zoodanig,
maar verachten gewoonlijk nok de wijsheid van alle
menschelijke bepalingen, die tot welzijn der menschen
gemaakt worden; zij achten de gewone welvoegelijk-
hcid evenmin als de godsdienst.
■\\. Die Dcïsten, welke, een regt begrip hebbende van
de natuurlijke eigenschappen van God en Zijne alles-
besturende voorzienigheid, ook cenig begrip schijnen
te hebben van Zijne zedelijke volmaaktheden; hetgeen
-ocr page 626-
[STEN                                                                   H05
goedheid cu waarheid, en alle andere zedelijke zoowel
! als natuurlijke volmaaktheden bezit; dat dal Wezen, of j!
| God, de wereld schiep tol openbaring Zijner magt en
wijsheid, en om Zijne goedheid cu Zijn geluk aan Zijne
schepselen mede te deelcu; dat Hij haar door Zijne
! voortdurende alwijze voorzienigheid onderhoudt, en
haar bestuurl naar de eeuwige regels der eindcloozc
regtvaardigheid, billijkheid, goedheid,genade en waar-
heid; (lat alle geschapen redelijke wezens, die aanhou-
dend vau Hem afhangen, vcrpligl zijn om Hem te
aanbidden, te verceren en te gehoorzamen: Hem ie
prijzen voor alle dingen, die zij genieten, en Hem te
bidden voor alle dingen, die zij noodig hebben; dal
zij allen vcrpligl zijn om naar hunne kracht en be-
kwaamheid hel algeincene welzijn van die decleu der
wereld, waarin zij geplaatst zijn, te bevorderen, op j
gelijke wijze als de Goddelijke goedheid het algcmeene
welzijn van hel geheel aanhoudend bevordert; dat
alle menschen vcrpligl zijn om elkanders geluk te doen
toenemen; dat daarom iedereen vcrpligl is, om zich
altijd zoodanig jegens anderen te gedragen, als hij
met redelijkheid zou wenscheu, dat men zich in gelijkt
omstandigheden jegens hein gedroeg; dal hij daarom
vcrpligl is om in alle goede dingen aan zijne- meerde-
ren gehoorzaam en onderworpen te zijn, voor hel
behoud der maatschappij en den vrede en hel welzijn :
van hel algemeen: om regtvaardig en eerlijk, billijk
en opregt in al zijne handelingen met zijne gelijken
te zijn, ten einde den altijddurcudcn regel van regt- I
vaardigheid onschendbaar te houden, en algemeen j
I vertrouwen, vriendschap en genegenheid onderde |j i
| menschen te handhaven; en jegens zijne minderen om
; zachtaardig en vriendelijk (e zijn, liefdadig en gewillig
om al degenen bij te staan, die zijne hulp noodig heb-
ben, tot behoudenis der algcmeene liefde en zelfstan-
diglieid onder de menschen en in navolging van de
! goedheid Gods, die alle schepselen behoudt en goed
doet, welkegeheel van Hem afhangen voor hun aanzijn,
in alles wat zij genieten; dat iedermenschaangaande
zich zelven verpligl is om, zooveel in hem is, zijn eigen
aanzijn en hel juiste gebruik van al zijne vermogens
te bewaren, zoo lang het God behagen zal, die hem
zijne plaats op (leze wereld aanwees, om hem daarin te
laten; dat hij daarom vcrpligl is om een juist bestuur
| over zijne hartstogten te hebben, eu zieh zorgvuldig
; te onthouden vanallcongebondenbeden en misbruiken
1 van zich zelven, die strekken tol vernietiging vau zijn
eigen aanzijn of tot het ontstellen zijner vermogens,
en hem ongeschikt maken om zijn pligl te vervullen,
of hem tol het doen van onredelijke en onjuiste dingen
«eggen wil, dal, gelijk /.ij llcm voor nu eindeloos
wetend, mag-lig en wijs wezen houden, /.ij ook gcloo-
veu, dat Hij cenigermate een wezen is van eindcloozc
regtvaardigheid, goedheid en waarheid, cu dal Hij hel
heelal door deze volmaaktheden bestuurt, en gepaste
gehoorzaamheid van al Zijne zedelijke schepselen ver-
wacht. Maai\' daar /.ij een vooroordeel hebben tegen
1 hel denkbeeld van dr onsterfelijkheid dernienschelijke
ziel, geloo\\ en zij, dal de menschen bij den dood geheel
en al steeven, en dal hel eene geslachl het andere
i voortdurend zal opvolgen, /.onder dal cc iels van de
\' menschen overblijft na hun verscheiden uit dit leven,
: en zouder eenige toekomstige herstelling of hernieu-
wing der dingen. Kn zich verbeeldende, dat regt-
vaardigbeid en goedheid bij God uiei hetzelfde zijn
als in de denkbeelden, die wij vau deze volmaaktheden
koesteren, als wij ze in de menschen beschouwen;
maar dat zij in den Oppcrbestuurder der wereld tets
bovenzinnelijks zijn, waarover wij geen juist oordeel
kunnen vellen, noch mei eenige zekerheid kunnen
spreken, denken zij, dat, ofschoon er voor ons gcenc
billijkheid of verhouding schijnt in de uitdeeling der
beloouiugeu en straffen in dit tegenwoordige leven,
wij toch geene voldoende beoordeelaars zijn vau de
eigenschappen van God, om daaruit mcl eenig ver-
trouwen de zekerheid van een tockonistigen staat af
te leiden. Doch ook de.ze meening rust niet op een
goeden grondslag. Want als regtvaardigheid en gocd-
i beid in God niet hetzelfde zijn als in onze denkbeelden,
; dan meencu wij niets, als wij zeggen, dat God nood-
i wendig regtvaardig en goed is, en om dezelfde reden
: mogen wij even goed zoggen, dat wij niet weten, wat
wiimeenen, als wij verzekeren, dat Hij een verstandig
en wijs wezen is, en zoo zal er volstrekt geen grond-
slag overblijven, waarop wij kunnen bouwen. Aldus
worden de zedelijke eigenschappen, hoewel in woorden
erkend, toch in werkelijkheid door deze menschen
geheel weggenomen; en op denzelfden grond kunnen
de natuurlijke eigenschappen ook geloochend worden.
En zoo moet over het geheel ook deze meening, als
wij er consequent over redeneren, eindelijk op volko-
nien Atheïsinus uitloopen.
I. De laatste soort van Deïsten zijn die, welke.
zoo zij werkelijk geloofden, wat zij voorwenden, juiste
en regte begrippen van God en van al de Goddelijke
eigenschappen in clkopzigl hebben; welke verklaren.
dat zij gelooveu, dat er één ecuwig, oneindig, verstan-
dig, a) mag tig en alwijs Wezen is, de schepper, onder-
houder en bestuurder aller dingen; dal deze eerste
oorzaak een Wezen is van eindcloozc regtvaardigheid,
-ocr page 627-
DEKEN— DEL1A
fiOfi
! leiden; ten laatste, dat, naar mate de menschen deze
vcrpligtingcn ia achi nemen of verwaarloozen, zij aan
God aangenaam of onaangenaam zijn, die, de opperste
bestuurder der wereld zijnde, te eeniger tijde Zijne
gunst of Zijn misnoegen zal openbaren; en daar dil
niet in den tegenwoordigen staat geschiedt, moet er
bij gevolg een toekomstige staat van belooningen
en straffen in ecu toekomstig leven zijn. Maar de
menschen , over welke wij nu spreken, wenden voor
dit alles slechts in zoo verre te gelooven, als hij het licht
der natuur te ontdekken is, zonderaan cene Goddelijke
openbaring te gelooven. Dit zijn de eenige ware Deïs-
tcn en de eenige personen, met welke men moet rede-
neren, teneinde hen te overtuigen van de zedelijkheid,
waarheid en zekerheid der Christelijke openbaring.
Het Dcïsmusheerschtc in de zeventiende en de aeht-
tiende eeuw in Engeland in hoogc mate, en werd open-
lijk beleden door verscheidene mannen van aanzien,
zoowel in de staatkundige als in de letterkundige wc-
ichl. Gibbon, Tlumc, Priestlcy, Bolingbroke, Shaf-
tesbury en Hobbes trokken niet weinig de aandacht
en zelfs den eerbied hunner medeburgers, en den weg
leidende tot de verwerping der geopenbaarde gods-
dienst, werden zij gevolgd door geen onaanzienlijk
aantal haastige, oppervlakkige denkers, door dezulken
die men, zooals gewoonlijk, in het vaarwater ziet
\\ olgenvan diegenen, welke in rang of talent boven hen
•-laan. De Dcïsten hebben echter hun tijd gehad, en
worden uu nog slechts onder de minst invloedrijke
klassen gevonden.
De gedaante, die het Deismus in de voorgaande
eeuw in Frankrijk aannam, was die van een grof Ma-
terinlismus,
zooals bet in de geschriften van Voltaire,
Condülac, Helvetius en Didcrot en in die van de zoo-
genaamde Encyclopedisten uiteengezet werd. Ook
duurde het niet lang, of zij verschenen in Duitschlaud.
Gedurende de tweede helft der vorige eeuw werden
de krachtigste aanvallen op het positieve Christendom
gedaan door denanonymeu schrijver der Wolfenbut-
telsebe Fragmenten(II. V. Reimarus), hetgeen aanlei-
ding gaf tot cene reeks van twisten ten aanzien van de
plaats, welke in zaken van geloof aan de rede tocge-
kend moet worden. Het is ecnigzins opmerkelijk,
dal zelfs eenige Duitschc mystieken deïstischc begin-
selcn aannamen. De geest der eeuw, waarop Frcdcrik
de Groote, koning van Pruissen, niet weinig invloed
uitoefende, was ook gunstig voor het verspreiden van
deïstischc denkbeelden, voornamelijk onder de hoo-
gere klassen. De werken van Wielaml bragten er niet
weinig toe hij, oin deze verkeerde beginselen ingang
\'e doen vinden. Kenige pogingen werden er ook gedaan
em genoot schappen op te rigtcn, die gebaseerd waren
op het Deismus, zooals dat der ïllummaten in 1770, cu
dat van de Vrienden de- Verlichting te Berlijn in 17S3
gesticht.Verscheidene schrijvers over godgeleerdheid,
van welke men betere dingen bad kunnen verwachten,
bragten tot het verspreiden van deïstische beginselen
hij. De voornaamste dezer was Uahrdt, die, hoewel
hij aan den kant der regtzinnighcid begon, toch in
zijne geschriften, in het laatste gedeelte zijns levens
zamengesteld, alle geopenbaarde godsdienst trachtte
te ondermijnen.
DEKEN (Lat. decuncs, een aanvoerder van 10
man), een waardigheidsbekleder in de Kerk van En-
geland, niet bekend, naar men veronderstelt, vóór de
elfde of twaalfde eeuw. Het ambt werd oorspronkelijk
aan een presbyter geschonken; hem werd daardoor
magt gegeven over tien andere presbyters aan cene
domkerk verbonden. Hij was en is nog een dignitaris
van eenig belang, draagt den titel van Zeer Eerwaarde,
en heeft het toezigt over het geheele kapittel of
bestuurder domkerk, dat den naam draagt van Deken
en Kapittel. Dit ambt volgt in rang op dat van een bis-
schop; de deken ontvangt zijne benoeming van de
kroon. Zijne dienst is, in het algemeen gesproken,
het toezigl te hebben over de geheele iurigting der
domkerk. Men heeft vooreenigen tijd voorgesteld, om,
ten minste in eenige gevallen, de ambten van bisschop
en deken te vercenigen. Dit plan is echter hevig
bestreden door de voornaamste dignitarissen, voorua-
mclijk op grond, dat de bisschoppen reeds overladen
zijn met vele en verschillende diensten, die al bun
tijd innemen; bovendien heeft men ook beweerd, dat
het volstrekt noodzakelijk is, dat het kapittel eener
domkerk ecu hoofd heeft, dat voortdurend bij hetzelve
woonachtig is. Alhoewel de deken thans zijne aan-
stelling dadelijk van de kroon ontvangt, was zulks
niet altijd het geval, want in den tijd tusscheu de
Normandisohc verovering en de Hervorming werd de
deken door het kapittel gekozen, dat te dien einde
bijeengeroepen werd. Tn eenige gevallen werd er ook
een onderdeken gekozen om in zijne afwezigheid te
handelen. Niemand kan tot deken benoemd worden,
voordat hij zes gcheeli jaren tot de priesterorde bc-
hoord heeft, behalve wanneer hij het ambt van hoog-
leeraar bekleedt.
DELIA, een bijnaam van Aktkmis (zie ald.), dewijl
Delos voor bare geboorteplaats gehouden werd. De-
zelfde naam wordt somtijds ook gegeven aanDemeter,
Aphrodite en de Nimfen.
-ocr page 628-
DELIUiS-
DEMETER.                                                               607
konden naderen, oen os, een schaap of een bok oife-
ren, ter eero van Apollo. Vijf priesters waren aan
den tempel verbonden, die allen gekozen werden
uit familiën, welke van Deucalion afstamden, en hun
ambt levenslang vervulden.
De orakels van Griekenland werden gewoonlijk in
hexameters gegeven, en daar de oorsprong dezer
dichtmaat aan don Delphischen Apollo werd toege-
schreven, werd zij ook de Pythische maat genoemd,
In de latere tijden der Grieksche geschiedenis, toen
het orakel bij groote gebeurtenissen niel meergcraad-
ploegd werd, werden de godspraken in proza gegeven.
Hei isecuc ontwijfelbare waarheid, dal de orakelen oen
hoogst, belangrijken invloed uitoefenden op Grieken-
land, voornamelijk iu de eerste tijdperken zijner bc-
schaving, daar zij dikwijls do publieke opinio leidden,
eu don nat ionalen ondorncmiugsgecsl aanwakkerden.
Maar boven alle orakelen genoot dat van Delphi een
wijd eu zijd vermaarden roem. Zijne antwoorden
ontmaskerden meuigen tiran, en voorzeiden diens lot.
Door zijne bemiddeling werd menig ongelukkig wezen
van don ondergang gered, en menigeen op hel regie
pad gebragt. Hot moedigde nuttige instellingen aan,
eu bevorderde don voortgang van nuttige out dek kin-
gen. Zijn zedelijke invloed was aan den kant der
deugd, on zijn staatkundige invloed ten gunste van
do bevordering dor burgerlijke vrijheid. Eindelijk
echter brak de tijd aan, waarop de room van het Del-
phische orakel begon te tanen. Langdurige «vorste-
iiugeii Insschon Athene on Sparta om de heerschappij
. iu Griekenland, strekten meer dan eenige andere oor-
zaak om de achting te verminderen, waarin hol orakel
1 gehouden werd. In de dagen van Cicero en Plutarchus
. was zijn roem bijna geheel verdwenen; het word echter
I nog van tijd tot tijd tot aan de dagen vaudeuRomcin-
schen keizer Julianus geraadpleegd , doch ook dit
i werd eindelijk door Theodosius geheel verboden.
DEM ETER, eene van de voornaamste godbeden
; van het oude Griekenland, de dochter van C\'lironos en
Rhea. Hij haar broeder Zeus was zij de moeder van
Persephoue of Proscrpiua, die door PI uto naar de hel-
\' sche oorden werd gevoerd. Demeter begon dadelijk
hare dochter op te zoeken; op den tienden dag oul-
moettezijHecate, die met haar naar Helios ging, van
wien zij vernamen, dat Pluto Persephoue met toestem-
niing van Zeus geschaakt had. Verwoed over hetgeen
zij gehoord had, weigerde Demeter naar den Olympus
terug te kecreu, maar bleef zij op aarde, on bezocht
deze niel den vloek der onvruchtbaarheid. Zeus, niet
willende, dat hel menschelijk geslacht zou omkomen,
DELIUS, een bijnaam van Apollo (zie ald.), rail-
dat hij op hel eilaud Delos geboren was.
DELPHI (Orakel vax), liet beroemdste van al do
orakels van Apollo. De oude naam der plaats was
Pytho, en daarom was Apollo somtijds bekend onder
den naam van Pytliius, en de priesteres, die de ant-
n oorden van liet orakel uitsprak, ontving den naam van
Pythia of Pythonessa. Daar Delphi oe.no der plaatsen
was, waar Apollo voornamelijk aangebeden werd, was
hem in die stad een tompol gewijd, in welks binnenste
heiligdom zijn beeld was geplaatst, terwijl er een altaar
voor stond, waarop voortdurend een vuur brandde,
dal alleen mot dennenhout werd gevoed. (Tot binncu-
dak van den tempel was behangen met guirlandes van
laurier, en op het altaar word laurier als reukwerk
gebrand. Dampen stegen er onophoudelijk op uil de
spleten van een diep hol in don tempel, waarboven de
priesteres zat op oen drievoetigen zetel, die onder den
naam van dcndricvoel bekendis. Deze dampen deden
de hersenen dor Pythia krachtig aan, en werden voor
do zekere in heilige media der goddelijke inspiratie
gehouden. De inwoners van Delphi, die, als wij de uit-
drukking mogen gebruiken, do oorspronkelijke eige-
uaars van het orakel waren, gingen steeds voort met
de godsdienstige ceremoniën en de belangrijke zaak
der profetie Ie leiden. Zij alleen moesten bepalen,
wanneer en bij welke gelegenheid de Pythia don hei-
ligen drievoet moesi beklimmen, ten einde den pro-
fetischen sloom te ontvangen, waardoor zij met
Apollo gemeenschap had. Wanneer zij van de hemel-
sche inspiratie overvloeide, uitte zij de verwarde
Moordon, ol\'liever de dolzinnige geluiden, die haar
door den god werden ingegeven. De Delphiërs ver-
zamelden deze woorden, stelden ze in orde en gaven
er een zin aan.
Aanvankelijk werden de godspraken slechts om do
zeven jaren, op den geboortedag van Apollo, gegeven.
Daar echter do roem van het Delpische orakel zieh
over geheel Griekenland verspreidde, word hot uood-
zakelijk om elke maand verscheidene dagen te dien
einde af te zonderen. Zij, die het orakel kwamen raad-
plegen, werden volgens het lol toegelaten, tenzij de
magistraten van Delphi aan iemand den voorrang
toekenden. Eene gift werd er gevraagd van hen, die
zich van het orakel bedienden. Alvorens de Pythia
den drievoet beklom, bezigde zij drie dagen om zich
voor te bereiden, door te vasten en te baden in de bron
Castalia. Zij brandde ook laurierbladen eu gerste-
meel op het altaar van den god. Zij, die het orakel
kwamen raadplegen, moesten, alvorens zij het altaar
-ocr page 629-
G08
DEMIURGOS.
/.oud fris om Demeter over te halen naar de verblijf-
plaats der goden terug te keeren. Iris slaagde echter
niet, en hoewel al de goden gezamenlijk Demeter
trachtten over te halen om den Olympus weder te bc-
zoeken, bleef zij onverbiddelijk, en verklaarde zij haar
bepaald besluit om op aarde te blijven, totdat zij hare
dochter wedergezien had. Daarom werd Hennes door
Zeusafgezonden naarde rijken van Pluto, om Perse-
phonc terug te eischen, en haar verkregen hebbende ,
liragl hij haar naar Eleusis, en voerde baar in de ar-
menharer moeder Demeter. Hier voegde Hecatezich
bij Persephone, en werd van dien tijd af hare voortdu-
rendr gezellin. Zeus zond nu Rbea om Demeter over
te balen naar den Olympus terug te keeren, en stond
Persephone toe om den winter van elk jaar in de bc-
nedenwereld door te brengen, en het overige gedeelte
van liet jaar op aarde, iu gezelschap harer moeder.
Demeter werd nu gewonnen, en stemde toe hare plaats
iu den hemel te hernemen, docli gaf, alvorens zij de
aarde verliet, inlichtingen aangaande hare eeredienst
en mysteriën.
Demeter was de godin der aarde en van den land-
bouw. Zij had ook hel bestuur overliet huwelijk, en
werd voornamelijk door vrouwen vereerd. De mythe
van Demeter en hare dochter schijn! uitgedacht te
zijn om de vruchtbaarheid der aarde voor te stellen,
die verborgen is iu den winter, herleeft in de lente,
en liet licht en de hitte der zon geniet gedurende een
gedeelte van het jaar. Eenigen hebben de mythe ver-
klaarddoor te wijzen op de sterfelijkheid van liet lig-
eliaam en de onsterfelijkheid der ziel. De dienst van
Demeter bad plaats op Creta, Dclos, in Attica, op de
westelijke kust van Azië, op Sicilië en in Italië. De
voornaamste feesten ter cere vandeze godin waren de
Themophoriën en de Eleuainische mytteriëit. Zwijnen
werden aan Demetergeofferd, alsmede.stieren, koeijen
en verschillende soorten van vruchten. Hare tempels
waren onder den naam van Megara bekend, en werden
voornamelijk in boschjes nabij steden gebouwd.
De Romeinen, die Demeter aanbaden ouder den
naam van Cercs, stelden feesten in met spelen te harer
cere, die Cerealiën werden genoemd, en steeds door
eeuc Grieksche priesteres weiden bestuurd, die, bij
het ontvangen van baar ambt, met de regten vaneene
Romeinschc burgeres werd bekleed. De eeredienst
van Ceres nam eene voorname plaats iu in de ach-
tiug der Romeinen, en de verbeurdverklaarde eigen-
doinmen van verraders werden aan baren tempel ge-
schonken, waarin de decreten van den senaat werden
nedergelegd. Aan de bijzondere zorg van de rediles was
\' het oppertoe/igt overdeze heilige plaats toevertrouwd.
I Zie Ceres.
DEMIURGOS, de wereldbouwer der eerste Guos-
tieken in de Christelijke kerk, een wezen verwant met
de schepping door hem voortgebragt en bestuurd, iu
rangverre beneden de hoogere uitgevloeide wereld en
den Vader daarvan. Doch op dit punt ontstond er een
verschil onder de verschillende Gnostische secten. Zij
namen allen de ondergeschiktheid aan van den Demiur-
gosaaudeuIIoogeiiGod, doch zij steraden niet overeen
aangaande den bijzonderen aard der ondergeschikt -
heid. De verscheidenheden van meening worden door
Neander aldus beschreven: — „Sommigen, die uit -
gingen van de denkbeelden, sedert lang onder de
Alexaudrijnschc Joden in zwang, stelden vast, dat de
hoogste God deze wereld door dienende Engelen had
voortgebragt en bestuurde. Aan liet hoofd dier euge-
leu plaatsten zij er één, die over alles het bewind had,
en daarom bij voorkeur de wereldformeerder en we-
reldbestuurder genoemd werd. Dezen Demiurgos ver-
geleken zij met den Geest, die bij Plato en diens
volgelingen de wereld formeerde en bezielt, en het ide-
aal der Goddelijke rede inde tijdelijke scbeppingzoekt
uit te drukken. Zij zagen in hem ecu vertcgenwoordi-
ger van denhoogsten God op dezen lageren trap van het
bestaande, en lieten hem niet zelfstandig handelen,
maar overeenkomstig de denkbeelden, door deu hoog-
sten God hem ingegeven: even als de wcreldforineereu-
de ziel der Platonische wijsgeeren alles schept volgeus
de ideën, door de hoogste rede haar medegedeeld. Deze
denkbeelden gaan echter, volgens hen, zijn eigen be-
krompen wezen te boven. Hij kan ze niet verstaan, en
werkt ze slechts bewusteloos uit. Daarom vermag hij
ook niet de volle heteekeniste vatten van bet werk,
door hem tot stand gebragt; maar als een werktuig,
door hoogere ingeving bestuurd, openbaart hij hoogere
dingen, dan hij zelf begrijpt. Desgelijks namen deze
Gnostieken in overeenstemming metdeJodenaau, dat
de hoogste God door engelen, die Hem door tusschen-
komst van den Demiurgos dienden, tot hunne vaderen
gesproken, en de wet van Mozes hun gegeven had. Ook
in dit opzigt beschouwden zij hem als deu vertcgen-
woordiger van deu hoogsten God, en bcwccrdcu zij, dat,
gelijk de andere volken der aarde aan de afzonderlijke
leiding der overige engelen waren toevertrouwd, zoo
het Joodsche volk, als hefvolk des eigendoms van Jeho-
vah, den hoogst en God, onder het onmiddellijke bestuur
van den Demiurgos, Zijn plaatshekleeder, stond, en dat
deze niet minder dan iu de schepping der wereld in
Israëls wetgeving de hoogere denkbeelden had geo-
-ocr page 630-
DENEMARKEN iKEPK VAN).
<>i»9
m heiligschendeude verbiudtcnis. Alles, wal nien-
schelijk was. als noodzakelijk onheilig beschouwende,
loochenden zij de meuschelijkheid vanChistiis, en al-
les, wat tot het inenschelijke voorkomen van Christus
behoorde, sleldcn zij niet voor als eene werkelijkheid,
maar slechts als ecu visioen. De mceniugcu, die duur
de verschillende klassen van Gnostieken ten aanzien
van den Demiurgos gekoesterd werden, kunnen als
ecu kenmerkend teeken van onderscheid tussebcn ilc
Iwee grootc klassen beschouwd worden.
DENEMARKEN (Kerk van). De eerste pogingen
om Denemarken tot de Christelijke godsdienst tebren-
gen werden door Angel-Saksische zendelingen in de
zevende eeuw gedaan. Een Engelseh presbyter, \\\\ il-
lebrordus genaamd, die in 090 tot aartsbisschop der
Friezen gewijd was, stak naar Jutland over. Zijne
zending naai\' dal land mislukte, doch liij kocht dertig
inboorlingen, die bij in de kennis van het Christendom
onderwees, en toen hij op Hclgoland, hel eiland aan
den Duitschen afgod Knsite gewijd, aan wal stapte,
wenschte hij zijne woning daar te vestigen om hen te
doopen. Maar iets te verontrusten, dat op het heilige
eiland aan de godheid was gewijd, werd als eene groot e
misdaad aangemerkt. Toen daarom Willebrordushet
waagde om de kinderen in de heilige fontein te doo-
pen, en zijne mcdgczellen ecnige gewijde diereu dood-
den, was de woede van het volk zoo zeer opgewekt,
dat zij de indringers er om lieten loten, wie hunner als
een offer aan de afgoden zou gedood worden. De per-
soon, op wien het lot viel, werd daarop geofferd, en
de overigen van de partij werden naar het Frankische
grondgebied gezonden.
Eerst in de negende eeuw kan men zeggen, dat het
Christendom vasten voel in Denemarken verkreeg.
De, omstandigheden, die tot deze belangrijke gebeurte-
nis leidden, worden door Neandcr aldus beschreven:—
„Twisten over de troonsopvolging in Denemarken,
waarbij de laatste (Lodewijk de Vrome) door een der
vorsten, Ilarald Krag, die in Jutland regeerde, te hulp
werd geroepen, gaven hem gelegenheid om in het jaar
^22 gezanten derwaarts te zenden, en die onderhaudc-
lingen zocht hij nu tegelijk dienst baar Ie maken aan de
vestiging eener zending in die oorden, of voorliet minst
aan de voorbereiding van deze. Aan den eersten bis-
schop van Frankrijk. Ebbo, aartsbisschop van Rheinis,
die. aan het keizerlijke hof opgevoed, een tijd langde
gunsteling des keizers was, werd dal gezantschap op-
gedragen; en inderdaad «as deze daarvoor ook geheel
de man. De herhaalde ontmoeting van de gezanten
der nog Ileidensehe Denen aan het keizerlijke hof
penbaard, waarvan liij zelf dm waren zin niet begreep.
Evenzeer als de schepping in het algemeen, was Imn
dus liet Oude Testament het bedekte zinnebeeld van
eene hoogere orde der dingen, eene verborgene hecn-
«•ijzing naar het Christendom.
„De andere partij der Gnostieken bestond voorna-
melijk uit dezulken, die vóór hunnen overgang tot het
Christendom de Mozaïsche godsdienst niet toegedaan
waren geweest, maar zich reeds eene eigene, uit Oos-
tersche bestanddeelen zamcngestcldc gnosis gevormd
hadden, die het Jodendom evenals iedere andere volks-
godsdienst vijandig was. Sporen daarvan ontdekken
wij in de boeken der Zabiërs, gelijk nog ten huidi-
gen dage in het Oosten onder Perzen en Hindoes.
Deze Gnostieken beschouwden den Demiurgos en
diens engelen niet alleen, gelijk de eersten, als onder-
geschikte en beperkte, maar als den boogsten God vol-
strekt vijandige wezens. Volgens hunne leer willen
de Demiurgos en diens engelen zich in hun beperkt
gebied als zelfstandige wezens handhaven, en daarin
gecne vreemde heerschappij toelaten, maar zoeken zij
het hoogere, dat tot hen afdaalt en binnen hun bereik
komt, gekluisterd te houden, opdat hel zich niet ver-
heffe boven de enge grenzen, hun gesteld. Waar-
schijnlijk vloeide in dit stelsel het rijk der wercldfor-
mcerende engelen grootendeels zamen met dat der
misleidende sterrengeesten, die den mensch van zijne
vrijheid berooven, hem door allerlei bedricgelijke kun-
sten zoeken te bet onveren, en een willekeurig bestuur
over de dingen dezer wereld uitoefenen. De Demiur-
goskomt in dat stelsel voor als een hoogmoedig, nijdig,
wraakgierig wezen, dat, zelf beperkt, andereu beper-
ken wil, en zich in dat karakter in het Oude Tcsta-
ment, hetwelk aan hem zijn ontstaan te danken heeft,
openbaart."
Het verschil, dat er aldus tussebcn de Gnostische
stelsels ton aanzien van den Demiurgos bestond, was
van niet weinig belang. De eene klasse, die den De-
miurgos voorliet orgaan en den vertegenwoordiger
van den boogsten God hield, kon eene Goddelijke
openbaring in de natuur zien, en de aarde zelve door
stroomd door een invloed, die kon strekken om haar
te zuiveren en te verheffen. Maar de andere klasse,
die geloofde, dat de Demiurgos, of schepper der we-
rehl, werkelijk tegenover den boogsten God en /.ijn
hooger stelsel stond, werd er natuurlijk lor geleid, oin
de wereld niet niet welwillendheid maarmei bitteren
baat te beschouwen. De Gnostieken dezer laatste
klasse moedigden of het celibaat aan, of verkondigden
opene vijandschap aan het huwelijk als eene onzuivere
-ocr page 631-
DENEMARKEN (KERK VAN).
f,10
had van zelf lief verlangen in hein doen ontwaken,
om aan de bekeering van dat volk zijne krachten te
wijden,-en wel ervaren in wereldsclie zaken, en vol
ijver voor de uitbreiding des Chistendoins, zoowel als
vol geloofsvertrouwen, vereenigde hij alles, wat hem
voor den dubbelen post van gezant en leeraar der llei-
dencn gesehikf kon maken. ITalitgar, bisschop van
Kamerrijk, stond hem gedurende eenigentijd hij dien
arbeid ter zijde, terwijl de keizer hem eene plaats,
Welanao of AVelna, waarschijnlijk het tegenwoordige
Mnnstcrdorf hij Itzehoe, afstond, waar hij hij zijne
werkzaamheid in liet noorden een veilig verblijf en liet
noodige lot zijn levensonderhoud vond. ITij slaagde
er in om den koning llarald en de grooten, die hem
omringden, voor het Christendom te winnen, waaraan
echter ook de staatkunde wel nief geheid vreemd zal
gebleven zijn. In hel S20 kwam die vorst met zijne
gemalin en een talrijk gevolg lof den keizer (e fngel-
heim, waar nu aan hem en aan vele anderen de doop
met groofe plcgtigheid werd toegediend. De keizer
vervulde bij den koning, de keizerin Judith bij de
koningin de plaats van doopgetuige."
Toen Koning Ifarald voorstelde om naar zijn land
lenig te keeren, werd een monnik van veel ijver en
vroomheid, Anschar of Ansgar geheclen, gekozen om
hem te vergezellen, ten einde te trachten de Benen
van hef Heidendom lot hef Christendom te bckecren,
Toen Anschar hel fooncel van zijn zendingswerk bc-
reikte, begon hij zijn werk door jongens van het land
fe koopen, die hij, met andere welke hem door den
koning waren aangeboden, onder zijne eigene zorg
nam, om hen lof onderwijzers voor hunne landgcnoo-
ien op Ie voeden. Deze zcndelingsinsfelling begon
mei twaalf leerliugcn. De onrustige toestand van hef
land verhinderde hem meer te doen. De koning had
zijn volk van zieh vervreemd, door het Christendom te
omhelzen en veruindtenissen met de Franken aan te
gaan, en in S28 werd hij uit lief land verdreven en gc-
noodzaakl eene schuilplaats te zoeken in een Frau-
kiseb leen, dal hij van den keizer ten geschenke ont-
vangen had. Ten gevolge van de vlugl van llarahl
werd Anschar ontmoedigd, en gevoelende, dal het
nief, veilig was om zijn arbeid in Denemarken voorf
Ie zetten, bediende hij zich van eene uituoodiging om
naar Zweden fe gaan, waar eenige zaden van hel
Christendom reeds gestrooid «aren.
Na het verlrek van Anschar ging de Dccuschc zen-
iling over in handen van een monnik, Gislema gehee-
len, die zieh echter nief weinig in zijne pogingen bc-
lemmerd vond door den bepaalden tegenstand van
IToriek, koning van.\'utlaud, tot nog toe een verklaard
vijand van het Christendom. Anschar, na korten tijd
verpligl zijnde om zijn werk in Zweden te slaken,
werd door den keizer van Duitschland tot den rang
van aartsbisschop verheven, en zich van zijn verbe-
ierden toestand bedienende, trad hij in briefwisseling
met lloriek, en wou diens vertrouwen zoodanig, dat
bij verlof kreeg om den grondslag te leggen van eene
Christelijke kerk, de Christelijke ecrediensl fe ves-
tigeu, waar hij verkoos, en al degenen Ie onderwijzen
en fe doopen, die zulks verlangden. De stad Sleeswijk
uitgekozen hebbende, stichtte hij daar eene kerk, die
er veel toe bijdroeg om velen van de vereeriug der af-
godcu fot de aanneming van het Christelijk geloof te
brengen.
De nitzigten van de zending in 1 (onemarken werden
binnenkorten lijd bewolkt doorden dood van lloriek,
die in den strijd werd gedood, en de opvolging van
lloriek tl., die hef Christendom niet gunstig was. De
kerk f e Sleeswijk werd gesloten, de Christelijke coro-
diensf werd verboden, de priesters zagen zieh genood-
zaak! om fe vlugteu. Dif alles was echter sleehfs
lijdelijk. Anschar was onvermoeid in zijne pogingen
om het goede werk voort te zetten, en zelfs op zijn
sterfbed hield de zaligheid der Denen en Zweden zijn
gcesf bezig. In een brief gedurende zijne laatste ziekte
geschreven, verzocht hij den Dnitsclieu bisschoppen
en koning Lodcwijk, om al hunne pogingen in hef
werk te stellen, feu einde deze zendingen ie doen
voortduren.
Rimbcrt, de opvolger van Anschar, trachtte diens
voetstappen te drukken. Hij deed verscheidene reizen,
nief zonder groot gevaar, naar Denemarken en Zwc-
den. De omstandigheden der tijden waren echter verre
van gunstig voor den voortgang van liet Christendom
ondei- de Scandinavische stammen, daar zij bezig wa-
ren met rooftogtcn te doen iu Duitschland, Engeland
en het Frankische rijk. Toch werden de Denen door
hunne nederzettingen in Engeland meer binnen hef
bereik van den invloed des Christendonis gebragt. Ge-
dureude de eerste hel ff dertiende eeuw had er eene
hevige vervolging van de Christenen iu Denemarken
plaats, tijdens het bewind van koning Gorm, die zich
van den troon van dal land had meester gemaakt.
Eindelijk echter in 93 I kwam de Dnitsclie keizer
Hendrik f. fusschenbeiden, en dwong den Dccnsehcn
souvereiu om zijn zwaard nief alleen in de schede te
steken, maar ook om do provincie Sleeswijk aan bid
Dnifsclic rijk af\'Ie staan. Deze provincie leverde voor
de eerste maal ecu vasten grond voorde Christelijke
-ocr page 632-
DKNKM \\KKK.N (KERK \\ \\\\).
..i i
rispelijk. Door ziju losbandig gedrag stelde b:j zieli
aan kerkelijke straffen bloot. Hei volgende voorval
toont aan, welk eeuc inagl de kerk zelfs over een ko-
uinklijken misdadiger kou uitoefenen.
Sueno was ecu man met sterke hartstogteu en cenc
tot toorn geneigde geaardheid. ()p een feest , dut bij
aan zijne voornaamste edelen iu de stad Koskild gaf,
veroorloofden zich cenige zijner gaslcn, door deu wijn
verhit, onvoorzigtige, hoewel misschien ware aauincr-
kingen op zijn gedrag te maken. Deu volgenden dag
maakten cenige gedienstige verklikkers hem daarmede
bekend, en iu de woede vau hel oogenblik gaf hij bevel
om hen ter dood ie brengen, hoewel zij bij d< mis in
de domkerk waren. Toen hij op den dag na deze\' Ireu
rige gebeurtenis naar de kerk ging, ontmoette hem
de bisschop, die, den staf opheffende, hcni beval been
Ie gaan, en door zijne tegenwoordigheid bel buis Gods
niet te bezoedelen, dal hij reeds door bloed ontheiligd
had. Zijne volgelingen trokken het zwaard , doch hij
verbood bun ecnig geweld Ie gebruiken legen een
man, die iu de vervulling vau zijn pligt zelfs koningen
tartte. Treurig naar zijn palcis teruggaande, nam hij
het boetekleed aan, weende en bad, en betreurde zijne
misdaad gedurende drie dagen. Daarna vertoonde hij
zich in hetzelfde geringe gewaad aan de poorten der
kerk. De bisschop was iu het midden der dienst ; het
K\'/rir Eleisou was gezongen, en het Gloria op het
punt van te beginnen, toen hem bcrigf werd, dat de
koninklijke boeteling builen de poorten was. Hel
altaar verlatende, ging hij naar die plaats, rigttc Av\\\\
smeekenden monarch op, en begroette hem niet den
kil- des vreiles. Hem in de kerk brengende, hoorde hij
zijne belijdenis aan, bief de uitbanning op, en veroor-
loofde hem deel te nemen aan de godsdienstoefening.
Spoedig daarna deed de koning, in dezelfde kerk, eene
openlijke belijdenis vau zijne misdaad, vroeg evenzeer
vergiffenis aan God als aan de inensclicu, kreeg verlof
om ziju koninklijk gewaad te hernemen, en ontving
plcgtig de absolutie. Doch hij moest nog voldoening
geven aan de bloedverwanten der overledenen, over-
ccnkonistig de wet, en om de cauonickc boete te ver-
zachten, schonk hij een zijner domeinen aan de kerk.
De uaam van dezen prelaat (geen onwaardige mede-
diugcr van den II. Ainbrosius) was Willem, een Angel-
Saksisch geestelijke, die door den aartsbisschop van
Brcmeu tot die waardigheid was benoemd, en vroeger
de secretaris van C\'anut den Groote was geweest.
Van dien tijd tot aan ziju dood bleef Sueuo een
gehoorzame zoou vau de Rooinsch-Catholiekc kerk.
Hij besteedde groote sommen om zendingen in Zwe-
kerk op. Zij was nu bewoond door ocnc kolonie van
Christenen, en leverde derhalve een geschikt punt op,
vanwaar hel Christendom zich over Denemarken kon
uitbreiden. De aartsbisschop (Juni, zich bedienende
van deze gelukkige verandering, deed weder cenzen-
diugstogt naar Jutland. He koning üorui «ras hel
Christelijk geloof even vijandig als ooit, docli niet
zijn zoon Harald, die door zijne moeder Tlivra, cenc
dochter van den eersten Christen-koning Harald, in
de kennis des Christendoms was opgevoed, was het
anders. De jonge vorst was niet gedoopt, doch ver-
klaarde zieli openlijk voor liet Christendom, en gcdu-
reudc zijne gehcelc regering van vijftigjaar moedigde
hij zooveel mogelijk de uitbreiding van het Christen-
dom in /.ijne staten aan. Ken oorlog tusschen dezen
vorst en Keizer Otho I. eindigde in \\)72 met een vrc-
desverdrag, da! in niet geringe male strekte tol de
vestiging vau de Christelijke kerk in Denemarken.
Harald en diens vrouw ontvingen den doop in fegen-
woordigheid des keizers, en de laatstgenoemde stond
als jieler hij den doop van den jongen prins Sucno of
Swcn. Gedurende de regering van Harald was Adaldag,
aartsbisschop van Breinen en Hamburg, in staat om
het plan, om verscheidene bisschoppen voor Dcneinar-
keu ie wijden, op te vatten en ten uitvoer Ie brengen.
Een hevige twist volgde er nu tusschen deHeidcu-
sche en de Christelijke partij ouder de Denen, waarvan
de eerste geholpen werd door Sucno, deu zoon des
koiiings. In 991 kwam Harald in een veldslag om,
en Sucno verbande bij zijne troonsbcklimming de
Christelijke godsdienst, en herstelde de oude eerc-
diensf. Onder dezen monarch veroverden de Denen
Engeland, en toen Sucno zieli in ceu Christelijk land
vestigde, liet hij ziju tegenstand tegen liet Christen-
dom varen, en gaf zelfs voor het op nieuw te belijden.
Zijn zoon C\'anut de Groote werd tot het Christendom
overgehaald door den invloed der Christelijke kerk in
Engeland, en toen hij aan liet bestuur kwam, legde i
hij er zich met grootcn ijver op toe, om ecu vasten i
grondslag aan de Christelijke kerk in Denemarken te I
geven. Om de Heidenen te bekeeren, die nog zeer
talrijk waren, werden er kerken gebouwd, en Angel-
Saksische zendelingen aangesteld.
In de elfde eeuw werd de kerk in Denemarken door
Sucno II. /.eer gunstig behandeld. Deze monarch i
stichtte en begiftigde mildelijk ecu aantal plaatsen i
van eercdieust, en rigttc bovendien vier nieuwe bis-
dommen op. Maar hoewel hij aldus ijverig trachtte
om het geestelijke welzijn van zijne onderdanen te bc-
vorderen, was zijn eigene levenswandel meer dan be-
-ocr page 633-
d 12
DENEMAUKEN (KERK VAN).
don, Noorwegen en op de eilanden ie ondersteunen,
üedurende zijne regering werden de Heidenen van
Boruhohii int hel Christendom bekeerd, en vernielden
zij met verachting het afgodsbeeld Frigga, dal zij laug
gewoon waren geweest te aanbidden. Tegen het einde
der elfde eeuw kreeg de kerk in Denemarken eeue
aau/.ienlijke vermeerdering van magt door de gunst
van (\'aiint IV. of den Heilige. Hij onthief de gces-
telijken van alle afhankelijkheid van de wereldlijke
magt; hij stelde bisschoppen gelijk met hertogen en
prinsen; hij bragl de geestelijken in zijnen raad, en
trachtte hun eene stem te geven in de vergadering
der staten. Eene gedragslijn, die aan alle partijen,
behalve aan de geestelijken, zoo /eer mishaagde, kon
nier anders dan ongelukkige gevolgen hebben. Hel
volk stond op, en Canui viel als liet slagtoffer der
verontwaardiging van hel graauw. De ongelukkige
koning werd opgevolgd door zijn broeder Eric III. of
den Goede, een dei \'>esie vorsten, die ooil op den
Deenschcn troon zaten. Om de buitengewone magt
\\ anden aartsbisschop van Breinen legen te gaan, wiens
jurisdictie zich over bet gcheele noorden uitstrekte,
haalde deze omzigtigc vors! den paus over, om nog
ren aartsbisdom tcLundopte rigten. ILij deed een pel-
grimstogt naar het Heilige Land, en bezocht Rome in
persoon, npdal hij zieb de gunst en de ondersteuning
win den paus mogl verwerven. Hij gaf grootc donatièii
aan de kerk in zijne eigene staten, vestigde de Cister-
cicu/.ische orde onder zijn volk, en stichtte bovendien
te Lucca een klooster tot gemak vau Deenschepel-
gri nis. Kortom, zoo groot was zijne toewijding aan de
belangen der moederkerk, dat hij door meer dan een
schrijver van zijn tijd een heilige wordt genoemd.
Denemarken was uu \\ oor een groot gedeelte een
Christelijk land, doch de bevolking aan de kusten
werd zeer gekweld door de invallen der Heidensche
zeeroovers. Eindelijk besloot Waldemar I. of de
(jrooie, om de sterkten dezer roovers te vernielen,
hunne afgoden in stukken Ie houwen, en hen lot het
Chrislt u\'.lom Ie bckeereu. Met dit duel voerde hij een
leger naar hei eiland Rugen, dal door een ras van
woeste en wreede afgodendienaars werd bewoond. Hij
onderwierp de eilanders, verbrandde de tempels mei
afgoden, en keerde als overwiunafi!\'naar Denemarken
terug. Zendelingen werden daarop flaar Rugen ge-
zonden, oin de bewoners in de leer en de phgteu van
hel Christendom ie onderwijzen, en he) eiland werd
bij de diocees van Roskild gevoegd.
Maar terwijl Waldemar grooten ijver betoonde om
de afgodendienaars op de kust van de Oostvee aan te
vallen, gal\'hij zich zoo slerk over aan den invloed der
geestelijken van zijn eigen koningrijk, dat hij overge-
iiaald werd om de tienden zelfs door hel zwaard in te
zamelen. De belasting was impopulair, in liet bijzon-
der onder de Scaniers, die ook afkeerig waren vau
bisschoppen, en nog meer van hel geestelijke celibaat.
Noch zachte, noch harde maatregelen konden hen
bewegen om de hatelijke belasting te betalen, en ein-
dclijk stelde Waldemar, grooter kwaad vreezende, de
inzameling der belasting uit, totdal het volk meer
geneigd zou zijn om naar rede te luisteren. In de
dertiende eeuw was de raagt der Deensehc geestelijk-
!ieid zoo groot geworden, dat ChristoffclI., tengevolge
van een vermeenden inbreuk op de voorregtcu dei-
kerk, iu den ban werd gedaan, en zijn koningrijk ouder
een interdict werd gesteld. Deze stouic stap wekte
de woede van den koning en de edelen op, en uit
weêrwraak werd een koninklijk besluit uitgevaardigd,
waarbij de privilegiën, vrijdommen en zelfs de domei-
nou, door zijne voorvaderen aan de kerk van Lund
geschonken, teruggenomen werden. Zoo begon er een
wis\' liisschen den koning on de kerk, die lot de nood-
lottigste uitslagen voor het koningrijk moest leiden,
ware hij niet plotseling afgebroken door den dood des
monarehs. Hel interdict duurde echter ecu aantal
jaren voort, totdat het door een algemeen concilie, te
Lyou in 127.1 gehouden, opgeheven werd. Het vol-
gende jaar werd koning Eric VI i. met de kerk ver-
zoend, hoewel hij zelfs na dien tijd nog dikwijls de
kerktienden aantastte, en tol zijn eigen gebruik de
opbrengst bezigde, die uit de kloosterdomeinen voorl-
vloeide. Zijn zoon en opvolger Eric VIII. was niet
minder met de kerk in twisten gewikkeld. Op nieuw
werd aan het rijk ecu interdict opgelegd, wegens
beleedigingen den aartsbisschop vau Lund aangedaan;
de koning werd door den paus eu eene commissie vau
kardinalen veroordeeld om cenezware boete te betalen,
eu als hij in gebreke bleef, moest het rijk niet alleen
onder het interdict blijven, maar de koninklijke ovcr-
treder moest met zijn broeder Chrisloffel, die bet
voornaamste werktuig geweest was om den aartsbis-
schop te arresteren, in den ban gedaan worden. De
zaken werden echter geschikt, de boete werd op eene
betrekkelijk kleine som gebragt, en de twist kwam ten
einde. Van dien tijd af tot aan do Hervorming in de
zestiende eeuw bleef de kerk haar gezag en hare magt
behouden, niet weerstaan door het volk, eu niet be-
stredeu door den staat.
Wegens de nabijheid van Denemarken aan dePro-
lestantsche staten vau Duilschlaud vonden de nieuwe
-ocr page 634-
DENEMARKEN (KERK VAN;.                                                  013
vele pogingen om de voorregten te herkrijgen, die zij
gedurende de laatste regering verloren had. Zij was
niet geheel cu al ongelukkig. Op eenc bijeenkomst >
van de stateu-generaal in 1533 werd er ecu besluit
aangenomen, dal alleen bisschoppen de magt zouden
hebben om iemand iu de priesterorde op te nemen;
dat de tienden behoorlijk betaald zouden worden, en
dat bij, die niet betaalde, gecue bescherming bij de
burgerlijke magt zoude vinden; dat legaten aan de kerk j
wettiglijk vermaakt en vreedzaam genoten konden j
worden; dat de kerk gehandhaafd zou worden iu hare I
tegenwoordige regten en bezittingen. Toen Cliristiaan
III. den troon beklom, werden al deze conecssien
evenwel teruggenomen. Zijn eerste stap was om de
bisschoppen uit den senaat te sluiten, en hun alle magt
in wereldlijke zaken te ontnemen. Dit plan volvoerd
hebbende, riep hij eeuc afzonderlijke vergadering van
zijne senatoren bijeen, waarop het besluit werd geno-
meu om de inkomsten der bisschoppen voorliet gebruik
van het rijk verbeurd te verklaren, om hunne magt in
de kerk en den staat te vernietigen en hen daarin niet
te herstellen, zelfs indien een algemeen concilie tol
hunne herstelling mogt besluiten, tenzij de koning,
de senaat cu de staten van het rijk het tegenwoordige
besluit niogten herroepen. Men kwam ook overeen
om voortaan de Protestantsche godsdienst aan te kle-
ven, cu hare belangen te verdedigen cu te bevorderen.
Eene acte, waarin deze besluiten stonden, werd door alle
leden geteekend, die beloofden ze geheim te houden.
Zich aldus de ondersteuning van zijne senatoren ver-
zekerd hebbende, ging Cliristiaan er toe over om cenige
stoute stappen te doen, ten einde zijn plan te volvoeren.
Al de bisschoppen van het rijk werden gevangen gc-
nomen en gestreng bewaakt. Om dezen buitengewo-
neu stap te regtvaardigen in de oogeu der natie en van
Europa, vergaderde Cliristiaan de staten te Kopcn-
hageii, en nadat hij in deze vergadering de Roomsche
geestelijkheid hevig had aangevallen, werd daarin ver-
klaard, dat hare heerschappij ten einde was, en dat de
Rooinsch-Catholieke godsdienst was afgeschaft. De
kerkelijke inkomsten zouden voortaan gebezigd wor-
den door den staat, tot ondersteuning van de Protes-
tantsche geestelijken, tot het onderhoud der armen, tot
de stichting vau hospitalen, en tot de ondersteuning
van de universiteit cu de scholen. Zoo werd de Pro-
testantsche kerk in Denemarken gevestigd op de vaste
grondslagen, waarop zij tot op den huidigeu dag ge-
staan heeft, liet duurde echter nog tot aan de regering
van Cliristiaan V., eer de Deenschc Luthersche kerk
geheel georganiseerd werd, toen, in 16S3, de Deenschc
mccuingcn, bijna uuniiddellijk nadat zij door Luther
verspreid «uren, hun weg in dat land. Cliristiaan, do
erfgenaam van de trooncn van Denemarken en Noor-
wegen, begunstigde bet Protcstantismua in zoo verre,
dat hij om zendelingen zuud ten einde bet openlijk te
prediken, doch na korten tijd trok hij zich terug en loo-
eheude zelfs, wat hij vroeger bekrachtigd had. Frederik
1., de toen legerende souverein, verdroeg niet alleen de
nieuwe leer, maar moedigde hare verbreiding ook ia
het geheim aan. Op den rijksdag van Odensee in 1527
ging hij veel verder, cu vermaande de bisschoppenoiu
in hunne diocesen hel prediken van hel zuivere Woord
Uods, ontdaan van de verdorvenheden, die er mede
v erbonden waren geworden, te bevorderen. Deze over-
hellingtot de Luthersche leer, die de koning blijkbaar
toonde, bad hare uitwerking niettegenstaande den
j tcgensiaud der bisschoppen. De vergaderde staten
bepaalden, dat er volkonienc vrijheid van geweten
zoude zijn; dat priesters, monniken en nonnen wettig
j niogtcn huwen; dat men niet langer aan den paus om
1 liet pallium zou verzoeken; dat bisschoppen verkozen
zouden worden door de kapittels, en bevestigd zouden
worden door de kroon zonder pauselijke bullen. Dit
waren bepaalde stappen tot de invoering der llcrvoriu-
dc beginselen in Denemarken. Vele godsdienstige
instellingen werden door de bewoners verlaten, en de
inkomsten daarvan trok de kroon tot zich, terwijl
cenige domeinen aan de wereldlijke edelen werden
gegeven. Geen bisschop werd er uu gekozen zonder
de aanbeveling van de kroon. Luthersche zendelingen
verschenen overal, en verwekten grootc opgewonden-
heid ouder het volk, door hunnen ijver en de nieuwheid
hunner manieren. In de steden, waar men meer ver-
stand had, breidde de nieuwe leer zich snel uit, en
zelfs in de plattelaudsdistrictcn vond men er niet wei-
uigcu, die de Protestantsche inzigteu sterk toegedaan
waren. De oude kerk ontving op dezen tijd een slag,
waarvan zij zich later niet herstellen kon. De Room-
sebe geestelijken hadden uu hunne magt overliet volk
verloren, en het was duidelijk, dat hun stelsel bestemd
was om te vallen. Eeuc der laatste handelingen van
| Frederik L, die voornamelijk deze belangrijke vcrau-
; dering had teweeggebragt, was deAugsburgschecon-
fessie aan te nemen, die bij aan zijne Protestantsche
onderdanen opdrong, terwijl hij bun, die nog aan de
Roomsche godsdienst getrouw bleven, veroorloofde
; om hunne eigene overtuiging te volgen.
Eeuc tusschenregering volgde er op den dood van
I Frederik. De Roomsche geestelijkheid bediende zich
| nu van den verwarden toestand van het land, en deed
-ocr page 635-
CU                                                          DENEMARK1
wctlcu, burgerlijke en kerkelijke, du nog van kracht
zij», opgemaakt en door den koning bekrachtigd wcr-
ili-ti. In dit wetboek is de godsdienst vaudc Decusche
.•-Uilen lol bctgcloofder I.uthersclic kerk beperkt. Het
Decuschc rituaal werd voor liet eerst in 16S5 opge-
matikt, bekrachtigd en uitgegeven, en in 1706 kwam
eenc Latijnschc vertaling er van in het licht.
In Denemarken, zoowel als in Zweden en Noorwe-
gen, mag niemand ecu burgerlijk of militair ambl
vervullen, tenzij hij behoort tol de Luthcrschc kerk.
Van daar het groole belang, dat in deze en alle andere
Lutheisehe landen gehecht word! aan do plcgtighcid
der bevestiging door den bisschop oi\' deken. Zij wordt
niet alleen als ecue godsdienstige, maar ook als ceue
burgerlijke zaak beschouwd. Zij is het bewijs, dat de
persoon meerderjarig is, en de geschiktheid bezit om
ambten enz. te bekleeden. Om deze belangrijke plegtig-
hcid te kunnen ondergaan, moei een ieder eeue lange
voorbereiding, dikwijls van zes of zelfs van twaalf
maanden, doorstaan, gedurende welke hij door den
predikant der gemeente onderwezen wordt. Deze is er
voor verantwoordelijk, dat een ieder, dien hij aan den
bisschop ofdeken aanbiedt om onderzocht te worden,
lezen kan, en de Schriften, den catechismus en liet gc-
bedcuboek verstaat, naar mate de ouders de middelen
en de gelegenheid hebben om aan hunne kinderencene
opvoeding te geven, en deze daarvoor de geschiktheid
bezitten, liet onderzoek door den bisschop of deken
is streng. Afgewezen te worden wegens onkunde is
eene grooic schande, en zeer nadcelig voor de stotl\'e-
lijke belangen van den geestelijke, die den leerling on-
voorbereid aanbiedt, en voor de ouders van het kind,
welks minderjarigheid verlengd wordt, en dat gecne
betrekking kan vinden, voordat het, bevestigd is.
Bevestiging moet voor de jonge leden, en zonden-
belijdenis voor alle, in de Kerk van Denemarken de
toelating lot bet avondmaal voorafgaan; ook moet het
door beide partijen vóór het huwelijk ontvangen wor-
dcn. Bij het toedienen van den doop wordt de duivcl-
bczwering uitgeoefend, en de drievoudige besprenging
met het teeken van het kruis op het hoofd en de borst,
vergezeld van de oplegging der handen. Doop door
lecken, zelfs al wordt hij door vrouwen bediend, \\vord tin
sommige gevallen als geldig beschouwd. Vijf getuigen
van beiderlei geslacht zijn gewoonlijk tegenwoordig
bij de toediening van den doop, doch zij zijn gedurende
het leven der ouders niet voor hel kim! \\ erantwoordc-
lijk. liet avondmaal wordt in de steden wekelijks
gevierd, doch in genieenten op bet platteland maan-
dclijks of zelfs nog zeldzamer. Bij die gelegenheden
I (KEKK VAN;.
worden er ouwclcn gebezigd in plaats van brood, en
aan eiken communicant wordt er een door den dienst
doenden geestelijke in den iiioiul gi stokcu. .Vis de
predikant den ouwel in den mond steekt, zegt hij:
,,//\'/<■ ed cetum Jeau Co,4///!*", dit is liet ware ligehaam
van Jezus; en als hij den beker geeft, voegt hij er bij:
„llic est cents Jeau sainjaia", dit is het ware bloed van
Jezus. Somtijds speelt liet orgel gedurende de geheele
plegtigheid. Brandende waskaarsen worden in Denc-
iiiarken gewoonlijk opliet altaar geplaatst, gedurende
het vieren van het avondmaal. Zelfs als het avondmaal
aan de krankcu wordt toegediend, moeten er volgens
hel rituaal een of twee brandende kaarsen gebezigd
worden. De communicanten knielen, als zij liel avond-
maal ontvangen, de mannen aan de rcglcrzijde van
het altaar, de vrouwen aan de linkerzijde. De predi-
kaut knielt uiel gedurende de dienst, en gebruikt zeil
niet van de elementen, doch moei volgens het rituaal
buiten het hekwerk van het allaar communie houden,
gelijk de gemeente, ouder de leiding van een anderen
geestelijke.
liet Kers-, Paasch- en Pinksterfeest worden gedu-
rende twee achtereenvolgende dagen gevierd. Drie
diensten zijn ervoor eiken dag voorgeschreven,en hel
avondmaal moet op den eersten morgen van elk feest,
gedurende de eerste der drie diensten, gevierd worden.
Vóór Pascheii worden de vasten in deze kerk gchou-
den, anders wordt er niet gevast. Verschillende andere
feesten worden er in den loop van het jaar gevierd,
behalve de drie reeds genoemde.
De begrafenisplcgtighcid in Denemarken is ecu-
voudig, doch zeer indrukwekkend. Zij bestaat alleen
uit het opzeggen door den geestelijke van deze drie
zinnen in het Dccnsch: „Uit de aarde zijt gij voorl-
gekonicu"; „Tof de aarde zult gij wederkecreu"; „Uit
de aarde zult gij weder verrijzen"; en bij het uitspreken
van eiken dezer zinnen werpt de predikant eene hoc-
veelheid aarde op het lijk, wanneer het in de groeve
is uedergclatcn. Somtijds wordt er eene lijkrede uit-
gesproken.
In Denemarken bestaat de gewoonte, dat de par-
tijen, alvorens door den huwelijksband te worden ver-
bonden, gedurende cenigcu tijd niet elkander verloofd
zijn. Niet weinig belang wordt er aan de plcgtighcid
der verloving gehecht. Zij is eene handeling, die veel
indrukwekkender en veelmeer bindend is dan ons een-
voudig engagement. De verloving is ecue ceremonie,
«aarbij ringen worden gewisseld, en wederzijdsche
aanneming voor getuigen uit de huisvrienden van
beide partijen plaats heeft, alhoewel het werkelijke
-ocr page 636-
C(KET?K\\\'.\\X).                                                        mr,
DEYF.U AU
huwelijk een jaar of zelfs verscheidene jaren uitgesteld
wordt. De verloofde dame hoeft hare plaats in de
maatschappij, welke verschilt van die der bruid, wier
huwelijksdag bepaald is, of van die der reeds gehuwde
vrouw. De partijen komen ook wel mei wederzijdsch
goedvinden van hare verloving terug, zouder liet relat
van eene echtscheiding. Zij doen afstand van hare
wederzijdsche verpligtingcn, geven de ringen terug,
en houden op niet elkander die beleefdheden te bc-
wijzen, welke aantoonden, dat zij verloofd waren.
Wegens de verloving konil de werkelijke ontbinding
van den huwelijksband veel minder voor dan in andere
landen. Ougelijkaardigheid van karakter, buitenspo-
riglicid, geneigdheid tot dronkenschap, tot spelen,
vcrwaarloozing en zelfs cene overeenkomst om gc-
scheiden Ie worden, waarin gedurende twee jaren
wordt volhard, nadat de partijen aan hel consistorie
van het district haar verlangen formeel hebben bekend
gemaakt, zijn gronden, waarop de echtscheiding in het
kerkelijke hof van het distriet wordt uitgesproken, en
de partijen verlof krijgen om weder te huwen. De
gelegenheid, die de verloving aanbiedt, dal de partijen
elkander kennen en van elkander los worden vóór hel
huwelijk, wanneer oorzaken, die geleid zouden hebben
Int ecne ontbinding daarvan in eene van beide pari ijeu
ontdekt worden, maken echtscheidingen zeldzamer,
en het groot e gemak om Ie scheiden minder uadcclig
in de maatschappij, dan wij zouden kunnen vcronder-
st ellen.
De oudste kerken in Denemarken zijn gebouwd in
den vorm van een kruis. In eeuigc kerken worden
crucifixen op het altaar geplaatst, en schilderijen aan
de muren gevonden, doch geen geschilderd glas. De
zolderingen zijn somtijds versierd met vergulde ster-
ren, en de zoldering van het saucf uarium met voor-
stellingen van de zon en de maan. liet bijwonen van
de godsdienstoefening is volstrekt niet zoo algemeen
onderde Denen als onder de Xooren. De diensten wor-
den gewoonlijk begonnen en geëindigd met een kort
gebed door den catecheet, die daarbij op de trappen
slaat, welke naar het sanctuarium geleiden, met zijn
gelaat naar de gemeente. Een groot, gedeelte van de
dienst bestaat uit gezang, of liever het opzeggen van
woorden op ecu zingenden toon, want de gedeelten,
die uit het kerkboek gekozen worden om te worden
gezongen, zijn niet in poezij maar in proza. Hoewel
bijna alle kerken uitmuntende orgels hebben, vcrecni-
gen de aanwezigen ziih toch in hel gezang mei bijna
geene uitzondering. Opdat de gemeente moge weten,
welke gedeelten gezongen moeten worden, zijn zij op
plankjes aangegeven, die in verschillende doelen der
kerk hangen. De Collecta en de Zendbrief worden aan
het altaar gelezen of gezongen, naar welgevallen van
den dienstdoenden geestelijke, en terwijl hij daarmede
bezig is, draagt hij een koorhemd over zijn gewaad;
vóór hij begint te lezen, trekt hij, in tegenwoordigheid
der gemeente, een humorale aan, dal is, een mantel
van rood fluweel, die van voren en van achteren uedcr-
liaugt, en van onderen afgerond en korter is dan hot
koorhemd, geheel met gouddraad omzoomd, met een
groot kruis, ook van gouddraad, op den rug. Op den
kansel draagt hij een zwart gewaad van een bijzonder
maaksel, met een kraag om don hals en zonder cene
bof. Alvorens hij de preek begint, wordt een gebed
voor de vuist uitgesproken. Gedurende bijna de ge-
heele dienst zit hel volk, daar hei nibrieaal slechts
cischt, dal hot staan zal. wanneer de Zendbrief en het
Evangelie gelezon worden, en wanneer de zegen, die
altijd Aarok\'sZeges (zieald.) is, uitgesproken wordt.
Terwijl de preek wordt uitgesproken, is het de gc-
woonte om met de korkzakjes bij de gemeente rond te
gaan, opdat een ieder iets voorde armen kunne bijdra
gen. Dit gebruik wordt door hel rituaal bevolen.
Het bestuur van de Kerk van Denemarken is cpis-
copaal. In hel gcheele land , Vsland en de andere
eilanden ingesloten, zijn negen bisschoppen en één
superintendent-generaal, die allen door den koning
aangesteld worden. De metropolitaau is de bisschop
van Seelaud, die te Kopenhagen woont. Door hem
worden al de andore bisschoppen gewijd, terwijl hij
zelf gewijd word! door den bisschop van Fvbn, welks
woonplaats hel digtst bij Kopenhagen is. Demetropo-
litaan zalft den koning bij diens troonsbestijging. Hij
draagt de insiguiën van de hoogste ridderorde, en
wordt in alle kerkelijke zaken geraadpleegd. Degccs-
lelijken zijn tot zekere grens burgerlijke zoowel als
kerkelijke beambten, daar zij door iiet gouvernement
gebezigd worden om zekere belastingen in hunne ge-
meenten in te zamelen. Hunne traktementen zijn zeer
gering, en zelfs de bisschoppen on dignitarissen van
do kerk worden verre van ruim bezoldigd. Slechts
één derde van do tienden is sedert de Hervorming
voor kerkelijke doeleinden gebezigd, de andere twee
derden zijn het eigendom geworden van don koning en
de edelen. liet patronaat over de kerk is grooteudeels
in handen van den souvereiu, die de bisschoppen be-
noemt, en terwijl de leenroerige eigenaars hel regt
hebben om drie kandidaten voor kerkambtcn op hunuc
eigene goederen te benoemen, heofl dekoninghcl regt
..... een van de drie Ie verkiezen, die de benoeming
-ocr page 637-
r.ir,                                           nEimsnrEN.
ontvangt. Geen predikant kan geordend worden, alvo-
rens liïj den ouderdom van vijf en twintig jaar bereikt
heeft, hoewel hij preêken mag, zoodra hij hei examen
in de theologie heeft afgelegd; hij mag een bijzonder,
kort gewaad dragen, doch kan niet in volledige kerke-
lijke kleeding verschijnen, voordat hij geordend is. De
bisschoppen zijn verpligt om aan den koning een jaar-
lijksch verslag aangaande den slaat der kerken en
scholen in hunne diocesen, en den toestand der gcestc-
lijke en kerkelijke zaken onder lief volk in te dienen. De
synode van Seeland komt tweemaal in het jaar bijeen,
doch de andere diocesane synoden slechts eens, name-
lijk gcdnrendc\'dc acht dagen, die volgen op den feestdag
van den II. Johannes den Dooper. Bij die gelegcnhe-
den zitten de bisschop en de voornaamste burgerlijke
ambtenaar van het district voor, de kerkelijke zaken
der diocees worden zorgvuldig overwogen, en de
nieuwe koninklijke verordeningen, die uitgevaardigd
mogten zijn, worden gelezen.
DKKVISCIIEN, Moliamedaansche monniken die
tot de Perzische secte van Muzelmannen behooren,
en aanspraak maken op bijzondere openbaringen van
den hemel en onmiddellijke bovennatuurlijke gemeen-
schap niet de Godheid. De naam is afgeleid van het
Perzische woord f/er, de drempel van het huis, en
overdragtelijk nederigheid. In Perzië kregen zij ook
den naam van Sofis, van sof, hetgeen betcekent een
grof wollen kleed door vromen gedragen. De orden
van deze dervischen zijn zeer talrijk. D\'ohsson telt
er niet minder dan twee en dertig, terwijl von Tlam-
mer hun aantal op zes en zestig schat. Het is op-
merkelijk, welk een magtigen invloed zij uitoefenen
op den maatschappelijken toestand van het gebcele
Turksche rijk. Men zegt, dat zij in Perzië lang voor
de invoering van het Tslaniismus bestaan hebben, en
hunne leer kan tot aan de oudste tijden in de geschie-
denis van al de landstreken van Middcn-Azië nage-
gaan worden. Mohamed, die zijn godsdienstig slcl-
sel in overeenstemming trachtte te brengen met de
eigenaardigheden van het Oosterschc karakter, maakte
het Islamismus in zijne voorstellingen van God zoo
zinnelijk en materialistisch, dat het naar den smaak
was van de pantheïstische sofis of dervischen, die
geloofden, dat elk menseh eene vlecsehwording van
de Godheid was. Deze klasse van godsdienstige dwee-
pers vercenigde spoedig met het geloof aan den ko-
ran veel van het bespiegelende mysticismus der
Hindoesche Fakirs. Eeuige dervischen, zooals b.v.
de Nakahilifituli*, verbinden zich, zonderde wereld
voor eene kloosterlijke afzondering te verlaten, tot
de gestrenge inachtneming van zekere vormen van
eeredienst. Andere orden van dervischen zijn nog
strenger. De meeste orden leggen een proeftijd op,
waarvan de lengte afhangt van de vorderingen, die
de kandidaat reeds gemaakt heeft. Hem wordt ge-
leerd de lijst der Goddelijke eigenschappen op te
zeggen, terwijl zeven er van slechts te gelijk worden
medegedeeld. Hij is verpligt al zijne droomeu aan
zijn superieur mede te declcn, die voorwendt daar-
door in staat te zijn om de vorderingen te ontdekken,
die de kandidaat in de keunis van de Godheid maakt.
Eenige orden komen de leerstellingen van den koran
meer, andere minder nabij. Von Dammer zegt, dat er
twaalf orden bestaan hebben vóór de stichting van het
Ottomauischc rijk, terwijl de andere tussehen de vcer-
tiende en de achttiende eeuw zijn gesticht. Tii Perzië
hebben de dervischen echter steeds bet meest gc-
bloeid; zij hebben onder hun aantal zelfs eenige dor
meest beroemde Perzische dichters geteld. Zoo groot
was op zekeren tijd de populariteit der dervischen in
Perzië, dat een hunner werkelijk den troon beklom en
de dynastie der Sophis stichtte. Toen in 1328 dc.Tanit-
sarenin Turkije voorliet eerst georganiseerd werden,
baalde de sultan een voornaam dervisch, Bactasch
genaamd, over, om hen plegtig te zegenen, ten einde
bun een godsdienstigen ijver mede te deelen.
De dervischen bieden niet openlijk weerstand
aan den koran, doch beweren, dat zij door bijzondere
Goddelijke inspiratie bevrijd zijn van de noodzakclijk-
heid om zich aan eene mensehelijkc of Goddelijke
wet te onderwerpen. Deze leer belijden zij nooit open-
lijk, zelfs niet aan kandidaten, die toegang tot hunne
verecniging verlangen. Zij loeren listig aan de inge-
wijden, datde koran slechts eene allegorie is, en zuiver
staatkundige voorschriften en grondregels bevat, en
dat, zoodra gewoonten van innerlijke vroomheid ver-
kregen zijn, de vereeriug van God eene zuiver gecste-
lijke handeling wordt, die alle uiterlijke vormen en
ceremoniën en elke mcnsehclijke verklaring van het
geschreven woord geheel vervangt. Op deze wijze
moeten uitwendige magi en wet voor inwendige aan-
driften wijken. Zij dringen ook aan op onbepaalde
I onderwerping aan den schcik van hunne orde. „Wat
I gij ook doet, wat gij ook denkt, Iaat uw seheik altijd
in uwe gedachten tegenwoordig zijn," is de uitroep
van eiken dervisch.
Deze klasse van bijgeloovigc ijveraars is er in ge-
slaagd, om een sterk overwigt te krijgen op de gemoe-
dcren en harten der lagere klassen van Muzelmannen.
i Dezen invloed trachten zij dooralle middelen te hand-
-ocr page 638-
017
DTCRVTSC1TEX.
haven en Ir doen toenemen. Zij overreden hol volk,
dal inrn do afkomst der dervischen tot Ali on zelfs tot
Aboe-Bekr, den eersten van de vier onmiddellijke op-
volgers van Mohamed, kan nagaan. Zij geven voor, dat
zij wonderen kunnen doen, en nemen hunne toevlugt
tot allerlei soorten van goochelarijen en bedriegerijen,
ten einde in de aeliting van hel volk ie stijgen. Al-
hoewel sommige dervischen allesbehalve een zedelijk
leven leiden, gelooven toch de onwetenden en bij-
geloovigen onder het volk, dal de zielen dezer ge-
waande heiligen reeds gezuiverd en met God veree-
nigd zijn, en daarom volstrekt niet bezoedeld worden
door de daden des ligeliaams. De sultans en nlemas
hebben meer dan eens reilen gehad, om de gevaarlijke
magi der dervischen overliet gewone volk te vreezen,
welke bij sommige gelegenheden tot open opstand
tegen de beheerschers van het, land heeft geleid. De
nlemas, die lot de Sonnietsfihe secte der Mohainc-
ilanen behooren, zijn den dervischen altijd vijandig
geweest, en trachten op elke wijze hunne magt te ver-
minderen, doch lot hiertoe mei weinig goed gevolg.
Kéne orde, de Z?«rt//Mrt}/\'tf/«/, was woedend ten gevolge
van den moord der Janilsaren, op bevel van sultan
Mahmoed; zij waren de voornaamste werktuigen om
opstanden in verschillende doelen teweeg Ie brengen.
De sultan liel echter, op rand van den groeten moefti
en de voornaamste nlemas, do drie opperhoofden der
orde in liet openbaar lor dood brengen, en verbande
de meeste harer leden.
De meeste orden der dervischen hebben kloosters.
Slechts ééno orde, die der Bactasehieten, kan eigenlijk
eene bedelorde genoemd worden; vele van deze lc-
ven alleen van aalmoezen, naar hot, voorbeeld van
bunnen grondvester. Zij zijn geene lastige bedelaars,
daar zij zelden afzonderlijke personen aanspreken;
zij worden meestal in volle straten gevonden, uitroe-
pende: „Barmhartigheid om Gods wil." Andere leden
dezer orde wordcu kluizenaars, on onderhouden zich
door handenarbeid. Hoewel de dervischen volkomene
vrijheid hebben om hunne orde Ie\' verlaten en tot de
wereld terug te koeren, als zij daartoe neiging gevoe-
leu, hebben er echter zeer weinige gevallen van dezen
aard plaats gehad, Zij leven eu at erven gewoonlijk, ver-
bonden aan de orde, waarbij zij zich bobben gevoegd.
Waar een dervisch verschijnt, wordt hij hartelijk ver-
welkomd. Vele rijke personen honden een dervisch
in hun huis, gelijk de biechtvader in rijke Roomsch-
Catholieke huisgezinnen, in do meening, dat zijne
tegenwoordigheid den zegen des hemels op hen zal
doen nederdalen. De dervisch wordt bij alle gelegen-
lieden geraadpleegd als iemand, die bovennatuurlijke
wijsheid bezit.
Do wijze, waarop do dervischen in Turkije de gods-
dienstoefening leiden, zal het best beschreven worden
door bel. verhaal over Ie nemen van iemand, die oog-
geluige van oen hunner feesten was. „De plegtigheid
begon met eene processie, die uit den schcik, de imams,
dervischen en het volk bestond, langs de straat; vele
dezer droegen lange slokken, met verscheidene lam pon
of houten lautaarneu aan hot boveneinde. Nadat zij
de moskoe waren binnengegaan, gingen de dervischen,
ongeveer vijftien in getal, met de boenen kruiselings
over elkander zitten in eene ellips, on hel volk stond
of zat digi rondom hen. Aan het eene einde dei\' mos-
kce bevonden zich de seheik, imams en luoon-\'shids
(of zangers van poezij), en nabij den kring zal iemand,
die op eene soort van kleine (luit speelde.
„Do dienst begon met hel opzeggen van een gebed,
El-Fa\'thhah genaamd, op een langzamen, plegtigen,
zingenden loon, waaraan de geheele vergadering deel-
nam. Na eene stilte van cenige minuten begonnen de
dervischen hunne bijzondere oefeningen, de \'/,\'dr ge-
naamd, door mof eene langzame maat on op oen zeer
/.achten toon de woorden „La\' ila\' ha, il\' la-llah\' " (er
is geene Godheid dan God) te zingen, terwijl zij hel
hoofd eu hel ligchaani tweemaal bogen bij hel opzeg-
gen van elk woord. Nadat zij dit ongeveer een kwart icr
voortgezet hadden, herhaalden zij dezelfde woorden
op deuzelfden toon gedurende ongeveer evenveel lijd,
maar met eene vluggere maal eu mol eene vluggere
beweging. Gedurende dozen tijd zongen do moon\'-
shids en imams somtijds, met eene variatie van hof-
zelfde air, gedeel Ion van een gezang, overhel algemeen
tot lof van den profeet. De uil werking dor zachte
melodie van dezen lofzang was, in contrast mot de
schordere stemmen der derviseheu, van tijd lof tijd
aangenaam.
„Dederviseheu herhaalden daarop dezelfde woorden
op eene andere zangwijze. Zij begonnen, gelijk Ie
voren, op ecu langzamen, lluisterenden loon, die hoc
langer hoe luider word, mot zeer snelle bewegingen
van hef hoofd on hef ligchaani. Vervolgens .stonden
zij op in rrn kring, zeiden dezelfde woorden op ecu
zeer schorren toon op, eu legden daarbij den nadruk
voornamelijk opbel woord La\'en de eerste lettergreep
van Allah, die mol groote hevigheid geuit werden. Elke
dervisch keerde zijn hoofd beurtelings ter regter- enter
linkerzijde, en boog ook hef ligchaani bij liet opzeggen
; van deze lettergrepen. De snelheid hunner bewegin-
•oii on uil roepingen nam langzamerhand toe, totdat
T8
-ocr page 639-
~1
DEVERRA — DfiWAiS.
flip
zij dooi- opgewondenheid als hot ware dolzinnig wer-
den; verscheidene hunner sprongen en verdraaiden
hun ligcliaam in allo rigtingen; andere, uitgeput door
groote inspanning, hijgden en snakten naar adein,
uitten de zonderlingste en akeligste tooneu, en zonken
neder van uitputting, badende in zweet. Do vlugheid
hunner bewegingen en de hevigheid hunner ontboo-
zomingon schenen eenigermate geregeld te worden
door het gezang der moon\'shids en imams, die zaeh-
ter gingen zingen, toen de dervischenuitgeputbcgon-
nen te schijnen, en hen wederom aanzetleden door
hunne toonen te verheffen, nadat zij eonigzins uilge-
rust waren.
„Terwijl dit geschiedde, werd een der aanschouwere,
die zieh bij den kring had gevoegd, zeer opgewonden;
hij verdraaide zijne armen en zijn ligcliaam, keek zeer
wild naar boven, en uitte de woorden „AT lah! Al\'
lah! la\' la\' la\' lah!" met verschrikkelijk geweld. Tn
korten tijd was zijne stem verdwenen, zijn ligcliaam
uitgeput, en hij zonk op den grond neder, hevigstuip-
trekkende en schuimende aan den mond; het was oen
aanval van vallende ziekte, en iiij werd door de ver-
gadoring als bezeten beschouwd, gelijk de van den
duivel bezetenen in hot Nieuwe Testament. Zulke
gebeurtenissen hebben er zeerdikwijls gedurende deze
diensten plaats.
„Nadat dit alles twee uren geduurd had, hielden zij
er gedurende eenigeu tijd geheel mede op, en zij, die
aan liet zingen enz. deelgenomen hadden, gebruikten
koflij en gingen rooken. De vlugheid, waarmede zij
\\an den hoogsten trap van opgewondenheid tot hunne
gewone bedaardheid overgingen, was zoor opmerkc-
lijk. Na eene korte rust. hervaltcden zij de Xikr, en
zetten dezelfde dolzinnigheden tot aan hei aanbreken
van den dag voort. Door gewoonte zijn zij in staal,
om deze oefeningen eene verwonderlijke lengte van
tijd zonder rusten voort te zetten."
Er bestaai eene orde van dervischen, Mevlevis
(zieafd.) of dansende dervischen geheeten, wiergods-
dienstige ceremoniën van een waarlijk zonderlingen
aard zijn, daar zij bestaan uil eene reeks van rond-
draaijoncle bewegingen, die het eeuwig bestaan der
Godheid zinnebeeldig moeten voorstellen. De ledeu
dezer orde behooren voornamelijk lol de hoogere
klasse dor Turken. Nog eene klasse van dervischen,
Rufalin geheeten, hebben ceremoniën van den aller-
zonderlingslen aard, in den loop van welke zij gloei-
jende zwaarden likken, zich met messen snijden en
verwonden, en hunne ligchamen kwellen, lot dat zij
uitgeput iieilerziiiken.
DEVERRA, eene van de drie vrouwelijke godhe-
den, door wier tusschenkomst, zooals de oude Ro-
meinen geloofden, de moedor bij de geboorte eens
kinds tegen Svlvanus, de godin der wouden en velden,
verdedigd werd, die, zooals men meende, bij zulke
gelegenheden steeds kwaad overdacht. De plegtig-
heden ter eere van Deverra in acht genomen waren
zonderling. Gedurende den nacht, nadat een kind ge-
boren was, wandelden drie mannen rondom het huis;
de eerste sloeg op den drempel niet eene bijl; de tweede
gaf er cen slag op met een stamper, en de derde veegde
dien niet een bezem. De twee andere godinnen, die
vrouwen tegen Svlvanus beschermden, waren Pilum-
mus
en Tntercidona.
DÉWAS of DÉVAS, de naam voor goden onderde
Hindoes. Gedurende hel Vaïdischc tijdperk waren
zij slechts vormcloozc en kleurlooze wezens.\' Meu-
schelijkc eigenschappen werden er echter dikwijls
aan toegekend; men geloofde, dat zelfs goden len
slotte sterfelijk zijn, en alleen eene bevrijding van het
algeineene lot kunnen koopen door te drinken van
het magtige amrila, don drank der onsterfelijkheid,
dat is, het melkachtige sap der maanplant. In de la-
tere tijden, toen hel Brahmaïsmus ingevoerd was, wcr-
den de Dówas echter meer volkomen aan mensolicu ge-
lijk gemaakt; zij namen een bepaalden vorm aan in de
verbeelding van don vereerder, en vertoonden al de
gewone kentoekenen der individualiteit. Maar terwijl
zij als goden erkend en aangebeden worden, worden
toch de Dówas, in de oude heilige boeken der Hindoes,
beschouwd als beneden den Kónen Groot en Geest Ie
slaan, die de eerste bron des bostaans is, terwijl de
Dówas niet meer dan afseliijiiselen van zijne majesteit
zijn; zij komen voorl uil hem, die, toen de werelden
geschapen waren, de bewakers dor werelden was gaan
scheppen. Daarom wordt in den Isa-Upanisliad, eene
soort van pendant van den tweedon Veda, gezegd :
„Dezen eersten beweger kunnen de Dówas zelfs niet
inhalen." Maar I )ówas worden aangebeden, hoewel zij
minder zijn dan Brahm, hot opperwezen, opdat, gelijk
een nindoesch schrijver zegt, de geesten dor inenschen
langzamerhand tot de ossentiëele Eenheid geleid mo-
geu worden. De Moerti of óóne persoon is in drie
Dówas verdoold, of, niet andere woorden, in Brahma,
Vischnoc en Shiva. Do Dówas hebben hunne woou-
plaats in Meroe, den hemel der Hindoes. Zij zijn van
verschillende rangen. Do Vedas zelve maken onder-
scheid tussehen de groote goden en de kleinere, liis-
sclien de jonge goden en de oude. Dówas zijn ook de
godheden der Boeddhisten, hetzij zij degoddelijke per-
-ocr page 640-
-ocr page 641-
DKW ïLAS - IHAC.ENJSJMUS.
ol\'.t
van de andere godheden, met een geschilderd schut
er voor, doeh er zijn gecne beelden, ofgeenc.die er
voortdurend geplaatst zijn. lïij eenige ceremoniën
worden tijdelijke heelden van rijst gemaakt, of van cene
andere even vergankelijke slof.
DÉWA-LOKAS, de zes hcmelschc werelden die,
zooals de Boeddhisten gelooven, tusschen de aarde en
de ürah ma-Lókas zijn gelegen. Op deze wereld, waar
tallooze woningen zijn, die door de Déwas (zie ald.)
bewoond worden, wordt volmaakt geluk genoten. De
Hindoesche Paranas lecreu, dat er zeven Lókas of
hemelbollcn boven de aarde zijn.
DËWATAS, goden door gewone Hindoes aaugc-
beden, zooals Itama, Krishna, Shiva of Shiwa, Kali
■ii andere.
DHARMMA, de leeringen van Gótama Boeddha,
of het stelsel der waarheid bij de Boeddhisten. De
verschillende dcclcn der Dharmma werden, toen zij
verzameld waren, in twee voornaamste klassen ver
dceld, Suttani en Abhulhammani gchceten. Deze twee
klassen zijn.weder verdeeld iu drie verzamelingen, die
in het Siughaleeseh genoemd worden: 1. Winaya of
tucht; 2. Soetraof redevoeringen; :S. Abhidliarmnia
of uitstekende waarheden. De drie verzamelingen
worden in het Piili l\'itakatlayan gchectcn, van pita-
kan, mand of kist, en tiiyo, drie, en in het Siughaleeseh
Tumpitaka. De vertaling van de drie Pilakas in hel
Pali bestaat uit ongeveer 1,500 bladen, die zeven of
acht gewone boekdeclcn zouden uitmaken, doeh de
verschillende afdeelingcn zijn in verschillende banden
gebonden, om ze des Ie gemakkelijker Ie kunnen na-
slaan. De Dharmma worden letterlijk aangebeden, en
de boekeu worden gewoonlijk met de meeste zorg in
linnen gewikkeld. Als de Boeddhisten over deze hei
[ige boeken spreken, voegen /.ij er een e eretitel bij.
Somtijds worden zij op eene soort van altaar aan den
kant van den weg geplaatst, opdat zij, die voorbijgaan,
geld er op mogen leggen, ten einde verdienste te ver-
werven. De Dharmma worden als volmaakt beschouwd,
waaraan niets te veel is, en niets ontbreekt. Zie Bana.
DlAC.ENISML\'S (Gr. Dia, door,en Kaiuos,nieuw),
een naam vroeger door de Grieksehe kerk aan de week
na Paschen gegeven, daar zij de hernieuwing of eerste
week was van hel feest der opstanding onzes Zaligma-
kers. Op den vijfden dag dier week waren de patriarch
van Coustanlinopel, de bisschoppen en de voornaamste
geestelijken gewoon om naar het palcis te gaan, waar
de keizer, op zijn troon gezeten, hen ontving. De
patriarch begon de plegtigheid van den dag door
den keizer met reukwerk te bcrooken, zegende hem
sonenopdcaardcofin de hemclschc oorden aanduiden.
Kr zijn talrijke woningen van de Déwas in de Lókas
boven de aarde, doch zij bewonen deze niet uitslui-
lend. Zij gelijken op de heiligen der [toomschen of
op de aan deze verwante dli „tinoica van een ander
geloot\', daar zij wezens zijn, die eens meuschcu waren,
doch thans de belooning van hunne dapperheid of
deugd inoogsteu. Zij wonen op ceue plaats van geluk,
doeh bezitten de hoogere attributen der godheid niet.
Zij out vangen geboorte door den zigl baren geest, zijn
onderhevig aan verschillende hartstogtcu, en in grootte
meer dan reusachtig, liun aantal moet talloos zijn.
\\ls het verwerven van verdienste in voorgaande gc-
boorten gering geweest is, worden de déwas bevreesd,
naarmate zij den tijd naderen, waaropzij iu ceue an-
dere wijze van bestaan moeien treden. Zoo wcrdSckra
zeil\', de beheerseber van Tawulisa, vóór die gclcgcn-
hcid waarbij hij het heilige bana van de lippen van
tiótaiua hoorde, (waardoor hij verdienste verwierf, en
daardoor cene verlenging van den tijd zijner regering,)
zeer bedroefd, toen hij bedacht, dat bij op bet punt was
de vermaken vaarwel te zeggen, welke hij zoo lang had
genoten. Maar de Déwas, die meer verdienste bezit-
ten, zijn vrij van vrees, daar zij weten, dal, als zij her-
boren worden, bet iu ren hoogden staat van bestaan
zal zijn.
De functicn van de Déwas zijn van verschillenden
aard, en in sommige gevallen onbestaanbaar met de
inagt, aan „de drie klcinoodién" toegeschreven. Zij
trachten te verhinderen, dat diegenen verdienste vcr-
wervcu, die, zooals zij vreezen, hcu zullenonderkrui-
pen in liet bezit van de verschillende vermaken en
waardigheden, welke zij, ieder voor zich, genieten, i
Zij nemen kennis van de handelingen van mensehen,
zooals wij uit de legende van de beschermgoden leeren.
Zij sympathiseren met hen, die regt handelen, gelijk
in liet geval van den edelman Wisilkha, en straffen
beu, door wie zij zelve beleedigd worden, of hen, die
de geloovigcn belcedigen en vervolgen. Zie DÉWA-
liÓKAS.
DEWALAS, de naam aan tempels op Ccylon ge-
geven, waarin de Brahmicnischc godheden aangebeden
worden. De dienstdoende priesters in de Dewalas
worden Kajtumia genoemd; zij hebben geeuc bijzon-
dcre klcederdragt en mogen huwen. Zij gebruiken het
Sanskrithij hunne dienst, hoewel zij zelve de beleekenis
der woorden niet begrijpen, doch ze slechts uit het
hoofd opzeggen. Europeanen niogen de Dewalas niet
binnentreden. In de heilige plaats bevinden zich de
armbanden of voetringcu van Tattiué, of de wapenen
-ocr page 642-
Dl \\C(»M lil (,|i>\\\\i;il Dl AKENEN.
li-\'O
daarna, en begroette hem met ecu kus op den moiul.
De bisschoppen en andere gerst cl ijken kusten daarop
de hand en de wang van den keizer. Deze plegtigheid
is sedert hing reeds afgeschaft.
DIACON] REGIONARI] (Lat. Dit/ric/<!iaki;ie,i).
De kardinalen, die uu de kerkelijke synode Ie Rome
uitmaken, waren oorspronkelijk niets meer dan diake-
ncu, aan welke de zorg was toevertrouwd 0111 aalmoezen
aan de armen van de verschillende districten van Rome
uit te declen. Van daar de naam van üiacuui Regio-
uurii,
die later in dien van Kuuhnai.kx (zie ald.) werd
veranderd.
DF All, de wet der wedervergelding bij de Moha-
medaucn. Vis er ecu moord gepleegd is, mag de naaste
bloedverwant van den verslagene den bloedprijs van
Avn moordenaar eischen. Dit is blijkbaar eene navol-
ging van de wet van Mozes. De woorden van den
koran over dit onderwerp zijn: „De wedervergelding
wordt ii ingevallen van moord bevoleji, ecu vrije voor
een vrije, een slaat\' voor een slaat\', eene vrouw voor
eene vrouw. Maar bij. die een moordenaar vergeeft,
/al genade bij God erlangen: en als iemand ecu nioor-
deuaar vergeven heeft, zal hij bet niet langer in zijne
magt hebben 01 n wedervergelding van hem te ei-ehen."
DIAKENEN, eene klasse van waardighcidsbeklce-
ders in de Christelijke kerk. Dat er personen heston-
den, die van de eerste lijden afin de geschiedenis van
hel Nieuwe Ti\'slanicul de/en naam droegen, wordt
algemeen aangenomen. Zij worden duidelijk vermeld
in verschillende gedeelten der brieven van Pau lus eu
in de schriften der kerkvaders. Zij worden iu de
Schrift dikwijls verbonden met andere erkende wnar-
digheidsbcklccders der kerk. Bij voorbeeld Phil. 1:1:
.,Paulus eu Timoihciis, dienstknechten van Jezus
Christus, al den heiligen in Christus Jezus, die te
Philippi zijn, mei de opzieners en diakenen." liet
karakter en de vereischten voor een diaken worden
duidelijk verklaard in I. Tim. III: 8 —13 : „De dia-
kenen insgelijks moeten eerbaarzijn, niet twectougig,
uiel die zich tut veel wijns begeven, geen vuil-gcw in-
zoekers : houdende de verborgenheid des geloot\'s in
een rein geweten. En dat deze ook eerst beproefd
worden, en dat zij daarna dienen, zoo zij onbestraffclijk
zijn. De vrouwen insgelijks moeten eerbaar zijn.
gcenc iasteressen, «akker, getrouw in alles. Dal de
diakenen céncr vrouwe mannen zijn, die hunne kin-
deren en hunne eigene huizen wel regeren. Want die
wel gediend hebben, verkrijgen zich zelven een goeden
opgang, en vele vrijmoedigheid iu het geloof, hetwelk
i-- in Christus Jezus."
Maar terwijl hel bestaan dezer klasse van waardig
heidsbeklecders door geen gedeelte der Christelijke
kerk. ontkend wordt, bestaat er groot verschil \\an
meening over de juiste diensten, die tot hun ambl
behoorden. Hei (irieksche woord diakouos, diaken,
en bet daarmede overeenkomende werkwoord hebben
eene zeer alg\'\'iuccuc bcteekenis, en drukken elke
soort van dienst uit. Maar iu zijne meer beperkte
heleekenis, als betrekking hebbende op een ambt iu
de kerk, beteekent lui woord diaken iemand, wiens
dienst het is de liefdegaven van de kerk te ontvangen
en de aalmoezen uit te declen. Velen, die met deze be-
schouwing van de beteekenis van den naam instemmen,
veronderstellen, dat de oorsprong van het ambt be-
schreven is iu Hand. VI: 1—(i: „ En in dezelve dagen,
als de discipelen vermenigvuldigden, ontstond ceuc
murmurcring der Griekschen tegen de Hebreen, om-
dat hunne weduwen in de dagclijksche bediening
verzuimd werden. En de Iwaalve riepen de menigte
der discipelen tot zich, en zeiden: Het is niet behoor-
lijk, dal wij hel woord God- nalaten eu de tafelen
dienen. Ziet dan om, broeders\' naar zeven mannen
uit u, die goede getuigenis hebbeu, vol des Heiligen
Gcestcs en der wijsheid, welke wij mogen stellen over
deze uoodige zaak. Maar wij zullen volharden iu hel
jebed, en iu de bediening des woords. Eudit woord
! behaagde aan al de menigte: en zij verkozen Stcphanus,
! ecu man vol des geloofs en des Heiligen Gcestcs, eu
i Philippus, en Proehorus, eu Nicanor, en ïiniou, en
Parmenas, en Nicolaiis, een Jodengenoot van Au
liochié. Welke zij voorde Apostelen stelden; eu de/e,
als zij gebeden hadden, leiden hun de handen op."
Men gelooft echter niet algemeen, dat deze verzen op
de diakenen zien, van welke Paulus spreekt, doch
sommigen veronderstellen, dat het ambt, dat Lukas
iu het hier aangehaalde gedeelte beschrijft, vaneen
plaatsclijkeu en tijdelijken aard was, en voortkwam
! uit eene bijzondere behoefte, die in de kerk te Jeru-
: /.alom was ontstaan. Maar behalve dat de passage in
| zulke bewoordingen uitgedrukt is, dal zij eerder op
eene voortdurende dan op eene slechts lijdelijke bc-
dieniug slaat, geloofde de geheele eerste Kerk ecu-
stcmmig, dat de zeven personen door Lukas vermeld
diakenen waren, die eene bediening vervulden, welke
; gelijk was aan die, waarop door Paulus wordt ge-
wezen.
De Kerk van Rome en de Kerk van Engeland komen
! iu zoo verre niet elkander overeen, dat zij het diaken-
,\' schap als de laagste priesterorde beschouwen, terwijl
I eenige Congregationalislen bet woord diaken voor sy-
-ocr page 643-
•:nen.                                                              i>2\\
Dl \\K
nen raad Ier zijde, gaan zij voorbij bijeenkomsten om
Ie bidden, als bij afwezig is, en prediken zij van tijd tol ,
tijd voor kleine gemeenten in de omliggende dorpen.
Zoo is het ambt van diaken iu bijna alle declcn
der Christelijke kerk gewijzigd of veranderd. De oud- ]
ste autoriteiten spreken over ben als helpers van de i
bisschoppen en de presbyters in de vervulling hunner
godsdienstige en andere pligtcu. Zoo zeggen de Apos- [
tolischc Coustitutiëu: „Laat de diakenen het oor,hel
oog, de mond, het harten de zielvan den bisschop zijn."
Op deze klasse van waardigheidsbekleders rustte de
pligl om de kerkgebeden op te zeggen, en het teeken
te geven voor hel begin van elk der verschillende declcn
van de godsdienstoefening. Inde VVesterschc kerken
moesten de Evangeliën niet gelijk de andere gedeelten
der Schrift door den voorlezer, maar door den diaken
gelezen worden, omdai zij de woorden bevatten, die
meer onmiddellijk door onzen Heer zei ven gesproken
waren. Gedurende eenigen tijddacht meuhet uoodig,
dat het aantal diakenen in elke kerk zeven zou zijn, om
overeen te kinnen mei hel aantal, dal tot de kerk van
Jeruzalem behoorde, gelijk iu de Handelingen der
Apostelen vermeld wordt. <>p Uiteren tijd werd het
oorspronkelijke aantal zeer overschreden, en in de
zesde eeuw had de voornaamste kerk te Constantino-
I pel niet minder dan honderd diakenen.
Wegens deinnige betrekking, waarinzij lol de bis-
schoppen stonden, als de helpers en vertrouwde agen-
ten van deze, begonnen de diakenen allcngskcns een
gezag iu de kerk aan Ie nemen, waarop hun ambt hun
geen regl gaf. Daar zij zich eene meerderheid boven
de presbyters aanmatigden, werd het voor de synode
uoodig, om beu hierover Ie vermanen. Zoo beval hel
concilie van Nicrea: „Laat de diakenen hunne be-
hoorlijke plaats in acht nemen, wetende, dal zij de
assistenten der bisschoppen zijn, maar dat zij minder
zijn dan de presbyters." Aan de aanmatiging, die in
zulke duidelijke bewoordingen door de eoncilièn afge-
keurd werd, waren vooral de aartsdiakenen schuldig,
die aan hel hoofd der orde stonden, en wegens hunne
positie ecu overheerschenden invloed verkregen, dien
zij in sommige gevallen misbruikten.
In do Roomscbe kerk worden de diakenen dikwijls
Levieten genoemd, een naam die door cenige couciliën
der Westersche kerk zonder onderscheid aan presby-
ters en diakenen gegeven wordt. In bet Roomsche
J\'oulilicale worden inlichtingen tot in het kleine toe
voor de wijding van diakenen gegeven, en tcu icekcn
van de bekleeding met de waardigheid krijgen zij het
boek der Evangeliën, dal zij mei de regterhand aan-
nonicm mcl presbyter,en dien ten gevolge de ambten
voor even geestelijk houdcu. Presbyterianen daar-
entegeu beschouwen het ambi v;m een diaken al>
uitsluitend verbonden mcl de gcestelijk-wereldlijkc
belangen der Christelijke kerk. In Engeland mogen
de diakenen doojien, in de kerk voorlezen en hij de
viering van hel avondmaal behulpzaam zijn; doeh
| hun werk hierbij bepaalt zich tol het toedienen van
den wijn. Zij zijn niet verkiesbaar voor kerkelijke
I bevordering, doeh mogen kapellanen zijn in huisgezin-
\' nen, curaten (plaatsbukleedcrs) voor proveniers of
! voorlezers in parochie-kerken. Hel toezigl over de
i armen wordt uiel langer toevertrouwd aan hen, maar
aan kerkmeesters, die te dien einde elk jaar door depa-
rochiale vergadering gekozen worden. Bchalvcdiake-
ueu heeft de Eugelschc kerk ook aartsdiakenen. In dr
Duitschc Protestautschc kerken worden de incdchel-
[leudegeestelijken gemeenlijk diakenen geuoe nid. lu de
Nederlandselie Hervormde en in de Luthersolie kerken
zijn de diakenen enkel belast niet het armbestuur,
weshalve zij ook armverzorgers genoemd worden.
Mei de ouderlingen en predikanten verecnigd, dcclcu
zij, als leden van dcu grootcn kerkcraad, in het alge-
meen kerkelijk bestuur, [n de Doopsgezinde gciuceu-
ten verrigten diakenen wat elders aan ouderlingen
wordt opgedragen. Ouder Roomsch-Catlioiiekenzijii
1 de diakenen zoo ver mogelijk verwijderd van het oor-
spronkclijke doel hunner instelling. De diakeu is bij
hen iemand, wiens dienst het is den dienstdoeuden
eeestclijkc en het koor met reukwerk Ie berooken, het
! corporale of wilte linnen op hel altaar te leggen, den
hostiescbotel of den kelk van >\\vn onderdiaken naar
den dienst doenden prelaat over Ie brengen, en de pyxis
i van den dienstdoenden prelaat naarden onderdiaken,
| en om verschillende andere diensten van een dergelij-
ken aard te verruiten. In de Kerk van Schol land werden
....
de diakenen op zekeren tijd als blij vendc waardigheids-
i bekleeders in de kerk erkend, doch gedurende vele
jaren zijn zij afgeschaft. De Vrije Schotschc Kerk
- heeft deze orde van waardigheidsbekleders weder in
het leven geroepen, waarschijnlijk tengevolge vanden
; bijzonderen toestand dier kerk, die niet langer van den
staal subsidie ontvangt, en geheel en al beslaat uil de
i contributiën der leden. In bijna alle andere Prcsby-
teriaansehe kerken in Brittanjc eu Amerika zijn de
diakenen afgeschaft, eu is hunne dienst in die der ou-
1 derlingen overgegaan. Congregationale kerken heb-
: ben diakenen; hunne diensl is van een tijdelijken eu
geestelijken aard. Behalve dal zij waken over de lijde-
lijkc belangen der kerk, staan zij den leeraar met hun-
-ocr page 644-
DIAKONkSSKY
<;;■.\'
vallen, terwijl do dienstdoende priester zegt: „Onl-
vang de magt om hel rOvaiigclic in Gods kerk Ie lezen,
zoowel voor de levenden als voor de dooden." De
wijdiugstocspraak, waarin Iiuii aiubl vergeleken wordl
met (lal van Lcvi, wordl in hel Pontilieale aldus op-
gegeveu: ,,Tecder beminde zonen, die op het (mul
/ijl om lol de orde der Levieten te worden bevorderd,
bedenkI ernstig lot boe hoogen graad gij opklimt.
Want lm i*- dr pligl eens diakens om aan liet allaar
dienst Ie doen, om Ie doopeu, om Ie prediken. Onder
de oude wei werd er van de twaalf stammen één ver-
kozen, die van Lcvi, opdat liij door bijzondere wijding
voortdurend d>-n tabernakel en zijne ofTeraudcn zou
Indienen; en van zulk eeue grootc waardigheid was
li ij, dal niemand lol hei Goddelijke dienstwerk cnauibl
kim opklimmen, behalve zij, die van dieuslam «aren.
Zoodal hij, door eenzeker hoog voorrcgl van erfopvol-
ging, de stam des Ucercii verdiende te zijn en geuoenid
ie w ui-den. Van dezen ontvangt gij, teerbeminde zonen,
heden den naam en bel aiubl, ouidal gij afgeselieiden
zijl in hel Ijevietisebe aiubl voor tic dienst des taber
uakels der geluigenis, da! is, de kerk van God, «elke
altijd, mei hare wapenrusting aan, in onophoudelijk
geveebl lenen hare vijanden strijdt. Daarom zegt een
\\postel: ,\\Vaul «ij hebben den strijd niet tegen
vlecseh en bloed, maar legen de overheden, tegen de
maglen, legen de ge wcldhebhers der wereld, derduis-
lernis dezer eeuw, tegen de geestelijke booshedeu iu
de llichl." Deze kerk van God moet gij dragen, gelijk
zij .len tabernakel, cu versterken met ecu heilig toe-
behoorcu, mei het prediken van God en een volmaakt
voorbeeld. Want Lcvi betcekcut bijtjecucgd of tuttige-
iihuich,
en gij, teer beminde zonen, die nw naam ont-
vangt van de vaderlijke erfenis,zijt gij tituige/tuiite/t van
vlceschclijkc begeerten, vananrdscbcbegeerlijkheden,
die strijd voeren legen de ziel; zijt innemend, rein,
zuiver, kuiscb, zooals liet betaamt aan de dienaren
\\ au Cliristus en de rentmeesters van de mysteriën
Gods. En omdat gij de iiicdedienateu en medemaken
zijt van hei ligchaam en liet bloed des lleeren, wcesl
vreemdelingen vooralle aanloksek\'ii des vlcesches, ge-
lijk de schrift zegt: „Reinigt u, gij, die de vaten des
lleeren draagt.\'\' Dunkt aan den heiligen Stepbanus,
tot dit ambt door de Apostelen verkozen, wegens de
verdienste van zijne uitstekeudc kuischheid. Draagt
zorg, dal gij aan diegene», dien gij het evangelie met
den mond aankondigt, het ook door uwe levende w\'er-
keu verklaart, opdat van tt gezegd kunne worden:
„Hoc liefelijk zijn de voeten (tergenen, die vrede ver-
kondigen, deinenen, die het goede verkondigen." Laai
uwe voeten geschoeid zijn met de voorbeelden dei
heiligen in het bereiden van het evangelie desvrcdes.
Hetgeen de lieer u geve door Zijne genade."
Kr was eeue andere klasse van personen, die in de
oude Kerk ouder den naam van Onipc,i;diak±:nen
(zieaid.) ontstond. Deze waardigheidsbekleders bc-
siaau nog iu de Roomsch-Catholickc Kerk; uadal zij
een lijd lang in deze ondergeschikte hoedanigheid
hebben gediend, worden zij bevorderd lot den meer
rei vollen graad van diakenen.
DLYKONESSEN, eenc klasse van waardigheids-
bekleedslcrsindc eerste Kerk, die helpsters waren bij
verschillende diensten, voornamelijk ten opzigte van
hel vrouwelijke gedeelte der gemeenten, liet «oord
diakoncs komt iu de Heilige Scbriftcu niet voor, doch
opbctambl wordt duidelijk gewezen in Hom. Wl :i:
„Eu ik bcvele u l\'hebe, onze zuster, die eene diena-
resse is der gemeente, die te Kenehreën is". De juiste
oorsprong van deze klasse van kerkelijke personen
is nooit teil volle verklaard, doeli liet beslaan der di-
akouesseu wordl door de oude kerkvaders en dooi
verscheidene lleideusclic schrijvers, voornamelijk l\'li
uius, I ueianus van Samosala en Libauius vermeld.
De Groot denkt, dal, daar in Judca de diakenen vrije-
lijk liuuue diensten aan de vrouwelijke M-kse kouden
I bewijzen, bel ambt van diakoncs aait de .loden oube-
j kend moei geweest zijn. Hij veronderstelt daarom,
! dat diakoncsseii hel eerst aangesteld werden in de
kerken van bekeerde Heidenen. Van de tweede lol de
vierde eeuw was het ambt iu verschillende lauden in
vele kerken bekend, hoewel het nooit algemeen werd
aangenomen. Door middel van diakonessen kon het
evangelie iu den boezem van huisgezinnen gebragt
worden, tol welke, tengevolge van de gewoonten van
het Oosten, geen man toegang kon verkrijgen. Zij wa-
ren ook verpligt, als Christen-vrouwen en moeders
van beproefde ondervinding in alles, wat op bare sekse
bet rekking had, om de jongere vrouwen der geineen-
ten niet baren raad cu bare aanmoedigingen bij te
i staan, en bovendien hei ambt van catecheet voor
vrouwelijke catechumenen te vervullen.
Eeuigcu hebben beweerd, dat de vrouwen, van
welke L\'aitlus in I. Tliiin. V : 3—-10 spreekt, die van
de gemeelde hulp ontvingen, diakoncssen waren. Deze
mecning wordt bestreden door Ncaudcr, en met niet
weinig grond, wanneer wij deu gevorderden leeftijd,
niet minder dan zestig jaar, in rekenschap brengen,
dien de Apostel vaststel! als Ak\\\\ gesebikten tijd, oiu
onder hel aantal der goedgekeurde Christen-wed uwen
opgenomen Ie worden, welke leeftijd volkomen onhe-
-ocr page 645-
DIAMASTIGOSTS — DIANA.
023
staanbaar was mei de drukke diensten, die aan het
ambt van diakoncs verhouden waren. Sommige kerk-
vaders meenden echter, dal de Apostel diakoncssen op
liet oog had. Volgens eenige conciliën was de ouder-
dotn, waarop vrouwen voor dit ambl verkiesbaar wa-
ren, die van veertig jaar; sommige werden er zelfs op
den jeugdigen leeftijd van twintig jaar verkozen.
Haar ouderdom verschilde waarschijnlijk naar de bij-
zondere diensten, waarvoor zij aangesteld werden.
Matronen, eerwaardig wegens ouderdom en vrooin-
lieid, werden tot, onderwijzeressen iu de godsdienst ver-
kozen; jonge vrouwen voor het uitdeden van aalmoc-
zen, de zorg voor de zieken en andere dergelijke diens-
len. Aan weduwen werd algemeen de voorkeurgege-
ve.n, cnTcrtulIianuszegt, dat elke diakoncs de weduwe
moest zijn van één man en kinderen moest hebben.
De diakonesssen werden, gelijk andere kerkelijke
bcambl en, door gebed en oplegging der handen gewijd.
Dit wordt, duidelijk in de Apostolische eoustitutiën
gezegd, en het gewone gebed des bisschops bij zulke
gelegenheden wordl daarin medegedeeld. Het was van
den volgenden inhoud:
„Eeuwige God, Vader onzes Hcercu Jezus Christus,
Schepper van den man en van de vrouw; Gij, die met
Uwen Geest Mirjam, Dcbora, llauiia en llulda vcrvul-
det; Gij, die aan ecue vrouw de geboorte van Uw cenig
geboren Zoon beloofde! ; Gij, die inden tabernakel en
den tempel bcwaakstersUwer heilige poorten plaatstct;
zie nu ook neder opdeze Vwc gezellin, en verleen haar
den Heiligen Geest, opdat zij waardiglijk het werk
moge verrigt.cn aan haar toevertrouwd, tot Uwc eer en
tot de verheerlijking van Christus." liet NicKuischc
concilie schijnt het bezigen van diakoncssen op de ge-
«iino wijze erkend eu goedgekeurd te hebbeu. „Maar
bij het doordringen van de overdreven begrippen,"
zegt Meander, „aangaande de wonderdadige werking
der kerkelijke wijding en de waardigheid der geeslc-
Iijken, begon men er hoe langer hoe meer iets onbela-
melijks in te vinden, dat, de diakoncssen gewijd en als
ecu deel der geestelijkheid beschouwd zouden worden,
eu werd zulks waarschijnlijk reeds door bet concilie
van Laodicea verboden. Zeer sterk verklaarde vooral
de Westerschc kerk zieh legen hel laatste. Westerschc
synoden der vijfde en zesde eeuw verboden het aan-
st ellen van diakoncssen i u het algemeen, en bepaalden,
dat de gewijde diakoncssen, waar zij nog gevonden
werden, met de leeken den bisschoppelijken zegen
ontvangen zouden. Hierbij is echter niet uil hel oog
Ie verliezen, dal al die verbodsbepalingen van Fran-
sche synoden afkomstig zijn, eu dal men daaruit dus
: niet besluiten kan, dal hel aanstellen van diakoncssen
op eens in alle gedeelten der Westersche kerk heeft
opgehouden.
In het Oosten bleven de diakoncssen langen tijd
een zeker gezag behouden. Wij treffen daar ouder
haar gegoede weduwen aan, die mei haar vermogen
vrome werken en stichtingen ondersteunden, zooals
herigt wordl van zekere Olympias, die door bare ver-
bindlenis met Chrysostomusbekend is. Ook was aan
de diakoncssen opgedragen, om de vrouwen op lul
land door afzonderlijk onderwijs lot den doop voor te
bereiden, en bij dezen tegenwoordig te zijn. Voorts
werd aan de vrouwen der bisschoppen, die mei onder-
ling goedvinden van hare tof het echteloozc leven
verpligtc rehtgenooten gescheiden waren, als ecu
voorrcgl toegestaan, dat zij, zulks waardig zijnde, lol
diakoncssen gewijd mogtcn worden, en zoo bleef hier
deze kerkelijke bedieningdcr\\ rouwen lot iu de twaalf-
de eeuw tot stand.\'-
DIAMASTIGOS1S (Gr. ditt, door, en minlu, cen
gccscl), eenc plegtighcid oudtijds te Sparta in ach!
genomen, gedurende hei feest, dat terecre van Artemix
Orlh\'ui
plaats bad. Hij die gelegenheid werden Spar
laansehc jongelingen aan bel allaar der godin gegee-
seld, toldal hel bloed uit de wonden gutste, die door
de roede gemaakt waren, en het allaar bedekte. Pau-
sanias zegt , dat de oorsprong dezer gewoonte was,
dat Arlcmis mcnschenoll\'ers vroeg lol boete voorde
ontheiliging, die haar allaar had ondergaan door hel
vergieten van bloed in haar tempel, en dal Ljcurgns
later de diumasligonis voor de mcnschcnoffcrs in de
plaats stelde, met de ucvcnbcdocling om de Spartaan-
sche jeugd op te voeden in de gewoonte, om smarl en
lijden geduldig te verduren. Daarom werd het als ecu
zeer eervolle dood beschouwd, om op het feest van
Artemis onder de roede Ie vallen.
DIANA, cene Komeinsehc godin, dezelfde als de
Artemis (zie ald.) der Grieken, die de maan voorstelde.
/,ij was de dochter van Jupiter en Latona, en de zuster
van A polio. Hare geboorteplaats was hel eiland Delos
inde iEgeïsche zee, en daarom ontvingzij ook den naam
van Delia. Zij werd Dimm op aarde, I,hmii\\\\\\ den lic
mei, en lli\'iuili: in de hel genoemd, llesiodus evenwel
beschrijft deze als drie afzonderlijke godinnen. De lio-
meinsebe godin Diana schijnt bel eerst op den Aven-
lijnscheuheuvel Ie zijn aangebeden, ten tijde vanSer-
viusTuIIilis, en daar zij de beschermster der si aveu «as,
werd de dag, waarop de tempel was gewijd, door slaven
en slavinnen als ecu feestdag gevierd, eu werd hij ge
woonlijk ile da;;- Avv slaven genoemd. Diana schijnt te
-ocr page 646-
624                                                             DÏDYMJEFS
Rome voornamelijk «loor de lagere klassen te zijn aan-
gebcden, tlie gewoon waren om elk jaar op den A ven-
tijnschen heuvel te zamen te komeu, en offeranden te
harer eere ie offeren. Volgens Varro was zij oorspron-
kelijk eenc Sabijnsclie godin. De godin, die den naam
van Diana droeg, welke te Ephcsus werd aangebeden,
verschilde van de godin, die te Rome werd vereerd,
en kwam eerder overeen mei de (\'j/Mc dan niet de
Arlemis der Grieken. Zij wordt gemeenlijk afgebeeld
met eengroot aantal borsten, en stelde alzoo liet be-
giusel der vruchtbaarheid, de vruchtbare moeder aller
dingen, zinnebeeldig voor. De tempel van Diana te
Epbesus was een van de zeven wonderen der wereld,
I doch zijn grootste roem was liet beeld, dat uit den hemel
i |j gevallen was, gelijk in Hand. XIX: 35 gemeld wordt.
Dit beeld, dat, gelijk men veronderstelt, ecu zwarte
| kegelvormige steen was, waarschijnlijk van meteori-
i scben oorsprong, werd door de inwoners van Ephcsus
i aangebeden. De volgende beschrijving zal cenigdenk-
i beeld van den pracht igen tempel van Ephcsus geven.
Voorden bouw van dezen nraehligcntempel,waar-
I                        C?                         I
van verhalen lot ons zijn gekomen in de geschriften
van Plinius en Vitruvius, werden 220 jaren besteed.
Hij was opgerigt op de plaats van dien, welke door
Iferosiralns in den nacht van Mexauders geboorte
verbrand was, en overtrof den voorbaanden in pracht.
De ko.-len van liet werk werden srodrasren door de con-
tri but iën van al de Aziatische stalen, en zoo groot was
; de hoeveelheid steen, die bij lul bouwen gebruikt was,
dat de groeven van bet land er nagenoeg door uitgeput
j werden. Hij was van de Ionische bouworde, en omge-
ven door eenc dubbele rij van zuilen van zestig voet
hoogte, waarvan zes en dertig opgeluisterd waren
niet beeldhouwwerk door Seopas, een van de voor-
naanisle kunstenaars der oudheid. De bouwmeester
van dezen tempel was Denocrates of Chcreinocrates.
il                                                                                                               \'.
Zeven en twintig koningen leverden gebeeldhouwde
pilaren voor dit prachtige gebouw, en het altaar was
een dei- meesterstukken van l\'raxiteles. De lengte van
dezen tempel was 425, de breedte 220 voel. Tot aan
den tijd van Tibcrins had hij hel voorregt genoten van
eene vrijplaats Ie zijn, doch die vorst, bevindende dat
van het voorregt misbruik werd gemaakt, verklaarde,
■ dat zelfs hel altaar niet lol een heiligdom voorinisdadi-
| gers zou dienen.
De priesters van de Ephcsische Diana werden in
groote acht ing gebonden, doch hun toestand was verre
van benijdenswaardig, want zij werden niet alleen Ier
eere hunner godin verminkt, (een ander bewijs, dat.de
I Arlemis van Ephcsus dezelfde was nis Cybele,) maar
— DTEREN.
zij waren ook genoodzaakt een gesl reugen leefregel in
acht te nemen, en inogten het huis eens burgers niet
binnengaan. Zij werden Est iatores genoemd, en moeten ;
een rijk ligcliaam geweest zijn, want zij zonden een
gouden beeld aan Arteinidorus, die hunne zaak te
Rome bepleitte, en hun eigendom verloste uil de han-
deu van de pachter.- der openbare inkomsten, die hen :
hadden aangegrepen. Eenmaal in het jaar werd er een
openbaar feest ter eere der godin in de stad Ephcsus
gehouden, en al de [oniërs, die zulks doen konden,
trokken er met hunne vrouwen en kinderen heen,
I eunamen met zich niet alleen kostbare offergaven aan .
I Diana, maar ook rijke geschenken voorde Est iatores.
Tn Hand. XIX : 2 t wordt van kleine zilveren tempelen
van Dianagcsprokcn.Chrysostomuszegt, dal dit kleine
dozen of kisten waren, die de gedaante hadden van
den tempel, met een beeld van de godin v au binnen.
I il de afbeeldingen op de Ephcsische munten blijk),
dal deze verklaring juist is.
DIDYMJÜUS, een bijnaam van Apollo, wegens hel
dubbele licht, dat hij aan de menschen mededeelde; I
liet eene dadelijk en onmiddellijk uil hem zelven, be-
schouwd als de zon. Int andere, door weerkaatsing, als
de maan.
DII\'.KKN (Reine eu Onreine). Inde Mozaïsche
wel werdonder-ebeidgemaakl tussehen zekere dieren,
die door de Tsraël ietcn gegeten inogten worden, en rein
werden genoemd, en andere, die niet inogten gegeten
worden, en onrein werden geheelmi. De volgende
. i
lijst van dieren, die door de Hebreen voor onrein
werden gehouden, is voornamelijk gegrondvest op de
Vulgata.
I.   Viervoetige Dieren: — Hel kameel, de haas,
hel zwijn, hel stekelvarken.
II.   VocElEN: — De arend, de v ischarend, de zec-
aicnd, de kiekend iel\', de gier en zijne soorten, de raaf
| en zijne soorten, de struisvogel, deuil, hel waterhoen, I
; de sperwer, de naehliiil, de waterraaf, de ibis, de j
\' zwaan, de roerdomp, hel purperhoen, de reiger, de i
| poelsnip, de kievit.
III.   Kruipende Dieren: — De wezel, de muis,
I de spitsmuis, de mol, hel kameleon, de salamander,
I de hagedis, de krokodil.
I\'it Gen. VIT : 2 schijnt te blijken, dal hel onder-
J scheid tussehen reine en niet reine dieren gekend ;
; werd, lang voordat de wet werd gegeven, ja zelfs vóór j
! den zondvloed. Doch het is ook mogelijk, dat Mo/.es,
een verhaal van den zondvloed gevende, vóór den lijd
over reine en niet reine dieren spreekt. Noaeh kan
door bovennatuurlijke inspiratie geleid zijn hij zijne
-ocr page 647-
DIEBEN-AAMHDDIXG.
MS
verkiezing der dieren, zonder evenwel een onderscheid
te kennen, dat eerst later werd gemaakt, en in de
volle kennis waarvan Mozeszijnegesehiedcnis schreef.
De kwestie over hel juiste duel der instelling van
zulk een onderscheid heeft onder de geleerden tot
veel twist aanleiding gegeven. Sommige schrijvers
hebben zich verbeeld, dal het verschil in kwestie uit-
sl uitend op physiekc, andere, dat hctopphysiologische
gronden steunde, eu veronderstelden, dat zekere dieren
gegeten moesten worden, enkel omdat zij gezond
w;nen, terwijl andere verboden werden, omdat zij
ongezond waren. Doch de Schriften maken ons met
eeue veel hoogere reien bekend, en zeggen, dal bei
doel zedelijk en si aal kundig was, namelijk, om de Ile-
breën als een \\nlk afgezonderd van de afgodische
natiën te bewaren Dit wordt duidelijk opgegeven in
Lev. XX :i\\2C); „Ik ben de lieer uw God, die n
van de volken afgezonderd heb! Daarom zult gij oii-
derscheid maken tusschen reine en onreine bccsli n,
en tusschen bet onrein en bet rein gevogelte; eu gij
zult uwe zielen niet verfoeijelijk maken aan de beesten
en aan bel gevogelte, en aan al wal op den aardbodem
kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij
bet onrein houdt, En gij zult Mij heilig zijn, want Ik
de Heer beu heilig; en Ik heb u van de volken afgc-
zonderd, opdat gij Mijns zoudl zijn." Hiermede over-
eenkoinstig spreekt Mozes tot hen aldus, Deui. XIA :
,\', ö, i\\ : „Wam gij zijl een heilig volk den Uecre,
uwen God; en u heeft de Ilcerc verkozen, om Hem
tot een volk des eigendoms Ie zijn, uil al de volken,
die op den aardbodem zijn. (lij zuil geeueu gruwel
eten. (jij zult geen dood aas eten; den vreemdeling,
die in uwe poorten is, zult gij hel geven, dat liij bel
ete, of verkoop het den vreemde, want gij zijt een
heilig volk den lleerc.uweuGod." Hel was ten hoogste
onwaarschijnlijk, dat de Israëlieten ooit die dieren
zouden aanbidden, waarmede zij zich dagelijks voed-
den. God stond bun toe om die te eten, welke over bet
algemeen door de Egypteuaren werden aangebeden.
l)il stelde een krachtigen muur van-afscheiding ius-
scheudc Hebreen en dal dierendieuende volk.
Ecuc andere reden voor hel instellen van bet ou-
derscheid tusschen reine en onreine dieren was, dat de
Hebreen, „een volk des eigendoms, een heilig volk des
Heeren" zijnde, herinnerd zouden worden aan de be-
langrijkheid van zedelijke zuiverheid voortdurend aan
te kweeken. Zoo werd bun Godsoordeel overzonde en
bet schandteeken, dat Hij er opgezet had, bekendge-
maakt. Hoewel er niets zedelijk versehillends wastus-
sehen hel cenc dier en het andere, waren zij toch, zou
God dit onderscheid tusschen hen maakte, verpligl om
hen in dit licht Ie beschouwen; en zoo werd elk dier voor
hen een verkondiger van de wel, die hun oplegde onder-
scheid te maken Iusschen hetgeen goeden hetgeen ver-
keerd was, tusschen hetgeen geoorloofd en hetgeen
verboden was. Aldus schijnt het oorspronkelijke doel
van deze schikking geweest te zijn, om den Israëlic-
tcnophel harl te drukken zedelijke onderscheidingen
Ie maken.
De oude Joodsckc vertalers trachten rekenschap te
geven van de beperkingen ten aanzien van voedsel voor
liuune natie, door te verklaren, dal aan bel eten van
zekere dieren een bepaalde invloed op de zedelijk e ge-
aardheid toegeschreven kan worden. Zulke vcrklarin-
gen zijn echter van een zeer ondergeschikten aard. De
groot e eu belangrijke oorsprong van het geheel werd
aan Petrus ontvouwd iu hel gezigt, dal in bel tiende
hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen slaat
npgelcekeud. Hel gczigl verhalende aau de mcuschen,
die iu het huis van Oornelius ie zanicn waren, zeide
Petrus: „Gij weet, hoe bel eenJoodsehen man ougcoor-
loofil is, zieli ie voegen of Ie gaan lol ceuen vreemde ;
doch God hccfl mij g< toond, dal ik geen mcusch zou
gemeen of onrein boelen;" of niet andere woorden:
„God heeft mij getoond, dal een Jood thans de vrijheid
heelt om zich ie voegen ofte gaan tol een vreemde-
Uug, hetgeen, zoo laugbet onderscheid tusschen reine
™ onreine dieren van kracht was, voor hem niet wei-
lig was om te doen." Het beslaan en het voortduren van
dit onderscheid tusschen reine en onreine dieren was
derhalve bestemd, om ecu voortdurende waarborg Ie
zijn legen den gciuceiizanicii omgang der.Foden met de
Ueideusehe eu afgodische volken, opdat de zuivere
cerediensl van God op aarde bewaard zou blijven, eu
er ecu zaad zou zijn om Hem in elk geslacht Ie dienen.
DIEREN-A tX BIDDING. Deze aanbiddingschijnt
iu een zeer vroeg tijdperk, voornamelijk ouder de
Egypteuaren, geheerscht te hebben. Wij vinden, dal
de Israëlieten inde woestijn het gouden kalf aanbaden.
Hei algemeene gevoelen is, dat de Hebreen deze soort
van afgoderij in Egypte geleerd hadden. Deze ver-
klaring wordt ons door de Rabbijusche schrijvers gege-
ven. Zoo wordt ons in den l\'irkc Eliezer gezegd, dal
zijzeidentot Aiiron; „De Egypteuaren prijzen hunne
goden ; zij zingen en juichen vóór hen, vvanl zij zien
hen met hunne oogen. Maak ons goden, zooals de
hunnen zijn, opdat wij hen vóór ons kunnen zien." De
gedaante van den afgod, welke bij die gelegenheid ge-
maakt werd, maakt het iu den hoogst eu graad waar-
schijnlijk, dat de geheelc zaak toegeschreven moet
79
-ocr page 648-
dierevawbiddiwi.
62 fi
Plutarchii.s berigl ons. dat de Egyptenaren zelve
den oorsprong <\\i\'v dieren-aanbidding hebben toege-
sehreveu aan een oorlog, die er tusschen Typhon cu
degodenmel zooveel hevigheid heerselite, dat deze
verpligl waren eene schuilplaats te zoeken in de lig-
chamen van levende dieren. Anderen trachten eene
verklaring van deze aanbidding te vinden door te wij-
zen op de leer der zielsverhuizing, eu zeggen, dat men
meende, dat niet alleen zielen, maar ook de goden
zelve door de ligchamen van dieren gingen, en dat
ileze dieren voorwerpen van godsdienstige aanbid-
diug werden. Verscheidene schrijvers oevr mythologie
hebben de mecning gekoesterd, dat de Egyptenaren
de «lieren voornamelijk om hunne nuttigheid aanba-
deu; dat derhalve de os vereerd werd om zijne waardi
bij den akkerbouw, en de bond om zijne getrouwheid
aan den meester. Maar de ware oorsprong is. dat de
dieren, die in Egypte aangebeden werden, gedaanten
of voorstellingen van de godcu waren. Het is wel
bekend, dat aan elk der FTindoesche godheden een
dier gewijd was. Zoowasdednifgewijd aan \\cnus,de
draak en de uil aan Minerva, de paauw aan .Tuno, de
arend aau Jupiter, en de liaan aan Esculapins. Deze
dieren in de tempels gebragl zijnde, gingen spoedig
over tol voorwerpen van aanbidding. Herodotus, over
deze dieren sprekende, zegt, dat de Egyptenaren hei
als eene groote eer beschouwden, ais hel voederen
en opbrengen er van aan hunne zorg werd loever-
trouwd; elk inwoner deed hun zijne geloften, en zoo
bewees hij zijne hulde aan dien god, aan wieu het dier
wasgew ijd. II icriiit en uit andere dergelijke gezegden
van oude schrijvers blijkt duidelijk, dat de meer ver- j
staudige Eg\\ ptenareu de heilige dieren niet als goden j
aanbaden, maai\' als voorstellingen van de goden, i
Daarom stemmen alle schrijvers zamen in het beweren, :
dal de os of Apis de voorstelling was van Scrapis, zoo- |
. als sommige zeggen, of van Osiris, gelijk andere ;
! beweren. Lucianus is de eenigc schrijver, die zegt, j
I dal Apis de groote god der Egyptenaren was, terwijl
i hij daardoor di godsdienst dier oude natie belagehelijk
trachtte voor te stellen.
Zoo algemeen heerschte de diercu-aanbidding on-
der de oude Egyptenaren, dal bijna elk dier bij hen
; aan den ecnen of anderen god was gewijd. Zelfs de
| os was iu hunne tempels in aanzien. De katten v\\ erdeu,
; als zij dood waren, naai\'heiligc gebouwen gebragl, eu
1 nadat zij gebalsemd waren, in de stad Bubastis begra-
, ven. Devereeringvandeslangschijnl reedsvroegbijna
1 algemeen ie zijn geweest. Lauden werden afgezon-
derd om de heilige dieren ie onderhouden, eu inauiien j
worden aan hunne gemeenzaamheid met de aanbid-
ding van afgoden in Egypte. De Egyptenaren waren
gewoon om goddelijke eer aan Apis te bewijzen, die
de gedaanfr had van een os of stier, en dit gafaanlci-
ding tot liet denkbeeld van een kalf. Verschillende
aanduidingen, dat de dieren-aatibidding aan de He-
breën niet onbekend was. komen in deSchrifleu voor.
Jozua b v. vermaant bet volk : „En uu, vreest den
Heere, en dient Hem in opregtheid en in waarheid:
en doet weg de goden, die uwe vaders gediend hebben
aan grue zijde der rivier en in Egypte, en dient den
Heere." De dieren, die in Egvpte in vereeringgchou-
deii werden, schijnen zeer talrijk geweest te zijn;
onder deze waren schapen, honden, katten, ooijevaars,
apen. roofvogels, wolven en allerlei soort van i-vs.
Elke stad en elk dislret koesterde een bijzonderen
eerbied voorliet eene ot\' andere dier. tot welks eei een
tempel gebouwd werd. Deze dieren werden \'in of nabij
de tempels onderbonden, en allerlei soort van weelde
werd hun bereid. Diodorus SicillllS en Ileroilolus zeg-
gen, dat, als de heilige diereu stierven, het volk den
rouw aannam, weelderige begrafenissen en prachtige
graven voor ben maakte, en elk teeken van eerbied
voor hunne nagedachtenis toonde.
Geleerde mannen hebben beschouwingen geleverd
over den waarschijnlijken oorsprong der dieren-aan-
bidding onder de Egyptenaren, en niet « eiuig verschil
van ineeuing heeft er over dat onderwerp bcstaau.
De aaiineinelijkste theorie is, dal men veronderstelde,
dat ereenige overeenkomst Instond tusschen de hoe-
danigheden van zekere dieren en die van hunne ou-
dergeschikte godheden. Deze dieren waren aan de
godheden gevlijd, op welke in.....lacht,dat zij geleken.
en eindelijk werden zij beschouwd als de zigtbare zin-
nrbeehlen znlker godheden. De groote menigte drs
volks evenwel, die spoedig het sleehls zinnebeeldige
karakter der dieren vergat, bad ben uitsluitend aan. In
een laud als Egypte, waar hiëroglypheu in zulk eene
hooge achting werden gehouden, kwam men er na
imirlijk toe om de symbolische dieren te beschouwen
als de vertegenwoordigers van degodheden, aan welke
zij gewijd waren. Zoo werd Jupiter Ainmon voorge-
steld onder de gedaante van een ram. Apis onder dien
van eene koe, Osiris van een stier, Pan van een bok,
Mercurius van een ibis, en Bu bast is of Diana van
eene kat. liet dier ontving niet der Lijd den naam
van de godheid, die het voorstelde, en zoo werd het
eindelijk , in plaats van verbonden te zijn aan de god-
heid, die het voorstelde, veranderd in het voorwerp
der \\ ereeriiiL\'.
-ocr page 649-
UIONYSIEN.
■<■>.,
en vrouwen werden gebezigd om hen te voeden en te
koesteren. Indien iemand een dezer dieren met voor-
dacht doodde, werd hij niet den dood gestraft.De moord
van eene kat, een havik of ibis, hetzij met voordacht
of niet, verwoedde het volk zoozeer, dal de misdadige]
gemeenlijk op de plaats zelve ter dood werd gebragt,
zonder op eene formeele veroordeeling te wachten.
Mosheim schrijft de diercn-aaubiddingaandestaat-
kundc van den vorst en de listigheid van den priester
toe. Wij vernemen vauHerodoius,dat hel aantal nut-
tige dieren in Egypte te klein was voor de behoeften
van den landbouw en andere doeleinden, maai\'dal hel
aantal slangen en andere schadelijke dien-n zoogroot
was, dal afdoende maatregelen genomen moesten wn-
den om deze uit te roe jen. Daarom veronderstel! Mos-
heiin,dtttdeKgypü--ehe beheers\' lui--zooveel mogelijk
het do oden \\ in schapen, geiten, koeijen of ossen wil-
deu tegengaan, en hel daarom voor misdadig verklaar-
den, om dieren zooals den rems en dvn ibis Ie dooden
of zelfs Ie schaden, \'laar hel eerste de natuurlijke
vijand vau den krokodil, en het laatste die van de
slang was. Om aan de wet meerdere kracht Ie geven,
was er waarschijnlijk de bekrachtiging der godsdienst
aan toegevoegd. Daarom verklaarden de priesters,
dal zekere dieren heilig waren ei; eene goddelijke
deugd iu zich hadden, en da; hen ie dooden den toorn
der onsterfelijke goden ua zich zou slepen. Daar zulke
idecn door de dienaren der godsdienst aan liet volk
werden iugepreul, werd hel er natuurlijk loe geleid,
om een zeker gevoel vau heiligheid aan de dierenzelvc
te scheuken; en de priesters, voordeel trekkende van
dit bijgeloovigegevoelen, Melden zekereplegtighedeu
en offeranden in, als passende voor elk dezer dieren,
en bouwden tempels en allaren te hunner eert. Om
deze theorie nog verder te schragen, haalt Mosheim
het feit aan, dat behalve de diereu, die over het alge-
meen in Egypte vereerd werden, elk gewesteen elke
stad zijn eigen dier had, waaraan bijzondere hulde
werd bewezen. Hij voert ook aan. dal geen enkel
schadelijk dicrooil door de Egypteuaren werdaange-
beden, vóórdal huulauddoor de Perzen veroverd was,
daar Typhou, de vijand van Osiris en de vertegeu-
woordiger van hei kwade beginsel, in de eerste tijden
van hun bestaan niet aangebeden werd. Dezesehran-
dere schrijver beweert dien ten gevolge, dat de aan-
bidding van slangen, krokodillen, bcereu eu andere
schadelijke diereu niet iuEgvpte bekend was, vóórdat
dat land duor de Perzen veroverd werd, die vau de
vroegste eeuwen al\' de dualistische theorie van een
goed en een kwaad beginsel hadden aangekleefd.
De aanbidding van dieren was echter niet beperkt
; lol het land vau den Nijl. Zij schijnt zeer vroeg van
Egypte naar tndic te zijn overgegaan, eu daarom
vinden wij, dat de Hindoes de koe en dei: kaaiman
I vcreereu. Zoo sterk is het gevoelen van heiligheid.
dat de inboorlingen van ludie aan liet laatste dezer
\' twee diereu hechten, dat de Iliiuloesche moeder zich
verheugt, als zij haar kind iu den Ganges werpt, in de
gedachte, dal het zekerlijk verslonden zal wordeu
door een dezer heilige kaaimans, en derhalve een
goed paspoort voor het eeuwige geluk zal verkrijgen.
Kortom, in elk land waar grove afgoderij geheerscht
heeft, i- ili strekking altijd geweest om uiei tevreden
te blijven met de aanbidding van ongeziene goden,
maar om hen te aanbidden in een beeld, dat gelijkt
op den vergaukclijkeu mensen, op vogelen, viervoe-
tige eu kruipende dieren.
Ouder de (iriekeu eu Romeinen werden dikwijls,
gelijk ouder de tëgypteuaren, dieren aan bijzondere
goden gewijd. Hij vele latere Heidensche natiën be-
staal de \'lieren aanbidding op de treurigste wijze. In
Japan wordi de aap aangebeden, en is er een tempel Ie
zijner eere gebouwd. In VVest-Afrika veronderstelt
men, dal in zekere dieren heseheringeesten wonen,
eu dat zij daarom heilig worden. Te Fishtowu op de
Peperkusl worden zekere apen, die in hei bosch om
het kerkhof gevonden worden, voor heilig verklaard,
omdat men denkt, dat zij bezield zijn door de geesten
hunner afgestorvene vrienden. Te Dixcove op de
Goudkusl is de krokodil heilig, gelijk onder de Egjp-
tcuarcu. Te Papo eu Whidah, op de Slavenkust, is
eene zekere soort vau slaug heilig-. Te C\'alabar en te
Bonny is de haai heilig, en meuscheuoffers worden hem
daar somtijds gebragt. Aan dvn Gaboen willen de in-
boorliugen den papegaai niet eten, omdat hij praat,
eu, zooals zij zeggen, te veel is als de mensen : doch
misschien in werkelijkheid, omdat zij vermoeden, dat
deze \\ogels door de geesten hunner voorvaderen wor-
deu bewoond. Aan de kaap St. Catherina wordt een
zekere tijger voor heilig gehouden. In llindostnu
worden, behalve de koe, zooals wij zagen, ook slangen
mei bijzoudereu eerbied aanschouwd.
Dl< )\\\'\\SIÈ.\\ , feester» in oude tijden iu verschil-
lende deelen van Griekenland gevierd, Ier eere van
Diosysls (zie ald.y. Zij waren ouder verscheidene
benamingen bekend, doch kenteekcuden zich allen
door cénen trek, dien van o\\ergrootc vrolijkheid en
dartelheid. De Attische feesten \\un Dionysiis waren
vier iu getal : de landelijke Dionysiën, de Lensea, de
Autheslerieii en de stedelijke Dionysiën. Bij al die
-ocr page 650-
DIOSCÜRIËN.
028                                                         DIONYSUS -
doch deze barbaarschc gewoonte hield vervolgens oji, ,
eu dieren werden er in plaats van menschen geslagt. i
De ram werd het meuigvuldigstaau Dionvsus geofferd.
De planten aan dezen god gewijd waren de wijnstok, i
het klimop, de laurier en de affodil,en van de levende
ichcpselen de ekster eu de pauther.
DIOSCURENf, de naam gegeven aan Castor eu
Pollux, zonen \\ ;vn Zeus en Leda, die onder de goden
van het oude Griekenland werden gerangschikt. IIo-
inerus maakt hen in de Odyssea tot zonen van Leda
en Tyudareus koning vau Sparta, en daarom worden ■
zij dikwijls Tyndariden genoemd. Kik der broeders
Aas bekend om zijne bedrevenheid in eene kunst; (\'as-
lor, om zijne bedrevenheid in het besturen van paarden,
i n Pollux om zijne bekwaamheid in het boksen. Ver-
schillende verhalen worden er van deze beroemde broe-
derengegeven. Zoo zegt men, dat zij goddelijke eerbe- !
wijzingen van de Vtheners ontvingen, ten gevolge van
de dapperheid, diezij in eene expeditie, tegen Athene
ondernomen.ten \'oon spreidden, ten e inde hunne zuster
Helena, die van Sparta was weggevoerd, te verlossen.
Zij zouden ook aandeel hebben genomen aan den togt
der Vrgouauten, en zich in een gevecht met de zonen
van Aphareus onderscheiden hebben. Zeus gaf, ten
leeken vau zijne goedkeuring, aan de broeders eene
olaats onder de sterren, onder den naam van Gemini
of de Tweelingen. .Muller denkt, dat do vereeringvan i
de Dioscuren haar oorsprong gehad heeft in eeuige
mde Pcloponnesische goden, die iu het vervolg van
lijd verward werden niet de menschelijkeTyndariden,
welke zulke heldendaden hadden verrigt, dat zij godde-
lijke eerbewijziugen om vingen. Hunne vereering !
breidde zich van uit den Peloponnesus, waar zij schijnt
begonnen Ie zijn, over Griekenland, Sicilië eu Italië
uit. Zij werden beschouwd als eene waakzame zorg
uit ie oefenen over alle reizigers, meer bijzonder over
zeereizigers. Beelden van de Dioseureu waren aan het
einde der renbaan te Spany geplaatst. De eeredienst .
an Castor eu Pollux wn-il vroeg ouder de Romeinen
ingevoerd, eu een tempel te hunner eere stond op het
Forniu te Rome. Twee andere tempels, aan de Casto-
resgewijd, werden er vervolgens inde stad gebouwd,
een in het Circus \'Maximus, eu de andere in hei (\'ircus i
Flaminius. Vau dien tijd af wordende Castoresalsde
beschermers der Ronicinschc eqnites beschouwd, die
elk jaar eene groot e processie ie hunner eere hielden, j\'
DIOSCURIEN, feesten jaarlijks in hei oudeGrie- \',
kcnland ter eere der Dioseureu gevierd. Verschil-
lende ceremoniën werden er bij die gclcgcnhcdcu in
verschillende plaatsen in acht genomen. Te Sparta
gelegenheden hadden er processicu plaat», waaraan
mannen en vrouwen deelnamen, die clou thyrsus
(wijngaardstaf) in de hand droegen, en lofzangen
zongen ter eere van hunnen gud. De phallus (roede),
lui zinnebeeld ^rr vruchtbaarheid, werd ook Inj «lic
processiëu gedragen, en hiei\'ua volgden mannen als
vrouwen verkleed. <>p sommige plaatsen werd hei
als eene beleediging,den god aangedaan, aangemerkt,
als men op de Diouysiën verscheen zonder dronken
ie zijn. De Grieken in Azië en in Buropa vierdeudcze
leesten, doeli zij werden in Bceotië met meer oubc-
dwongeu vrolijkheid dan ergens anders gevierd, in
zeer vroege lijden werden er menschen bij die gcle-
nenlieid geofferd. Toen deDionysiën onder de llomci-
uen ingevoerd werden, kregen /.\'t] den naam van
H\\( i ii vn \\i.ikn (zie ald.).
DIONYSUS, de god van den wijn bij de oude
((rieken, die.....k ouder de Romeinen ouder den naam
van Baccir\'s (zie ald.) aangebeden werd. Hij wordt
gewoonlijk beschreven als de zoon van Zeus eu Se-
inele, doeli de overlevering wordt door Diodorus me-
degedeeld, dal hij een zoou vauAmmon eu Ainaltheia
was. Groot verschil van meening bestaat er over de
geboorteplaats van dezen god: sommigen zeggen, dat
Thcbc die geweest is, terwijl anderen beweren, dat
hij in Indië, Lybië of een ander land geboren werd.
De overleveringen aangaande de Idoedverwautschap,
geboorteplaatsen audere omstandigheden, die betrek-
king hebben op dezen vorst, verschillen zoo zeer, dal
Cicero vijf Dionysi onderscheidt ; Diodorus Siculus
spreekt er van drie.
De opvoeding van Dionvsus werd door Zeus aan
de nimfen op den berg N\'isa in Thracië toe> ertrouwd.
Toen bij den maunelijken leeftijd bereikt had, reisde
liij door verscheidene lauden der aarde, en vertoonde
hij zijne goddelijke magl, waarna hij zijne moeder
Seniele uit de onderwereld leidde, eu niet haar den
Olympus besleeg. Naar mate de aankweekiug van
den wijnstok in Griekculaud zich uitbreidde, werd
ook de vereering vau Dionvsus algemeeuer. Deze god
wasde mythische vertegenwoordiger van eene- kracht
der natuur, die den menseli vau zijne natuurlijke\' le-
venswij/e afleidt. Hij werd beschouwd als lockom-
■-i ige gebeurtenissen te openbaren, en men dacht zelfs,
lial hij even verbonden was aan het orakel ie Delphi,
als Apolio zelf. Hijhadeigem orakels in verschillende
deelen, voornamelijk in Thracië en in Phocis. In
eerstgenoemde provincie ging zijne aanbidding oor-
spronkelijk vergezeld van Bacehanalische orgiën. In
di eerste tijden werden hein uu iischenoUers gebragt,
-ocr page 651-
DIIMVAU — l)IS( \'[PELEN V.\\N CIIKMM s.                                  Hi\\i
zijn naam op nieuw in de diptycha geschreven. Als
dit gedaan was, bad de boeteling kwijtschelding ver-
kregen, eu werd bij nogmaals lot de communie en ge-
meenschap der geloovigen toegelaten.
DISCIPELEN VAN CHRISTUS, eene secte in
de Verecnigde Staten van Amerika, die, hoewel bekend
onder verschillende namen, zooals Doopsgezinden,
Hervormde Doopsgezinden, Hervormers ol\' Campbcl-
lietei), voor zieb den naam aan het hoofd van dit arti-
kel geplaatst gekozen heeft. Hij, die den oorsprong
gat\'aan deze secte, was Thomas Campbell, die langen
lijd predikant was bij de Seceders (Afgescheidenen)
van de Presbyteriaanschc kerk van bet noorden van
Ierland, en die, naar Amerika getrokken zijnde, zich
iu het graafschap Washington in Penusylvaniu ucder-
zette. Toen zijn zoon Alexander zich spoedig daarna
bij hem voegde, begonnen zij bel denkbeeld te koes-
teren en ie verbreiden, dat eene algemeene poging
gedaan moesl worden, om de oorspronkelijke eenheid
\\ au de kerk van Christus te herstellen. Te dien einde,
namen zij bet als een voornaam punt aan, dat alle
menschelijkc geloofsbelijdenissen en formulieren van
leer eu kerkbestuur terzijde gelegd zouden worden, en
i dat de bijbel alleen aangenomen moest worden als de
\' wettige baud van vereeniging eu de onfeilbare regel
\\ au geloot\' en leven. Een groot aantal personen sloot
j zich bij hen aan, en eene gemeente werd er dadelijk, op
: den/llcu September 1810, te l?rusb Hun in liet graaf-
■ schap Washington georganiseerd, waareene kerk werd
; opgcrigtjoverdezegemeentehaddcuTliomasCainpbell
en zijn zoon als herders het toezigt. leder, die toegang
lol deze vereeniging van Christenen verlangde, moest
] voldoend bewijs leveren, dat hij de betrekking, waarin
hij wenschtete treden, als ook den waren schrit\'lmali-
, gen grond der zaligmaking volkomen begreep. Daarom
\' moest hij antwoord geven op de vraag: „Wat is de
\' verdienstelijke oorzaak van des zondaars aanneming
bij God?" en als hij een geheel vertrouwen op de ver-
diensten van Christus alleen voor de regtvaardigma-
king antwoordde, en een gedrag, zooals een Christen
betaamt, aan den dag legde, werd hij in de gemeen-
schap der kerk opgenomen.
Deze kleine gemeente mogl zieii voor een lijd in de
grootste eensgezindheid en rust verheugen. Daar de
meeste leden arm waren, waren zij uiel instaat om hel
inwendige der kerk, die zij gebouwd hadden, al\' te
maken, en daarom geraakten zij er aan gewoon om in
het onvoltooide gebouw, zouder vuur zelfs inhet mid-
den van den winter, te zameu ie komen. Zij hadden
ook de gewoonte om elkander dikwijls in hunne wo-
hadden er offeranden en vreugdobedrij\\ en plaats. Te
Athene werden de Dioseuriën Ax.\\< i:i:x (zie ald.) gc-
noemd. In vele deelen van Griekenland Iieerschte de
verecring der Dioscuren, en weiden Ininue feesten
gevierd.
DJPAVAliJ, een Hindoesch feest ter eere van
, Visciixok (zie ald.), den tweeden persoonderllindoc-
sche triadeofTrimoerti.Hel werd ingesteld ten gevolge
: van eene heldendaad, die de god iu de gedaante van
Kkjshna (/ie ald.) verrigttc. Eenzekere /iV//7/.yV< had
duizend maagden gevangen genomen, doch Krishua
doodde hem, en zette de. maagden in vrijheid. Daarom
ontstond de Dipatali, wanneer de Hindoe een leest
! houdt gedurende den dag, eu de huizen des avonds
geïllumineerd worden. De kinderen gaan dan ook met
brandende kaarsen door de straten.
DIPTYCHA, twee schrijftafeltjes bij de Grieken en
Romeinen, die met oogjes aan elkander gehecht waren
en toegevouwen konden worden. Deze naam werd
I ook aan de registers gegeven, die in de eerste Christen-
kerken gehouden werden, waarin de namen van die-
j genen werden opgeteekend, die zich voor den doop
aanboden. Er waren verschillende soorten van dip-
tycha, cenige voor de dooden, andere voorde levenden.
; [n de eerste Kerk was het de gewoonte, alvorens men
; offers voor de doodeu t\\vrt\\, dat de diaken luide de
; namen voorlas van die voorname bisschoppen, heiligen
of martelaren, die voornamelijk vermeld moesten wor-
den in dit gedeelte van dedienst. Dediplychasehijncn
i gelezen te zijn vóór het wijdingsgebed, onmiddellijk
na den kus des vredes. Kardinaal Bona maakt gewag
van drie soorten van diptycha. In de eene soort wer-
den alleen de namen van bisschoppen geschreven, en
• meer in hei bijzonder van die bisschoppen, die bestuur-
ders van die kerk waren geweest. In de tweede werden
; de namen der levenden geschreven, die uit muntten door
liet eene ol\' andere ainbl of de eene of andere waardig-
heid, ofdoorweldadigheideneengoed werk, waardoor
zij den dank der kerk verdiend hadden ]n deze klasse
waren de patriarchen en bisschoppen van groot e zetels
j en de bisschop en de geestelijkheid dier kerk, bene-
vens de keizers en magistraten eu andere aanzienlijken
onder bel volk. De derde soort was bel bock, dat de
namen bevatte van beu, dieineatholieke gemeenschap
gestorven waren. De diptycha werden van denAiiuox
(zie ald.) voorgelezen. Als iemands naam uit deze
kerkelijke registers werd geschrapt, vuis bel eene ver-
klaring, dat hij in den ban was gedaan, en uit de ge-
meenschap der kerk was geworpen. Als iemand, die
in den ban was gedaan, weder werd aangenomen, werd
-ocr page 652-
DIS< ll\'Kl.KN VAN C1IKI8TLS.
i;:iu
iiingen te bezoeken, en geheele avonden in genieen-
schappelijk gebed, het onderzoeken der Schriften, liei
doen en beantwoorden van vragen, en het zingen van
gezangen door te brengen. I >e zonneschijn des vrcdes,
die op dit kleine ligcbaani van Christelijke discipelen
rustte, moest echter spoedig dom- ren wolk worden
weggenomen. Een twist ontstond er over hel veel bc
twiste punt des kiuderdoops, die de gemoederen van
herders en gemeenteleden schokte. De kwestie werd
van beide zijden met veel scherpte besproken, en einde-
lijk opden 1 i?\'1\'".luiiij l M2 weiden Thomas Campbell,
zijn zoon A Icxandcrcn hel geheele huisgezin, benevens
verscheidene leden der kerk, in het water van den
doop van \\ olwasseneu ged.....peld, na eene eenvoudige\'
belijdenis van buil geloof. Deze gebeurtenis deed
natuurlijk de kerk, die gesticht was, niet weinig aan.
Zij, die de leer der I\'a-dobaptisten aanhingen, verlieten
ile gemeente, terwijl zij, die er in l>lc\\ eu, ten gevolge
van de verandering in hunne inziglen, in oniniddellijk
verband mei de Doopsgezinden werden gebragt. Dien
\'en gevolge werden /.ij in hei najaar vau 1813 inde
Doopsgezinde Vereeniging \\ an liedstouc opgenomen,
doch zij bepaalden uitdrukkelijk in geschrifte, dat
gceue andere gronden van verceuigingof gemeenschap
dan de I ledige Schrift vcreischt zouden woi di u.
De inziglen, die Alexander Campbell in de Dnops-
gezinde kerk, waarmede liij en zijn vadernu verbonden
waren geworden, ingang trachtte Ie doen vinden, ver-
wekten daarin niet weinig onrust, dewijl ecuigen de
nieuwe mecniugeu gerecdelijk aannamen, en anderen
/e even vastberaden weerstonden. ICiudelijk werden
de kerk vau Brush l\'un en hare herders mei ijverzucht
eu wantrouwen door de andere kerken vau de Verce-
niging van Redstone aangezien, en hel werd noodig,
uadal een aanmerkelijke tijddoorgebragt was in de on-
aangenaamste twisten, dal ougeveerdertigledeu van
Brush Rini; waaronder Alexandcr Campbell, de kerk
verlieten. Dieu ten gexolge weken deze naar AV clls-
burg in Virginië. waar zij zieli tol eene nieuwe kerk
vormden, eu toegelaten werden in de Mahoniugscbe
Vereeniging \'.au Obio. Uier vonden /.ij eene veel
gereeder aaiiueming van hunne ge\\ oelens, eu zoo snel
slaagden zij in hel verbreiden hunner bijzonderemec-
uingeu,dal in IS2SdcMahoningsehc\\ ereeuigingalle
.....lisebelijke formulieren vangodsdiensl verwierp, en
alle aanspraak opde regtsmagt over de kei keu liet va-
ren, terwijl /ij beslool tot eene eenvoudige jaarlijksche
bijcenk.....si. ,,m \\erslagcute ontvangen aangaande
de vorderingen der kerken, eu om te bidden om de
■ erbreiding \\ uu liet evangelie, en wi derkeerig daai loe
saam te werken. De stoute slap, die aldus gedaan
; werd door zoovele kerken, verwekte de grootste on-
| gerustheid onder de Doopsgezinde kerken in het alge-
mccu. De kerken, behooreude lot de Vereeniging van
Bcaver, gingen er zonder uitstel toe over, om allen
voor keilers te verklaren eu uil hunue gemeenschap
o velbannen, die- dr iuzigten der Discipelen hadden
aangenomen . zooals de volgelingen van Campbell
genoemd werden. IV scheiding, aldus begonnen,
strekte zieh uil tot Keutucky, Oostelijk Virginië en
in korl lot al de Doopsgezinde kerken en vereenigiu-
gen, waarin de nieuwe iuzigten gebragt waren.
De Discipelen, zich aldus afgesneden ziende van
de gemeenschap mei de Doopsgezinde kerken, vorm-
denzich overal tol al\'/ mderlijkekerken,naarCougre-
. gationale beginselen, die medewerkten, zooals Thomas
i Campbell hei uitdrukte, lol Je herstelling van hel
zuivere, oorspronkelijke, apostolische Christendom in
letter en geest, in beginsel en Ie ven.Xaauwelijks luidde
scheiding der I \'i: cipelen \\ an de Doopsgezinden plaats
gehad, of hun aantal nam snel toe. Dr vooroordeelen,
| die vroeger tegen hen gekoesterd waren, verdwenen
trapsgewijze, eu de vriendschappelijksle gevoelens
ontstonden ei- lussehen de Discipelen en de Doopsge-
; zinden. Juisi de punten, waarvoor de Discipelen stre-
den, hei verwerpen \\ au geloofsbelijdenissen en doop
voor de vergeving van zonden, zijn door ecuige van
df bekwaamste !■ eraars der Doopsgezinden aaugeuo-
nien. \\ elcii zijn lot In n overgekomen van bijna al de
voornaamste seeleu in de Staten, en wal nog bemoedi-
geuder is, zij zijn er i.; geslaagd om talrijke bekeerlin-
geute maken uit de gcledi reudi r onverschilligheid en
des o igeloi I\'s. De beginselen der Discipelen hebben
ook bunnen weggcvoudcniii Engeland eu Wallis, waar
thans drie genie, uteu, die zieh Discipelen van Chris-
nis noemen, bestaan. In de Verecnigde Staten zijn
zij hei talrijkst in Kentucky, Obio, Indiana, Illinois,
Missouri eu Virginië. Ook in de Britsche proviucieu
\\iin Xoord-Amerika siju eeuige kerken, die de be-
giuselcii i\\vr Discipelen zijn loegedaan.
De leer de/er groote en snel loeneniendc secte zal
hei be.-i verklaard worden, als wij de verklaring van
Campbell zehen aanhalen, /.ij luidl aldus: —
„Zij beschouw en alle scetcn en partijen der (\'hris-
ii lijke wereld als in mi erdere of mindere male ie zijn
afgeweken vau de eenVoudigheid des geloofs eu der
zeden vau de eerste Christenen, eu als uil te maken,
l wai door den \\u< stel l\'aulus „de afval\'\' genoemd
wordt. Dit gebrek schrijven zij loe aan de groolc
verscheidenheden win beschouwing, en aan hel meta-
-ocr page 653-
DISCIPELEN VAN CHRISTUS.
.. ;l
physische dogmatismus van de tallooze gcloofsbelij-
denisseu, formulicreu, liturgiën en boeken f>ver de
tucht, aangenomen en opgedrongen als banden van
vcreeniging en regelen van gemeenschap in al de par-
jijen, die uil de Luthersche hervorming ontstaan zijn.
Bet gevolg van deze synodiale verbonden, conventio-
neele geloofsartikelen en regels van kerkbestuur is
geweesl de invoering van eiue nieuwe nomenclatuur,
cene mensclielijke lijsi van godsdienstige woorden,
/innen en technische uitdrukkingen, die den stijl der
levende orakelen vervangen lieeft, en aan de gewijde
diel ie ideëu heeft gehecht,diegeliocl onbekend waren
aan de Apostelen van Christus.
„Om deze afwijkingen te doen iphouden en tégen
ie gaan, zijn zij van voornemen om uil de Heilige
Schriften, volgens de algemeen aangenomen en wel
gevestigde regels van verklaring, de denkbeelden na
te gaan, die aan de ioornaainste uitdrukkingen eu
/innen, welke in de Heilige Schriften gevonden wor-
den, worden gehecht, en daarna de woorden van den
Heiligen Gcesl iu hunne apostolische beteekenis Ie
gebruiken.
..Door aldus de denkbeelden, door den Heiligen
Gei ^i medegedeeld in de termen en zinnen, welke van
de Apostelen geleerd zijn, uit te drukken, en dooi\'de
kunstmatige cu teehnisclie taal der schoolsuhc lhe.>-
logie ii\' vermijden, stellen zij zich voor eene zuivere
spraak aan hetgeen tol het gelooi\'behoort wedertege-
ion; en door het huishouden Gods er aan Ie gewennen
delaal en hel dialect van den lleinelscheu Vader te
gebruiken, verwachten /.ij elkanders heiligmaking door
de waarheid ie bevorderen, en die oneeuighcden en
debatten te doen eindigen, die ai lijd zijn voortgekomen
uil de woorden, welke de wijsheid van den ineusch
leert, en uil den eerbied eu de; achting voor den stijl
der ironie meesters In de polemische godgeleerdheid,
daar men gelooft, dal dezelfde dingen Ie /eggen In
denzelfden slijl de ecuige zekere weg is om dezelfde
dingen te denkeu.
..\'/Lij maken een zeer duidelijk verschil tusschen
geloof en meeuing, tusschen bel Woord vau God eu
de redeneringen der meuschen, de woorden van dcu
Geest eu inenschclijke gevolgtrekkingen. Geloof aan
hel Woord Gods eu gehoorzaamheid aan de bevelen
van Jezus zijn hun hand van verecnigiug, eu niet eene
overeenkomsl iuabstracte inzigten of inecniugen, over
hetgeen door Goddelijke neigt geschreven of gespro-
ken is. Daarom heblj .1 alle beschouw ingeu, kwestiëii,
woorden! wisten en abstracte redeneringen, die in ineu-
scbelijke geloofsbelijdenissen gevonden u orden, gecne
plaats iu hunne godsdienstige gemeenschap. Wat hei
t\'al v mismus, Arniinianismus,TrinitariauismusenUni-
tarianismus, en al de tegenover elkander slaande the-
oriëu van godsdienstige sectarissen, als uitentten door
i Ikandervoortgebragt, aangaat, zij verwerpen ze zorg-
vuldig als evi n verre verwijderd vau de eenvoudigheid
cnwcrkelijke strekking der beloften eu voorschriften,
der leer eu feiten, dei- vermaningen en uitspraken van
in 1 Christendom.
..Zij verwachten de eenheid van geest endc banden
des vredes van de erkenning vau één geloof, één Heer,
één doop, ééuchoop, één ligchaau, één Geest, één God
eu Vader vau allen, nicl van eenheid van inceningen,
noch vau eenheid van vormen, van ceremoniën ol
wijzen van eeredienst.
..De Heilige Schriften van beide Testamenten be-
■ schouwen zij ais openbaringen Ie bevallen van God,
en als volstrekt noodzakelijk om den menscb van God
volmaakt te makcu, en gcschikl voor elk goed woord en
werk; het X i e 11 we Test a men 1 of de levende orakelen van
Je/.us Christus nemen zij aan als de Christelijke gods-
1 1 list Ie bevallen; de woorden vau Mat thees, Markus,
Lukas en Johauiies beschouwen zij als eene verklaring
en een bewijs van de grootc stelling, waarop onze
godsdienst rust, ie weten, dal Jezus van Xazareth is
de Messias, de eeuiggeboren en veel geliefde Zoon
vau God en de ecuigi Zaligmaker der wereld ; de llan-
delingeu der Apostelen als een door (iod erkend Ver-
haal van het begin en de vorderingen vau de regering
• I hel koningrijk vau Jezus Christus, waarin de volle
: ontwikkeling vau hei evangelie, door den Heiligen
l leest van den hemel gezonden, opgeteckeud staat, en
de wijze van handelen der Apostelen iu hei stichten
van de kerk van < \'luisi us op aarde; de Brieven als
eene uiteenzetting en toepassing van de leer der
Apostelen ten behoeve van afzonderlijke personen en
\' geineen!en, eu als eene omwikkeling van de >irek-
kingen van hei evangelie in het gedrag van zijne bc-
i lijders; eu alles als eene volledige verklaring van hei
! Christelijke geloof cu de (christelijke zedeleer, geschikl
voor den tijd tusschen de hemelvaar! van Christus en
1 Zijne terugkomst nul hel koningrijk, dal Hij van God
ontvangen heeft; de Openbaring van Jezus ( hristus
aan Johanues op Patmos als eene figuurlijke en voor-
j uitziende beschouwing van al de wederwaardigheden
; des Christendoms, van zijnen oorsprong lol aan de
: terugkomst des Zaligmakers.
..Iedereen, die opregtclijk gelooft de getuigenis,
\\ welke God van.lezus vau Xazareth gal\', toen Jlij zeidc ;
„Deze is mijn Zoon, mijn Geliefde, iu denwelken Ik
-ocr page 654-
DISCIPELEN VAN CHRISTUS.
f) 3 2
Mijn welbehagen heb!" of, mei andere woorden, ge-
looft, wal de Evangelisten en Apostelen van Hem heb-
! ben getuigd van Zijne ontvangenis tot aan Zijne kroo-
uiug in den hemel als Heer van allen, en die gewillig is
om Hem in alles te gehoorzamen, beschouwen /.ij als
een geschikt voorwerp voor den doop, en niemand
■ anders. Zij beschouwen den doop in den naam des
Vaders, des Zoons en des Heiligen Geest es, na eene
openbare, opregte en verstandige belijdenis van het
geloof in Jezus, als noodzakelijk voor de toelating tot
de voorregten van het rijk vanden Messias, en als een
plegtigcu waarborg, van den kant des hemels, voor de
werkelijke vergeving vau alle vcrledcne zonden en
van aanneming in liet huisgezin Gods.
„De Heilige Geest wordt alleen aan hen beloofd,
die in den Zaligmakergeloovcu eu Hein gehoorzamen.
Aan niemand wordt geleerd de ontvangst van dien
hemelschcn Raadgever eu Trooster als een inwoner
in zijn hart te verwachten, voordat hij het evangelie
gehoorzaamt.
..Ilaai om zeggeu zij, terwijl zij geloof en berouw,
of geloof en eene verandering des harten verkondigen,
als voorbereiding voor den doop, vergeving en den
Heiligen Geest, aan alle boetelingen, of aan al dege-
uen, die gelooven en berouw hebben over hunne zon-
den, gelijk Petrus zeidc tot het eerste gehoor, dat hij
aansprak, nadat de Heilige Geest na de verheerlijking
van Jezus medegedeeld was. „Ken iegelijk vau n
worde gedoopt in den naam van Jezus Christus, tot
vergeving der zouden; en gij zult de gave des Hei-
ligen Geestes ontvangen." Zij leeren aan zondaars,
dat God aan alle meiiselien overal beveelt om zieh te
hervormen of tot God Ie wenden; dat de Heilige Geest
zulks bij hen tracht te doen door de Apostelen enPro-
feten: dat God hen smeekt verzoend te «orden door
Jezus Christus; en dat het de pligl is van alle mcu-
sehen om het evangelie te gelooven en zich lot God
te keeren.
„De gedoopte geloovigeu zijn in gemeenten veree-
nigd, naar mate zij bij elkander wonen, eu liuu wordt
geleerd op eiken eersten dag der week te zamen te
komen, lereere eu gedachtenisviering van de opstan-
diug van Jezus en om het brood te breken, dat den
dood van den Zoon van God gedenkt, om de levende
orakelen Ie lezen en Ie hoorcu, om elkander te leeren
en te vermanen, om zieh te vereenigen in gebed en
gezang, om toe te brengen tot. de noodzakelijkheden
der heiligen, en om heiligheid inde vreeze des Heereu
te volmaken.
„Elke gemeente kiest hare eigene opzieners en
diakenen, die de zaken der gemeenten besturen en
beheeren; elke kerk zendt, hetzij uit zich zelve of in
zanienwcrking met andere, wanneer de gelegenheid
zich aanbiedt, één of meer evangelisten of verkondi-
gers van het woord uil, om hei Woord le prediken en
hen te doopen, die gelooven, om gemeenten te stich-
ten en de kennis des behouds uit le breiden, waar het
noodig is, zoo verre hunne middelen si rekken. Maar
elke kerk beschouwt die evangelisten als hare dicua-
ï\'cn, en daarom hebben deze geeue heerschappij over
ccuigc gemeente, daar elke gemeente onderworpen
is aan hare eigene keuze van presidenten of oudcrliu-
gen, die zij aangesteld heeft. Volharding in hef ge-
hcele werk des geloofs, in den arbeid der liefde en het
geduld der hoop wordt door al de discipelen ingeprent
als noodzakelijk voor de toelating in hel hcmelsche
koningrijk.
„Dit zijn de vooruaamslcointrekkcn van het geloof
en de gebruiken van hen, die bekend wensehen tezijii
als de Discipelen vau Christus; geeue verecnigiugon-
der hen zou er echt er in toestemmen om de voorgaande
artikelen of tot eene geloofsbelijdenis of tol een regel
voor de gebruiken le maken; zij willen echter te allen
tijde eene reden ge\\en voor hun geloof, hunne hoop
en hunne gebruiken, tot onderrigting vau diegenen,
welke met hen bekend wensehen Ie worden."
liet is ceuigzius opmerkelijk, dal in deze uiteen-
zetting van de leer eu de gebruiken, opgemaakt door
een vau de stichters der seete vau de Discipelen vau
Christus, eene hunner voornaamste leerstellingen,
die van de wedergeboorte door dvn doop, hare be-
lioorlijkc plaats te naauwemood inneemt. Richardson
vau Yirginie, ook een herder van de seete, is echter
vvijdloopigcr over dil onderwerp. „Hel was de eenheid
der kerk, zegt hij, die het eerst de aandacht trok. De
daaraan volgende onderwerping aan den doop is slechts
één voorbeeld, ouder andere, van die vordering, die
het gevolg was van de standvastigheid iu hunne eigene
beginselen. Zoo werd eerst ongeveer tien jaar hierna
het bepaalde doel vau den doop ten volle begrepen,
toen hij erkend werd als de zonde vergevende instelling
des evangelies of het aangewezen middel, waardoor de
boetvaardige zondaar eene verzekering erlangde van
die vergiffenis of vergeving van zouden, welke voor
hem door het lijden eu den dood vau Christus was ver-
kregen. Niet voor een nog later tijdperk werd deze
leer praktisch toegepast, toen geloovigc boetelingen
aangemaand werden om zieh le laten doopen voorliet
medegedeelde doel. Deze beschouwing van den doop
gaf eene groote belangrijkheid aan de inzetIing, en
-ocr page 655-
DISSENTERS
DISSENTERS i ENGELSCHE).
(533
i-- een van de voornaamste kcnteckcneu dezer hervor-
ming geworden." l)c Discipelen nemen eiken dag in
kracht toe, en worden cru talrijk ligchaam.
DISSENTERS (Eng. Aiidcnd/mkeude,!, Af rijken-
den), die scclcu welke zich afgescheiden hebben van
de heerschendc kerk vaneen land, en weigeren daar-
lueile gemeenschap ie hebben. Als onderscheiden van
«Ie Sn KOERS (zie ald.) wordl hel woord l)i*xenter* nn
overhel algemeen gebruik! om hen aau te duiden, die
opgehouden hebben gemeenschap ie hebben mei eene
heerschendc kerk, omdal zij, naai\' liun geweien, alle
verceniging van de kerk mei den staal afkeuren.
DISSENTERS (E\\or.i.s< iik),ccii naanidieaan de i
Presbyterianen, Congrcgationalisl en nn Doopsgczin-
den of Baptisten gegeven wordl. De oorspronkelijke
Non-Conformisten waren voor hel grootste gedeelte i
de Presbyteriaausnhe beginselen toegedaau, en de ver- j
gadering van Westminstcr «as voornamelijk uil Prcs-
byteriaansche godgeleerden zamengesteld, daar niel
meer dau tien of twaalf hunner tol de Indcpcndcntcu i
behoorden, en het grootc verlangen van die vergade-
ring was blijkbaar, om Prcsbyteriaansehe cenvormig-
lieiil in Engeland en Schotland in ie \\ oereii. Door den
bepaalden weerstand van de weinige Indcpcndcntcu
werd dit doel echter verijdeld. Gedurende de regering
van Elisabcth hadden de meeste Puriteinen zich aan-
gekaul legen ecue afscheiding van de Kerk van Euge-
laud, wal de leer aangaat, hoewel zij eene hervorming
zochten in hare inrigting en eeredieusl. daar /.ij voor
hel grootste gedeelte Presbyterianen waren. Doch
onder de Puriteinen bevonden zich ook eenige Inde-
pendeiiii-ii en Doopsgezinden, wier tegenwerpingen
van een meer ernstigen aard waren, daar zij alle natio-
nale kerken afkeurden, liet statuut van 1593, waarbij
bevolen werd, dal een ieder boven den leeftijd van
zestien jaar naar eene kerk moest gaan, trof de Inde-
pendenten zwaar. Vele van hen worden in de gevange-
u is gezet, en niet weinige werden genoodzaakt om eene
schuilplaats te zoeken in een vreemd land. Brown,
de stichter van de secte der Iïkownistkn (zie ald.).
vond met een aantal zijner volgers eene schuilplaats in
ons vaderland. Jegens de Puriteinen oefende de kouin-
gin Elisabeth, gedurende al den lijd harer regering,
de meest mogelijke gestrengheid uit, en talrijke
kerken van Dissenters, die verbannen waren, ont-
stonden er te Leydeu, Middelburg, Itotterdam en
in andere steden van ons land, die niet alleen van
de Kerk van Engeland afgescheiden, maai- met
eene billen\' vijandschap legen hel beginsel van heer-
sclieinle kerken bezield waren. Dil werd, om zoo te
zeggen, eene bepaalde leer van de Kngelsche Inde
pendeutcn.
De dood van Elisabcth en de troonsbestijging van
.Tacobus I. bei\'levcndigdcii natuurlijk de hoop der Pti-
ritcinschc Dissenters. De koning was opgevoed in
Presbyteriaansche beginselen, en had openlijk eene
warme gehechtheid beleden, aan hetgeen hij ..de /ui-
verste kerk op de wereld" noemde; naauwelijks zette
hij echter den voel op Eugelschen bodem, of hij zwoer
dadelijk zijne vroegere inzigicn al\', en werd ecu warm
voorstander van hel episcopaal, zeggende, dat, „waar
geen bisschop was, ook binnen korl >j;ci-u koning meer
zou zijn." De Dissenters warenechterecneloniagtige
partij geworden, om met verachting of zelfs mei ver
waarloozing behandeld ie worden. Daarom riep .taco-
bus, om hen zoo mogelijk mei zich te verzoenen, Ie
Ilamptou f\'oui\'t ecue co nieren lic bijeen van vier bilii-
iier voornaamste hoofdenen ren uitgekozen aantal bis-
schoppen en godgeleerden der Kngelsche kerk, terw ijl
hij zelf president was. Tiet debat, dal van beide zijden
hevig was, hield drie dagen aan, en ile uitslagwas, dal
eenige onbelangrijke veranderingen iniic Engclschc
liturgie gemaakt werden, die op bevel des koiiings in
hel licht kwamen en algemeen aangenomen werden,
hoewel/.ij nooit doorliet parlement bekrachtigd zijn.
Eene onsehatbaie weldaad, die uil de conferentie
voortvloeide, was bel voorstel, waaraan de koning ge-
volg gaf, om eene nieuwe en herziene vertaling van
den bijbel uil te geven. Deze moeijelijke laak werd
allergcliikkigsi volbragt door de volvoeringen uitgave
van de bewonderenswaardige,kerkelijk goedgekeurde
vertaling der Heilige Schrift.
Onder Jacobus l. werden de Puriteinsche Dissenters
nog mei grootc gestrengheid behandeld, en vele luiu-
ner vloden naar ons vaderland, van waar wederom
ecu aantal in Krill naar Amerika de wijk nam. Eene
andere partij volgde iu 102\'.). en eene derde in 1030;
en toen den Dissenters belet werd om naar Nienw-
Eugeland te gaan, lrokken wederom vele mei hunne
huisgezinnen naar de Nederlanden. In 1 tilt? werden
de uuiformitcitsvveltcn legen de Dissenters uilge-
vaardigd, doch iu KiKl ging het parlement deze ge-
strengheden tegen. Dikwijls heeft menden Engelsehcu
Dissenters te laste gelegd, dat zij in hunnen tegenstand
tegen Karel I. te vergingen, doch hel is een welbe-
kend feit, dal de onthoofding van dien monarch het
werk was van ecue partij, en door de Puriteinen over
het algemeen als eene daad van misdadige gestreug-
heid veroordeeld werd. .Maar welke smel ook op beu
moge rusten wegens bun gedrag jegens Karel. hun
we
-ocr page 656-
V,M                                                     DISSENTKRS (!
koml de verdienste toe van de monarchie in /.iju /.non
hersteld te hebbcu. Alles, wal hij lnin schonk voor hel
herkrijgen zijner inagt. bestond in het afzetten van twee
duizend hunner predikanten, en hen zoodanig te ver-
volgen, dal niet minder dan tien duizend, naar men ver-
onderstelt, in de gevangenis en van behoefte omkwa-
mcu.Doehhunue vaderlandsliefde was niel teschokkeu
il.ioi-(ir/c hardvochtige maatraden. Toen H\'iri\'ii licl
einde ilrr regering van Ka rel Tl. hel karakter van
zijn opvolger de vrees voorde vestigingdei\' Ivooinschc
godsdienst deed ontstaan, ouderwierpcu zij zich, om
dat kwaad af te keeren, blijmoedig aan eene uitslui-
Iing van alle plaatsingen, die voordcel opleverden
of vertrouwen vercischtcn, — een buitengemeen voor-
beeld van grootmoedigheid. Toen Jaeobus II. cigen-
dunkelijke inzigteu begon te vertooueu, waren Disseu-
ters onder de eersten, die ongerust werden. De ijver,
waarmede zij medewerkten om de revolutie teweeg
ie brengen, en de liefde, waarmede zij hare beginselen
steeds hebben omhelsd, zijn te wel bekend, om eenig
bewijs noodig te maken, en kan slechts des te treffender
gemaakt worden doorcene vergelijking met liet gedrag
van de hooge kerk partij. De laalsle handhaafde de
leer der lijdelijke gehoorzaamheid en onderwerping
ui hare grootste uitgestrektheid, was onophoudelijk
gewikkeld in kuiperijen om de revolutie omver te wer-
pen, en verklaarde, dat de leer van liet Goddelijke regl
eene oude en onbetwistbare leer van de Rngelsche
kerk was.
In liiSS werd de.Acte van Tolerantie aangenomen,
waarbij de vereenigingen van Dissenters onder debe-
sehermiug van den staat werden gesteld, doch alle
predikanten geuoodzaaki werden om de negen en der-
tig Artikelen, met zekere uitzonderingen, Ie onder-
leekenen, als zij hel regl wilden hebben om hunne
herderlijke functiëu uit ie oefenen. Later werd dit
onnoodig gemaakt.
DISSENTERS (Schots< he). Gedurende langen
lijd was anders te denken, dan de heerscheiide kerk
deed, in Schotland onbekend. Van I 560, toen de llcr-
vonnde. Sehotsehe kerk gesticht werd, lol aan hel. he-
giu der achttiende eeuw bezal de kerk niet alleen de
toegenegenheid van hei volk, maar schijnt ook het
beginsel van eene heerscheude kerk nooit in twijfel
getrokken Ie zijn. De oude Dissenters of Hervormde
Presbyterianen, wel is waar, die zieli steeds aankant-
ten tegen de schikking van Kerk en Staat in KiSS,
(■o (Ie overblijfselen zijn van de (\'m i: sant kus (zie ald.),
bestaan langer den ceuige andere seete van separatis-
leil van de nationale kerk. /.ij zijn eehl er hardnekkige
C\'HOTSCHK).
voorstanders >an liet verpligtende van het Nationale
Covenanl en het 1\'legtige Verbond en Covenaut, die
beiden, zoowel als de West minste rsche geloofsbelijde-
nis, welke /.ij erkennen als de belijdenis van hun eigen
geloof, in de bepaaldste bewoordingen het beginsel
van eene nationale heerschende kerk handhaven. De
kwestie over de wettigheid eener nationale kerk werd
het eerst opgeworpen door.Tolianues (das van Tealing,
omstreeks het jaar ÏT\'-\'S. Hoewel predikant vaueene
gemeente, begon hij mceniiigcn Ie verkondigen, die
onbestaanbaar waren mei de erkende bepalingen der
kerk. Gedurende eeuigen tijd heerschte ereen hevige
iwist in de kerk en het land. (lias werd eindelijk af-
gezet, doch hij zette nog de uitoefening van zijn lee-
raarswerk voort, en zijne volgelingen stichtten, oudi r
den naam van Gi.asietkk (/.ie ald.), kerken naar ouaf-
liaukelijkc (independent i beginselen in verschillende
sleden en gemeenten van Schotland. De volgende
afscheiding (seeession) van de Kerk van Schotland w a>
die, welke haar oorsprong had iu den wederstand en
het. protest van vier predikanten tegen ile beslissing
van de Algeiueene Vergadering in 1732, die, toen
anderen zich bij hen voegden, zich vormden lot het
Vkueexh;i> Preshvtehitm (zie ald.) i As • ui.iti-l\'ics-
bytery). De grond voor hunne afscheiding was de
willekeurige bekrachtiging, door helgrootste gedeelte
der Algenieene Vergadering, van de wet van nel pa
trouaat, en de aanstelling van predikanten legen de
weuschen van de Christen-bevolking. De vier predi-
kuulen scheidden zich echter niel van de kerk af, zooals
(I las had gedaan, maar sleehls, zooals zij hoopten, voor
ecu lijd, daar zij uitzagen naar de mogelijkheid van
den tijd, waaropzij en allen, die hen aanhingen, in ge-
moede weder iu genieenschap zonden kunnen treden
met de kerk. waarvan zij met weerzin gescheiden wa-
rcn. Tol de Afscheiding (Seeession), die had plaals-
gegrepen, traden spoedig velen toe, doeh iu 17 t7 had
er eene scheiding in twee afdeelingeu plaats, waar-
van de eene den naam aannam van de \\ EREENIGDE
Synode vax Bukghers (zie ald.) (Associatc Burgher
Synod), cu de andere dien van Vereeniode Synohe
van AxTluiJHGllKUs (zie ald.J (Associatc Aulibiirghcr
Synod). De breuk, die in de Afgescheidene kerk (Seees-
siou church) zoo spoedig na haar ontslaan plaats had,
ontstond eenvoudig over ecu verschil van meeuiug
aangaande de wettigheid van het alleggcu vanden eed
als burger, dal toen in sommige steden van Schotland
gevorderd werd. Gedurende drie en zeventig jaar
bleef deze verdeeldheid bestaan, terwijl heide partijen
zich iu het gehcele land uitbreidden, en toen eindelijk
-ocr page 657-
■:rs (schotsche).                                    «33
DISSENT
dv genoemde eed werd afgeschaft, werden de tweeSy-
uoden in 1820 herecnigd, onder den naam van de Her-
ecnigde VcrccnigdclSyiiodc van de Afgescheidene kerk
(United Associate Synod of the Secession church).
Van 1713 at\' waren de Seceders (Afgescheidenen)
blijkbaar begonnen eenigeu twijfel te koesteren aan-
gaande de uitgebreidheid der magt, welke volgens de
YVcstminstcrsehc geloofsbelijdenis in zaken van gods-
diensi bij den burgerlijken magistraal berustte.ln 1700
werd de zaak echter voor de hoven der Afgescheidene
kerkgebragl. Twee jonge kandidaten, die tol het lec-
raarswerk wenschten toegelaten te worden, verklaar-
den, dat /.ij de leer der geloofsbelijdenis aangaande
de magt vau den magistraat in /.aken van godsdienst
I niet aannamen, en verzochten, dal de voorzittervan hel
V\'erecuigd Presbyterium van Auiiburghers van Edin-
! burgh, wanneer hij hun de vragen van hel formulier
vóór hunne ordening deed, zou mogen aannemen, dal
; zij hunne gevoelens op dat punt niet verklaarden, fn
deze omstandigheden gevoelde hel Presbyterium /.ieli
.            .                   . *
in eene stelling, waarin liet onmogelijk wasomverdere
slappen ie doen lot de ordening van de tweejongemen-
sehen, zonder de bekrachtiging van liet hoogste hof. De
/.aak werd voor de Synodegebragl, en deze \\ erklaarde,
dat /.ij geeue eindere middelen goedkeurde, om men-
schen tol de kerk te brengen ol\' hen daarin ie houden,
dan die, welke geestelijk zijn, en gebruikt waren door
de Apostelen en andere dienaren vau hel Woord in de
eerste eeuwen der Christelijke kerk: overreding niet
; kracht, de magl vau het evangelie niet de magt vanden
; burgerlijken magistraal, volgens die allerzekcrste en
belangrijke leer in de geloofsbelijdenis zelve uederge-
legd: „God alleen is de Heer van hel geweten, en heeft
het in zaken van geloof of ecrediens! vrij gelaten van de
leerstellingen en bevelen van menschen, welke in iels
slaan tegenover /.ijn Woord of er naast; zoodat /.ulke
leerstellingen te geloovcn of zulke bevelen te gehoor-
zamen tegen zijn geweten in, is afstand te doen vau
i ware vrijheid van geweien en ook van rede."
Na deze verklaring, en hetgeen daarvan het gevolg
was, ondergingen de twee jongelingen de ordening.
j In den loop vau eetiigc jaren ondergingen echter de
iuzigten van een dezer (Dr. M\'Ciue), aangaande de
magt van den wereldlijke.....agistraal in /aken van
godsdienst, ecnige verandering. Deze verandering
, kondigde hij openlijk aan in eene preek, die bij hield
bij bet openen der Algemeene Verccnigde Synode in
1 S00, en daar de Synode getrouw bleef aan de gevoe-
lens hierboven uitgedrukt, leidde dil lol zijne ver-
| werping van alle belrekking tol dal ligchaam. Tn de
nieuwe regelingen, die de Synode in 1804 uitvaardig- I
de, werd het verband tusscheu Kerk en Staal duidelijk
veroordeeld. \'Aou ging van bet oorspronkelijke stand-
punt van Seceders of Afgescheidenen de Algemeene
■ Vereenigde Synode van Antiburghcrs over tot het
standpunt van Dissenters of Andersdenkenden.De Ver-
. eenigde Synode van tbirghcrs werd ook genoodzaakt in
eene discussie te treden over hetzelfde betwiste punt,
welke, gelijk In bel andere geval, gevolgd werd door
eene breuk in de Synode, daar i enige leden zich lol
eene afzonderlijke vcreeniging vormden. In dvn loop
der discussien, il ie scherp engerekl waren, werd er een
voorstel gedaan, dal hel artikel over de magl vanden
magistraal in zaken van godsdienst tol eeut /aak van
verdraagzaamheid zonde gemaakt « orden. De Synode
weigerde echter om dezen voorslag aan te nemen, en
zij hechtte aan bel formulier eene verklaring vanden
zin, waarin predikanten op dit punt hunne toestem-
minglol de leer der geloofsbelijdenis moesten geven.
Deze verklaring was uitgedrukt in de volgendewoor-
dcu: „Daar ecnige deden van de aangenomen boeken
dezer Synode verklaard zijn, alsof zijdwangmaatregc-
lcu in zaken van godsdienst goedkeuren, zoo verklaart
de Synode hierbij, dal zij geene goedkeuring vau zulk
een beginsel van een kandidaat voor de bcvoegdver-
klaring of de ordening vereischt."
Door de uitdrukking „dwangmaatregelen in zaken
van godsdienst "bedoelde de Vereenigde Sv node blijk-
baar niets meer, dan eene verklaring tegen alle vervol-
ging om des gewetens wille. Hoewel de Synode hare
meeniug aangaande de magl van den magistraal in
aangelegenheden betreffende de godsdienst niet bad
te kennen gegeven, gaf toch het voorkomen ecucriiit-
drukking, die eene verre bel rekking op het onderwerp i
had, aanleiding tot een bitteren strijd in vergaderingen
en gemeenten. De pers vloeide ook over van geschrif-
ten over dil onderwerp. De Synode werd beschuldigd
van de erkende beginselen der Afscheiding (Secession i
op ie geven. Om deze beschuldiging te weerleggen,
werd ecu syuodaaladrcs gedrukt en in omloop gebragl,
waarbij hare gehechtheid aan de leer, de ecrediens!,
de lucht en bel bestuur der Kerk van Schotland werd
verklaard. .Vieltegenstaande deze bekentenis werd
zij verkeerd begrepen, en daarom vond zij bel bij bare
bijeenkomst in September 1800 uoodig, om in bare
minuten een artikel Ie lasschcn, dal hare inzigtcji ten
aanzien van den burgerlijken magistraat verklaarde.
Dil artikel was: „Dat het de pi igl is van den Christen-
magistraat, om een voorwerp van lof Ie worden voor
\' lieu, die goed doen,en een schrik voor boosdoeners, !
-ocr page 658-
r.sii                                                        DISSENTERS
zoouls\' verachtelijke ont heiligers van den heiligen
naam enSabbatli des Meeren,eu meineedige personen,
zooals verstoorders vaii ileu vrede eu de goede orde
in de maatschappij." De algemcene faal in dil artikel
aangenomen, zoowel als > 11 alles, wal dr Vcrccnigde
Synode over hel lic! .visie punt vau dr magl van den
magistraal had uitgegeven, maakl liet onmogelijk cm
aan te nemen, dat zij eene duidelijke belijdenis heeft
gedaan, van hetgeen sedert dien tijd vrije beginselen
zijn genoemd, die welke uitgingen van di-w anderen
lak der Afgescheidene kerk (Secession churchi.
Toen de twee Synoden, die van de Burgbers en van
de Antiburghers, in Isl\'0 in éénc overgingen, was bel
tweede artikel vau den grondslag van vcreenigiug in
deze woorden vervat: „Wij behouden de Westmiustcr-
■>chc geloofsbelijdenis met den Grooten en den Kleinen
Catechismus als de belijdenis van ons geloof, welke
drn /in uitdrukken, waarin wij de Heilige Schriften
opvatten,- echter wel te verstaan, dat wij gecne goed-
keuring van iets in die boeken "I\' in eenig ander
goedkeuren of eischcu, dal dwang-, vervolging!»- en
onverdraagzame beginselen van godsdienst leert, o!
waarvan men denken kan, dat bel zulks leert." In eene
nool op dil artikel wijst de Vcrccnigde Afgescheidene
kerk (TJuitcd Secessionchureh) voor eene verklaring
van bare inzigien opdcbcpaling, door hel Verccuigd
Presbyterium in !;!■"> over dat onderwerp gemaakt.
Kort daarna werd er eene nieuwe verklaring ttitgegc-
vcn, die met groote bekwaamheid opgemaakl was,
doch de kwestie aangaande de inagi van den magistraat
in zaken van godsdienst trachtte men niet leerstellig
uil te maken. Zij blijft nog eene zaak van verdraagzaam-
bcid, en terwijl vele geestelijken en leden mei de
grootste hardnekkigheid bel beginsel van vrije kerken
verdedigen, is zulk een beginsel uooil veranderd in
een grond van gemeenschap met die kerk.
Hel onderwerp aangaande de burgerlijke magt in
zaken van godsdienst, dat de Burghcrs en dr Auii-
hurjrluTs van de Afgescheidene kerk bad beziggehou-
deu, toen zij van elkander gescheiden waren, was dooi\'
hunne vcreenigiug volstrekt niet uitgemaakt. Naauwo-
lijks was de Verceuigde Afgescheidene kerk gesticht,
of er ontstond een twist over dil zelfde onderwerp, die
met eene bitterheid <\'ii scherpte werd gevoerd, welke
gcene vau beide partijen eer aandeden. Deze iwisi
duurde verscheidene jaren, en vele predikanten en
leden vau de Verceuigde Afgescheidene kerk namen
nu tegenover de beerschende kerk van Schotland de
houding aan van eene bepaalde en onverzoenlijke af-
wijking (dissent
(sciioï\'snii;,.
liet nieuwe standpunt, dal de groote menigte Sc-
ecders of Afgescheidenen uu mei betrekking tot de
nationale kerk innam, trok de welwillende aandacht
van een ander ligchaam, dal zich ook van de hecr-
scliende kerk van bel land bad afgescheiden. De Vek-
i.k. iisosKKüK (Kelief ehureh) (zie ald.), waarop wij
nu doelen, werd gesticht dooi- Thomas Gillespie, pre-
dikanl van (\'aruock, die in lï 52 werd afgezet,omdat
\' bij weigerde deel te iiemeu aan bel inzegenen vau ecu ;
\' predikant te [nvcrkcithiiu\', tegenover de vertoojreu \'I ,
.        ..
der bevolking. Hij bad hel leeraarswcrk aanvaard, na-
dat bij zijn verzet legen de luagl vau den burgerlijken
magistraat in godsdienstzakcu, zooals die in de (je- !
loofsbclijdeuis verklaard wordt, had bekend gemaakt.
Andere geestelijken voegden zich van tijd tol lijd bij
1 zijne partij, die allen tegen bei patronaat en hei ti-
rannicke gedrag van de boven der beersebeude kerk
gestemd waren.
Gedurende al den tijd, dal de Verligtingskerk als
eene afzonderlijke godsdienstige scetc bestond, liet
zij, daar zij de beginselen van vrije communie aannam,
■ ledenvan de hecrscheu.de zoowel als van de afgeschci-
dene kerken lol bet avondmaal toe.Toch handhaafde
zij, baar karakter vau eene verceuigiug van Dissenters.
Rn toen vele leden vau de Afgescheidene kerk in den
twist over de magl van den burgerlijken magistraal
zich zoo bepaald tegen alle staatskerken verzetten,
begon de Vcrligtingskerk zich met deze inniger, dan
zij vroeger ooil gedaan bad. Ie verbroederen. Beide
secten begonucn uu aan vcreenigiug te deuken. Opc-
niugcu over dal onderwerp werden er op de tafels
! van beide Synoden gelegd, vriendschappelijke deputa-
. liëu gingen er vau de eene Synode naarde andere, eu
commissicn vau beide Synoden bielden bijeenkomsten,
i om de voorgestelde vcreenigiug in overweging te ue-
nicu. Eindelijk werdenopdeu 1 5H\'" Mei I *» 17 de twee
kerken lol eene vercenigd, onder de benaming van ;
de Verecniffdc l\'rcsbyteriaauscbc kerk, die noch in
hare geloofsartikelen, noch door cenc openbare acte
eene vrije kerk is, hoewel vele liarcr leeraren en leden |j
tegen eene vcrecuiging van de kerk met den staat zijn.
De vrije Schotschc kerk, de laatste eu grootste van
die godsdienstige vereeuigiugcu, die zich van de ua i
liouale kerk hebben afgescheiden, beeft tol nog toe ;
nimmer bel standpunt van Dissenters ingenomen. In |
tegendeel, zij verwerpl elke vijandige houding tegen-
over heerscheude kerken als zoodanig, eu neemt het ,
gezag van den burgerlijken magistraat aan circaaacra,
j omtrent heilige dingen, doelt niet in stririx, in heilige
! dingen.
-ocr page 659-
DISSIDENTEN.
1135
selen, gedeeltelijk ontnomen, en zijn gedeeltelijk In
puin gevallen, daarliet verboden is ze te herstellen, en
een verlof omdat, te doen kan niet verkregen worden
zouder veel moeite en kosten. Onze jongelingen zijn
verpligi om op te groeijen in onwetendheid en zouder de
kennis van God, (laarschoten ons in vele plaatsen ver-
boden zijn. Velemoeijelijkhedcn worden dikwijls aan
het beroepeuvan predikanten voor onze kerken in den
weg gelegd, en hunne bezoeken aan de zieken en stcr-
veuden gauu van veel gevaar vergezeld. Wij moeten
het verlof om de plegtighedeu van den doop, het hu-
wclijk en de begrafenis te verrigtcn duur betalen,
omdat de prijs daarvoor eigendunkelijk bepaald wordl
door ben, die dit verlof geven, liet begraven van onze
dooden, zelfs des avonds, is blootgesteld aan groot ge-
vaar, en wij zijn verpligt, als wij kinderen willen doo-
pcu, out lieu nit het land Ie voeren, [letj/t»pali-o/u/ltix
in onze bezittingen wordt ons betwist, en onze kerken
zijn onderworpen aan bet bezoek van Roomseh-Ca-
tholieke bisschoppen, en onze kerktucht, gehandhaafd
volgens de oude orde, is aan groote beletselen onder-
worpen. In vele steden worden uieiischen, die tot. ons
geloid\' behooren, gedwongen om Rooinsch-Catholieke
processiën Ie volgen. De kerkelijke wetten of jitr/t
eau/mica
worden ons opgelegd. Niet alleen worden
kinderen, uit gemengde huwcfljkcu voortgesproten,
gedwongen om in de Koomsch-C\'allioliekc godsdienst
opgevoed Ie worden, maar ook kinderen eener Protes-
lantschc weduwe, die een Roomsch-Catholick huwt,
worden gedwongen om de godsdienst van hunstiefva-
dcraan te nemen. Wij worden ketters genoemd, hoe-
wel de wetten van het land ons den naam toestaan van
Dissidenten. Onze onderdrukking wordt des Ie gric-
veuder, omdat wij geen beschermer in den senaat, in
de vergaderingen derrijksstenden, inde gcreglshoven
of in eenig rcgterlijk ligcbaam hebben. Zelfs bij de
verkiezingen durven wij ons niet vertooncn, zonder
ons bloot te stellen aan een blijkbaar gevaar; en ge-
durendc ceuigeu lijd zijn wij wreed behandeld, in
strijd mei de oude wellen van hel land."
Den Poolschen Dissidenten heet\'! men dikwijls ver-
weten, dat zij hunne toevlugt zochten lol vreemden
invloed en tusschenkomst om hunne regtcn terug te
\' krijgen, maar wie zal beu laken, omdal zij eene vriende-
lijke baud aannameu, van welken kant ook uitgestoken,
ten einde bevrijding Ie verkrijgen van oniegtcn, die
bijna te groot waren om door nieusclieu Ie kunnen
worden verdragen? fn de worsteling voor hun land in
1791 kentcekenden de Poolsche Protestanten zich
door hunne dapperheid en heldenmoed. De legen-
Onderde Schotschc Dissenters moeten wij nood- :
zakelijk alle Oongregationalistcn en Doopsgezinden \'
rangschikken, die nationale kerken afkeuren, en Epis- |
copalcn, Wesleysche Methodisten en Rooinseli-Catho- i
Heken, die de kerkelijke regelingen en hel kerkbestuur
der Kerk van Schotland afkeuren, hoewel zij het bc- j
ginsel van eene heersehcude kerk in al zijne krach!
toegedaan mogen zijn.
DISSIDENTEN, de ofiieiëcle naam welke aan de .
auti-Roomschgezindeu van l\'olen gegeven wordt. Se- ;
derl (lentijdder invoering van de beginselen der Ucr-
vorming in dat land waren de Dissidenten, zooals zij
genoemd werden, aan veel onregt vaardigheid en on-
derd nikking vanden kant der heersehcude kerk, zoo-
wel als van het gouvernement, blootgesteld. In den j
loop der achttiende eeuw begon echter enne gunstige
reacl ie. De keizerin Cathariuavan Rusland verklaarde
zich voorde Poolsche Dissidenten,en Frcderik TI. van
Pruissen slootziebbij baaraan. Deze twee monarehen I
ondersteunden de aanspraken der Dissidenten mei zoo- ■
veel volhardingen zelfs geweld, dat velen, die geneigd !
waren om mei ben in de godsdienst overeen lekomen, i
hun nationalen trots diep gewond gevoelden. De in-
vloed van Rusland leidde deze Dissidenten er toe, om I
twee confederatiën te vormen om hunne regtcn te her-
winnen, de eene te Thorn in Poolscli Pruissen, de au-
dcre teSlulzk inLitlbanen. Deze twee confederatiën,
uit Protestanten zamcngesteld, ouder welke Luthcr-
schen, Calvinisten, Grieken en Armeniërs begrepen
waren, ook ondersteund door den Griekschen bisschop
van Mohilev, telden slechts vijfhonderddrieenzeven-
tigledeu.Een aantal Protestanten keurde deze hevige
maatregelen luide al\', en vele betreurden hel bitier, dat
zij een speel bal van vreemden invloed waren geworden.
Doch bel waste laat om terug te kecreu, en een grool
aantal, onder den drang van uitwendige magt, sloot
zich bij de confederatiën aan. Eindelijk werden in I7<>7
de Dissidenten van Polen wederom toegelaten tol gelij-
keiegten als de Roomsch-Catholieken, na eene laug-
durige onderhandeling, waaraan niet alleen de Russi-
sehe afgezant en de Pruissische minister, maarookdie
van Kngeland, Dencinnrkcncn Zweden deelnamen. De
toestand der Dissidenten in Polen van 1733, toen Au-
gustusIII. tot koning werd verkozen, tot 17\'it, toen
Catharina van Rusland zich voor hen in de bres stelde,
was ten uiterste treurig, gelijk blijkl uit hei verzoek-
schrift, dat zij koning Stanislaus Poniatowski en den
rijksdag van 1701) aanboden, waarin zij eeuige hunner
grieven in deze bewoordingen te kennen gaven: —-
„Onzekerken zijn ons, onder verschillende voorwend-
-ocr page 660-
DISSIDENTEN.
li.SV
derwerp sprekende, kan ik mij niet weerhouden op
te merken, met niet weinig voldoening voor mijne na-
lioualc gevoelens, dal. niettegenstaande den grootcn
invloed, dien de Jezilïtcn over mijn land uitoefenden,
deze nooit in slaat was 0111 bet gevoel van regtvaar-
üigltcid en wettigheid zoo zeer uit den nationalen
geest uil te roeijen, datecuc verbeurdverklaring werd
verkregen van de eigendommen, die aan de Protes-
tantsche kerken en scholen behoorden, hoewel deze
vaderen overvloedige bewijzen hebben geleverd, dat
er van hunne zijde geen gebrek aan intentie zou zijn
om dat te doen, indien zij slechts konden.
.,In Priiissisch Polen waren er, volgens ile telling
van ISl\'i, in de provinciën Wcst-Pruissen of oud
Poolsch Pruissen, onder eene bevolking van écu uiil-
lioen negentien duizend één honderd eu vijf zielen, \\ ijl
honderd twee duizend één honderd acht en veer! ig Pro-
testantcn, eu in de provincie Posen, ouder eene bc-
volking van één millioen drie honderd vier en zestig
duizend drie honderd negen en negentig, vier hon-
derd zestig duizend zes honderd eu achl en veer
tig. Onder deze Protestanten zijn Polen, doch on-
gelukkig vermindert bun aantal dagelijks, in plaats
van toe te nemen, een gevolg van de pogingen van
hot gouvernement, om door alle middelen zijne Sla-
vouischc onderdanen te germauiscren. De eeredieusl
in bijna alle Protestantsche kerken geschiedt in hel
Duitsch, en de dienst in het Poolsch wordt, in plaats
van aangemoedigd te worden, ontmoedigd. De aan-
houdende pogingen van bet Pruissischc gouvernc-
inent om de Slavonische bevolking van zijne Pool-
scheprovinciën ie germauiseren, gal\'aan de Room-
sche godsdienst in die provincie hetgroote voordeel
van beschouwd te worden, en niet zonder regt, als
bet bolwerk van de Poolsche nationaliteit, en bragt
aan liet Protestantismus groot nadeel toe. De groote
menigte der bevolking noemt het Protestantismus
de Duitschc godsdienst, en beschouwt de Kerk van
Rome als de nationale. Ten gevolge van deze oor-
zaak hebben vele patriotten, die anders veel meer ge-
neigd zouden zijn tol het Protestantismus dan tot de
Rooinsche kerk, zich onder de banier der laatste
geschaard, als bet eenige middel om hunne nalionali-
tcit te bewaren tegen de inbreuk makingen van het
Duitschc element. Daarom beschuldigt de Duitsche
pers de Polen van Posen van bijgeloovige Roomsehge-
zinden ie zijn, eu onderde heerschappij der priesters
Ie staan. Dit kan ik krachtdadig ontkennen. Het Pool-
sehe Verbond ofde Nationale Vereëuiging van Pruis-
siscb Polen, dal in 1s t8 gesticht isom de nationaliteit
woordige toestand der Dissidenten of IVotcstautcn
van Puien wordt door graaf Krasinski aldus beschre-
ven: --„Ten aanzien van den tegenwoordigen toestand
van licl Protestantismus in Polen," zegt hij, „deze
is in gcenen dcclc zoodanig, als de vrienden der
Hervorming wel zouden wenschen. Szafarik schat
in zijne Slavonische ethnographie het aantal Pro-
leslantselie Polen in ronde getallen op vierhonderd
twee en veertig duizend, waarvan de meeste zich in
eigenlijk Pruissen en Silczie bevinden. Kr is ei n aan-
zienlijk aantal Protestanten in Polen, doch deze zijn
Dnitschc kolonisten, vanwclke echter vele vcrpoolscht
zijn, en duin- laai en gevoelens Polen zijn. Volgcnsdc
statistieke opgave van IS I ö waren er in het koning-
rijk Polen, namelijk dat gedeelte van hel Poolsche
grondgebied, dat door hel tractaal van Wcenen aan
Rusland werd gehecht, onder eene bevolking van vier
millioen acht honderd zevenen vijftig duizend twee
honderd rn vijftig zielen, tweehonderd twee e t vijftig
iluizi ml en negen Lutheranen, drie duizend zeven hon-
derden negentien Hervormden, en vijf honderd zes en
veertig Moraviërs. Ik hebgeeue statistieke gegcvi ns
aangaande de Protestantsche bevolking in andere
Poolsche provinciën onderde Russische heerschappij,
Ik kan daarom alleen, uit persoonlijke bekendheid,
zeggen, dat erougeveei twintig jaar gclcdi utusschi n
de twintig en dertig kerken van de (ieiicefschc ge-
loofsbelijdenis waren. Hare gemeenten, die voorna-
melijk uit den lagen adel zijnzamengcstidd, zijn verre
van talrijk, met uitzondering van twee wier geineen-
ten, uit hoeren zamengesteld. ongeveer drie of vier
duizend zielen tellen.
„De Protestantsche geestelijken van de Geui cfsche
geloofsbelijdenis in Litthauen trekken hun beslaan uil
landerijen en andere soorten van eigendommen, die tol
hunne kerken behooren, waarmede dezedoorde stich-
i eis er van begiftigd zijn. De voordeden eenervoortdu-
rendc begiftiging hoven het vrijwillige beginsel zijn
doordcProtestantsche kerken en scholen in Polen tref-
(\'end bewezen, daar, terwijl bijna al de instellingen,
welke doorliet laatstgenoemde middel onderhouden
werden, te gronde gingen, zoodra hare beschermheeren
of gemeenten, door welke zij ondersteund waren, on-
trouw aan hunne godsdienst werden, of door vervolging
of andere oorzaken werden verstrooid of verarmd, al die
kerken of scholen, die liet voordeel oencr permanente
begiftiging hadden , bijna elke soort van tcgen-
spocd weerstonden, en er veel toe bijbraglen om
de Protestantsche inwoners van de plaats, waar zij
stonden, in hun geloof te doen blijven. Over dit on
-ocr page 661-
DOC KT EN.                                                      639
DOC ETEN (Cr. dokeiii schijnen), eene Christen- I
secte tegen hel einde der tweede eeuw ontstaan, die de j
nieiisclilieid van Christus ontkende, en alles, wat be-
trekking had op Zijne nicnschclijke verschijning, als
een visioen voorstelde. Jiilius Cassiauus, een leerling
van Valentinius eu Tatiauus, wordt voorden stichter
dezer secte gehouden, dieeen \\ au de takken der (i.\\os-
tiekkn (zieald.)uitmaakte. De bijzondere geaardheid
vangeest,dietol hel verwerpen van de menschelijkc na
tuur van Christus als een bedriegelijk droombeeld leid-
de, wordt aldus door Neauder beschreven:— „Het do-
cetismus kan liet gevolg zijn van zeer uiteculoopeude .
geestesrigl ingen, van eenesupranaturalistischczoowel ;
als van eene rationalistische. Het kan zijn grond hebben
inde zucht, om\'liet bovennatuurlijke en wezenlijke
in de verschijning van Christus bijzonder sterk ie doen
uitkomen, en zij, bij wie dat het geval was, namen wel
geen zinnelijken, maar toch een wezenlijken Christus
aan, en stelden eene wezenlijke mededeeliug van de-
zen aan liet mensekdom \\ast. Volgens hen deelde
Christus zieli in waarheid als de Goddelijke levens- j
bron aan de mensclicn mede; alleen vertoonde Hij
zieli aan hun zinnelijk ooguiel in Zijn waarachtig God- \\
delijk wezen, maai\' in een niet wezenlijk zinnelijk
hulsel, om op die wijze, zonder zelfs niet de stof in
verbinding te treden, door hen waargenomen te knn-
nen worden. Zijn verschijnen was hun dus in zich zelve
allezins waarheid, maar de vorm, waarin deze zich
openbaarde, bestond slechts voor den menseli als de
eenig mogelijke wijze, waarop het Goddelijke met
hem, als zinnelijk wezen, iu aanraking kon gebragl
worden. .Maar kon eeucstreug eenzijdig suprauatura-
listisehe denkwijze er aldus toe leidcu de wezenlijk-
beid van het natuurlijke in Christus geheel te ont-
kenneu, onder dienzelfden vorm van hel docetisinus
kou ook eene andere beschouwing zieli verbergen, die
het Christendom zoo geheel vergeestelijkte, dat hel
iu een ijdel niets zich oploste, terwijl zij iu het leven
van Christus slechts eene geestelijke mcdedceling van
Ciod zei ven zag, en hel denkbeeld der verlossende
kracht van God in de plaats vanden historischen Ver-
losser stelde; eu uit deze besebouwiug kou zelfs eene
met hel historische Christendom vijandige zienswijze
zieli ontwikkelen."
De Doeeten geloofden slechts aan een verheerlijk- ■,
ten Christus, en weigerden hem aan te nemen inde |
gedaante vaneen dienstknecht. Onder den zeer ver-
keerden indruk, dal zij den Verlosser vereerden, be-
roofdeuzij Hem in werkelijkheid van datgene, wat
een van de belangwekkendste trekken van Zijn karak- I
UI U\'S OF DKU\'S
| |
; langs wettige en cimsti tut ioncelc middelen te bc waren,
meer voornamelijk door liet bevorderen der opvoe-
ding, der nationale taal en letterkunde, en dat bijna
; elk achtenswaardigen Pool dier provincie tot lid telde,
had tot honorair president den aartsbisschop van Po-
sen, terwijl de president van de commissievan bestuur
een l\'roteslautseli edelman was. graaf Gustavus l\'ot-
i ■ -
worowski.
De naam van Dissidenten wordt ook somtijds ge- i
geven aan de secte, die in Frankrijk ontstaan is door
de afscheiding van een aantal herders en gemeenten
van de Hervormde kerken op de nieuwe vergadering,
die op den 11\'1\'" September 1 s tS bijeenkwam. Lange
en heftige discussiun hadden er in die vergadering
aangaande de geloofsbelijdenissen plaats. Dr leden
waren np punten van de leer verdeeld, doeh de meer-
derheid kwam overeen deze punten terzijde te zetten i
en een adres op te maken, dat hun algemeen geloot\'
inhield. Eenige leden protesteerden tegen deze nit-
spraak, en verwijderden zich. Zij hebben sedert dien ;
tijd niet de onafhankelijke gemeenten, die toen be-
stondcu, een nieuw godsdicnstigligcliaaniuitgemaakt,
onder den naam van de Verecniyiny f/e,1 Enwyi\'l ixrhe
kerken mn Frankrijk.
De eerste bijeenkomst harer
s vu ode werd op den 20sl1\'" Augustus 1840 gehouden,
waarop eene geloofsbelijdenis en eeue kerkelijke in-
rigting werden opgemaakt voorde kudden, die zij ver-
tegenwoordigde. Zie Frankrijk (Protkstaxtsi m
KERK VAN).
Dl \\\\ S of DKWS, de boozc wezens der oude Per-
zen. Zij geloofden, dat de Diws mannelijke en vrou-
welijke wezens «aren, waarvan de eersten .\\Wi, en de
iaatsten Peri genoemd werden. Zij veronderstelden,
dat vóór de schepping van den menseli de wereld ge-
durende zeven duizend jaren bestuurd werd door de
mannelijke Diws, cu daarna gedurende twee duizend
jaren door de vrouwelijke. Doch daar deze heide klas-
sen van wezens lol zonde vervielen, stelde God over I
hen E/Ai*, die uit het element vuur was gevormd, en
die, van den hemel tot de aarde gegaan zijnde, oorlog !
voerde tegen de oproerigc Diws en hen overwon,
waarna hij deze lagere wereld in bezit nam, die vroe-
ger door booze geesten was bewoond. Eblis was op- :
geblazen van hoogmoed, en God, in toorn ontstoken
over zijne verwaandheid, besloot hem te vernederen.
Te dien einde schiep hij den luensch, en beval aan
Eblis eu de overige engelen om hem Ie aanbidden.
Eblis weigerde echter zieli Ie vernederen, eu werd
daarom van zijne opperheerschappij over deze wereld
j beroofd, en onderworpen aan den vloek van God.
-ocr page 662-
DOMIN1CTIS (8T.).
vreugde hadden de Itoineinsche keizers de gewoonte,
om dien dag gevangenen in vrijheid te stellen, met
uitzondering van hen, die grootc misdaden hadden
begaan.
DOMINICA IN AL\'ISTS (Lat. de dmj des Heerenin
irilfe kleedeee»),
ee.i naam door de Roonisch-Catholiekc
kerk aan den eersten Zondag na Pasehen gegeven.
Eenige Lalijnsclie ritnalisten noemen hem Douiii/irn
postallttis,
de dan des lleeren na de witte kleedercn,
omdat /ij, die op Paschcu gedoopt waren, hel witte
kleed, waarin /ij gedoopt waren, op diendagaflegden,
en hel zorgvuldig in de kerk Ier bewaring gaven, op-
dat het als een bewijs tegen beu zou kunnen vertoond
worden, zoo zij later het geloof, dat zij bij den doop
beleden hadden, schande aandeden.
DOMJNICUS(St.), de stichter van de Koomsche |
. orde der DciuiMi vm:n (zie ald.). IIij werd in I I ?0le
Calarugna, een dorp iu de diocees van Osma in (\'as-
lilië, geboren. Begaafd met de vurige geaardheid.
die de Spaauschc natie kenmerkt, venoondchij reeds
vroeg eene hevige vijandschap jegens alle ketters, en
eene gereedheid om. zoo hij hel in zijne inagt had.
hen Ie vervolgen en Ie onderdrukken. Hij werdopge-
voed aan de hoogesehool van l\'alenza in zijn geboorte-
land, <-n terwijl hij zijne studiën voortzette, verkocht
hij, toen er een hongersnood uitgebroken was, al zijne
boekeu en gereedschappen, om den nood der armen I
ie verligten, eu op deze wijze bragl bij door zijn voor-
beeld velen tol daden van liefde. Van nature van eene
gestrenge eu zclfverloochenende geaardheid, werd hij
ecu gunsteling van Didacns, bisschop van Osma, die
ecue dergelijkegeaardhcid bezat, en hein daarom gaar-
ne ouder zijne geestelijken opnam. Naauwelijks had
Domiuicus hel heilige ambt aanvaard, of hij brandde
van ijver om de keilers uil te locijcu, eu ging daarom
naar hel zuiden van frankrijk, lt;n einde deAl.BlGEX- ;
ZES (zie ald.) aan Ie vallen. Zijn superior Didacns was
te voel eu in vrijwillige armoede van plaats tol plaats
gegaan, en predikte tot de ketters en twistte met hen.
Vol van de verwachting om de keltcrsehc secten Ie
bekeercu, besloot hij zijn arbeid in Frankrijkcenigen
lijd Ie staken, en vertrok hij naar Rome, ten einde den
paus om ondersteuning in zijne onderneming Ie ver-
zoeken : alvorens hij dit echter deed, gaf hij de leiding
van het geestelijke werk aan Domiuicus over. Terwijl
] Didacns op reis was naar Italië, stierf hij, en liet de ver-
vulling van zijn planaau zijn ijverigeu v riendovcr, die
hem in zijne verrigtingen onderde Albigcnzen opge- |l
volgd was. Het overlijden van den bisschop werd echter ,
| de oorzaak eener gchcele verandering vanden aard j
040                                                  DODONyEUS
ier als Middelaar uitmaakte, (hit Hij was Immanuël,
(iod vleeseli geworden, opdat Hij, de natuurvan men-
schen dragende, in hunne plaats zou lijden en sterven.
„Hoe komt liet," zegt Terlulliauus, als hij de Doceten
aanspreekt, „dat gij de lielft van Christus tot een leii-
gen maakt? Hij was geheel waarheid." En wat, /.on-
den wij nog verder kunnen vragen, wal zou de ware
Godheid van Christus gebaat hebben, zoo zij niet met
eenc ware menschhcid verbonden «are geweest?
Hel was deze gezegende vereeniging, die Hein tot een
«aren Christus maakte, die den Vader verheerlijkte,
en Zijn eigen geloovig volk redde. Dergelijke gevoc-
lens als die der Doceleti in de tweede eeuw. werden la-
Ier door Priscillianiis en ::ijne volgers in liet begin der
vijfde geleerd.
DODOX/KUS,een bijnaam van .h pited (/ie ald.),
afgeleid van Dodona, oen naam eener stad vau
Epirus, waar hij ecu tempel had. Ken dw eerste
orakelen sehijul daar beslaan te hebben: Herodotus
goeft daarvan twee verschillende verbalen, liet eene
verhaal, zegt hij ons, bad hij out vangen uit eene Eg} p-
lisehe bron, en komt op hel volgende neder : De
Phopniciërs hadden twee priesteressen van die plaats
weggevoerd, eene van welke /ij in Lybië verkochten,
en de andere in Griekenland, en elke van deze bad
liet eerste orakel in die landen gesticht, de eene dat
ian .lupitor Animon, eu de andere dat van Jupitcr
Dodouivus. Het andere verhaal van den oorsprong
van lul orakel te Dodona had Herodotus van de pries-
leressen van dal orakel gekregen. De geschiedenis is
de volgende: — Nadat twee zwarte duiven uit Thebe in
Egypte gevlogen waren, kwam de eene in Lybië, waar
/.ij beval, dal een allaar aan Jupiter Animon opgcrigl
zou worden, en de andere te Dodona. waar zij op een
eik zal, en van daar bevelen gaf, dal een orakel indie
plaats aan Jupiter Dodoineus zou worden gebouwd.
Servius Iraehl die twee verhalen met elkander in over-
eenstenim ing te brengen door ie beweren, dat hctzelf-
dc (irieksehe woordpeleia eene profetes of priester, s
eu ook eene duif beleekent. De priesters, die de ora-
kclen te Dodona gaven, werden Selli genoemd, en
Homerus zegt van hen, dat zij zich aan grootc lig-
chaamskastijdingen, zooals slapen op den naakten
grond, overgaven. In latere eeuwen werden de orakelen
door drie oude vrouwen uitgesproken. Nabij den tcni-
pel van Dodona was een heilig boschje, dat, zooals
men geloofde, door nimfen en satyrs werd bewoond,
DOMINICA GA UDII (1 .al. de <la<j de» Heeren mii
rreuijile),
een naam door eenige oude Christcn-schrij-
vers aan l\'aasi hzoudag gegeven. Ten leek en van
-ocr page 663-
JANEN.                                                                    B41
dor bewoning, dip 1111 niel meerde bekeoring, maar de
uitrocijingdor ketters ten doel had.Dominicus zette zij-
ïio werkzaamheid bier voort," zegt Neander, „enliield
daarmede vol, ook nadat hel geweld der wapenen op
liet prediken en redetwisten gevolgd, en de betren-
renswaardige kruistogt tegen de Albigenzen inliet jaar
1200 begonnen wasjmaareon onheilspellend voorbeeld
en voortecken voor de orde, die aan hem haren naam
ontleende, en later onder den heiligennaam derliefde
zoovele gruwelen heeft gepleegd, mogl liet voorzeker
reeds hecten, dal die gewelddadigheden tol nitroeijing
der ketterij door Dominions goedgekeurd en bovor-
derd werden. Vervolgens vereenigde hij zieh hier
mol onderscheidene mannen,die eensgezind mei hem
daehtcn, tot. eeno gemeenschap aan de vcreeniging
der kerk toegewijd. Vele vrome mannen voogden zich
aan zijne zijde, on doden ten behoeve van de gemeen-
schap afstand van hunne bezittingen, ton einde haar
daaruit van boeken en hel noodige levensonderhoud
te voorzien. Zelfs 1\'uleo. de bisschop van Toulouse,
schaarde zich onder hare begunstigers, en in hel jaar
I 21 5 deed die kerkvoogd inel Dominions oen e reis naar
Rome, om van Innocentius III. de bevestiging te
erlangen van deze nieuwe geest olijke verceniging, die
de bediening van liet predikambt tot de laak vanhaar
loven wenschte Ie maken. Aan de verhooring van dal
verzoek stond eelilorde bepaling-van lief Dalcraaiische
concilie van datzelfde jaar in don weg, waarbij bot
stichten van nieuwe monniksorden verboden werd.
Maar op diezelfde kerkvergadering was ook de bc-
hoofto dor kerk aan bekwame medchelpcrs der bis-
schoppen in de bediening van liet predikambt en van
do herderlijke zorg erkend, on daar nn hel plan, het-
wolk Dominions den paus voorstelde, zoo juist ge-
schik! was, om in deze bij do groote menigte van on-
wetende en wereldsgezinde geestelijken zoo diep go-
voelde behoefte Ie voorzien, gaf Innocentius daaraan
zijne goedkeuring onder voorwaarde, dat Dominions
zieh aan oen der bestaande ordesregelen houden zou.
De laatste koos daarop don zoogenaaindon regel van
Augustinusmeteenige veranderingen, om degestreng-
lieid er van te verlioogen. De orde zou geone door
haar zelve te bolioeren bezittingen, maar alleen de
inkomsten er van mogen aannemen, ten einde niet
door wcrehlschc boniooijingon van hare eigenlijke
roeping afgetrokken te worden. In het jaar 1 2 1 fi werd
hare slieliling door paus Honorius II1. bekrachtigd,
en haar, naar hare voornaamste werkzaamheid, de
naam van Orde dor Prcdikheercn gegeven. Op haar
eerste kapittel werd bepaald, dal zij nooli eigendom-
! men, noch inkomsten zou mogen hebben. Onder hare ;i j
.                                                                                                                                             i i
i eerste loden telde zij, gelijk uit menige proeve blijkt,
indrukwekkende predikers, die krachtig toi hare uit- i
breiding medewerkten, en waardoor vele jongelingen
oji hooge scholen en in andere sleden bewogen wer- j
! don, om zieh in hare gemeenschap te laten opnemen."
Dominions zei ie zijn werk, al< de superior der orde,
lot aan zijn dood in 1221 mol voel ijver on kracht
! voort. De Koomsehe heilige had niet. weinig naam I
j verworven, omdat hij de uitvinder of ten minste de
eerste inqnisiteur-geiieraal dor Heilige Inquisitie ge-
! woest was. Men verhaalt ook van hem, dal liij vele
■ wondoren verligt, ou vele wreede kwellingen, aai:
kotters tocgebragt, goedgekeurd hooft. Mp deze wijze
heeft hij eene voorname plaats in denRonmseben ka-
lender verworven.
DOMINICANEN, eene beroemde orde van bedel- !;
; monniken, die in de dertiende eeuw werd ingesteld.
Haar stichter was Sr. Domixkts (zie ald.), die hel
eerste klooster dier orde te Toulouse slichtte. De
monniken daaraan verbonden werden onderden regel
van don II. Augustinus gesteld. Doormiddel \\ :m Ie
pauselijke bevestiging, van Honorius III. in 1210
verkregen, werd zij lot eene afzonderlijke orde verlie-
ven, onder don naam van Prcdikheercn. Opliet eerste
aliremeene kapittel, dat te Rolognn in 1220 gehou-
I den word, werden de Dominicanen, hoewel zij aan-
vankei ijk bol deercel weerstonden, gedwongen om \'
: zieh aan het beginsel van evangelische armoede te
onderworpen. Tot deze orde behoort inliet bijzonder
do Ro:rlrrit**, die door haar in I 270 ouder i\\r loohni-
schc benaming van Pa/mton/er aangenomen word. De
Dominicanen waren de eerste permanente inquisiteurs,
ton tijde van don nitroeijingsoorlog togen do Albigen-
zen. Hel was het concilie van Toulouse, dat in 1220
de inrigting van de regtbank der Heilige Inquisitie
voltooide, nadat St. Dominions lot eersten luquisi-
tcur-Generaal was aangesteld, en van dien lijil al\'
begonnen hij en zijne orde het wreede werk dor ver-
volgiug in de landen mei ketterij bezoedeld; en om
aan de kerk den schandelijken last te besparen van
i bloed Ie storten, werden de wereldlijke vorsten inge-
| roepen, om hol ambt van beul uit te oefenen.
Van de dertiende eeuw tot aan den tijd der \'
j Hervorming bezaten de Dominicanen en hunnemede-
dingers do Franciscanen de voornaamste magt en den \'
! moesten invloed in kerk en staat. Zij vervulden do
hoogste ambten, zoowol kerkelijke als burgerlijke; zij
leerden mol bijna absoluut, gezag in kerken en soho-
Ion, en handhaafden do opperste majesteit dor pausen
-ocr page 664-
DOMINICANEN.
li! »
tegenover koningen, bisschoppen enketters met merk-
waardigen ijver en goed gevolg. Om hen te onder-
scheiden van de Franciscanen, die Minde.rhroeilen
werden genoemd, ontvingen de Dominicanen somtijds
den naam van Meerderbroedrrs. In Frankrijk werd
laatstgenoemde orde ook dikwijls die der Jacobijnen
of .Tacobieten genoemd, terwijl in Engeland aan de
monniken dezer orde de naam van Zwarte monniken
werd gegeven, naar de kleur hunner kleeding. De
pausen bemerkten spoedig, dat de twee magtige orden,
die aldus ontstaan waren, gemakkelijk zeer dienst-
baar aan de zaak der kerk gemaakt konden worden.
I )aarom ontvingen zij bijzondere voorregtcn boven alle
andere moimiksorden; zij kregen verlof om openlijk
overal te prediken, zonderde tocstemmingtc behoeven
van de bisschoppen; om als biechtvaders te handelen,
wanneer zulks noodig was, en om absolutie en zelfs
allateu te schenken. De bijzondere gunst, die aldus
aan de I wee na ijverige bedelorden werd betoond, wekte
de ijverzucht en den bitteren haat van de bisschoppen
en priesters op. Woelingen ontstonden er, en hevige
twisten braken er uit in elk land van Europa, en zelfs
in de stad Porno. Een van de meest bekende dezer
twisten was die, welke gedurende dertig jaar tnsschen
de Dominicanen en de hoogesehool van l\'arijs werd
gevoerd. De monniken maakten aanspraak opbel, regt,
om twee theologische leerstoelen in die universiteit te
hebben. Die aanspraak werd ontkend, een der stoelen
werd hun ontnomen, en een voorstel werd er door de
universiteit; aangenomen, dat geene monniksorde regt,
zou hebben op twee theologische leerstoelen. De Do-
minicanen waren standvastig in het beweren van hunne
aanspraak op den tweeden stoel, en de universiteit
ontnam, ten einde den strijd te doen ophouden, aan
de monniken alle betrekking tot, haar. Deze grootc
slap maakte, in plaats van het geschil Ie doen ophou-
den, de zaken nog veel erger. De Dominicanen deden
een beroep op Rome, en paus Adcxandcr IV. besliste
zoo volkomen in hun voordeel, dal na ceno stoute en
vruchtelooze worsteling, door de universiteit gedu-
rende verscheidene jaren volgehouden, zij gedwongen
werd om alles toe te staan, wat, de Bedelmonniken
weusehten. Van daar ontstond de vijandschap, die de
hoogesehool van Parijs sedert dien tijd steeds jegens
de Dominicanen gekoesterd heeft.
In den loop van dezen gcdonkwnardigeu twist, tus-
schen de Sorbonne en de Bedelmonniken verschenen
er verscheidene geschriften van beide kanten, doch
het beste voortbrengsel, waartoe de strijd aanleiding
gal\', was cene verhandeling, die „Overdc bevaren der
Laatste Tijden-\' getiteld was, waarvan \'Ie schrijver
Willem van SI. Amour, leeraar aan de Sorbonne, was.
De verschijning van dit; werk, geschreven door een
man van veel genie, en die in de kunst van bewijsvoeren
zeer ervaren was, bragt cene groole gisting teweeg;
en zoo verwoed waren de Dominicanen tegen het werk
en den schrijver, dat door hun invloed te Rome paus
Alexander IV\'. in 1250 beval, dat het bock in het
openbaar verbrand, en de schrijver uit Frankrijk
verbannen zou worden. Het bevel des pausen werd
gehoorzaamd, doch ouder diens opvolger Oiomens [V.
keerde, Willem van St. Amour naar Parijs terug,
schreef er cen grootcr werk in denzelfden trant als hel
vorige, en stierf eindelijk geacht en betreurd door
zijne tijdgenootcn.
De twee wedijverende orden, de Dominicanen en
de Franciscanen, niet tevreden met geheel Europa in
twist, en tweedragt te brengen, begonnen spoedig na
den dood harer stichters met elkander om den voor-
rang te twisten. Dikwijls werden er pogingen in het,
werk gesteld om een einde aan dezen ongepasten strijd
temaken, doch al die pogingen waren vruchteloos,
en jaren lang gingen zij voort niet elkander de bittcr-
ste smaadredenen en beschuldigingen naar hel, hoofd
te slingeren. Doch niettegenstaande dezen hevigen
wedijver tnsschen de twee groote bedelorden klom-
men de Dominicanen langzamerhand tot groote magl
en invloed, zoowel door hunne verhouding tof de
inquisitie als door het hooge standpunt, dal zij als
biechtvaders aan de hoven van alle koningen en vor-
stcn van Europa innamen. Door de buitengewone
magt, die zij aldus verkregen badden, opgeblazen,
voerden de Dominicaner monniken hunne trotschheid
en onbeschaamdheid zoo verre, dal; zij vele van de
vorst andigsten en braafst en van de kerk vervreemden,
en door hunne hevige maatregelen hen ertoe drongen,
om zich aan de zijde van de opene bestrijders der
pausen te scharen. Itet treurspel te Bern (zie Oxr-
vangenis, Onbevlekte) wcrklo veel uit om bunnen
invloed Ie verzwakken; doch de doodelijkste slag,
dibn zij onwelend aan de magl van de Kerk van Rome
toebragten, was de onoverdachte stap, dien zij deden,
om Leo X. aan te zeilen cene openbare veroordeeling
van Lutheruit Ie vaardigen. Zoo werden de Domini-
canen onwetend de werktuigen, om de Hervorming
der zestiende eeuw teweeg Ie brengen.
Een van de voornaamste punten in den strijd, die
zoo lang tnsschen de Dominicanen en de Francisea-
nen woedde, was de leer der Onbevlekte Ontvangen is
van de Maagd Maria. Rouwen lang werd de strijd met
-ocr page 665-
DOMINICANES.
iii;i
de grootste bitterheid vau beide zijden geveerd. Tiio-
mas Aquinas (zie TiiOMisTES.) redeneerde tegen de
Onbevlekte Ontvangenis en het feest, dat ter eere
daarvan was ingesteld, met de grootste bckwaam-
tieid, zoodal de Dominicanen, wiens kampioen hij
was, opliet punt waren van hunne vijanden uit het
veld te drijven, toen Duns Seolus (zie Scotistjsn.), de
b\'ranciscaanschc beschouwing der leer aannemende,
hel strijdperk ten gunste der oorspronkelijke zou-
deloosheid van .Maria binnentrad. De Dominicanen
eu Franciscanen hebben zich lot op den huidigen dag
aan de verschillende zijden der kwestie geschaard, en
ol\'schoon de tegenwoordige paus 1\'ius IX. heeft be-
paald, dat het dogma der Onbevlekte Ontvangenis
van de Maagd Maria v oorluau ecu geloofsart ikel in de
Itoomsche kerk zou zijn, ontbreekt hei toch niet aan
leden van de Dominicaner broederschap, die onwil-
lig zijn om eeue leer aan te nemen, al kanten zij er
zich niet openlijk tegen aan, welke hunne orde reeds
lang geleden verklaard heeft in strijd te zijn met de
Schriften en de meeningen van de meeste kerkvaders.
Thomas Aquinas is altijd ecu geliefkoosd schrijver
bij de Dominicanen geweest, cu hunne liefde voor de
geschriften vau dezen beroemden man der Middel-
eeuwen leidde tot ecu scherpen strijd niet de Jezuïten
in de zestiende eeuw. Molina, een Spaansch monnik
van hel Gezelschap vau Jezus, gaf in J 5SS ecu boek
uil m er de vcreeniging van de genade met den vrijen
wil. De Dominicanen waren ten hoogste misnoegd
over de leerstellingen van dat boek, voornamelijk om-
dat zij iu verklaarden strijd waren niet de leeringen
vau Aquinas. Geheel Spanje was in beweging, en de
Jezuïten werden beschuldigd van de dwalingen van
1\'elagius (zie ald.) weder in het leven te roepen.
Verlangend om den opkomenden strijd te ouderdruk-
keu, legde paus demons VIII. aan beide partijen het
stilzwijgen op, en ondernam hij om aangaande de be-
! wiste punten uitspraak te doen. De paus vatte dit
plan op in de hoop, dat de tijd de opgewondenheid
van beide partijen zou doen bedaren. Doch toen hij
bevond, dat door uitstel zulk eene uilwerking niet
werd verkregen, werd hij eindelijk overgehaald om
eene vergadering te Home bijeen te roepen, teneinde
de betwiste punten te behandelen. Deze beroemde
vergaderingen begonnen in den aanvang des jaars
1 598, eu werden, om hei voornaamste onderwerp van
twist, Coügrcgatiëu de auxiliis genoemd. De voorzit -
tcr er van was Lodewijk Madrucci, een kardinaal van
hel li\'oomselie bof en bisschop vau Treule, met wirn-
er tien assessoren ofrcglers waren, namelijk drie bis
schoppen eu zeven ibeologanten van verschillende
broederschappen. Deze bragten hel overige gedeelte
dezer eeuw door met de argumenten der pari ijeu te vcr-
uciucn. De Dominicanen verdedigden de mecuingen
vau hunnen Thomas, als de eenigc ware, ten sterkste.
DcJczuïtcu gevoelden, dat, hoewel zij de gevoelens vau
Molina niet als de hunnen wilden aannemen, de uaam
en de eer hunner orde eischtcn, dat men verklaren zou,
dat Molina vrij was van eene grove dwaling, en niet
besmet was door hel l\'elagianismus. Eindelijk deed
de commissie van theologauten uitspraak ten gunste
van de meeningen der Dominicanen eu tegen die van
Molina en de Jezuïten. Daarom was de paus in ltiUl
op het punt van zich tegen de Jezuïten te verklaren ;
doeli deze, vernemende, dat hunne zaak iu groot ge-
vaar was, oefenden al hun invloed uit bij Clemens om
te verhinderen, dat hij een stap deed, die blijkbaar
uadeelig voor hunne orde zou ziju. Clcmcns gat\' toe
aan hunne dringende verzoeken, eu besloot beide par-
tijen op nieuw te booreu. Het verhoor duurde drie
jaar lang; de paus was daarbij voorzittend regier,
met vijftien kardinalen, negen godgeleerden eu vijf
bisschoppen als assessoren. Dit hof hield acht en ze-
ventig zittingen of cougregatiéu, zooals zij door de
llooiusch-Catholieke kerk genoemd worden, waarop
luide partijen bare wederzijdsehe gevoelens bepleit-
ten, doeli alvorens Clemens tot eene beslissing kou
komen, werd hij door den dood op den 1Jl" Maan
1605 weggenomen. In September daaraanvolgende
gaf Paul us V., die hem opvolgde, aan de regters be-
vcl om hun onderzoek van de betwiste punten te
hervat ten. Na eene beraadslaging van verscheidene
maanden, waarbij de commissie iu gevoelen verdeeld
was, eindigde du zaak, zonder dat eene bepaalde uit-
spraak gedaan werd, doch aan beide partijen werd
veroorloofd hare eigene gevoelens te behouden. Hel
blijkt, dal na dit onvoldoende einde van den twist de
Dominicanen hunne meeniugen langzamerhand wij-
zigden, zoodat zij verdere botsing met de Jezuïten
vermeden. De twee partijen kwamen tot eene ovcr-
eenstemmiug in woorden, zoo niet in meeniugen.
„liet Gezelschap," zegt Pascal, „is voldaan met in
zoo verre over hen gezegevierd te hebben, dat /ij den
naam zelfgenoegzameyenadv aannemen, hoewel zij dien
iu een anderen zin opvallen, dooi welke kunstgreep
het dit voordeel heeft, dal het zal aantoonen, dat
hunne nieeniug onhoudbaar is, zoodia hel zulks gepast
oordeelt. En dil zal niet moeijelijk zijn, want laat
eenmaal toegestemd worden, dal alle ïneuscbcn de
zelfgenoegzame genade hebben, dan kan niets natuur-
-ocr page 666-
DONATIüTEN.
ÖJ :
lijkcrzijii dan ilc gevolgtrekking te maken, dat de
krachtdadige genade niet noodzakelijk is voor het
werken van het Chistelijkc leven, daar de toereikend-
luid der algeuiccne genade de noodzakelijkheid van
alle andere uitsluit. Door te zeggen zelfgenoegzame
drukken wij alles uit, wat voor het werken uoodig
is, euhet zal deu Dominicanen weinig baten, als zij
uitroepen, dat zij eene andere beteekenis aan de uit-
drukking hechten; het volk, gewend aan de gewone
beteekenis dier woorden, zou naar hunne verklaring
zelfs niet luisteren. Zoo verkrijgt het Gezelschap een
aanmerkelijk voordeel uil de uitdrukking, die door
de I loininicanen is aangenomen, zonder hen verder te
drijven, on waart gij slechts bekend mei hetgeen er
onder de pausen Clemens VIII. en L\'aidus V. voor-
viel, en uisi gij sleehls, boe hel Gezelschap legcugc-
sprokeu werd door de Dominicanen bij de iuvoering
vun de zelt\'geiioegzaiiie genade, dan zoudl gij niei
verwonderd zijn Ie bevinden, dat bel vermijdt zich
mei hen in twisten ie wikkelen, en hun toestaat hunne
eigene meening ie behouden, mils die van bet Gezel-
sehap onaangeroerd worde gelaten; en meer bijzonder
vvauucer de Dominicanen deszelfs leer ondersteunen,
i ii : er iutoe ie stemmen bij alle openbare gelcgenhe-
deude uitdrukking ztifgeiioegwnivgeihtde te bezigen.
iloewel de vrede in de Ltoomschc kerk hersteld
eliceu doorbel vergelijk, dat er liisselieu de Domiui-
( anen en de Ji,-uilen uur bei onderwerp der zellgc-
nuegzame genade getroffen was, was het opiioiuleu
iler vijandelijkheden slechts tijdelijk. Gedurende de
gcheelc voorgaande eeuw eu lol op den huldigen dag
zijn tic Dominicanen aanhoudend in onmin geweest
met de Jczuïtcn aan den cenen en de Franciscanen
aan den anderen kant, en hebbeu zij hel schouwspel
opgeleverd van de hevigste inwendige twecdragl in
eene kerk, die\' zich beroemd op hare eenheid eu haren
v rede.
Te lilseharen in Noord-Rrabaul en ie 11 nissen in
i icklcrland wordt eenkloosl er voor Dominicaner mou-
uiken gevonden, en te Nijmegen, Rotterdam en Am-
sterdam een klooster voor nonnen dier orde.
DÜN\'ATISTEN, eene t\'hristcu-sccle die in de
Vi(.....I-Afrikaanschc kerk in hel bcgindcr vierde eeuw
ontstond, en baren naam kreeg naar Doualiis, bisschop
van Casa Nigra in Numidië, Dil was de eerste bc-
\'.e. rijke sehettriug, diedet \'liristelijkc kerk verdeelde;
gedurcude nagenoeg drie eeuwen veroorzaakte zij
de hevigste twisleu en rampen. De omstandigheden,
die ml deze ongelukkige scheuring aanleiding gaven,
v.aicii koilelijk deze. Cieeilianus, diaken van de
kerk te C\'arthago, was bij den dood van Mcnsurius
in öll tot bisschop van dien zelel verkozen. De gel-
dighcid dezer verkiezing werd door Douatus op vcr-
schilleude gronden bestreden, maar voornamelijk:
ï. Omdat de verkiezing onregelmatig was geweest;
i. Omdat de wijding onwettig was, daar zij verrigt was
; door een traditor, dal is, iemand die de edicten van
Diocletianus had gehoorzaamd, door de gewijde vaten
eu zelfs de Heilige Schrift uit te leveren; o. Omdat
Ca;cilianus de meest ongepaste vijandschap bad ge-
toond jegens de Christenen, die bij de laatste vervol-
ging geleden hadden. Deze beschuldigingen waren
I ie ernstig om in stilte voorbijgegaan te worden, en
daarom werden zij aan liet oordcel van zeventig Nu-
inidischc bisschoppen onderworpen, die zoo leu volle
verzekerd waren van de waarheid van hetgeen door
Donatus was beweerd, dat zij weigerden de aanstel-
liug van Cajcilianus Ie erkennen, en Majoriuus lol
bisschop van Carthago verkozen. De zaak werd voor
«leu keizer gebragl, en de twee mededingende prelaten
I vertrokken naar Rome, terwijl elk vergezeld was van
tien geestelijken, die voor zijne aanspraak gunstig
| gestemd waren. Eene vergadering wei der te dien einde
bijeengeroepen, die uil drie Gallische eu vijftien Ita-
liaansehe bisschoppen bestond, «elke ten gunste van
üieeilianus eu legen Majoriuus uitspraak deden. De
j verslagen partij deed een beroep op Constautijn, die
er in toestemde eene andere eu grootere vergadering
, bijeen te roepen, welke i e Arles in !51 J gehouden werd,
eu waarop de uitspraak van de eerste vergadering
werd bevestigd. \\\\ ederom werd er een beroep gedaan
op hei oordeel des keizers in persoon, doch de beslis-
siug van Constautijn, die de afgevaardigden der twee
partijen ie Milaan in \'■> 1 li hoorde, was ook voor C\';eci-
I lianus. Van toen af werd de parlij van .Majoriuus met
| de uiterste gestrengheid behandeld; zij werd van hare
kerken beroofd, en door den staat werden wetten
j aangenomen, die uitsluitend tegen haargerigl waren.
Doch zooals liet gewoonlijk gaat, de vervolging deed
j slechts het aantal harcr aanhangers en haar inv locd
; toenemen, en hoewel Majoriuus zelf in het jaar 315
j stierf, bleef zijne partij nog baar grond behouden,
: aangevoeld door Douatus, een man van welsprekend-
hheid, standvastigheid en geestkracht, die door zijne
I volgelingen metzoovct i eerbied beschouwd werd,dat
I zij hem den titel gaven van den Groote.
De Douatisten waren uu geroepen oiu de vijand-
schap van de hcerschcude kerk en van den staat Ie
verduren. Conslanlijn had echter uit eigene ondervin-
I ding de noodlottige gevolgen der vervolging geleerd,
-ocr page 667-
DONAT1STEN.
645
eii daarom stond hij in een rescript, aan den vicaris
Verinus in Noord-Afrika gcrigt, aan de Donatisteu
vuile vrijheid toe, om naar hunne eigeneovertuigingen
Ie handelen, en verklaarde liij, dat dit eene zaak was,
die aan hel oordeel van (Jod overgelaten moest wor-
dcn. En in dezen verdraagzanicn geest bleef Constan-
tiju volharden gedurende het overige gedeelte van
zijn leven. Doch toen bij zijn dood Noord-Afrika aan
zijn zoon (\'uitstans ten deel viel, namen de zaken een
geheel ander voorkomen aan. Eerst beproefde hij
de kerken der Donatislcn om te koopen, om zich bij
de heerschende kerk aan te sluiten. Te zcifdcr tijd
vaardigde hij ecu edict uit, waarbij zij opgeroepen
werden om tol de eenheid der kerk terug Ie koeren.
Deze maatregelen waren slechts voorloopcrs van
krachtiger middelen om zijuo wenschen te vervullen.
De Donatisteu worden uit hunne kerken verdreven,
en door gewapende soldaten verstrooid, als zij vrced-
zaam bozig waren met God te aanbidden. Dit leidde
lot tooiieelen van geweld on bloodstorting, die het
algemeeue medegevoel slechts des te meer opwekten.
!u ■) 11 brak creeue nog hoviger vervolging tegcudc
Donatisteu uil. £ij word voorafgegaan van ecuc po-
ging, zoo als vroeger, om door geschenken verschei-
deue gemeenten, die lot de soete behoorden, om lo
koopcu om lot do heerschende kerk over te gaan. Het
doel van deze geschenken werd door Donatus duidelijk
ingezien, die, in anl woord op de vleijende aaubiedin-
geu van di;n keizerlijken dienaar, deze aanmerking vol
verontwaardiging uitsprak: „Wat heelt de keizer ïuel
de kerk te maken?" Hel vrije beginsel, zooals het
sedert dien lijd genoemd is, zoo duidelijk vervat in
deze aanmerking, was op uitgebreide schaal ouder
do Donatisteu begonnen te heersehen. Iluunc predi-
kers schreven in hunne preêkcn de verdorvenheid
der kerk aan hare verbinding mol den staat toe. Hel
koesteren van zulke gevoelens maakte hem des te
gehater bij de burgerlijke overheden, zoodat de secte
ouder verscheidene volgende keizers met de uiterste
hardvochtigheiden wreedheid word behandeld.
De treurige uitwerkingen van de langdurige Doua-
I islische scheuring op den voorspoed en den voortgang
der Noord-Afrikaanschc kerk, vereenigd mot het
denkbeeld, dat velen Ie dier tijde reeds koesterden,
dat erg.\'ene zaligheid was builende Catholieke kerk,
wekten verscheidene bisschoppen op om al hunne po-
gingen in hei werk te stellen, ten einde de ongelukkige
verdeeldheid te doen ophouden. Een vaudeijvcrigstcn
in dil werk was Augustiuus, oen presbyter on later
....                                                                                                                             i
bisschop van Eirpporcgius in Numidic. Deze voorname
geloofsstrijder zocht, doch zonder uitwerking, eene
afzonderlijke beraadslaging lusschen do twee partijen
te doen plaats hebben. Eindelijk werd er op eeu
algemeen Afrikaanseh concilie, te Carthago in 103
gehouden, besloten, dat er eene uitnoodiging zou ge-
zonden worden aan de Douatistische bisschoppen, om
schikkingen ie maken mei hunne bestrijders, ten einde
iu eeu openbaren redetwist over de betwiste punten te
tnilon. De uitnoodiging werd echter afgeslagen, en
eene vergadering van de geestelijken der Catholieke
kerk, in het. volgende jaar bijeengeroepen, besprak
werkelijk de vraag, of hel niet hun pligt was den keizer
lo verzoeken nieuwe strafwetten tegen de Donatisteu
uit te vaardigen, waardoor vele gedwongen kouden
worden om lot de Catholieke kerk terug te koeren.
Deze voorslag-, die ecu onverdraagzaineu eu vcrvolg-
zickcu geest ademde, werd bestreden door Augustiuus
en ccuigo jongere bisschoppen, die er in slaagden om
den ongepastcn ijver van het concilie te wijzigen, en
tol zekere grens ie. doen ophouden.
Augustiuus eu do Noord-Afrikaausche bisschoppen
over bel algemeen drongen er bij do Donatisteu op
aan, dat zij iu eene godsdienstige vergadering zouden
toestemmen, in de hoop, dat zij hen door redenering
zouden overtuigen, dat zij van het ware geloof waren
afgeweken, doelt te vergeefs. De Donatisteu wilden
aan zulk eene nulteloozc beproeving geen deel nemen.
Evenwel werd er eeu bevel van keizer llouorius ver-
kregen, dal er te Carthago iu 111 eene vergadering
van de beide partijen zoude gehouden wolden. Op
deze bijeenkomst waren niet minder dan -\'M) bisschop-
pen van de Catholieke, on 279 van de Donatistischc
partij tegenwoordig. Flavius Murcelliuus was als kei-
zerlijk commissaris bij deze gelegenheid voorzitter.
De debatten waren volstrekt niet zoodanig, als men
van eene godsdienstige vergadering kon verwachten.
Gehoorzaam aan de keizerlijke brieveu eischte Marcel-
linus, dat elke van de twee strijdende partijen zeven
afgevaardigden zoude verkiezen, om hare bijzondere
iuzigteu te bepleiten. Aan deze schikking word ecu
lijd lang door de Donatisteu weerstand geboden, doch
eindelijk werden zij gedwongen om toe te geven. De
bekwaamste spreker aan de Catholieke zijde was Au-
gustinus, terwijl die aan de andere zijde l\'otiliunus
was. Alvorens de debatten begonnen, vroeg Marcclli-
nus aan de afgevaardigden van beide zijden om te
gaan zitten, zooals hij zelf deed, doch de Donatisteu
weigerden zulks, voornamelijk omdat de Goddelijke
wel hun iu Ps. XXV I : I verbood, om bij zulke tegen-
kaulers te zitten. De keizerlijke commissaris, dithoo-
-ocr page 668-
DONATISÏJSN
Oiti
i I
rende, verklaarde, dat eerbied voor liet karakter der
bischoppen hem belette te blijven ziften, zoo zij ver
kozen Ie staan, eli ilaaroui gaf bij bevel, dat zijn slocl
wcggouoiucu zou worden.
De betwiste punten waren slechts twee iu getal,
waarvan bel ecne van een slcci.is tijddijk belang
was, eu op eeu feit betrekking bad, namelijk of Felix
van Apluuga en Cxcilianus tradiloreu waren, en bel
andere ecne belangrijke kwestie over de leer was,
namelijk, of «e ki rk, door onwaardige leden in hare
gemeenschap Ie hebben, daardoor haar aanspraak vcr-
beurde, 0111 als de ware Christelijke Catholieke kerk
beschouwd te worden. De bron der dwaling, waarin
beide partijen ten aanzien van het punt: Wat toi
bet wezen der Catholieke kerk behoorde? vervallen
Maren, is daarin te vinden, dal zij de onziglbareende
zigtbare kerk niet elkander verwarden. „Op dit stnnd-
puul beweerden de regtziunige kcrkleeraars," zegt
Neauder, „dat buiten de gemeenschap met de ecne
zigtbare, ulgeinceue, door de opvolging derbissehup-
peu van de Apostelen afgeleide kerk geen deelgenoot-
schap aan de werking des Heiligen Gcesics, en dus
ook geeui zaligheid was; terwijl de Donatisteu, in
dezelfde dwaling verward, daar tegenover stelden,
dal iedere kerk, die onwaardige b-den in haar midden
duldt, door de gemeenschap met Ai:n: bevlekt, op-
houdl het karakter van leiiiheid cu heiligheid te bc-
zitteu, en ilaarmede ciiio wan- Christelijke kerk te
zijn, daar die, zonder dal karakter, wiel kan bestaan."
[Je Donatisteu beweerden, dal hel de pligl dei-
kerk was, om alle onwaardige leden uit hare geinceu-
schap ie sluiten, en zij staafden hunne meeuing met
den last, door d^\'A Apostel 1\'aulus aan de kerk te Co-
riuthcinhel geval van deu bloedscbender gegeven,
zoowel als door verscheidene andere gedeelten van
hel Nieuwe Testament. Augustinus beweerde daar-
entegeu, dat, terwijl hij aannam, dat de kcrktuchl
inetde grootste stiptheid moest gehandhaafd worden,
/.ui\', ecne gebeelc afscheiding jds de Donatisteu tus-
sehen de regtvaardigcu en de goddeloozeu eischteu,
iu deu bestaanden toestand der kerk onuitvoerbaar
was, en beriep zich, om zijne meeuing te onderstcu-
uen, op die gelijkenissen van onzen lieer, die over de
afscheiding tusschen do goeden cu boozeu spreken als
bewaard voorbet laatste oordeel. Hierop antwoordden
de Donatisteu, dat diegedi clten of betrekking hadden
op bel vermengen van de goeden mei de boozeu inde
wereld en niet in de kerk, of op het vermengen van
verborgen /.ondaars mei de heiligen. Zoo ontstond er
een verschil van mecninu over de beleekenis van hel
woord „wercld"iu degelijkeuisseuiu kwestie, zooals iu
die van de tarwe en het onkruid,en in die van hel uet,
dal ^oedc eu kwade visschcii bevatte. De eene partij
wees op de verklaring van onzen lieer zelven. „De
akker is de wereld," en vatte hel woord „wereld" in
zijne letterlijke betcekeuis op, als staande tegenover
de kerk; terwijl de andere partij de „wereld" iu de
genoemde gelijkenissen beschouwde, als gebruikt in
plaats van de kerk. Maar toch komt de vraag op:
Welk begrip aangaande de kerk wordt er bedoeld? Tot
antwoord op die vraag nemen wij de volgende zeer
oordeelkundige opmerkingen over: „Dat gedeelte van
de zigtbare kerk, dat te gelijker tijd lol de onzigtbare
behoort, kon slechts ecne tegenstelling uitmaken niet
dal gedeelte, dal iu het Nieuwe Testament in eeu
bijzonderen zin de ottdd wordt genoemd. Maar van
de uitwendige, zigtbare kerk, iu zoo verre die uiel
écu is mei de onzigtbare, kan met juistheid gezegd
worden, dal zij tot de wereld in deu zin des bijbels
behoort. Juist omdat de Donatistischc bisschop Eme-
ritus dit onderscheid van denkbeelden niet maakte,
hief hij, zooals Augustinus hel uitdrukte, een grool
geschreeuw er over aan. Toen ging hij er dadelijk toe
over, om die gedeelten van Johannes aan te halen,
waarin de wcirlddatgeue uitdrukt, wal siaal tegen-
over hel koningrijk van God, en vroeg, of dat van de
kerk gezegd kou worden, b. v.: de wereld kent God
niet, daarom: de kerk keul God uiel. Maar vaneen
gedeelte der ziytbui-e kerk kou dit alle:- niet juistheid
gezegd worden, en de Donatist zelf kou niet aarzelen
om dit, alles toe te passen op de geheime onwaardige
leden, die toch tol de zigtbare kerk behoorden. Jain-
mer dat hij zich hiervan niet duidelijk bewust had
gemaakt! Augustinus antwoordde, dat in de Heilige
Schriften hel woord „wereld" somtijds iu een goeden
eu somtijds in een slechten zin gebruik! wordt. In
den eersten zin b. v., als men zegt: de wereld gelooft
in Christus, isdoorllem verlost; doch hij moest over-
wogeu hebbeu, dat de onzigtbare kerk hare leden uit
de wereld ontvangt; dat zij, die eens lot de wereld
behoorden in dien bijbclschen zin, eu door geloot\' en
dcelbebbiug aan de verlossing in de onzigtbare kerk
worden ingelijfd, ophouden om daar langer toe te bc-
hooreu. Augustinus zegt, dat men alleen de verschil-
leudc beleekenissen van bel woord „wereld" moest
onderscheiden, en dal men dan niet langer hier in de
Schriften eenige tegenstrijdigheid zou vinden. Maar
hij zou verder gekomen zijn, en nog vrijer zijn geweesl
van vooroordeel in zijne verklaring van den bijbel,
indien hij de verschillende beleekenissen van bet
I
-ocr page 669-
TNG VAN DE).                                                   (117
!)ooi>::x
woord .,kcrk" behoorlijk had onderscheiden. Hij zegt :
„Aanschouw de wereld in de slechte bctcckcnis, al-
lcu, die aardschc dingen aankleven onder al de natiën;
aanschonw daarentegen de wereld in den gooden zin.
allen, die gclooven on hopen op hot eeuwige leven
onder allo natiën." Maar zijn niet de laatst gcmcldcn
juist: de leden van do ware kerk van Christus, van de
oHziglhare kerk onder alle natiën, waar het. evangelie
zijn weg gevonden hoeft, onder al de verschillende aard-
sche vormen van voorkomen van de zigtbare kerk?"
O]) de vergadering van de Donatisten en hunne te-
genstanders deed zich in den loop der bcraadslagin-
gen de belangrijke vraag voor: Ts het. wettig om in
zaken van godsdienst geweld te gebruiken? l)c Do-
nat islen redeneerden met de uiterste hardnekkigheid
tegen onverdraagzaamheid en vervolging wan eiken
aard, als onsehriftmatig en in strijd met den gehcelen
geest van het Christendom. Augustinus bevond zich
daarentegen, als de kampioen der Cotholieke kerk.
in de noodzakelijkheid van ie moeten bewijzen, dat
het regtvaardig en behoorlijk was run de menschen te
dwingen in gemeenschap met de uitwendig zigtbare
kerk te treden, buiten wier schoot niemand zalig kan
worden. Aangaande liet grootc beginsel derverdraag-
zoamheid stonden de twee partijen derhalve lijnregt
tegenover elkander, en terwijl de Donatisten do gods-
dienstvrijlieid verdedigden, legde Augustinus eene
theorie bloot, die, hoewel hij waarschijnlijk nooit
droomde van de uitgestrektheid, waartoe zij gedreven
zon wonion, later tot een stelsel van geestelijk despo-
tisnius leidde, dat het onverdraagzaamste en onder-
drukkendste was, dat ooit door een tncnseh werd
uitgevonden.
Na een scherpen en levendigen strijd van drie dagen,
die van beide kanten met.niet weinig bekwaamheid en
redeneerkraeht werd gevoerd, werd de vergadering
gesloten, en de keizerlijke commissaris besliste, zoo-
als vooraf te denken was, tegen de Donatisten. Eeue
heete vervolging hnd er nu plaats op verzoek van den
keizer en het gouvernement. De Donatistische gecs-
telijken werden uit hun land gebannen, en de lecken
werden in zware boeten geslagen. Verstrooid en 011-
derdrukt bleef de partij hare inzigten behouden, en
zelfs tot aan de zesde eeuw bestonden de Donatisten
als eene afzonderlijke seete. Na de dagen van Grego-
rhis den Groote worden zij nergens meer vernield,
hoewel \\\\ ilsius in zijne geschiedenis van de Donatis-
ten gist, dal de veroveringen der Paraeenen in Afrika
in de zevende eeuw een einde maak\'en aan de spcle
der Donatisten. Zie Circumcellionex.
DOODEN (Aanbidding \\ w de), een van de eerste
vormen van afgoderij. Als menschen zich bij hun le-
vcn door daden van heldenmoed of nuttigheid onder-
sebcidden, werden zij niet alleen geëerbiedigd, terwijl
zij op aarde waren, maar hunne nagedachtenis werd ook
na hun dood in cero gehouden. Zoo ver werd dit gevoe-
len somtijds gedreven, dat groote en goede menschen
met goddelijke eigenschappen werden bekleed, en
als croden werden aangebeden. De, Arabische schril-
..                                         ..
vers schrijvenden oorsprong dor afgoderij van hunne
eigene natie daaraan toe. Diodorus Siculus zegt van de
Egyptenaren,dat deze zeiden, dat er behalve dchemel-
sebe goden ook aardschc waren, die door ben werden
voortgebragt, en oorspronkelijk sterfelijke menselien
waren, doch om hunne wijsheid en liefdadigheid de
i onsterfelijkheid hadden verworven, en dat cenicre de-
zer koningen van Egypte geweest zijn. Cicero en
l\'linius verzekeren ons, dat de vergoding de oude
wijze was om hen te beloonen, die den dank van hun
vaderland en van hunne cvcnmcnschcn hadden vcr-
dicud, en Lactantius bcrigt ons werkelijk, dat Cicero
| leefde, om goddelijke eer aan zijne eigene dochter
Tulliola te zien bewijzen. Geen wonder, dat deze uit-
stekende man zelfverklaarde, dat zij, die ingewijd zijn,
moeien weten, da! zij de zieden van menschen nanbid-
den, die uit hare ligchamen zijn weggegaan, en da\' de
Dii JfttjitfHU Oeu/i/fi/i zoodanig waren. Maximus \'l\'\\-
rius zegt hetzelfde van de Grieken. Iferodotus bcsehul-
! digt Ilesiodus en Homerus van de eersten geweest te
zijn, die eene theogonie of leer der godenwording on-
der de Grieken invoerden. Hij zegt ons duidelijk, dat
deze twee oude schrijvers de genealogie der goden uit-
dachtcn, een naam aan eiken god gaven, hun functiën
en eerbewijzingen toekenden, en hen in hunne ver-
schillende vormen kleedden, terwijl zij voor dien tijd
aan de goden inliet algemeen offerden en hen aanba-
den, zonder een naam of bijnaam aan ecnige godheid
toe te kennen, waarvan zij in die dagen nooit gehoord
hadden. Enten aanzien van de theogonie van Egypte
rckcnl Syncellus zeven goden en negen halve goden,
die in Egypte regeerden, en kent hij aan elk hunner
een zeker aantal jaren voor zijne regering Ine. De
Egyptnnaren wilden echter in geenen decle aannemen,
dat hunne goden van mcnschelijken oorsprong waren.
Hunne wetten bedreigden een ieder met den dood,
die zeggen zoude, dat Rerapis eens een mensch ge-
weest was.
Niet alleen namen de zielen der afgestorvenen hare
i plaats in onder de goden, maar het beginsel, eens
1 ingevoerd, \'verd nog verder gedreven, want in bel
-ocr page 670-
DOODKX (BRANDINGEN OVER DE) — DOODEN (GEBEDEX VOOR DE).
CIS
vervolg van tijd werden zij tot een hongeren rang on-
derde licmclsche godheden verheven. Naar mate de
tijd vorderde, en de ware authentieke geschiedenis
der dus vereerde helden verloren geraakte, was het
geene moeijelijke zaak om aan de meeste mensclien
diets te maken, dat hij, dien zij lang aangebeden had-
den, in werkelijkheid goddelijke eigenschappen bezat.
Zoo kan niet alleen in Egypte, maar ook in Grieken-
land en Home, in Perzië, in Indië en Scandinavië veel
van de afgoderij der inwoners toegeschreven worden
aan de vergodiug van gestorven belden en de aanbid-
ding der dooden.
DOODEN (Brandingen over de), liet was onder
de oude Hebreen de gewoonte, om brandingen te doen
over hunne koningen bij gelegenheid van bunnen
dood. Deze bestonden in liet maken van eengroot vuur,
waarin alle soorten van kruiderijen werden gedaan,
benevens de kleederen, wapenrustingen andere din-
gen, die aan den overledene behoorden. Zoo wordt
van koning Asa gezegd, wiens lijk in zijn eigen graf
werd gelegd : „en zij brandden over hem eene ganseh
groote branding." Tn Jer. XXXIV: !> lezen wij : „Gij
(Zedekia) znlt sterven in vrede, en naar de brnudin-
gen van uwe vaderen, de vorige koningen, die voor n
geweest zijn, alzoo zullen zij over u branden." De
llabbijncn beweren, dal eene gewoonte van hunne
voorvaderen 1ot ben was erekomen, om de bedden en
i
andere artikelen van huisraad, die aan den doode be- i
hoorden, Ie verbranden.
DOODEN (Gebeden voor de). Hel, gebruik om
voor de dooden te bidden, dat door de Rooinsche kerk
volgehouden wordt, wordt door bet Woord Gods niet
aanbevolen. Ook spreken de eerste kerkvaders vol-
strekt niet overhel bestaan van zulk eene gewoonte.
Tertullianns, die in 220 stierf, is de eerste, die over
bet gebed voor de dooden als eene gewoonte der kerk
in zijn tijd spreekt. Origcncs en Cyprianus, die ook in
de derde eeuw leefden, zeggen, dat bet de gewooute
was, dat de kerk gebeden opzond ten behoeve van bare
afgestorvene leden. Aruobius vermeldt in zijne Ver-
handeling tegen de Heidenen, waarschijnlijk gesebre-
ven in bet begin der vierde eeuw, dat na de wijding
der elementen iu het avondmaal de Christenen om
vergiffenis en vrede baden, ten behoeve van de leven-
den en de dooden. Cyrillus van Jeruzalem, die in de-
zelfde eeuw leefde, deelt een dezer gebeden mede, dat
van den volgenden inbond is: „Wij offeren dit offer
ter nagedachtenis van al degenen, die voor ons in
slaap gevallen zijn: ten eerste, patriarchen, profeten,
apostelen en martelaren, dat God door hunne gebeden
en bemiddeling onze smeekingen moge aannemen;
en dan bidden wij voor onze vaderen en bisschoppen
en al degenen, die voor ons in slaap gevallen zijn, en
die gelooven, dat bet een groot voordeel voor hunne
ziel is, dat, er voor gebeden wordt, terwijl hel heilige
en vreeselijke offer op liet alt aar ligt." Tiet isonmoge-
lijk om bet gebruik verder dan tot bet einde der tweede
eeuw na te gaan. Wij vinden, dat omstreeks dien tijd,
onmiddellijk voordat de communie gevierd werd, bet-
geen bij elke openbare eercdienst geschiedde, een
catalogus, gewoonlijk de diptycha gehceten, gelezen
werd, die de namen bevatte van al degenen, die tot
de kerk hadden behoord. Daarna werden er gebeden
ten behoeve van de overledenen opgezonden, waarna
liet avondmaal werd gevierd. Indien er bewezen werd.
dat iets onbestaanbaars mei het Christelijk geloof of
leven in bet karakter te vinden was van iemand, wiens
naam was ingeschreven, en voor wien gebeden werd,
dan werd die naam dadelijk doorgehaald.
De eersle persoon, die zich openlijk verzette tegen
het gebruik om voor de dooden Ie bidden, was Aëriiis,
die beweerde, dal zulke gebeden van geen voordeel
konden zijn voor hen,die er hel onderwerp van waren.
Deze tegenwerping werdbeftigbestreden door Kpipha-
nius, die voor de nuttigheid van het gebruik pleitte,
daarliet van het geloof en de hoop der levenden ge-
tuigde, dewijl het een teeken was van hun geloof, dat
de afgestorvenen nog in aanzijn waren, en bij den lieer
leefden. Zoo sloop de verkeerde meening in de kerk,
dat gebeden en offeranden voor de dooden gedaan
moesten worden, terwijl liet nog eene kwestie was,
waarover de Christenen iu ineen ing verschilden, of
de dooden eenig voordeel trokken uit zulke gebeden.
De Rooinsche kerk deed dit gebruik voortduren door
het te bestempelen niet bef: ofliciëclc gezag van het
concilie van Trcnte, dat in zijn deereet, aangaande
de mis verklaart, dat zij een zoenoffer is, „eigenlijk
geofferd niet alleen voorde zouden, straffen, voldoe-
ningen en andere noodzakelijkheden van levende, gc-
loovigen, maar ook voor de dooden in Christus, die
nog niet geheel en al gezuiverd zijn." En de derde
canon van ditzelfde concilie verklaart eenieder, (lic
deze leer aangaande de mis niet aanneemt, voor ver-
vloekt. Daarom mankt eene plegtige dienst voor de
dooden een gedeelte van de godsdienstoefening dier
kerk uit, en wordt zij gewoonlijk maandelijks eenmaal,
en gedurende de vasten wekelijks eenmaal opgezegd.
Op liet Allerzielen feest worden buitengewone missen
voor de verligt ing van weggegane zielen gelezen. De
Rooinsche kerk beroept zich. om deze leer Ie verde-
-ocr page 671-
DOODEN (OFFE
XDEN VOOT1 DE).
digen, voornamelijk op ecnc aanhaling uit liel Tweede
boek der Makkabeën, die van den volgenden inhoud
is: „Daarom heeft hij ook voordo/r dooden gebeden,
il.il hun de zonden mogten vergeven worden." Dcz?
aanhaling uil de Apocryphc hoeken is <le cenige dui-
. lelijke verdediging, il ie oVRoomschen kunnen vinden
voor een gebruik, dat, in verband met de leer van hel
vagevuur, ecnebron van grootc inkomsten voor hunne
geestelijken is geweest. Benige gedeelten van de f\'a-
nonieke Schriften worden ook lol ondersteuning aan-
gohaald, zooals 1. Oor. XV: 29; 1. Joh. V : 10:
Mallh. V : 20; XII : :!>>, doch men zal bevinden, dal
de/e gedeelten der Heilige Schriften, als zij zorgvul-
: dig ondcrzochl worden, in gooien deelc de gewoonte
| om voor de dooden Ie bidden wettigen. Geen bepaald
i voorbeeld van dat gebruik is er indeSehrifl Ie vinden.
rn tegendeel, de leer des bijbels is duidelijk, dal hij
| den dood de veroo;deeling van een ieder, hetzij lol
geluk of ellende, onherroepelijk bepaald wordt. Zon
; Openb. XIV : I.\'!: „En ik hoorde eene stem nii den
hemel, die lol mijzcide: Schrijf, zalig zijn de doo-
\' den, die in den TIeere sterven, van nu aan. .fa, zegl
de Geest, opdat zij rusten mogen van hunnen arbeid ;
; en hunne werken volgen met hen." Joh. V: 2 I : „Voor-
I waar, voorwaar zei;- ik u: die mijn woord hoort, en
; gelooft riem, die mij gezonden heeft, die heef! het
eeuwige leven, en koml niet in de verdoemenis, maar
i is uil den dood overgegaan in hel le\\ en." 2. dor. V : 1 :
i „Wan! wij welen. dat, zon ons aardsehe huis dezes
j tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God
; hebben, een lm is niet met handen gemaakt, maar
eeuwig, in de hemelen." 1\'hil. [ : 21 : „Want liet leven
| j is in ij Christus, en hel, sterven is mij gewin."
Het is zonderling, dat, hoewel er in de Canonieke
boeken van hel Oude \'testament niel de geringste
vermelding wordt gevonden, dat bel bidden voor de
j dooden bij de oude Hebreen plaats had. de uion-
were Joden dal gebruik in acht nemen. Zoo is hel
onder de Joden in sommige landen de gewoonte, na-
dat de doodkist toegespijkerd is, dal tien mannen er
zevenmaal in plegtige processie om gaan. terwijl zij
al dien tijd gebeden voor de ziel van den overledene
opzeggen. Zulk eene plegl igheid iseebter volst«ekl niel
algemeen. Doeli het is eene heersehende gewoonte,
dat tien Joden, die ouder zijn dan dertien jaar. na de
begrafenis van een Israëliet des morgens en des
avonds gebeden opzeggen: bij hel einde dezer ge-
beden zeggen de zonen van den overledene of ilicns
naaste mannelijke bloedverwanten den Kodesh (zie
ald.) op, een srebed ,|al van voldoende kracht be-
schouwd wordt, om den overledene nit de bel te ver-
; lossen.
De Griekschr kerk bepaalt leerstellig nieis aan- I
I gaande den staal der afgestorvenen, en toch worden
1 er voorbiddingen voor hen gehouden, opdat zij geluk
mogen hebben in den si aal, waarin zij overgegaan
zijn, eene blijde opstanding en eene eindelijke vrij-
spraak op den dag des oordeels; geen woord wordt er
echter over het vagevuur geuit. Tn de Russische kerk
worden er diensten gehouden boven de graven, Icu
behoeve van de overledenen, op den derden, negenden
en veertigsten dag na de begrafenis. He dooden wor-
deu ook in hel avondmaal herdacht, doch geen geld
j wordt er betaald voor niis.icn, zooals in de l\'oomsehe
j kerk, om de verlossing hunner zielen te verkrijgen.
1 hi de AmrcxisrHE kerk (zie ald.) is de leer van hel
vagcvnnr niel bij name bekend, doch er worden aan
houdend gebeden en missen voor de dooden gelezen.
De dagelijksehe dienst is vol van zulke gebeden, die
dikwijls herhaald worden, en reukwerk wordt er l\'i
brand op de graven der overledenen, voornamelijk op
Zalnrdag avond, die aangenomen is om de dooden iu
gebeden en aalmoezen te herdenken. De mis wordt \'
ïelezon voor de zielen der afgestorvenen op den dag
der begrafenis, op den zevenden, vijftienden en veer-
ligsten dag. en aan hel einde van hel eerste jaar na
den dood. Aalmoezen worden er ook door de overle-
vende bloedverwanten, uil naam der afgestorvene)).
aan de armen gegeven, in de ineening. dal de verdien-
sle dezer daden van liefdadigheid vergiffenis voor de
levenden en de dooden zal verwerven.
DOOÜEX (Offeraxhen voor oe). Onder<le oude
Grieken had er eene nffcraudc plaats voor de dooden
op den tweeden dag na de begrafenis, doch liet voor-
naamstc olfcr van deze soort werd op den negen- j
den dag geofferd. Onder cenige nieuwere Heidenen
heerschl hei gebruik, om voor de dooden geene onre-
dclijkc dieren, maar redelijke wezens Ie offeren. Dit
gebruik heerschl vooral in Ashantce en Dahomcy, D<
slagtoffere, ilie bij len dood van een lid der konink- !
iijkc familie of van een voornaam persoon worden ge-
offerd, en die, welke daarna op bepaalde tijden gedood
worden, zijn bestemd om bedienden of begelijders
van zulke personen in eene andere wereld te zijn. Zij
veronderstellen, dat hunne overleden vrienden al de
ligehamelijke behoeften hebben, die zij in deze wereld
hadden, en dal dezelfde dingen, die hun op aarde
behaagden, hun ook in de andere wereld genoegen
i zullen doen. Hel cenige voorbeeld van dezen aard. dat,
voor zoo verre wij kunnen nagaan, onder Christenen
-ocr page 672-
:
1150                                                       DOODEN iONDTW ZOEK DKUi.
! gevonden wordt, liecfl onder de Armeniërs plaats,
welke een dier v:tn de eeneof andere soort (dieren. De
aarden oorsprong van deze zonderlinge plegtiglieid
worden door twee Ainerikaausehe zendelingen aldus
l>esehreven: „De priesters lezen, nadat zij liet dier
aan de deur der kerk hebben gebragt, en zont voor
liet altaar hebben geplaatst, de lessen uit He Schriften
voor zulke gelegenheden, en bidden en snieeken, tcr-
wijl \'/ij den naam van den overleden persoon vermcl-
den, om de vergeving van diens zonden. Dan geven
zij liet zont aan liet dieren dooden liet. Ken gedeelte
behoort aan den priester, andere gedeelten worden
aan de armen geschonken, en vauhet overschot wordt
den vrienden een leest bereid. Niets mag er nver-
blijven tot den volgenden morgen. Deze offeranden
worden niet als zoenoffers beschouwd, gelijk die dei-
Joden, (want de Armeniërs geloovcn, dat zij dooi\' den .
dood van f\'hristns werden afgeschaft,) doeli als eene \'
, verdienstelijke liefdadigheid aan de behoeftigen. Zij
hebben steeds, ten minste in nieuwere tijden, eene bij-
zondere In-trekking hii de dooden, en worden gewoon-
i I ...                                             . .                                                   ...                                                                    .
lijk, hoewel dit niel noodzakelijk is, op den (lag verrigt,
waarop eene mis voor hetzelfde doel gelezen wordt.
De andere meest gewone gelegenheden zijn de groot e
leesten der heiligen en die, welke de leesten des llee-
ii-ii genoemd worden. Voornamelijk op l\'aselien wor-
deu er altijd een of meer dieren geofferd, en de geheele
, menigte draagt dan dikwijls tot de Losten hij, en ver- :
deelt liet slagtoffer of de slagtoifcrs onderling. Doch
ook dit geschiedt Ier nagedachtenis van de dooden.
De ooi-sprong daarvan is, zooals ons op gezag van den
I catholieos Jzak den Grootc verhaald werd, de vol- j
I geilde:- Toen de natie het (\'liristendoni oinlielsde,
door de prediking van SI. Qregorins Loosavorich,
kwamen de hekeerde lleidensohe priesters tot hem,
en vroegen hem om hun een middel van bestaan te
verschaffen, daar de offeranden, waarvan zij vroeger
leefden, itil afgeschaft waren. Daarom bepaalde hij.
dat een tiende vau de opbrengst der velden hun zon
loebehooren, en dat hel volk, in plaats van devroe-
gere offeranden aan afgoden, nu offeranden aan God
zon doen in naam der dooden, als eene liefdadigheid
gaan zitten, en zoo hij niel onmiddellijk gehoorzaamt,
trekken zij hem op mei een ijzeren haak ; en daar de
Moliamedaiien niel veronderstellen, dal deze onder-
zoekers zeer geduldig zijn. laten zij hunne graven hol
maken, opdat zij zonder moeijelijkheid kunnen zitten.
De engelen ondervragen dan den doode gestreng aan-
gaande zijn geloof; zoo hij voldoende antwoorden
geeft, veroorloven zij hem verfrisehl te worden door
de windjes van liel Paradijs; doch zon niel, dan slaan
zij hem oji de slapen mei ijzeren knodsen, en trekken
hem rond met den ijzeren haak, totdat hij zoo luide
schreeuwt, dat hij door hel geheele heelal gehoord
wordt, behalve door de menschen en de geniën. Dan
werpen zij hem weder in het graf. en geven hem lot
gezelschap negen en negentig draken, elk mei zeven
hoofden, die tol aan den oordeelsdag aan zijn lijf
hangen.
De onderzoeking der dooden. welk denkbeeld inis-
scllicil aau.loh. \\\\ :12 ontleend is, wordt niel dade-
lijk In den koran vermeld, en daarom verworpen door
die Mohainedanen, die zich gestreng honden aan den
leksl: daar er echter duidelijk op die leer gezinspeeld
wordt, wordt zij door de meerderheid der Muzelman-
nen aangenomen. Meer waarschijnlijk is het echter,
dat zij nul leend is aan de godsdienst <\\vr oude Perzen,
waarin het onderzoek der dooden geleerd wordt, hoe-
wel men gelooft, dnt het later zal plaats hebben; <\\r
onderzoekers Mithir en Rashncc-rAst wachten, tot-
dat de zielen zich op de brug vertooiien, die de aarde
van den heinel scheidt.
1 u hel Boek der (tverlcveringen aangaande de Daden
en Gezegden van Mohamcd verhaalt A boe-II oreira.
ecu medgezcl van den profeet, aangaande de onder-
zoeking der dooden: „De profeet zeide: Voorwaar,
een lijk zit op in zijn graf zonder vrees of gedriiisch,
waarna hel gevraagd wordt naarzijnegodsdienst in de
wereld; het zal antwoorden: ..Ik was in Islam," —
„En wal zegl gij aangaande Mohamcd?" liet zal zeg-
gen : „Mij is de bode van God, dieons wonderen bragl
van God, en ik beschouw hem als ecu spreker der
waarheid." — „Rn zaagt gij God?" -— Met zal zeg-
gen : „Met is voor niemand mogelijk om God Ie zien."
Dan zal voor het lijk eene opening gemaakt worden
naar de hel, om Ie zien hoe eenigen anderen in de
vlammen in stukken scheuren; dan zal tot hetzelve
gezegd worden: „Zie naar datgene, waarvoor God u
heeft behoed ;" waarna eene opening voor hel lijk ge-
niaakl zal worden naar hel Paradijs, en hel zal de
schoonheden en vermaken er van zien, en tol hetzelve
zal gezegd worden : „Dit is de plaats uwer woning,
19666426
aan de hongerigen."
DOODEN (Oniikkzukk m:i:). De Mohamcdaucii i
gelooveii, dat, als een lijk In hel graf is nedergelegd,
een engel daarvan herig! geeft aan de twee onderzoe-
i kers Mnnkei\'en Nakir, verschrikkelijke engelen met
een loodkleurig en donker voorkomen, wier pligt het
is onderzoek Ie doen naar hel leven en ile daden der
overledenen, /ij hevelen Avn doode om regtop Ie
-ocr page 673-
ihi;di:.\\ \\ooi< dl;,.                                    1,01
ontvangen, terwijl zijne zonden in de orde vau het
alphabel gerangschikt worden. Doch de meer verstan- \'
dige handelt op dezelfde wijze, als een Christen bij
| zulk eene gelegenheid zou doen. Hij bidt, dat God
; hein of de gezondheid moge wedergeven, of voor zijne
J ziel zorg moge dragen, en in hel bijzonder, dal de
I smart vau Ie sterven de boeledoening voorzijne schuld
moge zijn. Middelcru ijl gaan zijne vrienden naar de \'
synagoge, en bidden voor hem ouder een anderen
naam, om zijn berouw en zijne verandering van gc-
drag aan te duiden.
„Doch sommigen blijven mei vrome en plcgligeaan-
dacht in de kamer, om hem te zien weggaan, en om
zijne laatste omhelzing Ie ontvangen, die zij „de ziel
van den stervende\'\' noemen. Gelijk hij de Grieken en
Ivoiueincii sloten vroeger de naaste betrekkingen van
den overledene zijne oogen. Daarna verscheurden zij
hunne kleederen, sloegen zich op de borst, trokken ;\'.ioh
liel haar uil, of wierpen slof of aseh op hun hoofd.
Doch iu nieuwe tijden vergenoegen zij zich met een
klein gedeelte hunner klccderen te verscheuren. Men i!
verhaalt, dat de gewoonte ook bestond, om op si raat <
al hel water te gieten, dal in het huis of ile buurt cc- !
.
               ..                           i
vonden werd, opdat hel berigl van zijn dood aldus
spoedig overgebragt kou worden, en het algcmeeiie
geschrei kon beginnen. Hel was eene vau de vreese-
lijke straffen, waarmede de koning Jojakim werd bc-
dreigd, dal niemand over hem zou treuren of klagen en
/eggen : ,,()ch mijn broeder I of, och zusier I zij zullen I
hem niet beklagen. Och beer! of, och zijne majesteit ! \'
Mei eene ezels-begrafenis zal hij begraven worden."
„Hel lijk werd daarna op ecu laken op den grond
uedergelegd, en hel gelaal werd bedekt, daar hel nicl
langer wettig was om hei melischclijkc gelaal Ie zien.
Door een bijgeloov ig beginsel aangezet, bogen zij
ook den duim iu de hand, en honden dien mei de franjes
van den Thalcd, als reden aangevende, dal, daar de
duim de gedaante vau den naam van God heeft, de
duivel dien niet durft naderen. liet overige gedeelte
van de luiiid bleef open, om aan te duiden, dat de over- j
ledeue vau al de zaken dezer wereld afstand cedaan
had, gelijk kinderen in de wereld komen met de han- i
den digi, om aan tr tooneu, dat God al de rijkdommen ,
iler aarde in hunne handen heeft gesteld. Hel lijk
werd dan met water gewasschcu. opdat bel, zooals
sommigen zeggen, rein voor God uiogl verschijnen;
doch, zooals anderen nicl meer waarschijnlijkheid bc- i
weren, opdat de zalf en de reukwerken gemakkelijker \\
door de poriën kouden gaan, die door warm water ]
geopend waren.
DOODK.V il\'I.KGTK
omdat gij leefdet in de waarheid en daarin stierft, cu
God zal u daarin opwekken !" Km een booze zal in zijn
graf zitten iu janiinerklagteu en geween. Dan zal hem
gevraagd «orden : „ Wal deedl gij\' ILij zal zeggen:
„ik weet liet niet.\'\' — „Maar «at zegt gij aangaande
Moliained\'r" — Hij zal /.eggen: „ik hoorde iets aan-
gaande hem. Voor hem zal dan eene opening gemaakt
i worden naar hel L\'aradijs, en hij zal naarde schoonhe-
deu daan an zien, en hein zal gezegd worden : „Zie naar
■   die dingen, die aan n onthouden worden." Dan zal
i \\ oor hem eene opening gemaakl worden naar de hel,
■   en hij zal daar geween en geknars valt tanden zien, en
hem zal gezegd worden: „Dat is uwe woning, oindal \'
gij in twijfel leefdet, uu iu twijfel zult opgewekt wor- j
I den, als God hel wil." De Egjpteuareu hadden ook
I eene manier om hnniie dooden Ie onderzoeken, iu het
II
bijzonder hunne koningen. Men geloofde echter nicl,
1 dal dit door engelen geschiedde, maar wel door de 1c-
vendeu. Zoodia iemand dood was, werd hij iu verhoor
, genomen. De openbare beschuldiger werd gehoord; !
! als hij bewees, dat de overledene ueu slecht leven had
geleid, werd dieus nagedachtenis veroordeeld, en werd
hij van de eer cener begrafenis beroofd; maar als
j zijn leven eervol en nuttig was geweest, werd hij incl
groote plegtigheid en eerbied begraven.
DOODEN (Pleutiuueuen voon de). Onderde
oude Hebreen werden nagenoeg dezelfde plegtighe-
den ten behoeve der dooden in acht genomen, als nog
heden ten dage iu hel Oosten iu gebruik zijn. Naau-
welijks was de adem weggegaan, of de naaste bloeil-
verwant haas te zich ouule oogen van den o\\ erledene ie
: sluiten, en hetleveulooze ligehaain met eeu afscheids-
kus te begroeien. Hel lijk werd daarna mei water
gewasschcu, en zoo hel niet onmiddellijk begraven
! werd, werd het iu eene bovenkamer uedergelegd. Zij
wikkelden daarna hel lijk in linnen, en plaatsten hel
| hoofd in een doek. Somtijds gingen de Hebreen, na
| het lijk gewasschrn ie hebben, tol balsemen over. (Zie
! Balsemen.)
De nieuwere Joden zijn echter van de gewoonten
hunner vaderen in het behandelen der dooden zeer j
afgeweken. Aangaande dit onderwerp nemen wij hel
volgende over: — „In de overtuiging, dal, als de ziel
I ophei puul was hel ligehaain ie verlaten, zij verhe-
! vener werd, en eene zekere mate van inspiratie bezat,
i omringden de kinderen en betrekkingen vau den ster-
vende zijn bed, om naar zijne laatste onderrigtiugeu
te luisteren en zijn laatsicn zegen te ontvangen. Hel
gebruik onder de nieuwere Joden is, een rabbijn mei
tien man uit Ie zenden, ten einde zijne bekentenis te
-ocr page 674-
ÜOOJ>EN (1\'LEGT1G11EDEN YUOli DE).
beste kleed, dal door den doudt: bij zijn leven gewoon
lijk gedragen werd, en nadat het op eene legerstede
was uitgestrekt, werd liei aan den drempel gelegd van
hel huis, niet de\' voelen naarde deur, aan den ingang
waarvan een cyprestak hing, icrwijl de legerstede,
waarop bet lijk was geplaatst, somtijds niet bladeren
en bloemen bedekt werd. liet doel van deze leuloou-
-lelliug van hel lijk, die ook bij de Grieken plaat-
had, was, dat het bewijs van ivcrkclijkcu dood Volko-
nien zou zijn. Op eeuige punten verschilden de Grie-
keu van de liomeineii in deze tentoonstelling der
dooden. Zoo werden naast hel bed, waarop liet lijk
lag, geschilderde aarden vazen geplaatst, die met den
overledene werden begraven. Een bouigkock werd
ook bij hel lijk gelegd, waardoor, naar men deukt,
Cerberus, de bewaker van de helschc oorden, bc\\ re-
I digd moest worden. Aan de deur van het huis werd
; ecu vat niet water gezel, opdat zij, die binnen
kwamen, zich zouden zuiveren door zieh met water
ie besprengen. De bloedverwanten omringden het
bed, waarop de doode lag, en uitleu luide jammer
klagten; de vrouwelijke verscheurden bare klecderen,
en trokken zich het haar uit. Gceue personen bene-
den zestig jaar mogtcu bij die gelegenheid legenvvuor-
i\'tig zijn.
Door ik Mohamcdaucu wordt veel belang gehecht
aan de lijken hunner dooden. Zoodra ecu vrome Mu-
zeliuan gevoelt, dat zijn einde naden, haast hij zich,
I voor zoo ver zijne krachten het hem toelaten, om degt-
woue vvasschingeu te verrigten, opdat hij iu een staal
i van ligchanielijke zuiverheid moge sterven. Als zij op
eene langdurige reis uitgaan, is hei niet ongewoon
I voor de Mobaincdanen om buuuc lijkklecdcrcu mede
ie nemen,enmen kent gevallen van personen, die, als
zij iu de woestijn ziek werden, eene groeve maakten
inliet lussc zand, en zieh daarin uederlcgdcu oin te
sterven, nadat zij eerst hunne lijkklecdercn hadden
! aangedaan, terwijl zij alleen hel gelaat oubedektlieten.
Als een Muzelman op het punt is van ie sterven, keert
• een lid der familie of der bedienden het liircluiam om,
om hel hoofd in de rigting van Mekka l< plaatsen, en
■luit dan de oogen van den stervende, waarop de
: mauuelijkc bedienden uitroepen: „Allah 1 er is gceue
kracht ofmagl dan iu God! aan God belmoren wij,en
lol Hem moeien wij wcdcrkecrcu; God hebbegenade
mei hem!" liet lijk wordt altijd op deuzclfden dagbe-
graven, of ongeveer twaalf urenua deudoodj het wordt
zorgvuldig gewassebeu, in lijkklecdcrcu gewikkeld,
en oj, eene baai geplaatst, die bedekt word! mei een
sjaal, doch bei wordt uiel iu eene doodkist begraven.
,llcl was somtijds nek de gcwooule, uni buut en
speeCTijcu ovci Let lijk te verbraudcu. Van Asa, ko-
uiug van Juila, wordt gezegd: ;jZij leiden hciu up hel
lui!. hetwelk iiij gevuld had uicl specerijen, en dal
van verscheidene soorten, naar apolnekerskunst toe-
bcreid: en zij brandden over beni eene gansch groote
branding." Hel is waarschijnlijk, dal dit ourspronkc-
lijk geschiedde, om dcu uadccligcu reuk dei\' lijken
neg It nemen, docli de ijdelheid van bijzondere pcr-
soacu voerde dil veel verder, dan volstrekt uoodig
«as. In hei Dosten, waar reukwerken in overvloed
zijn, \'ilijl\'l ilil gebruik uog steeds beslaan, doch in
llalie icrincugcu de Joden het water, wauriuede zij
hei lijk ivassehcu, slechts mei gedroogde rozen en
kamillen.
„Als lui lijk gevvasschen is, wordt lul in cru laken
gedaan, doch op iele plaatsen doeuzijhet slechts eene
onderbroek en ecu wit hemd aan. Anderen zeggen,
dat bel ar gewoonte was,.....ite dooden up zulk eene
weelderige wijze aan Ie kleedeu, dal de uiigaveu alle
behoorlijk* palen te builen gingen, en dal Gaiualicl
iii t ludi dil misbruik afschafte, duur aan zijne disci-
peleu zonder onderscheid te hevelen, om het lijk mei
ivu linnen laken ie indekken, liet werd ook voorecue
daad > uu vroomheid gehouden, om iemand Ie begra-
vcn in de klecderen, die hij gewoon was ie dragen.
„liet lijk werd eenigcu lijil voor de begrafenis ten
luon gesteld, en eene brandende kaars werd aan hel
hoofd geplaatst. Sommigen beweren, dal dit licht bc-
siemd was 0111 de «iel !;■ verlichten, en oni hare intrede
gemakkelijk \'.e maken, als zij terugkeert om hel lig-
chaani u bezoeken; doeb de Joden verwerpen deze
nieeniiig en zeggen, dal dit oude gebruik slechts in-
gesteld werd om ile toovenaars bclagchclijk voor te
stellen, die beweerden, dal het licht ecner waskaars
nabij het lijk voldoende was, om hevige pijn aan den
afgescheiden geest ie veroorzaken "
Onder de Romeinen bestonden eeuigc bijzondere
gebruiken bij liuuuc behandeling der dooden. Als de
laatsti adem op liet punt was van Ie vertrekken,
Iraehtle de naaste bloedverwant dien met zijn mond
op Ie vangen. De ring werd dan van de band van bei
lijk genomen, en de oogen en de mond ivcrdcu door
den naasten bloedvci waul gesloten, dii den ovcrlc-
ilenc bij zijn naam noemde, en c/t/e, vaarwel, uitriep.
Ih l lijk werd daarna gewassehen, en door •-laven met
reukwerk en olie gezalfd. Als hel lijk aldus toebereid
was. wen! i ene kleine munt in den inondgejilaatsl, om
( baron Ie betalen voor liet overbrengen van dciiuv er-
lidene naar liades. Hel lijk werd nu gekleed in bet
-ocr page 675-
OOODJSS (VJSRBKANÜEA ÜVM,.                                               653
De oude Egyptenareu, die sterk geloofden aan de
verhuizing der ziel, eu dal deze, mi door eeilige dieren
gegaan te zijn, haar eigen oorspronkelijk ligebaam
weder zou binnengaan en zou bezielen, indien liet vrij
van verrotting eu in zijn geheel bewaard werd., zoeh-
ten natuurlijk de lijkeu in een volkomen staal te bc-
wareu, door die te balsemen eu iu goed gebouwde
graven bij Ie zetten. Deze begeerte om de lijken der
doodeu tc bewaren was niel lol de Egyptenareu bc-
|ierkt, maar strekle zieb ook lot de Hebreen uit, eu
wordt zelfs onder ceuige lleidensclie natiën gevonden.
Eenige wilden, voornamelijk Noord-Anierikuausohc
Indianen, dekken de lijken der doodeu in de rijkste
kleederen, en beschilderen liet gelaal eu bet ligebaam
er van met verschillende kleuren. Zij zeilen zelfs lc-
vensvoorraad voor hen na den dood Ier zijde, daar zij
zieh verbeelden, dat zij even als gedurende hun leven
kunnen eten en drinken.
Onder de oude Mexicanen werden er, zoodra een kei-
zer sliert\', wachters gedurende de vier eerste naehlen
ua zijn dood om bel lijk gezel. De bedienden waschteu
daarna het lijk, en een bosje haar werd van het hoofd
genomen, dal zorgvuldig als eeue rcliquic werd be-
waard, daar dal bosje, zooals zij zieh verbeeldden, de
ziel voorstelde, /.ij slaken een smaragd iu den mond
des doodeu keizers, wikkelden hem iu zeventien rouw-
inautels, die zeer rijk bewerkt waren, eu op den binnen-
sleu daarvan was ecu beeld van den afgod geschilderd,
dien de overledene voornamelijk aanbad. Daarna
bedekten zij zijn gelaal mei een masker, en bragteu
hem uaar deu tempel van zijn geliefkoosden afgod,
waar zij, na eenige voorloopige plcglighcdcn, hel lijk
verbrandden, en daarna de aseli begroeven.
De Chinezen zijn gewoon om, als er een bloedvcr-
wanl sterft, de overblijfselen iu luchldigtc doodkisten
ie sluiten, en die zeven dagen in hel huis te houden, ter-
wijl elke vierde dag aan bijzondere plegtigbeden voor
de doodeu gewijd is. Voedsel wordt er voor de doodkist
geplaatst, waarvan zij \\eronderstellen, dat de doodeu
de kracht eten, en gebeden worden er door Bocddhis-
lisehe en Tauïstisehc priesters voor het geluk hunner
geesten opgezonden. De Laplaudcrs voorzien tot den
huidigeu dag hunne doodeu van een viiurstecu en al
het uoodige, om hen langs een donkeren gang bij te
lichten, dien zij na den dood moeten doortrekkcu. Doch
hoewel hetzelfde algcmceue denkbeeld, om aan de
geesten der afgestorvenen te behagen, in vele gewoon-
ten kan gevonden worden, die in Aziatische • en
Afrikaansehe lauden hccrsckcu, zijn er toch gevallen,
zooals in Zuid-Afrika, waarin e ven veel afschrik gevoeld
wordt bij hei aanraken van hel lijk, zelfs van den naas-
ten bloedverwant, als door een Jood van vroegeren
lijd zou gevoeld zijn, uit vrees voor eeremoniëele bc-
vlekking. (Zie l!i.<,KAi\'i;sisi\'LiiuTi<;iiEi>t:.N.)
DOODEX (VjSitBBASDES KLJi). Hoewel hel begra
ven der doodeu naar alle waarschijnlijkheid hul oudste
gebruik is, kan men niet ontkennen, dal de gewoonte
om de lijken Ie verbranden reeds in de llooge oud-
iieid gevonden wordt. Luciauus meldt ons, dal de
Grieken hunne doodeu verbrandden, en dal de Perzcu
ze begroeven, doch dc/.c mcdedecliug ten aanzien der
Urickeu wordt in gceueu deele bevestigd door de jaar-
boekeu der oudheid, die eerder schijnen aan te toouen,
dal verbranden en begraven ouder dat volk gebruike-
lijk waren. In het eerste geval werd hel lijk op ecu
stapel hollis verteerd. Als de stapel verbrand was,
werd het vuur uitgedoofd door wijn er op Ie werpen,
waarna de beenderen door de bloedverwanten zorg-
; vuldig verzameld, met wijn en olie gewassehen, en iu
I urnen ucdcrgclcgd werden, die somtijds van goud,
t doch gewoonlijk van marmer, albast ol\' gebakkeu klei
warcu gemaakt. Onder de liomeiuen was hel de ge-
wooutc, om de lijken der doodeu te verbranden, alvo-
reus die Ie begraven. AIs de plaats voor bet \\ erbrauden
van bet lijk toevallig bij de begraafplaats was, werd zij
! bustum genoemd. Het bustum van de familie van
Augustus werd iu de voorgaande eeuw te Kome ont-
i dekt; hel had lol opschrift: Uk i-ïeuialu)) est, hier is
! hij verbrand. Indien hel lijk op een afstand vau de be-
grafcnisplaats werd verbrand, werd de plaatsustfittttM
\\
genoemd. Als hel lijk eens generaals of eens keizers
! verbrand werd, gingen de soldateu driemaal om den
; brandstapel. Het gebruik om te verbranden schijnt
| niel algemeen door de Romeinen aangenomen te zijn
! voor de latere tijden der republiek, doch onder hel
j keizerrijk was hel de algcmceue wijze van handelen
met de doodeu. De invoering vau het Christendom
leidde lol de spoedige verdwijning dier gewoonte,
\' zoodat zij inde vierde eeuw geheid en al in onbruik
i was geraakt.
Vau Odin wordt gezegd, dat bij de gewoonte om
| de doodeu te verbranden iu het Oude Scandinavië in-
voerde; maar wie bet ook hel eerst voorstelde, wij
weten met zekerheid, dal het verbranden van de doo-
den op brandstapels reeds zeer vroeg iu het Noorden
geheerscht beeft, en door de begrafenis vervan-
gen werd, die misschien slechts de herleving was van
eeue vroegere gewoonte. Maar dit daar gelaten, als
het ligebaam verbrand was, werd de asch gewoonlijk
verzameld in eeue urn of kleine stecnen kist, waarbo-
-ocr page 676-
DOODZONDEN — DOOI\'.
fi.ï I
schillende wassehiugen werden verrigl, zinnebeelden
van geestelijke zuiveringen, waarvan eeuige door de
wel vau Mozes bevolen waren, en andere slechts door
de overleveringen der oudsten werden gewettigd.
In verband met den oorsprong van den doop heeft
men eeuc kwestie opgeworpen over den doop van be-
kecrlingun door de Joden. Dat eeue inzetting, die eeni-
geruiate mei die van dv\\\\ doop overeenkwam, aan de
■loden bekend was vóór den lijd onzes lleeren, is zeer
waarschijnlijk, daar vele l\'barizeëu en Sadduceëu
naarden doop vau Johamies gingen. Eu de laai. «aai
mede zij den Dooper aanspraken, schraagt deze onder-
stelling. ., Waarom doopl gij dan," zeiden zij, „zoo
gij «Ie Christus niet zijl, noch Elias, noch de profeet\':"
Nog een bewijs, dat de doop vroeger door de Joden
werd uitgeoefend, kunnen wij afleiden uit hel gesprek
tusschen onzen Heer en Nicodemus, toen de overste
berispt werd over zijne onkunde aangaande de uieuwc
geboorte uit water en Geest: „Zijl gij een let raar van
Israël, en weet gij deze dingen uiel\':" hetgeen duide-
lijk aantoont, dal juist hel standpunt van Nicodemus
als een erkend Joodsch leeraar de verwachting vol-
komen wettigde, dal hij bekend zou zijn meteen doop
niet den Geest, waarvan de doop mei water liet uit-
wendige zinnebeeld was. üu de woorden, waarmede
Petrus de vreemde Joden aansprak, die op den Pink
sterdag van alle kanten waren Ie zamen gekomen:
„.Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt,"
komen duidelijk voort uil het vermoeden, dat de doop
eeue ccromonie was, waarmede zijne toehoorders bc-
keiul «aren; en daarna wordt ons medegedeeld, dal,
zonder eersl onderzoek Ie doen uaar den aard of de
beteekenis der inzetting, „die dan zijn woord gaarne
aannamen, werden gedoopt; en er werden dien dag
tot beu toegedaan omtrent drie duizend zielen." Aan-
gaande den Joodsehcn doop van bekeerlingen zijn
wij echter niet alleen aan redenering door gevulgtrek-
kiugen o\\ ergelatcn. De oude Joodschc schrijvers zeg-
gen duidelijk, dat elke bekeerling tot hun geloof door
den doop iu hunne gemeenschap werd opgenomen.
De Babylonische Talmud verklaart, dat iemand geen
bekeerling is, alvorens hij besneden cngedoopl is. De-
zelfde leer wordt door den Jeru/.aleinschcn Talmud ver-
koudigd, en iu de Mishna, die hel oudste gedeelte dei
overleveringen uitmaakt, en inde tweede eeuw werd
zamcngcsteld, wordt melding gemaakt van een geschil,
daterover den doop vau bekeerlingen wasonistaan.tus-
sehendetwee beroemde seinden vanShammaicuHillel.
Hel betwiste punt was, of een bekeerling het pnasch-
laiu eten mogl op den avond, waarop hij gedoopl was.
ven eeuc lage verhevenheid, uiel booger flan eeue el,
werd gemaakt. De Ynglinga Saga, waarin de oud-
licidkuudigen echter geen groot vertrouwen stellen,
maakt onderscheid lussehcn de eeuw van verbranden
en du eeuw van begraven.
In nieuwere lijden wordt het gebruik om de lijken
der doodeu te verbranden nog in verschillende Hei-
denselie landen gevonden. In ludié\' verkiezen de lliu-
doesclie secten over hel algemeen hel verbranden
boven het begraven, en lol voorkorten lijd verbrand-
den de weduwen zich vrijwillig on de brandstapels
hunner eclitircuooten. De vrouwen der Brahmanen
werden vroeger door de Hiudoesche wet gedwongen
om zich lenend te laten verbranden met dr lijken lia-
rcr luauucu. Dit gebruik is echter door hel Uritsohc
gouvernement verboden, en indien dergelijke gevallen
i nog plaats hebben, wordt zulks in liet verborgen ge-
daan. Ook ouder de Boeddhisten in andere landen
! wordlaan hel verbranden dikwijls boven hel begra-
ven de voorkeur gc\\ en.
DOODZONDEN. In de Uoonisehc kerk worden
de zonden verdeeld iu (wee grootc soorten, die iluutt-
-oudrii
en i;,-,j,_,jlijk,- zouden lieeleii. De eersten zijn
eeuc /«are overtreding van de wet van God. en wor-
ilcu doodzonden genoemd, omdat zij de ziel dooden
i door haar van haar «are leven te beroovcu, dal heilig-
luakeude genade is, en omdat zij allijddurendcn dood
en vervloeking\' over de ziel brengen. Rooinschc
godgeleerden lellen zeven soorten van doodzonden:
hoogmoed, gierigheid, onkuischhcid, toorn, gulzig-
heid, nijd, luiheid. Al de geboden der kerk worden
voor bindend verklaard, op straffe van doodzonde. Zij,
die in eeuc doodzonde sterven, gaan dadelijk naar de
plaats der eeuwige kwelling. Dit onderscheid, dal
door de Koomschgcziudcn geleerd wordt, was aan de
oude kerk onbekend. August inus spreek, weliswaar,
van doodzonden, zooals moord, diefstal en overspel,
omdat die uiel vergeven werden zonder de plegtig-
heid van een openbaar berouw.
DOOI\', een van du twee sacramenten der C\'hris-
telijkc kerk, door Christus, haar ecnigen Koning en
Hoofd, ingesteld. Onder de geleerden heeft veel ver-
schil van meeniug bestaan aangaande den ju is ten oor-
sprong der inzettiug. De Groot denkt, zonderling
genoeg, dat de doop van den lijd des zondvlocds al\'
dagteckent, en dal bij ingesteld is als een blijvend
gcdenktecken dier groote gebeurtenis. Zonder echter
bij deze meeniug stil Ie slaan, die door de\' Schrift in
het minst niet gewettigd wordt, moet men erkennen,
dat reeds \\ roeg ouder de .loden en andere natiën ver-
-ocr page 677-
[)(
)OI\'.                                                                              055
Onder de Joden waren er twee soorten van be-
kcerlingen, die van de crue soort werden genoemd
bekeerlingen van de poort, en die van de andere,
bekeerlingen der geregtigheid. De laatstenallcen wer-
den door den doop in de Joodscbe kerk opgenomen.
-Nadat de besnijdenis verrigt, en eene korte tijdruimte
verloopcn was, werd ile bekeerling gedoopt. De wijze,
waarop deze laalsle plegtigheid geschiedde, was de
volgende. Als hij in liet water was geplaatst, onder-
rigtton de Triz/mriri (of liet regterlijk consistorie van
drie, die alleen de niagt hadden om lot den doop toe
te laten,) lieni in eenige van de gcwigl iger en ecnige
\\ au do hoogere bevelen der wet. Daarna dom pelde hij er
zieli niet liet gelieele ligeliaain in, want liet was een
regel, dat, als de wet spreekt van wassching van hel
vleeseh of wassohing van dek leederen, zij liet wasselien
van liet gelieele ligeliaain bedoelt, zoodat, indien
sleehts een vingertop of een gedeelte van zijn haar
ongewassclien bleef, de man nog in zijne onreinheid
was. Als hij na zijn doop uit liet water kwam, deed hij
een plegtig gebed, dat hij gezuiverd en rein mogl zijn
van zijne Heidensche bevlekking, en een gezond lig-
eliaain van de Joodsohe kerk mogl worden. Eene
vrouw werd, als zij werd gedoopt, door vrouwen tol
aan den hals in hel water geplaatst, en twee discipelen
der wijzen onderrigtten haar in de voorschriften der
«:•(, terwijl zij stond. Dan dompelde zij zieli in hel
water, waarop de discipelen de oogen afwendden, tor-
wij] zij er uit kwam. Hol was noodzakelijk, dat drie
als getuigen hij den doop van een bekeerling tegen-
woordig waren, die zorg droegen, dat de plegtigheid
behoorlijk werd verrigt, en hem in het kort in de be-
ginsoleii der godsdienst, die hij aannam, onderwezen.
lTit hel bovenstaande kan men bemerken, dal zij,die
meerderjarig en door de Joden gedoopt waren, eerst
onderwezen werden in de beginselen hunner gods-
ilienst, en de belangrijkheid van hetgeen zij gingen
verrigten. Wij moeten daaruit echter niet afleiden,
dat kinderen en jonggeborenen, die voor onderwijs
nog niet rijp waren, niet door den doop in de kerk
werden toegelaten. Het is zeer zeker, dat zij kinderen
doopten, gewoonlijk mei hunne ouders, en als do 011-
ders dood waren, zorgde hel consistorie van drie voor
bunnen doop. Zoo een Israëliet een Fleidenseh kind
aannam of vond, en het tot bekeerling doopte, ver-
haalt Maimonides, werd bel een lid der kerk. Kinde-
ren, die in hunne jeugd gedoopt waren, hadden de
vrijheid om terug te koeren, die volwassenen niet had-
den. Verder hlijkl, dat de doop slechts door personen
word toegediend, die eene geregelde ordeningen aan-
! stelling hadden verkregen. Ken consistorie had de
niagt oin deze dienst te verrigten, en niet een ieder,
; die haar op zich wilde nemen. Kn getuigen waren er
zoo noodig, om door den doop in de kerk toegelaten
! te worden, dat hoewel iemand naar den regel gedoopt
was, hij loeli niet lot de voorregten van een proseliet
werd toegelaten, zoo hij zulks door getuigen niet be-
wijzen kon; ook werd hij niet in de gemeenschap der
kerk opgenomen.
.\\fen heeft er somtijds aan getwijfeld, of de kinderen
van Joodsche bekeerlingen gedoopt werden. Behalve
de getuigenis van Maimonides kunnen wij een beroep
doenop den Babylonisolicn Talmud, die zegt: „Indien
niet een bekeerling diens zonen en doelileren lot be-
keerlingen gemaakt worden, strekI datgene, dat door
hun vader gedaan is, lol hun welzijn." De Mislina
spreekt van een bekeerling van driejaar, dat aldus in
dr\' (lemara wordt verklaard : ../ij zijn gewoon om een
bekeerling In de kindseliheid te doopen, na goedkeu-
rieg van het consistorie, want dit is voor zijn welzijn."
,,\'/,ij zijn gewoon om Ie doopen," zegt de (ilossc, „in-
dien hij geen vader hooft, en zijne moeder hom breugt
om lot een bekeerling gemaakt Ie worden, dewijl nie-
mandlol een bekeerling gemaakt wordt zonder besnij-
deniseu doop." Do. Jernzalemsohe Talmud spreekt van
hel verschil om een kind, dal gevonden is, vooreen
slaat\' cd\'een vrije te doopen. lil geschriften als deze
kan men niet anders dan de gevolgtrekking maken,
dal de Joden bekend waren met don kinderdoop.
Vóór de instelling van dêu doop door den Heer
Jezus Christus, werd hij ook toegediend door Johan-
nes den Dooper, Zijn voorlooper. De vraag: „Ver-
schilde de doop van tTohannes van dien van Christus,
en zoo ja, in welk opzigt?" heeft onder godgeleerden
lot niet weinig Iwist aanleiding gegeven. De ui twen-
dige plegtigheid schijnt in beide gevallen dezelfde
i geweest te zijn, doeh in verscheidene opzigtcn was
! er een aanmerkelijk verschil. Johauucs doopte zijne
: discipelen in het geloof aan den Messias, die komen
! zonde: wij worden gedoopt in hel geloof in Hom. als
werkelijk gekomen. De doop van Johannes was hlijk-
1 baar bestemd om lijdelijk Ie zijn, gelijk al de andere
! doelen van zijn dienstwerk : de doop van Christus zal
duren tot aan liet einde der wereld. Do eene behoorde
eigenlijk niet tol de Christelijke wetgeving, maar
diende om die voor te bereiden; de andere is eene
inzetting door onzen Zaligmaker aan Zijne Kerk ge-
geven, om de plaats der besnijdenis in te nemen. De
Christelijke doop wordt toegediend in den naam van
de personen der Drieeeiiheid, terwijl wij geen bewijs
-ocr page 678-
r,5fi                                                               dooi*.
hebben, ilal de Goddelijke personen uitdrukkelijk
erkend werden in den doop van Johannes. Uil deze
overwegingen blijkt, dal de twee plegtighcden zoo-
danig in haren aard en in hare betrekking op de
tegenwoordige wetgeving verschillen, dat zij als gc-
lieel onderscheiden kunnen worden beschouwd, en bij
gevolg, dat iemand, die door Johannes was gedoopt,
wederom door een Apostel had kunnen gedoopt wor-
(len.
De doop werd eerst na de opstanding van Christus
alseene blijvende inzetting ingesteld, (oen Tlij de vol-
gende laatste opdragt aan Zijne discipelen gaf, Mattb.
XXVIII : 1\'I en ■>() -. ,,Gaat dan benen, onderwijs! al
de volken, dezelve doopende in den naam des Vaders,
en des Zoons en des Heiligen Geestes; lecrende hen
onderbonden alles, waf ik n geboden heb. En ziet, ik
ben met ulieden til de dagen tot de voleinding der we-
reld. Amen." Deze woorden duiden duidelijk aan,dat
toen de Apostelen op het bevel van Christus bet cvau-
gelie gingen prediken, zij alle volkeren moesten on-
denvijzen en, als een zinnebeeld of teekon van hunne
hoedanigheid als discipelen, hen moesten doopen in
den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Gecs-
ii".. (lok moest de doop geene lijdelijke inzott ing zijn.
die in haar duur alleen tot de eeuw der Apostelen
was beperkt ; hij moest eene blijvende inzeft ing zijn in
de Christelijke kerk, iu de vervulling waarvan Christus
In-loofde met Zijne discipelen lezijn tot de voleinding
der wereld. De doop wordt derhalve door alle Christen-
seetcn bediend, met uitzondering van het Gezet.s( uw
dk.r Yrtextvex (zie ald.)of de Kwakers, zooals zij ge-
woon lijk genoemd worden, die al Ie uit wend igc plcgtig-
hedeu als onbestaanbaar beschouwen met den aard des
Christcndoins, daar dit een zuiver geestelijk gods-
dienststelsel is. in de eerste Christelijke kerk werd
deze inzettingmet bijzouderen eerbied beschouwd,niet
minder wegens een diep gevoel van hare plegtigheid
en van de groote verantwoordelijkheid aan de ont-
vangst er van verbonden, dan ten gevolge van de lange
en zorgvuldige voorbereiding, welke noodzakelijk was
voor iemand, die gedoopt wensebte te worden. Vóór
iemand dit inwijdingsgebriiik had ondergaan, werd hij
Ier naamver nood beschouwd als regtliebbende op ilen
naam van Christen, maar werd hij als weinig meer dan
een Jood of een Heiden aangemerkt. Hoven dezen
lagen staat verheven te worden was natuurlijk een
punt van eerzucht, en werd vurig gezocht door allen,
die zelfs in de geringste male de voorrcglen der gr-
loovigen hadden leeren waarderen. Zoo groot was de
achting, die men voorden doop koesterde, dat hij de
verlichtende inzetting, het licht van het nog, hel toeken
of kenmerk des Ilcereu werd genoemd.
De doop schijnt in de eerste eeuwen der Kerk ioe-
gediend Ie zijn inliet openbaar en in hel afgezonderde,
bij nacht en bij dag. Zoodra een catechumeen zijn be-
paalden proeftijd had doorgestaan, kon hij de toela-
lingloi de Kerk door den doop eischen. Doch toen het
aantal dergenen, die aanzoek deden, vermeerderde,
werden er bijzondere tijden voor bepaald, en deze wa-
ren gewoonlijk de dagen, die het vieren van een der
groote feesten voorafgingen, fn de oude Kerkvaders
komen geene juiste inlichtingen voor aangaande de
wijze, waarop de doop toegediend werd. Daarom vin-
den wij, dat hij toegediend werd in eene groole ver
schcidenhcid van omstandigheden, in hel huis, aan
den kant der rivier, op de kust der zee. Kerst later
werd het de gewoonte om hel sacrament toe Ie dienen
in een dooplmis, of in eene doopvonl aan den ingang
en later in de kerk geplaatst. Justinus Martyr zegt.
dat hij in tegenwoordigheid der vergadering werdtoe-
gediend. Van de derde ecu waf werd de doop een van dr
mysteriën der kerk, en bleefbij zulks tol aan de vijfde
eeuw. Gedurende dal lijdvak werd hij voornamelijk iu
het afgezonderde, alleen in de tegenwoordigheid van
: geloovigeii, toegediend. fn gevallen van ziekte of
schijnbaar naderenden dood was het somtijds noodig,
om den doop arm de sponde van den hekeerde loe Ie
\' dienen, in welk geval hijelinischedoopwerd genoemd,
....
eene wijze om hel sacrament te vieren, die gewoonlijk
als onvolkomen werd beschouwd. Algemeen erkent
men, dal in de eerst e lijden de gewone wijze van doo-
1 pen die der indompeling was, en dal het geheele lig-
ehaani onder bel wal er werd gehouden. Hel houten
; voorwerp, waarin de plegtigheid werd verrigl, was
door een schot in Iwee gedeelten verdeeld. De mannen
werden door diakenen, de vrouwen door diakoncssen
bediend, en de plegtigheid werd verrigl in tegenwoor-
digheid van de vergaderde gemeente, waarvan dcdoo-
pelingen echter door het kleine gebouw, waarin de
indompeling plaats had, gescheiden waren.
Wegens den groot en, en in sommige gevallen zei I\'s
bijgeloovigen eerbied, waarmede de doop werd be-
schouwd, meer bijzonder in de derde eeuw, kwamen
er dikwijls gevallen voor, waarin hel ontvangen van hel
sacrament werd uitgesteld, totdal men op hel sterfbed
lag, daar men klaarblijkelijk liet denkbeeld koesterde,
dat de ziel des Ie beter in slaat zou zijn om de zuiver-
beid des hemels binnen te gaan, nadat zij onmiddellijk
te voren door het reinigende doopwater was gegaan.
Niet weinig belang werd er dikwijls geheeld aan den
-ocr page 679-
DOOP.
r,r.;
persoon door wien, en do plaats waar iemand godoopt
word. Zoo vindon wij, dat Augustinus zich or op bo-
roomt, dat hij don doop had ontvangen uit de handen
van den waardige» Ambrosius, bisschop van Milaan.
Constantijn was op weg naar de watoren van de .Tor-
daan om godoopt te worden, toen hij door den dood
werd overvallen. Eenigcnstelden hunnen doopnit, tot-
dal zij den ouderdom van dertig jaren hadden bereikt,
in de nieening, dal zij daardoor het voorbeeld van on-
zon Verlosser volgden. Dejaarlijksche feesten werden
somtijds tot den tijd voor den dooji gekozen, zooals
Epiphania, Paschen ofPinkstoron.
T>e wijze, waarop de doop in do eerste Christelijke
kerk toegediend werd, wordt aldus door Dr. Janiieson
besohrevon: „De doop werd oorspronkelijk op eeno
zoor eenvoudige wijze toegediend, daar de Apostelen
on hunne tijdgenooten zich vergenoegden met een
gepast gebed, en daarna doopwater bezigden. Reeds
vroeg werden er echter verscheidene ceremoniën
ingevoerd, met hot vrome doch vorkeerde doel, om
een dieperen en moer verheven indruk van het sa-
crament te geven, en om door elke ceremonie eeue
zigtbare voorstelling te geven van de groote waar-
lieden en geestelijke zegeningen, die het aanduidde.
Als de tijd voor het doopen gekomen was, werden
die catechumenen, die rijp waren voor don doop, en
dan competentes of bevoogden werden genoemd,
naar de doopplaats gebragt, aan den ingang waarvan
zij stil hielden, en dan eene verhevenheid bestijgende,
waar zij door do gehccle vereeniging van geloovigen
gezien en gehoord konden worden, deed een ieder,
met hoorbare slem, afstand van den duivel en al diens
werken. Hij deed dit door met zijn gel lat naar het
westen te gaan staan, en met oen ligchamelijk ge-
baar, dat, den grootsten afschuw uitdrukte, zijn bo-
sluit te verklaren om de dienst van Satan en al do
zondige werken en vermaken, waarvan hij de bescherm-
hoeren bewerker is, te verlaten. Als deze verwerping
driemaal herhaald was, keerde zich de kandidaat naar
het oosten, het oord van hot natuurlijke licht, on daar-
om het geschiktste zinnebeeld van de zon dor regt-
vaardigheid; enhij legde driemaal de plegt ige belofte en
verbiudtenis af, om do dienaar van Christus te worden,
en zich aan al diens wetten te onderworpen. Hierna
zeido hij de geloofsbelijdenis op, bedaard, zindoel voor
zindoel, in antwoord op gepaste vragen van den lee-
raar, als de belijdenis van zijn geloof. Hef werd voor
oen onmisbaar gedeelte van de plegtigheid gehouden,
dat deze belijdenis hoorbaar zou gedaan worden, in
tegenwoordigheid van vele getuigen, en in die zeld-
zame on ongelukkige gevallen, waarin do aanvra-
gers voor den doop zelve geene mondelinge medc-
dceling konden doen, werd deze pligt volbragt door
een hunner vrienden, die, hunne begeerte te kennen
gevende om het sacrament te ontvangen, als hun
plaatsvervanger optrad. Tn de Oude geschiedenis wordt
cone anecdote verhaald van een Afrikaansehen neger-
slaaf, die, nadat hij op voldoende wijze eatoehumeen
1 geweest was. en op de dooplijst was geplaatst, plotse-
1 ling eeno hevige koorts kroeg, die hom hot spraakver-
mogen ontnam. Xadat hij zijne gezondheid, doch niet
hot gebruik zijner long herkregen had, logde zijn mees-
ter, toen de tijd voor den doop gekomen was, eeno
openlijke getuigenis van zijne beginselen en zijn
Christelijk gedrag af, ten gevolge waarvan hij niet do
klasse van catechumenen, waartoe hij behoorde, werd
gedoopt. Als de geloofsbelijdenis geëindigd was, on
een gebed was opgezonden, dat zooveel van lief water,
als gebruikt zou worden, mogt worden geheiligd, on
dat allen, die op hot punt waren van gedoopt te wor-
don, niet het uitwendige toeken de inwendige, onzigt-
barc genade niogten ontvangen, ademde de leeraar
over hen, hetgeen zinnebeeldig den invloed van den
HeiligenGeest voorstelde,eene handeling die, in latere
lijden, gevolgd werd door ben met olie te zalven, ton
einde aan te duiden, daf zij, gelijk de worstelaars in
de oude spelen, gereed waren om den strijd des ge-
loofs te strijden. De voorloopige plegt igheden werden
besloten met het maken van het teeken des kruises
op het voorhoofd van allen, — iets dat, gelijk wij
vroeger aanmerk! en, dikwijls bij de meest gewone, zoo-
wol als bij de heiligste gelegenheden door de eerste
Christenen werd verrigl, en waaraan zij eene zuiver
Christelijke botcekenis hechtten, die van te leven door
het geloof in den Zoon van God. Als alles gereed was,
en de doojieling zijne kleederen had afgelegd, nam do
leeraar hem bij de hand, on dompelde hem driemaal on-
dor hel water, terw ijl hij telken male den naam van do
drie personen in de Godheid uitsprak. Wanneer de ge-
doopte uit hel water kwam, werd hij dadelijk in een
zuiver wil gewaad gekleed, het wolk aanduidde, dat hij,
na zijne oude bedorven natuur en zijne vorige slechte
beginselen en gebruiken te hebben afgelegd, een nieuw
mensch was geworden. Een zeer merkwaardig voor-
beeld dezer plegl igheid komi voor in de geschiedenis
van den beroemden Chrysostonius. De zaamgezworc-
non, die zieh hadden voreenigd om dien grootcn en
goeden man te Constantinopel in het verderf te stor-
ten, besloten den eersten slag te slaan op den avond
vóór een jaarlijksch feest, op het uur, waarop zij wis-
83
-ocr page 680-
f! 5 8
DOOI\'.
Ion, dat hij alleen in zijne sakristij was, om zich gereed
Ie maken voor zijne dienst bij de kandidaten voor den
doop. Bij vergissing kwamen zij eerst, toen de dienst
in de kerk reeds een aanvang had genomen. Door den
wijn verhit en aangevuurd door hunne boozc driften,
drongen zij plotseling in het midden der vergadering,
die grootcndecls uit jonge mcusclicn bestond, welke
bezig waren met de gewone belijdenis van hun geloof
af ie leggen, en sommige van welke reeds in de wa-
tcren van de doopvont waren gegaan. De gcheelc
gemeente werd door ontsteltenis getroffen. Decate-
chumenen vloden naakl en gewond naar de naburige
bossehen, velden of plaatsen, die hun beschutting be-
loofdeu tegcu den moord, die in de stad plaatshad.
Den volgenden morgen, zoodra de dag was aangebro-
ken, zag men een groot veld geheel met wit bedekt,
en na onderzoek bleek liet, dat er zich ongeveer drie
duizend catechumenen op bevonden, die den vorigen
avond waren gedoopt, en toen, volgens de gewoonte,
in hunne witte kleedereu waren gekleed. Die wifte
kleedercn werden, nadat zij eene week gedragen waren,
(er zijde gelegd, en in de voorzaal der kerk geplaatst,
waar zij, met den naam van den eigenaar er op, zorg-
vuldig als gedeuktcekeneu van den doop werden be-
waard, gereed om als getuigen tegen hen te worden
vertoond, in geval zij hunne beloften schonden. Een
gedenkwaardig voorbeeld van dit gebruik er van komt
voor in de geschiedenis der eerste eeuw. Een inwoner
vanCarthago, die lang lot de Christelijke kerk van zijne
geboortestad had behoord, viel eindelijk af, schaarde
zich aan den kant van deu vijand, en werd een van de
hevigste vervolgers van allen, die den naam van Chris-
lus noemden. Door den invloed van vrienden werd hij
tot eene hooge burgerlijke betrekking verheven, en
de inagt daaraan verbonden gebruikte hij om zijne
vroegere vrienden te vervolgen. Onder hen, die naar
zijne regtbank werden gesleept, was een diaken, die
eens een boezemvriend van hem was geweest, en die
tegenwoordig was geweest hij zijn doop. Toen deze gc-
folterd zou worden, bragt hij de witte kleedercn van
den afvallige te voorschijn, en verklaarde plegtig, in
woorden die tot het hart van alle omstanders gingen,
dat deze op den jongst en dag tegen zijne ongcregtig-
heid zouden getuigen.
Onmiddellijk na den doop namen de nieuwe leden
in hunne sneeuwwitte klecdcren hunne plaats in onder
de geloovigcn; elk dezer, die nabij was, verwelkomde
hen als broederen mei den kus des vredes. Als op-
genomeneii in het huis Gods, wiens aangenomen kin-
deren alleen het regt hebben om Hem aan te spreken
als „Onze Vader," mogten zij nu voor de eerste maal
openlijk het Gebed des ITceren gebruiken, en aan de
communie deelnemen.
..Bovendien namen zij op dezen tijd gewoonlijk een
nieuwen naam aan. Daar vele der namen, die onder
de Heidenen in algemeen gebruik waren, ontleend
waren aan die van de voorwerpen hunner vereering,
oordeelden de bekeerlingen tot hctChristendom het, ge-
past en overeenkomstig hunne nieuwe beginselen, om
hunnen naam te veranderen in zulk eenen, die gedragen
was door een aanzienlijk persoon in de geschiedenis
van liun geloof, of die de eene of andere deugd aan-
duiddc, welke daardoor werd aanbevolen. Daarom
vinden wij er in de eerste eeuwen velen, die den naam
droegen van Profeten en Apostelen, en zelfs van de
Christelijke deugden, zooals inliet Grieksch, Eusebius,
Euslachius, Gregorius, Athauasius, en in het Latijn,
Pius,Fidus,Spcratius. Ecu voorbeeld hiervan kan men
vinden in de belangwekkende geschiedenis van de
Martelaren van Palestina. „Toendegouverneur,zooals
de geschiedschrijver verhaalt, hunne onverwinnclijke
standvastigheid had beproefd door folteringen van al-
lerlei aard, vroeg hij aan deu voornaamst en persoon, w ie
deze was, en hij kreeg niet een werkclijken of gewonen
naam ten antwoord, maar dien van een der Profeten.
Want die mannen hadden de namen, diezij van hunne
ouders hadden ontvangen, als zijnde de namen van
afgoden, afgelegd, en hadden er andere aangenomen;
eu nu bezigden zij de namen van Klias, Jeremia, Sa-
niuél of Daniël, en betoonden zich derhalve niet alleen
in daden, maar zelfs in hunne benamingen, als „die
Jood, die het in het verborgen is," en als dat Israël van
God, dat. het in waarheid en opregtheid is."
Voor volwassenen was het de gewoonte, om onniid-
dellijk na den doop deel te nemen aan het avondmaal.
Deze gewoonte gaf aanleiding tot het gebruik om het
aan kinderen bij hunnen doop toe te dienen, welk ge-
bruik tot aan de twaalfde en de dertiende eeuw in de
Westerschc kerk heerschte, en tot op dc\\i huidigen dag
nog in de Oosfersehc kerk bestaat. Door de Novatia-
nen werd aangenomen, dat afvalligen, die weder tot
dcKerk werden toegelaten, herdoopt moesten worden.
Tertiillianus en Cyprianus streden ernstig tegen dit
gebruik, en beweerden, dat de geldigheid van den
doop met geene mogelijkheid vernietigd kan worden.
De doop door ketters werd reeds vroeg als van geene
kracht beschouwd. Tertiillianus rangschikte hen met
afgodendienaars, eu verklaarde, dat hun doop krach-
teloos was. Cyprianus was van hetzelfde gevoelen,
alsmede de Afrikaansche kerken over het algemeen,
-ocr page 681-
DOOP.
f» 50
Reeds vroeg sloop in de Afrikaansche kerk hetrreemde
gebruik in om de doodeu te doopen, en om te voorko-
men, dat dit gebruik zich ouder hot volk uitbreidde,
vaardigde het dorde concilie van Carthago eouc plog-
tige waarschuwing er tegen uit. Gregorius van Na-
zianze wijst ook op die gewoonte, daar eenigen hunnen
doop uitstelden, in de hoop, dat zij na hunnen dood |
gedoopt zouden worden. Eenander ongerijmd gebruik,
dat onder eenige oude ketters bestond, was ecne soort
van doop door plaatsvervanging, welke daarin bestond,
dat, als iemand ongedoopt stierf, een ander in zijne
plaats werdgedoopt. Chrysostonius zegt, dat dit ouder i
I de Marcionieten plaats had, met eenige belagchelijke
; ceremoniën, die hij aldus beschrijft: „Als een catechu-
l meen gestorven was, verborgen zij een lovende onder
i het bed van den overledene, eu dan den doode nade-
I rende, vroegen zij hem, of hij den doop wilde outvan- !
gen? De doode gaf natuurlijk geen antwoord, doch i
de levende ouder het bed antwoordde voor hem, en
. zeide, dat hij in zijne plaats gedoopt wilde worden, on .
bij gevolg doopten zij den levende voor don doode. Zij
beweerden.dat dit gebruik bekraebt igdwordt doorPau- 1
: lus, als hij vraagt: „Waarom worden zij voordedooden
• ook gedoopt?" Tertullianus brengt dezelfde beschul-
digingen in tegen de Marcionieten, en vergelijkt hun
| gebruik met de Ileideuschclustratiënvoordedooden.
De eenvoudige schoonheid en bcteekenis van het
sacrament des doops, zooals het door den Verlosser
werd ingesteld, kan als een treffend bewijs beschouwd
worden van de waarheid van bet Christendom. Uit
dit oogpunt is het zeer belangwekkend om de uit-
werking na te gaan, welke deze plegtige instelling
op het gemoed van den ongcloovigcnBolingbrokchad.
! „Gecne instelling," zegt hij, „kan er uitgedacht wor-
den, die eenvoudiger of meer ontdaan is van al die
ceremoniën vol praalvertooning cntheatrale voorstel-
lingen, die zoo talrijk zijn in de eerediensi der llci-
[ denen, dan die van den doop in zijnen oorsprong."
Zulk ecne belijdenis, niet afgeperst maar vrijwillig
! gegeven door ecu van de voornaamste ongeloovigen
! van zijn tijd, is oen sterk bewijs voor do plegtige en
[ eenvoudige schoonheid van den doop. liet is echter
pijnlijk om na te gaan, hoc wijd eenige kerken van de
oorspronkelijke instelling door den Zaligmaker afge-
[ weken zijn. Voornamelijk is in de Itooinschc kerk de
eenvoudige doch indrukwekkende inzetting, die de
inwijdingsplegtighcidyan het Christendom uitmaakt,
zeer verbasterd. Do tegenwoordige wijze om den doop
toe te dienen in die kerk is de volgende. Als ecu kind
| gedoopt moet worden, vachten de personen, die het
benevens die van Csesarca on Aloxaudrië. Do kerken
van Home en Frankrijk beweerden echter, dat de doop
in don naam der Drieëonhcid,"zelfs door kotiers, van
kracht was. Het concilie van Xictea handelde volgens
hetzelfde beginsel.
Onder de Gnostieken van do eerste Kerk waren er,
zooalsb.v.deMarcosicrs of Marcosianen en de Valen-
tinianen, die den waterdoop verwierpen, op grond dat
de menschen zalig worden door het geloof, en geen uit-
wendig teeken noodig hadden. De Archontiei kantten
zich ook tegen dit sacrament aan, en hadden daarvoor
hunne eigene gronden. DeSclcucianencnHermianen
beweerden, dat de doop door water gecue kracht had,
en niet de door Christus ingestelde doop was, omdat
Johanncs de Dooper, zijn eigen doop met dien van
onzen lieer vergelijkende, zegt: „Ik doop u wol niet
water tot bekeering; maar die na mij komt, is sterker
dan ik, die zal u met den Heiligen Geest en niet vuur
doopen." De Manicheeërs weigerden ook om hunne
i discipelen te doopen, omdat de doop met water van
| geenc kracht voor de zaligmaking was, en daarom
t verworpen moest worden. De eerste Kerk weigerde
een doop te bekrachtigen, waar een ander element
1 dan water was gebezigd. Ambrosius zegt, dat, als wij
het water wegnemen, hot sacrament des doops niet
blijven kan.
Dezelfde woorden, die onze lieer bezigde, toen Hij
don doop instelde, werden door de eerste Christelijke
kerk als onmisbaar voor de toediening van het sacra-
nient beschouwd. De Apostolische canons verklaren,
dat elke bisschop of presbyter, die het zal wagon van
dit bepaalde formulier af te wijken, verdient afgezet
te worden. Athanasius beschouwt ook zulk een doop
als zonder kracht, en dezelfde nicening heerscht bijna
algemeen in de oude Kerk, misschien alleen met uit-
zondering van Ambrosius, die meende, dat de doop
in den naam van Christus goed en van kracht was,
aangezien de gehcele Drieöenheid daarin was bcgre-
pen. Eenige ketters waren stout genoeg, oin een nieuw
formulier bij den doop in te voeren. Zoo verklaarde
Mcnandcr, een leerling van Simoii Magus, dat nic-
mand zalig kon worden, tenzij hij in zijn naam was
gedoopt. De Elcesaïten doopten in den naam der
elementen. De Moutanistcn of Cataphrygiërs doopten
in den naam des Vaders, des Zoons eu van Montanus
of Priscilla, en stelden dus den naam huns stichters
voor den Heiligen Geest. Ecne andere oude kottersene
secte gebruikte, in plaats van „Vader, Zoon en Ilci-
ligen Geest" dit formulier: „Ik doop u in den dood
van Christus."
-ocr page 682-
0001\'.
fiflO
brengen, aan do deur der kerk deu priester op. Hij
nadert die personen iu zijn koorheind eu purperkleu-
rige stool, vergezeld door zijne geestelijken, Hij be-
giut mi niet aan deze 1c vragen, of zij in den naam
van hef kind beloven, om in het ware Catliolieke en
apostolische geloof te leven en te sterven, en welken
naam zij aan liet kind wenschen te geven. Dan volgt er
eene vermaning aan de getuigen, waarna de priester,
het kind bij zijn naam noemende, lie! de volgende
vraag doet: „Wat vraagt gij van de kerk r" waarop
de gevader antwoordt: „Eeuwig leven." De priester
zegt dau: „Indien gij het eeuwige leven wenscht te
verwerven, houd Gods geboden: Gij zult den Heer
Uwen God beminnen, enz." De priester ademt dan
driemaal iu het gelaat van het kind, zeggende : „Kom
uit dit kind, gij booze geest, eu maak plaats voor den
Heiligen Geest." Dit gezegd hebbende, maakt bij het
leeken des kruises op het voorhoofd en de borst van
het kind, zeggende: „Ontvang het teeken des kruises
up uw voorhoofd en in uw hart." Daarna zijn hoofd
ontblootende, zegt hij een kort gebed op, en zijne
hand zachtkens op het hoofd van het kind leggende,
zeift hij een tweede gebed op, aan het einde waarvan
i hij eenig zout zegent, en een weinig daarvan in den
moudvanhel kiudstrijkcudo.dezewoordeniiitspreekt:
„Ontvang het zout der wijsheid." Hiermede is de
! plegtigheid aan de kerkdeur afgeloopen. De pries-
! ter, gevolgd door de doopgetuigen, gaat dan in de
kerk, eu de doopvont naderende, worden de Aposto-
lisehe geloofsbelijdenis eu het Gebed des Heeren
opgezegd. De priester bezweert dan wederom den
boozen geest, en ecu weinig van zijn eigen speeksel
nemende, wrijft hij het met den duim van zijneregt er-
hand op de ooren en de neusgaten van het kind, en
zegt,alshij het regterooraanraakt, dezelfde woorden—
Ephphatha, word geopend — die onze Zaligmaker
gebruikte tegen den doofstomme. Ten slotte ontbloo-
ten zij het kind tot beneden de schouders, gedurende
welken tijd de priester de heilige olie gereed maakt.
De gevaders houden dan hel kiud boven de vont, eu
dragen daarbij zorg, dat liet van het oosten naar bet
westen gekeerd is. Hierop vraagt de priester aan het
kiud, of het afstand doet van den duivel en al diens
werken, en als de gevader bevestigend geantwoord
heeft, zalft de priester liet kind tusschen de schouders
in den vorm vaneen kruis. Daarna een weinig van het
gewijde water nemende, sprengt hij een gedeelte er
van driemaal op het hoofd van liet kind, terwijl hij bij
elke besprenging een van de personen der Heilige
Driec cuheid uoemt. Benige dezer ceremoniën werden
v roeg iu de Kerk ingevoerd, doch zij zij u allen blijkbaar
ongewettigde toevoegingen tot de eenvoudige plegtig-
heid van den waterdoop, dien Christus oorspronkelijk
instelde.
De meeste Oostersche rubricaten schrijven voor,
dat de indompeling bij den doop driemaal herhaald
I moet worden, terwijl het Wcsterschc rituaal ten
! gunste is van eene driemaal herhaalde besprenging.
; Oe Alexandrijusehe kerk heeft altijd het lloonische
gebruik in dit opzigt gevolgd. De Armenische kerk
! vcreenigt de twee, want zij besprenkelt eerst drie-
j maal, en dompelt dan driemaal iu. De drievoudige
handeling, waaraan de Grieken meer onveranderlijk
| dan de Latijnen getrouw gebleven zijn, vergezelt
het noemen van de drie personen der Heilige Drie-
eenheid. Het toedienen van den doop in de Griek-
i sche kerk wordt voorafgegaan van vier gebeden om
| den duivel te bannen; gedurende het laatste dezer ge-
beden blaast de priester op den mond, het voorhoofd
en de borst van het kiud, en legt den boozen geest
: gestrenge bevelen op om weg te gaan en niet weder
ie keeren, terwijl de peetoom zijne verwerping van
\'■. den duivel moet bevestigen door op het kiud te blazen
en te spuwen. In de (.\'optische kerk gaat de duivelbe-
zvvcriug vergezeld van het maken van het teekeu des
kruises, dat zeven-eu-dertigmaal herhaald wordt. Het I
is in de, Oostersche kerken de gewoonte, om altijd olie
; bij het water in de doopvont te voegen. Volgens de
Constantinopolitaansche wijze wordt zij er driemaal ;
in den vorm van een kruis ingegoten, terwijl bij
i de Armeniërs slechts drie druppelen met het water
vermengd worden. De olie wordt ook in den vorm
van een kruis op het voorhoofd, de borst eu den rug,
| de oorcu, voeten eu handen van het kind gestreken,
terwijl elke sirijkiug vergezeld gaat van een der vol-
| gende zinnen: — „Deze wordt gedoopt met de olie
j der vreugde;" „voor het genezen van ziel en lig-
j chaam:" „voor het hooren desgeloofs;" „dat hij moge
i wandelen in den weg Uwer geboden;" „Uwe handen
! hebben mij gemaakt en mij geformeerd." Cu aiSMA (zie
ald.), overeenkomende met het vormsel der Wcstcr-
sche kerken, wordt in het Oosten als eene voortzet-
ting van den doop gebezigd, en maakt eigenlijk eeu
gedeelte van dezelfde dienst uit. Ongelijk aan andere
Oosterlingen, herhalen de Abyssiniërs den doop elk
jaar. Ouder de Starovertei, eene scetc van afgeschei-
\' deuenvaude Russisch-Gricksche kerk, wordt de doop
alleen tegen de aannadering vandendood toegediend,
\' waarschijnlijk wegens het denkbeeld, dat zonden na
den doop begaan onvergeeflijk zijn. Onder de Ducho-
-ocr page 683-
DOOI\'.
661
bortsi, vroeger de voornaamste der Russische secten,
werden de doop en liet avondmaal afgeschaft als on-
bestaanbaar, naar hunne mecuing,metdengcestelijken
aard van het Christendom.
In de Engelsche kerk is het maken vanlici teeken des
kruises over liet kind een voorgeschreven gedeelte
van de plegtigheid van den doop, en dit teeken moet
onveranderlijk gemaakt worden, wanneer de doop
toegediend wordt. Alle andere Protestantsche kerken
in Brittanje verwerpen dit gebruik, daar het door de
Schrift niet gewettigd wordt. DeEpiscopaalschekerk
in Amerika doet het gebruiken van dit teeken afhan-
gen van den wensch der ouders.
De Coptische kerk in Egypte bezigt de driemaal
herhaalde indompeling, en gebruikt warm water en
heilige olie. Zij dienen het avondmaal toe aan kiudc-
ren na den doop, en besnijden hen vóór dien tijd. Tot
in deze eeuw was de duivelbanning in sommige Pro-
testautsche kerken van Europa in gebruik. In de Kerk
van Zweden, 1). v., werd zij eerst in l.SO\',1 afgeschaft..
en in die Kerk is de doop door leeken, in gevallen van
noodzakelijkheid, in gebruik. In de Kerk van Dene-
marken zijn de duivelbanning en de driemaal her-
haalde besprenging, met het tecken des kruises op
het hoofd en de borst en de oplegging der handen, in
gebruik. De doop door leeken, zelfs door de handen
van vrouwen, wordt voor geldig gehouden. Onder de
Dunkers, ecne nieuwere sectc in Amerika, wordt de
driemaal herhaalde indompeling met het opleggen der
handen en gebed, als zij in het water zijn, uitgeoefend.
Als zij in liet water gaan om het .sacrament te ontvan-
gcu, buigen of knielen zij, en daarom worden zij spot-
tenderwijs somtijdsTumblers (Tuimelaars) genoemd.
Ten gevolge van de belangrijkheid, die eenigen ge-
hecht hebben aan de juiste wijze, waarop de doop
wordt toegediend, is de kwestie veel besproken, of de
juiste en schriftmatige wijze om dit sacrament toe
te dienen die der indompeling of der besprenging is.
liij het opgeven der argumenten aan beide zijden van
dit betwiste punt, moeien wij vooraf aanmerken, dat
de voorstanders der besprenging aan die der indompe-
ling toegeven, dat, terwijl zij de besprenging verdc-
digen, zij de kracht van den «loop door indompeling
niet ontkennen, maar in tegendeel aannemen, dat deze
wijze dikwerf, zoo niet gewoonlijk, in de eerste ecuwen
der Christelijke kerk gevolgd werd. De Engelsche
Doopsgezinden of Baptisten, die de indompeling voor
het apostolische gebruik houden, beweren echter, dat
niemand zonder indompeling ooit werkelijk of geldig-
lijk gedoopt, is. of zijn kan.
liet eerste argument door de Engelsche Doopsge-
zinden of Baptisten voor de uitsluitende geldigheid
der indompeling aangevoerd, is van een zuiver taal-
kundigen aard, daar het gegrondvest is op de ware I
beteekeuis van het Grieksehc woord boptizo, doopen.
Dit woord, zeggen zij, duidt in zijne ware beteekeuis
indompelen aan, en derhalve is het daarvan afgeleide
zelfstandig naamwoord baptisMi^avA vertaald, iitdmn-
peli/tff,
terwijl de wortel van het woord bapto is, dat
indompelen of verwen beteekent. Tu verband met
deze beschouwing van het woord vinden wij in Mark.
MI: 1 melding gemaakt van de wasscliiugen of doop
van drinkbekers, kannen, koperen vaten en bedden,
die naar alle waarschijnlijkheid slechts gedoopt kou-
den worden door ze in het water te dompelen, of met
andere woorden., door indompeling.
2.   Nog een argument ten gunste der indompeling
wordt gel rokken uit de zinnen,die in de Schrift gewoon-
lijk met baptizo zijn verbonden, welke de Baptisten
beschouwen als duidelijk aan te toonen, dat de doop
oorspronkelijk door indompelen werd toegediend. Zoo
wordt iuMatth. 111:0 gevonden, dat Johannes doopte
in de Jordaan, dat. is zonder twijfel, staande in het wa-
ter, en zijne discipelen achtervolgens indompelende.
En in de geschiedenis van den kamerling (Hand. VIII:
38, 39) wordt gezegd: „Eu hij gebood den wagen stil
te houden; cu zij daalden beiden af in bet water, zoo
Philippus als de kamerling, en hij doopte hem. En
toen zij uit het waterwaren opgekomen, nam de Geest
des Ilecrcn Philippus weg, en de kamerling zag hem
niet meer; want hij reisde zijnen weg met blijdschap."
Hier is een duidelijk geval van doop door indompeling.
3. De uitdrukking door den Apostel Paulus in twee
afzonderlijke gedeelten van zijne brieven gebezigd :
„met Christus begraven in den doop," wordt dikwijls
door di\' Baptisten aangehaald als ecu sterke bewijs-
grond voor de indompeling, daar die wijze van doo-
pen de ceuige is, die als het zinnebeeld ecner begra-
fenis kan worden beschouwd.
t. De Baptisten beroepen zich met vertrouwen op
het gebruik der Christelijke kerk, dat gedurende vele
eeuwen ten gunste van de indompeling is geweest.
De beste kerkgeschiedschrijvers erkennen,dat de doop
op die wijze plaats had. De oudsteChristen-gemeentcn,
zooals bij voorbeeld de Grieksche kerk, zetten het
gebruik toi op den tegenwoordigen tijd voort.
In antwoord op deze argumenten, aangehaald door
de voorstanders der indompeling, zijn zij, die voor de
geldigheid der besprenging iu den doop ijveren, ge-
woon om aau te voeren:
-ocr page 684-
DOOF.
662
l.Dat terwijliöpfoongetwijfeldbeteekeutdompelen,
en haplizo indompelen, <lit niet de eenige beteekenissen
der woorden zijn, docli dat er in tegendeel uitdrukkin-
geii aangewezen kunnen worden, waarin zij eenvoudig
wasschen aanduiden, zouder de wijze waarop te bepa-
lenen andere, waarin zij blijkbaar besprenkelen uit-
drukken.In Mark. VTI: 3 lezen wij, dat „de Pharizeëu
en al de Joden eten niet, tenzij dat zij eerst de handen
dikmaals wassclien, houdende de inzetting der ouden.
Eu van de markt komende, eten zij niet, tenzij dat zij
eerst gewasschen zijn." Nu is liet wel bekend, dat het
wassclien der handen onder de Joden verrigl werd
door water er op te gieten, zooals blijkt uit 2. Kou.
IV : 11: „En Josapbat zeide: Is hier geen profeet des
Heeren, dat wij door hem den Heerc mogteu vragen \'r
Toen antwoordde ecu van de knechten des kouiugs
van Israël, en zeide: Hier is Elisa, de zoon van Saphat,
die water op Klia\'s handen goot.\'\'
ï. Wanneer er gezegd wordt, dal Johanues doopte
in de Jordaau, volgt daaruit niet, dat hij werkelijk in
het water stond en zijne discipelen er in dompelde,
want het Grieksche voorzetsel, dat door in vertaald
wordt, beteckenl dikwijls aan ofdigthij. In Joh. XIX:
il lezen wij: „En er was inde plaats, waarbij gekruist
was, een hof,\'\' hetgeen duidelijk beteckent, dat de
bof gelegen was niet in dezelfde plaats, maar in de
nabijheid.
Wederom in Luk. XIII:4: „de toren inSi-
loam," hoewel de toren blijkbaar niet in den vijver
Siloam, maar er dlgt hij was gebouwd. Doch zelfs aan-
nemende, dat Johannes in de Jordaau stond, volgt
daaruit niet, da! hij zijne discipelen indompelde: en
daar de menigte, die tot hem stroomde, zoo groot was,
kon hij zulk cene plaats zeer goed gekozen hebben om
het water des te gemakkelijker op de koofden of in de
aangezigtcn dergenen, die tot hem kwamen, te spren-
gen. De doop van den kamerling, dien de Baptisten
beschouwen als een duidelijk geval van indompeling,
is zulks niet noodwendig. Het is waar, dat ons mede-
gedeeld wordt, dat hij en Pliilippus „daalden af inliet
water, en hij doopte hem. Mn toen zij uit het water
waren opgekomen, nam de Geest des Heeren Philippus
weg." Het is zeker, dat de voorzetsels, waarop hier
gedoeld wordt, dikwijls overgezet worden, zooals onze
vertalers in deze uitdrukkingen hebben gedaan, doch
liet is even zeker, dat zij even dikwijls gebezigd wor-
den om slechts lot of eau aan te duiden. Zoo wordt in
Joh. XI: 3 8, toen Jezus kwam tothci graf van Lazarus,
hetzelfde Grieksche voorzet sel gebezigd, als waar gc-
zegd wordt, dat Philippus en de kamerling in het wa-
t er afdaalden, en de juistheid van de vertaling tot in
het eerste geval zal duidelijk blijken, als wij bedenken,
dat Jezus niet in bet graf van Lazarus ging, maar bet
slechts naderde. Ook in Job. VI: 23, waar gezegd
wordt, dat „scheepjes kwamen van Tibcrias," wordt,
hetzelfde Grieksche voorzetsel gebezigd als in dat ge-
deelte, waarin vermeld wordt, dat Philippus en de
kamerling /\'/Vliet water kwamen; en toch kan men
voor geen oogcnblik veronderstellen, dat de scheepjes
uit de stad Tibcrias kwamen, doch enkel, dat zij er
tan kwamen, als het punt van waar zij vertrokken.
.\'i. De uitdrukking „met, Christus begraven in den
doop," waaraan de Baptisten zooveel belang hechten
j in hunne verdediging van de indompeling, verliest hare
kracht, wanneer wij bedenken, dat zij slechts figuur-
\\ lijk gebezigd is, en dezelfde beteekenis heeft als de
! uitdrukking, welke de Apostel bezigt om hetzelfde te
zeggen, „gedoopt in den dood van Christus," hetgeen
met andere woorden zeggen wil, door Zijn dood zijn wij
dood geworden voor de zonde, of zijn wij verlost van
hare magt. Bovendien weet iedereen, die bekend is
\' met Oostersche gewoonten, dat de begrafenis van
; Christus niet geschiedde door verberging in de aarde,
zooals de lijken ouder ons begraven worden, maar dat
Zijn graf cene ruimte was uit cene rots gehouwen,
• waarvan de vloer gelijk «as met den grond, of slechts
ecu weinig beneden de oppervlakte. Hierin werd zijn
; lijk nedcrgelegd, en een steen voor de deur gerold.
Deze omstandigheden in aanmerking genomen, die
: bekend zijn aan allen, die iets weten van Oostersche
■   wijzen van begraven, kan men gemakkelijk bemerken,
dat de Apostel geeue vergelijking maakt tusschen
j den doop van geloovigeu en hunne begrafenis met
Christus inde wijze, maar in de zaak zelve. In den doop
I zijn hunne vereeniging en deelachtigheid met Christus
1 aan Zijn dood en Zijne opstanding zinnebeeldig voorge-
stcld. Zij zijn met Hem céne plant geworden in de
gclijkmakingZijns doods, en zij zijn het ook in de
■   gelijkmaking Zijner opstanding. Gelijk Hij stierf voor
de zonde, sterven zij tot aflegging der zonde; gelijk
! Hij verrees uit de dooden, verrijzen zij met Hem tot
nieuwigheid des levens.
•1. Doch het groot e bewijs, en dat, waarop de Baptis-
tcu met vertrouwen wijzen, is het gebruik der Chris-
iclijke kerk. Ten aanzien van den doop, waarvan in
het Nieuwe Testament melding wordt gemaakt, merkt
zeker godgeleerde aan: „Het is niet waarschijnlijk,
dat de drie duizend, die op den Pinksterdag werden
gedoopt, in het water gedompeld werden. Er was te
Jeruzalem een vijver, de vijver van Siloam genaamd,
doch wij weten niet, of bij door zijne groot te en ligging
-ocr page 685-
DOOP.
MZ
geschikt was voor liet doel. Behalve dat liet zeer on-
wclvoegelijk was, zou het ook zeer vervelend geweest
zijn, zoo deze geheele menigte in het openbaar de
kleedcren had uit- en aangetrokken, en het is zeer
onwaarschijnlijk, dat zij met hunne kleedcren aan in
het water werden gedompeld. Als geheelc huisgezin-
nen in hunne eigene huizen werden gedoopt, is er
gcene reden om te denken, «lat er hij elke gelegenheid
cene voldoende hoeveelheid waters voor de indompe-
ling gevonden kon worden. Wij zijn verzekerd, dat
in zeer weinige onzer huizen de doop door indompe-
ling verrigt kan worden, en de huizen der Joden en
Grieken waren, naar wij vermoeden, niet beter inge-
rigt. Eenigc menschen schijnen te gelooven, dat in
de Apostolische eeuw elk huis eene doopvont of een
bad had, maar waarom zij dit gelooven, kan niemand
zeggen, behalve dat hei voor hunne onderstelling pleit.
De Apostelen konden niet op elke plaats den doop door
indompeling toedienen, zoodat, als hij op deze wijze
plaats moest hebben, zij dikwijls in de noodzakelijkheid
moeten geweest zijn, wanneer zij bekeerlingen hadden
gemaakt, om hen naar een vijver of een\'1 rivier te leiden,
en in vele streken van het Oosten moesten zij dan lange
reizen doen, om er ecu te vinden. Doch in het Nieuwe
Testament is geen enkel feit te vinden, dat dit denk-
beeld schraagt. Het verhaal duidt aan, dat zij bekeer-
lingen op de plaats zelve doopten, en bij gevolg, dat
slechts eene kleine hoeveelheid waters noodig was,
die overal verkregen kon worden."
Er kan niet de minste twijfel zijn, dat de doop in
de eerste tijden gewoonlijk door indompeling ge-
schieddc, en het is zeker, dat gedurende verscheidene
eeuwen de drievoudige indompeling plaats had, dat
is, de doopeling werd driemaal in het water gcdom-
peld. Zoo zegt Ambrosius in zijn werk over de sacra-
menten: „TJ werd gevraagd, gelooft gij in God den
Almagtigcn Vader? En gij antwoorddet: ik geloof cu
werd ingedompeld, dat is, hegraven.Eene tweede vraag
werd er gedaan: Gelooft gij inJezusChristus onzenHcer
cu Zijn kruis? Gij antwoorddet weder: Ik geloof en
werd ingedompeld. Derhalve, gij werd begraven met
Christus. Want hij, die niet Christus begraven wordt,
verrijst weder met Christus. Eene derde vraag werd
u gedaan: Gelooft gij in den Heiligen Geest? En
uw antwoord was: ja. Toen werd gij voor de derde
maai ingedompeld, opdat uwe drievoudige belijdenis
u mogt vrijmaken van de verschillende misslagen van
uw vroeger leven." Deze drievoudige indompeling
werd waarschijnlijk in een vroeg tijdperk ingevoerd,
hetzij om de drie dagen, die Christus in het graf door-
bragt, en Zijne opstanding op den derden dag voor
te stellen, of meer waarschijnlijk, om de belijdenis
van het geloof in de Dricëcnhcid aan te duiden, iu
den naam waarvan de gcloovige gedoopt werd. Dit
gebruik werd echter in den loop des tijds door de .\\ri-
aausehe partij, voornamelijk in de Spaanschc kerken,
misbruikt, om drie graden van Godheid in de drie
Goddelijke personen voor te stellen. Om zulk eene
groote ketterij niet te bekrachtigen, werd op raad van
Gregorius den Groote de drievoudige indompeling
langzamerhand in vele kerken iu Spanje afgeschaft,
doch in andere behouden. Eindelijk bepaalde het
vierde concilie van Toledo in 0153, dat ééne indom-
peling alleen bij den doop gebezigd zou worden,
omdat, zoo iemand drie indompelingen bezigde, het
schijnen zoude, alsof hij de meeningen der ketters,
door hunne gebruiken te volgen, goedkeurde. Dit
schijnt de kwestie tot rust gebragt te hebben. Tn de
Grieksche kerk en in sommige Protestantschckerken
is de drievoudige indompeling echter nog in gebruik.
In gevallen van nood was dedoop door besprenging
in een zeer vroeg tijdperk geoorloofd. Cyprianus
vooral zegt, dat de doop, aldus aan de zieken toe-
gediend, wettig was. Redenen van wclvoegelijkheid,
gezondheid en klimaat worden door oude schrijvers
vernield als invloed gehad te hebben op de wijze van
bet toedienen van den doop. De besprenging werd
niet algemeen iu het Westen vóór de dertiende eeuw,
hoewel zij iets vroeger schijnt te zijn ingevoerd. Het
feil, dat personen, die den clinischen doop ontvangen
hadden, niet herdoopt werden, toont duidelijk aan, dat
de indompeling niet als onmisbaar werd beschouwd.
Tn de Christelijke kerk is een twist ontstaan, die veel
belangrijker is dan die, welke slechts de wijze van den
doop betreft. De kwest ie, waarop wij doelen, is deze:
Wie zijn de juiste voorwerpen voor den doop? Zij, die
den naam van 1\'a\'dobaptisten dragen, beweren, dal in
zekere omstandigheden kinderen regt hebben op den
doop,terwijl eene tegenovergestelde part ij.de.\\nti-l V-
dobaptisten, die zich Doopsgezinden of Baptisten noe-
nicn, de plegtigbeid alleen aan volwassenen toedient.
Bij het behandelen van dit punt, dat zoo lang
en zoo scherp besproken is, moeten wij echter op
den voorgrond zetten, dat allen daarin overeen-
stemmen, dat volwassenen, die in hunne kindscliheid
nimmer gedoopt zijn, regt hebben op den doop, na
cene belijdenis van hun geloofsgehoorzaamheid aan
Christus. Men erkent, dat dit opgesloten ligt in de
woorden der opdragt, die door onzen Heer aan de
Apostelen (Mark. XVI : 15, ] 0) gegeven werd : „En
-ocr page 686-
DOOP.
6«4
•t.Men kan bewijzen,dat de kinderen vanJoodschebe-
keerlingcn gedoopt werdeu,cn daarom moeten deApos-
telen, toen de doop door onzen Heer werd ingesteld,
gemeenzaam geweest zijn met het gebruik ouder de .To-
den, om de kinderen met hnnne ouders te doopen. Daar
nu hel verbod om kinderen te doopen in het Nieuwe
Testament nicl gevonden wordt, maar wel veel om het
gebruik aan te moedigen, verschaft derhalve de doop
der kinderen van Joodsche bekeerlingen ons een slerk
indirect, zoo niet een direct, argument ten gunste van
het doopen van kinderen van Cbrislen-ouders.
.">. Het gebruik om kinderen te doopen wordt ge-
sebraagd door de getuigenis van de oudste en van de
latere Christen-schrijvers. Onderde Apostolische va-
] deren, zooals zij genoemd worden, dat is, diegenen,
! die hel digsl bij de dagen der Apostelen leefden, vin-
den wij er eenige, die in duidelijke bewoordingen ver-
\'. klaren, dat zij den doop beschouwen als ingesteld ie.
1 de plaats der besnijdenis. Tertullianus, in het begin dei-
derde eeuw, spreekt over het gebruik van denkinder-
dooj) als eene lieersebende en bepaalde gewoonte.
Origenes spreekt ook over het gebruik, en verklaart,
j dat het afkomstig is van de dagen der Apostelen. Van
i de derde eeuw af vinden wij, dat in de geschriften van
I enkele personen en in de decreten van conciliën zeer
i dikwijls op den kinderdoop gezinspeeld wordt.
De Doopsgezinden, of juister Anti-Psedobaptisten,
die den kinderdoop verwerpen, redeneren aldus:
1.  In de opdragt van onzen Heer, waarop de niagt
voor het bedienen van den Christelijken doop rust,
vinden wij geloof en doop innig eu onverbreekbaar te
zamen verbonden, daar verklaard wordt: „Die geloofd
zal hebbeu, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden."
Indien dan geloof noodzakelijk is om iemand geschikt
te maken voor den doop, zijn kinderen duidelijk uit-
gesloten van alle regten op de toediening daarvan,
daar zij volstrekt niet in staat zijn om te geloovcn.
2.  In die voorbeelden van den doop, welke in het
Nieuwe Testament verhaald worden, wordt hetzelfde
beginsel steeds erkend, en wordt daarnaar gehandeld,
te weten, dat geloof noodzakelijk is voor den doop;
en he\' argument tegen den kinderdoop krijgt derhalve
meerdere kracht, omdat naar de bewoordingen der
; opdragt, waarop de kracht van den doop rust, door de
Apostelen is gehandeld.
3.   Geen enkel voorbeeld van kinderdoop komt er
! in het Nieuwe Testament voor. Zulk eene weglating is
geheel onwaarschijnlijk, als het gebruik om kinderen
! te doopen door Christus gewettigd werd, en onder
| Zijne Apostelen in gebruik was.
Hij zeide tot hen: Gaat heen in de geheelc wereld,
predikt het evangelie aan alle creaturen. Die geloofd
zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar
die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.\'\'
Zoo volwassenen om den doop verzoeken, zijn de ver-
eischten, in het oog van God, geloof bestaande en wcr-
kende in het hart, en de vereisehten, in hef oog van
den mensch, eene geloofwaardige belijdenis van dat
geloof. Volgens dit beginsel schijnen de Apostelen
steeds gehandeld te hebben. Zoo antwoordde l\'hilip-
pns aan den kamerling, toen deze. hem de vraag deed :
„Wat verhindert mij gedoopt te worden ?" in woorden,
die niet verkeerd opgevat kunnen worden: ..Indien
gij van ganselier hart e gelooft, zoo is het geoorloofd ;"
waarop de kamerling antwoordde: „Ik geloof, dal
Jezus Christus de Zoon van God is."
Wij zullen nu, zoo beknopt mogelijk, de voornaam-
ste argumenten opgeven, il ie van beide zijden in deze
veel betwiste kwestie zijn aangevoerd.
De Piedobaptisten, die hun naam afleiden van
paideion, een kind, en bapfizn, doopen, zijn van ge-
voelen, dat de kinderen van geloovige ouders gedoopt
moeten worden; dit gevoelen staven zij door de vol-
gendc redenen:
1.  De kinderdoop is in volkomen overeenstemming
niet het beginsel, waarnaar God in Zijne handelingen
met Zijn volk in alle verloopene eeuwen gehandeld
heeft, daar de kinderen steeds beschouwd worden als
verbonden aan de ouders. Dit was het geval, gelijk
wel bekend is, in de verbonden met Adam, Noach,
Abraham en David gesloten.
2.   Indien kinderen onder dn wetgeving van hel
Nieuwe Testament beroofd moesten worden van een
voorregt, dat kinderen onder het Onde Testament he-
zaten, zou zulk eene belangrijke verandering duidelijk
zijn aangegeven, dat het geval niet is, en aanleiding
hebben gegeven tot klagten van de zijde van Joodsche
bekeerlingen in de eerste Christelijke kerk, en toch
kan men geen bewijs vinden, dat zulke klagten ooit
gedaan werden.
3.  Kinderen moesten onder de Joodsche wetgeving
besneden worden, en daar de doop in de plaats der
besnijdenis werd gesteld, is het duidelijk, dat kinde-
ren gedoopt moeten worden. De kerken onder heide
wetgevingen waren in hoofdzaak dezelfde; het verbond
in beide kerken was betzelfde; de besnijdenis en de
doop waren beiden tcekenenen zegels van het verbond,
en de Schrift en de geschriften der eerste kerkvaders
komen overeen in het beschouwen van den doop als
pene vervanging van de besnijdenis.
-ocr page 687-
665
DOOP (WEDERGEBOORTE DOOI! DEN).
i. Waar gezegd wordt, dat klcino kinderen toi Jezus
gebragt worden, opdat Tlij ze aanraken zou, wordt
alleen gezegd „en de handen opgelegd hebbende."
Niet de minste verwijzing op den doop wordt er ge-
daan. Is zulk eenc weglating waarschijnlijk, wanneer
de kinderdoop door onzen gezegenden Verlosser be-
krachtigd w as ?
5. Geen enkel voorschrift, wordt erin de Schrift ge-
vonden, dat den kinderdoop beveelt of veroorlooft. Dit
is opzicb zelf voldoende om te bewijzen, dat wat er ook
ten gunste van het gebruik gezegd worde, er in allen
gevalle gecne duidelijke scbriftmatige reden voor is.
G. Er is gcene reden om te veronderstellen, dat de
doop in de plaats der besnijdenis gesteld is. Tn tegen-
deel, de laatste plcgtighcid onderging elke manne-
lijke Jood, hoe ook zijn zedelijk karakter niogt zijn,
alleen omdat hij ecu .lood was, terwijl de eerste een
geloof in (\'hristiis ais een noodzakelijk vereischtc
onderstelde. De raad te Jeruzalem schafte de besnij-
denis af, zonder in hel minst |f vermelden, dat eene
andere plcgtighcid daarvoor in de plaats was gesteld.
7. Geen bewijs heeft nier. ontdekt, da! de kinderdoop
in de twee eerste eeuwen ooit in de kerk werd toe-
gediend. Tcrtullianus is de eerste, die er eenigzins op
zinspeelt, en het is volstrekt niet zeker, dat zijne aan-
merkingeu op zcerjonge kinderen betrekking hebben
S. De kinderdoop tast den bartadcr aan van de
duidelijke scbriftmatige waarheid, dat iedi reen ver-
antwoordelijk is voor zijne eigene, persoonlijke hande-
lingcn,cngercgtvaardigd wordt door zijn eigcngeloof.
Dit zijn de voornaamste argumenten voor en legen
het gebruik van den kiuderdoop. Aangaande een punt,
dat aanleidinghccftgegcventotvele twisten tusschen
bekwame en geleerde schrijvers van beide zijden, ver-
genoegen wij ons met alleen de wijze van redeueringop
te geven, die door de Piedohaptistcn aan de eene, en
de Anti-Ptedobaptisten aan de andere zijde gevolgd
is, en wij laten het aan den lezer over, om daarover
zijn eigen oordeel te vellen.
In elke eeuw der Kerk heeft men veel belang ge-
hecht aan den doop, als de plcgtighcid die de toelating
tot de Christelijke kerk moest voorafgaan. Doch in
de eerste lijden was men dikwijls van oordeel, dat het
niet ontvangen van den doop vergoed werd door het
martelaarschap, door ware bekeering, of door een aan-
houdend deelnemen aan hei a\\ ondmaal in den boezem
der Kerk. Ongedoopte kinderen werden echter be-
schouwd als na den dood ecnniiddenstaal in Ie nemen
tusschen de glorie der heiligen en de straf der ver-
lorencn. Hierdoor is blijkbaar de limbus infantum
der Roomschgezindcn ontstaan, die, gelijk de limbus
pat rum,
een staat is tusschen den hemelen de hel. In-
dien catechumenen stierven zonder gedoopt te zijn,
werden zij in stille begraven, en gecne vermelding
werd daarna ooit van hen in de gebeden der kerk
gedaan. Deze behandeling ondergingen natuurlijk
slechts diegenen, die schuldig waren aan eene vrij-
willige verwaarloozing eu verachting van den doop.
Nadat de doop toegediend was, werden de gedoop-
tcn, hetzij volwassenen of kinderen, ten toeken van
hunne toelating eu inlijving in do kerk, met den kus
des vredes ontvangen. De witte klcederen, die hun
gegeven waren, werden gedurende acht dagen godra-
gen, en daarna in de kerk bewaard. De gcdoopten
ontvingen een weinig honig en melk, om hunne nieuwe
geboorte aan teduiden.alsmedc.dal zij nu als kinderen
in Gods huisgezin aangenomen waren. Hioronynius
zegt, dat in sommige Westcrsehc kerken hel mengsel
bestond uit melk en wijn in plaats van honig, mei bc-
trekking op de uitdrukking van den \\postel Paulus:
„Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste spijs; \'en
deze uitdrukking van den Apostel Petrus: „Alsnieuw-
geborenc kinderkens, zijt zeer begecrig naar de rede-
lij ke onvervalsehte melk, opdat gij door dezelve moogt
opwassen." De nieuw aangenomen Christen moest,
als hij gedoopt was, voor de eerste maal openlijk in de
kerk, in eene staande houding, het Gebed des lieer, n
opzeggen. De gcheele kerk vorcenigdc zien 1,1 om
drn (Ihristen-broeder of zuster mei gezangen van lof-
en dankzegging aan God te ontvangen. Ee.nige kerken
voegden hierbij de gewoonte, om de voeten der ge-
doopten te wassehen, die nooit aangenomen werd dom\'
de kerk van Rome, maar wel door die van Milaan.
DOOP (Wedergeboorte dook dek). Kort reeds
na de stichting der Christelijke kerk schijnt het denk-
beeld ontstaan te zijn, dat d<* behoorlijk geordende
dienaren van Christus de magt hadden, om door de
toediening van den doop vergeving van zonden aan
menschen te schenken. Oude schrijvers geven daarom
aan den doop de namen van aflaat, vergeving van
zonden, of het sacrament der vergeving. Cyprianus
beweert in de duidelijkste taal, dat „vergeving van
zonden in den doop aan iedereen verleend wordt."
Dezelfde leer wordt door Ambrosius, Chrysostomus en
vele anderen onderwezen, liet zou gemakkelijk zijn
om talrijke aanhalingen aan te voeren uit schrijvers
van de drie eerste eeuwen, waarin de dadelijke kracht
van de uitwendige plegtighcid van den doop in hei
aanbrengen van wedergeboorte en zaligheid duidelijk
verkondigd wordt. Deze bijgeloovige beschouwing
<
»
-ocr page 688-
DOOP (WEDERGEBOORTE DOOR DEN).
WC,
van dr enkrl uitwendige inzetting verklaart liet vcr-
langeii, dat vele Christenen in die eerste tijden aan
den dag legden, om hel ontvangen van den doop tot
hetoogenblik van den dood uit testelleu. Dezelfde leerv
aangaande (!\'■ hernieuwende kracht van den doop is !
in de laatste jaren weder in het leven geroepen door
de Oxfordsehe godgeleerden, eene partij die in de
Eugelsche kerken gewoonlijk bekend is onder den
naam van Vxgi.o-Cathoi.iekex (zie ald;. De sacra-
mentale krachl van den doop aannemende, beweren
zij, dat de niensch zalig wordt door de vergeving
zijner zonden te ontvangen door den doop, op het
geloof in Jezus Christus.
In de Tijdtractaten en andere geschriften van de
Anglo-C\'atholieken wordt hel woord wedergeboorte
gebezigd, om niet die verandering van hart en karak-
teraauteduiden, die de gewone beteekenis is, welke
door regtzinnigc godgeleerden er aan wordt toege-
kend, maar regtvaardigmaking eu heiligmaking, eene
verandering van staal en eene verandering van ge-
nioed. Dal hel woord in die uitgebreide beteekenis
\'_\':\'l>e.<iL i w : ■\'■\'. \\ernenien wij van Dr. Pusej zelven,
die zegt, da! de wedergeboorte is „de handeling, waar-
i nr (iod i nsuitoiizebetrekkiugtol Adam neemt, en
onstotw erkelijke leden maakt van /.iju Zoon.cndustot
Zijne zonen,daar wij leden zijn van /. ij n altijd gelnkzali-
gen /ooii.\'\' I il dit en dergelijke gedeelten, die de zalig-
makende krachl van den waferdoop leereu, kunnen
■.lij niet nalaten eene zonderlinge verwarring van ge-
daehten te bespeuren, die in al de redeneringen van
•Je Oxfordsehe godgeleerden over den doop heerscht.
/ij bah ii \\ ersehillcndc gedeelten der Schrift aan, die
luidi lij! de zaligmaking mei den doop verbinden.
Zoob. v. Mark. XVI: Di: „Die geloofd zal hebben,
en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die nicl
/:ii geloofd hebben, zal verdoemd worden." Rom.
VI: I : „W ij zijn dan met Hem begraven, door den
dood iu drii doop, opdat, gelijkcrwijs Christus uil de
; loden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders,
alzoo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen
zouden;" (lal. III ::.\'/ : „Want zoo velen als gij in
Christus gedoopt zijl, hebt gij Christus aangedaan ;"
Col. 11 : 12 : ..Zijnde niet Hem begraven in den doop,
in welken gij ook met Hem opgewekt zijl, door hel
geloof der werking Co, is, die I Ie in uil de dooden op-
i hcefl;" l.l\'eir. H 1:21: „Waarvan het tegen-
beeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet dieeene
aflegging is der vuiligheid des ligehaaius, maar die
eene vraag is van een goed geweten tot (iod, door de
opstanding \\ au Jezus! \'hristus." Dat op de eene of au-
derewijze de zaligmaking verbonden is met den doop,
kan geen oplettend beoefenaar van het Woord Gods
mei mogelijkheid ontkennen; doch men moet altijd
bedenken, dal de doop inde Schrift eene tweevoudige
beteekenis heeft, en eene uitwendige plegtigheid en
eene innerlijke genade, die zinnebeeldig voorgesteld
is, aanduidt. Nu is hel duidelijk in strijd met hel gees-
telijke karakter des Christendoms, om de zegeningen
der zaligheid geheel en noodzakelijk afhankelijk te
maken van de verrigtinir, of liever hel ondergaan,
eener uitwendige plegtigheid. Hel was niet zoo met
de besnijdenis, die in het Oude Testamcnl eene plaats
inneemt, welke overeenkomst met die, welke dcdoop
in hei Nieuwe beslaat. Zoo wordt ons dooi-den Apostel
Paulus ien aanzien van Abraham uitdrukkelijk mede-
gedeeld (Hom. I V: 1 I), dat „hij heeft het. teeken der
besnijdenis ontvangen tot een zegel der reglvanrdig-
heid des geloofs, die hem in de voorhuid was toegc-
kend." II ieruil vernemen wij, dat de regtvaardigheid
van Abraham, in plaats van af te hangen van de uit-
wendigc plegtigheid der besnijdenis, uitsluitend en
geheel verbonden was mei het geloof, dal hij had,
voordal hij de besnijdenisbad ontvangen. Enlccrcnw ij
niet, zelfs Ien aanzien van den doop zelven, uil Hand.
VIII: 13, Ü3, dal Simon Magus, zelfs ofschoon hij
door de handen van ecu Apostel gewasschen was met
de wateren van den doop, nog „in eeneganschbittere
gal en zamenkuooping der ongcregl igheid" was? Rn
dit is niet van Simon .Magus alleen waar. Velen heb-
ben de uitwendige, plegtigheid van den waferdoop
ondergaan, die geleefd hebben om door hun onheili-
gen omgang en gedrag te getuigen, dat zij volkomen
vreemdelingen warenaan den zuiverenden invloed van
den Geest van Christus. Zulke gevallen bewijzen dui-
delijk, dat een andere doop dan die, welke in een
uitwendig wnssehen met water bestaat, noodzakelijk
is \\ oor de zuivering van hel vleesch en de zaligmaking
der ziel. De doop, die alleen een menseli kan heiligen,
is de doop met den Heiligen Geest. Daarom verzekert
onze Heer aan Nicodcmus, dat de wedergeboorte, die
noodig is om hel koningrijk Gods te zien, niel alleen
bestaat in eene geboorte uit water, maar in eene ge-
boorte uit water eu Geest. De twee te zamen moeten
een hernieuwenden doop uitmaken, een doop die
helpen kan voor de zaligmaking van den mensch.
Eene plegtigheid op den uitv.eudigeu persoonverrigt
kan slechts een symbool zijn; de verandering, voort-
gebragt in den inwendigen menseli door de kracht-
dadige werking van den Heiligen Geest, is niet een
bloot symbool of teeken, maar eene werkelijkheid.
-ocr page 689-
PIHIS.                                                                         66?
I zalig maakt. De wedergeboorte door den doop, inden
/.in waarin zij door eeuigc van de kerkvaders werd
i opgevat, en waarin zij door de \\.uglo-Catholii ken van
I den tegenwoordigen lijd wordt geleerd, i> derhalve
j eene lei r, die noch op de bekrachtiging der rede, noeh
op die van hel Woord Gods aanspraak maken kan. Zij
is gegrond op eene van die halve waarheden, waarin
de dwaling zich zoo dikwijls voord,iet, eene bewering
van de krachl des doops om ons u edergeboreu o.....
worden, terwijl zij liet groote midi rseheid ontkent
tusseheu den uit wendigen doop met, water en den in-
nerlijken doop met den ! Iciligcu Geest van den hemi 1
gezonden. I.aal ditoiidcrsclieidslcchfserkend worden,
en de valsche redenering, waarop de gehcclc theorie
rust, knin! onmiddellijk aan het liehl.
DOOPHUIS of H.U\'tlstekii ji. de plaats waarin ;
: vroeger de doop toegediend werd. liet baptisterium
sehijul een gebouw geweest te zijn builende muien \',
der kerk. Cyrillus van Jeruzalem beschrijft het als
een afzonderlijk gebouw, dat eene voorkamer had,
waarin de catechumenen Satan afzwoeren en hunne
geloofsbelijdenis aflegden, benevens \'ene biunenka-
in er, waarin de plegtigheid van deu doop plaatshad. Tn
hel gebouw waren afzonderlijke vertrekken voorman-
uen en vrouwen, daar de plegtigheid voornamelijk
door indompeling werd verrigt. ( hnstreoks de zi ,!■■
eeuw werden de doophuizen naar het voorportaal der
kerk overgebragt, en later van daar in de kerk ztd . i .
Deze doophuizen waren gewoonlijk zeer ruim, wil;, .;
het groote aantal, dat ie gelijker tijd door indompe- (
ling werd gedoopt. Men zegt, da! een concilie te
Constanlinopel werkelijk iu het doophuis der kerk
werd gehouden. In de/.e plaatsen schijnende cal echu-
menen ook ouderrigl ie zijn in de eerste beginsclcu j
van het Christelijk geloof. Ambrosius bcrigt ons ten
minste, dat aan de catechumenen in het doophuis de
geloofsbelijdenis jwerd geleerd. Door deze gewoonte ;
ontstond de naam van leerscholen of verlichlings-
. plaalscn der kerk, die somtijds aan deze vertrekken
! werd gegeven.
Hel doophuis is somtijds verward mel dedoopvonl,
daar zij beiden met de doopplegtigbeid in verband
stonden, doch in oude tijden bestond lic\' verschil tus-
schen beiden hierin, dal het doophuis de naam was, j
die aan het geheelc gebouw, waarin de doopvonl stond,
1 euwaariumen deu doop verriglte, gegeven werd, tcr-
wijl de vont slechts hel water bevatte, waarin ue doop
plaats had. De laatste werd somtijds de vijver van ,
het doophuis genoemd. Wij hebben gcenegeloofwaar-
dige beschrijving van de juiste gedaante van het oude .
De dwaling der Anglo-Catholieken bij liet onder-
wijzen van «Ie leer der wedergeboorte door den doop,
komt derhalve voort uit eene verwarring van den ri-
tuëelen met den geestelijken doop, — een doop gelijk
I dien van Johannes niet den dooi) van Christus, liet
groote onderscheid tusschendetwee doopen werd door
den Dooper zelvcu herhaaldelijk aan het volk ingc-
prent: „Ik heb ulieden wel gedoopt met water, maar
Hij zal u doopen melden Heiligen Geest." En Jezus
zelf sprak in dergelijke bewoordingen tot Zijne disci-
pelen : „Johannes doopte wel met water, maargij zult
me! den Heiligen Geest gedoopt worden." Als ouzc
Heer van de uitwendige plegtigheid melding maakt,
kent hij haar ceuc ondergeschikte plaats met betrek-
king lot de zaligmaking toe : „Die geloofd zal hebben,
en gedoopt zal zijn, zal zalig «orden; maar die niet
zal geloofd hebben, zal verdoemd worden." Ue groote
belangrijkheid wordt in deze woorden blijkbaar toe-
gekend aan geloof, dat door den Heiligen Geest in de
ziel gewerkt wordt; daarom is het wel der opmerking
waardig, dat in het laatste gedeelte der aangehaalde
woorden de verdoemenis niet afhankelijk wordt ge-
maakt van het ontberen van den doop, maar geheel en
uitsluitend van het gebrek aan geloof.
Geen beter bewijs voor de bepaalde meerderheid
vanden inuerlijken boven den uitweudigen doop, welke
inde Schrift wordt geleerd.zouincnmcl mogelijkheid
kunnen aanvoeren, dan eene uitdrukking, ïit. ! 11: 5,
die Dr. Pusey ten gunste van zijne eigene inzigten
aanhaalt. De tekst is dus: „Hij heeft ons zalig ge-
maakt, naar Zijne barmhartigheid, door het bad der
wedergeboorteen vernieuwing des I ledigen Geestes."
Het moet noodwendigelkenaandaclitigenlezeropval-
leu, dat het had, dat hier het middel der zaligmaking
genoemd wordt, geen enkel uitwendig wasscheu met
water is, maar eene innerlijke wassching of zuivering,
die de wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen
Geestes uitdrukt. Eu waarom anders wordt deze in-
nerlijke zuivering een bad genoemd, dan om aan te
duiden, dat het bad des doops eene type of symbool
is vanhet innerlijke bad van den Geest? Ook de Apostel
Petrus zegt uitdrukkelijk (1. Petr. III: 21), dat „de
doop ons nu ook behoudt ;" maar opdal niemand zou
donken, dat hij slechts op ecu uitweudigen doop doelt,
zorgt hij onmiddellijk, dat zijne taal uiel verkeerd be-
grepen wordt, door er bij te voegen: „niet die eene af-
le<ririii\'\' is der vuiligheid des ligcliaa nis, maar die eene
vraag is van een goed geweien tot God." Met andere
woorden, het is niet een uitwendige, maar een iniier-
lijke doop, die ons wedergeboren doel worden eu ons
-ocr page 690-
Gfi>                                                    DOOPSGEZINDE]
doophuis. Het scLijnt, dal er in elke stad slechts één
geweest is, bij de kerk vau den bisschop. Men kan
zich cenig denkbeeld vormen van hunne grootte, als
men bedenkt, «lat op sommige plaatsen, zooals I). v.
te Antiochië, uiel miuder dan drie duizend personen
vau beiderlei geslacht in een enkelen naclit deu doop
ontvingen. De wetten der kerk en van den\'•iaat eisch-
ten, dal de doop slechts op die plaatsen toegediend !
e worden, waar een doophuis was. Op de twee
grootc feesten vau Paseben en Pinksteren, die de
gewone tijden voor de toediening van hel sacrament
waren, gingen velen te dien einde naar de kerk van
bisschop. In het vervolg van tijd werden er doop- !
huizen op hel platteland opgerigt, waar ;:;j naarde
meeuiug van den bisschop noodzakelijk waren. Deze
namen langzamerhand in aantal toe, en eindelijk had :
elke kerk hare eigene plaats voor den doop, toen er ;
slechts vonten uoodig \\i aren ten gevolge van het heer-
schen van deu kinderdoop, en het regi om hei sacra- |
ment toe te dienen aan herders zonder onderscheid
verh end werd.
DOOPSfi EZI N\'DEN (Eng blsche) of Baptisten,
eeue Christen-secte die zich voornamelijk kenmerkt |
door hei geloof, dal de indompeling de eenige gewet-
ti:;de en schriftmatige wijze is oin den doop toe te
dienen, en dat de doop alleen loegedieud kan worden
aan hen. die eeue persoonlijke belijdenis afleggen van
huu geloof, en derhalve, dal de kinderdoop in strijd is
met liet Woord Gods, en den waren aard en het doel
der inzetting vernietigt. De voornaamste argumen-
tcn aan beide zijden dezer kwestiën zijn reeds in het
artikel Door zie aki.) opgegeven. Ons voornaamste
doel is daarom thans, om een overzigt te geven van de
geschiedenis, leerstellingen en kerk tucht van de groot e
en invloedrijke seclc, die voor zich den naam van
Doopsgezinden of Baptisten eischt en gewoonlijk out-
vangt.
1 >eze secte is gewoon te beweren, dat zij onmiddel-
lijk van de Apostelen afstamt, daar hare gevoelens
en gebruiken, zoowel nis het bestuur harer kerken,
zooals zij beweert, streng apostolisch zijn. Eenige
geschiedschrijvers vergenoegen zieli echter met aan
de secte een veel lateren oorsprong toe te kennen, en .
schrijven dien loe aan den tijd der fiervorming in de
zestiend\'\' eeuw. Hel is wel bekend, dal er op dien tijd
in Duitschland en in Nederland eenc klasse van men- \\
schen ontstond, die, terwijl zij met Lutlier en de an- |
der-\' Hervormers overeenstemde inliet belijden van
de hevigste vijandschap tegen de bedorvenheden der j
Kerk vau Rome, van de Protestantsche en de Boom-
I (ENGELS! ÏÏE).
sche partij verschilde over hel onderwerp vau den
kinderdoop, dal gebruik als ousehriftmatig en ou-
geldig veroordeelde, en daarom hare volgelingen
herdoopte, zelfs ofschoon deze in hunne kiudschheid
gedoopt waren. Wegens i\\i:ic laatste gewoonte ont-
ving zij den naam van Wedekdoopeks (zie ald.). Wij
moeten echter ten aanzien van de zeer eerbiedwaardige
secte der Baptisten aanmerken, dat zij de benaming
. an W"dt rdoopers beschouwt als volstrekt niet op haar
toepasselijk, aangezien zij uietbesehuldigd kan worden
vandiegcuenfeu tweeden male te doopen, van welke
zij niet behoorlijk kan aannemen, dat zij Ie voren ooit
gedoopt zijn; en bovendien kant zij zich aan tegen
diemiaam,diehaar\\ creenzeh igt mei eene secte, welke
zich ontwijfelbaarschuldigmaakteaan demecst dwaze
en ongerijmde buitensporigheden, en met wier mce-
ningen en gebruiken, behalve over den doop, geene
nieuwere secte van Christenen gezegd kau worden de
minste sympathie te hebben. Maar bet is builen allen
twijfel, dat er in de vijftiende eu zestiende eeuw in
verschillendclanden van Europa velen waren, die niet
alleen Doopsgezinde beginselen toegedaan waren,
maar daarom ook vervolgd werden. Van het vasteland
trokken eenige van deze verwerpers van den kinder-
doop naar Engeland, en in 1517 werden er vele van
hen in verschillende dcelen van dat land gevonden.
Ten aanzien van diegenen, die geene beginselen met
de Duitsche Wederdoopers, behalve het loochenen
van den kinderdoop, gemeen hadden, werden geene
gestrengheden uitgeoefend; vele boeken werden er
echter tegen hen geschreven, waarop zij antwoordden.
Gedurende de regering van Elisabeth namen de Doops-
gezinden zeer in aantal toe; vele van hen ondergingen
gevangenschap en verbanning. Fulier zegt, dat eenige
van hunne gevoelens terugkwamen; twee werden rr
in Smithfield verbrand. De vervolging duurde voort
onder Jacobus [., en gedurende zijne regering werd
Eduard Wightmau, een Doopsgezinde, de laatste
martelaar in Engeland voorliet geloof, verbrand. Hel
is eeue merkwaardige omstandigheid, dal de eerste
Engelsche martelaar, die op deu brandstapel stierf,
ook een Doopsgezinde Mas. zoodat deze secte de eer
had van de lange reeks van martelaren, die gedurende
twee eeuwen bij korte tusschentijden opgeroepen wer-
den om in de vlammen om te komen, re beginnen en
te eindigen. Ni el tegenstaande de zware beproevingen,
waaraan zij leu gevolge van de beginselen, die zij
omhelsden, onderworpen waren, gingen de Doopsge-
ziudeu toeh voort met zich in Engeland te vermenigvul-
digen, en in 1643 werd er eene vergadering te Londen
-ocr page 691-
DOOPSGEZINDEN (ENUELSCHE).
üö\'J
gehouden, waaropzij eene geloofsbelijdenis aannamen.
De omwenteling \\an 1083 bragt verdraagzaamheid
aan de Doopsgezinden eu andere Dissenters. Van
dien tijd tul op heden zijn zij eene van de voornaamste
sec I en geweest,die zich inEngelandvaudchccrschende
kerk hebben afgescheiden.
De Eugelschc Doopsgezinden geloovcu, ten aanzien
| van de inrigting der Christelijke kerk, aan het bestaan
i vau eeue algemccuc of catholieke kerk, zamcngcsteld
nitaldegeloovigeniuChristus in alle i euweneuonder
alle natiën. Zij beschouwen de Christelijke kerkalsge-
sticht door Christus en dieusApostelen,enals te hebben
bestaan uil dezulken, eu uit dezulken alleen, die eene
geloofwaardige belijdenis vau hungeloofiu Christusen
; berouw jegens God aflegden. Alle anderen beschouwen
zij als volgens de regeling dcrKcrk daarvan uitgesloten,
Alle Doopsgezinde kerken staan in hare inrigting en in
hare wijze van eeredienst op zich zelve. In ] SI;J werd
er echter een belangrijke sla;) gedaan om ze te ver-
eenigen, door de oprigting der Doopsgezinde Unie,
die liare bijeenkomsten jaarlijks houdt, en uil tuecr
dan duizend kerken bestaat, welke inuaain met elkan-
der zijn verbonden, en die voornamelijk teu doel
heeft de bevordering van alles, wal be!rekking heeft
op hare secte in het bijzonder, of de zaak der non-
conformitcit in het algemeen. Deze Unie behoorl tot
de Bijzondere Doopsgezinde kerken. Afgevaardigden,
geestelijken en lecken worden jaarlijks naar de verga-
dering gezonden dooi- die kerken, die zulks verkiezen
te doen. Er bestaai ook ecue dergelijke jaarlijksche
vergadering, de Associatie geheeten, die zamcngesteld
is op dezelfde wijze als de Unie, eu tot de Nieuwe
Vereeniging van Algemeene Doopsgezinden behoort.
Doopsgezinde leerstellingen schijnen door de eerste
Britsche kerken gekoesterd te zijn, eu toeu A.ugusti-
mis door den Heiligen Sloel gezonden werd, daagde
hij niet in zijne pogingen, om haar over te halen zich
te schikken naar de gebruiken vau de kerk te Rome.
Het is waarschijnlijk, dal deze nieeniugen nooit ge-
heel uit hel land verdwenen, maar beleden werden
door vele van die hervormers, die er vau tijd tot tijd
opstonden. Van de Lollarden wordt verhaald, dat zij
dergelijke meeuingen toegedaan waren, en de Doops-
gezinden beweren, dat Wycliffe zelfs hunne gevoelens
beleed. Zij werden in Engeland echter uiet tot eene
afzonderlijke secte georganiseerd vóór bet begin der
zeventiende eeuw, daar de eerste Doopsgezinde kerk
te Londen in 1608 gesticht werd. Joliu Smith, de
eerste leeraar dier kerk , scheidde zich af vau de
Eugelschc kerk, waarbij hij predikant was. Hij om-
helsde Armiuiaanselic leerstellingen, en zijne kerk
bestond derhalve uil diegenen, welke thans Algemeene
Doopsgezinden genoemd worden. De eerste Calvinis-
lische of Bijzondere Doopsgezinde kerk werd in 10!Ki
te Londen gesticht, door een tak vau eene gemeente
van [udependenteu.
B,\' Doopsgezinden in Engeland worden verdeeld
j in twee secten, die vau elkandergeheel afgescheiden
: zijn. Zij wordende dli/emeeue eu de Bijzondere Doojh-
gezinden
of liajilisten genoemd.
De Algemeens DoorsoEZlXDES hebben bun naam
•:ca om de leer der algemeene rerlossing, waar-
aan zij met de andere leerstellingen der Arminianen
I                                                                                                   .                                                                                                             ....
| geloovcn. De eenigc punten, waarop zij met de Bij-
zondere Doi ipsgezindeu overeenkomea, zijn de doop,
de eerediensl eu de kerktucht. De eerste predikant
de/er sec!e was, gelijk wij reeds aangemerkt hebbeu,
John Smith, die, toen hij afstand deed van zijne her-
de rlijk e functiéu iu de Eugelschc kerk, naar ons land
ging, waar de meeningen, die hij over den doop bad
aangenomeu, grooten weerstand ontmoeten. Spoedig
nadat hij de eerste Doopsgezinde kerk te Londen had i
gesticht, maakte hij eene verklaring op vandebegin- i
selen <\\rr secte, doch eene geregelde geloofsbelijdenis j
werd eersi veel later bekend gemaakt. De gemeenten i
\\ au de/e afdeeling der Doopsgezinden gingen slechts j
langzaam vooruit. Van hel Armiuianismus gingen
de Algemeene Baptisten langzamerhand over tot het
Sociniauismns. Omstreeks 1770 werd eene partij vau
de Doopsgezinden \\ eroutrust over de snelheid, waar-
mede zij vau hunne oorspronkelijke beginselen af-
wekeil, en eene afscheiding had er plaats, waardoor
sleehls een zwak overblijfsel achterbleef, dal sedert
nog iu aantal is afgenomen.
De Biozondeke Doopsgezisdes worden zoo ge- \'
uoemd om de leer der bijzondere verlossing, die zij, i
zoowel als de andere beginselen van 11<-1 (\'alvinismus, !
..                                                                                                        . i
sireng handhaven. Zij maken eene zeer groo te en bloei-
jende afdeeling van de Doopsgezinden uit, die alle
andere afdeeliugen zoodanig iu aantal leden overtreft,
dal zij den ut\'ain van Doopsgezindenbijuageheelalleen \\
draagt. Deze secte ontstond ongeveer gelijktijdig met |
I dio der Alge/neen? Duojjsgezii/den, en bet verdient op- :
\' gemerkt te worden, dat, terwijl de laatste tot weinig I
, meer dan eene schaduw is gedaald, zij eene krachtige
I afdeeling van de kerk vau Christus geworden is. De I
Algemeene Doopsgezinden hebben slechts één theolo-
gisch eollegie, terwijl de Bijzondere er niet minder
dau vijf hebbeu, te Bristol, Stepney, Bradford, Ton- j
typool en Haverfordwest. De Bijzondere Doopsge- \\
-ocr page 692-
DOOPSGEZINDEN (AMEUI KAANSCHE).
67U
jaren behield hij zijn ambt, en werd hij verscheidene
malen als afgezant naar het hof vauEageland gezonden.
Terwijl Williams ijverig en getrouw de vcrautwoor-
delijke pligten van burgerlijk gouverneur vanHhode
Island vervulde, hield hij niet op het werk uit teoefe-
ueii, waartoe hij geroepen was, namelijk, hel evangelie
van Christus te prediken. Hij onderwees niel til leen het
volk, dal meer onmiddellijk aan zijne zorg was toever-
trouwd, maar deed ook mocijelijke rei/en uaarandere
nederzettingen met belzclfdc schoonc doel. Hij zoog
Doopsgezinde beginselen in, en daar er geen herder
in N\'icuw-Engelaud was, die na cene geloofsbelijdenis
door indompeling gedoopt mms, doopte Ezekiel Hol-
liman Hoger Williams in Maar! 1639, die op zijne
beurt den doop toediende aan Holliinan en tien au-
dereu. Zou begon de eerste Doopsgezinde kerk in
Amerika, en vau dien tijd al\' is zij steeds vooruit ge-
gaa u, Ie midden van veelvuldige I ijdeu van vervolging
eubeprocving, en thans telt zij ongeveer 12,13*5 pre-
dikantcn en 1,20S,7G5 leden. Zij wordt hel sterkst
vertegenwoordigd i:i Nieuw-Engeland en den staat
\\"e\\v-,i ork, en heeft vele pogingen aangow end tot ver-
spreiding van den bijbel en hel bevorderen vau zen-
diugen onder de Heidenen. Zij heeft ook vele collcgicn
en seminarién geslicht, en ijverig gewerkt aan de
bevordering der \\ rijzinuigc opvoeding. Een harer lct-
terkundige instellingen, de universiteit van II ichcster
in den staal New-York, heeft degcluvle bibliotheek van
wijlen den beroemden Duitscheu kerkgeschiedschrij-
ver Dr. Neauderaangekocht,dien de Baptisten beiniu-
nenen vcreeren wegens de gunstige bewoordingen,
waarin hij over hunne beginselen heeft gesproken.
Wal de leer, hel kerkbestuur en de ceredienst aan-
gaat, komen de Calvinistische Baptisten in Amerika,
gelijk in Engeland, op alle esscnliëele punten overeen
mei de regtziunige Congregationalisten. Er zijn ook
twee partijen onder beu; de eene sluit alle andere,
Cbristcu-secten uit, terwijl de andere baar vrijelijk
toelaat. Om de drie jaren is er ecue bijeenkomst van
de Algemeene Vereeniging van Doopsgezinden van
de Vereenigde Staten, die in l">ll Ie 1\'hiladclphia
werd gesticht, en door hare iurigting beperkt is lot
het bevorderen van zendingen in hot buitciüand. De
Anierikaausche Doopsgezinde V\'ereenigiug tut bevor-
dering van zendingen in Amerika, geslicht in 1V52, is
voornamelijk bestemd om in de geestelijke behoeften
van de vallei vau den Mississippi te voorzien. De
Amcrikaanschc Baptisten onderhoulen ook zendin-
gen in Birma, Siam, West-Afrika en onder de Ame-
rikaansche Indianen. Zij hebben zes theologische
ziuden zijn onderling verdeeld in tw< e jiiu-lijcii, deliou-
ders der strikte endieder vrije communie. De eersten
zullen niemand tut liet avondmaal toelaten, die niet
volgens hunne wijze gedoopt is; de laalsteu houden
vrije communie mei Pa?dubaptisten, en beschouwen
een verschil van mecuing en gebruiken aangaande den
doop als geen beletsel voor de gemeenschap aan de
tafel des Heeren.
Nog cene zeer kleine al\'deeling van de Doopsgezinde
vereeniging beslaat er in Engeland, die de Zeceule-
dag-l)oop.igH;i,n!cH
gehecteu wordt, wegens de oinstan-
dighcid, dat hei eenige punt, waarop zij vau hunne
broederen verschillen, bestaat in hel beweren, dal de
zevende en niet de eerste dag der week als Sabbath
gehouden moei «orden, liet bestaan dezer seete in
Engeland is \\an cene cenigzius oude dagieekeuing,
doch /ij bezil nu nog slechts twee gemeenten in En-
gelaud en Wallis.
DOOPSGEZINDEN (Amekikaaxsuie) of B.vr-
tistkv. Men neemt algemeen aan, dal, als men ouder
de Baptisten alleu opneemt, die den kinderdoop ver-
werpen, zij bepaaldelijk degrootsteChristen-seete inde
A\'ereouigde Staten ui (maken.De oorsprong dezer sei.-i e,
dagtcekent bijna van den lijd, waarop zich dr eerste
volkplanters in Nicuw-Eugcland nederzetten. Deeer-
ste Doopsgezinde kerk werd echter in het jaar lfilJ\'J
^■i v iehl te Providcnce,R,hode rslaud,door Hoger Wil-
liauis. Deze merkwaardige man werd te Oxford opkos-
tenvanSir Edward Coke opgevoed. Hij werd daarna
Puritijusch predikant van de Kerk van Engeland, doch
in die lijden van vervolging en onverdraagzaamheid
uil Engeland verdreven, nam hij de wijk naar Amc-
rika. Zijne godsdienstige beginselen berokkenden hem
daar ook vervolgiug; hij werd veroordeeld om hei land
te verlaten, en oen schip werd er uitgezonden om
hem naar Engeland terug ie brengen, doch hij was
niel Ie vinden. \\\\ illiams, nu een banneling, een zwer-
ver in een woest land, bevond zich alleen en vau alles
beroofd. Eindelijk, toen eenige aanhangers zich bij
hem hadden gevoegd, die edelmoedig zijne bcprocvin-
gen en ontberingen mei hem deelden, wierp hij zich in
de armen van Canonicus, een Indiaansen opperhoofd,
die aan hem en aan zijne volgelingen eenstuk landsgaf,
tusschen de rivieren de Pawtuckcl en de Mashassuck.
De nieuwe volkplanters noemden hel stuk land, waar-
op zij een te huis gevonden hadden, Voorzienigheid
(Providence). Hoger Williams verkreeg daarna zoo-
veel invloed over do Indiaansche stammen, door welke
hij omringd was, dat hij de stichter en de eerste presi-
den t werd van de kolonieRliodeTsland. Gedurende vele
-ocr page 693-
DOOPSGEZINDEN (AMERIKAANSCHE).                                              071
den loop van de eerste twaalf jaren maakte de zaak
snelle en zeer bemoedigende vorderingen. In lT.fi
werd er voor de eerste maal eene bijeenkomst van lee-
rarcnteNcw-Durham gehouden, hetgeen sedertdien
tijd jaarlijks in verschillende plaatsen herhaald werd,
om de algemeeue zaken der secte te besturen. Lang-
zamerhand breidde de secte zich iu verschillende sia-
icn uit, en kerken werden er tot iu Canada gesticht.
Hare vorderingen werden echter eenigzins belemmerd
door inwendige twisten in do kerken,overhel belang-
rijke punt van de Godheid van Christus, daar vele
kerken Ariaansche of Unitarische inzigten hadden
aangenomen, tol groote droefenis van velen. Hel ge-
volg hiervan was eene kleine afscheiding, waardoor
eensgezindheid en vrede hersteld werden.
Daar AcJ\'rije-ieil-Doop.ye:i\'idrn zich over lul land
hadden verspreid, en men bevond, dal de jaarlijksche
bijeenkomsten de srete niet voldoende vertcgenwoor-
digden,wcrdcrinl S27eeneAlgcmecno,Confercntiege-
organiseerd. Eerst werd zij jaarlijks, daarna om de twee
jaren, en eindelijk om de driejaren gehouden. Sedert
de instelling der Conferentie zijn de Vrijc-wil-Doops-
gezinden in aantal toegenomen. Ruim vijf en twintig
jaren geleden namen ongeveer .\'{,000 Algemeeue
Doopsgezinden in Noord-Carolinaden naam van Vrij e-
wil-Doopsgezinden aan, doch zij werden door de secte
niet erkend, daar zij slavenhouders waren. Dcscctcis
steeds van de slavernij afkeerig geweest, en vormt
daarin een sterk contrast met de Calvin ist isehe Doops-
gezindeu, eenige van wier kerken In de Zuidelijke
Stalen leden en herders bezitten, die slavenhouders
zijn. Alseene secte willen de Vrije-wil-Doopsgezinden
van do slavernij volstrekt niets weten; zij verfoeijen
hel stelsel zoodanig, dat zij weigerden om 12,000
menschen uit Kentucky en den omtrek onder zich op
te nemen, die eene deputatie aan de Algemeeue Confe-
rentie zonden, ten einde hunnen wenseh te kennen te
geven om zich bij do verecniging aan te sluiten. Zij on-
derhouden eene vriendschappelijke briefwisseling met
de Algemeeue Doopsgezinden in Engeland.
Het kerkbestuur bij de Vrije-wil-Doopsgezinden is
noch bisschoppelijk noch presbyteriaanse!:, maarcon-
gregationaal of berustende bij de kerken. Elke kerk
kiest haar eigen leoraar, en oefenl de kerktueht over
hare eigene leden uit. De kerken worden georganiseerd
en de leeraren geordend door een raad uil eene Drie-
maandelijksche Vergadering, encenleeraar is als zoo-
danig onderworpen aan de tucht van de Driemaande-
lijksehe Vergadering, waartoe hij behoort, en nietaan
do kerk, waarvan hij de herder is. Geloovigen worden
instellingen in verschillende deelcn dor Staten, on
het aantal .studenten is groot, daar er eene groote be-
lioefte is aan her,Iers v an de Doopsgezinde secte. Een
gedeelte dezer scete heeft gedurende eenige jaren met
veel moeite en kosten aan eene herziening van de
Engelsche vertaling des bijbels gearbeid, waarin,
behalve vele andere veranderingen, de woordeniluopen
en doop veranderd zijn in indompelen en indompeling.
Gelijk de groote afdeeling der AmcrikaansohoDoops-
gezinden of Baptisten, die wij nu beschreven hebben,
overeenkomt, met de Bijzondere Doopsgezinden in Kn-
geland, is er eene andere afdeeling van Doopsgezinden
in Amerika, die overeenkomt, met de Algemeeue Doops-
gezinden
in Engel and, daar zij inbare leer Arimniaansch
is. Deze Doopsgezinden zijn echt er in Amerika bekend
onder den naam van Vuijk-m ii.-Dooi\'süt/i.vdkn\'. Sc-
dert de eerste stichting van Doopsgezinde kerken
in de Ycrccnigde Staten hebben er altijd verschillen
over theologische pnnten onder haar bestaan, daar
eenige Calvinistisch en andere Arminiaansch in hare
inzigten waren. Maar hoewel »ij aldus verdeeld waren
in hare meeningen over verschillende punten van
wezenlijk belang, maakten de beide partijen te zamoii
toch één geheel uit tot aan het jaar 17S0, toen de
eerste kerk naar de beginselen dei\' Vrije-wil-Baptistcn
geslicht werd. De stichter dier secte als een afzonderlijk
ligchaam was de ouderling Benjamin Randall, een
vroom cu ijverig man, die onder het prediken van
George Whitefield bekeerd was. Hoewel opgevoed in
de beginselen der 1\'a\'dobaptisten, veranderde hij van
inzigt over den doop, onderging dien in 177G door
indompeling, en vereenigde zich met, de Calvinist i-
sche Doopsgezinde kerk. Spoedig daarop begon hij
te prediken, en zijn arbeid werd zeer gezegend. In zijn
verlangen om de uitnoodigiugen vanhei Evangelie in
hare volheid en vrijwilligheid voor te stellen, ging
Randall ongevoelig tot Arminiaanschc beginselen en
inzigten over. De Calvinistische broed eren werden on-
gerust, en de een na den ander brak alle betrekking met
hem af, daarbij naar hunne meening schuldig was aan
bef onderwijzen vandwaalleer. Slechts weinigeDoops-
gezinde leeraars schaarden zich aan zijne zijde; zij or-
dendeu hem in Maart 1780, en op den 30"\'»" Junij
van dat jaar stichtte hij in New-Dnrham de eerste kerk
der Vrije-iril-Doopsge:inden.
Het ontstaan dezer nieuwe secte gaf aanleiding tot
veel opgewondenheid onder de kerken van Amerika.
Hare leeraren waren niet een brandenden ijverbezield,
en reisden iu alle rigtingen;zij predikten het evangelie,
stichtten kerken, en stelden leeraren over deze aan. In
-ocr page 694-
(572
DOOPSGEZINDEN (AMERIKAANSCHE).
als leden der kerk toegelaten door den doop, of doorecu
: schriftelijk bewijs, maaraltijd met eenparige stemmen;
door twee derden van de stemmen kan ln\'j daaruit ech-
ter verwijderd worden. De kerken houden maandelijk-
sche bijeenkomsten, en dienen eenmaal in de drie
maanden door een briefen afgevaardigden ecu verslag
aan de Driemaandelijksehe Vergadering in. De Drie-
maaadelijkschc Vergaderingen zijn zamcngesteld uit
verscheidene kerken, en houden hare zittingen vier-
maal inhetjaar. Deze duren twee en een halvendag,en
dienen om vacante kerken van predikanten (c voor-
zien, om kandidaten Ie onderzoeken en dergelijke
diensten te doen. De Jaarlijksche Vergaderingen zijn
jjamengesteld uit onderscheidene Driemaandelijksehe
Vergaderingen, terwijl de A.lgcmccnc Conferentie za-
mengcsteld is uit afgevaardigden, die voor hei grootste
gedeelte leeraren zijn uil ai deJaarlijkschcVcrgaderin-
gen der secte. Deze Conferentie wordt eens inde drie
jaren gehouden; hare zittingen duren negen of t ien da-
gen.Hetdoel is eenheid, scliriftmaligc heiligheid, bij-
bclschclecrentuchl in de gelicelc seete te bevorderen.
Zij steil voor en beveelt aan, doeli mankt geene weiten.
De V\'rijc-wil-Doopsgezindcu \'trekken zich nu uil
overliet grootste gedeelte van de Vereenigdc Staten,
over Opper- en Neder Canada en de provinciën Nova
Scotia enNieuw-l\'runswijk. Zij hebben verscheidene
academiën, en maken over liet algemeen als een:\'
Christen-scetc vorderingen, hoewel zij nog slechts een
klein ligebaain zijn in vergelijking van de rcgiziiuiigc
of Calvinistische Doopsgezinden.
De volgende afdceli ng van de AmcrikaanschcDoops-
gezinden, die wij in dit artikel wenschen te behandelen,
is er eene, die de Zevexde-dag-Doopsgezixi>ex gc-
noemd wordt, daar zij den zevenden in plaats van den
eerstendag der week voor godsdienstige doeleinden
viert. Deze seete kent haar oorsprong aan geen inen-
schelijkenstichtcrtoc,doch wijst als dercden van baar
bestaan alseenekerk op bet Nieuwe Testament. Hare
leden zeggen, dat hunne gevoelens door de Apostelen
werden geleerd, en door de eersle Christenen werden
beleden. Dat de JoodschcSabbathgedurendecenigen
tijd met den Christelijken Sabbath gevierd werd, kan
menniel betwijfelen. Doch het is moeijelijk, zoo niel
onmogelijk, om in de Schrift of in de geschiedenis dei-
kerk eene reden te vinden voor het stellen van den
■Toodschen in plaats van den Christelijken Sabbath.
Mosheim maakt melding van eene seete, die in de
twaalfde eeuw in Lomhardije bestond onder den naam
van Passageniërs, die hare. volgelingen besneed, en
den loodsehen Sabbath vierde.
De eerste kerk der Zcvende-dag-Doopsgezinden in
Amerika werd gesticht leNewport, Rhodc fsland, in
KIS], en de eerste herder daarvan was William His-
eox. Naauwelijks was deze kleine kerk gesticht, of een
geesi van vervolging ontstond tegen haar, zoodal haar
voortgang zeer belemmerd werd. Thans hebben deze
Doopsgezinden echter ongeveer 00 kerken, vijftig
geordende predikanten en ongeveer zeven duizend 1< ■
den. Zij zijn verdeeld in viervcreenigingen. Zij hebben
eene jaarlijksche conferentie, zamcngesteld uit afge-
vaardigden van de verecnigingen en die kerken, die
zich daarbij niel aansluiten. In hunne kerkelijke, in-
rigling zijn zij streng eougrcgationaal, daar elke kerk
een onafhankelijk ligchaam is, dat slechts raad van
de verecnigingen en de conferentie ontvangt. ITetbe-
stuur der kerk bestaat, zooals bij de Congrcgationalis-
ten,uit herders en diakenen. Elke kerk beefl een klerk,
wiens pligt het is om gctrouwaaiiteckening te houden
van al de handelingen der kerk, van de namen der le-
den en de daglcekcning van bunnen doop.
Eene geloofsbelijdenis, die de gevoelens dcrZcvende-
dag-Doopsgezinden bevat, werd door de Conferentie
op hare bijeenkomst in l^\'ï.\'i aangenomen. AVat liet
avondmaal aangaat, (reden zij niel in kerkelijke ge-
meenschap me! andere seeten van Christenen, die Pa>
dobaptistisebe beginselen belijden
Tusschen de jaren 171 S en 1 7-\'i>> trok een nanzien-
lijk aantal Doopsgezinden uit Duitschland naar de
Vereenigde Staten. Zij worden gewoonlijk Tanken
genoemd, bij wijze van bespotting, doch zij hebben
voor zich den naam van Broederen aangenomen.
Ken andere secte van Doopsgezinden, dcDuxKERS,
(zi" ald.) werd in 17<is in Duitschland gesticht, en
toen vele hunner in 171\'! naar Amerika geweken
waren, daar zij in hun geboorteland aan vervolging
waren blootgesteld, stichtten zij in 1723 eene kerk Ie
Gcrmantown in Pcnnsylvauië, onder de herderlijke
zorgen van Petrus Boeker. De kerken dezer seete na-
men snel in aantal toe.en namen in 1 7l)[s den zevenden
I in plaats van den eersten dag der week aan voor bare
godsdienstoefeningen, zoodat zij somtijds genoemd
v,orden, en zich zelve ook noemen, de Duitsehe Zc-
vende-dag-Doopsgezinden. Deze seete zal onder haar
\' oorspronkclijkcn naam van Dunken uitvoeriger he-
schreven worden.
Uil de drie voornaamste Protestantsehe seeten in
Amerika, de Methodisten, Doopsgezinden enPresby-
terianen, ontstond in het begin der tegenwoordige
eeuw eene secic, die den naam van CHRISTENEN of
Christelijke Vrnr.rxie,ixo(zica1d.* ontving, en die,
-ocr page 695-
DOOPSGEZINDEN (NEDERLANDSCHE).
B73
daar zij de indompeling uitoefent, als eeneDoopsge-
zinilo secte beschouwd kan worden, hoewel zij aan-
gaande verschillende leerstellingen,voornamelijk over
dr Drieëenheid, van alle andere afdeelingen van
Doopsgezinden, in Amerika en elders, zeer verschilt.
Inl823bcgonecneerwaardigDoopsgezinde,Alexan-
der Campbell genaamd, een tijdschrift uit te geven,
waarin hij ernstig pleitle, voor hetgeen hij als eene
herstelling van het oorspronkelijke evangelie en do
orde der dingen beschouwde. Het plan van den schrij-
ver was om, zoo mogelijk, de oorspronkelijke eenheid
der Kerk te herstellen, en te dien einde stelde hij voor
alle mensehelijke geloofsbelijdenissen af te schaffen,
en den bijbel alleen als den wettigen band van vereeni-
ging aan te nemen. Alexander en diens vader Thomas
Campbell badden oorspronkelijk behoort tot de Pres-
byteriaansche Afgescheidenen in liet noorden van Ier-
land, en toen zij Amerika bereikten, verbonden zij zich
met een kleinen tak dierzelfde kerk. l)c voorgestelde
hervorming werd echter door de Afgescheidenen als
een ligchaam verworpen, doch door eenige der leden
omhelsd. Eene gem ente werd daarop gesticht, waar-
ovcr de twee (\'ampbells tot herders geordend werden.
Tn den loop van eenige maanden werd het onderwerp
van den kinderdoop aangeroerd, en na eenige beraad-
slaging, die tot eene verdeeling der kerk leidde, onder-
gingen de (\'ampbells, en zij, die mei hen instemden,
op den 12\'ien Junij 1M2 den doop door indompeling.
T)e kleine verceuiging, nu zeer verzwakt door de af-
scheiding, die plaats gegrepen had, besloot zich met
de Doopsgezinde verceuiging te verbinden. Zij voegde
zich derhalve in hei volgende jaar bij die sectc, onder
schriftelijk beding, dat gecne andere banden van ver-
eeniging of gemeenschap dan de Heilige Schriften
verciseht zonden worden. Alexander Campbell steeg
door zijne talenten en zijn uitmuntend Christelijk
karakter hoog in de achting der secte, waarbij hij zich
bad aangesloten, en zijne bijzondere inzigtcu over alle
mensehelijke geloofsbelijdenissen begonnen grond te
winnen, cu werden eindelijk door vele Doopsgezinde
kerken in het westen van bel land aangenomen. Er
ontstond echter veel ijverzucht bij velen, die deuieu-
wc inzigtcu vijandig waren, en eindelijk had er eene
scheuring plaats, waarbij de Doopsgezinde kerkende
begnnst igers van (\'ampbells meeningen uit haren boe-
zem verwijderden. Aldus uitgesloten van de geineen-
schap der Doopsgezinden, vormden de Campbellianen
zich overal tot afzonderlijke kerken, onder den naam
van Disi [pelen van Christus (Zie ald.).
DOOPSGEZINDEN (NEi>Eiu,AxnsenK),volgolin-
gen of, wil men liever, geinoedsverwantcii van Menno
Simons. Hoezeer Menno met de ïtooinsehc kerk brak,
was de rigting, die hij nam, reeds in volle werking. Hij
zuiverde, veredelde en heiligde ze. Het ideaal, dat hij
zocht te bereiken, vond hij niet in de hervorming van
zijnen tijd, schoon het ermede in verband trad, maar
inde innige bewustheid, die van de Apostolische tijden
bij cnkcleu heeft voortgeleefd, en niet uitgeroeid kou
worden, omdat het was de verwezenlijking van het
gronddenkbeeld der stichting van een Godsrijk op
aarde. Alleenlijk de toepassing, die nu en dan in
praktijk werd gebragt, kwam of der verwezenlijking
nader, of verliep in hersenschimmen. Die rigting open-
baarde zich, om niet van vroeger op te halen, bij de
Catharen, vooral bij de Waldenzen, en insgelijks bij
de broedergemeenten in Bohème en Moravië. Of
de Nederlandsche rigting, door Menno georgani-
seerd, aan de Waldenzen haren oorsprong ontleende,
is een niet te beslissen vraagstuk. Ondenkbaar zou
het zijn,dat zij hier onbekend waren gebleven, en geene
aanhangers gevonden zouden hebben. In het oog val-
lend is het wel, dat de Waldenzen in Vlaanderen Tis-
scrands genoemd werden, en de Doopsgezinden in
Twcnthc wevers waren, dat NieolaasHorchenMareiis
Thomas, die als \\\\ ederdoopers te Zwickau optraden,
lakenwevers geweest zijn; maar eene toevallige ge-
lijkheid mag niet gelden voor een afdoend historisch
bewijs. Zoo min als men uit gelijkheid in wezenstrek-
ken tot eene gelijke afstamming mag besluiten, zoo
mag men ook niet te veel afleiden uit de overeenkomst
van de benaming van oom, aan de Doopsgezinde
leeraars gegeven, met die van barben, waarmede de
Waldenzen hunne voorgangers begroetten, want ook
in vele streken van ons vaderland wordt de Roomsche
pastoor door zijne gemeenteleden Heeroom genoemd.
Zeker is bet, dat de verwerping van den kinderdoop
geen onderscheidend karakter van de "Waldenzen is,
al waren er ook onder hen, die den doop der bejaarden
voorstonden. Maar wat daarvan zij, de Doopsgezinde
rigting werd inde Nederlanden en in Du itsch land door
den voormaligcn priester van Witinarsnni geregeld,
van onreine bcstauddeelcu gezuiverd, en ontving van
Menno bare kleur.
Menno Simons werd waarschijnlijk in 149S te
Witmarsum geboren, waar men nog het huisken aan-
wijst, waar zijne ouders gewoond hebben. Van zijne
familiegeschiedenis is niets bekend, dan dat hij nog
eene zuster benevens een broeder had, die na bet ne-
derleggen zijner priesterlijke bediening in het huwelijk
trad, en vader werd van een talrijk gezin. In 1 524 out-
-ocr page 696-
DOOPSGEZINDEN tNEDKRHANDSCIIE).
O/J
de overige Hervormden kon bij zich niet vereenigen,
omdat hij in hun Ie ven geene echt innerlijke hervorming
bespeurde, en niet het minst, omdat z\'ju gevoelen om-
frent den doop bij hen evenveel afkeer verwekte, als
het den Roomschcn een gruwel was. Hij besloot de
wereld in te gaan en eene gemeente te verzamelen,
die leefde als waarlijk gedooplen, d i. wedergebo-
renen. Zijne wijding daartoe ontving hij bij den doop
hem toegediend door Obbe Philips, ecu der vroegere
zendelingen van Jan Mathijsscn, doch die geen deel
nam aan de latere uitspattingen zijner zenders.
Van nu af begint Mcnno\'szendingsleven. Hij zocht de
diaspora der Herdoopcrs op, en herschiep woelgeestcn
in eene kudde lamineren. Maar met al degenen, die bij
bunnen waanzin volhardden, verbood hij alle gemcen-
sehap. Zelfs dulde hij niet, dat men met beu aan ééne
tafel at of dronk. Dit had ten gevolge, dat al de ge-
matigden zich onder zijnen herdersstaf verzamelden,
en dal de barre woelgeestcn in hun eigen niet weg-
zonken, cu eindelijk geheel vergeten zouden zijn. in-
dien er geene historie bestond. Menno predikte eu
doopte heden hier, morgen daar, nergens veilig, een
prijs op zijn hoofd als een vogelvrij verklaarde, cu
toch vernachtende in de schaduw des Almagtigen. Is
bel wonder, dat hij soms genoodzaakt werd de list der
slangen met zijne duiven-cenvoudiglieid te paren, om
zijne belagers te verschalken. Zult gij het hein niet
vergeven, als hij soms zich wel eens bitter uitliet over
de Luthersche en Gereformeerde predikanten, die in
eere en aanzien deelden, terwijl hij en d< zijnen als
een troep vagebonden veracht en opgejaagd werden.
Toch gaf hij nooit, den moed verloren. Zoo verhaalt
Blaupol ten Cato, dat hij op eene zijner reizen, te
Eenigcnburg, niet verre van Schagen, ecu priester
bekeerd heeft:, terwijl deze vóór het allaar stond,
om zijne gemeente inde openbare godsdienstoefening
voor te gaan. Hij rigtte tol hein hel woord indeLa-
tijuschc taal, en sprak met zooveel welsprekendheid,
vertrouwen en overtuigende kracht, dat de priester
naderhand zijne bediening vaarwel zcide, en zich aan
de zijde der Doopsgezinden schaarde. Op eene andere
plaats trad hij onversaagd ecu klooster in, en ver-
maande hij de monniken afstand van hunne dwalingen
te doen, ofschoon hij de publicatie, welke hem aan
vervolging prijs gaf, op de poort vond aangeslagen.
Terwijl hij tegen de uilspattingen zoowel van de
Munstcrschcn als van de Batenburgers en üavid-
Joristen kampte, steeg zijn aanzien onder zijne vol-
gelingen, zoodal hij als senior onder de zijnen geëerd
werd. Deze litcl had iels bisschoppelijks, en was vooral
I ving Meuuo zijne priesterlijke wijding, en deed te
l\'ingjum tliciisl nis pastoor of kapcllaau. Hoezeer
hij uil hervormingsvrees zich niet aan de lezing der
Heilige Schrift waagde, bekroop hem tocli de twijfel
aan hel leerstuk der vleeschwording van den ouwel,
dien liij aanvankelijk als inblazing des Satans uit zijn
hoofd trachtte te weren, maar hein toch tot de lezing
des bijbels cu der geschriften van Luthcrbragt, en nu
werd de twijfel zekerheid. Zijne prediking won van nu
afin leven, en zijn onderzoek werd bij de eerste ontdek-
kiug niet gesloten. Jlet bijwonen eener regtspieging
in 1531 te Leeuwarden gaf er eene bepaalde rigting
aan. Hij zag zekeren Sicke Snijder onthoofden, omdat
deze zich op nieuw had laten doopen. Ouder den indruk
van den grond, waarop dit vonnis was uitgesproken,
stelde hij in de II. S. een onderzoek in naarde gcldig-
heid vanden kinderdoop, eu hij vondergeeue gronden
voor. Zijne twijfeling in zijne keus werd opgelost door
denoingangjdieuhijmet dc\\\\ ederdoopers aanknoopte.
II ij vond voor als uog geeuc reden om inct zijne kerk
te breken, evenmin kon hij instemmen niet het over-
drijven der Wcdcrdoopcrs.
(\'p zijne nieuwe standplaats Ie Wilniaisum ver-
spreidde hij hel licht, dat in hem was opgegaan, en
verzette zich tegen de zendelingen van Jan Mathijsscn
die zich, naarde wijze der oude (\'at haren, Volmaakten
noemden. Hoewel niet, hen overeenstemmende in den
doop, huiverde hij voor de gevolgen, want hun streven
was revolutie, gecne hervorming. Hij bad voor zich
om wijsheid en licht, \\cn einde zoowel de dwaling van
bet bijgeloof als het buitensporige der dweeperij te
bestrijden. Een feit besliste zijne levenskeuze. In
Febr. 1533 namende Ilcrdoopers hel oude klooster
te Blocmkamp bij Bolsward in bezit; maar Schenk,
de gouverneur van Friesland, hernam het met geweld,
en wie niet bij de bestorming over de kling was ge-
jaagd, onderging de gruwelijkste straf. Men veracht te
de Wcdcrdoopcrs als ongedierte. Zelfs Zwingli zei:
ipiis iterum mergit, mergatur, (verzopen worde, die
herdoopt). Dit feit schokte Mcnno als de bazuin des
laatstcn oordeels. Zijn eigen broeder en vele leden
zijner gemeente bevonden zich onder de rampzaligen.
Hij bad hun zijn gevoelen omtrent den doop medege-
deeld, doch uu waren zij hun eigen weg gegaan, waarop
hij hen niet kon of mogl volgen. Huu bloed brandde
hem op het hart. Nu vatte hij de pen op tegen de bal-
dadighcid der Munsterscbc gruwelen, maar trad ook
uit de gemeenschap mei de Roomsche kerk, om zich,
zooals hij zelf betuigde, te begeven in alle ellende en
armoede ouder hel drukkende kruis van Christus. Met
-ocr page 697-
DOOPSGEZINDEN (XEUKKL.YNDSCHE).                                              075
Daar Meuuo zich niet enkel legen kerkelijke begrip-
pen en instellingen verzette, maar tegen de wereld in
haar geheel een strijd op leven en dood begon, is hef \'
geen wonder, dat er ook onder zijne volgelingen over
hel meerder of minder strenge van de toepassing tegen
overtreders aanleiding tot ernstige geschillen out- \'
stond. Calvijn ondervond dit ook, maar hij werd door j
de regering van Genèvcgcsteund.Menno stond alleen,
en inoesl door eigen kracht erdoor worstelen. Lij zijn
strijd legende wereld kon hij hen onmogelijk als bond
genootenaanzien, die, door de wereld overwonnen, mei ;
haar heulden. Christus of de Helial, en die i\\c/rn laat-
ste niet verzaakte, verzaakte hij, en wierp hem uit. Hij i
lette minder op ecu systematisch afgerond leerbegrip, j
gelijk de overige hervormers, daartoe ontbrak hem
de diepte van studie; zijne zucht en streven was de
gulden eeuw der kerk tof haren oorsprong terug te
voeren, en ecne gemoeide (e stichten, die zonder vlek
of rimpel\'zoude zijn; maar hij verloor daarbij, zooals
de Donatistcn, de gelijkenis van liet onkruid tusschen
de tarwe uit het oog. Van daar minder belangstelling
in speculatieve waarheid, alle zorg gcrigt om ecne
zuiver geloovige gemeente van de besmetting der
wereld te bewaren, cu zich zelf af te zonderen; van
daar de inlijving in de gemeente door den doop op
volwassen leeftijd, waarin de Christen zijn zclfbcwust-
/.ijn van hetgeen hij is en wordt uitspreekt. De doop
der bejaarden was dus nic! het beginsel, waarvan
Meuuo en zijne vrienden uitgingen, maar eengevolg
van hunne idcalischc voorstelling van de kerk des
Hecren. Immers Menno ging niet uit van Luthers
hoofdgedachte: regl vaardiging uii genade door het
geloof; of van het Zwitsersche denkbeeld: Gods vrij-
inagtige souvereiniteit in hel behoud des zondaars;
maar de heiliging, die hij miste in de Roomsche kerk,
en die bij de Hervormden nog veel te wenschen over-
liet, werd zijne leidende gedachte. Daaruit vloeide I
alles voort, wal de Doopsgezinden van anderen onder- I
scheidde. Van daar de onthouding van den eed, als !
overtollig voor den Christen, wiens eenvoudig woord ■
vertrouwen moei verdienen. Intusschen heeft iiij
eenmaal zelf zijn eigen beginsel vergeten, toen hij \\
schreef in zijn fundameutsboek : „Ik zegge u,dat,«o j
waarachtig als de Heer leeft, allen, die u anders leeren,"
enz. Hij vergat ook, dat de Heer zelf zich door den
hoogepriester liet bezweren; maar bel ideaal ging bij
hem boven de werkelijkheid, omdat hij het als ecne \'
realiteit in zijn gemoed had opgenomen. Oorlog is en
blijft eenc satire op het Christendom, eenc feitelijke
logenstraffing van de bergrede. Menno gevoelde dit,
l>ij de Broedergemeente iii gebruik. Hij verzamelde
gemoedsverwanton nici enkel in Friesland, maar ook
in Keulen, en vooral in Ncdcr-Duitscbland, in Hol-
stcin, Mecklenbnrg tol inLyÜand, en men begon-zich
naar zijn naam te noemen.
In 1 5 13 ontmoette hij Ie Kinden a Lasco, en deze
/."•hl hem tot de Lntherschc of Gereformeerde kerk
o\\ er te halen, doch daartoe was Meuuo ie zelfstandig.
1 iater werden beide mannen in een dispuut gewikkeld
overdemenschwording van Christus, den kinderdoop.
de erfzonde, de heiliging en meeraudere dogmatische
punten. Dil gaf hem aanleiding zijn gevoelen over de
nienschwording des Heercn en den doop in druk uil
Ie geven, waaruil bleek, dat hij, wal hel eerste betrof,
overeenstemde mei het gevoelen, dal Jan vanLeyden
in de gevangenis had uitgesproken. .Hij beweerde na-
mclijk, dal Christus, ook naar den vleeschc, de Logos
is, die van i}vn hemel nedergedaald, op aarde mensch
geworden is, Als zoodanig is hij wel is waar niet uit
Maria geboren. Hij is wel vleescb geworden, zonder
e\\ en wel haar vlecsch en bloed aan te nemen. Hij wilde
Christus niet verbrokkeld of verdeeld, niet in ecne
Goddelijke en menschelijke natuur gescheiden hebben.
Zoo liep hij groot gevaar van op de klippen van het
\\ docetismus te stranden. fnhet volgende jaar verzamcl-
dc hij ecne gemeente te Keulen. Van daar begaf hij zich
naar Holstein, en hield teLubeck niet vele volgelingen
van David Joris een twistgesprek. In 1 545 woondebij
eenc synode Ie Emdenbij, waar bel zoo teedere punt
i over den ban, die reeds menigeen tol aansloot was, be-
sproken en bepaald werd, dal hij niet ten verdervc,
maar tot behoud diende, en dat men, van wcge de ver-
i mijding der gebannenen, niemand tegen zijn gemoed
dwang zou opleggen. A\'au 1515 tot 1550 trok hij als
een Apostel rond in de knsllandcn van de Noord-en
Oostzee, de gemeenten stichtende en opbouwende in
waarheid en geregtigheid. Tn het laaistc jaar trad hij
in geschrifte op ter verdediging der Dricëenigheids-
leer, bestreden door UnitauscheDoopsgezinden,dieuit
Italië gevloden, in Zwitserland en elders hunne dwalin-
genverspreidden. In 1 55\'2 gal\'hij eerst eenc grondige
belijdenis over bestreden punten uit, nadat hij reeds
vroeger een vertoog over de afzondering en vermijding-
van een gebanncne in het licht gezonden had. In den
winter van 1 553 op I 55 1 hield hij zich in stilte te Wis-
mar op. Omdat Roomschen en Protestanten hunne
stem tegen hem verhieven, en beiden hem als cene
pest naar ziel en ligchnani op den kansel brandmerk-
ten, verborg hij zich en zwierf rond; maarhei getal zij-
ner volgelingen nam toe,en groeide in de verdrukking,
-ocr page 698-
ïl
DOOPSGEZIN J) EN (N EDBBLANDSCHE).
670
matigden werden ouder den naam van Sohedenmakers
uitgebannen. Deze vereenigden zich niet de Frane-
kers, ook Voet wasschers genoemd, en de Waterlanders,
die zich van nu af Doopsgezinden noemden, terwijl de
meer strengeren den naam van Mennonieten behiel-
den. L. Bouwens gaf de gematigden den naam van
Drckwagens, omdat zij, zeidc hij, alle vuiligheid op-
en afnamen.
Die rigoureusc mannen zouden welligt Menno zclveu
iu den ban geworpen hebben, als hij niet uit vrees voor
dat uiterste toegegeven, en zich bij hen aangesloten
had. Hij gaf van die veranderde denkwijze rekenschap
iu een geschrift: Grondig onderrigt of bewijs van den
excommunicatie-ban, uitsluiting of afzondering van
de kerk van Christus; en toen twee Duitsche leeraren,
Zijlis eu Lcinmckcn tegen dat geschrift opkwamen,
deed hij beiden iu den ban. Dit geschil baarde hem
moeite en verdriet, eu in zijne laatste dagen speet het
hem zeer, zoo \\ecl uit menschenvrees te hebben toe-
gegeven, zonder dat de vrede er door hersteld was
geworden. Moede van onrust ging de zwerveling op
iW\'n l;iden Januarij 1561 zijne eeuwige ruste in. Hij
werd in zijn eigen tuin begraven.
Zijne geschriften, die gezamenlijk in lüSl ie Am-
sterdam bij J. van Veen zijn uitgekomen, doen hem
kennen a!s een man van gezond verstand, van een
Chris! cl ijk gemoed, doch zwaarmoedig van geest. Aan
zijne opvoeding eu vorming in een verborgen hoek
van Friesland is het te wijten, dat hij in geleerdheid
niet met een Melanthonen Calviju op eeue lijn gesteld
kan worden, en het was een gebrek van zijnen tijd,
dat nog niet geheel genezen is, dai hij, zooals uit zijne
gesprekken met a Lasco en Mikrou blijkt, aan de
ziekte der onverdraagzaamheid leed. Maar het was
allen tegen één, dus één tegen allen, en het schoonste
ideaal kon zelfs in zijn uitmuntenden navolger den
ouden Adam niet uitdrijven. Maar zijn ootmoed en
trouw aan den Heer, zijne gloeijcude zucht om voor
Zijn aangezigt cene gemeente te vergaderen, die Zijn
leven in haar gemoed had opgenomen, overschaduwde
zijne gebreken. Het zou voorliet Nederlandsche volk
cene lofspraak zijn, indien het waar mogt wezen, dat
Menno\'s werk cene Nederlandsche gedachte was. Dit
is zeker, dat hij met zijn kunsteloos woord meer ver-
rigt heeft, dan de magtige vijfde Karel met zijn zwaard.
Hij heeft de\\\\ ederdoopers van hun waanzin genezen,
de onverbetcrlijken onder nul gebragt, de vcrdwaal-
den, —albleve er dan nog ictswispclturigs achter,—
tot de kudde van den goeden Herder geleid. Zoo zag
men iu de 15\'\'. eeuw uit de wilde Taboriclcn de cm-
en hun, die hem volgden, werd hel verboden wapens te
dragen; selioon hef vreemd kliiikt, dai zij weigerden de
wapeucnaante gorden, en loeh met hunne ruime geld-
bijdragen iu oorlogstijd anderen instaat stelden het
te doe 11. Ambten te bekleeden, die den Christen ingc-
meenschap brengen met ecue wereld, die inliet boozc
ligt, voegde geenszins in cene gemeente van weder-
geborenen. Hunne oudsten of voorgangers waren
hunne eenigc lcidslieden. Aan de bereiking van dit
doel moesten de middelen evenaren. Voor de onrein-
heid in het minst geenj verschooning. De ban was,
naar Menno\'s uitdrukking, het kleinood der kerk van
Christus. Gelijk ecne stad zonder muren of poorten,
gelijk een akker zonder groeve of omheining, gelijk
een huis zonder muur of deur, zoo is ook cene Chris-
lelijke gemeente zouder de ware Apostolische uit.-lui-
ting of ban. Hij trok de muren der afscheiding zoo
hoog op, dat hij zelfs de leden zijner gemeente te
W\'ismar, die nog de Luthersche kerk bezochten, even-
zeer in den ban deed, als die zich aan ergerlijke zonden
overgaven. Men beriep zich on de Apostelen, doch
liet is opmerkelijk, dat in de Apostolische geschiedenis
wel de opname van duizenden, slechts de afsnijding
van ecu enkel lid vernield wordt. He nu ingevoerde
ban was gestreng, want zelfs bij betuiging van berouw
werd hij, die zich te builen had gegaan, met den ban
gestraft. Dcgcbannene mogt ingeene vergaderingko-
meu, en in het huis van een lid der gemeente, ja zelfs in
zijne eigen woning, zoo zijne echtgenoot tot het kerk-
genootschap behoorde, mogi zijne boete niet plaats
vinden. Gedurende den ban moest hij door alle broeders
en zusters des gcloofs, zelfs door hen, die door blocd-
verwautschap of huwelijk aan hem verbonden waren,
vermeden worden. Men mogt met hem eten noch drin-
ken, noch ecnigen handel drijven.
Iu den aanvang had Menuo zich voor uitersten ge-
hoed, maar de meer strengeren overvleugelden hem.
Reeds in 1554 werd teWismar cene bijeenkomst van
zeven oudsten ge!iouden,oni de zaak, die een I wist punt
werd, bepaaldelijk te regelen. Dirk Philips te Dantzig
en Leenderf Bouwenstc Einden waren voor de uiterste
strengheid, Menno voor cene mildere toepassing. De
Doopsgezinden uil Franekcr en Wat eiland beweerden,
dal de ban niet zonder drie voorafgaande afkondigin-
gen behoorde te worden uit geoefend. Daarvoor werden
zij zelve in den ban gedaan. Ten einde scheuring voor
te komen, schreef Menno in 1 550 uil IVoestveld, ecne
kleine landhoe\\e lusschen Hamburg en Lubeek, niet
verre van het dorp Olderloo, een bevredigenden brief;
maar de liartstogl was opgewonden, en de meer ge-
-ocr page 699-
DOOPSGEZIN DEi\\ (XEDERLANDSCHE).
67!
stigc broedergemeenten oprijzcu, uit wier overschot
de gemeente van Hernhut is ontsproten.
Hoezeer Uenno\'s naam op zijne geloofsgenootcu
overging, was hij miudcr hun hoofd, ilau wel detypus
van hetgeen zij beleden. Wat geestkracht en persoon-
lijke zelfstandigheid betrof, werd hij door zijn wakke-
len medehelper Dirk Philips overtroffen, die niet zoo-
als hij door meusebcuvrees zich liet vangen. Op die
te ver gedreven toegevendheid zal Meuuo wel ge-
I | zinspeeld hebbeu, toen hij op zijn sterfbed tot zijne
vrienden sprak: „Wordt gecue dienstknechten van
menschen, zooals ik geweest beu."
Wij hebben het reeds opgemerkt, dat Meuuu\'s leidend
! beginsel ecu steen des aanstoots werd, en degeschic-
: deuis der Doopsgezinden is niet rozenklcurig. De
vervolgingen, die zij ondergingen, leverencene eigen
geschiedenis op, en het was, of hunne uitroeijing zoo
wel eene maatschappelijke als kerkelijke behoefte was.
Hun doopsbegrip was ergerlijk voor Protestanten eu
Uoomschgez inden; hun verzet tegeu het afleggen van
den eed, hun weerzin tegen het waarnemen van bur-
gcrlijkc ambten plaatstenhen in een anti-liberaal licht,
cu hunne ingetogen levenswijze voerde hen op cene
valschc stelling; en desalniettemin hielden zij zich
staande, zelfs in weerwil van onderlinge geschillen,
die met meer bitterheid gevoerd werden, dan men van
diegenen /.uu \\ erwaeht hebben, die zich voor wederge-
borene Christenen hielden. Zij scheidden zich in zoo
vele fractiën, dat Hugo de Groot in 1616 betuigde,
dat zii niet te tellen waren. In 1566 scheidden zich
i de strenge Ylaniiugcrs in twee partijen, en toen kou
! Ij. Bouwens zich beroemen 209? gedoopt te hebben.
In Friesland en N. Holland waren zij het talrijkst,
doch ook in Z. Holland en Brabant verspreidden zij
zich. Zij wisten door hunne geldelijke offers tcu bate
van het fel bestreden vaderland de achting van l\'rins
Willem I. te winnen, en hij trad op als hun beschermer
tegen zijn vriend Marnix van St. Aldcgonde, toen deze
hen trachtte te weren. Door zijn invloed werd hun in
1581 vergund cene /.amenkoinst van de oudsten uit
de gemeenten van Gend, Antwerpen, Amsterdam, Rol-
tordam, Purmerende, Zaandam, Jisp, Sehermerhorn,
Graft, Westzaan, Woriner en de Rijp te houden. Op
deze bijeenkomst zocht men naar middelen, om in de
behoeften der herderlooze gemeenten te voorzien. Zij
bezaten niet,gelijk de overige kerken, cenenafgezon-
derden leeraarsstand. Hunne predikers werden naar
Tit. [1:12 „Yermaners" genoemd, uit de braafste eu
meest ervarene leden gekozen, eu hun kerkgebouw
heette „de Vermaning,\'\' welke benaming in N.-nol-
land o]i het platteland nog in zwang is. Daarbij kwa-
I men later de „Liefdepredikers," die niet meer kennis
! en begaafdheid toegerust, echter zonder geldelijke of
slechts luttele bcfoouing der gemeente voorgingen.
Heiden behoorcu thans lot de domeinen dergeschie-
denis. Hunne woelziekc twisten waren een kanker
aan hunnen bloei, en maakten somtijds de tusschen-
komst van het burgerlijk bestuur noodig. Zoo werd I
de Harlingcr vermaner Jan Jacobs, wegens de on- ;
rust door hem gesticht, uitgebannen. De hitte van !
de twisten scheen voor verkoeling onvatbaar, want de ;
pogingen in 1591, 11)30, Hifi en 1649 daartoe aau-
gewend, misten het gewensehte gevolg. De inrigting \'
der openbare godsdienstoefening was niet overal de- ■
zelfde. Bij de strengere part ij werd uiet o\\ ei luid, maar
stilgebeden, terwijl de mannen knielden. Tweemaal in
het jaar werd er gedoopt, nadat de kandidaten voor den
kerkeraad onderzocht waren, of aan dezen cene schril- j
lelijke geloofsbelijdenis ter hand gesteld hadden. Bij
de doopbediening werd driemaal uit een steenen kan
water op het hoofd der doopeliugen uilgegoten, onder j
bet uitspreken van het doopformulicr, waarna du ge-
dooptcu opgerigt en met den vredekus in de gemeente
aangenomen werden. Ook de voctwassehing was hun
eene gezochte plcgtighcid. In de meer gematigde
gemeenten bad de prediker luide, en het doopwater
werd slechts eenmaal over het hoofd uitgegoten, tcr-
wijl op sommige plaatsen de doop door indompeling
bediend werd.
Hoewel hel dogmatisch element bij hen niet op den
voorgrond stond, hebben zij door hel uitgeven van
onderscheidene geloofsbelijdenissen rekenschap van
bun geloof gegeven. De A\\ aterlandschc geloofsbelij-
denis van Hans de Rees en Lubbert Gerritsz. werd
door de Remonstranten in 101S en ll\'iiy voor de hunne
overgenomen. De door Jacques Outerman, een Vla-
minger, predikant te Haarlem, opgestelde geloofsbe-
lijdenis „de Olijftak" werd ter hunner regtvaardiging
den Stateu-Generaal aangeboden. Daarin werd ver-
klaard, dat het iu hunne gemeenten gebruikelijk was,
zich van alle niet bijhelsehe termen, als drieëenheid,
persoon, wezen en wezendheid te onthouden. Deze en
nog andere belijdenisschriften waren gelegenheids-
stukken, gelijk ook de Augsburgsche confessie was,
maar zij zijn nooit, als deze iu de Lutbcrsche kerk,
opgevoerd tot kerkelijke symbolen met algemeen ver-
bindend gezag. De Doopsgezinden eerbiedigden alleen
de H. S. als regel des geloofs, met dien verstande
evenwel, dat er gceue afwijking van bun doops- en
eedsbegriji geduld werd
-ocr page 700-
DOOPSGEZINDEN (NEDERLANDSCHE).
c;^
IIcl is gccnc gemakkelijke zaak ecuc volledige en
uaauwkeurige geschiedenis van deze dikwijls zoo on-
broedcrlijkc broederschap tegevcn. liet ontbrak haar,
tengevolge van hare zucht tot vrijheid en onafhaukc-
lijkheid, aan eenheid. In don staat werdcuzij inde 17c
eeuw hier met meerdere vrijheid, daar mei strengere
beperking geduld. In Gelderland werden zij van liet
geven van schoolonderu ijs geweerd. Hunne oifers in
het jaar der beproeving 1072 verschaften hun in
b\'ricslaud volkomcnc vrijheid van godsdienstoefening;
elders stonden zij mei de overige dissenters gelijk. Er
bestond, mee zou ba;: - i zeggen eenczekere schuwheid
voor hen, opgewekt door de Hervormde predikanten,
bevorderd door hunne weigering van den eed en Int
dragen van wapenen, versterkt door hunne onderlinge
twisten en scheuringen, waarbij nog inde volgende
eeuw de vrees kwam, dal het Socianismus onder hen
cene broeikas luul.Tcn gevolge hiervan werd er in 17 2 2
aan hunne leeraren in Friesland, tot waarborg hunner
rcgtzinuighcid.ccnformulier Icrondcrteckcniugvoor-
gch gd, en zij, die dit weigerden te onderteekenen, wer-
den alsUuitaris-.cn van hunne dienst ontzet. Evenwel
sleep ook hier de tijd de scherpe hoeken al\'. De [Ier-
vormde predikanten kregen in hun eigen genootschap
de handen te vol, om zich Ie diep niet andere in te
laten. Bovendien boezemde het doorgaande gedrag
der Doopsgezinden eerbied in. Zulke voortreffelijke
burgers moesten goede Christenen zijn. Reeds vroeger
sloten zij zich gaarne bij de dissenters aan, vooral bij
de Remonstranten. De liberale partij vertrouwde,
voordat zij zelve (1735) een seminarie gesticht had,
hare kwcckelingen aan de opleiding der Itcmonsl rant-
schc hooglcerarcn toe. Ook de scheidsmuren tusschen
de Hervormden en Doopsgezinden vielen weg, en men
bezocht elkanders kerken, en men hoorde een 1 [er-
vormde in de vermaning. Dat zij hunne geloofsgc-
nootcn, die in Zwitserland en in de Paltz onder liet
kruis leefden, niet vergaten, laat zich verwachten. In
1720 kwam er ecu fonds voor hunne ondersteuning
tot stand, dat in 1S01 word opgeheven, omdat de on-
verdraagzaamheid haar werk geslaakt had. Tegen
liet einde dcrl7een in het begin der 18c eeuw waren
er ƒ270,000 voor de verdrukte broeders bijecugc-
bragt. liet woord d( r Heidenen uit de\' eerste eeuwen
des Christendoms had bij hen zijne bcteekeuis bc-
houden: „Zie, hoc lief zij elkander hebben \'"
De zucht om te helpen hield zich langer slaande
dan het getal der belijders, want in weerwil der over-
komsi van vervolgde geloofsgenoot en van elders is
het getal der Ncderlandschc Doopsgezinden afgeno-
raen. In den aanvang der vorige eeuw werd hun getal
op 100,000 begroot, en thans is het tot een vierde
ingekrompen. Tusschen 1070 en 1772 waren alleen
in X. en Z.-Holland l I gemeenten te niet geraakt,
fu N. Brabant en Limburg hebben zij geheel opgc-
houdcu te bestaan. Ovi r het geheel telt men 100 ge-
mcentcu,minder dan vroeger. De inwendige regeling
van de broederschap heeft in deze eeuw den verderen
teruggang tegengehouden. Daar men zonder onder-
lingc vcrbindtenis leefde, was vooral bij gemengde
huwelijken de overgang tot de hcerschendc kerk ge-
makkelijk. De toenemende vrijzinnigheid deed de
oude karakteristieke punten minderzwaar tillen.Daar-
bij kwam nog het veelvuldig gebrek aan leeraren. Het
afwennen van de afgezonderde leefwijze, bevorderd
doortocgenomen welvaart, verlokte tof de genietingen
der weelde, en of dit alles nog niet genoeg ware,
de voortdurende twisten over dingen, die den schijn
kregen van uit den tijd te zijn, verkoelden de liefde,
en knakten de oude gehechtheid aan hel eigen genoot-
-chap. De inwendige eensgezindheid liet nog steeds
veel te wensehen over. Tot de strengere partij bc-
hoorden de Groningers, de oude Vlamingcrs, ook
Dantzigcrs genoemd, dewijl zij hunne onbuigzame
kerktucht aan de gemeente van die stad ontleend had-
den, en de zoogenaamde Allerfijnsten, van elkander
verschillende door de wijze, waarop de voctwassching
werd bediend. Tot de Allerfijnsten behoorden deoudc
Friezen, ook „harden" „teêrcn" of „bekommerden"
genoemd, en welke namen er meer gegeven en aaii-
genoinen werden, wier opsomming even dor zou zijn,
als het vermelden hunner geschillen vervelend. Van
meer gewigt is de tweespalt te Amsterdam.
In de veipenigdc Friesche, Ylaanische en Hoog-
duitsche gemeente was in 1648 een geneesheer Gale-
nus Ahrahamsz. de Haan als leeraar beroepen. Deze,
reeds meer dan bij cene gelegenheid door zijne anibt-
genooten van ketterschc begrippen verdacht, sprak op
den 258tc>\' October 1062 cene door Samuel Apostool
des morgens gehouden rede inbel middaguur tegen.
Daarop werd hij door dezen en twee andere ambtge-
nootcu openlijk van sociniaansche dwaalbegrippen
beschuldigd. De klagt werd voor het hof van Holland
gebragt, en door hetzelve werd de beklaagde vrijge-
sprokcil en in zijn regt als leeraar bevestigd. Maar die
uitspraak verbreedde de. scheur, en Apostool scheidde
zich al\'met 700 leden en zijne beide ambtgenooten.Zij
vergaderden eerst in de Oude Teertuinen, later in het
gebouw ds Zon op den Singel. Galenus en zijne aan-
hangers bleven in het oude kerkgebouw „het Lam,"
-ocr page 701-
l)OOI\'SNK/LNl)KN(NEI)Ivia.\\Nl)SCUE).
f179
jaar 1 SOI smolten Lammisten en Zonnisten ineen.
In Friesland reikten de groven en de fijnen elkander
de hand. Ook oudere scheidingsnamen werden door-
geschrapt, en Nederland zag eene v ereenigde broeder- ;
sociëteit, waarin eenieder zijne regtenbehield.A rijheid
huwde zich aan eenheid. Die vrijheid, welke zonder
eene zekere mate van onafhankelijkheid ondenkbaar is,
«risten zij na 1814 te handhaven ook tegen de hooge re- i ;
gering, terwijl de overige Protest antsche genootschap-
pen zich open onder staatsgezag lieten reglementeren,
[n het jaar] Si i kwam de Algemccne Doopsgezinde-
sociëteit Ier bevordering van het predikambt tot stand.
Daartoe belmoren Ihaus alle gemeenten, incl uitzou-
dering van die te Aalsmeer. Zij is de zachte band, die
alle oiuslrengelf, zonder de declcn te prangen. Tul
het Bestuur worden mannen uit de onderscheidene
gemeenten gekozen. Het doel dersocieteit isoplciding
van predikanten in het seminarie, dal in de laatste
tijden tusschen de 30 en 40 kweekelingen telde, en
de onderst euning \\ au hulpbehoevende gemeenten. De
kosten daartoe worden uit eigen middelen gevonden.
Daarom beheer! mik de sociëteit de belangen van het i
onderwijs en de regeling der gemeenten, vrij enonaf-
hankclijk van staatsgezag, en zonder inbreuk te maken [
op de eigene regtcn en autonomie der gemeenten. W el
ontvangen de leeraren, die het bcgcercu, rijkstoclagen
tot hunne bezoldiging, en zij declcn in hel genot van
kindcr-, school- en akademiegcldcn, maar dit brengt
slechts eene persoonlijke, gcene genootschappelijke
betrekking tot i\\r]i staat teweeg. Tol den bloei der
sociëteit draagt het seminarie ruimschoots bij; in
1827 werd, in de plaats van R. Koopmans, diens zoon
naast S. Muller geplaatst, van welke de laatste cineri-
tus is, en de eerste in 1S49 tot hoogere rust inging.
J. van (lilse en S. Hoekstra vervingen beiden. De
eerste overleed in IN59, en werd in den aanvang van
het volgende jaar door de Hoop Scheffer vervangen.
In vorige lijden kon men niet beweren, dat dcDoops-
geziuden lichtdragers waren op het veld der weten-
schapjthans worden hare organen onder hen gevonden,
niet alleen op godgeleerd, maar ook op elk ander ge-
bied, cu te Leydeu en tcUtrccht bcklecdeu zij in onze
dagen met eere menig hoogleeraarsgestoelte. Door
hen is Teijlers fundatie geslicht te Haarlem. Benhun-
ner leeraren rigttc iu 17S4 de Maatschappij tot Nut
van\'t Algemeen 0)i. Maar hoezeer is deze boederschap
van haar vroegeren toestand veranderd. Den een-
voudigcu Menno zou het moeite kosten ze te berken-
ueu, behalve in bet vast honden aan den doop der
bejaarden en bet weigeren van den eed. Tfet zou te bc-
waar thans nog de Doopsgczindeii vergaderen. Heiden
werden naarden naam van het kerkgebouw genoemd.
Mei de Zonnisten vereenigdc zich de Waterlandschc
gemcente.dieiu de nabijheid van den Janïtodenpoorts-
toren bijeenkwam, en beiden werden van toen af de
Vercenigde Vlaanischc en Waterlandschc gemeente
of „die bij het Lam en den Toren"\' genoemd.
De zachtmoedigen en uederigen van harte beijver-
den zicli de breuk te heelen. Lnl63 I vereenigden zich
eenigc Vlamingsche en Waterlandschc gemeenten
uit N.Holland en elders met de Zonnisten, en crwerd
jaarlijks in Mei in de kerk do Zon eene societcits-ver-
gadcring gehouden, waaraan ongeveer 10 gemeenten
deelnamen. De Doopsgezinden konden zicli zoo min
als andereu builen den invloed di s tijds houden, al
liaddcn zij hel ook gewild. ] )c o\\ erspanning verslapt e,
en men naderde elkander allcngskcns meer broeder-
lijk. Van onberekenbareu invloed was de stichting
van een seminarie in 17 33, dat een sieraad voorde
sociëteit is geworden. Schoon slechts van cénc parlij,
die der gematigden, uitgegaan, was zij voor allen in-
gerigt, en het doel is met beleid en geduld gelukt.
De invloed der mannen, die onderwijs gaven, werd
overwegend, en van lieverlede de behoefte gevoeld.oin
wetenschappelijk gevormde leeraren te bezitten. Het
onderwijs werd minder scholastiek dan bijbclsch ingc-
rigt, hoewel het de rigtiugdes tijds niet ontging. Galc-
nusgafhcl eersi onderwijs, doch zijne opvolgers hebben
hem overschaduwd; een ïïesselink, It. Koopmans en
diens zoon, S.Mulleiylie bij gezegenden ouderdom den
bloei zijner school in werkzame rusl aanschouwt; een
van Gilse, schitterend door zijne-\' lostersche studie en
soms overscherpzinnigc kritiek. Thans houden Hoek-
stra en de 1 Loop Scheifer den roem, dien zij geërfd heb-
ben, eervol staande. .Menig beroemden naam weet de
societeil aan te wijzen: ecu Stinstraals exegeet, ecu
Hulshof, als wijsgecrig schrijver en kauselredcuaar
voordeclig bekend, een W. de Vos, geëerd als ceu
oorspronkelijk en veelzijdig ontwikkeld geleerde. En
als men van de familie de Vries spreekt, gevoel! men
hoogachting voor een geslacht, dat in de kerk en in
de school een sieraad was en nog is voor bun vader-
land, zoowel als voor hunne broederschap.
Met den aanvang der 19e eeuw brak er voor de
Doopsgezinden een heldere dag aan, waarbij wel veel
wegviel, waaraan vroeger eene hooge waarde werd
toegekend, maar nog meer gewonnen werd daarliet
twist vuur doofde, en liefde en eendragt bevorderde.
Scheuren werden geheeld, scetenamen vergeten, ver-
draagzaamheid kreeg eene geldige bcteekenis. Inliet
-ocr page 702-
680                                                   DOOPSGEZINDEN (SCHOTSCHE).
zien staan, of liij over zijne geestosnakomelingen niet
den ban zou willen uitspreken. De overhellende nei-
ging der Doopsgezinden in de vorige eeuw tot de
anti-stadhouderlijke partij, hel op den voorgrond tre-
den bij de revolutie van 1795, toen de niet meer oen-
voudige vol^elin^ van Monno op het staatskussen
plaats nam, strookten alles behalve met de burgerlijke
begrippen van vroegere eeuwen. De tijdstroom heefl
ook hen opgenomen, en zij zonden zelve niet tot den
verjaarden toestand willen terngkeeron.Of hefChriste-
lijk geloof en de zedelijke reinheid bij die verwisseling
gewonnen hebben, staat hier niet te beoordeelen;
zekerlijk heeft bij hen de onderlinge liefde rijke winst
opgedaan.
De openbare eeredienst bij hen staat gelijk met die
der overige Protcstantsche gezindten. Alleenlijk te
Ralk wordt nog in stilte gebeden, en in de gemeente
te Aalsmeer heeft de voel wasseliing, hoewel nietmeer
als kerkelijke plegt igheid, nog plaats. Vóór hei midden
der 17° eeuw was de zoogenaamde Bietskens-bijbel,
eene Nederlandsche of O. Friesehe overbrenging van
Luthers vertaling (vanJ. van Bugenhagen) in gebruik.
Dezebijbel ontleende zijn naam aan tien uitgeverNic.
Bietskens van Diest, een Doopsgezinde uit Einden.
Later werd de Statcn-Bijbel tot kerkelijk gebruik in-
i gevoerd. Zoo windt ook de Hervormde psalmberij
tninggobruikt, schoon zij, vroeger in het bezit van eene
eigene berijming, zich nooit ontsticht hebben mei
de rijmelarij van Datheen.Van 1791 tot 1854 zijn vijf
gezangboeken, oude en nieuwe liederen bevattende,
in het licht gekomen, van welke het eene in deze, het
andere in eene andere gemeente gebruikt Wordt. Bij
de invoering van den nieuwen, zooals de hoogleeraar
S. Muller zegt, voort roffel ij ken gezangbundel in 1 8 57
bij de II. Ev. Lufh. kerk, zijn verscheidene gezangen
uit een dier bundels opgenomen.
Eene algemeene geschiedenis der Doopsgezinden in
Nederland bestaat ernog niet, maar er is genoeg voor-
af gearbeid, om die eenmaal in bet leven te roepen.
Daartoe brengen wij de martyrologiën of martelaars-
boeken,o.a.den Mart elaarsspiegel der weêrloozeCbris-
tenen sedert 1524, te Haarlem in 1015 en later 1031
in Gr. 4to gedrukt; liet Bloedige tooneel der Doops-
gezinde en wcêrloozc Christenen door E. .1. van
Bragcht, Dordrecht 1060 en Amsterdam 1085. Eene
rijke bron van onderzoek word! gevonden in D. S.
Gorters Onderzoek naar het keumerkend beginsel der
Nedcrl.Doopsgezinden, Sneek 1851,eninS. Blanpot
ten Cate\'s Gesch. der Doopsgezinden in Friesland,
Groningen. Overijssel ent lost-Friesland,Holland enz.
Daartoe is ook menige bijdrage dienstbaar, voorko-
mende in het jaarboekje voor de Doopsgezinde ge-
meenten. Amst. 1837,1839 en 1850.
Naar de opgave in dit jaarboekje van 1850 bedroeg
hét aantal dei-Doopsgezinde gemeenten 12 7, en dat der
dienstdoende predikanten ongeveer] 10. Het talrijkst
worden zij gevonden in Noord-Holland en Friesland,
in drie classen verdeeld, in Groningen en Overijssel.
In Zuid-Holland bezitten zij slechts twee gemeenten, i
te Rotterdam en I;1 Levden. In Utrecht ééne. In Gel-
derland 1: Arnhem, Nijmegen, Zutplion en Winters- i
| wijk. Tn Zeeland bestaat eene gemeente te Middel-
I burg met twee predikanten, die ook te Vlissingen de
dienst vervullen. In Staats-Vlaanderen vindt men ééne
gemeente, te Aardenburg. Debuitenlandschcgemeen- I
ten zijn te Einden, Leer, Norden, Kleef, Emmerik,
Gocb, Crefeld, Hamburg, Altona en te Friedrich-
stadl aan de Eidcr.
DOOPSGEZINDEN (SenoTsems) of Baptisten.
Deze sectc is van betrekkelijk nieuwe dagteekening,
daar zij slechts ongeveer eene eeuw bestaat. Geen
spoor van eene Doopsgezinde kerk in Schotland vóór
de laatste helft der voorgaande eeuw is er te vinden,
\': behalve ééne, die gesticht werd ! >or de soldaten van
Cromwells leger, en die, na kort bcsiaan te hebben,
: te niet ging. De eerste Schotschc Doopsgezinde kerk
werd in 1705 te Edinburgh gesticht, onder de herder-
! lijke zorg van Carmichael. In 1709 werd Archibald
M\'Lean insgelijks toi herder verkozen, welke schik-
king in latere jaren de zaak nief weinig bevorderde,
daar M\'Lean zich als twistschrijver en godgeleerde
een grootcn naam verwierf. Gedurende eenigen tijd
na de stichting der eerste Doopsgezinde kerk in de
hoofdstad, maakte de zaak slechts geringe vorderin-
gen. In den loop van eenige jaren werden er echter
kerken in verschillende plaatsen van Schotland ge-
sticht, zooals b. v. te Dundee, (ünsgow, Paisley,
Perth, Largo, Dunfcrmline en inde meeste voorname
steden. In eenige gemeenten deden zich dwalingen
van verschillenden aard voor, die haren voorspoed
eenigzins in den weg stonden. M\'Lean deed een jaar-
lijkschen togt door verscheidene deelcn van Engeland,
en als een gevolg van zijne bezoeken en die van andere
ijverige vrienden der Zaak, werden er van tijd Int lijd
in verscheidene groote sleden van Engeland kerken
geslicht, die in verband stonden mei de Schotsche
Doopsgezinden, lu 1 s51 bedroeg liet aantal dier ge-
meent en in Engeland en Wallis 1 5,cn in Schotland 119.
De gevoelens der Schotsche Doopsgezinden zijn
Calvinistisch. Zij verschillen van de Bijzondere Doopt-
-ocr page 703-
r.81
nORKEMJSTEX.
digheden hebben er echter ongelukkig toe bijgedra-
gen, om dezen gewenschten staal van zaken te doen
ophouden. Kerken zijn er op verschillende plaatsen
ontstaan, die, hoewel met de Doopsgezinden overeen-
stemmende in hunne inzigten aangaande den doop,
op andere punten van ben verschillen, die zij zelve als
zoo belangrijk beschouwen, dat zij haar het regt geven
een afgezonderd standpunt in te nemen. Deze aan-
merking betreft in hei bijzonder verscheidene vau
die kerken, die door Jacobus en Robert flaldane ge-
sticht werden. Deze. uitmuntende en vrome mannen,
die op bet einde der vorige eu in hel begin der tcgen-
woordige eeuw de zaak ven Christus in Schotland zeer
bevorderden,stichtten een aantal kerken volgens < \'on-
gregationale beginselen in verschillende dcelen vau
het land. Deze kerken waren eerst streng Psedobap-
tistisch in hare inzigten, doch toen de Haldaneszelve
Doopsgezinden geworden waren, namen vide kerken,
die zij gesticht hadden, dezelfde meeuingen en ge-
bruiken ten aanzien van den doop aan, zonder zieh
echter bij de oorspronkelijke Doopsgezinde kerken
aan te sluiten. Daar deze nu een geheel onafhankc-
lijk standpunt innamen, terwijl zij in waarheid Doops-
gezinde kerken waren, kreeg de geheele Doopsge-
zinde secte in Schotland ecu verdeeld voorkomen.
Ecnigc gemeenten staan bovendien iu verband met
de Bijzondere Doopsgezinden iu Engeland. Sommige
Scbotschc Doopsgezinde kerken verschillen vau het
grootc ligchaam op het punt des avondmaal*, en bc-
schouwen hel als niet uitsluitend eene kerkelijke plcg-
tigheid, cu de toediening er van niet als eene zaak. die
uitsluitend aan het herderlijke amiii behoort, maar
meeiicn, dat het in tegendeel de pligt is van twee of
drie personen, die te zanten mogteu komen om God
op den dag des Hecren te, bidden, om niet elkander
het avondmaal Ie vieren, al is er ook geen predikant
onder hen. De invoering van dit beginsel heeft aan-
lcidinggegeven tot veel verdeeldheid in de kerken, en
bet gevolg is, dat de gemeenten dezer soort weinige
iu getal zijn, en dai de leden slecht* een klein ge-
deelle uitmaken dergenen, die de kerken bezoeken.
DORRELLISTEN, de volgelingen van zekeren
Dorrcll, een man die op hel einde der vorige eeuw te
Leyden in Massuchusetts,Noord-Amerika, verscheen,
en \\oorgaf een profcel ie zijn, die gezonden was om
in plaats van de Christelijke wetgeving eene andere
in te voeren, waarvan hij zeide het hoofd te zijn.
Zijne meeningen waren van den zonderlingsten en
buitensporigstenaard. Volgens zijne eigenegetuigenis
waren zij de volgende : „Jezus Christus is, wat Zijne
gezinden in Engeland, voornamelijk door cene meer
gcslrengo navolging van hetgeen zij als Apostolische
gebruiken beschouwen. Zij denken, dat de oorspron-
kclijke wijze der godsvereering in het Nieuwe Testa-
ment duidelijk beschreven is, en daarom trachten zij
die, zooveel zij maar kunnen, na (e volgen. De beschrij-
ving, waarop zij wijzen, is deze: „En zij waren volhar-
dende in de leer der Apostelen, en in de gemeenschap,
en in de breking des broods, en in de gebeden. En
eene vreeze kwam over alle ziele; en vele wonderen
en teekencn geschiedden door de Apostelen. En allen,
die geloofden, waren bijeen, en luidden alle dingen
gemeen. En zij verkochten hunne goederen en have,
en zij verdeelden dezelve aan allen, naar dat elk van
noode had. En dagelijks eendragtclijk in den tempel
volhardende, en van huis tot huis brood brekende,
aten zij te zamen met verheuging en eenvoudigheid
des harten, en zij prezen God, en hadden genade
bij het gansche volk. En de llecre deed dagelijks
tot de gemeente, die zalig werden." Zij hebben meer
dan één ouderling of herder in elke kerk. Zij vieren
bet avondmaal op eiken dag des Hecren, en geven
giften voor de armen, volgens het bevel der Apostelen
aan de kerk van Galatië, op elkeu eersten dag dei-
week. De gebeden en vermaningen der broederen
maken een gedeelte hunner kerkelijke orde uil, onder
bet toezigt en best uur der ouderlingen, die uil si uitend
moeten voorzitten bij het leiden der ceredienst, die
moeten handelen in gevallen van tucht, en arbeiden
inliet woord en de leer, onderscheiden van de broe-
deren, die elkander vermanen. De ouderlingen zijn
allen leeken, die uit de broederen worden gekozen.
De Scbotschc Doopsgezinden vieren den liefde-
maaltijd naar het voorbeeld der eerst e Christenen; bij
zekere gelegenheden begroeten zij elkauder met den
heiligen kus, en wasschen zelfs elkanders voeten, als
de ïfplcsrcnlicid zieh voordoet, als ceuedaad van ü-ast-
vrijheid. Zij onthouden zich van het eten van bloed
en het verstikte, daar zij gelooven, dat hel besluit van
de vergadering te Jeruzalem nog voor Christenen van
kracht is. Zij eisehen eenvoudigheid in de kleediug,
en leeren, dat het schande voor den man is om lang
baar Ie dragen, al mogt het dan ook door de mode
gewettigd zijn. Zij beschouwen bet spel en bet bc-
zocken van bals en schouwburgen als niet passende
aan den ernst van het Christelijke leven.
Gedurende een aantal jaren na de eerste invoering van
Doopsgezinde beginselen in Schotland, waren de ker-
ken, die ze aannamen, gekenmerkt door ouverbroken
eensgezindheid van gevoelen. Verschillende omstan-
;<«
-ocr page 704-
DOSITHEANEN DOXOLOGIE.
682
en Heilige Geest, nu en altijd, tof in eeuwigheid."
De leer, in deze doxologie blootgelegd, mogt niemand
dan de ingewijden weten. De doxologie aan het Gebed
des Ileeren in Matth. VI : 13 gehecht, is in deze
woorden vervat: „Want Uw is bet Koningrijk, en de
kracht, en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid, amen."
Deze woorden, schoon en gepast als zij zijn aan het
einde van het gebed, waren aan Tortullianus, Oypri-
anus, Origenes en Cyrillus van Jeruzalem onbekend,
doch zij bestonden reeds in bef midden der vierde
eeuw. Schrijvers over de kerkgeschiedenis veronder-
stellen over het algemeen, dal noch deze doxologie,
noch die inde (irieksebe liturgie tot den tekst behoort.
In de oude Christelijke kerk waren twecdoxologicn
of korte lofzangen zeer in gebruik. Deze werden de
groote en de kleine doxologie genoemd. De cersfe was
meer ■algemeen bekend onder den naam van Exr.i:-
i.k.xz ing (zie ald.); de laatste bestond slechts uil deze
woorden: „Eere zij den Vader, en den Zoon, en den
I ledigen Geest," en was een van de meest algemeene
en oude lofzangen, die bij de godsdienstoefeningen
werden gebruikt. Zij wordt gelezen aan het einde
van eiken Psalm in de dienst der Engelsclic kerk,
doch met deze woorden erachter: „gelijk liet was in
den beginne, nu is, en altijd zijn zal, tot in eeuwig-
hcid, amen." De oudste vorm van de kleine doxologie,
zooals die in de Grieksehe en de Latijnschc kerken
gebruikt werd, heeft zulk ecu aanhangsel niet. liet
vierde concilie van Tolcdo, in (i\'i.\'i, leert de doxologie
aldus : „Glorie en eere zij den Vader, en den Zoon, en
dcnHeiligenGeest, tot in eeuwigheid, amen." Zij komt
in denzelfden vorm voor in de Mosarabische liturgie,
die niet lang daarna in Spanje gebezigd werd. De
Grieksehe kerk las haar op dezelfde wijze, doch liet
slechts het woord „eer" weg. Athanasius geeft haar
aldus op: „Eere zij den Vader, en den Zoon, en den
I [eiligenGeest,tot in eeuwigheid, amen." Slrabo zegt,
dat de Grieken de woorden: „gelijk liet was in den
beginne," weglieten, die, gelijk sommigen veronder-
stelden, door het concilie van Nicrea,32 5, er aan toege-
voegd werden om de Ariaansche stelling te bestrijden,
die beweerde, dat de Zoon niet in den beginne was,
en dat er een tijd was, toen de Zoon niet bestond.
Na bel ontslaan van de Ariaansche ketterij inde
vierde eeuw, begon zich ecu groot verschil van mce-
ning te openbaren over de juiste woorden, waarin deze
oude doxologie uitgedrukt moest worden. Vóórdien
tijd hadden de woorden aanmerkelijk verschild, daar
sommige inhielden: „Eere zij den Vader, en den Zoon,
en den Heiligen Geest;" andere: „Eere zijden Va-
substantie aangaat, ecu Gerst en is God. Hij nam cen
ligchaam aan, stierf, en stond niet weder uit de dooden
op. Niemand vau het meuschclijk geslaelit zal ooit uit
het graf opstaan. De opstanding, waarvan in de Scliri ft
gesproken wordt, is er slechts eene van de zonde tof.
het geestelijke leven, welke bestaat in volkomene gc-
hoorzaamheid aan God. De geschrevene openbaring
is eene type van de substantie der ware openbaring,
welke God doel aan hen, die Hij uit den geestelijken
dood opwekt. De substantie is God, geopenbaard in
de ziel. Zij, die baar bezitten, zijn volmaakt, zijn niet
in slaat om te zondigen, en hebbeu met den bijbel
niets te maken. Geen gebed of\'eene andere eeredienst
is er noodig. Er is geene wef dan «lie der natuur. Er
is geen toekomstig oordeel. God beeft geene vooraf-
gaaude overlegging met zich zelvcn, geene kennis van
hetgeen er in de donkere wereld, die de bel is, plaats
heeft, noch eenige kennisvan hetgeen er plaats gehad
beeft, of op deze wereld plaats zal hebben."
DOSTTHEANEN, eene Christen-secte uil de cer-
ste eeuw, die baar naam kreeg naar Dosithciis, een
Samaritaan, die voorgaf de Messias Ie zijn, door de
Profeten voorspeld. Volgens Origenes nam bij de wet
vau Mozes gestreng in acht, en iu het bijzonder ver-
oorloofde bij niemand om vau de plaals Ie gaan, waar
de Sabbatb hem overviel. Volgens Epiphanius was
hij cen afvallige .lood, die, toen zijne eerzucht lelcur-
gesteld werd, onder de Samaritanen ging, in een hol
leefde, en zoo gestreng vastte, dal hij zich daardoor
den dood veroorzaakte. Men zegt, dat, terwijl hij zich
uitgaf voor dcu Messias, hij later zijn beweren terug-
trok in tegenwoordigheid van zijn leerling Simon
Magus. De volgelingen van Dosithciis beweerden, dat-
bij uit de dooden werd opgewekt, en dat, zoo hij niet
zigtbaar aan de menigte verscheen, zulks geschiedde,
omdat hij gedurende eenige jaren in een bol verborgen
moest blijven. Tn de zevende eeuw schreef Eulogins,
bisschop van Alcxandriö, tegen de Dositheaneu, en
schreef hij aan Dosithciis, behalve zijn vermeend Mes-
siasschap, verscheidene dwalingen toe, die allen op de
Sadducesche of Samaritaansche dwalingen geleken,
alsmede, daf hij de Samaritaansche kopij van den
Pentateuchus bedierf.
DOXOLOGIE (Gr. dortt, eer, en login, eene rede),
eene lofprijzing van God. De oude liturgiën van de
Grieksehe kerk hechten aau het Gebed des Meeren eouo
doxologie.dieaanBasiliusenChrysostomustocgeschre-
ven wordt, en van den volgenden inhoud is, blijkbaar
bestemd om de Drieëenheid te erkennen : „Uw is het
koningrijk, de kracht, en de heerlijkheid ; Vader, Zoon
-ocr page 705-
DRAAK-AANBIDDING.
683
der, cu den Zoon, uu-t den Heiligen Geest;\'\' en nog
andere: „Eere zij den Vader, in" of „door den Zoon,
en door den Heiligen Geest." Naauwelijks echter had
Ariuszijne bijzondere meeningen over de Driecenheid
bekend gemaakt, ot\' al zijne volgelingen weigerden
van de kleine doxologie gebruik te maken in een an-
deren dan den derden vorm, terwijl zij daardoor hun
geloof te kennen wilden geven, dat de Zoon en de
Heilige Geest minder waren dan de Vader, en in na-
tuur vanHera verschilden. Het gebruik dezer doxologie
werd derhalve een keutcekeu, waardoor de Arianen
van de regtzinnigen te onderscheiden waren.De kleine
doxologie schijnt iu de oude Kerk gebruikt ie zijn bij
het einde van elke plegtige dienst. De Wcstcrscbe
kerk zeide haar op bij het einde van eiken Psalm, en
de Oostersche bij het einde van den laatsten. Vele
liarer gebeden werden er ook mede gesloten, voorna-
melijk het wijdingsgebed bij liet avondmaal. De pree-
ken in de oude Kerk eindigden altijd met cene doxo-
logie aan de Heilige Driecenheid. DeGrickschc kerk
gebruikt de doxologie verscheidene malen in den loop
der huwelijksplegtigheid.
DRAAK-AANBIDDING. Het woord, dat iu de
Heilige Schrift door draak vertaald wordt, is Tluni,
of, daar het menigvuldigerin het meervoud voorkomt,
Thaniid of Thanin. Door verschillende schrijvers wordt
het verschillend vertaald, somtijds door krokodillen.op
andere tijden door walvisschen, en dikwijls doorslan-
gen van cene groote soort. De krokodil werd door de
oudeEgypteuarenaangebeden.hetgeeiiDiodorusSicu-
Iud \\ erklaart door op te merken, dat hunne vijanden, uit
vrees voor dit schepsel, den Nijl nici durfden overste-
ken om hen aan te vallen. Te Tachompso in hel bijzon-
der werden de krokodillen, die in de Coptischc taal
C\'hampsae worden genoemd, mei godsdienst igen ijver
en groote plegtigheden gediend. In eenigc gedeelten
van Egypte werd hun vleesch als voedsel gebruikt,
doch iu andere werd hei verfoeid als bet zinnebeeld
van Typhon, de godheid des kwaads. Volgens Plutar-
chus zijn de krokodil en het nijlpaard symbolen van
den boozen god. Volgeus ééue genealogie stamt
T\\ phon van Tartarus en Terra af, en was het bovenste
gedeelte van zijn persoon niet honderd hoofden ver-
sierd, gelijk aan die van eene slang of een draak, en
had hij een mond en oogen, waaruit vlammen van ver-
slindend vuur schoten. Aangemerkt hebbende, dal de
glansrijke god de voornaamste dier reuzen was, die
zich vermeetten oorlog te voeren tegen den hemel, gaal
Tookc aldus voort: „Typhceus of Typhon, de zoon
van Juiio, had geen vader. Zoo grool was hij, dat hij
het oosten met de eene en het westen met de andere
hand, en de hemelen met de kruin van ziju hoofd
aanraakte. Honderd drakenkoppen groeiden uit zijne
schouders; zijn ligehaam was bedekt met vederen,
schubben, stekelig haar en adders; uit het einde zijner
vingers kwamen slangen voort, en zijne twee voeten
hadden den vorm en de kronkelingen van het ligehaam
eener slang; zijne oogen vonkelden van vuur, en zijn
mond deed vlammen voortkomen. Eindelijk werd hij
overwonnen en geworpen uit den hemel, cu uit vrees,
da! hij weder zou opstaan, werd het geheclc eiland
Sicilië op hem gelegd."
Volgeus het denkbeeld, dal iu eenigc gedeelten
uiu Egypte heerschte, dat de krokodil Typhon voor-
stelde, werd zijne vernietiging als een heilige pligt
beschouwd. In de Egyptische mythologie was dit
schepsel aan den god Savak gewijd. Julianus berigt
ons, dat op plaatsen, waar krokodillen werden aange-
beden, hun aantal zoodanig toenam, dat het voor ie-
mand niet veilig was, om in de rivier zijne voeten te
.vasschcii of daaruit water te putten; niemand kou
aan den kant van den stroom gaan, lieizij in de nabij-
iieid vau Ombos, Coptos of Arsiuoë, zouder bijzondere
voorzorg. Wegens de groote eer, waarin de krokodil
te Arsinoë werd gehouden, werd bet vroeger Cïoeodi-
lopolis geheeteu. Strabo zegt, dat er een, die als bij-
zonder heilig werd beschouwd, in die stad werd ge-
houden in ecu meer, dat te dien einde afgezonderd
was, en zoo tam was het dier, dat het toeliet zich door
de priesters te laten aanraken. Het werd niet brood,
vleesch cu wijn gevoed, medegebragt door vreemde-
Ungcu, die het kwamen zien.
A\\ ilkinson zegt, dat eenigc Egyptenaren verouder-
.-■lelden, dat de krokodil een zinnebeeld der zon was,
en Clemens zegt ons, dat de zon somtijds in eene boot
werd geplaatst, en op andere tijden een krokodil.
Aangaande den krokodil nemen wij de volgende zeer
oordeelkundige opmerkingen over: „De steden, die
hei meest merkwaardig waren om de aanbidding vau
krokodillen, waren allen gelegen aan kanalen, op ceni-
gen afstand van den Nijl. Hij de minste nalatigheid
iu het laten volloopen van deze kanalen kouden der-
halve die dieren, daar zij niel in staat zijn ver te gaan
op droog land, nooit gekomen zijn op dezelfde plaat-
sen, waar zij als de zinnebeelden van zuiver water
werden beschouwd. Want, gelijk wij van Julianus en
meer bijzonder uit een gezegde in Euscbius vernemen,
ile krokodil beleekende water geschikt om te drinken
cu de landen te bcsproeijen. Zoo lang hunne aanbid-
ding bestond, was hel gouvernement verzekerd, dat
!
I
-ocr page 706-
6S-1                                                             DBAB]
ilo bijgeloovigen niet zouden nalaten de kanalen met
de grootste naauwgezetheid te herstellen."
In liet Nieuwe Testament wordt Satan,Openb. XII:
9, de draak genoemd, en in het Oude Testament is dit
dier liet zinnebeeld van een koning, dat is, een vijand.
Bij eenige oude natiën was de draak een zinnebeeld
van de nijverheid. De Atheners stelden Minerva, de
godin der wijsheid, voor, als altijd vergezeld van ecu
draak. Den geschilderde of gebeeldhouwde draak werd
dikwijls aan de poorten hunner tempels en van die
plaatsen gezet, waar zij gewoon waren de antwoor-
den hunner goden te ontvangen. Deze monsterach-
tige schepselen nemen eene voorname plaats in in de
fabelachtige legenden van China en Japan. Zijspreken
van een draak, die op den bodem der zee woont. De
Japanezcn spreken ons van een draak, die zijne woon-
plaats in een zeker meer bad, en eene monsterachtige
slang vernietigde, die de bewoners in het land schrik
aanjoeg, Ken tempel werd ter eere van dit dier opge-
rigt, dat zulk een groot weldoener van bei volk was
geweest. De Chinezen en Japanezcn, en zelfs de Mo-
hamcdanen in Arabic en Perzië, schilderen dikwijls
tegenover hunne huizen en boven hunne deuren dra-
keukoppen met wijd geopende monden, grooie lauden
en vurige uogeu, om te voorkomen, dat de vrede hun-
ner huisgezinnen verstoord worde door de benijders
of diegenen, die hun leed wensehen te berokkenen.
In de theorie van het ontstaan der wereld van vele
Heidensche natiën speelt een monsterachtige draak,
die van den hemel afdaalde in zijne onmetelijke ge-
daante, met zijne oogen, die bliksems schoten, enzijne
vleugelen, die sloegen met het geraas van den don-
der, eene grootc rol. Dit grootc schepsel raakte den
oceaan aan, en terstond verrees de aarde van onder
bare wateren, en nam hare plaats in als eene digte
massa, afgescheiden van het vloeibare element. Aldus
geven verschillende stammen van Noord-Amerikaan-
sclie Indianen rekenschap van den oorsprong der we-
reld.De Chinezen en de KalmnkscheTartaren beweren,
dal de donder voortkomt uit een draak, die in de lucht
vliegt. Kometen zijn drakensterren genoemd, en de
afbeelding van een draak heeft het vaandel van vcr-
seheideue natiën uitgemaakt. Harold, de laatste der
Angel-Saksische monarchen, viel vechtende tussehen
standaards met draken, eu deNormandischcsouverei-
ucu gebruikten een standaard van deze, soort tot aan
de regering van Hendrik VUT.
Ms men den draak voor eene slaug houdt, kunnen
wij ook in dien zin van Draken-aanbidding spreken.
Ecu dier van deze soort wordt in Cutcb.in Hindostan,
HANEN.
vereerd, alsmede in de oostelijke provinciën vanPerzië.
In West-Afrika worden krokodillen eu slangen ver-
cerd, daar de krokodil op de Goudkust en eene zekere
I soort van slang op de Slavenkust voor heilig worden
gehouden.
DBABICIANEN, de volgelingen vanNicolaasDra-
bik of Drabicius, een gewaand profeet, die omstreeks
1030 in Hongarije verscheen. Hij werd in Moravië
geboren en opgevoed, doch ten gevolge van de ge-
strenge edicten tegen de Protestanten in dat laud
uitgevaardigd, was hij in 1(329 gedwongen om in
Hongarije eene schuilplaats ie zoeken. In 103S bc-
gon hij de fuuetiën van profeet te verrigten, eii ver-
klaarde hij, dat hij een visioen uit den hemel had
gehad, waarin hem werd aangekondigd, dat grootc
legers uit bet noorden en oosten zouden komen, die
j het huis van Oostenrijk omver zouden werpen. Hij
kreeg bevel om de openbaring, die bij ontvangen bad,
op schrift te stellen, en die te beginnen, gelijk de oude
i Profeten, met de verklaring: „Het woord des Heeren
geschiedde tot mij." Hij behoorde tot de Moravische
broederen, en had met moeite in zijn levensonderhoud
voorzien, door in bel klein in wollen stoffen te handc-
len. Geheel zonder geleerdheid, geene andere dan de
Boheemschc taal kennende, verbeeldde bij zich, dat
hij verlicht was door den (leest van God, om inde
geheimen der toekomst door te dringen. In deze zius-
begoochcling schreef hij een boek, J jicht uit de Duis-
ternis getiteld, waarin hij niet de uiterste gestrengheid
I over het Oostenrijksche gouvernement sprak, eu de
twee i\'ci\'dinands eu Leopold verbondsbrekers, eu
het buis van Oostenrijk het huis van Achab, een wreed,
I meinecdig huis noemde, dat uitgeroeid moest worden.
; Aan de Roomsch-Catholiekeu voorspelde hij eene
spoedige en gehecle verniel iging.
Dit werk, dat, hoewel slecht geschreven, bij zijn
verschijnen niet weinig opzien baarde, werd uit het
j Boheemsch in bet Latijn overgezet door een vurig
volgeling van Drabik, Jobanncs Aino.s f\'onienius ge-
uaamd, en werd in 1005 te Amsterdam gedrukt. De
uitgave \\ au een boek, dat zulke hevige aau\\ allen tegen
het buis van Oostenrijk bevatte, stelde den schrijver
bloot aan de vijandschap van het gouvernement. Hij
werd onmiddellijk gevangen genomen, om voor het
j hof te Presburg in verhoor te worden genomen. Dit
! verhoor had op den-l^n Julij 107.1 plaats. Daarbij
| vier en lacht ig jaar oud was, was hij zeer zwak, doch
hij verscheen voor zijne regters meteen stoutmoedigen
en onverschrokken geest, en ging naast graaf Rottel
ziften, die de Boheemschc taal verstond. Na korten
-ocr page 707-
DRIEËENHEID.                                           685
DRANK.OFFERS ■
tijd was hij vcrpligt on» op den grond te gaan zitten.
Toen hij door den aartsbisschop ondervraagd werd,
of hij de valsche profeet was, antwoordde hij, dat zulk
oen naam op hem eigenlijk niet toegepast kou worden.
Hij erkende, dat hij het aanstootelijkc bock had ge-
schreven, dat Licht uit de Duisternis ten titel had; en
toen de aartsbisschop de vraag deed, op wiens bevelen
en tot welk einde hij het boek geschreven had, ant-
woordde hij zonder do minste aarzeling: „up bevel
van den Heiligen Geest." „Gij liegt," zeidc deaartsbis-
schop, „hel bock is van den duivel." „Hierin liegt
gij," zeidc de oude Drabik mei de grootste staudvas-
tigheid, zonder acht te geven op de gevolgen. De on-
derzoekers vroegen hem toen, wat zijn geloof «ns,
waarop hij de gebeele Athanasiaausche geloofsbelij-
denis opzeide, cu den bisschop aan het einde vroeg:
„En wat gelooft gij?" De prelaat antwoordde: „Ik
geloof dit alles en nog veel meer, dat ook ui >odzakelijk
is." „Gij gelooft daar niets van," zeidc Drabik, „gij
gelooft in uwc koeijen en paarden en landerijen."
Binnen weinige dagen werd de oude man weggeleid
om ter dood gebragt te worden. Zijne regterhand werd
eerst afgehouwen; daarna werd hij onthoofd. De tong
werdhein uitgerukt en aan een paal gespijkerd, sommi-
gen zeggen, terwijl hij nog leefde; zijne geschriften I
werden met zijn lijk op de markt verbrand.
IJe Jezuïten beroemen zich, dal zij er in slaagden
Drabik voor zijn dood te bckcereu, doelt de ware toe-
dragt der zaak is, dat na vele vergeefsche pogingen
om liet geloof van den ouden man te doen wankelen,
de Jezuït Pieter Kubey of Kubmcv er eindelijk in
slaagde, om zijn vertrouwen in zoo verre te winnen,
dat hij ineen oogenblik van zwakte toegaf, cu op den
.j.ilen j„ljj z|(.|, merkelijk bij de Roomsehe kerk voegde.
AVat hem overhaalde, schijnt de belofte van vrijheid
geweest te zijn. llij zou geheel en al iu vrijheid gesteld i
worden, zeidc de Jezuïtische pater, en zou ecu rijtuig
krijgen om hem naar zijn geboorteland terug te voe- j
ren, ten einde daar iu vrede te sterven. Xaauwclijks
bemerkte hij, dat hij bedrogen was, of de verachtelijke
daad, die hij begaan had, stond in al hare afzigtelijk-
heid voor hem; hij schaamde zich zeer over zijne laf- j
beid en riep uit, dal hij sterven wilde in hei geloot\',
waarin hij geleefd had, en dat hij slechts voor cenige
weinige oogenblikkcn had verzaakt. Zijn dood maakte
een einde aan de hoop zijner volgelingen, die nooit in
staat schijnen geweest ziju, om zich alseeneafzonder-
lijkü secte te vestigen.
DRANKOFFEB.S. Deze offers bij de Hebreen bc
stonden altijd in wijn, en werden nimmer alleen ver- i
rigt, maar vergezelden altijd andere offeranden. Aan
brand- en dankoffers waren spijs- en drankoffers ver-
bonden. Zondoffers gingen daarvan echter niet rerge-
zeld. Bij elk offer, waarbij een var werd geslagt, was
de hoeveelheid van het drankoffer een halve hin; voor
een ram, het derde gedeelte van een hin; voor een lam,
het vierde gedeelte van een hin. De wijn werd niet
vermengd, ener werd ook niets van iu het vuur gewor-
pcu, gelijk het spijsolfer werd gedaan, doch hij werd,
gelijk het bloed van het offer, aan den voet van bet
ahaar uitgegoten. Zie Offeranden.
DR1 EEENHEID, het woord dat gewoonlijk gebe-
zigd wordt om de ondoorgrondelijke geheimzinnig-
heid uit te drukken van drie Personen in de Godheid,
Vader, Zoon en Heiligen Geest, en dat deze drie Per-
soncn écu God zijn. De leer der Drieëenheidis in elke
eeuw der kerk een geloofsartikel geweest, hoewel het
woord zelf, volgens sommigen, het eerst gebruikt
werd door Tbeophilus van Antiochic, die omstreeks
162 leefde, en, volgens andereu, het eerst gebezigd
werd door eene synode, die iu 315 ie Alcxaudrië vcr-
gaderde. DeDrieëenheid is, uaar algemeen gevoelen,
eene leer van openbaring, en de bewijzen er voor
moeten daarom gezocht worden in de Heilige Schrift, i
Doch-zoovele sporen er van worden in de godsdienst
van alle Heidensche natiën gevonden, dat velen haar
als eene leer der oorspronkelijke godsdienst heschou-
wen, die door de overlevering voortgeplani is. Zoo
werden de drie Cabeiri, door Sanchoniathon, een der
eerste ongewijde schrijvers, vermeld, iu Samothracië
aangebeden. Drie beginselen werden door de oude
Perzen aangebeden. Van Thoth of Hermes Trisiue-
gistus.de beroemdste der oude Egyptische godheden,
wordt gezegd, dat hij geloofde, dat er drie \\ oornaamste
krachten, deugden of vormen in (iod waren, cu dat de
naam van den onuitsprckelijkcu Schepper ééne God-
heid beteckende. De Hindoes hebben hunnen Brahma,
Visehnoc eu Sbiva; de Boeddhisten van Ceylon hunne
drie heilige kleinoodiën: Boeddha, de Heilige Boe- ;
kenen de Priesterschap, terwijl onder de Boeddhisten j
van Ncpaul,Geest, het eerste beginsel, verbonden werd ■
met Dharina, het beginsel der stof, eu eene als midde- \'
lares werkende kracht, of Sanga, weder met die twee
beginselen verbonden werd, om hunne vereenigiugeu
juiste zaïnenwcrking te verzekeren. De Platonische
drieëenheid, zooals zij door Plato zelveu en meer vol-
ledig door zijne volgelingen werd geleerd, bestond
uit drie beginselen, die men in de Goddelijke natuur
voor vereenigd hield: hei Goede, Gecsi of Verstand
en de Ziel. Doch nergens in al i\'.e stelsels van het Hei- j
-ocr page 708-
DlUEKCXNliNGEM\'EEST - DJtl 1DEX.
086
gen verdeeld, die door eene bijzondere kleedij van
elkander onderscheiden waren; over de gchcclc ver-
ecniging waren de Aarstdruidea (zie ald.) geplaatst,
van welke er twee in Brittanje waren, die op de eilau-
den Auglesea en Man woonden, liet ambt van pries-
ter was erfelijk, en ging van den vader op den zoon
over, doch de Aarstdruïden werden uit de uitstekend-
sten der priesterorde mei eene meerderheid van slem-
men verkozen. Zoo groot was het verlangen om deze
verheven en invloedrijke waardigheid te verkrijgen,
en zoo scherp was de twist tusselieu mededingende
kandidaten, dat, gelijk Cresar ons berigt, de verkiezing
van een Aartsdruïdc somtijds een burgeroorlog ver-
oorzaakte.
Veel verschil van meening bestaat er onder de oud-
heidkundigen over het juiste aantal orden, waarin de
Druïden waren verdeeld. De meest algemeene ver-
deeling is iu Barden, Eubagen, Vaten en eigenlijk
gezegde Druïden. De Barden bragten de dichters
van Gallië, Gcrmanië en Brittanje voort, die held-
haftige daden, de geschiedenis benevens de genealogie
bezongen. De Triaden, die gewoonlijk beschouwd
worden als de echte overblijfsels van de Druïdische
eeuwen, verklaren, dat de pligten der Barden zijn
„zeden en gewoonten te hervormen, den vrede te
verzekeren, en den lof te zingen van alles, wat goed
en uitmuntend is." Hun ambt was volstrekt niet gees-
telijk, daar zij slechts bij de lier of de harp de daden
van beroemde ïuauuen moesten bezingen, en er is geen
bewijs, dat zij in hunne gedichten ooit op godsdien-
stige onderwerpen in het minst zinspeelden. Zoo groot
was echter de invloed, dien de Muzen over het volk
dier barbaarsche eeuw bezaten, dat de magt, die zij
over de gemoederen uitoefenden, ter naauwernood
overdreven kan worden. De dienaren der godsdienst
van de tweede orde, die de Eubagen worden genoemd,
worden door oudheidkundigen dikwijls verward met
de Vaten, doch het is meer waarschijnlijk, dat zij de
mannen van wetenschap waren, zooals er toenbeston-
den,weinig beter dan goochelaars en toovenaars, die
tal van verwonderde, verbaasde volgelingen tot zich
trokken, door hunne meerdere kennis van de krachten
der natuur. De Vaten werden door de Celtischc natiën
beschouwd als heilige personen, en worden gewoonlijk
Fairh of profeten genoemd. Zonder twijfel wordt deze
klasse te regt voor eclie priesterorde gehouden, daar
de Vaten zich bezig hielden met het doen van offcran-
den en het maken van lofzangen ter eere der goden,
die zij bij groolc plegtigheden bij de muzijk hunner
harpen zongen. In de Vaten was het drievoudige ka-
deudom vinden wij iets, dat de verhevene, bestaanbare
en alles omvattende Diïeëenheid van den bijbel nabij
komt.
DR] EK( ININGENFEKST, zie Emiu.xu.
DBUIDEN, de priesters win de oudste godsdienst
van Groot-Brittanje. Het Druïdisinus was, zooals men
gewoonlijk veronderstelt, eenc van de oorspronkelijke
vormen va n godsdienst, ii aar hei volk,ouder bel welk liet
beerscble, de Galliërs, Britten en andere Celtischc na-
tien, van Gonier, den zoon van Japhei en kleinzoon van
Noach, afstamde. Zoo verdraaid werd cebter de ware
godsdienst, toen zij door eeue lange reeks van eeuwen
door de overlevering werd voortgeplant, dut de gods-
dienst der Druïden van den tijd, waarop zij ons bekend
wordt, ons een ongerijmd en wreed bijgeloof toesebijut.
De oorspronkelijke zetel dier godsdienst sebijnt Brit-
t auje geweest te zijn, want Julius Cu:sar berigt ons, dat
die Galliërs, die in de beginselen hunner godsdienst
door en door onderrigt wenscliten te worden, gewoon-
lijkte dien einde eene reis naar Brittanje ondernamen.
De priesters van de Hcideusche godsdienst, waarop
(Vsardoelr,out vingen te zanien den naam vauDr uiden.
Deze priesters schijnen in burgerlijke en kerkelijke
zaken veel invloed uitgeoefend te hebben. Zoo berigt
Caesar ons, dat twee klassen van menschen in dehoog-
ste verecriug werden gehouden, namelijk de Druïden
en de edelen. „Cieeue heilige plegtigbeid," zegt Dio-
dorus Siculns, „werd er ooit verrigt zonder eeiiDruïde;
door ben bood het volk, daar zij de gunstelingen der
goden en de bewaarders hunner raadgevingen waren,
al zijne offeranden, dankzeggingen en gebeden aan,
en bet was volkomen onderworpen en gehoorzaam aan
hunne bevelen.Zoo groot was zelfs de vereering, waarin
zij gehouden werden, dat, wanneer twee vijandige lc-
gers, door oorlogswoede onivlamd, met uitgetrokken
zwaarden en uitgestrekte speren op het punt waren
een strijd aan te vangen, zij op hunne tussebenkomst,
hunne zwaarden weder in de scheden slaken, en kalm
eii vreedzaam werden." In die eerste tijden waren de
voorregten en vrijdommen dezer heilige klasse talrijk
en kostbaar. Hun persoon was heilig en onschendbaar;
zij waren vrij van alle belastingen, en behoefden niet
in den oorlog te dienen. De achting, waarin de mannen
en hunne voorregten gehouden werden, strekte gruo-
lelijks om hun aantal te vermeerderen. Edelen en
zelfs vorsten zochten vurig om in de priesterorde opge-
uomen te worden, en hoe talrijker de Druïden waren,
hoe voorspoediger en rijker het land zou zijn, zooals
het bijgeloovigc volk zich verbeeldde.
De geheelc priesterschap was in verschillende ran-
-ocr page 709-
DKÜÏDEN.
den een ruim onderhoud ontvingen van bet volk, on-
der hetwelk zij arbeidden. Tu vele gevallen bezaten
zij landerijen inden.ibijhcid hunner tempels, en de of-
ferandon,die de aanbidders den goden aanboden, violen
aan do priesters ton dool. Behalve de emolumenten,
dio hun ton deel gevallen kunnen zijn wegens het
verrigtenhunner menigvuldige pligten,zoowel heilige
als wereldlijke, werden er zekere jaarlijksche bijdragen
gevorderd van elk huisgezin voorde priesters van dien
tempel, binnen welks district het huisgezin woonde.De
betaling hiervan te weigeren was zich de exennimuni-
catic op den hals te halen. Er beslaat eene overleve-
ring, die door verscheidene schrijvers wordt vernield,
dal de Druïdische priesters gewoon waren een zeer
afdoenden maatregel te nemen, om zich de betaling van
hetgeen hun jaarlijks toekwam te verzekeren. Alle
huisgezinnen waren verpligt, op degrootste kerkelijke
straffen, om elk vuur in hunne woningen uil Ie doovcn
op den avond van den laalsten October, den dag i
der jaarlijksche betaling; en op den volgenden dag
waren zij verpligt om aan den tempel te komen, ten ;
einde van liet allaar ecu ftcdeelte van bel heilige vuur
.         I
Ie ontvangen, om daarmede de vuren hunner huizen
weder aan te steken. Door deze schrandere vinding
was derhalve elk huisgezin in do noodzakelijkheid
om de betaling te doen, of bet was beroofd van i
het gebruik van vuur bij de aannadering van den
winter, wanneer bet het meest noodzakelijk was.
Naburige huisgezinnen mogten hunne vriendschap-
pelijke tusschenkomst bij zulke gelegenheden niet
verleeneu, indien zij zich zelven het verschrikkelijke
vonnis der excommunicatie niet op den hals wilden
balen, da! hen niet alleen uitsloot van de voorregten
der kerk, maar ook van hel gezelschap hunner gel ijken,
en van al de voordeden der wol en der gcregtigheid.
De Druïdische priesters konden alleen de hoogste
waardigheid van hun ambt bereiken door zes verschil-
lendc graden te doorloopen, die allen onderscheiden
waren door een bijzonder gewaad. De eerste of ecn-
voudigstc kleedij was geheel ontbloot van sieraad, en
kon alleen onderscheiden worden van die der leckeu
door den vorm, de kleur en den gordel. Xaar mate de
orde hooger was, namen do sieraden toe.
De leerstellingen der Druïden waren vaneen hvcc-
voudigen aard, geheime en openbare. De geheime of
esothcrische leerstellingen waren uitsluitend voor de
ingewijden bewaard, die door een plegtigen eed vcr-
pligt waren om ze voor alle menschen verborgen te
houden, en ze zelve geleerd baddon in holen der aarde
en schuilplaatsen in bosschen. De exoterische of
rakter vercenigd van muzikant, dichter en profeet, en
zij zongen hunne profetische liederen voor een bijge-
loovig volk, dat meende, dat zij door God geïnspi-
reerd waren.
De Druïden waren echter de eigenlijke dienaren
der godsdienst, die het volk in goddelijke zaken on-
derrigllen en de heilige plegtighedon bestuurden, die
tot hun bijzonder geloof behoorden. Met hunne heilige
pligten waren ook belangrijke wereldlijke verbonden,
want terwijl zij de jongeren in de waarheden der gods-
dlenst onderrigtten, verklaarden zij de wetten, en
: deden zij dienst, als regters in civiele en iu criinineele
zaken. Hunne levenswijze wordt door Dr. Henryaldus
beschreven: „Vele Druïden schijnen eene som-t van
kloosterleven geleid ie hebben, daar zij tezamen in
\' broederschappen vercenigd waren,zooalsMarcellinus
zegt. De dienstvan eiken tempel vercischte een aanzien-
lijk aantal van ben, on deze leefden te zamen nabij den
tempel, waarin zij dienden. Men denkt, dat de Aarts-
druïde van Brittanjc zijne woonplaats op het eiland
Anglesea heeft gehad, waar hij in grootcn luister en
pracht voor die tijden leefde, omgeven dooreen groot
aantal der voornaamste personen zijner orde. Men
beweert, dat op lul eiland de sporen der paleizen van
denAartsdruïde en der huizen van de andere Druïden,
die hem vergezelden, nog zigtbaarzijn. Maarniet wei-
nige Druïden leidden eeue meer wcrcldschc en open-
bare levenswijze, aan de boven van vorsten en iu de
huisgezinnen van groote mannen, om de pligten van
bun ambt te vervullen. Want. gecne heilige plegtig-
heid kou er verrigt worden zondereen Druïde, betzij
in tempels of in afzonderlijke huizen. Het schijnt ook
niet onwaarschijnlijk, dat eenige dezer oude priesters
zich van de wendden van bet gezelschap hunner brue-
dereu afzonderden en als kluizenaars leefden. Icu
einde een grootcn naam van heiligheid te verkrijgen.
Tii de incest onbezochte plaatsen vaneenige Wester-
schc eilanden van Schotland bevinden zich nog de
grondslagen van kleine ronde huizen, die slechts één
persoon konden bevatten, welke doorbel volk van bet
land huizen der Druïden genoemd worden. Geenc de-
zer levenswijzen schijnt voor het huwelijksleven zeer
geschikt geweest te zijn, en het is daarom waarschijn-
lijk, dat verreweg de moeste Druïden iu den onge- I
huwdon staat loofden, en door vrouwelijke vromen
bediend werden." De vrouwen, van welke hier ge-
sproken wordt, maakten eene andere orde van de
priesterschap uit, en werden Drmdksskx (zie ald.)
genoemd.
Er bestaat geen twijfel, dat de oude Britsche Druï- \'
-ocr page 710-
088                                                                DRUÏDEN.
andere wereld ontmoetten, brieven wierpen op de
brandstapels hunner vrienden om in het volgende leven
gelezen te worden, de rekeningen der afgestorvenen
begroeven, en geld uitleenden om daar terugbetaald te
worden, en door vrijwillig den dood te omhelzen bij
hef offeren van een geacht persoon, om zijn gezelschap
in een eeuwigen staaf te genieten. De geschriften der
barden bevatten hunne du istere en onzekere begrippen
van zedelijke deugd en de vergeldingen van een toe-
komstig bestaan. De mensch is, volgens hunne leer,
in den kring der loopbanen geplaatst; het goede en het
kwade wordt hein voorgezet, waaruit hij kiezen kan,
en zoo hij het eerste kiest, brengt de dood hem over
van de aarde in den kring des gcluks. Indien hij cch-
ter goddeloos wordt, brengt de dood hem terug in
den kring der loopbanen, waarin hij boete moet doen
in het ligchaam van een dier, daarna mag hij zijuemen-
schelijke gedaante weder aannemen. De langdurigheid
en herhaling van dezen proeftijd worden bepaald door
de deugd of de ondeugd van den persoon. Na een zeker
aantal zielsverhuizingen werd er verondersteld, dat hij
voor zijne misdaden geboet had, dat zijne hartstogten
onderdrukt waren, en zijn geest werd teruggezonden
naar den kring des geluks. Dit is een overzigt van de
ingewikkelde theologischeTriaden,eu slechts nog eene
van de leerst cllingen der I )ruïden verdient vermelding,
welke in haar oorspronkclijkcn vorm bewaard is door
Diogenes Laertius; zij beveelt enkel: „De goden te
aanbidden, geen kwaad te doen, en zielskracht uit te
oefenen.\'\'Daar de beginselen van dit theologisch stelsel
deze gezangen tot ongeveer 20,000 regels hebben
doen aangroeijen, vereischte de bestudering er van
dikwijls t wint igjaar; zij bleven alleen in het, geheugen
der Druïden en hunner leerlingen bewaard, daar het
voor onwettig gehouden werd om ze op schrift te stel-
lcn. Als zij aan het volk werden geleerd, werden zij
van kleine hoogten uitgesproken, waarvan er nog vele
te vinden zijn, hoewel hunne beteekeuis nooit vcr-
klaard werd, behalve met het grootste voorbehoud.
De Driiïdisehe studenten werden echter in de incest
afgezonderde plaatsen onderwezen, zooals in holen
of in digte wouden, opdat hunne lessen niet afgeluis-
terd zouden worden. Zelfs na de vestiging van het
Christendom werd er nog iets van dit plan van onder-
wijs gevolgd, daar er eene verzameling van deszelfs
leerstellingen in de, Drnïdischc maat werd gemaakt,
geschikt om door de barden opgezegd te worden, en
getiteld : de Triaden van Paulus.
„De zuiverder deelen van de theologie der Druïden
zijn veel onder dan de invoering van die talrijke val-
openbare leerstellingen werden vrijelijk aan liet, volk
in het algemeen verklaard. De volgende naauwkeurigc j
schets van de theologie der Druïden wordt door Thom- !
son gegeven:
„Men heeft verondersteld, dat hei voornaamste ge-
hcim van het Druïdismus degroote leer was van één
God, Schepper en Bestuurder van het heelal, die wer-
kclijk door de Druïden werd bewaard lang na liet begin
hunner afgoderijen, en ook cene van die leerstellingen
is, die door de Brahmanen van Indië, welke dikwijls
met de Britsche Druïden vergeleken worden, voor
heilig worden verklaard. Caesar zegt alleen, dat de
Druïden vele dingen leerden aangaande de magten
de voorregten der onsterfelijke goden; men gelooft
echter ook, dat zij aan hunne discipelen een groot
gedeelte der Mozaïsche geschiedenis van de schep-
ping der wereld, de forma! ie en den val des menschen,
den opstand en de verdrijving der engelen, den zond-
vloed en de eindelijke vernietiging van liet heelal door
vuurleerden.Hunne voornaamste openbare leer schijn!
de onsterfelijkheid der ziel geweest te zijn, welke aan
het volk geleerd werd om die dapperheid en veracht ing
van den dood op te wekken, die door alle oude natiën
werdenbetoond, en de Triade, die zulks bevat, beveelt
hun er aan te denken: „Dapper in den oorlog te
vechten; dat zielen onsterfelijk zijn; en dat er ecu
ander leven na den dood is." Doch zelfs dit Goddelijke
beginsel wordt dikwijls beschouwd als slechts een
stelsel van zielsverhuizing, hoewel men ook beweerd
heeft, dat, zulk cene verandering bij do Druïden alleen
betrekking had op andere niensehelijke ligchamen van
dezelfde sekse, waarom de wapenen enz., die bij het
leven gewaardeerd werden, ook in hel graf werden
ncdergelegd. Men heeft ook gemeend, dat hunne leer
van de onsterfelijkheid voorgesteld werd onder het
beeld der ziel gaande in een ander ligchaam, omdat
dat gemakkelijker te begrijpen was, en dat de Druïden
zelve aan een afzonderlijken toekomstigen staat ge-
loofden, aan eene soort van Elysesche velden, Thilh-
Tnnis
genaamd, of hef cilaud van de dapperenen deugd-
zameu, waarnaar de ziel onmiddellijk opklom, en aan
eene plaats van duisternis, T/urin geheeten, of liet
eiland van het koude land, door kwaadaardige dieren
bewoond, waar slangen sisten en staken, leeuwen
brulden, en wolven verslonden. De Druïden en hunne
volgelingen, in Gallië en in Tirittanjc, gaven ook ecu !
voorbeeld van hunne zekerheid van een toekomstig
bestaan, door zonder vrees in den slag te gaan om de j
legers aan te moedigen, terwijl zij het in orde brengen j
hunner rekeningen nalieten, totdal zij elkander in eene
-ocr page 711-
080 !
sclie godheden, waarmede zij in latere eenwen werd
bedorven, daar cenige harer leeraars de aanbidding
van afgoden of cene andere wijze om de Godheid voor
te stellen verboden. Deze waren waarschijnlijk de
; volgelingen der eerste Druïden, en diegenen, die de
; zon beschouwden als de groote herlevendigster der
natuur en het voornaamste zinnebeeld van Hem, die
het loven aller dingen is. De latere Druïden waven !
waarschijnlijk diegenen, die de voornaamste deelen
van een dier in een beeld vereenigden, om de ver-
schillende volmaaktheden der Godheid uit te druk-
ken, daar het tegen de beginselen der C\'eltisclic
godsdienst was, om goden in de menschelijke gedaante
voor te stellen. Men heeft beweerd, dat de afgoderij
in Brittanje eerst ingevoerd werd na den inval der
Romeinen, want na die gebeurtenis waren de Britsehe
godheden voornamelijk dezelfde als die van Rome en
Griekenland, aangebeden onder Celtischenamen, liet
Opperwezen werd aangebeden in de gedaante van een
eik en Iliesus of Magtigc genoe"md. Ju hunne voor-
stelling van deze godheid zochten de Druïden met
toestemming van de geheele orde en nabuurschap,
den schoonsten boom uit, dien zij konden vinden,
en de zijtakken er afgehouwen hebbende, voegden
zij er twee van aan het hoogste gedeelte van den stam,
zoodat deze zich uitstrekten als de armen van een
mensch. Nabij dit schuine stuk was geschreven het
woord Thau voor den naam van God, terwijl op den
regterarm was gegrift Hacsus, op den linkerarm Be-
lenus, en op het midden van den stam Tharanis. Tegen
het verval van het Druïdismus, toen het geloof aan de
eenheid van God verloren ging in een veelgodendom,
werd Hn?sus somtijds vereenzelvigd met Mars, die
het bestuur had over oorlogen en legers, hoewel men
ook gelooft, dat hij onder een anderen naam werd
aangebeden, in de gedaante van een ontbloot zwaard.
Hem werd al de oorlogsbuit aangeboden, en Csesar
verhaalt, dat indien de Britten overwonnen, zij al het
genomen vee offerden, en het overige gedeelte van den
buit afzonderden op eene plaats te dien einde aange-
wezen, en dat men in vele provinciën deze monumenten
van offergaven in gewijde plaatsen opeengestapeld
zag. Het gebeurde zelfs zelden, dat iemand zulk cene
groote minachting voor de godsdienst toonde, dat hij
den buit verborg of de openbare offergaven plunderde,
en de gestrengste straffen werden aan zulke misdadi-
gers opgelegd. De Goddelijke eigenschap van alge-
meenc vaderliefde verschafte eene andere godheid aan
de Druïden, aangebeden onderden naam vanTcutates,
samengesteld uit de Britsehe woorden Deu-Tatt of God
de Vader. [lij werd eindelijk in den opperheer der hel-
schc wereld hervormd, en beschouwd als Dis of Pluto
bij de Grieken en Romeinen, hoewel sommigen ver- i
onderstellen, dat hij als McrCurius werd aangebeden. |
Ook vergaten de Britten niet om de hemelligehaineu I
te aanbidden, want zij hadden ook vele tempels, die j
aan de zon waren gewijd, welke hekend was onder
de namen van Bel, Belinus, Belatucardus, Apollo, ;
Grannius, enz., die hare eigenschappen uitdrukten.
De aanbidding der maau schijnt even belangrijk ge-
weest te zijn, en de tempels aan haar gewijd waren
gewoonlijk nabij en gelijk aan der die zon. Behalve
deze voornaamste glansrijke hcmelligchamen baden \'■
de Britten ook dcu donder aan, onder den naam van
Taranis, doch een groot aantal der goden van Groot-
Brittanje waren vergodingen van menschen, die over-
winnende vorsten, wijze wetgevers of uitvinders van
nuttige kunsten geweest waren. Zij waren over het
algemeen juist dezelfde als die, welke door de Grieken
en Romeinen werden aangebeden, en het is zelfs waar-
schijnlijk, dat zij in Gallië en Brittanje van grootere
oudheid waren, daar zij van geboorte Celten en vorsten
van Celtische stammen waren, en oorspronkelijk be-
kend stonden onder namen, die in de Celtische taal cene
bcteekenis hadden. Hierbij moet men nog voegen, dat
de Grieken en Romeinen eene groote neiging toonden
om de godheden van andere natiën over te nemen, ter-
wijl het meer barbaarsche volk hardnekkig bleef bij
het geloof en de gewoonten zijner voorvaderen. Een van
de grootste dezer halve goden was Saturnus, de eerste
van het geslacht der Titans, wiens naam beteckent de
Oorlogzuchtige. De oorspronkelijke naam vanJupiter
is Jo/p, ecu Celtisch woord, dat jongbeteekent, omdat
hij de jongste zoon van Saturnus was, dien hij ont-
troonde, terwijl zijne oudere broeders, Neptunns en
Pluto, slechts als ondergeschikte vorsten in zijn rijk
handelden. De Romeinen verlengden later zijn naam
door er Pater, vader, aan toe te voegen. Mercurius
werd in Brittanje aangebeden onder de gedaante van
een kubus, enCïrsar noemt hem „de voornaamste god-
hcid van de Galliërs, van welke zij vele heelden hebben;
zij houden hem voorden uitvinder aller kunst en, hun
gids en geleider op hunne reizen, en den beschermheer
van koopwaren en winst." Hij was de geliefkoosde
zoon van Jupiter bij Maia, en kreeg van zijn vader
het bestuur over bet Westen van Europa, waarbij zijn
Celtischen naam kreeg, zaïnengesteld uit de woorden
Merc, koopwaar, en II\':, een man. Ei\' waren ook vele
andere denkbeeldige goden, die oudtijds in Brittanje
werden aangebeden, en ook godinnen. Deze waren
-ocr page 712-
fi\'iri
nunden.
Andrasto, dip, zooals men veronderstelt, Venus of
Diana geweest is, Minerva, Ceres, Proserpina enz.
Men heeft ook gemeend, dat de Britten de slang en
den slier aanbaden, en dat er naauwelijks ééne rivier,
één meer, bergof bosch was, waarin men niet vcronder-
steldc, dat eenige geesten woonden, ter eerc waarvan
seliatlen werden aangeboden, en goud, voedsel en
klecderen in de wateren werden geworpen."
De plaatsen voor de eeredienst der Druïden van oud
Brittanjewaredigteeikciiboschjes, die in verschillende
deelen van liet land in groot aantal gevonden werden.
Een Dniïdische tempel bestond uit eene ruime ronde
omheining in het midden van een dezer schaduwrijke
bosehjes, die, hoewel door eikeuboomen omgeven, van
bovenopen was. Binnen de omheining stond eene en-
kele en somtijds eene dubbele rij groote steenen, die
loodregt waren geplaatst, en van tijd tol tijd gekruist
werden door eene rij horizontaal liggende steenen; er
waren ook verscheidene hoopen van ruwe steenen,
die, zooals men veronderstelt, aan bijzondere godlic-
den gewijd waren, liet Druïdischc altaar, dat ook
binnen de omheining stond, was somtijds gemaakt
van zoden of een grooten, platten steen, om cen zeer
groot brandoffer te ontvangen, en somtijds was bet
slechts een stapel steenen. die in bet midden van de
omheining opgerigl was.
Veel duisternis hangt er over de gebruiken en cerc-
moniën van de eeredienst der Druïden. Eene hunner
geliefkoosde heilige gewoonten was de Der/snit, die
waarschijnlijk in verband stond met de aanbidding
van de zon. Zij gingen daarbij driemaal rondom hun-
neu heiligen cirkel van het oosten naar het westen, en
volgden den loopbaan der zon, waardoor men vcr-
onderstelt, dal zij hunne gehcele berusting in don
wil en het bevel fan het Opperwezen wilden uitdruk-
ken, en hun verlangen, dat alles goed met hen mogt
gaan volgens dat bevel. Een ander gebruik, dat met
naauwgezetheid werd verrigt, was het snijden van
den eikemnistel, dat op den lflrten Maart of het begin
van het jaar plegtig plaats had. De zesde dag der
maan en de nieuwe en volle maan werden door de
Druïden ook als heilige tijden beschouwd. Er werden
twee feesten met heilige vuren gevierd, namelijk op
den eersten Mei en den eersten November.
De godsdienstige vergaderingen der Druïden wcr-
den door mannen en vrouwen bijgewoond, en zulk
eene groote stilte werd er gedurende de heilige dienst
vercischt, dat zij, die men vond praten, eerst, drie-
maal gewaarschuwd en daarna t cri toon gest eld werden,
doordien een stukje van hunne kleederen werd afge-
sucden, terwijl eindelijk met de uiterste gestrengheid
legen hen te werk werd gegaan. fVsarzegt ons, dat de
grootste straf, die onder de Galliërs bekend was, was,
dat hun verboden werd naar de openbare offeranden
te gaan. Dieren werden er aan de goden geofferd, en
voornamelijk witte stieren. Het is echter aan geen
twijfel onderhevig, dat de Druïden ook overgegeven
waren aan het wreedc en barbaarsche gebruik om
menschen fe offeren. Soms werden dezeongelukkigen
door pijlen gedood, en in de heilige bosehjes gekrui-
sigd, en op andere tijden werd er een groot beeld van
stroo of ineengevlochten teenen gemaakt, dat geheel
met bont, vee en menschen werd gevuld, en daarna
als een groot brandoffer werd \\ erteerd. De slagtoffers
werden naakt in de tempels gebragt, en gekleurd met
het sap van kruiden; zulke offeranden werden zelfs
in het openbaar opgesteld, en werden bij buiteugewo-
nc gelegenheden voor waarzeggerij gebezigd. „Zij
nemen een man," zegt Diodorus Siculus, „die geof-
ferd moet worden, en dooden hem met één slag met
het zwaard boven bet middclrif, en uit de houding,
waarin hij valt, en zijne verschillende stuiptrekkingen,
en de rigting, waarin het bloed uit, zijn ligchaam
vloeit, trekken zij hunne voorspellingen, volgens zc-
kere regels, die hun door hunne voorvaderen nagela-
tenzijn."De stukken van het slagtoffer werden, gelijk
sommigen veronderstellen, door het laatste vuur op
het altaar verteerd, dal daarna op nieuw werd gewijd,
door het met eikeubladen te bestrooijen. Wij moeien
echter opmerken, dat eenigen deze menschcnolfers
niet alleen voor verzonnen houden, maar dat men
ook heeft verondersteld, dat de offers zelden uit dieren
bestonden, en dan alleen uit de meer schadelijke, zoo-
als den beer. De Gaclischc taal bevat geeuc sporen
van zulke plegtigheden, en bet woord, dal offerande
uitdrukt, beteekent eigenlijk „het offeren van den
koek.\'\'
Als de beschuldiging van menschen te offeren, tegen
de Druïden ingebragt, op ecu goeden grond steunt,
dan oefenden zij niet alleen zulke bijgeloovige bar-
baarschheden uit, daar het buiten allen twijfel is, dat
de Egyptenaren, Cartbagers en Phceniciërs aan dc-
zclfdc misdaad schuldig waren. Zoo nabij komt de
eeredienst der Druïden aan die der Phceniciërs, dat
sommige schrijvers beweerd hebben, dal zij dezelfde
waren.
Gedurende eeuwen heerechte hetDruïdismus in Brit-
tanje cnGalliëmel ontwijfelbare opperheerschappij.De
Roineinseho inval inliet eerstgenoemde land gaf echter
den eersteu slag aan bet stelsel, daar Augustus Ciusar
-ocr page 713-
DRUIDESSEN — DRUPPELEN (FEEsï DER).                                   09]
| van koper; zij gingen met bloote voeten en ecu toovcr-
staf in de hand. Toen Suetonius Paulinus in het jaar
01 een inval deed in het eiland Anglesey, dat toen de-
woonplaats was van den Aartsdruïde, werden zijne
manschappen door ontsteltenis getroffen, toen zij een
aanzienlijk aantal Druïdesscn in lijkgewaad met los-
hangende haren vonden, die toortsen droegen en langs
de gelederen van het Britsche leger liepen, terwijl zij
de wraak des hemels o\\ er de vijanden van haar land in-
riepen. Hare offerdiensten jegens gevangenon waren
echter nog woester, daar zij eerst met uitgetrokken
zwaarden op deze aanliepen, hen nederhieuweu, en
daarna naar een ruimen put sleepten, waarop de
dienstdoende Druïdische priesteres stond,die een lang
mes in elk der slagtolTers stak. De lijken werden daar-
na geopend en door hare medehclpsters onderzocht,
die 11ït het voorkomen der ingewanden hare waarzeg-
gerijen uitspraken, welke onmiddellijk aan het leger
of den raad werden medegedeeld. Elk jaar was het
liare gewoonte om het dak baars tempels af te nemen,
en dezen door haar vereenigden arbeid weder vóór
zonsondergang te bedekken; en zoo er eeue gedu-
rciidc deze plegtighcld haar last verloor of liet vallen,
werd zij door de overige in stukken gescheurd, en
hare ledematen werden in Bacchanalische processie
rondom de heilige plaats gedragen.
DRUPPELEN (Feest der), een feest door de
Copten of oorspronkelijke bewoners van Egypte op
den 12den Junij gevierd, omdat op dien dag de dauw-
druppeleu vallen, die, zooals men gelooft, tol het rijzen
| van den Nijl aanleiding geven. De inboorlingen gc-
j looveu, dat deze druppelen de zegeningen zijn, die
van den hemel worden gezonden. Zoodra deze dauw
gevallen is, geraakt het water bedorven en neemt het
eene groenachtige kleur aan, die boe langer hoe meer
toeneemt, totdat de rivier op een meer gelijkt, dat ge-
bcel met mos bedekt is. Deze kleur is niet alleen iu liet
groote kanaal van den Nijl te zien, maar ook in al de
vijvers en takken, die er in uitkomen; allecu de water-
bakken houden het water zuiver. Gedurende elk jaar
duurt deze groene kleur ongeveer twintig dagen of lan-
ger, doch nooit meer dan veertig dagen. Op dezen tijd
lijdende Egyptcnarcn veel, omdat liet w aterbedon en,
smakeloos en ongezond is, en goed water zeer zeld-
zaam is. Zoodra de groene kleur weg is, wordt de
rivier de Nijl rood en zeer modderig. De Copten waren
gewoon om de dauwdruppclen de zegening des hemels
i te noemen, en geloofden, dat de Alinagtige den aarts-
engel \\lichaël naar beneden zond, om deze heilige
druppelen in den Nijl te gieten, opdat hij zou bc-
de Romcinsche burgers waarschuwde tegen het iuaeht-
uemen van een zijner gebruiken. Tibcrius verbande
zulke ceremoniën uit Rome en de aangrenzende pro-
viuciëu, terwijl Claudius de Druïden in (iallië vernie-
tigde. Eeue vervolging ontstond er omstreeks deu-
zelfdcn tijd tegen hen in Brittanjc, waardoor vele
genoodzaakt werden eeue schuilplaats te zoeken op
liet eiland Anglesey. Suetonius Paulinns, gouverneur
van Brittanjc ouder Nero, hieuw de heilige bosebjes
vuil de Druïden omver, vernielde hunne tempels,
vernietigde hunne altaren, en verbrandde vele der
priesters. Achtereenvolgende tijden van vervolging
verminderden liet aantal belijders van het Druïdische
bijgeloof snel. Sporen er van schijnen echter in Brit-
tanje bestaan te hebben tot 1/7, toen koning Lucius
lictChristendom omhelsde.Zelfs gedurende eeue eeuw
na dien tijd had de eercdienst der Druïden nog plaats
op liet eiland Mona. Naarmate het Christendom echter
zijn weg vond in alle deelen van het land, verdween
dit afgodische stelsel, en door de ijverige pogingen
van Columba en de Culbeèbs (zie ald.) verdwenen
de barbaarschc ceremoniën en bijgeloovighcden der
Druïden geheid.
DRUIDESSEN, priesteressen van de oude llei-
densebe Britten. Deze naam werd gewoonlijk gegeven
aan de vrouwen der Druïden, van welke ceuige zich
bijna uitsluitend aan godsdienstige pligten wijdden.
De heiligste en belangrijkste orde echter, wier oud-
heidkundigc kennis het uitgebreidst en naauwkeu-
rigst was, was zamcngesteld uit die priesteressen, die
zich tot den maagdelijken staat hadden verbonden, en
te zanicn iu afgezonderde vereeuigiugeu van zusters
woonden. Omstreeks het jaar 45 van onze jaartelling
waren deze vestaleu negen iu getal; hare woonplaats
was een eiland, gelegen in de Britsche zee, dat door de
Corisoptii werd bewoond, en waarschijnlijk hel eiland
Sein geweest is, ongeveer vier mijlen van Finisterre op
de kust van Bretagne, daar het oudtijds Sena werd go-
noemd, en deszelfs bewoners Sehanes of Sena, eerwaar-
digc vrouwen, heetten. Hare voornaamste bezigheid
was waarzeggerij, doch zij gaven ook voor wonderen
te doen, te profeteren, de verouderdste ziekten te ge-
ne/.en, de stormen te doen ontstaan, en zich te veran-
deren in alle soorten van dieren, boewei zij gecneharcr
voorspellingen aan iemand anders ontsluijerden dan
aan zeelieden en dezulken, die haar eiland bezochten
met het doel om haar orakel te raadplegen. Zij hadden
wit haar, en hare klecdij bij zekere\' openbare gelegen-
beden was, gelijk die der Druïden, eene witte tunica,
een linnen mantel met haken en een brecdeu gordel
-ocr page 714-
urn zex
f,02
ginueu te rijzen, en eindelijk umi laiid besproeijen en
vruchtbaar maken.
De godheid of besturende genius der rivier werd
door de oude Egyptenaren door gepaste offeranden\'
gunstig gestemd, zoowel gedurende de overstrooming
als omstreeks het tijdperk, waarop zij verwacht werd;
Seneca zegt ons, dat op een zeker feest de pries-
ters geschenken en offergaven van goud in Ie rivier
wierpen nabij Philtc, up eeue plaals, die de aderen
van den Xijl werd genoemd, wanneer zij voor hei eersl
: hei rijzen van den vloed bemerkten. W ij mogen niet
i redelijkheid veronderstellen, dat hei grootc en vcr-
I wonderlijke schouwspel der overstrooming iu hen
gevoelens opwekte van het diepst ontzag voor de
Goddelijke magt, waaraan zij zulk ecu grooten zegen
I verschuldigd waren.
Een van de voornaamste feesten der Egyptenaren
in utide lijden was, volgeusIleliodorus, de Niloa of
iuroepiug van de zegeningen der overstrooming, ter
eere van de beschenngodheid tanden Xijl. Vansleb
zegt, dat in den eersten naeht der druppelen een kadi
(regter) en de oudste persoon der stad naar de kerk
-aan, en een klein touw dragen met acht knoopcu er
in, op een duim afstands van elkander. Aan hei einde
van dit touw is reu --tuk lood, dat door den mond van
den pul wordl nedergelaten, iu tegenwoordigheid van
I een grooteu toeloop van mcnsclien, totdat het de
oppervlakte van het water aanraakt, waarna zij den
put sluiten en hun zegel er op zetten, en tot den
volgenden morgen iu de kerk blijven, om te zieu hoe
hoog het water in den loop van den naeht gerezen is.
Zoodra de dag aangebroken is, hemen zij het zegel
weg, openen den put, en zien door het aantal knoo-
pen, die vochtig zijn, hoeveel vademen hoven de
zestien dcNijl dal jaar rijzen zal, terwijl zij een vadem
\' voor eiken knoop rekenen. Dezelfde reiziger voegt er
bij: „De Mohainedaneu, hoewel erkende vijanden
van de fopten, nemen thans nog bij dezelfde gelegen-
heid verscheidene gewoonten in aeht, die zeer veel
gelijken op die der fopten, toen hunne priesters nog
i I den Xijl maten. Deze plegtigheid wordt nooit verrigt
I dan bij de Vesper, dal is te zeggen, te drie ure in den
I namiddag. Zij, die dil ondernemen, moeten kadis of
regters zijn, wierfunctiënbij de Mohamcdancn kerke-
lijk zijn. Alvorens zij er mede beginnen, moeten zij ge-
reinigd worden en hunne avondgebeden, diccenigzins
gelijken op de mis bij de fopten, geëindigd hebben."
Jaarlijks wordt er nog in Egypte een feest gevierd
bij het openen van den Kalidge of het uederhakken van
den dijk van liet kanaal te Cairo, ten einde de wateren
van den Xijl toe te laten, wanneer zij eene zekere
hoogte hebben bereikt. Deze hoogte wordt gemeten
door een werktuig, dat daarvoor gemaakt is, en een
Viloineter of meter van deu Nijl heet. Dil instrument
is geplaatst tusschen Gizeh en Cairo, aan den kant van
een eiland iu het midden der rivier, en bestaat uit een
ronden toren met een vertrek, dat in het midden ecu
put heeft, die met marmer omzet is. De \'bodem van
den put reikt tot aan den bodem der rivier, cu er is eene
grootc opening, waardoor het Xijlwater toegang heeft
tot den put. liet rijzen van het water wordt aangewezen
door eene achthoekige kolom, \\au blaauw en wit mar-
iner, waarop twintig el, elk van twee en twintigduim,
afgeteekcud zijn. Als de rivier hare behoorlijke hoogte
: bereikt heeft, worden al de kanalen geopend, en het
! geheelc land wordt onder water gezet, liet grootste
: belang wordt er door de bewoners aan het rijzen van
den Xijl gehecht, daar Egypte voor zijne vruchtbaar-
heid geheel afhangt van deze trotsche rivier, en daar-
oni worden, wanneer de gemiddelde hoogte bereikt
is, eu de kanalen worden geopend, vreugdetoouen
van alle kanten geboord, vermengd met muzijk, ge-
zang en kreten van „Allah illah Allah." Ecu algemeen
feest wordt er te dier tijde gehouden, gedurende bet-
welk het volk zieh overgeeft aan alle soorten van ge-
nocgens; vreugde is op elk gelaat geteekend, en het
geluk heci\'scht iu elk huis. Een ieder wenscht zijn
buurman geluk, dal de riviergod vruchtbaarheid en
overvloed over hel land uitstort.
DïtUZEN, eeue kellersche Mohauiedaanschesecte
die omstreeks het begin der elfde eeuw in de bergen |
van Syrië ontstond. De Druzen worden voornamelijk
gevonden in de districten van don Libanon, ten noor-
deu van de Metawii.ah (zie ald.) en ten zuiden van
de Maronieten (zie ald,), met welke zij echter tot
zekere grens vermengd zijn. Zij worden ook iu een
groot aantal in Wadi-et-Teim, in Jebel Ilauran en in
de nabijheid van Damascus gevonden. Als eeue scetc
stammen zij af van de Carmatuikks (zie ald.), en hun
oorsprong is toe te schrijven aan de voortplanting van
; de buitensporige leer van den dweepzicken kalif El
j llakini van het 1\'atimitische geslacht. Deze tiranieke ]
| heerscher werd verontrust door een opstand van de
: orthodoxe Muzelmannen van Egypte, aangevoerd
! door een geringen waterdrager van Cairo,die voorgaf
van den stam der Ommiaden te ziju. Na een langen
en hevigen strijd werd de bedrieger overwonnen en
, gevangen genomen. De kalif vond ecuc nieuwe eu
zonderlinge wijze uil om hem Ier dood te brengen; hij
gaf bevel, dat hij mei zijne handen en voeten aan een
-ocr page 715-
DRUZEN.
093
kameel gebonden en door de straten van Cairo geleid
zou worden, terwijl een aap, te dien einde afgerigt,
hem op het hoofd sloeg mei een steen, totdal liet leven
er uit was. Van dien tijd afweid El Hakim een hevig
vervolger van de orthodoxe Mohamedanen en een mag -
tige tegenstander der kali ten van Bagdad. II ij werd
bijgestaan door twee Perzische leerlingen, die even
dweepziek als hij waren, namelijk Hamza en Ed-De-
razin, van wiens naam Dcruz, hunne juiste Arabische
benaming, komt, waarvan het woord Drozen afgeleid
j is. Gedurende langen tijd hing er veel duisternis over
i de leerstellingen dezer zonderlinge seete, doch thans
hebben w ij daarvan een vrij juist verslag van verschei-
dene schrijvers, die zorgvuldige onderzoekingen heb-
beu ingesteld aangaande dit geheimzinnige onderwerp.
De Sacy geeft in zijn werk „Exposé de la Religiou des
Druzes" het volgende overzigt van deze zonderlinge
secte: „Slechts t\'éu God te erkennen, zonder te trachten
de natuur van Zijn wezen en van Zijne eigenschappen
te doorgronden; te erkennen, dat Hij noch door de
zinnen begrepen, uocli door woorden bepaald kan
worden; te geloovcn, dat de Godheid ziek op verschil-
lende tijden in ecue meusehelijke gedaante aan men-
schen vertoond heeft, zonder deel te hebben aan ééne
van de zwakheden en onvolmaaktheden der mensch-
hcid; dat Zij zich eindelijk vertoond heeft bij het begin
der vijfde eeuw van de Ilcdsjra in de gedaante van
TIakum Biamr-Allah; dat dat de laatste Harer ópen-
baringen geweest is, waarna er geene andere meer te
verwachten is; dat Hakiin in het jaar All van de
Hedsjra verdween,om hel geloof zijner dienstknechten
te beproeven, oin plaats te maken voorden afval van
huichelaars en van hen, die slechts de ware godsdienst
hadden omhelsd, in de hoop op tijdelijke belooningen;
dat hij na korten tijd weder verschijnen zal vol glorie
en majesteit, om overal zijne vijanden te zegepralen,
om zijn rijk uit te breiden over de geheele aarde, en
zijne getrouwe aanbidders voor altijd gelukkig te ma-
ken; te geloovcn, dat de Algemeene Geest liet eerste
van Gods schepselen is, het eenigc dadelijke voort-
brengsel van Zijne almagt; dat deze op de aarde ver-
schenen is ten tijde van elke der openbaringen van de.
Godheid, en eindelijk verschenen is sedert den tijd
van Hakim iu de gedaante van Hamza, zoon vau
Ahmed; dat door zijn bestuur alle andere schepselen j
zijn voortgebragt; dat Hamza alleen de kennis aller
waarheid bezit, dal hij de eerste dienaar der ware
godsdienst is, en dat hij, middellijk of onmiddellijk,
met de andere dienaren en met de geloovigen, maar
in verschillende verhoudingen, de kennis en de genade
deelt, die hij dadelijk van de Godheid ontvangt, en
waarvan hij het eenigc kanaal is; dat hij alleen oninid-
dellijken toegang tot God heeft, en als middelaar han-
deli voor de andere aanbidders van het Opperwezen; te
erkennen, dat Hamza diegene is, aan wicn llakim zijn
zwaard zal toevertrouwen, om zijne godsdienst Ie doen
zegevieren, om al zijne mededingers te overwinnen,
en belooningen en straircn uit te deeleu volgens de j
verdiensten van een ieder; de andere dienaren der
godsdienst te kennen, en denrang, dien eenieder hun -
ner bekleedt: aan een ieder de gehoorzaamheid en de
onderwerping te geven, die hem toekomt; te bekennen,
dat elke ziel geschapen is door den Algemeenen Geest;
dal Lel aantal menschen altijd even groot is, en dat
de zielen achtervolgens in verschillende ligchameu
overgaan; dat zij door hunne gehechtheid aan de waar-
beid verheven worden tot een hoogcren graad vanuit-
muutendheid, of verlaagd worden door godsdienstige
o\\ erdenking te verwaarloozen of op te geven; de zeven |
gebodenoptc volgen, die de godsdienst van Hamza aan :
de volgelingen \\ au dezen oplegt, en die voornamelijk
vau hen eisehcu het inaehtnemen der waarheid, liefde ■
jegens hunne broederen, afstand van hunne vroegere j
godsdienst, de meest volkomeue berusting eu ondcr-
werping aan den wil van God; te erkennen, dat, alle
vorige godsdiensten slechts meer of min volmaakte
typen van de ware godsdienst geweest zijn, dat al hare
cereinoniëele gebruiken slechts allcgoriën zijn, eu de
openbaring van de ware godsdienst de afschaffing van
elk ander geloof vereisehte. Dil is eene korte schets |
van de godsdienst, die in de boeken der Druzen wordt !
geleerd, waarvan Hamza de schrijver is, en wiens vol- ;
gelingen Unitarissen worden genoemd."
Mohamed ben Ismaél Ed-Derazin was een vurig
apostel van den dweepzieken Hakim, die.behalve zijne
andere ongerijmdheden, ook geéischt heeft om als eene
godheid ie worden beschouwd. Die goddelooze eisch
werd ondersteund door Ed-Derazin, die beweerde,
dat Hakim eene vleeschwording van den ouzigtbarcu
Imam was. Hamza was de ^ijverigste zendeling van
het nieuwe geloof; hij verklaarde, dal Mohamed niets
wist dan de letterlijke verklaring van hetgeen geopen-
baard was, terwijl El Hakim bekend was met den
allegorischen zin, die volmaakte en ware wijsheid was.
De voornaamste punten, waarop de Druzen van de
andere Mohamedaansche sceten verschillen, zijn het
gezag, dat zij toeschrijven aan El Hakim, eu hun eer-
bied voor eene geloofsoorkonde, die hij aan zijne vol-
gelingeu zou hebben nagelaten. Deze oorkonde vond
incu na den dood vau KI Hakim in eene van de mos- ;
-ocr page 716-
DRUZEN.
69-1
keen hangcu, eu wordt ouder de Druzen in grootere
achting gelioiideu dan de korau. Het is een wonderlijk
feit, dat, hoewel dit zonderlinge volk voorwendt Mo-
bained als cen profeet te vereeren, het nooit zijn naam
uitspreekt zonder zijne nagedachtenis te vloeken.,, Wij
zijn diegenen," zeggen de Druzen, „die in het bezit
van het geloof gesteld zijn na de godsdiensl vanMoha-
med, den zoon van Abdallah; moge de vervloeking des
Ueeren op hem zijn." /.ij zijn gesteld op den naam
van Unitarissen, en beweren, dat zij alleen de leer
der Goddelijke eenheid goed begrijpen. Wat El Ha-
kini aangaat, dien zij hoofdzakelijk vereeren, zij ver-
wachten zijne wederkomst binnen korten tijd, indien
dat hem zoo behaagt, en dat hij mei zijne volgelingen
op aarde zal heersenen gedurende talloozc eeuwen,
wanneer zij, die nu weigeren hem te erkennen, zullen
worden onderworpen aan zijnen schepter, geklonken
in ketens, genoodzaakt om ecncjaarlijksehe schatting
te betalen, en gedwongen om kenteekenen op hunne
kleederen te dragen. Door den ijver van llamza ver-
spreidden de nieuwe leerstellingen ziel) snel over
Egypte, Palestina en langs de kust van Syrië, doch
ten gevolge van de vervolging, die door de orthodoxe
Mohamcdancn tegen hen ontstond,vlugttcn de Druzen
naar den Libanon, waar er thans op de bergrij van
den Anti-Libanon ruim 900,000 wonen.
De godsdienst der Druzen is ecu stelsel van Dcis-
nius, dat hier en daar vermengd is mei sporen van het
Judaïsmus,Christendom enMohamedismus. Zij nemen
noch de besnijdenis, noch het gebed, noch vasten
iu acht; zij drinken wijn, eten varkensvlcesch, eu
huwen binnen de verboden graden. Zij dragen een
witten tulband als cen zinnebeeld van zuiverheid. Al
de ceremoniën hunner godsdienst zijn zooveel moge-
lijk in geheimzinnigheid gehuld; hunne moskeen staan
afgezonderd, en zijn gewoonlijk gebouwd op de toppen
van heuvelen, en niemand dan de ingewijden mag bij
hunne eercdienst tegenwoordig zijn. In hunne heilig-
doinmen bevindt zich de gesluijerde gedaante van een
kalf, welke zij beschouwen als het zinnebeeld van den
onzigtharen Imam; deze gedaante wordt zelden out-
bloot, en nooit anders dan voor hen, die de hoogere
graden in het geloof hebben verkregen. De ingewijden
zijn vcrpligt om de meest onschendbare gehcimhou-
ding te bewaren ten aanzien van godsdienstzaken,
meer bijzonder aangaande hun meester 101 Ilakiin.
De strenge regel, dien zij op dit punt gemaakt heb-
ben, is, dal „hij, die het minste dier geheimen ver-
raadt , zal zouder genade als een afvallige gedood
worden in de openbare vergadering der Druzeu.:\'
De kerkelijke inrigtingen vau de Druzen worden
in hel kort beschreven door Niebuhr in zijne Reizen
in Arabië enz. „üc Druzen," zegt hij, „worden vcr-
deeld in Akalen, dat is te zeggen, geestelijken, en
Djahcls of wereldlijken. De geestelijken hangen af
van drie Akalen, die Scheiks onder hen zijn, van welke
er een in het district Arkub, de tweede in het district
Tsehuf el 1 feite en de derde in het distriet Uasbcia
woont. De Akalen worden van de wereldlijken onder-
scheiden door hunne witte kleederen. Zij hebben gc-
wooulijk goede huizen op de heuvelen, en te oordcelen
naar die weinige, welke ik zag op den weg van Saïdc
naarDamascus, kom! liet mij voor, dat zij de slechtste
plaatscnnict gekozen hebben. Op Donderdagavond,
die onder de Oosterlingen de nacht vau Vrijdag wordt
genoemd, komen zij te zamen in het hui\'* van den een
of ander hunner broederschap, om hunne eercdienst
uit te oefenen en voor de geheele natie te bidden. De
vrouwen van geestelijken mogen daarbij tegenwoordig
zijn, doch zij laten geene wereldlijken toe, zelfs geen
Seheik of Emir. Zij verachten alle ccreainbten op de
wereld, doch misschien maken zij hierin van den nood
ecne deugd, want bij de terugkomst vanHakim hopen
zij koningen, viziers en pacbas te zijn. Zij trouwen
niet met de dochters van wereldlijken, en hunne ver-
aeiiting van de eigendommen der grooten drijven zij
zelfs zoo verre, dal zij niet eten met de Scheiks eu
Emirs hunner eigene natie. Akalen eten slechts met
Akalen en met de boeren en andere arme menschen,
die zij zeker wctcu, dat hun brood door arbeid ver-
dienen." Burckhardi werpt ook meerder licht over dit
onderwerp in zijne Reizen iu Syrië. „Het schijnt bij
hen ecne grondstelling te zijn," zegt hij ons, „de
godsdienstige gebruiken aan te nemen van het land,
waarin zij wonen, en het geloof der sterksten te belij-
den, daarom belijden zij in Syrië allen het Tslamisnius;
zelfs zij, die gedoopt zijn, nemen nog de uiterlijke
vormen van het Mohamedaansche geloof in acht. Er
is geene waarheid in het beweren, ial de Druzen den
eenen dag naar de moskee gaan :n den volgenden
dag naar de kerk, zij belijden allen het Islamismus;
en wanneer zij zich met de Mohamedauen vermengen,
verrigten zij de plcgtigheden, die door hunne gods-
diensl voorgeschreven worden. Iu het afgezonderde
verbreken zij echter de vasten van den Ramadan,
vervloeken Mohamed, geven zich over aan wijn, en
eten voedsel door den koran verboden. Zij hebben cen
ingekankerdeu haat tegen alle godsdiensten, behalve
hunne eigene, maar meer bijzonder tegen die der
Franken, voornamelijk ten gevolge cener overlevering
-ocr page 717-
095
stof van de ligchamelijke wereld, als staande tegen-
over de ziel der wereld, die aan het heelal het leven
geeft. „Het meest wezenlijke onderscheid," zegt
Neander, „tussehen de stelsels der Gnostieken cu
dat, hetwelk ook den besten maatstaf, waarnaar wij ze
verdeden kunnen, aan de hand geeft, berust op de
meerdere of mindere toenadering van hunne eigen-
aardige wereldbeschouwing tot die des Chrislcndoms.
Het is juist het dualistische element, dat in al die
stelsels heerscht, waarop het hier aankomt, en waar-
door de strijdigheid tussehen ocnetijdelijke,aardsche
en eenc hoogere, onzigtbare wereld, tussehen het na-
tuurlijkc,zuiver menschclijkc cuhet Goddelijke, welke
het Christendom, als in tegenspraak met de oorspron-
kelijkc eenheid der schepping, uit een afval van het
schepsel afleidt, en als slechts door de verlossing
weder weg te nemen voorstelt, tot eenc oorsprouke-
lijke werd gemaakt, die, in bet bestaande zelf gegrond,
nimmer door eenige verlossing kon opgeheven worden.
Deze strijdigheid, aldus opgevat, moesten de Gnos- |
ticken ook tot het Christendom in zijne betrekking .
tot de schepping, de natuur en de geschiedenis uit- j
strekken. Waar zij geheel onbepaald in al hare kracht
werd aangenomen, moest men ook eenc volstrekte,
strijdigheid tussehen het Christendom en de schep-
ping, de natuur en de geschiedenis stellen, en moest
het eerste het voorkomen verkrijgen van iets, dat ge-
hecl o]) zich zelf stond, en, zonder eenig verband met
al het overige, er als het ware plotseling en geheel
onvoorbereid was ingeschoven. Er kon mitsdien ook
geeue sprake zijn vau eenc voortgaande ontwikkeling
der godsregering als een innerlijk, naauw verbonden
geheel, maar iederezamenbang tussehen het Christen-
en Jodendom moest verbroken worden. Dit alles nu
vercenigde zich als in één brandpunt in de wijze,
waarop men zich de betrekking voorstelde van den
Demitirgos tot den hoogsten, volmaakten God en lot
de wereld der geesten; en het komt er dus geheel op
aan, of hier eenc volstrekte strijdigheid aangenomen,
of voor eenc zekere toenadering nog ruimte gelaten
werd. Het behoeft geen betoog, hoe diep dit verschil
in de denkbeelden omtrent godsdienst en zedelijkheid
ingrijpen moest."
Het dualismus lag ten grondslag van het stelsel der
Basiuüiaxkn (zie ald.), waarin de vermenging van
het Goddelijke element met de stof werd toegeschreven
aan eenc inbreukmakiug van het rijk der duisternis
o)) hel rijk des lichts. Doch het dualismus heerschte
niet alleen in verschillende Gnostische stelsels, maar
bekleedt ook eenc in het oog vallende plaats in de
onder hen, dat de Europeanen te eeniger tijd hunne
republiek omver zullen werpen."
Alvorens wij dit artikel eindigen, inoefen wij mei-
ding maken van eenc bijzondere kleeding onder de
vrouwelijke Drozen, waarvan verschillende reizigers
in Palestina melding maken. In de stralen vanBcyrout
ontmoet men zeer dikwijls Druzische vrouwen, die
den tantour of zilveren hoorn dragen, niet den witten
sluijer er over heen. Het is verre van een bevallig
sieraad, en is alleen aangenomen door de vrouwen
van den Libanon. liet is waarschijnlijk, dat deze mode
oorspronkelijk ontleend is aan de taal der Schrift,
en niet dat ztdk eenc mode lang geleden bestond,
waarop de Schrift wijst. Waarschijnlijk is de waar-
hcid ten aanzien van deze gewoonte dezelfde als ten
aanzien van verscheidene gebruiken onder de Abys-
siniérs; zij hebben gewoonten gegrift op eenc lctter-
lijke toepassing van de uitdrukkingen inde Schrift.
Gezegden als: „Ik heb mijnen hoorn in hef stof gc-
daan," kunnen bij het volk van den Libanon aaidei-
ding gegeven hebben tot dit zonderlinge hoofdtooisel.
De hoorn, waarop de woorden der Schrift betrek-
king hebben, was eenvoudig, zooals bij de Grieken, de
hoorn van dieren, daar die hun voornaamste verdedi-
gingswapen is, en daarom het natuurlijke zinnebeeld
van kracht.
DUALISMUS, dat leerstelsel dat twee ongelijk-
soortige, oorspronkelijke en niet van elkander af te
leiden beginselen, een goed en een kwaad beginsel,
aanneemt. Het kwaad word! derhalve builen het God-
dclijke bestuur gesteld, daar het een onafhankelijk
bestaan buiten God heeft. Dit was een van de grond-
beginselen der Gnostische ketterijen. Zij waren uit
haren aard dualistisch. Zij trachtten den tegen woordi-
gen staat der dingen te verklaren uit een zedelijk oog-
punt, door te beweren, dat die hef voortbrengsel is
van twee met elkander strijdige beginselen, de uitslag
van de vermenging van twee elkaar vijandige magten.
Deze bijzondere denkwijze kenmerkte do Syrische
als onderscheiden van de Alexanilrijnsche Gnosis,
en was blijkbaar ontleend aan het oud-Perzische stelsel
van Zoroaster, hetwelk leerde, dat Ahriman en diens rijk
even oorspronkelijk en onaf hankelijk waren alsO/wrv/
en diens rijk. (Zie Abesta.J Deze theorie, die zich bij
de ManiclueVschc scefe openbaarde, nam het bestaan
aan van een werkzaam, ontstuimig rijk van duisternis,
dat aanhoudend invallen deed in bet rijk des lichts,
en aldus het licht met de duisternis, of het kwade
met het goede, vermengde. Dit stelsel van dualismus
werd ook onder de Platonisten gevonden in de hyle of
-ocr page 718-
DUOHOBORTZi.
nor,
van Jekaterinoslav aanboden. Dit geschrift is vau
den volgenden inhoud: „God is slechts één, doch Hij
is één in de Drieëenheid, Deze heilige Dricëenheid is
een ondoorgrondelijk Wezen. De Vader is het licht,
de Zoon is het leven, de Heilige Geest is de Vrede.
In den mensch is de Vader geopenbaard als het ge-
heugen, de Zoon als de rede, de Heilige Geest als de
wil. De menschclijke ziel is het beeld van God; maar
dit beeld in ons is niets anders dan het geheugen, tle
rede, en de wil. De ziel beeft bestaan vóór de schep-
ping der zigtbarc wereld. De ziel viel vóór de schep-
ping der wereld, te gelijk met vele geesten, die toen
in de geestelijke wereld, in de wereld hierboven, vielen,
daarom moet de val van Adam en Eva, die in de Schrift
: beschreven is, niet in zijn gewonen zin opgevat wor-
I den; maar dat gedeelte der Schrift is een beeld, waarin
\' voorgesteld is: ten eerste, de val der menschclijke ziel
uit een staat van verheven zuiverheid in de geestelijke
wereld, en voor zij in de wereld kwam; ten tweede,
de val die door Adam werd herhaald, in bet begin van
de dagen dezer wereld, en die voor ons verstand ge-
schikt is; ten derde, de val die, sedert Adam, geestelijk
en vleesehelijk herhaald is door ons allen, en die her-
liaald zal worden tot aan de vernietiging der wereld.
Oorspronkelijk werd de val der ziel veroorzaakt, door-
dien zij zich zelve beschouwde, en zich zelve alleen
begon te beminnen, zoodat zij zich van de beschouwing
en liefde van God afkeerde, alsmede door eenvrijwil-
ligen hoogmoed. Toen de ziel voor hare straf gesloten
werd in de gevangenis des ligchaams, viel zij ten
tweeden male in den persoon van Adam, door de
schuld der verleidende slang, dat is te zeggen, door
den bedorven wil van liet vlceseh. Thans wordt de val
van ons allen veroorzaakt door de verleiding derzclfde
slang, die in ons getreden is door Adam, door het ge-
bruik der verboden vrucht, d. i., d»or den hoogmoed
en de opgeblazenheid van den geest en de wellustig-
heid van het vleeseh. Het gevolg van den eersten val
der ziel in de wereld hierboven was het verlies van
het Goddelijke beeld en bare beslotenheid inliet stof.
Het geheugen des menschen werd verzwakt, en hij
vergat, wat bij vroeger geweest was. Zijne rede werd
verduisterd, en zijn wil bedorven. Aldus verscheen
Adam in deze wereld, met eene flaauwe herinnering
van de vroegere hoogere wereld, zonder eene heldere
rede en een juistcn wil. Zijne zonde, welke lag in zijn
val op aarde herhaald, daalt echter niet tot zijne na-
komelingscbap af; maar een ieder zondigt, en wordt
voor zich zelvcn behouden. Hoewel niet de val
van Adam, maar de willigheid van eiken mensch
voornaamste Oosterschcgodsdicnststelsels. Zoo wor-
den Booddlra en Brahm beiden voorgesteld als in de
noodzakelijkheid, om uit zich zelve in de openbaring
te treden. Zoo springt de wereld van plia\'iiomoncn,
de Maia of begoocheling, in aanzijn. Hij den mensch
keert de geest of de ziel door verschillende stadiën
in het zuivere wezen van den Geest terug, de
Nirwana der Boeddhisten of de opneming in l!,-t>J,„i
den eeuwigen geest, liet hoogste geluk derBrahmanis-
len. Het Manichseïsche dualismus was eene blijkbare
vereeniging van het stelsel van Zoroaster niet dat der
Boeddhisten.
DUCHOBORTZI (Slav. T)uch, een geest, en «o-
rel:, een worstelaar), of strijders in den geest, cene
sectc van afgescheidenen van de Russische (Gricksche)
kerk. De oorsprong de Dncliohortzi is nooit volkomen
bekend geworden. Zij beweren zelve, wanneer zij over
dit onderwerp ondervraagd worden, dat decersteper-
sonen, die hunne beginselen toegedaan waren, de drie
Joodschc mannen waren, die in Dan. 1TI. mi uden ver-
meld, welke door Nebukadnczar in den brandenden
oven werden geworpen, omdat zij het gouden beeld,
dat hij opgerigl had, niet aanbaden. Geene oorkonden
bestaan er over de geschiedenis der Dnchobortzi;
geene zijn er ten minste openbaar gemaakt. Wijlende
graaf Krasinski, wiens kennis van de godsdiensten der
Slavonische natiën zeer uitgebreid was, was van mee-
ning, dat zij eene voortzetting van de seete der J\'.vi \\-
iiiïfx (zie ald.) zijn, die juist dezelfde leer over den
val der *iel vóór de schepping der wereld waren toe-
gedaan als de Dnchobortzi, en die in de dertiende en
veertiende eeuw in Servië, Bosnië en Dalmatië zeer
talrijk waren, doch van wie sedert liet laatste gedeelte
der vijftiende eeuw geene melding meer wordt ge-
maakt. Of deze gissing al of niet op een goeden grond-
slag steunt, de Dnchobortzi werden eerst tegen bet
midden der vorige eeuw in verschillende deelen van
Rusland ontdekt. Zij trokken vooral de aandacht van
het gouvernement door hunne weigering om in het
leger te dienen. Dit besluit, waaraan zij zich volstandig
hielden, haalde hun de vervolging der burgerlijke au-
toriteiten, gedurende de regering van Catharina en
die vanl\'aul.op den hals. Volkomenc verdraagzaamheid
werd hun echter toegezegd, toen Alexandcr I. den
troon der Czaars beklom, en zij kregen verlof om ko-
loniën te stichten in het zuiden van Rusland aan den
regteroevcr van den Molochna.
liet beste verhaal van het geloof der Dnchobortzi
is vervat in een geschrift, die zij ten tijde hunner ver-
volging onder Catharina aan Kochowski, gouverneur
-ocr page 719-
nrcnoF.oTrrzi.
(\',07
van God, die, in onze voorvaderen zoowel al» nu iu
ons zelve, op verschillende wijzen handelde en handelt.
Wanneer Hij echter in het Nieuwe Testament wordt
beschouwd, is Hij niets anders dan de vleesch gewor-
den Geest van de hoogste wijsheid en kennis van God
en waarheid, de Geest der Liefde, de Geest, die van
boven komt, vleesch gewordene, onuitsprekelijke,hei-
ligste vreugde, de f ieest der troost, des vredes in zijne
volheid en eiker klopping van het hart, de Geest der
kuischhcid, matigheid, gematigdheid.
.,Christus was ook mensch, omdat Hij, gelijk wij,
geboren was in het vleesch. .Maar Hij daalt ook neder
in elk onzer door de aankondiging van Gabriel, en
wordt geestelijk ontvangen, zooals in Maria; 1 lij wordt,
geboren in den geest van eiken gcloovige; Hij gaat in
de woestijn, namelijk inliet vleesch van eiken geloovige,
wordt verzocht van den duivel in eiken mensch door
de zorgen des levens, wellust igheid euwerelilsche eer.
Als Hij sterk in ons wordt, spreekt Hij woorden van
onderrigting; Hij wordt vervolgd, lijdt den dood
aan liet. kruis, en wordt in het graf van liet vleesch
gelegd: Hij staat o)) in het licht der heerlijkheid, in
de ziel van hen, die tot het tiende uur droefenis lijden;
Hij leeft in hen veertig dagen, giet alle liefde in hun
hart, leidt hen naar den hemel, en brengt hen op het
altaar der heerlijkheid als een heilig, waar en bemin-
nelijk offer."
De Duchobortzi erkennen de Schriften van het Oude
en het Nieuwe Testament als het Woord van (tod,
doch, gelijk de Swedenborgianen, beweren zij, dat
zelfs de eenvoudigste historische opgaven van den
bijbeleene geheimzinnige allegorische beteekenis heli-
ben, die hunne secte alleen volkomen begrijpen kan.
De geheele godsdienst zoeken zij iu mystieke oefe-
uingen, met uitsluiting van alle uitwendige gebruiken
en plegtigheden. „Toen wij hun het belang onder liet
oogbraglen," zegt Dr. Henderson, „van goed voorzien
te zijn van de Schriften, zeiden zij ons, dat wij ons zeer
vergisten, als wij ons verbeeldden, dat zij den bijbel
niet onder zich hadden. Zij hadden dien in hun hart;
het licht aldus medegedeeld was voldoende, en zij
behoefden niets meer. Vlies is bij hen geestelijk. Zij
spreken van Christus en diens dood, doch verklaren
Zijn persoon en lijden op ecne mystieke wijze, en
bouwen oji een geheel anderen grondslag dan de boe-
tedoening. Zij maken geen onderscheid van dagen
en spijzen, en hel huwelijk, wel verre van bij hen een
sacrament te zijn, wordt te naauweruood als eene
burgerlijke instelling beschouwd."
Daar de Duchobortzi aan het inwendige boven bet
de wortel der zonde is, is toeli niemand vrij van
val en zonde, omdat een ieder, die in deze wereld
komt, reeds vroeger gevallen is, en de neiging tot
een nieuwen val medebrengt. Xa den val der ziel in
de wereld hierboven schiep God voor haar deze we-
reld, en stortte haar, naar Zijne geregtigheid, nit de
wereld van geestelijke zuiverheid in deze wereld, als
in cene gevangenis, tot straf voor de zonde; en nu
zinkt en begraaft zich onze geest, in deze wereld bc-
slotcn, iu dezen ketel van elementen, die er in gisten.
Aan den anderen kant wordt de ziel inliet tegenwoor-
dige leven als in eene plaats van zuivering ncdergela-
tcn, opdat, mei vleesch omkleed zijnde en hare eigene
rede en haren eigen wil volgende, zij onderwezen
moge worden in goed of kwaad, en dus de vergeving
harer vroegere schuld verwerven, of onderworpen
worden aan altijddurende straf. Wanneer het vleesch
voor ons in deze wereld wordt gevormd, vloeit onze.
geest van boven er op neder, en de mensch wordt iu
aanzijn geroepen. Ons vleesch is de vergaderplaats,
waarin onze ziel ontvangen wordt, en waarin zij de
herinnering en het gevoel verliest, van hetgeen wij
eenmaal vóór onze vleeschwording geweest zijn; het
is het dunne water der elementen iu den kokenden
ketel dezer wereld, in deze wereld des Heercn, waarin
onze zielen gezuiverd moeten worden tot een zuiveren,
eeuwigen geest, die beter dan de vroegere is; het is de
eherub met het vurige zwaard, die ons den weg tot
den boom des levens, tol (Jod, tot de opneming in Zijne
Godheid afsnijdt: en hier is aan den mensch die God-
delijke beschikking vervuld: „Nu dan, dat hij zijne
hand niet uitsteke, en neme ook van den boom deslc-
veus, en ete, en leve in eeuwigheid.
„Daar God van alle eeuwigheid den val der ziel iu
het vleesch voorzag, en wist, dal de mensch door zijne
eigene kracht niet van dezen val kon opstaan, besloot
de Eeuwige liefde op aarde neder te dalen, om mensch
te worden en door haar lijden de eeuwige geregtigheid
te voldoen.
„Jezus Christus is de Zoon van God en God zelf. Men
moet echter opmerken, dat, als Hij in het (Inde Testa-
ment wordt beschouwd. Hij niets anders dan de Hemel-
sehe Wijsheid van God, de Albehoeder is, die iu het
begin in de natuur der wereld werd gekleed, en laterin
de let teren en geschriften van het geopenbaarde Woord.
Christus is het Woord Gods, dat tot ons spreekt in
het boek der natuur en in de Schrift; de magt, die,
door de zon, wonderdadig schijnt op de schepping en
in levende schepselen, die alles beweegt, alles bezielt,
en overal is in aantal, gewigt en maat. Hij is de magt
-
-ocr page 720-
(31)$
DlCllOBOUTZl.
uitwendige licht de voorkeur geven, zijn zij altijd ge-
1 reed geweest om die meeuingeu te omhelzen, welke
een euthusiastische geest huu mogt verkondigen. Op
zekeren t ijd w erden zij door het gouvernement Ikono-
Lurtsi
genoemd, omdat zij het gebruik van schilderijen
bij hunne eeredienst verwierpen. Voor zich zelve ne■
men /.ij den naam \\ an Christenen aan, en alle andere
menseheu noemen zij ineuschen der wereld. Zij treden
nooit de nationale kerken binnen, of buigen zich voor
schilderijen gedurende den tijd des gebeds; zij maken
niet het teeken lies krnises en nemen de bepaalde vas-
len niet in acht; zij bedienen noch den doop noch het
avondmaal. Zij hebbeu gecue bepaalde plaats voor de
eeredienst, en houden geen dag heiliger dan de au-
derc dagen. Hunne bijeenkomsten worden dikwijls
inde open lucht gehouden in twee kringen, waarvan
de eeue uil mannen en de\' andere uit vrouwen bestaat.
Dr. L\'inkerlon, wiens mededeelingeu door zijn lang
verblijf in Rusland van groote waarde zijn, geeft het
volgende verhaal van hunne bijeenkomsten: „Een
ieder hunner heeft de vrijheid om eene bijeenkomst in
zijn eigen huis te houden, eu om diegenen zijner broe-
deren, die nabij hem wonen, uit te noodigeuom daarbij
tegenwoordig te zijn. Bij zulke bijeenkomsten gebrui-
ken zij altijd 1c zamen het avondeten, en mogt de
broeder, in wiens huis de bijeenkomst gehouden wordt,
niet in staat zijn om voedsel te verschaffen, voldoende
om zijne gasten te onthalen, dau zenden zij zelve vooral\'
te dien einde levensvoorraad, of brengen dien mede.
„Te zaïneu zijnde groeten zij elkander; de mannen
groeten de mannen, en de vrouwen de vrouwen, door
elkander bij de regterhand te nemen en driemaal te
buigen en elkander te kussen; Ie zelfdcr tijd spreekt
een ieder ecu korl gebed uit. Deze drie buigingen en
drie omhelzingen verrigtcu zij in den naam van den
diïeëenigen God, tot zuivering van het vlcesch en tot
uitroeijing van den hoogmoed. Zij nemen elkander
bij de hand als een teekou van hunne verceniging in
liefde, in roeping, in kennis van oordeel en van den
ongezieneu God, die in hen is.
„In den loop der zamenkomstcn bidden zij na el-
kander, zingen psalmen en verklaren het Woord Gods;
doch daar het grootste aantal van hen niet in staat
is om te lezen, wordt veel hiervan op hunne vergade-
ringeu uit het hoofd gedaan. Zij hebben gecne aan-
gestelde priesters, maar belijden, dat Jezus Christus
de eenigc regtvaardige, heilige, zuivere, onbesmette j
priester is, gescheiden van zondaren en verheven bo- !
ven de hemelen; Jlij is ook hun eenige onderwijzer, j
In hunne vergaderingen onderrigten zij elkander uit
• de Schriften; eeu ieder spreekt, volgens de genade
I hem gegeven, tot vermaning en vertroosting zijner
: broederen. Zelfs v rouwen zijn van dit voorregt niet
uitgesloten, want zij zeggen: „Hebben de vrouwen
j geen verlicht verstand zoowel als de mannen\'r" Zij
bidden staande of zittende, juist naar het uitvalt. liij
het eiudederbijeeukomst omhelzen zij elkander weder-
om driemaal, gelijk bij het begin, en dan scheiden zij."
Uc gereedheid, waarmede de Duchobortzi nieuwe
meeningen omhelzen, vertoonde zich ten sterkste om-
streeks het begin der tegenwoordige eeuw. Een man
genaamd Kapustiu, een ontslagen onderofficier van
de garde, voegde zich bij de secte, toen deze zich
vestigde aan de oevers der Molochna. Door zijne
talenten, welsprekendheid eu indringende manieren
kreeg deze persoon zooveel invloed over deze secta-
risseu, dat zij hem als een proleet beschouwden, en
zich blindelings aan al zijne voorschriften onderwier-
pen. Hij bragt hen er toe om te gelooven aau de leer
der zielsverhuizing en andere vreemde Oosterschc
ideen, zoouls dat de ziel van eiken geloovige eene ema-
natie was van de Godheid, liet \\\\ oord vleeschgemaakt,
en op de aaide zou blijven, doeli dat haarligchaam zou
veranderen, zoo lang de geschapen wereld bestaan
moest; dat God zich als Christus geopenbaard lieert
! iu hel ligchaam van Jezus, die de mees! wijze en vol-
! maakte der menseheu was, die er ooit leefde, en dat
daarom de ziel van Jezus de volmaakste en zuiverste
aller zielen was; dat sedert den tijd, waarop God zich
in Jezus openbaarde, Hij altijd bij de menseheu blijft,
levende en zich openbarende in eiken geloovige; maar
de iudividuëele zielvan Jezus blij ftjVolgens hetgeen Hij
zelfverklaarde, toen Hij zcidc: „Ik benmet ulieden al
de dagen, tot de voleinding der wereld," in deze wereld
wonen, en verandert haar ligchaam van geslacht tol
geslacht, maar behoudt, door eene bijzondere beschik-
kingvanGod,de berin nering van haar vroeger bestaan;
daarom is elke mensch, in wien de ziel van Jezus woont,
daarvan bewust. Gedurende de eerste eeuwen desChris-
Icudonis werd dit feit algemeen erkend, en de nieuwe
Jezus was bekend aan allen. Hij bestuurde de kerk, en
besliste al de geschillen over de godsdienst. Ilij werd
de, paus genoemd, maar valsche pausen overweldigden
spoedig den troon van Jezus, die slechts een klein aan-
tal getrouwe volgelingen en waregidoovigen behouden
heeft, volgens hetgeen Ilij zelf gezegd heeft, dat ve-
len geroepen, maar weinigen verkoren zijn. Deze ware
geloov igen zijn de Duchobortzi; Jezus is aanhoudend
te midden van hen, en Zijne ziel bezielt een van hen.
Zoo wasSylvanus Kolcsnikof (eenhoofd hunner secte),
-ocr page 721-
DUIF-AANBIDDING.
f>9Ö
onder de reine vogelen gerekend, eu van gewijde en
ongewijde schrijvers vernemen vrij. dat deze vogel
ouder de Oostersche natiën in hooge achting stond.
De duif werd aangebeden door de Vssyriër! en Sama-
ritaucu, gelijk Lucianus ons berigt, alshijzegt „Van
1 de vogelen schijnt de duif hun liet heiligst, en
I den het zelfs voor onwettig "in haar aan Ie raken."
i Eenige schrijvers veronderstellen, dal deze vogel (ï\'^v
de Assyriërs aangebeden werd tereere vanSemiramis,
terwijl andere beweren, dat zij een zinnebeeld van de
lucht is geweest. De duiven zijn altijd beroemd ge-
weestom hare huwelijkstrouw. Daarom was on
Egyptenaren ecne zwarte duif hel symbool cener
weduwe, die weigerde voor de tweede maal te huwen.
in de Heilige Schrift is de duifdikwijls een zinnebeeld
van zuiverheid en onschuld. Zij werd onder het < hule
Testament als eene offerande aangewezen, \\.i:v. XTI:
fi en 8, en ook als zoodanig erkend in verschillende
deelen van het Nieuwe Testament, voornamelijk in het
. geval van hen, die niet in staat waren om kostbaar-
-
der \'"ll\'ers te brengen. Gedurende ecnigcu tijd schijnt
de duif een zinnebeeld vankoningen geweest te zijn,
want Lightfoot,uit eenige Joodsche schrijvers aanha-
lende, zegt ons, dat, als Salomo op zijn troon zat, er
een scepter aan hing, waarop eene duif was geplaatst,
en eene gouden kroon in den mond der duif. Tn hel
wrhaal van den doop des Doeren, in lier Nieuwe Tes-
tament gegeven, vinden wij, dat de Heilige ("Mestuit
den Hemel op Hem nederdaalde in de gedaante eeuer
duif. Sedcrl dien lijd werd derhalve deze vogel dik-
wijls gebezigd om den Heiligen freest voor te stellen,
meer bijzonder als broedende op de oppervlakte der
wateren, bezig met te scheppen. Daarom wordt in de
Joodsche Commentariën de scheppende kracht van
den Geest gemeenlijk voorgesteld in de gedaante ecner
duif, die hare eijeren uitbroedt. Zoo kwamen deSemi-
tisehe natiën er algemeen toe om een lioogcn eer-
bied te koesteren voor de duif, en des te meer omdat,
behalve dat zij in verband stuud tol de schepping,
zij ook ecne voorname plaats in liet verbaal van den
zondvloed bekleedt.
In verschillende steden van Syrië werd de duif vroe-
ger aangebeden als eene godheid;daarom mogl zij niet
gegeten worden, en werden er gewijde duivenhokken
gebezigd, waarin deze vogels zorgvuldig weiden op-
gevoed. Venus werd aangebeden als de voornaamste
godheid der oude Arabieren, onder den naam va"
A lil at, wier gewijde dag Vrijdag was. Zelfs mi nog
ziet men eene gouden duif ie Mekka in de Kaüba, en
zoo groot is de eerbied voor duiven, dat zij in diestad
die vclr van uwe ouderen gekend Lebben, een ware
Jezus; maar nu ben ik liet, zoo waar als de beniel bo-
ven mijn hoofd en de aarde onder mijne voeten is; ik
ben de ware Jezus Christus, uw Heer. Daarom vall op
uwe knieën en aanbidt mij!" Zoo groot was de ligtge-
loovigheid, waarmede deze eenvoudige geestdrijvers
naar de onderrigting van Kapustin luisterden, dat zij,
gehoorzaam aan zijn bevel, dadelijk aan zijne voeten
vielen en hem aanbaden.
Kapustin eischte aldus erkend te worden als het
hoofd der seete, ten minste van dat gedeelte, dat in
Taurië gevestigd was. Zijn gezag bevestigd hebbende,
stelde hij ecne volkomen gemeenschap van goederen
onder zijne volgelingen in, en gedurende eenigentijd
was de kolonie, door de invoering van goederen en
de naarstige bebouwing van den grond, in een bij uil-
stek bloeijende toestand. Tn ls\'1 werd Kapustin
gevangen genomen, daar hij beschuldigd werd «ui
proselieten van de nationale kerk te maken, doch na
korten tijd werd hij na borgstelling op vrije voeten ge-
zet. Hij stelde een raad in van dertig personen voor
liet bestuur der seeie, twaalf van welke den naam van
Apostelen kregen. Hij den dood van Kapustin koosde
raad zijn zoon tol. opvolger, een jongeling slechts vijf-
tien jaar oud, die bovendien een zwakkeu geest bezat,
en onbekwaam was om te lieersehen. De uitslag dezer
schikking was, dat het bestuur der verecnigiug bij den
raad verbleef, die cene geheime regtbank oprigtte,
waardooi op de ecne of andere wijze allen omgebrag!
werden, die schuldig waren aan hel weerstaan van zijn
"czag, of verondersteld werden daaraan schuldig ge-
weest te zijn. Op deze wijze verdwenen ongeveer vier
honderd personen. Hel gouvernement werd er van on-
derrigt, en in 1S3 t begon er een onderzoek, dat in
1839 eindigde. Een groot aai\'tal lijken werd er ge-
vonden, waarvan eenige verminkt waren, terwijl het
voorkomen van andere maar al te duidelijk aantoonde,
dat zij levend verbrand waren. Ten gevolge van deze
ontdekkingen werd er in IS tl door keizer Nieolaas
cenc proclamatie uitgevaardigd, waarin bevolen werd,
dat al de Duchobortzi, die tot de kolonie aan den reg-
teroever van de Molochna behoorden, naarde Trans-
kaukasische provinciën gezonden, daar in afzonder-
lijke nederzettingen verdeeld, en onder een streng
toczigt geplaatst zouden worden. Ten gevolge van
dit bevel werden er ongeveer 2,500 personen naarde
Transkaukasische provinciën overgebragt, terwijl het
overschot der sccle, ten minste uiterlijk, zich bij de
heerseliende kerk van Rusland voegde.
DUIF-A ANRIDDUXG. De duifworclt doorMozes
-ocr page 722-
DUIE-AASIUDDING.
/UU
Indianen vau Noord-Amerika erkennen in dezen vo-
gcl het symbool der aarde, en spreken haar aan als
eene moeder. Ook de Daeoias vereeren de duif, zoo-
wel als den wolf en deu heer. Volgens eene legende
der Nieuw-Zeelanders was het eene duif, die de aarde
ophief tot op de oppervlakte der zee, en zij veronder-
stellen, dal die duif, die zij gelooven bezield te ziju
door den geest desgodsMawi, mei groote tusschcu-
poozen verschijnt ; als zij haar gedurende den nacht
hooren kirren, wordt zulks als een zeker tecken
van ceu naderenden storm beschouwd. De beroemde
reiziger (\'ook maakt melding van eene zonderlinge
overlevering, die ouder de Zuidzee-eilanders heerscht.
Tahiti, zeggen zij, was iu een zeer ouden tijd met
zekere booinen bedekt, die door een groot onheil
werden vernietigd, doch ecu aantal duiven, die de
zaden wegdroegen, bragteu ze over naar de maan.
Die zaden zijn van dat hemelligckaam teruggebragt,
en hebben oorsprong gegeven aaa de talrijke, weeldc-
rigc \'Wisehjes en wouden, welke deze eilanden vau het
Zuiden versieren. De Maudancn vau Noord-Amerika
vcrecren ook de duif, omdat zij deuken, dat zij tot de |
Roode Indianen kwam, toen de watereu vau deu zond-
vloed terugweken, met een wilgeutak in haar bek. !
\'A anueer derhalve de wilgenboom iu bloei is, vieren
/.ij een jaarlijkse!] feest, dal de teruggang der wateren ;
wordl genoemd, blijkbaar om deu zondvloed te her- !
denken.
Maar terwijl wij hij de duif stil blijven staan als !
een zinnebeeld onder Heidensche natiën, moeten wij
haar gebruik in de eerste Christelijke kerk als eeuc j
voorstelling vau den Heiligen Geest niet vergeteu. I
: Bij eene verkiezing tot ecu heilig ambt beschouwde !
men het als eene aanduiding, dat die kandidaat door ;
I ecu Goddelijk teeken daan oor was bestemd, op wiens
I hoofd ccuc duif zich nederzette. Hij werd daarom
i boven alle andere verkozen, daar hij door deu Geest
I zclven voor het ambt was aangewezen. Euscbiuszegt,
dat eene gebeurtenis van dezen aard tot de ve.rkic-
zing leidde van een bisschop van Home, hoewel deze
een vreemdeling was. Eerst dacht niemand er aan
om hem te verkiezen, doch (oen het volk eene duif op
zijn hoofd zag nederdalen, hield het dit voor een zin-
nebeeld van den Heiligen Geest, en als met cénesteni
riepen allen uit, dat hij\' waardig was, hetgeen de gc-
i wone wijze was om hunne toestemming te kennen te
geven. Op dezelfde wijze werd er tot de verkiezing
vau Sevcrus, bisschop van Liavcuna, en tot die vau
Kuortius, bisschop vau Orleans, besloten. Later,
\'oen beelden en schilderijen in de Christeu-kerkeu
raogeu nestelen, waar zij willen, zouder gevaar teloo-
pen vau gekweld te worden.
In haar zinnebeeldig karakter kau de duif tweeledig
beschouwd worden, als betrekking hebbende op de
schepping of op urn zondvloed. Ouder de natiën der
oudheid werd zij dikwijls gebezigt als een zinnebeeld
der schepping. Zoo kwam de Syrische Veuus uit een
ei voort, dat ui: den hemel iu deu Euphraat gevallen
zijnde, door vorschen op den oever werd gerold, eu
door duiven werd uitgebroed. De Aphrodite vau de
Griekeu of Venus van de Itomeiucn, die streng geno-
meu eene verpersoonlijking van de voortbrengende
krachteu der natuur was, en de moeder van alle levende
wezens, telde de duit\'onder de schepselen, die haar
bijzonder gewijd waren.
In lm Mozaïsche verhaal van den zondvloed wordl
de duif door Xoach uil de ark gezonden om te weten
ie komen, of de watereu geweken waren. Tweemaal
keerde zij terug, daar zij geeue drooge plek gronds
gevonden had om haar voet op te zetten, doch toen
zij voorde derde maal uitging, keerde zij uiel weder.
Daarom wordt de duif dikwijls zinnebeeldig gebezigd
met betrekking tol den zondvloed. „De duif behoort
tol den zondvloed," zegt Rougenioul iuzijnLePeuple
pritnitif, ..wanneer zij Semiramis voedt op de kust. of
Jupiter, die de god der tijdeuis naden vloed; wanneer
zij voorgesteld wordt te Hiërapolis op het hoofd van
Deucaliou of Semhamis; wanmer de Argouauten
haar loslaten uit hun schip, op het oogenblik dat zij de
Symplegadcs overtrekken. Te Ëryx, in die oude stad
van Sicilië, op wier uiedaljcs zich eene duif bevindt,
verdwenen de duiven, die gedurende het overige ge-
deelte van het jaar in groot aantal rondom den tempel
van Venus fladderden, op denzelfden dag, waarop zij
in processie naar de zee gingen, als om de godin te
vergezellen, die men dacht, dat naar Lybië gegaan
was, en keerden zij op den negenden dag mei groote
vreugde naar deu tempel terug.\'\'
DeJoodsche schrijvers zeggen, dal de duif op den
berg Gerizini door de C\'uthieten, die Salmanassar van
den Euphraal daarheen gebragl had, aangebeden
werd,en liet is ten hoogste waarschijnlijk, dal de Ba-
byloniërs, zoowel als de Assyriërs, dezen vogel ook
aanbaden. De duif stond oudtijds als een profetische
vogel iu hoogc achting, voornamelijk bij zeelieden,
liet was eene duif, die, van Thebe vertrekkende, het
orakel van Dodonn stichtte op de plaats, waar Deu-
calion zich na den zondvloed vestigde.
Verscheidene Heidensche natiën van nieuwere
tijden zijn gewoon om de duif te vereeren. De Roode
-ocr page 723-
DUITSCHLAND ((
toegelaten werden, werd de Heilige Geest somtijds
voorgesteld door ecne zilveren duif, die boven liet
allaar zweefde. Dit werd ook niet zelden in de bap-
tistcriën gevonden, als eeuc herinnering aan de duif,
die bij den doop op Jezus nederdaalde. Toen nu de
gewoonte meer algemeen begon te worden om gouden
of zilveren duiven boven het altaar te hangen, kreeg
de plaats, waar zij hingen, den naam vunperisierion,
\\anperislera, het Grieksche woord voor eene duif.
DUITSCHLAND (Chhistkxdom in). Men heeft
somtijds beweerd, dat liet Christendom reeds ten tijde
der Apostelen in Duitschland werd ingevoerd. Maar
Ireiueus, die in do laatste helft der tweede eeuw bis-
schop van Lyon was, is de eerste, die in duidelijke bc-
woordingeu over de verspreiding van het Christendom
in Germanië spreekt, terwijl liij bovendien, naar alle
waarschijnlijkheid, uitsluitend op die districten van
Duitschland wijst, die aan liet Romeinsche rijk on-
derworpen waren. Het eerste stellige berigt, dat wij
aangaande bet stichten van kerken in Duitschland heb-
beu, dagteekent van het, einde der derde eeuw, wan-
neer wij lezen van de bisschoppen Eueharius, Valerius
en Maternus, die de kerken van Trier, Keulen, Luik
en Mcutz stichtten en bestuurden. De namen van de
bisschoppon dezer kerken worden gevonden in de
j; lijsten der conciliën van Home eu Arles, die in 313
I eu 314 onder het bestuur van Constantiju gehouden
I werden. Te zelfder tijd dat wij voor het eerst hooren
1 van kerken aan den Rijn, kenteekenen de vlammen
der vervolging de verspreiding van het evangelie naar
den Donau. Afra, martelaar van Augsburg, werd
omstreeks 301 aan de vlammen overgeleverd. De
Germaansche natiën, die in de vijfde eeuw in het
, Westcrsche Romeinsche rijk vielen, waren of Chris-
i lenen vóór die gebeurtenis, bf werden Christenen
i onmiddellijk daarna, opdat zij hun gezag in een Chris-
; ten-land zouden kunnen vestigen. Het is moeijelijk te
bepalen, hoe de Vandalen, Sueven en andere stammen
i er toe gebragt werden, om het Christelijk geloof te
: omhelzen. De Bourgondiërs, die een gedeelte van het
Romeinsche grondgebied aan de oevers vandenllijn in
i bezit namen, werden tegen liet begin der vierde eeuw,
vrijwillig Christenen, en verbeeldden zich, dat zij,
duor zulk een stap te nemen, den God der Christenen
■ aan hunne zijde zouden hebben, en aldus beschermd
j zouden zijn legen de invallen der Hunnen. Tegen het
! midden dier eeuw voegden zij zich bij de Ariaanschc
i partij, waartoe ook de Vandalen, Sneven en Gothcn
i behoorden.
Op het einde der zesde ceuw: werden er vele nieuwe
\'M IN).                                           70]
kerken gesticht door ijverige zendeliugeu, die onder ;
Columbanus, een Iersch monnik, naar het vasteland
gegaan waren, en tot bekeeriug van de Zwaben, Beijer-
schen, Franken en andere volkeu van Germanië arbeid-
den. St. Kiliaan slaagde er in om het evangelie in Frau-
conia te planten, en den hertog en een groot aantal van i
diens onderdanen, die toi nog toe geheel Heidensch \\
geweest waren, te bekeeren; doch in het midden zijner
weldadige pogingen viel hij in 090 als een martelaar
voor zijn Christelijk geloof. Zoo groot was de eerbied,
waarin de nagedachtenis van dezen ouvermociden
zendeling werd gehouden, dat hij de beschermheilige j
van Wiirtzburg werd. Verscheidene medgezellen van
Willcbrordus, die in de Nederlanden arbeidde, gingen |
over naar Duitschland, en verspreidden dekennis van :
het Christendom ouder verscheidene Germaansche
volken, zooals bij voorbeeld in Westphalen en andere
naburige provinciën. .Maar terwijl eenige Germaan- I
sehc stammen aldus Christenen waren geworden, wa- j
reu de meeste dier stammen nog in de duisternis van j
het Heidendom gewikkeld. In de achtste eeuw werd
de zaak de< Christendoms echter krachtig bevorderd
door den arbeid van Winfried, een Engelschen Bene-
dictijner monnik van edele geboorte, die later den
naam van Bonifacius droeg, en die, door zijn buitenge-
woon geluk als zendeling, den eervollen titel verwierf
van Apostel van Duitschland, hoewel het waarschijn-
j lijk is, dat hij eerder den vooruitgang der Kerk van
Rome dan de zaak van Christus op het oog had.
Deze beroemde man was in 0S0 in Devonshire gebo-
rcn. Zijne eerste jaren bragt hij in Engelsche kloosters
door, waarin hij voor hel heilige dienstwerk opgevoed
| werd, en op den ouderdom van dertig jaren werd hij
tot presbyter gewijd.
In het jaar 713 ondernam Winfried, aangezet door
een vurigen ijver, eene vrijwillige zending naar Pries-
! land, met twee monniken tot medgezellen. Koning
Radboud gaf hein echter gecne aanmoediging, eu hij
; keerde naar zijn klooster terug. Onwillig om werkeloos
! te blijven, vatte hij het plan op om in Duitschland te
j prediken, en ecne formecle opdragt van paus Grego-
j rins TI. verkregen hebbende, vertrok hij naar dal land,
i waar hij in Beijeren eu Tuuringen predikte, en ver-
volgons naar Friesland gaande, drie jaren doorbragt,
■ om den ouden Willcbrordus, bisschop van Utrecht,
: bij te staan. Toen bij wederom aan Rome een bezoek
! bragt, werd hij door den paus tot bisschop benoemd,
en zijn naam veranderd indien van Bonifacius. Nu
keerde hij door Frankrijk naar Duitschland terug, waar
hij het evangelie ouder de Hessen predikte, hunne
-ocr page 724-
702                                                DUITSCHLAND (CHRISTENDOM EX).
; afgodische gebruikcu zondervrces. afkeurde, en open-
lijk oen eik omverhakte, die aan den Scandinavischeu
god Thof was gewijd. Vau Hessen ging liij naai\' Tim-
ringen, waar liij eenc dergelijke hervorming volbragt.
Toen Gregorius III. in \'t\'-S\\ den pauselij ken stoel
beklom, zond .Bonit\'aeius een gezantschap naai- Rome,
oin verslag te doen vau zijn arbeid als zendeling
ouder de Heidenscue stammen van fïerinanic. Zijne
Heiligheid hoorde het verhaal vau zijne gelukkige
zending met groote voldoening aan, en zond hein, ten
terken van zijne goedkeuring, een grooteren voorraad
; relupiien, cu verhief hem ook tot den, rang vau aarts-
bisseliup. In ?3s bezocht Bonit\'aeius Home ten derden
j male, vergezeld door een grool gevolg van priesters
\' en monniken, en werd hij door den paus allergcnadigsl
ontvangen. Op zijn terugtogt door Bcijeren verdeelde
hij, in de hoedanigheid vau pauselijk legaat, dat land
in vier bisdommen. Tn 711 rigtte hij nog vier bisdom-
men in Duitschland op, rn in 711 stichtte hij het
beroemde klooster van Fulda. Tol bclooning voor
zijn zeudelingswerk en zijne getrouwheid aan (hu
Komciusehen stoel werd Bouifacius door paus Za-
charias tol aartsbisschop van Mentz en primaat van
Duitschland en Nederland benoemd. Aldus verheven
tot eenc van de hoogste waardighedi ii. die Home kon
...
verlecucn, zal hij voor in verscheideue concilirn, die
in Frankrijk ru Duitschland gehouden werden, waar
hij zich kenmerkte door de groote stiptheid, waar-
mede hij gehoorzaamheid aan de canons der Kerk
van Home cischtc. Op ver gevorderden leeftijd verliet
hij zijn aartsbisdom, en ven rok hij om in Friesland te
prediken, waar hij met twee en \\ijftig medgezellen
door een troep Heidenen op barbaarsche wijze werd
vermoord, die verwoed waren over i\\i-]i snellen voort-
gang, dien het Christendom onder hunne landgenoo-
teu maakte. Het is bovendien zeer mogelijk, dat zij
niet weinig vertoornd werden dom- hei militaire voor-
komen, dat de reizen van dezen apostel van den vorst
des vredes aannamen, daar hij naar Thuriugen was
gegaan aan bet hoofd van een leger, cu eene bende
soldaten tot zijne lijfwacht had oji hetzelfde oogenblik,
waarop hij door de Heideusehe Friezen aangevallen
werd.
Er waren ook andere monniken, behalve Boni-
laeius, die zich op de bek eer ing der Gcrmaausche
stammen toelegden. Van deze verdienen vermelding
Corbinianus, een Fransch Benedictijner monnik, die
gedurende zes jaren te Frevsingen in Beijcrcu ar-
beidde; Pirmin, ook een Fransch monnik, die het
Christendom onder niet weinig moeijelijke en ge-
vaarlijke omstandigheden in Hclvetië, den Elzas en
Bcijeren leerde ; Lebwiu, een Engelsch Benedictijner
monnik, die mei twaalf medgezellen eene zending naar
West-Friesland, aan de grenzen van de Heideusehe
Saksers, ondernam; Willibald, een Angel-Saksische
monnik van aanzienlijke geboorte, die Bouifacius in
diens zendingswerk bijstond, en daarna benoemd werd
tot bisschop vau Eichstadt.
1                                                 r        |
Tegen het einde der achtste eeuw ondernam Karel
de Groote de belangrijke taak om de Saksers, die een |
groot gedeelte van Duitschland bewoonden, tol hel
Christendom te bekeeren. Dit trachtte hij gedeeltelijk
doorbedreigingen en kracht van wapenen, gedeeltelijk
door vleijerij eu beloften van bclooniugen uit te voc-
ren. Zulke middelen waren goed om bekeerlingen tot
eene aanneming van het Christelijk geloof, in naam,
in grool aantal over te halen. Om bun te beletten af-
vallig te worden, werd echter de gehecle machinerie
van de Roonische Kerk, bisschoppen, scholen, kloos-
: torsen zoo voorts, in het midden vanhenopgerigt. Op
; deze wijze vestigde Karel de Groote, door geweld of
j vleijerij, een uitwendig en werkeloos Christendom in
! het uitgestrekte gedeelte van Duitschland, dat door
de Saksers werd bewoond. Zoo slaagde hij er ook in ;
om de Hunnen, die Pannonic bewoonden, tot het
Christendom ir bekeeren. Hel was niet waarschijnlijk,
dat hel bezigen van zulke middelen om de zaak des
I Ciiristeudoins te bevorderen ecuig blijvend voordeel
1 aau het land zoude opleveren. Wij vinden dan ook, \'
dat er in de tiende eeuw nog overblijfselen vau een
Heidensch bijgeloof in verschillende provinciën van
Duitschland hestonden, en dat het Christendom op
verscheidene plaatsen slechts onvolkomen gevestigd
was. Om dezen staat van zaken te beteren, rigtte
Keizer Otto de Groote bisdommen in verschillende
steden op, bouwde hij kloosters voor hen, die aau
reu kloosterleven de voorkeur gaven, en stichtte hij
scholen tol onderrigting van de jongeren. Over de
bisschoppen en monniken stortte bij de koninklijke
schatten met eene kwistige hand uit, en op deze wijze
trachtte hij zijn eerbied tr toonen voor de dienaren
: der godsdh nsl, terwijl hij in werkelijkheid slechts I
aanleiding gal\'tof die weelde en buitensporighcid, die
! spoedig daarna beschouwd werden als kenmerken van |
j de bedorven geestelijkheid der Middeleeuwen.
Bij het begin der dertiende eeuw was Pruisscu
nog voor een grool gedeelte ouder de magl van hel
Heideusehe bijgeloof, cu de pogingen, die tol nog \'
toe gedaan waren tot bekeering van liet volk, waren j
bijna geheel vruchteloos geweest. Daarom oudermi-
-ocr page 725-
EEXIGIXC VAX HET WESTEN.                      ?03
.-
volkomenc vrijheid van eeredienst en gelijkheid van
regt en aan de twee strijdende partijen verzekerde,
is Duitschlaud bijna gelijkelijk verdeeld geweest tus-
scheu het Roomsch-Catholicismus en het Evange-
Iisch-Protestantismus. Het eerste is, zooals wij van
Dr. Schaff vernemen, sterker in getal, daarliet onge-
veer 21,0!)2,000 leden telt, doch het laatste, hoewel
slechts ongeveer 10,115,000 leden tellende, vult het
ontbrekende aan door ceue bepaalde meerderheid
in verstand. Over het algemeen is het /.uiden van
Duitschlaud Rooinsch-Catholiek, bet Noorden Pro-
tcstautsch. In Oostenrijk, zegt Dr. Schaff, belijden
ongeveer vijf zevenden, in Beijeren ongeveer twee
di rden van de bevolking de Rootusche godsdienst.
Pruissen telt ticu millioen Protestanten en zes mil-
lioen Catholiekcn, terwijl het koningrijk Saksen, de
kleinere Saksische Staten enMecklenburg bijuageheel
Lutherschzijn. luIIannovcr.Wurteinberg,Baden,Hes-
scu-Kassel, Hesscu-Darmstadt, Nassau, Oldeuburgen
de vier Vrije Steden heeft de Prol eslautsehe bevolking
insgelijks de o\\ erhaud. Maar er is naauwelijks een en- !
kele staat in Duitschlaud, waarin de twee kerken niet
vermengd zijn, en de Catholiekcn niet onderworpen
zijn aan een Protestautsehen, of de Protestanten aan
een Catholiekcn monarch. In Saksen hebben wij bet
zonderlinge geval, dat een Roomsch-Catholiek vorsl
hcerschl over eene bijna geheel Protestantschö bc-
volking. De Protcstautsche kerk iu Duitschland is
verdeeld en verbrokkeld in ecu groot aantal afzonder-
lijke afdeeliiigeu. Elke kleine staat heeft zijne eigene
kerk nut hare eigene iurigting, eeredienst en beheer, j
geheel onafhankelijk van alle andere kerken. Naar
het grondgebied te rekenen, zijn er niet minder dan
acht en dertig Protcstantsche kerken binnen de greu- !
zen des Duit schen honds. Theologisch beschouwd, zijn
er echter slechts dril\' takken van de Protcstantsche |
kerk: de Liithersche,, de llercormde en de Vereenigde
Ecangelischekerk.
Wij zullen deze kerken in afzonder- j
lijke artikelen behandelen.
DUITSCHE EVANGELISCHE VEHEENI-
GING VAN HET WESTEN. Deze vereeniging van
Christenen in Amerika komt overeen met de Ver-
cenigde Evangelische kerk vau Pruissen, en haakt
eerder naar eene vereeniging van de Dut hersche met de
Hervormde geloofsbelijdenis, dan dat zij zich kan
beroemen die bereikt Ie hebben. In deze kleine secte,
die nog slechts in hare kindsehheid is. kunnen die
emigranten uit Duitschland, die iu de Vereenigde
Evangelische kerk gedoopl en aangenomen zijn, een
te buis vinden. Deze kerk werd op den 4ÜC" Mei 18-11 I
DUITSCHE EVANGELISCHE VE
men de ridders van de Teutouische orde van St. Maria
de laak, om de Pruissen ouder liet juk te brengen, en
heu tot hel Christelijk geloof te bekecren. De oorlog
duurde drie en vijftig jaar; bij hel einde van dien
langen tijd waren zij overwonnen, en bel Christen-
dom werd in naam de godsdienst van Pruissen. De
overblijfselen van liet oude bijgeloof werden door de
Teutonisehe ridders en deKruistogtenarcn uitgeroeid,
evenwel niet door de verbreiding van het evangelie,
! maar door oorlogen en moorden.
In den loop der veertiende en vijftiende eeuw had
het Christendom niet alleen diepen wortel geschoten
in de Duitsche Staten, maar de bedorvenheid der
Roomsche godsdienst had zichzoozcer ontwikkeld, dat
er personen en gemeenten van tijd tot tijd opstonden,
die luide klaagden over de talrijke misbruiken, welke
er in de beerschende kerk geslopen waren. Zij was
eene priesterheerschappij ge worden. L)c priesterschap,
aanspraak makende op aan God uut leende mag! en
gezag, had zieli tusscheu God en Zijn volk geplaatst,
tusschen de leden der kerk en hel Goddelijke Hoofd
\' daarvan. De geestelijken beweerden liet regt te heb-
beu om beschouwd te worden als de uitsluitende ver-
klaardersdcrGoddelijkeopenbaring,dc bewaarders der
overlevering en de beschikkers over alle hoogere zegc-
ningen. Men beweerde, dat erbuiten de Kerk geene
zaligheid was, en buiten de priesterschapgeeue Kerk.
Denkende mensehei; gevoelden, dal zulke inzigten
geheel in strijd waren met het ware denkbeeld van de
Kerk vau Christus, zooals zij in den bijbel uiteengezet
wordt. En niet alleen verkondigden de leerstellingen
der Kerk vau Rome, dat zij eene kettersche Kerk was,
maar ook hare gebruiken. De nadenkende geest van
Luther merkte dit weldra op, en hij verkondigde let
als met de stem des donders in de ooren van het gc-
heele Christendom. De onversaagde Duitsche monnik
rigtte den standaard der Hervorming op, en de natiën I
schaarden zich erom. (ielijk Dagon voordearkc Gods,
zoo viel ook de Kooinsebe kerk voorden bijbel inde
handen van Luther. Lang was de strijd geweest tus- |
schen de pausenen de keizers van Duitschlaud over de
meerderheid van magl en gezagt overliet volk, doch in
de zestiende eeuw behaalde eengeriuge monnik zoo
groot is deonverwinnelijkcmagt der waarheid—opeen \'
en hetzelfde oogenblik eene volkomenc overwinning
op Rome en het Roiuauismus.
Sedert de Hervorming is Duitschlaud voor een ;
groot gedeelte.\' stcids een Protestantsch land ge-
wee.st. Sedert den vrede van Westphalcn in 1648, die
een einde maakte aan den dertigjarigen oorlog, en
-ocr page 726-
701 Dl\'ITSClIK IIEK\\ ORMDE OATHOLIEKEN — DUITSCHE HEK VORMDE KERK.
te Si. Louis, Mobile, gesticht door zeven leeraren van
: de Vereeuiede kerk van Dnitseliland, en telt thans
ruim dertig predikanten. Het doel, dat men niet de
stichting van dit ligchaain op het oog had, wordt in
de eerste paragraaf zijner herziene statuten aldus ver-
klaard: „Het doel der Vereeniginc; is, te werken voor
; de vestiging en verspreiding der Evangelische kerk in
het bijzonder,zoovel als voor de bevordering van alle
instellingen ter verbreiding van hei koningrijk Gods.
Door de Evangelische kerk verstaan wij die gemeente,
die de Heilige Schriften van liet Oudceuliet Nieuwe
Testament, als het Woord Gods en onzen eenigen on-
feilbaren regel van geloof en gebruiken aanneemt, en
zich bepaalt tot die verklaring der Schriften, welke in
de symbolische boeken (\\vr Lutbersche en der Her-
vormde kerk vervat is, voornamelijk iu de Augsburg-
sche Confessie, den Catechismus van Luther en den
Heidelbergschen Catechismus, voor zoo verre deze met
elkander overeenkomen; en waar zij verschillen, hou-
den wij ons alleen aan de tot de zaak behoorendegedcel-
ten der Schrift, en bedienen wij ons van die vrijheid
van geweten, die op zulke punten in de Evangelische
kerk heerscht." Bij hare oorspronkelijke stichting was
deze kerk voor de meer "Westelijke Staten bestemd,
doch cenc verecniging daarmede verbonden, die het-
zelfde ten doel heeft, is sedert in Ohio gesticht. Het
is niet onwaarschijnlijk, dal Evangelische kerken in
andere gedeelten der Verecuigde Staten kunnen out-
staan, en dat zij van veel voordeel voor de Duitsche
Luthersche en de Duitsche Hervormde kerk in dat
huid kunnen worden.
• DUITSCHE HERVORMDE CATHOL1EKEX,
eene secte die in 1 s I I in Duitschland ontstond, ten
gevolge van het bekende protest van den Roomschen
priester Joliannes Rouge tegen de bijgeloovige ver-
eering, die in dal jaar aan den rok van Christuszonder
naden te Trier bewezen werd. Het protest steunde
blijkbaar oji zulke goede gronden, en werd zoo luide
geëischt door den wilden geestdrift, die duizenden
pelgrims bezielde, dat Rouge als een tweede Luther
werd beschouwd, die gezonden was om het bijgeloof
der eeuw tegen te gaan, en dcu val vanden Mensch
der zonde te voltooijen. Menigten van Roomsch-
Catholieken van verschillende deelen van Duitschland
schaarden zich om den standaard van den nieuwen
Hervormer, die echter, in plaats van hij zijne volgelin-
gen de beginselen van een zuiver Christendom in te
prenten, spoedig toonde, dat hij slechts rationalisinus
j en ongeloof leerde. Eenige priesters en leeken, die tot
de Roomsche kerk behoorden, sloten zich gaarne aan
de beweging aan, op hoop dat zij misschien eene |
hervorming zouden kunnen verkrijgen van eenige |
erkende misbruiken in de kerk. Een van diegenen, die
het meest die hervorming verlangden, was Czerski,
van wien velen der nieuwe secte de leiding verwacht- j
ten in het zoeken naar eene kerkelijke hervorming; het
duurde echter niet lang, of zij ontdekten, dat Czerski j
te zwak en te wankelend was, om de aanvoerder eener
partij te zijn. Twee uitnemende geleerden, Theiuer
en Rcgenbrecht, sloten zich uu bij de nieuwe secte
aan, doch baar stelsel miste een vasten grond om op
te houwen; het was zuiver negatief iu zijn karakter.
Daarom viel het spoedig van liet standpunt, dat het
bereikt had, en loste zich eindelijk op in eene looche-
ning van de Godheid van Christus en wereldsche
staatkunde. De omwenteling van 1S4-S was in zoo
verre gunstig voor de nieuwe secte, dat zij zelfs in
Beijeren en Oostenrijk volkomene vrijheid verkreeg.
Rouge, die nu getoond had, dat hij iu zijn hart een
ongcloovige was, werd tot lid van het parlement van
Frankfort verkozen, en sloot zich aan bij de uiterste
radicale partij. Zijn waar karakter vertoonde zich kort j
hierop maar al te zeer. Hij vertrok met de vrouw van
een ander in het geheim naar Engeland, en zonk inde
vergetelheid en verachting, die zijn gehecle gedrag
verdiende. In korten tijd werden de gemeenten, die
zoo snel gesticht waren, even snel ontbonden, hetzij
dat zij zich bij andere sectcn aansloten, of door de gou-
verncmenten onderdrukt werden. Te W\'cenen keerden j
zij rustig tot de Roomsche kerk terug; in andere i
plaatsen sloten zij zich bij de Protestanten aan. Aldus
eindigde eene secte, die, zooals men aanvankelijk
dacht, aanleiding zoude geven tot eene tweede Hervor- :
ming van de Roomsch-Catholiekc kerk, doch spoedig
in het niet zonk, omdat, zij niet op de hcrleveiidiging
van het geestelijke leven en werken, maar op een
dood en krachteloos rationalisinus gebouwd was.
DUITSCHE HERVORMDE KERK. De stichter
dezer kerk was Ulricb Zwingli, ecu inboorling van
Zwitserland, geboren op den l8tl" Januarij 1184 in
het canton St. Gallen. Voor de kerk opgevoed, ver-
loonde hij reeds vroeg talenten van geen gewonen
aard, en toen zijne studiën voltooid waren, werd hij
tot pastoor van de stad Glarus verkozen. Daar bleef
hij tien jaar, in den loop waarvan bij veel van zijn tijd
en aandacht aan de studie der theologie wijdde, niet
alleen uit werken van Roomsche godgeleerden, maar
ook uit de geschriften van Wickliffe, Johannes Hus
en Hiëronymns van Praag. De uitslag was. dat zijn
geest doordrongen werd van din beginselen en inzig-
-ocr page 727-
DUITSCHK HERVORMDE KERK.
505
ten, die hem in staat stelden om aau liet werk der
Hervorming een werkzaam aandeel te nemen. Zelfs
toen hij nog aan de Roomsche kerk verbonden was,
predikte hij evangelische leer, en zocht hij eene lier-
vorming van de dwalingen, zcdelooshedcn en bijgc-
loof, die zich in de kerk hadden verspreid. Zijn arbeid
voorde zaak der Hervorming in Zwitserland had gc-
lijktijdig met dien van Luther in Duitschland, zoo
nog niet voor dezen, plaats. De meening, die Zwingli
over den Duitschen Hervormer koesterde, zal men het
best vernemen, wanneer wij zijne eigene woorden aan-
haleu. „Luther," zegt hij, „is een zeer dapper soldaat
van Christus, die de Schriften onderzoekt niet eene
naarstigheid, die niemand anders gedurende de laatste
duizend jaren getoond heeft. Het kan mij niet sebe-
len, of de papisten mij een ketter noemen, gelijk zij
Lutlier doen. Ik zeg dit: er heeft niemand bestaan
sedert het begin van het Roomsche pausschap, die
zoo standvastig en onveranderlijk is geweest als Lu-
therin zijne aanvallen legen den paus. iJaar tot wien
moeten wij opzien als de oorzaak van al dit nieuwe
licht en deze nieuwe leer\'r Tot God of tot Luther?
A\'raag het Luther zclven, ik weet, dat hij zal antwoor-
den, dat het werk is van God. Luthers uitleareiniren
der Heilige Schrift zijn zoo goed gegrond, dat geen
schepsel ze kan weerleggen; toch vind ik bet niet
goed, dat ik door de papisten een Lutheraan word
genoemd, omdat ik de leer van Christus uit de Sehrif-
ten leerde en niet van Luther. Zoo Luther Christus
predikt, ik doe het ook; en hoewel, God zij dank,
tallooze menseben door zijn dienstwerk, en meer dan
door het mijne, tot Christus worden gebragt, toch
verkies ik niet den naam van iemand anders dan van
Christus te dragen, die mijn eenige hoofdman is, ge-
lijk ik Zijn soldaat ben. Hij zal mij mijne pligten en
mijne belooning aanwijzen naar Zijn welgevallen. Ik
vertrouw, dat ieder nu moet inzien, waarom ik niet
verkies een Lutheraan genoemd te worden, hoewel
inderdaad geen levend menseh Luther zoozeer acht
als ik. Echter heb ik bij geene enkele gelegenheid
een enkelen regel aan hem geschreven, noch hij aan
mij, regtstreeks of niet regtstreeks. En waarom heb
ik mij aldus onthouden van alle gemeenschap met
hem? Zekerlijk niet uit vrees, maar om te bewijzen,
hoe geheel aan zich zelveu gelijk de (leest Gods is, die
twee personen, welke op zulk een afstand van elkan-
der wonen, kan lccrcn om over leerstellingen van
Christus te schrijven, en om de menschen daarin te
ouderrigten op wijzen, die zoo volkomen met elkander
overeenstemmen."
Reeds in het begin der Hervorming begon zich een
verschil in de leer tusschen Zwingli en Luther te ver-
toonen. Dit verschil betrof de tegenwoordigheid van
Christus in het avondmaal, daar Luther eene ligcha-
mclijke tegenwoordigheid in en met de elementen
aannam, terwijl Zwingli leerde, dat de woorden: „het
vleeseh van Christus te eten en zijn bloed te drinken,"
ons geloof in den Heer Jezus Christus zinnebeeldig
uitdrukten. Zwingli schreef in 1527 eene uiteenzet-
ting van zijne leer over dit onderwerp, en rigtte die
tot den Duitschen Hervormer. Hierop antwoordde Lu-
tberin eene uitgewerkte verhandeling, die hij titelde:
Verdediging der Woorden van Jezus Christus tegen
de Fanatieke Sacramentisten. De twist hield aan tot
1520, toen er pogingen in hel werk gesteld werden
om de twistende partijen met elkander te verzoenen.
Deze pogingen werden voornamelijk bevorderd door
den landgraaf van Hessen,die met kracht op het houden
cener conferentie van de strijdende part ijen teMarburg
aandrong. Hiertoe werd ten laatste Insloten en een
openbare redetwist had er plaats tusschen Luther en
Melauthon aan de eene. en Zwingli en(Ecolampadius
aau de andere zijde. Het debat leidde echter tot geen
voldoend besluit, doch terwijl beide partijen overeen-
stemden om op dit eene punt vriendschappelijk te
verschillen, maakten de Zwitsersche en Duitscbc god-
geleerden veertien artikelen op, die de wezenlijke leer
des Christendoms bevatten, welke zij eenstemming
onderteekenden.
Het eenige groote punt van verschil tusschen de
Lutheranen en de Zwinglianen werd van beide kanten
met onverminderde standvastigheid gehandhaafd; en
terwijl de cerslgcnoeinden hun stelsel van meeningen
op den rijksdag van Augsburg aanboden, leverden de
laatstgenoemden hunne geloofsbelijdenis in, die in
alles mei de andere overeenkwam, behalve in het
betwiste artikel aangaande de leer der tegenwoordig-
heid. Zwingli zond zelf ook aan den rijksdag eene
bijzondere geloofsbelijdenis, die twaalf artikelen be-
vatte, welke betrekking hadden op de voornaamste
leerstellingen van het Christendom.
„Deze groote man," zegt Mosheim, „was er voor
om vele dingen uil de kerken te nemen, en uit de
ceremoniën en hetgeen verder tot de eeredienst be-
hoort af te schallen, die Luther geneigd was met
verdraagzaamheid en toegeeflijkheid te behandelen,
zooals beidden, altaren, waskaarsen, hel formulier der
duivelbezwering en de biecht. Hij had niets zoozeer
op het. oog als bet vestigen in zijn land van eene
wijze van eeredienst, die merkwaardig was om hare
■-■■
-ocr page 728-
DUITSCHE HERVORMDE KERK.
700
wige leven ontvangen. Aangaande het kerkbestuur
verschilden Calvijn en Zwingli even verre als over het
avondmaal. Zwingli vordedigde het beginsel, dat in
een Christelijkcn staat de kerk in al hare beschikkin-
gen onderworpen is aan den burgerlijken magistraat.
Calvijn cischtc daarentegen voor de kerk de magt om
zich zelve te besturen, eene magt alleen onderworpen
aan Christus haar hoofd, terwijl hij meende, dat het
werk van de burgerlijke overheid zich bepaalde tot
de bescherming en ondersteuning der kerk in de uit- !
oefening der groote zending, die haar Goddelijk hoofd i
haar heeft toevertrouwd.
Maar terwijl Zwingli en Calvijn door hun vcreenig-
I den invloed den oorsprong gaven aan de Hervormde
! kerk, was deze voor hare stichting en inrigting ook
veel verpligt aan verscheidene andere Hervormers.
Van deze moeten wij vermelden (Ecolampadius, Bul-
linger, Farel, Bcza, Ursinus, Olevianus, Cranmer en I
Knox. Zij ontstond in Duitsch-Zwitserland, en breidde j
zich vervolgens uit over de Palts, aan den Beueden- j
Rijn, in Nederland, Hessen, Brandenburg en Pruis-
scu. In Duitschland is zij altijd gewijzigd geworden j
door Lutherschen of lieverdoor Melanthoniaanschen
invloed. De Hervormde kerk trekt in hare leer en in
hare gebruiken eene scherpe lijn van afscheiding tus- i
schen de Schrift en de overlevering, en verwerpt alles,
wat door de Schrift niet bekrachtigd wordt. Zij maakt
ook op de duidelijkste wijze onderscheid tusschen het
sacramentale teeken en de sacramentale genade, cu
verwart ze nooit met elkander, of tracht te beweren,
dat zij noodzakelijk en onafscheidelijk aan elkander
verbonden zijn. De leer van het algemeene priester-
schap van gcloovigen is een bekend beginsel in de Her-
vormde kerk, en daarom zijn er in de organisatie dier
kerk leeken-oudcrlingen en diakenen benevens eene
gestrenge tucht ingevoerd, en is aldus een congrega-
t ionaal en synodaal bestuur voortgebragt. „Het Ro-
mauismus," zegt Dr. Schaff, „kan genoemd worden
de kerk van priesters; het Lutheranismus, de kerk
van predikanten en theologantcn; liet Calviuismus,
de kerk van gemeenten en een vrij volk." De Her-
vormde kerk is eenvoudiger en oorspronkelijker in
hare wijze van eeredieust dan de Lutherschc, en vcr-
j toont eene kracht en eene werkzaamheid, een vrij-
heidsmin en een ijver, die aantoonen, dat zij bezield is
door eene levende magt, die haar in staat stelt om een
groot werk te verrigten in het prediken van het cvan-
gclie aan de volkeren. „De Hervormde godgeleerden
in Duitschland," zooals wij van Dr. Schaff vernemen,
„zijn geene strenge Calvinisten, vooral wat de leer
eenvoudigheid, en zoo verwijderd mogelijk was van
alles, wat de geringste strekking kou hebben om
een geest van bijgeloof te voeden. En dit waren de
eeuige omstandigheden niet, waarin hij van den Sak-
sischen Hervormer verschilde, want zijne gevoelens
aangaande verscheidene punten van godgeleerdheid,
en meer bijzonder zijne meenigen aangaande het
sacrament des avondmaals, verschilden zeer van die
van Luther. Uet grootste gedeelte van die gevoelens
en meeningen werd in Zwitserland aangenomen door
hen, die zich bij Zwingli hadden gevoegd om de zaak
der Hervorming te bevorderen, en werd door hen
aan al de Helvetische kerken overgebragt, die het juk
van Rome afwierpen. Uit Zwitserland werden deze
meeningen voortgeplant onder de naburige natiën,
door den herderlijken arbeid en de theologische ge-
schriften van de vrienden en leerlingen van Zwingli,
en zoo won de oorspronkelijke Hervormde kerk, die
door dezen uitstekenden geestelijke was gesticht, en
wier uitgebreidheid eerst niet zeer aanmerkelijk was,
langzamerhand in kracht, cu kreeg zij dagelijks nieuwe
1 leden."
Het beginsel, dat ten grondslag ligt van de Her-
vormde kerk in Duitschland, werd door Zwingli vcr-
klaard, toen hij nog pastoor van Glarus was, t. w.: dat
I; de bijbel staat boven alle menschelijk gezag, en dat in
alle godsdienstige zaken daarop alleen een beroep
gedaan moet worden. Volgens dit beginsel bande-
lende, nam hij uit het rituaal der kerk en uit hare
geloofsbelijdenis alles weg, wat niet gewettigd was
door het Woord van God. Het regt van het bijzonder
oordeel in de uitlegging der Schriften maakte in zijn
oog ook een essentieel beginsel der Hervorming uit.
De invloed der school van (\'alvijn werd door de
Duitsehc zoowel als door de andere Hervormde ker-
ken gevoeld. De geest, die uit Genèvc voortkwam,
verspreidde zich spoedig wijd en zijd onder de ker-
ken der Hervorming, zoodat die kerken vooral, welke
den naam van Hervormde tegenover de Lutherschc
aannamen, eerder Calvinistisch dan Zwingliaansch
werden, ten minste in leer, hoewel misschien niet in
kerkelijke inrigting. De punten, waarop Calvijn hoofd-
zakelijk van Zwingli verschilde, betreffen het avond-
maal en het bestuur der kerk. Aangaande het eerste
punt beweerde Calvijn, dat Christus werkelijk in het
avondmaal tegenwoordig was, evenwel niet ligchanie-
lijk, maar geestelijk, terwijl Zwingli de tegeuwoor-
j digheid van Christus in beide gevallen ontkende, en
| beweerde, dat de elementen slechts symbolen waren
van dat geloof, waardoor wij vergiffenis en het eeu-
-ocr page 729-
DUITSCHE HERVORMDE KERK IN AMERIKA.
70/
der voorbeschikking aangaat, maar staan in naauw ver-
band met de gematigde of Melanthouiaansche school
der Luthcrsche kerk. Daarom stemden zij van harte
in met de Unie-beweging, die door ecu Hervormd
vorst ontstond, en worden zij meestal vereenzelvigd,
met hetgeen wij het Centrum van de Evangelische
Unie hebben geuoemd. Bij voorbeeld Ebrard, ge-
durende verscheidene jaren Gereformeerd professor
te Zürich en ie Erlangen, thans president van het
Consistorie in de Vereenigde kerk van de Beijersche
Palts; llerzog, zijn opvolger in het Hervormd profes-
soraat te Erlangen, een inboorling van Bazel, en
vroeger lid van de Vereenigde faculteit van Ilalle;
Sack, van Maagdenburg; Eluudeshagen en Schenkel,
die van Zwitsersche universiteiten—deeenevau Bern,
de andere van Bazel.— naar Heidelbcrg in Baden
werden geroepen, waar de twee secteu insgelijks ver-
cenigd zijn; Hagenbach, de uitmuntende professor
in de kerkhistorie te Bazel, en uitgever van de Her-
vormde Kerkelijke Courant voor Duitsch-Zwitser-
laud, maar die op zijn theologisch standpunt niet van
de vorigen verschilt; Lange, vroeger van Zürich, nu
arbeidende te Bonn. Uit zijn de voornaamste Her-
vormde godgeleerden, die even goed geteld mogen
worden ouder de eerste onderverdeeling onzer eerste
klasse.
„Schweizer, van Zürich, aan den anderen kant, de
bekwame doch onregtzinnigo geschiedschrijver van
de theologie der Hervormde kerk, sympathiseert liet
incest met den linker- of anti-symbolischen vleugel van
de school van Schleiermacher, en levert bijdragen voor
de Protestantscue Kerkelijke Courant van Krause.
„De onlangs plaats gehad hebbende herlevendigiug
van het Confessioncele Luthcrauismus en zijne aan-
vallen op de Hervormde kerk hebben het Hervormde
Confessionalismus, voornamelijk in Hessen, opgewekt,
eneene reeks van twistschrifl en van IIcppc te Marburg
en cenc Hervormde Kerkelijke Courant, uitgegeven
door Göbel te Erlangen, in het leven geroepen.
„Gedurende cenige jaren werd er eene jaarlijksche
Hervormde Conferentie gehouden, in verband niet
de zittingen van de Vergadering der Evangelische
Kerk, waaraan Iluudcshagcn, Schenkel, Lange, Sack,
Ebrard, Sudhoff, Heppe, Göbel, Herzog, Krumma-
cher, Mallet, Ball en andere aanzienlijke Hervormde
godgeleerden en kanselredenaars deelnamen. De laat-
stc werd gehouden te Lübcck in September 1850, en
daarop werd besloten om eene algemcene conferentie
vau Duitsche Hervormde predikanten en leeken te
Brcmen iu 1857 bijeen te roepen. Het zou wcuschc-
lijk ziju aan deze verspreide kerken der Hervormde
gemeente eene geregelde organisatie en eene in-
, nigc eenheid te geven, die hare werkdadigheid zou
| vermeerderen. Thans echter vloeijen do voornaam-
stc krachten der Duitsche Hervormde Kerk in het
kanaal der Evangelische Vereenigiug. Indien uitslui-
| tcud Luthcrauismus er in slagen mogt om de Unie
| te doen ophouden, zou dit, gelijk in hut laatste gedeelte
iler zestiende eeuw, eene krachtige reactie te weeg-
brengen, en den geest voor den naam van Hervormd
doen herleven. Maar zelfs in dit geval zou de Her-
vormde kerk in de Evangelische-Catholieke theologie
van Duitsohlaiid volharden, cu die bevorderen in
vriendschappelijke zamenwerking met de gematigde
\' afdeeling der Luthcrsche kerk."
DUITSCHE HERVORMDE KERK IN AME-
I RIKA. Deze kerk werd gesticht\'door landverhuizers,
.                                                                                                                                                                i]
voornamelijk uit de Palts, die in deu tijd van Penn
den Atlautischcn oceaan overstaken, waarom zij dan
ook iu den beginne voornamelijk in Oostelijk Pennsyl- I
vaniö bestond. Nog ziju hare kerken het talrijkst iu i
dien staat, en daarna in Ohio, waar deze sectc in de I
laatste jaren grootc vorderingen gemaakt heeft. Zij \'
heeft ook verscheidene gemeenten in Maryland en
Virginië, doch in de meer zuidelijke districten cu iu
het verre westen heeft zij weinig meer dan vasten
voet gekregen. De inrigting dezer kerk is Presbyteri-
aansch; zij heeft twee synoden, eene Oostelijke en
eeneWestelijke, gescheiden door de Alleghany bergen;
elke synode is onderverdeeld in ecu aantal classes.
Hel kerkelijk bestuur der Duitsche Hervormde kerk in
Amerika is ingerigt naar het voorbeeld dcrNEDEB-
LANDSCHE HERVORMDE K.ERK (zie ald.), aan Welke zij
tot 1792 ondergeschikt was; eerst in 1819 nam zij
eene eigene onafhankelijke inrigting aan. Zij telt on-
geveer .\'iOO predikanten en nagenoeg 100,000 leden.
De Heidelbergsche catechismus is het eenigc syni-
bolische bock der Duitsche Hervormde kerk in Amc-
rika, hoewel de Hervormde kerk in Duitscbland er nog
vele andere heeft. De ondertcekening van dcncatcchis-
mus wordt van de kandidaten voor het dienstwerk bij
hunne ordening niet vercischt; eene bloot mondelinge
belijdenis vau de leer der kerk wordt voldoende gc-
acht. Een professor in de godgeleerdheid legt bij
zijne ordening da volgende verklaring af: „Gij N. N.,
verkoren professor van het Theologische Seminarium
der Duitsche Hcrvorde kerk in de Vereenigde Staten,
belijdt openhartig, voor God en deze vergadering, dat
de Heilige Schriften van het Oude en het Nieuwe
Testament, die de Canonieke Schriften genoemd wor-
-ocr page 730-
7n?                                              DUITSCHE LUTl
dcu, echte, authentieke, geïnspireerde en daarom God-
delijkc Schriften zijn; dat zij allo dingen bevatten, die
betrekkin;.\' hebben op liet geloof, het leven en de hoop
der regtvaardigen, eu de eenige regel zijn voor het
geloof en de gebruiken in de kerk van God; dat bij
gevolg geene overleveringen, zooals zij genoemd
worden, eu geene blootc gevolgtrekkingen der rede,
die in strijd zijn niet de duidelijke getuigenis dezer
\' Schriften, aangenomen kunnen worden als regels van
geloof of van leven. Gij erkent verder, dat <Ic leer
vervat in den Heidelbergschen catechismus, wat hare
substantie aangaat, is do leer der Heilige Schriften,
en daarom als door God geopenbaarde waarheid aan-
genomen moet worden, (rij verklaart opregt, dat in
het ambt, hetwelk gij nu op liet punt zijl op u te
nemen, gij hei onschendbare Goddelijke gezag der
Heilige Schriften eu de waarheid der leer, vervat in
den Heidelbergschen catechismus, tot den grondslag
van al uw onderrigt zult maken. Gij verklaart ten
slotte, dat gij zult arbeiden volgeus de geschiktheid,
die God u moge verleencn, opdat, onderden Goddelij-
ken zegen, de studenten, aan uwe zorg toevertrouwd,
verlichte, vrome, gcloovigc eu ijverige dienaren van
het evangelie, die gezond in de leer zullen zijn, mo-
gen worden."
Gedurende de laaiste jaren is de Duitsche lier- j
vormde kerk in Amerika door verschillende scherpe
theologische twisten geschokt. Daar hel karakter van
haar onderwijs voornamelijk dat van de theologie der
Vereenigde Evangelische Kerk in Duitschland is,
welke een uitvloeisel is van de Augsburgschc en de
Heidclbcrgsche confessie, is zij door andere secten
beschuldigd van gebrek aan naauwgezetheid in de
leer en van cene verwaarloozing, zoo niet ontken- !
ning, van eenige der voornaamste waarheden van hel
, Christendom. De theologische beweging duurt voort, ,
en wat er het gevolg van wezen zal, kan de tijd alleen
openbaren. Middelerwijl is de secte ijverig werkzaam
in het zendingswerk, zoowel in als buiten liet land,
! en zoekt zij uaanwgezet het groote werk te vervullen,
dat haar is aangewezen als eene kerk, in hel midden
van eenc groote en toenemende Duitsche bevolking ;
in Amerika.
DUITSCHE LUTHERSCHEKERK. De Luthcr- ;
i sche en de Hervormde kerk zijn de twee groote takken
\' van het Evangelische Protestautismus. Zij zijn zoo j
oud als de Hervorming zelve. Zij komen overeen in j
■ al de hoogst belangrijke leerstellingen van het Chris-
| tendom, doch zij maken twee afzonderlijke kerkelijke
ligchamen uit. De Luthersche kerk is niet alleen naar
[ERSCHEKERK.
Luthcr genoemd, maar van zijn geest en invloed door-
trokken, eu zelfs de Hervormde kerk in Duitschland !
i? niet geheel vrij van Lutherschen of liever gematigd
Mclanthoniaanschen invloed. De oorsprong der Lu-
thersche kerk dagteekent eigenlijk van het jaar 1520,
toen Leo X. Luthcr en diens aanhangers uit do Room- :
i\'
sche kerk verdreef. Zij kreeg ecu vorm en bestendig-
heid, toen de openbare belijdenis van haar geloof den i
rijksdag te Augsburg werd voorgelegd. (ZieAvosBüUG-
sche Confessie.) De bevestiging van de Luthersche |
kerk in Duitschland had echter plaats in 1552, toen \';
Maurits, keurvorst van Saksen, met Karel V. het vcr-
drag van Passau sloot.
Do Luthersche kerk in Duitschland houdt zich,
naar het voorbeeld baars stichters, vast aan het sroote !
Protestant sche beginsel, dat de bijbel, en de bijbel
alleen, de eenige en volkomen voldoende regel van
geloof en gehoorzaamheid is. Toch kan men niet ont-
kennen, dat de meeste Luthersche symbolische hoeken
zwijgen over do kwestie van het opperste en uitslui-
tende gezag der Heilige Schriften, hetgeen als ecu
grondbeginsel in do symbolische boeken der Her-
vormde kerken verkondigd wordt. De Luthcrschen
behielden derhalve die doelen van het oude stelsel,
die niet bepaaldelijk door het Woord van God verbo-
den waren, terwijl de Hervormden meenden, dat die
leerstellingen en ceremoniën alleen behouden moesten
worden, die bekrachtigd en bevolen worden doorliet
Woord van God, en dat alle andere onvoorwaardelijk
verworpen moesten worden. De symbolische hoeken
dor Luthersche kerk zijn de Augsburgschc confessie
met de Apologie, do Artikelen van Smalkalden eu de
groote en de kleine Catechismus van Luthcr. Hierbij
kau men nog voegen het Formulier van Eendragt, dat
bij de strenge oud-Luthersehcu in hoogc achting staat.
De groote levende waarheid, die Luthcr tegenover
de Roomschgczindeu verkondigde, was de leer der
regtvaardigmaking door het geloof allecu, die de
groote Hervormer gewoon was te noemen: „het arti-
kcl eener staande of oener vallende kerk." Dit was
het wachtwoord der Hervorming, en het prediken
dezer hoofdleer des Christendoms werd het omver-
werpen van liet Roomsche stelsel. Zij trof den wortel
der Roomsche theologie. In eenige punten hield Lu-
thcr zich echter stevig aan het oude geloof vast. Dat
was het geval met het Luthersche dogma van de wer- !
kclijke tegenwoordigheid in, met eu onder de clemcn-
tcn in hot avondmaal, een dogma dat, terwijl het dcu
uaam van CoHmbatantiatie draagt, maar weinig, zoo
iets, verschilt van de Roomsche Transsubstantiatie,
-ocr page 731-
DUITSCHE LU TL
en aan dezelfde tegenwerpingen bloot slaat, daar het
ecu geloof aan de alomtegenwoordigheid van het lig-
eiiaam vau Christus in zich sluit, alsmede het stolfe-
lijkc gebruik daarvan door de onwaardige zoowel als
door de waardige communicanten.
Zoo vol was de groote Duitsche Hervormer van
eeue herlevendiging der schriftmatige theologie, die
Rome sedert lang duister gemaakt en verdraaid had,
dat hij weinig, misschien te weinig, aandacht ver-
lceude aan het bestuur en de tucht der kerk. Het gc-
volg was, dat bevrijding vau het gezag van den paus
slechts verwisseld werd voor onderwerping aan het
gezag, zelfs in kerkelijke zaken, vau wereldsche vor-
stcn. Daarom zijn de Lutherschc kerken over het
algemeen, en het is tot op den huidigen dag inruimen
zin waar van de Lutherschc kerk in Duitschland, met
den staat inccngcwcven, zoodat geestelijke ouafhanke-
lijkhcid in dat land altijd een onbekend iets is geweest.
De gemeenten hebben zelfs het regt niet om hare hcr-
ders te verkiezen. Zij worden uitsluitend bestuurd door
hare predikanten, gelijk deze bestuurd worden door
de provinciale cousistoriëu, altijd gepresideerd door
een leek, de provinciale consistorién, die weder door
een centraal consistorie oiOberkirchenrath, en deze, die
wederom door den minister vau eercdienst en opcu-
baar onderwijs, die de onmiddellijke uitvoerder is vau
het kerkelijk oppergezag der kroon, bestuurd wordt.
Ten opzigte vau gebruiken eu ceremoniën is de
Lutherschc kerk, hoewel zij de grovere elementen
van het Roomsche rituaal, zooals de mis, de aanbid-
ding van heiligen en reliquién en het gebruik der
Latijnsche in plaats van de moedertaal bij de gods-
dienstoefening, verworpen heeft, toch veel meer ge-
trouw aan het liturgische en sacramentale stelsel van
het Romanisnius dan de Hervormde kerk, die bij de
eercdienst de uiterste eenvoudigheid aaugenomcu
heeft. Doch in de Lutherschc kerk van Duitschland,
tot op den tijd harer vereeniging met de Hervormde
kerk in 1817, was er een warm geestelijk leven in
het hart van geestelijken en leckeu, dat aantoonde,
dat zij eene levende afdceling van de levende kerk van
Christus was.Eeuc partij strenge Lutheranen weigerde
zich bij de Luie aan te sluiten. Deze partij wordt door j
Dr. Schaff aldus beschreven: „Zij nemen geen deel
aan de Vergadering der Evangelische kerk, en nog i
minder aan het Evangelische verbond. Hierin zijn zij
meer aan zich zelve gelijk dan de Hengsteubcrg-Stahl- i
partij, die nog iu de Unie blijft, (ielijk de Puseyisten I
de ware kerk beperken tot de Episcopaalschc orga-
nisaticu cu wat zij de Apostolische opvolging noemen,
[ERSCIiE KERK.                                              Ju-J
zoo zouden deze IIooge-Kerk-Luthcrsch.cn haar gaarne
beperken tot een zeker leerstelsel, dat vervat is in de j
onveranderde Augsburgschc confessie, den Catcchis-
mus vau Luther en het Formulier vau Ecndragt. Hier-
aan wordt elk ander gedeelte vau het kerkelijke leven
ondergeschikt gemaakt, alsof de godsdienst hetzelfde
was als orthodoxie of regt geloof, terwijl zij in wcr-
kelijkheid leven en kracht is, en het hart en den wil I
zelfs meer dan het hoofd en liet verstand aaudoet. .
„Het is voornamelijk de Lutherschc leer van het j
avondmaal, gewoonlijk eonsubstautiatie genoemd,
(hoewel zij dien naam verwerpen,) d. i. de meeniug, dat
het ligchaam en het bloed vau Christus werkelijk tegen-
woordig zijn in, met en undcf de zigtbare elementen, die
zij tot den toetssteen van ware orthodoxie maken. Zij
weigeren om met diegenen het avondmaal te gebrui-
kcu, die aan eene bloot symbolische of dynamische
of geestelijke tegenwoordigheid gelooven, en die de
ontvangenis van de res sacramenti tot de geloovige
communicanten beperken. Benige hunner, ik beu er i
zeker vau, zouden te allen tijde liever met Koomsch-
Catholieken dan met Zwinglianen of Calvinisten com-
municcren.
„Wijlen de uitmuntende Claus Harms, ecu dooreu
door oorspronkelijk en waarlijk vroom Luthersch
predikant, eindigt zijne vijf cu negentig theses, die
iu 1817 ecu zeer goed werk deden, met de stelling:
„De Catholiekc kerk is eeue glorierijke kerk, want
zij is gebouwd op het Sacrament; de Hervormde kerk <
is niic glorierijke kerk, want zij is gebouwd op het
Woord; maar glorierijker dan ceuc dezer is de Luther-
sche kerk, want zij is gebouwd op het Woord eu het
Sacrament, onafscheidelijk vercenigd." Vele van de
nieuwere kampioenen voor het Lutheranismus zou-
den zelfs deze deugd aan de Hervormde kerk willen
onizeggeu, en haar beschuldigen van rationalismus,
valsche subjectiviteit en spiritualismus. Hunne ver-
outschuldiging is, dat hunne beschouwingen van de
wereld beperkt zijn tot zekere gedeelten van Duitseh-
land. Waren zij behoorlijk bekend met Frankrijk,
Nederland, Engeland, Schotland en de Vcreenigdc
Staten, zij zouden waarschijnlijk eeue geheel andere
meening vormen van de werkzaamste eu krachtigste
afdeelingenvanhel ProtestantseheChristendom.Maar
welk een afkeer zij ook vau de Hervormde kerk heb-
ben, zij haten de Unie nog inniger, die zij als het werk
beschouwen vau onverschilligheid in de godsdienst,
en zelfs als een open verraad jegens het Luthcranis-
mus, dal strekt cm het te vergiftigen eu te vernietigen.
„De geleerdste en waardigste kampioenen dezer
-ocr page 732-
710
Dl ITSC1II\'. l.rnil\'liscilK KKIilv |.\\ AMEIilKA
welke de meeste tot de Luthersche kerk behoorden.
De tijd der emigratie uit Duitsehland begon echter
voornamelijk in 1710, toen ongeveer 3,000 Duit-
schors, voornamelijk Lutherschen, die wegens onver-
draagzaamheid der Roomschcn naar Engeland gevlugt
waren, op kosten van het gouvernement van koningin
Anna naar de Vereenigde Staten vau Amerika werden
gezonden. Deze werden in 1727 gevolgd door een
groot aantal Duitschers uit de Palts, uit U urtcmberg,
Dannstadt cu andere oorden vau Duitsehland. Deze
kolonie, die zich in Pennsylvanië vestigde, bezat lau-
gen tijd gcenc eigene predikanten, doch in het gebrek
werd gedeeltelijk voorzien door verscheidene predi-
kantcn, die voor den tijd vau twaalf jaren uit Zweden
overgekomen waren. Eindelijk werd in 1748 de Duit-
sche Luthersche kerk in Amerika georganiseerd door
Dr. Hendrik Melchior Mühlcnberg, die den grondslag
legde vau de nog bestaande Synode van de Evangeli-
schc Luthersche kerk van Pennsylvanië. Deze ijverige
dienaar vau Christus, die in de school van Francke
opgevoed was, eu veel vau diens geest had ingezogen,
werkte ongeveer eene halve eeuw onder zijne Duitselic
broederen in Amerika, en wordt met regl als de vader
van de Luthersche kerk in dat land beschouwd. Spoe-
dig voegde andere arbeiders in hetzelfde veld zicli bij
Mühlcnberg, doch de vermeerdering van herders was
in geenen deele evenredig aan de toeneming der Lu-
llierschc bevolking. Toen de eerste synode in 17-AS
gehouden werd, waren er slechts elf Luthersche pre-
dikautcn in de Vereenigde Staten. Driejaren na dien
tijd werd het aantal gemeenten op ongeveer veertig
geschat, en de Luthersche bevolking op ongeveer
«0,000.
De Luthersche kerk in Amerika cu de andere secten
van dat land leden niet weinig van den verstorenden
invloed der omwenteling. Hare uitwerkingen op de
godsdienst des volks werden gedurende vele jaren ge-
voeld. Zoowel de predikanten als de leden der Duitselic
Luthersche kerk ondervonden dien ten gevolge, te
midden der staatkundige bewegingen, die huuaange-
uomen land schokten, een gevoeligen teruggang der
levende godsdienst. Maar met den terugkeerdes vredes
en een beteren toestaud der maatschappij kwam er
eene bepaalde verbetering in liet geestelijke voorko-
mcii der kerk. Doch terwijl de Duitselic Luthersebcu
langzamerhand iu aantal toenamen, en hun ijver voor
de zaak vau Christus aanmerkelijk vermeerderde,
werd het gebrek aan ccue behoorlijke organisatie diep
gevoeld en betreurd, daar de kerk langzamerhand
verdeeld was geworden in vijf of zes verschillende,
Lutbcrschc theologie zijn Harless vau Muncheu, Löhc
vau Auspach, de geheelc theologische faculteit van
Erlangen (behalve Herzog), voornamelijk Thomasius
en Delitzsch.Kahnis vanLcipzig,KliefotheuPliilippi
van Mecklenburg, Yilmar van Marburg (die oorspron-
kclijk Hervormd was), Petri vau Hanuovcr, Rudel-
baeh, een Deen, en Guericke van llalle.
„Hunne voornaamste theologische organen zijn liet
Zeitschrift fïir Prolestau/isuii\'i ii,/il Kirc/ie, opgerigl
door Harless, en nu maandelijks uitgegeven door de
theologische faculteit van Erlangen; bet Zeitscliriff
fïtr diegemniiiite Lutherische Theologie undKirche,
cru
driemaandclijksch tijdschrift, onder toczigt van Ru-
delbach en Guericke uitgegeven, en het Kirckliche
Zeitschrift
van Kliefoth cu Mejerte .Mecklenburg.
„Hoezeer deze bewonderaars vau het Formulier
van Eendragt zicli ook vereenigcii in den tegenstand
tegen de Unie en de Hervormde geloofsbelijdenis,
stemmen zij toch in geenen deele onderling overeen.
Eenige jaren geleden brak erceuheete strijd in hunne
gelederen uit over de natuur van bet herderlijk ambt,
die ook door twee oud-Lutbersclie Synoden in deVcr-
ecnigde Staten (de Synode van Missouri en de Synode
vau Buffalo) niet schandelijke hevigheid en bartstogt
werdgevocrd.LatervielPliilippivanRostockllofniann
vau Erlangen aan, en beschuldigde hem vau de ware
Luthersche leer der regtvaardigmaking en der boete-
doening te loochenen. De Luthersche conferentie, die
te Uresden in deu zomer van 1856 vergaderde, be-
slooi om de afzonderlijke belijdenis en absolutie weder
in te voeren, en het consistorie vanMunchenvaardigde
te dien einde een hevel uit aan de kerken van Bcijeren.
Doch liet werd beantwoord door een aantal protesten
uit Neurenberg en andere bolwerken van liet Luthera-
nismus, hetgeen aantoont, dat deze kerkelijke bcwe-
ging in liet hart des volks geen weerklank vindt. Tn
Mecklenburg,waar deze partij vooral werkzaam is, zijn
de kerken, naar men mij gezegd heeft, nagenoeg ledig,
en de statistiek van onwettige geboorten is zoo vree-
selijk beschamend, dat het veel belangrijker zou zijn
om het algemeene Christendom en de goede zeden te
docu herleven, dau de Unie aan te vallen en Doops-
gezinden en Methodisten te vervolgen."
DU1TSCHE LUTHERSCHE KERK IX AME-
RIKA. üc eerste verhuizing van Duitsche Luther-
schen naar Amerika dagteekent waarschijnlijk van
11\'iSO, toen Karel II. aan Peun het land gaf, dat naar
hem Pennsylvanië heet Gedurende twintig jaren na
dat tijdstip vertrokken verscheidene honderden huis-
gezinncn uit Duitscblaud naar Pennsylvanië, van
-ocr page 733-
EYANGELISCIIE KERK.                                  711
DUITSCHE YEKEENIGDE
van elkander verwijderde eu onvereenigdesynoden.die
geene geregelde gemeenschap mei elkander hadden.
Dit kwaad werd echter in 1S20 hersteld door de op-
rigting van de Algeineene Synode der Amerikaansche
Luthersche kerk, en de uitslag dezer algeineene orga-
nisatie werd spoedig in al hare belangen gevoeld.
In de laatste twintig jaren heeft de Duitsche Lu-
thersche kerk de gelukkigste vorderingen gemaakt. Zij
strekt zich over al de Middelen Westelijke Staten en
eenige der Zuidelijke uit. Volgens de laatste statis-
tiekc opgaven telt zij ongeveer (JUO predikanten en
misschien driemaal zooveel gemeenten.
Hoewel deze kerk één vereenigd ligchaam uit-
maakt, heeft zij toch in haren boezem drie verschil lende
partijen: de Oud-Luthersche, de Nieuw-Luthcrsche
en de Gematigde of Melanthoniaansche partij. De
Nieuw-Luthersche partij, die de grootste van de drie
is, bestaat hoofdzakelijk uit Amerikaansche inboorlin-
gen van Duitsche afkomst, en maakt er daarom aan-
spraak op de Amerikaansche Luthersche kerk te zijn.
De Oud-Luthersche partij bestaat uil een gedeelte der
latere emigranten uit Saksen, Pruissen, licijcrcn en
andere lauden. Deze afdeeliug der Luthersche kerk in
Amerika is thans in een scherpen strijd gewikkeld over
het geestelijke ambt, en de twee strijdende partijen zijn
de Synode van Missouri, en die van Buffalo;de cene
partij is de gewone Protestantschc beschouwing toege-
daan, die het geestelijk ambt slechts tot het orgaan van
het algemeene priesterschap van geloovigcn maakt,
terwijl de andere de Roomschgezinde leer belijdt van
een afzonderlijk geestelijk ambt, gebaseerd op de or-
dening, eu op bijzondere wijze verschillend van het
algemeene priesterschap van geloovigcn. De Melan-
thoniaansche partij neemt een standpunt in tusscheu
dat van de Nieuw- eu dat vandeOud-Luthcrschen.Zij
wordt vertegenwoordigd door de oudste en grootste
Synode, die van Pennsylvanie, en gedeeltelijk ook door
de Verecnigde Synode van Ohio. De Oud-Lutherschen
in Amerika nemen, gelijk de strenge Lutheranen in
Duitschlaud, het gcheele Boek van Eendragt, de
verzameling van al de symbolische schriften, aan,
en hechten een bijzonder belang aan het Formula
Concordia;, terwijl de Melanthonianen zich vergenoe-
gen met de Augsburgsche confessie en den Catechis-
mus van Luther. De Nicuw-Lutherschen verwerpen
het bindende gezag van alle Luthersche symboli-
sebe boeken, behalve de Augsburgsche confessie, die
zij echter slechts aannemen als cene uitdrukking,
„eenigermate in hoofdzaak juist," van de voornaam-
ste leerstellingen van den bijbel, den eenigen ou-
feilbaren regel van geloof en gebruiken. Deze part ij
verwerpt verscheidene Luthersche leerstellingen en
gebruiken, zooals de duivelbezwering, bijzondere of
oorbiecht, slappe inachtneming van den Sabbathen de
Luthersche leer van den doop in hare betrekking tot
de wedergeboorte en het avondmaal.
De Algemeene Synode, die, zooals wij boven zagen,
iu IS20 opgerigt werd, bezit geene wetgevende magt,
maar geeft slechts raad, en discussien over leerstellige
punten vermijdende, wijdt zij al hare kracht aan de
opvoedingen aan zendingen. Behalve de Synode is er
een ministcrium, dat geheel uit geestelijken zamenge-
steld is. De gemeenten zijn gewoonlijk geheel onaf-
hankclijk, en ouder geen vast bestuur. Al de kinderen
worden gedoopt en bevestigd, zonder dat er acht ge-
slagen wordt op godsdienstige hoedanigheden iu hen
of hunne ouders.
Groot verschil bestaat er ook tusscheu de Oud- en
Nieuw-Lulherschen iu hunne wijze vaneeredienst. In
de Oud-Luthersche kerken wordt eene liturgische
altaardienst gebezigd, met crucifix en brandende kaar-
seu, doch onder de Nicuw-Lutherschen worden alle
symbolische gebruiken en ceremoniën verworpen, en
wordt er van liturgién een zeer beperkt gebruik ge-
maakt. Zij hebben er verscheidene, zoowel als een
aantal Duitsche en Engelschc gezangboeken.
Ecu ander punt van verschil tusscheu de voornaamste
partijen in de Amerikaansche Luthersche kerk heeft
betrekking op het heruicuwingsstclscl, daar de Nicuw-
Lutherschen, sedert omstreeks hel jaar 1 !>.*i0, gebruik
maken van hetgeen de nieuwe maatregelen wordt gc-
noemd, terwijl de Oud-Lutherschen, en ook de Synode
van Pennsylvanië, zich aankant tegen al zulke bloot
ïneuschelijkc middelen om vernieuwing van het gods-
dienstigc leven te bevorderen. De twist hierover werd
gedurende vrij langen tijd met groote scherpte ge-
voerd, doch heeft, nu nagenoeg opgehouden, en het
stelsel van nieuwe maatregelen is bijna geheel tot de
Westelijke Staten beperkt.Het verdient echter opmer-
king, dat te midden van alle verscheidenheden van
meening, die er onder de predikanten eu leden van
de Duitsche Luthersche kerk in Amerika bestaan, zij
als secle snellen voortgang maakt, en wij kunnen de
belangrijkheid cener kerk moeijelijktchoogachtcn,die
bestemd schijnt om eene zeer voorname plaats onder de
talrijke Transatlantische Christen-secten in te nemen.
DUITSCHE VEREENIGDE EVANGELISCHE
KERK, de naam van den groofsteu der drie takken
van de Protestantschc kerk iu Duitschlaud. Zij werd
in 1817op verzoek van koning Frederik Wilhelm III.
-ocr page 734-
DUITSCHE YEKEEXIGDE EVANGELISCHE KERK.
i]2
geslicht door eenc vcreeuiging van de [juthersche en
de Hervormde kerk onder écu bestuur en met ééneecre-
dienst. Deze vcreeniging geschiedde in verband met
het derde eeuwfeest der Hervorming. Pogingen om
de Luthersche niet de Hervormde kerk in Duitsch-
laud te vereenigen begonnen kort na hare scheiding
in de zestiende eeuw. Dit was het plan, dat door
den landgraaf van Hessen overwogen werd op de
bekende bijeenkomst, die in 1 329 Ie Marburg gchou-
den werd, waar de hoofden der Duitsche en der
Zwitsersehe Hervorming over veertien grondartikclcu
van liet geloof overeenkwamen, terwijl /ij slechts over
de leer der tegenwoordigheid van Christus in liet
avondmaal verschilden. Een der ijverigste Hcrvor-
niers, die de genoemde verceniging zochten te bevor-
deren, was Bucer, die na verscheidene vruchtelooze
pogingen er in 1 536 eindelijk in slaagde, om Lutlier
en Melanthon over te halen de Wittenbergsche Cou-
cordia te ouderteekenen, die echter slechts tijdelijk
werkte. In Bohcmcn werd er eenc verceniging van
de Lutberselien met de Hervormden in 1570 be-
werkstelligd door den Consensus van Sandoinir, die
ook van korten duur was. Melanthon had in bet
laatste gedeelte zijns levens zijn hart gezet op eene
verceniging niet de Hervormden, en te dien einde
stelde hij in 1510 zelfs eenc verandering van de Augs-
burgsche confessie voor, een stuk dat gewoonlijk aan
die confessie wordt gchechl onder den naam van de
Apologie. De uitsluitend Lulberselie partij kreeg vol-
komen de overhand in Duitscbkiud tegen het einde der
zestiende en gedurende de zeventiende eeuw. Maar
zelfs gedurende dat t ijdperk, toen de vooroordeelen der
Luthersche partij tegen de Hervormden liet sterkst
waren, stonden er van tijd tol tijd mannen met cene
verzoenende geaardheid op, die, gelijk Melanthon, ge-
ncigd waren om groote concessiëu te doen, ten einde
eenc verceniging van de. strijdende partijen tot stand
te brengen. Deze waren Calixtus, l.cibnitz, Spcner en
Zinzcndorf, die allen de Christen-seeten wenscliten te
vereenigen. De Hervormden zijn altijd meer tot ver-
ceniging geneigd geweest dan de Lutberselien, en dit
is meer bijzonder een karaktertrek van de Duitsche
Hervormden geweest, die steeds in hooge mate bezield
waren met den geest der sebool van Melanthon.
Gedurende liet laatste gedeelte der achttiende eeuw
werden de verschillen tusschen de Christelijke kerken
in Duitschland geheel uit liet oog verloren door de
onverschilligheid en liet ongeloof, die gedurende ecni-
gen tijd het Christendom zelf dreigden uil te roeijen;
en zelfs toen de godsdienstige geest bij het begin der
negent iende eeuw begon te herleven, waren de gemoe-
dercti der Christenen bijna geheel bezig met te trachten
den stroom des ongeloofs tegen te houden, die, in
Frankrijk ontspringende, zich over Duitschland had
uitgestrekt, en aan de Christelijke kerken in dat land
niets dan ecu naam liet. Frederik de Groote stelde er
roem in de beschermheer en de vriend van het Franschc
ongeloof te zijn, en daarbij al zijn invloed verleende
om de verspreiding er van onder zijne, onderdanen te
bevorderen, maakte hij Duitschland nogongclooviger
dan bet ongcloovige Frankrijk was.
Eindelijk hernam, na cene scherpe en langdurige
worsteling, het Christendom zijne vorige heerschappij
overhel gemoed van liet Duitsche volk, vooral nadat
liet van liet Fransche juk bevrijd was. Dat was de
tijd door Frederik Wilhelm lil. van Pruisseu uitge-
kozen, om cene verceniging van de Luthersche met
de Hervormde kerk tot stand te brengen. De ridder
Bunscn zegt, dat bij den koning het plan rijpte op zijn
bezoek aan Engeland in 1S14, en dat bij cene vcr-
eeniging en cene nieuwe liturgie te Londen in bet
paleis van St. James op touw zette. Er was voorge-
steld om in Duitschland het deide eeuwfeest der Her-
vorming te vieren, en vóór dat feest, dat zoo geschikt
was om de algemeenc beginselen vau het Protestan-
tismus weder in het leven te roepen, met voorbijgang
van de verschillen, die er onder de Protestantsche
kerken lieersclit en, vaardigde hij op den 2 rsten Septem-
bcr 1817 tic gedenkwaardige verklaring uit, dat bet-
de wenseh des konings was, oin de Luthersche en de
Hervormde kerk in zijne staten in ééne Evangelische
kerk Ie vercenigen, en dat bij een voorbeeld zou geven
iu zijne eigene gemeente te Potsdam, door deel te
nemen aan eene vereenigde viering van liet avondmaal
bij het naderende feest der Hervorming. De uitvoering
van dit plan werd aan de provinciale consistoricn,sy-
noden en geestelijken over het algemeen toevertrouwd.
De Synode van Berlijn, bestuurd door Schleiermacher,
cu bijna al de geestelijken en leeken van Duilscli-
land voldeden van harte aan het koninklijke decreet.
Eu niet alleen in Pruisseu, maar in de meeste Duitsche
Staten, inet weinige uitzonderingen, werd het voor-
beeld des konings gevolgd.
Het voorstel tot verceniging, door den koning ge-
daan, werd het eerst aangenomen iu Nassau, waar elk
geestelijke der Vereenigde kerk zich verbond, om „de
Christelijke leer te onderwijzen naar de beginselen
der Evangelische kerk, zooals hij ze zelf, na een eerlijk
onderzoek en volgens zijne beste overtuiging, aan de
Schrift ontleent." In Rijii-Beijercn had de verceniging
-ocr page 735-
DUITSCHE V
E EVANGELISCHE KEKK.                                  713
afkondiging van de Unie maakte hij ook volstrekt
geene melding van de symbolische boeken, die bijna
in onbruik waren geraakt. Om de Unie teweeg te bren-
gen, lag het in het plan vau deu monarch, om lang-
zamerhand een presbyteriaansch eu synodaal bestuur |
in te voeren, zooals aan de Hervormde kerk eigen is,
en cene liturgie te doen vervaardigen voorliet gchcele
koningrijk, die voornamelijk uit Luthersehc bronnen
getrokken zou zijn.
In 1S21 werd de nieuwe liturgie door den koning
afgekondigd, die de aanneming er van beval, terwijl de j
aanneming van de Unie slechts aanbevolen, doch niet |
volstrekt bevolen werd. Zeven jaren te voren was er I
cene commissie van geestelijken benoemd, om een
boek voor de kerkdienst in gereedheid te brengen,
doch daar zij het doel harer aanstelling niet voldoende
had vervuld, nam de koning bet werk over, en maakte
met de hulp van de hofkapellancn en een vroom leek t
cene liturgie op, die in al zijne staten gebruikt moest |
worden. Zij werd vervolgens in 1 829 aanconsistoriën
ter herziening onderworpen, en in 1^57 op nieuw j
herzien. De invoering van dezen gids voor de open- j
bare eeredienst, door den sou vercin zei ven opgemaakt,
ontmoette hevigen tegenstand bij vele vrienden eu \'
vijanden der Unie. Een van de uitslekendste godge- j
leerden, die Duitschland in nieuwere tijden heeft
voortgebragt, Schleiermachcr, keurde den stap af als
eenc onheilige en onwettige tusselienkotnst van den
koning in de inwendige zaken der kerk. De magistra-
tcn van Berlijn, alsmede twaalf geestelijken dier stad,
verwierpen de Liturgie. Om de misnoegden over te
halen hunne goedkeuring er aau te schenken, werd er
cene nieuwe uitgave gereedgemaakt, in het tweede
gedeelte waarvan vele der oude gebedenen formulieren
ingelascht werden. Deze verandering deed de meeste
geestelijken besluiten haar aan te nemen.
Op deu 25slc» Julij ls.\'iü werd hel derde eeuwfeest
van de aanbied ing der Augsburgsche confessie gevierd.
De koning nam deze gelegenheid waar om zijn plan
te volvoeren. Krachtens zijn koninklijk gezag beval j
hij, dat op dien dag de nieuwe Liturgie in alle kerken
gelezen zoude worden. Doch daar eenige Luthersche
geestelijken, onder welke Dr. Seheibel, professor te
Brcslau, weigerden ze te lezen, werden er verscheidene
in bun ambt gesehorst, tot groot ongenoegen hunner
i kudden. Zeer vele Luthersche predikanten werden
het volgende jaar op gelijke wijze behandeld, en als
zij het waagden het evangelie (e prediken en de sacra-
ïneiiten in afzonderlijke huizen toe te dienen, werden
i zij in de gevangenis geworpen en gedwongen, om met
in 18] S plaats, met cene uitdrukking van eerbied
voor de symbolische boeken, die door afzonderlijke
Protcstantsche kerken werden gebezigd, maar ook
niet de betuiging, dat geen andere grond voor liet ge-
loof of geene andere leer werd erkend dan de Scbrift.
In Baden werd de vereeniging in 1821 erkend, met
eenc erkenning van de Augsburgsche confessie en den
Heidelbergschen Catechismus, voor zooveel, en in zoo-
verre, als het regt van bet vrije onderzoek in de Augs-
burgschc confessie geëischt en in den Heidelbergschen
Catechismus toegepast was. Het besluit, waarbij de
Vereeniging in Rijn-Hessen werd aangenomen, werd
in 1S22 genomen, met de verklaring, dal „de symbo-
lisclie boeken, die de twee afzonderlijke kerken beiden
badden, in het toekomstige ook de regel voor het ou-
dcrwijs zouden zijn, met uitzondering van de leer
over het avondmaal daarin vervat, en waarover zij
tot hiertoe verschild hadden/\' In Wurterobcrg werd
de Unie in 1827 aangenomen. Saksen, Ilannover,
; eigenlijk Beijcren en Mecklcuburg waren uitsluitend
Luthcrsch, terwijl Zwitserland te uitsluitend Iler-
vornid was om die veranderingen noodig te hebben,
; die de Unie op het oog had, en daarom bleven de zaken
j er als te voren. De Protestanten van Oostenrijk zijn
nog in twee afzonderlijke takken verdeeld: de kerk
van de Helvctische confessie en de kerk vandcAugs-
burgsche confessie.
De vrome wensch van Frederik Wilhelm III. om
al de Protestanten van Duitschland in één kerkgenoot-
schap te vereenigen, is dus nog niet vervuld. Zijn doel
bij het stichten der Unie was zonder twijfel goed en
weldadig. Hij wenschte niet de Confessiën terzijde
te zetten, zooals velen beweerden, maar hij scheen de
belangrijkheid van symbolische boeken, om de zuiver-
beid en de eenheid eener kerk te handhaven, niet goed
te begrijpen; vooral sehijnt hij het feit uit het oog te
hebben verloren, dat velen gaarne tot de voorgestelde
Unie wilden toetreden om geene andere reden, dan
om geheel vrij te zijn van de beperkingen cener con-
fessie. Zoo konden de weldadige oogmerken van den
vromen monarch toch teleurgesteld worden, eu dat
was ongelukkig de uitslag van het koninklijke decreet
vau 1817. Eenc grootc menigte vandeDuitschegees-
telijken en leeken omhelsde de Unie uit geene andere
gevoelens dan die van onverschilligheid, en juichte de
opheffing foe van al de beperkingen, die cene gcloofs-
belijdcnis oplegt.
De Unie, die de koning op hel oog had, was slechts
eenc unie van bestuur eu eeredienst. 1 lij wees niet op
de verschillen in de leer, die er bestonden, en in zijne
-JU
-ocr page 736-
DUITSCHE VEREEXIGDE EVANGELISCHE KERK.
711
men de lijdende Lutherschen in Silezië er toe om te
gelooven, dat liet Pruissische gouvernement hun een
paspoort zou verleenen om uit het land te wijken, en
een hunner predikanten, Augustus Kavel geheeten,
werd naar Engeland gezonden, om te dien einde met
de Zuid-Australische compagnie in overleg te treden.
De schikkingen waren gemaakt, een groot schip werd
voorde compagnie uitgerust om ben over te. brengen,
en Kavels kudde, cenige honderden bedragende, had
zich aireede op den Odor ingescheept, ten einde te
Hamburg aan boord van genoemd schip over te gaan,
en bare overbodige goederen verkocht, toen er een
bevel van het gouvernement kwam, dat allen naar huis
moesten terugkeereu, waar zij bijna twee jaar in de
onzekerheid werden gelaten, en dat, weinige verteer-
den. dat hun in ecu nieuw land tot kapitaal moest
dienen. Middelerwijl had de Zuid-Australische corn-
pagnie andere arbeiders gekregen, en het was niet te
verwachten, dat zij wederom de zware verantwoordc-
I ijk beid op zich zoude nemen, om aan deze vervolgde
menselien de middelen tot landverhuizing te verschaf-
feu. Toen eindelijk in 1S3G het Pruissische gouver-
nement het begeerde verlof geschonken had, werden
er zes honderd personen naar de kolonie uitgezonden
door de vorstelijke hulp van eenBritsch koopman, die
ook, niet ware Christelijke gastvrijheid, den in nood
verkecrenden predikant onderhield gedurende de twee
jaren, dal hij in Engeland wachtte.
In het begin van het jaar 1837 verscheen er eene
nieuwe kabiuets order, die een spoedig einde der on-
gelukkige vervolging van de Luthersche kerk scheen
ie beloven. Deze order was vanden volgenden inhoud:
1.  Geene nieuwe vervolging zal crtcgendeLuther-
schen begonnen worden zonder de toestemming van
liet ministerie van eerediensl.
2.  l)e nu hangende vervolgingen zullen ophouden,
en er zal uitspraak gedaan worden, doch de tenuitvoer-
legging der uitspraak zal uitgesteld worden, totdat de
koning dezelve zal hebben bekrachtigd.
3.  liet oppergeregtshof Ie Breslau zal niet langer
uitspraak doen in de tegenwoordige vervolgingen,
doch de reeds gedane uitspraak zal niet herroepen
worden.
D" verwachtingen, die de Lutherschen tengevolge
van het verschijnen van dit decreet koesterden, moes-
ten echter spoedig teleurgesteld worden. De burger-
lijke magt ging nog voort met de regten en vrijheden
des volks te vertreden tot de troon bestijging van den
opvolger van Frederik Wilhelm IIT. in lS10, die da-
del ijk een einde maakte aan de vervolgingen, welke zoo
hunne baisgezinnen hunne gemeenten te verlaten. En
niet alleen werden de predikanten aldus vervolgd,
maar vele Luthcrselie huisgezinnen werden ook in
boete geslagen of in de gevangenis gezel. In 1834
werd er, op bevel des konings, een ediet uitgevaardigd,
waarin verklaard werd, dat elke Luthersche eerediensl
onwettig was. Dit wekte de aandacht van liet publiek
op het karakter der nieuwe Liturgie meer dan ooit
op, en in den loop van weinige jaren verlieten onge-
vecr twintig duizend openlijk de Nieuwe Vcreenigde
kerk, en besloten zij aan de leerstellingen en forniu-
lieren der Luthersche kerk getrouw te blijven. Zij
boden dikwijls den koning en diens ministerspetitiën
aan om verdraagzaamheid, doch te vergeefs. Het ant-
woord was gebiedend. Zij moesten of tot deVereenigdc
kerk belmoren, óf zich onderwerpen aan de straf, die
zij zicli door halstarrighcitl berokkend hadden. Deze
schandelijke vervolging is in Silezië en het groothcr-
togdi\'in Posen, waar de meeste inwoners Luthersch
ziju, het hevigst geweest.
Daar de kerken in vele gevallen van herders beroofd
waren, kon de doop niet langer behoorlijk bediend
worden, en wanneer uit gevoel van pligt of noodza-
kclijkheid de vader van een huisgezin dien verrigtte,
werd hij ook naarde gevangenis gezonden. 11 et avond-
maal kon alleen gedurende den nacht gevierd worden.
De zamenkomstcn om te bidden, die in huizen van
bijzondere personen werden gehouden, werden door
de dienaren der politic verstoord. Op zekere plaats in
liet hertogdom Posen trokken zij letterlijk de men-
sehen bij hun hoofdhaar van de knieën op. Behalve
een aantal afzonderlijke Christenen werden er elf pre-
dikanten naar de gevangenis gezonden, sommige van
hen twee- of driemaal voor drie maanden achtereen;
zoo zij, na hunne vrijheid herkregen tehebben, hunne
gemeenteleden weder bezochten, waren zij bijna zeker
naar hunne kerkers teruggezonden te worden.
Tn dezen staat van zaken leverden de vervolgde
Luthersche gemeenten een vertoog in bij het gouverne-
ment, doch in plaats \\an antwoord werden de politie
en commissarissen gezonden om bare goederen in
beslag te nemen, en weg\' te voeren wai zij wilden. Van
één armen man namen zij den geheelen voorraad voor
het vee en zijne koe weg. Deze wreede behandeling
werd met de uiterste zachtaardigheid en onderwerping
gedragen. Petitiën en vertoogen in de eerbiedigste
bewoordingen werden bij de burgerlijke autoriteiten
ingediend, doch geen regt kon er verkregen worden,
ook gecne verligting van de gestrenge maatregelen,
die tegen haar genomen waren. Eindelijk in I 835bragt
-ocr page 737-
DÜIT8CHE VEREENIGDE EVANGELISCHE KERK.
715
lang liet bestuur zijns voorgangers leu oneer gestrekt
hadden. De Oud-Luthersclien, zooals zij genoemd
worden, mogten zich in 1845 tot ecu afzonderlijk kerk-
geuootschap vormeu.in de hoedanigheid van Afgeschei-
deneu, terwijl hun wettig bestaan en hunne erkenning
verzekerd verden, hoewel zonder geldelijk" oudersteu-
uing van den staat.
De revolutionaire geest, die er iu 1818 in verschei-
dene staten heerschte, was niet gunstig voor den voor-
uitgang van Christelijke kerken. Kort nadien tijd van
staalkundige beroeringen stond er in de Vereenigde
Evangelische kerk zelve eene streng Lul hersche partij
op, aan wier hoofd Heugsteuberg stond, die de Unie
dienstbaar trachtte te maken toi het bevorderen \\au
een Hooge-Kerk-Lutheranisuius, door op de nood-
zakelijkheid aau te dringen van ecne afzonderlijke
organisatie der Luthersche en der Hervormde kerk
in de Nationale kerk. Om aan de inzigtcn dezer in-
vloedrijke parlij tot zekere greus te geiuoet te komen,
vaardigde de toenmalige koning van Pruisscn ceue
order uit, gedagtcekend 15 Maart 1852, waarbij de
Oberkircltenrulh of het hoogste kerkelijke hof, dat hij in
1850 aan de Vereenigde Evangelische kerk gegeven
had, het regt kreeg om ecne verdeeling, op de geloofs-
belijdeuis gegrond, ouder de leden daarvan te erken-
neu. Het gevolg hiervan was, dat bij de bijeenkomst van
het hof eenige leden zich schaarden aan den kant der
Luthersche,andere aan dien der Hervormde belijdenis,
terwijl Nitzsch hel eenige lid was, dat verklaarde tol
beide kerken ie behooren, en den consensus van beide
aannam. Hij dezen eeuigeu vertegenwoordiger van het
beginsel der Unie in een coufessioneelenzin voegde zich
vervolgens llou\'man, vroeger president van het Evan-
gelische zeudelingshuis te Bazel. Aldus bleek, voorna-
meiijk door den invloed van Hengst euberg, dat de l. uie
geene vermenging was van de Luthersche en de Her-
vormde kerk, maar niets anders dan een bondgenoot-
schap van drie partijen:dcLutherschen,de Hervormden
en de Unionisten of eigenlijk gezegde Evangelischcn.
Deze ontdekking lokte hevige protesten uit van de
Pruissische universiteiten, en de koning vond het nood-
zakelijk eene order uit te vaardigen, gedagtcekend il
Julij 1853, waarbij verklaard werd, dat het decreet
van liet vorige jaar slechls ten doel had om aau de
Confcssiën behoorlijken waarborg en bescherming in
de heerschende kerk te verzekeren, maar iu geenen
deeleoinde Unie van de twee Evangelische secten, die
door zijn vader gesticht was, af te schaffen of zelfs
te verstoren, en aldus eene scheiding iu de Nationale
kerk te veroorzaken. Een belangrijke stap des konings
was zijn besluit, om ecne Algemeene Synode iu het
jaar 1857 te doen plaals hebben, en te dien einde riep
hij eene voorbereidende Evangelische: Conferentie
bijeen, die uit zeven en vijftiggedelegecrdeu bestond,
en in November 185(5 in een der paleizen te Berlijn
vergadcrde.om verschillende belangrijke ouderwerpen
te overwegen, die aau de bijeen te roepen synode on-
worpen moesten worden. De onderwerpen, die aan de
Conferentie voorgelegd werden, waren deze: dcinvoe-
riug van eene Presbyteriaanschc wijze van bestuur in
de gemeenten van de < >ostelijke provinciën ; de weder-
invoering van de ambten van diaken en diakones in
de kerk; de herziening van de bestaande Liturgie; de
hervorming van de huwelijkswetten. L)e Conferentie
sloot hare zittingen op den 5<>cn December 1856, en
hare overwegingen waren gunstiger voor de /aak der
Unie, dan sneu aanvankelijk \\ erwachltc.
De toestand der kerkelijke partijen inPruissen wurdt
door Dr. Schalt\'in zijn werk ovcrDuitschland (185?)
aldus beschreven : — „De anti-confessioncele of ver-
draagzame Unionisten, die zich alleen op den bijbel
gronden, zonder «ie symbolische boeken der kerk, en,
behalve den linkervleugel van de school van Selilei-
ennacher, een aantal liberale godgeleerden van ver-
schillende meeningen omvat Ien, die te zameu worden
gehouden door den onderlitigcn tegenstand tegen de
reactionaire strekkingen in de godsdienst en de staat- I
kunde, zijn beroofd van niagt en iu\\ loed iu de hoogste
raadsvergaderingen; maar zij leven nog, zijn sterk in
aantal onder de predikanten en leeken, en hopen op ;
eene radicale verandering te hunner gunste, in geval
de prins van Pruissenden Iroou beklimt, die men weet,
dat tegen hooge-kerk strekkingen gezind, en vrij laauw I
en onverschillig in godsdicustzaken is. Doch daar hij ■
slechts twee jaar jonger is dan de koning zijn broeder, j
is zulk eene gebeurtenis noch waarschijnlijk noch
wenschelijk.
„De Evangelische Unionisten of de comensus partij, <
die voor haar leerslclligen grondslag den bijbel neemt, j
benevens de gewone dogmas der Luthersche en der \'
Hervormde geloofsbelijdenis, is het sterkste iu de
universiteiten, maar heeft de minderheid iu den Ober-
kirchenrath.
„De strenge Coufessionalistcr, die de Unie slechts
als een verbond van de twee confessiën beschouwen,
onder een gemeen staats-kerkelijk bestuur, en die voor
het grootste gedeelte strenge symbolische Lutheranen
en voorstanders van de onbeperkte alleenheerschappij
zijn, hebben, hoewel betrekkelijk klein iu aantal, thans
het o ver wig t bij de magthebbenden en invloedrijken.
-ocr page 738-
DUIVELBEZWERING, DITVKLBVNNING of EXOECISMCS.
7 IC»
Inssiug van de verschillen in de leer hisschcn de twee
groote afdeelingen van het Protestantismus, en voor
de bevordering van alle takken van de gewijde weten-
schap en litteratuur, zijn onsterfelijk, en hebben reeds
een indruk gemaakt op de nieuwere Fransche,Neder-
landsche, Engelsche, Sehotsche en Amerikaauschc
! theologie, die nooit uitgewischt kan worden."
DUIVELBEZ WERING, Duivelbanning of Exok-
! cismus, cene ceremonie die van oude tijden af in acht
genomen werd om booze geesten te verdrijven, en die
nog te dien einde in de Itoomsche en Gricksehc kerk
bestaat. In de eerste dagen van het Christendom, toen
vele bekeerlingen van het Heidendom overgekomen
waren, werd bij den doop het gebruik aangenomen,
om den kandidaat voor deze heilige plegtigheid uitte j
uoodigen omeerst openlijk afstand te doen van alle gc-
| meenschap met het koningrijk der duisternis, waarvan i
hij te voren een onderdaan geweest was. Zijne hand aan
den bisschop gevende, verklaarde hij plegtig, dat hij
afstand deed van den duivel en al diens praalvcrtoo-
ningen,hetgeen betrekking had op de openbare vertoo-
ningen der Heidenen. Eu niet alleen deed hij afstand
van den duivel, maar ook van zijne engelen, eene uit-
drukking die, zooals Neauder denkt, gegrond was op
het denkbeeld, dat Jelleidcnsehe goden booze geesten
waren, die de menschen verleid hadden. Deze belofte
werd beschouwd als de Christelijke krijgsmanseed,
waarbij men zich verbond, om als een krijgsknecht van
Christus (e leven en te strijden.
„Het formulier," gaat Ncandcr voort, „waarmede
men aldus plegtig van het zondige Ileidensche leven
afstand deed, is wel te onderscheiden van de bezwc-
ring, die in later tijd bij den doop werd gevoegd, en j
niet met de denkwijze der eerste Christenen strookte. !
Wel behoorde daartoe het begrip eencr verlossing j
van de heerschappij des Boozen, van een uitgaan uit
het rijk der duisternis en van de mededceling eens
Goddelijkcn levens, dat de zonde overwon, door de
j wedergeboorte; maar van dat begrip was de geheele
; doopbediening eene zinnelijke voorstelling, en er
behoefde dus niet nog iets anders bij te komen, om
datzelfde uit te drukken en te bewerken. Eenander
geval was het niet de belofte, waarbij men van het
vroegere leven afstand deed, want deze had, evenals
de geloofsbelijdenis, betrekking op hetgeen van de
zijde des menschen geschieden moest, om dezegenin-
gen des doops deelachtig te worden. Gelijk in het
Christendom geloof en leven op het naauwst vereeuigd
zijn, zoo stond ook die belofte in dadelijk verband met
de belijdenis des gcloofs. Maar wat had die belijdenis
Men kan moeijelijk ontkennen, dat do eindolijko strek-
king hunner ijverige pogingen de geheele ontbinding
der Unie is. Eenige van hen hebben eeue sterke nei-
ging tol lief Etomanismus, en zouden ten allen tijde
eene vereeniging niet de lloomselie leer verkiezen
boven eene vereeniging met de Hervormde geloofs-
belijdenis. Hunne Luthersche broederen van andere
staten hebben voor korten tijd, in eene conferentie te
Dresden,besloten tot de wederinvoering der oorbiecht.
Aan de vruchten kent men den boom.
„In geval eener ontbinding der Pruissische Unie,
die, hoewel niet zeer waarschijnlijk, in gecnen deelc
onmogelijk is, zouden de Luthersehe eude Hervormde
kerk gereorganiseerd worden naar haren afzonderlij-
ken confessioneclen grondslag. Doch de meerderheid
des volks zou niet gereed zijn om terug te gaan tot
den ouden staat van zaken, dien zij als vooraltijd door
de L\'nie van 1817 afgeschaft beschouwen. T)e radicale
Unionisten zouden misschien vervallen tot het begin-
sel van onafhankelijkheid. Re orthodoxe Unionisten
zouden trachten om eene Vereenigde Evangelische
kerk op te bouwen op den consensus van de twee con-
fessiën, in bet begin misschien met een klein aantal
ledciijdoch — gelijk een verstandig correspondent van
den New-Yorkschcn Independent eenigen tijd geleden
zcide — met meer theologische geleerdheid te harer
beschikking dan elke andere kerk op den aardbol.
„Geene van de driepartijen iswilligom zich van de
betrekking tot den staat los te maken, daar elke part ij
tracht de voornaamste te worden in het beheer der
vereeniging. Doch niettegenstaande al de schijnbare
aanduidingen van liet tegendeel, maakt hel beginsel
van vrijheid van godsdienst en openbare eerclienst,
zooals reeds aangemerkt is, langzame maar zekere en
aanhoudende vorderingen over geheel Europa, en de
tijd is misschien niet verre af, waarop de bestaande
betrekking van de, kerk tot den staat eene geheele ver-
andering zal ondergaan.
„De tegenwoordige toestand der Pruissische Unie is
zeer gespannen, verward, onvoldoende en bedenkelijk.
Maar men moet niet vergeten, dat juist hare beroerten
en gistingen teekenen zijn van leveu en kracht, gelijk
de eenigzins dergelijke bewegingen van de lage-kerk,
hooge-kerk en breede-kerk partijen in de Anglicaan-
schc kerk, en \'en laaiste ten goede moeten uitloo-
pen. Want niets kan als eene mislukking beschouwd
worden, dat werkelijk behoort tot de steeds voort-
gaande historische ontwikkeling van het koningrijk
van Christus op aarde. De groote verdiensten vooral
van de godgeleerden der Duitsche Unie voorde op-
-ocr page 739-
DUIV ELBEZ W\'ERING, DI I V
niet de duivelbezwering gemeen? In den loop der
tweede eeuw vinden wij dun ook nog geen enkel spoor
van eenig bezweringsformulier tegen den invloed van
den Booze. Eerst later werd men door de verheffing
van het uitwendige in de ceredienst, de overhelling
tot het geheimzinnige eu wonderbare, eu de zucht
naar praalvertooning er toe gebragt om een dergelijk
formulier, als men over bezetenen uitsprak, mede bij
den doop van Heidenen in te voereu. Ook was hier
misschien niet zouder invloed, dat men de duivelbe-
zwering, die vroeger als ecne genadegifl werd aange-
merkt, aan ecu afzonderlijk kerkelijk ambt verbon-
den, en daardoor tot iets bloot werkt uigclijks gemaakt
had. In do Apostolische verordeningen wordt noch
van het een noch van liet ander melding gemaakt.
liet eerste duidelijke spoor van duivelbezwering bij
den doop ontdekken wij in de Handelingen der kerk-
vergadering van vijf of zeven eu tachtig bisschoppen
te Cartliago in her jaar 256."
Cyrillus van Jeruzalem is de eerste schrijver, die
een verhaal van de wijze der duivelbezwering geeft.
De voornaamste plegtigheden daarbij gebruikelijk
waren:
1. Voorafgaand vasten, gebeden en kniebuigingen.
Deze kunnen echter beschouwd worden als algemcene
voorbereidingen voor den doop.
-\'. Oplegging der handen op het hoofd van den kan-
didaat, die mei het hoofd gebogen in eene onderdanige
houding stond.
3.  Het uitdoen der schoenen eu der kleederen, met
uitzondering van ecu onderkleed.
4.  Den kandidaat met het gelaat naar het westen
te plaatsen, dat het symbool der duisternis was, gelijk
het oosten dat van licht was.
In de Oosterschc kerk moest hij de hand naar het
westen uitsteken, alsof hij een voorwerp in die rigting
wegschoof. Dit was een tcekeu van zijne verfoeijing
van Satan en diens werken, en zijn besluit om die te
weerstaan en te verstooten.
5.  Eene afstanddoening van Satan eu diens werken,
aldus: „Ik doe afstand van Satan en diens werken en
diens praalvertooningen,diens diensten en alle dingen,
die de zijnen zijn." Dit of eeu dergelijk formulier werd
driemaal herhaald.
i). De duivelbanuer ademde dan op den kandidaat,
hetzij eens of driemaal, eu bezwoer den onreineu geest,
iu den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen
Geestcs, om uit hem te komen.
Deze wijze van afzwering schijnt vóór de vierde
eeuw uiet in gebruik geweest te zijn, en deze verschil-
SLBANNING o* EXOllCISMUS.                       ;i7
lende formaliteiten werden blijkbaar langzamerhand
en op verschillende tijden ingevoerd.
De Joden lieten zich veel voorstaan op de magt der j
duivelbezwering, en Josephus verhaalt verscheidene \'
wondervolle genezingen van diegenen, die van den
duivel bezeten waren. Onze Zaligmaker gaf Zijnen
discipelen magt over onreine geesten, f aulus bezat,
zooals wij uit Hand. XIX : 12—10 vernemen, de
magt om booze geesten uit te drijven. Ouder de
eerste Christenen was de magt om duivelen uit te
werpeu in den naam van Jezus niet beperkt tot de |
geestelijken, maar, zooals Origeues ons berigt, alle
i Christenen bezaten ze. Gedurende de drie eerste ecu-
wen geschiedde de duivelbezwering echter uitslui-
teud door bisschoppen en presbyters, en liet was eerst :
tegen het einde der derde eeuw, dat die dienst vervuld
1 werd door eene afzonderlijke klasse van Christelijke
ambtsbckleeders. Dat de duivelbezwering geen deel
uitmaakte van de doopplcgtigheid iu de tweede eeuw !
is duidelijk, daar Justinus Martyr in zijne Tweede ;
Apologie, en Tertulliauus in zijn De Corona Militis,
\' waarin zij de plegtigheden van den doop iu hunnen !
tijd beschrijven, gceue melding van de duivelbezwc- \\
ring maken.
De duivelbezwering maakt ecu belangrijk gedeelte I
uit van de ceremoniën der Roomsche kerk, daar het
rituaal der du ivelbezweringcnzich over niet minderdan
\' dertig bladzijden van het UUimlc liuniauiim uitstrekt.
Naauwkeurige inlichtingen worden er gegeven om de j
duivelbezetcnhcid van de krankzinnigheid te onder- :
scheiden. „De kenteekeuen van beu, die van demons j
bezeten zijn," wordt ons medegedeeld, „zijn, dat zij
onbekende talen spreken met veel overvloed van woor-
den, of dat zij ze verstaan, wanneer zij gesproken
worden; dat zij verwijderde en geheime dingen ont-
sluijeren; dat zij eeuc kracht of vroegrijpheid boveu
hunne jaren vertoouen, en wanneer vele dezer teekenen
zaracnloopen, zijn de aanduidingen des te grooter."
Als de duivelbanuer door deze kenteekeuen overtuigd
is, dat de persoon vóór hem werkelijk van een duivel
bezeten is, moet hij volgens het rituaal cc n crucifix in
de hand van den bezetene steken,of ten minste binnen
| zijn gezigt plaatsen. Als er reliquiën van heiligen bin-
: iien zijn bereik zijn, moeten zij met eerbied tegen
zijne borst of zijn hoofd gehouden worden. Als de be- !
zetenc zeer spraakzaam is, moet de duivelbanuer hem
bevelen stil te zijn, en slechts te antwoorden op de
vragen, die hem gedaan worden aangaande het getal \\
en den naam der geesten, die hem bezoeken, den tijd
waarop zij binnentraden, de oorzaak en andere der.
-ocr page 740-
BANNING of KXOiiClSMUS.
______
718                         DUIVELBEZWERING, DUIVE
gelijke vragen. Als de bezetene zegt, dailiij de ziel
van ecu heilige is, of vau eendoode, of van ecu goeden :
engel, moet de duivelbezweerder volstrekt geen ge- >
loof aan zulke gezegden slaan. De plegtiglieid der
duivclbanniug wordt aan het benedeneindc der kerk
bij de deur verrigt. Nadat de duivelbauncr eerst lier
tecken des kruises op den bezetene gemaakt heeft,
laat hij hem knielen, en bespri agl hem niet wijwater.
De litauiën, psalmen en gebeden worden dau gelezen,
waarna de duivelbauncr den boezen geest naar diens
naam vraagt, en hem bezweert den persoon niet meer
ie bedroeven. Als dit gedaan is, lcgl bij zijne hand up
het hoofd van den bezetene, cu zegt een vau de for-
muiiereu Jer duivclbanniug op, zooals het volgende,
dat liij moet uitspreken op een toon vau bevel en ge-
zag, in een sterk geloof, in nederigheid en vuur : „ik
bezweer u, onreine geest, in den naam van Jezus
Christus; beef, o Satau, gij vijand des gcloofs, gij vij-
and der menschheid, die den dooil in de wereld hebt
gebragt, die mensehen van het leven hebt beroofd,
en tegen de geregtigheid zijt opgestaan, gij verleider
i der menschen, gij wortel van alle kwaad, gij bron van
gierigheid, tweedragt en nijd."
\'Zoo de onreine gerst weigert om voor dit formu-
lier der duivelbanning te wijken, moet ecu sterker
gebezigd worden, en als hij dau nog onverbiddelijk
blijft, moet eeue langere en krachtiger afzweringge-
bczigd worden. „Laat hem ook opmerken,\'" zegt het
Rituaal, „op welke woorden de demons het meest
beven, en laat hem die het veelvuldige herhalen; en
als hij komt aan de bedreiging, laat hem er dan nog
eens cu nog eens toe terugkecren, altijd de straf ver-
meerderende; en als bij ziet, dat hij de overhand heeft,
laat hem er dan twee, drie en vier uur en meer in vol-
harden, zoo hij daartoe in staat is, totdat hij de over-
wiuniutr behaald heeft." Uit huizen en andere plaatsen,
i die verondersteld worden door onreine geesten bc-
zocht te zijn, wordt ook door de Roomsehe kerk de
duivel gebannen, eu deze plegtiglieid is nagenoeg
dezelfde, als die voor een bezetene. De veelvuldige
herhaling van het Pater Noster, Ave Maria en de
Geloofsbelijdenis wordt als van grootc kracht aan-
gegevcn, en zoo audere middelen falen, wordt de
Atlianasiaansehc geloofsbelijdenis sterk aanbevolen.
De gelegenheden, waarbij de Roomsehe kerk bare
toevlugt neemt tot de duivelbanning, zijn zeer tal-
rijk. Behalve dat zij een voornaam deel uitmaakt
vau de plegtiglieid des doops, wordt ook tot haar de
toevlugt genomen bij het leggen van den eersten steen
cener kerk, terwijl zout en water plcgtig bezworen
worden. Dit formulier om dcu boozeu geest uit het
zout te bannen is het volgende: „Ik bezweer u, gij
schepsel van zout, bij den levenden f God, bij den
waren f God, bij den heiligen f God, bij den God, die
u beval iu het water geworpen te worden door Elia
den proleet, opdat de ongezondheid van het water
gezond gemaakt mogt worden, -dat gij tot bezworen
zoul gemaakt wordet, voor de zaligmaking vau hen,
die gelooven; en dat gij voor allen, die u gebruiken,
gezondheid vau ziel eu ligchaam moogt zijn; en dat
vau de plaats, waar gij gesprengd zult worden, elk
spook eu elke boosaardigheid of kunstcnarij van de
misleidingen des duivels en elke onreine geest weg-
vlugte eu vertrekke, bezworen door Hem, die komen
zal oin de levenden eu de dooden en de wereld te oor-
dcelcn door vuur. II. Amen." Het formulier om het
i \'
water te bezweren is vau den volgenden inhoud: „Ik j
bezweer u, gij schepsel van water, in den naam van
God d^\\i Almagtigen Vafder, en iu den naam van
Jezus Christus Zijn f Zoon ouzeu lieer, cu iu de magt
vau den Heiligen f Geest, dat gij bezworen water wor-
det, om al de magt vau den vijand op de vlugt te drij-
vcu, cu da! gij moogt dienen om den vijand zelven
met diens afvallige engelen uit te roeijen en te ver-
bannen, door de magt vau denzelfden onzen Heer
Jezus Chris! iis, die komen zal om de levenden cu de
dooden en de wereld te oordeeleu door vuur. U.Amen."
lic; wijwater, dat binnen iu de kerk gesprengd moet
wiirden, wordt bezworen iu woorden, welke verschillen
van die, welke gebezigd worden bij het bezweren vau
het wijwater, dat buiten de kerk gesprengd wordt, en
bovendien wordt het niet alleen vermengd met zout,
.naai ook met asch en wijn, om het nog heiliger te i
maken dan het andere. Bij het bereiden van de olie \'\'
voor de zieken, dat alleen op Witten Donderdag
gedaan wordt, wordt cene duivelbezwering op een
zachten toon gemompeld, eu eveuzoo is er eeu for-
muiier voor de duivelbezwering bij het maken van het !
heilige Chrisma. (Zie ald.)
De nieuwere .loden hebben eeu gebed, dat zij gc-
vvooulijk van hunne vroege kindschheid af gebruiken, :
en dat, zooals zij zeggen, gedurende den nacht booze
geesten van hen verdrijft; maar al hebben zij dit gebed
opgezegd, zullen er toch booze geesten op hunne hau- I
den eu hun gezigt gaan zitten, indien zij des morgens
11a een zekeren tijd in hun bed blijven. De Rabbijnen
lecreu, dat als iemand vroeg opstaat, zijne gebeden
driemaal opzegt, en zijne aangewezen gebruiken eu
ceremoniën verrigt, hij gecne reden heeft om booze
gec.-ien te vreezen, want hoewel zij rondom hem zwe-
-ocr page 741-
DUIVELBEZWEERDERS, DUIVELBAXXERS of EXORCISTEN.
719
wel (ie/e lezing, naar hel schijnt, den duivel in de
uiterste verwarring bragt, toch verhinderde het hem
niet in de schandelijkste taal, die men zich denken
kan, te antwoorden; de priester berispte hem echter
zoo gestreng, en beval hem op zulk ccue afdoende
wijze om uit te komen, dat hij genoodzaakt werd om
toe te geven. Bij zijn vertrek toonde hij zijne wraak,
zoo hevig bij maar kon, en liet hem bewegcnloos en
gelijk een doodc op den grond achter."
DUIVELBEZWEERDERS, Duivelbanxers of
Exorcisten\'. Deze klasse van ambtsbekleeders onf-
st.ond in de Christelijke kerk tegen het einde der derde
eeuw; zij moesten duivelen uitdrijven. Geene bepaalde
orde van deze soort schijnt in de eerste eeuwen van
het Christendom bestaan te hebben, maar gedurende
de drie eerste eeuwen werden de pligtcn, die later op
de verdrijvers van demons nederkwamen, door de bis-
schoppen en presbyters vervuld, terwijl iedereen in
zekeren zin, door gebed en hel weerstaan van den dui-
vel.ziju eigen duivelbanner mogt zijn. „K iets is zeker-
der," zegt Bingham, „dan dat inde Apostolische eeuw,
cu de daarop volgende, de magl om duivelen uit te
werpen eenc wonderdadige gave van den Heiligen
Geest was, die niet beperkt was tot. de geestelijken,
veel minder tot eenc enkele orde onder hen, maar ook
aanandcre (\'h rist enen werd gegeven, gelijk vele andere
buitengewone gaven toen gegeven werden." Duivel-
banuers hadden de bijzondere zorg over de Esebgu-
mekex (zie ald.)of personen, die van een boozen geest
bezeten waren, liet was hun [digt om te biddenoverdie
personen, en alle behoorlijke middelen aan Ie wenden
voor hun herstel. Daarom beschrijft het vierde concilie
van Carthago de aanstellingen liet ambt der duivelbau-
ners iu deze woorden: — „Als een duivelbezweerder
gewijd wordt, zal hij uit de handen van den bisschop
een boek ontvangen, waarin de formulieren der dui-
velbanning geschreven zijn, terwijl de bisschop zegt:
„Ontvangt deze en prent ze in uw geheugen, en heb de
magt om de handen te leggen op de Energumenen,
hetzij zij gedoopt of slechts catechumenen zijn." Ech-
ter oefenden de duivelbezweerders eerst in de vierde
eeuw hun ambt uit iu verbinding met den Christelij-
ken doop, niet omdat zij volstrekt noodzakelijk waren,
noch omdat zij in de Schriften bevolen worden, maar
alleen omdat zij ten hoogste nuttig waren, daarzonder
bende kinderen,uit (\'hrisfen-oudersgeboren,niet vrij
zonden zijn van den invloed van boozc geesten. Van
dien tijd af vervulden de duivelbanuers hun ambt niet
alleen bij de Eaergumeuen, maar ook bij de catechu-
menen als kandidaten voor den doop."
ven, kunnen zij hom niet aanraken. Het is evenwel
noodig, dat, zoodra hij uit zijn bed komt.en gedeeltelijk
gekleed is, hij zich liaastc om zich te wasschen, ten
einde hoozc geesten te verdrijven, en opdat geen tijd
verloren ga, wordt den vromen aangeraden, om een
kom met water digt bij hun bed te hebben, opdat zij
het bij hun ontwaken in hunne magt hebben, om zon-
der uitstel hunne handen te wasschen. bc vrouwen zijn
verpligt om dezelfde orde van wasschen in acht te ne-
men, dat is, oin driemaal water over hare handen te
gieten.
Bij de toediening van den doop in de Grieksche
kerk worden er vier gebeden om den duivel te bczwo-
ren gedaan; gedurende het laatste daarvan blaastde
priester op den mom!, het voorhoofd en de borst van
het kind, en beveelt den boozen geest om te vertrek-
ken, terwijl de doopoom zijne afstanddoe.ning van d ;n
duivel moet bevestigen door op het kind te hl;,zen en
te spuwen. De duivelbezwering van de (.\'optische kerk
gaat vergezeld van het teeken des kruisses, datzevcn-
eu-dertigmaal gemaakt wordt. Oe wijze, waarop de
Grieken hen bezweren, die van den duivel bezet en zijn,
wordt door een oud schrijver aldus verhaald: —
„De patiënt werd aan fen paal geketend, waarna ver-
scheMene priesters, in hun pricstclijk gewaad gekleed,
hem gedurende zes achtereenvolgende uren een aan-
zienlijk gedeelte der vier Evangeliën voorlazen. En
daarin een vers van Matthcüs in duidelijke woorden
gezegd wordt: „Maar dit geslacht vaart niet uit, dan
door bidden en vasten," droegen de duivelbanuers
bijzondere zorg, om vooraf ongeveer vierentwintig
uren te vasten. Den volgenden dag namen zij dezelfde
boetedoening in acht,en gingen voort met lezen, zoo-
als te voren. Het duurde ten minste drie dagen, voor
deze lezingen over waren. Middelerwij] vervloekte de
bezetene zijn Schepper, en voer hij uit tegen de gehecle
meuschhcid; hij vloekte, schreeuwde en grijnsde, en
maakte duizend bclagchelijke kuren. Al zijne vcrwrin-
giugen waren echter voor de priesters gcene beletse-
len om met hun lezen voort te gaan; ook vernederden
zij zich niet zoodanig, dat zij het minste antwoord
gaven op de goddelooze godslasteringen van Satan.
Het, is opmerkenswaardig, dat de priesters beurt elings
lazen, zonder op te houden, en dat met zooveel zorg
en omzigtighoid, dat alvorens de eenc nog gedaan had,
de andere gereed was om te beginnen. Nadat zij de
vier Evangeliën gelezen hadden, werd een ander pries-
ter, merkwaardig om zijne heiligheid van zeden, tot
medehelper uitgekozen. Hij moest aan den bezetene
de duivelbezweringen van St. Basilius voorlezen. Hoe-
-ocr page 742-
720
DL\'IVELSDIENST.
Het ambt van duivelbanner bestaat nog in de
Roomschc en in de Grieksche kerk, en iu het Room-
sche Pontificale worden aanwijzingen gegeven voor
de wijding van zulk een ambtsbckleeder, wanneer
men het noodig oordeelt, dat liij gekozen en gewijd
worde. De verkozen duivelljanner, voor den bisschop
knielende niet kaarsen in de band, wordt aldus aange-
sproken: „Op het punt van gewijd te worden, aller-
dierbaarste zoon, voor het ambt van duivelbezweerder,
moet gij weten, wat gij onderneemt. Net is uw pligt
oin duivelen uitte werpen en het gebed te onderwij-
zen, opdat hij, die communiceert, geene plaats make
voor den duivel; eu het is uw pligt in uw dienstwerk
om hel water (wijwater) uit te gieten. Ontvang daarom
de magt om handen op te leggen op de bezetenen,
opdat door de oplegging uwer handen, doorde genade
van den Heiligen Geest en de woorden derduivelban-
ning, onreine geesten gedreven mogen worden uit de
ligchamen, die zij bezitten. Tracht daarom, dat, terwijl
gij demons uit de ligchamen van anderen verdrijft, gij
ook de onreinheid en boosheid uit uw eigen ligehaam
moogi werpen, opdat gij niet vallet onder de magt van
die geesten, die gij uit anderen op de vlugt dreeft.
lieer uit uw ambt uwe eigene gebreken te bedwin-
gen, opdat niet door uwe boozc zeden de vijand de
overwinning behale en zich wreke. Dan zuil gij in
waarheid over demons heerschen, wanneer gij eerst
hunne zaamgcstelde boosheid inuzclvcn hebt over-
wonncn, hetgeen de Heer u moge geven te doen door
Zijnen Heiligen Geest." Het Roek met duivelbezwc-
riugen wordt dan in zijne handen geplaatst, of in
plaats daarvan eenc kopij van liet Missaal of Pontifi-
cale, terwijl de bisschop zegt: „Ontvang en neem aan
het gezag, en neem aan de magt om de handen teleg-
gen op de bezetenen, of de gedoopten of degeloofs-
leerlingen."
De magt oin booze geesten te bezweren wordt in
de canons der Engelsehe kerk erkend. Tn den 72sUn
canon wordt verklaard : — „Geen predikant zal, zon-
der het verlof van den bisschop der diocees, door
dezen geschreven en gezegeld, onder ocnig voorwend-
scl, hetzij van bezetenheid of kwelling, door vasten
en gebed, trachten om een duivel of duivelen uit te
werpen, op straffe van beschuldigd te worden van
bedrog en seburkerij, en afzetting van het leeraars-
ambt." Ook inliet formulier voor den doop, zooals
het in do Liturgie van Eduard VI. voorkomt, werd
bepaald: „Laat dan de priester, op de ki nderen ziende,
zeggen: ik beveel u, onreine geest, iu den naam des
Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, dat gij
kornet en vertrekket uit deze kinderen, aan wie onze
Heer Jezus Christus heeft toegestaan om te komen iot
Zijn heiligen doop, om tot leden gemaakt te worden
van Zijn ligehaam en van Zijne gemeente; daarom,
gij vervloekte geest, denk aan uw vonnis, denk aan uw
oordeel, denk dat de dag op handen is, waarop gij in
altijddurend vuur zult branden, dat voor u en uwc cn-
gelcn gereed gemaakt is; en vermeet u hierna niet om
eenige dwingelandij uit te oefenen over deze kinde-
ren, die Christus gekocht heeft met Zijn kostbaar
bloed, en door dezen Zijnen heiligen doop geroepen
heeft om van Zijne kudde te zijn." Geene melding
wordt er van de duivelbezwering in liet Kituaal, dat
thans in de Engelsehe kerk in gebruik is, gemaakt, en
hel gebruik is in de meeste Protestantsche kerken
onbekend. In de Lutherselie kerken, in eenige ten
minste, bestaat nog het formulier der duivelbanning
bij den doop. Het bestaat ook nog in de Kerk van
Denemarken, maar werd iu 1809 in die van Zweden
afgeschaft. In de Zwitsersche Hervormde kerken is
de duivelbanning nooit uitgeoefend.
DL\'IVELSDIENST. Rij hetgeen reeds over deze
soort, van afgoderij in het artikel DjEMONSdienst is
gezegd, moet men opmerken, dat de oude Hebreen in
Deut. XXXII: 17 bepaaldelijk van deze zonde be-
schuldigd worden: „Zij hebben aan de duivelen geof-
ferd, niet aan God." In latere tijden spraken zij over
alle valsche goden als duivelen, ten gevolge van den
haat, dien zij jegens alle soorten van afgoderij kocs-
terden, en wij vinden, dat zij de voornaamste godheid
der Phceniciérs Beëlzebub (zie ald.) den Vorst der
Duivelen noemden.
Onder de oorspronkelijke geslachten van Itindos-
tan, waarvan nog overblijfselen gevonden worden in
de Heuvel-Stammen, die de wouden en schuilhocken
in de bergen bewonen, heeft de duivclsdienst altijd in
ruime mate gehcerscht. De boozc geesten onder dit
volk worden door middel van bloedige offeranden en
dolzinnige dansen gewonnen. Op Ceylon is deze soort
van «eredienst met het Boeddhismus vermengd. Het
is een opmerkenswaardig feit, eu toont aan hoc wijd
verspreid deze soort van bijgeloof vroeger geweest is,
dat zij een kenmerk is van het Siiamanismis (zie ald.),
dat onder ,1e Ugriaansche stammen van Siberië en de
Heuvel-Stammen aan de zuid-westelijke grenzen van
China heerscht, daar de voornaamste voorwerpen dier
eercdienst duivelen zijn, die, zooals men onderstelt,
wreed, wraakzuchtig en grillig zijn, en bevredigd
worden door bloedige offers en wilde dansen. De
dienstdoende toovcnaar of priester wekt zich tot dol-
-ocr page 743-
DT\'TYET.snTEXST.
:->\\
zinnigheid op, en wendt dan voor, of veronderstelt, dal
hij van don duivel bezeten wordt, aan wicn hulde wordt
bewezen; en nadat dn plcgtigheden geëindigd zijn,
deelt liij aan diegenen, die hem raadplegen, de inlich-
ting mede, die hij ontvangen heeft. De duivclsdicnst,
die in Indië uitgeoefend wordl door de meer oorspon-
kelijke Dravidiaansche stammen, gelijkl niel alleen
hierop, maar is evenzoo. Niets treft den Christen die-
per, wanneer hij de bijgeloovigheden van Tndië over-
ziet, dan de eeredienst, die zoo algemeen, vooral op
de kust van Malabar, door al do lagere kasten van
de Hindoes aan booze geesten wordt bewezen. De
volgende beschrijving van den staat van zaken in dit
op/.igl in Zuid-Indië is van de pen van iemand, die
lang in dai gedeelte heeft gewoond: —„In het district
Canara, op de kust van Malabar, worden deze booze
geesten aangebeden door alle klassen van Hindoes
behalve de Brahmanen. Menige Soedras schenken
ook offergaven aan de Hindoeschegoden,doch hunne
eeredienst is voornamelijk tot de boozegeesten gcrigt,
die welke Sukfis heeten, welke te vinden zijn in elk
dorp, ja zelfs bijna in elk veld. Aan de kaste der
slaven, die, in deseliattinghtiiinerlandgeiioolen.de
laagste alle kasten is, wordt de inagt toegeschreven
om een bonzen geest in een mensch te laten gaan, of,
zooals liet uitgedrukt wordt in de faal des lands, oin
een boozen geest op hem los te laten. Als er een
ongeluk gebeurt, schrijven zij het dikwijls aan die
mag) toe, ei: veronderstellen zij, dat het op de in-
blazing van een vijand is, dal de booze geest hen heeft
bezocht; en om hunne huizen en hunne personen hier-
tegen te behoeden, zijn er t onver middelen in algemeen
gebruik. Bij de magistraten worden er dikwijls peti-
lii\'u ingeleverd, om hun te verzoeken bevelen uit te
vaardigen voor liet wegnemen dezer booze geesten,
en om de personen Ie straffen, die beschuldigd worden
van hun bezoek veroorzaakt 1c hebben. De gewone
wijze om de werkende oorzaak hunner rampen weg
te nemen is eenduivelbanncr Ie bezigen, die gewoon-
lijk ook tot de slavenkastc behoort. Wanneer do
duivelbanncr aan het huisgekoincn is, waaruit hij den
boozen geest moet. verdrijven, vergezeld door muzi-
knnten, die op tom-toms of inlandsche t roninicls slaan,
begint bijzijn werk met kennen, zuchten en gemompel,
gevolgd door zacht gesteen. Langzamerhand verheft
hij zijne stem, en uit hij mei snelheid en op eenbijzon-
aeren, vreemdsoortigeu toon zekere tooverw oorden,
terwijl hij al dien tiid hevig beeft, en zijn ligebaam
voor- en achterwaarts beweegt. De trommelslagers
handelen in overeenstemming met de bewegingen van
den duivelbanncr, eu slaan luider en sneller, naarmate
zijne opgewondenheid toeneemt. Ten gevolge van de
veronderstelde magt der slaven om te tooveren, boe-
zemen zij aan de hoogere kasten dikwijls schrik in,
en het is cenc zonderlinge wedervergelding, dat deze
vernederde schepsels door de verschrikkingen van
hei bijgeloof diegenen aldus in bedwang houden, die
hen in slavernij houden. Een geval van grootewreed-
lieid had ereenigejaren geleden in het district Malabar
plaats, waarin eenige Xaïrs, die de landeigenaren eu
voornamen van dat land zijn, zamenspandenen een
aantal slaven vermoordden, die zij van (oovenarij ver-
dachten. Na veel en ijverig onderzoek werd de misdaad
hun toegeschreven, en zij werden in verhoor ïcuo-
mi\'ii en veroordeeld.
„De booze geesten worden somtijds aangebeden
onder de gedaante van een man en cenc vrouw gekleed
in gekleurde kleedereu, en de afgodsbeelden stellen
ook zulke wezens voor, en somtijds ook onderde af-
schuwelijkc gedaante van een man, uil wiens mond
twee grootr slagtanden steken, wiens hoofd bedekt is
mei slangen in plaats van haar, en in wiens hand een
zwaard is. Op andere tijden ook onder de gedaante
van een zwijn of een jongen stier, of een man met
den kop van een jongen stier.
„Zoodanig zijn de duivelen, waaraan in dal onge-
lukkige land de vereering wordt gebragt, die alleen
den Eeuwige toekomt. Het district Malabar werd In
1702 door Tippoc Sultan aan het Britsehe gouverue-
ment afgestaan. Sedert dien lijd zijn er vele jaren
voorbijgegaan, en tof nog toe is er gecne poging ge-
daan om de zedelijke duisternis, waarin hel gewikkeld
is, te verdrijven.
„De offergaven door het volk aan de booze geesten
geschonken bestaan uit gekookte rijst, wecgbreeën
en kokosnoten. Het bestuur der duiveltem pels berust
gewoonlijk bij hel hoofd van het voornaamste huis-
gezin der Soedras in het dorp. De juweelen van bel
afgodsbeeld zijn gewoonlijk in zijn bezit, en hij be-
stunrl de feestvieringen, welke bij bepaalde gelegen-
beden plaafs hebben. De tempel wordt beschouwd als
een eigendom van het dorp, elk huisgezin maakt aan-
spraak op een gedeelte, en vijf of zes van de voornaam-
stc familiën hebben bel erfelijke regt om hef foczigt
te houden over de belangen er van.
„Op de feestdagen worden kokosnoten, betelnoot en
bloemen van voor den afgod genomen, welke daarom
aK geheiligd worden beschouwd, en door den dienst-
doenden priester aan de hoofden der huisgezinnen
volgeus hunnen rang aangeboden. Bij die gelegenhe-
■■■<
-ocr page 744-
;■\'■\'
DULIA — DUXKKRS,
den vertoont zich hun familietrots op eeue merkwaar-
digc wijze, door de menigvuldige twisten, die erover
hunnen rang plaats hebben. En de geregtshovcu wor-
den er dikwijls aanvragen om schadevergoeding we-
gons vermeend nadeel in dit opzigt gedaan. Aan deze
I tempels is een erfelijk priesterambt verbonden, waar-
van de bezitter op den feestdag verondersteld wordt
door den boozen geest te zijn bezeten. I5ij die gelegen-
heden houdt hij een ontbloot zwaard in de hand, dat
hij in alle rigtingon wuift; zijn haar is lang en los, hij
begint te stuiptrekken, beeft, siddert en springt in
hef rond, en wordt van tijd tot tijd door de omstanders
met een touw vastgehouden als een woedend wild dier.
„De tempels bestaan gewoonlijk uit, een omsloten
vertrek, waarin liet afgodsbeeld zich bevindt, aan drie
kanten omringd door waranden, welks muren gemaakt
zijn van houten planken, waartusschen zich openc
ruimten bevinden; het geheel is bedekt met een schuin
i dak van riet of pannen, en somtijds omringd door
een buitenmuur, die een stuk gronds om den tempel
insluit. Hij eenige der grootere tempels behoort ecne
geschilderde houten afbeelding van den duivel, dieop
een paard rijdt of opeen koningstijgcr, staande op
eene platte kar met wielen, die op de voornaamste
feestdagen door de dorpsbewoners een kleinen afstand
wordt voortgetrokken. Deze duivels worden vereerd
als de opperhoofden der booze geesten, en worden
i afgebeeld met een hoogeren koninklijken tulband op
het hoofd en een zwaard in de hand.
„Om de tempels staan gemeenlijk eenige oude
broedgetakte banaauboomen, die een aangenaam en
schilderachtig voorkomen aan de plaats geven. P.ij liet
|j aanschouwen van deze wordt echter de geest van den
nadenkenden Christen pij ui ijk aangedaan doordeover-
deuking, dat hun voorkomen, dal hunne oudheid aan-
wijsl, te zelfder tijd verklaart, hoe langJehovah ont-
eerd is, benevens de groote rnagl, welke de afgoderij <
heeft over diegenen, welke haar daar uitoefenen. De
booze geesten worden dikwijls aangebeden op de top- ;
pen van heuvels en in d igt e bosehjes, waarin de hoornen
zoo hoog enzoodigt bijeen gezet zijn, dat, zij eene duis-
ternis veroorzaken, die bij den aanschouwer een gevoel
van eerbied opwekt. Er zijn in het district Cauara te
zamen vier duizend en veertig tempels, die aan booze,
! geesten zijn gewijd, en drie duizend zes honderd en
twee en tachtig andere plaatsen van 11 indoesche eere-
dienst."
De Ykzidi (zie ah].), een volk dat in de lauden
tusschen l\'erzië en het noorden van Syrië gevonden
wordt, alsmede in verschillende deelen van Syrië, zijn
door eenige schrijvers beschuldigd van den duivel te
aanbidden. Andere ontkennen dit echter, doch ó"cn
ding is zeker, dat zij volstrekt niet over Satan willen
spreken, en zelfs zijn naam niet willen hooreu noemen.
DIJ] i IA, eeue mindere soort van vereering, die,
volgens dcRoomsch-CathoIieke godgeleerden, wettig
aan heiligen en engelen bewezen mag worden. Zij on- .
derscheiden haar van de Latria aan den oenen kant,
die uitsluitend aan God toekomt, en van de Byperdulia,
de vereering hooger dan de Du/ia, die, zooals zij ge-
loovcu, aan de Maagd Maria als de moeder onzes
lieeren toekomt. Zie Aanbidding.
DUN KERS, eene secte van Duitsche Doopsgezin-
den, of Broederen, zooals zij liever genoemd worden,
die tusschen de jaren 1718 en 1730 uit Duitschland
naarde Vereeuigde Staten van Noord-Amerika trok- :
kon. Zij kwamen voor het eerst in 1 719 daar, toen
ongeveer twintig huisgezinnen te Philadelphia land-
den. Daar zij zich over eene groote uitgestrektheid
lands verbreidden, waren zij niet in staat om voor do
uitoefening der eeredienst te zamen Ie komen, en
zouden zij tot een toestand van onverschilligheid in
godsdienstzaken vervallen zijn, hadden niet eenige van
de moer ijverige onder hen te Germantown in Penn-
sylvanië in 1723 eene kerk onder liet bestuur van
Petrus Boeker gesticht. Deze kerk nam snol in aantal
leden toe, en in korten tijd werden er andere naar
dezelfde beginselen opgerigt. Tot nog toe had zij
den eersten dag der week als den Christelijken Sab-
bath gevierd. De secte had haar oorsprong gehad I
in den piëtistischen strijd, die in di> Protestantsche |
kerken van Duitschland en Holland op lief einde der II
zeventiende en in het begin der achttiende eeuw ont-
stond; zij werd in 170S in Duitschland gesticht. Door
vervolging uil liuu land verdreven, zochten eenige
leden eene schuilplaats in .Holland en andere inliet !
hertogdom (\'leef, terwijl de moederkerk naar Fries-
land, en van daar naar Amerika ging.
Spoedig nadat de secte der Dunkers zich iu de
Vereeuigde Staten gevestig had, werd er eene kerk
te Mill (\'reek in liet graafschap Lancaster gebouwd.
Tot deze gemeente behoorde C\'onrnd Beissel, die in
Diütsoblanil geboren was, en die, liet onderwerp van
den Sabbatli bestuderende, tot de gevolgtrekking
kwam, dat de zevende en niet de eerste dag der week
als aan den lieer geheiligd moest worden beschouwd.
In 1725 gaf hij eene verhandeling in hof licht om
zijne gevoelens te verdedigen, welke niet weinig op-
zien baarde onder de broederen van de kerk te Mill
Creek. Beissel verliet daarop de nederzetting, en ging
-ocr page 745-
DUN KERS.
723
naar eene eenzame plaats in hetzelfde graafschap; en
nadat ceu aantal broederen, die zijne gevoelens over
den Sabbath omhelsd hadden, zich bij hem hadden
gevoegd, werd er eene gemeente gesticht, die den
zevenden dag of den Joodschen Sabbath aannam als
den dag, die voor de godsdienstoefeningen was be-
stemd. Daarom wordt deze secte dikwijls de Dititstfie
Zeveude-day-DoojiSijezinden
genoemd.
Ju 1733 werd er eene soort vankloostervereeniging
door Beissel en diens aanhangers gesticht, dieeene
kleine kolonie, Ephrata geheeten, in ren afgelegen
distriet uitmaakte. De leden dezer zonderlinge ver-
eenigiug namen de kleedij dec Witte Monniken aan,
die bestond uit een lang wit gewaad, dat tot aan de
hielen reikte, niel een band of gordel om het midden
en eene kap, die over den hals hing. Allen, die in hel
klooster gingen, kregen kloosternamen, hoewel zij
! geenekloostergeloften afleiden; zij stonden ook niet
onder ecu kloostervoogd, daar alle broederen en zus-
ters gelijk waren. Als iemand zich bij de vereeniging
aansloot, behoefde hij zijn eigendom niet af te geven,
j doch de eigendommen, die door giften of door den
arbeid van enkele broeders en zusters aan de vereeni-
ging behoorde, was gemeen goed, De beginselen dezer
secte worden ahlus door ceu Amerikaansch predikant
opgegeven:
„1. Zij nemen den bijbel aan als den eenigengeloofs-
regel en het eenige wetboek voorliet kerkelijk bestuur.
Zij laten niet de minste vrijheid toe iu de letter en
den geest der Schriften, voornamelijk van het Nieuwe
Testament. Zij veroorloven niet, dat een tittel of jota
gevoegd of weggelaten worde bij de bediening dei-
sacramenten, maar nemen die in acht zooals zij inge-
steld zijn door Jezus Christus in Zijn Woord.
„2. Zij gelooven in de Godheid van onzen Beer
Jezus Christus en de Drieëenheid der Godheid. Zij
hebben deze banier ontrold op de eerste bladzijde van
een gezangboek, dat zij reeds in 173\'J voordeVer-
eeniging gedrukt hadden, namelijk : „Er zijn er drie,
die in den hemel aanteckeuing houden: de Vader, het
Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één.
En er zijn er drie, die op aarde getuigenis afleggen:
de Geest, het water en liet bloed; deze drie komen in
één overeen.
„3. Zij gelooven, dat de zaligmaking uil de genade
en niet uit de werken is, enzij vcrlalenzich uitsluitend
op de verdiensten en boetedoening van Christus. Zij
gelooven ook, dat die boetedoening voldoende is voor
elk schepsel; dat Christus stierf voor allen, die Zijnen
naam zullen aanroepen, en vruchten aanbieden gc-
sehikt voor berouw; en dat allen, die tot Christus ko-
meu, door den Vader getrokken worden.
„ f. Zij strijden voor de viering van den oorspronke-
lijken Sabbath, en gelooven, dat er een gezag noodig i
is gelijk aan dat van den Grooten Insteller, om een
van diens decreten te veranderen. Zij beweren, dat, I
daar Hij dien dag voor altijd zegende en heiligde,
hetgeen nooit in Zijn Woord herroepen is, en daar er
geene Schrift te vinden is, om die bepaling te verau-
deren, zij nog even bindend is. als toen zij te midden
\\an de donders van den berg Sinai werd herhaald.
Zulk een stellig en heilig hevel vanden Almagtigc te
veranderen, zou, zooals zij meeuen, een duidelijk bc-
vel van den Grooten Jehovah vereischen. Dooreeuder I
profeten was niet voorspeld, dat er mei de nieuwe !
wetgeving ook eene \\ erandering in den Sabbath of iu |l
een der geboden zou plaats hebben. Christus, die zich
voor den Heer van den Sabbath verklaarde, vierde
den zevenden dag, en maakte dien tot den dag van
Zijne bijzondere werkzaamheden; ook wettigde Hij
geene verandering. De Vposteleu hebben den oorspron
lijken Sabbath uiel afgeschaft, ofeenig bevel gegeven
om den eersten voor den zevenden dag in de plaats te
stellen. De omstandigheid, dal de discipelen tezamen
kwamen om het brood op den eersten dag te breken,
hetgeen somtijds als een voorwendsel aangehaald
wordt om dien dag te vieren, is enkel wat de men-
schen, die den zevenden dag vieren, thans doen. Het
sacrameul werd niet door Christus of door de Apos-
\' telen op dcu Sabbath toegediend, maar op den eersten
dag; zij rekenden, zooals het volk van Ephrata uog
doet, van zonsondergang tot zonsondergang.
„ 5. Zij houden zich aan den A postol ischen doop, den
doop der geloovigen, en dienen de driemaal herhaalde
indompeling toe,methetopleggenderhandenengebed,
terwijl de doopeliug si eeils in hei water geknield blijft.
„6. Zij vieren het avondmaal des avonds, in navol-
ging van onzen Zaligmaker; zij wasschen te zelfder |
tijd elkanders voeten volgens Zijn hevel en voorbeeld, 11
zooals duidelijk verklaard wordt in het 13d* hoofdstuk
van den Evangelist Johannes, vers 14en 15. Hieraan
\' wordt deelgenomen op den avond na het sluiten van
den Sabbath, tcrw ijlde Sabbath eindigt hij zousonder-
gang van den zevenden dag, en alzoo wordt het avond-
maal tot eene navolging gemaakt van dal, hetwelk
door Christus werd ingesteld, eu gelijkt het ook op i
\' de bijeenkomst der Apostelen op den eersten dag om
I het brood te breken, hetgeen in eenige gemoederen
veel verwarring veroorzaak! heeft ten aanzien van
den juisteu dag, die gevierd moet worden."
-ocr page 746-
! 724                                                                   DIK
De Duukcrs gelooven, ilat liet crelibaal niet ver-
pligiend is voor ecu lid hunner vereeniging, doch dal
het als eene deugd geprezen moet worden, en als bij-
zouder bevorderlijk voor een heilig leven. Zij keureu
een gesalarieerd dienstwerk niet goed, daar zij van
meening zijn, dat, daar het evangelie zonder geld en
zonder prijs gezonden is, iedereen, die geroepen is om
het Woord ie prediken, zulks enkel uit liefde voor de i
zaak behoort te doen. Maar hoewel dit hunne meening j
i> aangaande het onderhouden der predikanten, zijn ■
zij milddadig in hunne geschenken van geld en goe-
deren aan diegenen, die over hen staan in den Heere. i
Hunne openbare eeredienst heeft op de volgende wijze :
plaats. Zij beginnen mei een gezang, daarna volgt een j
gebed, terwijl de gemeente knielt. Na een tweede ge- :
zang verzoekt de predikant aan een der broederen om
een hoofdstuk te lezen uit eeu gedeelte van het Oude
ofhet Nieuwe Testament; de predikant verklaart daar- j
op het hoofdstuk, dat gelezen is, en wordt opgevolgd
door de vermaners, die de lessen daarin vervat ingang :
trachten te doen vinden. Elke broeder of ongehuwde
zuster mag dan zijne gevoelens mededeelen over de ,
punten, waarop de aandacht gevestigd is geweest, I
waarna de dienst besloten wordt met gebed, gezang
en het lezen van eeu psalm in plaats van den zegen.
De aanhangers vau Beissel zijn, evenals bij zelf,
zeer verkeerd voorgesteld. Zij namen de strengste ecn-
voudigheid iu al hunne schikkingen in acht. enleef-
den te zamen in de grootste eensgezindheid en liefde.
De gouverneur Penn had de gewoonte om Ephrata te \'
bezoeken, en zoodanig was de achting, die hij voor de
vereeniging koesterde, dal hij haar vijfduizend morgen
lands aanbood. Het aanbod werd echt er beleefd afge-
slagen, op grond dat groote bezittingen de eensgezind- :
heid der vereeniging zouden verstoren, en bovendien !
gevoelden zij, dat het niet paste aau vreemdelingen
en pelgrims om zich bezig te houden met de winsten
dezer wereld en de opeenhooping van eigendommen. ;
Heisscl, de stichter der Zevende-dag-Doopsgezin- i
l den, ten minste in Amerika, stierf iu 1708, en werd j
opgevolgd door Petrus Miller, onder wieu, hoewel hij j
zonder I wij fel een man van energie en volharding was, j
de vereeniging in verval begon te geraken. De secte
bestaat nog, hoewel iu kleine en verspreide gedeelten, j
voornamelijk in l\'ennsylvanië. Zij erkent de Heilige
Schriften als den eenigen regel voor haar geloof en
hare kerkelijke gebruiken. Zij viert nog den zevenden
dag der week als den Sabbath. Zij doopt nog door
eene drievoudige indompeling. Als de doopelingin
: het water knielt, wordt hij er driemaal onder gedom-
}A.
peld „in den naam des Vaders, des Zoons en des Hci-
ligen Geestes." De plegligheid gaat vergezeld van het
opleggen der handen en gebed, terwijl de doopeling
nog iu het water is. Slechts volwassenen worden ge-
doopt, hoewel de kinderen van geloovige ouders in
de kerk opgenomen worden door het opleggen der !
handen en gebed. Zij houden voetwasschingen vóór \'
het avondmaal, dat ïij des avonds vieren, als zijnde
de tijd, waarop het door onzen Heer werd ingesteld. ;
Opene communie is de regel der kerk, daar aan nie-
mand de toelating wordt geweigerd, die zijn verlau- :
gen uitdrukt om er aan deel te nemen; dit gebruik
verdedigen zij door zich te beroepen op den Apostel !
Paulus, die de verantwoordelijkheid op den deelnemer
werpt, als hij zegt: „Maar de rnensch beproeve zich
/.elven, en etc alzoo van het brood, en driukc van den \'\'
drinkbeker." Iu alles tracht deze secte zoo nabij
mogelijk aan eene letterlijke inachtneming van de
inzettingen vau Christus te geraken, juist in overeen- j
stemming met den tijd, tic wijze en de bijzonderheden |
harer oorspronkelijke instelling.
DURGA, eene der voornaamste vormen, waarin
de echtgenoot vau Shiva, de vernielende inagt der
Hindoes, zich geopenbaard heeft. i)e Hindoes geloo-
\\en, dat deze godin eene vreeselijke magl bezit, daar I
zij met de onderscheidene eigenschappen \\an al de i
goden begiftigd is. Zij wordt gewoonlijk voorgesteld
mei tien armen, in elk waarvan eeu oorlogswapenis,
en aldus uitgerust, staat zij als de verdedigster harer
medegoden en godinnen. Door eene daad van dapper-
beid, het overwinnen vau ecu reus, die de goden van
hunne heerschappij had ontzei, verkreeg zij dennaam
\\au Durga. De bijzonderheden vau dit groote feit
worden door iemand, die jaren iu ludie doorbragt,
aldus beschreven: — „Iu overoude eeuwen verkreeg !
een reus, Durga genaamd, die godsdienstige zelfkas-
tijdingen van groote verdienste ter eere van Brahma
verrigt had, diens zegen, en werd hij een groot onder- !
drukker. Hij veroverde de drie werelden, onttroonde
al de goden, behalve de heilige Triade, verbande hen
uit hunne hemelen om in bosschen te nonen, en dwong
hen om op zijne wenken te komen, zich voor hem
neder te buigen eu hem te aanbidden, en zijn lof te
bezingen. Hij schafte alle godsdienstigeplegtighedeu
af. De Brahinineu lieten, uit vrees voor hem, het lezen
der Vedas na; de rivieren veranderden haren loop;
het vuur verloor zijne kracht. De verschrikte sterren
verwijderden zich uil zijn gezigt. Hij nam de vormen
der wolken aan, en gaf regen, als het hem behaagde;
de aarde gaf, uit vrees, een ovcrvlocdigcn oogst; en
-ocr page 747-
DUBUAPIJAU.
Tió
hernam zijn oorspronkelijken toestand. De heuvelen
weerklonken vaii den lof van Parvati, en de goden,
als bewijs van erkentelijkheid voor zulk eene groote
bevrijding, maakten de overwinning onsterfelijk door
den naam van Durga op de heldin over te brengen."
Deze godin wordt wijd en zijd in Voor-Indië mei
de meeste geestdrift aangebeden. De rijke inboorliu-
gen hebben beelden van Durga in hunne huizen, ge- ]
maakt van goud, zilver, geel en rood koper, kristal, j
steen of brons, die dagelijks aangebeden worden. Haar !
tienarmig beeld wordt met den diepsten eerbied gena- \'
derd. Aan beide zijden worden gewoonlijk beelden van
hare twee zonen geplaatst, die met haar aangebeden
worden, Ganesa, de god der wijsheid, voorgesteld met i
deu kop van een olifant, en Kartikeya, de god des
oorlogs, rijdende op een paauw. Om het beeld van
Durga zijn gewoonlijk eene menigte halve godinnen ]
afgebeeld, de gezellinnen van Durga in hare oorlogen.
De godin wordt beschouwd als de beschermster van I
dieven en roovers, die haar in groote eer houden.
Daarom wordt zij ijverig aangebeden door de Dakoits
of bandieten van Bengalen, die gewoon zijn, alvo- j
reus zij hunne rooftogten ondernemen, haar een ge- j
deelte van hunnen buit ie beloven, om haar voor zich |
te winnen. Een van de beroemdste jaarlijkschc feesten
in Beugalen wordt ter eere (lezer godin gevierd. Zie
liet volgende artikel.
DURGA PÜJAH, een feest dat jaarlijks in Sep-
lember onder de inboorlingen van Voor-Judie ter i
rere \\ au de godin Dukga (zie ald.) wordt gevierd. !
Hel strekt zich in hel geheel over vijftien dagen uit,
waarvan er twaalf worden doorgebragt met toebereid- |
selen te maken voor de drie laatste groote dagen. Met \'
het oog op dit feest worden er tal van beelden gemaakt !
van eene compositie van hooi, hout, klei of andere
ligte en goedkoope materialen. Zij mogen van allerlei j
grootte zijn, van eenige duimen tot tien, twaalf of
zelfs twintig voet hoogte, doch meestal zijn zij van de
grootte der menschelijke gestalte. Deze beelden wor-
den of door de vereerders zelve gemaakt, of van beel-
denmakers van beroep gekocht. Wanneer de groote
dagen van het feest naderen, worden alle wereldsche
zaken in de stad, op het land of te water ter zijde ge-
zet. Eindelijk begint het heilige feest. Het eerste
gedeelte der plegtigheid beslaat uit het wijden der
beelden, hetgeen door een of meer Brahmanen wordt j
verrigt, wier diensten hij deze belangrijke gelegen- I
heid zeer gevraagd worden. Als hij zich van de bladen I
vaneen heiligen boom en andere noodzakelijke arti- i
kelen heeft voorzien, nadert hij het beeld der godin,
de boomen leverden bloemen en vruchten op buiten
hun jaargetijde. Eindelijk wendden de goden zich tot
Shiva. De eene zeidc: „hij heeft mij onttroond;" een
ander: „hij heeft mij mijn rijk ontnomen;" en zoo
verhaalden al de goden hunne ongelukken. Shiva, die
hen beklaagde, verzocht aan zijne vrouw,Parvati,om !
den reus ie gaan vernietigen, en zij nam die opdragt
gaarne aan. Durga maakte zich gereed om haar te |
gemoet te gaan met ecu leger van dertig duizend reu- j
zen, die zulke monster» van grootte waren, dat zij de \'
oppervlakte der aarde bedekten, tien millioen snel-
loopende paarden, honderd millioen wagens, honderd
twintig duizend milliocu olifanten, en soldaten, wier ,
aantal niet te tellen was. Parvati, duizend armen
aangenomen hebbende, ging op een berg zitten, en
wachtte de aankomst harer vreeselijke vijanden be- ;
daard af. De troepen van den reus schoten hunne pijlen
op haar af, zoo digi, als de regendruppelen bij ecu on- |
weder; zij rukten zelfs de boomen eu bergen uit den |
grond, en slingerden die naar de godin, doeii zij keerde
die allen af, en liet inillioeneu vreemde wezens uit i
haar ligchaam voortkomen, die al hare vijanden In-
halve hun grooten opperhoofd verslonden. Toen slin-
gerde hij een vlammenden schicht naar de godin; zij
keerde dien gemakkelijk af. Hij schoot ecu anderen
af, dezen weerstond zij door honderd pijlen. Hij ligtte
eene knods en eene piek naar haar op; ook deze keerde
zij af. Hij brak deu top van een berg af, en wierp dien
naar haar toe; zij sneed dien met hare speer in zeven
stukkeu. Nu nam hij de gedaante eens olifauts aan,
zoo groot als een berg, en naderde de godin; zij bond
echter zijne pooten, en scheurde hem met hare nagels,
die als zwaarden waren, in stukkeu. Toen stond hij op
I in den vorm van ecu buffel, en wierp met zijne horens
sieeucn en bergen naar de godin, en terwijl hij de
boomen met deu adem zijner neusgaten uit den grond
nikte, doorstak zij hem met een drietand, zoodat hij
heen eu weder rolde. Afstand doende van de gedaante
eens buffels, nam hij wederom zijn oorspronkelijk lig-
ehaam als reus aan, met duizend armen en een wapen
in elke hand. Zij greep hem bij zijne duizend armen,
en voerde hem in de lucht, van waar zij hem niet eene \\
vreeselijke kracht uederwierp. Toen zij echter be-
merkte, dat dit niet haatte, doorslak zij hem in de
borst met ecu pijl, waarop het bloed bij stroomen uit
zijne wond vloeide, en hij stierf. De goden beklommen
vol vreugde dadelijk lmnne trooucu, en weiden weder !
in hunne vroegere heerlijkheid hersteld; de Brahma-
nen begonnen weder aan de beoefening der Yedas;
de offeranden hadden weder geregeld plaats. Alles j
-ocr page 748-
DURGA PUJAH.
72ö
cu raakt mei de twee voorvingers vanzijne regterhaud
de borst, de twee wangen, de oogen en het voor-
lioofd van liet beeld aan, terwijl hij telkenmale het
gebed: „Moge de geest van Durga nederdalen en dit
beeld in bezit nemen," hoorbaar uit. Dan verrigt hij
verschillende ceremoniën, en zegt de maut.ut» of mys-
tiekc verzen op, waarbij vast en algemeen geloofd
wordt, dat de godin uit den hemel komt om ligchame-
lijk bezit van het beeld te uemen. Onmiddellijk na
de wijding der beelden begint de aanbidding,die met
tallooze plegtighedeu gedurende den dag voortgezet
wordt. Des avonds omstreeks acht ure wordt de voor-
uaamstc pxjah of aanbidding niet verdubbelden ijver
hernieuwd. De vrome treedt de zaal binnen, nadert
het beeld, en knielt er voor neder. Na de gewone was-
schingen en andere plegtigheden lot voorbereiding
draait hij zich in allerlei zonderlinge houdingen; nu
eens zit, dan weder staat hij op den grond; nu eens
kijkt hij in de eene, dan weder in de andere rigtiug.
Daarna volgen de gewone plegtigheden, zooals het
bespreugen van het afgodsbeeld met wijwater, het
spoelen van deszelfs mond, het wassehen zijner voe-
ten, het afdroogen van liet beeld met een droog laken,
het werpen van bloemen en groene bladeren over
hetzelve, het opsieren met veelkleurige sieraden, het
berooken met reukwerk, beurtelings klingelen mei
de heilige schel en het beplakken daarvan met de
aseh van sandelhout, het mompelen van een gebed om
tijdelijke zegeningen, en ten slotte een nederbuigen
zoo laag mogelijk, waarbij de aanbidder zich zoodanig
uederlegt, dat hij den grond met de acht voornaamste
gedeelten van zijn ligeliaam, de voelen, de dijen, de
handen, de horst, den mond, den neus, de oogen en
het voorhoofd, te gelijk aanraakt.
Nadat velen hunne aanbidding aldus hebbeu ver-
rigl, volgen er tal van vermaken. De aauschouwers
worden daarbij onthaald op vruchten en gebak. Gas-
ten van aanzien ontvangen atar of rozenolie eu rijke
ingemaakte vruchten in overvloed. Muzikanten niet
verschillende hand- en blaasinstrumenten worden in
de zaal geleid. Yele zcdelooze vrouwen, in veelkleurig
gewaad eu schil terende van juweelen, worden voor
deze gelegenheid gehuurd, om hare wellustige dansen
te vertoonen en hare zcdelooze liederen te zingen tot
lof van den afgod, te midden van de toejuichingen
der aanbidders.
Nog een voornaam deel van de aanbidding bestaat
inliet aanbieden van velschillende soorten van olfer-
gaven aan den afgod. Deze offergaven worden, nadai I
zij in den vcreisehten vorm en met de uoodige ccre- j
muiden aangeboden zijn, onderde dienstdoende pries-
ters verdeeld. Geen gedeelte er van keert tot dca gever
terug, zoodat het van zijnen kant eene ware offerande
is. Die artikelen, welke eenmaal aangeboden zijn,
worden geheiligd,"en men veronderstelt, dat daardoor
eenige nieuwe eu kostbare hoedanigheden er aan zijn
medegedeeld. Daarom vragen de meer onkundigen
dikwijls dringend een klein gedeelte van het heilige
voedsel, om dit met zieli naar huis Ie nemen, teneinde
zieken te genezen.
De sommen, die bij het vieren van het UurgaPajah
feest gebezigd worden, zijn zeer groot eu bijna onge-
loofelijk. Dit feest is ook merkwaardig om het aantal
dieren, dat er op geofferd wordt. Honderden huisge-
zinnen te Calcutta offeren er twintig, vele honderden,
en eenige zelfs duizenden. Het looneel, dal bij die
gelegenheden plaats heeft, wordt aldus door een oog-
getuige beschreven: „Na de aanbidding, de offergaven
en hel dansen ter eere der godin, gaan de vromen na
middernacht naar hel ulieren van diereu. Gewoonlijk
heeft deze slagting in den binnensten, open hof van
hel huis plaats. Daar staat een stevige, regte paal in
den grond, die van boven uitgehold is, eenigzins gelijk
aan eene vork met twee tanden, [n deze uitholling
wordt de nek \\au hel slagtoffer geplaatst, eu door
eene dwarspeu van boven vastgemaakt. Digi daarbij
staal de gehuurde beul, gewoonlijk een smid, niet
zijne breede, zware bijl. Wee hem, zoo hij den ko[i
niet met ééuen slag er af slaat! Dat zou hem schande
en ondergang berokkenen, en de vreeselijkste ramp
veroorzaken aau dengeue, die hem bezigt, en diens
huisgezin.
,, Kik dier wordt behoorlijk gewijd door dendiensl-
doenden Brahmaan, die zijne horens en zijn voorhoofd
mei rood lood teekent, hel tot zuivering met Gauges-
water besprengt, den nek er van met een krans van
bladeren tooit, en verscheidene bezwerings-formulie-
ren iu zijne ooren leest, terwijl hij er bijvoegt: „O
Durga, ik offer dit dier aan u, opdat ik zoovele jaren in
uwen hemel moge wonen." Met dergelijke ceremoniën
wordt elk slagtoffer, hetzij eene geit, een schaap of een
buffel, gewijd en gedood, te midden van hetgedruisch
en gejoel van incnschelijke stemmen. Dau wordende
koppen eu gedeelten van het bloed achtervolgen» naar
de zaal gebragl en voor het beeld gezet, waar op
eiken kop eene brandende lamp wordt geplaatst. Over
deze koppen zegt de dienstdoende J\'rahmaan zekere
gebeden op, uit hij gepaste bezwerings-formulieren,
en biedt beu daarna pleglig als een aannemelijk feest-
maal der godin aan. Andere spijsoffers en draukoffers
-ocr page 749-
DYOTHELETEN" — EBIOXTETHN.
727
en een raenschelijkc, in tegenstelling mot de Moxo-
THELETEN (zie ald.), die beweerden, dat de mensche-
lijkc wil zoodanig was opgenomen indenGoddelijken,
dat Christus slechts één wil bad. Het zesdealgemeene
concilie, dat door keizer Constantijn Pogonatus in
0S0 bijeengeroepen was, nam eenstemmig de leer
van twee willen in Christus en twee soorten van vrij-
willige handelingen aan. Dit concilie was derhalve
streng Dyotlieletisch, en verklaarde daarom, dat de
Monotheleten ketters waren. Dit was bet derde Con-
sfautinopolitaanschc concilie, en werd, naar de ge-
welfde kamer, waarin hel zijne zanienkomslen hield,
het Trullaansche concilie genoemd. Door dit concilie
behaalde de leer van twee willen en f wee wijzen van
handelen in Christus oene overwinning in de geheele
< lostersche kerk. Het werd nu tot een gedeelte eener
nieuwe Confessie gemaakt: „Twee willen en twee
natuurlijke wijzen van handelen met elkander ver-
eenigd, zonder tegenkanting en zonder verwarring of
verandering, zoodat er geene vijandschap tusschen
beu te vinden is, maar eene aanhoudende onder
werping van den menschelijkcn wil aan den God-
delijken." f)il was de grondslag der geloofsbelij-
denis. Men anaiheem werd er ook door het concilie
uilgesproken over de kampioenen voor het Mono-
Ibeletismus, over de patriarchen van Constantino-
pcl, over paus Honorius. Maai\' in 711 beklom een
keizer den troon van het Grieksche rijk, die een
ijverig voorstander van de Monothclelischc partij
was. Onderzijn voorzitterschap weid er een concilie
te Constantinopel gehouden, dal de besluiten van het
zesde algemeene concilie vernietigde, en eene nieuwe
geloofsbelijdenis ten gunste der Monothelctische leer
voorstelde. De regering van dezen keizer duurde ech-
ter slechts twee jaar, en zijn opvolger Anaslasius II.,
door wien bij onttroond werd. verklaarde, dat bij de
Dyotheletische leer alleen kon begunstigen, en de
Monotheleten, uit het land vluü-lendc. namen de wijk
naar den Libanon, waar zij bekend werden onderden
naam van Mabonieten (zie ald.).
worden erook aangeboden, onder liet opzeggen van de
vereischte formulieren. 11et laatste van alles worden
er op een klein vierkant altaar, van schoon droog zand
gemaakt, brandoffers van bloemen, gras, bladeren,
rijst of gezuiverde boter ncdergelegd, met gebeden,
dat alle overblijvende zonden door bet offervuur vcr-
nietigd mogen worden. Dit leidt ons natuurlijk tot de
beantwoording eener vraag, die dikwijls gedaan is,
namelijk: AVat wordt er van bet vleesch van zoovele
dieren? Een gedeelte er van wordt op bet altaar als
ecu brandoffer geofferd. liet groot si e gedeelte er van
wordt altijd, en niet zelden bel geheel, als voedsel
verslonden. De Brahmanen mogen natuurlijk kiezen,
en liet overblijvende wordt in groote hoeveelheden
onder de mindere kasten verdeeld. Daar bet gewijd
is, omdat bel aan de godin is geofferd, hebben allen,
die er een deel van weusehen, er het regl op."
Dezelfde aanbidding, ceremoniën en offeranden
worden gedurende del wee volgende dagen en nachten
voortgezet. Op den morgen van den vierden dag heeft
de groote plegtigheid van bet ontwijden der beelden
plaats. Dit geschiedt door den dienstdoenden Brah-
maan, die de godin uit bare aardschc woning weg-
zendt door middel van verscheidene plegtighedcn,
besprengingcu en bezweringen, aan bet einde waarvan
bij eene aanspraak tot Durga houdt om baar vaarwel
Ie zeggen, waarop alle omstanders zich vereenigen
om baar een treurig vaarwel toe te weusehen, terwijl
sommige zelfs lot tranen bewogen zijn. De beelden,
niet langer de verblijfplaats der godin, worden nu in
plegtige processie naar de oevers van den Ganges ;.re-
bragt, waar de beelddragers na verschillende ceremo-
niön plotseling een aanval doen op hunne beelden, en
die met geweld in stukken breken, terwijl zij de ge-
broken fragmenten in de diepten der rivier werpen.
Aldus eindigt een der incest populaire feesten van de
bijgeloovige Hindoes.
DYOTHELETEN, een naam aan orthodoxe
Christenen in de zevende cenw gegeven, die geloofden,
dat er twee willen in Christus waren, een Goddelijke
E.
eerst, onder den naam van Ebionieten door Irensus
vermeld, doch over den oorsprong van dien naam is
men in hel onzekere. Tertullianus, wiens inecning
door Epiplianius en vele andere schrijvers aangeno-
EBTONIETEN, een naam aan hen gegeven, die in
do eerste eeuwen van bet Christendom de Mozaïsche
wet volgden, terwijl zij de godsdienst van Christus
beleden. Deze jndaïserendc Christenen worden het
-ocr page 750-
EHTONTETEN.
72"
mcu is, leidt dien al\'van een zekeren Ebion, die als de
stichter der secle beschouwd is. Xeamler houdt hel
voor zeer onwaarschijnlijk, dat cene partij, die zoovele
verschillende meeningen koesterde, door een enkel
persoon ontstond, en des te meer, daar er gecne ge-
loofwaardigc overlevering bestaai aangaande den
stichter eener scetc, die Ebiou heette. „Wel onder-
rigte schrijvers, zooals Trcmeuson Origenes," zeg! die
geschiedschrijver, „weten niets van een dergelijk
persoon, en alles, wat van dien zoogenoemden Ebion
wordt gezegd, is ten eeuenmalc onzeker. Origenes
geeft het eersl de juiste afleiding van dezen naam, en
wel van het Jlebreemvsche woord, dat arm beteckent.
De Joden-Christenen werden dus do armen genoemd.
Maar in welken zin werd hun die naam oorspronkelijk
gegeven? Het antwoord oji die. vraag hangt weder al\'
van eene andere naar de personen, van wie hij af-
komstig is, want daaruit moet blijken, of wij hem al\'
scheld- dan wel als cerenaam te beschouwen hebben.
Uit eene verklaring, door Epiphanius van dien naam
gegeyen, op grond van hetgeenhij uil den eigen mond
der Ebionieten gehoord bad, zou volgen, dat deze
hem in zijne dagen aanmerkten als een naam, dien zij
zelve aangenomen hadden. Docli al spreek! Epipha-
nius hier waarheid, zoo blijft toch de mogelijkheid
bestaan, dat hij lam oorspronkelijk door hunne tegen-
standers toegevoegd, maar daarna door hen, hetzij in
dezelfde, hetzij in eene andere beteekeuis, overgeno-
men is, omdat zij op hun standpunt zich datgene tut
eer rekenden, wal iiuu naar het oordeel hunner tegen-
standers tot smaad verstrekte.
„Origenes, die, zooals wij zeiden, de eerste is bij
wien wij eene juiste verklaring van dezen naam aan-
treffen, breng! zijne beteekeuis met de armzalige
godsdienstige denkwijze, het armoedige geloof dezer
partij in verband. In dien zin kon hij haar zeker door
Heiden-Christenen gegeven zijn. Doch van dezo is
niet waarschijnlijk, dat zij, om zoo iets uit te drukken,
een Hebreeuwscb woord zouden gebezigd hebben.
Veeleer doet dit ons aan .loden denken, met wier ver-
wachting van een Messias in zigtbare heerlijkheid het
ook uitnemend strookt, dat zij de Christenen van een
armzalig geloof beschuldigden, indien wij het begrip
daarvan eenigzins anders opvatten, en het, meteen
scherpzinnigen onderzoeker van onzen tijd op dit
wetenschappelijk gebied (Gicseler), van hun geloof
in een armzaligen, gekruisigden .Messias verstaan.
il aar ook deze verklaring schijnt, op zich zelve ge-
genomen, niet eenvoudig en natuurlijk genoeg te zijn,
gelijk die geleerde baar ook met eene andere, welke
wij hier terstond bijvoegen, verbindt. AVaf toch belet
ons dit woord in zijne eerste en letterlijke beteekeuis
te nemen, als aanduiding van de armen ouder het volk?
Wij welen immers, dat de Christenen van de priester-
part ij onder de .1 oden gedurig de beschuldiging hooren
moesten, dat alleen de onkundige en arme hoop hun
geloof omhelsde, en dat hetzelfde hun ook door de
Heidenen verweten werd. Hieruit laai zich gemakke-
lijk verklaren, dat de Christenen onder de Joden den
bijnaam van de armen ontvingen, en deze naam, door
de .loden aan de Christenen in het algemeen gegeveu,
werd daarna waarschijnlijk door de 1 teidcn-Chrisle-
nen, die zijne eigenlijke beteekeuis niet kenden, over-
genomen om er dal gedeelte der geloovigen mede aan
ti\' duiden, hetwelk zich door de onderhouding van de
geheele Mozaïsche wet van de overige onderscheidde.
Zoo ten minste is het niet den naam van Kazarener
gegaan, die ook door de Joden aan do Christenen in
het algemeen gegeven werd, en dus allezins tot be-
vestiging van ons gevoelen strekt."
I)i\', Ebionictische leer was over het algemeen niets
dan hel enlen van de Joodsche op de Christelijke leer.
W ij \\ inden, dat de judaïserende partij zich begint te
. ontwikkelen in de dagen der Apostelen, loen eenigc
personen, die blijkbaar voor do voortdurende onder-
houding van de wet van Mozes ijverden, Paulns
wenschleii te noodzaken om zich naar hunne iuzigten
te schikken, door Tifus, een Heidenseh bekeerling, te
besnijden. De Apostel weerstond hun verlangen met
goed gevolg, doch kort daarna volgden hem eenigen,
die tot dezelfde partij behoorden, naar Antioebie, waar
zij eeu twist verwekten, die eene scheiding in de Kerk
dreigde Ie veroorzaken. Toen werd er een beroep ge-
daan oj) de Apostelen en ouderlingen, die te Jeruzalem
in een raad vergaderd waren, die I en gunste der Heide-
nen beslisten. Niettegenstaande het Apostolische be-
sluil namen dejudaïsereudeChristenen langzamerhand
in aantal toe, en maakten eindelijk eene magtige partij
inde Kerk uit,zoodat zij den vrede verstoorden, euzelfs
de veiligheid van den Apostel der Heidenen in gevaar
bragten. Zoodanig waren de Ebionieten der eerste
eeuw, die, verontwaardigd over de ondersteuning, die
Paulus aan de aanspraken der 1 leidenen gal\', de kracht
dier ondersteuning trachtten te verzwakken, door zijne
verwerping van het Judaïsmus voor te stellen als te
ontspruiten uit onwaardige redenen. In de tweede
eeuw kreeg echter deze judaïserende partij den naam
van Ebionieten. Hunne beginselen werden nu volle-
diger ontwikkeld en tol de juiste gevolgtrekkingen
er van uitgewerkt, /.ij beschouwden het Christendom
-ocr page 751-
720
ECHTSCHEIDING.
alleen uit oen Joodsch oogpunt. Jezus beschouwden
zij als niet meer dan een menscli, merkwaardig om
zijne vroomheid, en daarom gekozen om de Messias
te zijn, maai\' geheel onbewust van cene bijzondere
Goddelijke roeping tot zulk een ambt, totdat het hem
geopenbaard werd door de medeverschijning van den j
profeet Elia, en daarop ontving hij demagt vanboven
om zijn Mc-ssiaswork te verrigten, en om zijn gezag-
te tooncn door het verrigten van wonderen. Bijzijn
doop, zeiden zij, door Johanncs den Dooper, die in
dit geval Elia voorstelde, leerde Jezus het eerst het
hooge ambt kennen, waarmede hij was bekleed. Om
hunne inzigtcn te staven, vervaardigden de Ebionieten
eene herziening van de geschiedenis, die in de Evan-
geliën vervat is, onder den naam van liet Evangelie
der Hebreen, waarvan stukken bewaard zijn door Epi-
phanius en Jiisfiuus. Tn dit werk stelden zij den doop
van f\'hrist us voor als oeuvouditr dr zijrtbaro nederda-
ling van den Heiligen Geest, om aan Jezus liet bewust-
zijn van Zijne Goddelijke roeping tot het Messiasscbap
mede te doelen, en om dat feit aan Johanncs bekend
te maken. Opdat die gebeurtenis het meest indruk-
makende voorkomen mogt hebben, schreven zij, dat
er licht scheen om die plaats, en dat er vuur uit de
Jordaan voortkwam. Irenneus zegt, dat zij Jeruzalem
vereerden, als of die stad hel huis (iods was. Zij leefden
in aanhoudende verwachting van de tweede komst
van Christus, en geloofden, dat Hij naar Jeruzalem
zoude wederkeeren, en daar de theocratie weder zou
vestigen.
Origenes spreekt van twee klassen van Ebionieten:
zij, die de wonderdadige ontvangenis van onzen Heer
loochenden, en zij, die haar aannamen. De eerste partij
geloofde, dat de werking van den Heiligen Geest op
Jezus bij Zijn doop begon; de laatste daarentegen,
dat zij begon bij Zijne ontvangenis in den school van
Maria. De Clementinen, een werk uit de tweede eeuw,
bevatten dezelfde judaïserende niccningen, die door
do Ebionieten werden beleden. Hiëronymus beschrijft
eene secte van denzelfden aard, die door hem te Herrca
in Syrië gezien is tegen het einde der vierde eeuw,
welke echter niet doorging onder den naam vanEbio-
nietcn, maar onder dien van Nazabeners (zie ald.).
ECHTSCHEIDING, de ontbinding van denhuwc-
lijkshand. De wel van Mozes voor de echtscheiding
wordt gevonden in Den!. XXIV : 1—5, die door vele
Joden, voornamelijk uit de school van Hillel, zoo-
danig werd verklaard, dat een man hel regt had oin
zijne vrouw om de meest beuzelachtige redenen weg
te zonden. Er kan geen twijfel zijn, dat wegens de
hardheid hunner harten, en om nog grootere kwalen
te voorkomen, God voor een tijd de wet der echtschei-
ding verder uitstrekte dan lot de naauwc grenzen,
binnen welke zij door onzen lieer werd beperkt. Zulk ■
eene tijdelijke bepaling werd door de Joodsche lee- I
raars vurig aangegrepen, eu verdraaid tot eene aanmoe- j
diging van de slappe iuzigten o\\er de verpligting van
de huwelijksgelofte. Zij verkondigden de leer, «lat op
welke gronden iemand het ook goed mogt deuken om
van zijne vrouw te scheiden, hij volkomen het regt
had om dat te doen, indien hij maar streng getrouw
bleef aan de verschillende wettige vormen, die bij de
echtscheiding plaats hadden. Indien een geschreven
stuk van de betrokken partij was overgelegd, dat ge-
teekend en bekrachtigd was door de bevoegde autori-
teiten, werd de echtscheiding door de schriftgeleerden
als volkomen wettig beschouwd in het oog van God
en den menscli. De reden der echtscheiding was voor
hen van weinig gewigt, mits de behoorlijke formali-
teiten, die de scheiding vergezelden, zorgvuldig in
acht genomen werden. Onze Heer brengt echter de wel :
des huwelijks terug tot eene overeenstemming mei
het oorspronkelijke doel dezer weldadige instelling,
en Tlij verbiedt de echtscheiding ten sterkste, behalve
op grond van ongetrouwbeidaan de huwelijksgelofte.
Tn zulk geval is de huwclijkseed verbroken, en onze
Heer verklaart, dat eene echtscheiding of wettige
verbreking der vereeniging in deze omstandigheden
in volkomen overeenstemming is met het; Woord en
de Wet van God. Wij vinden, dat Jezus zich over dit
onderwerp vrij breedvoerig uitlaat in Matth. XIX:
3—9: „En de Pharizeën kwamen tot Hem, verzoe-
kende Hem, en zeggende tot Hem : Is het een menscli
geoorloofd zijne vrouw te verlaten om allerlei oor-
zaak? Doch Hij, antwoordende, zeidc tot hen: Hebt
gij niet gelezen, die van den beginne de menschen
gemaakt heeft, datHij ze gemaakt heeft mau en vrouw?
En gezegd heeft: Daarom zal een menscli vader en
moeder verlaten, en zal zijne vrouw aanhangen, en
die twee zullen tot één vleesch zijn; alzoo dat zij
niet meer twee zijn, maar één vleesch. Hetgeen dan
God zanicugevoegd heeft, scheide de menscli niet.
Zij zeiden tot Hem: Waarom heeft dan Mozes gebo-
den eenen seheidbrief te geven, en haar te verlaten?
Hij zcide tot hen: Mozes heeft van wege de hardigheid
uwer harten u toegelaten uwe, vrouwen te verlaten;
maar van den beginne is het alzoo niet geweest. Maar
ik zeg ii, dat zoo wie zijne vrouw verlaat, anders dan
om hoererij, en eene andere trouwt, die doet overspel,
en die de verlatene trouwt, doel ook overspel."
•.,y
-ocr page 752-
730
KCTHESIK.
Bij de nieuwere Joden heeft ren man dr vrijheid
om op eiken tijd, om eikereden, of out volstrekt gcene
gewigtige reden, behalve dat liet zijn wenscli is, zich
van zijne vrouw te scheiden. Zonder twijfel ciscltt
de synagoge, dat er verscheidene handelingen plaats
hebben, zoodat een vrij lang uitstel noodzakelijk is,
waardoor eene gelegenheid gegeven wordt om den
voorgestelden stap zorgvuldig iu overweging te nc-
nien, alvorens die eindelijk gedaan wordt. Ken schoid-
brief moet door een hunner notarissen, met behulp
van drie rabbijnen, op gelinieerd velijn opgemaakt
worden, en niet meer of minder dan twaalf regels bc-
vatten. In dit document verklaart de man: „Ik ver-
stoot u, zend u weg, en scheid mij van u, zoodat gij
van dezen tijd af in uwc eigene magt en (er uwer eigene
beschikking zijl, cu met eiken anderen man, naar het
u behaagt, moogt huwen; en laat geen man h verhiu-
deren in mijnen naam van dezen dag af en voor altijd ;
en zie! gij zijl vrij voor eiken man. Laat dit voor u
van mij een scheldbrief zijn, een geschrift van weg-
zending, en een brief van scheiding volgens de wet
van Mozes en Israël." Tien getuigen zijn er tegen-
woordig, wanneer dit document gelezen en door de
partijen getceken wordt, en voor zij hare ondertee-
kening er aan hechten, vraagt een rabbijn aan den
echtgenoot, of hij vrijwillig handelt en uit eigene
ongedwongen keuze. Indien het antwoord van den
echtgenoot voldoende is, en het stuk iu tcgenwoor-
digheid der getuigen is geteekend, wordt den man
door den rabbijn gezegd het document aan de vrouw
over te geven, en als deze het haar in de hand geeft,
legt hij eene verklaring van dezen inhoud af: „Zie, dit
is uw scheldbrief, en gij zijl hiermede van mij gesehei-
ilen, en zijt vrij voor eiken anderen man." Dan zegt
de rabbijn aan de vrouw, dat zij binnen de negentig
dageunicl weder mag huwen. Nadat de echtscheiding
aldus formeel heeft plaats gehad, wordt aan de par-
tijen verboden om elkander weder te trouwen, of zelfs
te ontmoeten, tenzij in de tegenwoordigheid van ge-
tuigen. Indien de vrouw geseheiden is om overspel,
mag zij haar minnaar niet huwen. Met deze uitzon-
deringen zijn de partijen vrij om te trouwen, wien zij
willen.
In Mohamedaanschc lauden is de echtscheiding .
i
geoorloofd zonder eenige reden. De man behoeft
slechts te zeggen: „Gij zijt, geseheiden," en dadelijk
is de, vrouw iu de noodzakelijkheid om zijn huis te
verlaten, en al de voorregteu ecner gehuwde vrouw
op te, geven. Dit mag hij tweemaal doen en haar
weder aannemen, doch zoo hij haar ten derden male
wegzendt, mag hij haar niet weder terugnemen, tenzij
zij met een ander man gehuwd is, en genoodzaakt is
om dezen te verlaten.
ECTHESIS (Gr. intlegr/ing), een formulier dat in
030, op bevel van den Griekschen keizer Heraclius,
opgemaakt werd, ten einde de Moxoviivsiktkn (zie
ald.) met de heerschendc kerk te verecnigen. Het
stuk werd in orde gebragt na eene, beraadslaging met
den patriarch Sergius van Constantinopel, en was
zoo kunstig opgemaakt, dat het, terwijl het aanspraak
maakte op eene blootlegging van het geloof, het ver-
schil verborg, dat er liisseheu de Eutyehiancn en
de regtzinnigen ten aanzien van hunne meeningen
over den persoon van Christus bestond. De ketterij
van Eutvchius was door het concilie van Chalcedon
veroordeeld, en de keizer hoopte door het uitvaardi-
gen van de Eethesis de bisschoppen over te halen, om
zich aan de deereten van het concilie te onderwerpen.
Heraclius schijnt den wenseh niet gekoesterd te heb-
ben, om dit formulier in de kerk algemeen te maken,
maar alleen om het in die provinciën in te voeren,
waar de partij der Monophysieten voornamelijk haar
verblijf had, en waar hij hoopte, dat het tot hare ver-
een iging n iet de (\'at ludieke partij zou leiden, liet had
eene merkwaardige uitwerking onder de Monophy-
sieteu in Egypte en de omliggende provinciën, waar
duizenden zich bij de heerschende kerk aansloten. De
patriarchen van Alexandrië en Antiochic omhelsden
de Monothclctische leer, die in de Eethesis onderwe-
zen werd. Anderen kantten zich echter tegen de leer
en tegen het document aan, en de twist werd, in plaats
van te vermindereu, heviger dan ooit. Paultis van
Constantinopel omhelsde met warmte de Mouothclc-
tische leer, en begunstigde de Eethesis, terwijl vele
Oostersche en alle Westersche bisschoppen zich hevig
aankantten tegen de meeningen van Paulus, en zieh
werkelijk tot den paus wendden met het verzoek om
al degenen in den ban te doen. die Monothclctische
mccuiugcit aankleefden. De Catholieke leer, die /)//-
othelelisch
was, werd sterk verdedigd door ecu monnik
met name Maximus, die een openbaren redetwist over
het betwiste punt hield, en met zulk een goeden uit-
slag,dat Pyrrhus, zijn tegenstander, zich voor de Dyo-
theletische inzigten verklaarde, en iu gezelschap van
Maximus naar Rome vertrok, waar hij openlijk de
Monotheletische ketterij afzwoer, tot de Roomsche
kerk toetrad, en tot patriarch van Constantinopel werd
aangesteld. Nadat Pyrrhus Rome na deze openbare
vertoouing verlaten had, ging hij naar Ravenna, nam
daar plegtig zijne kort te voreu gedane herroeping
-ocr page 753-
KCTYPOMATA — EDDA.
731
terug, en plaatste zich aau bet hoofd der Monothe-
letische parlij in die stad. Toen de paus Theodorus
vau hef vreemde gedrag van Pyrrhus berigt kroeg, was
hij bijna dolzinnig \\an verontwaardiging. Hij riep
dadelijk ccne vergadering van de geestelijken bijeen,
deed Pyrrhus met de vreeselijkste banbliksems inden
ban, en om den gewijden wijn van het sacrament vra-
gende, vermengde hij een gedeelte er van met de inkt,
eu teekende mot liet mengsel het vonnis der excom-
municatie, dat den verraderlijken afvallige naai\' de
oorden der « anhoop moest voeren.
Middelcrwijl liet de patriarch 1\'aulus, om de boos-
beid van den paus te doen ophouden en, zoo mogelijk,
de \\\\ estersche bisschoppen met zich te verzoenen, de
Ecthesis van de poorten der kerk van Constantinopel
wegnemen, eu een ander stuk, de Type of het formu-
lier genaamd, in bare plaats stellen. Hel duel dei-
Type was, om op zware straffen alle twisten over den
wil of de willen van Christus, en de wijze van hau-
delen daarvan, te verbieden. Voordat echter het weg-
nemen van de Ecthesis te Home bekend gew orden was,
had de paus, op raad der Afrikaausehe bisschoppen,
1\'aulus met groote plegtigheid in den bau gedaan, eu
verklaard, dal hein alle kerkelijke magt eu waardig-
heid ontnomen was. Op deze vermetele daad vau den
paus werd volstrekt geen acht geslagen door den keizer
en de meeste Oostersche geestelijken, terwijl depa-
triareb zelf zoo verwoed was, dal hij de apocrisiarii of
afgezanten vau den paus, die hem het vonnisbragtcn,
in de gevaugeuis sloot, en cenigen uit hun gevolg zelfs
zweepslagen liet toedeelcn. Na den dood van paus
Theodorus in G1-9 riep zijn opvolger Martijn, zoodra
deze dcu pauselijken zetel beklom, eeu concilie te
Rome bijeen, en veroordeelde niet alleen de Mouo-
theletische leer eu „de goddelooze Ecthesis," zooals
hij ze noemde, maar ook „de allergoddeloosste Type,
die onlangs uitgevaardigd is tegen de Catholieke kerk
door den doorluchtigen keizer Constautijn, op aansto-
kiug van 1\'aulus, den zoogenaamden bisschop van
Constantinopel." De belecdiging, die in dit decreet
lag opgesloten, werd dadelijk door den keizer gevoeld.
De paus werd gevangen genomen eu naar Naxos, cen
! klein eiland in denGriekschen Archipel, overgebragt.
Vau daar werd hij naar hei keizerlijke hof vervoerd,
I en na eeue soort van verhoor, vergezeld van wreede
beleedigingcn en bespotting, werd hij van zijnepries-
terkleederen beroofd, veroordeeld, en in ballingschap
gezonden uaar de onherbergzame kusten van Taurica
Chersonesus (de krim), waar hij in 650 stierf. Zie
EuimilANHN, MoNOïlIELKTEN.
ECTYPOMATA (Gr. beeldea olfiguren), giften van
i-eu bijzondercuaard, die ineu waarschijnlijk omstreeks
i het midden der vijfde eeu w aan kerkcu begon te schen-
ken. Zij worden voorliet eerst vermeld door Theodo-
retus, die ous verhaalt, dat, wanneer God aaniemaud
eeue irellende genezing aan <-rn lid van zijnligchaam
! had geschonken, zooals zijne oogen, handen of voeten,
! de/e dan ziju ectypoua, het beeld vau het geuezen
gedeelte, in zilver of goud aanbragt, om iu de kerk
i opgehangen te worden als een gedenk teeken van de
giinsi van God. Zulk een gebruik bestond er bij de
■ oude Grieken en Romeinen, en ook bijde Ggyptenaren.
Kris ecm: duidelijke zinspeling op dc/.e gewoonte in \'
I 1 Sam, VI:4, waar wij vinden, dat de Fliilislijuen \',
; hunne gouden spenen eu muizen, beelden van de voor- I
j werpen, waardoor zij geleden hadden, als een offer
! aan den God van Israël zonden. Iu Roomsch-Catho-
; liekr lauden ziet men dikwijls afbeeldingen vau ge- j
nezen gedeelten van het ligehaani aau de muren der \'
kerken hangen. Zie Anatheuata.
EDDA, een beroemd voortbrengsel der Noordsche
oudheid, waaraan wij voornamelijk onze kennis van
| de Scandinavische mythologie te danken hebbeu. De
! geleerden ziju iu hunne meening over de oorspron-
\\ kelijke afleiding van het «oord Edda zeer verdeeld
j geweest, doch de meest waarschijnlijke verklaring vau
I het woord is die, welke door Olafscn gegeven wordt,
die liet afleidt van hel verouderde werkwoord uda,
onderrigten. Er zijn twee werken, welke onder den
| naam vau Edda bekend ziju, het eenc in poëzij, het j
andere inproza. De Poëtische of Oude Edda, zooals zij
dikwijls genoemd wordt, beslaat uit negen eu dertig ,
gedichten, die verzameld werden door Ssemund Sig-
fussou, bijgenaamd de Geleerde, tegen het laatste gc-
deeltc van de elfde of het begin der twaalfde eeuw.
Hel oudste en belangwekkendste dezergeheele verza-
meling vau gedichten is de Völuspu of het Gezang
der Profetes, dat, zooals men veronderstelt, in het
openbaar werd opgezegd op het godsdienstige feest
van den zomer zonnestilstand. Het bevat de geheele
Scandinavische mythologie. Het eeuigc dezer gedieh-
ten, dat vau een praktischen aard is, is de Havamal,
de redevoering van iWn verhevene, die vrij volledige
voorschriften over de zedeleer bevat.
De Prozaïsche of Jongere Edda wordt gewoonlijk
toegeschreven aan Suorri Slurlason, die in 1178 uit
eeue aanzienlijke Uslandsche familie werd geboren,
en in 1241 werd gedood. Dit boek, dat in zijn tegen-
woordigeu vorm van de dertiende eeuw dagteekent,
maakt zonderden Proloog en den Epiloog, die waar-
-ocr page 754-
ED0M1ETEN (GODSDIENST VAX DE) — EÜItlS.
lö>
verschillende lezingen bevatten, waarvan er vele den
oorspronkelijken tekst zeer ophelderen. Van Snorri\'s
Edda bestaan er twee voornaamste handschriften, die
op perkament zijn geschreven, namelijk het Wornii-
aansehc handschrift in de bibliotheek der hoogeschoo]
van Kopenhagen, en het handschrift van Upsala, dat
in de bibliotheek van de hoogeschool dier stad wordt
bewaard, behalve eeu aantal handschriften op papier,
die in verschillende bibliotheken van Europa te vin-
den zijn. De eerste uitgave van de Edda is die van
Resenius, meteene Latijnsche eneene Deensche verta-
ling, Kopenhagen 1665, doch zij beval slechts het
gedeelte, dat door Snorri werd zamengesield, met bij-
voeging van de Völuspa en de Ilavamul. De laatste
I en beste uitgave is die, welke door de,u geleerden pro-
fessor liask in lSls. werd bezorgd. Zie Scandinavië
(Godsdienst van).
i EDOMIETEN (Godsdienst van du). Weinig is
er bekend aangaande de godsdienst van dit oude volk.
Hoewel de Edomictcn, te oordcelen naar de bood-
schap, die Mozes bun zond, Num. XX : 11—17,
in den beginne aanbidders van den waren God schij-
: uen geweest te zijn, vervielen zij in den loop des tijds
tol grof bijgeloof. Daarom ontstond er tusschen ben en
de Israëlieten eeue voortdurende vijandschap. Dal zij
afgodeudieuaars waren blijkt duidelijk uit Joscphus,
die een hunner afgoden, genaamd Koze, vermeldt,
j welken zij aanbaden, voordal Hyrcauus ben dwong
j zich te schikken naar de gebruiken en inzettingen der
I Joodsche wet. Ten gevolge van hunne onderwerping
aan de besnijdenis denkt Joscphus, dal zij proselieten
van de poort of geheel Joden werden. Toen evenwel
Herodes tot den troon van Judea werd verheven, ver-
weet Antigonus hem, dat hij ecu Idumeër of halve
.lood was, terwijl het koningrijk gegeven moest wor-
den aan een lid der koninklijke familie, volgens het
oude gebruik. Joscphus spreekt altijd van Herodes
den Groote als een Edomiet, hoewel hij aanneemt, dat
de vader van Herodes, Antipater, van hetzelfde volk
als de Joden geweest is. In de eerste eeuw na Chris-
lus ging de naam van Idumeër verloren.
EDIUS, ecu der namen vanden profeet Hcnoch
bij de Mohamedanen. Hij was de derde der profeten
en, volgens de Arabieren, de grootste, die er voor den
zondvloed leefde. Zij zeggen, dat hij afgezonden werd
om aan de Kanaauieten te prediken, doch deze ver-
wierpen zijne leer, en dien ten gevolge voerde hij krijg
legen hen, en maakte hen tol bedienden en slaven
van de ware geloovigen. De Mohamedanen zeggen
! ook, dat hij den geloovigen bevolen heeft om alle toe-
schijnlijk door Snorri zelven geschreven werden, eeu
volledig ovcr/.igi van de Scaudinavische mythologie
uit, dat voornamelijk aan de Poëtische Eddaontlcend
is. Dr. Henderson geeft de volgende schets van de
verschillende deeleu der Prozaïsche Edda. „De Pro-
zaïsche Edda," zegt hij, „is eenc verzameling van ver-
schillende verhandelingen, die ten doel hebhen om de
mythologie der oude Scaudinaviërs te verklaren, en
aan jongere dichters de vele duistere en moeijelijke
gedeelten in de werken hunner voorgangers, en meer
bijzonder in de oden der Edda, die wij juist beschre-
ven hebben, verstaanbaarder te maken. Zij begint
nul eeue hoogst ongerijmde en belagchelijke voor-
rede, die blijkbaar door den eenen of den anderen
overschrijver vóór het werk geplaatst is, het verband
van de noordelijke natiën met die der oudheid nagaat,
cu bare genealogische betrekkingen tot de oorspron-
kelijke huisgezinnen, die in bet boekdenesis genoemd
worden, opvoert. Dan volgen deDamiiw/Hroizaïnen-
spraken, die den oorsprong der goden, de schepping
der wereld, de voornaamste gebeurtenissen, die het
tijdperk van den duur der wereld moeten aanvullen,
den eindelijken brand, de vernietiging der goden, enz.
verklaren. De tweede afdecliug van het werk bevat
de KeiiiiiiKjiii\' of Onderrigiiiigen, eenc verzameling
van poëtische spreekwijzen, gegrond op en verklaard
door aanhalingen van de voornaamste Skalden. Uier
vinden wij uiet minder dan houden! zeveu en dertig
syuouiincn van Odiu, vier en iwintig van een beer,
vier en zestig van vuur, vijf en zeslig van goud, enz.
Di\' derde verhandeling wordt SkAlda of de Dichtkun-
de genoemd, en bestaat uil eenc verhandeling over
het [Jslandschc alphabct en een tal van regelen over
het gebruik van rhetorischc en poëtische figuren. EHer-
aan is gevoegd Snorri\'s UJttalykil of de Sleutel der
Versificatie, die een overzigt geeft van den bouw en
de maat van de verschillende soorten van verzen, die
onder de Noordsche dichters in gebruik waren."
Het blijkt, dat de Edda niet het werk is van een
enkelen persoon, maar de vrucht is vanden arbeid van
verschillende personen uit verschillende tijden. De
personen, die meest waarschijnlijk de Edda hare te-
genwoordige gedaante gaven, waren Sicmuud Sigfus-
sou, Snorri Sturlason en Olaf Thordarsen, de neef
van Snorri. De Edda van Stcmuud werd het eerst uit
IJsland gezouden door den geleerden bisschop Sven-
son, omstreeks bet midden der zeventiende eeuw. Zij
is schoon geschreven op perkament, en wordt nog in
de koninklijke bibliotheek te Kopenhagen bewaard.
Er bestaat ook een aantal handschriften op papier, die
-ocr page 755-
EDELICA — E E DEN.
733
I de betcekeuis niet werd gehecht, die zij moesten uit-
drukken. In de dagen van onzen Heer voerden de
\\ schriftgeleerden een onderscheid in, waarvoor in het
i Woord Gods geen grond bestaai; zij beweerden, dat
cenigc eeden beschouwd moesten worden als van een \'
\'< ernstigen, en andere als van een ligtcren aard.In het oog j
van een schriftgeleerde werd een eed ernstig, pleirtis* I
eu heilig door bet gebruik van den naam van God of ;
i Jehovah; doch hoe dikwijls, uoodeloos enoneerbiedig |
| ecu mensch, zelfs in den dagelijkschen omgang, ook
mogt zweren, dit werd als eene zaak van weinig of
! geen belang beschouwd, mits hij er iu kou slagen om i
het gebruiken van den naam van het Goddelijke wezen
te vermijden. Door aldus iu de plaats van het heilige
Woord van deu levenden God eene niets beteekenende
overlevering van de oudvaders te stellen, vernie- ;
tigden de schriftgeleerden onder bet Joodsehe volk !
allen eerbied voor den eed, ca maakten zij de gewoonte ;
van het onheilig zweren vreesclijk algemeen ouder \'
alle klassen der maatschappij.
In dezen staat van zaken hield Jezus aan het volk |
het Goddelijke bevel voor oogen, dat niet alleen het :
gebruiken van dennaam van God verbiedt om onware
opgaven te staven, maar ook alle oneerbiedige, out- |
heiligende en noodclooze eeden van eiken aard, Matth.
V : 31, 35, 30: „Haar ik zeg u: zweer ganschelijk
niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; !
noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voe- \\
ten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad desgroo- j
ten Konings; noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat ,
gij niet één baar kunt wit of zwart maken." Deze I
woorden zijn somtijds beschouwd als ecu bepaald ver-
bod om eeden te zweren, zelfs bij de plegtigste gele-
genheden of in geregtshoven. En op grond vau dezen
éenen tekst hebben cenigc secteu, zoowel in oude als
in nieuwere tijden, de wettigheid van den eed ont-
kend, en hebben zij het als zondig beschouwd om bij
de cene of andere gelegenheid te zweren. Maar het
is volkomen duidelijk uit de verklaringen, die onze
Heer hier bezigt, dal Hij wijst op het onheilig zweren
in het dagelijksche gesprek, en niet op eeden bij pleg- I
tigc en belangrijke gelegenheden. Bovendien leende i
Hij zelf de kracht vau Zijn voorbeeld aau de wettig- |
heid van eeden in geregtshoven. Toen de hoogepries- |
ter Hem een eed oplegde, en het plegtige formulier
gebruikte: „Ik bezweer u bij den levenden God, «hit
gij ons zegt, of gij zijt de Christus, de Zoon vau God?"
erkende Hij, hoewel Hij tot nog\'toe gezwcgeu had,
de kracht van dal beroep, en antwoordde terstond:
„Gij hebt het gezegd." Er zijn vele voorbeelden van |
koiustige ongeloovigen op dergelijke wij/e te behan-
delen, en dat hij derhalve de aanleidende oorzaak is
der godsdienstoorlogen en de eerste, die den pligt in-
scherpte om de ongeloovigen te vervolgen. Aan Edris
wordt de uitvinding van de pen, de naald, de toover-
kunst en de waarzeggerij toegeschreven; hij gaf ook
den oorsprong aan de sterrekunde eu de rekenkunst.
Men gelooft, dat hij dertig verhandelingen geschreven
heeft, waarvan echter slechts éciio aan den tand des
tijds ontkomen is, die naar zijn naam heet, daar zij liet
Boek van Henoch wordt genoemd, een apoervph werk,
dat door de Oosterlingen iu hoogc achting worden ge-
houden.
EDI\'Li CA of Eüusa, eene godin hij de oude Ke-
nicincn, die over de kinderen waakte en hun voedsel
zegende.
EED-EL-KORBAN (Pcrz. Fceit r,/,i hefoffer), een
feest ouder de Perzische Mohamcdanen gevierd, ter
eere van den patriarch Abraham. Op den dag vóór u I
feest worden ongeveer vier honderd kameelen uit het
naburige land bijeengebragt, en de eerste, die opstaat
na gerust te hebben, wordt als het slagtoffer gekozen,
doodgeschoten cu met eeue lans doorstoken. Dit leest
bonderscheiden van hetBchul Bairain, dat ook ter
nagedachtenis van Abraham wordt gevierd.
EEDEN, plegtige beroepen op liet Opperwezen,
om de waarheid te staven van hetgeen wij zegg\'.\'n of
de vervulling te verzekeren van hetgeen wij beloven.
De eedformulicren zijn, gelijk andere godsdienstige
ceremoniën, niet altijd dezelfde geweest; zij beston-
den echter over hei algemeen uit eene ligchame-
lijke handeling eu cen voorgeschreven formulier. De
oudste wijze van een eed te zweren was door de hand
naar den hemel op te heffen. Zoozeide Abraham tot
den koning van Sodom : „Ik heb mijne hand opgehe-
veu tot den lieer, den allerhoogsten God, die hemel
en aarde bezit." Reeds vroeg vinden wij, dat er op
eene andere wijze gezworen werd. Zoo legde Eliëzer,
de huisbezorger van Abraham, toen hij den eed van
getrouwheid aflegde, zijne hand onder de heup zijns
meesters. Somtijds ging een eed van eene vervloeking
vergezeld, en op andere tijden werd God als getuige
geroepen, of de verklaring gedaan: „zoo waar als
God leeft."
Reeds vroej; hielden de Joden ecu eed iu hoojre
achting, doch later beschuldigen de profeten hen dik-
wijls van de misdaad des meineed». Xa de Babylo-
nische ballingschap herleefde de eerbied voor deu
eed weder onder hen, doch die eerbied week spoedig
voor een bloot gebruik van formulieren, waaraan
-ocr page 756-
EEDE.Y
7:n
eedeniuhctOudeenhcl Nieuwe Testament, en vooral
legt ilc profeet Jeicmia, J V : )i, de beginselen bloot,
«raardoor wij bij het afleggen van een eed bij plegtige
en belangrijke gelegenheden geleid moeten worden.
..Maar zweer: Zoo waaraclitig als de Heere leeft! in
waarheid, iu regt en in gercgtigheid: zoo /.uilen zieli
de Heidenen in Hem zegenen, en zich in Hem beroe-
ïncn."
Daarom moet men niet begrijpen, dat onze Heer,
toen Hij het schijnbaaralgemecue bevel; „Zweer gan-
schelijk niet," bezigde, verklaarde, dat het bij alle
gelegenheden zondig was om zijne toevlugt tot ecu
eed te nemen; Hij wijst duidelijk den Joden aan, dat
het Derde Gebod, dat tot nog toe door de schriftge-
leerden tot het valsche zweren bij den naam Jehovah
beperkt was, zich lot alle onheilige, uoodelooze, on-
eerbiedige beroepen op God, hetzij middellijk of on-
middellijk, uitstrekte. Hel is, alsof Hij had gezegd :
Dit bevel sirekt zich niet alleen uit lot de misdaad
van den meineed, waarvan zelfs meuschelijke wet-
len kennis kunnen nemen, maar lot de zoude van liet
ouiheiligende zweren, waarvan meuschelijke wetten
volstrekt geenc kennis nemen. Gij zegt: „Gij zult
den eed nicl breken, maar Gij zult den Heere uwe
ecden houden." Maar ik zeg u: Zweer gauschclijk
niet, zelfs niet die ceden, die zoo algemeen onder u
zijn, en die gij, omdat de naam van God er niet dadc-
lijk iu begrepen is, als betrekkelijk onschuldig be-
schouwt. Zulk eenc verontschuldiging kan geen
oogenblik volgehouden worden. Zoo gij zweert, hetzij
gij dt-n naam van God vermeldt of niet, kan men al-
lcen daaruit opmaken, dal gij voor de waarheid van
hetgeen gij zegt een beroep doef op den grootcn On-
derzocker des harten, die alleen van de waarheiden
de opregtheid van hetgeen gij bevestigt kan getuigen.
„Zweer gauschclijk niet," zegt derhalve Jehovah-
Jezus, indien gij den naam van den Allerhoogste niet
wilt ontheiligen, noch bij den hemel, want, hoewel
gij denken kunt, dat gij liet gebruiken van den naam
Gods vermijdt, zweert gij bij den troou van God, en
derhalve, zoo uw beroep cenige beteckenis heeft, is
het gcrigt tot Hem, die op den troou zit; noch bij de
aarde, want hoewel gij moogt denken, dat zij gecue
betrekking op den naam Gods heeft, is zij de voetbank
van Jchovah, en daar een eed slechts een beroep kan
zijn oj) ten verstandig wezen, zweert gij bij Hem,
wiens voetbank de aarde is; noch bij Jeruzalem, want
wel verre dat zulk een eed nicl niet God verbonden
is, is het de stad des Grootcn Konings, en de plaats,\'
die Hij heefl uitgekozen om daar Zijn naam tezetten.
(üj zult ook nicl zweren bij uw hoofd, want zoo zeer
eischt Jchovah het als Zijn eigendom, dal Hij zelfs
de haren daarvan telt, en zoo gering is de inagt, die
gij er over hebt, dat gij niet één haar wit of zwart kunt
maken. Kortom, de leer, die Jezus onderwijs! doorge-
bruik te maken van die verschillende ophelderingen
uit de gewone formulieren van zweren onderde Joden
getrokken, is zoo ruim van toepassing, dat het voor
iemand onmogelijk is om in de geheclc schepping
Gods een enkel voorwerp ie ontdekken, waarop hij
een eed kan gronden, dal niet in werkelijkheid en in
hel oog van Gods heilige wet een beroep op den Schep-
pcr zelveu zal zijn. [tullen wij dan zweren, kunnen wij
bij niets ander- dan bij den levenden God zweren,
waut Hij alleen kan getuigen van de opregtheid van
ons hart, en daarom kan men alleen op Hem ecu be-
roep doen, als den getuige der waarheid van hetgeen
wij door een eed zoeken te bevestigen. De ouder-
scheiding der schriftgeleerden tussehen de meerern-
stigc en ligtere eedcu blijkt derhalve geheel ongegrond
te zijn. Alle ceden zijn ernstig, alle zijn ecu beroep
op God, en die Ie gebruiken bij eene andere dan de
plegligste en belangrijkste gelegenheden iszichschul-
dig te maken aan eenc der stoutste, meesl ougeregtigde
en afschuwelijkste overtredingen van Gods wet.
Reeds vroeg vinden wij hij de oude (jriekscheschrij-
vers melding gemaakt van ceden, die bij belangrijke
openbare gelegenheden, zooals verbonden en onder-
handelingen, werden afgelegd; in zulke gevallen werd
er eenc bijzondere heiligheid aan den eed gehecht.
De meineed werd beschouwd als eenc misdaad, die
door eene zwaardere straf in de helsche oorden na
den dood werd bezocht, en ook door zwaardere rampen
in deze wereld. De ceden gingen in vele gevallen ver-
gezeldvanofferandenen plengoffers, terwijl de handen
van de partij, die zwoer, op het slagtoffer of het altaar
werden gelegd. Daar elke afzonderlijke provincie van
Griekenland hare bijzondere goden bad, waren de
inwoners gewoon om bij voorkeur bij deze te zweren.
De mannen zwoeren bij hunne geliefkoosde goden,
d\'c vrouwen bij hare geliefkoosde godinnen. Jiij de
oude Romeinen waren alle magistraten verpligt, om
binnen vijf dagen na hunne aanstelling tot het ambt
ecu eed van getrouwheid aan de wetten af te leggen.
De soldalen waren ook verpligt om den militairen
eed Ie zweren. In geval" van onderhandelingen met
vreemde natiën werd de eed bekrachtigd door het
offerdier met een vuurstcen te slaan, en werd Jupiter
aangeroepen om het Romeinschc volk ter neder te
slaan, zoo het zijn eed schond.
-ocr page 757-
EENDRAGT (FORMUL
VA \\, _ EERSTELINGEN.                             735
dil verkeerd genoemd Formulier van Ecndragt. Zelfs
iu Saksen hadden velen, die gedwongen waren het te
teekenen, er een grooten afkeer van, en bij den dood
van Augustus hernamen de gematigde Lutheranen en
de geheime Calvinisten, begunstigd door Crcllius,
den eersten minister van den nieuwen keurvorst, bun- |
nen moed en hunnen invloed. Hunne plannen werden j
echter eensklaps verijdeld door den onverwachten
dood van den keurvorst Christiaan I. in 1591, hetgeen
gevolgd werd door <le ongenade en de gevangenne-
ming van de leeraren, die in het ongelukkige plan
van hervorming betrokken waren, terwijl Crellius,
hun voornaamste beschermheer, in 1001 den dood
onderging als de straf voor zijne vermetelheid. Hel
Bergsclie formulier kon mei meer juistheid het For-
mulicr van Tweedragt genoemd worden. Het is nooit
door de Luthersclie kerken algemeen aangenomen, t
alhoewel het nog door ecnigc gerangschikt wordt
onder de standaards van het orthodoxe geloof."
De leerstellingen, waaraan deze confessie de kerken j
wensclitc te binden, betroffen hoofdzakelijk de maje- I
stcit en alomtegenwoordigheid van hei ligchaam van
Christus, en het wezenlijke, eten van Zijn vleesch en
bloed in het avondmaal. Nog een twist over het For-
mulier van Ecndragt ontstond er in Zwitserland in
171S, toen de magistraten van Bern een edict uit-
vaardigden, waarbij de aanneming van deze confessie
als eengcloofsregel werd bevolen. Een strijd, die voort -
kwam uit dit edict, werd er gedurende eenigen lijd
gevoerd, en de uitslag daarvan was in de hoogste
mate nadeclig voor hef gezag en den invloed van liet
Hoek van Torgau.
EEKSTELINGEN, eene offergave aan God bij de
oude Hebreen van een gedeelte der opbrengst van den
oogst, als eene erkenning van de Goddelijke goedheid
inliet zenden van vrucht bare jaargetijden. Dit was vol-
gens het bevel van God,zooals wij in Exod. XXII:29
lezen: „Uwc volheid en uwe tranen zult gij niet uit-
stellen; den eerstgeborene uwer zonen zult gij Mij
geven." In het vers, dat onmiddellijk volgt, wordt het ;
bevel ook tot de dieren uitgestrekt. In vers 30 lezen
wij: „Desgelijks zult gij doen met uwe ossen en met
uwe schapen; zeven dagen zullen zij bij hunne moeder
zijn, op den achtsten dag zult gij ze Mij geven." De
naam eerstelingen werd afgeleid van de omstandigheid,
dat zij in den tempel geofferd werden, alvorens een
gedeelte van den oogst was aangeraakt. Er waren
twee soorten van eerstelingen. De eerste soort werd
geofferd in den naam van het gehcele volk, en bestond
uit twee brood en of uit eene schoof gerst, op den
EENDRAGT (Fobmulier van), oen beroemd do-
cnment in 1579 opgemaakt, om een einde te maken
aaii de verdeeldheden in do Lnthcrschc kerk, en als
een hehocdiniddel tegen do gevoelens der Hervormde
kerken. Deze verhandeling werd zamengesteld door
Andreas, professor 1c Tubingen, en zijne geestver-
wanten te Torgau, waarom zij ook dikwijls het Boek
van Torgau wordt genoemd. Zij w erd door den keur-
vorst van Saksen naar bijna alle. Luthersclie vorsten
gezonden, opdat zij door de leeraren der kerk goed-
gekeurd en door de wereldlijke magt bekrachtigd zou
worden. Zoovele tegenwerpingen werden er echter te-
gen het boek gemaakt, dat de zamonstcllors er van liet
noodig vonden om liet te herzien en te verbeteren.
Zoo verbeterd werd liet aan cene vergadering van zes
godgeleerden onderworpen, die te Berg, een Bene-
dief ijner klooster nabij Maagdenburg, bijeenkwamen,
waar een werk van niet weinig bekendheid in de ker-
kelijke geschiedenis, Hei formulier van Ecndragt,
werd zamengesteld. Dit document bestaai uit twee
gedeelten; het eerste bestaat uit de leerstukken door
Andreas en diens medehelpers aangevoerd, en bet
tweede doetmecdoogenloosallcn in den ban, die weigc-
ren deze leerstukken te onderteekenen, en verklaar),
dat zij ketters zijn, die de wraak van den wereldlijken
arm verdienen. Wij nemen het volgende verhaal over
van de wijze, waarop dit document door de Luthersclie
en de Hervormde kerken ontvangen werd.
„Het gezag van den keurvorst verzekerde de aan-
neming van deze nieuwe confessie door de Saksische
kerken, en baar voorbeeld werd in andere gedeelten
van Duitschland langzaam gevolgd. Door verscheidene
van de voornaamste kerken der Luthersclie gemeente
werd zij echter standvastig en met verontwaardiging
verworpen, onder andere door die van Neurenberg,
Brunswijk, Hessen, Pommcren, Silezic, Holstein en
Denemarken. Frederik II. van Denemarken wierp, bij
liet ontvangen van eene kopij van dit formulier, haar
in het vuur. Eene warme vereering van de nagedach-
tenis van Melanthon bragt er toe bij om dit algemeenc
misnoegen teweeg te brengen met een document,
waarin zijne gevoelens op eene zoo onverdraagzame
wijze werden verworpen. De liefdelooze uilsluiting
der Calvinisten van de communie der Luthersclie
kerk, daarin vervat, verwekte natuurlijk nog grootere
verontwaardiging tegen de bewerkers er van van
den kant der Hervormde kerken. De Helvetiscbc
leeraren, met Hospinianus aan hel hoofd, de Zuid-
Nederlandsche godgeleerden, die van de Palts, van
Aubalten van Baden verklaarden een open oorlog aan
-ocr page 758-
73fi                       EFFRONTES — EGY PTENARE
avond van don ] .">l,en van Nisan ingezameld, en in den
hof van den tempel gedorscht. Deze gerst werd selioon
gemaakt en gewand, dan werden er drie pinten van
geroosterd en met reukwerk en olie vermalen, en door
den priester voor den lieer naar de vier winden gc-
wnifd. De priester wierp daarop een handvol er van
in het vuur, en behield liet overige gedeelte voorzie!)
/.elven. Als deze plegtigheid geëindigd was. inogl elke
man oogsten en zijn oogst inhalen. De Rabbijnenzeg-
gen, dat de andere soort \\ au eerstelingen bestaan heeft
uit liet zestigste gedeelte van ieders oogst, dat, zooals
men verwachtte, door een ieder afzonderlijk naar den
tempel werd gebragt. Deze eerstelingen bestonden
uil tarwe, gerst, druiven, vijgen, abrikozen, olijven
en dadels. Zij werden door vier en twintig personen
in processie gedragen, voorafgegaan van een os voor
eene offerande, met vergulde horens en met olijftakken
gekroond. Behalve deze twee soorten van eerstelin-
gen, die aan den lieer werden geofferd, was er nog
eene andere offergave van koren, wijn en olie, benc-
vens schapenwol, die voor het gebruik der Levieten
werd aangeboden, volgens hel hevel in Dout.X VI11 : I
gegeven, (iecne juiste bepaling werd er gemaakt aan-
gaande de groote dezer gave aan de Levieten: dcTal-
mudistische schrijvers zeggen echter, dat milddadige
personen gewoon waren om een veertigste of zelfs een
dertigste te geven, terwijl minder edelmoedige perso-
nen zich vergenoegden niet slechts een zestigste gc-
deelte van de geheele opbrengst te schenken. De eerste
werd genoemd eene offergave met een goed oog, en
de tweede eene offergave niet een boos oog, en som-
ïnigen veronderstellen, dat onze lieer op dezeoveile-
vering zinspeelt in Matth. XX: 15 : „Of is het mij niet
geoorloofd te doen met het mijne, waf ik wilr Of is
inv oog hoos, omdat ik goed ben?" De tijd van het
offeren der eerstelingen strekte zich uit van Pinksteren
tot aan het feest der tempelwijding. Het was onwettig
voor de Joden om den oogst, in te zamelen, alvorens
zij aan God de nieuwe schoof hadden geofferd, die
aangeboden werd op den dag na den grooten dag der
ongezuurde brooden; ook mogten zij geen brood van
het nieuwe koren hakken, alvorens zij op Pinksteren
de nieuwe brooden op het altaar geofferd hadden. Het
gebruik om de eerstelingen te offeren was aan de oude
Heidenen niet bekend. Porphyrius zegt, dat; het door
de wetten van Triptolcmns en van Draco werd inge-
steld. Diodoros Sieulus vermeldt, dat liet ook doorde
oude Egyptenaren in neht genomen werd.
EFFRONTES (Lat. <:r, \\at,frw», het voorhoofd),
eene secte die in de zestiende eeuw in Zevenbergen
\\ (godsdienst van dl oude).
: ontstond. De Effrontes ontleenden hunnen naam aan
, de vreemde gewoonte, die zij hadden, om zich het
voorhoofd te scheren, totdat het bloedde, en het dan
met olie in te wrijven. Dit was hunne wijze van doo-
pen en van inwijding iu de secfe. Zij loochenden liet
beslaan van den Heiligen Geest, daar zij geloofden,
dat die uitdrukking niets meer aanduidde dan de wer-
king van God op de ziel.
EGYPTENAREN (Gobsdikxst van de Ocof.).
Het is verwonderlijk, hoe vroeg Egypte, dat de baker-
inat van kunsten en wetenschappen was, tot de grofste
afgoderij moet zijn vervallen. De schrijvers over fa-
helleer komen over het algemeen daarin overeen, dat
dit het eerste land was, waarin de aanbidding van vaj-
schc goden ontstond. Langs welke stappen de Egyp-
tenaren er toe kwamen om het schepsel boven den
Schepper te aanbidden, is moeijelijk na te gaan. In
een zeer vroegen tijd schijnen zij hiëroglyphische
leekenen en zinnebeelden gebezigd te hebben, om
afgetrokken denkbeelden en de eigenschappen der
Godheid aan te duiden: en zooals Ie Pluche en andere
schrijvers geloovcn, werden deze figuurlijke voorstel-
lingcn later tot voorwerpen van bijgeloof en afgoderij
gemaakt. Zoo beschouwden zij de zou als een zinne-
lieeld van den Almagtigc, daar zij het grootste voor-
werp in de schepping is, en daarom het best geschikt
om den Schepper aan te duiden; en bovendien ge-
bruiktcn zij de figuur van een cirkel als een beeld
der zon en als een zinnebeeld der eeuwigheid. Einde-
lijk noemden zij de zon en haar symbool de Eeuwige,
en hunne gebeden dóór deze zigtbare zinnebeelden
opzendende, verloren zij in het vervolg van tijd bet,
groote en glorierijke Wezen uit het oog, dai alleen
regt heeft op de hulde en de aanbidding van alle ver-
standelijke wezens. De godsdienst, in plaats van eene
reeks van hoogstbelaugrijke afgetrokken beginselen
te zijn, gerigt tot den geest en het hart van den
mensch, ging over in den aantrekkelijken vorm, aau-
trekkelijk ten minste voor het, uitwendige oog, van
eene reeks van geschilderde afbeeldingen, die alleen
aan de ingewijden in haar waren aard en hare ware
beteekenis werden geopenbaard. Zoo is, volgens de
geheime leer der Egyptische priesters, Osiris het Op-
perwezen, de God der goden; maar daar hij eene
verscheidenheid van eigenschappen bezit, die allen
goddelijk zijn, worden deze afzonderlijk onder ver-
schillende namen en door verschillende zinnebeelden,
\' als zelve goden, voorgesteld. Zoo is Osiris, het stof-
felijke heelal ontrollende, Ammon of Jupiter-Ammon,
en op eene juiste wijze zinnebeeldig voorgesteld door
-ocr page 759-
ENST VAN DEOüDEj.                                       7.i7
EGVI\'TKNAHKN
de zon, die door haar lichten hare warmt cdu bloemen
en vruchten der aarde doet ontwikkelen. Osiris, aks
de wijsheid, de \\olinaaktheid zijner scheppende kracht
uitoefenende, en in de uitwendige schepping de inwen-
dige denkbeelden van den goddelijken geest verwe-
zenlijkende, is eenc andere godheid, Ptha geheeten.
Als de goedheid en de weldadige bewerker van al hel
goede, het leven en hel geluk, is Osiris nog eenc an-
dere godheid, hoewel deze ook den naam van Osiris
draagt. De voornaamste bezigheid van Osiris was de
dooden te oordcelen en over dat rijk te heerscheu,
waarin de zielen der goeden werden toegelaten om
voortdurend geluk te genieten. Gezeten op zijn troon,
vergezeld van Isis en Nephthys, mei de vier geniën
van den Amcnthus, die op eene lotusplaul staan, wel-
ke uil het water groeit, inliet midden der goddelijke
woning, ontving hij het verslag van de handelingen
des overledenen, dal door Tholh was opgemaakt. Ho-
rus, zijn zoon, bragt den overledene, nadat diens daden
gewogen waren door Anubis en Horus, (hoewel Auu-
bis hel ambt van directeur der gewigten vervulde en
dien titel droeg, hielp Horus hem dikwijls in die
dienst) in de tegenwoordigheid van Osiris, en bragl
ook het schrijftafeltje van Thoth mede. In de weeg-
schaal werden dan aan de eene zijde de veder of de
beeldtenis der waarheid ofgeregtigheid geplaatst, en
aan de andere eene vaas, die, zooals men onderstelde,
de regtvaardige daden van den overledene bevatte,
waarvan het onvoldoende of de raming door Thoth
opgeteekend werd. Een baviaan zal op hef bovenste
gedeelte van de weegschaal, en Cerberus, de bewaarder
van het paleis van( )siris, was ook tegenwoordig; soin-
tijds ook zal Ilarpocrates, hetzinnebeeldderstilte.op
eene legerstede van Osiris, vóór den god der letteren.
De andere voorname godheid van de oude Egypte-
naren was Isis. Osiris stelde de zon en den Nijl voor,
daar deze rivier even noodzakelijk is om Egypte
vruchtbaar te maken, als de zon om de aarde vrucht-
baar te doen zijn. Isis vertegenwoordigde de maan en
Egypte. Beiden worden beschouwd als hel zonnejaar
aan te duiden. Osiris werd aangebeden onder de ge-
daante van een os, Apis geheeten, en Isis onder de
gedaants cener koe. Over den oorsprong der Egypti-
sehe afgoderij sprekende, zegt Diodorus Sieulus :
„Den hemelhoog boven hunne hoofden beschouwcu-
de, en de verwonderlijke orde bewonderende, die er
in het heelal heerseht, hielden /ij de zon en de maan
voor eeuwige goden, en vereerden zij die met eene
bijzondere vereering." Het gcheele mythologische
stelsel van dit oude volk wordt door hen, die hel het
naauwgezetst onderzocht hebben, als eene astro-the-
ologie beschouwd, waarin dieren als symbolen der
hemelligchameu zijn gebruikt, en als deze beschou-
wing juist is, levert zij eene niet geheel onvoldoende
verklaring van den oorsprong der diereu-aaubidding
op. Indien de leekenen van den dierenriem en de
sterrebeelden aangebeden werden, de dieren, die ze
voorstelden, werden zulks ook. liet gemeen aanbad
hel zinnebeeld , terwijl het volkomen onkundig was
aangaande datgene, wal daardoor zinnebeeldig werd
voorgesteld.
Een zeer goed overzigt van de ingewikkelde mj
(hologie der Egyptcuaren, voor zoo verre zij bel rek -
kiug heeft op hunne leer der wereldwordiug, wordt
aldus door Gross in zijne Heidensche godsdienst ge-
geven: „Volgens Proclus namen de Egvptenareu
drie orden of cmauaiien van goden aan ,een feit «aar-
van in hel begin der tegenwoordige eeuw nog het
bewijs bestond in de dierenriemen in de kleine slad
Teutyra aan den Nijl. Naar bet boveugedeelte van
den koepel ziende, waarin dit oude staaltje van de
astronomische theologie der Egypte naren vereeuwigd
is, ontdekken wij geheel in den top de twaalf groote
goden, zinnebeeldig voorgesteld door de twaalf tee-
kenen van den dierenriem. Elk dezer twaalf goden
heeft zijne drie wachters, Decani geheeten, en ook
bekend als de demons of luchtgoden van Hennes, de
verpersoonlijking van de ziel of het verstandige be-
ginsel van het heelal. Elk der Decani heeft ook (wee
wachters, en zoo is de godheid verdeeld en onderver-
ileeld, toldat de omtrek van denpneuinatologischeu
zodiak, die drie honderd zestig graden bevat, zich in
twaalf homoeentrisehe pyramideu tot het middelpunt
der aarde uitstrekt. Elke van deze zodiakale pyrami-
den heeft haar bestureuden demon, juist als de twaalf
groote wereldgoden bestuurd worden door de opperste
godheid, erkend als Ammon of (,\'neph. Deze godheden
regelen de jaargetijden en tijdkringen van ons plane-
fenstelsel, en van daar de oude verdeeling van den
lijd des jaars in weken van zeven dagen en jaren van
twaalf maanden. Hier bemerken wij een uitgebreid
theocosmisch stelsel, dat in de eenheid eindigt, en de
belangwekkende en belangrijke waarheid verkondigt,
dat alle goden werkelijk slechts één god zijn, gelijk
alle zonnen en planeten slechts ééne wereld uitmaken.
„De geheele hemel, of de wereld als hemelsei) bc-
sehouwd, is in talrijke afdeelingen gescheiden en
onder de hcmelsche heerschers verdeeld, terwijl de
hoogste gewesten, die zich van het pyramidale top-
punt des hcelals naar beneden tol de maan uilstrek-
M
-ocr page 760-
738                                   EGYPTENAKEN (GODSDIENST VAN DE OUDE).
ken, bij uitstek aan He goden, naar hnnne verschil-
lcndo rangen en orden, beliooren. De eersten en
hoogsten onder hen zijn de twaalf meer dan hemelselie
goden, met hnnne ondergeschikte duivelen. Na deze
volgen de intcrcosmischc goden, elk van welke ook
heerschappij voert over een aantal demons, aan welke
hij zijne inagt meedeelt, en die er zieh in verheugen
zijn naam te dragen. Binnen de ruime grenzen dezer
demons gravitoert het middelpunt aller dingen. De
demons, hunne magten hun invloed ontvangende van
de goden, wier ondergeschikten zij zijn, brengen de
planten en dieren voort, gieteu hunne eigene krachten
daarin, vervullen aldus de wereld, en vereenigen de
vier spheren van het heelal — de meer dan hemelsche,
de hemelsche, de bovenmaansche en de ondermaan-
sche sphecr, — in één onlzaggelijk geheel.
„Er zijn zes orden van demons. De eerste is sin
> generis, en heeft eene waarlijk goddelijke natuur. Deze
I hoogste demons binden de zielen aan de ligehamen,
| de emanatiën van den Vader aan de goden. Detwee-
j de orde, nog merkwaardig door hooge geestelijke
: eigenschappen, heeft het oppcrtoezigl over de zielen,
:il> zij de ligehamen binnentreden of verlaten; zij
! openbaren de schepping. De derde deelt aan de god-
\\ \'lelijke zielen, die in de ligehamen treden tot welzijn
van gewone zielen, deu tweeden graad der scheppende
magt mede, terwijl zij de hoogere invloeden op haar
uitgiet. De vierde verleent aan de geïndividnaliseer-
de naturen de werkende krachten of beginselen van
synthetisch of concreet bestaan, zooals leven, orde,
denkbeelden en de middelen om steeds volmaakter
te worden, die de goden beschikbaar hebben. De
vijfde orde van demons, die ligchamelijke overeen-
komst bezitten, houden al de elementen van hetaard-
selie ligehaam, naar het voorbeeld van het eeuwige
ligchaam, bet ideale ligehaam en de type en de bron
aller ligehamen, te zamen, en schragen en behouden
die. Wat de demons van de zesde en laatste orde
aangaat, zij moeten zorg dragen voor de stof, en het
is hun werk om het oppertoezigt te hebben over de
krachten, die van de hemelsche /ii/le in de aardsehe
h//le afdalen, en om de omtrekken van dedenkbeclden
in de stof te bewaren.
„Gelijk de meer dan hemelsche sphecr hare onder-
verdeelingen van wezens heeft, heeft ook de lagere die,
en volgens eene bepaalde wet der pneumatologie han-
delen de mindere wezens altijd in afhankelijkheid Tan
de hoogere. De sphecr der maan, de lucht, het vuur,
het water enz. zijn allen met demons vervuld, die van
eene elastische luebtaardige natuur zijn, en die als
tussehenwerkende krachten tusschen de goden en de
menschen handelen. Zij hebben het bestuuroverdcele-
menten en het organische leven. Van henhangt de groei,
de bloemenstand, de kracht en de volmaaktheid der
planten af, en daarom zijn alle planten, die in eene ge-
gevcne maand of ouder ecu bijzonder teeken van den
dierenriem bloeijen,bepaaldelijk onder den invloed van J
deu god, aan wien zulk een teeken of zulk eene maand
gewijd is! Ziehier den oorsprong der heilige planten."
In geen gedeelte der wereld heeft de Dieren-
aanbidding (zie ald.) op zulk eene grootc schaal be-
staan als in het oude Egypte. Elke kleine stad of elk
klein district had zijn heilig dier en ecu tempel aan
de aanbidding daarvan gewijd, met een geheelen stoet
van priesters of priesteressen om de eeredienst te lei-
den. Te Thcbe, de zonnestad van Ammon, werd de
ram aangebeden; te Mendes, de bok; te Cynopolis,
de hond; te Lyeopolis, de wolf; te Bubastis, de kat;
te Tachompso, de krokodil. Eenigc licilige dieren :
werden met veel meer eerbied dan de andere aange-
heden. Dit was vooral het geval met de drie heilige ;
stieren Mnevis, Üttiijtliix n\\Aji>*. Herodotus geeft aan \'
de dieren-aanbidding eene kleur, die daaraan alleen
passende kon zijn, als men haar beschouwt, zooals zij
door de meer verstandigen en denkenden van het Egyp-
tisehe volk werd uitgeoefend. „In de tcgenwoordig-
heid dezer," zegt hij, „doen de inwoners der steden
hunne geloften. Zij wenden zich als smeekelingen
tot de godheid, die verondersteld wordt voorgesteld
te zijn door het dier, in welks tegenwoordigheid zij
zijn." De grootc menigte koesterde waarschijnlijk
echter geen ander denkbeeld, dan dat de dieren zelve
godheden waren, en daarom als zoodanig aangebeden
werden. Deze heilige dieren werden op de prachtigste
wijze onthaald, hadden weelderige ligplaatsen, en als
zij ongelukkiger wijze stierven, gingen hunne vereer-
ders in rouw, begroeven ze met grootc staatsie, en |
rigtten prachtige graftomben op boven de plaatsen, ;
waar zij begraven lagen. Zoo ver dreven de Egypte- |
naren deze soort van afgoderij, dat, gelijk 1\'oinponins j
Mela ons berigt,zij de beelden van vele dieren, zoowel
als de dieren zelve, aanbaden. En Strabo zegt, dat de
Egyptenaren geene beelden van menschen in hunne
tempels hadden, maar slechts die van dieren. Het is
zeer mogelijk, dat de buitengewone vereering, waarin
zij zekere dieren hielden, in verband stond met, hun
geloof aan de zielsverhuizing. Herodotus zegt: „De
oude Egyptenaren geloofden, dat, als het ligehaam
ontbonden is, de ziel in een ander dier gaal, dat te
zelfder tijd geboren wordt, en dat, nadat zij de ronde
-ocr page 761-
K(.iï 1\'TENAREN (GODSDIENST VAX DE ( iUDE).
789
heeft gedaan door alle dieren, die liet land, de wateren
en de lucht bewonen, /ij weder iu het ligchaain gaat
van een mcusch, die dan geboren wordt. Deze omgang,
zeggen zij, wordt door de ziel in drie duizendjaar ver-
rigt." Terwijl de Egyptcnareu aan het voortdurende
voortbestaan der ziel na den dood geloofden, hielden
zij hel voor eene zaak van het uiterste belang, dal hel
ligchaain zorgvuldig bewaard zou worden. V\'au daar
hel gebruik oni de lijken te balsemen, en de zorg aan
het bereiden van mummicn verleend.
Onder de offeranden aan de Egyptische godheden
aangeboden, namen plengoffers cu reukwerk de eerste
plaats in, vergezeld van vruchten, bloemen en andere
voortbrengselen van den grond; dieren van verschil-
lende soorten, voornamelijk ossen en vogels van ver-
schillendeu aard, werden haar ook voorgezel. Hero-
ilolus beschrijft de wijze, waarop een os aan Iris, de
grootste der Egyptische godinnen, geofferd werd. Hij
zegt, dal de huid afgestroopt werd, en dat de ingewan-
deu uit het dier werden genomen, maar uiel hel vet
en de pens. Vervolgens sneden zij de pooten, de schou-
ders, den nek en de uiteinden van de lendenen af; het
overige gedeelte van het ligchaain werd dan opgevuld
mei (iju brood, honig, rozijnen, vijgen, wierook, myrrhe
en verschillende kruiderijen. Nadat dit gedaan was,
verbrandden zij het, en wierpen op de vlam eene groote
hoeveelheid olie. Onderwijl het slagtoffer brandde, gee-
gelden de aanschouwer» zich, terwijl zij vóór de plegtig-
heidgevast hadden; het geheel werd besloten met het
overschot van het offerdier te eten. Ookzegtdegenoem-
de schrijver ons, dat het in Egypte voor eene groote
misdaad werd gehouden om een dier te offeren, dat niet
gestempeld was met het zegel van den priester, en aldus
wettig verklaard was geschikt om te offeren te zijn.
De priesterschap, daaronder de voornaamste en de
mindere priesters begrepen, bekleedde na den koning
in Egypte den eersten raug. De priesters waren ver-
dceld in verschillende collegiëu, naar de godheid in
wier dienst zij gebezigd werden. Eehalvc de priesters
waren er ook priesteressen van de goden of van de ko-
ningenen koninginnen; elke priesteres droeg een titel,
die hare bijzondere bediening aanduidde. Hcrodotus
beweert, dat de vrouwen niet tot priesteres verkiesbaar
waren, doch die geschiedschrijver bedoelt waarschijn-
lijk tot het ambt van opperpriesteres of tot de hoogere
priesterorden, daar hij op eene andere plaats zelf
spreekt van vrouwen, die aan de dienst van Ainnion
gewijd waren. Het ambt van priester ging gewoonlijk
van den vader op den zoon over, cu allen, die het
bekleedden, genoten belangrijke voorregtcu, die zich
ook tol het gehcelc huisgezin uil strekten. Zij waren
vrij van belastingen, en werden onderhouden uit de
schatkist. Toen 1\'harao op raad van Jozef al hel land
der Egyptcnareu opkocht, werd het land der priesters
uitgezonderd; ook werd hun de belasting van het
vijfde gedeelte der opbrengst niel opgelegd, zooals
aan het andere gedeelte des volks. Wij vernemen van
Diodorus Siculus, dat bet land verdeeld was iu drie
deelcn: één gedeelte behoorde den koning, een tweede
den priesters, ecu derde den soldalen.
De priesters in Egypte waren in velschillende
orden verdeeld. De voornaamste of hoogepriester bc-
kleedde de eervolste plaats. Hij had het toezigt over
het offeren van de slagtotfers, de proecssien der heilige
booten of arken, het aanbieden van de offergaven op
het altaar of bij begrafenissen en het zalven van den
koning. Bij deze gelegenheden was hij bedekt met
eene soorl van mantel, gemaakt van de geheele huid
van een luipaard. Verschillende insigniëu werden dooi
de priesters gedragen, volgeus hunnen raug of de
plegtigheid, die zij verrigtteu, en halssnoeren, arin-
banden, guirlandes cu andere sieraden werden aauge-
daan gedurende de ceremoniën iu de tempels. Kunne
kleederen waren gemaakt van linnen, dat, gelijk 1\'lu-
tarchus aanmerkt, volkomen past aan menschen, die
zich van alle natuurlijke onzuivcihedeii wenseheu te
ontdoen; want het zou zekerlijk ongerijmd zijn, voegt
bij er bij, voor hen, die zich zooveel moeite geven om
haar en alle andere overtollighcdcn van hel ligchaain
weg te neineu, om kleederen te dragen, die gemaakt
waren vau de wol of het haar van dieren. Hun voor-
oordeel tegeu wollen kleederen was echter beperkt tot
de onderkleederen, daar zij een wollen opperkleedals
mantel niogten dragen, en katoenen kleederen werden
somtijds door de priesters gedragen, aan wie, zoo wij
Plinius mogen gclooven, zij bijzonder aangenaam
waren. Maar niemand inogt iu ecu wollen kleed be-
graven worden, omdat bet tot wormen aauleidiug gaf,
die het lijk konden schaden; ook kou geen priester
een tempel binnentreden, zonder eerst dit gedeelte ]
zijner klceding af te leggen. Hunne sandalen waren i
gemaakt van bladeren van den papyrusstruik en palm-
bladcn; de eenvoudigheid hunner kleederen strekte
zich zelfs uit tot hel bed, waarop zij sliepen. Het was
somtijds niets anders dan eene huid, die op den bloo-
tcu grond lag, en somtijds eene soort van gevlochten
werk, van palmtakken gemaakt, waarop zij eene mat
of huid legden. Hun hoofd werd, zooals l\'orpliyrius
zegt, ondersteund door ecu halven houten cilinder
iu plaats van een kussen.
-ocr page 762-
710                                                                   ËICETEN.
Onder de gewone priesters werden zij, die de grootc
goden dienden, als van hoogeren rang beschouwd dan
die, welke tot de mindere godheden behoorden. Ju
vele provinciën en steden stonden die priesters, die
aan bijzondere tempels verbonden waren, in hoogere
aehting dan andere. Zoo namen de priesters van Ani-
mon te Thebc, die van Ftha te Memphis, die van Re
te Heliopolis den eersten rang in.
De oude Egyptenaren hadden ook cenc klasse van
proleten of heilige schriftgeleerden, die afgescheiden
waren van de priesters. Daarom zijn in den zesden \'
regel van den Rosctta steen de leden van de Egypti-
schf hiërarchie aldus opgeteld: „De voornaamste
priesters en profeten, en zij, die toegang hebben tot
de altaren om de goden te kleeden, en de vlciigcldra-
gers, en de heilige schriftgeleerden en al de andere
heilige personen.7\' De vleugeldragcrs schijnen eene
hoogere orde van de heilige schriftgeleerden geweest
te zijn, want Diodorns Siculus maakt melding van het
dragen van vleugelen op het hoofd als cenc bijzonder-
hcid van de heilige schriftgeleerden, terwijl Clcmeus
Alcxandrinus ile uitdrukking „vleugels hebbende op
liet hoofd\'\' als synoniem gebruikt met de uitdrukking
..heilige schriftgeleerde." Deze orde was bijzonder
ervaren in de waarzeggerij, en wij \\inden, dal -Nlozes j
onderscheid maakt tusseben de profeten en de waar-
zeggers in Deut. XIII: -\'S: „Gij zult naar de woorden
van dien profeet, of naar dien droomcn-drooiiicr niet
hooren: wanr de Heere, uw God, verzoekt ulieden,
om te weten, of gij den lleere, uwen God, liefhebt
met uwgansche hart en uwe gansche ziel." Het kleed
van den heiligen schriftgeleerde bestond uit eengroot
voorschoot, van voren vastgebonden of om het ondcr-
ste gedeelte van het ligchaam gewonden, en het losse
opperklecd met wijde mouwen, dat in alle gevallen
van hel fijnste linnen was; hij wordt ook beschreven
als van tijd tot tijd vederen op het hoofd te dragen.
De geheele priesterorde werd in Egypte niet den
meesten eerbied behandeld, en zij waren dus in staat
om grooten invloed over het volk uit te oefenen. De
voornaamste oorzaak van het overwigt, dat zij bcza-
ten, moet toegeschreven worden aan de mysteriën
hunner godsdienst, die zorgvuldig verborgen werden
gehouden voor de grootc menigi e, en slecht s aan eenige
bevoorregten werden geopenbaard. Deze mysteriën
der Egyptenaren bestonden, gelijk de Elcusinisehe
mysteriën bij de Grieken, uit twee graden, gewoonlijk
de grootc en de kleine geheeten. liet voorregt om in
de groote mysteriën ingewijd te worden was alleen
voor de priesterschap bewaard, en daarom werd zelfs
de vermoedelijke erfgenaam van den troon iu deze
mysteriën niet onderrigt, voordat hij iu het volle bezit
van het koningrijk kwam, wanneer bij, krachtens zijn
koninklijk ambt, een lid der priesterschap werd, en
het hoofd der godsdienst van bet land.
Het beginsel, dat den grondslag uitmaakte van de
oude godsdienst van Egypte iu haren esotcrischen of
geheimen vorm, was het bestaan van één Opperwezen,
den onaf hankelijken God.Zoo groot en afwisselend was
bet Egyptische Pantheon, dat deze groote waarheid
voor het oog van het volk geheel verborgen werd ge-
houden. De eerste en hoogste openbaring van den
Hoogsten God is in ötejiA, den Schepper, en de vol-
geude in P///H, den regelaar der wereld; de cenc god-
beid gaf geboorte aan de stof, de andere gaf er ecu
vorm aan. Osiris vertoont zich als de zon, het werkende ;
beginsel iu de natuur; hit, als de maan, het lijdelijke,
donkere, stoffelijke beginsel. Uit de verecniging dezer i
twee ontvangt de geheele schepping vruchtbaarheid
en leven. Behalve deze grootc wezens, die slechts aau |
het goede oorsproug geven, is er een donker beginsel, |
Buto of Alhyr geheeten, dat de geboorte geeft aan
Typhon, den grooten oorsprong en vertegenwoordiger
deskwaads, dic,Nepiéiys of de volmaaktheid huwende,
dat mengsel van goed en kwaad doet ontstaan, dat
het physischc en zedelijke voorkomen der wereld aan-
biedt.
Maar behalve de inctaphysischc beschouwing der
oude Egyptische godsdienst is zij door vele schrijvers
ook beschouwd als cene, die den ingewijden de weten- ;
schappen der sterrekunde en chronologie mededeelde,
terwijl zij voor het onwetende gemeen ecu stelsel was
van de grofste afgoderij. De oudste volksgebruiken der |
Egyptenaren hadden, volgens Creuzer, den aard van
orgiën, en bet voornaamste karakter hunner godsdienst
was Bacchanalisch. Wulpschc liederen werden er ge-
zougen onder begeleiding van gcdruisclimakendc iu-
strumentcn. Het volk boog zich met eerbied neder
voor do dieren des velds, eu diende het schepsel „bo-
ven den Schepper, die te prijzen is in der eeuwigheid."
EICETEN, cenc Syrische monniksorde in de ue-
gende eeuw, die het dansen als ecu noodzakelijk
gedeelte der eercdienst beschouwde; daarom dansten
en zongen deze monniken lofzangen aan God op hunne
godsdienstige bijeenkomsten. Zij verdedigden dit ge-
bruik door te wijzen op het voorbeeld van Miriam. de
zuster van Aiozes, die den dans der Israëlieten leidde
na hun overtogt over de Roodc zee, en ook op het
voorbeeld van David, die voorde ark dauste. Hoewel
deze Eicelen weinige navolgers vonden, dacht Johan-
-ocr page 763-
EIK-AANBIDDING — EIXESA1TEN.                                            741
nes üauiasccnus hel toch uoodig hunne dwalingen in
liet licht te stellen.
EIX-AANBIDDING. De eik is in alle eeuwen
beschouwd als de belangrijkste boom van het woud.
Boschjes van eikenboomen werden zelfs in de vroegste
tijden ouder de bijzonder geschikte plaatsen voorde
ceredienst gerekend; zij waren ook, zooals wij uit
Ezcch. VI: 13 vernemen, het touncel van afgodische
gebruiken. Bij de oude Grieken was de eik, als de
edelste der boonieu, aan Heus, en bij de Romeinen
aan Jupiler gewijd. De verecring van den eik was
echter eene van de meest merkwaardige bijzonder-
beden van de godsdienst der Noordschc natiën. De
inwoners van de heilige stad kiew in Rusland offerden
hunne offeranden onder een heiligen eik, op hunne
jaarlijksche reizen naar de Zwarte zee in de maand
Junij. De eik werd door de Hessen als het zinnebeeld
en de woning der goden beschouwd. Wiufricd, de
apostel der Duitschcrs, hieuw een zeer grootcn eik
omver, die aan Thor was gewijd, en de afschuw, die
de hciligschendcndc daad verwekte, was zoo groot,
dat men verwachtte, dat er uit tien hemel ecu oordeel
op hel hoofd van den goddcloozen zendeling zou nc-
deidalcu. „De goden der oude Pruisscn,"zegt Clross,
„loonden eene bepaalde voorkeur voor deneik en den
lindeboom. De grond, waarop zij stonden, was heilige
grond. Onder hunne ruime schaduw werden de voor-
naanistc goden der Pruisscn aangebeden. De meest be-
rocnide eik was te Itomowe, in hei land vandcNaian-
ges. Zijn stam was van eene buitengewone grootte, en
zijne lakken zoo digi, dat er noch regen noch sneeuw
kon doordringen. Zijn gebladerte was, zooals menbe-
weert, amarantkleurig, en leverde amuletten op voor
inenschen en dieren, daar men vast geloofde, dat; zij,
aldus gebezigd, ecu zeker bchocdmiddel waren tegen
allerlei kwaad. Ook de Romeinen waren grootc bc-
wonderaars van deze soort van cercdieust, eu hadden
daarom hunne Luci in de meeste gedeelten der stad."
„Gelijk .lupitcr," om uil denzclfden schrandcren
schrijver eene andere aanhaling te doen,„godspraken
gaf door middel van den eik, zoo werd de cikenkroon
voor een gepast sieraad gehouden om het majeslueuse
voorhoofd van den God, beschouwd als Policus, den
koning der stad, Ie dekken. De oorsprong: van de
eikenkroon, als ecu zinnebeeld van Jupiter, wordt
door Plutarchus toegeschreven aan de verwonderlijke
hoedanigheden van den eik. „Het is de eik," zegt hij,
„die, onder de wilde booinen, de schoonste vruchten
draagt, en die, onder de boonieu, welke aangekweekt
worden, de sterkste is. Zijuc vrucht is als voedsel ge-
bczigd, en de honigdauw zijner bladeren is als niede
gedronken. Deze zoete afscheiding van deu eik werd
gepersonificicerd ouder den naam ccueruimf, Melissa
gehceten."
De Druïden hielden den eik voor het heiligste voor-
werp iu de natuur; zij geloofden, dat de eikenmistel,
j die er op groeit, iets van zijn heilig karakter had.
Daardoor ontstond de bekende plcgtigheid van het
snijden van den cikenmistel, dat in het begin van het
jaar plaats had. Het Opperwezen, dat zij Hiesus of
Magtige noemden, werd aangebeden iu de gedaante
van ecu eik. Zie Druïden.
E1K.THYRNIR, een hert in do oude Scaudinavi-
schc mythologie, dat boven Walhalla, de eindclijke
woonplaats der regtvaardigcu, stond, en zich voedde
met de bladeren van deu beroemden boom Lterath.
Terwijl hij zich voedde, vielen zoovele druppelen van
zijne horens in Hvergclmir, dat zij genoeg water ople-
verden voor de rivieren, die, van daar uitgaande, door
de hcmclschc woningen vloeiden.
E1LEITHÏ1A, de godin der geboorte ouder de
oude Grieken, die de vrouwen iu den arbeid bijstond,
j en dien naar haar welgevallen verhaastte of vcrleng-
] de. In een vroeg tijdperk waren er twee godinnen,
die dezen naam droegen, die beiden dochters van
IL ra. de godin des huwelijks, waren; de eene dezer
was de vrouwen gunstig, de andere ongunstig. De
ceredienst van Eilcithvia werd het eerst ouder de Do-
riers op Creta uitgeoefend, van waar zij naar Attika
werd overgebragt. In vele doelen van Griekenland
waren tempels ter cere van deze godin gebouwd.
EIKENE, de godin des vrcdes, aangebeden door
de oude Grieken en Romeinen. Te Athene werden al-
taren opgerigt, waarop offeranden plaats hadden om
hare gunst te verwerven. Te Home werd door keizer
Vespasianus een prachtige tempel voor haar gebouwd,
ouder haar Latijnschcn naam Pax.
ELAPHEBOLIEN, een oud Gricksch feest te
Hjampolis iu l\'hocis ter eere van Artejus (zie aki.)
gevierd. Het werd ingesteld om ccue overwinning te
herdenken, die op de Thcssaliërs was behaald. De
naam van hel feest is waarschijnlijk afgeleid van eeue
bijzondere soort van koek, gemaakt in deu vorm vau
een hert (Gr. elaphos), die bij die gelegenheid als de
godiu werd geofferd. Dit heilige feest werd niet al-
lceii in l\'hocis, maar ook in andere dccleu vau Grie-
kcnland gevierd.
ELC\'ESAÏTEN, eene C\'hristen-sccte uil de tweede
eeuw. Zij ontleende haar naam aan Elccsai of Elxai,
een Jood, door wieu zij gesticht werd. Epiphanius,
-ocr page 764-
tH2                                      ELEATEN — ËLEUSIK [SCHE MYSTERIËN.
die een verhaal van deze secte geeft, zegt, dat 1»Ij
niet weet-, of zij ouder de Christen- of onder de Jood-
sehe secten gerangschikt moet worden. De Elcesaï-
tcn verwierpen het eten van vlccsch en het offeren
van dieren, en zeiden, dat de geheele offerdienst geen
deel van het Jodendom uitmaakte, maar er ecuc vcr-
bas tering van was. Zij hielden een apocryph boek,
Stappen van .fakob geheeten, in groote eer, waarin
ilc patriarch wordt ingevoerd, redenerende legen de
offer- en tempeldicnst. Zij hielden iiei verwerpen van
alle wereldschc goederen voor een noodzakelijk ge-
declte der godsdienstige volmaaktheid. De leden de-
zer secte wilden den naam van Ebiunieteti aannemen,
als de armen van geest, eu stelden prijs op dien naam,
als door hen geërfd van de eerste grondleggers dei-
kerk te Jeruzalem, die van alle tijdelijke bezittingen
afstand deden, ca cene onvoorwaardelijke geracen-
schap van goederen genoten. Deze secte was bepaal-
(lelijk het gevoelen vijandig, dat in dien vroegen tijd
ten gunste van den ongehuwden staat ontstond. Te-
genover dat gevoelen drukte zij hare voorliefde nit
voor vroegtijdige huwelijken, waartoe zij, volgens de
gewoonte der Joden, al hare volgelingen aanzette.
ELEATEN, cene secte van Griekschc wijsgeereu,
die haren naam kreeg naar Elea in Magna Grtecia,
waar Xeuophancs, de stichter der school, omstreeks
lul midden der zesde eeuw voor Christus het eerst
hare bijzondere leer onderwees. De drie voornaamste
\\ vertegenwoordigers der Eleatische secte waren Xe-
nophanes, Parmenides en Zeno, en de uitslag hunner
onderzoekingen was de ontwikkeling van een stelsel
van volstrekt pantheïsmus. De oneindige, alles voort-
brengende Eenigc van Pjthagoras werd in de wijs-
begeerte der school van Elea het eenige Wezen, dat
eeuwig, oneindig, onveranderlijk was. Xcuophaucs
geloofde aan het bestaan van eindige wezens, die
slechts wijzigingen waren van het cene oneindige
Wezen, doch zijn leerling en opvolger Parmenides
ontkende zelfs het bestaan van deze wijzigingen, en
leerde, dat er niets bestond behalve de zuivere en vol-
strekte eenheid. Zeno, deze pantheïstische leer van
Parmenides aannemende, poogde haar te verdedigen
tegen alle tegenwerpingen door aan te toonen, dat
ideeu aan het algcnieene idee van het eindige out
leend tegenstrijdig zijn, en dat wij daarom bepaald
zijn tol het geloof van één oneindig Wezen, dat alles
in zich zelf bevat, of liever alles is, dat er bestaat,
Dit was een bepaalde stap verder op het pad derdwa-
ling, dan de school van Pythagoras ging, die de Elea-
tische school voorafging. Men had geloofd, dat het
oneindige Wezen een voortbrenger was aller dingen
door emanatie uit dat Wezen zelf, doch uu beweerde
men, dat het bestaan dezer emanatiën onmogelijk en
tegenstrijdig was. Men toonde aau, dat de wereld eenc
even volkomcnc illusie was als de Maya der Hindoes,
liet argument van Zeno tegen het bestaan van eena
menigte dingen kan aldus opgegeven worden: — Er
is slechts één wezen, dat bestaat, dat noodzakelijk
ondeelbaar en oneindig is. Te veronderstellen, dut de
Eenige deelbaar is, is te veronderstellen, dat hij eindig
is. Zoo hij deelbaar is, moet hij oneindig deelbaar zijn.
Maar veronderstel, dat er twee dingen bestaan, dan
moet er noodzakelijk cene ruimte lusscheu deze twee |
zijn, iels dat hen scheidt en bepaalt. Wat is dat iets\'r Het !
is iets anders. .Maar als het dan niet hetzelfde is, moet
het ook gescheiden eu bepaald zijn, en zoo voorts ad
iiijiiii/tiiii.
Derhalve kan slechts één ding bestaan als het
grond voorwerp voor alle menigv uldigc verschijnselen.
Door zulk ecu gang van redenering bragt deze pantke-
ïstischc school het geheele heelal tot cene niets betee-
keuende schaduw, terwijl bel Eenigc oneiudigeWczcn
alleen werkelijk bestaan bezat. Zie Pantheïsten.
ELEUSINISCHE MYSTERIËN, ecu van de be-
roemdste feesten, die oudtijds in Griekenland werden
gevierd. De naam was afgeleid van Eleusis, eeue stad
in Afrika, thans Lessina geheeten, waar de mysteriën
het eerst ingevoerd werden ter eere van Demeter eu
hare dochter l\'erscphone. Er bestaat ouder de geleer-
den veel verschil van mecning over den oorsprong de-
zer voorname mysteriën; men gelooft gemeenlijk, dat
zij ingesteld werdendoor Erechthonius, endoorEumol-
pus, koning van Thracië, ongeveer veertig eeuwen
vóór de geboorte van Christus, hervormd werden. Zij
waren verdeeld in de groote en de kleine mysteriën;
de groote werden, zooals sommige schrijvers zeggen,
jaarlijks, doch volgens andere om de vijfjaren in den
herfst gevierd, en de kleiue vroeg in de lente, terwijl de
tijd tusschen de twee ten minste zes maanden was.
Zoowel de mysteriën in den herfst als die in de leute
schijnen betrekking gehad te hebben op de vcrschil-
lcnde handelingen van den akkerbouw, die op deze
twee verschillende tijden van bet jaar plaatshadden.
De groote mysteriën waren aan Demelef gewijd, de
kleine aan Pertephone; in beide neemt ook Üionyxus
cene voorname plaats in, maar voornamelijk in de
kleine. Het is duidelijk, dat men erkende, dat er ver-
wantschap bestond tusschen deze drie godheden, ten
minste onder de llonieincu, want zij hadden te Rome
te zanten ecu tempel nabij den circus maximus. De
kleine mysteriën werden te Agra in Afrika, eeue plaats
-ocr page 765-
E MYSTERIËN.                                                  743
ELELSINTs
het feest kwamen de ingewijden van de kleine myste-
riëu bijeen, en namen zij de noodzakelijke maatrege-
len voor hunne toelating tot de groote; het was de dag
der voorbereiding. De tweede dag kreeg zijn naam
naar den vermanenden zin Alade Mgstai, naar de zee,
gij ingewijden, wanl op dezen dag gingen do ingewij-
den of Mystai in processie naar den Golf van Saros of
ten minste naar cene zijner baaijen. Het zeewater werd,
omdat het zoutdeelcn beval, onder de Ouden voorbij-
zonder geschikt gehouden om zieklen te genezen, en
het wasschen en baden daarin om godsdienstige redc-
uen stelde daarom zedelijke zuiverheid voor. De derde
dag was eeu vastendag; hij werd doorgebragt in cene
volkome onthouding van alle zinnelijke genietingen.
Hij werdgevierd ter nagedachtenis van het verdriet der
godin Ccres, wegens de wegvoering harcr dochter, —
Korë.de maagd,genaamd, doch gewoonlijk bekend als
1\'roserpinc, — dof>r den verliefden en ouverbiddelij-
keu Pluto. Daar eraan Ccres eu Proserpine gedurende
het feest geofferd werd, vermoedt men, dat de vierde
dag van bet leest aan deze plegtigheid was gewijd. De
vijfde dag werd de Lampadon Hcmcra, de dag dei-
toortsen, genoemd, omdat daarop de ingewijden twee
aan twee in processie, elk met ecne toorts in de hand,
naar den tempel vau Ccres te Eleusis gingen, terwijl
de Daduch, met cene toorts, waarvan de grootte over-
eenkwam niet zijne hoogere waardigheid, vooraanging.
De toortsen gingen vau hand tot hand, en de rook en
vlammen, die er van kwamen, werden beschouwd als
cene zuiverende kracht te bezitten. Hare invoering in
de mysteriën wordt door de fabelleer toegeschreven
aan de omstandigheid, dat Ceres, terwijl zij de geheele
aarde overtrok om haar verloren kind op te zoeken,
haar moeijelijk pad met toortslicht verhelderde. Iac-
chus, de zoon en pupil van Ccres, eu een van de bij-
namen van Bacchus, gal\'aanleiding tot den zesden en
plegtigsten dag van het feest. Op dezen voornamen
vreugdedag werd de jonge Iacchus, — aldus genoemd
naar iachein, hetzelfde als damare. in het Latijn, als
zinspeling op de kreten, die de vereerders van Bac-
chus op hel feest van hunnen god aanhieven, — gp-
krootid met een mirtentak, van den Ceramicns, eeue
openbare wandeling te Athene, naar Eleusis gedragen.
De ingewijden, evenzeer niet mirten gekroond, en
de gewone symbolen van Bacchus — den thyrsus,
klimop enz. — dragende, volgden de jeugdige godheid
in plegtige processie. De menigvuldige uitroepen van
Iacchus, of liever Iacchos, en het zingen van pseans
(jubelliederen)onderscheidden deze processie nog ver-
der van die der toortsen, die zoo statig en zoo stil was.
aan deu Ilissus, gevierd. Als voorbereiding voor het
feest werd er een tijd van vasten gehouden, en het
werd besloten met eeue reeks van zuiveringen in deu
Ilissus, waarover ecu priester, Tfydranos gehectcn,
bijgestaan door een toortsdrager of Daduehu», het op-
pertoezigt had. Als een noodzakelijk gedeelte van het
feest, was het de gewoonte om eeue zeug of een stier
of beiden te offeren. Na liet verrigten van de rcini-
gingsplegtighedeu in de rivier moest een kandidaat
voor de inwijding in de mysteriën zijne voeten op de
huiden der dieren zetten, die geofferd waren, en in
deze houding liet de inwijder in de verborgenheden
hein een eed afleggen, die hem verpligtte ecne on-
sehendbare geheimhouding te bewaren aangaande
alle onderwerpen, die met de mysteriën in verband
stonden. Dan sprak de nieuweling liet heilige formu-
lier uit, dat, zooals de Saey denkt, het wachtwoord der
mystu: of ingewijden was. Hel bestond uil deze woor-
den: „Ik heb gevast, ik heb den kukeon gedronken;
ik heb uit de kist (kiste) genomen; nadat ik daarvan
geproefd heb, heb ik het in de korf (kalathos) terug-
gelegd, en uit de korf in de kist." Gedurende al deze
plegtigheden mogten de kandidaten voor de inwijding
den tempel vanDcmeter niet binnengaan, maar bleven
zij in de voorzaal. Eenige tijd verliep er, alvorens zij
tot de groote mysteriën toegelaten konden worden,
wanneer zij in plaals van Mysttz Epopt/een Epfyriwer-
den genoemd. Er waren vijf graden onder de inge-
wijden, waarvan de twee eerste beperkt waren lol
zuiveringen, de derde tot de voorbereidende ceremo-
niën, de vierde gaf toclat ing tot de kleine mysteriën en
verleende den naam van Myslcf, en de vijfde gaf toegang
tot de groote mysteriën en schonk den titel van EpopUe.
De ouden hielden al de mysteriën, voornamelijk de
Eleusinischc, in de hoogste achting. Tsocrates zegt,
dat Demetcrde mysteriën heeft ingevoerd, „die," zegt
hij, „de zielen diergenen, die er aan deelnemen, met
de zoetste hoop vervullen, zoowel aangaande deze als
de toekomstige wereld." Daarom was het een gewoon
gezegde, dat in de mysteriën niemand bedroefd is.
Verschillende meeningen heeft men gekoesterd aan-
gaande den tijd, die er voorbij mogt gaan, alvorens
zij, die in de kleine mysteriën ingewijd waren, tot de
groote toegelaten konden worden. Plutarchus zegt,
dat het een jaar was, eu Sealiger zegt vijf jaren. De
groote mysteriën van Eleusis begouüen op den vijf-
tienden dag van de Grieksche maand Böedromiou.
Zij werdeu te Athene en te Eleusis gevierd, en duurden
negen dagen.De ceremoniën van eiken dag worden door
Gross aldus beschreven: — „Op den eersten dag van
-ocr page 766-
741                                                        ELEUSINISOHE MYSTERIËN.
(acchus had ecu tempel te Atlicne, die zijn naam droeg
eu laccheion was gebeeten; liij werd aangebeden als
de middelaar tusseben Ceres en hare vereerders, en
van daar zijne veelvuldige aanroeping doordeinge-
wijden bij deze gelegenheid. Op den zevenden dag
keerden de ingewijden naar Athene terug langs den
heiligen neg, een afstand van vier mijlen, en hielden
zij op verschillende plaatsen sf il, die door de ovcrle-
vering heilig waren gemaakt of mei de godsdienst in
verband stonden, zooals «Ie plaats, waar de eerste
vijgeboom groeide, en daarom de heilige vijgeboom
genoemd; aan de brug, die over de rivier Cephissus
lag, enz. ()p laatstgenoemde plaats werden zij ontmoet
door velen van het volk uit de nabuurschap, wanneer
beide partijen zich overgaven aan vrolijke scherts
en spotternijen; deze wederkeerige vrolijkheid en
beurtelingsche speling van hel vernuft werd Gepfiti-
rismos,
het plagen aan de brug, genoemd.
„De achtste dag droeg den naam van Epidaitriff;hij
was gewijd aan yEsculapius, den god der geneeskunde
en het symbool van den rijpen herfstoogst, en ontleende
zijn naam aan üpiddnrus, eenestad in het noorden van
Argolis, in den Peloponnesus, voornamelijk gewijd
aan den god der gezondheid, die daar een beroemden
tempel had. Indien men liet mythische verhaal mag
gelooven, gebeurde het eens op dezen dag, dat /Escu-
lapius te laat op het feest kwam, en daarom ingewijd
moest worden door eene nawijdiiig. Om deze reden,
zoo aanmoedigend voorde langzaincn,mogtenallen,
die laat kwamen, hetzelfde niet benijdenswaardige
voorregt genieten. .Esculapius is, in zijne Eleusini-
sche betrekkingen met Ceres, dezelfde als Erisichthon,
een feit dat zijne tegenwoordigheid bij de mysteriën
der godin voldoende verklaart.
„Fiëmochoe was de naam, die den negenden en
laatst eu dag der Klensinische mysteriën aanduidde.
Hij was dezen naam verschuldigd aan eeneterrinneof
aarden vat met een platten bodem, want op dezen dag
werden twee vaten, die van dezen aard waren, met wijn
gevuld, en de inhoud van het eene vat werd naar bet
oosten, en die van het andere naar het westen ledig
gegoten. Terwijl het plengoffer plaats had, zagen de
ingewijden, gelijk uit Proclus over Plato blijkt, heur-
telings naar den hemel en naar de aarde, alsof zij daar
den vader en de moeder aller dingen herkenden eu
aanbaden, en terwijl zij dit (h-den, spraken zij dewoor-
den Vit Toknie uit."
De meest indrukwekkende plegtigheid van den ge-
heeleu feestlijd was de F./iOji/ei/i, die te middernacht
van den zesden dag van bel feest plaats had. Deze
plegtigheid werd verrigt in de voorzaal van den tein-
pcl van Demeter; alle oningewijden kregen dan bevel
te vertrekken. De ingewijden begonnen niet weder-
oni den eed af te leggen, dien zij reeds in de kleine
mysteriën hadden gedaan, en zeiden hel heilige for-
mulier op, waarna zij zich in een nieuw gewaad kleed*
den, waarover zij het vel van ecu jong bert wierpen.
Aldus uitgedosebt, werden zij begroet met de woorden:
„Moogl gij gelukkig zijn." „Moge de goede demon II
vergezellen." Op dit punt in de ceremonie werd de
vergadering plotseling in de duisternis gewikkeld; de
bliksem schoot, de donder rolde, en onaardseh ge-
druisch weerklonk door bet vertrek, terwijl monster*
aehtige gedaanten aan alle zijden verschenen, die de
mystic met afschuw en ontsteltenis vervulden. Men
heeft verondersteld, dat dit tooneel van duisternis eu
verwarring den chaos zinnebeeldig voorstelde, alvo
reus hel werk der schepping orde en schoonheid in
deze lagere wereld bragt.
Hei tooneel veranderde nu plotseling, en de Mysttt,
geleid door den Hierophaut, werden in den biuueii-
lempel of het heiligdom van Demeter gelaten, die voor
die gelegenheid schitterend verlicht was, en waarin
het beeld der godin stond, dat prachtig versierd was.
Hier werd de ingewijde verblind door de helderheid
van het licht, dat overal rondom hem scheen, en zijne
ooien werden begroet met de zoetste en welklinkend-
ste geluiden; eene mirtenkroon werd op zijn hoofd
geplaatst, eu onder dcu tooverkraehtigen invloed van
hetgeen een staat van Aulopsia werd genoemd, zaghij
desehoonsleen verrukkelijkste toonceleu, terwijl eene
trilling van onbeschrijfelijk genot hem door de ziel
ging, de voorsmaak van toekomstig en eeuwig geluk.
lu hel midden dezer verrukking werd de ingewijde
verschrokken door eene stem, die Cotuf Ompar uil-
riep, cabalistische en onverstaanbare woorden, die de
indrukmakende plegtigheid ten einde bragten.
Behalve vocale eu instrumentale muzijk werden de
groote Eleusinisehe mysteriën ook gevierd met open-
bare vertooningen en spelen, die verscheidene dagen
duurden. Het voornaamste dezer schouwspelen wasde
Tanrilia of stierengevechten, waarmede het. geheele
feest eindigde. Op geene wijze konden de Atheners
hunne verpliglingen aan de godin, die hun de kunst
van den landbouw leerde, heler uitdrukken, dan door
slieren aan haai\' te offeren en plengofferste maken van
het bloed dezer dieren, die zoo bijzonder nuttig waren
voor eiken bewerker van den grond.
Van den dag hunner inwijding af warende mysta\'
ouder de ge strengste geloften van geheim hou ding, en
-ocr page 767-
ELEUTHEPJËX — ELFEN.
745
I
het kleed, dat zij bij gelegenheid hunner eerste toela-
ting tot de mysteriën gedragen hadden, moest nietter
zijde gelegd worden, zoo lang de stukken er van aan
elkander wilden blijven hangen; de lappen er van
moesten op een altaar gewijd worden, als een bewijs
van hunne behoorlijke verrigting van de mysteriën
van Dfiiieler of Ceren. I Iet voorregt der inwijding werd
vurig begeerd, daar het grooter geluk op aarde verze-
kerde, en cene hoogere plaats onder de gelukkigen
in een toekomstig leven. Zoo groot was de eerbied,
waarin de mysteriën gehouden werden, dat het als
gcene geringe reden van verwijt tegen Socrates werd
beschouwd, dat hij nagelaten had te trachten zijne in-
wijding te verkrijgen.
De Eleusinische mysteriën behielden zulk een over-
wigt over de gemoederen der Grieken, dat zij alle vcr-
anderingen, die hun land onderging, overleefden, en
tot aan de regering van den ouderen Theodosius ble-
ven bestaan. De Sacy denkt, dat Egypte de wieg dc-
zer geheime plegtigheden was, en dat zij de voor-
naamste werkingen der natuur zinnebeeldig moesten
voorstellen. Welke geheimen er aan de ingewijden in
de groote mysteriën geopenbaard werden, kan men
onmogelijk anders dan gissen, liet, is meer waar-
schijnlijk, dat; deze van een zedclijken dan van een
physiselien aard waren. ])e Ouden schenen over het
algemeen het denkbeeld te koesteren, dat het voor-
naamste geheim, dat er medegedeeld werd, de verze-
kering was van een toekomstigen staat, van geluk aan
gene zijde van den dood en het graf.
ELEUTHERIËN, een oud Grieksch feest, na den
slag van Plaüea ingesteld, ter ecre van Ze/m Eleuthe-
ron
of den Bevrijder, liet werd jaarlijks gevierd; af-
gevaardigden van alle deelcn van Griekenland kwa-
men dan te Plata:u bijeen, om offers te offeren tot
dankbare herinnering van de bevrijding huns lands
van do magt der Barbaren. Om de vijf jaren werden
er spelen gevierd, en de gelukkige mededingers wer-
den met kransen bekroond. Plutarchus geeft een
naauwkeurig verhaal van het jaariijksche feest der
Eleutheriën, dat zelfs nog in zijn tijd bestond. Op den
zestienden dag der maand Maimacterion bcsron de
plcgtigheid met eene processie, die bij het krieken
van den dag door de straten trok, voorafgegaan door
een trompetter, die het teeken tot den strijd gaf, en
gevolgd door wagens, beladen met mirientakken en
bloemkransen. Na deze kwam er een zwarte stier
en een aantal jongelingen, die plengoffers voor de
dooden droegen. Achteraan de geheclc processie
kwam de arehont of voornaamste magistraat van Pla-
ta-a, gekleed in een purper gewaad, met een zwaard in
de hand en eene urn dragende, die bepaaldelijk voor die j
gelegenheid werd bewaard. Als de processie de plaats j
\\ bereikte, waar de dappere Grieken begraven lagen, j
| die in den slag van Platsea waren gevallen, waschte j
en zalfde de arehont eerst de grafsteenen der dooden,
waarna hij den zwarten stier offerde, gebeden opzond
aan /w» Eleuthereut en Hennes Chthoniut, en de be-
graven krijgslieden uitnoodigde om deel te nemen
aan een feestmaal, dal voor hen gereed gemaakt was.
ELFEX, geesten van \\ erschillcnden aard in de my-
iliologie der oude Scandinavië», waaraan zij overliet
algemeen dezelfde natuur en eigenschappen toeschre-
vcn als de Grieken aan hunne demons. Zij waren in
twee klassen verdeeld: de bcmelschc of witte en de
aardschc of zwarte elfen. Men geloofde, dat de eerst-
: genoemde elfen den mcuschen genegen waren, van de
i laatstgenoemde dacht men het omgekeerde. Do Edels
j zegt, dat de witte elfen witter zijn dan de zon, de
i zwarte daarentegen donkerder dan pik. Keightley
I beschrijft de elfen aldus: „De Alfar leven nog in de
i herinnering en de overleveringen van de boereu van
Scandinavië. Tot zekere grens behouden zij ook hunne
onderscheiding in witte en zwarte. De eerstgenoemde
of goede elfen wonen in de lucht, dansen opliet gras,
of zit ten in de bladeren van boomen; de laatstgenoemde
of booze elfen worden beschouwd als een volkje onder
den grond, dat de meuschen dikwijls ziekte of schade
aanbrengt, waarvoor er eene bijzondere soort van
dokters, kloka gehceten, in alle dcelen van het land
te vinden is.
„Men gelooft, dat de Elfen hunne koningen hebben,
dat zij hunne bruiloften en feestmalen vieren, juist
zooals de bewoners boven den grond. In de volks-
ovcrlevering is eene belangwekkende tusschenklasse
van hen, het Heuvel-volk (Hogfolk) genaamd, die,
zooals men gelooft, in holen en kleine heuvels woont;
als deze Elfen zich vertoonen, liebbeuzij eene schooue
menscnelijke gedaaute. Het gewone volk schijnt aan
hen een diep gevoel van droefgeestigheid te verbinden,
alsof zij eene half vervlogen hoop op verlossing bc-
weenden.
„Er zijn slechts weinige oude meuschen, die nu iets
i meer aangaande hen kunnen verhalen dan liet liefelijke
! gezang, dat van tijd lot tijd in zomernachten uit hunne
| heuvelen gehoord kan worden, wanneer men stilstaat
j en luistert, of, zooals er in de balladen staal, zijn oor
, /et// aan den El/enAenvel (laggersittöva t ill Elfvehögg);
doch niemand moet zoo wreed zijn, dat hij door het
geringste woord hiiune hoop op zaligheid vernietigt,
-ocr page 768-
ELIASofELIA.
74f.
want dan zal dr vrolijke mnzijk veranderd worden in
wecucn en klagen.
„Uo bewoners van Noorwegen noemden de Elfen <
Ifuhlrafolk en hunne muzijk Huldraslaat; deze is in
den moltoon en heeft een eentoonig en treurig geluid.
De bergbewoners spelen ze somtijds, en geven voor,
dat zij ze geleerd hebben door naar het volkje ouder
den grond tnssclien heuvelen en rotsen te luisteren.
Er is ook cene aria, die de aria van den Elfenkoning
beet, welke verscheidene goede vedelaars zeer wel
kennen, doch het nooit wagen te spelen, want zond ra
die begint, worden ouden en jongen en zelfs levenlooze
voorwerpen gedwongen om te dansen, en de speler
kan niet ophouden, tenzij hij de aria van achteren naar
voren kan spelen, of dat er iemand achter hem komt,
en de snaren zijner viool doorsnijdt.
„De kleine Elfen onder den grond, die, zooalsmen
gelooft, onder de huizen der menschen wonen, worden
beschreven als speelziek en ondeugend; zij bootsen
alle daden der menschen na. Zij beminnen de zinde-
lijkheid om het huis en de plaats, en beloonen die be-
dienden, die net en zindelijk zijn.
„l)c Elfen honden bijzonder veel van dansen in de
weiden, waarin zij die helderder groene kringen vor-
men, die naar hen Elfdans heetcu. Als het landvolk
in den morgen strepen langs het bedauwde gras in de
bosschen en weiden ziet, zegt het: de Elfen hebben daar
gedans!. 1 ndicn iemand te middernacht binnen hunnen
I kring komt, worden zij voor hem zigtbaar, en zij kun-
[ nen hem dan bedriegen. Niet iedereen kan de Elfen
j zien; de eene kan hen zien dansen, terwijl de andere
niets bemerkt. Zondagskinderen, zooals zij genoemd
worden, dat wil zeggen, diegenen, welke op Zondag
geboren zijn, zijn bekend om het bezit van de eigen-
schap om de Elfen en dergelijke wezens te zien. De
Elfen hebben echter de niagt om deze gave te verlee-
neu, aan wien zij willen. Zij waren ook gewoon om
over Elfenboeken te spreken, die zij aan hen gaven,
die zij beminden, en die hen in staat stelden om toe-
komst ige gebeurtenissen te voorspellen.
„De Elfen zitten dikwijls op kleine stcenen, die
eene cirkelvormige gedaante hebben, en Elf-molens
worden genoemd; het geluid hunner stem is liefelijk
en zacht, gelijk de lucht.
„De Deensehe boeren geven het volgende verhaal
van hun Ellenvolk of Elfenvolk : —
„liet Ellenvolk leeft in de Ellcnmoerassen. Het
voorkomen van den man is dat van een oud man, met
een hoed met een lagen bol op het hoofd. De Ellen-
vrouw is jong, en heeft, oen schoon en aantrekkelijk
gelaat, maar van achteren is zij hol gelijk een deeg-
trog. Jonge menschen moeten tegenover haar voor- l
al op hunne hoede zijn, want het is zeer moeijelijk I
om haar te weerstaan, en zij heeft bovendien een !
snaarinstrument, dat, als zij er op speelt, hun hart !
geheel verrukt. Men kan den man dikwijls nabij de
Ellenmoerassen zien, zich badende iu de zouuestra-
len; maar als er iemand te digi bij hem komt, opent \',
hij wijd den mond, en zijn adem brengt ziekte en pest .
teweeg. Maar de vrouwen zijn het meest te zien bij
maneschijn; dan dansen zij hare ronden in het hooge
gras, zoo ligt en zoo bevallig, dat zij zelden eene wei- ,
gering ondervinden, als zij hare hand een oustui- .
migeu jongeling aanbieden. Het is ook noodig, dat
zij op het vee passen, opdat het niet graast op cene
plaats, waai\' het Ellenvolk gezien is, want indien ecu i
dier op eene plaats komt, waar het Ellenvolk heeft ;
gespuwd, of nog iets ergers heeft gedaan, wordt het j
door eene vreesclijkc ziekte aangetast, die alleen ge- |
nezen kan worden door het een handvol St. Janskruid J
te geven, dat te twaalf ure in den St. Jansnacht ge-
plukt is. Het zou ook kunnen gebeuren, dat het vee
ecnig letsel leed door zich te vermengen met het vee
van bet Ellenvolk, dat zeer groot is en eene blaauwe
kleur heeft, en dat men somtijdsiu de velden de dauw
kan zien oplikken, waarvan het leeft. De boer heeft
echter een gemakkelijk middel tegen dit kwaad, want
bij behoeft slechts naar den Ellenheuvel te gaan, wan-
neer hij zijn vee uitdrijft, en te zeggen: „Gij kleine
Trold! mag ik mijne koeijen op uwen heuvel laten
grazen?" En als hel hem niet verboden wordt, kan
hij gerust zijn."
ELIAS of ELIA. De Mohamedaansche schrijvers
beweren, dat deze Israëlietisehe profeet de vöorloo-
per was van den Messias, en de tweede komst van Jc-
zus zal aankondigen, om de levenden en de doodeu te
oordeelen. De nieuwere Joden gelooven hetzelfde
aangaande Elia, en daarom bevat een hunner gebe-
denboeken ecu gedicht, dat met de volgende woorden
begint: „O moge Elia, de profeet, spoedig tot ons
komen met Messias, den zoon van David. Hij was de
man, die ijverde voor den naam van God; aan wien
tijdingen van vrede gegeven werden doordc hand van
Jekuthiël; hij was de mau, die naderde, en boete deed
voor de kinderen van Israël. Hij was de man, wiens
oogen twaalf geslachten zagen; die bekend was als
een harig man en zoo genoemd werd, omgord met een
lederen gordel om zijne lendenen; Elia de profeet."
Zij gelooven ook, dat hij dikwijls gebezigd wordt
bij zendingen van vrede en geluk aan de menschen.
-ocr page 769-
ELION —ELUL.
717
Daarom zegt hetzelfde gedicht, waarvan wij zoo even
iets aangehaald hebben: „Gelukkig is hij, die hem
iii drooiueu heeft gezien; gelukkig is hij, die hem met
vrede begroette, en uien hij den groet: des vredes be-
autwoordde." De Joden veronderstellen, dat Elia
tegenwoordig is, wanneer de plegtigheid der Besnij-
djsnis (zie ald.) plaats heeft. Zij geloovcu, dat hij met
het kind de kamer binnentreedt en op den ledigen stoel
gaat zitten, om te zien, of het verbond der besnijdenis
behoorlijk teu uil voer gelegd wordt. Daarom wordt
die stoel de stoel van Elias genoemd. Zij zeggen, dat
bij zekere gelegenheid, toen de besnijdenis aan de Is-
raëlieten was verboden, Elia zou bedroefd was, dat
hij besloot zijn leven in een hol te eindigen; dat hij,
toen God hem vraagde : Wat doet gij hier, Elia? ten
antwoord gaf: ik ben zeer bevreesd geweest voor den
Heere God der heirschareu, want de kinderen Israëls
hebben Uw verbond verbroken, meenende het ver-
bond der besnijdenis, waarbij zij voegen, dat God on-
middellijk den profcel beloofde, dat hij voortaan altijd
bij die plegtigheid tegenwoordig zou zijn, opdat de
kinderen Israëls nooit meer dit verbond zonden ver-
breken, maar het voortaan behoorlijk en juist zouden
in acht nemen. Wanneer zij de zitplaats voor Elia
in gereedheid brengen, moeten zij met eenc luide
stem zeggen: „Deze stoel is voor den profeet Elia."
Zoo dit niet gezegd wordt, komt hij niet bij de bcsnij-
denis, daarbij niet uilgenoodigd is; en die luidheid van
stem is, zooals zij gelooven, noodig, omdat hij slecht
van gehoor is, een gevolg van zijn hoogen ouderdom.
(Ipdat hij geduldig moge wachten, wordt zijn stoel
gedurende drie dagen niet van zijne plaats genomen.
Abarbinel, de Joodsehe schrijver, bew7eert, dat Elia
met ligchaam en ziel naar den hemel werd overgebragt,
opdal hij gereed zou zijn om tlikwijls naar de aarde
terug te keeren met vriendschappelijke boodschappen,
en dat hij in een vurigen wagen ten hemel steeg, opdat
zijne vochten zouden opdroogen, en zijn ligchaam ligt
en vlug gemaakt zou worden, om gemakkelijk en snel
naar alle declen der wereld te trekken. De Grieksehe
kerk viert op den 20"""1 Julij een feest ter nagcdach-
tenis van den profeet Elia. De Miugreliërs offeren
bokken ter cere van dezen profeet, wiens gunst zij
inroepen om een overvlocdigcn oogst te verkrijgen.
ELION (llcbr. de Atterhoogitè), een naam door
Mclchizedekaan God gegeven, Gen. XIY: IS, 1!), 20,
waardoor aangetoond wordt, dat op dien tijd de keu-
nis van den waren God, hoewel verloren over een
groot gedeelte der toen bekende wereld, nog hier en
daar te vinden was. Hoewel de "odsdienst van de
Phoenicicrs eeue natuur-godsdienst of vergoding van
de natuur was geworden, vernemen wij toch uit een
fragment van Sanchoniathon, doorEusebius bewaard,
dat Elion de naam was van eenc hunner voornaamste
godheden, en eeue huuuer theoriën van het ontstaan
der wereld beschrijvende, stelt hij deze theorie voor
als te leeren, dat Elion bij zijne vrouw Berouth den
hemel en de aarde voortbragt, welke legendezeer na-
bij komt aan het, verhaal uit de Schrift, dat God den
hemel en de aarde schiep (Hebr. bara).
ELLERIANEN, eene secte die alleen vermeld
wordt door den abt Grégoire, in zijne Histoirc des
Sectes Religieuses. Grégoire zegt, dat deze secte haar
naam kreeg naar liareu stichter, zekeren Ellcr van
Ronsdorff. Deze persoon, die iu het jaar 1750 stierf,
beweerde, dat flod in hem woonde, en hem had afsre-
zouden om eeue nieuwe kerk te stichten. Daarom
werd hij genoemd de vader van Sion en zijne vrouw
de moeder. Hij wordt beschuldigd van eerzuchtig en
weelderig geweest te zijn.
ELOHDf, een van de Hebreeuwsche namen, die
in de Schrift dikwijls aan God gegeven worden. Dit
woord is meervoudig, en wordt loch gewoonlijk aan
ecu enkelvoudig werk woord verbonden. Dikwijls heeft
men uit deze eigenaardigheid een bewijs geput voor
een meervoud van personen in de Godheid, doch vele
godgeleerden kanten zieli daartegen aan, op grond
dat een dergelijk Hebreeuwsch idioma in verschü-
lendc declen der Schrift gevonden wordt, b. v. iu
Exod. XXI: 4 ; Jes. XIX : 1 ; Mal. 1 : o ; Ps. L VIII:
12, waarhol woord gebruikt wordt met betrekking
op woorden, die rang, gezag, meerderheid cii maje-
steit aanduiden, fn zulke gevallen is het meervoud
waarschijnlijk gebezigd om kracht aan het woord te
geven. Het woord Elohim duidt somtijds engelen aan,
zooals in Ps. VTII : 3, en op andere tijden beteekeul
het magistraten of personen met gezag bekleed, zoo-
a!s iu Exod. XXI : 0, waar het in onze vertaling wel
door goden is overgezet, doch regters beteekeul.
Deze naam van God verschilt aanmerkelijk van den
omtitsprekelijken naam Jeiiovah (zie ald.), welks bc-
teekenis is, die immer zijn zal, terwijl Elohim God
als het Almagtigc Wezen schijnt aan te duiden, en
daarom gebruikt wordt bij zulke handelingen der God-
beid, de schepping bij voorbeeld, die het uitoefenen
van magt te kennen geven.
ELUL, de twaalfde maand van het burgerlijke, cu
de zesde maand van het godsdienstige jaar der Joden.
Zij komt overeen met een gedeelte van onzen Augus-
tus en September. Gedurende deze maand hebben er
Ik
-ocr page 770-
ELYSIUM oi> ELYSESCHE VELDEN-- EMANAT1ËN (LEERDER).
7tS
vele leesten plaats, bij voorbeeld: Je Nieuwe inaauop
den eersten; het feest van de wijding der maren van
Jeruzalem door Nehemia op den zevenden; eu het
feest der Xylophoi-ia of houtollering op den een en
twintigsten. In den loop van Elul waren er ook twee
vasten. Op den zeventienden werd er gevast ter her-
innering van den dood der verspieders, die het slechte
berigt aangaande het beloofde land bragten; eu de
twee en twintigste werd als vastendag gehouden, ter
herinnering van de straf der goddelooze, ougeloovige
Israëlieten. De negen en twintigste was de laatste
dag der maand, waarop de Joden de beesten optel-
den, die geboren waren, waarvan het ticude gedeelte
aan God behoorde. De beesten werden op dezen dag
geteld, omdat de eerste dag der maand Tisri een feest-
dag was, en daarom kou op dien dag bet tiende cener
kudde niet geschonken worden.
ELYSIUM of Ki.YNKscjiK velden, de toekomstige
verblijfplaats van de gelukzaligen volgens de mytho-
logie der oude dichters van Griekenland en Rome.
Homerus heeft den naam Elysium slechts éénmaal
gebruikt. In het vierde boek van de Odyssea wordt
aan Menelaüs door Protcus medegedeeld, dat hij niet
bestemd was om zijne dagen te Argos te eindigen,
want de goden zouden hem naar Elysium aan het einde
der aarde zenden, waar de geelkarige Rhadamanthus
oppergezag uitoefende, en de bewoners onsterfelijk
geluk genoten. Homerus spreekt slechts korielijks
over het geluk van Elysium, maar hij wijdt breed-
voerig uit over de kwellingen, die den boozen in den
Tartarus wachten. Aan Virgilius hebben wij eene
vollediger beschrijving van de Elysesche velden te
danken. Hij schildert met de gloeijendste kleuren het
prachtige tooneel van dat land van schoonheid engc-
luk af. Alles, wat voor de verbeelding aangenaam kan
zijn, war de zinnen kan streclen, of de begeerten der
wellustigsteu en zinnelijksten kan voldoen, is daar
vereenigd. Ongelijk aan den hemel van den Christen,
heeft het gceue genietingen dan die, waaraan de
menschen op aarde gewoonlijk gehecht zijn, geene
bezigheden behalve die, waarmede de wcreldschgc-
zinden zich gewoonlijk bezighouden. Paarden, wagens
en wapenen worden den krijgslieden verschaft, die in
do verdediging van hun land gevallen zijn. Worste-
lingen, muzijk, dansen, feestvieringen eu brasscrijen
maken de voorname genoegens uit van de bewoners
dezer hemclscko oorden van de dichters der oudheid.
De Ouden waren liet echter volstrekt niet eens over
de juiste plaats der Elysesche velden. Eenigcn dach-
ten, dat zij te vinden waren nabij de Afrikaansche
kust, iu den Atlautischcn oceaan, te midden van eene
groep eilauden, die zij de Gelukkige noemden. Au-
dereu plaatsten ze op het eiland Lcuee (thans bet
Slangen-eiland) in de Zwarte zee; en Virgilius, als
goed Roineiu, aarzelde niet om Italië aau te wijzen
alsbetgeschiktste land, dat boven zulk eene gelukkige
plek kou liggen. De dichter Lueiauus kende aan het
Elysium (\'ene ligging nabij de maan toe, en Plutarchus
vond zijn paradijs in het middelpunt der aarde. In één
ding kwamen echter allen overeen, dat het een aller-
verrukkelijkst oord was, met altijd groene priëelen,
bekoorlijke weiden en aaugename stroomen, met eene
balsamieke lucht, een helderen hemel en een gezond
klimaat, met vogels, die iu de boschjes onophoudelijk
kweelden, eu ecu hemel verlicht door eene glansrijker
zon en helderder sterren dan de dergelijke hemelbollen,
die het pad der sterrelingen verlichten.
Virgilius heeft met zijne beschrijving vanElyseesch
genot leerstellingen vermengd, die gedeeltelijk aan
de school \\ an Pythagoras en gedeeltelijk aau die van
Plato onileeud zijn. De schimmen zijn ouaardsehe
gedaanten met aardsehe organen eu lusten, die het-
zelfde karakter verloonen eu onder den invloed staan
van dezelfde aandoeningen, die heu op aarde be-
heerscht hadden. Hoewel zij toegelaten waren tot de
vreugde van het Elysium, was zulks slechts voor een
tijd. Als er duizeud jaren voorbij zijn, zulleudebewo-
ners dezer verrukkelijke oorden, zooals Yirgilius ons
berigt, naar den stroom Lcthe geleid worden, eu als
zij uit de rivier der vergetelheid gedronken hebben,
zullen zij terugkecren naar de aarde, om eene lange
reeks van achtereenvolgende verhuizingen door ver-
schillende wezens tebeginnen. Zoodanig is het Elysium
der oude Heidenen, zooals het beschreven is door den
grootcn Romeinsehen dichter, en zoo volkomen put
die meester der taal en der verbeelding het onderwerp
uit, dat het noodeloos is om nog meer ruimte te be-
slaaa, door over het Elysium van Pindarus, van C\'lau-
dianus of van Catullus te spreken. Bochart en anderen
zijn van meening, dat de fabel van de Elj-sesche velden
van 1\'hoeiiicischcn oorsprong is.
EMANATIËN (Lkkr dj:e). Dit beginsel, dat in
verscheidene Oostersche en AVesterschc stelsels van
wijsbegeerte gevonden wordt, beteekeut, dat alledin-
gen, in plaats van geschapen te zijn door Gods magt,
eene uitvloeijing of ontwikkeling zijn van het Godde-
lijke wezen. Het ganschc heelal bestaat, aldus be-
sehonwd, oorspronkelijk in God, eu komt uit God
voort. Er is ééne oneindige, eeuwige substantie,
waaruit die verzameling van phoenomenen vloeit,
-ocr page 771-
EMANAT1ËN (LEEK DER).
749
die het heelal wordt genoemd. In de verschillende
stelsels der Hindoesche wijsbegeerte wordt van de
schepping rekenschap gegeven door cene reeks vau
achtereenvolgende emanatien uit de Goddelijke sub-
stantie ot\'het Goddelijke wezen, en zoodra deze traps-
gewijze ontwikkeling der schepping volbragt is, begint
er een soortgelijk stelsel van vernielende werkingen,
door middel waarvan de gang der emanatie wordt
omgekeerd, en het geheele heelal nogmaals in de God-
i delijke substantie wordt opgenomen. Dan begint de
Goddelijke slaap van 13rab.ni of de geheele werkeloos-
■ heid der scheppende magt opnieuw. HetHindoeïsmus
is derhalve bepaaldelijk pantheïstisch in zijn karak-
ter, daar het alle eindige wezens als slechts vormen,
wijzigingen of emanatien van de eeuwige oneindige
substantie beschouwt. In de Vedanta school derHin-
doesche wijsbegeerte wordt het pantheïsmus echter
tot zijn uiterste gedreven; de stof wordt niet langer
beschouwd als eene emanatie of eene wijziging van
het Goddelijke wezen, maar als niets anders dan een
schijnbeeld, daar baar bestaan verloren is in dat van
het cenige oneindige Wezen, waarvan alleen bet be-
staan verzekerd kan worden. De Vedantist is derhalve
in werkelijkheid een zuivere idealist, zoowel als een
geestelijke pantheïst.
De Egyptische wijsbegeerte, of liever de Egyptische
theologie wijsgecrig beschouwd, schijnt een stelsel
vau cinauatien bevat te hebben, niet alleen in zoo verre
als het uitwendige heelal aangaai, maar zelfs de he-
melsche hiërarchie, die uit tallooze goden bestoud,
welke allen hunnen oorsprong bij wijze van emanatie
ontleenden aan de eene onziglbare bron van licht en
leven. Alle oorspronkelijke goddelijke krachten wor-
deu voorgesteld door eene dubbele emanatie, Osiris
en Isis, de eene werkend, de andere lijdelijk. Hierna
komen andere ondergeschikte emanatien, die over-
eeukoinen met de groote natuurverschijnselen. Py-
thagoras cn de meeste andere Grieksche wijsgeeren
geloofden, dat de menschclijke zielen emanatien waren
vau den ether, waartoe zij bij den dood terugkeerden.
De stichter van de Eleatische school, Xeuophancs,
geloofde, dat alle eindige wezens emanatien waren
i van het Oneindige Wezen. De leer der emanatien
maakte echter nimmer een zeer in het oog vallenden
trek der Grieksche wijsbegeerte uit. Zij vertoonde
zich slechts in al hare kracht en volheid als een grond-
beginsel van die vcrcenigiugvanOostersche,Grieksehe
en Joodsche leer, die oorsprong gaf aan het Gnosticis-
mus vau de tweede en de derde eeuw na de Christelijke
jaartelling. laaide Gnostische stelsels is hctOneiudige
Wezen iets uuzigtbaars, verzonken in den afgroad of
donkeren nacht, overeenkomende met den Brahin der
Hindoesche mythologie. De emanatien, die de hoogere
wereld vormen, zijn de iEoxisx (zie ald.), de openba-
ringen van de Goddelijke eigenschappen, cn die, met
het Oneindige Wezen zelf, het Pleroma, de volheid
dergeesten, uitmaken. Deze lagere wereld is de laatste
schakel in de keten der emanatien. De Demiurgos is
de laatste emauatie van het Pleroma, en de eerste
magt der lagere wereld, en maakt aldus de verbin-
diugsschakel tusseheu de twee werelden uit.
De Gnostische secten ontleenden vele harer leer-
stellingen, en ouder andere die der emanatien, aan de
school der Neo-Platonisten. De groote dwaling, waarin
zij echter vervielen, was die van haar geloof aan hare
wijsbegeerte ondergeschikt te maken. Uitdegeschrif-
teu van den Pseudo-Dionysius kan men de uitgebreid-
hcid zien, waartoe de wijsgecrigc leer der emanatien
in de Oostersche of Grieksche kerk werd gedreven.
Ten bewijze van deze aanmerking nemen wij uit Vaug-
haus Uren met de Mystieken het volgende overziet dor
inziglenvan Diouysius aangaande dit onderwerp over:
..Alle dingen zijn uit God voortgevloeid, en het einde
van alles is een terugkeer tot God. Zulk een terug-
keer — vergodiug noemt hij dien — is de volmaking
van het schepsel, opdat God eindelijk alles en alles zij.
Een proces vau ontwikkeling, cene middelpuutvlie-
dende beweging in de Goddelijke Natuur, wordt iu
werkelijkheid voor de schepping iu de plaats gesteld.
De tegenstelling hiervan is het middelpuutzoekende
proces of de beweging der inwikkeling, die alle be-
I staan naar het Goddelijke centrum trekt. De graad vau
werkelijk bestaan, dien een wezen bezit, is het bedrag
van God in dat wezen, want God is het bestaan in alle
\' dingen. Toch kan men van Hem niet zeggen, dat 1 lij
bestaat, want Hij is boven het bestaan. Het meerdere
j of mindere van God, dat de verschillende schepsels
bezitten, wordt bepaald door de nabijheid van hunne
orde aan bet middelpunt.
„De keten vau wezens in de onzigtbarc wereld, door
welke de Goddelijke magt zich in opvolgende trappen
verspreidt, noemt hij de hemelsehe hiërarchie. De ker-
j kelijke hiërarchie inde zigtbare wereld komt daarmede
overeen. De orden van engelen en die van de bcklee-
! ders van priesterlijke waardigheden komen niet elkan-
I der overeen. De hoogste rang der eersten ontvangt de
\\ verlichting onmiddellijk van God. De laagste rang van
■ de heniclsche hiërarchie deelt het Goddelijke licht aau
i de hoogste der aardsche hiërarchie mede. Elke orde
, trachtaauhoudenddie nabij te komen, die onmiddellijk
-ocr page 772-
EMBLA — EXCRAT1ETES.
750
boven haar staat, waarvan zij den geschonken invloed
ontvangt, zoodat alle. gelijk Dantc zegt, trekken en
ge-trokken worden, en gezamenlijk zich rigten naar
liet middelpunt — God.\'\'
Doeli nooit is de leer der emauatiën gestrengerge-
handhaafd dan in nieuwere tijden onder de Sofis of
Mystieken van Perzië. leder mensch is bij hen cenc
emanatie van God, ecu deel van het Goddelijke we-
zen. De Godheid is geopenbaard in de menseheid,
liet oneindige in het eindige. Deze stelregel is in al
de geschriften der Sofis, zoowel in proza als in poczij,
te vinden. Daarom beschouwen zij elk menschelijk
wezen als eene voorstelling van de Godheid. Eenige
van hen scherpen het belang in om te trachten, door
de ziel van wereldsche voorwerpen af te trekken en
haar met de beschouwing van God te vervullen, ons
weder te vereenigen met het Goddelijke wezen, waar-
uit wij zijn voortgesproten.
EMBLA, de eerste geschapen vrouw volgens de
Scandinavische wereldbeschrijving. De schepping
van liet eerste menschenpaar wordt in de Edda in ou-
rijm aldus verhaald: „Eens toen de zonen van Bör
langs dcu zeeoever wandelden, vonden zij twee stam-
men van hout, waaruit zij een man en eene vrouw
vormden. Odin gooi leven en geest in hen; Vili be-
giftigde hen met rede eti de kracht der beweging; Ve
paf hun de spraak en wezenstrekken,, gehoor en gezigt.
Den man noemden zij Asknr. de vrouw Embla. Van
deze twee stamt het geheelc menschelijke geslacht af,
welks aangewezen woonplaats binnen Midgard was.\'\'
De namen Atknr eu \'Embla beteekeneu esschenbo< im en
elzenhoom, en zinspelen op hunnen oorsprong, en hun-
ne aangewezen woonplaats Midgctrd of de middelste
sphecr duidt blijkbaar den bewoonbaren aardbol aau.
ENCRATIETEN, eene Christen-sectc in detweede
eeuw. Zij was haar oorsprong verschuldigd aau Tatia-
nus van Assyric, die, terwijl hij te Romealsbcoefenaar
der welsprekendheid woonde, door bewerking van
Justinns Martyr tot het Christendom werd bekeerd.
De wijsgeerige leer van de school van Plalo ingezogen
hebbende, begon hij zijne afwijking van de regtzinnige
leer met op bet Christendom de Platonische leer aan-
gaaude de stof Ie griften, en hiervan giug hij over tot
liet geloof, dat de menschelijke ziel, gelijk alles met
de slof verbonden, door hare eigene natuur sterfelijk
is, cu dat het beeld van God, waariu de mensch oor-
sproukelijk was geschapen, eu krachtens hetwelk hij
onsterfelijk werd, een beginsel was van Goddelijk le-
ven, verheven boven de natuur dezer ziel, die aan de
stof was ontleend. Dit levend beginsel door zonde
verloren hebbende, werd de mensch geheel ouderwor-
pen aau de stof en aan de sterfelijkheid. Irenceus
zegt, dat Tatianus eene leer van JEoxen (zie ald.) on-
dcrwecs, gelijk aan die der Valentinianen. Clemeus
van Alexandrio rangschikt hein onder de Auti-Jood-
sehe Gnostieken. Zijne leerstellingen worden door
Neander aldus in liet kort geschetst : —- „Tatianus
erkende, dat de Christelijke zedeleer moest uitgaan
van de beschouwing van het leven van Christus ea
daaraan hare wetten ontkenen. Dienovereenkomstig
schreef hij een boek, waarin hij zocht aan te toouen,
hoc men Christus behoorde na te volgeu om de ware
volkomenheid te bereiken. Hij miste echter een hei-
der inzigt in het leven van Christus in zijn geheel, en
deszelfs betrekking tot \'s Heeren roeping als Verlos-
scr des menschdoms enstichter der nieuwe geestelijke
schepping, die eerst bij hare verdere, van Christus
zelven uitgaande ontwikkeling alle menschelijke bc-
trekkingen in zich opnemen en doordringen zou. Van
daar dal hij het echtelooze leven en hel vrijwillig out-
bereu van alle aardsche goederen naar liet voorbeeld
des Heeren voor wezenlijke kenteekenen der Christe-
lijke volkomenheid hield. Hierop antwoordt echter
Clemens van Alexaudrié : „dat het eigenlijk onder-
scheidende, hetwelk Christus boveu alle anderen ver-
hief, voor het huwelijk gecne ruimte overliet; dat de
behoefte der verschillende geslachten, met elkander
wederzijds aau te vulleu, bij Hem niet aanwezig was;
dat de plaats van het huwelijk bij Hem ingenomen
werd door de betrekking, waariu Hij stond tot de
Kerk, als Zijne bruid, en dat ook van Hem, den Zone
Gods, gecne vlceschelijke nakomelingschap kan voort-
komen. Tn hetgeen Paulus zegt omtrent de onthou-
diug van de huwelijksgemeenschap, meende Tatianus
in zijne ascetische bekrompenheid het bewijs te vinden,
dat die Apostel het huwelijksleven met een leven in
ontucht gelijk bad gesteld, en beiden ecu dienen van
den Satan genoemd. Ook heeft hij misschien, behalve
de canonieke evangeliën, apocryphe verhalen van het
leven des Heeren gebruikt, waariu diens beeld naar
den smaak en de denkwijze van zoodanige dwecpers
voorgesteld cu misvormd was. Endaar de zucht tot
zulk ecu leven in bespiegeling en onthouding zich in
die dagen uit het Oosten zeer ver verbreid bad, kan
het ons niet verwonderen, dat wij in dezen tijd ver-
schillende soorten van dergelijke asceten aantreffen,
ofschoon die met Tatianus in geen onmiddellijk ver-
band stonden, en waarvan sommigen meer tot het Jo-
dendoin naderden, terwijl anderen behoorden tot de
partij, die het bestreed."
-ocr page 773-
EXERGUMEXEX — ENGEL.                                                          751
Zijne ascetische beschouwingen vervolgende, leer-
de Tatianus, dat hel noodig was zich van wijnen dier-
lijk voedsel te onthouden, en dat bij het avondmaal
water moest gebruikt worden in plaats van wijn. Daar-
om werden zij somtijds Hydroparculate» of walerdrin-
kers en Apotaetalen of afstanddoeners genoemd. De
naam Eacratieien werd dikwijls gebezigd als eenalge-
meene naam, en gegeven aan alle secten, dieeene ge-
strenge levenswijze leidden, zoodat hij niet altijd
beperkt was tot de volgelingen van Tatianus, die
somtijds den naam van Taiiaiiistefi ontvingen. De
Manicheeërs namen in de vierde eeuw den naam van
Encratieten aan, omdat zij zich van het huwelijk ont-
hielden en het veroordeelden, eene leer die vroeger
onderwezen was door de. volgelingen van Tatianus,
welke geen gehuwd persoon, van welk geslacht ook,
in hunne vereeniging wilden toelaten.
ENERGÜMENEN, een naam in de eerste Kerk
aan diegenen gegeven, die men geloofde van den dui-
vel bezeten te zijn. Verschillende regelingen werden
door de Kerk te hunnen aanzien gemaakt. Zij werden
als eene afzonderlijke klasse behandeld, die iets had
van die der catechumenen en die der geloovigeu, maar
van beide hierin verschilde, dat zij toevertrouwd wer-
den aan de bijzondere zorg van Düivelbankehs (zie
ald.), terwijl zij deel mogten nemen aan eenigevau de
godsdienstige plegtigheden der kerk. Indien calc-
chumeuen van den duivel werden bezeten, terwijl zij
nog voorbereidend onderwijs genoten, mogten zij in
geen geval gedoopt worden, voordat zij door en door
genezen waren, tenzij zij onder eene blijkbaar nood-
lottige ziekte gebukt gingen. Geloovigeu, die vanden
duivel werden bezeten in de. ergste tijdperken hunner
ziekte, inogteu, gelijk de wecuende boetelingen, de
kerk niet binnengaan, maar werden in de buitenste
poort uaauwgezet bewaakt. Als zij gedeeltelijk hcr-
steld waren, vereenigden zij zich met de Audiëntes
(zie ald.) in de openbare eeredienst, doch zij konden
aan het sacrament geen deel nemen, tenzij zij er ge-
heel van verlost waren, behalve als de dood hun voor
oogcu stond. Over het algemeen waren de energu-
menen aan dezelfde regelen onderworpen als de boe-
telingen of penitentes. Gebeden werdeu er voor hen
opgezonden in de openbare vergaderingen der kerk,
en in de Apostolische verordeningen worden zekere
formulieren vermeld, als voor zulke personen gepast.
Op andere tijden waren de duivelbanuers verpligt om
over hen te biddeu, om hen bezig Ie houden met de
eene of andere onschuldige oefening, zooals het aan-
vegen van de kerk, en om zorg te dragen, dal zij ge-
regeld van voedsel werden voorzien, terwijl zij in de
kerk waren, die hunne gewone verblijfplaats was.
EXGEL, een geestelijk, onsterfelijk , verstandig
wezen, het hoogste in de orde der geschapen wezens.
Het woord engel is eigenlijk een naam, die geenc na-
tuur, maar eene bediening aanduidt, en letterlijk be-
teekent een gezondene, een bode. liet Grieksehe en het
Nebrceuwsehc woord, die gebezigd worden om enge-
len aan Ie duiden, hebben in dil opzigt dezelfde betee-
kenis. Engelen vormen den schakel van vereeniging
tusschen God en de/e wereld. Dat er zulke wezens
zijn, is duidelijk uit talrijke gedeelten van het Oude
en liet Xicnwe Testament. En toch bestond er ten
tijde van onzen Heer eene sectc, die beweerde, dat
er geenc opstanding, geen engel en geen geest was.
De Sadduceëu, op welke wij hier het oog hebben,
verklaarden, naar men veronderstelt, alle gedeelten
van de Joodsehe geschriften, die van engelen spreken,
in een figuurlijken zin, en daarom denkl men, dal
zij engelen niet als voortdurende wezens hebben be-
schouwd, maar als geesten, die na korten tijd in de
luehi werden ontbonden, of verdwenen als de kleuren
van een regenboog. Eeuige Sociuiaucn in nieuwere
tijden geloovcn, dat zij slechts openbaringen zijn van
de Goddelijke inagt.
Men heeft de vraag gedaan, wanneer de engelen
geschapen werden. Mozcs maaki in zijn verhaal van
de scheppinggeene melding van zulke wezens. Maar
dit verklaart zich gemakkelijk, als men bedenkt, dat
het hoofddoel der geschiedenis, zooals zij vervat is in
de eerste hoofdstukken van Genesis, is om een ver-
haal te geven van de schepping van het zigtbare, niel
van het onzigtbare heelal. Eene plaats spreekt duide-
lijk van hen als tegenwoordig bij de schepping dezer
wereld, .lob XXXVIII: 4, 7 : „Waar waar! gij, toen
Ik de aarde grondde? geef bel te kennen, indien gij
kloek van verstand zijt. Toen de morgensterren te za-
nicu vrolijk zongcn,eu aldekindcren Gods juichten?"
Al zulke beschouwingen balen echter zeer weinig, en
wij kunnen ons wel vergenoegen met de woorden van
ecu Apostel aan te halen, Hebr. I • 11: „Zijn zij niet
allen gedienstige geesten, die tot, dienst, uilgezonden
worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven
zullen?"
De Rabbijnsche geschriften der Joden vloeijeu over
van overleveringen betreffende engelen. In eeuige
wordt verondersteld, dat zij geschapen zijn op den
eersten, in andere op den vijfden dag. De Talmud
leert, dat er eene dagelijkschc schepping van engelen
plaats heeft, die onmiddellijk cru beurtzang zingen
-ocr page 774-
kxgel.
752
en dau stervcu. Vau ecnigc engelen wordt verhaald,
dat zij uit liet vuur, van andere dat zij uit liet water,
van nog andere, dat zij uit den wind zijn geschapen,
maar uit Ps. XXXUI: 0 leidde de rabbijn Jonathan
af, dat er een engel geschapen wordt door elk woord,
dat uit den mond vau God voortkomt De Talmud
spreekt van engelen, alsof zij stoffelijke wezens waren,
en beweert, dat de eene engel zooveel mijlen grooter
is dan de andere, als een man zou afleggen op eene reis
van vijf honderd jaar. In den Bereshith Babba, een
Joodsch werk van hoog gezag, wordt gezegd, dat de
engelen geraadpleegd werden over de schepping van
deu ineiiseh, en dat eenige die aanraadden, terwijl
andere er tegen waren.
De geschriften der Rabbijnen vernielden dikwijls
de zeventig engelen, aau wie, zooals zij zeggen, ten
tijde vau het bouwen vanBabel, bij hel lotdezeventig
natiën werden toegekend, waarin, zooals zij beweren,
de Heidenen werden verdeeld. Terwijl de Heidenen
aldus aan de voogdijschap van engelen werden toe-
vertrouwd, wordt Israël voorgesteld als door een ge-
lukkig lot geplaatst ouder het onmiddellijke toczigt
vau God zelven. Over de ware natuur dezer schut sen-
gelen der natiën zijnde Joodschc schrijvers verdeeld,
daar eenige verklaren, dat zij engelen des lichts, en
andere, dat. zij demons der duisternis zijn. Behalve
de engelen, die het gebied hebben over groote land-
streken, wordt elk voorwerp op de wereld, zelfs het
kleinste grasscheutje, beschouwd als in het bezit van
zijn bcsturenden engel, door wiens woord en wetten
het bestuurd wordt. Elke mensch heeft ook, volgens
de Babbijnschc begrippen, zijn beschermengel of ma-
iltal,
die voor hem bidt, en iu den hemel alles navolgt,
wat de mensch op aarde doet. Er zijn drie engelen,
die weveu of guirlandes maken uit de gebeden der
Israëlieten: de eerst e is Acht ariël, de tweede Metatron,
de derde Saudalphon. Deze gebeden moeten iu de
Hebreeuwschc taal zijn. Metatron wordt beschouwd
als de doorluehtigste onder de bewoners des hemels,
als de koning der engelen. Vóór de Babylonische
ballingschap schijnen de Hebreen geene namen van
engclcu gekend te hebben; de Talmudistcn zeggen,
dat zij die namen uit Babyion mcdebraglen. Tobias,
die, zooals men denkt, eenigen tijd vóór de balling-
schap in Ninevé gewoond heeft, vermeldt den engel
Raphaël; Daniël, die te Babyion woonde eenigen tijd
na Tohias, spreekt van Michaël en Gabriël. Iu het
tweede boek van Esdras komt de naam van den
engel Uriël voor. Iu het Nieuwe Testament vinden
wij slechts Michaël en Gabriël.
1 let bestaan vau wezens zooals die, welke wij engelen
noemen, werd door de oude Heidenen over het alge-
meen aangenomen; de Grieken noemden ze demons,
de Romeinen geniën of laren. Deze laatst en werden
somtijds verward met de zielen van overledenen. Mcu
veronderstelde, dat, zij ecu beschermenden invloed
uitoefenden over het inwendige van het, huishouden
van eiken mensch, over hem zelven, zijne familie en
eigendommen, en toch werden zij niet als godheden
beschouwd, maar alleen als besehermgeesten, wier
plaats de schoorsteen, en wier altaar de huiselijke
haard was, waar een ieder hun offeranden van reuk-
werk in zijn eigen huis bragt.
He kerkvaders waren eenigzius scherp in hunne
redeneringen over de natuur van engelen, en zij waren
van gevoelen verdeeld over het punt, of deze geesten
stoffelijke ligehamen bezaten of slechts geesten waren.
Eenige schrijvers hebben beweerd, dat er een verschil
van rang is onder de engelen; andere gaan zoo verre,
dat zij de engelen in drie hiërarchiën verdeelen: ten
eerste, cherubijnen, serafijnen en troonen; ten tweede,
heerschappijen, deugden en magten; ten derde, vor-
steudommeu, aartsengelen en engelen. De Joden tellen
vier engelenkoren, elk aangevoerd door een aartsengel;
deze vier hoofden zijn Michaël, Gabriël, I \'riël en Ba-
phaël. Zij iecren, dat er een voornaamste engel is, die
over de overige het bestuur heeft, namelijk Michaël,die
met .lakob worstelde, en van wien Daniël zegt: „Ziet,
.Michaël, een vau de eerste vorsten, kwam om mij te
helpen." De Joden kennen vele verwonderlijke daden
aan dezeu engel toe, en de Oud-Testamentsche ver-
schijningen van deu Messias verkeerd opvattende,
schrijven zij ze toe aan dezen engel. Dit is de Mcta-
tron, van wien wij reeds hebbeu gesproken.
De Mohamedancn gelooveu vast aau het bestaan
van engelen, die zij als verfijnde en zuivere ligchameu,
van licht gevormd, beschouwen. Zij beschouwen hen
als in het bezit vau verschillende gedaanten en ver-
schillende functiën. Eenige staau vóór God, andere
buigen zich; eenige zitten, andere liggen op de knieën
in Zijne tegenwoordigheid. Eenige zingen lofliederen
en gezangen ter cere van den Almagtige; andere be-
wijzen Hem hulde op eene andere wijze, of smeckeu,
dat Zijne goedertierenheid zich tot den zondigen
mensch moge uitstrekken. Eenige houden een regis-
ter van onze daden; eenige bewaken ons; andere
ondersteunen deu troon vau God. Het is niet alleen
een noodzakelijk geloofsartikel voor een Mohamc-
daan, dat hij gelooft aan het bestaan van engelen,
maar dat hij die ook bemint. Xa zijne gebeden groet
-ocr page 775-
?:»:!
ENGELEN (BESCHERM-).
hij dan ook steeds do ongele n; 1iïj keert zich ter regter-
en ter linkerzijde en zegt: „Trede zij niet u," of
„Vrede en de genade Gods zij met n." Wie een engel
haat, is in het oog van Mohamedanen eeu ongcloovige.
Be engel Gabrio! was een groot gunsteling van
Afoliamod; hij gaf voor, dal hij al zijne openbaringen
van dien hemelschen bode ontving, die door God was
afgezonden om die openbaringen aehtervolgens mede
te deelen, welke te zamen den koran uitmaken. Deze
zelfde engel geleidde hem door de zeven hemelen, en
bragl hem terug op de aarde, terwijl hij zijn paard
Alborac hij den tengel leidde,
ENGELEN (BESCHERM-). De meening werd in
oude tijden door de Joden en ook door vele kerkvaders
gekoesterd, dat God aan eiken geloovige een bescherm-
engel hooft toegekend. De ecnige plaats in de Schrift,
die dit denkbeeld dadelijk schijnt te ondersteunen, is
te vinden in Hand.XTI: 15, waar ons berigi wordt, dat
toen de Apostel Petrus wonderdadig uit degevangenis
was bevrijd, hij naar het huis van Maria, de moeder
van Jobannes, ging; en toen hij veiv.oehi om toegelaten
te worden, herkende eene dienstmaagd, Blmdo ge-
naamd, zijne slem, en liep naar binnen en zeide, dal
Petrus aan de voorpoort stond. „En,\'\' wordt er bij-
gevoegd, „zij zeiden lof haar: Gij raast. Doch zij bleef
er sterk bij, dal bel alzoo was. En zij zeiden: liet is
zijn engel." Doeh het verband, waarin deze woorden
voorkomen, loont aan, dat er regtens niets meer uit
afgeleid kan worden, dan dat bol denkbeeld van be-
schernieiigelon eene algemcene Joodschc meening
was. De Joden gaan vorder en zeggen, dal elk nienseh
twee engelen heeft, die hem begeleiden: de eene goed,
die hem bescherming verleent; de andere boos, die al
zijne daden geslreng onderzoekt. Hoewel liet denk-
beeld. dal beschermengelen aan geloovigen toegekend
zijn, nergens bekrachtigd wordt doorbel Woord Gods,
wordt ons in vele plaatsen toch duidelijk geleerd, dal
engelen grool belang stellen in den toestand derregl-
vaardigen. „Zijn zij niet allen gedienstige geesten,\'"
zegl een Apostel, „die tot dienst uitgezonden worden,
om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen ?"
In hel boek der Psalmen wordt verklaard, dat „de
engel des Heeren legert zich rondom degenen, die
ITeni vreezen, en rukt hen uit." En wederom: „Wan!
IIij zal zijne engelen van u bevelen, dal zij u bewaren
in al uwe wegen. Zij zullen u op de handen dragen,
opdal gij uwen \\ oei aan geen steen stool." AVij vin-
den, dat engelen gezonden worden ter aanmoediging
van Jakob, en dat zij Elia in de woeslijn bezoeken.
Alen hoef! somtijds eene plaats aangehaald, die, op
het eerste gezigt, het denkbeeld van beschermengelen
sohiin! Ie begunstigen. Zij is verval inMatth.XA iff:
10: „Ziet toe; dat gij niel een van deze kleinen ver-
acht: want ik zeg ulieden, dal hunne engelen in do
hemelen altijd zien het aangezigl mijns Vaders, die
in de hemelen is." De godgeleerden stemmen cehler
overhel algemeen overeen inliet, geloof, dat, als Jezus
de uitdrukking „hunne engelen" bezigt, Hij niets
meer meenl, dan dal geloovigen de dienst van engelen
genieten. De Aposlol verzekert aan de Christenen
van Corinthe, dat, alles het hunne is, „hetzij Pau-
lus, hetzij Apollos, hetzij Cephas, hetzij de wereld.
j hetzij loven, hel zij dood, hel zij tegenwoordige, hei zij
toekomende dingen." Engelen zijn, wel is waar, in
deze opsomming niel begrepen, doeh zij zijn begrepen
in ecuc dergelijke uitdrukking in Roin. VIII: 38, 39:
„Want ik ben verzekerd, dat noeh dood, noob leven,
noch engelen, noch overheden, noeh magten, noeh
tegenwoordige,noeh toekomende dingen,noch hoogte,
noeh dieple, nog oenig ander schepsel ons zal kunnen
scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Je-
zus, onzen IToere." Wij mogen daarom van Christenen
wol zeggen, dat engelen do hunnen zijn, bozig mot te
zorgen voor hunne bescherming in deze wereld. Doeh
eene andere moeijelijkhcid met betrekking tot het ge-
zegde onzes Hoeren is te vinden in het verhaal, dal
Hij van den toestand en de bezigheid van engelen
geefi. „Hunne engelen,\'\' zegl Hij, „zien altijd het
aangezigl mijns Vaders, die in (\\c hemelen is;" dat
is: zij zijn „engelen des aangezigts," engelen toegela-
ien lot de mecronmiddellijkeaanschouwing der God-
delijke majesteit en beerlijkheid. De uitdrukking
„engelen dos aangezigts" komt verscheidene malen
in de Sehrifl voor. E ij voorbeeld in Jes. LX1II: 0 :
„In al hunne benaaiiwdheid was Hij benaaiiwd, en de
engel Zijns aangezigts heofl hen behouden: door Zijne
liefde en door Zijne genade hoeft Dij hen verlost; on
Hij nam hen op, en Hij droeg hen al do dagen van
ouds." Wanneer Jezus derhalve aangaande geloovi-
gen zegt: „hunne engelen zien altijd het aangezigt
mijns A\'aders, die in do hemelen is," wil Hij daardoor
meerdere kracht leenen aan de waarschuwing: „Ziet
toe, dat gij niel een van deze kleinen veracht," door
opmerkzaam te maken op de overweging, dat geloo-
vitren beschermd worden doordcheiliareengelen, die,
terwijl zij zich legeren om Goda volk op aarde, zulk
eene magt en wijsheid en heiligheid bezitten, on zoo
volkomen van geza^ voorzien worden door den Heer
der engelen , dat zij all ijd hol gelaat Zijns A\'aders zien,
en aanhoudend bij Tlem zijn om Zijnou wil Ie vorne-
-ocr page 776-
KNGKEKXMIOOZE).
751
zullen deze geworpen worden in het eeuwige vuur,
„hetwelk den duivel en zijnen engelen bereid is."
Verschillende meeningen aangaande de schepping
der booze engelen zijn er door de .loden gekoesterd.
Ecnige schrijvers beweren, dat God hen als geestelijke
wezens schiep, omdat de rusl van den Sabbath nader-
de, en Hij geen lijd had om hen mei ligehamen te schep-
pen. Andere zeggen, dat God hen op denzelfden dag
schiep, waarop hij de hel maakte tot de plaats hunner
woning, namelijk den tweeden dag der schepping.
Doch daar dit gevoelen God lot, den schepper des
kwaads maakt, verwierp Maimonides hel met afschuw.
Sommige schrijvers beweren, dat deze booze wezens
kort na de schepping van Adam tot zonde vervielen,
andere in de dagen vanNoach. Eén Rabbijn verklaart,
dat ecnige booze engelen van vuur gemaakt zijn,
andere van lucht, nog andere van water en aarde.
Andere Rabbijnen verzekeren, dat zij allen zamenge-
steld zijn uit twee elementen, vuur en lucht. Ecnige
engelen worden beschreven als hel kroost van Sam-
maël, een gevallen seraph, den vorst der helschc lc-
germagt; andere worden voorgesteld als voortgekomen
uit andere demons, uit Adam, uit Kaïn en uil andere
menschen. Dcliabbijnon hebben henook van moeders
zoowel als van vaders voorzien, en hebbende nanicu
opgegeven van vier vrouwen, aan welke zij deze eer
toekennen, namelijk: Lilitli, Kva, Naiininh en Agralh.
De Rabbijnen zeggen, dal de booze engelen op ver-
schillende wijzen bezig zijn; ecnige onderwerpen de
menschen alleen aan kleine plagerijen, zonder hun
veel kwaad te doen; andere bederven stroomen en
waterfonleinen ; nog andere bedroeven de menschen
door plotselinge en hevige ziekten; en wederom andere
veroorzaken den menschelijken wezens verschillende
rampen, terwijl deze slapen. De Talmud zegt: „Indien
het oog had kunnen onderscheiden , kon niemand
bestaan om de duivelen. Er zijn er meer van hen dan
van ons; zijslaan om ons als cene heining, uil sloten
opgeworpen om land in ecu tuin. Elke Rabbijn heeft
er duizend aan zijne linker- en licn duizend aan zijne
regterzijdc. Het dringen en drukken op den Sabbath
in onze synagogen, waar men zou denken, dal er plaats
genoeg was, en toch iedereen zich verbeeldt, dal hij te
(ligt bij een ander zit, wordt door hen veroorzaakt,
want zij komen om de jireék te hooren." Een ander
gedeelte uit hetzelfde boek, dat bij de Joden in de
hoogste achting wordt gehouden, berigt ons, hoe de
booze engelen voor bet menschelijk oog zigtbaar ge-
maakt kunnen worden. „Laat hem, die hen wenseht te
ontdekken, heldere aseh nemen, en die naast zijn bed
men, opdat zij zich kunnen haasten om dien te vol-
brengen.
ENGELEN (Boo/.e). Het beslaan van eeuehoo-
gere orde van geschapen wezens dan de mensch, aan
welke de naam van engelen wordt gegeven, kan mei
geene mogelijkheid in twijfel getrokken worden. Al
de engelen schijnen in een zuiveren en zondeloozen
toesland geschapen te zijn, doeh de Schrift berigt ons
aangaande eeuige, dal zij hun oorsproukclijkcn (oc-
sland n iel behielden, maar hunne woonplaats verlieten:
„En de engelen, die hun beginsel niet bewaard heb-
ben, maar hunne eigene woonstede verlaten hebben,
heefl Hij tot het oordcel des grootcn dags niet eeu-
wige banden onder de duisternis bewaard." De hemel
was hunne woonplaats, doch door hunne vrijwillige
handeling zondigden zij. De mensch viel onder den
aoodlottigen invloed van een verzoeker, doeh de en-
gelen zondigden zonder een verzoeker; daarom wordt
van de gevallen engelen gezegd, dal zij hunne eigene
woonstede verlieten.
Het maakt een wetenswaardig voorwerp van onder-
zoek uit om te weten, welke bezigheden de boo/.e en-
geleu verriglen. Deze passen, gelijk uien gereedelijk
onderstellen mag, aan de bedorvenheid van hunne
nal uur ende boosheid van hunnen aard. Uil dcSehrifl
blijkt, dal zij mag! hebben over de ligehamen van
menschen. Tnde Evangeliën vinden wij verscheidene
voorbeelden vanpersonen, wier ligehamen vandnive-
lcn bezeten waren. Doch de booze engelen hebben
ook niagt over de gemoederen der menschen. Wij
hebben een treurig voorbeeld hiervan in de verleiding
onzer eerste ouders, en deze waarheid wordl als er-
kend beschouwd door de gchcele Heilige Schrift. De
wijze, waarop zij op het hart van den inenseh werken,
is voor het oog verborgen, doch hoewel verborgen,
bestaat de werking er uiel te minder om , en de
geheele geschiedenis getuigt van hare werkelijkheid.
De duivel was de leugenachtige geest inden mond der
valsche profeten onder het Oude Testament, en toen
de zeventig discipelen van hunne zending terugkeer-
den, en aan hunnen Heer den uitslag mededeelden,
dien zij gehad hadden in hel leiden van de menschen
lot het verzaken van afgoderij en bijgeloof, verklaarde
Jezus: „Ik zag den Satan als een bliksem uil den
hemel vallen."
De booze engelen zijn zelve hel voorwerp van het
hevige misnoegen van God, en zijn overgegeven aan
de ketenen der duisternis om lot aan hel oordeel be-
waard te worden, gelijk Petrusons mededeelt (111\'etr.
11 : t). En bij bet laatste oordeel der goddeloozen
I
-ocr page 777-
KNGELEN I >K K GEMEENTEN.
;:,.•
ENGEL BES DOOD*
dit volk. Ik heb u magt gegeven om de afgodendic-
naars uit te rocijen, doch over dit volk heb ik u gecne
magl gegeven." De Rabbijnen zeggen, dat, als de
engel des doods iemand gedood heeft, hij zijn zwaard
afwascht inliet water van het huis, en er daardoor eene
hoedanigheid om te dooden aau geeft. J let was daarom
bij den dood van iemand onder de Joden de gewoonte,
.mi al liet water, dal te dier tijde in huis was, weg te
werpen. Deze engel, zeggen zij, staat aan hel bovcn-
eiude van het bed der stervenden, en houdt een out-
bloot zwaard in de hand, aan welks puin drie druppelen
gal hangen. De zieke man, den engel bemerkende,
opent den mond iu groote ongerustheid, en dadelijk
vallen er de drie druppelen in, waarvan de eerste zijn
dood veroorzaakt, de tweede zijn ligchaam bleek eu
loodkleurig maakt, en de derde het gesclükl maakt
om tot stofte vergaan. Zij gelooven verder, dal, als er
een Jood begraven is, de engel des doods op zijn graf
gaat zitten, eu te zelfder lijd keert de ziel van den
overledene naar diens ligchaam terug, en zet hein op
zijne beeneu. Dan slaat de engel, een ijzeren kettiusr
nemende, waarvan de eene helft zoo koud is als ijs, en
deanderc helft gloeijend heet, het ligchaam daarmede,
eu scheidt al de ledematen; hij slaat het ten tweeden
male, en slaat er al de becnen uil; daarna slaat hij het
feu derden male, en brengt bet geheel tol aseh. Hierna
vereenigen de goede engelen de declcn weder, en
plaatsen het lijk op nieuw in het graf.
De Mohamedanen gelooven ook aan het beslaan
van een bijzonderen engel des doods. Zij verzekeren,
dal er door twee engelen een geregeld onderzoek van
eiken mensch na zijne begrafenis plaats heeft, ten
einde zijn waar karakter te ontdekken. Dit wordt de
onderzoeking van het graf genoemd.
ENGELEN DERGEMEENTEN. Deze naam werd
onder de .1 oden aan de dienaren der synagoge gegeven.
Deze beambte moest gebeden voor de geheclc verga-
dering opzenden, waarop hel volk Amen antwoordde,
en prediken, wanneer er niemand anders was om die
dienst Ie vervullen. Het lezen van de wet was eigenlijk
zijn werk niet, maar op eiken Sahbatb riep hij er zeven
uit de synagoge op, eu op andere dagen minder, om
die dienst te vervullen. De engel stond bij dengene,
die las, om hem te verbeteren, indien hij onjuist las.
Hij droeg ook zorg, dat de ecredienst zonder wanorde
en niet alle regelmatigheid werdverrigt. De bisschop-
pen of herders van de zeven kerken in Klciu-Azië
worden in de Openbaring insgelijks engelen derge-
meeuten genoemd, welke naam waarschijnlijk ontleend
is aan de synagoge. Men veronderstelt somtijds, dat
dm ir i\'ouc zeef laten gaan, en (les morgens zal liij de
sporen als hel ware van hanepooten bemerken. Laat
hen, die hein wenscht Ie zien, iets van de nageboorte
nemen vau ecne zwarte kal, die van de eerste worp
is van ecue zwarte kat, welke van de eerste worp der
moeder was; en als hij dat in het vuur verbrand heeft,
liet tol poeder stooteu, en er een weinig van in zijne
oogen doen, en dan zal hij hen zien."
Ouder de eerste Christenen hcersehl e vrij algemeen
hei denkbeeld, dat de Heidenschc goden en godinnen
uiel de scheppingen waren van de verbeelding des
meuschen, maar gevallen geesten, die veel magt en
invloed bezaten. Daardoor ontstond bet geloof, dat,
als de aanbidding dezer godheden ten einde gebragt
was door den voortgang van het evangelie, de booze
engelen hunne verloren opperheerschappij door andere
middelen trachtten Ie verkrijgen. Zij werden bekleed
met de eigenschappen der oude godheden, de legenden
vau den ceneu werden overgebragt op den anderen,
en dien ten gevolge namen in de middeleeuwen tic
booze engelen eene aanzienlijke plaats in, euspeeldeu
/.ij eene belangrijke rol in de ongerijmde bespiegcliu-
gen van tien tijd. Kwestiën aangaande engelen van
den meest dwazen aard werden zelfs in de plaatsen
der geleerdheid behandeld, zooals: Of een engel vau
de eene plaats naar de andere kan gaan, zonder de
tusschcnliggende ruimte te doorloopen. Hoeveel eu-
gelen er dansen kunnen op de punteener naald. Zulke
zonderlinge onderzoekingen werden vermengd met
de vreemdste begrippen aangaande engelen in het
algemeen, maar vooral booze engelen. Zoo beweerde
men aangaande zeer groote zondaren, dal, terwijl
hunne ziel dadelijk in de plaats der kwelling was gc-
dompeld, hun ligchaam, bezield door een boozeu geest,
nog voortging onder de mensehen te wonen, en een
karakter vertoonde, dat overeenkwam met zijn hel-
seken aard.
ENGEL DES DOODS. De engel of demon, die,
zooals de Joodsehe Rabbijnen veronderstelden, den
mensch bij den dood uil deze wereld overbragt, werd
met dezen naam genoemd. De uitvoering van hel
vonnis op hen, die in het land van Israël sterven,
wordt aan Gabriël toegekend, dien zij een engel dei-
genade noemen ; en zij, die in andere landen sterven,
worden door de hand van Sammaél, den vorst der
demons, verzonden. De laatste wordt gewoonlijk de
engel des doods genoemd, maar verscheidene Rabbij-
ucu verzekeren vol vertrouwen, dat hij gecne magt
heeft over de Joden. God zelf wordl voorgesteld als
tot hem te zeggen: „De wereld is in uwe magt, behalve
I
-ocr page 778-
KNCJEL DES VBEDES — ENOELENDIEXM\'.
756
Paulus op dezen naam zinspeelt, als liij zegt (1 (\'or.
Xt:10), dat het hoofd dei\' vrouw gedekt moet zijn,
0111 der engelen wil. Bisschoppen oi\' leeraren van
Christen kerken worden door de eerste schrijvers dik-
w ijls engelen genoemd. Het was eene zeer oude leer,
uat elke natie en elk koningrijk en elke provincie en
zelfs elke persoon zijn beschermengel had. Daarom
veronderstelde men, dat de bisschoppen of hcrders.die
,. lorChristusenZijncApostelen aangesteld werden tot
de bediening van het evangelie en de dienst der hei-
ligen, in dezelfde betrekkingen stonden in de liicrar-
ehie derkerk als die beschermengelen in hel hemelhof.
De naam „engel der gemeente\'\'heeft aanleiding
gegeven tot groot verschil van nieeuing. Ecnigen heb-
hen zich verbeeld, dat hij betrekking heeft op den
deurwachter of bode der kerk. Anderen inccnen, dat
hij de bisschoppen aanduidt, aan wie alleen de zorg en
regeling van de zaken der kerk werden toevertrouwd.
De streng Presbyteriaansche verklaring van de uit-
drukking in kwestie is, dat zij het eonsistorie van ou-
derliugeu in elke gemeente aanduidt, als éénligchaam
beschouwd en zoo gepersonificieerd. De ultra-congre-
gatiouale theorie veronderstelt, dat het woord „engel"
als eeue symbolische uitdrukking voor de geheelc kerk
gebezigd wordt. Vele Congregaiionalistcu gelooven,
dat toen Johaum.-s ile Openbaring schreef, er in elke
kerk niet meer dan een herder was, en dat aan dezen
de brief, voor zijne kerk bestemd, gerigt was, opdat
hij dien zijnen gemeenteleden kon voorleggen, en,
zooals zijn pligt medebragt, op de overweging van
den inhoud er van bij hen kon aandringen. Xog eeue
andere meeiiingis door niet weinigen voorgestaan, na-
uiclijk, dat door den engel der gemeente de president
van de gezamenlijke herders wordt aangeduid, door
wiendebriefaandekerkwerd gezonden, om door hem
haar voorgelegd te worden. De verschillende verkla-
ringenvau deze bijzondere uitdrukking zijn blijkbaar
aangenomen door verschillende partijen, in overeen-
sleiiiuiing met de theorién over het kerkbestuur, die
zij aangenomen hebben.
ENGEL DES VREDES. Chrvsostoiuus zegt uik-
wijls in zijne geschriften, dat in de eersle Christen-
kerk de catechumenen om de tegenwoordigheid van
dezen engel moesten bidden. Zoo zegt hij in zijne derde
homiliaoverdcColosseuzcn: „Elkemensch heef! zijne
engelen, die hein omgeven, en ook den duivel, die om
hem zeer bezig is. Daarom bidden «ij, en enden wij
onze smeckingen op, om den engel des vredes." In
zijne homilia over de hemelvaart zegt hij aan zijne
! toehoorders, als hij spreekt overhel vervuld zijn der
lucht niet goede en booze engelen, waarvan de ecuen
altijd oorlog en tweedragt in de wereld brengen, en
de andereu de menschcu iot vrede doen overhellen,
dat zij weten kouden, dat er engelen des vredes waren,
omdat zij de diakenen in de gebeden de uienscheu al-
i ijd hoorden uitnoodigen om te bidden om den engel
des vredes Dit \'ucci\'t zonder twijfel betrekking op ecu
formulier-gebed, dat toeu in gebruik was, waarin de
catechumenen van God de bescherming van den engel
des vredes moesten vragen, niet ecu gebed aan den
engel, maar aan den lieer der engelen, dat Hij zijn
bode zou willen afzenden om hen te verdedigen tegen
de aanvallen van booze geesten, en hen in voortdu-
i enden en onafgebroken vrede te houden.
ENGEL EX 15B.0EDEKS, eeue Christeu-secte in
de Nederlanden, omstreeks het begin der achttiende
eeuw. Zij ontstond door Johauucs George Gichtcl,
die in 1? 10 te Amsterdam overleed, [u zijne leerstel-
liugcu schijnt hij tot zekeren graad de meeningen
der Myüiekct te hebben ingezogen, daar hij de wer-
ken van Jakob Behmeu of Böhraen mei groole zorg
bestudeerd had. Hij geloofde aan de mogelijkheid om
iu dit leven de volmaaktheid te bereiken, die aan een
hoogeren staal van aanzijn behoort; hij riep zijne vol-
gelingeu op om hunne pogingen in te spannen om dit
groole doel te bereiken, en scherpte hun in om te zijn
als de engelen üods, die niet huwen, noch ten huwelijk
« orden gegeven. Yau daar de naam van Engelenbroe-
ilcrs, hoewel zij ook somtijds, naar den stichter hunner
sectc, Gichteliancu oi\' Gichtclietengenoemd werden.
ENGELEN DIENST. Het is moeijelijk om juist
ie bepalen, of de oude Hebreen Goddelijke eer aan
engelen bewezen. Het ecuige gedeelte, dal zulk een
denkbeeld schijnt te regt vaardigen, is Gen. XL Vilt:
J i): „Die engel, die mij verlost heeft van alle kwaad,
zegene deze jongeren, en dat in hen mijn naam ge
uoeiiid worde, en de naam mijner vaderen, Abraham
en Izak, en dat zij vermenigvuldigen als de visschen
in menigte, in hei midden des lands." De ttabbinis-
tische glossen over dit gedeelte bekrachtigen de mee-
uing, dat er onder de Israëlieten eeue dadelijke aau-
liiddiiig of ten minste eene aanroeping van engelen
plaats had. Het gedeelte zelf geeft echter geone aau-
leiding tot zulk eene verklaring ,.Dc engel, die verlost
heeft," is duidelijk de engel des verbonds, Jehovah-
Jczus, en niet ecu geschapen engel. De rabbijnen van
lateientijdbewerenopenlijk,datzijgeeneengclen, van
welken aard ook, vereeren. Maimouidcs geeft als het
zesde artikel van hel Joodsche geloof aan, dat God
alleen aangebeden, geprezen, bezongen en geloofd
-ocr page 779-
ËNüJfiLENZJuNU.
757
moet worden. De beroemde rabbijn Kiinchi zegt, dat
wij de engelen of hunne opperhoofden, zooalsGabriël
en Alichaël, niet moeten aanroepen.
De eerste Christen-kerken schijnen elke aanbidding
van schepselen, \\an welken aard ook, en bepaaldelijk
en voornamelijk de aanbidding vau engelen, verwor-
pen te hebben, Origeues uulkent in zijne antwoorden
aan Celsns ten stelligste, dat de Joden of de Christenen
eenige godsdienstige hulde aan engelen bewezen, llij
zegt: „Zij zijn dienende geesten, die de gaven vau God
tut ons brengen, maar er is geen bevel in de Schrift
om hen te verecren ofte aanbidden, want alle gebeden,
smeekiugeu, tussebenkomsteu en dankzeggingen moe-
ten (iod \'jpgezoudeu worden door den grooten Hooge-
priester, het levende Woord Gods, die verheven is
boven alle engelen/\' llij zegt: „aannemende, dat, wat
Celsns verdedigde, waar is, dat de engelen Gods lie-
rautcn en hemclsehe boden waren, dan moesten toch
de herauten en boden niet aangebeden worden, maar
llij wiens herauten eu boden zij waren." De Room-
sehen oordeelen hei gepast engelen aan te roepen, en
beweren, dat zij ze alleen aanroepen als vriendenGods,
om te hunnen behoeve tot bemiddelaars te dienen. De
eerste Christen-schrijvers schijnen een voorgevoel van
zulk eene verdediging gehad te hebben. Ainbrosius,
b. v., zegt van deze ellendige verontschuldiging: „Is
iemand zoo dol, of zijner zaligheid zoo weinig iudaeh-
tig, dat hij de eer des konings aan eeu dienaar geeft,
wanneer, ais er gevonden worden, die zoo iets slechts
voorstellen, zij met regt veroordeeld zullen worden
als schuldig aan hoogverraad. En loeli denken deze
inensehen, dat zij niet schuldig zijn, die de eer van
Gods naam aan een schepsel geven, en den Heer
verlatende, hunne mededienareu aanbidden, alsof er
iets meer ware, dan aan God gegeven kan worden."
Iremcus verklaart van de kerk in zijn tijd, dat, „hoewel
zij vele wonderen wrocht voor hei welzijn van men-
sehen, zij toch niets deed door aanroeping vau engelen,
maar slechts door gebed aan God enden lieer Jezus
Christus.\'\' En om nog \\ erder lerug ie gaan tot de Apos-
tolisehe 1 ijden,vinden wij,dal PaulusdcColosseuzischc
kerk waarschuwt tegen deze afgodische gewoonte.,
die zelfs in dien vroegen tijd in de Christelijke kerk
schijnt geslopen te zijn. Col. 11:18: „Dat dun uie-
mand u overheersche naar zijnen wil in nederigheid
en dienst der engelen, intredende in hetgeen hij uiel
gezien heeft, te vergeefs opgeblazen zijnde door hel
verstaud zijns vlcesehes." En de engel \\ erbood Jolian-
nes, toen hij hem wilde aanbidden, in deze duidelijke
woorden, Openb. XXII: \'■): „ tën hij zcidc lot mij: /ie,
dat gij het niet doet, want ik ben uw mededicuslknecht,
en uwer broederen, de profeten, en dergenen, die de
woorden dezes boeks bewaren: aanbid God." Welk
duidelijker bewijs zoumenkunnen bijbrengen dandeze
gedeelten, genomen uit de Schrift en de Kerkvaders,
dal de eerste Kerk in leer en gebruiken tegen de aau-
bidding van engelen was. Waar zoodanig gebruik
bestond, hetzij onder Heidenen of ketters, werd het
zonder aarzelen veroordeeld. Het concilie van Eao-
dieca sprak een banbliksem uit over al degenen, die
schuldig waren aan deze soort vau valsche eeredienst.
„Christenen," zegt de canon, „moeten de kerk van
God niet verlaten eu ter zijde- gaan en conveutikelen
houden, welke dingen verboden zijn. Indien er daarom
iemand gevonden wordt, die zich oefent in deze afzon-
derlijke afgoderij, laat hem vervloekt zijn, omdat hij
onzen lieer Jezus Christus, tien zoon vau God, heeft
verlaten, en tot afgoderij overgegaan is.\'\'
De leer der aanroeping van engelen wordt bepaal-
delijk geleerd iu de Kerk \\au Rome, eu om haar te
verdedigen halendeRooinscb.cn Zach. 1:12 aan, waar
„de engel des Heercn" voor Jeruzalem tusschenbeiden
treedt .Dit geeft ons echter geen regt om lot engelen te
bidden. En bovendien is de engel hier ingevoerd Jezus
Christus, de Engel des Verbouds. De Roomschgczin-
den wijzen ue\'i op Openb. V : S , waar de ouderlingen
voorgesl eld worden als hebbende gouden Holen „zijudc
vul reukwerk», welke zijn de gebeden der heiligen." De
vier en twintig ouderlingen echter stellen de kerk op
aarde voor, en de gebeden, die zij opzenden, zijn hunne
eigene gebeden, niet de gebeden van anderen. Om kort
te gaan, nergens in de Schrift vinden wij de aanbidding
van engelen bevolen of bekrachtigd, maar in tegendeel
bepaaldelijk verboden als eene soort van aanbidding
van schepselen, die iu alle omstandigheden afgoderij is.
ENGELEXZAXG, een zeer voornaam gezaug in de
eerste Christelijke kerk, dat begint met de woorden,
die de engelen zongen bij de geboorte van onzen Zalig-
maker. Het werd voornamelijk gebezigd bij de com-
minnedienst, gelijk nog het geval is iu de kerk vau
Engeland. Het werd ook gebezigd bij het morgen-
gebed bij de huiselijke godsdienstoefening. In de
Mozarabischc liturgie wordt bepaald, dat het iu liet
openbaar moet gezongen worden vóór de lessen op
Kerstijd. Chrysostcmus maakt er dikwijls melding van
iu zijne geschriften. De schrijver van dat gedeelte er
van, dat volgt na het koor der engelen, is oubekeud.
Sommigen hebben het toegeschreven aan Luciauus
iu liet begin der tweede eeuw, maar het is onmogelijk
om hiervan niet zekerheid te spreken.
-ocr page 780-
ENGELAND (KERK VAN).
75S
ENGELAND (Kerk van). De \\ngel-Saksische
Kerk, zooals reeds gemeld is, onderwierp zich geheel
aan den Roomscheu stoel en vervolgde de oude I\'kit-
sche Kerk (zie ald.), omdat deze hare geheclc onaf-
hankelijkhcid van den paus standvastig bewaarde. De
inval in Engeland door Willem van Normandië in
lOiiG scheen niet vrrl verandering te zullen brengen
in de betrekkingen van de Eugclsche kerk tol Rome,
daar de Normandische monniken in hun eigen land
gewoon waren om hei oppergezag en de onfeilbaar-
lieid van den Roomsehcn bisschop te erkennen. Naau-
«clijks echter plaatste Willem zich op den Engelschen
troon, af hij begon een si rijd met het pausschap, die
tot de Hervorming voortduurde. Op aanzetting van
den paus werden de Eugclsche bisschoppen van hunne
zetels beroofd, en hunne plaatsen werden ingenomen
door opvolgers uit Normandië overgevoerd, Toen
Willem hunne diocesen vervuld had met bisschoppen,
die liij zelf had benoemd, nam hij de magt in handen,
die de paus tot nog toe had geëischt, namelijk die om
onmiddellijk de geestelijken voor de opeue plaatsen
te benoemen. ILij eischle, dat alle priesters hem
gehoorzaamheid zouden zweren, en tevens, dat alle
decreten van synoden door hem gecontrasigneerd
zouden worden. Dit was cene stoute bonding, die de
veroveraar aannam op een tijd, toen de stoel van den
Heiligen Petrus bezet was door den hoovaardigen en
onbuigzamen Hildcbrand. Doch de paus gevoelde, dat
terwijl alle andere monarchen van Europa voor hem
bogen, Willem niet op ecnetrotsche wijze moest behan-
deld worden, en hoewel hij onmiddellijk verscheidene
pogingen in het werk stelde omzijn priesterlijk gezag
over de Eugclsche geestelijken te handhaven, werd
elke poging van dien aard dadelijk tegengegaan. Wil-
lem verbood aan de geestelijken om den paus te er-
kennen, of om cene enkele bulle uil te vaardigen, die
van [tomeuitging zonder de koninklijke goedkeuring.
Hij bad besloten, dat de kerk, in plaats van te hecr-
sehen, den koning zoude dienen. Alle kerklauden
maakte hij daarom onderworpen aan militaire diensten,
waarvan de Angel-Saksische priesters bevrijd waren
geweest, en in vele gevallen maakte bij zich meester
van de heilige vaten en schatten der kloosters.
De regering van cene reeks van Normandische
monarchen leidde natuurlijk tol cene gcheele vcrau-
dcring in de gewoonten van het land. In niets was de
verandering echter meer zigtbaar, dan in alles wal
de geestelijke zaken betrof. Stecnen gebouwen zag
men overal verrijzen in plaats van de eenvoudige
houten kerken der Aaigel-Saksers, en zoowel dewerk-
liedcu als de stecnen, die gebezigd werden bij liet
herbouwen van de St. Paulskcrk in lls7, werden
uit Normandië overgebragt. De uitwendige verbete-
ringen, die Willem de Norraandiër invoerde, waren
van weinig belang in vergelijking van den geest van
onafhankelijkheid, die door zijn invloed bij de Engel-
schc geestelijkheid ontstond. Willem Rufus was niet
meer onderworpen aau den paus, dan zijn vader gc-
weesl was. Zich bedienende van de grootc pauselijke
scheuring, die er gedurende zijne regering plaats had,
weigerde hij de kerkelijke prebenden te vervullen, als
zij open kwamen, cu maakt e hij gebruik van de inkom-
sten voor zijne eigene doeleinden. Het aartsbisdom
Canterbury zelf weid gedurende verscheidene jaren
onvervuld gelaten. Eindelijk benoemde de monarch,
van plan veranderende, in hel jaar 1003 Ansclmus,
een sterkeu aanhanger vau den paus, tot den zetel van
Canterbury. De benoeming van dezen merkwaardigen
man leidde nogmaals toi de geheide onderwerping van
de Eugclsche kerk aan dcu wil en het gezag van den
paus. Ansclmus besloot, onmiddellijk na zijne aan
komst in Engeland, om de regten der kerkte vordedi-
gen, tegen hetgeen hij als de onregtmatige inbreuken
van den souverein beschouwde. Hij begon met eeue
openlijke belijdenis van het oppergezag van den tocn-
maligen paus Urbaans IL, en \\roeg te /.elfder tijd de
onmiddellijke teruggave van de kerkelijke inkomsten,
waarvan Willem H. zich meester had gemaakt. Flcn-
«1 fik I., die hem opvolgde, gaf gedeeltelijk toe aan de
eischen van den nieuwen primaat vau Canterbury,
maar op één punt, het investituurregt, was cu bleef
de monarch onverbiddelijk. Nu werd er een beroep
gedaan op Rome, en de paus besliste ten voordeele vau
AnselmuSjtol niet weinig spijt van den teleurgesteldeu
monarch. Er had echter cene verzoening plaats door
lusschenkonisl van Adela, de zuster vau Hendrik, en
het investituurregl ■—het geven van den herderlijken
staf en den ring — werd aau de kerk afgestaan, en
dat van hulde voor den wereldlijken vorst behouden.
Anselmus zag nu zijne vurigste wenschen vervuld, in
zoo verre de onderwerping van de Eugclsche kerk aan
Rome betrof, en hij ging daarom voort om elk over-
blijfsel van onafhankelijkheid te vernietigen, dat de
geestelijkheid aan de twee Willems te danken had. Tc
dien einde verbood hij aan alle geestelijken om den
eed van leenrocrighcid "af te leggen, en beval hun om
dadelijk hunne vrouwen weg te zenden. Het gevolg van
dit alles was, dat op het einde der elfde eeuw de gces-
telijkheid van Engeland in hooge gunst stond bij het
hof van Home; en de paus onderwierp, om zijne gunst
-ocr page 781-
KN(iKLAl\\l>(KEI(K VAN).
750
aan Hendrik te toonen, aan dezen de keuze van een bis-
schop van de St. Davidskerk, cu benoemde opzijn ver-
zoek een van de kapcllaneu der koningin tol dien zei el.
Te midden van de verwarring en wanorde, die ko-
ning Stephanua veroorzaakte door zijne pogingen om
de niagl der baronnen Ie verminderen, bediende de
Roomsclie sfoel zich van den verdeelden staal van bel
land om zieb van verscheidene voorregteu meester Ie
maken,voornamelijk van de mag! om in kerkelijke aan-
gelegenbeden te beslissen. < lok waren de geestelijken
f e dier tijde niet zonder hunne eigene eerzuchtige twis-
ten, want in bel begin der regering van Hendrik II.
trachtten vele van de rijkere en meer niagtigc onderde
geestelijken, om hunne bencficièn aan de bissehoppc-
1 ijk e regtsmagt te onttrekken. Maar één dignitaris
van de kerk, Thomas ïi 1\'ecket, overl rofal zijne broede-
ren in aanmatiging en eerzucht. In zijn eigen persoon
vereenigde liij de karakters van geestelijke en staals-
nian, van priester en soldaat, van kanselier van Engeland
en aartsbisschop van (\'anterbury. Zijne geschiedenis
wordt door d\'Aubigné aldus beschreven: — „Toen
de regters aan Hendrik hadden medegedeeld, dal ge-
durende de eerste acht jaren zijner regering honderd
moorden begaan waren door geestelijken, riep de ko-
niug in 11 01 een concilie te Clarendon bijeen, waarop
zekere regelingen of romtiiiiHën opgemaakt werden,
ten einde de aanmatigingen van de priesters tegen te
gaan. lieeket weigerde eerst die Ie teekencn, docli
stemde eindelijk toe, en begaf zieb toen in de afzon-
dering, om over zijn misslag te treuren. Paus Alcxau-
der 111. ontsloeg hem van zijn eed, en toen begon er
eene woedende en langdurige worsteling tusschen den
koning en den primaat. Vier ridders van liet hof, eene
onvoorzigtige uitdrukking van hunnen meester op-
vangende, vermoordden den aartsbisschop op eene
barbaarschc wijze aan den voet des altaars in zijne
eigene hoofdkerk (1170). Het volk beschouwde toen
Becket als een heilige; lallooze menigten kwamen aan
zijn graf bidden, waarbij vele wonderen werden verrigl.
,,Zelfs uil zijn graf,"zeidenBeckets aanhangcrs,„geefl
hij zijne getuigenis ten behoeve van liet pausschap."
„Hendrik ging nu van het eene uiterste lot het
andere over. Hij trad Cautcrbury barrevoets binnen,
en knielde voor het graf van den martelaar; de bis-
schoppen, priesters cu monniken, tachtig in getal,
gingen hem voorbij, elk met een geesel, en gaven
drie of vijf slagen, volgens hunnen rang, op de naakte
schouders van dvn koning. In vroegere eeuwen, zoo
zeide de priestelijke fabel, had de Heilige Petrus een
aartsbisschop vau Canterbury gegeeseld; nu geeselt
Home in werkelijkheid den rug des konings,en niets kan
; voortaan zijne overwinnende loopbaan tegenhouden.
! Ecu Plantagenet gaf Engeland over aan den paus, en de
i paus gaf hem de magt om Ierland Ie onderwerpen."
Engeland was nu in ruime mate onder deinagt van
Home, en de regering vau koning .7au voltooide de
heerschappij. Toen Innoccntius 111. op onwettige
i wijze een aartsbisschop van Canterbury had benoemd,
wilde Jan den prelaat niet erkennen, waarop de, paus
; het koningrijk onder een interdict plaatste, en deze
; stoute daad van Zijne Heiligheid had zulk eene uit-
werking op het gemoed van den monarch, dat hij zijne
kroon aan de voeten van den legaat des pausen legde,
| verklaarde, dat hij zijn koningrijk aan den pauselijken
j stoel overgaf, en een eed aan hem allegde als aan zijn
J heer. Deze toegevingen aan den paus en de groote
belangrijkheid, die gedurende de minderjarigheid van
Hendrik III. aan den legaat van den paus werd gehecht,
gaven aan het hof van Rome niet weinig invloed in
Engeland. De onderwerping van den souverein aan
de heerschappij van Home werd echter volstrekt niet
algemeen door het volk gedeeld, en er werd eene vcr-
eeniging gesticht, waartoe ook eenigen uit den adel
behoorden, om de vreemde priesters te bestrijden en te
verdrijven, die de paus tot de beste Engelsche bene-
ficién had benoemd. Maar deze volksbeweging baatte
niets, want terwijl kardinaal Otto legaat was aan het
hof van Hendrik, ontvingen tusschen de jaren 1230 en
12 tO drie honderd Italiaansche monniken beneficiën
in Engeland. Steeds wonnen de pauselijke magt en
invloed in Engeland kracht, doch plotseling ondervon-
den deze eene geweldige beteugeling door de verschij-
ning van Wickliffe, de morgenster der Hervorming.
Deze uitmuntende en onversaagde man stelde het zich
ten taak, tegenover de bitterste vervolging, om de pau-
selijke tirannij aan het licht te brengen. Zijne volgelin-
gen, die Lollarden werden genoemd, vermeerderden
zoodanig in getal, dat zij tot ongeveer de helft der
bevolking vau Engeland klommen. Door Hendrik IV.
werden zij met groote gestrengheid behandeld, doch
de dood van hun hevigslen vijand, Thomas Arundel,
I aartsbisschop van Canterbury, in 1H3, ontnam aan
\' de strafbepalingen hare gestrengheid, en liet de Lol-
larden voor een tijd ongedeerd.
In den loop der v ij ft iende eeuw onderging de invloed
van het Catbolicismus in Engeland eene trapsgewijze
vermindering. Dit is blijkbaar uil de ongelukkige po-
gingen, die bij twee verschillende gelegenheden ge-
daan werden, om onderstand voor de geestelijkheid
te verkrijgen. Nicolaas V., b. v , zond Hendrik VI.
-ocr page 782-
KXGELWD (KERK VAN).
7 CA)
eene gewijde en geparfumeerde roos, vergezeld van
het verzoek, om de geestelijken aan te manen eene
groote som in do pauselijke schatkist te storten, doch
terwijl de gift werd aangenomen, werd de eiseli stand-
vast ig geweigerd. Tn 1403, toen Pius TT. een krnis-
togt tegen de ongeloovigen ondernam, trachtte hij
wederom de noodzakelijke fondsen te verkrijgen, door
liet tiende gedeelte van lief inkomen der geestelijken
van Europa te eisclien, doch de uitslag, voor zooverre
Engeland betrof, stelde de verwachtingen van den
paus geheel en al teleur.
Hervormde beginselen hadden sedert de dagen van
Wieklifl\'e langzaam en ongevoelig hun weg gevonden
onder het Engelsche volk; niet weinigen hadden deze
beginselen uil overtuiging omhelsd, en zeer velen
waren misnoegd over de roofzuoht. de onwetendheid
en de onverschilligheid aangaande de godsdienst van
de geestelijken. Maar wat misschien meer dan iets
anders de verontwaardiging van het volk tegen de
geestelijken opwekte, was de aanspraak, die zij vol-
hielden, van vrij te zijn van burgerlijke veroordeeling
voor misdaden. Deze aanspraak werd in zooverre door
Hendrik VI. gewijzigd, dat hei voorregt niet bij bet
begin zou geëisebt worden, zoodat eene inheehtenis-
n cm ing om eene crimincolc beschuldiging zou worden
voorkomen, maar na de lezing van de acte van beschul-
diging. De aldus ingevoerde verandering maakte de
aanspraak slechts des te aanstoot dijker, en de moeije-
lijkbeid om die slaande te honden, van den kant der
geestelijken, des te grootcr. OndcrllendrikVTT. werd
het besluit genomen, dat een geestelijke, overtuigd
van eene misdaad, in de hand gebrand zoude worden;
en in 1 ."> 13 werd er eene wet aangenomen, die de gees-
telijken verschrikte en verwoedde, daar aan roovers
en moordenaren hel voorregt van geestelijkheid ont-
nomen werd, hoewel er nog eene uitzondering werd
gemaakt voor priesters, diakenen en onderdiaken. Aan
de uitvoeringvan deze wet werd door de bisschoppen
weerstand geboden, doch zonder gevolg, daar de ko-
ning zijn besluit te kennen gaf, om de magt der kerk
binnen behoorlijke grenzen te honden, Toch waren de
regering van Hendrik VIT. en hef eerste gedeelte der
regering van Hendrik VTIT. een tijdperk, gedurende
hetwelk de onderwerping aan hel pauselijke gezag even
groot en schijnbaar even diep geworteld was, als in
eenig ander land van Europa. De laatstgenoemde
souverein in het bijzonder koesterde een diepen eer-
bied voorde moederkerk en haaraardsch hoofd, terwijl
hij tevens veel eerbied had voor kloostergeleerdheid.
Doch dezelfde beginselen en gebeurtenissen, die tol
de Hervorming in Dnitschland leidden, waren in En-
gelaud aan het werk. De herleving der geleerdheid
en het onderwijzen der Grieksche en der Latijnsche
klassieken had eene betere wijze van opvoeding on-
der de hoofere en zelfs de middclstanden der maat-
schappij ingevoerd. De uitvinding der boekdrukkunst
leidde tot de wijde verspreiding van de boste schrij-
versder Ouden. Doch de omstandigheid, die meer dan
eonigo andere den weg baande tot de Hervorming
onder de meer verstandige klassen der bevolking, was
de vertaling van den bijbel door Wiekliffe. Verschei-
denc eeuwen waren er verloopcn sedert de laatste
Angel-Saksische vertaling der Schrift was volbragt,
en de verschijning in 1380 van eene vertaling van den
bijbel in het gewone Engelsch van dien tijd werd be-
groet als eene gebeurtenis van bef grootste belang.
Deze vertaling\' werd volbragt vóór de uitvinding dei-
boekdrukkunst, en gedurende eenigen tijd waren de
geschreven exemplaren er van zoo zeldzaam, dat in
112!) een van Wiokliffe\'s Testamenten niet verkregen
kon worden beneden den prijs van ƒ ISO van ons geld.
Zoo heftig was echt er de tegenstand van de geestelijken
en de leeken tegen het verschijnen van de Heilige
Schriften in de taal van het land, dat er in 1390 een
wctsvoorslagin bel TToogerhu is werd gedaan,omWick-
liffo\'s bijbel te verbieden, en die maatregel werd alleen
verworpen door den invloed van den hertog van Lan-
castcr. lu 1 IOs werd op eene convocatie te Oxford
deze vertaling der Schriften openlijk veroordeeld, en
een bevel uitgevaardigd, dal voortaan gecne vertaling
van den bijbel gemankt mogt worden. Alle pogingen
om de circulatie van Gods Woord onder het Engelsche
volk tegen te gaan waren echter vruchteloos. Het werd
snel en op ruime schaal verbreid, en bij gevolg waren
de Eugelschen gereed om de Hervorming toe Ie jui-
chen, die door Gods voorzienigheid op het punt was
van ingevoerd te worden. Anna vau Dohemeu, de
jeugdige echtgenoot van lliohard TT., ondersteunde
vooral de Hervormde beginselen. Daar zij in bel land
van Hus de beginselen van een zuiver bijbelscb Chris-
Icndom had ingezogen, bragt zij naar de kusten van
Engeland eene bepaalde gehechtheid aan het Woord
fiods over, en eene heilige ingenomenheid mei hen,
die getrouw waren aan de waarheid, gelijk zij is in
Jezus. Geholpen en aangemoedigd door de koningin-
moeder, wierp zij hel scliild liarer krachtige beseber-
ming over Wicklill\'c en de Lollarden. Hel voordeel
van zulk eene bescherming werd spoedig gevoeld. De
waarheid maakte stille en snelle vorderingen onder
alle klassen van menseben. de hand van den vervolger
;
-ocr page 783-
ENGELAND (KERK VAN).
7fil
werd tegengehouden, en de invloed van Anna\'s voor-
beeld in het bestuderen van het Woord van God met
eeue innige begeerte om de waarheid te vernemen,
verspreidde zich wijd en zijd, tot niet weinig misnoc-
gen en verdriet van de zendelingen van Rome. Deze
vrome koningin had zich nooit formeel van de Rooni-
sche kerk geseheiden. Maar hoewel zij in naam in den
schoot er van bleef, m aak te zijgeen geheim van harevcr-
werping van alles, wat er bijgeloovigs en verkeerds in
hare leer was. Hare godsdienst was die van den bijbel,
en daarom was zij, hoewel uitwendig eenc Roomseh-
gezinde, in werkelijkheid en in haar hart eeue warme
aanhangster van Wickliffe. Terwijl die Hervormer
leefde, was hij zijne bescherming tegen de woede zijner
vijanden verschuldigd aan de bemocijingen te zijnen
behoeve van Anua en hare schoonmoeder, geholpen
door .lan van Gaunt, hertog van Lancaster, die som-
tijds „de staatkundige vader der Lollardeu" genoemd
is. Anna overleefde Wickliffe verscheidene jaren, en
hoewel zij in haar acht en twintigste jaar overleed,
had zij veel gedaan gedurende de twaalf jaren van
haar huwelijk, om de zaak der waarheid en dergereg-
tigheid te bevorderen. Richard werd verhinderd om
de Lollardeu te vervolgen, zoo lang zij leefde, en zelfs
ua haar dood werd geen Lollard gedurende zijne rege-
riug ter dood gebragl, hoewel hij ongelukkiglijk in
zoo verre aan den invloed der geestelijken toegaf, dat
hij hen onder verschillende vormen vervolgde.
Hendrik A IIT. was gedurende de eerste negentien
jaren van zijne regering een van de getrouwste en
gehoorzaamste zonen der Roomsche kerk, en zulk
een bijgeloovig aanhanger van het pausdom was deze
goddclooze monarch, dat terwijl de Hervormde be-
ginselen door vele zijner onderdanen werden beleden,
er niet de minste waarschijnlijkheid bestond, dat zij
ooit door den souverein omhelsd zouden worden. Maar
onverwachts had er eeue reeks van gebeurtenissen
plaats, die Engeland voor altijd van de pauselijke
niagt bevrijdde. De omstandigheden waren inliet kort
deze. De losbandige monarch, die te dier tijde op den
Engelschen troon zat, aangetrokken door de bckoor-
lijkhcden van Anna Roloyn, verlangde haar tot zijne
vrouw. Daar hij reeds gehuwd was met Catharinavan
Arragon, was het onmogelijk, dat zijne wenschenver-
vuld konden worden zonder eene scheiding van zijne
toenmalige koningin. Om deze te volvoeren vroeg hij de
bekrachtiging van denpans, welke echter ten strengste
geweigerd werd. Bevindende, dat de paus onverbidde-
lijk was, wierp de trotsche monarch, liever dan in zijn
doel teleurgesteld te worden, het juk van Rome af,
en eischte hij voor zich in zijne eigene staten die
geestelijke oppermagt, die tot dien tijd het erkende
voorregt van den paus.was geweest. Zoo werd Ilen-
drik, hoewel tof kwaad geneigd, zonder het te ver-
moeden, door God tot het werktuig gemaakt om die
gezegende Hervorming van het Romanismus te doen
ontstaan, die de glorie van Engeland is. Vóór dien tijd
hadden velen afstand gedaan van de dwalingen en de
afgoderij der Roomsche kerk, doch toen werd de nat ie
geheel onafhankelijk gemaakt van den Roomschen
stoel.
M iddelerwijl waren er pogingen in het werk gesteld
om de niagt der geestelijken te beperken, en vooral
de bisschoppen waren in het Lagerhuis gegispt. In
het jaar 1531 werden de geestelijken tot verbeurd ver-
klaringen en gevangenschap veroordeeld, omdat zij
erkend hadden, dat Wolsey pauselijke en wetgevende
niagt bezat, en zij verwierven slechts de genade des
konings door zich te onderwerpen aan eeue boete van
£100.000. Li eene petitie, door de convocatie bij die
gelegenheid aan Hendrik aangeboden, werd hij aan-
gesproken als: „Beschermer en Opperhoofd der Kerk
en Geestelijken van Engeland,"\' met de beperkende
uitdrukking: „voor zoo verre als geoorloofd is door
de wot van Christus." Een andere stap tot het ver-
minderen van de magt en den invloed der geestelijken,
was liet ontnemen van de Axsate.v (zieald.), diccene
voortdurende bron van tweedragt warentussehen den
paus en de landen, die zijn oppergezag erkenden. In
15.\'!t werd er eene wet uitgevaardigd, waarbij beroe-
pen van kerkelijke hoven op Rome werden verboden,
en voorkomen werd, dat het huwelijk van (\\on koning
met Anna Roleyn door den paus werd vernietigd.
De laatste handeling waarschijnlijk van de pauselijke
opperheerschappij in Engeland onder Hendrik VIII.
had in den loop van hetzelfde jaar plaats, toen de
gewone bullen werden verleend om Craumertotaarts-
bisschop van Canterbury aan te stellen, want in de
volgende zitting werd er besloten, dat bisschoppen,
verkozen door hunne kapittels op eene koninklijke
aanbeveling, gewijd zouden worden, en dat aartsbis-
schoppen het pallium zouden ontvangen, zonder om
de tusschenkomst van den paus op eenigerlei wijze te
verzoeken. Alle dispensatiën en verloven, die tot nog
toe door den paus waren verleend, werden op den
aartsbisschop van Canterbury overgebragt. De koning
werd formeel erkend als het Opperhoofd der Engelsche
kerk, zooals twee jaren te voren door de convocatie
was aangenomen. De oppermagt van den souverein
werd echter niet algemeen erkend, en drie prioren,
96
-ocr page 784-
I \\] 7üi                                                         ENGELAND (KERK VAN).
Fisher, bisschop van Rochester, eu Sir Thouiaü More ! Rooinschgeziudeu, die ooit den bisschoppelijken mij-
j wcrdon in 1534 ter dood gebragt, omdat zij die niet ter droegen, allen ter dood veroordeelde, die het j
wilden aaüncmen, daar de misdaad als hoogverraad huwelijk van priesters en het geven van den beker
werd besehouwd.
                                                                 aan de leeken verdedigden, en allen, die de traussub-
De volgende groote stap inde Eugelsche Hervor- stantiaüe, de oorbiecht, geloften van kuischheid en
iniug was de opheffing der kloosteriustellingeu, die afzonderlijke missen bestreden. Velen, zoowel Room-
t» 13 in gelal waren, terwijl hunne bezittingen up een sclien als Protestanten, leden onder dit besluit.
vijfde van het rijk werden geschat. Daar zij van de
         Dat Hendrik, zelfs tot het einde zijner dagen, een •
bisschoppelijke visitatie vrij waren, waren zij lang- getrouw zoon van de Itooinsche kerk was, is duidelijk
zamerband bedorven geworden, en op verschillende uit bet feit, dat eeue van de laatste handelingen zijns
lijden voor dien, waaraan wij uu gekomen zijn, waren levens bet stichten van een klooster was, en dat hij
verscheidene kloosters opgeheven door bullen vanden : bij zijn testament groote sommen naliet, om die te j
paus verkregen, en hunne fondsen waren gebezigd om i besteden lot het lezen van missen voor de rust zijner
collegiëu te begiftigen, eerst te Ipswieh on te Oxford, ziel. Hoewel Hendrik dikwijls als de bewerker der
daarna te Cambridge euteEtou. Maar uu Clemens j Eugelsche Reformatie wordt genoemd, had die groote
uit het Vaticaan zijn decreet had uitgevaardigd, dat ; gebeurtenis eeue diepere en heiliger bron dan de hau-
Heudrik Anna moest verlaten en Catharina terug out- delingen van een verkwistend losbol. Zij was zigt baar
\\augeu, besloot de verwoede monarch om een einde te en geheel en al het werk Gods. Gedurende eeue lange
maken aan alle kloosters van het rijk. Commissarissen j reeks vanjaren had de Hervormde leer zich wijd en
werden er dadelijk afgezonden, om alle godsdienstige zijd verspreid ouder alle klassen van nienscheu. De
instellingen te bezoeken en te onderzoeken, en alle werken van de Hervormde godgeleerden werden mei
kloosters en hunne inkomsten werden iu bezit geno- graagte gelezen. Eugelsche boeken werden in de Duit-
men. Hendrik greep ook het rijke altaar van Thomas ü sche ofVlaamsche provinciën gedrukt, en naauwelijks
Boeket te Cauterburv aau, en zijn naam als een heilige waren zij iu Engeland ingevoerd, of zij werden met
moest in den kalender doorgehaald worden. Ecuitre zulk eeue gretigheid ontvangen en gelezen, dat er iu
abten ontvingen eeu jaargeld voor hun leven. Iets van lö:J3 een besluit genomen werd, waarbij het koopeu \'■
deu rijkdom, aldus door de kroon verkregen, werd aan van vreemde boeken werd verboden. Dat echter, het-
de universiteiten geschonken voor de oprigtiug van welk het gretigst ontvangen werd, was het Eugelsche j
collegiëu en professoraten, eu zes nieuwe bisdommen Testamentdoor\\VillemTyndale,teAntwerpenin 1526
werden er opgerigl. De abten van (\'olchester, Keadiug ! uitgegeven. Verscheidene exemplaren van dit boek
en Gloucester, die tot het laatste de gewelddadige\' \' werden openlijk verbrand, en de bisschop van Londen
inbeslagneming hunner huizen hadden weerstaan, kocht bet overblijvende der uitgave op, en doemde
werden wegens verraad ter dood gebragt.
                        alles tot de vlammen. Met behulp van de fondsen, die i
Te midden dezer dadeu van gcweltl schijnt Hendrik j de ijver van deu bisschop hein aldus verschafte, gal\'
weinig of geene begeerte gehad te hebben om de zaak Tyndale eeue uieuwe en verbeterde uitgave uit, die
der Hervorming in Engeland te bevorderen, wantte ook naar Engeland werd overgebragt, waar zij vele be-
zelfder tijd dat hij aldus met de Roomschen handelde, [ keerliugeu tot de beginselen der Hervorming maakte.
werden de wetten tegen ketters ten strengste gehand- De vertaler werd iu 153IJ als keti er verbrand, doch
haafd, eu verscheidene Protestanten op deu brand- hij had lang genoeg geleefd, om het goede werk van
1 stapel verbrand. Tn 1 .ï-\'i 5 schreef hij, wel is waar, naar : God in Engeland krachtig te bevorderen. Do geheele ,
Duitschland, om eene zanieukomst met de Hervormde bijbel in de Eugelsche taal, door Miles Coverdale ver-
godgeleerden, voornamelijk Melanthou en liucer te taald, verscheen in 1535 en was opgedragen aan den
hebben, doch het antwoord, dat hij ontving, was, dat, koning; dit was de eerste uitgave der Schriften, die j
„dewijl hij hervormde predikanten verbrandde, hij op koninklijk gezag iu het licht verscheen. Hendrik j
niet behandeld kou worden als eeu vriend der Her- bad om dezen tijd deu schijn aangenomen, alsof bij
vorming.\'\' En zelfs nadat hij de kloosters had opge- j de Hervormde partij begunstigde, en uit vijandschap
i heven eu den Eugelseben bijbel iu de kerken had i jegens Rome, eerder dan liefde voor den bijbel, had i
I geplaatst, was Hendrik nog zoo zeer in zijn hart eeu bij bevolen, dat eene kopij van de Schriften in het
| Roomschgezinde, dat bij in 1539, op den aandrang Latijn en bet Engelsch voor elke parochiekerk iu het
i van bisschop Gardiuer, een van de meest bijgeloovige rijk zou worden aangeschaft, en aan een pilaar of
-ocr page 785-
(KERK VAN).                                                            ;«8
brengen. Ook behield de Roomsche partij iu hei par-
lement, dat den 22*ten Januarij 154:2 vergaderde, de
overhand, ener werd eene acte voorliet bevorderen
van de «are godsdienst enz. aangenomen, die-inhield,
dat het volk misbruik had gemaakt van liet lezen der
Schriften, cnTvndalc\'s vertaling verbood. De andere
vertalingen mogten gebruikt worden, mits alle aan-
teekeniugen onleesbaar werden gemaakt.op straffe van
veertig schellingen. Het lezen vanden bijbel werd ook
beperkt toi bepaalde personen. Men zegt, dat de hcr-
haaldc klagten over hei slechte gebruik, dat het volk
van de Schrift en maakte, door te twisten over hetgeen
het las, Hendrik er toe bragteu om alle uitgaven te
verbieden, behalve die door het parlement toegestaan,
hetgeen eigenlijk niet kon bepaald worden.
Hendrik Vil 1. werd bij zijn dood in 1517 opgevolgd
1 door Eduard \\ I,gedurende wiens korte regering veel
aan moed igingaautle verspreiding vanden Engelscheu
i bijbel gegeven werd; de bisschoppen kregen ook bevel
om op hunne synoden en visitatiën de geestelijken te
onderzoeken aangaande hunne kennis der Heilige
Schriften. Hoewel de regering van dezen vromen en i
jeugdigen monarch niet langer dan zeven en een half
jaar duurde, was de ijver voorde verbreiding van Gods
Woord in de moedertaal zoo groot, dat er in deze korte
tijdruimte niet minder dan elf gedrukte uitgaven van
den Engelsehen bijbel en zes van het Nieuwe Tcsta-
ment verschenen. Verschillende verbeteringen werden
er ook aangebragt iu de wijze om de godsdienstoefe-
uing te huilden. ]->e Brief en het Evangelie van de
mis moesten in het Engclsch gelezeu worden, en er
werd bevolen, dat op alle /.on- eu Feestdagen een
hoofdstuk van het Nieuwe Testament in hei Engelsen \\
bij de nietten, en een hoofdstuk van het Oude Testa-
ment bij de vesper gelezen zou worden. Dit bev el werd ;
in löl\'J verwisseld voor dat van twee lessen uit hel !
Oude eu het NieuweTcslaineut (e lezen, respectieve-
lijk onmiddellijk na de Psalmcti bij het morgen- en .
het avondgebed.
De Hervorming maakte onder Eduard VI. de bc- \'
moedigendste vorderingen. Alle beelden moesten uit
de kerken worden genomen, en er werd bepaald, dal
er niet langer gebeden voor de doodeu gedaan zouden
worden; de oorbiecht en transsubstantiatie werden
voor onsehrifluurlijk verklaard, en de geestelijken
kregen verlof om te huwen. Deze belangrijke veran- I
deringen iu het geloof en de gebruiken ontmoetten
i de groolsic goedkeuring bij de geestelijken en het
\' volk, en de weerspannige prelaten, Gardiner en Bon-
( nar, werden naar den Tower gezonden. Het werd I
ENGELAN IJ

| lessenaar in het koor zou worden geketend, opdat een
\\ ieder er toegang toe kon liebbeu, en haar kon lezen.
! Eenander bevel,lol hetzelfde einde, verscheen in 153 S,
niet een koninklijk verlof\' om de Schriften te lezen.
Eene oplage van 1,500exemplaren werd door Richard
Grafton gedrukt, waarvan elke curaat er een moest
hebben, en elke abdij /.es. Eene proclamatie, in Mei
1540 uitgevaardigd, beval dit op straffe van veertig
schellingen boete maandelijks, en de prijs der bijhels
werd bepaald op tien schellingen ongebonden, en
twaalf schellingen goed gebonden met sloten. Toen
Bonuar in dit jaar tol bisschop van Londen werd aan-
gesteld, plaatste hij zes bijbels in zijne hoofdkerk, met
eene raadgeving aau de lezers, vastgehecht aan de
pilaren, waaraan de boeken waren geketend. Deze
raadgeving hield in, dat al wie kwam om te lezen, zich
gereed moest maken om gesticht en beter gemaakt
te worden, en zijne gereedheid moest voegen aan de
hevelen des koniugs; dat hij niet zich moest brengen
bescheidenheid, een eerlijk voornemen, liefdadigheid,
eerbied en een rustig gedrag; dat er niet zoo velen te
Kamen moesten komen, dat zij eene menigte uitmaak-
ten; dat gecne verklaring er aan gegeven moest vvor-
I den, dan hetgeen verklaard wordt in het boek zelf; en
dat het niet gelezeu moest worden niet gedruisch ten
tijde der godsdienstoefening, en geen twist of woor-
denstrijd daarbij moest plaats hebben.
De beroemdste vertaling van dezen tijd was echter
die, welke door den aartsbisschop C\'ranmer in 153 J-
werd bevorderd, nadat de pauselijke magt in Engeland
was afgeschaft, en de oppermagl van den koning door
eene parlementsacte was bepaald. Zij verscheen in
Aprill539, was gedrukt door Grafton en Whitechurch,
en werd de Groote Bijbel genoemd; doch gedurende
de geheelc regering van Hendrik VIII. waren de
vrienden der Hervorming ijverig in de weer, om En-
gelselie vertalingen te verbeteren en in Ie voeren, die
, gretig doorliet volk werden ontvangen, hoewel zij vele
I inoeijelijkhf den te verduren hadden door de ingekau-
kerde vooroordeelen van eene sterke Roomsche partij
I en de onstandvastigheid van een absoluut monarch.
liet bezit der Schriften was dan ook volstrekt niet
zeker, daar de koning iu zijne proclamatie verklaarde,
dat hel niet zijn pligt was om ze in het Engelseb toe Ie
staan, maar zijne goedheid en milddadigheid jegens ziju
volk zulks deden, en hij vermaande hen daarvan geen
i slecht gebruik te maken. De Roomsche geestelijken,
\' wetende, dat het Hervormde geloof door dit voorregt
! ten krachtigste zou bevorderd worden, deden alles,
wat zij konden, om de vertalingen iu minachting te
-ocr page 786-
701                                                    ENGELAND
(EEK VAN).
noodzakelijk geacht, dat er stappen gedaan zouden
1 worden om eene reeks vau geloofsartikelen gereed te
maken, die de geloofsbelijdenis vau de uu Hervormde
j Kerk van Engeland zouden uitmaken. Daarom kreeg
de koning in 15-19 de magt om eene commissie vau
zestien bisschoppen en geestelijken en zestien leekeu
i voor dit belangrijke doel te benoemen, en in 1552 |
werd er eene reeks van artikelen, twee en veertig in j
getal, opgemaakt in cene convocatie te Londen ge- i
houden, welke op koninklijk bevel bekend gemaakt \'
werden. Deze artikelen, waarop de negen en dertig
artikelen, die uu in gebruik zijn, zijn gegrond, werden
voornamelijk aan Cranmer en Riillcy toegeschreven; !
maar naar alle waarschijnlijkheid waren zij het voort-
brengsel vau een veel grooter aantal bisschoppen en \'
; godgeleerden, door wie zij zorgvuldig onderzocht en j
overwogen werden.
In geen land van Europa had de grootcHervorming
der zestiende eeuw niet meer bedaardheid en zorg j
plaats dan in Engeland. Zoowel in leer als in cereuio-
uieu onderging de Eugelsche kerk eene langzame
maar krachtige verbetering door het wegnemen van :
die bedorvnnheden, welke langzamerhand de zuivere
en heilige iurigting van de Christelijke kerk ontdaan
en bijna geheel misvormd hadden. Onder Eduard VI.
werd bevolen, dat de kerkdienst in het Engelsch zou
gehouden worden. Dit was eene allerbelangrijkste
verandering, daar tot nog toe het gehcele rituaal, te ,
Home za.imgcstcld zijnde, waar de Latijnsche taal werd
gesproken, uit eene verzameling van gebeden in de
Latijnsche taal bestond, waarmede het Engelselie volk
overliet algemeen geheel onbekend was. Eene grootc
verandering had er te dier tijde plaats in de wijze om het
avondmaal te vieren. Sedert het concilie van Constaiiz
in 1101 was hei het onveranderlijke gebruik vau de :
Rooinsche kerk geweest, om den beker aan de lecken :
te ontzeggen. In 1517 bepaalde, echter eerst de con- ;
vocatie, en later het parlement, dat alle personen het
sacrament in beiderlei gedaanten zouden ontvangen.
1
Deze verandering leidde tot de benoeming eenercom- i
j missie uit de geestelijken, om eene eenvormige orde \',
voor de communie op te maken, volgens de regels der I
Schrift en liet gebruik der eerste Kerk. Dezelfde cora- \\
missie kreeg het volgende jaar in last om eeuc nieuwe
Liturgie zameu te stellen, die in weinige maanden
gereed was en de nieuwe communiedienst bevatte. Dr
geestelijken, aan welke deze belangrijke taak werd
toevertrouwd, waren mannen van naam, die later tot
aanzien in de kerk werden verheven, eu de zoo ont-
stane Liturgie werd bekrachtigd door den koning en
het parlement. Zij is gewoonlijk bekend onder den
naam vau het Eerste Boek vau Eduard VI.
De nieuwe Liturgie werd vervolgens herzien door
(\'ranmer.geholpen door twee uitstekende Hervormers,
Maarten Eucer en Petrus Mart yr, en de toen gemaakte
veranderingen bestonden voornamelijk in het bijvoe- |
gen van de, zinnen, de vermaning, de belijdenis en de
absolutie, waarmede de morgen- en avonddiensten
beginnen. Verschillende ceremoniën, die zich in het
vorige bock bevonden, waren hierin weggelaten, zoo- !
als het gebruiken van olie bij den doop, het zalven j
derzieken, gebeden voor de zielen van afgestorvenen,
het bevel om water met den wijn te vermengen en vcr-
scheidene andere. Ook de kleederen der geestelijken,
door het eerste bock voorgeschreven, moesten vcrval-
len, en het gebruik om te knielen bij het sacrament I
werd zoodanig verklaard, dat men verhinderde, dat
het verward werd met de afgodische aanbidding vau ,;
...
den ouwel. Deze verbeterde Liturgie, die weder door
het parlement bekrachtigd werd, draagt dikwijls den
naam van het Tweede Boek vau Eduard VI.
De vroegtijdige dood van Eduard cu de opvolging
van -Maria strekten in hooge mate om alles te ontdoen, ]
wal reeds in het werk der Hervorming gedaan was. \'
Eene van de eerste handelingen der nieuwe koningin. ]
bijharetroonsbeklimmingiu 1 553, was het herroepen !
van de bekrachtiging der Liturgie door haren voor- ■
gaiigeiylaar deze onbestaanbaar was met lictRoonische
rituaal, dal zij besloten had weder in te voeren. Het
werk der vervolging begon nu, en vele van de voor-
naamslc verdedigers der Hervormde beginselen waren
genoodzaakt eene schuilplaats te zoeken op eene
vreemde kust. Te Genève gaven zij in 1557 een
Engelsch Nieuw Testament, in het licht, het eerste
waarin de verzen door nummers waren afgescheiden.
De ongelukkige regering van Maria was spoedig
ten einde, en Elisabeth, die haar opvolgde, was even
l\'rotestantsch als Maria Roomsch geweest was. Zoo-
dra zij den troon beklom, wer.l er eene nieuwe acte
aangenomen, waarbij de oppermagt der koningin werd
bevestigd, en al de wetten herroepen werden, die tij-
dens de regering van Maria voor de herstelling der
Roomscbc godsdienst waren aangenomen. De Engel-
sche flieust werd weder in gebruik gebragt. Eene com-
missie \\ an bekwame godgeleerden, waarvan Matt beits
Parker, naderhand aartsbisschop vanCanterbnry, lid
was, werd er benoemd, om de Liturgién van koning
Eduard op nieuw te herzien, en om daaruit een ge-
bedcubock zameu Ie stellen ten gebruike van de Kerk
van Engeland. Na veel beraadslaging werd het Tweede
-ocr page 787-
ENGELAND (KERK VAN).
765
Bock van koning Eiluard door de commissie aange-
uomcn en door het parlement bekrachtigd, met bij-
voeging van zekere lessen, die eiken Zondag van het
jaar gebruikt moesten worden, eenige veranderingen
\'. iu den vorm van de Litanie eu de bijvoeging van twee
; zinnen bij het toedienen van hei sacrament aan eom-
inuuieauten. Eene van de \\ eraudcriugen in de Litanie
! bestond in het weglaten van de woorden: „Van de
! tirannij van den bisschop van Home en al diens ver-
foeijelijke snoodheden," die ecu gedeelte uitmaakten
vau de laatste vervloeking in het Eerste en het Tweede
Boek vau koning Eduard. Bij de eerste smeeking voor
de kouingin werden gevoegd de woorden: „ Versterken
! in de ware aanbidding vau U in regtvaardigheid en
heiligheid van leven.\'\' üe twee zinnen, die er iu-
gelascht werden bij het toedienen van het sacrament,
bestonden uit deze woorden, uit het Eerste Bock van j
kouiug Eduard genomen, maar weggelaten in het
Tweede: „liet ligchaam vau onzeu lieer Jezus Chris-
i tus, dat voor u gegeven werd," cu „liet bloed van
onzen lieer Jezus Christus, dal voor u weid vergoten,
beware uw ligchaam eu uwe ziel voor het eeuwige le-
.                            .                                                           il
1 ven." Eenige veranderingen werden er ook gemaakt
(en aanzien van het sanctuarium en de juiste plaats
voor het lezen bij de godsdienstoefening. Dekleederen
iu het Eerste Boek vermeld, doch in liet Tweede bevo-
lcu om uiet te gebruiken, werden weder aangenomen.
Twee gebeden voor de koningin en de geestelijken wer-
den aan liet einde der Litanie gevoegd, en eeuc noot,
die aan liet einde d\'T communiedienst was geplaatst,
om den zin te verklaren, waarin Christus tegenwoordig
| was in het sacrament, werd weggelaten, opdat, ten gc-
1 volge vau het bcstaaude verschil van meening, het
punt geheel onbepaald zou worden gelaten. De En-
gelschc Liturgie, aldus iu haar geheel, werd eerst
alleen iu het Latijn uitgegeven, en in 1571 verscheen
er eene Eugelsehc vertaling van ouder toczigt van de
convocatie en niet eeuige geringe veranderingen, liet
nieuwe rituaal werd beschermd door de Acte van
uniformiteit in de Liturgie en de Dienst iu de Kerk,
doch ecu aantal geestelijken, veertien bisschoppen
ingesloten, weigerden zich er uaar 1 e schikken. Deze j
Liturgie was echter gedurende vier eu veertig jaar I
van kracht, toen verschillende bedenkingen door de
Puriteinen er tegen gemaakt werden.
Gedurende de regering van Klisabeth werd de Eu-
gclsche bijbel wijd en zijd verspreid ouder alle klassen
van nienschen. De Geueefsche bijbel, die aau de ko-
uiugiu was opgedragen, verscheen kort na hare troons-
bestijging, en in zestig jaren werden uiet minder dan
: dertig uitgaven er vau in Engeland gedrukt. De be-
roemdste vertaling van den bijbel, die gedurende Eli-
sabeths regering volbragt werd, was echter die, welke
gewoonlijk bekend is onder den naam van deu lüjbcl
van deu Bisschop, daar zij volbragt was onder het op-
pertoezigt vau Parker, aartsbisschop van Canterbury.
Zij werd ondernomen op bevel der kouiugiu, en de
zorgvuldigste schikkingen werden er gemaakt, opdat
bet werk zoo volkomen mogelijk zou zijn. De Schril-
ten werden in vijftiendeelen gescheiden, die onder ach!
Eugelsehc bisschoppen werden verdeeld, meteenuit-
gekozeu aantal geleerde leeken. Om eenheid aau het
plan te geven, werd de geheele vertaling verrigt onder
het bestuur cu onderworpen aan de herziening van
den aartsbisschop zclveu, aan wiens ijverige zorg cu
bekwaamheid het werk veel van de beroemdheid te I
danken heeft, die het verkreeg.
Met de Hervorming in Engclaud lierlcvcudigdc \'■
het gebruik om redevoeringen tot het volk te houden
om den bijbel te verklaren. Dit oude gebruik, dat
bijna in onbruik was geraakt, werd nu hervat door de
voornaamste prelaten der Eugelsehc kerk. Tijdens
de regering vau Eduard VI, had er slechts om de
drie maanden eene predikatie plaats, dat op bevel van |
Elisabetli in 155\'.) veranderd werd in eene geregelde
maaudelijksche predikatie, terwijl Jacobus L, in 100$
beval, dat de geestelijken eiken Zondag eene preek
zouden houden. Vele geestelijken waren echter vol-
strekt niet iu staat om dit gedeelte hunner dieust te
vervullen, en wel zoo velen, dat er bij het eiudc der
regering van Elisabeth niet minder dau 8,000 ge-
meenten waren, die predikanten hadden, welke niet
iu staat waren om kanselreden te vervaardigen. Om
hierin verbetering aau te brengen waren er reeds twee
boeken met preéken gereedgemaakt en uitgegeven,
met bevel dat er eeuc vau de preêken op eiken zon- en
feestdag zou gelezen worden, als er geeue predikatie
werd gehouden. Het eerste deel werd in 1547 uitge-
gcvcii, cu bestaat uit korte redevoeringen, die het
leerstellige en het praktische op schooue wijze inct
elkander vereenigen, en verondersteld worden door i
Craumer, Ridley en Latimer geschreven te zijn. Het \'
tweede deel, dat eerst in 15(53 verscheen, wordt ge- j
heel toegeschreven aan den bisschop Jewel.
Eduard VI. klaagt iu zijn dagboek, dat de voor-
oordeclcn van eenige bisschoppen hem beletten om
eeuc hervorming in de uitwendige ceremoniën der
kerk teweeg te brengen, zooals hij die vurig wcuschte.
De Protestanten in Engeland waren volstrekt niet te-
vredeu met de weinige verbeteringen, die Luther in
-ocr page 788-
ENGELAND (KERK VAN).
76li
I dersteunen, waarvan zij bij de wet het aardsche hoofd
| was. De onderteekening van de Negen eu Veertig i
i artikelen werd voor noodzakelijk verklaard. Zoowel
j de Roomschgezinden als de Puriteinen, die zich uit- I
\' wendig naar de kerk hadden geschikt gedurende de I1
; twaalf eerste jaren van Elisabeths regering, verlieten
1 uu hunne parochiekerken en scheidden zich formeel af.
j Middelerwijl was er in de kerk en in het parlemcut \'
I eene vrij sterke eu invloedrijke partij, die de oorzaken j
i der scheuring zocht weg te nemen, door zeer groote !
; veranderingen in de gebruiken en ceremoniën der j
! kerk voor te stellen. De koningin was echter onver- \'
| biddelijk, cu trachtte door dadeu vau wreedheid en
! onverdraagzaamheid, die baar karakter en hare rege-
riug schande aaudedeu, de tegenwerpingen van een
groot en voornaam gedeelte barer onderdanen te ij
onderdrukken. Jegens hare vroegere vrienden, de
Roomschgezinden, was Elisabeth niet goedaardiger.
Tegen ben zoowel als tegen de Puriteinen stak zij den ;
sterken arm des gewelds uit, en zij vervolgde beu op
■   vele eu verschillende wijzen. De universiteiten werden
j voor hen gesloten, en alle middelen om hunne pries- ;| j
; ters in Engeland op te voeden werden hun ontnomen. \'
Ten gevolve van deze harde eu onverdraagzame maat- \'■
1 regelen werd het eerste Roomsche collegic te Douay
in 15üS opgerigt, dat tien jaar daarna naar Rhciius il
j werd overgebragt. Een ander collegic ter opvoeding
vau Eugelschc priesters werd door Gregorius NIH.
i te Rome gesticht. Velen gingen uit deze semiuariëu iu
het buitenland om het Roomsche geloof in Eugelaud
voort te planten, doch het werd voor verradcrij ver-
klaard om hen te huisvesten. De eene wet werd na de
andere aangenomen, die met de uiterste wreedheid
tegen de aanhangers der Roomsche kerk gerigt was;
■   dcu Roomschen werd zelfs verbodeu om, onder welk
voorwendsel ook, verder dan vijftig mijlen van hunne
gewone woonplaats te gaan, op verbeurte van hunne 1
goederen eu de opbrengsten hunner landerijen gedu- ;
rende hun leven.
De troonsbestijging van Jacobus I. na den dood !
vau Elisabeth scheen den Puriteinen gunstiger voor- i
uitzigten te schenken, hoewel niet aan de Roomsch- j
gezinden. Daar hij in de Presbvteriaansehs kerk van
! Schotland was opgevoed, kon men met zekerheid ver- !
| wachten, dat hij meer sympathie voor de Puriteinen
! dan voor de Prelatisten zou bezitten; doch naauwe- j
lijks zat hij veilig op den Engclschen troon, of hij
verklaarde zich ten gunstecenerEpiscopaalschekerk,
en gal\' als zijne overtuiging te kennen, dat „waar j
geen bisschop was, ook spoedig geen koning meer |i I
liet rituaal aaubragl, en hoewel zij niet zoo verre als
Calvijn weuschten te gaan, waren zij toeh zeer verlau-
gend, dat eenigc aaustootelijke plegtigheden en ge-
bruiken, die Luther toeliet, uit de Hervormde kerk
i vau Engeland zouden gebannen worden. Uit was in
het bijzonder het geval met de priesterkleederen, de
waskaarsen,hct Latijnsche missaal,beelden, crucifixen
cude elevatie der hostie. Het is verre van onu aarschiju-
lijk, dat, als het leven vau Eduard VI. eenigc jaren
langer had geduurd, de Kngclsciie kerk de theorie vau
Calvijn in ban: vormen, leer en iurigtiug naderbij gc-
komen zou zijn, dan nu het geval is. De beperkte uit-
gestrektheid der hervorming van haar rituaal, verge-
lcken mei het rituaal van vele Protestantsche kerken
in het overige gedeelte van Europa, gaf aanleiding
tot de afgescheidenen, Puriteinen gehectcu, uu aan
die afscheiding van de kerk van een groot aantal naauw-
gezettc Protestanten, die tot den huidigen dag heeft
|, voortgeduurd.
Hoewel koningin Elisabeth uitwendig de zaak der
Hervorming begunstigde, eu zelfs in sommige geval-
len de aanhangers der J loomsche godsdienst vervolgde,
: was zij persoonlijk geneigd tot eenigc leerstellingen
van de Roomsche kerk en eenigc weelderige ceremo-
niën van haar rituaal. Alen zegt, dat zij gebeden aan
de Maagd opzond, eu dat zij langen tijd in hare
\' eigene kapel het crucifix en de brandende waskaarsen
heeft gebezigd, zelfs toen er bevel was gegeven, dat
deze uit alle andere kerken in het koningrijk wegge-
1 nomen moesten worden. En het is opmerkenswaardig,
dat gedurende hare geheele regering de wet tegen het
, aangaau van huwelijken door geestelijken, die door
Maria was aangenomen, niet herroepen werd; eerst
in 1(503, onder Jacobus L, had deze herroeping plaats.
, Maar niettegenstaande Ëlisabeths geheime gehecht-
heid aan eenigc tleclen van het Koomschc rituaal had
zij voldoende aanmoediging aan de zaak der Hervor-
ming gegeven, om zich de boosheid van den paus op
den hals te halen, en in 1569 werd zij met een vonnis
\' van excommunicatie bezocht, gevolgd door eene bulle,
j; die haar van den troon ontzette, die hare onderdanen
van hunne getrouwheid ontsloeg, enhen met een vloek
bedreigde, zoo zij het waagden haar te gehoorzamen.
Deze aanval vau den kant van Rome verbrak dcii
laatsteu schakel, die de koningin aan de Roomsche
godsdienst verhoud.
Elisabeth bevond zich nu in een dubbelen strijd,
met de Roomschgezinden aan den eencn, met de Pu-
ritcineu aan dcu anderen kant. Zij maakte haar besluit
bekend om de Hervormde Kerk van Engeland te on-
-ocr page 789-
ENGELAND (KERK VAN).
767
zou zijn." Doch niettegenstaande zijne spoedige ver-
andering van gevoelens gaf de nieuwe monarch in
zoo verre toe aan eeuc petitie van de Dissenters in
16CK5, dat hij eenige misbruiken verbeterde, waar-
o ver zij klaagden, eene herziening cu verbetering beval
van de Liturgie, en voor eene uitnemende vertaling
van de Schriften iu deEngelsche taal zorgde, die nog
steeds hare plaats inneemt als de eenige goedgekeurde
vertaling van den bijbel. De veranderingen in de En-
gelselie Liturgie op de Conferentie van HamptonCourt
gemaakt, die (Ioor Jaeobus was bijeengeroepen, waren
weinig en van geen belang; deze veranderingen wer-
den op bevel des kouiugs bekendgemaakt, cu alge-
mceu aangenomen, hoewel zij door het parlement
nooit bekrachtigd zijn. Gecne bijzondere verauderin-
gen werden er iu de Engelsehe Liturgie gemaakt,
hetzij gedurende de regering van Karel I. of de Re-
publiek, doch bij de troonsbeklimming van Karel IL
drongen de Presbyteriaausche geestelijken bij den
koning er op aan, om eene conferentie te dien einde
bijeen te roepen. Dit werd dan ook gedaan, doch zij
leidde tot niets, behalve dat eenige veranderingen
door de Episcopaalsche godgeleerden werden voor-
gesteld, die spoedig daarna door de geheele gecste-
lijkheid werden aangenomen.
Gedurende de regering van Jaeobus I. werden de
Puriteinen en de Roonisch-Catholieken met groote
gestrengheid behandeld, en vele Puriteinen waren ge-
noodzaakt naar de Nederlaudeu de wijk te nemen, van
waar weder verscheidene naar Amerika verhuisden.
Onder dezen monarch begonnen de leerstellingen,
later door Armiuius in ons vaderland geleerd, door
een vrij groot aantal Episcopaalsche geestelijken in
Engeland omhelsd en verbreid te worden. Zoo werd de
Engelsehe kerk niet alleen aangevallen door Puritei-
ueu eu Roomscbgezinden vau buiten, maar zij bevatte
ook iu haar eigen boezem twee part ijen,die inbare leer-
stellige gevoelens wijd vau elkander verschilden, daar
de eene partij Arraiuiaansche en de andere Calvinis-
tischebeginselen toegedaan was. Deze inwendige ver-
deeldheden werden met veel bitterheid onderhouden,
en de punten vau verschil werden eindelijk openlijk
behandeld in twee conferentiën van de geestelijken,
welke in 1Ü25 gehouden werden. Karel I. kanttezieh
sterk aan tegeu de Puriteinen binnen en buiten de
kerk, en de staatkunde van Laud, aartsbisschop vau
Cauterbury,leidde tot de toepassing vau de uniform i-
teitswetteu tegen de Dissenters. Men verdacht dezen
prelaat op goeden grond, dat hij weder de Roomsche
godsdienst in Engeland wensehte in te voeren, liet
volk en het parlement werden spoedig het gevaar ge-
waar, waaraan het land was blootgesteld, van een
eigendunkelijken monarch en een half-Roomschenpri-
; maat. Iu 1640 werden er stappen gedaan om de nieu-
w igheden van Laud tegeu te gaan en de gestrengheid,
waarmede zij ingevoerd werden. Het regt der bisschop-
pen om zitting te hebbeu iu het parlement werd nu
! openlijk besproken, en talrijke petitiëu werden er op
j de tafel van het Lagerhuis gelegd, om de afschaffing
I te verzoeken vau den Episcopaalschen vorm van kerk-
j bestuur.
De Puriteiusche partij had nu de meerderheid inliet
; laud verkregen, en liet Lagerhuis, toegevende aan de
j weuscheu des volks, uaui eene acte aan, welke inhield,
| dat geen bisschop eene stem zou hebben iu bet parlc-
j ment, regtsmagt iu de star-chamber (een geregtshof
thans opgeheven) of eeniggezag in wereldlijke zaken.
; Onder deuzelfden invloed w erd er een ontwerp van
wet iu het parlement gebragt, om het gebruik van
: het teeken des kruises bij den doop te maken, het
dragen vau het koorhemd bij de godsdienstoefening
en het buigen bij den naam vau Jezus af te schaffen.
Er werd bevolen, dat het hekwerk om de communie-
tafels zou worden weggenomen, en de soldaten van
het parlement begingen, iu hunnen ijver tegen het
Episcopaat,(!<• schandelijkste daden van vernielzucht
tegeu de kerken. Zij verbraken de orgels, schonden
de doopvonten, en verscheurden de bijbelsengebeden-
boeken, Nu werd er eene stoute poging gedaan om
het Presbyterianismus op de puiuhoopen der Episco-
paalsche inrigting ie vestigen. In de vergadering van
West minster, die iu 1643 werd gehouden, maakten
de Presbyterianen eene bepaalde meerderheid uit,
doeli de koeue houding, die een klein doch geleerd
hoopje Independcuteu aannam, belette, dat er eenige
afdoende stappen werden gedaan om de Engelsehe
kerk vau eene Episcopaalsche in eene Presbyteriaan-
sebe te veranderen.
De kerkelijke inrigting van Engeland zonk gedu-
rende de Kepubliek met eiken dag iu dr openbareach-
tiug. Iu 1644 werd er bevolen, dat Kersdag als een
vasten- in plaats van als een feestdag zou gevierd
worden. Er werd verboden, dat de Liturgie in het
openbaar gebezigd zou worden, en de parochiekerken
werden voornamelijk door Presbyterianen of Indepen-
denten bezet. Zoo verre werden de zaken doorCrom-
well gedreven, dat hij eene proclamatie uitvaardigde,
waarbij aan eiken predikant van de Engelsehe kerk
verboden werd om te prediken, de sacramenten toe te
dienen of iu scholen te onderwijzen,opstratt\'evangevau-
\'
-ocr page 790-
768                                                     ENGELAND (KERK VAN).
genschap of verbanning. DeLiturgie werd uogslechts
in eenige huisgezinnen gelezen, en de geestelijken
der Eugelsche Kerk waren un bijna geheel lot zwijgen
gebragt, daar de godsdienstige wereld van Engeland
verdeeld was in Independentcn en Presbyterianen.
Dercstoratic vanKarelIl. bragteehterdezakentot
den vorigen staat terug.DeLiturgic werd in 10 00weder
ingevoerd,en korten t ijd daarna werd delTniformiteits-
actc aangenomen, waardoor allen, die weigerden de
kerkgebruiken in aekt te nemen en de leerstellingen
van de Kerk van Engeland te onderteekenen, van hare
gemeenschap werden uitgesloten, en zoo zij gecstc-
lijken waren, werden zij van hun ambt ontzet. Deze
acte kwam op den 2 l8ten Augustus 1002 in werking,
| toen ongeveer 2,000 predikanten werden afgezet, die
j er zich niet naar wilden schikken.De dood van Karel II.
\' en de opvolging van Jacobus 11. deed aanvankelijk
eenige hoop ontstaan op ecne verbetering in den toe-
stand der Non-Conformisten, daar de list ige vorst zijne
regering begon met ecuc verklaring, waarbij vrijheid
: van geweten aan al zijne onderdanen toegestaan, en de
strafwetten en zelfs de eed van opperheerschappij en
\' die van gehechtheid afgeschaft werden.Deze schijnbare
liberaliteit jegens de Dissenters wras verbonden inct
de ontmoedigendste behandeling van de Kerk van En-
gcland, daar eenc kerkelijke wet werd uitgevaardigd,
waarbij zeven personen bekleed werden meieene vol-
ledige en onbeperkte magt over de geheele inrigting.
Onder al die bewegingen van den koning lag het ge-
heime,plan om delloomschegodsdicust wederde plaats
te doen innemen, die zij vroeger in Engeland als de
heerschende godsdienst van het land had ingenomen.
Dit plan leidde, iu plaats van volvoerd te worden, tot
die sterke ontwikkeling van gevoel, die de omwentc-
ling van 10SS vergezelde, en de Protestantsehc kerk
van Engeland voor goed vestigde. De regering van
Willem Hl., die na de verdrijving van Jacobus op den
troon werd geplaats, was bepaaldelijk gunstig voorde
, Dissenters, daar de Acte van Verdraagzaamheid werd
aangenomen, die de Protestant sehc Non-Conformisten
van allerlei soort, behalve de Socinianen, bevrijdde
van de straffen, bij de 1\'niforiniteits-acte bepaald. De
1 afschaffing van liet Episcopaat in Schotland en de
j herstelling van het Presbyteriaat als de heerschende
godsdienst van dat land, wekten echter eenige vrees
o]), grondeloos zooals bleek, in de gemoederen van
j vele Engelschegeestelijken, dat Willem zich in hunne
kerk zoude mengen, liet eenige merkwaardige in dit
tijdperk van de geschiedenis der Engelsche kerk was
I de twist, die in 1 0S0 in de kerk ontstond tusschen de
Non-Jurors (Niet-Zwecrders) en Jurors (Zwecrdcrs)
of Hooge-Kerklieden en Lagc-Kerkliedcn. De Non-
.Tnring (Niet-Zwerende) partij weigerde de aanspraak
van Willem III. op de kroon van Groot-Brit tanje te
erkennen, in het geloof, dat Jacobus VI., hoewel uit-
gcslotcn, nog haar wettige souverein was. Zij nam
de leer der lijdelijke gehoorzaamheid in acht, of dat
het niet wettig is voor het volk, in welke omstandighe-
den ook, om den souverein te weerstaan. Zij geloofde,
dat de erfopvolging op den troon een Goddelijk regt
is, en niet veranderd kan worden; dat de kerk aan
God alleen onderworpen is; dat de bisschoppen, door
V\\ illeni III. afgezet, bisschoppen bleven, niettegen-
staande die afzetting, gedurende hun geheele leven,
en dat zij, die in hunne plaats werden gesteld, ovcr-
weldigers waren, oproerlingen in den staat en schcur-
makers in de kerk, gelijk ook allen, die met hen ge- [
meenschap onderhielden; en dat die scheuring zou j
nederkomen op het hoofd van diegenen, die geen be- |
rouw ge.voelden,en niet tot de kerk wilden terugkecren.
De achttiende eeuw ving aan ouder bittere twisten i
tusschen de Hooge- en de Lage-kcrk-partij, niet over !
theologische punten, maar over punten van staatkunde i
en van partijgeest. De godsdienst en de geleerdheid
stonden toen op een lagen trap in deKerk van Engeland,
en tochhebbcn deEngelschenaandatdonkcretijdperk
de oprigl ing van twee godsdienstige vercenigingen te
danken, die van dien dag tot aandentegenwoordigen
onberekenbaar goed hebben gedaan. Wij bedoelen de \'
Maatschappij tot bevordering van Christelijke kennis,
in 1098 gesticht, en de Maatschappij tot Verbreiding
van liet Evangelie in vreemde landen, in 1701 opge-
ngt. Lenige jaren later ontsl ond de Bangorische twist,
die voornamelijk merkwaardig is, omdat hij leidde tot
de ontbinding der convocatie iu 1717, in zoo verre
het bestuur van openbare zaken aangaat. Beide huizen
komen, wel is waar, geregeld bijeen bij het begin van
elke zitting van het parlement, doch hoewel de leden
mogen overwegen en redetwisten, zij hebben de magt j
niet om een enkel puntuit te maken. (Zie Convocatie.) !
In den beginne gevoelden vele Engelsche geeste-
lijken, dat liet opheffen der convocatie een grootc last
was, maar uu hare leden aan de staatszaken onttrok-
ken waren, wijdden zij hun tijd en hunne aandacht
meer uitsluitend aan de studiën en pligten van hun
ambt. Dien ten gevolge ontstond er eenc bepaalde
verbetering iu dezen tijd in liet karakter der Engel-
sche theologische letterkunde. De godsvrucht der Kerk
van Engeland ontving ook niet weinig aandrift door
den arbeid van Johannes en Karel Wesley, Wliitfield
-ocr page 791-
ENGELAND
CERKVAN).                                                     709 ,
- -
meer algemeen geleerd, en hoewel sedert 183.3 de
Anglo-Catiiolieken (zie ald.) in aantal en invloed
zijn toegciiomen.is de kerk sedert dcHervorm int* waar-
schijnlijk nooit meer door het Engelsche volk geliefd
geweest. De talrijke instellingen, die in haren boezem
voor de verbreiding van het Rvangelie zijn ontstaan,
openbaren op treffende wijze de, levende magt, die haar
als eene groote afdeeling van de Kerk van Christus
bezielt. De afscheiding is thans sterk in Engeland,
maar de Kerk van Engeland heeft een oneindig ster-
keren invloed op den algemeenen geest, dan waarop
alle afgescheidene gemeenten te zamen genomen zich
met mogelijkheid kunnen beroemen. Sedert deze eeuw
begon, is de grootste ijver van tijd tot tijd van den
kant der kerk getoond, om zooveel mogelijk de ar-
moede van geest weg te nemen, die voornamelijk te
Londen en in andere groote steden heerseht. Tot dit. j
belangrijke werk zijn niet minder dan tusschen «Ie
twee en drie duizend kerken gebouwd. De fondsen,
voor deze talrijke stichtingen benoodigd, zijn deels
door giften bijeongebragt, en deels doorliet parlement,
toegestaan.
De Kerk van Engeland, hoewel vereenigd in het
aannemen van ééne algemeene geloofsbelijdenis, zoo- ;
als die vervat is in de Negen en dertig artikelen, is
evenwel verdeeld in drie verschillende partijen, die
gewoonlijk bekend zijn onder de namen van de Hooge-
Kerk, de Lage-Kerk en de Breede-Kerk. De Hooge-
Kerk partij heeft altijd geijverd voor liet gezag dei-
kerk, de apostolische waardigheid der geestelijken en
de kracht der sacramenten. Op deze punten gelijken
hunne meeningen op die der Tractarianen of Anglo-
Catholieke partij, waarmede zij dan ook bijna geheel
vereenzelvigd zijn geworden. De Lage-Kerk of de
Evangelische partij heeft zulke neigingen om te Ro-
maniseren niet, maar belijdt de zuivere schriftmatige
leerstellingen van de beste schrijvers onder de Her-
vormers. De Breede-Kerk partij is van betrekkelijk
nieuwere dagteekening. daar zij ontstaan is door Dr.
Arnold van Rugby. Zij neemt eene plaats in tusschen
de Hooge- en de Lage-Kerk partij, en is gegrond op
het beginsel, dat elke leer onderworpen moet worden
aan de onderzoeking der mensehclijke rede.
De leerstellingen van de Kerk van Engeland zijn
vervat in bare Artikelen en hare Liturgie; hare wijze
van ceredienst is voorgeschreven in haar Book of
CommonPrayer of Rituaal, en hare tucht wordt ge-
regeld door de Canons van 1 00.3. Er zijn drie Hoven
van tucht in Engeland: dat van den bisschop, dat van
den aartsbisschop, en het hoogste van alle, dat van
on hunne volgelingen (Zie Methodisten). Deze orn-
stigc mannen reisdenmet apostolischcn ijver van plaats
tot plaats geheel Engeland door, en predikten de waar-
lioid, gelijk zij is in Jezus. Bewonderende menigten
bezochten hnunc godsdienstoefeningen, terwijl vele
parochiekerken letterlijk ledig waren. Het gevolg was,
i dat er bij niet weinigeEngelsehe geestelijken een geest
! van bittere vervolging tegen de Methodisten ontstond.
Deze hevige vijandschap was echter voornamelijk bo-
; perkt tot ondergeschikte orden van geestelijken, tcr-
wijl de bisschoppen met meer voorzorg handelden.
Daar Whitfield Calvinistische gevoelens had aange-
nomcu, en de Weslcys Arminiaansche leerstellingen
toegedaan waren, verdeelden de Methodisten zich in
twee partijen, die sedert dien tijd afzonderlijke go-
meenten hebben uitgemaakt onder de namen van Weg-
leytchf, Methodisten
en Calvinistische Methodisten. Hoe-
I wel de Engelsche kerk sedert de troonsbeklimming
van den tweeden Earel si reng Arminiaanseh was, ver-
volgde deze de Wesleys en hunne volgelingen met de
1 ! meeste hevigheid.
Gedurende de laatste helft der achttiende eeuw
maakte de Kerk van Engeland weinige vorderingen in
gezonde theologische leer of in ernstige pogingen om
de waarheid te verbreiden. Een geest van koelheid en
onverschilligheid voor do levende godsdienst hoerselit e
er ruimschoots onder de geestelijken, en nog meer
onder de leeken. Te dier tijde, werd er eene groote
vereeniging gesticht, die, naar hare plaats van zamen-
komst, de Teathers Taverit GeestelijMeidweró. genoemd,
welke bij de wetgevende magt op de wegneming van
de vervloekingszinnen uit de Athanasiaansehe geloofs-
belijdeni.t
aandrong, alsmede op de herroeping van de
Acte van Elisabeth, die de onderteekening eischte van
de Negen en dertig artikelen van eiken geordenden
geestelijke der kerk. Deze inzigten, hoewel gekoes-
terd door een groot aantal geestelijken en aangenomen
door eenige leden van het Lagerhuis, leidden niet tot
die veranderingen, die gewenscht werden. Een scherpe
strijd van schotschriften volgde er over de ondertee-
kening van de, Artikelen, maar de Feathers Tavern
Vereeniging werd zoo overwonnen doorde kracht der
openbare meening, dat zij spoedig ophield te bestaan,
en tot op den tegemvoordigen tijd wordt de ondertee-
kening exfiiimo van de Negen en dertig artikelen ge-
biedend geëischt door de wetten der kerk van eiken
kandidaat voor bet leeraarsambt. Tegen het einde der
vorige eeuw en gedurende de tegenwoordige is de Kerk
van Engeland in leven en kracht steeds toegenomen.
De evangelische waarheid wordt; van hare kansels
ï\'7
-ocr page 792-
KXtllT, — EOXTETIS.
70
I
een denkbeeldig evangelie, dat, zooals zij zeggen,
door God uit den hemel aan Jezus Christus werd ge-
zouden, en waarvan niets over is, dan hetgeen daarvan
in den koran is aangehaald. Sommige Mohamedaan-
sche schrijvers hebben gemeend, dat hel Evangelie,
dat begint met Bisïni/n/j,i\\at is: in den naam des Vaders,
des Zoons en des Heiligen Geestes, niet het Evangelie
is, dat God aan Jezus Christus zond, lief welk, zooals zij
zeggen, begint met Bismillah, dat is: in den naam van
God, goedertieren en genadig. ITot laatstgenoemde
Evangelie, dat, naar hun beweren, het eenige ware
is, bevat kostelijke onderrigtingen, terwijl het eerst-
genoenide of dat, hetwelk de Christenen nu bezitten,
slechts eene geschiedenis bevat van het leven van
Christus, geschreven door vier Zijner discipelen.
ENYALIUS, een bijnaam in de Tliade van Homerus
dikwijls aan AjlES (zie ald.), den god des oorlogs, ge-
geven. De Spartaansche jongelingen offerden jonge
honden aan Af e» onder dezen naam. Later werd En-
valius beschouwd als een afzonderlijke oorlogsgod, de
zoon van Ares en Enyo. De bijnaam Enyalin* werd
somtijds ook aan DiosvsüS (zie ald.) gegeven.
EXYE, de godin des oorlogs bij de oude Grieken,
die Are* of Mor* vergezelde, als hij ten strijde toog.
Een beeld dezer godin stond daarom in den tempel
van Ares te Athene. Onder de Romeinen werd de
godin des oorlog Belloxa (zie ald.) genoemd.
EONIËRS, de volgelingen van Eon d\'Etoile, een
rijk edelman uit Rretagne in do twaalfde eeuw. Daar
bij iemand was van eene zeer opvliegende geaardheid
en zonderlinge verbeeldingskracht, vatte hij, toen hij
eens het gewone formulier voor het bezweren van
booze geesten: „ Per Eum qui venturus estjudicare vim*
etmortuos,"da.th:
„Om der wille van Hem, die komen
zal om de levenden en de dooden te oordcclen." het
denkbeeld op, dat, wegens de overeenkomst tussehen
het woord /.\'«..< mei zijn eigen naam Eo», hij de perso \'ii
moest zijn,die komen zou om de levenden en de dooden
te oordeclen. Daar hij een aangenamen toon van spre-
ken en over het algemeen innemende manieren bezat,
trok deze buitensporige geestdrijver een aantal nien-
sohentot zieh.llij reisde het land door, en veroorzaakte
zooveel opgewondenheid onder hel volk, dat hij door
de autoriteiten in de gevangenis werd gezet, waarin
hij stierf. Xa den dood van hun hoofd gingen zijne
volgelingen voort niet hem in hooge achting te hou-
den, en volhardden zij in de verklaring, dat hij weder-
komen zoude, zooals hij gezegd had, om de wereld
tot een algemeen oordeel op te roepen. Yele zijner
hardnekkigste aanhangers kwamen op den brandsta-
den souverein, dat de Geheime Tlaad liert en alle he-
roepen van mindere kerkelijke hoven hoort, en dien-
aangaandc einduitspraak doet.
Er zijn drie orden van geestelijken in de Kerk van
Engeland: BisscnoppEs, Priesters en Diaki-.nen
(zie ald.); behalve deze zijn er verscheidene dignita-
rissen: Aartsbisschoppen, Dekens en Kapittel», Aart*-
diakenen cw Landdekens.
Al deze orden en dignitarissen
hebben zekere territoriale jurisdicticn, die hnn zijn
aangewezen. Engeland is verdeeld in twee aartsbis-
dommen of provinciën: ( \'anterbury en York; het eerste
bestaat uit een en twintig bisdommen of diocesen, het
laatste nit zeven. Alle aartsbisschoppen, bisschoppen,
dekenen on een groot aantal geestelijken worden door
de kroon aangesteld. Er zijn drie soorten van benefi-
ciariussen in de Engelsche kerk, namelijk: rectors,
vicarissen en permanente euraten. De rectorsont van-
gen al de tienden van de parochie; de vicarissen en
permanente euraten zijn de gemagtigden van ile bezit-
ters der tienden, on ontvangen er slechts een gedeelte
van. Deze personen worden voor hun leven aangesteld.
De gewone euraten worden aangesteld door debonefi-
ciariussen, die zij bijstaan.
Het inkomen van de Kerk van Engeland wordt
ontleend aan de volgende bronnen: landen, tienden,
belastingen voor het onderhoud der kerk, huur van
banken, paaschgaven en koorhemd-emolumenten, dat
is: emolumenten voor begrafenissen, doopen, enz. Om
bet tractement van de bonefieiariussoii dor kleinere be-
neflciin te vermeerderen,ontvangen dcRestuurdcrs dei-
gift van koningin Anna jaarlijks de som van £ 14,000
(f 10s,000), de opbrengst, van eerstelingen en tienden
(zie AnNATEN"), en de Kerkelijke Commissarissen ge-
bruikou voor hetzelfde doel een gedeelte van de over-
blijrende inkomsten der bisschoppelijke en kapittel-
goederen. Men veronderstelt, dat al de inkomsten dei-
kerk niet minder dan £ 5,000,000 Cf OD.OOO.OOO)
bedragen, op de meest ongelijke wijze verdeeld onder
de verschillende orden van geestelijken, zoodat, Ier-
wijl de dignitarissen zeer groote inkomsten hebbeu,
de hardwerkende euraten dikwijls een zeer klein in-
komen genieten, dat zelden jaarlijks £ 80 (/000) te
boven gaal.
ENGIL, een woord dat zeer dikwijls in den koran
voorkomt, en het Evangelie of hot Nieuwe Testament
aanduidt, als onderscheiden van den Tatmral, do W et
of hot Oude Testament. Do Mohamedaansche geloer-
don verstaan gewoonlijk door Engil in den koran niet
het Evangelie, zooals de Christenen hel bezitten, en
dat de Mohamodanen als bedorven beschouwen, maar
-ocr page 793-
EOQUNIANEN — EPHOD.
771
pel om. Zulk ecu groot belang werd er aau de droome-
rijen van dezen dweeper gehecht, dat hij op het concilie
van Rheims in 114S, waarop paus Eugenius III. voor-
zitter was, formeel veroordeeld werd.
EOQUIXLANEX, ecne secte die in de zestiende
eeuw ontstond, en haren naam ontleeudeaan Eoquinus,
die leerde, dat Christus niei stierf voor de goddeloozen,
in welken zin ook, maar alleen voor de geloovigen. Zij
schijnen de Calvinistische leer van ecne bijzondere
boetedoening aangekleefd te hebbeu.
EPEEAX» HTSCILJ NS, ecne seete \\an afgeschei-
deucu van de Russisch ürieksche kerk. Zij kreeg haar
naam naar een monnik, die zich in 1724 door valsche
brieven en aanbevelingen lot bisschop wist te doen
wijden, en bij gevolgdoor het gouvernement gearres-
teerd en in de gevangenis gezet werd, waarin hij stierf.
Eeuige personen houden hem voor een wettigeu bis-
schop, en hem als een martelaar beschouwende, leggen
zij veelvuldige bezoeken aan zijn graf te Kiew af. De
Epefanoftschius zijn niet talrijk, en hoewel zij eeuige
eigenaardigheden hebben, zijn zij nagenoeg gelijk aan
de oude Ceremonialisten of Staradubofski (zieald.).
EP1IOD, een gedeelte der kleeding van den hooge-
priester der Hebreen. Hij wordt door Mozes in Exod.
XXVIII : 0—12 aldus beschreven: „En zij zullen
den ephod maken van goud, hemelsblaauw en purper,
scharlaken en lijn getweernd linnen, van het alleikun-
stelijkate werk. Hij zal tweezamenvoegende schouder-
banden hebbeu aan zijne beide einden, waarmede hij
zaïneugevoegd zal worden. Eu de kunstclijke riem
zijns ephods, die op hem is, zal zijn gelijk zijn werk,
van hetzelfde, van goud, hemelsblaauw eu purper, en
scharlaken en fijn getweernd linnen. En gij zult twee
sardouixstceueu nemen, en de namen der zonen van
Israël daarop graveren. Zes van hunne namen op ééneu
stceu, en de zes overige namen op den anderen steen,
naar hunne geboorten. Naar steensnijderswerk, gelijk
mende zegelen graveert, zult gij deze twee steeneu
graveren, met de namen der zonen van Israël;gij zult
ze maken, dat zij omvat zijn in gouden kastjes. En
gij zult de twee stecuen aau de schouderbanden des
ephods zetten, zijnde steenen ter gedachtenis voor
de kinderen Israëls; eu Aiiron zal hunne namen op
zijne beide schouders dragen, ter gedachtenis, voor
het aangezigt des Heeren." In deze verzen ziju eerder
de stoffen, waaruit de ephod vervaardigd werd, dan
de vorm daarvan beschreven, dien het moeijelijk is
met juistheid te bepalen. De commentators zijn over
het algemeen van gevoelen, dal de ephod veel geleek
op een korten dubbelen voorschoot, waarvan de twee
deelen verbonden waren door twee breede riemen, die
op de schouders vcreenigd waren. Het punt van ver-
eeniging schijnt ouder de twee sardonixsteenen ge-
weest te zijn, waar zij op de schouders rustten.Josephus
noemt den ephod een korten mantel met mouwen, ecne
beschrijving die door geen anderen schrijver er van
gegeven wordt. Hiëronymus spreekt er van als gelij-
keude op den Romeinschen mantel caracalla geheeten,
doch zouder de kap. Calmct beschrijft hein als ceue
soort van sjerp. Biihr hecht veel gewigt aau deschou-
derstukkeu, die, zooals hij denkt, waardigheid, gezag
en heerschappij moesten aanduiden. Aan eiken schou-
derriem was ecu kostbare steen bevestigd, waarop de
namen der twaalf stammen van Israël waren gegra-
veerd. De twee voornaamste stukkeu vau den ephod
hingen neder, het eene van voren, het andere vau
achteren, Josephus zegt ter lengte van ecne el, dat
hun benedencinde nagenoeg tot aan de lendenen moest
brengen, liet is echter niet onwaarschijnlijk, dat het
achterste gedeelte bijna tot aan de voeten reikte. Twee
afzonderlijke riemen, die uit de zijden vau liet voorste
of het achterste gedeelte van den ephod kwamen,
maakten, wal in de Schrift „de kuustelijkste riem
des ephods" genoemd wordt, uit, en giugeu juist ou-
der de armen om het ligchaam, zoodat /.ij hem digt
om de plaats van het hart bouden. Gussetius, een der
bekwaamste Hebreeuwsche lexicographen, is geneigd
om aau den geheelen ephod de gedaaute van een gordel
toe te keuuen, die digt om hef ligchaam paste.
Maimonides geeft de wijze op, waarop, naar zijn
inzien, de ephod gemaakt werd. Hij zegt, dat de
werkman één draad zuiver goud nam, dien met zes
draden hemelsblaauw vereenigde, eu het geheel te za-
meu draaide. Hij deed hetzelfde met ééu draad goud
en zes draden purper, en met één draad goud eu
zes draden scharlaken, eu niet één draad goud en zes
draden lijn linnen. Dus waren er in acht en twintig dra-
den vier draden van goud. Deze beschrijving is waar-
schijnlijk onjuist, daar zulk ceue kleine hoeveelheid
gouds aau den ephod moeijelijk het schitterende voor-
koiucn kou geven, dat hij moet bezeten hebben, en
dat de oorzaak is, dat er in Openb. 1:13 vau gespro-
ken wordt als „een gouden gordel."
Hoewel de ephod eigenlijk een deel uitmaakte van
de klccdij, die uitsluitend door deu Hebreeuwscheii
hoogepriester werd gedragen, werd ook een cenvou-
diger gewaad van dcnzelfden aard door de gewone
priesters gebezigd. Samuël, die slechts eeu Leviet
was, schijnt eeu ephod gedragen te hebben, enDnvid,
die zelfs geen Leviet was, had een kleed van deze
;,
-
-ocr page 794-
EH10DS (MANTEL DES, — EPICURISTEN.
77i
soort aan, toen liij voor de ark dunste. V\\ ij vernemen
uit 1. Sam. XXVIII: 0, dat bij zekere gelegenheid
Saul den Heer door de uriin raadpleegde, en daarom
den ejjliod des hoogepriesters gebruikt moet Lebben;
en bij eene andere gelegenheid, 1.Sam. XXX: 7,wordt
van David hetzelfde verhaald. Sommige schrijvers
v erklaren ilcze voorbeelden echter als eenvoudig aan
te duiden, niet dat zij zelve van den ephod gebruik
maakten, maar de priesters bezigden um er gebruik
van te maken.
Op de twee edelgesteenten van den ephod waren
gegraveerd, zooals reeds gemeld is, de namen van de
twaalf stammen der kinderen Israels, zes up den eenen
sehouder en zes op den andereu. l)e Rabbijnenzeggen,
dat de letters zoo gelijk verdeeld waren, dat Jozefs
naam „Jehoseph" werd geschreven, om juist vijf en
twintig letters in eiken steen te maken. Zie Hooüe-
PKIESTER.
ËPHODS (Mantel des), een mantel van heinels-
blaauwe wol, die door den Joodschen hoogepriester
werd gebezigd. Hij werd onmiddellijk onder den epiiod
gedragen, en van daar de naam. Op dit gedeelte der
kleederen van den hoogepriester is eene duidelijke
verwijzing in Openb. 1:13, waar van onzen Heer ge-
zegd wordt, dat liij was „bekleed mei een lang kleed
tot de voeten." In Exod. XXXIX : \'ii—\'ii wordt ons
de volgende beschrijving van den mantel des ephods
gegeven: „Het hoofdgat deszclven zal in het midden
daarvan zijn; het gat zal een boord rondom hebben
van geweven werk; als hel gat eens pautsiers zal het
daaraan zijn, dal het niet gescheurd worde. En aan
deszelfs zoomen zult gij granaatappelen maken van
heinelsblaauw en van purper en van scharlaken, aan
zijne zoomen rondom, en gouden schelletjes rondom
t usschen dezelve. Dat er een gouden schelletje, daarna
een granaatappel zij; wederom een gouden schelletje en
een granaatappel, aan de zoomen des mantels rondom."
Deze schelletjes dienden om geluid (e maken, wanneer
de hoogepriester het heiligdom in- of uitging. Het aan-
tal der schelletjes en der granaatappelen word ons niet
medegedeeld. I)e Rabbijnen zijn over het algemeen
van gevoelen, dat er twee en zeventig in het geheel
waren, dat zouder twijfel even waarschijnlijk is als elke
andere gissing over dit onderwerp. l)c Lfebrceuwschc
naam van dezen mantel is niêil, dat door de Septua-
ginta vertaald is: „een onderkleed reikende tot aan
de voeten."
EPICURISTEN, eene secte vau Gricksche wijs-
geeren, de leerlingen cu aanhangers van Epicurus,
die in de vierde eeuw voor Christus leefde. Nadat liij
de stelsels van Plato en van Dciuocritus had beoefend,
toonde hij eene bepaalde voorkeur voor dat des laat-
sten, doch zonder zich gestreng aan de meeningen
van eene andere school te houden, stichtte bij eene
eigene, llel grondbeginsel vau de Epicarische wijs-
begeerte is, dut geluk of volledig genot het voornaam-
ste doelwit is, waarnaar de mensch moet streven. De
voldoening van iemands eigene begeerte van geluk is
daarom, volgens dit zelfzuchtige-stelsel van wijsbe-
geerte, het grootc doel van alle menschelijke daden.
Er is bier gecne abstracte goedheid, regtvaardigbeid
of waarheid, geene drijfveer, die haar uitgangspunt
ergens anders heeft dan in den iudividuëelen mensch.
Het stelsel vau Epicurus was geheel materialistisch
van aard. Het beschouwde den mensch als verbonden
met de uitwendige wereld door eene reeks vau euia-
natieu, die uii de uitwendige voorwerpen uitgingen
en zich met de ineuschcJijkc organisatie vcreenigden.
De gewaarwordingen of indrukken, waaraan in de
Epicurische wijsbegeerte de uitwendige wereld aldus
oorsprong geeft, zijn in den inenseb vereenigd met
eene kracht om deze gewaarwordingen algemeen te
maken, en aldus abstracte begrippen te vormen, die
den grondslag van alle redenering uitmaken.
Epicurus kwam aldus lui twee grondbeginselen:
bet eene, dat builen, en bei andere, dat in het men-
scbelijke wezen ontstond, en de uitslag dezer twee
beginselen was de rede des meusehen. Het groote ge-
bruik der rede is om geluk te verzekeren cu smart te
vermijden, en aldus geluk te verwerven. Vermaak en
geluk zijn derhalve betzelfde.
.Muur behalve de bovennatuurkuudigc cu zedelijke
meeningcu vau Epicurus, leerde hij ook een bijzonder
stelsel van cosmologie. Hij geloofde met Deinocritus,
dal ondeelbare, eeuwige en onvernietigbare atomen
de beginselen aller dingen zijn; bij verbeterde echter
eenigzins het stelsel zijns meesters aangaande de be-
weging der atomen. Democritus leerde, dat de atomen
:-.ich in de oneindige ruimte in eene regte lijn voort-
bewogen. Deze onderstelling scheen Epicurus niet
voldoende toe om den nicchaniscben bouw des heclals
te verklaren, en daarom gaf hij er ecuc tweede bewe-
ging aan in eene schuine lijn, waardoor zij, zooals hij
meende, in verschillende rigtingen voortgedragen,
aan de verschillende verschijnselen des heclals oor-
sprong kouden geven. Naar zijne zienswijze werd al-
dus van het voortbrengen vau stoffelijke voorwerpen
niet alleen rekenschap gegeven, maar ook van dat van
de ziel des meusehen, die bij beschouwde als zaïncu-
gesteld uit stof, fijner en luchtaardigcr in hare natuur
-ocr page 795-
EPIGOiVATOiX — EPIPHANIA.                                                 ? 73
dan die van Let ligchaam, maar daarmede evenzeer
onderworpen aan de sterfelijkheid. Een stelsel van
wijsbegeerte zoo geheel materialistisch van aard geleek
bijna op atheïsmus of het loochenen van een scheppend
en besturend God. Al de bewegingen des heelals, in
zijn oorsprongen aanhoudende werking, waren de be-
wegingen van een automaat of zelfwerkeudemachine.
Niet dat Epicurus het bestaan der goden ontkende,
maar aan zijne materialistische inzigtcn getrouw blij-
vende, bekleedde hij die hemelsche wezens met stoffe-
lijkc ligoliameii, gelijk die van menschen, maar vol-
maakter en luchtaardiger van natuur. Deze goden, in
meuschelijke ligchamen gekleed, werden voorgesteld
als gewikkeld in hun eigen onveranderlijk geluk, en
geheel onverschillig aangaande de zaken van onder-
maansche stervelingen. Zoo ontkende het atheïsmus
van Epicurus de scheppende magt en het voorzienend
bestuur.
EPIGONATON, een gedeelte van de priesterklee-
ding, dat in de Gricksche cu in de ltoomsehc kerk
gebruikt wordt, liet bestaat uit eeue soort van kleed,
dat eeiiigzius op een kleinen manipel gelijkt, en wordt
hangende van den gordel aan de rcgieiv.ijde gedragen.
Men heeft verondersteld, dat het den linnen doek
voorstelde, waarmede Jezus zich omgordde, toen hij
de voeten Zijner discipelen wicsch. Anderenbeschou-
wen het als ceue zinspeling op de woorden: „Gord uw
zwaard aan de heup, o held!" Dit klcedingstuk, waarop
zich gewoonlijk een kruis bevindt, wordt indelloom-
sehe kerk alleen door den paus gebezigd. Inde Griek-
suhe kerk wordt het door alle bisschoppen gedragen,
eu bestaat het uit een vierkant stuk hroeaat, fluweel of
auderc stijve stol\', elke zijde ecu voet lang, met een
kruis er op gewerkt, en kwasten, hangende aan de drie !
laagste hoekeu.
EPIMANICÏËN, de manipels of handst ukken van j
de priesters der Grieksche kerk. Deze priesters hebbeu
epimanici\'èii voor beide armen, terwijl de Manipel (zie
ald.) der Roomscue priesters alleen op de linkerhand
wordt gedragen. De patriarch draagt de beide qrima-
uiden
te gelijk. Zij stellen de banden van onzen Heer
Jezus Christus voor.
EPINICION, een zegezang bij de communiedienst j
der oude Christelijke kerk gebezigd. Hij bestond uit i
de woorden: „Heilig, heilig, heilig, Heere God der
heirscharen." Hij is somtijds verward met het Tam-
gion (zie ald.).
EPIPHANIA, een Christelijk feest ingesteld ter
eere vau de openbaring van Christus als den Messias,
of Zijne wijding tot het ambt van Messias bij Zijn doop
door Johauues en het begin van Zijn openbaar dienst-
werk. Het wordt door Ckrysostoraus vernield als een
voornaam feest van de kerk in Oost-Azie, en op eene
andere plaats noemt dezelfde schrijver het het eerste
ouder de voorname feesten, en het eenige, dat bctrek-
kiug had op de verschijning van Christus ouder de
menschen. Van de Oostersche kerk verspreidde dit
feest zich naar de YVesterschc, en wij vinden dien ten
gevolge, dat Ammianus Marcellinus verhaalt, datkei-
zer Julianus, in de maand Januarij van het jaar 300
te Weenen verblijf houdende, het Epiphania-feest in
de Christelijke kerk vierde. De Donatisten, die zich
van de heerscheude kerk hadden afgescheiden op ecu
lijd, dat zulk een feest in hetWesten niet bekend was,
weigerden het aan te nemen, daar het in hun oog eene
nieuwheid was, die van de Oostersche kerk kwam.
Clemcus van Alexandric zegt, dat in zijn tijd de
Gnostische sectc der Basilidianen te Alexandric Epi-
phania hielden. Neander denkt, dat dit feest naar alle
waarschijnlijkheid in Joouseh-Christelijke kerken in
Palestina of Syrië ontstond. Itecds vroeg werd het
Epiphauia-feest aangenomen als een geschikte tijd
voor het toedienen van den doop, behalve Pasehcu en
Pinksteren. Gregorius vau Nazianze schijnt bekend
te zijn geweest met de gewoonte om op Epiphania te
doopen. Het feest werd ook in de kerken vau Jcru-
zalem eu Afrika gevierd.
Toen het Kersfeest uit de Weslersche naar de Oos-
tersche kerken overgebragt werd, gaven vele kerken
in het Oosten, zooals die van Jeruzalem eu van Alexau-
drie, in plaats van twee afzonderlijke feesten te vie-
ren, er de voorkeur aan de twee te vcreenigen. Eene
scheiding van de twee feesten had er echter in de
vijfde eeuw plaats. Men poogde de vereenigiug van
Kerstijd met Epiphania te verdedigen door te wijzen
op Lukag III: 23, waaruil men afleidde, dat de doop
vau Christus op denzelfden dag als Zijuc geboorte
plaats had. In vele Grieksche kerken ontving het
Kersfeest den naam van Epiphania of Theophania. In
den loop des üjds duidde Epiphania deu dag aan, waar-
op de wijzen uit het Oosteu kwamen om het kind Jezus
te aanbidden, daar dat de dag was, waarop Christus
voor het eerst geopenbaard werd als een licht om de
Heidenen te verlichten. Daarom heet het feest in onze
taal het Driekoningen/eelt. Eenigen hebben beweerd,
dat het ook gevierd werd ter nagedachtenis van het
eerste wonder, dat onze Zaligmaker te Kaua in Galilea
verrigttc, en dat andere wonder, waardoor hij vijf dui-
zendmenschenmet vijf broodenen twee kleine visschen
voedde. Het werd in oude tijden, en nog in de Griek-
-ocr page 796-
ANIA.
middel daarvan. De ouden, de zieken en voornamc-
lijk kinderen worden bij menigten aaugebragt om de
voordeden van dit water te ontvangen, door het te
II
drinken of door besprenging of indompeling. Groote i
hoeveelheden worden door hen in flesschen naar huis
medegenomen, tengebruike hunner huisgezinnen ge-
durende het volgende jaar. Het wordt beschouwd als
eene groote kracht te hebben om booze geesten te ver-
drijven, daarom hebben zij de zonderlinge gewoonte (
om des avonds, wanneer tleze dienst verrigt is, een ■
kruis op hunne veusterluikcn en deuren te maken, ten
einde aan die geesten, die uil het water zijn gejaagd,
zooals men gelooft, dat door tic wijding geschiedt te
beletten binnen hunne huizen te komen."
De Mingreliërs nemen het gebruik in acht om op i
Epiphania de wateren (e zegenen, maar op eene wijze,
die ecuigzius verschilt van die, welke juist beschreven j
is. Picart beschrijft ze aldus: —..Een priester, vooraf-
gegaau door een standaarddrager, den beambte, die j
de olie en een kalebas of beker draagt, waarin vijf !
waskaarsen zijn, in den vorm van een kruis gemaakt,
en een ander beambte, die het heilige vuur eu den wie-
rook draagt, trekt naar de rivier, die het digtst bij hen
is, en leest aan den oever ecnigc gebeden, die geschikt \'■
zijn voor die plegtigc gelegenheid. Hierna berookt hij
de wateren, giet er olie in, cu steekt dan de waskaar- I
sen indekalebas of den beker aan, dien hij op de opper- j
vlakte laat drijven. Vervolgens dompelt hij een kruis j
en zijn wijwaterstok in de rivier, en besprengt de om-
standers, die zich in de gewijde wateren wasscheu,
en eene grootere of kleinere hoeveelheid er van mede-
nemen, geëveuredigdaau hunnen ijver voor de gods- ;
dienst."
De Copten hebben ook hunne Epiphania, waarvan
.zeker schrijver de volgende beschrijving geeft: — !
„Zoodra de middel-nachtdienst over was, die gelezen
werd bij de bewaarplaats des waters, waarin zij zich I
moesten dompelen, ging tic patriarch naar het koor,
van waar hij na korten tijd terugkeerde, gekleed inal
zijne priesterkleederen, vergezeld door een priester
en een diaken met zijn koorrok aan. De eerstgenocinde
deed dienst in zijne albe, en de laatstgenoemde droeg
een stalen kruis. Zoodra zij aan de bewaarplaats waren, |
begon de patriarch zijne zegening van het water door j
verscheidene lessen uit het Oude cu het Nieuwe Tes-
ianient, eeuige in de Coptischc taal en andere in het
Arabisch, te lezen. Hierna bcrooktc hij het water, en |
roerde het verscheidene malen kruisgewijze met zijn
herdersstaf om. De priesters, die tegenwoordig waren,
verrigt ten na hem dezelfde plegtigheid. in een groo-
schc kerk,dikwijls liet feest der Lichteu genoemd,daar
het zijn oorsprong had in den doop van Christus,
„het waarachtige licht, hetwelk verlicht een iegelijk
mensch, komende in de wereld." Chrysostomus /egt,
dat men hij deze plegtigheid, ter nagedachtenis van
den doop onzes Zaligmakers, waardoor Hij de natuur
des waters heiligde, gewoon was om des niiddernaehts
waler uit de kerk naar huis te brengen en het te be-
wareu, waar het één, Iwee ol\'chic jaren even frischen
onbedorven bleef, alsof het juist uit eene fontein was
geput. Volgens de wetten van Justiiiiunu* moesten
Kerstijd en Epiphania met grooten eerbied gevierd
worden, terwijl de geregtshoven en schouwburgen op
deze dagen gesloten werden. Epiphania was de tijd,
waarop bepaald werd, wanneer Paschen, de Vasten en
al de veranderlijke feesten gedurende het volgende
jaar gevierd moesten worden.
Epiphania of Driekoningen wordt in de Grieksche
kerk met bijzonder veel plegtigheid gevierd. Op dien
dag heeft de plegtigheid plaats, die de Groote Zegening
I des Waters heet. King geeft de volgende beschrijving
van de wijze, waarop de plegtigheid te Petersburg
plaats heeft: „In de rivier, op het ijs, wordt ceuc soort
van houten kerk opgerigt, geschilderd en rijk verguld,
en behangen met schilderijen, voornamelijk vauJo-
hannes den Uoopcr. Dit gebouw wordt de Jordaan
genoemd, omdat het als doophuis of doopvont moet
dienen. l)c Jordaan wordt daarop omringd door eene
tijdelijke haag van takken van dcunenbooincn, en in
het midden dcrzelve wordt een gat gemaakt door het
I ijs in het water. Eene vloer van planken, met rood
laken bedekt, wordt nedergclegd, opdat de proces-
sic er op ga; deze vloer is ook omgeven door eene
schutting van dennentakken. Nadat de dienst in de
kapel van hel keizerlijke palcis geëindigd is, gaan de
geestelijken, de diakenen, de priesters, de archiinan-
drieten en de bisschoppen, in hunne rijkste kleedereu
gedoscht en met brandende kaarsen, het wierookvat,
het Evangelie, de heilige schilderijen en banieren in
de hand, van de kapel naar de Jordaan, de liederen
zingende voor de dienst bepaald, en gevolgd door den
keizer en het geliefde hof. Al de troepen van de stad
worden rondom de plaats geschaard, de standaards
j der regimenten worden er ook geplant en de gelicele
artillerie. De artillerie en de soldaten geven vuur,
zoodra de dienst geëindigd is, en worden dau met het
geheiligde water bcsprcngil. Het water wordt in zulk
eene hooge achting gehouden, dat men het beschouwt
als een behoedmiddel tegen niet alleen geestelijke,
maar ook natuurlijke zwakheden en als een genees-
-ocr page 797-
EPTSCOPALEN — EPISCOPAALSCHE fPR.OTESTANTSCHE) KERK VAN AMERIKA. 7\'
pen, ondergeschikt zijn. Onder de Episcopaalsche ker-
ken moet ook de Grieksche kerk gerangschikt worden,
die, behalve den patriarch vau f\'onstantiuopel, die
algemeen bisschop is, andere ondergeschikte patri-
archen, aartsbisschoppen en bisschoppen heeft, bene-
vens verschillende orden van mindere geestelijken.
De Russische kerk, die een onafhankelijke tak van
de Grieksche kerk is, handhaaft een streug Episco-
paalschen vorm van bestuur onder de Heilige Wetge-
vendc Synode, terwijl de voornaamste geestelijken uit
metropolitanen, aartsbisschoppen en bisschoppen be-
staan. De Armenische kerk is iu bestuur gelijk aan de
Grieksche kerk, daar hun catholicos in rang en gezag
overeenkomt met den Griekschcn patriarch. Al de
Oostersehe kerken, de Copten, Abyssiniërs en andere
ingesloten, zijn Episeopaalscb. Het bestuur van ver-
scheidene Luthersclic kerken is Episeopaalscb en
tevens Presbyteriaanse!). Dit is het geval met de
Duitsehe Luthersehe Kerk. De Kerken van Zweden
en Denemarken zijn echter geheel Episeopaalscb. De
1 [ervormde kerken, zoowel die, welke Zwingliaausch,
als die,welkef \'alvinisl iscli zijn, zijn nielEpiseopaalscb
maar Presbyi eriaausch in hunne wijze van bestuur. De
Kerk van Engeland is echter streng Episeopaalscb.
Het kerkbestuur der Moravische broeders is ook Epis-
eopaalseli, hoewel zij hunnen bisschoppen geen voor-
rang hebbend gezag toekennen.
EPISCOPAALSCHE (Protestaxtsche) KERK
VAX AMERIKA. Dezegroote seetc vau Christenen
had haar oorsprong in de verspreide gemeenten, die
in bet begin der zeventiende eeuw in Noord-Amerika
ontstonden, en voornamelijk bestonden uit Engelsche
emigranten, die in de leer, eeredienst en tucht der
Engelsche kerk opgevoed waren. Van K>07 tot aan
liet einde der Amerikaanschc omwenteling in 1788
waren al de Episcopaalsche geestelijken in al de En-
gelsche koloniën onder liet oppertoczigt van den bis-
scliop van Londen. Het gevolg was, dat gedurende
meer dau honderd zeventig jaar de Protestantsclie
Episcopaalsche kerk van Amerika gceu eigen bis-
sclioppclijk toezigt genoot, en deze staat van zaken
was verre van gunstig voor den voortgang der kerk
in Amerika. Op verschillende tijden werden er po-
gingen in bet werk gesteld om dit kwaad te verhelpen,
doch het gouvernement vau Engeland verhinderde
deze pogingen, en eerst nadat de Amerikanen zieh van
Engeland hadden losgemaakt, waren zij iu staat om
voor zieh zelve bisschoppen te verkrijgen. In 17S7
werd er eene parlenients-acte aangenomen, waarbij de
bisschop van Canterbury en de bisschop van Londen
ten ijzeren kandelaar niet drie takken, ongeveer zes
voet hoog, brandde gedurende deze zegening in eiken
tak eene waskaars. Nadat de zegening voorbij was,
mogten de vergaderden zich dompelen, of werden zij
gedompeld, in de bewaarplaats, en daar de drie, die
er het eerst konden zijn, het geluk badden om door
den patriarch zelven er in gedompeld te worden, is
het gemakkelijk te begrijpen, welke verwarring deze
denkbeeldige daad van vroomheid moest towecgbren-
gen, waar men geen eerbied bad voor de gewone
welvoegelijkheid of een zedig gedrag. Nadat deinan-
sehappen allen in dit wijwater waren gedompeld,
gingen zij in het koor, en de vrouwen bewogen zieh
vervolgens met dezelfde ongeregeldheid, om deel te
hebben aan deze onzedelijke godsdienstige plegtig-
heid, die met regt vergeleken kan worden met de
zedelooze feesten der Heidenen." De Armeniërs ne-
men ook de plegtigheid van het zegenen des waters
op Epipbania in acht, maar op eene ecnigzins andere
wijze. Iu de eerste plaats wordt er een groot bekken
met water aan de deur van bet sanctuariuin geplaatst;
al de geestelijken gaan daarna iu proeessie uit bet
koor, en de trappen van het, sanctuariuin beklim-
mende, zetten zij hnnneproeessie rondom het bekken
voort. De priester, die juist te voren de mis gelezen
beeft, leest verscheidene gebeden over het water in
het bekken, doopt zijn kruis er in, maakt vervolgens
daarmede liet teeken des kruises in bet water, en giet
er ten slotte eeuig chrisma in. Hierna wasselien de
geloovigen zich erin, en nemen iets van het water
naar huis mede, waar zij er hetzelfde gebruik van ma-
ken als de Roomsehen van hun wijwater.
Een bijzonder gebruik is langen tijd door de 1110-
narehen van Spanje op hel Epiphania-feesi in acht
genomen, namelijk dat van drie kelken of communie-
bekers, te offeren: een niet een goudstuk, een ander
niet eene hoeveelheid reukwerk, en de derde met eene
hoeveelheid myrrhe er in. Gedurende langen tijd offcr-
deu ook de koningen van Engeland goud, wierook en
myrrhe. In dit gebruik is blijkbaar eene zinspeling
op de Oostorsche wijzen, die bet jonge kind .Tezus
goud, wierook en myrrhe aanboden.
EPISCOP ALEN, een naam aan ben gegeven, die
een onderscheid van rangen onder de dienaren der
godsdienst aannemen, en tot grondartikcl hebben, dat
een bisschop boven een presbyter staat. De Kerk van
Rome is Episcopaalse!) in hare inrigting, en erkent
den paus als algemncnen bisschop, aan wien al de
verschillende orden vau geestelijken, kardinalen, pri-
maten en patriarchen, aartsbisschoppen en bisschop-
-ocr page 798-
76
EPISCOPAALSCHE (PROTESTANTSCHE) KERK VAN AMERIKA.
gemagtigd werden om drie bisschoppen < o wijden, voor
de diocesen Pennsylvanië, New-York en Virginië.
De Protestant selie Episcopaalsche kerk is de oudste
Protestantsclie kerk in de Vereenigdc Staten. De
eerste gemeente werd gesticht te Jamestown in Yir-
ginië in 1007, en genoot onder het Engelsen e gouver-
nement al de voorregteneenerhecrschcndckerk. Het
aantal gemeenten nam langzamerhand toe, niet alleen
in Virginië, maar ook in Maryland, en sedert 1093
ook in New-York. Sedert de Omwenteling heeft deze
kerk aanhoudende, maar in geenen deele snelle vorde-
ringen gemaakt. Haar tegenwoordige toestand wordt
door Dr. Scliatf aldus geschetst: — „Eigenlijk komt
zij niet zoo goed als de Puritcinsche en Presbyteriaan-
sche kerk met, republikeinsche instellingen overeen;
en wegens de sympathie voor Engeland, die vele harer
geestelijken om zeer blijkbare redenen gedurende den
omwenielingsoorlog koesterden, ontstond tegen haar
het vermoeden van gebrek aan vaderlandsliefde, en
was zij daarom langen tijd niet populair. Toch heefl zij
te harer gunste deugdelijke oud-Engelschc overleve-
ringen, eene belangrijke theologische en praktische
godsdienstige litteratuur, en een roemvollen naam
zelfs in de geschiedenis van Amerika. Want Washing-
ton, bij voorbeeld, en de meeste groote staatslieden
van Virginië behoorden er toe, en door hare beknopte,
indrukwekkende en persoonlijk verantwoordelijke
wijze van bestuur en liturgische eercdienst, zonder
ecnige bijzondere pogingen om zendelingen uit ie
zenden, beeft zij eene sterke aantrekkelijkheid voor
de hoogere klassen en de beschaafde, maar toeh zoo-
genaamd godsdienstige wereld. Zij kan in zekeren zin
de aristocratische enf ashionable kerk van de Veree-
nigde Staten genoemd worden, die echter te zelfder
tijd een groot gebrek heeft,daar in de kerk van Christus
alle onderscheid van rangen moet verdwijnen in het
gevoel van gemeene schuld en gemeene zaligheid, en
voor de ontzagwekkende werkelijkheden der eeuwige
wereld. Uit hare geestelijken kiest, de president; de
meeste kapellanen voor het leger en de vloot. Op het
land, in de lagere klassen der maatschappij en in het
Westen is zij zeer zwak; maar in de groote steden van
het oosten is zij rijk en sterk."
In de, Amerikaansebe Episcopaalsche kerk zijn,
gelijk in de Engelsche kerk, altijd I wee partijen ge-
weest, namelijk de ITooge-Kerk en de Lage-Kerk
parlij. Er is ook, gelijk in Engeland, eene aanmerke-
lijke en dagelijks toenemende partij, die overeenkomt
met de Brecde-kcrk school, waarvan Dr. Arnold de
stichter was.De Axgi.o-Catttot.tekkn (zie ahümakon
ook in Amerika snelle vorderingen. Wij vernemen
van Dr. SchafT, dal „bijua de helft; van de Episcopaal-
sebe geestelijken daar meer of min Puseyistisch zijn,
en verscheidene van hen, onder welke bisschop Ives
van Noord-Carolina, zijn tol; de Roomsebe kerk ovcr-
gegaau, terwijl de meeste zich vergenoegen met. het
denkbeeld van een Anglo-Calliolieismus, in de hoop
op eene toekomstige, inniger vcreeniging met de
Oostersche kerken, en den Roomschcn bisschop als
patriarch van het Westen."
Op verscheidene punten verschilt de Amerikaansebe
Episcopaalsche kerk van de moederkerk in Engeland.
In hare liturgie zijn weggelaten de Athanasiaansche
geloofsbelijdenis, de gebeden voor de koninklijke fa-
milic, de diensten, die bel rekking hebben op den dood
van Karel I., op de herstelling van de Stuarts in 1 000
en op het Buskruidverraad onder Jakobus I. Maar
behalve deze betrekkelijk kleine bijzonderheden is de
Amcrikaanschc kerk, dewijl zij in een republikeinsch
land is, vrij van de geestelijke opperheerschappij der
kroon, hetgeen een groote trek van de Engelsche kerk
is, en derhalve zijn al de uitdrukkingen in de Negen en
dert ig artikelen, de Liturgie en de Canons, die betrek-
king hebben op de oppermagt van den souverein, weg-
gelatenofgewijzigd.DeProtestantseheEpiscopaalsche
kerk in Amerika geniet volle, vrijheid van handelen,
en geniet hel voorregl om zich zelve te besturen. De
organisatie van de kei\'ken wordt, door Dr. Sehaff aldus
beschreven: — „Zij is verdeeld in diocesen naar de
staatkundige verdeeling van het land; de namen der
diocesen komen overeen met het; aantal en de namen
der Staten, terwijl de Roomsch-Catholiekcn hunne
zetelsnaardc grootere steden noemen.Alleen de groote
staat New-York heeft twee diocesen, eene oostclijkn
en eene westelijke. Aan het hoofd van elke diocees
slaat een bisschop, die te zelfder tijd gewoonlijk ree-
tor is van eene van de meer belangrijke congrega-
tiën, en gedeeltelijk daardoor onderhouden wordt, of
zijn salaris geniet uit de interest van een bijzonder
fonds, of, zoo er een zoodanig fonds niet bestaat, of
zoo liet niet voldoende is, uit, de jaarlijksche collecten
door zijne presbyters gehouden. Elke lente vergadert
hij de presbyters van zijn dist riet, met, zoovele leekcn-
afgevaardigdeu, als er parochiën zijn, in eene dioce-
sane vergadering. Hij, als president, opent de verga-
dering met een statistisch rapport van zijn officiëelen
arbeid gedurende het verloopen jaar, met gepaste
vermaningen en somtijds theologische verklaringen.
Hier worden alle zaken van de diocees behandeld.
Dit; ligchaam heeft ook de magt om den bisschop der
-ocr page 799-
777
EPISCOPUS CECUMENICUS — ERASTIANEN.
zijne aanmatigingen opvoert tot de Godheid, zooina-
tigt hij, die de eenige of algemeenc prelaat wenscht
genoemd te worden, zich eene aanzienlijke meerder-
hcid aan. en rijst hij als het ware op de puinhoopen
der overigen." Slechts twee jaren na den dood van
Gregorius, die deze woorden schreef, verzocht paus
Bonifacius III. deu Griekschen keizer om den titel
van Algemeen Bisschop, die hem werd toegestaan.
EPULONEX, eenc bijzondere priesterorde bij de
oude Romeinen. Zij werden het eerst aangesteld in
het jaar 108 v. c, en waren aanvankelijk drie in getal.
Hun aantal werd vervolgens tot zeven vermeerderd,
en Julius Csesar voegde er nog drie bij, doch na korten
tijd werd hun aantal weder op zeven gebragt. De
epulonen maakten een collegie of godsdienstige cor-
poratie uit, dat door den staat werd erkend. Zij ont-
lecnden hunnen naam aan de gewoonte, die bij de
Romeinen bestond, om in tijden van gevaar een prach-
tig feestmaal in hunne tempels aan te rigten, waartoe
zij als liet ware de goden zelve uitnoodigden, want
hunne beelden werden op rijke bedden met hunne
puhinaria of kussens aangebragt, en aan de eereplaats
der tafel, als de voornaamste gasten, gezet. Zulk een
maaltijd noemden zij een epulon.
ERASTIANEN, zij die de mecuingen aankleven,
die het eerst in het openbaar werden beleden door
Thomas Erastus, geneesheerte Heidelbergin Duitsch-
land in de zestiende eeuw. In] 508 had er een openbare
redetwist plaats over zekere stellingen over de nood-
zakelijkheid voor het kerkbestuur en de magt van kcr-
keraden om onwaardige personen in den ban te doen.
Het debat werd aan den eenen kant geleid door George
Withcrs, die Engeland had verlaten ten gevolge van
den twist over kerkceremoniën, en aan den anderen
kant door Erastus, die, hoewel hij vroeger de meening
toegedaan was, dat excommunicatie gewettigd is door
het Woord van God, nu openlijk optrad om de leer te
verdedigen, dat de kerk de magt niet heeft om ceni-
gerlci tucht uitte oefenen, maar geheel ondergeschikt
is aan het gezag van den burgerlijken magistraat.
Erastus ging echter in zijne nitgegevene geschriften
niet zoo verre, dat hij geheel en in alle gevallen het
regt der kerk om in den ban te doen ontkende; maar
in tegendeel nam hij aan, dat aan heiligschendende
personen het sacrament moet onthouden worden, en
dat zij, alszijdannog in hunne misdaden blijven volhar-
den, in den ban gedaan moeten worden. Hij telt in zijne
geschriften zeven verschillende klassen van personen
op, die niet beschouwd moeten worden als leden van
de zigtbare kerk, en zoo zij er in gevonden worden,
diocees te verkiezen, om cene blijvende oommissie
als zijn raad te benoemen, en omhein in verhoor te
nemen. Om de drie jaren vergadert de Algemeene
Conventie, gelijk zij genoemd wordt, in eenc van de
grootere steden der Unie, meest al beurtelings te Now-
ïorkentePhiladelphia. Overeenkomstig de schikking
van de oude Engolschc convocatiën en van het Brit-
sche parlement en het Amerikaansche congres bestaat
deze, convent ie uit twee huizen: een Hoogerhuis of het
Huis der Bisschoppen, dat met gesloten deuren zit-
ting houdt, en gepresideerd wordt door den oudsten
bisschop, want er zijn geene aartsbisschoppen zooals
in Engeland, en een Lagerhuis of het Huis der Geeste-
lijkcn en Leeken-afgevaardigden, dat zamongesteld is
uit een gelijk aantal presbyters eu leeken-afgcvaar-
digden van alle diocesen, terwijl gecne er meer dan
vier van elke orde mag zenden, en zijne overwegingen
in de open kerk houdt. Deze driejaarlijksche Algc-
meene Conventie is het hoogste geregtsliof der Epis-
eopaalsclie kerk in alle zaken van leer, eeredienst en
tucht. De zamenwerking van beide huizen is noodig
om cene wet uit te vaardigen. De stemming wordt
gerekend bij diocesen. Het Huis der Bisschoppen
heeft een veto op de handelingen van het Lagerhuis.
Deze magt kan vele nuttige hervormingen verhinde-
ren, maar tevens ook vele uuttclooze veranderingen of
gevaarlijke nieuwigheden, voornamelijk in cene eeuw
en in een land, die cene ziekelijke hartstogt hebben
voor bet maken van wetten."
EPISCOPUS (ECUMENICUS, algemeen bis-
schop, een titel dien de Grieksche bisschoppen van de
grootere zetels en voornaamste steden van het Oosten
zich somtijds aanmatigden. Toen deze titel door
.Tohannes den Vaster, patriarch van Constantinopel,
aangenomen werd op een concilie, in 5SS gehouden,
kantte Gregorius de Groote zich met het hevigste ge-
weld tegen zijne aanspraken aan; en om zijn eigen
gezag als bisschop van Rome des te beter te vestigen,
vond hij de fabel van de sleutelmagt uit, die eerder
aan den opvolger van Petrus dan aan de gezamenlijke
bisschoppen werd overgedragen, dat tot dien tijd de
erkende meening was geweest. In een zijner brieven
zegt bij: „Ik ben stout genoeg om te zeggen, dat hij,
die den titel van Algemeen Bisschop aanneemt, of
daarvan gebruik maakt, de trotschheid en hetkarakter
heeft van den Antichrist, en een igermate zijn voorloo-
per is in deze hoogvaardige hoedanigheid om zich
boven de overigen zijner orde te verheffen. En inder-
daad schijnen beiden op dezelfde rots schipbreuk te
lijden, want gelijk de hoogmoed den Antichrist maakt,
\'.\'8
-ocr page 800-
778 KRDA
!
                      _______________.________________
; moeten zij er uit geworpen worden. De klassen, waarop
hij verwijst, zijn deze: „1. Afgodendienaars; 2. Afval-
ligeu; \'i. Dezulken, die de ware leer niet verstaan:
dat is: onwetende personen; k Dezulken, die de ware
leer niet goedkeuren en omhelzen; dat is: ketters en
sectarissen; 5. Dezulken, die het sacrament anders
i dan op de juiste wijze en volgens de inzettingen van
Christus wensclien te ontvangen; G. Dezulken, die
hunne boosheid verdedigen of regt vaardigen; 7. l)e-
zulken, die hunne zonden niet belijden en erkennen,
geen verdriet en berouw er over toonen, en geen haat
of geene verfoeijing er van."
Anderen gingen echter veel verder dan Erastus in
hunne inzigten over dit onderwerp: zij verwarden de
burgerlijke en ile kerkelijke autoriteiten geheel en
al niet elkander, ontkenden de synodale magt om te
straffen, en geloofden, dat de magt om wetten te maken
en die om overtreders te berispen uitsluitend bij den
i burgerlijken magistraat berustten. Zulke gevoelens
waren nooit door de godgeleerden der Hervorming,
zelfs niet door Zwingli verkondigd, en hoewel de
meeste hunner overleden waren, alvorens de theorie
vanKrastusinal haren omvang verkondigd werd, toch
trad Beza, op ver gevorderden leeftijd, tegen Erastus
in het strijdperk, met cene kracht bijna gelijk aan die
zijner vroegere jaren.
Uit Duitschland werd de Erastiaansche twist naar
Engeland overgeh ragt, en de belangrijke onderwerpen
daarmede verbonden namen eene voorname plaats in
in de debatten der vergadering van godgeleerden, te
Westrainster in 1G4-3 gehouden. Verschillende ge-
schriften tegen de Erastiauen zagen het licht, en ves-
tigden op een stevigcu en onomstootelijken basis de
groote waarheid, zoo duidelijk in dcAVestminstersehe
geloofsbelijdenis uitgedrukt: „Christus heeft ecu be-
i stuur in de kerk ingesteld in de handen van kerkbe-
ambten, afgescheiden van het. burgerlijke bestuur."
De Erastiaansche theorie, tot haar eindcontwikkeld,
maakt de kerk afhankelijk van den wil des magistraats.
Zij hebben, wel is waar, eenige doeleinden gemeen,
en hebben ook eenige gemeene middelen om die doel-
l! einden te vervullen, maar er zijn verschillende wezeu-
lijke punten van verschil tusschen het kerkelijke en het
burgerlijke bestuur, die de pogingen der Erastiauen
om de twee te vereenigen met de rede en de Schrift
: in strijd brengen. Zij verschillen in hunnen oorsprong,
daar het burgerlijke bestuur ingesteld is door God als
den bestuurder des heclals, en de kerk ingesteld is
door Christus in Zijne hoedanigheid van Middelaar.
Zij verschillen in hunne uitgebreidheid, daar bet bur-
,\'TRAPH.
gerlijke bestuur eene inzetting is, die zich over al de
natiën uitstrekt, en de kerk die alleen omvat, die het
Evangelie hebben omhelsd. Zij verschillen ten aanzien I
van eenige doeleinden, waartoe zij dienen, daar het
burgerlijke bestuur geschikt is om verschillende we- j
reldlijkc doeleinden te bereiken, die de kerk, om haar \'
streng geestelijk karakter, nooit vervullen kan; en I
de kerk daarentegen geschikt is voor de vervulling I
van verscheidene geestelijke doeleinden, die het bur-
gerlijke bestuur om zijn streng wereldscb karakter
nooit bereiken kan. Zij verschillen in de wapenen, die
zij hanteren, daar het burgerlijke bestuur de magi
heeft van het zwaard, waarvan de kerk is uitgesloten, !
terwijl de kerk de magt der geestelijke tucht heeft, i
die het burgerlijke bestuur niet bezit. Zij verschillen
eindelijk in hunne ambtenaren, daar het burgerlijke
bestuur geene magt heeft om te prediken of de sacra- j
meuten te bedienen, terwijl de kerk geene magt heeft
om zich te mengen in het bestuur van den magistraat.
Het is belangrijk om op te merken, dat de kerk en
het burgerlijke bestuur niet alleen op verschillende ,
punten van elkander verschillen, maar elk in zijn eigen :
gebied van de andere onafhankelijk is.Elk heeft eene i
afzonderlijke regtsinagt, zoodat de staat zijn gezag
niet aan de kerk ontleent, gelijk de Roomschgezindc
beweert, noch de kerk haar gezag ontleent aan den
staat, gelijk de Erastiaan verkondigt. Deze beide
meeningen zijn even verre van de waarheid verwijderd.
Klaarde vraag komt nat uurlijk op: Kunnen deze t wee
vereenigingeu, zoo afgescheiden en onafhankelijk
van elkander, zulk een verbond sluiten, dat zij met
eensgezindheid voor het nationale welzijn handelen?"
Velen schijnt het onmogelijk toe,dat znlk een verbond
gesloten wordt, zonder dat de eene of de andere partij
eene inkorting van hare onafhankelijkheid lijdt; daar-
om beschouwen zij, die deze meening in hun hart koes-
teren, zulk een verbond onwettig. Aan vele anderen
schijnt het daarentegen zeer mogelijk toe, dat de kerk
een verbond sluit niet den staat, dat evenwel de
juiste voorregten van elk in hun geheel zal laten, i
en te zelfdcr tijd de algemeene doeleinden van beiden
zal bevorderen.
ERDAYIRAPH, een groot bedrieger, die in de !
derde eeuw in Perzië opstond, en als de ware herstel-
Ier van de leerstellingen der Magi werd beschouwd. !
Daar hij het karakter van een man Gods wensende i
staande te houden, gaf hij voor in een diepen slaap
te zijn gevallen, gedurende welken zijne ziel, gelijk
hij aan zijne bewonderaars verzekerde, van haaraard-
j scheu tabernakel werd bevrijd om naar deu hemel te
-ocr page 801-
ERS of ESSjEËRS.                                               779 \'
secten der Joden. Over den oorsprong dezer secte is |
veel verschil vau meeniug. Sommigen zeggen, dat
de naam afgeleid is van het Syrische woord ata, ge-
nezeu, eu om deze afleiding te bevestigen mag men
! opmerken, dat zij dikwijls Therapeuten of geueeskuu-
| digen werden genoemd. Eeuigen veronderstellen, dat
zij ten tijde der Makkabeën, omstreeks 150 v. c., ont-
stonden, en zij zijn zelfs beschouwd als dezelfde als de \'
j ChasidjjËrs (zie ald.), terwijl anderen hen tot de Re-
j chabieten opvoeren. De Esseners waren verdeeld in
j twee klassen: de Praktische Esseners, die in vereeni-
i ging leefden, en niet af keerig waren van het hu welijks-
! leven, eu de Bespiegelende Esseuers, die voornamelijk
in de afzondering leefden, en zich aan overdenking
overgaven.
Over de secte der Esseuers in het algemeen merkt
Dr. Welsch aan: — „Daar zij even af keerig waren
van de slaafsche huichelarij der Pharizeën als vau de
koude redeneringen der Sadduceëu, namen zij hunne
toevlugt tot eene mystieke vroomheid eu ascetisch
j leveu. Zij vestigden huuue woonplaats in de woeste
landstreken aan de westelijke oevers der Doodc Zee, I
waar van tijd tot tijd mannen met gelijke iuzigteu als
zij zich bij hen voegden. Hoewel zij de Schriften van
I het Oude Testament als van Goddeiijk gezag ontvin-
\' gen, waren zij, gelijk de meeste mystiekeu, gereed
om het gezag van geschreven openbaringen eu de stem j
der rede voor de ingevingen hunner eigene verbeel-
ding .ter zijde te zetten. Zij wijdden zich voornamelijk
aan den landbouw, de veeteelt eu ecnigc van de
meer eenvoudige handwerken, terwijl de voortbreng-
selen van hunne nijverheid van tijd tot tijd naar de
stedeu werden gebragt, in verscheidene van welke zij
gemeenten gevestigd hadden. De geneeskunde trok
vooral hunne aandacht; zij schijnt verbonden te zijn
geweestaan onderzoekingen naar de verborgen krach-
teu der natuur. Aangaande hunne zedelijke eu gods-
dienstige iuzigteu zijn onze berigteu niet geheel te
vertrouwen, daar Josephus eu Philo beiden bezield
schijnen geweest te zijn door den wensch.om aan hunne
Grieksche en Romeinsche lezers een denkbeeld van
romantische of philosophische zuiverheid te geven.
Br schijnt echter geene reden te zijn om er aan te
twijfelen, dat zij ecu onschuldig leveu leidden, zich
door handenarbeid onderhielden, groote vriendelijk-
beid toonden aan de leden hunner gemeente, eu in
hunne godsdienstoefeningen iets meer zochten te
verwezenlijken dan een iuacbtuemeu van uiterlijke
vormen. De vermenging van vrijheid van het inacht-
ucmeu van ceremoniën met eene slaafsche gehechtheid
EROS —
vliegen. Zeven geheelc dagcu bragt zijue ziel door op
haren togl naar de rijken van licht en geluk, en ge-
durende dezen tijd was zijn ligchaam bewaakt door
zes Magi eu den koning in persoon, die allen gcza-
menlijk baden en vastten tot aan zijn terugtogt.
EROS, de god der liefde bij de Grieken, die over-
eenkomt met den Romeiuschen god Amor. Hesiodus
is de eerste, die melding van bem maakt in verband
met de schepping der wereld, daar Eros de verbindende
magt der liefde was, die eensgezindheid onder de strij-
dendc elementen van den chaos invoerde. Eenigevan
de oudere Grieksche dichters beschouwen hem als deu
eersten der goden, die uit het wereldei voortkwamen.
Er is echter een andere Eros, van wien door de latere
(lichters gesproken wordt, als een zoon van Apin-wille,
een jongeling van eene schoone gedaante en een be-
miunelijk gelaat, die goden en menschen beheerscht.
Hij wordt dikwijls voorgesteld als een gevleugeld
jongeling, geblinddoekt, die een boog en ecu koker vol
pijlen draagt, welke hij op de harten der stervelingen
afschiet. Hij werd voornamelijk te Thespite in Bosotic
aangebeden, waar een ruwe steen zijn symbool was.
| Een feest werd ter eere van dezen god geregeld ge-
vierd.
ERYC1NA, een bijnaam van Aphrodite, die zoo
J genaamd werd naar den berg Eryx op Sicilië, waar
\' een tempel te harer eere was opgerigt. Omstreeks het
begin van den tweeden Punischeu oorlog werd hare
: eeredienst te Rome ingevoerd onder den uaam van
i Venu» Etycina, en een tempel voor hare aanbidding
gebouwd.
ESCHRAKIETEN(Arab. FerlicAle»),ceue Moha-
medaansehe secte die, gelijk oudtijds de Platonisten,
; zich aan beschouwing overgeeft. Zij denken voorna-
| meiijk na over God, en verschillen vau andere Moha-
medaanschc secten in het geloof aan reue Drieëenheid
van personen in de Godheid. Dit verklaren zij door
drie vouwen in een doek. Zij hebben geen grooten
eerbied voorden koran, dien zij, behalve iu zoo verre
als hij hunne eigent\' leerstellingen bewijst, als afgc-
i schaft beschouwen. Daar zij overtuigd zijn, dat het
hoogste geluk van den mensch in de beschouwing der
Goddelijke majesteit bestaat, beschouwen zij de be-
grippen vau Mohamed aangaande de vermaken van
liet paradijs als slechts ijdele droombeelden, eu ver-
, achten zij die. Dit is céne vau de eerbiedwaardigste
i eu meest geachte van alle Mohamedaansche secten,
j en hare leerstellingen naderen het digtst aan die der
Christenen.
ESSENERS of Ess.ekks, eene vau de drie oude
-ocr page 802-
ESSENERS of ESS^EËRS.
7bO
er aao, waardoor de mystieken zich altijd gekenmerkt
hebben, en waarvan de reden is, dat zij hunne eigene
verbeelding tot huu gids maken, is ook onder de Es-
seuers op te merkeu. Offeranden werden geofferd,
maar niet iu den Joodschen tempel; eeden waren
verboden, behalve die, waardoor zij, na een noviciaat
van drie jareu, aan hunne orde werden verbonden; de
Sabbathrust werd in acht genomen met cenc naauw-
gezetheid, die niet beschreven kau wordeu, eu zij ver-
meden niet alleen alle gemeenschap met de Heidenen,
maar zelfs met andere Joden en mindere klassen huu-
ner eigene secte. Huu aautal was betrekkelijk klein.
De vreedzame gang huns levens schijnt hen, te mid-
deu van de stormen, die Judea schokten, bij alle par-
tijen in eerbied gehouden te hebben; zij oefeuden echter
weinig invloed uit op het algemcene karakter."
Het is eeue ecuigzins opmerkelijke omstandigheid,
dat terwijl onze Heer gedurende Ziju openbaar dienst-
werk de andere Joodsehe secteu openlijk berispte, Hij
de secte der Esscners zelfs niet vermeldt; ook komt
huu naam iu het geheele Nieuwe Testament niet voor.
Dit verklaart men gewoonlijk door de veronderstelling,
dat, dewijl zij de voorkeur gaven aau eene afgezou-
derdelevenswijze.zij waarschijnlijk nooit iuaanraking
kwamen mei onzen Heer eu diens Apostelcu, gelijk
de Pharizeéu en Sudduceén. Hoewel zij niet dadelijk
vermeld wordeu, veronderstelt men echter, dat C\'hris-
tus op hen zinspeelt ouder den naam vau gesnedenen
in Matth. XIX: 12. Ook de Apostel Paulus schijnt
iu zijn brief aan de Colosseuzen op hen te wijzen. In
Col. II: 18, 23, lezen wij: „Dat dan niemand u over-
heersche naar zijnen wil iu nederigheid eu dienst der
engelen, intredende iu hetgeen hij niet gezien heeft,
te vergeefs opgeblazen zijnde door liet verstand zijns
vleesches. Dewelke wel hebben eeue schijnrede van
wijsheid in eigcnwillige Godsdienst eu nederigheid,
en in het ligchaam niet te spareu, doch zijn niet iu
eenige waarde, maar tot verzadiug van het vleesch."
De Essencrs geloofden aan de onsterfelijkheid der
ziel, liet beslaan van cngelen,cn een toekomstigenstaat
vau belooningeii en straffen, maar zij schijnen aan de
opstanding vau het ligchaaui te naauwernood geloofd
te hebben.Alles,\\vat er van de meeniugen of gebruikeu
der secte bekend is, is genomen uit de geschriften van j
Josephus, I\'hilo en Plinius. De twee eerstgenoemde j
schrijvers zelve Joden zijnde, geven eeue eeuigzins I
sterk gekleurde beschrijving van de Esseners. José- t
phns geeft ons eeue uitvoerige beschouwing van hunne
levenswijze. „Zij ziju het stiptste volk jegens God van
alle levende ïneuschen; zij maken er eene gewetens-
zaak van om één woord over gewone bezigheden te
spreken, alvorens de zon opkomt; maar zij hebbeu
zekere traditioueele bidformulieren voor die gelegen-
beid, waardoor zij voornamelijk van God bidden, dat
de zou op hen moge schijnen. Na deze daad van vroom-
heid worden zij allen weggezonden oin hunne verschil-
lende taken en bezigheden te verrigten, en wanneer
zij tot elf ure voor den middag gestudeerd en hard
gewerkt hebben, kouieu zij weder bijeen met liuneu
kleederen over zich geworpen, en zoo wasschen zij zich
geheel met koud water. Na deze zuivering keereu zij
naar hunne cellen terug, waar geen sterveling vau
eenig ander geloof zelfs op hen mag ademen. Vau daar
gaan zij naar de eetzaal, die zij weinig miuder heilig i
achten dan den tempel zelven. Als zij daar eeue poos
gebleven zijn, zouder een woord te spreken, brengt I
de bakker aan ieder zijn brood, eu de kok aan ieder !
zijn bord of portie soep van dezelfde soort, en zet het
hem voor. De priester zegent dan de spijs, en geen
schepsel durft die zelfs aanraken, voordat het gebed
gedaan is, eu zoo ook na den maaltijd een ander gebed,
want zij laten nooit na God te danken voor en na de
spijs, als deu bewerker vau deu zegen. Als deze pligt
vervuld is, leggen zij hunne kleederen af als eeniger-
inate heilig, eu beginnen zij weder aau hun gewonen j
arbeid tot den avond.Vervolgens begeven zij zich naar
het avondmaal, zooals te voren, waar zij te zamen,
met de gasten, zoo zij die hebben, aan dezelfde tafel
aanzitten. Er is volstrekt geen gedruisch of wanorde
in die huizen; zij spreken op hunne beurt, en deze
wijze van ernst en stilte boezemt vreemdelingen een I
grooteu eerbied voor hen iu. Dit is het uitwerksel van I
eene aanhoudende matigheid, in hunne gematigdheid j
om slechts te eten eu te drinken om aan de natuur te
voldoen.
„ In de bediening der gcregtigheid zijn zij het ge-
regcldste en naauwgezetste volk, dat er leeft; zij be-
palen niets, dan hetgeen ten minste door houderd ,
stcmmeu aangenomen wordt, eu als het vonnis een-
maal is geveld, is er geen herroepen van. Na het op-
pergezag van God zelven rekenen zij dat van hunne !
wetgevers, en maken het des doods schuldig om kwaad
vau hen te spreken of hen te lasteren. Zij kennen
groote eer toe aan hunne oudsten en aan de meerder-
heid des volk, en denken het zeer redelijk om de eenen
te gehoorzamen eu naar de anderen te hooreu. Als er
tien te zamen iu een raad zijn, mag niemand vau hen
spreken, als de andere uegen er tegen zijn. Zij houden
het voor eene daad vau zedeloosheid, om naar het mid-
den der vergadering of aan de reglerzijde te spuwen.
-ocr page 803-
ESSENERS of ESS ,EËTvS.
781
Zij zijn de strengste nalevers van tien Sabbath van alle
soorten van Joden, want zij maken den Sabbathmaal-
tijd niet alleen den avond te voren gereed, om te ver-
mijden een vuur op dien dag te ontsteken; maar zij
durven zelfs niet een pot of een seliotel van de eene
plaats naar de andere overbrengen."
Eenvoudig eu nederig iu kleediug en gewouuten
worden zij voorgesteld als van plaats tot plaats te
Lebben gezworven zonder eene vaste woonplaats, niels
met zich nemende dan wapenen voor hunne verdedi-
giug. Zij onderhielden eene soort van gemeenschap
van goederen, zoodat wat de een uoodig had, een an-
der verpligt was te verschaffen. Iemand, die in de
vereeniging wenschte opgenomen te worden, werd
een geheel jaar beproefd, en als zijn proeftijd voorbij
was, werd hij iu de vereenigiugopgeuoiuen, en ontving
hij een houweel, een gordel en een wit kleed. Maar
zelfs dan mogt hij nog niet aan de algemeene tafel
eten, voor hij bewijzen gegeven had door een proeftijd
van nog een jaar, dat hij een geschikt persoon was om
met de broederschap om te gaan. „Alvorens aan de ver-
eenigiug der Esseners geheel verbonden te worden,"
zegt Josephus, „moet hij zich eerst door plcgtigc ver-
vloekingen en betuigingen verbinden oui God lief te
t hebben en te dienen, om regt te doen jegens de men-
scheu, om geen schepsel vrijwillig onregt aan te doen,
noch zulks te doen, hoewel het hem bevolen wordt,
oin zich een vijand te verklaren van alle goddelooze
lieden, om zich te voegen bij alle bemiiinaars van regt
eu billijkheid, om zijn woord te houden jegens alle
menschen, maar jegens vorsten in het bijzonder, daar
zij door God aangesteld en Zijne dienaren zijn. Hij
moet ook verklaren, dat zoo hij ooit boven zijne med-
gezellen bevorderd wordt, hij nooit die magt zal
misbruiken ten nadeele van zijne onderdanen, noch
zich zal onderscheiden van zijne minderen dooreenig
sieraad van klccding of gewaad; maar dat hij de waar-
heid zal beminnen en omhelzen, en valsehe sprekers
tot regtvaardighcid zal brengen. Hij verbindt zich ook
om zijne handen zuiver te houden van diefstal eu bc-
driegclijke handeling, en zijne ziel even onbesmet door
de begeerte naar een onregtvaardig gewin; dat hij
voorzijue medelceraren gcenc van de verborgenheden
zijner godsdienst zal verbergen, en geeue er van zalme-
dedeeleuaandeoningewijden.al ware het ook om zijn
leven te redden. En dan wat zijne leer aangaat, dat hij
niets zal geven, dan hetgeen hij heeft ontvangen; dat
hij zal trachten de leer, die hij verkondigt, te bewaren,
de boeken, die er over geschreven zijn, en de namen
van hen, van wie hij ze ontving. Deze bekentenissen
worden gebezigd als eene beprocviug voor nieuwe
aankomers, en als eene zekerheid om hen getrouw aan !
hun pligt te houden."
Deze secte ontstond iu het land, dat ten westen van
I
de Doode Zee ligt, eu van daar breidde zij zich over
andere deelen van Palestina uit. Josephus zegt, dat |
er in elke stad vele van hen woonden, en hij vermeldt
vier verschillende orden van hen, die echter allen op
te lossen zijn in de twee reeds genoemde klassen, de
Praktische en de Bespiegelende Esscuers. Sommige
Esseners kenmerkten zich door een praktischen zin, en
andere door een bespiegelenden, terwijl niet weinige i
eene vereeniging van beide wenschten aan te nemen, i
Het was eene zonderlinge eigenaardigheid der secte,
dat zij gaven zond aan den tempel te J cruzalem, terwijl
zij zelve weigerde daar te komen. Xeander geeft van .
dit gebruik zeer oordeelkundig rekenschap. „Mogen .
wij Josephus gelooveu," zegt hij, „dan betoonden de ;
Esseners, door het zenden der teuipelgaven, wel hun-
neu eerbied voor het oorspronkelijke heiligdom, en
vervulden zij aldus, getrouw aan huu beginsel om zich
naauwgezet van al hunne pligteu te kwijten, het ge- I
bod, dat aan alle Israëlieten gegeven was, maar zelve j
bezochten zij den tempel niet, waarschijnlijk omdat !
zij dien als door het verderf der Joden verontreinigd
beschouwden. Zij hielden het er voor, dat de heilige
plegtigheden op eene meer waardige w ijze iu den boe-
zem hunner volstrekt reine en heilige gemeenschap
volbragt kouden worden. Ook offerden zij, maarzij j
deden dat iu het midden hunner vereeniging, geloo- j
vendc, daartoe door hunne ascetische reinigingen het j
best voorbereid te zijn. Met het gezag, dat zij Mozes !
toekenden, zou het trouwens ook slecht gestrookt
hebben, zoo zij de olt\'erdieust, door hem ingesteld,
verworpen hadden, of men zou moeten aannemen, dat
zij de oorspronkelijke Mozaïsche godsdienst als door ■
latere bijvoegsels vervalscht hebben beschouwd, en
tot deze ook de offerdienst geteld. Maar ofschoon een
dergelijk gevoelen in de Ctemenliuen wordt voorge-
drageu, zoo kan men toch omtrent de Esseners voor
het minst niet stellig bewijzen, dal ook zij het hebben
i aangekleefd. Wel moet het bevreemden, hoe zij zich, I
op het Joodsche staudpuut, veroorloven konden om
buiten Jeruzalem te offeren, maar dat had wciligtzijn
grond in die willekeurige uitlegging van de stellige \'
geboden der godsdienst, die altijd tot de eigenaardige I
kenmerken van zulke mystieke secten behoort. Met
! den geest van zulk eene secte strookte het althans vol- j
komen, om van de otrerdieusi iu den ontheiligden !
tempel, te midden der bedorven Joodsche wereld, des j
-ocr page 804-
782                                             ESTHERS VASTEN — EUCHIETEN.
! heerlijkheid uitroepen en met luider stemme zingen:
„Heilig, heilig, heilig, Heer der heirscharen, hemel
en aarde zijn vol van Uwe heerlijkheid. Hosanna in
de hoogste hemelen. Gezegend is hij, die komt in den I
naam des Heeren! Hosanna in de hoogste hemelen!"
Zoodanig was de wijze, waarop de wijding van het \'
sacrament werd begonnen, en wegens dit belangrijk ;
gedeelte ontving de gchcele dienst den naam vau Eu-
charistie
of Dankzegging.
EUCHELAION (Gr. euche, gebed, ene/aio/i,olie),
de olie des gebeds, een van de sacramenten der Gkikk-
sche Kekk (zie ald.) en eenigermate, hoewel niet .
geheel, overeenkomende met het laatste oliesel der \'
Roomsche kerk. Dit sacrament wordt bediend in ge- ;
vallen van ziekte, maar niet noodwendig als de dood
verwacht wordt. De Grieken beschouwen het als eene
zalving voor de herstelling, niet voor de ontbinding,
en beroepen zich, om het gebruik te verdedigen, op
Jacobns V:14, 15: „Is iemand krank onder u, dat hij
tot zich roepe de ouderlingen der gemeente, en dat zij
over hem bidden, hem zalvende niet olie iu den naam
des Heeren: En het gebed des geloofs zal den zieke
behouden, en de Heere zal hem oprigteu, en zoo hij
zouden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven wor-
den." Volgens dit Apostolische gebod dient de Griek-
! sehe kerk het sacrament toe, zalft zij de zieken met
! olie, en doet zij die plegtigheid vergezeld gaan van
i een ernstig gebed voor hunne herstelling en de verge-
viug hunner zonden. In den Grooteu Orthodoxen Ca-
j teehismus van de Russische kerk wordt zij bepaald als
„eene geheimzinnigheid, waarin, terwijl het ligehaaiu
; wordt gezalfd, Gods genade ingeroepen wordt over
! den zieke, om hem te genezen van de geestelijke en
! ligchamelijke zwakheden." Volgens het rituaal zijn er
| zeven priesters noodig voor het Euchelaion, hoewel in
1 vele gevallen drie voldoende worden geacht, maar
; niet minder dan drie, daar de Apostel Jacobus spreekt
I van ouderlingen iu het meervoud. De dienst is zeer
\' lang, daar elk der zeven priesters op zijne beurt een
prokeimenonoi korten beurtzang leest,eenBriet\',Psalm,
Evangelie eu eindelijk ecu gebed, gedurende hetwelk
; elke priester eene van de zeven twijgen neemt, met
! katoen om liet einde daarvan gebonden, en met deze
| roede, die in olie gedipt is, liet teekeu des kruises
op verschillende deelen van het ligchaam des zieken
\' maakt. Na het zalven wordt er weder een gebed ge -
daan, eu iu den looi) daarvan wordt het Evangelie
i boven het hoofd van den zieke gehouden.
EUCHIETEN(Gr.^ê//?,gebcd),ccneChristen-secte
ilie haar oorsprong had ouder de monniken van Syrië
te afkeeriger te zijn, hoc liciliger zij die Mozaïsche
! instelling beschouwde, en daarentegen te beweren,
dat de ware geestelijke tempel, waarin alleen Gode
welgevallige offeranden konden ontstoken worden, in
hare waarlijk heilige maatschappij te vinden was."
ESTHERS VASTEN, eeue Joodsche vasten die op
den dertienden dag der maand Adar gehouden wordt,
ter nagedachtenis van het vasten van Esther gedurende
drie dagen en drie nachten, alvorens zij bij den koning
ten behoeve der Joden optrad, die door Haman ter
verdelging waren aangewezen. Als de dertieude dag
van Adar op den Joodschen Sabbath valt, wordt deze
vasten gehouden op den Donderdag te voren.
EUCHARISTIE, de Groote Dankzegging die een
deel uitmaakte van de dienst des avondmaals in de
oude Christelijke kerk. Zij omvatte ecue dankbare
erkenning van al de Goddelijke goedheden, hetzij in
de schepping, de voorzienigheid qf de verlossing. Een
\\ voorbeeld er van wordt gegeven in de Apostolische
Verordeningen, en Justinus Martyr zegt, dat zoodra
de gewone gebeden geëindigd waren, en zij elkander
begroet hadden met een kus, brood, wijn en water
gebragt werden naar den voorzitter, die, dat ontvan-
gende, den Vader aller dingen hulde bragt door den
Zoon cu den Heiligen Geest, en eeue lange dankzeg-
ging hield voor de zegeningen, die Hij beloofde er
aan te verleenen. En als hij de gebeden en dankzeg-
ging geëindigd had, antwoordde al hei volk, dat tegen-
woordig was, met toejuiching: Amen. Als een voor-
beeld van de Eucharistia halen wij de Dankzegging
aan, die gebezigd werd in de kerk van Jeruzalem. Zij
is van den volgenden inhoud: Het is zeer gepast en
juist, betamende ons en onzen pligt, dat wij Uprijzen
\' en U loven met gezangen, en lT danken, den Maker
aller schepselen, ziglbare en onzigtbare, den Schat van
al het goede, de fontein van leven en onsterfelijkheid;
den God en Heer aller dingen, dien de hemelen en de
hemelen der hemelen prijzen, en al de heirscharen
daarvan; de zon cu maan en al de sterren, de aardeen
de zee, en alles dat daarin is; de hemelsche gemeente
van Jeruzalen; de kerk van de eerstgeborenen, die in
den hemel opgeschreven staan; de geesten van regt-
vaardige mannen en profeten, de zielen van martelaren
en Apostelen; engelen en aartsengelen, trooucn en
heerschappijen, vorstendommen cu magten, de ver-
sehrikkclijke heirscharen en cherubim met vele oogen,
en seraphim met zes vleugelen, met twee waarvan zij
hunne aangezigten bedekken, en met twee hunne voc-
ten, en met twee vliegeu zij, terwijl zij onophoudelijk
tot elkander den zegezang van de pracht van Uwe
-ocr page 805-
EUCHIETEN.                                                               783
in de vierde eeuw. Zij ontvingen vervolgens verschei-
dene namen, gewoonlijk ontleend aan de voornaamste
mannen der secte. Zoo werden zij op verschillende
tijden Lampeiiatten, Aielphianen, Eiutatkianen, Marcia-
nis/e», Cioreuieu en hnthusiaxteu
genoemd. Zij werden
Euchieten genaamd om de belangrijkheid, die zij aan
het gebed hechtten, daar dit, naar hunne zienswijze,
de plaats verving van alle andere wijzen van vroomheid
en middelen van genade. Naar alle waarschijnlijkheid
ontstond de seete door cenige weinige monniken, die
zich geheel aan innerlijke bespiegeling en gemeen-
schap met den Heiligen Geest in het gebed overgaven.
Zich verbeeldende, dat zij daardoor cene soort van
ascetische volmaaktheid hadden bereikt, lieten zij alle
gewone bezigheden varen, en gaven zij voor hun ge-
heclcn tijd te besteden aan innerlijk gebed en bcspie-
gcling. Zij geloofden, dat elke mcusch niet zich in de
| wereld een boos beginsel brengt, waarmede hij onop-
houdelijkiu zijn leven moet worstelen, endat hij alleen
door innerlijk gebed kan overwinnen. Deze verlossing
verkregen hebbende, is er geeuc verdere behoefte aan
j vasten of zelfkastijding. De man, die Goddelijke ver-
lichting heeft verkregen, kan voortaan alle mensche-
j lijkc leeraars eu gidsen missen. Daarom oordeelden
i de Euchieten het onnoodig, hoewel zij nog uiterlijke
verbinding niet de kerk bewaarden door de inacht-
neming van het avondmaal, om zich te vereenigen in
! openbaar gebed of gezang, en jaagden zij bovenna-
1 tuurlijke openbaring door middel van droomeu na.
Zij geloofden, dat de doop ons van gedane zouden
bevrijdt, maar geene magt geeft om in de toekomst
zoude te weerstaan. Zij beroemden zich deelhebbers
aan de Goddelijke natuur geworden te zijn. Epiphanius
zegt, dat zij zulk eenc buitensporige hoogte van zelf
verheerlijking bereikten, dat zoo een engel, patriarch,
profeet of zelfs Christus totzoo iemand werd genoemd,
hij in elk geval onmiddellijk antwoordde: „Die ben ik
zclf."Zij loochenden de werkelijkheid vaudc wonderen
onzes Hceren, eu beweerden, dat die alleen svmboli-
sche of belangrijke waarheden waren. Aangaande de
leer der Drieëenhcid leerden zij, dat „de drie wezens
der Drieëeubcid uiets zijn dan verschillende wijzen
: van opeubariug van de cene Goddelijke Natuur; de
| Drieëenhcid lost zich weder op in de Eenheid." Zij
geloofden, dat het vuur het scheppende beginsel van
het heelal was.
In de elfde eeuw ontstond er eene andere secte in
de Grieksehe kerk, wier leden ook Euchieten of Enthu-
siasten werden genoemd, en die meeningen aankleef-
den en zich aan gebruiken overgaven, nagenoeg gelijk
aan die der Euchieten van de vierde eeuw. Deze secte
ontstond ook in Mesopotamië, waar hare leden, als die |
der andere secte, als monniken zich voordoen. Hunne j
leerstellingen worden door Xeandcraldus geschetst:—
„In overeenstemming met de leer van Zoroaster,namen
zij één volmaakt oorspronkelijk wezen aan, waarvan zij
twee zonen, het goede en het kwade beginsel alleiden.
De uitcenloopendc beschouwing van de betrekking
dier beide beginselen tot elkander, waarbij de een
meer tot een volstrekt, de ander meer tot een betrek- \'
keiijk dualismus overhelde, schijnt eenhoofdverschil,
ja, de oorzaak tot verscheidene partijen onder de leden
dezer secte te zijn geweest, en dus onder hen hetzelfde
grondverschil bestaan te hebben, dat wij tusschen de
Bogomilen en Catharen, en de C\'atharen der latere
eeuwen wedervinden. Terwijl sommigen in bet kwade
beginsel een oorspronkelijk boozen geest aanschouw-
den, hielden anderen dat voor een oorspronkelijk goc-
den geest, die in vrijheid van God was afgevallen, maar
ten laatste tot het goede zon uederkeeren. Volgensde
leer der laatstgenoemden was de geest, die oorspron-
kelijk met de hoogste magt was toegerust, de oudste
ouder de beide zonen van den hoogsteu God, tegen
dezen opgestaan, en had de zigtbare wereld voortge-
bragt, om daarin voor zich zelven een onafhankelijk
rijk te stichten; maar daarop had de jongere geest,
Christus, die in de getrouwheid aan God had volhard,
zijne plaats vervangen, en zal deze het rijk des boo-
zen vernietigen en verlossend voortwerken tot de {
algemeene herstelling aller dingen. Indien Micbaël
Psellus waarheid spreekt, wat echter niet waarschijn-
lijk is, dan vond men onder de Euchieten eene partij,
die den boozen geest zelven tot het voorwerp harer |
vereering maakte. En in dat geval zou men gewis aau
deze, op grond van dat beginsel, een volstrekt onzedc-
lijk karakter mogen toekennen, eu op haar ten minste
toepassen, want Psellus verhaalt van de schandelijk-
lieden, waaraan die secte zich gedurende den nacht
na het. uitdoen der lichten in hare geheime bijeenkom- ]
sten overgaf. Maar daar diezelfde gruwelen ten allen
t ijde vermeld worden van de verborgene vergaderingen
der seeteu, die wegens ketterij waren berucht, ZOO
kunnen zulke verhalen niet anders dan wantrouwen
inboezemen. Misschien bezaten de Euchieten kennis
van verborgene natuurkrachten, met name van het
Magttetimut, en wisten zij daardoor buitengewone
verschijnselen voort te brengen. Hoe dit zij, een regel-
matig bestuur schijnen zij gehad te hebben, en hoof-
den, die den naam van Apostelen droegen. Reeds in
dezen tijd werd te Constant inopel tot eene vervolging
-ocr page 806-
78                                                     EUDOXTAXEX — EUXOMIAXEX.
tegen ben besloten, en te dien cimlc een keizerlijke
commissaris naar de oorden, waar zij zich ophielden,
gezonden."
Uit de Euehielen schijnt de secte der Bogomilen
(zie ahl.) in de twaalfde eeuw te zijn voortgesproten.
Schlegol vermeldt eene seele van Heidensche Euchie-
ten,
die pene veelheid van goden erkende, hoewelzij
er slechts één aanbad, dien zij Almagtige noemden.
Deze waren onder dan de Chistelijke Euehielen, bouw-
den luiizen voor de eeredienst, gelijk aan Christen-
kerken, vergaderden des morgens en des avonds mei
: toortsen, eu gebruikten hunnen tijd om God te loven.
Daarom werden zij Euphemieten genoemd.
EUDOXIAXEN, een naam aan de Arianex (zie
ald.) na den dood van Arius gegeven. De naam was
afgeleid van dien van hun hoofd Eudoxius, die de or-
I thodoxe inzigten over de Godheid met zooveel be-
kwaamheid en ijver bestreed, dat bij aangesteld werd
tot bisschop van Germauicia aan den Kupbraat, van
waar hij in 35G naar den bissehoppelijken zetel van
Antioehië werd verplaatst. Toen hij zich eindelijk bij
de Axom<eaxen (zie ald.) had aangesloten, werd hij
in 3fi0 door keizer Constantius tot de waardigheid
van patriarch van Constantinopel verheven. Als hoofd
van de Ariaansclie partij kenmerkte hij zich door zijne
krachtige ondersteuning van hunne inzigten,eerst op
de, kerkvergadering van Antioehië, daarna op de Ari-
aanselie eoneilicn van Sardiea, Sirmium en Selencia.
/.oo groot was zijn invloed aan bet bof, dat hij keizer
Valens door een eed verbond, om de zaak van het
\' Ariauismus te ondersteunen.
EULOGTA ((ir. zegen, lofprijzing), een van de na-
j men in de eerste kerk aan het Avondmaal (zie ald.)
gegeven. Yau de vijfde eeuw af werd dil de naam van
! het gewijde brood, dat ter zijde gezet werd voorde
i armen en voor de leeraren der kerk, die het elkander
ten teeken van vriendschap toezonden.
EUM EXIDEX, godinnen die de misdaad wreekten,
j on bare vervloekingen op den misdadiger hoopten. Zij
worden ook Erinnt/en en Furiën of Du-en genoemd.
Men veronderstelde, dat zij Erebus, de donkere ruimte,
waardoor de zielenop haren weg naar Hauks (zie ald.)
gingen, bewoonden, en dat zij die plaats alleen ver-
lieten, wanneer zij op aarde werden geroepen door
de misdaden van mensoben, welke straf vereischtcn.
Onverbiddelijk voor de gebeden of tranen der lijders,
legden zij met groote regtvaardigheid de kastijding
op, die de misdaden verdienden. Het bestaan der
Furiën was ouder dan dat der goden van den Olympus,
van welke zij dan ook geheel onafhankelijk waren.
, Door de dichters van bet oude Griekenland worden zij
beschreven als wezens van een verschrikkelijk voor-
komen, met zwarte ligchamen, bloedroode oogen en
tallooze slangen om bare hoofden geslingerd. Volgens
latere schrijvers waren de Eumeniden drie in getal, eu
droegen zij de namen van Titiphotir, Ahc.to en Megara.
i Zij werden te Athene aangebeden, en te barer ecre
werd jaarlijks een feestgevierd, Ettmenideia geheeten.
Zwarte schapen werden baar geofferd en plengoffers
van een bijzonderen drank, zamengesteld uit honig
met water vermengd. Zij werden Etwtenideit, welgezin- I
den, welwillenden, genoemd, wegens bet denkbeeld,
dathare ware namen een ongelukkig voorteeken waren.
EUMOLPIDEX, Atheeusebc priesters van de go-
din Deme/er of Ceres, voornamelijk bij bare eeredienst
in de Eleusinische Mysteriën (zie ald.) — Men ge-
loofde, dat zij van Eumolpus afstamden, welke die
mysteriën reorganiseerde, indien hij ze niet oorspron-
kelijk instelde, en de hoogepricster, die ze voorna-
meiijk bestuurde, behoorde steeds tot de familie der
Eumolpiden. Men verwachtte, dat al de priesters de j
goden smeekten ten behoeve van den staat, en als zij
dit belangrijke gedeelte van bunnen pligl nalieten, \'
werden zij gestraft. Men verwachtte ook, dal zij stipt
kennis namen van elk geval, waarin heilige dingen
i werden geschonden, en hunne regferlijke fiiiictiëu
| werden geregeld, niet door eene geschreven wet, maar
alleen dooroverlevering. Somtijds voegden de Eumol-
piden, behalve dal zij den misdadiger in verzwarende
omstandigheden met verbanning straften, bij hun vou-
uis eene formeeleenplegtige vervloeking, maaralleen
dan, wanneer zulks door bet volk werd gevorderd.
EUXOMIANEX, eene wijziging van de Auomoe- i
aansebe seete der Half- of Semi-Arianen in de vierde
eeuw. Hun stichter, Eunomius, was de beroemdste
leerling van yEtius, naar wien de /Etianen (zie ald.)
hun naam dragen. Toen hij de Anoineeaaiische gedaante
der Ariaansclie ketterij had omhelsd, streed hij met
de uiterste bitterheid tegen de andere gedaanten, die
zij aannam, en vooral tegen bet. Acacianismus van !
Eudoxius van Antioehië. Zoo ver dreven de Eunomia-
neu het geweld van hun tegenstand tegen de andere i
afdeelingen der Ariaausche partij, dat zij hunne
Christen-bekeerlingen herdoopten, alsof deze Heide-
nen waren geweest; en ook niet, alleen wanneer de
bekeerden van de orthodoxe partij waren, maar ook
I van de Eusebianen en andere takken der Ariaansclie
i partij. Eunomius, als Anomoeaan, loochende niet al-
leen de eenswezendheid van den Vader en den Zoon.
maar ook de gelijkheid. Aanvankelijk was hij diaken
-ocr page 807-
785
EUPHEMTETEX — EUSEBIAXEX.
naam van den heiligmakeuden Geest, geschapen door
den geschapen Zoon. Gregorius van Xyssa zegt, dat
het uit de geschriften van Eunomius blijkt, dat de leer,
die hij aangaande dit onderwerp onderwees, was, dat de
doopbediend moei worden in den naam van den Schep-
per en Maker, en niet den Vader alleen, maar God van
den Eenig-geborenc. Eunomius schijnt, de eerste aller
Ariancn geweest te zijn, die een praktisch voorkomen
aan zijne meeningen gaf, door de wijze van doopen te
veranderen. Daarom bevalen het eerste algemeene
concilie van f\'oustautinopcl en het concilie vauTrnllo,
dat de Eunomianen bij hunne terugkeering tot het
orthodoxe geloof herdoopt zouden worden, terwijl be-
keerlingen van al de andere vormen van het Arianis-
mus door oplegging der handen, zonder een nieuwen
doop, weder aangenonen moesten worden. ZieAxo-
KOSANEN, jEtiA.NEN, ACA( LANEN, AlUAXEN.
EUPHEMIETEN, eene der benamingen aan de
EuCHIETEN (zie ald.) der vierde eeuw gegeven, wegens
de gezangen t ot den J [oogsten(iod, den A1 magt ige, ge-
rigt, dien zij alleen aanbaden. Xeander veronderstelt,
dat. deze secte uit dal vergeestelijkt, gezuiverd poly-
theïsmus ontstond, dat één absoluut wezen erkende.
Mosheiin beschouwt de Euphemieten eerder als eeue
Heideusehe dan als eene Christen-secte.
EUROPA, eenc dochter van Agenor, die, zooals
de Grieken geloofden, van Phoenicië naar Creta werd
overgebragt door Zen», die zich in een stier had veran-
derd om zijn plan te volvoeren. Men veronderstelt,
dat liet werelddeel Europa zijn naam kreeg naar dezen
fabelachtigen persoon.
EURYNOME, eene dochter van Oceanus, die, vol-
geus de Heidenen in oude tijden, eenmaal het gebied
voerde op den Olympus over de Titanen, doch door
Chrono» overwonnen en in den Tartarus geworpen
werd. Homerus stelt ook Eurynome en Theli» voor als
lFrplue.ittis te hebben ontvangen, toen hij door lier»
van den Olympus werd verbannen.
EURYXOME, een bijnaam vanAKTEMis(zieald.),
onder welken haar eenmaal in het jaar te Phigalca
in Arcadië ofl\'ers werdengebragt. Zij werd voorgesteld
als half vrouw, half visch.
EUSEBIANEN, eenc klasse van Half-Arianen, die
haren naam ontleende aan twee bisschoppen, die Eu-
scbins heetten, van welke de ecu bisschop was van Cu>
sarea, die tevens de beroemde kerkgesehiedschrijver
is, en de andere van Xicomedië en later van (\'onstan-
tiuopcl, die de vriend van Constahtijn den Groote was.
Laatstgenoemde prelaat maakte gebruik van zijn in-
vloed bij den keizer, om dezen over te halen deregtzin-
te Antiochië, en voornamelijk door den invloed van
Eudoxius, werd hij in 3GO tot bisschop van Cyzicus
aangesteld. Hij verkondigde echter stoutmoedig zijne
meeningen, en werd dien ten gevolge na weinige maan-
den van zijn ambt ontzet; om zijne schande tevergroo-
ten, verbanden de inwoners van Cyzicus hem uit de
stad. Zijn geheele leven was eenc voortdurende aancen-
schakeling van vonnissen van verbanning, want waar hij
ging, berokkende zijne onvoorzigtige en onvrcdclie-
vende geaardheid hem de wraak van het gouvernement
en van het volk. Xa zijn dood op gevorderden leeftijd,
in het jaar 394, werden zijne werken op bevel des kei-
zers vernietigd.
Rchnlvedat gedeelte van het Ennomiaansehc si el-
se], dat. verklaarde, dat de natuur des Zoons geheel
ongelijk was aau die des Vaders, was er ook eene af-
zonderlijke ketterij ten aanzien van de natuur des Hei-
ligen Geest es, die, volgeus deze theorie, de eerste
onderde geschapen naturen was, geschapen volgens
het. bevel des Vaders door de werk ing des Zoons. Deze
beschouwing hield natuurlijk eeue loochening van de
Godheid des Heiligen Gecstes in, en terwijl zij de
magt van den Geest om te heiligen en te verlichten
aannam, verkondigde zij, dat die magt noch onafschci- j
; delijk, noch Goddelijk was. De aanval, aldus op de j
wezenlijke Godheid van den Derden zoowel als den .
Tweeden Persoon der Drieëcuhcid gedaan, leidde tot
het uitbreiden van het Homoon»ion of de identiteit van j
1 substantie iui, de leer aangaande den Heiligen Geest,
zoowel als tot die aangaande den Zoon. Om deze bij-
zondere ketterij, die outstaan was, tegen te gaan, werd i
er door het tweede algemeene concilie te Constanti- j
nopel eene wijziging in de Xicwnische geloofsbelijde- i
nis ingevoerd. De woorden, waarin de Heilige Geest j
door de Nictenisch-Constautinopolitaansche geloofs-
belijdenis werd beschreven, waren deze: „De Geest
voortkomende uit. den Vader, de besturende, levend-
| makende Geest, die tegelijker tijd met den Vader en
i den Zoon aangebeden en geëerd moet worden."
Eunomius was niet tevreden met de Godheid van
den Zoon en den Heiligen Geest; te loochenen, maar
in overeenstemming met deze inzigten liet hij het oude
gebruik van de drievoudige indompeling bijden doop
varcu, alsmede bet gebruik om in den naam der Drie-
ecuheid te doopen, en nam hij eene geheel nieuwe wijze
aan, namelijk die van slechts te doopen in den dood van
Christus. Epiphanius zegt, dat de Anomoeanen, wier
gevoelens Eunomius verdedigde, nog eene andere wijze
aannamen, en doopten in den naam van den ongescha-
pen God, en den uaam van den geschapen God, en den
w
-ocr page 808-
EUSEBIANEN.
7s<;
nige partij te vervolgen. Onder de vormen der kerkc-
lijke wet werden er formeel beschuldigingen ingebragt
tegen de orthodoxe prelaten van de voornaamste zetels,
en de uitslag was, dat al de magtigste kerken onder
den invloed der Arianen werden gebragt. Eustathius
van Coesarea werd afgezet en verbannen wegens be-
schuldigingen van ketterij en onzedelijkheid, terwijl
Marcellus van Aucyra afgezet, in den ban gedaan en
verbannen werd, op grond, zooals beweerd werd, van
tot de dwalingen van Sabellius over te hellen. Maar
de wraakzuchtigste vijandschap der ketters was tegen
Athanasius,denuitnemendenpatiarchvan Alexandrie,
gerigt. Beschuldigingen werden tegen hem iugebragt
voor conciliën, die achtervolgeus te Crcsarca en te
Tyrus werden gehotuL ■>, terwijl de Meletiauen de be-
scbuldigers, en de Eusebiauen de regters waren. De
list slaagde maar al te zeer. Athanasius werd als bis-
schop van Alexandrie afgezet, en met de bekrachtiging
van Constantiju naar Gallië verbannen.
De dood van Constantiju en de verdeeling van zijn
rijk onder zijne drie zonen veranderden den geheelen
staat van zaken, voor zoo verre Athanasius betrof.
Eene groote partij, aangevoerd door den bisschop van
Rome, die reeds grooten invloed in het Westen had
verkregen, omhelsde de zaak van den verbannen pre-
laat, en de Eusebiauen vonden het noodzakelijk om
bepaalde stappen te doen, ten einde het vonnis van
afzetting tegen den patriarch van Alexandrie te be-
vcstigen, en te zelfder tijd eene geloofsbelijdenis op
te maken, om, zoo mogelijk, de verdenking te vermiu-
deren, die in de AVestersehe kerken aangaande hunne
regtzinnigheid in rui in c mate gekoesterd werd. Daarom
werd er in 311 te Antiochië een concilie bijeengeroe-
pen, waarop tusschende negentig en honderd bisschop-
pen tegenwoordig waren, die allen Arianen waren of
tot het Arianismus overhelden. Op zulk een concilie
was het gcene moeijelljke zaak om eene volkomeue
bekrachtiging te verkrijgen van het vonnis, dat door
de synoden van Cresarea en Tyrus ter veroordeeling
van Athanasius was uitgesproken.
Maar het was eene minder gemakkelijke taak om
de Westcrschc kerk te verzoenen, door eene blootleg-
ging van de artikelen des geloofs. Vier of zelfs vijf
geloofsbelijdenissen, die in taal meer of minder op de
orthodoxe geleken, werden er achtervolgeus aangeno-
mei), ten einde de Latijnen te overtuigen, dat zij niet,
dwaalden in de leer. De eerste was die, welke aan
den martelaar Lueianus wordt, toegeschreven, hoewel
men aan hare echtheid twijfelt. Er is, op zich zelve
beschouwd, bijna uiets op aan te nierken, en zoo er
gcene twisten geweest waren over de onderwerpen,
daarin vervat, zou zij een voldoend getuige geweest
zijn van de regtzinnigheid des makers. De Zoon wordt
er in genoemd: „het naauwgezettc beeld van de sub-
stantie, den wil, de magt en de heerlijkheid van den
Vader;" en van de drie Personen der ürieëenheid
wordt gezegd, dat zij zijn drie in substantie, één in
wil. Eene ontwijkende veroordeeling van de Ariaau-
scheleerstellingen werd er aan toegevoegd, voldoende,
naar het scheen, om de Latijnen te misleiden, die met
de haarkloverijen der kwestie niet bekend waren. Bij
voorbeeld, er werd ontkend, dat onzr lieer geboren
was „met den tijd;" maar in de kettersehc school werd
verondersteld, dat de tijd met de schepping der wereld
begon, en dat Hij was „onder het aantal der schepse-
len," daar het hunne leer was, dat Hij het eenigc
onmiddellijke werk was van God, en als zoodanig on-
derschciden van hetgeen gewoonlijk de schepping
wordt genoemd, waarvan Hij, zelfs volgens hen, de
bewerker was. Vervolgens werden er, om de eeue of
andere reden, twee nieuwe geloofsbelijdenissen te
voorschijn gebragt, en gedeeltelijk door het concilie
aangenomcu; zij waren, wat de leer aangaat, hetzelfde,
maar korter. Deze drie werden allen in omloop ge-
bragt, en meer of minder in de naburige kerken aan-
genoinen, doch na overweging scheen geene er van
geschikt om het beoogde doel te bereiken, namelijk
dat van de makers er vau aan de verre kerken van het
Westen aan te bevelen. Daarom werd erna verloop van
ecnige maanden een vierde formulier opgemaakt door
Markus, bisschop van Arcthusa, en anderen, die af-
gezonden werden om het Constans aan te bieden; en
daar dit niet voldoende was, werd er eene vijfde gc-
loofsbelijdcnis met veel zorg en bekwaamheid zamen-
gesteld, maar ook deze vermogt niet het vermoeden
der Latijnen weg te nemen.
Door dit aautal geloofsbelijdenissen verkondigden
de Eusebianen slechts aan de wereld den onzekeren
en onvoldoenden aard hunner meeningen. De Wes-
tersche kerken , gesteund door Constans en diens
broeder, den keizer van het Oosterschc rijk, riepen in
347 een algemeen concilie te Sardicabijcen. Ongeveer
.\'580 bisschoppen waren daarbij tegenwoordig, van
welke er 70 Arianen waren. Bij do opening van het
concilie kantte de Ariaansche partij zich er tegen aan,
dat aan Athanasius toegestaan werd zitting te nemen,
terwijl hij onder ecu vonnis vau afzetting was. Op
hunne tegenwerping werd geen acht geslagen, op
grond dat een later concilie, te Rome gehouden, hem
geheel had vrijgesproken en hersteld. De Arianen
-ocr page 809-
EUSTATHIANEN — EVA.
7s7
verlieten uu echter gezamenlijk het concilie, en eeue
afzonderlijke bijeenkomst te Philippopolis houdende,
deden zij de hoofden van de orthodoxe partij in den
ban, vaardigden zij eeue zesde geloofsbelijdenis uit,
en bekrachtigden zij de handelingen van liet concilie
van Antiochië tegen Athauasius en de andere verbau-
nenen. Het concilie van Sardica daarentegen, niet
bewogen door de verwijdering van de Ariaueu, ging
er toe over om ecnige hunner hoofden te veroordeeleu,
herzag de acten der onderzoekingen te Cuesarea en
te Tyrus, die de Eusebianen naar Home hadden ge-
zouden om zich te verdedigen, en bevestigde het
decreet van het concilie van Rome ten gunste van
Athanasius. Nu had er eeue scheiding plaats tusschen
de Oostersche en de Westerschc kerken. De Half-
Arianen, die tot nog toe onder de Eusebianen verbor-
gen geweest waren, kwamen thans te voorschijn, en
namen een voornaam aandeel aan den twist. Na het
vermoorden van keizer Constans in 350 wonnen de
Eusebianen Constantius, die over het geheele rijk het
gebied voerde, voor hunne partij, terwijl zij het Half-
Ariaansche geloof bestreden en overwonnen. De list,
waardoor zij er in slaagden den keizer te blinddoeken,
was die van als beginsel aan te nemen geloofsbclijde-
nissen te bepalen tot schriftuurlijke uitdrukkingen.
De bewerker van deze list was Acacius van Cfcsarea,
die oorsprong gaf aan de Acaciaxex (zie ald.), waarin
de Eusebianen van dezen tijd af overgingen.
EUSTATHIANEN, eene partij die in de vierde
eeuw in de kerk te Antiochië ontstond, teu gevolge
van de afzetting in 327 van Eustathius, bisschop dier
stad, door de Anti-Nicteuischc partij, terwijl een groot
gedeelte der gemeente hem getrouw bleef. Deze partij
weigerde de Ariauen, die haar opgedrongen werden,
als bisschoppeu te erkennen, en vormde eene afzon-
derlijke kerkpartij onder den naam vanEustathiancu,
die vreedzaam godsdienstige bijeenkomsten hield.
Dit duurde, zoo laug Arius op den zetel van Antiochië
zat, en zelfs toen Meletius aangesteld werd, die na
eeuigen tijd zijne aanneming van de Nicumische ge-
loofsbclijdeuis bekend maakte, weigerden nog de
Eustathianeu om de Meletiancn of hunnen bisschop
te erkennen, daar zij naar hun inzigt niet zuiver genoeg
waren van de Ari;iansche ketterij. Verschillende po-
gingen werden er gedaan om deze verdeeldheden in
de kerk te Antiochië te doen ophouden, doch te ver-
geefs. In het jaar 302 wijdde Lucifer een nieuwen
bisschop, Paulinus genaamd, doch de Eustathianen
alleen namen hem aau. Melctiuskeerde naar Antiochië
terug, en dus waren er daar twee bisschoppen. Athana-
sius beschouwde Paulinus als den meest regtzinnigen,
en daarom kozen hij en het grootste gedeelte van het
Westen de zijde der Eustathianen. De Oostersche
bisschoppen waren aan den kant van Meletius, die
echter plotseling stierf. Deze gebeurtenis maakte
echter geen einde aau de oneenigheden, zooals men
had kunnen verwachten. De Melctiauen weigerden
uu op hunne beurt om Paulinus te erkennen, en kozen
Flaviauus tot opvolger van Meletius. Paulinus stierf
in 389, doch voor zijn dood had hij Evagrius tot zijn
opvolger gewijd. Spoedig daarna stierf ook Evagrius,
doch de oueenigheid bleef voortduren. Eindelijk wer-
den door het voorzigtige cu verzoenende beleid van
Chrysostomus de twee partijen met elkauder ver-
zoend. Flaviauus werd door de buiteulandsche bis-
schoppen als bisschop van Antiochië erkend. Er bleef
echter nog eene kleine partij van Eustathianen over,
die zich mefr\'de algemeene kerk niet verzoende, voor-
dat Flavianus dooranderebisschoppenwasopgevolgd.
EUTERPE, eene van de Muzen (zie ald.) der oude
Heidenen.
EUTUCHIETEN, eene scetc door Theodoretus
vermeld, welke tot de derde eeuw behoorde. De Eutu-
chieten geloofden, dat onze zielen allecu in onze lig-
ehamen werden geplaatst om de engelen te eereu, die
zeschiepeu; dat wij over niets bedroefd moeten zijn,
en evenzeer ingenomen met de deugd als met de on-
i deugd, want anders te wezen zou zijn de engelen te
; ontecren, die onze ziel schiepen. Zij beweerdcu ook,
dat Christus niet de zoon was van den Grooten God,
maar van een onbekenden God.
EVA, de eerste geschapen vrouw en moeder van
alle levenden. Het woord Eca beteekent in de He-
breeuwsche taal leven. De Joodsche Rabbijnen zeggen,
dat Eva niet de eerste vrouw van Adam was, maar
Lilith (zie ald.), die met hem om de meerderheid
twistte, en bevindende, dat bij van haar gchoorzaam-
heid en onderwerping vroeg, sprak zij den naam Je-
HOVah uit, en onmiddellijk vloog zij weg door de lucht.
Engelen werden afgezonden om de vlugteliuge terug
te brengen, doch zij weigerde weder te koeren, waarop
I Eca werd geschapen, om Adam te dienen. De Moha-
i inedaausche leeraars beweren, dat Eva uit de zijde
van Adam werd voortgebragt na de verdrijving van
deu Satan uit het paradijs, omdat hij weigerde hulde
te bewijzen aan den eersten mensch, en daarom keerde
hij, daar de vrouw onbekend was met de verschijning
harer tegenpartij, in het geheim naar Eden terug, en
bijgestaan door de slang en den paauw, haalde hij haar
over om de verboden vrucht te eten. Toen onze eerste
-ocr page 810-
788                                                               E VANG
ouders uit liet paradijs werden verbannen, dat, zooals
de Muzelmannen veronderstellen, in den zevenden of
laagsten hemel is geweest, viel Adam op bet eiland
I Ceylon, nabij den berg, die nog zijn naam draagt,
maai Eva op de kust der Boode Zee, niet verre van
Mekka. Gedurende twee honderd jaren leefden zij
\\ an elkander gescheiden, beweenden zij hun verloren
; toestand, en betreurden zij hunne zonden bitterlijk.
1 Eindelijk kreeg God medelijden mei hen, en zond Hij
11 den engel Gabriël af, om hen nabij den berg Arafat
I in Arabië weder bij elkander te brengen. Daar de
; Boeddhisten alle geloof aan den Schepper verloren
hebben, verworpen zij het denkbeeld van de schepping
van den eersten man en vrouw. Do oude Seaudina-
viërsgeven aan de eerste vrouw den naam van Embla
(zie ald.). De Hindoes beweren, dat Brahma, de God
der schepping, zich in twee personen had veranderd,
den eersten man of .!/<//«\' Swai/ambkiiva, en de eerste
vrouw of Satarupa, hetgeen aanduidt de groote alge-
i \' ineene moeder, de eenige ouder van honderd vormen.
EVANGELIËN, de naam aan de verhalen van het
levcu onzes Heeron gegeven, zooals het beschreven
is doorde vier Evangelisten Mattheüs, Markus, Lukas
on Johanues. De Christelijke kerk hoeft nooit meer
dan deze vier Evangeliën als canoniek erkend; uaau-
■ welijks worden zij echter als van Goddelijk gezag aan-
genomen, of kotters, die van de waarheid Gods waren
afgeweken, begonnen hunne leerstellingen teverde-
digen door hunne toevlugl te nemen tot het namaken
van Evangeliën, onder den naam van eenige der Apos-
telen of zelfs van Jezus, terwijl zij zorg droegen om
hunne eigene bijzondere leerstellingen in deze onder-
geschoven geschriften in te lasschon. lreuicus, in de
tweede eeuw, vermeldt, dat de Gnostieken een groot
aantal van zulke apoervphe geschriften hadden, en in
i i de volgende eeuw werd hun aantal nog grootelijks
vermeerderd. Vele dezer boeken zijn in vergetelheid
geraakt, en cene verzameling van die, welke nog be- j
j staan, werd in hol begin der voorgaande eeuw door
Fabricius in zijn Codex Apoervphus Novi Testament! !
gemaakt. Uit deze onechte evangeliën schijnt Moha- !
med de onvolledige inlichtingen genomen te hebben,
die hij aangaande hef loven van Christus bezat, en de
Oosterscbe legenden aangaande onzen lieer zijn allen
uil apoervphe bronnen geput. Dat deze werken niet
als echt aangenomen moeten worden, is niet alleen
duidelijk uit hunne minderheid in vergelijking met de
canonieke Evangeliën, maar nog meer bepaaldelijk,
omdat zij niet erkend werden door de kerkvaders.
Do Evangeliën maken met de Handelingen dor |
V
Apostelen dat gedeelte van het Nieuwe Testament uit,
dat streug historisch is. Het doel, dat de vier schrijvers
der Evangeliën beoogd schijnen te hebben, is blijkbaar
uit de gehcele inrigtiug hunner schriften. Bij geen der
Evangelisten zijn kenteekeucn van het doel, om aan
hunne verhalen cene geregelde chronologische orde
te geven, maar eerder om aan den lezer eenc verzame-
ling van ware feiten aangaande het leven, dienstwerk
en lijden van Christus aan te bieden, die in staat zou
zijn om den aard des Christendoms bloot te leggen, en
voldoend bewijs van de waarheid daarvan te verschaf-
feu. Dit als de verklaring aannemende van het doel
......                                                                                              .                                                                I
der schrijvers, zijn wij verlost van dernocijelijkheden,
waarmede schrijvers over de overeenkomsten der i
Evangeliën te kampen gehad hebben. Deze overeen- i
komsten kan men tot twee klassen brengen; de eerste j
is die, welke veronderstelt, dat de vier Evangelisten
in hunne verhalen aan de tijdsorde getrouw zijn ge- i
bleven; de tweede is die, welke een der Evangelisten !
aanneemt, als de chronologische orde te hebben in j
acht genomen, waarmede de orde der gebeurtenissen
in de andore Evangeliën overeen moet stemmen. Het
is echter moeijelijk eeue dezer onderstellingen ouvoor-
waardeiijk aan te nemen; het beste schijnt te zijn zich \']
te houden aan de oplossing door Bengel en Michaclis !
aangenomen, welke, zonder de chronologische schik- \\
kiug geheel uit het oog te verliezen, voornamelijk let j
op het groote doel, waarvoor de Evangeliën werden -
zamengesteld. Dit doel wordt door ecu der Ëvangc- I
listen ten minste zeer duidelijk aangegeven. In Joh.
XX : \'10 en 31 wordt in duidelijke bewoordingen ver- |
zekerd, dat het doel van den schrijver was zulk ecue I
keuze van feiten te doen, dat er goede grond zou zijn
voor het geloof aan de Goddelijke zending van Jezus
Christus, den Zoon van God, „Jezus dan heeft nog wel
vele andere teekeneu in de tegenwoordigheid Zijner
discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit bock;
maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Je-
zus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gc-
loovende, liet loven hebt in Zijnen naam.\'-
Het is wel waardig opgemerkt te worden, dat terwijl I
het groote algemeene doel, dat de vier Evangelisten \'
beoogden, hetzelfde was, de uitvoering van dit doel
die verschillen aanbiedt, welke men in de werken van
onafhankelijke schrijvers kan verwachten. Behalve de
eigenaardigheden van den stijl van elk der Evaugelis-
ten hebben zij allen ook iets bijzonders in de keuze en ;
de opgave der gebeurtenissen in het leven van Jezus, j
De verschillen, die aldus in de verhalen zijn ontstaan,
zijn door nienwere ongeloovigen, meer bijzonder door
-ocr page 811-
EVANGELIËN.
789
het der moeite waardig achtten, de waarheid van zijn
verhaal op de plaats zelve konden nagaan, door naar
het grondfeit der zoo kort bestaan hebbende overlcve-
riug onderzoek te doen.
3.  Lukas. — Het groote doel van Lukas kan zoo
gemakkelijk niet in weinige woorden opgegeven wor-
den. Het had betrekking op de ontwikkeling vau de
menschelijke natuur vau dien Jezus, die, geboren uit.
Maria, evenwel ontvangen was door den Heiligen
Geest. Het doel van Lukas is de geschiedenis van
Jezus als het zaad der vrouw te verhalen, terwijl hij
aanhoudend het oog gevestigd had op het persoonlijk
voorkomen van dea uensch,
4.  Johaaaes. — Iu de laatste plaats heeft J ohauues
tot zijn bijzonder doel de beschrijving vau de natuur
of het persoonlijke karakter en de verrigtingeu van
den GoddclijkeuLooos vleesch geworden: Zijne natuur
als den cenig geboren ol\' eigen Zoon van God; Zijn
karakter en Zijne verrigtingeu als dat ware Lam Gods,
dat de zonden der wereld wegneemt.
In de oude Christelijke kerk werd door hel gehoor
de uiterste eerbied bewezen aan het lezen der Evau-
geliën, dat aan de regterzijde vau het altaar plaats
had,terwijlde voorlezer enhet volk stonden. Cypriauus
stelt dit voor als het algemeene gebruik in Afrika.
De Apostolische verordeningen bevelen den geestelij-
keu en toehoorders aan, te staan gedurende het lezen
der Evangeliën. Het was een algemeene regel der
oude Kerk,dat de hoorders zalen gedurende het gewone
lezen der Schriften, en opstonden als de Evangeliën
gelezen werden. Als gedurende liet uitspreken der
preek de prediker een gedeelte uit de Evangeliën aau-
haalde, stond de vergadering dadelijk op, eene ge-
wooute die door Chrysostomus aldus wordt uitgelegd:
„Als de brieven eens kouings in den schouwburg on-
der groote stilte worden gelezen, moeten wij nog veel
bedaarder zijn en eerbiedig opstaan en luisteren, als de
brieven, niet van een aardsch koning, maar van den
Heer der engelen ons worden voorgelezen." Hiërony-
mus is de eerste, die melding maakt van de gewoonte
iii de Oostcrsche, maar niet in de Westersche kerk,
om kaarsen te branden, als de Evangeliën werden
gelezen. Geen ander oud schrijver wijst op dit gebruik.
lueenige kerken werdenerbij bijzondereplegtighcden,
zooals bij voorbeeld bij de verjaring van het lijden
onzes Heercn, op denzelfden dag drie of vier lessen
uit de Evangeliën gelezen. Dit gebruik heerschte
voornamelijk iu de ï\'rausche kerken. In den tijd van
Justiuianus werden er ceden gedaan niet de vierEvan-
geliën iu de hand, en in het formulier van den eed
Strauss in zijn Das Leien Jesu, vurig aangegrepen oin
te bewijzen, dat zij zulke tegenstrijdigheden bevat-ten,
dat zij ons geloof aan de echtheid en de waarheid der
Evangeliën zelve moeten schokken, zoonietgeheel ver-
nietigeu, en daardoor ons vertrouwen aan de waarheid
van het Christendom moeten wegnemen. Om zulke
aanvallen af te keeren, als door Strauss en andere
schrijvers gedaau zijn, heeft men gewoonlijk liet bc-
staan der beweerde verschillen geloochend, ot\' ecne
poging gedaau om ze weg te nemen, door de verhalen
der Evangeliën met elkander in overeenstemming te
brengen. Dat er in de opgaven van de vier Evaugclis-
ten verschillen bestaan, erkennen wij, doch wij moeten
niet uit het oog verliezen, dat elke Evangelist een bij-
zonder doel op het oog had, dat wij thans zidlen out-
wikkclen.
1. Mattheüs. — liet groott doel van Mattheüs is
te bewijzen, dat Jezus is de Messias aan de Joden of,
met andere woorden, door de Schriften van liet Oude
Testament beloofd, of om daarmede in overeeustem-
ming, en in verband met de gebeurtenissen van het
leven vau Jezus, aan te tooncii, dat Hij is Jezus, de
koning der Joden. Als eene natuurlijke zaak is daarom
het Evangelie vau Mattheüs oorspronkelijk voor de
Joden bestemd, eerstens voor de Joden van dien tijd,
en ten tweede voor die van alle volgende tijden. En
als een bewijs, dat diegenen, die het doel van Mattheüs
wenschen te bereiken, ook de middelen van Mattheüs
moeten bezigen, moet men opmerken, dat personen,
die Joden of Joodseligezinden tot het Christendom
zoeken te bekceren, gecue andere wijze van handelen
volgen, dan dat zij uit de Schriften des ouden Verbouds
zoeken aan te toonen, dat zij van Jezus getuigen. Juist
de wijze van handelen door Mattheüs gevolgd;
■•>. Markus. — liet voorname doel van Markus is
oin mede te deeleu en te bewijzen, dat Jezus een door
God afgezonden leeraar was. Het middel hiertoe van
Markus is de wonderen, en niet liet Messiassehap van
Jezus. De geschiedenis van Markus was daarom oor-
spronkelijk bestemd voor Heidenen van die eeuw in
de eerste, en van alle volgende eeuwen in de tweede
plaats. En zij, die sedert Markus met Heidenen Ie
doen gehad hebben, moeten hunne wijze van bekecring
tot het geloof van Jezus beginnen, waar Markus begon,
namelijk met de wonderen van Jezus mede te deeleu
en te bewijzen. Men moet opmerken, dat de Evangelist
de wonderdadige gebeurtenissen, die hij verhaalt, be-
wijst, doordien hij ze verhaalt met al de omstandiglic-
den van tijd, plaats en persoon. Want hij schreef zoo
nabij aan den tijd, waarover hij handelt, dat zij, die
-ocr page 812-
EVANGELISCHE UNIE.
7\'JO
schclijk wezen, om die waarheid op zich zelveu toe te
passen, en zonder aarzeling te gelooveu en troost te
vinden iu de overtuiging, dat Christus voor hem stierf.
Hij leerde, dat het zoude was anders te doen, daar
het eeuc duidelijke ontkenning was van het doel van
Christus dood als eeuc algemeene boetedoening. Dat
zulke inzigteu geleerd werden door Morison, kon niet
verborgen blijven, en hij was er ook niet beschaamd
over. Hij verkondigde ze openlijk van deu kansel en
van huis tot huis. De blijkbare afwijking van deWest-
minstersche geloofsbelijdenis trok spoedig de aandacht
van de naburige leeraars, en ua korten tijd werd Mo-
rison opgeroepen om voor den kerkeraad van Kil-
marnock te verschijnen, beschuldigd \\an valsehe eu
onschriftmatige leer te onderwijzen. De uitslag van
het verhoor was, dat Morison in 1841 in zijue bedie-
uing geschorst werd. Tegen dit vonnis protesteerde
hij, en hij beriep zich op de volgende vergadering van
de Vereenigde Afgescheidene synode, die in de vol-
gende maand Juuij plaats had. De zaak hield de synode
elf achtereenvolgende zittingen bezig, aan het einde
waarvan er bepaald werd, dat het vonnis van schorsing,
door deu kerkeraad van Kilniaruock uitgesproken,
bevestigd werd. Morison, de vader, van Rathgate,
werd vervolgens iu 1S12 van ketterij beschuldigd en
insgelijks geschorst, en de predikanten Rutherford
van FtJkirk en Guttrie van Kendal ondergingen in
1843 hetzelfde lot.
De vier geschorste predikanten giugeu voort hun
dienstwerk uit te oefenen, niettegenstaande het vonnis
der synode, terwijl de meerderheid van de leden hunner
gemeente hen bleef aanhangen, eu behalve dat zij hunue
leer van den kansel verkondigden, bedienden zij zich
van de pers om hunne mecuiugen wijd en zijd door het
geheele land te verbreiden. Hunne gevoelens vonden
talrijke verdedigers inde meeste groote steden en iu vele
plattelands-districten vau Schotland. Men oordeelde
het nu geschikt, dat de gemeenten, die de geschorste
predikanten aauhingeu, in Christelijke gemeenschap
vereenigd zouden worden, en om dit plan te volvoeren,
werden er bijeenkomsten gehouden te Glasgow,waarop
de Evangelische Unie werd gesticht.
Ten tijde dat de Unie werd gesticht.haddeudc niceuin-
gen der broederen over vele belangrijke theologische
punten cene aanmerkelijke wijziging ondergaan. Toen
zij zich voor het eerst van de Vereenigde Afgescbei-
deue kerk losmaakten, waren hunne nieeningeu over
de verkiezing en voorbeschikking bepaaldelijk Cal-
vinistisch, doch zij hadden nu een Arniiniaanseh
karakter aangenomen. Uuuue kenmerkende eigenaar-
werd daarop met nadruk gewezen. In de eerste Chris-
telijke kerk bestoud ook het gebruik bij de wijding
van een bisschop, dat Uwc bisschoppen het boek der
Evangeliën boven zijn hoofd hielden. De plegtighcid,
om de Evangeliën te leggen op het hoofd van don bis-
sehop, als deze op het punt was van gewijd te worden,
schijnt in alle kerken in gebruik geweest te zijn.
EVANGELISCHE UNIE, eeuc Cliristcii-secte in
18-10 iu Schotland ontstaan. Zij ontstond door de
bijzondere meeningen, welke omstreeks dien lijd door
JaeobusMorison,zoou van Kobert Morisoii, predikaut
van de Vereeuigdc Afgescheidene kerk in lïathgate,
werden verkondigd. Van daar de naam van Morisu-
iiia/ied,
waaronderdezc vereeniginggewoonlijk bekend
is, hoewel zij voor zich den titel verkiezen, aan het
hoofd van dit artikel geplaatst. Het eerste tooncel
van deu arbeid van Morison was het noorden van
Schotland, voornamelijk Rossshire. Talrijke toehoor-
ders stroomden tot hem, waar hij ook predikte.
Toen „Morison naar het zuiden terugkeerde, bleef
hij een levendig belang stellen in den voortgang van
het goede werk ouder zijne vroegere hoorders, eii
behalve dat hij met vele huuuer briefwisseling onder-
hield, gaf hij ten behoeve van hen een geschrift uit,
getiteld: „l)c vraag: Wat moet ik doen om zalig te
worden\'r beantwoord door Pbilanthropos." Dit stukje
bevatte de kiemen van dat theologische stelsel, dat
leidde tot de stichting der Evangelische Unie. Het
werd door het geheele land verspreid, en verwekte
groote opgewondenheid, vooral onder de sectc der
Christenen, waartoe de schrijver behoorde. Te midden
der gisting, veroorzaakt door deze uitgave, werd Mo-
rison uitgenoodigd om herder te worden eener Afge-
scheideue gemeente te Kilniaruock, doch toen hij zich
tot den kerkeraad van liet district wendde om geordend
te worden, aarzelden twee der broederen, die het aan-
stootelijke geschrift gelezen hadden, om er toe over
te gaan hem tot het herderlijke werk te ordenen.
Eindelijk slaagde hij er echter in om hunnen schroom
weg te nemen, door zijne gereedheid te betuigen om
het geschrift aan den handel te omtrekken.
Nu Morison de verantwoordelijke positie van gc-
ordend predikant eener gemeente verkregen had, be-
greep hij, dat het zijn pligt was, om dezelfde wijze van
prediken aan te nemen, die in andere gemeenten met
zulk een uitstekenden uitslag was bekroond. Daarom
verkondigde hij, wat hij als de groote boodschap van
het Evangelie beschouwde, dat Christus voor alle
menschen zonder uitzondering stierf, en dat het daarom
zijn pligt was, zoowel als het voorregt van elk men-
-ocr page 813-
EVANGELISCH VERBOND.                                                   701
nen, ontkent. Maar hoewel het grondbeginsel van
het Prcsbytcrianismus opgegeven wordt, zelfs door
die keiken der Unie, die het vroeger aannamen, toch
behandelen de Congregationale kerken der secte al
hare zaken op bijeenkomsten van al de leden der kerk,
terwijl de Presbytcriaausche kerken het bestuur harcr
zaken toevertrouwen aan eenc vergadering van oud-
sten, uit de communicanten gekozen. De Unie oefent
geen gezag uit over het inwendige bestuur der ver-
schillende kerken, die op een streng onafhankelijken
voet zijn geplaatst; er is geen ligchaam, dat zich in
den minsten graad in hare inwendige schikkingen
mengt. De jaarlijkschc Conferentie komt in het begin
van Octobcr bijeen, doeh haar doel is eenvoudig om
over hetalgemccne welzijn der gehceleUnie te beraad-
slagcu en de algemeene zaak te bevorderen, alsmede
het bevorderen van de belangen der Theologische Aca-
demie en van zendingen in het binnen- enbuitcnland;
geene poging wordt er echter ooit gedaan om zich te
mengen in de inwendige zaken van afzonderlijke ge-
meeutcn. Deze secte neemt bepaaldelijk toe, en is niet
beperkt tot Schotland, daar hare begiuselen ook over
den Tweed zijn gebragt, en nu snellen voortgang ma-
ken, voornamelijk in het noorden van Engeland.
EVANGELISCH VERBOND, ecne vcreeniging
van Christenen van allerlei secten, gesticht met het
doel om zigtbare uitdrukking te geven aan de een-
heid der kerk van God over de gcheele wereld. Het
Verbond werd opgerigt in 1810, en de eerste bijecn-
komst van de Conferentie, met het doel om het op te
rigten, werd in Augustus vau dat jaar te Londen ge-
houden, waarop leden van al de orthodoxe secten van
Brittanje tegenwoordig waren, benevens professoren
in de theologie, predikanten en ouderlingen uit al
de departementen van Frankrijk, uit de eantons van
Zwitserland, uit de koningrijken, vorstendommen en
universiteiten van Duitschland, uit Nederland, uit
Klein-Azië, uit Hindostan en uit elk gedeelte van de
Vereenigde Staten van Amerika. Dit was waarschijn-
lijk de digtstc nadering tot een algemeen concilie, die
er sedert de dagen der Apostelen plaats had.
De leerstellige grondslag, waarop het Evangelisch
Verbond rust, is deze:
Dat de partijen, die het Verbond uitmaken, slechts
uit personen bestaan, die houden en handhaven, wat
gewoonlijk als evangelische inzigten aangaande de
hieronder opgegevene onderwerpen vau leer aange-
merkt wordt, namelijk:
1. De Goddelijke inspiratie, gezag en voldoendheid
der Heilige Schriften.
digheden waren geweest, de algemeenheid der boete-
doening en de bekwaamheid des menschen om liet
evangelie te gelooven. Hierbij voegden zij nu echter
de algemeenheid van de genade Gods, als uitgestrekt
tot alle menschen en niet alleen tot geloovigcn, en ook
de magt des menschen om die genade te weerstaan.
Zij geloofden niet langer aan volstrekt cmvoorwaar-
delijke verkiezing, maar aan ceue voorwaardelijke
verkiezing voortkomende uit de Goddelijke voorwe-
tenschap van het toekomstig geloof van hen, die ver-
kozen werden. Deze leerstellingen, gevoegd bij die
van hun vroeger geloof, toonden, dat de nieuwe secte
meeningen beleed, die gedeeltelijk ocnPclagiaansch
en gedeeltelijk een Arminiaansch karakter hadden.
De Morisoniaanschr. leerstellingen, zooals zij ge-
noemd werden, ontstonden in de Vereenigde Afge-
scheidene kerk, doch bleven niet lang tot die kerk
beperkt. Verscheidene predikanten van de Cougrc-
gationalc gemeente begonnen openlijk dezelfde leer-
stellingen te verbreiden, zoowel van den kansel als
door de pers. Ook de studenten van de Theologische
Academie te Glasgow werden verdacht van in het
geheim de nieuwe inzigten aangenomen te hebben,
en stappen werden er gedaan om te beproeven, hoc
ver deze mecningen onder de studenten heerschten.
Drie vragen werden elk voorgelegd, die zij schriftelijk
moesten beantwoorden, en de antwoorden van tien
van de twintig studenten werden door de commissie
uit de Academie onvoldoende geacht. Negen van hen,
die getrouw bleven aan de mecningen, door hen in
hunne antwoorden blootgelegd , werden op den lst\'i»
Mei 1814 van de Academie vcrwijdcrd.Tn het volgende
jaar scheidden vijf kerken in de nabijheid van Glas-
gow en vier in het noorden van Schotland zich van de
Congregationale gemeente af, en sloten zij zich aan
bij de broederen der Evaugclisehe Unie. Ook een
predikant, die tot de Vrije Kerk behoorde, Willem
Scott van de Vrije St. Markuskcrk te Glasgow, die er
toe gebragt was om de Morisoniaansche meeningen
te omhelzen, werd in 1845 door de Algemeene Ver-
gadering van die kerk afgesneden.
Zoo werd de Evangelische Unie zamengesteld uit
een aantal predikanten, die, terwijl zij in hoofdzaak
dezelfde theologische meeningen toegedaan waren,
niet eensgezind dachten over het kerkbestuur, daar
sommige Presbyterianen en andere Congregationa-
listen waren. Toch wordt het Congregationale be-
ginsel door de gcheele gemeente aangenomen, daar
zij het regt van Kerkeraden, Synoden of Vergaderin-
gen, om over afzonderlijke kerken toezigt uit te oefe-
-ocr page 814-
EVANGELISCH VERBOND.
702
schouwd wordt, die op alle leden rust, om zich er
zorgvuldig van te onthouden een liefdeloos oordeel
uit te spreken over hen, die zich niet in een toestand
gevoelen om er hunne bekrachtiging aan te geven.
Dat de leden van dit Verbond elkander ernstig en
liefderijk aanbevelen, om zich in hun eigen gedrag, en
voornamelijk in hun gebruik van de pers, zorgvul-
dig te onthouden van alle bitterheid, en boosheid, en
toorn, en uitjouwing, en kwaadsprokendheid, en alle
boosaardigheid, en dit af te schaffen, en in alle dingen,
waarin zij nog van elkander mogten verschillen, vrien-
delijk en liefderijk te zijn, elkander verdragende in
liefde, elkander vergevende, gelijk God, om Christus
wil, hun vergeven heeft, in alles zoekende volgelingen
te zijn van God, als liefhebbende kinderen, en te wan-
delen in liefde, gelijk Christus hen ook liefgehad heeft.
De doeleinden, die het Verbond moet najagen,
werden aldus opgegeven:
I.   Dat daar dit voorstel tof verceniging in groote
mate voortkwam uit het gevoel, dat onder Christenen
zeer algemeen gekoesterd wordt, van hunne groote
verwaarloozing van het nieuwe gebod onzes Heeren
aan Zijne discipelen om elkanderlief te hebben, —aan
welke overtreding de leden vanhet Verbond met vroom
verdriet hunne volkomene schuldigheid wenschen te
erkennen — het een hoofddoel van liet Verbond moet
uitmaken, om op het gemoed der leden, en door hun-
nen invloed, te drukken, onder de leerlingen van
onzen lieer Jezus Christus over het algemeen die over-
tuiging van zonde en tekortkoming in dit opzigt uit
te breiden, welke de gezegende Geest van God in
Zijne kerk schijnt te doen ontwaken, opdat zij, zich
meer en meer vernederende voor den Hoer, aangezet
mogen worden om volledige belijdenis te doen van
schuld op alle gepaste tijden, en om, door de verdien-
sten en bemiddeling van hun genadig Hoofd en Zalig-
maker, vergeving af te smeeken voor hunne gedane
misdaden, en Goddelijke genade om hen te leiden tot
de betere aankweeking van die broederlijke gencgen-
heid, die bevolen wordt aan allen, die, den Heer Jezus
Christus beminnende, ook verpligt zijn om elkander
te beminnen, om der wille der waarheid, die in hen
woont.
II.   Dal het het groote doel van het Evangelisch
Verbond is, om, zoo verre als doenlijk is, de eenheid te
helpen openbaren, die er onder de ware leerlingen van
Christus bestaat; om hunne verceniging te bevorderen
door broederlijke en vrome gemeenschap; om alle
benijdingen, twisten en verdeeldheden tcontmoedi-
gen; om aan de Christenen een dieper gevoel in te
2.   Het regl en de verpligting van het bijzonder
oordeel bij de verklaring der Heilige Schriften.
3.   De Eenheid van de Godheid en de Drieecnhcid
van Personen daarin.
4.   De volkomene verdorvenheid der menscholijkc
natuur ten gevolge van den val.
5.   De vleeschwording van den Zoon van God, Zijn
boetedoenend werk voor zondaren uit de menschen,
Zijne bemiddelende tusschenkomst en heerschappij.
6.  De regtvaardigmaking van den zondaar door hei
geloof alleen.
7.   De onsterfelijkheid der ziel, de opstanding des
ligchaams, hef oordeel der wereld door onzen\' Heer
Jezus Christus, mei de eeuwige gelukzaligheid van de
regtvaardigen en de eeuwige straf van de goddeloozen.
S. De Goddelijke instelling van het Christelijke
leeraarswerk en de verpligting en de voortdurendheid
van de inzettingen van den doop en het avondmaal.
Er wordt echter duidelijk verklaard: Ten e*r*te, «lat
dit korte overzigt niet beschouwd moet worden, in
eenigen formeelen of kerkdijken zin, als eenc geloofs-
belijdenis, en de aanneming er van niet als eenc aan-
neming van het regt om de grenzen der Christelijke
broederschap te bepalen, maar alleen als eene aanwij-
zing van de klasse van personen, die het wenschelijk
is in het Verbond op Ie nemen; \'/>// tireede, dat de
keuze van zekere leerstellingen, met de weglating van
andere, niet beschouwd moet worden als te beteeke-
nen, dat de eersten al de belangrijke waarheden uit-
maken, of dat de laatst en onbelangrijk zijn.
Dat bij de voortzetting van deze poging duidelijk
verklaard wordt, datgeene wijziging van de inzigten
van een lid, of bckracht iging van die van andere, over
de punten, waarin zij verschillen, geëischt of verwacht
wordt; maar dat allen even vrij als te voren gelaten
worden om hunne godsdienstige overtuigingen niet
behoorlijke verdraagzaamheid en broederlijke liefde,
te verdedigen.
Dat men niet ten doel heeft, dat dit Verbond het
karakter van eene nieuwe kerkelijke organisatie zal
aannemen, of daarnaar zal streven, welke aanspraak
maakt op de functiën eener Christelijke kerk en die
uitoefent. Het eenige en groote doel er van, het
wordt sterk gevoeld, kan met goeden uitslag bevor-
derd worden, zonder dat het zich mengt in de orde
van eenigen tak dei\' Christelijke kerk, waartoe zijne Ie-
den elk afzonderlijk mogen behooren, ofdieverstonrt.
Dat dewijl de oprigting van dit Verbond als een
belangrijke stap wordt beschouwd tot de toeneming
der Christelijke eensgezindheid, het als een pligt be-
-ocr page 815-
VEREENIGING.                                               793
Zij werd gesticht door.Takob Albrecht, eenLuthersch
leek uit Pennsylvanii\'.naarwien zij eerst de AlhrrcMxche
Brocdemi
werd genoemd. Deze waardige man oor-
deelde het zijn pligt om het evangelie te gaan predi-
ken.meerbijzonder aan de Duitschers in de Vereenigde
Staten, onder welke het te dier tijde met liet ware
evangelische Christendom slecht geschapen stond.
Toen hij eindelijk een aantal bekeerlingen om zich had |
verzameld, stichtte hij eene Christelijke verecniging
onder den naam van de EvangcliseheVereeniging. In
ISO.\'i nam deze eene eigene organisatie aan, en koos
zij Jakob Albrecht tot voorzittend ouderling, dien zij
ordende door liet opleggen der handen van de andere
predikers. Gedurende eenigcu tijd was deze ijverige
verecniging, die uitsluitend uit Duitschers bestond,
en bare cercdionst ook uitsluitend in de Duitsche
taal uitoefende, aan grootcn tegenstand blootgesteld,
en zij moest zelfs veel vervolging verduren. Toch ging
zij voort zich meer en meer uit te breiden, en zond zij
honderden predikers uit om ouder de Duitsche bevol-
king van de Vereenigde Staten en Canada te arbeiden;
ook is zij zeer gelukkig geweest in hare zendingen on-
der de emigranten in de Westelijke Staten en in ver-
scheidenc der voornaamste zeehavens. Later begon
zij ook in het Engelsch te prediken.
Het kerkbestuur van deze verecniging van Christe-
nen is Episcopaalseh. Om de vier jaren worden de
bisschoppen gekozen door de Algemeene Conferentie,
waaraan zij verantwoordelijk zijn voor de getrouwe
vervulling hunner pligten. Zij moeten alle gemeenten
bezoeken, ten einde het toezigt te hebben over de
tijdelijke en geestelijke zaken der kerk en in de .Taar-
lijkschc en Algemeene Confcrentiën voor te zitten.
Naast de bisschoppen zijn er voorzittende ouderlingen,
van welke elk zijn district moet rondreizen om be-
paalde driemaandelijksche bijeenkomsten te houden,
voor te zitten bij plaatselijke en driemaandelijksche
bijeenkomsten, en het toezigt te hebben over alleker-
ken binnen zijn hem aangewezen district. Predikers
worden aangesteld in de verschillende dist rieten, die,
behalve hun dienstwerk, ook moeten letten op de za-
inenstelling van classes, de verkiezingen van leiders
en vermaners moeten besturen en daarover hef toezigt
houden, en ten slotte leden moeien aannemen en ver-
wijderen. De Evangelische Vereeniging heeft eene
Driemaandelijksche, Jaarlijksche en Algemeene Con-
ferentie, waarvan de laatste om de vier jaren tezamen
komt, ten einde de zaken der geheele vereeniging te
besturen.
De leerstellingen der Evangelische Verecniging
EVANGELISCHE
boezemen van den grootcn pligt, om het bevel onzes
Heeren, elkander lief te hebben, te gehoorzamen en
de geheele vervulling van Zijn gebed te zoeken: „op-
dat zij allen één zijn, gclijkcrwijs Gij, Vader! in mij,
en ik in U, dat ook zij in ons één zijn; opdat de wereld
geloove, dat Gij mij gezondoü hebt."
III.  Dat bij hof bevorderen van dit doel hel Ver-
bond zulk bcrigt zal ontvangen aangaande den voort-
gang der levende godsdienst in alle deelen der wereld,
als Christen-broederen geneigd mogten zijn om mede
te deelen; en dat eene briefwisseling geopend en on-
derhouden worde met Christen-broederen in versehil-
lcnde deelen der wereld, voornamelijk met hen, die, te
midden van bijzondere moeijelijkheden en tegenstand,
voor de zaak des Evangelies werkzaam zijn, ten einde
hun alle gepaste aanmoediging en sympathie te geven
en eene belangstelling in hun welzijn te verbreiden.
IV.  Dat tot medewerking tot hetzelfde groote doel
het Verbond zal trachten een weldadigen invloed uit
te oefenen op de bevordering van het Evangelische
Protestantismus, en op de tegenwerking van ongeloof,
van Roomsehgczindhcid en van zulke andere vormen
van bijgeloof, dwaling en heiligschennis, als er het
duidelijkst tegenover staan, voornamelijk de ontheili-
ging van den dag des Heeren; aangenomen zijnde,
dat bet aan de verschillende takken van liet Verbond
overgelaten is om zulke maatregelen te nemen om deze
groote doeleinden te bevorderen, als hun het meest in
overeenstemming mogen schijnen met hunne wedcr-
zijdsche omstandigheden, terwijl alle die tezelfdertijd
bevorderen in den geest van leeder medelijden en liefde.
Bij het bevorderen van deze en dergelijke docloin-
den heeft het Verbond voornamelijk op het oog, het
aanzetten van Christenen tot zulke pogingen, ais de
behoeften van het geval mogten vereischen, door zijne
meeniugen aangaande dezelve bekend te maken, eer-
der dan die meeningen door eene eigene algemeene
organisatie in praktijk te brengen.
Takken van het Verbond zijn sedert 1S40 in bijna
elk gedeelte der Christelijke wereld opgerigt, en de
uitslag is geweest, dat een geest van grooter censge-
zindheid en broederschap in de verschillende afdee-
lingcn des Christendoms is verspreid, die, terwijl zij
de bijzonderheden harer secte behouden, gevoelen,
dat zij aaneenverbonden zijn in de eenheid des ge.loofs,
en in den onverbreekbaren band van Christelijken vre-
de en liefde.
EVANGELISCHE YEPEENIGING, eene secte j
in de Vereenigde Staten van Amerika, die omstreeks
het jaar 1S00 in een van de middelstaten ontstond.
100
-ocr page 816-
7\'J4
EVANGELIST — EX0CATAC(EL1.
zijn iu overeenstemming met clc geloofsbelijdenissen
van andere evangelische kerken met écne enkele uit-
zondering. Zij ontkent namelijk, dat de eerste zonde
van Adam aan zijne natuurlijke nakomelingschap toe-
gerekend wordt. De eenige andere bijzonderheid der
secte, die vermeld moet worden, is, dal zij den oorlog
beschouwt als in alle gevallen onbestaanbaar met het
evangelie en den geest van Christus.
EVANGELIST, letterlijk iemand, die goede tij-
dingen brengt, een woord in het Nieuwe Testament
gebruikt om een waardigheidsbekleder in de eerste
Christelijke kerk aan te duiden, die in rang op de
Apostelen volgde, en wiens dienst het was om het
evangelie te prediken, niet in een bepaald district,
maar waar hij kon. Het heteekende daarom een rei-
zend predikant ot\'zendeling, die van plaats tol plaats
ging, om te prediken en kerken te stichten. In dezen
zin kan het geweest zijn, dat 1\'anlus Timotheus zegt:
„het werk van een Evangelist te doen." Het woord
wordt in zijne toepassing nu echter gewoonlijk beperkt
tot de vier personen Mattheüs, Markus, Lukas en
Jobannes, die het leven van onzen Heer beschreven.
In latere eeuwen werd de naam Evangelist aan den
beambte gegeven, die gedurende de godsdienstoefe-
ning het evangelie las of zong, en in de Griekscbe kerk
wordt de naam Ecangeliüa (zie ald.) nog gegeven aan
den diaken, die de Evangeliën leest. In Eusebius vin-
den wij eene belangrijke plaats aangaande de bedie-
ning van Evangelisten. „Zij strekten het prediken
van het evangelie uit, eu spreidden het zaad van het
koningrijk der hemelen wijd en zijd. De meeste discipe-
ltn te dier tijde, wier zielen ontvlamd waren door het
Goddel ijk e woord met eene vurige liefde naar wijsheid,
vervulden in de eerste plaat s het bevel des Zaligmakers
(zie Matth. XIX.: 21),en verdeelden hunne goederen
onder de armen. Dan reisden zij naar verre oorden,
en vervulden de dienst van Evangelisten onder hen,
die nog niets van het woord des geloofs hadden ge-
hoord. Zij waren druk bezig niet Christus te prediken
en de boeken der heilige Evangeliën uit te deelen.
Als zij den grondslag des geloofs in onverlichte plaat-
sen gelegd hadden, stelden zij anderen als herders aan,
aan welke zij de zorg over de nieuwe stichting toe ver-
trouwdcu, doch zelve trokken zij naar andere landen
en volken, daar zij geleid werden door de genade eu
medewerking van God. De Heilige Geest verrigtte vele
wonderen door hunne handen, door middel waarvan zij
er in slaagden om groote menigten, op het eerstehoo-
reu, tot de aanbidding van den algemecnen Schepper
te brengen." Philippus, die eerst diaken te Jeruzalem
, was geweest, werd later evangelist, eu predikte het
, evangelie, waar de gelegenheid zich maar aanbood.
Zulke beambten moeten in de kindschheid der Chris-
telijke kerk bijzonder nuttig geweest zijn, eu uit de
Schrift vernemen wij, dat zij begiftigd waren met bij-
zondere geestelijke gaven, om hen tot verrigting van
hun werk iu staat te stellen.
EXARCll, een ambtsbekleeder in de Grieksche
kerk, volgende op den patriarch, aan wien de zorg
over de patriarchale kloosters is toevertrouwd. Het
is zijn pligt om die kloosters te bezoeken, de klagteu
van minderen over hunne meerderen te liooren, om
boete op te leggen eu die monniken te straffen, die
hunnen pligt verwaarloozeu. Als een voogd van een
patriarchaal klooster sterft, zend de Exarch dcu per-
soou door de monniken verkozen, om de oplegging
der handen van den patriarch te ontvaugen. De Exarch
is ook verpligt om juiste aauteekening te houden van
de inkomsten, heilige vaten en sieraden van al de
kloosters, die aan den patriarch ondergeschikt zijn.
Toen Constant iju de Groot e het Christendom instelde
als de godsdienst van het Romeinsche rijk, trachtte
hij het kerkelijk bestuur in overeenstemming te bren-
gen met het burgerlijk bestuur van het gemeenebest.
Te dien einde stelde hij Eet/feiten aan, die overeenkwa-
men met de burgerlijke ambtenaren van dien naam,
elk van welke over verscheidene provinciën het gebied
voerde. De Exarchen der vierde eeuw zijn echter in
geen opzigt gelijk aan de Exarchen vau de nieuwere
Grieksche kerk.
EXEDU.L debuitengebouweu van Christen-kerken
in ouden tijd, alle aanhangsels, die tot de kerken be-
hoordeu, zooals hoven, nevengebouwcn eu vleugels,
daaronder begrepen, benevens al die afzonderlijke
gebouwen, die tot het hoofdgebouw behoorden, welke
gelegen waren binnen de omheining vau het kerkhof.
In de opene ruimte stonden de van den duivel beze-
teneu en weenendc boetelingen, die niet binnen de
muren van den tempel mogten komen, liet belang-
rijkste van al de Exedne was het DüOPHUIS of Bap-
T1STERIUM (zie ald.).
EXOCA\'J\'AC\'lELl, een naam aan verscheidene be-
langrijke ambtsbekleders iu de oude kerk van Con-
stantinopel gegeven, die veel gezag hadden, en op
openbare vergaderingen den voorrang hadden hoven
de bisschoppen. Oorspronkelijk behoorden zij tot de
orde der priesters, maar vervolgens waren zij slechts
diakenen. Critici verschillen zeer aangaande den oor-
sprong van den naam. De meest waarschijnlijke mee-
uiug is die van du Cauge, die hem afleidt vau de
-ocr page 817-
EXOCTONIETEN — EZEL-AANBIDDING.                                              795
fabelen en theologie der Heidenen dikwijls wordt ver-
meld. Zoo lezen wij van den ezel van Sileuus, on van
de twee ezels, die Bacchus in staat stelden om opzijn
togt in Indië eene rivier over te trekken, waarvoor
zij tot eeue plaats ouder de sterren werden verheven,
lu oude tijden maakten ook de Egypteuaren veel werk
van den ezel, die het zinnebeeld was van Typhon, het
booze beginsel, maar wel verre van dit dier te aau-
bidden, beschouwden zij het als een, dat verfoeid
moest worden. Plutarchus berigt ons, dat zij gewoon
waren roode ezels van rotsstcilten te werpen, omdat
Typhon roodharig was en de klom- van oen ezel had.
Kortom, zij beschouwden den ezel als een onzuiver
dier. De Joden worden door Plutarchus beschuldigd
van den ezel te aanbidden. Tacitus verhaalt ook, dal de
Joden den ezel aanbaden, omdat, toen zij uit l\'igypte
kwamen en op het punt waren in de woestijn van dorst :
te sterven, zij bij toeval eene groote menigte wilde jj
ezels ontmoetten, die hen naar eene fontein bragten. |
Dit, zegt de historieschrijver, deed zulke gevoelens
van dankbaarheid bij de Joden ontwaken, dat zij het
beeld van een ezel iu het heilige wijdden. Deze fabel
ontleende Tacitus naar alle waarschijnlijkheid aan
Apion, die door Josephus op dit zoowel als op vele ;
andere punten weerlegd is. De geschiedenis, die Apion j
verhaalt, is, dat toen het heilige der heiligen door
Antiochus den Groote was geopend, er een gouden
hoofd werd gevonden, dat op den kop van een ezel
geleek. Van daar kwam het, dat het verwijt ook las- I
terlijk den Christenen werd gedaan, dat zij een ezel :
aanbaden, en daarom wei den zij spottender wijze door
hunne vijanden Asinarii of Ezel-aanbidders genoemd, j
Tertullianus zegt, dat in denzelfden geest van bittere
vijandschap jegens de Christenen, hun God somtijds
voorgesteld werd als hebbende de ooren vaneenezel,
gekleed in een lang gewaad, met een boek in de hand
en met een ezelshoef. Op dit karikatuur wasgeschre-
ven: „De God der Christenen met ezelshoeven." Het
is niet te verwonderen, dat de, Joden cv de Christenen
heiden aan dezelfde lasterlijke en kwaadaardige bc- \\
schuldigingen blootgesteld waren, daar zij door de
Heidenen als bijna gelijk aan elkander beschouwd
werden, dewijl zij beiden aanbidders van denzelfden
levenden en waren God, en even af keerig van de af- j
goderij der Heidenen waren. Geleerde mannen hebben
getracht te ontdekken, waardoor zulk een ongerijmde ;
laster tegen de Joden en de Christenen ontstaan is. I
Calmet schijnt van meening te zijn, dat Ie Moine de
beste verklaring van de zaak gegeven heeft, welke op
het volgende uederkomt. Hij zegt, dat de gouden urne,
omstandigheid, dat zij, die hoog in rang wareii, op
openbare vergaderingen op hooge en meer eervolle
zetels zaten, aan beide kanten van den patriarehalen
troon opgerigt. Het collegie vaade Exocafareelikwam
overeen met het collegie vun kardinalen te Rome.
EXOCIOXIETEN, een naam aan de Amanen (zie
ald.) van de vierde eeuw gegeven, die, toen zij door
Theodosius den Groote uit Constantinopel werden
verbannen, naar eeue plaats buiten de stad trokken.
De naam komt in de Kronijk van Alexandrie dikwijls
voor.
EXTRAVAGANTEN, eeue verzameling van Jood-
sehe overleveringen, opgemaakt door den rabbijn
Chua, en onmiddellijk na liet verschijnen van de Mishna
op liet einde der tweede eeuw uitgegeven. De naam
ËztravaijtanletrwerAook gegeven aan eene verzameling
van Decretalen of brieven der pausen, door paus Jo-
bannes XXII. opgemaakt. De laatste verzameling
werd in het jaar 1-lS.i gemaakt, en werd de gewone
Extravaganten genoemd.
EXUCONTIANEN, ecu naam aan die klasse van
Ariauen gegeven, welke .Etiankx (zie aki.) heetten,
omdat zij beweerden, dat de Zoon van God wel God
en het Woord van God mogt genoemd worden, maar
slechts in een zin bestaanbaar met Zijne voortbren-
ging uit het niet-bestaan, dat is, dat Hij een van die
dingen was, die eens geen bestaan hadden, en nat uur-
lijk, dat Hij eigenlijk een schepsel was en eenmaal
niet bestond. Zie Akiankx, Halk-Arianen.
EZAN, een lofzang in Mohamedaansche landen
door den Muezzin of openbaren roeper gezongen, die
hem van de moskeetorens zingt met eene luide, diepe
stem, en daardoor het volk tot de gebeden oproept.
Het gezang bestaat uit deze woorden: „God is groot,"
viermaal herhaald; „Ik leg getuige af, dat er geen
andere God is dan God," tweemaal herhaald; „Ik leg
getuige af, dat Mohamed is de profeet van God,"
tweemaal herhaald; „Komt tot den tempel der zalig-
making," tweemaal herhaald; „God is groot, God is
allergrootst; er is geen God dan God, en Mohamed
is Zijn profeet." Dezelfde afkondiging wordt bij de
vijf daggetijden gedaan, maar bij het morgengebed
\' moet de Muezzin er bijvoegen en tweemaal herhalen :
„Gebed is beter dan slaap." De toon, waarop het ge-
zang gezongen wordt, heeft over het algemeen op al
degenen, die hem kunnen hooreu, eene zeer indruk-
wekkende uitwerking.
EZEL-AANBIDDING. De Avieten aanbaden Nibha
en Tartak als hunne godheden. De laatste naam betee-
kent, volgens de Hebreen, ezel, een schepsel dat inde
-ocr page 818-
ISZELSFEEST -
790
die hel manna bevatte, dat in het allerheiligste In-
waard werd, naar alle waarschijnlijkheid voor den kop
vau eeii ezel werd aangezien, en dat de omar van manna
verward kan zijn niet hetHebreeuwsche woord humor,
\' dat eeu ezel beteckent, want volgens de Rabbijnen was
er op de handvaWels van de gouden urne de kop van eeu
dier, die op den kop vau een jongen stier geleek, maar
dai do oorsprong geweest kan zijn van de beschuldi-
ging, dat de Joden den kop vau een ezel aanbaden.
EZELSFEEST, een feest in de donkere eeuwen ge-
\' vierd,ter nagedachtenis van Maria\'s vlugtnaar Egypte,
die, zooals men vermoedde, opeen ezel plaatshad, üit
feest werd jaarlijks geregeld op den ]\'lden Januarij
gevierd. De plegtighedeu, die er bij plaatshadden,
leveren eeu treurig voorbeeld op van de uitgebreid-
heid, waartoe bel bijgeloof somtijds gevoerd kan
worden. Eeue schoone jonge vrouw werd er uitgeko-
zeu, rijk aangekleed, en een jong kind in hare armen
geplaatst, om de .Maagd -Maria en het kind J ezus voor
te stellen. Dan besteeg zij een rijk opgetuigden ezel,
en reed in processie, gevolgd door den bisschop en de
geestelijken, van de hoofdkerk naar de kerk van den
heiligen Stephanus te Rome, waar zij nabij het aliaar
werd geplaatst, en de hoogmis begon. In plaats dal
echter de vergaderden op de gewone wijze antwoord-
den, moesten zij het gebalk van den ezel nabootsen,
en bij bet einde der dienst balkte de priester driemaal,
in plaats van de gewone woorden te bezigen, waarmede
hij her volk wegzond, en het geluid werd daarna door
de aanwezigen herhaald. In den loop der plegtigheid
werderdoor ecu priester en het volk met luiderstemme
ecu lofzang ter eere van dcu ezel gezongen. Op verscb.il-
lendc i ijden werden er pogingen inliet werkgesteld.om
eeu einde te maken aan deze hoogst ongepaste vertoo-
uing; maar nog zelfs in 1 517 werd zij officieel vcroor-
loofd door het kapitiel vanSeus in Frankrijk. Eindelijk
\\ erdween dit feest voor het toenemende licht der Her-
vorming tegen het einde der zestiende eeuw.
EZRA,eenoud Joodschhervormer, wiens uagedacli-
tenis door de Joden steeds in de hoogste eer gehouden
is, die altijd geloofd hebben, dat hij de voornaamste
bc werker geweest is vanden canon der llebreeuwsche
Schriften, en dat hij de Heilige Boeken verzamelde,
verbeterde en rangschikte. Eeuc opdragt van den ko-
uing van Perzië ontvangen hebbende, zocht hij de
I Joodsche kerk naar hef voorbeeld van de wet van
Mozes te hervormen. De voornaamste punten, waarop
bij zijne aandacht vestigde, waren de herstelling van
zulk ecne st ipte inachtneming van de Mozaïsche \\vct,als
j er voorde Baby Ionische ballingschap had geheerscht,
cu het verzamelen en uitgeven vau ecne juiste uitgave
der Heilige Schriften. Om deze oogmerken te volvoe-
reu, genoot hij, zeggeu de Joden, den bijstand vau
eene zekere vergadering vau leeraren, die te dier tijde
te zameu kwamen, om de zaken van kerk en staat te
regelen. In de boeken der Rabbijnen is nietsberoem-
der dau deze vergadering, die zij de grootc synagoge
noemen, om haar vau alle andere te onderscheiden. I
Deze bestond, zooals zij ons mededeelen, uit honderd
twintig mannen, dieallen tegelijkertijd leefden, onder
het voorzitterschap van Ezra, en onder deze noemen I
zij Daniël en diens drie vrienden Sadraeh.Mesach en
Abednego als de eersten, en Simon den Regtvaardige \'
als den laatste, hoewel er tusschen de laatste vennel-
ding van Daniël iu de Heilige Schrift en den tijd van
Simou den Regtvaardige ecne tijdruimte is van niet
minder dan twee honderd vijftig jaren. De waarheid
der zaak schijnt te zijn, dat deze honderd en twintig ,
mannen, naar men mag veronderstellen, zulke voor- !
naamste oudsteu waren, als er in eene voortdurende
opvolging van de eerste terugkeeriug der Joden na
de Babylonische ballingschap tot aan den dood van , j
Simon den Regtvaardige leefden, en zich in huuue \\
verschillende tijden bezig hielden met deLevitische i
gebruiken weder iu het leven te roepen cu de boekcu |
der Hei\'ige Schriften te verzamelen, hetgeen in den i
tijd van simou den Regtvaardige volbragt was. Ezra
genoot zouder twijfel den bijstand vau diegenen onder i
hen, die in zijnen tijd leefden, maar de geheele leidiug j
vau het werk en de roem van het volbrengen worden
j door de Joden aan Ezra toegeschreven, ouder wiens !
\' bestuur hel gedaan werd. Daarom beschouwen zij hem j
als een anderen Mozes, want de wet, zeggen zij, werd I
door Mozes gegeven, maar zij werd weder in het leven j
geroepen en weder ingevoerd door Ezra, nadat zij in t
de Babylonische ballingschap bijna in onbruik was
geraakt. Daarom noemen zij hem deu tweeden groud-
; vestcr der wet, en onder hen wordt algemeen geloofd,
, dat hij Maleachi de profeet was; dat hij Ezra werd
genoemd als zijn eigen naam, en Maleachi (dat een ;
1 engel of bode bc(eekent) naar zijn ambt, omdat hij
door God was afgezonden om de Joodsche godsdienst
weder te herstellen, en haar te \\ cstigen op den grond- ,
slag der wet en der profeten, zooals zij voor de balling-
schap stond. Ezra stond zoo hoog aangeschreven in |
de achting en de vereering der Joden, dat het onder
hunne schrijvers eeu gewoon gezegde is, dat als de
wet niet door Mozes gegeven was, Ezra waardig was,
dat zij door hem werd verklaard.
Ezra bezigde, om zijne uitgave van de Schriften
-ocr page 819-
FAKIRS — EAMILISTEN.
7«J7
gereed te maken, zoovele exemplaren, als hij vinden
kon, en die zorgvuldig bestuderende en vergelijkende,
verbeterde hij de verschillende misslagen, die er door
de onwetendheid of nalatigheid der overschrijvers in
geslopen waren, cu zocht hij de ware lezing van twijfel-
: achtige gedeelten op te sporen, terwijl hij den tekst
| zoo juist maakte, als mogelijk was. Toen schikte hij
j tic verschillende boeken in de orde, die zij nu in den
I Heiligen Canon innemen, welke gewoonlijk de Canon
I van Ezra wordt genoemd, hoewel het niet onwaar-
j schijnlijk is, dat eenige boeken er na zijn dood werden
i iugclascht. Zoo gelooft men, dat Maleaehi na Ezra\'s
tijd geleefd heeft, en in het boek van Nehemia wordt
melding gemaakt van Jadduu den hoogepriester en
van Üarius Codomaunus, koning van Perzië, die ten
minste honderd jaar leefde na den tijd, waarop Ezra
schreef. Het is ook zeer waarschijnlijk, dat de twee
boekeu der Krouijken, Ezra, NehemiaeuEsther, zoo-
wel als Maleaehi, er later werden bijgevoegd iu den
tijd van Simon den Regtvaardige, en dat eerst toen
de Joodsche eanou der Schriften geheel voltooid was.
Ezra schreef zijne uitgave der Schriften met Chal-
deeuwsehe letters, die na de Babylonische balling-
schap onder de Joden algemeen iu gebruik waren.
Sommigen hebbeu zelfs beweerd, dat de Joden aan
dezen uitstekenden wetgeleerde de punten op de Hc-
breeuwsche kliukletters te dunken hadden, waardoor
de uitspraak eu iu vele gevallen de beteckenis van de
Hebreeuwschc woorden werd bepaald, doch het meest
algemcene gevoelen is, dat de uitvinding van de pun-
teu op de kliukletters aan een veel later tijdperk toe-
geschreven moet worden. Zie Bijbel.
F.
1 I
EAKIHS, monuiken in Indie. Zij onderwerpen zicli
aan de gestrengste boetedoeningen en kwellingen.
Eenige hunner doen de gelofte van gedurende hun
geheelc leven cenc staande houding te bewaren, alleen
ondersteund door een stok of een louw onder hunne
oksels. Sommige kwellen hun ligchaau met roeden of
messen. Andere zwerven bij troepen rond, geven zich
uit voor waarzeggers, en bedriegen liet volk op velerlei
wijzen. Het woord Fakir is afgeleid van een Arabisch
woord, dat „arm volk" beteekent, en is eerder de
naam van die monniken in Indie, die het Mohame-
dismus, dan die, welke het Hiudoeïsmus belijden.
Deze dweepers zijn tot een leven van armoedegebou-
den, en gaan rond om aalmoezen ie vragen in den
naam van God. Zij zeggen, dat hunne levenswijze
gewettigd wordt door het gezegde van Mohamed:
„Armoede is mijn roem." Deze klasse van monniken
ontstond ten tijde, dat het geloof van den koran be-
dorven was door de nieuwe leerstellingen, die na de
verovering van Perzië werden ingevoerd. Zij kregen
ook den naam van Dervischen (zie ald.), en in Perzië
dien vau Soi\'ts (zie ald.;.
1\'AM.Y, de godin der geruchten, de verbreidstcr van
goed en kwaad bij de oude Grieken en Romeinen. Deze
godin wordt door Hcsiodus vermeld, en werd door de
Athcners aangebeden. "Virgilius stelt haar voor als de
la\'itste der reusachtige Titanen, en als reikende van
de aarde tot den hemel, een gevleugeld monster met
een doordringend oog en een inillioeu monden, eu in
eiken mond eene tong. Ovidius beschrijft haar paleis
als gelegen op een hoogen toren, halfweg tusschen
de aarde eu den hemel.
EAMILISTEN, cene Christen-secte iu de zestiende
eeuw iu de Nederlanden ontstaan. Zij werd gesticht
door Hendrik Niklas uit Munster in Duitschland, die
zijne loopbaan iu de Nederlanden begou, van waar
hij tijdens de regering van Eduard VI. naar Engeland
overstak, eu zich bij de Hollandsche gemeente te
Londen aansloot. In 1555 stichtte hij eene bijzondere
secte, waaraan hij den naam gal\' van FamilUten of
LiefdeftiiitUic, en verklaarde hij, dat hij eene dadelijke
opdragt uit den hemel had outvangeu om aau de men-
scheu te leeren, dat de gehcele godsdienst bestaat in
de uitoefening van Goddelijke liefde, dat al het overige
van geen belang is, en dat het er niet op aan komt,
welke inzigten iemand heeft aangaande het karakter
vau God, mits zijn hart slechts brandt van heilige
liefde voor het Opperwezen. Niklas gaf een aantal
brieven eu verhandelingen in het Hollandsen iu het
licht, tot onderrigting zijner volgelingen, iu de voor-
rede vau eene zijner verhandelingen noemt hij zich
„den verkozen dienaar vau God, door wien de hemcl-
sche openbaring weder aan de wereld bekend zou
worden gemaakt." De sectc ontwikkelde hare bijzon-
dcre meeningen tijdens de regering van kuuiugiu
Elisabcth. In 1575 legde zij voor het parlement eene
-ocr page 820-
c=r-
;
,_
:-
-j—•
g
i
r-
»
■■:.
/->
Ë
\'S
ie
SS
<s±.
w,
g
\'—
«*ï*
s-^
JT3
»-»
_^Z7*
\'S
•^
\'_
._»
■^=;
ö
h-t
f *•—*.
| i \' d \'M
-ocr page 821-
F ANUS — FATALISTEN.
798
belijdenis v au haar geloof benevens een aantal barer
boeken, en verzocht zij om verdraagzaamheid. In 1 580
wilde de koningin de Familistcn in haar raad niet Iau-
ger dulden, en daarom werd er bevolen, dat hunne
boeken openlijk verbrand, en de broederschap vcr-
strooid zoude worden, doch zij bleven in Engeland
lot het midden der volgende eeuw bestaan, toen zij
in andere secteu verloren geraakten. Eene secte be-
•itaat er sedert ecuige jaren in Engeland, die den uaam
van Ayapemo/ie of Liet\'defamilie draagt, welke onder
zekeren Prince, die vroeger geestelijke van de Engel-
sche kerk was, zegt alle dingen gemeen te hebben,
Ie zameu te leven in liefde, in eene algemeene woning,
naar hare eigene schikkingen, en onbepaald de bevelen
van haar aardsch hoofd te gehoorzamen.
F ANUS, een Heidensch god die de reizigers bc-
schermde, en ook beschouwd werd als de god van het
jaar. Macrobius zegt, dat de Phceniciërs hem voorstcl-
den in de gedaante van eene slang, met haar staart in
den mond.
FABJZEËN. Wc Phahizeëm.
FARNOVIANEX, eene secte van Socinianen, die
in de zestiende eeuw in Polen ontstond. liet hoofd
der partij was Stauislaus Farnowski, in het Latijn
farnovius, die do antitrinitarischc meeniugen van
Petrus Gonesius of Goniondzki omhelsde, het bestaan
van drie afzonderlijke Goden leerde, maar dat de ware
Clodlieid alleen aan den Vader behoorde. De leer van
de meerderheid des Vaders boven den zoon naderde
incer de Ariaansche dan de Sociniaansehe leerstellin-
geu, maar zij diende als een overgang tot eene geheele
loochening van de geheimzinnigheid der Drieèenheid,
zoowel als van de Godheid van onzen Heer JezusChris-
tus. De Hervormde kerk van Polen leed veel door
de verspreiding dezer meeniugen, zij werd eindelijk
in twee gedeelten gescheiden. In 1505 werd de An-
titrinitarischc kerk of, zooals zij door hare leden ge-
noemd werd, de kleine Hervormde kerk van Polen
gesticht. Zij had hare synode, scholen en eene vol-
komene kerkelijke organisatie. De bijzondere lecr-
stellingen dezer vereeuiging worden door den graaf
Krasinski aldus geschetst: — „God maakte den Chris-
tus, d. L, den volmaakten Profeet, den heiligstenl\'ries-
tcr, den ouoverwiulijkeu Koning, door wieu Hij de
nieuwe wereld schiep. Deze nieuwe wereld is de nieuwe
geboorte, die Christus gepredikt, vastgesteld en her-
vormd heeft. Christus verbeterde de oude orde der
dingen, en stond aan Zijne uitverkorenen eeuwig leven
toe,opdat zij, na God den Allerhoogste, in Hem zonden
gelooveu. De Heilige Geest is niet God, maar eene
gave, waarvan de Vader aan Zijn Zoon de volheid
heeft toegestaan."\' Dezelfde belijdenis verbood het af-
lcggen van eedcu, of het. vervolgen voor geregtshoven
om eene misdaad van welken aard ook. Zondaren
moesten vermaand worden; maar noch boete, noch
eene andere soort van vervolging moest ooit worden
opgelegd. De kerk behield zich zelve alleen het regt
voor, om weerspannige leden buiten te sluiten. De
doop moest toegediend worden aan volwassenen, en
beschouwd worden als het teeken der zuivering, dat
den ouden Adam in een hemelschcn verandert. Het
avondmaal moest in dezelfden zin opgevat worden,
als door de kerk van Genève werd gedaan. Niettegen-
staande de bekendmaking van dezen catechismus ble-
ven er groote verschillen van leer heersenen onder
de Antitrinitarissen, die slechts op één punt met el-
kander overeenstemden, namelijk, de meerderheid
van den Vader boven den Zoon; terwijl eenige hunner
de leer van Arius handhaafden, gingen andere zoo
verre, dat zij de Godheid van Christus loochenden.
Farnovius, gevolgd door eene partij, scheidde zich in
150S van de Trinitarissen af, en had vele aanhangers,
die zich door invloed en geleerdheid onderscheidden.
I?ij den dood van Farnovius in 1015 werd de secte
echter verstrooid, en stierf zij uit.
FASCINI\'S, eene godheid bij de oude Romeinen,
die, zooals men geloofde, tegen toovenarij enbooze
geesten beschermde. Hij werd aangebeden onder de
gedaante\'van ecu phallus, die verondersteld werd bij-
zonder krachtdadig te zijn in het afweren van boozc
invloeden. Fasciuus werd door vrouwen bij de bcval-
ling op eene bijzondere wijze aangebeden. De Ves-
taalsche maagden waren belast met de dienst dezer
godheid. Pliuius zegt ons, dat het zinnebeeld van Fas-
cinus ouder de zegewageus van generalen werd ge-
plaatst, om hen tegen de schadelijke uitwerkselen van
den nijd te beschermen.
FATA LISTEN, diegenen welke aan een onveran-
derlijk noodlot gelooveu. Deze leer moet zorgvuldig
onderscheiden worden van die der predestiual ie, waar-
van zij eene volkomene ontaarding is. De voorbeschik-
king van God is het eeuwige besluit van een al wijs en
genadig wezen, maar de eeuwige besluiten vau het
fatalismus zijn blinde, onbegrijpelijke handelingen,
die het goede en het kwade op gelijke lijn plaatsen, en
zelfs de zouden des mensehen aan het eeuwige besluit
van zijn Schepper toeschrijven. Het fatalismus was de
geliefkoosde leerstelling van ilohamcd, die hij met
den meesten ernst bij zijne leerlingen inprentte, en
hun in den koran duidelijk leerde. De, uitwerking, die
-ocr page 822-
- ■-« - V                 i* - :?,•»
ilï i
\'TÏ
II
f!
gj - — -ï
i
il
s-s
il
Mi
ff
ïi
i:
5fJ = <S w      ce-<
Uil*»  ii
iiiii  i ;
s ! i;:    * &
t
i i
Hl f
4
-ocr page 823-
FAUNA — FAUNUS.
7\'J\'J
deze leer op liet karakter eu het gedrag vau dcii Muzel-
mau heeft, wordt door eeu verstandig schrijver aldus
gesehetst: — „Ik kan slechts opmerken, hoc invloed-
rijk op het nationale karakter het fatalismus van den
koran steeds geweest is. Allah is groot, Allah is goed,
Allah heeft elke gebeurtenis en omstandigheid, waarin
zijne schepselen betrokken zijn onveranderlijk bepaald.
Van zijne voorbeschikking is er geen beroep, tegen
haar is geene hulp. De keten des lots bindt liet heelal.
Zoodanig is het fatalismus vanden koran, en liet biedt
eene treurige schildering aan van een regt beginsel in
dwaling uitgewerkt, liet is de beschouwing van de
souvereiniteit van God van den uatuurinenseli, eene
beschouwing die zieli oplost in het begrip vau niets
anders dan despotismus. Maar hoe verkeerd, hoc te-
genstrijdig ook niet die openbaring vau Zich zclveu
als den zedelij ken bestuurder des heelals, die het Gode
behaagd heeft den mcnseli te scheuken, toch heeft liet
een werkelijkcn en krachtigen invloed op de volge-
lingen van den valschen profeet; en de beschuldiging,
die zij tegen de belijders van liet ware geloof\' inbren-
gen, is, dat de beginselen, die deze belijden, zich slechts
weinig vertoonen in hun gedrag. Gij wendt getrouw-
heid aan God voor als uw souverein, zeggen zij, en gij
tracht Hem te weerstaan door uw wil. AVij erkennen
zijnen wil als geopenbaard in Zijne handelingen en on-
derwerpen ons. Daarom begaan de Turken nooit een
zelfmoord bij hevige droefenis of omkecringeii vau de
fortuin; van zoo iets wordt nooit gehoord. Zij treuren
nooit; om de dooden; zij murmureren zelfs niet onder
de zwaarste lasten des levens. Allah is groot, Allah is
goed, zeggen zij. Een verstandig man, de heer La
Fontaine, die laug te Constantinopel woonde, en be-
keud was met alles, wat Turkseh is, meldde mij hiervan
eens een merkwaardig voorbeeld. Een paeha, niet wieu
hij langen tijd op zeer vriendsehappelijken voet geleefd
had, bezat een onmetelijk, eeu vorstelijk inkomen,
en was bovendien de gunsteling vau den sultan. Bij
eene van die plotselinge onikeeiiugen der fortuin, zoo
verbonden aau het Turksche despotismus— het gc-
volg van grilligheid of iutrigue — viel de pacha in
ongenade, eu werd hij van eiken piaster beroofd. Hij
was niet langer de gunsteling van deu sultan, de we-
rcld was niet langer zijn vriend. Eenige dagen na zijn
ongeluk zag men hem, in plaats dat hij zich in deu
Bosphorus stortte, of zijne hersenen met een pistool
uitblies, zooals menig Christen in naam onder gelijke
omstandigheden zou gedaan hebben, niet eeu onver-
anderlijk gelaat eenige citroenen verkoopeu aan de
hoeken der bazars te Constautinopel. De heer La Fon-
taine zag hem zoo bezig, en kocht iets van zijn kleinen
voorraad. Hij vroeg, of hij deze treurige omkeeriug
der fortuin niet scherp gevoelde. Volstrekt niet, zeide
hij, Allah is groot, Allah is goed. Hij gaf mij alles, wat
ik eenmaal bezat, Hij heeft het teruggenomen, en I lij
had ecu volkomen en onbetwistbaar regt om dat te
doen. Ik ben wel tevreden. Mijnheer La Fontaine
verzekerde mij, dat dit geen zonderling voorbeeld was
van de krachtige werkzaamheid der beginselen, waarin
de Turken worden opgevoed."
Onder den invloed van ecu blind fatalismus snelt
de volgeling vau Mohamed in het digtstc vau het ge-
vecht, doch het ontrooft hem van elke dwaugreilen tot
persoonlijke of maatschappelijke verbetering.
FAUNA, eene godin bij de Romeinen, aan welke
de vrouwen in het afgezonderde offers bragtcn, terwijl
zij haar de goede godin noemden. Zij was de vrouw
of zuster vau Falnus (zie ald.) eu had, gelijk hij, de
magl om de toekomst te openbaren. Eenigen veronder-
stellen, dat zij dezelfde was als de Grieksche Aphrodite,
anderen als Cybele.
FAUN ALLEN, feesten die door de oude Romeinen
ter eere van Fal\'NI\'s (zie ald.), als deu god vau velden
en herders, werden gevierd. Zij werden door de boeren
met vrolijkheid en gedans gevierd. Van twee dezer
feesten wordt door Ovidius gesproken, het eene als
plaats hebbende iu Fcbruarij en het andere in Maart.
Eene levendige beschrijving wordt door Horatius
gegeven van een derde feest, dat op de Nonen van
December werd gevierd, wanneer lammeren en jonge
geiten aan Faunus geofferd werden.
FAUNEN, veld- of boschgoden onder de oude Ro-
meinen, voorgesteld als monsters met ligchamengelijk
bokkeu,scherp gepunte ooreu en horens.Zij bewoonden
de bosschen met de nimfen eu satyrs.
FAUNUS, eene godheid door de oude Romeinen
aangebeden als de god van den landbouw en het vee.
Men geloofde ook, dat hij profetische aankondigingen
van de toekomst gaf. De godspraken, die bij en zijne
vrouw Fauna gaven, werden, de eene nabij Tibur en
de andere op den Aventijnschen heuvel nabij Rome,
geuit. Als iemand de godspraak wenschtc te raadple-
gen, bcgou de plegtighcid met het offeren vau een
schaap of een ander dier, waarop de huid vau het slugt-
oll\'er, afgestroopt zijnde, uitgespreid werd als eene
ligplaats, waarop de persoon zich te slapen legde, en
het antwoord van het orakel werd gegeven in eeu
droom of door eene bovennatuurlijke stem. Deze god
wordt dikwijls beschreven als te wonen in bosschen,
en te jagen niet nimfen en satyrs; somtijds worden
I
-ocr page 824-
I F=
i
FEBRTS — FEESTEN (GODSDIENSTIGE).
800
zelfs verschillende Fauus vermeld. In den loop des
tijds werd deze godheid vereenzelvigd mei den Area-
dischen Pan.
FEBRIS, de godin hij de oude Romeinen, die hare
vereerders tegen de koorts beschermde. Niet minder
dan drie heiligdommen waren aan hare dienst gewijd,
waarin amuletten werden geheiligd, die gedurende de
koorts gedragen werden.
FEBRUUS, eeue Romcinschc godheid, waaraan
de maand Februari] was gewijd. De naam van dezen
god is afgeleid van een oud Latijnsch \\roor&,fe6ruare,
reinigen, en in verband niet reinigingen werd hij ook
beschouwd als een god der onderwereld, en somtijds
vereenzelvigd met Pluto. liet was eenc eigenaardige
verdienste van Tebrum, dat hij het offeren aan hem het
volk de aseh achterwaarts over het hoofd inliet water
wierp.
FEESTEN (Godsdienstige), tijden van vreugde
en dankzegging aan God. Zij werden van de vroegste
tijden af gevierd. De Sabbath, door God zelven vóór
den val ingesteld, kan het eerste feest genoemd wor-
deii. dat er ooit bestond. Op den Sabbath volgde in
oudheid het feest der nieuwe maan of het begin dei-
maand, hoewel dit. niet door God werd ingesteld. Dit
feest schijnt lang voor den tijd van Mozes bestaan te
hebben. Het werd afgekondigd door bet geluid van
trompetten, en werd voornamelijk gevierd dooroffer-
anden boven die van andere dagen. Tn de wet van
Mozes werd bepaald, dat drie groote feesten jaarlijks
door de oude Hebreen gevierd moesten worden. Deze
waren het Paasch feest, hef Pinksterfeest en het Loof-
hnttenfeest, waarvan er twee zeven, en het derde acht
achtervolgende dagen duurde. Op elk dezer groote
feesten moesten alle Joodsehe mannen tegenwoordig
zijn, en om alle vrees voor de veiligheid hunner eigen-
doinmen of huisgezinnen gedurende hunne afwezig-
beid weg te nemen, verhond God zich om zoodanig
te werken op de gemoederen hunner vijanden, dat zij
zelfs niet zouden hegeeren gedurende die feesttijden
in hun land te vallen. Hoewel liet den mannen aldus
bevolen werd om tegenwoordig te zijn, schijnen de
vrouwen van de feesten niet te zijn uitgesloten, voor-
namelijk niet van het Paaschfeest. Onze Heer en Zijne
Apostelen woonden de groote feesten der Joden ge-
regeld hij, doch nergens vinden wij eenigbevel in het
Nieuwe Testament, dat de (\'hristenen in latere tijden
tot die inachtnemingen vcrpligt. Na de hemelvaart
van Christus en zelfs na de uitstorting vandenllcili-
gen (ieest op den Pinksterdag gingen de Apostelen
nog voort, zoolang het hun door het Joodsehe sanhe-
I drin werd veroorloofd, om de verschillende kerkelijke,
j zoowel als burgerlijke inzettingen hunner landgcnoo-
! ten in acht te nemen en de groote feesten bij te wonen.
11 et zelfde werd gedaan door vele der eerste bekeerden
tot het Christendom, voornamelijk die hunnei. welke
vroeger t<>t de Joodsehe kerk hadden behoord. De
geest des Christendoms evenwel, meer bijzonder zoo-
\': als zij ontwikkeld is in de geschriften van den Apostel
Paulus, was geheel en al tegen die bijzondere tijden,
welke een gedeelte van het Joodsehe stelsel hadden
uitgemaakt. Het eischtc het geheele leven van den
geloovige, en wilde zijne inzettingen niet bepalen tot
, eenc bijzondere plaats of een bijzonderen tijd. En
! hoewel het een ontwijfelbaar feit is, dat zelfs in dien
vroegen tijd de Christenen zekere dagen uitkozen, die
zij verbonden aan de groote feiten uit de geschiedenis
der verlossing, was het slechts eenc afdaling van de
verhevenheid van den zuiveren geest, waarop zelfs de
Christen, hoewel hij deel heeft aan eenc dubbele na-
i tuur, zich niet altijd kan handhaven, tot zinnelijke
zwakheid, —eenc afdaling, die des te noodzakelijker
moest worden, naar mate het vuur der eerste geest-
drift, de gloed der eerste liefde, verminderde.
De feesten, die in de eerste Kerk inde eeuw, welke
onmiddellijk op die der Apostelen volgde, werden ge-
vierd, waren beperkt tot den wekclijkschen Christe-
lijken Sabbath en liet Paasch- en Pinksterfeest. De
| oorsprongdezerjaarlijksche feesten wordt aldus door
I Neander opgegeven:
„Bij de wekelijksehe enjaarlijkschc feesten gingen
j de Christenen oorspronkelijk van hetzelfde denkbeeld
j uit, dat het middelpunt van geheel het Christelijke
j leven is; de navolging namelijk van Christus den Gc-
j kruisigde en Opgewekte. Hem wilde men navolgen
in Zijnen dood. door in geloovige boete de werkingen
; van dezen zich toe te eigenen, zich zelven en der we-
; reld af te sterven; Hem wilde men navolgen in Zijne
opstanding, door in het geloof in Hem en in Zijne
kracht met Hem op te staan tot, een nieuw Gode ge-
wijd, heilig leven, dat hier beneden ontkiemt, en daar
boven tot volkomenheid zich ontwikkelt. Dit zocht
1 men uit te drukken door het feest der opstanding als
een vrcugdefeest te vieren, en, als voorbereiding daar-
; toe, het gedenken van het lijden van Christus met hoe-
i tedoening cu kruisiging des vlëeschcs, in den vorm
van een vast- en boetedag, vast te stellen. Zoo was in
de week de Zondag het opstandings- of vrcugdefeest,
en waren ter voorbereiding van hetzelve deWoensdag
en de Vrijdag als boet- en bededagen aan de gedach-
tenis van het lijden van Christus eu hetgeen daaraan
-ocr page 825-
FEESTEN (GODSDIENSTIGE).                                                  MH
dag een Zondag, daar hij eiken dag in de communie
de gemeenschap met Christus, hoewel opgestaan,
plegtig kon vieren." Hoewel zulke inzigteu gekoes-
terd werden door eenige der meer verstandige leeraars
der Kerk, zag de groote menigte des volks de vermeer-
dering der feesten met een gunstig oog aan. Vele j
Christenen werden er in de derde en de vierde eeuw
gevonden, die cene sterke neiging toonden om deel
te nemen aan het vieren van Heidenschc feesten en
Joodsche Erehruiken. Feesten voor afzonderlijke liei-
ligen werden er in den loop des tijds in groot aantal
ingesteld, en uicer bijzonder ter eere van de Maagd j
Maria. In de zevende eeuw werd er een feest ingesteld
ter eere van het hout van het kruis, waaraan de Znlig-
makcr hing, en ecu ander ter gedachtenisviering niet
van één, maar van alle heiligen. Op dezen tijd wijdde
paus Bonifacius IV., aan wien het Pantheon te Rome \'
was geschonken, het ter eere van de Maagd .Maria en
al de martelaren, gelijk hel te voren gewijd was aan
al de goden en voornamelijk aan Cybele. Daarop
volgde in de tiende eeuw het jaarlijksche feest tema-
gedaehtenis aller zielen. De oorspronkelijke eenvou-
digheid der Christelijke ceredienst werd nu geheel
uit het oog verloren, en de Kerk van Rome, begeerig
om de gunst der menigte te verwerven en hare verba-
zing op te wekken, vermeerderde het aautal harer
feesten zoo snel, dat er in den loop des tijds naauwe-
lijks een enkele dag overbleef, die niet aan den eenen
of anderen heilige was gewijd. Het Roomsche brevier
bevat formulieren voor die dagen, en geeft, met cene
geschiedenis van eiken heilige, bet gebod op, waar-
door hij op zijn eigen dag eu somtijds in zijne eigene
kerk ingeroepen moet worden. De Griekschc kerk is
even kwitsig geweest met het instellen harer feest-
dagen. Men zegt, dat er geen dag in het jaar is, die
in die kerk niet een vasten- of feestdag is. Onder de
Mohaniedanen zijn er twee groote feesten in het jaar,
bet Kleine en het Groote Bairam. Hel kleine volgt
onmiddelijk op de vasten van den Ramadan en duurt
drie dagen; het groote begint op den tienden dag
der laatste maand van het jaar, en duurt ook drie )
dagen. De oude Scandinaviërs vierden drie groote
godsdienstige feesten in het jaar: Vule, jaarlijks bij
den wintcr-zonncst ilstand gevierd, ter eere van Frey
of de zon, ten einde een gelukkig jaar en vruchtbare
jaargetijden te verkrijgen; een tweede feest, ingesteld
ter cere van Goa of de aarde, en gevierd bij het eerste
kwartier van de tweede maan van hel jaar; en een
derde feest, ingesteld ter eere van Odin, en gevierd bij
bet begin der leute. Er waren ook eenige feesten ter
was voorafgegaan, gewijd. En zoo ook vierde men een
jaailijksch feest tot gedachtenis der opstanding van
Christus en der voortdurende werkzaamheid des Op-
gewckten en Verheerlijkten, en als voorbereiding daar-
toe het aandenken van Zijn lijden en de Vasten."
Tn het begin der tweede eeuw vinden wij bij den
marteldood van Polycarpus, bisschop van Smyrna,
bet eerste voorbeeld van drie feesten ter gedachtenis
van den dood der martelaren, welke in de eerste Chris-
lelijke kerk algemeen gevierd werden. Die feesten
werden geregeld gehouden op de verjaring van den
dag, waarop de martelaar was gevallen, die, in de
taal van dien lijd, zijn geboortedag werd genoemd.
Deze natuurlijke uitdrukking van hulde aan de na-
gedachtenis van belijders van hel Christendom, die
ontstond uit een gevoel van innige gehechtheid aan
Christus, ontaardde spoedig in eene bijgeloovigevcr-
ceriug van alles, wat aan deze heilige mannen bc-
hoorde, en eindelijk werd het Feest der Martelaren
ingesteld met de indrukwekkende cercmoniécle ge-
hruikeu.dic de Rooiusche kerk er aan heeft verbonden.
In de eerste tijden der Kerk lot aan de vierde eeuw
waren de eenige feesten, die door de Christenen ge-
vierd werden, de Dag des Hoeren, Goede Vrijdag, IV
schen, Pinksteren en verscheidene verjaringen van de
geboortedagen van martelaren. Augustinus maakt mei-
ding van deze feesten als de eenige, die toen beschouwd
werden als het Apostolische gebruik in luiu voordcel te
hebben. Kerst ijd beschouwt hij echter als van laieren
oorsprong en minder heilig dan de andere. En deze
mceniug wordt, geschraagd door het feit, dat de Ante-
Nicamische vaderen over het bestaan van zulk een
feest in de Kerk een volkomen stilzwijgen bewaren.
Het is daarom waarschijnlijk, dat de oorsprong der
gedachtenisviering van de komst onzes Ilecrcn, die
gewoonlijk bekend is onder den naam van Kerstijd,
later plaats heeft gehad dan de vestiging van het
Christendom door Constantiju den Groote.
Sedert de vierde eeuw nam het aantal Christelijke
feesten snel toe, zoodaf, Moshciin ons bcrigt, dat bel
aantal feestdagen in de zesde eeuw bijna gelijk was
aan dat der kerken. Niettegenstaande de toenemende
neiging in de Kerk, om feesten opeen te stapelen ter
herinnering van heilige gebeurtenissen, vinden wij,
dat Hiëronymus de vettigheid van zulke gebruiken
weigert te erkennen, en in duidelijke bewoordingen
verzekert, dat, „uit het zuiver Christelijke oogpunt
beschouwd, alle dagen gelijk zijn; elke dag is voorden
Christen een Vrijdag om geheiligd te worden door
de herinnering van den gekruisigden Christus; elke
101
-ocr page 826-
802                                                      FEU AUKN — FKR1 JE LATINO.
FER1ËN, (lat./eria, feestdagen), een naam ouder
de oude Romeinen aan alle bijzondere vreugdetijden
gegeven, daaronder begrepen heilige feesten of dagen
aan een bijzoudcren God gewijd. De Feriën waren
gewoonlijk verdeeld in twee soorten, de openbare en
de bijzondere, waarvan de laatstgenoemden gevierd
weiden door personen of huisgezinnen, om een bijzon-
der voorval of gebeurtenis in hunne geschiedenis te
herdenken, terwijl deecrstgeuoenidendoordegeheelc
natie werden gevierd, eu liet volk daarbij gewoonlijk
de tempels der goden bezocht en gebeden en offcran-
den deed. Eenige openbare feesten werden geregeld
gevierd, en de datum, waarop zij plaats hadden, werd
opgeteckend in de Fasti of kalenders. Deze werden
genoemd Ferite Slatira of vaste feestdagen. Andere
openbare feesten werden jaarlijks gevierd, maarniet
op een bepaalden dag, eu ontvingen den uaani van
Ferite Coueeplirte. Deze beide soorten van feestdagen
werden gehouden niet feestvieringen en vreugdebe-
drijveu van verschillenden aard. Maar de plegtigste
soort- van Feriën was die, welke door de openbare
autoriteiten ingesteld werden om gevierd te worden,
ten gevolge van ecu groot nationaal gevaar of eene
dreigende openbare ramp. Deze feestdagen werden
Ferite Tmperatirte genoemd. Zij werden gewoonlijk
gedurende verscheidene dagen gevierd. Als er een
steenregen plaats had, zooals Livius verscheidene
malen verhaalt, werden er gedurende negen dagen
Feriën gehouden. Geene regisgedingen mogten er
gedurende de openbare Feriën gehouden worden, eu
het volk werd streng bevolen zich, op straffe eener
bocfe, van werken te onthouden. Met was onder de
Roineiusclie casuïsten dikwijls een onderwerp van
twist, welke soorten van werk er op de openbare Fe-
riën wettig mogten verrigt worden. De invoering van
het Christendom in het Romeiusche rijk, eu vooral de
aan nciu ing er van als de godsdienst van den staat,leidde
tot de afschaffing van de oude Feriën en hare vervan-
ging door Christelijke feesten.
FHRI.K LATLVF, ecu feest, door Tarquinius
Superbus ingesteld, of, zooals Niebulir denkt, veel
vroeger, ter cere van het verbond tusschcu de Roinoi-
nen en de Latijnen. Het werd op den Albaansclien
berg gevierd, eu was oorspronkelijk gewijd aan de
dienst van Jupiter Latiarü. Als er ecu krijgstogt onder-
nomen moest worden, mogt de generaal niet vertrek-
ken, alvorens bij de Lat ma\' gevierd had. Dit feest
duurde verscheidene, gewoonlijk zes, dagen. Door den
Romcinschen consul werd op den Albaansclien berg
gewoonlijk een os geotterd, temidden van verzamelde
cere der andere goden; deze werden dikwijls vermeer-
derd bij gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen.
Talrijke en dikwijls prachtige feesten hebben een
kenmerkende!) trek uitgemaakt van liet oude en hel
nieuwen\' Heidendom. In de Heidenselie godsdiensten
der oudheid ontmoeten wij maan- en zoiine-, lente-
en herfst feest en; feesten om nationale zegeningen te
herdenken, en feesten van velerlei aard, gewijd aan
de goden. De Grieksche feesten hadden over het al-
gemecn ecu vrolijk voorkomen, terwijl die van de
Egypteuareu en Romeinen gekenmerkt waren door
ernst en zelfs geheimzinnigheid. Mij elk volk van het
nieuwere Heidendom worden er feesten, vastgestelde
en niet vastgestelde, gevierd, die niet zelden tijden
zijn van de oustuimigste vreugde en onbedwongen
genot, vergezeld van offeranden aan de goden en gods-
dienstige plegtighedeii van verschillenden aard.
FERALTLN, een feest der oude Romeinen, dat
jaarlijks gevierd werd ter cere van de schimmen van
overleden vrienden en bloedverwanten. Het werd
ingesteld door Nnma, en werd gedurende elf dagen
gevierd, liet huisgezin en de kennissen der overle-
ileuen gingen naar de graven en wandelden er om
been, terwijl zij gedurende dien tijd gebeden rigttcn
tot de goden der helschc oorden ten behoeve, hunner
dooden, die, zooals zij geloofden, den Tartarus be-
woonden. Dan werd er een maaltijd gereed gemaakt,
die gedeeltelijk uit honig, wijn eu melk bestond, liet-
geen op een grooien steen werd gezet, en waarvan
men veronderstelde, dat de dooden gebruik maakten.
Bloemen, wierook en andere reukwerken werden ook
gebezigd volgens den rang der overledenen. Men
verbeelde zich, dat, terwijl de Fcraliën duurden,
de geesten der dooden de aarde weder mogten lic/.oe-
ken, om de graven mogten wandelen en deel hebben
aan de genoegens van het feest. Op den elfden dag
van liet feest mogten er geene huwelijken gesloten
worden, en de aanbidding der andere godheden werd
nagelaten, terwijl al hunne tempels gesloten waren.
Alen zegt, dat toen de Fcraliën gedurende eeuigen
tijd niet gevierd waren, men al de graven in vuur zag,
en dat men de geesten der dooden gedurende den
nacht boorde zuchten en bitter klagen, omdat zij ver-
waarloosd waren. Maar bij de wederinvoering van
liet feest hielden al die wonderen onmiddellijk op.
FKKETK1US, een bijnaam van Jupiter, afgeleid
van Int Latijnsche ferio, slaan, omdat het onder de
oude Romeinen de gewoonte was bij liet afleggen van
ecu eed, om Jupiter aan te roepen ben dood te slaan,
indien zij valschelijk zwoeren.
-ocr page 827-
FESOL1 (CONGREGATIE VAN) — FKTISCI1D1ENST.
KOK
menigten, die zich aan allerlei vreugdebcdrijvcnover-
gaveu. Op de twee dagen, die onmiddellijk op de
Latuue volgden, mogtenergeene huwelijken gesloten
worden, daar deze dagen als heilig werden beschouwd.
De Ferise Latimr schijnen door de Romeinen tot aan
de vierde eeuw gevierd te zijn.
FESOL1 (Congregatie vax),ccuc monniksorde in
de veertiende eeuw gest icht door Karel van Montegra-
nelli. De leden werden ook Bedelmonniken van den
Heiligen Ilicronytnus genoemd. De stichter leefde te
midden van de hergen van FYsoli omstreeks hel jaar
1386, waar hij deze kloosterorde stichtte, die eerst
door limoccuiius VII. goedgekeurd, en vervolgens
door Grcgorius XII. en Eugcnius IV. bevestigd werd.
FKSSOXIA (Lal. Fi\'ss/i*, vermoeid), eene godin
der onde liomeincu; die hen bijstond, welke vermoeid
waren.
FF.TI AT, KS,( encollcgie vau Romciusehe priesters,
wier dienst het was bijzondere zorg te dragen, dal bij
alle openbare onderhandelingen met andpre natiën
het geloot\'onschendbaar zon bewaard blij ven. De eerste
instelling dezer orde werd aan Numa toegeschreven.
Als ilc Romeinen cene wezenlijke of denkbeeldige be-
Icediging van cene naburige natie ondergaan hadden,
werden vier fetiales uitgezonden om vergoeding te
cischen, en deze vier kozen er een uit om lntu verte-
genwoordiger te zijn. De afgevaardigde ging naarde
grenzen der beleedigcnde stammen, op eene bijzou-
derc wijze gekleed, met cene wil te wollen guirlande
om zijn hoofd gebonden, benevens een krans van hei-
ligc kruiden, die binnen de grenzen van den Capito-
liinschen heuvel geplukt moesten zijn. Alvorens hij
de grens van het land overtrok, van welks volk vcr-
goeding gezocht moest worden, deed de afgevaardigde
een ernstig gebed aan Jupitcr om een goeden uitslag,
en verklaarde hij te zelfder tijd plcglig, dat hij met
gecne ouregtvaardige of onredelijke zending belas!
was. Dan trok hij de grenzen over, en trad het land
binnen, waarheen bij gezonden was. Aan den eersten
persoon, dien hij mogt ontmoeten, deed hij dezelfde
verklaring, als hij reeds aan Jupitcr had gedaan; hij
herhaalde ze aan de schildwacht bij de poort der stad;
en vervolgens aan de magistraten in bet forum, in
tegenwoordigheid van het vergaderde volk. Zijne op-
dragt uitgesproken hebbende, wachtte hij dertigdagen
in de plaats om antwoord te ontvangen, en als er in
den loop van dien tijd geen behoorlijk antwoord was
ontvangen, sprak de afgevaardigde eene piegtigever-
klaring uit, en de stad verlatende, keerde hij naar
Rome terug, om aan den senaat een verslag uit te
brengen van zijne handelingen, die naar dat verslag
zijn toekomstig gedrag regelde. Na het hooren van
den .staal der zaken werd de gehcele zaak bedaard
overwogen, en als er besloten werd oorlog te voeren,
keerde de al\'gczanl dadelijk naar de grenzen van hel
land des vijauds terug, wierp cene speer, met eene
ijzeren punt of met bloed besmeerd, op den grond, en
deed eene plcgtigc oorlogsverklaring uit naam van hel
Ronieinscbe volk aan de inwoners vau dal land.
Er bestaat veel twijfel over het juiste aantal Fetiale»,
waaruit het collcgie bestond. Eenigen hebben verou-
dcrsteld, dat er twintig waren, gekozen uil familicn
vau rang, die niet slechts voor eenigen tijd, maar voor
hun gehcele leven aangesteld werden.
FETISCHDIENST. liet woord fetisch, dal af-
gclcid is vau het rertugesche felisso, een orakel of
openbaring van de goden, wordt toegepast op de bij-
geloovighcden van de Negers aan den Senegal, en
fetischmus kan bepaald worden als de vercering bewc-
zen aan voorwerpen vau kunst of uit de natuur, aan
bezielde of onbezielde ligchanien of hunne hocdanig-
hedeu. liet woord frtïsch werd het eerst in gebruik
gebragt door De Brosscs, in zijne verhandeling Du
Culte des Dicux féticbes, in 1760 uitgegeven. De
fetischdieust is de godsdienst van de verschillende
landen van West-Afrika, en wordt ook gevondenonder
verschillende Indiaanschc stammen vau Noord-Amc-
rika. Wilson, die langen tijd zendeling op de Westkust
van Afrika geweest is, geeft ecu naauwkeurig en be-
langwckkend verslag vau den aard en het gebruik
van een fetisch. „Een fcliseb kan gemaakt zijn van
een stukje hout, den horen vau een bok, den hoef van
cene antilope, een stukje mciaal of ivoor, en behoeft
slechts door de wijdende handen van een priester des
lands te gaan, om al de bovennatuurlijke krachten
te outvaugen, die mcu veronderstelt, dal hij bezit.
Het is niet altijd zeker, dat de fetischen buitengewone
magt bezitten. Zij moeten beproefd worden en een
bewijs geven van huune kra-chl, alvorens zij ouvoor-
waardelijk vertrouwd kunnen worden.
„Indien iemand, die ecu fetisch draagt, wondervol
aan ecu gevaar ontsnapt, of geluk heeft gehad in den
handel, wordt zulks toegeschreven aan de werking er
van, en deze fetisch wordt voortaan als een zeer dier-
bare vriend geliefkoosd, en als onschatbaar gewaar-
deerd. Indien hij aan den anderen kant teleurgesteld
is in eenigc zijner verwachtingen,of door cene droevige
ramp is getroffen, wordt zijn fetisch als een onwaardig
iets weggeworpen, zonder dat echter zijn vertrouwen
op de kracht van fetischen in hel algemeen verminderd
-ocr page 828-
SOI                                                             FETI8
ENST.
vindt ze hangende langs elk pad, dal hij betreedt, bij
elke vereeuiging van twee of meer wegen, bij de plaats,
waar hij cene rivier oversteekt, bij den voet van elke
groote rots of statigen woudboom, bij de poort van
elk dorp, boven de deur van elk huis, en om den hals
van elk menschclijk wezen, dat hij ontmoet. Zij worden
geplaatst op hunne pachthoeven, om hunne vrucht-
hoornen gebonden, en vastgemaakt om den hals van
hunne schapen en bokken, ten einde te voorkomen, daf
zij gestolen worden. Indien iemand zich waagt op hel
eigendom van zijn buurman, trots de fetischen, die deze
er geplaatst heeft om het te beschermen, verwacht
men vol vertrouwen, dat hij de sfraf voor zijne ver-
metclhcid op den ceneu of anderen tijd ondergaan zal.
Indien hij later overvallen wordt door eene vreesclijke
of cene langdurige ziekte, al is het ook twintig, dertig-
of veertig jaren daarna, dan weet men, dal hij lijdt ten
gevolge van zijne eigene vermetelheid."
Deze soort van ccrcdicust heeft haar oorsprong in
den mensehelijkcu aard. Zij is slechts de aanbidding
der natuur, niet in haar grootsch en meest verheven
voorkomen, zooals zij gezien wordt in de bewegingen
der hcmelligchamen, maar in de gewone voorwerpen,
die zich overal om ons vertoonen. De fetisch is in de
ecuc of andere gedaante te vinden in alle vormen des
bijgcloofs, en hetzij in de zonnige oorden vanhctZui-
dcu, of in de koude, woeste streken van hef Noorden,
hij omkleedt met het denkbeeld van hetbovennatuur-
lijke de afzonderlijke voorwerpen zoowel als de zamen-
gcstelde verschijnselen der natuur.Cruikshank spreek!
in zijn werk, dat Achttien jaren op de Goudkusf van
Afrika ten titel draagt, aldus over den oorsprong en
de werking der fetischdienst onder de Fantijnen: —
„Zij geloovcn, dat het Opperwezen, uit medelijden
met hel menschelijke geslacht, aan eene vcrschcidcn-
hcid van wezens, bezielde en onbezielde, de eigen-
schappen der Godheid heeft verleend, en dat hel eiken
persoon in de keuze van zijn voorwerp van aanbidding
bestuurt. Als deze keuze eens gedaan is, wordt het
voorwerp de Socman of afgod van den persoon. Het
kan een blok, een steen, een boom, cene rivier, cen
I meer, een berg, eene slang, een alligator, een bundel
| lompen of iets anders zijn, waarop de buitensporige
verbeelding van den afgodendienaar zich vestigt. Van
i het oogenblik, dat hij zijne keus gedaan heeft, neemt
! hij zijne toevlugt tot dezen zijn god in al zijne mocije-
lijkhcdcn. Hij schenkt hem offers van rum en palmolie,
J legt offergaven voor hem van olie en koren, offerthem
vogels, bokken en schapen, en besmeert hem niet hun
bloed; en als hij deze plcgtighedcn verrigl, bidt hij
wordt. Hij is slechts ongelukkig geweest, omdat hij
een slecht bccii heeft vertrouwd, en met onverminderd
vertrouwen zoekt hij een ander, dat hem beter geluk
zal aanbrengen.
„Waar iemand veel geluk ondervonden heeft door
I de werking van een fetisch, krijgt hij er een gevoel
van gehechtheid en dankbaarheid voor, en begint hij
zich te verbeelden, dat deszelfs kracht voortkomt uit
eene soort van verstand in den fetisch zclvcn, en be-
schouwt hij dien eindelijk met afgodische verecring.
Daarom wordt het gebruikelijk om er gemeenzaam
mede te spreken als met een dierbaren en getrouwen
vriend, om er rum over te gieten als cene soort van
offergave, en om hem in tijden van gevaar luide en
ernstig aan te roepen, ten einde den geest en de kracht
er van op te wekken.
„Dedoeleinden,waarvoori\'etischen gebezigd worden,
zijn bijna talloos. Uc eene beschermt tegen ziekte, een
ander tegen droogte, en een derde tegen de oorlogs-
rampcii. He eene wordt gebruikt om regen te doen
vallen, een ander verzekert goede oogsten, een derde
vervult de zee en rivieren met visschen, en maakt ze
willig om gevangen te worden in het net van den vis-
schcr. Zinneloosheid wordt genezen door fetischen, de
onvruchtbaarheid van vrouwen wordt weggenomen,
en erisnaauwelijksecne enkele onaangenamegebeur-
Icnis in het menschelijke leven, die door dit middel
niet wordt afgeweerd; de eenige voorwaarde is, dat
de juiste soort van fetisch gebezigd worde. Eenige
moeten hef leven beschermen, andere hef vernietigen.
üc eene boezemt den mcusch moed in, maakt hem
j onkwetsbaar in den oorlog, of verlamt de kracht cener
j tegenpartij."
Fetischen dragen verschillende namen, daar zij som-
: lijds grisgris, en op andere tijden jujus heeten. Uc
laatste naam wordt hun in Oud Calabar gegeven. Er
zijn verschillende klassen van fetischen: persoonlijke,
huiselijke en nationale. Zij worden in eene groote ver-
{ schcidcnhcid van vormen aangetroffen, de incest ge-
wone is die van koppen van dieren of hoofden van
I menschelijke wezens, en bijna altijd zijn zij voorzien
van een paar groote horens.
üc fetischdienst is algemeen in West-Afrika. „Een
! der eerste voorwerpen," zegt Wilson, „die liet oog des
vrcemdclings begroeten, nadat hij zijne voelen op de
! kust van Afrika nederzet, zijn de symbolen dezer gods-
dienst. Hij komt uit de boot onder een verhemeltc
van fetischen, niet alleen als een middel voor zijne
i eigene veiligheid, maar als een waarborg, daf hij de
j elementen des kwaads niet onder hef volk brengt; hij
-ocr page 829-
FETIS
EN8T.                                                            MI5
hem goedgunstig te zijn, en hem de inwilliging van
/.ijii verzoek toe Ie.staan. Deze plcgtighcdenen smec-
kingen worden uitsluitend tol zijn afgod gerigt, zonder
dat hij in zijn hart aan het Opperwezen denkt. Gedu-
rende de verrigting er van wordt de afgodendienaar
| somtijds opgewekt tot een hoogen trap van opgewon-
I denheid, ea onder den invloed van zijne dolzinnighcid
misleidt hij zich niet het denkbeeld, dat zijn afgod
op geheimzinnige wijze gemeenschap met hem heeft, en
een antwoord op zijn gebed heeft toegestaan. Aldus
wordt hij door eenc buitengewone zclfbcgoocheling
geleid tol de aanneming van de eene of andere pleg-
lighcid, van welker verrigting hij verwacht, dal hij liet
doel zijner wenscheu zal verkrijgen. Niets kan de ongc-
rijmdheid dezer plcgtighcden overtreffen. Zij hebben
volstrekt gecne betrekking op hel onderwerp van zijne I
smcekingen. Om een ziek kind te doen herstellen, een ,
vriend, die in eenc gevaarlijke onderneming gewikkeld
j is, voor gevaar te behoeden, of vernietiging op een ,
vijand te doen nederdalen, omringt de afgodendienaar
j zijn huis misschien met ecu snoer van tceneu, hangt \'
hij cenige vuile lompen aan den tak van een boom, of
nagelt hij een vogel aan den grond door middel van |
ecu staak door zijn ligchaam gedreven."
De fetischmannen maken eenc geregelde en talrijke
orde uil, wier geheelc doel is door eene reeks van
kunstige uitvindingen en bedriegerijen een volkomen I
ovcrwigt over hei onwetende en bijgcloovigc volk te
verkrijgen en te bewaren. Als een jong mensch naar
dit ambt haakt, wordt hij onder de zorg geplaatst van
een oud gevorderde in de kunst, en aan een stelsel van
zorgvuldige opleiding onderworpen. Alvorens de jou-
gclingen echter zelfs tot kandidaat worden verkozen,
moeten zij eene proef afleggen van hunne bedrevenheid
inden wilden, gerektcn dans, die als cen noodzakelijk
gedeelte van de godsdienstige plcgtighcden wordt
bcschouwd,en van een middel om zich op te winden tol
dolzinnighcid, alvorens zij de orakelen van hunnen god j
geven. Behalve dat zij bekwaamheid verkrijgen in het ,
gebruik van kruiden ter genezing van ziekten, maken
zij zich bekend niet allerlei soort van goocliclslrckcn,cn
verkrijgen zij, gelijk de waarzeggers, cene volkomcnc
kennis van al de feiten, die bet rekking hebben op de gc-
schicdcnisscn van de voornaamste personen en hunne j
familiën, en door dit middel wekken zij de verbazing
op van de bedrogenen, en maken zij hen gereed om
geloof te slaan aan alles, wat gezegd zal worden. Al
die innige bekendheid met de huiselijke zaken van hel
volk wenden zij voor ontvangen te hebben van hunnen
god, na hem geraadpleegd te hebben door offergaven I
en offeranden, vergezeld van een tal van ceremoniën,
die geschikt zijn om de ligtgcloovigcn te bedriegen.
Om meerdere uitwerking aan hunne bijgcloovigc plcg-
ligheden te verkenen, kiezen zij gewoonlijk ecu
donker schaduwrijk boschje, afgescheiden van de ver-
blijfplaatsen der meuschen, lot het toonecl hunner
handelingen.
Om den lezer een levendig begrip te geven van de :
inagt, die deze fetischmannen over de gemoederen van |
het onwetende volk uitoefenen, kiezen wij de bcschrij-
ving, die Cruikshauk geeft van den fetisch, welk e zich te
Mankassim, vroeger het hoofdkwartier der Fantijnsche
magt, bevindt, ecu fetisch beschouwd als de magtig-
stc godheid iu hel geheelc land. „Niet minder dan
vijl\' priesters doen dienst aan het altaar van dezen
grootcn fetisch. Hun aantal stelt ben in staat om eene
meer zamcngestclde en beter ingcrigtc machinerie in
werking te brengen om hunne streken uit te voeren, en
hunne erkende meerderheid boven alle andere prics-
ters en de daaruit voortvlocijcndc achting, waarin
zij door de gezamenlijke fetischmannen iu het land
gehouden worden, geeft hun voordeden om inlieh-
tingen te verkrijgen, die afzonderlijke fetischman-
ncn niet altijd bezitten. Zij worden zelden terstond
geraadpleegd. Alleen wanneer de zaak van gewigt is,
of nadat andere fetischmannen gecne voldoening heb-
ben gegeven, wendt men zich tot hen, zoodat, alvorens
ecu beroep op hen gedaan wordt, zij de gelegenheid
gehad hebben om zich bekend te maken mei de om-
standighcden van elk geval, en geheel voorbereid zijn
om hun antwoord te geven. Maar zij dragen zorg zich
te omgeven van elk hulpmiddel, dat berekend is ont-
zag en vrees in te boezemen aan diegenen, welke hen
raadplegen. Hun tempel is ecu diepe, donkere schuil-
hock van het woud, waar het overhangende gebladerte
zoo digt is, dal er naauwelijks ecu enkele lichtstraal
kan doordringen, en waar het niet mocijclijk is de
dcclgcnoolcu aan hunne kuustcnarij te verbergen. In
dit hol brengen zij de bedrogenen geblinddoekt, en te
midden van vreemde, onaardschc geluiden, die voor de
ontdane zinnen der arme, verschrikte afgodendienaars |
op het ccuc oogenblik uil de ingewanden der aarde
schijnen voort Ie komen, en op het andere oogenblik
door de lucht schijnen te snellen, doen zij hunne oll\'c-
riiigen enaanrocpingen aan den god, dienzij zijn komen
raadplegen. De verwarde alomtegenwoordigheid van
de akelige geluiden, die de oorcu treffen en het hart
der ongelukkige aanbidders doen ineenkrimpen, wordt
verklaard door de aanwezigheid van cen troep deelge-
nootcn,dicinhc( rond zijn geplaatst, sommige in holen
-ocr page 830-
FETISCHDIEN8T.
800
op, om de godsdienst vau hun land te beschermen,
i Daarom werd er cene bijeenkomst der opperhoofden
! gehouden, en een besluit genomen, dat zij elkander
; wederkecrig zouden ondersteunen om de volgende
bclecdiging te wreken, die hun god zou worden aau-
gcdaan. Spoedig bood zich cene gelegenheid aan om
hun plan te volvoeren. Een mindere fetischiuau om-
helsdc openlijk het Christendom, cu sloot zich aan bij
de Christelijke nederzetting. Vol ijver en verlangen
om zijne verachting vau den afgod te tooncn, ging hij
met twee andere bekeerden naar het heilige boschje,
en sneed hij er cenige stokken. Toen Adoc, het voor-
uaamstc Fanlijnschc opperhoofd, de bclecdiging ver-
nam, die aldus begaan was, riep hij zijne volgelingen
op, viel de Christelijke nederzetting aan, greep en
bond de bekeerden, cu voerde hen gevangen weg naar
Mankassim. De Britschc autoriteiten mengden zich
onmiddellijk in de zaak, vroegen de bevrijding der
gevangenen, en riepen Adoc op om te (\'ape-Coast-
Castle te verschijnen, en zich aangaande zijn gedrag
te verantwoorden. Adoc aarzelde, maar stemde einde-
lijk toe te verschijnen, mits zijn verhoor te Anamaboe
en niet te Capc-Coast-Castlc plaats had. Het verhoor
had plaats en eindigde niet een vonnis, waarbij hij
veroordeeld werd eene som te betalen bij wijze vau
vergoeding voor de nadcclcu, aan de Christenen en
hunne nederzetting berokkend, terwijl de Christenen
daarentegen vergoeding moesten geven voor de na-
declen den fet ischmannen door hun fetiseh aangedaan.
Gedurende langen t ijd weigerde Adoc om zijngcdecltc
van het vonnis teu uitvoer te brengen. De opperhoof-
den evenwel begonnen de gevolgen te, vreezen van
deze hardnekkigheid huns opperhoofd», en de invloed
der fetischmannen was nu zoodanig in verval, dat men
het noodzakelijk oordeelde cenige buitengewone maat-
regelen te uenieu ten einde hunne niagt te behouden.
Den drang der crisis gevoelende, kwamen vele fetisch-
manncn cu vrouwen gedurende den nacht bijecu op
cene eenzame plaats nabij Anamaboe, waar zij het plan
vormden om vier invloedrijke personen te vergift igcit,
van welke er twee ambtsbcklccdcrs in de Wcslevschc
kerk waren, opdat de plotselinge dood van deze toege-
schreven zou worden aan de wraak van den fetiseh, en
de gemoederen aller klassen van vrees zou vervullen.
Dit plan werd echter niet ten uitvoer gelegd, daar het
aan de autoriteiten werd verraden door een van dicgc-
ncu, die bij dczamcnkoinsttegcuwooidigwaren. Adoc
werd eindelijk overgehaald om aan den cisch van den
gouverneur te voldoen, en de zaak werd ten eindegc-
bragl door de gcheclc onderwerping van het trotsche
ouder den grond, andere onder de bladcrrijkc takken
der boomen, terwijl alle de incest onaardsche kreetcn
en zuchten slaken, die cene langdurige oefening in
dit schandelijk bedrog hen in staat gesteld heeft om
Ie uiten. Als zij de gemoederen hunner ongelukkige
slagtoffcrs voldoende bchccrschen door dit wanlui-
dende concert, en door hevig te dansen en wilde si uip-
i rekkende worstelingen hun god tot oplettendheid
hebben opgewekt, maken zij hem met het doel van hun
bezoek bekend, liet is echter niet altijd op de eerste
aanvrage, dal hij zich wil verwaardigen een antwoord
tegeven.Deze onachtzaamheid oflieverde verachtende
nalatigheid van den fetiseh wordt door den priester ver-
klaard op ccuc wijze, die het meest met zijne eigene
wenschen strookt. Den aanvragers wordt gezegd een
gunstig oogenblik af te wachten, cene godsdienstige
vasten in acht te nemen, de boozc geesten door offer-
gaven voor zich te winnen, of een rijk geschenk aan de
pricsterste verlccnen.llet komt ervoordezehardvoch-
tige inenschen weinig op aan, of zij diegenen, welke zij
bedriegen, lange en vruchtcloozc reizen laten doen.
Zij welen, dat datgene, wat met moeite wordt verkre-
gen, naar evenredigheid wordt gewaardeerd, en zij
il ragen zorg, dat de gunsten van hunnen fetiseh niet
ligt geacht worden. Als zij hunne slagtoffcrs eiken
penning, dien zij door vleijci ij ofbedreigingen kunnen
verkrijgen, hebben afgeperst, wordt tol een antwoord
op hun verzoek besloten, en dit wordt uitgesproken
mei al die misleidende kunstenarijen, die zij zoo wel
welen uit te oefenen.\'"
Eeuigc jaren geleden had er cene zeer belangrijke
reeks van gebeurtenissen in Fantiplaats, dicvcrdienl
medegedeeld te worden, daar zij de doodsteek was
voor de fetisehdienst in dat district van West-Afrika.
De Wcslevschc Methodisten een zcndingsposl onder
de b\'antijiien geplaatst hebbende, werd Frecman tot
zendeling vergekozen. Hij rigtte in den loop zijner
diciistvcrrigliugcii cene school op, en stichtte cene
kleine vcrecniging van Christen-bekeerlingen in ecu
dorp, Assafa genaamd, niet verre van den grootcn fo-
liseh van Mankassim, waarvan wij reeds gesproken
hebben. De fetischmannen waren vertoornd over de
vestiging eener Christen-gemeente in de onmiddellijke
nabijheid van het heilige boschje. Maar wat in het
bijzonder hunne verontwaardiging opwekte, was de
omstandigheid, dat ecu der bekeerden cene ree had
geschoten biuneu de grenzen van het heilige boschje,
en hunne godheid dus openlijk en duidelijk beleedigd
had. Verwoed over deze daad van grootc heiligschennis,
riepen de fetischmannen de Fantijnschc opperhoofden
-ocr page 831-
807
FETVA — FTNNEN (GODSDIENST DER).
zelfde beginselen ingerigt, en omstreeks denzelfden
tijd gesticht als de orde der Feuillanten.
FIÜELKS (Lat. lie gehangen), ecu naam in de
eerste Christelijke kerk gegeven aan de geloovige
of gedoopte lecken, om hen te onderscheiden van de
geestelijken en catechumenen. In dezen zin komt het
woord dikwijls in de oudeliturgié\'n en canons voor. De
Roomsche kerk beschouwt de geheele wereld als ver-
deeld in twee klassen: dejideletof geloovigen, en de
////7(A-A\'.vofongeloovigen. De eerste naam wordt alleen
gegeven aan diegenen, die in den school der kerk zijn,
en de laalsle aan diegenen, die er niet in zijn.
FIDES, eene godin hij de oude Romeinen, die zij
in hoogc achting hielden als eene verpersoonlijking
voornamelijk van het openbare geloof, waaraan zij
als eene nationale deugd het grootste belang hechtten.
Een tempel voor deze godin stond er op bet Oapitool
te Rome, en was waarschijnlijk door Xuma Pompiliiis
gebouwd. Hare priesters waren in het wit gekleed.
FIDIUS, de zoon van Zeus of Hereitles, eene god-
heid door de oude Romeinen en Sabijucu aangebeden,
en beschouwd als de beschermer van het goede ver-
trouwen, dat ertussehenhenzouheersehen. F.en feest
ter eere van dien god word er jaarlijks op de Nonen
van Junij gevierd. Ovidius zegt, dat Fidius ook Sau-
c/tx
en Semo werd genoemd.
FILLES-DIEt) (Fr. Doeti/ers rtm Gmi), eene non-
tienorde in Frankrijk, die zich wijdt aan hel bezoeken
der zieken. Zij zeggen de Boetpsalmen wekelijks ecu-
maal op. Eene andere geestelijke orde, die dezen naam
droeg, werd in de dertiende eeuw gesticht, eu ging
later in de orde van Fontkvraud (zie ald.) verloren.
FINNEN (GoDSDiKXST ni:u). De Finnen of bewo-
ners van Finland zijn een bijzonder ras van menseden
in het Noorden van Europa. Vroeger behoorden zij
tot Zweden, doch in 1 SU1.) werd hun land aan Rusland
afgestaan, onder welks heerschappij zij uogzijn. Eerst
in de twaalfde eeuw werden er pogingen in het werk
gesteld om dit volk tot het Christelijk geloof te bekee-
ren, en eerst in de zestiende maakte hunne oude za-
mengesteldc mythologie voorliet Christendom geheel
plaats. De Finnen aanbaden oorspronkelijk de voor-
werpen der natuur onder tastbare vormen. De geheele
natuur werd als bezield beschouwd; de zon, de aarde,
de zee ware levende, heilige wezens. In den loop
des tijds begon echter een meer gewijzigd sielsel te
heerschen. De verschillende afdeelingen der natuur
werden niet langer beschouwd als in zich zelve goden,
maar als bestuurd door zekere godheden of geniën, die
ligchaineii en zielen hadden als meusehelijke wezens,
opperhoofd. Naauwelijks was deze zaak afgeloopen,
of ceue zware beschuldiging van zanienzworiug om
vier personen te vergeven, werd door de autoriteiten
tegen de fetischmaunen ingebragt. Het gevolg was,
dat de schuldigen veroordeeld werden om openlijk
gegeeseld eu gedurende vijfjaren in de gevangenis
opgesloten te worden, terwijl de fetisehvrouwen tot |
cene gevangenschap van slechts twee jaren werden j
veroordeeld. Hel schouwspel, dat de eens zoo vereerde
en zelfs gevreesde fetisehniaiinen onderworpen werden
aan de vernedering van in het openbaar geslagen te j
worden, werd de ondergang van de fetischdienst in
Faut iju. liet al laar vanden groot en fetiseh, die eeuwen
lang was aangebeden, werd uu verlaten, en de fel isch- ;
mannen waren niet langer van ecnig aanzien.
FETVA, Geene handeling van hel Mohamedaan-
sehe gouvernement in Turkije wordt gerredelijk ge-
hoorzaamd, tenzij deze in stipte overeenkomst wordt
verklaard met den koran, en daarom vcrpligtend voor
alle geloovigeu. Deze bekrachtiging wordt;Feloage-
noemd, en gedurende langen tijd is het regl om het j
te verleenen uitsluitend uitgeoefend door den Seheik-
nl-Islam, die gewoonlijk het collegie van Ulenias !
raadpleegt, alvorens hij ecu besluit in de zaak neemt, j
Aan dit voorregl is slechts éénmaal weerstand gebo- !
den door Mourad I V., die een hunner liet onthoofden,
omdat hij zich tegen zijn wil verzette. Men heeft
somtijds Felva gebezigd om sultans Ie onttroonen,
en deze over te geven aan de woede der Janilsaren.
Alle nieuwe wetten, en zelfs de kwestie van vrede en
oorlog, moeien de bekrachtiging afwachten van den
Seheik-ul-Islam.
FEUILLANTEN, cene hervormde orde van Cis-
tereiëiizcn, gesticht door den abt van een klooster,
Johannes de la Barrière, tegen hel einde der vijftiende
eeuw. De monniken dezer orde moesten eene zeer ge-
strenge levenswijze volgen, en waren in hun voedsel
beperkt tot brood, peulvruchten eu water. PausGregO-
riusXITT., de merkwaardige verbetering vernemende,
die Barrière onder de Cisterciênzen had ingevoerd,
zond hem een brief van gelukwensching, en stichtte
ecu klooster naar dezelfde beginselen te Rome. Six-
tusV. en Clemens VIII. drukten ook hunne goedkeu-
ring uit. over de Feuillanten, en bij gevolg won de
congregatie veld, voornamelijk in Frankrijk. Maar
gelijk de kloosterorden in hel algemeen raakten ook i
zij langzamerhand in verval. Zij beschouwden zich als !
onder do bijzondere bescherming der Maagd Maria, I
en daarom droegen zij een wit kleed.
FF.l\'IELANTfXKX, eene iionnenorde naar de-
-ocr page 832-
SOS                                                  PINNEN
ENST DER).
terwijl vele andere zonder ecnigerlci gedaante waren.
Elke dezer godheden liail een bijzonder gebied, waar-
over zij cene onafhankelijke heerschappij uitoefende.
Mei zulk eene menigte van van elkander onafhankc-
lijkc godheden, als dit stelsel van mythologie omvatte,
schijnt het opliet eerste gczigl geheel onwaarschijn-
lijk, dat de Finnen ooit eene Hoogste Godheid zonden
erkennen, aan welke alle wezens, in den heinel en op
de aarde, onderworpen zijn. Doch dit denkbeeld schijnt
zich in den loop destijds geheel ontwikkeld te hebbeu,
en de verschillende stappen, langs welke het begrip
van één God bereikt werd, zijn te zien in het woord
JhmiiIii, dat in de Finsche zinnen deze drie hetecke-
nisseu heeft: de stoffelijke hemel, de hemelgod en het
(tpperwezen. De wortel van het woord beteekent don-
der, dat verschijnsel in de natuur, dat meer dan alle
andere het gemoed van een Noordschcu wilde ontzag
kon inboezemen. Toen .Tiimala in zijne beteckeniscin-
dclijk tot het Opperwezen beperkt was, gingen de au-
dcrcbctcekenissen langzamerhand verloren, en andere
woorden werden er uitgedacht om die aan te duiden.
Zoo werd de stoffelijke hemel Taitoa genaamd, en de
god des hemels Ukko, een ond man, een titel oorspron-
keiijk gebezigd als een term van eerbied jegens eiken
god, doch later beperkt tot den god des hemels, de
voornaamste der Finsche godheden. Ukko is bij de
Finnen onder cenegroote verscheidenheid van namen
en lil els bekend,die allen de hoogefiinctiënu il drukken,
welke hij als regelaar van de grootc natuurversehijn-
selcn geroepen is om te vervullen. Tlij zit getroond op
eene wolk in het midden der hemelen, en draagt het
firmament op zijne schouders. Hij slingert zware don-
derslagen, en gewapend als een dapper krijgsman is
de bliksem zijn zwaard, de veelkleurige hemelhoog
zijn boog, en gelijk de Scandinavische Thor slingert
hij een vreeselijken hamer.
Onafhankelijk van den hemelgod Ukko had elk
hemelligchaam zijne eigene besturende godheid, die
in ecu prachtig paleis woonde en al de bewegingen
der planeet, waarover zij heerschte, regelde. AVWbe-
stuurdc hel aanbreken van den dag, de godin Udutnr
misten en dampen. De watergod, voorgesteld als een
oud man, gekleed in een gewaad van schuim, en met
een baard van gras, werd Altti en zijne echtgenoot
Veüdmo genoemd.Hei eerwaardige paar bewoonde een
paleis te Ahtolu op den bodem der zee, terwijl de an-
dere goden, zijne medgczellcn, niet alleen in de zee
werden gevonden, maar in rivieren, fonteinen,enmee-
ren, gewoonlijk geneigd om vriendelijk te zijn jegens
den mensch, terwijl sommige hunner boos en kwaad-
\'■ doende waren. Maan-emo, moeder der aarde, wasecuc
■ magtige godin, volgens sommigen de vrouw van den
j hemelgod Ukko. Vele godheden waren er, die zorgen
I moesten voor de verschillende soorten van gewassen,
en die door de bearbeiders van den grond met nadruk
werden ingeroepen. Maar de goden, die vooral in ach-
ting gehouden werden.waren de woudgoden, van welke
de voornaamste Tapio was, ecu groot, tenger, oud man,
die een donker bruinen baard, een hoogen hoed van
dcnncnbladcn en een kleed van boommos droeg. De
ambrosischc drank van dezen boschgod en van zijne
. echtgenoot Mielikki was vloeibare honig, en de vcr-
i moeide jager haakte dikwijls naareen teugje van dezen
| heerlijken drank en bad erom. Maar behalve de bosch-
I goden, die over het algemeen goedaardig en vriende-
j lijk waren, hadden de Finnen ook hunne boschduivels,
! die, hoewel weinig in getal, werkzaam waren in het
doen van kwaad. De voornaamste dezer demons was
lliïsi, die de Finsche duivel was, en zijne woning had
in cene opening van ecu boseh; het, was zijn grootste
vermaak om menschen schade te doen. Hij had slecht s
drie vingers aan elke hand, maar daaraan waren scherpe
nagels, waarmede hij diegenen verscheurde, die in
zijne magt vielen. Deze boozc geest zond ziekten en
rampen van allerlei aard over de aarde.
Gelijk vele andere Ileideusche stammen schijnen
de Finnen cene soort van beslaan na den dood erkend
Ie hebben. Op de graven hunner dooden legden zij
voedsel en klccdcren, bijlen, messen en oorlogstuigcn
van verschillenden aard, blijkbaar met het denkbeeld,
dat zulke artikelen zelfs aan diegenen van uut zouden
zijn, die dit aardsche iooneel verlaten hadden. Eenige
veronderstelden,dat de dooden nieuwe ligchamen onl-
viugen, terwijl andere zich verbeeldden, dat zij on tast-
bare geesten werden, die door de Shamans alleen
mogten gezien worden, hoewel men geloofde, dat zij
Ie midden van de duisternis en de stormen van den
nacht rondzwierven. De algemcene indruk was echter,
dat de dooden de vijanden der levenden waren, en
daarom dachten zij aan hen met vrees, en namen zij
verschillende ceremoniën in acht, ten einde hen voor
zich te winnen.of hunne tcrugkeering naar deze wereld
te verhinderen, liet is ecu zonderling feit, dat uiettc-
genstaande de vrees, die de Finnen van on de tijden
voorde dooden hadden, zij niet zelden hunne toe vlugl
tol hen zochten om raad en bijstand. Hetzelfde gebruik
hcerscht nog onder de Siiamaxistkn (zie ald.) van
liet Noorden, die gclooveu, dat als hunne Shamans of
priesters in zinverrukking geraken, zij door de rijken
der dooden zweven, en daar berigten inwinnen, diezij
-ocr page 833-
FLAGELLANTEN.
SOit
worstelden het Heiden- en liet Christendom om den
voorrang in Finland. Door den invloed der Zweden
strekte de Protestantschc kerk, die in 152fi onder
GustaafWasa gesticht was, zich in den loop des tijds
onder de Finnen uit, doch er bleven evenwel nog eenige
Heidensche gewoonten enplegtighedenbestaan.Toen
eindelijk in 1809 Finland van Zweden aan Rusland
overging, werd er eene onafhankelijke Lutliersche
kerk in het land gesticht, waarover de aartsbisschop
van Abo het bestuur heeft.
FLAGELLANTEN, eene klasse van menschen, die
het eerst in de dertiende eeuw in Italië verschenen, te
midden van de twisten tusschen de Guelphcn en de
Ghibbcllinen, de partij die den paus, en de partij die den
keizer genegen was. In de opgewondenheid van dien
t ijd liepen groot e troepen menschen, met touwen om-
gord, in processie door de sleden en dorpen, terwijl zij
liederen zongen en het volk opriepen om berouw te
hebben.Het schouwspel, dat het optrekken derFlagel-
lanten aanbood, bragl eene groote ontsteltenis teweeg.
Zulke optogten verspreidden zich van Italië naarandere
landen. Vooral in Duitschland bragl de diepe indruk,
die in de gemoederen van luit volk ontstond door het
heersenen van den zwarten dood, veel tot demonstra-
tien van dien aard bij. Groote troepen vau Flagellan-
ten trokken dan ook door Vlaanderen, Frankrijken
Duitschland, liederen zingendeen zich geeselende,
totdat het bloed uit de wouden vloeide. Zoodanig ver-
spreidde zich de dweepzieke geest, dat de burgerlijke
en kerkelijke autoriteiten het noodzakelijk vonden om
tusschenbeideu Ie treden. Paus ClemcnsVI. vaardigde
een verbod van al zulke processien uit, met bedreiging
van zware kerkelijke straffen. Dit wekte de Flagellan-
tcu slechts op om de heerschende kerk van dien lijd
te bestrijden, en eindelijk namen de processien eene
kettersche strekking aan. Zij, die er aan deelnamen,
klaagden bitterlijk over de bedorvenheid der kerk, ver-
klaarden, dat de sacramenten in de handen eenergod-
delooze geestelijkheid hunne kracht hadden verloren,
en dat er niets overbleef dan te declcn in het lijden van
Christus.die zoo duidelijk op nieuw werd gekruisigd,en
openlijk te schande werd gemaakt.Vele dezer ijverige
tegenstanders der moederkerk werden door de bitterste
vervolging bezocht, en niet weinige stierven er in de
veertiende en de vijftiende eeuw op den brandstapel.
De Flagellanten hadden verschillende bijzondere
meeningen, die, vijftien in getal, door het concilie van
C\'onstanz veroordeeld werden. Hunne voornaamste
leerstellingen waren, dat de leer der Tloomsehe kerk
betre tiende de kracht dei\' sacramenten, het vagevuur,
(i|i aarde nooit konden hebben verkregen. In ile oudste
tijden geloofden de Finlanders, dat de dooden voor
altijd in liiinne graven woonden. Later werd echter
de ineening gekoesterd, dat zij Tnonela, eene soort
van onderaardsche wereld, bewoonden, waarover Tu-
oni regeerde, dooh uimincr schijnt het denkbeeld van
belooning en straffen bij de Finnen in hun lïeideusehen
staat te zijn opgekomen.
Behalve goden en godinnen erkende de Finsche
mythologie ook verschillende Ilaltiat of geestelijke
magteu, die over alle voorwerpen in de natuur liet ge-
bied voerden.Verscheidene beesten en vogels werden
door de Kinnen aangebeden, maar zij waren bijzonder
overgegeven aan de aanbidding van den beer, eene
soort van afgoderij, die vroeger in het Noorden alge-
meen heerschte. Dit heilige dier werd Ohto genaamd,
en ontving de benamingen van Appel van het Wouden
Trots van het Kreiipelboseh. Onder de vogels werden
de eendvogel, do arend en de koekoek, en onder de
insecten bijen en vlinders als heilig geacht. Van de
boomen werden de eik en de berg-esch als bijzonder
heilig beschouwd. Ruwe stecneu en rotsen werden
ook aangebeden door de meer verwijderde Finnen en
Lappen. Den steenen afgod noemden zij den Storjun-
kar of groot en hcerscher; zij offerden er op, gewoou-
lijk het rendier, en hogen zich er in zekere bergachtige
districten, verre van de gewone verblijfplaatsen der
menschen, voor neder. Deze aanbidding, die zelfs
thans nog in sommige gedeelten van Finland heerscht,
is een overblijfsel van de afgoderij, die eens onder de
Noorwcgers, zoowel als onder de Finnen en Laplan-
ders, bestond.
liet zamengestclde stelsel der Heidensche eere-
dienst, dat wij aldus in het korl geschetst hebben, bleef
onder de Finnen heeischeu tot aan de twaalfde eeuw.
Eindelijk werd de bekeering van dit zonderlinge volk
ondernomen door Eric IX., koning van Zweden, wiens
ijver voor de Roomsciic kerk hem eene plaats in den
kalender heeft gegeven, (ieloovcnde, dat meervreed-
zame m iddelen niet zouden baten.bcsloot deze monarch
tot een kruistogt om zijn doel te bereiken. Hij werd
op zijn togt vergezeld door Heinrich, bisschop van
Upsala. Na de verovering volbragt te hebben, dwong
de oorlogzucht igc monarch de overwonnen Finnen om
hctChrislendom te bclijden.en werdenzij onderde zorg
van den bisschop van Upsala gesteld. Daar echter hun
nieuwe geestelijke gebieder de Finsche Christenen
met de uiterste hardheiden gestrengheid behandelde,
werd hij zelf vermoord, en door paus Hadrianus IV.
onder de heiligen geplaatst. Gedurende langen lijd
id\'
-ocr page 834-
na men — flora.
810
gebeden voor de dooden en dergelijke zaken gelieel
verkeerd is; en dat daarentegen iedereen,dieeenvou-
dig gelooft, wal inde Apostolische geloofsbelijdenis
is verval, dikwijls bei Gebed des Heereu en hel Ave
Maria opzegt, en op zekere tijden zijn ligchaain door
geeselen kwelt, en zieli aldus straft voor de zonden,
die hij begaat, de eeuwige zaligheid zal beërven. Het
waren echter niet zoo zeer de ineeningeu der Flagel-
lanteu als hunne ontkennende gevoelens, hunne wei-
gering om de voornaamste liedorve.nhedeu aan te
nemen, die door de Kerk van Rome op hel zuivere
Christendom gegrift waren, welke de donders van het
Vatieaan deed nederdalen op deze ijverige, hoewel in
verscheidene punten dwalende enthusiasten.
FLAMEN, een naam aan eiken Ronieinschen
priester gegeven, die gewijd was aan de dienst vaneen
bijzonderen god. De eerste instelling van de orde der
flamens wordt gewoonlijk aan Nutna toegeschreven,
die er drie zon hebben aangesteld onder de titels van
Flamen Dialis, de priester van Ju pit er, Flamen Mar-
lialis,
de priester van Mars, en Flamen Qitirinalis, de
prieslervau R.oiiiulus. Dit aantal werd later tril vijftien
; vermeerderd, en de drie oorspronkelijke priesters, die
uil de patriciërs werden gekozen, werden de groote
; flamens genoemd, terwijl de overige, die uil de ple-
bejers werden gekozen, de kleine flamens werden ge-
lieeten. Nadat zij, zooals gewoonlijk geloofd wordt,
door het volk waren verkozen, werden de flamens in
hun ambt geïnstalleerd door den Pontifex Maximus of
hoogepriester, aan wieu de geheide priesterorde 011-
dcrworpen was. liet gewaad dezer priesters was de
la-na, eene soort van purperen mantel, of bijna een
dubbel kleed, om den hals met een gesp vastgemaakt.
Tiet was met goud doorweven, zoodat liet zeer pracht ig
scheen. Op hun hoofd droegen zij denapex, eene muts
in den vorm van ecu helm, met een kwastje op den
lop.dat niet witte wol omwonden was. Eene bijzondere
muts, alho-ffftleriis geheeten, die gemaakt was van
het vel van een wit offerdier, met eenige twijgen
van een wilden olijfboom, behoorde alleen aan den
flamen van Jupiter, die als de hoogste der orde werd
beschouwd. Behalve deze bijzondere priesterklee-
deren droegen de Aaineus ook ecu krans van laurier.
De Flamen Dialis, of priester van Jupiter, was onder-
worpen aan eene groote verscheidenheid van beper-
kingen, van vele waarvan bet juiste doel niet zeer
duidelijk is. Dij mogt geeue drie dagen achtereen uit,
de stad zijn. Dij mogl niet rijden, zelfs geen paard
aanraken, maar moest zieli ijverig wijden aan de plig-
len van zijn heilig ambt. De hoofdsteden hadden bare
flamens; nadat de keizers vergood waren, werden er
flamens aangesteld om hunne dienst Ie leiden.
I\'LVMIXIA, de naam ccucr jonge priesteres, die |
de Flaminiea in bare heilige pligten bijstond. Dit was
ook de naam van het lm is van den Flamen Dialis, waar-
uit niemand vuur inogt dragen, behalve voorren heilig
doel.
FLAMTNIC\'A, de vrouw van den Flamen Dialis of
priester van Jupiter onderde oude Romeinen. Zij was
onder dezelfde beperkingen als baar echtgenoot, en
als zij stierf, moest hij zijn ambt nederleggen. Haar
costuum was ecu geverwd gewaad; haar haar was
gevlochten mot een purpereu lint in den vorm eens !
kegels, en zij droeg ecu kleinen vierkanten mantel
met een rand, waaraan een sleep was vastgemaakt, die
van een gelukkigen boom was gesneden. De flaminica
mogt geen trap opgaan, die uit meer dan drie treden \'
bestond, en als zij naar de plaatsen ging aan de aan-
bidding der goden gewijd, kamde zij zich hel haar niet.
FLENTES (Lat. Weenenden), eene klasse van Peni-
tentes (zie ald.) in de eerste Christelijke kerk. Hunne
plaats was in het voorportaal of de poort van de kerk,
waar zij op den grond lagen, om de gebeden der gcloo- \\
vigen verzochten, wanneer deze binnenkwamen, en !
verlangden om binnen de kerk toegelaten te worden
als Acdiextks (zie ald.). Basilius zegt, dal het eerste :
jaar van boete doorgebragl werd mei Ir weeneii voor
de poort der kerk.
F LOUA,de god in dor bloemen bij de oude Romeinen,
en daarom beschouwd als de bestuurster der lente.
De eeredienst dezer godheid werd te Rome in den
allereersten tijd ingevoerd. Varro rekent haar onder
de oude godheden der Sabijucn, die dooi- de Romeinen
aangenomen werden. Ovidiuszegl, dal haarGrieksche
naam Chloris was, dien de Romeinen veranderden in ;
Flora. Haar tempel te Rome was gelogen nabij den
Circus Maximus. Zij werd voorgesteld onder het beeld
eener schoone vrouw, die men veronderstelde mei
eene eeuwige jeugd gezegend Ie zijn, gekroond met
bloemen, en met den hoorn desovervloeds in de hand.
Zij was de echtgenoot vauZephyrus of den westewiud,
en een jaarlijkseh feest werd teharereeregevierd,dal
den naam van Floralihi droeg, liet begon op den
•jasten April en eindigde op den 2den Mei. De instel-
ling van dit feest, die in 23S v. C. plaats had, wordt
toegeschreven aan het bevel van cen orakel in de Si-
bvllijnsehe boeken. Het werd in den beginne met alle
soorten van onschuldige vreugde en feestelijkheid on-
der de boeren van Italië gevierd, maar later ontaardde
liet. vooral in de sleden, in een losbandig en zedeloos
-ocr page 835-
\'I.OIUMKKn - Koli.YW.
R] I
feest. Hel duel ti\' \\ au was uiii Flora gunstig te stern-
men, en aldus eenjaargetijde te verkrijgen, overvloe-
dig in vruchten en bloemen.
FLOR1X1ËHS, ccuc secU\'in de tweede eeuw oiit-
slaau,die de mecningen van Florinus, een presbyter,
beleed,welke iiizijucjcugd een leerling van Polycarpus
was geweest, maar later hoog MouareiiaauseAe inzigien
aannam, of de leer van slechts één Schepper van alle
bestaan, en die tot zulk een uiterste dreef, dat hij God
tot den bewerker des kwaads maakte. Vervolgens naui
Floriuus Gnostische mecningen aan, daar hij de ge-
voclens der Valentiniasen (zie ald.) had ingezogen,
die aan ecu onafhankelijk beginsel van kwaad geloof-
den, dal builen God bestond. Floriuus werd door den
lloomschcn bisschop tëleulherius in den ban gedaan.
FONTEVRAUD(De orde van), ecne monniksordc
die in het begin der twaalfde eeuw ontstond. Zij ont-
lecndc haar naam aan de plaats, waar haar eerste
klooster werd opgerigl, op de grenzen van Angerseu
Tours. De stichter der orde was llobert van Arbris-
eclles, die aau zijne volgelingen van beiderlei geslacht
den regel vau Si, Benedictus voorschreef, maar mei
bijvoeging vau eeuigc zonderlinge en zeer gestrenge
regelingen. Zoo vereenigdc hij de kloosters voorde
twee seksen, en onderwierp hij de mannen en de vrou-
wen aan het bestuur eener vrouw, zooals hij zeidc in
overeenstemming met het voorbeeld onzes Heeren,
die den A[>ostcl Johannes aanbeval aan de zorg dei-
Maagd Maria, en wcnschU-,dal hij haaralsecue moeder
zou gehoorzamen. Het klooster van Fonlcvrand werd
in 1100 gesticht, cu deszelfs stichter reisde gedurende
verscheidene jaren in Frankrijk, en stichtte kloosters
lot aau zijn dood, die in hel jaar 11 I i plaats had. De
eerste abdis der orde was Bertrade, vroeger koningin
van Frankrijk. Omstreeks 1700 werd de orde in vier
provinciën verdeeld, die vau Frankrijk, Aquitanië,
Auvergnc en Bretagnc, welke tezamen zeven en vijftig
priorijen bevat leden. Onder de abdissen van Foule-
vraud telt men veertien vorstinnen, van welke er vijf
uit het koninklijke huis van Bourbou waren gesproten.
FONTUS, een llouieinsche god, zoon van Janus,
welke een tempel had op den Janiculus. Jlij had het
bestuur over fonteinen en stroomcudc wateren.
FORCULUS, eene mindere godheid bij tic oude
Grieken, die het bestuur had over poorten.
FORMUL.E CONCORDIjE, dikwijls mei den
naam van Coucordiën-boek of Formulier van Ecuig-
heid bestempeld. Zie Eendbagt(Foumuueu van).
FORMULA CONSENSUS, ecne verhandeling in
1675 opgemaakt door Johannes Hendrik Ueidcgger,
oen beroemd godgeleerde vau Zurich.inrl goedkeuring
van de voornaamste godgeleerden van Zwitserland.
Het doel van de vervaardiging en de uitgave was
om vier twisten uil te maken, die den vrede der lier-
vormde kerken hadden verstoord. I. Zij veroordeelde
de leer van Amyraut (zie Amvkaldi.sTen) aangaande
de algemeeue genade, en nam daarentegen de leer der
bijzondere genade aan. -.Zij veroordeelde de mceiiing
van Jozua de la Place aangaande de toerekenbaarheid
van Adamseerste zonde. o. Zij veroordeeldePiscators
leer aangaande de gehoorzaamheid van Christus. 1.
Zij veroordeelde decritische leer vau Lodcwijk Capcll
betreffende de punten van den Hebreenwschen tekst.
Deze geloofsbelijdenis aangaande verschillende bc-
I wiste punten werd op bevel bij de gewone llch et ische
godsdienstige formulieren gevoegd, en de ondertor-
kening er van werd in de Zwitsersche kerken gestreng
bevolen. De aanneming van dit formulier als een der
erkende geloofsboeken der llelvetische kerken ver-
oorzaak te groot misnoegen in de gemoederen vau vele
geestelijken en lecken. Eindelijk riglto FrcdcrikWil-
lem,keurvorst van Brandenburg, een brief van vertoog
over dit onderwerp lot de autoriteiten van het cauloii
Bazel en de republiek Gcnève. Petrus Wercnfcls,
die aan liet hoofd stond vau het consistorie vau Bazel,
gaf in zoo verre toe aan de vcrloogeu vau den keur-
vorst, dat hij ophield mei eene oiiderleckeniug Ie
eischeu van de Fofinula Comseimui van de kandidaten
voor het dienstwerk, en zijn gedrag in dit opzigt werd
j door zijne opvolgers nagevolgd. Het consistorie van
■ Genève ging echter nog voort met het gezag dcrFor-
i mula lot aan 1706 Ie handhaven, toen het laugzamer-
hand in onbruik kwam, zouder door een besluit afge-
schafl Ie worden. Zelfs na dezen tijd werd zij nog als
een geloofsregcl in verscheidene andere gedeelten vau
Zwitserland opgelegd, en werd zij dikwijls een hiuder-
paal genoemd tegen de verecnigiug vau de Hervormde
met de Luthersche kerk. In het canton Bern gaf zij
aanleiding tot zeer scherpe twisten, daar de autori-
teiten gebiedend eischteu, dat alle openbare leeraars,
en voornamelijk die van de universiteit cu kerk vau
Lausannc, welke van ketterij verdacht werden, deze
formula als belijdenis van hun geloof zouden ondertee-
kenen. Verscheidene weigerden aan dezen eiseh te
gehoorzamen, en werden tot gevangenschap veroor-
dceld. Hel gevolg was, dat de Formula veel van haar
gezag verloor.
FOKNAX, eene godin bij de Romeinen, dieaau-
geroepen werd, opdat zij hel graan zou doen rijpen,
en verhinderen zou, dat het verbrandde, wanneer hei
-ocr page 836-
I 812                                      FOKSETI — FRANCIS
in den uren gebakkeu werd. Zij is somtijds beschouwd
1 als dezelfde als Vcsta, maar iu allen gevalle was zij
de godin der fornuizen. Te liarer eerc werd door Numa
ecu feest ingesteld, Fornacaliëu geheckn. De tijd der
viering werd elk jaar <loór den Curio Maximusaan-
gekoudigd. Lactantius vermeldt, dat dit feest in zijn
lijd werd gevierd.
FORSETI, de god der rcgH aardigheid bijdeoude
Scandinaviers, die in de Edda beschreven wordt als
de zoon van Baldur en Kanna, de dochter van Nel\'.
Hij bezit de hemelsche woning Glitnir genaamd, en j
alle twisters over de wel, die hunne zaak voor hem
brengen, gaan weg geheel verzoend. Zijne regtbank
is de beste, die ouder goden of mcnseliente viudeuis.
FORTUNA, de godin van het toeval hij de oude j
Griekeu en Romeinen. Hare aanbidding te Rome had
j | reeds plaats ouder .Vncus Martius en Servius Tullius,
: en haar waren onder verschillende benamingen talrijke
tempels gewijd. Deze godin wordt gewoonlijk afge-
becld in een vrouwelijk gewaad met een blinddoek
voor de oogen, om aan tctoonen, dat zij zonder onder-
scheid handelt, en zij staat op een rad om hare onstand-
vastighcid aan te tooucn. Zij heeft in de eene hand
(Cu horen des uvervlocds, om te bewijzen, dat zij rijk-
donimcn uitdeelt, en iu de andere hand het roer van
een schip, en zij is op een bol geplaatst, hetgeen I
alles aantoont, dal zij de wereld bestuurt. De Grieken j
baden haar aan onder den naam van Tyehe.
FKANCISCUS(H.) VAN ASSISI, de stichter van
de wel bekende orde der Franciscanen. Hij was de j
zoon van een rijken koopman te Assisi in Italië, waar
hij in 1182 werd geboren. Zijn vader bestemde hem -
voor den koopmansstand, maar op den ouderdom van |
vier en t wint ig jaren onderging zij u gemoed, terwijl hij
op het ziekbed lag, eene geheele verandering. Sedert \'
zijne herstelling schijnt hij onderhevig geweest te zijn !
aan veelvuldige droomen en nachtgezigtcn, die hij als
luide roepstemmen van den hemel beschouwde om j
het monnikenleven te omhelzen. Zoo zag hij bij zekere
gelegenheid in een visioen een palcis vol wapenen,
elk met het tceken van het kruis voorzien, en toen hij
vraagde, aan wien zij behoorden, kreeg hij ten ant-
woord: „Aan u en uwe soldaten." Gedurende ecuigen
tijd verbeeldde Franciscus zich, dat zijne roeping was ]
om in puin verkeerende kerken weder op Ie bouwen,
en daarom ging hij van plaats tot plaats om geld voor
dit doel op Ie zamelen. Maar bij zekere gelegenheid,
toen hij de mis bijwoonde, drongen de woorden van |
Christus aan Zijne discipelen, Mallh. X :0, 10: „Ver- I
krijgl u noch goud, noch zilver, noch kopergeld in j
::us (U.) van assisi.
uwe gordels; noch male tol den weg, noch twee rok-
kcu, noch schoenen, noch slaf: want de arbeider is i
zijn voedsel waardig,\'\' diep iu zijn gemoed; en zich
verbeeldende, dat hij geroepen w as om dit bevel onzes
Heerenlelterlijktegehoorzamen,nam hij de genoemde
kleeding aan, en zwierf hij in een staat van volkomen
armoede rond om berouw te prediken. Hij verzamelde
om zich een aantal volgelingen, die hij besloot in eene !
geestelijke broederschap te vereenigen, welke evan- i
gclische armoede iu alle gestrengheid iu acht nam. j
Daarop trok hij naar Home, en leide zijn regel paus j
Innoeentius III. voor, van wien hij, naar men zegt,
weinig of gecne aanmoediging ontving om ziju plan
ten uitvoer te brengen. Maar men zegt, dat ecu nacb-
tclijk visioen Zijne Heiligheid er toe bragt om hel
plan en den regel van Franciscus te bekrachtigen.
In 1210 had Franciscus slechts elf volgelingen, en
iu het volgende jaar waren zij in aantal zoodanig toe-
genomen, dat hij eene groolc mcuigtc van hen uitzond
om geheel Italië door te reizen, om te prediken en
als bedelmonniken hun brood te vragen. De orde
kreeg ecu zeer goeden naam, en iu 1215 verklaarde >
Innoeentius III. openlijk, dat hij de Franciscaner- !
vcreeniging goedkeurde, liet eerste algemeene kapit-
tel der\'orde werd iu het volgende jaar gehouden, cu
kardinaal L\'golino, later paus Gregorius IX., werd i
haar beschermheer.
Door een vurigeu zendingsgeest bezield, maakte
Franciscus een togl tegen de Saracenen in )219mcde, •
me! geen ander doel dan om het evangelie aan de sol-
daten te prediken. Bij hel beleg van Dandate iu Egypte I
vinden wij hem als zendeling in het leger derChristc- |
non, en niet tevreden met berouw Ie prediken onder i
hen, die zijn eigen geloof beleden, besloot hij in het
vuur van ziju ijver om over te gaan tot hel Mohamc-
daansche leger, ten einde ook daar de soldaten loc te
spreken. Hij werd natuurlijk gevat, en als gevangene
voor den sultan van Kgyptc gebragt. Tegen de vcr-
wachtingen van Franciscus ontving deze hem met
eerbied; hij noodigdchem uil om verscheidene achter-
eenvolgende dagen voor hem en zijne officieren Ie pre-
diken, en zond hem daarna naar het kamp des vijands
terug met dit verzoek: „Bid voor mij, dal God mij
moge verlichten, en mij in staat moge stellen om mij
te houden aan die godsdienst, djc Hem het aange-
naamst is."
Franciscus sticht Ie drie verschillende geestelijke
orden. De eerste, die den naam kreeg van Miitderkroe-
i/er» u{ Minorieten,
werd bevestigd door paus llono-
rius 111. De tweede was cene nonnenorde, naar het
-ocr page 837-
FRANCISCUS (H.) VAN 1\\>
ULA — FRANCISCANEN.                               s!3
FRANCISCANEN, eene beroemde orde van bedel-
monniken, in de dertiende eeuw gesticht door den II. i \\
Franciscus van Assisi. Zij werd in 1223 door Hono-
rius Til. goedgekeurd, en was zeer 1 al rij k geworden,
toen Franciscus in 1220 stierf. Om zijne nederigheid
te tooncn, noemde hij de leden zijner orde Fraterculi
of Kleine Broeders, dat in hel Italiaanseh uitgedrukt
wordt door Fratricelli, en in het Latijn dooi\' Minoren j
of .Minderbroeders. De regel, dien de Franciscanen \\
van hunnen stichter ontvingen, wits, dat zij te zameu
moesten wonen, de kuisehheid in acht nemen, en gc-
hoorzaainheid bewijzen aan den paus en aan den gene- j
raal der orde. Het was eene onvermijdelijke voorwaarde
van toelating in de orde, dat alle aanvragers hunne bc-
zittingen, van welken aard ook, moesten verkoopen,cn
de opbrengst er van aan de ar men geven; en er werd ook
van hen geëischt, dat zij eenjaar proef kloosterlingen i
zouden zijn, aan het einde waarvan zij toegelaten kon- ;
den winden, wanneer zij de gelofte deden, dat zij nooit
om cenigcrlei reden de orde zouden verlaten. De mon-
niken waren vcrpligt om gebruik te maken van hel
Roomsehe brevier, en de leekebroeders om eiken dag
zes en zeventig pater/louters voor hunne dienst op Ie
zeggen. Behalve gedurende de vasten moesten dclcden
der orde ook vasten van Allerheiligen tot Kerstijd. Zij
mogten nicl te paard rijden, behalve ingevallen van
grootcn nood, en bij het reizen van plaats tol plaats
moesten zij eten, wat hun voorgezel werd. Hun werd
op de strengste wijze verboden om middellijk of on- i
middellijk geld aan Ir nemen, en dewijl zij zich door
handenarbeid een beslaan moesten verschaffen, moes-
ten zij allcs.bchalvc gcld,als loon aannemen.Zij mogt en
volstrekt niets bezitten, en zoo de opbrengst van hun- : i
uen arbeid onvoldoende voor h uu Ik staan was, moest en
zij gaan bedelen, en niet de aalmoezen, die zij verza-
ïnelden, elkander helpen. Hunne klccdij moesl bestaan
uit eene tunica, ecue kap, een koord tot gordel en cene j
onderbroek.
üc Franciscaner orde kreeg de magl om allaicu Ie
verlecnen, en dus waren zij, hoewel bedelaars, in het
bczil van ruime middelen van bestaan. Dit voorregl
verwierf hen spoedig ecue buitengewone populariteit,
en maakte hen tol magtigc mededingers van de bis-
schoppeu en priesters, en ook van de andere klooster-
orden. De regel van den 11. Franciscus schreef, zooals
reeds gemeld is, cene volstrekte armoede voor; maar
onmiddellijk na den dood des stichters weken vele van !
de Minderbroeders, zooals zij genoemd werden, van dil
geslrcnge bevel af, en Gregorius IX. verminderde in |
1231 de gestrengheid der wet. Deze stap van den paus i
eerste hoofd de orde van St. Clara gchecteu. De derde,
die de orde der Boetende broedere werd genoemd, werd
in 1221 gesticht, en bestond uil vrome leekcn, die het
huiselijke leven niet konden of wilden vaarwel zeggen. )
en te zameu mogten leven in cciie soort van geestelijke j
vereeniging, naar één regel en onder één hoofd.
Men beweert, dat er korten tijd voor den dood vim !
Franciscus, na een ernstig gebed om aan Christus ge- j
lijk te worden, wonden ontstonden in zijne handen, |
voeten en zijde, gelijk aan die van onzen Zaligmaker j
aan het kruis. Deze sliymaUt van Si. Franciscus, zooals
/ij genoemd worden, waren vijf in getal, en bloedden
aanhoudend, maar bij zijn dood konden geeue wonden
in zijn ligchaam gezien worden. Hij stierf ie Assisi,
nadat hij daar twee jaar in een zeer zwakken toestand
gewoond had, on den II\'1"1 Oei ober I2\'2<), werd te
Rome begraven, en zijn naam werd opgenomen in den
catalogus van Roomsehe heiligen.
FRANCISCUS (11.) VAN PAULA, een beroemd
Roomsch heilige, geboren in Calabric, die in de vijf- ;
tiende eeuw de orde der Minimes (zie ald.) stichtte.
Hij werd in een Fraciscancr klooster in zijne geboorte-
provincie opgevoed, en overtrof na korten lijd alle
andere monniken in strenge naleving van den regel
van den 11. Franciscus. Toen hij vijftien jaaroud was,
vestigde hij zijne woonplaats in een hol incene rots,
waar hij vele boetedoeningen deed. In 1 435 legde hij
den grondslag zijner orde, en bouwde hij verscheidene
kleine cellen en eene kapel, die hij aan den II. Franeis-
eus van Assisi wijdde. Daar hel aantal zijner leer-
lingen toenam, rigtte hij een klooster en ecue kerk te
Paula op. In 1153 stichtte hij ecu tweede klooster te.
Spczzano, in 1460 een derde te Crotona, en een vierde
te Milazzo op Sicilië. Aangaande dit laatste klooster
verhaalt men, dat toen eenigc zeelieden weigerden i
Franciscus van Italië naar Sicilië over te brengen wc- |
gens zijne armoede, do heilige kalm zijn mantel over \'
de zee uitspreidde, en er aldus veilig over kwam als
over droog land. De nieuwe orde door Franciscus ge-
slicht maakte snelle vorderingen in Italië, en toen de
stichter door Lodewijk XI. werd uitgenoodigd om
Frankrijk Ie bezoeken, voldeed hij aan die uitnoodi-
ging, en slaagde hij er in om zijne orde ook in dat land
in te voeren. Spoedig daarna werd zij in Spanjegeves-
ligd onder Ferdinaud en Isabella, die een klooster :
voor de .Minimcn te Malaga bouwden. De orde werd
omstreeks 1497 ouder keizer Maximiliaan in Duitsch- \\
land toegelaten. Franciscus stierf in 1507 indenhoo-
gen ouderdom van 91 jaar, en werd in 1519 door paus
Leo X. gecanoniseerd.
-ocr page 838-
FKANC1S0ANEN.
BH
ging der Booinsehe kerk, daar zij bedorven en aan God
onaangenaam was. Hij leerde, dat twee wetgevingen
reeds voorbij waren, die van den Vader en van den Zoon,
en dat eene derde, nog volmaakter dan de twee andere,
op handen was, namelijk de wetgeving vau den Heiligen
Geest. De strengere partij der Franciscanen, of de
Spiritualen, zooals zij genoemd werden, beweerden,
dat Joachim een waarachtig profeet was, dien Johan-
nes in de Openbaring door den hemel zag vliegen.
Te midden dezer hevige oueenigheden verscheen
er ecu ander werk, dat tot titel had: Eene Inleiding
tot het Altijddurende Evangelie, en de sloute bewering
bevatte, dal de 11. Franciscus de engel was, die in de
Opeubaring wordt vermeld, dal het Evangelie van
Christus in het jaar I 200 herroepen zoude worden, en
I dat dit nieuwe Altijddurende Evangelie van Joachim
deszelfs plaats zoude innemen; en ten laatste, dal deze
verandering door reizende barrevoets gaande mouni-
ken verrigt zoude worden. Dit bock, dal het werk was
van een Spirituaal, met name Gerhard, werd in 1 254
te Parijs uitgegeven: doch in plaats vau de Francis-
eauen Ie verheffen, zooals blijkbaar hel doel was, wekle
het de verontwaardiging des volks slechts des te meer
tegen hen op, zoodal Alexander IV. in hel jaar 125!i
gedwongen Mas om de verspreiding er vau Ie verbic-
den, en op bevel vau de universiteit vau Parijs werd
het openlijk verbrand
Onder het voorzigtige bestuur vau Bonaventura
handhaafde de orde der Franciscanen, gedurende zijn
leven, eene betrekkelijke rusl; na zijn dood braken
echter de oueenigheden, die vroeger over den regel
van hunnen stichter hadden bestaan, met evenveel
geweld als ooit uit. De eene partij wensehlc ernstig,
dat de regel herroepen werd, daar het boven de magt
des nienschen was om hem geheel te beoefenen; de
andere partij was even bcgeerig, dat de oorspronke-
lijke gestrengheid bewaard zoude blijven. Overeen-
komst ig de wenschen en meeningen der laatste partij
gaf paus Nieolaas 111. in 1:27\'-\' de beroemde inrigling
uit, die den regel van den II. Frauciscus in al zijne
oorspronkelijke gestrengheid bekrachtigde. In dit
document werd van de monniken geëischt, dat zij
afstand zouden doen vau alle regten van eigendom,
en hun werd alleen het gebruik van de noodige dingen
toegestaan, niet het eigendom ervan, daarzij, zooals
lunoeentius TV. bepaald had. de Kerk van Roinc toe-
behoorden. De bepaling, door Nieolaas gemaakt, vol-
deed niet aan de partij der Spiritualen, voornamelijk
niet aan die van de provincie Narbonnc in Frankrijk,
aan wier hoofd Petrus Johannes Oliva stond, een man
gal\'echter aanleiding lol een scherpen strijd onderde
Franciscanen, en tocu er weder ecu beroep op Rome
"cdaau werd, besliste lunoeentius IV. in 1245 ten
gunste vau hen, die ceuc verslapping van den regel
wenschtcn, en verklaarde hij, dat Franciscaner mon-
nikeulanderijen, huizen, huisraad,boeken enz. mogten
hebben, en die vrijelijk gebruiken, maar dat het regt
van eigendom in al zulke gevallen aan den H. Petrus
en aan de Kerk vau Rome toekwam, zonder wiens
toestemming niets verkocht, verruild of op eenigerlei
wijze aan anderen overgedragen zou worden. Deze bc-
slissing van den paus verwekte niet weinig misnoegen
in de gemoederen der Ctesariancn of Spiritualen dei-
orde, van welke er ecuigc naar do woestijnen gingen,
om hunne gestrenge levenswijze voort te zetten, terwijl
andere om hun weerspannig gedrag verbannen werden.
Eene gehcele verandering had er echt er in dien staat
van zaken plaats, toen Johannes vau Parma in 1247
tot het ambt van generaal der orde verkozen werd.
Daar hij tegen de verslapping van den regel vau den
11. Frauciscus was, riep hij de verbannenen terug, en
beval hij eene gestrenge naleving van deletter der wet,
waarnaar de orde gesticht was. Het gevolg was, dal
hij na verloop van slechts twee jaren verpligt was zijn
ambt neder Ie leggen, en dat er velen, die met hem
in gevoelen overeenkwamen, in de gevangenis werden
geworpen. De generaal, die hem opvolgde, was de be-
roemde vader Bonaventura, die, om eene verdeeling
van de twistende partijen te voorkomen, de onzijdig-
heid wensehlc Ie bewaren. De (wist werd echter van
beide kanten met scherpte gevoerd, en in 1257 be-
krachtigde Alexander IV., die uitgenoodigd was om
tiisschen hen te beslissen, de verklaring van deuregel
vau den 11. Frauciscus, doorlnnoccntiusIV. gegeven.
Maar op eene vergadering der orde, in 1260 gehouden,
werd de verklaring van lunoeentius herroepen, voor
zoo verre die ten minste verschilde van de verklaring
vroeger door Gregorius IX. gegeven.
Behalve den (wist, die er onder de Frauciscaneu
woedde, aangaande de ware beteekenis van hunnen
regel, werd de orde verscheurd door een twist, die er
over de profotièn van Joachim, een abt van Flora in
Calabrië, ontstond, die door het Italiaausehc graauw
gewoonlijk als een geïnspireerd man werd beschouwd,
wiens voorstellingen over de toekomst aangemerkt
moesten worden als gelijk iu gezag met die der oude
profeten. Deze geliefkoosde ziener, wiens profelieu
verval waren iu een werk. Het A 11 ijddurende Evangelie
geheetcn, en door hel gemeen liet Boek van Joachim
werd genoemd, voorspelde ouder anderen de vernicti-
-ocr page 839-
FRANKRIJK (PROTESTANTSCHE KERK TAN).
si
3 i,
die om zijne heiligheid en geleerdheid zeer geacht
werd. Onder de leiding van dezen persoon, dien zij
als een profeet beschouwden, vielen de Spiritualen
de minder strenge monniken der orde aan. De 1 wist
werd van beide kanten metgroote hevigheid gevoerd,
maar eindelijk werd er een generaal over de orde
aangesteld, die toestond, dat de oude tucht verinin-
derd werd, en zelfs dat het voorkomen van armoede
verdween. In Italië en Frankrijk, zoowel als in andere
landen, gingen de Spiritualcn voort niet luide te pro-
testeren legen de heersehende slapheid van mecning
en gebruiken onder de leden, totdat zij zich eindelijk
onder Bonifacins VIII. van de overigen afscheidden,
en openlijk de verklaring veroordeelden, die Nico-
laas III. van hunnen regel gegeven had. Tn 1291
veroorloofde Coelestinus V. aan eenige van de Itali-
aansehe Spiritualen om eene nieuwe en afzonderlijke
broederschap uit te maken, die zich volgens het oor-
sproukelijke bevel van den II. Frauciscus van alle
bezittingen ontdeed. Deze afzonderlijke vereeniging
weid echter door Bonifacins VIII. opgeheven, doch
verschillende broederschappen bleven er in Italië be-
slaan, in spijt van den paus, en uil dat land verspreid-
den zij zich over het grootste gedeelte van Europa,
en streden zij, zelfs tot aan den lijd der Hervorming,
met kracht legen de bedorvenheden der Kerk van
Rome. (Zie Fratricelli.) I)e Franciscanen,en hunne
mededingers de Dom inicaueu,verwierven,waarschijn-
lijk omdat zij bedelmonniken waren, eengrooten en
uitgestrekten invloed in elk land, waar zij gevonden
werden, en daarom waren zij voorwerpen van den
grootsten naijver, en zelfs van haal, onder alle rangen
van geestelijken, zoowel als in de univi rsileilen. De
groote voorregten, die zij boven de andere nionniks-
orden genoten, gaven hun zooveel magt, dat zij in
slaat waren de oude tucht der Kerk te ondermijnen,
en het bestuur van alle godsdienstzaken iu hunne
handen te nemen. Zoo groot was hunne populariteit,
dal zij de geliefkoosde predikers en gezochte biechi-
vaders van bet volk waren in elk land van Europa,
dat het Christelijke geloof had omhelsd.
„Maar hoe grooterde invloed was," zooals Neander
aanmerkt, „die de Bedelmonniken als priesters en
biechtvaders uitoefenden op de volksmenigte, waar-
onder zij meer onmiddellijk zich bewogen, des Ie ver-
derfelijker moest die worden, wanneer onwetende en
slechtgezinden er misbruik van maakten, en bij de
groote uitbreiding dezer orde kon het aan dezulken
niet ontbreken. De oorzaken, waaruit het verderf der-
overige kloosterorden bij hei toenemen van haar aan-
zien was voortgevloeid, bleven ook hier niet uit, en
weldra mengde zich veel verkeerds en slechts onder
bet goede, dat door de Bedelorden werd gesticht.
Door de pausen bijzonder begunstigd, en met deze
door middel van hare ordesgeneralen te Rome besten-
dig in naauwc aanraking, lieten zij zich lot blinde
werktuigen der Heilige Vaders bij hunne afpersingen
verlagen, en ter bereiking van andere slechte doel-
einden gebruiken.\'\'
Tn ons vaderland bevinden zich een lal van kloosters
van de orde der Franciscanen. Tn Noord-Rrabant zijn
er 27, namelijk twee te Breda, één te Bergen op Zoom,
één te Dongen, Ie Klten, twee te Gemert, één te Gin-
niken, te Hoeven, te Hui bergen, twee Ie Megen, één
te Oirschot, te Oisterwijk, Oosterhout, Ossendrecht,
Oudeubosch, Princenhage,Reek,Rosendaal,Ruephen,
Standaardbuiten, Steenbergen, Velp.Vught, Wouw en
Zundert. In Gelderland 2, te Groenlo en te Wijchen.
Tn Zuid-Hol land /,te Gorinelieni,Moiister,Omle water,
twee te Rotterdam, één te Rijswijk, en één te Schiedam.
In Noord-Holland 1; te Haarlem. In Zeeland 3, te Aar-
denburg, Hulst enVlissiugeu. In l trecht 1, Ie Mout-
foort.In Friesland ."),tweetel»olsward,éé:iteT\'ianeker,
flarlingen en Leeuwarden. In Overijssel 1, teOlden-
zaal. In Limburg s, één Ie Brunssum, Helden, twee
Ie llevthuizen, ééu te Maastricht, Mook, Venray en
Weert. De meeste dezer kloosters zijn voor vrouwen.
Zie Bedelmonniken.
FRANKRIJK (Protest axtkche keek van). Reeds
in de tweede eeuw schijnt hel Christendom vasten voet
in Gallië gekregen te hebben. Bloeijende kerken te
LyonenVienne bestonden er gedurende eene gestrenge
vervolging, waaraan de Christenen in 177 blootstou-
den. De oorsprong dezer kerken is waarschijnlijk te
vinden inde vide Christenen, die, om handel Ie drijven,
uil Klein-Azië naar Gallië 1 rokken. Eene Christelijke
kolonie, op deze wijze in hel land gevestigd, werkte
met een goeden uitslag onder de inboorlingen, en na
korten tijd vinden wij, dat lretueus, een der eerste
Apostolische vaderen, het ambt van bisschop over de
kerk van Lyou bekleedde, welke gedurende zijn leven
niet alleen standvastig gel rouw bleef aan de Goddelijke
waarheid, maar die ook rondom zich verbreidde. De
uitslag was, dat het Christendom gedurende eenigen
lijd iu Gallië bloeide, doch na den dood van Iremeus
geraakte het in een kwijnenden toestand, en iu het
midden der derde eeuw waren er nog slechts weinige
kerken. Op dat tijdstip verschenen er, zooals Grego-
rius van Tours ons mededeelt, zeven zendelingen in
het land. die door den bisschop van Rome waren uil-
-ocr page 840-
FRANKRIJK (PROTESTANTSCHF KF,RK VAN).
8]fi
gelukkigen uitslag als ecu bewijs, dat de God der
Christenen de gebeden Zijns volks boort en verhoort.
Door haar vromen wandel en omgang bragt deze uit-
munteude vrouw een zeer gelukkigen invloed teweeg
op het gemoed van den afgodisebeu koning. Er had
echter eene gebeurtenis in zijn eigen leven plaats, die
hem tot den bepaalden slap leidde om afstand te doen
van het Heidendom en het Christendom te omhelzen.
Hij was in een oorlog gewikkeld met de Alemannen,
en in een veldslag bij Zülpich in I!t0 zag hij zijn leger
in het uiterste gevaar van verslagen te worden. In deze
moeijelijke omstandigheden bad hij ernstig, zooals hij
gewoon was, tot de goden; maar het baal f e niet, en zich
herinnerende, wal Chlotilde hem zoo dikwijls gezegd
had van denGodderChristenen,rigtt e hij zijne gebeden
tot deu Opperhcer, belovende, zoo zijne gebeden ver-
hoord werden, dat hij Christen zou worden. Tot zijne
verbazing keerde zich de slag te zijner gunste, en hij
schreef dadelijk zijn goeden uilslag toe aan deu God
der Christenen. De uitwerking ziende, welke deze
gebeurtenis op het gemoed van haren echtgenoot had,
haalde zij hem over om verder onderrigt in de Godde-
lijkc waarheid te ontvangen, en de uilslag was, dal
op Kerstijd Clovis openlijk werd gedoopt. Men zegt,
dat van dezen tijd het gebruik begon om de Frausche
monarchen met de titels van „Allcrchrislclijkste ma-
jesteit" en „Oudste zoon der kerk" aan Ie spreken.
Door de onverwachte bekecring vau Clovis werd eene
groote opgewondenheid teweeggebragt, en meer dan
drie duizend soldaten onderwierpen zieh daarna aan
deu doop. De voortgang der goede zaak werd bevor-
derd door Remigius, bisschop van Ethcims, die de
Apostel der Galliërs geuoemd wordt.
Maar terwijl vele Franken uiterlijk hel Christendom
beleden, oefende de Heidensche afgoderij nog steeds
eeue magtigc heerschappij uit over niet weinigen van
hel volk. Daarom vaardigde koningChildeberl in55 I
eene wet uit tegen hen, die weigerden afstand te doen
van hunne afgoden. En behalve de hardnekkigheid,
waarmede de belijders van het Christendom getrouw
bleven aan de dienst van valsehc goden, werd hetChris-
tendom sterk tegengewerkt door de iuwendige ver-
dcehlheden en de talrijke oorlogen cu omwentelingen,
die het. Frankische rijk schokten. Gedurende cenigcu
tijd scheen de afgoderij den verloren grond Ie zullen
herwinnen.
Op het einde der zesde eeuw verscheen er echter een
[ersch monnik in Frankrijk, (\'olumbanus geheeten,
van twaalf jonge mannen vergezeld, en bezield door
eene ernstige begeerte om het evangelie ouder de on-
4
gezonden om de afgodendienaars tot liet Christelijk
geloof te bekeeren. Wat er ook waar moge zijn in dit
verhaal van Gregorius, die tegen het einde der zesde
eeuw schreef, het- is een ontwijfelbaar feit, dat van hel
midden der derde eeuw het Christendom weder snelle
vorderingen maakte. Uit Gallië verspreidde het zich
in Duitschlaud en zelfs in Brittanje. Gedurende de
vierde en de vijfde eeuw hadden er in Gallië groot e
verhuizingen plaats van die stammen van Duitschen
oorsprong, die de districten bewoond hadden, welke
aan de oevers van den Remden H ijn en deAVeserlagen.
Vele dezer Franken, zooals zij genoemd werden, werden
lot het geloof bekeerd, doordien zij zieh vermengden
niet de Christen-bewoners, onder welke het lol hen ge-
worpen had.
Gedurende langen lijd was het land in eene aanhon-
dendestaatkundige beroering, tengevolge van de nie-
nigvuldige veranderingen van bestuur en de twisten
lussehen de Bourgondiërs, Oost-Gothcu,West-Gothen
en Franken. Zelfs onder zulke nadeclige omstaudig-
heden prezen verscheidene bisschoppen en abten de
waarheid zoozeer aan door hunne getrouwe prediking
en hun deugdzaam leven, dat zij het vertrouwen won-
nen van bet volk en zijne regeerders, dat zich voorbe-
reidde om het Christendom te omhelzen. Zoo werden
de Bourgondiërs bekeerd, spoedig uadal zij zieh in
Gallië gevestigd hadden; maar later werden zij door
hunnen omgang met Ariaanschc stammen, in deze
provinciën gevestigd, en voornamelijk niet de H\'est-
Gothen, er loe gebragt om Ariaanschc iiizigleuaante
nemen. Onder koning Gondebald, die voor het ortho-
doxe geloof ijverde, deden zij echter afstand van het
Arianismus, en beleden zij hunne getrouwheid aan de
Xicienische geloofsbelijdenis.
De omstandigheid,d ie in het eerste gedeelte der zesde
eeuw tot deu snelleren voortgang van hel Christendom
onder de barbaarschc stammen leidde, was het huwe-
lijk van Chlotilde, docht er van Gondebald, met. Clovis,
koning der Saliseho Franken. De ruwe krijgsman,
hoewel afgodendienaar, stond aan de koningin toe om
haar eerstgeboren zoon te lat en doopeu. liet kind stierf
echter, en uit deze omstandigheid maakte Clovis op,
dat de God der Christenen noch magtig noch weldadig
was. Zoo groot was echter de invloed, dien Chlotilde
over baar echtgenoot uitoefende, dat hun tweede zoon
ook gedoopl mogt worden. Spoedig daarna werd ook
dit kind ziek, en Clovis was overtuigd, dat deszelfs
dood zeker was; maar de vrome Chlotilde had,dal haar
kind gespaard zou worden voor de eer van God onder
de Heidenen. Hel kind herstelde, en /.ij weesop dezen
-ocr page 841-
FRAXKRI.TK jTKOTKSTANTSC1IK KF.KK VAN).                                      SU
bekeerde Heidenen Ie prediken. Nadat hij zich met
zijne niedgezellen gevestigd had in de ruïnen van een
oud kasteel in de wildernis der vogelen, won hij zoo-
danig de genegenheid des volks door zijn geloof eu
zijne zelfverloochening, dat de zonen van menscheu
van alle rangen naar hem gezonden werden om opge-
voed te worden. Deregel, waarnaar zijue monniken
bestuurd werden,was bijzonder streng, zoodal Coluni-
banus uiet minder gevreesd dan bemind werd door
allen, die aan zijne zorg waren toevertrouwd. Zijne
vroomheid, zijn ijver eu de ascetische gestrengheid
zijner kloosterverordeningeu wekten de geestelijken
der Frankische kerk tol eeue bittere vijandschap op
legen den man, wiens karakter en gedrag in zulk eene
Irellende tegenspraak waren met het hunne.
De twist over Pascheu beloerde op dezen tijd de
| Frankische kerk, entotde beraadslaging over dit punt
werd er in 002 eene synode bijeengeroepen. Colum-
banus gebruikte deze vergadering van geest (dijk en ,
om hunne aandacht te vestigen op onderwerpen van
veel meer belang dan dat , hetwelk de reden hunner
bijeenkomst was. De brief, dien hij aan de synode
riglte, eu die een verwijl bevatte van hel wcreldsch-
gezinde leven der Frankische bisschoppen, maakte
den vromen monnik noggehaterindeoogendergees-
I el ij ken. Kn dezelfde geest van onwankelbare getrouw-
heid berokkende hem de verklaarde vijandschap van
I de burgerlijke autoriteiten van het land, in hel bij-
zonder van i\\vn magtigeu en losbandigen Brunehilde,
i grootmoeder van Diedei ik II., die opdien tijd over
i Bourgondië regeerde, waarin de drie kloosters van
Columbanus gelegen waren. Hij werd eindelijk in 010
I uil hel Bourgondische rijk verbannen, en kreeg bevel
om naar Ierland terug te keeren. Hieraan gehoor-
zaamde hij echter niet, maar hij trok met zijne monni-
ken naar eene afgelegene plaats in de nabijheid van
lul meer van (\'onstauz, waar hij arbeidde tol bekec-
ring der hem omringende Zwilserschc en Zwabisehe
stammen.
Niettegenstaande de ruwheid van het Frankische
! volk cu de wcrcldschgezindlieid der geestelijken, be-
stond er nog een geest van levend Christendom in
j eenige voorgangers en leden der kerk. Daarom strek-
| ten dan ook eenige van de meer ijverige bisschoppen
hun arbeid buiten hun eigen land tot de omringende
\' stammen uil. Keu van de voornaamste Frankische
bisschoppen, die het zcndelingswcrk verrigtten, was
Rligius, die in OU tot bisschop der uitgestrekte dio-
ceesvan \\ ermaudois,Doornik en Noyonwerd gewijd,
welke aan een land grensde, door Heidenen bewoond,
i terwijl een groot gedeelte der bevolk ing van di\'diocees
j zelve nog uit Heidensche afgodendienaars bestond.
i Deze vrome man moest ecu goed werk verrigten on-
\' der zijn eigen volk eu de omliggende districten.
In de achtste eeuw namen de pausen, die langen
tijd elke gelegenheid hadden aangegrepen om hun
i eigeu gezag uit te breiden, rang onder de aardsche
, soiivereiuen. Aan de krachtige hulp der 1\'Vausehe
koningen waren de bisschoppen van Home voomauie-
lijk de uitbreiding van gebied cu eer verschuldigd,
die zij uu verkregen. I\'aus Su-phaiius, die zich door
de bedreiging van den koning der Longobarden om
zijne verovering van het e.xarchaal van Ravenna lol j
aan de poorten van Rome uil Ie breiden, iu hel groot-
ste gevaar bevond, vroeg in dezen nood om bijstand
aan Pepijn, koning van Frankrijk. Xa zwakkeu weder- j
stand aan de wapenen \\an Pepijn onderwierpen zich :
de Longobarden, eu bun koning Aistulf werd gcdwon-
geu om hel exarchaal aan den paus en diens opvolgers j
i op den si oei van den II. Petrus te geven. De si al en,
j die de paus uu verkreeg, werden veel vergrool door j
de giften van Karcl den Groot e, den zoon eu opvolger ;
van Pepijn, waarvoor hij niet alleen den titel van kci-
zer ontving, maar ook voor zich eeue plaats verwierf ;
onder de Roomsche heiligen, daar hij iu de twaalfde j
eeuw door paus l\'aschalis 111. gecanoniseerd werd.
Maar terwijl de Kerk in wereldsehe grootheid snel
toenam, zonk zij even snel als eene geestelijke instel-
I liug. Het groote verlangen der pausen was om hunne
tijdelijke magt te vestigen en Ie handhaven. Om dit
doel Ie bereiken werden de schandelijkste middelen
gebezigd, ten bewijze waarvan wij slechts behoeven te
\' wijzen op de Vahehe Decsetaleu en de Donatie nut C<m-
sluiitijii,
welke ondergeschoven documenten beiden
tegen het einde der achtste eeuw verschenen. De
drie volgende eeuwen maakten een tijdperk uit van
geestelijke duisternis en dood, niet alleen in Frankrijk,
maar over geheel Europa. Niets kau treuriger zijn,
zooals Mosheim aanmerk!, dan de duisternis, die er
gedurende de tiende eeuw in de Westersche wereld
hcersohtc, welke, wal eerbied voor geleerdheid eu
wijsbegeerte ten minste aangaat, de ijzeren eeuw der
Latijnen genoemd kan worden. De geestelijke deel-
den in de onwetendheid eu bedorvenheid van hunne
j eeuw. Voor de godsdienst werd ecu blind bijgeloof
iu de plaats gesteld, en de Kerk van Christus scheen
nagenoeg van de aarde verdwenen.
Iu de negende cu de tiende eeuw vielen de Noor-
j mannen herhaaldelijk in Frankrijk, die eindelijk in
912 de provincie Xcuslric iu bezit namen, en hel
103
-ocr page 842-
FRANKIM.Ik (PROTESTANTSCHE KKRK VAN).
SlS
Christendom omhelsden, liet afgestane groudgebied
werd latei\'liet hertogdom Xormandië. Frankrijk, dat
onder Karel den Groole. op zijne grootc staten kon
hogen, was ouder diens /.wakke opvolgers tot eene
schaduw weggezonken. Aan het einde van het Carlo-
viugischc tijdperk bezat Frankrijk Xormandië, Dau-
phiné en Proveuoc niet inecr. Maar hoewel van een
gedeelte van hun grondgebied beroofd, behielden de
Franschc souvereinen en het volk nog veel van dien
ijver en die opgewondenheid van geest, die lien altijd
gekenmerkt hebben. Naanwelijks was dan ook hel
voorstel lol een heiligen oorlog door den paus op hel
concilie van Plermoiil legen het einde der elfde eeuw
gedaan, of velen uit Frankrijk van alle rangen en
leertijden waren gereed om deel te nemen aan een
kruistogt naar Palestina. (Zie Kkvistogten.) Het is
onmogelijk om, hoe kort ook, de geschiedenis der
krnistogten te doorloopen, zonder genoodzaakt te zijn
Ie erkennen, dal de Kerk van Rome aan Frankrijk
meer dan aan eenig ander land van Europa die ver-
ineerderingvan rijkdom en magt te danken lieert, die
zij door deze heilige oorlogen heeft verkregen.
Toch is hel een belangwekkend feit, dal juist liet
land, dal zoo de magt van het pausdom onderhield
en deed aaiigioeijou, ceu der eerste was. die de leer-
stellingen der Hervorming omhelsden. Reen land was
er langer en heler toe voorbereid, en loeh ontmoetten
de aanhangers er van nergens heviger tegenstand. De
geschiedenis van liet Protestant ismns in Frankrijk is
met bloed geschreven. Van hel begin lot het einde
heef! de kerk van Linthor en Melanthoii, van f\'alvijn
en Knox voor baar bestaan te worstelen gehad met
moeijelijkheden, die elke andere zaak verzwakt of
vernietigd zouden hebben, behalve die, welke de zaak
van God was.
Toen de Hervorming in Diiitseldand en Zwitserland
begon, vestigden velen, die hare beginselen hadden
ingezogen, zich met der woon in Frankrijk, aangetrok-
keu door de gunst, die koning Krans I. aan geleerde
mannen betoonde, eu zoo vonden de Schriften der
Hervormers ingang in dat land, en werden zij door
velen mei graagte gelezen. De priesters werden 011-
gerosl voor de belangen der moederkerk, en de uni-
versiteil van Parijs vaardigde reeds in 152] eene
veroordeel ing va u l.uthorcn diens geschriften uit. De
nieuwe gevoelens maakten echter snelle vorderingen
onder alle klassen van het volk. Keu der eersten, die
hunne gehechtheid aan de /.aak der Hervorming bele-
dcn.was Margaretha, koningin van Xavarra en zuster
van Frans 1. , ca zoo groot was de invloed, welken
die uitmuntende vorstin aan het hof bezat, dat de ko-
ning. om aan hare wenschen te voldoen, geneigd was
Melanthon uil te noodigen zijne woonplaats in F rail k-
rijk te vestigen. Dl\' eerste beweging ten gunste der
Hervorming was te Meaux. Met goedkeuring vanden
bisschop Willem Brieonct, die afgezant bij den lleili
geu Si ooi geweest was, en gelijk I.ut her van Home een
diep gevoel van de noodzakelijkheid eener hervorming
in de kerk had inedegebragt, predikten twee vrome
en ijverige mannen, Jaeobus Lefèvrcen Willem Farel,
bel zuivere evangelie, en werden zij zoo gretig toege-
juicht door hel volk. dal velen uit stad en land Ie
zanten stroomden om hen te hooien. Fa was blijkbaar
eene dorst naar de kennis der waarheid, en 01,1 aan het
loffelijke verlangen naar geestelijk onderwijs te vol-
doen, werden de vier Evangeliën in het Franseh uil-
gegeven, en onder de armen 0111 niet met ruime hand
uitgedeeld. Allen begonnen ze te lezen. Hel liehl
ging op over hun gemoed, en in korten lijd was er
eene melkbare verandering zigtbaar niet alleen in de
gevoelens, maar ook in de zeden van de inwoners van
Meaux. De beweging verspreidde zich naar alle kan-
ten. Verscheidene kerken werden ergesticht, en alles
scheen den grootsten voors].....d voor de zaak der
Hervorming in Frankrijk aan te duiden.
Natuurlijk waren de geestelijken geene onbelang-
hebhende aausehouwers van deze groole en voor hen
verontrustende beweging. Zij gevoelden, dal hun aan
zien en invloed, zoowel,als hunne i 11 kom si eu, dagelijks
verminderden, eu dat bet voor hen volstrekt noodza-
kclijk was ecu bepaalden stap Ie doen, ten einde den
loeneinenden vooruitgang der ketterij tegen Ie gaan.
Zij klaagden daarom op de ernstigste wijze bij de Ihe-
ologisehe faculteit v.\'.n de Soibonue, die geen lijd liet
verloren gaan om er bij het parlement van Parijs op
aan te dringen, 0111 mei den sterken arm tusschenbei-
ilen te treden. Hel parlement beval daarom in 1533
de geheele zaak gestreng Ie onderzoeken; het gevolg
was, dal hel zwaard der vervolging werd ontbloot,
en een der eerste slagtoffere was Briconet, die zijne
aankleving aan de Hervorming had beleden. Maai
iu hel uur des ge vaars verliet de standvastigheid den
prelaat; hij herriep zijne verklaring, en zich onder-
werpende aan eene boete van twee honderd livres,
mogt hij naar zijne diocees terugkeeren, waar hij tol
aan zijn dood, die twee jaren daarna voorviel, voort
ging met zijne bisschoppelijke pligten te vervullen,
zonder aan de kerk wederom reden Ie geven om hem
te beschuldigen van de Hervormde leerstellingen te
begunstigen. De nieuwe bekeerlingen van Meaux
-ocr page 843-
FRANKKIJK (PROTBSTAXTSCIIK KERK VAN).
si ;i
ren echter vruchteloos. Het bloed der martelaren was
in zeer lioogc mate hel zaad der kerk. Twee prinsen
van den bloede, de koning van Navarre en de prins
van Condé, behalve vele adellijken en aanzienlijken,
waren de vrienden en verdedigers der Protestanten.
Toi dezen lijd waren de nieuwe leerstellingen alleen
Indeden door afzonderlijke personen, een groot aan-
tal zonder twijfel, maar die afgescheiden van elkander
handelden, zonder eenc bepaalde organisatie of bcgin-
selcu vau vcrccnigiiig. Vele bekeerden waren gedu-
rende ecnigon lijd gewoon om te zamen te komen
in hel kuis vau een bewoner van den Faubourg St.
Gcrmain. lu 1555 werd de eerste Fransche kerk naar
Hervormde beginselen Ie Parijs gesticht. Gedurende
dertig jaar hadden er geenc kerken beslaan, maar
slcchl > \\ ereenigingen vau meuschen, zonder vaste lier
ders cl ccue geregelde toediening der sacramenten.
Naauwelijks was er echter eene gemeente te Parijs-
gesticht, niet een predikant, ouderlingen en diakenen,
ol\'dil voorbeeld werd nagevolgd Ie Poilicrs, Angers,
i\'ourgcs en andere plaatsen. Deze kerken stonden
echter geheel op zich zelve, en waren van elkander on-
afhankelijk. Er werd besloten,dal crccuc algemeene
synode zoodra mogelijk te Parijs bijeengeroepen zou
de worden, als zijnde de geschiktste plaats om eene
geheime vergadering te houden, zamengesleld uil een
grool aantal predikanten en ouderlingen. Vide moei-
jelijkhcden lagen zulk eene bijeenkomst in den weg,
die gevaar kou loopen vau de aandacht van hel vcrvolg-
zii\'ke gouvernement en deszelfs wraak lol zich Ie
trekken. De uitslag was, dat slechts dertien kerken
afgevaardigden zonden naarde eerste synode van de
Fransche Protcstantschc kerk, die op den 25s<<" Mei
155\'J in hel geheim vergaderde. Dit was ecu gewig-
(igc dag voor Frankrijk, waul op dien dag werden de
grondslagen der Fransche Hervorming gelegd.
Op deze eerste nationale synode werd eene volle-
dige kerkelijke organisatie aangenomen. De beraad-
slagingcn dezer vergadering kenmerkten zieli door
eene eenvoudigheid en zedelijke grootheid, eene
kalmte, eenc waardigheid enecnvasl vertrouwen op
God, die eerbied afpersen. Tegenover een bijna ze-
kcren dood namen deze ernstige Christenen eene ge-
loofsbelijdcnis, een catechismus en eene wijze vau
eerediensl aan, zamengesleld door Calvijn, en vormden
zij ook een stelsel van kerkbestuur. De leerstellingen
vau hunne geloofsbelijdenis waren slrcng (\'alviuis-
tisch, hunne wijze vau eerediensl van den eenvoudig-
sten aard, en hun stelsel van kerkbestuur geheelPrcs-
bvteiiaanseli.
waren meer vaslberadcu dan de bisschop, en vele liuu-
ner stierven als martelaren voor liel geloof, terwijl
andere eenc schuilplaats zochten in de staten van Mar-
garela van Navarre. De Waldcnzeu vooral, die de
bergen van Provence bewoonden, waren de slagt-
offers ecner wreede vervolging. Vele hunner werden
geslacht, cenigc levend verbrand, en andere naar de
galleijen gezonden, liet bloed der Lutheranen, zoo-
als zij genoemd werden, hield niet op Ie vloeijeu, zoo
lang Frans leefde. Kn toch waren zij zoo verre van
uitgeroeid Ie zijn, dat luiu aantal aanhoudend toenam.
/,ij waren van alle rangen, en zelfs niet weinige moii-
nikcu werden lot de uieuwe godsdienst bekeerd.
Hendrik 11. beklom bij den dood van Frans I. in
I 547 den troon van Klankrijk, en volgde, in zoo vern
de Hervormden betrof, dezelfde staatkunde al* die,
welke de regering zijns vaders had gekenmerkt. De
geregtshoven werden aangemaand om alle ketters uil
m roeijen. De bezittingen vau hen, die om der wille
der godsdienst de vlugt namen, werden verbeurd vcr-
klaard. Protcstaulschc boeken mogtcu niet ingevoerd
worden, en hel werd voor eenc strafwaardige misdaad
gehouden zulke werken te bezit ten. Er waséén werk,
dat meer dan alle andere ecu helderen glans over de
Fransche Hervorming wierp. Dit was Calvijns Onder-
mjziuy in ife ChriMijkc Godsdieml,
eenc van de bc-
kwaamstcen krachtigste verdedigingen van de schrift-
matige, evangelische waarheid, die ooit van de pers
zijn gekomen, üil merkwaardige boek werd in 1535
door Calvijn uitgegeven en aan Frans I. opgedragen.
Hel werkte veel uil om de sympathie van denkende
mannen leu gunste der Hervormde meeningcu tcwiu-
uen, daar hel aantoonde, dal dezeniel minder gegrond
waren op de Schrift dan op de rede, en dal zij de iuzig-
len waren vau mannen, niel vau ecu zwak en wankc-
lend verstand, maar van reusachtige kracht en diepe
nagedachte. Omstreeks denzelfden tijd ontving de Her-
vorming in Klankrijk eenc nieuwe aandrift, daar de
Schriften in de Fransche taal werden overgezet door
Olivitanus, een oom van Calvijn. Dit werd als een
groot geluk door de vrienden der waarheid begroet,
Spoedig daarna werden de Psalmen van David in rijm
gebragt door een der volksdichters van dien lijd, en
op muzijk gezet.
Vldcze middelen en de getrouwe prediking van
hel evangelie werden niet den Goddelijkcn zegen bc-
kroond, en de Lnllierschc eerediensl maakte zulke
snelle \\ orderingen, dat de vervolging tegen baar op
liet hevigst werd opgewekt. Alle pogingen om deaan-
liangers der Hervorming in Frankrijk uit te roeijen wa-
I1---
-ocr page 844-
S\'?0                                  lïiANKKUK (PROTESTANTSCHE KKHK VAN).
De geloofsbelijdenis bestond uit veertig artikelen,
ilic al de grondstellingen van het Christendom om-
I vatten, en het formulier van het kerkbestuur bevatte
ook veertig artikelen, die sedert door achtervolgende
synoden zijn uitgebreid, zoodat hei formulier nu niet
minder dan i wee honderd en twintig artikelen bevat.
De inrigtiug van de Protcstantsche kerk van Frank-
rijk wordt door de Félicc aldus geschetst: —„Het
consistorie werd eerst verkozen door de algcmcenc
stemming van het volk; het werd vervolgens aangc-
i vuld door de stemmen van zijne eigene leden, doch de
! nieuwe verkiezingen moesten altijd onderworpen wor-
i den aan de goedkeuring der kudde, en zoo er eenige
tegenstand was, moest het verschil uitgemaakt worden
op hel colloquium of op de provinciale synode. Gceuc
\\oorwaarde van fortuin of van eenigerlei aard werd
vcreischt om voor het consistorie verkiesbaar te »iju.
„De keuze van de herders werd aan het volk op
i dezelfde wijze bekend gemaakt, nadat zij door de
provinciale synode op de bijeenkomst was gedaan.
De nieuw verkozen predikant predikte gedurende drie
achtereenvolgende Zondagen. Het zwijgen van het
volk werd voordcszclfstoestemminggehouden. Indien
! er eenige bezwaren waren, werden zij ingebragt voor
de vergaderingen, belast met de keuze der herders.
; Kr was geen verder beroep van de stemming der meer-
; derheid.
„Een zeker aantal kerken maakten cen colloquium
uit. De colloquia vergaderden ten minste tweemaal
in het jaar. Klkc kerk werd vertegenwoordigd door
een predikant en een ouderling. Het was de pligl
dezer vergaderingen de mocijclijkheden uit den weg
j Ie ruimen, die er mogtcn ontstaan, en in het alge-
meen Ie zorgen voor hetgeen dienstbaar was voor het
welzijn der kudden.
„Boven de colloquia waren de provinciale syno-
den, ook zamcngcstcld uit een herder en cen ouder-
j ling van elke kerk. Zij kwamen elk jaar ten minste
I éénmaal bijeen. Zij beslisten aangaande hetgeen niet
bepaald was op de colloquia, en over alle bclang-
j rijke zaken van hare provinciën. Het aantal dezer !
svnoden is verschillend geweest. Zestien is hel alge- !
mecne getal geweest sedert de vereeniging van Bcarn
met Frankrijk.
„Laatstelijk was boven aan de hiërarchie de nalio-
nale synode geplaatst. Zij moest, wanneer het mogelijk
was, jaar op jaar te zamen geroepen worden, hetgeen
echter naauwclijks ooit plaats had, ten gevolge vau de
ongelukken der tijden.
„Zamengesteld uit Iwee herders en uil twee ouder- j
lingen van elke bijzondere synode was de nationale
synode, het hoogste hof voor alle groote kerkelijke
zaken, en iedereen was verpligt haar gehoorzaamheid
te bewijzen. De beraadslagingen begonnen met het
lezen van de geloofsbelijdenis en het formulier van !
lucht. De leden der vergadering moesten getrouw
zijn aan de eerste, maar mogtcn amendementen op het
laatste voorstellen. Het voorzitterschap kwam regteus i
aan ecu herder loc. De duur der zittingen was onbc- i
paald. Vóór het sluiten eiker zitting werd de provincie
aangewezen, waarin de volgende synode gehouden
zoude worden."
Deze kerkorganisatie, zoowel als de gcloofsbelijde-
nis, was het werk van Calvijn, eu draagt door en door
het kenmerk van hel Genccfsche voorbeeld. Zij was
prcsbylcriaansch in hare essentiëclc gedeelten, eu
de tot nog loe van elkander onafhankelijke kerken
werden nu tot één kerkelijk ligchaam vereenigd, dat
haar in staat stelde om de waarheid van hel gezegde
Ie verwezenlijken, dat eendragt magt maakt. De tijd,
gekozen voor het aannemen van zulk eeue wijze van
bestuur, was bijzonder gepast. Waren, alvorens de
Protcstantsche kerk zamengesteld was, de Hervorm-
den blootgesteld aan bittere vervolging, de zaken wcr-
dcu nunogveel erger. In twaalf jaren sedert d^[i tijd,
waarop de eerste synode werd gehouden, spreekt de
martyrologisf van niet minder dan veertig steden, waar
de vervolging heerschtc. Toch was de zegen, die op
deze lijdende afdccling van Christus kerk rustte, zoo
rijk, dat er bij het einde van dit korte tijdperk van beet e .
vervolging \'2,1 50 Protcstantsche kerken in Frankrijk
waren. En deze waren niet klein of onbeteekenend,
wat hare kracht aangaat. In cenigc waren er 10,1100
leden. De kerk van Orleans had 7,000 eommuni-
canten, en de predikanten in zulke kerken waren
betrekkelijk talrijk; twee predikanten vond men ge-
woonlijk inéénc kerk, en die van Orleans had er vijf.Op
dit tijdstip waren er alleen in de provincie Norniandic
1505 herders, en in Provcncc waren er 60.
Hetzelfde jaar, waarin de Protestantschc kerk ge-
organiscerd werd, bragtcn de dood van Hendrik 11.
en de opvolging vau Frans II., een jongeling van
zestien jaar en zwak van ligchaam en geest, een staal
van zaken teweeg, die verre van gunslig was voor de
zaak der Hervorming. Catharina de Mcdicis, de
moeder des konings, de hertog van Guise en diens
broeder, de hertog vau Lorrainc, best uurden Frankrijk
gedurende de minderjarigheid, en daar zij den Lu-
llieranen of Sacrament istrn, zooals de Protestanten
somtijds genoemd werden, bitter vijanden waren,
-ocr page 845-
FRANKRIJK (PROTKSTV
NTS( MK KFJJk VAN). 821 \'
_________________________                                                                          .__________ i
nagenoeg dezelfde voorwaarden als Ie voren, liet i
ophouden der vijandelijkheden was slechts voor zeer ,
korten tijd, tocu de oorlog op nieuw, met grooler ge- j
weid dan ooit, uilbrak. De koningin van Navarrc trad \'■
nu in hel strijdperk aan de zijde der Protestanten, en
na aanmerkelijk verlies aan beide zijden werd de vrede
nogmaals in 1570 gesloten op gunstige voorwaarden.
Hel hof koos nu zijne toevlugt tol verschillende mid- !
delen om de Protestanten iu slaap te wiegen, en de
admiraal Coligny, de jonge koning van Navarrc rn
de prins van Condc werden aan het hof genoodigd. i
Al deze schijnbare vriendschap was valsch en bedrie-
gelijk, en bereidde slechts een van de vrcesclijkstc
treurspelen voor, die ooit in de geschiedenis zijn op-
getcekend. Wij bedoelen den moord in den St.Bartho-
lomcüsnachl op den :i:ls\'-on Augustus 1572.
liet ccrsle slagtoffer bij die treurige gelegenheid
was de admiraal Coligny, en met hem werden er vijl\'
honderd edellieden en ongeveer (i,000andereProtes- \\
lantcti te Parijsallccu vermoord. Naar alle deden van !
het rijk werden bevelen gezonden oin de Hugenoten,
zooals de Protestanten gemeenlijk genoemd werden, !
om te brengen. Dertig duizend volgens de Thou.zclf i
een Roomsch geschiedschrijver, en zeventig duizend !
volgens Sully, een Protestant, kwamen er ouder het
bestuur van Karel IX. door de handen van moordc-
naais om. Toen het berigt van deze slagterij iu hel
groot te Rome aankwam, ging de paus in processie
niet zijne kardinalen, om dankgebeden op te zenden
lot den almagtigen God, voor den moord van zoovele
duizenden keilers.
Deze vrecselijkc ramp bragt een zwaren slag toe
aan het Protestantismus in Frankrijk, maar liet toch !
een aanzienlijk overblijfsel over, dal, hoewel verzwakt
en ontmoedigd, uiel geheel len onder gebragt was. ;
Gedurende zes jaar na den moord werd de jaarlijkschc
bijeenkomst van de synode der Protcstantschc kerk
niet gehouden. Vele predikanten waren gclukkiglijk
gespaard gebleven, en dit was hel middel om hel volk
bijeen te houden, en het staande te houden onder de
zware ontmoediging, waaraan het blootstond. Eu
om het nog meer op Ie beuren kwam er eene nieuwe
en zeer verbeterde uitgave van de Protcstantschc
vertaling der Schriften te dier tijde van Genèvc. Zoo
ging in de dagen van grooten tegenspoed, toen de
eigcndunkclijk.slc beperkingen gesteld werden aan
zijne godsdienstige samenkomsten, het werk van
God steeds voort onder dit onderdrukte en vervolgde
volk. In den loop van zes en twintig jaren werden er
slechts zes nationale synoden gehouden, en op deze
stelden zij de uiterste pogingcu in Let werk om hen
te verpletteren. Zij vaardigden nieuwe edicten uit om
de ketters uit te roeijen. Totli deden de Hervormden,
ie midden van liet geweld en liet bloedvergieten van
dien lijd, een bepaalden stap voorwaarts. Zij hielden
niet langer hunne geheime zameukomsteii, die hen
blootgesteld hadden aan den laster hunner vijanden;
/ij aanbaden nu in het openbaar.
Na eeuc regering van slechts zeventien maanden
stierf Frans TI. iu 1500, en werd hij opgevolgd door
zijn broeder Karel IX., die uoggeeuc elf jaren lelde.
j Cathariua de Medicis, zijne moeder, was regentesse,
en verlangend om hare magt Ie vestigen, zoekt zij de
vriendschap van den koning van Navarrc en van de
Protestanten, die nu een groot en invloedrijk ligchaain
in het land waren. Zij veinsde zelfs de Hervormde
leerstellingen te begunstigen. Alle dingen aan het hof
namen nu cen ander voorkomen aan. De Protestanten
i schenen eindelijk het overwigt verkregen Ie hebbeu.
Ken decreet werd er uitgevaardigd, waarbij alle I wisten
| over godsdienstzaken werden verboden, de gevangene
Protestanten werden in vrijheid gesteld, en verdraag-
zaamheid werd toegestaan aan allen, die zich uitwendig
naar de heerschende godsdienst wilden schikken, tenzij
zij verkozen het land te verlaten. Dit decreet werd iu
de provinciën slechts len dcclc ten uitvoer gelegd.
Het denkbeeld vond ingang van een mogelijk vergelijk
tusschen het CatholicismusenhetProtcstantisinus, en
om dit, zoo mogelijk, te bewerkstelligen, werd er eene
bijeenkomst te Poissy gehouden tusschen godgelccr-
deu van heide kerken, die echter, zooals men vooraf
had kunnen deuken, tot geen gunstigen uitslag leidde.
Iu Jauuarij 1562 werd er eene nationale conventie ie
St. Germain gehouden, waarop men overeenkwam, dat
de Protestanten afzonderlijke samenkomsten voor de
cercdienst zouden mogen houden, totdat een algemeen
concilie over alle godsdienstgeschillen uitspraak zou
docu. Nu brak er cen burgeroorlog uit; veel bloed
werd er vergoten, en vele steden werden genomen en
verwoest.
Eindelijk werd in 1ufiö de vrede gesloten, tcugevol-
ge waarvan de Protcstantschc cercdienst, ten minste
voor een tijd, in sommige plaatsen van Frankrijk ge-
lolerecrd werd. liet verdrag werd echter slechts tcu
deele gehouden, en de Protestanten, bevindende, dat
hel hof in werkelijkheid hun ondergang zocht, begon-
nen iu 1 507, onder Coligny en den prins van f\'ondé,
den oorlog op nieuw. Gedurende verscheidene maau-
den werden de vijandelijkheden voortgezet, en vroeg
iu hel jaar ISO\'\' werd de vrede op nieuw gesloten, op
-ocr page 846-
S-H                                  FRANKRIJK (PROTE8TANT8CHE KERK VAN).
loebrengen aan den Almagtigc, dal hel zwaard der
vervolging eindelijk in de schede was gesloken, en dc
grondslag hunner godsdienstige vrijheid gelegd was.
()ndcr de bescherming van dit edict, waaraan Hendrik
gelrouw bleef gedurende hei overige zijns le\\ens,
keerden de predikanten, die door dc vervolging waren
verstrooid, naar hunne kudden terug, en de kerken gc-
notcn, gelijk die der eerste Christenen, rust cnverme-
uigvuldigdeu zich. Zij stonden in naauwc betrekking
mcldckerk vanGcnèveendcVlaainschcProtestanten.
Rare leer was gezond, hare lucht stipt, en onder
hare predikanten en professoren waren mannen, die
evenzeer uitstaken door hunne vroomheid, als door
hunne talenten en geleerdheid.
Dit tijdperk van vrede en voorspoed kwam ten einde
hij den dood van Hendrik, die in 1610 werd vermoord.
Lodcwijk XIII., die op den troon opvolgde, was ecu
bijgeloovig Roomsch-Catholiek, en het edict van
Nantes, dat zoo weldadig voor de Protestanten was
geweest, was uu cene doode letter. He nieuwe monarch
begon zijne regering met zich en zijn koningrijk op
te draven aan de zore- en bescherming van de Maagd
Maria. In den loop van cenige jaren viel hij dc
Protestanten in verscheidene plaatsen aan, belegerde
hunne >u rkten, en bragt vele van hen ter dood, terwijl
zijn eerste minister lïichelieu vele Proteslanlsche
hoofden overhaalde om de Protestantschc zaak te
verlaten. Tc midden van al deze ontmoedigingen leed
dc Hervormde kerk echter gecne vermindering, maar
scheen zij in tegendeel gedurende de drie en dertig
jaren dezer regering in aantal toe te nemen. Eindelijk
stierf dc koning in 1013; hij werd opgevolgd door
zijn zoem Lodcwijk XIV., die door cene voortdurende
reeks van daden van dwingelandij al de voorzieningen
van het ediel vernietigde, lotdal het ten laatste geheel
herroepen werd. Gedurende vijftig jaar was hel niet
geoorloofd, dal er cene bijeenkomst van dc nationale
synode der Protestantschc kerk plaats had, en in 1660
werd de laatste vergadering van dal eerwaardige lig-
cliaauigehouden. De Presbytcriaanschc inrigting dei-
kerk hield nu op, en dc vervolging woedde nogmaals
met vreeselijkc woede. lioonischc zendelingen werden
door het land gezonden oin de bevolking tegen de
Protestanten op te zetten, en hoeken, vol lastertaal
en leugen-., werden met hetzelfde doel uitgegeven,
terwijl dc schrijvers van deze vuige lastertaal door het
gouvernement voor hunne diensten goed beloond wcr-
den. De Protestanten klaagden bij den koning over
de onregl vaardigheid, waarmede zij behandeld werden,
maar op hunne klagten werd gecu acht geslagen.
toonde de kerk zich vastberaden om de waarheid
Gods Ir handhaven tegen ketterij van allerlei aard,
rn luccr bepaaldelijk legen de bedorvenheid van de
Kerk van Rome. Gedurende dit gchcele tijdperk is de
geschiedenis van de Franschc Protestanten ecue reeks
van afwisselingen van oorlog eii vrede, vervolging en
rust, en aan hei einde daarvan waren de gemeenten
tut dc helft van haar vroeger aantal gebragt.
liet jaar 1598 maak! een gedenkwaardig tijdperk
uil in dc geschiedenis van het Franschc Protcstautis-
mus, daar dil hel jaar is, waarin het edict van Xanies
werd afgekondigd, de eerste krachtige maatregel ten
gunste van de vrienden der Hervorming, die ooit door
hel gouvernement van Frankrijk werd genomen. Dc
bewerker van dit belangrijke edict was Hendrik IV.,
die, hoewel opgevoed in het Protestantschc geloof,
uit slaat kunde tot de Jvoomschc kerk was overgegaan.
liet was te uaauwernood te verwachten geweest, dal
cene acte van verdraagzaamheid van dien kant zou
zijn gekomen. Maar bel was eervol voor Hendrik, dal
liij, tegenover den verklaardstcu tegenstand van de
Uooinsrlie geestelijken, over zijne Protestantschc
onderdanen liet ruime schild van zijne koninklijke
bescherming wierp, en bun cene male van vrijheid
verleende, die /ij nooit ie voren ondervonden hadden.
Hun werd de vrije uitoefening hunner godsdienst
toegestaan, en zij weiden vooralle openbare ambten
verkiesbaar verklaard. Zij ontvingen gelijke reglen
en voorregten in alle universiteiten en openbare scho-
li-n. Opdat hun gelijke geregtighoid uitgemeten zou
worden als aan hunne Roonische medconderdancu,
werden er in de voornaamste steden hoven ingesteld,
die voor de helft uil Protestantschc en voorde andere
lull\'i uit Itoomschcregtersbestonden. Zijmogtcuook
de openbare ccrcdicnsl op bijzondere plaatsen, maar
slechts binnen zekere grenzen,vestigen, en nicl binnen
verscheidene mijlen van Parijs; maar om deze bepcr-
kingen minder zwaar te doen vallen, die men gevoelde,
dal hardheden waren, verkregen zij jaarlijks 10,000
krooncn om hunne predikanten te ondersteunen.
Het edict van Nantes werd, hoewel hel cenige las-
ligc regelingen bevatte, door de arme vervolgde Pro-
lestanten als eengroot geluk aangemerkt. Gedurende
dien I ijd hadden zij nicl minder dan negenburgcroor-
logcn gevoerd, en vier veldslagen en drie honderd
ontmoetingen niet hunne vijanden gehad. Vcrschci-
dene sleden waren belegerd, en van hel begin tot het
einde hadden nagenoeg 1,(100,000 Protestanten hun
lc\\ en verloren in de zaak van God en hunne godsdienst.
Wel inogl daarom de kerk zich verblijden en dank
-ocr page 847-
TSf\'TIE KERK VAN).                                     823
FR\\NKRT.IK (PROTEST.
Daarna werden de personen der Protestanten aan-
gevalleu, en erwasgeene marteling, hoe afschuwelijk
ook, die niei iu praktijk gebragl werd, opdat zij van
godsdienst zouden veranderen, liet lust ons niel al
de wijzen van kwelling op te noemen, die door de ver-
volgers werden uitgedacht; liever gaan wij over tot de
beschrijving van den indruk, dien al de wreedheden, |
tegen de Protestanten van Frankrijk uitgeoefend, bij
de Roomsehe kerk tcwecgbragteu. Deze indruk was
geheel ziglhaar in hel gedrag van lunocentius XI.,
den toen regerenden paus, die bij die gelegenheid een
brief aan Lodewijk schreef, welken hij besloot met
deze merkwaardige woorden: „De Catholieke kerk I
zal in hare heilige jaarboeken zekerlijk een werk op-
leckenen van zooveel vroomheid jegens haar, en uw
naam roemen mei nimmer stervende lofprijzingen;
maar boven alles moogl gij zekerlijk aau u zeken cene
ruime belooning beloven van de Goddelijke goedheid
voordeze alleruitmuntendste onderneming, en moogl
gij verzekerd blijven, dal wij nooit zullen ophouden
onze ernstigste gebeden uil te storten tol die Godde-
lijke goedheid voor dit doel en plan." En om de/e gc-
beurlenis nog verder te gedenken liet Lodewijk drie
gedenkpenningen slaan met verschillende opschriften,
die allen zinnebeeldig moesten verklaren , dal de
Franschc Protestantschc kerk vernietigd was.
Hel gevolg der herroeping van dal edict, dal de
Protestanten langen tijd beschouwd hadden als den
grondslag hunner vrijheden, was, dat vide hunner naar
andere landen de wijk namen, hoewel zij zich, bij hel
doen van dezen slap, aan bijna ongelooflijke moegelijk- |
heden onderwierpen. De krachtigste stappen werden ;
erdoor het gouvernement gedaan, om, zoo mogelijk,
den stroom der landverhuizing legen te gaan. Duizen-
dcuemigranten kwamen om doorv erniocijenis, koude,
honger of de kogels der soldaten. Duizenden werden
gevangen genomen, aan moordenaars geketend, door
het land gesleept om hunnen geloofsgenootcn meerdere
vrees iu te boezemen,, en werden veroordeeld om aau
boord van schepen met veroordeelden aan de riemen
te werken. De galcijen van Marscillc waren opgevuld
met deze Ollgelukkigen, onder welke oude magistra-
tcu, officieren, mensehen van adel en oude mannen
waren. Maar noch bedreigingen, noch gevaren, noch
strafoefeningen kouden iets balen tegen de geest
kracht en de heldhaftige volharding van een onder-
drukt geweten.
Hel hof werd ongerust over de ontvolking van hel
land en den ondergang der nijverheid. Het dacht, dal
hel minder om der wille des geloofswas, dat de Fran-
En nu waren de toebercidselcn, die Lodewijk ge-
durende twintig jaren had gemaakt, voleindigd, en
slechts de laatsle, de herroeping van liet edict van
Nantcs, moest nog verrigt worden. Op Donderdag, ;
den 8*tcn October M5S5, werd de noodlottige herroe-
ping geteekeud, en de veroordeel ing der Protestant
selie kerk bezegeld. De herroeping beslaat uit eene
voorrede en Iwaalf artikelen ; de voorrede , die eene
verschooning voor den maatregel moet bevatten, is,
zooals men liad kunnen verwachten, vol van in liet
nog vallende onwaarheden. In het eerste artikel her-
roept de koning de beschermende edicten in hun ge-
heelen omvang, en beveelt hij, dal alle tempels, die
er nog iu zijn koningrijk gevonden worden, onmid-
dellijk afgebroken zullen worden. In het tweede ver-
biedt hij al Ie soorl en van godsdienstige vergaderingen,
van welken aard ook. liet derde verbiedt de uiloefe-
ning hunner godsdienst aan alle personen van aanzien,
op ligchainclijke straffen en verbeurdverklaring hun-
ner goederen. Het vierde verbant uit het koningrijk al
de predikanten,en beveelt hun van daar te vertrekken
binnen veertien dagen uade afkondiging van hel edicl,
op straffe van naar de galleijen gezoudeu Ie worden.
In het vijfde en zesde belooft hij belooningen en voor-
deeleu aan de predikanten en hunne weduwen, die
van godsdienst veranderen, en bepaalt hij, dat zij, die
voortaan geboren worden, iu de Oatholicke godsdienst
gedoopl en opgevoed zullen worden, terwijl hij aan de j
ouders beveelt, om hen naarde kerken Ie zenden, on !
straffe van beboet te worden voor vijfhonderd livres. j
Het negende geeft vier maanden I ijd aan die personen,
die reeds uil het koningrijk zijn veil rokken, om terug
te keeren, anders zouden hunne goederen en hezill in-
gen verbeurd verklaard worden. Hel tiende verbiedt
aau al zijne onderdanen van de genoemde godsdienst
om uit zijn rijk Ie vertrekken, zij, hunne vrouwen en
kinderen, of om liuniic goederen weg Ie voeren, op
straffe van de galleijen voor de mannen, en van ver-
beurdverklariug van ligchaain en goederen voor de
vrouwen. Hel elfde lievcsligl de verklaringcu te voren
gemaakt legen hen, ilie afvallen, liet twaalfde ver-
klaart, dal wat zijne overige onderdanen van de ge-
noemde godsdienst aangaat, zij mogen blijven inde
steden van zijn koningrijk, inde landen aau zijn gezag
onderworpen, totdal God hen verlichte, daar hun han-
del voortzetten en hunne bezittingen genieten, zonder
verontrust te worden om der wille der gezegde gods-
dieust, op voorwaarde dat zij gecne vergaderingen
zouden honden onder voorwendsel van Ie bidden of
eenige eeredienst, welkeook, uil te oefenen.
-ocr page 848-
824                                     EKANKKIJK (PROTESTANTSCHE KERK VAN).
sche\'n aangezet werden om uit Frankrijk te vlugten,dan
om de aantrekkelijkheid van liet gevaar, en daarom
wierp liet op zekeren dag al de uitgangen des lands
open. Deu volgenden dag slool liet die weder, daarliet
bevond, dat de emigratie slechts toegenomen was.
liet schouwspel, dat de edelste en beste zonen en
dochters van Frankrijk voorde zaak van God en Zijne
waarheid uit hun land weken, deed de sympathie van
bijna alle andere natiën van Europa ontwaken. Overal
werden de l\'roteslanlsche vlugl eliugen gast vrij out van-
gen door gouveriieineuteueu afzonderlijke personen.
Tu liiiune behoeften werd ruim voorzien; gelegenheden
werden hun verschaft om een eerlijk bestaan te verdie-
neu, en op vele plaatsen werden er kerken voor ben
opgeiigt, opdat zij (iod zouden kunnen dienen vol-
geus huune eigene overtuigingen. Engeland, Neder-
laud, l\'ruissen, Denemarken en Zweden wedijverden
niet elkander, om vriendschap en eerbied te tooueu
aan deze vervolgde Hugenoten, en koloniën van hen
werden zelfs iu Noord-Anierika en aan de Kaap de
(ioede Hoop geslicht.
(Jok verminderde de vreesclijkc ontvolking van het
land, die zich naarde geniatigdste berekening van
:t<)0,000 lol 400,000 zielen uitstrekte, niet In het
minst deu ijver van Ludcwijk en zijne ministers om
de ketters Ie vervolgen. Niet meer dau een millioen
Protestanten werden naar alle waarschijnlijkheid ach-
Icrgelaleu, en deze werden aan de wreedste behaudc-
ling onderworpen, /ij moesten hunne kinderen naar
Rooniseh-Catlioliekc scholen zenden en hun deu
Rooinsch-Catholiekeu catechismus laten onderwijzen.
De zakeu werden zelfs nog verder gedreven. De kin-
deren van vijf (ot zes jaar van hen, die nog getrouw
bleven aan het Protestautschegeloof, moesten niet ge-
wehl aan hunne ouders worden ontnomen, en aan de
zorgvan Roomsch-Catholieke bloedverwanten worden
overgegeven, en zoo deze inogteu ontbreken, moesteu
zij In kloosters of hospitalen worden opgesloten. Hui-
zeu werden aangewezen om onderzocht Ie worden,
verdachte geschriften werden in beslaggenomen, en
bijbels werden aan de vlammen ivu prijs gegeven.
Deze maatregelen van geweld hadden ecne uitwer-
king, welke juist het tegenovergestelde was van die,
welke meu beoogde. De Protestanten vermeerderden
dagelijks over het gelieele land; zij hielden hunne
godsdienstige zanienkomstcn iu hel geheim, iu de
diepte van het woud, op een bergtop of iu de afgele-
gene \\allei, en zwoeren hun geloof Ie handhaven in
hel gezigl van gevaar of zelfs van dood. Zulk een be-
sluil legden vooral de Protestanten in de provinciën
Beneden-Languedoc, Vivarais en Cevennes aan den
dag. Iu andere dceleuvau Frankrijk was de ecredienst
iu het openbaar onmogelijk, en gedurende langen tijd
waren de godsdienstoefeningen beperk! tot liet afgc-
zouderde van den liuiselijkcn kring.
Vernemende, dat iu ecnige deden van Frankrijk
de vervolgde broederen nog bijceukoinsten hielden
om (iod te bidden, keerden ecnige herders, die lul
land verlaten hadden, weder terug, ten einde hunne
verstrooide kudden te troosten en aan Ie moedigen.
Naauwelijks hadden de koningen hel gouvernement
echter vernomen, dal deze goede menschcu weder iu
Frankrijk waren aaugckoiucu, of ecne proclamatie
werd er uitgevaardigd, waarbij zij ter dood werden
veroordeeld,en diegenen met voortdurende galleistraf
werden bedreigd, die hun ecne schuilplaats of den
geriugsteu bijstand verleenden, terwijl eeue grootc
belooning beloofd werd aan diegenen, die bengevau
gen namen, en de dood si rat\'uitgesproken werd over al
degenen, die de godsdienst igczainen komst en bijwoon-
den. Aldus door de wel daartoe geregtigd, zochten
de soldaten met bloeddorstige wreedheid overal de
Protest anten te ontdekken, en waar iu de eenzaamheid
der bergen de klank des gebeds of des lofgezangs
gehoord kou worden, werden de vromen mcêdoogcn-
lnos geslagl, terwijl zij bezig waren hunnen (Iod te
bidden. De gevangenissen waren opgepropl, de gal-
leijeu overvol, eu daar er geen middel was om zoovele
veroordeelden ie huisvesten, werd een groot aantal
naar Amerika overgebragt, waar zij bijna allen ellen-
dig omkwamen.
Deze tooneeleu van wreedheid en bloed deden zelfs
in de gemoederen van vide Roomschgcziuden gc-
voelens van het diepste medelijden ontwaken. De
Jansenisten vooral leverden vcrloogcn iu bij hel
gouvernement, om het aan te zetten cene mildere
staatkunde te volgen, doch de Jezuïten eu de meeste
geestelijken volhardden in het aanzetten tot maatre-
gelen van de grootste gestrengheid. Af. de Noailles,
die tot aartsbisschop van Parijs was benoemd en ecu
erkend Jansenist was, gebruikte zijn invloed bij den
koning ten gunste van zachtere maatregelen. Hierop
volgde een getrouw verslag, dat denzclfden geest
ademde, van Fciicloii, aartsbisschop van Kaïnerijk.
De onbuigzame geest van Lodewijk weigerde echter
om toe te geven, en de ernstige verzoeken van velen,
die hem smeekten om de Protestanten te sparen, wer-
den slechts beantwoord door de uitvaardiging van het
edict van den 1\'ï April 1698, waarbij de herroeping
van liet edict van Nanlcs plcglig bekrachtigd werd.
-ocr page 849-
^ANTSCHE KERK VAN)                                 S25 j
hij veroordeeld zou worden, alsof het feit bewezen i
ware."
Eeuige maanden hierna stierf Lodewijk XT V., aan i
eenige der geestelijke vaderen, die hem in zijne laatste
oogenblikken bijstonden, verklarende, dat bij in zijne
openbare handelingen door hunnen raad was geleid,
en dat hij daarom de verantwoordelijkheid dier ban-
delingen op beu wierp. Filips van Orleans, die bij
den dood des konings tol regent werd aangesteld, was
een verdraagzaam, hoewel niet godsdienstig menscli;
daarom wildehij niet met gestrengheid handelen tegen
de Protestanten, en hij koesterde zelfs hel denkbeeld
om het edict der herroeping te vernietigen, hoewel
vrees voor de Roomsehc geestelijkheid hem verhin-
derde zijn plan ten uitvoer te brengen.
Ten gevolge van den hagchelijken toestand, waarin
de Protestantsehe kerk van Frankrijk reeds sedert
lang was geplaatst, kon haar karakter nictaudersdau
ernstig benadeeld worden. Het gebrek aan herders,
het aantal onopgevoede menschen vol ijver met weinig
bescheidenheid, die hel ambt van leeraars op zich
genomen hadden, het heerschcude denkbeeld zoowel
onder predikers als onder het volk van bovennatuur-
lijke inspiratie en geestverrukking, al deze redenen
gaven aanleiding tot ongeregeldheden in de kerk, die
verhinderden, dat, bedaarde en verstandige vrienden
van het Protcstaulisnius deel aan de .godsdiensloe-
feningen namen. Hel was daarom zeer wenschelijk,
dat er onmiddellijk stappen gedaan werden om aan
deze buitensporigheden een einde te maken. De Voor-
zienigheid verwekte iemand, die door zijn karakter
eu zijne bijzondere gaven wel geschikt was om dal
dringende werk te volvoeren. De naam van dezen
merkwaardigen man, die voor zich den ecrvollcn naam
van Hersteller van het Protestantismus in Frankrijk
won, was Antoinc Court. Hij begon zijn groot werk
met zamenkomsten om te bidden te doen houden, waar
hij er in slagen kon die te doen plaats hebben. Om de
wanorde tegen te gaan, veroorzaakt door voorgewen-
de inspiratie, riep hij do predikers van den Cevennes
te zamcu, vercenigde met hen eenige verstandige lec-
ken, en vormde aldus synoden of conferentiën, die van
jaar tot jaar tezamen kwamen. De allereerste van deze,
in 1715, weinige dagen voor den dood des konings,
maakte eenige hoogst belangrijke veranderingen, zoo-
als de wederinvoering van ouderlingen, hel verbieden
aan vrouweu om bij de godsdienstige zamenkomsten te
spreken, het aanuemen van den bijbel als deneenigen
geloofsregel, het verwerpen van alle persoonlijke open-
baringen als onsehriflmatig eu gevaarlijk. Elke vol-
FRANKRIJK
Zoo opende de achttiende eeuw zich voorde Pro-
testauteu van Frankrijk te midden van eene regering
van schrik. Zij volhardden in het honden van hunne
godsdienstige zamenkomsten, maar hunne wreede
vervolgers ontdekten hunneschuilhoekeu, omringden
lien plotseling, en joegen veleu over de kling. Geen
wonder, dat de Protestanten de wapenen aangord-
don (zie Camtsahoen), en dat het zuiden van Frankrijk
van 1702 tot 1704 het tooneel werd van een bloedigen
oorlog. Holland eu Engeland omhelsden de zaak der
opstandelingen, en boden aan hun onderstand in man-
schappen en wapenen te zenden. Het voorkomen der
zaken was nu zeer verontrustend, Lodewijk en zijn hof
begonnen te beven, en de maarschalk de Villars werd
naar Languedoc afgezonden, met bevel om eejie
verzoenende politiek te volgen. Hij slaagde er in
doorbeloften van verdraagzaamheid om deCamisarden
over te halen hunne wapenen neder te leggen, en de
vrede werd hersteld.
Lodewijk XIV. had nu een gevorderden leeftijd
bereikt, en leefde bijna alleen, daar hij van zijne kin-
deren en kleinkinderen beroofd was. In den uitgeput-
ten staat des lauds, niet een vernietigden liaudcl en
eene ledige schatkist, had de bejaarde monarch geen
hart meer voor die maatregelen van gestrengheid en
geweld, welke zoo lang zijne regering gekenmerkt
hadden. Hij hoorde niet gaarne bel woord Protestant,
en waagde het ook niet dat te uiten. Hij wenschfe
gebeurtenissen in de vergetelheid te begraven, waar-
van de herinnering zijn geweten slechts bezwaarde.
Daarom heerschlc er gedurende een aantal jaren, die
op den oorlog der Camisarden volgden, cene soort
van gewijzigde verdraagzaamheid in Frankrijk, die
waarschijnlijk ongestoord zou hebben voortgeduurd,
zoo niet de Jezuïtische biechtvader des konings,
Letellier, hem de verklaring van den 8stcn Maart 1715
afperste. Dit stuk hield in, „dat zij, die verklaard
hebben, dat zij zullen volharden en sterven in de
zoogenaamd Hervormde godsdienst, hetzij zij die af-
gezworenhebben of niet, beschouwd zullen worden als
weder afvalligen." Het parlement van Parijs verschoof
gedurende eene maand om eene zoo monsterachtige
wet tebekrachtigcn.„T)c koning," zeidc deprocureur-
generaal,„lieeft wel de uitoefening van de zoogenaamd
Hervormde godsdienst door zijne edicten afgeschaft,
maar hij heeft niet juist bevolen, dat de Hervormden
die zouden afzweren en de Catholieke godsdienst
zouden omhelzen. Het is moeijelijk te begrijpen, hoe
iemand, van wien hetniet blijkt, dat hij ooit bekeerd
is, toch weder tot ketterij zou zijn vervallen, en dat
in i
-ocr page 850-
826                                     FRANKRIJK (PROTESTANTSOHE KEP.K VAN).
gcndr synode bragt iets bij tot de reorganisatie der
Protestantsehe kerk.
Doch terwijl de Hervormde gemeente langzanier-
liaiul opkwam uit haar gedrnkten toestand, werd liaar
een zware slag toegebragl door het verschijnen van
de laatste groote wet tegen de Hervormden, die op
den 14aen Mei 1724 in den vorm eener koninklijke
verklaring uitgevaardigd werd. Deze wet van Lode-
wijk XV., toen veertien jaar oud, bestond uit achttien
artikelen, die eene herhaling waren van de gestrenge
maatregelen, welke gedurende de regering van Lode-
wijk XIV. genomen waren, en wederom met dezwaar-
ste straffen dreigden.
Zoowel de magistratenalsdeRoomsehegeestelijkeu
kwamen overeen om gestrengheid jegens de Protes-
tanten te gebruiken, doeh de redenen, waardoor deze
twee partijen aangezet werden, waren zeer verschil-
lend. De eeue partij begeerde burgerlijke eenheid te
bevorderen, terwijl de andere eveuzeernaargeestelijke
eenheid verlangde. Ue eeue wilde zich geheel verge-
noegeu niet bet bevorderen van slechts uitwendige
onderwerping aan het Roomsche geloof, de andere
wilde niet tevreden zijn dan met eene onderwerping,
die uit liet hart voortkwam. De Protestanten benierk-
teu spoedig dit, verschil van gevoelen aangaande de
gronden der vervolging tusscheu de burgerlijke en de
kerkelijke magt. De hevigheid, waarmede de priesters
de Protestanten in de Kerk van Rome zochten te
drijven, verweiderde hen daarvan slechts te meer.
Vele verzamelden zich om Antoine Court, en de kerk
van de wilderuis werd een talrijk ligchaani. De synoden
namen snel toe, en de hersteller van het Frausche
Protestantismus, de noodzakelijkheid inziende, dat
geloovige herders opgevoed werden, opende eene
theologische school te Lausanne, waarover hij gedu-
reude de laatste dertig jaren zijns levens het toezigt
had. Dit collegie verschafte herders aan de Frausche
Protestanten tot aan den tijd van Napoleon T.
Van 1730 tot 1744 genoten de Hervormde kerken
betrekkelijk kalmte, waarvan zij zich ijverig bedienden
om hunne kerken te reorganiseren. De godsdienstige
beweging strekte zich uit, en daar de herders weinig
in getal waren, vonden zij het noodzakelijk om als
zendelingen dienst te doen. Ten einde elkander aan
te moedigen in het groote werk, dat zij aangevangen
hadden, riepen zij eeue nationale synode bijeen, die
op den 1 SJf» Augustus 1714 op eene afgelegene plaats
inNeder-Langaedoc zamen te kwam. De handelingen
begonnen met eene opene verklaring van onschendbare
getrouwheid aan den koning, waarna zij verscheidene
maatregelen namen, geschikt om de zaak van hel Pro-
testautismus in Frankrijk te bevorderen. Aan de ge-
meeuteu werd bevolen om hare zamenkomsteu zooveel
mogelijk in de open lucht f e houden, en aan de herders
werd verboden oin betwiste punten van den kansel te
bespreken. Antoine Court kwam van Lausauue om
tegenwoordig te zijn bij deze synode, en hij had de
voldoeuiug van het evangelie te prediken aan een
gehoor van tien duizend personen.
Naauwelijks bereikte de tijding Parijs, dat er eene
nationale synode door de Protestanten gehouden was,
en dat zij blijkbaar hunne vroegere kracht en moed
herwonnen, of Lodewijk XV. werd overgehaald om
twee orders te teekenen, die nog wreeder waren dan
die, welke ooit te voren waren uitgevaardigd. Be-
lialve dat er een doodvonnis werd uitgesproken over
alle Protestantsehe herders, en een vonnis van levens-
lange galleistraf over al degenen, die hen herberg-
deu, werd nog de plaats, waarin een herder gearres-
teerd werd, aan eeue boete van drie duizend livres
onderworpen verklaard. Het was natuurlijk ouinoge-
lijk, dat zulke barbaarsche besluiten tenuitvoergelegd
konden worden; maar door zulke edicten uit te vaar
digen gaveu de kouiug en het hof duidelijk hunne
begeerte te kennen, dat de vervolging van vroegere
dagen hernieuwd zoude worden. Kinderen werden
dan ook met geweld van hunne ouders weggerukt, eu
duizend dadeu van meêdoogenlooze onderdrukking
werden er op de arme Hugenoten uitgeoefeud. Eene
nieuwe emigratie was erhet gevolg van, en zichbedie-
neude van hunne nabijheid aan de zee, outvloden niet
miuder dan zes honderd huisgezinnen, die allen tot
Normandië behoorden, het koningrijk. Velen werden
gegeeseld, andereu moesten groote sommen als boete
betalen, sommigeu werden voorhuu leven opgesloten,
en uiet weinigen veroordeeld om den dood te onder-
gaan. Te vergeefs beriepen de ongelukkige Hugenoten
zichopljodewijkXV. in deze kalme, waardige eu eer-
biedige bewoordingen: „Wij kuunneu uiet leven zon-
der onze godsdienst te volgen, en wij zijn gedrongen,
hoewel onwillig, om uwe majesteit te smcekeu met
de diepste nederigheid en eerbied, dat hel u moge
behagen, ons te veroorloven het rijk te verlaten met
onze vrouwen, onze kinderen en onze goederen, om
naar vreemde landen te trekken, waar wij God vrijelijk
kunnen aanbidden op de wijze, die wij gelooveu, dat
de ware is, en waarvan ons ecuwig geluk of ouze
eeuwige ellende afhangt." De koning en zijn raad wei-
gerdeu om zelfsdit redelijke verzoek iute willigen, eu
behandelden de smeekelingen sleehts met nog groo-
-ocr page 851-
FRANKRIJK (PROTESTANTNCHK KERK VAN).
827
tere wreedheid. Voornamelijk na den vrede van Aken,
in 1748, werden de samenkomsten weder aangevallen;
de kinderen der Hervormden moesten weder gedoopt,
en hunne huwelijken weder ingezegend worden, en
niettegenstaande den bepaalden wederstand der Pro-
testanten, werd de doop dan ook weder niet geweld
aan de kinderen toegediend. Dit wekte de veront-
waardiging op van de Hervormden, meer bijzonder in
de bergen van Languedoc, en ware de ijver der prics-
ters niet tegengegaan door het gouvernement, dan zou
de oorlog der Caniisarden zekerlijk op nieuw weder
zijn uitgebroken.
Gedurende eenigen tijd genoten de Protestanten
in Langucdoe zoowel als in andere plaatsen cene bc-
trekkelijke rust, doch plotseling, in Februarij 1754,
vaardigde de maarschalk Richclieu, de gouverneur
van Languedoc, die tot zoo lang liet bewind gevoerd
had in een geest van goedwilligheid en zelfs vriende-
lijkheid, gebiedende orders uit om de nieuwe bekeer-
lingen te arresteren, de zamenkomsten te verstoren,
de predikers te vatten, en hen neder te schieten,
zoo zij poogden te vlugten. Deze onverwachte ver-
andering in de staatkunde van Richclieu wekte
verbazing en ongerustheid op iii de gemoederen der
Protestanten van het zuiden van frankrijk. Eenige
zamenkomsten hielden op, andere werden aangc-
\\allen door ruwe soldaten, die niet aarzelden de
vrceselijkste wreedheden op de vergaderde vromen
uil te oefenen.
Deze plotselinge uitbarsting van geweld werd
binnen korten tijd gevolgd door een tijdvak van ver-
draagzaainkeid, gedurende hetwelk de Hervormden
consistoriën en synoden, zoowel als openbare gods-
dienstoefeningen mogten houden , zonder vrees voor
verstoring of kwelling. Twee synoden kwamen in 17ti0
in de provincie Neder-Languedoc bijeen, waarvan er
eenc uit twintig herders en vier en vijftig ouderlingen,
en de andere uit vijftig herders en acht en dertig
ouderlingen best oud. De godsdienstige zanicnkoinsten
werden geregelder en meer openlijk gehouden, in
eenige plaatsten onder het oog der magistraten. De
kerkers werden langzamerhand geledigd van gevan-
genen, wier eenige misdaad was, dal zij tegenwoordig
geweest waren bij cene zanienkonisl in de afzondering,
of een Protestantsch herder geherbergd hadden. Deze
verbeterde staat van zaken werd echter afgebroken
door de tercglsl elling t e Toulousc van vier personen in
één geval, en van een eerwaardig oud man in eenander.
Het plaatshebben van gebeurtenissen als deze in een
tijd, waarop het overige gedeelte van Frankrijk in hel
genot van godsdienstige kalmte was, deed een sterk
gevoel van schaamte en verontwaardiging in den boc-
zem van zelfs de meest bijgeloov ige Roomschgezinden
ontwaken. Zij wildenniet beschouwd worden als in te
stemmen, zelfs niet in den milisten graad, met de reg-
tersen priesters van Toulousc. Zij trachtten in tegen-
deel, om door hun geheele gedrag jegens de Protestan
ten Ie toonen.dat hun hart een afkeer had van al zulke
daden van onverdraagzaamheid en barbaarschheid.
Zoo werd van 1760 tot 1787 eiken dag de last der
lang onderdrukte Hugenoten verligt. In dien langen
lijd hadden zij ongetwijfeld kleine kwellingen te ver-
duren. Zij waren dikwijlsgedwongen, om zware boeten
te betalen en afpersingen te ondergaan. In zaken in
gcrcgtslioven, die hen betroffen, waren de vonnissen
der regters dubbelzinnig en tegenstrijdig. Toch werd
eenc gedeeltelijke verdraagzaamheid als een onuit-
sprekclijke zegen gevoeld donr menseben, wier ge-
schicdenis van hel vcrledcne cene bijna onafgebroken
reeks van rampen en beproevingen van den zwaarsten
aard geweest was. Naar mate de eeuw voortrolde,
werd de geest des tijds in Frankrijk meer bepaaldelijk
verdraagzaam. De school van Yoltairc, de staatslieden
en de geleerden van dien tijd spraken sterk ten gunste
van burgerlijke en godsdienstvrijheid. Lodewijk XVI.
aarzelde, doch de publieke meening nam een nog
hoogeren toon aan. Eindelijk vonden de sterke ge-
voelens, die nu bijna algemeen geworden waren, uit-
drukking in de vergadering der Nolabelen, in 1787
gehouden. De koning kon niet langer wederstand
bieden, en in November daaraanvolgende ontving het
Ediet van Tolerantie de koninklijke onderleekening.
De vooiregten, welke dit belangrijke document aan
niet-Catholicken verleende, waren deze: het regt om
in Frankrijk te wonen, en een beroep of handel in liet
koningrijk uit to oefenen, zonder om de godsdienst
verstoord te worden; hel verlof om wettig te trouwen
voor de officieren van justitie; het regt om de ge-
boorte hunner kinderen te doen inschrijven voor den
plaatselijkcn regtcr, en cene regeling voor de bcgra-
fenis van hen, die niet volgens hetRoomsch-Catholieke
rituaal begraven konden worden.
Hoewel deze eoncessiën afgemeten en onvolledig
waren, werd toch het edict, dat ze verleende, door
al de Protestanten in Frankrijk met gevoelens van
vreugde en dankzegging aan God ontvangen. Al de ker-
ken begonnen zich nu weder naar den ouden grondslag
in te rigten. De Constituerende Vergadering in 1789
stelde aan de Protestanten, op gelijken voet als aan
de Roonischcn, alle staatsambten open, en bij een
-ocr page 852-
S2S                                  FRANKRIJK (PROTESTANTSCHE KERK VAN).
ander decrccl werden zij verkiesbaar benoemd voor
alle burgerlijke en militaire ambten zonder uitzonde-
ring, liet volgende jaar werd Rabaut Saint Etienne,
zoon van een lang vervolgden Protestantschen herder,
lot president van de Constituerende Vergadering be-
nociud. Het cene besluit na liet andere werd ten
j gunste der godsdienst vrijheid aangenomen. Deeigen-
domnicn, vroeger verbeurd verklaard wegens de gods-
dienst, die nog in bezit van den staat waren, werden
aan de erfgenamen der wettige eigenaars- teruggege-
ven. Aldcregtcn van Fransche burgers werden aan de
| afstammelingen der algewekenen wedergegeven opde
t cenige voorwaarde, dat zij naar Frankrijk terugkecren
en den burgerlijken eed afleggen zouden. Aan een ieder
werd de uitoefening der godsdienst, waaraan hij gc-
hecht was, gewaarborgd.
De handelingen eens volks zijn echter niet altijd in
| overeenstemming met de theorie van het gouverne-
ment. Zoo was liet ook met de Franschen gedurende
de eerste revolutie. De vrijheden der Protestanten
waren verzekerd door de wet, maar zij werden inder-
daad schandelijk geschonden. De Protestanten waren
wettig verkiesbaar voor alle burgerlijke en militaire
plaatsen, maar zij werden evenwel stelselmatig uitge-
slotcn van alle stedelijke raden, en gewoonlijk van
alle verkiesbare ambten. De grondwet van 1703
waarborgde aan alle Franschen de vrije uitoefening
hunner ccrcdicnst. Maar na weinige maanden stelde
de Conventie de Decade in plaats van de oude verdee-
ling der weck, en poogde zij allen te dwingen op den
Sabbat h te werken, wat ook hunne bezwaren op dal punt
; ziju mogten. Alle godsvereering werd nu afgeschaft,
j zoowel de Protestantsche als Roomsch-Catholieke. De
kerken werden gesloten, en den herders werd verboden
de pligtcn van hun ambt te vervullen. De vroomheid
bepaalde zich nu tot het huisgezin en het huisvertrek.
Zulk een staat van zakenkonmetgeene mogelijkheid
lang duren. De publieke mecning vroeg de herstelling
der godsdienstvrijheid,en in 1795 werd bepaald, „dat
niemand verhinderd zal worden om de godsdienst uit
te oefenen,die hij verkozen heeft, mits hij zich schikt
naar de wetten; niemand kan gedwongen worden, om
bij te dragen tot de kosten van eenig geloof; de Repu-
bliek bezoldigt niemand." Eenige Hervormde kerken
zochten zich te reorganiseren, maar zulks gingmoci-
jelijk en langzaam. Ecnc der eerste handelingen van
Napoleon Buonaparte, toen hij eerste consul werd,
was een concordaat te teekenen met den legaat van
Pius VIL; maar hoewel de paus sterk had aangcdron-
gen op de erkenning van de Roomsch-Catholiekegods-
dienst als de godsdienst van den staat, was hel meeste,
dal Zijue Heiligheid kon verkrijgen, de inlassching in
de inleiding van liet concordaat van deze woorden
„Het gouvernement der Republiek erkent de Catho
lieke, Apostolische en lloomschc godsdienst als de
godsdienst van de groolc meerderheid des Franschen
volks." Dit was niet meer dan de verklaring van een
welbekend en erkend feit. In alle opzigtcn wareu de
Protestantsche herders cu de lloomschc geestelijkheid
op gelijken voet geplaatst, behalve dat de eersten
geen geldelijken onderstand genoten. De Roomsche
bisschoppen en priesters werden uit de schatkist bc-
taald, maar de Protcstansche herders out vingen gecne
betaling van den staal, en waren in zekeren zin van
den staat gescheiden. Napoleon hield echter nicl van
het denkbeeld, dat hel Protcslanlismus geheel ouaf-
hankclijk was van zijn gezag. Daarom ontstond de wet
van bel jaar X. (1S02), die, terwijl zij cene slaalsgift
aan de Hervormde kerk gaf, haar elke aanspraak op
geestelijke onafhankelijkheid ontnam.De voornaamste
veranderingen, door deze wet in de inrigting der kerk
ingevoerd, zijn de volgende:
„Gccne leer, noch verandering van leer, zal verkon
digd of geleerd worden, zonder dat zij eerst door het
gouvernement goedgekeurd is.
„Voor het onderhoud der predikanten zal zorg ge-
dragen worden, waar het eigendom cu de gaven der
gemeenten te korl schieten.
„De artikelen voor de vrijheid van stichtingen in
de organische wetten der Catholieke (eredienst zullen
zich tot de Protestantsche kerken uitstrekken.
„Er zullen twee seminariën zijn, een in het oosten
van Frankrijk voor de onderrigling van predikanten
van de Augsburgschc Confessie, en het andere te Ge-
nèvc voorde Hervormde kerken. De professoren zullen
benoemd worden door den eersten consul, en geen
predikant zal er aangesteld worden zonder een certi-
ficaat, dat bij aan hel seminarium van zijne godsdienst
gestudeerd heeft. De regelingen voor het bestuur dezer
seminariën zullen ook bepaald worden door het gou-
verncment.
„De Hervormde kerken van Frankrijk zullen lier-
ders, plaatselijke consistoricn en synoden hebben. Kr
zal ecnc consistoriale kerk voor elke P>,000 zielen der-
zelfde communie zijn. Vijf consistoriale kerken zullen
het district ecuer synode uitmaken.
„Het aantal predikanten of herders in dezelfde con-
sistorialc kerk kan niet vermeerderd worden zonder
de goedkeuring van het gouvernement.
„De herders kunnen hun ambt niet nedcrleggen
-ocr page 853-
FRANKRIJK (PROTESTANTSCHE KERK VAN).
S29
zonder hunne redenen aan hel gouvernement kenbaar
ie maken, dal ze zal goedkeuren of verwerpen.
„De aanspraak op verkiezing zal den eersten consul
voor zijne goedkeuring aangeboden worden.
„Al de herders, die nu in functie ziju, zullen voor-
loopig bevestigd worden.
„Elke synode zal zamengesteld ziju uil een herder
en een notabele van elke kerk. De synoden zullen het
toczigt hebben op de viering der eeredienst en de
leiding der kerkelijke zaken, en al hare uitspraken
zullen onderworpen worden aan de goedkeuring van
liet gouvernement. De synoden kunnen niet tezamen
komen, tenzij zij verlof van het gouvcrncmenl hebben
ontvangen en gecne synodale vergadering zal langer
dan /es dagen duren."
Gedurende de veertien jaren van hel consulaat en
hel keizerrijk was de Protcstantsche kerk zwak en
krachteloos. De vormen werden bewaard, maar het
leven der godsdienst was nagenoeg weg. In 1807
waren er niet meer dan twee honderd herders. Hel
Franschc seminarium, door AntoincCourl tcLausanne
gesticht, was naar Cenève overgebragt, doeh daarliet
niet geschikt bevonden werd voorhei doel zijner stich-
ling, rigttc de keizer in 1S0S cene Faculteit voor de
Protcstantsche theologie Ie Montaubanop. De her-
stelling van de Bourbons op den Franschen troon had
in 1814 plaats, en hoewel er Ie dier tijde verklaard
werd, dat gelijke bescherming verleend zou worden
aan alle cercdiensten, begon hel volk, voornamelijk in
het zuiden, de Hervormden niet nieuwe vervolgingen
(e bedreigen. Maar toen Napoleon wederom Parijs
had bereikt, gevoelden de Protestanten, dal zij nu
konden rekenen op de bescherming der wetten. Deze
zekerheid was echter van korten duur. Onder het bc-
stuur van Lodewijk XVIII. werden zij inliet zuiden
aangevallen door het graauw met ecne woestheid, die
gecne palen kende. De hertog van Angoulême werd
door den koning afgezonden, om onderzoek te doen
naar den staat der zuidelijke provinciën. Hij vond de
plaatsen voor de eeredienst bestemd te Nimesgesloten,
en een gedeelte van hel volk gedwongen om te vlugtcn,
terwijl anderen zich verborgen hadden. Na verloop
van zes maanden werd de Protcstantsche eeredienst
op den 17llr" December 1^15 te\'Nimes weder hersteld.
In de andere departementen van Frankrijk was, met
weinige uitzonderingen, alles rustig, en waren noch
de personen noch de eigendommen der Protestanten
aan de minste kwelling blootgcsleld. Onder Karcl X.
nam het aantal dergenen, die hel Prolcstantschc geloof
beleden, voortdurend en merkbaar toe. Van 1S17 lot
1830 was echter het gouvernement, hoewel degrond-
wcl gelijke vrijheid aan alle geloofsbelijdenissen be-
loofde, volstrekt niet strikt in zijne opvolging van dit
groote en belangrijke beginsel. Pogingen werden er
gedaan om de Protestanten over te halen tot cene
erkenning van de Roomsche godsdienst, in zooverre
betrof het bewijzen van ecu uiterlijk huldeblijk aan
hare godsdienstige processiën. De wet der heilig-
scheiinis stond ontheiliging der Protestantsche eere-
dicnsl toe zonder met gevangenisstraf Ie bedreigen,
terwijl de ontheiliging der Roomsche eeredienst met
de doodstraf werd bedreigd. Naarmate Karel X. in
jaren toenam, gaf hij zich over aan de leiding van
priesters, en het gevolg was, dat de grootste partij-
dighcid bij het uitdeden van openbare ambten aan
Rooiuschgoziiiden werd beloond. Maar al genoot de
Protcstantsche kerk van Frankrijk de koninklijkegunst
niet, zij mogt toch met onbeteugelde werkzaamheid
arbeiden aan het groote werk van de verspreiding des
Christendoms. Haar komt de eer loe van werkzaam
gewccsl te zijn eersl totdeoprigtingen sedert tol het
onderhouden van hel Bijbelgenootschap eau Frankrijk,
hel Godsdienstig Traetaatgcitootsehqi en hel Gcuoohelwp
(er Aanmoediging i-au hel Lager Onder/vijs.
üc omwenteling van IS:!], die Lodewijk Filips op
den Franschen troon riep, gal\'den Protestanten reden
om te verwachten, dat hun toestand verbeterd zoudr
worden. De Kamervan Afgevaardigden, de grond wel
herziende, nam bet zesde artikel over de godsdienst
van den slaat weg, en nam weder de bewoordingen
van het concordaat aan, dat de Hervormde Catholicke
godsdienst de godsdienst was van de meerderheid der
Franschen. Maar hoewel de verwachtingen der Protes
I anten teleurgesteld werden, nam hun aantal snel loe,
zoodal in 183S de Calvinistische of Hervormde kerk
negen en tachtig consistoriën en ongeveer vier hou-
derd zcslig predikant en had. In den loop van nog tien
jaren, gedurende welke de vrijheden der Protestant-
schc kerken langzamerhand meer omschreven werden,
cu de invloed der Roomsche priesters in kracht toe-
nam, bragl eene nieuwe omwenteling Lodewijk Napo-
lcon op het tooncel. Nu koesterde men algemeen
de hoop, dat de zaak der godsdienstvrijheid in Frank
rijk cene krachtige aandrift zou ontvangen. Ecne vcr-
gadcring van de afgevaardigden der Hervormde kcr-
kenwerderin Mei 1S tS te Parijs gehouden. Het
voornaamste punt, dal in behandeling kwam, was de
betrekking tusschen de kerk en dcu slaat, toen de
groote meerderheid zich voor hel behouden der ver-
ccuiging verklaarde, zonder evenwel <k onafhankc-
-ocr page 854-
FRATKICFLl,!.
s;}<>
lijkheid der kerk ie verkorten. Kr werd ook besloleu
om eene vergadering bijeen te roepen, ten einde den
slaat en de uilzigtcn van hetProtestantisnius in over-
weging Ie nemen. Daar dit slechts eene vereeniging
was, die door de wet niet was erkend, waren er slechts
tusschen de zeventig en tachtig leden tegenwoordig.
Hierop werd voorgesteld, dat men eene geloofsbelijde-
nis zou opmaken, die erkend zou worden als de gc-
lool\'sbelijdenis der Franschc Protestantsche kerken.
Deze voorslag gafechter aanleiding tot eenzeerscherp
en stormachtig debat, daar de meerderheid van mec-
uiug was, dal leerstellige punten door de vergadering
niet behandeld zouden worden, dewijl de vcrschcidcn-
lieid van gevoelen op zulke punten, die er onder Fran-
schc Protestanten bestond, in hun oog eene voldoende
reden was om alle behandeling van zaken van dezen
aard Ie vermijden. Eene minderheid der leden, weinig
in getal, maar bekend om hunne vroomheid en ijver,
streed ernstig voor eene geloofsbelijdenis, als volstrekt
noodzakelijk om de eenheid der kerken en hare eeus-
gczindhcidiudcleertc bewaren; dpeh bevindende, dal
de groot e meerderheid der vergadering legen hunne
gevoelens was, protesteerden zij, en verwijderden zij
zich. vasl besloten om zich lot een afzonderlijk lig-
ehaam Ie vormen. De meerderheid zctle de zittingen
voorl, en de inrigling der Franschc Protestantsche
kerken herzien hebbende, maakten zij een plan voor
de kerkelijke organisatie op, dal zij den minister van
openbaar onderwijs voorlegden, ten einde de erkeu-
ning van de kerken door den staal Ie verkrijgen. De
inrigting, die in hel plan lag, maar die hel gouverne-
ment nooit formeel erkend heeft, was het Presbyteri-
aansehe stelsel van de Franschc kerk.
De minderheid, die de vergadering had verlaten,
benevens eenige weinige gemeenten, «lic afgescheiden
waren van de Protestantsche kerken, vormden zich tol
eene nieuwe Christelijke gemeente onder den naam
van de Vereeniging der Kvangelisehe kerken in Frank-
rijk. De eerste bijeenkomst der synode van dit lig-
chaani bad opdcn20*lcn Augustus] 8 19plaats, waarop
eene geloofsbelijdenis en eene kerkelijke organisatie
opgemaakt werden. Deze synode wordl niet jaarlijks,
maar om hel andere jaar gehouden. Sedcrl zijne oor-
spronkelijke stichting is dil ligchaam langzaam in
kracht toegenomen.
Gedurende drie jaren na de omwenteling van 1848
bestond er veel twijfel over de juiste bclrekking lus-
sehen de kerk en den staal. In December 1851, (oen
Lodewijk Napoleon keizer van Frankrijk werd, be-
helsde de af kgndiging der constitutie van hel rijk eene
erkenning van hel eoueordaat van 1 SOI, als nog rege-
lende de betrekkingen in kerk en staat. Dit was eene
groote teleurstelling voor de Protestanten, die zich
vleiden, dat onder Napoleon III. hun toestand zeer
verbeterd zoude worden. De Roomschc kerk hand-
haal\'t evenwel op dit oogenblik een \\olkonicu ovcr-
wigt in Frankrijk, niet alleen in aantal leden, daar de
Protestanten slechts een klein gedeelte van degcheele
bevolking uitmaken, maar ook in invloed en magt.
Het gouvernement verdraagt in naam alle vormen van
eeredienst, maar over het gehcclc land zijnde Protcs-
lanteu onderworpen aan talloozc kwellingen en bepcr-
kingen, en kleine vervolgingen van de plaatselijke
autoriteiten. De laatste verslagen schatten de Pro-
testantcn van Frankrijk van alle secteu op niet meer
dan SOO.000, terwijl de Roomsch-Catholiekcn ruim
3(1,000,000 leden tellen.
FRATRICKLLI, eene klasse van Franciscaner
monniken,, die den regel van den 11. Franciscus stren-
gcr dan de overigen der orde in acht namen, en der-
halve gcenc eigendommen, hetzij persoonlijk ofgcza-
nicnlijk, bezaten, maar hun geheele bestaan door
bedelen verwierven. De Fralricelli zijn somtijds ver-
ward met de Spirilualcn onderde Franciscanen, maar
hoewel /.ij hun cenigzins geleken, waren zij bun toch
volstrekt niel gelijk. De Spiritualen hebben zich nooil
van de Franciscanen afgescheiden, terwijl de Fratri-
eelli zich zoo volkom en van de orde hadden losgemaakt,
dat zij zich een afzonderlijk hoofd kozen, en paus
(\'celcstinus V. als hun stichter beschouwden, terwijl
zij Bonifacius en al de bckleedcrs van den Heiligen
Stoel, die zich tegen hen verzetten, niet als echte
pausen erkenden. De Falricelli droegen geringe en
versletcuc klccdcrcn, en zwierven van plaats lol
plaats, terwijl zij legen de bedorvenheden van de
Kerk van Kome en de ondeugden der geestelijken
ijverden, en voorspelden, dat een tijd van hervor-
ming nabij was. De Franciscanen hebben nooil wil-
Icn erkennen, dat de Fratricelli niet de leerlingen
van den 11. Franciscus in verband stonden, terwijl
zij niet kunnen ontkennen, dat deze den regel van
den 11. Franciscus volgden. Zij kwamen in meening
overeen met de Bïghabden (zie ald.), terwijl zij
van deze verschilden, doordien zij monniken wa-
ren. St. Franciscus zelf noemde bij zijn leven zijne
leerlingen Fratricelli of Kleine Broeders, en hoe-
wel die naam in de dertiende eeuw onder de Italia-
j neu somtijds als een lerm van verwijt werd gebezigd,
gegeven aan hen, die het voorkomen van monniken
aannamen, terwijl zij niet tot eene kloosterorde
-ocr page 855-
FREY — GABRïhL.                                                              831
behoorden, werd hij toch als eeu eerenaam begeerd
door hen, die een leven van de gestreagslc armoede
verkozen.
FREY, de beschermgod der oude Zwedea, die, vol-
geus de Edda, de jaargetijden bestuurde, en vrede,
vruchtbaarheid en rijkdommen verleende. Het Sean-
dinavische feest van Jul werd ter eere van Frey of de
Zon gevierd, ten einde een gunstig jaar en vruchtbare
jaargetijden te verkrijgen. ïn den grooten tempel van
Upsala stond Frey aan de linkerhand van Thor, en
stelde hij beide geslachten voor, met verschillende
andere attributen, die vruchtbaarheid aanduidden.
Op bet feest ter eere vau dezen god hadden er offer-
anden, feestvieriugeu, nachtelijke vergaderingen en
andere aanduidingen der innigste vreugde plaats. Iu
de Edda wordt van Frey gezegd, dat hij eeu van de
meest gevierde goden is.
FREYJA, de zuster van FREY(zieald.)eudegodiu
der liefde onder de oude Scandinavié\'rs. Zij werd
ingeroepen om gelukkige huwelijken eu gemakkelijke
verlossingen te verkrijgen. Zij deelde vermaken en
geuietingen van allerlei aard uit. De Edda noemt
haar de zachtzinnigste aller godinnen, maar zij trok ten
oorlog op zoowel als Odin, en verdeelde de zielen der
verslagenen met hem. Men deukt gewoonlijk, dat zij
dezelfde was als de Aphrodile der Grieken eu de Ve»m
der Romeinen, daar de zesde dag der week, die haar
gewijd was onder den naam vau Vrijdag of Freyja\'s
dag, in het Latijn Dies Fenerisotde dag van Venus
werd genoemd. „Freyja\'s wouiug," zegt de Edda,
„Sessrümuir geheetea, is groot en prachtig: vandaar
gaat zij uit iu eeu wagen, getrokken door twee katten.
Zij verleent eeu zeer gunstig oor aan hen, die zich tot
haar rigleu om bijstand. Naar haren uaam worden
vrouwen van geboorte en fortuin iu onze taal Frevjor
genoemd. Zij houdt zeer veel van liefdezaugeu, eu
alle minnaars doen wel haar aan Ie loepen. Zij is ge-
huwd met iemand, die Odur heet, en hare doehter,
Huossa genaamd, is zoo mooi, dat hetgeen schoon
en kostbaar is, naar haar naam f/«w//)wordtgenoemd.
Maar Odur verliet zijne vrouw, om iu zeer verre landen
te reizen. Sedert dieu tijd weent Freyja aanhoudend, j
en hare tranen zijn druppelen van zuiver goud. Zij |
heeft eeue groote verscheidenheid van namen, want .
daar zij over vele lauden gegaan is, om haar echtgenoot
op te zoeken, gaf elk volk haar een anderen naam.
Zoo wordt zij genoemd Mardöll, Hora, Gefa en Syr
en ook Vanadis. Zij bezit het halssnoer Brisfng." De
geleerde IJslander Fiun Magnuseu beschouwt Frey
eu Freyja als de verpersoonlijkingen van de zou en
de maan.
FR1GGA, de voornaamste godin bij de oude Scan-
diaavié\'rs. Men veronderstelt, dat zij de aarde voor-
stelde, die vele oude natiën aanbaden, en Moeder
Aardeen de Moedei\' der Goden noemden. Frigga was
de dochter vau Fjörgyu, en als de vrouw van Odin, den
Alfadir of Al- Vader, maken zij en hun kroost het ge-
slacht uit, datde ./iV/-heet,eengeslacht. dat \'nxAxgard
eu de oorden daarom woonde. Frigga was te /elfder
tijd de doehter eu de vrouw van Odin. Hun eerstge-
borea zoon was Asa-Thor, die begiftigd is met kracht
eu dapperheid, eu daarom magt heeft over alles, dal
leveu heelt. Krigga heeft eeue prachtige woning in
Axgard, Fensalir genaamd.
FURINA, eeue Romeiuselie godin, die te Rome-
een boschje had, dal haar was gewijd. Zij had bet j
bestuur over dieven en roovers, maar haar naam moet
vroeg uit het Romeiuselie Pantheon verdwenen zijn,
daar Varrozegt, dat iu zijn tijd de naam dezer godin
bijna vergeten was. Ter eere dezer goden vierden de
Romeinen de Fukixamkn, die tegen het einde van \\
Ju lij werden gehouden
G.
GABRIËL (Hebr. God mijne kracM), de naam van
eeu engel, die viermaal in de Heilige Schrift wordt
vermeld. Hij wordt tweemaal iu lief Roek van Daniël
genoemd, als van God gezonden om den proleet te
onderrigten, en tweemaal in het Evangelie van Lukas,
als afgezonden om eerst aan Zacharias eu daarna aan
de Maagd Maria de naderende geboorte van Christus
bekend te maken. Iu Lukas 1:10 beschrijft hij zich
aldus: „Ik ben Gabriël, die voor God sta," waaruit
wij mogeu besluiten, dat bij eeue plaats van bijzondere
eer ea waardigheid iu het eugeleuheir inneemt. Iu
het Boek van Tobias wordt de Joodsehe overlevering
vermeld, dat er zeven geesten zijn, die aanhoudend
staan in de tegenwoordigheid van God, eeu van welke
Gabriël is, die, zooals de Joden gelooven, geplaatst is
aan de linkerhand des trooas. Deze engel wordl bij |
-ocr page 856-
832                                            GABRIËL (H.)
GALEMSTEX.
de Mohamedauen iu veel hoogere achting gehouden
dan de andere engelen, daar hij in hun oog de voor-
naainsle afgezant is van God eu de persoonlijke vriend
hunsprofeets, aan dezen de openbaringen uil den be-
mel bragt, welke den Koran uitmaken, en hem ten
hemel voerde, gezeten op zijn paard Alborac (zie
ald.). Zij beschouwen hem bovendien als den Joden
bepaald vijandig, dewijl deze den Messias verwierpen,
dien hij bijzonder eert. De Talmud en de Korauvloei-
jen over van fabelen aangaande den engelGabriël. De
Mohamedanen beweren, dat Gabriël de magt bezit
om in een uur uit den hemel op de aarde neder te
dalen, en om met eene enkele veder van zijn vleugel
een berg omver te werpen.
GABRIËL (II.) (Congregatie van den), eene
vcrecniging van leeken door Caesar Bianchetti te
Bologna omstreeks 101(5 geslicht, tot bevordering
van Christelijke kennis eu deugd.
GABRIËL (Feest vak),een feest ter eere vanden
aartsengel Gabriël, door de Gricksche kerk op den
2fctf> Maart gevierd.
GABRIÊL(H.) eu MICHAEL (H.) (Feest van
hen), een feest door de Grieksche kerk op den lsle»
November gevierd, ter eere van de twee aartsengelen
Gabriël en Michaël.
CAD, eene Syrische godheid. Volgens Salomo
.larehi is Gad de naam vau een afgod, die de sier of
liet gesternte voorstelt, dat gelukkige geboorten be-
stuurl, volgens de oude gezegden: „Laat Gad hem
gelukkig maken," en „Laat er voor hem gecne ver-
moeidheid zijn."Men veronderstelt,dal Gad de planeet
Jupiter geweest is; sommigen denken echter, dat
liij Mars was, en anderen beweren, dal. hij de Maan
was, terwijl Jurieu gist, dat hij de Zon geweest is.
In liet Arabisch wordt de planeet, Jupiter Gad ge-
noemd
OMA. Zie gea.
GA1ANTSTEN, eene sectc der Monophysieten
(zie ald.), die in de zesde eeuw ontstond, en haar naam
ontleende aan Gaianus, aartsdiaken vau Alcxandrië
onder den patriarch Tiniotheus III., bij wiens dood iu
513 hij tol patriarch van Alcxandrië werd verkozen
doorde monniken eu het volk, met tegenkanting van
Theodosius den bisschop van de hofpartlj. Grootc on-
rust ontstond er te Alcxandrië, Gaianus werd afgezet,
en vlood toen eerst naar Carthago en daarna naar
Sardinië, waarna wij weinig meer vau hem hooren.
Gaiauus en zijne volgelingen waren de meening van
Julianus vnnHalicarnassus toegedaan, die beweerde,
dat de Goddelijke nat uur zich zoodanig in liet ligchaam
vau Christus had gedrongen van het oogeublik zijner
ontvangenis, dal zijn ligchaam vau natuur veranderde
en onvergankelijk werd. Daarom kreeg de seete ook
den naam vau Aphtiiartodocieten (zie ald.).
GALEXISTEX, een naam aan eene partij dei
Doopsgezinden (zie ald.) iu de Nederlanden in de
zeventiende ^vuw gegeven. Deze naam was afgeleid
vau Galenus Abrahams dellacn,predikant teAmster-
dain,die leerde, dat de Christelijke godsdienst niet zoo
zeer eenstelsel van leerstellingen was, die men moest
gelooven, als van voorschriften, waaraan men moest
gehoorzamen. Zoo was hij van nieening, dat allen toe-
gelaten moesten worden tot de voorregten der Christe-
lijke kerk, die geloofden aan de inspiratie van den bij-
bel, eu eenzuiver en vlekkeloos lcvenleidden. Galenus
Abrahams werd bovendien beschuldigd van tot Socini-
aanschegevoelens over Ie hellen. De Staten-Generaal
onderzochten echt er de beschuldiging, en spraken hem
op den 1 i\'h\'" September 1003 vrij. Zijn voornaamste
tegenstander was Samuel Apostool, naar wien de
AposTOOLlANEN(zic ald.) Iiuu naam dragen, en die niet
alleen de Godheid van Christus en den invloed van
Zijndood hardnekkig verdedigde, maar ook de bijzon-
dere gevoelens van de Doopsgezinden aangaande de
zigtbare kerk van Christus op aarde. Hel gevolg vau
dezen twist was eene scheuring ouder de Vlamingen
te. Amsterdam, daar de twee tegenstanders predi-
kantcn waren vau dezelfde kerk in die stad. Ecnige
jaren daarna vercenigdede Waterlandso/ie kerk te Am-
sterdam zich met de Galeuis(eu,die alleChristcn-secten
tot de gemeenscha]) met hen toelieten, eu de eenige
Doopsgezinden in Holland waren, die weigerden ftfen-
iioniehi)
genoemd te worden. Galenus noemt iu de
Apologie voor zijne secte honderd drie artikelen van
hunne meeningen op, die voornamelijk over wederkec-
rigc verdraagzaamheid en liefde handelen. Hij leert,
dal de Schrift, voornamelijk het Nieuwe Testament,
voldoende is voor de zaligmaking. Hij bestrijdt de
leer der erfzonde. Hij gcefi de meeningen der sectc
voor de Godheid van Christus aldus op: — „Wij ge
looven en belijden, dal Jezus, geboren uit de Maagd
Maria, opgevoed teNazareth,en gekruisigd, waarlijk
is de Messias, de Zoon van God, die komen zou op de
wereld, inwiende aartsvaders geloofden met vreugde;
dien zij verwachtten en ernstig begeerden; die door
vele zinnebeeldige zegswijzen in de oude wet voorge-
steld, en door de profeten lang voor Zijne komst voor-
speld was.
„Wij denken, dat deze belijdenis voldoende is aan-,
gaande den persoon vau onzen (leer Jezus Christus
-ocr page 857-
RÜRS.                                                                S33
GALIL
| en dat liet niet noodzakelijk is voor de zaligmaking,
oti nenige verdere onderzoekingen te doen aangaande
Zijn vroeger beslaan, Zijne menschwordiug, de ver-
eeniging van hetgeen de twee naturen, de Goddelijke
en de menschelijke, genoemd wordt, en andere punten
zoo heef betwist onder Christenen, daar Christus zelf
en Zijne Apostelen voldaan waren mei deze eenvou-
ilige belijdenis.
„Maar om onze gedaehien over dal onderwerp ver-
der Ie verklaren, hoewel wij ten volle overtuigd zijn,
dat de voorgaande belijdenis, met ware gehoorzaam-
beid , voldoende is voor de zaligmaking, gelooven wij
loeb, dal de Zoon van God, dienJohanueshel Woord
noemt, niet begon te beslaan, toen Hij geboren werd
uit de gezegende Maagd Maria; maar dat Hij, de glans
zijnde van de heerlijkheid van God Zijn Vader, en het
ingedrukte beeld van Zijn persnon, in God Zijn he-
melschen Vader gcwecsl is, alvorens de wereld, deze
zigtbarc wereld, werd gesehapen. Wij erkenuen ook
en belijden, dat Jezus Christus onze Heer, de Zoon
des levenden Gods, aan ons gegeven is als onze groot e
Profeet, als onze voornaamste en eeuwig opofferende
Priester, en als onze heinelsehe Koning."
I)e Galenisten meenden, dat Christenen alleen aan
Christus onderworpen moesten zijn, en daarom wei-
j gerden zij aan de uitspraken van coneiliëii, synoden
i of eenigcrlei kerkvergadering te gehoorzamen. Het
: Christendom was in hun oog slechts een zedekundig
stelsel. Zij verwierpen den kinderdoop, en kwamen
! hierin met de overige Doopsgezinden overeen, doch
i zij weigerden het gebruik der voel wasschingte erken-
uen, als door Christus bestemd om door Christenen
in elke eeuw letterlijk opgevolgd te worden. Zij loo-
chenden de inagt der kerk om hare leden in den
ban te doen, of om verder Ie gaan dan broederlijke
GALIL.EËRS, eene scefe die in het jaar 12 onder
de Joden ontstond. De omstandigheden, die haar onl-
staau veroorzaak!en, waren eerder vaneen staatkun-
digeu dan van een godsdienst igen aard. Omstreeks
dezen tijd werd Judca eene Romciusche provincie, en
werd hel aan Syrië gehecht, waarover Quirinus toen
landvoogd was. Toen Quirinus aangesteld werd, be-
paalde hij, dal er eene belast ing geheven zoude worden
om de kosten der Romeinschc vestingen te bestrijden.
Het opleggen dezer belasting wekte de verontwaar- !
diging der Joden op, en eene partij werd er gevormd
om hel betalen dezer schatting te weerstaan. Zij werd ]
aangevoerd door Judas den Galilaser, naarwicn zij den
naam kreeg van Galilaeërs, hoewel zij meer bekend is
onder de namen van Zeloten en Ganlonielen. De leer,
die Judas aan zijne volgelingen inscherpte, was, dat
de Joden geen koning hadden dan God, en dat hel
legen de wel van Mozes was, dat een Jood schatting
betaalde aan eene vreemde mogendheid.Tnvcreeniging
met zekeren Zadok, een Sadduceër, slaagde hij er in
eeucgroolc partij rondom zich Ie verzamelen, dieeen
gedeeltelijken opstand tegen hel, Romeinschc bewind
verwekte, welke echter spoedig bedwongen werd, ter-
wijl de aanvoerder Judas sneuvelde. Twee der zonen
van Judas, Jacobus en Sinion, poogden na den dood
huns vaders de parlij, die verstrooid was, weder in
het levente roepen, doch zij kwamen door de hand der
geregt igheid om. Mcnahcin, do derde zoon, een sterk
fort genomen hebbende, met de wapenen, die daarin
werden bewaard, wapende zijne volgelingen, en was
>toul genoeg Jeruzalem Ie belegeren. Hij maakte een
toren met den grond gelijk, en had bijna de stad inge-
nomen, doch de belegerden, een sterken muuroprig-
tende, slaagden er inde aanvallen van den vijand af
Ie weren. Menahem nam den titel van koning aan, en
voorgevende gedreven te worden door ijver ten bc-
hoeve van de Joodsche godsdienst, voerde hij den op-
stand legen de Romeinen aan. Zijne plannen waren
echter blijkbaar eerder hel gevolg van persoonlijke
eerzucht dan van vaderlandsliefde, en ecnige zijner
landgenooten, die zijn doel ontdekten, onderwierpen
hein aan een wreeden dood. Hier eindigde de opstand
niet. Elcazcr, de kleinzoon van Judas, rees tot aanzien
onder de Galilavrs of Zeloten, en riep al de Joden op,
op straffe des doods, om zich onder den standaard der
omwenteling Ie scharen. Eindelijk sloot hij zich op in
hel kasteel Masula, en nadat hij het langen lijd tegen
de Romeinen had uitgehouden, haalde hij zijne vol-
gelingen over om elkander liever te vermoorden, dan
zich aan hunne vijanden over Ie geven. Dit deden zij,
7
vermaningen of vertoogen; zoo deze falen moet den
dwalenden broeder duidelijk gezegd worden, in de
tegenwoordigheid der broederen, dat er met hem geene
gemeenschap en Christelijke broederschap gehouden
kan worden. Dit waren de voornaamste eigenaardig-
j heden der Galenisten.
GALILjEKUS, een term van verwijf somtijds op
de eerste Christenen loegepast. llij werd gewoonlijk
gebezigd door Julianus den Afvallige, wanneer hij van
Christus of de Christenen sprak. Verschillende oude
schrijvers zeggen, dal hij niet alleen zelf hel woord
bezigde, maar dal hij iedereen verbood hen meteen
anderen naam Ie noemen, denkende, dal hij door zulk
een decreet den naam van Christenen geheel zoude
afschaffen.
l«"i
-ocr page 858-
GALIXTHIAS — GAU/IOAAXSCHE KERK.
834
en slechts (wee vrouwen en vijf kindereu bleven er
over om dn treurige geschiedenis te verhalen.
GALIXTHIAS, enne godinaan welke gewoonlijk op
liet feest van Ileracles te Tliebe offers werden gebragt.
Toen de Mieren exi Eilyiliiën zochten te verbindereu,
dat Alcinene aan Ileracles de geboorte schonk, kwam
Galinthias tnsscheubeiden, en verijdelde haar plan
dooreene bedriegerij, waarover deze godiuuen zoo ver-
woed waren, dat zij haar in eene kat of eene wezel
veranderden. Maar Heracles maakte Galinthias, ter
belooning van hare vriendelijkheid, tot zijne begeleid-
ster, en liet haar op zijn eigen feest aanbidden.
GALLICAANSCHE KERK, een naam gebezigd
om de Koomsche kerk in Frankrijk aan te duiden, die
in hare betrekkingen tot den Rooinseheu stoel altijd
verschild heeft van alle anderegedeelten derzelfde kerk
op de wereld. Sedert de oorlogen over de investituur
waren de Fransche geeslelijkeu steeds uaijverig op
hunne regten geweest, en hadden zij iu bijzondere ge-
vallen eene vrijstelling geeischt, en zich dikwijls daar-
naar gedragen, van die algemeeue heerschappij in
kerkelijke zaken, die steeds door den Heiligen Stoel
wordt aangenomen, ceue vrijstelling die den grondslag
uitmaakt van hetgeen gewoonlijk de regten der fialli-
eaansche kerk genoemd wordt. Aanspraken van dezen
aard komen reeds in den tijd van Lodewijk den Heilige
voor, en het is niet onwaarschijnlijk, dat zij nog zelfs
van vroegeredagteekeningzijn; maar in 1438 nam het
concilie van Bazel, in strijd met Eugenius IV., die een
ander concilie te Florence bijeengeroepen bad, ver
scheidene canons aan voor liet toekomstige bestuur
der kerk, die de magt van den paus beperkten, en
verschillende misbruiken in de kerktucht. verbeterden.
Eugenius, verwoed overdezen open opstand tegen zijn
gezag, verwierp de nieuwe canons, en daarop nam lie|
concilieeen decreetaan, waarbij hij van zijne pauselijke
waardigheid werd ontzet. De paus zegevierde echter
over zijne tegenstanders, en deregclingen werden door
het hoofd der kerk niet bekrachtigd, doch zij onder-
vonden evenwel de goedkeuring van Karel VII., die te
dier tijde op den Frauschen troon zat. Verheugd over
deze gelegenheid om de onafhankelijkheid der Galli-
eaausclie kerk te verzekeren, beval Karel eene verga-
dering van godgeleerden aan, die toen te Bourges bijeen
was, om de regelingen van het concilie van Bazel aan
te nemen. Deze vergadering, die bekend is onder den
naam van hel. Pragmatieke concilie, bekrachtigde, om
den koninklijken wil te vervullen, de regelingen van
Bazel als de algemeeue regels voor de kerkelijke tucht
in Frankrijk, eene beslissing die algemeen bekend is
ouder den naam van de Pragmatieke Simrlie. Ue pri-
vilegicn, aldus verzekerd, waren gegrond op twee
grondstellingen: (1.) Dat de paus geen regt heeft iets
te bevelen, waarin de tijdelijke zaken en de burgerlijke
regten van het koningrijk zijn betrokken; (i.) Dat
terwijl de oppermagt van den paus iu geestelijke zaken
erkend wordt, zijne magt iu Frankrijk beperkt wordt
door de decreten van oude conciliën in dat rijk out-
vangen.
De canons, aldus formeel aangenomen door eene ver-
gadering der Fransche geestelijken, werden beschouwd
als liet charter van hunne kerkelijke onafhankelijkheid
en vrijheid uit te maken. Vele en hardnekkige pogiu- \'
gen deden de volgende pausen, om de herroeping dezer
aanstootelijke decreten te verkrijgen; maar de F\'ran-
sehe geestelijkheid en hei, volk volhardden in het
handhaven hunner kracht, en in het getrouw blijven
daaraan als noodzakelijk, volgens hunne meening,voor
den vrede en den voorspoed van het koningrijk. De
souvereinen van Frankrijk waren ook verre van afkee-
rig vau ecu plan, waardoor zij onafhankelijk gemaakt
konden worden van den pauselijken stoel, en de Prag- \',
inatieke Sanctie was hun des te aangenamer, daar zij i
zorgde, dat de benoeming tot beuefieiën aan dekonink-
lijke goedkeuring werd onderworpen, het betalen van
(inimten aan den paus verbood, en een einde maakte
aan den verkoop van kerkelijke waardigheden. Toen
dan ook de canons van het concilie vau Bazel gezegd
werden afgeschaft te zijn door achtervolgende ko-
uingen van Frankrijk, voornamelijk Lodewijk XL en
Lodewijk XII., werden de aanspraken der Fransche
geestelijken onder de Pragmatieke Sanctie nog als iu
volle kracht beschouwd. Maar Leo X. verkreeg de
pauselijke waardigheid, en de vergrootiug der kerk iu
het oog houdende, haalde hij Frans L, koning van
Frankrijk, over, om de afschaffing van de Pragmatieke
Sanctie iu duidelijke bewoordingen door den paus en
den Icon ing te veroorloven, en dat in ile plaats daarvan
eene acte zou gesteld worden, die den koning niet
grootere magt in de geestelijke zaken van hel koning-
rijk bekleedde, dan hij lot nogtoe bezeten had. Daaruit
kwam hel bekende concordaat voort, waardoor de
benoeming tot alle kerkelijke prebenden binnen de
Fransche staten aan den koning werd toegestaan, met
afzondering vau de annalen voor den Roouischen stoel;
en bovendien werd het regt om aangaande alle kerke-
lijke twisten te beslissen, niet eenige weinige uitzon-
delingen, zonder beroep aan de regtsmagt van den
souverein gegeven. Het gedrag vau Frans en Leo
werd door de Fransche geestelijken met de uiterste
-ocr page 859-
GALLIf\'AANSCHK KKHK.
835
zelve, magt in geestelijke zaken en in zaken, die tol
de zaligmaking behooren, gegeven heeft, maar gecne
magt in burgerlijke en tijdelijke aangelegenheden,
daar onze Heer gezegd heeft: „Mijn koningrijk is niet
van deze wereld;" en wederom: „Geeft aan den keizer,
dat des keizers is, en Godc, dal Gods is." Eu daarom
slaat dat bevel van den Apostel vast: „Alle ziel zij der
inagtcn over haar gesteld onderworpen: waul er is
gecne magt dan van God, en de magten, die er zijn,
zijn van God verordend." Daarom zijn in wereldlijke
zaken koningen en vorsten aan gecne kerkelijke magt,
door God ingesteld, onderworpen; ook kunnen zij niet I
onmiddellijk of middellijk afgezet worden door de
sleutelmagl der kerk, en kunnen hunne onderdanen
niet vrijgesteld worden van getrouwheid engehoor-
zaamheid, noeh losgemaakt worden van hunnen eed
van gehechtheid. En dit beginsel, dat noodig is voor
de openbare rust, en niet minder nuttig voor de kerk
dan voor dcu staat, moei in alle gevallen vastgehouden
worden, daar het in overeenstem mi ng is met hel Woord
van God, de overleveringen der kerkvaders en hel
voorbeeld der heiligen.
„2. Dal volledige magt in geestelijke zaken zoo-
danig beslaat bij den Apostolischen stoel cu bij de op-
volgers van Petrus, stedehouders van Christus, dat te
zelfdcr tijd de decreten van het concilie van Con-
stauz, — goedgekeurd door den Apostolischen stoel,
en bekrachtigd door het gebruik van de pausen en de
geheele kerk, en doorde Gallicaansche kerk in acht
genomen niet voortdurende vereering, — aangaande
het gezag van algemcenc conciliën, zooals zulks verval
is in de vierde en de vijfde zitting, ook van kracht
moeten zijn en onveranderlijk blijven. Ook scheukt
de Gallicaansche kerk hare goedkeuring niet aan hen,
die inbreuk maken op de kracht dezer decreten, alsof
zij van twijfelachtig gezag of niet geheel goedgekeurd
waren, noch aan hen, die de woorden van hel concilie
verdraaijen, door ze alleen op een tijd van scheuring
betrekking te doen hebben.
„3. Daarom moet de uitoefening der Apostolische
magt gematigd worden door de canons, die de Geest
Gods ingaf, en die de eerbied der geheele wereld ge-
heiligd heeft. De regels, gewoonten en regelingen,
doorliet Gallische rijk en zijne kerk aangenomen, zijn
ook van kracht, en de woorden dei kerkvaders blijven
onveranderlijk; en het betreft de majesteit van den
Apostolischen stoel, dat statuten en gebruiken, bc-
krachtigd door de goedkeuring van zulk een grooten
stoel en van zulke kerken, hunne behoorlijke kracht
behouden.
verontwaardiging aangezien. De universiteit van Pa-
rijs vooral verhief haar stoutmoedig vertoog tegen
beide partijen; zij verdedigde de handelingen van het
concilie van Bazel tegen Eugenius IV.; zij verkondigde
de reglen der Gallicaansche kerk, viel het karakter van
Leo X. zonder voorbehoud aan, terwijl zij van den
koning en den paus een beroep deed op een toekomstig
concilie, /rits de leeken waren naijverig op het gezag
inkcrkclijkczakci),datdckoningonvcrwachtgekregen
bad, en waardoor hij in zijn eigen persoon de tijdelijke
niet de geestelijke inagl verbond.
In dezen toestand bleven de zaken, in zoo verre de
Gallicaansche kerk betrof, tot aan de regering van
I Lodewijk XIV., toen men ten behoeve van dien ccr-
zuchtigen souverein hel rijk van Karel den Groote
weder zocht te herstellen, en Ie zelfdcr lijd de Iloom-
sche godsdienst over geheel Europa weder zocht te
vestigen.Hoewel paus Innoccntius XI. zijne verkiezing
voornamelijk aan Frausclicn invloed te danken had,
was hij verre van de plannen van Lodewijk Ie begun-
stigcu; hij deed in tegendeel verscheidene pogingen,
om het koninklijke voorregt bij het verleenen van
beneBciën tegen te gaan; en toen hij de vrijheden der
Gallicaansche kerk poogde Ie vernietigen of tebepcr-
ken, had hij bijna eene scheuring in dal land teweeg-
gcbragl. In 1678begonercenscherpe twist tusschen
Lodewijk XIV. en den paus over het Regale, een
naam gegeven aan het wetboek, dat de voorregten der
Gallicaansche kerk bevatte. De paus maakte gebruik
van zijne gewone wapenen: edicten, bullen en bedrei-
gingen van excommunicatie. Lodewijk van zijn kant
behandelde echter de bedreigingen van het Vaticaan
met verachting, verbood de toelating der pauselijke
bullen in Frankrijk, en verklaarde, dat het voor zijne
onderdanen eene misdaad was, die den dood verdiende,
indien zij ze afkondigden of er aan gehoorzaamden.
De twist werd van beide kanten met veel geweld ge-
voerd. Eindelijk riep in loS2dcErauschckouingeenc
bijeenkomst zijner bisschoppen te Parijs tezamen, ten
einde nogmaals de juiste betrekking formeel en af-
doende te bepalen, die er tusschen de Gallicaansche
kerk en denRoomsehcn stoel bestond. Dezcvcrgadc-
ring bestond uit acht aartsbisschoppen, zes en twintig
bisschoppen en acht en dertig andere geestelijken. De
oude leer aangaande het uitsluitend geestelijke gezag
van den paus en de ondergeschiktheid daarvan aan
het gezag der conciliën, werd door de vergadering in
de vier volgende artikelen ncdcrgclcgd:
„1. Dal God aan den II. Petrus en aan zijne opvol-
gers, de plaatsvervangers van Christus, en aan de kerk
-ocr page 860-
830                                                     GANAPATYAS — GANGA.
„4. Ook in kwcstiën over het geloof heeft de paus
een voornaam gezag, en zijne decreten hebben bc-
t rekking op alle en enkele kerken; toch is zijn oordeel
voor verbetering niet onvatbaar, tenzij het de goed-
keuring der kerk heeft.\'\'
Deze artikelen, die zoo klaar en duidelijk de oude
leer der Gallicaansche kerk verklaarden, werden een-
stemmig door de vergadering aangenomen, goedge-
keurd door Lodcwijk XIV., en op den 238\'cn Maart
l(iS2 door het parlement van Parijs bekrachtigd. Al-
dus bevestigd werd er bepaald, dat dit belangrijke
document in het openbaar gelezen, en vanjaar tot jaar
iu al de scholen van het koningrijk verklaard zoude
worden, en dat alle geestelijken en professoren aan
de universiteiten het zouden onderteekenen. Dit was
een zware slag voor het gezag van den paus over de
Gallicaansche kerk, en [nnocentius XI., de bclang-
rijkhcid van de crisis gevoelende, riep de bekwaamste
schrijvers, die hij te zijucr beschikking had, tot zijne
hulp. De vier artikelen werden door de pers vcroor-
deeld door Italianen, Spanjaarden en Duitschcrs, welke
echter allen met goed geluk bestreden werdendoor
Bossuet, bisschop van Mcaux, die, op bevel des ko-
nings, cene geleerde en bekwame verdediging van de
betwiste artikelen schreef, welke door de krachtigste
argumenten de Gallicaansche leer aangaande het uil-
sluitend geestelijk gezag van den paus vestigde. De
vrijheid en onafhankelijkheid der Gallicaansche kerk
j waren nu door de volkomcnc vestiging van het Regale
| verzekerd, en deze toestand duurde ongestoord voort
tot aan de eerste Franschc omwenteling van 178\'J,
toen de Gallicaansche kerk geheel omvergeworpen
werd, en de godsdienst onder elke gedaante te cencn-
male werd geloochend. Napoleon I. herstelde iu 1801
de Roomschc kerk in Frankrijk, en trad in vencoucor-
daal
met Pius VIL, waarbij het gouvernement de inagt
kreeg om de geestelijken aan te stellen, de pausafstand
deed van het regt om de geestelijke orden te herstellen,
maar het regt der kerkelijke investituur van bisschop-
pen behield, en de inkomsten eischte, die daaruit
voortvloeiden. Dit concordaat werd echter in 1817
afgeschaft, en er werd tusschen Lodcwijk XVIII. en
Pius VIL een nieuw gesloten, dat de Gallicaansche
kerk op dcnzelfdeu voet plaatste, als waarop zij in het
concordaat stond, dat in 1516 tusschen Frans I. en
Leo X. werd gesloten. Deze overeenkomst wekt e het
grootste misnoegen op onder het Franschc volk. De
■Tczuïtcn waren in 1 811 hersteld, en de Gallicaansche
kerk werd nu iu een st aat van gehcclc afhankclijk-
lieid van Rome geplaatst. Gedurende de regering
van Louis Philippe werd het pauselijke gezag in Frank-
rijk in naam gehandhaafd, zonder dat het veel moeite
deed om zijne magt te vergrookn. Maar sedert de
omwenteling van 1848, en meer bijzonder sedert
Napoleon III. den titel van keizer aannam, hebben
Ultramontaansche beginselen snelle en uitgebreide
vorderingen gemaakt, en om de eenmaal zoo geroemde
vrijheden der Gallicaansche kerk wordt slechts ge-
streden door ecne kleine minderheid zonder invloed.
GANAPATYAS, de aanbidders van Ganesa of Ga-
napati,
cene Hindocschegodheid. Zij kunnen eigenlijk
niet als ecne afzonderlijke secte beschouwd worden,
daar Ganesa door alle Hindoes aangebeden wordt, om-
dat hij de magt heeft om alle moeijelijkheden en belet-
sclen weg te nemen. Daarom beginnen zij nooit ecne
reis of een belangrijk werk zonder zijne bescherming
iu te roepen. Ecuigcn bewijzen dezen god echter ecne
meer bijzondere vereering, en mogen daarom be-
schouwd worden als bij uitstek regt te hebben op den
naam van Ganapatyas. Eu toch wordt Ganesa nooit
uitsluitend vereerd, en de aanbidding wordt, wanneer
zij geschiedt, tot cene zijner gedaanten gerigt.
GANESA, ecne Hindocsche godheid, de zoon van
Mahadeva of Shiva en l\'arvati. Hij wordt voor den
god der voorzigtighcid en wijsheid gehouden, die alle
hinderpalen uit den weg ruimt, zoodat een Hindoe,
wanneer hij op het punt is zich in cene moeijelijkc
onderneming te steken, dezen god steeds aanroept.
Hij wordt beschouwd als overeen te komen met den
Hermen van Griekenland of den Mereurius van Rome,
als de groote leermeester en de besturende god der
schrijvers. De meeste tempels in de heilige stad Bcna-
res zijn of aan Shiva öf aan zijn zoon Ganesa gewijd. De
laatste wordt altijd aangesproken als „die god, op
wiens roemrijk voorhoofd de nieuwe maan geschilderd
is met het schuim van Ganga." Hij wordt gewoonlijk
voorgesteld zittende met de bcencu over elkander, met
vier armen en handen, eu met den kop en den snuit
van een olifant. Zijne tempels zijn meestal versierd
met snijwerk en geschilderde afbeeldingen van de
ledematen, maar meestal van den kop van dit dier.
Ganesa had vroeger zes klassen van aanbidders; thans
kan hij zich niet beroemen op cene uitsluitende ver-
cering, hoewel hij cene soort van aanbidding met al
de andere goden deelt.
GANGA (Sanskrit, de rivier), een naam gebezigd
om den Gangcs in Bengalen aan te duiden, ecne van de
heiligste rivieren in Hindostan. Hij wordt beschouwd
nis cene godheid, en het wasschen in zijne wateren
wordt aangemerkt als het reinigen der ziel van de
-ocr page 861-
GANGA
SAGOR.                                                              S.J7
geveer vijftig mijlen (en noorden van Calculta twee
dorpen, wier bewoners geheel zaïnengestcld zijn uit
personen vau deze soort.
\\ iet alleen worden echter vele zieken en stervenden
aldus aan Ganga opgeofferd, maar erzijnook vele geval -
en van vrijwillige zelfopoffering aan de heilige rivier.
Hel is dikwijls de laatste hulpbron van een bijgeloo-
vigen Hindoe, die tot hopelooze armoede, schande of
ziekte vervallen is. Eenigc Shastrasmoedigenboven-
dien den zelfmoord in den Gangcs aan, en houden aan
den zelfmoordenaar de belofte voor oogen van eenc
tijdelijke woning in den hemel van een der goden. Als
iemand hei besluit heeft genomen om zich aldus aan
den riviergod op te offeren, gaat hij door de voodoo-
pigc handeling, door de Heilige Roeken vereischt,
van een geschenk van goud aan de Brahmanen te ge-
ven, cu hen tot ecu feest uil Ie uoodigen. Dit gedaan
zijnde, kleedt hij zich in roodc klccdercu, versiert
zich met guirlandes van bloemen, en gaat dan naar
de rivier, vergezeld door een niuzijkkorps. Wanneer
hij den heiligen stroom nadert, gaat hij op den oever
zitten, zegt den naam van zijn afgod, en verklaart, dat
hij nu op het punt is van afstand te doen van zijn leven
in deze plaats, ten einde dit of dat voordcel in de vol-
gende wereld te verwerven. Al de voorloopigeplegtig-
licilen nu geëindigd zijnde, begint de formeclc daad
der zelfopoffering. De vrome, vergezeld vau ecu of
meer Brahmanen, om bij die gelegenheid dieust (c
doen en de bezweringen uit te spreken, gaal in cene
boot in het midden van den stroom, voorzien vau eeu
voorraad touw en waterpannen. Daarna worden de
pannen aan den hals on de schouders vaslgcmaakt,cu
terwijl zij ledig blijven, houden zij het slagtoffer drij-
vendc. Gewoonlijk worden zij gevuld, somtijds door de
vrienden in de boot, somtijds door den vrome zclvcu,
wanneer hij door den stroom wordl medegevoerd,
maar wanneer zij eenmaal overladen ziju, zinken zij,
en slepen zij hel slagtoffer naar den bodem, I e midden
der bezweringen van geestelijke biechtvaders, het gc-
juieh van vrienden, en de kreten vau juichende mc-
niglcn aan den oever. Eenigc kringen komen er op
de oppervlakte en verdwijnen spoedig; geen ander
gedenktecken wordt er ooit opgerigt om de uagcdach-
lenis van hel slagtoffer des bijgcloofs (e vereeuwigen.
GANGA SAGOR, een heilig eilaud onder de Hin-
does, gelegen nabij de plaats, waarde groote westelijke
of heiligste tak van den Gangcs zijne wateren met die
van den Indischcn oceaan verecnigt. Hoewel donker,
effen en moerassig, maakl het cene van de beroemdste
plaatsen iu Indië uil, waarheen pelgrims trekken, daar
zonde in dit loven, on meer bijzonder als cene kostbare
voorbereiding in den gang der ontbinding. Hijisccnc
der vier rivieren, die iu de wercldbeschrijving der
Hindoes hare bron hebben in den heiligen berg Meru.
Iu hunne heilige schriften ontvangt deze heilige stroom \\
do buitcusporigslc loftuitingen. „Hel verre gezigter
van," zegt Duff, „gaat vergezeld van tegenwoordig
voordeel; het gebruik ceuiger druppelen van zijn water
kan veel besmetting wegnemen; dagelijks er iu te
baden wordi gevolgd door onwaardeerbare voordec-
\'cii, zoowel iu dit leven als in het toekomstige; in-
dooipeling er iu op zekere voordceligc dagen der maan
en zekere standen der planeten kan de zonden van
tien geboorten, of zelfs van duizend, wegnemen; was-
schiug, vergezeld van de voorgesehrevene gebeden, op
bijzondere hoogc feestdagen, kan het regt geven op
cene woonplaats in ecu van de hemelen der goden, en
i eeu bedrag van zegeningen verzekeren, die geeuc
verbeelding kan begrijpen.\'" Somtijds worden vrecra-
delingcn eu vriendeloozo personen achtergelaten om
! op de oevers te sterven, zonder dat zij de wateren vau \'
■ den zuiverenden stroom mogen drinken. Ouder de
i hoogere klassen der Hindoes is het gebruik bijna
algemeen., om hunne stervende bloedverwanten als
I ecu offer aan Ganga aan te bieden, en men verzekert
I zelfs, dat, als de barbaarschc gewoonte om de zieken
| op de oevers dezer rivier neder te leggen afgeschaft
werd, duizenden van hunne ziekte zouden herstellen,
die, ten gevolge dezer hcerschendc gewoonte, tot ecu
zekeren dood veroordeeld zijn. Dikwijls wordt de arme
invalide letterlijk gedood, doordien zijn ligehaain gc-
dceltclijk in den Gangcs wordt gedompeld, of doordien
groote hoeveelheden watcis in zijn mond worden ge-
goten, wanneer hij gevaarlijk zwak is. En het is een
erkend beginsel van het UixnoiïïsMls (zie ald.), dat,
als eenmaal de zieken met geweld naar den kant dei-
rivier gebragt zijn om te sterven, zij niet wettig meer
gezoud kunnen worden. Zij zijn van dal oogenblik af
dood volgens de Hindocschc wetj hun eigendom gaal
over op den naasten erfgenaam, volgens de woorden
van het testament; en als iemand, die aldus bloot-
gesteld geweest is, van zijne ziekte herstelt, kan hij
in de maatschappij niet opgenomen worden, maar
wordl hij een verworpeling, zoo verlaagd in de schal -
ting zijner vrienden, dat zelfs zijne eigene kinderen :
niet met hem willen eten, noch hem de geringste hulp
willen vcrlecnen. Het gevolg dezer barbaarschheid
is, dat de ongelukkige overblijvende geeuc andere
keuze heeft, dan voorlaan om (e gaan met hen, die
vcrworpelingcn zijn zooals hij. Er zijn dan ook on- j
-ocr page 862-
*ir*
-ocr page 863-
GAONS — GKBOOBTIy
838
de wateren der heilige rivieropdczc plaats als bijzonder
zuiverend worden beschouwd. Op licl cilaud slaal een
vervallen tempel, gewijd aan Kapita, den voornamen
wijze, die hel Stoit/ijftt stelsel, eene der voornaamste
scholen van Hindoeschc wijsbegeerte, stichtte, üe
tempel wordt gewoonlijk bewoond doorecnige weinige
discipelen van Kapila.dic tot de klasse derstreng vrc-
men behooren, welke altijd een arm boven hun hoofd
honden. Groote menigten stroomen tweemaal in het
jaar, bij volle maan iu November en Januari], naar de-
zen tempel op Ganga Sagor, om bcgrafcnisplegtighc-
den Ie vervullen ten behoeve van hunne overledene
voorvaderen, cu 0111 verschillende wasschingen in de
heilige wateren te verrigten. lu lS.\'i 7 trokken niet iiiin-
der dan 300,000 pelgrims van alle dcclcn van [ndië
naar deze plaats. Vroeger had de openbare opoffering
van kinderen op groote schaal plaats, maar dit onincn-
sehelijke gebruik is door het. Britschc gouvernement
verboden, en daarom betrekkelijk zeldzaam geworden.
GAONS, eene klasse van leeraars onderde nieuwere
.loden. Zij werden ook Uilmimleitdeu genoemd, een
naam die hunne wezenlijke of veronderstelde goedheid
aanduidt. Hunne voornaamste mannen werden aan hel
hoofd der verschillende academiën geplaatst. Tengc-
volgc van hunne groote geleerdheid en hun groot ver-
stand werden zij als de verklaarders der wel beschouwd,
over nioeijclijkc en belangrijke zaken geraadpleegd,
en hunne uitspraken werden mei de hoogste vcreering
oul vangen. De uitspraken van eiken Gaon werden
echter slechts van krach! beschouwd in die provincie,
waarin hij woonde, en zijn gezag werd erkend. De
eerste van de orde der Gaons was Chanan Mcischka,
die omstreeks het begin der zesde eeuw leefde, en de
academie van Puudcbita weder opende, die gedurende
vijftig jaar gesloten geweest was. Omstreeks 763 be-
hoorde zekere Jchuda, die blind was, tot deze orde
van geleerden. Tegen het einde der tiende eeuw
verscheen er zekere Scherira, die tot eene aanmerke-
lijke hoogte als Gaon opklom. Voor zijn dood had hij
zich aan hel openbare leven onttrokken, en het anibl
van openbaar onderwijzer aan zijn zoon afgestaan.
Deze lecraar, wiens naam Hadi was, leefde in het bc-
gin der elfde eeuw, en werd voor den uitnemendsten
aller Uitmuntenden gehouden. Met hein eindigde de
orde der Gaons, want omstreeks dezen tijd werden de
academiën van Babel vernield, en de overblijfselen
der Joden werden naar Spanje en Frankrijk verdreven,
waar zij nieuwe inrigtingen stichtten, cu den titel van
Leeraars in dien van RABBIJNEN (zie ald.) veranderden.
GARMR.de houd die in de oude Scandinavische
mythologie den toegang tot de hclschc oorden bc-
waakte. ilij komt overeen met den CEBBKBUs (zie
ald.) der oude Romeinen.
GARUDA, de heilige vogel van Visehuoconderde
Hindoes, gelijk de arend de heilige vogel van Jupiter
onderde oude Romeinen was. Deze beide godheden
worden voorgesteld rijdende op hare wederzijdsche
vogels. Garudawcrd door de Vaishnavas in de gouden
eeuw der Uindocsche afgoderij aangebeden.
GA\'YATRI\', hel heiligste vers van de. Vedas ondei
de oude Hindoes, liet is gcrigt lot de zon, waaraan
hel dagelijks opgezonden weid als een gebed in deze
woorden: „Laat ons nadenken over hel aanbiddclijke
licht der goddelijke zon (Savitri); moge hel ons vcr-
slaud besturen. Bcgccrig naar voedsel verzoeken wij
de gave der prachtige zou (Savitri), die naarstig aan-
gebcden moet worden. Eerwaarde mannen, door het
verstand geleid, begroeten de goddelijke zon (Savitri)
met offergaven en lofzangen.\'\' In hel eerste tijdperk
der geschiedenis van Indic nam de aanbidding der
zon gecne onaanzienlijke plaats iii de cerediensl der
Hindoes in. Zie Hindoeïsmus.
(iAZlTJl, eene plaats waarin hel Joodschc Sanhe-
drin zat. liet was een gebouw van gehouwen steen,
opgerigt nadat de Iwcede tempel geëindigd was. De
eene helft er van was heilig, de andere niet; hetgeen zeg-
geu wil,dal de helft ervan binnen den hof stond, en de
helft binnen de Cuel (zie ald.). De Gazith was nabij
hel altaar des brandoffers, daar de helft binnen den
heiligen hof was, waar hel allaar stond; en dewijl liet
Sanhedrin dus nabij de Goddelijke tegenwoordigheid
was, gevoelde het des te meer zijne vcrpligtiug om een
regtvaardig oordeel uil te spreken. Zie Sanhedrin.
(i KA ((ir. ilc aui-tle), eene godin bij de oude Grieken,
aangebeden als eene verpersoonlijking der aarde. In
de Uiade van Homerus wordt gemeld, dat haar zwarte
schapen geofferd werden, en dal zij aangeroepen werd
bij reden. Hesiodus spreekt vanGca als het kind van
Chaos en de moeder van Uraiius en Pont us. Zij gaf ook
de geboorte aan eene verscheidenheid van vcrsehil-
lende wezens, zoowel godheden als monsters. Inde
eerste tijden had zij godspraken te Delphi en te Olyni-
pia; zij werd aangebeden als de alles voortbrengende
moeder, en werd beschouwd als de beschermster van
huwelijken. De ceredienst dezer godin was onder de
Grieken algemeen. Bij de oude Romeinen werd de
aarde, aangebeden ouder den naam van Tellus.
GEBOORTE, lu Oosterschc landen werd van de
eerste tijden af met verlangen naar de geboorte van een
kind uitgezien, en onder de oude Hebreen werd het J
-ocr page 864-
GEBOORTEDAG.                                                                    839
geschreven,die men veronderstelt, dal hel kind verde-
, digen tegen de beleedigingen van Lilith, welke ineen
: vrouwelijken demon veranderd zou zijn, en vreugde
schept iu het verzwakken en vernietigen van jonge
kinderen. Door deze middelen gelooft men, dat de
kamer voldoende beschermd is tegen hel indringen
van alle booze geesten." LeoModena, die iu het begin
der zeventiende eeuw schreef, stelt liet gebruik van
anti-demonische toovermiddelen bij die gelegenheden
als een ijdel bijgeloof voor, dat te dier tijde niet zeer
algemeen was onder zijne broederen in Italië; maar
Buxlorf, die omstreeks hel midden dier eeuw schreef,
zegt, dat zij door de Joden iu Diiilschland gewoonlijk
gebezigd werden; en Addison, tegen het einde dier-
zelfde eeuw, vermeldt, dat zij algemeen in gebruik
waren onderde Joden in Barbaiije. OnderdeDnitsche
Joden heeft het gebruik nog plaats.
De Hebreeuwsche vrouwen waren gewoon hare
eigene kinderen te zogen, tenzij zij daarin verhinderd
werden door eene onvermijdelijke noodzakelijkheid ;
en zij hielden ecu openbaar feestmaal bij het spenen
hunner kinderen. Het was eeue aangenomen leer inde
Joodsehe scholen, dal zoo kinderen lam, blind ofmis-
maakt geboren werden, hel eeue straf was, opgelegd
voor de zonde hunner ouders, die verwaarloosd hadden
eeuige van de wettige inzet tingen te vervullen, voor-
namelijk eeuige bijzondere gebruiken van zuivering.
GEBOORTEDAG. Onder de oude Joden werdde
geboortedag van een zoon als ecu feest gevierd, dat
elk jaar met nieuwe vertooningen van vreugde plaats
had, en in bet bijzonder die van vorsten, zooals wij lezen
vau Helodes, Matth. XIV\' : 0. Een ieder, die met de
gewoonten derOuden bekend is, zal zich natuurlijk de
spelen herinneren, die ter eere der Romeiusehe keizers
op hun geboortedag gevierd werden. De beoefenaar
der Heilige Schrift denkt terstond aan den maaltijd,
door Pharao op zijn geboortedag aan al zijne knechten
bereid, gelijk wij zulks vermeld vinden in Gen. XL:20.
Zulke feesten zijn van de eerste tijden af algemeeu
geweest..
Iu de eerste eeuwen der Christelijke kerk was het
I dikwijlsdegewooute vaugeloovigen,om overden dood
als eene geboorte Ie spreken, en overden dood hunner
Christelijke bloedverwanten, alsof deze dan voor de
eerste maal geboren werden. De verjaardag van litl11
dood werd dan ook door de bloedverwanten als ecu
feest gevierd, geheiligd aan de nagedachtenis hunner
Christelijke waarde, en die gelegenheid werd nog
verder geheiligd door hel vieren des avondmaals Hel
was iu die eerste tijden ook de gewoonte, om feesten
als eene der zwaarste rampen beschouwd, waarmede
eene getrouwde vrouw bezocht kou worden, kinder-
| loos te zijn. Van daar de haastige uitroep van Rachel:
I „Geef mij kinderen! of indien niet, zoo beu ik dood,"
| euITaiiua\'s gelofte, in I. Sam. 1:1] verhaald: „Heer
I der heirschareu! zoo Gij eenmaal de ellende uwer
! dienstmaagd aanziet, en mijner gedenkt, en uwedienst-
maagd niet vergeet, maar aan uwe dienstmaagd een
mannelijk zaad geeft,zoo zal ik dat den TI eer geven al
de dagen zijns levens, en er zal geen scheermes op zijn
hoofd komen." Uit Ezech. XYT : t schijnt Ie blijken,
dat hel de gewoonte was hel kind te wasschen, zoodia
| het geboren was, het m.it zont te wrijven en in windsels
te winden. De geboorte eens zoons werd in het Oosten
beschouwd als eene gebeurtenis van bijzondergewigt,
en daarom werden er bedienden uitgezonden om de
blijde tijding over te brengen, doch bij de geboorte
\' eener dochter werd zulk eene vreugde niet aan den
, dag gelegd. De eeuige plegtigheid, die onderde nieu-
I were Joden de laatste gebeurtenis vergezelt, is, dat
ongeveer zes weken na de geboorle eener dochter de
I ouders een tal van kinderen om de wieg verzamelen,
j het kind opliglen en haar naam aankondigen, en zich
i gedurende eeuigen tijd aan vrolijkheid en blijdschap
| overgeven. Bij de geboorle eens kinds zeudeu de
! nieuwere Joden een gebed tot God op, dat, als bet eene
I                 ...
i dochter is, zij Eva moge gelijken, en ecu echtgenoot
I gelijk aan Adam moge verkrijgen; en als bel een zoon
is, dat hij eeue vrouw moge trouwen gelijk Eva, zacht
en gehoorzaam. Zeker schrijver geeft het volgende
uitvoerige verhaal van de ceremoniën, die er bij de
verlossing eener Joodsehe vrouw plaats hebben: —
„Als eene Joodsehe vrouw zwanger is, cu de lijd harer
verlossing nadert, moet hare kamer behoorlijk gereed
gemaakt en gemeubileerd worden mei nlle dingen,
die voor die gelegenheid uoodig zijn. De man of een
andere Jood van een erkend goed karakter neemt een
stukje krijt, en beschrijft een cirkel op elk der muren
of afdeeliugeu om het bed, en binnen en buiten op
de deur. Op eiken muur of afdeeling en om hel bed
schrijfl hij ook in Hebreeuwsche letters de woorden:
Adam, Chttta, Ckttlt lilith; AvA is: Adam, Era;ga teeg
Lilith; waardoor zij te kennen geven, dat zoo de vrouw
zwanger is van een zoon, zij wenschen, dal God hem
eene vrouw moge geven gelijk Eva, en niet gelijk
Lilith; maarzoo hel een meisje is, dat zij hierna eene
gezellin moge zijn voor haar echtgenoot, gelijk Eva
voor Adam was, en niet weerspannig en ongehoorzaam
gelijk Lilith. Aan de binnenzijde der deur worden ook
de namen, zooals beweerd wordt, van drie engelen
-ocr page 865-
810                                                                  GEBOORTEREGT.
te vieren Ier eere der martelaren, die voor de zaak van
Christus gevallen waren, eu de t ijd voor zulke feesten
gekozen was luin geboortedag, zooals die in de laai
van dien tijd werd genoemd, dat is de dag, waarop
luinne aardsche moeijelijkhedcn ten einde waren ge-
komen, en zij de eeuwige rust waren ingegaan. Hier-
over werd gewoonlijk gesproken als kunne geboorte,
of liet, begin van een nieuwen beter leven. De plaatsen
van bijeenkomst bij die plegtigc gelegenheden waren
de graven der martelaren, die gewoonlijk gevonden
werden op afgelegene plaatsen. Zulke heilige plaatsen
waren voor de eerst e Christenen geliefkoosde plaatsen
vau bijeenkomst. Daarom werd de terugkeering van
het heilige feest, dal hen daarheen riep, als cene blijde
gelegenheid begroet, en op die tijden kou men groote
menigten Christelijke pelgrims zien, die hunnen wog
rigtten naar het graf van den eenen of anderen marie-
laar. Daar werd de terugkomst van den geboortedag
met de gewone formaliteiten der eerediensf eu het
avondmaal gevierd. Aan ccneAcAPE (zieald.)of licf-
demaaltijd werd in vele gevallen bij de graven der
martelaren deelgenomen. Zie Catacombeix.
GEROORTEREGT, de bijzondere voorreglen vau
den eerstgeboren zoon. Deze waren bij de Joden drie
in getal: een dubbel aandeel van de vaderlijke erfenis;
; het regt om bet priesterambt uit te oefenen; rnagt of
| heerschappij over zijne broederen. De Chnldeeuwsche
i Paraphrast zegt, dal het eerste dezer gegeven werd
i aan Jozef, bel Iweede aan Levi en bel derde aan Juda,
j dewijl Ruben alle voorreglen van zijn geboorteregt
verbeurd had. Uil de geschiedenis van Ezau, die zijn
geboorteregt verkocht, blijkt duidelijk, dat de eerst -
geboren zoon regt, had op een bijzonderen zegen van
de hand zijns vaders, en ook dal hij een bijzonder
gewaad of kleedij droeg, dat hem van de overigen des
Iniisgezins onderscheidde. Hij zal aan tafel naast zijn
vader, en genooi andere voordeden, die hem cene
soorl van gezag in hel huisgezin gaven. Maar het
grootste eu belangrijkste van al zijne voorreglen was,
dal hij aan God was gewijd. Van daar de beschuldiging
van heiligschennis, door den Apostel Paulns tegen
Ezau ingebragl,dewijl deze zich goddeloos ontdeed van
ecne der heiligste zegeningen, die aan zijn standpunt
als eerstgeborene verhouden waren. De jongelingen
vandc kinderen Tsraëls,dieMozcszondom debrandof-
fers te offeren, zoonis ons inExod. XX IV: 5 wordt me-
degcdeeld, en om dankolfers te offeren aan den IFeer,
waren, zooals men veronderstelt, de eerstgeborenen
of opperhoofden van huisgezinnen of stammen, aan
welke deze plegtigc dienst der eerstgeboorte gesehou
ken werd. Dit is het laatste feit, dal van de aarlsva-
dcrlijke inrigting onderde zonen van Israël verhaald
wordt, want kort daarna werden de eerstgeborenen
van dien pligl ontheven door de instelling der Levieten
in hunne plaats, die vau dien t ijd af op cene bijzondere
wijze des Heeren werden, aan Zijne dienst gewijd.
Dat het losgeld voor de eerstgeborenen betaald werd,
blijkt duidelijk uil de wel, zooals zij in Num. III is
nedergelegd, en ook uil deze omstandigheid, dat, zoo
de eerstgeborene binnen de maand of dertig dagen
stierf, van welken tijd af, zooals de Joodsche leeraars
ons zeggen, hel losgeld verschuldigd was, of zelfs op
den dertigstcn dag, de som, door de wet bevolen, niet
betaald moest worden, of indien zij vooraf betaald was,
teruggegeven moest worden. Deze eerstgeborenen of
datgene, dat voor hen in de plaats gesteld werd, en
de eerstgeborenen van het zuivere vee, of hel losgeld
van do eerstgeborenen van het onzuivere vee en de
eerstelingen van hel land waren zoo bijzonder des
Heeren, dat zij nergens anders voor gebruikt moglen
worden.
De nieuwere Joden geloovcn, dat zoo de eerstge-
borene van een Israël iel ecu zoon is, de vader vcrpligl
is hem van den dertigstcn dag af Ie lossen. Indien bij
hein vóór dien lijd lost, wordt het niet als cene lossing
beschouwd; indien hij hel daarna nalaat, wordt bij
beschouwd als schuldig aan het verwaarlooz.cn vaneen
voorschrift. Daar de priesters eu Levieten in oude
tijden vrij geweest zijn van deze wet der lossing, wordt
het lossen ook niet verpliglend beschouwd voor hen,
die, zooals men gelooft, afstammelingen vau Aiiron
zijn. Ken verhaal van de plegtighcid van het lossen
der eerstgeborenen onder de nieuwere .loden kan den
lezer misschien aangenaam zijn. „Op den een en der-
tigslcndag na de geboorte zend de vader om een pries-
ler en ecnige vrienden. De persoon, die de rol van
priester ver vult, is iemand, die verondersteld wordt een
afstammeling van Aiiron Ie zijn. De vader plaatst zijn
zoontje op cene tafel, en zegt aan den priester: „Mijne
vrouw, die cene Israëlietische vrouw is,heeft mij een
eerstgeborene gehragl, maar de wel kenl hem aan u
loc." De priester vraagt: „Geeft gij hem daarom aan
mij?" De vader antwoord! bevestigend. De priester
vraagt dan, wal hij liever hebben wil, zijn eerslge-
borene of de vijf sikkels voor zijn losprijs noodig. De
vader antwoordt, dat hij zijn zoon liever heeft, enden
priester verzoekende het geld aan te nemen, voegt hij
er deze zegeningen aan toe: „Gezegend zijl gij, o Heer
onze God, Koniug des Heelals, die ons geheiligd hebt
door uwe voorschriften, en bevolen hebt de lossing van
-ocr page 866-
jTAN) — GETIENNA.                                         841
GEDALTA (VASTEN
I den zoon te vervullen. Gezegend zijl gij, o Heer onze
God, Koning des Hcelals, die ons in liet leven bewaard
licbf, die ons ondersteund hebt, en ons gebrast hebt
I om dezen tijd te genieten.\'\'
De vader brengt dan de waarde van vijf sikkels
te voorschijn, en de priester vraagt aan de moeder, of
| zij ook van een ander kind verlost is, of eenemiskraam j
gehad heeft. Indien zij ontkennend antwoordt, neemt \'
de priester het geld, legt. het op het, hoofd van liet kind
en zegt: „Daar deze zoon een eerstgeboren is, heeft :
de heilige God ons bevolen hein telossen, gelijk gezegd
is: „Die nu onder dezelve gelost zullen worden, zult
gij vau eene maand oud lossen, naar uwe schatting,
voor het, geld van vijf sikkelen, naar den sikkel des i
liciligdoms, die is twintig gera." Terwijl gij in den
school uwer moeder waart, waart gij in de magtuws
Vaders, die in den hemel is, en in de magt uwer ouders;
maar nu zijtgij in mijne magt, want ik beu een priester. I
Maar uw vader en uwe moeder begceren u te lossen, ■
want gij zijl een gewijde eerstgeborene, gelijk geschrc-
ven is: „Heilig mij alle eerstgeborenen; wal eeuige
baarmoeder opent onder de kinderen Israéls, van men-
schen en van beesten, dat is liet mijne." Dan keert
; hij zich tol den vader en zegl: „Ik heb deze vijf sikkels
van u ontvangen als den losprijs van dezen uwen zoon;
en zie, hij is daardoor gelost volgens de wet van Mozes
en Israël."
Deze plegtigheid wordt gevolgd door feestvierin-
gen en vrolijkheid, waaraan zij zich mogen overgeven,
zelfs wanneer de dag der lossing bij toeval op een
hunner vastendagen valt.
Het is niet geoorloofd met den priester een koop te
sluiten, of met hem o vereen te komen voor een lageren
prijs dan de waarde van vijf sikkels. Dit zoude de
lossing vernietigen, en het noodig maken, dat zij ten
tweeden male plaats had. De priester heeft de vrijheid
om later het geld aan den vader terug te geven; maar
liet moet dan als niets anders dan eene gift beschouwd
worden, die noch voorafgegaan wordt, noch vergezeld
gaal van eeuige voorwaarde.
Als de rader sterft voorden een en dertigsten dag,
is de moeder niet verpligl haar zoon te lossen; maar
een stukje perkament of een klein blaadje zilver wordt
om den hals van bel kind gehangen, met een He-
brceuwsch opschrift, dat beteekent,: Een niet geloste
eerstgeboren :onu,
of Een zuo,i eens priesters, om hem
Ie lecren, als hij opgroeit, dat hij aan den priester be-
hoorl en zich zelven moet lossen.
GEDALIA (Vastex van), eene Joodsehe vasten
die op den derden dag der maand Tixri gehouden
wordt, en dezelfde moet zijn als die, welke Zacharias
(VIII: I\'.)) „het vasten der zevende maand" noemt, i
Deze vasten wordt gehouden ter nagedachtenis van j
den moord van Gedalia, den zoon vau Ahikam.
GEESTELIJKEN (Geordende of Rkoiliere),
die monniken of geestelijken in de Roomsche kerk, die
een ordesrcgel volgen, en de diensten der priesterschap j
in hunne verschillende kloosters verrigtcn. Inde Griek -
sche kerk is hunne klcedij een lang kleed vau laken van
eene bruine kleur, met een gordel vastgemaakt. Hun
kloosterleven is van een zeer strengen aard; zij eten
nooit vleesch, gedurende de vasten slechts brood en j
water, en brengen hun tijd bijna geheel in hunne gods- j
dienst oefeningen door.
GEESTELIJKEN (Wereldlijke), de Roomselie
geestelijken die niet tot eene orde behooren, en de zorg
en het bestuur over paroehiëu bobben. In deGrieksche
kerk zijn de wereldlijke geestelijken niet zoo geëerd als
de reguliere, en zijn zij gewoonlijk van een lageren
stand in het leven, en zeer ongeletterd. De wereldlijke
Griekscbe priesters, die gehuwd zijn, zijn onderschei-
den dooreen wit netcldoeken baud om liuuuc muts van
zwart vilt.
GETIENNA. Dit woord, dat afgeleid is van twee
Ilebrecuwscbc woorden, die iiet dal Hinuom beteeke-
neu, is de naam van ecu dal nabij Jeruzalem, waar het
in oude tijden voor de Hebreen de gewoonte was om
kinderen aan den god Moloch te offeren. Ilct werd
ook Topheth genoemd, naar het Hebrceuwsche woord
Toph, dat den trommel aanduidde.met welks gedruisch
de priesters gewoon waren de kreten der kinderen te
smoren. Niets is bekend aangaande Hinuom, naar
wien bet dal zijn naam schijnt gekregen te hebben.
Het dal is slechts 150 voet breed, en werd in oude
lijden door booinen beschaduwd. Wegens de oniiien-
schelijke gebruiken, daar uitgeoefend, werd vau de
vallei door Jehovah in .Ter. XIX : O gezegd : „Daarom,
zie, de dagen komen, spreekt de lieer, dat deze plaats
uict meer zal genoemd worden liet Topheth, of dal
dos zoons van Hinnoni, maar moord-dal." Het werd
door Josia verontreinigd, opdat niemand zijn zoon of
zijne dochter voor den Moloch door bet vuur zou laten
gaan. Na de ballingschap beschouwden de Jodcu de
plaats met afschuw, daar zij zich de wreedheden hcrin-
nerden, waarvan zij het tooneel was geweest, en naar
het voorbeeld van Josia wierpen zij er de geraamt en vau
dieren, de lijken van boosdoeners en alle soorten van
ontuig in. Vuren werden er aanhoudend in het dal
"ebrand, om den walm te verleren, die anders eene
pest veroorzaakt zou hebben. Daarom werd het be- t
106
-ocr page 867-
842                                                                           GELOOF.
schouwd als pene treffende voorstelling vau de hel, en
werd het woord Gcheuna gebezigd om de plaats der
altijddurende kwelling aan te duiden. De Mohameda-
nen beschouwen echter de smarten vau Gehenna niet
als eeuwig, maar als tijdelijk.
GELOOF. Tegclooven isicdcraangeboren. Wij zijn
zoo geschapen, dat wij inliet eerste oogenblik gelooven,
en eerst later beginnen wij (e twijfelen. De grondslag
dezer neiging om te gelooven ligt in de zamenstelling
i van het gemoed. liet beginsel des geloofs evenwel, als
j eene zuiver verstandelijke handeling beschouwd, werkt
] volstrekt niet opliet karakter, maar als eene zedelijke
handeling beschouwd,of betrekking hebbende op zede-
lijke waarheid, wordt het gevolgd door zedelijke nitsla-
gen, die evenwel alleen verkregen kunnen worden door
deduidelijke erkenning, dat de geloofde waarheid eeni-
ge betrekking heeft op onzen toestand, hetzij onmiddel-
lijk of in de toekomst. Vau daar komt het, dat iemand
I een vast en onbepaald geloof kan stellen in eene me-
nigte afgetrokkeue waarheden, terwijl zijn karakter er
geheel door onaangedaan blijft. Er zijn bij voorbeeld
velen,die aanhetbestaanvanGodgclooven.inaardewijl
zij Zijne natuur en eigenschappen uit het oog verlie-
i zen, worden toch de beginselen of liever neigingen van
hun geestelijk gesteler volstrekt niet door aangedaan.
Zij hebben hoop noch vrees, verdriet noch vreugde,
liefde noch haat met betrekking tot dat Wezen, aan
welks bestaan zij evenwel als eene afgetrokkeue ver-
standelijke waarheid srelooven. God isuiet in al hunne
gedachten. Men kan zeggen, dat zij in een staat van
algehcele onverschilligheid of onzijdigheid zijn, in
zoo verre die waarheid aangaat. De zedelijke uitslag
op hun karakter en gedrag is voor hen hetzelfde, alsof
I er volstrekt geen God geweest ware. Zij hopen, zij
vreezen, zij beminnen, zij haten, ouder den invloed van
tallooze dwangredenen van den meest verschillenden
aard, terwijl toch gcene er van de geringste betrek-
kiug heeft op dat Wezen, dat over allen het bestuur
heeft.
Zoo worden wij geleid tot een wezenlijk kenmerk
vau het geloof in zijne zedelijke werking, — de geloof-
dc waarheden moeten zoodanig zijn, dat zij eene be-
trekking hebben op de zedelijke aandoeningen of
neigingen onzer natuur. Zonder dit, zamengcsteld
zooals wij zijn, is het onmogelijk, dat wij ooit als
zedelijke werkers kunnen handelen. Geen voorwerp
des geloofs kan daarom aangenomen worden als eeni-
germatc van kracht om het hart te zuiveren of het
gedrag goed te regelen, dat niet geschikt is om onze
zedelijke aandoeningen en gevoelens te doen ontwa-
ken. En wij moeten onvermijdelijk tot deuzelfden uit-
slagbij onze ontleding van het geloof komen, wanneer
wij het beschouwen als eene aanduiding van het ver-
trouwen in het geloofde voorwerp. Want het is dui-
dflijk, dat geen vertrouwen door ons geplaatst zou
kunnen worden in een Wezen, welks bestaan wij niet
kennen, of van welks aanspraken op ons vertrouwen
wij ons niet vooraf verzekerd hebben. En bovendien,
daar het vertrouwen een gevoelen van zekerheid in
zich sluit, kan zulk een beginsel niet in werking ge-
roepen worden, zoo lang bet Wezen, op hetwelk wij
geroepen zijn om te vertrouwen, door ons beschouwd
wordt met gevoelens van achterdocht of ongerustheid.
Indien, kortom, ons standpunt met betrekking totdat
Wezen niet zoodanig is, dat het liefde zoowel als ver-
trouwen te voorschijn roept, kan men nimmer van ons
verwachten, dat wij geloof uitoefenen.
A\\ are de mensch in het oog van God geen gevallen,
gt\'pn schuldig schepsel geweest, dan konden wij van
hem verwacht hebben, dat hij, onder den invloed dei-
rede, een kinderlijk vertrouwen op de tegemvoor-
digheid zijns Scheppers bezat. Het is er echter verre
van daan, dat dit de ware toestand des menschen is;
hij m niet alleen, maar, gelijk blijkt uit de zeden en
gewoonten van verlichte natiën, hij i/rroef/, ihithij m
een zondaar, en in plaats van daarom op God te ver-
trouwen, of eeue ernstige begeerte te toouen om
Zijn wil te kennen en te doen, is elke indruk van het
Goddelijke Wezen, dien hij zelfs aan de gevolgtrek-
kingen der rede ontleent, noodzakelijk geschikt om
angst en ongerustheid te doen ontwaken. Adam ver-
borg zich zelven voorde tegenwoordigheid zijus Ma-
kers, onder een gevoeleu vau schrik zoowel als van
schaamte; en elke afstammeling van Adam, die onbe-
kend is geweest met de blijde tijding derzaligmakiug
door het bloed van Christus, heeft steeds gevoelens
jegens God ven-aden, die zeer verschillen van kinder-
lijk vertrouwen. Voor den schuldigen mensch heeft
de Godheid geen ander voorkomen dan dat vau een
boos regtcr, zoo lang de. blijde, tijdingen vau eene
zaligmaking onbekend zijn; en zoo een gevoel van
valsch en misleidend vertrouwen in harten ontwaakt,
die niet aangedaan zijn door een gevoel van onwaar-
dighcid en schuld, zal zulk ecu geloof, indien hetgeloof
genoemd mag worden, in plaats vau tot goede uitsla-
gen, hetzij hier of hiernamaals, te leiden, slechts vrr-
gezeld gaan van zulke gevolgen als die, welke de
Heidenen ondervonden, die aan een leugen geloofden.
De aard vau bet geloof der Heidenen werd door den
Apostel Paulus als voldoende beschouwd om aan te
-ocr page 868-
GELOOF.
843
tooncu, tlat zij in hel oog van God veroordeeld waren,
ca dat ceuc wet, die door gecne betere uitslagen werd
gevolgd, volstrekt niet in staat was om den zondaar
te regt vaardigen. Van daar de noodzakelijkheid van
het zoenoffer des Heeren Jezus. liet doel, dat bc-
reikt is door den dood van Christus, is ous duidelijk
geopenbaard in de Heilige Schrift: „Welke (Jezus)
overgeleverd is om onze zonden, en opgewekt om onze
regtvaardigmakiug." „En gij zult Zijnen naamheeten
Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne
zonden.\'\' „Gelooft in den Heer Jezus Christus, en gij
zult zalig worden." „En worden om niet geregtvaar-
digd uit Zijne genade, door de verlossing, die in Chris-
tus Jezus is.\'\' Uit deze en vele andere gedeelten is de
gevolgtrekking duidelijk, dat de dood van Christus
dadelijk van kracht w as voor de zaligmaking des mcu-
sehen, niet door kracht mede te deelen aan eenigc
i onmiddellijke werking, welke ook, maar door uit zich
zelven de vrije regtvaardigmakiug van al de uitverko-
reuen Gods teweeg te brengen. Tegen deze bcschou-
wiug der zaak kan echter aangevoerd worden, dat wij
! de werking van het geloof geheel en al ter zijde zetten.
Lugeenen deele.Wij nemen aan, dat wij geregtvaardigd
worden door het geloof, maar wij zijn er verre af aan
te nemen, dat men, in welken zin ook, zeggen kan, dat
wij geregtvaardigd worden om hrl geloof. Het werk
van Christus, niet de werking van ous geloof, is de
inzetting van God voor onze regtvaardigmakiug bc-
paald. I)c voornaamste en krachtdadige, en daardoor
alleen verdienstelijke oorzaak is de bemiddeling van
Christus, en het beginsel des geloofs, hetzij op zich
zelf of als een werkend beginsel beschouwd, heeft gceue
kracht en kan gecne kracht hebben, hetzij uit zich
zelf of medegedeeld, om onze regtvaardigmakiug te
vervullen.
Het is van het grootste belang, dat wij duidelijk de
juiste plaats begrijpen, die het geloof inde regtvaardig-
making inneemt. De Arminiaan kent er cene verdien-
stclijke waaide in zich zelf aan toe, als een afgetrokken
beginscl.geheel onafhankelijk van het voorwerp er van.
Uit is echter onmogelijk, daar geloof zonder betrekking
op zijn voorwerp goed noch kwaad voortbrengt. Het
voorwerp vanhetregtvaardigmakend geloof isCliristus
en verlossing door Zijn bloed. Zoo was het antwoord
| van den Apostel op de ernstige vraag van den stokbe-
! waarder te Pliilippi: „AVat moet ik doen, opdat ik zalig
worde?" „Geloof in deu Heer Jezus Christus, en gij
i zult zalig worden, gij en uw huis." Het geloof in dit
1 geval is het geloof\' in eene getuigenis, evenwel niet
de getuigenis van een zwak, feilbaar niensch, maar
Il                                                       _                                    ________________
van den oui\'cilbareu, getrouwen Jehovah. Maar dit is
verre van de gehecle schriftmatige beteckenis van het
geloof; het bcteekent vertrouwen, afhankelijkheid,
onbepaald vertrouwen op Jezus Christus allecu voor
de zaligmaking. Het geloof des evangelies is derhalve
niet eene koude aanneming van eene opgave, hoc be- j
langrijk die opgave ook zijn moge, maar ecu hartelijk, \\
volkomen en uitsluitend vertrouwen op een per-
soonlijken Zaligmaker. Er is misschien gcene hoofd-
leer van het evangelie, die tot meer verschillende en
bittere twisten aanleiding gegeven heeft dan de leer
van het regtvaardigmakende geloof.
Aangaande den aard des geloofs kunnen wij aan-
merken, dat de Roomsehe kerk beweert, dat het bestaat
in eene erkening van de waarheid der Schriften inliet
algemeen. Hit scheidt het beginsel des geloofs van
Hem, die in de Schrift als het bijzondere voorwerp er j
van wordt aangewezen, en brengt hel tot eene onzekere
erkenning van de waarheid des bijbels, die metmogc-
lijkheidgeen invloed kan uitoefenen op het gemoed of
het hart des menschen. Maar wanneer het geloof be-
trekking heeft op een bijzonder voorwerp, Christus
Jezus den Heer; wanneer het geloof doet slaan niet al-
leenaan het bestaan van dat voorwerp en zijne betrek-
king op ons, maar een bewustzijn van vertrouwen op
en afhankelijkheid van Christusals onzen Verlosseren :
Heer schenkt, dan kan het niet uitblijven of de gene-
genheden worden t ot Hem getrokken, die ons beminde,
en Zich voor ons overgaf. Het hart wordt dan getroffen,
en het leven komt ouder den invloed van hetgeen
Christus gedaan heeft, en bovendien wordt onze liefde
getrokken tot een beminnend Zaligmaker. Zoo worden
wij gedwongen, door de genade Gods en door de liefde
van Christus, om ons ligchaam over te geven als een
levend offer, heilig en aannemelijk voor God, hetgeen
onze redelijke dienst is.
Onzekere cu onbepaalde inzigten aangaande den
aard van het zaligmakende geloof zijn echter niet tot
de Roomschgezinden beperkt, maar heerschen ook
onder cenige Protestantsche secten. Het groote ver-
schil echter betreft de juiste plaats, die het inneemt in
de regtvaardigmakiug van den zondaar. Dit was het
voornaamste theologische punt, waarom de twist tus-
schen de Hervormden en de Roomschgeziuden in de
zestiende eeuw draaide. Luther verklaarde, dat de
schriftmatige leer overliet verband tusscheu geloof en
de aanneming des zondaars voor God was, dat wij ge-
regtvaardigd worden door het geloof alleen. Hij ver-
klaarde, dat dit het artikel was van eene staande of
eene vallende kerk. De Roomschgezindeinlaarentegeu
-ocr page 869-
GELOOF.
811
leurden, om de woorden van liet concilie vanïrcntcte
gebruiken, dal, „Zoo iemand zegt, dat de ongoddelijke
moiseli gcregtvaardigd wordt door het geloot\'alleen,
zoodanig dat hij meent, dat niets anders vercischt
wordt, dat medewerken kau om de genade derregt-
vaardigmaking te verkrijgen, en dat het op geenerlei
j wijze voor hem noodig is, om voorbereid en geschikt
gemaakt te worden door de werking van zijn eigen
wil,— die zij vervloekt."En wederom : „Indien iemand
zegt, dat regtvaardigmakend geloof niets anders i* dan
j vertrouwen op de Goddelijke genade, die de zonden
! vergeeft om Christus wil, of dat het dat vertrouwen
alleen is, waardooi- wij gcregtvaardigd worden, — die
zij vervloekt." Nog verder: „Al wie beweert, dat de
geheelc straf altijd door God wordt kwijtgescholden,
te gelijk met de schuld, en daarom, dat boetelingen
gecne andere voldoening noodig hebben dan het ge-
loof, waardoor zij Christus oordcelen, die voldoening
voor hen gedaan heeft, — die zij vervloekt." Zulke
getuigenissen als deze, die voorkomen in de erkende
I geloofsslukken der "Roomsche kerk zijn duidelijk in
strijd met de getuigenissen van het Woord Gods. De
Apostel PauTus leert: dat „uit genade zijt gij zalig
geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is
Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme."
Dezelfde Apostel zegt ons, dat „de inensch door het
1 geloof gcregtvaardigd wordt, zonder de werken der
\'\' wet." Het geloof evenwel is niet de grond, maar het
\' middel der regtvaardigmaking. Wij worden geregt-
vaardigd door middel van het geloof. Wij worden niet
gcregtvaardigd om het geloof. T)c ecnige grond voor
de regtvaardigmaking eens zondaars is de regtvaar-
digheid van Christus aan hem toegekend; en de wijze,
waarop een zondaar een deelhebber wordt aan die
regtvaardigheid, is alleen door eene geloovigc ont-
| vangst er van.Dat dit de leer des bijbels is, kan bewezen
! worden door uitspraken als deze, Rom. Til: 20—22:
„Daarom zal uit de werken der wet geen vlecseh ge-
regtvaardigd worden voor hem: want door de wet is
de kennis der zonde. Maar nu is de regtvaardigheid
Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende
getuigenis van de wet en de profeten: namelijk de
regtvaardigheid Gods door het geloof in Jezus Chris-
i tus, tot allen, en over allen, die gelooven, want daar is
geen onderscheid." Gal. [I : IC: „Doch wetende, dat
I de mensch niet gcregtvaardigd wordt uit de werken
\'< der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zoo
hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij
zouden gcregtvaardigd worden uit het geloof van
Christus, en niet uil de werken der wet; daarom dat
uit do werken der wet geen vlecseh zal gcregtvaardigd
worden." Gal. III : 11 : „En dat niemand door de
wet gcregtvaardigd wordt voor God is openbaar: want
de regt vaardige zal uit het geloof leven." Honi.lII:2 1:
„En worden om niet gcregtvaardigd, uit Zijne genade,
door de verlossing, die in Christus Jezus is."
Eene andere beschouwing van het geloof in verband
met de regtvaardigmaking is die, welke door de Armi-
nianen wordt aangekleefd, namelijk, dat het geloofde
grond is van onze aanneming, en gesteld is in de plaats
\' van die volmaakte gehoorzaamheid, die den oorspron-
kelijken grond der regtvaardigmaking uitmaakt e. Hij
j deze beschouwing der zaak wordt God beschouwd als
I af te wijken van de volmaakte gehoorzaamheid, die
| hij oorspronkelijk eiseht van den mensch. Zulk eene
veronderstelling kan echter voor geen oogeublik vol-
gehouden worden. De wet van God kan nooit mei
mogelijkheid minder eischen, dan zij altijd gedaan
heeft, eene volmaakte, voortdurende, algenieenc gc-
hoorzaaniheid. Het geloof kan nooit onze rectvaardie-
makende regtvaardigheid uitmaken, want het is zelf ■\'
een werk, en in de apostolische beschouwing der regt- |! j
vaardigmaking zijn alle werken, zonder eene enkele
uitzondering, uitgesloten, en wij worden geregtvaar-
digd door het geloof, niet als onze regtvaardigheid
uitmakende, maar als ontvangende de regtvaardigheid
van Christus.
Het is belangwekkend om na te gaan, hoc geschikt
het geloof is om het groote doel van God bij onze
| regtvaardigmaking te bevorderen. Tusschen genade
en werken is een onoverkomelijk verschil, en de aan-
neming van het eene heeft de uitsluiting van hel andere
ten gevolge. Indien wij gcregtvaardigd worden door
de werken, worden wij niet vrijelijk gcregtvaardigd;
en de eer der genade, die zonder geld en zonder prijs
geeft, wordt te niet gedaan. Dit zoude het geval zijn,
indien eene onzer handelingen tot voorwaarde onzer
regtvaardigmaking gemaakt ware, indien wij verge-
ving haddcu verkregen wegens ons berouw en onze
i hervorming, en in de gunst van God hersteld waren
j wegens onze liefde jegens Hem en onze opregte gc-
; hoorzaamheid aan Zijne wet. Doch door de instelling
| des gcloofs wordt de heerlijkheid dergenade ten volle
! ten toon gesteld. Men kan niet veronderstellen,dat een
arm man ecnige verdienste heeft door de aalmoes
aan te nemen, die hem zonder zijn verzoek wordt aan-
geboden. Het is niet zijne aanneming, die hem haar te
genieten geeft, maar het aanbod door zijn liefdadigen
buurman gedaan. Men kan niet veronderstellen, dal
! er ecnige verdienste is in het erkennen, dat Christus
-ocr page 870-
GELOOFSBELIJDENIS.
m;>
voor ons zou vcrrigtc», wat wij voor ons zelve niet kon-
den verrigteu, of eenigc verdienste in Let vertrouwen
op Zijne gehoorzaamheid en Zijn lijden, en Leterken-
ucn, dat er niets in ons is, dat ons aan Ciod konaanbe-
vclen. Dit vertrouwen op het borgschap van Christus,
deze af hankelijkheid van Zijne regtvaardigheid, is het
wezen van het regtvaardigmakend geloot\'. De wijsheid
Gods is duidelijk in deze inrigting, die den mensch
eiken grond van zelfverheffing ontneemt, zijn trots
vernedert, en hou er toe leidt allen lof aan den waren
bewerker onzer zaligheid te geven.Ons door Zijn eigen
arm gered hebbende, ontbloot Hij dien, indien ik zoo
mag spreken, en strekt Hij dien uit, om aan alle men-
schente doen zien.dat daardoor alleen het magtigewerk
was verrigt. Aan den zondaar wordt niets overgelaten,
dan om niet diepe nederigheid en dankbaarheid de
kostbare gave te ontvangen, die God geheel vrijelijk
geeft. Er is cene uitdrukkelijke erkenning in de uit-
ocfening des geloofs, dat er geene goedheid in hem is,
waarvoor God hem gunstig moet zijn,en hij zegt:„Voor-
waar in den Heer heb ik regtvaardigheid en kracht."
En bovendien is het geloof, dat God aldus verhoer-
lijkt in de regtvaardigmaking des zondaars, zelf cene
Goddelijke gave, in de ziel gewerkt door den Heiligen
Geest. Opdat wij daarom niet zouden roemen op deze
belangrijke genade, wordt ons medegedeeld, dat zij
niet komt van ons zclveu, maar van God. De zaligheid
is uit hel geloof, opdal zij zou zijn, of liever duidelijk
zou blijken te zijn, uil de genade; opdat de heerlijk-
heid aan God alleen zon worden toegeschreven, en
men zien zoude, dat de zondige mensch eenvoudig de
ontvanger is van cene regtvaardigmaking, die geheel
vrijwillig is.
GELOOFSBELIJDENIS, een beknopt overzigt
van de Christelijke leer, door vele kerken aangenomen
als het ondergeschikte gcloofsstuk, welks aanneming
vcreischt wordt om toegelaten te worden tot hare ge-
nicensehap. üc voornaamste standaard van alle Pro-
testantsche kerken is het Woord van God, maar de
meest e kerken hebben, behalve de Heilige Schrift, ook
nog ondergeschikte geloofsstukkcn, zooals gcloofs-
bclijdenisscn en artikelen des geloofs, aangenomen.
Somtijds is door die kerken aangevoerd, die alle
ondergeschikte standaards verwerpen, dat daar gc-
loofsbelijdenisscn, van welken aard ook, slechts men-
schelijke zamenstellingen zijn, zij ongewettigde toe-
voegingen zijn aan het Goddelijke Woord, en gegrond
zijn op cene ontkenning van de volmaaktheid en het
voortdurende gezag van dat Woord. Het gewone ant-
woord op zulke tegenwerpingen is echter, dat de
geloofsbelijdenissen, door de Christen-kerken en voor-
! namelijk de Protcstantsche kerken gebezigd, slechts
schriftmatige leerstellingen, niet de mecuiugen van
menschen bevatten. Maar als dit zoo is, zou men
kunnen zeggen, welke behoefte is er dan aan geloofs-
belijdenissen, daar al de waarheden, die zij bevatten,
reeds in den bijbel te vinden zijn? Op deze t egenwerping
j is het antwoord duidelijk. Het kan somtijds noodig
I zijn om de schriftmatige waarheden vooral te doen
uitkomen, ten gevolge van ketterijen en dwalingen,
die er ia de Christelijke kerk zijn ontstaan. De ketter
en de regtziunige zeggen beiden, dat zij hoogen eerbied
koesteren voor den bijbel, en beiden doen er een beroep
op om hunne wederzijdsche mceuingen, die regt tcgen-
ovcr elkander kunnen staan, te ondersteunen. Om
daarom den regtziunige van den ketter te onderschei-
den, moet er ecu toetssteen gebezigd worden; en welke
andere toetssteen wordt er in de gegeven omstandig-
licdeu vcreischt, dan de duidelijke verklaring ininen-
schclijke taal van de betwiste lcer,zoodanig uitgedrukt,
dat zij de tegenovergestelde dwaling uitsluit ? Vau
daar de oorsprong van geloofsbelijdenissen. Zij worden
bijzonder vcreischt ten gc\\olge van een verschil vau
mecning, dat er onder Christenen aangaande de eeue
of andere leer of verklaring van het Goddelijke Woord
bestaat.
De kerken, die geloofsbelijdenissen bezigen, bcwe-
ren niet, dat die geloofsbelijdenissen cenig gezag in
zich zelve hebben, of dat zij beschouwd moeten worden
als in het minst inbreuk temaken op het oppergezag
des bijbels; maar alles, wat zulke kerken bevestigen,
is, dat geloofsbelijdenissen in ecu eenvoudigen en
bekuoptcn vorm bevatten, wat zij geloovcn de leer
des bijbels te zijn aangaande zekere punten, die bij
toeval betwist worden. Op deze wijze wordeu overeen-
komst en eenvormigheid verkregen, niet alleen in het
openbare dienstwerk der geestelijken, maar in het
algemeene geloof van de afzonderlijke leden der kerk.
Daarom werden zulke symbolen vroeg in de kerk in-
gevoerd, toen hare regtzinnighcid, baar vrede en hare
eenheid ernstig bedreigd werden door de voortplanting
van ketterij en dwaling. Van daar de Apostolische
Geloofsbelijdenis (zie aki.), zooals zij genoemd
wordt, de Nicjsnische Geloofsbelijdenis (zie ald.),
de Atjianasiaansche Geloofsbelijdenis (zie ald.),
en onder Roomsch-Catholiekcu, de Geloofsbelijdenis
vau paus Pius IV. (zie Pms IV. Geloofsbelijdenis
van paus). Op dezelfde wijze en om dergelijke redenen
hebben latere kerken vollediger en meer uitgebreide
overzigtcn van haar geloof in den vorm van confessiéu
-ocr page 871-
846                                                           GELOOFSREGEL.
j eerbied als de bijbel ontvangen moet worden, daar het
ongeschreven en het geschreven Woord in hun oog
van gelijk gezag zijn. De geloofsbelijdenis van paus
PiusJV. verdeelt de overlevering in twee soorten: de
apostolische, die betrekking heeft op de leer, en de
kerkelijke, die betrekking heeft op ceremoniën in-
gesteld door de kerk. Ecnige Rooinsch-Catholickc
schrijvers spreken van drie soorten v au overleveringen:
Goddelijke, apostolische en kerkelijke. De Goddelijke
overlevering beschouwen zij als die, welke door Chris-
tus zelven werd overgegeven; de apostolische als die,
welke de Apostelen door inspiratie ontvingen; en de
kerkelijke als die, welke door de kerk is geleerd. Be-
halve dat de Roomsche kerk de overlevering voegt bij
de Schrift, voegt zij bij beiden de decreten der kerk,
en verklaart zij, dat zulke decreten onfeilbaar zijn.
Het verschil tusschen de Roomschgezinden en de
Protestanten over den regel des geloofs is niet, of het
Woord vanGod de regel is, daar dat van beide kanten cr-
keud wordt,maar over hetgeen beschouwd moet worden
• als het WoordGods. De Protestanten geloovcu, dat de
bijbel,die aaugenoincuwordt als hctGoddelijke Woord,
de ecnige zekere is, omdat hij het ecnige geïnspireerde
verhaal is van hetgeen Christus en diens Apostelen
leerden, en daarom de eenige regeldesgeloofs is. Maar
de Roomschgezinden beweren, dat het bewezen kan
worden,dat vele dingen nieten vele dingen wel geschre-
ven « aren, die door Christus en de Apostelen geleerd
werden. Zoo wordt van onzen lieer verklaard, Joh.
XX: 30: „Jezus dan heeft nog wel vele andere tecke-
ncn in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan,
die niet geschreven zijn in dit boek." En aangaande
het apostolische onderwijs zegt Paulus tot deThcs-
salonisenzisehc Christenen: „Zoo dan, broeders! staat
vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij
door ons woord, hetzij door onzen zendbrief." Inant-
woord op dezen bewijsgrond wordt gereedelijk toege-
staan, dat Christus en diens Apostelen vele dingen j
mondeling leerden, maar dat het betwiste punt is, of I
hetgeen geschreven staat voldoende is. Aangaande dit
onderwerp verklaart Johannes, dat, terwijl Jezus vele ,
andere leekenen deed behalve die, \\i elke in zijn Evan-
gelie opgetcekcud werden: „Deze zijn geschreven,
opdat gij gelooft, dal Jezus is de Christus, de Zone
Gods; en opdat gij, geloovemlc, het leven hebt in
Zijnen naam." Het is ontwijfelbaar zeker, dat zoo
Christus en Zijne Apostelen leefden, wij met gelijken
eerbied zouden luisteren uaar hunne woorden, hetzij
mondeling of schriftelijk gegeven. Maar de Roomsche
kerk kan niet bewijzen, dal hare overleveringen wer-
gegeven. Van daar hebben wij deAuGSBüRGSCHECoN-
fjjssie (zie aki.), de Westminstersciie Confessie
(zie ald.) en verseheidene andere, die aangenomen zijn
krachtens de dogmatische magt, waarop de kerk aan-
spraak maakt als de bewaarster der Schriften, en als
aangesteld om die te verklaren. Maar zoo geloofsbclij-
d< nissen en confessiën behouden moeten worden, is
het van bet uiterste belang, dat het juiste standpunt,
hetwelk zij innemen,ten volle begrepen worde.Haar ge-
hecle gezag, en men moet dit nimmer vergeten, is
alleen aan den bijbel ontleend. Elk individueel lid
dier kerk heeft het regt om ze daaraan te toetsen, en
zij zijn voor niemand verbindend, behalve in zoo verre
als men kan aantoonen, dat hare uitspraken met de
waarheid des bijbels overeenstemmen. Indien zij niet
overeenkomen met het Woord Gods, moeien zij zonder
de geringste aarzeling verworpen worden. De bijbel,
en de bijbel alleen, is de godsdienst van Protestanten.
GELOOFSRFGEL. I n alle twisten over godsdien-
stige onderwerpen kan niets belangrijker zijn dan te
weten, wat de gewone standaard is, waarop de slrij-
deude partijen een beroep mogen doen om de waarheid
te vernemen. Op dit punt verschillen de Eoomsch-
gezinden en de Protestanten geheel van elkander.
])c Protestanten beweren, dat de bijbel, en de bijbel
alleen, voor elkeu Christen de geloot\'sregel is, daar
deze de ecnige openbaring is van God aan de wereld,
en in zich alles bevat, wat voor de zaligheid noodig is.
En om deze meening te verdedigen, zijn zij gewoon
gedeelten aan te halen als deze: 2 Tim. 111:15—17:
„En dat gij van kinds afde Heilige Schriften geweten
hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, doorliet
geloof, hetwelk in Christus Jezus is. Al de Schrift is
van God ingegeven, en is nuttig tot leering, tot weder-
lcgging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de
regtvaardigheid is; opdat de mensch Gods volmaakt
zij, tot alle goed werk volmaaktclijk toegerust." Ps.
XIX: 8: „De wet des Hceren is volmaakt, bekeerende
de ziel; de getuigenis des Hceren is gewis, denslech-
tcn wijsheid gevende." Rom. XV:4: „AV\'aut al wat
te voren geschreven is, dat is tot onze leeriug te voren
geschreven; opdat wij, door lijdzaamheid en vertroos-
ting der Schriften, hoop hebben zouden." Jacobus I:
21: „Daarom, afgelegd hebbende alle vuiligheid en
overvloed van boosheid, ontvangt met zachlmoedig-
heid het woord, dat in u geplant wordt, hetwelk uwe
zielen kan zalig maken."
De Roomschgezinden daarentegen beweren, dat de
Schrift niet de ecnige gcloofsrcgel is, maar dat de over-
lcvcring op denzelfden voet gesteld, en met gelijken
-ocr page 872-
GELOOVIGEN — GEMATRIA.
s 7
zijner onmiddellijke opvolgers, omstreeks het midden
der zesde eeuw. Welk belang de Joden aau de Geniara
hechten, kan men zien uit het volgende gedeelte van
den Talmud: „Zij, die den Bijbel bestuderen, doen, wal
noch clcugd, noch ondeugd is; zij, die de Mishna be-
studcren, verrigtcn iets van eene deugd, en ont vangen
daarom eene belooning; maar zij, die de Gemara be-
studercu,doen,wat men voor de grootst e deugd houden
mag." De mondelinge wet wordt door de Joden boven
de geschreven wet, en de Gemara boven beiden verko-
zen, daarom staat er: „De Bijbel is gelijk water, de
Mishna gelijk wijn, en de Gemara gelijk gekruideu
wijn." „De Wet is gelijk zout, de Mishna gelijk peper,
en de Gemara gelijk welriekende specerijen." „Laai
het kind," zegt de Mishna, „op den ouderdom van vijf
jaar heginnen mei de Schriften te bestuderen; laat hel
daarmede voortgaan tot den leeft ijd van tien jaar, wan-
neer het kan beginnen met de Mishna te bestuderen.
Laai hel op den ouderdom van vijftien jaar beginnen
met de Gemara te bestuderen." De Gemara of Jeru-
zalemsche Talmud werd als onvolledig beschouwd,
daar zij slechts de gevoelens vau een klein aantal Jood-
sehe leeraars bevatte; bovendien was zij geschreven
ineene onzuivere taal. Daarom vervaardigden de Arno-
rajim
of Qemaritten, de voornaamste van welke rabbi
Asa was, de Geniara of BabylonischenTalmud,diede
overleveringen, de canons der Joodsche wet en alle
kwestiëu betredende de wel beval. DcTalmud bestaat
uit de Mishna en de Gemara of eoinmentair op de
Mishna. De Jeruzalemschc Talmud is gedrukt iu één
groot folio boekdeel, en de Babylonische strekt zich
in eeuige uitgaveu tot twaalf, en in andere tot dertien
folio bockdeelen uit.
GEMATRTA, de Cabbalistische rekenkunde vau
de Rabbinieten, of eene soort van Cabbala, die bestaat
in het nemen der letters van een Hebreeuwsch woord
voor getallen, en het verklaren van elk woord door de
arithmetische waarde der letters. Elke twee woorden
of zinnen, die in verschillende teksten voorkomen en
letters van hetzelfde gezamenlijke bedrag bevatten,
worden als met elkander verwisselbaar beschouwd, en
een of meer woorden, die, wanneer zij I e zamen gevoegd
zijn, vau hetzelfde bedrag zijn als een zekere tekst,
worden beschouwd als de verborgeu bet eekenis van
dien tekst te geven. Zoo bedraagt de waarde der let-
ters van de Hebrecuwsche woorden, die beleekeneu
„Silo komt", 358, en de letters van het Ilebreeuwsehe
woord Messias hebben juist dezelfde waarde, waaruit
de Cabbalisten opmaken, dat dit volgens de beginselen
der Gematriaeen voldoend bewijs is.datde voorspelling
kclijk door Christus t\'n Zijne Apostelen gesproken
werden, en daarom is het onmogelijk aan te uemcu,
dat zij gelijk gezag als het geschreven Woord hebben, !
waarvan men kanaantooneudoor de ontwijfelbaarste
bewijzen, dat het het voortbrengsel van inspiratie is.
De bijbel alleen bc vat,hetgeen men voldoende bewijzen
kan, dat Christus en Zijne Apostelen geleerd hebben.
GELOOVIGEN, een naam aan de gedoopteu in
de eerste Kerk gegeven, als onderscheiden van de
catechumenen. Zij werden als volmaakte Christenen
beschouwd, en daarom werden zij Verlichten genoemd.
Al de mysteriën der godsdienst, die voor de catechu-
meueu verborgen werden gehouden, werden aan de
geloovigen ontsluijerd. Daarom werden zij ook fnge-
wijden genoemd, en wij vinden dan ook, dat Ambrosius
een bock voor hen onder dezen naam schreef. Zij wer-
deu ook Volmaakte Christenen genoemd, omdat zij
deel mogten nemen aan het avondmaal, en volgeus
Tertulliauus ontvingen zij ook den naam van Gunste-
lingeu des hemels, omdat hunne gebeden en smeekin-
gen, zooals zij geloofden, bij God krachtig werkten.
Zij genoten verscheidene voorregten, die aan decate-
eiiiimeneu ontzegd werden. Zij alleen, b. v., konden
aanzitten aan de tafel des Heeren, daar niemand dan
de gedoopteu communiceren mogten. Het was dan
ook voor ecu diaken de gewoonte om met luider s( emme
uitte roepen, alvorens het avondmaal begon : „Heilige
dingen voor heilige personen: gij, catechumenen, gaat
henen," waarop de ongedoopten onmiddellijk opstou-
den cu de kerk verlieten. Ecu ander voorregt, dat
geloovigen alleen genoten, was, dat zij zich met den
voorganger in al de gebeden der kerk vereenigdeu,
terwijl de catechumenen allen bij een gedeelte der
dienst tegenwoordig konden zijn. Het gebruik van
het Gebed des Heeren was meer in het bijzonder tot-
de geloovigen beperkt. Eu nog verder, de geloovigen
mogten toehoorders zijn bij alle redevoeringen en
verklaringen iu de kerk, zelfs die, welke over denete-
ligste punten en diepzinnige mysteriën der Christelijke
godsdienst, handelden, waarvan de catechumenen
streng uitgesloten werden, daar zij niet in staat waren
om ze juist te begrijpenen er voordeel van te trekken.
Zie Catechumenen.
GEMARA, een commeutair op de Joodsche Mishna
(zie ald.).Twee zulke commentarienwerden er gemaakt,
de eene te Jeruzalem, de andere te Rabylon. Men ver-
onderstelt, dat de eerste het werk geweest, is van den
rabbijn Joehonan, die omstreeks het midden der derde
eeuw leefde, terwijl de laatste, die van de twee het
meest geacht wordt.het werk isvau rabbi Ashé en eenige
-ocr page 873-
GENEALOGIE*.
S4S
in Gen. XLTX: 10 vervat, op den Messias betrekking
hoeft. Zoo ook is liet woord Spruite in Zacli. IIT: S
van dezelfde waarde in getallen als liet woord T/oos/tv,
een naam door de Talmudisfen aan den Messias gege-
veu, en daarom denkt men. dat liet builen allen twijfel
bewezen is, dal de Spruite van Zachariasgeene andere
is dan de Messias. Zie Gabhala.
GENEALOGIËN, stamregisters van afzonderlijke
l personen of familiën, die bij de oude Hebreen voor zoo
belangrijk werdengehouden,dal eenc bijzondere klasse
van personen, Sholerim geheeten, aangesteld werd om
zulke registers hij te houden. l?ij alle volkeren, zelfs
van de vroegste tijden, schijnen zulke genealogische
geschriften zorgvuldig bewaard geworden te zijn. Zelfs
in het aartsvadcrlijke tijdperk vinden wij er sporen
van, zooals in Gen. X: 10: „En het beginsel zijns rijks
was Kabel, en Erech, en Acead, en Calne in het land
Sinear." De groole toeneming van de Hebrccuwsche
bevolking gedurende haar verblijf in Egypte maakte
stamregisters volstrekt noodzakelijk, opdat de stam-
men van elkander afgescheiden zouden blijven, üe
zorg voor deze registers werd eerst aan de Sholerim of
schrift geleerden en later aan de Levieten toe vertrouwd.
1 u latere tijden werden deze documenten in den tempel
bewaard. Het is volstrekt niet onwaarschijnlijk, dat er
eenigeverwarringaaugaandczekere familiën goduren-
de de Babylonische ballingschap ontstaan is; maar bij
liniine tcrugkeering naar Palestina schijnen de Ile-
breën het geheel tot eene volmaakte orde gebragt te
hebben, gelijk duidelijk blijkt uit de zorg, waarmede
de stamregisters in het Eerste Roek der Kronijken
worden nagegaan. En zoo zorgvuldig werd dezuiver-
lieid der afstamming voor de priesters bewaard, dat
zij, die na de ballingschap hun stamregister nietver-
toonen konden, van het heilige dienstwerk werden
uitgesloten. Josephus berigt ons ook, dat de Joden
eene onafgebroken reeks van hoogepriesters in hunne
registers gedurende ongeveer 2,000 jareu bewaard
hadden. Hieronymus verklaart, dat de Joden de regis-
Iers van Adam tot Zerubbabel even goed kenden als
hunne eigene namen. Deze groote naauwgezetheid
aangaande de genealogie van elke familie bij de Joden
ontstond uit de noodzakelijkheid, om de linie van af-
komst van den Messias onafgebroken van Abraham en
David te bewaren. Van daar de naauwgezetheid, waar-
mede deze linie door de Evangelisten Mattheüs en
Lukas nagegaan wordt. En het is niet weinig opmer-
kenswaardig, dal, daarliet groote doel,waarvoor zulke
stamregisters gehouden werden, vervuld, en ergeene
verdere behoefte aan is, de Joden thans hunne oude ge-
nealogien geheel verloren hebben, en van den lijd
hunner geheele verstrooijing onder TIadrianus af is er
geene enkele familie in staat om het register van hare
afkomst van ecu derstaminen van Israël te vertoonen.
Dit is op zich zelf een voldoend bewijs, dal de Messias
reeds gekomen is, en dat Hij niemand anders is dan
Jezus van Nazareth, wiens afkomst zoo volledig en
naauwgezet in elke schakel tot aan David, tol Abra-
ham en zelfs tot Adam nagegaan is. Over dit onderwerp
maakt zeker godgeleerde de volgende treffende opmer-
king: „Ik kan niet nalaten op te merkeu, dal alleen de
lijst van namen, waardoor Mattheüs onzen Zaligmaker
met Abraham, en waardoor Lukas Hem met Adam
verbindt, mij altijd onuitsprekelijk verheven heeft
toegeschenen, en berekend om ons een diepen indruk
te geven van de besturende voorzienigheid van God.
Wij worden door een tijdperk van vele duizenden jaren
gevoerd, en te midden van de omwentelingen der mag-
tigste rijken en de opkomst en den val van vele koning-
rijken, van de stuiptrekkingen der natuur en eene
lange reeks van menschengeslachten, — te midden
van al deze dingen zien wij de hand van God steeds
bezig om Zijne eeuwige besluiten ten uilvoer te bron-
gen. Wij hebben, als het ware, de fontein van eene
rivier, naauwclijks te onderscheiden in haar eerste be-
gin, nu in gevaarvan opgedroogd Ie worden in eene ver-
se! imeijonde woestijn, dan van zich Ie verwarren inver-
maagschaptc vloeden, dan van verloren te geraken on-
der de eindclooze moerassen eener nieuwe landstreek,
eindelijk van verzwolgen te worden in eene opening
der aarde en schijnbaar voor altijd voor hot mensche-
lijke oog verloren te zijn; en nadat men haar door
zoovele verschillende en verwijderde klimaten tot zulk
een einde gevolgd heeft, komt zij weder te voorschijn
met weêrgalooze schoonheid en grootheid. De ver-
beelding des menschen wordt ontsteld, wanneer zij bet
waagt zich een denkbeeld te vormen van de lange reeks
van natiën en van de veranderingen, die er in de
maatschappij plaats hadden van de tijden van Adam
en Abraham en David totaan (lic van Christus. Maar
te midden van de oneindige verscheidenheid van bel
menschelijke karakter, van de \\ reeselijke opwellingen
van menschclijke hartstogtcn en de groote verschei-
denhcden van menschelijke toestanden, en te midden
van de vele millioeiicu menschelijke wezens, die in
de wereld kwamen, hunne rol daarin vervulden, en dan
verdwenen en vergeten werden, te midden van deze
cindelooze verscheidenheid van menschelijke wezens
en menschelijke hartstogtcn en menschelijke plannen,
is bet plan des Almagtigen onveranderlijk hetzelfde,
-ocr page 874-
GENERATIE.                                                                        s4!»
eu Hij brengt liet evenzeer ten uitvoer door de toe-
stemming, de medewerking, de onverschilligheid, de
onwetendheid en den tegenstand des menschen. In
den koning en in den slaaf, in het paleis en in de hut,
in de stad en iu de velden, op den berg en in het dal,
ii in de regl vaardigen eu iu de goddeloozeu vinden wij
de werkingen der Voorzienigheid tot hetzelfde welda-
dige doel. Het geloof van Abraham, de afgoderij van
Amazia, de nederigheid van Jozef, eu de heerlijkheid
,|- van Salomo, alles moei te zamen werken tot ééno ge-
benrtenis. In de schaapskooijen van M&mre, in de
gevangenissen van Egypte, iu de korenvelden van
Boas, op den troon van Juda, onder de wilgen langs
de rivieren van liabvlun, iu den tempel van Jeruzalem,
iu de werkplaatsen van (ialilea eu de kribbe van Beth-
le.hem, overal zien wij den indruk van den vinger
Gods. Eu ik kan uiet nalaten te denken, dat iu dit
begin van de geschiedenis der kerk onder hel Nieuw e
Testament, wij iu de verwijzing, die er op de Vorige
wetgeving gedaan wordt, en iu het feit, dat God nooit
! voor een oogeublik hel woord vergat, dat Hij tot dui-
zend geueratiëu sprak, een onderpand hebben, dat
God iu Zijn eigeu tijd niet ualateu zal alles te vervullen,
wat Hij aangaande Ziju rijk gesproken heeft. Wanneer
wij de donkerste tijdperken van de Christelijke kerk
beschouwen, kunnen wij ook bemoediging verkrijgen
door het geloof, dat de Almagtige nooit de aarde
I geheel verliet. Eu toen de omstandigheden der kerk
hel wanhopigst schenen, moet men bedeukeu, dat het
was, toeu de zaak van Israël eu van het inenschdom
vooraltijd verloren scheen, toen de troou \\au David
in het stof was verzonken, toen hel koninklijke bloed
bijna verloren was ouder de geringsten van het volk;
maar toen ook was het, dat God een Hoorn der zalig-
heid verwekte iu het huis vau Ziju dienstknecht David."
GENERATIE (EuuwKiü), eene uitdrukking door
Christelijke godgeleerden gebezigd met betrekking
i tot den Tweeden Persoon der Drioëenheid, ten einde
Ziju uitgang uit den Vader aan te duiden. Het denk-
beeld ligt opgesloten iu het Zoonschap van Christus.
Het is gevaarlijk om de zaak met te grootc naauwgc-
| zethcid te bespreken, daar wij door valsche analogiën
j op een verkeerdeu weg geleid kunueu worden, en naar
het mensehelijke over hel zuiver Goddelijke zouden
kunnen redeneren. Daarom spreken de kerkvaders
niet grootc omzigtighcid over dit punt. „Maakgeeue
] beschouwingen over de Goddelijke generatie," zegt
Gregorius van Xaziauze, „want dit is niet veilig. Laat
de leer iu stilte vereerd worden; het is eene groot e
zaak voor u om dat feil te kennen; wij kunueu uiet
aannemen, dat zelfs engelen de wijze waarop verstaan,
veel minder gij." Athauasius verklaart lot hetzelfde
einde: „Zulke bespiegelaars zouden even goed kuuueii
onderzoeken, waar God is, en hoe Hij God is, en vau
welke natuur de Vader is. Maar daar zulke kwestien
even oneerbiedig als ongodsdienstig ziju, zoo is hel
ook onwel tig zulke gedachten te koesteren over de i
generatie vanden Zoon van God.-\' Chr^sostoinuszegt
i ook op dezelfde voorzigtige wijze: „Ik weet, dat Hij
den Zoon gewon; de wijze waarop weet ik niet. Ik
weet, dat de Heilige Geest uil Hem is; hoe uit Hem
begrijp ik niet. Ik eet voedsel; maar hoe dit veranderd
wordt in mijn vleesch eu bloed weet ik uiet. Wij keu-
iicii die dingeu uiet, die wij eiken dag zien, wanneer
wij eteu, eu toch bemoeijen wij ons niet ouderzoekiu-
gen aangaande de substantie vau God.\' Maar terwijl
de kerkvaders aldus zorgvuldig vermijden, om te trach-
: ten wijs te ziju boven hetgeen geschreven is, of te i
\\ erklaren wat onverklaarbaar is en zulks noodwendig
inoel ziju, geloofden zij even «el aam Ie leer der eeuwige
generatie van den Zoon als den (\'eniggeboren vanden
i Vader, die ten volle deelt inde Godheid van den Vader.
Daarom wordt ous bevolen den Zoon te eereu, gelijk
wij den Vader eereu.
De leer van den uitgang des Zoons uit den Vader,
| gelijk zij ligl opgesloten in de uitdrukking Eeuwige
j Generatie, gaf vroeg oorsprong aan verkeerde opvat-
tingen. De Valcutiniauen en Manicheeërs in de I weede
eeuw, b. v., vervielen lot de ketterij van eene soort
van dithi\'ïsMt\'s, of het beweren van zulk eene scheiding
tusschcu den Vader en den Zoon, dat zij twee Goden
uitmaakten. De Eclcctischen eu anderen, die aan de
leer der Emanatiën geloofden, beschouwden den Zoon
als persoonlijk onderscheiden van den Vader en van
ecuc mindere natuur. De oudere en de nieuwere Ari-
auen hebben steeds de eeuwige generatie van den Zoon
ontkend, eu beweerd, dat Hij ecu begin van bestaan
had, en dat Hij iu wezen minder was dan de Vader.
Zie Arianes. De. leer van de eeuwige generatie des
Zoons is evenwel niet alleen door de Arianeu en de
Soeiuiancn geloochend, maar zelfs door sommige, iu
andere opzigten regtzi uuige,Triuitariërs,dic geloovcu,
dat het Zoonschap vau Christus gegrond is niet op eene
natuurlijke maar op ecuc officiëele belrekking tot den
Eersten Persoon iu de Godheid. Zij loocheueu Zijne
eeuwige generatie voornamelijk wegens de moeijelijk-
luid, die zij ondervinden, om iets iu de Goddelijke
i uatuur te bevatten, dat overeenkomt niet hetgeen liet
I woord generatie aanduidl in zijne toepassing op schep-
selen. Maar hel is geheel onbestaanbaar niet denaard
ie;
-ocr page 875-
v VAN).
850                                                             GEXEVE
; Calvijn. Naauwelijks hadden zij gezamenlijk hunnen
arbeid begonnen, of de Kerk van Genève en de stad
zelve begonnen verscheurd te worden door inwendige
oneenighedeu, daar er eene partij opstond, die eenige
van de bijgeloovige plegtigheden en feesten zocht te
herstellen, welke de Hervorming gelukkig had afge-
sehaft. De raad nam deel aan deze beweging van terug- !
gang, en het gevolg was, dat Calvijn en Farel uit. de
republiek werden verbannen. De Kerk van Genève ;
leed zeer door de verbanning harer herders, doch de
geloovigen onder haar werden door menigen brief van
troost en aaumoedigingverheugd. De burgers badden
de Roomschegodsdienst openlijk afgezworeu, euhun-
! ne gehechtheid beleden aan de Hervorming op den
20,ten .lulij 1530. De berooving betreurende, die zij
door het eigendunkelijke gedrag hunner burgerlijke
overheden geleden hadden, verzochten zij den raad
herhaaldelijk, om hunne geliefkoosde herders uit de
verbanning terug te roepen. Gedurende eenigen tijd
werd er geen acht geslagen op hunne dringende ver- ;
zoeken, maar eindelijk in 1510 werd er eene formeele !
uitnoodiging naar Straatsburg gezonden, zoowel van j
de burgers als van den raad, waarbij Calvijn gesmeekt
werd terug te keeren. Evenwel eerst in September van
bet volgende jaar gaf hij gehoor aan de herbaalde en
dringende uitnoodigingen van de inwoners van Genè-
ve. Van 1541 tot 1501 ging Calvijn voort met de Kerk
in die stad op te bouwen, die hij voornamelijk had ge-
sticht; en zoodanig was de wijsheid van dezen man,
dat de inrigting en de werking dier Kerk haar tot een
voorbeeld van al de Hervormde kerken van Europa
maakte. Niet alleen om de zuiverheid harer leer, maar
ook om de volledigheid harer wijze van bestuur, werd
de Kerk, die Calvijn te Genève had opgerigt, eene van
de invloedrijkste kerken der Hervorming. Ku hetgeen
krachtig medewerkte om hare nuttigheid te vergroo-
ten, was het collegie, dat in 1558 door den senaat, op
aanraden van Calvijn, te Genève werd gesticht. Daar
leerden Calvijn en Beza, en daarheen trokken dan ook
studenten in groot getal uit Frankrijk, Ttaliè, Duitsch-
land, Engeland en Schotland. Zoo werd Genève het
middelpunt, waaruit het licht der Hervorming in alle
rigtingen straalde. Inderdaad hebben de roem van
Calvijn en de beroemdheid van het collegie, dat hij
stichtte, voor de Kerk van Genève de onderscheiding
verworven van de moeder te zijn der Hervormde ker-
ken, gelijk Wittenberg die der Luthersche gemeenten
was.
Eene der grootste weldaden, die Calvijn aan Ge-
nève, en daardoor aan vele Hervormde kerken in
van lift onderwerp, om aan den geest toe te staau zulke
: overeenkomsten te maken. Er kan gecnc gelijkheid
zijn tnssehen generatie, zooals het woord gebezigd
wordt met betrekking tot den mensch, en generatie,
zooals men bet woord gebruikt voor een van de Per-
sonen der Godheid. Het eenige doel, wanneer men
zulk eene uitdrukking aangaande den Zoon van God
bezigt, is om op een en dcnzelfdentijd een onderscheid
van personen uit te drukken, en eene wederkeerige
betrekking tusschen den Vader en den Zoon. Buiten
deze algemeone verklaring der zaak te gaan, en te he-
weren, dat de generatie van den Zoon bestond in de
mededeeling van de Goddelijke natuur en volmaakt-
beden aan Hem, of om te beweren, dat de Vader de
natuur van den Zoon niet gewon, maar den persoon, is
te traehten eene verklaring te geven van datgene, wat
de menschelijke vermogens niet ten volle kunnen be-
grijpou.
GENÈVE (Kerk van). De beginselen der Hervor-
m ing werden niet het eerst door Johannes Calvijn naar
Genève overgebragt, zooals men over het algemeen
heeft geloofd, maar door Willem Farel, die in het jaar
1532 aldaar het evangelie predikte, maar op aanzetten
van den bissebop uit die stad verbannen werd. Deze
ijverige hervormer werd in Genève opgevolgd door
Antbonius Fromeut, die echter dezelfde behandeling
onderging. De inzigt.cn van het volk ondergingen
eehter eene verandering, en de raad, in plaats van den
bisschop te ondersteunen, verliet hem. Deze vond het
daarop in 1533 noodzakelijk uit de stad te wijken,
waarop de twee verbannen predikanten tcruggeroe-
peu werden. Daar de Hervormde beginselen nu het
| overwigt onder alle klassen van inenschen gekregen
hadden, verzamelden Farel en Fromeut met Petrus
Viret een aantal Protestanten te Genève rondom zich, I
en zulk ecu snellen voortgang maakte de zaak in de
stad, dat de raad in 1535 zich voor de Hervorming
verklaarde. Maar hoewel er eene Hervormde kerk al-
dus in de stad gesticht was, die een talrijk aantal leden
uit alle klassen van inenschen had, werd zij toch niet
geheel georganiseerd voor de aankomst van Calvijn in
153fi. Deze groote Hervormer, die in 1509 in Frank-
rijk geboren was, had Hervormde beginselen omhelsd,
en zocht die ijverig onder zijne landgenooten te ver-
breiden. Zijn roem had Zwitserland bereikt, en toen hij
in den loop zijner reizen te Genève gekomen was, werd
hij overgehaald om zich in die stad te vestigen, en zich
aan het opbouwen van de nieuw gevormde Protestant
sche kerk te wijden. Farel en Viret bedienden zich
gaarne van den raad en den bijstand van een man als
-ocr page 876-
GENÈVE (
andere lauden verleende, was de instelling van de
Presbytcriaansche wijze van kerkbestuur. In strijd
met de inzigtcn van Zwingli beweerde hij, dat de Kerk
de magt bezit om zich zelve te besturen, onafhankelijk
van deu burgerlijken magistraat, wiens regtsmagt
uitsluitend moest beperkt zijn tot wereldlijke zaken,
en in zoo verre de Kerk betrof, kende L\'alviju den ma-
gist raat de bescherming er van en eene uitwendige
zorg er over toe. Hij beweerde ook, dat alle dienaren
vau Christus door de Goddelijke aanstelling gelijk
waren. Dit beginsel ligt ten grondslag van die wijze
van kerkbestuur, die Calvijn te Genève invoerde. En
volgens dit beginsel weigerde hij eene opklimming
van ambten onder de herders der Kerk te erkennen,
maar stelde hij een consistorie in, zamengestcld uit
! ii besturende en uit onderwijzende ouderlingen; de
eerstgenoemden waren leden der Kerk, die alleen in
i de kerk moesten besturen, en de laatsten moesten
j onderwijzen en besturen. Dit kerkelijke ligchaam
bekleedde hij met een hoogeu graad van magt en ge-
zag. Hij riep ook synoden bijeen, en herstelde het
oude gebruik der excommunicatie weder in zijne vroe-
gerc kracht. Deze schikkingen werden gemaakt met
toestemniiug van de meerderheid vau deu senaat.
De Kerk vau Genève verwierp aldus te gelijker tijd
het pausschap en de bisschoppelijke waardigheid, en
; nam een stelsel van kerkbestuur aan, dat iets had van
j het republikeinschc karakter van het burgerlijke be-
stuur. Calvijn was voornamelijk in de zamenstelliug
van beiden betrokken, en bij gevolg was er geeiie ge-
ringe gelijkenis in de geregelde opklimming der ho-
veu. De hoogste magt van den staat berustte bij drie
raden: de algemeeue raad, de raad van twee honderd,
en de raad van vijf en twintig. De algemeene raad
was zamengestcld uit de burgers en bnrgeressen, die
deu ouderdom van vijf en twintig jaren hadden be-
reikl, en de bijeenkomsten van dezen raad hadden
tweemaal in het jaar plaats, ten einde magistraten te
verkiezen. Deze raad was ook bekleed met de magt
om wetten te maken, te beschikken over oorlog en
vrede, en belastingen te heffen voor de behoeften der
; republiek. De raad van twee honderd was zamcuge-
j steld uit twee honderd en vijftig burgers en burgeres-
j sen, elk van welke dertig jaar oud moest zijn. De
leden van dezen raad werden voor hun leven verko-
zen, tenzij zij bankroetiers werden, of gedegradeerd
werden door de censuur, die jaarlijks geschiedde. Deze
■ raad maakte het opperste gcregtshof uit, en werd over
alle zaken van belang geraadpleegd. De raad van vijf
en twintig of kleine raad, gelijk hij gewoonlijk werd
BRK VAN).                                                       851 |
genoemd, werd uit den raad van twee honderd verko- j
zen. Alle leden werden voor hun leven verkozen, tenzij \'
in geval zij bankroet gingen of van degradatie.
De inrigting der kerkelijke hoven had eenige over- i
eenkomst met die der burgerlijke. De geestelijken j
bekleedden bij alle openbare gelegenheden denzelfden !
rang als de leden van den raad van vijf en twintig. Het \\
consistorie was zamengestcld uit al de herders der
republiek en twaalf leeken-ouderlingen, van welke er
twee lid waren vau den kleinen raad, een derde een
der auditeurs, en de overige negen uit den raad van
twee honderd genomen waren. De herders waren
permanente leden van het hof, maar de ouderlingen
werden slechts voor zes jaren verkozen. Het consis-
torie kwam eiken Donderdag bijeen, en Calvijn was
de voorzitter gedurende zijn leven, maar na zijn dood |
werd er eene andere inrigting aangenomen, en werd
de president elke week veranderd, zoodat elk der her-
ders op zijne beurt dm voorzittersstoel bezette. Het
behoorde tot den werkkring van het consistorie om
kennis Ie nemen van alle openbare schandalen, en
kerkelijke straffen op te leggen; maar voor burgerlijke
straffen van misdadigers was het uoodig hen over te
leveren aan den kleinen raad.
Niet alleen verschilde echter de Kerk van Genève in
hare kerkelijke inrigting van de kerkeu door Luthcr,
Zwingli en hunne medehelpers gesticht, maar ook in
hare inzigten over het avondmaal. Over dit onder-
werp merkt Moshcim aan : „Ten tweede smaakte
het gevoelen, door Zwingli ten opzigte van het avond-
maal omhelsd, iu gecnen deele aan Calvijn, die om de
gewenschte vcreeniging niet de Luthersche kerk te
bevorderen en gemakkelijker te maken,cen ander in de
plaats stelde, hetwelk overeenkomstiger scheen met
de leer der Kerk, en er inderdaad maar weinig van
j verschilde. Want daar de leer van Zwingli alleen
i eene figuurlijke tegenwoordigheid van het ligchaam
j en bloed des Heeren, door de leekenen van brood en
I wijn afgebeeld, erkende, en een godvruchtig herden-
! ken aan den dood van Christus en aan de weldaden
daardoor voor het menschdom verworven aanmerkte
, als de eenige vruchten van de viering des avondmaals,
• gaf Calvijn aan dit stuk eene geheel andere uitlegging.
Hij erkende eene wezenlijke hoewel geestelijke tegen-
woordigheid van Christus in dit boudteeken, of, om
j dit met andere woorden uit te drukken, hij beweerde,
dat ware Christenen, die met een levendig\' geloof tot
de viering dier gewijde instelling toetraden, op eene
j zekere wijze verecnigd werden met den mensch Cbris-
i tus, en dat uit die vcreeniging het geestelijk leven der
-ocr page 877-
852                                                       GENÈVE
CKKK VAN).
terwijl de laatsteu meenden, dal Hij dien alleen toe-
gestaan, niel besloten had. Het duurde echter niet
lang, of deze kleine geschillen in de Gencefsche school
werden uit het oog verloren, te midden vau den scher-
pen en langdurigen strijd, die er iu Holland tussehen
de Calüinitten eu de Arminianen ontstond, en tot de
synode van Dordrecht in 161S en 1619 leidde, waarop I
de leerstellingen van Genève zegevierden. De grootc
naam, dien de Gencefsche academie eens genoot, bc-
gon langzamerhand af te nemen na de vestiging der
Nederlaudschc republiek, en de oprigting van de
; hoogcseholcn te Leyden, Franeker en Utrecht. Ook
nam de Kerk van Genève iu het vervolg van tijd de
gevoelens der Nederlaudschc Armixiatien aan den !
i eenen kant en der Franschc Amyritklisten aan den an- |
deren kant aan. Evenwel werden er ook door en door
regtzinnige godgeleerden op hare kansels gevonden,
en wij vinden dan ook, dat in den twist, die er over de |
gevoelens van La Place ontstond, Frans Turrctin de
Geneefschc kerk aanzette om de leer aan ie nemen
van de onmiddellijke toerekening van Adams zoude als
een geloofsartikel, en dus haar geloof te verklaren aan
ccuc toerekening gegrond op het besluit van God, en ;
niet aan eene toerekening, die ecu natuurlijk gevolg I
was van de afstamming der menseben van Adam. i
Onder de predikanten vau Genève waren er somraisre,
die de gevoelens vau Amyraut eu La Place zochten i
voort te planten, en daar eenigc van hen welsprekende j
en geleerde mannen waren, slaagden zij er in andc-
ren over te halen om hunne meeningen te omhelzen.
De zaken nu begonnen een ernstig voorkomen aan Ie
nemen, en de voornaamste godgeleerden van Zwitser-
land lieten derhalve in hef jaar 1(575 een bock opma-
ken door .Tohannes Hendrik Heidegger, een beroemd
godgeleerde van Zurich, om de Franschc meeningen
te bestrijden. Deze verhandeling, die den naam vau
Fokmila Coksensus (zie ald.) ontving, werd op hoog j
bevel aan de gewone Hclvetische formulieren gehecht.
Velen gevoelden, dat zij volgens hun geweten dit 1\'or-
mulicr niet konden onderteekenen. Daardoor ont-
stonden er bewegingen in verschillende gedeelten
van Zwitserland, en onder anderen in de republiek
van Genève, waar verscheidene pogingen gedaan wer-
; den om hare afschalBng te verkrijgen, maar zouder
uitwerking, daar de Formula haar gezag behield lot
aan het jaar 1706, toen zij, zonder door een stellig
besluit afgeschaft te zijn, langzamerhand in onbruik
, verviel.
Iu het eerste gedeelte der achttiende eeuw begon
de Kerk van Genève snel terug te gaan van het hooge
ziel nieuwe kracht ontleende, en tot een hoogeren
1 trap van zuiverheid en volmaaktheid opklom. Deze
soort van spreekwijzen vond men ook in de kerkboe-
ken door Luther opgesteld, en naardemaal Calviju
onder meer andere dingen aanmerkte, dat de Godde-
lijke genade door de onderhouding van \'s Heeren
avondmaal den zondaren tocgebragt eu verzegeld
werd, zijn velen tot de gedachte gekomen, dat hij het
gevoelen omhelsde, hetwelk voorgesteld wordt ouder
de barbaarsche benaming van tnipauaüe, en maar zeer
weinig verschilde van de leer der Luthcrschc kerk
omtrent dit gewigtige onderwerp. Wat hiervan ook
wezen moge, zijne begrippen verschilden wijd en ver
van die, welke Zwingli voorstond; want daar. volgens
den laatstgemeldc, alle Christenen zonder onder-
scheid, wedergeborenen of onwedergeborenen, deel
konden verkrijgen aan het ligehaam en bloed des
Heeren, bepaalde Calvijn dit voorregt alleen tot de
godvruchtige eu wedergeborene belijders van Jezus
naam."
(ieene der Hervormde kerken was, wal het onder-
wijs iu de theologie aangaat, zoo bevoorregt als de
Kerk van Geuève. Onder de leiding van een meester
in de godgeleerdheid gelijk Calvijn, kan het niet uit-
blijven, dal die Kerk eene juiste en zelfs diepe kennis
verkreeg van de Goddelijke waarheid; en zoodanig
was <ii\' kracht, waarmede Calvijn de grootc hoofd-
punten verklaarde, welke de Calvinistische van de
Luthersche eu Zwiugliaauschc kerken onderscheidde,
dal hij er in slaagde om nagenoeg de geheele Tler-
\' vormde kerk, niet alleen in Zwitserland, maar in gc-
liccl Buropa, er toe te brengen zijne inzigten aan te
nemen. Het gevolg was, dal, terwijl liet Presbyter!-
aansche stelsel van kerkbestuur, dat Calvijn te Gonève
stichtte, slechts tot zekere grens werd aangenomen,
zooals b. v. door de Franschc, de Nedcrlandsche, de
Schotsehe en ecnige andere kerken, zijn theologisch
stelsel, dat zelfs nu nog den naam draagt van C\'.u.vi-
nismus (zie ald.), spoedig wijd en zijd werd aangeuo-
men door de verschillende kerken der Hervorming.
Dit was zoodanig het geval, dat iu het begin der zc-
venticudc eeuw gecne Protestantsche theologische
school een grooteren naam genoot dan die van Genève.
Zelfs toen waren er echter ecnige godgeleerden, die,
gelijk Hendrik Bulliuger van Zurich, afweken van de
leerstellingen in de school van Genève geleerd; en
zelfs onder de Calvinisten zelve ontstonden er scherpe
geschillen hisschen de Supralapsariën eu de Sitblap-
tanen,
de eersten van welke geloofden, dal God van
alle eeuwigheid den val des menschen hesloten had,
-ocr page 878-
GENEVEVA (KEEST VAN DE II.) — GEN KV EVA (NONNEN VAN DE IL).
S53
standpunt, dat zij eenmaal onder de kerken der Her-
vorming had ingenomen. Niet alleen hield zij opCal-
vinistisch te zijn in hare leer, maar zij ging zelfs vooraan
bij het verkondigen van Ariaansche en zelfs Sociniaan-
sche leerstellingen. Li. hel midden dier eeuw beschul-
ligt d\'Alembert in de Fransche Encyclopédie hare
gezamenlijke leeraars openlijk van de Godheid van
Jezus Christus te loochenen. Voltaire juicht in een
brief aan d\'Alembert in U\'i.\'i in het afwijken der Ge-
neefschen van de oude zuiverheid van hun theologisch
geloof. De herders trachtten flaauwclijk zich te regt-
vaardigen in de oogen van het Christelijke publiek
door ceue verklaring in algemecnebewoordingen, die
zij aan de wereld zonden, tiet was echter maar al te
duidelijk, dat terwijl hunne kerkelijke formulieren nog
streng regtziuuig waren, de herders in werkelijkheid
Ariaansche of Sociniaansche meeniugen verkondig-
den. Ztdk cenc ongelijkheid tusschen de erkende
geloofsstukken der Kerk en het openbare onderwijs
harer herders werd spoedigvoor iedereenzigtbaar. De
herders van Gene ve zagen, dat de tijd gekomen was om
de geloofsboeken te wijzigen, indien zij tegenover de
wereld voor aan zich zelve gelijk wilden doorgaan. Zij
gaven daarom ecu nieuwen „Catechismus of Onderrigt
inde Christelijke godsdienst ten gebmikevnn deZwit-
serscheenFraiischcProtcstant*ehe kerken"\' in hetlicht,
en door ecu volkomen stilzwijgen te bewaren over de
leer der Driccenheid, der zaligmaking door het geloof
en andere bijzondere leerstellingen van het Christelijk
geloof, leerden zij, ten minste ineen negatieven vorm,
wat aan een stelsel van deïsmus gelijk was. Om hunne <
inzigten nog verder ingang te doen vinden, namen zij
de Geloofsbelijdenis uit de Liturgie, die in de Kerk
van Geuèvc in gebruik was, en bragteuzij veranderiu-
gen in de Liturgie zelve aan, en zelfs in de eerwaardige
vertaling der Schriften. Na gedurende eenc lange
reeks van jaren voortgegaan te zijn met de waarheid
te onderdrukken, zoo niet met dwaling in te scherpen,
namen de gezamenlijke predikanten in Mei 1S17 het
besluit, dat alle kandidaten de volgende verbiudtcnis
zouden onderteekenen:
„Wij beloven ons te onthouden, zoo laug wij in de
kerken van het canton Genève wonen en prediken, van
onze meening te handhaven, hetzij door de gehcelc
preek of een gedeelte daarvan op dat doel gerigt:
1.  Aangaande de wijze, waarop de Goddelijke uatuur
vereeuigd is met den persoon van Jezus Christus;
2. Aangaande de erfzonde; 3. Aangaande de wijze, i
waarop de genade werkt, of aangaande de krachtda-
dige genade; i. Aangaande de voorbeschikking.
„Wij beloven bovendien in onze openbare redevoe-
ringen de meening van een der herders over deze on-
derwerpen niet te bestrijden.
„Teuslot te verbinden wij ons, als wij de gelegenheid
hebben om onze gedachten over een dezer onderwerpen
uit te drukken, dat te doen zonder op onze bijzondere
inzigten aan te dringen, door alle taal te vermijden, die
vreemd is aan de Heilige Schriften, en door gebruik
ie maken van de uitdrukkingen, die zij bezigen."
De omstandigheid, die de herders er tocbragl deze
verbindtenis op te maken, was de vorming eencr Pro-
lestantsche Evangelische kerk te Genève, die gesticht
was om de evangelische leer te handhaven, waartegen
do gezamenlijke herders zich zoo bitterlijk verzet tedeu.
Nu begon ereene vervolging tegen de afgescheidenen,
niet alleen van den kant der herders, maar ook van
het gouvernement. Zij hebben echter vasten voet be-
houden, tegenover hevige ontmoediging. Het is aan-
genaam, dat wij kunnen mcdcdeelen, dat eene bepaalde
verbetering ouder de herders en de lecken der Kerk
van Genève heeft plaats gegrepen, en dat de waarheid
van God nogmaals gel rouw gepredikt wordt in de
stad, waar Calviju zoo lang geleefd en gearbeid heeft
in de zaak zijns Goddelijken meesters, en waar d\'Au-
bigné, Gaussen, en Malan gepredikt en geschreven
hebbeu ter verdediging van het zuivere Christendom
van her Nieuwe Testament.
GENÈVE VA (II.) (Feest van de), een lloomsch
feest te Parijs op den 3\'le" Januarij gevierd, ter cere
van de II. Gcucveva, de patrones der stad.
GENEVEVA (H.Ya(NoNXEN van de), eenc nonneu-
ordc te Parijs, die naar hare stichteres, die ze in 1630
stichtte,ook Miramiouengenoemd wordt. Eene andere
orde, die denzelfden naam droeg, werd in 1636 ge-
sticht door eene dame, Mademoiselle Blossel genaamd.
De nonnen voedden jonge kinderen op, bezochten de
ziekeu, en hielden zich onledig met daden van liefda-
digheid. De twee genoemde orden werden in 1665
vereeuigd, terwijl Madame de Miramion tot voogdes
werd verkozen. In den loop der tijden voegden zich
verscheidene andere orden bij haar. De regelingen
der orde eischten, dat eenc zuster een proeftijd van
twee jaren onderging, alvorens zij in de vereeniging
werd opgenomen, en ook dat zij twintig jaar was bij
hare intrede in de orde. Zij deed geene gelofte, maar
zoodra zij lid der vereeniging werd, was zij verpligt de
dienst der Heilige Maagd eiken dag op te zeggcu, en
des morgens en des avonds een uur in hel stillegebed
door te brengen. De kleed ij der orde was van zwarte
wollen stof.
-ocr page 879-
GENIËN — (iENUFLKCTENTES.
854
GENIËN, eene ondergeschikte klasse van godheden
bij de oude Heidenen, die beschouwd werden als de be-
waaksters ende beschermsters der menschen van hunne
wieg tot aan hun graf. De Grieken cu Romeinen gc-
loofden ten stelligste aan het bestaan dezer bescherm-
geesten, die de gcbedeu der menschen aan de goden,
en de antwoorden van de goden aan de menschen
overbragteu. De Grieken noemden de Geniën Dcenious.
Aan een ieder was een goede en ecu booze genius
gedurende zijn leven toegekend, de goede genius om
hem aan te zetten tot daden van deugd en vroomheid,
en de slechte tot booze en misdadige daden. Hesiodns,
die zegt, dat de Geniën 30.000 in getal zijn, stelt hen
voor als de zielen der regt vaardigen, die in de gouden
eeuw der wereld leefden Plat o geeft niet alleen een
dezer Geniën aan eiken nieuscli gedurende zijn leven,
maar doet hem hij den dood de ziel des menschen naar
[lades geleiden. Ouder de oude Romeinen werden de
Geniën beschouwd als niet allecu den inensch te ver-
gezellen gedurende zijn leven, maar als werkelijk het
leven voort te brengen, en daarom worden zij dikwijls
DA Genitale) genoemd. Ken ander denkbeeld van de
Romeinen omtrent de Geniën was, dat aan elk dier zoo-
wel als aan eiken mensch, en zelfs aan elke plaats, een
bijzondere Genius was toegekend. Het was te Home
voor een ieder de gewoonte om zijn eigen Genius te
aanbidden, vooral op zijn geboortedag, metplengoffers
van wijn, wierook en guirlandes van bloemen. IJci ge-
hcclcKomeinschc volk alseeuenatie had een afzonder-
lijken Genius, aan welken bij bijzondere gelegenheden
offers gebragt werden. De Geniën moeten zorgvuldig
onderscheiden w orden van de Lomt, aan welke hel be-
schermheerschap van huisgezinnen was toevertrouwd;
maar de Larcntalia werden zoowel ter eerc van ilc
Laren als van de Geniën gevierd. Als eene beleefdheid
jegens de keizers was bet dikwijls de gewoonte om bij
hunnen Genius te zweren. De Genius van Socrates,
den Griekschen wijsgeer, moet aan bijna eiken lezer
bekend zijn. Dat de nieuwere Heidenen in zeer vele
gevallen aan het bestaan van Geniën gelooven, is ruim-
schoots aangetoond in hel artikel D.-emons.
Het geloof aan de Geniën heeft van de vroegste
eeuwen af in Azië gehcerscht, en de Mohamcdancu
beweren, dat voor den tijd, waarop het Mozaïsche ver-
haal begint, de aarde bewoond werd door een geslacht
van wezens, tusschen menschen en engelen, die zij
Geniën noemen. Lenige Mohamedaansche schrijvers
zeggen, dat de dynast ie der Geuiëuzeveu duizend jaren
duurde, en die der Peris, wezens van eene mindere,
maar toch geestelijke natuur, twee duizend jaren lau-
ger. De souvereinen van beiden droegen voor het
grootste gedeelte den naam van Salomo; hun aantal
bedroeg twee en zeventig. In rijkdommen, magt en
weelde overtroffen deze monarchen alles, wat het ge-
slacht van Adam ooit gezien had; maar de hoogmoed,
die zulk eene heerlijkheid hun inboezemde, vervulde
hunne borst met goddeloosheid, en hunne monster-
achtige misdaden zetteden eindelijk den toorn des Al-
magtigenaan. Satan of Eblis werd toen afgezonden om
hen te vernietigen; hij roeide hel grootste gedeelte
van liet trouwelooze geslacht uit, en dwong de overigen
om eene schuilplaats te zoekeninde uitgcstrekteholen
onder het magtigc K;if. K;if is de haam van hetberg-
werk, dat het heelal ondersteunt; het omvat de beide
Caucasische ketenen, den Taurus, den Imaüs en de
hoogste toppen van Azië; zijne grondslagen rusten op
den geheimzinnigcu Sakhrath, een zeer grooten sma-
ragd, welks weerkaatsing eene azuren kleur aan den
hemel geeft. Het was het vertrouwen, waarmede de
overwinning Satan vervulde, die hem ertoebragl hul-
de te bewijzen aan Adam. Toen de Gins naar Kaf
vloden, voerde hun aanvoerder Gian-lbn-Gian eenbe-
too\\ cnl schild met zich, gegraveerd met zevengeheim-
zinnige teekenen, waarvan het bezit hem regt gaf op
de souvereiniteit des heelals. Adam, bestuurd door een
engel, vervolgde den oproerigcu Gin naar de hoofd-
stad, die hij ouder de aarde bezat, en ontwrong aan
hem het magische schild. Na zijn dood bleef het schild
verborgen op het eiland Screndib of Ceylou, waar het
ontdekt werd door Kaiomers, koning van Perzië, die
dien ten gevolge souverein van het Oosten werd. De
opvolgers vanKaiomers, ondersteund door deze toover-
kraeht, onderwierpen niet alleen de menschcu, maar de
Geniën en Henzen van K;if, en terwijl zij het schild
behielden, werden zij heeren van het stoffelijke heelal.
Gceu verhaal wordt er gedaan van de wijze, waarop
het verloren werd. Bij het Perzische verhaal voegen
de Arabieren, dat de Geniën door Salomo, den zoon
van David, overwonnen en gedwongen werden om te
helpen bij hel opbouwen zijner magtigc gebouwen,
cu dat op het tijdperk van Mohameds zending vele
van hen het geloof van den Islam omhelsden, sedert
welk tijdperk zij ophielden gemeenschap te hebben
met menschelijke wezens.
GENUFLECTENTES (Lat. Knielen), eene klasse
van Catechvmexen (zie ald.) in de eerste Christelijke
kerk, die zoo genoemd werden, omdat zij de oplegging
der handen ontvingen, terwijl zij knielden. Zij droegen
somtijds in het bijzonder den naam van catechumenen.
Daarom werd dat gedeelte van de Liturgie, dat op hen
-ocr page 880-
KERK.                                                               855
betrekking had, in het bijzonder „Het gebed der Cate-
chumenen\'\' genoemd, dat aan het einde der preek werd
opgezegd, te gelijker tijd met de gebeden der Energu-
menen en Penitcntes. De knielers hadden hunne plaats
binnen liet sehip der kerk, nabij den Ambox (zie ald.),
waar zij de oplegging der handen en den zegen des
bisschops ontvingen.
GEORGISCHE KERK. Georgië, oudtijds Iberië
geheeten, is eene vruchtbare Aziatische provincie op
de zuidelijke helling van den Caueasus, thans onder-
worpen aan het Russische rijk. De heerschendegods-
dienst in het land, alvorens het tot het Christendom
werd bekeerd, was waarschijnlijk eene wijziging van
de oud-Perzische. Men aanbad een beeld van Ormuzd,
hoewel de beeldendienst geen deel uitmaakte van de
ware godsdienst van Zoroaster. De omstandigheden,
j die in de vierde eeuw onder de Ibcriërs tot de invoe-
riug van het Christendom leiddeu, zijn zeer belaug-
I wekkend. Zij worden door Neander aldus beschreven:
. „Onder de regering van keizer Constantijn werd eene
Christin, misschien wel eenenou, door de Tberiërsge-
vangen genomen, en aan een inwoner des lands als
slavin verkocht. In het huis van dezen trok zij de op-
mcrkzaainheid van allen tot zich door hare strenge,
ascetisch-vromo levenswijs, en verwierf zich daardoor
vertrouwen en achting. Eens gebeurde het, dat een
ziek kind, naar de zeden des lands, van het eene huis
naar het andere werd rondgedragen, opdat een ieder,
die ecuig geneesmiddel tegen de ziekte kende, het zou
opgeven. Toen dat kind, waarvoor niemand raad wist,
mede tot haar gebragt werd, zeide zij, dat ook haar
geen geneesmiddel bekend was, maar dat haar God
Christus, ook zonder geneesmiddel, redding kou aan-
brengen, waar alle raenschelijke hulp te kort schoot.
Zij bad voor het kind, en daar het vervolgens gezond
werd, schreef men dat aau haar gebed toe. Groot was
de indruk, daardoor teweeggebragt. De mare er van
kwam mede aan de kouingin ter oore, en toen deze
ecnigen tijd daarna in cene zware, ziekte viel, liet ook
zij do Christin tot zich ontbieden. De laatste, die niet
den schijn van eene wouderdoenster wilde aannemen,
verzocht van dat bezoek verschoond te worden. Maar
nu liet de koningin zelve zich naar haar toe dragen, en
werd insgelijks op haar gebed genezen. Toen de ko-
ning zulks vernam, wilde hij aan de Christin rijke ge-
scheuken zenden; maar zijne vrouw hield hem daarvan
terug, terwijl zij hem ouder het, oog bragt, dat de Chris-
tinalleaardsche goederen versmaadde.engeeneandere
belooning verlangde, dan dat men haren God met haar
vereerde. Dit maakte toen weinig indruk opden vorst,
maar als hij daarna eens opdejagt door een zwareu
mist overvallen werd, zoodat hij, van zijn gevolg afge-
dwaald, niet meer wist, welken weg hij moest inslaan,
herinnerde hij zich, wat, hem van de almagt vanden
God der Christenen gezegd was, en riep hij dezen om i
redding aan, daarbij de geloft e afleggende, dathij voort-
aan geheel voor Zijne dienst wilde leven. Xaecnigen
tijd klaarde de lucht op. De koning kwam behouden
bij de zijnen terug, en dit voorval opende zijn hart voor
de woorden der Christin, lïij zelf onderwees de man- ■
nen van zijn volk, terwijl de koningin die taak bij de
vrouwen op zich uam. Vervolgens ontboden zij, tus- j
schen de jaren .\'{-20 en 3\'iO, Christen-leeraars en gees- i
tel ijken uit het Romeinsehe rijk naar Iberië-, en dat was |
het begin des Christendoms ondereen volk, waarbij
het zich, hoewel met bijgeloof vermengd, tot op den
dag van heden gehandhaafd heeft."
Wegens hunue nabijheid aan de Armeniërs voegden
de Georgiërs zich bij dat volk, toen dit zich van de
(irieksche kerk afscheidde; na verloop van vijftig jaren
keerden zij echter tot de orthodoxe Oostersehc kerk
terug. Het is moeijelijk te bepalen, wanneer zij aan
den patriarch van Constantinopel onderworpen wer-
den, maar hunne onderwerping bepaalde zich alleen
tot bet betalen van schatting, daar zij gedurende vijf-
tien ecuwen eigene, onafhankelijke patriarchen had-
den, die hunne kerk bestuurden zonder tusschenkomst
eeuer andere niagf. De Georgische kerk werd op de
synode van V\'agharshabad vertegenwoordigd doorha-
ren catholicos en een aantal bisschoppen; maar in 580 [
werden, in spijt van de vertogen van het hoofd der
Armenische kerk, de verworpen deereten van Chalce-
don door de Georgische geestelijken aangenomen, die |
sedert dien tijd steeds een gedeelte van de orthodoxe
(irieksche kerk hebben uitgemaakt. Zij gingen voort
met de leerstellingen dcrGrieksche kerk te handhaven,
en getrouw te blijven aan de gebruiken dier kerk, zoo-
dat, toeu Georgië eene Russische provincie werd door
de verovering van I SOI, het gecne moeite kostte om
de Georgische kerk met de andere takken der Ooster-
schc kerk te verbinden. Van dien tijd af is de Geor-
gische kerk onder het geestelijk gezag van den aarts-
hisschop van Tiflis geweest, natuurlijk onderworpen
aan de bekracht iging der Heilige Wetgevende Synode
van de Russisch-Griekschc kerk. Deeeuigeeigcnaar-
digheid, die haar onderscheidt van de andere Ooster-
sehe kerken, is, dat zij den doop der kinderen uitstelt
tot bun achtste jaar.
Een aantal kloosters behooren tot de Georgische
kerk, waarvan de monniken den regel van den 11. Ha-
-ocr page 881-
GEORGIUS (FEEST VAN DEN H.» — GERIZIM (TEMPELOP DEN BERG;.
85(1
gepriesterschap van den kouiug te verkrijgen;eu daar
vele vau de priesters eu van het volk Ie Jeruzalem der-
gelijkc huwelijken haddeu aangegaan, kozen zij partij
voor Mauasse, en Saueballat voorzag hen vau landen,
huizen en onderhoud. Daar Darius, de kouiug, door
AlexauderdeuGroote ov erw onuen werd, bewees Saue-
ballat deu overwinnaar hulde, eu onderwierp hij zich
eu zijue staten aan dezen, eu daar hij nu eene geschikte
gelegenheid had, deed hij ziju verzoek om zijn tempel
te bouwen, hetgeen hem werd toegestaan. Hetgeen
ziju verzoek ondersteunde, was, dat Jaddua, de hooge-
priester te Jeruzalem, zich Alexauders misnoegen had
op deu hals gehaald, onidal hij dezen bij het beleg van
Tyrus hulp eu bijstand had geweigerd. Saueballat gaf
uu te kennen, dat hij een schoonzoon had, Manasse ge-
heeten, broeder \\ uu Jaddua, dien zeer vele Joden zeer
genegen waren, en tot wicu zij huuuc toevlugt zoeh-
teu; en zoo hij sleehls de vrijheid had om een tempel te
bouwen op den berg Geruim, dan zoude zulks Jaddua
zeer verzwakken, want daardoor zoude het volk eene
sehooue gelegenheid hebben om tegeu dezen op te
staan. Alcxauder stond dit verzoek gerccdclijk toe,
eu derhalve werd aan den bouw met de grootst moge-
lij kev aard igheid begonnen. Toen de tempel geëindigd
was, had er een groot e afval te Jeruzalem plaats, waul
velen, die beschuldigd werden van het eten vau ver-
bodene spijs, het schenden van deu Sabbathof andere
misdaden vloden vau Jeruzalem naar Sicheui en uaai
den berg Gerizim, eu de tempel werd een heiligdom
voor misdadigers."
Het belangrijke historische feit, dat Josephus hier
geplaatst heeft in de regering van Darius Codomau-
uus, behoort eigenlijk tot de laatste jaren van Darius
Nothus, van wien Saueballat verlof ontving om een
tempel voor de Samaritanen te bouwen. De bouw van
den tempel op deu berg Gerizim duurde vijfjaren.
Hij werd naar het model van den tempel te Jeruzalem
gebouw il, cu stond gedurende ongeveer twee honderd
jaar, toen hij vernietigd werd door 11 vrcauus, koning
der Jodeu, omstreeks het jaar 13U v. C. Mcu zegt,
dat hij door de Samaritanen herbouwd werd, maar
dit is niet met zekerheid bekend. Wij vinden echter
in het gesprek, dat onze lieer met de Samaritaansche
vrouw had, zooals het verhaald wordt in het Evauge-
lie vau Johauues, dat de kwestie behandeld werd als
eene, die gewoonlijk werd overwogen, of men te
Jeruzalem of op den berg Gerizim moest aanbidden,
hetgeen duidelijk aantoont, dal zoo de tempel op Ge-
rizim niet herbouwd werd, de Samaritanen den berg
in allen gevalle als eene bijzonder heiligt: plaats bc-
silius volgen. Zij zijn gekleed gelijk de Grieksche
monuiken. Er ziju ook eeu aantal nonnenkloosters,
waarin de Georgische vrouwen zorgvuldig opgevoed
worden, zoodat men als een merkwaardigeu trek van
de Georgiër» opgemerkt heelt, dat de vrouwen beter
ouderrigt zijn in de kennis Jer Christelijke godsdienst
dan de mannen, en zelfs dan de priesters.
GEORGIUS (11.) (Feest van ue.n), ecu feest door
de Grieksche kerk op den 238le" April gevierd, tereere
van den 11. Georgius van (\'appadocié, eeuharervoor-
uaamste heiligen.
GE< >RGIUS (H.) (Feksï \\ a.n den), ecu leest door
de Kooiusclie kerk op den 2oslc" April gevierd, ter
eere vau den 11. Georgius, deu beschermheilige van
Engeland. De Orde van deu Kouseband, ingesteld
door Eduard 1 tl., werd ouder de bescherming \\ au de-
zeu heilige gesteld. De grootste heldendaad door de
Roomsche legenden aan den H. Georgius toegeschre-
ven, is zijue overwinning vanden fabelachtigeudraak
in Lybië.
GERIZIM (T e.mi\'el oi\' den bekü), eeu tempel door
Saueballat gebouwd, die te dien eiude vau Darius
Noihus verlof kreeg. De omstandigheden, die tot den
bouw leidden, zijn door Josephus beschreven. De
hoofdzaak vau ziju \\erhaal is het volgende : — ,,Ma-
nasse, de broeder van Jaddua deu hoogepriester, was
gehuwd met Nicasso, de dochter vau Saueballat, en
daar de oudsten der Jodcu dit beschouwden als eene
seheudiug hunner wetten, en als eene inleiding tot on-
geoorloofde huwelijken, drongen zij er op aan, dat hij
öf zijne vrouw zou wegzenden, of van de priesterlijke
waardigheid zou outzet worden, en daarom verdreef
Jaddua, zijn broeder, hem vau het altaar, opdat hij niet
zou offeren. Hierop weudde Manasse zich tot zijn
schoonvader Saueballat, eu zeide hem, dat het wed
waar was, dat hij zijne dochter Nicasso teederlijk be-
minde, maar zijue waardigheid om haar niet wilde
verliezen, daar zij voor hem erfelijk was, en eervol
ouder zijue natie. Hierop antwoordde Saueballat, dat
hij eene handelwijze kou uitdenken, waarbij hij niet
alleen zou voortgaan de priesterlijke waardigheid te
genieten, maar ook de hoogepriesterlijke waardigheid
zon verkrijgen, en primaat en metropolitaau vau eeu
geheel laud gemaakt zou worden, op voorwaarde dat
hij zijne dochter zou houdcu en haar niet zou vvegzen-
den, want hij zou een tempel bouwen op den bergGe-
rizini o\\ er Sichein, gelijk aan den tempel te Jeruzalem,
eu dit met toestemming vau Darius, die uu monarch
van het Perzische rijk was. Manasse nam die belofte
aan.eu bleef bij zijn schoonvader, deukende een hoo-
-ocr page 882-
GERSONfETEN — GLASIETEN.
857
schouwden. Joscphus geeft een verliaal van een twist,
die er reeds vroeg tusschen de Joden en Samaritanen
aangaande hunne tempels ontstond. De argumenten
van de Samaritanen ten behoeve van den berg Geri-
zim waren, dat op dien berg Abraham, en later Jakob,
een altaar bouwde voor den lieer, en hem aldus wijd-
de tot eeue plaats voor de aanbidding; maar de Joden
konden eenr veel hoogere oudheid voor hunne aanbid-
ding te Jeruzalem dan voor die te Gerizim bewijzen,
en bovendien was Jeruzalem de plaats, die God bijzon-
der uitkoos om Zijnen naam daar te vestigen.
GERSONIETEN, een van de drie groote takken
der Levieten (zie ald.), wier dienst het was de gor-
dijnen des tabernakels en de tent der zamenkomst te
dragen, te weten haar deksel en hetdassendeksel, dat
erbovenop was, het deksel der deur van de tent derza-
menkomst, de behangselen des voorhofs, het deksel
der deur van de poort des voorhofs, hetwelk bij den
tabernakel was en bij het altaar rondom, en hunne
zelen, en al het gereedschap van hunne dienst, mits-
gaders al wat daarvoor bereid werd. De Gcrsonieten
waren onder de leiding van Ithamar, en legerden zich
westwaarts achter den tabernakel.
GHAT, een trap die van een Hindoeschol tempel
naar de wateren van den Ganges of andere heilige
stroomen geleidt. De Ghat is gewoonlijk uitnemend
fraai, en de vrome Hindoes verkwisten dikwijls lakhs
ropijen aan de zaniciistcllingvan dit gedeelte van een
gebouw, dat als bijzonder heilig wordt beschouwd,
omdat hef naar de heilige rivier geleidt, waarin de
Hindoe zijne wasschingen verrigt.
GHAZ1PORE, de geliefkoosde woonplaats van
Ghazi Khan, een heilig Muzelman, die het eerst hel
land Dinagcporc in Hindostan aan de magt van den
Mogol onderwierp, en wiens menschlicvendheid en
onpartijdige regtvaardigheid hem niet alleen de ver-
eering van de ware Muzelmannen, maar zelfs van de
Hindoes hebben verworven, die dikwijls lange en
moeijelijkc pelgrimstogt.cn naar zijn grafie Sheraghat
verrigtcn. Deze plaats is merkwaardig om cene secte
van Brahmanen, die er wonen, en zeer in het ge-
heim godsdienstige plcgtighcden verrigten. Zij ver-
werpon het geloof aan de zielsverhuizing, die eeue
hoofdzaak van hel Hindoeschc geloof uitmaakt. Zij
leeren, dat het heelal geschapen werd dooreen Op-
perwezen; dat de zielen der mensehen vóór dit leven
bestonden in het Goddelijke AVczen, waarin zij ten
laatste weder opgenomen zullen worden, nadat zij gc-
zniverd zijn van alle booze en aardschc neigingen.
Eene diepe geheimhouding wordt aan alle aanhangers
der secte opgelegd aangaande de onmisbare vormen
en inachtnemingen, waarmede hunne leerstellingen
opgevuld zijn; zij zijn geheel onderworpen aan de
Brahmanen in het bestuur hunner huiselijke zaken,
en leven van een gezamenlijkcn voorraad, die in de
handen der Brahmanen is. Er is eene treffende ge-
lijkenis tusschen de meeningen en gebruiken dezer
secte en die der oude Pyl hagoristeu.
GICHTELIANENofGicirTEi.iF.TEX, eene kleine
secte van mystieken, die in hel begin der achttiende
eeuw in de Nederlanden ontstond. Zij werden ook
Engelen" Broeders (zie ald.) genoemd.
GILBERTIJXEX, eene Roomsehe monniksorde,
in Engeland gesticht door Gilhertus van Sempring-
ham in het graafschap Lincoln, gedurende de rege-
ring van Hendrik I.,in de twaalfde eeuw. De mannen
volgden den regel van denH.Austinus, ende vrouwen
dien van den II. Benedictns. De kloosters dezer orde
waren gedurende eenigen tijd in Engeland zeer talrijk.
GÏM ON, de buis- of beschermgod van de Japane-
zen, va» wieu eene beeldtenis gewoonlijk geplaatst
wordt voor de deur van hun huis. Hij wordt ook Goi-
sn-ien-oo
genoemd, hetgeen beteekent: „De Vorst der
Hemelen met den kop van ecu os.\'\' De Japanezen
schrijven aan deze godheid de magt toe om alle soor-
ten van ziekten, voornamelijk de kinderziekte, van hen
af te weren.
GIZBARIM, zekere beambten in de dienst van
den ouden Joodschen tempel gebezigd. Zij niogten
niet minder dan drie in getal zijn, en hunne dienst
bestond daarin, dat zij de eerste ontvangers en schat-
bewaarders waren van alles, wat tot de schatkist van
den tempel behoorde, zoo als den halven sikkel door
eiken Israëliet bijgedragen, de vaten voor de dienst
des tempels, en de dingen daaraan gewijd. Aangaande
iets, dat gelost werd, bepaalden zij den prijs, en ont-
vingen zij het geld. Kortom zij waren de oiuler-sehat-
bewaarders onder de zeven ImmarC\'ALIM (zie ald.).
GLASIETEN\', eene scele die in de achttiende eeuw
in Schotland ontstond, en haar naam droeg naar haar
stichter Johannes Glas, In Engeland en Amerika is
zij gewoonlijk bekend onder den naam van Sandema-
nianen,
naar Robort Sandeman, een inboorling van
i\'erth, die vroeg bekeerd werd lol de leerstellingen
door Glas verkondigd, en ten slotte beter bekend werd
i n verband met de scetc, dan de sticht er zei f. Glas werd
in 1710 tot predikant van Tealing, nabij Dundee, be-
noemd, en was slechts zeer weinige jaren daar werk-
zaam geweest, toen hij zekere bijzondere gevoelens
aangaande de natuur van het rijk van Christus begon
10-
-ocr page 883-
85S                                                                        CLAS1KTEN.
te koesteren. Jlet was bij ile geestelijken van deheer-
scheude kerk te dier tijde een geliefkoosd onderwerp
in liuuue redevoeringen, om liet verpligtende van liet
Nationale Coveiiant en van het JMcirtiirc Verbond en
Coveuant in te scherpen. Terwijl Glas dit onder-
werp beoefende, werd hij tot de gevolgtrekking ge-
leid, dat, daar het koningrijk van Christus niet van
deze wereld is, maar geheel geestelijk en hemelsch
in zijne natuur, het van alle aardsche koningrijken
onderscheiden is, en geheel onafhankelijk van de on-
dersleuning van wereldlijke gouvernementen. Zoo
kwam hij tol de gedachte, dat alle nationale kerken
onwettig en geheel onbestaanbaar waren met deu wa-
ren aard der kerk van Christus. Eene andere meening,
die natuurlijk ontstond uit de inzigten, welke Glas
nu koesterde, was, dat, daar de kerk van Christus
geestelijk is, zij ook niet bestaan moet uit Christenen
in naam, maar uit ware geestelijke Christenen. Op
dit punt kwam hij de gevoelens der Independente// of,
gelijk zij nu gewoonlijk genoemd worden, der Congre-
gatio/ialiaten
nabij.
Daar deze meeningen geheel in strijd waren met de
leer der geloofsboeken van de Schotsche kerk, werd
Glas in 1727 opgeroepen om voor deu presbyterialeu
rand van Dundee, waarvan hij lid was, te verschijnen,
cu vervolgens voor de provinciale synode van Angus
eu Mearns. Bij zijn onderzoek voor de hoven der kerk
gaf hij eene duidelijke verklaring van zijne bijzondere
meeningen. Hij ontkende het Goddelijke gezag van
de 1\'resbytcriaausche wijze van kerkbestuur, eu gaf
zijne bepaalde afkeuring te kennen van die gedeelten
in de Westminstersche confessie, die over de magt
van deu burgerlijken magistraat handelen circa sucrci,
en van die, welke over de vrijheid van geweten han-
deleu. Ten opzigte van de wijze van het kerkbestuur,
in het Woord Gods nedergelegd, beweerde hij, dat
eene congregatie of kerk van Jezus Christus, met ha-
ren presbyterialeu raad, in hare tucht onderworpen is
aan geenc regtsmagt ouder deu hemel, maar alleen
aan Christus. Hij gaf zijne overtuiging te kennen, dat
elke vergadering van geloovigen, die getrouw is aan
het geloof en de hoop des evangelies, eene Christelijke
kerk is. Toen hij ondervraagd werd over de wettig-
beid van heerschende kerken, verklaarde hij openlijk
zijn vast geloof, dat elke nationale kerk, gesticht door
de wetten van aardsche rijken, anti-Christelijk in hare
inrigting is, eu vervolgziek in haren geest.
Het belijden van meeningen zoo geheel in strijd
met de geloofsboeken der kerk, liet aan de synode
geene andere keus over, dan Glas te suspenderen in
zijne bediening als predikant, hetgeen zij dan ook in
April 172S deed. Tegenover deze uitspraak der pro-
viueiale synode zette hij echter de uitoefening zijner
herderlijke functién voort, en daarom sprak in October
van hetzelfde jaar de synode ecu nog sterker vonnis
uit, namelijk dat van afzetting van het heilig dienst-
werk. Dit vonnis werd bekrachtigd door de commissie
van de algemeene vergadering op den 12dl" Maart
1730.
Na de afzetting van Glas scheidde een klein ge-
dcelte van de gemeenteleden van Tealiug zich af van
de Kerk van Schotland, eu plaatste het zieli vrijwillig
onder zijne leiding. Nu werd er eene kerk gesticht
naar Congregationale beginselen, en het eerste punt,
waarop hare leden hunne aandacht vestigden, betrof
de Christelijke ouderlingen. De wettigheid van een
leeken-oudcrlingschap loochenende, geloofden zij, dat
er in elke Christelijke vergadering meer dan een ouder-
lingof, zooals zij dikwijl» in de Schrift genoemd wor-
den, opziener moest zijn. Franciscus Archibald, een
hunner leden, werd Glas in dit ambt toegevoegd, eu
verscheidene leden der kerk werden tot diaken aan-
gesteld. Zoo was de eerste kerk der Glasieteu iu-
gerigt, die ecnigen tijd te Tealing bestond, maar in
korten tijd naar Dundee werd overgebragt. De meeste
leden wareu arm, eu daar verscheidene, die tot de
rijkere klasse behoorden, den last te zwaar vonden om
tot de noodige uitgaven bij te dragen, trokken zij zich
van de broederschap terug. Dij hare eerste oprigtiug
vierde de kerk der Glasieteu het avondmaal maaude-
lijks, maar in korten tijd kwam men tot de overtuiging,
dat bet het gebruik der eerste Kerk was om het zoo
dikwijls te vieren, als zij voor de cerediensl te zamen
kwam, en daarom vierden zij de plegtigheid eiken
eersten dag der week, en hielden zij het voor het voor-
naamste doel hunner bijeenkomst op dien dag, om het
brood te zamen te breken. De tucht der kerk werd \\
met merkwaardige stiptheid en getrouwheid uitge-
oefend, ten einde de zuiverheid der gemeenschap zoo
juist mogelijk te bewaren.
Na zijne afzetting vertrok Glas van Tealiug naar
Dundee, waar zijue kerk voortging met geregeld te
zanicn te komen, en langzamerhand in leden toenam,
niet alleen uit de stad, maar ook uit de omliggende
gemeenten. Andere kerken, die dezelfde beginselen
toegedaan waren, ontstonden er nu in verschillende
declen vau het land. De uiocijelijkheid bestond echter
daarin, hoe deze kerken van ouderlingen te voorzien.
In korten tijd werd deze moeijelijkheid echter uit deu
weg geruimd. I!ij de bijeenkomsten op den dag des
-ocr page 884-
GLASIETEN.
859
Eene omstandigheid, die omstreeks dezen tijd er I
toe bijbragt om aan de geschriften vau Glas eenc
meerdere circulatie te geven, was de uitgave vau een
werk door Hobert Sandeinan vau Perth. Deze om- ;
hclsdc reeds vroeg de iuzigteu van Glas, en huwde
diens dochter C\'atharina, voordat hij zich bij de kerk \'
had gevoegd. Binnen weinige jaren werd hij tot ouder-
liug benoemd. Deze waardigheid bekleedde hij uiet
alleen in de kerk te Pcrth, maar ook te Dundcc en te ;
Edinburgh. De uitgave vau Saudcmaus werk wekte |
veel belangstelling door het geheclc land op, en was
het middel om de secte het eerst in Engeland bekend
te maken, waar zij sedert dien tijd niet genoemd is i
Glasictcn naar Glas, maar Sandemaniaen (zie ald.)
naar Sandeman. Iul7G0 ging Sandcmau naar Lon-
dcit, op de ernstige uituoodiging van ceuigen, die
zijne raecningen hadden omhelsd, en hij hielp daar
cene kerk stichten. In andere steden van Engeland
werden ook kerken gesticht. Nadat men er sterk bij
hem op aangedrongen had, dal hij Amerika zou bezoc- i
ken, stak Sandeman in 1701 den Atlautischcu oceaan
over, vergezeld door Cargill. Iu dat land werden vcr-
schcidenc kerken gesticht naar de beginselen van j
Glas, voornamelijk in Nieuw-Engeland. Terwijl San- j
demau onvermoeid het evangelie predikte, haalde hij
zich veel tegenstand op den hals door de staatkundige j
gevoelens, die hij beleed, en die, zooals men had kun-
I ucn verwachten, zeer ten voordeele van het moeder-
land waren. De smaad, waaraan hij was blootgesteld,
en de beproevingen, die hij moest verduren, drukte
ziju geest ter ueder, en na eenigen tijd met voorbccl-
: dcloos geduld geleden te hebben, eindigde bij zijne
aardsebe loopbaan te Denbury iu Coiiuecticut.
Iu den loop van zeer weinige jaren na de afzetting
vau Glas en de afscheiding zijner aanhangers vau de
Kerk vau Schotland, had de afscheiding der Vier
Broederen plaats op gronden, geheel verschillende van
die der Glasictcn. üc heerschcude kerk gevoelde zon-
I der twijfel, dat zij niets te vreezen had van Glas en
j diens volgelingen, die waarschijnlijk nooit talrijk
zouden zijn, maar met de nieuwe afscheiding was
het anders, cu de Algcineenc Vergadering besloot
daarom cen geest van verdraagzaamheid te toonen,
door de straf aan Glas opgelegd te verzachten of te
wijzigen. Om die reden onthief het hoogste hof der
Nationale kerk hem in Mei 1730 van het vonnis van
afzetting, en benoemde hem weder tot leeraar van het
evangelie van Christus; evenwel verklaarde het, dat
men hem niet als predikant van de hcerschendcSchot-
sche kerk moest beschouwen, voordat hij afstand zou
Hccrcu volgden de Glasictcn hel Apostolische bevel iu
Ilcbr. X : 21, 25, en vermaanden zij elkander in broe-
derlijkc liefde. Door het gebruik der vermaning ver-
toonden diegenen der broederen, die de gave bezaten
om de kerk te stichten, spoedig hunne bijzondere hoe-
danighcden in dit opzigt. Kcnigc werden er daarom uit-
gekozen, en ouder vasten en gebed voor het ouderling-
schap bestemd. De aanstelling van menschen tot het
lecraarsambt, die door hunne vroegere opvoeding aan
eenc hoogcsehool daartoe niet opgeleid waren, werd
door de andere Christcn-sectcn beschouwd als ccue
zware inbreuk op de orde van Christus kerk. Dcgces-
telijken van Dundcc voeren van den kansel hevig uit
tegen de volgelingen van (lias, wegens deze schending
van hunne kerkelijke schikkingen. Niettegenstaande
de verwijten, die te dier tijde op hen werden gehoopt,
wegens het ordenen van ongeletterde ouderlingen, gin-
gen de broederen, die vast geloofden, dat hun gedrag
in deze zaak een goeden schrift matigen grond had,
zonder aarzeling voort met vrome mannen, bekend
met de Schriften, als ouderlingen der nieuwe kerken,
die geslicht werden, aan te stellen.
Glas vertrok van Dundcc naar Edinburgh, waarbij
gedurende verscheidene jaren als ouderling in ceue
i kerk dienst deed, die iu die stad was gesticht. Hij
vestigde zich vervolgens te Pcrth, waar hij tot 1737
met voorbecldeloozen ijver werkzaam was, waarna hij
naar zijne geliefkoosde kudde te Dundcc, ondcrwelke
I hij het overige gedeelte zijns levensdoorbragt, terug-
j keerde. Zijn arbeid was ook niet tot ééne plaats
! beperkt; hij bezocht de kerken, die iu verschillende
dcelen van Schotland waren gesticht, troostte en
onderwees de broederen, en stelde een levendig bc-
laug iu alles, wat hen betrof. Diegenen, die de mecnin-
gen van Glas toegedaan waren, werden Indcpcndeutcn
gcuoemd, hoewel zij vau deze op vele voorname punten
verschilden. De bijzondere inzigtcn, waarop de secte
der Glasietcu was gegrondvest, zijn met groote volle-
; digheid cu eenc aanhoudende verwijzing naar de
Schrift omschreven in het werk, dat Glas uitgaf, ter-
wijl zijne zaak voor de hoven der Schotschc kerk
hangende was. Dat werk was getiteld : De getuigenis
van den Koning der Martelaren aangaande zijn ko-
ningrijk, Joh. XVIII: 36, 37, verklaard en opgehel-
derd iu het Licht der Schrift. Dit werd gevolgd door
verscheidene andere geschriften, die meer misschien
i dan zijn mondeling onderwijs er toe bijdroegen, om
j zijuc meeningen wijd en zijd te verbreiden, en het
I gevolg hadden, dat een paar predikanten van de
Schotschc kerk zich bij die van Glas voegden.
-ocr page 885-
860                                             GNOSIMACHEN
GNOSTIEKEN.
hebben gedaan vau de beginselen, door hem omhelsd
en beleden.
Het kenmerkende van de kerken der (ilasieteu is,
dat zij meer dan één ouderling, herder of bisschop in
elke kerk hebben, die gekozen worden volgeus de in-
lichtingen door Paulus aan Tiraotheüs onTitusgege-
ven, zouder acht te slaan op voorafgaande opvoediug
voor dat vak, en zelfs hoewel de gekozene een wereld-
lijk ambt vervult. Die voor ecne tweede maal huwt,
is voor de waardigheid niet meer verkiesbaar. De
ouderlingen worden geordend door gebed en vasten,
oplegging der handen en het geven van de regter-
hand der broederschap De tucht derkerken is streng,
en zij houden liet voor onwettig om metgeëxcommuni-
ceerde leden te eten of te drinken. In alle handelin-
gen der kerk wordt eenstemmigheid als noodzakelijk
beschouwd, cu indien een lid daarvan in meening van
de andere verschilt, moet hij of zijn oordeel aan de
kerk overgeven, of uit hare gemeenschap uitgesloten
worden. De Glasieten beschouwen het als onwettig
om zich in het gebed te vereenigeu met iemand, die
geen broeder of zuster in Christus is. Behalve de
wekelijksche viering van het avondmaal hebben zij
ook liefdemaaltijden naar het voorbeeld der eerste
Christenen, en bij deze gelegenheid moei elk lid
tegenwoordig zijn. Deze liefdemaaltijden worden
tussclien ile morgen- en avonddienst gehouden. Bij
de toelating van een nieuw lid in de kerk is het de
gewoonte voor eiken broeder en zuster om hein te
ontvangen met een heiligen kus. Wedcrkecrige ver-
inaning heeft er bij hunne zanieukomsten op den dag
des Hoeren plaats, en elk lid, die de gave bezit om de
broederen te stichten, mag de kerk aanspreken. De
leden dezer Christeu-sectc beschouwen liet als hun
pligl om zich te onthouden van bloed en van het ver-
stikte, en beschouwen het besluit van den raad van
Jeruzalem als nog vcrpligtend voor alle Christenen.
Het gebruik om elkanders voeten te wasschen wordt
ook in acht genomen, volgens hetgeen zij als een let-
terlijk en uitdrukkelijk bevel onzes Heereii aan Zijne
discipelen en volgelingen in elke eeuw beschouwen.
/,ij houden het ook voor onwettig om schatten op aarde
opeen te hoopen, en elk lid is van gevoelen, dat zijn
eigendom te allen tijde kan opgeroepen worden om
de behoeften der armen en der kerk te gemoet te ko-
men. Zij beschouwen een lot als heilig, eu daarom
keuren zij alle loterijen eu kansspelen af. Zij houden
eene wekelijksche inzameling vóór het avondmaal,
ten eimle de armen te ondersteunen en andere nood-
zakelijke uitgaven te bekostigen. T)e Glasieten hou-
den volstrekt gecne gemeenschap met andere kerken.
Zij zijn nu veel minder in getal dan vroeger, daar in
Schotland het aantal hunner kerken uu slechts vijf
bedraagt, met niet meer dan 800 leden. In Engeland \'
is het aantal kerken der Saudemaniauen zes, die naar j
alle waarschijnlijkheid uiet meer dan 700 leden tellen.
GNOSIMACHEN (Gr. Vijanden der kennis) ceue j
secte die in de vierde eeuw ontstond, aan wier hoofd
zekere Rhetorius zich bevond, die beweerde, dat het
wezen des Christendoms niet bestond uit beschou- :
wende leerstellingen, maar in een deugdzaam gedrag. \\
„Maar het blijft twijfelachtig,\'\' gelijk Neauder te regt :
aanmerkt, „of er ooit eeuc zamcuhaugende sectc vau |
zulke onverschilligen omtrent het leerstellige heeft
bestaan, en of het niet veeleer altijd slechts enkelen
waren, die op verschillende tijden en aan onderschei-
den oorden door dezelfde tegenspraak eu dezelfde
geestesrigting tot eeue gelijke denkwijze werden ge-
voerd, waarvan die Bhetorius te AIcxandrië er dan
wel een geweest kan zijn."
GNOSTIEKEN (Gr.ff/toêü,kennis), de algemecne
naam gegeven aan de verschillende klassen vau ket-
ters, die vroeg in de Christelijke kerk ontstonden.
Het woord, waarvan hun naam is afgeleid, werd vroc-
ger in de scholen der wijsbegeerte gebezigd om eene
hoogere en esoterische wetenschap, oubekcud aan het
gemeen, aau te duiden. Zooals liet echter door de
Gnostieken zelve werd gebezigd, was het bestemd om
de meerderheid hunner leerstellingen boven die der
Heidenen en Joden aan te duiden, zoowel als boven
de populaire inzigten der Christenheid. De stelsels
van het Gaosticismus waren vele en werden gevonden
in Syrië en Egypte. Er was dan ook een bepaald
verschil tussclien de Syrische eu de Alexandrijuschc
Gnosis, de eerste kenmerkte zich doordien het dua-
lisinus, de laatste doordien het pantheïsmus den bo-
veutoou had. De verceniging dezer twee beginselen
gaf aanleiding tot het Manichicïsmus.
De oorsprong der verschillende Gnostische secten
zoo kort na het ontstaan der Christelijke kerk, is toe
te schrijven aan het heersenen van een theoretischen
geest, die al de groote problemas der godsdienst door
eukel menschelijke beschouwingen zocht op te lossen.
De stelsels, die aldus rekenschap moesten geveu van
alle moeijclijkhcden, en alle geheimzinnigheden moes-
ten verklaren, waren zelve zamengesteld in hunnen
aard, daar zij bestonden uit elementen, die aan de
Platonische wijsbegeerte, de Joodsehe theologie en
de oud-Oosterschc theosopliie waren ontleend. Het
is onmogelijk om zelfs in het kort het Gnosticismus
-ocr page 886-
GNOSTIEKEN.
861
te onderzoeken in de verschillende voorkomens, die
bet aanneemt, zonder bijna op elk punt herinnerd
te worden aan de oude godsdieuststelsels van Azië,
bet Parsismus, bet Brahnianismus eu het Boeddhis-
nius. Neander zegt dienaangaande: „Met betrekking
tot het eigenlijk kenmerkende der Gnostische wijs-
bcgeerte, kunnen %ij bare aanhangers Oostersche
tbcosopheu noemen. Over het geheel had liuiine be-
spiegeling ten minste veel meer een Oostersch dan
een Grieksch karakter, en verschilde het geheel van
die der Westersche denkers. Gezigteu en beelden ver-
vingen bij ben veeltijds de plaats van begrippen. Waar
de Westersche denker zich afgetrokken begrippen
vormde, stonden hun levende beelden, bezielde gc-
daanten aanschouwelijk voor den geest. Het begrip
des cersteu was bun te dood. Aan alles gaven zij zelf-
standigheid en leven. Het beeld en hetgeen door bet
beeld werd voorgesteld vloeiden in hunne wijze van
beschouwing meermalen te zamen, zoodat zij onver-
mogend waren het ecu van het ander te onderscheiden.
Door de hun voorzwevende of hen bezielende ideën
werden zij ondanks zich zelve te zeer van aanschou-
wing tot aanschouwing, van beeld tot beeld voort-
gedreven, dan dat zij in staat zouden geweest zijn
die ideën niet duidelijke bewustheid te ontwikkelen.
Wanneer wij doordringen tot de gedachten, die, ont-
wikkeld aan hunne beelden, ten grondslag liggen, en
deze in helderder Hebt pogen te plaatsen, zien wij
menig denkbeeld doorschemeren, dat, terwijl het door
hunne tijdgenooteu niet verstaan werd, eerst in veel
latere eeuwen door ecne uit bet geloof herborenc \\ve-
tenschap weder opgenomen en vollediger ontwikkeld
is. De aanschouwing, den loop der eeuwen vooruit-
snellende, nam hier op onmiddellijke wijze waar, wat
de mensch zich langs den weg der redenering eerst
na vele afwijkingen ter regter-en ter linkerzijde zou
kunnen eigen maken."
De voornaamste kwestiën, waarop de besehouwin-
gen der Gnostieken zich rigtten, hadden betrekking-
op den oorsprong der schepping, zooals: Hoe het ein-
dige uit bet oneindige kon ontstaan? Hoe de schep-
piug een begin kon hebben gehad? en meer bijzonder:
Hoe een zuiver geestelijk Wezen eene stoffelijke we-
reld kon voortbrengen, en een volmaakt Wezen cene
wereld, die zich kcumerktdoorveleonvolmaakthcdcu?
Van waar zijn de vernielende krachten der natuur ont-
staan ? Wat is de oorsprong van het zedelijke kwaad ?
Dat waren eenige van de meest belangrijke en iuge-
wikkelde dier problemas, die de Gnostieken wilden
oplossen, en voor de voldoende oplossing waarvan al
hunne tbeoriën en hypothesen voornamelijk gevormd
werden.
Daarom ligt bij de meeste Gnostische stelsels het
denkbeeld ten grondslag van twee verschillende ente-
genstrijdige werelden, de eenc bet rijk des lichts, de an-
dere dat der duisternis; de eene bet rijk der zuiverheid,
de andere dat der zoude; de eene het rijk des geluks, de
andere dat der ellende; de eenc bet rijk der ousterfe-
lijkheid, de andere dat der sterfelijkheid. In deze duali-
teit van werelden, zoo verschillend, zoo regt tegenover
elkander in hare natuur, schijnt het onmogelijk een
punt van overeenkomst te vinden, zoodat hare schep-
piug door een Hoogste, Volmaakt Wezen verklaard
kan worden. Om over deze schijnbaar onoverkonic-
lijkc kloof te geraken, werd de leer der Emanatién
(zie ald.) aan de Neo-Platouisten ontleend. Men ver-
onderstelde, dat deze emanatiën van het Goddelijke
wezen cene reeks uitmaakten, die hoe langer boe min-
der volmaakt werd, naarmate zij zich van debronver-
wijderde. De eerste emanatiën kwamen in zuiverheid
en volmaaktheid het Goddelijke wezen, waaruit zij
onmiddellijk ontsprongen, het meest nabij, en gaven
aldus oorsprong aan de hoogere wereld. Op een meer
verwijderd punt der reeks werd de vermindering der
volmaaktheid boe langer hoe duidelijker, eu gaf zij
aldus de geboorte aan de mindere wereld. Deze hypo-
tbese was gegrond op de veronderstelling, dat uit de
eerste schakel in dcu ketting de onvolmaaktheid zich
begon te ontwikkelen, en langzamerhand toenam,
totdat eindelijk de onvolmaakt beid als bet ware de
regel, eu de volmaaktheid de uitzondering werd. Maar
het is duidelijk, dat volgens deze theorie er ééue scha-
kel in den ketting moet geweest zijn, waarin de vol-
niaaktbeid en de onvolmaaktheid in eveuwigt waren,
en geene van beiden het ovcrwigt had. Op dit punt
wordt de Dkmiirgos (zie ald.) der Gnostieken ingc-
voerd, die de laatste emanatie is van bet Plcroina, eu
de eerste persoon der mindere wereld. Eenc theorie
van dezen aard was ecne belcediging van de schepping,
die volgens haar niet door het Hoogste Wezen was
geschied, maar door ecu minder wezen, dat doorziine
natuur was zamengesteld uit volmaaktheid en ouvol-
maaktbcid in gelijke deelen of verhoudingen.
De oorspronkelijke bron des bestaans was volgens
de voornaamste Gnostische stelsels de Bytbos, die ge-
lijk de Brahm van bet Hindoeïsmus ecu ondeelbaar,
onbegrijpelijk wezen was, eene volmaakte en onver-
stoorbare rust genoot, en van wien alle emanatiën
uitgingen. Dit Opperwezen eu de emanatiën, die de
hoogere wereld uitmaakten, vormden te zamen het
-ocr page 887-
GNOSTIEKEN.
8fi2
zij, dat de God of Jchovah der Joden de Demiurgos
was, en dat de wet, die hij in het Oude Testament ver-
kondigde, minder en onvolmaakt was, terwijl daaren-
tegen de wet, die Christus in het Nieuwe Testament
leerde, de uitdrukking was van den geest van den Iiy-
thos
of Onbekenden Vader. Vóór de komst van Chris-
i us waren de menschen onder deiiEtemiurgos derJoden,
cene mindere godheid, maar sedert dien tijd zijn de
mensehen onder den Grooteu God geweest, die heilig,
regtvaardig en goed is. Valcntinus leerde aan zijne
volgelingen, dat de menschen in drie klassen verdeeld
konden worden: 1. De Hylische of die, welke onder de
magt der stof waren als hun leidend beginsel. Deze
klasse wordt vertegenwoordigd door de Heidenen.
2. De Psychische of die, welke alleen aan den Demiur-
gos onderworpen zijn. Deze klasse wordt vertegen-
woordigd door de Joden. 3. De Pneumatische of Gccs-
telijke of die, welke in het, Plcroma zoeken terug Ie
koeren. Deze wordt geopenbaard in do ware Christc-
ucn. Zoo leeren wij, volgens dit Gnostische stelsel,
dat de grootc begeerte des menschen altijd moet zijn,
om zieb uit de Hylische of Psychische tot de klasse
der Geestelijken te verheffen, die alleen geluk zullen
vinden in den boezem van het Plcroma.
Dit is cene korte beschouwing van het Gnostieis-
mus in zijne algcniecue grondbeginselen, zooals het
zich iu de Christelijke kerk in de tweede en het eerste
gedeelte dor derde eeuw ontwikkelde. De invloed
van dit zamengestcldc wijsgeerig-godsdienstige stcl-
sel wordt door Neandcr aldus geschetst: — „Die
verschillende beschouwing was zoo wel voor de bc-
spiegcling als voor de praktijk cu het leven van het
grootste gewigt. De eerstgenoemde Gnostieken, die
in den Demiurgos een dienaar en vertegenwoordiger
van den hoogstcn God erkenden, naar wiens ideën
hij de orde der dingen hier beneden geformeerd had,
en de ontwikkeling van het Godsrijk in de wereld
leidde, konden, zonder aan hunne beginselen outrouw
te worden, de openbaring van hel Goddelijke iu na-
tuur en geschiedenis opsporen, en behoefden geens-
zins met ecu onchrislelijkon haal tegen de wereld
bevangen te zijn. Zij konden toegeven, dal het God-
delijke zich ook hier beneden openbaren, en al het
aardschc verheerlijken kon. Zij konden daarom met
betrekking tot de aicelica zeer gematigd zijn, gelijk
wij dan ook bij vele hunner opmerken, hoewel zij bij
hunne beschouwing van de stof gevaar liepen tot de
voor alle zedelijkheid zoo noodlottige dwaling ver-
voerd te worden, dat het kwade alleen uit de zinne-
lijkhcid is af te leiden, en hunne overdreven waar-
Plerofiui of de volheid der wezens, die xEonen (zie ald.)
genoemd worden. Deze Jïonen verschilden in de vcr-
sehillcude Gnostische stelsels in aantal; diodorB.vsr-
lidianen (zie ald.) stegen zelfs tot drie honderd vijf
en zestig.
Het Gnostieisinus bevat in al zijne phasen het be-
giuscl van een val, die zich nicl alleen tot denmensch
uitstrekt, maar tot de mindere wereld, die als het
voortbrengsel van den Demiurgos noodzakelijk ook
ontstaan is. Deze val is in cenige stelsels innig ver-
bonden niet de Tlyle of stof, die in haar wezen als be-
dorvcn werd beschouwd. l)it Platonische denkbeeld
kenmerkt de Alexandrijnschc als onderscheiden van
de Syrische Gnosis. De vermenging van stof en geest,
de opsluiting van zielen in stoffelijke ligchamen werd
door deze klasse van Gnostieken beschouwd als vol-
doende rekenschap te geven voor het verschijnen van
het zedelijke kwaad in de wereld. Do Gnostische sec-
!cn, die in Syrië ontstonden,namen echter ecne andere
theorie aan, en namen daarin het Dualismns of het
stelsel van Zoroastcr op. Deze theorie onderstelde,
dat er twee oorspronkelijke rijken waren,het eenehet
rijk van het boozc, het andere dat van liet goede, die
elkander langzamerhand overweldigden, en daardoor
aanleiding gaven tot cene vermenging van de. twee
strijdige elementen van goedenkwaad. Zoo poogden
de Alexandrijnschc Gnostieken tot cene oplossing te
komen van de mocijelijkc kwestie over den oorsprong j
van het zedelijke kwaad door eene Monohüsciehypo- <
these; terwijl de Syrische Gnostieken evenzeer ver- i
trouwden eene oplossing gevonden te hebben in de
uitvinding cencr Dualistische hypothese.
Innig verbonden met de verklaring, die de Gnos-
tickeu van den val gaven, was hunne verklaring van
de verlossing des menschen. Het werk van den Dc-
miurgos was, zooals wij gezien hebben, kwaad voort
te brengen, en daarom was het niet mogelijk, dat hij
ook de bewerker van het goede kon zijn. Het was
noodig, dat een der hoogere wezens of -Eoneu van de
hoogere naar de mindere wereld zoude afdalen, ten
einde denmensch te lecren, hoe hij zijn weg terug zou
vinden naar den boezem van liet I\'/r,-o„ttr. Deze .Kou
is Christus, de open vijand van den Demiurgos, en de
vernietiger zijner schepping. In de meeste stelsels
nam de Goddelijke emanatie of jEou, die de Christus
werd, niet ecu wezenlijk, maar slechts een schijnbaar \'
ligchaani aan, daar het in hun oog onmogelijk was,
dat ecu zuivere Mon een ligchaani aannam, dat, daar i
het zamengcstcld was uit Hyle of slof, noodzakelijk
onzuiver was. En zoo voort redenerende, beweerden j
-ocr page 888-
GNOSTIEKEN.
8(>3
dering der bespiegelende gnosis maar al te ligt den
geest van werkzame liefde in hen onderdrukken kon.
Daarentegen moesten de andere Gnostieken, die den
wereldscheppcr tot een wenen maakten, dat den
lioogsteu God en de orde der dingen, door Hem vast-
gesteld, vijandig was, door hun stelsel schier onwille-
keurig tot eeue dweepzieke, sombere, met deu geest
des Christeudoins strijdige verachting van de wereld
gedreven worden. Deze openbaarde zich bij hen op
tweeërlei wijze. Bij mcuschen van edeler en ernstiger
inborst bragt zij ecne overdreven, streng ascetische
leefwijze voort, eenc angstige vrees voor iedere aan-
rakiug met de wereld, waarop de Christus toch vol-
geus Zijne roeping veredelend werken moet, en kon
de zedelijkheid mitsdien niets anders worden dan een
nalaten van liet kwade, een zich onthouden van de
besmetting der wereld, ecu bloote weg tot reiniging,
om tot liet hoogste, de bespiegeling, te komen. Maar
diezelfde overdreven verachting van de wereld kon
ook, ging ze niet hoogmoed en overmoed gepaard, lot
woeste geestdrijverij en drieste verloochening van
alle zedelijkheid leiden. Gingen deze Gnostieken
eenmaal van de grondstelling uit: deze geheele wereld
is het werk van een beperkt, Gode vijandig wezen, en
voor geene openbaring van liet Goddelijke vatbaar;
wij geestelijke, tot ecne veel hoogere orde der dingen
behoorende wezens, worden in haar gevangen gehou-
denj zoo lag het besluit voor de hand: derhalve is
voor deu inwendigen nicnscli al liet uitwendige vol-
strekt onverschillig, niets hoogers kan daardoor uit-
gedrukt worden, en vrij mag de uitwendige meusch
aan de involging zijner lusten zich overgeven, zoo
slechts de inwendige daardoor niet in de rust zijner
bespiegeling wordt gestoord. J uist daardoor moeten
wij aan deze armzalige, vijandige wereld onze ïnin-
achliug en onzen moed toouen, dat wij door niets in
haar ons laten aftrekken of besmetten. Den zinnelij-
keu lust moeten wij dooden, door er aau toe te geven,
en daarbij de ongestoorde kalmte van geest bewa-
reu. „Door het genot moeten wij den trek er naar
bestrijden," zeiden deze sterke geesten, „want liet is
niet groot van liet genot zieli te onthouden, als men
het niet gesmaakt heeft; maar groot is het zich te
midden van het genot niet door het genot te laten
overwinnen." Wel moeten wij hier voorzigtig zijn,
en ons wachten om alles, wat de tegenstanders der
Gnostieken hun vaak uit misverstand of door hatelijke
gevolgtrekkingen te lasi leggen, terstond voor goede
munt aan te nemen; maar toch laat zoowel hetkarak-
teristieke dezer uitdrukkingen, als de eenstemmige
getuigenis vau Jrenteus, Epiphanius en vooral van de
meer onpartijdige en naauwkeurig onderzoekende
Alexaudrijuers geen twijfel over, of zij hebben dergc-
lijke grondstellingen niet alleen uitgesproken, maar
ook in beoefening gebragt. Zelfs wordt dit bevestigd
door de vijanden des Christendoms, b. v. den Nieuw-
i\'latonischen wijsgeer Porphyrius, die, ais ecne spreuk
der Gnostieken, liet gezegde aanhaalt: „Alleen een
klein, stilstaand water wordt verontreinigd, wanneer
er iets vuils in geworpen wordt, niet de Ueeaan, die
alles in zich opneemt, omdat hij zijne grootte kent.
Zoo worden ook de kleine menscheu overwonnen door
de spijzen, maar wie een oceaan vau magt is, neemt
alles in zicli op, en blijft rein." Trouwens voorbeel-
den vau eeue dergelijke alle zedelijkheid honende en
vernietigende denkwijze als het gevolg eeuer bespic-
gelende of mystieke wijsbegeerte of eeuer alle stellige
waarheid ontkennende subjectieve willekeur vinden
wij niet alleen bij vele Christeu-secteu van vroegereu
en lateien tijd, maar ook bij die der Hindoes, zelfs
onder de ruwe bewoners der Australische eilanden.
Eu in iiet algemeen werden immers de toenmalige
dagen gekenmerkt door een valseh en willekeurig
streven naar slaking \\ an alle boeijen des geestes, naar
verbreking vau alle banden, die tot hiertoe de wereld
zamenhielden, van de heiligste zoowel als de onhci-
ligste, dat maar al te ligt tot het trachten naar eeue
bevrijding des geestes van geheel anderen aard, dan
het Christendom bedoelde, voeren kon."
De bijzondere leerstellingen van de verschillende
Gnostische secteu hadden natuurlijk eeue grootc uit-
werking op hunne iuzigteu aangaande de Christelijke
eeredienst en inzettingen. Eenige dezer geloofden,
dat de zaligheid alleen op de kennis berustte, en dat
de meusch, die kenuis bezat, niets meer noodig had.
Daarom geloofden zij, dat de doop en het avondmaal
geheel noodeloos waren. Andereu wederom, b. v. de
Mareosianeu, beweerden, dat er ecu tweevoudige
doop was, waarvan de eerste otpsj/ctücAe in den naam
vau Jezus den Messias van de psychische naturen
werd toegediend, waardoor geloovigen de vergeving
der zonde verwierven, en de hoop op een eeuwig leven
in het mindere rijk van den Demiurgos, en de tweede
ofpneumatische toegediend werd in den naam vanden
Christus uit den hemel, vcreenigd met Jezus, waardoor
de geestelijke natuur zelfbewustzijn en volmaaktheid
verkreeg, en met liet Pleroma in gemeenschap trad.
Als deze twee soorten van doop toegediend werden,
werden er twee verschillende formulieren van wijding
gebezigd, en bij den pneumatischen doop werd de
-ocr page 889-
GOD.
S64
persoon, die de plegtigheid onderging, niet met olie,
maar met een kostelijker! balsem gezalfd. De Marco-
sianen hadden ook eeue bijzondere plegtigheid; zij
zalfden de dooden met dezen balsem vermengd met
water, en spraken daarbij een gebed uit.
De bijzondere leerstellingen en gebruiken der ver-
1 schillende secten van Gnostieken worden onder hare
afzonderlijke hoofden gevonden, daar elke seete een
eigen naam draagt.
GOD, de naam van het Opperwezen, liet overeen-
komstige woord in het Latijn is Dr//.*, inliet Grieksch
T/ieo.i, \'m liet Hebreeuwseh FJohiut. Zij, die het bestaan
van zulk een wezen ontkennen, worden Atheïsten\'
(zie ald.) genoemd.
De eerste kwestie aangaande God is die, welke het
feit van Zijn bestaan betreft — een feit dat schrijvers
over het onderwerp getracht hebben te bewijzen door
twee verschillende wijzeu van redenering, de eene, die
a priori, de andere, die a poiteriori wordt genoemd, de
i eene die moet bewijzen, dat God moet zijn, en de andere,
dat Tlij m. Het bewijzen van het noodzakelijk beslaan
van het Goddelijke Wezen ligt streng genomen binnen
het gebied van den abstracten redeneerder, terwijl het
bewijs, dat uit het ontwerp tot den ontwerper, uit de
werken tot den werkman besluit, tot het gebied van
den verklaarder der natuurlijke theologie behoort.
Het bewijs te leveren voor het noodzakelijk bestaan
| van God is door vele schrijvers van grootc bekwaam-
beid beproefd. De Engelsehe wijsgeer Locke zegt
dienaangaande het volgende: „De menscli weet, dat
hij zelf bestaat. Hij weet ook, dat niets geen wezen
kan voortbrengen,, en iets moet daarom eeuwig zijn.
Dat eeuwige wezen moet allerniagtigst zijn. Enalwe-
tend. En daarom God."
Het is belangwekkend om de verschillende gedaanten
na te gaan, die het u, priori bewijs voor het bestaan van
een God aanneemt, in zoo verre het een gegeven betreft,
waarvan het, als algemeen voor waar erkend, uitgaat.
Dit gegeven is steeds liet eene of andere voorkomen
van het denkbeeld van oneindigheid. Van dit grond-
denkbeeld uitgaande, hebben eenige der bekwaamste
schrijvers van den tijd der Scholastieken getracht het
bestaan van een God te bewijzen. Anselmus van Can-
terbury b. v. redeneert aldus: „De dwaas zegt in zijn
hart: Er is geen God (Ps. XIV: 1), en hij toont zich
daardoor een dwaas, omdat hij iets beweert, dat in zich
zelf tegenstrijdig is. Hij heeft liet denkbeeld van God
in zich, maar ontkent de werkelijkheid er van. Maar
indien God in de gedachte bestaat, moet Hij ook in de
werkelijkheid bestaan. Anders zou de werkelijke God,
wiens bestaan wij kunnen begrijpen, meerder zijn dan
die, welke alleen inde verbeelding bestaat, en zou Hij
bij gevolg meerder zijn dan het hoogst denkbare voor-
werp, hetgeen ongerijmd is. Daaruit volgt, dat dat-
gene, boven hetwelk men niet kan begrijpen, dat iets
bestaat, werkelijk bestaat."
In dezelfde categorie kan het bewijs van Descartcs
gerangschikt worden, dat, uit het begrip van Zijn bc-
staan liet feit van Zijn bestaan afleidt. De wijsgeer
zelf geeft het aldus op:
Stelling: — „Het bestaan van God is alleen bekend
door de beschouwing van Zijne natuur."
Beurijs: — „Te zeggen, dat eeu attribuut begrepen
is in de natuur of in het begrip van iets, is hetzelfde
als te zeggen, dat dit attribuut daarvan waar is, en dat
men zeggen kan, dat het er in is."
„Maar noodzakelijk bestaan is vervat in de natuur
of in liet begrip van God."
„Daarom mag men niet waarheid zeggen, dat nood-
zakelijk bestaan in God is, of dat God bestaat."
Hetzelfde bewijs verklaart Deseartes nog verder
door een voorbeeld: „Even als, omdat b. v. de gelijk-
heid van de drie hoeken aan twee regte hoeken nood-
zakelijk begrepen is in liet denkeeld van een driehoek,
de ziel vast overtuigd is, dat de drie hoeken van een
driehoek gelijk twee regte zijn, zoo moet zij, omdatzij
ziet, dat noodzakelijk en eeuwig bestaan vervat is in
het denkbeeld, dat zij van een volmaakt Wezen heeft,
natuurlijk ook besluiten, dat dit volmaakte Wezen be-
staat." Kant, dit voorbeeld opnemende, legt de val-
sche redenering van het Cartesiaanschc bewijs aldus
bloot: — „Indien ik het predieaat in een gelijk oor-
deel ter zijde zet, en het onderwerp behoud, dat wil
zeggen, de gelijkheid van de drie hoeken aan twee
regte ter zijde zet, en toch den driehoek behoud, of
noodzakelijk bestaan ter zijde zet, en slechts het denk-
bceld van een volmaakt Wezen behoud, dan ontstaat
er eene tegenstrijdigheid. Maar indien ik het subject
met het predieaat vernietig, dan ontstaat er gcene te-
genstrijdigheid, want er is niet meer iets, dat tegen-
gesproken zou kunnen worden. Een driehoek aan te
nemen, en toch de drie hoeken daarvan ter zijde te
zetten, is niet zich zelf in strijd; maar den driehoek en
tevens de drie hoeken ter zijde te zetten, is gecne te-
genstrijdigheid. Het is juist hetzelfde met deopvatting
vau een volstrekt noodzakelijk wezen. Indien gij bet
bestaan daarvan ter zijde zet, zet gij de zaak zelve ter
zijde, met al hare predicatcn, in welk geval er geenc
tegenstrijdigheid kan zijn."
Het bewijs apriori, zooals het door de Scholastieken
-ocr page 890-
GOD.
805
wordt geleverd, bcvatttc maar al te dikwijls cene ver-
keerde redenering in een cirkel. Tot voorbeeld mogen
wij het bewijs aanhalen, zooals het gegeven wordt door
YVesselius, die in hot vaarwater van Ausclinus volgde.
„Het niet-bcstaan van God zou in zich sluiten, dat iets
niet bestond, hetgeen noodzakelijk moet bestaan." De-
zelfde tegenwerping kan met juisthei d aangevoerd wor-
deu tegen hetzelfde bewijs, zooals het door Descartcs
wordt geleverd, dat juist in het denkbeeld van God zul-
ke dingen vervat zijn, als noodzakelijk Zijn bestaan
aanduiden; en daar van alle kanten toegestemd wordt,
dat te bestaan lot het denkbeeld van God behoort,
zoo mogen wij met evenveel waarheid zeggen, dat
God bestaat, als dat al de hoeken van een driehoek
gelijk aan twee regtc ziju. De geheelc kracht van dit
bewijs rust duidelijk op de aanneming, dat het sterkste
bewijs, dat wij kunnen hebben voor het bestaan van
iets, cene heldere en duidelijke gewaarwording daar-
van in ons gemoed is. Maar de atheïst wil nooit voor
een oogeublik aannemen, dat ous bewustzijn van een
God een zeker en onwederlegbaar bewijs is voor het
bestaan van een God. Wij moeten in bet bewijs uit-
gaan van cene erkende oorspronkelijke aanschouwing
of eerste element van menschelijk bewustzijn, en zulk
een aanschouwing wordt gevonden in de tweevoudige
begrippen van ruimte of uitgebreidheid en tijd of duur.
Een ander bewijs voor het bestaan van God kan in
het kort aldus opgegeven worden. Tets bestaat er nu,
en daarom moet er iets van alle eeuwigheid hebben
bestaan. De waarheid van deze stelling is onbetwist-
baar, maar om haar betrekking te doen hebben op het
bestaan van een God, zal het noodzakelijk zijn te be-
wijzen, dat dal iets, dat van alle eeuwigheid bestaan
moet hebben, niets anders kan ziju dan God. De algc-
meene stelling wordt gerccdelijk erkend door atheïs-
ten van oudere en nieuwere tijden, en voor het oube-
paalde woord iris hebben zij het heelal in de plaats
gesteld, bewerende, dat het eeuwig is. Maar dal de
stof of het heelal niet eeuwig is, zou op tal van wijzen
bewezen kunnen worden. Indien het van eeuwigheid
heeft bestaan, moet het beslaan hebben, zooals het
is, daar er, volgens de hypothese der atheïsten., gcene
reden is om cene verandering teweeg te brengen, en
eeue verandering onbestaanbaar is met hel denkbeeld
van een bestaan. Daaruit zien wij, dat de stof dat
wezen niet kan zijn, dat van eeuwigheid heeft bc-
slaan. Tndicn zij van eeuwigheid bestond, bestaat zij
door de noodzakelijkheid der natuur. Maar het is ecne
duidelijke tegenstrijdigheid om te veronderstellen,
dat datgene, dat noodwendig bestaat, niet bestaai;
en toch gevoelen wij allen, dat er geeuetegenstrijdig-
lieid is in het niet-bestaau der stof te onderstellen,
want wij kunnen allen begrijpen, dat zij vernietigd is.
Het is cene tegenstrijdigheid om te veronderstellen,
dat datgene, hetwelk noodwendig bestaat, in een au-
deren toestand of vorm bestaat. Maar wij kunnen j
begrijpen, dat de stof in beweging of in rust is, en
bevindende, dat eeuigc decleu er van in den ceneu en
eenigc in den anderen toestand zijn, besluiten wij
daaruit, dat haar bestaan niet noodzakelijk, maar toe- !
valligis. Wij kunnen begrijpen, dat zij andersgewijzigd j
is, dat haar eenigc harcr eigenschappen ontbreken, en
dat zij andere bezit, die haar niet toebehooren; dat de
vorm van het heelal anders is, cu dat er in ons stelsel ;
meer of minder planeten ziju, en deze van meer of min- !
der wachters vergezeld zijn. Maar als het heelal door j
zich zelf bestaat, moet het altijd geweest zijn, gelijk
het nu is. De zou moet altijd het middelpunt geweest
zijn van dit stelsel, en de planeten moeten hare loop- |
banen altijd rondom haar beschreven helmen. Er i
moeten eeuwige omwentelingen geweest zijn van Sa- i
turnus, van de Aarde en Mercurius. Daar nu deze ]
omwentelingen verrigt worden in verschillende tijden, j
en wegens de veronderstelling harer eeuwigheid, allen
eindeloos in getal ziju, volgt daaruit, dat wij oneindig- |
heden hebbeu, die als oneindigheden gelijk moeten
zijn, maar ongelijk zijn, omdat zij ziju zamengesteld
uit. omwentelingen in ongelijke tijden verrigt. Dit is
echter onmogelijk, en de hypothese, waarvan het is |
afgeleid, is ongerijmd.
Het bewijs a posieriori voor het bestaan van een
God is gegrond op het erkende beginsel, dat waareen !
ontwerp zigtbaar is, een ontwerper geweest moet zijn.
Nu is het gemakkelijk om aan te tooneu, dat de wereld
rondom ons overvloeit vau bewijzen van een verstan- i
dig ontwerp. Hetzij wij letten op den schoonen en I
zamengesteldeu bouw van het menschelijk ligchaam,
of op de wetten, die de handelingen van den mensche-
lijken geest regelen; hetzij wij de wereld der levende
of levenlooze stof beschouwen, alles verkondigt het
bestaan eener Eerste Oorzaak, die verstand en wijsheid
bezit. In de eerste geschiedenis van den nicnschclijkeu
geest was de overgang van de onbegrijpelijke wonde-
reu der natuur tot de werkingen van een hooger ver-
stand snel. De gehecle natuur was vergeestelijkt;niet
alleen geloofde mcu, dat er ecne ziel in den mensch
was, maar ook in de planten, de dieren, de elementen,
ja zelfs in de wereld zelve, zoodat zelfs het abstracte
idealismus van Fichté en Schelling met al zijne lange
cu geheimzinnige pogingen lot nagenoeg dezelfde uit-
10"
-ocr page 891-
Sfifi
GOD.
verwonderlijk in de opvatting en uitmuntend in de
uitvoering is.
Behalve de bewijzen voor het beslaan van een God,
die wij nu hebben opgegeven, zijn er verscheidene an-
dcre van ecu ondergeschikten aard. Zoo mogen wij
bet bestaan van zulk een Wezen afleiden van bet geloof
....
aan Zijn bestaan, dat in alle eeuwen en bij alle natiën
geheerscht heeft, uii de orde en de regelmatigheid,
die in de werkingen der natuur heersenen, en den wel- !
dadigen invloed, die voortkomt uit de zedelijke.sebik-
kingendes heelals; en (en laatste mogen wij hel beslaan
van een Opperwezen afleiden uit hei beslaan van won-
deren en van de profetie, die beiden getuigen van hel
i
                                o e
bestaan van een Wezen van alniagt en alwetendheid,
dal de Hoogste Bestuurder en Heer des heelals is.
Van de wezenlijke natuur van God kunnen wij, om |
juisl te spreken, niets weten, en geen gcpasl begrip
vormen. Maar hoewel wij het wezen van God niet i
kunnen begrijpen, of zelfs niet welen, kunnen wij de !
hoedanigheden begrijpen van dat wezen, dal Hij bezit.
Hij is een Geest, een onzigtbaar wezen, dal begrijpt
en wil, maar zonder stoffelijke substantie of ligehaains-
deelen. Zeer weinig wordt er echter in de Schrift ge-
zegd van de wijze van hel Goddelijk bestaan, en het
berigt, dat over dal onderwerp wordt medegedeeld,
is van een enkel ontkenneuden aan), want iei wijl Jezus i
Christus God beschrijft als een geest, verklaar! Hij
dat woord op deze wijze : „ Ken geest heeft geen vleesch
en beenen, gelijk gij ziel, dat ik heb." God wordt aan i
ons in Zijn geopenbaard woord voornamelijk bekend j
gemaakt door Zijne attributen of volmaaktheden, die
nooil moeten beschouwd worden als iels afgescheiden
van Zijn wezen, of gedacht moeten worden als afgc-
seheiden van elkander te bestaan. De Goddelijke at-
tributen worden somtijds verdeeld in mededeelbare
cu onmededeelbare volmaaktheden; de eersten zijn
die, welke ("enigermate door Zijne schepselen bezeten j
kunnen worden, zooals wijsheid,magt,heiligheid,regl- ;
vaardigheid, goedheid en waarheid; de laalsleu zijn
die, welke aan God alleen behooren, zooals oneindig- ;
beid, eeuwigheid en onveranderlijkheid. Op andere
tijden worden de Goddelijke attributen verdeeld in
natuurlijke cu zedelijke; de eersten sluiten in Zijne \\
grootheid, magt, wijsheid, geestelijkheid, oneindig-
beid, eeuwigheid en onveranderlijkheid, en zijn die,
welke uitsluitend tot de natuur van God behooren,en j
Zijn onbegrijpelijk wezen uitmaken, en de laatsten i
bevatten Zijne heiligheid, regl vaardigheid, goedheid
en waarheid, die te zamen de wel Zijner natuur uit- j
maken, volgens welke Hij onveranderlijk handelt en ,
komsten geraakt als de eerste inspanningen dermcu-
schelijke rede, inspanningen, die de natuurlijke ver-
heffingen waren van den mensen tot dat verheven
Wezen, in de kennis waarvan al zijne toekomstige
kennis sleehts hare volmaking en haar einde vinden
kon.
Ten einde zoo mogelijk de leer der Eerste Oorzaken
af te keuren, beproefde Uumo om vooraf eene kwestie
...
op Ie werpen over de juistheid van zulk eene wijze
van redenering. In zijn oog kunnen wij alleen van het
ontwerp uitgaan, wanneer wij vooraf iets weten van
den vermeenden ontwerper, en wat de aard van het
werk is, dat wij uit zijne handen moeten verwachten, j
Zoo mogen wij, door hetgeen wij vernomen hebben
van de bekwaamheden van den geest, veilig van de
natuur van het werk uitgaan in onze redenering over
de magt en bekwaamheid van den werkman. Maar
het heelal, beweert llume, is eene zoo geheel op zieb
; zelve staande zaak, dat wij daaruit geene gezonde ge-
volgt rekking maken kunnen aangaande de wijsheid en
de bekwaamheid van den grooten Schepper. In deze
wijze van redenering is eene blijkbare onjuistheid. Zij
gaat uil van de aanneming, dat hel bewijs uit bet onl-
werp veel meer bevat, dan bet in werkelijkheid doet.
Wij erkennen,dat het door de beperktcuitgebreidbeid
van onze geestelijke zamenstelling onmogelijk voor ;
ons is om een juist begrip te vormen van oneindig ver-
stand, maar wij kunnen in allen gevalle zoo verre gaan,
dat wij de sporen van verstand erkennen, wanneer zij i
zieb vertoonen. Dit erkent llume gereedelijk aan-
gaaude de werken der menseden, maar hij gelooft, dat
het alleen staande van het heelal alle afleiding daarvan j
uitsluit. Tn vele gevallen is echter het alleen staande
van bet heelal van geen aanbelang; bet beeft één ding
met alle andere voorwerpen gemeen, namelijk, dat het
kenteekenen draagt van een uitwerksel te zijn, en daar-
oin moeten wij het volgens een oorspronkelijk beginsel
onzer gesteldheid aan eene oorzaak toeschrijven. Hoe-
wel wij niet genoeg mogen weten om te verklaren, wat
//e/ontwerp is, daar er geen ander uitwerksel van dien
aard is, weten wij in allen gevalle genoeg om sporen
te erkennen van een ontwerp, en van daar besluiten
, wij tol een ontwerper. Zulke sporen nu zijn talloos en
eindeloos afwisselend. Zij vertoonen zieb in den bouw
van het geheel cu in den bouw van zijne bijzondere
deelen. En indien een enkel bewijs van een ontwerp
in een mcnsebelijk werk wijsheid en bekwaamheid
in den werkman aantoont, mogen wij dan niet uit de
tallooze bewijzen van een ontwerp, die het heelal ,
aanbiedt, besluiten, dat het Wezen, dal bel maakte,
-ocr page 892-
GODSLASTERING --GOEDE \\ KI.IDAG.
m>7
schillende soorten van ketters, zooals b. v. deAriauen
eu de Nestoriaueu, van godslastering beschuldigd.
Cbrysostomus rangschikt godslasteraars eu hocrecr-
ders te zameu als personen, die aan de tafel des Hec-
ren niet mogteu aanzitten. Maar niet alleen openc
eu erkende ketterij, die God of Christus onteerde,
zelfs het haastige uiten vau godslasterende uitdruk-
kingen berokkende iemand de straf der kerk. De
burgerlijke wet nam ook kennis van godslastering als
cenc schandelijke misdaad. Tn het Wetboek van Jus-
tinianus was bet ecne hoofdmisdaad, die met den dood
gestraft moest worden.
GOEDE VRIJDAG, de vrijdag in de Lijdensweek,
die waarschijnlijk bij uitslek Goede Vrijdag werd gc-
nocind, omdat men geloofde, dat onze Verlosser op
dien dag voor Zijn volk alle goede dingen had ver-
kregen door Zijn verzoenenden dood aan het kruis.
Deze dag werd in de oude Christelijke kerk als een
strenge vastendag gevierd. De gewone toejuichingen
en doxologiën werden weggelaten, en slechts muzijk
van de klagendstc soort was geoorloofd. Op dezen
dag werd er geene klok voor de godsdienstoefening
geklept. Niemand boog de knie bij het gebed, omdat
de Joden door deze plcgtigheid Jezus smaadden, ge-
lijk ons in Mattb. XXVII : -2!) wordt bcrigt. De kus
der liefde werd ook niet op dezen dag gegeven,
omdat Judas den Heer met een kus verried. De elc-
menten voor het avondmaal werden op den Goeden
Vrijdag niet gewijd; de altaren werden vau hunne
sieraden ontdaan, en het Evangelie van Jobanncs
werd gelezen, omdat bij ecu getrouw eu waar getuige
was vau hel lijden onzes Hecren. Op Goeden Vrijdag-
heeft in de Roomsche kerk de plcgtigheid plaats van
het ontsluijercn en aanbidden vau het kruis.
Wat de plcgtigheid vau de aanbidding van het
kruis volgt, zooals zij plaats heeft in de kapel van
Sixtus te Rome, wordt door een ooggetuige aldus
besebreven: „Toen de aanbidding geëindigd was,
vertrok de processie naar de Paulinische kapel, (en
einde de hostie over te brengen uit bel graf, waarin
zij den vorigen dag was ncdergelcgd.
„Hij de aankomst inde Paulinische kap; I knielde
de paus en bad, eu de dienstdoende kardinaal gaf den
sleutel van het graf aan den sakristijn, ilie de deur
ontsloot, en de doos, die de hostie bevatte, er uit nam.
Toen nam hij er de hostie uit, plaatste die in bel vroo-
ger gemelde val, en bood dal den kardinaal aan, die
bel den paus aanbood, welke het niet ecu boek van
zijn mantel bedekte, en met de processie vertrok,
om bel lenig te brengen naar de kapel van Sixtus.
alk\' dingen bestuurt, in die in Hem ecu karakter vcr-
toonen, dal onze hoogste liefde en navolging eisebt.
Te weten, dat God bestaat, en te weten, voor zoo
verre wij in staat zijn te weten, wal Hij is, maakt de
hoogste aller kundigheden uit, die het ernstige onder-
zoek van elk verstandig wezen in het heelal verdienen.
GODSLASTERING, het vloeken van God, of bel
ligl vaardig spreken over Hem en Zijne eigenschap-
pen. Het was cenc groote misdaad onder de oude
! [ebreën, die volgens de wet van Mozes met stceiiigen
gestraft werd, Lcv. XXIV : lt\'i: „En wie den naam
des Hecren gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood
worden; de gausche vergadering zal hem zekerlijk
sicenigen; alzoo zal de vreemdeling zijn, gelijk de
inboorling, als hij den uaaiu zal gelasterd hebben, hij
zal gedood worden." De misdadiger iii dit geval werd
voor hel Sanhedrin verhoord, en van schuld overtuigd
zijnde, werd hij plcgüg veroordeeld om te sterven.
Daarop werd hij buiten bet kauipgebragtom ter dood
gebragl te worden. Elke getuige legde zijne hand op
het hoofd des godslasteraars, hetgeen waarschijnlijk
moest aanduiden, dal zij zich onthieven van alle aan-
deel aan zijne misdaad, en zeide: „Uw bloed zij op
uw eigen hoofd, hetgeen gij over u hebt gebragt door
uwc eigene schuld."\' Als de getuigen hunne handen
weggenomen hadden, werd de godslasteraar door de
gehcele vergadering gestecuigd, terwijl de getuigen
de eerste stcencu wierpen.
In de eerste Christelijke kerk werden de grootste
kerkelijke straffen op de godslastering toegepast.
Deze zonde was in drie soorten onderscheiden. De
eerste dezer was de godslastering van afvalligen, die
door de Heidensche vervolgers vcrpligt werden om
Christus niet alleen te loochenen, maar Ie vloeken.
Plinius, een verbaal gevende aan den keizer Trajanus
van cenige Christenen, die afvielen tijdens de vervol-
ging, welke er in zijn lijd woedde, zegl: „Zij baden
allen het beeld des keizers aan en de beelden der goden,
en vloekten ook Christus." De voorslag om Christus
te lasteren schijnt de gewone wijze geweest te zijn, j
waarop de vervolgers der eerste Christenen van deze j
cischtcn, dat zij aan de wereld zouden bekend maken,
dal zij hunne godsdienst afzwoeren.
De tweede soort van godslastering, die in de eerste
lijden mei de zwaarste kerkelijke straffen bezochl i
werd, was die van hen, die cenc belijdenis van bet .
Christendom aflegden, maar toch door goddeloozc
leerstellingen of schandelijke gesprekken lasterende J
woorden uitspraken tegen God, die Zijne Majesteit
en Zijne eer te kort deden. In dezen zin werden ver-
ii
-ocr page 893-
Klis (JOEDE ZONEN (DE ORDE DER) — (iOÏHEN (CHRISTENDOM ONDER DEJ.
Het koor zong gedurende de processie den lofzang:
„l\'cxillo Regis prudeioU" „De banieren fles koning»
gaan vooruit"
en bij liet binnenkomen van den paus
in de kapel het vers: „O crux, ave, s/ifs unica," ,, Wees
gegroet, o kruit, ome ecidge hoop."
„De paus bragt de hostie naar het altaar, waar hij
ze aan den dieustdoenden kardinaal overgaf, die haar
uit de kelk op ecne patene of ouwclschoteltjc legde.
Wijn en water werden daarop in de kelk gedaan, en
de dienstdoende kardinaal verrigtte het overige ge-
dcelte van de dienst der mis, en gebruikte de hostie,
die in het graf was nedergelegd. De mis werd bij deze
gelegenheid, gelijk bij verscheidene andere gedu-
reude de Heilige week, niet volkomen op de gewone
wijze verrigt, daar verscheidene gebeden en zegeuin-
gen weggelaten werden; en bij het nemen van het
sacrament legde de kardinaal een gedeelte van de
hostie, die hij in drie deelen verdeelde, inde kelk met
den wijn, en gebruikte hij beiden te zameu. Wat er
van de twee andere deelen werd, weet ik niet.
„In den namiddag werden de Tenebra1 en het
Miserere weder opgezegd, waarna de paus en de kar-
iliualen naar de St. 1\'ieterskerk gingen om de drie
groote reliquiën te aanbidden. De paus en de kardi-
ualcn knielden in het schip der kerk, en de reliquiën
werden van een balkon boven het standbeeld van de
heilige Veroniea vertoond. De hoogte, waarop zij
vertoond worden, is zoo groot, dat ik, hoewel ik hcr-
liaaldelijk tegenwoordig geweest ben, nooit iets meer
kon onderscheiden, dan dat zij glinsterende vazen van
kristal waren, gezet in goud of zilver, en glinsterende
van edclsteenen. Men zegt, en de Roomsch-Catho-
lieken gcloovcn het, dat zij de drie volgende schatten
bevatten: — een stukje van het ware kruis, de helft
der speer, waarmede de zijde van onzen Zaligmaker
werd doorstoken, en hot Volt o Santo of heilige gelaat.
„De plegtigheid der vertooning en aanbidding dc-
zer reliquiën duurde ongeveer een kwartier. De paus
en de kardinalen schenen Ie bidden, terwijl zij kniel-
deu, maar het geheel werd in stilte verrigt. Zoodra
elke kardinaal voldaan was, stond hij op, en verwij-
derdc hij zich."
De Saksers waren gewoon Goeden Vrijdag Langen
Vrijdag te noemen, waarschijnlijk om bet lange vas-
leu en de diensten, die op dien dag werden verrigt.
GOEDE ZONEN (De oude dek), eenc cougrega-
tie van monniken van de derde orde der Rooiuschc
monniken van den II. Eranciseus. Zij werd in H115
gesticht te Armantières, eenc kleine stad in Vlaandc-
ren, door vijf vrome werklieden, die zich tot ecne
kleine broederschap vormden, te zamen leefden, en
een zwart kleed, hun alleen eigen, droegen. In 1026
omhelsden zij den derden regel van St. Eranciseus.
De orde maakte langzamerhand vorderingen, en in
1<>70 bestond zij uit twee congregatiën, daar die van
Rijssel bij die van Armantières werd gevoegd. Kort
daarna werd er eenc derde congregatie in de diocees
van St. Omcr gevestigd. Lodcwijk XIV. gaf haar het
best uur over verschillende hospitalen. De orde bestond
uit een aantal faniiliën, die allen een superior, een
vicaris en drie raadslieden hadden. Zij namen eenc
gestrenge levenswijze in acht, en kastijdden zich drie-
maal in de week.
GOMARISTEN, een naam die in de zeventiende
eeuw somtijds aan de Calvinisten (zie ald.) in de
Nederlanden werd gegeven, naar Gomarus, een der
aanzienlijkste Nederlandsehe godgeleerden, die de
Arminiaansche partij op de synode van Dordrecht
bestreden.
GORGONEN, vrouwelijke monsters in de oude
Hcidensche mythologie. Homerus spreekt er slechts
van eenc, maar Hesiodus maakt melding van drie,
wier namen waren Stheuo, Euryala en Medusa. Vroc-
gere overleveringen kennen haar ecne woonplaats in
den AVestelijken Oceaan toe, maar latere geven haar
ecne woonplaats in Lybië.
GOSAÏNS of GOS WAMI, de priesters van Eklinga
in Rajast\'han. Zij dragen allen het kenmerkende tcc-
ken van het geloof van Shiva, dat ecne halve maan is,
op het voorhoofd. Hun haar is gevlochten, en vormt
eene soort van tulband rondom het hoofd, dat dikwijls
versierd is met een krans van den lotusboom. Gelijk
de andere asceten misniaken zij zich het ligchaain met
asch, en dragen zij klccdcrcn van eene donkere oranje-
kleur. Zij begraven hunne dooden in eenc zittende
houding, en de grafhoopen, die boven hen worden
opgerigt, zijn gewoonlijk kegelvormig. Het is niet on-
gewoon om Gosaïus, die ecne gelofte hebben afgelegd
van in den ongehuwden staat te blijven, wereldlijke
beroepen te zien uitoefenen, zooals het koopman»-
en krijgsmansberoep. De handcldrijvende Gosaïus bc-
hooren tot de rijkste kooplieden in Indië. Aangaande
diegenen, die in het leger diensf nemen, zegt de kolo-
ncl Tod, dat zij tets hebben van het karakter van de
Johannes-ridders van Jeruzalem. Zij leven in kloosters
verspreid over het land, bezitten landerijen, en bedelen
of dienen voor soldij, wanneer zij opgeroepen worden.
Als soldaten om defensief te handelen, zijn zij zeer
goed.
GOT1IEN (Christendom ondeu de). De Gothcn
-ocr page 894-
GOTHEN (CHRISTENDOM ONDERDE).                                        S69
maakten cen groot gedeelte uit van de Germaansche
natiën, en bezetten eene aanzienlijke landstreek, eerst
aan de knst der Oost-, later aan die der Zwarte zee.
Hunne godsdienst was van een streng Heidenschen
aard; maar nadat zij met andere wilde stammen veel-
vuldigc invallen gedaan hadden in hef Romeinsche
rijk, namen zij in den loop der derde eeuw langzamer-
liand het Christelijke geloof aan, welks belijders voor
dezen tijd over het geheele rijk werden aangetroffen.
Sozonienes in bet bijzonder berigt ons, dat er onder
de gevangenen, die door de Gothen na een inval in
Thracië en Klein-Azië weggevoerd werden, Christen-
priesters waren, wier heilig leven en hemelsche leer
hunne barbaarsche meesters er toe bragt om de eerc-
dienst hunner eigene goden vaarwel te zeggen, en zich
lot kerken te vormen onder het bestuur der nieuwe
herders, die ouder hen gebragt waren. Er werd om
nog meerdere leeraars gezonden, endoor hunnen ijver
maakte het Christendom snelle vorderingen onder
stammen, die tot aan dien tijd zich gekenmerkt had-
den door de meest barbaarsche eu woeste zedeu. Geen
beter bewijs kan aangevoerd worden van den goeden
uitslag, die den arbeid dezer Christen-leeraars vergc-
zelde, dan het feit, dat onder hen, die de decreten
van het concilie van N\'ica?a in 325 onderteekenden,
de naam gevonden wordt van Theophilus, bisschop
der Gothen.
Onder de afstammelingen van de Romeinsche ge-
vangenen, aan welke onder God de Gothen hunne
kennis van het Christendom verschuldigd waren, was
de beroemde Ulphilas, die door zijne vertaling der
Schriften in hunne moedertaal veel deed tot bevorde-
ring van het Christendom onder de Gothische stani-
men. Deze beroemde man, die een Cappadocicr van
geboorte was, rees tot de waardigheid van bisschop
der Mceso-Gothen, en nam zitting als lid van het con-
cilic van Constantinopcl in 319. Alen zegt, dat hij
een Gothisch alphabct heeft uitgevonden, gelijk aan
het Gricksche. Bezield door den geest, gelijk hij
genoemd is met den naam van apostel der Gothen,
wijdde hij zich aan het weldadige werk van de Schrif-
ten uit het Griekscb in de Gothische taal over te bren-
gcn. Het manuscript van dit werk bestaat nog onder
den naam van den Codex AKGENTEÜs(zieald.). Erbe-
staat eenige twijfel aangaande den juisten tijd, waarop
Ulphilas liefde en werkte. Het is echter waarschiju-
lijk, dat hij het ambt van bisschop onder de Gothen
ten tijde vauConstantijn bekleedde, en tot ongeveer
het einde der regering van keizer Valens. In den loop
van dat lange tijdperk geleidde hij bij verscheidene
gelegenheden de belangrijkste onderhandelingen tus-
schen de Gothen en de Romeinsche keizers, en zoo
weldadig waren zijne diensten als bemiddelaar tus-
schen de strijdende partijen,dat Philostorginsgcwoon
was hem den Mozes van zijn tijd tenoemen. Gedurende
langen tijd was Ulphilas getrouw ann de Nicxnischc
leer aangaande den persoon van Christus, docli later
schijnt hij overgehaald te zijn om Ariaansche inzigten
aan te nemen.
De Gothen waren verdeeld in twee groote stani-
men of natiën, de West- of Yisigothcn en de Oost- of
Ostrogothen, die dikwijls vijandig tegenover elkander
stonden. Ulphilas behoorde tot de eersten, en toen
hij nu het Christendom onder de mededingende stam-
men zocht te verbreiden, vertoonde zich een geest van
heftigen tegenstand, en brak de vervolging met zoo-
veel hevigheid uit, dat vele Christenen, zelfs die, welke
Ariaansche meeningen aankleefden, als martelaren
voor de zaak des Christendoms stierven. Door dit
middel werd het evangelie wijd en zijd onder de Go-
theu verspreid.
Keu van de ijverigst en bij het arbeiden voor de bo-
keering van de Gothische stammen was de groote
Chrysostomus, die, terwijl hij patriarch van Constan-
tinopel was, eene afzonderlijke kerk in die stad ves-
tigde ten behoeve der Gothen. De bijbel \\\\erd daar
gelezen in de Gothische vertaling, en redevoeringen
gehouden door Gothische geestelijken in de taal van
het land. Om de bekecring dezer barbaarsche stam-
men te bevorderen nam hij het wijze middel Ier hand
om zendelingen van het land te laten opvoeden, die,
zooals hij zeer juist veronderstelde, beter dan andere
zouden slagen in hun arbeid onder hun eigen volk.
Aangaande dit onderwerp kunnen wij cen belangwek-
kend voorval aanhalen door Neander verhaald: —
„Eens, nadat hij omstreeks het jaar 398 of 399 in
de hoofdkerk van Constantinopcl, ongetwijfeld tot
groote verbazing van de overbeschaafde, daar verza-
melde Byzautijncrs, die met minachting op de Gothen I
als Barbaren nederzageu, de godsdienst door Gothi- I
schc geestelijken in de Gothische taal had laten bc- I
dienen, den bijbel voorlezen en prediken, maakte hij |
van die gelegenheid gebruik, om allen in dat aan- i
sehouwclijk voorbeeld de herscheppende en veredelen- I
de kracht des Christendoms voor de geheele mensche- j
lijke natuur te doen opmerken, en hen tot deelneming
aan de zendelingszaak op te roepen. Hij hield tot dat
einde eene leerrede vol kracht en gloed over den in-
vloed van het evangelie en den gang der Goddelijke
opvoeding des meuschdoms, die ook tot ons gekomen
-ocr page 895-
^70                                                 GOUDEN ROOS
is. Onder anderen zegl hij daarin, na hel aanhalen
der woorden van Jez. LXV : 25: „De wolf en het
lam zullen Ie zatneu weiden, en de leeuw zal stroo eten
i als een rund." De profeet spreekt hier niet van leeu-
j wen en lammeren, maar hij voorspelt, dat de dierlijke
i gezindheid der ruwe menschen, door de kracht der
I . i ...
(ïoddclijkc leer overwonnen, tot zoo groote zacht-
moedighcid zal hervormd worden, da! zij zich tot éénc
gemeente met de zachtmoedigstcn vcrecnigen. En
zulks ziet gij heden verwezenlijkt, terwijl de meest
woeste van alle menschen hier (e zanien staan mei de
lammeren der kerk, éénc weide, één korf voor allen,
éénc tafel aan allen voorgezet."
In de vijfde eeuw was het Christendom niet alleen
wijd en zijd bekend ouder de Gothcn, maai\' hunne
geestelijken maakten de Schriften tot een onderwerp
van hunne bijzondere studie. Do geleerde Hicrony-
mus was, terwijl hij te Bcthlcltcm woonde, in het jaar
tOS niet weinig verbaasd, toen hij van twee Gothen
een brief ontving over eenige verschillen tusschen de
[iutijnsehc en de Alexandrijnsehe vertaling der 1\'sal-
uicn. Dil was op zich zelf een voldoend bewijs, dat
hel Christendom en de Christelijke beschaving reeds
groote vorderingen badden gemaakt onder een volk,
dat hel rekkelijk kort te voren uit een staat van bar-
haarschhcid was gekomen. Zelfs onder die Gothische
stanimcu, die nog doorliet Beidenschc bijgeloof ver-
blind waren, was de beschavende invloed des Chris-
lendoms zoodanig, dal toen Alaric, die hel leger der
Visigothcn aanvoerde, met zijne tallooze horden in
het Romcinschc grondgebied viel, en zelfs de stad
Home zelve in bezit nam, de Christen-kerken eerbie-
digde, en haar spaarde Ie midden der bijna algemecne
vcrwocstintr. Geen steen der heilige gebouwen werd
letsel gedaan, en zij, die in de kerken ecne schuilplaal s
hadden gezocht legen (Ie woede der lleidcnsche aan-
vallers, vonden daar cene veilige en zekere wijkplaats,
De vermenging der veroveraars met de overwonnenen
was in vele opzigten zeer weldadig voorde Gothen.
Zoo vinden wij een Goth, Jornandesgenaamd,die in de
Grickschc laai cene geschiedenis schreef van zijn land
van de cerslc tijden lol 552. liet verschijnen op zulk
een vroeg tijdperk van zulk een werk door den inboor-
liug van een nog kort Ie voren barbaarseh land,tooul,
dal de beschavende, zoo niet de bekecrende invloed van
het Christendom wijd en zijd ten zeerste werd gevoeld.
GOUDEN HOOS. In 1306 zond paus Urbanus V.
eeue gouden roos aan Johauna, koningin vauSicilic.en
nam hij tezelfdertijd hel besluit, dat de pausen er ia elk
jaar eeue zouden wijden op den vierden Zondag in de
GOV1ND SIM11S.
Vasten. Deze gouden ruus wordt in cdelstecuen gezet,
en wordt dikwijls gezonden als een tecken van bijzou-
derc genegenheid van den paus van Rome aan ge-
kroonde hoofden. De tegenwoordige paus 1\'ius IX.
zond er cene aan Lodewijk Napoleon III., keizer van
Frankrijk. Zijne Heiligheid zegent de roos in het ver-
trek, waarin de sieraden worden bewaard, onmiddel-
lijk \\ oor hij de mis in zijne eigene kapel gaal hooren.
Hel zegenen der roos wordt verrigt met wierook, wij-
j water, balsem en muskus, te zanien vermengd. Als
de zegening geëindigd is, verlaat de paus de kamer,
I terwijl een zijner geheime kamerhecren de roos voor
; hem uitdraagt, en haar op een kandelaar legt. Dan
biedt een kardinaal-diaken haar Zijne Heiligheid aan,
• die, haar in zijne linkerhand nemende, naarde kapel
gaal, terwijl hij de gcloovigcn langs den gchcclcu
weg, met zijne regterhand opgeheven, zegent. Hierna
wordt de gouden roos aan den kardinaal-diaken terug
gegeven, die haar aan een geestelijke van de kamer
geeft, door wien zij op hel allaar word! nedergelegd.
Als de mis geëindigd is, geeft de paus de roos aan
dengene, dien hij cene bijzondere gunst wenscht Ie
bewijzen. Het is een der voornaamste teekenen van
achting, die ooit door den paus in zijn karakter wor-
den verleend.
GOVIND SIN1IIS, eeue secte die tol de Sikhs in
ludië behoort. Zij zijn de volgelingen van Goeroe
Govind, den liendeu lecraar na Nauak, den apostel
der Sikhs, die op hel einde der zeventiende en in hel
begin der achttiende eeuw leefde. Geheel ongelijk aan
de leerstellingen van Nanak, zijn die van Govind van
ecu wcreldschen en oorlogzuchtigen geest. Tlij be-
val, dal zijne aanhangers haar en haard zouden laten
grocijen en blaauwe klcedercn zouden dragen; hij ver-
oorloofdc hun allerlei soorl van vleeseh te eten, bc-
I halve dal van koeijen, en hij stelde zijn geloof en zijne
zaak open voor allen, van welke kaste ook, die hel
Ilindocïsïnus of Islainismus wilden vaarwel zeggen,
en zich bij cene gewapende broederschap wilden voc-
gen, ilie zich aan een leven van plundering wijdde.
Eerst toen werden de Sikhs een volk, en werden zij
in staatkundige instellingen zoowel als godsdienstige
leerstellingen van hunne, Indische bondgenooten gc-
scheiden. De Sikhs zijn echter nog tot zekere grens
Hindoes: zij aanbidden de godheden van deze, envie-
ren al hunne feesten; zij onllecneu hunne legenden
; en letterkunde aan dezelfde bron, en bewijzen grootcn
eerbied aan de Brahmanen. Hun oorsprong is echter
nog sterk merkbaar, niettegenstaande hunne verwer-
ping van kaste en hel vervangen van de Vcdas en
-ocr page 896-
S71
GRADUALK PSALMEN — GRAVKN.
GR A VEXT. Van de hoogste oudheid af vinden wij,
dat bijzonder veel belang en heiligheid werd gehecht
aan de rustplaatsen der dooden. In het boek van (Ie-
ncsis wordt ecu verhaal gegeven van den aankoop
eener begraafplaats door Abraham van de zonen van
Hetb. Toen Jakoh op zijn sterfbed lag, riep hij zijn
zoon Jozef, en zcide tot hem, Gen. XLVI1 : 20: „Tn-
dien ik nu genade gevonden heb in uwe oogen, zoo
leg toch uwe band onder mijne heup, en doe welda-
digheid eu trouw aan mij, en begraaf mij toch niet in
Egypte," en onderden invloed van hetzelfde gevoelen,
Gen. L: 25: „En Jozef deed de zonen van Israël
zwnen, zeggende : God zal u gewisselijk bezoeken,
zoo zult gij mijne beenderen van bier opvoeren." In
het oude Griekenland werd liet bewaren van graven
als een der eerste pligten beschouwd. Als de archon-
tcn of bestuurders van Athene op bet punt waren bun
ambt te aanvaarden, werd bun vooral afgevraagd, of
zij de graven hunner voorouders iu een behoorlijken
toestand hadden gehouden. De oudste graven In-
stonden uit natuurlijke of ruw uitgeholde holen, eu
de eerste monumenten waren hoopcu aarde of steen
op het graf gestapeld. Abrahams begraafplaats was
de spelonk van Maehpela. Ilerodotus, de graven dei-
oude Scythen beschrijvende,meldt,dat als een koning
of opperhoofd stierf, eene groote vierkante uitholling
iu de aarde werd gemaakt, binnen welke liet lijk werd
nedergelegd, met wapenen, gereedschappen en offer-
anden. Hel geheel werd met aarde overdekt. Gelijke
giafhoopen worden in bijna elk land der wereld ge-
vonden. Uitgeholde graven zijn overvloedig iu die
Oostcrsche landen, waar rotsigc heuvelen en bergen
het maken er van aanmoedigen. Eenige er van wor-
den door reizigers beschreven als iu de rots uitgehou-
weu, en als zich te verdeden in kamers, gangen en
cellen. De gewone beschrijving van een Egyptisch
graf is als volgt: — „Een lange gang geleidt naai
een trap, somtijds niet eene gallerij aan elke zijde en
andere kamers, welke eindigt in eene groote zaal, in
of onder welke de overblijfselen werden nedergelegd.
Wilkinson zegt ons, dat een der Thebaansche graven,
voor een voornaam priester ingerigt, eene ruimte
heeft van 24,000 vierkante voeten. Deze graven zijn
kwistig versierd met frescos, die eene voorstelling
hunner oude zeden en gewoonten benevens hunner
mythologie geven. Ezceliicl, de Hebreen beschul-
digende van de afgoderij aan Egypte te ontlee-
ncu, geeft cene beschrijving van een hunner gravin,
VTI1:8—10: „En Hij zeide tot mij: Mensoheukind !
graaf nu iu dien wand. Kn ik groef in dien wand, en
Paranas dor Hindoes door de heilige compilatie van
Goeroe Goviud.
GRADUALE PSALMEN, oen naam aan dr vijf-
tien Psalmen, van den OXX tot den CXXXIV, gegc-
veu, die ook Trapgezangen genoemd worden, omdat
zij gezongen werden, wanneer de Joden opkwamen
om te Jeruzalem bij dejaarlijksehe feesten te aanbid-
den, of misschien naar de Babylonische ballingschap.
Eenigen hebben verondersteld, dal de naam graduaat
(Lat. gradas, een trap) aan deze Psalmen werd gegc-
ven, omdat zij gezongen werden door de Joden, wan-
neer deze naar Jeruzalem opgingen langs een steil,
rotsig pad, of wanneer zij de trappen beklommen, die
naar den tempel geleidden.
GRAXDI MONTA XEN (Ori>r der), eene broeder-
schap van Roomsche monniken, die baren naam ont-
lccnde aan de omstandigheid, dal Muret, waar zij zich
het eerst vestigden, nabij Grandnioul in bet grondge-
i bied van Limoges gelegen was. Ueze orde werd ge-
sticht door Stephaiius van Thiers, een edelman uil
Anvergne, die van (iregorius \\TT. in 107.\'! verlof
verkreeg om eene nieuwe soort van kloostertucht in
te stellen. De regel, dien de Grandimontanen volgen
moesten, was van een zeerstrengcu aard. Hij scherpte
armoede en gehoorzaamheid als eerste beginselen in,
verbood aan de monniken om landen Ie bezitten bui-
tcn de grenzen van liet klooster, ontzegde liet gebruik
van dierlijk voedsel zelfs aan de zieken, en om alle
verzoeking weg Ie nemen,verbood bij liet houden van
vee. Stille werd aan de bewoners van bel klooster bevo-
len, en hun werd streng verboden met vrouwen om te
gaan. De zorg en bet bestuur der tijdelijke zaken van
de broederschap werd toevertrouwd aan de leeke-
broederen, terwijl de geestelijke zich uitsluitend aan
geestelijke zaken moesten wijden. Gedurende eenigen
tijd behield deze orde baar naam van heiligheid en
strengheid van tucht, maar tengevolge van inwendige
oiieeuighedcu viel zij ten laatste in minachting.
GRATIËN, drie godinnen bij de oude Grieken en
Romeinen, die personifioat iën waren van bevalligheid
en schoonheid. Doorsommigen zijnzij voor de dochters
van Zeus, door anderen voor die vanApollo, en door nog
anderen voor die van Diony sus gehouden. Hare namen
waren, volgens Hesiodus, Euphrosyne, AglaiaenTha-
lia. /.ij werden gewoonlijk beschouwd als de gezellin-
nen van andere godheden, en als toe te brengen tot de
bevordering van bevalligheid, sierlijkheid, gezellig-
\'neid en opgeruimdheid, zoowel onder goden als onder
mensehen. De schoone kunsten, poëzij en muzijk wcr-
den voor hare bijzondere gunstelingen gehouden.
-ocr page 897-
S72                                                  GREGORIA/
GEZANG.
digheid on meerdere zachtheid onderscheiden schijnt
te hebben. Het werd genoemd raiilttsplatina oifirntus,
omdat liet oorspronkelijk slechts eenstemmig was, en
uit noten van gelijke waarde bestond, ofschoon de
nog overige Grcgoriaanschc gezangen reeds noten van
drieërlei waarde bezitten. De hoofdverdienste van
Grcgorius is daarin gelegen, dat hij het kerkelijke
antiphonale en quadrale verzamelde, de gezangen in
orde gebragt, inodulatoriscli ingcrigt, nieuwe gezan-
geu er bij gevoegd, en alles op noten gezet heeft.
Naar de methode van Grcgorius zong de priester
de liturgie, choraliter lezend, waarbij zijne stem bij
nadrukeischende woorden naar vastgestelde iutcrval-
lcn rees of daalde. Zoo ontstond de mcdius, gravis,
moderatus en acutus, de middel, diepe, gematigde en
sterke toon. Deze verscheidene wijzen van den kerk-
toou (accentus) vonden toepassing bij de collecten,
evangeliën, lectionen en het formulier van den zegen
en de vrijspraak van zouden. Het koor vertegenwoor-
digdc de gemeente, met zijn gezang den weergalm
gevende op de tot baar gebragt e aankondiging van
Gods genade. Terwijl het gezang van den liturg zich
aan vaststaande intervallen houdt, en nooit den om-
vang van eeuc quint overschrijdt, omvat het koorgc-
zaug en de responsorién, autiphoniën en miszangen
bet ganschc tooumatcriëel in toonen van gelijke waar-
de, en doet slechts den voorlaatsten voet van het vers,
naar zijne kwantiteit, door toonen van verschillende
waarde uitkomen.
Het Gregoriaansche gezang werd in de te Home
bestaande zangscholeu beoefend. Karel de Groote
deed het Frankische gezang naar bet model van de
Romeiuscbc school verbeteren, en paus Hadriauus
stond hem, toen zijne Frankische zangers op het
Faaschfccst te Rome in 770 eene bespottelijke figuur
gemaakt hadden, twee beroemde zangmecsters, Theo-
dorus en Bcncdictus, af. Kr werden nu zangscholeu
naar de Gregoriaansche methode opgerigt te Soissons,
Metz, St. Gallen, Rcichenau, Hersebfeld, Wcitzen-
burg, Corvey, Regensburg en Trier.
Het Gregoriaansche gezang onderging het lot,
waaraan de kerk zelve onderworpen was. Van de gc-
meente overgebragt op den priesterstand, bleef het
niet, wat het wezen moest, ceue openbaring van het
innige gemoedsleven, maar werd het ecne poging om
de godsdienst in cerc- en outerdienst te veranderen.
Vele proeven werden genomen om de zaugwijze te
verbeteren, maar het gezang werd bedorven door
mocijclijkc stemsprongeu met stouten val en verhef-
fing. Omdat men het prachtiger wilde doen wor-
zict, daar was ecne deur. Toen zeide Hij tot mij: Ga
in, en zie de booze gruwelen, die zij hier doen. Zoo
ging ik in, en ik zag, en ziet, er was alle becldtenis
van kruipende dieren en verfoeijelijke beesten, en van
alle drekgodeu van het huis Israëls, geheel rondom
aan den wand gemaald." De pyramiden waren waar-
schijnlijk bestemd om, behalve voor andere doclein-
den, ook tot koninklijke graven te dienen. Oostersehc
graven, die dikwijls in de zijden van loodregte rot-
sen uitgehold zijn, hebben gewoonlijk ingangen met
beeldhouwwerk, dat in de rots uitgehouwen is.
Schoone staaltjes daary^ui worden in Lycie en in
Klein-Azië gevonden. De oude Romeinsche graven
bestonden gewoonlijk uit een vierkant gebouw, dat
eene kleine kamer bevatte, waarin de urnen met de
ascb werden bewaard. Eene zonderlinge eigenschap
van de Chinesche graven is, dat hunne gedaante
gewoonlijk gelijkt op de Gricksche letter omega, het
zinnebeeld van het einde. De Turkschc graven zijn
gewoonlijk bedekt met groote ronde stcencn. Aan de
einden zijn groote steenengeplaatst, die naar beneden
in ecne punt nitloopen. Bovenop den steen aan den top
is een gebeeldhouwde tulband, zooals de overledene
droeg. De binnenoppervlakten van de grafstceucu
zijn bedekt met opschriften, waarvan de letters ge-
woonlijk geschilderd zijn niet levendige kleuren en
schitteren van verguldsel.
GREGORIAANSCH GEZANG, eene door Gre-
gorius den Groote ingevoerde methode van zingen.
Het woord is de uitdrukking van het leven in de Kerk
van Christus. De voorganger spreekt het uit, en wordt
door de gemeente in den toon desgezangs beantwoord.
Jammer, dal de geestelijkheid zich maar al te vroeg
van het gezang meester maakte. Men volgde vier
wijzen van zingen, welke waren: de catdi\'s indirectua,
waaraan het gehcclc koor, oudtijds de gemeente, dcel-
nani; de rantus antiphonus of beurtzang, waarbij twee
koren beurtelings zougen, dikwijls meerstemmig,
somtijds met vier partijen, wanneer veelal kinderen
de hoogste stemmen uitvoerden; de caidiix reapouao-
rii/a,
waarbij de eene zauger den auderc, of somtijds
een of twee zangers in het koor elkander beantwoord-
den, terwijl de gemeente vroeger met het slotvers van
den Psalm, later met een Amen of Hallehijah of K ierie
Eleison sloot; de cutdi>a Iruclua, wanneer slechts één
zanger zong.
Zooals wij in het artikel Ambrosiaansch Gezang
gezien hebben, werd de beurtzang door Ambrosius
overgenomen. Het Ambrosiaansche gezang werd door
het Gregoriaansche vervangen, dat zich door eenvou-
-ocr page 898-
GRIEKSCHE KERK.
s7:i
den, maakte ineu het weelderig, en zekere Guido van I
Arezzo, een Beuedictijner ïnonnik, die in de eerste
helft der elfde eeuw leefde, maakte het leeren van den
zang gemakkelijk door het invoeren van de noten-
balken en sleutels, van de solmisatie (liet zingen der
toonladder) eu van de hexachorde. Maar het was en
bleef priestergezang, totdat het volk zich vrijmaakte,
en uit volle borst zijn gemoed uitstortte.
GRIEKSCHE KERK. Deze kerk, die zich den
naam van de Catholieke en Apostolische üostersche
kerk geeft, is de oudste der bestaande Christelijke
kerken. ITet was het bijzondere bevel van Christus
aan Zijne discipelen, dal zij zouden heengaan in de
geheele wereld eu het evangelie prediken aan alle
creaturen, terwijl hij er bijvoegde : „beginnende van
Jeruzalem." De kerk van Jeruzalem was derhalve
de moeder der Christelijke kerkeu. Daar bleven de
Apostelen, totdat de belofte des Vaders vervuld was
in de wonderdadige uitstorting vau den Geest op den
dag vau Pinksteren. Naauwelijks waren zij geheel
voorbereid voor hun werk door de buitengewone
mededeeling vau geestelijke gaven, of zij werden,
nadat er eene vervolging ontstaan was, verstrooid.
Zij reisden nu tot Phoenicië, Cyprus en Antiochië,
en wij lezen, dat er ecuige onder hen waren, die
aan de Grieken den lieer Jezus predikten. Pauluseu
Baniabas bragteu een jaar te Antiochië door, en daar
werden de discipelen voor het eerst Christenen ge-
uoeind. Van daar gingen de Apostelen door Klein-
Azié\' naar Europa. Door de schikkingen derGoddelijke
Voorzienigheid werd Paulusals gevangene naar Rome
gebragt, waar hij twee geheele jaren in zijn eigen
huis woonde, allen ontving, die lot hem kwamen, het
Koningrijk Gods predikte, en die dingen leerde, die
den Heer Jezus Christus betroffen. Middelerwijl
maakte het Christendom vorderingen in vele lauden,
eu onder andere werd er ook eene kerk te Alcxan-
drië geslicht. Bloeijende kerken verrezen er in het
Oosten en het Westeu, en reeds in de tweede eeuw-
ontstond er een twist tusschen de Oostcrschc eu de
Wcstcrsche kerken aangaande het vieren van het
Paaschfeest (zie ald.). Deze twist werd met veel
warmte van beide kanten gevoerd, en een verschil
van meening over den tijd der viering van dit heilige
feest maakt nog ecu van de kenteekenen vau onder-
scheid tusschen de beide kerken uit.
In de vierde eeuw ontstond er een ander twistpunt
tusschen de kerkeu van het Oosten en het Westen.
De vestiging van het Christendom als de erkende
godsdienst van liet Romeinsche rijk door Constant iju
den Grootc maakt een belangrijk tijdperk uit in de
geschiedenis der Christelijke kerk. Th 329 stichtte de
keizer de nieuwe hoofdstad vau zijue staten Byzantiuin
of Constantinopel. De bisschop van Rome, de oude
hoofdstad des rijks, en de bisschop van Constaulino-
pel, de nieuwe hoofdstad, begonnen om den voorrang
te twisten. Op lui Iveede algemeeue concilie werd
aan den bisschop van Coustantinopel eene plaats toe-
gekend volgende op die vanden bisschop van Home,
en door een decreet vau het concilie van Chalcedon
werden zij beiden voor gelijk in raug verklaard. Op
het einde der zesde eeuw woedde de twist om den
voorrang met meer hevigheid dan in ecuig vroeger
tijdperk. De bisschop vau Constantinopel eisclileuiel
alleen om eene volstrekte heerschappij uit te oefenen
over de kerken van het Oosten, maar beweerde, dat
zijue eigene waardigheid gelijk was aan die van den
bisschop vau Rome. Grcgorius de Grootc nam ijverig
deel aan het weerstaan van dezen eisch, en toen Jo-
hannes de Vaster, bisschop vau Constantinopel, den
titel van Algemeen bisschop aangenomen had, bestreed
Grcgorius, die natuurlijk veronderstelde, dat zijn me-
dcdingcr heerschappij weusclite uit te oefenen over
al de Christelijke kerken, zijue aausprakeu met de
grootste hevigheid, en verklaarde hij, dat die titel
godslasterlijk eu antichristelijk was. De patriarch
Johanncs ging echter voort, met zijue aanspraak vol te
houden, en toen hij spoedig daarop stierf, nam zijn
opvolger Cynacus dcnzelfden titel als zijn voorganger
aan. En het is niet weinig opmerkelijk, dat dezelfde
titel van Algemeen bisschop, die zoo luid veroordeeld
was door Grcgorius, toen zijn mededinger van Cou-
slantinopel dien aannam, ook door zijn eigen opvolger
Bonifacius werd aaugeuomen, toen deze titel hem
door keizer Phocas verleend werd.
Gedurende langen tijd heerschte er een geest van
geheime vijandschap tusschen de Oostersche en de
Wcstcrsche kerken. Eindelijk in de achtste eeuw gal\'
dit vijandelijk gcvocleu zich lucht iu een twist, die er
over de bccldendienst ontstond. De keizer Leo de
Isauricr begon dcu twist door het gebruik van beelden
iu Christen-kerken als onwettig en afgodisch te ver-
oordeeleu. Allen, die deze beschouwing der kwestie
ondersteunden, werden becldstormers genoemd. Paus
Gregorius de Tweede begon eene vervolging vau
hen, die tegen de beeldendienst ijverden. Uit gods-
dieustigc verschillen ontstonden staatkundige bcwe-
gir.gen, die jaren lang bleven woeden; en hoewel de
Grieksche keizer Constautijn VI. en zijne moeder Irene
liet gebruik van beelden weder invoerdeu, werd de
110
r
-ocr page 899-
verdeeldheid tusscheu de Oostersche en dr Westersche     digd over het gedrag van CeUularius, vaardigde ter- |
; kerken over dit onderwerp beslissender. Het, laatste     stond een vonnis van excommunicatie tegen hem uit.
algemeene concilie, waarop de kerken van liet Oosten     Door den invloed des keizers werd ereene verzoening
en het Westen vereenigd waren, was het tweede con-     beproefd, maar de onderhandelingen waren geheel
1 cilie van Nicrca in 787, dat de Oostersche kerken niet     vruchteloos, eu eindelijk werden CeUularius en al
onder de algemeene willen rangschikken.                       diens aanhangers door een plegtig geschreven ana-
Iu den loop van den twisl over de beeldeudienst     theem, dat op het hoogaltaar van St. Sophia werd
ontstond er eene andere kwestie, die betrekking had     geplaatst, van de gemeenschap niet Rome afgesue-
op de samenstelling van den persoon des Heiligen  ; den. De geheele Oostersche kerk werd aldus in den
Geestes, of hij vanden Vader alleen, of vanden Vader     ban gedaan, en de Grieksche en de Koomsche kerk i
en den Zoon uitging. In de vijlde of de zesde eeuw     zijn tot op den huidigeu dag van elkander geheel
luid de Snaausehe kerk in de (\'oustauliiiopolitaansrlic     gescheiden.
...                                                                                                                                                                                                                                                                     i
geloofsbelijdenis de woorden Jiliui/t\'i\', eu van den  I Op verschillende tijden zijn er pogingen gedaan,
, Zoon, ingelascht. Het is niet onwaarschijnlijk, dat     doch zouder goed gevolg, om eene hereeniging van de
deze verandering in de geloofsbelijdenis haar oor-     Oostersche en de Westersche kerk te bewerkstelligen,
sprong bad iu de begeerte om de Ariaansche leer te
  ! Eene van de voornaamste dezer pogingen was die,
bestrijden, die de identiteit van natuur tusscheu den
     welke door den Griekschen keizer Michaël Palajolo- ;
Vader en den Zoon loochende. Maar om welke reden
     gus werd beproefd, die naar alle waarschijnlijkheid
zij ook moge ontstaan zijn, de verandering werd aange-
     voornamelijk door staat kundige redenen werd aange-
noinen door de kerken van Frankrijk en Duitschlaud.
     /.et. < )nder zijne bekrachtiging kwamen de vertegen-
De Grieksche kerken weigerden echter de toevoeging
  j woordigers der strijdende partijen te Lyon in 127t j
\' \\m\\jUiü(/ne Ie erkennen, en beschuldigden de Wester-
     bijeen, eu een vertoon van eensgezindheid bader
sche kerken van ketterij op dit punt, terwijl deze op
     plaats, dat slechts lot een tijdelijk verdrag tusscheu
hare beurt beweerden, dal de verandering beslaan-
     den paus aan de eeneen den keizeraau de andere zijde
baar was met strenge regt zinnigheid. Deze bijvoeging
     leidde, zonder eene verzoening van de beide kerken
bij de geloofsbelijdenis maakt nog eene reden van
     te bewerkstelligen. In de vijftiende eeuw werd er
scheiding uit tnsschen de twee kerken.
                          weder eene poging van een dergelijkeu aard gedaan
De vijandschap, die er aldus tusscheu hel Oosten     door Johannes Paheologus, welke slechts een gedeel- j
eu Westen bestond, werd veel vermeerderd door eene
     telijkeu eu tijdelijkeu uitslag had, zonder er veel toe
gebeurtenis, dit: er iu de negende eeuw plaats had,
     bij te dragen om hel voornaamste doel, dal men op \\
toen keizer Michaël den patriarch van Constant inopel
     hel oog had, te vervullen, hoewel eene vereenigiug iu
rgnatius afzette, en een leek in diens plaats aanstelde,
     naam in 1438 te Florence gesloten werd. Deze ver-
In Stil werd deze stap van den kant des keizeis bc-
     eeuiging werd niet aangenomen door de Lithausche
krachtigd door eene groote synode vau godgeleerden,
     kerken, hoewel sommige prelaten getracht hadden
waarop de pauselijke legaten tegenwoordig waren, eu
     haar te doen aannemen. De Jezuïtcu stelden echter
hunne goedkeuring ten gunste daarvan gaven. Fans
     hunne uiterste pogingen in het werk om deGrieksche
Nicolaas riep echter het volgende jaar een concilie te
     kerk iu Polen aan de opperheerschappij van Rome te
Itonie bijeen, dat Photiusen diens aanhangers in den
     onderwerpen. Toen de grond gereed gemaakt was, .
ban deed, terwijl deze op hunne beurt den paus inden
     „riepdeaartsbisschopvanKioH\'",zegl graafKrasinski,
ban deden, eu hein vau ketterij beschuldigden. De
   i „in 1500 eene synode van zijne geestelijken te Brestiu
twist duurde vrij langen tijd, en maakte de breuk
      Lithauën bijeen, aan welke bij de noodzakelijkheid
tusscheu de Oostersche eu de Westersche kerk nog
   | voorstelde vau eene vcreeuiging met Rome, en de
wijder.
                                                                       j voordoe!en, die daaruit zouden ontspruiten voor hun
in de elfde eeuw riep Michaël CeUularius, patriarch
     land eu hunne kerk ; en inderdaad was het zekerlijk
van Constant inopel, de beschuldigingen iu al hare
   \' niet alleen vleijender voor de eigenliefde der geeste-
kraeht weder iu het leven lerug, diezoodikwijlstegen
   , lijken, maar zelfs meer in overeenstemming met de
de leer en de gebruiken der Koomsche kerk gemaakt
      gevoelens van de meer verstandigen onder hen, om
waren. Meer bijzonder klaagde hij, dat bij de viering
     al\' te hangen van liet lioofd iler Westersche kerk, die
vau het avondmaal de Roomschgezinden gebruik
      omgeven was van al de begoocheling, welke rijkdom en
maakten van ongerezen brood. De paus, verontwaar-
     inagl geven kunnen, eu wiens gezag, geschraagd door
-ocr page 900-
E KERK.                                                         87»
hadden afgezworen, en den lieer Jezus Christus als
het ecnige hoofd hadden erkend.
Verschillende openingen zijn er van tijd tot tijd
door Rome aan de orthodoxe Oosterschc kerk gedaan, :
ten einde, zoo mogelijk, cene verceniging van de beide \'
kerken tot stand te brengen. De laatste officiëelc me- \'
dedeeling over dit onderwerp was een brief van den
regcreuden paus Pius IX. in 18-4^ tot de Christenen
van het Oosten gerigt, om hen door verschillende argu- |
nicnten tot cene terugkeering in den schoot der Kerk
van Kome aan Ir zetten. Op dezen briefschreven
de Gricksche patriarchen een antwoord in den vorm
van „Een Encyclischc brief van de Benige Heilige
(\'atliolieke en Apostolische kerk aan de gelcovigcn
overal,"\' waarin zij protesteerden tegen hetgeen zij
als ketterijen van de Roomsche kerk beschouwden,
in hel bijzonder de leer van den dubbelen uitgang van
den Heiligen Geest, cu de Westersche nieuwigheden
aangaande den doop, de priesterschap en de com-
munie der leeken in écne gedaante. Hij dit protest
voegden de Gricksche patriarchen deze merkwaardige
woorden: „Vau die ketterijen, welke verspreid zijn
over een groot gedeelte der wereld, urn redenen be-
kiinl aan den lieer, was het Arianismus er cene, en is
thans het Papismus eene andere. Maar gelijk deeerstc,
die geheel verdwenen is, zal ook de laatste, hoewel
niet bloeijende, niet tot het einde duren, maar zal zij
voorbijgaan en ter neder geworpen worden, en deze \'
magtige stem zal uit den hemel gehoord worden: „Zij
is gevallen!"
De geloofsregel bevat, volgens de Gricksche kerk.
de Heilige Schriften en de deereten der zeven eerste j
algoncene conciliën. Zij ontkent de onfeilbaarheid
van haar patriarch of van de kerk, en toch weigert
zij den leeken het regt van het bijzonder oordeel in
zaken van godsdienst. Eene hunner kenmerkende
leerstellingen heeft betrekking op de natuur van den
Heiligen Geest, die, zooals zij beweren, consubstan-
tiëel is met den Vader en den Zouu, maar van den \'
Vader alleen uitgaat. De Heilige Schrift moet, zooals [
zij gelooft, ontvangen worden volgens de overlevering
en verklaring van de Catholieke kerk, die, gelijk zij
meent, een gezag heeft niet minder dan dat van de
Heilige Schrift, daar zij, volgens haar, geleid wordt
door de niet dwalende wijsheid vau den Heiligen
Geest. De verkiezing komt voort uit vooruitgeziene
goede weiken en niet uit het besluit van God. Zij
j neemt de bemiddeling aan van heiligen en engelen,
] en boven alles van de Maagd Maria, de onbevlekte
moeder van het Goddelijke Woord.
GH1EK8C
menschen van de uitstekcndslc talenten en gclcerd-
heid, doormagtigc en beschaafde natiën erkend was,
dan van den patriarch van Constant inopel, den slaaf
van een ongcloovig souverein, door wiens aanstelling
hij zijne waardigheid bekleedde, en die hel bestuur
had over cene kerk, welke door grove onkunde en
bijgeloof was verlaagd. liet plan van den aartsbisschop
vond veel goedkeuring bij de geestelijken, maar werd
door de leeken vurig bestreden. Ecuc nieuwe synode
werd er in 1504 in dezelfde stad bijeengeroepen, die
door verscheidene Roomsch-Catholicke prelaten werd
bijgewoond. Na ecnige overweging ondertcekeuden
de aartsbisschop en verscheidene bisschoppen kunne
toestemming tot de verceniging in 1 138 te Florence
gesloten, waardoor zij het FUioqne,\\ifA vagevuur en dtopperheerschappij van den paus aannamen, terwijl zijde Slavonische taal bij di viering der godsdienstoefc-uing en het rituaal zoowel als de tucht der Oosterschc
kerk behielden. Een gezantschap werd afgezonden om
deze gebeurtenis te Konieaan Ie kondigen, waai\' het
door paus Clemeus VIII. met groote onderscheiding
ontvangen werd. Na de terugkomst van dit gezant-schap beval de koningin 1596dezameiiroepingeenersynode, om de verceniging bekend te maken en in tevoeren. Zij kwam weder te Brcsl bijeen, en de aarts-bisschop van KioII\'en andere prelaten, welke die verre-niging hadden onderteckend, hielden cene plcgtigeafkondiging van dit feit, rigtte dankbetuigingen totden Abnagtige, omdat Hij de verstrooidi schapen
in den schooi Zijner kerk had teruggebragt, en deed
al degenen in den ban, die zich tegen de verceniging
aankautten."
De meeste leeken, aangevoerd dom prins (Istrogski,
palatijn van Kioiï, verklaarden zich tegen dien maat-
regel, en op cene talrijke vergadering van de adellij-
ken en geestelijken, die van Rome afkeerig waren,
werden de bisschoppen, die de verceniging tot standhadden gebragt, in den ban gedaan. De partij der
verceniging evenwel, gesteund door den koning en
de Jczuïlcu, begon cene ijverige vervolging tegen
hare tegenstanders, en een groot aantal kerken cu
; kloosters werden aan deze met geweld ontnomen. De
uitslag was, dat de verceniging de Oosterschc kerk
van Polen verdeelde in twee elkander vijandige kcr-
kcn. Ongeveer 3,500,000 Geünieerde Grieken wor-
denernogiu de Oosterschc staten gevonden. Voor
ccuigc jaren werden de Geünieerde Grieken vau Klein-
Ruslaud, ongeveer 2,000,000 inaautal, indcnMosco-
vischen tak der Oosterschc kerk weder opgenomen,
nadat zij de opperheerschappij vanden paus plegtig
-ocr page 901-
h—
Gl\'DAHAS — GUE13EKKN <>!•\' GEBEREN.
S7i,
De Grieksche kerk heeft zeven sacramenten, die
/ij mysteriën noemt. Deze zijn de doop, hel chrisma,
het avondmaal, de boete, de wijding, het huwelijk en
het euchelaion of de heilige olie, Bij den doop is de
indompeling het meest in gebruik, terwijl de indom-
peling en de besprenging geoorloofd zijn, en deze in-
dompeling wordt driemaal herhaald, overeenkomstig
den dricvoudigen naam des Vaders, des Zoons en des
Heiligen Geest es. Alvorens de plegtigheid wordt
toegediend, worden er vier gebeden voor de duivcl-
bezwering opgezegd, bij het einde waarvan de priester
op den mond, het voorhoofd en de borst van het kind
blaast, en den boozen geest beveelt te vertrekken,
terwijl de doopoom insgelijks op het kind blaast en
spuwt. Bij de Copten gaat de duivelbezwering vcr-
gczcld van het maken van het tecken des kruises
zcvcn-en-dertigmaal. In de Griekschc kerk wordt
met het water voor den doop olie vermengd, die er drie-
maal in den vorm van een kruis wordtingegoten. De
olie wordt ook in de gedaante van een kruis op bet
voorhoofd, de borst, den rug. de ooren, de voeten en
de handen van het kind gewreven, terwijl elke wrijving
der olie vergezeld gaat van een der volgende zinnen :
„A. B. wordt gedoopt met de olie der blijdschap;"
„voor het genezen van de ziel en bet ligchaam;" „voor
liet hooren des geloofs;" „dat hij moge wandelen in
den weg Uwer geboden;" „Uwchanden hebben mij
gemaakt en mij gevormd."
Overeenkomende met het Vormsel dcrWestcrschc
kerken hebben de Grieken het sacrament van het
Chrima, dat onmiddellijk op de toediening van den
doop volgt. Bij dit mysterie worden het voorhoofd,
de oogen, de neusgaten, de mond, de ooren, de borst,
de handen en de voeten met heilige zalf gezalfd in den
vorm van een kruis, terwijl de priester telkens zegt,
als hij de olie gebruikt: „Het zegel der gave van den
Heiligen («eest." In den loop van zeven dagen na de
viering dezer plegtigheid wordt hit kind weder tot
den priester gebragt, die, het gewasschen hebbende,
op vier plaatsen iets van zijn baar afsnijdt op de kruin
vau zijn hoofd. Dit moet de wijding van het kind aan
God aanduiden. Het Chrisma (zie ald.) wordt jaar-
lijks gedurende de Lijdensweek door een bisschop
gereed gemaakt en gewijd. En niet alleen wordt het
Chrisma, dat bij den doop wordt gebezigd, te dien
einde gezegend, maar het sacrament wordt niet als
van kracht beschouwd, tenzij het gebezigde water
bijzonder gewijd en gezegend is, welke dienst de
zegening des waters wordt genoemd.
Hel avondmaal wordt in de Grieksche kerk aan de
leeken en de geestelijken in beiderlei gedaante tor\'-
gediend; zelfs kinderen mogen er aan deelnemen.
Gezuurd brood wordt steeds gebezigd, en dit is van
een bijzonderen vorm. (Zie Antidobon). De wijn
wordt met warm water vermengd, hetgeen, volgens
Chrysostomus, den ijver der heiligen aanduidt. De
wijze om de elementen toe te dienen is cenigzins zon-
derling. In het algemeen, want het gebruik isvcrschil-
lend, slaan de communicanten eerst hunne handen
gekruist over hunne borst, terwijl de priester met een
lepel iets van het brood in hun mond legt, dat in den
wijn is gedoopt, terwijl een diaken volgt om hunne
lippen af te vegen met een van de heilige doeken.
De boete bestaat bij de Grieken in buitengewoon
vasten of aalmoezen geven. De Woensdag en de
Vrijdag van elke week zijn geregeld vastendagen. In
het gehecle jaar zijn e"r niet minder dan twee hou-
derd en zes cu twintig dier dagen. De wijding in de
Grieksche kerk is zeer zamengcsteld. Het huwelijk
bestaat uit drie declen: de verloving, de krooning
en het ontbinden der kroonen. Bidolie of euchelaion
is een sacrament, dat in gevallen van ziekte wordt
toegediend, maar niet gelijk het laatste oliesel der
Koomschgczindcn, wanneer de dood verwacht wordt.
Zeven priesters worden bij deze plegtigheid gebezigd.
Reliquiën worden bij de Grieken in hooge achting
gehouden, en bij het avondmaal moet het laken op
het altaar in zijn weefsel declen hebben van de over-
blijfsclen eens martelaars. Het gebruik om te tcekc-
ncn met het kruis heerscht onder de aanhangers dezer
kerk in hooge mate; het kruis der Grieken heeft echter
gelijke bcciicn, terwijl dal der Latijnen van onderen
verlengd is. De heiligen van den Griekschenkalender
zijn talrijker dan de dagen van het jaar. Het vagevuur
is in de Grieksche kerk nooit volkomen aangenomen.
GUDARA8, eene Hindoesche secte die haar naam
ontleent aan cene metalen pan, welke hare leden met
zich dragen, en waarin zij een klein vuur hebben, om
reukhout te branden aan de huizen der personen, van
welke zij aalmoezen ontvangen. Wanneerzij bedelen,
herhalen zij slechts het woord.ilakh, dat deonbesehrij-
felijke natuur der godheid uitdrukt. Zij hebben een
bijzonder gewaad, bestaande uit eene groote ronde
muts en een langen mantel, met gele klei gekleurd.
Sommige hunner dragen ook oorringen of een houten
eylinder door hel oorlel gestoken, dien zij den K/ir-
chari Mudra,
het zegel of symbool der godheid, van
hem die zich in de hemelen beweegt, noemen.
GTEBEREX of gkhehen, de afstammelingen van
de oude Perzen, die de oude godsdienst behouden.
-ocr page 902-
..
r™SjJ«5,
I
bn Ar
■■
i . i
-ocr page 903-
GÏMNOSOPUISTEN
h77
t.ïKOVAGl.
I I
Nagenoeg twcr duizend huisgezinnen dezer vuur-
aanbidders zwerven er nog in Perzië rond, voorna-
melijk in Yezd on in andere steden van Kcrman,
onder den naam van Gucbcreu; zij werden echter in
groeier aantal in Indië gevonden, waarheen hunne
voorvaderen trokken, en voornamelijk in den omtrek
van Bombay, onder den naam van Pausen of Paksi
(zie ald.). De Guebercn laten hel heilige vuur nooit
uitgaan.
GYMNOSOPHISTEN (Gr. gymms, naakt, en
sop Aon, wijs), ecne vroegere seete in Indië, wier aan-
liangers of geheel naakt gingen, of slechts onvolkomen
gekleed waren. Ecnige dezer asceten woonden in de
wouden, andere leefden onder de menschcu, maar
bragten hun leven in de grootste boetedoeningen en
daden van zelfverloochening door. Toen Alcxandcr
de Groote ïaxila bereikte, ontmoette hij cenige Gym-
uosophisten, en was geheel verbaasd over hel geduld,
dat zij bij het verduren van pijn betoonden. Hardyj
die lange jaren in Indië doorbragt, zegt ons, dat de
Gymnosophistcn vermeld worden iu de legenden der
Boeddhisten, en over dit onderwerp sprekende, gaat
hij voort met op te merken: „In de eeuw van Gótama
schijnen zij in groote eer gestaan te hebben, en bc-
schouwd te zijn als ecne deugd Ie bezitten, die hen
tot boveumcusclielijke uitstekendheid verhief. Zij
konden die eer alleen vereeuwigen dooreenc gestrenge
inachtneming van hunne belijdenis; maar somtijds
waren er ook personen, die de voorschriften der broc-
derschap uit het oog verloren, en met de Gnostieken
wedijverden, leerende gelijk zij, dat, daar al het uit-
wendige geheel en volkomen onverschillig is aan den
inweudigen mensen, de uitwendige mensch zich over
kan geven aan alle soorten van buitensporigheden,
mits de inwendige mensch daardoor niet gestoord
worde in de rust zijner beschouwing." De Indische
Gymnosophistcn waren wel ervaren in de waarzeg-
gerij en iu de geneeskunde. Men zegt, dat er onder
de oude Grieken zoowel als onder de Egyptcnaren
asceten geweest zijn, die op de Gymnosophistcn van
Indië geleken, zoo zij niet geheel aan deze gelijk waren.
GYROVAGI, ecne soort van monniken door Bene-
<lietns vernield, die altijd rondzwierven, groote bui-
tensporigheden begingen, cu van welke hij zegt, dat
het beter is te zwijgen dan van hunne ongeregtighe-
deu te spreken. Auguslinus spreekt over monniken
en nonnen van deze klasse, en zegt, dat zij ecu los-
bandig leven leidden, terwijl zij nu eens op dezelfde
plaats bleven, en dan weder rondzwierven. Kcnigc
van hen verkochten de reliquiën van martelaren, en
andere leidden een lui en nutteloos leven.
EINDE VAN HET EERSTE DEEL
7^/^f