-ocr page 1-
ï^tYMi^Kr
•^ f
,7)
UYrJ/fA <s/£t
1)K
S-riERTOGENBOSSCHE
;-H
10,
dooi:
JoNKHR. ,M. fK. $NOECK.
NIET IX DKX HANDEL.
Gedrukt é«Sn honderd exemplaren.
SNELPERSDRUKKERIJ ,
O. N. TEÜLING8,
\'s-HERTOGENBOSCH.
1875.
HIST. GEN.
M 1.701
-ocr page 2-
-ocr page 3-
DE
S-TTEF^TOGENBOSSCHE
mmmm:
rU t&i DJ vc^M$a
door
JoNKHR. M. A.. SnOECK.
NIET IN DEN HANDEL.
Gedrukt één honderd exemplaren.
V ** ..                     .• *>
v /£ utrec^
SNELPEKSDRUKKERIJ ,
\'s-HERTOGENBOSCH.
1875.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
In de 12de en 13de eeuw waren de Kerken Machten in den
Staat; daarin werd niet enkel voedsel voor den geest, maar ook
leniging voor stoffelijke ellende gevonden.
Het was te dier tijde de gewoonte om in de portalen van alle
voorname Kerken, niet alleen de armen geregeld te voeden, maar
ook om aan zieken en lijdenden geneesmiddelen te verstrekken.
Die instelling werd genoemd „Tafel der armen" en in de Sint
Janskerk te \'s Hertogenboseh was dezelve bekend onder de benaming
van „Tafel van den Heiligen Geest."
De oudste Kerkvaders verhalen dat in de kerken eene mensa
(tafel) voor de armen bestond die tot onderhoud der armen diende.
In het voorportaal der Sint Pieterskerk te Rome bestond, vol-
gens Paulinius, eene mensa indigentum, en volgens Gregorius de
Groote, eene mensa pauperum en uit de kerkelijke inkomsten
moesten bepaalde gedeelten aan de armen worden uitgereikt.
-ocr page 6-
_ 4 —
In een diploma van het jaar 1295 wordt reeds van de „Tafel
der armen in de Sint Janskerk" gesproken en in het archief der
Godshuizen en de algemeenen armen te \'s Hertogenbosch bevindt zich
eene akte waarbij Dirk Tolinc, verkoopt aan Marcelus, procurator
der „Tafel van den Heiligen Geest in de kerk van den Bosch,"
ten behoeve dier Tafel, de inkomsten van een Bosch mud rogge,
jaarlijks te heffen uit vier stukken lands, gelegen tusschen Ros-
malenen Hintham, verleden voor Schepenbank van \'s Hertogenbosch
op Zondag na Sint Petrus banden (d. i. Zondag na 1 Augustus)
\\an het jaar 1295. Die akte luidt:
„Nos Arnoldus de "Wadcrle et Boydekinus Gruter, scabini in
„Busche-ducis, notum facimus universis, quod coram nobis Theo-
„doiïcus dictus Tolinc, filius Bele de Bruggen, legitime et heredi-
„tarie vendidit Marcilio, procuratori Mense Sancti Spiritus in ecclesia
„de Buseho-ducis, ad opus ejusdem mense, annuam et hereditariam
„pactionem unius modii siliginis, de quatuor partibus terre, inter
„Roesmale et Ilinen" etc.
„Datum Dominica post festum beati Petri ad vincula, anno
„Domini M.C.C, nonagesimo quinto."
Van het Godshuis van den Heiligen Geest is de oorsprong
onbekend en dat Godshuis werd, nog ten tijde van Van Oudenhoven,
„de Tafel van den Heiligen Geest" genoemd. Het is de oudste
liefdadige instelling dezer stad en stond, zooals alle liefdadige
stichtingen dier tijden, onder de bescherming van den Heiligen
Geest.
-ocr page 7-
— 5
In 1268 wordt voor het eerst van een Heiligen Geest-meester
(Claas de Gruijter) gewag gemaakt en daaruit leiden Van Ouden-
boven en anderen af, dat in dat jaar het Godshuis, genaamd „de
Tafel van den Heiligen Geest" of het Geefhuis, gesticht is.
In zijn werk „de Sint Janskerk te \'s Hertogenbosch en hare
geschiedenis" beweert de bekwame schrijver J. C. A. Hezenmans,
op grond van de aangehaalde akte, dat van Oudenhoven en Cupe-
rinus in hunne mededeeling falen en dat „de Tafel van den Hei-
ligen Geest" korten tijd na het verlijden dier akte, van de kerk
gescheiden is. „In stukken" zoo lezen wij daar bladz. 32 „die
„onmiddelijk aan het jaar 1300 grenzen, wordt zij niet meer
„gezegd in de kerk gevestigd te zijn. Toen heeft zij een afzon-
eerlijk bestaan gekregen; in de ommiddelijke nabijheid der kerk
„is het Godshuis gesticht, dat altijd de „Tafel van den H. Geest"
„genoemd werd, en alwaar de armen, vooral des Zondags, hun
„onderhoud vonden even als vroeger in de kerk. Nog heden
„geniet dat gesticht het mud rogge hiervoor vermeld."
In verloop van tijden is het Godshuis door rijke giften in staat
gesteld de armen te bedeelen. In het Geefhuis woonde een, door
den Raad der stad uit hun midden benoemde Rector of meester,
bij voorkeur iemand die kinderloos was.
In 1629, na de overgaaf der stad, werd het rectoraat opgeheven
en traden in de plaats daarvan vier Regenten, die geregeld werden ver-
vangen, benevens een vaste rentmeester, die met de ontvangst en
uitgaaf was belast. De rekeningen deswege zijn door M\'. Gijsbert van
-ocr page 8-
C> —
de Velde, secretaris en griffier der stad, op verzoek van Mr.
Jaeob van Balen, destijds rector, op den 6 April 1611, in tegen -
woordigheid van getuigen, onderzocht en wel die loopende over de
jaren 1454 tot 1G09.
Het toenmalige Geefhuis was gevestigd in een der gebouwen
op de binnenplaats van het tegenwoordige Oude Mannen- en
Vrouwenhuis. Vóór de hoofddeur van dat gebouw was eertijds
afgebeeld de rector van den Heiligen Geest in een zetel, naast
hem korven met brood en andere benoodigdheden voor de armen
bestemd. Dat afbeeldsel, en reliëf, wordt bewaard onder de
antiquiteiten van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en
Wetenschappen in Noord-Biabant.
In 1804 is door de stadsregeering eene belasting ingevoerd op
het houden van honden en de opbrengst dier belasting afgestaan
ten behoeve van het Geefhuis, als eene tegemoetkoming voor de
uitgaven die de armverzorging vorderde en waarin het Geefhuis
uit eigen middelen niet kon voorzien. Die belasting is door het
Geefhuis genoten over dat jaar en over de jaren 1805, 1806,
1807, 1808 en 1809.
In 1810 is die belasting niet geheven en ook zou het Geefhuis van
het doel waartoe de opbrengst dier belasting bestemd was, geen
bepaald nut hebben gehad, daar bij keizerlijk decreet van 28
December 1811, alle kleine gasthuizen en het Geefhuis vereenigd
zijn en waaruit het tegenwoordige Oude Mannen- en Vrouwenhuis
is ontstaan; ook werd bij Keizerlijk decreet van 8 December 1810
-ocr page 9-
— 7 —
het beheer van alle liefdadige instellingen onder het bestuur der
stad gebracht.
In het archief van de Godshuizen en de algemeenen armen
berusten de rekeningen van ontvangsten en uitgaven betrekkelijk
die belasting op de honden waarvan wij er eene bij uittreksel
hier mededeelen.
Rekening van den Rentmeester Quirinus van
Amelsfoort, van het gasthuis den Heiligen
Geest, binnen \'s Hertogenbosch.
Van 1 Januari] tot 31 December 1804.
37st(> Capittel.
Ontvangst.
fol. 88.
Zeven en dartigste Capittel.
Ontvangst van een hondenbelasting.
Ingevolge eene Resolutie van het gemeen-
tebestuur, dato 8 augustus 1804, was
ieder verplicht voor het houden van een
hond off honden (voor alle ongelukken
voor te komen) alhier aan Regenten van
deezen Godshuijzen daartoe permissie te
verzoeken en welke permissie, volgens den
2den articul derzelfde publicatie, is aan on-
-ocr page 10-
— 8 —
derscheijdene ingezeetenen, volgens den 5den
articul geaccordeerd geworden, en daardoor
voordeezen Grodshuijzen, in den 10den
articul bepaald ontvangen eene somma
van(l)...........f902-„-„
Neegende Capittel.
Uitgaaf van materialen en
arbeijds loonen.
fol. 108.
Betaald aan Joh. Dijkmans, voor de pen-
ningen der honden.......„ 31—6—„
fol. 109.
Betaald aan Joh. Everts, senior, voor
\'t maake van een staale stempel en negen
pensoenen, volgens quit.....„ 10—10—„
Betaald aan C. van der Meulen, voor \'t
maaken van een staalen stempeltje met
het jaartal 1804, quit......„ 2—„—„
De ontvangsten dier belasting bedroegen volgens de verdere
rekeningen in het archief voorhanden:
Cl) Voor honden aan militairen toebehoorend*, werd geen belasting betaald.
-ocr page 11-
— 9 —
in 1805.....    f 490.—
„ 1806.....     „ 262.—
„ 1807 (2) . . . .        nihil.
„ 1808.....     „ 478.—
„ 1809.....     „ 464.—
De uitgaven in die jaren waren van gelijksoortigen aard als die
voor het jaar 1805, alleen met eenig verschil in de cijfers, en
behelzen de kosten voor het doen vervaardigen van hondenpennin-
gen en voor nieuwe stempels met veranderd jaartal; er komt
o. a. onder de uitgaven voor 1808 daarin voor:
foL 107.
Betaald aan C. F. van der Meulen voor
een stempel en nommers voor de penningen
der honden over 1808......f 10—10— „
In 1810 bevat de rekening op
folio 87.
Tijde deze                                                               nihil.
In die laatste rekening komt niets voor dat op de hondenbelas-
ting betrekking heeft, zoomin in de ontvangsten als in de uitgaven,
(2) Do oorzaak waarom in 1807 die belasting niets heeft opgebracht, heb ik niet
kunnen ontdekken.
-ocr page 12-
— 10 —
en is die rekening gezien en geapprobeerd door de leden der
commissie „des Hospices de la ville de Bois-le-Duc" Ie 21 Juillet 1812.
(geteekend) Thom. C. van Rijckevorsel.
M. van den Heuvel.
Vogelvanger.
J. C. Marggraff.
H. de Wijs.
Daarna is dezelve gezien en geteekend door den Prefect van het
departement van „de monden van den Rhijn" den 12 Februarij 1812.
(geteekend) Fremin de Beaumont.
Sedert dien tijd hebben de honden binnen \'s Hertogenbosch ruim
een halve eeuw rust genoten, want eerst den 1 December 1865
is op nieuw door den raad der stad eene belasting op het houden
dier dieren vastgesteld, gewijzigd bij raadsbesluit van 22 Oktober
1872. In die beide verordeningen wordt bepaald dat voor eiken
hond een kenteeken, volgens model door Burgemeester en Wet-
houders vast te stellen, zal worden uitgereikt en dat het aan of
op een halsband, waarvan elke hond behoort voorzien te zijn,
gedragen wordt. Die kenteekenen worden ieder jaar bij de betaling
der belasting, verwisseld. Art. 5.
De opbrengst dier belasting strekt thans ten bate der stads-
inkomsten en wordt nog geheven.
Wij willen hier eene beschrijving laten volgen van die kentee-
kenen bekend onder den naam van „hondenpenningen."
-ocr page 13-
— 11 —
liBM-FHimSM
VAX
\'s Mertogenbosch.
No. 1.
Een achtkantigen geelkoperen penning; in het midden in
karrelrand een duif door hemellicht omstraald, (Zinnebeeld
van den Heiligen Geest.)
Onder dien karrelrand het jaartal 1806.
Boven dien karrelrand het volgnummer 186.
Deze penning komt peervormig in geel koper voor met
het jaartal 1804 en ruitvormig in rood koper met het
jaartal 1805.
No. 2.
Een achtkantigen roodkoperen penning;
Nagenoeg in het midden binnen een cirkel de door elkaar
gevlochten letters G. II. (Geef Huis.)
-ocr page 14-
— 12
Onder dien cirkel het jaartal: 1808 en het volgnoin-
raer 241.
No. 3.
Een vierkantigen roodkoperen penning met geel koperen oog;
in het midden: een poedelhondje ter helfte geschoren.
Ter zijde het jaartal: 1872.
Onder dat jaartal het volgnummer: 156.
Yan 1866 af (ingang der bij raadsbesluit van 1 December
1865 ingevoerde belasting) komt deze penning in ver-
schillende vormen voor als: rond, vierkantig, langwerpig,
ovaal enz.
Volgt alhier nog eene beschrijving van twee
GEEFHÜIS PENNINGEN
denkehjk \'s Hertogenbosche, ofschoon in de rekeningen
van het Geefhuis daaromtrent geene bewijzen voorhanden
zijn. Die beide penningen werden vermoedelijk den
behoeftigen uitgereikt, de eerste om daarvoor turf en de
tweede om daarvoor levensbehoeften in te ruilen.
-ocr page 15-
— 13 —
Nu. 4.
Een ronden roodkoperen penning.
Voorzijde: een duif door hemellicht omstraald. (Zinnebeeld
van den Heiligen Geest.)
Keerzijde: In karrelrand de letter: T. (Turf.)
No. 5.
Een achtkantigen geelkoperen penning.
In een ovalen ring: een duif door hemellicht omstraald.
(Zinnebeeld van den Heiligen Geest.)
Daarboven: GEEF HUIS.
De Nos. 1,2, 3 en 4 bevinden zich in mijne verzameling en
No. 5, in die van het Provinciaal Genootschap van Kunsten
en Wetenschappen in Noord-Brabant.
-ocr page 16-
-ocr page 17-
HONDEN PENNINGEN
GEEFHUISPENNINGEN
4./-Z