-ocr page 1-
-ocr page 2-
1223?
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
ÏOjZÊk
"m..£jw®
A
-ocr page 6-
-ocr page 7-
FKANSCH-HOLLA.NDSCH.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
THIEM E\'S
ZAKWOORDEOOEKJE,
FRA NSCH-HOLLANDSCH
Jhr. B. L. TEOING VAN BERKHOUT,
l.eeratir ir, de taal- pii letWrkande aan de SoninHüfc» Militaire
\\ \'s\' \'■■\':: " * -:" j ""
S OHAVKNHAliK,
I). A. THIEME.
-ocr page 10-
üAiiroki bij H.C. A. Thifluie, ie Nijmegen
-ocr page 11-
Alit\'C, m. lokaas, o.
Xbócdiiaïre.m.beginner, m. AB-boek,o.
Ahécher, jonge vogels voederen.
Ahée. f. verlaat, o.
Ab<;ille, f. /\'t/, v. honigbij, v.
Abeillon, in. /lyeHzmcrm, m.
Aberratie», {.afwijking, v. rft(j<Wmj/,v
Abel ir, dom makei\', UL\'ri/omjieH.
Abborrer, verfoeien, verafschuwen.
Abigéat, ra. weediVverj\', v.
Abimc, m. aft/rond, n,.hel, v. uoc/, m.
Abimer. *\'« mm afgrond werpen, be-
derven, te gronde richten.
Abject, Jn<"/, iifrtrorjiL\'H.i/eMiedrt, vitij.
Abjurer, afzweren, verzaken
Ablactation, het spenen, speniny, v.
Ablais. in. gemaaid koorn, o.
Ablaip.éatton, f. wortel ontbloot ing, v.
AM uil, m ablatief, in.
Alilation, l\'. wegneming, v, af zetting ,\\,
Able. m. Wei, v. WiV/,, m.
Ablcret, m. kruisnet, u. totebel, v.
Abluei\', wassihen. afwasi\'hen.
AblnliOD, f. wasSching, aftvassching, v.
AbnJgition, (. verloochening, v. ver-
zaking,
v. opoffering, v.
Aboi, aboiemcnl, m. geblaf, o. gebas, o.
Abols, tn. )tl. i\'ilt\'rstc, o. doodsnood, m.
Abolir. afschaffen, opheffen.
Aboli\'ion, f. afschaffing, v. voldoening,
v. kwijtschelding, v.
Aliomiiiablc, afschuwelijk, ijselijk,
AbDminalioti, i. afs<huwe.lijkhcid, v.
verfocilijkheid, v ijselijkheid, v.
i ra., a, v.
i ;t. aan, te, naar, in.
misse, f onderste pasteikorst,v. on-
\'la-korst,
v.
baissement, m. verlaging, v. veme-
Sering, \\. daling,
v.
)>;ti*ser, lager makm, nedertlaan,
lich vernederen, tieh verootmoedi
liait. abbiiit, m. aai, o-
               (gen.
hajout", f. wangsak, m. hanykaak,\\.
haloimlir, verstompen, onthutsen.
I\'.iiidon, m verlatenheid,x.losheid,x
liamlofi (a 1\'), ter prooi, iit \'t wild.
Iitn\'lonnement, in. achterlating, i.
verlating,
v. afstand, m (overgeven.
htMionner,eermsnJn den ttetk laten,
baqu», abacot, m. rekentafel, v. dek-
stuk vun een kapiteel,
o. schaakbord,o.
b.ilaniir, verbasteren, ontaarden.
batis, m afbraak, v. hakking, v.
bal-jour, m. vallicht, o. scheplicltt.
0. koekoek, m. Uchtscherm, o
liat-vent, m. windscherm,o. dekmat,\\.
bat-voix, m. klankbord, o.
battement, m. verzwakking, v. uitge-
putheid,
v. moedeloosheid, \\.
batloir, m. slachthuis, o
bsttre, uederslaan, vellen, bedaren,
strijken
\'battrc is"), nedervall.n, bedaren.
battu, ter nederyeslagen, bedroefd.
kbbaye, (. abdij, v. sticht, o.
ibbé, m. abt, ui. kloodervoogd, in.
Uibesse, f. ahdis, v.kloostermoeder,v.
W)c. m. ABC, o Aliboek, o.
^bci-s, m. zweer, v. gezwel, 0.
Unlicalion, f. afstand, m. nederleyginy
van een ambt,
v. onterving, v.
hbilfquer. afstond doen van, wederleg-
gen, abdiceeren.
^"lomen, m. onderbuik, v. onderlijf,o.
lüdomiiial,: onderbuiks. . . .
F.-H.
3
Abondance, f. overvloed, at.
Aboiulant, overvloedig, rijkelijk, ruim.
Abnnitar, overvloed hebben van, over-
vloeien,
Aboimé, m. geabonneerde, m.inteekc-
\\bomiea\\fH)l,m.tnteekening ,\\. (naar,m.
Abonuer(s\'), tieh ahonneertn.
Abunnir (»*), ti\'cA beteren.
1
-ocr page 12-
ABOR
ACCI
n\'i\'l, ui. toegang, m. aanval ,m. aan
\'tomst,
v,
>ord (il\'), dadelijk, terstond.
lordablc, toegankelijk, genaakbaar.
)Ordaijrf, m. entering, v. landing, v
>order, aanspreken, aanklampen
enteren.
iorigénös, m. inboorlingen, m. v.
lomer, aratu bepalen, grenzen af-
palen, afbakenen.
>ortif, te vroeg geboren, onvoldragen.
jot, tn. kluister, v.
(Oiichor, met iemand spreken, samen
op iets uitloopen, ineensluiten.
xniement, m. lasch, m. naad. r
louyri, onvolwassen, mismaakt.
)out, m. sluitstuk, o. grenspaal, m
joutir, ov iets uitloopen, uitspruiten
jover, blaffen, bassen, keffen.
tiregé. m. kort begrip, o. uittreksel, o.
bréger, verkorten, besnoeien.
breuver, drenken, bevochtigen.
breuvoir, m. puardenwed, o. drink-
plaats, v. hol, o. spleet,
v.
broviation, f. verkorting, v. herlei-
ding,
v.
brl, m. schuilplaats,?, toevluchtsoord,
hricot, m. abrikoos, v.
                     (o
bricotier, m. abrikozeboom, ra.
)riter, beveiligen, beschutten, bedek\'
>rot)er, afschaffen, herroepen, (ken.
brotone, f. averuit, v.
brouti, af gevreten, afgeweid.
jrupt, afgebroken, onsamenhangend,
ïrntir, dom maken, verstompen, ver-
dierlijken.
jrulissement, ra. verdierlijking, v.
HMlce, I. afwezigheid, v. gemis, o,
>sent, afwezig, verstrooid,
jsenter {s\'>, iicA verwijderen.
tnintbe, f. absint, v. alsem, m.
isolu, volstrekt, onbeperkt, volkomen,
isolument, volstrektelijk, in \'t alge-
meen noodzakelijk, absoluut.
jsolution, f. kwijtschelding, v. vrij-
spraak, v. vergeving,
v.
isolntoire, vrijsprekend.
isorber, inzuigen, opslorpen, verslin-
ien,
soudre, vrijsprtken, ontslaan.
soule, I. algemeene vergiffeni- -
stenir («\'), iicA or.thouden.
istergent, miuerend, afvoerend,
slersion, f. zuivering, r.
Absiinencc, f. onthouding, v.
Abstraciion, f. aftrekking, y. af getrek
ken denkbeeld, o.                  .               j ■
Abstraclivement, in \'t afgetrokkene,
Abstraire, aftrekken, afzonderen.
Abslrait, afgetrokken, diepzinnig.
Abstraitement, in \'t afgetrokkene.
Abstrns, duister, diepzinnig.
Absurde, ongerijmd, belachelijk.
Absurdilii, f. ongerijmdheid, v.
Abns, m. misbruik, o. dwaling, v, (
Abuser, misbruik maken, bedriegen.\'
Abuser (s\'), zich vergissen.
Abusif, bij vergissing, verkeerd.
Abuter, trekken, treffen.
Acacia, m. acacia, m.
Académicien, m. lid der academie, o.
Académie, [. academie, v. hooga hooi,
Acadó\'mirjue, academisch.
                   (v.
Acajou, m. mahonicboom. m.
Acanocé, doornig, dïstelvormtg.
Acanthe, f. berenklauw, m. akant, m.
Acare, m. kaasmijt, v.
Acarialre, zuurmuilOj, gemelijk, kregel.
Acarne, m. witte teebrasem, m.
Accablant, drukkend, bezwarend.
Accablcr, overstelpen, overweldigen.
lccaln ■\'■-, f. kortstondige stilte, v.
Accaparcr, opkoopen, zich meester ma-
ken van.
Accastillage, m. verschansing, v,
          ,
Accédor, toetreden, toestemmen.          y.
Accélérer, bespoedigen, versnellen.
Accent, m. accent, o. uitspraak, v.o
klankteeken, o. klemtoon, m.
Accentuer, den klemtoon ergens op
leggen, duidelijkdc woorden uitspre-
ken, het accent plaatsen.
Acceptablc, aannemelijk.
Acceptant, m. die eenen wissel aar
neemt te betalen, m.
Accepiaiioii, f. aanneming, v.accepta-
Acceplcr,aannemen.goedkeuren, (tie,v.
Acception, I. beteekenis, v. zin, m.
aanneming, v. aanzien, o.
Acces, m. toegang, m. aanval, m.
Accessible, toegankelijk.
Accessioii, f. troonsbjldimming, v. ver*
meerdering, v.
Accessit, m. accessit, o. tweede\'prijs,m .
ccessoire, bijkomend, toegevoegd.
ccident, m. toeval, o. ongeluk, o.
ccidentel, toevallig.
ccise, f. accijns, za.
                                   i
-ocr page 13-
ACHE                           3
Accoutrcmcnt, m. dos, m. kleeding, v.
M it rust ing, y.
Accoutrar, uitdossen, toetakelen.
Accouturner, gewennen.
Acconver. beginnen te broeien.
Ancrcditer , vertrouwen verschaffen,
van geloofsbrieven voorzien.
Accroc, m. icheur, v winkelhaak, m.
Accroche, f. hinderpaal, m.
Accrochcr, aanhaken, enteren.
Accroire (faire), wijs maken.
Accroi\'sement, ni. aangrofiing, v. toe-
neming,
v vermeerdering, v.
Accroilre, aangroeien, vermeerderen,
toenemen.
Accrou|iir (s1), nederhurken.
Accroupissement, m. nederhurking, v.
Accrue, f. aanwas m.
Accubiloire, m. eetzaal, v.
Accueil, in. onthaal, o. ontvangst, v.
Accueillir, onthalen, ontvangen.
Accnl, m. kreek, v. itiAnüi, m. een in-
gang, die dood loopt,
m paai, m.
Acculer, in een hoek jagen.
Acoiiler (s\'), zich verdekt opstellen.
Accumuler, ophoopen, opstapelen.
Accusable, aanklaagbaar.
Accusalenr, m. aanklager, ra. beschul-
diger,
m.
Accusalif, m. accusatief, m. vierde
naamval,
m-
Accusation. f. aanklacht, v. beschuldig
ging,
v. verwijt, o.
Accustsr, aanklagen, beschuldigen.
Acense, f. pachthoeve, v. cijnsgoed, o.
Acenser. verpachten.
Aeéphait, hoofdeloos.
Acrbe, zuur. wrang, scherp, bitter,
Acérer, verttalen.
                            (ruw.
Acer re, f. wierookvat, n.
Acpscent, zuurachtigheid, v.
Acété. zuur.
Acétenx, azijnachtig.
Acólïqite. azijnzuur bevatten-l.
Aciialander, beklanten,
Aclialander (s\'), klanten aanwinnen.
Acliarnement, m. ivoede, v. verwoed-
heid, V.
Acharner (**>, ergens op verwoed zijn.
Achat, m. koop, m. aankoop, m.
Ache. f. eppe, v.
Acliée, f. dauwpier, v.
Achemiricr (Vl, op den weg voortgaan.
Acheter, koopen, omkoopen.
ACCL
:clamer, toejuichen.
cIimatcP| aan eene luchtstreek ge-
jj wennen, ncclinmtiseeren
i
\'ciimatalion. f. acclimatisatic, v.
colade, f. omhelzing, v. omarming,
■ e. ridderslag, m. strik, m.
F color, omarmen, omhelten, samen-
I oegen, aanbinden
| :ohirc, f. stroohnnd, m. bindtcen,\\.
I-\'ommodv;e. m. toebereiding, wschik-
Hing,
v. opmaking, v.
^ccommodant, gemakkelijk, inschikke-
lijk, toeqcvend.
Acronimodemcnt, m. schikking, v. ge-
mak, o. gerirf, o. vergelijk,
o.
\'-rcommoder, inrichten, bijleqgen.
1 Acoomn oder (s*), zich schikken, zich
ft (ö«lft*«/en.
\'},Acconijm(jncniP.nttm.be-/rleiding,v. ac
\'ompagnement.
o. gevolg, o.
Accompaqne!-, tw/Pïe/teH, begeleiden
^L-omplir, verruilen, volbrengen.
\'complissement, m. vervulling, v. vol-
\'renging,
v.
COB, m. platbodemde schuit, v.
ïord, m. verdrag, o. o^ereenstem-
"i«,7 v. actoord, o.
cordailles, f. pi. verloving, v.
ccorder. ^(emmcn, toestaan, over-
\'enkomen, accordeeren.
ordoir, m. slemhamer, m. stem-
o*"A, ».
:ore, ni. schoor, m. stut, m.
corer, schoren, stutten, schragen.
Arcoster, aanspreken, ontmoeten.
A\'coier, stuiten, ondersteunen.
Accoter (s1), leunen, op zijde vallen.
Accotoir, m. leuning, v. schoor, m.
Suf, m. steun, m.
Ace uche, f. kraamvrouw, v.
\'ccoufihement, m. bevalling, v.
ccoucher, verlossen, in de kraam
komen, bevallen.
L ; ■coiicheur, m. accoucheur, m. vroed-
F meester, nt.
ft \\ccmichense, f. vroedvrouw, v.
t Accouder <s\'), op rft>« elleboog leunen
Ucondoir, m. leuning, v. steunbalk, m
\\
iceouple, f. koppelriem, m.
f
.ccouplfiment, ra. pnring, v. koppe-
ling,
v.
k «conpler, paren, koppelen.
1 ^rourci--, verkorten, afkorten.
V ccounr, toesnellen, toelooper
f
-ocr page 14-
ACH E
.clniciir, kooper, m.
Lchèrement m. voltooiing, v.
kcliaver, voltooien, afmaken.
Irhopptm*nt,m.aatutoot,m eruernis.v.
ichromêüqae.kteurloot, achromatisch.
iciculatre, naaldvormig
Lcide, m zuur, o honfdzoul, o.
telde, tnttr, sc/jcr^, wrang.
Vcïdifier, var turen.
UiditP. f. zuurheid, v. scherpte, v.
Vckluler, tuur maken.
tcidnles, ). pi tUHrhoudende bron-
tcifr, m. s(«\'ïf, o             (nen, v. me.
Uiérer, tot «<«"* »i«freH.
\\ciérie. f. staalfabriek, v.
lcinacifonne, j«\'»Wtxi»*»<iiu.
Kciniforme, druifvormia.
VcoliHi m. waterkwakkel, m.
Acolyle, m «<\'(M*i(.\'f.m.«f (w< «/<«««<! r,m.
Aooiiil, m aroniet, o. wolfswo-lel,m.
Acore, m. fralmtt*, ir..
Acorer. f\'uttcn, *cftragt*n.
Aronsliaae, f. acustick, v. gehoor-
(eer, v.
Acoustiqua, ftel gehoor betreffend.
Acijuóri, verkrijgen, bekomen, aan-
knopen.
Acqnét, m. aanwinst, v inkoop, m.
Acquéter, aanwinnen, aanknopen.
Acquiencemeiit, m. toestemming, v. t>o-
irilliying, v. berusting, V.
Acquiescer, toestemmen, inwilligen,
berusten.
Acquit, verkregen, aangekocht, aange-
wonnen
Acquisiiion, f. aanwinst, v. verwet\'
ving, v. verkregen goed, o.
Acquit, m. kwijtschelding, v.quitantic,
v. acquit, o.
Acquit tem ent, m. voldoening, v. brfo-
fmv, v.
Acquit ter, betalen, voldoen, quiteeren,
Acqultter (•>\'), *ien kwijten.
Acratle, 1. machteloosheid, v. onuer-
mogen, o
Acre, i. akker, m. morgen, o.
Acre, scherp, twur, bijtend, wrang.
Acreté, f. scherpte, v. zuurheid, v,
UfjYtngneJri, v.
Acrimonit, i. scherpte, v. wrangheid, v.
Acrobate, ra koordedanser, ra. AwiMfen-
mo/ter, m.
Arrdstichi*. m- naamdicht, o.
Acte, m. daaiJ, v. bedrijf, o. u/rïe, v.
Ictes Wes«p6tr«),B.Ji«»rf/iMffeM rftfr
apostelen, v. me.
Acteur m.roorteWis(,m./ooHa\'/sueïc\'r,
m. a\'ieur, m,
Actif, bedrijvend, wKr/.;,mm
Acti,\'n,\'l»*\';nwW.ni.6irdrv«tfHdifBörwi,m.
Aclion f. «ioorf, v. werking, v. foe-
«r»/, o. geveld, o. aanklacht, v. aan-
deel, o. orfie, v.
Actionnaire, m. aandeelhouder, m.
ActiomiL\', i</e,-*s«atn. btdrvvig
Actioiiner, dagvaarden.
Activer, aan d,n gang brengen, vcr-
haasten.
                                J \'
.\'•ctivit.-: f. leve-Jigh ij v bedrijvig-
heid,
v. wakk.-rheid. v.
Actrice, f. tooneelspeelster, \\,actrice, v.
Actuajité, f. wezenlijkheid, v.
Aciuel, wezenlijk, dadelijk, tegenwoor-
dig.
Acuité, f. scherpte, v,
Acuminé, puntig, tofgesiiit.it
Acupunctttre, f. uaaldprikking, \\.
Acutaiigte, teherpkoektg.
Adaqe, tn. spreekwoord o. zinspreuk,v
Adamantin, diamantachtig.
Adaptatioa, f. toepassing, v.
Adapter, toepassen, aanpassen.
AiMiliou. f. bijvoegsel, o. optelling, v.
Adilitiotinel. bijkomend.
Addilionner, optellen.
Ademption, f. herroeping, v. intrek-
king,
v.
Adénonrnplile, f. klierbeëchryving, \\.
Adénoldd, klienormig.
Adenotomie. f. kiierontleding, v.
Ad»pte in. ingewijde., m.
Adéqtiat, volledig, juist, volkomen.
Adlwrenee, f. aanhanging, t. ver-
ktfffdheid,
v.
Adbérent, aanhangend, verkleefd.
Adherents, m. pi aanhangers, m. me
Adli^rer, aanhangen, aankleven, toe-
stemmen, bewilligen.
A<llié.-ion, f. aanhanging, v. aankle-
ving,
v. toestemming, v. goedkeu-
ring,
v.
Ailiantc, (. vrouwenhaar, o.
Adii\'ii, vaarwel.
Adieu, m. vaarwel, o. afs-heid, o.
Adipeux, vet, smerig.
Adition, f. aanvaarding, v.
Adjacent, aangrenzend, nabijliggend.
Adjecti:, m. bijvosglijk naamwoord,o.
-ocr page 15-
AFFA                           6
Adroit, behendig, listig.
Aüulaire, m. veldspaat, o.
Adulation, t. vleierij, t. pluimstrijkerij,
v. fleemerij, ».
Ailnler, vleien, pluhnstrijken, flik-
flooien, fleemeti.
Adulte, volwassen.
Adultératlon, I. vervalsching, v.
AJullèro, m. overspel, o.
Adultère, in. (. overspeler, m. over-
speelster,
v,
Adultère, overspelig, vervalscht.
Adultérer, overspel plegen, vervalsehen.
AduStion, f. ontsteking, v.
Advenüf, toevallig aangekomen, zijde-
lings geërfd.
Adrerbe, m. bijwoord, o.
Ad-terbial, bijwoordetijk.
Advcrsaire, >n. tegenstander, m. te-
art ij,
v.
....._. e, tegenstrijdig, tegen....
Advcrsitë, f. tegenspoed, m.
Aiiverlance, i. oplettendheid, V. waar-
schuwing,
v.
Adynamie, i krachteloosheid, v.
Adynamique, verzwakkend.
Aéré, tuchtig.
Ai\'-rer, luchten.
Aérieu, tot de lucht beboorewl, lucht....
Aériflcaüon, f. luehtmaking, v.
Aériforme, luchtvormig.
Aéftser, luchtig maken.
Aéroyrapbie, f luchtbeschrijving, v.
Aéroie, i- luchtbel, v. witerblaasje. o.
AéfOlilhe, f. Iachtsteen, m donder-
Atóromètro, m. [lichtmeter, m. (tf«m,n.
Aérométrie, f. lw htmeetkunde, v.
Aéronaute, m- luchtreiziger, m.
Aérophane, doorschijnend.
Aérophobe, luehtschuwrnd.
Adrophoi\'e, lucht leidend,
Aérostat, m. luchtbal, m.
Aérosiation, f. lueHtvaartkun.de, v.
Aéroslïer, m. luchtschipper, m.
Aflabilité, f. vriend, tijkheid, v. min-
taamheid,
v. spraakzaamheid, v.
Alïabln, vriendelijk, mintaam.
Affabulation, f. zedeles, v.
Affaiblir, v-rzwakken.
Aff.iiblir (s1), zwak tvorden, verzwak-
ken.
AffiiblUsemenl. in. verzivakking, v.
Affaire, t. taak. v. bedrijf, o. hande-
ling,
v. gevecht, o.
ADJE
ilji\'Ction, f. bgvoeqing, v.
djoiudfe, toeroeyen.
il.ioint,.m. helper, m. adjunct, m.
njoneuoD, f. bijvoeging, v.
jjjudaitt, in. adjudant, m.
\'tjmjicataire, aan wien de koop ge-
gund wordt.
eindJeaiJon, f. toewijzing, v.
\'Utijjnr, toenijzen.
jlurstloii, f. bezwering, v.
ajuror, bezweren.
&tofl\\nttoetaten%aattnnmen,erkennen
iln.iiin.-ulu, m. hulpmiddel tot bewijs,O
dminietraieur, m. bestuurder, u. be-
zorger, m, beheerder,
in.
Jirmii.cr.itif, tot het bed uur betrek-
kelijk, beheerend.
["Imtiiistnujon, bestuur, o. bediening,
toediening, v. bezorging, v.
injstrer, besturen, bedienen, toe-
men.
Mmirable, bewonderenswaardig.
Mmirateur, m. bewonderaar, m.
Mjriüon, f. bewondering, v.
rtmiror. bewonderen.
Iiiiiif1, f. aannemelijkheid, v.
ble, aannemelijk.
iffltssion, f. aannemingtv. toelating,*.
liaoniLion, f. waanehuwingtr.Adobe,
m. in Ue zon gebakken Meen, m.
uojttcence, i. jongelingschap, v.
\'flOjescenl, m. jongeling, m.
i»iiol«?cente, f. jong meisje, o.
Mnniser (s*), zich netjes maken.
"itotinDr is\'), zich overgeven.
•OP*», alt kind aannemen.
3°Ptil, ----- en om, ,i.
[option, f. aanneming, y.
jorahto, aanbiddelijk.
lorateur, ni aanbidder, m.
Oration, (. aanbidding, v.
dorer, aanbidden, eerbiedigen.
losser, met den rug ergens tegen
plaatsen, ergens tegen aanleunen
WOCir, zoet maken, verzachten, stil-
y\'n, bevredigen, slijpen.
■\'oncir (s\')t za hter worden, bedaren.
«to
i....."■
issani, m. verzachtend middel,o
gepaard, gekoppeld.
ilresse, f. adres, o. opschrift, o. plaats,
*>*ar te vinden,
v. handigheid, v.
hst, v.
dresser, zenden, richten, bestellen,
1 opdragen, treffen.
-ocr page 16-
8                          AFFA
Affaire, druk, bezet, volhandig.
Affaissemenl, m. inzakking, \\.
Affai.iser, neerdrukken, verzwakken
Affaisser (s1). in elkaar zakken, in
zakken, nederzinken.
AJTaiter, terjmcht africhten.
AfUmé, hongerig, uitgehongerd.
Affamer, uithongeren.
Afféageméut, in. Utmverpachting, v.
AffflCtatiou, t. gemaaktheid, v verpan-
ding,
v. hypotheek, v.
Alïeciü , gemu .hl, gezocht, verpand,
getroffen.
Aflecier, veinzen, begeeren, trachten,
treffen, verpanden, aandoen.
Affect ion, i. genegenheid, v. aandoe-
ning,
v. eigenschap, v.
AffocUonué, toegenegen, liefhebbend.
Afleelioimer liefhebben, behartigen.
Aflk\'ciueux, hartelijk, vriendelijk, in-
nemend,
Affermer, verpachten, pachten.
Affermir, versterken, bevestigen.
Afforii.iïie.neiU, m. versterking, v.
Afféron, tn. nestel, ra. e c«;i vi\'/
Affélé, getocht, gemaakt.
AfléK\'i\'iu, f. ijemaaktheid, v.
Affiche, f. aannlakbiljet,o.strooibiljet,o.
Alloher, aanplakken, openbaar maken,
ten toon stellen, uitgeven.
Affi\'ié, i-, ,■ \'■,.,.--ie/
Affilor, slijpen, draadtrekken.
AffiUation, f. aanneming, v. verbroe-
dering,
v.
Alti-iL-r, aannemen, inwijden.
Alfiloir, in. slijpstcen, ui.
AfAnage, m. zuivering, ». loutering, t,
Affloer, zuiveren, louteren, doorhalen.
A .(Inerte, f. zuivering, v. draadtrek-
hing,
v. drtiadtrekkerij, v.
Afftnilé, f, vurwaJiI^c/iaji, v. ouertJtVi-
siemi«i\'»i/, v. overeenkomst, v.
Affinoir, in. W\'is/ieAW, na.
A \'ni-m.-uil, bevestigend, stellig.
Arfirmation, f. bevestiging, v.verzeke-
ring,
v. bezwering, v.
Affirnicr, bevestigen, verzekeren.
Atlleurer, waterpas maken.
AtflictiOii, I. droefheid,\\.leed,o.ramp.y.
A Hijger, bedroeven, kwellen, leed doen.
Affliicnco, f. toevloed, m. overvloed, ra,
Affluer, toevloeien, overvloeien.
Afloiblir, verzwakken.
Affulé, miswijsend.
AGIT
Afforage, m. accijns op den wijn, m.
Affourager, voederen.
AiTourcher, vertuien, lasschett.
Affralchir, opwakkcren.
Affranchir. vrijmaken, verlossen, fran-
keeren, losmaken.
Affrancliissement, ra. vrijmaking, v.
verlossing, v. frankeering, v.
Affréler, een schip bevrachten.
ABreuscment,afg> ijselijk, afschuwelijk.
Afireux, afgrijselijk, nfsthuwe.ijk.
Affriander [•,\'), zich verlekkeren.
Afffiter, met boter insmeren.
Affront, m. beleediging, v. hoon, ra-
Affrontér, trotseeren, tarten, bcleedi-
gen, bedriegen.
Affront er ie, f. onbeschaamd bedrog, o.
Affubler, inwikkelen, toetakelen.
Affut, in. affuit, v. schudhoek, ra-
Ml" it ige, ii,. het opmaken van een hoed,
het stellen van het geschut, o.
Allil, om, ten einde, opdat.
Afourayement, m. voedering, v.
Agaeer, tergen, verlokken, kwellen,
de tanden stotnp maken.
Agacerie, i. terging, v. verlokking, j.
A.jaciri, m. eksteroog, o. likdoorn, m.
Agalactes, m. nl. zoogbroeders, ra. me.
Agapes f. |il. liefdemaaltijden, m. me.
Agate, f. agaatsteen, m.
Age, m. ouderdom, m. leeftijd, m.
eeuw. v. tijdperk, 0. tijd, m.
Agrt, oud, bejaard.
Aijence, f. agentschap, o.
Agcnoniller [-\'>■ knielen.
Agenonilloir, m. knielbankje, o.
Agent, m. werkende oor zaak, v. zaak-
bezorger,
ra. agent, m. makelaar, m.
Agglorr.ération, (. opeeiihoopmg, ».
Aggloim\'-rei, (s\'), ztth opeeuhoopen.
Agglutinalion, f. aankleving, v. samen-
ifjming, v,
Agglutiner, aankleven.
Agyr.tve, f. tweede banbedreiging, t.
Aggraver, verzwaren.
Agile, vlug, gezwind, licht,
Agililé, (. vlugheid, v. gezwindheid, v.
Agio, n. opgeld, o. agio, o
                       I
Agiotage, m. effectenhandel, m.
Agioter, effectenhandel draven.
Agiolcnr, m. effectenhandelaar, m.
Agir, doen, werken, zich gedragen.
Agitateur, m. woelgeest, nt, onruststo-
ker,
m
-ocr page 17-
AGIT
Agitation, f. beroering, v. ontstelte-
nis,
v. gejaagdheid, v.
Agiter, bewegen, beroeren, schokken.
Aijnat, m. bloedverwant van mans-
zijde, m.
Agneau, m. lam, o.
Agnelcr, lammeren.
Agnelet, m. lammetje, o,
Agnès, f. een onnoozel meisje, o.
Agnus, o. lamsbeeldje, o.
Agonie, f. doodstrijd, m. zieltoging, v.
Agoniser, zieltogen.
Agrafe, f. haak, m. kram, v.
A;|r;üre (loi), f. akkerwet, V.
Agrandir, vergrooten.
Agrandir (s\'), grooter worden.
Agrandissemcnl, m. vermetrdering, v.
vergrooting, v.
Agrassol, m, kruisbesseboom, m.
Agréable, aangenaam, bevallig.
Aqréer, goedkeuren, bevallen, opta-
kelen.
Agrégat, m. vereeniging, v. verzame-
ling,
v,
Agrégation, t. samenhooping, v.
Agréger, opnemen als lid.
Agrément, m. vermaak, o. bevallig-
heul, y. goedkeuring,
v.
Agréments, m. pi, versierselen, o.
Agrès, m. takelwerk, o.scheepswant, o.
Agresseur, m. aanvaller, m.
Agression.f. aanval, m.
Agreste, landelijk, boersch.
Agricole, lawdbouwend.
Agriculteur, m. landbouwer, m. land-
Agriculture, f. landbouw, m. (man,m.
Ayriotto, i. wilde kers, v.
A\'jronome, m. landbouwkundige, m.
Agronomie, f. landbouwkunde, v.
Agrouper, tot eene groep verzamelen.
Agrypnio, f. slapeloosheid, v.
Aguerrir, tot den oorlog africhten.
Afluets, m. pi. loer, m.
Aheurter (e\'), stijfhoofdig zijn.
Ahuri, verbaasd, verschrikt.
Ai, m. luiaard, m.
Aiilc, m. helper, m. maat,m. adjudant,
Aide, f. hulp, v. helpster, v.           (m.
Aider, helpen, bijstaan.
Aleul, m. grootvader, m.
Aiculü, f. grootmoeder, v.
Ajeux, m, pi. voorouders, m. me,
^ïïiayer, wasschen, baden.
Aigla, m. arend, m. adelaar, m.
AISE                            ,
Aiglon, m. jonge arend, m.
Aigre, zuur, bits, scherp, broos.
Aigre-doux, zuurzoet.
Aigrefln, m. gannef, m. bedrieger, m,
Aiyrelet, zuurachtig.
Aijjremoinc, f. leverkruid, o.
Aiyretio, f. kuif, v. vederbos,m. pluim,
Aigreur, f. zuurheid, v. scherpte,v. (v.
Aigu, puntig, scherp, spits, doordrin-
Aujnaiic,t.versch-water-plaats,v.{gend.
Aigue-mariuc, f. berilsteen, m.
Aiguière, f. lampetkan, v.
Aiijuillade. f- prikkel, m.
Aiguille, f. naald, v. spits, v. wijzer,
AiguilJée, f. draad, m.                     (m.
Aiguiller, het cataract lichten.
Aitfiiillette, f. veter, m. nestel, m.
rtjgsnoer, O.
Alguillier, m. naaldenkoker, m. naal-
denmaker,
m.
                                      v
Aiguillon, m. prikkel, m. angel, m.
Aiguillomier, aanprikkelen, aansporen,
ophitsen, aanhitsen.
Aiguiser, slijpen, wellen, scherpen.
Aiyuiser (s\'), scherper worden.
Aigümcnt, ruw.
Ai[, m. knoflook, o.
Aile, f. wiek, v. vleugel, m. zwaard, o.
AilrS, gevleugeld.
Aïleron, m. vleugelbout, m. vin, v,
Aillade, f. knoflooksaus, v.
Ailleurs, elders, ergens anders, daar-
Aimable, beminnelijk.             (enboven.
Aimant, m. zeilsteen, m. magneet, m.
Airaanter, met den zeilsteen bestrijken.
Aimantin, magnetisch.
Aimer, beminnen,liefhebben, van hou-
den, begeeren, gaarne hebben.
Aiuo, f. lies, v. blaasbalgleder, o.
Alné, oudste, eerstgeborene.
Ainesse, f. eerstgeboorte, v.
Ainsi, derhalve, aldus, zoo, dus.
Air, m. lucht, », wind, m.voorkomen,
o. houding,
v. aria, v. lied, o.wijs,v.
Airair, m. kopererts, m. metaal, o.
Aire, I. deel, m.dorschvloer,m. ruim-
te,
v. roofvogelnest, o. windstreek, v.
Airelle, f. boschbes, v.
Airer, nestelen, zijn nest maken.
Ais, m. bord, o, plank, v.bordpapier,o.
Aisance, f. gemakkelijkheid, v. wel-
stand,
in. ruimte, v.
Aisances, f. p].sekreet, o. beste.kamer,
\' Ajse, f. gemak, o. tevredenheid, v. ^v.
-ocr page 18-
8                           AISE
Aise, vroolijk, verheugd, tevreden.
Aisé, gemakkeli/k, licht, bemiddeld.
Aisselier, m. draagband, m.bindstuk,o.
Aisselle, f. oksel, ra.
Aissotte, f, kleine bijl, v. disseltje, o.
Aisson, m. dreganker, o.
Ajournement, m. verdaging, v. dag-
vaarding,
v. ui\'(«let. o.
A ourner, verdagen, dagvaarden.
Ajouter. bijvoegen, toevoegen.
A outor foi, geloof slaan.
A ustcr, gelijk maken, rekenen, veref-
fenen, van pas maken, opsieren,
mikken, africhten.
Ajustoir, m. geldsuhaaltjc, o.
Alaiser, polijsten.
Alambic, m. distilleerkolf, v.
Alambiguer, vermoeien, kwellen, uit-
A!nn,*m. bulhond, m.              (pluizen
A langu ir, doen kwijnen, wegkwijnen
AJarguer, in zee steken
Alarme.f. alarm, o. schrik, ra. angst,m,
Alarmer, verontrusten, verschrikken.
AlbiHre, m. albast, o.
Alberge, f. vroeg* perzik, v.
Albipi-ile, witpootig.
Albran, ra. taling, m.
Albrener, eenden sr.hieten.
Albiiijineux, witachtig.
Album, m. album, o. stamboek, o.
Albumine, I. eiwitstof, v.
Alcali, in. alkali, o. loogzout, 0.
Alcalin, alkalisch.
Alce, f. eland, ui.
Alchimie, [. alchimie, t. goudmaker*-
kunst,
v.
Alchimiste, m. alchimist, m. goudma-
ker,
ra.
Alcohol, m. AIcool, m. zeer fijn poe-
der,
m. voorloop, ra. wijngeest, m.
Alcóve, t. alkoof, v.           (alcohol, m.
Alcyon, m ijsvogel, m.
A lil me (lettre), cursief!etter.
Ab\'-<ie, ui steunmuurtje, o.
A l\'encontre, tegen.
Alène, i. els, v. priem, m.
AI4né, visvormig,
Alentour, rondom.
Alentours, m. pi. omstreken, v. me.
Alerte, wuakznam, vlug, levendig.
Alerte, f. onverwacht alarm, 0.
Aléser, een stuk geschut boren.
Alésoir, m. getchutboor, v.
Alezan, m. roodvos, m.
AI.LU
Algéhre, f. algebra, v. stelkunst, v.
Algébrique, stetkunstig, algebraïsch.
Alcjébribte, ra. stelkundige, m,
Abjiile (fit\'vre), f. koude koorts, v.
Alque, f. zeewier, o. zeegras, 0.
AlidauV, \\. graadboog, m.
Aüf\'nahlo, tervreemdbaar.
Aliénation/*f. vervreemding, v.
Allóné, waanzinnig, krankzinnig.
Xliéaer, vervreemden, verkoopen.
Alignement./m. rij, v. hetopeene rechte
lijn schalen, o richt u\'.
AU ment, m.\\voedset, o. sp§s, v.
Alitnenler, onderhouden, voeden, spg-
zen, verplegen.
Alinea, ra. nieuwe regel, m.
Alinger (s\'), zich van linnen voorzien.
Aüqtiantc, onevenmatig.
Aliqnote, evenmatig.
Alilé, bedlegerig.
Alize, f lijsterbes, ».
Alizé (rent, m.)p passaatwind, ro.
Aiiiief, m. lijsierbesseboom, m.
AliniMr, zoogen.
Allécner, aanlokken, aantrekken.
Allée^ f. gang, m. laan, v. dreef, v.
Atlègi, f. lichter, m. scheepskameel, o.
Alli^jnr, verlichten, lenigen.
.\\ Jr-■■ i jr. ih,,,,!, ;-, kleiner maken.
Allegorie, t. beeldspraak, v. allegorie,
Aflégre, vaardig,vlug, opgeruimd, (v.
Alltigresse, 1. vroolijkheid, v.
Allfguer, aanhalen, bijbrengen.
AH»:Tuia, m. halleluja, 0.
Allemand, m. buitseher, m. duitsch.
Aller, gaan, reizen, rijden, varen.
Alliage, m. vermenging van metalen,*.
Alliance, f. verbond, v. vereeniying,\\.
.Min-, mi. verwant, m. bondgenoot, m.
Allier, m. patrijsnet, o.
Allier, verbinden, vermengen, huwen.
Alfirjalor, m. alligator, m.
A llitératfon, f, herhaling van dezelfde
letters of lettergrepen, v.
Allocatioo, f. goedkeuring van een post
op eene rekening,
v. bewilliging, v.
Allociilion.f. aanspraak,!, toespraak,*.
Alloilial, eigengeerfd, vrij.
Albmger, verlengen, vertragen.
Allonger (s\'>, langer worden.
Alloncr, totstemmen, vergunnen.
Alluchon, m. tand van een rad, m.
Allumer, aansteken, aanmaken.
Allnmette, (, zwavelstok,m.lucifer,m.
-ocr page 19-
ALLO
AMEN
y
Amaranle, t. amarant, v. duizend-
schoon,
v.
Amnriner, aan zee gewennen, beman-
nen.
Amarque, f. boei, v. ton, v.
Amarrage, m. het ankeren, o.
Amarre, f. kabeltouw, n.
Amarrer, vastmaken, meren.
An.arres, f. pi windboomen, m. me.
Amas, m. hoop, m. menigte, i. schaar,
Amasser, ophoopen, verzamelen. tv.
Amateur, m. liefhebber, m.
Am;.lrice, f. liefhebster, v.
Amanrose, t. zwarle staar, v.
Amazone, f. amazone, v, paardrijd-
ster,
v.
Ambages, f. pi. omwegen, m. me.
Ambassade, l. gezantschap, o.
Ambassadeur, m. gezant, m.
Ambassadrice, f. vrouw van een ge-
zant,
v. vrouwelijk gezant, v,
Amhesas, tn. dubbel aas, o.
Ambidextre, rechtsch en linkeeh,
Ambigu, m. mengelmoes, o.
Ambigu, dubbelzinnig, twijfelachtig.
Ambigu! té, f. dubbelzinnigheid, v.
Ambitiei\'.x, eerzuchtig, eergierig.
Amlution. f. eerzucht, v. eergierigheid,
v. heers\'kzucht, v.
Am bittonner, streven, dingen, najagen.
Amhle, m. telgang, m.
Arabier, den tel gaan.
Anii\'i -■;" ■■-, m. stompe hoek, m.
Amlwm, m. doksaal, f>. kansel, m.
Amhoui-hoirs.m pl.laarzenleesten.v.me.
Ambre, m. barnsteen, o. amber, m.
Ambré, amberkleurig, ambergeurig. \\
AmbrmrÏB, m. ambergrijs, o.
Ambioisit\', f. ambrozijn, o. godenspijs, ,
Ambulance, f. veldhospitaal, o. (v.
Anibul.mt, ronatrekkend, tondzwer-
vend, reizend.
Ambulatoire, verwisselend, onstand-
vastig, onbestendig.
rtmo, f. ziel, v. gemoed, o stapel, m.
Amélnncbo, f. misvelhoom, m, t
Amélioraiion, f. verbetering, v.
Améliorer, verbeteren.
Aménage, m. vervoer, o voerloon, o.
\\ u.\' ■. "I ■.!. -\'i t, m. boschbeheer, o.
Amei.de, v. boete, v. geldboete, v.
Amendement, n.. verbetering, v. wy-
sigtng, v.
Amender, beboeten, verbeteren, mesten.
Allumenr, m. aansteker, m. opsteker,w
Allure, f. gang, m. houding, v. tuamei
v. optuiging, v.
Allnsion, f. tinspeling, v.
Alluvion, f. aanslibbing, v. aanwas, m
Almanaeh, ra. almanak, v.
Aloès, m. aloë, v.
Aloijno, t. boeit v. ton, v.
Alm. ui. allooi, o. gehalte, o.
Alonfle, f. verlengstuk, o. aanhangsel
Alonyer, verlengen, vertragen.         (o
Alon<](>s, f. jil. kroonhout, o.
Alors, (of», alsdan, toenmaals, dan.
Alose, f. e//(, m. meiwscA, m.
Alnuette, f. /(•ewtwrt/r, m.
Alourdir, tuinnr mafajt, verdooven.
Aloiivi, onverzadelijk, uitgehongerd.
\\\' ■.ui. m. lendenntuk, 0.
AlpDabeti m. alphabtt, "o.
Altera bic, veranderlijk.                 ,
Allération, f. PtrraMdbtriitg, v. gemöeds
beweging,
v. uervn/scAino/, v.
Altercatiori, f. twist, m. oneeniqheid, v
Altérë, dorstig, bedorven, veranderd
bewogen, ontsteld.
Aliérer, dorstig maken, vervaUchen
veranderen, ontroeren.
Allérer (s\'), sleihter worden.
Alternntif, om beurten, afwisselend.
AKernation, f. afwisseling, v.
Alternaüve, f. keu», v.
Altemé, kruiselings geplaatst.
Altesse, f. Hoogheid, v. Doorluchtig
Altier, hoogmoedig, trotsch. [heid, v,
Altimétrie, 1 hoo-jtemeting, v.
Alumolle, f. lemmet, o.
Alumine, f. kleiaarde, v.
AJuinir.....x, aluinachtig.
Aluminium, m. aluminium, o
Alun, m duin, v.
Aluinere, f. aluinmakerij, v.
AUéole. t. tandkas, v. celletje, o. hol
lighrid, v. schaal, *.
Amabiliré, f. b-minnelijkheid, v.
Amarfou, m. zwam, v tondel, o.
Amadouer, liefkoozen, vleien.
Amaiijrir, vermageren, mager maken
mmger worden.
Amalifame, m. amalgama, o.
Amal(|amer, ineeusnielten, vermengen
Amatide, f. amandel, v. pit,v. kern,v
A man dier, m. amandelboom, m.
Amant, m. minnaar, m. vrijer, m.
Amante, f. minnares, v. vrijster, v.
-ocr page 20-
10 *                    AMEN
Amenor, brengen, aanvoeren, overre-
den, vlag strpken, zeil strijken.
Aménité\', f. lieftalligheid, v. minzaam-
heid,
v.
Améniser, dunner maften, afschaven,
Amer, bitter, droevig, hard.
Améncain, amerikaansch,
Amertutne, (. bitterheid, v. smart, v.
Anéthyste, f. amethist, m.
Ameu hl "ment, m. huisraad, o. meube-
len,
o. me.
AmeubJer, meubileeren, van huisraad
voorzien, meubelen.
Ameublir, losmaken, omzetten, in roe-
rende goederen veranderen,
Ameuter, honden koppelen, opruien.
Amfigouri, m. wartaal, v. nonsens, m.
Ami, m. vriend, m. galant,ra.
Aini, toegenegen, gunstig.
Amiable, vriendschappelijk, minzaam
Amiante, m. asfiest, o. steenvlas, o.
Amical, vriewf schappelijk.
Amict, m schouderkleed, o.
Amidon, m. stijfsel, v. zetmeel, o.
Amidonner, stijven, doorhalen.
Amip, f. vriendin, v.
Amignardcr, tiefkoozen, vleien.
Amiïaci1. stijfselathtig.                         
Amincir, dunner maken, verdunnen.
Atnint\'Ur, m. zoutmeter, m.
Amiral, m. admiraal, vlootvoogd, m.
Amiralc, f. admiraalsvrouw, v. ad-
miraalsgalei,
v,
Amirauté, f. admiraalschap, o. admi-
\\ missibl ■. verliesbaar. trattteit, v.
Amitie, I. vriendschap, v. gunst, \\.
vritiidschapsbeuiijs, o.
Ammoniac, m. ammoniak, m.
Amnesie, i. geheugenverzwakking, v.
Amnistie, f. algemeene vergiffenis, v.
AmnlsÜer, vergiffenis schenken.
Amodiateur, m pachter, ra.
Amodier, pachten, verpachten.
Amoirnlrii, verminderen.
Amoindrissement, m. vermindering, v.
Amolette, f. windhoomgat, o. spelgat,o.
Amollïr, week maken, zacht maken,
verteederen.
Amollir <s\'), week, zacht, verteederd
Amoiiceler, ophoopen.              (worden.
Amont, stroomop, oostelijk, ooste . . ..
Amorce, t. lokaas, o. taadkruit, o.
Amorcer, van lokaas voortien, kruit
op de pan doen. aanlokken.
ANAC
Amorcoir, m. steekboor, v.
Amorphe, tonder vorm, ongeregeld.
Amortir, verzwakken, dempen, afbe-
talen, aflossen, amortiseeren.
Amortissable, aflosbaar.
Amortissement, m. aflossing, v. amor-
tisatie,
v.
Amour, m. liefde, v. min, v. cupido,
Amourache?\' (s\'), verliefd worden, (ra.
Amourette, f. minnerijtje,o. vrijerijtje,
Amoureux, verliefd, vtrzot, teeder. \\n.
Amoureux, m. minnaar, m. vrijer, m.
Aniour-propre, m. eigenliefde, v.
Atnovible, herroepelijk, afzetbaar.
Amplnbie, m. tweeslachtig, halfslach-
tig dier, o.
Amphihologre, f. dubbelzinnigheid, y,
A ri.j.liii\'i\'i , m. wartaal, \\, nonsens, m.
Amjiliin.- i ine, i.alledaagsche koorts,*.
A mjiliitlji\' itre, in- amphitheater, o.
Ample, wijd, ruim, breedvoerig.
Amplpur, I. wijdte, v. breedte, v.
Ampliatif, uitbreidend.
Amplialion, f. uitbreiding, v. dubbel-
nummer,
o. duplicaat, o.
Atnplificatinii, f. uitbreiding, v. ver-
grooting,
v.
Amplilier, uitbreiden, verbreeden.
Amplitude, f. ruimte, v. wijdte, v.
Ampoule, f. blaar, T. puist, V, fle.sch, t.
fiool, v. heilige-oliefleschje, o,
Ampoulé, hoogdravend, gezwollen.
Am po ii lette, l\'. scheepszandlooper, m.
AmputatiOn, (. afzetting, v.
Amputer, afzetten.
Amulett.\', f. amulet, -v.toovermiddel, o.
Ammiitionner.t\'a\'i krijgsbehoeften voor-
tien.
Am ure, f. hals van een zeil, m.
Amurer, de halten toezetten.
Amusant, vermakelijk, onderhoudend.
Amusement, m. vermaak, o. tijdver-
drijf, o- bedrog, o.
Amuser, vermaken, ophouden, om den
tuin leiden, teleurstellen.
A musette, I. speelgoed, o. speelpop, v.
Amygdales, f. pt, heelktieren, v. me.
An, m. jaar, o.
Anabaptisme, m, leer der wederdoo-
pers,
v.
Anabaptiste, m. wederdooper, m. doop-
gezinde, m.
Anacalliartique, borsttuiverend.
Anachorete, m. kluizenaar, ra,
-ocr page 21-
ANIS
11
ANAC
Anachronisme, in. fout in de tijdre-
kenkunde,
v.
Anagoyique, geheimzinnig.
Anagramme, t. letterkeer, m. omzet-
ting van letters,
v.
Analectes, m. pi. bloemlezing, v.
Analepsie, I. herstelling der krachten,*.
Analogie, (. overeenstemming, v. over-
eenkomstigheid,
v.
Andluijique, overeenstemmend, gelijk-
Analogue, overeenkomstig. (vormt g.
Analyse, I. ontleding, v. oplossing, v.
AiialyitT, oplossen, ontleden.
Analytiqiie, oplossend, ontledend, ont-
Wikkelend, •inalgtisch.
Ananas, na. ananas, v.
Anarchie, f. regeeringhosheid, v.
Anale, f. anato, v. kaas- en boterkleur-
sel,
o.
Aiiathriiiatiser, »\'« den ban doen, ver-
vloeken.
Analhèue, m. ban, m. vervloeking, v.
Anatomie, f. ontleedkunde, v.
An itomiser, ontleden.
Anairope, f. walging, v. braking, v.
AiLiudie, f, sprakeloosheid, v.
Aneept, tweesitedig.
Aueétrèa, m. pi. voorouders, m. me.
Anclte, f. mondstuk, o. sleuf, v.
Ariché, gekromd.
Ancliois, m. ansjovis, v.
Anchylofe, f. gewrichtsvertamming, v
Ancien, oud.
Ancien, m. ouderling, m.
Aaciennement, oudtijds, eertijds.
Ancienneté, f. ouderdom, in. diensttijd,
Ancülio, f. attolei, v.                          (m
\'\\r\\cra\\i@,m.a>tkeryrondtm.anitcrrechitQ,
Ancre, I. anker, o toeverlaat, m.
Ancrer, ankeren, het anker werpen.
Ancrure,( kleine vouw m het laken,\\\\
Ainloiiille, f. worst, v. metworst, i.
Andouilter.m. takjeaan de hertehoorns,
Andonillette, t- fnkkadel, v.             (o.
Androgyne, m. tweeslachtig mensch, o.
Androide, m. automaat, ra.
ane, ra. ezel, m. boekbindersbak, m.
stormram, ra.
Anéantir, vernietigen. ,
Aniiaritissemerit, m. vernietiging, v.
Anecdoie, f. anekdote, v.
Mièe, t. ezelsvracht, v. hoornmaat, v.
Anémase, f. gebrek aan bloed, o.
Anémïe, I. berooving van bloed, v.
Anémo .... f Wind ....
Anémomètrc, m. windmeter, m.
A.iémone, f- anemoon, v.
Anerie, ï. ezeluchtigheid, v.
anesse, f. ezelin, v.
Aneth, m. dille. v.
Amkique, pijititiltend, bedarend.
Anévrtsme, in. sln\'/aderbreuk, v.
Aniractuenx, bochtig, hobbelig.
Aiiiracinosittf, f. kromte, v.
Angar, \'«■ wagentoods, v.
Ange, ra. engel, m. engelin, v. ketting-
Angt\'iiijue, engelachtig.         {kogel, na.
Ariiji\'loldtrie, f. engeienaanbiading, v.
Angelus, na. angelus, ra.
Angine, t. keelgezwel, o.
Anyiutomie, f. bloedvaatontleding, v.
AnglaU, engelsch.
Anytaiser, konstaarten, angliseeren.
Anyle, m. hoek, m.
Anyleux, t» een hoek vastgeklemd.
Anglicntme, m. enyetsch taaleigen, o.
Anglomane, engetsch gezind.
Angloïr, m. hoekmeter, m.
Angoisse, f. benauwdheid, v. tiels-
ungst,
ra. doodsangst, m. hartzeer,o.
Angoti, m werpspies, v.
Amjuïchure, i. jachtriem, ra.
Anguille, f. aal, m. paling, m.
Anguillère, I. palingvijver, m.
Amjulaire, hoekig, hoek....
Anquleux, veelhoekig.
Aliliék\'UX, kortademig.
Ameioche, t. belemmering, v. uitvlucht,
.luier, m. ezAdrijver, m.                    (».
Anil, m. indtgopiant, v.
Anilie, f. moiei-ijter, o. kruk, v.
Aiiimadversiuii, I. afkeer, m. haat,m.
berisping,
».
Animal, m. dier, n. beest, o. lomperd^.
Aiiimal. dierlyk, dieren..,.
Aninialcule, m. diertje, o.
Animalisalioti, t. verdierlyking, v.
Animaliser, verdierlijken.
Animalilé, I. dierlijkheid, v. dierwe-
Animateur, bezielend.                (zen, o.
Animation, f. bezieling, v. levendig»
heid,
v. gloed, m. warmte, v.
Animer, bezielen, aanmoedigen, aan-
wakkeren.
Animer (»\'). levendig worden.
Animosité, f, haat, m. verbittering, v.
vijandschap, v.
Anis, na. antjs, ra. muisjes, o. me.
-ocr page 22-
12                         ANIS
Anisette, f. anisette, ».
AnisodoMC, ongetyktandig.
A iiii.d, eenjaar durend.
Annales, |. |>J. jaarboeken, o.
Annaliste, m. jaarboeksrhrijver, m.
Annate, (. jaargeld re.cht, o.
Anneau,m. ring, m. krul.v. A\'roiiAcJ.m.
Amice, i.j\'iar.o jaarlijksclie inkomst,
Annelcr, krullen, kroezen.                \\v.
Aiiiteli-t, in. ringetje, o.
Annexe, (. aatdmnytcl, o. toevoegsel,
o. hulpkerk, v.
Annexer, aanhechten, bijvoegen.
Anniliiler, vernietigen.
Anniversaire, in. verjaar dag, m.jaar-
Anniversaire, jaarlijksch. (getijde, O.
Annonce, f. aankondiging, v. bekend-
making,
v. advertentie, v.
Anno.\'icor, aankondigen, hekend ma-
ken; afkondigen, aanduiden.
Annonciatioii, f. Maria-bood schap, v.
Aimotateur, m. aantetkenaat, m.
Annotalion, i. aanteekening, v. ge-
rechtelijke opschrijving,
v,
A noot er, aanteekenen.
Anmiaire, ra. jaarboek,O. almanak, ra-
AiiMii.\'l, jaarlijkse\'».
Annnilé, f. lijfrente, v. annuïteit, v.
A nu-1 l.i\'.\'i-, vernielt\'{haar.
Annuluire, m. ringvinger, m.
Annulairo, ringvormig.
Annulalmn, f. vernietiging, v. ophef-
fing,
v.
Annuler, vernietigen, te niet doen.
Anobli. geadeld, veredeld
Anoblis ■ <■ rui■:11. m. verheffing tot den
adelstand,
v. veredilimj, v,
Anodin, verzachtend.
Anomal, onregelmatig.
Anomalie, f. onregelmatigheid, v. af\'
wijking,
v. afwijkt ngthoek, w.
aiion, m. ezeltje, o. ezelveuhn, o.
;inonnement, m. het werpen van ttne
ezelin, o. stottering,
v.
flnonner, een czrlveulcn werpen, stot-
teren, stamelen.
Anonyme, naamloos, ongenoemd, on-
bekend, anonijm.
Ancdic, f. windvlaag ttit het Noor-
den, v.
Anse, f. handvatsel, o- oor, o. kreek,
\\. baai,
v, bocht, v.
Ansóatique (viHe, (.), hamestad, v,
Anspect, m. handspaak, v.
ANTI
Antaciile, m. tcgenzuur, o.
Antagonisme, m. tegenwerking, v. vij-
andschap,
v.
Antagonisle, m. tegenwcrker, m. (e-
genpartij, v. antagonist, m.
Antarctique, zuidelijk, tuide\'\', tuid....
Ante, t. windplank, v.
AnliW-demmeiit, te voren.
Antecedent, voorafgaand, vroeger.
Antecedent, m. eerste stelling, v. voor-
afuaand voorbeeld, o.
AntéC6*seur, m. professor in de rech-
ten,
m.
Antéchrist, m. antichrist, m.
AnL\'ciens, m. pi. tegenvoeters, m. me.
Antédiluvien, van voorden zondvloed.
Aiiti\'Ln-.iHicjiifl tegen het braken.
Antenne, i ra, v. dwarshout, o-
Antennes, f. pi. voelhoortitjes, o. me.
Antepérmltienne, op tweena de laatste.
Antérieur, vro\'\'<ier, vorig, eerste-
Anthologie, 1- btoemletinq, v.
Anthrupographio , 1. menschbeschrij-
vin<],
v
AnthropolitoS.M \\\\\\.versteende mensche-
lijke overblijfsels,
o. me.
Aitthropologi<*, 1. menschkunde, v.
Anthrouophaue, m. mensehenetir, m.
AnthropotomlO, f menschontleding, v.
Anti, vóór, tegen, anti...
Antiarthriuque, jichlverdrijvend.
Aiilicabinet, m. spreekkamertje, o.
Antichambre, (. voorkamer, v. tijka-
mer,
v spreekkamer, v.
Anlichretien, antichristelijk
Anlicipaiion, (. vooruitloopmg, v. voor-
koming,
v. inbreuk, \\. anticipatie, v.
Antleiper, vooruitloope», voorburig zijn,
inbreuk maken.
Antidater, een e dagteekcning ver-
vroegen, antedateeren.
Antidole, ra. tegengif, o. antidotum, o.
Antilope, f. antilope, v.
Anlimoine, m. sptegclglans, o. anti-
monium,
o.
Antipathie, i. tegenzin, m. afkeer, m.
Antlpbonaire, m. koorUoek, o.
Antipoile, m tegenvoeter, m.
AntHjuaiUe, (. oude vod, v. prul, v.
Anliqtiaire, m. oadheidketnier, m- oud-
heidsminnaar,
m. antiguarius, ra.
AttMque, oud, ouderwetsch, antiek.
Antiquilé, f. oudheid, \\. antiquiteit, v.
Antiseptique, bederfwercnd.
-ocr page 23-
APÏ\'E
13
ANTI
Aittisitcial, ongezellig.
Aiilillié,e, f. tegenstelling, v.
Anlre, m. hol, O- spelonk, v.
Anuiter ($\'), zich verlaten, door den
nacht overvallen worden.
Anus. m. aarsgat, o.
Anxiélé, f angst, m. bangheid, v.
Aorte, (. groote slagader, v.
Aoi\'it, m. Augustus, m. oogst, ra.
\'t
Aonler, rijpen.
Aoüteron, m. oogster, m. maaier, m.
k Apaiser, bevredigen, stillen, betlaren.
I Apanage, m, lijftocht, in. apanage, o.
1 eigendom, m. deel, o gevolg, o.
j A(i;nl, terzijde, afgezonderd, apart,
f Anatliio, f. gevoelloosheid, v. onver-
schilligheid, v.
Apalfaique, gevoelloos, onverschillig.
Apcpsie, t. gebrekkige spjj*verteriny, v.
Apeicevoir,bemerken, waarnemen, be-
speuren, gewaar worden.
.Vperco, m. kort overzicht, o.
Apérillf, afzettend, afdrijvend.
ApiTtemt\'rit, openlijk, klaarblijkelijk.
Ajn\'taJe. zonder bloemblaadjes.
.\\vL\'l\'<Sici;klei>ierworden,vcr)uin;lereti.
Aphélie, f. verste afstand eencr pla-
neet van de zon va. aph<liu>n.
o.
AphorUme, tn. korte spreuk, v. apho-
Apj, m. eppe, v.                     {ritme, v
Apic, steil, rechtstandig.
Apitoyer, mededoogen wekken.
Aplatiir. vlak maken, slechten, uit,den
weg ruimen, vereffenen.
Aplatir, plat maken, afplatten.
Aplomb, m. loodrechte richting, v.
vaüheid, v. uplomb, o.
Aposalypse, l. openbaring, v. Apoca-
lypsis,
v.
ApocAlyptiuue. geheimzinnig.
Apocope, t. afkapping op het einde
van een woord,
v.
Apocryphe, verborgen, twijfelachtig,
apocrief.
ApO\'.lietiqin\', omvedersprekelijk, onte-
gentegg-Hjk, apodictisch,
Apogée, m. verste afstand van de aarde,
m. hoogste toppunt, o. apogaetim,o
ApoinUuer, puntig maken.
Apoloqie, (. verdediging, v, verant-
woording,
v. lofrede, v.
ApophlheflflBe, in. zedespreuk, v.
Apoplenlk|Utf, geschikt voor beroerte.
Apoplexie, i. beroirte,v. geraaktheid,v
Apostasie, f. afval van het geloof, m.
Aposlat, m. afvallige, m. apostaat,ra.
Aposiille. f. kantteekening, v. nota, v.
\\po-t(\'l;it, m. apostelschap, o.
Apoitolique, apostolisch, pauselijk.
ApoMropiie, f. berisping, v. aanspraak,
v. we-jlatingsteeken, O. upostrophe, V.
\\po%tropher,aanspreken, berispen, het
weglatingiteeken plaatsen.
A postume, m. ettergezwel, o.
Apotheose, i. vergoding, v. apotheose,v.
Apotliioairu, m. apotheker, m.
Apitliicaïrerie,(.apotheek, v. artsenij-
kunde,
v.
Apólre, in. apostel, m. gezant, m.
voorstander, m.
Apparaitre . verschijnen, toeschijnen,
voorkomen.
Apparat, m. toestel,m. vertoon,o. woor-
denboek voor eerslbt\'ginnenden,
o.
Appareil, m. toerusting, v. toestel,ia.
verband, o. pQmp-uiger.
m.
Appireittage, m. het uit zeilen, o.
Appareiller, paren, onder zeil gaan.
Appareilleuse f koppelaars!er, v.
Apparemnent, waarschijnlijk
Apparence. f schijn, m. voorkomento.
waarschijnlijkheid,
v. spoor, o.
Apparenl. duidelijk, schijnbaar, waar-
schijnlijk, aanzienlijk.
Apparenté, bevriend, vermaagschapt,
verwant.
Appnrenter, vermaagschappen.
A| ;.!.!■■\'■, paren, koppelen, sorteeren.
Appariteur, ra. pedel, in. deurwaar-
der, m. kerkelijk gerechtsdienaar, m.
AppariÜon, f- verschijning,v. verschijn\'
stl, o. kort verblijf,
o.
Apparonner, roei en, ijken, peilen, met en,
Appartement, m. vertrek, o. woning,\\.
Appartenauce, i. toebehooren, o.
Appartenir, toebehooren, vertnaagtchap
zijn, betamen, passen
Appas, m. bekoorlijkheid, v.
Apji.it, in. lokaas, o. aanloksel. o.
Apjiauviir, verarmen, arm maken.
Appean, ra. lok fluit je, o. lokvoget, m.
Appel, oproeping der na: en, v. hooger
beroep, o. appel, o.
Appehnl, ra. appelunt,m. lokvogel,m.
Appelor, roepen, oproepen, dagen,
noemen, zich beroepen.
Appcnrtice, m. aanhangsel, O. appen-
Appeotls, m. afdak, o.
              {dix, o.
-ocr page 24-
11
APPE
ARAB
Appréteur, m. bereider, m. opmaker,
m. glasschilder, m.
Apprivoisement, m. temming, v.
Apprivoiser, temmen, bedwingen.
Apprnbatif, goedkeurend.
Approbation, f. goedkeuring, v. toe-
stemming,
v.
Approche, ƒ. nadering, v.aankomst,v.
Approclies, f. pi. loopgraven, v. me.
Approctier, nader brengen, naderen,
nabij komen
Approiondir, dieper maken, doorgron-
den, peilen.
Appropriation, f. bezitneming, v. toe-
eigening,
v. scheikundige vereeni-
ging,
v.
Approprier, inrichten, geschikt maken,
eigen maken, toeëigenen.
Approuver, goedkeuren, goedvinden.
Ajiprovisionnement, m. proviandee-
ring, v.
Appro-isionner, proviandeeren.
Approximatif, nabij kom end.
Approximation, f. benadering, v.
\\pproximer, nabijkomen, benaderen.
Appui, m. steun, m. hulp, v.
Appuyer, ondersteunen, stutten.
Appuyer i-\'ï. leunen, steunen, zich
gronden.
aprt», wrang, scherp, ruw, hevig.
Aprés, na, naar, naderhand, toen.
Apn>s-demain, overmorgen.
Api\'ès-diner, m. f. na den eten, na-
middag, m.
Aprè-;-midi, m. f. namiddag, m.
apreté, f. wrangheid, v. scherpheid, :■
v, ruwheid, v. gretigheid, o.          ;.
Apte, geschikt, bekwaam.                  •-
Aptère, vleugelloos.                             \\.
Aptitude, f. geschiktheid, v.
Apurer, reinigen, vereffenen.
Apyre, t porseleinaarde, v.
                t\';,v
Apyre, vuurvast.
Aquador. m. vliegende visch, m.
Aqnarelle, f water verf schilderij, v.
Aquatique, waterachtig, tot het water
behoorend, water ....
Aqnc, m. aak, v.
Aquedue, m. waterleiding, v.
Aquoux, waterig, waterachtig.
Aqnilin, als van een arend, gekromd.
Aquilon, m. noordenwind, m.
Arabe, arabisch.
Arabesques, f. pi. arabesken, v. me.
Appert (il), het blijkt, het is klaar.
Appesantir, verzwaren, log maken, dof
maken.
Appesantisscm.>nt, m. logheid, v. dof-
heid, v.
Apptftence, f. trek, m hevige\'begeerte,v.
Appéter, \'van nature l>elust zijn.
Apptible, tvenschelijk,begeerenswaar-
dia.
Appétissanl, smakelijk, uitlokkend.
Appüiit, m. eetlust, m. begeerte, v.
lust} m. drift, v. appetijt, m.
Appétitif, begeerte wekkend.
Appétttion, f. begeerte, v. lust, ra.
Apptfcer, lappen, verstellen.
Appiétrir (s ), in waarde verminderen
bederven.
Applatissetie, f. pletterjj. v
Applatissoir, m. pi et werktuig, o.
Applaudir, toejuichen, in \'de handen
klappen, applaudisseren.
Applicable, toepasselijk.
Application, f. vlijt. v. toepassing, v.
aandacht, v. applicatie.
Appliqiié, ijverig, vlijtig.
Applrquer, opleggen, torpassen, geven.
\' Appliquer (&\'), zich toeleggen, zich
Appoint, m. saldo, o.
           (bevlijtigen.
j Appointement, m bepaling, v. jaar-
wedde,
v.
1 Appointer, bezoldigen, bepalen. (o.
Apportage, in. draagloon,o.vrar.htloon,
j
Apoorter, brengen, medebrengen, aan-
{ dragen, berichten.
jApports, ra. pi.hetgeen de vrouw ten hu-
welijk medebrengt.
^Apposer, opzetten, opdrukken, aan-
j hechten.
                                            (v.
iAppo*Uion,t. op f etting,v. naastvoeging,
Apprtfrriable, waardeerbaar.
jiAppréciateur, m. schatter, m. tuaar-
li deer der, m.
\' Appnïciation, f. schatting, v. waar-
.1 aeering, v.
Apprécier, schatten, waardeeren.
jjAppri^hendcr, vangen, vatten, vreezen.
Appréhension, f. bezorgdheid, v. in-
fa hechtenisneming,
v. begrip, o.
Apprcndre, leer en. hooren, vernemen.
Apprdnti, m. leerjongen, m.
^pprontissafifi, m. de leerjaren.o. leer-
a tyd, m. leer, v. proefstuk, o.
Apprf\'t, m bereiding, v. opmaking, v.
^ppréter, toebereiden, gereedmaken.
-ocr page 25-
ARAB
ablc, bebouwbaar.
rnck, m. arak, m.
raignée, f. spin, v. tpinnekop, v
vogelnet, o.
raire, m. lichte ploeg, m.
mikiiji\', in. aanklamping, v. over-
zeiling,
v.
ramber, aanklampen, overzeilen,
ramcr, oprollen, op een raam span-
i\'Arasement, m. gelijkmatig, v. [tien,
fAraser, gelijkmaken.
■Arases, I. pi. kantstcenen, m. me.
Ar;iioire, tot den landbouw behoorend.
■ArbaKite, f. handboog, ra. voetboog, m.
Arbalétrier, m. boogschutter, m.
Arbitrage, m. scheidsrechterlijke uit-
spraak,
v. wisselvergelijking, v. ar-
bitrage,
v.
Arbitraire, willekeurig.
Arbitre, m. scheidsman, m. scheids-
rechter, m. ury\'t,\' wil, m.
Arbitrer, beslissen, schatten, regelen.
Arborer, planten, oprichten, hijschen.
^rboriste, m. boomkwecker, m.
Arbouse, f. haagappel, m.
Arbousse, f. watermeloen, m.
Arbre, m. boom,m. stander, ra. spil, v.
Arbiisseau, m. struik, m. heester, m.
Arbuste, m. struik, m. heester, m.
Are, m. *ooy, m.
Vicado, t. verwurfsel, o. gewelf, o.
Lrcaiifl, m. geheim middel, 0.
rcariéu, m. roo<( krijt, o.
vrcasse, f. spiegel, va. achterste deel
van een schip,
o. katrolblok, o.
"-boutant, m. steunpilaar, ra.boog-
1 \'«ar, ra. rui\'J, v. spaak, v.
I , m, boogje, o. /us, v. spalk, v.
5- siel, m. regenboog, m.
.#\'" ne, m. verouderde spreek-
t
         *■ arcAaïsmtta, o.
(fll d"), m. ijzerdraad, m. ko-
/" \'aad, m.
(fchanae, m. aartsengel, m.
e. I. brugbooq, ra. ar/t, v.
« chelet, m. M«trie drilbooy
ARK O
ir.
Archetype, m, ooripronkelijke vorm,
ra. oorspronkelijke stempel, m.
Archüvéche, in. aar(sbis(/o»i,o. aarfjt-
bisschoppelxjk paleis, o.
Archevéque, m. aartsbisschop, m.
Arclii, aart*—— groot, zeer, opper....
Archicliainbellan, m. opper kamerheer,
m.
Archichancelier, m. opper/rajiscfier.m.
Arehidiacre, ra. aartsdiaken, m.
Archiduc, m. aartshertog, ra.
Archiüuctió, m. aaits/Kirfoi/tfoni, o.
Arcliiduchesse, f. •t»rtih?,tQ<iiH, v.
Aruhitichanson, m. oupflrirAuxAer, m.
Arcliiépiscopal, aartsbisschoppelijk.
Archiépftcofat, m. aartsbisschoppelijke
waardigheid, v.
Arcliimandrite, m. klooster voogd, m.
A. ■ ini ■ ! i:.\',, m. sc/ioo/vt», m.
Archipel, m. archipel, m.
Archipresbyit^rial, aartspriesterlijk,
Archipresbytêriut , m. <iur(spries(er-
schap. o
Arcbiprt\'tre, m. aartspriester, m.
Architecle, m. architect, m. bouw-
meester,
m. bouwkundige, m.
Arcliitectonicjue, bowiufcun^tijj.
Architecture, f. bouwkunst, v.
Architrave, m. bindbalk, m. archi~
traaf, m.
Archives, f. pi. staatssehriften, o. me.
archief, o. archivarius, m.
Arclii visie, m. archief bewaarder, ra.
Argon, m. zadelboog, m. walboog, m.
Arctiijue, noordelijk.
Ardemment, vuriglijk, gretiglijk.
Vrdent, tra«(/(f»((, hevig, vurtg.
rVrdent, m. dwaallichtje, o.
Ardeur, f. hitte. v. gloed, m. hevigheid,
v. i/ri/f, v. yu«r, m.
Ardillon, m. gesptong, v.
Ardoise, f. lei, v.
Ardoisière, f. leigroef, v.
Ardu, steij, moetelijk.
Aiv. in. vierkc->ite roede, v. are, v.
Aréage, m. fan^mtrfuig, v.
ArtHaction, f. uitdroging, v.
Arénation, f. Atief znmiiimi, o.
Anine, f. zand, o. strijdperk, o.
Aréneux, zandig.
ArOole, f. klein vlak, o- kring om de
tepels, m. kring om de maan, m,
Areoraélre, ra. vochtweger. ra. vocht-
meter,
m. wcegglas, o.
biologie, f.
vudheidkunde, v.
* ^Jh\'oIoijuc, m. oudheidkenner, m.
I\'er, m. boogschutter, m, gerechts-
\'enttar, m.
\'•rot, m. boogschuttertje, o.
"t, in. sfrgfrifo*, ui. /,\'i|iwiï\'n:
ïi v. zwefitèart, o. drilboog, ra.
-ocr page 26-
Alt KR
Mi
All Hl
ArmJstice, in. wapenstilstand, m.
Armoire, f.kast, v. kas, v.
Armoiries, \\.p\\. geslachtswapens, o. me.
Armoise, f. bxjvoet, m. St.-Janskruid,o.
Arir.oiial, m. wapenboek, o-
Armur.;, I\'. wapemusting.y. wapening,
Armurier, m. wapensmid, m.          (v,
Aiüinali;,. m. geurig kruid, o.
\\.....\': .-i.ii\', geurig, welriekend.
Aiome, m. geur, m. reuk, m. aroma,
Aronde, f. zwaluw, v.                        (o
Arondel&l, m. zwaluwtje, o.
Arpailleur, m. goudzoeker, in.
Arpi^.je, m. het na elkaar aanslaan der
Arpenl, rn. morgen, o.           (tonen, o.
Arjienter, landmeten, groote stappen
maken, doorsta/ipen.
Arpenteur, m. landmeter, in.
Arqué, kroot, gebogen.
Arquubuse, i. vuurroer,o buks, v. bus,
Arqodmser, doodschieten.                  (v.
Arquel usier, ra. geweermaker, m.
Arquer, buigen, klemmen.
Arracher, uitrukken, uittrekken, los-
scheuren, ontscheuren, ontvoeren.
Arracheur, na. uithaler, m. uittrek-
ker,
in uitsnijder, ra.
Arractieuse, f. uitpluisster, v.
Arrangement, ra. schikking, v. raiiui-
regel, m.
Arranqei\', schikken, rangschikken, in
orde brengen, toetakelen.
Arrenter, op rente gtven, verpachten,
op rente nemen, pachten.
Arréages, m, pi. achterstallen, ra. me.
Amsiatión, f. gevangenneming, f. iif
hechtenisneming,
v.
Arrét, m. besluit, o. uittpraak, v. von-
nis, o. arrest, o. gijzeling,
v. sfi7-
kouding, v. rust, v, pal, v.
Arrété, m. besluit, o. slotrekening, v
A mi lemen t, m. ophouding, v. aanhou-
ding,
v.
Arrèler, tegenhouden^ sluiten, ophou-
den, in beslag nemen, aanhouden,
huren, bepjlen, besluiten, blijven
staan.
rréter (s\'j, blijven staan, zich ophou-
den, acht geven op.
Anlies, f. pi. godspenning, m ander-
Arriérc, m achtersteven, m. (pand, o.
Arrière, weg\', voort\', achter.. ■, na — ,
Arrière(en), terug, achteruit, {tweede.
Arriêit\', m. achterstallige schuld, v.
Arer, driftig worden, op het ank
Arére, m. molenas, v.
               (rijden.
Ar^te, f. viêchgraat, v. rand, m. baard,
Artjenl, ra. zilver, o. geld, o.
           (o.
Ai\'jjcnl.-, verzilverd, tilverachtig.
Argenter, verzilveren.
Arqenterie, o. zilverwerk, o.
Argeutier, m. penningmeester, m.
ArgenÜn, zilvera<.htig, zilveren.
Argentine, f. zilverkruid, o.
Argenture, f. verzilvering, v.
Arijilu, f. klei. v. potuarde, \\.leem,o,
Argileux, kle.iat.httg, kernachtig.
Argot, in. dievcutaal. v. doode ttik,m.
Argoter, het eind\'- der takken afkap-
Argousin, m. galeiwachter, ra. (pen.
Arquer. draad trekken Gevolgtrekking
maken, bttooi/en. berispen.
Arqiimüiit, 111. betoog, o. bewijs, 0. korte
inhoud, in. argument, o.
Arqunieiitaiion. f- bewijsvoering, v. re-
Set wist, m, betoog, o.
Argumenter, op gronden bewijzen, re-
detwisten, redeneeren.
ArgutM, I". spitsvindighcid, v.
Arlde, dor, droog, schraal, mager.
Aridité, f. dorheid, v droogte, v.
schraalheid, v. onvruchtbaarheid, v.
Ariette, f. kleine aria, v.
Aristarqiu-, m. kunstrechter, m. strenge
berisper, m. arUtarch, ra.
Aristocrate, m. aristocraat, m.
Aristocratie, f. aristocratie, v.
Arithméticien, m rekenkundige, m.
Arithmetiqm:, f. rekenkunde, v.
Aritlimi-iique. rekenkundig.
Aiiltmioniètre, m. rekenmachine, v.
Arleqnin, in. hailekijn, m. hansworst,m.
Arlequiiiade. f. kluebtspel, o- hanswor-
stenspel, o. harlekinadi-, v.
Aripadïlle, f. kleine vloot, v.
Armateur, n.reedertm.kaper,m kaper-
Armaturc, I. ijzeren beslag, a (schip,o
Arni», i. wapen, o. geweer, o.
Armee, f. lener, o heer, o.
Armejer, een svhip vastsjorren
Armeliue, f. hermelijnvet, o.
Armelui». [. hermelijn, m.
.\\ i iin\'n rui m.uitrwsting,v .wapening v.
Arméuicn, m. Armeniër, m. het arme-
nisch, o.
Armer, wapenen, uitrusten, bekleeden,
beslaan, ophitsen, werven.
Armet, m. helm, ai. stormhoed, m.
-ocr page 27-
ARR1
ikw-bttn,m.oproepinff der edellieden
ot den oorlog, v, achterban, m.
"TG-bouiiquo, f. achterwinkel, m.
ire-change, m. interest op inte-
t,m.
re-corps, m. achter gebouw, o.
■re-cour, f. achterplaats, v.
ri/Te-gatde, f. achterho de, v.
>Ve-ijoiït, ra. natmaak, m.
\'\'\'re-peiiséc,f. geheim voorbehoud,®.
\'tr<!\'\\is:y\'n-nU,m.achter-kteimoon,m.
rriérer, uitstellen, ten achter raken
ii\'re-saison. f. najaar, o. herfst, m.
niage, m. stuwing, v. stapeling, v.
mer, stapelen, schikken, stuwen.
riser, het zeil strijken,
rrirage, m.aanlanding, \\. aankomst,
rrivc.\', f. aankomst, v.
                    (\\.
Irrivcr, aankomen, gebeuren.
rrogammciti, aanmatigend, trotsch.
\'rogaiice, f. trotschheid, v. aanmati-
\'ji»g,
v. verwaandheid, v.
l ■i\'oijant, trotsch, verwaand,
t
\'rogn (s\')f tich aanmatigen,
t
roi, m. trein, m. stoet, m.
f i\'oniiir, ronden, rond maken.
*
■\'■ondissümont, m. rondmaking, v.om-
\'rek, m. arrondissement, o.
flrrosement, besproeiing, v. bevochti-
9ing,
v. begieting,
ASSA
17
Arlificier, m. vuMrwerAmafrer, m.
Artificieux, listig, loos.
Artillerie, ƒ. j/tttc/ivf, o. artillerie, v.
ArtiNeur, m. artiJ(msf,m.A-ons(a(»eJ,m.
Arliiiimi, m. bezaansmast, rn.
Artisan, m. /irt>jtftvertama», m. tna-
fcer, m, oortaafr, v.
Artison, m. hout wurm, m.
Artisonné, uiurmsid\'ij, pierstekig.
Artfote, m. kunstenaar, m. artist, m.
Arlorionr>iqiit>, f. broodzetting, v.
Artopliaije, hroodetend.
Arum, m. kalfsioet, m.
mdinacó, rietachtig, riet ....
Aruspke, m. wichelaar, m.
As, m. aas, o. oog. o.
Asbest, m. asbest, o.steenvlas,o. (me.
Ascariilcs, m.pl. ingewandswurmen,m.
Ascendant, m. opgang, m.gezag, o. in-
vloed,
m. trek, m. bloedverwant, m.
Ascension. f. opklimming, v. opstij-
ging,
v. hemelvaart, v.
Ascète, m. streng-vroom man, o. as-
ceet, m.
AscétK|ue, ascetisch.
Asciens, m pi. schaduwloozc menschen,
Ascite, I. buikwaterzucht, v. (m. me.
r\\siaii(jii.«, aziatisch.
Asile, m. toevluchtsoord, o. schuil-
plaats,
v, asyl, o.
Aeine, ezelachtig.
Aspect, m. aanblik, m. voorkomen, o.
Asperge, f. asperge, v.
Asperjjer, besproeien, besprenkelen.
Asperges, m, wijwalerkwast, m.
AspétTté, (. ruwheid, v. oneffenheid, v.
Asiiersion.f. besprenkeling, v.besproei-
ing,
T.
Asptisoir, m. wijwalerkwast, m.
Asplialtc, m. aspkaU, o. jodenlijm, y.
Asptiodt\'le,m. affodil,y. goudwortel,m.
Asphyxie, f. berooving van gevoel en
beweging, v. verstikking, y,
AsphyxÏT, HU gevoel en beweging
berooven, stikken, verstikken.
Aspic, m. adder, v. lavendel, v.
Aspirant, m. dinger, m. aspirant, m.
Atpiratlon, f. inademing, v. 2uiging,
v. ademhaling, f. verlangen, o.
Aspirnr, ademen, deletter h doen ho>-
ren, verlangen, dingen.
Asple, m. haspel, m.
Assablement, m. verzanding, v.
AÏnbler, verzanden.
a,;.„
, besproeien, begieten.
Afi\'osoir, m. gieter,
}TS(;ri?\'i m. arsenaal, o. tuighuis, o.
Api\'nic, m. rattenkruit, o.
*»\'l. m. Awnsr, v. (it\'Awadmheirf, v.
Wliie, f. slagader, v.
Vlériole, I. slagadertje, o.
ytt;riotomie, f. slagaderopening, t.
■rtesim, artesiaansch.
*wite, f. jicht, v.
Lhritique, jichtig.
tichaut, m. artisjok, v.
ticle, m. artikel, o. lidwoord, o. ge-
wricht,
o. gedeelte, o. afdeeling, v.
P">i(, o. post, m.
*tictilaiic,t»/) degewrichten betrekking
\'•ebbende, gewrichts ....
\'iculaiion, |.gewrichtsverbinding, v
mvricbt, o. duidelijke uitspraak, v
ticuler, duidelijk uitspreken, ont
touwen, bevestigen.
lifice, m. vaardigheid, V. ftnHSf, v.
hendigheid, v. <isf, v.
"Ciel, AnnslmaJiy.
F.-H.
-ocr page 28-
ASTH
Assimulation, f. geveinsdheid, v.
Assise, f. steenlaag. v. trap, m.voeg, v
AssUes.f pi.rechterlijke zitdagen,m.w,(
Assistance, f. bijstand, m. hulp, v. bij
woning, v. publiek, o.
Assistant, m. medehelper, m bijwo
ner, m. assistent, m.
Assister, helpen, bijwonen, assisteeren ]
hStO, ™. helsche steen, m.
Associalion, f. vereeniging, v. deelge*\\
nootschap, o. maatschappij, *.
Associri, m. deelgenoot, m. vennoot,i
AnOCier, tot deelgenoot nemen, vc
binden, vereenigen.
Associer, (s\'), deelgenoot worden, tii
verbinden, zich mjssocieeren.
Assommant, lastig f vermoeiend.
             .\\
Assommer, doodslaan, lasli// zijn.         ^,
AfïOtlimoir, m. vossenval, v. ploerten- ,
donder, m.
AssompliOn, f. Maria Hemelvaart, v. 1,
Assonnnnce, f. onvolkomnne gelijkltu^
dendheid, v.            4-
Assonnant, onvolkomen gelijkluidend.^
Assortir, sorteeren, bij elkaar voegen ,-
passen, overeenkomen.
Assortir \\fi\'), zich schikken, zich voegen j
Assotcr. verzot maken.
                          »
AsSOUpIr, slaperig maken, stillen, dem\'
pen, verdooven.
ASMDpi*Mm«nt, BB. slaperigheid, v
verdooving,\' y, ongevoeligheid, i. j|
A?soujilir, buigzaam maken, temmen j
Asfoindir, verdooven.
                            At
Assoardir (^)^daof worden.                 ^t
Assouvir, verzadigen, voldoen.            At
Assouvi5cemenl, m. verzadiging,*, vv- Ai
doening, v.                                           A4
Assujettir, onderwerpen, bevestigen. A
Assujettissement, m. onderwerping,
A —nri ■■!-, neuten, aannemen.
AssurancL-,1. assurantie,*, verzekerin: A
v. stoutmoedigheid, v. driestheid, 1
Assurément, zekerlijk, gewis.
Assurcr, verzekeren, vastmaken,beve\'
Ugen, assureeren.
Assurer (•\'), zich van iets verzekeren
zich meester maken.
Assuretir, m. verzekeraar, m. assura-1
Annrgent, klimmend.         (deur, m
Astelle, f. spalk, v.
Aster, m. aster, v. sterréhloem, y.
Astérisquc, m. sterretje, o.
Aslhmatique, aamborstig, kortademig
is
AS SA
Assa-foeti<Ja, m. duivelsdrek, m.asa-
Assaillant, m. aanvaller, m. (foetida,*.
Assaillir, aanvallen, bestormen.
Assainir, gezond maken.
Assainissenncnt, m. gezondmaking, v.
Assaisonnertient, m. kruiding, \\. toebe-
reiding, x. vernangenaming,
v.
Assaifonnor, kruiden, toebereiden.
Assaisin, m. moordenaar, moorder, m
Assassin , moorddadig , moordend ,
moord
....
                      %
Assassin.it, m. moo d, va. vermoor-
ding,
v. sluipmoord, m. doodslag, m,
Assassiner, moorden, vennoorden.
Assaut, m. aanvat, m. bestorming, v.
ichermoefening, v. assaut, m.
AsscnihliHjo, m. vereeniging, v. verza-
meling,
v. verbinding, v.
Assemblee, l. vergadering, v. samen-
komst, v. gezelschap, 0.
Assem Ijler, verzamelen, bijeenbrengen,
vergaderen, samenvoegen.
Assener, tot brengen, raken, treffen.
A-■■■■(.!m ,■!,[. m. toestemming, v. in*
williging,
v.
Assenlir a, loet-temmen, inwilligen.
Atseoir, nederzetten, leggen, plaatsen.
Asïeoir (s\'), zich nederzetten, gaan
zitten, plaats nemen.
Assermenter, beeedigen.
Asiertioit, I. bewering, v. voorstel, o.
Asservir, onderwerpen, dienstbaar ma-
ken, bedwingen.
Asservissement, ro. slavernij, *. onder-
werping,
v. verslaafdheid, v.
Asscsseur, m. astessor, m. bijzitter, m.
Asséyeur, m. schatter, m.
Assez, genoeg, tamelijk, vrij. redelijk.
Assidu, gestadig, vlijtig, aanhoudend.
AfSMhute, f. ijver,m. naarstigheid, v.
aanhoudende vlijt, v. volharding, v.
Assiérjcr, belegeren, omringen.
Assiette, i. gesteldheid, v. ligging, v.
bord,
o. onderlaag, v. steumtok, Dl.
Assiet1*)e, f. bordvol, o.
Assignal, ra. aanwijzing op vaste goe-
deren,
v. papieren geld, o. assig-
naat,
o.
As>mnation, f. bestemming, v. aan-
wijzing ter betaling,
v. dagvaarding,
v. assignatie, v.
Assigncr , aanwijzen, bepalen, dag-
vaarden, assigneeren.
Aüsimiler, gelijkmaken, vergeleken.
-ocr page 29-
ATTE
18
ASTU
ithme, m. aamborstigheid, v. kort-
ademigheid, v. asthma, o.
1 Iragale, m. astragaal, m. groot hiel-
been,
o.
-tral, wat tot de sterren betrekking
heeft, sterre. . .., zonne
. .. .
\'tic, m. ster, v. hemellichaam, o.
-treinilre, verplichten, verbinden.
•Lrictinn, f. samentrekking, v.
^Iringent, samentrekkend.
■trolabe, m. astrolabium, o.
strolatrie, f. aanbidding der ster--
slrologie.f. sterrenwichelarij,v. astro-
logie,
v.
strooom*, m. sterrenkundige, m.
slronomie, 1. sterrenkunde, v.
Astrostntiquo, f. sterrenloopkumle, v,
sliice, f. geslepenheid, v. slimheid,
v. arglistigheid, v,
stncieux, geslepen, slim, arglistig.
i syle, m. xvijkplaats, v. toevluchts-
oord, o. asyt,
o.
i symptote, I. asymptote, v.
i teller, m. werkplaats, v. schilderka-
mer, y\\ atelier, O.
i telle, f. faam, o.
««■rraoiemeiit, m. uitstel van heta-
\\lin9* o.
Alermoyer, uitstel van betaling ne-
l*»en, schikking maken.
fl|h(Si>, m. godloochenaar, tn. aïhets\'.m.
Aphüisme, m. godloorhenarij, v. athets-
Alliè\'rióe, m at/tetiaeum, o. (mtf, o.
4?lilèie. m. kampvechter, ra. athleet,m.
«hlptique, sterk, krachtig, forsvh.
«ïlitétiquc, f. kampvechterskunst, v.
Atramentairi1, f. atramentsteen, m.
, m. haardf m. haardstede, v.
Atroce, gruwelijk, wreed.
Atiocité, f. gruwelijkheid, r. wreed-
Alrope, f. doodshoofd, o. (beid, v.
Atrophie, f verzwakking, v. uitte-
ring,
v. verdorring, v.
Attablor, aan tafel zetten.
Attaché, f. band, m. snoer, o. riem,
m. haak, m. gehechtheid, v. gene-
genheid,
v. toestemming, v.
Attachement, m. gehechtheid, v. ge-
negenheid,
v. ijver, m.
Altachor, vastmaken, hechten, boeien.
Attaque, f. aanvat, m aanranding, v.
Atlaqucr, aanvallen, aantasten, aan-
Atlaidcr (s\'ï, zirh verlaten, (randen.
Atteimlre, bereiken, raken, verkrijgen,*
Atlointe, f. bereiking, v. verkrijging,
v. aanval, m. slag, m.
Attelage,\' m. span, o. tuig, o.
Atteler, aanspannen, inspannen.
Attelln, I. spalk, v. strijkbord, o.
AlteJoire, f. dissrlpin, v.
Altenant, belendend.
Attcndant (en), ondertusschen.
Attendre, wachten, verwachten, hopen.
Attendrir, weekmaken, vermurwen,
verteederen, verzachten.
Attendrir (s\'), week worden, geroerd
worden, aangedaan worden.
Attendrissement, ra. verteedering, v,
aandoening,
v. mededoogen, o.
Altendn, aangezien, vermits, dewijl,
Attentat, m. aanslnq, m. inbreuk, v.
Attente, f. verwachting, v. hoop, v.
Attenter, een aanslag doen, inbreuk
maken.
Atlcniit,opmerkzaam, aandachtig, op-
lettend.
At tention, f. opmerkzaamheid, v. 6e-
leefdheid, v. attentie, v.
Attrtnuant, verdunnend, verzachtend.
Attónuation, (. verzwakking, \\. ver-
dunning,
v. verzachting, v.
Atl^nuer, verdunnen, ver zacht en ^er-
zwakken, uitteren, verminderen.
AttfVrage, m. landingsplaats, v. het
aanlanden, o.
Atterrer, op den grond werpen, neer-
slaan.
Atlerrir, landen, aanlanden.
Atterrissement, aanspocling, t. vee
zanding, v,
ntique, atlantisch
s, m. atlas, m. kaartenboek, o.
itlas,
o.
mospliére, f. dampkring, m.
ome , m. ondeelbaar stofje , 0.
toom o stofdeeltje, o.
imisme , m. leer der ondeelbare
tofdeeltjes, v.
■ ^ui", m. opschik, m. rersiVraef, o.
I >iirner, opschikken.
ui, m. (reef, m.
tbibün , zwartgallig, galachtig,
""(armoedig.
\'abile, f. swarfc o«J, v. zujan»*motf
\'*<lh*id, v.
\'abllieux, zwartgallig, galverwek
-ocr page 30-
AÜMO
wa« een vreemdeling, o. onverwach
voordeel,
o. buitenkansje, o.
Aube, f. dageraad, m. het krieken vtn
den dag, o. albe, v.
Anbépine. f. witte haagdoorn, m.
Anberjje, f. herberg, v.
Aiiberijhle, rn. herbergier, m.
Auberoii. m. kram van een slot, v.
Atiheronit\'re, l. sluithengsel, o.
Aubier, in. watervlitr, v. spint, o.
Aubifoin, m. blauwe koornbloem, v. \\
Aubin, m eiwit, o. gebroken gang vau
een paard,
m.
                                     *.
Aubiuer, half draven en half galop\\
peeren.
                                                  j
Ancan, geen, niemand, eenig.iemanilj,
Aucinement, in het geheel niet.
         fl
Aucnrs, sommigen, eenigen.               .
Audace, (. stoutheid, v.vermetelheid,\\*
Audacieux, stout, vermetel
Aiidience, f. gehoor, o. rechtszitting, \\J
gehoorzaal, v. publiek, o.
                ?
Audiencier, m. deurwaarder, m. ï
Auditeur, m. toehoorder, m. audi*
teur,
m.
                                               1
Auditif, tot het gehoor betrekking he\'u.
bende, gehoor
...
                             .
Auilition, f. verhoor, o. hooren, «y.
nazien, o.
Atloslation, f. getuigschrift, o. altes-
tatie,
v.
Al tester, getuigen, bewijzen, tot ge-
tuigen roepen.
Attiédir, lauw maken, verkoelen.
Alticdir (s\'), verkoelen, verflauwen
Attiier, opschikken, optooien.
Attifet, in- hoofdsteraait, o.
Atiirail, m. toehehooren, o. toestel, m.
tuig, o. nasleep, m. bagage, v.
Attirer, tot zich trekken, verlokken,
bekoren.
Attirer (s\'>, zich op den hals halen.
Altiser, aanstoken, opstoken, oprake-
len, opporren.
Attiseur, m. stoker, m. opstoker, m.
aanhitser, m.
Attisoir, m. vuurbaak, m.
Anisonnoire, i. ovengaffel, T. pook, m
Attitrer, aanstellen, beroepen, last ge-
ven, omkoopen.
Attitude, f. houding, v. stand, m,
Altouchemeut, m. aanraking, v. be-
voeling,
v. aanslag, m.
Attouclier, verwant zijn.
Attraclif, attracteur, aantrekkend.
Atlraction, i. aantrekking, v.
Atiraire, aantrekken, aanlokken.
Attrail, m. aantrekking, v. bekoorlijk-
heid,
v. prikkel, ra.
Atlrajie, f. val, v. valstrik,m. grap,v.
fopperij, \\. takel,
m. yroote tang, v.
Attraper, vangen, betrappen, inhalen,
verschalken, begrijpen.
Attrapelte, l. grapje, o. fopperijtje,o.
AttrapoJft), f. vol) v. list, v.
Attrayant, aantrekkelijk, aanlokkelijk.
Attribuer, toeschreven, toeêigenen,
Attribut, m. kenmerk, o. eigenschap,
v. merkteeken, o. gezegde, 0. attri-
buut,
o.
Altribution, f. hetgeen iemand toege
schreven wordt, o. voorrecht, o.
Attristei\'. bedroeven.
Attrition, f. wrijving, v. berouw, o.
Attroupement. in. samenscholing, v.
Attrouper, oploop verwekken, verza-
melen, samenrotten.
Attrotipei (s\'), samenschólen.
Aubade, f. ochtendmuziek, v. standje,
,. o. geraas, o.
Aubain, m. vreemdeling, m. buiten-
landerf m.
Aubaine, f. recht op de nalatenschap
Auditoiie, m. gehoorzaal, v. toe.hooi
Vi
ders, m. auditorium, o.
Ange, f. bak, m. trog, ra. krib, v. i
Auijée, f. een trogvol, m.
                    . j
Aiijjet, m. bakje, o. zaadhakje, \'.
einde van een tremel, o.
                 £\'
Aunment, m. bijvoeging, v. vermee.
dering, v. aanwas, m.
                     .
Auijmeutatif, vermeerderend.
Aitrjmentation, t. vermeerdering, v. 3
Aiigmcnler, bijvoegen, vermeerderen *
Auyural, tot de vogelwichelary betrek
king hebbende, wichelaars. ... .?
Aucjure, m. vogelwichelaar, m. voor*
spelling, v. voorteeken, o.
Auf)urer. voorzeggen, voorspellen, i\' !
opmaken.
                                            . J
Auijuste, verheven, grootsch, doo"
luchtig, eerwaardig, hoogwaardig-
Aujourd\'hui, van dang, heden.
Auliqtie, tot het hof behoorend, hof-\\
Auliqtie, f. theologische stelling, v.
Aulne, ui. elzeboom, m.
Aulof, te loef.
Aumone, t. aalmoes, i. geldboete, v
-ocr page 31-
AVAN
"21
■nnuicr, m. aalmoezenier, m. veld
irediher,
m.
het meten met de el, o.
boorlingen, m. autochthonen.m. me.
Autographc,in. eigenhandig geschrift,o.
Automate, m. zelf bewegend kunst-
werk, o. automaat,
m,
Autrnnti.il, herfstachtig.
Automne, m, f herfst, m. najaar, o.
Autonomie, f, r^cfif (o( zei f regeering, o.
Autopsie, f. schouwing, v.
Autorisalion, f. machtiging, v.
Autoriser, macAtt</en, wsfftj/en, «c-
krachtigen, volmacht geven.
Autorité, f. gezag, O- macht, v.
Autorités, m. pi. bewindslieden, m. ru-
geering, v. autoriteiten, v. me.
AutOUr, r««r/uffl, O\'H.
Autour, m, havik, in.
AutoursiiM\\m. a/VtVM*r van Aavifceu.m.
Autre, ander, tweede.
Autrofois, eertijds, weleer, vroeger.
Au trom ent, anders.
Autre part, elders, ergens anders-
Autruche, E. struisvogel, m.
Autrui, m, et» ander, m. iemand ad-
ders, m.
Auvent, m. luifel, v.
Auxèse, f. vergrooting. v.overdrijving,v,
Auxiliaire, helpen, tot hulp dienend,
hulp ....
Avachir (s1), rfifc ivor(/<?»T s2«p word*».
Aval, necfcrwaarfj, strooomafwaarts.
Aval, in. onderteekening van een wis-
sellirii\'f, \\. borg, m.
Avalage, m. hrf afvaren van eene ri-
vier,
o. /itït i#t ee» kelder nederla-
ten, 0-
Avalaison, f. tcafttrval, m stortvloed,!*].
Avalanche, Avalange, (. srtöf«umoil(m. ;
Avalassc, £. n-.iia-\'-nl. in stortvloed, ui,
Avaler, uerzwtf/yt\'H, wcrsfift/ct\'», stroom-
afvaren, nederhangen.
                    (v.
4valies, f. pi u»o/ va*i (j<rii doorf st\'Aiap,
Avaloirft, f- wy\'Jtf opentnj, v. zwelger,
m. s(aar(rit\'»t, in. stamper, n.
Avaluie, f. apoHüj/^swt;!,o. overhoef, in.
Avance, (. uitstek, o. voorwi\'tïy», o.
voorsc\'iot, o voorrfeL\'t, o.
               (o.
Avances, f. pi. eerj(e schrede, v.aanzoek,
Avancée, f. voorposf, m.
Avancemcnt, in. vordering, v. bevor-
dering,
v. opkomst, v. voorwitbeta-
Ii»3, v.
Avancer, verfcfiasïdH, bevorderen, voor-
uitbetalen, uiten,vooruitgaan, vorde-
ren, voortgaan, vooruitsteken.,
A
lic,
at, v.
i, f. elzenbosch, o.
f. el, v.
m. elzeboom, m.
, f. alantswortel, m.
\', )/(e( </e ü( meten.
nette, f elzenbosch je, o.
A
leur, m. gezworen meter, m.
Kiravant, (e voren, vroeger.
pis aller ten ergste genomen.
>rès, naip, frj)\', (/(cft( ftj;
éole, f. glorie, v. stranlkrans, m
iculaire, va» he( oor, oor. . . . ge-
\'■oor
....
i
A
•A
\'A
\'\\
,.
Vut
Vu -,.
A«fi,\'.
ulaire (concession, f), oorbiecht, v
ale, f. aurikel, v.
ère, gout/voortbrengend, metgoud
l^ril, langoorig.
             {gemengd.
eau, m. klatergoud, o.
e, f. avorut(, v.
e, f. ft(?( morgenrood, o. dage-
d, ra. oosten,
o. aurora, v.
e-boréale, f. Moorder/tc/j(, o-
l talion, (. /iooröM, o. hti.-\'.cvu d.
co, m. uoyWufi\'c/ieïaar, m. voor-
en,
o. voorspringt, v,
ces. m. pi. begunstiging, v. voor-
icht, o.
ciiif, I. vogelwichelary, v.
i ooA\', hos, tfve».
ot, dadelijk, aanstonds, zoodra-
\', m. zuidenwind, m.
e, gestreng, stuursrh, wrang.
. \'ité, f gestrengheid, v. streng-
lt\'i v. stuurschheid, v. wrangheid,
,,4Jlral, zuidelijk, zuider.
                 (v.
in, in. xutoënwinrf, m.
\'il, cwewzoo, zootice/, zoozeer.
w
\'■>, m. H/faur, o. ow(cr, o.
\'iir, m. stichter, m. bewerker, m.
I«er, ni, oorsprong, m. oorzaak,
schrijver,
m. schrijfster, v. au-
lenticité, f. echtheid, v. (tewr, m.
lontique, ecfcf, oorspronkelijk, ge-
ofwaardig, authentiek.
■entiquer, wettigen, bekrachtigen.
* ïbio
"li\'apliie, f.\' etfftfH levensüe-
\'Cva^,m.zei fhe.ersclier,in.autocraat,
•cratie, f, zelfbehccrsching, v. (ra.
<=l|tliones, ra.pl. oorspronkelijke in-
-ocr page 32-
22                         AVAN
Avancer (s*), voortgaan, vorderen, üch
uitstrekken.
Avanie, f knevelarij, v. hoon, m. be-
leediying,
v.
Avant, vóór, vroeger, eerder, ver in,
voor
..... buitenste.
Avant, m. bo-\'g, m. voorsteven, m.
Avanl (an), fooruif, voorwaarts.
Avantage, ra. voordeel, o. voorrecht, o.
A vanlager, bevooi dealen.
Kv&»ltaeüx.tvoordeeHg,nuUigtbluffend.
Avant\'bec, in. stooinbreker, ra. ij--
breker,
m.
A vanl-bras, m. voorarm, in.
Avaiit-coeur, va. hartkuit, m.
Avanl-co.ps, nu. voorgebouw, o.
Avanl-cour. i. voorhof, o voorplein, o.
Avant dcrnier, voorlaatste.
Avanl-duc, m.uuaft<>t.T&, o. steiger, m.
Avant-faire-droit, m. voorloopige uu-
spraak,
v.
Avant-ijai\'ile, f. voorhoede, v.
Avant-üoi\'it, in. (\'"»;■.-;;,,.,/,, tn. voor-
Avant-iuer, eergisteren.          iproef, v.
Avantjn, m. afgesneden wijngaard-
rank je.
o.
Avant-jour, m. ochtends-kentering, v.
Avaitt-main, t. voorhand, v. palm, v.
Avant midi, m. voormiddag, m.
Avant-mut-, m. voormuur, ra. buiten-
wal,
m.
Avant-pail. f. vooruitmaking, v. voor-
uitgift,
v.
Avant péclie, f. vroege perzik, v
Avant-pfod,ra. voorvoet, m.bovenleder,
Avant-|)üi[jnet, m- voorvuist, v. (o.
Avaiil-potc. m. voorpost, tn.
Avant-propos, m. voorbericht, o. voor-
rede,
v. inleiding, v.
Avant-qnart, tn. voorslag, m. klik, m.
Avant-sci\'iie, f. voorgrond, m.
Avant-tntin, m. voorstel, o
Avant-veil Ie. f. dfft; \'ingt;/* /<; voren.
Avare, gierig, hebzuchtig, vrekkig.
Avare, m. gierigaard, ra. vivft, ra.
Avance, (. gierii/heid, v. hebzucht, v
Avaricicux, gierig, vrekkig, hebzuchtig.
Avarie, f averij, v. teeschade, v. Aa-
venretht, o-
Avarié, op ït\'ti Itesihirtigd.
A vaste, /iouJ epJ .s(op.\'
Avatar, m. vleesch wording, v.
A-vau-JViu m«f ^f*i droom.
Ave, m. weet gegroet, m,
AVIS
Avec, met, mede, benevens, bij.
Avclanéde, t\'. schil van eikenhout, v.\'£
Aveline, f. hazelnoot, v,
Avelinier, ra. hazelnoteboom, m.
AvéiMge, m. havereijns, m.
Avenant, aanvallig, voegzaam.
Avenant (a I\'), naarmate, gebeurende
AvOtiument. ra. aankomst, v.bestijgi)"j&
\\. verheffing, v.
Aveair, m. toekomst, v. dagvaarding.\\
Avcnir (il 1\'), voortaan, na dezen.
Avttnlr, gebeuren, voorvallen.
Avcnt, m. advent, ra.
Aveniure, m. avontuur, o. lotgeval,<&
loevat, o. geval, o
Aventurer, wagen.
Aveu\'urier, m. avonturier, ra. gelul\\
zoeker, tn.
Avenlurine, f. goudAeen, m.
Avi\'ini, gebeurd.
Avenue, t. toegang, m laan, v. weg, n%
Average, in. fltfl gemiddelde, o.
          V
Avere, (t^uit;:*"/), betoond
Avérer, bewijzen, waarmaken.
Arerse, f. stortregen, m.
Aversion, f. afkeer, m. tegenzin, ni.
Avertin, m. krankzinnigheid, V. <M
Aeirf, v. kolder, m.
Averlincux, krankzinnig, dol, kolderi<
Avertir, waarschuwen berichten.
Avertissemcnt, ra. bericht, o. aatikoi
diging, v. waarschuwing, v. vöü\'
woord, o. advertentie, v.
Aveu, ra. (fefttinteni*, v. j/otfd/.eimiiJ,
v. schuldbekentenis, v.                     *a
Aveuijlc. Wind.                                      \'a
A v,\'ii.|l.mie ii:, in. blindheid, v. vel*
btinding, v.                                       (»
Aveogler, verblinden, blind maken. }È
Avictuaillement, in. proviandeer ing,**
Avlda, gretig, hegeerig.
                       \'*
Avidité, I\'. gretigheid, v. begecrlijkhefo
. drift.
la
Avilir, vernederen, verlagen, onteereU
Avilissement, m verlaging, v.vemcm
ring, v. OHtitarïlta, v.
Avillun, in. achterklauw, ra.
Aviné, ««» den wijn overgegeven.
Aviner, met wijn bevochtigen-
Aïiion, m. roeiriem, m wikriem
Aviroiiuci\', rotiên, wrikken.
Aviioiiiiier, ra. riemenmaker, au.
Avis, m. meening, v. gevoelen, o r*
m. bericht,Q.v.\'airsehuwittgtv.adre
-ocr page 33-
BA DE
23
AVIS
isé, bedachtzaam, bezonnen, wijs.
>tr, waarschuwen, raad geven.
ser (s\'|, iets bedenken, in den zin
rijgen, zich vermeten.
A -o. m. adviesjacht, o.
\'lillemftat, m. proviandeering, v.
ftocht, m.
ulier, proviandeeren.
er, polijsten, verlevendigen, opsto-
Avorloil, in. misgeboorte, v. otlt/oMra-
gene vrucht, v. mi^^was, o.
Avouó, m. zaaft waarnemer, m. orocu*
reur, m. scltutsheer, m. 11009a, in.
Avoucr, freftettnen, (oesienimen.
Avoyer, opstaken, zich verheffen.
Avril, m, AtiriV, m.
Avuslc, m. knoop, m,
Avusler, aaneenknoopen.
Axe, in. sjri/, v. as, v, sïe«/t ra. stempel,
Axifuge, middelpuntscliuwend. (m.
Axillaire; der o«se/s, oAst/ ....
Axiome, m. algemeen erkende waar-
heid,
v. axioma, o.
Axi|)êtc, middelpuntzoekend,
Axonge, i. Vef, o, reuzel, m.
Ayant-cause, m vertegenwoordiger, m.
gevolmachtigde, m. erfgenaam, m.
Aynet, ra. bokkingspijl, v.
Azimut, m. azimuth, 0. topboog, m.
Azote, m. stikstof, v.-
Azur, m. azuur, 0. lazuur, o. hemels-
blauw, 0.
Azuré, hemelsblauw, azuur, lazuur.
Azyme, ra. ongezuurd brood, o.
V icasser, voor advocaat spelen, beun-
\' zen.
;asserie, f. recht&vcrdraaiinq, v.
°ï ocat, in advota«(, m. voorspreker,
Un pleitbezorger,
in.
ie, l\'. haver, v.
ie (folie), I. wi\'idhaver, v.
)ii\', hebben, bezitten.
W »;r, m, j/o^d, o, bezitting, v. tre-
■ \'\'\'f, o. boeltje, o.
\\
ngrenzen, naburig zijn.
Iprtement, m. mUdracht,
afval, m. mislukking, v.
I irler, misbaren, ontijdig bevallen,
iel rt/p worden, mislukken.
B.
| Bachelier, m. taecaïaurews, ra. vrijge.
zei, m. jonggezel, m.
Ba c her, van een overtrek voorzien.
Raclint, m. schuitje, o bootje, o.
Bacliotage, ra. /<•( overhalen, 0. ulv,--
:»\'Hi\'". 0. veergeld, o.
Bachoteur, m. veerman, m,
Bachoue, f. vischtobbe, v,
Bacluge, m. /lavenj/ui\'lino;, v. Ziauen-
gWd, 0.
Bader, .>/\'.•\'U 1\'/\':H,vec.v;if!cn\'/i,i\'(i.~t.-t.\'/!,.it,
Bacule, f. «anrfrtetn, ra. {afdoen.
Baculer, afranselen, rottingolie toe-
dienen.
Radail. m. baggernet, o. schrobnet, o.
Badaud, m. slenteraar, m. botmuil, m.
aangaper, in kijker, m.
Badauderie, f. sMiiery, v. aangaperij, v.
Badauder, slenterent aangapen.
Badu. (. passeropenmg)v.
Badeiaire, m. *«M, v.
ïaieurre, m. karnemelk, v.
jaliehe, f. schoothondje, o.
Miiclion, m. schoothondje, O.
, Il \' m* gebabbel, 0. gesnap, 0.
laji larj, m. babbelaar, m. snapper,
»\' \' babbelen, snappen.
             (111.
jaliiie, f. dierenlip, v.
i|" (ole, f. speel/oed, o. beuzeling, v.
13 ion, m. a«;y<;, o.
ord, ni. b,ikboord, o.
iche, f oosterse\') e pantoffel, m.
\'in, m. uaui\'aan, m. apengezicht,o
luier, uoor a«p spelen.
\'«■ ?\'o/i(, v. brouwkuip, v. ó«A\',
\'rOtf, m.
-\'au, ni. stokvisch, ra.
;|i^iiale, (. stemppartij, v.
««lüre, oessendraflend.
\'o. f. ouer/refc, o. huif, \\. sleepnet.
-ocr page 34-
24                        RADE
Badurua, f. in elkaar gevlochten touw,
o. serving, v.
BadlgeOD, rn. mortel, m. pleister, v.
B idi |\' orjr:.-■■. pleisteren, bekladden.
Badiijeonneut\', m. pleisteraar, m. tvit-
ter,
m. kladder, in.
Badin, grappig, schertsend.
H>lin.i\'|.\', m. scherts, v. kortswijl, v.
Badinant, m. handpaard, o. hijpaar<i,o.
Badine, f wandelstokje, o. rottitikje,o.
Badiner, spotten, schertsen, bespotten.
Badinerie.f beuzelarij,v.kleinigheid,v.
Badrouille, f. bossenwerk, o.
i!it\'<\'i.i ■, in. wit Indisch lijnwaad, o.
BafoUt?r, beschimpen, bespuiten.
Bafre, f. smulpartij, v. gulzigheid, v.
Bafrer, schrokken, smullen, \'slempen.
Bttïrcur, m. vreet zak, m.smtUpaap,ta,
Bagace, f. uitgeperst suikerriet, o.
Bagage, m. bagage, v. reisyoed, o
legertros, m. pak en zak.
Baqarre, f versperring, v. geraas, o.
lawaai,
o.
Bagasse, I. uitgeperst suikerriet, o.
heffe. v. moer, v. s/e(, v.
Bagatelle,t. kleinigheid,*, beuzeling,*.
Bagne, m. bagno, o. galeien, v. me.
Bague, f. rittg, m. rupsennest, o. rif-
gat,
o.
Baguenauile, f. linzeboon,v. klapbes, v.
Baguenauder, spelen, beuzelen.
Bd\'juenaudier, m. linzeboom, m. beu-
zelaar,
m.
Baguor, plooien in een kleed rijgen.
Itaijuelle, f. stokje, o. laadstok, m.
spitsroede, V.
Ba\'juetler, uitkloppen.                  (je, o.
Baguier,m. rinaendoo*je,o. juweelkht-
Bahut. m. groote koffer, m opgehoogd
tuïnbed,
o.
Bahutier, m. kuffermaker, m.
Bai,-bruin, bruinrood.
Bai-brun, roodbruin.
Bai-ch.ltain, kastanje-bruin.
Bai-clair, lichtbruin.
Bai-dorè, isabeltekleurig.
Bai-miroitO, bruiruchtmmêi.
Bale, f. bes, v. baai, v. opening, v.
ijdele hoop, v.
Ba\'ielte, t. baai, v.
Baigncr, baden, bevocht igen.besprocien,
weeken.
Baigneur, m. bader, m. badhouder, m.
Baignoir, m. badplaats, v.
BA LA
Baignoire, f. badkuip, v. bad, o. par-i
terre, o.
Bail, m. pacht, v. huur, \\.huurceel,v.
Baille, f. balie, v. tobbe, v.
Baille-blé, schudder, m.
Itaillement, m.geeuwing, v.gaping, v.
Barller, ytJCKWCH, gapen, opengaan.
llaÜler, overgeven, verpachten.
Baillet, bleekrood, vaal.
M.ïilleur, in. gaper, m.
BaiHeur, m. verhuurder, m. verpachter m
l\'iilli, ia. baljuw, m. drost, in. |nt|]
llaillüii, m. mondprop, v. knevel, in II
Baillonner, eanfi prop t» tteit hiomuH
sïo;jj»f*i, muilbanden.
Baillni|tn*s, f. pi. bonte veeren, v. in.\'M
ItailloltOjf. ^.\'/itJpt.\'WD/Kjr.iii. 3c/n\';ip(;r,iii-]|
BaiD, in. bad, o. badhuis,o.badgeld, pfl
Baiii\'inarie, in waterstoof, v. umi*! I
li.tiojinritc, f. bajonet, v.         (\'>a</, < I
Baisomain, m. handkus, in. kushand, vl
Baiser, in. fctjj, in. eoen, m.
Baiser, kussen, zoenen, aanraken. I
Uaisotter, dikwijls zoenen, doodkusseim
Baisse, i\'. daling, v. uermmdertHj, vfJ
t;a/, in. nederlating, v. et, v.
Baissor, nederlaten. laten zakken, la
ten vallen, neerslaan, lager worden
vallen, zakken, dalen, af staan, gaai
liggen.
Batsser (se), bukken.
Baissit\'re. f. drab, v. grondsop, u.
Baisure, i. kruimkorst, v.
Bajoue, i\'. kinnebaksham, v. huity
wang,
v.
Bal, m. bal, o. danspartij, v.
Daladin, m. balletdanser, m. grappen
maker,
ra. hansworst, m.
Balafre, f. snede, v. /<oi/if, m. /i/.(i.\'-
fte«, o.
Bilaf»r, «tftt /iomu- in\'tgezi<;ht geve
Balai, m bezem, m. staart, m.
Balais, bleekrood.
Balancc, t. weegschaal, V. waag, \'
t:LV(<rcï»\'. m. ei\'«»tu/it/i(, o. ï/ü(.ft"l
v. besluiteloosheid, v. balans, v.
Balaiicement, in. slingering, v. iu1-
ütrtj, v. trilling, v. weifeling, v.
Balancer, i»evenwicAf houden,schom-
melen, slingeren, tegen elkander o\\
wegen, wegen, wikken, aarzelen.
Balaficier, m. slinger, ra. i»a(ö/i.<""\'
ker,m. balanceerstok, m. zwengel,*
Balangoirc, f. schommel, v.
-ocr page 35-
BAND                        25
Bal lol tin, m. haaltje, o. pikje, o.
Balnéable, (o/ y»t(/eH geschikt.
Balncograpliie, f. hadenbeschrijving, v.
Balocber, .\'<,:-■■■. rijden.
Baloire, f, scheergnnq, m.
Raloise, f. tweekleurige tulp, v.
Kalotes, f. pi. a>NJp0nv4feN, o. m.?.
Balourd, m. stommerik, ra. rföinoor,
m. lomperd, ni.
Balo\'iriiiie, t\' lompheid, v. aJuntim-
fetf, v. domme streek, m..
Bul*amjer, m. bilsemboom, m.
Balsamine, f bah-\'mijn, v.
Baisamiqiie, balsemaehtig.
Baltamite, f wormkruiii, o.
I! il>.imtim, ui. \'i i,\'«,\'i /f(,t,ui. in
Balustrade, f. Airfc. o. fra/*e, v. Jtftt-
hüi.7, v. balustrade, v.
Balnsire, in. pilaar, m. ftfA\', o.
Baltan, m. paard maf wi((tf vlekken
aan de beenen,
o.
RaUane, f. witfe u/tiA aan de beenen
van een paard.
v.
Bamliin, m. kindje, o. kindeken, o.
I!.i(i.l-oc\'-i !■!■■ f. grappig schilderstuk,
0. kermisstuk.
o. caricataur, v.
Bambocde, f. kort dik ventje, o- groote
speelpop,
v. bamboes, o. lichtmisse-
Btmboche*,f.pl uitspattiitgen.v. (ry,\\.
Ba tn boeker, zwieren, feestvieren, licht-
missen, sjouwen.
Bambocheur, ie. zwierbol, ra. licht-
mis,
m. sjouwer, m.
Bamboclion, in. ventje, o- kereltje, o\'.
Itambou, in. bnmbois, o. rotting, m.
Ban, va. afkondiging, v oproeping, v.
gebod, o. \'/u«, m. verbnnniuf;, v.
Banal, aan het dwangrecht onderwor-
pen, alledaagseh, plat, gemeen.
Banalité, f dwangrecht, o. alledaagseh
gezegde, o. gemeenplaats,
v.
Banant1. i. banaan, v.
Bananier, in. banaanboom, m. pisang,
Banatte, i\' mandje, o.                      (m.
Ranc, m. bank, v. school (haring), 0.
Bancal, krombeenig.
Bancasse, f. \\tutplank, v.
Raiicelk\', I. bankje, o.
Banclie, f. gladde steengrond, m.
Itancroche, krombeenig.
Bandage, in. verband, o. zwachtel, in.
breukband, m. radscheen, v.
Bandagiaie, m. breukbandmmker, m.
Bande, Uband, m. zwachtel, m.strook,
B.VLA
H.t!ainJraii, m. rtytfftmottfef, in.
Balandre, f. bijlander.m,
Balanef, f. pi, teeeikel, m.
Balant, m. loshangend touwwerk, o.
Bal.isse, f. stmozuk, m. aarden spoel
llalast, m. ballast, m.            (flesch, v.
BalatuUer, m, in\'Wc yranaathoom, m
Balayer, tttffffn, keren, wegvagen.
Ilalnyeur, m. veger, va,straatveger, m.
Rahyures, f.pi. veegsel. o. vuilnis, o.
Ball>B tienen t, m. stamel ing, v. po
stotter, o. gestamel, o.
Ualbutier, stamelen, »totteren.
liilcon, in. balkon, o uitstek, o.
Baldaquin, m. troonhemel, ra. vcrhe-
meüe, o.
Balejne, f. walvtsch, m. balein, o.
Icinc in. m. joitj/d wnlvisch, m.
Raleinier, in. tvalvischvaarder, m.
i\'alcinon, m. jonge walvisch, m,
Baleslon, m. spriet, 111.
BalestrUle, f. hoogtemeter, ut.
Balèvre, i. onderlip, v.
K.tline, f. paklinnen, o
Raüse, f. i>.(keu, o boe/, v. (on, v.
lialiser. oaAtus setten, afbakenen, be-
tonnen.
Ualiseur, m. bakenmeester, in.
Haüsier, in. St>aansch riet, o.
l\'>alislo, f. werpgeschut, o.
Balivage, m. merking van niet te vel-
len jonge boomen,
v.
Haliveau, m. jon^e boom aïd Wy/f
ftoaHt in steltagespar, v.
BaÜvcrne, f. getaMt\'t, o. beuzelpraat,
m. sprookje, O- beuzeling, v.
Ballade, f. M/arftf, v.
Rallant, hangend, slingerend.
Üalle, f. ftol, m. AroyW, m. »ia**s, v.
\'"(o/, t ftaf, o. »«$*, in.
Halter, dansen, huppelen.
Ballet, m. Mtef, o.
Rallin, m. inpakking, v.
Ballon, m. J>a/, m. tuchtbil, in.
Balloné, opgezwollen als een luchtbol.
Ballot, m. oaaf, v. jm/c, o.
lot i :■ . f, luchtsprong van een
paard,
ra.
Ballotage, m. ballotage, v. balloteering,
v. stemming, v.
"a(lotte, f. stemballetje., o. boontje, o.
\'allottement. in. slingering, v.
\'Jallotter. slingeren, baltotteeren, den
bal slaan, overwegen, foppen.
-ocr page 36-
                              BAND
v. hoepel, m. bende, v, rot,o. lijst, v.
IJ ,iii il eau, m. hoofdb,tnd,m,lystwerk,o.
Handelene, f. bandje, o.
Bander, binden, spannen, buigen.
bander (se), zich verbinden, samen-
rotten, samenspannen.
Batidereau, m. trompetsnoer, o
Banderole, f. vaantje, o wimpel, m.
Bandière, f. vaandel, o. vlag, v. ba-
nier,
v.
Handit, m. bandiet, in. roover, m.
Handoir. m. spanrad, 0.
Bandouliüi\', ni. bergroover, tn. deug-
niet,
in. schobbejak, in.
Bandoulière, f. bandelier, m. schou-
derriem,
m. koppel, m.
Banlieue, f. rechtsgebied* o. omtrek,m.
Bannasse, f. draagbaar, v.
Banno, f. dekkleed, o. huif, v. (•»(-
iet/, o. /tor/", m. ben, v. kolen-
vracht,
v.
Banneau, ra. draaykorf, ra handkar, v.
Banner, mdl ee« zei/ bedekken.
Bannerel, in. baanderheer, m.
Baiinetoii, ra. mandje, o. vischkaar, v
Bannetle, f. warenkorf, m.
Bannière, f. banier, v. vlag, v. vaan-
del,
o.
Bannir, bannen, verbannen, verwij-
deren.
Bannissonicnt, m. ballingschap, v. ver-
banning,
v.
Banque, f. bank, v. handelsbank, v.
speelbank, v. betaling, v. betaaldag,
Banqueieau, rn. zandbankje, o. (m.
Banqueroute, l\'. bankroet, o. banA\'-
breuk, v.
Banqiieroutier, *n bankroetier, m.
Buiquet, m. banket, o. feestmaal, o.
Banqneter, gastreeren, feestvieren.
Banq\'HJtle , (. bankje, o. opgehoogd
voetpad,
o vetMterfranfc, v.
Batiquier, m. bankier, m. bankhouder,
BaiiquifiO, f. ijshank, v.                     (m.
Bariquiste, ra. gelukzoeker, ra.
Hans, ui. pi. geboden,o. rae. hondenhuis,
Maptéme, ra. dt>op, m. doopsel, o (o.
li iptisei, doopen, inwijden, water
• toen bij.
l\'.UiU -niill, V((H \'\'(\'\'< \'0)1\'/*, (JOOp ....
Baptisiaire,! doopoedel,\\. doopplaats,*,
llaquet, m. tobbetje, o. iafcje, o.
BaqueUr, uithoozen.
Ba^ueHires, |, lekwijn, ra.
BARB
Baquier, m. katoenboom, m. katoen, o.
Bar, m. draagbaar, v. berrie, v. Aa/A-
froj, ra. barbeel, ra. iee&aar,s, ni.
Baragouin, ni. brabbeltaal, v. Aot\'^r-
wöfaiscft, o. baragoensch, o.
Baraque, f. ioo(s, v. barak, v. /iu(, v.
Baraquer, hutten maken, in hutten
vertoeven.
Baraquille, f. kippenpastei, v.
Itaiatliro. m. kolk, m. afgrond, ra.
Baratte, f. boterkarn, v.
Baretter, karnen.
Baratlcrie, f. schippersbedriegery, v.
Barbacane, f. tochtgat, o. schietgat, o.
B.irbare , barbaarsch , wreed , onbe-
schaafd, ruw, vreemd.
Barbaresque, barbarijseh.
Barbarie, I. barbaarsehheid, v. wreed-
heid,
v. onbeschaafdheid, v.
Barjjarins, m. pi. barbeeltjes, o. me.
üarbe, f. baard, m. ueztjj, m. staart,
in. Afiei\'t\'/s, in. me.
Bat\'be, m. barbarijseh paard, o.
Barbeau, m.barbeel, m. Mauwc Aoont-
liliifm, V.
Baibeié, tinu weerhaken voorzien.
Barbarie, f. scheerkunat, v..scheerwin-
kel,
in. burbierswinkel, ra.
Barbes, f. pt. wiitoiscMaaniett, m. me.
penneveer, v.
Harbet, ia. waterhond, m.
Barbelte, f. naanenhalsdoek, ra.
Barbichon, m%waterhondjet o. iecuw-
(;«. o.
Barbier, ra. barfrier, m. baardschrap\'
per, m.
Rarüifier, den baard scheren.
BarbiHoii. in. barbeeltje, o. puist, v.
Barbon, ra. grompot, va. kweekgras, o.
Barbole, J kwabaal, m. puüaal, m.
Barboter, plassen, morsen, slobberen.
Barboleur, ra. tamme eend, v.
Barboteuse, f. straat sint, v slons, v.
Barbotine, f. wormkruid, o.
Barbouillagd, m. kladwerk, o, oniin,m.
Barbouilier, kladden, smeren, klad-
schilderen, verwarren, brabbelen,
Baibouilleur, ra kladschilder,m. knoei-
Barboute, i. ruwe suiker, v. {er, in-
Barbu, gebaard.
Barbue, i. heilbot, v. schol, v. zet-
plant,
v. af zetsel, o.
Barbuquet, m. kerf in de lip, v.
$a,Tbart!,i.ruwe kant pan een gietsel,ai.
-ocr page 37-
BA SI                          *7
Barotte, f. fobfce, v.
Barque, f. tcAnït, v. &«o(, v. pinkt v.
Barquerolle. i. schuitje, o. bootje, o.
Barquftttttt l. &rhtiitje, o. bootje, o.
Barrage, m tolrecht, o. bruggeld, o.
Barras, m. terpentijn, v.
Barre, f. «.»«/\\ v. boom, m. balie, v.
streep,
v. zandbank, v.
Barfoan, m grendel, m. s/<y(, v. ta-
lie, v. gerechtshof, o. saling, v.
Barrefoil. m dennehlok, m.
Barreiuenl, in ader i f bind ing, v.
Barrer, stuiten, afsluiten, versperren,
doorhalen, met een stalboom schei-
Harre*, i.
pi. krijgertje, n.
            (den.
BarreUe,f.oarrattv. mHt$je,o spijltje,u.
Barricade, I. barricade, v. versper-
ring,
v.
Barrieadcr, barricadeeren, versperren.
ilarrièro, f hek, o. slagboom, m. tol-
huis, o. strijdperk, o hinderpaal,
v.
Barrillat, m. kuiper, m.
ItaiTUjue, f. okshoofd, O.
Barroir, in. zwikboor, v.
Barroler, een schin volladen.
Bases, f \\ii. tinnen theedoozen, v.
B.irlavelle, f. roode patrijs, m.
Barycoïtu, f. hardhoorigheid, v.
Baryphoille. f. zware spraak, V.
Itarjtc, f. barytaarde, f.
Baryton, I. bariton, ui. bateiool, v.
Barjxylc. m. yïi\'r\'iüuf, o. pokhout, o.
Bas, ui. A\'ous, v. A.-f \'\'■■nf.iir.nst,-, o.
Bas, /aoy, ondiep, nederig, zacht, ge-
me-\'n, betrokken, zachtjes, omlaag.
Bas (i), beneden! neder-
Bas (au), neder, onder, beneden, naar
Basilie, m. basalt, o.
              (beneden.
Basane, f bruin tchapeleer, o.
Basané, bruinachtig, verbrand.
Ba»bordais, m. bakboordswacht, v.
BatOUld, f. wip,V. Schommel, in iwcftf-
fOdïfeJ, m.
Itas-dc-casse, ui. zeitersonderkis, v.
Bas lies-us m. mezzosopraan, v. iuyif
\'mi\'.1" •/■in, V.
Bas-1\'élamier, in kousenwever, m.
Base, f. grondslag, m. iwefifllfc, o.
grondregel, in. tasi\'ï, v.
Rtser, grondeesten, gronden.
Bas-fond, m laagte, v. ondiepte, v.
Basilaïre, f. hoofdslagader, v.
BdiiUc, ni. biiiiJwitMi, o- basiliscus, m.
Basilicon, m, (»«ji(icwm, o.
BARC
Btrcelonoette, f. wieg, v.
Hard, m. berrie, \\. draagbaar, v. kalk\'
trog. v.
It.udüne, f. kliskrnid, n. klis, v.
Bnritaque, f. koelvaas, v,
Umie, m. dan/, di,
Barde, i. reepje spek, o. paardcnhar-
•tas, o. rijkussen, o.
Hai\'iUuu, m. drkspaan, m. muilezel, in.
lljrdel(o, f. rijkussen, o.
Banier, een rijkussen opleggen, lar-
d e eren, op eene berrie dragen.
SmliiUr.ni. berriedra</er,m. kruierja.
Ü.rdis, m. zetgang, m.
\'■ardit, in. burdengezting, o.
Birdot, m. jong* muilezel, m. pak
|| ezel, m. verschoppeling, 111.
I ll.iivje, m. baret/e, o.
\'juei, m. geschreeuw van een oli-
Baroache, m. vliegje, o.
          (faut, o.
Barse, f. hooiberg, m. houtmijt, v
trekschuit, v. watersnip, v.
Bargnolle, f. jwit, v.
Baryuijjnage, n. getalm, o. weife-
ling,
v.
IWijuigner, talmen, treuzelen, draten,
afdingen, kmbbelen.
Barigue, f. kegelvormige fuik. v.
[l\'ii\'il, m. vaatje, o. tonnetje, o.
IWilUiio, m. sch&epsvaatwerk, o. het
bottelen, o          <L
^uillard, m. sclteepikottqÜer, m.
li.irillet, m tonnetje, iyWimammel van
een uurwerk, v. pomp/nu, v.
"irillon, in. toanetiaJF\'vochtwcger.m.
fjiiola;|e. in. kakbnto\'itiieid. v. spik-
\';■>■ tulü, kakelbont.
                {heling, v.
•tnoler, kakelbont verven, spikkelen.
j\'rioliirtf, f. spikkel, m.
\'ii\'iste, 111 specldmees, v.
Wloiifi, langwerpig en onregelmatig.
J\'irlotière, l. ijzeren vensterroedje.o.
\'["macho, f. rolvaas, v. wildegans.v.
jnoclior, onzuivere omtrekken maken.
p&rootètro, m. barometer, m. weer-
jaion, m. baron, m.
                (glas, o.
I\'aronne, f. barones, v.
JUroDnel, m. baronet, ni.
\';iiumiiü, f. baronie, v.
I\'ii-.irjiie, onregelmatig rond, zonder\'
\'""/. grillig, grillig, vreemd.
piiroianéne, m. windmeter, m.
\'iniscojic, in wéét glas, o.
MrptJn m. ft/ttnt! dwarsbalk, m.
-ocr page 38-
                        BASI
Basjli^ue, f. hoofdkerk, v.
Basin,m. bombazijn, o. streepjesyoedfi.
Uas-justjcier, m. onderrechter, m.
Bas-métier, in. klein weefgetouw, o.
borduurraam, o.
Ilasque, i. pand, o. slip, v.
Basijue, m. biskauisch, o
i;.i \'ji;jn,-. i\'. spaanschn vrouwenrok, m.
Bas* re lief, m. half verheven beeld-
werk, o basrclief. o.
Rasse, f bas, v. bassist, m.
Basse-contre, f. cöntra-has, in.
Bass-*-cour. f. binnenplaats, v.
Basse-de-viotoii, f- bawiool, v. alt, v.
Basse-eau. t. laag water, o. eb, v.
\';..•■■■■ olfe, f. mengsel van lood en
tin, o.
Basse-fosse, f. onderaardsc.he kerker.m.
Rasse-juslice, i. laai/ gerechtshof, 0.
Bas-e-lisse, i. wollen en zijden Co*
p$tt o.
Basae-lissier. m. tapijtwever, m.
Bassement, laag, onedelmoedig.
Basses, f. nl. me. zandbanken, v. on-
diepten,
v. me. blinde klippen, v,
Bassesso, f laaghtid, v. gemeenheid, v.
Basses-voiles, f. pi schooverzeil, o.
Basset, m. dathond, m. kortbeen. m.
Baue-taille, f. basstem, v. baszanger,
m. basretïef, o.
Basse-terre, f. kust onder den wind, v.
Basset te-, f. bassetspel, o.
Basse-tube, f. kinrinetbat, v.
Banier, m. zandplaat, \\.zandhoOp,m.
Rassile, f. rtmwnJtet, v.
Bassin, ra bekken, o bak, m. Arwm, v.
regenbak, m, aok, 0. weegschaal, v.
i;.i in lij.-, in. i/i notHra betaald wor-
dende zouttielasting,
v.
Bassine, f. apothekersbekken, o.
Bassiner, m«l fttMtJ b-ddepan wannen,
stoven, nat maken.
li.i-.-nn-:, m. bekkentje, n. bakje, o.
laadpan,
v. sturmhoed, nt. boter-
bloem,
v. nierbtkken, o.
Rassinoire, f. beddepan. v.
Bassinot. m hobobas. ra.
Ras-on. in. b-isson, m.
Bastanl, toereikend.
Baste, m. klaverenaas, o. basta, in.
Baste, f. vat, o-
Baste, basta, genoeg,
liastor, genoeg lijn.
Basterne, f. ossenwagen, m,
BATI
Rastian, ra. houten molenkap, v.
Rasülle, f, hastille, v. kasteel, o.
Bastillé, mt\'t forens uoofiitjJi, m^( i»»-
gekeerde kanteelen.
Bastingue, t. schansdtk, o.
Rastiiiijuei\' (set, zich verschansen.
Bastion, in. bolwerk, o. bastion, o.
Bastion rif1, gebolwerkt.
Bastir, «e» hoed vilten.
Bastonnade, I. stokslagen, m. me.
Rastomicr, met een stok afstraffen.
Rastringue, m. boerendanspartij, v.
Bas-TCDtre, in. onderbuik, ra.
Bat, m. vitehttaarl, m.
Bat, in. pakzadel, m. lomperd, m.
Hat-a-liüurro, m. kerntril, m.
Rat-al>oune, m. haarktopper, m.
Bataclan, ra. hoop. m. boel, m. rom*
mei, m. naiteep, m.
Batadoir, m. waschbank, v.
Balailte, f. veldslag, m. gevecht, o.
Batailler, twisten, vechten, strijden.
Balailleur, m. ruziezoeker, m. vech-
tersbaas,
m.
Bataillière, f. molenval, v.
Bataillon, m. bataljon, o.
Biitard, in. bastaard, ra.
R.ilaiil, onecht, vals\'h, bastaard.
Balardeau, in. steenen dam, m. kaai,
». fc«"*r, m. zetgang, m.
ltïiiai\'iliüre, l". I\'oomkwcekerij, v.
Balardise, f. onechtheid, v.
BataU\', f. aardappel, in.
Ritave, m. Batavier, m. bataafsch.
lïAle.l.tinnenpltat.v- horlogerand,n\\.
Batenn, ra. s-fcm\'f, ». boot, v. \'<\'.\'.. m.
Balelée, f. schuitvol, v.
Bateler, schuitje vare», goochelen.
Batelet, m, schuitje, o bootje, o
Bate leur, m. kunstenmaker, tn noochem
Batelior, m schipper, m. (laar, m.
Baler« em lastdier zadelen.
Rati,ni. rijgdraad, m. sa-nenvoeginy,m.
BAtïer, m pahzadclmaker, m.
Bali/oiia;ie, ra. soldering van klei en
kochaar,
v.
Ratil\'olage, m. stoeierij, v.
Batiioler, stoeien, dartelen, mallen.
Baümenl, m. gebouw, o. vaartuig, o.
Batine, f- zadel, ra. rgkussen, o.
Batir, boMmfrt, stichten, ryyen.
RaiUse, f. bouwing. v. betimmering, v.
I: \\li-•■\'■■ ie, ra. liefhebber van bouwen,
itëtissotr, m. y:eren hoepel, ra. (m.
-ocr page 39-
BÉCH                         W
Bavardaye, m. gesnap, o. babbelarij, v.
Bavarder, babbelen, snappen, kallen.
Itavardise, I. fteuzelpraaf, ra. gekal,o.
Have, f. kwijl, v. «cntum, o zwadder,
Haver, kwjjfnn. tabberen.                (m.
Havette, i slabbetje, o. kwijldoekje,o.
Haveuse, f. kwab, v.
Itaveux, kwijlend, sponsacbtig, onztti-
Bavocfcér, slecht afdrukken. (_ver.
Bavochure, 1. misdruk, m.
liavol.\'t, m. boerinnen miflj, v. bavolet,
Bayadère, f. indische danseres, v. {m.
Mavait, m. draagbaar, v. berrie, v.
Hayer, gepen, aangapen, snakken.
Basar, tn. ^maar, v,
Béant, gapend.
Mat, m. schynheWge, m.
Béatification, f zaligverklaring, v.
zaligspreking, v.
Bc.ilifier, roor m/ij vcrA7are«, salig-
spreken.
Béatffiqt», zaligmakend, gelukzalig.
Béatilk\'s, f- pi. lekkernijen, v. me.
Béatitude, f- gelukzaligheid, v.
Beau, schoon, fraai, mooi, dwaas.
Beau, m. schoone, o.
Beaucoup, nee/.                                  (m.
Iteaii-fils, m. stftoonïoon.m.sd\'e/\'roon,
Beau-fn-re, ra. zwager, m. scfloo»-
broeder, m.
Beaupré, m. boegspriet, m.
Beau-scmblant, m. ireinserjf, m.
Beauté, I. schoonheid, v. zeldzaam-
heid,
v.
Beauveau, m. swei, v.
BéM, m. kindj-\', o. kleintje, o.
llec, m. twfcj m. nefc, v. muit, m.
s«ane/, m. pyp, v. (ut*, v. punt, v.
Récarde, f. tvi/i/e ekster, m.
Bécarié, m. // rfnr, v. quadraat, o.
Bécasse, f «nip, v.nc>i*<«iip, v. priem,
Bécasseau, m. jonge snip, v.           {m.
Itécassine, f. watersnip, v.
Beccade, t. pikken der vogels, o.
Beccard, m. kuitzalm, m.
Bec-de-canne, m. smidshaak, m.
Bec-de-corbin, m. nfjper, m. nnad-
haakje, 0.
Bec-de-léiard, m. kogeltrekker, ra
Bec-figue, m. vijgeneter, m.
Biichurael, m. roomsaus, v.
Bêche, i. spade, »- se/iop, v.
Bécher, spaden, spitten, delven.
BAchotter, lotjes omspitten.
k oppen, o. slag, m.
handgeklap, o maatslag, m.
laiterand, m. ijzeren steenbreker, m
tatterie, f. batterij, v. vechtpartij, v.
geweerschot, o. trommelslaij, m.
"itlcur, m. vechter, m. dorscher, m.
liattin, m. spaansch riet, o.
ttaltoir, m. palet, v. klopper, m.
Hatlnirc, (. mm, v.
"attolonie, f. noodelooze herhaling van
woorden, v. gebabbel, o.
Bftltre, slaan, kloppen, dorschen, kar-
nen, stampen, vechten, los z&n,
kabbelen.
Satire (se), vechten, strijden.
Satire Pn retraite, wijken.
tattn, m. klatergoud, o.
NUtue, f. drijfjacht, v.
\'allure, f. verguldsel, o.
\'iltures, f. pi. klippig rif, o.
jjau. m. veraekbalk, m. sleepnet, o.
Mubi, m. haztwind, m.
atacbe, f. bepfeisferiny, v.
taude, f. :i,</,<!, en, m.
Itaudet, m. eie/, m. l-f>i-/i>o>% m.
schraag, v. veldbed, o.
\'Uuilir, jachthonden door den hoorn
aanmoedigen.
DUdrier, m. draagband, m. jafce/rïem,
\'audruehe, f. gaudvli*$, o.
              (m.
•Mfl», f. wilde-zwynenleger, o. 6e-
pieisferiny, v. neaf, o. droget, o.
Bftugne, f. wier, o. teegras, o.
;>ume, ra. balsem, m. balsemmunt,v,
aumier, m. fca/wmtoom, m,
■avard, m. snapper, m. hiftftafaW, m.
K>»vard, mapaehtig, babbelachtig.
-ocr page 40-
BERG
Bel Ion, ra. wi/npersknip, v.iiarmpjjn,
BellOl, W#f, aardig.
                            (v.
Rclliijic, m. groote steur, m.
BeKéaint, m. kijktoren, m.
ItelM\'iior, f. cfiii-eesch riet, o.
Benarde, f. san /w/c zijden open-
gaand slot,
o.
Bénate, f. ((.\'(.\'nen soutmand, v.
Bénatier, in. zoulmandenmaker, m.
Ili\'nation, m. fiv,„\',i tnancf/e, o.
Bénédicité, m. benedictie, tn.
Bén&licte, ra. i</c/if laxeermiddel, o.
Hém\'ilictiii. in. benedictijner, m.
BénAdiction, f. zegen,m. inzegening, v.
BénéAce, m. gewin, o. voordeel, o.be-
ne/it-tV, y. kerkelijke waardigheid, v.
Beneficiaire (héritier, m.f, erfgenaam
onder beneficie van inventaris, m.
FV\'nt\'-licier, m. provenier, m.
Bénéfieler, winst behalen.
Benei, m «ui, m. domoor, m.
Bénét, rfowt, onnoozel, simpel*
BénévOle, goedgunstig, welwillend.
Bt>ni |N< n .\'i,i. goedaardig, gunstig.
BénigOité, f. goedaardigheid, v.
l\'>-,m, goedaardig, zachtmoedig.
Henir, zegenen, loven, wijden,
BéniSfOEr, ra. wijwaterkwast, m.
Bénilier, m. wijwatervat, o.
Benjoin, m. benzoë, v.
Itenue, 1. mand, v. korf, m. kar, v.
vischweer, v.
Ri\'Oticn, dom, bot_ lomn.
Béqoettes, f. pi. tangetje, o.
BéqutUarcf, m. krukkenlooper, ra.
Béqullle, f, kruk, v.
U&["iUer, op krukken loopen, losjes
omfpitten.
Réqnillon, ra. schoffelt je, o. bek, m.
Bcicail, m. schaapskooi, v.
Berce, l. roodborstje, o. berenklauw, m.
Berceau, m. wieg, v. prieel, o. boog,va.
liereer, wiegen, paaien.
Itercde, f. draaibaS, v.
Béret, m. muts, v. baret, v.
Bergamote, (. bergamotpeer, r.
Berge, f- steile oever, m. schuit, v.
Berger, m. herder, m. schaapherder, B».
Bergere, f. schaapherderin, v. herde-
rin, v. leuningstoel, m.
Berfierettc, I. herderinnetje, o.
Berjjeric, (. schaapskooi, v.
Bergeries, 1. pi. herderszangen, n>.
30
l:KC
Bec-jaune, m. jonge vogel, ui. begin-
Hnrqiiöe, f. hkvol, m.
              («er, m.
Bcctjueier, pikken.
Becqueter (se), trekkebekken.
Becquillon, m. snavel, m.
Bécune, m. zcesnoek, m.
Bédaine, f. dikbuik, m. dikzak, m.
BeJe.iu, m. pedel, m. kerkedienaar, m.
Bédégar, ai. eglantier, m. uitwas, m.
Bedon, m. tamboerijn, v. dikbuik, m.
Bi\'e, geheet open.
Beftfroi, m. wachttoren, m. klokken-
toren, m. atormklok. v.brandklok,v.
l!«ijiiiemciit, m. stamelen, o.
Bégayer, Hameien, stotteren.
lïi\'jone, f. wilde turing, v.
Bé.iue, stoti. mar, m. stamelaar, m.
Béque, stotterend, stamelend.
Bfrjnettes, (. pi, tangetje, o.
Bégaeale, f. malloot, v. zottin, v.
Béguealerie, f. malheid, v.
Béguin, m. klapmuts,». kindermuts,\\.
Béguinage, ra. begijnhof, o kwezela-
rij, v.
Pégujne, f. begijn, v klopje, O. vroom
tasje, o. kwezeltje, o.
Beige, serge, v.
Beignet, m. poffertje, o. appelkoekje,o.
Bi\'jaiine, ra. jonge vogel, m. me//*
Bel, mooi, schoon, fraai. {muil, m
Bt\'Iandre, f. bijlander, m.
Bélée, i. zetlijn, v.
Bélemi\'M, m. geblaat, o. geblaar, o.
Béler, blaten, blaren.
Bel-esprit, m. fraai vernuft, o,
Belette, I. wezel, v. wezeltjc, o.
Belicr, m. ram, m. •formrvm, in.
heiblok, m. o.
BéUère, i. klepdring, m.
Bi\'-lilraille, (. bedelnantroep, m.
Bélitre, m. bedelaar, ra. schelm, m.
Belladonna, f. iM> Mst\'/uTdnw, v.
BellAtre, gemaakt mooi.
liellc, f. schoone, v. bemihde, v.
Beile-de runt, f. naci\'tschoone, v.
Belle\'-fille, t. s^hoondothter, v. stiV/"-
dochter, v.
Bellemcnt, tochtjes aan, zoetjes.
Belle-mcrc, f. sc/iooiimoiKler, v. a\'ie/"-
moeder, v.
Bellesoeur, f. si\'Aoon:us(er, v. zwa-
gerin, v. AaJve zuster, v.
Belliqérant, oorlogvoerend.
BtlUqneux, oorlogzuchtig,krygshaftig.
-ocr page 41-
BERG
li\'pjeronnette, f- herderinnetje, o.
I.wikstaartje, o
ril, m. beril, m.
terIe, f. watereppe, t.
ïerline, f. bcrline, v.
lerloqiie. I. roffrl, m. tromslag, m.
tolue, f. oogverblinding, v. oogver-
ituistering, v.
erliirette, f. blindemannetjesspel, o.
Serme, m. berm, m. bedekte weg, m.
•jistlmip, v. stijfselkuip, v.
ternable, belachelijk, bespottelijk.
Serrinrdin. m. b er»,mi;;» er. m.
\'urne, [. opwipping in eene deken, v.
spotterny, v.
lenier, in eujjc deken opwippen, jo-
nassen, bespotten, paaien.
ernicles, [, pi, praatjes, o. me. gek-
Aeirf, v.
ierniqiiR, niets! mis!
\'ernii]uet, m. zcmelkist, v. bedel-
ftal,
»■
jertavelle, f. bietenfuik, v.
\'•■ijl, m. berif, m.
\'i.-, f. bedelzak, m.
\'esacicr, m. bedelaar, m. schooier,m.
(esalyre, zuurachtig. verzurend.
l&aiguê, f. steekbijl, v. Hkliout, o,
*«et, m. dubbelaas, O.
Vicles, f. p|. fen\'/, m.
fesoclie, f. /lOMiftc/, o Aafr, v.
iesoyne, f. werft, o. bezigheid, v. /n-
worti\', o. besogne, v.
vormer, u erk doen, bezig zjjn.
taMMox, behoeftig.
«om, m. behoefte, v. gebrek, 0.
•Wlaire, m. gladiator, m.
•Mini, beestachtig, dierlijk.
\'estialiir\', f. beestachtigheid, v, beeste-
üjkhvid, v. dierlijkheid, v.
\'stjnsso, f. rfoinoor, m. s(omt«erift,m
"\'Stiiiux, m. pi. vee, o. /ioor«tie<;, o.
beesten, o. me.
\'Miole, [. beestje, o. (/om fci\'nd, o.
\'estion, m. beestje, o. punt van den
voorsteven, v.
, \'lail, m. ree, o
\'"te, f. beest, o. dier, o. domkop, m.
K"ie, dom, /nntp.
                  {bluffen, o.
I* ft bon Dicu, f. Lieve nheersocestje,
tel, ni. Me/, v.                               (o.
;*[ise, f. domheid, t.
"\'toires, m. pi. m«( puin jui/u/rfe
"Hrpgattn, o. me.
IUDA
:11
Béton, m. versteende mortel, m. beton,
Belte, f. beet, v. modderschuit, v. (m.
Betteratc, f. beetwortel, m.
Btflune, f. t\'f\'nspan, o.
Bè\'tuse, f. vischkuip, v, haverkist, v.
Beur)lement. in geloei, o. gebulk, 0.
Bengler, (üt\'ien, bulken, schreeuwen.
BflDrre, m. boter, v.
Bftnrréfi, f. (wfernam, v.
Benrrer, boteren, smeren.
Beurrier, m boterboer, m. bolerkooper,
Beiivoter, lepperen.                           (m.
Ilt-vue, f. vergissing, v. dwaling, v.
Bézoard, m. bezoar, m.
I\'ezcau, m. schuim gehakt hout, o.
D-ais. m. schuinheid, v. scheefheid, v.
uitvlucht, v. omweg, m- biais, v.
Biais (de, en), schuins, dwars.
Itiaisement, m. kromte, v. geeren, o.
diaaierij, v. voorwendsel, 0.
Biaiser, verdraaien, zwaaien, omwegen
nemen, geeren.
Biaiseur, m. draaier, m. weifelaar, m.
riibacité, f. dronkenschap, v. drink-
lust, m.
Btberon, m. dronkaard, m. pijpkan, v.
Blblft, t. bijbel, m.
Bibliofinostic, f. boekenkunde, v.
liibliorjraphe, m. boekenkenner, m.
Bihliotjraphig f. boekenkennis, v.
Biblromane, m. bockcngek, m. bo<.k-
wurm. m.
Bibliomanie, f. bockenzucht, t.
BtbliophiJe, m. boekenliefhebber, m.
Bibliopole, m. boekverkooper, m.
Hib!ioi)iLlcsire, m. bibliothecaris, ra.
BiMiotlièqu\'\', bibliotheek, v. boekerij,
v. boekenkas, v.
Bihliqui?, bijbelsch, bijbel ....
Hibus, m. onwnarde, v. beuzeling, v.
Bicapsulaipe, met twee zaadhuisjes.
Biceps, m. tweehoofdige spier, v.
Bicétre, m. hospitaal, o ramp, v.
Bicbe, l. hinde, v. lithtekooi, v.
Bicheries, (. pi galeiboorden, o. me.
Biclict, m. schepel, o.
Biclietage, m. marktgeld van koorn, o.
Biclio. ni. huidivormpje, o.
Btchon, m. leeuwtje, m. schoothondje^.
ItichomiiT, krullen, kroezen.
Bicoqiie, f. armzalig stadje, 0. huisje,
Ricornu, tweehoornig.
                         (o.
Bicotylédoné, met twee zaadlobben.
Bidauct, m. schoorsteenroet, o.
-ocr page 42-
IÏTMB
Biyarrer, kakelbont maken,be$pikkelen.
schakeer en, doormengen.
Bijarruiv, i. bontheid, v. bespikkelin>/,
v. schakcering, v, mengelmoes, o.
Big Ie, scheel, toensclt.
Biplor, scheel zien, loensch zien.
BignO, f. buil aan het voorhoofd, v.
Higorne, f. speerhaak, m. aanbeell \'.
me twee spitsen, o. breeuwijzer, o.
Biyot, bijgeloovig, fijn, dweepztek.
Bigoterie, f. bijtjetoovigheid, v, dwe\' ,
perij, v. fijnheid, v.
1 tifjuer, ruilen, verruilen.
l-i\'I !■■ , f. pi. stutten, m. me. gijnh.il-
ken, ui. me.
Bijou, m. kleinood, o. juweel, o.
Bijouterie, f. handel in juweelen, m. i
Bijontier, m. juwelier, m.
Biian, m. balans, v.
Hilateïnl, wederzijdsrh.
                           ]
BHboqua\'., m. vingertje, o.duikelaar,m-
Bile, l. gal, v. toorn, m.
Itilieux, galachtig, toornig,opvliegentl.B
Billard, m. biljart, o. moker, m.
         g
Billarder, biljardeeren, ijzeren banden^
om een mast slaan.
Rile, f. biljartbal, m. knikker, n) 1
pakstok, m. rolhout, o. loot, v.          1
Bfllfibarrer, bespikkclen.
Billebande( f. verwarring, v,
                I
HiJlci\', met een pakstok toehalen, pak-i
ken, de jaaglijn aanslaan, spelen. l|
Killet, m. biljet, o. briefje, o. kaartjejo.
Itiilet-de-banque, m. banknoot, v. ïl
Rilleler, merken, nommeren, inkwar-l
tieren, met blokjes bezaaien,
Billette, f. blokje, o. tolbriefje,0- pijpje
o. rolhout, o.                                       ï
Billevesfe, f. windhel, v. zottcrny, v.J.
Biïlicn, in billioen, o.
                            t
llillon, m. kopergeld, o. slechte mun\'-M
v. munt, v. slechte meekrap, v.aanM
aarding, v. pa ardenboon, v.             1:
l\'ill iimri\'p\', m. geldsnoeierij, v.            Il
Rillontier, gesnoeid geld in omloopbreifH
gen, geldsnoeien, valsche munten W
vaardigen,
Billonneiir, m. geldsnoeier, va. valschA
munter, ra.
Billot, m. \'\'.\'"/\'■ o. stok, ni. muizt
val, v. <W< boek, o. sluitstukje, o
Rimane, tweehandig,
Bimauve, f. witte maluwe, v.
Bimbelot, m. kinderspeelgoed, 0.
V.\\T\\K
:h
Bident, m. twecitout, m. gaffel, v.
BldentOi tuieetandig.
Bidet, m. hit, m. paardje, o. leuning-
stoel, m. badkuipje, o.
Bidon, m. kan, v. langwerpige bol, m.
Biécliarié, m. znlmnet, v.
Bifflle, f blaasbalgwipstok, m.
Uien, m. goed, o. welzijn, o. weldaad,
v. rijkilom, m.
Ricn, wel, veel, braaf, lustig, hartig,
Bien-aimé, in geliefde, m. uitverko-
rene,
m.
Bii\'ii-aise, vergenoegd, blijde.
Bicn-rtio, m. welzijn, o. weistand, m.
Rteiifaisance, f. weldadigheid, \\,
Bieiifaismt, weldadig, liefdadig.
Rienfait, m. weldaad, v. ntrf, n. voor-
deel,
o.
Bien-fait, welgnnaakt.
Bjenfalteur, in. weldoener, m.
Bicnfaitrice, i". weldoenster, v.
Bienfoude, m. onroerend goed, o.
Rierilicureiix, gelukzalig, zalig.
Rii\'iirial, tweejarig, twee jaren durend.
Binns&inie, l\'. welvoeglijkheid, v.
Bimséant, welvoeglijk, betamelijk.
Bien-ienant, n. goedbezitter, in.
Bien-tenue, f. bezit, o.
BÏentot, weldra, straks, aanstonds.
BienveiHanco , f. toegenegenheid , v.
welwillendheid, v.
Bienvcillant, toegenegen, welwillend.
Bienvenu, welkom.
Blentenue, f, welkomst, v.
Bienvoulu, gewild, gezien , gezocht.
Bi Are, f. doodkist, v. tykbaar,v. bier, o.
Biêvre, m. bever, m.
Bffére, tweemaal vruchtdragend.
Biffage, m. onderzoek, o. uitschrap-
ping,
v. doorhaling, v,
Biffer, uitschrappen, doorhalen.
Biflore, tweebloemiq.
Bilorme, tweevormig.
Bifteck, m. biefstuk, v.
Bifurcation, f. splitsing intweetakken,
v. tweesprong, m.
Bifttrqné, gaffelvormig, tweetakkig.
Bifurqucr (se), zich in twee takken split-
Bigaille, ï. vliegende diertjes, o. ylen.
Big a me, tn. bigamist, m. die met twee
personen is gehuwd,
m.
Bnjamie, f. bigamie, t. een huivelijk
met twee personen,
o. tweede huwe-
Bigarrean.m. bonte ken, v.           (lijk.
-ocr page 43-
BUN
ItlMlt
uiuclotcne, I. speelgoed fabriek, y-
tpeclgoedwiiikel,
m.
niWlolicr, m. spcclgoedmakcr, ra.
■p-clyoedverkooper, m.
uauc, in. tweede omploeging, v.
ro, twCttalliy, tweelcdiy.
1, m. blok wagen, m.
,1-oor rftï tweede maal omploegen
nel, in. profijtertje, o.
neltu, f. schoffel, 111. gesicht, o-
loelilnn, iq. iviedijzer, o.
Ie, m. verrekijker voor twee oogen,
binocle,
o. vischluis, v.
aocDla\'re, voor DWt/e ooji\'» te ge*
in\'Aen.
•me, m. tweeledige grootheid, v. fti
wmiiiw, o.
>9.rapnc, tn. levensbeschrijver, ni.
\'Jiapliic, f. levensbeschrijving, v.
><|!\'a|i|iiqiie, leven sbeschrtjvcnd.
"\'"\', f. tewcniltfsr, v. yeluhnzin-
Ï.. .nvhedsuiioefening, v.
mrtible, tn (wtwn verdeelbaar.
\'■\'lal, (u-ce fort /aii</.
■Ie, fii\'et\'fodft;/, tiveebcenig,
nné, tweevlnugelig.
öc, f. togende geit, v.
ui\'t, in. geitje, o. goudschaaltje, n.
\'icter, taerjKK. flfan c#ie yeiVi op
en goudschaaltje wegen.
amlirol, m. In\'cc* e» broodpap, v
hkaar, v. veldfles/h, v.
33
Uiset, 111. stecnduif, v. houtduif, >.
Bismuih, in. bismuth, o.
llison, m. biton, in. iiu\'Me rttw, m
Bisouari], ui. fn<mAra»t(.\'r, m.
Bisqae, f. vijftien vooruit (in het
kaatsspel}, krecftensoep, v.
Biiqnor, kwaad zijn, pruilen.
Bissac, m. knapzak, in. bedelstaf, m.
IJis-ocüon, [\'. tweesnijding, v.
Dibscr, \'ji\'s roepen, bi&seeren,
Bisscxte, m. tehrikkeldag, m.
Bissextil (au, in.) schrikkeljaar, o.
Bfctoquel, 111. kleine biljartstok, m.
llislorticr, 111. vijzelstamper, m.
Bislomi, in snijmes, 0. scalpel, o.
liistourncr, misvormen, ruinen,
Bistrc, 111. roctzwart, 0. bister, o.
Bisulco, Bisulqae, met gespleten voet en.
Milord, m. schiemansgaren, o.
Bitter, op de beting winden.
Bittes, f. pi. betingen, v. me.
Bitton, in. kruisbetiug, v.
Biiume, 10. jodenlijm, v. aardpek, o.
Bitiimcr, met jodenlijm bestrijken.
Rilnmineiix, jodenlijmachtiy.
Bitare, i. einde van een kabel, o.
Bivak e, tweeschaliy, tweevliezig.
Biviaire, waar twee wegen samenko-
men, tweesprongig.
Mui.it , zich in twee wegen schei-
dende, twcewegig.
Bivoio, f tweesprong, m.            <m. o.
BirotKic. m.open nachtleger,0. bivouak,
Bivouaquer, den nacht indeopenluJit
doorbrengen, bivouakeeren.
Bizarre, zonderling, vreemd, grillig.
Bizarrei ie, f. zonderlingheid, v. grit*
ligheid,
v. vreemdheid, v.
Blalard, lijkkleurig, bleek, verschoten.
Blayuo, f. taboktiak, m. bluf, m.
BUgueur, m. bluffer, m.
Biaiii\'iiu, ra. das, m.
Blairier, m. wilde eend, v.
BlamaMe, berispelijk, laakbaar.
Dlame, m. berisping, v. blaam, v.
Illamer, beriepen, laken, afkeuren.
Btanc, wit, blank, zuiver, rein.
Blanc, in. wit, o. blanketsel, o. doel, o.
zetlijn, v,
Blanc-bec, m. melkmuil, m.
               (0.
ltlanc-liounjcois, m. eerste gruitenmecl,
BlaiNxlt\'-baleiiie, »• walschot, o. sper-
macetie, v.
Blanc-J\'Ejimgno, m. wit krijt, o.
|t, m. atwnwvin^, v.
eul, m. oettr^roofDarfer, ra.
eul», f. overgrootmoeder, v-
BUfi, f. schocnmakers-likhout, 0.
jubel, tweejarig.
ulo, f. kibbelarij, v.
bltfic, httlfwit.
\'yen, m. jrootti «naphaajt, m.
ivennt\', f. roetsc/iHiijö, o.
\'"rmi, minnaakf, belachelijk.
\'■tin, m. beschuitje, o.
Ml, m. tt\'sc/niif, v. mufporcWi\'tHtO.
. I. noordei itri„\'i, ra. winter, tn.
, m. wAufn(f| v. rourf, m.
op pfj\'mo wnKW, frmfn worden
twMachtiy.
K.-H.
-ocr page 44-
BOM
Bli-sili-, f. hrvuwtn.j, y. /ij/m*
31
TU..W
ItlHiicliailIe, f. wifujt-A, in-
RlincMtre, witachlig.
Rlanche, (. halve noot, v. witte bal,
m. zeezwaluw, v. witvisch, m.
Rlancher, ra. looier, m.
lila ilC lierie, f. hleekerg, v. bleek veld, o.
Itlaiichet, m. utitwoiten hemd, o. /Ü-
tr.erdoek, m. persdoek, m.
Rlafchenr, f. witheid, v. blankheid, v.
helderheid, v
RlancMr, witten, bleeken, wasschen,
wit koken, vertinnen, polijsten, tvit
worden, grijs worden.
Blanchissage, m bleeking, v. bewas-
schiug, v. tvascldoon. o.
RlaticliUseric, f. blet-kerij, v. btcekveld,
o. waschkuis, o.
Rldnchisswr, ra. iwis.seAer, m. Wee-
frer, m. nnziener, ra.
Hl.nichisseusp, I. wasehvrouw, v.
Hlaiic-maiHjpr, m. blanrmanger.o.
lUane-maniean, m. benedictijner, m.
Rlanc-raitin, rn. uritta branatalf, v.
IUanc soinr), m. vultnnehl, v.
Rlandice») f. pi. vleierij, v.
lil.uiqne, f. loterijspel, o.
RlaiKjUfttte, i. lO\'Mf\'rpfer, v. blcekerd,
m. urif fti\'ei\', o.
Blague, f. Inbakizak, m.
Hlascr, vnrstompen, bederven, ontzenu-
wen, te veel genieten.
!;! ! Hf!, m. wapenschild, o. blazoen, o.
BlasonnfM", wapens schilderen, blazoe-
neeren, lasteren, bedillen.
Blaiphémateur, m. godslasteraar, m.
Illasphi\'inatnire, godslasterlijk
BlHphènie, m. godslastering, v.
Fllasplijmer, aodslasteren, vloeken,
Itlatier, m koornkooper, m.
RlatW, f. kakkerlak, m.
Rlau\'le, f. boerenkiel, m.
Hl*, m. kovrn, o. koren, o. graan, o.
Ble noir, m. boekweit, v.
Itld Mrrasin, m. boekweit, v.
Hit- He luiïjuie, ra. turksche weit, v.
Rlèche, verwijfd, lafhartig (maïs, v.
R\'echir, verwijfd worden.
Mime, doodsbleek, vaal.
Ülémir, verhleektn, bleek worden.
Illnn.issement, in. verbleeking, v.
fihnnie, f. slijmviseh, v.
Blennorrhagie, f. druiper, m.
BlépharotiSi I ooglid, o. ontsteking, v.
ülf\'s.r, it-jn-n, brouwen.
Blesser, kwetsen, wonden, krenk,
Blessure, f. kwetsuur, v. wonrf, *
krenking, v. schade, v. nadeel, o.
Blette, beursch, buikzick, overrijp.
Bleu, blauw.
Blouatre, blauwachtig.
Bleuir, blauiv maken, blauw verver
blauw worden.
Blin, m. ramblok, o. m.
Blindagc, in. dekking wet luiken, \\
hlindee-ring, v. blinden. 0. mi*.
Blinder, dekken met luiken, blind»
ren.
Blimles, f. p|, blinden, n. me. Im\'Jtc
O. ]\'!\'\'■
Bloc, ra. blok, m. o. stapel, m.
lïloc (eni, voelstoot", bij den hoop.
Blöcatie. ra. inzetting v«n omgekeeri
drukletters, v. puin, n.
Blochet, m. steekimlk, m.
Blocos, m. blokkeering, ». blokkade,\'
Blond, Mond.
Blonde , i. blonde, v. zijden kant, I
blondine.
Blondier, m. blondemakcr, m.
Itlonriin, m. blond man, m. pronker,t»
Blondir, blond worden.
Bloquer, btokkeeren, insluiten, drm
letters omkeeren, aanvullen.
Bloitir (se> , ineenkruipen, hurkB
roesten, zich verschuilen.
Blonde, f. kiel,m. biljartzak. m. rum
Blouser, maken, foppen, misleiden-
lil.ni-.\'! (se), verhopen, zich bedriem
t. kortbarige wol,
Bluet m. koombloem, v.
Bloette, l. vonk, v. aardigheid
Itluteau, m. buil, ra.
Bluter, builen.
BIn tori c, f. builzolder, M.
Boa. m. boa, ra.
Bol)èclie,f. kandetaarspyp.v.hangt-r.
Bolnne, f. garenklos, v. bobijn, v-
Boliiner, winden, spoelen.
Bobineuse, I. garemvindster, v.
Bobo, m. pijn, v. ongemak, o.
Rocage, m. bosehje, o. boschnge, f-
Boeal, m. bokaal, v mondstuk, 0.
BoCird ra. stampmolen, m
Bocardcr, erts stampen.
Bocas, ra. trompetmondstuk, o.
Bodinc, f, seheepskiel, v.
Bodinerie, f. bodemerij, v.
,
-ocr page 45-
nnnn
Irnchs, f. goudvlies, o.
êsser, krassen.
enf, m. os, m. rundvleesch, o.
•gue, f. kastanjeholster, m.
némfen, m. lïohe.ner, m. heiden, m.
vaurzegger,
m.
\'re, drinken, inzuigen, vloeien,
rdragtm, verkroppen.
oire, ni. drank, m. drinken, o.
m. fto»/, o. bosch, o. hoorns, m.
schacht, v. kegel, m. schijf, v.
»jsage. m. houtwerk, o.
houlryk, boschachtig, met hout
beschoten.
ttsement(m. aanplant van bosschen,v.
met houtwerk beschieten, van
hauigtutai voorzien.
Serie, f. beschot, o. houtwerk, o.
i_MOX, houtachtig, houtig.
•siHer, m. houthakker, m.
i\'-roufjo, tn. Idoedhout, o.
isseati, m. schepel, o. vlechtkussen,a.
iiïsclr.ï, f. schcpelvol, o.
iKtelier, m, Svhepelmaker, m. fcan-
•iclaar in maten, m. Ufftwerfttfr, m.
issellerio, f. A«( ntoJfMt p«n schepels,
»\'• hamlet in maten, m. witwerk,o.
isson, f. drank, m. Haf, o.
ito, [. drinkbamrheid, v.
t", f. rfooi, v. frasï, v. &t«, v. (rom-
\'"\'"ji\'. o. fcui\'g, v. schacht, v.
ter, hinken, mank gaan, kreupel
aan.
U*ux, j«n)iA\', kreupel, waggelend.
lier, m. zalfuoos, v.
i m. kom, v. zachte klei, v.
*ire, kleiachtig.
de, f. luchtsteen, m.
"Jtance, i, slemperij, v. hrasserij, v.
«narde, f. donderbus, v. blaasin-
\'ument, o. mond van een steen-
\'\'», ni. homschip, o.
nardement, m. bombardement, o
iion.\\
3S
Umi, goed, deugdzaam, braaf, nuttig,
eerlijk, aardig, lixfig.
Bon, in. \'((■( goede. o. voordeel, o.
overncAof, o. borgstelling, v. schrif-
ttlijke aanwijzing, v. hou, m.
Bonaco, f. windstilte, v. gerustheid, ».
Rontsse* «\' \'c gned, eenvoudig.
Bonbon, m. suikergoed, o.
liniii)onnii\'\'rc, I. honhondoosje, o.
Bond, m- terugstuiting, v. sprong, m.
Bonrie, f. fop. m. ipongat, o. tföp, v.
Ronder, volstoppen.
Bondlr, opspringt», huppelen, stuiten.
Bondissen)ent ni. gi\'spring, o. gehup-
pel, o opspringing, v.
Bondon, m, rap, m. s/wi.v. homgat, n.
Bondonner, nol sponaai loemakcn.
Randnnnif\'-re, i. si»o>d>oor, r.
Rondree, I. havik, m.
BonliPiir, m. geluk, o. welvaart, v.
fcil, o.
Bonhomie, f. goedhartigheid, v.
Itonhomine, m. aoarfo nuk, m. </"<\'\'\'(\'
iiW, v.
Boni, m. overschot, o. tegoed, o.
Bonier, m. bunder, m.
Boniface, m. sukkel, m. goedbloed, m.
Bonifier, iwrittifoiwi, nerffoerfe».
Bonjour, m. goeden dag, ni. goeden
morgen, ra.
Bon-mot, m. kwinkslag, m.
Bonno, f. kindr.rmeid, *. /;omi(>, v.
Bonnenn, m. ankerboei, v.
Bonne-a vont ure, f. waarzeggerij, v.
Bonncmenl, goedig, oprecht, rechtuit.
Bonnet, m. mi//.(. v. pe/, v. Aki/, v.
deksel, 0.
Bonnetaae, f. hoedafneminq, v. rfi\'<?;n\'
buiging, v.
Bn;iri- h\'i, nederig groeten.
Bonneterie, f- mutsenmakerij, v. mut-
setiwinkel, ni. u«7 f/ot"rf, o.
Bonni-lici,m. »iii(se?M»n/f(,\'r,m. wnfsc»-
vt\'rAoü;>«»*, m. knusenvcrkooper, m.
Bonnette, f- ravelijn,ci. broodwinner,m.
Honnettcs, f. pt. Hjzeil.o. fratsen, v.me.
Bon-sens, tn. gr.zond verstand, n„
r.oït-nri\', in goeden avond, tn.
Bonte, f. goedheid, v. deugdzaam-
heid,
V.
Bonlour, m. wending, v.
Botjuillon, m. houthakker, m.
Boquet, m. Aoo5i<af, o. schop, v,
Borax, m. \'>or«x, m.
i
barder, bombardeeren, beschieten.
WKliflr, m. konstabel, m.
«Min, m. bombazijn, o.
«\'"> \'■ \'*om, v.
weaent, m, holligheid,v. bolrond-
\'*\'t, v. welving, *. gegons, o.
W, bolrond maken, welven.
\'"vee, i, bomln/x, ni. v/uidi-r, ni.
M, v.
>.\'. rd, v. spriet, m.
\'e, f. bodemerij, v.
-ocr page 46-
BOUK
Ikiuc, m. bok, m. s«"l, v. katrol, v.
Boucan, tn. rookhut, v. rooster, in.
ftorrftf, v. bordeel, o. geraas, o.
Boucaner, rooken, op wilde ossen ja-
gen, kwellen, geraas maken.
Houcanier, in. vleeschrooker, 111. buf-
feljager,
m. groot schiet ge weer, 0.
vrijbuiter, m. boekanier, m.
Boucassin, m. diemet, o. jyro/" lÏHttOtt, o.
Roucaut, ra. paklon, v. okshoofd, o.
Boucblfle, ra. stopaarde, v. stopsel, t-
Boacharde, f. tandbeitel, m.
ISoucIil\', f. nionrf, ra- *><*. "»• «MtfWi
v. opening, in. monding, \\.tromp, »■
Bouche (de), mondelijk.
Itouctic ;\'i leu, f. »«ur»i«i«, >"■
Uourlii\'-e, 1. moiirfuof, m. \'\'«^i li;
oee(, m.                                           .
Boucber, srow/x»)*, (ocrfoe», toemako
Boucber, m. rteeaéftAflifWWi ni.*wj«r
m. slachter, m.                              , J
Boueherio, f. slachthuis, o. tpfeWCftM]
v. slachting, v.                                  "
Bouclic-lro", m. noodhulp, v.            J
Bouchelure, f. /<e/.-, o. htrimno, v. 4
Boucltoir, m. oeendeur, v.
                 1
Uoiicltoii, rfoj>, v. ftur*. v. prop, I
witch, m. wijnkrans, m. kroeg, J
:«;                         iiiiUD
Hord, in. Iioord, n\\.iuoin,m.raml, in.
oever, in belegtet, o. schip. o.
lïoiilagc, in. boordsel, o. scheepshuid
lenhuut, v.
Itordailles, v. pi. bocipUtnken, v. me.
Bordailler, tavetren.
Bordaycr, laveeren.
liordi\', m. zoom, m. boordsel, o. galon,
Bordes, f. laag, v. lovecrgang, ni. (o.
(Soi\'ilcl, m. boraeet, o.
Bordeneau, m. sluisdeur, v.
Border, hoorden, onthaarden, zoomen,
aan den oever liggen, langs varen,
Bordereau, m. lijst, v. uittreksel, o. hor-
dere!,
o.
Bordure, f. rand. m. lijst, v. raam, o.
Boréal, noordelijk, noordsch, noorden,
Borée, m. noordenwind, m. Boreas, m,
Jïi.).\'i n,\'. iènooqig, onduidelijk, onaan-
sienlijk, gemeen,                              (o
Bornage, m. hut zetten van grenspalen.
Itoine, I. grenspaal, m. grens, v.
Bomer, bepalen, beperken, bekrimpen,
Bornoycr, met één oog mikken, palen,
Hosan, m. gierstewater, o.
Itöfquet, m. boschje, o. bosschage, o.
Bo?sage, m. kraagsteen, m. kromte, v.
Bosse, f. bult, v. bochel, m. buil, \\
gedreven werk, o. uitivas, ra.
nós=ü]age, m. gedreven werk, o.
Hosseler, gedreven werk maken.
Bosscman, m. hoogbootsman, ra.
!\'■ ■-i-i;\' ■. m. kopergieter, 111, glasbla
ter, m.
üosscurs, ra. pi. kraanbalkcn, ra. me.
Itossier, m. glasblazer, m.
BQSSU, gebocheld, bultig.
Ilossn, m. bultenaar, m. gebochelde, ui.
Hot (pied), i»- horrelvoet, m.
Bot, m. roeiboot, v.
Botaiiique, f. botanie, v. kruidkunde, y.
Hotamquc, botanisch, kruidkundig.
Hotaniser, dof«;itseercH.
Botanist*, ra. plantenk-nner, m. kruid-
kundige, m. botanicus, m.
Botte, f. bundel, m. bos, m. hoop, ra.
laars, v. schermstoot, m. okshoofd, o.
rijtuiotrede, v. kluit, v,
Jlottclaijc, m. opbosiing, v. busseltoon,o,
Ilotleleï-, hosselen, busselen.
l!ot teleur, m. busselbinder, m.
Dotter, ïaonen maken, laarzen aan-
IlotUor, ra. laarzenmaker, m. (iloen.
Molttric, f, laarsje, o halve laars, v.
Bou
ht
koBonBou
rjjcA wr^v««, ifwfromweü», i"J
oort-i, rroefelett.
ehoonier, ra. A«W.e»ntofcei% »■ 1
cle, f. yesp, m. ring, m. «r«\'i ^
lok, v.
Boucfé, in. zeehond, m.          .
Houder, «espen, fcn(W««, »le*«e»- \'
Bjuclette, f. ringetje, O-
Bouclier, ra. schild, o. beukelaar, n
Boucon, m. giftdrank, m.
Houder, mokken, pruilen, pass*?-
Bondene, f. mokkerij, V. pruU\'t\'U\'t
Boadeur, m. pruiler, m. motmer,
Houdeur, pruilend, mokkend.          (
Houdin, m. beuling, m. bloedwcr*l
röi, v. s(yve fcrttl, f. kntitwor* .g
Houdinicr, in. fcewIi»om«fce\'", m. «w|
vcrkooper, m.
Houdinit-re, in, worsthorentje, o
Boudoir, m. damesvertrekje, o
doir, o.                                      ..
Boiie, f. slijk, v. modder, ra. en
dik, o.
Bouée, f- boei, v. dry f ton, v,
Boiies, 1. pi. moddenad, o.
-ocr page 47-
noen                  ut
Boulanger, m. bakker, m.
Boulanger, broodbakken.
Bonlaogerie. f. bakkerij, v. bakhuis, o.
ltoule, f. M, m. \'"(/, m. trloot, m.
kogel, m.
I ■■■(!- ■.■!, m. tt\'fA", m. berkeboom, m.
Boule-dogue, m. iiulhond, m.
lïonlor, ;iiW/e>j, oj»W«:e».
Itonlol, m. /,<v/W, m. /.oof, v.
Üoulctt»;, i\'. halletje, o. bolletje, o.
BoulrQX, m. karrcpaard, o. werkezel,
Boulevard, m. waf, ni.iiö/wi,\'»\'/; o. (m.
Itouleversor, omA\'sereJi, «erti/oej/eH,
Boulior. ni. vischnet, o.
Ilotilimic, f. geeuwhonger, m.
Itouliii, m. duivennest, o. steigergal,a.
Houline, i". boelij,!, ». zijzeil, o.
Ilotilincr, /ot\'fi.\'H, tnveeren.
Boulineur, ra, vrjjbuiter, m.
Boulingrin, m. grasperk, o.
Itoulnir, in, kalkkloet, m.
lïoulon, in. ijzeren bout, m. ktinkna-
gel, m.
Bauloitgeon, m. deminstelompen, v.me.
Boulonner, muf klinknageh vastmaken.
Itouqiic, f. engte, v. /ninii\'O doorvaart,
RomjiH\'t, m. ruiker, ra. peur, m. (v.
rtoii\'jnetier, m. bloempot, m.
Iluuijiiclii\'ie, (. ruikermaakster, v. mt-
kerverkoopster, v. bloemenmeisje, V.
Ltou jin\'tiü. m. steenbok, m. steengeit,\\-,
i!inii|iiiii, m. oma\' fcoA-, m. mniind/aar,
m. tater, in. oi«\' fttft-A*. o.
Bouquiner, ramtttoftffl, boeken verza-
melen.
Bouqainerfe, f. handel in oude boe-
ken, m. boekenslalletje, o.
Itou<(i.ineur, in. liefhebber van oude
boeken,
m.
BouqutnistO, m.oude-boekenhaiidelanr,
Bouracbe, m. teenen aatkorf, in. (m.
Itourhe, [. s/yA-, o. modder, m.
Itourlx\'tix, slijkaehtig, modderig.
Rouxliier, m. modderpoel, m. RtOenM,
Honrbotle, f. puitaal, m.                    (o.
liourCoUo, f. veldsalade, v.
Itonrdaïne, f stinkhout.a. zwarteels,in.
Roanlalone, (. hoedband, in. gebloemil
Hiinen,
o. la ngwerpige kamerpot,m.
Itounlo, i\'. leugen, v. bijzeil, n,s(i»/,m.
Bourtlftlaf, m. groote duif, v.
Bourder, «\'090», jokken.
Konnloni\', m. leugenaar, m. zwetsi>rtm.
Konritilloii, m. dtii.jhoift, o. rathont, o.
baggerman, nt« vuilnis-
uii\'ux, modder achtig, slijkeriii, mod-
derig, slordig, smerig,
faitt, opgezwollen, poffend.
Ottnte, f. bouffante, v.
(IV, in. komiek in de opera, m.
ffó*», f. vlaag, v. oprisping, v. oj>-
Ü\'l\'Hg, v- ico/A\', v.
ilW, o;>Wör:en, wete\'i, zwellen,
tik worden.
ulfette, f. kwast, m. strik, m.
utlir, rfot\'it 0|i:ive//(!ti, opblazen, op-
zwellen, uitzetten.
[nriiistnv, f. opzwelliiig, v. fftrivoi-
[otAeul, v. opgeblazenheid, v.
ptffuir, in. hlaispijp, t.btaa$balg,m.
(ton,
ni. potsenmaker, i-i. nar, m.
fibn, potsig, kluchtig, boertig.
^—
ITiinuer, potsen maken, boerten,
\'«■liïoiinerip, f. klucht, v. pots, v.
f. kamertje, o. krot, o. buik
......\'« vat, m. drijl\'heiteltje, o.
i{|00ir, m. blaker, m.
iger, v«ii dtf ptoafj wijken, zich
ewegett. zich verroeren.
igettc, f. lederen reiszakje, o.
igie, f. UHUfcaari, v. tentijzer, o.
■gier, »ic( was bestrijken, tvassen.
!
on, m. knorrepot, m.
onner, knorren, mopperen.
Ktn, m. stijfgelijmd linnen, o.
VU, t. drijfzand,
o.
liaison, f. gisting, v.
Ilant, kokend, ziedend, opvliegend,
ug, haastig.
"tod, m. resfOiwo/A\', v.
l\'. f. plomheermerk, o. stempel,
l\'olistok,
m.
foan, m. rtensbak, m. gatr!bnk,m,
\\w, stempelen, merken, polsen.
\'ftor, m. stoomketel, m.stoker, m.
[Ij, m. gekookt rundvleesch, o.
f. brij,
v. p«p, v.
zieden, koken, bruisen, gisten,
...
m. koperen kookvat, o.
Mre, f. MNtf«rft«td,in. tkceketel,m.
i, m. bobtiel, m. hfaasje, o.
■Iinat,
o. afkookte!, o. gaarkeu-
v. \'H. m.
is, m. tftJrfte rottifa plooien, v.
\'tonner, i« ronde plooien leggen,
•reien, bruisen, sissen, koken.
\', f. berkenbêeckje, o.
-ocr page 48-
BOUT
Boursouflade, l\'. hoogdravendheid, v.
BoursoufliHje, l. hoogdravendheid, v.
Boursouflé, opgezivollen, hoogdravend.
Boursoufler, doen opzwellen, opblazen.
Bonrsoufluru, f. gezwollenheid, v. op-
gebtazenheid, v.
Bonscaler, omverwerpen, door elkaar
smijten.                                                 |
Bouse, i. koedrek, in.
liousiliiiye, m. metselwerk van koedrch,t
o. knoei werk, o.
Bousiller , vtin koedrek optrekken fl
knoeien, broddelen.                           |
Buusilluui\', in. boerenmetselaar, nij
AnocJer, m. broddelaar, ui.              I
Bousin, ni. weeke steenkorst,v.geroost
ISonsijuier, buit maken, plunderen. (f|
;:.i . ■ ■-. . ni. ankerspaak, v.                      i
BouMole, l\'. kompas, o. richtsnoer, v-i
Bout, ui. einde, o. (oy, m. (ij», m. f*"\'
v. beslag, o.                          (brengenê
Bout (VeOir il), fr\' &OUËJt komen, i io
Boutade, f. jrrii, v. jii»A-, v. Antir. tl
llftvoi, IQ.                                           ij
BouUnt (are, m.) frijtboog, m.           \\m
Boularjiue, f. gezouten vischkuit, v. tM
I ■■ j! -.-.].■ . ui. vleugel pttnt, v. , ei-ra
Bout-de-niiuiielle, U. fn/ief, ni.
           ra
Bout-d\'liomrue, in. manm-tje, o.         m
Bout-d\'oreille, ui. oorlel, v.                 rl
Boute, f. fottit\', v. vat, o. doos, v. rl
Bouie-a-jioit, in. havenmeester, in. a
bautée, t\'. schoor, m. sl«(, in. jri\'/, *r»
Bout«:-K\'U, m. lontstok, m. vuurcci-^
legger, m. twistmaker, m.
Boutetlitt, f. (lesch, v. tü»W, v. tvii\'i\'n
ftW, v. stheepsgalerij, v.
BoateilUer, in. bottelier, m.
Bonter, sei(«J«, leggen, afschaven, «f
jagen, steken, drabbig worden.
Bouter-au-laryc, in :t.\'i; steken.
Bouteroile, l\'. oorband, m. /"ui\'A-, v. |
Bouteroue, f. A-c \'\'^\'■T". mi. ,\'V<< .■
Boutesellti, m. trompetsiynaal om
Ie stijgen, o-
Bouto-tuut-cuii\'o, m. doorbrenger,
Bouteuse, f. speldensteekster, v.
llouteux, m. schepnetfO.
BontÜtier, m. bottelier, in. schenker*
Boutiyuaae, m. kramerij, v.
Boutique, f. ivinkel, m. kraam,
tveikplaats, v. vischkaar, v.
Boutiquier, m. winkelier, in. Arn"1
Bouüsse, f. v(\'(■/.-.•■.\':\'.•/;, in.
Bourdioe, f, looksoep, wherfstpr.rzik, v
Bourdon, in. hommel, m. pelgrimsstaf,
ia. brompijp,
v. groote klok, v. uit-
lating,
v.
Bourdon nó, gerimpeld, bolvormig.
üounlonnoment, m. gegons, o. gebrom,
o. suiziug, v. gemompel, o.
lSourdoiiiiLT, gonzen, brommen, sui
neuriën, mompelen.
Itoury, in- vlek, o. groot dorp, o.
Bourgade, i. klein vlek, o.
ÜourijiHiis, in. burger, m. baas, m
Bourgeois, burgerlijk, gemeen.
Hounjeoisi:, i. burgeres, v.
Bourgeoisie, i, burgerij, v. burger-
stamt,
in. burgerrecht, o.
Boiinieou, in. knop, 111. oyj/,i>■ scheutje,
o. puist,
v.
Jiouiyeoiint\', puistii/.
Bouryecnner, knoppen. uitbotten, uit-
spruiten, puisten krijgen.
llounjni, 111. beugelnet, o. net, v.
Boury nestra, m. burgemeester, ui.
Bourijiion, in. /"m\'A, v.
Hour;ji)ijne, in. bourgognewijn, m.
Boiiryue-mestri;, ni. burgemeester, ni.
Bouryuépine, i. kruist/oom, m.
Bodrrade, f. sfoaf, in. /\'<■\'■, in. vinnig
antwoord, o. snauw,
ni.
Bourrage, m. vulsel, o.
BonrrMqae, f. bui, v. stormwind, na.
oploopendheid, v. ui\'feaf, m.
I Jourre, f. haren eulsel, O. /iro/>, v.
Bourreau.m. <w<*, m. scherprectiter,ui.
Bourrélcinent, in. wroeging, in. j>y/)i-
j/i\'ik/, v. foltering, v.
Bourreier, pijnigen, knagen, wroegen.
Bourrelet, m. kussentje, o. valhoed, m.
kwast,
ui. lentfengezwel, o.
Bourrelle, f. twWwroKW, v.
Bourrer, opstappen, aanzetten, slaan.
Bourricba, f. mand, ?.
[ïourrique, I. uitvin, v. ezel, m. dom-
oor,
m. stelling, v. haspel, in.
Bourrfquet. m. ezeltje, o. schraag, v.
Bourrir, r«i*c/mH.
Bourru, norsclt, knorrig, wollig.
Itourse, f. ■\'"■\'">, f. soft, m. buidel, m.
Boursicaut, m. beursje,o. spaarpotje,o.
Boursier, f. kasiiouder, m. penning-
meester, ni. >\'<■■ i\'/\' uwe ■■■;■.\'.• s(u-
aVerf, m. beursbezoeker, m.
Boursiller, ptffd opleggen.
■> ------- », hmekzak, in.
-ocr page 49-
BUUT
^iioir, di. steckmes, o. snuit, ja.
iton, in. knop, m. spruit, v. tepel,
" pu-st,
v. knoop, m.
winé, toegeknoopt, achterhoudend.
\\UtStig.
itonner, tocknoopcu, uitbotten.
i\' (se), zijn jas tueknoopen.
Konnerie, t. knoopenfabriek, v.knoO\'
\' ((/W, in.
U*, m. knoopt\'iimaker , m
nhandelaar, m.
■re, f. knoopsgat, o.
ó, 111. eindrij}/!, o.
1. uitspruitsel, o. scheut, m.
fve;iu, m. jonge os, in. (loot, v.
), I. ossenstal, m.
|»eroa, m. bloedviuk, ra.
»«t, in. ploegschaaf, v.
■ \'ei, ra. ossendrijver,m.vlieyenvan-
\'illon, m. jy/it/e os, in.
\'reuil, m. Woörfuïnk, m. goudvink,
T, buksen,
                                    (ui,
in. tn. ditrui, ui. fflaar, v. s/«ji(/, v.
uuüw, m. êttanmmaker, m.
-\'\'\', m. iodi\'er, m.
"\'It\'t, m. «r»ti>aml, in. bracelet, m.
J-jK-t, m. /»rafc, na.
\' " 1, van den arm, arm . . . ,
I, kruisvorm!;/, gearm-i.
\'^H\';t|iliii\', i. snelschrijfkunst, v,
\'!|)0de, kortpootig.
*"i ut. üuisdt t,, -(n(, in.
•nnage, ni. stroopt;/!, o. wilddievc-
J""er, stroopen.
                     (rij, v.
JnniLT, ni- 5frooj»f\'". "i- wiUdtef,
ll\'. f. bloemblad, o.
                   (m.
\'eoie, f. goüdblad, o.
ll\'inle, i(i*/j/:(i(im gaande.
"W| ittiffg Jtititr», snoeve\'i.
oi. scheepsteer, o. hnrpuis, o
t\'fümc/t\'ii, ra. pi. vogelstrik, m.
t- /uur, v. windsel, o. kous, v,
*™ /et!)-, o. frisketpapier, o.
\'id, m. 3i:/im;«u\'t>r, m tWi reeuw ■
\'!/«.. m.
                                         (v.
\'°i I. zoutschop, v. harimjschop, v.
lt;r, liarinij souten, schreeuwen,
\'\'. balken, schreeuwen, (balken.
L\' \'. ffJom, Dl. \'/loeiende kolen, y.
I\'i\', ui kolenbak, m. doofpot, m.
\'w*, f. doofpot, in. stoolpan, f.
"i*. <Ws een fter( ïi\'/ireeuwtfH.
\'»>■ menïcfteHi/reA, m. iuac/st;(, o,
BRAV                         9U
Brancard, ra. draaystoel, in. btfcrie, v.
/dmotJi, o. dissflboom, tn.
Braneardler, m. stoeldrager, m.
Mrancliaife, m. takken, m. vertakkint/.v.
Braiielie, f. (»<A\', m. (c/r/, \\. <irm, m.
Branclier, ««» wn tak ophangen, op
een tuk zitten.
Braiichette, i. takje, o.
ItraiicliitfS, f. |>l. vischkienwen, v. me
Brandiu, getakt, vceltukkig.
Braode, f. heide, \\. heidekruid, o,
Bramierie, f. branderij, v.
ltraniJevin, m. brandewijn, m.
Brandeviner, »i. hiandewijnstoker, m.
Brandi, eensklaps, in éènen ruk.
Brainiillemeut, ra. schommeling, v.slin-
gering, v.
Brandilitr, schommelen, slim/eren.
BrandiUoire, \'• stliommel, m.
BrandJr, zwaaien, drillen, vastmaken.
Branden, m. stroofaiikel, v. brandend
hout, o. stroowisch, v.
Urandoiiner.witt e ene stroowisch merken.
Branie, m. waggeling, v. beweging, v.
stout, in. danslied, O. hangmat, v.
Branie-bas! k\'Hji- n op !
liranler, schudden,beiveyen, waggelen.
Itranfoire, i. wipplank, v. ïc/iüinwL\'f-
fouw, o. trekketen, v,
Braque, m, iimA\', ra. losbol, in.
Ilra(|ue, ?ü«, o»/)c:oH\'it!\'i.
Rraquenu>rt, m. hartsvanqer, m.
Bi-aifiier, wenden, richten, pointeeren.
Braques, i. pi. kreeftscharen, v. me.
Bras, m. arm, m. tak, m. vin, v. schaar,
[traser, soldeeren, wellen, (v. bras, \\.
Brasier, m. kolengloed, in. komfoor, 0.
vuurpot, in.
Brasiller, roosteren, licht afgeven.
Brassaifc, m. munting, \\.muntloon, o,
brouwen, o.
Bi\'assanl, m. armstuk, o. armplaat, v.
Brasse, (. vadem, ra- vaam.
Brassée, f. annuot, m. vadem, m.
I:i-.j —■ i-, omroeren, mengen, brouwen.
Brasserie, f. brouwerij, v,
Brasseur, m. brouwer, m.
Brassi\'ier, brassen, aanhalen.
Brassiaije, m. vademing, v.
              (lil.
Brassiére*, f. borttrokje, o. draagriem,
Brassin, m. brouwsel, o. brouwkuip,*.
Brassoir, m. roerstok, m.
Braeure, 1. lasch, ?.
Bravadio, m. btu/Ier, ra. snoever, m.
-ocr page 50-
40
BBIN
Brlbemse, f. bedelaarster, v.
Itiic-ii-l)iac, in. uitdragersgoed, o.
Bric-a*brac (marcband, ra. de), ««\'Mi
Brick, m. brik, n.                      fger,
Bricole, f. sprinqriem, m. draayrie
m.jaehlnet, o. terugkaatsing, v.
Bricofer, heet eten in den mond !\'•
en weder bewegen, op den ba
spelen, owwegin nemen.
Briculier, m. zijpaard, o.
Brille, f. loom, m. teugel, m. keetbai
m. trens, v. klokring, m. kletnhaak,a
Briiler, toornen, teugel en, breidelt
nijpen, bedwingen.
Bridoir, tn. keetbané, m. kindoek, n
Bridon, m. trens, v. kleine toom, m
Bridiiiü, t. kruisfjinring, v.
Brie. f. deegklopper, in.
Brief, in. zeebricf, m.
Brief, kort, beknopt, snel, spoedig
Brier, braken, kloppen.
Brièvelö, f", kortheid, v. beknoptheid
Itrife, f. brok, m. homp, in.
Rrifer, gulzig eten, vreten.
Brifeur, m. gulzigaartl, m,
Brifier, m. noklood, o.
Iïrifjad<\\ f. brigade, v. menigte,
Brigadier, m. brigadier, m.
Brigand, m. reetrer, m. dief, ra
Brfgandage, m. rooffry. v.dftfft .
Brfgandean, m. roovertje, o. dief,
Brigamler, rooverij plegen, stelen
Brigandine, f. pantser, o.
Brifianlin, m. brigantijn, m.
itiijiaiilim\', (. brigantijn, in.
bed, o.
RrfgtlC, f. kuiperij, v.
Rrinuer, kuipen, najagen.
Briliamment, schitterend, glansrij"
BrilUnt, m glans, m. /ui.<fer, m. H
delgesteente, o. briljant, ra. \'
ftciti*. V.
Ilrillant. schitterend, heliter,uitstek
Brillantor, slijpen, snijden.
          ("
Briller, schitteren, blinken, uitmr-
Brimbale, m. pompzwengel, m-
Brimbaler, /t«*«?j* <« wreder sling-
luiden.
Brfmborion, m. kleinigheid, *. \'"\'\'
Uns, v- Pryh v-
Brin, m. riedm, m. splintertje, °
teltje, o. tiert}*, o.
Brin-a-brin, stuksgewijze.
lïriinle, f. toast, m. gezondheid, f-
IIRAV
Bravacheri*», f. snoeverij, r. groot-
spraak,
v.
Bravade, f. snoeverij, v. uittarting, v.
Brave, moedig, dapper, braaf, ferm.
Braver, trotseeren, tarten.
Bravo, m. bravo, nt.
Bravoure, f. dapperheid, v. hravour,ra.
Braver, kalefateren, teren.
Brayer, m. leeren riem.m. breukhand,
m. vttandelriem, m. hijschtouw, n.
Brayes, (. jij. luren, v. me. dweilen,
Bréant, m. vlasvink, m.            (m. roe.
Brebis, v. schaap, o. ooi, v.
Brèche, r\'. bres, v. krak,m. afbreuk,v.
Brechet, m. borstbeen, o. hartkuil, m.
Bredi-breda, met overhaatting.
Bredissure, m. mom/klem, v.
Hreil
7
onillei-, hakkelen, stotteren, rabhe-
Bref, kort, bondig, kortom.            (len.
Brei, m. ptuselyke brief, m. breve, v.
Bréuin, m. schakelnet, o. /";»"«, ra.
Brénaijjni\', onvruchtbaar.
Hrelai), m. dobbelspel, o. speelhuis, o
Brelamlicr, m. speler, m.dobbetaar, m.
Itrolaniünier, m. marskramer, m.
Bralle, /. klein houtvlot, o.
Broloqae, f. snuisterij, v. signet, o.
Brème, f. brasem, m.
Breneux, bevuild.
Brésil, m, braziliehout, o.
Brösillor, me* braziliehout verven,ver-
brokkelen, brokkelen.
Bressin, m. takel, m.
Rrótailleur, m. voorvechter, m. twist-
zoeker,
ui. opsnijder, m.
Bretauder, de oorcn korten, kort af-
snijden, ongelijk scheren
Brelclle, f. draai/riem, m. helpzeel, o
jalg, y. bretel, v.
Btctle, f. rapier, o. ttootdegen, in.
Rretloiir, m. vechtersbaas, m voor-
vechter,
m. twist zoeker, m.
Bi-enit, m. utüdbaan, v.
Breiiils, m. pt. reefbanden, m. me.
Rrvurage, ra. drank, m.
Breve, f. korte noot, v. korte letter-
greep,
v. korte versmaat, v.
Brevet, m. brevet, o. diploma, o. pa-
tent,
o. octrooi, O- vrachtbrief, m.
Brevetaire, m. octrooihouder, ra.
Brevetor, een brevet verleenen,
Bréviairc, m. getijboek, o. brevier, o.
Bi\'cvilé, f. kortheid, v.
Jïrilie, f. brok, m. homp, m.
-ocr page 51-
BROt!
RRIN
Hrin-d\'esloc, m. potsstok, m.
■ :\'. |!i"lu!l", t. pompiwenaet, m.
Briochfl, f. eierkoek, m. lompheid, v.
Brion, m. boommos.o. voorstevenknie,\\\'.
IJriqiio, f. gebakken steen, m. klin-
ker,
m. stuk (zeep\\ o. blok {tin), o.
Rriquet, m. vuurslag, o. dashondje,o.
BrtqneUge, m. metselwerk van gebak-
ken steen, o. klinkerwerk, o.
Itriqtieteriö, i. steenbakkerij, v.
Hriqueleur, m. slsenbaas, m.
Rriqnetier, tn. steenbakker, m.
\'•ris,m. braak, v. wrak, o ■nhiphreuk,
Hrb&bte, breekbaar.                           (».
Itiisant, m. branding, v. deining, v.
Hinde klip, v.
\'.1
Rrochoir, m. hoe/hamer, m.
Urocbn.v, i. innaaiing, v. vlugschrift,
o. brochure, v.
Rroeoli, m. sitvoiekool, v.
Brodcquin, in. halve laars,\\. broo*, v.
it roder, borduren, versieren, opsmuk-
ken.
Broderie, f. borduurwerk, o. WJltf-
riMjf, v. ops-nukking, v.
Brodoir, m. ztjdeklos, m.
Broiement, «i.s/afflptiij;,v, wrijving, v.
Brom e, m. brom/tem, o. wilde haver, v.
Broncliide,f. strmikeiing, v, mtMf<ij»,m.
Broncher, struikelen, misstappen.
Broncltes, f. pi. roe. luclitpijpvertaklnn- \\
gen, v.
BronchJal. ./<■ luchtpijp betreffende.
ISioiicliiie, f. verkoudheid, v.
Bronchtcele, m. kropgeswel, o.
l!ri»ich>i|omic, f. Imhtpijpsnede, v.
Broiite, m. brons, o. klokspijs, v. mo
Bromer, fcroJtre», wi*s(«/<;». (tan/, n.
[troque, f. spruitje, o. krop, m.
Broquer, pi\'jkA qoh if--» dii^d slaan.
Ilrciji lette, f. spijkertje, o. nagelt je, o.
Brossail!es, i. pi. struikgewt*, o. (in.
Ilrossc, f. borstel, m. schuier, in. kwast,
rtroMcr, borstelen, schuieren.
Bronicr, m. borstelmaker, m.
Bron, m. groene notebolster, m.
I\'rouaiües, f. pi, ingewand, o.
Rrooéo, I. stofregen, m mi*/, m.
Itionct, m. dunne, pap, v. kandeel, v.
BroilOtte, I. kruiwagen, m. bandwa-
Brouetter, kruien.
                    (gen, tn,
BroneUear, m. kruier, m.
Brmgnèe, (. laiigw /"ui*, r.
Bronnnha, m. boeha, «. getier, o.
Bronlii, m. Brotil, ra. bluaspijp, v.
Brouillamini, m. witionle, v. yi;)\'i""\'\'-
rt\'tiu, v. mengelmoes, o. klomp, m.
BroaHlard, m. mist, in. ttri\'ct, m. vit
warrtng, v. ktadhoek, o.
Brorillar.l, (papitn-, m.i vloeipapier, o.
Itrouil.\'e, r\'. onveiligheid, v. vlotgras, o
Brouille, onrein, onzuiver.
Itroiiillemenl, m. verwarring, v.
Ürnniller, t\'erm*)i\'/en, w^rn/rtrrt?», i"
(ƒ..\' n^r iitnft.\'ü, tweedracht stichten.
Ilrotlillor (•;(!), ih </«; irn*\' taken, nu-
eeuig worden, betrekken, verduis
teren.
Rronillerie, f. oneenigheid, v. krakeel, ■
m ff*\'f"«f, m. verwarring, v.
windko-ltje, o. tritgra
■1*0,
Ifise-cou, halsbrekend, (wipbalk, m
Briséc, f. breuk, v. braak, v. spoor, o
l\'iiM\'-fjlacc, ui. ijsltreki\'r, m.
Ürisement, in. verbreking, v. golfhre-
kingt v. verbrijzeling, v.
Itrisc-motte, m. kluiteiibreker, m.
Krise-pierre, mi. steenverttryzelaur, m
Brher, breken, verbrijzelen, afmatten
knikken.
Urne-vent, m. ttft\'ntiscAfrm, o.
Ht\'isoir, m vlasbraak, v. hekel, m.
Hrisure, f. breuk, v. A^<-/i, v. dekgor-
dijit, o.
«roe, m. wij>.kruik, r. lederen paut-
terhemd, o,
Orocanter, fn rariteiten handelen.
kwanselen, sehacheren.
"rncanteur, m. rariteitenkoopman, m
/iit\'rtJisWdin\', m. schacheraar, in.
Itroeart], m. schimpscheut, m, sfedtr,
m. ionpe reebok, m.
"i\'ocardef, ben/timpen, steken geven,
[frocart, m. brocacte, v. brocaat, o.
[Jl^chage, m. innaaien run hoeken, o.
Broche, f. «pU, o. priem, m. brei-
naald, v. «i"/ï , v. harstspeld, v,
broche, v. do,kspeld, v. (fjy\'ff, o.
ji\'ocltéa, f. «prtuoï, o.
"iiwher, doorslikken, brocheereu, in-
naaien, breien, broddeten, d«sporen
geven, omspitten, uitloopen.
[fMhOT, f. pi. slagtanden, in. me
;™chel, m. sim.\'A-, m.
\'\'oclieNvn, in. moekje, o.
\'i"itch,>;t,;i [. spcetje, o. vleeschpin
spijltje, n. frtsketpin, v.
\'iwienr, m. innaater, m. breier.
-ocr page 52-
H                         IIROU
Brnuülon, m. klad, v. schels, v. klad,
o. warhoofd, o. twitlttoker, m
Brouillonner, in het kladboek schrijven.
Brouir, verzengen, verschroeien.
Brouiuure, f. verlenging, v.
Bioiissailles, 1. pi. struikgewas, n.
Iliout, in. spruitje, o. bolster, ui. het
graten,
o.
Bron ter, afktiabbelen, ei f weiden, grif-
ten, afsnijden, snoeien.
Brontill*>s, f. |il. snoeihout, o. kleinighe-
den,
v. me.
Broye, f. vlasbraak, v.
Broyer, stampen, malen, wrijven, ver-
brijzelen, braken.
Broyon, m. wrijfsteen, va,roerttok,m.
bunsimjval,
v.
Bru, f. schoondochter, v.
Britanl, m. ijcelvink, m.
HruceUes, f. pi. nijptangetje, o.
Bruine, f. motregen, m. stofregen, m.
Bruiner, stofregcnen, motten.
Itiuïre, gouten, suizen, bruisen,tieren.
Itruisiner, grof malen, breken.
Bruissetneut, ni. gegons, o. gesuis, o.
getier, 0- gebruis,
o.
BniJt, m. geluid, o. gegons, o. gebruis,
o. geraas, o. gerucht, o. faam, v.
Ünilaut, brandend, heet, gloeiend, vu-
rig, heftig.
Brrile-ijiieule, m. neuswarmertje, o.
Brrtler, branden, roosten, stoken, aan-
branden, blaken.
BUFK
Bnin-rouyo, m roodaarde, v.
Brnsc, m. steekoatm, m. heibrem, m.
Hi-m.-i|iii\', ruw, forten, barsen, haastig.
Brusqiiomenl, ruw, forsch, eensklaps.
Brnsijuer, onheusch behandelen, haas-
tig afdoen, driftig handelen, over-
rompelen .
Brut, ruw, onbewerkt, onbeschaafd,
lomp, bruto, onzuiver.
Brntal.oeeetaehtig, ruw. lomp, brutaal.
BrntallMr, onbeschoft behandelen.
Brutalili\'?. I. beestachtigheid, v. onbe-
schoftheid,
v. ruwheid, v. brutali-
teit,
v. mishamleling, v.
Brute, m. redeloos dier, o. beest, o.
stommerik,
m. vlegel, m.
Bruti\'-Jioniie, l". pauspeer, v.
Bnitiliciition, I\'. vcrdierlijking, v.
Bmt-ingenu, m. natuurlijke gepolijste
diamant,
in.
Bnivaanneut, met gedruisch, luidruch-
tig.
Bruyant, levenmakend, luidruchtig,
hard, luid.
Bniyêi\'e, f. heide. v.
Bryon, m. boommos, o.
Buade, f. toom met lange stan<ientnt.
Btianderie, l\'. waschhuis, o. ivassehe~
rij,
v.
Buauditir, m. wasscher, m.
Buhe, f. puistje, o. blaar, v.
Bulion, in. liesgezwel, o- bubo, m.
Bubonocèle, m. lie^reuk. v.
Hueail, in. Bucaillc, f. boekweit, v.
Buccal, den mond betrel)end, mond...
Bnccin, m. horenstak, v. trompet, v.
BiKCtnuteur, m. kaal.spier, v. trom-
petblazer, tn. hoornblazer,
ni.
Bucépliale, in. cos, o. paard, o.
Bficlie, f. blok. O. stuk brandhout, 0.
stommerik, m. haringbuis,
v.
Bücher, no, houtmijt, v. brandstapel,
Biïclier, houthakken, opstapelen, (m.
Bi\'iciieron, ui houthakker, m.
Rüchetle, t. blokje, o. spaander, m.
Uucolif|iie, herderlijk, landelijk.
Bucoli<iues, f. pi. herderszangen, m, me.
I(inl\'i"[, m. budget, o begrooting. v.
Buée, f. loog, v. wasem, in. damp, in.
Buer, wasschen
Buffet, m. buffet, o. svhenklafet, V.
orgelkas, v. tafetscrvies, o.
Bufleter, een vat openboren, afrossen.
Buffeteur, m. wijnsnueper, m.
41
Brulerie, t. branderij, v. stokerij, v.
Brüle-tnut, m. profiftertje, o.
Bru leur, m. brandstichter, in.
Biulot, m. brander, m. heethoofd, in.
Hn\'ilmo, f. brandwond, v.brundvlek,v.
liruiiüiiif, m. nevHmaand, v.
Krumal, wintersch, tvinter... .
Bruine, f. nevelmist, m.
Brumcl, m. netgaren, o.
Bruinen x, mistig, mottig, nevelachtig.
Mi ii\'.. bruin.
Brumilre, bruinachtig.
Itrune, f. brnnet,v. avondschemering,v.
Brunei, bruinharig.
Brunette, f. brunet, v. minnelied, o.
watersnip,
v. rolsluk, v.
Brunir, bruineeren, gladmakcn, bruin
worden, bruinen,
lEi-unissaye, in. bruineering, v.
BruaittOir, m. brvineersteen, ui.
Brunissure, f. bruineersel, o.
-ocr page 53-
i;uve
i;i [■ !■\'
lafeüer, m. tafelschuimer,m. panne-
tikker, ra.
tnffle, m. buffel, m. buffelleder, o.
üiiifliitorie, f. soldatenlederyoed, o.
BufOetin, m. buffelhalf, o.
Iluiflonnc, i. buffelkoe, v.
(\'iini,((lii;r>?. f. zeepzitderskuip, v.
Hmjle, f. berenoor, n. blijde, v.hoorn,
liii\'MMiie, i. pnutgwotiel, m.            (ra.
Saire, f. groot e schenkkan, v.
■tuis, m. pa\'mboo»\', m. palm, ra.
pafmAoHf, ü. likhout, o.
iuisse, 1. kleermaker•spersplank, v.
ftüiserie, f. vaafAonf, o. duighout, o.
Uulsson, in. struik, m kreupelhout, o.
Hosch, o. heester,
m.
Ituisiomwt, in. strnikje, o. heesterlje, o.
iiiissoinic\'ux, heesterig, struikachtiy.
■isMunier, in. opziener over de bin-
"enlandsche vaart,
in. heesterkwee-
kerij,
v. slruikbotim, ra.
uistonnier, «VA itt struiken ophou-
dend,
utssoiitiiéie. (faire J\'ecole), spybelen,
brikken, stukjes draaien.
•»l\\if, t. bloembol, m. knobbel, in.
Julbeux, boiacluig, bolworteli\'j.
■jtill.ii\'-rc, boldrtiyend.
alllllitorme, bolvormig.
.wre, knobbeli\'i-
43
A\'anfoor, o. kanselarij, v. Ahmiu, o*
Bureaucratie, f. kanselarijreyeering, v.
Buret, m. purperwiteh, m.
Burette, ï. olieftetchje, o. kannetje, o.
mitflesehje, o. ampulleije, o.
Burettier, m. mtW(\'e«aor, m. «mpM/-
letjesth\'n-jer, m.
Burger, y/as koken.
Burijrave, m. burggraaf, m.
Bunjraviat, m . burgyraafschap, o.
Burin, m. yruveerstift, u. yraveer-
kunst, v. splttshoom, ui.
Hunner, yraveeren, etsen, snijden.
Murlcsque, koddig, boertig, burleske.
Buron, in. herdershut,r. kaasmakerij,v.
Buroiiniei\', in. bergbewoner, m. fier-
der, m.
Itursal, yeld betreffend, yeld ....
Itusard, m. wouw, ta. kiekendief, ra.
Busc, m. planchet, o. dikke balein in
een rijylljf, v. sluisdeurbekleedset, o.
Busche, f. harinybuis, v.
Buse, i havik, m. domoor, m. water- s
leiding, v. luchtyat, o. harinybuis, v. j
Busquer, MH planchet in een rijglijf
zetten, eene sluisdeur met hout be-
kleeden, fortuin zoeken.
Bussaril, m. houten ton, v. vat, o.
Buste, m. borst, v. borstbeeld, o.
But, m. wit, o. schijf, v. doelwit, u,
doel, o. einde, o. oogmerk, o. be~
doeling, v.
Butaye, m. heerendienst, m.
Bute, (. veepnwf, o. steekmes, o.
Hul"", f- i-iiiU\'iutxr, m.
Buter, stutten, mikken, doelen, be-
doelen, struikelen.
Buter (sd), vasf besloten zijn, elkander
tegenwerken.
Butlti, ui. buit, ni. roof, in. ./\'\'»\'"\'■ o.
Butiner, \'-«\'f maken, op buit uilgaan.
Butireux, boterachtiy.
Butoir, m. leerlooiersmes, n.
Butor, ra. roerdomp, v. onbeschoft
mensch, ra. domkop, in.
Butoidc, f. tottin, v. malloot, v.
Butte, I\'. heuveltje, u. hoogte, v.
Butler, -""n""\'-\'\'r\'(, stutten,
Butticre, f. öufrs, v.
Bulure, (. gewrichtsyezwel, o.
Bufaule, drinkbaar.
Buvard (papier, ui.), vloeipapier.
Buvean, m. swei, v.
Biivt.\'ii.-i, in. kroeghouder, ui.
Bal
met in f/ van pause-
i.
[We bullen, v. pa
He, f. («,-■ -
, v. 6W,
JWV<, o. Ak/, v. blaar, ».
Bulletin, m. A/ein briefje, o. *(«m-
\'"\'iefje, o. dayelxjksch bericht, o. day-
orde, v. inkwartierinysbiljet, o.
ujlianle, f. vft& o/i (/,; maan, v.
JjUlleau, in. bolvormig gesnoeide boom
!l|>»e. i\'. brandmuur, ui.                   (ra
natie, t. haaymusch,
tai,i„;
, in. wJfM kêtot, v. steekraap,v
lmie, f. ouyzwelliny, v.
BBpmie, f. stinkkever, m.
vqnet, m. roerstok, ra.
\'uquetle, t. maatstaf, m.
"uraliste, ra. kantoor schrijver, m. (»u
rertAouder, m.
"\'at, m. (.»»•«(, o. pijlaken, o.
.
l"\'Wt, ra. fcteoA, v.
"r°: \'"■ *»»> v. Kmi\',
*M
_ ScAocmI, y. mijnput, i
\'ureau, m, pijlaken, o. schrijftafel, v.
-ocr page 54-
CACO
Buze, f. pijp, v. huis, t.
By, m. sloot, v.                  ihaarmes, o.
Bysse, m. fijn lijnwa«d, o. asbest, n.
Bavette, f. drinkplaats, v. buffet, o
Huveur, in- drinker, m. dronkaard,
Hut-otter, slurpen, leppen.
U. m., f.\', v.
C:i, /n>r, aldus, zoo, lustig!
Cft, rfrtï, tfif.
C&ablé, omgewaaid, afgewaaid.
i-altalo, f. kabala, v. cabaal, o. Mt-
menspamüng, v.
Cabaler, samenspannen, kuipen.
Uabaliflli|Oe, kabalistisch.
Gaban, m. kapmantel, m.
Cabnn», f. /u<t, v. scheepskooi, v. Ayi-
./»i(, v. platboot, v. broei kooi, v.
Oilianor, kenteren, kuiten opslaan,
kutten betrekken.
Cabanon, m. ftu(/>, o. /t»/.-, o.
Cnharcr, overgieten,
Cabaret, m. kroeg, v. schenkblatt, n.
vlasvink, ra, raket, o. man.soor, o.
Gabare ter, Atö«</ loohen.
Cabaretier, m. kroeghouder,m.tapper;
Cabarétk|tl6, kroegachtig,                  (m.
Cabas, m. vijgenmandje, O. kabas, v.
bedrog, o. ■„tan<hv,i<te,t. m
Cabestan, m. kaapstander, m, wind-
as,
o. üpi(, v,
Cabiilauü, m. kabeljauw, m.
Cabillots, m. pi. rondhouten, o. me.
Cabine, f. kajuit, v. (juffers, v. me.
Cabinet, m. ka\'dnet, o roef, v. //«•
N«tm vertrek, o. beste-kamer, v.
t/ible, in kabel, m. kabeltouw, 0.
VAbiê, kabêtvormig.
Cdblcau, tn. kabeltouutlje, o.
CAbler, kabels maken, to\'iwslaan.
Cabtiau, m. kabeljauw, m.
Cablière, f :t«As(^«\'»i, m.
Cal\'oehe, f. i/rooi hoofd, o. dikkop, m.
Clhnchon, m. spijkertje, o. ongeslepen
robijn, in, narrenkap, v.
i. iii.-i !■!■■, ra. kustvaart, v.
Gaboter, taityi ite kuif wik»,
Cabotear, na. kustvaarder, m.
Uabotier, m. kustvaarder, tn.
Rfthntjn, m. reizende tooueelspeler, in.
Cabre, f. frraa», v.
Cabrer (--<>), steigeren, driftig u-orde" .
Cabrfl, m. geitje, o.
Caln\'ioli\', f. hokketprong, m.eahrioot, v.
Cabi\'ioler, hok kesprongen maken.
Cabrioiet, m. cabriolet, v. leunstoel,
in. schoenmfikersle\'St, r.
[Cabrions, m. pi. st uitdampen, m. m-\'.
1 Habron, m.geiieuleder, o. kabretleer,o.
Cabrouet, m. suikerrietkarretje, o.
Galm*, m. kapperskool, v.
Caoa, m. dre/f, m. vin\'/, o.
Cacabei\', .«r/ijwifiwtfrt rr/s *tf» patrys.
Cacadc, f. afgang, m. pocperij, r.
onvoorzichtigben\', v. lafheid, v.
Cacao, m. cacao, v. <vito:o\'\'Oom, v.
Cacaolier, in. rrtci(o\'>oom. m.
Cacarder, kukelen, gaggelen, kwaken,
Caclialot, iri. potviscb, in. kasjelot, m.
CaclM, f. schuilhoek, m.
Caclie-C.icbo, m. schuilhoekje. O.
Cachecliqae, kwaadsappig.
Caclielnt, m. poteisch, m.
Cactie nez, ra. Cachenez, m. bovffan-
te,
v.
Cacher, verbergen, wegstoppen, be-
dekken, verzwijgen, ontveinztii.
üacticron, m. <;ro/ himlgaren, o.
Cachet, m. ï<\'/c/, o cachet, o. les-
kaartje,
o. kenmerk, o. stempel, "\'-
n*(ctiftt (coin-ir Ie), privaatles gewit.
Cachet er, verzegelen, dichtniaken.
Cichcler (pains, m. pi a), ouwel\'jes, o.
Cachclte, f. schuilhoekje, o.           (nu-.
Cachelle (ent, heimelijk, ter sluik.
Cacliexic, f. kwaa\'lsappigbeid, v.
Cactiot. m. cachot, o. gevangenhok, o.
liacliolterie, v. geheimzinnige, hondin-h
Cadioti, m. cachou, v.                        (*\'■
Cacochylie, f. slechte spijsvertering, f-
CaL\'Ochvmc, kwaadsappig, grillig.
Itocofih\'ymie, f. kwaadsappiyheid, *.
Carnil^mon, m, bonze geest, m.
-ocr page 55-
CALA                          ir,
Cayiiunlor, /«icren.
Caguardiso, i. luiheid, v. vadsigheid,v.
Cagnoux, krombcenig met binnen-
waarlsche knieën.
Cayol, schijnheilig, kwezclachtig.
CiujüliirJo, I. schijnheiligheid, v.
Cayou, ni. aartsgieiigaard, m.
Caniie, f. /.n«f/, v.
Cahier, in. sthrijfbock, q.
Caliin-calia, :<■" roo,
Caliot, m. scAo/c, m. gehots, o. (*«/(,
m. tegenspoed, m.
Caholer, hotsen, schokken.
Caliutc, f. /(«(, v.
Caic. m. galeisloep, v. Af/u, v.
Ctille, f. V.icaWtr/, m. ipacMcf, m.
Caillü, m. geronnen melk, v. sdvoi-
Caillebotte, m. wrongel, m. (sel, o.
Clillebotlé, geronnen, gestremd.
Cajllebotlfc, m.traliewerk^, rooster, ni.
Cailler, stremmefi, doen stollen.
Cailler (>e). stremmen, ronnen.
Cailler, kwartelett.
Caillctaye, m. zotteklap, m. gezeur, o.
Cailletoau, m. jonge kwartel, m.
Caillelcr, babbelen, kakelen.
Caillotot, in. kleine tarbot, v.
Cailleltc, f. babbelaarster, v.
Caillot, ui. stuk geronnen bloed, o.
Cuillou, in. kei, ni. straatsteen, m.
Lai]loutai|C, ra. hoop keien, in.
Cal man, m. kaaiman, m.
Caimantl, m. schooier, m.
Caimauder, schooien.
Caimamlcur, m, schooier, ni.
Calque, m. stoep, v. Wij), v.
Caisse, f. kist, v. koffer, in. /i<rs, v.
trom, v. lak, m.
Caissier, m. kassier, m. koffermaker,
m. kistenmaker, m.
Caisson, m legcrwagen, m. fcmftltu*
^i», m. tdi\'ïSO\'i, v. kistje, o.
Cajöler, vleten, aanhalen, Uefkoozen.
Cuolerw, f. vleierij, v. licfkoozing, v.
Cüjute, f. kajuit, v. Nuf, »,
Cal, m. eelt, o. vereelting, v.
Calaison, f. diepgang, m.
Calamboiii\', ui. aloehoit, o.
CalamC\'don, m.schuinsche heenbreuk, v.
Calameixlriet\', m. eikenboompje, o.
Calamoiit, tn, kattekruid, o.
Calamino, f. ftalamjFn*f«eit, m.
Calamistrer, frrM//e», friseeren.
Calamiie, (. zeilsteen, m.loofvorsch, m<
laijjraiiliic, f- verkeerde schrijfwij-
ze,
v. cacographie, v,
acologie. f. verkeerde uitdrukking, v.
acoplioiiio, i. wanluidendheid, \\.
acoiropliio, f. bedovvene voeding, v.
aciicr, in. cactus, m.
ailastraJ, kadastraal.
adaslre, m. kadaster, o.
adaslrer, kadaster maken, in \'t ka-
daster bri-ngcn, kadastreeren.
ladatcreux , l ijkachtig, lijkkleurig,
lijk------
.Marre, m. lijk. o. cadaver, o.
ladcan, m. geschenk, o. pennetrek,m.
IS\'lcnas, ra. hangslot, o gouden ihos,\\.
:iilci:as$tT, mt\'t een hangslot sluiten.
\'Mtencc,
f. stemval, m. kunstmaat, v.
•\'ansmaat, v. (<id«)js, v.
ladencé, waar rfe maal.
edeneer, afpassen, afronden.
ladène, f. s/«vt:»fct>fcn, v.
ladencllc, f. /fotge haarvlecht, v.
kdcl, m. t\'(*(/i.\'(, m ,/o>iyc!)\'tf(\'j\'ot;<\'er,tn.
adettc, (. jongere zuster, v. biljart-
stuk,
m. mavettteen, ra.
■adcttcr, plaveien,
" \'
\'e, f. deurklink, v.
ui, m. wijzerplaat, v. schroef, v.
ui solaire, m. jonHfivynfr. ra.
(, in. Jys(, v. jilan, o. schets, v,
HSforroi, v. kader, o.
31\', jwsseH, voegen eadreeren.
aduc, out/, toiiiüiKï/d\'j/, fcn .■<■.-.
kUic (mal), in. Vallende ziekte, v.
iduci\'fi, f. mercuriusstaf, m.
ulucllé, f. zwakheid, v. bouwvallig-
beid,
v. ongeldigheid, v.
ifard, schijnheilig.
ilanl, m. huichelaar, in. schijnheili-
v, ra. /iaf/" ryrfcji damast, o.
iftraer, huichelen.
ifardise, f. huichelarij, v.
lïÉ. ni. koffie, v. koffiehuis, u.
iWÏW, m. koffieplanter, m,
lii\'in-c, f. koffieplantage, v.
■ifylier, m. kuffiehuishüuder, m.
■ifeli.Tt;, f. koffiehuishouditer, \\.kof-
. ffetau, v. koffieketei, m.
*|*yer, Cafier, m. koffieboom, m.
;öirc, ui. gierarend, m. Kaffer, m.
:30e>\'\' A\'oot, v. tralie, v. horlogckas,*-
\'UjSe, f. kooivol, v.
\'"I\'cr, m. voaelverkoopci; m.
*gnard, fin\', /^ay, /«/".
-ocr page 56-
W                         CAI.A
dalamiir, f. ramp. v. rampspoed, m.
fjalamiteux, rampspoedig, ongelukkig,
Calamus, m. kalmus, ra. riet,o. halm,m.
Calandre, f. mangel, m. groote leeu*
werik, m. koornworm, lii. kalander,
Calandror, mangelen, kalanderen, (m.
Calawro, f. geldboete, v aanhaling, v.
Calamjer, beboeten, aanhalen, calan-
geeren.
Calcaire, kalkachtig, kalk ... .
Calcanlhe, m. zwavelzuur koper, n.
Cu I cari f i-rc, kalkhoudcntl, spoordra-
qend,
Calct\'-iinine, f. chalcedonsteen, m.
^alci\'doineux, teil gevlekt.
Cnlcinatioti, ï. verkalking, v.gloeiing, v.
Calciner, verkalkcn, gloeien.
(\' .1 ii. m, berekening, v. optelling, v.
steen, m. graveel, o rekenpenning,m.
Calculable, berekenbaar.
Calculateur, m. rekenaar, n,
Oalculer, berekenen, optellen,cijferen.
(\'alculi\'iix, graveetoehtig.
Calcolifrage, steenverbrijzelend,
Cale, /. ruim, o. hol, o. helling, v.
Aiéf, v. wtiff, v. lood, o. p/nfmt<(s, v.
Calé. welgesteld, net, lief.
kalebas, m. kabeltouw, o.
("alebasse, f, kalebas, v. kalebasflesch, v.
Caleljassj«r, m. kalebasboom, in.
Calebotin, m. schoenmakersmandje, o.
Calèche, f. kales, v.
Calefon, m. onderbroek, v. zwem\'
broek, v.
Caleconnier, m. onderbroekmaker, m.
CaJaiactfon, f. veruntrmingt v.
Cale-hauban, in. marifoutc, o.
Calembour, m. woordenspel, o.
Calembretfaine, f. ijdele uitvlucht, v.
praatjes, o. me.
Calcmlaire, m. kerkelijk register, o,
Galenilrier, m. dagwijzer, m. kalender,
m. almanak, v.
Calenlure, f. heet e koorts, v.
Caliïpin, m. aanteekenboekje, o.
(laler, strijken, stutten, diep liggen,
Caler, fater«n.                       (staKen.
Gallat, in. halefatering, v. kalefute-
raar,
in. breemvijzer, o,
Calfauge, m. katfatering, v. werft, o.
Caltatar, kalefateren, breeutven.
Calfeutra<je, m. stopping van reten en
spleten, v.
Calrentrer, sloppen, dichtmaken.
CAT.Y
(\'alibre, m, kaliber, o. omvang. NI.
dÜArftf, v. waarde, v. sooi-J, v. maf,
m. vorm, in. schets, v. trekijzer, o.
Calibrer, op /icf kaliber maken.
(lalici!, m. frefft, m. miskelk, m.
Calicé, wi1/ ee*i freJft oHtycue».
CaliCot, m. f/co/" katoen, o. ealicot, o.
Calicule, m kelkje, o. bijkelkjc, ».
Caüdtic, i7i. warmtegeleider, m.
Califat, m. kalifaat, o.
Califc, in. fatii\'/, m.
Califonrclion (;\'i), schrij\'lelïngs.
Calin, m. theelood, o.
C:iliti, m. luiaard, m. vleier, m.
Calin, vleiend, fleemend, lui, loot».
Caliner, luieren, fleemen, streden.
Caliorne, I". gijutouw, o.
Caliptiqoe, dat 76 jaren duurt.
Calle, l. schoorbalk, m. slangeukruid,(\\.
Calleux, celtucldig, vereelt.
Calligraphe, m. schoonschrijver, m.
Cal|M|ra|)!iie, f. schoonschrijverij, v.
Callo\'sitó, f. eelt, o. vereellheid, v.
Calmand", f. kalamink, o.
Calmant, m. pijnstillend middel, o.
hedaarmiddel, o.
Calmar, m. pennenkoker,m. inklvisch,
Üalme, m. kalmte, v. windstilte,v. (">■
Calmc, kalm, bedaard, stil.
Calmor, kalmeeren, bedaren, stillen.
Galmonk, m. Kalmuk, m. haardoek, o.
Calomniataur, m, leuteraar, m.
Caloraiiie, i. laster, m. achterklap, m.
Calomnier, lasteren, belasteren.
Calomiiieux, lasterlijk, laster.. . ■
Caloii^it\'\', l. warmtcstof, v,
Calorifêre, warmte overbrengend.
Caloriflqae, verwarmend.
Calorimetre, m. warmtemeter, m.
Calorique, in. warmtestof, v.
CalotfJ, f. kalot, \\. kapje, o. oorveeg,
v. deksel, o. kruin, y.pekpleister, v.
Caloltin, m. kapjeedrager, m. abt, m.
priestersgezinde, m.
Calque, m. doortrek,m.nateekening,v-
Calqner, natrekken, doortrekken, na-
teekene», nabootsen, calgueeren.
Calqnolr, in. doortrekstift, v.
LMliiui\'\'t, m. vredespijp, v.
Calaa. m, eelt, o. vereellheid, v.
Calvaire, m. kruisberg, m kalvarieberg,
Calvanier, m. schoovenvlijer, m. (ni\'
Calville, m. kaCalviniste, m.
tvunappet,
mlvintit, i
m
-ocr page 57-
cU.vi
Cnlvilie, f. kaalheid, v. ka*lhoofdig-
ijilyhjte, m, hutbewoner, m. (beid, v.
Lantaleu, m. gesneden steen, m.
iv.mail, m. kanunniksmantettje, o. ka-
nunnikitvaardightid, v.
Caaarada, m. makker, ia.kameraad, m.
Camaraderie, f. kanteraadschap, v.
Camard, m. stompneus, in.
\'"nmanl, stompneuzig.
Cinarde (lat, de dood, in.
Camarre, f. neu$ngper, m.
\';iml»afjo, m. bieraccijns, m, ftiarftron-
werij, v.
Cambista, m. wisselhandelaar, m.
Üambouis, m. wngensmeer, o.
Camhremenl, m. aardinstorting, v.
1 auihrei\', /rrommc», huigen.
Cambrer (se), /..■/.,/( worden.
Cambrésinc, f. kamerdoek, o.
(^ambrure, f. boogvormige kromming, v,
Caabase, f. kombuis, v.
liaméade, f. wilde peper, v.
i\'.amtfe, 1. geschakeerde edele steen,m.
CamMfion, m. /i-nmeleo», o. (ctunée, v.
Cnmelliu, m. canidia, v.
\'..imelot, m. kamelot, o. f/rei», o.
j Camelotier, m. grof papier, o, smokke-
laar,
m.
[ Camelotte, f. slecht-gedrukt hoek, o.
I Camérier, m. pauselijk kamerheer, o.
•\'anniristï, f. kamerju/fer, v. /fiïmo
I nier, v. hofdame, V.
                     lm.
\'•auttiriingue, m. kardinaal-kamerling,
i
Camiflii, m. speldje,o- kar, v. wagen, m.
\'■amiunnetir, to. vrachtrijder, voerman,
i.aniisade, f. nachtelijke aanval, m. (m.
CamUole, f. kamizool, o. horstrok, m.
dwangbuis, o.
-
\'Atiiomille, f. fratnil/e, v.
\'amouflet, m. i»i Jtf»i «eus gehlazen
rook, m. beleediging, v.
: Camourlot, m. mastik, m.
;
l;\',ml>> i». kamp, o. legerplaats, v.
\'•\'miiaifnard, m. fattt/be» oner, n.. f«»id-
Ktan, m.
\'Jampagiiard, landelijk, boersch.
\'•ampagne, f. vlakte, v. tand, o. ivM,
o. ■),!\'..■ „/■\'■uil-, v. veldtocht, m.
[•ampagnol, m. veldmuis, v.
Campagnol volant, m. vledermvlsje, o.
\'•ampane.v.A-eyeti\'Ormii/sitfrttad.o.rei\'p-
\'.•■•■\'iüiikftt\'1, v. klokje, o.
\'-ampanelle, f. klokbloem, v.
\'•ampanette, f. wM« iwra\'s, v.
CAM:                         \'.7
Cttmiianier, m. klokluider, m.
CantpanUonne, klokvormig.
Canpanille, f. koepeltje, o. klokketO\'
rentje, o.
Campanule, f. /./n\'r, v. klokjeskruid,o.
Canpécue, m. «nmpr\'cJic\'ioü\'», m.
Campement, m. legering, v. veldleger,
o. legerplaats, v. Aawiri, n.
Camper, legeren, leger neerslaan, kam-
peeren, gaan zitten, oorveeg geven.
Camplioiate, m. kamfertuurtout, o.
Camphorique, kamferachtig.
Camphra, m. kamfer, v.
Camphtce, f. kamferplant, v.
Camphrcr, kam f ei en.
Uamphrier, m. kam f erf toom, m.
Campos, m. varantie, v.
Camus, atontpMKffg, platncnzig.
Camus, m. ï(o»ii)hcm», m.
Canaille, f. janhagett o. grauw, r>. fr«-
MoUe, o.
Canal, m. kanaal, o. waterleiding, v.
bedding, v. py/», v. groef, v. weg, m.
Canalicule, uitgehold, gegroefd.
Canalisation, f. kanalisatie, v.
Cananelle, (. suikeiriet, o.
Canapé, m. canapé, v. rwafbanfr, v.
Canapsa, m. knapzak, m.
Canapsac, m, fcnapraA\', m.
Canard, m, Mftrf, v. eendvogel, m. wa-
terhontl, m. vtirïittsc/, o.
Canarder, »i( eenehinderlaag schieten,
mei den voorsteven duiken.
Canarderie, t. tv«ti»;»i\'»rociVry, v.
Canardn-re, f. eendenkooi, \\. ganzen-
roer, o. schietgat, o.
Canari, m. kanarievogel, m. drink-
ytaasje, o. vogelglaasje, o.
Canasfe, m. knastertabak, m.
Canasse, f. theehus, v.
Canastre, m. kist, v. mand, m.
Cancan, m. leven, o. lawaai, o. laster-
lijke praatjes, o.
me. cancan, m.
Cantaner, snateren, babbelen, door den
neus spreken, gemeen dansen.
Cancel, m. heiligdom, 0- zegelkamer,v.
Caneellation, t. nietigverklaring eener
Cancelle, m. rood kreeftjeto. (acte,v.
Canceilor, nietig verklaren, uitschrap-
pen, tralievormtg uitsnijden.
Cancer, m. kanker, m. kreeft, m.
CanceVeux, kankerachtig.
Cancetille, m. boschlaurier, m.
Cancre, m. krab, v. vrek, m. sul, m.
-ocr page 58-
                     cam:
Caucrifvrme, krecftvormiy.
Cancrilc, f. vertteendc kreeft, m.
Candolaln\'e, f. cundelabcr, v. kroon-
kandelam , in. lichtkroon, v.
Catidefclte, i liocijtouw, o.
Candcur, f. oprechtheid, v. reinheid,\\.
Catidi, verstijfd, gekristalliseerd.
Candi («acre), m. kandijsuiker, v.
Candidèt, in. candidaat, m.
Camlide, oprecht, ongeveinsd, onbcdor~
ven, argeloos-
Caiutir, doen UolleH, kristnlliseeien.
Cane, (. wijfjeseend, v.
Cancfas, m. kancfas, o. zeildoek, o.
Caneücicr, m. kassieboom, re..
Canflpetiére, I. kleine trapgans, V.
Cancjiiii, m. duH schapeleer, o.
Canetcr, waggelen «Is een eend.
Canctou, ut. jonge woerd, m.
Cantrlte, i. jonge eend, v. wevcrs-
spoeltje, o. bierkan, v.
Canvas, m. borduurlinnett, o. schets,\\.
ontwerp, o. plan, o.
Caagrêiie, f, koudvuur, o.
Canfcbe, f. waterhond, m. poedelhond,
Oanichon, in. eendekuiken, o.          (ra-
CaiiicuJaircs (jours), m. ;>1. hondsda-
Canif) m. penncmes, o {gen, m. me.
Canin, hondsvh, honds. . .
Canino (faiui), v. gctuwhonger, m.
Caiitlie, f. witheid van het haar, v.
Caniveau, ni. groote straatsteen, m.
Cainialmi, hennepachtig.
Cannaie, f. rietOosvh, o.
Caniie, f. riet, o. rictslok, m. rotting,ai.
stok,
m roede, v. stang, v. blaaspijp,\\\\
Cannelad!1, I. kaneelkosl, m.
Cmnelas, m. kaneelsuiker, v.
Canneler, uithollen, •jroeven.
Cannelle, f. kaneel, o. kraan, v. ho!te,v.
Cannellé, kaneelkleurig.
Canlwllier, m. ka.teelboom, ia.
Cuaellon, n. geyroefde vorm, ra.
CaniiL\'Iurc, f. groef, v. voor, v. sleuf,
Caimer, n\\ct een stok meten.             (v.
Cannetulo, f. gedraaid goud- of zilver-
draad,
o. caiitiUewcrk, 0.
Cannette, v. kraam, v. rattinkje, o.
Cauniualc, m. kannibaal, ni. men-
scheneter,
m onmensch, m.
(«liion, m. kanon, n.geschut, o.loop, m
pijp, v. been, o. kerkreyel,
na. wets-
bepaling,
v. lijst der canonieke bon-
ken,
v. canon, o.
Caiionical, canonisch, kanunuik&h.
Cautnncal, m. domheerschap, o.
Üanoiii\'dtc, i. kerk wettigheid, v.
Uanoniqne, kerkwettig, canoniek.
Canonisalion, f. heiligverklaring, v.
Canoniser, heilig verklaren.
Canonisle, in. leeraar in het kerkelijk
recht,
m. canonist, m,
Caiioiinadc, f. kanonvuur, o.
Canonnage, m. geschutkunst, v. artil-
lerie,
v.
Canoniicr, »il\'( grof geschut beschieten-
Caiinunier, m. kanonuier, m. kontta-
bel,
m.
Canonnï&re, f. schietgat, o klapbus, v.
verlaatgat. o. kanonneerboot, y.
Canot, m. bootje, o. kano, v.
Canoticr, m. schuitevoerder, m.
Can(|iieler, kwaken, snateren.
Cantabile, singbaar.
Cantabile, m. zangstuk, o. cantabile,v.
Cantalabre, m. deurlytt, v.
Cantate, f. cantate, v.
Cantatillc, t. kleine cantate, v.
Canlatiice, f. zangeres, v.
Cantharide, f. tpaansche vlieg, v.
Cantbus, in. ooghoek, m.
Cantine, f. fiesehkeldcrtje, o. herberg,
, cantine,
v.
Cantinier, m. cantinehouder, m. niar-
ketenter, ra.
Canttoiere, t- marketentster, v.
Cantique, m. gezang, o. lofzang, ni.
^anliquc des cantitjues, in. hooglied, o.
Canton, m. landstreek, v. kanton, o.
itonade, ra. toonvel achter de schei•
■:
;
.,;
.\'■.;
■ ■\'
.\':"
1 7\'\'
■ :m
: m
I I
. :.,
■ i
i, la
|.,lla
kaar
pilo!
i\'/,,,
pion
L piso
( pilai
ir.. /.
pil ti
,;- !•
SlüiUl
pJU
gerplaats, v inkwartiering, v.
CanlOliner, in kantonnvmcut Hogen.
Cantoniiei\' (se), zich legeren, iich ver-
schansen.
                                                I
Catitoiuiier, m. wegtverker, m.
CintonniL-rc, f. overgordijn, o. hoekltc-
Canule, f. luit, v. pijpje, o. (slag, 0-
Caoutchouc, m. caoutchouc, m.
Cap, m. kaap, v. neus, m. boeg, ra.
hoofd, 0. kop,
m. top, m.
Canable, geschikt, bekwaam, vatbaar,
ruim, kunnende bevatten.
Capadlé, f. bekwaamheid, v. vatbaai\'\'
heid,
v. geschiktheid, v. bevoegdheid,
v. miwtw, v. inhoud, m.
Caparav\'on, m. dekkleed, o. schabrak, v
-ocr page 59-
CAPA
(arayoiiner, de. schabrak opter/gen.
I* , f. regenmantcl, m. kap, v
,-iper, m. huif, y. schooverieil, o.
I-e (riro sous), in zijn vuistje la
ben.
I>e)an, m. arme priester, m. kleine
■hi:lvisi:fi, m.
[tier, het want om den matl leggen.
wtÏDfl, f. stroohoed, m. pluim, v.
oofdverband, o. Aefm, m.
\' eluctie, f. kapje, o.
■i\'ilu. m. an\'/tnphel, m.
pilluire, haarfijn, haar ....
plllaire, m. vrouwenhaar, o.
fillaires, m. pi. haarwormen, m. me.
pillament, m. veielacbtiglteid, v,
"ülatïté, (. baarbuisvonnigheid, v.
\'■■rliuiskracht, v. capillariteil, V-
I\'iiniade, i. opgestoofd gesneden
vleesch,
o. licdjcslioek, o.
pion, m. •teven, m.
l\'!>col, m. koordeken, nj.
pUaiae, m. kapitein, m. ritïJitfusfcr,
""■• hoofdman, m. veldheer, m.
pitainerie, /. slotvoogdijscltap, o. op-
V,\'>jugermeesterschap.
o
Jiilal, Doorinmmslt?, hoofd., . ., ttt\'i-
s\'ekend, dood. . ..
pilul, m hoofdzaak, v. som, v. /;a-
Ptawf, o. /oh</s, o.
P\'Ul,a (. hoofdstad, v. hoofdletter, i.
1\'ilulisiü\', tot kapitaal maken.
pfUIUte, m. kapitalist, m.
iwtalilé, f. hoofdzakelijkheid, v.
zwetser, m. bluffer, m.
"lotruer, m. fcaarujürte/, m.
Ij\'Malion, f. hoofdgeld, o.
49
CAÜU
Caponner, hei anker katten, huichelent
valsch spelen, verraden.
Caponnière, f. bedekte gang, m.
CajKH|iiier, m. kapokboom, m.
Caporal, m. korporaal, m.
Capot, m. An/imaH/*\'/, m. kapot, v.
Capot, ftauo*, it\'icfta«»i(/. (mantel, m.
Capote, f. Anpoï, v. vroNto(?»ireffcjj-
Capoler, omj/aaïi, kenteren.
Capre, m. kaper, m. kaperschip, o.
i\'.Apre, i. kapper, v.
Capróolé, ntèt rankjes voorzien, ratik....
Caprice, m. luim, v. </n7, v.
Caprlcieux, grillig, wispelturig.
(Japi\'icorne, m. steenbuk,m.houtbokje,o.
Cflprier, m. kappvrboom, in.
Caprifl!)iiicr, m. wilde tijgeboom, m,
Caprimulque, m. nachtzwaluw, v.gei-
tenmelker,
m.
CapiipOde, met bokspooten.
Ulprutnt, onregelmatig
Capron, m. ronde borstlap, m. dtkke
aardbei,
v.
Capronier, in. aardbeienstruik, m.
Capse, f. stembus, v.
Capsulaire, m. i»;/ev)ttHrfsi(wm, m,
Capsulaire, vliesachlig.
ii;i |i-nfj. f. klokhui*je,o zaadhuisje, o,
vlies,
o. slaghoedje, o dopje, o.
Captal, m. hoofd, o. opperhoofd, o.
CaiilaU\'iir, m. verleider, ra. die door
list iets verkrijgt, m.
CajKation. f. (/oor /t\'sl verkrijgen, o.
Capter, </oor /(.>f verkrijgen.
(\'apticu^ement, lisli<ilijk.
Caj>ti-;uxf listig, bedrieglijk.
C\'aptif, gevangen, verslaafd, geboeid.
Captiver, gevangennemen, ver meeste-
ren, boeien, binden, kluisteren.
Caplivité, 1. gevangenschap, v.
Capture. (. gevangenneming, v. vangst,
v. buit, m. prijs, m.
Capturer, gevangennemen, buit ma-
ken, prijs maken
Oipuce, f. Capuchon, m monnikskap,\\.
Capucin, m. kapucijner, m.
üapucinade, f. kapurijnerpreek, v.
Cajtucinc, f.kapurijnernon,v. geueer-
ring,
m. Spaansche kers, v.
Caquafje, m. haringkaken, o.
Üaque. t- harinyton, v. vaatje, o.
Cautie-denier, d>< gierigaard, ra. dui-
t.ndief, m
Caquer, haringkaken, tonnen.
c
met hoofdj,\'3 voorzien.
m (\'uh looiwater, o.
P"*«, koppig, kras.
"lolo, m. ftapiïyo/, o.
l"n, m. vlokiijde, v. ziiwormton-
Ve, O.
l\'!lllJairo, kapittel... .
"Uilalion, f. capitulatie, v. 6$ ver-
\'".7 oven/eve», o.
V\'iler, tapi(Kieren, fcy verdrag
■leven.
!. m. kleine schelvisch, ta.
poomancie , f. tvactr;<;;/0t;ry uil
Oüft, v.
C0*. m. korte boomwol, \\. kapok, m.
m. vatohaartf, n. /iWf, va.laf-
\',
M. ankerhuak, ni.
P.-H,
U
-ocr page 60-
r.\\ qv,
CAÏlD
Carature, f. ■metaalmengsel voor toets-
naalden,
o.
Caravane, f. karavaan, v. koopvaar-
dijvloot,
v.
Carnvancnr, m. vrachtschip, 0.
Caravanier, m. knmeeldrijver, m.
Caravansérai], m. karavaanverblijf, o.
caravansera, v.
Caravellf, f. karveel, v.
Carbaline, f. versch afgetrokkene heet-
tenhuid,
v.
Carbonaro, m. Italiaansche vrijheids-
gezinde, m. carbonaro,
in.
Carbonate, m. koolzuurzout, o.
Carbonatt\'\', koolzuurachtig.
Carbonclo, m. karbonkel, m. pestbuil
Carbonf, m. koolstof, i.                    (v-
rboné, koolstof bevattend.
rbnniqne, koolstofachtig.
Unrbnnisation, f. verkoling, v.
Carboimcr, verkolen, cnrboniseeren.
Carbonn.ide, f. karbonaile, v.
Carboiiillon,m. belasting der zoutketen,
CarcailW, Haan als eene wachtel. (»■
Carcaise, f. calcineerove.n, m.
C.n.rc?m,m. schan Opaalbeugel,m.sehaw1-
paal,
v. kaak, v. halsketen, v.
Carcasse, f. geraamte, o. rif, o. kar-
kas,
o. romp, m. vischmand, v.
Cftrcol, f. earcellamp, v.
Carcinomateux, kanketachtig.
Can\'inome, m. kanker, m.
Carilaminn, f. waterkers, v.
Cardnmome, m. paradijskoorn, o.
Cardawse, f. zijilekaarde, v.
Carde, i\'. kaarde, v. eetbare steel WH
artisjokken, m.
Canit\'O, f. kanrdsel, o. woHdad, o.
Canlcr, kaarden, kammen.
Cardenr, m. kaarder, m.
Cartlia, f. bovenste, maagmond, m.
Cardiaqrapbio, f. hartbeschrijving, v
Csriliaire, van het hart. hart.. ..
Cardial\'lte, f. maanpijn, v.
Cardiaque, f. van het hart, harlMeT
kend, hart
....
Cinliaquo, f. hartkruid, o.
Cardiatomie,f. ontleding van het hart,*
Cardier, m. k\'tardenmaker, m. koof
denhandelaar,
v.
Cardinal, m. kardinaal, m.
Cardinal, voornaamste, hoofd ....
Canliualat, m. kardinaaUchap, o.
Cardinale, f. kardinaalsbloem, v.
.Ml
Caquerole, /. kastrol, v-
Caquesanyiic, f. roaile loop, m.
Caquet, m. gebabbel, o. gesnap, o.
i laqueta |r, m. gebabbel, o. i/esJmït\'r, o.
Caqnot-bon-boc, v. snapster, v. babhe-
laarsler,
v. ekster, v.
Caquète, f. karperbak, m.
Cnqiieter, kakelen, babbelen,
Caqtielenr.m. Imbhelaar, m. snapper,m.
Caquetoire, f. praatstoel, m. :t\'(M/i,m.
Caqnsur, m. haringkakcr, m.
Caqumix, m. AaiA\'mcs, m.
Car, want, dewijl.
Carabas, m. kiereboe, m.
Carabe, m. aart/kever, m.
Carabi;, m. barnsteen, o.
Carabin, m. karabinier, m. barbiers-
knecht,
m. heelmeestersleerling, m.
Carabinadc, f. karabijnschot, o.
Carabine, f, karabijn, v.
Carabinr, onstuimig.
Carabiuer, trekken, groeven.
Cirabinier, m. karabinier, m.
Caracol, m. wenteltrap, m.
Caracole, f. zwenking, v.
Caracolor, z wen ken, eararoleercn.
Caracol!.}, f. kronkelslak, v.
Caracoulor, kirren.
Caractn-e, m. karakter, o. teeken, o.
letter , v. schrift, o. inborst, v.
aard, m.
Carach\'riscr, kenschetsen, kenmerken,
afmaten, karakteriseeren.
Caracii\'\'iisiiqne, f. kenmerkend, ka-
rakteristiek.
Carafo, f. karaf, v. flesch, v.
Carafon, m. karafje, o. koelvat, o.
Caraqne, 1. welriekende h**s, v.
Carambolaqe.m. het raken van denroo-
den en den witten bal in éénstoot,
o.
Carambole, i. roode bal, m. caram-
bole,
v.
CarainboI\'.T, den rooden enden witten
bal raken, caramboleert».
Caramnl, m. balletje, o. ulevel, v.
Caramoussal, m. Turksch koopvaardij-
schip, o.
Caramjner, de handen aan het iverk
slaan.
Caraiiguor, m. wakkere arbeider, m.
Carapace, f. schild van eene schildpad,
Carapat, m. wonderolie, v.               (o.
Caraqne, f. kraak, v.
Cnrai, m. karaat, o. kleine diamant,m
-ocr page 61-
CARn
fof kardinaal maken,
wd moftf»,
lltie, f. hartontsteking, v.
Itn, m. Spaansche artisjok, v.
\'me , m. vasten , m. vastentijd, m.
HteHprvefr, v.
me-prenant, m. vajfeHai\'o\'irf, «■
^■•nneondsgek. m.
nnfje, m. kielt\'ng, v. kielhalen, o.
den, o. schccpstimmeriverf,
v.
nee, f. gebrek, o. onvrmogen, o.
tbering, v.
«o, f. friet, v. kielhnling, v. fcirf
ner, kielen, kielhalen, f blad, o
sso, f. liefkoosing, r,
CA RH
r.i
Cartiaesior, vleeschetend, verscheurend.
Uanuusière, f. weitasch, v.
Carnalion, f. vleesehkleur, v. femf, o.
Carnaval, m. vastenavondstijd, m. car-
Carnc, f. AmXt, m.                  (naval, r>.
Carné, vleesclikleurtg.
darm-Ie, f. rand, kartelrand, m.
Canider, randen.
Carrier, vieeschkleurig worden.
Carnet, m. opschrijf hoekje, o.
Carnification, f. vteesclnvording, v.
Carnifier (se), vleesch worden.
Cirnii\'orme, vleesehvormig.
C.drm\\ore,vlcescbvretend,ijerschettreiid
Carnosiu\':, 1. wild vleesch, o.
Carogao, (. karonje, v. kreng, o.
Carrm, m. reep vet spek, m.
Uaronade, f. kort en wijd stuk gesehut,
Caronmilc, f. uitwas, o. klier, v. (n.
Carnsse, f. kapiteinsbut, v. touwsla-
gerswerktuig,
o. P\'jlmhoomvrucht, v.
Ciros\'.icr.m./l/nTfrt.iHJcAe /w/mb ooflt.m,
CarotHÏcs, f. pi. slaapslagaderen, v.mc.
Cnrotiqiii\', m. opening van \'t slaap,
been, v.
Carotique, slaapzuchtig, slaapziek.
Carotte, f. wortel, m. peen, v. karot,
Cirottor, benauwd spelen.                 (v.
CaroHirr, m. benauwd speler, m.
Caronbe, m. St. Jansbrood, o
Caroiihior, m. St. Jansbroodboom, m.
Carpe, f. karper, m.
Carpe, m. voorhand, m. gewricht, o.
Carpeau, m. karpertje, o.
Car]>etle, t. pakdoek, n. karpet, o.
Carjiie, (. karpergehakt, o.
Car|iicr, f. karp*rvijver, m.
Carpillon, m. jonge karpert m.
CnrpolIUie, m. versteende vrucht, v.
Garpopbage, vruehtenetend.
Carptenr, m. voorsnijder, m.
Orqaöse, m. calcineeroven, m.
Carquois, m. pijlkokcrt m. scheep*\'
mars,
v.
Carré, i. bol, m. schouder, m. punt,v.
Carré, m. vierkant,o.vierhoek,o, qua-
draat, o. perk, o. vlak,a. visehnet, o.
Carré, vierkant, breed, schrander.
Carrean, m. vloerstecn, m. vloer, m.
ruit,
m. kussen, o. persijzer, o.
tuinbed,
o. donderstee», m. verstop-
ping, \\. ruiten,
v. me.
Carrcfnur, m. viersprong, m. kruis-
weg, m.
rs.J.
Ut
sser, Uejkoozen, aanhalen, aaien.
E iet, m. schildpad, v. fcAfemaiUjra-
. i\'eiie, f. tijdeweueriraam, o. (ren,o.
RMilor, m. cargadoor, m.
\'"Iiison, f. lading, v. cargo, m. fac-
tuur,
v. ladingstijd, m.
\'We, f. geitouw, o. kaagschip, 0.
rfluer, opgeien. gorden, op zij zeilen.
\'"liueUc, i\'. gcitouwtje, o.
rgueur, m. gciblok, o. geier, m.
nalide, f. frttfd (tot NMf Aef /iOo/"d
f«fj ondersteunt, o. cariafMe, v.
riciiure, f. caricatuur,v .spotprent,v
io, f. beeneter, m. bederf, o.
Ier, invreten, bederven, verrotten,
\'rmolmen.
f!"x, coHi\'v. bedorven, wormstekig,
i\'lon, m. klokkenspel, o. gebeier,o.
irillonner, heieren, op de klokken spe-
nllonneur, m. klokkenluider, m. klok-
kenist,
m. beianrder, m.
t. oud-llomeinsehe weeklaag-
gootvormig.                      (.<(<\'>*, v.
=*»n\'ineiise, f. wilde vijg,v,vijggetwel,a
jf"ï"*\'l. *n. #ro/" ttnnra, o. ternutt, n
v WJi\'^linle, f.\' aalmoes, v.
W\'1»\'. m. schoothondje, o. MtfJM, m
\'\'"lirncisch muntstukje. o.
■>* \' me, f. everwortel, m.
1 r"\':|iH>, I. kotsem, m. zaadhout, o.
tyenkielt v.
ir*e, m. kannelïet, m. dubbel
"\'«*, m. rtun s(oa(, o.
\'\'fii.\'-iite, f. jkannehetwttottc
""n^m. karmijn, o. kar mijn rood, o.
rmi\'in, f, karmijn, o. karmijnstof, v
rn>in;ilif, windbrekend.
i \'""fl*, m, bloedbad, o. slachting, v
-ocr page 62-
M                    CARR
Carréaer, iaiwren.
Carreragc, m. plaveisel, o. bevloering,y.
Carreler, bevloeren, plaveien, verzolen,
verstellen.
Carrelet, m. schol, v. krtiisnet, o. ;>«/.-
nnald, v. n ■•■!> ii stof, v.
Carreleiie, f. polijstvijt, v.
Carreleur, tn. vloerlegger, m. scAt>t\')i-
lapper, m.
Carrelier, m. tegelbakker, m.
Carrelure, f. versoling, v.
Can ément, vferfanf , rechthoekig ,
AaaA\'sc/i.
Carrer, vierfcanl nutAtfn, i\'w \'t rfcrfcanf
frrénjren.
Carrer (se), eriw trotsehe houding aan-
Carret, m, dikke streng, v. {>ie»ten.
Carrick, m. kraayjas, in.
Carrier, m. steengroef bezitter, m. steen-
houwer,
in. sleenbreker, m.
Carrière, f. steengroef, v. renbaan, v.
/oo;i, m. loopbaan, v. leiensluop, m.
beroep,
o. diensttijd, m.
Carrière ;ï (donner), </t»i teugd vicn\'ii
Carriole, f. karretje, o.                 ^uciu.
Carroue, m. Aocfs, v.
Carrossik\', f. koets vol, v.
Carrossier, m. rijtuigmaker, m. koets-
pnartt,
o.
C.irrousscl, m. steekspel, o. rjjspel, o.
paardenspel,
o. mallemolen, m.
Cairousse, i. slemppartij, v. drinkge-
lag, o.
Catrure, f, breedte, v. schouderbreedte,
Carsaie, f. karsaai, o.                         (v.
Cariager, een wijngaard voor de vierde
maal bearbeiden.
Carlaliu, ra. gording aan den top van
een mast,
v. wipper, m.
Cartaux, m. pi. zeekaarten, v. me.
Carlayer, half spoor rijden.
Cartc, f. kaartpapier,o. kaart,v. speel-
kaart,
v. lijst, v. rekening, v.
Carie Manche , v. onbepaalde vol-
macht,
v.
Cartel, m. uitdaging, x. uitwissclings-
verdrag, o. uutwerkkas,
v
Cartelade, f. landmetersmaat, v.
Carlelet, in. geruite wollen stof, v.
CASE
Cartler, m. A«i
rtettmaker, m.kaat\\
IC ,i,
verkooyer, in.
Cartilage, m. kraakbeen, o. knorvel,
üartilagineox, kraakbeenachtig.
Cartotuancie, f. kaartteggerij, v.
         [j \'1
Caitomancion, m. kaarueyger, m. J -\'l
Carton, m. karton, o carton, o. bom1 >\'
papier, o. kaartenpapier, o. hoedt\'
doos, v. teekenportefeuille, v. At*i _
dntJrl Wad, o. ruwe schets, w.$p#lk,V
Cartonner, innaaien, kartonneeren.
Cartonnerie, f. bordp-ipiermakerij, v.i
Caitoniieur, io. bordpnpieren-doozcit^ "
maker, m.                                               "
Cartonnier, in. bordpapiermaker, m. *
Cartonniére, f. uwfj>, v.
Cartouche, m. loof werk, o. kruitdoos,
Cartouche, f. kardoes, v. patroon, vC
paspoort, o.                                     (
Cartonchicii, m. roovtff, m. gautvdi
Carlouchier, m. kardoesdoos, v. )
froattfascA, v.
Cartulaire, (. rhaitcrboek, o.
                C H
Carus, m. slaapziekte, v. cama, m. C s«
Carti, m. wttftf komyn, in.
                  C s>
Caryatide* f- foatd d<W )»<;( Art hoof&
ti:(s o«dersIeu)i(, o. earj/atiée, \\. <J
Caryocatacte, m. notencter, m.
           B*|
Cas, m. geval, o. zaak, v. Naamval, lnQ^s^
Cas de (faire), veeJ wwrA- maken ivcCls-
op prys stelten.                                      "
Cas, gebroken, dof, schor.                    «-
Casanier, huiselijk, huiszittend.           **^:
Caiaqne, f. reisjas, m. overjas, m.         r<
Casaque (tourner), wa« jiurfj/ ver««\'QP*!
deren.                                                      "
Casaquin, m. kleine jas, m. jakje, o. Ctw
Cascade, f. waïtfruui, m. cascade, v. Cis
Cascader, voMett.
                                     ^*s
Cascatelle, f. kleine waterval, m.          J\'
Case, f. negerhut, v. rut\'(, v. tw/., o. |*
Caséation, ï. 5(rc)HiniHj/r v. A\'rtaitt\'o\'-™;
Cast\'pux, kaasachtig, kaztg. (ding,
Cast^iformc, kaasvormig.
Cascine. (. kaasstof, v.
Casemate, f. fca;ema(, v. (/ei\'aiioemi,
Casemalé, van kazem-itten voorzien
Caser, fcnÜBetfeft, t» or</t? sfc//i
schikken, plaatsen.
CasercLte. f. kaasvorm, in.
Caseïne, f. kazerne, v.
Caseriiemcnt, m. kazerneering, v.
Caserner, mHrileMWt.
Caseux, kaasachtig.
Cai
91
leleLlc, v. dunne lei, v.
Carlelte, I. zwalp, in. ezelsvel, o.
Cartero, m. brieventasch, v.
Carleron, in. vierde pond, o.
Carthauie, m. wilde saffraan, m.
-ocr page 63-
CATA
i3
EA*wr, m. loketkas, v. kaaunakgr, m
(AiiTc, l. bergplaats voor kaas, v.
CAilleux, broos, bros.
plspiir, m. knzuaris, m,
^\'l\'i\'i, m. A-eJm, m. casgue, v.
ii|Ut\', ijehelmd.
ajnette, i. pet, v. mnfe, v. Maft, v.
■salie, f. leugentje, o. vcrtelseltje, o.
itvlncht,
v.
Hnt, broos, breekbaar, gebiedend.
-ation, f. vernietiging, v. opheffing,
■ cissatie,
v.
isave, f. meei uajt (fan manto^U\'or-
k(, o. rassava, v.
f. oissirt, v. letterzetterskas, v-
bv\'i»e»(wfrj<;, o. afzetting, v. smelt-
h-nes,
ra. breken, 0.
\', gebroken, zwak, op.               (v.
mm au, m. Art/i\'t.\' letterkas,v. ruintang,
M^-e-cou, m. haUbrekende plaats, v.
f5J"e-motte, m. AJ «i (e» («refter, m.
RO-otUEeau, m. muilpeer, v.
Ha-noitttte, m. hazelnotenkraker, m.
"e itoix, m. notenkraker, m.
»s"*nole, f. galnoot, m.
^er, breken, verbreken, casseeren,
\'fzetten, afdanken.
A
«» (se), breken, oud worden, op
JJs-erolo, f. kastrol, v.
               (raAe».
Ci- ■■■■;.\'■:,!, m, knots, v. hoofdbrekend
J,,\'\'\'r*\'i «■ koppige wijn, m.slagnet,o.
■wetjn, m. fcafr/e m de letterkas, o.
«Nette, (. /,is(;\'e, o. koffertje, o. pW-
V\'tatbeurs, v. COIMffC, V.
Ca ■ de raqnettes, m. sterke kerel,
*" mwvtr, m.
ofne, f. calcedoniesteen, m.
> f. acacia, m.
i\'. m. cnssi!<6m mi, m. lctt er zetters-
Gasteilan, m. /teer MM ee»i kasteel, m.
Caslfiloijne, f. wollen deken, v.
CastHle, f. kibbelarij, v.
Castine, f. sftftfttaanie, v.
Castor, m, bever, m. kastoor, o. kast-
oor,
m. kastoren hoed, ra.
Castoréiim, m. bevergeil, o.
Castramétaiion, f. feu»»* van legerkam
pen op te slaan,
v.
Gastrat, m. gesnedene, m
Castratinn, f. castratie, v.
Ositalili\', f. toevalligheid, v.
Casuel, toevallig, onzeker.
Gastiet, m. bijvalletje, o. winstje, o.
Casuiste, m. casuist, m.
Catauibazon, m. afgaande knoop der
maan,
m.
Catacaustique, f. kromme, lijn gevormd
door tegenstraling,
v. brandtijii, v.
Catachrèse. f. oneigenlijk gebruik van
een woord,
o. catachresïs, v. _
Cataclïsme, m. groote overstrooming, v.
Cataclysme, m. groote overstrooming, v.
Ca taco m bes, [. pi. onder aard sehe be-
graafplaatsen,
v. catacomben, v me.
Catacoustifiue, f. leer van de geluids-
weerkaatsing, y. catacustiek,
v.
Catadioptrique, f. terugitralingsleer, v.
Catarinupe, f. IVofortW, ru.
Catadupe, f. waterval, m.
Gatafalque, m. treur stellage, v. k(rf«-
Cataf|lotiFme, m. kus, m. {/""ifr, v.
Üatagmatiqu») beenbreukheelend
Cataire, i. neppe, v. kattekruid, o.
Galalectes, m. ^.fragmenten van oude
schrijvers,
o. catalectcn, m. m.1.
Catalsctlqne, waaraan eene lettergreep
ontbreekt, eatalevtisch.
CaUlefMfe, f. verstijving, v. beroerte, v.
Cataleptique, beroerd, geraakt.
Catalo()»<\'t m. (ya(, v. eafaloQM, m-
Catnniite, m. losbol, m.
Calamaiioti, ra. vlot, 0. heltck werk-
tuig, o.
CataphonifjUL\', f. leer der geluidsweer-
kaatsing,
v. cataphoniek, v,
Catapliracto, m. oorlogschip,o.harnas.o.
Cataplasme, m. pappleister, v. pap, v.
Cataplexie, f. verstijving, v. verdoo-
ving,
v.
Calapuce, f. springkruid, o.
Catapulle, f. werpgeschut ,o- catapult, v.
Cataractc, f. waterval, m. vlies op het
oog, o. cataract,
v. staar, v,
i. lanahuhje, o. huisje, o.
. m. matiwy», m.
\'«, f. lümwarmhouder, m.
°lette, f. reukvat, o. wierookvat,
\'• rt\'»A% m. ,.\'■(./., ra.
Wönade, f. grot-i.\' gemalen suiker, v.
soti m. lompenbak, m.
\'ïu™, f. fc,-ruA-, v. fcreAv», o.
[agaelies, v. pi. vingerkleppers, m.
tphoutjes, o. castagnetten, o. me.
afln*ujc, m. kleine duikelaar, m.
a|)ite, f kastanjevormige steen,ta.
U"- f. fcatfe, v. klasse,^.geslacht, o.
m. kasteel, n.
-ocr page 64-
CAVE
GaiuiuUire, m. üeepdragcr, m.
Caudé, uMfuart.
Caudeuec, m. wollen hoed, m.
Caudelette, t. ophualmt, o. totebel,
Caiuticiformi-, stuartcormig.
Caudinuute, staarUutndig.
Caulinaire, mm rf«« rtom groeiend.
Causnl, oorzakelijk, causaal.
Causalilv, f. oorzakelijkheid, v.
Cansant, ijiraafcsaaDt.
Causatii, oorAUii aanduidend.
Cause, f. oorzaak, v. reden, v gedi*
o. zaak,
v, partij, v.
Cause Je (a), «»t, tet* tüiHflwa», wc\'jt"
Causcr, DL\'ryüfïofcc», pralen.
Causerie, f. gepraat, o. gekeuvel, o.
CaaMHse, f. mjm su/<i, v.
Causticité, l\'. bijtende kracht, r. schei
heid, v. stckeligheid, v.
Caustfque,0ran(tentf,00fen<i.t>ft£|*OAei
Cautéle, f. voorbjioud, o. fisl, V.
Cauteleux, (f*%.
Cauiêre, ui. «fel, v. KAroeiyzoi*, I
branJmiddel, o.
Cautéri>alion, f. uitbranding, v. /is*
setting, v.
Caatériser, uitbranden, doodbrand%
cümc /Isfcl zotten.
Cautioa, f. verzekering, v. borgtocht,
Cauüoriuedient, m. borgstelling, v.
Cautioiincr, (n>J*9 blijven, borg staa-<
Cavalcade, (. optocht te paard!, m- W
delrid, m. ettvalQttde, v.
Cavale, t\'. m^rnV, v.
Cavalerie, / paardenvotk, o, ruiterij.
Cavalier, m. r«iln\', m. /Kwrtm.4(0\'\'
A«f, v. jNwrd. o.
Cavalier, ruiterlijk, vrij, vrijpostig-
Cavalier*, i. paard rijdster, v.
Cavalqaet, ni trompetgeschal, o.
Cave, f. kelder, m. fnzdf, in. (•«\'\'■,
Cave (veine, I ) /ioWu «t/t\'c, v.
Cave (atüi\'e, f.) maanjaar, o.
C.iveau, m. keldertje, o.grafkelder,
Ca*ecé, zwarthoofdig.
Cavevon. ra. neusknxjper, m.
Cavée, f. /iü//t\' w«j, en.
Cavelin, m. kaveling, v.
Cavei\', uithollen, ondermijnen, afslan
geld afzonderen.
Cavenic, f. Aot, o- spelonk, v.
Cavcriiciix, holachtig, hot.
CavernoEittf, f. heiligheid, v.
Cavulj iu. Au^ lijstwerk, n.
;.i
CA TA
Cataracten (se)
vlicze»
de OO\'JCll
krüyen.
Catarrhal, tinkimachtig, catarrhaal,
Catarrlie.in. zinking.v. verkoudheid, v.
Catarrbêux, oon zinkingen onderhevig.
Catastrophe, l- ontknooping, v. ramp, v.
Catechese, f. mondeling onderricht, o.
catechismus,
m.
Calechiser, eatechiseeren, de les op~
lezen.
Cati\'-caismc, m. catechisatie, v. onder
ivijs in de geloofsleer,
o. catechis-
mus,
ui.
CatéclüstO, m. catechiseermeester, til.
Calécliuméliat, m. geloofsleertijd, m.
Catécliuinéno, m. geloofsleerling, m.
catechumeen, m.
Categorie, f. ranjf, m. klasse, v. on/d,
v. soort, v. categorie, v.
Catéyoriqtie, bepaald, duidelijk, stellig.
Catcrole, (. konijnenhol, o.
Catliariquo, zuiverend.
Caiiiarme. in. zoenoffer, o.
Cailiartitjuc, mtrgeerend.
Calhédraic, f. hoofdkerk, v. domkerk,
v- cnthedraal, v. i/um, m.
Caihédrant, m- voorzitter, m.
Cathéïetique, bijtend.
üathète, m. loodlij», v. cathetus, m.
Calliétcr, in. blaaspeiler, ui. catketer,m-
Catholicume, m. /«r e/tr roowscA-
kdholiekin, v. lathnlicismus, o.
CatliMicon, m. algemeen geneesmid-
del,
o.
Catliolique, roomsch-kutholii\'h, katho-
liek, algemeen.
Cjii, m. glanzen, o.
Catiche, f. olteri/at, o.
Calimini (L\'ii), heimelijk.
Catin, f. iichtckooi, v.
Cal in, m. smelter sgietbak, m.
Üaiir, glansen.
Catissfui\', m. glanzer, m.
Catissoir, m persijzer, o.
CatocaLiiariiqtie, buikzuiverend.
Caloyan, m. vettscke staart, in. fcuir-
\'\'."i \'. ui.
Ca
B8D
tuutrnine, f. spicgelkunde, v.
Catoptroaiancie. f. spiegel waarzeggerij,
CalOtérique, zuiverend.                       (v.
Caocaliae, f. ivilde pieterselie, v.
Caucheinar, m. naiwmerrte, v.
Canchcr, in. goudldidhoekje. o
Caucliois, ra. ffroo/ti rfwtfi v.
-ocr page 65-
CKNS
55
GeUéniye , m. belasting op kelder-
wijn, v.
CeUèrerie, f. keldermeesterschap, o-
Cellérier, m, ketdermeetter, m.
Cellier, ra. wijnkelder, m.spijskehler,
CelUte, m. celbroeder, in.
                (m.
Cellulaire, celachtig, tel-..., afgezon-
Cellulc, f. et\'/, v. vakje, o.
         (dertl.
CeHuleax, celvormiq, holachtig.
Gelui, (/dïe, rfitf, rfat.
Cement, m. cèdicii/, o. ccmoi/poci\'tfr,
o. gloeipoeder, o.
Cemeiitation , f ttefaaJsuiventty, v.
loutering, o. cenwdteertttff, ?.
Cdttenter, m <■:<<<(/ foufere», centen*
teeren,
Céinétériitl, (o( hel kerkhof behoorciul.
Cénacle, m. eetzaal, v.
C.mdre, f. ast/i, v
Cendro du jdumb, f. schiethagel, in.
Cendre gravëlée, I. potaseh, v.
Cendré. aschkleurig, aschgrauw.
Cendrée, (. loodschutm, o. hagel, ra.
Ceadrer, asrhkleurig maken, metasch
bestrooien.
Cendreux, met asrh bedekt, aitchig.
Cendrier, m atehbak, m. aschman, ra.
Cendrillon, t. asschepoetster, v.
Ccndruies, f. pi. staaladeren, v. me.
Céiie, f. nachtmaal, o. avondmaal, o.
Cénelte, f. huhtbes, v.
Céuobite, in. kloosterling, tn. kluize-
naar,
m.
Uénobitfque, tot het kloosterleven be-
hoorend, klooster . ..
., monniks....
Cétiotujilie, m. praalgraf, o.
Cens, in. schatting, v. cijns, ra. aan-
slag,
ni. volkstelling, v.
Ceasal, m. makelaar, m.
C.-use, f. pachthoeve, v.
Censé, geacht, gerekend.
Censeiiii, 1\'. makelarij, v.
CenMlir. m. censor, in. zedemeester,xw.
beoordeelaar, m. surveillant, m.
Censier, m. aanslagreyister, o.
Cciisier, m. grondheer, m. pachter, ra.
Censitaire, m. bezitter van een cijns-
baar goed,
ra. kiezer, in.
Ccnsive, f. grondrecht, o.
Censuel, tot het grondrecht behoorend.
fonsurable, laakbaar, berispelijk.
Censure, i, censorschap, o. beoordec-
ling,
v. kerkban, m. censuur, v,
CdmureTj berispen, laken, bcoordeclen.
iviar, ui. kaviaar, v.
tvicowe, f. holgehoornd dier, o.
itillalioo, f- haarktoQverp, v.
ivin, ra. holle weg, ra. bedekte weg, m.
i*iste, m. keldermeester, m.
ifiiii, l\'. hoUigheid, v. /toffe, v.
ivtis, f. pi. MiHtfe klippen, v. me.
"m;tii, m. kaaiman, ui.
;, <feze, (/i"ü, M.
tons, ftter bintten, in huis.
•ei, «Kr.
■ctté, f. blindheid, v.
CdJaut, ni. afstanddoener, m.
l>J«r, afstamt, wijken, toegeven.
Cedille, (. teekcn van de zachte uil-
. <Wf rfti»\' C\'. 0. CedUlö, V.
Cédoa, m. huislook, o.
liL\', m. ceder* m. cederhout, o.
drie, f. cederhars, v, o.
dule, f. handschrift, o. ccJrf, v.
mdre , omgorden, omringen, om-
doen, opzetten.
\'>imes, t. j)l. berghouten, o. me.
\'\'lintrage, m. #ch«wp*((niwiwrfc, o.
■iiilure, (. gordel, m. rwm, m. mtó-
Jrf, o. Ijfst, v.
\'■L\'iiLtiiioUc, I. jackthournriem, in.
(•tfiiiturier, ia. yordelimtkrr, in.
Ceiuturon, in. draagband , in. AüJ*-
la, J«ï,                                    (pet, in.
(•éUdoii, m. sentimenteele minnaar, in.
Céladon, zeegroen.
Wlation, ï. geheimhouding, v.
USIcbranl, m. mislezcr, m. misprieê\'
„\'"■»»•
Celébraiion, f. viering, v. bediening, v.
| \'•Ji!)to, beroemd, vermaard.
clébrer, /uctift, prijzen, vieren, be~
dienen, (huwelijk) intngtnen, (mis)
lezen.
\'■\'•\'•-\'britL\'.f. beroemdheid, v. vermaard-
«eirf, v. plechtigheid, v,
             (</<;».
Mier, verheten, vertwjjgen, verber-
e, Wuy, «ftéf.
[;\'.\'l\'iri, m. seldery, v.
J;\';l\';iijiil\'ile, snelvoetig.
\'lèrité, f. snelheid, v. vlugheid, v.
r*Poed, in.
[-■\'jcsie, hemclsch, hemels...., hemel...,
:\'.\'ptin, m. celestijner monnik, m.
;«baque (Qux, in.), buikloop, m.
-"jiljttt, m. ongehuwde staat, Dl.
\';\';liba(nire, ongehuwd.
\'\'•\'Üwtairc, m. vrijgezel, m.
-ocr page 66-
CKNT
cKnn
Ctfpü, lil. p|. boeien, ui. me.
Cëranlaue, f. pottebakkerskunst, v, fta<
graafplaals, v.
Cérasite, I. kersvormige versteening, v
Ci\'rat, m. waszalf, v.
Cération, f. vloet\'baarmaking, v. ivrta-
Cératocnrpe, hoornvruchtig. (sing, v.
Cérator^le, f. hoornvlics>treuk, v.
CéralOfllo:;$e, m, tongspier, v.
Ceratofte, m. ammonMoernj m.
Céraniiias, f. dondersteen, m.
               ,
Cerbère, m. helhond, m. salpeter, o.
Cerce, f. verwulftelboog, m.
Cvrceau, m. hoepel, m. reepnet, o.
Cercelle, f. taling, m.
Cerclü, m. cirkel, m. cirkelvlak, o.
kring, m. omtrek,
m. hoepel, m.
Cercler, hoepels omleggen.
Cerclier, m. hoepelmaker, m.
Oicneil, m. doodkist, v. \'/raf, o.
Céréale, ï, graansoort, v.
Cdréale, flraaJi . . . ., hoorn ....
Cérébral) </er hersens, hersen ....
Céréliriforrae, A<ïrse»Hormtff«
Cérémonial, plechtig, gedwongen.
Cérémonial, m. plechtigheid, v. plicht\'
pleging,
v. ceremonieel, o.
Cérémonie, [. plechtigheid, v. plicht-
pleging,
v. ceremonie, v.
Céiémonieux, plechtstatig, gedwongen.
Cerf, in. Atfi-ï, o.
Cerieuil, m. kervel, v.
Cerf-volant, ra. vlieger, m. vliegend
intlie, t\'. hondstong, v. (/tcrf, o
CerUale, f, kersenboomgaard, m.
Cerise, f. fcdcj, v.
Ceiisette, i. kleine roode pruim, v.
Cerisier, m. ücerirtMm, m.
Cerne, m. kring, m ring, ra. roiuf, o
Cprné, m<.\'f ee;i kring omtrokken.
Cerncau, m. Avr/i, v.
Cerncr. ergem een kring omtrekken,
omringen, insluiten, ontbolsteren.
Céroéne, (. waspleister, v.
Céroféralre, in. waskaarsdrager, m.
Céroot\'aphe, m. zegelring, m.
üérofde, wasachtig.
Cöromancic. f. waarzeggerij door was ■
sen beeldjes,
v. waskijkerxj, v.
Céiomel, m. zalf van was en honiny,v.
Céron, m. met eene ossehuid bekleede
baal, v. ceroen,
o.
Céropiise, f. pik- en waspleister, v.
Céroplastirjue, f. wasbottseerkunst, v.
:>r,
Cuil, ui. honderd, in. en o. cent, m.
Gentaine, v. honderdtal, o. draadje om
ecu streng, o.
Centaure, m. paardmentch, o. centau-
rus,
m.
Centaitrée, f. duizendguldenkruid, o.
Centenaire, honderdjarig.
Centenier, m. hoofd nan over honderd,
m. eentnriot
m.
Centésimal, honderddeetig.
Centiare, m. vierkante Ncderlandsche
el,
v. centiare, v.
Centiéme. honderdste.
Centiijrade, bonderdgradig.
Centiiiramne, m. centigramme,
Centiiitre, in. vinger hoed, m. centi-
litre,
m.
Centime, m,honderdste van een fran k,
o. halve cent, m centiem, m.
Cmtinètre, m centimeter, m. duim,m.
Centinode, f. varkensgras, o.
Ctüitislère, n.honderdste van een wis-
se, o. centistère,
m.
On ton, m. samenlapsel van verschil-
lende dichtstukken
, o. kakelbont
kleed,o, harlekynspak,
o. lapdeken,\\.
Central, middel puntig, centraal.
C.\'rttr.iliser, in één punt vereenigen.
Centre, na, middelpunt, o. centrum,
o. midden, o.
Centrer, bolrond slijpen.
C<Hitrifige, middetpuntvliedend.
Centrip^te, middelpuntzockend.
C en irj potente, f. middelpunt zoekende
kracht,
v.
üentamvir, m. honderdman, m.
C.\'iiiumvirat, m. honderdmanschap, O.
Centnple, m. hcnderdvoud, o.
Centujiler, verhonderdvoudigen.
Centurie, f. honderdtal, o. eeuw, v.
Centiiriou.m. hoofdman over honderd,
Cep, m. wijnstok, m. stok, ra. (ui.
Cépe, ra. paddenstoel, in.
Cépeau, m. muntblok, o.
Cépéö, f. uitloopers, m. struik, m.
Copendant,o»i(/i!>-(MSsc/i(;>i, echter, even-
Céphalalgie, f. hoofdpijn, \\. (wel.
Céphalarlique, hoofdznivercnd.
i :-|ili.il.itiiiiiii\', f. hoofdontleedkunde, v.
Céphale, f. kapel, v
Ci\'-plialée, (. verouderde hoofdpijn, t.
■:" - "■ j • 11 ilique, voor het hoofd, hoofd....
CóphaliLfi, f. hersenontsteking, v.
Cèp\'taloide, hoofdvarmig, bolvormig.
-ocr page 67-
CKÏXQ
\'jnomanor, qrénesteenen plaatsen.
Ueriaïn, zeker, stellig, sommige.
>rUinemeut, zekerlijk, voorwaar.
iertainer, verzekeren.
IatIcs, zekerlijk, voorzeker.
\'trtifleat, in. getuigschrift, o. certi
(lcaat, o.
CeriificatiM, f. verzekering, v.
\'leptifler, verzekeren, bevestigen, ae-
tuigen, certijiceeren.
Cfli\'iituite.f. zekerheid,*. overtuiging,y.
Cérulé, blauwachtig.
\'dromen, m. oorvuil, 0. oorwas, o.
<^i\'umini?ux, wasachtig.
Cérnse, f. loodwit, o. ceruis,o. klater-
\'•urvaison, !. hertenlijd, m. (goud, o.
\'•«rvean, m. hersenen, v. me. brein,
o. verstand,
o. bovendeel van eene
klok,
o.
Cenelas, m. cervelaatworst, v.
uerrelat, m. achterhersenen, v. me.
1\'\'rvellc, f. hersenen,\\.me-brein,o ver-
stand,
o. geest, m. onzekerheid, v.
Cervieal, tot den nekbehoorend, nek....
Urvier (loup, m.) los, m. lynx, m.
\';ervoise, f. gekruid bier, o.
Cisar, m. Caesar, m. keizer, m.
Ci-sarienne (opératbn, (.), keizerssne-
de,
v,
                              {stilstand, m.
Cessaiion, f. ophouding, v. staking, v.
*;Bsse, f. staking, v. ophouden, o.
Cewe (sansï, onophoudelijk.
Cuwr, sïkAck, /«ie», opJwnde*.
Cessible, afstaanbaar, vervreemdbaar.
Cession, f. afstand, m. overdracht, v.
\'•(.\'Ssioiinaire, f. afstanddoener, m. over-
nemer, m. ccïufojiarU, m.
^este, m. ttecftfAanrfscAoen, m. </on/i\'J,m.
Cesio, f. zakdoek, m.
\'-■;siire, f. snede, v. nuf ÏM de «!*■
maaf, Vl cneiuur, v.
™*c*» m. tvaiviseh, m.
Uetacé, (0( /jti( geslacht der walvis-
sehen behoorend, walvisch ....
:\';t.Tac, ni mittkruid, o.
^"lolonie, [. walviscbbeschrijving, v.
\'lalilajie, m. hiischinti, v. haventoe-
. ï\'c/-(, o.
            J
J-Jirtljlean, m. hijschtouw, o. trektouw, o.
-tiabler, ophijschen, knuppelen.
: ia Meur, hi/scher, havenmeester, m.
j : lablis, m. om<;eiiKiai<( boscbhout, o.
I": ia»oi, m. post, v. towv, o. zeel, o.
,,A"^\\tie}m. schabrak, t. paardedck,o.
CHAI.                            f>7
Cliahrillon, m. geitenkaasje, o.
Chacal, m. jakhals, m.
Chacim, ieder, elk, iedereen.
Cbafée, f. zemelen, v. me.
Chafouirt, klein, min, mager, leelijk.
Chafouin, m. een min ventje, o.
Chafourer, bekladden, bederven.
Chafoureur, m. kladder, m.
Cbagrin, m. verdriet, o. spijt, v. cha-
grijn, n. toorn,
m. segrijn, o.
Chagrin, verdrietig, ijemetijk.
Ctiajjriner, verdriet doen, ergeren.
Cha<jrirtk\'r, m. seorijnmaker, m.
Chaiileitr, m. ertsit-imper, m.
Ctiaine, f. ketting, v. keten, v. band, m.
galeistraf, v. schering, v. reeks, v.
Chalneau, m. looden buis, v.
Cliainetier, m. kettingmaker, m.
ChaineUe , i. kettinkje, o bocht, t.
kettini/steek, m.
Chainon, m. schakel, v. schalm, m.
Ghair, t. vleesch, o. naakt. o.
Chair vive, f. gezond vleesch, 0.
Chaire, f. preekstoel, m. kansel, ra.
leerstoel, m. katheder, m. stoel, m.
Chaise, t. stoel, m. molenstander, m.
sjees, y.
Chaise a bras, f. armstoel, m.
Chaise peicóe, f, stilletje, 0.
Chalani), m. klant, m. schuit, v.
Chnlandhe, f. klandizie, v. nering, v.
Cliala-ie, f. gezwel aan de oogleden, o.
Clialaze, f. eitett, o.
i.halciiiü, m. groene hagedis, v.
Chalcite, m. twavefstmr koper, o.
Chalcogmphe, m.ploolanftfer, m.
Cbalcoqraphie, f. plaatsntjkunst, v.
Cliale, f. /iüM(my(, v.
CMIe, f. omslagdoek, m. sjaal, m.
Clialémie, (. schalmei, v.
Chalet, m. kaashtd, v. Zwittersc.h
huisje, o.
Clialeur, i. fifrta, v. warmte, t. y/öi-v/,
rn. dn\'/t, v. bronsttijd, m.
Cha!eur,;iix, urarm.Aaaf.Vttriff, bezield.
Chalibé, staal bevattend, staal....
Chal:t, m. ledikant, o.
haliner, naar de fluit dansen.
Chalon, in. groot sleepnet, o.
Chaloupa, i. sloep, v.
Chaloupier, m. sloeproeier, m.
Cbalunaau, m. rietpijpje, o. herders-
fluit,
v. schalmei, v.
Gaalmaar, met een rietpijpje slorpen.
-ocr page 68-
J»S
C11AL
CIIAN
Cbaiupi, m. vensterpapier, o.
Champignon, m. paddenstoel, in. «\'(•<
H"(s, 0. Stoft, in. dief aan de kaars, in
Charapiqnotiniére, f. paddenstoelen-
kweekcrtf, v.
Clianifiuti. :n kampioen, in. toöfi\'oc/*-
ttr, m. verdediger, iu.
C]iani[>ioiiiie, f. t/oorva.\'Asfci\', v. fcei-1
lilH, V.
Cbamuiarc, f. Aw bevries*» <ter jofl^e
lootjes, o. voorjaarsvorst, v.
               \'
CiiiUii|ioiiincr, m. paard met lange hie-
len,
o.
Cbancff. f. kan*, v. geluk, o. ft«»i-
spe/, o. fortuin, o. lotgeval, o.
Chaluuet, u. mondstuk, o.
Cbalut, in. zakvarmig vischu>\'t, o.
Clialybé, -tuulhevatteud, staal....
Cuamade, i teeken tot overgave, o.
Chamaillar, vechten, twisten.
CbamaiJler (se), veelden, twisten.
ChmailJis, m. vechtpartij, v. ruzie, v.
Cbanarrer, opschikken, overladen.
Cbamarrure, I. oplegsel, o. overladen
opschik, m.
Ciiamljclï.m, m. kamerheer, m. /.«-
mertiinf, ni. horetingentnfcl, v.
Cbambellante, f. kamerheersihap, o.
Charahourin, na. kristalsteen, n,.
Chambran!e, in. lijstwerk, o. lijst, v.
Chambre, f. fcimtr, v. vertrek, o. Ie-
ytfr. o.
Cb-tmbre basso, f. lagerhuis,o- tweeet
kamer, v.
CliaDibn bauto, f. hoojerhuis, o. tterafi
kamer, v.
Cliaaibro d\'un canon, f. kruitkamer, v
Gliaoibrc obscure, f. camera obseura, v
(iliambléd, f. du i" hetzelfde vertrek
wonende soldaten, in. ontvangt in
een schouwburg, v. fr«merw«t\'/<(, v.
Cbambrelan, m. beunhaas, m.
Üliambrelante (presse, v.) ach ei nu
drukpers, v.
Chambror, opgesloten houden, dezelfdt
kamer bewonen, kamereii.
\'
Cbamhrerio, f. kloosterambt, o.
Übaubrette, f. kamertje, o.
Chaiubriar, m. kloOtierambtemnr, m
CbambrJére, f. werkmeid, v. spinrok-
band,
in. /o>iye zweep, v. A*«addaar
OiamhiilJoii, f. loopmeisje, o.
         (ui
Cbameau, in. kumeel, in. kemcl, ui
kemelshaar, o. luider, m.
Ch.imclicr, m. kameeldrijver, m.
Cbamois, m.\' fftfi\'is, v. klipyeit, v
gernzeleer, o. zeemleer, o.
Cltamoiurie, f. zeemleeriooiei ij, v.
Cbamoittur, in. zeemleerbereider, in
Ghamp, n. akker, tn mM, o. tand,o.
grond, m. rtffffita v.
Champ (sur Ie), dadelijk, terstond.
Champagne, m. cha»ipa<jne, in.
Champarl, in. koornttende, v.
Chamnartage, m.tw0cfd«ftooi*Mrt*fttd(j,ï.
ChamparLer, tte koomtiende. heffen,
GhampanersBse, f.fr(wr»t/i*«dfl«n«ttr,v.
Ohampoaux, in. pi. weilandn», o. me,
<;iiuiii|ict!0, landelijk, land...., veld...
8
Ülianceler, wankelen, waggelen,
sluiteloos zijn. weifelen.
Cliaiicelirr, ni. kanselier, m.
Chancelière, ƒ. kanseliersvrouw,
voetenzak, m.
Chancellemeut. m. wankeling, v.
ChaQCullttrie, f. kanselarij, v. ituinlijk.
Clianceux, twijfelachtig, onzeker, for-
Chauci, beschimmeld, uitgeslagen.
Clianci, tn. beschimmelde mest, m. ui\'i-
gedoofde kool, v.
Chancir, beschimmelen, uitslaan.
Clmneissuic, f. besihimmeling, v.schim- j,"
Cliancie, n: kanker, m.           (mt\'/,.v. f?
(;iiitnoi(,\'ux, kankeraehtig.
Cbandeleur, f. Maria Lichtmis, v.
vrouwendag, m.
Ubandelier, m. kaarscnmakeft m. ftBN-
detaar, m.
ChaUilelIe, f. kaars, v. M(A(MPf| v.
Cbaudelle de glacé, f. nskegei, m.
Cbanéu, f. ywuf, v. rjow, o.
Cbanfrem , m. voorhoofd van een
paard,
o Wts, v. eirond gat, o.
acAniiie Kranf, m. roawlap. m.
Cbanfroioer, et»i «pttj toeloopend gat
maken, s-.huinsch afzagen.
Cbange, m. ruiting, v. wissel, m. ivii-
selkoers, m bank, v beurst V.
CliainjL\'aut, veranderlijk, onbestendig. V
onstandvastig, met een weerschijn.
Changement, m. verandering, v.
Cbanger, vdrancfertfn, vernii/tut, wr*
wisselen, oerkeeren.
(jhangeurf m. wisselaar, m.geldwisse-
laar,
in.
Clianlattü, f. dekstuk, o. dakspar, v.
Chaiinine, m kaniuintk, m. domheer,
QmiioiiiiüSL\', I. domjuffer, v.           (ra-
-ocr page 69-
UIAN
i.lianuiniü, f. dom heerschap, o.
Chanson, m. liedje, o lied, o. praatje, o.
Chansons, in. pi. praatjes voor de
vaak, o- me.
r.bausonntfr, liedjes op iemand maken.
Chanson net te, f. liedje, o. deuntje, o-
Uiaii-oinütir, m. liedjesmaker, m.lied-
jcsdicbter, m, licdjesboek, o.
Chant, m. gezang, o. taug, m. dicht\'
stuk, o. wijs, v. gekraai, o. gekweel, o
Cbanlant, tingbaar, zangerig, waar
yetongeH wordt.
Clianleau, m. stuk brood, o afgesne-
den stuk laken, o. maanstnk,
o.
velg, v.
üliauu-pleure, f muurwateriooxing,
v. wtjntrechter, m. kraan, v. <jie~
ter, ra.
Chanter, tingen, betingen, roemen,
bestraffen, kraaien, kweeten, piepen.
C1IAU                         09
Chapeiier, n.. hwdenmakt r, m. «oirfcti-
verkooper, in.
Chttpelle, f. ftapef, v. h,dchuis, o. mis-
zilver, o. hoommuzikanten, in. me.
Cliapolle ardente, i.lichtkapcl.v.deod-
kapet, v.
Chapellenie, f. kapelaanschap, o.
Chapelloric, f. hoedenmaker^, v. ftoe-
denhandcl, m.
Chapelure, f. brood-afschraapsel, o.
Chaperon, in. frnp, v. kapje.o. kaproen,
v. borduursel, u. geleidster, v.
Chaperonnor, ee/n» ftap op een muur
seflen, Awp opzetten, geleiden.
Cliapcronnior, m, gekapte valk, m.
Cliapier, in. kapdrager,m.koorkapkas,v.
Chapiteau, m. kapiteel, o lijstwerk, o.
kroonwerk,o. dekstuk, a.kelfhelm%n\\.
Cii.ipitrc, m. hoofdstuk, o kapittel, o-
vergadering, v. ondertverp. o stof,\\.
Uliapitrer, kapittelen, bestraffen, beris-
pen, de les lezen.
Kii.ij-ir:, ra. kapoen, m s(uA\' frr-oot/ ui
i»w««;/inoi Ht\'iotïi\'Af, o. aflegger van
den wijnstok, in.
Cbaponneau, in. joitye Iranoeit, m.
ühaponner, kapoenen, snijden.
Chapouiiière, f. kapaenetchotet, ra.
Ckaqae, WA\', ieder, alle.
Cliar, tu. tf\'if/t\'H, m.kir. tf. Aoeiü, v.
Charade, f. raadsel, o. charade, v.
Cliarancoii,Ri.</ri/(T)ti(;ori»liii.A7a)irff\'\',ni.
Uliarhon, m- Aooi, v. steenkool, v pus(-
tuiV, v. brand in \'tkoorn, in.
Ui ui.m: tle torre, in. -i.\'.\'w/.u.^, v.
Charbonhée, f. laag kolen, v. geroos-
terd vleesch,
o. barstje, o.
C Ii ar boi in er, »it\'( houtskool zwart ma-)
ken, met houtskool schetsen, vcrko-
Charbonmïiix, pestbuilachtig.
          (^\'-i
Cbarboonier, ra. kolenbrander, ra. Ao-
lenkooper, m. kolenhok, o. kolcn^
mijn, v. koolmees, v.
Charbomiière, (. kolenverkoopstcr, v
kolenbrander!], v. kou\'mees, v. j»w
ttagteil, o.
Charbouiller, At\'( fttrbruHi/tf» oo» A\'oori;
Charbucl», (, ür«HJ in Ae( A-oor», m.
Cltarcater, villen, slecht snijden.
Cbarcateiie, f. spekslugeeij,\\. varkens
vleesch, o.
Ctiarcutier, m. spekslager, ra.
Chtrdon, in. distel, m.\'kaarde, v tftoj
rt\'H punten, v. me steketrog, m-
04
Cluutterelle, i. kwintsnaar, v. kwint,
v. lokvo\'jel, ra. zingglas, o kamper\'
noelie, v. bobijntje, o.
Chanteur, m. zanger, m opzinger, m
Chnntier, tn. timmerwerf, v. houttuin
m. stapel,m. stelling,v vormbalk,tn
Chantignole, f. vastklamp, m. tegel, in
Cliantoaner, neuriën.
Clianloarité, m. hoofdeind, o.
Utiauiouruer, uithalen, uitsnijden, uit\'
werken.
\'-\'i.nttic. ui. koorzanger, m. voorzan-
, \'ter, m. dichter, m. zanger, iti.
\'■Ii.iiilrarie, f voorzangersbediening, v
Chanvre, ra, Uennip, na. kenntp, m
Clninricr, m. hekelaar, m. kentrip\'
_ kooper, m.
Cluos, m. mengeikiomp, ra. bajert, ni
e\'iuos, m. verwan ing, v. mengel-
_ mots, o.
Cüape, f. koorkleed, o. tabbaard, m
\'jesphaak, m. At\'/w», ra deksel, o. kap,
Cbape, gekapt, kapitormig (v. Mep. v.
Chapeau, in. Aoe</, m. deksel, o. eek\'
,*tuk,o, kap,
v. ,.■:.-.(..,\',, oom, ra.
Clupdaiu, ra. RopeïiMM, in. aalmon-
zenit:,\', in.
l\'tnpeler, afkortten, raspen, afschaven
Cbapelerie, f hoedenmakerij, v. Aov-
, dealutndel, m.
cii.ipclet, ra. roseJtA**aJW, ra. paternot-
ter,
m. rozenhoedje, o stijgeiemen
\'i!. me, k-ttimjmolen, m. S\'heprad
o. lijstwerk,
o. tteengat, v.
-ocr page 70-
C1IA8
Ctarpenta, (. timmerwerk, o. samen-
stel,
<i. p/dH, o. schets, V.
Charpenta (boil. m. de), timmerhout, n.
C harpen ter, timmeren, hakken, villen.
Charpenterie, 1. timmerwerk, o. tim-
merwinkel,
m. timmeren, o.
Charpentier, m. timmerman, m. spek-
__ snijtter, m.
Chftrpj, n;. kuipersblok, o.
Charpie, t. pluksel, o.
Charfée, f. loogasch, v. watervliegjiop,\\.
Charretée, f. karrevracht, v. voer, o.
Cliarrelier, m. karreman, m. roer-
man, m.
Charrctier, karre.... , rij ....
Charrette, I. kar, v. handkar, v.
Charriaye, m. karrevracflt, v. Karre*
vervoer, o. oms/tri?, m. /««(.
Chariier, m. loogdotk, o. tfffflr die met
zijne prooi wegvliegt,
m.
Charrior, mal eene kar vervoeren,
medevoeren, kruien.
Charroi, m. karrenvervoer, o. vracht*
loon, o. artillerietrein,
m. sloep, v.
Charron, m. wagenmaker, ra.
Charronnage, m. wagenmaker*}t t. ivn-
genmakerswerk, o.
Cliarroyer, met eene kar vervoeren,
kruien.
Charme, f. ploeg, m. ploegakker, m,
Charto, f. charter, o. handvest, v. oor-
konde,
v. grondwet, v.
Cliarttf-parlie, (. chertepartij, v,
Chaitil, m. lange kar, v. karrebak,
m. ivagenh uis, o.
Chartre, i. (/ei\'aJi\'/fji/iin\'s, o kwijnende
ziekte,
v. oorkonde, v. handvest, v,
charter, o. grondwet, v.
Chartreuse, f. kartuizerklooster, o.
kartuizernon,
v. landhuisje, o.
Chartrenx. m. A-arl»i\'ïer>fiOH>u7f, m.
blauwachtig-grijze kater, ui.
Chartrier, m. \'c/inr(erArtMidr, v. cA«r-
/trfctfuionrdür, ra.
Cliartulaire, m. charterboek, o.
Ghas, m. oo.7 ""» **•* »"\'I\'<\'> •*•*?*"
selpap, v. paslood, o.
Chaseret, m. Weïn Avirtsvnf, o. frais-
vormpje, o.
Chrtsse, f. reliquieënkas, v. Aas, v.
fysf, v. bekleedsel, o. weegschaal-
schaar,
v.
Chasse, f. /adU, v. vervolging, v.pas-
lood,
o. jsit!tA»f!(, o. driifhamer, m.
6(1                         WAR
Chardoimor, kuurden.
Chardoftneret, n. distelvinl., m. p«(-
ter, m.
Ctiardoiinette, f. wilde artisjok, v.
Chardoiinière, f. distelveld, o.
Kliariie, f. tast, m. vracht, v, lading, v.
bediening, v. belasting, v. verplich-
ting,
v. (tauui/, m. overdrijving, v.
Chargé, belast, hctrokken,aangeieekend.
Chargé d\'affaircs, m. zaakgelastigde.m.
Chargemmt, m. lading, \\. vrachtbrief,
Charijcoir, m. laadlepel, m.             (m.
Cliarger, laden, beladen, bevrachten,
bezwaren, bevelen, aanvallen, over-
drijven, beschuldigen, chargeeren.
Charmeur, m. bevrachter^, reeder, m
stapehneester, m. konstabel, m.
Chargeire, f. dwarsstuk, o.
Charter, m. loogdoek, o.
Chariot, m. UKwm, m. zeelslede, v.
CharitaMe, liefderijk, weldadig, barm-
hartig, inschikkelijk.
Charilé. (. liefde, v.\' christelijke He file,
v. weldadigheid, v. aalmoes, v. ar-
menbestuur,
o. aalmoezeniershuis, o.
Chamari, m. verward getier, o. ketel-
muziek,
v. charivari, v. rijbroek, v.
Cliarlalan, m. kwakzalver, m.
CtiailatanPr.rffnAwnfAïrt\'iicr^c/ö», als
c<w kwakzalver doen, zwetsen, be-
praten.
Cliarlatanorio, f. kwakzalverij, v.
CbarlaUUtetqne, k»vakz<dverachtig.
Cliarlatanisme, m. kwakzalverij, v.
kwakzalversberoep, o.
Cliarlotte, i". appclprol, v.appelmoes.a.
Charmant, bekoorlijk, bctooverend.
Charme, m. bekoring, v. betoovering, v.
I aanlokkelijkheid, v. haagbeuk, ra.
\\\\ Charmer, bétooveren, bekoren, stillen.
, Charmes, m. pi. bekoorlijkbeden. v. me.
i Chai\'mille, f. haagbeukenlaan, v.
Cliarmoie, f. haagheuketibeplanting, v.
Cliarnel, vlcesrhelijk, zinnelijk, wel-
lustig, dierlijk.
Chameux, vleezig.
Charnier, m. knekelhuis, o. vleeschka-
nier,
v. vleeschkuip, v. waterval, o.
Ch-irniire, f. scharnier, o. tt eekbei tel, m.
Charnon, ra. gelid van een scharnier, o.
Cltarnu, vleezig,lijvig,poezelig, sappig.
Charnure, f. vteeschdeelen, o. me.
Charoqne, ï. karonje, v, kreng, o,
Charoi, m. kabcljauwschuit, v.
-ocr page 71-
chau
CU AS
i.lia^e-avanl, m. aanporder,m.werk-
baaa, m. meesterknecht,
m.
Uu\'se-bondieu, m. drijfhout, o.
On-se-hoase, f. waterweeybree, v.
lOiatso-carrée, f. vierkante hamer, m.
Chttte-ChienSj m. hondenslager, in.
i,!i.t>«i\'-cIon, m, drijfijzer. o. drevel, m.
Oi;tsse-co(juins, m. kerkeknecht, m.
Cbasse-cousins, in. slechte tvijn, m.
sfee/it eten, o. onbuigzame floret, v.
Chasse-crapaud, ni. nachtzivuluw, v.
■leitenmelker, m.
i.Kisselas, m. chasselnsdruif, v.
Cliasse-maréd, m. vischjayer, m.
^hatS6-BHHle, f. veryeefsche moeite, v.
\'■Iiasse-mouches, m. vlieyenklap, m.
ti/ief/ennef, o.
Oia^e-mulet, m. molenaarsezeldrij-
ver, m.
\'•I\'ssse-poiiinik\', m. drijfhout, o.
Chttse-point», f- klinkhamer/je, o.
Cliasser, jagen, verjagen, drijven, ver-
drijven, wegjagen, jacht maken op.
\'■hasse-rage, t. pepcrkruid, o.
\'■Iiasseresse, (. iagerin, \\. jachtgo-
din,
v.
Chasseur, n.jager.m. licht vaartuig, o.
• jhasseuse, 1. liefhebster der jacht, v.
Cliassie, I. leepoogigheid, v. ooyetter, m
\'•)ias;i<!ux, leepoogig, druipongia.
Chassis, in. raam, o kozijn, o. lijst,
t
v. invattiny, v. yebind, o.
ChAssft dormant, m. nul mant, o.
Chassoir, m. drijfhout, o.
Utaste, kuisch, eerbaar, zedig.
Chasteié, f. kuischheid, v. eerfctwr-
htiii, v. zuiverheid, v.
Uasuble, I. kazuifel, v.
Cliasuitlier, m. kazuifelmaker, m.
Wiai, m. /cn(, v. katschip, o. Aaf-
wi\'sc\'t, m. leidekkersezel, ra.
J; i-Uaiyno,, (. ftartattfe, V.
Wintaigtié, kastanjebruin.
: \':«tai(|nuraie, f. kastanjeboscti, o.
\': \'\'t.titjnier, m. fc.isldujfdoom, m.
Utatn, kastanjebruin.
int-cervirir, m. Amerikaanschelos,m.
liateau, m. kasteel, o. slot, o. burg,
. >n. verdek, o.
*j\':)li\'lain, m. kastelein, m. slotvoogd, m.
natellenia, f. slotvoogdij, v.
ii\'l-huant, m. nachtuil, m. /.«Jim7, m.
mier, kastijden, verbeteren,kuischen.
"aiière, 1. kaUëHyat, u. kattenvat, v.
Gl
Cliilliment, m. kastijding, v. s/raf, v.
<;haloienu>nt, m. kleurpikkering, v.
Chalon, m. fat\'je, o. rinykas, v. dop,
m. bolster, m.
ühatonner, iiixntff», Avmen.
Clialouillcment, ra. kitteliny, v. jfree-
\'"\'1/. v.
iCliatouiller, kittelen, streelen.
ChalouitUox, kittetig, kittelooriy, kor-
I ^ ïirfijf, netelig, moeilijk.
Chatoyant, flikkerend, met weerschijn.
Clialoyer, flikkeren, glinsteren, stralen,
Ctiat-pard, m. tijger kat f v.
Ch.itror, lubben, snijden, besnoeien.
Chn treur, m. lubber, m.
ChaUe, f. kat, v. lichter, m. komkom-
Chatter, katten werpen.          fmer, m.
Cliaud, ni. warmte, v. hitte, v.
Cbaud, warm, heet, driftig, vur\'iy,
vinnig, ritsig, loopsch.
Cltauil (tout), terstond, dadelijk.
Chaiiiie, f gloed, m. verhittimj, v.
Cliaudcau, in. kandeel, v. zuipen, 0.
üliaiidemëiit./ieef, warm, vuria,ijveriy.
Cliauder, kalk over een akker werpen.
CHaintier, ritsig worden, loopsch wor-
den.
Cliaudióre, f. groote ketel, ra. brouw-
ketel,
m. verfketel, m stoomketel, ni.
Cliaudn\'-e, f. ketelvol, ui.
Cliaudron, m. kuokkctel,m. kniestuk, o.
(Uiaudronnije, f. ketelvol, m.
Cliaudronin\'rie, f. koperwerk, <>. ko-
perslagery,
v.
Cliaudronnit;r, m. kctellapper, m. ko-
perslager,
m.
Cliauffaae, m. brandhout, o. brand, m.
recht om brandhout uil de bosschen
te hakken, o. verwarming,
v. stoken.o.
Cliauffe, f. stookyat, o. ovenhaard, ui.
iChatiffe-cliemise, m. vuurmand, v.
|Uiaiiffe-cii-o, in. laksmelter, m.
jCliaiiffe-litige, m. vuurmand, y.
CliaufTe-lit, m. beddepan, v.
Cliauffe-paiisc, f. lage schoorsteenman-
tel,
m.
i;iiauffe-i>icd, m. stoof, t. voetwar-
mer,
ra.
Cliaulïer, verwarmen, warm maken,
stoken, opwarmen, aanzetten.
VAiRuffcr (se> , warm worden, zich
warmen, warmen.
Chaiifferettc, f. sloofje, o, komfour, v.
Chanffêrie, f. imi-iswinkel, u,
-ocr page 72-
lij
CHAU
Cl IKV
C hernia \'Ie fer, m. spoorweg, m,
Cbemin Je halage, ia. jaagpad, o.
Chemin faisant, gaandeweg, onderweg.
Cheminau, m.rfm\'ïf/\'ifm\'seAoors((*flit,iii.
Uhejninée, f. fcAoorttetfM, m. lampeglas,
ChMttinar, fooit, wandi-len.              (o.
Cliemise, f. hand, o. omslag, o. >woi*-
.\'■/. in
Chemisette. f. halfhemd, o. horst rok, ?n.
GhémoslB, i. oogwilontsteking, v.
Chênate, f. eikenbosch, o.
Chenal, m. kil, \\. vaar water, o. goot, v.
Chenalcr, dooi* <-\'<;»<! ftt7 i»«re/i.
Chenapan, m. sfnd\'A-rooiier, m. deug-
niet,
in.
Chcne, m. eikehoom, in. «ifr, 111.
Clienaau, m. jonge eik, ra.
Cbénean, ie. dakgoot, v.
Chenet, m. kaatajfter, v.
Chénetratt, m. gespaarde jonge eik, m.
Chêne-liège, m. kurkeik, m.
Chéne-TArt, ui. steeneik, m.
(jbènevlóre, f. hennepakker, m. vogel-
verschrikker,
m.
CtiitneviR, m. hennepzaad, o.
ChènevOttA, f. hennepstok, ra.
lüii\'iievoUcr, ruw/i /iu»f maken.
Cbenü, in. hondenkot, o. hon-ienhuis, o.
Chenillc, f. ritfU, v. rupsenkruid, n.
chenille, v. leelijk mensch, o.
Clienjtletté, f. rupsenkruid, o.
Chénlsqnc, in. ganzebek, ni.
ChenUi ffryi, sneeuu\'Ufiï, ontbladerd.
Cheptelier, in, veepachter met deeling
der winst,
m, zetpachter, m.
Gher, duur, dierbaar, lief, bemind.
Cherche, f. hooqhoepel, m. zoeken, n.
CtaerchflT, zoeken, trachten, pogen,
navorsihen, halen, gaan halen.
Chère, f. maaltijd, m. sier,v. onthaal, 0.
Cbèranentt hartelijk, teeilerlgk, duur-
Cln\'Tir, beminnen,liefhebben,koesteren.
Chérissable, btfmtnneHntKHirrfi^,
ChersoilOSe, f. schiereiland, o.
Cherlé, f, duurte, v. /tooffi; ;"\'[/■*\', w-
Cbérubin, m. cherub, m. cherubijn, m.
Chérubiqflfi, f. lofzang aan de rlieru-
ÜherTis, m. nctfteruroneI,m. (èjfttett,m.
(Ihélif, lüafci «laycr, klein, ellendig,
artntalig, nietig.
Chéttveté, f. geringheid, v.
Ch^tnli\'»!\', mi. veepachter met dectiwj
CMtron, ui. landje, o. (rf#r tm\'ntt, ra.
Cheval, m. paard, o. stoel, ra.
Chauffeur, in. hlaasbalglrckker, m,
Cbauffoir, m. slookplaate, v. droog-
plaats,
v. warme doek. m.
Chaufture, f. verbrand ijzer, o.
Oliaul\'our, m. kalkoven, m.
(Ihaulniirnior, m. kalkhrander, m.
(ihanlage, m kalking van hel graan,v.
Cbaoler, graan kalken.
Rhannrcge, in. stippettijd, m.
Cluinme, m. koornstoppel, m. stoppel-
akker,
m. dekstroo, o. hut, v,
VAmniMr,stoppels afsn§d*n.(maaier,m.
Chaumicr, m. hoop stoppets,ai.stoppel-
Chauoiièrc, f. stroohut, v. stulp, v.
Chawnine, f. hutje, o. stulp, v.
Cbaosae, f. dnetonkap, v. pitreerdoek,
m. visscher fuik, v. pijp, t.
Chaussi-age, m. weggeld, o. tolijeld, o.
I \'haussi\'e, f. tteenweg, m. dyfc, m.
fraai, v. meelkislzak, m.
Clinnsso-ptctl, m. schoeier, m. schoen-
hoorntje,
o. hulpmiddel, o.
Chausser, schoeien, schoenen maken,
passen, aantrekken, aanvaarden.
Chausses, f. pi. broek, v.
Ufaassc-trape, f. voetangel, va. wolfs-
ijzer,
o. sterredistel, m.
Oliausscite, f. onderkous, v.
ChanttOn, m. sok, v. dansschoen, ra.
schermschoen,
m. appeltaart, v.
(Ihausiuro, f schoeisel, n. kousen, v.
Chanve, kaal, kaartoot.                  (me.
Cliauvc-souris, f. vleermuis, v.
Chauvet<S f. kaalheid, v.
Chaitvin, m. oorlogsvoorstander, ra.
Oiauvir. de oor en opsteken.
Uhaui, \'f. fcaifr, v. asefc, v.
Ch.inx vivc, f. on\'/eblusehte kalk, v.
C.hn\'ix «Heinle, f. gebluschte kalk, v.
Oiavircr, ontslaan, ontwenden.
ilnpf, ra. hoofd, n. opperhoofd, o.
mefsfi\'r, m. r/i<>/", m. hoofdpunt, o.
hoofdband, ra. eerste uiteinde, o.
artikel, o. gezag, o.
Chef (on), hoofd ..... opper.,..
Chef-d\'oeuvro, m- mtesterstuk, o
Clief-Jien, m. hoofdplaats, v.
Ühégros, m. pikdraad, m,
Uhéiroptère. vleugelhandii/.
tfiéUdouw, f.«eMwmi(ffo. MesuwiJKtP,
Ciiélonée, f. zeeschildpad, v.            (v,
Chélonilft, t. schildpadsteen, m.
Chi\'mor, mager worden, uitteren.
Chpmin, tn. Mtea, m.Aom.m.miiMeJ.a
-ocr page 73-
CHEV
SM.il-ile-frise, m. Friesrhe ruiter, m.
:il-ilu-tion-Dieu,in. veldkrekeltje,o.
hevalement, m. schoorbalk, m. stut,m.
\' l-entier, m. hengst, m.
l-hongre, m. rntn, m.
Ier, ondersehragen, stutte».
leresqne, ridderlijk.
Wie, f. ridderschap, v. ridder-
\', v. ridderstand, m.
■hev.-ilct, m. schraag,m. stut, m schil-
dersezel, m. kam,
m. pijnbank, v.
«ttalier, m. ridder, m. paard, o.
trandtooper, m, poelsnip, v.
pevaliei\' d\'Industi\'ie, m. o/dichter, m.
l-lnkzoeker, m.
raüne, paard*...., paarden....
iievalis, m. gt\'iW, v.
\'fwil-marin, n. zeepaard, o.
i\'^al-vapenr, m. paardenk/ucht, v.
itetance, f. iwnttogitt, o. bezitting, v.
Nnancner, fc paard rijden, krutsge-
wijse op elkander liggen j uitspringen
.....lUcneur, in. paardrijder, m.post-
CHIF
0:
Chevro-fctiille, f. kamperfoelie, v.
Chc\'vre-picil, ia. boksvoet, m.
Chef rotte, f. reegeit, v. garnaal, v.
brandijzer, o. strooppot, m.
Chevretu!, m. reebok, rn.
Chevrler, m. geitenhoeder, m.
Chevrillard, m. jonge reebok, m.
Chevron, m. \'»aM-, m. spar, v. moHto-
stre*p, v. keper, v. legger, m.visch-
kuit,
v. grasstrook, v.
CliL\'vrotafjr1, m. geilenbetasting, v.
Chevroter, geiten werpen.bevend zin-
gen, huppelen, ongeduldig worden.
Cbdvrotin, m. geitenleer, o.
Cliovrotine, f. retbokkenhagel, m.
Chei, \'\'[/, \'«<*. \'«\'t »i«r.
Chiacse, t, mr/aafscAiititt, o. rfre*, m.
vliegendrek, m.
Chicambanlt. m. steven, m.
Chicane, f. proces, o. rechtsverdraai-
ing,
v. streek, m. haaiklooverij, v.
Chicaner, haar/doven, streehen uitvoe-
ren, lastig vallen.
Chicinpri»*, f. rechtsverdraai ing, v.
haarklooverij, v.
Chieaneiir,m. naarAIoOHfr,m. pfKör,tn.
Chicanier, lastig, twistzoekend.
Chicard, kranig, chique.
Chiche, karig, zuinig, slecht, grauw.
Chicfaement, kariglijk.
ChitiorAo, f. andijvie, v. sutkery, v.
Chtcot, m sfomj», n).spit(tiar)m. toor(«I,
CMeoter, kibbelen, zanikcn.
            (m.
ChiCotfn, in. kolokwint, m. WWcr tap,o.
Chiea, m. /ion</, m. fenran, m. nijper, ra.
Cliien-iie-mcr, m. zeehond, m.
Chiendent, nt. bondsgras, o.
Cbidnn*, f. (erf, v.
Chiennor, hom/en werpen.
Chiennoti m. hondje, o.
llhier, kakken
Chieur, m. kakker, m.
ChlfTo, i\' /omp, v. vod, v.
CliiHon, f. lomp, v. i\'pi/, v. .</<■/, V.
Chiffonncr, kreukelen, frommelen, ha-
venen, hinderen, ergeren.
Chfffonnlcr, m. voddenraper, m.
Cbiffonniére, (. voddenraapeter, v. lap-
penkust, v. (/route latafel, ».
Cniffre, m. cijfer, o. cijferletter,v.cij-
f er Schrift, o, naamri/fer, n.
diiltïcr, it-AeHfJi, cijferen, in cijfers
schrijven, nomineren.
Chiffréur,n< rekenaar, m. cijferaar,m.
\',:<!,:
lil.
[■evauchons (ft), schrijlings.
wnux légers, m. pi. ficnfts ruiterij, v,
hevtch*, i, uai.htraaf, v.
jte?eeler, m. uiiisWiif\'Ji\'mi?fsfi!r, m.
|"\'1\'\'■!«\'\', met rw\'aa wortel*.
nevflia, harig, vezeliif, haar. .. .
hovfllurc, f. hoofdhaar, n. komeet-
<(\'(\'((■ƒ, m. \'oo/\'. o. vetets, v. me.
n««r, /io\' st$p*ft,
"ovot, in, hoofdpet uw, v. hoofden-
eiuitt; o y esc hut blok,
o. koornis, v
;neveiean, m. molenkamrad, o
\'i\'^^iro, m. halster, m. steekbalk, m.
; i\'Vf\'ii, m, haar, o.
.jteïfllfl(|ft) nK foepimiing, v.
-\'i\'villo, f. p(nf v. nagel, m. boitttir>,
„V*i v. stofwfoord, o.
i\'ln du pietli f. enkel, m.
i"j\'\'. vastgepind, getakt, vol stop-
. "oorden.
.:J";viiier, vastpinnen.
rlieviiion, m. *s$f, v. oplicldstokje, o
V
«evHloi, m. karvielnagrt, m.
|tii\'viliiir0i f, f,*/fi*.CrA nan fterfe-
••oonts o.
rP. I. geff, », kraalt, v. zaagbok,
drievoet, m. koevoet,
m. haper,
l^vreaa, m. pffr/i, o. öofr;e, o. (m
-ocr page 74-
64
CHOfi
Chiterde, f. vijfsnarige guitaar, v.
Chture, i. vliegendrek, \'m.
Clilaine, f. overrok, m.
Chlamyde, f. krijgsmantel, m.
Chlore, m. chloor, o.
Clilorofurme, m. chloroform, m.
Chlorose, f. bleekzucht, v.
Cltlot-oli\'iue, bleekzuchtig.
Chlorare, m. chloorverbinding, v.
Clioc, m. stoot, ui. schok,m. stamper,m-
Chocolat, ra. chocolade, v.
Chocolatier, ir. chocolademaker,
chocoladeverkooper, m.
Chocolatiers, f. chocoladeverkoopstcr,
v. chocoladeketel, m.
Choeur, m. koor, o.
Chonrammet m. letterslot, o.
Choir, vallen.
Choisir, kiezen, uitkiezen.
Clioix, m. keu», f. keur,v.voorkcur,in.
CliokVlologie, /. gulleer, v.
Cholóra-moiïms, m.galziekte,\\. bra
loop, m. cholera,
v.
Cbolérioe, f, cholerine, v.
Cholérique, galachtig.
Cholott, f. mismaaktheid, v.
Chomahlc, te vieren, vier. . . .
i :iftr;i |.\\ f. viering, v. braak liggen, o-
stilstand, m. werkstaking, \\.
Cli\'imer, vieren, leeg loopen, braak
liggen, stilstaan,geen aftrek vinden.
Chondrilïe, t. suiherij, v
Chonuïoiogie, f. beschrijving der kraak-
beenderen,
t.
               {beenderen, v.
Chondrctoinie, f. ontleding der kraak\'
Chope, (. pint, o.
Chopine, I. half pintje, o.
Chopiner, zuigen, pimpelen.
Cliopinette. 1. een half pintje Vol, 0
pompemmertje,
o.
Choppement, m. üootin»^ v.
Chopper, tegen stoeien, verkeerd doen.
(Choquant, aanstootelijk. stootend..
Choqucr, stooten, aanstoot en, aanstoot
geven, ergeren, klinken, vieren,
Choranx, m. pi. koorkinderen, o. me.
ClionV, f. St. Vilus-dans, *.
Chon [.-. m. kooraanvoerder, m.
Chorégraphie, v. dansteekeniny, v.
damkunde, v.
Chortfviique, in. kooi bisschop, m.
Cborion, m. adervlies, o.
Choriste, m. koorzanger, m, korist, iu-
Choroüate, in. paslood, o.
CI11G
Chignolle, f. mer.thaspel, m.
CbfgnoD, m. nek, m. opgehouden nek-
haar, o. ehignon,
m.
Chjliaiic, f. duizendtal, o.
ChiUarqtie, m. hoofdman over dui
zend,
m.
Chiliatte , m. duizendjari>jrijk-ver
wachter,
in. chiliast, m.
Chilwgone, m. dniiendhoek, m.
Cdiliombe, m. offerande van duizend
ossen,
v.
Chilon, m. twellïng der lippen, v.
Chimère, f. fabelachtig monster, o.
hersenschim, v. inbeelding, v.
Chimériqtic, harsenschinanig, ijdel.
Chimie, I. st hei kunde, v. chemie,y.
(\'himi(|ue, scheikundig, chemisch.
Cbimistd, m. scheikundige, ra. che-
micus,
ra.
Chiner, met leekeningen doorweven.
Chinfrerir.iii, 10. kinnebakslag, m.
Chin<nier, zwelgen, zuipen.
Chiourme, f. galeiboeven, ra, me.
Cliipaije, m. huidenbereiding, \\.
Cbiper, huiden bereiden, stelen.
Chipic, f. feeks, v.
Cliipoter, kribbelen, beuzelen, talmen.
Chique, f. tabak*/>ruim, v. knikker, m.
kopje, o. huid worm, m.
Cliiijucnaiitle, v. knip voorde» ueus,m.
Chiquer, pruimen, bikken, smullen.
Chiquot, m. beetje, o. achterlap, m.
Chiquiiler, wol kammen, scheuren.
Ühiragre, f. handjicht, v.
Cliirarji\'c, handjichtig.
Ciiirite, f. handvormuje steen, m.
Chirograpliaire, m. schuldeischer vol-
yens schriftelijke verbintenis,
ra.
Chirographaire, opeen handschrift ge-
grond, handschriftelijk.
Chirologie, f. hundenapraak, v.
Chiromancie, t. waarzeggerij uit de
hand,
v.
Clnromaiicien., m. handwaarzegger,
m. handkijker.
m.
Cliironomie, f. gebaarmaking, v,
Chirotomie, f. handople-jging, v.
Cbirargical, heelkundig, chirurgisch.
Chirurgie, f. heelkunde, ?. chirurgie,-*.
Ciiimrflicn, ra. wondheeler, m. heel-
meester,
m. chirurgijn, m.
Chirunjique, heelkundig, chirurgisch.
Chisle,\' m. zakgezwel, O.
Chiies, f. pi, w\'tti o.
-ocr page 75-
r;ïL1
<;•,
ciiort
»r<V|rBphie, f. landschapsbeschrij-
-ing.
v.
volde, f. netvormig oogvlies, o.
lornï, m. koor, o.
uwe, f. zaak, v. ding, o. iets, o.
koot, v. spruitje, o. *OfS, v.
wffe, o.
«man, pi. katuil, m. legitimist, m.
ioucas, m. kerkkraai, v. kauw, v.
cliou, m. lief kindje, o. harte-
croaxe, f. zuurkool, v. (/«p, m.
Hts, f. steenuil, m. speelbal, m.
fleur, f. bloemkool, v. ut\'heps, o.
frfsé, f. boerenkool, v.
nivct, m. koolraap, v.
npille, paA «««.
ouquet, m. ezelshoofd, o. sc/ieeps-
oiuave, m. koolraap, v. (blok, o.
BW, koesteren, ontzien,zorgdragen.
rirno, m. chrisma, o. wijolie, V.
\'■\'nf.iu, m. doopmutsje, o.
\'fii.-ler, mei chrisma zalven.
restomathle, f bloemlezing, v.
rétiea, christelijk, christen....
r"iipn, m. christen, m.
rétienM, f. < Am(i)i, v. (fcWrf, v.
rélienté, I, c/irij/enrfom, o. christen*
i-imation, f. chrismatalving, v.
rist, rn. Christus, m. Christusbeeld, o.
nsip-marine, f. zeevenkel, v.
\'i-Uiniser, (o( christen maken.
n-tianisme, in. christelijke leer, v.
\'"Hd-Hi/om, o.
romatfqiie, rfoor achtereenvolgende
Wve (onon loopend, gekleurd.
rome, m. chronium, o. kruis, o.
"\'^olithographie, f. kleurensteel
truk, m.
Jlr"".\'\') ""-S f- kroniek, v. jaarboek, o.
■^"\'lifjiie, langdurig, slepend, chro-
Chrysanthéme, m. goudsbloem, v.
Chrysanthin, m. floszijde, v.
Chrysis, f. goudgele wesp, v.
Chrysite, f. toetssteen, m.
Chrysocolle, i. goudtijm, v.berggroen,
Chrysocomo, f. goudhaar. o.              (o.
Chrysoqraphe, m. goudlettertchrijver,
ChrysollÜie, f. goudsteen. m.           (m.
Cht ysolotjne, welsprekend.
Ührysopée, f. youdmakerij, v
ChrysopniU) f. goudgroene smaragd,ra.
Chrysoslonn», welsprekend.
("Hirysulite, f. koningswater, o.
Chncbeter, piepen, tjilpen.
Chuchoter, fluisteren, mompelen.
Chucfiotene, f. gefluister, o. gemom-
Chulon, m. los, m.                      ipel, o.
Chat, ftHl chut !                  (lengte, >.
Chute, f. vat, m. instorting, v. einde, o.
Chylfl, m. eAyf, v. maagsap, o.
Chyletix, chylachtig.
Chylifére. chylaanvoerend, chyl ....
Chylificatton. f. cAy/vormïn.i/, *.
Chyme, m. chym, m. voedsap, o.
Ci. hier.
CJMndféra, \'• viJcAntff, o.
Cihie, I. fCftfc/, v Wt\'t, o. rforf, o.
CiHoire, m. hostiekelk, v, ciborie, v.
Ciltoule. (. bieslook, o.
Cicalrice. f. litteeken, o.
Cicutriculfï , f. litteckentje, o. hane-
tred,
m. kiemvlekje, o.
Ckatrisalion. f. litleekenvorming, \\.
(Jicatriser, litteekens maken, heelen.
Cicero, m. mediaan, v. ciceroletter, v.
UoTolft, f. grauwe erwt, v.
Cicerone, m. gi<ls, m cicerone, ra.
Cicutaire, (. dolle waterkervel, v.
CwUvant, voorheen, voormalig, ge-
wezen.
Cidre, m. cider, m. appeldrank, n.
Ciel, m. hemel. m. lucht, v. wolken,
Cierge, m. waskaars, v,           (». me.
Cierqier, m. waskaarsen maker, m.
Ci([ale, f. krekel, ra.
Ci()aler, a(s een krekel zingen, sjirpen.
Cigare, m. sigaar, v.
lligarette, (. sigaartje, 0. cigarette,*.
Cigogne, f. ooievaar, m.
CÏgOfllieia, m. jonge ooievaar, m.
Clgufi, f. dollekervel, v. scheerling,m.
CÜ, m. ooghnartje, o. wimper, ra.
Ctliaire, tot de ooghaartjes behoor end.
Cilice, m boetkleed, o. matras, i.
\'"(«(«ijiir, m. kroniekschrijver, m.
\'inser, kronieken schrijven.
JJJM1W, m. chronogram, o.
I
i- ■ ■ -o, u.
mographe, m. tijdrekenaar, m.
" "irapliie, f, tijdbeschrijving, v.
"\'olo()ie, f. tijdrekening, v.
"o o()i([Ut>, ttjdrekenkundig.
\'noloque, m. tgdrekenkundige, m
\'"ifimètre, in. tydmeter, m. cAro-
>*»lide, f. pop, v. (nontefcr, m
r>ali<Ur (se), i« ee»i« pop uernn-
\'rüM, poppe».
F.-H.
-ocr page 76-
60                          CILI
Cilié, mt! haartjes betet.
Giller, knippen met de oogen, knip-
oogen, blinden.
Gime, f. top, m. kruin, v. spits, v.
Ciment, m. cement, o tras, o. band, m
Cimenter, met cement metselen, tras-
sen, vastmaken, bevestigen.
Crmentier, m. cementmaker, m.
Cimeterre, ra, kromme sabel, v.
Cimeliére, m. begraafplaats, v. ktrk-
Cimeux, topvormig.                    (f\'of, o.
Cimex, m. weegluis, \\.
Gimier, m. helmstuk, o. lendenstuk, o
Cimolóe, f. CjmoJithe, f. volaarde, v.
Cinabre, m. vermiljoen, o. citinaber,o.
Cincetielle, t. treklijn, v.jaaglijn, v.
i!ini\'\'i"aclion, f. aschmaking, v.
Ginéraire (urne), I.), lykbus, v.
Cinetbmique , 1. kennis der bewe-
ging,
v.
                       (trozenhuur, v.
Ging lage, m schetpsdagreis, f. ma-
Gingleau, m. meetsnoer, o.
Cinqler, mtt een tweep geeselen, snij-
den, net volle\' zeilen varen, smet-
Cinnamomc, m. kaneetboom, m. (ten.
Cinq, vijf.
Ginq, m. vijf, v. vijfde, m.
C.inquantame, f. vijftigtal, o. vijftig, v.
CJmjuantainier. ra. hoofdman over vijf-
Ginquante, vijftiq.                     (tig, m.
Cinquanliéine. vijftigste.
Cinquième, vijfde.
Cintrage, m. sjortouwen, o. me.
Cintre, m. boog, m. gewelf, o. boven-
galerij,
v.
Cion, in. huig, v.
Cippe, m. halftuil, v. stok, ra.
Cirage, m. boenen met was, o. was,
o. schoensmeer,
o.
Circée, f. alruin, v.
Gircioal, omgekruld.
Circompolaire, om de polen gelegen.
Girconcire, besnijden.
Circonciscur, m. besnijder, m.
Circoncision, /. besnijdenis, r.
Circonférence, f. omtrek, m. om-
Circonflexe, omgebogen. (vang, m.
Circoniacent, rondom gelegen.
Girconïocutioii, f. omschrijving door
woorden,
v.
Gfrconscriptio». /. omschrijving, v. be~
paling, v. afdeeling,
v.
Circonscnic, omschrijven, bepalen.
Girconspect, e wichtig, voorzichtig.
CIST
Circoiiüpectioa, f. omzichtigheid, v. ■
Circonstance, /, omstandigheid, v.
GirCOHStancÜfl, omstandigïgk.
Circonstanciér, omstandig beschrijve.
Circonvallation, l. omschansing, v.
Cjrconvenir, omgeven, misleiden, 0\'
den tuin leiden
Circonvenlion, m. misleiding, \\. bt
drog, o.
Circonvoisin, omliggend, naburig.
Circonvolant, rondvliegend.
                >
Circonvolution, f. omwenteling, v.
Circuit, ra. omweg, m. omtrek, m.
(Jiiculaire, kringvormig, cirkel .. ■
(Circulaire, f. rondgaande brief, m.
Circulant, gangbaar, in omloop.
Circulalion, f. omloop, m. doorstralin:
v. herhaalde overhaling, v.
Circulatoire (vaisseau, ra ), distillcc
ketel, ra.
CirculiT, omloopen, rondgaan, loopt\'
vloeien, kronkelen.
Girciimnavigation, i. reis om de ie<
reld, v.
Gire, t. was, o. waslitht, o. lak,
oorvuil, o.                                    (,
Girer, wassen, boenen, cireeren. 1
Cirier, m. waslichtmaker, ra. wasvl, g
kooper, ra. wasboom, m.                   0
Ciroène. f. waspleister, v.                    c
Giron. ra. mijt, v. ziertje, o.               C
Girquc, m. renperk, o. circus, ra. Q
GirrbAi m. hechlrankje, o. vezel, m.
Cirrhé, vezelig, gekruld.
                      C
firrhifère, hechtrankjes dragend. C
Cirsoplithalmie, t. slijmoogziek\'e, v.
Cicure, ƒ. <<-.,.*.,i, ,■> .<-/, o. wrijf was, C
Cisaille, I. afknipsel, 0. afval, m.
Gisai\'ler, doorknippen.
                          C
Cisailles, f. pi, m«taaifcAaar, v. ;C
Cisalpin, na» deie zyrfe c/er Alpen. C
GUeau, m. beitel, m. graveerstift, » C
Ciseaux, m. pi. schaar, v.
                   C
Ciseler, uitsnijden, uitbeitelen, <W
Mtti \'n!>>rtit ri, ciseleeren.              - l
Cisulet, in. metaalbeitel, m.
Giseleur, m. graveur, m.
Ciselurp, ƒ. drijfwerk, o. snijwerk, i
CitnOntain, aan deze zijde der berge I
Cisoir. m. graveerijzvr, o.
Gisoires, f. pi. metaulschaar, v.
Gissoldal, kromlijnig, cissoïdaal.
Gisso\'ide, f. kromme lijn, \\, cissoide,
Ciste, m. veldroos, v. bloemenmand je,
-ocr page 77-
ti7
CLAS
CIST
tophora, I. mand draagster, v.
istre, m. citer, v.
itadelle, f. citadel, v. kasteel, 0.
iia.iiu, m. stedeling, m. burger, m.
jlatenr, m. aanhaïer, m.
itntion, f. aanhaling, v. citaat, o.
dagvaarding, v. oproeping, v.
laloire, dagvaardend, inaagend.
:■*, f. stad, v. staat, m. burgerij, v.
W, aanhalen, noemen, dagvaarden.
teneur, aan deze zijde.
lerne, f. regenbak, m.
terceau, m. regenbakje, o.
tisc, in. geitenblad, o.
loyen, m. fcinv/t\'r, m. poorter, m.
Ingon, m, citroenkruid, o.
iraie, m. ctfroeMzuursoitf, o.
tnn, citroenkleurig,
trii|ue, nfrOtfHiKtir.
In», m. ritrocn, m citroensap, 0.
i\'itroenkleur. v. citroenvlinder, m.
tronnat, m. ingemaakte citroenschil-
\'\'■\'"> v. me. sut\'acte, v.
tronné, eitroenachtig.
tronnplle, f. cifroMlloafar, o.
ironner, mrt citroensap besprenkelen.
ronnier, m. citroenboom, m.
roaille, f. pompoen, m.
adirre. f. boegsprietzeit, o.
f. f. bieslook, o.
et, m, hazepeper, v. ragout, m.
elle, f. civetkat, v. ciwèl, v. mwj-
*"S v. bieslook, o.
wvijne, j, tfrtMtg&aar, v. rektouw, o.
Wvil, burgerlijk, beleefd, beschaafd,
Ciiji(;(, wereldlijk.
Bylf*Uon, f. 6e«7iavi\'no, v. civiel-
m"king,
v.
Q\'i\'iser, ftcscAavm, civM mauwt.
T| !"\'S ï. beleefdheid, v.
wjuies, f. pi. fotïi^iim(!»(<>«, o. me.
jgf M\'ie, burgertijk, burger ....
isme, m. burgerdeugd; v. fcitryer-
\'Jwr».■>■ twrqfrii\'/t, m.
[Mud, m. Uajf«r, m. fraftfttffoar.iu.
m. fluphoed, nv
\'\'«\'wade, m. peNd/< o. «*«/, o.
\'ander, Ma/pen, fte/fan," boftfcrJtH.
ïuderie, f. kefferti, v. Dim Kt «e-
ireeuw, o,
> «. teenen horde, v.
Clairée, (. geklaarde suiker, v.
Clairel, ra. bleekroode wijn, m.
Clairet, bleekrood.
Claire-voie, f. opening, v. ruimte, v.
Claire-voie (a). doorzichtig, tralie.. ..
Clairière, i. opene plaats, v. dunue
plaats, v.
Clair-obscur, m. ficAf en donker, o.
Clairon, ro. klaroen,v. kornetregister, 0-
Clair-semé, dun gezaaid.
Clairvoyance, f scherpzinnigheid, v.
helderziendheid, v,
Clnirvoyant,heldertiend, scherpzinnig.
Clamour, f. geschreeuw, o geroep, o.
Clamp, in- klamp, m.
Clanponicr, m. pnard mc( lange en
dunne schenkels, o.
Clandestfn, geheim, heimelijk, verbor-
gen, tegen de wet, sluik
....
ClandestjM, f. moederkruié, o.
Clandostiiiement, ter sluiks, stilletjes.
Clandestinlté, f. geheitnheid, v.
Clanpin, kreupel.
Ciapet, m. pompklepje, o.
Clapier, ui. konijnenhol, o. konijnen-
kvoi, v. tam konijn, o. etterxak, m.
Clapir, piepen, tien verbergen.
(ilapntiifje. m. golf geklots, o.
Clapoier, kabbelen, golven, klotsen.
Clapoteux, zarhtgolvend.
ClajKjlis, in. kabbeling, ?.
Claque, f. klap, m overschoen, in.
p(«(fe hoed, m. klak, v. toejukhers,
Claqueboil, m. ruischpijp, v. (m.me.
\'\' \'.i i ueriem, m. schooier, m. bedelnar,u\\.
Ctaqaemurtir, opsluiten, vaitzetten.
Claque-oreilles.m. neder hangende hoed,
Claquer, klappen, toejuichen.
           (m.
Claquet, m. klapper, m. onrust, v.
C\'aqucter, tjitpen, klepperen.
Clai{ueur, in handktapper, in. •/<\'-
huurde toejuicher, m.
ClaiiRcation, f fc/firin^, ».
Clarifier, klaren, zuiveren.
HlariAer (se), klaar worden, helder
Clarini\', f. belletje, o.
              (worden.
Clarin\'\', een belletje dragend.
(Ilarinctte, I. klarinet, i.
Chrté, f. helderheid, v. klaarhtid, v.
licht, o. duidelijkheid, v. juistheid, v.
VAm, in. doodklok, v.
Classe, (. orrfö, v. klasse, v. school, v.
Claüseinent, ra. mngtckiftktxs, »-
Classer, rangschikken, clasiificeeren.
Yhitterend, gereed, dun.
r\'-\'> \'■ beenasch, v.
k,\'tuiver,
-ocr page 78-
ClJVS
CLOl                            *
Client, m. \'ics<.7ier»i ei (»«</, m. clianf,
m. partij, v.                                        /
(Clientèle, f. öejcfcermitij, v. cliënte»
ui. mr. klanten, m. me.
Cliroirp, f. vlierhouten spuitje. 0.
CliqiMmont, m. knippen met deoogen
o. blikken, o.                                          Cl
f\'liqnfï-mii\'ette, f. schuilhoekje, o. ver- m
stoppertje, o.
(\'lifincr, knipoonen, pinken,
                » Cl
Ciiqnotcr, gestadig met de oogen knipr Cl
(iX
(ilapsificaiiun, f. klassenverdeeling, v
< lassique, classiek, klassikaal.
CJatir, hard blaffen,
Claude. tot, gek, dwaas.
Claudication,\' i hinkiny, v.
Clp.use, f. voorwaarde, v. clausule, v.
Clausoir, m. sluitsteen, m.
Claustra), kloosterlijk, klooster....
ClavA, knotsvormig.
Clave;ut, in. schurft, v. schapenpok-
ken, v. me. gewelfsluitsteen, m.
Clavecin, m. klavecimhel, \\. klavier, o.
i;iavecinist<\\ m. AlauiVrspdkr, m.
ClBVeté, schurftig, pokkig.
t:iaveli;e, {, schapenpokken, v. me.
Clavelisation, f. schnpenpokkeninen-
ting, v.
Clavette, f. sj\'ic, v. sleutelbeen, o.
.«pil, t.
Clavicula, f. kleine sleutel, m. sleu-
telbeen,
o.
Clavier, m. sleutelring, m. klavier, o.
Claydas, m. traliedeur, v.
Clayer, m. horde, v.
Clayon, m. kaaskorf, m. ronde horde, v.
Clayonnaqe, m.hordewerk, o. rijswerk,
o, kribwerk, o.
Clrtehé, opengewerkt.
Cl^iiomancie, f. sleute.lwaarzeguerij, v
Clef, f. sleutel, m. veer, v.schroff,\\
steen. m. anker,t>. zwaltiwstaart. m
Clématite, f. wteWMoem, v. utiurArwiö\'.o.
Cl^mence, f, lankmoedigheid, v. yog-
dertieretiheid, v.
rjtiment, lankmoedig, goedertieren.
Clönche, f. t>t\'nit,l>)tl., v.
Clepsydie, f. wa\'tfruHrVa*, o. clepsy-
dra, V.
Clerc, m, A(erA\', m. geestelijke, tri. r/e-
leerde, rn.
Clernfi, f, g\'eestelijkheid, v. rleresu, v,
Ctfrical, geestelijk, priesterlijk, cïeri-
vaat.
Clpricat, m. klerkambt. o.
1 l^ricature, f. geestelijke stand, m.
Cléromancte, f. dobbelsl\'eenwaarzegge.\'
Olie, A/iA\'.
                                      <rt/, v
Clichage, m. »u<A-en uan vafftl rfrWr-
platen of lettervormen, o. clichee-
ren, o.
Cltené, m. waste fe(/riryorm<*)i,m. bil-
drukplaat, v. cliché, m.
Clicher, drukplaten gieten, vaste let-
teruormen maken, clicheeren.
pen, pinke...
Cljmat, m. klimaat, o. luchtstreek,
gewest, o hemelstreek, v.
Climax, m. klimming, v. verheffing,
Clin, m. Arram, v. y\'ïer, o.
Clincaillp, f. HïerwfrA.o. koperwerk.o
Cl
Clin d\'oeil, m. oogwenk, ra.
Cliniqae, bedlegerig, clinisch.                 Cl
Clinique, f. eliniek, v.                              Cl
Clinqiiant, m. klatergoud, o.klaterzil Cl
vet-, o. klinkklank, m.                          (1
CMnqiianter, >nW klatergoud versieren (J
Cliquarl, in. \'■ ■■>;?< ■■\'.-c/i, in.
                    Cl
Clique, f. fren*, v. fcm/tf, v. ro(, e \',
Wie/c, v.
■ Cl.
Cl.
Cl.
Cl!
Cli
Cl,
Cl.
Cl,
Cl
Cl
Cl
Ctiquot, m. pal, ir. klapper, m
Clique tér, klepperen, kletteren.
Cliquetis, m. <ttklette>; o. geklikklak,
Cliqtietle, (. Mapje, o. klepptr, r
klaphoutje, o tinksteen, m.
Clbéoaaaira, m. /xf/cA-snmefer, m.
Clisse, f. kanshorde, v. matje,o. spalk,
Clisser, met horden voor zien, omvlec
ten, spalken.
Clitoris, m. kittelaar, m.
CHv6f. klooven.
Cloaque, f. vuilnisput, m. riool,
waterloop, m. stuitholte. -v. bordeel,\'
Cloche, f. klok, v. bengel, m. stolp,* Cl
blaar, v. kelk, m.
Clocliement, m. hinking, v.
                   W
Cloulie-pieil, m, fiiHfceftefi». m.            »
Cloclie-pied (a), op één been.
Clocher, m. klokketoren, m. kerspel, * UI
Clocher, met eene stolp bedekken, hin L
ken, mank loopen.
Clocher (course, (. au) wedloop, m
steeplechase, v.
Clocliöton, m. klokje, o. torentje, o.
Cloclictle, f. schel, f. bel, v. klokje,«
CJoison, f. schutting, v. beschot,
heining, v. scheidvliesj*, o.
-ocr page 79-
C0CI1
li.t
(..Lul
nonnage, m. schotwerk, o.
1 ■. ■ -!irr■ ■ lafschutten, omheinen.
m. klooster, o. kloostergang, in
, kloosieren, opsluiten.
rier, m kloosterling, m.
", gektoosterd, klooster....
oiiisme, m. stuiptrekkingen, v. me
lo|)in-clo|)ant, hompelend-strompe
ItiHil.
lopiner, hompelen, strompelen.
nporte, f. duizendpoot, m.
\'.....\'° \'• verschrompeling, v,
"\\w, verschrompeld.
»e, stutten, omheinen, afdoen.
"i omheind, gestoten, dicht, donker
(ehanp, n.) strijdperk, o.
la huis), met gesloten deuren
-m (pflques, (.pi.)Mo/ten pasteen
\'. blokken paschen, v.
"""VU, m. öt\'s/ofnM (urn, m. hofje,o.
ïu, I. besloten hofje, o. /locvc, v.
-emeat, m. gefrfofc, O.
iws-ier, klokken.
(J\'Uoir.m. mandemaken-steekpriem,m.
Cl\'ture. f. omsluiting, v. heinimj, v.
beschot, o. sluiting, v. stof, o. 6tf-
s/ki(, u. kloostergelofte, v.
I ■Hurer, stuiten, afsluiten.
             (m.
pturier, m mandenmaker, m. sluiter,
en, m. spijker, m. nagel. ia. knopje,
_). bloedvtn, v. ftnotftf, m.
Jj»ii-«epmt(le, m. draadnagel, m.
UDu-de-giroBe, m. kruidnagel, ra.
Wo«er, spijkeren, vastnagelen.
•««, i- Mtt\'n aom(wW, o.
Uouei. ra. kuipersbeiteltje, o.
ü°.....re, *. spy/tect.orm, m.
üIouUtio (. spijkerhandel, m. spyAtr-
t\'toAvry, v.
Cloutier, m. spijkersmid, m. spijker-
*t>o;»er, in.
Ctouii.>re, f. spijkerverkoopster, v.spij-
i r£(;ri\'0\'-m, *■ spijkeroak, m.
iuï\'re\' M««™w»«\', v.
™, m. dHft, v. tacitttit. v. WMttt-
0 lle, m. ctwWid. o.
            (ging, v.
norme, .«pij/csruonmo:.
!- f. valkenierskreet, ra.
i, m. boomitwfim, t.
. \'i-oi/.Ki! n.
jpomiw, f. Wüteerpomu, v.
>|«e, m. Aiisfeer, v. faftwtenl, o.
\'"\'"ier, klisteer en, lavement setteu.
Co ..». mede ...., bij....
Coaccusé, m. medebeschuldigde, m.
Coactif, dwingend.
Coaclion, f. dwang, in. geweld, o.
Coadjuleur, m. rodd/u\'t»"! m- mede-
i ■ . :n\' "i . vereenigen.         (helper, m.
Coayulant, $tremmend, stollend.
Cmgulatioo, f. stremming, v. stolling,
Coayuler, stremmen, doen stollen, (v.
Coaij\'ilum, in. strem3el, o. leb, v.
CoaiH>>, l\'. xtaartwol, v.
......\' i met den staart in de hoogte
loopen.
Coak, m. coke, v. ontxwavelde steen-
kool,
v.
Coalescence, f. aaneengroeüng, v.
Coaliser, vereenigen, verbinden-
Coalilion, I. vereeniging, v. verbond, o,
i.n.Ljiiaunii. f. bijeenvoeging, v. aaniet-
ting,
v.
< :■.,! -- .tii .-!i t, m. gekwak.o-gekwaak, o.
Coasser, kwakken, kwaken.
Üoassocié, m mededeelgenoot, m.
Cobalt, in- kobilt, o.
Cohe, f. Ir,\'\'[iii.v,-,."!i7\',\'/1 o me.
Cobounjeois, m. medereeder, m. (m.
Cocaïne, f. pastelkoekj>>, o. overvloed,
Cocaijne (pays Je), m. luilekkerland, o.
Cocagne (mat de), m. cocagnemast,m.
Cocarde, f. kokarde, v. strik, v.
Cocasse, grappig, snaaksch, bespottelijk.
Cocatre, m. Aa(u<; kapoen, m.
Cootrire, m. basiticus, m. liederlijke
vrouw,
t.
CocciHelie, 1. lieveuheersbeestje, q.
Cocoyx, m. stuitbeen, o. st/cn-theen, o.
Coclie, m. botderwagen, m, postwagen,
m. rfiWj«rtC«j v. maiTfflchutti v.
Coch«,f. i\'i\'»t; zeug, v. kerf,\\.klopper,tn.
Cochuivier, m. buschleeuwerik, m.
Cochemar, m. nachtmerrie, v.
Cochenille, f. cochenille, v.
Cocheniller, met cochenille verven.
Coclienillier, ra. cochenilleboom, m.
Cocher, ra. /coaster, ra. voerman, m.
Cócher, treden.
Cocliet, ni. haantje, o.
Cochevis, m kui(leeuwerik, m.
Cochléaria, ra. lepelblad, o.
Cochl^iiorine, slakvormig.
Cochoir, ra. kuipersdissei, m.
Gochon, m. varken, o. zwjjn, o. me
taalvuit, O.
Lochon de Uit, m. speenvatken, o.
-ocr page 80-
10                         COCH
Cochonnóe, f. worji ktgfett, m.
Cochouuei-, btyyiin, knoeien, brotldelen.
Cochonnerie, f. vuiligheid, v. gemeen-
heid,
v. knoeiwerk, o.
Cochonnet, m. twaalfkantig lolletje, o.
merk, o. varkentje, o.
Coco, 111. kokosnoot, v.
Cocon, m. tonnetje van een zijworm,o.
Cocon uit* re, (. zijwormkweekerij, v.
UuCotier, m. kokosboom, m.
Cocoite, I. liehtekooi, v,
Coe-sigrue, f. waterspriukhaan, m.
Coctkm, l. koking, v. spijsvertering, v
Cecn, m. hoorndrager, at.
Cocuage, m. hoorndrageti, o.
Cocufier, (of hoorndrager maken
Code. m. wefdotA-.o. ro\'", m.corftfx, m.
Codebitetir, m. nófttcAtt/denaar, m.
Codéciraateur, m. medetiendheffer, m.
Codéputé, m, medeafgevaardigde, m.
V.ndHenlear,m.medetnbestaonemer, m,
Codicilljire, i» ««« codicil begrepen.
Codicille, in. codicil, o aanhangsel,o
Cmlifier, wetten verzamelen, tot een
wetboek maken.
Codille, m. codille, v.
Codomiiaire, m. medebegiftigde, ra.
Coecal, op den slopdarm betrekkelijk.
Cuecum, m.stopJurm, m. blindendarm.
Cm f [kient, m. coëfficiënt, ca. . (m.
CoéQftl, volkomen gelijk.
Coeliaque, tot de ingewanden behoorend.
Coeiicole, in. hemelaanbidder, ra.
Coemplion, f. wederkeerige koop, tn.
Coiircibli\', bedwingbaar.
Corrcitii, bedwingend, dwang ....
CoiTcition, f. bedwingende macht, v.
bedwang, o. dwanqrevht, O.
Coetat, m. medestaat, m.
Col ter nel, mede-eeuwig.
Cneur, m. hart, o maag, v. borst, v.
moed, m. eer, v. geweten, o. kern,
Cocur (par), van buiten.                    (v,
Coeur (dame, (. de), hartenvrouw, v.
CoévOque, m. medebisschop, m.
CoexisWnce. t. mede-armwezig zijn, o.
Coexhter, mede-aanwezig tijn, mcde-
btsiaan.
                               [koker, m.
^Offin, m. korfje, o. hengelmandje, o.
Coftnor, krom trekken, omkrullen.
*-offre, m. koffer, m. kist, v. altaarta-
fel,
v. holte, v. romp, m.
Coffre-forl, m. geldkist, v.
Coffrer, in de kast tellen, opsluiten.
,                              COIN
Coffret, m. koffertje, o. kistje, n.
CoffreÜer, m. koffermaker, m.
CofidéjusMnr, m. medeborg, m.
.Cognac, m. cognac, m.
Coynasse, f, wilde kweepeer, t.
jCognasuier, m. kweepereboom, m,
Cognat, m. bloedverwant, ra. maag, m
!Coynatjotl, f. bloedverwantschap, v.
jCognatique, door bloedverwantschap
Cognèo, t bijl, v. hakbijl, v.
Cogne-ft\'-tu, m. die met veel omhaa,
niets uitricht, m. hooidorscher, r.
Cogner, inslaan, slaan, stooten,rosse
Cognet, m. kegelvormige tnbaksrol,
Cogneux, m. gietersktoet, m.
Cognoir, m. boekdrnkkersdrijfhoul, o.
Cohabitaüon, l. samenleving, v. samer
woning, v.
Cohabitcr, samenwonen, samenleven
Uohértnce, t. samenhang, m.
Coherent, samenhangend.
Cohi\'riiier, m. medeerfgenaam, m.
Cohiftion, f. samenktevende kracht,
Cohwsionner, aankleven, fcohaesie,
Cohibition, t. bedwang, o. beletsel, n
Cohohalion, f. wederoverhaling, v.
Cohober, wederooerhalen.
(Cohorte, (. bende, v cohorte, v.
Cohue, f. klein gerechtshof\', o. woelig\' 0
hoop, m. getier, o. gedrang, o.           O
Coi, stil, schutl, dicht, leuk.                    \';
Coiffe, f. muts. v. kuif, v. kap, v. net,o Q
helm, m. vlies, o.
CoilTt;, ingenomen, met een helm ge 1
boren, gekapt, gelukkig.                       «
Coiffer, kappen, cO\'ffeeren, bedekken C
patsen, een reep aanhebben, nu t
fe(j tnj/enomen syn.                             y
Coiffettr, m. kapper, m. coiffeur, m. *■
Coiffure, f. kapsel, O- kappen, o.
Coin, m. /io*;A» m. hoekje, o. wig, \' *
sft\'inp^, m. beitel, m. sluithout, c \'
dop
Coins, m. pi. hoektanden, m. me. f W
scAt- krullen, v. De.
Coincer, i\'asffrejjcn.
Coïncidence, (. helling, v. MM«fU>oi
•Jtnj/i v-
Colnrtd-*nt, samenvallend, samentref
l.onioiiki , Samenvallen.
                (feno
l.cindicants (signes, m. pi.), medeaan
wijzingen, v. me.
Coïndicaiion, 1. medeaanwijzing, v.
Coing, tn. kwee, f,
                                (
-ocr page 81-
COIN
Cnser, vastkeggen.
"^léressii m. medebelanghebbende, m.
W, m. lafaard, m. hondsvot, m.
inner, kwellen,plagen, koeionneeren.
mnerie, f. lafheid, v. grofheid, v.
it, ui. bijslaap, m.
te, f. vederbed, o.
<i, ra. jobstraan, v.
mi^sance, f. medegenot, o.
;e, ra. fofre, v.
I, m. das, v. kraaq, r. Aak, m
fiij/fe, v. pas, m.
mihiser, oorvijgen geven.
(Win, m. fries, t.
\'iturc, I. aftreksel, o.doorzijgsel, o.
>ack, m. öereJimwM, v. kolbak, m.
[chique, m. tijhos, v.
J(\'f|;unire, m. medegelegateerde, m.
JB\';optLTO, m. sehildvleugelig insect, o
jwi-ie, ï. (oom, ra. gramschap, v.
Ofiip, idomi\'g-, opfoopcnd, driftig.
%Jthr\\.[uc, oploopend, haastig.
WWes, I. pi. Uollandsch linnen, o.
Wiljn, m. kolihrietje, o.
Célilichct, m.prul, v beuzeling, v.aar-
tttyheid, v. ryl, v.
Colima(.on, m. j/aA-, v.
• üolin.maillarii, m. blindemannetje. o.
. Uttm-noir, m. waterhaen, o.
*£in-lamnon,m.Zwit3erschemarsch,m.
CO iqne, 1. ft„Ji«*, o. buikpijn, v.
, Ujirjue, (o( den aoriAirm frfftooiVMtf.
£«!s> "«• (.aai, v. kist, v. jwfr.o.coMt,
Coli^-e, m. coliseum, o.
                      (o.
UWaboraieur, ra. medewerker, m.
Co aboration, f. medewerking, v.
W\'Jage, m. lijmen, 0.
LOla\'it.(jfmend,itoiiwri««e«d .span....
il *,re\'Jm- *• met een fterkambt
begiftigd ti,
^\\^r&\\tVMiWch,zij...,collateraal.
««atöral m.jydriinBAlierfgenaam,
uniateur, tn. bwf* ,M eengeestelijk
UJttif, begeefbaar.
I «lalion, f begevingsrecht, o.collaiie,
•■■\'■\'/\'\'lUking,
v. iic/tïe maamïrf,
cwolwn, o.
itionner, vergelijken, collationnee-
I», «« collation gebruiken.
•p \'■ «M», v. Jïy/sW, v. nap, v
^oe«(je, o. ««-linie/, ó.
\'ecte, f. intame/ingr, v. collecte, v
COLO                         7i
Coltecteur, m. intamelaar, m. werzrt-
inifliwr, U.
Collectif, verzamelend, collectief, (v.
Collection, f. verzameling, v. collectie.
Collectivement, gezamenlijk.
Collégataire, m. medegelegateerde, m.
College, m. bijeenkomst, v. genootschap,
o. leerschool,
v. college, o ort/e, r.
ot/WH\'isiuin. 0.
Collégial, schoolsch, collegiaal.
Collegiale, f. stiftkerk, t.
Colléjien, m. scnofier, m. sfudenf, tn
Collègue, m.umbfgenoot, m. collega, m.
Coller, lymen. plakken, sluiten.
Collereto, f. halsdoekje, o.
Collet, ra. kraag, m. boord, ra. hals,
m. \'i\'Y, v. strik, m. boomzwam, v.
Collet-de-buffle, ra. wambuis, o.
Col\'eter, bij den kraag krijgen, strikken
spannen.
Colleteur, m. strikkenzetter, m.
Colletier, m. wambuismaker, m.
Uollelin, m. leeren wambuis, o. pel-
grimskraag,
m.
Collótique, samenhechtend.
Collétigue, in. hechtpleister, v.
Collet-jaune, m gele paddenstoel, m.
Colleur, m. lijmer, m. plakker, m.
Collier, m. halsketen, v. halsband, tn.
haam, o. gdreel, o. kraag, m.
H,tllini.ition (ligne, i\'. de), v<;:i-htslyn,
Calline, 1. heuvel, m.
                         (v.
Colliquatif, oplossend, ontbindend.
Colliquation, f. oplossing, v. ontbin-
ding,
v.
Collision, (. botsing, v. schok, m.
Collocation, f. rangschikking, t. plaat-
sing,
v.
Colloque, m. s<i»it.\'>;ï;i>w<iA\', v. collo-
quium,
o.
Colloquer, ranjJcAiArAen, ze«en.
Colluder, samenspannen, tich met ie-
mand verstaa
n, het eens zijn.
Collusion, f. verstandhouding, v.
Collusoire, bedrieglfyk.
Collusoire, ra. mondspoeling, v. gor-
geldrank,
in.
Collyre, m. oogzalf, v. ooawa\'er, o.
Colorubacé, duif ....
Colombago, m. opstaande rij van pa-
len,
v.
Colombe, m. duif, v. rechtopstaande
paal m. tchaafbank, y.
Colombeaii, m. duifje, o
-ocr page 82-
COMM
Combourgeois, m. marfercerfer, m.
Combrii\'ie, t. fonj/nne/, o.
Combu(|er, vaatwerk inwateren.
Combustibilité, f. brandbaarheid, w.
Combustible, brandbaar.
Combustiblc, m. brandstof, v.
Combusüon, f. verbranding, v. wan-
<•>••\'■. v. opschudding, v.
Come, m. bevelhebber over de galei-l
boeven, ra.                                            )
72
COLü
Colombier, m. duivenhok, o. engelen-
Colombin, m. loodmijn, v. (bak, m.
Colombin, loodkleurig, duif... .
Colombin e, f. duivenmest, m akelei,?.
Colon, m . landbouwer, m. planter, m.
kolonist, in. ihii>i\'fl punt.
Cólon, m. kronkeldarm, m.
Colonaue, ui landbouwing, v. iiut-iiiï-
Colonei, m. kolonel, m.           (">"?> v.
Colonial, koloniaal.
Kolonie, l. kolonie, v. volkplanting, v.
Culonisation, f. kolonizatie, v.
Coloniser, koloniseeren.
Colonnade, f. rij pilaren,v. :uiieti»-;>, v.
Colonne, f. pilaar, ra. zuil, v. kolom,
v. steun, ra. cofonne, v.
Colophane, f. vioolhars, v. colophoni-
Coloquinte, f. kolokwint, m, |«m, o.
Colorer, kleuren, bUzen, verven, ver-
Colorier, koloriet geven, (bloemen.
Coloris, ra. kleuring, v. koloriet, o.
Colorisdtion, f. kleurverandering, v.
Colossal, reutachtio, kolossaal.
Colosse, m. reuzenbeeld, o. kolossus, m.
ColosLrv, ui. biest, v.
Colporlatfe, m. marskramer^, v.
Colporter, venten, omdragen, versprei-
Col|>orteur, m. marskramer, m. (den.
Colli, m- kamerlje, o. af schutsel, o.
Columbaire, m. praalgraf, o.
Colure, m. kruiskring, m.
Colza, ra- koolzaad, o. oliezaad, o.
Coma, m. slaapzucht, v. haarbundel,ra.
Comateux, slaapzuchtig, slaapverwek-
kend.
Combat,m.gevecht,O, slag,m. $trijd,m.
Combaür<>, strijden, vechten, bevech-
ten, bestrijden, worstelen.
Combien, hoeveel, hoe.
Combien, m. hoeveel, o prijs, m.
Combinaule, vcreenigbaar.
Co-nbinaison, f. vereeniging, v. ver-
binding,
v. samenvoeging, v. com-
binatie,
v.
Combine, m. samenvoeging, v.
Cotnbiner, samenvoegen, verbinden,
vereenigen, berekenen, ontwerpen.
Comble, tn. overmaat, v. top, m. hoog-
ste graad,
m toppunt, o.
Comble, vol, boordevol, rond.
Combleau, m. kanonreep, m.
Comblement, m. demping, v. vulling, v.
Combler, dempen, vullen, overladen.
Comblèie, f. wetklvof v.
Comédie, t. blijspel, o.
schouwspel, o. tooneelst
burg. m. komedie, v.toComédien, m. tooneelspeComesliblu, eetbaar.               
comedie, v. .
(m/c.o- schouw- I
toneelkunst, V, I
/er, m. Aomi"- I
(dt\'an\', in. \'
Comestible, m. eetwaar, ».
Comête, t. staartster, v. komeet, v.
Comété, geitr.xald.
Cométogra|)hie, t. komeetbeschrijving,*.
Comices, m. pi, vergaderingen, v. mei
Comio/ie, comisch, komiek, grappig
geestig,
Comique, m. blijspel, o comische, o.
komiek, m komieke, o.
Comitt1, in, roeimeester, ra.
Comité, m. vergadering, v. gezelschap
o. samenkomst, v. comité, o.
Cnmilé (en peiii), onder elkander.
Comma, m, komma, o. dubbel punt,"
Co m mand, m. lastgever, in.
Command.int, m. bevelhebber, m. kont-
mandant, m.
Commande, I. last, in. bestelling, »■
aanbesteding, v. commando, o.
Commandemenl, ra. bevel, o. last, tn
gezag, o. bewind, o. gebod, o. Aow
muf<tffmt;tif, o. comma/tcyo, o.
Coinmander, bevelen, gebieden, aan-
voeren, kommandeeren, bestrijken-
Commanderie, f. kommandeurschap,"
Commandeur, m. kommandeur, »■
9;>lii \' ■\', f. tn.
Commanditaire,!!). sfiWf co»ijj«p»ion,ni.
Commandite, i. i ommaè idi fa ire ven-&
nootschap, v.                                           i
Comme, dewijl, daar, zooals, gelijk.
bijna.
Commémoraison, (. herinnering, v.
gedachtenisviering, v. vermelding.
Comm^moralil\', herinnerend.
Commémoralion, f. herinnering, v.
gedachtenisviering, v.
Coramen^ant, m. beginner, m. »««(-
»»\';./\'"\'•\' \'"\'*. »!■ leerling, m.
-ocr page 83-
CUMm
UOMM
v;.(
Commissoire (clause, f.) verbindende
voorwaarde,
v.
Commissure, f. vereenigingspunt, o.
tioeg, v. scheur, v.
( ommis-voyageur, m. handelsreiziger,
Commoiiat, in. bruikleen, o.            (m.
Commodataire. in bruikervan geleend
Commode, f. latafel, v.          (goed, m.
Commode» gemakkelijk, geschikt, in-
schikkelijk, rekkelijk.
Cominouite, i. gemak, o. gelegenheid,
v. bestekamer, v. sekreet, o.
Commodilrs, f. pi. geheim gemak, o.
Comiuotion, t. ontroering, v. schok, m.
Commuablu, veranderlijk.
(■ommuur, veranderen, verminderen.
Commun, gemeen, gewoon, gemeen-
schappelijk, gering.
Co mm uu, in. gemeen, o. volk, o.
gemeenschap,
v.
Coramunal, eene gemeente betreffen-
de, gemeente
....
Communaliste, m. yemeentelid, o.
Communauté, t. genootschap, o. gilde,
o. gemeente,
v. broederschap, v.
klooster eetzaal, v.
Communaux, in. pi. gemeente weiden,
v. me.
Commune, f. gemeente, v. commune,
v. gemeentehuis, O.
Cominuiiément, gemeenlijk, gewoonlijk.
Commutiiant, «i. lidmaat, m. avond-
maalganger,
m. ommiiiiicniil, m.
Coiumunicabililé, f. mededeelbaarheid,
Communicable, mededeelbaar.          (v.
Communicant, verbindend, mededee-
lend.
Communicatif, mededeelzaam, besmet-
telijk.
Communication, i. mededeeling, v. om-
gang,
ril. gemeenschap, v
Co m in u nier, m. inwoner der gemeen-
te,
m.
Communier, het avondmai.1 bedienen,
ten avondmaal gaan, communicee-
ren.
Commun ion, f. geloofsgemeenschap, *.
avondmaalsviering, v. avondmaal,
o. communie, v.
Comrounicmé.m. waarschuwing,\\. ken-
nisgeving,
v.
CommutiHfuer, mededeelen, kennisge-
ven, omgaan, handelen over, ge-
meenschap hebben, ineenloopen.
IimiLeiiceoient, m. begin, o. aanvang,
m. beginsel, o.
immencer, beginnen, aanvangen.
ïinmendalaire, eene prove bezittend,
wereldlijk.
                         {setting, v.
.nmmfndi\', v. prove, v. prebende, v.
■ommensal, m. dischgenoot, m. com-
mensaal, m.
•ommensurabiJité, f. onderlinge meet-
j
m \'\'«arbeid, v,
■ \'iinniensuralile, onderling meetbaar.
•■.imwnent, boe, waarom.
iiomnienlaire, ra. uitleggen, v. ophel-
dering,
v. commentaar, v.
           .
.ommeiitaleur, m. uitlegger, m. ver\'
klaarder, m. commentator, ta.
■ommen ter, uitleugen, veiklaren, ver~
_ tinnen, bijvoegen, commenteeren.
■^ommérage, m. Qudtwjjvenpraat, v.
\'*.<>m medaille, verkoopbaar.
J;ommerc»nt, m. koopman, m
|.ornmcr<;ant) handeldrijvend , han-
MMnnwret, n. handel, m. koophandel,
I m. koopmansstand, m. verkeer, o.
% omf}any, m. commerce,
o.
, ^ominprcer, handelen, handel drijven.
Lommére, 1 p.temoei, v. peettante, v.
babbelaar ster, y. wijf, o.
-omroellage, m. touwstann,o. ipa>tl,m.
1-ommeliant, m. tastgever, m. princi-
-.ommcilre, doen, bedrijven, verrich-
I ten, benoemen, aanstellen, toever.
trouwen, blootstellen, touwslaan.
Lomminatiin, f bedreiging, v.
Lomminaioire, dreigend.
Comminer, dreigen, bedreigen, gispen
Uimminutio», f verbrijzeling, v.
■iVommis, m. commies, m. kantoorbe
^\'tiende,
m. klerk, m. kommies, m
EÜH-Ü*\' : verl>eurte,
v.
\' t\'iatioit, f. medelijden, o. deer
\'. erbarming, v.
■ummissaire, m. commissaris, m. ye-
votmachttgde,
m. zaakgelastigde, ra
wmmHsanat, m. lommissarmaf, o.
K5«"WOa, I. fcedrüA o. daad, v
«"■Jer, v. boodschap, v. ambt, o
volmacht, v. commissie, v. provi.
•mmnigionor, opaVay,,», W/M«A(
-ocr page 84-
COMP
Compatissant, medelijdend, medeêoo-
gend, meewarig.
Compatriote, m. I. landgenoot, m. v.
Compendium, m kort begrip, o. uit\'
treksel,
o. compendium, o.
Compensation, f. vergoeding, v. schade-
loosstelling,
v.
Compenser, gelijkstellen,vergoeden,op-
wegen.
Compérage, m. gevaderschap, o. peet-
schap,
o. medeplichtigheid, v.
Compere, m. gevader, m. peter, m.
helper, m. kornuit, m. guit, m.
Compétemment, behoorlijk, wettiglijk.
Compétence, f. bevoegdheid, v. mede-
dinging, v.bereik,o. competentie,
v.
Compi\'tent, bevoegd, wettig, bekwaam.
Gompéler, toebehooren, toekomen.
Compétiieur, m. mededinger, m.
Compitateur, m. verzamelaar, m. s<«-
mensteller, m. uitschrijver, m.
Compilation, f. werk uit verscheidene
werken bijeenverzameld, o.
Compiler, verzamelen, samenstellen,
b\\/ elkaar vaegen, compileeren.
Complni<|nant, m aanklager, m.
CompUinte, f. beklag, o. klacht, v.
klaaglied, o.
Complaire, believen, behagen, ingeno-
men zijn.
Complaisainment, gediensliqlijk, beleef-
delijk.
Complaisance, f. gedienstigheid, v.be-
leefdheid,
v. inschikkelijkheid, y. ei-
genliefde,
v.
Complaisant, gedienstig, beleefd, in-
schikkelijk, toegevend.
Complaisant, m. ptuimstrijker, m.
Complant, m. plantsoen, o. wijn-
gaard,
m. wijnberg, m.
Complanler, beplanten met boomenen
wijnstokken.
Complanterie, f. recht op de wijngaar-
den, o.
Complement, m. complement, o aan-
vulling,
v. bepaling, t.
Complementaire, aanvullend.
Complet, volkomen, voltallig, vol, vot-
leaig, compleet.
Complet, ra. volkomenheid, v. voltallig-
heid,
v. volledigheid, v.
Complt\'lemenl, m. voltalligmaking, v.
vervulling, T.
Complètement, volkomen, compleet.
74                        COMM
Communiste, m. communist, m.
Commutalif, veranderlijk, verwisse-
lend.
Commutation, f. verandering, v. ver-
zachting,
v. verwisseling, v.
Compacüi*, f. dichtheid, v. vastheid,\\.
Compact, m. verdrag, o. overeenkomst,
Compacte, dicht, vast, ingedrongen, (v.
CompaqnC, f. gezellin, v. wijfje, 0.
gade,
v. deelgenoot, v.
Compagnie, f. gezelschap, o, genoot-
schap, O- maatschappij,
v- compag-
nie,
v.
Compagnie (de), Jimen, gezamenlijk.
Compagnon, m. makker, m. deelge-
noot, m. compagnon,
ui Aamtrmarf,
m. gezel, m. knecht, m. g«sf, m.
Compagnonnage, m. leeftijd, m. bijeen-
komst der gezellen,
v.
CorapaniMe, ver gelijkelijk, te vergelij-
ken.
Comparaison, f. vergelijking, v.
Comparaitre, verschonen.
Comparant, m. verschijnende, ra.
Comparant, vergelijkend.
Comparaiif, m. vergelijkende trap, m
Co\'nparativement, vergelijkenderwijze.
Comparer, vergelijken, gelijkstellen.
Comparoir, verschijnen,
Comparse, m. figurant, m. intocht, m.
Compartiment, m. figuurwerk, i. af-
deeling,
v. vnk,o.hut,v, verguldsel,o.
Comparlileur, m. rechter, die van een
ander gevoelen is dan de rappO\'
leur,
m.
Comnarution, f. verschijning voor het
gerecht,
v. comparitie, v.
Co m pas, m. passer, m. kompas. 0.
Compassé, afgepakt, juist bepaald, ge-
dwongen, gezocht.
Compauement, m. afpassing, v.
Compasser, afpassen, afmeten, schik-
ken, regden.
i..irijju--i ui. f. medelijden, O- deernis,
v. barmhartigheid,
».
Cora pater nit<-, f. pettschap, o. gevader-
schap, o geestelijk maagschap,
o.
Compaiibilittf, 1. gelijkvormigheid, v.
ooereenst-mming
, v, vereenbaar-
heid,
v.
(Compatible, vereenigbaar, overeenko-
mend.
Compatir, medelijden hebben, toege-
vend
tjfn, overeenkomen.
-ocr page 85-
COMP
OOMP
ompléler, voltallig maken, aanvullen,
ampléttf, voltooiend, aanvullend, be-
palend.
•oniplexe, samengesteld, ingewikkeld.
om pi ex ion, I. lichaamsgesteldheid, v
aard, m. inborst, m.
^ontplexionnö, gefield, geaard,
\'(»;n[)lexioniier, aard vormen, gesteld-
heid grven.
-omplexiié, ï. samengesteldheid, v.
Jon:plic;ition, ƒ. opeenhooping, v. sa-
menloop, m, verwikkeling, v.
•omplicc, medeplichtig, handdadig,
Complice, m. (. medeplichtige, m. v.
inmpliciU\', l. medeplichtigheid, v.
iompliM, (. pi. completen, v. me.
avonddienst, m.
■n<np!iment, tn. groete, v. plichtple-
ging,
v. gelukwensen, m. compli-
ment, o.
lomplimenter, begroeten, geluk wen-
sehen, complimenteeren, feliciteeren.
lOmpliqué, ingewikkeld, verward.
\'ompliquer, Verwarren, inwikkelen.
omploi, m. komplot, o- samenspan^
ning,
v.
lompluter, samenspannen, aanslag
■ smeden, komplotteeren.
tonipcinction, i.berouw, o. wroeging, v.
\' Loinpon<<, geruit,
Compons, in. p|. vierkanten, o. me.
Comportemer.t, m. gedrag, o.
Comporler, gedoogen, dulden.
to-nporter (set, zich gedragen, zich
.tojdrayen, iich houden, sijn.
fomposé, m. samenstel, o. mengsel, o.
Mmposi\', samengesteld, bestaande uit,
I bedaard, deftig, s\'ij f.
CompnsLT, samenst\'Uen, snmenmen-
. gen, opstellen, zetten, componeeren
Composer (se), samengeteld zijn, be-
1 staan uit, eene houding aannemen.
j-ompoMte, gemengd, samengesteld.
Lomposite, m. gemengde bouworde, v.
■•ompositeui-, m. componist, m. letter-
tm zetter, m. zethaak, m. middelaar, m.
ninosition, f. samenstelling, t. mu*y
\'<•\'\', o. opstel, o. compositie, r. let-
•erzetUng,
v. schikking, v. verdrag.o.
"nposteur, m. zethaak, ni.
""I\'ote , f. ingelegde of gestoofde
vruchten,
v. me. ingelegd of gestoofd
\'\'leesch,
o. compote, w.
""polier, m. glas voor ingelegde of,
;:■
gestoofde vruchten of vleesrh, o.
compote,
v.
Compréhensible, begrijpelijk, verstaan-
baar, bevattelijk.
Com pré hens ion, (. begrip, o. bevat-
ting,
v volkomene kennis, v.
Comprendrc, bevatten, begrijpen, ver-
staan, mcderekenen.
                      (o.
Coinpresse, f. kompres, o. vouwdoekje,
Compressibitilé, f. samendrukbaarheid,
v. persbaarheid, v.
Compressie Ie, samendrukbaar, pers-
baar.
Compressii, samendrukkend, persend.
Comprussion, f. samendrukking, v. per-
sing,
v.
Coaiyrimer, samendrukken, persen, be-
teugel ei.
CoHiproiiieitre, aan onaangenaamheden
blootstellen, r.ompromittecren, in de.
waagschaal stelten, aan scheidslie-
den overlaten,
Compn>mettre (-e), zijn goeden naam
in de waagschaal stellen.
Compromis, m. onderwerping aan de
uitspraak vanscheidslieden,
v. over-
eenkomst,
v. vergelijk, o. compro-
mis, o.
Compromissaire, m. scheidsrechter, m,
Compromijsioiuiaire, scheidsrechterüjk\'
Comprotecteur, m. medebeschermer,m\'
Uomptabilité. f. rekenschap, v. verant-
woordelijkheid,
v. comptubiliteit, v.
Comptable, verantwoordelijk, reken-
plichtig
Comptant, gereed, baar, kontant.
Comptant, m. gereed geld, o. kantan-
ten, rn. me.
Compte, m. rekening, v. rekenschap, r.
getal, o. voordeel, o. verhaal, o.
verslag, o. veronderstelling,
v.
Kompier, rekenen, tellen, achten, af-
rekenen, staat maken.
Compte-rendu, m. verslag, o.
Compte-rond, m. ronde som, v.
Xompteur, m. tvtler, m. rekenaar, m.
uitbetaler, m. gasmeter. m.
Comptoir, m. kantoor, o. toonbank, v.
Compulser, een register gerechtelijk
nazien, onderzoeken.
! Compulsoin;, m. gerechtelijk bevel tot
het intien van geschriften, o.
Ciimniit, m. tijdrekening voor den ker-
ketijken almanak, i.
-ocr page 86-
CONC
Concile, m. kerkvergadering, v. conci-
lie, o. besluit, o.
Concüiable, vereenigbaar.
Conciliabulu, m. onwettige kerkverga-
dering,
v. verdachte bijeenkomst, v.
Coticiliant, verdraagzaam.
Concitiateur, m, verzoener, m. bevredi-
ger,
m. middelaar, m.
Concitiation, f. verzoening, v. bevredi-
ging,
v. bemiddeling, v.
Concilier, bevredigen, verzoenen, over-
eenbrengen, verwerven.
Concilier (set. winnen,tottich trekken,
zich verzoenen.
Concis, beknopt, bondig, gespierd.
Concision, f. beknoptheid, v.
Concitoyen, in. medeburger, m.
Conclave, m. kardinaalsvergadering, v,
kardinaaUvergadertaul,v.conitave,v.
Concluant, bondig, duidelijk, afdotnd.
Conclure, sluiten, besluiten, afleiden,
stemmen, oordeelen, concludeeren.
Conclusif, besluitend, afdoend.
CoKclusion, f. besluit, o. gevolgtrek-
king,
v. slot,o. conclusie, v. (deel.o-
Conclusions, f. pi. eischen, m. me.oor-
Cuncoction, f. verkoking, v. vertering,
v, verduwing, v.
Concotnhre. ra. komkommer, v.
Concomilance, f. vergezelling, v.
Coiicomitant, vergezellend.
Concordance, f. overeenkomst, v. over-
eenstemming,
v.
Conoordance de Ia Viible, v. bijbelsch
register, o. concordantie,
v.
Coi\\cordaul,overeeni>temmend,getijklui-
dend.
Concnrdant, m. middelstem, v.
Concordantie), overeenkomstigheden be-
vattend.
Conoordat m. verdrag, o. overeenkomst,
v. concordaat, o.
Concorde, v. eendracht, v. eensgezind-
heid,
v. eenheid, v.
Concorder, eendrachtig zijn, overeen-
stemmen, gelijkluidend zijn.
Concourir, samenloopen, medewerken,
mededingen, wedijveren.
Concourme, f. kurkuma, v.
Concours, m. samenloop, m. medewer-
king,
v. wedstrfjd, m. concours, o.
Concr\'éÖer, verdikken, doen stollen,
stremmen.
Concreicible, vatbaar voor stolling.
76                         tiOMP
Computation, E. tijdrekening, v.
Computiste, m. (ijdrekenaar, m.
Comtal, grafelijk, graven ....
Comtat, m. graafschap, o.
Comte, m. graaf, m.
Comlé, m, graafschap, o.
Comtesse, f. gravin, v.
(\'.oncasser, breken, stampen, verbrijze-
len.
Coucatc\'nution, f. aaneenschakeling, v.
verband, o. opklimming, v.
Concave, hol, concaaf.
Concavité, f. hotligheid, v. holte, v.
Concéder, toestaan, vergunnen.
Concólébrer, medevteren.
Concentration, f. samentrekking naar
het middelpunt,
v. concentratie, v.
Concentrer, samentrekken, vercenigen,
Concentrer (se), in zichzelven gekeerd
zijn, xirh concentreer en.
i.imi\'niti\'iijui\', éënmiddelpuntig, con-
centrisch,
                            (concept, o
Concept, m. denkbeeld, o. begrip, o.
Conception, f. ontvankenis,v. bevattings-
vermogen,
o. gedachte, v. vinding, v.
Conceptive (faculié, f.), bevattingsver-
mogen,
o.
Concernant, aangaande, nopens.
Conccrner, raken, betreffen, aangaan.
Concert, m. concert, o. overeen stem-
ming,
v. eendracht, v.
Concert (do), eensgezind, samen.
Concerter, overleggen, beramen, over-
eenkomen, een concert houden.
Concession, f. vergunning, \\.afstand,m.
concessie,
v.
Concessionnaire, m. concessionaris, m.
Concctti, ni. pi. valsch vernuft, o.
Concevable, begrijpelijk, denkbaar.
Concevoir, ontvangen, hegrijpen, vat-
ten, verzinnen, ontwerpen, uiten.
Concbile (ligne, f.), slaklijn, v.
Cotichite, f. schelpsteen, m.
Concho\'idai, schelpvormig.
Conchoide, t. conchoïde, v.
Conchyle, m. purperslak, v.
Concliylioloijie, f. schelpkunde, t.
Conchyliologiste- m. schelpkenner, m.
Concbytes, l. pi. versteende schelpen,
v. me.
Conciërge, m. huisbewaarder, tn. por-
tier,
in. cipier, ra. conciërge, m.
Coriciergerie, f. huisbewaardersambt,o.
cipierswoning,
v. port ter swoniny, v.
-ocr page 87-
r.ONF
77
c.ayc,
JMicret, gestold, verdikt, samengesteld,
concreet, benoemd.
mcrétioo, f. verharding, v.verdikking,
\'. versteening, v.
cubinage, m. bijwijfschap, o. boe-
H leering, v.
moiieubinaire, m. boe/, m. bijzithouder,
JKoncubine, f. bijwijf, o. fct/zit, v. (m.
Ilionciipiscence, i. begeerlijkheid, v.
Boncupfscent, zinnelijk, wellustig,
ftimcurrement, gezamenlijk, onder me-
£ dedinging, om strijd.
Höiicurrence, f. mededinging, v.
^oncurrent, m mededinger, m.
lOncusion, f. knevelarij, v.
oncussionna\'re, m. knevelaar, m.
ondamnable, strafwaardig, strafbaar,
laakbaar, wraakbaar.
on(l;tmnatton, f. veroordeeling, v.
doodvonnis, o, verdoeming, v.
joudamné, m. veroordeelde, m.
•""dammer, veroordeeten, verwijzen,
laken, afkeuren, dwingen, vastma-
ken, toespijkenn.
ondensabilitó, f. verdikbaarheid, v.
saniciipersbaarheid, v.              (baar.
ondensahle, verdikbaar, samenpers-
lOndenMienr, m. luchtverdikkei; m.
luchtperser, m. condensator, m.
ondensalion, f. verdikking, v. samen-
f persing, v. condensatie, v.
ndenser, verdikken, samenpersen,
condenseer en.
•ndescemiance, f. inschikkelijkheid,
v. toegevendheid, v.
,n<iescen4ve,to>;geven,inschikken,zich
verwaardigen.
p\'idiction, f. terugeisching, v.
Joiiiliüno, evenredig, opwegende.
1
Condor, in. koningsgier, m. koudot;m\'
Conducteur, m. leidsman, m. aanvoer,
der,
m. conducteur, tn. afleider,m-
geleiddraad,
m. conductor, m.
Cniiductihilité, f. geleidbaarheid, v.
Condtictinu, l. huring, v. huur, v.
Conductricc, f. leidsvrouw, v.
Conduirc, leiden, geleiden, aanvoeren,
besturen, medeoaan, brengen.
Conduire (se), zich gedragen.
Cniultiit, m. toegang, m. buis, v. goot,
v. pijp, v. Hooi, o.
Conduit i-iin\'i. m. vrijgeleide, o.
Conduite, I. leiding, v. begeleiding, v.
geleide, o. hestuur, o. gedrag, o. be-
leid,
o. waterleiding, v.
Candyle, m gewrichtsknokkel, m.
Coii\'lyloiuV, knokkelvormig.
Condylome, in. aambeien, v. me.
Cóne, m. kegel, m. kinkhoorn, m.
Conf^bulateur, m. verteller, 111. geiel-
lige prater, m.
Coniabnler, /.cwvt\'/ett, vertellen, kouten.
Conreclion, t. maken, o. voltooiing, v.
toebereiding, v. gemaakt goed, o.
Contectionner, werken, vervaardigen,
voltooien, toebereiden,
Conlédératil, bondgenootschappelijk.
Confédération, i. bondgenootschap, o.
verbond, o. bond, m.
Confédére, m. bondgenoot, m. verbon-
dene,
in.
Confédéré, verbonden, bond ....
Confëdórer (se>, zich verbinden, een
verbond sluiten.
Conférence, I. vergelijking, v. bijeen-
komst,
v. onderhandeling, ». verga-
dering,
v. uoordracAl,v.confer<;n(ie,v.
Conferencier, m. voorzitter eener bij-
eenkomst, m. sprtker,
m.
Conf^ier, vergelijken, verleenen, op-
dragen, bedienen, uitdeelen, samen-
spreken, redetwisten,
Conferve, m. grasleder, o.
Confessc, f. biecht, i.
Confcsser, bekennen, biechten, belijden.
Confessour, m. belijder, m. biecht-
vader, m.
Confession, f. bekentenis, v. belijdenis,
v. confessie, v. biecht, v.
Confessinnnal, m. biechtstoel, ja.
Conflance, t. vertrouwen, o, stoutheid,
f. laatdunkenheid, v. inbeelding, v.
Conflant, vertrouuie«\'\', laatdunkend.
P
<,:„!.
flwt*, f. evenredigheid, v.
mem, m. kruidt
rxj, ?. specerij.
pndwciple, m. medeleerli,
F",,\',tT "»■ \'«tffwirtnftf j/ocd, ö.
J>"<mion, f. aard, m. slaat, m. hoe-
l<iamgheid,
v. stand, m. rang.m. be-
roep,
o. voorwaarde, v. beding, o,
«"luionnii, gesteld, geschapen.
IntlitjonnaJ, voorwaardelijk. (ze, v.
«HionneJ, m. voorwaardelijke wij-
"iiionntrr, in behoorlijken staat
J*9**, bedingen.
*>Mnce, f. rouwbeklag, o.
doiéance (faire descomplimentsde),
""toleeren.
-ocr page 88-
"8                         CONF
Coafidcmmeni, vertrouwelijk.
ConfiJence, (. vertrouwen, o. vertrou
welijkheid,\\. toevertrouwing,
v. toe
vertrouwd geheim,
o. heimelijk ver-
drag, o.
Confldent, m. vertrouweling, ra. ver-
trouwde,
m. boezemvriend, m.
Confidentiel, vertrouwelijk, vertrouwd.
Confier, vertrouwen, toevertrouwen.
Confier (se), zich verlaten, vertrou-
wen op.
Configuration, f. uiterlijke vorm der
lichamen,
m. stand der planeten, m.
Configurer, gedaante geven.
Confiner, verbannen, aangrenzen, op-
sluiten.
Confiner (se), zich bepalen, zich af-
zonderen.
Confins, m. pi. grenzen, v. me.
Confire, konfijten, inleggen, looien.
Confirmatif, bevestigend.
Confirmation, f. bevestiging, v. bewijs-
voering,
v. vormsel, o.
Confirmer , bevestigen , bt krachtigen ,
versterken, staven, het vormsel toe-
Conlïscable, verbeurbaar.         (dienen.
Confiscation, i. inbeslagneming, v. ver-
beurdverklaring,
v. aanhaling, v.
Confiserie, f. suikerbakkerij, v.
Confiseur, m. suiker bakker, m.
Confisqué\', verbeurd, hopeloos.
Confisqaer, verbeurd verklaren.
Confit, gekonfijt, ingemaakt, ingelegd.
Confit, m. looikuip, v. zemelwater, o.
Confiture, f. ingelegde vruchten, v.
me. konfijt, o. confituren, v. me.
Confiturier, in. suikerbakker, ra.
Conflagration, f. algemeene brand, m.
Conflit, ra. schok, m. strijd, m. bot-
sing,
v. conflict, o.
Conlluent, m. samenvloeiing, v.
Confluer, samenvloeien, samenloopen.
Confondre , vermengen , verwat ren ,
verlegen maken, benthamen, ont-
maskeren,
Confondre (se), van zyn stuk raken,
in de war raken, inecnloopen.
Conformalion, f. gelijkvormigheid, v.
evenredigheid, v. schikking, v.
Conform\'», gelykvonnig, evenredig.
Conforme, gemankt, gesteld.
Conformer, gelijkvormig maken, doen
overeenkomen met, schikken.
Conformilt1, f. gelijkvormigheid,
CONG
overeenkomst, o. onderwerping, f,
Confort, m. bijstand, ra. troost, m
comfort, o.
Confortatif, m. versterkend geneesmid-
Confortatif, versterkend.             (del, o.
Confortation, f. versterking, v.
Conforter, versterken, vertroosten, op-
beuren.
Confralerniti\'-, i. medcbroederschap, 0.
Confrère, in. medebroeder, m. mede-
lid,
o. ambtsbroeder, in. collega, m.
Confrérie, t. btoederschap, v. gild, o
Conti ication. i. vergruizing, v. uil-
knijping,
v.
ConfroiJtation, f. tegenoverstelling, ».
vergelijking, v getuigenverhoor, o.
Confronler, tegenoverstellen, vergelij-
ken.
Confus, verward, ongeregeld, verlegen.
Confusement, verward, onordelijk.
Confusion, f verwarring, v. ontstelte-
nis,
v. verlegenheid, v.
Coitfulation, f. wederlegging, v.
Confuter, wederleggen, overtuigen.
Congé, m. verlof, o. afscheid, o. ont-
slag,
o. zeebrief, in. huuropzegging.
y. vervoerbiljet,
o.
Congóable (domaine, ni.) wederopeiscb-
baar goed,
o.
Corigt-dii.\'r, afscheid geven, wegzenden,
afdanken.
Congrdable, bevriesbaar.
Conqi\'lalion, f. bevriezing, v. stolling, v.
Congeler, doen bevriezen, doen stollen.
Congeler (se), bevriezen, stollen.
Congénère, gelijkslachtig.
Congestion, f. ophooping van vochten,
v. congestie, v.
Conglotialion, f. opeenstapeling va»
bewijsgronden,
v.
Conglobi-, opeengehoopt. opeenliggend.
Conqloméralion, f. samenrolling, v.
ConylomOrer, opeenhoope», samenrol-
len, samenballcn.
Conolutinant, lijmend, vereenigentl,
klevend.
Conglulinalif, kleverig makend.
Conglutinalion, t.samcnlijming, v. ver-
eeniying, \\,
(kmglutiner, samenlijmen, samenkle-
ven, heelen.
Congratulalion, f. gelukwensching, t.
CongratuJer, gelukwenschen.
Congre, m. zeeaul, ra. zeestang, v.
-ocr page 89-
CONG
Congrétr, tremen.
Congréganlite, ra. lid van eene gees-
telgke broederscliap, v.
1 .\'■;.■! réyation, f. geestelijke broeder-
ifhap, v. vergadering, v. congrega-
tie,
v.
Congres, m. congres, o. bijeenkomst,v,
tomjru, genoegzaam, behoorlijk, juist,
zuiver, regelmatig.
Congruent, behoorlijk, juist dekkend.
Congi-uhé, t. gepastheid, v. overeen-
stemming, v. conoruïteit, v.
\'■ongniment, regelmatig, behoorlijk.
■jömfire, kegelvormige vruchten dra-
Unkjue, kegelvormig, conisch, (gend.
\'oiiiio, 1. aonderkrvid, o.
pctoralj gissend, vermoedelijk.
ecture, f. vermoeden, o. gissing, v.
ficlurer, vermoeden, gissen,
t<on eindre, samenvoegen, verbinden.
Cooiolnts, m. pi. echtelieden, m. me.
Conjojuiemenl, gezamenlijk, samen.
Coiijonciif, verbindend, koppelend.
Conjonction, f. vereeniging, v. samen-
"tand, m. voegwoord, o. conjunc-
, l\'e> *•
J-onjonctive, v. bindvlies der oogen, o.
l\'Onjonciure, v. omstandigheid, v, ge-
legenheid, y. conjunctuur,
v.
Unjouir (se), zich met iemand ver-
heugen
L°nJouissance, (. deelneming in ie-
>\'t«nds vreugde, v.
.\'-unjugable, vervocgbaar.
\'-\'Onjugaison, f. samenvoeging, v- ver-
l\'oeging, v. conjugatie.           (lijks...
lorijuyal, echtelijk, huwelijksch, huwe-
uinjuguó, samengevoegd, gepaard.
J*on|ugU0rl vervoegen, conjugeeren.
\'"ijnrateur, m. samenzweerder, m
bezweerder, m. toovenaar, m.
\'■o\'ijiiralion, f. samenzwering, v. be-
. twvring, v. smeeking, x.
•onjun-, m. samengezworene, in. sa-
. lenteeerder, m.
■onjurer, samenzweren, bezweren.
;Oiinaissabte, kennelijk.
\'■"nnaissnnce, f. kennis, v. wetenschap
, >\'• denkbeeld, o b«?u>wsf/iÉid, v.
Ofinaissement, m. cognossement, o
\'•\'■athtbrief, m
"iiiaisseur, m. kenner, m.
•"altre, hermen, verstaan, rechter
over eene zaak tijn.
CONS                         79
Conaailre (se), zich ergens op verstaan.
Connélable, m. opperveldoverste, in.
Connexe, verbonden, gehecht.
Connexion, f. verband, o. samenhang,
Connil, m. konijn, o.                         (m.
Conniller, uitvluchten zoeken.
Connillière, i. konijnenhol, o. m(-
vlucht, v.
(I ;j n 111 ■» < ■ r 11 ■ - ■. f. oogluiking, v, mede-
plichtigheid, v.
Coiiniver, oo/luiken, door de vingers
Connotatif, medeaanwyiend. {zien.
Connotation, f. medebtteekenis, v.
Connu, gekend, bekend, gegeven.
Conouial, kegelachtig.
Gonoklo, kegelvormig.
Conoide, f. afgeknoite kegel, m.
Conque, f. groote zeeschelp, v. oor\'
holte,
v. oorschelp, v.
Coni|Ui\'iant, m. veroveraar, m.
Conquérir, veroveren, overwinnen, ver-
meesteren, winnen.
Conquët, m. aangewonnen goed, o.
Cotiijui\'ie, f. overwinning, ?. verove-
ring,
v. veroverd land, o.
Consacrant, m. inwijder, m.
Consacrer, wijden, toeheiligen, heili-
gen, wettigen, vereeuwigen.
Consanguin, m. bloedverwant van va-
derszijde,
ra.
Consanquinité, f. bloedverwantschap, ».
Conscieiuv, f. medeweten, o. bewust-
heid,
v. geweten, o. conscientie, v.
Consuiencieux, eerlijk, nauwgezet.
Conscrlption, f. conscriptie, v. opschrij-
ving,
v.
Conscrit, m. opqesihrevene, m opge-
roepene,
m. eferstbegiruier, m. lote-
ling,
m. It^&sU**/
Consecrateur. m. inwijder, m.
Consi\'cralion, t. inwijding, v. inzege-
Constk-utif, achtereenvolgend, (ftiwgr, v.
Conseil, in. raad, ra. raadgeving, v.
raadsheer, m. advocaat, m. raads-
vergadering,
v.
Conseiller, raden, aanraden.
Conseilk\'r, m. raadgever, m. raads-
heer,
m. raadslid, o.
Couseilleur, ra. raadgever, ui.
Consentemenl, m. toestemming, v. tn-
" Uitging, V. \' ..<( M/lf, 0.
CoHsenlir, toestaan, toestemming ge-
ven, toestemmen, doorbuigen.
Conséqueminent, gevolgelijk, bijgevolg.
-ocr page 90-
sn                       CONS
Comaqupnce, 1. gevolg, o. gevolglrek-
kim/,
v. belang, o. pmneM, 0.
Cons&pient, m. tweede term eener
rede, m. tweede stelling, v.
Consequent, tivh zelve» gelijkblijvend.
Consei vateur, m. bewaarder, m. be-
houder,
m. handhaver, m. conser-
vator,
m.
C onsei\'va tcur, behoudend,beschermenil,
bewarend, conservatief.
Consorvalion, ( bewaring, v. bescher-
ming, v. behoud,
o.
Conservatoir*1, behoudend, bewarend.
Conservatoir*! m. muziekschool, v.
Conserve, f. konserf, o. galei, v. gelei-
schip, o. waterbak,
m. vijver, m.
Conserver, bewaren, behoeden, hand-
haven, behouden
Conserver (bc), zich goed houden.
Considence, f. inzakking, v.
Consiiltfranlo, attnmerkelijk, gewichtig,
groot, achtbaar, talrijk,
Comidérant, m. beweegreden, v. con-
siderans,
v.
Concidéraüon, f- beschouwing, v.over-
weging,
v. ontzag, o. aanzien, o.
behoedzaamheid, v. consideratie, v.
Considórer, beschouwen, overwegen,
achten, oordeelen, hoogachten
Consifjnataire, m. bewaarder, m, con-
signataris,
m.
Consiynntion, i. inbewaringstelling, v.
consignatie,
f.
Consigne, m. poortschrijver, m.
Ikinsi<)ne, f. wachtorder, v. wacht-
woord,
o. verbod om uit te gaan, o.
Consïgner, in gerechtelijke bewaring
geven, overgeven, in commissie ge-
ven, aan een schildwacht order ge-
ven, verbieden uit te gaan.-
           **
Consistance, t. dikte, v. lijvigheid, v.
vastheid, v. toestand, m.
Consister, bestaan, samengesteld zijn.
Consistoire, m, consistorie, o. kerke-
raad,
m.
Corisistorial, tot den kerkeraad behoo-
rend, consistoriaal.
Consoeur, f, medezuster, v.
ConsoIabJ1, troosthaar
Consolant, troostrijk, opbeurend.
Consolnieur, m. vertrooster, m. troos-
ter,
ui.
Consolation, f. vertroosting,y. troost.m.
Consolatrice, f. \'•••«•foiv» ».
CONS
Console, f, spiegeltafeltje, o. deur-
stijl,
m. console, v.
Consoler, vertroosten, troosten.
Consolidant, m. heelend middel, o.
Consolidation, f. heeling, y. bevesti-
ging, v. verzekering,
v.
Consoiider, heelen, sluiten, bevestigen,
een fonds brvalen ter betaling vnn
eeue staatsschuld, consolideeren.
CofMomautmr, m. verbruiker, tm.vtr-
vuiler,
m. voleindiger, m.
Consommatton, f. verbruik, o. verle-
ring,
v. vervulling, v, voleinding,*.
Consoanmè\\ m. krachtig vleeschnat, o.
Consoiumer, voltooien, verbruiken,
verteren, voltrekken,
ConsompHI, verterend, bijtend.
Consomplion, f. vertering, v. tering,v.
Consonntince, t. gclijkluidendheid, v.
Conionne, f. medeklinker, m. conso-
nant, m.
Consorts, m. jd. medegenooten, m. ge-
zeilen,
m. consorten, m. me.
Consoude, t, waalwortel, m.
Conspirattmr, m. samenzweerder, m.
Conspiration, f. samenzwering, v.
Conspirer, samenzweren, samenspan-
nen, samenzweren tegen.
Conspucr, spuwen, uitjouwen.
Uoaatanm«Dt| standvastelijk.
Constance, f. standvastigheid, v. ge-
trouwheid, \\. volharding,
v.
Constant, standvastig, getrouw, be-
stendig, volhardend, constant.
G>nstater, bewaarheden, bewijzen.
Constt>llation, f gesternte, o sterren-
beeld,
o. constellatie, v.
C^nstcr, zeker zijn, blijken.
Consternalion, f. ontsteltenis, ».
Coiistttrnt\'r, ontstellen, onthutsen.
Constipation, l. verstopping, v. hard-
lijvigheid,
o.
Constip*1, verstopt, hitrdtijvig.
Consttper, verstoppen.
Constiluant, aanstellend, macht gevend.
Constiluer, een geheel uitmaken, Ittt*
lcn, vaststellen, plaatsen, aanstellf\'i
zich inrichten, constitueeren.
Constitntif, samenstellend, wezenlijk,
rechtnevend.
Constitution, (. gestel, o.samenstellin\'t,
i. grondwet,
t. staatsregeling, v-
■onstitutie, v.
Const\\UHionna\\i\\£,1. grondwettigheid, v
-ocr page 91-
CON\'S
.omiitiuionnel, grondwettig, constitu-
tioneel.
ioimitutionnel , m. aanhanger der
grondwet, m.
Imirtricteur, m. samentrekkende spier,
ionstriclion, f. samentrekking, v. (v.
onstringent, samentrekkend.
oniiiructeur, m. bouwmeester, m. op-
richter,
rii.
truction, f. bouwing, v. aanbouw,
m. stichting, v. inrichting, v. woord-
voeging,
v. vorming, v.
^onslruirc, bouwen, stichten, inrichten.
\'onsubstantialité, f. medezelfstandig-
had,
t.
onsuhstantinl, medezelfstandig.
o \'-n!, m. ri.m.<ul, m.
ionsulaire, op Art coiwlacAap betrek-
, K«o hebbende, des consuls.
\'Oiisulat, m. consulschap, o.consulaat,
^onsultant, raadgevend.
                     (o.
:onsultai, m. pauselijke raadsheer, m.
\'■onsultalion, f. raadgeving, v. raarf-
plegingf v. consult, o.
■\'Otisultative, raffrffcvenrf.
<;onsulter, raadplegen, beraadslagen.
ConsultGur, m. f-daf/jeuer-, m.
^Conuuaer, verierwi, verfrruiAen.
onsumer (se), t>tfr</aa»f, verteerd
cntact, m. aanraking, v. (wrorde)i.
ontadin, m landman, m.
;Onia(jieux, besmettelijk, aanstekend.
-■oniaflion, f. besmetting, v. verderf, o
o\'i\'ailles (Eoies), f. pi. vloktijde, v.
onlamination, t. beameïd\'no, v. fte-
zoedeling, v. venja/*cAi»j, v.
"itaminer, besmette», verv«Jsc/ien.
^onte.m. vertélling, f. praatje, o.
.^ontemplateur, m. (•«cAot/wii-, m.
l\'ORtemplatit, o^c/iouwf\'id, bespiege-
lend.
tofilemplation, f. 6ttc/touwiM£, v.aan
l schouwing,
v. bespiegeling, y.
poiitempler, hesc/iouwen, bespiegelen.
.\'«ntemporain, m tijdgenoot, m.
■\'"teniporain, qelüklüdig.
|ontemporanéilé, f. geliiktijdigheid, \\
■.0rilempteiir, m.rerac/iier, m. versma-
r»temptible( verachtelijk. [der, m
plenance, (. inhoud, m. houding, v
[•Maat, o. bedaardheid,
v.
P\'tenant, m. omvang, m. omtrek, m
r\'Hendant, m. mededinger, m.
THendre, mededingen, betwisten,
F. 11
CONT                        81
Contenir, inAottden, houden, bevatten,
terughouden, beteugelen.
Content, voldaan, tevreden, blijde.
Contentement, m. tevredenheid, v.
Contenter, tevreden stellen, voldoen,
vergenoegen.
Contentieux, betwistbaar, twistgierig.
Contenlif, vasthoudend.
Contention, f. twist, va. str\\jd, m. in-
spanning,v. drift,
v.
Contenu, m. inhoud, m.
Conter, vertellen, verhalen.
Conterie, f. Venetiaansch glaswerk, o.
Conlestable, betwistbaar.
Contestant, m. twistende partij, v.
Cnnstestation, f. twist, m. geschil, o.
CoMoste, (. geschil, o.
Contester, betwisten, twisten.
Conteur, m. verteller, m. prater, m.
Contexte, m. tekst, m. samenhang,m.
Contexiure, I, samenweefsel, o. samen-
hang, m.
Contignation, f. houten stelling, v.
Centiiju, aangrenzend, belendend.
Contiguité, t. aangrenting, v. aanra-
king,
v.
Continence, f. onthouding, v. ingeto-
genheid,
v. inhoud, in.
Continent, ingetogen, matig, kuisch.
Continent, m, vasteland, o.
Continental,(o( het vasteland behoorend.
Contingence, f. toevalligheid, v. moge-
lijkheid,
v. aanraking, v.
Contingent, in. aandeel, o. bijdrage, v.
contingent, o-
Continyent, mogelijk, onzeker.
Continu, m. geheet, o.
Continu , onafgebroken, onverdeeld,
voortdurend, aanhoudend.
Continuateur, m. voortzetter, m. ver-
volger,
ra.
Continuation, f. voortzetting, t. ver-
volgzo, voortduring, v. verlenging,\\.
Continue), aanhoudend, gedurig, ge-
stadig.
Continuer, vervolgen, voortgaan, voort-
zetten, voortduren.
Cnntinuilé, f. samenhang, m. aaneen-
schakeling,
v. aanhouding, v,
Contimlment, onophoudelijk, gedurig.
Contondant, kneuzend, blutsend.
Contorniate (médaille, I.). contorniaat-
penning,
m.
                    (trekking, v.
Cmtnreinn, f. verwringing, v. ttuip-
-ocr page 92-
COAT
CONT
Contre-bas, v«» boven «001- iern\'i/el
Contre-basse, (. groote bas, v, iiv«r§
litt.<Mcin, V,
Conire-biais (è), «verecftfs.
Contrc-bilies , f. pi, betingsknieeti:
. me.
Contre bouUltt, m. tegenpilaar, 1
Contre-bouter, onder schragen.
CoMre-calquer, nafee/teneK.
Contre capion, m. dekstuk, o.
Conire-carèiie, I. tegenkiel, v.
Contre-carrer, tegenwerken, dwarsbovM
Contre-chanl, m. tegenzang, m. ■■■■■■ j
Lontre-clianje, 1. tegengewicht, o. I
Cont re-charme, m. onttoowring$e"(j|i|
rfef, 0.
Comre-cliAssis, m. dubbel raam, o
Contreclef, I. tegensluitstten, in.
Contre-coeur, m. haardplaat, V.
CoRire-uouur (a), lej/en wiï en rfa»*|
ongaarne, met tegenzin.
Contre-coup, m weé>«twif, m. t<
• ■•/••iiiii. ni gevolg, o.
Contre- courant, 111. (ejiens\'room,
Conti e-iianse, 1. contredans, m.
Conire\'diiier,vt;rAn(;r(/e/yA-rfa.y(i!*,/it\'\'it\'ltfti
Contre-détjagemcnl, m. tegenafwijki"\'^
Conire-déyaiier, tenenaf wijken.
Contredire, tegenspreken, wederleyye*M
Cmtredit, m. tegenspraak, v.
            I
Contrée, f. streek, v. landschap,0.f*f]
u>es(, o. oord, o.
Coiiire-échaiiye, m. f £{>enwiJ$ei< >\'•*/•
teyenrititing, \\.
Contre-écrou, m. tegenschroef, v.
:--2
Contour, m. omtrek, m. omvang, m.
Contourner, omtrek maken, omtrekken.
Contourner (se), zich verdraaien.
Contractant, m. contractant, m,
Contracié, samengetrokken.
Contracter, contracteeren, een verdrag
maken, overeenkomst aangaan, sa-
mentrekken, verdikken.
Contractil, samentrekkend.
Contractile , sumet.trekkende kracht
hebbend, inkrimpbaar.
Coniractuiié, I samentrekbaarheid, v.
Coritractjon, f. samenlrthking, v.
Contractuel, bij verdrag bedongen,
Contracturc, stijfheid der spieren, i.
Coniradiuteur, in. tegenspreker, in.
Contradictio)], f. ttgenspraak, v. te-
genstrijdigheid,
v.
Contradictoire, tegenstrijdig.
Contrai<juable, ""\' gerechtelijk genood-
taakt kan worden.
Conirainilre, dwingen, noodzaken, be-
dwingen, hinderen, knellen.
Contraint, gedwongen, eng, benauwd
Contrainte, f. dwang, in. gedwongen-
heid,
v. ingetogenheid, v.
Contrainte par corps, f. tijfsdwang, m.
Contraire, m. ttgendetl, o.
Contraire, tegenstrijdig, tegenoverge-
steld, nadeetig, schadelyk.
Contrallo, m. contre-alt, v.
Contrarier, tegenstreven,dwarsboomen
Contiariété, 1. tegenstrijdigheid, v. be-
letsel,
o. moeilijkheid, V.
Contraste, n. tegenstelling, v. tegen-
strijdigheid,
v. contrast, o.
Contrasler, tegenstrijdig zijn, afsteken
Con tra t, m. contract, O. beding, o. over-
eenkomst,
v. verdrag, o.
Conlravention, f. overtreding, v. tn-
breuk, v. schending, v.
Contre, tegen, aan, bij, naast.
Conlre, m. tegen, o. tegenspeler, m.
Contre-allée, F. bijlaan, v. zijlaan, v.
Conlre-amiral, m. schout-bij-nacht, m
Contre-approclies, f. pi. teyentoopgra-
ven, v.
me.
Contre-balancer, tegenopwegen, evena
ren.
Contrebande, f. smokkelarij, v. smok-
kelwaar,
v. vertorfen jroed, o.
Contrebandt (faire la), smokkelen, dui-
ken.
QuüU«\\i-iiw\\iev, m. smokkelaar, n.
Coittrt\'-eiiqucle, f fe9enoH</er2iit\'A\', 1
*/
Coutre-i\'preuve, f. overdruk, m.
Gontre-èpreu\\ er,verkeerd overdrukke"
Contre-escarpe, f buitenkant, ni.
f/e
Contre-étravu, f. binnenvoorsteven, P
Contre-extension, f. <e;/ensj«i»m\'i7> \'n1
Contrefacon,(. natnaa/rjei.o. nadrukt^m
Contrelacteiir, m. namaker,ta. nadrn\'»m
ker, m.                                                "I
Contrffaction.i. namaafc,m. nadruk, k-J
Contrefaire, ttudoen, /Mi\'.\'A-! h,na \'J
fcen, wdra»t/e«it, mt\'{wiiA«n.
Contrefaire (se), «icA vermom»»\'"
vennen.
Con trefaiseur, m. nabootser,ta.n<"na
ker, in Maaper, m,
Contrefait, nagemaakt, mismaakt.
Contre-fanons, m. pi. nokgord^.,-
v. me.
-ocr page 93-
COftï
«3
UONÏ
p-fenétre, f. dubbel venster, o.
PWOM raam, o.
ilre-fente, f. tegenspleet, v.
me-feu, m. vtnrrscAmn, o.
nre-ficlies. f. pi. kruisbanden,m.me
ilrtsfinesse, f. tcgenlist, x,
>»tre-fissure, I. tegenspleet, v.
mtie-foc, m. \'nnnenkluiver. m.
e-forcfs, f. p|, tegenmacht, v.
plre-forger, aan beide kanten sme-
tie-ïort, ra. schoormuur, m.sclioor-
\\?er,
o zijgebergte, o.
^tre-fosïë, m. tegengracht, v. buiten-
F\'tctlt, V.
re-fotilvmeal, ui. wateropstuwing
eene pijp, v.
Contre-miner.ïeyeJtmy\'HenwioAe», doen
Mltlüttfll.
Contre-mineur. m. tegenmijnmaker, m.
Contre-mont (a), opwaarts
Centre-mot, m. tegenparool, o.
Conlie-mnr, in. fe^e^imuui", m.
Contre-murer, een tegcnmuur make>i.
Contre-ongle , nt. verkeerd herle-
spoor, o
Contre-ordre, m. tegenbevel, o-
Contrc-ouverluie, I. tegenopening, v.
Contre-partie, f. tegenpartij, y. con-
traboek, o.
Contre-peiccr, m. tegenboren.
Conli\'C peser, opwegen.
Contre-pit\'d, in, tegenspoor, o. tegen-
deel,
o.
Conlre-pilastre, m. tegenpila-xr, m.
Contre-platine, f. schroef drager, m.
Conlro-pleige, m. tweede borg, m,
Contre-pIei<jer, voor den borg in±taan.
Contre-poids, m. tegenwicht, o. balan-
ceerstok,
m.
Contre-poil, in. tegenvteug van het
haar, ».
Contre-poil (a), tegen den draad in,
den verkeerden kant uit.
Contre-poincon, m. letterstempel, ra.
Contrc-poinyonncr, den lelterstcmpel
inslaan.
Contre-point, m. contra-punt, o.
Contre-pointer, aan beide kanten stik-
ken, eene tegtnbatterij opwerpen,
weder streven.
Contre-pointiste, m. contra-punt-schry-
ver, m.
Contrc-poisf>n, m. tegengift, o.
Contrc porte, f. dubbele deur, v.
Contre-porleur, m. marskramer, m.
Contre-poser, verkeerd boeken.
Conlre-position , f. verkeerde boe-
king, v. contrapositie,
v.
Contre-potence, f. spilstaaf, r.
Contre-pouce, m. hefboom, ra.
Contre-profiler, in elkander sluitende
lijsten maken.
Contre-projet, m. tegenontwerp, o.
Contre-promesse, 1. tegenbelofte, y.
Contre-quille, I. tegenkielt ». kot-
sem, m.
Contre-rampant, tegen elkander krui-
pend.
Contre-regarder, van de andere tijde
bekijken.
I
\'" iuyue, f. tegenfuga, v.
ilre-gage, m. tegenpand, o.
"\'"-gager, tegenpand geven of ne-
garde,
den die il
i. boekhouder der me-
de munt worden ge-
\'-\'.jan!.-, (. borstwering tot bol-
kd,fi/;jng}
v.
e-hacher, kruisstrepen maken.
u-o-bachures, f. pi. kruisstrepen, v,
"■n-lmtier, m. handijzer, o. (me.
re- ha ut (en), opwaarts.
".\'-Iieiirtoir, m. tegcnklopper, m.
\'"\'-Iiiloires.f. pj. dekplanken, v. me
Mssaiii, tegenspringend.
"••jauger, balken tegen elkaüt
p-xmn.
■re-jour, m. valsch licht, o.
■"B-jumelles, i. pi, steenen wan-
v. me.
Ïre-lames, f. pi, voettreden, m. me
re- atle, f. tegenlat. v. latspar, v
e-laiter, met tegenlatten bedekken
^■lettre, f. tegenbrief, m.
-lüui.ller, dubbele maten breien.
n.aiire, m. onder stuurman, m
■Mer, m.
-■"«andement, m. tegenbevel, o.
\'•ni.iruler, tegenbevel geven, het
"«* aftiggen, af bestellen.
--\'narene, t. teyentocht, m.
i-marée, t. tegenvloed, m.
igt»t
■"""que f. tegenmerk, o. straat-
*» o. valsch merk, o.
-niarquer, valsch merken,
*"\'«. f. ttüenmh» «
-ocr page 94-
i;0\\T
noNV
Contribner, bijdragen,bevorderlijk :■
opbrengen, lc\'asting betalen.
Con tri binaire, bedragend.
Contribuiif, aan belasting ontlerhevi
Contribution, f. schatting, v. bijdrw
v.belasting,
v aandeel.o.contributie
Contributoirement, schattingsgewij:
Contiister, bedroeven, smarten.
Contrit, bedroefd, rouwig, boetvaard\'
Contrition, f. bedroefdheid, v. berou\'
o. boetvaardigheid, v.
Controle, m. contraboek, o. op\'
o. controleursambt, o. contról
stempel, m.
Contróler, contraboek houden, sten\',
Ie», nagaan, controleeren.
Controleur, m. controleur, m. co»<>\'
boekhouder, m hevelbarometer, r
Controttver, verzinnen, verdichten.
Controverse, S. geschil, o. gesehilpu
Controversi\', betwist.
Controversiële, m. schtijver over \\
schilpunten, m. controverstst, m.
Contumace, f. verstek, o.
Contumacé, m. bij verstek veroordeel
ra. afwezige beschuldigde, jp.         f,
Cnntumacer, bij verstek vonnissen, t
Contus, gekneusd, geblutst.
Contusion, (. kneuzing, v. blut),
Contnsionner, kneuzen, blutsen.
Convaincre, overtuigen.
Convalescence, t. herstelling, v. W
schap, v. genezing, v.
Convalescent, herstellend, beteren»-
Convalescent, m. herstellende, m.
Convenable, behoorlijk, betamend-
Convenance, f. overeenkomst, v. i
voeglijkheid, v. convenientte, v.
Contemr, overeenkomen ,a f spreke»,)\'
sen, betamen, convenièeren. I
Convent icule.m. geheime veryaderi" I
Convenlion, I. overeenkomst, v-\'■
M
Comre-retable, m. altaarbtad, o.
Contrc-n\'-volntinn , f. teijenomwente\'
ling,
v. contravolutie, v.
Contre-riSolntionnaire, m. anti-revolu-
tionnair,
m.
Contre-rtfvolutionn.>r, een e tcgenom-
wenteling betverken.
Contre-ronde, f. tegenronde, v. tweede
ronde,
v.
Conire-ruse, f. tegcnlist, v.
(Jont re-sa bord, m. scheepsgeschulpoort-
deur,
v.
Contre-saison, m. laat jaargetijde, o.
Contro-salnt, m. tegengroe\', m.
Contre-san<)Jon, m. zadelriem, m,
Contrescarpe, f. buitenkant Van een
gracht,
m. eontresearp, v.
Contrc-scel, m. tegenzeyel, m.
Contre-scnller, tegenzegelen,
Contre-seijjn, tn. medeonderteekening,
v. wachtwoord, o.
Contre-sempler, een patroon over-
brengen.
Contre-sens, m. verkeerde zin, ra on-
zin, m. verkeerde kant,
m.
Contre- signer, medeondertetkenen,con-
trasign\'eeren.
Contre-signeur, ra. medeondertecke-
naar,
ra.
Contre-sommation, f. oproeping van
een tweeden borg,
V.
Contrü-sommer, een tweeden borg op-
roepen.
Conti e-stimulus, m. tegenprikkel, m.
Contrc-taill<\\ f. kruissnede, v.
Contre-tailler, kruissncden maken.
Contre-temps, m, tegenspoed, tn. belet-
sel,
o. vertraging, v.
Contre-temps (ft), Ie onpas, ontijdig.
Conlre-tcnir, tegenhouden, van achter
ondersteunen.
Contre- ter rasse, f, tegenterras, o.
Contre-tirer, afdrukken, nateekenen.
Conlre-tranchée, f. tegenloopqraaf, v.
Contr\'étrave, f. voorstemphout, o.
Conircva) (ft), stroomaf, naar beneden.
Ctinti\'f.;illiiuim,f tegenversehansing, v.
Contrevenant, m overtreder, m.
Contrevenir, overtreden, niet vervullen.
Contrevenl, m. luik, 0. windschut, o.
Contreventer, windschutten zetten.
Uontre-vérite, I. tegendeel der waarheid,
Contre-visite, i. tegenbezoek, o. (o.
Contribuable, belastingschuldig.
drag, o. vergadering, v.con
;J>
Conventionncl, voorwaardelijk
verdrag, onderhandsch.
Conventualité. I. kloosterleven, o.
Coiiventnel, kloosterlijk, klooster-
Conventuel, m. kloosterling, va-
Convergence, ( samenloop van !«"\'
nen \\n één punt, m.
Convergent, in een punt samenlooy
Converger, in één punt samen lot
Convers, veranderd, omgekeerd. .
Convers (frère, m.),l eekebroed er,\'
-ocr page 95-
COÜL\'                         *S
Coopérer, »n?(/eu)erfce«.
Coopter, lol Ziii aanHemt:»,
Coordinaiion, f. schikking, v.
Coonlonnécs, f. pi. coördinaten, ». me.
CU NV
nversation, f. geiprek, O- omgang,
erse(soour, (.), leekezuster, v. (m-
inverseau, ra. wolenplank, v.
nverier, gesprek voeren, omgaan,
rkeeren, zwenkttt.
uvenibiliié, f. verwisselbaarheid, v.
tersible, verwisselbaar.
rertioi, f. verwisseling, v. veran*
iring,
v. bekeering, v. zwenking, v.
omkeering, v. herleiding, v.
verso, m. spreekplaats op een schip,
vefii, m. bekeerling, m.
               (?.
»*ertiljle, veranderbaar, verwissel-
baar, bekeerbaar.
"iverlie, f. bekeerling, v.
jQvertir, verwisselen, veranderen, be-
keeren, converteeren.
ertissaule, bekeerbaar.
\'iVcTtissement, m. verandering, v.
" rwi>seling, v. conversie, v.
\'erlisMur, m. bekeerder, m.
fxe, bolrond, bol, convex.
*nvezité,f, bolrondheid, v. buitenzijde
der
fcjomwitf lijnen, v.
J\'lviclion, f. uii-flut\'/itc;, v. OWfWt-
Coord
9
onnor, Mtmenwhiftftdn-
Copaltti, m. cojMiva, copalcu, m
CoparUyeant, m medeaeelg-tioot, m.
Copartayer, mededelen, deelhebben.
Gopayer, m. eopaliubuom, m.
Copeau, m. spaander, in. ipttHfer, m.
Copt-\'Ck, m. kopik, m.
CopliOSe, f. doofheid, v,
Coplite, m. Kopte, m.
Copie, t. afschrift, o nam«ak*elt o. ko-
pie,
v. handschrift, O. kopij, v.
Copier, afschrijven, namaken, kopiee-
ren.
Copier (se). alti/J hetzelfde voor den
dag brengen, zich hcrhal-n
Copieusement, overvloedigtijk.
Copieux. overvloedig, ruim, rijk.
Copiste, m. kopiist, m. afschrijver, m.
Copreneur, m. iiitjeteftwurdïr, ir.
Coproprititaiic, m. m*d e eigenaar, m.
Coprostasie, f. hardlijvigheid, v.
Copter, </e fcfoA kleppen.
Copulatif, koppelend.
Copulation, f. koppeling, v.
Coputative, f. koppelwoord, o.
Cnpule, f verbindingswoord, o.
Coq. m. Aasn, m. maMMctf*. o, weer-
haan,
ra. baas, m kok. ra.teerkoker,
Coq-a-1\'ane. m. wartaal, v.               (m.
Coq-des-bruyères, m.beryhaan, ra. ftor-
Coq-d\'Inite, in. kalkoen, m. {haan, ra.
Coquart, m. ei, o. oude vrijer, m.
CO(juati*e, m. half-kapoen, ra.
Collie, ui. scheepskuk, ra.
Coqne. (. schaal, v. dop m. pop, v.
klink, v. romp, v. zaadhuisje, o.
Coqueciyrtu, f. ibis, v. proa\'j^ vw0\'\'
den vaak, o.
Coquelkot, ra. klaproos, v.
Coqucliiier, kraaien.
Coi[tie!ourJe, I. windkruid, c.
(^0(|ueluche, I. monnikskap, v. kink-
hoest,
m. voornaam persoon, m.
Co<{tieliichün, m. monnikskap, v.
Coqueraar. m. waterketel, m.
Coquerellc, t. hazelnoot in de bol-
Coqueret, m. winterk<rs, v, {sters, v.
r,oquerico, m. hanenaekraai, o- kuke-
Coqueiou, ra. kombuis, v (/«fcu, o.
Caquet, behaagziek, co"ue(.
i
</d»d bewijs, o. overreding, v.
fonviL\', m. genoodigde, tn. f/as(, m.
ouvier, hooi/p\'v.\'k, verzot\'fc^t, aa««»o-
""«*, uitlokken.
nivne, m. ,\'/«s(, m. dischgcnoot, m.
oinocalion, f. bijeenroeping, v. oproe-
,l"ng, v. frcicAryi>i\'rtu,v. cüHVOfafttj.v.
O\'ivoi m. lijkstaatsie, v. roetJotir, m.
/eieitfe, o. konvooi, o. trein, m.
«voiter, begeeren, op belust zijn.
£«iivoileux, begeert;, hakend.
f*-o-iv«)itise, f. begeerlijkheid. *. begeerte,
<mvo , m. (m,^^ huwelijk, o.
         (v.
.
g
nvoler. /«^(rouwe/i.
ivoalé, opgerold.
*oqoer, bijeenroepen, oproepen, ooft*
vovei-, begeleiden.
            (voceeren.
; "vu se, t/oor stuipen verwrongen.
•onvulsif, stuiptrekkend, stuipverwek-
^"\'^krampachtig, woedend.
""■HM, f, sfuitf, v. stuiptrekking, v.
"eroerte, v. Arantp, v. Mft«*. m.
\'"^uKjoiinaire, m. door stuipen ge-
\'•[\'••\'J\'le,
m. dweeper, m.
""\'iigé, m. medeverplichter, ra.
<JO|,,\'.,-;
tour, m. medewerker, ui.
"lyution, \'■ medewerking, v.
■■ojTaince, (. mutfewcr Aster, v.
-ocr page 96-
M
GOOU
Cordeler, vlechten, twijnen.
Cordeletle, f. touwtje, o. koordje, n.
Cordelier, m. franciskanermonnik,
Cordelièrc, f. franei-kanemm, v. (01
iii\'l knoopen, o. vlecht, v. (luwe
bloem,
v.
Cordelioe, f. zclfkantdraad, m.
Cordelle, f. touwtje, o. juaglijn, v.
"lfj«r, toutustaan, met een touw vu
maken, ombinden, spinnen, rade-
men, itokkerig worden.
Cordorlü, l\'. lijntlraaien, o. touwttagt
\'t},
v. lyubaan, v.
Üordial, ni. hartsterking, v.
Cordial, hartsterkend, hartelijk,oprecht.
Cordiale, f. hartelijkheid, v.
Cordier, m. Ijjndraaier, m. <omw\'<"\'
Conliiormi!, hartvormig.           (ger, m.
Cordillas, m. py, v.
CordElle, m. jonge tonijn, m.
Cordon, m. draad, m. snoertje, o.
\'wiw/, m. koord, o. rond, m. ft«te»i
m. gre/is, v. ordelint. o. ridder, m.
(\'ordon bleu, m. knappekeukenmeid, v.
Cordunnei\'. vlechten, dtxtaien.
Üoidoimerie, f. schoenmakerij, T.
Cordonnel, m koordje, o. randje, 0.
Cordonnier, in. schoenmaker, m.
Uonlouan, m. Spaanse/i teer, o.
Cordoaaiitor, m. Spaa*is(;A-fedt;r berd\'
t/er, m.
Co-régeneSi \'• mederegentschap, o.
Co-r4fjent, m. mederegent, m.
Coreltr|ionnnire, m. geloofsgenoot, W
Coresse, f. bokkintjhanq, m.
Coriace, Mni, Aard, gi\'tfri?, /a*/iff-
Coriacé, lederachtig.
Coriaire, (o( (oon\'R dienstig, looi.. ■■
Coriainlre, f. /foriatidfr, m.
Corintbe, m. krent, t.
Corinfliien, Korinlhisch.
Corinphoia, f weegluiskruid, o.
Corme, in. sorbe, v. Igsterbes, v.
Cormicr, m. sorbeboom, in.
Cormorati, m. waterraaf, v.
Cornac, in. comak, ra.
Cornachina, t- purqeerpoeder, a.
Cornailler, niét passen, scheef na-»-
Cornaline, f. cornaljfn, o.
Cornard, m. hoorndrager, m.
Corne, f. hoorn, m. hoef, m. vouw, »<
/ioc/i, m. fttir, v.
Corné, van hoorn, hoornig.
Com^e.1. hoornsteen, m. hoomvltes. o
t:o(\\iieieï, trachten te behagen, wrikken.
Coquetier, m. koopman in gevogelte en
eieren,
m. eieraopje, o.
Coquette, f. behaagzieke vrouw, v.
CoqueUerie, i. behaagzucht, v.
Coquillage, m. sthelpdier. o. schelp*
visch,
m. schelp, v. schelpwerk, 0-
Coquillarl, »«■ steentaagmt t schelpen,y.
Coquille, f. schelp, v. school, v. oor-
schelp, v. verkeerde letter, v. trede, v.
Coqnillêax, mI KftW/wn.
Cwjnillier, m schtlpenverzamelinif, v.
schtlpenkahinet, o. ver f doos in schel-
Coquillére, m. schelpsteen, m. (pen, v.
Coqnillun, m. sehelpje, o. roerhaak, m-
Coqnin, m. schelm, m.</uit, m. vleesch-
t:,"Pin, scAetmtch.                  (krfrf, m.
^oquinaille, f. geboefte, o.
Coquine, f. tjicAf urouwptffsoon, o.
Coqnin->r, dagdieven, schooien.
Coquinerie, I. schelmerij, v. guiten-
stree.k, ra.
Coi\', nu hoorn, m. likdoorn, m; ek-
steroog, o.
Ciorajl, m. koraal, o. kraal, v. o.
Coraillour, in. koraalvisscher, m.
Corallière, f. koraaischip, o.
forailluldt\', f. koraalzaad, o.
Corallin, koralen, konalrood.
Coralline, f. koraalgewae, o.
Corallolde, koraalachtig.
CuraJlojn\'-lre, ra. koraalversteening, v.
Corin, 01. koran, m.
Corbem, m. raaf. ». enterdreq, v.
ijzeren anker, o. beweegbare brug, v.
CorDL\'aux, tn pi. pestmannen, ra me.
Corbeille, f. mand, v. korf, m. schans-
korf,
in. Arui\'</*uif:ei, o.
Gorbelllé*. f. manduot, v. mn/irf, v.
Curbillard, m. lijkkoets, ~- groots
srhuit, v. reiswagen,
m.
Corbillat, m. jeN0« i-ii/-, v.
Corbillon, m. korfje, o.
Corbin, m. raaf, v. kromneus, m.
Corbleu, (/f drommel!
Oorcernn, m. kurk, v. dobber, m.
Cordafje m (oiwwe/7.-, o. vademen, o.
Cordager, touivslaan.
Curdat, m. grof paklinnen, o.
Corde, f. koord, v. (out«, o. snaar, v.
pets, v. tnotr, o, strop, m. ixirfem,
m. aanhefioon, m. lamprei, v.
Cordé, gedraaid, gesponnen, hard.
i\';,nl.>.\'i!i, m. lijn, v. (««(.\'(snoer, O.
-ocr page 97-
TOHN
WneÜlc, f. kraai, v. jodenkruid, o
nrnemenl, m. suising, v. getuit, o.
muse, f. doedelzak, m. lakpijp,
orn.T, op een hoorn blaten, door
een hoorn spreken, tuiten, toeten,
\'iittrompetten, hoornachtig worden.
■oniet, m. kleine hoorn, m- jachthoorn.
m. tromp, v, snuit, m. inktkoker, m
\'•iker,
m. peperhuisje, o. oWi\'e, ».
irn,n-n-bonqnin, m. kromme fluit ,v
\'nnt-acotistnitio, Dl, spreekhoorn, m
"rfi\'tier, m. hoorndraaier, m.
tte, m. kornet, tri. standaarddra
COBR                         87
Cerporifler (ao), nVi (o( ep»i iicAaaM
vormen.
CorporUation, f. lichaamswordinq, v.
Corps, m. lichaam, o. lijf, o. romp,
m. lijk, o. genootschap, o. stam, m.
maatschappij, v. corps, o. korps, o.
lijvigheid, v. kerel, m. corput, o.
Corps-.i-corps, muit tegen man.
Corps-de-droit, m. wetboek, o.
(".nrps-dcqarili», m. t\'wAfhHis, o. wacM,
Corps-tte\'jnpe, m. rijglijf, o.
             (<r.
Corps-de-lmjis. m. hoofdgebouw, o.
Corps perdu (4), blindelings.
Corpulence, f. zwaarlijvigheid, v.
Corpulent, zwaarlijvig.
Corpusculaire, uit stofdeeltjes bestaan-
de, atomistisch.
Corpuscule, m. lichaampje, o, stof\'
deeltje, o. atoom, o.
Corradoux, m. ruimte tusschendeks, *.
Correct, nauwkeurig, juist, xuiver,
beschaafd.
Correcteur, m. verbeteraar, m. proef\'
leter, ra. corrector, m.
Correctif, m. verzachtend middel, o.
verzachtende uitdrukking, v.
Correctif, verbeterend, vertachtend,
Correction, (, verbetering, t. tuiver-
heid, v. nazien, o. bestraffing, v.
correctie, v.
Correctionnel, verbeterend, tuchtigend,
correctioneel.
Correctrice, I. verbeteraarster, v.
Corrégence, f, mederegentschap, o.
Corréijent, m. mederegent, m.
Corré|iilnr. m. rechter in Spanje, m.
CornVlatif, onderling betrekkelijk. "*
GÖrrélation, f. onderlinge betrekking,*,
Corresponctance, f. overeenstemming,*.
brief wisseling,*. correspondentie, v.
Correspondant, m. medehandelaar, m.
correspondent, m.
Correspondre, briefwisseling houden,
overeenkomen, met elkaar gemeen-
schap hebben, correspondeeren.
Corridor, m. galerij, v. overloop, m.
gang, m. corridor, m.
Corriger.verötffertr», nazien, tuchtigen,
temperen, eorrigeeren,
Corriqer (se), zich beteren.
Corrii)ible, verhetertak.
CsrroDorant, versterkend.
Corroborant, m. versterkend middel, o.
Oorroboratil, versterkend.
orn«tte, (. standaard, m. frornt\'t, v
\'•\'-oj((üPMm»(j, v. ridderspoor, v,
i\'i\'fe »/ni/, v. hoefijter, o.
"rnenr, m, hoornblazer, m. s>tuii><?)itf
fPniche, f. kroonlijst, ». (paard, o-
nniicbnn, m, hoorntje, 0. augurkje, o-
in een hoek staand, hoek
,
f. dakgoot, t. pothengstl,
\'\'■kdut, m. klamp, v.
Tniaêre, hoorndranend,
miuas, m. jo«?e kraai, *.
rnouille, f. kornoelje, v.
)rimuillier, m. kornoeljebaom, m.
""nu, qehoomd, veelhoekig, zoi,vatsch.
\'rniicliot. m. hoorntje, o. peperhuis-
\'fnude, f. houten emmer, m. (je, o,
"■nudot, m. /iowféjn «wmier(;e, o.
M,|ne, f. distilleerkolf, v.
"met, m. hoornpastei, y. gaffel, v.
™ ntitpie, mcf loofwerk versierd.
irollaire, m. gevolgtrekking, v. aan-
i-ih-js,.*, o. toevoegsel, o.
J; ln ;utv, bloemkroonaehtig.
C ïïir/i f\' *roö"< v- bloemkrans, m
Y   r° |! .rf\'. kroondragend,
« \'"\'"litHjiiP, mef loofwerk versierd.
Y   r*°*lr», AroonvormtV/, Arrotm.. ..
j; ronaires (arlPres, f.) Aartat/eren,
, foii.il, (o( ft^( voorhoofd behoorend.
C I-u"-\' \'n\' p"."(\'\'\'. «\'"\'«\'«Af-w\'i
, Atoohih,.....
, 1\'Onl, m. ,-orporaaldoek,
(■
\\
.... corporaalbeurs, *.
ballon, f. genootschap, o. gilde. o.
,
iwréiw, f. ticA„mdtfftAmrf, v.
* .iwel, lichamelijk, \'lijf_____
i^fncation, (. lichaamvorming, f,
. W\'arawordinq, v.
* WHBar, belichamen.
-ocr page 98-
COTI
Cosaijue, m. Kozak, m.
Coscinomancie, f. zei f waarzeggerij, v.
Cofécante, f, cosecans, v.
Coseigneur, m. medeleenheer, m.
Cosinus, ui. cosinus, m.
Cosmétiquc, f. blanketsel, o. cosme-
tiek,
v. schoonheidsmiddel, 0.
Cosmélique, blankettend, cosmetisch.
Cosmogonie, f. kennis der wereldwor-
ding, v. cosmogonie, v.
Cosmoyraplie, m. wcreldbeschrijver.ia.
Cosmo(|r;ipliie, I. wereldbeschaving, v•
Cnsmoiabe, m. wereldmeter, in.
Cosmolojjie, (. kennis van het wereld-
stelsel,
v. cosmologie, v.
Cosmopolite, m. wereldburger, m.
Cosn.opolitisme, m. wereldburgerschap,
o. cosmopolitismus.
Cosmorama, m. cosmorama, o. fe/fr
reel der wereld, o.
Cosse, f. bast, ra. schil, v. peul, r.
Cosser (se), elkaar stooten. (dop. m-
Cosson, m, koornworm, ni. tt>ijn\'
gaardloot, V.
Cossu, dik van schil, rijk, gegoed.
Costa), der ribben, ribbe....
Coslume, ra. gewoonte, v. gebruik, ft
kleederdrncht, v. gewaad, o W*
tuum, o. costuum, o.
Costuroer, costumeeren.
Costumier, m. costuummaker, m. W
tuumverkooper, m. cosfumiVr, m.
Cotan()enie, I. cotangens, v.
Cote, f. nommerteeken, o. aandeel, t
noteering der prijzen, v.
Cóte, f. rit, ï. gedacht, o. afkomt
v. Otfuer, m. tuit, v. helling, v.
Cölé, m. fyde, v. kant, m. partij, i
Cöté (4), (er iyrf«, nevejM, nooit-
Cóló (de), (er li/rfe uit, op tij, scha\'.
schuins, belijden, dwars.
Cutcau, m. heuveltje, o- helling, v.
Cntelette, (. rihbetje, o. cotelette, v.
Coter, merken, leekenen.
Coterie, f. besloten geielschap> l
kt ing, m. coterie, v,
Cothurne, ra tooneellaars, v. broos,*
Cotice, f. smalle streep, v.
Colier, ra. kustloods, m.
Cölière, f. lange kust, v. muurbed,\'
Cotignac, m. konfijt van kweeperen.\'
Cotiilon, in- vrouwenonderrok, ra- "
tillon, in. vrouwemegeering, v.
Cotir, kneuten, pletten, springen-
Cf IR 11
xs
Corroboratil\', m. versterkend middel,o-
Corroboration, (. versterking, v.
Corroborer, versterken, staven.
Corrodcr, doorknagen,bijten,invreten.
Corroi, m. kleiaarde, v. leerbereiding,v.
Corrompre, bederven, verleiden, ver-
valsenen, omkoopen, breken.
Corrompre (s*), bederven, verrotten.
Corrosif, invretend, bijtend, scherp.
CoiTu-n\'. m. bijtend middel, o.
Corrosion, f. invreting, v. corrosie, v.
Corrosiveté, I. bijtende eigenschap, v.
Corroyer, leder bereiden, met potaarde
bestreken, ijzer gloeiend smeden,
hout schaven, effen maken.
Corroyeur, m. leerlooier, m.
Corrude, f. wilde asperge, v.
Corru<|ation, f. huidrimpeling, v.
Coriupteur, m. bederver, m. verleider,
m. omkooper, ra. verminker, m.
Corrupteur, bedervend, verleidend.
Corruptibilité, f. bederf baarheid, v
omkoopbaarheid, v. veilheid, v.
Corruptiule, bederfbaar, omkoopbaar.
Corruptif, bedervend.
Corruption, f. bederf, o.omkooping,v.
vervalsching, v. verbastering, v.
Cors, m. pi. hoorntakken, m. me.
CÓrsue, m. lijf, o- keurslijf, o.
Corsaire, m. zceroover.m. kaperschip,
o. ongevoelig mensch, m.
Corselet, m. borstharnas. o.borstschild,
o. middenlijf, o. ruglijf, o.
Corset, ui. .\';,\'/\',\'■. o. corset, o.
Cortége, m. $toet, m. gevolg, o.
Cortes, f. pi. cortes, m. me.
Cortical, schorsachtig.
Corli({ueux, basteriu.
Coruscation, f. flikkering, v. licht-
glans, m. schijnsel, o.
CorvéabJe, tot heerendiensten verplicht.
Corvee, f. heerendienst, m. lastig
werk, o. corvee, v. karwei, v.
Corvéïeur, m. die heerendiensten doet,
Corvette, f. korvet, v.
                       (m.
Corycée, m. kaatsbaan, v.
Corymbe, m. bloemlrosje, o. haarbos, m
Corymbé, trosvormig.
Corymbt\'ux. trosvormig.
Corymbifere, bloemlrosje dragend.
Coryphée, m. aanvoerder det koor-
zangers of dansers,
m. leider, in.
coryphee, m. belhamel, m.
\',\'oryza, m. verkoudheid in \'thoofd, v,
-ocr page 99-
COLT                           8
Coudraie, i. hazelaarsbosch, o.
Coudrau, m. /eer, u.
Coudrannt\'r, (onw teren.
Coudre, nante/i, aanhechten.
Coudrement, m. leggen can huiden Ui
de looikuip, o.
Coudrer, huiden inweeken.
Coudrier, m. hazelaar, m.
Couenne, f. zwoord, o.
Couenneux, met dikke huid overtrok-
ken.
Couet, m. smijt, v. schoot, v.
Couette, f. vederbed, o.
Couïfin, ra. mand van palmbladen, v.
Couuourde, f. kalebas, v.
CinIij\'I\'.\', in. stinkboon, v.
Coiii, m uitgeholde kalebas, v.
Couillard, m. groot zeütouw, o.
Coulaye, m. lekkage, v giettng,y.
Coulammenl, vloeiend, gemakkeluk.
Coulant, vloeiend, hopend.
Coulant, ra. halsjuweel, o. valdeur, v.
Coulant (noeud, m.) lus, v.
Coule, t. monnikskleed, 0-
Coulé, n. overgang, m. slepende pas,
m. waterloop, m. aanleg, m.
Coulée, f. ronding van een schip, v.
loopend schrift, o. lava, v.
Couleraent, m. vloeiing, v.
Couler, vloeien, glijden, voorbijgaan,
onbemerkt wegsluipen,doorbrengen.
Coulcresse, f. suikerpan, v.
Couleur, I. kleur, v. kolonel, o. vlag,
v. tcMfn, m. voorwendsel, o-
Couleuvre, f. adder, v. stang, m.
Couleuvreau, ra. addertje, o.
Couleuvrëe, f. wilde wijngaard, in.
Couleuvrine, l. veldslang, m.
Coulis, ra. doorgelegen sap, o. dun
gips, o. gesmolten metaal, o tocht, m.
Coulisse, f. sponning, y.tooneelseherm,
o. coulisse, v. zcthaak, m.
Coulisse (a), schuif... .
Coulisseau, m. rand, m. «roefje, o.
Coulisseur, ra. ploegsehaaf, v.
Coulissier, m. effectenbeunhaas, m.
Couloir, m. teef, v. smalle gang. m.
Couloire, f. zijgvnt, o.\' vergiettest, \\.
doorslag, m. trekplaat, v.
Coulombe, f. stijl onder een beschot, m.
Coulue, f. zondenschuld, v. mea cul-
pa, v.
Couture, f. vloeiing, v. afvallen der
bloesems, p.
GOTI
lutUaliuii, i. belasting, v. aanslag,m.
itiser, belaste», aanslaan.
\'.otissure, f. kneuzing, v.
Coion, m. katoen, o. boomwol, v. wol-
lig pluis,
o. vlasbaard, m.
\'■ itoiuiadc, t. katoenen stof, v.
Cotonner, wol krijgen, wollig worden,
\' \'.!.i i worden.
Cotoimeux, wollig, pluizig, voos, stok-
Cotonnier, m. katoenboom, m. (kig.
Cotonnine, f. grof katoenen zeildoek, o.
1 ■■■ .■.,\'!■, naast gaan, de kust langs
varen, langs rijden.
Cotret, m. takkebosje, o. telhout, o.
l-oiiit (huile, m. de), rottinyolie, ?.
Cutie, (. vrouwenrok, m. korhaan, m.
Cotte-d\'armes, f. wapenrok, m.
IJoUe-de-mailIes, f. maliënkolder, ra.
j;Olte-morte,f. monniken-nalatenschap,
Cottftron, m. korte wapenrok, m. <?.
j-iiluteur, m. medevoogd, m.
Jjotyle, f. beenholliyheid, t. cotgla, v.
Utylédon, m. navelkruid, o. juou1-
\'ob, ». io(», v. kwab, v.
\'•ou, m. hals, in. »«fr, ra. wreef, t.
Uuard, lafhartig, btoode.
\'•ouardise, (. lafhartigheid, v.
Uuas, m. kraai, v.
Conebant, m. werfe/i, o. ouderdom, m.
Couchó, ƒ. fcoefi, v. bedstede, v. M,
o. Aooi, v. ftrautn, v. /««r, v. grond,
m. («ai/, v. fto?/", v. inie/, m.
Uucliée, f. herberg, v. nachtverblijf,
o. staapgeld, o.
toucher, m. fc^d, o. slapen, o. onder-
99ng, m. beddegoed, o.
Unieker, ontkleeden, te bed brengen,
leggen, nederwerpen* neerschieten,
"deggen, liggen, slapen.
«-oiicher (se), na» bed gaan, gaan
slapen, ondergaan.
* oucliette. 1. kinderbed, o. krib, \\.
\'ustbank, v.
\'üucheur, m. slaapkameraad, m. bij-
slaap, m. legger, va.
-oucjns, m. bedding onder eene vloer, v.
■ouclioir, m. goudopzetter, m.
";0uci-couci, 200 zoo, tamelijk.
:0u<*u, m.koekoek, ra.sleutelbloem, v.
:°"Je. m. elleboog, ra. bocht, v.
umdée, f. elleboogslengte, v.
J;oude-pied, ra. wreef, -v.
■ouder, buigen, dooreenwerken.
-ouaoyer, *»e( den elleboog stooten.
-ocr page 100-
COUR
(Jou ram ment, vaardiglijk, vloeiend.
Courant, m. vloed, m. stroom, m. gang,
i. marktprijs, m. loopende maand,\\.
Courant, hopend, vloeiend, gangbaar.
Coü{\'dtite,t.buikloop,m.loopendschrift,a.
Courantin, m. loopende vuurpijl, in.
Courbaton, m. knie, v. kromhout, o.
Courbalu, stijf in de knieën, stram.
Courhature, f. stijfheid,?.stramheid,?.
Couibe, f. kromme lijn, y. kromhout,
o. tweespan voor een schip,
o. spat,
Courbé, krom, gebogen, gebukt. (V.
Cnuibemtïnt, ai. kromming, v.
Cout-ber, krommen, buigen, bukken.
Courbet, m. zadelboog, m. krom snoei-
mes, o.
Courbette, f. korte sprong van een
paard,
m. kruipende beleefdheid, v.
Courbettcr, korte sprongen maken.
Courbure.f. kromte,?.bocht, v. plooi,v.
Courcaillet, m. wachtelslag, m. waeh-
telfluitje,
o.
Conrcet, m. groot snoeimes, a.
Courcive, f. halfdek, o.
Courcon, m. paal onder water, m. gie-
ren band, m. klemband, m.
Courée, t. harpuis, o.
Coureur, m. lonper, m. hardlooper, m.
harddraver, ni. landlooper, m. ver-
kenner,
m.
Coureuse, f. straatloopster, v.
Courge, (. hauwoerde, v. kalebas, m.
Courir, loopen, rennen, draven, zwer-
ven, zich uitstrekken, zich haasten,
stroomen, doorreizen, doorloopen,
najagen, afloopen, plunderen.
Courlis, in. wulp, m.
Couroi, in. soort van harpuis, o.
Couroir, m. gang, m. renbaan, v.
Couronnc, f. kroon, v. krans, m. hoon-
lijst,
v. ring, m. geschoren kruin, v,
rozenkransje, o. koninkrijk, o.
Couronné, gekroond, bekroond, met
eene kale plek aan de knieën.
Couronnemont, in. kroning, v. kap, *•
top, m. spiegelboog,m. voltooiing, v-
Cou ron n er, k roti en,he k ron en, bek ransen.
Couronner (se), zich kronen, schooner
worden, dor worden, aan de kruin.
Couromiure, f. kroon der hertshoorns, ?.
Courre, naloopen, najagen.
Courre, f. jaagplaats, v.
Courrier, ra, koerier, m. renbode, m-
brievenpost} m.
COl\'M
\'.lil
Coumon, ui. soort van palmboom, m.
Coup, m. slag, m. houw, m. stoot, m.
schok, m. snede, v. steek, m. teut/,
v. keer, m. vlaag, v. ditarf, v.
maal, v.
Coup (après), (e laat.
Uoupahle, m. de schuldige, m.
Coupable, schuldig, misdadig,
Coupant, snijdend, scherp.
Coupant, m scherp, o snede, v. (v.
Coupé, ni. uitval,m. halve koet*,v.coupé.
Coupe, f. snijden, o. houwen, o. af-
neming, v. schaal,
v. kelk, m. be-
ker,
m. hakken, o.
Coupeau, m. top, m. spaan, v.
Coupc-bounjooii, m. knoppenbijter, m.
Coupe-cors, m. likdoornmesje, o.
Coupe-<)ort(C, m< moordhol, o.
Coupe-ja rret, m. struikroover, m.
Coupellation, f. mtftoatxutvmng, v.
Coupello, f.jiwieïtfrroes, m. kruitlepel, m.
Coupeller, in den smeltkroes louteren.
Coupe-pailic, m. hakselmes, o. snij-
trog,
m. snijbank, v.
Coupe-pfïte, m. deegmes, o.
Couper, snijden, houwen, kappen, af-
snijden, beletten, afnemen, versnij-
den, vermengen,
Üouperet, m. hakmes, o.
Couperose. I. koperrood, o.
Couperoaé, rood van gezicht.
Coupo-tété, m. haasje over, o.beul,m.
Coupenr, ni. snijder, m. wijnlezer, m.
beurzensnijder, m,
Couple, m. paar, o.
Couple, f. paar, o. koppel, o.
Coupler, koppAen, twee personen in
éen kwartier leggen.
Couplet, m. vers, o. couplet, o. heng-
sel, o.
Coupteler, een liedje maken op.
Coupoir, ra. muntschaar, v. knip-
schaar,
v.
Coupole, f. koepel, m. koepeldak, o.
Coupon, m. lap, m. bewijs van inte-
rest, o. coupon, m, kaartje,
o.
Coupure, f. atsnede, v. afsnijding, v
intrekking, v. weglating, v.
Cour, f. plaats, v. plein, o. hof, o
vierschaar,
v. raad, m.
Courable, jaagbaar.
Couraue, m. moed, ra. hart,0. dapper-
heid,
v. ijver, m. wreedheid, v.
Ourageux, moedig, dapper.
-ocr page 101-
COUR
Courrièra, I. bodin, v. maan, v. dage-
\'lourroie, f. riem, m.
             (raad, ra.
Huurroucer, kwaad maken.
Omrroucer (se), boos worden, woeden.
Onwroux, m toorn, in. gramschap, v.
iourroyer, geverfde goederen op rollen
\' inyen.
ra, m. loop, m.gang, m. koers, m.
■trktprijs, ui. wan-i el plaats, v, voort-
.(»\'/, m. U-ertijd, m. füfjiis, in.
Course, f. loop, m. wedloop, m. i»**»/*
m. reis, v. focAf, o>. rif, iti.
t, v.
\'oursier, o. ros, o. /larddcflwflr i».
renntfr, m. koker, m. waterloop, m.
Coursii\'ie, f. koebrug, v.
ijoursive. f. molengang, m.
uiurson, m. vrachtloot, v.
WKHt, /roW, beknopt, schraal, weinig.
■ourtage, m. makelarij, v. makelaars-
loon,
o. courtage, v,
"H\'tauu", in. winkelknecht, m. dik-
zak,
m.
•ourtaud, Aorf en dik, met af gesnedene
ren en staart, gemotst.
\'tauiier, kortstaarten.
^ourt-baton, in. knie, v. kromhout, o.
■■■: t-bouillon m. vischsoep, v.
.fiiirt-rjouton, m dissrlpin. v.
;4urt<d\'arqentt platzak, zondergeld.
■««pta-boite, m. Weiti ventf«, o.
\'iirte-haleino, I. aamborstigheid, v.
, kortademigheid, *.
;<nirte-p;ij||e, f. strootje trekken, o.
"nrte-jiaurae, \'f. kaatsspel met raket-
^urte-pointe, I. beddesprei, v. (ten, o.
"urte-poiniier, m, spreimaker, ra.
mrtier, m. maAeloar, m.
"uitiiir-marron, in. beunhaas, ra.
m"\'li\'ie, nj. te korte maat geven, o.
««fUfière. f. aardkrekel, m.
\'O\'irtiiie, f. bedgordijn, v. en o, </or-
"S*1» v. en o. courtine, v. vucA*
weer, v.
o\'irttsan, m. hoveling, m. v/eter, m
""rtisane, f. boeleerster, v.
niser, Aef fco/" maken, vleien.
\'i-.ioinlé, kort van schenkels.
"■jour <a>. op kort zicht.
ft-inancher, vastpinnen.
•■■i\'tois, hoffelijk, miniaam,
^"\'\'oisie, I. hoffelükheid, v.
wrtgn, ra. voor de derde maal gehe-
*<U$ fiennip,
m.
en cv
ïM
Court-penilu, m. aagtappel, m.
Couru, getocht, bezocht, in ztvattg.
Cous, in wetsteen, m. slijpsleen, m.
Couseuse, f. umaaister, v.
Coiisin, 31. neef,m. vriend, ra. mug, v.
Cousjnane, m. verwantschap, v. neef-
schap,
0. nichtschap, o. vriendschap,
Cousine, i. nicht, v.                            (v.
Cousiuer, «ei\'/\' noemen, «tVM Hoornen,
klaplaopen.
Cuu$inii>re, f. talrijke verwantschap, v.
ntujfyenyaas, o.
lousojr, m. boekbinders naaibank, V.
Coussm,m Au&ten.o. stelhout, o. boord-
sel,
o.
Gonssfnet, m. kussentje, o. iij*tuk, o.
Couslières, f. pi. madffoutcen, o. me.
Cousu, genaaid, mager, bedekt, dicht.
Cousu d\'aryent, schatrijk.
Coflt, m. p/\'ys, ra. kosten, m. me.
Contant (prfic, m.), inkoopsprijs, m.
Couteau, m. wte«, o. /rurti; degen, in,
Couteau-de-chasse, m. A0rr.wun.9er, m.
Gnutel, m. rietmes, o.
Coutelas, m. houwer, ra. lijzeil, o.
Couteli<?r, in. messenmafcer, m.
Co u lelie re, f. (h,-,(.,y;i,.i^(/. »fer, v. men-
senhoudar,
m.
Coutellerie, f. messenmakerij, v. mes*
sedrt.\'oftersiferfc.o.messenmafcerju\'iit-
/cei, 111. m^sse\'iU\'i/ifctV, in.
Coutelure, f. snede, v.
Coittor, A-osfen, te staan komen, leed
doen, zwaar vallen.
Couteux, kostbaar, duur.
Coutier, m, tijkwever, m.
Contfl. m. tijk, v.
CoutillaJe, 1. dolksnede, v.
Coutille. f. doü*. m. degen, m.
Coutillicr. m. dolkdrager, m.
Cotitr^, m. kouter, o ploegijzer, o.
Coutume, l. gewoonte, v. gebruik, n.
landsrechten, o. stadsrechten, n. <■"*-
Coutumier, yewoon.                (f</»^i, o.
Coutuiiiior, m. boek der lands- ofstads\'
rechten,
o. costumen\'-a.k, o.
Couture, (. naaien, o. naart1, m. fit*
teeken,
o. nuaiftamer, v.
Couture, vol naden, vol litteekens.
Coularé de petite vérole, pokdalig.
Couluriei\', ui. naaier, m. kleermaker,
m. schenkclspier, v. ■..-<r;.-/- ^.:r---:. = J. ■..
Couturière, f. naaister, v.
ICoiuain, m. inieA(«nAro«tiei, o.
-ocr page 102-
GRAS
Crachoter, dikwijls spuwen, weinig
Grafie, f. steenbank, v.           (spuwen.
Craie, f. krijt, o.
Craindre, vreezen, ontzien, bang zijn.
Grainte, f. vrees, v. eerbied, m.
Craintif, vreesachtig, schuw, bang.
Gramoisi, ra. karmozijnrood, o.
Gramoisi, karmozijnrood. Karmozijn.
Grampe, f- kramp, v. kram. v.
Granpe (youtte, f.), vliegende jicht. v.
Crampon, m haak, m. kram, v. an-
ker, o. hocfijzerspoor,
0.
Gram nou nor, vastkrammen, vasthaken,
scherpen, op scherp letten.
Crampoimcr (se), zich vastklemmen.
Graniponiiet, m. krammetje, O.
Gran, m. kerf, v. keep, v. insnijding,
v. korrel, v. geruit doek, 0.
Ciane, m. bekkeneel, o. svhedcl.m.her-
9-2                        COUV
Couvalson, f. broeitijd, m.
Couvée, f. broeisel, o. gebroed, o-
Couvant, m. klooster, o.
Couver, broeien, smeulen.
Gouver (se), gesmeed worden.
Couvercle, m. deksel, o. ovendeur, v.
Couvert, m. couvert, 0- tafelgoed, o.
huisvesting, \\. schaduw, v. omslag,
o kasteel, o.
Couvert, gedekt, bedekt, overdekt op-
geschikt, verborgen, betrokken, ge-
veinsd, donkerrood, boschrijk.
Couverte, f. glazuur, o vergtaassel,o
papiermakersruam, o. dek,
o.
Couvert ure, f deksel, o. dek,o. deken,
v. dak, o band, m. omslag, m. schijn.
in. dekmantel, m. pand, o.
Couverturïer, m. dekenmaker, m.
Couv.;t, m. vuurtest, v. vuurpot, m lol
Couveuse, f. broeinet\', v. ((«pot, m
Couvi (oeuf, m), bedorven ei, o.
Couvre chöf, in. hoofddoek, m. hoofd-
deksel,
o. hoofdband, ni. hoed, 111.
Couvre-feu, m. vuurdeksel, o. vuur-
domper,
m. taptoe, v. nachtklok, v.
Couvre-pieds, m. uo«>f<itrfce«, t.
Couvre-plai, n sc/toteldêksel, o.
Couvreur, m dekker, m leidekker, m.
Couvrir, dekken, bedekken, vervullen,
verbergen, bekleeden, bespringen.
Couvrir (se), den hoed opzetten, be-
trekken, zi:h dekken.
Covendeur, m. medeverkooper, m.
Coxal (os, iu ■, heupbeen, o.
Cnxa)<jie, I. heupptjn, v. heupjicht, v.
Coyau, m. molen waterbord, o.
Cover, m nokbint, o,
Crabe, ui. krabbe, v.
Crabier, m. krabbeneter, m.           (me.
Ciabites, m. pi. krabversteeningen, ».
Crabotatge, m ontginning eener lei\'
Crac, m. krak, m.                 (groeve, v.
Crac, krak-
Crachat, in. speeksel, o. spoq, o. spuug,
o. fluim, v. lintje, o. ordeteeken, o.
Craché (tuut), volkomen gelijkend, op
een haar.
Cra«*liL\'ment, m. spuwing, v.
Crac lier, spuwen, spugen, braken, be-
spuwen, spatten, afbranden.
Cracheur, ai. spuwer, m. rochelaar, m.
Crachoir, m. spuwbakje, o. kwispel-
door, o.
i.\'ractiotemeiit, m. dikwijls spuwen, o.
T-up\'Ui, v. bluffer, m. heer, o.
Cr.i
\'nerie, f. Wuf, m. iwefaarifi v
Ci-aniologie, f. schedelleerhundc, v.
Gr.iniolotgue, m. schedelkenner, m.
CranoJoiiie, f. schedeOtetkunde, v.
Cranologue, m. schedelkundige, ra.
Crapauu.m. f<irf,v. afzichtelijk mensen,
o affuit, v,
Crapauilaille, f. (iflW« M(* Arip, *■
Crapaudière. f pa*WiJ»»cs*, o. />«<\'\'
dengat, o. vuile plaats, v.
Craj.audine, f. jwcWdstee», m- roos-
tertje, o. twc-:r aan den hiel van
een paard,
v. duizendblad, o.
Crapeló, gebarsten.
Crapone, i. bastaardvijl, v.
Crapou.-siii, in. leelijk gedroehtje, 0.
Grapule, f. dronkenschap, v. swelgenj,
v. gemeen volk, o. janhagel, 0.
Crapuler, zuipen, slecht leven.
Crapuleux, ongebonden, liederlijk.
Craqaetin, m. krakeling, m.
Craquelot. m. versche bokking, ra.
Craquelolière, I. bokkingvrouw, ï.
Craqueme\'it. m. geknars, o. gekraak, o.
Craquer, kraken, knarsen, schreeu-
wen, opsnijden, bluffen.
Craquerie, i. zwetserij, v. snorkertj, »«
Craquêtement. m. tandengeklapper. o.
Graqueier, dikwijls kraken, klappert"-
Graquette, f. kleèrmakers\'tjzer, o.
Grase, f. klinkersamentrekking, v.
Crasjiédon, m. huiguitiakking, v.
Crasse, f. smerigheid, v. hamersl<"J\'
m, metttalschuim, o. gierigheid, v.
-ocr page 103-
CMT                       D.\'t
en as
Crémlllé*, f, vfnr, v.
Cremnobate, m koordedanser, m.
Crt*ne\\ getand.
Crtfneau, m, kanteel, o. tchietgat, o.
tinne, v. j>t//», v.
Crénclage, m. rnnrf, m.
CrniiL-ltf, gekantceld, getand.
Créiieler , met schietgaten voorzien,
tanden, kerven, randen, kartelen.
Crénelurc, 1. tandwerk, o.
Créner, afkrabbtlen, inkerven.
Crénerie.r. gtadmaking,\\. knobbeltje,».
Crénulé, fijn getand.
Crvuphage, vleeschetend.
CnVjsote, f. creosoot, o.
Crépago, m. floersbereiding, v.
Crépe, m. floers, o. krip, o.
Crépe, f. pannfkoek, m.
Créper, krullen, kroezen.
Crépi, m. pleisterkalk, v.
Crépin, m. (saint) schoenmakers ge-
reedschap, o. hebben en houden, o.
Crépine, f. doorwerkte franje, v. darm-
vlies, o.
Crépinette, 1. platte worst, v. knoop-
gras,
0.
Crt\'pir, bepleisteren, nerf op het leer
brengen, kroezen, krullen.
Crépissure, i. pleisterkalk, m.
Cn*pitation, (. geknap, o. geknars, o.
geknetter, o.
Cr^pitcr, knetteren, knappen.
Crépciiaille, f. dun krip, o.
Crépon, m. grof krip, o. blanketlapje,o.
Crépu, gekruld, kroes.
Cröpusculaire, schemer . . .., scheme-
nngs....
Cr^puscule, m. schemering, t. sche-
merlicht, o. dageraad,
m. begin, o.
Créqtiier, m. wilde pruimeboom, m,
Stvenarmige kandelaar, m.
Cresseau, m. wollen stof, v. serge, v.
Cresson, m. kers, v. waterkers, v.
CressonniiVo, I. bed mei kers, o.
Crótaci!, krijtachtig.
Crête, (. kam, m. kuif, v. kroon, v.
tup, m. kap, v.
Crêté, gekamd, gekuifd, gekroond.
Crtfieler, kakelen,
Crète-marine, f. seevenkel, f.
Cretin, m. kropgezwel, o.kropmensch,
m. idioot, m. cretin, t.
Crétinisme, m. kropziekte, v.
Cr»*tonnp, f. soort van linnen, o.
i.rasse, smerig, onbeschaafd, grof.
Crasseux, ruil, smerig, gterig.
Crassule, f. dikbiad, o.
Cratire. m. krater, m. drinkschaal,*-
CraLiculer, in ruiten verdeeten.
Cravache, f. karwats, v. rijzweep* v.
Gnttan, m. rinygans, v.
Cravale, f. das, v. toplijn, v.
I>ayer m. verglaasde koolasch, v.
Crayon, m. tèekenkrijt, o. potlood, o
krjjtteekming, v. schets, v.
Crayonner, mei krijt teekenen,schetsen
Cra\'yonncur, m. knoeiteekenaar, m.
tirayonneux, potloodachtig, krijtachtig,
Cróaditr, m, sleepnet, o.
(Iréance, f. geloof, o. schuld, v.schuld-
vordering,
v.
Créance (lettre, f. (Jf), geloofsbrief, m.
Crt\'ancier, m, schuldeischer. m.
Créat, m. onderpikeur, m.
Créateur, m. schepper, m. maker, m.
Crtateur, scheppend, vindingrijk.
Création, t. schepping, v. instelling, v.
Créature, f. schepsel, o. gunsteling, v.
fln-c.-llc, f. ratel, m.
Crèche, I. krib, v. eetbak, m. kleinkin-
derbewaarschool,
v. ijsbreker, m.
Crédetice, f. kredenstafeltje, o. kre-
dense,
v. voorraadkamer, v.
CnMencier, ra. voorraadmeester, m.
Crédibilité, f. geloofwaardigheid, v.
geloof baarheid,
v.
Crédit, m. krediet, o. trouw, v. ver-
trouwen,
o. invloed, m. aanzien, o.
Crtfditer, bon/e», ecne schuld boeken,
crediteeren.
Crediteur, ra. schuldeischer, m.
Credo, m. credo, o. geloofsbelijdenis, v.
l-i^dule, Uchti/eloovig-
Crédulité, I. lichtgeloovigheid, v.
treer, acAeppgn, instellen, uitvinden,
te weeg brengen.
i-r(;mailli^re, f. hengel, m. schoorsteen-
haak,
m. veer, v. zaagwerk, o.
Lrémaillon, m. haakje, o. bengeltje,o.
Uémasier, ra. hefspier, v.
J;remation, f. lijkenverbranding, v.
Cri\'me, f. room, m. puik, o. bloem, »,
Grement, m. vermeerdering, v. aan-
was, m. schare, v.
\'•rcmerj room worden, roomen.
j^merie, J. melkwinkel. m.
\'•rémiere, f. roomverkoopster, v. NMffc
wnrf, v
-ocr page 104-
y*                     cr et
Cretons, m. pi. kanen, v. ma.
Creuser, graven, delven, uithollen, on-
derzoeken, uitvorsehen.
Creuser (se), hul worden.
Creuset, ra smeltkroes, m.
Creusoir, m. holmaker, m
Crewx, hol, ledig, diep, ijdel.
Creux, m. holte, v. diepte, v. hol, o.
gietvorm, m. basstem, v.
Crevaille, f. vreetpartij, v.
Crevasse, f. spleet, v. reet, v. scheur,
v. barst,
v. kloof, v.
Crevasser, doen barsten, scheuren.
Crevasser (se), splijten, bprsten,
Crève-coeur, m. hartijeer, o. ver-
driet,
o.
Cre»er, btel.cn, doen barsten, overla-
den, dood make,n, barsten, sterven.
Crevet, tn. beslagen veter, m.
Crevette, f. garnaal, v.
Cri, m. schreeuw, m. gil, m. geluid, o.
geroep, o. klacht, v. leus, v,
Cribrje, m. geschreeuw, o.
Criaitler, schreeuwen, gillen, raten.
CriaH\\e»r,m.schreeuwer, m. schreeuw-
leeliik,
m.
Criard, m. schreeuwer, m.
Criard, schreeuwachiig,kijfachtiy,door-
dringend, kryzchend, scherp.
Criarde, f. sehreeuwster. v. grof ge-
gomd doek, o. ruiscfilinnen, o.
Crible, m. teef, v.
Cribié, vol gaten, overdekt, tot over
de ooren ergens in.
Cribler, ziften, doorbor«n, doorsteken.
Crihleur, ra. zifter, m.
Cribleux, (os, m.), neusbeen, o.
Criblier, ra. zevenmakei, m.zevenver-
kooper,
ra.
Criblure, f. ziftsel, o. kaf, o.
Cribulion, f. zifting, v.
Cric, m. dommekracht, v. winde, v.
Cric-rrac, m. krikkrak, o.
Cricoide, ra. ringvormig kraakbeen,o.
Cri-cri, m. huiskrekel, ra.
Criée, *. gerechtelijke afkondiging van
verkooping,
v.
Crier, schreeuwen, <{Men, roepen, om-
roepen, afkondigen, uitventen.
Crierie, f. geschreeuw, o.
Crieur, m. roeper, m. schreeuwer, ra.
omroeper, ra. rondventer, ra.
Crieur de nuit, m. nachtwacht, m.
Crime, ra. mtsdrijf, o. misdaad, \\.
CRIT
Crimecapttal, m.halsmisdaad, v. dood-
zonde,
v.
                                          (o.
Crime de ièse-majesté.m. hoogverraad.
Crime de l"se-nation,m. landverraad.o.
Criniiiialiser, cene zaak crimineel ma-
ken, ten crimineele verwijten.
Criminaliitd, m. schrijver over crimi-
neel recht,
m. criminalist, m.
Criminalité. i. misdadige, o,strafbaar-
heid,
v.
Criminel, ra. misdadiger, m. misda-
dige, o.
Criminel, misdadig, crimineel, lijf-
straffelijk.
Crimnon, m. gricsmeel,o-
Crin, m. lang haar, o. paardenhaar, o.
Crins, m. pi. manen, v. me.
Orin-crin, m. krasviool, v. vioolkras-
ser,
!D.
Crinier, m. paar denhaarberei der, m.
Crinière, f. manen, v. me. haar, o.
Crinon, ra. haarworm, m.
Crique, I. kreek, v. inham, ra.
Criquet, m. sprinkhaan, ra. paardje,
o. knol,
m. klein kereltje, o.
Crise, f. beslissingspunt, o. crisis, f.
Crispation, f. samenkrimping, v.
kramp, v. kronkeling, v.
Crisper, doen samenkrimpen.
Crisper (se), ineenkrimpen, kronkelen,
Crissement, m. tandengeknars, o,
Crjsser, met de tanden knarsen.
Cristal, m. kristal, o. helder glas, o.
Cristal de roche, m. bergkristal, o.
Cristallerie, f. kristatfabriek, v.
Cristallier, m. kristalsnijder, m.
CrislaMin, m. kristallijn, o.
Crisiallin, kristallijnen, kristallen.
Cristalline, f. ysptant, v.
Cristallisalion, f. kristallisatie, v.
Cristalliser, kristattiseeren.
CristaNographe, ra. kristalbeschryver,
m. kristalhundige,
m.
Cristal log ra pb ie, f. kristalkunde, v.
Cristalloide, f. spinnewebsvlies, o.
Crislalloiogie, f. vet handeling over de
kristallen,
v. kristallogte, t.
Cristalloraancie, f. kristalwaar tegge-
rij,
v.
Ciisiallotomie, f. kristalsplijting, v.
Criste-marine, f. teevenkel, v.
Criterium, ra. kenmerk, o. kenleeken, o-
Critbe, m. ooglidstwelling, v.
Criliqual,ie, te laken, bertspelgk.
-ocr page 105-
CKIT
lique, m. beoordeelaar, m. vitter,
il. criticus, ra. recensent, m.
Lriliquc, f. oordeelkunde. v. critiek,
v. beoordeling, v. hekeling, v.
lillcjut\', oordeelkundig, critisch, ha-
r/lelijk, netelig, kritiek.
ritiquer, beoordeelen, critiseeren, be-
rispen, hekelen, laken.
.inassenjent, m. gekras, o.
jnuswr, kratten.
roe, m. haak, m. harpoen, m. 007-
fond, m. gekraak, o. bedrieger, m.
roc-en-jambc, m. den voet dwurszet-
ten,
0. onderkruiping, v.
W>che, f. haaknoot, v. staartnoot, v.
:roche, gebogen, krom.
pocher, i,,h-tht n, haken maken.
■rocliet, m. haakje, 0. kram. y.
ruk,
o.
■rnclietage, m. ovensleken van een
slot,
o.
rocheter, een slot opensteken.
roehetem-, m.kruier, m. sjouwerman,
m. opensieker, m.
roclietier, m. haakmaker, m.
i\'ocheiüii, ra. haakje, o.
iocJiu, krom, omgebogen.
rocoiJile, ra. krokodil, m.drogrede.i.
■rocotte, tn. jong van eene teef en
hyena, v.
roctis, m. krokus, ra. saffraan, v.
"•""•i gelooven, meenen, achten,
cicade, f, kruistocht, m. kruisvaart.v,
°\'St!, m. kruisvaarder, ra. gekeverde
"tof,
v. kruispas, ra.
gekruist, kruiswijze, kruis....,
UtUl\'
Crolt, ra. vermeerdering, v. aanfok-
king, v.
Croilre, </roer>ji, uxmftt, vermeerde\'
ren, toenemen, lengen, opkomen.
Croix, f. Arwü, o. kruishout, o.
Cromorne, ra. kromhmen, m.
Cron, m. jc/iei/nanrt, o. kalkgruis. 0.
Cróne, ra. kraan, v. se/iiu/p/aafs voor
dï«CA, v. stuipbank, v.
Croquant, m. ellendeling, m. Aitoeier,
m. kraakbeen, o.
Croquante, f knavkoekje. 0.
OoquG-au-sel (a la), met zout. (ut.
Croqtie-morl, m, tijkdrager, m.bidder,
Croque-nolc, ra. muziekverkno-ier, m.
Croquer, kraken, knappen, vreten, ver-
slinden, stelen, ruwe schets maken.
Croquel, m. knapkoek,m. croguetspel,o.
Üroqtietie, f. met vleesch gevuld aard-
appclkoekje, 0.
Ooqiiüur, m. slimme bedrieger, m.
Croquignolc, I knip voor den neus,
ra knapkoekje, o.
Croquignoler, kuip voor den neus geven.
Croquis, ra. ruwe schtts,w. ontwerp,o.
Crosse, I slaf, m. kolf, v.kolf\'stok,m.
CrOMé, stafdragend, gekolfd.
Crosser, kolven, minachten.
Crossette, f. afzetsel, o.
Oosseur, ra. kotv-r, m. spotter, m.
(-1 ■.....11J■ \'i, in kolfeinde, 0.
Crotalp, m. ratelslang, v. crotalttm, 111.
dansklapper, m.
Crotapliile (muscle), m.i slaapspier, v.
Groton, ra. klomp suiker, m.
Crntte. f. modder, m. vut/, o. a\'yA, 0.
dre/c, m. eastngnette, v.
Crotttjr, beslijken, bekladden, bevuilen.
Crotun. m. keidel, v. drooge mest, m.
Crou, m. boomkweekersaarde, v.
Giouchant, m. ArowAouf, o.
Crniilant, bouwvallig
Crtmlttment, tn. ifMforfni?, v. inzak-
king, v.
lïouler, mllfii, waggelen, instorten.
Croulicr, mul, tos.
Croulière, 1. mulle grond, ra. losse
C.roup,
m. kroep, v.
             (t/rond, m.
Croii|iade, f. hooge sprong van een
Croupal, kroepachtig, m. {paard, va.
Croupe, f. kruis,- o. kruin, v. top, ra.
aandeel, o.
Croupe (en), achterop.
CroupetonK (■), o/\' de hurken.
o»er t(Aa
—Ir geslagen, gekeperd.
■ ■- kruisraam,
0. wenster, 0.
*»A«srfrrwii, o. spul. v. Aept-r, m.
roisenunt, m. kruising, v
\'\'iser, kruisen, overloopen, met een
«*« merfced, keperen, vellen (het
geweerj, doorhalen, dwarsboomen.
,0,^\'\\(se>, elkander ontmoeten,
^"^l. kruiswerk,o. vlechtwerk,*),
roiselie, [. kruiswond, m.kruisje,o.
\'oiseur, m. Aruwer, m.
tsière, f. kruisen, o. kruisiloot, »
r°\'si e, f. kruisstuk, o.
ff», m. /ci-«iadwursAou(, 0.
ï*"«i \'• tt-twdom, ra. tfroei, m.
rWfi m- WöajeJidemaon.v.jt\'Afcri.
T: MUM MWL t.
r0u«r«, f. A^r, v ArM(#j 0
-ocr page 106-
*J6                              CROÜ
Ooupiader, een anker achteruit wer-
Croupiat, in. kabelknoop, m. (pen.
Croupier, m. deelgenoot in een spel,
m. croupier, m.
Croapfere, f. staartriem, m. achterka-
bel, m.
Croupion, tii. stuit, v. aars, m.
Croupir, stilst,nut, bederven, rotten.
Croupisscment, m. bederf, o.
Croupon, m. afgesneden* ossenhuid, v.
Croustillc, f. korstje brood, o.
Creusliller, een korstje brood eten.
Croustilleux, koddig, grappig, los.
Croiïte, f. korst, v. kladschilderij, v.
CroflteleUe, f korstje, o.
Croüter (so), met eene korst bedekt
worden.
Croüier, m. kladschilder, m. opkooper
van kladschilderijen
, m.
Croüton, m. korstje brood, o.
Crovable, geloofwaardig, te gelooven.
Croyance, l. geloof, o. geloofsleer, v,
meening, v. gevoelen, o. vertrouwen,
Croyant, m. yeloovige, m.                  (o.
Cru, m. grond, m. gewas, o. groei, m.
verzinsel, o. aanwas, m.
Cru, rauw, ongekookt, ongaar, onbe-
werkt, ruw, grof, hard.
Cru (n), op de bloote huid.
Cruanté, i\'. wreedheid, v.
Cruche, f. kruik, v. stommerik, m.
Cruchéc, f. kruikvol, w.
Crucheric, f. domheid, v. onnoozelheid,
Cruchon, m. kruikje, o.                     (v.
Crucial, kruisvormig, kruis....
Cruciale (incision, l.l kruissnede, v.
Crucifêie, kruisdragend, kruis....
Crucifiement, m. kruisiging, v.
Crucifler, kruisigen, kruisen.
Crucifix, m. kruisbeeld, o. crucifix,o.
Crucitorrae, kruisvormig.
Crudité, f. rauwheid, v. hardheid, v.
Crue, f. aanwas, m. wasdom m. ver-
meerdering,
v. wassen, o. was, m.
Cruel, wreed, streng, onmeedoogend.
Cnlment, rauwelijk, onbeschoft, open*
lijk, ronduit.
Cruor, m. kleurend gedeelte van het
bloed,
o.
Cruorique (aride, m ) bloedinur, o
Crural, tot de <Hj behoorend, dy..,.
Crustacé, geschubd, schelp....,omkorst.
Cmstacés, 01. pi. geschubde dieren, o.
tch-ialaieren,
o. erustareën. o mp
CUfL
Crustacites, m. pi. versteende schuinde
ren, o. me.
Crypte, f. onderaardsch gewelf, o
onderaardsche begraafplaats, ï
krocht, t.
Cryptogarae , bedcktbloeiend , crypt»
gamisch.
Cryptogamo, I, bedektbloeiende fUtt
v. cryptogame, v.
Cryptogamie. I. geheime bevruchting,^
Cryptogranhie, i. geheimschrift, o.kmt
van geheim schrift te schrijven, i
Cryptonyrae, f. anoniem schrnver, n
Cryptopórtique, m. onderaardsche gW)
Lu ba ge, m. kubiekmeting, v.
         
Cubation, (. inhoudsmeting, v.
Cubature, f. kubiekmeting, v.
Cube, m. teerling, ra. regelmatig rit\'
kant, n. kubiekgetal, o. cubus, m.
Cubc, kubiek.
Cubi\'be, f. cubeba, v. staartpeper, \'■
Cuber, <ubeeren.
Cubique, kubiek, teerlingvormig-
Cubital, clieboogs. ,-. .
Cubital, m. steunsel, o.
Üubitale, f. elleboogspier, v.
Cubitus, m. elleboogsbeen, o.
Cuboïde, teerlingachtig.
Cuboïde, m. teerlingbeen, o.
Cuccrou, in. made, v.
Cucullaire, m. schouderbladspi er, »■
Cuculle, f. kap, t.
Cucurbiiacé, pompoenachtig.
            \\
Cucmhïle,i.distilleerkolf,v.kautvoer<s
Cueillage, m. plukking, v. pluk, m.
Cueille, f. breedte van linnen, v.p\'*
Cueillée, f. bosje draad, o.
Cuoilleret, m. staat der inkomsten, i
Cueillelte, f. oogst, m. internet*ng,x
Cueilleur, m. plukker, m, glasblad
leerjongen, m.
Cueillie, (. strook pleisterkalk, v.
Cueillir, plukken, leien, oogsten, i"i!
mei"><, rondleggen (een touwj.
Cueilioir, m. phtkmandje.o.
Cuider, m. lange fruitmand, r.
Cuider, denken, meenen.
Cuiller, 1. lepel, m. pompboor, v.
Cuiller n bouche, f. eetlepel, m.
Cuiller a café, f. theelepeltje, o.
Cuiller a ragout, 1. sauslepel, m- I
Uuillèrc, (. lepel, m.
Cuillerée, f. lepelvol, m.
I*,iiilIwnn, m lep-lbo9\'?, \\.
-ocr page 107-
CüMU
CUIL
uil lier, in. lepelaar, ra.
niiie, f. \\leenen retort, m. {fuut, v.
nir, m. leer, o.huid, v. vel, o. spraak-
uirissc, f kuras, o. harnas, o
uirasse geharnast, gewapend, beschut,
pf<A ui rasser, het harnas aantrekken.
iuirassier, m. kurassier, m.
ntrttniïo, koken, braden, bakken, stoven
branden, verteren, rijpmaken, oplos-
ten, smarten, teer doen, steken.
Iré, met leer be.dtkt.
isage, m bakken, o.
iuisant, bijtend, smartelijk, grievend.
ijsciir, m- *toker, m.
lisine, f. keuken, v. kookkunst, v.
\'\'\'j/ce», o. keuktnpersoneel, o. Aum-
n>itte (lnin, ru de), potjeslatijn, o.
iviner, koken, de keuken doen.
uisiiiUr, in. ftoA, m.
~idnièré, f, keukenmeid, v. kookka-
hel, v.
iw»ff», m. recht van den heer, o.
■uissard, m, dijstuk, o. kun*tdij, v.
■" f. dij. v. bout, m. schenkel, m.
f. koken, o. bakken,
o. bak-
l-ersloou, o steking,
». jeuken, o.
tijssot, in bout, m. dijstuk, o.
"istre, m. schoolknecht, m.schoolvos,
in. pedant, m.
Jjl< \'jekookt, gebraden, gaar, door-
"nkken. naar\'de maan
"te, f. branden, o. bakken, o. bak-
*\'\'. o. verdikking, v.
f"*, m. koper, o koperwi\'ik, o.
■\\vrit gekoperd, koperkleurig.
I!?\'W, koperen, verkoperen.
\'"i\'^tle, f koperen mondstuk, o.
ivreux. konerachtïg koperkleurig.
\'< * rot, m. idoJM rooier, m
ƒ■ \'»• aura. m. f/at. 0. acAffrtftf, ü.
\'"««>", m. uif\'rste. o. sfoW, m.
\'i\'inon, m. iaA v«« ee» nrt, in.
Wfti m. h-n,i,-,-.u-ii. m.
\'•7
Cul-de-jalle, m. napkruiper, m. mensch
tonder bennen, m
Cul-de-lampc, m. eindvigtiet, o
Gnl-dfi-plomb, m. blokker, m plukker.
Cul-de-porc, m eindknoop, m. (m
Cnl-de-poule. m. :wjeer mei omkrul-
lende randen,
v.
Cul-de-sac. m. blinde steeg, v.         *-
Cule, (. achteruitdeinzing, v.
Cu!■\'■\'. r. rij palen, v. hockmuur, in.
stoot, m leigroef, v.
Cu Ier. achteruitgaan, deiuten.
Culeron. m (uj van den staartriem, v.
Cu lier, m. endeldarm, m.
Cnlièr*,\'. gootsteen, m. broek, v. broek-
leer, o.
Culinaire, op het koken betrekking heb-
bende, keuken
. . ., kook ...
Culinaire (art, m.\\. kookkunst, v.
Cnl-jaime, in geelstaart, m
Culmifère halmdragend, arasaihtig.
Culmiiiant (poiiit, m.ï. toppunt, o
Culminalion, f. het tydstip als een e
ster door den middaneirkel gaat
Ciilniiii.T. door den middagcirkel gaan,
• ulmineeren
Cutol, m nestkuiken. n. laatste kind,
o. voet van nen« kerk tamp.
m. spie-
<ielmaker*hankje,
o. bezinksel, o
Ctilolle, f korte broek. f. achterste, o.
C\'ilolt<»r, broek aando\'n. doorrooken.
Cnlotner. m broekenmaker, m. broe-
kenverkooper.
rn.
Cnlotlin, m. broekje, o. broekeman-
netje, o
CulpibilitL1, f. schuld, v. straf waardig-
heid,
v-
Cul-rouyti, in roudstaait, m.
Gulle, m eerbe wijt ing, v. eeredienst,
m. yodsdienst,m. godsdienstoefening,
v. aanbidding, v. vereering, v.
Cultivable, bebouwbaar, kweekbaar,
Cultivateur, m \'nnrifroutver, m fcuitfe-
ftec, m. schoffelploeg, m.
Cultivitteur, landbouwend, van land-
bouw houdend
Cultivation, f bebouwing, v. aankwee-
king,
v. akkerwerk. o
Culliver, wtifcüiiuinn, uanAwa\'fte\'i, we-
_ -fenen, veredelen.
Culture, f. landbouw, m. teelt, » t^-
oefening, v beschaving, t. rathHH*,
l\'.umin, m. kumi/n, m.                        (v.
Cumul, 10- ophoopiny, v.
7
*«*.,«
i. staartschroef, v. kamer, v.
v. worteleinde, o
(V
1 -Tlaiu-, in, imtstanrt, m. rietsnip,
\',\'1\'e. f. buiteling, v, tuimeling, v.
\'"*» IS.
""Her, frnflcfat, twinattfn, umver-
\'ï\'\'fl\'.e\'*, uucr <(eH fto/> ffflOH.
\'"■is, rn. hoop omvergeworpen^ din-
U* !"• ,                                 <°\'
\'■\'\',\'^\'\'-\'o^e,m-(mder\'iardsch hot,
t-H.
-ocr page 108-
CYCL
Curie, (. tuuwslagersrad,
Curmi, m. tier, o.
Curoir, m. ploegstok, m.
Curon, in. ploegstok. m
rif                          CUMI\'
«-MiMii.iiii, aphoopend.
Cumuler, ophoopen, opeenstapelen, vcr~
zamelen, gelijktijdig bekleedcn.
Cunctateur, m. talmer, m.
Cunéiforme, wigvormig.
Cunettfl, f. middelslootje, o.
Cuniculaire, konijnachtig.
Cupide, begeerig, inhalig, hebzuchtig.
Cupiditt1, f. hebzucht, v. begeerlijkheid,
v. \'/ouddorst, m-
Cupidon, m cupido, m mtmieyoii, m.
Cuprificatiun, f. koperwording, v.
Cupule, f. schaaltje, o dop, m.
Curabilitt\', f. geneesbaarheid, v.
Curahlc, geneesbaar, geneeslijk.
Curage, m. reiniging, v. zuivering, v.
uitmoddering, v wafei-peper, v.
Curanderie, f. bleekveld, o.
Curaiidier, m. bleeker, m.
l\'.itratelle, f. voogdij, v. voogdijschap, v.
curaf eek, v.
Curateur, m. voogd, m. <;t(ru(ur, m.
Curatjf, genezend.
Curation, f. genezing, v. Auur, v. <<<■-
Curatrice, I. voogdes, v. (handeling,v.
Curcuma, m. AurAuma, v.
Gure, f. ftinir, v. behandeling, v. tit;r-
zorying, v. pastoorschap, o. pastorie,
v. predikantsplaats, v. vogelpil, v.
Curé, ra. pastoor, m. predikant, in.
Cureau, m. droogscheerderskruk, v.
Cure-dent, m. tandenstoker, in.
Curee, f. Itoiideittlet.i van het wild, o.
Aoop gedood wild, m. jachtrecht, o.
Cure-feu, m. stookijter, o. pottA:, m.
Curc-lan<jue, m. tongschraper, m.
ftareamt, m. reiniging, v.
Cure-ro<>!e, m. baggermolen, m. mod~
dermolen, m.
Cure-oreiUe, in. oorlepeltje, o.
Cure-pied, ui. veegmes, o.
Üurer, schoonmaken, baggeren, ruimen.
Cnret, til polijstleder, o,
Curette, f. pompïcArnper, m. krubber%
m. .i.\'- --,((.(fi<y, v. paddenstoel, m.
Cureur, m. ruimer, m. $ekreetleeger,m.
baggerman, m.
Ciirial, fot etf\'if! p\'istorie of predikunts-
plaats behaortnde, pastoors. ...
urio, f. curie, v.
Curieux , nieuwsgierig , zeldzaam ,
vreemd, aardig,nuuwkeuriu,curieus.
Curio^itè, f. nieuwsgierigheid, v. WWf~
gieriqheid, v. zetdzuamheid, v.
Curseur, m. looper, m. y*u«
kruis, o. meetdraad, m.
Cursive, cursief, loopend.
ÜUftive, f. cursief schrift, o.
GurlicÖM, in. geknotte kegel, in.
Curule, foJ een wagen behooremi.
Curule (chaise, f), ti\'omi sJmiin
«ori, in
Curure, f. uitgebaggerde modder, i
Ctiivateur, m. sfuiftititfrtspier, v.
Curvatif, krullend, bochtig
Cnrvature, f. EiOfiM, V. krommi\'iy, *■
Curvi ..... A-rom ....
Curviligne. kromlijnig.
Curvincrve, kromribbig.
Cnnrité, f. kromte, v.
            (kruid. 1
Cuscute, f. monniksbaard, 111. iproij
Cuspide, f scherpe punt, v.
Cu-piil,\', spitsachtig, pijlvormiy.
*; 11 - - ■■ 1 r!. ■. wormstekig.
Custode, ui. bewaarder, m. custos. »
©versie, m
Custode, I. bedgordijn, o. aitttarg»
dijn, o. cifroriet/e/fje/, 0. matras
holsterkap, v. achtergrond, m.
Custoriie, f. priorschap. 0.
Custodi-nos, m. provebewaarder\',
fS(0(\'i-JiOS, lil
Cutambules.m. pi ftnMiMniMii. ■.\'
Ctitané, (o( de huid behoorend, hui"
Cutanée (raaladie, f), huidzieku, \'
Cuticulfl, (. tii\'jirr\'tui\'l, V.
Cuiter, m. kotter, m.
Ciiv.nj", tn. kuiphuis, o.
Cuve, f. ■\'\'.(!\'>, v. :-\'-\'\':■. v.
Cuveau, m. kulpje, o. vlootje, o.
Cuïée, I. kuipvol, v. persing, v.
Cuvelasie, m. mijnbekleeding, v.
Cuveler, tnyx bekleeden.
Cuver, /a(cn uitgisten,inde kuip «*«■
Cuver son vin, sj/n roei uitslupei
Cuvette, f. kuipje, o. wasrhvat, o.
in eene droge gracht, v.
Cuvicr, m. ivaschtobbe, v. luogkut}\'
Cyanée (pierre, f.). /a:uur.ïife)i. \'"
Cyanoim\'-tre, m. Üauwmef«i*i W-
Cyatlie, tn. beker, m. cgathus. \\n-
Cyclamcn.m. varkens(/rood,o. Gfut**
vrouwenklrpd, o
Cyele, m. cirkel, m. omloop, ■.*""
I
-ocr page 109-
DAI.K                           WJ
ICynocéphale, in. hondaap, m.
Cynocratnbe, f. hondskool, v.
CynoJe, ra iijitode,m.vinycrlio.ill,iuii/,
CynoiloN, m. fanrfnfch, m.
                (o.
Cynofllosse, f. hondstony, v.
Cyno\'i\'L-xie, f. geeuwhonger, m.
Cvrmrliodoii, m. hondsroos, v.
Cyiiosure, f. Wei\'nn flti\'r, m.
Cyphonisme , m. i\'iwmt-rtf» pon «w*i
\'lichaam met honig en het dan Idool ■
stellen aan de vliegen, o.
Cyprus, in- cipres, m. dood, m.rouiv.
Cyprii\'-re, f. cipressenboscbje o (\'m.
Cyssotis, m. iiiiletdarmontstekiiig, v.
Cysulijie, f- py"\'( tn (/« W««s, v.
Cvsihi\'olithe, f. spo)tssteen, m.
Cv>tli\'\'patii(ue, yalgcleidend.
Cvsliptilof|te, f. blaasontsteking, v.
Cistirrlia<|ie, (■ blaasbloeding, V.
i;\\-ftite, f. blaasontsteking, v.
Cvstilome, m- steertjtHymes, o.
Cysloci\'-le, f. blnasbreuk, v.
Cystoplexie, f. Ma«ïut;W<itii»H*x;/, v.
Cvslotomi;, m steensnijmes, o.
Cystotomie, f. s(cf!)U/iy(/t«-/, v.
Cytise, f. heeste» klaver, v.
Ciar. m. czaar, m.
Czarine, t, czarin, \\.
Czarovitz, in. czarowitz, m.
CYCL
tijdkriny , m. cyclus , m.
cloiilc, f. radlijn, v. cycloïde, v.
lomt\'trir, i. cirketme\'tiny. v.
lopc. m. cycloop, m. • énooy, m.
lopióie, m, kraakbeenige visch, m.
"\'t in. zwaan, v.
ifracé, cilindervormiij.
lindw, m. cilinder, ni. rolstok, m.
rol,
v.
ndrftr, rol rond tnaken, glanzen.
"drique, cilindrisch, roïrond.
\'nlriie, f. versteende rolslak, t.
ii\'lroide, ra. &j\'ita cilindervormiy
*>rwerp, o.
iai«, t. bovenstuk van eeue kroon--
"jit, 0.
■nbalaire, f. cimbaalkruid, o.
I»ale, f. (,nrtfc«a(, v. bekken, o.
•-\'. i: kruin, v, kroon, v.
oiothoès, m. zeepissebe-l, v.
«aneltc. f. AeiuW keelontsteking, v.
•anihropie, (. dotheid, v.
"«Je. m. hondenjongen, m.
\'!|i\'ii<jue, ü/i riu j«c/,( betrekkin;
wende, jacht. . . .
"i\'liie , hondseh , cynisch , 0Jt6e-
^chuumd, zonder gevoel, zedeloos.
"isme, m. hondschc wijsbegeerte, v.
"lb(-,scAacrmi//t(>id,v.oN(/efoefi</A«ü/lv.
m. d, v.
"u\'\'.^« le/rcr.
r,enni) (öf/t ni«r.
jWd, dadelijk, vooreerst.
«PO, /iOf/ «etis, if« t«po.
\'ï|Jt m. dactylus, m.
•?i vinqervormig, gevingerd.
\'"\'Hïl\'lie, m. aiff)ie(j*n>rfer, m.
Mioyi-iphie , f. siynctbeschrij-
Dacjtie, [, pook, in. dolk, m. eindje
aay, o schaafmes, o.
Üacjtier. doorboren, neersteken afstraf-
(en, bespringen, snel vliegen.
Daguerreotype, ra. daguerrotype, v.
U,igues,f,pl. eerstehertehoornen,m.mi-.
Dariuct, m. jong hert, o. spithert, o.
Dahlia, in. dahlia, v.
naiflner, sic/i verwaardigen, zoo goed
zijn, gelieven.                    (ren kant.
D\'aiUeurs, bovendien, nan den ande-
Üdillois, m. pi. stagringen, ra. me.
l\'iitn. m damhert, o.
Ddlne, f. ree, v.
Dais, ra. troonhemel, ia. verhemel-
té, o. dak. o.
Dalême, m. rookverdrijver, m.
rübauknc
:ie, f. ringwaarzeygerij, v.
vingerspraak,
>lolo\'8
»■;-•
i\'lono
■mie, f. op d« m/\'vci > tellen, o.
stokpaardje, o.
*. «I, m. jufcfc/aar, ra.
\'. étnhoornige koe, v. om/
-ocr page 110-
ruim
bon*, m, binnen, op, met,
over, uit.
Danse, t. dans, m. danszaal>v.*tntfE
Danser, dansen.
Danseur, m. danser, m.
Danseur decorde, m. koordedanser,
Damomana, m. hartstochtelijk liefhW,
ber van dansen, m                       *
Dansonianie, f. danswoede, x.
Dansover. slecht dansen.
Daphn\'é, m. laurierstruik, m.
Daphnie, f. waterluis, v.
Daplmite, f. taariersteen, m.
Daphnomancje, f. latirierwaar.t;
rij, v.
Darïfer, m. hofvoorsnijder, m. i.\'f
■OKI van \'s konings tafel, in.
Daraises, f. pi. duikers, m. inr.
Darcine, f. nat dok, o.
Daril, m. werpschicht, m. schicht,
pijl, in. vuurpijl, m. angel.
steek, m. stampertje, o.
Dftrder, een pijl schieten, doorboi
stralen werpen.
Dardeur, na. werper, ra. slingeraar
Daidille, f stengel, m.
Üanliller, den stengel schieten.
DanliDon, m. weerhaak, m.
Dariole, l. roomtaartje, o.
Dariulelte, f. vertrouwde, i.
Darivetie, f. houtvlot staaft, ta.
Dame, f. moot, v. snede, v
Hl
HA 1.1.
Dallaye, ui. bevlutritig, ». steenen
vloer, in.
Dalle, f. vloersteen, ra. slijpsteen, m.
noot steen, ra. daal, y. moot, v. kruit-
kist, j. pompbuis, v.
Daller, m. daalder, m.
Dal! er, bevloeren.
Dalinati<jue,f. dienroU, m. dalmatica,v.
I talon, m. goot, v. spiegat, o.
Dalot, in. spiegat, o.
Ham, ui. verdoemenis, v. schade, v.
Kun ■ -.tl], damast, o. ttnmascenerstaal,
o. damastpruim, v.
Kim r-pli\'lh\'.f ,,,,u,i-i\'n-zii,;1!•damast,o.
namasquiririr, (/«masceersn, slaaf met
youd of zilver inleggen.
Kiraasquineur, in. üarnasc eerder, m.
II  imasuui.....-.\', f. damasceerwerk, o.
Damai&é, m. damast, o.
Damabser, bloemwerk in linnen weven.
Hamasseur, m. damastwever, m.
Ktmasiiii, m. A/t>i/j damast, o.
Hamassure, f <i.,,n„siu ,erft, o.
Dame. I. rfnme,», vnmiv, v. nwvrouw.
v. abdis, v. koningin, v. damschijf.
v. (faut, m. i/t/A-, m, 3frniM(rt»ip«i-,m.
Dame, waartijk.
Dame-danée, l. dam, v.
Dame-jeamie, f. groote flesch, v.
Dame-fopte, m. damlooper, m.
Manier, tfnm halen, starapen.
Dameret, m. saletjonker, m. f at je, o.
ll-llTi- -. f. pi. ■\'■<.,. ..;f-,i . O.
Damier. in. dambord, o.
Itamnable, verdoemelijk veroordeelens-
waardig, afschuwelijk, hatelijk.
Damn.it.mi. I. verdoeming, v. verdoe-
menis,
v. verderf, o.
M.tmin-, verdoemd, hatelijk.
Dttmn<ve(atoe,l, i, speelbal in schaduw.v.
Damner, doemen, verdoemen, lastig
vallen, kwellen.
t\' iK.in\'i- ■ ■■.■\'. lick in het verderfttorten.
Damnisenu, m. jong edelman, m. sa-
letjonker, m. dwerggems.
v.
Damoiselle, f. adellijke juffrouw, v.
freule, v.
Danché, getand.
Daiidin, m. sul, in.
Daiidinenient, tii. slingering, v. wie-
ging,
v.
                         i lanterfanten.
Datniïner,slingêrentdrêttteleH,draaien,
Danqer, in. gevaar, o. onraad, m,
Dan<[rreux, gevaarlijk, onveilig.
Darse, f. nat dok, o. binnenha><
Darsine, f. nat dok, o.
Dartre, f. uitslag, ra, dauwtvon
Dartrenx, schurftig. met dauwu\'o\'B^.
DaKymètre, in. luthdicbtheidsmcterym
Dasyme, m. ooglidontsleking, v.\' jM
üataire, in. pauselijk kanselier, m »,
Date, f. datum, m. dagteekenino, )£\\
Daler, dateeren, dagteekenen, \'t\'l»
nen.                                                3#
Dalene, f. pauselijke kanselarij- m
kanseliersambt, o.                         Of
Dalif, m. datief, m. derde naainva
Datif, door bet gerecht aangestei\'1
Dation, i. gift, v. benoemini/, v.
Datisme, m. gebruik van te \'\'"\'\'1
voeylijke naamwoorden, o. f»\'«/1
Dattf, (. dadel, m.
Dattier, m. dadelboom, m.
Dalure, I. doornappel, in.
Daube, (. gestoofde spijs, v. «»«\'*"
Daulier, vleesch stoven, ransele>h
-ocr page 111-
ÜAUH
Aden, beschimpen, kwaadspreken
ibenr, m. kwaadspreker, m.
ibière, f. stoofpan, v.
i), m. Turksche trom, v.
ijihm, m. dolfijn. Ut. kroonprins, m
i[ihine, i kroonprinses, v.
uu ut, zoo veel.
rantagé, meer, langer.
\'ilion, m. spijkolie, v.
, m. tandt rekliershaak, m. kui-
wahotptang,
v. doove jut, v.
\'I, »if, >hc(, (/oor, bij, over.
i. dobbelsteen, ra. teerlini/, m.
inosteen, m. vingerhoed, va.
lootplftat,
v.
Mlmion, f witmaking.v.witkoktng,
■ tvitwordiilij, V.
unbnlation, f. wandeling, v.
>übiller, ophouden met babbelen.
\'iehfr, huif afnemen.
\'iclage, m. ruiming van eer.e ha-
\'\'\'\'» *■ ys\'jtwg, ta.
Mcle, f. ruiming eener haven, v.
rvttttg van het ijs, v. omkeer, m,
■\'dement, m. ruiminif eener haven,
.!/\'■*\'/<"\',\'/• m.                             (kruien.
»acler, ruimen, ojnme\'j, losgaan,
ideur, m. hav«nmtfMfer,) m.
«diner, s.hoon spel maken.
\'a\'joiifer, fcraAv», lHibbelen,ram,ne-
^Miouleur, m. babbelaar, m. (*<•«.
W\'lage, m, ontpakking, v.
\'Her, onipnkken, uitpakken.
nilade, f. afdanking, v. ontbinding,
ontspanning, v.
andndo, f. (i 1;,), holderdebolder.
^\'\'dement, m. overhaaste vlucht, v
flW, ontspannen, ontbinden, las
\'«**», OH(su;acAf«/«i.
■!»d«r (se), /oiff\'irt», uifdCHOWM.
a\'\'{ii-\'i-, «/,■ &„»/,- /a(uH springen.
\'l\'"ser, herdoopen, anderen naam
ÜEB1
in 1
Mbarqoé, m. (nouveau), v*l aangeko-
mene. m.
D4barqueaent, m. ont scheping, v.
Debai j\'ii.-i, ...,\'...\',.,,,■,., aanlandgaan.
Dtibarquer, m. landing, v. (fanden.
Débarras, m. verlichting, v. oprui-
ming,
v.
I)t\'barrasser, ontlasten, ontwarren, op-
ruimen, losmaken. \'
Dé bar rass er (se), ;ic/i ontdoen, tich
losmaken, afschepen.
Débarrer, ontsluiten, losmaken, den
boom wegnemen, ontgrendelen
Debat, m. tivist, m. geschil, o. woor-
denstrijd, m. debat,
o. best tijding, v.
Di\'-baielnije, m. ontlading, v.lossing, v.
Debater, onfjadften.                {(iciiten.
Débattré, bestrijden, betwisten, rede-
Débatlre (se), zich verletten, tegen-
spartelen, te werk gaan.
Dëliiuche, i. overdaad, v. losbandig-
heid,
v. ontucht, t.
Débaucbé, m. lichtmis, va. welluste-
ling, m.
Débauchée, f. lichtekooi, v. schoft-
tijd,
m.
Débaucher, losbandig maken, op den
slechten weg brengen, verleiden
Dt\'baucher (se), o/> rfc» biechten wea
raken, uitspanning nemen,
Débaucheur, m. verleider, m.
Débett m. schild, v. debet, n.
[li\'biffer, verzwakken, bederven, inde
war brengen, ontstellen.
Déblle, zwak, krachteloos, slap, flauw.
Débilitation, I. verzwakking, v.
Débillté, f. zwakheid, v. krachtelous-
IK\'biliter, verzwakken.             (/ifi\'d, v.
Wbillarder, afkappen, uitdunnen.
JK\'biller, trekpaarden van een schip
uitspannen.
Débitj m. debiet, o. verkoop, m. win-
kei,
m. vertier, o. debetzijdc, »,
/tmmnr/iouibertiit/irtj/.v voor dracht,s.
Di\'bitant, lo. slijter, m. wrAMfMr. m.
Débiter, verkoopen, slijten, klandizie
hebben, vertellen, uitstrooien, voor-
dragen, debiteeren, bewerken, zagen.
Debiteur, m. schuldenaar, m.versprei-
der,
m. verAoopcr, m.
Débiteuse, t. verspreidster, v.
Débitis, m. rechtsingang tegen een
schuldenaar,
ra.
Debitrice; I. <cAu/rfenar«jf r,
sei\' (so), zijn doop verloochenen.
"i naam veranderen.
\'ai■ «ri.,!r, 6mcA<iivh.
\'\'\'omiier, wk»mCAhh, afpoetmn.
nrcail.ii\'c, m. losptaats v. station, o
\'cadonr, m. magazijn, o. pak
-ocr page 112-
DKCA
kale», de tcheerwol wegnemen,
schaven, drcsseeren.
Di\'bonrrer (se), beschaafd worden
[V\'liours, m. voorschot, o. uitgaaf,
Hi\'boiirsi\', m. voorschot, o.
DebourMr, Doorschieten, uitbetalen.
Hebotit, op, rechtover eind, staande.
Debout (vent, in ) tegenwind, m.
Dóbonter, ontzeggen, afwijzen.
Déboutonner, orUknoopen, knoopoil
maken, den knop afdoen.
Débontonner (se), ronduit spreke».
Débrailler (se), </en boetem ontbloot?"
Débraiaer, den oven van sintels (\'•
asch tuiveren.
D<;l>redouiller (se), hoven jan frwf
ergens goed van afkomen.
Débridement, m. onttooming, v.
Débridei\'t onttoomen, ontbreidelen,hM
ten, losmijden, lospetlen.
Dt\'bris, in. overschot, o. overblijfsel.*
puinhoop, m. wrak, o. schervi\'
v. r.e.
Déhrouillement. m ontwarring, v.
Déhronillei-, ontwarren, ontwikkel?.
uit elkaar halen, ophelderen.
Di\'brouillr-r (sei, verstaanbaar wordei
Débriiler, ontturm,
Héhriitaliser. beschaven, temmen
Débruter, polijsten, yladmaken.
DébratfoWnamt, m gtadmaking, »■)*
lijsting, v.
Débucher, opjagen, onvliegen.
Débusquement, m. verjaging, v.ondt
kruipingt f.
Débusqaer, verdrijven, verjagen, "■
voet lichten, ondelkruipen.
Di\'but.m. eerste worp, m. eerste shvu\'
aanvang, m. begin, o eerste, opt\'
ding, v. proef, v. debuut, o
Debutant, m. die voor het eerst <■\'
treedt, m. aanvanger, m. debut>v>t.j>
Déliuter, van het doelveriuijdercii,\'"
eersten slag maken, beginnen, <""
het eerst optreden, debuteere».
Déca, aan deze tgde, van hier.
Déca.....tienmaal, tien. ...
Décacheter, ontzegden, openbreken
D**cncorde, f. tie.nsnarig speeltui\'j,
Décadaire, Hendaagsch.
Decade, I. tiental, o. werk In tien W
ken, o. week van tien dagen, 1- \'
cade, ».
Di\'endence, f. verval, o. afnemi"9\'
10 >
jll-Jlf
DébitUr, kabeltouw van de beling af-
rollen, bot geien. (bevrijding,
v
Déblai, ra. wcgruiming, v. gromt, m.
Déblanchir, vertinsel wegnemen.
Déblatcrar, tegen iemand uitvaren.
li"\'il c.-\'i. wegruimen, opred-teren.
DébloCMe, m. wtneming der omge,-
, keerde lettert, ,\\.
H \'\'ii[iK|iier, omgekeerde lettere uit den
■ vorm nemen, de blokkade opheffen
Déboïradoir, in. kastanjepeller, m.
Débone, <n. leelijke nasmaak, v. ver-
driet,
o. krenking, v. teleurstelling, v.
Deboilement, m. verstuiking, v. ver-
rekking,
v.
Helmi ter, ver.tuiken, verrekken, uit
de voegen brengen.
Déboller (se), uit elkander gaan
Débomler, stop uit het bontgat trekken,
openen, uitstroomen, o verst room en.
Déboodonoer, stop uit een vat trekken.
Débonnaire, goedaardig, zachtmoedig.
Dóbonnafrflté, f. goedaardigheid, v.
tn<:h(moedigheid, v.
!•■\'■ ini-.l, m. overlooping, v. hoogt
rand,
ra.
Débordc, ongebonden, losbandig, afge-
rond.
DébordeMtnt, m. overstrooming, v.
overvloeiing, v. ongebondenheid, v.
IVIk>«der, afronden, overvloeien,over-
stroone.n
, losraken , overhangen,
overvleugelen, vieren.
I).\'hunkin-, in. rondsehaaf, v.
Héhosstfi1, stoppers van den kabel los-
maken.
Dcbolter, laarten uittrekken.
Délioticl\'é, m. markt. v. uitgang, m.
uitweg,
m. uitkomst, v.
Dfboucbenont, m. opening, i.ontkur
king,
v. uitweg, m.
Déboucher, openen, ontkurken, ont-
lasten, uitgaan, uitkomen.
Déboncler, ontgespen, omkrullen.
Hi\'-bouilli, m. beproeven van kleuren
door koking, o.
                      {koking.
Di\'boni llir, kleuren beproeven door
[>r-!>otifiuemeiit, m. zeeèngte, v.
Hi\'bonqiier, eate setengte uittellen
IK-honrljer, uitmodderen, reinig,-», uit-
baggeren
Hébounjeoiser, manieren leeren, po-
lijsten.
D*hnnrr*r, de prop uit een geweer
-ocr page 113-
DÉCH                       108
Décatissage, m. ontglanzen, o.
Décatisseur, m. ontulanzer, m.
Décaver, den geheelen inleg winnen.
Döcéder, sterven, overlijden, ontslapen.
Déceindre, ontgorden.
Déeétmtat, n». ontdekking, v. on/Au/-
Üftff* V- verraad, o.
Décéler, ontdekken, onthullen, aan-
brengen, verraden.
Décembre, m. December, m.
Décemment, betamelijk, fatsoenlijk,
Décemvir, m tienman, m.
I t.i-.MTi s i i;i I, de tien mannen betreffend.
Décemvhat, m. tienmanschap, o.regee-
ring der tien mannen,
v.
Di\'Cence, f. betamelijkheid, v. welvoeg-
DéeeniMire, tientalltg. (Ijikheid, v,
|i■\'■■\'"(in.il, tienjarig.              {fatsoenlijk.
Décwit, betamelijk, welvoeglijk, zedig,
Üécentoir, m. vloerleggers plaksrhop, v.
DécëntrHlïser, decentraliseeren.
Ü\'-ceptif, bedrieglijk.
(V\'ception, f. misleiding, v. bedrog, o.
teleurstelling,
v.
De cc ■iiii\', omdat, nademaal,
Décerner,toewijten, erkennen, bevelen.
Décrs, m. overlijden, o. sterven, o.
Di\'-cevable, bedrieybaar.          {dood, m.
Ui\'cevant, bedrieglijk, misleidend.
Di^cevoir, misleiden, bedriegen.
Dt\'Ctiainement, m. ontketening, v. op-
stuiving,
v. woede, v.
D^chainer, ontketenen, opstoken.
D>vchainer (se), uitvaren, lostrekken.
Düchilander, klanten wegnemen.
Di\'Ctianter, een toontje lager zingen.
Di\'Chaperonner, de kap afnemen.
Il\'vli.irqi\', f. ontlading, v. tossing, v.
losbranding, v. ontslag, o kwijtbrief,
m. verschooning, v. ontlasting, v.
verschoonvel, o. prulkamer, v.goot,
v. /kiA\', o. keur, v. 6009, m.
Üéchargement, m. ontlading, v. /n.i-
jtnt;, v. afvuren, o.
Déchargeoir, ra. windklep, v. wevers-
boom,
m. wijngaardemerskuip, v.
Dtlcharger, ontladen, /ossen, ontlasten,
ontslaan, afschrijven, kwijtschelden,
afschieten, aftrekken, verschieten.
Déchargeur, m. losser, m. havenmees-
U^cliarmer, onttooveren.           (ter, m.
I>iicharn£. teer mager, ontvleesd,droog.
Uecliarnt\'i, mager maken.
Dé.Thasser, uitslaan, wegilaan.
déca
Iidi, m. tiende dag eener decnde,
n. dccadi, m.
cV\'dre, tienvlakkig
cafide. in tien stukken gekloofd.
c-Tjonc, m. tienhoek, m.
calorie, tienhoekiy.
I^jirimme, m. lood, o. decagram,o.
cais^r, ki( ««e Aisï paAAren.
caliire, m. (ie» kannen, v. me.«ene-
ne\', o. decaliter, at.
«alogae, m. ffen geboden, o. me.
caioiter, (/e» /o» afnemen.
"I\'iuer.oƒdrukken,afdruksel maken.
Mméride, f. (iende rfffrf, o. verdee-
lf"\'3 in (ie», v. decameride, v.
Bcaméron, m. tiendaagsch verhaal, o
;»nmi\'tre, m. röed«, v. */ecame(er, m.
^im|iftmeiit, m. iegeropbreking, v.
tamper, A«f leger opbreken, zijne
wezen pakknt, met de noorderzon
\'crtrtkken.
•Mn, m.. hoofdman over tien man-
\'rt\'ippcn,
m. deken, m.
^airtl, tot het dekenschap behoorend.
jCanaL m. dekenschap, o.
■candrie, f. planten met tien meel-
«raden, v. decandria, v.
canoniier, mn </e /j)st der Heiligen
"\'•rappen.
\'Cantation, f. 4tfgieting, v. nvergie-
f|"!/, v. klaren, a.
WiiitPr, afgieten, overgieten.
£*P»JU, i« (t«tt afgedeeld.
■peltr, de mareen en hoofdtouwen
v">> een schip afnemen, onttakelen.
L,I>e,\'i koper zuivere», eene kaap
^"zeilen,
«Pjiylle, tienbladerig.
^I\'itaiion, f. onthoofding, v.
wptlOT, onthoofden, onthul ten,
\'-\'l\'oue, n,e( /;„„ ü0^e„.
Vapol*, 1. landstreek met tien voor-
"««e iteden, v.
«riclérisw, (/obh ontaarden.
\'-_ape, m (ien vierkante roeden, v.
wneler, in fte( Jeveiide u/eejcn «iy-
\'-\'riDier, de , /„,:, ,/i-i\')),.,. (i(,,i( ,„,■.■■
.^\'v.er, (\'e wendingen verdubbelen
Ea^\',retm.tientvia-\'en,v.dèeastêre,v.
\'~;*sty!e, m, /Vonf md( f jen Hitte», o.
Ë " „*¥*• t\'f\'tettertirepig.
. Uj-yllaljtque, tienlettergrepiy.
\' atiri ontginnen, ontwarren.
-ocr page 114-
104                       DÉCN
DÉCL
iJ\'icliBumer, omploegen, ommaken.
Déchatissé, barrevoets, ongeschoeid.
Hécliaussement, m. ontblooting van den
wortel van een boom,
v. losgaan van
liet tandvleesch, o.
Di\'-chausser, ontschoeien, schoenen uit-
trekken, den wortel Ontbtooten, tand-
vleesch losmaken, grondslagen ver-
zwakken.
Déchansser (se), zijne schoenen en kou-
sen uittrekken.
Déchaussoir, m. tandvleeschlosmaker,ai,
uiiehaussui\'e, f. wolvenleger, o.
I»óclianx, m. pi, barrevoeters, m. me.
I\'ejliéaiige, (. verlies, o. verval, 0.
DécJttt, m. vermindering, v. verlies,o.
kost,
m.
Déctieveli\', met loshangende haren,
Düc lieve Ier, het haar losrukken.
Uéclievptrei\', den halster afdoen.
Oécliiftïable, te ontcijferen, leeshaar.
iJt\'uliitlïemeiil, m. ontcijfering, v.
Uéchiflïer, ontcijferen, oplossen.
It-\'i\'liillivnr, m. untcijferuar, m. oplos-
ser, m.
IWchiqueter, versnipperen, kerven, in-
knippen, pinkeren
IV>cliiqueteuï, m. uit3nijder, m. ker-
ver, at.
DlcliKjueture, f. uttsnijding, v. snip-
per»,
in. me. insnijding, v.
iVcliirage, m. sloopmg van oude sche-
ven,
v. scheuring, v.
                   (/y\'A.
ÏJi\'chirant, hartverscheurend, jammer-
Drclureoient, m. verscheuring, v. scheu-
ring,
v. harleleed, o.
Dt\'-chii-er , verscheuren , vaneenrijten,
stoopen, lasteren, Oezwalken.
Déchireur, m. verscheurder,m. slooper,
Décllirura, l. scheur, v.                    uu.
l>»*clioir, afvallen, vervallen, verminde-
ren, van den koers raken.
Décliouer, vlot maken, afbrengen.
Uéci ...., tiende gedeelte.
Uéciare, m. tien vierkante ellen, v.
Uitcidé, uitgemaakt, vast, bepaald.
Üécidément, volstrekt, bepaaldelijk.
Uécider, bepalen, beslissen, besluiten,
oordeeten, overhalen.
Déeidër (»e>, besluiten, beslist worden.
Uécidu, afvallend.
liécigiaraiue, m. korrel,v. decigram,o.
Üticiiiti-e, m. maatje, o. deciliter, m.
Wciller, de oogen openen.
Üécimable, tiendptichttg.
Uécimal, tiendeelig,tieiitaltig,decimaal.
Uécimal (druit, m.), tiendrecht, o.
Decimale, f. tiendeelige breuk, v.
Uécimateur, in. ttendheffei, ra.
Décimation, f. vertiening, v. loting om
den tienden man, v.
1\'■■■■, n\' ■. m. tiende aeelvaneen fraiik, o.
Uécimer, verdienen, den tienden man
nemen, ontvolken, dunnen.
DAclmea, t. pi. tienden, o. me.
bécioiètre, m. palm, v. decimeter, m-
Uécintrement, in. wegneming van het
timmerwerk onder een gewelf,
v.
Décintrer, het timmerwerk van een
gewelf wegnemen.
Decfnlroir, m. bikhamer, m.
Uécirer, fan was ontdoen.
Décisil, beslissend, laatdunkend.
Uécision, i. beslissing, v. besluit, n
uitspraak, v. vonnis, o.
Décisoire, voldingend.                         (°-
DéCfstère, m. tiende deel van de icisse,
Déc lama tem-, in. voorleier, m. rede-
naar,
m. declamator,m. zwelser, ni.
Déclamnteur, hoogdravend.
liéctamation, f. uittpruak, v. voor-
dracht,
v. declamatie, v. weUpre*
kendheid,
v. hoogdravendheid. \\.
DéclaraaiOJre, tot de voordracht behoo-
rend, hoogdravend, declamatortsdt■
Déclamer, voordragen, declnmeeien.
uitvaren.
Déclaranl, m. aangever, m.
DécUrateur, m. verklaardert m. aan-
gever,
in.
Déclaralit, verklarend, aangevend.
Ucclai-ation, (. verklaring, v. betuiginq.
v. verordening, v. aangifte, v. op-
gave,
v. declaratie, v.
Deoltratoir*, verklarend, getuigend.
Déclaré, verklaard, openbaar.
h.\'.\'l.m.T, verklaren, opgeven,betuigen,
ontdekken, bekend maken, drein-
reeren.
Déclarer (se), uitbreken, zich openbn-
ren, zich doen kennen.
Déclaver, nw sleutel veranderen, trans-
/toneeren.
clenclier, klink oplichten.
Déclic, in. heiblok, o. springveer, v.
Uécliiuater, aun eene tuchutitck ont-
wennen.
Déclin, m. afgaan, o. afneming, v
-ocr page 115-
DKCL
daling, v. vallen, o. verval, o. ver-
lies, o. ondergang,
ra. veer, v,
l^clinabililé, (. verbuujbaarheid, v.
D-\'cünalite, rerbuigbaar, veranderlijk.
1\'i\'clinaison, i. afwgking, v. verbui-
ping,
v. declinatie, v.
iK\'dihdltïiir, m. afwijkingsbepaler, 111.
f\'-dination, f. afwijking, v. helling, v
Uéclmatoire, m. i\\\'ooc(( «>i /»*<( <w«-
wijtend kompas, o.
iinatoii i-, afwerend, exceptie op-
werpend.
\'\'"diner, verbuigen, rour onbevoegd
verklaren, afnemen, verminderen,
afwijken, declineeren.
J\'tidKjueter, de» pal wegnemen.
Uéclite, hellend, glooiend, dalend.
\'loliviiu, 1. ketting, v. schuinte, v.
\'.■;loiliei\', het klooster doen verlaten.
Vcloilrer (se), het klooster verlaten.
\'i-clore, o ut nuiten, openen.
Vidos, niet omheind, open.
uidauev, ontnagelen, spijkers uittrek-
l\'iclouer (se), losgaan.
                   (ken.
JWüocliemenl, m. afschieten, o. werden,
Mcncher, afschieten, werpen.
          <«.
ItécQCtfoi), t. afkooksel, u.
\'-cocium, m. afkooksel, o. decoct, i».
M:ounoir, m. boekdrukkersdrijfhout, o.
Dficoiffer, omkappen, het haar in de
war brengen, ontkurken.
\'\'■enifiVr (se), het kapsel aftellen.
"\'\'collation, (. onthoofdt»-/, v. onthal-
zing, v.
II|onlli\'m.ïnt1 m. lusgaan van \'t */<■•
Hjmdc, o.
"•■coller, losmaken, onthoofden, ont-
\'«ttten, van den band losmaken.
\'•\'•\'ilL-i\' (sei, losgaan.
decolleté, met ontblooten bats, laag.
\'\'Lolieter, den hals ontblooten.
\'^nloration, I. verschieten, o. ontkleu-
\'i\'colorcr, kleur wegnemen, {ritu/, v,
j\'t\'olorer (se), verschieten.
\'■combrer, puin wegruimen.
i\'combres, m. pi. afbraak, v. puin,o.
^ommander, afbeatetlen, afzeggen.
\'\'omposer, ontbinden, scheiden, op-
\'"«en, ontstellen.
"^oinposer (se), ontbinden, tich op-
\'ossen, zij,,,- tegenwoordigheid van
.neett verlieten, verkleuren.
\'"^mposition, I. ontbinding, v. op-
lossing, v.
IHX<»
|i>6
Uécompte, m. aftrek, m. korting, v.
misrekening, v. overschot, o.
Décompter, aftrekken, afrekenen, mis-
D^concert, m. misverstand,o. (rekenen.
Uéconcrter, verlegen maken, onthut-
sen, in de war brengen.
D^concerter (se), verlegen worden.
Dt\'ConJire, in de pan hakken, ver-
slaan, vertegen maken.
UéconfUiiP;, f. volkomene nederlaag, v.
ondergang, m. bankroet, o,
Déconfort, m. verlatenheid, v. moede-
loosheid,
v.
Di\'contortt:r, ontmoedigen.
Ueoonforter (ie), den moed verliezen.
I)écuiisacrer, ontwijden.
DL\'COH-eiltei\', afraden.
I).-con»itterer, de a-hting benemen.
Di\'coiitenaiicer, verlegen maken.
Ül-uoiitenaneer (se), verlegen won\'.n,
tijn tramontunen kwijt raken.
D\'icüiiveiiiie, I. ongeluk, o. tegen-
spoed,
in
Dwor, m. vertiereet, o- stoffeering, v.
decoratie, v.
Decorateur, m. versierder, m. decora-
tieschiider,
m. decorateur, m.
Décoration, f. versiering, \\. versiers,!.
o. ridderorde, v. decoratie, v.
Décorder, tos-lraaien, uitrufelen.
lit;coier, vertieren, een eereteektn ge-
ien, decoreeren.
                    (H"\'h »■
Déeortication, f. ontschor.dng, v. schil-
Di-corum, m. welvoeglijkheid, v. fat-
soen, o. decorum,
o.
DécottcW, uit hed balen, buitenshuis
slapen.
Di\'couiirc, lostornen, ontspijkcren.
Di\'Coudre iset, lostornen, losgaan, er-
ger worden, afnemen,
Decoulatil, afloopend, druipend.
DL\'coulemant, m. druiping, v. lek, o.
l)ecoiiler, afvloeien, druipen, lekken,
uit voortkomen, uit volgen.
li<1coup<1, m. veelvakkig bloemperk, o.
Déöouper, in stukjes snijden, voorsnij-
den, uitsnijden, uitknippen.
Découpeur, m- lakenuttstaander, m.
Découjile, tn. ontkoppeling, v,
IWcouplé, ontkoppeld, welgevormd.
li\'-omijili\'i\'. ontkoppelen, losmaken.
Döcoupoir, m. kmpschaar, v.
Découpure, f. knipsel, o. uitknipptn
o. uitgeslagen stof,
t.
-ocr page 116-
DÉDO
Di^croirc, niet gelooven.
Décroissement, m, vermindering, v.
afnemen, o. daling, v.
Di\'croitre, verminderen, afnemen,da-
len, korter worden.
Décrolter, afvegen, af poetsen, poetsen,
schoonmaken, polijsten,
Dt\'croilenr, m. schoenpoetser, m.
Ut\'crottoir, m. voetenkrabber, m.
Dt\'crottoire, f. schoenborstel, m.
Décrooter, ontkorsten, den kop schu-
ren.
Deerne, f. afneming, v. zakking, v.
daling, v. val, ra.
Di\'cruer, met loogwa\'er wasschen,
Di\'-crumenl, m. looge.n, o.
          (loogen.
1 \'■■■[ ti .■ment, in afkoking, v.
Décruwr, afkoken, door koken reini-
Dóouirff, verdunnen.
                       (gen,
Ui\'cupeller, zachtjes afgieten.
|i\'\'\'.\'H|i|r, ui. tienvoud, o.
Déeuple, tienvoudig.
Décuplsr, vertienvoudigen.
U<lcnri.% f. rot van tien man, o-
Décurion, m. hoofdman over tien, m-
DéourtJf. afloopend.
Décussation, f. kruising, v. snijding, v.
hrcussation, f. (point m. de) brand-
punt,
o. snijpunt.
Dt-cussoire, ra. etterleider, m.
Ut\'cuvor, overlappen.
Ui\'iiaigner, verachten, versmade», riek
niet verwaardigen.
Dédaigner (te), zich verontwaardigen.
DÊdaigneur , m. afvoerende oog-
spier,
v.
Dédaigneux, verachtend, versmadend.
DédfJ*. m. verachting, v. minach-
ting,
v. verstooting, v.
Dr-da ie, m. doolhof, o.
Dédaller, plaveisel opnewen.
Dddamer, Md dam verschuiven.
Decians, m. binnenste, o. inwendige, o-
Dedans, van binnen, binnen.
Dédtetet. (. inwijding, v. opdracht, r.
DiMicatoire, opdragend, toewijdend.
Di-dier, toewijden, opdragen, imuijden.
Dédlre, loochenen, logenstraffen.
Dédire(se), zijn woord intrekken, :j/\'!
tvoord niet gestand doen.
DécUt. m. intrekking van zijn woont,
v. rottwkoop, in.
DL\'dommas\'ement, m. schadeloosstelling-
v. vergoeding, v.
lOti
IlKCO
Üijcouragó, moeiteloos.
bt\'courayeuietit, m. moedeloosheid, v.
Décourager, ontmoedigen.
Dócourager (se), den moed verliezen.
Di\'COurber, trekpaarden afspannen,
Dt\'cours, m. afnemen, o. verminde-
ring, v,
I )■ ■■■«ii -11, losgetornd, onsamenhangend,
Di>cousiire, t. losgetornde naad, m.
Uécoavert, ontdekt, bloot, open,naakt.
Ui-couvert ui), openlijk, ronduit.
Diïcouverte, f. ontdekking, v. kond-
schap,
v. verkenning, v.
Décoiivreur, m. ontdekker, m. verken-
ner, m.
Décottfrir, ontblooten, het deksel afne-
men, hel dak afnemen, ontdekken,
gewaar worden,
DécoiiTrir (se), den hoed afnemen,
het hoofd ontblooten. zich bloot ge-
ven,
n./t doen kennen, tich uiten.
Oi\'crasser, zuiveren, reinigen, ontvet-
ten, beschaven, ontbolsteren.
lti\'icr^ditemeiit, m. verlies van aanzien,
o. verlies van vertrouwen,
o. eer-
rooving,
v. diserediet, o
Ddcréditer, van vertrouwen berooven,
ttj minachting,in discrvdiet brengen.
Di\'créiliter (s,>), vertrouwen verliezen,
in minachting, in diskrediet raken.
Déerépit, afgeleefd, stokoud.
l)écré|iitaUQn, f. ontploffing, v. qeknap,
o. geknetter, o. uitdroging, v.
Dt\'-cn\'-pitnde, f. afgeleefdheid, v.hooge
ouderdom,
m.
Dt\'cret, m. ll^luit, o. gebod,o. vonnis,
o. éetreeWo. wetj
v.
Décrétale, i. pauselijk besluit, o.
Déerétor, besluiten, bepalen,gebieden
decreteeren.
Di\'cn\'-ioire, hachelijk, kritiek.
lïécri, m. opentt/k verbod, o. afzet-
ting,
v. vermindering, v. slechte
naam, m. verguizing,
v. discrediet,o.
Déêrié, buiten koers gestald, verach-
telijk, slecht.
Dfarier, openlijk verbieden , buiten
koers stellen, verguizen, tegen-
schreeuwen,
DActire, beschrijven, schilderen.
IK\'crocliement, m. afhaking, v. los-
haking, v.
Décroemri afhaken, loshaken.
I^crochoii\', in. afhaakijzer, o.
-ocr page 117-
W,
DKF1.
DÉDO
ItMommager, schadeloos stellen, ver-
■joeden.
Déaorer, verguldsel afdoen.
Dédorer (se), verguldsel verlieten.
IWormir, koude afnemen.
Uéiloubler, voering uitdoen, in tweern
tleeten.
\'■■
■iin\'iion, f. af\'trekking, v. korting, v.
verslag, o. gevolgtrekking, v.
1>i- luire, aftrekken, afleiden, verhalen.
Déduit, m. vermaak, o. tijdkorting, v.
Uéessê, f- godin, v. godes, v.
M\'l\'richer (se>, weder goed worden.
Huiiullaiice, i. onmacht, v. flauwte,1!.
afdruiping, v.
Déiaülant, flauw, machteloos, zwak.
Défaülant, m niet opgekomen gedaag-
de,
m.
Defalllir, verzwakken, ontbreken.
"\'■faire, ontdoen, iosmakent ontknoo-
pen, ontbinden, bevrijden, dooden,
uitteren.
iK\'iaire (se), losgaan, mager worden
zich ontdoen, verzwakken.
Defalt, ongedaan, verloren, verslagen,
mager, bleek.
[Ji\'i\'aite, f. nederlaag, v. uitvlucht, v.
vertier, o. aftrek, m.
Oétatcation, I. aftrekking, v. vermis
dering, v.
Ü.-falquèr, aftrekken.
Défausner (,se>, zijne/«tarten zuiveren.
"\'faut, m. gebrek, n. fout, v. verzuim,
o. zwakke tijde, v
Défavaur, i. Oitgutut, v. ongenade, v
IMavorahle, ongunstig, nndeelig.
pdfécattoit, f zuivering.v. reiniging,?.
D^fectir, gebrekkig, onvolkomen.
l>>-iection,f. verlating, v. vertaking,\\
afvalligheid, v. verduistering, v.
I,\'\'\'iecii(niner1 verlaten, afvallen.
1\'^eciiK\'Ux, gebrekkig, onvolledig.
UéfeCtUMitó, I. gebrek, o onvolledig-
heid,
v. leemte, v.
I\'\'|inndable, verdedigbaar, houdbaar.
I^teudeur,m. verdediger, m. verweer-
der,
na. gedaagde, ra.
"\'•(«iidre, verdedigen, beschermen,be■
schutten, verbieden, beletten.
péfmds, in. verbad, o. afstuiting, v.
""fense, i. verdediging, v. bescher-
niing, v. wederstand, m. verbod,o.
rechtvaardiging, v. leidekkerslijn,*
"^lensea, m. pi. wrijfhouten, o. slag-
tanden,ra.vcrdedigingswer ken,o.me.
Détensoiir, m. verdediger, ra.bescher-
mer,
m. voorspraak, v. p(ei(&eror-
</er, m. handhaver, m.
Déi\'en il", verticdii/eHti, defensief.
Mfanaive, t. tcgenweer, v. hoede, ?-
Drtikjuer, Pon droesem zuiveren, rei-
Ut\'fi\'iant, toegevend.
                   (niqen.
Oêtétence, t. toegevendheid, v. ach-
ting,
v. eerbied, m.
Dólérer, geven, toegeven, achting be-
toonen, aanklagen, zich schikken.
DiWerler, hjiïöh losmaken.
Di-ferrer, hot f ijzers afdoen, iemand
n de war brengen.
Di\'-ferrer (se), hoefijters verliezen, van
zijn stuk raken.
Drfels, m. pt. overtollige bladen, o me.
sclieurpapier, o.
!»■■!■■nrll.u-i\'ïL, m. afvallen der blade-
ren, o.
Défeuiller, ontbladeren,
;leuiller (se), zijne bladeren verlie-
It-\'ii, m. uitdaging, t,                     (ten.
DeJiancc, f. wantrouwen, o. mistrou-
wen, o. argwaan,
m. twijfel, m.
Défiant, wantrouwend, mistrouwend.
Deficit, ra. deficit, o. tekort, o.
Dóller, uitdagen, tarten, afhouden.
Di\'fler (se), wantrouwen, mistrouwen,
vermoeden, gissen.
Péfttjurer, misvormen, vertninken
Défilé, ra. engte, v. pat, m. nauw, o.
defileeren. o.
Déflun*, af rijgen, draad uittrekken, op
eene rij gaan, defileert.
Dêfüer
(W), losgaan. ~
DéfiiÜ, bepaald, bepalend.
Déftni, m. bepaalde zaak, v.
Déttnir, bepalen, bepaling geven, om-
schrijven, verklaren, beslissen, dc-
fthtreren.
Déflnissable, omschrijf baar.
Dóflniteur, ra. medehelper, in. raads-
man, m. bijstander,
na. deflnitor, m.
Dt\'-fiiiuif, bepaald, beslissend, eind....,
stot....
Définition, (. bepaling, v. verklaring,
v. beslissing, v. definitie, v.
Dt\'finitivement, bepaaldelijk, eindelijk.
Dt\'linitoire, m. kapittel der bijstan-
ders, o.
Déflagration, i. verbranding, v.
Oeflerhl, afwijkend, gebogen.
-ocr page 118-
Déflegmation, f. zuivering van wntev
deelen,
v.
D^flegmer, van waterdeelen zuiveren.
Üéfleuraiaon, f. afvallen iter blue-
men, o.
Uèfleurii-, bloesem doen afvallen, bloe-
sem verliezen.
DéHexkm, f. ufwijking, v.
Ui\'lloialion, l. ontmaugding, v. ontee-
ring,
v. schujfeenng, v. verkrach-
ting,
v.
Déflorer , ontmaagden, oideeren, de
frtschheiit ontnemen.
U.HOU cement, m. inslaan van den bo-
dem,
o. tnstooting, v. innspitlina, v.
Uéloncer, den bodem instaan, diep in
de aarde graven, eene huid treilen,
uit de tijken waaien.
Uétoncer (se;, invallen.
bélormaiiuii, i. vormverandering, v.
vervorming, v. wanstattigheid, v.
lü\'i\'ormer, mismaken,misvormen, ver-
vormen.
\\)t-iormi\\è, t. mismaaktheid, t.
Uéiouetter, losmaken.
Üiiiourner, uit den oven nemen.
Défraf, m. kosten, m. me. vrijhouden,o.
\'■
Défrayer, de kosten betalen, vrijhou-
den, het gelag betalen, vermaken.
vervullen, terugnemen^ uitdrijven.
Üéyaine, t. wijze, v. manier, y.
Dcgalner, uit de cheede trekken, van
teer trekken, trekken.
U.-1 niin\'in , m. voorvechter, m. bulle-
bak,
in.
DéganUr, de handschoenen uittrekken.
béguruir, ontsieren, ontbtooten, ont-
meubelen, onttakelen.
[Wgai mr (se), zich lichter ktceden, hel
haar verliezen, de bladeren var-
liezen, ledig worden.
IVij.ii. m. verwoesting, v. schade, i
verkwisting,
v.
D.yaudiir, gelijkmaken, handig ma-
ken, beschaven, ontbotster en.
Ué(jau<:tiis>cment, m. gelijkmaking, 1.
beschaving, \\.
!»•■ |el, m. ontdooiing, v. dooi, m.
Déyswr, ontdooien, dooien.
h.-j.-icr (se), ontdooien.
UéyéDérftÜOn, l. ontaarding, y. verbas-
tering,
v. verergering, v.
Dégénérer, ontaarden, verbasteren.
Dégénérttcence, i. neiging tot ontaar-
ding,
v. verbastering, v.
DAgfngnndé, waggelend, slungelachtig.
Hi\'\';ilni.\'i-, van de lijmroede losmaken.
Iirijlni\'r (se), van de lijmroede losra-
ken, uitwrijven.
Déglutir, opslokken, inxwelgen,
DéglulïtlCn, 1. opslokking, v.
6i>gobiJler, braken, overgeven.
Déyobilis, in uttbrtiakset, o.
Dégofawr. babbelen, snappen, kweel e».
Déffomnicr, de gom uttwasschen, o»l-
yommen, afzetten, ombrengen.
IK\'yoinier, uil de hengels lichten.
li.\'ijtiulk\'iiitMit, in slinken, o.
Dógonfler, doen slinken.
Dégonfler (8#), slinken.
bt\'-gorgement, ra. ontlasting. \\. losbre-
king,
v. spoelen, o. overloop, ra.
Uógorgeoir, m. niitnnaorM, v. tand-
priem,
ra. smtdsbeitet, m. tvasch-
molen,
in waterafloop, in.
Drgorger, openmaken, opruimen, spoe-
len, wasschen, overloopen,
lii\'ijin-ijcr (se), zich ontlasten.
DégotV, op tij zetten, onderkiuipen.
üéyouidi, gewikst, bij de pinken.
Dégourdir, uit eene verstijving doen
ontwaken, wakker schudden, lenig
maken, lauw maken, beschaven.
14
j DéirJchemein, til. ontginning, v.
Oéfrichcr, ontginnen, omploegen, ont-
warren, zuiveren, uiteenzetten.
Déirichear, m. oniginner, in.
Déirjser, ontkrutlen, uit de krulbren-
gen, te leur stellen.
\\
Défronur, ontplooien, kreukels glad-
strijken, ontfronselen.
Ui\'-froque , I. nalatenschap van een
monnik,
v. boedel, m. plunje, v.
| i\' (roqué, m. die de monnikskap hetft
!          afgelegd, m.
heiroquer, de monnikskap doen afteg-
gen, mtplunderen.
bi\'froquer \\be), de monnikskap af-
leggen, de kap op den tuin hangen.
t !\'■ Iiin\'in, tn. aandeel in de kosten,o.
bcfuner, onttakelen, aftakelen.
UiHunt, overleden, wijlen, zaliger.
Défnnt, m. overledene, m.
11■■ j.u■■, vrij, los, ongedtvongen,geheim.
IJégagement, m. vrijmaking. V. ontslag,
O. vervulling,s. achterkamer, v. ach-
tertrap,
in. achterdeur, t.
Dégagcr, tossen, ontslaan, vrymaken.
-ocr page 119-
DÉTiO
iMqountir (se), /o« worden, gevoel
krijgen, fatsoenlijk worden.
h"i|ourdissement, in. ontwaking uit
eene verstijving of eene verdooving,
V. ,,,lt--r/i 1,11,1-1, V.
Itpgoüt. m- afkeer, m. walg, m tc«er-
•ftt, m. teleurstelling, v. kwelling, v.
hi>gotitftnt, walgelijk, onsmakelijk.
IWtjoiil»\', tfars, vie*.
I>.;qoi1ter, woff maken, doen wilgen.
fiiV|Oiltei\' \'se), WW* wordtftt, walgen.
(V\'fioullant, afdruipend, druipend.
[)>\'Cfoiittement, m. afdruiping, v. foJt,o.
l*il(joutler, afdruipen, lekken.
DéqndatfoD, f. verlagina.v. af zetting,
v. degradatie,
v. schade, v. verval,
o. vernedering, v. verzwakking, v,
IMqrtdar, verlagen, afzetten, degra-
deeren, schenden, afkeuren, ver-
zachten, onttakelen, onder den wind
vallen.
MiMjcader (se), tich vertauen, bederven
fWgrafer, loshaken. afhaken.
I>»;qraissa<te, m. [V\'jraissement, m.
ivegneming van vetvlekken. v.
I>\'\'i|raisser, o«( afdoen.vetvlekken weg-
maken, afschuimen, rond maken,
a-heren.
IWqtaissenr, m. vlekkenuitinaker, m.
\'iie«ti-tti«sJi\'Aer, m. waschbank. m
"\'\'■firaissnir, ni. waschbank, i. schraap-
mes.
«
                                       (nttf, v.
\'\'■\'■((ras. m. traan, v. M**vnemin«/ win
hpqraveler, van zand ontdoen.
""Hpavnicment, m. afkahheting, v. joöj-
spoeling, v. uifcchimHn, v.
IK\'rjravoyer, nfkabbelen, wegspoelen.
Héqré, m. graad, m. »<(»i</, ra. /irf, o.
\'fiiacht, v trap, m. trede, v. middel,o.
Dpgrlement, m. onttakeling, v. verlies
van het want, o.
\'Wflréer, onttakelen, aftakelen.
t^qr^es (par), trapsgewijze, allengs.
Ilpqrr\'vement, m. ontlasting, ». on(-
heffing, v. verlichting, v.
Héf rever, <>it>.l\'t-t\'-u, ontheffen, vrij-
stellen, verlichten, verminderen.
l,^riiiflolade, f. aftuimeling, v.
"•■(jriniioler, aftuimelen.
l*<\'ariser, nuchtermaken.ontnuchleren.
•\'«"\'ijriser <se), nuc/tfer worden.
iMgnmMM, m. draadtrekkiny, v. dwn-
nermaking, v.
                              (Ae»i.
Héjjrouer, druadlrekken, dunner ma-
nvjv.                 \\m
Uégrossi, m. pletmoleu, m.
Dégrossir, rww taë*rft«tt, (/uo</i\'«n>en,
eers/e drukproef nazien, ophelderen.
DégnentlM, haveloos, gescheurd, slor-
dig, in lompen.
Déquerpir, niel aanvaarden, wijken,
met de noorderzou vertrekken.
DegnerpisMnent, ra. niet-aanvaarding
van eene erfenis,
v.
DéqUMlCT, braken, uitbraken.
Dégnider, o/) den verkeerden weg
brengen.
Péquitjnonner, de kans doen verkeere».
Déqnisement, rn. twtHommittjr, v. vcr-
kleeding, v. bewimpel ing, v. tnas-
Aer, o. dekmantel, m .
Dégutwr, ivi\'1,1 omi/iei, verkleeden, ver-
bloemen, verbergen, ontveinzen.
Déquiser («), ?it\'/i uermommtfïi, inji»-
ten.
Dï>qusiateur, ra. voorproflrer, m.proü-
Dégu station, f. proeven, o. (t>er, m.
Défltistdr, pro"u»?n.
hi\'lnli\'r, htnnA mr\'Aeti.
DehMer (se), hfcmA icon/en.
Dlhanché, onf/iittpf, lendelam.
Déharder, ontkoppelen, losmaken.
Déharnacheinent, m.onttuiging, v. uit-
spannen,
o.
Déiiarnacher, onttuigmt, uitspaunen.
Déhérence. f. ontbreken van een wet-
tigen erfgenaam, o.
Déhiscpnt, openbarstend.                   (te.
Oéhonté, schaamteloos, zonder schaam-
Dehors, buiten, naar buiten, uit.
Donors, m. buitenste, o. uitwendige,
o. schijn, m. buitenwerken, o. me.
Di* noria tot re, vermanend.
Dpicide, m. godsmoord, m. godsmoor-
der.
m. ontwijder, m
Dpicide, godvermoordend.
Dé (col*, godvereerend.
iliiiication, f. vergoding, v.
Mlfltr, vergode»?, (o( etvi yorf utaAen.
|i\'\'ifir|!]c, vergodend,
i\' -jj. ■. m. deïsme, o-
Déiüte, ra. -/,-.■-;\', m.
Dehé, f. godheid, v.
n^j;>, reeds, al, Ie voren.
IVjettion, f. stoelgang, m. afgang, m.
Diljeli>r (se>, krom trekken.
MjeAaé, m. D^jeflner, m. ontbijt, o.
ontbijtserviei. o. dejeuner,
o.
Iit\'\'it;uin:i-, ontbijten, dejeuneeren.
-ocr page 120-
hBLl
Üéleuter (se), behagen scheppen.
Di\'téfiataire, m. gevolmachtigde, m. "f-
qevaardigde, m. lasthebber,
m.
I»■ I■ - f.i■ n■ ■ i, f. last, m. lastgeving, v.
volmacht, v. overdracht, v.
Dclcyatoire, volmacht gevend, machti-
gend, lastgevend.
Deïénué, m. afgevaardigde, m. gevol-
machtigde, m. gedelegeerde, m
Déléguer, afvaardigen, last geve»,
aanwijzen, overdragen, delegeereu.
IVIestayc. m. ballastuitlading, v.
Délesier, ballast uitladen, ontballastc»
Délesteur, ra. ballustlichter. m.
DéMlèra. vergiftig, schadelijk, doodend.
Mvlib^rntïi, over wegend,beraadslagend.
Délibêration, f. overweging, v. beraad-
slaging,
v. besluit, o.
Dcliberé, weloverwogen, opzettelijk,
moedwillig, vastberaden, stout.
Déliberé, m. besluit, o. vonnis, o.
Dètibèrémeat, met voorbedachten rade,
onbeschroomd, stoutelijk.
Délibérer, overwegen, beraadslagen,
besluiten,
Délieal, lekker, smakelijk, keurig,
kiesch, netelig, tenger, zwak, fijn,
zacht, fijngevoelig, eerlijk, braaf-
Delicater, koesteren, troetelen.
Delicatesse, f. lekkerheid, v. lekkernij <
v. kieschheid, v. teederheid, v. fijn-
heid, v. fijngevoeligheid,
v. kwel-
oorigheid,
v. nauwgezetheid, v.
Délicc, m. genot, o. vermaak, o. geluk,u.
Déliees, f. pi- wellust, ra. genot, u-
Délicieusement, heerlijk, lekkertjes.
Dt-licieux, smakelijk, lekker, heerlijk.
Déticoter (se\\, den halster afstroopen.
Délié. fijn. dun, slank, tenger, schran-
der, slim. met beschadigden romp.
Délié, ui. fijne pennetrek, m.
Di\'li.-ej, f. pi. hertcdrek, m.
Délk\'i\', ontbinden, losmaken, vrijspre-
ken, ontslaan.
Déliyation, t. aanlegging van een ver-
band,
v. verbandkunst, v.
Di\'Iimitation, f. afpaling, v. grensaan-
wijzing,
v. urensscheiding, t.
Déllaiter, afpalen, grenten aanwijzen
OélittéatiOH, f. afteekening, v. schets, v.
omtrek, m. ontwerp, o.
Déliii quant, m. schuldige, m. misdudi-
\'ter,
m. delinquent, m.
béUnqner,over treding begaan tmis4oeti-
Déjoindre, losmaken, ontbinden.
Déjoindro (se), losqaan, uit devoeyen
vaan, uiteenwijken.
Dójouer , verijdelen, dwarsboomen
wapperen, losgaan, een slecht spel
hebben.
ht;juc, m. tijd dat de hoenders hel
rek verlaten,
m.
Déjaoher, van het rek jagen, afjagen
het rek verlaten.
De li\'i, mm daar. daaruit.
Del;i, aan gene tijde, aan den overkant
Deli\'i (au), aait gene tijde, boven
meer dan.
Délabré, ontredderd, slecht, haveloos,
verwoest, geknakt.
De la brem ent, ra. ontredderde staat, m.
haveloosheid,
v. verval, o-
Ut\'Iabrer, verscheuren, bederven, ver-
nielen, te gronde richten.
Délacêr, losrijgen.
Uiilacer (se), zijn kleed losmaken, los-
gaan.
Délai, m. uitstel, o- vertoef, o. termijn,
Üclaiemont, m. verdunning, v. im.
D^laisstïmenl, m. verlating, v. verla-
tenheid,
v. afstand, m.
Délafsier, verlaten, laten zitten, over-
laten, afstand doen.
IVlardement, m. afschaviny, v. af-
katiting,
v. groeven maken, o.
Délarder, afschaven, afronden, groe-
ven maken, spek afsnijden.
Dulassement, m. uitrusting, y.verpoo-
itng,
v. uitspanning, v.
Üi-lasser, ontspannen, verkwikken, rust
geven.
Délasser isei, zich verpoozen, uitrusten.
Délateur, m. aanbrenger, m. verklik-
ker,
m.
IV\'lation, f. aanbrenging, r. verklik-
king,
v. beschuldiging, v.
Délatter, de latten wegnemen.
I)è[a\\é. bleek, dof. verschoten.
Dêlaver, bleek maken.
Délayant, m. verdunnend middel, o.
Délayer, beslaan, roeren, klutsen, ver-
dunnen, wijdloopiq uitdrukken.
Déltatur, m. wei/latingsteeken, o. de-
Diilébile, uitwischbaar.         (leatur, o,
Déleotable, smakelijk, lekker, aange-
naam, heertijk.
TV\'lectiition, f. genoegen, o. \'genot, .
Dólceter, vermaken, behagen.
-ocr page 121-
III
HKMK
Demaiii, morgen.
üemain (apres), overmorgen.
Dótnanchement, m. afnemen van den
steel, o. hevhtafneming, v.
Démancher, het hecht afnemen, den
steel afnemen, een kanaal uitzeilen.
Démancher (se), van den steel losraken,
haperen, zich moeite geven.
Demande, 1 vraag, v. verzoek, o- cisch,
m. klacht, v. bestelling, y.
Deroander, vragen, ondervragen, ver-
zoeken, eischen, vorderen.
Demander (se), rif* afvragen.
Demanderessu, f. eischeres, v.
Oeinandcur, in. vrager, m. eischer, m.
Oi-mangeaison, f. jeuking, f .jeukte, v.
lust, m.
Démanger, jeuken.
Démantêlement, >n. ontmanteling, v.
slechting, v. slooping, v.
Démanteler, ontmantelen, slechten.
Dcmantibuler, het kakebeen breken ,
uit elkander nemen, in wanorde
brengen.
Dumarcaüoii, I. scheiding, v, afbake-
ning, y. afteekening,
v. grens, v.
Démarche, f. gang, m. tred, m. stitp,
in maatregel, m. poging, v.
Demarier, een huwelijk verbreken,
scheiden.
tMmari*f (se), zich laten scheiden.
Dümartjuer, afteekenen, het werk weg-
nemen, niet meer teekenen.
Demarrage, m. losmaken der kabels, o.
Déntrrar. lossjorren, anker lichten,
af zeilen, driftig worden.
D\'-masquer, ontmaskeren, ontblootcn.
Di\'imasüquer, mastik uitnemen
Déméter. ontmasten.
D»\'nia[éiialiser,/td(stof}elijke wegnemen,
beschaven, veredelen.
Ddméié, m. geschil, o. twist, ra. strijd,
I>i■ cti. 1 ein*-111. rn ontwarring, v. \'in.
I*\'-iii.-1i-j , scheiden, ontwarden, ontwik-
kelen, onderscheiden, twisten.
Déméler (se), zich uitredden,
Déaéleor, m. ontwardfr, m.
           (ro.
Démélofr, m. ontwarkam, m. futspel,
U\'-membremeut, m. verbrokkeling, v.
vaneenscheuring , v. afgescheiden
deel,
o.
Di-membrer. afscheiden, vaneenscheu-
ren, verdeelen, optrekken, heengaan.
Démcnageinent, tn. verhuizing, v.
d\'liijuesceiice, (. vloeibaarwording, v.
vervlo-\'iing, v. wegsmeltint/, v.
I>\'liifuesccnt, vervloeiend, wegsmeltend.
Di liquium, ra. staal van vloeibaar-
heid,
m.
bVlire, ra. ijlhoofdigheid,v. zinneloos-
heid,
v. delirium, o-
wlirer, ijlen, raaskallen.
DélISHr, lompen sortreren.
fii\'Nsseur, m. lompenuitzoeker, m.
J\'^Ussoir, m. plaats waar de lompen
\'lesorteerd worden, V.
Wlft, m. misdrijf,^, veryrijp, o. delict,
Délit (en flagrant), op keeterdaad. (o.
(\'•\'liter, steenen op de ongehouwene
zijde lef/oen.
Utilite&cence, f. verdwijning van een
</e;wel, ». uiteenvallinfj, v.
"éliviance, f. verlossing, v. bevrijding,
aflevering,
v. overgave,-*, uitte*
ring,
v. bevalling, v.
Déllvre, m. nageboorte, v.
I)i:livrer, verlossen, bevrijden, onthef-
fen, afleveren, overgeven.
\'Mivrer (se), zich bevrijden, bevallen.
Di livrour, m. bevrijder, m. verlosser
bezorger, m. leveraar, m.
\'\'•.\'logement, m. verhuizing, v. aftocht,
m. opbreking, v.
Ueloger, </oen ix-Mime», verdrijven,
verhuizen, aftrekken, opbreken.
Honger, van de liin laten.
■lot, m. kous. v. Iedere7i vingerhoed,m.
l^loyal, trouweloos, vatsch, verrader-
Juk, deloyaal.
"•\'lovauté, f. trouweloosheid, \\.valsch-
\';eirf, y. verraad, o. deloyauteit, y.
Je U. m. delta, v.
]>"ltoi(le, ra. driehoekige armspier, v,
\' u9*i m- v\'oed, m. overstrooming, v.
ustrer, otlfslottxm. (zondvloed, m.
JHiiter, fie( sJm\'(Jeem afdoen.
,fnacler, ^jmollen v\'a* owro<ïr«:M.
;a»acjogie, f. volksleiding, v. uofAi-
(hufff, y. demagogie, v.
L«agÖgiqa«, demagogisch,
             im.
:<n*t\\oq,\\iQ,ta.demagoog,vi volksleider,
"lïfqnr, scherpen, duHJti\'r mafte/i,
minder mager worden.
*-\'niAiqri<semeiit, m. rft»ltlWi*maWll9,
v annscAdrpiji*/, v.
\'iiailler, de lijzeilen losmaken, ma-
\'•m losmaken.
""\'\'illotei\', ontzwachtelen,ontbakeren.
-ocr page 122-
Ui
hl\'.MK
DKM( i
Demi-jour, o. halfdonker^ o.
Demi-lune, (. halve maan, t. brasem,
Demi-paume, f. licht raket, o.         (m.
Demi-pont, m. halfdek.o.
Demi-rond, m. looiers krommes, o.
Démis, ve.rstuikt, ontwricht.
Demi-saison, f. voorjaar en najaar, o,
Demi-setior, m. halve pint, v, mutnje.o.
Demi-solde, f. halve soldij, v. nonac-
tivitett,
v.
Pemi-soupir, m. achtste rust, y.
Dénittioa, f. afdanking, v. ontslag."
ambtsnee rlegging,
v. demissie, v.
D^missionnaire. m. die een ambt neer*
legt, m. hij ten tviens voordeele men
iets afstaat,
m.
Demi-leinte, f. halfschaduw, v. mezzo-
Dtjm\'ttes, f. pi diemet. o. {tinto,f
Demi-vin, m. dunne wijn, m.
Democrate, m. democraat, m.
Democratie, f. volksregeering,\\.de»>"
cratie,
v.
Démocraliipi.?, democratisch, volks ...
Demotselle, f. juffrouw, v. juffer, v
freule, v. ongetrouwde vrouw, »
glazenmaker, m. beddepan, v. hei-
blok,
o, stamper, m,
li.\'innlir-, slechten, afbreken, sloopt* ■
D^molis\'eur, m. slooper, m.
D^malition. t. slechting, v. afbreking,"
liF-iFiiiliti\'iu ;. f. \\A.afbraak,y.puinhoo
pen,
m. me.
DeMM, m. baoie geest, m. duivel, m.
daemon, m. geleigeest, m.
Dpmom;tisatioii, f. buiten-omtêop-stei-
ling. r.
[j.\'inohfii-i\'r, buiten omloop stelle-t.
D^moniatfue, m. bezetene, m
D^moniaque, bezeten, razend.
Démonhmt, m. geloof aan duivelen,"
D^moniste, m. die aan duivelen ge\'
toeft.
m.
             
D^ironoqiaphe, m. schrijver over dui-
velen,
m.
Dpmnnolatrie, f. duivelaanhidding, v
D*;monolo<jie, I. verhandeling over dui-
velen,
v. duivelleer, v.
Dtmonomaitte, f- inbeelding van do-"
den duivel bezeten te zijn,
v.
Demons trabilitt\', I. bewijsbaarheid, f>
Démonstrable, bewijsbaar.
Demons tra leur, m. hewijser, m. >*r*
| klaarder, m. minwijzer, m. bet\'!"-
| i/er, m. leeranr, m.
Dómeiia>|er, vervoeren, rcrhfitcn, uit-
ruimen, zich afslooven.
Di\'mfiicc, f- * ra nkz in nigheid, t. n\'n-
neloosbeid, v.
Dcmener (m), beweging maken, sparte-
len, aangaan.
Démtntl, m. loqenstraffing, v. met be-
schaamde kaken slaan, o.dementi,
o.
Dómeutir, logenstraffen, heeten liegen,
verloochenen, tegensprvken.
D<\'mentir (se), zich met gelijk blijven,
veranderen, zijn woord niet gestand
doen, verslappen, losgaan.
Diïuierger, in eene ondiepte vastzitten.
\'Mmérfte, m. laakbare, o. strafbare, o.
DémérlMr, iets laakbaars doen, straf
verdienen, zich bezondigen.
Uóaieauri\', bovenmatig, onmatig.
li\'Tiii\'itiv, afzetten, omzetten,van zijne
plaats zetten, verstuïken.
Itt\'mettre (se), ontslag nemvn.
D^meublemant, m. wegnemen van huis-
raad t
o. ontmeuheliny, v.
IV\'meubler, huisraad wegnemen, ont-
Demeurnm, woonachtig. (meubelen.
Deroeurant (au), voor het overige, ten
slotte.
Demeure, f. woning, v. verbluf,o. duur,
ui. achterlijkheid, v. uitstel, o.
Demeure (n), vast, blijvend.
Demeure (en), achterstallig, athtêrlfjk.
Demeure (metlre en), gerechterlijk aan-
manen.
Demeurer, wonen, verblijven, vertoe-
ven, blijven, talmen, volharden.
Demeurer coitrt, blijven steken.
Demeurer d\'accord, het eens worden.
Demeurer en reste, schuldig blijven.
Demeurer Ja (en), het er bij laten.
Demi, half.
h.\'iui. in. half, o.
i>i-ruj e.ii, ten halve, onvolkomen.
nemi-battoir, m. klein raket, o.
Demi-bosse, f. weinig verheven beeld-
werk,
o.
Demi-chemise, f. glashlizerskiel, m.
Demi-circulaire, halfrond.
Demi-ileuil, m. lichte rouw, m. rouw-
mant\'l,
m.
Demi-dien. m halfgod, in.
Demie, f. half uur, o.
Demieller, honing van het was scheiden
Demi-femme, I. verwijfd man, m.
ppmi-fortune, f. Hnxjanner, m.
-ocr page 123-
DENT
DRMO
nonttntil, betoogend, bondig, aan-
wijzend, levendig.
nmnstralion, f. bewijs, o. betoog, o.
belooning, v. blijk, o. voordracht,*,
nstratie,
v, bedreiging, v.
\'ir,iihnr,i\':i!, helder, bondig.
mouter, uit den zadel lichten, af-
trpen, uit elkander nemen, in de
\'ir brengen, onbruikbaar maken.
montrable, bewijsbaar.
~\'
itrer, bewijzen, betoogen,demon-
:ren.
alisation, f. zedenbederf, o.
noraliser, zeden bederven, Itederven.
aliseur, m. zedetdtederver, m.
mordre, loslaten, afzien.
Ier. uit den vorm nemen.
nouvojr, van eene zaak af doen
ii.
nir, van krijgsvoerraad ontbloo-
nir (se), alles weggeven (ten.
aurer, metselwerk openmaken.
ire, tientallig, tiendeelig.
nlir, uit het bezit drijven.
uuiUr (se), overgeven, zich ontdoen.
■ :■ ■ ■..111 ■ i.■ i■, van nationaliteit be-
oven, het nationaal karakter ont-
\'latier, ontvlechten.
              (nemen
turaüsation, f, ontneming der
Men van inboorling,
v.
laiuraliser, de rechten van inboor-
"g ontnemen, ontburgeren.
•iiuraiion, f. ontaarding, v. vervat-
hing,
v.
aiuré, ontaard, onnatuurlijk.
aturer, de natuur veranderen, doen
Maarden, bederven, vastegoederen
gelde maken.
turer (se), ontaarden, verbasteren.
ragate, f. boomagaat, m.
wüe, 1. boomsteen, ra. mossteen, m.
OroJdt, boomachtig.
droites, I, pi. getakte versteenin-
\'■n,
v. me.
JfOlhlw, l. boomversteening, v.
biologie, f. boombeschrijving, v.
^kennis, v. dendrologie, v.
•JroiLt\'tre, m. boommeter, m.
"rophaqe, hoornetend.
\'■!)ateur, rn. loochenaar, ra.
pation, f. loochening, v. ontken-
"\'J,
v. denegatie, v.
.m. weigering, v. ontkenning, f.
\'**i ra. slimmerd, m. schalk, m.
F.-H.
in
Deniaiser, «liwi NuAffi, ontgroenen, be-
dotten, foppen, verschalken.
Deniaiser (se), slimmer worden, zich
ontbolsteren.
Dénicher, uit eene nis nemen, uit een
nest nemen, verdrijven, verjagen, op-
sporen, wegvliegen, zich wegpakken.
Dénicheur, m. nestenzoeker, m. op-
spoor der, m.
Dénicheur de meries, m slimme vent,
m. oplichter, na.
Dénicheur de fauvelles, m. gelukzoe-
ker,
m-
Denier,loochenen,onikennen,weigeren.
Denier, m. penning, m. aandeel, o.
rente, v. interest, m.
Denier n Dien, m. godspenning, m.
Denier de fin. m. gehalte, o.
Deniers, m. pi som gelds, v.
Denier vingt, m. (au) vijf percent.
Dénigrement, m. zwartmaking, v. be-
lastering,
v. verkleining, V.
Dénigrer, zwartmaken, belasteren.
Dénoinbrement, in. telling, v. opsotn-
tnino, *. /t/jf, v. register, o.
Dénomhrer , tellen, opsommen, lijst
Denominateur, m. noemer, m. (««MN.
Dénominatif, itoomcttd, benoemd.
Déiiomination, f. benoeming,\\. naam.v.
Dénommer, noemen, naam geven.
!»■■ oüci\'i\', aanklagen, aangeven, aan-
kondigen, beschuldigen.
Dénonciateur, m. aanklager, m. ver-
klikker,
ra.
Dt-nonciation, f. verkondiging, v. af-
kondiging,
v. beschuldiging, ». «aii-
klacht, t. aangifte, v.
Pcnotatioii, I. aan duia\'i jij, v. fmnu>i/-
!Mj, V.
Iii\'nnicr, aanduiden, aanmtf\'zen.
Dénouement, m. ontknooping, v. otif-
wikkeling, v.
Dénouer, ontknoopen, losknoopen, op-
lossen, buigzamer maken, ontwik-
kelen.
Dcnouer (se), losgaan, buigzamer wor-
den, zich ontknoopen.
Ii.\'mioh ment. m. ontknooping, \\. ont-
wikkeling,
v. uitslag, m. slot, o.
Denrée, f. eetwaar, v. koopwaar, v.
Dense, dicht, vast.                  (waar, v.
Ht>!i.:iic, f. dichtheid, v, densiteit, ?,
[iftit, f.tand, rn. fctM.T.punf.Y.Mflaani,
v. fo\'iy, v. hoekige bergkruin, v,
8
-ocr page 124-
ÖEPtë
Départ, m. vertrek, 0. scheiding, >
Départager, beslissende stem hebben,
Département, m. afdeeling, v. vak,a
departement, o,
Départemental, departementaal.
Départeur, 11». scheider, m.
Déparlie, f. vertrek, o.
bèp&rlir,verdeeien,3cheiden,uitdeeU"
Déparlir (se), afzien, laten vuren.
Dèpnsser,uittrekken, vootbijgaan,over-
schrijden, overtreffen, uitsteken tv-
ven .
Dépatissèr, de letters weder in de tuk-
jes leggen.
Dépaver, vloer opnemen, straat opM u
men, opbreken.
                                    ,(
Dépayscr, uit het land verwijderen, he
tand doen verlaten, van den koei
ii.i
llK.sl
Dent (coup, m. de), beet, m.
licnt arüficielle, 1. kunsttand, m.
Dent canine, f. uogtand, m. Lands-
tand,
m.
Dent il- lait, f. melktand, m.
Dent de sagesse, f. verstandskies, v.
Uent oeillère, f. ooytand, m.
Uent macheliérc, I. kies, v.
Dent molaire, f. Aïw, v.
Dentaire, tol tic! fanden behoorend,
Dentaire, f. tandkruid, o. (tand
Dentale, f. tandslak, v.
Dentale (lettre, f), tandtetter, v.
Dent-de-chien, f, hondsgras, o.
Dent-de-Iion, f. ieeuifenfand, ra. pa-
penkruid,
o.
Dent-de-loup, t. \'011.7 in den riem van
een rijtuig,
v. pofpsffand, m.
Dent-de-rat, f. mutien(und, m.
Denté, pefand.
Dentée, f. beef van den windhond, m.
.•iluntnuiikwrtsuur, v.
Dentelaire,!. ioodfcrwit/,o. fan d/r rui\'tf,o
Dentelé, getand, gtkarteld.
Denteler, fanden, inkepen, kartelen.
Dentelct, m getand snijwerk, o.
Dentelte, f. fcanf, v. AanimerA, o.
Dentellière, (. kantwerkster, v.
Denlelure, t. getand werk, 0.
Denticulé, fijn getand.
Denticules, m. pi. geland snijwerk, o.
Dentier, m. valsche tanden, m. kunst-
Dentifoi\'Die, tandvormig. (gebit, o.
Dtmlifrice, m. tandpoeder, 0.
Dentisle, ro. tandmeester, ra.
Dentition, f. tanden krijgen, o.
Denlure, f. rij tanden, v. gebit, o. tan-
ding,
v, tundwerk, 0.
Dénudaiioii, I, ontblooting, v. blootleg-
ging,\'
v.
Uenuder, ontblooten, b\'ootleggen,villen.
Dénué, ontbloot, tonder.
Dénuer, ontblooten, berooven.
Dénüment, m. ontblooting, v. ellendt,v
Dépoqueter, ontp&kken, uitpakken.
Déparager, onder zijn stand trouwen.
Dépareillé, waaraan een der deelen
ontbreekt, onvolkomen, ongelijk.
Dépaieiller, ontparen, splitsen,
Déparer, ontsieren, misstaan.
Déparier, ontparen, scheiden.
Déparier, ophouden met spreken.
Déparquer, uit de omheining talen
aaan, uit Je schaapskooi dryvin.
doen raken, het spoor bijster makc
Dépayser ..■■e.., het land verlaten.
Dépècement, m. aan-stukken-snijdiï\'ii
v. verdeeling, v.
Dépécer, aan stukken snijden,
snijdtn, slopen, verdeelen.
Dépéceur, m. slooper van schepen
Dépêche, f. berieht, o. brief, m.
Jièche, ».
pech er, bespoedigen, afvaardigen
aftenden, van kant helpen.
Dépécher ise), tiih haasten.
D-i i\'i.oii\', m. hakbijl, v. snijmes, o.
Dépetndre, afschilderen, beschrijven
Dépenaillé, haveloos, slordig.
Dépenaillement, m. haveloosheid, v.
Depei.damn.ent, afhankelijk.
Dépendance, 1. afhankelijkheid, v.
Dépendances, I. pi. aankleef, ra. W
Dépendant, afhankelijk, {hangsel, •
Dépendre, afhangen, afnemen.vtrtere\'
Dépens, m. pi, onkosten, ra. me. kost,®
Dépense, f. uitgave, v. vertering, "
provisiekamer, m. bottelarij, v.
Dépenser, verteren, geld uitgeven.
Dépensier, m. verkwister, m. bottt-
Her, ia. spijsmeester, m.
Dépensier, verkwistend, verspillen\'!-
Üéperdition, f. vermindering, v. verval
o. verliet, o.
Dépérir, verminderen, vervallen, 1-f\'
gaan, bederven.
Dépérissoment, m. vermindering, t.wf\'
val van krachten, v. afneming, v-
DépcrÊuader, tol andere gedachten »«*
gen, uit Jen Jrvoui helpen.
-ocr page 125-
DÉPL
lépélrer, van onder sleenen uithalen,
losmaken, bevrijden.
Wpétrer (se), zich losmaken, zich ont-
slaan, vrij worden.
peuplemeot, m ontvolking, v. (ten,
[ipupier, ontvolken, berooven,ontbtoo-
i^peupler (se), in bevolking minder
worden, ontvolkt worden.
éplilegmation, f. zuivering van wa-
\'trdetlen, v.
\'^hlegmer, van waterdeeltjes tut
veren.
t\'pk-age, m. nemen der korrels uit
ee.ie korenaar, o.
Mpiécer, ontleden, tot stukjes snijden
Iqnlatif, haarwegnemend.
lepilatioti, f. haarwegneming, v. uit-
vallen van het haar, o kaalheid, v.
\'pilatoire, m. haarwegnemend mid-
iel, o haarzalf, v.
;piler,/iet haar doen uitvallen.
piler (se), het haar verliezen.
"I\'iuyler, iosspelden.
iqiiquer, weder goed maken, in een
goèé humeur brengen, dorschen.
Jepiquer (se), weder goed worden, op-
houden boos te zijn.
\'\'■pister, speuren, opsporen.
**pHi m. spijt, v. verdriet, o. hart-
zeer,
o. spijtigheid, v.
\'êpïler, kwaadmaken, gemelijk maken
/\'\'ajren, hinderen.
tpltcr (se), kwaad worden, het land
nebben, pruilen.
épiteux, gemelijk, spijtig.
\'■place, v, rplaatst,misplaatst, ongepast.
\'\'placement, m. verplaatsing, v. ont-
zetting, v. vertelling, v.
i-\'placer, verplaatsen, iemands plaats
\'"nemen, ontzetten, verkeerd plaat-
sen.
J\'-plaire, mishagent niet bevallen, on
tevreden maken.
\'"l\'laire (se), misnoegd sffn, zich niet
\'\'\'hogelijk voelen, niet aarden.
eplaisance, m. weerzin, m. afkeer, m.
[•PWsant, onbehagelijk, onaangenaam.
4\'laisir, m. verdriet, o. misnoegen, o.
punter, verplanten, verpoten.
"PwntOir, m. verpoter, m.
el» itrer, om pleisteren.
petion, I. lediging, v. aderlating,t.
•Pjitir, ontvouwen, ten toonspreiden.
"pliui- (tm), opengaan,losgaan.
flö
DfiPO
Déplisser, ffnJpiooien, uitspreiden.
Deplisser (se>, uit de ploot gaan.
Déploienzent, m. ontvouwing, v. uit-
Oreiding,
v. uitspreiding, v,
DépJÓrabfo, betreurenswaardig, bekla-
genswaardig, treurig, jammerlijkf
jammer, naar.
Dé pi oratio n, f. betreuring, v.
Déplorer, betreuren, bejammeren, be-
klagen, beweenen.
Dt-ployt\';, opengevouwen, open.
Déplovée (a gorge, (.), luidkeels.
Déployer, ontvouwen, losmaken, uit-
spreiden, ten toon spreiden.
Déplumer, plukken, pluimen.
Déplumer (se), ruien, zijne vederen
De plus, daarenboven.           (verliezen.
Dépocher, zakken leegmaken,
Dópointer, den zelfkant afsnijden, de
steken losmaken.
D^polir, ontglanzen, mat maken.
Dépolir (se), glans verliezen, mat wor-
Déponent, deponens.                       (den.
Déponible, dat overgelegd kan worden.
Dépopulaiiser, niet meer algemeen t/e-
zien doen zijn.
                (gezien zijn.
Dépopularisor (se), niet meer algemeen
Dépopulation, f. ontvolking, v.
Déport.m. uitstel, o. rechtop de inkom-
sten van eene openstaande plaats, o.
Déportation, f. overbrenging, v. ver-
banning,
v. deportatie, v.
Déportement, ra. gedrag, o.
Déportements, m. pi. wangedrag, o.
Déporter, overbrengen, verbannen, de-
porteeren.
Déporter ise), zich van iets ontdoen,
laten varen, afzien van.
Deposant, m getuige,ra.
Déposer, nederleggen, afzetten, toever-
trouwen, laten zinken, getuigen, ge-
rechtelijk verklaren, deponeeren.
Depositaire, ra. bewaarder, ra.
Déposition, f. afzetting, v. getuigenii,
v. verklaring, v.
Déposiloire, m, Ijjkhuis, o.
Déposséder, iemand uit lijn bezit vet\'
drijven,
van iets berooven.
Dépossession, I. ontzetting uit het be-
zit,
v. onteigening, v.
Déposter, uit eene stelling verdrijven.
Depot, m. toevertrouwd goed, o. neer-
legging,
V. bewaarplaats, v. bewa-
ring,
v. pakhuis, o. grondsop, o.
-ocr page 126-
Mfl                    üèpü
opeenhoopmg, v. depot, u. dv»Q»tio,
iWjiOier, uit den pot nemen.            (O.
Dépoudrcr, ontpoeieren, stof afvegen.
Di^ouille, f. balg, m. afgestroopt vel,
o. naltttenschap,v. buit, m. oogst, m.
overschat,
o. stoffelijk omhulsel, o
UtSpouilIemerU, m. berooving, y. uit-
schudding,
v. uittreksel, O.
Dépouiller, uitkleeden, u>tschudden,be-
rooven, afstroopen, inoogsten, uit-
treksel* maken,
DépouilJer (se), zich ontkleeden, zich
ontdoen, tijne bladeren verlieten.
IMpoiiL-voir, ontbluolen, berooven.
Ut\'^onrvu, ontbloot, onverzorgd.
Üt\'^iourvu (auf, onverwachts
Dópravateur, id. bederver, m.
IWpravaieur, bedervend, verleidend.
Dqiravation, f. bederf, o. verdorven-
heid,
v. zedeloosheid, v.
Drpraver, bederven, verderven.
n.\'j-n-i^tii\', afsmeektnd. biddend.
DéprtfnÜon, f. afsmeeking, v. afbid-
ding,
v. inroeping van toegevend-
heid,
v. zegen, m. vloek, ra.
!ii\'|,i-,\', i uni\'i, f. vermindering, v. ge-
ringschatting, v. kleineer ing,
v.
Déprecier, gering schatten, in waarde
doen verminderen, kleineeren.
Déprédlieur, m. roover, m. verwoes-
ter, m. ptunderaar,
m.
! h ■;■**■- \'1.ilton, f. berooving, v. plunde-
ring,
v. verwoesting, t. afpersing.
DèttTMer, rooven, plunderen.           (v.
11. pendre, losmaken, scheiden, losdoen.
Dépendre (se), losgaan, losraken.
De prt», van nabij.
DépreSMr, uitdcpersdoen, ontglanzen.
Ütlpression, [. nederdrukking,y. druk,
in. onderdrukking, v. vernedering,?.
Déprévenir, vooringenomenheid afne-
men.
iii\'|n .\'■vcnjt (se), vooringenomenheid la-
ten varen, vooroordeel afleggen.
Déprter, afteggen.
Dépriiaer, nedcrdrukken,verlagen, ver-
kleinen, belasteren.
MprtMT. gering schatten, verachten,
minachten, kleineeren.
De profilndis, m. de profittidis, o.
Dópromeltre, beloften intrekken.
Dépuceler, ontmaagden, schenden.
Depuis, sedert, van af, en toen.
Dépuratif, tuiverend.
bÉfti
Oèpurauf in. tuivertngsmiddei, o.
Dppitialion, f. tuivering, v. loutering,*-.
Üépuratoire, zuiverend, louterend.
Dépuró, klaar, helder.
Dépnrer, zuivenn, louteren, klaren.
DépnlatHKii f- afzending, v. gezant-
schap,
o, deputatie, v,
DeputP, m. afgevaardigde, m. afge-
zant, m. gedeputeerde,
in.
Députer, afzenden, afvaardigen.
Déracinement, m. ontworteling, v. uit\'
roeiing,
v.
Déraciner, ontwortelen, uitroeien.
Dérader, afgieren, van de ankerttlaan.
Déraldjr, slap maken, buigzaam maken.
Déraidlr (se), slap worden, buigzaam
worden.
DeVaiement, m. uif het spoor gaan, o.
Déraillement, m. van de rails raken,0.
Wrailler, van de rails raken, dertttl-
leeren.
DtVaison, f. onzin, m. onverstand, o.
D^raisonnable, onredelijk,onverstandig
DtVaisniineiitent, m. onzin, m. wart-io\',
Diiraisonner, raaskallen, ijlen.           (?■
Déralinguer, de toomtouwen afnemen.
Décaogé, ongeregeld, ontsteld.
Dérangement, m. verwarring, v. wan-
orde,
v .ongeregeldheid, v. stoornis, i,
Déranger, verschikken, verzetten, ver-
anderen, verwarren, lastig vallen-
Déranger (se), op den slechten weg ft**
men, moeite doen, opgaan.
Déraper, slippen.
Dératö, levendig, slim, bij de hand.
Dérater, de milt uitsneden.
Dérayure, f. scheidingsvoor, v. no*Ji«
tusschen de voren, v.
Derechef, opnieuw, van voren af aan.
Déréglé, ongeregeld, ongebonden.
Dtfróglemonl , m. onge\'egeldheiit, v.
stoornis, v. ongebondenheid, v.
Dérégler, in de war brengen.
Dérégler (se), in de war raken, uil-
spatten.
Dérider, ontrimpelen, vroolyk maken.
Dender (set, vroofijk worden, op\'l"\'
ruimd worden.
Dérision, t. bespotting, ». uitla^hing, f-
Dérisoire, bespottend, bespottelijk.
Dérivatif, afleidend, afgeleid.
Dériv-Uion, I. afleiding, t.
Dérive, f- afdrijving, v. zwaard, o
Dérfve, ra. afgeleid woord, o.
-ocr page 127-
UK.-A
117
Dés que, zoodra als, vermits.
D^sabonner(se), abonnement opzeggen.
Diisabitsement, m. aflegging toner
dwaling, v. terechtwijzing, v.
Desa bu «er, de dwaling benemen, uit
den droom helpen, te recht wijzen.
!\'"-.i In -i\'i i ■•\'■i. zijne dwaling erkennen.
I \'■ ■■*\'■ oi-d. in. verkeerde stemming, v.
oneenigheid, v. wanklank, m.
DtSsaccorder , niet overeenstemmen ,
ontstemmen, tweespalt stichten
Désaccoupler, ontkoppelen, scheidt».
Désaccontumance, f. afwenning, v.
ontwenning, v.
Désaccouiiimer, ontwennen, afwennen.
DtSsaccoutumer (se), afgewend raken,
zich ontwennen.
!>.\'■-.i\'.\'h;tl,iiulei\\ klandizie benemen
Désaffflction, t. ongunst, v. ongene-
genheid,
v. afkeer, m
Deaffaetionaei\', geneqe.nheid b-Hemen.
Mwfleurer. doen uitsteken, uitsteken ,
omielijk zijn.
Désaffourch«r, Het tuianker lichten.
Désaffuhler (sef, zich ontdoen, zich
onttakelen.
Désagencer, in wanorde brengen.
Désaqréable, onaangenaam.
Désaqi(i°r, mishagen, niet bevallen,
spijten, onttakelen
l>i-:i\'ji ■■iiii-iit. m. onaangenaamheid, v.
onbevalligheid, v.
Dt!saif)ti, ontzuurd.
Di\'-sairur, roofoogelnest uithalen.
Désaisoimei-, van houw veranderen,
bouwland tot weiland maken, wei-
land tot bouwland maken.
DénjOfter, in de war brengen
Désallier (se), beneden zijn stand trou-
wen.
Désaltt\'ier, dorst stillen, lesteken.
Dfctlténr (se), zijn dorst stilten.
Disancher, het mondstuk afnemen.
Di\'sancrer, anker lichten.
[)i;ii|yi;H>,illi;r, onttakelen, zeilen strij-
ken, voor anker komen.
Ii.\'\'-.\'i!>|i.incr. ontparen, scheiden.
DiVtapjioiii temen t, ra. teleurstelling, r.
Déinpjwinter, lostornrn. openmaken,
doorhalen, te leur stellen.
D^sapprendre, afleeren. verleeren.
Dtvtapprobateur, ra. af keurder, rn.
(lt!-appro,iateui,1 afkeurend,
Ü(isap;)rob;ttion, f. afkeurt»\'/, v,
Dérifflr, afleiden, afstammen. ont-
staan, afvijlen, afdrijven, afvaren.
Deime, m. huid, v. vel, o
1 ■.mographie, f. huidbesehrijving, v
Iierfflofogie. f. verhandeling over de
huid, v. huidleer, v.
Üerrootomie, f. huidontleding, v.
■ i-T, laatste, vorige, minste, hoog-
Dernfer, m. laatst"., o.                     (ste.
Oernierement. onlangs, dezer dagen.
\'■\'■\'■. uit,■■■\'■ -ft, uitgepeld, heimelijk
rerborgen, uitgespaard.
Dérobée (a la), stilletjes, heimelijk.
Dérober, doppen, schillen, ontrooven,
wegnemen, verbergen.
IKrober (se), zich onttrekken, weg-
sluipen, wankelen, knikken.
iVirocher. van eene rots storten, met
sterkwater zuiveren.
Dérogation, f. afbreuk, v. inbreuk, v.
krenking, v. afschaffing, v.
"logaioire, inbreuk makend, kren-
kend, afwijkend,
iToijeance, f. krenking, v.
"\'■\'■orjeant, benadeelend , nadeelig .
krenkend.
\'roger, inbreuk maken, kienken,
handelen tegen, tieh vernederen.
\'\'\'\'oii\\ir,slapmake-i,buigzaam maken.
\'e\'oidir (se), slap worden, buigzaam
ivorden, handelbaarder worden-
|*;rornpoip, tn. lompen snijder, m.
•wompre, radbraken, lompen snijden,
•hen nederstorten.
t\'i\'our[ir, roode kleur wegnemen, roede
Kleur verliezen.
\'\'."\'ouillement, ra. roestweqneming. v.
-i\'üuiller, roest wegnemen, beschaven,
Polijsten.
\'eiOUillar (se), roest verliezen, be-
schaafd worden, wellevend worden.
\'•loulemenl, m- ontrolling, v.
\'r\'\'iuler, ontrollen, afrollen, vertoo-
nen.
ttlate, f. nederlaag, v. vlwht, v.
verwarring, v. ondergang, m. ver-
Vat, o.
".;muer, van den weg brengen, ver-
\'Melen, verbijsteren.
bonter (se), m de war raken.
""\'•"■o, m. achterste, o. achterdeel,
°\' "tUen, v. me.
>i<;ïu, aehter, achteraan
\'i "\'tn af, sedert, sinds.
-ocr page 128-
DKSK
Üesccndre la uarde, afgelost worden.
Descension, (. helling, v. daling, v.
Descent.!, f. afdalinq. v. afneming, v.
af klimming, v. zakking, v. hellini,
x. landing,
v. inval,m.huiitonking,
v. goot, v. breuk, v.
Dcscripteur, m. beschrijver, m.
Descriptif, beschrijvend.
Description, t. beschrijving, v. schil-
dering,
v. opichrijving, v.
DMchouer, vlot maktn.
Déscm hal lage, m. uitpakking. v. o»t-
pakking, v.
Uésetnhaller, uitpakken, ontpakken.
Déteabarqaanmt, m ontscheping, ».
lossing, v.
Dé-nmbartiuer, ontschepen, lossen.
Wsembourber.ui/rf«i modder trekken.
Dé-;emnarement, m. ruiming, v. ont-
takeling, f. verlating,
v.
Désemparer, aftrekken, ruimen, ont-
takelen, reddeloot schieten
Desem pen Dé, vederloos.
             (maken.
Dfisempeser. stijfsel uitwasschen, tlap
Désemplir, leegmaken, leeg worden.
D.semplir (se), lee</ worden.
Dfoümprisonner, vr§ laten, ontslaan.
Dtfsenchainer, ontketenen.
D^senchanter, onttooveren, uit den
waan helpen.
DésenMouage, m. uittrekking va» een
spijk»; i.
Désenclouer, ontspijkeren, ontnagelen.
Désencomlirer, puin we^icmen, ver-
lossen.
Dt\'sendorroi, half slapend.
Désenfiler, draad uit eene naald trek-
ken
Mr -(-uii In- (se), van den draad afgaan
Dtfsenfler, zwelling doen ophouden,
slinken.
Dcsenflure, f slinking, v.
Désengagcr, loslaten, lotkoopen.
Dénngrentr, lotmaken. ontdoen, if\'*\'
den.
DÓsenivrer, nuchter maken, nuehtei
worden.
Dfêsen Ia cement, m. ontvlechting, f.W*
•naking van een strik, v.
Déwnlacer, omvlechten, uit een urn
losmaken,
DoiMlllMir. minder leelijk maken.
mooier worden, op-
118
ni:s.\\
Désappropii.ilioii, l. nfjtaniivnnciytH-
domsrecht, m. onteigening, v.
Désapproprier, onteigenen,
Désapproprier ise), afstand doen van
eigendomsrecht.
Désapprouver, afkeuren,laken,wraken.
DésarDOrtr, de vlag str$ken,ontinasten,
Dfisaryonner, uit den za-lel lichten, tot
zwijgen brengen.
1)<5sart|enter, ontiilveren, geld afhan-
dig tanken.
Désarmement, m. ontwapening, v. af-
danking,
t. onttakeling, v.
Désarmer, ontwapenen, onttakelen,
leegmaken, wapens neerleggen.
Désarrimer, verpakken, verstouwen.
Di>5arroi, m. wanorde, v. verval, o.
tK\'sarticuler, scheiden, ontwrichten.
Désassembler, uiteennemen, scheiden
Désassembler (set, vaneengaan.
I)i*sassocier, niet bij elkander voegen
eene vennootschap ontbinden.
Désassorlir, scheiden wat bij elkaa»
behoort.
üésassortissement, m. niet bij elkaar
behooren, o.
Désastre, m. ongeluk, o. onheil, o-
ramp, f. rampspoed, m. slag, m.
Désastreux, ongelukkig, rampspoedig.
Désattrister, oporoolyken, troosten
Désautoriser, gezag ontnemen, onbe-
voegd verklaren.
1)ësa*antage, r/i. nadeel, o. verlies, o
schade, t.
ïièsavanl&g.QT,benadeflen, schade doen.
Dtfsavantageux, nadeelig, ongunstig.
Ii<\'-.rivi-ii, in. ontkenning, v loochening.
f. herroeping, v. wraking, v.
Désaveugler, de oogen openen.
Dtisavouer, ontkennen, loochenen, ver-
loochenen, herroepen , afkeuren
wraken, berispen.
Désccllcr, ontzegelen, losmaken.
Descendince, f. afstamming, v. af-
komst,
v. oorsprong, m. stam.
nakomelingschap,
v. geslacht, o
Descendant, in. afstammeling, m
komeling, m. spruit, v. telg, v.
Descendant, afkomstig, afdalend.
Descendie, ncderlnten, afkomen,lager
plaatsen, afgaan, afvaren, afklim-
men, uitstappen, afstijgen, afloopen
tfhangen, af-
inval doen, landen. "
$tammen.
| knappen
-ocr page 129-
lil
DESM
rn:sK
Déshabillé, t>. moraeHaeu/aad, o. fcui\'j-
kleedinff, v. nachtgewaad, o.
Dtfshabiller, ontkleeden. uitkleeden.
Déshabitó, onbewoond, verlaten.
Déihabiuier, ontwennen, a/leeren.
D^\'babituer (se), «/"wennen, afleeren.
Disharmonier, oi>ereeni(emm(n,9 ver-
breden.
Di**harnacher, aftuigen, ontharnassen,
Dóshfrence, f,, recht van den staat op
eene onbeheerde nalatenschap, o.
DA*hi*riter, onterven.
Dé-iheurer, uren veranderen.
Déshonn^te.\'oneeWyTc. onhetamelijk, on-
fatsoenlijk, schandelijk, slecht.
ü(!$hönnöieié,l. oneerlijkheid, v. onbe-
tamelijkheid, v. onfatsoenlükheid, v.
D^sbonneur, m. oneer, v. schande, t.
eerloosheid, t. schandvlek, V,
Déshonorable, schandelijk, onteerend.
Di^honorer, onteer en, schande aandoen.
n^shumaniser, ontmenschelijken
!)-\'-L\'|ii;iti\', aanwijzend, aanduidend.
Design at ion, f. artnwynng, v, aandui-
ding, v. benoeming, t. keua, v.
Designer, aanwyzen, aanduiden, be-
palen, benoemen, designeeren.
Desillusionner, illusie wegnemen,
Dêsincorporer, vaneenscheiden.
Désjnence, f uitgang, m. uiteinde, o.
ÜeMnfatuer, eene zotte inbeelding weg-
nemen, op tijne plaats zetten,
Désinfecter, van besmetting zuiveren,
D^sinfection, f. zuive,ring van besmet-
ting,
v. desinfectie, v,
Desinteresse, belangeloos, zonder be-
lang, onpartijdig, onbaatzuchtig.
Désintéressement,\'" ■ &eiangeïooJfleid,v.
onpartijdigheid, v.
                      (den.
Désint^resser, schadelootstellen, vergoe-
Désinnter, afzeggen.               (ding, y.
D(*sinvoltitre, f. losse, bevallige hou-
Désir, m. begeerte,^. lust,m.wensch,va.
Désir (au), volgens, luidens.
Di^sirable, begeertijk, wenschelijk.
Désirer, f>egeeren,weMïcnen.iJer(angeM.
Désireux, verlangend, begeerig.
Désistennent, m. afzien, o. afstand, ra.
ophouden, o,
Duister (se), afstand doen, af zien,op-
houden, afhouden, aflaten.
Dés lors, van dien tijd af, sedert.
Desmographifl, I. bindspierenbcschrg-
ving,
v.
^•ennayer,verveling verdrijven, onle-
dig houden.
Désentrayer (se), zich bezig houden,
tich onledig houden,
\'■■•onrnyer, spaak uit het wiel trekken,
remsrhoen wegnemen,
f^enrhumer, verkoudheid verdrijven.
It-\'-ienrhiimer (te), verkoudheid kwijt
-aken,
enrftlement, m. afdanking, v.
DéwnrAltfr, afdanken.
" enróler (s->), tich doen afdanken.
lenrnner, heeschheid verdrijven.
r»i\';enroner (se), heeschheid kwijt ra-
l>-\'=ensei<jner, afleeren,                  (ken.
""iensevelir, lijkdoeken wegnemen,
opgraven.
■Viensorceler, onttooveren.
Iii^ensorcellement. m. onttoovering, v.
Désenterrer, opgraven.
DésenléUr, iemand van zijne koppig •
beid afbrengen, overreden.
Dé^entéldr (se), zijne koppigheid, ver-
liezen, zich laten overreden.
l>"sentortiller, losdraaien, ontwinden.
Ii<\'\'-entraver, ontkluitteren.
\'""ieiivpnimer, venijn wegnemen, on-
schadelijk maken.
I>sen»ergiier, zeilen losmaken.
«■•séfjuiper, onttakelen, ontwapenen.
Tiósorffoter, grillen wegsnijden, sporen
afsnijden.
Dènrt, m. woestijn, v. woestenij, t.
wildernis, v. eenzaamheid, t.
ri^ert, woest, verlaten, onbewoond.
Dfaerttr, verlaten, wegtoopen, deser-
teren, afvallen
W«Pt«ur, m. weglooper, m. deserteur,
m. afvallige, m. renegaat, m.
"■\'ïertion, (. weglooping, v. verlating,
*. desertie, v, intrekking, ».
■ •h-rad.-\' c\'i la), a/i een wanhopige.
jvnspéraut, wanhopig, vertwijfelend.
\'"secpéni, wanhopig, hopeloos.
IWieipépé, m. wanhopige, m. rason-
<to, m.
*Mspérttr, *o< tuanAoo/j drijven, van
!\'00p berooven, tergen, tot vertwijfe\'
. Uttg brengen, wanhopen.
raspértr (se), wau/iopij; ry\'n.
«spojr, rii. uwn/ioop, v. vertwijfe-
J\'ifl, v- verdriet, o. leedwezen, o,
. sestimer, nie( mee*- achten.
-ocr page 130-
IJ
DKS3J
verhandeling uva
v.
f. ontsteking aan de
ontleding der bind-
DESÜ
Déiorgaiiiirtteur.iQ. nt stoer stoorder,m ,
wanordestichter, m.
                           j
Désorganisation, f- verstoring, v. wan,
orde,
v. oplossing, v. ontbinding, v
DT-sorganisei\', wanorde stich\'cn, sto-
ren, oplofsen, ontbinden.
DAwrgantMr (se), in de war raken, uit
elkaar gaan.
Dówrienté, verdwaald.
Déiorienter, maken dut iemand niet,
meer weet waar hij is, op een\'
dwaalspoor brengen, van zijn stuk
brengen, drsoriênteeren.
Désorraais, voortaan, van nu af.
Dêsonmt, ontsiereft, versiersels weg-
nemen.
h\'--ii--4j;:iiTi!, m. wegnemen van been-
deren, of graten, o.
Déiosser, beenderen uitnemen, graten
uitnemen.
Désouci) m. onbekommerdheid, v.
Dfcoutrer, ontzwavelen.
Msourdir, losmaken, verijdelen,
Désourler. den zoom lostornen.
DésoxyJatiori (. wegneming der zuur-
stof,
v.
Dt\'soxyder, zuuntof ontnemen.
Di-spectueiix, oneerbiedig, minachtend.\'
Desponsalion, f. verloving, v.
Despotat, m. door een despoot be-
heersohte staat, m.
Uespote.m. despoot,m.geweldenaar.ai.
Dpspoiiqne, despotisch, willekeurig.
Despoliser, als en despoot regeeren,
den baas spelen, tirnnniaeeren.
Despotisme, m. despotisme, o. gewel-
denarij,
v. tirannie, r.
Despumatioa f. afschuiming, v.
Despumer, afschuimen.
ÜGRniamation, f, afschubbing, v. <tf-
schilfering, v.
Dessnigner, van bloed ontdoen.
DMSainr (sel, afstaan, afstand doen.
Uessaisissement, m. afstand, m. losla-
ting,
v.
Dessaisonner, buitentijds het land be-
werken, van bloeitijd veranderen.
DMMtlé, ui slimme rent, m.
[\'■■--,ili;r. ontzoutüit, minder zout WM-
ken, in het water zetten.
Dessangler, den buihriem losgespcn.
ontgorden.
Detachement, m. uitdroging, v. opdro-
ging,
v, droomnking, v.
Ueünolouie, f,
bindspiereii,
Üosmophologie.
bindspieren,
Desmolomie, f
spieren, v
D^sobt\'ir, ongehoorzaam zijn.
Dé-obóissance, (. ongehoorzaamheid, v.
I)i\'snln\'\'i-saDt, ongehoorzaam.
Diisohligeamment, onheuschelijk, onbe-
leefdelijk, onvriendelijk.
Diisoblifjeaiice, f. onheuschheid, v. on-
beleefdheid,
v.
Utsobligoant, onAeusch, onbeleefd.
Désobliyeante, f. rijtuig voor één per-
soon, o.
DéMblffftr, ondienst doen. mishagen.
Di\'-iohstructif, losmakend, afdrijvend.
D^sobstructif, m. losmakend mid-
del, o.
Di\'sohstruer, verstoppingen wegnemen,
losmaken, versper ringen wegrui-
men, afdrijven, ontlasten.
Dtijoccupation, f. ledigheid, v. werke-
loosheid,
v.
Désöeeapé, niets te doen hebbend, zon-
der bezigheid, ledig.
W.soeuviv,werkeloos, zonder bezigheid.
Dêaoeiivi\'emeut, m. werkeloosheid, v.
Désovufrer, bladen papier van elkaar
losmaken.
h\'\'-(iliiiit. bedroevend, droevig, akelig,
vervelend, lastig,
Üésolateur, m. verwoester, m verdel-
ger,
m.
IVsolatkm, f. verwoesting,*, droefheid,
v. akeligheid, v. verslagenheid, v.
Désolnr, bedroejen, verwoesten.
Di\'solar (se), bedroefd zijn, naar zijn.
Diisopilatif, openend, verstopping weg-
nemend, opvroolijkend.
Üètepttbtii,mv$rstoppingt>iwegnemend
middel, o.
Ut>30|>iUtion, f. wegruiming, r. open\'
making,
v.
l)éiopi\\er, verstopping wegnemen, weg-
ruimen.
hi\'sopiler la rato. de lever doen schud-
den, doen lachen.
DéMraOané) ongeregeld, losbandig, on-
matig.
Désordre, m. wanorde, v. ongeregeld-
heid,
v. verwarring, v. oneenig-
held, v. losbandigheid, v.
-ocr page 131-
DKSS
n::i\'K
li!
UiMiéchsr, uitiiruüi/eii. droogmaken
Dcssécher (se), droog worden,verdro-
gen, verdorren.
i)e;sein, m. plan, o, doel, o. ontwerp,
o. oogmerk, o. opzet, o-
i\' --\'\'in i ,n, met opzet, voorbedachte-
\' \'sseller, ontzadelen.
                    (/yfc.
Desserre, t. (dur fi la), karig, gierig,
vasthoudend.
Deiserrer, losmaken, loslaten, openen.
DttSMTt, m. nagerecht, o. des*ert, o.
Deswrté, f. overgeschoten eten, o.
kerkbediening, v.
fesserlir, een diamant uitnemen.
Dessarvant, m. waarnemend geeste-
lijke,
m. kapelaan, m.
Iiu^servir, afnemen, eene parochie be-
dienen, ondienst doen.
Dessicatif, opdrogend, dregend.
l\'\'S>iccation, f. opdroging, v.
Hessiller, (de ooaen) openen.
l\'^ssiller (se), zich openen, opengaan.
Oessin, m, teekening, v.schets, v. plan,
o. patroon, o. teekenkunst, v.
"essinateur. m. teekenaar, m.
"essrner, teekenen,schetsen,afteekennn
"essiner (se), zich afteekenen, uitko
men.
I\'essoler, hoef afnemen, niet op den
behoorlijken tijd behownen.
"essomler, soldeersel losmaken.
"esïouder (se), losgaan.
■\'■■ -■in]u!-p>. f. losmaken van soldeersel,
o. losgaan van soldeersel, o.
J\'essou\'rage, in. ontzwaveling, v.
"essortler, nuchter maken, nuchter wor-
\'*»ssous, onder, beneden.
               f den.
•VMSMI, ra. onderste, o onderspit, o.
\'\'e-iiiintatje, m. eerste zuivering der
\'\'Osiiis, boven op-
                       (wol, v.
DassiM, m. bovenste, o. overhand, v.
opschrift, o.
\'*ki>s (la), daarouer, daarop.
Pwin, m. noodlot, o fof, o- tenen, o,
lin:it.iire, m. persoon «oor wi\'en i«;(s
M«tnrf is, geadresseerde, m.
"*>tiaatioa< f- 6«*«»mf»ff, v. plaats
, *an bestemming, i.
p*l>éa f. noodlot.O-voorhesvhikking,v.
.^vnnsttjd, ra. 6(j/em«iiH«, v. io(, o.
\'^•tiner, oejfemmén, beschikken, toe-
Jeuken, besluiten, voornemen.
Lti!nable. ofzetbattr.
Vtitlté, afyetet, beroofd, ontbloot,
Deaiitiier, afzetten, ontzetten, ontslaan,
ontblooten, berooven.
Deslitution, f. afzetting, v. ontslag, o.
ontzetting, v. on-fWood\'nj, v.
Destrier, m. strijdros, o.
Destructeur, m. vernieler, m. verwoes-
ter,
m. verdelger, m.
Destructeur, verm\'t\'lenif, verwoeste»-:/.
Destiuctibililé f. vergankelijkheid, ».
Destructif, vernielend, verwoestend.
Destruction, f vernieling, v. verwoes-
ting,
v. onderganq, m.
Désudation, f. overmatige zwecting, v.
D\'-suelude, f. ■ ^>j v "■■\'-\'>;-\'-■. v. onbruik,».
Désunion. (■ scheiding, v. tweedracht,
v. oneeni\'jheid, v. onmin, v.
Déqnir, Kmwfm, oneejuijmnA\'en.ïwtft;-
dracht verwekken.
Désunïr (se), losvaan, oneenig worden.
Détachti. gescheiden, tos.
Detachement, in. losrukkiny, v. afzon-
dering, v. afscheiding,
v. bevrijding,
v. detachement, o
Détacher, vlekken uitmaken, losmaken,
ontbinden, afzenden, detacheert*.
Détacher (se), losgaan, uitkomen, zich
losmaken, zich afzonderen.
Üi-tacheur. m. vlekkenuitmaker, m.
Détail, m. bijzonderheid, v. omstandig-
heid,
v. kleinhandel, m.
Détail (en), in \'t klein, bij \'t stuk
Dütaillant.m kleinhandelaar, ra. win-
kelier,
ra. slijter, m.
Détailler, In \'t klein verkoopen, in stuk-
ken snijden, omstandig verhalen.
Détnilleur, m. slijter, m. winkelier, ra.
Détaltgtf, ui. oppakking, f, opkra-
miny, v.
Détalar, oppakken, inpakken, zich weg-
Détaliutjucr, kabel losmaken, (pakken.
Dritaper, stop wegnemen.
Dóteindre, doen verkleuren, doen ver-
schieten, verf uitdoen, ve\'schieten.
Déteindre (se), verschieten, verkleuren
Dételer, uitspannen, af spannen.
Dötendoir, m. spantuig, o
Détendre, ontspannen, vieren, afne-
men, afbreken.
                            (den.
Détendie(se), losgaan, rusten,slap wor-
Détenir, terughouden, gevanqenhouden,
Détent.:, f. trekker, m. loshrandinq, v.
lostrekken, o. losgaan, o. afgaan, o.
heffer, m. drukker,
m. lichter, m.
uitenter, onwettelijk in beüthouden .
-ocr page 132-
I-J 1
hKl\'l
n.H«nteur, m. wederrechtelijke bezit\'
ter, m. achterhouder, m.
Détentinn, f. terughouding, v. gevan-
genhouding,
v. gevangenis, v. hech-
tenis, v. onrechtmatig bezit,
o.
Dt\'\'tenu, m. gevangene, m.
Détergent, m. zuiveringsmiddel, o.
DiUftrqer, zuiveren, reinigen,
DtHérioration, f. bederving, v. verslim-
mering,
v. bederf, o. henndeeling, v
Détériorer , bederven , verslim meren,
benadeelen, afslijten.
Détériorer (se), bederven,verslimmeren,
erger worden, afslijten.
néterminatif, nader bepalend.
Détermination, f. neiginq, v. besluit, 0-
bepalinq, v. bestemming, v.
IV\'termini1, m. waaghals,m. vastberaden
mensch,
m.
D^terrainé, bepaald, vastberaden, vast-
besloten, stoutmoedig, verslingerd op.
Déterminer, bepalen, beslissen, vaststel-
len, besluiten, veroorzaken, er toe
brengen, determineercn.
Déterminer (se), besloten zijn.
DéMfré, m. opgegraven lijk. o.
Déterrer, uitgraven, opgraven, ontdek-
ken, voor den dag brengen.
Déterreur, m. opgraver, m. ontdekker,
m. opspoorder, m.
DiHersif, reinigend, zuiverend.
Détersio\'i, (. reiniging, v. zuiverina, v.
Déttfstahle, afschutvelijk, verfoeilijk.
Hétestation, f. verfoeiing, t. afgrijzen,
o. afschuw, m.
Détester, verfoeien, veraf schuwen, hit-
ten, verwenschen
Détiqnonner, hoofddeksel afrukken.
Détirer, uitrekken, rekken.
Détiser, inrekenen, uttdooven.
Di\'tisser, weefsel losmaken.
Détonation, f. ontploffing, v. knal, m.
Détoncr, ontploffen, ontbranden.
Detonner, valtch tingen, detoneeren.
Détordre, losdrnnien, ontwringen, ver-
Détorquer, verdraaien.            f stuiken.
Détors, losgedraaid, verstuikt.
Détorse, f. verstuiking, v. verrekking, v.
D\'tortiller, lotdraaien. losvlechten,
[(^toucher, weder vlot raken.
Détouper, stop uittrekken, ontkurken,
Détoupillonner, uitbotsels, wegsnoeien.
Détour, ra. omw«g,m.boebt,v. kromte,
v, kromming, v. uitvlucht, v.
Detourné, afgelegen, afgewend,bedekt.
Détourner, afwenden, afleiden, afkee- \'
ren, wegnemen, zoek maken, ver-
draaien,van den rechten weg afgaan.
Détourn.ir (se), omweg maken.omgaan,
zich afwenden, zich verwijderen.
Détracler, belasteren, lasteren, kwaad-
spreken .
Détracteur, m. lasteraar, m, kwaad-
spreker, m. eerroover,
m.
Détraction, f. belasterinq, v. laster, m. *
Détranger, insecten verdrijven.
Détransposer, te recht brengen, herstel-
len.
Détransposition, 1. terechtbrenging, *■
herstelling, t.
Delraqner, den gang van een paard
bederven, bederven, verleiden.
Détraquer (se), bedorven worden, van
de wijs zijn, niet goed gaan.
PMrempe, f, waterverf, v. waterverf-
schilderij,
v. zacht maken, o-
Délrempei-, weeken, week maken, ver-
dunnen, beslaan, ontzenuwen.
Détremper (se), week worden, de veer-
kracht verliezen.
Détresse, i. benauwdheid, t. angst, m.
nood, m. druk, m.
Détresser, ontvlechten, losvlechten.
Détriment, m. nadeel, o. schade, v.
Détripler, derde gelid wegnemen.
Detritftp, persen, kneuzen.
Détritoir, m. persplank, v.
Détritus, m. overblijfsels, o. me.
Détroit, m. engte,». zeeèngte, v.straat,
v. bergpas, 01. bekkenband, m.
Détromper, te recht brengen,uit de du/a- \';
ling helpen, op de hooate helpen.
Détromper (se), dwaling inzien.
Détroneraent, m. onttroning, v.
Détr/iner, onttronen.
Détrmisser, neêrdoen, losspelden, na-
schudden, plunderen, bestelen.
Détronsseur, m. struikroover, m.
Détrnire, vernietigen, verwoesten, ver-
nielen, verdelgen, uitroeien.
Détruire (se), vervallen, zich van kant
maken, vergaan.
                                .
Dette, f. schuld, v. verplichting, v./oi,
Detto active, 1. uitstaande schuld,v. (m.
Dette passive, f. gemaakte schuld, *■
Délumescence, f. slinking, v.
Denil, m. rouw, m. rouwgewaad, 0.
lijkstoet, m. droefheid^ y.
-ocr page 133-
DKVO                        Ii3
Dérétir, o>i/W«den, nif«JW. ji.
Dèvétir (se), »cA on(Atee<ten, afstand
doen.
DfWélissement, m. afstand, m.
Déviable, van den weg af te brengen.
Déviation, f. afwijking, v. deviatie, v.
Dévidage, m. haspeling, v. opwin-
ding,
v.
Dévider, haspelen, opwinden, ontwik-
kelen.
Dévideur, m. garenwinder, m. haspe-
Diividoir, m haspel, m.           (laar, m.
Déviar, afwijken, afdwalen.
Devin.ra. waarzegger, m. wichelaar,m.
Deviner, waarzeggen, raden, gissen.
Devineur, m. waarzegger, m. roder, ra.
Dévrrer, achteruitgaan, van den kabel
afglijden.
Devïs, m. begrooting, v. bestek, o. ge-
keuvel,
o.
Dévisager, het gelaat schenden.
Devise, f. zinspreuk, v. motto, o. zin-
nebeeld, o. devies, o.
Deviser, kouten, keuvelen, bestek ma-
Dévisser, losschroeven.                    (ken.
Dé\'oiement, ra. buikloop, m.
Dévoileraent, ra. ontsluiering, r. ont~
dekking,
t.
Dévoiler, ontsluieren, onthullen, ont-
dekken, bekend maken.
Devoir, m. verplichting, v, plicht, m.
taak, v. schoolwerk, o.
Devoir, schitldig zijn, moeten.
Devoirs, m. p|. eerbewijzing, v.
D^vole, f. zonder één trek.
Dévolu, na. proveveraevirta, v, aan-
spraak,
v.
Dévolu, toegevallen, openqevallen, ver-
vallen.
Dévolutaire, ui. provenier, ra. aan*
spraak makende, m.
Dévdntil (appel, ro.) hooger beroep, o.
Dévotution, f. verval/ing, v. toevalling.
Decorateur, m. verslinder, tn. <».
Détrorer, verslinden, verzwelgen, op-
slokken, verteren, opkroppen.
Dévoreur. m, verslinder, m.
DAvot, vroom, fijn, devoot.
Dévot, in. vrome, ra. fijne, na.
Dévotion, f. vroomAtrtd, v. godsdienst -
Slicht, m. toewijding, v. verftnocAl-
eidt t. onderwerping, r. devotie, v.
Dévoueraent, ra. toewijding, v. opoffe-
ring,
v. verknochtheid, t.
DKl\'T
D^utérocanonjfjue, tater onder de ca-
nonieke boeken opgenomen.
Deutóronome, m. Deuteronomium, o.
Deuto .. . . , tweede.
Denx, ■\' "■\'\'\'\'. beide, tweede.
Heux. m. (wee, v. tweed-:, m.
\'■■■ ixi^noe, tweede.
Iii>iixi>\'-naement, ten tweede.
I^ux-point*, m. pi. dubbele punt, o.
Mraler, neerlaten, »eera"«teii
(MfafHer, wi/sc/iurftten.&eroouen, p\'un-
tferm.
Wvaneer, voorovian, vöortoteaan, voor-
ui\'ffromeit, vóór tijn, overtreffen.
Oi\',vanciei,1 rn. voort/ang-r, m,
branders, m. pi, voorouders, m. me.
Drfvant, voor, vooruit, te voren.
bevant, m. voorste, o. voorzijde, *,
voorkant, ra voorgrond, m.
Devant (ei-), voormalig, voorheen.
Devant (par), vu» vonm, »<Mr.
Devantler, m. vooric/ioo*, o.
lievantière, f. rijkleed. o.
II eva nt ure, f. voorste gedeelte, n voor-
sy<te, v. voorgevel, ru.
Dévastateur, ra. verwoester, m.
Hvattatnr, verwoestend.
Ii-\'ïastation, f. verwoesting, v
"i-vaster, verwoesten, plunderen.
Iiiuoloppable, voor ontwikkeling vat
haar.
W ■ eloppement, m. ontwikkeling , v
"erklaring, y. uiteenzetting, v.
Wvelopper, ontwikkelen, ontzwachte-
ten, ontvouwen, uiteenzetten, ver-
meerderen, ontdekken.
[•evenir, worden.
\'Wvenier, te teever fian»r«M«tt.
bi\'verqoqner, «\'te scAaamte witïcnnd-
\'ten.
"\'■verfiondage, m. schaamte!ooiheid, v.
losbandigheid, v.
\'•\'\'ergonrii\'. j</Hiim(Woöi, liederlijk.
j\'^ergond^e, t, lichtekooi. v.
\'\'• \'^erqonder (se), alle schaamte ver-
Hezen, aan de sjouw tijn.
\'er.ju>!i-, de ra** onfoteoteM.
^"errouiller, oHfatwxfotert,
•\'•"era, m. scftuirtfi.*, v. scheeve zijde, v.
\'""ers, scheef, schuin.
\'/\'ers, naar, Mf, omfrenr.
\'erser, OverJi«/te\'l, overloopen op-
,. 7<eten, terugplaatsen.
I "\'•rwir. in. sto\'-tplaits, v. verlaat, o
-ocr page 134-
1-Ji
ui; vit
Di.ilüijiijne, in den vorm van samen-
spraken, dialogisch.
Dialoyhmc, m. samenspraakkundc. v.
Distogue, ra. samenspraak, v. di\'f
loog,
ra.
L\'ialogoé, in den vorm van eeae #»*
Djaloguer, .■.-■.-(.., tprakt n houden.
Dialo\'iueur, m. veelprater, m.
Dialthée, i. mnluwezalf, v.
Diamant,m diamant, m.ankerhuls.m.
Diamantaire, ra. diamantslijper, m
DUmargaiiloii, m. parelwater, o.
Diami\'-tral, middellijnig, lijnrecht
Diamétralement, lijnrecht tegen elkan-
der, regelrecht strijdig.
Dia mét re, ra middellijn, v. diame-
ter,
ra.
Diamorum, m. moerbeziemtroop, v.
Diandrie, f. plant met twee meeldm-
den,
v. diandrïa, v
Üiane, f. morgenappèl, o. ochtend-
wacht,
v. dagkapel, v. maan, v.
Diantre, ra. drommel, m. droes, m.
Diantre, te drommel! wel weerga\'
Diapalrae, m. droogplriitfer, v.
DUptume, m. reukpoeder, o.
Diapason, ra. omvang, m. stem vork, v.
orkesttoon, m. diapason, m.
DiapeMe.se, m. bloedz weeting, *.
Diajiliane. doorschijnend, doorzichtig-
Diaphanéitü, 1. doorschijnendhcid, v.
doorzichtigheid, v.
Diaphorète, f. zweeting. v.
Ühptinrêtique. siMtfNMÜbnuf-
Diaphorétique. in. tweetmiddel, o.
Diaphragmatiqne, (ui fte* middelt*!
behoorend.
Diaplu agm e, m. middelrif, o. dia-
phragma,
o. middelschot, O-
Diaphragmtte, f. middelrif ontsteking,
DiapRoique, zweHverwekkend. O\' -
Diapnotlque, zweetverwekkend.
Diapré, bont, veelkleurig.
[Kaproe, t. violetkleurige uruiwi, v.
Diaprer, bont maken, veelkleurig >»«•
ken.
Dftprer (se), bont worden,veelklcuivj
worden.
Diaprun, m. pruimenconserf, v.
Diaprure, (. bontheid, v. veelkleurig-
heid, v.
Diapyétique, etlerv<irwekkend.
IJiarrVe, t. buikloon, m. diarrhec. v.
r\' >■ ■ ■ 11■ i . wijden, toewijden, offeren.
U(*voyer, scheef doen gaan, van den
weg brengen, de maag bederven, een
buikloop veroortaken.
Dévover (se), afdwalen, verdwalen.
Dexlérilé, f. handigheid, v. behendig-
heid, v. vlugheid,
f. schranderheid,
Dextre, f. rechterhand, v.
                 (v.
Dextre, rechtsch, rechter....
Dextr«raenl, behendig, handig.
Ü<>xtrihorif, ni. stuurboord, o.
Dia, haar! linksch.
Diabete, m, suikertiekte. v.
Diab\'Uique, der suikerziekte.
Diable, m. duivel, in. drommel, m.
hromtol, m. rolwngen, m.
Diable, m. (bon) goede kerel, ra.
Diablemont, duivels, verduiveld, drom-
mels,
                       (duivelsstreek, m.
Diablerie, f. duivelarij, v. tooverij, v.
Diablosse, f. duivelin, v. helleveeg, v.
Ui ili lol ui, ni. duiveltje, o. stormvo-
gel, va.
Uiabloüns, m. pi. chocolaadjes, o. me.
Diabolique, duivelsch, helsch,satansch.
Diabrose, f. wegvreting v.
Diabroiique, wegvretend.
Diucliylon, m. oplossende zalf, v,
Dia code. m. maankop&iroop, v.
DUConitl, tut den diaken behoor end.
Diaconat, m. diakenschap. o.
Diaconesse, f- diakones, v.
Diaconie f. diaconie, v. bedeeling,
v. diakenschap, o.
Oiaconique, m. aiaA*?flfca*»«r, v.
Diacopée, f. scheur in Jen schedel, v.
Diacoustique, (. Umkbrekingsleer, v.
Diacre, ra. diaken, m
Diadrme, m. koninklijke hoofdband,
ni. diadeem, m. pruchtmees, v.
Diagnose, f. fctfHMfl ee\'ier ziekte uit
de verschijnselen, v. (iiïri/nostf, v,
Diagnostique, kenmerkend, diagnos-
tisch,
                                           (naai.
Diagonal, cfwarj doorloopend, diago-
Diagonale, f. hoekpuntslyn, v. dtayo-
naal, v.
Diagoiialement. dwnrjf r ui den eenen
hoek naar den anderen, overhoeks.
Diayrararae, (. ophelderende teekcnlng,
Diaire, één dag durend.
                    (».
Dialecte, ra. tongval, ra. dialect, o.
Dialecticieu, m. redekundige, in.
Dialeeütiue, f. redeneerkunde, v
-ocr page 135-
DTAfl
rrhodon, m. rozenkoek, m.
uliarthrose, f. beendergewricht, o.
)ias(\'\'né, m. geneesmiddel van sene-
bladen, o.
)iïsoitlque, m. voorbehoedmiddel, o.
Jiastasc, f. ontwrichting, v.
Diastole, f. uitlating van het hart, v.
[liatlióse, f. aanleg tot eene ziekte, m.
Il.asyrme. m. ironische verheffing, v.
Iiiauilie, f. hekelschrift, o. schimpre-
de,
v, smaadschrift, o.
Dichotome, half zichtbaar, gaffelvor*
Dichotomie, f. halve maan, v. (mig.
Dicoqae, tweeschillig.
Kcorde. f. tweesnarig speeltuig, o.
\'icotylédoae, tweelobbig.
lictarae, m. wondkruid, o. balsem, m.
iictamen, m. gew-:tensvoor schrift, o.
Jiclaleur, m. dictator, m.
iiclatori.il, dictatoriaal.
\'ictaturö, f. dictatorschap, o. dicta-
tuur,
v.
\'ict^e, f. voorlezing ter opschrijving,
v. dictaat, o. dicteeren, o-
\'icter, dicteeren, ingeven, inboezemen,
voorschrijven.
Hciion, f. voordracht, v. siy\'J, m. m\'f-
I. spraak, v, woordenkeus, v.
\'jctionnaire, m. woordenboek, o.
\'icton, m. >,<,vi</,, v. spreekwoord, o.
}eggen,
o. spotternij, v.
\'i"Uum, in. gerechtelijke uitspraak, v.
\'j\'lactique, leerend, onderwijzend.
wuctique, f. onderwijskunde, v.
\'idaciiquö (poême, m.), leerdicht, o.
\'i\'laciyle, tweeviugerig, tweeteenig.
\'i\'lyme, rfuftfr«I.
\'iflyiipmique, tweemachtig.
\'léure, ra. tweevlakkige hoek, m.
*rèM,f, scheiding van een tweeklank,
V scheidteeken, o diaeresis, v.
!*se, m. Arrui* «oor etne h«o(, o.
!^er, me( eew A-i-wis teekenen.
\'*>is, m ftfwis voor eene hoo(, o.
\'•"\'e. 1. leefwijze, v. leefregel, m.
«\'M, o. rijksdag, m. landdag, m
^\'.éiique, tof den leefregel behoorend.
\'"\'•••tu(ue, f. leefregelkunde, y.
"\'"i", f. kleine landsvergadering, v.
\';|. ui. florf, m. godheid, v.
WOOOP, m. godsgave, v.
ymant, onteerend, lasterlijk
\'■amateur, m, wrnMVtr, iu. laste*
**r, ra.
DIGI                   IfS
ÜiJïamation, f. eerrooving, v. (<ufe-
ring, v.
Diffamttoire, eerroovend, lasterend.
Diffamé, onteerd, berucht, geschand-
vlekt, zonder staart.
hiit\'.itii"!\', onfiwrAf, lattertn, scAaitrf-
vlekken, in opspraak brengen.
Différcramenl, verschillt-nd.
Différencc, f. verschil, o onderscheid,
0. kenmerkende hoedanigheid, \\.
Diffèrencier, onderscheid maken, on-
dtirscheiden.
Différead, m. geschil, o. verschil, o.
twist,
m. misverstand, o.
Different, verschillend, ouders heiden.
Iiiil\'.\'iVMi.iiioii. i. differentieeren, o.
Différentielle \'quanuit*, f), oneindig
kleine hoegrootheid, <r. differenti-
Diffiïreiïtier, differentieeren. (aal, v.
Diflfórer, uitstellen, verschuiven, toe-
ven, dralen, verschillen.
Diflicile, moeilijk, zwaar, ongemakke-
lijk, lastig, benauwd.
Ditucile, m. moeilijke, o.
Dilficullé, f. moeilijkheid, v. bezwaar,
o. zwarigheid, v. tegenwerping, v.
Üjfllcullueiix, zwarigheid makendJas-
tig, netelig,
                      (vorsten, m.
Diffidation, i. oorlog tusschen kleine
Diffluer, vervloeien, uiteenvloeien.
Difforme , misvormd, teelijk, mis-
maakt, wanstaltig, wanschapen.
Dilïbrmer, van vorm veranderen, mis-
maken, schenden, bederven.
Diflbrmlte, (. mismaaktheid, v.leelijk-
heid,
v. wanstaltigheid, t.
Diffraction. f. tichtstraalbreking, v.
Üitfus, wijdloopig, langdradig, ver-
spreid, onsamenhangend.
Diffusion, 1. uitspreiding, r. wijdloo-
piQheid,
v. langdradigheid, v.
Digame, m. die met twee personen is
gehuwd,
m. bigamist, ra.
Digastnquc, m. tweebuikige spier. v.
Diyi^rer, verteren, verduwen, ver-
kroppen, slikken, overwegen, over-
denken, verdunnen.
Diqeste. m. pandecten, v. me.
Uigesteur, in. stoomkook werktuig, o.
Diyestif, spijsvertering bevorderend.
Digestion, 1. spijsvertering, v. verte-
ring,
v. verduwing,v. rijpwotding,\\.
Digitaire, f vingerkruid, o.
Digital, der vingers, vinger....
-ocr page 136-
I-b
D10&
Diligent, naarstig, ijverig, vlytig, ge\'
zwind, zorgvuldig, waakzaam.
Diligent, m. gouddraadhaspel, m.
Üiligenter, voortzetten, bespoedigen.
Diligenter (se), zich haasttn, spoed
Dilution, f. verdunning, v. (maken.
Düuvien, tot den zondvloed behoor end,
diluviaal-
Dimanclie, m. Zondag, m.
Dime, f. tiend, o.
Dimension, f afmeting, v. uitgestrekt\'
heid,
v. uitgebreidheid, v. maatre-
Dimer, tienden heffen.
               (gel, v.
Dimeur, m. tiendheifer, in.
Dimèlie, viervoetig.
Dimeur, Dimier, m. tiendteller, ni.
Diinitiuer, verminderen,afnemen,min-
der worden, afnemen
Diminutif, f. verkleinwoord, o.
Diii-iiiutif, verkleinend.
Dimiiiution, f. verkleining, v. vermin-
dering,
v. afslag, m. daling, v.
Dimissoire, m. bisschoppelijke vol-
macht,
v. dimissorium, o.
            (DJ,.
DimissoriaIe(iellre,f }, volmachtsbrief,
Dinanderie, f. yeel-koperwerk, o.
Dinandier, m. koperslager, m. geel-
gieter, ra.
Dinatoire, tot het middageten betrek-
king hebbende, als het middageten.
Din-dan, m. gebombam, o.
Dinde, f. kalkoensche hen, v.
Dindon, m. kalkoen, m. kalkoensche
haan, ni. domkop, m.
Dindonneau, m. jonge kalkoen, ra.
Dindonnier, m kalkoenenhoeder, m.
Diné, m. middagmaal,o. middagelen,o-
Dinée, I. pleisterplaats, v.
Diner, ra. middagmaal, o. middag-
eten,
o. diner, o.
Diner,eten, het middagmaalgebrwkeu.
Dlneur, m. groote eter, ia. die veel uu
eten gaat,
o.
                                      .
Diocésain, tot een kerspel behoorend,
onder een bisdom staande.
Diocese, m. kerspel, o. bisdom, o
Dioecie, f. scheiding der mannelijke ö"
vrouwelijke bloemen in één plant, v<
Dioncose, 1. opzwellii y, v.
Dionée, f. vliegen vanger, m.
Dioptrique, f. dioptriek, v.
Dioptrique, dioptrisch,
Diorama, tn. diorama, o.
üiosctircfl, di. pi. tweelingen, m. »»\'■
DIGI
Digitale, f. vingerhoedkruid, o.
Uigitii, vingmvormig.
Digitie, f. vingerverdorring, v.
Digitigrades, m. jjI. teengangers, ta.me
Digne, waard, waardig, braaf, deftig.
Dignitaire, m. waardtnheidsbekleeder,
m. ambtenaar, m. dignitaris, m.
Dignité, f. waardigheid, v. aanzien,
o. eerambt,
o. gewicht, o.
Digoii, ra. vtaggestok, m. vischspeer, v.
Unjresser, uitweiden, afwijken.
Digression, f. uitweiding\', v. uitstap,
ra. afwijking, v.
Uigue, i. dy\'fc, m. dam, m. hinder-
paal,
ra. heietsel, o. slagboom, m.
Oiguer, bedijken, de sporen geven.
Diguon, m. viaggestok, m.
Dioyne, mri (wed stampertjes.
UiïacL\'i ation, f. verscheuring, v. v«»-
<>,-)isc!n\'i<n>i<f, v.
Dilacérer, vaneertjc/teurtm, uerscAeu-
Dilaniateur, vamjeHsc/ieKrewd (ren
Dilapidaieur, m. verkwister, m. door-
brenger, m.
IHIapidateur, verkwistend, spilziek.
Dilspidatron, f. verkwisting, v.
Dilapider, verkwisten, doorbrengen.
ÜilatabiJilé, f. uitzettende kracht, v
uitzetbaarheid, v. rekbaarheid, v.
Dilatable, uitzetbaar, uitrekbaar,veer-
krachtig.
Dilatant, m. uitzettend middel, o.
Dilatateur, m. verwgdende spier, v.
Dilatation, f. uitzetting, v. verwjj-
ding,
v. schijnbare vergrooting, o.
Dilatatoire, m. verwtjd(;«de («»y, v.
Dilater, uitzetten, verwijden.
Dilateur, ra. verwijdende tang, v.
Dilatoire, m. verwijdende tang, v.
Dilatoire, wifaJeüertd, verjc/miütmd.
Üilatoirefflent, »n ( /iet gewone uitstel.
Dilayer, uiisli-llcii, verschuiven, ver-
dagen.
Dilection, f. liefde, v. goedheid, v.
Üilerome, m. tweeledige bewijsrede, v.
dilemma, O.
Dilettante, m. liefhebber, m, dilet-
tant, m.
Diligeraraent. haastiglijk, met spoed,
naarstiglyjk, zorgvuldig.
Diligence, 1. naarstigheid, v. waardij/-
heid, v. spoed, m. vlijt, v. torg,m.
verlangen,
o. vervolgen, o. diligence,
y. snetwagen, m.
-ocr page 137-
MSC
1-27
iliphthoiigue, f. tweeklank, m.
bylle, tweebladerig.
Diplomate, m. diplomaat, m.staatkun-
■■/(\', m. staatsman, m. (kunde,*.
■■ \'.....n.itx-, f, diplomatie, v. sfaaJ-
Oiplomalique, f. staatkunde, v. kennis
van diploma\'s,
v.
■ \'.N\'.niiUinjue, diplomatiek, tot de di-
plomatie behoorend, diplomatiek.
\'•ewift, o. dubbelvut, o.
■   l| ■ \'i\'l>\', f. •lu\'<U,tzit.i,tlijl,Cld, V.
Djpode, tweevoetig.
Uipiétique, dor siver wekkend.
Mwowtnie, 1. drinkwoede, v.
Dijilère, tweevleugetig.
liiplóiygien, (d cfri/iiiMy.
Diplyqties, »i. |il. «n«mr,.qisters, o, me.
r\'ire, in. gezegde, o. zeggen, o. ver-
A/arinj, v.
irc, zeggen, opzeggen, uitspreken, be-
kekenen.
ive (se), 6y ffcftftfviH i/en/cen, zich
noemen, zich uitgeven.
Direct, reéhf, lynrecht, r echtst reeksch,
direct.
Directe, 1. onmiddellijk leen, o.
Uirectement, onmiddeilijk,rechtstreeks.
"irecieur, m. bestuurder, m. voorxif-
\'«!•, m. biecAtoader, m. r/ó-i-\'t/i.nr, m.
Uiiecüon, (. bestuur, o. orde, v.voor-
schrift, o. richting,
v. bewind, o.
mirtctoirêi o. directorium, o.
\'iiectoral, m. besluurschap, o.
Directrice, f. bestuurster, \\. direc-
trice,
V.
"■rigor, besturen, richten, leiden, wen-
<\'*\'», koers wétten, dirigeeren.
u\',iimaiit, te niet doende, vernietigend
""ant (bien), welsprekend.
jfsant (soi), zoogenaamd, gewaand.
-j\'iiroder, gevet fde zijde wasschen.
jl\'scale, 1. verlies aan gttoïcht, o.
dealer, inwegen, verliezen bij hel
"\'t wegen.
\'suuu, m. bovenstem, t. discant, m.
■cepUUon, (. ïi#irfre</t!, v.
tattWM&tntj m. onderscheiding, v.
\'"Jrdeel des onderscheids, o.
■ i,i.-, onderscheiden, oordeelen,
:lcil\'le, in. leerling, ai. discipel, m
■■"i\'-in.iMe, leerzaam, buigzaam
^"delbaar, geteglyk.
ttipUnaira, tucht.... disciplinair.
biscipline, f. (mh\'i\'imc^,\', o. leer ing, v.
fucAf, v. discipline, v. tuchtroede, \\.
Discipliner, /eeren, onderwyien, oefe-
nen, africhten, tuchtigen, straffen.
Dïscobole, m. discuswerper, m.
Uiscoai|>ie, m. korting, \\.af\'trekking, v.
Discontiiiuation, f. staking, v. ophou-
ding,
v. schorsing, \\. stremming, v.
Discontinuer, staken, ophouden.
Uisconvenance, (. ongelijkheid, v. ree-
,s- \'n(, o. onbetamelijkheid, v.
Oisconvenh, rM patsen, verschillen,
loochenen, tegenspraken.
Discoid, m. tweedracht, v.
DUcord, ontstemd.
Discorilanee, (. wanklank, m. wanlui-
dendheid,
v. oncenigheid, v. ver-
schil, o.
Discordant, wanluidend, niet overeen-
stemmend, niet strookend.
Discorde, f. tweedracht, v. tweespalt,
v. oneenigheid, ». fwJif, m. twist\'
<jod\\>l, V.
Discorder, «itf ste/nmen, oneens ;y*t.
Discoureur, m. prater, m. redeneeraer,
Discourtr, rtdeneeren, praten. (m.
Discours, m. rede, v. redevoering, y.
gesprek, o. verhandeling, f.
Discrédil, ui. mistrouwen, o. mitwch-
ting, v. verval, o. discrediet, 0.
Discrediter, lui vertrouwen doen ver-
liezen, in minachting brengen.
Discrediter (se), het vertrouwen ver-
lieten, in minachting komen,
Discret, bescheiden, wijs, omzichtig,
zedig, discreet.
Discrétion, (. bescheidenheid, v. voor-
zichtigheid, v. geheimhouding,
v.
goedvinden, o. oordeel,o. willetseur,
Discréditionnaire, onbeperkt.
             w.
Disciétoire, m. kloosterraadkamer, v.
Discriwon, m. voorhoofdsverband, o.
Disculpation, f. vrijspraak, v. recht-
vaardiging,
v, verschooning, v.
Disculper, doen vryspreken, rechtvaar-
digen, versclioonen.
Disculper (se), zijne onschuld bewyzen.
Discursion, i. uitstap, m.
Discussif, verdryvend, oplossend.
Discussion, l. bespreking, v. beraadsla-
ging,
v, onderzoek, o. woordentwist,
ra. geschil, o. uitwinmng, r. oplos-
sing,
v. verdrijving, *.
Diicutei\', onderzoeken, bespreken, l>c-
-ocr page 138-
ras                  nish
twisten, gerechtelijk doen verkoopen.
Disdiapason, m. dubbele octaaf, v.
Disert, welsprekend, welbespraakt,
vloeiend.
Diselte, f. gebrek, o. behoefte, v.
schaarschheid, v. beetwortel, m.
Disetteux, behoeftig.
Diseur, m. vertellet, m. spreker, m.
Diseur de bonne nventure, m. waar-
zegger,
m.
Disense de lionne aventure, f. waar-
zegster,
v.
Disgnlce, t. ongenade, v ongunst, v,
ongeluk, o. onbevalligheid, v.
Disgracic\', in ongenade gevallen, lee-
(yk, mismaakt,
Disyracier, in ongenade doen vallen.
Uisgrucieux, onbevallig, onaangenaam.
Disgrégation, f. verstrooiing, v. ver-
spreiding,
v. vermoeiing van het ge-
zicht door te veel licht\',
v.
           _\'
Disgrikjer, verspreiden, verstrooi en, het
gezicht vermoeien.
Disharmonie, f. wangéluid, o.
Disjoindre, scheiden, splitsen.
Disjoiictit, scheidend.
Disjonction, f. scheiding, v. splitsing,r.
Üisjonctive, f, scheidend voegwoord, o.
Dislocalion, f. ver stuiking, v. verzwik-
king,
v. verspreiding, v.
Disloquer, virstuiken, verrekken, van
zijne plaats brengen, afdanken.
Disfoquer (se), zich verstuiken, uit het
gewricht gaan, zich verspreiden.
Dispache, f. averijberekening, v.
Disparade, f. verdwijning, v.
Disparaitre, verdwijnen.
Disparate, f. ongelijkheid,y.tegenstrij-
digheid, v. verschil, o.
Disparate, ongelijk, tegenstrijdig.
Disparité, f. ongelijkheid, v, verschilp.
Disparition, f. verdwijning, v.
Dispendieux, kostbaar, verkwistend.
Dispensaire, m. artsenijboel;,a armen-
apotheek,
v.
Dispensateur, m. uitdeeler, m.
Diüpensïtion, t. uitdeding, v. bedeeling,
v. uitreiking, v, artsenyhrreiding,v.
Dispense, f vrijstelling, v. ontslag, o.
verlof,
O. dispensatie, v.
Dispenser, uitdeelen. ontslaan, vrijstel-
ten, artsenijbereiaen. dispenseeren.
Dispormatique, tweetadig.
Diiperme, in. tweeiadige vrucht, v.
mss
Disperme, tweetadig.
Disperser, verstrooien , uitstrooien ,
verspreiden, uitdeelen, verdeelen.
Dispersion, f. verstrooiing, v. versprei-
ding,
v. uitdeeling, v.
Disponaiic, m. dubbele spondr.us, in.
Disponibilité. i. beschikbaarheid, v.
Dtsponibilite" (traitement, m. de), f.
wachtgeld, o.
Disjioiiible, beschikbaar, voorhanden.
Dispos, geschikt, vaardig, vlug,gezond.
Disposé, geneigd, gezind, geregeld.
Disposer, sfhikken, in orde brengen,
voorbereiden, inrichten, geneigd ma-
ken, beschikken, beslissen,
Disposer (se), zich gereedmaken.
Dispositif, voorbereidend.
Disposit.\'f, ra. uitspraak, v. vonnis, o.
Disposition, f. inrichting, v. schik-
kinq, v. beschikking,
v. gezindheid,
v lust, m. neiging, v. toestand, m.
Disproportion, f. onevenredigheid, v.
Disproportionni*, onevenredig, ongelijk.
Disproportionner, onevenredig maken.
Disputable, betwistbaar, bestrijdbaar.
Disputaillcr, over kleinigheden twisten,
harrewarren, knibbeïen.
Dispute, f. geschil, o. woordentwist, m.
krakeel, o. dispuut, o-
Disputer, betwisten, twisten, rede-
twisten, disputeeren.
Disputeur, m. twistzoeker,m. redetwts-
Dispuleur, twistzoekend,lastig. (ter,ta.
Disqtic, m. discus,m. platronde werp-
steen,
ra. schijf, v. vlakte, v.
Disquisition, ï. onderzoek, o. naspo-
ring,
v.
Dlsruption, f. verhrekit&fa breuk, v.
Dissecteur, m. ontleder, m.            (v.
Üissection, /. ontleding, v. lijkopening,
Dissemblable, ongelijk, verschillend.
Dissemblance, f. ongelijkheid, v. ver-
schil, o.
Dtssémination, f. zaadverspreiding, v.
uitzaaiing, v. verstrooiing, v.
Disseminer, verstrooien, verspreiden.
Dissension, f. onecnigheid, v. verdeeld-
heid,
v. twist, v. geschil, O.
Dissentiment, m. verschil van gevoe-
len,
o. tegenkanting, v.
Disstfquer, ontleden, openen.
Disséqueur, m. ontleder, m.
Dissertateur, m. redeneerder, iu. op-
steller eener verhandeling,
m.
-ocr page 139-
DISS
isscrialif, verhandelend.
sertatlon, f. dissertatie, v. verhan-
deling,
v.
aerter, redeneeren, verhandelen.
issidenco, ï. scheuring, v. tweespalt,
verdeeldheid,
v.
Jent. ra. scheurmaker, m. afge
tcheidene,
m. dissenter, m.
ssident, scheurmakend, zich afschei-
demi, afvallig.
ssimiiaire, ongelijkaardig, ongelijk-
soortig, verschillend,
iisimilitude,f. ongelijkheid, \\.verschil,
issimulateur, m. veinzer, ra.
         (o.
ifiimulation, f- veinzing, v. ontvein-
\'•ing,
v. bewimpeling, v. geveinsd-
kia,
v. veinzerij, v.
sirnuié, geveinsd, bedrieglijk.
ssimuler , veinzen, ontveinzen, be-
wimpelen, verbergen.
sipateur, m. verkwister, m, door-
brenger,
m.
ssipation, 1. verdamping ft. verstrooi-
ing,
v. verkwisting,?, uitspanning,\'»,
ssipé, losbandig, verstrooid.
ssiper., verkwisten , doorbrengen,
verstrooien, verdrijven, doen ver-
dwijnen.
issiper (se), zich verstrooien, zich
ontspannen, verdwijnen.
i^ouiaiilo, ongezellig.
,M,ln, los, losbandig, dartel.
ssoluble, ontbindbaar, oplosbaar.
ssoluüf, ontbindend, oplossend.
■seolutif, m. oplossend middel, o.
ssolution, t. ontbinding, v. oplos-
»?, v. verwoesting, v. losbandig-
cid,
v. uitspatting) v.
vant, oplgmwd, ontbindend.
\'olvant, m. ombshnd middel.o. ont-
"\'itlend middel, o. scheivocht, o.
sqnance, f. wanklank, m. wange-
\'Wi(, o. dissonant, m.
fconant, wanklinkend, wanluidend.
üotier, wanluidend zijn.
\'*omlre, oplossen, ontbinden, schei-
\'e»i stneften, hrefce», afschaffen.
•onJro (se), 5ine/(en, verj/aau.
*ader, afraden, ontraden.
ujtsion, f. afraden, o.
ï abe, tweeUttergrepiy.
ï aP?»m. (wee/6\'((ergrep(Sf woord.o.
ï\'iabique, tweéleltergrepig.
illc<\\ f. ofs/ond, m. verwijdering,
IHUIl
!•.>!<
.v. verte, v. onderscheid,o. uitstel,o.
Dislancer, uoortt/Aomen, achterlaten.
Distant, wrH/ytterrf, afgelegen, ver.
Distendre, spannen, tufreA&én.
Distension, ï. spontttno. v. uitrekking,
Distichiase, m. oogledcnziekle, v. (v.
Distillateur, m. brander, m. stoker, m.
DistiHation, f. distilleering, v.overha-
ling,
v. branderij, v. stokerij, v.
Distillatoirc, \'of /ie( ouerftafen behoo-
rend, distilleer
....
Distiller, distilleercn, overhalen, sto-
ken, branden, uitstorten, afdruipen.
Distillerie, f. branderij, v. stokerij, v.
Dïstinct, onderscheidend, verschillend,
afzonderlijk, duidelijk, helder.
Distinctïf, onderscheidend,kenmerkend.
Distinction, f. onderscheiding, v. af-
scheiding,
v. verschil, o. voorkeur,
v. aanzien, o. distinctie, v.
Distingué, voornan»t, aanzienlijk.
Distinguer, onderscheiden, aanwijzen,
kenmerken, distingeeren.
Distinguer (se), zich onderscheiden,
uitmunten, zich distingeeren.
Distiqiie, m. tweeregelig vers, o.
Distorsion, f. verdraaiing, v. verwrin-
ging,
v. verwrikking, v.
Distraclion, f. splitsing, v. uifspartHiHy,
v. verstrooiing, v. afgetrolskenheid,
v. afscheiding, v. disfracfte, v.
Distraire, aftrekken, afzonderen, ver-
duisteren, verstrooien, verzetten.
Distrait, verstrooid, afgetrokken.
Distribuer, verdeelen, uitdeelen, rege-
len, distribueeren.
Distributeur, m. uitdeeler, m,
Distributit, uitdeelend, verdeelend.
Distribution, f. verdeeling, v. uitdee-
ling,
v. schikking, v.
District, m. rechtsgebied, o. district, o.
Distyle, met twee stecltjes, tweestijlig-
Dit, ra. gezegde, o. spreuk, v.
Dit, bijgenaamd, genaamd.
Dithéisme, m. tweegodendom, o.
Dithyrambe, m. Bacchuslied, o.
Dito, als boven, dito.
Diton, m. dubbele toon, m.
Ditto, als boven, dito.
Diurèse, f. overvloedige pisloozmg, v.
Diurétique, pisafzettend.
Diurnal, m. dagelijksch gebedenboek, o.
dagboek,
o. getyboek, o.
Diurne, dagelijksch, dag ....
9
-ocr page 140-
DODE
Divorce, m. echtscheiding, v. afstand
m. onecnigheid, v. tweespalt, v.
Divovcer, echt se heiden, scheiden.
Divulgatenr,m. verbreider, m. vers}»
der, m. uitstrooier, m.
Divulgation, t. verbreiding, y. rucht-
baarmaking,
v. ruchtbaarwording ,v.
Divulguer, verbreiden, ruchtbaar ma-
ken, uitstrooien, openbaren.
Divulsion, f. afscheuring, v. uitroeiing
Dijt, ra. tien, v. tiende, m.
              (v-
Dix, tien, tiende.
DIVA
l:«>
Divagalion, i. afdwaling, v. afwij
king, v. omzwerving, v.
Divagucr, afdwalen, omzwerven.
Divan, m. lurksche staatsraad, m.
rustbank, v.
Divarication, f. uitzetting, v. verwij-
ding,
v.
Divariquer, verwijden, uitzetten, ver-
Dive, goddelijk.
                       (spreiden.
Divergence, t. uiteenlooping, v. ver-
spreiding,
v. verschil, o.
Divergent, uiteenloopcnd, divergent.
Diverger, uit elkander loopen, diver-
geer en.
Divers, verscheiden, verschillend.
Diversif, afleidend.
Di\\evsiRablQ,veranderl\\jk,rtfwisselbaar.
Diversifier, veranderen, tchakeeren, af-
wisselen.
Divorsion, f. afwending, v. afleiding,\\.
üiversité, f. verscheidenheid, v. ver-
schil, o.
Divorlir, aftrekken, afwenden, aflei-
den, ontvreemden, vermaken, ver-
heugen, diverteeren.
Diverlissant, vermakelijk.
Divertissement, m. vermaak, O- uit-
spanning,
v. verduistering, v.
Dividend e, m. uitkeering, v. dividend,
Divin, goddelijk.
                (o. deeltal, o.
Divinateur, waarzeggend, voorspellend.
Divination, f, waarzeggerij, v. wiche-
larij, v.
Divinatoire, van de wichelarij,wichel....
Divinatoire (baguette,!.), wichelrovde,v.
Diviniser, vergoden, goddelijke eerbe-
wijzen
Divinité, f. godheid, v. Ood,m. godin,
DWis (par), bij aandeelen.
                 (v.
Divisé, verdeeld, gescheiden.
Diviséraent, afzonderlijk.
Diviser, deelen, verdcelen, scheiden,
oneenig maken.
Diviseur, m. deeler, m.
Diviïiljilité, f. deelbaarheid, v.
Divisible, deelbaar, verdeelbaar.
Uivisif, m. verband om het hoof\'d recht
te houden, o.
Divisif, verdeelend, scheidend.
Division, f. verdceling, v. deeling, v,
af deeling, v. deel, o. divisie, v, dee-
ttngsteeken, o. oneeniyheid,
v. ver-
deeldheid,
v.
Divisionnaiie, afdeelïngs...., divisie.
Dix-huit, achttien.
Dixiême, tiende.
Ijim.mil:, in. tiende, o.
Dixièmemcnt, ten tiende.
I-Wg
Dos
nog
Dog
Üixme, f. tiend, o.
Dixmer. tiendheffen.
üizain, m. tienregelig vers, o. tUnkn
lige rozenkrans, m. tientje, o.
Dizaine, l. tiental, o. tienheid, v.
Dizeau, m. hoop van tien schoven, \'
Dizenier, ni. hoofdman over tien,
decurio,
ra. tiendinzamelaar, m.
Do, m. do, v.
Docile, leerzaam, volgzaam, gewillig
Dog
.Do?
Docilité, t. leerzaamheid,y.vol\')za"mi^.
heid,
v, gewilligheid, v. gedweeheid zj^S,
Docimasie, f. proefkunst, v.
              \'Dooi
Doek, m. dok, O.                                    \\\\ou
Docte, geleerd.
Docte, ui. geleerde, m.
Üoclour, m. leeraar, m. doctoi
dokter, ra, geleerde, ra.
Doctoral, doctoraal, meesterlijk.
noifc
1 noit
Doig
Doig
Doctoral.m. doctoraal, o. leeraarschaj
o. leeraarsambt, o.                            fljit
Doctorerie, f. publieke promotie, v. jj^j
Doctoresse, 1. geleerde vrouw, v. rj0i|
Doctrinaire, m. christenleeraar,m. <"" D<jl
hanger vnn afgetrokkene staatkw pj
dige begrippen, ra. doctrinair, ta. Q(3
Doctiinat, leerstellig.                                 U
Doctrine, t. leer, v. leerstelsel, o. \'Jl djIi
leerdheid, v. wetenschap, v.            jtoü
Document,m.beivyasïMfr.o. o0rAo/i<\'<-.( r>a
Doiiécai\'ilre, m. twaalfvlak, o.
Dodtkafide, ui fwoaf/ verdeeld.            \\)m
Dodécagone, m. twaalfhoek, m.          i DS
Dudécagyne, his( twaalf stampertja- I
Dodücandrie, f. planten met twam nat
meeldraden, v. dodecandria, v. !)•
Dodécaparti, in twaalf verdeeld.             ö
Dodiicaptftalc, mc( twaalf blocmblude"- I
-ocr page 141-
DON
13!
DODE
écWdroii, m. twaalfhoekige figuur,
f;>:ui>le, twaalfvoudig.                  (v.
olinor, koesteren, vertroetelen.
iriaje, m. tweede buil, v.
jne, f. t\'tnitlenï\'tus, v.
iner, slingeren, wiegen.
iner (se), ;ich (e joed doe», sicft
testeren.
Domanial, (o/ een yocd behoorend, do~
maniaal, domein
....
Domanialiser, fof domein maken.
Dóme, m. dom, m. koepel, m. koepel-
dak, o. domkerk,
v. deksel, o.
Domerie, f. abtdij, v. gasthuis, o.
Domesticité, f. dienstbaarheid,*, dienst-
bare staat,
m. tamheid, v.
Domestique, m. die»iaor, m. bediende,
m. bedienden, m. me. huishouden, o.
Domestique, f. dienstmaagd. \\. meid, v,
Domcsüuue, huiselijk, huis ...., tam,
intanasch.
Domestique (animal, m.) huisdier, o.
Domesliquement, a/5 een bediende, ge-
meenzaam, huiselijk.
Domicile, m. domicilie, o. verblijf-
plaats,
v. tehuis, o. woning, v.
Domiciliaire (visite, f.) huiszoeking, v.
Domicilie, gehuisvest, wonende, domi-
cilie hebbende, gezeten.
Domicilier (se), ergens gaan wonen,
zich neerzetten, domicilieeren.
Dominancc, f. overwicht, o.
Dominant, heerschend, hoofd ...
Dominante, f. groote quint, v.
Dominatcur, m. beheerscher, in.
Dominateur, heerschend, beheerschend,
heerschiuchtig.
Dominatkm, f. heerschappij, v. over-
heerschimj,
v. oppergezag, o.
Dominei\', heerschen, beheerschen, uit-
komen, uitsteken, bestrijken.
Dominicain, m. dominicaner, m.
Dominicaine, f. dominicanernon, v.
Dominical, onzes Heeren, zondags. • ■ ■
Dominicalc (lettre, f.) zondagsletter, \\.
Dominicale, i. zondagspredikatie, v.
Dominicalier, m. prediker, m.
Domino, in. domino, m. dominospel, o.
Dominoterie, f. marmerpupier, o.
Dominutier, m. marmerpapiermaker,
m. marmerpapierverkooper,m. pren-
tenverkooper, ra.
Dommage, m. schade, v. nadeel, o.
afbreuk,
v. jammer, o.
Dommaocaulc, schadelijk, ten nadeele.
DompUble, tembaar, bedwinghaar.
Dompter, temmen, bedwingen, stillen.
Dompteur, m. temmer,ai bedwinger,m.
Dompte-venin, m. zwaluwwortel, m.
Domter, temmen, bedwingen, stillen.
Don, m. gift, v. gave, v. geschenk, o.
bekwaamheid,
v. talent, o.
\'f E
\'11
D
1KDS
D il
D
D
D
m. beci/c, o. wiegeliedje, o. dodo,
(faire), slapen.
                         (m.
, vet, mollig, poezelig.
m. Turksche rinkelbom, v.
csse, f. vrouiü uoil Am doge, v.
dogeschap, o.
hl rfoye, in.
s.\', i, vrouw van den doge, v.
ïia\'-ique, onderwijzend, leerend,
ïrstdliy, schoolmeesterachtig, be-
ssend, dogmatisch.
matit|ue, m. stelsel van leerstuk-
n, o. dogmatiek, v.
nuliscr, leerstukken verbreiden,
de hoogte spreken, dogmatiseeren.
- leerstelling, v.
D
LX
i**«\'
g lQütslecr, v. rfoama, o.
^uojio, ui. Iiuriny\'tui$,v, doggerboot, v.
rl DOjue, m. (/07. m. AafcMamjj, m.
>OfliiM i>e), elkander stooten.
■■wn, m. feta rf^, m.
■Vit m. uinytT, m. fee», m. Wauw,
\'S* (""ver/iocdvoi, m. duim, m.
»lS i m\' viii9erzetting, v.
!Sjwi de vingers plaatsen, spelen.
rXti\'\' "\'■ vi>iU^rzeUing, v.
i lVfr< m- vingerling, m. duimeiüij,
\' n5»l\'"i7er\'ioet\'>lll-l,\'»ff<-,r\'\'0«!(\'s**\'"1\'<\'iO.
UMJ-i.t-.uoir, m. debet en credit, o.
nS*:\' - \'^ dtfr strengen, v.
■■\'■««o, i-proefgaren, o.
Ui f,
bedrog, o. TurAscAe trom, v.
™T«e, disselvormig.
I. klacht, v. beklag, o. klaag-
Si [TV11- M<*<jend, weeklagend.
Dd ï *"\'^> bedroefd, zanikend.
\'• Wen ma/füJi, scAai/e», beAou-
\'■t\'tm-je/ctt, uttduuueit.
\'«• doftar, m.
;\' *• \'chaafmes, o. ditsel, m.
i\'l DM"m p\' v- *y\' londer steel, ?.
Di ai"\' ""\'». m. Aeer, m.
\'■ domein, o. goed, o. erf-
)■ eorsteiy* fl-o«d, o. fantis-
gebied, o. vak, o.
-ocr page 142-
DOÜB
Dortoir, m. slaapvertrek, o. slaap-
zaal, v.
Dorure, f. verguldsel, o. vergulding,r
Dos, m. rug, m.
Dose, f. hoeveelheid, v. dosis, v.
Doser, dosis afwegen, hoeveelheid be-
palen.
Dosse, f. schaal, v. schutplank, v.
Dosseret, m. zaagraam, o. uitstckenc
pilaartje, o.
Dossier, m. ruggestuk,o. achterleu>ii»i
\\. hoofdeinde,o. processtukken,o.m*
Dossière, f. draagriem, m. rugstul., i
Dot, f. huwelijksgoed, o. bruidschat, in
uitzet, o.
Dotal, tot het huwelijksgoed behoorcn<t
Dotation, f. begiftiging, v. dotatie,
Doler, begiftigen, uitzet geven, HMW
geve*.
Douaire, m. huwelijksgoed, o. toeduv
gift, v. lijftocht, m. douarie, v.
Douairier, m. die de erfenis van tij\'
vader niet aanvaardt, en zich UW
den lijftocht der moeder tevre-k
stelt, m.
Douairicre, f. douaricre, v. wcdmt
van rang, v.
DOOM», f. tolkantoor, o. tol, in. ree\'
ten, o. me. douane, v.
Douaner, nazien en stempelen.
Douanier, m. tolbeambte, in. komnu<
m. douane, m.
Doubhge, m. dubbeling, v. dubbt
plaatsing, v. buitenhuid, v.
Doublé, dubbel, tweevoudig, dubk
zinnig, dubbelhartig, geveinsd.
Doublé," m. dubbel, o. kopie, v. rfltp
caat, o. plaatsvervanger, m.
Doublé, f. pens. m.
Doublé, m. dubbelsloot, m. doublé, *
Doubleau, m. naastgcvoegde dw-i<
balk, m.
Doublo-canon.m. dubbele kanonletter,
DoubJo-cbaloupe, f. groote sloep, *• ,
Double-cloche, f. tuinsleutelbloew,\'
Doublc-crocbe, f. dubbele staartnoot,*
Double-emploi, m. tweemaal gebot*
post, m.
Dotiblo-i\'euille, f. tweeblad, o.         \\
Doublement,m. verdubbeling,^. dt»W
Doubler, verdubbelen, dubbel ****:
koper en,voer en,omzeilen,doubleert1
Doublet, m. valsche steen, m. tvorp f
gelijke oogen, m. doublet, m
ia
DONA
Donatairc, ra. begiftigde, m.
Donateur, m. begiftiger, m. schenker.,
m. donateur, m.
Donation, f. gift, v. gave, v. schenking,
v. erfmaking, v.
Donc, dus, derhalve, bijgevolg, dan,
Dondaine, f. werpgeschut, o.
Doudon, f. korte, dikke schommel, m.
dik vrouwspersoon, o.
L)onjon, m. slottoren, m. torentje, o
Donjonné, met torentjes voorzien.
Donnant, goedgeefsch.
Donne, f. geven, o. gift, v.
Donnée, f. gegeven,o. opgaaf, v. gromt,
in. overzicht, o.
Donner, geven, schenken, veroorzaken,
verwekken, opbrengen, leveren, uit-
zicht hebben, stooten, treffen, vallen.
Donner (se), zich overgeven, zich toe-
wijden, zkh uitgeven, zich werpen,
Üontieur, m. gever, m.
Dont, waarvan, van wien, iviens,
welks, welker, wier, waarover.
Donzelle, f. juffertje, o. licht juf-
fertje, o. zeejonker,
m.
Dorade, f. goudvisch, m.
Doradille, f. miltkruid, o.
Dorage, m. vergulding, v. verguldsel,
o. met een dooier Bestrijken, o. vilt
met fijn haar overtrekken, o.
Doré, verguld, goudgeel, gouden.
Dorénavant, voortaan, in het vervolg.
Dorer, vergulden, geel maken, meteen
dooier bestrijken, harpuizcn.
Dorer (se), geel worden.
Doreur, m. vergulder, m.
Dorien, m. Darter, m.
Doriqtit!, Dorisch.
DorJoter, liefkoozen, troetelen, vleien.
Dorloter (se), zich koesteren, zijn ge-
mak nemen.
                                 (vast.
Dormant, slapend, stilstaand, staand,
Dormant, m. staand raam, o. staand
want, o. pronkschotel,
m.
Dormeur, m. slaper, m. slaapkop, m.
Doimcusc. f. slaapster, m- slaapkopje,
o. reiskoets,
v. slaapmuts, v. lange
Dormir, slapen, stilstaan. (stoel, m.
Dormir, m. slapen, o. slaap, m.
Dormitif, slaapverwekkend.
Doroir, m. suikerbakkerskwastje, o.
Doropbage, luk op geschenken.
Dorsal, van den rug, rug.....ruggc....
OorsaJe (cpiiie, f.) rugyegraat, v.
-ocr page 143-
ÜOUU
ible-tierce, (. dubbele anderdaagackt
Iioorts, v.
ubleur, m. twijnder, m. plakker, m.
iiblis, m. rij vorstpannen, v.
ubloir, ra.tweernplank,x. {bloen,m.
\'iblon, m. -iid ■>>,_■} jczeï woord, o. du-
Itlure, f. voering, v. tooneelspeler
ie dezelfde rollen speelt als een
Mier,
m. doublure, v.
nce-amère, f. bitterzoet, o.
uceatre, zoctachtig, lafzoet.
itcement, zachtjes, zoetjes, langzaam.
ucerette, f. suikerzoet meisje, o.
ucereux, lafzoet, overdreven zacht-
utrdig, zoetsappig, vleiend.
neet, zoet, Heemend,
ncette, f. veldsalade, v. zeehond, m.
uccur, f. zoetheid, v. zachtheid, v.
<rtendelphheid, v. lekkernij, v. pro-
\')\',
o. fooi, v. drinkgeld, o.
iceurs, f. p|. vleiende woordjes,
roe. aardigheden, v. me.
■ iclie, f. sior(i»a(/, o. dntipbad, o-
Jitcher, sforf&ad geven.
■"clü, m. Douci, m. spiege!slijpen,o.
•ucin, ni. iraft water, o.
T\'cinc, f. golvende lest, v. last-
IBcnr. polijsten, slijpen, (schaaf, v.
\'"■.begaafd.
nolle f. gewei f ronding, v. duig, v.
ller. begiftigen, weduwgift geven.
"flf, f. «(owbarf o.
          \'" a
"! ^3". m. a/ecA( weefsel, o.
» e. I. 5c/tac/i(, v. ces/a.;, o. rfö,?.
P «t, weeft, ïac/if, (eer, kleinzeerig.
f\'! cue, t. gewatteerde jas, v.
«i eux, ra» ongelijke breedte.
r\'i\'iun, m. geringe wol, v.
F\' eur, f. ««a,^ v. piV», v. ucfaYier, 0.
"loiireux, stnaridyfc, ;>y»*y\'A-, i/rie-
\'\'. droevig, bitter.
\'"c*, m. vreesachtig* twijfel, m,
jG. I. itra/U, m. aarzeling, v.
uw, twyfekn, aarzelen.
iï** <sö). gjjwn, twrmocrfett.
e»r, m. twjifelaar, m.
\'wux, twijfelachtig, onzeker, dub\'
■\';["»ig,zwak. achterdochtig.
1 """. m. i/uigAout, o. JWnp/iouï, o.
. t\' ■• ^M\'ff, v. slotgracht, v. wo«
FTRanevoef, m, Jeuerworm, m.
"ïün° \' "•W*i *«*\'. M«/tf.
• ". m. twaatfregelig vers, o.
"p- «. <J(»ïj/n, o. twaalftal, o.
{Vixe, twaalf, \'^a\'alfde, duodecimo-
"ouziéme, twaalfde,
                  \\
Douzième, m. twaalfde, o. m.
Donziêmement, («;» twaalfde.
Öouïil, m. sïoji, v.
Doxologie, f. lof gezang, o.
Doyen, m. deken, m. oudste, m.
Doyenné, m. dekenschap, o. dekens*
huis, o. dekeny, o. boterpeer, v.
Dracène, f. vrouwelijke draak, v.
Drachme, f. drach.ua, v.
Draconcule, m. Dracuncule, m. Aut\'rf-
Dragan, m. galeisptegel, m. (Hwm.m.
Drage, f. geroost Hoorn, o.
Dragee, f. /i;ne Aafliei, m. WW« nn<
kergoed, o. mengsel van granen, o.
Drageoir, m. suikergoeddoos, t.
Drageoii, m. worteluitspruttsel, o.
Drageonner, 6y de» worfof uittprui-
ten.
Dragoman, m. (o/A-, m. rfntfMHNt, m.
Dragon, m. draak, m. dragonder, ra.
oogappelvlek, v. waterhoos, v.
Dragonne, f. degenkwast, ra. dragon,
v. dragondermarsch, va. draak van
een wijf
ra.
Dragonncau, m. /mie/worm, m.
Dragonnier, m drakenbloedboom, m.
Draguer f. dregge, v. baggerschop, v.
sleepnet, o. dift touu/, o. Jraf, ra.
Draguer, ui((>a<7<n;reH, uitvisschen, op-
halen, slepen.
Dragiieur, m. baggerman, m. bagger-
schuit,
v. »i(Wctert>io/«>fi, m.
Dram, m. draineerbuis, v.
Drainage, nu draineering, v.
Drainer, (/ratnecroi, droogleggen.
Drainctte, f. sl^epnff, o.
Dramatique, tot het tooneel behoorettd,
dramatisch, tooneel. .
. •
Dramatigue, ra. tooneelkunde, v.
Dramatisto, m. tooneclschrijver, m.
Dramaturge, m. dramaschrijver, m.
Dramaturgie, f. geschiedenis van het
tooneel,\'
v. lijst der tooneelstuk-
ken,
v.
Drame, m. tooneelstuk, o. drama, o.
Dranguette, f. sleepnet, o.
Drap, m. laken, o. beddelaken, o.
Drap mortuaire, m. doodlaken, o.
Drapade, f. zijden serge, v.
Drapé, ruig, wollig, gedrapeerd.
Drapean, m. lomp, y. vod, v. vaan-
del,
o. parij}, v. neusverband, o.
-ocr page 144-
DRAP
m
DULC
Droit, recht, rechtvaardig, juist, reek
toe, rechtop, overeind.
Droite,l. recnterzijde,v. rechterhand,?
Droitier, rechtsch.
Droiture, f. rechtvaardigheid, v. billijk
heid, v. oprechtheid, v. rechtse/ia
penheid, v.
Dri\'ilatigue, kluchtig, koddig.
Dróle, kluchtig, koddig,aaraig,vreew
Dróle, m. snaak, m. rare kerel, tr
vent, m. deugniet, m\'. schobbejak, m
Drnlerio, f. snakerij, v. aardigheid,\'\'
Drölesse,f. onbeschaamd i)roiHvi«(\'«s\'\'i
o. lichtekooi, v\'.
Dromadaire, m. dromedaris, m.
Dronte, m. wa/g\'vo^W, m, dodo, m.
Dropacesme, m. haarwegneming, v.
Dropax, m. pi&- en> oliezalf, v.
Drossart, m. drosf, qj,
Drosse, f. geschultalie, v.takeltouw,1\'
Drosser, wegslepen, medeslepen.
Drosseur, m. wolkaarder, m.
Drouine, t, ketcllappers-zak, m.
Drouineur, m. ketellapper, m.
Droussage, m. woiA-««r«iJig,I v.
Drousser, wol kaarden.
Dru, vlug, opgeruimd, lustig, dichtslib
Druide, m. druïde, m.
Dnipacn1, vleezig.
Drupe, m. steenvrucht, v.
Drusion, m. spook, o.
Dryade, f. boschnimf, v. dryade, v.
Du, van den, van de, van het.
DA, in. verschuldigde, o. verplichting^
Dualisme, f. dualisme, o.
           (dtn>
Dubitatif, twijfelend, twijfel aandw
Dubitation, f. geveinsde twijfeling,\'
Duc, m. hertog, m. katuil, m.
Ducal, hertogelijk.
Ducat, in. dukaat, m.
Ducaton, m. ducaton, m.
Duclie, m. hertogdom, o.
Duchesse, I. hertogin, v.
Ductile, smedig, buigzaam, rekbaou\\t
Ductilili\'-, f. smeedbaarheid. v. bun
zaamheid, v. rekbaarheid, v.
Dueqtie, f. auenna, v. koppelaars!"»\'
Duel, m. tweegevecht, o. duel,o.ti*"\'<
voud, o. dualis, m.
Duelliste, m. dueltist, m.
Duire, behagen, bevallen, betame»
passen, africhten.
Duite, f. inslagdraad, m.
Dnlcifieatif, :oetmakt>nd,
Drapeaux, m. pi. kinderluren, v. me
party, v.
Draper, met laken behangen, beklee-
den, drapeeren, omhangen, doorha-
len, beschimpen.
Draperie, f. lakenweverij, v. laken-
handel,
m. lakenwerk, o. bekleed-
selt o. draperie,
v. drapeering, v.
Drapier, m. lakenwever, m. lakenkoo-
per,
m. ijsvogel, m.
                    (v.
Drapière, f. lakennaald, v. paknaald,
Drastigue, snelwerkend, sterkwerkend,
Drave, f. peperkruid, o. {drastisch.
Drayer, afschaven.
Drayoire, f. schaafmes, o.
Drayiire, t. afschaafsel, o.
Drêche, f. mout, o. draf, m.
Drége, f. vlasbraak, v. sleepnet, o.
Drager, vlasbraken, repelen.
Dreun, m. getingel, o.
Dresse, f. schoenzool, v. middel zool, y.
Dresscr, recht plaatsen, recht houden,
recht maken, opbeuren, optillen,
africhten, dresseeren, klaar maken,
te berge rijzen.
Dresser (se), zich oprichten, opstaan.
Dressoir, m. aanrechtbank, v. aanrecht-
tafel,
v. stommeknecht, m. buffet, o.
Dril!, m. zaaiploeg, m. mandril, ra.
Drille, m. soldaat, m. knaap, m. ke-
rel,
m. lichtmis, m snaak, m.
Drille, f. drilboor, v. lomp, \\. vod, v.
Driller, de biezen pakken, lompen zoe-
Drilleux, met lompen bedekt. (ken.
Drillier, m. voddenraper, m.
Drisse, f. hijschtouw, o. val, v.
Drogman, m. tolk, m. dragoman, m.
Drogue, f. drogerij, v. apothekerswa-
ren,
v. me. slechte waar, v. bocht, v.
Droguer, geneesmiddelen voorschrij-
ven, geneesmiddelen toedienen, ver-
valsenen, staan wachten.
Droguer (se), geneesmiddelen inne-
men.
Droguerie, f. drogerijen} v. me. spe<
cerijen,
v. me. handel tn drogenjen
en specerijen, m. haringvangst,
v.
haringpakken, o.
Droguit, m. droget, o.
Droguiur, m. drogerijkast, v.
Droguiste, m. drogist, m.
Droit, m. recht, o. wet, v. rechtsge-
leerdheid,
v. bevoegdheid, v. belas-
ting,
v. rechten, o. me.
-ocr page 145-
EAU
Durilion, m. eelt, o. vereelting, v.
Durillonner, vereelten,
Duriuscule, hardachtig.
Dusil, m. zwik, ra. pin, v.
Duumvir, m.tweeman, m.
DuumviraL, m. tweemanschap, o.
Duvet, in. dons, o. vlasbaard, m.
Duvcteux, donzig, wollig.
Duyte, f. (\'hi\'ï, m.
DULC
lcification, f. zoetmaking, v.
leider, zoeten, zoetmaken, temperen,
ilcinée, f. dulcinea, v. mtnnares, v
liefste, v,
Icoré, wraMf, zoef gemaakt.
Me,
f. verecrt\'Hg* rfej- Engelen en
Heiligen, \\.
                               (tiglijk.
"ment, behoorlijk, betamelijk, wet-
ne, f. duin, o. zandheuvel, m.
uneite, f. kampanje, v. &oi>e>iAul, t.I Dyarchie, v. tweehoofdige regeeriny, v
. n. tweezang, m. rfwo, o. dnef
iiodi\'tmm, m. twaalfvingerda\\
Dynamiqiit1, f. kennis der beweeg-
. \\ krachten, v. dynamica, v.
«odi, m. tweede dageener decade, m.j Dynamique, dynamisch.
upc, m. bedrogene, m. slachtoffer, o. Dynamomètre, m. krachtmeter, m.
onnoozele, ra. sul, m. dupe, m.          \' Dynaste, m. beheerscher van een klei-
«per, bedriegen, foppen, teleurstellen.] nen staat, m. dynast, m.
uperie, f. bedriegerij, v. fopperjj, v.[Dynastie, f. SfamAtltf, o. dynastie, v
"lilicata, m. duplicaat, o,
upticatit, verdubbelend.
»|iiicalion, t. verdubbeling, v
nplfcatnre, f. vouwino, v.
"Jilicité, t. tweevoudi\'jheid, \\. dub-
>><-harti.,heid, v. valschheid, v.
\'P{jquft|f.W0d«ranfuw>rd.o,dtiptt«Jc,v.
"que!, hm trien, van wie, waarvan,
ur, hard, ongevoelig, streng, zwaar,
oudbakken, taai, ruw, vasthoudend.
urable, di(«rï«<ï»t, bestendig.
i\'rant, gedurende, iang.
urcjp./iacrfeH, ftardm«/.en,ver/iarde>t.
""Cir (se), verharden, hard worden
nssement, m. verharding, v.
™,l. bloot e vloer,
m. WoottJj/rottd.m
■\'m, f. dnwr, m. duurzaamheid, v.
re-mere, f. buitenste hersenvlies, o
"W, (/«re», blijven.
«Ie, f. hardheid, v. verharding, v
5t<*«Kffft«irf, v. ruwAeict,
üysciin\'\'sie, f. verlamming, v.
Dyscole, grillig, ongezellig, gemelijk.
Djtcnuitt f. zwakte, v.
Dysécée, t. hardhoorigheid, v.
Dysenterie, f. roode loop, m.
Dysesthc\'sie, f. gevoelloosheid, v.
Dysmiiesie, f. geheugenverzwakking, v.
Dysopie, f. gezichtsverzwakking, v.
Dysorexie, i verlies van eetlust, o.
Dvsosmie, f. verlies van reuk, o.
Dyspepsie, l. slechte spijsvertering, v.
Dysphonio, t. spraakbelemmering, v.
Dyspliorie, f.benauwdheid, v. angst, m.
Dyspnóe, l. aamborstigheid, v.
Dvssenterie, f. roode loop, m.
Dysthösie, f. ongeduld, o. rusteloos-
heid,
v.
Dystliymfe, f. treurigheid,?.neerslach-
tigheid,
v.
Dystochie, f. moeilijke verlossing, v.
Dysurie, f. moeilijke waterloozing, v.
koude pis, v.
Dytiqtiö, m. duikelaar, m. walerke-
ver, m.
■"«tiis, (. p|. hatelijkheden,
tmrde waarheden,
v. me.
E.
Eau iiénile de cour, f. praatjes rooi-
den vaak, o.
me.
Eau-de-savon, I. zeepsop, o. en v.
Eau-de-sentenr, f. reukwater, o.
Kati-rte-vie, f. brandewijn, m.
■ w»a(er, o. uoc/rt, o.
.f- ni. zweet, o. wtcer, o.
t \', fleur .1\'), waferpas.
""e, f. wftMle**, o.
-ocr page 146-
i:v;
KBÜA
Ebotter, snoeten, kleine takjes wegm
Eboueur, m. straatveger, m. (me.)
Ébouffer (s*)» schudden van \'t lache><,
, stikken van \'t lachen.
Kbouillir, verkoken.
Kboulcment, m. instorting, v. int
. king, v. verzakking, v.
Ebouler, Kbouler (s\')t instorten,
r zakken, verzakken.
Ëboulis, in. puin, o. puinhoop.
. aardhoop, m. gruis, o.
Kbotirfueusc, f. lakennopster, v.
Kbourgconnement, m. knopafsnof
. ing,
v.
Ebourgeonner, knoppen af snoeien.
Êbouryeonneur, m. knoppenvreter, m
Kboti riffan t, vreemd, zonderling.
Ebouriffé, gehavend, met verw\\
, haren, onthutst, verstomd.
Eïjouriffer, ontstellen, verbazen-
Qboarrer, haar afschrapen.
Kbousiner, bekakken.
Ébraisoir, m. vuurschop, v.
Ébranchemcnt, ra. takafsnoeiin-j,
ftbrancher, takken afsnoeien.
Kbranchoir, m. snocimes, o.
Kliranlement, m. schudding, v, jeAe*
m. stoot, m. schokking, v. ontroerim
, v. wankeling, v. waggelen, o.
Kbranler, schudden, \'bewegen, •<\'•■
, waggelen, doen wankelen, ontroer-\'\'
Ébranler (s\'), schudden, waggelen, zie
in beweging stellen, opbreken, Wfl«
^kelen, ontroerd zijn.
Kbrasement, m. binn-\'nveiwijding. 1
binnenverbreeding, v.
Kbraser, verwijden, verbreeêen.
Kbrécher, stuk afbreken, kerv
schaarde maken, ondermijnen.
Ebrener, reinigen, schoone tuur «""\'
Ebriétó, f. dronkenschap, v. (doen
Ebrillarie, f. ruk met den toom, m.
Ébroudage, m. draadtrekking, v.
bbroudeur, m. draadtrekker, m.
iïbroudin, m. getrokken draad, m-
h\'broudir, draad trekken.
                    ,
Ébrouement, m. gebriesch, o.gesmt\'h
Ebrouer, wasschen, spoelen. . l"
Èbrowcr (s1), brieschen, snuiven,niezen-
Ébruiter, verspreiden, ruchtbaar MW"
r ken, uitbazuinen.
Ébruiter <s"), publiek worden, ntel<<-
, baar worden.
Kbnanl, m. houten wig, v.
ka r
Eau-torte, I. sterkwater, o.
* Eau-régale, f. koningswater, o.
Eaux, f. pi. baden, o. waterwerken^
o. me.
Eaux vives, (. pi. vloed, m. spring-
Kaux mortes, f. pi. eb, v. (vloed, m.
Eaux-et-foréts, f. rechtsgebied over bos-
, schen en wateren, o.
Kbahi, verbaasd, met den mond open
Kbahir (s\'J, zich verwonderen, ver-
. baasd staan, vreemd opkijken.
Kbaliisst?ment, m. verwondering, v. ver-
, bazing, v. bevreemding, v.
Kbarber, afsnijden, af baarden, af-
schrapen, afvijlen, scheren.
Kbarboir, m. scltraapmes,o. schaar, v.
Ebarbiilé, baardeloos.
Kbarbure, f. ruwigheid, v. afsnijdsel,
Ebardoir, m. schraapmes, o.             (o
Kbarouir, door de zon uitdrogen,
, scheuren, lek worden.
                    (o.
Ébals, m. pi. vermaak, o. tijdverdrijf,
Ebattre (s\'j, zich vermaken, tieh ver-
. lustigen.
                                 (verbluft.
Ébattbl, verbaasd, stom van verbazing,
Kbauche, f. schets, v. ruwe teekening,
, v. opstel, o. ontwerp, o.
Ébauclicr. schetsen, ontwerpen, aan-
leggenf hekelen, (stok, m. hekel, ra.
tjbauchoir, m. steekbeitel, m. boetseer-
Kbaudir, lustig maken, opvroolijken,
. vermaken.
Ébaudissemeiit, m. opspringing van
Ebbe, f. Èbo, f. ebbe, v. (pleizier, v.
Ebene, l. ebbenhout, o.
tfbéner, zwart maken als ebbenhout.
Kbénier, m. ebbenboom, m.
Kbéniste, m. ebbenhout werk er, m.
schrijnwerker, m.
Kbónisterie, (. ebbenhoutwerk,o. schrijn-
werk,
o. schrijnwerkerif, v.
Kbertauder, wollen stoffen voor de
eerste maal scheren.
Ébètement, m. verstomping, v.
tfbétir, verstompen, bot maken.
Ébiscler, schuins uithollen, schuins af-
. steken
Kblouïr, verblinden, doen schemeren,
, begoothelen, misleiden.
Kblouissant, verblindend, schitterend.
Kblouissement, m. verblinding, v. sche-
mering,
v. verrassing, v.
Kborgner, eenoogig maken, het licht
benemen, knoppen afsnijden.
-ocr page 147-
\' KBUL
Ecartement, m. ontwijking, v. afzon~
dering,
v. opiijlegging, v.
bcarter, afzonderen, afwenden, ver-
strooien, verwijderen, verjagen, ver~
. spreiden, wegwerpen, spreiden.
geurt» (s\'), afdwalen, losgaan, zich
Écarvcr, aanhechten. (verwijderen.
Écatir, licht persen, glanzen.
Kcavci;ade, f. plotselinge schok aan den
kop van een paard, ra.
Kccatbartique, m. losmakend middel, o.
Kccliymose, f. blauwe plek, v. buil, v.
kneuiing, v.
Eccliisiarque, m. geestelijk opzichter,
Ecclémste, m. Prediker, m.           (m.
EccIésiastKjue, m. geestelijke. BI. boek
der wijsheid, o.
Kccl&iastique, kerkelijk, geestelijk.
Ecclésiens, m. pi. leden van een kerk-
genootschap, m. me.
                 (del,o-
Eccoprolique, m. zacht zuiverend mid-
Kccrinoloyie, t. verhandeling over de
, uitwerpselen, v.
Kcervelé, herscnloos,onverstandig,dom,
. loszinnig, lichtzinnig.
Kcervelé, nu.dommerik, m. dolleman,ro,
Kchafauil, m. schavot, o. stellage, v.
. stelling, v. steiger, m.
Kchafnittlayc, m. tteiger, m. stellage, v.
. woordenpraal, v. veel omslag, m.
Kchafauder, stellage maken
Hchalas, m. staak, m. wijngaarttstaak,
, m. hooncnstaak, m.
Kchalassement, m. stutting, v. staken-
. zetting, v.
Kchalasser, stutten zetten, staken zetten.
Kchaliei-, m. heining van takken, v.
Kchaloto, I. sjalotte, v. sauslook, v.
Kcbampeaii, m. hengcleinde, o.
Kchamper, een beeld doen uitkomen.
Kchampir, een beeld doen uitkomen.
Kcliancrer, rond uitsnijden, kerven.
Kchancrure, f. ronde uitsnijding, v.
Kchandole, f. dakplank, v. dekplank,v.
Kchanqe. f. ruiling, v. verwisseling, ».
, wisseling, v. uitwisseling, \\.
Kchaiigeablo, ruilbaar, verwisselbaar.
Kchanger, verruilen, verwisselen, uit-
wisselen, •}«,, i.i\'n, pletten.
Échangiste, m, ruder, m. verwitse-
, laar, m.
Kclianson, m. hof schenker, m. sihen-
. ker,
m.
ËekaiMOQnerie, l. *che>ikerj, m. me.
73
tiullition, f. koking, v. opborreling
t. opwelling, v. opbruising, v. vu-
righeid, v. uitslag, m.
Eburné, ivoorachtig.
V\'caché, plat.
                             (ting, v
hcacliement, m. verplettering, i. kneu-
Kcacber, verphtteren, pletten,kneuxen.
Kcachctir, m. pletter, m. goudslager,
later, temen splüten.
                     (m.
Kcaillago, m. af schubbing, v. afschil-
fering, v. -.,-<■<■;>> ./,.-:>, o.
f-caille, f. schub, v. schelp, v. schilfer,
. v. schildpad, o.
Ji\'cailló, geschubd, geschrabd.
Naillerocnt, m. scftuft va» Aope»\', m.
rr-cailler, ra. oestcrverkooper, ra.
caillor, af schubben , af schilferen,
schelp afnemen, schillen.
tcailler (s\')( af schilferen.
\'■cailleux, schubbig, schubachtig, schil-
ferachtig.
tcaillnre, l. vliesje, o. schilfer, v.
fccnle, f. botster, ra. «oftU, v. schaal,
v. (/op, m, :,.,■/.,,iV/;, v. anAvr«», o.
dealer, ombolsteren, doppen.
tcalor (s\')( wt\'f (/e» dop </(WH.
;Caloiler, schillen, doppen.
\':oa"!(i m. braakstok, m. Wonwer, m.
/Canguer, Mouwen, braken, zwingelen.
i.cangueur, nt. blouwer, m. braker,
,
m. zwhi\'jelaar, m.
\'\'•carbouiller, plat slaan, verpletteren,
. vermorzelen.
[:carisoir, m. ruimpriem, m.
£«rlalc, f. scharlaken, o.
j\'^flaiin, scharlaken.
P\'Citraalllement, m. uitspreiden, o,
**\'hrijdiny,
v. opensperren, O.
\'■"■quiller, uitspreiden, openspalken,
i, opensperren, schrijden.
I ,ewt, m. afwijking, v. afdwaling, v.
•Vgang, m. ontwijking, v. uitspat-
\'"\'3. v. opzijdelegging, v. ftwarfic)*,
°- i*eW, o.
•wrirt, «cnoffdenf, afgelegen, ach-
Ij^arti; m, eMrtMiwti o. éca »■*/•, o.
sTLt, » \'n "\'*"" M(«W verdeeld.
;l>Mem<!nt, m. vierendeeling, v.
I\'leler, vieivjKteeMi, vtxneetKtc/itw-
, wti •» vi«f vchii\'ii verdeelen.
■\'-m<-]WQ
f VPrdeelinq in vier vet-
•\'«, v.
-ocr page 148-
138                   ECHA
schenkersambt, o. schenkkamer, v.
Echantianolle, f. wagenas, v. klamp, m.
Kcliantiflon, m. staaltje, o. monster,
, o. proef, v. model, o. mal, m.
Kchantillonncr, stalen geven, ijken, met
, een staal vergelijken.
Kchanvrer, vlasbraken, henniphrakcn.
Kchanvroir, m. vlasbraak, v. hennip-
, braak, v. zwingel, m.
Kchappade, f. missnede, v. uitglij-
ding, v. losse streek, v.
Echappatoire, f. uitvlucht, v.
Kchappe, f. vrijlating van liet wild, v.
Kchappe, m. gek, m.
Kchappe, onbezonnen, ontsnapt, gek,
r van een bastaardras.
Ecbappée, (. gekheid, v. onbezonnen-
, heul, v. bergruimte, v. verschiet,o
Kchappemcnt, ra. schaketrad, o.
Kchapper, vermijden, ontwijken, o«(-
komen, ontsnappen, ontglippen, ont-
, vallen, in den ren brengen.
Kchapper (s\'), ontvluchten, zich uit
. laten, zich vergeten.
Kcharbot, m. waterkastanje, v. tvater-
, noot, v.
Kcharde, (. splinter, m. doorn, m. ste
, kei, m. stekelbaars, m.
Kchardonner, van distels ontdoen.
Kchardonnoir, m. distelhaak, m. wied-
Kcharner, onlvleeten.            (ijzer, o-
Ëchvnoir, m. schraapmes, o.
tëcharnure, f. vleeschschraapsel, o. ont-
, vleezing, v. afschaving j v.
Kcharpe, f. sjerp, v. sluier, m. doek,
m. band,
m. draagband, m. richt\'
, lijn, v. spantouw, o lysr, v.
Kcharpe (en), schuins, dwars.
Kcharper, van ter zijde een slag toe-
brengen, in de pan hakken, met
, hijschtouwen omwinden.
Kchars, gierig, inhalig, deun, van te
gering allooi, ongestadig.
Ëuuuvtr, omslaan en verminderen
h\'charseter, munt van te gering allooi
slaan.
lychasse, f. maatstok, m. stelt,v. strand-
Jjlchauboulé, puisterig. flooper, m
Kchauboultire, f. puist, v. puistigheid,
, v. vurirjheid, v.
Kchsudé, m. gebak, o. vouwstoel, m.
Kchauder, broeien, schroei en, met heet
water begieten.
lïchauder ($\'), ziih branden, ergens
KCHI
kaal van afkomen, zijne vinger-
branden.                         (plaats, 1.1
Echaudoir, m. broeiketel, m. wasch-
Kchaudoire, f. slachtplaats, y.
Hch.iuffai-on, f. verhitting, v. vuri
. heid, v. uitslag, m.
chauffe, f. stoof, v. swectkuil, m.
!■_.■.■ h:uifi\'i>, brandtge reuk, m.
ËehauffSe, f. eerste koking, y.
EchaiifTement, m. verwarming, y. ver-
, hitting, y.
Ecbanffar, verwarmen, verhitten,weif» 1
, worden, kwaad worden.
Échauffer (s\'), warm worden, ktitaai |
, worden.
Echauflbure\'c, f. onbezonnenheid,
schermutseling, v.
ÉchaufTure, f. puist, v. uitslag, m.
Kchaiiquette, f. wachttoren, m. uitkijk,
Echauler, graan kalken.
               lm-
Ecbaux, m. pi. greppels, v. me.
Kchéable, vervulbaar, betaalbaar.
KCbéftnce, f. vervaldag, m. vervaltijd,JU-
Kchec, m. schaak, v. nederlaag, v
schade, v. nadeel, o. bedwang, o.
Geheet* <n. pi. schaakspel, o. icnaal
, stukken, o. me.
Kch&ï, f. ffrettjf garen, v.
Kclielarje, m. ladderrecht, o.          (p-
l\\chelette, f. laddertje, o. MHMfQWWi
Kchelier, m. mijnladder, v. kraa>il«>\'-
. rfdr, v.
Kchelle, f. ladder, v. /eer, v. (rap,
. (oonldrfJo-, v. maatstok, m. gnw. *■
Echelon, m. sport, v,trede,y. middel.o-
l\'.ichelonner, cchelonsgewijze plaatse" ■
Kchenal, m. dakgoot, v.
Kcbêne, m. suigervisch, m.
Kclieneau, tn. dakgoot, v.
Kchenet, m. dakgoot, v.
Kchenillage, m. rupsenverdelging,\' -
Écheniller, rnpjeH verdelgen.
Échenilloir, m. rupsenhnaft, tn.
Echeno, m. dakgoot, v. aarden trech-
Kcheveau, m. streng, v.          (ter,m-
Ëchevelé, met loshangende haren.
Kchevin, m. schepen,m. wethouder, w-
Éclievinafle, m. schepenschap, o. wei-
houderschap,
o.
Ëcliif, gulzig, verslindend.
Kchiffre, m. trapmuur, ra. trapbeschot,
, o. wang, t.
Échignole, f. bobijn, v. klos, m. (\'•
Echnlon, f. waterhoos, v.zwarttwolk,
-ocr page 149-
ÊCNÊ                    139
Kclaircisseur, m. droogschuurder, m
Kclaire, f. schelkruid, o. gouwwor^
, fel, m.
Kclairer, verlichten, voorlichten, toe-
lichten, inlichten, nagaan, blinken
, schitteren, fonkelen, weerlichten.
Eclairer (s\'), zich onderrichten,inlich
, tingen zoeken, verlicht worden.
ËClaireur, m, soldaat op verkenning, m
Kclaireurs, m. pi. voorhoede, v.
tfclamé, vleugellam,
Eclaoipsio, f. kinderstuipen, v. me.
Kclanche, f. schapenhout, m.
Eclancher, gladstrijken, uitstrijken.
Éclat, in. splinter, m. glans, m. lui.;
ter,
m. roem, m. losbarsting, v. 3?
t ruisch, o getier, 0. geschater, o.
Eclatant, schitterend, luisterrijk, rucht
. baar, voortreffelijk.
Kclnter, barsten, losbarsten, uitbarsten
splinteren , uitblinken, glinsteren
uitschateren, uitvallen, leven maken
, ruchtbaar worden.
Eclater (s\')f in stukken springen.
Eclectique, uitkiezend, het beste kie
_ zend, eclectisch.
Eclectisme, m.eclectische wijsbegeerte, v
Kcleyme, ra. borstmiddel, o.
Ecli, m. splinter, m.
Kclipse, f. verduistering, v. eclips, v
, verd" tfy «hij, v,
Éclipser, verauisfefcn, oiwscAeri/wiüt\'n
, overtreffen,
Éclipser (s\'), donker worden, tanen,
verdwijnen , zich achterafhouden
zich wegpakken.
Eclipte, i. plant met straalvormige
, bloemen, v.
Ecliptique, f. zonneweg,ra. ecliptica,*
Eclipiique, ecliptisch.
Éclisse, f. spalk, v. spaan, ra. druip
korf,
in. zijstuk van eene viool, o.
Èclisser, spalken, splijten, breken.
Eclopptf, verminkt, kreupel, hinkend,
, lam, gebroken.
Ecloi-e, ontluiken, uit den dop komen
uitkomen, aanbreken, voorden
rf«j
, komen, opdagen.
Eclosion, f. ontluiking, v. uit-den-dop
, koming, v.
Écluse, f. sluis, v. sas, o. sluisdeur, v
K.-tu*\'v, f. sluisvot, v. (oesterpiif, m.
Éclusier, m. sluiswachter, ra,
Écnéphis, m. rukwind, m.
ÉCHl
Échine, f. ruggegraat, v.
ËcMné, stekelig.
Kcliinée, f. varkensruggestuk, o.
Echinéens, m. pi. dieren met stekel-
. ruggen, o. me.
Kchiner, de ruggegraat breken, dood-
. slaan, afrossen.
Kchiner (s ), zich afbeulen.
Lchinidö, f. zeeègel, m.
Kchinophore, t. stekelkroon, v.
Kcliinopode, m. stekelbrem, v.
Kcliinopthalmie, f. oogledenhaartjes-
Kchiqueté, geruit.          (ontsteking, v.
Kchiquier, m. schaakbord,o- schatkist,
. v. rekenkamer, v. kruisnetje, o.
■ •«Iio, in. echo, v, weergalm, ra. weer-
. klank, m. dubbelrijmsnd vers, o.
Kchoir, toevallen, gebeuren, te beurt
vallen, vervallen, verschijnen.
■oliomc, m. roeipin, v. (meter, m.
Jchomètre, m. klankmeter, m. galm-
■£chométrie, f. echomak ing, v.
ftchoppe, f. pothuis, o. stal, m. kraam,
v. ctsnaald, v.
{■■chopper, met de etsnaald werken.
Kchouage, m. stranding, ?. schipbreuk
. lijden, o.
Kchouemcnt, m. stranding, v.
Kckouer, stranden, schipbreuk lijden,
niet slagen, mislukken.
\',-cliouer (s\'), zich laten stranden.
::cliu, vervallen.
Kchutc f, toevalling vaneen goed aan
. den leenheer,
v.
Mmer, aftoppen, knotten.
i\'claboussement, m. bespatting, v. be-
. wijking,
v.
Mabousser, bespatten, besWken, be-
. modderen.
\'■claboiissnro, f. beslijking, v. bespat-
ting, v. bemoddering, v. spat, v.
clair, m. bliksem, m. bliksemstraal,
... ">• weertic/i(, o. flikkering, v.
>c air, m. (comme 1\'), bliksemsnel.
■:c ajrage, m. verlichting, v.
J.ciaitcie, f. heldere pianfs, v. Mfeft,
.m- opene plaats, v.
\'^laircir, ophelderen, lichter maken,
-verklaren, polijsten, uitdunnen.
uiuretr (s\')( ophelderen, opklaren,
(.opheldering verkrijgen.
■ciaircissement, m. opheldering, v.
verklaring, v. uitlegging, v. inlich-
Un9, v. onderzoek, o.
-ocr page 150-
ËGOU
Kcorchure, f. scArom, v. blikgat, o.
Kcorciei-, m. MAer^wÜlrf*, o. »k»i-
, scAuur, v.
Score, f. sc/ioor, m. Jteife fruit, v.
I-Jcomer, onvoorzien, hoeken wegne-
, Mtfttt afronden, beschadigen.
Kcori]ifli>r, schuimloopen, klaploopen,
, panlikken.
Kcnrniflerie, f. klaplooperij, v. panlih-
, ftery, v.
Kcornifleur, m. schuimlooper, m. Mi/;-
looper, tn. panlikker, m. tafelschui-
. mer, m.
Kconiuic, f. afgestooten hoek, in.
Kcosser, doppen, pellen.
Kcosseur, m. dopper, m.
Écot, m. gelag, o. gezelschap, o. (MM-
deef, o. knoestige boomstam, m. \'ii/s
. «flJi \'*itit\'i, m. leibrok, o.
Hcntage, m. afstrooping der tabaks-
bladeren,
o. voor de tweede maal af-
trokken ijzerdraad,
o.
KcotarJ, m. rus/, v.
Kenter, tabaksbladeren afstroopen.
Kc"teur, m. tabaksbladerena fstrooper,
, m. ijzerdraadtrekker, in.
Kcouaille, f. i/ioi\'i! wo/, v
ftcouane, f. raspvijl, v. zoetvijl, v.
Kcoiianer, vi/feJi, afraspen.
Kcouer, kortstaarten.
Kcouet, m. Aa/s, m.
kcouiïc, f. Kconfle, f. kiekendief, ra.
wouw, tn.
Kcoulemcnt, m. afloop, tn. uitvloeiing,
v. afwatering, v. debiet, o. ui\'feci-
Écouler, afloopen, afvloeien. (gaan,o-
Kcouler (s\')( afloopen, afvloeien, voor»
, bijgaan, verkocht worden, (ber, m.
Écottpe, f. scheepsbezem, m. rwab-
Ecoapée. I. scheepsbezem, m. zwab-
ber,
m. ijzeren schop, v.
Kcoiirjieon, m. :ot»tirger3(, v.
Kcourier, korten, afkorten, afsnijden,
kappen, kortstaarten, kortooren.
ÊcontaQt, m. luisteraar, m. hoorder, m.
Kcoute, f. luisterhoek, m. schoot, v.
tochtgat, o- mijnput, m.
l-icouto (soeur), f. luisterzuster, v,luis-
tervinkje,
o.
Écouter, fwfeferWt, Aoored, u«r/ioori!»,
aanAooi*«»t gehoorzamen, volgen.
Jicouter (s\')( Haar sfcA jc/vc luisteren,
f gemaakt spreken.
Eeoutes (être mix), luisteren.
lilt
BCOB
Kcobans, m. pi. kluisgat, o.
Koobuage, m. bovenwond ommaken, o.
tfcobue, f. kromme hak, v.
Kcobuer, ommaken, omwoelen.
Kcoeurer, walgen, doen walgen.
Kcofrai, m. Kcolrat, m. Kcofroi, m.
. werkbank, v.
Kcoinson, m. hoekkast, v. hoeksteen,m
Kcolatrc, m. scholaster, m.
KcolAtrie, f. kerkelijke-sihoolopzieners-
Kcole, (. school, v.                    {ambt, o.
Kcolc (maitre, m. tl\'), schoolmeester, m.
Kcole huissonniérc (faire I\'), spijbelen,
strikken.
Kcoleter, langwerpig rond uitslaan.
Kcolette, f. vermindering van den
. omtrek, v.
Kcolier, m. leerling, m. scholier, m
schooljongen, m. nieuweling, m.
Kcolier, schoolsch, stijf, pedant, gering,
Kojlière, I. leerling, v. scholierster, v.
. schoolmeisje, o.
                            (den.
Kconduire, afwijzen, weigeren, uitlei-
Kconomat, m. huishoudersambt, o. be-
stuur, o,
Kconome, m. huishoudcr, m. econoom,
in. bestuurder, n.
Kcoiiome, spaart aam, zuinig, huishou-
delijk, economisch.
Kconomic, I. huishouding, v. bestuur,
o. huishoudelijkheid, v. zuinigheid,
, v. economie, v. inrichting, v.
Kconomiqtie, f. huishoudkunde, v.
Kconomique , huishoudelijk , econo-
misch.
Kronomiser, sparen, uitzuinigen, be-
zuinigen.
Kconomiste, m. slaathutshowlkundige,
. in. economist, m.
Kcope, (. hoosvat, o. schepper, m.
Kcoperche, i. kraanbalk, m. hef-
. boom, m.
Kcorce, f. bast, m. schors, v. schil, v.
. uitwendige, o. oppervlakte, v.
\'\'■corcemeiit, in. ontschorsing, v. KAM*
Jino/, v.
Kcorcer, ontschorsen, schillen. ,
Kcoiclió, m. spierfiguur, v.
ÉcÓretwcui (;ï), j^jt!» wj7 en dank.
\'"coi\'Clier, vuteft, afstroopen, kwetsen.
i.coruher (s\'), nc/i J(7ir<ïtm>i<i».
Kcorclici\'ie, f. vilplaats, v. vilderij, v.
afzettersboel, in.
2
Rcorchenr, m. d#<&u-, m. afsttter, m.
-ocr page 151-
ÉCOU
tailleur, m. luisteraar, m. luister-
vink, m.
Jüouteux, schichtig, bang voor ge*
-couli je, f. scheepsluik, o. Idruisch.
,couiillon, m. luikje, o.
KiMiivctte, f. stoffer, ra. stofvarken, o.
r.ooufiUan, m. ovendweil, ra. u/is-
. scher,
ra.
Ecouvillonntr, met den wisscher zui-
veren, wisschen, uitdweilen.
^cphractiqiii), m. openend middel, o.
\'-.•■"I1 lysi-se, f. uitademing, v.
tóï ■ m" Pl0tscli"ye ■?""\'»/■\'"/-
l.cran, m. vuurschenn,o. tit l.t$< herm,o.
£erancher, vouwen, uitstrijken.
tcrase, te pint, te kort, itwengedrongen.
r-crasement, m. verplettering, v. ver-
."teUging,
v. verbrijzeling, v.
r-craser, verpletteren, vernietigen, ver-
nielen, doodtrappen, overladen.
SCremage, m. afrooming, v,
r-créoer, afroom^», afscheppen,
[cicmoire, i. vuurwerkerslepel, m.
\'■\'.\'■■layc, ra. afbaarding, v.
/.nnier, afbaarden, besnijden.
■cifinoir, m. letlergieters\'schrapmes, o.
/Criter, top afsnijden, kam afsnijden.
Uiovisse, f. kreeft, m.
r-cner, ijzerdraad schuren.
■ener (s\'), uitroepen, uitschreeuwen,
•:cr!"c, f. rooster, m. vischweer, v.
.■:C1\'!"> m. juweelkistje, o. juweelen, o.
:tiio, schrijven, beschrijven. (mo,
genre (papier, m. ft), schrijfpapier, o.
/«•\'ft, m. geschrift, o. werk, o. oc(e, v.
\'-cnteau, m. opschrift, o. aanplakbil-
."\'\',0. bordje, o.
f.cmoire, f. schrijfgereedschap, o.inkt-
.■-■■oi\'er, m.
«ntuw, f. geschrift, o. icfcWA, o.
* wwd, v. schriftuur, v.
3™!»wr, afschriften maken.
"""nor, m. «ftcArjfver, m.
KCl\'M
141
tcrou, m. schroef moer, v. «yeraH^c-
HCnlijSt, V.
ticrouelles, f. pi. kliergezwel, o- fto-
HltlySït\'W, 0.
86
Écrouelleux, »ti?f kliergetwellen ge-
. plaagd, klierachtig.
Écrouer, op Je gevangenenlgst zetten,
achter slot zetten.
Lcroucs, f. pi. lijst van de uitgave»
voor \'s konitigs tafel, v.
Kcrouir, koud smeden, hameren.
Kcroufcsement, m. koud smeden, o.
Kcrouiement, m. inzakking, v. iustor-
. ting, v. ondergang, m. val, m.
Êeroaler, doen instorten.
Écroaler {s\')( inzakken, instorten.
Kcroiiter, ontkorsten, korst afsnijden.
Kcr», rauw, ruw, ongebleekt.
Kcrues, f. pi. nieuw gewassen hout,o.
Ecsarcome, ra. vleeschuitwas, O.
Kcthèso, f. geloofsbelijdenis, v.
Ectltlipse, f. weglating van de \'» op
het einde van een woord, v.
Kclliymate, m. puistje, o. zweertje, o.
Ecih
ynu • - ,1. beroering van het bloed,v.
Kclopie, f. verstutking, v. verzwikking,
v. ontwrichting, v.
Ëctropion, in. ooglidomkeering, v.
Kctype, f. afdruksel, o.
Keu,
m. schild, o wapenschild, o.
, kroon, v.\'geld, o.
Kcuage, m. recht tot h.t voeren van
. een schild, o.
ttcubier, m. kluisgat, o. (vaar, o.
Kcueil, m. klip, v. hindernis, v. ge-
Écuelle, f. nap, m. kom, v. scnaai, v.
, pan, v. \'i.:i/.-, m. in/f omif en, v. me.
Kcuellóe, f. napvol, m. fcomvo/, v,
Hctiisser, doen splijten.
Heuler, ucerhakken, overgieten.
gculer (s\'), ncergehakt worden.
Hculon, m. wasgieterskom, v.
Ivunii-, f schuim, o.
EotUU de mer, f. meerschuim, o.
beu me printaniére, (. lu.koeksspog, o.
Écumémquc, algemeen, oecumenisch.
Êcumer,schui}r,en,afschuimen,schuim-
, bekken, bruisen, zeeschuimen,
Kcumette, f. schuimspaan, v.
Ëcumeur, m. schuimer, m. afschui-
, mer, m.
Kcuraeur de raarmiles, m. klaplooper,
ra. tafehchuimer, m.
hcuutcui de mer, m. zeeschuimer, m.
11
«» d<-cAf schrijven,
"M..CT, (Jt\'CI
. «rabbelen.
«"\'tillerie, f.
.■.^rabbel, o.
veelschrijverij, v. </e-
yaiUeur,m. veelschrijver, m. krab-
f.b?*ar,
m.
c\'ivain, m. scftryuer, in. auteur, m.
, H\'<nj f meester, m.
a\'ivassier, m. veelschrijver, m. Marf-
««r. ra.
-ocr page 152-
142                       ÉCUM
Ecumeur, schuimend, schuimachtig.
Ecumoire, f. schuimspaan, f.
Écurage, m. af schuring, v. zuivering,
. v. reiniging, r. ruiming, t.
Ecurer, schuren, zuiveren, reinigen,
. ruimen,
Ecurettes, f. pi. schrapijzer, o.
Ecureuil, m. eekhoorntje, o.
tfcureur, m. schuurder, m.
Kcurie, t. stal, ra. paardentrein, m.
Kcusson, ra. wapenschild, o. maagkus-
sentje, o. sleutelgatplaatje, o. spiegel,
ra. oog, o. enting,
v. keerzijde, v.
Ecussonner, enten, octilccren. (me*, o.
Kcussonnoir, m. entmes, o. oculeer-
Ecuyer, ra. wapendrager, m. schild-
knaap,
ra. stalmee ster, m pikeur, m.
rui/er, m. jonkheer, m. s/aafc, m.
. valsche wijngaardtoot, v. s/<ih</, ra.
Ecuyer tranchant, m. voorsnijder, tn.
tècuyère, f. rijdster, v. amazone, v.
Edteité, f. vraatzucht, v.
Kdême, m. watergezwel, o.
Eden, m einn, o. paradijs, o.
EddUté, aftanasch, tandeloos.
Kdentei-, fa;i<fett uitbreken.
Edenter (s\')f fanden veWieien.
ËdioUÜ, op rechterlijk bevel.
Kditiaut, stichtelijk, stichtend.
)-;<Mcateur, ra. vouuw, m. stichter, m.
Kdilicalion, f. bouwing, v. stichting, ?.
I Kdifice, ra. gesticht, ó. gebouw, O.
I Édifier, touwen, slichten, voldoen.
Ëdilc, m. aedilis, m. opziener over de
I , gebouwen, m. wtiMoutfci\', ra.
Kiuililc, f. aediluschap, o.
i-
Êdit, m. erft\'cf, o. bevelschrift, o. af-
. kondiging, -/. verordening, v.
I- Kditer, m/yeren, publiceeren.
}■
Kditeiir, m. »(\'(<ƒ.„\'iv»\', ra.
Édition, f. tu\'fj/aiT, v. druk, m. op/«-
|.\' ge, v. editie, v.
1 iii-i-iM.ii, m. eiderdons, o. dons, 0.
li Êducatcur, ra. opvoeder, m. fokker, m.
Kducation, f. opvoeding, v. opkwetk\'tng,
y
t. tMtt/tMtMKt»0, v opbrengen, o.
£ Edulcoraüoit, f. zoetmaking, v. ver-
R rtWi-i/i V. onfï iring, V.
R Édulcorer, roe* mahdrt, verzoeten.
Éi Edule, eetuaar.
lii tfduquer, opvoeden, onderwijzen.
tffaufiler, uitrafelen.
K< tffaufilure, f. uitgerafelde draad, m.
Hffa;able, MifwttcJwaar.
EFFI
EffAcer, tnfun\'jscAen, uitvlakken, uit-
schrappen, overtreffen.
Effacer (s\'), de acftoKt/crs intrekken,
verbleeken, verdwijnen.
Kffagure, f. uitwisseling, v. uitvfah-
king,
v. uinrhriippiny, v. iuffcra(>-
Effanor, onfWa</eren.              (Mnjr, v.
Effarer, verschrikken, ontstellen, ver-
bazen, ontroeren.
Effarer {s\'), verschrikt worden, ontstel-
len, verschrikken.
E Barouchet-, schuw mdken,afschrikken.
Effaroucher is\\ schuw worden.
Effarvatte, f. grassijsje, o.
Eiraufiler, uitrafelen.
Effaufllure, f. uitgerafelde draad, ni.
Effeclif, ivezenlijk, waarlijk, effectief.
Effectif, m. ivezenlijke voorraad, m.
effectief, 0.
Effectivcment, inderdaad, wezenlijk.
Effectrice (cause, f.) uitwerkende oor-
zaak,
v.
Eft\'ectucr, uitvoeren, bewerkstelligen,
nakomen, doen.
Effelurcs, f. pi, afval van vellen, 111.
Effémination, 1. verwijfdheid, v.
Efléniné, verwijfd, ontzenuwd.
Effcminer, verwijfd maken.
Effémincr <s\'), verwijfd worden.
Effeiïescence, f. zieding, v. opbnu-
sing,
v. opvliegendheid, t.
Effervesueitt, ziedend, opborrelen\'1,
opbruisend, opvliegend.
Effet, m. uitwerking, v. uitwerksel, 0.
gevolg, 0. daad,
v. indruk, m. be-
wijsstuk, o. wisselbrief,
m.
Effet (en), inderdaad.
Effet (pour eet), tot dat einde, daarqm.
CffetS, ra. pi. roerende goederen, o.
me. effecten, o. me.
Effeuillaison, f. ontbladering, v. afval-
len der bladeren,
o.
EffeuiMement, ra. ontblader ing, v.
Effeuillor, ontbladeren.
Effeuiiler (s*), bladeren verliezen.
Efflcace, krachtdadig,krachtig,uitwer-
kend, doeltreffend.
Efficace, f. krachtige uitwerking, v.
Efflcacité, 1. krachtdadigheid, v. krach-
tige uitwerking,
t.
Efficiënt, uitwerkend.
Effigie, t. beeld, o. beeltenis, v.
Effigier, in beeltenis rechten.
EffiTé, m. franje, v.
-ocr page 153-
EFFI
Ëfftlé, slank, lang, dun, schraal, ma-
ger, uitgerafeld.
Iffiler, uitrafelen, pluizen, tippen.
Iffller (s\'), uitrafelen, losgaan, ma-
ver worden.
iiiilocher, uitrafelen.
iffilocheur, m. lompenuitrafelaar, m.
pluismachine, o.
\'jffiloquer, lospluizen.
\'Mloques, f. pi, rafels ongesponnen
zijde,
v. me.
Mlure, f. uitrafeling, \\. rafels, v.
i-fflolör, ontbladeren.
                   (me.
^fflanqué, mager, dun, mat.
jjfflanquer, doen vermageren.
Manqucr (s\')( mager worden.
■iilf\'irafjo, m. afschraping, v.
^i\'llcurer, doemen afplukken, afschra-
pen, even aanroeren,overheenloopen.
flleiirii\', bloemvormig aanzetten.
\'ffleurure, i. gekneusde plek, v.
iflorescence, f. bloei, m. puist, v.
schimmel, v. aanslag, m.
;ifloi(!sceiit, Moe»ivor»u\'jf tt«e»*s(««Hii.
■Motter, tieh van de vloot verwijde\'
, ren.
;ffluence, f, uitvloeiing,v, uitvloeiset,o.
^Iluent, uitvloeiend, tdtstr oomend.
\'illuve, m. uitwaseming, v. uitdam-
•■\'„\'"?> v- uitvloeisel, o.
                 (v.
j.lfluxion, f. miskraam, v. uitvloeiing,
\'iioiidcment, m. uitgraving, v. om-
firaving, v. omzetting, v.
llo]idrer,omm«AvJi,om!(;J(e»,msfa«»,
wstooten, uithalen, schoonmaken.
■ffondrer (s\'), ins(oWt-\'n. (o. drab, v.
jffondrilles, f.pl. grondsop,o. bezinksel,
\'fforcer(s\'), zijne krachten inspannen,
tich beijveren, trachten, pogen.
rffort, m. poging, v. moeite, v. ge-
LffV ^\'
°- wrcfr/ciHj/, v. breuk, v.
l\'il°tion, f. braak, v. i\'»ir««fc, v.
|nraie, f. steenuil, m. kerkuil, m.
t"nyaut, verschrikkelijk, ijselijk.
|™.raïei\', verschrikken, bang maken.
f\'irayer (s\')t schrikken, verschrikt
voorden, bang worden.
|lJl\'i-\'iiiS, Coometooa, teugelloos, bande-
YL°?S> losbandig, buitensporig, woest.
|ifl\'ltoi\'( uitmergelen, uitputten.
I\'iritur (s\'), sc/iraai wanten.
l»°\'i n*. schrik, m. ontzetting, v.
|*roiHé, sc/WmteJoos, o«6escfta«mrf
■ \'*"«<««(, vrijpostig, driest.
KOLA
U\'l
KJVi-iiiiti\', iii, iM&uscArtamd menst/i, m.
frrwtaie ffwcJ, m.
Effrontée, (. onbescAaamd vrouwsper-
soon, o. brutaal wijf, o.
Effronterie, f. onbeschaamdheid, v.
schaamteloosheid, v. brutaalhcid, v.
Effroyable, verschrikkelijk, schrikba-
rend, vervaarlijk, ontzettend.
Effruiter, vruc/<(e» jo/«ft/ftf«.
Effumor, /osj\'es schilderen, even aan-
stippen, schetsen.
Effusion, f. uitstorting, v. storting, v.
, ontboezeming, v. uitboezeming, v.
Kfourceau, m. /tandwagen, m.
Ëgagropile, f. haarbal, m.
Egaiement, m. Egaiment, m. veri\'roo-
. lijking, v. opv rooi ijking, v.
Egal, oeiy\'A, effen, bestendig, onver-
. schillig, dezelfde.
Kgal, m. gelijke, m. paWy, v.
l^gal de (a r), soowte, /n vergelijking
Egale, gespikkeld.                      {van.
Egalement, m. gelijkmaking, v.
Egaler, gelijkmaken vereffenen, evena-
, re», vergelijken.
Egaler (s\')( zich gelijk stellen.
EgaÜsation, f. gelijkmaking, v, gelijk-
, stelling, v. vereffening, v.
Egaliser, gelijkmaken, effen maken,
. getgfc stelten, vereffenen, slechten.
Ivjaïisuir, ni. buskruitzeef, v.
KgaUste, m. geliikheidszoeker, m.
EgalUé, f. gelijkheid, v. effenheid, v.
Éijalures, f. pi. ivi«e vlekken op den
rug van een valk, v. me.
Égard, ui. oplettendheid, v. eerbied,
, m. ontzag, o. opzicht, o. aanzien, o.
Éq&rè,verdwaald,verward,verwilderd,
Égarement, ra. afdwaling, v. tfwaltut/,
. v. buitensporigheid, v.
Egarer, itet!» dwalen, misleiden, van
den rechten weg afbrengen, in de
, war brengen, zoek maken.
Egarer, («\'), verdwalen, zich vergissen.
Kgarrott\', aan de schoft gekneusd.
Egandir (s\')f vroolijk zijn.
tiijayer,vervroolijken,opvroolijken,ver-
, heugd maken, opsnoeien, spoelen.
Egayer(s\'), zich verhcngen,zich vroolijk
, maken.
Egèle, f. Ujsterbesseboom, m.
Egide, f. schild, o. bescherming, v,
Egilops, m. oogzweert v.
Eglamler, klier uitsnijden.
-ocr page 154-
144                     ÉGLA
Églantier, m. wilde rozelaar, m. ege
. lantier, m.
Kglantine, f. wilde roos, v. egetan-
. tierroos, v.
Kglefin, in. schelvisck, m.
Kglise, f. kerk, v. geestelijkheid, \\.
Ëglogne, f. herdersdicht, o. herders-
zang,
m.
K(fot\\er, ooren en staart van een kalfs-
. vel afsnijden.
Kgohine, i. handzaag, v.
Égoiser, zijn eigenbelang zoeken, te
veel van zich zelven spreken.
Kgoïsme, m. zelfzucht, v eigenliefde,
v. baatzucht, v. egoïsme, o.
Egoïste, m. ei<jenbelan<jzoeker, m. zelf\'
zuchtige,
m. egoïst, m.
Kgologie, f. door eigenbaat ingegeven
. gezegde, o.
Kgorgeoir, ra. smeergording, v.
Égorger, kelen, keel afsnijden, ver-
worgen, slachten, te gronde richten.
Égorgeur, m. verworger, m. moorde-
naar, m. doodslager, m.
Kgosiller (s\'), zich heesch schreeuwen.
Egotisme, ra. eigenliefde, v. zelfzucht,
v. veel van zich zelven spreken, o.
Kgotiste, m. die veel van zich zelven
, spreekt, m. egoïst, m.
Kgougcoir, m. mijnwaterloozing, v.
Kgont, m. riool,o. goot,\\. vuilnispijp,
v. drup, m. opene wond, v.
Ëgoulter, laten uitlekken, droogleggen,
uitlekken, uitdruipen.
Égouttcr (s\')T droog worden, uitlekken.
tigouttoir, m. droogrek, o. waterlei-
, ding, v. lekzak, m. doorslag, m.
Kgraftigncr, scheuren, krabben, krab-
tfgrainer, korrels uitdoen. (beien.
Égraiuer (s\'j, korrels laten vallen.
tfgrapiwir, ra. druivenplukker, m.
Kgratigner, krabben, oprijten,in natte
kalk schilderen, uitrafelen.
Kgratigticur, m. krabber, ra.
Kgratignoir, m. krabber, m. krab-
ijzer,
o,
Kgratiqnure, f. krab, v. schrap, v.
KgravilJonner, wortels van aarde ont~
doen.
Égrnwr, korrels uitdoen, afritsen.
Égrener (s\'), korrels laten vallen.
Égreiioire, f. kooitje, e.
Kgrillard, vroolijk, opgeruimd, jolig,
dartel.
hgrillard, m. jolige vent, m. vroolijk
, snaak,
m. spring-in-\'t-vetd, m.
Egrillardc, f. dartel meisje, 0.
fcgrilloir, m. rooster, ra. tralie, v.
tgrisée, (. diamantpoeder, o.
hgriser, diamanten slijpen.
Egrisoir, ra. diamantjioederdoos, v
fc.grugcoir, m. vijzel, m. hekelbank, 1
Kgrugcr,s!ampeH, vergruizen, hekel»
Kjrugeure, f. gruis, o. stampsel, o.
Ëgueülé, m. vuilbek, ra.
tfgueulement, m. mondverwtjdiny, 1
Égueuler, den hals afbreken.
Égueuler Is\'), aan den mond uitslij-
ten, zich overschreeuwen.
Éguilctte, f. veter, m. nestel, m. rïj-r
p snoer, o.
Égyptien, rn. Egyptenaar, m. heiiie-
, ra. landlooper, ra. zigeuner, m.
Éh, wel, ach, toch, he.
Éhanché, lendelam.
Élierber, wieden, onkruid uittrek!.*:\'\'
Khonté, schaamteloos, onbeschaamd
Éhoupor, toppen.
Éider, ra. eider, m.                                (
Éhculateur, ra. uitwerpspier, v. I
Éjaculation, f. uittoerping, \\. vcrstlii\'-t
ting,
v. vurig gebed, 0.
                      [
aculatoire, uitschietend.                     j,
É aculatoire (conduit, m.), zaadbuis. 11
É aculatoire (prière, \\.),schietijebedja-1
aculer, uitwerpen, uitschieten. y
Éjamber, tabaksbladeren afstroopen. I
É arrer, grove haren uitplukken. 1
Éjection, (. uitwerping, v. uitdrj]\' 1
ving, v.
                                                1
Élaboraüon, I. bewerking, v. uitwer-
king,
v. toebereiding, v. (werken-4
Élaborer, \'uitwerken, toebereiden, w"|
Élaborer (s\'), eetie bewerking onder- I
o/aa», it\'e/i tformtfft.
                             1
Élabouré, afgewerkt, doorwrocht.
Élagaye, m. sJtoeiiny, v. snoeisel, o- j
Élaguer, snoet\'p», besH0eie>i,(tiAo>f" j
Élagueur, m. snoeier, m.
                       1
Élan.m. eianrf.m. elanddier.o. spro\'K\'-
m. /oo/^m.aaMi/oeJtiH^v.optveWiw\'A.\'\'
Élancé, rnnAr, slank, schraal, spicl\'\'".\'-
Élancemenl, m. schielijke beweging,1-
aandoening,
v. vurig aebed, o. s\'1"
, kende pijn, v. overhelltng, v.
Élancer, steken, uitwerpen.
Ëlancer (s\'), WtfüMUtftt, toeacnie\'\'"
toespringen, zich verheffe»-
-ocr page 155-
ELAR
irgir, verwijden, verbreeden, uit-
ugen, loslaten, slaken.
rgir {s\'), breeder worden, wijder
vorden, zich uitbreiden, zee kiezen
irgissement, m. verwijding, v.vrij-
«ting,
v. bevrijding, v. ontslag, o.
irgissure, f. verwijdingstuk, o. in-
■etstuk,
o. lasch, v.
Wicité, f. veerkracht, v. elasticiteit,
ti\'iue, veerkrachtig, elastiek, (v.
tére, m. wilde komkommer, v.
line, f. eereprijs, m.
•■\' zacht en bleek.
, m. Elbeufsch laken, o.
cteur, m. kiezer, m. keurvorst, m.
ïliï, verkiesbaar, keur ....
ciion, f. verkiezing, v. keus, v.
v. voorbeschikking, v.
:ctoral, keurvorstclijk, wat op het
««mi betrekking heeft, kies ....
ciorat, m. keurvorstendom, o.keur-
orstelijkc waardigheid,
V.
\'-\'tnce, f. keurvorstin, v.
c\'ncisme.m. leer der electriciteit.v.
cl\'"\'cjté, f. electriciteit, v.
i;ll\'"]iie, electrick, électrxsch.
«nsable, electriseerbaar.
\'\'"■-■ilion, f. electriseering, v.
«•\'nser, eledriseeren, bezielen.
icfrométio, m. eleclrometer, m. elec-
Wtcitmcter,
m.
ct)opliore,m. electriciteilsdrager.m.
.c,rosi:ope,ni. electricitcitsaanwijzer,
n electroscoop, m.
\'nrura,
m. mengsel van goud en
Uver,
o.
ciiuire, m. stroopartsenij, v. lik-
ePot, ai.
eminent, bevallig, netjes, sierlijk.
■fa,ice,f. keurigheid, v. bevalligheid,
■eerlijkheid, y. elegantie,
v.
ajjt. keurig, sicrlgk, bevallig, ele-
■\'a,|i, m. modepop, v. saletjonker, m.
J«9oe, We<?ïsc/t, weegend.
«>> \'■ elegie, v. ftiofloïrtHff, m.
* °!Ji\'apho, m. elegiedtchter, m.
\' \' verdunnen, dunner maken.
M»! \'?\' 9rondbeatanddMt,o. jrond-
3Lt p ii \', °\' \'Jrondregel, m. beginsel,
Hieiii             \'ff bestanddeel, o. ele-
t^Uire. elementair.
■\'i ">. 4men\'AnanMfie /ior», v.
-H.
FJ.TJ-:
ii;.
Elo\'mifêre, hars\\>oortbrengend,harsdra-
Klt\'phant, m. olifant, m.
             (gend.
Eléphantiasis, f. elephantiasis, v. huid-
. ziekte, v.
Klëphantin, ivoren, olifants ....
L\'léphantique, olifantachtig, met uitslag
. behebt, melaatsch.
Kléphas, m. hanekam, ra.
Élevage, n. fokking, v. kweeking, v.
Elévateur, m. opbeurenf/e qrffr, v.
E\'lévation, f. verheffing, v. verhooging,
v. hoogte, v. opheffing, \\. verheven-
heid,
v. opstand, m. richtingshoek,
ra. elevatie,
v.
klóvaloirc, m. ophaler, m, eferafor, m.
Elève, m. voedsterling, ra. leerling, m.
Elevé, Aoos, uer/ieuen.
Ëleser, verhoogen, oprichter,,doen rij-
zen, opvoeden, onderwijzen, fokken,
kweeken.
klever is\'), opstijgen, opwaarts gaan,
in aanzien geraken, ontstaan, zich
verheffen, opsteken, rijzen, opstaati,
trotsch worden*
Élevure, f. zwelling, v. pwts(, v.
Élider, weglaten, uitlaten.
Kliiinr (s\'), weggelaten worden.
Kligibilitf\'1, f. verkicsbaarheid, v.
Éligible, verkiesbaar, verkieslijk.
Klimer, afslijten, verslijten,
Klimer (s\'), slijten.
Élimination, t. uitschrapping, v. wil-
, stooting, v. eliminatie, v.
\'Jliminer, uitschrappen, uitstooten, eli-
t mineeren.
Klingue, f. slinger, m. leng, v,
Élinijuer, de leng omslaan.
I\'.liiiiiiiet, m. pal, m.
Élire, kiezen, verkiezen, uitkiezen.
Élisfon, f. weglating, v. uitlating, v.
_ elisie, y.
Élite, f. keur, v, bloem, v. pwiTc, o.
tliter, het beste nemen.
Klixation, f. langzame koking, v. af-
_ trekking, v.
Elixir, m. e/ia-ir,o. uittreksel, o. puik,
w o. beste, o.
Klixivation, f. ultlooping, v.
Élle. zij, haar.
Kllébore, m. nieskruid, o.
Elléborine, (. wilde nieswortel, m.
Elléboriné, met nieskruid vermengd.
EUéborisme, m. genezing door nies-
kruid,
v.
. «O
-ocr page 156-
EMBA
r invrijheidstelling,v.vrijverklaring,v-
Ëmancipfir, mondig verklaren, invrij-
, heid stellen, vrijverklaren.
Kmanciper (s\')> zich van voogdij on\'
slaan, siY/i te buiten jaatt.
Emaner, utftifoeien, vooWfcomen.
Emnrgement, m. kantteekening, v.
Émarjior, kantteekeningen maken, ran«
r afsnijden.
Kmasculation, f. ontmanning, v. shj/-
, ding, v. lubbing, v.
EmasculiT, onfmnHtttfH, s«ydc»,i«K»e«
Embabouiner, veWofrfcen, bepraten, i»
palmen, om den tuin leiden.
Emballage, m. inpakking, v. pakken
o. p\'ïkïno,:, o. pakdoek, o.
Emballer, pakken, inpakken.
Emhalleur, m. pakker, m. snoever, m
Embanqué, op eene zandbank geraakt
Embanquer, pijpjes binnen brengen-
Embarbe, f. dwarsdraad, m.
            ,
Kmbarcadère. I. landingsplaats, v. w-m
sehepingsplaats, v. station, o.
Erabarcalion, i. klein vaartuig, o. |
E m barder (s\'), fürcit, afhouden.
Embargo, m. beslag, o. embargo, o-
Embarfller, in vaten doen, inkui}^
l.I. Li
140
Ëllipse, f. uitlating, y.elUpse,v.lang
< werpig rond, o. ellips, v.
Elliptique, langwerpig rond, elliptisch.
Mme (feu, m. sainr), st. Elmusvuur,o.
Klocher, losmaken.
Klüi.-ution, f. voordracht,*, bewoording.
. v. woordschikking, v. elocutie, v.
Kloge, m. tof, m. lofrede,v.lofspraak,v.
_ lofschrift, o.
Elogisle, m. lofredenaar, m. vleier, m.
Moigné. verwijderd, afgelegen, ver.
Eloijincment, m. verwijdering, v. verte,
v. verschiet, o. afstand, m. afwezig-
, fceid, ?. afkeer, m. tegenzin, m.
Éloigner, verwijderen, wegzenden, ver-
t bannen, vervreemden, uitstellen.
Éloigner (s\'), zich verwijderen, weg-
. gaan, afdwalen, schuwen.
Kl\'oise, f. weerlicht, o. bliksem, m.
tflongatiori.i. verrekking, v. afstand,m.
I-Jlonqer, uitbreiden, langs iets zeilen,
, langs zeilen, uitbrengen.
Kloquemment, welsprekend.
Kloqtience, f. welsprekendheid, v.
Eloquent, welsprekend, treffend.
KloléroniiHre, m. luchtmeter, m.
Elu, m. uitverkorene, m.
Elu, verkozen, uitgelezen.
Élucidalion, f. opheldering, v. verkla-
, ring, v. duidelijkheid, v.
Élucider, ophelderen, verklaren.
Élucubratiou, f. nachtwaken, o. blijven
, opzitten, o. blokken, o.
Klucubratif, geneigd tot nachtwaken.
Eludcr, verwijderen, ontduiken.
Ëludorique, met water en olie geschil-
Mulbéria, f. muskusboom, va. (derd.
Mutriation, i, afgieting, v.
tflysée, m. Khjsium, o.
Klysées (cbamps. m. pi.), iüyseeschi
f-.h •\'\'■!■!], tllyseesch. {velden, o. me.
Mytre, m. harde vleugel, m.
Kmaciation, f. magerheid, v.
Email, m. brandverf, v. email,tn. ver-
glaassel,
o. glazuur, o. schakeersel,o.
Emailler, brandschilderen,emailleeren,
verglazen.
Èmailleur, m. brandschilder, m, email-
leerder,
ni. verglazer, m.
Émaillurc, f. emaitleerkunst, v. enmil-
4 leeren,
o. emailwerk, o..
Kmanatioii, f. uitvloeiing, t. uitvloei-
sel, o. emanatie,
v.
iSmancipation, f. mondigvcrklaring, v.
Embarquer, inschepen, schepen,
ten, wikkelen in.
Embarquer (s\'), zich inschepen,«Wffl
gaan, zich begeven.
Embarras, m. verhindering, »■ ïU,"\'l
righeid, v. moeilijkheid, t. uerteaf\'j
ritij/, v. moeite, v. ontroering, v. *1
ieo/è)ifcei<\',v. ifcrs(oppiJifflv.owis(fl,7\'n; |
Embarrassant, /unf/ei-it/A\', moeilijk,\'"\'\'
tig, beswaarlijk, belemmerend.
Eoibarrasser, /(iwrfere», belemwciH\'-1
vertvarre», verlegen maken.
Embarrasser (s\')( zich wikkelen in, W\' :
(eiHHierrf iy», vcrwarJ ïy\'n. s*w\'l
yen won/en, sic/i verontrusten. I
Embarrcr, me( Je (a«j/ naffen, ftt""\'
s/inkcn insteken.
Embarrer (s\') , over den staxboO\'-
springen.
Embamire, f. wonde door het $Prl\'; .
jen ore)- den stalboom veroorzat*1, • ,
v. hersenpanbreuk, v.
Embise, f. spilgat, o. draagstuk, *>■
Embasement, in.gro>idmuur,m. o\'"\'t\'1
muur, m.
Embassure, f. ;y\'mnt<r, m.
-ocr page 157-
EMBA
mba\'.lillemeiit, m. opsluiting in de
hastille, v.
mbasiiller, in de bastillelaten zetten.
mbalage, m. beslaan der wielen met
gieren banden, o.
Emkttailler, in slagorde scharen.
;mbrlter, zadelen, belasten, bezwaren.
«ntaionner, met een stok wapenen.
fflbaites,m. pi. passaat winden, m.me.
«.batloir, m. kuil om wielen in te
bal aan, m.
^.ailiattre, wielen beslaan.
>mliauchage, m. zielverkooperij, v.
ronseliny, v. werving, v. wervers-
,J*tofl, o. onderhuring, v.
robaucher, rongeten, werven, onder-
Ïnu\'fii, tot desertie verleiden.
Nhauclicur, m. zielverkooper, m
ri»iselaar, m. werver, m. besteder, m
"""auclioir, m. laarzenleest, v.
ËMÜO
M ■
Emhlure, f. bezaaiing van een akker
met koorn,
v.
                           (dotten.
Embobeliner, in slaap wiegen, 6e-
Emboche, f. mesting met eikels, v.
Emboclier, met eikels mesten.
Embodtnure, f. ankervoering, v.
Emboire (s\')( inzuigen, opslorpen.
Emboiser, Weien, bepraten, inpalmen.
Emboiseur, m. mooiprater, ra. vteier,m-
Emboitement, m. ineensluiting, v. W-
eenvoeging, v. ineenvatting, v.
Emboiler, in elkaar voegen.
Emboiler (s\'), in elkaar sluiten, passen.
Emboiler Ie pas, opmarcheeren,
EmboUure, f. ineenvoeging, v. inlas-
sching, v. bus, v.
Embolisme, m. inschu{ving, v. inlas-
sching, v.
Embolismique, ingeschoven, ingelascht.
Embonpoint, m. lijvigheid, v. zwaar-
lijvigheid, v. gezetheid, v.
Embordui\'er, in eene lijst zetten,
Embossage, m. dwars \'liggen, o.
Embosser, dwars halen, dwars liggen.
Embottelcr, busseten,
EmboucheoK\'nt, in. mondstuk, o. ge-
bit,
o. mondzetting, v.
Emboucher, in den mond geven, aan
den mond zetten, het gebtt aandoen,
op de leest slaan.
Emboucher (s*), uithopen, monding
hebben, zich storten in.
Embouchoir, ra. mondstuk, o. laarzen-
leest,
v.
Embouchure, f. monding, v. uitwate-
ring,
v. mond, m. tromp, v. mond\'
stuk, o. mondzetting,
v. gebit, o.
Emboucler, dichtgespen, toegespen.
Embouer, beslijkcn, bemodderen.
Embouffeter, met planken aan elkan-
der voegen,
Embouquer, zeeengte inzeiUn.
Embourber, in den modder werpen,
bevuilen, in eent vuile zaak wik-
kelen.
Embourber (s\'), in den modder zin-
ken, zich in moeilijkheden wikkelen.
Embouirer, opvullen, volstoppen.
Embourrure, f. opvulsel, o. grof lij»\'
waad,
o.
                                       (ken.
Embourser, in de beurs steken, opste-
Embouté, met een ring omgeven.
Emboutir, gedreven werk opdiepen.
Embranchement, ra. vertakking, v. zij-
"
t«I»t
mement, m. balseming, v. in
\'ing, v.
i\'Bbamuer, balsemen, inbalsemen,met
<jeur vervullen.
"ib.iumeur, m. balscmer, m.
"^t-\'yuiner, eene kap opzetten, inpak-
«*. ui Aff hoofd brengen.
\'"H-yuinerfs\'), siVA t\'n het hoofd zet-
(e". \'erliefd zijn.
          (gangbord, o.
■Jw\'le, f. fcwÜ, m. otwW, m.
■ \'ell|e, f. acfcoon weder, o.
"\'"eljir, verfraaien, mooier maken,
^/sicre>i,mooierworden,opknappen.
ODdlir (s\'), mooitT worden, opknap-
**»,verfraaien.
oLelhssement, m. verfraaiing, v. wer-
\'.er"*3. v. mooier worden, o.
JmüiïS**1» /•"€• woje/i voeren, me(
I»h \'."• f- yeelvink.v. (aas voorzien.
imiï\'i coler <s\'>\' *"* »*neorr«i.
wi lucotjuer (s\'),t>oorirtoen<mien ion
EBWb rfr«A bert;;.
Inii , \' "«"\'«\'««(\', verdrietig.
Siih\',. \' "^"^«rt.
Eii!i!|!\'rr,;r\' boteren.
Kbl&nV\' ffle\' "^n &««««»•
KÉihiLVlrp\' \'" *oorHoAA:er, m.
BfcKii l ), dadelijk, stormenderhand.
- K\\!\\i\'u"U\'[lw\' ™»>et>eeldig.
■jbluT*\' m- \'innebeeld. o. emblema,o.
ai)|iip WeJ/»ement sfefen.
ËSblooMnM\' p\'ao\'5 \'«nemen.
1
-ocr page 158-
448
RMBtt
ÉMlT
Énender, verbeteren, veranderen.
Émerauiie, f. smaragd, m. en o.
Kmeraudine, f. smaragdkleur, v.
Émergent, uitschietend, opkomend.
Èmerl. m. Emerii, m. amaril, m.
Émériilon, m. steenvalk, m. haak, m
. klein kanon, o. sperwer, m.
Kmérillonnf1, vroofijk, opgewond*?\'.
Éméritat, m, emeritaat, o. (lustig-
Émérile, emeritus, rustend.
l\';mersion, f. wederverschijning BW
een verduisterd hemellichaam, ».
opduikingshoogte, v.
Kmerve\'iller, verwondering baren, vtf
, wonderen.
Kmerveiller (s\')( zich verwonderen.
tak, m. samenkomen, o, doorvlech-
ting met takken,
v. soldeernaad, m.
Embrancher, samenvoegen,
Embraquer, aanhalen, ophalen.
Embrasement, m. brand, m. oproer, o.
Embraser, in brand steken, verteren.
Embraser (s\'), in brand raken,gloeien.
Embrassade, f. Embrassemcnt, m. om-
arming,
v. omhelzing, v.
Embrasser, omarmen, omhelzen, kus-
sen, omvatten, omringen, bevatten,
kiezen, voorstaan, op schoot halen.
Embrasser (s\'), eikaar omhelzen.
Embrassure, f. schoorsteenhand, m.
Hiiibrasure, f. vensterruimte, v. deur-
gat,
o. schietgat, o. schuinte, v,
Etnbrénemont, m. bevuiling, y.
Embrenor, bevuilen.
Embrevcment, m. insponning, v. inke-
ping,
v. inschieting, v.
Etnbrever, insponnen, inkepen, invoe-
gen, inschieten.
Embrocalion.f. inwrijving,s. betting,\\.
Embrocher, aan het spit steken, aan
den degen rijgen.
Embromer, marlen.
Embrouillt*, verward, nevelig.
Embrouillement, m. verwarring, v
Embrouiller, verwarren, in de tvar
brengen, verbroddelen.
Embrouiller (s\'), in de war raken
zich verwarren, nevelig worden.
Embrouilleur, m. wargeest, m. war-
hoofd,
o.
Embiuiné.door den motregen bedorven.
Ktnbruir, kwaad worden, dreigend
Embrnmó, nevelig, mistig, (aanzien.
Embrnmer (s\')( nevelig worden.
Krab run ir, bruin schilderen, bruin ma-
ken, bruinen.
Embryographie, f. beschrijving der on-
geborene vrucht,
v.
Embryologie, \'■ verhandeling over de
ongeborene vrucht, v.
Embryon, m. ongeboren vrucht, v.
embryo, o. klein ventje, o. beginselfi.
Embu, doorweekt, doortrokken.
Embuche, f. hinderlaag, v. valstrik,m.
heimelijke laag,
v. verschalking, v.
Embücher (s\'), in het bosch terugkee-
ren, het hout ingaan,
Kmbuscaüe, I. hinderlaag, v.
Embusquer (s\'), zich in eene hinder
laag leggen.
kmêtitine,brakinybevorderend,braak
Kmetique, m. braakmiddel, o.
Émétiser, een braakmiddel ondi
gen, een braakmiddel toedienen, n
Emétologie, f. verhandeling over j
braakmiddelen, v,
Emettre, uitgeven, uiten, in omlous I
Émeut, m. vogeldrek, m. (breng*1 I
Kmeute, f. oploop, m. opstand, m 1
oproer, o. muiter», v.
Émeuler, oproer stoken.
Émeutir, drek hozen.
                          \'m
Kmiale, ,f. groote meeuw, v.               \\M
Kmier, Emictter, kruimelen, brokkelt\'- \\
Êmier, Emietter (s\'), kruimelen, bMM
■ keten,
                                                t m
Emigrant, m. uitgewekene, m. I\'»\'"\'
verhuizer, m. emigrant, n>.              I
Émigrntion. f. uitwijking, v. landref- *
. huizing, v. emigratie, v.
                   1
Emigró, m. uitgewekene, m. émign\'i*1
Emigrer, f jfn tand veWa/en, «»<»*")\'\'\'\'"\' J
ÉmiiiciJe, f. in dunne stukjes gesnede
, vleesch, o.
                                              i
lamineer, in dunne stukjes snijden- i
Éminencc, I. hoogte, v. hoogheid, ■ f
, ui(s(e/c, o. eminentie, v.
             ■«;■■■
Eminent, hoog, voortreffelijk, W»*
. Arend, hooggeplaatst, eminent.
tfminentissime, hoogwaardigste.
Emissaire, m. zendeling, m. versp\'
, der, ra. ftanaaï, o. buis, v.
Emissaire (bouc, m.) zonaenbok, m.
Émission, f. ui(in$, v. uitgifte, *-..\'"\'
geven, o. uitdrijving, v. ui/viö\'\'""*
v. aflegging, v,
Kmissole, m. zeehond, in.
1-injte. f. un\'f a/bfuf, o.
-ocr page 159-
KM MA
tamauasinaye, ra. opslaan in een ma-
gitiijn, o.
mmajjasiner, ut een magazijn opslaan.
Kmmaigiir, vermageren.
\' nmaulotement, m. inbakering, v.
\'inwacht eling, v.
Kmmaillotcr, bakeren, inbakeren, in-
zwachtelen.
Kmmanchement, m. ineenvoeging, v.
immancher, een steel, een hecht, een
gevest ergens aanmaken, passen.
■jmmancher (s\'), zich voegen.
«mmancheur, m. steelmaker,m. hecht\'
maker, m. gevestmaker, m.
^ramanchure, f. armsgat, o.
■ramannenuiner, in manden zetten.
m manteltje (corncille, f.), bonte
kraai, t.
^<\\nle\\er,ma)Uelomdoen,omwallen.
"nmariné, bevaren, bemand.
\'■-\'■■■■ irincr, bemannen, aan zee wen-
KMPA                       149
Émollient, verzachtend, weekmakend*
Émollient, ra. verzachtend middel, o.
Emoltiment, m. winst, v. voordeel, o.
, inkomen, o. wmtfl, o. emoi»me)i<,o.
Emol urnen ter, winnen, voordeel doen.
Emoncioirc, m. ontlader, m.
Émonctoires, m. pi. ontlastende klie-
ren,
v. me.
Kmnriilo, f. roofvogcldrek, m<
Kirtoiiil.T, snoeien.
Émondes, I. pi. afgesnoeide takken,
. m. me.
Emondeur, m. boomsnoeier, m. zeef, v.
Kmorceler, aan stukjes breken.
Emorfiler, draad afslijpen.
E mot ion, f. beweging, v. ontroering, v.
, aandoening, v. gisting, y. oproer, o.
Emotter, aardkluiten breken.
Kaiottoir, m. kluitenbreker, m.
Emoucher, vliegen verjagen.
Émouchet, ra. haar uit een paarden-
, staart, o. mannetjes-sperwer, m.
Emoucheüe, t. vliegennet, o.
Kmoucheur, ra. vliegenverdryver, m.
Kmouchoir, ra. vliegenwaaier, m.vlie-
Kmoiiilro, slijpen,               {genklap, m.
Kmouleur, m. slijper, ra. scharenslij-
Émoulii, geslepen, scherp. (per, m.
Émoussé, stomp, verstompt.
Émousser, stomp maken, verstompen,
, verzwakken, mos afdoen.
Kmousser (s\')( stomp worden.
Émousliller, verlevendigen, opvrooty-
ken.
tfmoustiller fs"), vroolijk worden.
Émouvoir, bewegen, ontroeren, aan-
, doen, opwekken.
Kmouvoir <s\'), zich bewegen, ontroerd
worden, onstuimig worden.
Empailler, met stroo dekken, omwin-
den, in stroo pakken, matten, op-
vullen, opzetten.
Empailleur, m. stoelemnatter, m. op-
zetter,
m.
Kmpalement, ra. spictsing, v.
Kmpaler, spietsen, aan een paal rijgen.
Kmpan, m. span, v. vadem, ra.
Emjianachcr, met een yederbos ver-
sieren.
Kmpanner, een bijlegger maken.
Empanon, m. dwarsligger, m. kar-
beel, ra.
Ëmpaquetaqe, m. inpakking, v.
Empaquetcr, inpakken, oppakken.
•ramarquisor (s\'), zich voor markies
laten doorgaan, den markies spelen
■wftélé, verward.
raméiiafjement, m. huisstoffeering, v
,m-orde-brengingt v.
•mmünager (*\'), zich in het huishou-
den zetten, zijn huis inrichten.
\'mm(Siiago(jue, m. stondenafdriivend
, Middel,
o.
mmén0i0jjiC) ƒ. verhandeling over de
stonden,
y.
mener, wegleiden, wegvoeren, m,
, benemen, medebrengen.
mmonotier, handboeien
kluister
andoen,
erhuren, in
Immeubler, huisraad
L\'utisraad doen.
tmmoulatje, m. opstapeling, v.
Eïï » • hon^gzoet.         J (ten.
|ff«. met honing bestrijken: met
lm™■",\'? "*"«e«ffeiï.
!K|Ume\' \'■ *«**•■«, v. ftom\'Hj-
mmLn%\' m* \'outmeestcr, m.
mm, ,U- \'"\' lt",rm toestoppen, inba-
moi i\' mer9 «*W«.
rt0\'J,\' °»\'w>ert»ff, v. onrusf, v. fce-
-ocr page 160-
EMPO
Erapbyléoli\'jue, crfpavhtetyl..
Empieger, verstrikken.
Empierrer, bestralen.
Empiétement, m. inbreukmaking, i.
overweldiging, v, int/rijping, v.
EmpiéHer, inbreuk maken, zich tocii-
genen, ingrijpen, wegspoelen.
Kmpift\'rer, volproppen, vetmesten.
Empi&rcrie, f. vetmesting, v.
Empiqer, bepekken.
Empile, f. hengelkoord, v.
Empilement, m. opstapeling, v. op-
hooping, v.
E m pil er, opstapelen.
Empileur, m. opstapelaar, m.
Eoopirance, f. vervalsching, v. besnoei-
ing,
V, beschadiging, v.
Empire, m. rijk, o. keizerrijk, o. op-
permacht,
v. heerschappij, v. ge-
bied, o. gezag,
o. macht, v.
Empirer, verergeren, erger worden-
Empirique, empirisch, op ervaring ge-
grond.
Empirique, m. empirist, m. empiricus
ra. kwakzalver, m.
Empirisme, m. empirisme, o.
Empis, m. dansmug, v.
Emplacement, m. bouwgrond, m. lif
ging, v. oplegging, v, borging, v.
Emplacer, bergen, opleggen.
Emplaigner, kaarden.
Emplaiijneur, m. kaarder, m.
Emplanture, f. spoorgat, o-
Emplastique, m. verstoppend middel, <
Emplastiation, f. pleisteroplegging, \'
bepleistering, v. ocüleerxng, v.
Empl.itre, m. pleister, y. sul, m.
Ëmp!.-itrer, vernis op het leer brengen
Emplrttrier, m. pleisterkast, v. fU»
terdoos, v.
Emplette, i. inkoop, m. aankoop, m-
Emplir, vullen, opvullen, aanvullen-
EmpÜr (s\'), vol worden, vol loopcn.
Emploi, m. gebruik, o. besteden. «■
ambt, o. bediening,
v. aanleg, ■>\'
rol, v. overbrenging, v. post, m-
Eniployé.m. ambtenaar,m. bediende,^-
Employer, gebruiken, aanwendende-
steden, aan het werk zetten.
Employer ($\'), zich bezig houden.
Emplumer, bepennen, met vederd
voorzien.
Eropl\'jmcr (s\'), zich verroken. {*»«<
Empocher, zakken, in am zak »<■
151                       ËMPA
Emparer (s\'), zich meester maken,be-
machtigen, veroveren.
Empasme, m. welriekend poeder, o.
Empasteler, blauw verven.
Empatement, m grondslag, m. voet, in.
KmpSteraent, m. kleverigheid, v. pap-
pigheid,
v. slymgezwel, o.
Empdter, kleverig maken, pappen,
mesten, proppen, verf dik opleggen.
Empater,| Empatler, spaken in een
wiel steken, verscherven.
Empatture, f. Empalure, 1. verscher-
ving,
v. scherf, v.
Empaumer, opvangen, wegslaan, grij-
pen, aanpakken, inpalmen.
Empaumure, f. binnenste van een
handschoen, o. hoornkroon,
v
Km peau, m. enting in de schors, v.
entrijs, o. schorsgriffel, v.
Empécnement, m. beletsel, o. verhinde-
ring,
v. hinderpaal, m.
Emp^cher, beletten, verhinderen.
Empécher (s\'), zich onthouden.
Empeigne, f. schoenbovenleer, o.over-
leer,
o.
Empellement, m. duiker, m. verlaat, o.
Empeloter, tot een kluwen winden.
Empennelage, m- ankerversterking, v.
Empenneler, anker versterken, kat uit-
werpen.
Empennelle, f. bijanker, o. kat, i
Empenner, van vederen voorzien,
Empenoir, m. kapbeitel, m.
Emperour, m. ketter, m. zwaard-
visch,
m. winterkoninkjef o.
Empesage, m. stijven van linnen, o
Empes<\\ gesteven, stijf, gedwongen
Empeser, stijven, nat maken.
Empcseur, m. stijver, m.
Empesler, verpesten, besmetten.
Empètrer, belemmeren, wikkelen.
Empélrer (s\'). zich wikkelen,verward
raken, vast raken.
Emphase, f. nadruk, m. ophef, m. em-
phase,
y.
Emp!iatK[ue, met ophef, nadrukkelijk,
hoogdravend, emphatisch.
Emphractiiiue, verstoppend.
Emphraxie, f. verstopping, v.
Emphyséaiateux, winugezwelachtig.
Emphysèine, m. windgezwel, o.
Emphytéose, f. erfpacht, v.
Emphytt\'ote , m. die in erfpacht
heeft, m.
-ocr page 161-
BHPO
■.; ■:■ iiie-i, aanpakken, bij den kraag
pakken, grijpen.
■■. .-\'iuter, met eenige steken vasthech*
ten, punten, aanpunten, spitsen.
■:!.; \'intern\', m. punter, ra. slijper, m.
Empois, m. stijfsel, v.
■  ..■\'!-.uiiieniL1!!!, m. vergiftiging, v.
kmpoisonner, vergiftigen, verpesten.
■  ;.: ■i-nnii.\'in\', m. vergiftiger, m. gift-
_ mengert m.
tmpoisser, bepekken, teren.              (v.
^mpoissonnement, m. poting van visch,
Einpoissonner, visch poten, van visch
voortien, met visch bevolken.
tmpoi\'éti(]ue, poreus, geschikt tot ftl-
trecren, filtreer. . . .
importé, driftig, oploopend, haastig-
\'mportcraent, m. drift, v. oploopend-
keid,
v. opvliegendheid, v. buiten-
syvrigheid,
v. haastighetd, v.
mporte-picce, m. krom mes, o. door-
««Ji m. hekelachtig mensch, m.
mporter, .wegdragen, wegrukken,
medeslepen, overtreffen, winnen,te
boven gaan, innemen.
mporter {s\'), kwaad worden, opvlie-
\'jen, opstuiven, te snel opschieten,
op \'tol gaan.
mpoter, tn potten zetten, in potten
bewaren, inleggen, inmaken.
•mpoudrer, bepoeieren.
\'•mpouille, 1. 0p het veld staande
, vruchten, v. me,
\' mpoujier, voor den wind zeilen.
ENCA
151
Emprunteur, m. leener, m.
Empsycose, f. bezieling, t.
Empioique, bloedspuwend.
Empuantir, met stank vervullen.
Empuantir (s\'), met stank vervuld wor
den, beginnen Ie stinken.
Empuanlissement, m. slinken\'! wor-
den,
o. stank, m.
Empï\'ème, f. etterzak, m.
Empyrée, m. hoogste hemel, m.
Empyreumatiaue , brandig riekend,
brandig makend.
Empyreume, m. brandig» reuk, m.
, brandige smaak, m.
Ému, bewogen, ontroerd.
Émulateur, m. naijverige, m. niede-
, dinger, m. concurrent, tn.
K mulat ion, f. naijver, tn. nastreving,v.
mededinging,
v. concurrentie, v.
Étnule, m. mededinger, m.
Ëmulgent, uitzuigend, slag.. ..
Kraulsif, oliegevend.
Kmulsion, t. koeldrank, tn.
Émulsionner, «iel een koeldrank ver-
, mengen.
Emyde, m. rivierschildpad, v.
Én, in, naar, tot, bij, als, er van,
van, daar, daarom, daarover,
Enallage, m. omkeering der deelen
eener rede,
v. tud verwisseling, v.
Knamouré, verliefd, verzot.
Knarbrer, rad op zijne spil vastmaken.
Énarration, f. verhaal, o. opsomming, ?.
Knarrltement, ra. geven van hand geld,
Énarrher, handheld geven.                (o.
Énarthrose, f. beenholte, v.
Encablure, f. kabelslengte, v. 120 va-
demen.
Encadrement, m. in eene lijst zetten, o.
Encadrer, in eene lijst zetten, in-
voegen.
Encager, in eene kooi zetten, gevan-
genzetten.
Encaissemenl, m. inpakking in kisten,
</. inning,
v.
Encaisser, in kisten pakken, kisten,
in een bak zetten, innen.
Encan, m. verkooping bij opbod, v.
Encanailler (•\'), met slecht gezelschap
omgaan, zich encanailleeren.
Encantrer, klossen in orde schikken.
Encapé, tusschen twee kapen.
Encapelé, aangehouden, vastgehecht,
vastgemaakt.
J-niproindre, indrukken, inprenten, af-
I drukken, drukken.
Mpreinie, I. afdruksel, o. indruk, m.
I merk, o. stempel, m. kenmerk, o.
£npressé, ijverig, haastig, driftig.
rmpressemeiit, m. ijver, m. drift, v.
L v*\'jt, v. dienstvaardigheid, v.
F-mprcsser (s*), tich bevlijtigen, zich
l\'wasten, zich beijveren.
f:™Piimerie, f. looierskuip, v.
f-tnpnsoiinement, m. gevangenneming,
I *■ \'jevangenzetting,v.gevangenschap,
L*. nevangenis, v.
                         (ten.
| pvisonner, gevangen zetten, opslui-
ïï.mZ^"1- ,leeni>la>
v- ontleening,v.
V })i\' geleend, ontleend, gemaakt
L Qedwonggn. schijn____
fmnruruer, leenen, ontleenen.
-ocr page 162-
U>1
ENCA
ENCH
Euclianié, betooverd, betoovcrend, v
rukt, verheugd.
Enchaitteler, aan stapels zetten, op
stellingen leggen, mijten, opvlijeu.
Enchanteraent, m. betooveriny, v. /oo-
v«ry, v. bekoring, v. verrukking,v.
Enchantcr, betooveren, bekoren, ver-
leiden, verrukken, verzachten.
Enchanteur, m. (ooi;d»aar, m.
Enchanteur, ftefoofercw*, bekoorlijk.
Enchanteuse, f. tooveres, v.
Enchaper, ee» vaf in een ander zetten.
Enchapernnner, kap opzetten.
Encharger, sterk aanbevelen.
Encharner,me( scharnieren vastmaken.
Enchartó, gevangen gezet.
Ench;tsser, kassen, inzetten, zette»,
invoegen, inlasscnen.
EncMssure, f. kassing, v. intetting,
v. invoeging, v.
Encliatonner, inkassen.
Encliausser, dekken.
Encliaussumer, in de kalk zetten, kal-
ken.
Encltaux, m. vat met gebluschte kalk, »■
Enchénots, m. pi. houten yoten,v.iav-
Enchére, i. opbod, o.
Enclière, f. (folie) opjaging, v. rouw
koop, m.
Encliei\'ir, opbieden, duurder maken,
duurder worden, opslaan, over-
treffen.
Enchérissement, m. opslag, m. verhoo-
ging van prijs,v. rijzing,v. (dende,ta-
EnchiWisseur, m. bieder, m. mcestb\'u-
Enchevalement, ra. ondcrvanging, v
stut, m. schoorpaal, m.
Enchevauchure, i. overclkanderschie-
Enchevétré, verward.             (ting, \'■
Eaclievètrer, halster aandoen, verwar-
ren, verstrikken.
Enchevótrer (s\'), in den halster vast-
raken, zich verstrikken, zich ver-
warren, in de war raken.
Enchevótrure, f. schoorsteenopeniwh
v. kwetsing door het vastraken \'"
den halster,
v.
Enchilïènemen t, m. verkoudheid in hel
hoofd,
v. verstopping in den neus, v.
Encltifrenor, verkoudheid in het hoof»
veroorzaken, verkouden maken.
Enchiridion, m. handboekje, 0.
Enchymose, f. bloeduitstorting l\'c
huidvaten,
v.
KacapucUouiiei- (s\'), het hoofd met een
kap bedekken^ kap opzetten.
Encaquer, kaken, tonnen, op elkaar
pakken.
Encaqueur, ra. haringkaker, m. ha-
ringpakker,
m.
Encardites, f. pi. versteende schelpge-
wassen, o.
me.
Encaiter, een karton invoegen.
Encassure, f. wielgat, o. insnede, v.
Encasteler, volvoetig worden.
En cast el ure, t. volvoetigheid, v.
Encastülage, m. voor- en achterkas-
teel, o. scheepsbovenwerk,
o.
Encastillemeut, m. invoeging, v.
Encastiller, invoegen.
Encastrement, u:. invatting, v.
Ëncastrer, invallen, inkepen.
Encaurae, m. brandblaar,y. brandtee-
ken,
o.
Encaustique, f. wasschilderwerk, o.
wasschilderkunst,
v. ene uu stick, v.
Encavement, m. keldering, v.
Encaver, kelderen, inslaan.
Encaveur, ra. wijndrager,m. bierdra-
ger,
m.
Enceindre, omringen, omgeven, om-
vangen, omgorden, insluiten.
Enceinte, f. omvang, m. kring, m.
ruimte, v. insluiting,?, vestingwal,
Enceinte, zwanger, bevrucht.        (ra.
Enctfnies, f. pi. feesten ter eere van
iemand, o.
me.
Eticens, m. wierook, ra. /<-/\', m.
Encensement, m. bewierooking, v.
Enconser, wierookcn, bewierooken,
wierook toezwaaien, vleien.
Encensuur, m. bewierooker, m. vleier,
Encensoii-, m. wierookvat, o.         t.m.
Encéplialo, m. hersens, m, me.
brein, o.
Encepliale (ver, m.) hoofdworm, m.
Encéphalique, der hersens.
Encéplialile, i. hersenvliesontsteking, v.
Encéphalocèle, t. herscnbreuk, v.
Enchainement, m. aaneenschakeling, v.
samenhang, m. verband, o.
Encliainer,aaHt;«tt/f(,\'(e»tf>i,oattee»sc/i«-
AeJe», ftïwijïflre», boeien, bedwingen,
vereenigen, samenbinden.
Kiidianiiii\'i\', f. samenschakeling, v.
samenketening, v. verfra«c(,o.reefrs,v.
Enchalage, m. houtopstapeling, v.
Enclialeur, m. hout opstapelaar, m.
-ocr page 163-
ENDE                       153
Kluun-, nog, daarenboven, ook, nog
eens, bis, ten minste.
Encore que, hoewel, ofschoon,
Kni\'oniail, m. hombergat, o. tuingat,
Kncorné, gehoornd.
                            (o.
Enconier, met hoorns bezetten, in
hoorn vatten.
Encorneler, in een zakje doen, in een
peperhuisje doen.
Encoubert, m. panterdier. 0.
Encouloir, m. weversborstboom, ir
Encouraqement, m. aanmoediging, v.
aansporing, v. spoorslag, m.
Encourager, aanmoedigen, aansporen.
Encourir, oploopen, zich op den hals
halen, vervallen in, ondergaan.
Encourtiner, met gordijnen behangen,
Encrasser, bevuilen, vuil maken, be-
morsen.
Encrasser (s\'i, zich bevuilen, vuil wor-
den, morsig worden, zich verlagen.
Encre, t. inkt, m.
Encre de Chiiie.f. Oostindischeinkt,m.
Ericre (tache, I. d\'), inktvlek, v.
Encrepir, in ro\'iwfloers hullen.
Encrer, inkten, beïnkten.
Encrier, m. inktkoker, m. inktbak, ra.
Encroué, verward, in elkander han-
gend.
Encroüté, omkorst, besmet, ingenomen.
Encroüter, korst maken, bepleisteren,
korst krjjgen.
Encuirasser, harnassen, met een har-
nas bekleeden, pantseren.
EncuiraGsei (s\'), zich harnassen, een
harnas aandoen, zich wapenen.
Euculasscr, staartschroef aanzetten.
Encuvement, m. ktiiping,v.inkuiping,\\.
Encuver, inkuipen, in eene kuip leg~
Encycüe, f. kringetje, o.
               (gen.
Encyctique, rondgaand.
Encycliqtie (lettre, f.), zendbrief, m.
Encyclopédie, f. encyclopedie, v.
Encyclopédique, encyclopedisch.
Encyclopédiste, m. encyclopedist, m.
Encypiotype, op koper gegraveerd.
Eudécagone, m. elfhoek, m.
Kndócatfone, elfhoekig.
Eiidéea\'syllabe, elflettergrepig.
EndécasyMabe.m. elflettergrepig woord,
Endémie, f. landsziekte, v.
               (0.
Endémique, inheemsch, endemisch.
Endentö, f. intanding, v. samenvoe-
ging,
v.
Knurcr, met was inwrijven, wassen.
Enclave, f. ingesloten stuk land, o.
enclave,
v. omtrek, m.insluiting,*.
t-\'nclairement, m. insluiting, v.
Knclaver, insluiten, inzetten, invoegen.
Knclin, genegen, geneigd.
Kiidiqtietagc, m. pahverk bij uurwer-
Kncliqueter, tikken, knippen. {ken,o.
\'t■\'■•..<
HLi\'jiie, tegenaanleuncnd.
\'-■■-
ctoitrer, in een klooster opsluiten,
^ ktoosteren.
Knolore, ommuren ,omheinen,insluit en.
Enülas,m. beslotene plaats,v. omtrek,m.
Enclotir (s\')F zich in een gat in den
Stond verbergen.
Enclóture, f. boordsel, o. rand, m.
tlncJouer, vernagelen, tegenhouden.
Enclouer (9\'), nagel in den voet krijgen.
Enclouure, f. vernagel ing, ». kwetsuur
door vernageling,
v. hindernis, v.
zwarigheid,
v.
Enclume, f. aanbeeld, o. aanbeeld-
beentje,
o. speerhaak, m.
\' ■ ■ luii.r.-aii, m. Enclumette, f. Enclu-
mot, ra. aanbeeldje, o.
luicoche, f. klompenmaker swerkblok,
0. keep, v. kerf, v.
tncochement, m. 1» een keep leggen
0. inkeping, v.
\'•\'icocher, inkepen, keep maken, in
•\'ene keep leggen.
«Mochnre, f. nok. v.
c-iicoffrer, kisten, in eene koffer slui-
«», wegsluiten, opsluiten.
bncognure, f. Encoignure, I. hoek, m.
hnekkast, v. kromhontshals, v.
fincoiIage, m. lijming, v. papping, v.
,. l\'pn, v. pap, v. stijfsel, v.
£«co Ier, lijmen, pappen, stijven.
Jncollure, t. lijm,*, pap, v.
ancolure, I. voorhand, v. hals, ra.
voorkante», o. houding, v.
^ncorabre, m. hindernis, v. beletsel,
..°- puin, 0. toeval, o.
\'\'"combrement, m. belemmering, v.
..opstopping, v. hinderpalen, m. mo.
-ncombier, in den weg staan, belem-
weren, verstoppen, versperren.
•"«ontlaste, m. lofredenaar, m.
^\'contre, I. ontmoeting, v.
gttODJM (ft 1\'), tegen.
\'\'copé, m. afsnijding, v. insnijding, v.
pncoquer, beugels aan de ra slaan.
^ncorbeliement, m. vooruitsteking, y.
-ocr page 164-
E NUK
ENFE
Endurcissement, m. verharding, v. ver-
stokking, v.
Endurer, doorstaan, uitstaan, lijden,
dulden, toelaten.
Ênélcum, m. mengsel van wijn en olie.
Knéorème, f. urinewolkje, O-            (0.
Énergie, f. krachtt v. geestkracht, v.
veerkracht, v. nadruk, m. klem, m.
Énergique, krachtig, nadrukkelijk,mei
nadruk, energisch.
Énergumène, m. bezetene, m, razende,
ui. vurige voorstander, m.
Énervation, f. ontzenuwing, v. ver-
zwakking,
v. uitputting, v.
Knervcr, ontzenuwen, krachteloos »w-
. ken, verztvakken, uitputten.
Éncvcr, knoesten wegnemen.
Enfaifoau, m. vorstpan, v. nokpan, v.
Enfaitement, m. dekking van de »«
met lood, v. nokplaat, v.
Enfaiter, de nok met lood dekken.
Enfance, f. kindsheid, v. kinderjaren,
o.
me. bakermat, v. kindschheid, v.
kinderachtigheid, y.
Enfant, m. kind, o. dochter, v. zoon,
in ■ jongen, ra.
Enfant de choeur, m. koorknaap, m.
Enfant prodigue, m. verloren zoon, m.
Enfant trouv\'é, m. vondeling t m.
Enfant (faire 1\'), kinderachtig zijn.
Enfaniement, ra. baring, v. bevalling.
v. kraming, v.
Enfanter, boren, kramen, bevallen,
voortbrengen, veroorzaken.
Enfantillage, m. kinderachtigheid, v.
kinderpraat, v. kinderwerk, o.
Enfantin , kinderlijk , kinderachtig ,
kindsch.
Enfariné, met meel bestrooid, voorin-
genomen, vol hoop.
Enfariner, met meel bestrooid, bepoete-
ren.
Enfariner (s\'i, zich met meel bestrooi-
en, sterk ingenomen zijn,
Enféer, betooveren.
Enfer, m. hel, v.
Enfers, m. pi. b<ncdenwereld, v.
Enfcrmcr, opsluiten, insluiten,wegslui-
ten, bevatten, omringen. (steken.
Enferrer, doorboren, doorrijgen, door-
Enferrer <s\'), zich doorsteken, :ic"
verwarren, zich benaOeélen.
Enfeuiller (s\'), k\'cA met bladeren be-
dekken.
IM
Kndentei-, tanden, van tanden voorzien.
Endentuies, f. inkeping, v. intanding,
Endetter, met schulden beladen. (v.
Endetter (s*), schulden maken.
End<*vé, woedend, spijtig, driftig.
Endéver, kwaad worden, kwaad zijn,
woedend zijn.
Endiabli!\', duivclsch, dol, bezeten.
Endiablé, m. dolkop, m. woestaard, m.
Endiabler, des duivels worden, verwoed
worden, razen, tieren.
Eitdiguer, afdammen, bedijken.
Endimanché, op zijn zondags uitge-
dost, mooi aangekleed.
Endimancher (s\'), zich op zijn zondags
aankleeden, zich mooi maken.
Endive, I. andijvie, v.
Endoctriner, leeren, ondertvyzen, voor-
Kndolori, pijnlijk.                       (zeggen
Endommagement, m. beschadiging, v.
Endomm»(jer,beschadigen, schade doen.
Endormant, slaapverwekkend,
Endormeur, m.in-sla«p-susser,m.vleier
m. bedrieger,
m. torenvalk, m.
Endormi, in slaap, slaperig.
Endormie, (. slaapkruid, o. bilzen-
kruid, o.
Endortnir, in slaap wiegen, doen sla-
pen, verdooven, paaien, sussen.
Endortnir (s\')( inslapen, in slaap val-
len, zich veilig achten, verzuimen.
Endormissement, m. slaperigheid, v.
Endosse, (. moeite, t. last, m.
EndossemenL, m. rugteekening, v. over-
dracht,
v. endossement, m.
Endosser, op den rug nemen, aantrek-
ken, aandoen, overdragen, endos-
seeren, rug maken, ruggen.
Endosseui, in. endossant, ai.
Endoutiner, in dozijnen schikken.
Endroil, in. oord, o. gewest, a. plaats,
v. rechte kant, m. rechte zijde, v.
Endroit (ft I\'), ten opzichte.
Enduiro, bestrijken, pleisteren, beklee-
den.
Enduit, ra. bekleedsel, o. bepleistering
v. pleisterkalk, v.
Endurant, verdraagzaam, lankmoedig,
geduldig, lydzaam.
Endurcir, harden, verharden, versta-
len, versteenen, ongevoelig maken.
Endurcir (s1), hard worden, zich ver-
harden, ongevoelig worden, verstokt
worden, zich wennen.
-ocr page 165-
ENGE
ENFI
Knficder, met een koordje toebinden
Eoneller, vergallen, bitter worden.
l-.nfiiivrer, koortsachtig maken, koorts
\'erwekken.
uülade, t. reeks, v. aaneenschakeling,
v. bestrijking, v. brug, v.
MiJer, vademen, aanrijgen, inslaan,
beginnen, bestrijken, doorboren.
wifiler <s\'), jic/i fit een zwaard storten,
•\'ch vastzetten,
^nfileur, in. rijgpen, v.
tnlin, eindelijk, ten laatste, nu dan,
kortom, \'t zij dan zoo.
r-nlissures, f. pi. dwarstouwen, o. me.
Knflammei-, doen ontvlammen, ontsle-
ken, aansteken, aanhitsen.
^nflammer ($*), ontvlammen, vuur vat-
ten, ontyloeien, branden.
^nflécliures. (. pi. touwladder, v. weef-
\'unen, v. me.
puflement.m. zwelling.v. opiwelling, v.
&nller, opblazen, doen zwellen, ver-
meert/eren, in de hoogte steken.
•mier (s\'), zich opblazen, zwellen, op-
-wellen, hoogmoedig worden.
f\'iflure, t. opgebtazenheid, v. zwelling,
J- gezwel, o. gezwollenheid,y.trotsch-
\'\'■nlolier, Wade» mefau/ vtn </«» smett-
Kroes losmaken.
!"norn;age, m. inzetting van bodems,
[:n oncé, Aof, ««raam.
                      (v!
r-Ntoncement, m. inilaan, o. openbre-
\'■"•ff. ». verdiepim/, v. men, m.
h. *fnehitlt o. achtergrond,™, diepte,!.
doneer butaan, openbreken, indu-
Weni bodem inzetten, doen zinken,
y"fePen> bedriegen, zinken.
■nioncer is\'\\,ver zinken,zich verdiepen.
f-nfoiiceur «te pories ouveites, m. zwet-
viïL !?• blH"er\' m-
," 0,!l."i-, m. looiersstamper, m.
\'-wuneure, f. bodem, m. onderlagen, v,
me. laagte, v. diepte, v. Aotte, v.
[: "mr, versterken.
"
"rmer, op den vorm trekken.
\'ouir, begraven, in den grond stop
..Ptn, verbergen, bedelven.
",\'ouissemeiu, m. begraving, v. in-
y^\'^ondstopping, y. verberging,
v.
•\'iiouiSsem,( m bedelver> m hegra.
"■■Nfourchement, m. ineenlooping van
■■<\'« bogen, v. entiwj, v.
l.-if,
Enlourcliei\', schrijlings zitten.
Enfourchure, f. getakte hoorns, m, me.
Enfoui <•■■<■, f. in den oven zetten, o.
Enfourner, in den oven schieten, een
begin maken.
*
               (tet, m.
Enlourneur, m. die tets in den oven
Knfrayer, nieuwe kaarden gebruiken.
Entrayure, m. wol uit nieuwe kaar-
den,
v.
Enfreindre, overtreden, inbreuk ma-
ken, verbreken, schenden.
Enfroquer, monnik maken.
Enfroquer (s\'), monnik worden.
Kni\'uir (s\'),ontvluchten,vlieden,lokken,
overloopen, vervliegen.
Enfumer, berooken, met rook vullen.
Enfumer (s\'), berookt worden.
Enfulailler, in vaten pakken.
Engagé, m. aangeworvene, m.
Engageant, aanlokkelijk, innemend.
Engagement, m. verpanding, v. ver-
bintenis,
v. belofte, v. verplichting,
v. dienstneming, v. gevecht, o.
Engager, verpanden, verzetten, aan-
sporen, aanmoedigen, in dienst ne*
men, werven, beginnen.
Engager (s">, tich verbinden, verward
raken, vast raken, schulden maken,
borg blijven, dienst nemen, handge*
meen worden, slaags raken.
Engagistc, m. pandhouder, m. pand-
bezitter, m.
                                  (ken.
Engainer, in de scheede steken, opstc-
Engallage, m. verving met galnoten, v.
Engaller, met galnoten verven.
Enganter, inhalen, naderen.
Engarrottó) aan de schoft gekwetst.
Engarre, t.lang vischnet, o.
Eng i-t: il. j-,.\'. m. buikspreker, m.
Eugastrimysme, m. buikspreken, o.
Engaver, voederen.
Engaver (s\'), wiek vol stoppen.
Engeance, f. broedsel, o. gebroed, o.
Engcancer, lastig vallen, vlagen.
Engeigncr (se), trachten te slagen.
Engelure,/, winter, m. koude, v.
Engelures aux mains, f pi. winter-
handen,
v. me.
Engelures aux pieds, f. pi. wintervoe-
ten,
m. me.
Engendrer, telen, baren, voortbren-
gen, gewinnen.
Engendrer (5\'), voortgebracht worden,
tnt schoonzoon nemen.
-ocr page 166-
ENGE
150
ENJO
Engraiiger, in de schuur bergen.
Engravement, m. vastraking van een
schip op het zand, v.
Engraver, op het zand vastraken.
Engrèlé, getand, getakt.
Engróler, kantachterwerk maken.
Engiélure, f. kantachterwerk, 0.
Engrenage, m. in elkander grijpen
van raderwerk, o. stuwing, v.
Engrener, graan instorten, graan ge-
ven, met graan voeden, beginnen,
^ in elkander grijpen, stuwen,
Engrenure, f. intanding, y.
Engrosser, bezwangeren.
Engrossir, dik maken, dik worden.
Kngrumefor (s\')( klonteren.
EnguenilJé, met lompen bedekt, have-
^ loos.
Engueniller, met lompen bedekken.
Enguichure, f, mondstuk, 0.
Engyscope, m. vergrootglas, o.
Ennardir, aanmoedigen, moed geven.
Enhardir (s\'), zich verstouten, moed
grijpen.
Enbarnachement, m. opzadeling, v.
optuiging, v. paardentuig, o.
Ennarnacher, opzadelen, optuigen.
Enherber, met graszaad bezaaien,
Enhuché, hoog op het water liggend.
lilnigmatiriue, raadselachtig, duister,
Enigme, f. raadsel, o.
üm\\ranl,bedwelmend,dronkenmakend,
verrukkelijk, verblindend.
Enivrement, m. dronkenschap, v. be-
, dwelming, v. verrukking, v.
Enivrer, dronken maken, bedrinken,
bedwelmen, verblinden.
Énivrer (s1), zich dronken drinken,
zich bedrinken, dronken worden.
Engeoler, verlokken, inpalmen.
Engeoleur, m. verlokker, m. vleier, m.
Enger, hinderen, lastig vallen.
Engerber, in schoven binden, mijlen.
Engin, m. werktuig, o. windas, o. net-
ten, o.
me. jachttuig, o. list, v.
Enginier, m. ivindasmaker, m. visch-
tuigmaker, m.
Englobcr, vermengen, vereenigen.
Engloutir, verzwelgen, opslikken, ver-
slinden, doorbrengen.
Ëiigloutissement, m. verzwelging, v.
En\'gluement, m. entwas, o. boomwas, o.
Englucr, met vogellijm bestrijken, lij-
men,
                             (vastkleven.
Engluer (s"), aan vogellijm vastraken,
Engoncer, te hoog zitten, knellen,
stijve houding geven.
Engorgement, m. verstopping, v. stop-
ping,
v. staking, v.
Engorger, verstoppen.
Engovger (s\'), verstopt worden, ver-
zot zijn.
Kngouement, m. verkropping, v. voor-
ingenomenheid, v. koppigheid, v.
Engouer, verkroppen, in de keel zit-
ten.
Engouei\' (s\')( zeer met iets ingenomen
zijn.
Engouffrer (s\')t zich storten, zich wer-
pen, wegzinken, inbreken.
Engouló, in een muil stekend.
Engouler, opslokken, inzwelgen,
Engoulevent, m. geitenmelker, m.
Engourdi, verstijfd, stijf, verkleumd.
verdoofd, stram, verstompt,
Engourdir, verstijven, verkleumen, ver-
dooven, verstompen, stram maken.
Engourdir (s\'), verstijven, verkleumen,
stijfworde.n, verdoofd worden,stomp
worden, traag worden.
Engourdissement, m. verstijving, v.
stijfheid, v. stramheid, v. verkleu-
ming,
v. verdooving, v. verstom\'
ping,
v. slaperigheid, v.
Engrainer,graan geven, graan storten.
Engrais, m, mest, m. mesting, v. vet-
weide, v. meststof, v, voer, o.
Engraisseinent, m. mesting, v. vetmes-
ting,
v. vetwording, v.
Engraisser, mesten, vet maken, besme-
ren, smerig maken, vet worden.
Engraisstir (3\'), zich mesten, vet wor-
den, dik worden, rijk worden.
blur, vatboderns in gergels sluiten-
alcr, anker stokken.
a\\oaser,jaloersch maken.
alousci\' (s\'), jaloersch worden.
En ambée, f. schrede, v. stap, v.
En arabement, m. overschrijding,, v.
En amber, overstappen, overschrijden,
groote stappen doen, uitsteken, in-
breuk maken, zich aanmatigen.
Enjaretti\', met gebonden beenen,
EnjaveJer, op hoopen leggen.
Kiijtju, in. inzet, in. inleg, m. pot, \'»■
Enjoindre, verzoeken, bevelen,gelasten-
Enjiiler, bepraten, belezen, verlokken,
verleiden, inpalmen.
-ocr page 167-
ÈftJo
Knjöleur, m. bedrieger, m. verlei-
der,
m. mooiprater, m.
Kiijolivement, m. versiering, v. ver-
fraaiing,
v, sieraad, o. opschik, m.
Enjoliver, versieren, verfraaien, op-
knappen, opschikken, opsmukken.
Knioliïeur, m. versierder, m.
Enjolivure, f. kleine versiering, v.
Enjoui\', lustig, vroolgk, opgeruimd.
Kritouernent, m. vroolijkheid, v. opge-
ruimdheid,
v. luchtigheid, v.
I\'iikysld, in een vlies besloten.
Enlacemcnl,m. omstrengeling,\\. inèén-
i strengeling, v. verstrikking, v.
E nlacer, ineenstrengelen, omstrenge-
Ie», vlechten, verstrikken, verschal-
ken, aan één rijgen, vastpinnen.
Knlacure, f. vastpinning, v sluitgat,o.
Knlajiiir, leelijk maken, leelijk worden.
Knlaidissement, m. leelijk worden, o.
Enlarmer, groote mazen aan het einde
wa» een net breien.
r-nlóvement, m. ontvoering, v. tcha-
bjng,
v. wegneming, v. roof, m.
i\'-nlever, opheffen, ontvoeren, wegvoe-
ren, schaken, wegnemen, uitdoen,
oplichten, veroveren, stelen, in ver-
rukking brengen.
tnlpver (s\'), opzwellen, boos worden.
Knlevure, f. verheven beeldwerk, o.
puist, t Waar, v. snipper, m.
r.rilier, verbinden, samenbinden.
i\'-iilifjneraent, m. richting, v. op-eene-
\'ij-plaatsing,
v. alignement, m.
KnQgtwr, richten, op eene rij plaatsen.
\'\'•"lumiiier, kleuren, roodmaken, rood
.. "Peggen, Uanketten.
Kn umineur, m. prentenkleurder, m.
^nluminure, l. Meuren, o. verlich-
,. \'"\'J/t v. gekleurde plaat, v.
{■;\'!nasser, m de fuik brengen, foppen.
f:n»öa....( negen....
\'■nn.-afjone, m. negenhoek, m.
^nnéandrie, f. planten met negen meel-
uraden,
v. me. enneandria, v.
•ntiéapi\'taie, met negen bloembladeren.
\'-.iiieini, m. vijand, m.
^nemi, vijandig, vijandelijk, tegen-
•nnemie, f. vijandin, v. (overgesteld
ENRA
1.1 ;
Ennuyer, vervelen,kwellen,verdrieten,
lastig vallen.
Knnuyer (s\'), zfcfc vervelen, moede
Ennuyeux, vervelend, lastig, {worden.
Knocyclique (tète, f.), slotfeest, o.
Knodé, zonder knoopen, niet knoestig.
Knoiselcr, africhten.
Ëooncé, m, opgaaf, v. voorstel, o. ver\'
, klaring, v. vonnis, o.
Knoncer, verklaren, uitdrukken, uit-
, spreken, kenbaar maken.
Knoncer is\'), zich verklaren, zich uiten,
r tich uitlaten, zich uitdrukken.
Knoncialif, verklarend, uitdrukkend.
Knoncialion, f. uitdrukking, v. verkla-
, ring, v. uitspraak, v. voordracht, v.
Knoptromancie , f. spiegelwaarzeg-
. gerij,
v.
Knorgueillir, hoovaardig maken, in de
hoogte steken.
Knorgueillir (sl), zich verhoovaar-
, digen, hoogmoedig worden.
Enorme, bovenmatig, onmatig, buiten-
gewoon, verbazend, gruwelijk,
#•*"
l&k.
Knormilé, f. buitengewone omvang, m.
buitengewoonheid, v. ongemeenheid,
, v. ijselijkheid, v. gruwel, m.
Knouó, zonder knoopen, niet knoestig.
Knoucr, noppen.
Knoueur, m. noppcr, m.
Emguérant. nieuwsgierig,onderzoekend,
vraagachtig, uitvorschend.
Enquérir (s), onderzoeken, navor-
schen, onderzoek doen.
Ewjuöte, f. onderzoek, o. enquête, v.
Knquöteur, m. onderzoeker, m. rech-
tercommissaris,
m.
Enraciner, inwortelen, wortel vatten,
wortel schieten, inkankeren.
Enraciner (s\'), inwortelen, wortel vat-
ten, wortel schieten.
Knrai|f\', dol, verwoed, razend.
Enragé, m. dolleman, m.
Enrageant, dolmakend, out woedend te
worden.
Enrager, dot maken, razen, dol tvor-
den, woedend worden.
Enraiement, ra. zetten van spaken in
een wiel,
o. remmen, o.
Enrayer, spaken in een wiel zetten,
remmen, de eerste voor ploegen.
Enrayoir, m. remketting, m. sperket-
ting,
m.
jV"ioblrr, veredelen, opluisteren.
|"no\'w, (ie heilige olie geven.
■mnn, m. vervWtwff, v. verdriei,
„welling, v. «nrttJf, v. Aomtner, [
"■■ifiuyant, >jefveZe»d. totfjo.
-ocr page 168-
KNTA
Ensafraner, met saffraan verven.
Ensaisinement, m. inbezitneming, v.
inbezitstelling, v.
Ensaisiner, in bezit nemen, in bezit
stellen.
Knsangliiuter, bebloeden, bloedig ma-
ken, in bloed doopen.
Enseiyne, f. merkteeken, a. kenteeke>\',
o. uithangbord, o. vaandel, o.
Enseigne, m vaandrig, m.
Enseignenient, m. onderw;\' , fl. onder-
richt, o. bewijsstuk,
o.
Knseigncr, onderwijzen, onderricht-\'H,
leeren, wijzen, laten zien.
Ensellé, met een zadelrug, mei een
hollen rug, gezecgd.
Ensemble, te zamen, samen, met elk-
ander, gelijktijdig.
Ensemble, m. geheel, o. eenheid, v.
Ensemoncement, in. bezaaiing, v. saai-
ing,
v.
Ensemencer, bezaaien, zaaien.
Ertserrer, in de broeikas zettin, be-
sluiten, bevatten, inhouden.
Eiisctiiltement, m. vensterhoogte, v.
Eiisevelir, een doodkleed aandoen,af-
leg<jen, begraven, verbergen.
Enscvelissemeiit, M. begraving, v. af-
legging,
v. begrafenis, v.
Eiisevclisseur, m. begraver, va. Hjkaf-
legger,
m.
Ensiforme, zwaardvormig.
Ensimaye, m. besmering met vet, v.
Kil sim er, met vet insmeren.
Ensoïceler, betooveren, bekoren.
Ensorceleur, m. betooveraar, m. loo-
veraar,
m.
                              (heks, v.
Ensorceleuse, f. tooveres, v. toovtr-
Ensorcellement, m. betoovering, *■
Ensoufrer, zivavelen.
Ensoufroir, m. zwavelkast, v.
Kusouple, f. weversboom, m.
Ensoupleau, m. wever sborstboom, m.
Ensoyer, borstels aan den pikdraati
slaan.
Knsuifer, met vet bestrijken, smeren-
Ensuite, toen, daarop, daarna, ver-
volgens, ingevolge.
Ensmvant, volgend, eerstkomend
Ensuivre (s\'), volgen, uitvolgen, voort-
komen, voortspruiten.
Entablüinciit, m, uitstek, o. gebint, o.
Entabler (s\')( het kruis eerder dan de
borst voorzetten.
158                      ENRA
Knrayure, I. remketting, ra. sper/rW-
tingj m. eerste voor, v.
Enrégimenter, tot een regiment vor~
men, bij een regiment inlijven.
Eni\'egisli-ab)-. registreerbaar.
EnregistromL\'iit, m. registreering, v.
inschrijving, v. registratiekantoor, o
Ennïflistrer, registreeren, inschrijven,
opschrijven, boeken.
Eiiréner, teugels aandoen, teugels op-
knoopen.
Enrhumi , verkouden.
Knrhuroc" du cerveau, verkouden in
het hoofd.
Enrhumer, verkouden maken.
EnHiumer (s\'i, verkouden worden,
koude vatten.
                          (maken.
Krn\'huner, den kop op cene speld
Knrichir, verrijken, rijk make", ver-
sieren, bezetten.
Enricliïr (s\'), rijk worden, zich ver-
rijken, versierd worden.
Knrichissement, in. verrijking, v. ryk-
wording,
v. versiering, V.
Enrocber, met stcengrond bevestigen.
Enrólement, m. werving, v. aanwer-
ving,
v. werflijst,?, dienstneming,\\.
Enróler, werven, aanwerven, opschrij-
ven, inschrijven.
Enröler (sT), zich laten inschrijven,
dienst nemen, lid worden.
Enróleur, m. werver, m.
Enronctf, vol doornen, doornachtig,
moeielijk.
Enrouó, schor, heesch.
Enrouemenl, m. schorheid, v. heesch-
hetd,
t.
Enrouer, schor maken, heesch maken.
Enrouer ($\'), schor worden, heesch
worden.
Knrouifler, doen roesten,roestiy maken.
EnrouiUer (s\'), roesten, verroesten.
Enroulemcnt, m. schroefvormige fi-
guur,
v. omslingeren, o.
EnrouJer, inrollen, samenrollen
Enrubanner, met linten versieren.
Efiru*. i. breede voor, v.
KnsabJement, in. xandhoop, m. ver-
zanding,
v. zandplaat, v.
Ensabler, op het zund zetten.
Ensabler fr), op het zand vastraken.
Ensaboter, remmen, opklossen.
Ënsacher, in zakken doen, zakken.
Enüachcur, ra zakker, m.
-ocr page 169-
EN\'T<\'
ENTA
■-■ itacher, bezoedelen, bevlekken.
Kntaille, f. keep, v. insnede, v. il*
kerving, v. groef, v. kap, m.
Sntailler, inkerven, insnijden.
Kntailloir, m. kerfvijl, v. kerfmes, o.
■ iilimv, f. keep, v. insnede, v. in-
Entalingue, vastgesjord. {kerving, v.
Kulame, f. eerste snede, v. korstje, o
opsnijden, o.
Entamer, aansnijden, opsny.\'en,begin-
\'ieii, openen, aankomen, krenken.
fcntamiii\' , \'erstesnede,\\. insnijding,
v. oprijting, v. sc/irvim, v.
En tul que, voor zoover als, voor
zooveel als.
Etitassement, m. ophooping, v. hoop,
, m. opeenstapeling, v.
Kntasser, ophoopen,opee»stapelen, mij-
,\'eii, vermenigvuldigen.
knie, f, <jnf, v. griffel, v. geënte boom.
m. enteling, v. jKftttfMeei, ra. op-
;/eit;f(e lok vogel, m. pilaster, m.
Enlées, f- pi. samenhangende uitwerp
telen, o. me.
Entélécme, f. werkelijkheid, v. grond-
Entementi m. enting, v. {vorm, m.
^\'Uundement, m. verstand, o. bevat-
(,"3, v. vernuft, o. oordeel, o.
Kntuuuur, m. verstandig man, m. be-
\'jrijpviijk man, m. goed verstaan-
w. ra.
antendre, hooren, luisteren, vernemen,
verstaan, verstand hebben van, be-
\'irijpen, meenen, inwilligen.
r-Nlenilre (s\'), verstand hebben, kennis
hebhen, kunnen, van zelf spreken.
\'J1^<ida, schrander, verstandig, bedre-
vve", bekwaam, vastgesteld, besloten.
r\'nlen*lu(Mea), geregeld, wel ingericht,
net dien verstande, mits.
[;!]tenilu tmal), m. misverstand, o.
•"teme. f. beteekenis, v. zin, m.
meening,
v. schikking, v. overcen-
.komst,
v.
gnJWi *nten,griffelen,aaneenlasschen.
\'•"KTadènes, f. pi. ingewandsklieren,
,, "• me.
t"|*i-algie, f. AnnuffN. v.
,:"i\';ririemt\'nt, m bekrachtiging, v.
fn \';nner, bekrachtigen.
i-:«!Srite* \'• ingewandsontsteking, v.
[:« Wie, f. darmbreuk, y.
■\'\'«rocystocèJe, I. </artM- «n 6/«as-
Kntérographie, f. inffeuHinds&McAry-
ItJIff, 7.
Entéro-hydrocéle, f. flwm- e" uialer-
breuk, v.
Entérologie, f. vfir/ianddliHg over de
ingewanden,
v. (Hffcwattdsieer, v.
Entdronéroeèle, f. dijbreuk, v.
Enléromphalc, f. navelbreuk, v.
Entérophlogie, f. ontsteking in de in-
gewanden,
v.
Entcrorhaphie. f. darmnaad, m.
Y.x\\\\(:ïo^reoci\'U,i.vleeschdarmbreuk,y.
Enlérotonie, 1. darmsnede, v. darm-
insnjjding,
v. uarmopeHino, v.
Enlcrragc, m. klomp aarde om een
vorm,
m.
Knterrement, m. begravenis, v. begra-
ving, y. uitvaart,
v. lijkstoet, m.
Enterrer, begraven, bijzetten, bedelven,
overleven.
                                          .
Enterreur, m. doodgraver, m. {niq.
Entèté, stijf hoofdig, koppig, eigenzin-
Entctem-Mit.m. stgfhoofdt<iheid,v. kop-
pigheid,
v. eigenzinnigheid, v.
Entéier, hoofd op hol brengen, naar
het hoofd gaan, bedwelmen, ndei
maken, koppen op spelden maken.
Enti-ter <s\'), hardnekkig vasthouden,
zich in het hoofd zetten, vooringe-
nomen zijn, wegloopen met.
EntPteur, m. stamper, m.
Enthousiasme, ra. geestdrift, v, ver-
rukking,
v. enthusiasmus. o.
Enllioimasmer, in geestdrift brengen,
verrukken, enthusiasmeeren.
Enthousiasmer (s\'>, in geestdrift gera-
ken, verrukt tijn. opgetogen zijn.
Enthousiaste, m. geestdnjver, m. be-
wonderaar,
m. enthnsiast, n).
Enticbé, aangestoken, besmet, beheoa.
Enticher, aansteken, besmetten. _
Enticher (s\')f met een gevoelen inge-
nomen zijn.
Entier, m. geheel, O.                            .
Enti.>r, geheel, volkomen, gansch, vol-
ledig, ongeschonden,halsstarrig, on-
verzettelijk.
Entier (cheval, m.), hengst, ra.
Entièremcnt, geheet, ganse! elnk.
Entité, f. zijn, o. wezen, o. beslaan, o-
Entoilage.ni. doek waaraan kant wordt
vastgehecht,
o. opnaaiing, v.
Entoüer, doek aan kant vasthechten,
op linnen plakken.
-ocr page 170-
160                      ENTO
Entoir, m. entmes, o.
Enioiser, aan vierkante hoopen zetten.
Entorae, m. gekorven dier, o, inteot,o.
Entomolithe, m. insectverstecning, v.
Entomologie, f. insectenkunde, v. ver-
handeling over de insecten,
v.
EntQmologitpie, tot de insecten behoo
rend, entonwlogisch.
Entomologiste, m. insectenkenner, m.
entomoloog,
m.
Entomof)ha;ic, m. insecteneter, m.
Enton riem ent, m. storten in tonnen, o.
Entonner, ir. tonnen storten, stevig
drinken, aanheffen, tingen.
Entonner (s\'), tien nederstorten.
Entonneric, f. bewaarplaats der ledige
vaten,
v.
Entonnoir, m. trechter, m. pijp, v.
Entorse, f. verwrikking,v. verrekking,
v. verstuiking, v. verdraaiing, v.
Entortillage, in. dubbelzinnige taal, v
Entortillement, m. omurindtng, v. in-
gewikkeldheid,
v. verdraaiing, v.
duisterheid, v.
Entortiller, inwikkelen, omwind en,om-
slingeren, verdraaien.
En tour (a I\'), rondom, in den omtrek.
Entourage, m. omzetting, versiersel, o.
V. omgeving, v. (gelen, omwinden.
Entourer, omringen, omgeven, omsin-
Entournurc, f. ronding, v.                 (v.
Entours, in. pi. omtrek, m. omgeving,
Entr\'accorcler (s\')t onderling overeen-
komen, het eens zijn.
Entr\'accuser (s\'),elkander beschuldigen.
Entr\'act.!, m. tusschenbedrijf, o. lus-
schenspel, o. pause,
v.
Entr\'admirer (s\'),elkander bewonderen.
Entr\'aidcr <s), elkander bijstaan.
Entraillcs, f. pi. ingewanden, o. me.
hart, o. liefde, v.
Entr\'aitnei (s\'), elkander beminnen.
Entrainanl, medeslepend, wegslepend.
Entrainement, m. wegslependheid, v.
wegsleping, v vervoering, y.
Entrainer, medeslepeu, wegslepen, ver-
rukken, medebrengen, verleiden.
Entrait, m. bindbalk.m. hoofdbalk,m.
Enlrant, indringend, innemend,
Entrant, m. binnenkomende, m.
Entre\'appeler (s\')t elkander toeroepen.
Entraver, kluisters aandoen,kluisteren,
hinderen, dwarsboomen, stuiten.
Entr\'avertir(s\'),«(fcanrfer waarschuwen.
EWTR
Entraves, f. pi. kluisters, v. me. blok
ken, o.
me. boeien, v.me. hindernis
Entravon, m. kluisterriem, m. (v.
Entre, tusschen, onder, in, met.
Entre-biüllé, half open.
Entre-bailler, half open zetten,
Entre-baiser (s\'), elkander kussen.
Entrcbande, in. rckeinde, o. zoom, m,
Kntrebas, m. ongelijkheid der draden,
Entrebattre <s*), elkander slaan. (v.
Entrecbat, m. luchtsprong, m. kuiten-
flikker, m. entreehal,
m.
Entrechoifuer, togen elkander stooten.
Kntre-choquer (s*), tegen elkaar bot-
sen, in tweespraak zijn.
Entre-colonne, m. ruimte tusschen tuut
zuilen,
v.
Entre-communiguer (s), elkander >■ e-
dcdeeten.
Entre-cöte, m. tusschenribbenstuk, o.
Entreconpe, m. ruimte tusschen twet
gewelven,
v.
Entrecouper, afsnijden, afbrekeri.
Entrecouper (a\'), aanslaan.
Entro-croiser <s\'), alkander kruisen.
Entre-déchirer (s\'), elkander verscheu-
ren,
Entre-ilf\'truire (s\'), elkander verniel?»-
Entre-deux, ra. tusschenruimte,v. mid-
delschot,
o. tus3chenzetsel, o.
Entre-deux, tusschen beide.
Entre-d.\'-vorer (»\'), elkander verslin-
Entre-dire (s\')( elkander zeggen, {den
Entre-donner (s1), elkander geven.
Entre-éerire (s\'), elkander schrijven-
Entree, f. inkomst, v. ingang, m. toe-
gang,
m. toelating, v. inhaling, *■
begin, o. oorzaak,
v. gerecht, o. »«»
m. toegangsprijs, m. entree, v.
Eulre-facber (s">, boos op elkande-
worden.
Entrefaites, f. pi. {dans cest sur ces),
ondertusschen, middelerwijl,
Entre-frapper (s\')( elkander slaan.
Entregent, m. gemanierdheid, y. ge-
maitkelijkheid, r. wereldkennis,
v.
Entr\'égorger (s\'), elkander vermoor-
den.
Entre-gronder (s\'), elkander beknorren-
Entre-nau- (s\'), elkander haten.
Enlre-heurter (s\'), tegen elkande*
botsen.
Entre-hivernaye, m. winterploegt»i "■
Kntre-hiTerner, winterploegen.
-ocr page 171-
ENTR
161
Entrepreneur, m. ondernemer, m.
Entrepris, lam, krachteloos, pijnlijk.
Entreprise, f. onderneming, v. aanne-
ming,
v. aanmatiging, v.aanslag,m.
Entre-quereller ($\'),met elkaar twisten.
Entrcr, ingaan, binnengaan, binnen-
komen, invaren, doordringen, deel-
nemen, beginnen, gaan.
Entre-regarder (s\'>, elkander aankij-
ken.
Entre-icgretter (s\')( elkander betreu-
ren,
Entre-vépondre (s\'), elkander ant-
woorden.
Entre-sibords, m. schutvullingen, v.me.
Entre-saluer (s\'), elkander groeten.
Entre-secourir (s\'), elkander helpen.
Entre sol, m. insteekkamer, v. hang-
kamer,
v. tusschenverdieping, v.
Entre-sourcils, m. ruimte tusschen de
wenkbrauwen,
v.
Enire-suite, I. achtereenvolgende
reeks,
v.
Entrc-suïvre (s\')t op elkander volgen.
Entre-taillei\' (s\')t strijken, aanslaan.
Entre-taillure, f. kwetsuur door strij-
ken veroorzaakt,
v.
Entre-lalonner (s\')( elkander op de
hielen trappen.
Entre-temps, m. tusschcntijd, ra.
Entreti\'tnement, m. onderhoud, o.
Entreteneur, m. onderhouder, m.
Entretenir, onderhouden, onderschra-
gen, ondersteunen, met iemand spre-
ken.
Entretenir (s\'), zich met elkander on-
derhouden, praten, spreken, zich
goedhouden.
Enlretenue, f. gekamerde\' vrouw, v.
Entretien, m. onderhoud, o. gesprek,
o. samenspraakt v.
Entrctoile, f. binnenwerk, o.
Entretoise, t. dwarsbalk, m. dwars-
hout, o. karvietblok, o.
Entre-tuer (s\'), elkander dooden.
Entre-Tisiter (s\'), elkander bezoeken.
Entrevoir, ten halve zien, bemerken,
bespeuren.
Entreroir (s\')t elkander bezoeken, ecnc
samenkomst met elkander hebben.
Entrevous, m. ruimte tusschen twee
balken,
v. pleisteropvulling, v,
Entrevue, f. samenkomst, v. gesprek, o.
Entr\'immoler (s*), elkander opofferen.
11
Ire-Iuire, doorschijnen, schemeren.
ire mangcr (s\')( elkander opeten.
tremêler, ondereenmengen.
ilremêler {&\'), zich ergens in men-
se», zich mede bemoeien.
iti\'emets, m. tusschengerecht, o.
tremetteur, m. bemiddelaar, m.
jrcmetteuse, f. koppelaar ster, v.
|lfemettre (s\')( tusschenbeide komen,
WUchmt treden, zich inmengen, zich
^moeien, tusschenspreken.
remise, f. tusschenkomst, v. bemid-
el,"l3.
v. toedoen, o.
rempécher (s\'), elkander belem-
f*eren.
\'■e-morjuer (s\')t elkander bespotten.
_ re-mordre (s\'), elkander bijten.
■ire-noeud, m. ruimte tusschen twee
Wfiiioopen,
t.
■|re-nuire (s\'), elkander benadeelen.
«!«:pardonner (s1), elkander vergif-
e»is schenken.
■ "\'e-paWer <s\'), elkander aanspreken.
»*re*pas, m. gebroken pasgang, m.
m*gangt
m.
»\'re.percer /,« elkander doorsteken.
p»rtécat« (s\'), elkander vervol-
ffe».
Ei
ire-piiastre, m. ruimte tusschen twee
i\'Urtren,
v.
t™-ponl\' m\' tttsschendek, o. (slaan.
J\'cposer, opstapelen, opleggen, op-
\'"poseur, m. stapelkommics, m.
■"\'i>t>*fur, m.
PP\'U, m. entrepot, o.stapelplaats,v.
c-pousser (s\'), elkander stooten.
ePienant, ondernemend, stout-
^"prendre, ondernemen, beginnen,
r**mnê*, kwellen, vervolgen, ver-
F"»We», aanslag doen op.
F.-II.
1
-ocr page 172-
162                      ENTn
Emripaillé, dikbuikig.
Entr\'obliger (s\')( elkander een dienst
doen.
Entr\'ouïr, onduidelijk hooren, afluis-
teren,
                                   (verstuikt.
Entr\'ouvert, half open op een kier,
Entr\'ouvrir, half openzetten, aanzet-
ten, op een kier zetten.
Entr\'ouvrir (s\'), half opengaan.
Enture, f. enting, v. entspleet, v.
sport, v. dwarshout, o.
Knucléation, f. uitneming van de pit,
v. ontknooping, v. oplossing, v,
Énule, f. alant, m.
Enumérateur, m. opteller, m.
Enumératif, optellend, opsommend.
Énuméralion, f. optelling, v. opsom-
ming,
v,
Enumercr, optellen, opsommen, op-
, noemen.
Ênurésie, f. onvermogen om de urine
op te houden,
o.
Envahir, overweldigen, bemachtigen
vermeesteren, inval doen, overstel-
pen, ovcrstroomen, innemen.
Envatiissement, m. overweldiging, v.
bemachtiging, v. inval, m.
Envahisseur, m. overweldiger, m.
Kn vain, te vergeefs.
Envalor, steeknet openhouden.
Eiivascment, m. slijkophooping, v.
Envaser (sT), verstijken.
Envdlioter, aan oppers zetten, mijten.
Enveloppe, f. omslag, m. o. omwind-
sel, o. omkleedsel, o. deksel, o. en-
veloppe,
v. schors, v. schijn, m.
Enveloppement, m. omkleeding, v. om
winding, v. windsel, o.
Envelopper, omwinden, inwikkelen, in
een omslag doen, bevatten, bewim-
pelen, omsingelen.
Envenimor, vergiftigen, verbitteren,
boosaardig uitleggen, giftig maken.
Envergcr, met teencn vlechten, kruisen.
Enverguer, aanslaan.
Envergure, f. vlucht, v. zeilen met de
stengen, o. breedte,
v.
Envcrjure, f. vlechten van teenen, o.
Eiivers, jegens, omtrent, tegen.
Envers. m. omgekeerde kant, m. ver-
keerde kant, ra.
Envors (k V), verkeerd, averechts.
Enverser, rekken en opmaken.
Envcrsir, haarden, uitnoppen.
Envi, m. (1 P), om strijd.
Enviable, benijdenswaardig.
Envie, /. afgunst, v. nijd, ra. begeer-
te, v. lust,
ra. dwangnagel, m. moe-
dervlek,
v.
Envieillir, verouderen, oud makent
oud worden, inwortelen.
Envier, benijden, misgunnen, verlam
gen, begeeren, hebben willen.
Envicux, afgunstig, wangunstig, nij-
Etivieux, m. benijaer, ra.               (di<).
Enviné, naar wyn riekend, van tcjjn
doortrokken.
den,
moï<
|illH\'l
vitte
iniii]
ra
pand
versi
>ann
ring
WO\'
Environ, omtrent, ongeveer, bijna.
Environner, omringen, omgeven, \'"\'■pano
sluiten.
                              (omtrek, m.
Enviions, m. pi. omstreken, v. rai
nno\'
Envisager, aanzien, aankijken, aan-
schouwen, beschouwen, overdenken
Envoi, ui. zending, v. verzending, v.
Envoiler {s\')( krom trekken.
Envoisine* (bien, mal), goede, slechte
buren hebbend.
Envolor {s\')f tvegvlicgcn, voorbijgaat
Envoütemcnt, ra. betoovering, v.
Knvotltor, betooveren, beheksen.
Envoyé, m. afgezant, m. gezant, m.
Envoyée, v. vrouw van een gezant,*-
)arfl
pen
t/r o,
Mffj
■iirg
ItUI
Envoyer, zenden, afzenden, sturefa
toesturen.
Enzootie, f. inlandschc veeziekte, v,
Éolien, Aeolisch,
Éoüenne {harpe, f.) Aeolusharp, v.
Éolipyle, m. ventilator, m. windbal
m. rookverdrijver, in.
Epacte, f. Epacta, ra.
Épagncul, m. patrjjshond, m. (m.nw
Kpagomónes, m. pi. aanvultingsdagcih
ftpaillcmont, m. goudzuivering, v.
Kpaiüer, goud zuiveren.
•P ■ :■
Kpais, ra. \'\'i\'/.fi\', v.
Kpais, dik, dicht, zwaar, plomp, dom
Kpaisseur, m. dikte, v. dichtheid, »
\'V,
, diepte, v.
Epaissir, verdikken, dik worden. ^w
Epaïssir (s\'), dik worden, samentrekSk
Épaississement, ra. verdikking.v. (*f*W
Épampremont, m. ontbladering van «" EI
wijnstok, v.                                      jj-u
Epamprer, den wynstok ontbladert* «ui
Épancnement, m. uitstorting, v. ujtgM\' EJu
Épanchei
Épancher (s\'), overloopen, zich versprei- m-.
-ocr page 173-
EP1C
KPAN
ien, zijn hart uitstorten, zijn ge-
moed lucht geven,
lanchoir, m. gootgat, o. stort gat, o.
uitloop, m. duiker, m.
pamlre, uitstorten , verspreiden ,
>t rooien.
|Midre (s\'), zich verspreiden, zich
■trstrooien.
Ier, in pancelen vcrdeelen.
tfaose, f. herstelling, v.verbete-
Maoair, (/oe« opengaan, doen ont-
\'i"\'At«, tfMM lachen.
lanouir (s\'), oj>eHj/n«», ontluiken,
voolijk worden, loskomen.
iJtiouissemcnt, m. ontluiking,v. vroo-
i\'jkheid, v. opheldering, v.
"reet, m. Spaansche klaver, y.
\'arc"" (s"), achteruitslaan, slaan.
\'"yam, spaarraam, zuint\'9, \'iitis-
\'Wfliie, f, spartri»am/(i.\'i"(/, v. spaar\'
penning, m. spaarpot, m. A-nï(-
yonif, m.
i;irÖTie, f. <c.iisse d\') spaarbank, v.
ai\'aner, spt»-,;», besparen, uitzuini-
I*», verse/i00WH, ottfïi\'en.
an,\'Hement, m. verstrooiing, v. ««■-
\'l\'ro.iing, v.
aipiller, vers(cooie>i, verspreiden,
aiS t\'ersïrooid, verspreid, loshan-
WHd, verward.
a^, m. vlaggcstok, m. zeebrand, m.
a,,\'i, m. SpaoHsc/ic «tes, v. dwars-
ar«n, m. sp«f, v.
                 (fcoitt, o.
S af geknot, plat en dik.
■mem, m. spatting, v.
, \'lr> af knotten, den voet afbreken,
^[^h spartelen.
pnirare, f. splinter, m. schilfer, v.
■rJH*™] m. noordkaper, m.
L■ ï V schouder, m. /tro»t*e, v.
£Sr* **\'» v- driehoekig zeil, o.
■J»i met uït M Jïrf geraakte schou-
ld.;
Épauleiie, f. epaulet, v. sehoudcrbe-
schutting, V. JC/iöuderA Wast,m. schou-
derband,
m, scltouderlint, o. schou~
. dernaad, m. ftcr/i v. Aeep, v.
^panliére, f. schouderstuk, o.
K\'paure, f. zitbalk, m.
Kpautier, reinigen, zuiveren.
Kpave, verdwaald, afgedwaald, onbc-
, hcerd, zonder eigenaar.
Kpave, f. (droit, m. il\') strandrecht,o.
Kpaves, I. pi. gestrand goed, o.
Kpavïté, f. strandrechl, o.
Kpeautre, f. spelt, v.
tpée, I\', degen, m. zwaard, o. krijgs-
man,
m. soldatenstand, ra. knjgs-
. dienst, m. moed, m. slaghout, o.
Kpée-\'.ie-nier, f. zwaardviseh, m.
Kpciclic, f. roode specht, m.
Kpelcr, spellen.
Kpellation, f. spelling, v.
Ëpöitthóse, f. inlassching, v.
Éperdu, <utt ■{■■!<!, ontzet, verstomd, ver-
, i><e> <<i, waanunnig,
HpeiJüment, hevig, smoorlijk.
Kperlan, m. spiering, v.
Éperoi), m. spoor, v. uithoek, ra. A/tMtt
oolwerk, o. sjjui(,m.()tvr,m.st;/ioor,m.
pilaar, m. hancspoor, v. rimpel, m-
Eperonne, gespoord.
Kspcrontii\'lle, f. fcïi\'s, v.
Kperonner, rfc sporOH i/cvt\'H, sporen
, aandoen, nattsporen.
Kperonuier, m. spore)imdAer, m. stan-
, tfemnalcer, m.
tpervier, m. sperwer, m. tverpnet, o.
, neusverband, o.
Kpervicre, (. havikskruid, o.
Kpervin, m. spat, v.
Kplièbo, m. huwbare jongeling, m.
Kphtvlre, f. paardestaart, tn.
Epfaéliddj f. zomervlck, v. sproet, v.
Êphémère, f. dagvlieg, v. Aa/"(, o.
Éphémèro, iIch ofn;/ </Mrt:)i(/, kortston-
dig, voorbijgaand.
Ephemérides. f. pi. sterrenkundige ta-
fels,
j. dagboek, o. ephemeriden,
, t. me.
Kphialtc, m. nachtmerrie, v.
Kphidatie, f. rivierspons, v.
li)pi, m. koornaar, v. oar, v. ijieren
punt,
v. .\',■</, v. verband, o.
K|>i;il, HO»•((/»rtf»d.                  (v!i£S, 0>
Épicarpe, I. poispleisfer, 7. raarf*
Épice, f, kruiderij, v. specery, v.
1. stoot met den schouder, m.
fktvart
ie*- ta» ee* si-Aftap, o.
.,,\'-\'> \'■ (par) mei Aorfen e#t sfooteJi.
, \'cment, m. vors/wemij, v. «er-
^r!/ïeleti, onders/euncn, ftt/sfaan,
-ocr page 174-
ÉPIS
Épimanc, m. razende, m.
Épinards, m. pi. spinazie, v.
Kpincelcr, /\'^■.\'/i noppen.
Épinccter, bek en klauwen scherpe*.
noppen.
Kpincctte, i noplangetje, o.
Êpfncolr, m. straatmakershamcr, m.
Épinc, f. doorn, m. stekel, m.
Kpitio dorsale, f. ruggegraat, v.
Eptnelle, f. spinet, o. mestkooi, v.
Éjüneux, doornachtig, stekelig, tnafr
, lijk, netelig.
Épine-tinelte, f. barbarisseboom, m.
Épingar, m. klein stuk geschut, 0.
Kpingle, f. speld, v.
Épingles, f. pi, speldengeld, o. drink-
. geld, o.
Épinglelte, f. ruimnaald, v. priem, ffl-
Épinglier, m. speldenmaker, m. spil-
, denkooper, m. klauwter, o.
Épinière, f. witte haagdoorn, m.
Épinière (moèlle, f.), ruggemerg, o.
Épiitjers, m. pi. doornbosch, o.
Épinoche, f. stekelbaars, m. beste kof\'
Épinoclier, peuzelen.
                   (fic, v
Kpinocle, m. stekelbaarsje, o.
Kpinomj<iue, boven den regel.
Épinyctide, f. nachtpuist, »•
Kpiphanc, beroemd, doorluchtig.
Épiphanie, f. driekoningendag, m.
Épiphore, m. traanoog, o. herhaling, »■
EpiplérOia, f. groote volbloedighctd, »<
Épiplocólo, [. dartnnetbreuk, v.
Épiploönterocèle, f. darmbreuk, v.
KpiploiijHc, (o* he(darm«effceftooi-e«rtj \'
Épiploile, f. darmnetontsteking, v.
Épiplomphale, f. nelnavelbrcuk, >\'■
Épiploon, m. darmnet, o.
                         
Kpiplosarcompliale, I. navetgezivet, o i
Épique, helden ..... episch.
                     \'
Épiqua, (pocmc, m.), heldendicht, o. i
Kpiscüpal, hisschoppcli/k, episcopaal- f
Épiscopat, m. &isnc/iopjain{ff| *■ \'"s\' ,
, dom, o. episcopaat, o,                      .V .
Épiscopiser, naar eene bisschopsp\'«a\'iw \'
, streven, als een bisschop doen.
Kpisode, m. episode, v.
KpiKodique, episodisch.
                               .
Épispastique, blaart rekkend.                     \'
Kpisser, splitsen.
Kj\'i- ■!■ i .■, f. paardenet, o.
Kpissoir, m. splitijter, o.
Kpissure, (. splitsing, v.
                       l
Épistaxis, ra. lating aan den neus,1\')
164                    KMC
Kpice (pain, m. d\'), koek, m. peper-
, koek, m.
Épicea, m. denneboom, m.
KpiciHle, m. lijkrede, *. lijkzang, ra
Kpicène, gemeenslachtig.
Epicer, kruiden,
Ëpicérutique, verzachtend, scherpte
. wegnemend.
Ëpicerie, f. specerij, v. kruiden, o.
, me. speccrijhandcl, m.
Kpichole, galachtig.
Épicier, m. kruidenier, m. sul, m.
Kpicombes, m. pi. ruikers met geld-
.Hukken er in, m. pi.
Épicrane, m. bekkeneelvlies, o. schedel\'
r vlies, o.
Épicurien, m. Epicurist, ra. welluste-
_ ling, m.
Épicurien, Epicurisch, zinlijk, wel
, lust ia, weelderig.
Lpicunsmc, m. Epicurisme, 0. zinlijk-
, heid, v. zinlijk genot, o.
Kpicycle, m. bijkring,m.epicyclus, m
Épicycloidc, f. epicycloïde. v.
Épidémie, t. epidemie, v. heerschcnde
, ziekte, v. landziekte, v.
Kpidémiquc, epidemisch, besmettelijk
Épiderme. m. opperhuid, v buitenbe-
, kleedseï, o.
Ëpier, bespieden, afkijken, gadeslaan
. aren maken, in de aar schieten.
Epierrer, van steenen zuiveren.
jjjpieu, m. jachtspriet, in.
Kpijiaslie, m. oppersmeerbuik, m.
Épigeonner, AaÏA dik opsmeren.
Kpiyiotte, f. strotlapje, o. keellelletje,
o. huig, v.
Épiglotlite, f. huigontsteking, v.
Épigonatc, f. knieschijf, y.
hpigraminatique, (o( het puntdicht bc-
hoorend, epigrammatisch.
Kpigrammatislc, m. puntdichter, ra.
Kpjgramtne, f. puntdicht, o. opschrift,o.
Épiqraplie, f. opschrift, o. motto, o.
Épilanee, u vogelzickte, v.
Kpilaioire, haarwegnemend.
Épilepsie, f. vallende ziekte, v.
Kpileplirfue, aan vallende ziekte onder\'
. hevig, epileptisch.
Kpüer, haar wegnemen.
Épillel, m. aartje, o. halmpje, o.
Épilogue, m. epiloog, y. slotrede, v.
Kpiloguer, bedillen, vitten.
Épilogueur, m. bedilal, m. vitter, m.
-ocr page 175-
êpis
■pistor,/ij\'n stampen, tot ccne pap ma-
. ken.
-I\'islolaire, op brieven betrekking heb-
bend, brief
....
:<l>istoloijrapne, m. briefschrijver, m
pistome, m. klep, v. kraan, v.
I |>istyle, f. zuilkroon, v.
tpitaphe, i. grafschrift, o.
tyutase, (. ontwikkeling, v.
WÜe, f. wig, v. ftcff, v.
\'\'•pitlialame, m. huwelijkszang, m. hu-
welijksgeilicht, o.
gptthène, m. lUuigptetjftf*, v.
Epitheta, f. ftyjmnm, m. bijvoeglijk
. naamwoord,
o. epitheet, v.
SpHié, m. kogelbak, m.
\'I\'itorje, I. togamantel, m. Aap, v.
pitoir, m. spieijzer, m.
r-uitomo, m. Aor* begrip, o. uittrek
.
*eJ, o. epifpme, v.
Kpitomer, uittreksel maken.
JijPJtro, f. zendbrief, m. epistel, m.
{jl\'Jtre ilédicatoire, f. opdracht, v.
Igpizooti*, I, veepest, y. veeziekte, v.
JHpiKootiquc. pestachtig, tot de veepest
1 betrekkelijk.
jvl\'jaiyiier, opJmuMit, kaarden.
. /l\'iii\'ineur, m. opA\'msscr, m.
■ "■Jjloi\'é, in traven smeltend, in tranen
.vattend, betraand.
I5jj|j2*» mcï uitgespreide vleugelen.
Jt\'-pliicliagü, m. Hifp/ui\'mrj, v. naplui-
,-. :"W. v. plukking, v. nopping, v.
BpHichtment, m. ut\'fplul*i»0, v. »«-
f\'J\'melier, witpIm\'teH, (UpfnÏMIt, W-
. «ï«i, itrfrerea, schoonmaken.
J/pudieur, m. niMiuMr, m. vilter,m,
fjl\' »t:hoir, m. pluismesje, o.
ftPlwcliure, I. uitpluisel, o. a/twi, tn.
fc\'odc, f. s/0(zafli m. ««„„,, m
\'Pwnté, lam i»i/j«iAruii, zo«</er pwK.
"■pointer, pHnf afbreken, stomp ma-
., Khi, verstompen.
I SPointUler, pHnr afbreken, noppen.
■Bpois, m. pi. 6orens((j ver(aAAm</ffa)i
t. «e AerMioorn*, v.
£l»me, f. &ovenst7joMder6/<(d, o.
i*P«i!ie, I. jp0s, v. AM, m.
L afvegen.                    \'           \' J \'
EPÜC
W,
Kponlillcs, 1. pi. stuttentm. me. dwars-
, bal/ceft, m. mv.
Épopt-e, f. heldendicht, o. r/io.*, o.
Époque, (. tijdstiji,o. tijd, m.
Époodrer, afstoffen, uitstoffen, stof af-
, nemen.
t*i>oiifl\'er (s\'), wegsluipen, zich weg-
tpouiller, luizen.                      (pakken.
Êjxmlle, i. garen op de toeversspoel,o.
Kpoulleur, m. spoeler, m.
ÊpOUltin, m. weversspoel, v.
Éj>oumonner, buiten adem brengen.
Épouinonner (s\'), zich buiten aden/
_ schreeuwen,zich builen adem hopen.
Ëpousjilles, f. pi. bruiloft, v. bruilofts-
r viering, v. Irouwplechtigheid,
v.
Époiise, f. echtgenoot, v. vrouw,v. huis-
, vrouw,
V.
Épousée, f. bruid, v. pusgehuwde, v.
ÉfjOOMr, huwen, trouwen, kiezen, om-
helzen, ter harte nemen.
Êponsear, m. trouwlustige.m. vrijer,m.
ftpousseter, uit stoffen, afstoffen, afbor-
, stelen, uitkloppen, afrossen.
Kpoussetoir, ra. pluimstoffer, m
Epotuselte, f. borstel, m. stoflap, m.
Kpouti, ra. onzuiverheid, v.
Kpoutiov, zuiveren, noppen.
K|n.iuii\'iisi\', f. nopster, v.
Épouvantable, verschrikkelijk, ontzet-
_ tend, buitensporig, geweldig.
EpOOtantaJl, m. vogelverschrikker, m.
r schrikbeeld, o.
Kpotivantc, f. schrikj m. ontsteltenis, \\.
Épouvantor, verschrikken, schrik aan-
.jagen, afschrikken, bang maken.
Epouvantcr (s\'), schrikken, verschrik-
, ken, verschrikt wortten.
t\'poux, m. echtgenoot, m. gemaal, m.
man, m. gade, m.
bpreinilre, uitpersen, uitwringen.
Kpreinie, f, drang tot stoelgang, m.
nood, m. knevclarij, v. lieek, m-
Kprcndrc is\'), verliefd worden.
Kpreuve, f. proef, \\. beproeving, v.
, proefblud,o. proefdruk.m. afdruk.in.
Épris, ingenomen, verliefd, doodelijk.
É|n\'o»ver, beproeven , ondervinden,
toetsen, gevoelen.
Éprouveite, f. kruitproef, v. proefle-
pel,
m. peilstok, tn. tentijzer, o.
EpMcorde, m. zevensnarige lier, v.
Kptaqone, tn. zevenhoek, ra.
tpticer, vlooien.
L se«<(ra;,er m.
«•I\'omiiier, j(w«en
enkQopmantm. spon-
-ocr page 176-
iÜS                       ÉPUC
Épuclie, f. turfmakersschop, v.
É^puisable, uitputtelijk.
Épuisement, m. uitputting, v. krach-
, teloosheïd, v. verzwakking, v.
Lpuiser, uitputten, droog maken, ledi-
, j/oi, verzwakken.
Épuiser (s\'), uitgeput worden, zijne
, krachten verliezen, verzwakken.
Épuiscüc, f. vogelnctje, o. schepnetje,o.
Épuise-volante, f. windwatermolen, m.
Épulide, f. tandvleesvhknobbcl, ra.
Épulie, f- wild tandvlcesch, o.
KpiUotirjuö, heelend.
Épuration, f. zuivering, v. loutering, v.
tpurate-ire, zuiverena, louterend.
hpure, m. grondteekening, v. p/«)(, o.
Épurementj m. zuivering, v.
Épurer, zuiveren, louteren, klaren.
Épurer (s\'), zuiver worden.
Ëpurge, f. spurrie, v.
Équaniimlé, f. billijkheid, v. onpartij-
digheid,
v,
                              (snijden.
Equarrier, kant van het perkament af-
Équarrir, vierkant maken, in den haak
brengen, in den haak schaven, villen.
Équarrissage, m. vierkantmaking, v.
vierkantsvhaving, v. loon voor vier-
. kanlschaving, o. vitten, o.
Équarrissemcnt, in. vierkantmaking, v.
Équarrisseur, m. vilder, ra.
Équarrissoh", m. vierkante slagbeitel,
in. m/\'jm\'S 0.
Éqnateur, m. eutfJtnar, m. eu^mtacAfs*
, (yjï, v. linie, v. aoquator, va.
Équation, f. vergelijking, v. gelijkma-
, AiJïj, v. vereffening, v. equatie, v.
bquatorialt m- ((equatoriaal, o.
Équerre, f. winkelhaak, m. ftoaft, m.
Lquerre (a l\'), haaks.
Équerve, f- scherf, v. Jiiscft, v.
Équestrc, ridderlijk, te paard, ruiter....
Équianqlo, gelijkhoekig.
Équianguiaire, gelijkhoekig.
Kqniaxe, va» gelijke as.
Kqnicrural, gelijkbeenig.
Ëquidifférflnt, van gelijk verschil.
Kquidistant, op gelijken stand, even ver
^verwijderd, evenwijdig.
bquiers, m. pi. ringen, m. me.
Équilatéral, gelijkzijdig.
Éqtiilalere, gelijkzijdig onder elkan-
Équilbóquet, in. ritshout, o.          (der.
Équilibre, m. evenwicht, o. balanceer-
stok,
m.
ÉRAD
Équilibrer, in evenwicht houden, ia
, evenwicht brengen, balanceeren.
Kquilibriste, m. koordedanser, m. jon-
, gleur, ra.
Kquimultiplc, gelijkveelvoudig.
Équinoxe, ra. dag- en nachtevening, *■
, (?\'/Hi»o.r, v.
Equinoxial, tot de dag-en nachtevening
, hehoorend, equinoxiaal.
Equipage, m. equipage, v. rijtuig,o-
stoet, m. gevolg,
o. uitrusting, r.
p scheepsvolk, o. bemanning,?. treint
Équipe, f. vlootje van aan elkanif
, gebonden vaartuigen, o.
Équipée, f. </w«Te onderneming,v. 0"*
, 6eio»«t"J(/it\'((/, v. oeftfce streek, ra.
Équipement, in. uitrusting, v. *?*/w<-
. pt»)ie»(, 0.                         (toetakelt»-
ly\\\\i\\yer,uitrusten Joerusten,bema>iW\'i
Kqnipollciico, f. gelijkheid van waat-
. de, v.
Kqiiipollenl, gelijk in waarde, evenrt-
. dig.
EquFpoUcr,geljjk in waarde zijn,tege*\\
opwegen.
Équipondéi\'ance, f. gelijkheid in zwaar-
te,
v. gelijkgeldendheid, v.
Équiponcférunt, gelijk in zwaarte, ev(K
r zwaar.
Éqnisoiiiianco, f. gelijkluidendheid, <■
Éqiiitable, &itti/\'ft, rechtvaardig, recw
matig, behoorlijk, gepast.
Kq uitat ion, f. rijkunst, v. njttert, 0.
Équité, f. billijkheid, v. tvc/i(vaarc/ftf\'l *
, heid, v. onpartijdigheid, v.
Kqiiivalcnce, f. gelijkheid in waarde,1\' [
Équivalent, gelijk in waarde, tvenvct
, waard.
Équivalent, ra. equivalent, o.
Équivaloir, gelijke waarde hebben, <jï
, lijkstaan, opwegen.
Kquivalve, gelijkschelpig.
Kquivoquc, dubbelzinnig, twijfelachtig •
, onzeker, verdacht.                             .
Équivoque, f. dubbelzinnigheid, v. W\'S
, gissing, v.                                               ^
Équivoquer, dubbelzinnig spreken, 0"(\' ^
p duiken.
Équivoquer (s\'), zich verspreken.            j
Érable, m. «/lomJiüuiH, m. aftorH, "!\' ■
Éradicatif, in den grond geneze"l>< 1
met wortel en tak uitroeiend.
             j
Éradication, f. ontworteling, v. mïwC\'
tttjf, V.                                                  ) I
-ocr page 177-
ESCA
107
ERAF
ÉraOer, oprijten, schrammen, open-
. krabben.
                            (krab, v.
jKraflure, f. opryting, t. schram, v.
traillé, geschift, uitgerafeld, rood op-
fjeloopen.
tiaillement, m. omkeering van het
. onderste ooglid,
v.
gnOJI«, schiften, splijten, uitrafelen.
;raillure, f. uitrafeting, v. schifting, v.
Krastomes, m. pi. liefdetangen, m. me.
£»té, levendig, listig, bij de hand.
fcrater, milt uitsnijden, optuekken,op~
^vroolijken.
Ere, [. tijdbegin, o. tijdperk, o. tjjdre-
ketting, v. aera, v.
grebe, m. /ief, v. £>e»ws, m.
fcreclsur, m. oprichter, m.
■rection, f. oprichting, v. stichting, v.
...verheffing, v. opheffing, v.
Winter, de Jenden breken, afmatten.
«relater (s\'), ncA de ioiden Are/een,
«cA afmatten, zich overwerken.
hrémitiqne, Wuizenaars....
Wsipélateux, roosachtig.
*.ri>sipÈle, m. roos, v.
           (tocht, m.
Wllusme. m. prikkeling, v. fiarfj-
jpr9°» derhalve, bijgevolg, dus, ergo.
E^go, m. gevolgtrekking, v. besluit,o.
^\'"30-gIu, hetgeen niets bewijst.
t^rgot, m. hanespoor, v. brand, m.
rö«\', v. tioetya*, v. knobbel, m. («&
me( doode pun(, m.
SMlJWi gespoord, brandig, bedorven.
^UOter, vitten, haarklooven, twisten,
. -ieke takken af snoeien.
fffloterw, f. vitterij, v. haarklooverij,\\.
^rgoteur, m. naarft/oover, m. wi\'Her.m,
Érotiques (vers, m. pi.), tm\'nnedïcft-
ten, o. me.
Erotomanie, f. geslachtdriftsdolheid,o.
Erpétologie, f. verhandeling over den
aauwworm, v. geschiedenis der krui\'
pende dieren, v.
Errant, dwalend, dolend, zwervend.
Errant (Juif, m.), Joodsche wandelaar,
Errant, m. dwaalgeest, m.
             (m.
Errata, m. drukfouten, v.
Erratique, dwalend, ongeregeld.
Erratique (oiseau, m.), trekvogel, m.
Erre, f. gang, m. weg, m. spoor, o.
Errement, m. gang, m.voortzettïng van
een geding, v.
Errer, dwalen, dolen, zwerven, zich
vergissen, afdwalen.
Errenr, f. dwaling, v. vergissing, v.
misslag, ra. tocht, m. bocht, v.
Erronó, dwalend, valsch, verkeerd.
Ers, ui. wikke, v.
Erse, t. pakstrop, m. valpoort, v.
KvuliDscent, blozend, rood wordend.
Éructation. f. oprisping, v. boer, m.
Kruiiit, geleerd.
Kni\'lit, m. geleerde, m.
Émdition, f. geleerdheid, v. (achtig.
Erugineux, koperroestig, kopergroen-
Éruptif, uitslaand, uitslag ....
Eruption, f. uitbarsting, v. losbarsting,
, v. uitslag, m.
Eryuge, m. kruisdistel, t.
Érysipélateux, roosachtig.
hrysipèle, m. roos, v.
Érytbème, m. roodachtig puistje, o.
Erythrinc, (. koraalboom, va.
Erythroptère, met roode vinnen.
Ès, in de, in.
Escabeau, ik. schabel, v. bankje, o.
Escabccher, ^nfen
        (voetbankje, o.
Escabelle, f. schabelletje, o. bankje, o.
voi\'thtvikjc, 0.
Escabellon, ra. voefs/u/c, o.
Escache, in. fan9werpi9 rond aeoif, o.
Escadre, f. sma/tfeel, o. eskader, o.
Escadrille, t. Atein eskader, o.
Escadran, m. esfcadron, o. ruiter-
bende,
v,
Escadronner, escadron formeeren.
Escafe, f. schop, m.
Eacafer, schoppen, schop geven.
Escalade, m. beklimming, v. bestor-
ming,
v.
|Escal»iler, beklimmen, bestormen,
^rgotisme
yitterij,\\y. haarklooverij,
Lf. kibba,
f^eacée, f. fötntotf, v. erica,
ftr!9er, opheffen, oprichten, stichten.
«■riger (s\') zicft uiïoe»«n, zii
., herpen.
-
r\'V |rigiw, f. o«r/ecdAaaft;e, o. opttc/iter.ra.
^risiique, m 9«cntt.
j .™!"ette, f. kuipersdissel, m.
l mitaije, m. kluis, v. AiiuienoarsH\'O-
#Kr»7\' v\' htrmitage, v.
H\'mu \' m" *\'M»«»«ar, m. heremiet,m
lÉrns\'\' \'W j/e(and, uitgevreten.
I tveïftff "lvre\'"ifi\'. v- wtgvreting, v
^rotiime, eród\'icft, verliefd, minne..,.
-ocr page 178-
ESCU
Escharbot, m- waterkastanje, ¥.
Escient, m. kennis, v. 6eifusf/iei</, v, [
Escient (a bon), ui goeden ernst.
Escieni <a son), willens en wetens.
Esclandre, t. schandual, o. opspraak I
v. aanstoot m. gerucht, o.
Esclavage.m. slavernij, v. halssicraad,n I
Esclave, m. v. slaaf, m. slavin, v. I
Esclave, slaafsch, kruipend, laag.
Escobard , m. bedrieger, m. lish: F
mensch, m.
Escob&r der, jokken, bedriegen, bedotu i
Escobarderie, f. /ij\'ne leugen, v. vafsck 1
uifflucAf, v.
Escochor, kneden.
Escoffler, stelen, doodslaan, verlietw I
Escoffion, m. kapsel, o, trekmuts, »■ I
Escogriffe, m. grijpvogel, m. onbt- I
schaamde kerel, m. /«mmel, m.
Escome.m. houten bout,xa.houten pin, *■ 1
Escomplc , m. korting, v, aftrekkinti, I
v. disconto, o.
Escompter, korten, aftrekken, diseo»- 1
iww.
Escopc, f. hoosvat, o. scheepsgieter,a\\\\
Escoiwrche, f. hefboom, m.
                  >
Escopelte, I. ztnkroer, o.
Escopetterie, f. pe/ofowuuur.o. /«"Ui1 j
Escorte, f. geleide, o. bedekking, v. i
Escorter, begeleiden, dekken.
Escouade,[. rof,o. (jsconarfö.v. p/ofi;/.nl
Esconp, m. hoosvat, o.scheepsgieter,^ .
Escoupe. f. myHuwfterscAcp, v.
Escoupeler, snorten, afsnijden.
Escouryéc, f. /ederen iiveep, »■ 0rt"
«f, ra.                                    (fffirtï, »
Escourgeon, m. lederen riem, m. inroep ■
Escourger, geeselen,
Escousse, f. loop, m. aanloop, m.
Escrime, f. schermen, o. sc\'iermfcnHM
Escrimer, schermen.
                           (v
Escrimer (s), schermen, met iets wete»
om te gaan, verstand hebben van. k
Escrimeur, m. schermer, m. scher»\' ?,
meester, ra.                                           [
Escroc, ra. afzetter , m. schurk , m j
gauwdief, m. oplichter, m.
Escroquer, afzetten, oplichten.
          .
Escroquene, i\'. afzetlerij, v. oplichterij\'
v. schurkerij, v.
EscrcKjueur. m. afzetter, m. schurk, & j
gauwdief, m. oplichter, m.               (
Esculape, m. aesculaap, m. dokter,**
Esculent, eetbaar.
1CS                       ESCA
Escaladon, m. xijmolentje, o. zijdehas-
pel,
m.
Escale, t. draagbaar, v. ankerplaats,*!.
Escale (faire), binnenloopen.
Escaüer, m. trap, y.
Escalier a vis, m. wenteltrap, v.
Escaüer dérolié, m. verborgen trap, v.
Escalin, rn. schelling, at.
Escamotage, m. goochelarij, v. gooche-
ling,
v. wegmoffeling, v-
Escamote , 1. vlierpitballetje, o.
Escamoter, weggoochelen, wegmoffelen,
ontfutselen, rollen,
Escamoteur, ra. goochelaar,va. zakken-
roller,
m.
Escamper, wegsluipen, ontsnappen, de
plaat poetsen.
Escampeltc , (. (prendre de la pornlre
d\\) het hazenpad kiezen, zich weg-
pakken.
Escapade, f. zijsprong, m. uitspatting,
v. buitensporigheid, v.
Escape, f. schacht, v. stijl, m.
Escartmlle, f. kleine olifantstand, m.
Escarbillard, jolig, vroolijk.
Escarbille, f. sintel, m.
Escarbile, m. kalfaatbakje, o.
Escarbot, m. kever, m. scharrebier, m.
Escarboucle, f. karbonkel, m.
Escarbouiller, verpletteren.
Escarcelle, f. geldbeurs, v. geldzak, m.
Escargot, ra. schelpslak, v. huisjestuk,
v. leelijk kereltje, o. waterschroef, v.
Escai\'ite, t. versteende slak, v.
Escartingue, l. kolsem, m.
Escarmoucht, f. schermutseling, v.
Escarraoucher, schermutselen.
Escarmoucheur, m. schermutselaar, m.
Escarne, I, leeren beurs, v.
Escarner, vergulden, dunner maken.
Escaroti<(iie, m. scherp middel, 0. bij-
tend middel,
o. brundmiddel, o.
Escarpe, f. helling, v. schuinte, v. es-
carpe, v
Escarpó, steil.
Escarpement, m, steilte, v. glooiing, v.
Escarpor, steilmaken, vermoorden.
Esca.rpin, at. dansschoen, m. voetschroef
v. foUertchoen, m.
Escarpine, f. donderbus, v.
Escarpiner, mei hopen.
Escarpolelte, f.schommel, m. schopstoel,
Escarre, m. korst, v. roof, v.           (m.
Escavessade, f. ruk met den toom, m.
-ocr page 179-
ESSE                        169
Espoleur, m. spoeler, ra.
K-poliit, m. spoel, v.
Esponton, m. halve piek, v.braadspit,
Espoulette, f. komfoor, o.
                  (o.
Espringale, f. steenslinger, m.
Esprit, m. geest , m. nel, v. apoo/c, o.
verstand, o. vernuft, o. sin, m. ge-
moed,
o. inoors/, v. inzicht,o.schran-
derheid,
v. oordeel, o. wtnl>l<tznt<j,\\.
Esprit-fort^ m. wféenktr, m.
Esprits, m. pi. levensgeesten, m. me.
Esprot, m. sprol, v.
Esquain, m. vertuiningsplank, v.
Ksquame, ongeschubd.
Ksquicher (s\'), een slag ontwijken, zich
stil houden.
Esquif, m. boot, v. sloep, v. jol, t.
Esquille, f. splinter, ra. schilfer, v.
Esquiman, m. schieman, m. öootsntrtns-
mant, m.
                            (gezwel, o.
Esqujtiancie, I. keelontsteking, v. keel-
Esquine, [. kruis, o. ruggegraat, v.
Esquipot, m. geldbus, v. spaarpot, m.
Esquisse, f. schetstv- ontwerp, o.
Esquisser, schetsen, ontwerpen,
Esquiver, ontwijken, ontduiken, ver-
mijden.
Esquiver, <s\'), ontsnappen, zich weg-
pakken.
Essai, m. proef, v. proef schrift, o. ver-
handeling,
v. toets, m. essaai, o.
Essai (coup, m. d\') proefstuk, o.
Essaim, m. zwerm, m. bijenzwerm, m.\'
menigte, v. drom, m. schaar, v.
Kssaimer, zwermen.
Essandoles, f. pi. dakplankjes, o. me.
Essanger, tinnen in de week zetten.
Essarder, droog maken.
Essart, m. ontgonnen land, o.
Essartage, m. ontginning, v.
Essarter, ontginnen, zuiveren.
Essayer, proefnemen, beproeven, pro-
beeren, toetsen, essnieeren, plaatsen.
Essayer (s*), zijne krachten beproeven,
pogen, trachten.
Essayerie, f. keurplaats, v. essaaikan-
toor, o.
Essayeur, m. *ewrme«ter,m. geldproe-
ver,
m. essaieur, ra.
Esse , f. IwHl, v. kromgebogen
ijzer, o. haakje, o.
Esseau, m. krom beiteltje, o. dakte-
gel,
m.
Esselior, m. tnndstuk, o.
ESCU
h.scap\\r,met uitgestokenelippen spuwen.
Esoierique, esoterisch, geheim,
Espace, m. ruimte, v. wijdte, v. tijd-
perk,
o. tijd, m. spatie, v.
Espacement, m. tusschenruimte, v.
Espacer , ruimte laten , op afstanden
plootten, spatieeren.
Espada, f. hennipblouwel, m. slaghout,
Espader, braken, blouwen.               (o.
Bwadeor, m. hennipslager, m. hennip-
Olouwer,
ni.
Espadon , m. slagzwaard , o. houwde-
gen,
m. zwattrdvisch, m.
Espadonner.meJ hetslagzivaard vechten
üspadoti m. vischhaak, m.
Eijiajjnoletle, f. vensterroede, t. «porn-
jolet, v. fijne baai, v.
Ëspale, I. Mtuurplecht, v.
Ejpalement, m. roeten, o. ijken, o.
E\'palier, m. eerste galeiroeier, m. lei
doom, m. irttwerft, o.
Bspalmer, frrwtrawi.
Esparcette, f. SpaaMic/ie Waver, v.
BfjNIMr, me( biezen wrijven.
Kspafgoulte, f. moederkruid, o.
**P*rt, m. pi. sparren, v. me. (m
Bspfttnle, f. stinkend lisch , o. spadel,
Esp^ce, f, soort, v. geslacht, 0. aard,
m. gedaante, v. specie, v.
Bspècël, f. pi. ijeldspeciën, y.me.goe-
deren,
o. me.
kspérance, f. hoop, v, verwachting, y.
«pérer, hopen, verwachten.
\'>\',\'\\tièf}[e,schalksch,3chelmsch,snaaksch,
L,\'°,ost guitig, wakker, vlug.
tspiqjle, m. schalkj\'e, o. guitje,o.
^helmpje, o. snaak,
m.
Kspleglerlêj f. guitenstuk, o. snakerij,
"-. poets, v. grap, v. kattekwaad, o.
«■PÖ»$oir, au. jir««(makerjn(ï»ier, m.
{"Pjngar, m. Met» sfwfr ffeschtiC, o.
^spingole, f. donderbus, v.
kspion , m. verspieder, m. spie, m.
spion,
m.
■"■\'piorinage, m. bespieding, v. verspie-
.. «V, v.
r\'\'pionner, bespieden, verspieden, spi-
,, onneeren.
j:sPiotte, f. aoorf wan rogge, v.
tsPlanade , l. vlakte, v. pfci», o. es-
,, ?\'i«H(K/e, v.
tsPoir, nj. nooj), v. verwachting, v.
vertrouwen, o.
tspole, f. jpedvoJ, v.
-ocr page 180-
ESTO
Estampine, f. stempel, ra. merk, o.
EstampiHer, stempelen, merken.
Estampure, f. hoefijzergaten, o. me.
Estan, staand, rechtstammig.
Estanc, dicht, zonder lek.
Estance, f. dekschoor, m.
Estanque, f. munttang, v.
Estase, f. onderste dwarshout, o.
Estateur, m. die zijne goederen aan
schuldeischers overgeeft, ra.
EstaTillon, m. tot een handschoen uit-
gesneden leer,
o.
Estelaire, tam.
Ester, voor de rechtbank verschijnt».
Estère, I. biezen mat, v.
Esterlin, m. engels, o.
Esterre, f. sluiphaven, v.
Esthélique, t. schoonheidsleer, v. aes-
thettek, v.
Estier, m. wateiloop, m. kanaal, o.
Estille, f. weversstoel, m.
Estimable, achtenswaardig, prijselijk,
loffelijk, kostbaar, schatoaar.
Estimateur, ra. schatter, ra. waardeer-
der, m.                             grootend.
Estimatif, waardeerend, schattend, be-
Estimation, f. waardeering, t. schat- >
ting, v. begrooting, v.
Estirae, f. achting, v. hoogachting, v
schatting, v. gissing, v.berekening,v
Estimer, achten, waardeeren, schatten.
meenen, gissen.
Estiomène, invretend, bijtend.
Estire, f. leerlooiersschaafmes, o.
Estival, zomersch, in den zomer ver\'
schijnend, zomer....
Esttve, f. ballast, ra. evenwicht, o.
tegenwicht, o.
Esliver, stuwen, in de zomerwei
brengen.
Estoc, m. lange degen, ra. punt van
een degen,
v. stam, m. stamboom, m<
geslacht, o. boomstam, m. volte, v.
Estoc (a blanc), gelijk met den grond.
Estoc (brin, m. il\'), polsstok, m.
Estocade, f. lange degen, m. degen-
stoot,
ui. bedtlbrief, m.
Estocader, steken toebrengen, met den
degen vechten, lastig vallen, hevi\'j
twisten.
Estomac, m. maag, V. (zich ergeren-
Estomaquer (s\'), moeielyk verduwen,
Estompe, f. doezelaar, m. doeielt \'"
Estoraper, doezelen.
170
ESSE
Essence, f. wezen, o. wezenlijkheid,y.
eigenschap,
v. natuur, t. aard, m.
geest, m. uittreksel, o. essence, v.
reukwater, o.
Essencier, met reukwater besprenkel e»,
welriekend maken.
Essentie!, wezenlijk, volstrekt noodig.
Essentiel , m. wezenlijke, o. hoofd-
zaak,
v. essenliëele , o.
Essère, ra. vurigheid, v. netelroos, v.
Esserel, m. groote boor, v. avegaar,m.
Essette, f. kleine handvijl, v*
Esseuló, eenzaam, verlaten, alleen.
Essieu.m. as,\\ .wagenas,v .ankerstok ,m.
Essimer, mager maken, uitputten, uit-
mergelen.
Essor, m. vlucht, v. vrije loop, m-
Essorer, te drogen hangen.
Essorer (s\')( uitvliegen, wegvliegen.
Essoriller, ooren afsnijden, motsen,
haar kott afsnijden.
              (halen.
Essouchcr, wortels en stompen uit-
Essoufflem&it, m, moeilijke ademha-
ling,
v. aamborstigheid, v.
Essouffler, buiten adem brengen,bekaf
rijden.
EssoufQer (s\'), buiten adem raken.
Essourisser, de muis uitsnijden.
Essucquer, most uittappen.
Essui, m. droogplaats, v. droogzolder,
Essuie-mains, m. handdoek, m. <m.
Essuyer, afwisschen, uitwisschen, af-
vegen, afdrogen, opnemen, doen
drogen, lijden, verdragen, onder-
gaan, doorstaan.
Est, m. Oosten, o.
Est (vent, m. d\')r oostenwind, m.
Est (h V), oostwaarts, oost.
Estacade, I. staketsel, o. paalwerk, 0.
boom,
m.
Estaches, m. pi. brugpalen, m. me.
Estafette, f. rtnbode, m. estafette, m.
Estaficr, m. lakei, ra. staffler, m.
bordeelhouder, m.
Eslafllade, f. snede, v. schram, v.
veeg, m. scheur, t.
Estafliader, snede geven, japen.
Estains, ra. pi- rantsoenhouten, o. me.
Estame, f. bretwol, v. sajet, v. en o
Estaminet, m. kroeg, v. koffiehuis, o
Estampe, f- plaat, v. prent, v. stem-
pel,
in. doorslag, m.
Estamper, plaatdrukken, stempelen.
Estampetii*, m. houten stempel, ra.
-ocr page 181-
ËTAN
171
KSTO
Satan, m. tralietafel, v.
faiouiïnde,t.stoven van vleesch in eene
dichtgesloten ketel, o.
Estoupui, m. geschutprop, v.
Kstrac, slank, mager.
Estrade, f. weg, in. verhevenheid, v,
estrade, v.
Estrade (battear, m. d\'), spion, m.
verklikker, m.
fciragon, m. drag\'on, v.
\'"-straraa^on.m. scherp van een zwaard.
o. stagzwaard, o.
Kïtramasonnor, mt\'( het scherp slaan,
^ houwen.
Etlran, m. vlakke en zandige kust, v.
Ks\'.rapade, f, wippen, o. kielhalen, o.
, wipgalg, v.
tfclrapader, wippen, kielhalen.
■-irapasser, afmatten, afbeulen.
Estrapor, afsnijden.
Estrapoirc, f. stoppelmes, e.
Estnpoittin, m. neerslaand bankje, o.
Eslraquelle, f. glasschop, v.
Uirasse, f. vlokzijde, v.
l\'-sliiqucr, aanstrijken, stoppen.
fcslriqueur, m. stnjkhout, o.
tslrope, f. strop, m. lis, v. lus, v.
Estroper, strop omslaan.
I\'.stropié, kreupel, verminkt, lam.
l\'.stropier, verminken, vcrlammen,rad-
_ braken.
Bstuire, m. inham, m. kreek, v.
•.sturyeon, m. steur, m.
£;t, en.
Kt alliage, m. stalling, v. stalgeld, o.
Elable, f. stal, m. kot, o. hok,o. voor-
steven,
m. boeg, o.
Ktabler, stallen, op stal zetten.
i\'.labli, ro. werktafel, v, werkbank, v.
MabJir, bevestigen, vastmaken, aan-
leggen, stichten, vestigen, oprichten,
tot stand brengen, instellen, Itewij
^, se», uithuwelijken.
Mablir (s\'), tien vestigen, zich neder-
i-tet!!en\' trouw^>tt »\'» gebruik komen.
Etablissement, m. vestiging, v.inrich-
\'\'«ff. v. stichting, v. instelling, v
staat, m. ambt, o. gesticht, o. begin.
,..<>■ uithuwelijking, v.
Etage, m. verdieping, v. (rap, v.
, graad, ra. rang, m. soort, v.
;Iaüei*, met trappen snijden.
5 agi», f. etagère, v.
Magne, f. moerkonijn, o. steengeït, v.
Etague, f. draaireep, v. ophijschen
van de ra, o.
Eiai, m. stag, v. steun, m. schoor, ra.
Ktai.1, f. schoor, m. stut, m. steun, m.
Etaim, m. gekaarde wol, v.
Ktain, ra. (in, o.
Étajns, m. pi. rantsoenhouten, o. me.
Ktal, m. vleeschbank, v. slagerij, v.
Etalage, m. uitstalling, v. standgeld, o.
opschik, m, vertooning, v.
Etalagiste, ra. uitstaller, m. uitkra-
mer, ra.
Élale, stil, rustig, vast.
Étaler, uitstallen, uitkramen, uitpak-
, ken, ten toon spreiden, uitspreiden.
Killer la marée, overigen.
Etaleur, m. uitstaller, m.
ti talier, ra. vleeschkramer, m.
Étuliuguer, kabels aan het anker vast-
maken.
E talon. m. hengst, ra. springhengst,
m. ijkmaat, v. standaard, m. leg-
ger,
m.
Etalonnage, m. ijking, v. ijken, o. ijk-
■geld, o. ijk, m.
Etaloiitiement, ra. ijking, v. ijken, o.
Étalonner, ijken, bespringen.
Étalonneur, m. ijker, m.
fctamaye, m. vertinning, v. vertinsel,
, o. vertind goed, o. verfoeliesel, o.
Étambord, ra. achtersteven, m.
Étambo-t, ra. achtersteven, m.
Étambraie, (. spoorgat, o.
Élaraer, vcrtinnen, verfoeliën,
Étameur, m. vertinner, m. verfoe-
r lier,
ui.
Étamine, f. zeefdoek, o. zeef, v. sta-
, mijn, v. meeldraadje, o. vezeltje, o.
Ki\'imiiji\'\', Etamineux, vezelig, meel-
, dradig.
Eiaroinier, ra. stamijnwever, m.
Etamoir, m. loodgieterstafel, v.
Etampc, f. stamper, m. stempel, m.
Étamper, opwerken, gaten in een hoef-
, ijzer slaan.
Etampure, f. gat in een hoefözer, o.
Étamure, f. vertinsel, o. vertinning, v.
Étanche, dicht, ondoordringbaar.
Etancbement, ra. stelping, v. tes-
, sching, v. stilling, y.
Etanchcr, stelpen, sloppen, lesschen,
stilletij lens pompen.
Etaticlioir, ra. breeuwmet, o. stop-
mes, o.
-ocr page 182-
172                      ÉTAN
Étangon, m. stut, m. schraag, v. stut-
klamp,
m. schoor, m.
Élangonner, schragen, onderschragen,
stutten, schoren, ondersteunen.
Manfiche, f. steenlaagdikte, v.
Klang, m. vijver, ra. poel, m.
Elangues, f. pi. monstertang, v.
Etant (arbres en), m. hout op stam, o.
Etape, t. stapelplaats, v. marktplaats,
, v. marschrantsoen, o. halt, \\. etape,
Etapier, m. proviandmeester, m. (v.
Etarquer, stijf hijschen,
Etarquure, f- zetldiepte, v.
État, m. staat, m. foettanrf, m. gesteld-
heid,
v. stand, m. <■\'</\'</, m. beroep,
, o. staatsie, v. regeering, v. opaavtï,v.
Etat-mnjor, m. s/a/, m. etat-major, ta.
Mauj m. schroef, v. vys, v.
L\'tavjllon, m. /«der Waar fo( bö( tti(-
, snijden van handschoenen, o,
Etayement, nc. stutting, v. schoring, v.
, steunsel, o. cmdei-stewnifi;/, v.
Etayer, s*iW(eH,st7ioren, ondersteunen.
Etcaetera, etcaetera, enzoovoorts, enz.
Kli\'1, m, zomer, m.
Eleignoir, m. domper, m.dompertje,o.
Eteindre, uitdooven, uitblusschen, blus-
schen, uitdoen, smoren, dempen,
stillen, af doen, aflossen.
Eteindre (s\'), Milaan, uitdooven, uit-
, sterven, sterven, ophouden.
Kt e Ion, m. grondteekening, v.
Étendage, m. drooglat, v. drooglijnen,
, v.me. drooijplaats, v. droogzoïder,m.
Etendaril, m.\' standaard, m. vaan, v.
, vJao, v. oawict*, v. veldteeken, o.
Etenaoir, m. droogstangen,v.me.kruis-
, Ao«(, o. drjogplaats, v.
Etendre, spreiden, uitspreiden, uit-
breiden, uitspannen, mtstrekken,ver-
, lengen, vergrooten.
Etendre (s\'), zich uitstrekken, zich uit-
breiden, reiken, uitweiden, duren.
Etendu, uitgebreid, wijdloopig.
Etendue, f. uitgestrektheid, v. uitge-
breidheid,
v. grootte, v. streek, v.
, omvang, ra. lengte, v. duur, m.
Kteitle, f. vischnet, o.
Etorncl, m. de Eeuwige, m. God, m.
Éterneï, eeuwig, eeuwigdurend, altijd-
durend, eindeloos, onophoudelijk.
Éternelle, t. papierbloem, v.
Éteraiser, vereeuwigen,onslerfelijk ma-
ken, op de lange baan schuiven.
ÉTOC
Étermté, f. eeuwigheid, v. onsterfe-
Eternuer, niezen.                flijkheid, v,
Eternueur, m. nieter, m. (genies, o.
Éternüment, m. niezen, o. ntezing, v.
EtersilJon, m. schoor, m. stut, m.
Etésiens, m. pi. passaat winden, ra. mo,
Etétement, in. topping, v.
Ëtêter, toppen, kop afslaan.
Ëtcuble, f. stoppel, in.
Eteuf, ra. kaatsbal, ta. iaJ, m.
Êteule, f. Stoppel, in.
Ether, m. eJncr, m. heme/luc/if, v.
Ethéré, etherisch, fijn, hemelsch.
Ethique, f. zedenleer, v. ledenfrwwde, ï
Ethique, zedenkundig, ethisch.
Ellimoidal, (o/ net zeefbeen behooreni,
Kiljtnoi.il\', m. zeefbeen, o.
Ethnarcuie, f. stadhouderschap, o.
Ethnarque, ra. stadhouder, m.
Elhnique, heidensch, volks ....
Ethnographie, I. volksbeschrijving, v,
_ volkenkunde, v. ethnographie, v.
Ethocratie, f. regeering door zedelijk-
r heid,
v.
                                    (den, v.
Ethologie, f. verhandeling over de ze-
Éthopóe, f. zedenbeschrijving, v.
Étiage, m. laagste waterstand, m.
Etibbis, ui. spttsstok, ui.
Ëtier, m. zoutwaterleiding naar de
, foutoannen, v.
Etincelant, schitterend, glansrijk.
Etinceler, schitteren, flonkeren, fon-
kelen, glinsteren, glanzen, flikkeren.
Etincelettc, f. vonkje, o.
Etincelle, f. vonk, v. sprank, v.
Êtincellement, m. flonkering, v. fon-
keling,
v. schittering, v. glinstering,
, v. ofans, m.                            (fc/<wrd.
Étiole, dun opgeschoten, spichtig, ont-
tftiolement, ra. spichtigheid, v. spich-
tig worden, o. verbleeking,
v.
Etidler, spichtig en geel doen worden.
Étioler (s\'j, spichtig en geel worden.
Étiologie, f. verhandeling over de oor-
zaken eener ziekte,
v.
Élique, teringachtig, mager, uitgeteerd-
Eliqueter, van eene etiquette voorzien.
Étiquette, f. etiquette, v. opschrift, o
wellevendheid, v. formaliteit, v.
Étire, f. looiersschaafmes, o.
l£tirer, uittrekken, uitsmedtn, trekken
Kti-ii*. 1. tering, v. uitdroging, v.
Etnet, m. kopergieterstang, v.
Étoc, m. dorre stam, m. Klip, v.
-ocr page 183-
ÉTOF
fcloffc, f. stof, v. soort, v. aanleg,
lï toffe, goed gekleed, sterk.
Btoflér. stoffeeren, meubeleeren, be~
. kteedcn, voorzien,
Ktoffui\'o, f. soldeering met tin, t.
Kioitc, f. star, v. ster, v. sreaternte, o.
. sterretje, o. *o/, T.
Ktoitc, f. (a la belle), onder den bloo-
. (en hemel.
Ktoilê, gestemd, vol sterren, sterre ...
ttoüé, m. hoofdzwachtel, ro.
Ktoüée, f. sfcrtormty* bloemen dra-
. f/ende plant, v.
Eloiler (s\'), oara(en, 5cAeur«n.
Ëtole, f. s(oo/, v.
Klonnant, vérwondeWjr\'fc, tvoiirferfyA;,
. i\'crtaïend, vreemd, verrassend.
Kionnement, m. verwondering, v, ver-
bazing,
v. verbaasdheid, v, hersen-
schudding, ?.
K tonner, ver u/onderen, vergaren, sc/ioA-
. ken, verschrikken, splijten.
Klonncr (s*), zich verwonderen, zich
.verbazen, verschrikken.
Kloqueteau, m. wielschroef, 1.
Kto<|uiau, m. wielschroef, v. pal, m.
J>iou, m. slachtbank, v.
ttouffant, slikkend, smoorheet, be-
nauwd, zwoel, drukkend.
Elouffemcnt, m. verstikking, v. smo-
., •*<\'«ƒ, v. benauwdheid, v.
\'Uouffer, sftfcAett, versitfcfcen, smoren,
versmoren, dempen, verdooven,ver-
Mrgen, onderdrukken.
Mouffeur, m. reuzenslang, v.
\':;toiiffoir, m. doofpot, m. demper, m.
Moupade, (. stopsel, o. stopwerk, o.
kl°upc, I. werk, o.
fclouper, met werk toestoppen, kale-
.fateren, opvullen.
Mouperie, f. paklinnen, o.             (o.
youpière, f. werkpluister, v. pakdoek,
:-\'ou|iil]e> f. g;zwtnde lont, v.
KtoupilJer, van gezwinde lonten voor-
zien, gezwinde lonten maken.
^toupillon, m. stopsel, o. prop, v.
r-iou).in, m. prop, t.
\'/tmirdeau, m. jonge kapoen, m.
\';ioimlerie, f. onbezonnenheid, \\.
•"■tourili, m. loshoofd, m. wildzang, m.
,-. o\'ioezonnene, m.
^ourdi, onbezonnen, dartel.
^ounliment, onbezonnen.
Mourdir, bedwelmen, vtrdooven, ver-
ETRÊ
173
bazen, half gaar koken, stillen,
, koude afnemen, verzachten.
KtourdUsant, verdoovend, oorverdoo-
, vend, bedwelmend, verbazend.
Ktourdissement, m. duizeling, v. 6e-
, dwclming, v. ontroering, v. kolder,m.
Ktourneau, m. spreeuw, m. melkmuil,
m. vlasbaard, m sree/ac/Kisr-ffrawn
. paard, o.
fctoiuean, m. raderstiftje, o. pal, m.
Étranrje, rreemd, on^enroon, wondcr-
. lijk, zeldzaam, zonderling.
Étranger, vreemd, uitheemsch, buiten-
, lanasch, onbekend, vreemdsoortig.
fctrangor, m. vreemdeling, m. buiten-
, lanaer, ra.
lytranqer, vervreemden, uitdrijven,
Etrangeté, f. vreemdheid,?. vreemde,o.
Etranijlé, f.\' nauw, te eng, beklemd.
Ktranglemeut, m. worging, v. samen-
. trekking, v. engte, v. benauwdheid,v.
Etrangler, worqen, verworgen, te nauw
, maken, vast toebinden, stikken.
Klranglure, f. valsche plooi, v.
Elranguillon, m. worg, m. keelziekte,?.
Ktrape, f. stoppelsikkel, v.
Ktraper, stoppels afmaaien.
Ktraque, f. breedte der boeiplanken, v.
Klraquer, spoor volgen.
Ëtrave, f- voorsteven, m. steven, m.
Kt re, m. wezen, o. aanzijn,o.bestaan,
o. leven, o. schepsel, o. ding, o.
Ltre, zijn, wezen, worden, bestaan,
, behooren,
tyrècir, verengen,inleggen,vernauwen.
Ktrécir (s\'), nauwer worden, krimpen,
Étrécissement, m. vernauwing, v. vcr-
, enging, v. inlegging, v.
ttrécissure, l, vernauwing,?.vernau-
wen,
o.
Étreignoir, ra. klcmhaak, m.
Ètrein, m. strooisel onder paarden,o,
Ktreindre, prangen, samenpersen, toe\'
, halen, vasthouden, omhelzen.
Ktreinte, f. samenpersin-j, v. toehaling,
. 1. omarming, v. omhelsing, v.
Ktrenne, I. handgift, v. handgeld, o.
, fooi, v. eerste gebruik, o.
Elrenner, handgift gev<-n, fooi geven,
nieuwjaarsgeschenk geven, handgift
. ontvangen, het eerste gebruik hebben.
Kt rennes, 1. pi. nieuwjaarsgeschenk, o.
Ktres, m. pi. vertrekken, o. me.
Etr&illon, m. schoor, m. stut, m.
-ocr page 184-
ÉTKE
E VAN
Euchologc, m. gebedenboek, o.
Eucrasie, f. welstand, m. welzijn, o,
Eudiomètre, m. luchtzuivcrheiasmcter,
m. eudiometer, m-
Eudiométrie, f. eudiometriv, v.
Eudioraótrique, eudiometrisch.
Eucxie, f. sterke lichaamsgesteldheid,*.
Eufraise, f. oogentroost, m.
Eulogie, f. lofspraken, v. gewijde din-
gen,
o. me. gebed, o. grafschrift, a.
Euménide, f. wraakgodin, v. furie, v.
Eunuque, m. gesnedene, m. ontmande,
m. eunuch, m. castraat, m.
Eupathie, f. lijdzaamheid, v. onder-
worpenheid,
v.
Eupatoire, f. kattestaart, ra.
Eupepsie, f. goede spijsvertering, v.
Euphémisme, ra. verzachtende uitdruk-
king,*, vergoelijkende uildrukking,\\.
Euphonie, f. welluidendheid, v.
Eiiphonique, welluidend, euphonisch.
Eupliorbe, f. wolfsmelk, v.
Euphoribe, t. verlichting door ontlas-
ting,
v.
Eurhythmie, f. evenredigheid, v. wel-
geordendheid, v.
Eustache, m. mes met houten hecht, o.
Eustyle, m. evenredige ruimte tusschen
__ twee zuilen, v.
Eutlianasie, f. zachte dood, m. zalige
dood, m.
Enthiïsie, f. goede lichaamsgesteld-
Eulhymie, t. gemoedsrust, v. (beid, v.
Eutrapéiie, f. geestig gezegde, o.
EutropiHie, f. aangename scherts, v.
Eutrophie, t. goede voeding, v.
Euzoodynamie, t. gezondheid,v. levens-
. kracht, v.
Kvacuant, m. ontlastend middel, o.
Evacuati(, ontlastend, afvoerend.
Évacuation, f. ontlasting, v. ontrui-
, ming,
v. uitwerpsel, o.
Evacuer, ontlasten, ontruimen.
Évadcr (s\'t, ontvluchten, ontsnappen.
Évagation, f, verstrooidheid, v. afge-
trokkenheid,
v.
Evaltonner (s\')t vrijpostig zyn, teveel
. op zijne hoorns nemen.
Evaluation, f. schatting, v. waardee-
ring, v, begrooting, v.
Kvaluer, schatten, waardeeren, be-
jjvalve, zonder klapvlies. (grooten.
Évanescible, vatbaar om op te trekken.
Évangéliaire, m. evangelieboek, o.
171
Eiró\'siUoimüï, van stutten voorzien,
Étresse, /. kaartpapier, o. (schoren.
Étricr, m. stijgbeugel, m. beugel, m.
Klrier (bas, f. de 1\'), slopkous, v.
Etrier (pied, m. de 1\'), linker voor-
voet,
m.
Êtrier(vin,m. de V),afscheidsdronk,xa.
, glaasje op de valreep, o.
Etrière, f. stijgbeugelriem, ra.
KtriUe, f. roskam, m. afzettersboel, m.
Étrillcr, roskammen, afrossen, mishan-
^ delen, snijden, afzetten.
Etriper, ingewanden uithalen, ontwei-
, en, verminken,
Ktriqué, nauw, eng, te smal.
Etriquer, kleiner maken, vernauwen.
Kt riste, met dunne pooten.
Ktriver, worstelen.
Ktrivióre.f. stijgbengelriem,m.riem,Ta.
Ktroit, nauw,beperkt, bekrompen, eng,
,_ innig, vertrouwd, strikt, streng.
Etron, m. stront, \\. menschendrek, m.
Ëtronfonaer, toppen, ontkruinen.
jftrope, m. strop, m. lus, v. lis, v.
Etrousso, f. gerechtelijke toewijzing, v.
Ktrousser, gerechtelijk toewijzen.
Etruffé, lam op de pooten.
Ktruffure, f. lamheid, v.
ÉtuaUles, f. pi. zoutmagazijn, o.
Étude, f. studie, v. wetenschap, v. kan-
toor,
o. schilder kamer, v. minuten,
_ v. me. vlijt, v. gemaaktheid, v.
I.tiiiiianl, m. student, m. leerling, m.
Ëtudió, bestudeerd, gemaakt.
litudier, studeeren,bestudeeren,leeren,
overdenken, nagaan.
Étudier (s\'), zich bevlijtigen, trachten.
Étudiole, f. ladenlessenaar, m.
Etui, m. koker, m. scheedejV, foedraal,
o. doos, v. kas, v. huisje, o.
Étuve, f. stoof, v. badstoof, v. zweet-
bad,- o. droogkas,
v. droogoven, m.
Etuvée, f. stoofsel, o. stoven, o.
Étuvemeut, m. stoven, o. betten, o.
Êtuver, zuiveren, betten, stoven.
Ktuvisle, ra. badmeester, m.
Étymologie,f. woordgronding,v.woord-
afleiding, v. etymologie, v.
Ëtymologique, woordafleidend, woord\'
vorschend, etymologisch.
Étymologiete, m. beoefenaar der woord-
gronding,
v. etymoloog, m.
Eucharistie, l. Heilig Sacrament des
-ocr page 185-
ËVIR
175
ËVAN
Kvangéliquo, evangelisch.
Kvangéliser, evangeliseer en, evangelie
verkondigen.
*> angel isme, m. leer derevangelisten,v.
tivangile, m. evangelie, o. evangelie-
. hoek, o.
i.v.ui\'Miir, verdwijnen, vervliegen.
Kïanouir (s\'), bezwijmen, in onmacht
vallen, flauwvallen, verdwenen, op-
trekken, vervliegen.
EfUooifUMat, m. flauwte, v. on-
macht, v. bezwjiming, v.
^vamiller, waarde eener erfenis op-
.geven.
Kvaporaiif, dampuildrjjvend.
Kvapofalioii, f. uitwaseming, v. los-
.hoofdigheid,
v. lichtzinnigheid, v.
j/vajtoré, m. losbol, m. lichtzinnige
§*aporé, lichtzinnig.
         (knaap, m.
Enponr, verlichten, verdrijven, lucht
neven, verdampen, uitdampen, ir,
. damp vervliegen.
evaporer (s\')f uitdampen, uit wasemen
m damp vervliegen, optrekken, uit-
.spatten.
g\'tsé, wijd openstaand, uitgezet.
^vasemem, m. verwijding, v. wijdte, v.
jj-ïaser, uitzetten, verwijden, wijder
iKïa?er (s\'>, wijder worden, (maken.
1 Kvasif, ontwijkend, onvoldoend.
■ Evaaoa, f. onMttchfïn;, v. 0ndnaj><
4 . P\'ng, v. ontwijking, v.
Kvasuve, f. ww\'dü opening, v. mond, m.
ErtcM, m. fcisdom, o. tficAf, o. fct\'s-
svhoppelijk paleis, o. bisschoppelijke
^waardigheid,
v.
«Teil, m. opwekking, v. u>aarjcftu-
tveillé, opgewekt, vroolijk, lustig, op-
lettend, waakzaam.
Meiller, wakker maken, oproepen, op-
. wekken, vroolyk maken.
fc»eiller (s ), ontwaken, wakker worden
evenement, m. gebeurtenis, v. voorval,
g o. afloop, m. uitkomst, v.
ïe«l. m. verschaaldheid, y. slechte
reuk,
m afec/i(e s»iaaft, m. lucht-
8»«n ft ]\'), teluclfon.
\'..\'" ", ier, m. waaierverkooper.
■-ntailliste, m. waaiermaker,
w<*<*terverkooper,
m.
Éventairc, m. pint mandje, o.
Évdntc, f. kaarsenkistje, o.
Kvenii\'\', verschaald, los, lichtzinnig.
Evmtf, b. loshoofd, m.
Kventement, m. luchten, o.
Eventer, wantc/i, luchten, spuien, wan-
nen, vullen, aan den dag brengen,
, ontdekken, verspreiden.
Eventer (»\'). iicA kwaaien, HJMam*
, p«»i, vericnaleu, weruiic/t\'/i.
Kv.\'iitiller (s\'), me* de vleugels slaan,
, klapwieken.
Eventoirtra. vuurwaaier, m. my\'Hjaf.o.
Évcnlouse, f. luchtgat, o. laatkop, ia.
Évenlrer, den buik opensnijden, ont-
weien, schoonmaken, doorboren.
Kventrer (s\'), zijn uiterste best doen.
Eventualité\', f. toevalligheid, v. voor-
komend geval,
o- mogelijkheid, v.
t ventuel, toevallig, voorkomend, even-
tueel, onzeker.
Eventuel, m. kantje, o. voordeeltje, o.
Évcntuellement, gebeurlijk , als het
, mocht gebeuren.
Eveniure,!. scheur, v. berst, v. spleet,\\.
Evêque, m. bisschop, m.
Éverdumer, het groen voor den dag
brengen, groen maken. (mensch,m.
Evergète, m. weldoener, m. weldadig
tfverrer, van den worm snijden.
Éversil, omkeerend, verdelgend, ver-
, woestend.
Eversion. f. omkeering, v. verdelging,
, v. verwoesting, v.
Erertuer (sl), zijn best doen, zich be-
vlijtigen, al zijne krachten inspan-
nen, zich afslooven.
Éveux, ivaterachtig, moerassig, lek.
Éviction, 1. gerechtelijke uitzetting, v.
uitstooting, v. uitwinning, v.
Kvidé, slap geworden, beschadigd.
Evidemment, blijkbaar.
Evidence, f. klaarblijkelijkheid, v.
, volle zekerheid, v.
Evident, klaarblijkelijk, klaar, duide-
, lijk, voor de hand liggend, openbaar.
Évider, stijfsel uitdoen, slap maken,
uithollen, ronden, uitknippen,
Evidoir. m. holboor, v. holbettel, m.
Kvidure, f. uitholling ï. af ronding,\\.
KvitM\', m. gootsteen, m.
Évincer, gerechtelijk uitzetten, uitstoo-
.ten, uitwinnen, den voet lichten,
Ëviré, geen geslacht aanduidend.
-ocr page 186-
176                       ÉVIT
Kvitable, vermijdbaar, ontwgkbaar.
Ëvitée, f. vaarwater, o. ruimte, v.
. wijdte, v. zwaai, m.
Éviter, mijden, vermijden, ontwijken,
. schuwen, draaien, zwaaien.
Evitcrne, eeuwigheid.
Ëvocftbls, voor hooger beroep vatbaar.
Évocation, f. oproeping, v. bezwering,
v. beroep, o.
Rvocatoire, op hooger beroep betrekking
. hebbend, vtm hooger beroep.
ËvoIuÜon, f. beweging, v. wapenoefe-
ning, v, wending, v. evolutie v.
Kvoquer, oproepen, bezweren,in hooger
. beroep komen.
Kvulsioii. f. uitrukking, v.
Ex, geweten, voormalig, oud—, ex—.
Exacerbation, f. vernieuwde aanval ,va.
Exact, nauwkeurig, juist, stipt.
Exacteur,m. afperser, in. knevelnar,m.
Exaction, f. af\'persing, v. knevelarij.v.
Exactitudn, f. nauwkeurigheid,v. stipt-
heid,
v. \' juistheid, v. oplettend-
heid,
v. zorgvuldigheid} v.
Exaèdre, m. zesvlakkig lichaam, o.
Exagératcur, ra. overdrijvcr , m. ver-
grooter, m.
Exagéralif, overdrijvend, vergrootend.
Exaqéralion, f. overdrijving, v. vergroO\'
ting, f. grootspraak, v.
Exagéré, m. overdreven mensch , m.
geestdrijver.
Exagérer, overdreven, vergrooten.
Exaqone, m. zeshoek, m.
Exallation, f. verheffing, v. opgewon-
denheid,
v. geestdrift, ?. zuivering, v.
Exatter, verheffen, prijzen, in de
hoogte steken, opwinden, zuiveren.
Examen, m. onderzoek, o. examen, o.
beproeving, v. verhoor, o.
Examinatet\'r, m. onderzoeker, m. on-
dervrager,
m. examinator, m.
Examiner, ondertoeken, ondervragen,
examineeren, examen afnemen.
Examiner (s\')( verslijten.
Exanie, t. uitgaan van den aars, o.
Kxantliómaleux, puislig, van uitstag
Exanthi\'me, m. uitslag, m. (vergezeld.
Exantlation, f. luchtledigmaking, v
uitpomping, v.
Exarchat, m. stedehouderschap, o.
Kxarque, m.stedehouder,m. exarch,m
Exarthrose, Exarthrème, t. verrek-
king,
?.
EXCI
Exarticulation, 1. ontwrichting, v. ver-
stuiking,
v.
Exaspt-ration, f. verbittering, v. buiten
zich zelven zijn van woede, o.
Exaspércr, verbitteren, woedend ma-
ken, iemand buiten xich zelven bren-
gen van woede.
Exaspérer (s\'), woedend worden, bui-
ten zich zelven zijn van woede.
Exauccment, m. verhooring, v.
Exaucer, verhooren, toestaan.
Excavation, f. uitholling, v. uitgra-
ving,
v. gat, o. diepte, v.
Excaver, uithollen, uitgraven.
Excédant, m. overschot, o. toegift, v.
Excédant, overschietend, lastig, verve-
lend, afmattend.
Excéder, overschrijdcn} te buiten gaan.
^ te boven gaan, lasttg vallen, slaan.
Excéder <s\'), te ver gaan, te buiten
gaan, zich afsloven.
Excellemmcnt, op uitstekende wijze-
Excellence, f. voortreffelijkheid,v. uit-
nemendheid,
v. excellentie, v.
Excellent, uitstekend, uitmuntend, uit-
nemend, voortreffelijk.
Excellentissirae, allervoortreffelijkst.
Excelier, uitmunten, overtreffen, uit-
steken.
Excentricité, f. uitmiddelpuntigheid, v.
singulierheid, v. excentriciteit, v.
Excentrique, uitmiddelpuntig, excen-
triek, excentrisch, singulier.
Excentrique, m. excentriek, m.
Excepté, uitgenomen, uitgezonderd, be-
halve.
Excepter, uitnemen, uitzonderen, uit-
sluiten.
Exception, f. uitneming, v. uitzondc-
ringt v. uitvlucht, v. exceptie, v
Exceplionnel, uitzondering makend.
Excös, ui. overmaat, v. overdaad, v.
buitensporigheid, v. moedwillighcid,
v. exces, o. overschot, o.
Excessif, bovenmatig, overdadig, bui\'
tengemcen, buitensporig.
Exciper, uitvluchten aan de hand ge-
ven, excepties opwerpen.
Excise, f. accijns, m. belasting, v.
Excision, f. wegsnijding, v. uitsnij-
ding,
».
Excitabiiilé, f. prikkelbaarheid, v.
Excitable, gevoelig, gemakkelijk op te
wekken, prikkelbaar.
i\'
-ocr page 187-
EXEQ
177
ËXCt
citateur, m. wekker, m. aanhitser,
ontlaadtang, v.
citatif, opwekkend, aanhitsend, prik-
el end,
ciiation, f. opwekking,?, aansporing,
t. aanzetting, v. prikkeling, v.
citatoire, opwekkend, aanzettend.
citemenl, m. aanprikkeling, v.
•iter, opwekken, aansporen, aan-
noedigen, aanhitsen, verwekken.
clamatif, uitroeping aanduidend,
vitroeping bevattend.
"lawation, f. uitroeping, V. uitroep,
i. schreeuw, m.
clamation (point, m. d\'),uitroepings-
"eken,
o.
lure, uitsluiten, weren, buitenhou-
■n, verwerpen.
lusif, uitsluitend, exclusief.
lusion, f. uitsluiting, v.
eommunication, (. kerkban, m.
\'communier, in den ban doen, ex
communiceeren.
gen, vergeven, vrijspreken, excu-
seeren, ontslaan.
Excussion, f. schudding, v. schok, in.
Exeat, m. verlof, o. exeat, o.
Ex<5crabU\\ afschuweliik, verfoeilijk,
afgrijselijk, allerslechtst.
Extfcration, f, afschuw, m. afgrijzen,
o. verfoeiing,
v, vervloeking, v.
verwemching, v. ontheiliging, y.
Exécratoire, verfoeilijk, te verfoeien,
vervloekt, ontheiligend.
Exécrer, verfoeien, vervloeken, ver-
wensenen.
Exécutable, uitvoerbaar.
Executant, m. uilvoerder, m. execu-
tant,
m.
Exécuter, uitvoeren, verrichten, vol-
brengen, voltrekken, rechteneer dood
brengen, gerechtelijk verkoopen, exe-
cuteeren.
Kxéculer (s\')t zijn goed vrijwillig ver-
koopen, zich opofferen, toegeven.
Executeur, m. mitvoerder, m. execu-
teur,
m. scherpreehter, m. beul, m.
Kxéculif, uitvoerend.
Exécution, f. uitvoering,*, volvoering,
y. gerechtelijke verkoop,
m. terecht-
stelling,
v. ter-dood-brenging, v.
executie, v.
K%êcmoire,m. gerechtelijke volmacht,\\.
Exécutoire, naar rechten uitvoerbaar,
executoir.
Exèdre, m. academie, v.
Exegese, f. verklaring, y. uitlegging,
v. uitlegkunde, v. exegese, v.
Exégètfl, m. uitlegger, m. verklaarder,
m. uitlegkundige, m. exegeet, m.
Extfgétiqiii*, \\<\\tt<\'ihu)nli<li exegetisch.
Exemplahe, tn. voorbeeM, o. model,o.
afdruk, m. exemplaar,
o.
Kxemplaire, voorbeeldig, exemplair.
Exemple, [. voorbeeld, o. model, o.
staal, o. proef, v. exempel, o.
Exemple, m. voorschrift, o. voorbeeld,o.
Exempt, i\'ry, onffasl, ond/t^en.
Excmpt, in. vrijgelatene, m. vrijman,
m. vervaJijend onderofficier, m.
Exempter, bevrijden, ontlasten, ont-
slaan, vrijstellen.
Exemplion, f. bevrijding, v. ontlas-
ting,
v. vrijstelling, \\. vrijdom, m.
Exequatur, m. verlof tot uitvoering
van een
vonnis, o. volmacht, v. exe-
quatur,
o.
coriation, f. ontvelling, v. onthui
"<>*!),
v. schram, y.
tconer, onftfeftat. onffiuideH, stroO\'
pc», srfiaven.
™rticaiion, f. o«fsc/iorsi«y, v.
^•cn1ation, f. uitspuwing, y.
■Knrnent, m_ Hffo—me^ o.divfc, m.
>;crf\'\'Dienteux, Excrement iel, fof de
"tiverpselen bchoorend.
crtleur, ut\'f werpend, afvoerend.
•wetion, f, uit werping, v. u\'itdrü-
\',n9i
sel, o
afscheiding, y. wiftwerp-
"crotoiro, uitwerpend, afvoerend.
^roissance, f. uitwas, o. wen, v.
uru. oiiiteM ftel frwpA groeiend.
xciucjer, Awei/en, marteen,
«xcubneur, w. pa/eüwac/i/cr, m.
•yiirsion, I. S(roop(ocA(, m. a/wy-
"\'"ff, v. wt\'(s(n/i,m.M/etiicr(ocA/;V\',o.
ïcusabJe, verschoonbaarJe verschoo-
ÏÏÏJ\'Wtofbaar.
"Wf-aiion, [. versc/ioo.imo, v.
,,,\'s*! f- veronfscAiiftft9tRjr, v. vry-
"e"\'»5, v. verschooning, v. «r-
°. uitvlucht, y,
r> «ttrsc/iooncH, tfflronfsrnu/dt-
r.-u.
-ocr page 188-
EXPÊ
Exiler (s\'), xich verwijderen, het lid
verlaten, in ballingschap gaan.
Exilité , geringheid, v. kleinheid i\\
nietigheid, \\. dunheid, y.
Exinanition, t. zwakheid, v. uitpj\\
ting v.
Existence, f. bestaan, o. aanzijn
wezen, o. leven, o. existentie, v
Exister, bestaan, zijn, leven.
Exilial, doodclijk.
Exocet, m. vliegende visch, m.
Exocyste, ra. waterbreuk, v. (lied, i
Kxode, ra. exodus, m. uittocht, t*.*M\\
Kxoine, (. bewijs van onmogelijk!^.
om voor het gericht te verschijnen,\'\'
Exomologésc. f. openbare biecht, v.
Exompluile, (, navelbreuk, v.
Exonération, 1. ontlasting.
Exonérer, ontlasten, verlichten.
Exorable, verbiddelijk, te verbidden
Exorbitant, buitensporig , overdreef
bovenmatig.
Exorciser, bezweren, den duivel w
bannen, uitdrijven.
178
EXER
Exercer, oefenen, beoefenen, uitoefe-
nen, waarnemen, bedienen, beklee-
den, drijven, exerceeren.
Exercer (s\'), zich oefenen, beweging
nemen, exerceeren.
Exercice, m. oefening, v. beoefening,
v. uitoefening, v. bekleeding, v. be-
weging,
v. wapenhandel, m. wapen-
oefening, v. exercitie,
v.
Exérése, f. uitsnijding, v. wegne-
ming,
v.
Exergue.m. plaats voor het jaartal op
een muntstuk,
v.
Exerrhose, f. uitwaseming, v.
Exfoliatif, afbluderend, a) schil f er end.
Exfoüation, t. afbladering, v. afschil\'
f er ing, v.
ExfoHer (s*), afbladeren, afschilferen.
Exhalaison, f. uitwaseming, v. wasem,
m. uitdamping, v. uitvloeisel, o.
Exhalants, m. \\>\\. uitdampende vaten,
Exhalation, f. uitdamping, v. (o. me.
Exhaler, uitdampen, jtitwasemcn, uit-
blazen, tucht geven aan.
Exhaler (s\'), verdampen, vervliegen,
zich uitboezemen, zich lucht geven.
Exhaussement, m. verhooging, v.
Exhausser, verhoogen, optrekken.
Exhérédation, f. onterving, r.
Exhéróder, onterven.
Exhjber, vertoonen, bijbrengende voor\'
sch\\jn brengen, te berde brengen.
Exliibition, f. vertooning, v.
Exhilarant, vervroolijkend.
Exhortation, f. vermaning, v. aan\'
moediging,
v. raad, m.
Exhorter, vermanen, aanmoedigen,
aansporen, waarschuwen, {ving,
v.
Exhumalior, f. opgraving, v. opdel-
Exhumer, opgraven, opdelven.
Exigeant, veeltischend.        (hoefte, v.
Exigence, t. eisch, m. drang, m. be-
Exiger , eischen , vorderen , vergen,
noodig hebben, bevelen.
Exigibifité, f. opeischbaarheid, v. in-
vorder baarheid,
v.
Exigiblo, invorderbaar, dat geiischt
kan worden.
Exi||U, klein, schraal, gering, nietig.
Exigullé, (. geringheid, v, kleinheid,?.
nietigheid, v. karigheid, v.
Exil, m. verbanning,v.ballingschap,?.
Exilé, m. balling, m. banneling, m.
Eziter, verbannen, bannen.
Exorcisme, m. duivelbanning, v. dn-
velbezwering, v. belezing, v.
Exorciste, m. duivelbanner, m. W*
bezweerder, m.
Exonle, m. inleiding, y. exordium,\'
i
Exostose, f. beenachtig gezwel, 0-
Exostoser (s\'j, beenachtig worden-
Exoteïique, exoterisch, uiterlijk, Vpf
baar-                                 (tandsd.
Exoliquc, uitheemsch, vreemd,*""
Expansibililé, t. uitzetbaarheid, v.
Expansif, uitzettend, openhartig-
Expansion.f. uitzetting,?, uitdrgvimj.f
Exnatriation, f. landverhuizing,r. ver\'
lating van het vaderland, v.
Expatner, uit het vaderland verdre-
ven, verbannen.
Exnatrier (s\'), het vaderland verlate>\'
Expectant, wachtend, afwachtend.
Expectatif, hoopgevend.
«*•
Exfiectatioii, f. verwachting
zicht, o. hoop, v.                        , * j
Expectalive, f. verwachting, v. *"\'" 1
zicht, o. hoop, v.                              1
Expectoration, f. slijmuitwerping, T\' 1
slijmopgeving, v.                               \':
Expectorcr, slijm opgeven, spuwen. , I
Expediënt, m. mi adel, o. uitweg, ■* *
bemiddeling, v. hulpmiddel, o.           |
Expediënt, dienstig, raadzaam, ««\'"9\' j
-ocr page 189-
EXPE
Kpédier, verzenden, afzenden, weg-
tenden, afdoen, bevorderen, afma-
ken, expediêeren, afschrift maken.
tpéaitanr, m. verzender, m. expedi-
teur, m.
vpéditif, vaarUig, gezwind, spoedig,
pmw, vlug, afdoend.
xpédiijon, i. verzending, v. afzen-
ding,
v. bevordering, v. afvaardi-
ging,
v. uitvaardiging, v. krijgs-
tocht, m. expeditie,
v. afschrift, o.
(péditioitnaire, m. kopiist, m. ver-
zender, ra. afzender,
m.
M\'éditionnaire, kopiéerend, verzen-
dend, expeditie
....
xjiérience, 1, ondervinding, v, ervn-
ring,
v. proefneming, v.
■x^riment, m. proefneming, v.
périmental ( proefondervindelijk.
■■■
rimenié, ervaren, deskundig, be-
dreven.
xi^rimentür, ondervinden,beproeven,
xpert, ervaren, bedreven, geschikt,
bekwaam, geoefend.
*!«rt, m. deskundif/e,m. schatter, ra.
txpert, m.
ïpertisD, I. verslag van deskundigen,
o- onderzoek, o. opneming,
».
[xpertiser, door deskundigen laten on-
terzoeken.
jjxpiation, t. boeting, v. boetedoening,
*- v. verzoening, v. zoen, m.
xpiatoire, verzoenend, zoen ....
xpiatoire (sacnfice, m.), zoenoffer, 0.
\'Xpier, boeten, verzoenen, voldoening
neven, zoenen.
xP\'lation, i. berooving van ecne on-
aanvaarde erfenis,
V.
\'"Piratit, stervend, zieltogend, eindi-
«M\'iiaieiir, adem uitdrijvend.
»xpiration, f. uitademing, v. uitwasê-
• "itny
v, einde, o. vervaldag, Ui.
j ««»-ac/tgni«ff v.
*xI"rer, ui(u»/emen, rfeM ffeeS( oevrn,
t?ZValen> «floopen, eindtqen.
KÏLTji Ï**««*«mIi o«niw//enrf
KXPO
17*\'
Explicite, duidelijk, met ronde woor-
den, klaar, uitdrukkelijk.
Expliquer, verklaren, uitleggen duide-
lijk maken, expliceeren.
Expliquer (s\'>, zich verklaren, zijne
yedachten zeggen, verklaring geven,
zich uitdrukken, zich openbaren.
Exploit, m. heldendaad, y. krijgsver-
richting,
t. dagvaarding, y. exploot,
o. indaying, v.
Exploitable, ontginbaar, bruikbaar,be-
bouwbaar, hakbaar, pandbaar.
Exploitant, m. deurwaarder, m. die
exploten maakt,
m. exploiteerder,m.
Exploitation, (. uitroeiing, v. hakking,
v. ontginning, v, beschouwing, v.
bewerking, v. ingebruikstelling, v.
exploitatie, v.
Exploiter, bebouwen, ontginnen, be-
werken, hakken, in gebruik stellen,
exploiteeren, dagvaarden, aanslaan,
exploot doen.
Exploiteur, m. bebouwer, m.ontginner,
ra. bewerker, m. exploiteer der, ra.
Exploraletn-, m. onderzoeker, in. na-
vorscher,
m. bespieder, m.
Exploration, f. onderzoek, o. nnvor-
sching, v. peiling, ?.
Explorer, onrterïötfAeH , ontdekkingen
doen, navorschen, doorloopen.
Explosif, ontploffend, uitbarstend.
Explosjon, (. uitbarsting, v. ontplof-
fing, i. knal,
m. schok, ra.
Expoliation, f. wegsnoeiing, y. weg-
snijding,
v. Verwijdering, v.
Expolter, wegsnijden, wegsnoeien, ver-
wijderen.
Expólition , f. beschaving , v. polijs-
tnig,
v.
Exponce, f. vrijwillige verlating van
een vast goed,
v.
Exportateur, m. uitvoerder, m.
Exportation, f. uitvoer, m.
Exporter, uifvoert\'fi, e^toWfiereM.
Exposant, m. exponent, m. vertooner,
ra. tentoonstetier, m.
Exposé, m. vertoog, a. verslag, o.
uiteenzetting,
v. voordracht, v.
Exposer, v<?rfco>itmr ten toon stellen,
uiteenzetten , verktaren, uitleggen,
doen kennen, blootstellen, wagen, te
pronk stellen, keeren, zetten.
Exposer (%\'), zich blootstellen, gevaar
loopen, zich wagen aan.
(mot, m.), stopwoord,
11\\^™, t. aanuU//i„„, v,
#P Mbe, verklaarbaar.
ff üaui, ve.A/oreHJ, ophelderend.
Wel t,on • \'" v«r*/«H«j , v. «ir-
• (je9\'"5\'\' v- on/wouWinff, v. Mfrftos*
-ocr page 190-
EXPO
ISO
EXTR
uitgeput, krachteloos, afgemd-
Exlénuer, verzwakken, vermageren,
krachteloos maken, verzachten.
Exlénuer (sf), zich afwerken.
Extérieur, m. uiterlijke, o. uitwendige,
o. buitenzijde, v. gelaat, o. voorko-
men, o.buitenland,
o.
Extérieur, uiterlijk, uitwendig, bui-
lt . .
.., buitenlandsch.
Extériorité, f. uiterlijkheid, v.
Exterminateur, m. verdelger, m. ui\'.-
roeier,
m.
Exterminateur, verdelgend, uitroeieni
Extermination, f. verdelging, v.
Exlerminer, verdelgen, uitroeien.
Externe, uitwendig, extern.
Externe, m. dagscholier, m. extcrne,tt
Exstinctif, uitdoovend, blusch
Exslinction, f. uitblussching, v. uitdot-
ving,
v. vernietiging, v. aflossing, ft
xliri-ateur, m. uitroeier, m. verdel-
ger, m. Iiakploeg,
m.
Exlirper, uitroeien, uitsnijden, ver- I
delgen, doen ophouden.
Extorquer, afpersen, afdwingen.
Exlorsiou, i. afpersing, v. knevelarij,\'- I
Extraction, f. uittrekking, v. uithalini> A
v. afkomst, v. trekken, o.
                  \'
Extraction des racines, I. uiorfeH\'"^-
fciity, v.
                                       (ïc, »■
Extradition, f. uitlevering, v. ovtirff\'r\'
Extrados, m. uitwendige ronding, \'■
Exliadossé, uitwendig gerond.
Extraire, uittrekken, uittreksel maken,
trekken, uithalen.
Extrait, m. uittreksel, o. kort begnfr
o. extract,
o. inzet, m.
Extrajudiciaire.J\'Kifett den rechterlijke*
vorm.
Extraordinaire, buitengewoon, onge-
meen, wonderlijk, zeldzaam, oprner
kelijk, extraordinair.
                          I
Extraordinaire, m. bijzonder geval, o-\\
buitengewoon geval, o. buitengen-o»* ^
uitgave,
v. buitengewone koerier,®\'
Extrapassé, onnatuurlijk.
Extraséculaire.meer dan honderdjarig-
Extravagante, f. buitensporigheid, \'■ |
onregelmatigheid, v. dwaasheid, T-
losbandigheid, v.
Extravagant, buitensporig,dwaa^,o]i\' l
gerijmd, onredelijk.
                             I
Extra\'vaguer, raaskallen, ijlen, butte\'f
sporigheden doen.
                                >
Exposilion, f. tentoonstelling, v. ver-
tooning,
v. uitstalling, \\. verklaring,
v. uitlegging, y. te-pronk-stelling, v.
verslag, o. voorstelling, v.
Expres, m. koerier, m. renbode, m.
bijzondere bode, m. sneltrein, m.
Expres, duidelijk, uitdrukkelijk, opzet-
telijk, voorbeduchtelijk, met opzet.
Expressif, nadrukkelijk, met veel uit-
drukking, veelbcieekenend.
Expression, f. uitpersing, v. uitdruk-
king,
v. tvoord, o.
Exprimable, vit te drukken , uit te
spreken, noembaar.
Exprimcr, uitpersen, uitdrukken, doen
kennen, zich uiten.
Exprobation, f. verwijl, o.
Expropriation, f. onteigening, v.
Exproprier, onteigenen.
Expulser, verdrijven, verjagen, uit-
drijven, uitzetten.
Expulsif, uitdrijvend, verdrijvend.
Expulsion, f. verdrijving, v. verjaging,
Expultrloe, uitdrijvend.                      (v.
Expurgnlion, f. zuivering, v.
Expunjer, zuiveren.
Exquis, voortreffelijk, uitgelezen, puik,
Exsanguin, bloedeloos. (meesterlijk.
Exseit, uitstekend.
Exsiccalion, f. uitdroging, v.
Exsuccion, f. uitzuiging, v.
Exsudalion, f. uitzweeting, v.
Exsuder, uitzweeten, uitstaan.
Extant, bestaande, in wezen, aanwezig.
Extase, t. verrukking v. vervoertng,\\.
opgetogenheid,
v. verstijving, v,
Extasié, verrukt, opgetogen.
Exlasier (s\')t verrukt worden, verrukt
zijn, opgetogen zijn.
Extalique, verrukkend, in verrukking
brengeud, vervoerend.
tëxtemporané, dadelijk gereed te maken
extempore.
                    (strekspier, v
Extenseur, m. uitspannende spier v
Extensibililó, f. uitrekbaarheid. v.
Extensible, uitrckbaar, smeedbaar.
Extensif, uitrekkend.
Extension, i. uitspanning, v. spanning,
V. uitrekking, v, uitgebreidheid, v.
uitbreiding, v. aanwas, m.
Exlénuation, f. verzwakking, v, afne-
ming,
v. vermagering, v. kwjjntng,
v. verminden\'ng, v. verkleining, v.
Exlénui-, vprzwakt, mager, uitgeteerd,
-ocr page 191-
1M
FA CO
Extravasation, f. overloop, m. over-
vloeiing, v. uitstorting, v.
Exlravaser (s\'), uitstorten.
Extrömd, uiterst, ongemeen,u\\tnemend^
overdreven.
Extn\'me, m. uiterste, o. hoogste, o. te-
genovergestelde, o.
             {teer veel.
Extrémement, ten uiterste, uitermate,
Kxtrèmc-onction, f. laatste oliesel, o.
Kxtremis (ia), op het uiterste, zielto-
\'jend.
Mtrémilé, f. uiterste, o. uiteinde, o.
einde, o. laatste oogenblik, o.
r-xtrinsèque, ut (wendt?, uiterlijk, niet
onder begrepen, toegekend.
Ëxtumesccnce, f. zwelling, v. opzwel\'
ting, v. gezwel, o.
Exubérance, f. groote overvloed, m.
weelderigheid, v.
Exuberant, overvloedig, weelderig.
Exubèi\\!, gespeend.
Exulcéraltf, verzwering veroorzakend.
Exulc(\':ration, f. verswering, v.
Exttlcérer, verzwering veroorzaken,
verbitteren.
Kxultation, f. levendige vreugde, v.
Exulter, levendige vreugde gevoelen,
van blijdschap opspringen.
Exuloire, m. fontenel, v. zijpgat, o.
Ex-voto, m. \'jetoftegifl, v. exvoto, 0.
F.
j> m-. U v.
ra, m. fa, m.
Fable, f. fabet,v. verdichtsel,o.sprookjet
o. hoofdinhoud, m. mythologie, v.
tbliau, tn. vertelsel in verzen, o.
Pablier, ra. fabeldichter, m. fabel-
schrijver, ra. fabelboek, o.
fabrioant, m. fabrikant, in.
Facer, openleggen, kaart draaien.
Facétie, f. boerterij, v. snakerij, v.
kortswijl, v. j/rap, v. aardigheid, v.
Facóüeux, boertig, koddig, aardig,
grappig, kluchtig.
Facette, f. kleine vlakte, v. ruiï, v.
Facettcr, in r-tti(<;)i slijpen. Ifacet, v.
FAché, toornig, misnoegd, boos.
Facher, bott maft*», bedroeven, ver-
grammen, spijten.
Frtcher (se), poos worden, kwaad wor-
den.
Facheux , spijtig, verdrietig , lastig,
moeilijk, grillig.
Fdohenx. m. lastig mensch, m. gemelijk
mensen, m. het spijtige, o.
Facial, tot het aangelicht behoorend,
gezichts
....
Faciende, 1. kuiperij, v. kabaal, 0.
Faeile, gemakkelijk, inschikkelijk,licht,
gemakkelijk over te halen, vlug.
Facililé, f. gemakkelijkheid, v. vlug-
heid,
v. toegevendheid, v. geriefe-
lijkheid,
v. gemak, o. zwakheid, v.
Facililer, gemakkelijk maken,bevorde-
ren, helpen.
Fagon, f. wijze, v. manier, v. norm,
m. fatsoen, o. gelaat, o. maakloon,
o. bewerking,
v. plichtpleging, v.
Faconcie, f. welsprekendheid, v. mel~
besvraaktheid,
v. gesnap, «■
i-abncateur, m. vervaardiger,
. be-
, Werker,
m. maker, m.
rabncalion, f. vervaardiging, v. mo-
p *e». o.
Fabricien, ra. kerkmeester, m.
fabncicr, ra. kerkmeester, m.
i*abrmue, f. fabriek, v. maaksel, o.
snaken, o bouwen, o. werkplaats, v.
fabnquer, maken, vervaardigen, be-
reiden, bouwen, fabriceeren, ver-
tinnen.
*al>iHeux, fabelachtig, verdicht, ver-
ïOHnen, verwonderlijk, ongelooflijk
™W ,ste, m. fabeldichter, m.           (o.
\' ai,adn f, $«,«$, „,. V00rjevri,m. /"rort(,
*«e,[. oppervlakte, v. vfafr, o. uoor-
SÏÏï ï* M»ff«icAlt o. gezicht, o.
J.;lC0 (de), zjjdelings.
™« (en), in tegenwoordigheid van,
S <\'a)r«>» »«ff*fc«rdijfit,rto«iwwf.
-ocr page 192-
182                       FA£0
Facoi.....i, opmaken, fatsoeneeren, vor-
men, gewennen, beschaven, geauhikt
maken, bewerken, complimenten
maken.
Kanonnier, m. compUme.ntenmaker, m.
Fagonnier, complimenteus.
Facsimile, ra. facsimile, o.
Facteur,m. factoor,m.commissionnair,
m. zaakvoerder, m. bri\'venbestdler,
^ m. instrumentmaker, m. factor, m.
Facticö, nagemaakt, nagebootst, gekun-
steld, valsch, kunst
....
Factieux, oproerig, muitziek. (ter, m.
Factieux, m. oproermaker, m. mm-
Facüon, f. partij, v. factie, v. êohild-
\'"■i\' ■\'(.\'. », si hl/•./..:reii. o.
Factiomi.iire, m. schildwacht, m.
Factorage, m. factoorsloon, o.
Factoren.;, f. factorij, v.
Factoric, I. factorij, v.
Factotou, m. factotum, ra.
Factiim, m. /tfi(, o. memoWfl, v.
Facture, f. warenlijst, V. factuur, v.
fatsoen, o. maaksel, o.
Facule, f- lichtende vlek in de ton, v.
Facullatif, rechtgevend, aan de verkie-
sing overgelaten, facultatief.
Faculté, f. macht, v. vermogen, o. be-
kwaamheid,
v, faculteit, v.
Fadaise, f. beuzeling, y. zoUernij, v.
Fadasse, ijselijk laf.             (lafheid, v.
Fade, laf, smakeloos, onnoozel-
Fadeur, l. lafheid, v. smakeloosheid,y.
Faqot, m. takkenbos, m. mutsaard, in.
bundel, m. hoop, m. sprookje, o.
Faaotage, m. maken van takkenbos-
fen,
o. rijshottt, o.
Fagotaille, t. afdamming met takken-
bossen,
v. rijswerk, o.
Fagoter, takkenbowtn maken, bossent
opsmukken, overhoop smijten.
Fagoteur, m. takkenbossenmaker, m.
knoeier,
m.
Fagotier, m. sprookiesverhaler, m.
Fagotin, m. aangekleede aap, m. grap-
penmaker,
m /laHJmorsf, ui.
Fayoue, f. borstklier, v. zwezerik, m.
Faguenas, m. sftjrAe fut-A\', v. viate
lut/ir, v.
Faible, m. zwakheid, v. gebrek,
zwakke zijde,
v. iwn/t, o.
Faible, zwak, krachteloos, machteloos,
flauw, van weinig waarde.
Faiblement, xwakjes.
FAIS
Faiblesse, f. zwakheid, v. flauwte,\';
onmacht,
v. tekortkoming, v.
Faiblir, verzwakken, zwak wordt*,
den moed verliezen, verminderen.
Fatde, f. twist, m. oorlog, m. vijand?
hjkheid,
v. uitdaging, v.
Faieuce, f. aardewerk, o. platetl
werk, o.
Füience, naar plateelwerk gelijkend.
Faieiieeri<*. f. plateelbakkerij, v. aar-
dewerkfabriek,
v.
Faiencier, m. aardewerkfabrikant, n
plateelbakker, m. u>t»fct;J(«;r t»«af-
dewerk, m.
Faiile, f. feil, v. fout, v. /ali«j, v.
Failli, ra. bankroetier, m. bankbret-
Faillibilité, f feilbaarheid, v. (kige,a-
Faülible, feilbaar.
Faillir, feilen, misAag doen, missen,
tich vergissen, te kort komen, op ha
punt zijn, weinig schelen, bankroü
gaan, bankroet maken, eindigen.
Faillite, f. bankbreuk, v. fatttinr
ment, o. failliet,
o.
Failloise, f. plaats waarde zon onder-
gaat,
v.
Faioi, f. honger, m. lust, m. zucht, %
Faim-calle, (. paardenhonger, m.
Faim-canine, f. geeuwhonger, m.
Faim-valle, t. hongerziekte, v.
Faine, f. beuk, v. beukenoot, v.
Faiuéant, ra. luiaard, m. nietsdotner,
m. ledigyanger, m.
Faincant, lui. ledig, werkeloos.
Faiii&nter, luieren, ledig gaan, lan-
terfanten.
Fainéantise, f. luiheid, v. ledigheid, *■
traagheid,
v. lanterfanter^, v.
Faire, maken, doen, laten, verrichte*,
plegen, voortbrengen, geven, houden,
afleggen, nabootsen, vertoonen, be-
talen, door schudden, zijn.
Faire {se), worden, geschieden, gebeu-
ren, beter worden, zich gewennen-
Faisable, doenlijk, uitvoerbaar,
Faisan, m. fazant, m.
Faisances, f. pi. toepacht, v.
Faiiande, f. fazant-hen, v.
Faisandeau, m. jonge fazant, m.
Faisander, vlevsch adellijk laten wor-
den, laten besterven.
Faisander (se), adellijk worden.
Faisanderie, t. fazantenhok, o. fazan-
tengaarde, y.
-ocr page 193-
FANF                    183
Falunière.f.Jcnefp&aMM\'che\'porotftie,
t. schelpzandhoop, ra.
Farne, f. /aam, v. naam, m.
Famé, befaamd.
Famé (bien), r/oed (er naam, in een
goeder, reuk.
Famé (mal), slecht ter naam, in een
kwaden reuk.
Famélique, hongerig , uitgehongerd,
schraal.
Fameux , befaamd , vermaard , be~
roemd, berucht, groot, aanzienlijk,
K.imil, tam, mak.                  (fameus.
Familiariscr, gemeenzaam maken, ge-
wennen.
Farailiariser (se), zich gemeenzaam ma*
ken, zich eigen maken.
Familiarite , f. gemeenzaamheid, v.
vertrouwelijkheid, ?. famtliariteit, v.
Familie]-, gemeenzaam, vertrouwelijk,
wel bekend, natuurlijk, gemakkelijk,
familiaar, huis
....
Familicr, m. huisvriend, m. vertrou-
weling,
v. dienaar der inquisitie, m.
Familie, I. familie, v. bloedverwanten,
m. me. huisgezin, o. afkomst, t.ge-
slacht,
o. stam, ra. huis, o.
Familleux, hongerig, schrokkig, vraat-
zuchtig.
Fajiine, f. hongersnood, m.
Fanage, m. hooien, o. hooibouw, m.
hooiloon, o. loof, o.
Fanaison, f. hooitijd, m. grasmaaien, o.
hooien,
o.
Fanal, m. scft eepïfanf aarn, v. vuur-
baak,
v kustlicht, o. lichten, m. me.
Fanatique, dweepztek, fanatiek.
Fanatique, m. dweper, m. geestdrij-
Fanatiser, dweepziek maken, (ver, m.
Farjaliter (se), riwi:>,}>zi>iii worden.
Fanatisme, m. dweepzucht, v. dwepe-
ry\', v. /anad\'ame, o.
Fane, f. verwelKf Wad, o. loof, o.
Fané, !-eci(-\'t\'(A-t, verlept, fletsch.
Faner, hooien, te drogen leggen, doen
verwelken, doen verschieten.
Faner (se), verwelken, verleppen.
Faneur, ra. hooimaker, m. hooier, m.
Fanfan, m. lievcrtje, o. hartje, 0.
popje, o. schatje, o
Fanfare, f. trompetgeschal, o. fanfare,
v. hoornmuziek, 0.
Fanfaron, ra. zwetser, m. snoever, va.
opsnijder,
m. pocher, en. bluffer, m,
FAIS
lisandier, m fazantenktieeker, m.
iisane, f. fazant-hen, v.
iisceau, in. bundel, ra. bos, m rot, o.
aisceaux, m. pi. fasces, v. me.
liieur, m. maker, m. werker, m.
lissellc, f. kaasvorm, m.
lissor. teenen invlechten.
lisserie, f. open mandewerk, o
Jisses, f. pi. mandenmakers twijgen
». me.
ai^sier , m. openmandewerkma-
ker, m.
lit. m. feit, o. daad, v. zaak, v. je-
f<i(, o. bedrijf, o. "hoogte, v.
ait (de), inderdaad.
»il {(out fit, gefteeJ en al.
ait, \'jetfaa», voitvajsen, tKj/ftomen, je-
schikt, vast,
aitaye, m. daA, o. defcfood, o.
■litard, m. luiaard, in.
■tilardisc, f. luiheid, v. vadsigheid, v,
aite, rn. noft, v. (op, m. vorstpan, v.
\'owjwnt, o.
tiere, I. iio/cpaH.v, voriïpaii, v. bo-
■ nste dwarsligger,
m.
*, ra. last, m. vracnt, v. zwaarte,
,v-stutten,
ra.
,a ajse, 1. steile kust, v. JHip, v.
:,jaiser, branden, breken.
Janque, !. brandpijl, m.
, uala, m. opUgtd, o. falbala, v.
P!cMe, ï- korte sprong, ra.
icifére, m. sikkeldrager, m. zeisdra-
„ :W, m.
■ «alcüorme, si/rfce/üormïa, «ijvormty.
P> «rde, f. waterAoen, o.
*a ace, f. bedrogi, o. bedriegerij, v.
Ja aoieux, bedrieglijk.
*al|oir moefc\'tt, oenoodraaW zy\'n ,
i -\'J00<»9 A«W?», schelen, ontbreken.
I ■«\'ot, m. stoklantaarn, v. seinlicht,o.
_ s"fl«/c, m. grappenmaker, m.
!*a ot, snaaksch, belachelijk, drollig.
«otier m. fcïHfaarjioprfefcer, m. fan-
««rMdrajei-, m
?i a1 \'• ?roo,,ï \'afcfrenftos, m.
I fcï *;ft*»\'«\',m\'ffi zeisuontiig.
, g sificateur, m. vervalscher, m.
I ra\'="wtion, f. vervalsehing. ï. nama-
El™\' "«nwlMfta», namofteti.
g UI>. m. scAelpMnd, o.
, *wun«i mei «fte/pxand mesten.
-ocr page 194-
181
FANF
FASC
Farcir, vullen, volstoppen, farcecm
Farcisseur, m. vuiler fin. volstopper ,r
Karcissure, f. vulling, v. volstopping,
Fard, m. blanketsel, o. oplegsel,
vernis, 0. klatergoud, o. valid
schijn, m. veimerg, v.
Fardeau, m. Jas(, m. jxiA\', 0. j
wicht, o. beslagbrij, m.
Karde, f. friin<M papieren, m. fcan/,
Fanier, blanketten, opleggen, vernim
opsmukken, bewimpelen, inzakk»
Fardier, m. blokwagen, m.
Farfadet , m. kaboutermannetje, *
lichtzinnig mensch, ca. losbol,
Farfara, f. czelat\'oW, m,
Farfouiller , omwoelen , frommeu\'
overhoop halen, doorsnuffelen.
Fargues, f. pi. setboorden, o. me.
t\'aribole, f. sprookje, o. praatje,
witjewasje, o. gekheid, v.
Farinac<:, meelachtig, melig.
Farine, f. meel, o. blom, v. meelivil,
Fariner, met meel bestrooien, bepocif
ren, in meel wentelen.
Farinet, m. dobbelsteen met oogen aa"
èène zijde, ca.
Farineux, m. meelsptjs, v.
Farineux, meelachtig, melig, met ■*•
bedekt, meelwit.
Farinier, m. meelverkooper, m.
Farfnière, f. meelton, v. meelkist,
meelkamer, v. meelverkoopster, ?■
Farlouse, f. veldleeuwerik, m.
Farouche, wreed, wild, woest, schim
ongezellig, stroef, stug, streng.
Farrage, m. masteluin, o.
Farrago, m. vermenging, v. memjc
moes, o.
Fasce, f. balk, m. streep, v.
Fascri, met balken, met dwarsstrepe
Fasciculaire, tot een bundel vereent\'}\'
Fasciculc, f. bundel, ra, gedeelte, o-
Fasciculé, bundeivormig, tot SuniW\'
gemaakt, bundelsgewijs.                  *
Fascté, gestreept.
Fascies, f. pi. strepen, v. me.
Fascinage, m. takkenbossenwerk, \'■\'
maken vnn takkenbossen, o. mc\',.
Fascination, f. betoovering, v. verbid
ding, v. tooverkracht, v.
Fascinc, f. takkenbos, m. bundel roe-
den,
ra. fascine, v.
Fasciner, betooveren, verblinden, öt"
goochelen, fascineeren.
Fanfaron, ri« ,■[iend, snoevend, pochend,
bluffend.
Fanfaronnade, Kanfarormerie, f. zwet
serij,
v. pocherij, v. snoeverij, t
bluf, va.
Fanfreluclie, f. kwikjes en strikjes, o.
vodderij,
v. snorrepijper\'a, i.
Fdiuje, I. slijk, o. modder, m. heffe,v
Fangeux, slijkerig, modderig, vuil.
Famon, m. vaantje, o. trosvaan, v. ba
gagevaan,
v,
Fanon, m. kossem, m. halskwab, v
walvischbaard, m. armband, m.
Fanons, m. ui. mijterslippen, v. me.
vaantje, o. beenbreukverband, o.
Faniaisie.f. inbeelding, v. iferfct?eWni<7,
v. verbeeldingskracht, v. jrW, v
/utm, v. invai, m. fusf, ni. fandi
sie, v.
Fantaisiste, m. fantasist, m
Fantasoiagorie, f. voortbrenging van
schijngestalten,
v. /aHfasmagort\'e, y.
Fantasmayorique, schijngestalten voort-
brengend, geest
....
Fantasque, grillig, wonderlijk, onre-
gelmatig, avontuurlijk.
Fantassin, m. voetknecht, m. infante-
rist,
m.
Fatitastique , ingebeeld, hersenschim-
mig, tooverachtig, fantastisch.
Fantoccini, m. pi. marionetten, v. me.
Fantrime, m. spook, o. spooksel, o.
schim, v. schrikbeeld, o. /icrsen-
jchim, v.
Faon, in. /!>\'i\'/ van een hinde, o. »•«!*■
Faonner, jongen werpen. (kalf, O.
Faquin, m.ac/ioMv>*ft, m. deugniet, m.
schurk, m. eUdttdtunp, m. verwaten
gek,
m. houten beeld, m. ledepop, v.
Faquin er ie, f. schurkenstreek, nx.schur-
kerii, v.
Farailion, m. kleine zandplaat, v. klei-
ne zandbank,
v. tnno/ui\'o*, m.
Farais, m. koraalnet, o.
Faraison, i, glazen blaaspijpeinde, o.
Farats, m. pi. rommelzoai, v.
Farce, f. hakmoes, o. vulset, o. klucht,
v. grap, v. aardigheid, v. klucht\'
spel,
o.
Farcer, kluchtspelen opvoeren, kluch-
ten maken, grappen verkoopen.
Farceur, m. MucMspeler, ra- grappen-
Farcin, m. worm, m. (maker, m.
Farcineux, door den worm aangetast.
-ocr page 195-
FASE
Fasiiole, l. stamboontje, o.
Fasier, wapperen, fladderen.
Faste, ui. pracht, v. luister, m. ver-
tooning,
v. hoovaardij, v.
Faste, gelukkig.
Fastes, m. j.I jaarboeken, o. me. ge-
schiedboeken,
o. me. (veeleischend.
Fasl idieu v, vervelend, lastig, verdrietig,
Fastigtf, even hoog, gelijk getopt.
Fastueux, prachtig, luister rtjk,weidsch,
opgeblazen, hoovaardig.
Fat, ra. zotskap, m. lafbek, m. ver-
waande gek,
m. fat, m.
Fat, gek, zot, laf, verwaand, fattertg,
Fatal, noodlottig, vast bepaald, onver-
mijdelijk, fataal, ongelukkig, doode-
lijk, beslissend, dood
...., nek ....
Fatalist*. door het noodlot bepaald, ge-
doemd, gepredestineerd.
Fataiiser, aan het noodlot overlaten,
^ aan het noodlot onderworpen zijn.
Fatalisme, m. geloof aan een noodlot,
o. leer van het noodlot, v.
Falaliste, m. fatalist, m. die aan een
noodlot gelooft,
m.
Fata Ut (\'t, f, noodlot, o. noodlottigheid,
v. bestemming, y. ongeluk, o.
Fatidinue, voorspellend, voorzeggend,
^profetisch.
Fatiiiant, vermottend, afmattend, ver-
velend, lastig, langwijlig.
Fatigue, f. vermoeienis, v. vermoeid-
heid,
v. vermoeiend werk, o. onge-
mak, o. moeieliikheid, v.
ratigvi, vermoeid, moe, moede, afge-
iverkt, afgemat.
ratiguer, vermoeien, afmatten, lastig
vallen, zich vermoeien, hard werken,
zich afwerken, zich afsloven, fati-
geeren.
                             (worden.
Fatiguer (se), zich vermoeien, moede
ratras, m. prullen, v. me. prullen-
boel,
m. prullerij, v. beuzelarij, v.
"•\'(\'■•oil, m.
Fairasser, beuzelen.
ratras^eur, m. beuzelaar, m.
f" atuaire, m. waarzegger, m. ziener, ra,
Fatuisme, m. Fatuitó, I. zwakhoofdig-
heid,
v. zotheid, v. dwaasheid, v.
verwaandheid, v. lafheid, v.
j*,atum, ra. noodlot, o. fatum, o.
Fau, m. beuk, m. beukeboom, m.
Faubert, m. zwabber, m.
Fauberter, zwabberen, dweilen.
FAUS                   *
Faubourg, m. voorstad, v. buite\\
wijk, v.
Fauchage, ra. maaien, o. maailoon,
Fauchaison, f. maaltijd, m.
Fauchard, ra. sikkeltje, o.
Fauclie, f. maaltijd, m. maaien,
gemaaide, o. hooi, o. gras, o.
Fauclnte, f. maaiersdagwerk, o.
Faucher, maaien, afmaaien.
Fauchet, m. hooihark, v. kleine zeis,
Fauclieur, m. maaier, m. HootUH
gen, ra. tongbeen, v.
Faucheux, m. hooi wagen, m.langbeet
Fauchon, m. stoppelzeis, v.
            (
Faucille, f. sikkel, v. pik, v.
Faucillon, m. sikkeltje, o. hakmes,
Faucon, m. valk, m. veldslang, T.
Fauconneau, m. jonge valk, m. !\'•\'■■
net, v. dwarsbalk, m.
Fauconnerie, f. valkerij, v. valkenhui
o. valkenjacht, v.
Fauconnier, m. valkenier, m.
Faucon nu-re, f. roJJtetttfrsfMcfc» v.
Fauder, vouwen, merken.
Fauilct, in. droogscheerderS\'bankje, •
Faufller, rijgen, driegen.
Faufiler (se), zich indringen, zich to\\
gang verschaffen, zich verbinden.
Fatilx, f. zeis, v.
Faune, m. boschgod, m. faunttSj m.
Faune, f. wildc-dieren-besehrijving,
fauna, v.
Faussaire, m. vervalschcr, m. valsci
aard, m. bedrieger, m. falsaris, i
Fausse-aire, f. knlklaag, v,
Faiisse-alarme, f. I003 alarm,o. vals
\'darm, o.
Fausse-attaquc, f. looze aanval, m.
Fausse-braie, I. bedekte weg, m.
Fausse-chiMidoiae, f. zwaluwsteen,
Fau >■■\'.\'-\'■!■\'■, f. valsche sleutel, ra.
Fausse-couche, f. miskraam, v.
Fausse-itquerre, f. zwaaihaak, m.
Fausse-tHrave, f. binnensteven, m.
Fausse-fleur,f. onvruchtbare bloesem,
Fausse-marcne, f. schijnmarsch, ra.
Fausse-marge, f. te korte bladen, o.t
Faussement, valschelijk.
Fausse-monnaie, f. valsche munt, v
Fausse-page, f. schtttblad, o.
Fausse-porte, f. sluipdeur, v.
Fausse-position.t.geawongene houdt
v. valsche houding, v.
Fausser, verbuigen, verdraaien, kn
-ocr page 196-
FÉDÉ
1.M,
FAUS
men, verbreken, schenden, verval-
senen, verlaten.
Fa usses-man ch.es, f. pi. ovcrmouwen,
v. me. morsmouwen, v. me.
Fausset, m. zwikje, o. piepende stem,
^
v. hoofditem, v. fausset, o.
Fausseté, f. valschheid, v. onwaar-
heid,
v. falsiteit, ?.
Faussure, f. Mokkebocht, v.
Faute, f. fout, v. feil, v. gebrek, o.
^ schuld,
v. misslag, m. vergrijp, o.
Fauteau, m. stormram, m.
Fauteuil, m. armstoel,m. leuningstoet,
m. fauteuil, ra. voorzitterschap, o.
Fauteur, m. begunstiger, m. bescher-
mer,
m. voorstander, va.
Fauti(, foutief, qebrekkig, vol fouten,
berispelijk, feilbaar.
Fauve, vaalrood, rosachtig. •
Fauve {béte, f.), rood wild, o.
Fauvctte, f. grasmusch, v.
Faux, f. sikkel, v. xeÉa, v.
Faux, m. valschiieid, 9. vervalschle, o.
onwaarheid, v. falsiteit, o.
Faux, valsch, onecht, verdicht, na-
gemaakt, onwaar, geveinsd, bedrieg-
lijk, ijdel.
Faux (a), ten onrechte, te vergeefs.
Faux-accoid, m. valsche toon, m. wan-
geluid, o.
Faux-bois, m. waterloot, v.
Faux-bond (jouen, te leur stellen,
voor niet laten komen, laten zitten.
Faux-bourdon, m. eentonig gezang, o.
kerkgezang, o. hummel, in.
Ftux-brave, m. snoever, m.
Fdux-brillant, m. valsche schijn, m.
klatergoud, o. valsch juweel, o.
Faux cumhle, m. overdak, o.
Faux-coup, in. mtsstoot, ut. schamp-
scheut, m.
Faux-emploi, m. valii\'At; poif, m.
Faux-étai, m. looze stag, V.
Faux-étambord, m. looze achterste-
ven, va.
Faux-feu, m. afbranden van het kruit
op de pan, o.
Faux-feu, m. blikvuren, o. me.
7aux-fourreau, m. scheedeouertrek, o.
.•\'aux-frais, m. pi. buitengewone uitga-
ven,
v. me.
                       {voetpad, o.
\'aux-fuyant,m. uitvlucht, v.oniweg,m.
\'aux-germe, m. wanvrucht, v.
\'aux-iour, m. valsch licht, p.
Faux-manteau^.sc/ioorsffienman^^m.
Faux-marcher, m. acftiunsc/m gang,m.
Faux-monnayeur, m. valsche munter,m.
Faux-pas, m. misstap, m- misslag, m.
Faux-plancber, m. dubbele zoldering,?.
Faux-pottt, m. koebrug, v.
Faux-sabord, m. looze poort, v. Hinde
qeschutpoort, v.
FdMx-&iuna<}e,m.zoutsmokkelhandel,m.
Faux-saunier, m. zoutsmokkelaar, m.
Fiiux-scmblant, m. valsche schijn, m.
Faux-tirant, m. vaste balk, m.
Faux-titre, m. voortitel, m. Fransche
Favelotte, (. boontje, o.
           {titel, m.
Faveur, f. gunst, v. begunstiging, v.
genegenheid, v. smal tint, o.
Faveur (entree, f. de), vrijbiljet, o.
Fa»oraüle, gunstig, voordeelig, genegen.
Favori.m. gunsteling,m. bakkebaard,m.
Favori, heyutistiffd, geliefd, geliefkoosd.
Favoriser, begunstigen, gunstig zijn.
Favorite, 1. favoriete, v. beste, v.
Favorilisme, m. stelsel van gunstelingen
te bevoordeelen, o.
Féaqe, m. erfleengoed, o.
Fé;ti, getrouw-
Fébiicitant, m. koortsige, m. koortslij-
der,
m.
Fébricitant, koortsig, door de koorts
aangetast-                       ... ...
Fébrifu\'ie, m. koortsverdrgvend mtd-
FeVifuiie, koortsverdrijvcnd. f del, o.
Fé UrileMortsachtig,koortsve rwekkend.
Pieala (matiére, (.), menschendrek, m.
Fécer, droesem vormen, bezinken.
FècGs,m.pl.tinksel,o.bezinksel,ogrond-
sop, o. droesem, m. mo<ir,v. drek,m.
Fécoud, vruchtbaar, rijk.
Fécondalion, f. bevruchting, v. vrucht-
baarmaking, v.
Féconder, &<wriwW«s», vruchtbaar ma-
Fécondité, I. vruchtbaarheid, v. rijk-
dom,
m.
                            ,           . £*\'
Fécule, f. zetmeel, o. grondsop.o. heffe,
Pécokaot, I. aametsel,o. bezinksel, o.
Féculeut, drabbig, zetmeel bevattend.
Fédéral, bondgenootschappelijk.
FèdéraMser,bondgenootschappelyken re-
geeringsvorm invoeren.
Fédéraliser (se), zich tol een bondge-
nootschap vereenigen.
édéralisme.m. stelsel van bondgenoot-
schappelijke regeering, o.
-ocr page 197-
FÉRE                      187
Femme en couche, f. ftraumyrouu/, v.
Femmelette, f. onnooiel wijfje, o. ver-
wijfd mensch,
ra. m<-ik»iuil, m.
Fémoral, M de dy\' behoorend.
Fémur, m. dijbeen, o.
Fetiaison, f. nooten, o. hooitijd, m.
Fénasse, f. Spurrie, v. voeder, o.
Fendant, m. houw, in. zwever, m.
bullebak, m.
Fenderio,!. ijzerklooverij, ?.stafhamer,
in kloofhamer, m.
Fendeur, m. kloover, m.
Fendeur de naseaux, m. bluffer, m.
MOever, tn.
Feiidilté, vol oarjft;», vof kloven, vol
scheuren.                                       (ren.
Fendiller (se), splijten, barsten, scheu-
Feiidoir, m. kloofbeitel, m. kloofmes,o.
splijthout, o.
Feiidre, klieven, splijten,klooventscheu-
ren, breken, doorheen gaan.
Fendre (se), splijten, scheuren, bat-
Fenestré, met gaatjes.
                   (sten.
Fenctrage, m. vensterwerk, o. ven\'
sters, o. we. venstergeld, o.
Frfnètre, f. venster, o.
Fenil, m. hooiberg, in. hooimijt, v.
hooitolder, ra. hooischuur, v.
Fenouil, m. ven/cel, v.
Fenouilleue» f. venfceiwaïer, o. vew-
kelappel, m.
Fente, f. spieef, v. kloof, v. reet, v.
st/ieur, v, barst, m. ader, T.
Fenton, m. anker, o. klamp, ra.
Fenuyrec, m. fenegriek, o.
Féndal, /eenroerty, feudaal, leen ....
Féodal (droit, ra.), leenrecht, o.
Féodalité, ï. leenroerighcid, v. fee«-
plicht, m. feudaliteit, v.
Fer, m. yaer, o. a(a«f, 0. degen, m.
hoefijzer. o. dregde, v.
Fer (de), yzeren, y\'ier....
Fer-a cheval, m. hoefijzer, o. \'<<thv
maan, v.
Fer-a-(riser, m. krulijzer, o.
Fer-a repasser, m. strijkijzer, o,
Féramine, ra. yzeriteen, m.
[\'\'er-hl.iiic, ui. blik, o. trommel, v.
blikje, o.
Ferbiantier, m. blikslager, m.
Fer-cbaud, m. maaybrand, m.
Fer-de-cheval, m. hoefijzer, o.
Féret, m. fatsoeneert/tert o. blaat.\'-
steen, m.
FKDE
FédéraJiste, m. aanhanger van het stel
sel van bondgenootschappelijke re
yeering, m. verbondsgezinde, m.
Kdératif , bondgenootschappelijk ,
honds ....
rédération, t. bondgenootschap, o. ver-
bond,
o. confederatie, v. bond, m.
r êdéré, m. bondgenoot, m. verbon-
dene,
m.
Fe"e, f. toovernimf, v. looveryodin, v.
beschermgodin, v. /ee, v. nimf, v.
réer, betooveren.
r\'éerie, f, tooverkutut, i. tooverspel, o.
betoovering,
v.
Kéerique, tooverachtig.
Ieindre, vetnren, vuon/wen, verzin-
nen, doen alsof, aarzelen, hinken
\'«\\n\\,geveinsdtverzonnen,valsch,blind.
remie, f, tttinsing, y. geveinsdheid, ».
*»(, v. verdichtsel, o. schijnslag, m.
na/ve (oon, m. (Zoove pfe/c, v.
reiutise, f. geveinsdheid, v. s/utvAeia\'.v.
«Ulier, m. glasblazer, m.
r e d-maréchal, m. veldmaarschalk, m
>eld-spath, f. veldspaath, V.
*e dspatluque, veldspaathachtig.
re e, I. glasblazerspijp, v.
««e, gekraakt, gebarsten, niet goed in
_ orrfg.
Mer, doe» barsten, doen splijten.
Mier (se), bars(ett, splijten.
^elicitation, f. geluk wensching, v.
telicitó, I. gelukzaligheid, v. za/io
Actd, v. yeJuA, o. n«ï, o.
W iciter, oWuAriüeMscnen, feliciteeren,
**MH<ir(se), zich gelukwenschen, bljjde
.,Bn\' *ich verheugen,
Jéiue (race, I.), kattengeslacht, o.
Hloti, trouweJooa, verraderlijk,oproe-
8U1\'l weed, onmenschelijk, valsch.
re onie, 1. ontrouw, v.uerxef, o. wreeo"-
té ouque, f. roeisloep, v. /Aetd, v.
Feta», i. !>a™t, m. sc/iewr, v.
£\' |, » •""owwelyfc, wijfjes....
renaelle, f. wijfje, o. vrouw,v.meis/e.o.
^enielles, f. pi. duim&ngm, m. me.
"•\'\'aimin, vrouwelijk.
rejiinin, m> vrouweiiji(, 0.
temimser, va» Aeï vrouweJyft geslacht
maken.
\'emme, ï. vrouw, v. wy/, o. c/ade, v.
E**** (sage-, f.), uroed vrouw, v.
femme de chambre, (. Aameniei*, t.
• enime de charge, 1. JUUutwfjftfr, v.
-ocr page 198-
188                        FËRI
Férial, tot de feestdagen behoorend.
Férie, f. feestdag, ra. rustdag, m.
weekdag,
m. marktdag, in.
Férin, boosaardig, kwaadaardig.
Férir, slaan.
Férir (au coup), zonder slag of stoot.
Ferlage, ra. reving der zeilen, v.
Ferler, reven, inhalen.
Ferlet, m. hoekdrukkerskruis, o.
Fermage, m. pacht, v. pachtgcld, o-
Fermail. m. sluithaak, m.
Fermaille, m. ijzeren tralie, t.
Formaillt>, van sluithaken voorzien.
Ferme, m. pachthoeve, v. hoeve, v.
pacht, v. dakbalk, m. dakstoel, m.
Ferme, ferm, vast, stevig, onbewege-
lijk, standvastig, fiksch, pal.
Ferment, m. gist, f, deesenx, m. mi\'d-
i/c/ om (e sosH gisten, o.
Ferraentable, voor (fitting vatbaar.
Fermentalif, gisting bevorderend.
Fermentation, f. gisting, v. rijzing, v.
Fermenter, t/istcn, rijzen, werken.
Fermer, stut\'féH, toedoen, JotfmaAen, iti-
tiuiifn, stoppen, bezet houden, toe-
gaan, gesloten worden.
Fermer (se), sluiten, zich sluiten,hee-
len, dichtgaan.
Fermeté, f. vastheid, v. stevigheid, i.
standvastigheid,^, vastberadenheid,?.
Fermette, I. kleine pachthoeve, v.
Formettire, f. sluiting, v. slot, o.
Fermier, m. pachter, m.
Fermière, f. pachtersvrouw, v.
Fermoir, m. slot, o. haak, m. beitel, m.
Féroce, wild, wreed, wreedaardig,
woest, bloeddorstig.
Férocité, f. wildheid, v. woestheid, x.
wreedheid,
v. bloeddorstigheid, v.
Ferrage, m. beslaan, o. stemvelrecht, o.
Ferraille, (. oud ijzer,o. oud ijzerwerk,
o. oud roest, o.
Ferrailler, schermen, schermutselen,
krakeelen, kijven.
Ferrailleur, m. oudijzerkooper, m. voor-
vechter, m. twistzoeker,
m.
Ferranl (mantahal, m.), hoefsmid, m.
Ferré, beslagen, ijzerachtig, vast,stroef.
Ferrement.ra. ijzeren werktuig,o.ijzer-
werk,
o.
Ferrer, beslaan, scherpen, op scherp
zetten, plombeeren.
Ferret, m. veterbeslag, o. nestelbeslag,
Ferri\'tier, m. hoefhamtr, m.            (o.
FE.ST
Feneur , m. nestclbeslagmaker , n.
plombeerder, m.
Ferrière, f. hoefsmids lederen zak, m.
Ferrification, f, ijzervorming, y.
Ferron, in. ijzerkooper, m.
Ferronnerie, f. ijzersmederij, v. ijzer-
winkel,
m. ijzerkooperij, y. ijzer-
werk,
o.
Ferronnicr, m. ijzerkooper, m.
Feironnii\'re, f. tjzerkoopster, ra. hoofd-
sieraad, o.
Ferrotier, m. glasblazersgezel, m.
Ferrugineux, ijzerachtig,ijzerhoudend.
Ferrure, f. ijzeren beslag, o. beslaan,o.
ijzerwerk, o.
Fers, m. pi. ijzers, o. me. boeien, v.
me. ketenen, v. me. slavernij, v.
Ferté, f. sterkte, v. vesting, t. fortc-
res,
v.
Fertile, vruchtbaar, overvloedig, rijk.
Fertilisation, f. vruchtbaarmaking, v.
Fertiliser, vruchtbaar maken.
Fertilité, f. vruchtbaarheid, v.
Féru, gewond, verliefd, gepikt, voor-
ingenomen.
Féiule, t. plak, v. handplak, v. berk-
wortel,
m. pricmkruid, o.
Fervent, vurig, ijverig, gloeiend,tbla- t
kend, innig. (drift,
v. vuur, o.
Forveur, f. drift, v, ijver, m. geest-
Ferze, f. zeildoeksbreedte, v.
Fesour, m. spade, v.
Fesse, f. bit, v.
Fesse-cahier, m. afschrijver, m. brood-
schrijver,
m.
Fess<!e, f. pak op de billen, o.
Fësse-MiiUliieu, m. woekeraar, m.
Fesscr, voor de billen geven, op de
billen slaan.
Fessier, m. achterste, o billen, v. mo.
Fessier, van de billen, bil...,
Fessu, dikgebild.
Festal, feestelijk, feest____
Festin, gastmaal, o. feest, o. festin, o-
Festiner, feestvieren, onthalen.                *
Festival, feestelijk.
Festival, m. feestvieren, v. feestelijk-
heid,
v. festiviteit, v.
Feston, ra. toofwerk, o. festoen, o.
Festonner, met loof werk versieren,
toofwerk maken, boogsgewijs uitsnij-
den, festonneeren.
Festoyer, feestelijk onthalen, feestelijk
ontvangen, féteeren.
-ocr page 199-
FÊTE
iFVte, f. (eest, o. feestdag, m. geboor-
I tetlag, ra. naamdag.m. heilige dag,m.
I Fète-Dieu, f. heilige Sacramentsdag,m.
Ft-ter, feestelijk onthalen, vieren.
F.\'ticbe, m. fetisch, ra.
FtHichisme, m. fetischdïenst, m.
Fétide, stinkend, bedorven.
Faidité, f. stank, m.
Filoyer, feestelijk onthalen, feestelijk
ontvangen, fèteeren.
Félu, m. slroofiaJm, m. speldeknop,
a. niets, o. sikkepitje, o.
Fe», m. vuur, o. brand, m. schouw, v.
schoorsteen, m. uion»«s, v. AiH<\\ v.
foor», m.
Feu, wijlen, zaliger, overleden.
Feu (arme, f. a), vuurwapen.
Feu (faire), vuren, schieten.
Feu a (mettre Ie), in brand efeften.
Feu d\'artifice, m. vuurwerk, o.
i-eudalaire, m. leenman, m.
Fcudiste, m. in het leenrecht ervaren
menseh,m. schrijver over leenrecht,,m.
FeuilJade, ƒ. platte uitspreiding, v.
Feuillage, ta. loof, o. bladeren, 0. me.
hofwerk, o. gebladerte, o.
Feuitlaison, f. bladschieting, v.
reoilJant, m. feuillant, m benedic-
tijn,
m.
Feuillantine, t. benedictijnernon, v.
feuilletee, v.
Feuillard, m. hoephout, o.
Feuille, 1. blad, o. vel, o. dagblad, o.
r "rtri/ï, d. ffff, v. schilfer,*.foelie,*.
Feitilló, gebladerd.
«uillee, f. Jon/", o. gebladerte, o.
Feui e-morte, m. donkergele kleur,*.
«uile-mo-ne, donkergeel.
«tiiller, bladeren, schilferen, bladeren
plukken, bladeren krijgen.
[W ère, f. oardai/er, v.
«uii eret, m. boorschaaf, *.
«ui et, m. blad,o.laag,*.draaizaag,
«iii etage, m. boterdeeg, o.
            (v,
Jeuilleté, bladerig.
Feuilleter, doorbladeren, doorloopen,
Waderxg maken, boterdeeg maken.
«willens, m. af schilfering, *.
«iuHüton, m. blaadje, o. mengelwerk.
o ■feuilleton, o. liniaaltje, o.
[.*"! ?«e I. half okshoofd, o.
FICII
|£9
Feuillure, f. sponning, v.
Fcurre, m. stroo, o.               (wing. m.
Feurs, m. pi. onkosten voor bebou-
Feutrage, m. vilten, o. viltmaking, v.
Feutre, m. vilt, o. vilten hoed, m.
scheerwol, v. vulselt o.
Feutrer, vilten, met vilt bedekken, met
scheerwol opvullen.
Feutrier, m. viltmaker, m.
Feutrière, f. zijglap, m.
Féve, f. boon, v. popje, o.
Fóverole, f. wit boontje, o.
FtH\'ier, m. booneboom, ra.
FiWrier, m. Februari, ra. sprokkel-
maand,
v.
Fi, foei, fij.
Fi, m. koeienschurft, v.
Fi (tiüre), versmaden, verachten.
Fiacre, m. huur koets, *. huurkoetsier,
Fiaraètc, f. vlamkleur, v.                (m.
FiancaÜIes, f. pi. ondertrouw, v. ver-
loving,
v.
Fiancé, m. bruidegom, m. verloofde,
F\'iancée, f. bruid, v.                          (ra.
Flaneer, ondertrouwen, verloven.
Fiasco, m. fiasco, o.
Fibre, f. vezel, *.
Fibreux, vetelig, vezelachtig.
Fibrillaire, op vezelen betrekking heb-
Fibrille, f. vezeltje, o.                  (bend.
Fibrine, f. vezelstof, *. fibrine, *.
Fic, m. vleezig uitwas, o. wrat, *.
Ficeler, met bindgaren binden.
Ficeleur, m. inpakker, m.
Ficclle, f. bindgaren, o. bindtouw, o.
pakgaren, o. koord, o. touwtje, o.
Ficellier, m. haspel, m. rol, *.
Fichant, tegenstrevend, verdrietig.
Fichant (feu, m.), strijkvuur, o.
Fiche, f. kram, y. houvast, o. pin, v
voegijzer, o. vischje, e. speelpen-
ning,
m. fiche, v. piketpaaltje, o.
Ficher, insteken, inslaan, inheien, in-
drukken, invoegen.
Ficher de (se), lachen met, den brui
geven van.
ficher Ie camp, zich weg pakken.
Fichcron, m. lens, *.
Ficiiet, m. trictracmerkpinnetje, o.
Ficheur, m. kalkinvoeger, m.
Fichoir, m. gespleten pin, v.houpin, *.
Fichu, in. halsdoek, m. fichu, o.
Fichu, belachelijk, onbeschoft, arm-
zalig, verloren.
-ocr page 200-
FftE
Figue ft (faire la), voor den gek hou-
den.
Fjguerie, f. vijgeboomgaard, m.
Figuler, m. vijgeboom, m.
Figule, f. wesp, v. rupsendooder, m.
Figurabilili*, f. vormvatbaarheid, v.
Figurant, in. balletdanser, m. figu-
rant,
m.
Figuratif, verbeeldend, afbeeldend,
zinnebeeldig, af schaduwend, figuur-
lijk, overdrachtelijk.
Figure, t. gedaante, v. gezicht,o. figuur,
v. en o. afbeelding,
¥. cnferletter, y.
Fjguré, oneigenlijk, overdrachtelijk, in
den figuurlijken zin, figuurtijk.
Figurer, verbeelden, afbeelden, voor-
stellen, overeenkomen, wel passen,
vertooning maken, figuur maken.
Figurer (se), zich verbeelden, tich in-
beelden.
Fifjurine, f. beeldje, o. nevenfiguur, v.
Fiyurisme, m. figurismus, o. {en o.
Figuriste, m. (igurist, m. figuurma-
ker,
m.
Fil, m. draad, m. garen, o. snede, v.
scherp, o. stroom, m. loop,m. stroom-
draad, m. samenhang,
m.
Fil de la vierge, m. herfstdraad, m.
Fjlatlière, 1. visschersschuit, ».
Filage, ra. spinnen, o. spinloon, o.
Filagramme, ra. waterwerk, o.
Filament, m. vezeltje, o. draadje, o.
Filamenteux, vezelachtig, dradig.
Filandière, t. spinster, v.
Filandières (soeurs, f. pi. schikgodin-
nen,
v, m«?.
Filandre, f. draad, tn. wier, o. herfst-
draad,
m. draadworm, ra.
Filandreux, dradig, vol draden, vol ve-
zeltjes, langdradig.
Filante (étoile, t.), vallende ster, v.
Filardeau, ra. jonge snoek, m. boom-
pje, o.
Filanieux, aderachtig, met aderen.
Filasse, f. gehekeld vlas, o. gehekelde
hennep, m.
Filassier, m. vlashekelaar, m. hennep-
hekelaar, m. vlaskooper, m.hennip-
kooper, m.
Filaiutir, m. spinnerijbestuurder, m.
Filatrice, l. zijdehaspelaarster, v.
Filature, t. spinnerij, v.
File, i. gelid, o. rt), v. rot, o.
File (cbel, m. de), vleugelman, m.
1\'llj
PIC1Ï
Fichurc, f. steekelger, m. palingste-
ker,
m.
Ficoide, m. dikhladige planten, t. me.
Fictice, ingebeeld, ver tonnen, nage-
maakt.
Ficlit, ingebeeld, verzonnen, verdicht.
Ficiion, f. verdichtsel, o. inbeeldsel,o.
verzinsel, o. vinding, v, fictie, v.
Fictinnnaire, op verdichtsel gegrond,
op inbeelding gegrond.
Fjdéicommis, m. fidei-commis, o.
Fidéicommissaire, m. ftdei-commishou-
der, in.
Fid^jussenr. m. borg, m. borgsteller,in.
Fid^jussinn, f. borgtocht, m. borgstel-
ling,
T.
Fidele, trouw, getrouw, eerlijk, op\'
recht, waarachtig, geloovig.
Fidèles, ra. pi. geloovigen, m. me.
Firiélitó, f. getrouwheid, v. trouw, t.
Waarheid,\'v. oprechtheid, v. eerlijk-
heid,
v. nauwkeurigheid, ».
Fidnciaire, m. fidei-commishouder,m.
Fief, m. leen, o. leengoed, o.
Fipffal, tot een leen behoorend.
Fiefiant, m. leenheer, m.
Fieffataire, m. leenman, m. lee.nplich-
tige, m.
Fieiït,beteend,leenroerig,in den hoog-
sten graad, aarts.... doortrapt.
Fieffer, in leen geven, met een leen
beschenken.
Fiel, m. gal, v. bitterheid, t. haat, m
Fiente, (. drek, m. mest, ra.
Fienter, drek loozen.
Fier, toevertrouwen, vertrouwen.
Fier (se), vertrouwen, zich verlaten.
Fier, fier, trotsch, verwaand, vermetel,
Fier-a-bras, n>. zwetser, m. buUtbak,
ra. pocher, m.
Fierté, f. fierheid, v. hoogmoed,m. ver-
waandheid,
v. stoutmoedigheid, v
Fievre, f. koorts, v. beweging, v.
FnWrenx, koortsig, koortsachtig,koorts-
verwekkend.
Ftfvrolte, f. lichte koorts, v.
Fifre, m. puitje, n. pijper, m.
Figaro, m. figaro, m. barbier, m.
FiqemPM, m. stolling, V. stremming, v.
Figer, doen stollen, doen stremmen.
Figer (se), bollen, stremmen.
Fiqnoler, anderen trachten te over-
bluffen, geaffecteerd zijn.
Figue, f. vxjg, v.
-ocr page 201-
FTQU                       191
Fin, f. einde, o. lief, o. besluit, o.
dood,
m. (/oei, o. oogmerk, o.
Fin, /ij», dun, geestig, listig, slim.
Finage, m. uitgestrektheid, y. om-
vang,
m. gebied, o.
Final , eindigend, laatst, beslissend,
slot. .. ., eind
....
Finale, f. sluitlettergreep, t. sluit-
noot,
v. slotletter, i.
Finale, m. einde van een muziekstuk,
o. finale, v. sluitstuk, o.
Finalement, eindelijk, ten laatste.
Finance, f. baar geld, o. gereed geld, o.
Itomeinsch cijfer, o. geldmannen,
m. me.
Financer, geld opbrengen, uitgevcn,be~
talen.
Finances, f. pi. financiën, v. me. pu-
blieke geldmiddelen,
o. me. schat-
kist,
v.
Financier, m. financier, m. schatmees-
ter,
m. pachter, m.
Financière, f. ronde letter, v.
Financtère (écriture, (,), rond schrift,
Finasser, konkelen, draaien.            (o.
Fjnasseur, m. konkflaar, in. bedrie-
Fin.1tre, f. slechte zijde, v. (ger, m.
Finaud, listig, slim, gewikst.
Finaud, m. slimme vent, m. gewikste
vent. m. fjnaard,
m.
Fincelle, t. zoomtouw, n.
Finchelle, f. trektouw, o. treklijn, v.
Finement, listigliik, fijntjes.
Finesse, (. fijnheid,v. dunheid, v. slim-
heid,
v. snedigheid, v. loosheid, v.
aardigheid, v. streek, m. behendiy-
Finet, *«*, /o<m.                      (fteirf, v.
Finette, f. dunne afo/", v.
Fini, geëindigd, volmaakt, voltooid, be-
paald, afgewerkt, beperkt, eindig,
Fini, m. volkomenheid, v. voltooiing,
». af gewerktheid, v. volledigheid, v.
Finiment, m. volmaaktheid, v. a/ffe-
werkte. o.
Finir, eindigen, einde maken,voltooi en,
afmaken, afwerken, de laatste hand
leggen, einde ne-nen, ophouden,uit-
scheiden, doodgaan, sterven.
Finisseur, m. voltooier, ra.
Finitetir, m. gezichteinder, m.
Finito, m. .■■■<\'<■.\', o.
Fiole, f. /ioo(, v. fleschje, o.
Fioriture, I. versiering, v.
?iqnette {par ma), op mijne eer.
FILE
\\\'t\'i\\e (demi, f.), eerste gelid, o.
I File (serre-, m.) gelidsluiter, m. rotslui-
File, m. getrokken draad, m. {ter, m.
Filer, spmnen, trekken.vieren, op eene
rij leggen, wegmoffelen, achter elk-
aar gaan, wegsluipen, uitrukken,
vallen.
Filer don*, zoete broodjes bakken.
Filerie, f. spinnerij, v. lijnbaan, v.
Filet, m. draadje, o. vezeltje, o. tong-
riem,
m. nierstuk, o. scheu\'je, o. net
o. strik,
m. trens, m. toom, ra. (i-
Fileur, m. spinner, m.               (let, o
Fileux, m. tweenttntige klamp, m.
Filial, kinderlijk, van kinderen, kin
der
....
Filiation, f. kindschap, o. afstamming,
v. aaneenschakeling,
v. verband, o.
j\'jlicite, f. varenstecn, m.
rjlicule, I. varenkruid, o.
FHière, f. draadijzer, o. trekijter, o.
\'rekplaat,
v. dwarstouw, o. moer,v
Mjlfonne, draadvormig.
■\'•lifTrane, m. draadwerk, o. water
merk, o.
rilin, nj. touwwerk, o. tros, m.
r.ilipendule, aan een draad hangend.
^il\'e, f. dochter, v. meisje, o. meid, v.
£,\'"e (belle-, (.), schoondochter, v.
SjJ« (petite-, f.), kleindochter, v.
rille deboutique,f. winkel jufvrouw, v,
Gillette, f. Hiei.ye, o. dochtertje, o.
Jwlleiil, m, peetzoon, m. petekind, o.
*! leule, f. peetdochter, v.
\'\'jjochc, f. weefsel, o. ncru\'firfc, o. wto-
J"jlon, m. mijnader, v. (tenfouu/,0.
g oselle, f. floretzijde, v. floszijde, t
n oiier, m. yarenkooper, m.
riloii, m. gauwdief, ra. ac/iurft, m.
jfftdt, m. afzetter, ra. bedrieger, m.
r\'louter, zakkenrollen, afzetten, be-
i\'negen, valsch doen.
\'oiiterie.f. fföKiodievery.v. afectterij,
f, ,»• scMmm}, v. pelterij, v.
j,..«i ra. mok, m. jongen, m.
P », m. (beau-) sc/ioonioon, m.
pjjj) m. (petit-) A/eitüoo», m.
|.. iiation, f, doorzijging, v. /i/trpflren.o.
Ire, in. filtreerpapier, 0. filtreer-
y.\' °™, m filtr eer steen,m. mi>i m-iM» >iA\',
,. \'rer, filtreeren, d
*\'". *. /yMe.
(m.
k)w»p, \'m. hoofd-
-ocr page 202-
192                   FIRM
Firmament, m. uitspansel, o. firma-
■ment,
o.
Firman, m. firman, m.
Fisc, m. schatkist, v. schatkistbeamb-
ten,
m. me. fiscus, m.
Fiscal, tot de schatkist behoorende ,
fiscaal.
Fiscelte, f. mandje, o. korfje, o.
Fissipède , m. dier met gespletene hoe-
ven,
o.
Fissule, f. ronde dauwworm, m.
Fissure, f. spleet, v. kloof, v.
Fistule, f. fistel, v.
Fistuleux, fistelachtig, buisvormig,
Fixation, t. vaststelling,?, bepaling, y.
stremming,
v.
Fixe, sta l staat!
Fixe , bepaald , vast, onbeweeglijk,
strak, vastgesteld, bestemd, onveran-
derlijk.
Fixer, vastmaken, vaststellen, bepalen,
bestemmtn, regelen, binden, vesti-
gen, aanbinden.
Fixer (se), besluiten, zich nederzetten,
gebonden worden.
Fixité, f. vastheid, v. onvluchtigheid, v.
i\'l&hellation,t. herstelling van het even-
wicht der lucht,
v.
Flabelliformc, f. waaiervormig.
Flaccidite\' , i. slapheid, y, verslap-
ping, v.
Flache, f. gat, o. kuil, m. holte, v.
spint, o.
Flacheux, met spint, wankantig.
Flacon, m. flacon, m. stopflesch, v.
Flaconncr, aan den drank zijn, zui-
Flagellant, m. geeselbroeder, m. {pen.
Flagellalioit, t. geeseling, ». kastij-
ding,
V-
Flageller, gceselen, kastijden.
Flaueoler, beven, trillen, sidderen.
Flageolet, m. fluitje, o. flageolet, v.
Flageoleur, m. flagcoletspeler, m.
Flagner, straatslijpen, flaneercn.
■ Flagneur, m. straatslijper, m.
i Flagorner, flikflooien, oorblazen.
| Flagorncrie, f. flikflooierij, y.
I Flagorneur, m. flikflooier, m.
I Flagrant d -lil (en), op hteterdaad.
I Flair, m. reuk, m. goede neus, m
| Flaircr ruiken, snuffelen, speuren, op
het spoor komen, voorgevoelen.
p Flaïreur de cuisine, m. pannelik-
ker, m.
FLAQ
Flaireiir de talilo, m. tafelschuimer,üi\'
Flamand.m. Vlaming, m. Vlaamsch,o-
Flamand, Vlaamsch.
Flamande, f. Vlaamsche vrouw, \\.
Flamant, m. flamingo, m. kieltasch, ra
Flamart, m. vlammend zwaard, o.
Flambant, vlammend.
Flanibart, m. glimmende kool, y. kleine
sloep,
v. flaphoed, m.
Flambe, f. Uschbloem, v.
Flambé, verzengd, bedorven, mislukt,
gesjeesd, naar de maan.
l\'laiii !■* au, ii,. fakkel, v. toorts, y. flam-
bouw,
v. kaars, v. kandelaar, m.
Flamber, zengen, boven de vlam hou-
den, verwarmen, uitbranden, uit-
brander geven, vlammen, mislukken.
Flambcrge, (. zwaard, o. rapier, o.
Flamboyante, f. vuurpijl, m, gevlamde
tulp,
v.
Flaniboyer, vlammen, blinken, flikke-
Flambure, f. vlek, v.                 (ren.
Flamme, t. vlam, y. gloed, m. wim-
pel, m. paar denlancet,
o. anjelier, v.
Flamni^, met vlammen, vlamvormig,
gevlamd.
Flamméche, f. vlammetje, o. vonkje, o.
Flamm<-gue, f. harimjnet, o,
Flammerollo, f. dwaallicht, o.
Flammette, f. laatvlijm, v. lancet, o.
Flammigf\'re, vuurdragend.
Flan, m. vlade, v. muntplaalje, o.
Flanc, m. zijde, y. flank, v. boezem,
m. schoot, m.
Flanc, (prc-tci- Ie), zich bloot geven.
FJancliet, m. zystuk, o. ribbestuk, o.
Flangois, m. flankstuk, o.
FJanconnade, I. zystoot, ra.
Flancs (se baltre les), alles in het
wtrk stellen.
Flandrin, m. lange slungel, m. staak,m,
Flanelle, f. flanel, o.
Flaner, straatslijpen, slenteren, flan-
eer en.
Flanerie, f. straatslijperij, v. slente- *
ren,
o,
Flaneur, m. straatslyper, m. slente- *
raar, m.
Flanquer, van ter zijde beslryken,
flankeeren, geven, smijten.
Flanquer (se), zich plaatsen, vallen, \'
neervallen.
Flaque, f. poel, m. plas, m.
Flaquée, f. spat, y. gulp, y. klctt, t.
-ocr page 203-
FLOR
FLAQ
icr, kletsen, bespatten.
Flasquc, f. kruitdoos,v. kruithoorn,m.
k.uitkoker,
m.klamp,m.zijwang, v.
Fhnue, slap, laf, mat, verwijfd.
t\'laiii, pletten, platslaan.
Flatoir, m. pleiftamer, m.
FIAtrer, branden.
Flatrure, f. schuilhoek van het wild,m.
Fltlter, Weien, sb-eeJett, liefkozen,be-
kagen, genoegen doen, vervalschen.
FUUerie, f. vleierij, v.
tlatteur, m. vleier, m.
Matleur, vleiend, streelend.
ieux, winderig, opblazend, opge-
_ ..zen, opgezet.
1\'Iatulcnce, f. winderigheid, v. oi>se-
bluzenheid, v.
NattüenL winderig, opblazend.
:■:■■■, i. winderigheid, v. wii<a\'1m-
tJéau, m. dorschvlegel, m. wiisler, m.
■■■e-j, v. sluttboom, m- \'/u\'jyI, m
j\'/aaj/, v. bezoekiny, v.
f«d« d\'urmcs, m. sirijdvlegel , m.
siui-muJe^eJ, m.
%u desoufnct.m.WaashilofJ-eUer.m.
\'èche, f. j»y(, m. spits, v. (oj>,iu. dil-
selhoom, m. /oH(/wage«, m. schaft,\\.
wij», v. ifan, m. xyde, v. ve/d, o-
\'•\'lie-de-mer. f. dolfijn, m.
Mhl«p, m. pijlenmaker, m.
iOi.l[ir, frufgen, \'».\'!\'■( vc;i, Qverimleh,
\'üL\'j/öueti, liefc OJti/t\'rufer^ön.
JQOQissablö, butj/xoam, iwiytaor, taai.
11 liissciuciit, in. bwiyinjr, v.
JL-cliisseur, m. kuigspier, v.
\'"-\'Iiniugogue, m. slijmaf\'drijvend mid-
»*», o.
.{\'\'ijmasie, (. ontsteking, V.
liiatique, flegmatisch , slijmerig/
\'jmachtig, koudoochtig, onvcrschil-
\'I, koelbloedig, koud, koel
!l,lle, m. siym, o. koudvjchtigheid,
koelbloedigheid,
v. on verse JiiWio-
Be*«. v. flegma, o.
Mtiatorrlmgie, f. neusuiïu\'crfiidjr, v.
t\'kvudheid, v.
ünion, m. bloedzweer, t.
inumcux , Woerfzicferae/iiio , mei
,7<Wz«"-\'reH behebt.
,l ftii; *"\'«*tf>*«i, 0.
;\'• "t\'taii, m. (»«(, v. heilbot, v.
fM» Ut\'r/,,!,iSt;». <*•*" verwe/Ae»,
i„..\', yt!r\'«!/\'peH, fatorve», ■cJtautot,
w**, brandmerken, verwelken.
F-H.
n>:t
Flétrir (se), verflensen , verwelken
verleppen, verschieten.
Flétrissure, f. verwelktny, v. brand-
merk, o.schandvlek,
v. schending, v,
Flette, f. vont, v. schouw, v.
Fleur, f. bloem, v. bloeisel, o.bloesetn,
m.kern,v.puik,o bloei, m.ylaus,
m.
Fleur (&), waterpas, gelijk.
Fleurige, m. gortezemelen, v.
Fleuraison, f. bloeitijd, m. blocmvor-
ming,
v. Woei, m.
Flcur-dtf-lis, f. lelie, v.
Fleurdelisé, lelievonnig, met leliën be-
zaaid.
Fleardêliser.mef leliën bezaaien,brand-
merken, schenden.
Fleuré, met bloemen omgeven.
Fleurer, rieken, geur verspreiden.
Fleurct, m. schermdegen, m. floret, v.
floretzijde, v. mijnboor, v.
Flourtitle, f. bloempje, o. minnepraat,
v. vteieitt/e woorden, o. me.
Flouri, bloeiend, blozend, fritch, op~
gepronkt, versierd, bloemrijk.
Fleurir, bloeien, met bloemen versie-
ren, voorspoedig zijn, flarceren.
Flcurisme, m. liefhebberij voor bloe-
men,
v.
                                         yt*
Vleurissanl,bloeiend,» n bloei, florissant.
Fleuiisle, m. bloemist, m. liefhebber
van bloemen,
m. bloem schil der, m.
Fleurisle (jardinier, m.), bloemist, m.
Fleuiisle (peinLre.ni.), bloemschilder,m,
Fleuron, m. bloemwerk, 0. bloemsie-
raad, o. sieraad,
o bloem, v.
Fleuronné, uit bloemen samengesteld.
Fleurs, f. pi. stonden, v. roe.
Flouve, in. stroom, tn. vloed, m.
Flexibililé, f. buigzaamheid, y. gedwee-
heid,
v. handelbaurheid, v.
Fhxible, bMi\'(/ïaa»i, lenig, handelbaar,
gedwee.
Flc\\iou, 1. buiging, \\. bocht, v.
Fiexueux. bochtig, krom.
Flexuosilt-, f. bochtigheid, v.
Flibot, m. vlieboot, x fluitschip, o.
Flibtistïor, m vrijbuiter,m.zeeroover,va.
Flin, m. do)tdersteen,m.poleersteen,m.
FliiiquGi-, ruw maken.
Flint-ijlass, in. flintglas, o.
Flipol, m. dekstuk, O-
Flocoti, m. vlok, y. wolkje, o.
Floconiieux. vlokkiy.
Floraisoii, f. bloeien, 0. bloeitijd, m.
13
-ocr page 204-
194                     FLOR
Floral,fof de bloemen beboorend,bloem...
Florale (feuille, (.) bloemblad, o.
Florales, f. pi. speten ter eere van
Hore, f. flora. v.                   {Flora, o.
Floréal, m. bloeimaand, v,
Florée I. middelmatige, indigo, ».
Florence, t. licht taf, o.
Flores (faire), vertooning maken,slagen.
Florin, in. i/uiden, ra.
Flonpaie, hloemdragcnd.
Florissant, bloeiend, voorspoedig.
Floriste, m.hloemhesr/irijver.m. bloem\'
kweeker,
m. bloemkenner, m.
Flosculeux. uit bloemen samengesteld.
Flot, m. golf, v. baar, v. vloed, m.
stroom, m. getij, o. houtvlot, o. toe-
vloed,
rn. menigte, v.
Flot (k), vlot.
Fiois (4, & grands), in menigte, in over-
vloed.
Floltaljle, vlotbaar.
Flottage, m, aflakken van een hout-
vlot^
o. vlot, o.
Flollaison, f. waterlijn, v. tijd voor het
laten afzakken van hout,
m.
Flottant. vlottend, drijvend, vlot, dob-
berend, weifelend, tosliangend, zwe-
vend, golvend.
Flotie, i. vloot, v. dobber, ia. boei, v.
aSichijf, v.
Flollé, drijvend, aangevlot.
Flulté (bon, ui.), vlothout, o.
Flotteiaenl, m. golven, o. <nir«/(«o,T.
Fluiter, vlotttn, drijven, golven, wap-
peren, dobberen, weifelen.
Flolteur, m. vloltcninoker, m. Aoirf-
vlotter, ui. 6oui\', v.
FlottiJle, i kleine vloot, v. flotille, v.
Flou, hVM fN zacht, mollig.
FlonetU\', topstander, m.
Flu.tnt (papier, m.), vloeipapier, o.
Fluctuation, i. golving, v. ongestadig-
heid,
v. vp\' en neergaan, o. rijzen
en dalen, o. wankelmoedigheid,
v.
Flucluetix, golvend, woelig, ongesta-
dig, rijzend en dalend, op- en neer-
gaand, wankelmoedig.
Fhiev,golven, opkomen, vloeien,dragen.
Fluet, teeder, zwak, tenger, du».
Flueurs, l. pi,witte vloed,a\\.stonden.\\.
Fluïde, m. vloeistof, \\.
Fluïde, vloeibaar.                         
Fluidilé, f. vloeibaarheid, v. vloeibare
staat,
ai.
FOU
Fluor, m. vloeispaath,o. vloeikriitat,o.
Flilte, f. fluit, v. fluitregister, o. fluit-
schip, o. broodje, o. ftuitglas, o.
Flüté. zacht, fijn, liefelijk.
Flüteau, m. kinderfluitje, o.
Fh\'ilei-, op de fluit spelen, fluiten,
drinke.-, zuipen.
Flutonr, m. fluitspeler, m. pooier, m.
Flütiste, m. fluittpMer, m. fluitist, m.
Fluvial, van rivieren, rivier....
Fluviales, f. pi, waternimfen, v. we-
terptanten v. me.
Flimatile , rivier.,.., zoetwater ....
Flux, m. vloed, m. vloeiing, v. tij, o.
stroom, m. loop, m. roem, m.
Fluxion, i. zinking, v.
Fluxionnaire, vatbaar voor zinkirtgs.
Foc, m. fok, v, kluiver, m. ttagteilfi
Focal, (ü( Ad( brandpunt behoorend.i"
het brandpunt:
Focile, ni. beenpijp, v. armpijp, v.
Foène, |, aatyet\'r, m. aalsteker, m.
Foürre, m. fourage, v. haverstroo, »■
Foetus, m. foetus, m.
Foi, f. geloof, o. getuigenis, v.bevesti-
ging, v. bewijs, o frouw, v. ver-
trouwen, o. tvoorii, o. toezegging, •■
Foi, (mat, waarlijk, inderdaad.
Foi de (l\'airej, getuigen, getuigeni\'
geven van.
Foie. m. /ever, v.
Foin, m. /iooi, o
Foin, /oei, wey.
Foire, f. fcermis, v.jaarmarkt,*.!\'*"\'
loop, m. afgang, m.
Foirer, toslijvig zijn, dun afgaan.
Foi reu x, m. loslijvige, m. lafaard, *°-
Foireux, loslijvig, bleek, lafhartig.
Foirole, i. bingelkruid, o
Fois, f. maal, v. reis, v. keer, m.
Voi- >h
la), opeens, tegelijk.
Foi-.ui, f. overvloed, m. menigte, v-,
Foisonuemenl, ra. opzwelling, v. ud-
zetttng.                                                . I
Foisoiuier, in overvloed zijn, overvtov y
en, vermenigvuldigen,opz •uellen,vii-
.zetten ,. aangroeien.
Foi. gek, waanzinnig, krankzinnig
dwaas, onnoozel,
FoMtre, dartel, vroolijk, vol oekhfi\'1 ,
FolMrer, dartelen, kortswtjlen, mail\'\'"
FolAtrerie, f. dartelheid, v. kortswijl*
v, snakerij, v. stoeiery, v.
Foliacé, bladvormig, bladaardig.
-ocr page 205-
i-OLl
Foliairc, van een blad.
FoHiüion, f. bladschieling, v, blade-
ren,
o. me bladontwikkeling, v.
Foliclion, dartel, lustig, uitgelaten.
Foliclion, ra snaak,m. vrooiijkegast,m.
Folichonnette, f. gekkinnetje, o.dartcl
meisje, o.
                                        (en.
Foliclionnor, dartelen,kortswij\'en,stoei-
Folu,f. dwaasheid,*, krankzinnigheid,
v. zinneloosheid, \\. gekheid,
v. bui-
tcnsporigheid,
v. stokpaardje, o.
Folie, gebladerd, vol bladeren, tot bla-
deren gemaakt
Foliiforme, bladvormig.
Foliipaie, bladvoorbrengend.
Folilet, m. hertenschouder, m.
Folio, m. folio, o. blad,o. bladzijde, v.
Folio, m. (in) foliant, ra. (nommer, o.
Foliolö, f. blaadje, o.
Folio, f. krankzinnige, v. zinnelooze,
v. gekkin, v. korre, v.
i-ollenien!, dwaselijk, dwaas, zot
Follet, dartel, mat, koddig.
Follet m. nachtspook, o.
Follet (esprit, m.), nachtspook, o.
Follet (feu, m.), dwaallicht, o.
toilet (|M)il, in.), vlasbaard, m.
Folliculaire, m. dagbladschtijver, m.
courantcnschrijver, m.
Follicule, m. blaasje, o. zaadvlies, o.
Ma<tt«tye, o galblaas, v.
roracntation, f. pa/), v. pappen, o. sto-
r ""\'S. *■ aanstoking, v. gisting, v.
romenter, pappen, stoven, warm hou-
i\'üji, aanhouden, voeden, stoken.
roncaiih\'s, f. pi. bodemstukken, o. me.
onderlagen, v. me.
Foncó, rykt gegoed, ervaren, bedreven,
goed onderlegd, donker, hoog.
tonceau, m. klinkplaatje, O-
rohcile, f. leigroeve, v.
Foncer, bodemen, bodem maken, don-
ker maken, geld schieten, aanvallen
Foiicet, m. yroote schuit, v.
Foncler, tot den grond behoorcnd,
grond ..,, ervaren, in den grond
hkvntt.
Fotteière (rente, f), grondrente, v.
^Onclèranent, grondig, door en door.
FOQeUon, f. werking, v. bediening, v.
"itoeffning, v. ambt, o. functie, v.
runriionnaire. m. ambtenaar, m.
fo:ng
k>
v. diepste, o. verschiet,o hoofdpunt,
o. achterste gedeelte,o. achtergrond,
Fond (a), in MM grond, grondig, (m.
Foudamental , g rond stellig , tot den
grondslag behoorend, grondslag uit-
makend, grond
.....hoofd . .,
Fondant, sappig, smeltend.
Fondant, m. smeltglas, o. smeltiitgs-
middel, o likeurbonbon, o.
Fondateur, m. stichter, m. grondleg-
ger,
m.
FondaÜon, f. grondslag, m. stichting,
v. grondlegging, v. grond, m. fun-
Fonde, f. reede, v.                  (datie, v.
Fondé. gegrond, billijk, redelijk.
Fondé, m. gevolmachtigde, m.
Fondé de procuration, m. procuratie-
houder,
m.
Fondement, m. fondement, o. grond-
slag,
m. grondvest, v. grond, m.
aan. m.
Foiider, stichten, gronden, grondvesten,
vestigen, begiftigen, fondeeren.
Fonder (se),itc/i gronden, staat maken.
Fpndorie, f. smeltertj, v. gieterij, v.
giethuii, o. gietkttnst, v.
Foudeur, m. gieter, m. smelter, m.
I-.....ir in en caractèrej, m. lettergie-
ter} in.
Fondïs, m. verzwakking, v. inzakking,
V, /lOiit!, V.
Fondoir, m. fui/rj»t ettert/, v.
Foudre, smelten, gieten, verdunnen,
vloeibaar maken, oplossen, vermen-
gen, wegsmelten, vloeibaar worden,
vermageren, afnemen, vervallen, los-
gaan.
Fondre (se), smelten, wegsmelten, zich
oplossen, opgelost worden, verdwij-
nen, wegzinken, vergaan.
Fondrer, instorten, inzakken.
Fondrière, f. kuil, in. modderpoel, m.
moeras, o. holte, v.
Fondrille , f. pi. grondsop, o. be-
zinksel,
o.
Fonds, m. fonds, o. grond, in. land,
o. vast goed,
o. eigendom, o. kapi-
taal, o. waren,
v. me. handelshuis, o
Fonds, m. (bien) onvervreemdbaar
goid, o.
Fords perdu (a), op lijfrenten.
Fondu, gesmolten, verdwenen.
Fondu (clioval. m.), bok, sta vast.
Fotige, m. paddenstoel, m. zwam, v.
\'o\'n-\'lioimer, werken, werking doen
ron«l, m. grond, m. bodem, m. diepte
-ocr page 206-
FORJ
Forces de mor, f. pi. zeemacht, v.
Forces de terrc, i. pi. landmacht, v.
Forcel, m. zweepkoord, o. zweepga-
ren, o.
Forceltes, f. pj. kleine scheerders-
schaar,
v.
Forciere, f. visch fokkerij, v. vischvij-
ver, in.                                (verklaren.
Forclore, uitsluiten, niet-ontvankelijk
ForcIu.Hon, f. uitsluiting, v.verstek,o.
Forer, boren, uitboren, drillen.
Forcrie, f. hoorplaats, v. boorderij, v.
Forcstage, in. boschgeld, o. bosch\'
recht, o.
Foreslier, m. houtvester, ra.
Foreslier, van bosschen, bosch ....,
woud....
Foresticre (loi, f.), bosehwet, v.
Foret, m. drilboor, t. geschutboor, \\.
boorspaan, v.
Forèt, 1. bosch, o. woud, o.
For faire, misdoen, misdrijven, ver-
beuren.
Forfait, m. misdrijf, o. misdaad, v.
schelmstuk, o aanbesteding, v.
Forfait ta), bij den hoop.
Forfaiture, f. verzuim, o. plichtvtr-
zuim, o. overtreding, v. boete, v.
Forfante, m. grootspreker, in. zwetser,
m. snoever, n>. kwakzalver, m.
schelm, m. bedrieger, ra.
Forfanterie, f. grootspraak, v. zwetserij,
v. snoeverij, v. kwakz<dverij, v. sc\'itïJ-
mery, v. &t;drie</tfryt v.
FonjOj f. smelterij, v. yzerhut,.v. sme-
derij,
v. smidse, v. imirfwtHJfel, B-
smi\'ilt1», o. aanbeeld, o.
ForgeaMc, smectMaar.
Foryer, sm^ctt, tiamaAf», verzi\'juien,
verdichten, aanslaan, strijken.
Forgor (se), sic/i inbeelden.
Foryeron, ui. smid, ra. feesmit/, m.
Forycl, m. uitstek, o.
Foryeter, uitsteken, uitspringen.
Foryeur, ui smid, m. smeder, m<
verzinner, m. vtin/ic/i/er, m.
Foryïi, m. gekorven ijzer, o.
Forhuii\'. een de honden terugroepend
sein geven met den horen.
Forhus, in. de honden terugroepend
sein met den horen, o. bondeyuleel, o
Forjet, in. uitstek, o.
Forjeter, uitsteken, uitspringen.
Forjcture, f. uitbel,, o.
190                       FONG
Fomjer, zuigen, vloeien.
FonyiMe, weegbaar,meetbaar, telbaar.
Fonyite, f. paddenstoelsteen, m.
Fonyosiló, (. sponsachtiyheid, v.
Fonyucux, sponsachtig, zwamachtig.
Fnngus, m. sponsacktiy uitwas, 0-
Fontainc.f bron, v. wel,v.springbron,
v. fontein, \\. waterbak,ra.pomp,\\.
kraan,
v. trogkuil, m. fontenel, m.
Fonlairiu\'r, m. bronmeester, m.
Foiitauelle, f. bekkeneelnaad, m. fon-
tenel,
v.
Foiitanye, f. strik, m. lint, o.
Fonte, l\'. smeltiny, v. gieting, v.smel-
ten,
o. gegoten metaal, o. goot, v.
stel letters, o. inecnsmelting, v.
kleur enmengsel, o. pistoolholster, ra.
Fonle verte, f. geschutspijs, v. geschut-
brons.
o.
Fonticuïe, m. zijpgat, o. fontenel, v.
Fonts, m. pi. doopvont, v.
Foque, m. fok, v, fokieil, o.
For, in. gerecht, o. gerechtshof,o. rech-
terstoel,
in. rechtbank, v.
Foiage, m. boring, v.opening, v. wy\'H-
belasting, v.
Foraiu, ttif/iennsWi, vrtïemt^wiffaHifsc/i,
buitenlundsih, reizend.
Forant, m. fert\'c/iK/aler, o.
Forban, m. secsc/minit\'r, m. stfüroo vit,
m. vrijbuiter, m.
Foryaye, m. ovtjrtvi\'cM, o
Forval) m. galeiboef, m. galeislaaf, m.
Force, m. kracht, v. macht, v. ftirmo-
jftH, o. sterkte, v. geweld, o Jt\'</er-
Force, veW, i» menigte.
Force, gedwongen, stijf, getnaakt, on-
natuurlijk, geforceerd.
Forcené, dol, razend, krankzinnig.
Forcenó, m. dolleman, m razende, m.
gek,
in.
Forceps, m. verlostang. whalvcmaan-
vormige slagorde,
v.
Forcer, </wtMf/t\'«, )ioo</:aA<!)i, naJiïel-
feti, v«rAaa*ftfft, bijzetten, overman-
nen, openbreken, verbreken, door-
breken, verkrachten, forceeren, over-
jagen, verdraaien.
Forcer (se), al zijne krachten inspan-
nen, zirh gewald aandoen.
Forces, f. hl. troepen, m. strijdkracht,
v. strijdkrachten, v. me. beugel\'
schaar,
v.
-ocr page 207-
FORL
Forlancer, opjagen, uit het leger op-
jagen, opstooten.
Forlanijure, f. gebrek in een weefsel, o.
Fürliflner,ontaarden, uit hctrassl\'ian,
van het rechte pad afwijken.
Forlonger, vooruitloopen, vóórkomen.
Formaliser (se), kwalijk nemen, kwaad
zijn, zich ergeren.
Formalisme, m. inachtneming der vor-
men,
t. formalismus, o.
Formaliste, m. inachtnemer der vor-
men,
m- plichtpleginoenmaker, m.
complimentenmaker, m. formalist,m.
Formalité, f. rechtsvorm, m. plichtple-
ging,
v, formaliteit, v.
Formariage, m. ongeoorloofd huwe-
lijk, o. ongelijk huwelijk,
o.
Formarier (se), ongeoorloofd huwelijk
aangaan, hoven zijn stand trouwen.
Format, m. formaat, 0. grootte, v.
Formateur, m. vormer, m. samenstel-
/er, m. formeerder, m.
Formateur, vormend, samenstellend.
1\'ormation, f. vorming, v. samenstelling,
*• afleiding, v. stelling, v. forma-
tie,
v.
Forme, f. vorm, m. gedaante, v. leest,
v. mal, v. raam, o. koorstoel, m.
droog dok, o. leger, o. overhoef, m.
rormo nottante, f. drijvend dok. 0.
1\'ormel, uitdrukkelijk, nadrukkelijk,
FOSS
101
Formule, f. voorschrift, 0. formulinr,
o. formule, v. recept, 0.
Formuler, recept schrijven, voorschrif-
ten maken, formule aangeven.
Formaliste, m. die zich aan de voor-
schriften houdt,
m.
Fornicateur, m. hoereerder, m.
Fornicalion, I. hoererij, v. ontucht, v.
Fornicatrice, I. boeleerster, y.
Forniquer, hoerceren, ontucht plegen.
Fornouer, knoopen, wevcrsknoop ma-
ken.
Forpaitre, Forpniscr, veraf weiden, ver-
af grazen.
Forquine, f. haak, m. votk, v.
Fors, behalve, uitgezonderd^ ttitgeno-
Forsenant, jachtlustig.                  (men.
Fort, m. sterkte, v. sterke, o. kracht, v.
hoogste, o. beste, o. hitte, v. zwak,
o. fort, o. vesting, v.
Fort, sterk, krachtig, machtig, hevig,
zwaar, kloek, hard, ervaren, knap.
Fort, teer, bijzonder, heet, met kracht.
Fort (esprit, m-). vrijdenker, m.
Fortc, genoeg, stop, forte.
Forie-piano, m. forte-piano, v. piano-
forte,
v. piano, v.
Forloresse, f. vesting, v. sterkte, v. •
Fortificateur, ra. versterker, m. onder-
steuner, m. vcstingbouwkundige,
m.
Fortiflcalion, f. versterking, v. verster-
ken,
0. ve&tingwerk, 0. verschansing,
v. versterkin<iswijze,
v. vcrsterkings-
kunst,
v. vestingbouw, m.
Forlifier. versterken, verschansen.
Fortifier (se), sterker worden, kracht
verzamelen, in kracht toenemen.
Fortin, m. schans, v. fortje, o.
Fortitrer, versihe honden ontwijken.
Fortraire, stelen, zoek maken.
Fortrait, afgejaagd, afgtjakkerd.
Fortraiture, f. afmatting, v. uitputting,
v. over den kop jagen,
o.
Fourtuit, toevallig, onvoorzien.
Fortunal, m. orkaan, m. storm, m.
Fortune, I. geluk, o fortuin, v. en o.
vermogen, o. voorspoed m. kans, v-
toeval, o. staat, m.
Fortune, gelukkig, rijk.
Fort-fc\'tu, m. pronker, m. fat, m-
Forum, m. forum, o. marktplaats, v.
Forure, (. boorgat, o. sleutelgat, o.
Fosse, f. kuil, m. put, m. groef, v.
graf, 0. gat, o. kuiltje, n.
stellig, duid
rink, ,\'»,
rdrtjvcn
enlijk, formeel.
Formener, ve
, plagen, lastig
vallen, mishandelen.
rormer, vormen, samenstellen, voort-
brengen, maken, oprichten, af heel-
den voorstelten, opwerpen, regelen.
schikken, formeeren.
romer (se), gevormd worden,beschaafd
.,worden, geoefend worden.
\'ormeret, m. boog, m. rib, v.
\'orme-iroii, m. doorslag, m.
poi-micaire, mierachtig.
f.Onnicut, slap en onrustig.
formication, t. gevoel alsof er mieren
°«er het lichaam kruipen, o.
Ponnidable, geducht, verschrikkelijk,
"rceselijk, formidabel.
"""mier, m. leestenmaker, m. teesten-
\'erkooper, m.
J^mique (acide, m.), mierenzuur, o.
FftrmUfr\' het ruim doett OPhouden-
\'J\'ilaire, m. formulier, n. voor-
«w/ï, 0. formulierboek, o.
-ocr page 208-
193
FOSS
FOUR
Fouflon, m. scAi.Yp*A;\'MfctJH, v, ftot»-
buis, v.
Fougue, f. y\'fer, m. drift, v. oploo-
pt\' udheid, v. oiiftuimii/keid, \\. vuur,
o. geestdrift,
v. i-orfiotfA-er, m.
Fougue (m.1t, m. do), J>i:ï(iïMsm<M(, m.
Fougue (peiioqnet, m. de), kruissteng,s.
Fougucr, wroeten.
Fougueux, vurig, driftig, oploopend,
onstuimig, wild.
Foiiill.1, f. opdetving, v. opgraving, v.
Fouille-au-pot, m. koksjongen, m.
Foiiille-mcrde, m. mestk-ver, m.
FouiNor, graven, delven, uitgraven,
doorzoeken, doorsnuffelen,snuffel en,
wroeten, krachtige schaduwen ma-
ken
Fouilteur, m pionnier, m. mineur, m.
F.uiiHis, m. wanorde,v. mengelmoeifi.
Fouine, t. bunzing, m. gaffel, v.
Foniner, wegsluipen.
Fouir, graven, opgraven, delven.
Fouissemcnt, m. graving, x. delving, v.
Foularje, m. inpersing, v. vollen, o.
Fouhtïite (ponp6, f.), perspomp, x.
Foulard, m. dunne zijden stof, v. zij-
den zakdoek, m. foulard, m.
Foule, t. hoop, m. menigte, v. ge-
drang,
o. drukking, v. volten, o.
Foutócs, f. pi. spoor van het wild, o.
Fouler, vertrappen, vertreden, treden,
drukken, onderdrukken, kwetser
,
vollen, touwen.
Fouler Ie pied(se),rfe« voet ver stuiken-
Fonlerie, f. volmolen, m. vollcry, v.
wijnperserij, v.
Fou leur, m voller, m. touwer, rei.
itruiventredcr,
m.
                          (m-
Foulojr, m. stamper, m. aanzetter,
Fontoire, I. wulktafel, v. volkuip, v.
Fonïon, m. voller, m.                  {tel. ■■
Fou ion (chardon, m. a), kaardend is-
Foulon (uioulin, m. a), volmolen, m.
Fouïon (terre, f. a), volaarde, v.
Foul\'innier, m. vo/JersiM«fl(, m- wBW\'
m. uxüktr, m.
Foulque, f. KuMrAtfen, o. koet, v.
Foulure, f. kneuzing, v. kwetsing, *•
zadeldrukking, v. uollffl, o.
Foulures, I. pi. hertespoor, o.
Foupir, fro»ime(c», krcukelent 9la,lt
wegnemen.
Fouquet, ra. zeezwtluw, v.
Foor, m. oven, m. bekhuis, q. w**\'
Fosse", m. gracht, v. sloot, v.
Fossel, m deuvik, m. zwikje, o.
Fossetle, f. kuiltje, o putje, o.
Fossile, opgcdolven, uit de aarde ge-
graven, delfstoffclijk, fossiel.
Fossile, m opgegraven ding, o. delf-
stof,
» fossilie, v.
Fossoyarje, m delven van graven, n.
doodgravarswerk, o. maken va»
grachten, o.
Foïsoyer, met grachten omgeven.
FossojMU* m doodgraver, m. gracht
delver, m.
Fou, gek,krankzinnig,dol, zot, dwaa<,
onzinnig, rroolijk.
Fou, m. gek, m. krankzinnige, m zut,
m. dwaas, m. nar, m. raadsheer, m
Fouace, f. aschbrood, o. aschkoek, m
FouacJer, m ns- ^AocAmrtfcer, m.
Fonage, m. schoorsteengeld, o. belas
tinii op de haardsteden, v.
Fouaille, i. hondendeel, o. ftnret, v.
Fouailler, zweepslagen geven,de zwerp
er over leggen, ranselen.
Fouber, m. zwabber, m.
Foudro, m wijnvoeder, o voeder, o.
Foudre, m. et I. bliksem, m. bliksem\'
slag, m. bliksemstraal, m. bliksemen
0 bliksemvuur, o. donder, ra. ban-
\'•likiem, ra. voedervat, o.
Foudroyant, ontzettend, plotseling.
Foadroyanle, f. vuurpijl, m. spri)igra\'
ket, v. dondcrster, v.
Fondroyement, m. bliksemslag, m. blik
semeh, o.
Koudroyer,bliksemen, donderen, vlam-
men, "erdelgen, verpl-tieren, neder-
slaan, ontploffen.
Foiiée, f. fakkeljacht, v.
Fouene, f aalsteker, m steekelger,m.
Fouet, m. zweep, v geesel, m. roede,
v. geeseling, v. afstraffing, v. roö\'
desiagen, m. me hondestastrt, ra.
Fouettö, gestreept.
Fouetter, snoepen, geeselen, klutsen^
snijden, wapperen, klapperen.
Fouettcur, ra. jetsc/aar, m. rnH.v-
?nar, ra.                                (geesel...
FouetWur, v<?eJ van s/aan houdend.
Fougade, I floddermijn, v. gril, v.
Fougasse, f. ftoddermyn, y,
Fouger, wroeten.
Fougeraie, f. varenland, o.
pougère, f. varenkruid, o, beker, m
-ocr page 209-
FUUR
FÜUR
rij, v. kardoeskist, v. gevangenis, v.
Puur a ïniques,m. steenoven, m.steen\'
bakkerij, v.
Four ti c\'hdtix, m. katkoven, m. kalk-
branderij, v.
Four A réverbórc, m. vlamoven, m,
Koor de campagne, in. veldoven, m.
veldbttkkenj, v.
Four du fusinn, m. smeltoven, m.
Fuinbe, t. bedriegerij, v. bedrog, o.
oplichterij, v. guitery, v.
Fourlie, m. bedrieger, m. oplichter, ra.
scfiefm, m. (/ut/, in.
Fnnrbe, bedrieglijk, valsch, sluw.
Fourber, bedriegen, oplichten.
Fuurberio, i". bedriegerij, v. bedrog.o.
oplichterij, v. streek, m.
Fourbir, polijsten, gladmaken, blank
maken, schuren, poetsend
Fourbisseur, m. zwaan/uei/er, m.
I\'ourbissure, m. zwaardvegen, o. po-
iij\'ting, v. bevangenheid, v.
Fourbu, 6euotifffln, verstijfd.
Fourburo, f. bevangenheid, v.
Fotucat, m. zoustuk, o. zoghout, o.
Fuuictie, f. ga/fel, v. /looiforfc, v. mest-
vork,v. tweesprong,ra. driesprongen.
\'\'uurclie l& Ia), /om;>, éotfrscft, onac/it\'
:inm.
- Ourcaé, (/espleten, als eene vork, al
«i\'iie gaffel, ./affeivoimig.
fnn>-clier, splijten, zich scheiden, zich
venkelen,
Pouiclier (se), splijten, zich scheiden,
»ic* verdeeletl.
ruurdict, m. zweer tusschen de vin-
gers,
v. guffelvortnige tak, ra.
\'\'"i\'rcbetle, f. vork, v.\'mikstok^.gaf-
\'\'\'*> v. hoornstraal, m. #(.\'«•, v.
rourcbon, u, vorAftwirf, m. Aim, v.
fourchu, gespleten, tweetakkig.
i\'ourdiuro, f. spl\\jting, v. verdeeii\'nsi,
[\'M
Fonmiiller, wemelen, krielen, jeuken
krioelen, wriemelen.
Founume, ra. bakgeld, o. bakloon, o.
VoainaKe.i.smeltöven,m.smeltkioes,m.
Foumuliste, m. smeltovenmaker, m.
Foiuneau, m. oven,m. fornuis, o. mijn-
kamer,
v. kop, m.
Fournée, f. ovenvol. m. baksel, o.
Fournette, f. oventje, o.          [goed, o.
Foiirniment, m. kruithoorn, m. leder-
Fnurnir, voorzien, bezorgen, leveren,
versüiaffen.voleindigen, borg blijven,
op zich nemen, fourneeren.
Fournissement, m. aangebracht kapi-
taal, o. aandeel, o. storting,
v.
Fonrnlnrar, m. leveraar, m. leveran-
cier,
m.
Fouruituro,I. voorraad, m. aflevering,
v, leveraneie, v. toekruid, o. opleg-
sel, o. beddetjoed, o.
Fourque, I. krom zogstuk,_ o.
Fourquaftle, f. gaffelvormig wapen, o.
Fouii[uet, m. schop, v.
Fourraga. m. fourage, v. voeder, o.
four ageer en,
o. hooi, u. prop, v.
Fourrager, fourageeren, voeder halen,
plunderen, verwoesten, van roof\'le-
ven, af vreten.
-
             /»
Fourraiicre, geschikt toot\' voeder.
Feiirrujjère, i. krat, o.
Fotirraiieur, m. fourageerder, m. voe-
derhaler, m.
Fourré, m. struikbosch, o. boxchjc, o.
Fourré, dichtbewassen, gevoerd, bosch-
achtig, beslagen, in schijn
, weer-
zijdsch.
Fourreau.m. overtreksel, o. overtrek,o.
morsjurk,
v. seheede, v. koker, m.
holster, m. foedraal, o. bolster, m.
Fouirclier, ra. scheedemaker, m. hol\'
stermaker,
m.
Fourrer, met bont voeren, bekleeden,
warm kierden, insteken, inlasschen,
induwen, instoppen, opvullen.
Fmirrer (sei, zich instappen, zich in-
laten, zich mede bemoeien, zich ver-
bergen, zich indringen.
FouiTeur, m. bontwerker, m. koopman
| in pelterijen, m.
iFouriier, m. fourier,m. kwartiermees-
ter,
ra.
Founiere, ra. houtzolder, m kolen-
hok,
o. schuthok, o. schutskooi, v.
Fourruro, I. bontwerk,o. bontto.pelte-
;idi)io, v
Foiiri
, i. /ow
ri/o», rii. trutisportwa-
„ !/<-\'«, Bi. ovenyaffel, v. t-uurjjoofr, m
OO\'fjonnei,poken, uppokoa, ondereen-
{onrmi, 1, B,|aPf J. rr             ^mpe«.
^ourmilier, m. mwranmtfer, m.
L0L"ii[iHère, ï. mierenhoop, m. mie-
»\'f)utes(, o. mitTcHftoL o. zwerm, m.
F\'"c"\'.!"<•\'. v. Jront, m.
"urmi-lion, m. miereneter, m.
\'""millement, in. jeukte, v. gek, iel, o.
fevoa van kruipende mieren,
o.
-ocr page 210-
1<H)
TOUR
FIUN
\'-i>A;t,(!rt«7) t. t\'criniAj/iHi/JL\'c, in
i\'erzin/f\'»oor, v . stormpaal, m.
Frai^, me( stormpalen voorzien, >mf
gevelde geweren.
Fraisement, m. paalwerk, o.
Fraiscr, krullen, plooien, kneden, pel-
len, met stormpalen voorzien,
Fraisetto, f. kleine halskraag, m,
Fraisier, m. aardbezieplant, v.aanHie-
ziestruik,
m.
Fraisiêro, f. aardbeziënbed, o.
Friisil, m, steenkool-aseh, v.
Fraisoir, m. drilboor, v.
Framhoho, f. framboos, v.
Frambroiser, met frambozennat toe-
bereiden.
Framboisier, ra. frambozestruik, m.
Franc, m. frank, m. Frank, m. Fran-
kisch, o.
Franc, frank, vrij, oprecht, openhar-
tig, ontslagen, vol, aarts
....
Francais, m. bet Fransch, o.
Fratnjaise, f. Fransche vrouw, v.qm-
drille,
v.
Franchise (a la), op zijn Fransch.
Franc-allcu, m. vrijcrfleen, o.
Franc-archcr, m. vrijschutter, m.
Francatu, m. rood koontje, o. roo^
appel,
m.
Franc-borJ, m. buitenhuid, v.
Franc-fiel, m. vrijleen, o,                   ,
Franc-funin, m. gijntouw.o. ongeleed
touwwerk,
o.
Franchement, rondweg , openhartig
ronduit.
Franchir, overspringen, overktimmei\'"
overstappen, overschrijden, overste-
ken, te boven komen, overwinnen,
ruimen.
Franchise, f. oprechtheid, v. rondbof;
stigheid,
v. openhartigheidt
v. i»\'ff\'
moedigheid,v. eerlijkheid,?, vrij^i\'h
v. vrijstelling, v. losheid, v.
Franciscain, m. Franciscaner, m.
Francisalion, f. verfransching , **
franschverklaring, v.
Franciser, i;cr/"rrtH5cAcn.
Franciser (se), fransch worden.
FranciFqu-J, f. wapenbijl, v.
Franc-juge, m. veemrechter, m.
Franc-macon, m. vrijmetselaar, ra.
Franc-magonnerif!, f. vrijmetselarij, *■
Franco, franco, portvrij, vrachtêrij.
FrancoMn, in korhaan, m.
ra, v. pelsrok, m. omwoeling, v.he-
kteeding,
v. voering,*, invoeging,y.
Fourvoiement, m. dwaling, v. \'doling,
v. vergissing, v.
Fourvoyèi-, doen dwalen, op den ver-
keerden weg brengen, van den iveg
afhelpen, misleiden.
Fourvoyer (se), tl walen, dolen, den ver-
keerden weg opgaan.
Fouteau, ra. beukeboom, m. beuk, m.
Foulclaie, f. beukenhosch, o.
Foyer, m haard, m. haardstede, v.
stookkamer, v.kofl\'iekamer.v. brand\'
punt,
o. woning, v. vaderland, o.
Frac, ni. frak, ?. rok, m.
Fracas, m. geraas, o. gekraak, o. leven,
o. gerucht, o. opzien,
o. vermorze\'
Ung,
v. verbreking, ».
Fricasser, verbrijzelen, kapot gooien,
vermorzelen.
Fraction, f. breking, v. breken.o. breuk,
v. •/fbroLui, o. deel, o. fractie, v.
Fractionna^t gebroken.
Fmctionner, tot gebroken* brengen,
splitsen.
Fracture, f. breuk, v. beenbreuk, v.
Fracture, gebroken.
Fracturer, breken, eene breuk maken.
Fragile, breekbaar, broos, bros, zwak,
gcbrekkelyk, vergankelijk, onbesten-
dig, ongestadig, zondig.
Fragilité, I. breekbaarheid, v. broos-
heid,
v. zwakheid, v. gebrekkelgk-
heid, f. vergankelijkheid,
v. onbe-
stendigheid,
v. ongestadigheid, v.
Fragment, m. stuk, o. brok, 0. over-
blijfsel, <j. fragment, o.
Frai, m. kuit, v. rijtijd, m. broedsel,
0. jonge visch, m. slijting, v.
Fraichoment, koeltjes, versch, onlangs,
pas.
Fraichenr, f. koelte, v. frischheid, v
verschheid, v. frissche klettr,v.blos,
m. lichte verkoudheid, v. briesje, o.
Fraichir, aanwakkeren,toenemen,koud
worde».
Frairic, f. vroolijke partij, ?.
Frats, friich, koel, koud, versch, Ie-
vendig.
Frais, ra. koelte, v. frissche lucht, v
Frais, m. pi. kosten, m. onkosten, m
Frais, pas, onlangs.                         (me,
Fraise, f. aardbetie, v. aardbei, v. om-
loop,
m. ingewand, o. halskraag, ra.
-ocr page 211-
FRÊQ
FRAN
Franc-pnrler, m. vrijheid van spre-
ken,
v.
Franc quarlier, m. eerste kwartier, o.
Franc-salé, m, vrijdom van zoutbclas-
ting, m.
Franc-taupin, m. schansgraver, m.
Franc-tillac, m. onderdek, o. onderste
verdek,
o.
Frange, f. franje, v. boordsel, o.
Franger, met franje bezetten.
Frangier, m. franjemake\', m. franje-
vcrkooper,
m-
Frangible, breekbaar, broos.
Frangipane, f. amandelbrood, o. reuk-
tvater,
o.
Frangipanier, m. roode jasmijn, v.
Frangulo, f. sporkeboom, m,
Frantjue, Frankisch.
Franquelte (a la), ronduit, vrijmoedig
Franquette (a Ia bonne), zonder plicht
plegingen.
Fransquillon.m. Fr flttjqfttttïo tl, m.FraH\'
soos, m.
Frappart, m. liederlijke vent, m.
Frajtpc, t. muntslag, m. vorm, m.
Frappe, dicht, in het ijs gezet,
Frappe-maiii, m. handjeklap, o.
£rappemcnt, f. slaan, o. treffen, o.
Frappe-plaque, m. slagplaat, v.
Frapper, slaan, kloppen, stooten, stam-
pen, klappen, treffen, raken, in
\'t ga
., letten.                               (ger, m.
* rappeur, m. klopper, m. voorsla-
Frappeup (esprit, m.), klopgeest, m.
^aque, m. frak, v. rok, m.
Frase, m. zinkboor, v.
Fraser, doorkneden.
Frasque, f. streek, m. poets, v, frats,
f\'i\'ater, m. barbiersknecht,m.         <v.
Fratornel, broederlijk.
j\'/aternisation, f. verbroedering, v.
Fraterniser. broederlijk samenleven,
als broeder met iemand omgaan.
\'/atcrniser (se), zich verbroederen.
.\'\'■Ut\'init.!, f. broederschap, v.
rratricitle, m,\', broedermoord, ra. zus-
termoord,
m. broedermoorder, m.
*ustermoorder,
m.
Taudo, f. bedrog, 0. valschheid, v.
smokkelarij, v. afwifc/mrtfJe*, m.
l* Pauder, bedriegen, oplichten, smokkc-
p \'<-\'», sluiken, fraudeeren, berooven.
m- s\'mfrer, m.
int
Frauduleux, bedrieglijk, slinks^h. frau-
duleus.
Fraxinelle, f. esschekruid, o.
Frayant, kostbuar, duur.
Frayer, openen, banen, schampen,
even raken, afslijten, overeenstem\'
men, kuitschieten.
Frayer, m. groef, v.
Frayère, f. plaats waar de visschcn
kuit of hom schieten,
v.
Frayetir, f. schrik, m. angst, m. ont-
steltenis,
v.
Frayeux, m. hoogoven, m.
Frayotr, m. wrijf plaats, v.
Fraynre, f. wrijving, v. schuring, v.
Freilaine, f. guiterif, v. gekke dingen,
o. me. fratsen, v. me.
Frciion, m. trilling, v. gelijke kaar-
ten,
v. me.
Frcdonnemunt, m. trilling, v, gencurie,
Fredonner, trillen, neuriën.           (o.
Fredure, f. vod, o. pru^v.
Frdgate, f. fregatschfffra. fregat, o.
fregatvogel, m.
Fnïgatairc, m. lastdrager, m.
Fregaler, als een fregat optuigen.
Frein. m. gebit, o. breidel, m. teugel,
m. toom, m. ftand, m. vang, v.
Frelampier, m. IrtHtafürnrtrtHStefrer, m.
landlooper, m. schooier, m.
Frelatage, f. vervalsching, v.
Frelater, iwva/sc/icn, versmj\'rtt\'H,
Frolaterie, (. vervalsching, v,
Frêle, broos, swni, breekbaar, teeder,
tenger, vergankelijk.
Frelon, m. horzel, v. lctterdief, v.
Freiucho, l, pluis, v. tydett kwastje, o.
Freïuquet, m. saletjonker, m. fcwasf,m.
Frómir, trillen, rillen, beven, sidderen,
ijzen, bruisen, suizen, zingen, ra-
zen.
FrómisEcment, m. trilling, v. rilling,
v. beving, v. siddering, v. (jfl&rim,
o. srcsMis, o. geruisen, o- jjerfms, o.
Fróne, m. esscheboom, m, esch, m.
Frenesie, f. krankzinnigheid, v. ra-
zernij,
v. tfrf/t, v.
Frénétique, krankzinnig, dol, razend.
Frendlique, m. krankzinnige, m. dol-
leman,
m. razende, m.
Frequemmcnt, dikwijls, vaak.
Froquence, !■ menigvuldigheid, v. me-
nigvuldige herhaling,
v. jagen, o.
Frequent, mi.\'ni\'/uwWia/, dikwijls her-
-ocr page 212-
202                       FRÉQ
haald, dikwijls voorkomend,gewoon,
algemeen, sterk jagend.
Fréquenbttif, herhaling der werking
aanduidend, frequentatief.
Frlquentation, f. omgang, ra. verke-
ring, \\. veelvuldig gebruik,
O.
Fifr]ueiiter, dikwijls bezoeken, mcl in-
mand verkerren. omgaan.
Fréquin, m. auikervat, o. stroopvat o.
Frèrc, m. broeder, na.
Frère, m. ibeau) sthoonbroeder, m.
Frère (on), broederlijk.
Frère d\'armes, m. wapenbroeder, in
Frère de lait, ra. zoogbroeder, m.
Frères consanijuins, ra. pi. broeders
van vaderszijde, m. me.
Fièrcs jumo.:ux, m. pL tweelingbroe-
ders,
m. me. tweelingen, m. me.
Frères ntérins, m. pi. broeden van
moederszijde, m. me.
Frcsaie, f. kerkuil, m. steenuil, m.
Fresqne, f. fresco, o. schilderwerk op
natte kalk, o.
Frei.surc, I. omloop, m. afval, m.
Fret, m. vrachlloon, o. tonnegeld, o.
scheepshuur, v. lad\'cr.y, \\. vracht, v.
FnHement. m. bevrachting, v.
F i eter, bevrachten, een schip verhuren,
een schip huren.
Fièteiir, m. r^eder, m. bevrachter, m.
Fiètillant, woelig, spartelend, dartel,
brooddronken, ongedurig.
Frétili, f. strootje, o. wissewasje, o.
FrétillemeiH, ra. sparteling} v. huppc-
ling, v. levendige beweging, v.
Frétiilcr, spartelen, huppelen, woelen,
krioelen, wemelen, kittelen.
Frtitin, m. katvisch, m. broedsel, o.
uitschot, o rommel, m.
Frette, m ijzeren ring, m. yiercn
Frelté, gttralied.
                     {band, m.
Froiix. m. kauw, y.
Fridbiiitè, I. hroshcid, v. krwimett$-
fttiüi, v. wrijfbuarheid,v.
Frlable, bros, kruimelig, wrijfbaar.
Friand, lekker, kieskeurig, verlekkerd.
Frland, m. lekkerbek, m. snoeper, m.
Fiiaiider, snoepen, lekker eten.
Friandise, f. snoepachtighcid, \\. kies-
keurigheid, v.
Friandises, f. pi. lekkernijen, v. me.
snoeperijen, v. me.
Frïcandcau, m gelardeerd ituk kalft-
vleesch, o. fricandeau, m.
FRIP
Fricassee, f. gestoofd gehakt vleesch,o,
fricassee, \\. verzamelsein, n.
Fricasser, vleesch hakken en stovc»,
doorbrengen, vrkwisten.
Fricasseiir. m. slechte kok, m.
Fiiche, f. braakland, o.
Friclie (on), braak, onbebouwd.
Fricot, m. toebereide spijs, v. pip, »■
Fiicotcr, schrokken, smullen, specu-
leeren, verkwisten.
Friction, f. tvrijving, v. smeersel, o.
Frielionner, wrijven.
Frigidité, f. onmacht, v.
Fiiajoriflque, verkoelend, koudmakend.
Frigotter. slaan, zingen.
Fiilöiix, huiverig, kouwelijk.
Friller, opborrelen.
Primaire, m. rijpmaand, v.
Primas, m. rijp, m rijm, m. ij», o.
Fiime, f. schijn, m. voorwendsel, O.
Fringale, f. onverwachte groote hon-
ger, m.
Fringant, levendig, lustig, vurig, kra-
Friugillc, f. beukvink, m.              (ni$
Fringottér, nakwerlen, nafluiten.
Fringuer, steigeren, dansen, springen
Fiion, m. ploegtong, v.
Fiïou, m. doorvaart, v. kanaal, o-
Fripe, f. eten, o. kost, m. vod, v.
Fiipè, versleten, kaal.
Fripcr, kreukelen, frommelen, afslij-
ten, bederven, guitig eten, verkwis-
ten, doorbrengen.
Frlperle, f. oude kleéren, o. me. vod-
dcnhandel,
ra. oude-kleèrenhandeU
m. voddenmarkt, v. oude-kleéren-
markt, \\. uildiagtr3winkcl,tn-
tw**
denkraam, v.
Fripe-sauce, m. qulzigaard, ui. slokop,
m. slechte kok, m.
                           (
Fripïer, m. uitdrager, m. oude kle<\'
rcnkooper.
m. leüerdief, m.
Filpon, m. schurk, m. guit, m- schelm-
tn. oplichter,
m. budrieger, m.
Fripon , schurkachtig, schelmachtig
sehalksch, dartel.
Friponne, t. bedriegster, v. schalkje,0-
feeks,
v.
Fiiponneau, ca. kleine schelm, m.
Fripoiuier, bedriegen, oplichten,schil\'
. mcrij plegen, valsch spelen-
           ,
\'Friponnerie, I. bedrieger?, v. opm«\'
terg, v. schelmer^, v. scheld\'
stuk,
o.
-ocr page 213-
FIUQ
\'iquet. m. sehuimspaan, v. boom-
•nuscn,
v. meisjesjek, ra.
PÏre, btkken, braden, fruiten.
ijuge, m. houten traliewerk, o.
iise, f. Fries, m. baai, o, /Vies, o.
riM (ehevanx, m. pi. de), Friesch-t
ruiters,
m. SpaatucM ruitcrs.m. me.
iisrt, gekruld, gekroesd, kroes.
\\üè
(chou, m.), krulkool, \\. ftoere»-
köüJ.Ï.
jifer, krullen, k ippcn, [risecren,
bijna aanraken, dubbel afdrukken.
riscur, m. kruller, m. kapper, m.
risoir, m. nopijzer, o. graveerijzer, o.
risori, m. uitschot van zijde, o. flap-
kun, v. korft: onderrok, m. lok, m.
risotter, dikwijls krullen, ft/M krullen.
lU\'jne, levendig, vroolijk, vlug.
n-\'iuctte, ï. frisket, o.
risson, m rilling, v. siddering, v.
huivering, v.                            (freMfl.
rii-oniier, rfKen, Auitit;re», grillen,
i\'isiire, f. krulling, v. kru/, %. A«;i-
, wli o kappen, o. nopjes, o me.
\'il, \'lebukkcn, verloren, bedorven.
\'ritillairc, f. marmerlelie, v. kievitt-
bloem, v.
fitte, 1 glasstof, v glassinelting, v
, sinfeï, m. fn\'f, o.
iittep, glasstof bereiden, (ritten.
i\'itlior, m glasstofbereider, re. fritter,
"Hole, I. oliekoek, ra.
                    (m.
lïture, f. baksel, 0. bakke),, o. ge-
bakken visch,
m. bakeet, o.
\'ivole, (jt\'Mïc/ac/id\'i;, nietig, ijdel.
\'iïolité, [. heuzelachtigheia, v. nio
Jlgheid, v. frivolité, v.
\'oc, m. monnikskleed, o. monnikspij,
.v- Monnikskap, v.
,l\'°^rd, m. moiniift, m.
rf)c aux orties (jeter), ;yn Miantó
(\'«» (/en kapstok hangen, het kloos-
, \'t;1- i"i\'hi,,v.\',i.
,rojd, Aou(i, ki7, koeJ, ontxjrjcfti\'/lig.
,\'^d, ta. k0i«/<> v. koelheid, v.
Jr«* (&), AöMd.
\'roiilcur, m. koudheid, v. koelheid, v.
O\'i^rschiV/iffAeirf, v. onvriendelyk-
,"<;id,
v. gevoelloosheid, v.
\'.in"\'ir, Froidir (se), kowd wori/en,
ro.Uuret f. koude, v. wijder, m.
r\'Ussement, m. wrijving, v. fcneMtinj,
,*• i\'er&rpirfinp/, v. fcrewArp(eH[ o.
rp\'sser, wrijven, kneKztm.titfr&j-i/Jdffn,
FROT
Jifl
kreukelen, verfrommelen, kwetsen.
Froissure, I k>i,:«iiH$r, v. fcrenft, v.
kreukelen, o.
Fnïlemeiil, m. u\'cAte aanraking, v.
lichte wrijving, v. yer\'uscl, o.
FrAbr, cv*» aanraken,
Fromage, m. kaas, v.
Fiomager, m kaasboer, in. karïsmitkcr,
m. kiiaskooper, ni. ko\'tsuorm, ra.
Fiom a yen e, I. kaas^.akerij, v. kaas-
ftuii, o. fcaaitamer, v.
Fromagoux, kaasaehtig.
Fro i.ent, m tarwe, t. weit, v.
FromeiiUce, tanvachtig.
Fromcntnt, m. havergras, o.
Fromcntee, {. (a ritmee/, o. pap van
tarwtmeel,
v.
                                 (m.
Fronce, f. plooi, v. uouw, v. rimpel,
Froncement, m. fronsing, v. rimpe-
ling,
v.
Froncer, fronsen, ri<npden, plooien.
Froncis, ni. kreuk, v. p\'oim1, v. plooi,v.
Fmndaison, f blad$chitting,v. loof,o.
Fronde, I. slinger, m. fronde, v. loof.o.
Fronder, j/i\'Hi/eren, werpen, fri;n\'<pi.\'n,
bedillen, vitten.
Fronde^, f. pi. varmbluderen, o. me.
Frondeur, m. slingeraar, m. fccJiWer,
m opposant, m. frondeur, ra.
Frondibale, f. werptuig, o.
Frundifóre, blad-voortbrengend.
Front, m voorhoofd, o gelaat, o. voor-
gevel,
m. voorste gelid, o. front, o,
kruin,
v. onbeschaamdheid, v. ze/f-
L\'t-rrrfJKweH, o.
Front (de), na«i(<;ika)Ji/e\'", "««)\' care».
Fronl (faire), ft«( hoofd bieden.
Frotital. m. hoofdband, m. frontriem,
m. voorhoofdsbeen, o. frontaal, o.
Fri\'nteau, m. hoofdband, m hoofdbind-
sd,o. Iioofdpranger,
m. ktïrwrin5(m.
Frontiêre, f. 7»-tf«s, v. grenspaal, m.
Fvonliero, n«nf/r(\'«iön(/, «an ófe gren-
zen liggend, grens
....
Fiüiitière (ville, f.), gremstad, m.
Fronti.\'i\'ice, m. frontispies, o. voorge-
vel,
m. titelplaat, v titelblad, o.
Fronton, m. fronton, o. schild, o.
Frottage, m. wrijven, o. schuren, o.
Frultóü, f pak slaag, o. fboenen, o.
Frotteruent, m wrijving, v. schuring,
v froenen, o.
.Frolter.iüryi-en.sckurcirjfcoc\'Hen^ckio\'\'-
I ben, af rosser.
-ocr page 214-
204                       F ROT
Froüor (se), zich ivrijven, zich inlaten,
uitwrijven.
Frottcur, m. wrijvcr, m. boener, m.
schuurder, m.
Fi\'otmiiym ickuurlap, m. wrijflap, m.
wrijf borstel , m. schuurdoek ,
scheerdoekje,
o. wrijfkussen, o.
Frouer, tokken, fluiten.
Frucliiior, m. vruchtmaand, v.
Fnictifrre, vruchtdragend.
Fnictjficaüon, f. bevruchting, v. vrucht-
baarmaking,
v. vruchtoorming, v.
Fruciificr, vrucht geven, vrucht dra-
gen, voordeel geven.
Fructiforme, vruchtvormig.
Fructuöuscment, met vrucht.
Fructuenx, vruchtbaar, voordeelig.
Frtigal, matig,sober, eenvoudig, zuinig.
Frugalité, f. magerheid, v. soberheid,*.
Fmtpvore,vruchtenctend,kruidenetend.
Fruit, m. vrucht, v. fruit, v. en o.
ooft, o. voord/el, o. Kirt, o. opbrengst,
v. vermindering, v. verdunning, v.
Fruiló, met vruchten van eene andere
kleur beladen.
Fruitene, f. ooftkelder, m. fruitkamer,
v. fruithandel, m.
Pruilier, m. fruitverkooper, m. vruch\'
tenverkooper,
m. boomgaard, m. ooft-
kelder,
m. verhandeling over fruit, v.
Friiiticr, vruchtdragend, vrucht ....
Fruitier (nrbre, m.), vruchtboom, m.
Fruittere, f. fruitvrouw, v.
Frultion, f. gebruik, o. genot, o.
Frusquin, m. have, v. hebben en hou-
den,
o. boeltje, o. goedje, o.
Fmste, afgesleten, blind.
Frustraloirc, m. bisschop, v.
Fruslratoirc, te leur stellend, verijde-
lend, bedrieglijk, ongegrond.
Frustrer, verijdelen, te leur stellen, be-
driegen, misleiden, berooven.
Fruticuleux. Frutiqueux, struikachtig.
Fuchsia, f. fuchsia, v.
Fucus, m. zeewier, o. zeegras, o.
Fmj.i!.\'■■, vluchtig, vergankelijk, voor-
bijgaand, afvallend.
Fngitif, voortvluchtig,vluchtig ^Hetend.
Fugitil, m. vluchteling, ra. voortvluch-
Futfite, f. fuga, v.                   (tige, m.
Fuic, f- duivenslag, m. duiventil, v.
Fuir, ontvluchten,ontvlieden,schuwen,
ontwijken,vluchten, vlieden,ontsnap-
pen, voorbijgaan, lekken.
FUNK,
Fuik, i. nlucht, v. ontsnappinj,
Uitvlucht, v. ontwijking, v. lek, o
Fulgore, ra. lichtgevend insect, o.
Fnlgnratenr, m. bliksemwaarzegger,
Fulguration, I. flikkering, v. schith
ring, v. bliksemen, o.
Fulgurite, m. door den bliksem getro;
fene plaats, v. dondersteen, m.
Fuligincnx, roctachtig, roetkleurig,^
roet.
Fuliqinosité, f. roetachtigheid,
Fulminant, bulderend, donderend, w\'i
varend,ontploffend,dondcr....knal.~
Fulminante(pou-lre, f.), donderpoe^\'-
Fulminatc, f. slagpreparaat, o. (•
Fut mi nat ion, f. ontploffing, v. uttbè-
sting, v. knal, ra. banvloek, m.
Fulminer, den banvloek uitsprck^
ontploffen, bulderen,donderen, knul-
len, uitvaren, razen en tieren.
Fumagc, m. rooken, o. herooking,*
schoorsteengeld, o.
Fumi\'-e, f. damp, m. rook, m. geur,®-
Fuméfts, f. pi. drek, m.
Fumer, rooken, berooken, bemeste!
drogen, dampen, toornig zijn.
Fumeron, m. rookende kool, v.
Fumcl, m. reuk, m. geur, m.
Fumcterrc, f. duivenkervel, v.
Fumciir, m. rooker, m.
Fumeux , rooker ig , koppig, beduiï\'
mend, zwaar.
Fumiaiic, op mcslhoopen groetend.
Fnmier, m. mest, m. mesthoop, m-
Fumigateur, rn. berooker, m.
Furaigation, f. berooking, v.
Fnm\\(jalo\\re,rookroortbrengftid,roo\'<-
Furaiger, berooken.
Fumhte, m. rookverdrijver, m.
Fumivore, rookverzwelgend.
Fumivore, m. rookverzwclger, m.
Fumure, f, schapenmest, ra. mesU>l>
Funambulc, m koordedanser, m.
Fun^bre, tot een lijkstatie behoon"
K
treurig, somber, treur...., lijk...-
Fun«jm*e(marche, f.), trfurmarsch, Of
Funèbre (oraison, f.), lijkrede, v.
Funer, betakelen, optakelen.
                Ft
Fnnéraillcs, f. begrafenis, v. UjkstmFt
sie, v. uitvaart, v. lijkdienst, m- Fi
Funeraire, tot eene begrafenis behoO\'Ft
remi, begrafenis.....lijk ... ■.
Funéraires (frais, m. pi.), begrafo»*
kosten, ra. me.
-ocr page 215-
FUNK
lère, f. eerste rou
inesle, noodlottig, ongelukkig, jam
merlyk, rampzalig.
Iuicur, m. takelmeester, m.
iculaire, uit touwen gemaakt.
iculaire (niacliine, m.), windas met
uwen, o.
iculaire (problème,m.), kettingvoor-
luicule, m. navelsnoer, o. (stel, o.
|uiin, m. loopend want, o.
"■
et ii mesure (au), naar mate.
et, m. fret, o. snuffelaar, m.
eter, fretten, snuffelen, vorschi
eteur.m. frcüer.m. snuffelaar, m.
reur, 1. woede, v. razernij, y. ver-
mgenheid,
v. drift, v. geestverruk-
lingt
v.
(uracé, naar zemelen gelijkend.
\'fuio, i. ttoofdvuiligheid, v.kwaad-
eer,
o,
ibond, woedend, razend, dol.
ibond, m. woestaard, m. razende,
i. dolle man, m.
ribonde, f. helleveeg, v.
■ne,I, woede, v. razttrnjf, v. furie,v.
ffraakgodin.
v. helleveeg, v.
"ieux, u»ot;(((.\')i</, razenti, hevig,on-
w*<ff, zeer </i-oo(, geweldig.
ui, m. voUe see, v. opene zee, v.
olies, f. pi. dwaallicht, o.
\'oncie, m. Wocdvt«,v. Wo«rfiw«r,\'v.
-il, stedsgeuijs, heimelijk, verlor-
\'f\', diefachtig.
■tivcment, steelsgewijze, in \'t geheim,
er s/hi^>.
J>ain,, m.papeboom, m. teekenkool, v,
Kai-olIe, f. eterlijst, v.
l^an, ni. i\'«ttrpij7scftw«(jr, m.
■seau, m. ^,7 v> )/o/ ra- Ho| m
"""«, v.
FUT                        205
Fusée de hombo, f. buis, v.
Fusée d\'éclairaye, f. lichtpijl, m.
Fusée d\'essieu, f. asarnt, m.
Fusée a la congrève, f. Congrévische
vuurpijl, m.
Fusée de siijnaux, f. sein vuurpijl, m.
Fusée en bois, f. buis, y.
Fusée lulminaiite, f. percussiebuis, v.
Fusée incendiaire, 1. brandpijl, m.
Fusée volante, t. seinvuurinjt, 111.
Fusée (ekaux, f), van zelf gebluschte
kalk,
v.
Fuselé, spilvormig, klosvormig.
Fuser, lesschen, uiteenvloeien, zichuit-
bretden.
Fusei\'olle, f. spil, v. ziel, v,
Fusibüité, f. smeltbaarheid, v.
Fusible, smeltbaar.
Fusiforoiu, spilvormig.
Fusil, m. vuur slag, m. vuurstaal, o. ge-
weer,
o. snaphaan, m. vuurroer, o.
wetstaal, o. pandeksel, o.
Fusil i\'i aiguille, in. naaldgeweer, o.
Fusil a deux coups, m. geiveer me
dubbelen loop, 0.
Fusil apercussiou, m. percussiegeweer,
0. slaggeweer, o.
Fusil a pierre, m. sleenslotgeweer, o.
Fusil a vent, m. windbus, v.
Fusilerie, f. geweermakerij, v.
Fusilier, m. fusilier, m.            (ten, 0.
Fusilladc, f. geweervuur, 0. doodschie-
Fusillei\', fusilleeren, doodschieten, aan-
zetten.
Fusillelte, f. kleine vuurpijl, m.
Fusil üssc, f. glad geweer, 0.
Fusil roinié, t\'. miniègeweer, o.
Fusil se chaijeant paria culasse, f. ka-
merlaadgeweer,
0.
Fusil rayé, in. getrokken geweer, 0.
Fusion, i. smelting, v. ineensmelting,
v. vereeniging, v. fusie, v.
Fusionner, ineensmelten.
Fusie, f. klein jachtschip, o.
Fuster, ontsnappen, hindeilaay ver-
mijden, stokslagen geven.
Fustet, m. yeelhout, 0.
Fustibale, f. slingerstok, ra.
Fustigation, I. geeseling, v. kastij-
ding,
v.
Fustiger, yeeseleit, kastijden.
Füt, 111. schacht, v. *««<?, v. A«cA/, d.
iit\'eï, 111. /"wsf, o. vut, o. /lou/wo/i, o.
boekbinderS\'snoeimes, 0.
1 V ,J: sP\'ivoi. v. ftloswoi, di. t(((\'s,
IVfi ■\' ballon, f. liehtkóii\'clpijt, m.
r;*-\' a Jioulet, f. kogelpijl, m.
r,\'- -I carcasse, f. brandkogvlpyl. ra.
, a,cojnmotiOii, f. concwssjróuiï.v,
l/ï ,,, oubIe vol> \'\' «MM* imwr-
:l cioujiiHe, f. pypje, o.
■} milraillt\', t. kartetspijl, 111.
I,. %tbn> i-yranaatpijL m.
" «morce, f. pijpje, 0.
-ocr page 216-
FUTA
GAGN
Folnr, m. toekomst, v. toekomeadt
tijd, m. aanstaande, m. bruid*
gom, m.
Future, f. aanstaande, v. bruid, v.
Fulurition, i. (oe/romsf, v. (oeAom
8(1\'ge, o.
Fuyaut, wijkend, zich verwijderend.
FujiUit m. (faux), kale uitvlucht, v.
Fuyard, m. vluchteling, m.
Fuyard, vluchtend, schuw.
Fuyasser, arglistig handelen.
Fy, m. gortigheid, v.
Sls.
Fatale, f. hoog hout, o.
Futaille, f. ton, v. vat, o. fust,o. vaat-
Futaine, (. bombazijn, o. (werk, o.
Fuuinier, m. hombazijnwcver, m.
Futé, listig, geslepen, doortrapt.
Futée, f. vuhtl, o. stopsel, o. stop
hars,
v. o-
Fulile, beuzelavhtig, nietig, nutteloos
Futüiló, f. bjuzelachtigheid. v. beuze-
ling,
v. nietigheid, v. ijdelheid, v.
Futur, toekomstig, toekomend, aan-
staand.
G.
G, m.
ij u-ri ■■]■. beslaan, roeren, roeien,kn<a-
en, broddelen, voor een tputpfy
vgrkoopen.
Gachette, \\. stawi, v. sluithaak, n.
\'iaclieur, ra. kalk*<enger, m. kaUji"-
gen, m. broddelaar, m. knoei er, f-
Gilclitnix, slijlia< htig, modderig, s>}\\
herig, morsig, smerig.
G:\\chis, m. slijk, o. waterplas, m./\'\'■\'\'
terkalk, v. lastige zaak, v.
Gadelle, (. kruisbes, v.
Gadellier, m. kruisbessehoom, m-
Gailouard, m. nachtwerker, m. sekrtt
ruimer, m.
Gailoiio, f. sekreetdrek, m. aeftw
Vtti\'I, o. (Kïer, ra.
Gaffe, i\'. bootshaak, ra. icAij)pflri6W"i
ra. ioutschuit, v.
GaflWiti, m. kleine bootshaak, ia.
Gaffer, met den bootshaak vatten-
Gagate, m. jri(, o.
Gage, m. jjojiJ, o. onderpand, o-«(
ft«i, o. bewys, o. blyk, o- verze*1\'
ring, v.
Ga<jer, huren, bezoldigen, loon ff«H
wedden.
Gagerie, f. gerechtelijke veri andtti\'ji
beslag, 0.
Gages,\'m. pi.soldij, v. loon, O- hutf,
Gage touche, n. pandspei, o- j>";"
Gatjeur, ra. wedder, m. {verbeureth
Gayeure, f. weddingschap, v.
Gagiste, m. loontrekker, ta. huurH*
Gagnable, winbaar.
                           ^
Gaban, m. regcnmantel, m.
Gabare, f. praam, v. lichter, m. ze-
Sren. m.
Gabaréer, wwr ecu mal timmeren.
Gabarer, wrikken.
GaLari, m. model, o. mal, u. spant, o.
Gabarier, m. praamsehipper, m. lich-
terschipper,
m.
Galiatine, f. dubbelzinnige belofte, v.
ijdele.belofte, v.
Gabegic, f. list, v. bedrog, o.
Gabelage, m. drogen van zout, o. zout-
belasting,
v.
Gabelcr, zout te drogen leggen.
Gabelour, m. 7 nut wachter, m.
Gabelle, f. zouV tlasting, v. zoutpacht,
v. zouthuis. o. zout magazijn, o.
(ia\'.i.\'llum, ta. ruimtetusschende wenk-
brauwen,
v.
Gabclou, m. tolbeambte, m. spotvo-
gel,
m.
Galiot, m. wtfcrfcaoH, m. windujtfter,
Gabio, f. mars, v.                               (v.
Galiier, m. uitkijker, m, »iarw/rt»(, m.
GalÜlaud, m. kabeljauw, m.
Gahion, m. schanskorf m.
Gabionn.ide, f. werk van schanskor-
ven,
o.
Gabioiiner, met schanskorven dekken.
Gaborrt, m. kiel /ring, m.
Gaburou, m. n.uitklamp, in. wang, v.
Gache, f. schoolplant, v. si uit haak, m.
kram, v. Aouvajf, o. roeripaan, v.
-ocr page 217-
20;
GAI.E
GAGfi
Uagnage, m. weide, v, weiland, o.
graaspUusts, v. te veld staand hoorn.
Ga :■...(.[. m. Uil)lli«r, m.                   (O.
Ga\'jné, m. ^ewonneiK-, o. winnen, o.
Gajfiie-denier, ra. dajlooner,m. kruier,
m. drager, m. arbeider, m.
uagne-paln, m broodwinning, v. kost-
winning, \\. levensonderhoud,
o.
Gagne-peUt, m. scharenslijper, m.
uagner. winnen, verdienen,winstdoen,
vooriled behalen, verwerven, ver-
krijgen, bekomen, vatten, wegdra-
yen, bereiken, overvallen, zich mees-
ter maken, omkoopen, overhalen,
vorderen, toenemen, rondgaan
Gagier (se), gekregen worden, uan-
ziekelijk zijn.
Gaguiu, f. yoede schommel, v. vroolijk
mollig vrouwtje,
o.
Ga», vroolijk, lustig, blijgeestig, blij
, moedig, aardig, \'los, heider, onye-
wlac, m. pokhout, o.
                Isadeld,
Gaielé,f. vrolijkheid, v. dartelheid,?,
blijdschap, v. blijmoedigheid,
v. bl§-
geestigheid,
v. aardigheid, v. grap, f.
wuete de coeur, (de), met voordacht,
moedwillig.
Gaijlard, lustig, vroolijk, schalksch,
kluchtig, dartel, vrijpostig halfdron-
Ikfi,koel.
«aU\'ard, m. snaak. m. schalk, m. lus-
om kwant,
m. bak, ra. halfdek, o
^aillanle, r. vroolijk tvijf, o. aardige
«uidt
v. piatftf, o. vrootijke dans,
I W. galjard, v.
«ai hrdüette, f. sïondrtard, m. v/«o,v.
Jjai laidet, m. tpünttugei, m.
caillantiM, t. vrooljjkheid, v.lustigheid,
v- snaukschheid , v. «HaJtMnF, v.
I wialkschheid, v. aardigheid, v.
gailJette, i. galjetkolen, v. me.
ain, ni. tvinsi, v. yewin, o. voordeel,
. »• otter utnnitnj/, v.
;ain decause (donner), yf wonnen geven.
ai,,e. i. scheede, v. broeking,v. sleuf,
*■ :öom,m. voefsfufc, o.
inn\'*"0\' *cA«(/«werA, o.
r\' \'"«\'f, m. scheidenmaker, m. jc/ic«!-
rkooper. m. judasboom, m.
Gal (avoir lo), de &<*«* ;yn
Gala, m. yafa, o. hoffecd, o. staatsie,
V. gatavoorstelling, v.
Galacle , m. »»WAiouf , T. me/fcjut-
iw, v.
Galactirrhée, f. melkvloed, ra.
Galactite, f. mefftatevn, m.
Galnctodc, mellikleurig.
Galacloyraphie.f. beschrijving der melk-
sappen, y,
Galactologie (. verhandeling overmelk,
y. melkleer,
v.
Galactomètrc m. melkweger, m.
Galactophage, m. mtlketer, na.
Galactophaje, zich met melk voedend.
Galnctophore, zogvoerend,melkvoerend.
Galactose, f. melkwording, v.
Galant, hoffelijk, welopgevoed, beval-
lig, sierlijk, rechtschapen, braaf, ver-
liefd, galant.
Galant, m. m. minnaar, m. vrijer, ra.
galant, m. strikje, o.
Galanterie, f. galanterie, t. beleefd-
heid,
v. hoffelijkheid, v. minnarij,
v. yeschenkje, v.
Galantin, ra. verliefde gek, m.
Galantine, f. gehakt vleesch in gelei,
o. galantine,
v. sneeuwklokje, o.
Galantise, f. galanterie, v. hoffelijk-
heid,
v.
Galantiser, den verliefde spelen.
Galaxie, I. melkweg, m.
Galbanuin, m. galbanum, o. moeder-
gom,
v. ijdele belofte, v.
Galbe, m. sierlijke ronding, v
Galbule, f. cipressenoot, v.
Gale, f. schurft, v. en o. kanker, m.
ruigte, v.
Galé, m. wasfcoom, m.
Gale" odorant, m. mirtenheide, v.
Galóaco, f. galjas, v.
Galeairc, m. leyerknecht, ra.
Gatéasse, f. galjas, v.
GftÜcbe, f. galei, v. zetp\'ankje, o.
Galefretier, m. kal e fat e raar, m. niets-
waardige kerel, m. landlooper,
m.
Galèno, f. loodmijn, v. iooderts, o.
piombeersel, o.
Galéopsis, m. ht*Jtttep»e(W, v.
Galer (se), zich krabben.
Galóro, f. galei. v. haft, o.
Galèrc ^voguc la), het ga too het wil.
Galerie, f.gaanderij, v,galerij, t.gang,
I ui. mijngang, m.
\'■\'■Vhrlu
roolijkhcid, v. dartelheid, v,
P, v ö
tjmoedigheid, v. My
aardigheid, v.grap,v.
•ibeid,
f öilé do
coeur, f. (de) wel voordacht,
mi>edtviUuj,
-ocr page 218-
208                       GALÉ
GaJórien. m. roeiüaaf, m. galeislaaf,
III. ■,■(! (.(\'.-/,(■/ , lil.
Galene, (. noordwestenwind, m.
Galet, ni. Btrandkei, v. schuiftafel, v.
Galelas, m. \'vliering, v. zolderkamer-
tje, o. armoedige woning,
v. rem-
in e/fcoe(, m.
Galcüe, I. scheef>sbeschuit, v. ronde
A■ ■ t A, iv..>>uil,i-uitlntt-k,m,s>(ïl,<itk, ra.
Galcux , schurftig , schurft , schurf-
achtig.
Galhaubant, m. pardoen, o.
Galimafrée , f. opgestoofd gehakt
vleesch, o.
Galimatias, m. wartaal, v. jio >isens,iii-
Galion, m. galjoen, o.
Galiote, f. galjoot, v. huishagedis, v.
Galiote a bombes, f. bowfjarde<■> gal-
joot,
v. tnortierschip, o.
Galipot, in. «Jt\'rd: wierook, ui. jjjjh-
fcoom/tdrs, v. en o.
Galle, I. sa/, v. galnoot, v.
Gallican, galticaansch, l\'ransch.
Gallicisme, gallicisme, o.
Gallinacc^, m. pi.hoendervogels, m.nie.
Gallinutc, f. W"t<\'rhoen, o.
Gallique, Gallisch.
GftUiqae (acide, m), gaJ»i«ft!HZUur, o.
(i.iMi-nic m. schedetleer, v.
GaUomane, Franschgezind.
Gallon, in. gallon, o.
Galoche, I. ovtrjt-hotm, m. klomp, ra-
Ïlatblok, o. kl".:nj\', m. kixiuU\'.thi-
tok,
o.
Galon, m. </a/on, o. boordsel, o. beleg-
.■■■\'l, O. iviiiittiUr\'h\'O.i, V.
Gallotincr, "<tf .-/-(/u/i (nTt\'/ft\'/., o»i-
froonfcn, zOiMBWI, gulonneeren.
Gallomiier, in. galonmaker, in. galon-
verkooper, m. passementwerker, m.
passementverkooper, m.
Galop, m. ijalop, m. ren, m. »u», m.
Galo]>ade,t. galoppade, \\ ijaloppeeren,o.
G aio per, t» den galop zetten, vervol-
gen, narennen, galoppeeren.
Galo])iu, n. loopjongen, m. koksjongen,
m. straatjongen, ra. deugniet, m.
Galoubé, Galoübut, m. fluitje met drie
gaten, o.
■ ■ ■ 11:■■Ii.li . m. segrijn,o. zeehondevel,o.
Galvaiitrjue, galvanisch.
Galvaniser, yalvaniseeren.
Galvanlsme, m. galvanisme, o.
Galvanoplastio, f. yalvanoplastiek, v.
GARA
Galvaudcr, uitschelden, kwaad bescheid
geve», in de war brengen.
Gamache, f. slobkous, v.
Gatnbade, f. luchtsprong, m. kromme
sprong, ra. niets beteekenende uit-
vlucht,
V.
Gambader, luchtsprongen maken, hup-
Gambaye, m. bierbelasting, v. (pelen.
Gambe, f. masthieling, v,
Gambeson, m. onderkleed, o.
Gambicr, m. beenbekleeding, v.
Gambillcr, spartelen, slingeren, schop-
Gamélie, I. bruiloftsfeest, o. (pen.
Gamelle, f. bak, m. schotel, m. solda-
tentafel
v. gamelle, v.
Gamin, m. straatjongen, m.
Ga mm e, f. toonladder, v. toon, m.
Ganaclie, I. onderkaak, v. domkop, m-
zotskap, m.
Gance, I. lus, v. strop, m.
Ganche, t. galg, v. dubbele haak, m.
Ganer, een s/ay fafe/i toopen.
Ganglifonie, m. peesknoopvormig Gan-
glion, o, pcesknoop, ra. overheen, o
Gangrène, I. koudvuur, o. invretend
kwaad, o. kanker,
m. besmetting,?.
Gangrenó, door koud vuur aangetast,
bedorven.
Gangre\'ner (se), het koudvuur krijgen,
inkankeren.
Gangiéneux, door het koudvuur aan-
getast, koudvuurachtig.
Gangue, f. mijngang, m. ganysteen,m.
Ganivet, m. wondheelersmesje, o.
Ganse, f. lis, v. lus, v. strop, in.
Gant, i.i. handschoen, ra.
Gantc, f. brouwkelelring, iu.
Gantclée, t. klokje, o.
Gantelet, m. eieren handschoen, in-
handuindsci. o- handleer, o.
Ganter,handschoenen aandoen,passet\',
Ganter (se), handschoenen aandoe",
handschoenen aantrekken.
Ganterie, f. handschoencnfabriek, *■
handschoenmakerij , v. handschoe-
nenwinkel, m. handschocnenkraanh
v. handschoenenhandel, tn.
Gantier, ra. handschoenenmaker, W-
handschoenenverkooper, m.
Gantjaune, m. modepop, v.
Garancage m. iwwn «iel >Het*Ara^, "
meehrmmHwf, v.
Garance, f. meekrap, v.
Garaitcer, t>iff mtfdrraji wrvcrt.
-ocr page 219-
«AHA
Garanciire, f. meckrapakker, m. n,ee-
krapvcrvcrij
, v.
Garant, m. ■ iry, m. iv«arborg,m. ver-
zekeraar,
m. looper, m.
Garaoli, m. gewaarborgde, ra.
Garantie, f. borgstelling, ». vrijwaring,
v. borgtocht, m. waaroor;/, m.
Garantir, waarftorffen, vrouwe», voor
ïefj instaan, verzekeren, bevestigen,
beveiligen, bevrijden, garandeeren.
Garantir (se), zich honden, zich wach-
ten, elkander verzekeren.
Garas, m. garat, o.
Garbin, m. zuidwestenwind, ra.
Garbon, m. patrijshaan, m.
Garbure, f. koolsoep met spek, v.
Garce, f. lichtekooi, v. siet, v.
Garcetie, f. set zing, v. beslaglijn, v.
Gargon, m. jongen, m. knaap, m. jonk-
man,
m. vrijgezel, in. handwerksge-
!<■\', m. knecht, m. jan, m. scheeps-
jongen, m. kerel,
m. vent, m.
Garcon-nujor. m. hulpmajoor, m.
ïrconner, stoeien, ravotten, jongens
natoopen.
                                 {gek, v.
Garconnière, I. wftcte meid. v..jonsreMs-
uards, m. wachter, m. \'\'etoafter, m.
Wacht, v. DOUKMfaor1, m. oppasser,
. \'n- garde, v.
■arde, f, .\',,-pi,,,,„,, v, wacht, v. hoede,
"■ beschutting,
v. wachthuis, o. ye-
w*, o. t>euoe/, m. tcaAer, m- waak-
«**", v. slotveer, v. schutblad, o.
^.a™i \'• (avant) uoorhoette, v.
yarde, f. (arrière) achterhoede, r.
\'■arde (covps, m. de), wachthuis, o
\'\'anie (prendre), acJif sfaatt, acht ge-
"«*i oppassen, voorzichtig zijn.
\'uJe-a-vous, «/«ƒ nrht, pas op.
M\'de-avancée, f. voorpost, m. voo»-.
, HucAl, v.
Oanle-bois, m. boschwachter, m.
\'\'\'"\'e-bouniooise, f. schutterij, v. &«»•-
\'lerwacht, ».
i<\'je-cendies, m haardijzer, o.
■"\'«e-champiHre, m. veldwachter, m.
•""•(le-chasse, m. koddebei er, ra.
\'ll\'f<:-civi([uo, f. schutterij, v. burger-
.
■»«*«, v.
«rde-collot, m. hulskraag, v.
«n e-communale, f. scAuttery, v.
nvarda-corps, m. loopstag, m. balie, v.
•\'«lo-cöte, m. fcHStwocWer, ra. Ausf-
°ewaarcter, m.
P.-H.
r.AHi\'
-jiii-
Garde d\'artillerie, m. conducteur der
artillerie, m.
Garde de camp, I. ka m p wacht,\\. front-
wacht,
v.
Garde d\'écurie, i. tlal wacht, v.
Garde d\'bonneur, f. eerewaeht, v.
Garde de Ia buieiïo, I. bedekking der
batterij,
v.
Garde de la place d\'armcs I. hoofd-
wacht,
v.
Garde du corps, f. lijfwacht, v.
Garde du génie, m. fortificatieopzich-
ter,
m.
Garde-fen. m. vuur scherm, o. kardoes-
koker,
m.
Gardc-foreslier, m. boschwachter, ra.
Gard e-f on, m. leuning, v ooifc, v.
Garde-maiiasiii.m.mnflrtïytibfu/rtrtrdfr,
m. jji«y<ï!ynm(.vs(t?r, m.
Garde-mutatie, m. siefcenoppasser, m.
Ganle-malade, f. ziekenoppasster, v.
Garde-manche, f- tnorsmouw, v. ouer-
mouw, v.
Garde-manger, ni etenskast, v. vlie-
genkast,
v. spijskamer,v. spinde, v.
Garde-marine, m. sdmfriMu\'ttoacAf, v.
adelbor.it, m. vlugge jonker, m.
Garde-menauerie, m. pluimgraaf, m.
Garde-mouble, m. bergplaats, v.
Garde-nappe, in. tafelmatje, o.
Garde-national, m, schutter, in.
Garde-nationale, f. schutterij, v. H«i"i«-
«a/f garde, v.
Garde-noble, f. voogdijxchap over de
kinderen van een edelman,
v.
Garde-note, m. notaris, m.
Ganler, bewaren, behoeden, behouden,
overhouden, het oog op iets houden,
beschermen, beschutten, in iets blij-
ven, houden, onderhouden, nakomen,
waarnemen, betrachten, opvolgen,
oppassen, zorg dragen, acht geven.
Garder (se), duren, goed blijven, zich
hoeden, zich in acht nemen, zich
wachten.
Garde-robe, (. kleerkast, v. kleederen,
o. goed, o- sekreet, o stilletje.o.voor-
schoot, o. boezelaar, m. tvormAruid,o.
Garderöle, m. rolmeester, m rolbe-
waarder,
m.
Garde-salle, m. sc/ierwimeesti.\'raA«ecftt,
in. Aam er wacht, v.
Garde-temps, m. tijdmeter, ra.
Gardeur, ra. hoeder, m. herder, m.
14
-ocr page 220-
GARD
•10
GAST
Gainiment, m. stoffeering, V. mctibi-
leering,
v. meubelen, e. pi.
Garnir, voorzien, meubileeren, sloffee-
ren, b>\'kleeden,versieren. opschikken,
optooien, opmaken, toerusten, bc-
slaan, bezorgen, optakelen.
Garnir (se), z\'ch meesttr maken, riek
voorzien, vol worden.
G,*rnisairc. m. soldaat in huis, m.
Garnison, f. bezetting, v garnizoen, 0.
inlevering, v. garnizoensplaats, v.
Garnisseui\'. m. stoffeerder, m. opma-
ker,
m.
Garnituro, f. stoffeering, t. versiering,
y. sieraad, o opmaaksel,
O- opwa-
king,
v. stel. o. beslag, o optake-
Garon, m kellerhals, m.         (Ung, »■
Garou (loup, m.t, bietebauw, m. weer-
wolf,
111.
Garouage, m. kroeg. v. kot, o.
Garouenne, f. stuk hout van eenr ka-
trol, o.
Garot, ra. schoft, v. pakstok. m. knup-
pel,
ra. knevel, m. klappereend, t.
Gatotter, knevelen, vastmaken.
Garroun, 01. oude patrijshaan, m.
Garrulilé, f. snapachtig\'heid, v. MM-
tucht, v.
Gars, m jongen, m. knaap, m.
Gascon, m. grootspreker, m. snoeven
ra. pochhans,
m.
Gasconnade, [. bluf, m. snoeverij, »•
pocherij, v, gezwets, 0.
Gaseonner, bluffen, snoeven, pochen.
Gaxpillage, m verkwisting, v. verspil\'
Ung,
v. verwaarloozing. v.
Gaspiller, verkwikten, verspillen, V&\'
waarloozen, verdoen.
Gaspilleur, iu. verkwister, m. verspil\'
Ier, ra. doorbrenger, va. verknoei-
er,
m. plunderaar, m.
Gastadour, in. schansgraver, m.
Gaster, m. maag, v. buik, rn.
Gasteranqten-pliraxis, ra. maaggdng-
verstopping,
v.
Gaslralyie, f. maagpijn, v. buikpijn,*■
Gastrilogue, m. buikspreker, m.
Gastrique, (of «V maag behoorend.
Gastrile, f. maagontstrkiug, v.
Gastrocèle. f. maagbreuk, v.         (mC-
Gast roe némiens, in- pi. kuitspieren, *
Gasirodynie, (. maagpijn, ». wiau"^"
\'i^A\'. o.
Gastrolatrc, m. buikaanbidder, m.
Garde-vaiselle, m. zilverbewaarder ,m.
(JaTile-ieii,i.livhtsrherm,o.ougschenn,<i.
Gardien, m. bewaarder, m. be.waker.m
voogd,
m. oplichter, m gardiaan,m.
Gardien, beschermend, bewakend.
Ganlien tango, m.), beschermengel, m.
Ganlicimal. ia, voogdschap, o. gardi-
aanschap, o.
Garilieniiorie, f. konstabelskamer, v.
Gardon, m. voren, m.
Gare, f. dok, o. baai, v. station, o.
Gare, Kt\'l den weg, ruim baan, maak
plaats, )tax op. op zij.
Garenne, f. konijnenwarande, v. ko-
nijnenwoud, o konijnen fokker ij,
v.
Garennier, m. konijnenopzichter, m.
konijnenhouder, m.
Garemier. vastbinden, vastlegqen.
Garer (sei, zich wachten, zich hoeden,
plaats maken, wijken.
Gargartser (se), gorgelen.
Gargarisrae, m. aorgelen, o. 7orgel-
drank,
m.
Gargotage, ta. slechte maaltijd, m.
sleihle kost, m. knoeierij met eten,
v
Gargote, f. kroeg, v. gaarkeuken, V.
etenshuis. o.
Ganjoter, in gaarkeukens eten, onzin-
delijk eten en drinken, kroegloo\'
pen.
üargolier, m. gaarkeukenhouder, m.
kroeghouder, m.
Gargouche, m. kardoespapier, 0.
GariiDiiille, f. bek, m. watergout, v.
steenen goot, v. teugelring, 111.
Gargonilléc, t. gootwaterstraal, m.
Gai\'ijouillemern, n. gerommel, o. ge-
gorgel, o.
Gar.|o\'iillei\', plassen, slobberen.
Garyuuilles, 111. pi- gedruisch van een
loopende goot,
v. borrelend geluid,
Gat([oulutt<>, 1 kan, v. koelvat,o. (o.
Gargousse, (. kardoes, v.
Ganioussier, m. kardoeskoker, ra.
Gat(|OUEsii\'re, f. patroontasch, v.
Garii|ue, m. heide. v. woest land, 0.
Gariiean, m. boeireep. v.
Garnement, m. deugniet, m. losbol, 1:1.
in hl nis, m. schurk, m.
Garni, m- rulsteen, ai. stapsteen, m.
ii.ii ui. gemeubileerd, gestoffeerd, bezet,
vol.
Garni (hotel, m.)> hotel waar men ka-
mers verhuurt, o.
-ocr page 221-
GA ZE
.211
GAST
ïa«tron|ancfel f. huiksprekerswazrzrg-
gerij, v.
-astromane, m. lekkerbek, m. tfftttf-
panp, m.
astmmanie, f. tekkerhckkerff, v. gul-
tighelA,
v.
astronomie, m. lekkerhek, m. smul
P\'iap, m. die de kunst verstaal van
lekker te eten,
no. gastronoom, m.
^tmnnmie, ( kunst om trkktrtr eten,
v. gastronomie, v.
asiroraphfe, f. buiknaad, m.
lastrotomEe, f. huiksnijding, v.
■at, m. trap eener kade, m.
wleau, m. koek, m honingkoek, ni
bmkruftioek , m. beeldhouwers-
leem, o.
-Ilo-bois, in. houthederver, tn. slechte
schrijnwerker,
m,
rtte-cnir, m leerbederver, m. slcrhte
schoenmaker,
m.
iUi\'-rrn\'tier, m prijshederver, m. ft/ni/-
«er, m. knoeier, m.
Tii\'-|i.iIHor, m pnpiervcrknoeier, m,
hrooihehrijver, m.
«te-pale, m. «brAte fc»r*/t<*r. m.
«te-ptttr», m. afarftte metafoor, m.
■ter, frtfrf«rv0H, veHirMefeif, schenden,
bekladden, bevlekken, verwennen,
verleiden, verkwisten, verdoen, in
wanorde brengen,
"tor (se), bederven, bedorven worden,
verrotten.
Jterie, f. bederven, o.
««-loot, ir, albedcrver, m. spelbre-
f«-r, m.
\'l\'-i\'r, m. bederver, m verknoeier, tu
"JfXi die zij» vuil laat lonpen.
"\'c, \' gemeenteheide, v.
- ?. \'. «fms/**, m.
-itilier, m. zeevnlg. m.
\'"«ne, f. linkerhand, v linkerzijde,
»• \'<*ke> vleugel, m.
«w, hnker.h\'nksch, lomp, gedwon-
rm. ■(■■\'\'/■/, loifininU verkeerd,
"^ (*), Kft*sc&, /i\'nfriom.
rJer, linkech.
\'\'N\'T, m. t/jtt linksch is, m. link
,,™*"0i f. tinksrhheid, v. onAan-
"l\'i\'id, v. lompheid V- misslag, tn.
"c|iir, Kifurifjtoi, 0;i/iüf/fte», draaien
Gaiichissement, m. uitwijken, o draai-
erij,
T.
Ganchoir, m tfo/moftftt, m.
Gsndc, f fcoMM\', v. niTÏJp\'ïp, v.
Gauder, me( tvo\'fW t\'prwcn. jrt*c/ Mr-
vcn.
Gaudine, Gauolneüe, f. rroolijkc deern,
v. vroöHjkr meid, T.
GaadJr (se), vroolijk zijn, zich vroolijk
maken, den >/ek steken.
Oandriole, f. snakerij, v. losse schcrts,v.
Gaudionner, rft\' koppen der spelden
slaan.
Gaufre, f. honingraat, v wafel, v.
Gaufrer, wa/tfwi, figuren indrukken.
Ganfreur, m. <tir stoffen watert, m.
Ganh-ier, m. wafelijzer, o. wafelbak-
ker,
m.
Ganfrare, f. wateren, o figuren druk-
ken, o.
Gaulade, f. .«\'ij »\'«( cc» staak, m.
s/iïy tne( ccnc focrft\', m.
Gnule, f. staak, m. teen, v. roerftf, v.
garde, v. stoft, m vlaggestok, in.
Gatiler. mei een stooft afslaan, afran-
selen, uitkloppen, pak slaag g*ven.
GanMte, f. kleine roede, v. teentje, o.
Ganlis, m. takjes, o me, twijijes, o.
Ganlois, oprebt, braaf.                   (me.
Ganpe, f. vuile slet, v. morsebel, v.
Gnuste, f. teugen, v.
Gaaaser (se), bespotten, beschimpen,
den gek steken.
Gaueserie, f. spotternij, v. besthim-
ping,
v.
Ganaseor, m. spotter, m. srhimpef, tn.
Gantler, m. schutting, v.
GavaAhe, m lafaard, m- eerlooze, m.
Gavanclie, (. verwarring, v. wanor-
Gavion, m. keel, v. gorgel m. (de, v.
Onvolle, f. gavotte, v.
Gayelie, f. steenkool, v stukje teep.o.
fiai m. 705,0 lucht, v,
Gaze, f. aaas. o bewimpeling, ».
Gntéflah», dat tot gas kan gemaakt
worden.
Gnzïlforme gasvormig, gas*oortig.
GazellL\', t. gazelle, v,
Gaser, met aaas overtrekken, omrfwie-
ren. bewimpelen, verzachten.
G&iPtter, m. da\'fhladsehrijver, m. cou-
rantier, m.dagbladuitgever, m.
cow-
rantenhoper, m.
Gaz-\'ttn, m. nieuwsblaadje o.
-ocr page 222-
212                      GAZE
Gazelle, f. dagblad, o. nieuwsblad, o
courant, v. krant, v. staatscourant,
Gazeux, gasachtig, gasaardig.           (v.
Gaxïer, m. .7a«$Kieucr,m. gasontstekcr,
Gaziière, m. gaslcidcr, ra.                (m.
Gaxolilre, m. gasbepater, m.
Gatomètre, m. rfomjHMter, m. gasme-
ter,
m. gazometer.
Gazométrie, i. gasmeetkunde, v.
Gazon, m. groene zode,\\. zode, \\. gras,
o. grasperk, o. slechte pruik, v.
Gazon n talus, m. Idokzode, v.
Gazon de boutissc, m. steekschezode,v.
Gazon plaque, m. dekzode, v.
Gazonnage, m. bekleediug met todcn, v.
Gazonncment, m. hekleeding met zo-
de» ,
v.
Gazonner, uie( zoden bekleeden, met
zoden beleggen.
Gazonnenx, grasachtig, uitspreidend.
Gazonilk\'itieiit, m. gekweel, o. gemur-
mel,
o.
GazoutHer , kweelen , kwinkeleeren
murmelen, stamelen.
Gazouillis, ra. gekweel, o- gemurmel.o.
Geai, m. meerkol, m.
Géant, m. reus, ra.
Géante, f. reuzin, v.
GéanÜMT, een reuzenwerk doen, reu~
zen nadoen.
Geheime, f. gehenna, v. hel, v.
Geindre, klagen, kermen, zuchten, jan-
ken.
Geindre, m. bakkers-meesterknecht, m,
Gel, m. bevriezen, o.
Gelatine, f. gelei, v. lil, o. gelatine,*.
G\'\'latineuxf geleiachtig.
Gelee, f. vorst, v. gelei, v. UI, o.
Geléc Manche, f. rijp, ra. rijm, m.
Geler, doen bevriezen, koud maken,
vriezen, bevriezen, toevriezen.
Geler (se), bevriezen, ijs worden.
Gelide, licht bevriezend.
Gélif. door de vorst beschadigd,
Géliiii\', f. jong hoen, o. geline, V.
Gélinotte, f. vet hoentje, o.
Gólinotte dus bols, f. korhoen, o
Gélisse, nog niet tegen vorst bestand.
Gélnsuie, f. vorstbarst,m. vriesbarst,rn
Géloscoj\'ie, (. lachwaarzeggerij v.
Gémcaux, m. pi. tweelingen, ra. me.
Gémelle, f. mastklamp, m.
Géminé, dubbel, tweevoudig, twee ann
twee, herhaald.
GKN1Ï
Gémir, zuchten, klagen, kermen
ncn, treuren, kirren.
(\'■^misscmeiit, ra.verzuchting, v. klaclt
v, stenen, o, gekerm, o. geween, t
gekir, o.
Geramation, f. uitspruiting, v. uitbé
ting. v. tijd der uitbotting, m.
Getnme, i. edelgesteente, o. gem, v.
Gommc (sel, m.), bergzout, o.
Gemmifcre, edelgesteenten vormend.
Gt;mmipare, spruitsels voortbrengen\'.\'
Gémomes, f y\\. straf plaats, v.galgevei*
Génal, der wingen, wang .... iGênant, lastig moeilijk, hinderlijk-
Gcncive, f. tandvleesch, o.
Gendarme, m, 1 waar gewapend ruit
m. marechaussee, m. gendarme,
sprank, v. vonk, v. vliesje, o.
Gendarmor (se), opstuiven, zich
maken, opstaan.
Gendarmerie, f. korps gendarmen.
gendarmen, m. me. marechaussee,
Gendarmeux, gruisachtig.
Gendrc, m. schoonzoon, m.
Gêne, f. pijnbank, v. pijniging, v. kw
Una, v. marteling, v. gedwong<
heid, v. dwang, m. gebrek aan gé
o. hinderpaal, m. beletsel, o.
Généalogie, f. geslachtsregister, o.
slachtsboom, m. geslachtslijd, v\'
»calorie, ».
Généalogique, genealogisch.
Généaloi|i<ine (arbre, ra.) stamboom
Gém>a!o(|isie, m. genealoog, ni.
a(a(./i(irefce)i«rtr, m.
Géner, pijnigen, drukken, knelt\'
lastig vallen, vervelen, hinafft
geneeren.
Géner (se), zich bedwingen, zich
op zijn gemak gevoelen, zich g>
ren.
Général, algemeen, gemeen, onbetm
Général , m. algemeen , o. <J>\'f\\
deel , o. generaal , m. «*<«*\'
m. vcldoverste, m. legerhoof<U
overste m.
Général (en), over het algemeen.
Genéraiat, m. generaalschap, o. \'/■\'
raalsrang, ra.
Générale, f. generaalsche,y.genept
vrouw, v. algemeene marsch,
alarm, o.                                       .
Général-en-chef, m opperbevel!"-\'1\'
m. generaal-cn-chef. m.
-ocr page 223-
okog                   -2ta
Génfo>glosse, in, tongspier, v.
Géniu-lijoidicii, ui ftiMjpfer v«»i /icf
tongbeen, v.
Génio-pharyngien, m. kinspier van de
GénJBse, f. vaars, v.
                  (keel, v.
Gémtal, der voortteling, geslachts. .. .
Géniteur, m. bevruchter, ra.
Geuitif, m. tweede naamval, m. gene-
tivus, m. teler, m. eigenaar, m.
Génitoires, m. pi, teeldeelen, o. me.
Géniture, i. kroost, o. kind, o.
Genope, f. kruising, v. naaiing, v. knij-
Genoper, beknijpen.
                  (per, m.
Genou, m. knie, v. noot, v. geleding, v.
Genouillé, geleed, met geledingen.
Genouillère, f. Ar./—<,\'.^., «, o. kniestuk,
o. knieleder, o. kniehoogte, v.
Genouilleux, muf geledingen,knóbbelig,
knoestig.
Goiire, m. geslacht, o. swy/*(, v. aan/,
m. gestel, o. manier, v. genre, o.
Geus, m. et i\'. lieden, m, personen, m.
menschen, in. bedienden, m. me.
Gent, f. geslaiht, o. »«s, o. vo/Ar, o.
Gent, aardig, fraai, hupsch. (nat\' ,v.
Gentianc, f. gentiaan, v.
Gentianées, I. pi. 101 /ic( jeslacht der
gentianen benoorendeplanten
,v. me.
Gcntil, m. heiden, ra.
Gentil, ïwoo\'\', aard\' j, fraai, li ■,, gees-
tig, bevallig, heidensch.
Gentilliomme, m. edelman, m. fatsoen*
lijk man, ra.
Gentilhomraeaii, m. geringe edelman,
m. arme landedelman, m.
Gentilliommerie, f. adeldom, m.
Gentilliommièie , I. adellijk land-
Gentililtf, f. heidendom, o. (huis, o.
GenÜllAtre, m. kale jonker, m.
Gentiltessc, t. aardigheid, v. geestig*
heid, v, aanvalligheid, v.
Gentiment, aardig, bevallig, geestig,
Génuflcxion, (. kmcbuiging,v. (netjes.
Géocentrique, 1. aardmiddelpuntig.
Géode, f. arendsteen, m.
Geodesie, f. landmeetkunde, v.geodae-
sie, v.
Géodésique, der geodaesie.
Géogénie, f. kennis der aarde, v.
Giiognosic, f. kennis der bestanddeeten
der aarde, v. geognosie, v,
Géognoste, m. geognosiebeoefenaar, ut-
in;i"ioinr. f, kennis van »e wording
der aarde,
v.
GÉNÉ
rénéralisation, f algemeen-making.i-
algemeene toepassing, v.
iénéraltser, algemeen maken, genera-
liseeren,
ïénéraliscr (se), algemeen worden.
■énérulissime, m. opperbevelhebber, m.
generalissimus,
m.
lenéralité, (. algemeenheid, v. geheel
o. grootste gedeelte, o,
\'L\'iitïraliiés, f. pi. algemeene opmer-
kingen,
v .algemeene Bewoordingen fv.
jéuérateur, voortbrengend, teel....
iénéraiii\', voortbrengende kracht heb-
bend, voortbrengend.
>éni raiion, i. voortbrenging, v. voort-
teling,
v. aanwas, ra. groei, ra. ge-
slacht, o. afkomst,
v. nakomeling-
schap, v.
liinóraux (i-tats, in. pi.), statcn-gene-
, raal, m. me.
\'Hiéreux, edelmoedig , grootmoedig,
edel, milddadig, aapptr. krachtig,
^tenereus.
iénériqae, tot een geslacht behoorend,
lot eene soort behoorend, kenmer-
kend, onderscheidend, soort aandui-
\'iend. geslacht..., soort
___
jcnérosiu1, f. edelmoedigheid, v. groot-
moedigheid,
v. milddadigheid, v.
jenèse, f. Geneste, o.
jénésie, f. wording, v. voorttciing, v.
jeneslrolle, f. verversbrem, v.
■ c11êt, m. brem, v. bremstruik, m.
rtnèt des dunes, m. duinhelm, m.
^enet.m. klepper, m. Spaanschpaard,o.
"■ni\'tliüaque, m. horoscooptrekker, m.
•cnéthliaque, op de geboorte betrekking
hebbend, geboorte.
.. .
jÉnijihlioloQie, f. huroscooptrekking, v.
snellere, f. bremboschje, o.
\'«nette, f. wilde kat, v. genetkat, v.
, itirksch gebit, o.
!e>iette (a la), wni fcorte stijgbeugels.
|oneviette, f. jettmwrfrMsmwf^i, m.
lenövrier, m. jeneverboom, m.
■."iiiculé, Antevormi</.
■ "■me, m beschermgeest, va. -kin\'us, ra.
■   ^>-m«/\'|, o. natuurlijke begaafdheid,
■   »■ ffeesf, v. genie, o. krijgsbouw-
M kunde,
v. genie, y.
v«nie .i.--! j11rj..■, in. icfltfejtstotftVitn.
|;i\'Mi(.\'vro,f. jtïHt\'Vcrïoom.m. j\'ejK.\'Vnr.m.
-ocr page 224-
214                        GliüG
Géuijraphe.ui. aardbeschrijvcr,m.aard
rijkshuniiiye, m. geograaf, m.
Oéuijrnpbie.l. aardbcsvhrijving,\\ .aard
rtjkskuude, v. geographie, v.
Géutfiapliique, aardrijkskundig.
Góouydropmiib.U, (. land\'en waterbe
scin\'ijving, i\'.
Giiila<je, m. sluitgeld,o. iifiiersgeld,o.
Géuie, 1*. yevangenhuis, o. kerker, m
cipierswoning, v.
Géóiwr, ta.gevangenbewaarder, m. et
pier, m. sfoA\'jJM-.mrdtfr, m.
Góölière, f. vipierêvrouw, *.
üéuljyie, f. aardbeschrijving, v. j/eo-
Géoloyique, geologisch,
            (liiytr, v
tó\'éologue, m. geoloog, m.
in-ii.n.ini\'i.\' i. stiprekiiiikunde, v. ï(i/j
waarzeggerij, v.
Géo.naiicien, ra. stipwiarzegger, m.
GéoaaaUaue, der stipuiaarzcggrij.
GéomAral, meetkundig.
Géuinèue, m. m&tkundiye, ra. /a»id-
mefcr, ia.
Geometrie,!, meetkunde^.geomtdrie^n,
\'
■■\'■ ■ norph ■■, f. AtMfiij uo\'t ite gedaante
der aarde, r. geon orpltie, v.
GéonooJO) f. Kenau der aardsi/orien
en de wetten waardoorzij behccrscht
worden, v.
ii.\'.yh.i\'ji\', m. aonicltfr, in.
ütiOj-onie, /. aardbearbeiding, \\,land-
bouw,
111. UtfMbUUW, r\'l.
Géopuaiqiit!, (o( iJ\'\'" faHiiboitu; behoo-
re>id, op landbouw betrekking heb-
bend.
GéoiaaU, m. voortelling der aarde
van binnen,
v. georama, u.
(■>■". ;)i\'j:i , f- RWW da! over landbouw
handelt, o. veldgedicht,
o.
GeW\'opie, f. kennis der aarde, t.
Góraiice, I. kraan, v. beheer, o.
GiTaniu.ii, m. geraniutn, m. en v.
kr 1\'1,,1\'fk, m.
Gér.uiuiiie?, f. pi planten die tut het
geslacht der geraniums beUooien,
v. me.
Geïaiit, ui. zaukbezorger, til. zaakwaar-
nemer, ia befuerder,m bestuurder,
in. Jirt\'r/tJiir, m. redacteur, m.
Gerbe, f. garf, v. schoof, v. kolom, v.
wijnschoof,
v.
\'Gerbée, I. /(«/ƒ" gedorschte schoof, v.
\'üerber, in garven binden, tot schoven
\'bidden, op elkaar stapelen.
C. II: e
Géier , besturen, heheere.i, waan<
men, opzicht hebban.
Gerfaut, m. giervalk, m.
Geilaii, in. voddenvat, o. lomnenkuif
GermaiiK vol, verwint, lijfelijk. (?.
GeimaiiJnte, f. manderkrtiid, o.
Germaiiiijue, Duttsch, Germaansch.
Germanisme, in. germanisme, o. Duit-
sc\'.e spreekwijze, v.
Gei me, m. kiem, v. oorsprong, n.
zaad, o. beginsel, o. bron, v.
Gemier, ontkiemen, ontspruiten, vrudl
aanbrengen, vrucht dragen.
Gerinjnal, m. Spruilmaand, v.
Geri\'iiimüori, ï. omkietning,\\. ontsprin-
Germoir, m. mouterij, v, {ting, \'■
Géiucuiiiie, f. leefregel voor oude til-
Géiuiiilii, ra. gerundium, o. (den, o.
Gé.uute, Uchtgeloovig grijsaard, m.
Geiscau, ra. strop. m. strik, m.
Gersée, f. blanketsel, o.
Gerzeau, m. wilde linze, v.
Genei ie, f. onkruid, o.
Gésier, in. krop, m.
Gésine, t kraambed, o.
Gé>ir, liggen.
Gcsse, i- wikke, v.           (beweyiity, \'
GeiUtioii,f. zwangerschap,\\. lictktaniï-
Geste, m. gebaar, o. beweging, V.
(.■..■■, in. pi. daden, v.heldcndttt^
v. me
Gestieulatfcur, m. gebaarmaker, na. tf**-
ticuleerder, m.
GuMkii!:ilioii, \'■ gebaarmaking, v. •}£\'
harenspel, o gesticulatie, v.
Gesticuler. gestieuleeren, gebaren
ken, bewejing muken.
(\'<•■■■
mu:, f. \'\'c.\'-iK<■>•, o. bewini, (
/ieu( ing, v. gestie, v.
Gèzc, f. AoMe dakpan, v. yo»/, v
Gbetlo, m. ghrttu, o. jodenwijk,
Gibbeuit, knobbeiig, bultig, verhev"\'-
Gii>l osite, (. bulligltrid, v. knobbetu^
tii,hiid, v. bult, m.                          .
Glbeciöru. f. wntasch, v. jachttam
v.schooïtaseh, v. goochelaarstasch
Gii,clet, m. drilboor, v. swfAbwr,
Gi
-ocr page 225-
GIBK
Gibelot, m. zwaanhals, m. kropband,m.
Gibelolte, I. konijnen ragout, ra. kip-
penragout, m.
ilienie, t. patroontasch, v. gtberne, v.
whet, in. galg, v.
jjil\'fLT, ra. wildbraad, o. wild, o.
«luier de potence, m. gal\'jenaas, o.
■i\'il\'/dtrtik, ra.
iliuultie, f. slagregen, m. stortregen,
m. hagelbui, v. v/a«y, v. bui, v.
luoyer, op de jacht gaan, jagen, op
wild uitgaan, stroopen.
"ilioyeur, m. jachtliéfhcbber, ra. jager
"iboyeux, wildrtjk, (ra. strooper, m.
wie. m. klap, m. ft/«(s, v. sri>?/ip, m.
"\'Uante, f. reuzenbeeld, o.
\'•!!J\'-i\'ilt:s<(iiü, reusachtig.
«flantologie, f. uerAandeïtnoowrren-
ie», v.
&iyantomachie, f. s(ryt( (/er reuzen te-
gen de goden, ro.
«tjoi, m. achterbout, m. achtersvhen-
*\'■\', m. sc/iapüHüou(, m.
-■Ijottó, ü(erA gebeend, wel gebild.
«füottcr, sp«r/eie», schoppen.
bl!M\' .f. kuiten flikker,va. vroolijke mu-
f\'sft, v. vroolijke meid, v. t»ee», o.
oouf, m,
Giiiuer, hupptlen, springen, loopen.
"\'M, m. ves(, o. kamizool, o. frorat-
, r»\'f> ra.
SJJJ«i m. &raafrrow(, o.
"\'"<-\'> m. AanjfU\'or^, ra. pantalon, m.
«««,_ m. WwAn*f, o.
utilerie, f. hanswontestreek, m. o«-
^"ooiWAWd, v.
"i. ui li lel te, f. ringvormig baksel, o.
!!"ü:is. m. gingoa, o.
;in«embre, f. gember, v.
Jl»ü en. brine, ƒ. gemalen* gember, v.
„wmberpoeder, o.
iHèple, i. kompashuis, o.
«ngibruie , f. aema/eJit! jtftnfter, v.
ffentberpotft/tr, o.
!j"\'jlyme, m. beenderschamier, o.
!"!)«er, me( </e woeien utttiaan.
\'■I"Jt. i\'öip, flauw, zwak, gering,kort,
jl "w, fce/i» ompen.
, \'"Jiiet, m. stap wijntje, o.
°r"o të), « ftorwo.
j.l10. i. jrovtf fcteJ, m. ouertrtjft, o.
Pt>\'|,iii.5(;/ioe»maAers(»or3(e/,miïpo»s,
;.v- /op, m.
a\'u» «■ girpffe, v. Aamei\'tyartteJ.m.
ÜLAC                       21&
Girande.f. wat er schoof, v. viturkran$,ir\\.
Giraniiole, f. kroon kandelaar, m. dia-
manten oorsieraad, o. vuur rad, o.
Giiasol, m. zonsteen, m. zonnebloem,?.
Giraloire, draaiend, omwentetend, ra-
der . ..
Girofle. ra. kruidnagel, m.
Girofle (clou, in. de), kruidnagel, m.
Giroflée, f. violier, v. nagelbloem, v.
Giroflée jaune, i. muurbloem, v.
Giroflier, ra. kruidnagelboom, m. vio-
lierplant,
v.
Giroti, m. schoot, m. breedte, v. geer, v.
Gironner, ronden, afronden.
Girouette, f. windhaan, m. windwij-
zer,
m. vleugel, m. (opstander, m.
Givouelleux, wispelturig,onstandvastig.
Gisant, liggend, uitgestrekt,geveld,vast~
zittend.
Gisant, m. gevelde boom, m.
Gisement, m. ligging, v. strekking, v.
Gistes,m.pl.3(«AAt.-» hout,o.ribbtn,w.me.
Git (ei), hier ligt, hier rust.
Glte, m. nachtverblijf, o. s2nupp/(ta(.i,
v. herberg, v. nacflJ&waWter, o. le-
ger, o. grondsteen,
m. ligger, m.
rió, v. ertslaag, v.
Giter, Giter (se), ovttrnae/i/CHt woxeit.
Givre, m. yief, m, ryp, in. rj*m, m,
»(ono, v. serpent, o.
Givré, met een slangtkop.
Givreux, met rijp bedekt.
Givrogne, i. schurft, v.
Glabre, qlad, vlak, glanzig, kaal.
Glabréilé, f. gladheid, v. kaalheid, v.
Glabriuscule, bijna glad, bijna kaal.
•Glaoant, stremmend, ijskoud, koel, on-
verschillig, terugstootend.
Glacé, f. fjs, o. spiegelglas, o. glas, o.
vlek,
v. koelheid, v. onverschillig-
heid,
v. ongevoeligheid, v. gelei, v.
Glacé, bevroren, geglansd, geglaceerd,
glacé, ijskoud, koel.
Glacer, doen bevrieten, tot ijs maken,
ijskoud maken, doen stremmen, doen
stollen, doen ijzen, neerslaan, ver-
stijven, glanzen, glaceeren.
Glacer (se), bevriezen, ijs worden, ver-
stijven.
Glacerie, f. spiegelgieterij, v. spiegtl-
makerij,
v. ijsmakerij, v.
Gluceux, on zuiver, onklaar, wolkig,
vlekkig.
Glacial, ijskoud,bevrorentonverschillig.
-ocr page 226-
216
OLAC
GLOR
Glauque, bleekgroen, zeegroen.
Globe, f. grond, m. lnM\'i, o. WmïIm
de, v. notMf erfs, m.
Glène, f. btenholte, v, opgeschoU
touw, O.
Gléner, opschieten, kringsgewijs *.
leggen.
Glénoidale, tot invatting van een «
dienende*
Glette, f. goudsc\'mim, o. êilvenehw
o. goudglid, o. zilverglid, o-
Gline, f. vischmand, v.
Gli«ade, f. uilglijdhig, v. uitglip;"
uitglijden, o. uilglippen, o- »\'
Glissant, glibberig, glad. (s\'fllV
Güssement, m. uitglipping, v. HKfl
ding, v.                                          .
Glisser, zachtjens insteken, influi^
ren, uitglijden, uitglippen, 8»!l*
slibberen,sullen,overheenloopen,i(
bij laten gaan.
Glisser (se), insluipen, inkruipen,:
indringen.
Glieseur, m. glijder, m.
Glissoire, i. glijbaan, v. sulleba*»
Glaciale (mer, f.), ijszee, v.
lilacior, m. ijsmakcr, ijsverkooper, m.
m. spiegelglasmaker, ra. sptegelgie-
ter, m. ijsberg, m. ijsvlakte, v. gtet-
scher, ni.
Glaclère, f- ijskelder, m. ijskoude
plaats, v.
Glacis, m. vlakte, v. schuinte, v. hel-
liny,
v. glacis, o. glazuur, o. ver-
nis, o. naad,
m.
Glayon, m. ijsschots, v. ijskegel, m.
Gladiateur, in. zwaardvechter, m.
Gladtü, zwaardvormig.
Glaicnl, m. kalmus, v. lischbloem, v.
Glairc, f. eiwit, o. sij/m, o.
Glairer, met eiwit bestrijken.
Glaircux, slijmerig, slijmnchtig,lijmig
Glais, m. vorstelijke lijkstaatsie, v.
Glaise, ï. klei, v. potaarde,v. leem,o.
Glaiser, met klei beleggen.
Glaiseiix, kleiachti\'j, Kernachtig.
Glaisière, f. leemkuil, m. leemput, m.
kleikutl, ui.
Glaitcron, m. kliskruid, o.
Glaive, m zwaard, o. zwaardvisvh, at.
Glame, t. oogsmeer, o. oogvuil, o.
Glanage, m. nalezing, v. nalezen, o.
Gland," m. eikel, m. aker, m.
Glande, f. klier, v.
Glandé, met gezwollene klieren, met
eikels bezet.
ni.u.il-", f eikeloogst, m.
GlandïTorme, kliervormig.
ülandivoie, zich met eikels voedend.
Glandulaire, klierachtig, kliervormig.
Glandule, f. kliertje, o.
Glanduleux, klierachtig.
Glane, i. handvol, v. hoop,m. rist, v.
Glanée, f. eendenvangerij, v.
Glanemi\'iit, m. nalezing, v.
Glanei\', nalezen, oprapen, na zoeken.
Glanour, m. nalezer, m. nazoeker, m.
Glnnure, f. nalezing, v. nazoeking, v.
Glapir, keffen, krijschen, schreeuwen.
Glapissant, keffend, schetterend, krij-
tchend, doordringend
til;i|ii--C!ii"ii!, m, gekef, o. doordrin-
gende stem.y.schetterend geschreeuw,
o. uekrijseh, o.
Glaréole, f. zcepatrijs, m.
Glas, o. gelui, o. klokkenluiden, o.
Glas funóbrc, m. doodsklok, v.
Glauber (sel, m. de), glauberzout, o.
Glancotne, m. groene staar, v.
rdl\'Oi\'
Globe, m. yfofce, v. bol, m. a«r<fM \'
kloot, m. M, m. ftoje/, m.
Globe ctHest.), m. hemelglobe, v.
Globe imperia), m. rijksappel
Globe terrestre, m. aardkloot.
Globeux, bolrond, bolvormig.
GlobosiliS, f. kogelvormigheid,v.\'li
vormigheid, v. bolrondheid, v
Globulaire, bolrond, kogelvormi\'jM
vormig, bolvormig.
Globule, m. bolletje, o. klootje, I
Globuleux, rond, kogelvormig.**
rond, klootvormig, bolvormig-
bolletjes samengesteld.
Globulifère, bolletjes dragend.
Gloire, f, roem, m. glorie, v. et
luister, m. hoogmoed, m. verw*
heid, v. straatkram, m. mm\'**
open hemel, ra. groote zon, v.
Gloria, m. gloria, m. lofzang, m
Gloriette, f. prieel, o. paviljoen, *
Glorieux, beroemd, roemrijk, glori<]\'
heerlijk, roemvol.roemzuchtiyJ
luchtig, trotsch, hoovaardig, \'
moedig, opgeblazen, verwatt\'11
Ittkzalig, verheerlijkt, glorie**
Gloriliciition, f. verheerlijking, »■
Glorifiar, roemen, prijzen, Ion\'1\'-
heerlijken.
-ocr page 227-
GORE
■ji;
GltUnuiix, lijmnchtig, kleverig.
Glulinaaité, l. lijmactdigheid, v. kleve-
righeid, v.
Glycerine, f. glycerine, v.
Glyphe, m. streep, v. kerf, v.
Glyjiliique, f- qraveerkunst op edelge-
steenten,
v.
Glyphilo, f. speksteen, m.
Glyptographie, I. beschrijving van gra-
veersels op edelgesteenten,
v.
Gnaiwjnan, kleinzeerig, aantrekkelijk,
Gnaphale, i. leeuwenvoet, ra. {hiep.
(inorae, m. aardmannetje, o.groom,m.
Gnomido, i. aardwijfje, o.
Gnoiiiirjiie, tinspreufcig, spreukrijk.
Gnomon, m. stijl van een zonnewijzer,
in. astronomische wijzer, m- reken-
kundige reeks,
v. gnomon, m.
Gnomonique.f. kunst van zonnewijzers
te maken,
v.
Gnomoniquc (colonne, f.), uurzuil ,v.
Go (tout de), geheel vrij, tonder com-
plimenten.
Goailler, bespotten, voor den gek hou-
I den, gekscheren.
Goaillerie, f. spotternij, v. gekscheer-
| derij, v. flauwe aardigheid, v.
Goailleur, f. spotter, m. bespotter, m.
| óie flauwe aardigheden uitkraamt,
Gobbe, t. vergiftig bolletje, 0- (")■
;Gobb(i, vergiftigd, vergeven.
Gobelet, m. beker, m. kroes, m. voor- I
| raadkamer, v. voorraadmeester, m. |
Gobelctrrie, f. fabriek van glazen be-
i kers, v.
Gobeletier, m. hekerfabrikant, m.
Gobelelte, f. zeilschuit, v.
Gobelin, m. huisgeest, ra. kabouter, m
gobelin-tapijt,
o.
Gobelolter, slurpen, met kleine teugje.
drinken, pimpelen.
Gobe-moucties, m. hagedis, v.vliegen-
vanger, ra. beuzelaar,
ra. leeijlooper,
ra. lichtgeloovtye sul, m.
Gober, inzwelgen, inslurpen, slikken
lichtgeloovig zijn, alles voor goedt
munt opvatten, onvoorziens vatten
Goberye, m. groote kabeljauw, m.
Goberger (se), den spot drijven, gek
scheren, bespotten, zijn gemak ne
men, zich verlustigen.
Goberjes, I. pi, bedonderlagen, v.
klemhaak, m.
Gobet, na, brok, m, mandvol, m.
Dlorifier (se), zich beroemen.
G loriole, i. ijdele roem, ni. kleingeestige
roem,
m.
tilosc, f. glos, v. glosse, v. tfoorduer-
klaring, v. on/ieWi\'rtMy, v. uitleg-
•/ing,
v. aannwrfttng, v.
GloJer, glossen maken, uitleggen,ver-
klaren, berispen, villen, te zeggen
hebben, kwalijk opnemen.
Gloseur, m. glossenmaker, m. vitter.m.
\'llossaire, m. woordenschat, m. uit-
legkundig woordenboek,
0. glossa-
rium,
o.
ülossalgie, f. tongpijn, v.
Glossanthrax, m. pestb il op de tong, v.
Glossateur, m. glossenschrijver,w.ver\'
^ klaarder, m. uitlegger, ra.
Glossien, m. tongspier, v.
lilossttc, f. longontsteking, v.
Glossique, m. tongspier, v.
Glosfoitle, f. tongsteen, m.
\'Hossolofjie, f. verhandeling over de
tong,
\'v. tongleer, v.
Glossopètre, m. versteende tong, v.
Glosso-pliarynijicn, m. tongkeelspier,v.
Glossoiomie, f. tongontleding, v.
\'■lotto, f. gorgelspleet,v.wachtelkoniny,
Glottorer, Mepperen.                         (m.
Glouei, m. ftrwt» waterkoen, o.
Glou-ylou, m. gehlok, o. klokklok, o.
Gluiirjloiitoï, UêttrK.
Glousscment, m. gekakel, o. geklok, o.
Glousser, kakelen, klokken.
Glouteron, m. klis, v.
Glouton, gulzig, vraatzuchtig.
Glouton, m> gulzigaard, m vraat, m.
veelvraat,
m.
                        {zucht, v.
G\'outonnerie, f. gulzigheid, v. vraat-
Glu, f. vogellijm, v. vet, o. smeer, o.
Gluant, lijmachtig, kleverig.
«Vluau, cu. lijmstang, v. lijmroede, v.
, lijmstok je, o.
\'\'Incose, f. dntivcnsuiker, v.
Gluer, lijmen, kleverig maken.
G\'iii, ra. dakstroo, o. dekstroo, o.
Glume, f. bolster, na. kaf, o.
Gluten, m. kleefstof, v. gluten, o
Glutinant, m. hechtplcister, v. kleef-
middel, o.
Glutinatit, klevend, sam-nklevend
\'\'Inttrialif, m. hechtpleister, v. klevf-
, mttfdet, o.
Glutination, f. samenkleviny, \\.samen-
kleven,
o
-ocr page 228-
ÜüKD
Goyuer (se>, zich vrmaken.
Go«|uetles, i. pi kwinkslagen, m.grap-
pen,
v. oeleedigende woorden, o. me.
GoliUre, m. ur««f, m. gulzigaard, m.
slokop, ui.
Goinfrer, vr£\'t»i, iucweft/ett, \'\'/\'n^.-.
Goini\'rerie, f. vreterij, v. brasserij, \\.
_ -\'t "\'l\'fitj, V.
Goitie, m. kropgezwel, o. krop, m.
Goitieux, kropyezweiachtiy, kropziek.
Gnlie, m. \'/!.//ƒ, v. bocht, v. zeeboezem,
m. inham, in.
Golis, in. bosch, o.
Goll«tle, f. malienkolder, m.
Go.uèiie, f. fraM, v. an/ttrrfouw, 0.
Goinrae, f. -/tl\'/\', v.
Gomme élastique, f. gomelasliek, v.
Gomme «fuiie, l. gutteyom, v.
Gciiunieiiieiit, m. gommen, o.
Goii.mei\', met gom bestrijken, gommen.
Gomme-ic\'sme, 1. gomhars, v.
Gi.iume-iv-jneiix, yomhursactitig.
Goinmeiix, yomachtuj, gomdragend.
Gunimicr, m. gomboom, m.
Goraplioae, m. onbeweeglijke gewrichls-
vereenigiug, v.
Gonagre, f. kniejicht, v.
Goualyie, f. kniepijn, v.
Gonarquu, na. hoekige zonnewijzer, m
Gonü, m. duim, m. hengsel, o.
Gondole, f. goudel, v. clrm/cscAuutt,/^
o. oogschaaltje, o. oogbad, o.
Gotitloliei-, in. gondelier, m.
Goniaion, m. kerkbanier, v. kerkvaan
v. standaardvlaggetje, o.
Gonlaloiiier, m. kerkvaandragcr, m.
Gou ia nou, m. fttfrft6ant0rt v. fterft\'
oa«/i, v.
Gou anonier, m. kerkvaandrager, m
Gotillenieiit, m. opzwclling, v. opbJu
ZII1(/, V. uitZi-ltlng, V.
Gonflei\', i.j- \'i".rt-/i, Jot\'fi opiwWt;», uj\'
i\'i\'^cd. zi\'-fllt\'h, dik worden.
GoiKjrone, f. halsyeiwtl, o. t4i\'was, u
GomcLon, in. .>i!/.t.,i\',\'M)in/.)/.\'n;\', v.
Goni» {maitre, m.), ioosövos^ m. </our
trapte kerel, m.
Goiiioinèlre, m. hoekmeter, ui.
Goniométiie, f. A(tt:/[m<;WAuWt!, v. go
niomt-\'trie, v.
Gomie, f. (•(■)-(t-<i, v. (on, ?. >■"(, o.
Oooorrbée, f. zaadvloed, m.
Gonl, m. /\'ikA, v. steekpaten, in. me.
Gordie», porcfuMKMft.
218                       ÜÜÜfc
Gohet (pre mi ie au), onvoorziens vatte».
Goneter, voegen, met kalk bestrijken.
Lnii-\'-Ni, m. slokker, in. slokop, m.
kaaiwerker, ra. losser,in.
Gobie, i. grondelinu, in.
fiyliiiUiil, m. vathoul, o. duiyliout, 0.
kUtphoUt, O.
Gobille, f. knikker,m. stuiter, m. bron-
ten kogel,
m.
Gobin, in. bultenaar, m. bochel, m.
raar ventje, 0.
Gobliu, m kweltiuïvel, m. spook, o-
Geniale, m. slicht gevormd papier, o.
Goilaillt;, f. dronkenschap, v.zwelgerij,
v. zuiperij, V.
GuilailJer, zuipen, piynpelen.
Godailleur, ra. zuiplap, m. drinkebroer,
rn. pimpdaar, m.
Gotielureau, m. saletjonker, m. saietre-
kei,
m. pronker, m.
GoUenoL, ra. goochelaarspopje, o. teelijk
dwergje, o. kaboutermannetje,
o.
Godel, m. kommetje, o. bekertje, o.
schepemmer,
ra. bloemkelk, ra. j\'i;-
pekop, m. gieti/at, o. pan, v.
Goüichc, f. yekkinnetje, o.
Goiticliou, iu. .,\',/,. in. ,■".\'. m.
Goditeau, ra. kaifspastei, v.
Godiuii, m. )■:,.■.■■!(■ plooi, v. eierlijsl, v.
Godrouner, rond vpuivci, eirond ma-
ken, eietlijst aanbrengen,
Goiiromiuh\', ra. holle priem, m.
Godure, t. valsche plooi, v.
lurUi.\'l, ui. zeemeeuw, v.
Goeletle, 1. schoener, m. zdezwa/uu\',
Goén.on, m. zeegras, o. wier, o. (v.
;.,:\':u\', f. bezwering, v.betoovering,v.
Gotitien, m. footwiaur, m. l>exuiei!>"-
der, ra.
Goffu, !(■-(...•r.i/(ir/l mïsmaaAf, tamp.
Goyaille.1. j/Way, O- f eestgelag, 0.
GCHJO (»). VOJou, I» ("ccWtJriC
Go{(Uü, I. vroolijkheid, v.
Goyue .u ;.imj, (. kalfslevei met var
kensbloed,
v.
Goqiidu, m. pedante gek, ax.
Goguenard, sputachtig, schimpachtig
snaaksch.
Gouuviiaid, m. spotbuef, m. schim-
per,
m.
Goyuenarder, spotten , gekscheren
schimpen, voor den gek houden.
Uoyuenarderie, f. spotterny, v. gek-
scheerderij,
v. kortswijl, v.
-ocr page 229-
OOUB
-2!:»
GURE
Gout, u. tpeanvarken, o.big, v. mors-
puts
m. meesterknecht, m. scheeps-
schrobber,
m. hog, m. vischput, m.
Goieter, den bodem van een schip
tchoQnmukeii, hoyyen.
Gorge ƒ. gorgel, ia. strot, in, keel, v.
hals, m. boezem, m. borst, v. krop,
m. engte, v. bergpa», m. holle band,
Gorge frendre), braken.                    (m.
«orge blaiiclie, f. witkeeltje, o.
uoryfl bleue, f. blauwkeeJJe, o.
Goiije-de-poulie, f. free/>, v. groef, v.
(Juye-de jiiyeou, f. wejrschijn, m.
Gorgée, f. mondrot, m.slok, in. teuy, i.
GorHAr, volstoppen, opproppen, over-
idileH, verzadigen, zat maken, vul-
len.
Goryère, f. loefltouder, m. bitst uk, o.
Goiyeiette, f. halsdoekje, o.
Gorgerin, m. halsstuk, o.
Gorge louije ra. roodborstje, o.
Jjotyet, mi kraalschaaf, V.
luchtpijp, v. j(t;:n, v.
*jossan.|iiji, m. haasboom, m.
Jjowe, f. leugen, v. fopperjf, r,
Goiliiquo, GoUiiseh, verouderd.
Goion, m. helmstokriny, m.
Gotou, (. aitjt/ii meisje, o.
Gouache, f. waterverf, v.
CoiuULo, f. wrt/cnem, m.
(jüudillor, wrikken.
L> oud il leur, m. wrikker, m.
Goudiori, m. ((,\'^r, o. pikkrans, in.
Ijoiidiouuer, ter*», ftel«j\'t\'*i.
lioudi i>un« ie, f. teerhok, u. teerstoof, v.
lioudioiuitur, m. ttitrritir, m.
*Joué, m. GoueL, m. s*ioeii/ittt, O. fcoj»-
mu, o. hakmes, o. heep, v.
Gouffre, ui. afjroiid, ra. irtMuIsJrotftft,
m. draaikolk, v. wieling, V.
uouye , f. ffwïa, v. no/Jtf freiM, ra.
slechte vrouw, v.
^wuyei\', mc( </t ,«.\'- bewerken.
Jfoagetu, f. fclejne </m^, v.
Jjoume, f. Uditckooi, ï. s/u<, v.
];oujard, in. blikslager, ra.
"ünjjt, m. leycrknecht, in. trotboef,
m. opperman, ra. nare kerel, ra.
uQBJOn, m. grondslag, ra. uVtivW, m.
y:,ire« tow(( m. sui/, v.
•joujoi.iiei , mei bowlt!» vaii»taAt\')i ,
üu»juie, f. fröcii, ï. s/cm/", v.groef, v.
lin\'il.\'. (. irampitfr, ra.
Gouléu , f. beet, in. mondvol, ui.
ftaj*, ni.
Goulel, m. Aa/s, m.im\'f, v. pyp, v. nau-
we ingang,
in. havenenyte, v.
(n.iili\'Ue, f. kleine goot, v.
Gouliaire, gulzig, vraatzuchtig.
Guuliaird, ra. gulziyaard, m.
Goulot, m. fcaw, ra.
Goulotle, i. gootje, o.
Goulu, guitig, vraatzuchtig.
Guulu, m. veelvraat, m. vraat. ra.
slokop, in.
ii ■..ii;-- .- . f. pi. dreggen, v. me.
I\'n-.ipil, m. yu<;\'/c.\' fu.i, ID.
GoapUle , I. pimctjv , O. stiftje, o.
spi>;
v.
                                         (MN.
Goufdller, vastpinnen, stiftje voorste-
Gou|iilloii, in. spienykwust, m. iry-
hwuf, ra. flesseheiiwu&svher, ra.
Goupillonner, mei een (lesschenwaascher
schoonmaken.
Gour, ra. ,■-\';\' \'\'<;■-.■" sfrtfometit/ walef\'
uemaakt, o. holliyheid, v.
Gounl, verstijfd, ve<kleumd.
Goarde, f. uitgeholde kalebas, v. M-
mdeflesch, v. dubbele waterbreuk,v.
Gouidiu, m. knuppel, m. ei)idj\'t;(o«w,ü.
Gourtliner, knuppelen, afrossen, afran-
selen,
                                      (mast, O.
Gourdiiiièrc, i. touw van den fokke-
Guure, f. verialschte droyerij, v. val-
strik,
in. streek, m.
Guurer, bedriegen, verschalken, af zet-
ten, vervalschen.
Gouicur, m. vervalseher van droge-
rijt.n,
ra. afzetter, in bedrte.yer, m.
Goüigaudine, i. lichtekooi, f. straat-
slet,
v. loopster, v.
Gonriijiie, f. zoet tuinboontje, o.
Gourlu, in. reiuiyiny, v.
lini.i ii..ui", (. vutitslag, in. stomp, in.
Gounnader, <cf: de vuist staan.
Gouruinnd, in. yulziyaard,m. vraat,ai.
lekke» bek, m.
Gourmand, gulzig, lekkcrbekkig.
(.1.mi.i..in-;..- (brancbe, I.), looi, v. uit-
spruitsel, o.
Gourmander , beknonen , doorhalen,
uitschelden, hard bejegenen, intoo-
mcn, stijf in den teugel houden.
GounuandUe, l. gulzigheid, v.
Gouri&e, f. droes, in. uitslag,ia. wilde
huren, o.
me.
-ocr page 230-
320                      GO UB
Gourmé, opgeblazen, trotsch.
Gourmor, kinketting aandoen, vuist-
slagen geven.
Gourmep (se), eenc deftige houding
aannemen, boksen.
Gourmettm. jtroever,m wij npr oever,m.
Gourmette, l. kinketting, m. kinketen,
v. teugel, va. scheepsjongen, m.
Gouinable, m. houten pin, v. houten
nagel,
m.
Gournabler, met houten pinnen vast-
maken.
Gotissant, m. zwaar paard, o. zware
domme valk, m.
Gousse, t. bast, m. schil, v. peul, v.
dop, in. bol, ra.
Gousset.m. okselholte, v. okselstank, m.
okselstuk, o. vestjeszak,
m. horolo-
gietak,
in. broekzak, m. kardoes, v
\'kroonlijst, v. helmstok, m.
Gout, ni. smaak, ra. fföio-, m. eetlust,
m. zin, m. luif, in. vers(a»</, o.
manier, v. fraiif, m. gevaeten, o.
Goi\'uer, smaftcn, proeven, beproeven,
goedkeuren, goedvinden, aannemen,
gevoelen, ondergaan, ondervinden,
een weinigje eten, een twaalfuurtje
gebruiken.
Goüler, m. tusscheumaaltijd,m.twaalf-
uurtje,
o.
Goulte, f. druppel, ra. droppel, m
drop, m. borrellje, 0. Ji\'c/if, v. poo<-
Goutte, f. (merel voorloop, m. tje, o.
Goutte, )ih\'(s, geheel niets.
Gouttelette, I. druppeltje, o.
Goutte rosé, f. uitslag, m.
Goutte-sereine, f. zwarte staar, v.
Goutteux, jichtig.
Gouttière, f. dakgoot, v. joof, v. r«-
; at, o. holle snede, v. watergang, m.
Gouvernable, handelbaar, bestuurbaar.
Gouvernail, ra. roer, o. :>(■■< n»\\ o.
Gouvernancc, f. regeering, v. rechts-
gebied, o.
Gouveriiant, m. bestuurder, m. re-
gent,
ra.
Gouvernante, t. landvoogdes, v, s(ad-
voogdes, v. gouvernante, v. sroMufr-
neursvrouwt v. huishoudster, v.
Gouvcrne, f. richtinoer, o. regel, ra,
Gouvernement, ra. petiverHemettf, o.
pettfftKf, o. bestuur, o. regeering, v.
regeeringsvorm, in. regceringshuis,o.
GouTernemsnta\', gouvernementeel.
GBAD
Gouverner, regeeren, besturen, bewind
voeren , beneeren, sturen, leiden.
mennen, opbrengen, kweeken.
Gouverner (se), zich gedragen.
Gouvernés, m. pi. onderzaten, m. me.
Gouverneur, m. gouverneur, m. land-
voogd, m. stadhouder, in. opzichte/1.
Goyave, f. guava, v. (m. voogd,m.
Goyavier, m. guaraboom, m.
Grabat, m. ellendig leger, o. ellendig
slaapstede, v. rustbank, v. ellende, 1-
Grabatairo, bedlegerig.
Grabataire, m. die den doop op hei
sterfbed ontvangt, m.
Grabeau, m. afval, m. uitschot, o
Graboge, m. ruzie, v. kibbelarij, v.
krakeel, 0.
Gracc, f. gratie, v. genade, v. <;w>ijt, v.
kwijtschelding, v. vergt ffeni$,v. be-
valligheid,
v. aardigheid, v. </«»*,
m. dankbaarheid, v. dankzegging, v.
Grilce, (nu, m. de),_/(»«)• otiaes Hoeren,»-
Gi.lcc (do), ci/teve, n/s bei u belieft.
Grace (de ni(iuvaise), onwillig.
Giace (rendre), rfaiifc zeggen, danken-
Grrtce a, t/a»A :y.
Graciuble , vergeefbaar , vergeeflijk,
vetschoonbaar.
Gracicr, begenadigen, vergeven.
Graeieuser, beleefd behandelen, vrien-
delijk bejegenen.
Gracwutew, f. bevalligheid, v. te*
leefdheid, v. vriendelijkheid, v.
Gracieux, bevallig, bekoorlijk, vri\' <-
delijk, beleefd, genadig, minzaam.
Gracilité, f. fijnheid, v. helderheid, i
Gradation, I. trapsgewijze opklimmiiy;
v. gradatie, v. trapsgewijze vermi ■
deiing,
v. ovtfr</«»t</, m.
Gradation (par), trapsgewijs.
Grilde, m. graad, m. ranff, m.fmp.n1
Grader, ,o< MM graad verheffen, to-
een rang verheffen, graduèeren.
Gradin, ui. trapje, o. richel, v. frf*
Gradine, f, tandbeitel, m.            Mtf, *■
Gradins, in. pi. trapsgewijze verhoog»\'
banken,
v. me.
Graduation, f. graadverdeeling, v. i/\':|
duatie, v. uiMampiHosf/i\'Oouu), o
Gradué, i» graden verdeeld, gepromo-
veerd, gegradueerd.
Gradné.lH. gegradueerde., m. oeproW\'
veerde, ra.
\'Graduel, m. trapzang, m. koorboek, o
-ocr page 231-
GR A.N
V-H
GR AD
(.raduel, trapsgewijs.
(\'ii\'iiducllement, trapsgewijs , langza-
merhand.
Graduer , in graden afdeden , een
graad geven, promoveeren.
Gradus, m. Gradus ad Parnassum, m.
poëtisch woordenboek, o.
(\'■rage, f. maniokrasp, v.
Grague, f. visschershark, v.sleepnet,o.
Grailloment, m. schorre stemtv. schor
geluid,
o.
G rail Ier, met den jachthoorn bijeen-
roepen, krassen.
GraiÜon, m. overblijfsel, o. afval, m.
brok, m. speeksel, o. brandreuk, m.
Graülon, I, (Marie) morsebel, v. vuil
GniUoour, kwalsteren.           (wijf, o.
Gram, m. koorn, o. graan, o. korrel,
v. bezie, v. bes, v. puist, v. pil, v.
kew, v. nerf, v. vlaag, v. grein,
o. aas,
o.
Gtaine , f. zaad, o. zaadkorrel, v.
kern, v.
Grainler, m. zaadkooper, m. zaadver-
zameling,
v.
(■rainoir, m korrelzeef, v.
Grajnnre, f. korrel, v.
Grairie, f. gemeen bosch, o. kontnk-
lijk recht op de bosschen,
o. boschbe-
lasting,
v.
Graissage, ra. vetten, o. smeren, o.
Graisse, f. vet, o. smeer, o. smout, o.
< wugensmeer, o.
Graisse fondue, f. smout, o.
GraisMr. smeren, insmeren, vetten,
olieachtig worden.
Graisser la patle :\'i q. q , iemand om
koopen.
Grafaer Ie marteau, den portier een
fooi geven.
\'■raisset, ra. groene kikvorsen, n
tinmmnuCAl, taalkuiniig,yrammati$cli,
grammaticaal.
Gramraatiste, m. onderwater in de
taalkunde, v.
Gramme, m. wichtje, o. gram, v.
Grammilt1, f. lettersteen, m.
Grand, groot, wijd, lang,hoog, talrijk,
aanzienlijk, voornaam, uitmuntend,
uitstekend, belangrijk, doorluchtig,
vermaard, roemruchtig, edelmoedig,
verheven, edel, opper ■ ■
.., eerste,
hoofd
. .. ., oud ....
Grand. ra. groote, o. verhevene, o
aanzienlijke, in. grande, ra.
Grand ien), in het f/root.
Grand-charabellan, m. opperkamer-
heer, m.
Gi\'and-chambre, f. eerste kamer, v.
Grand-chambrier, m. voorzitter der
eerste kamer, m.
Grand chantre, ra. opper zanger, m.
eerste zanger, m
Grand\'ctiose (pas), niet veel, niet veel
bijzonders.
Grand-conseil, m. hooge raad, m.
Grand-cornet, m. groot-kornet, m.
Grand-Juc, m. groothertog, m.
Graud-duché, m. groothertogdom, o.
Grande (a la), grootscheeps,
Grande-ducliesse, f. groothertogin, v.
Grandelet, vrij groot.
Grandement, grootelijks, grootsch, zeer
veel.
Grandesse, f. grandeschap, o. gran-
dezza, v.
Grandeur, [.grootte, v. hoogte, v. leng-
te,
v. verhevenheid, v. heerlijkheid,
v. grootheid, v. hoogmoedigheid, v.
grootmoedigheid, v. hoogachtbaar-
hetd,
v. hoogwaardigheid, v. snood\'
heid, v. gruwelijkheid,
v.
Grand\'jarde, f. vehtwacht, v.
Grandiose, grootsch, verheven.
Grandioseté. I. grootsehhcid, v. verhe-
venheid,
v. verhevene >tijl, ra.
Grandir, groot worden, groeien, was-
sen, vermeerderen.
Grandissime, zeer groot, allergrootst.
Grand-juge, m. opperrechter, m.
Grand-livre, m. grootbo-h, o.
Grand-maitre, ra. groot", eest er, m.
Grand-maman, f. t/rootmama, v.
Grand-merci, hartelgk dank.
Grand\'tnóie, f. \'jiootmoc-hr, v.
Gra
iisseux. vettig.
ing.
Grabsier, m. vettewarier, ra.
(■raissoir, m. smeerbak, m.
Gramen, m. gras, o. hondsgras, o.
Gruninéi grasachtig.
Gramlnéé, f. grasplant, f.
\'■raminiforme, grasvormig.
Graminirore, gratetend.
Gramnaire, f. spraakkunst, v. gram-
matica,
v.
Grammairien, m. taalkundige, m.
Giammairien, volgens de spraakkunst,
grammatisch.
-ocr page 232-
..,.,
GRAN
GR AT
G-appitier, enteren.
Grappineur, m. getniolten-gtaszuivc-
raar,
m.
Gras, vet, dik. vlecztg, vettig, poezelig,
zwaar, smerig, besmeerd, vuil, on-
kuïsch, ruig, drabbig, olieachtig.
Gras, m. vet, o. dikke, o.
Gras (faire), vleesch eten.
Gras (jour), vleeschdag, m,
Gras (mardi. m.), vastenavond, m.
GrW de jamhc. m. kuit, v.
Gras-donble, m assepens, v.
Gras-tondu. m Gras-fondure, m. bt\'ik-
loop,
Bi.
Giassemeiit, rwim, rijkelijk, tikkertjes,
warmpjes.
Grasset. vetachtig, vrij vet, vetjes.
Grasset, m. knieschijf, v. smeersrhijf, t.
Granette, f heerenoor, o lies, v.
GrasTeyemi\'nl, m. brouwen, a. lispen, o.
Grasseyer, frrwnMwn, lispen, brijen.
Gras^eyeiir, m. brouwer, m. lisper, in.
brijhek, m.
Grassouillet, poezelig, mollig, malsch.
Grat, m. plekje waar de hoenders
krabben,
o.
Graten, m hruineerftaal, 0.
Grateron. m. fr.ts, v.
Graticuler, in vierkante vakjes ver-
deel en.
C<rn<ific*t\\ön,l.gunstbewijs.n.geschenk,
0. gratificatie,
v.
Graiifter, begunstigen, gunst bewijzen,
begiftigen.
Gratir, ra. aanhrandsel o- aanzetsel,
O, af,<chraap*el. O.
Gratiole, f godsgenade, v.
Gratis, gratis om niet, voor niet.
Gratis, m. vrijstelling van onkosten,v-
Gtatilnde, f dankbaarheid, v. dank, in-
Gratie, f. krabber, m. sehraapijzer, ra-
schrapper,
m.
Gntteau, m. krabber, m. bruineer-
staal, o.
Gratte-hoisse, f Gratie bo*se, f. kras-
borstel, m. S\'huurborstel, m. draad-
schuier, m.                            (wrijven.
Gratte-tiosser, met den draadschuier
Gratts-cul, m egclaniierbetie, v. ro-
zebottel, v.
Gratle-lanque, ra. tong schraper, m.
Gratteler, zac-tje< krabben.
Grattelettx jeukerig.
Grattetle, ï. jeukte, v. uitslag, m.
Grand\'me^se, (. hoogmis, v. grootc
wis, t. gezongei mis, v.
Grand-oeuvre, m. gondmakerij, v
steen der wijzen, m.
Grand-oncle, m. oudoom, m.
Gratld-pére, ra. grootvader, m.
Grand-pri*vót, ui opper provoost, m,
Grand\'riie, f hoofdstraat, v.
Grand-sei^neur, m. Oroote Heer, m.
Grands jours, ra. pi. feestdagen, m
me. vierdagen, m. me.
Grand\'tante, f. oudtante, v .oudmoei, v
Grand-tarc, m. Tvrksche keizer, m.
Grunge, f schuur, v. «/mflwscAMur, v
Grsnaior, m opziener èene.r schuur, m
Gromt, m. Granile, m. graniet, o.
G \'M mi -Mc granictachtig.
G ramt in, m. f; ra ui et rots, t.
Granitique. granietachtig, van graniet
Graniloide, granietvormig. (gevormd.
Granivorc, van zaden lerend, zaad
etend.
Gratmlation, f. korreling, v. korre-
len,
o.
Grannler, korrelen, tot korrelt ver-
maten, granuleert».
Gramilpux korrelachtig.
Grannfi\'orme, korrelvormig, korrelig
Granuloir. m. kor\'cttrommel, v.
Grapliie, f beschrijving, \\-.teekening,\\.
Graphjquc, beschrijvend, levendig,dui
delijk, teekenacntig, graphisch.
Grapliile, m. lood erts, o.
Grapliomèlre, m. meetkruis. o. hoek-
meter,
m.
Grapillnns, m pi. korrelzwavel. v.
Grappe, f tros, m rist, y knichoofs-
kloof,
v. druif, v.
                  (der, o.
Grappo de lloll.mde, f. meekrappoe-
Grappe do raisin, f. druiventros, m
druif,
v.
Grappe-marine. f. teedruif, v.
Grapper, meekrap tot poeder maken.
Grappetér, nalezen.
Groppilhge, m. nale.tingy v. nazoe-
king, v kleine Winst,
v.
Grappillcr, naleznn, nazoeken.
Grappilleur, m. naiezer, m. nazoe-
ker.
m schraper, m.
Grappillon, m. trosje. o.
Grappin. m kog-l\'iaalder, m. dreg, v
enterdreg. v. enterhaak, m. scheeps-
haak, m.Mchrébjjier,
o ktimspoor,\\.
tchuimlepel,
m.
-ocr page 233-
r.nftL
GR AT
r.iil.\'-|).i|iier, m. bladschrijver, m
peunelikker, m. broodschrijver, m.
Gratler, krabben, krauwen, schrappen,
ftfsrhrnppe», uitkrabben, opkrabbelt,
wroeten.
\'raiioir, m. schrapper, m. schraap-
ijz-r, o. lonpkrahber.
m.
Grattoire, f. tandenschrnper, m.
Gratuit, vrijwillig, onverschuldigd, on-
verdiend, ongegrond.
Gratuite, f. onverdiende gift, v. goed-
gunstigheid,
v. vrijwilligheid, v.
i\'mtiittemeiit, ooi niet, uit genade, vrij-
wittig, zonder grond.
Grau, m. smalle gracht tusschen een
meur en de zee,
v. doorwaadbare
(■ranwake, I. zandsteen, ra. (plaats,\\.
wnwa», m. puin, o.
Gratitier, m. puinhaalder, m. puin-
vervoerder,
m. karreman, m.
uravatif. Bief gevoel van zwaarte.
uravais, m. pi. puin, o.
Gravp, zwaar, /oa, ernstig, statig, def~
\'«ï, rffap, gewichtig, gevaarlijk.
brave, m. «\'r»is(, m. ernsthaftigheid,v.
«*ftige.
m. zware, o.
rilv,;> gegraveerd, gesneden, gegrift,
oprent, pokdalig.
i\'ravelite, f wijnmoêr-asch, V.
waveMe (eendre, I.), loogasch, v, nof-
oscA, v.
Gravel*», qraveeiarhtia, met het gra-
veel behebt, steenachtig, gruUachtig,
ydHchtig,graveeli<j,onbetamelijk,los
\'avplle, t. graveel, o. wijnmoêr, v.
"zijntnoe\'r, v.
ray,\'lure) |_ «iiJa bul, v. o)iht;(dme-
\'!/*" Ma/, v.
\'■\'ver, graveeren, griffelen, snijden,
\'uitteken, etsen, indrukken, inpren-
i m. graveur, m. plaatsnijder,
,. n> .««er, m.
nvier, m. oh\'h/, v. kiezel, o. steen-
_. \'and, o. kei tand, o. graveelzand, o
I\'raviijinde, mgf langzamen gang.
■"•unnétre, m rwaarfoweter, ra. nr«-
"«wd(er, m. vochtweger, m.
lïlp.H/imra<ii, bestijgen,klauter en.
iviUllon, l- zwaartekrarut, v.
|,v"ö. i. ernsthaftigheid, v. s/aü\'g-
"<;i</,v deftightid, v. gewichtigheid,
v- waardigheid, v. zwaarte, v. diep-
te, w
                                                   r
?•>■!
Gravlteau, in boeireep, v.
Graviter, (/oor itoMnrte naar rc« re-
frt?r pwitl hellen, graviteeren.
Gravnir, in. htdijzer, o.
Gravois, ra. puin. o. gruis, o.
Gravure, f. graveerkunst, v. graveeren,
o plaatsnijden, o. graveersel.o. gra-
veerwerk,
o. afdruk, m. gravure,v.
prent, \\. plaat,
v.
Gré, m. wit, m. zt», m. believen, o.
welgevallen, o. gevoelen, o. meening,
v. dank, ra. loestetmmHj/, v,
Gré (Hon flré, mal), tegew wil «h «Vinfc.
Gré (de), gaarne, goedwillig.
Gré (prenare cnl, lijden.
Gré (savoir), rfnnA- we/e».
Grébe, m. zilvrduiker, m.
Grcc, m. (Jri\'eA-, m. Grieksch, o val-
KW speler, m. aftetter, m.
Grécher, vergrieksehen, de plechtighe-
den van den (iriekschen godsdienst
volgen.
Grécüme, m. Grieksche spreekwijzen.
Grecque, I. Griekin, v. boekbinders-
zaauje,
o. groeve, v. fctfep, v.
Grecquer, den r»y va» «e» bo^ft ftiïa-
aen.
Gredin, m. vaaefond, m. ellendeling,
v. bedelaar, m. schoft, m. schoot-
hondje,
o. patrijshond, ra.
Gredin, armzalig, ellendig, gering,
Gredinerie, i bedelarij, v karigheid,
armzaligheid, v. srhnrkerij,
v.
Gréement. m. (M\'y, o uitrusting, v,
Gréer, optakelen, uitrusten, tuigen.
GnVur, m. optuiger, m.
Grcffe, m. griffie v. kanselarij, v.
Groffe, f mfe, ▼. enting, v. griffel, v.
G\'offe. enten, griffelen.
Greffeur, m. Pti((.\'r, m.
Greflier, m. griffier, m. gcrechtsschrij-
ver, m.
Greffoir, m. entmes, o.
Grèue, ( vlashekel, m repel, m.
Grè<JAt (soie, f.), ruwe zijde. v.
Gièfieoie (/eu, m.). Grieksch vuur, o.
GrègneBi f. pi. \'»roeft, v.
GrtHe, f. Aaffef, m. stront je o. /iaoW-
hni, v. menigte, v.
Gréle (grain, in. de), haqelsteen, m.
iGrélê, dw», lang, r»nk, fijn, slmk,
I piepend.
\'GrAlé, verhvjeld, pokdalig, ellendig,
I haveloos.
-ocr page 234-
344                      GRÊL
Gréler, hagelen, rcrhayelcn, tot kor-
rels maken.
Grélet, m. slraatbamcr m. moker, in.
\'•uisthamer, m.
Grelin, m. kabeltouw, o. paardelijn,o.
Grólon, m. hagclsteen, m.
Gröïonnage, m. korreling, v.
Grrlonner, korrelen.
Giele-t, m. belletje, o. schetletje, o.
Grelolter, rillen, heven, klappertanden.
Grêlou, m. korrelteef, v,
Grélooage, m. korrelen, o.
Gr*%uer, korrelen, tvas zuiveren.
Gréaent, m. oplakelinfi, v. tuig o.
GrémiaJ, m. kniedoek, m. schootdoek,m.
Grérail, m. parelkruid, 0-
Grcnnde, f. granaatappel, m. granaat,
v. yarnaal, v.
Grenadier, m. granaatbootn, m. gre-
nadier, ra.
Grenadiers, f. granaaUtuch, v. mid-
delband, m.
Grenadille, f. passiebloem, v. yra-
naatvink,
m.
Grenadine, f. grenadine, v.
Grenagc, m korreling, v.
GrenaiJle, f. gekorreld metaal,o. schiet-
hugel,
m. afval van koorn, m.
lij\'uiiaillcr, korrelen.
GrenaiUeur, m. meelbuiler, m.
Orenaisnn, f. zaadoogst, m
Greimssc, t. reyenvlaagje, 0-
Grenat, m. yranaatsteen, m. drooge
citroenschil,
v.
Gionaut, m. knorhaan, m.
Grenelcr, de nerf op het leer maken.
Giencr, korrelen, tot korrels maken,
malen, in \': zaad schieten, zaad dra-
gen.
(irónctcrie, f. zaadhandel, m.
Grène.ier, m. zaadkooper, ra. grutter,
Grènelis, m. gekorrelde rand, m. (m.
Gmieltes, f. pi yle verfkorrels,y.mc.
Cneiiier, m. zolder, m. koorntolder.m.
schuur,
v. magazijn, o. voorraad-
schuur, v
Grenier a foin, m. hooizolder, m.
Grenior a sel, m. zoutkamer, v.
Grenoir, m. buskruitzeef, v. korrel-
huis, o.
GienoniMe, t, ktkvorsch, ra. kikker, ia
longgezwel,
o. po», v.
Grononiller, kroegloopen, zuipen,zwcl-
gen,
IM lut water plassen.
GRIF
Gienouilinie, f. kikkerpoel, m. kik-
vorschpoel, m. kikvorschcnsloot, v
GreiiouillelLe, f. wilde ranonkel, m
tony<jezwcl, o.
Grenu, korrelig, vol graan, generfd.
Gres, m. biksteen, m. zandsteen, m
aardewerk, o. bovensteslaytanden,m
Gn\'seux, biksteenacUtig.
GréMl, ra. stofhagel, m. fijnehayel, m
fijn yestooten glas, o.
Grüsillement, m. kronkeling, v. ineen-
krimping, v. stofhagelen, o.
Grésiller, kronkelen, ineenkrimpen
gruizen, stofhagelen.
Grésülon, in. yriestneel, 0.
Grc*silIonnei\', piepen, zingen.
Grésoir, ra. gruisijzer, o.
Grcsserie, f. biksteengroef, v. a((nit-
werk, o. biksteen, m.
Greve, f. vlakke, zandige oever, m
werkstaking, v.
Grever, drukken, bezwaren, beleedi-
gen, beschadigen, onrecht aandoe»
Grjanneau, m. jonge berghaan, m
Griblette.f. geroosterd mrkensvleesch,u
Gril)ouiIla<je , m. kladschildcrij , ]
kladwerk, o. krabbelschrift, o. brod-
delwerk,
o.
Gribouilter, bekladden, krabbelen.
Gribouilletic, f. yrabbelspel, o.
Griliouilletle (fi la), onachtzaam. U
grabbel.
Gribnuri, m. druivenrups, v.
Grirche, bont, netelig, prikkend.
Grii-che (ortie f.), brandnetel, v.
Griêclie {pie, (.), bonte ekster, v. hel-
leveeg,
v.
Grief, m. grief, v. leed, o. nadeel. <
bezwaar, o. klacht, v.
Grief, grieve, zwaar, gestreng, /i"\'"\'\'
gevaarlijk, grof.
Griévelï*, 1 zwaarwichtigheid, v. ijst\'
lijkhciti, v. grootheid, v.
GnfFade, f, krab, v. slag metdenklan*
Griffade, m. grijpvogel, m.
               {i*
Griffe, f. klauw, m. naamstempel, »
geweld, o. roof zucht, v. macht, v.
Griffcr, krabben,met de klauwen vatte\'-
Griffon, ra. grijpvogel, m. griffioen, $
baaraige hond, m. wisscher, m.
Griflonna<je, m. hanepooten, m- nie
gekrabbel, 0. krabbelschrift, o.
Griffonneint;nt, m. gekrabbel,o. krt*
beten, o.
-ocr page 235-
GRIF
Sriffonner, krabbelen, slecht schrijven.
riffonneur, m. krabbelaar, m. klad-
schrijver,
m.
riffonnier, m. slecht schrijver , m.
slecht graveerder, m.
igaani, m. gipsachtige leksteen, m.
rignon, m. korstje, o. bovenkorst, v,
prignoter, knabbelen, knagen, knau-
I wen, kleine winst behalen, schreeu-
I wen, stippelen.
Tjrignolin, m. stippeling, v. streping, v.
rijjou, m. ffierijoard , m. vrek, m.
schrok, m. schooier, m.
ril, m. rooster, m. kielbedding, v.
kogelgloeirooster, m.
rillade, f. geroost vleesch, o. gebraden
vleesch, o, roosteren, o-
rillage, m. fra/ie, v. (rafiewer/t, o.
rooiftfrw»er/(, o. droging, v. roosting,
y. roojfn*, o.
rillor, roosteren, roosten, oraden,
tengen. verbranden. branden,smach-
ten, achter de tralies doen zetten ,
non laten worden,
rjljet, m. schelletje, o. belletje, o.
ri leté, van «fin schelletje voorzien.
nlletier, m. traliemaker, m. tralie-
werker, m.
piillon, m. krekel,m. duimschroef, v.
I\'nlloter, piepen , krekelen , sjirpen,
I zingen.
I\'rimacant, onvolledig, onnauwkeurig,
■ i !/\'\'y«s«nd.
lyriraace, f. j/rimaj, v. grijns, v. leelijk
gezicht,
o. gemaaktheia, v. geveinsd-
heidj
v. i/ec/u Mt/A***, o. slechte
plooi,
v. tiaaiAiX/e, wie* een spelden-
kussm er op,
o.
rimacer, leelijke gezichten trekken,
grijnzen, grimassen maken, met
scheeve plooien hangen.
nntacerie, f. gezichtentrekkerij, y.
f/rynie)i,o.j«maai/neid,v.veinie»\'y,T.
nmacier, m. gezichtentrekker, m.
\'fimajseHma/tei-, m. huichelaar, m.
mmaad, m. weetniet.m. eerstbeginner,
, J»i leerjongen, in. knorrepot, ra.
Time, m. kwajongen, m. roJ van oud
T\'melin, m. Menie jongen, m. ferwi-
™claar, m. fcan^e speisr, m.
\'imelinage, m. klein spel, o. laag spel
9- «fwimefary, v. winstje, 0.
\'\'menner, klein spel spelen, laag spe
F.-H.
OKU                         *:h
len, kruimelen, winstje behalen.
Grimar (m), zich beschilderen, zich
rimpels maken.
Grimoirc, m. geestenbezwering, v. be-
zweringsboek, o. tooverboek, o. on-
verstaanbaar gesprek, o- wartaal,
v.
onleesbaar geschrift, o.
Grimpant, klimmend, klim ..... slin-
ger
....
Grimper, klauteren, klimmen.
Grimpereau, m. boomkruiper, m. pim-
pelmees,
v.
Grimpeurs, m. pi. boomkruipers, m.
me. klimvogels, m. me.
Grincement, m. knarsing , v. ge-
knars, o.
Grincer, knarsen, knarsetanden.
Grincer les dents, knarsetanden,
Griticheux, kitteloorig,
Giïihjiil*, met een slangenkop.
Gringoücr, kivinkcltercn,sjilpen, sleiht
zingen, neuriën, opdreunen.
Gringucnotter, kwinkeleeren.
Griot, m. fijnste meel, o. brem, v.
Griotte, f. morel, v. roodgevlakt mar-
mer, o.
Griotticr, m. morelleboom, m.
Gripbe, m. raadsel, o.
Grippe, I. gril, v. kuur, v. tegenzin,
ra. afkeer, m. vooroordeel, o. voor-
ingenomenheid, \\. hekel,
m. griep,v.
Grippé, verkouden, door de griep aan-
getast.
Gripper (se), »ief plooien opkrimpen.
Gripper, grijpen, pakken, kapen, ont-
stelen, krimpen
Grippper (se), met plooien opkrimpen,
tuh dwaasheden in het hoofd halen.
Grippe-sou, m. huisjesmelker, m. dut-
tendief,
m. woekeraar, m. schache-
raar, m.
Gris, grijs, grauw, bleekrood, dronken,
betrokken, knorrig.
Gris, m. grijs, o. grijze !;leur, v.
grauwe kleur, v.
Gris, ra. (petit), grijs bont, o.
Grisaille, f. grauwtje, o. peper-en-
zoutkleurtg haar,
o.
GrisaÜler, grauw schilderen.
Grisard, m. harde biksteen, m.
Gris argenté, m. tilvcrschimmel, in.
GrisAlre, grijsachtig, grauwachtig.
Gris bleu, ro. blwwsrhimmel, m.
Gris commun, m. grauw schimmel, m.
15
-ocr page 236-
_\'-Jli
gris
GROS
Groinar, knorren, grommen.
Groinion, m. gemalen wit krijt, o. wil-
Groisil, m. gestooten glas, o. (sel, o.
Groison, gemalen wit krijt, o witsel, o.
Grolle, f. kauw, v,
Groma, m, lengtemaat van 20 voe-
ten,
V.
                                           (V.
Gromatimie (art, m.), landmeelkunde,
Grommetcr, grommen, brommen, rom-
melen, mompelen, pruttelen,
Grondement, m. gerommel, o. gedom-
mei, o. gebrom, o , geklater, o.
Gronder, bekijven, beknorren,uitschel-
den, knorren, brommen, grommen,
pruttelen, schelden, rommelen, dom-
melen, klateren.
Grondene, f. geknor, o. gekijf, o. be-
knorren, o.
Grondeur, m. bekijv^r, ra. knorrepot,
m. mopperaar, m.
Grondeur, knorrig, grommig, moppe-
rend.
Grondeuse, f. mopperaarster, v. knor-
rig wijf, o.
Grondin, m. zeehaan, ra.
Gros, dik, groot, grof, twaar, zwan-
ger, zwaarlijvig,talrijk, aanzienlijk,
hoog, rijk, machtig.
Gros, in. voornaamste, o. sterkste, o.
dikste, o. grootste, o. hoofdpunt, o.
gros, o. hoofdkorps,
o. vierde deel
ïoods,
o. grootje, o. grosje, o.
Gros, veel.
Gros \'en), in het groot, in het gros.
Gros (livre, m. de), pond groot, o.
Gros (Itmt en), over het geheel, slechts,
alles hij elkaar genomen.
Grot-boe, m. dikbek, m. diksnavel, ra.
Gros-blanc, m. mastik, v. stopverf, *•
Gros-canon, m. kanonletter, v. grof (•*
schut. o.
Grot-d4notM, m. dijstuk van een hert,o>
Groseille, I. aalbes, t. bes, v. bezie, »■
Groseille a maquereau, v. kruisbes, \'■
stekbes, v.
Groseille verte, f. kruisbes, v. •***"
bes, v.
Groseillier, m. bessestruik, m. besse-
boompje,
o.
Grosil, m. gebroken glas, o.             ("•
Gros-paragon, m. grooteparagonletter,
Gros-romain, m. groote romeinletter, »■
Grosse, f. gros, o. twaalf dozijn, o-
uitvnardiging, t. afschrift,o.grostf<
Orls de fer, ia. \\jterschimmet, m, ijzer -
r/rauw, o.
Grlser, dronken maken, bedrinken.
Grint, m. jonge distelvink, ra.
GristMourneau.m. 3preeuwschimmcl,m.
(irtsette, f. lichtgrijze stof, v. naai-
stertje, o. modemaakstertje,o. meisje
van verdachte zeden, 0. r/risett,\', v.
Grifl monchtM(\\ m. vliegtchimmel, m.
Gris noir poaimntó, m. zwartschim-
mel, m.
Grisoller, zingen, kwinketeeren.
Grison, grijs grijsachtig, grauwend,
lirï-or), m. grgntard, m. grijskop, m.
grautvlje, o. ezel, ra.
GriMHDer. praten, grijs worden, oud
worden.
Grisou, m. ontvlambaar mijngas, o.
(•ris pommeli\', m. appelschimmel, ra.
Gris tourdille, m tij ster schimmel, m.
Gris tmtlé, m. forelschimmel, m.
Gris vincnx, m. kaneelschimmel, m.
honinqschimmel, m.
Grift, t. lijster, v.
Grift (soul comme une), dronken als
eene snip.
Grivelé, grauw en toit gespikkeld.
GHrelée, f. schacherij, v. afzctterij, v.
Grireler, schaeheren.
Grivelerie, f. schaeheren, o.
Griveleue, f. lijstertje, o.
Grivolcur, m. schacheraar, m.
(ïrivois, lustig, vroolijk, kortswijlig,
los, dartel, lollig.
Grivois, m. lustig,\' snaak, va vroolijke
kerel, m. lollige vent, m.
Giivoise, f. dartel vrouwspersoon, o,
lichtekooi, v. soldatenmeid, v. («■
baksrasp, ».
GrhoiMT, tabak raspen, tabak kerven,
Grobis, m. trotschaard, m. trotsche ke~
Grog, m. grog, m.
                      (rel, m
Grognard, m. knorrepot, m. brompot,
m. oude snorrebaard, m.
Grogne, I. knorrigheid, v. verdriet,o.
Groyneinent, m. geknor, o gepruttel, o.
G routier, knorren, brommen, morren,
grommen, pruttelen.
Grofineur, knorrig, brommig, geme-
lijk, nurktch.
Grognonr, m, knorrepot, rn. brompot,m,
Groqnon, knorrig, brommig, gemelijk,
nurksch.
Groin, m virkcnssnuit, ni.
-ocr page 237-
GROS
v. groot schrift, o. groote letter, v.
rosse-caisse, f. lurksche trom, v.
rosse-nonpareille, /. groote nonpareil-
letter, v.
rosserie, f. grove ijzcrwaar, v. groot-
handel,
in.
rosse-de-f on te, f. groote letters, v.
Srossesso, f. zwangerschap, v. zwan-
ger zijn, o. dracht,
v.
rosseur, f. dikte, v. grootte, v zwaar-
lijvigheid, v. omvaJij, m. zwelling.
v. gezwel, o.
Grossier, gro/", rww, lomp, onbe-
schaafd, onbeschoft, ongeslepen, ge-
meen, kwetsend.
ossier, m. lomperd, m, e/esreJ, b
rossier (marchand, m.), koopman in
het groot, m. grossier, m.
"ossièreté, f. grofheid, v. gro/te, v
ruwheid, ». lompfttJtrf.v.otiftescftan/\'rf\'
«ei\'rf, v. onbeschoftheid, v. gemeen-
heid, v. vuiligheid, v.
i\'ossir, verdikken, dik maken, doen
zwellen, vermeerderen, vergrooten,
overdrijven, dikker worden, grooter
worden, sterker worden, toenemen,
"wellen, aangroeien.
rossir (se), grooter worden, zwellen,
opzwellen.
rossissant (verre, m.), vergrootglas, o.
i\'ossissement, m. vergrooting, v.
rossoyer, de grosse eener akte maken.
"•os-texte, m. groote tekstletter, v.
jOtGsque, grotesk, wild gevormd, gril-
l\'9, buitensporig, wonderlijk,vreemd,
\'/waas, koddig.
otesque, f. grillige figuur, v. en o.
\'">tte, f, grott v, hol, o. spelonk, v.
r°u, m. steenachtige grond, m.
^uette, f. steenachtige grond, m.
rouetteux, steenachtig, grintachtig.
\'0llillemeiit, m. rommeling, v.
™«uler, rommelen, zich roeren, we-
m«««, krielen.
rouiner, knorren, grommen.
rof)P, m. pakje goudgeld, o. «WW«
\'"vergeld, o.
joupe, m. groep, v. hoop, m. *r<M,m.
°. Peri groepeeren, twee aan tivee
f\'Wsen, groep ««mafte».
w "88, m. houtwaardeerschap, o.
,3". m, joM^e kraanvogel, m.kleine
raan, v. gorf, v. grutten, v. me.
\'. &r«an vogel, Di. kraan, v.
windas, o. domkop, m. onnoozele
hals, m.
Gruer, fo( fforf maften, grutten.
Grueriti, f. houtvesterschap, o.
Grues, f. pi, wip, v.
Griiger, kraken, eten, opeten, bikken,
opknabbelen, opknappen.
Grugerie, f. geknabbel, o. deeling der
nalatenschap van een kanunnik,
v
Gruincr, als een kraanvogel schreeu-
wen.
Grume, f. ruw hout, o. ongeschild
hout,
o.
Grumeau, ra. klont, v. klonter, m.
klompje, o.
Grume), m. haverbloem, m.
Grumeler (se), klonteren.
Grumeleux, klonterig, ruw, ruig,kwas~
terig, steenig.
Giumelures, f. pi. gaatjes in het me-
taal,
o. me.
Gruyer,m woudheer, m.houtvester, m.
Gruyer (faucon, m.), kraanvalk, m.
Gryphe, m. raadsel, o.
Gryphée, I. mosselschelp, v.
Gryphite,m. versteende mosselschelp,v.
Grypose, (. kromheid der nagels, v.
Guais, m. ledige haring, v.
Gué, m. doorwaadbare plaats, v. on-
diepte,
v. wed, o.
Gué (passer a), waden, doorwaden.
Gu&tble, doorwaadbaar, ondiep.
Gucde, f. weede, v. pastel, o.
Guéder, met weede verven, opproppen.
Guéer, spoelen, wasschen, in het wed
brengen, doorwaden.
Guenille, f. lomp, v. vod, v.flarde,y.
stroowisch,
m.
Guenilleux, met lompen bedekt, have-
loos.
Guenillon, m. vodje, o. lapje, o.
Guenipe, f. slet, v. slons, v. lichte-
kooi,
v.
Guenon, f. meerkat, v. wüfjesaap, ru.
leelyk vrouwmensch, o. lichtekooi, v.
Guenuche, f. meerkatje,o. wijfjesaap-
je,
o. mal wijf, o.
Gaépard, m. tijgerwolf, m.
Guépo, f. wesp, v.
Guêpier, m. wespennest, o. open-
Guópïère, f. wespennest, o. {wolf, m.
Guerdon, m. belooning, v. toon, o.
Guerdonner, beloonen, vergelden.
Guerdonneur, in. bclooner, m.
-ocr page 238-
238                       GUÈR
Guére, Guères, weinig, niet veel, niet
teer, bijna niet. gansch niet.
Guéret, m. braaktand,o.koornland,o.
veld. o.
Guéridon, m. knaap, m. rond tafeltje,
o. vuurpjjlgestel, o.
Guérilla, I. ouerilla, j.
Guérir, heelen, genezen, helpen, ge-
tond worden, beter worden, her-
stellen.
Guérir (se), beter worden, herstellen,
genezen worden, afleggen.
Guérison. f. heeling, y. genezing, v.
Guérissable, geneesbaar. (herstel, o.
Guórisseur, m. heeler, m. gezondma-
ker,
m. kwakzalver, m.
Guérite, f. wachthuisje,o, schilderhuis,
o. kijktorentje, o. marsrand, m.
GuerJande, t. kropwang, v.
Guerlin, m. greling, m.
Guerre, f. krijg, m. oorlog, m. twist,
in. tweespalt, \\. ruzie, v.
Guerre, (gens, m.pl. de), krygsvolk,0.
Guerre (nom, m. de), bijnaam, m. aan-
geuomen naam, m.
Guerre (place, m. de), vesting, v.
Guerre civile, f. burgeroorlog, m.
Guerre en partisan, f, partijgangers-
oorlog,
m.
Guerre maiitime, I. zeeoorlog, m.
Guerrier, m. krijgsman, m krjjger, m.
Guerrier, strijdbaar, krijgshaftig, held-
haftig, oorlogszuchtig.
Guerroyer, oorlog voeren, oorlogen,
twisten.
Guerroyeur, m. oorloyvoerder, m. krijg-
voerder,
m, oorlogzuchtige, m.
Guet, m. wacht, v. bespieding, v. toe-
zicht, o. schildwacht,
m. en v. luis-
terpost,
m. nachtwacht, m. en v.
klappertnan, m. uitkijk, m.
Guet (mot, m. du), wachtwoord, o.
Guct-apens, m. hinderlaag, ?, valstrik,
m. voorbedachte moord,
m. overlegd
schelmstuk, o.
Gii(;ire, f. slobkous, t.
Guctié, met slobkousen.
Guetres (tirer &es), zijne biezen pakken.
Guctrer, slobkousen aantrekken.
Guelter, beloeren, bespieden, oppassen,
afwachten.
Guetteur, m. beloerder, m. bespieder,
na. seinwachter, m. uitkijk, m.
üMetten, m. kleine schoorbalk, m.
Gueulard, m. schreeuwlelijk, m. >t«t-
lebalk, m.
Gueule, (. muil, m. bek,m. smoel
mond. m. opening, v. gat, O.
Gueule bée (a), wagenwijd.
Gueulée, f. muilvol, m. bekvol, m
mondvol, m. vuile taal, T.
Gueuler, met den bek pakken, blaffei
hard schreeuwen, hard spreken-
Gueules, f. pi. roode kleur,*. keel,o.
Gueulette, f. buitopening, v. koelow-
opening, v. ovenmond, ra.
GueusaiJle, t. bedelpak, o. gespuit, o.
geboefte, o. janhagel, o.
Gueusailler, bedelen, schooien.
Gueusard,!m. bedelaar, te. deugniet,*
Gueure, f. gietcling, m.stuk staafijic-
o. vorm in het tand, m. gemeC
kant, v. slet, v. schoolster, v.
Gueuser, bedelen, schooien.
Gueuserie, f. bedelarij,v, schooierij,
ellende, v. gebrek, o. prul, v. v&
derij, v.
Gueuset, m. blokje staaf&ter, o. 9*\'
teling, m.
Gueuselte, f. zwartselpotje, o.
Gueusillon, m. blokje staafijzer, m
Gueux, m- bedelaar, m. schooier,
schelm, m. deugniet, m. geus, m-
Gueux, arm, behoeftig, kaal.
Gueux de nier, m. watergeus, ta.
Gueux revétu, m. van niets opgekoïï
ne, m. parvenu, m.
Guhr, m. metaalbevattende <*""\'\'*\'\'\'
Gui, m. mistelboompje, o. maretak,*
roede, v. spriet, m. giek, t.
Guichet, m. poortje, o. deurtje, o. «\'\'
ket, o. tralievenstertje, o. deur
Guichetier, m. cipiersknecht, m-
Guide, m. gids, m. guide, m. wegw
ter, m. leidsman, m. leider, m-
Guide, f. leireep, m. leiteel, o. (l*
gel, m.                                             s
Guide-ane, m. ezelsbrug, v. ■*•\'
ting, v. kartabel, v.
Guider, leiden, geleiden,den wen
ten, besturen, onderrichten.
Guidon, m. standaard,m. ruitervwr
tje, o. kornet,m.aanwijzing,f.*j
tiektecken, o. viziernok, m. i"!t(
korrel, t. nummervlag, T.
Guignard, m. pluviertje, 0.
Guigne, f. SpaanacAe fterj, v.
Guigncaux, mpl. steekbalken, tf- ■*
-ocr page 239-
GYP3
GUIG
Uuigner, beloeren, belonken, toeren,
lonken, in \'t oog hebben.
Guignier, m. Spaansche kerseboom, m.
Ouignolet, m. kersensap, o.
i\'ruiijnon, tn. ongeluk, o. tegenspoed, m.
[iuigue, t. jachtwagen, m. boot, f.
Guilde, f. gilde, v.
Guüdive, I. tafia, v.
[juilée, f. regenbui, t. stortbui, v.
Guillarje, m. gisting, v. werking, T.
Guillaume, m. boorschaaf, v. spon-
ningschaaf, v. 70»^ u-illcmpje, 0.
juilledin, m. rwtn, m. telganger, m.
uilledou, m. (courir Ie), aan de rol
zijn.
juillemet, m. aanhalingsteeken, o.
Guillemeter, aanhalingsteeken zetten.
juiller, gisten, werken, bedriegen.
GüiUeret,vroolük,levendig,opgerui)nd,
luchthartig, licht, oppervlakkig.
Guilleri, m. getjilp, o. klaveren boer,m.
Guillocher, kunstdraaien, versiersels
maken, guillocheeren.
<<uillochis, m. draaiwerk, o. ketting-
trekken, m. me.
Jiiilloire, f. gittkuip, v.
vnillot. m. kaasmijt, v.
guillotine, f. guillotine, v. valbijl, v.
juilloiiner, guillotineeren, onthoofden.
Jiiimaute, f, witte maluwe, v.
uimaux, m. pi. tweemaal s jaarsge-
maaide weiden, v. me.
uimbarde, f. vrachtwagen, m. mond-
, trom, v. grondschaaf, v.
niimpe, f. halsdoek, m. borstsluier, m.
uimper (se), non worden, den sluier
."annemen.
Miinche, f, polijsthout, 0. gladhout, 0.
\'iniiilage, m. ophijschen, 0. opletten, 0.
, hjjschtouw, o. hyschloon, o.
ij |Wndal, m. windas, o. schijfkatrol, v.
;i\'ificiant, m. vlagaebreedte, v.
.""Je, f. klt\'ine lakenpers, t.
inde, opgewonden, hoogdravend, ge-
jideau, m. kaapstander, m. win-
*<". o.
                                   (den.
umder, ophijschen, ophalen, opwin-
u\'nder (se), ftooflrfravtinrf jy«, (e Aooy
wicffen, yemartAï iyn.
"mderesse, f. hijschtouw, o. ttenge-
ymdreep. m.
Uir>derie, f. hoogdravendheid, t. ge-
woltenh$id,
v. gemaaktheid, v.
■22\'J
Gulndoula, f. scheepskraan, v.
Guindre, m. haspel, va.
Guindrelle, f. lange degen, m.
Guinee, f. guinje, v. Indisch netel\'
Guingan, m. gingang, o. (doek, o.
Guingois, m. scheefheid, t. schuinte, t.
verkeerdheid, v.
Guingois (de),scheef, sckuins,averechts.
Guinguet, nauw. eng.
Guinguette, t. buitenkroegje, o. bui-
tentje^. theetuin,TB- zwaar rtjtuig,o.
Guiper, met zijde overspinnen.
Guipoir, ra. passementwerkershaak, m.
Guipon,m. teerkwast,m.smeerkwast ,m.
Guipure, f. zijden kant, v. kantwerk.o.
Guirlande, f. guirlande, v. krans, m.
Guisarme, f. dubbele bjjl, v. helle-
baard,
v.
Guise, f. wijze, r. manier, v. trant,m.
Guise (chaque pays, chaque), \'s landt
wijs, \'slands eer.
Guitare, f. gitaar, v.
Guitariste, m. gitaarspeler, ra.
Guiterne, t. steunsel, o.
Guiton, m. hondenwacht, v,
Guitran, m. pik, o. teer, 0.
Gurae, f. kabeltouw, o.
Gumène, f. ankertouw, o.
Gustatif, tot den smaak behoorend.
Gustatif, (nerf, m), smaakzenuw, v.
Gustation, f. proeving, v. smaak, m.
Gutta-percha, t. gutta-percha v.
Gutte, t. guttegomt v.
G\\ittiar,G\\mitèTe,m.gomgevendeplant,v.
Guttonaire. m. zware kavalerist, m.
Guttural, aer keel, keel....
Gutturale, (lettre, f.), keellelter, v.
Gymnase, m. oefenschool,?.oefenplaats,
v. gymnasium, o. college, o.
Gymnastique, I. gymnastiek, v.
Gymnastique, qymnastisch.
Gymnètes, m. pi. lichtgewapenden, m.
Gymnique, f. worstetkunst, v.
Gymnopode, naaktvoetig.
Gynanthrope, f. manwijf, o.
Gynécée, m. vrouwenvertrek , o.
Gynécocrate, m. aanhanger eenervrou-
wenregeering,
m.
Gynécocratie, f. vrouwenregeering, ¥.
Gynécologie, f. leer der vrouw, w.
Gynécomanie, f. verzotheid op vrou-
wen, v.
                            ^
Gynéconome, m. vrouwenoptWhter.ta.
Gypse, m. gips, o. pleister, o.
-ocr page 240-
230                        GYPS
Gypsé, vol gips, mei gips bedekt.
Gypseur, gxpsachtig
Gypseuse, (goutle, f.), kolk jicht y v.
Gyptière, f. goocbeltasch, ¥.
Gyromancie, t. kringwaarteggera, I.
Gyrovague, m. zwervende monnik, m.
H.
Remarque. Les mots marqués d\'un astérisque (\'II) out PU aspiré.
kirig: \'H duiilt de uitgesprokene H aan.
Aanmtr-
Habitude, f. gewoonte, v. hebbelijkheid.
v. gebruik, o. gemeenschap, v. 9?
meeuzame verkeering,
v. omgang
m. lichaamsgesteldheid, v uiterlijke
Habitué, gewoon, gewend.
Habitué, m. hulppriester, ra. trouv
bezoeker,
m. klant, m.
Habituel, aangewend, ingeworteld, vol-
gens gewoonte, inwonend.
Habitueïlemciit, gewoonlijk, naar ge-
woonte, uit gewoonte.
Habituer, gewennen, aanwennen, W
meenzaam maken.
Habituer (sl), zich gewennen, gewoo»
worden, zich aanwennen, zich nï
der zetten.
lldbler, zwetsen, snoeven, pochen, vet
betoven.
Hablerie, I. zwetsertj, v. snoeverij,
pocherij,
v. grootspraak, y.
Hableur, ra. zwetser ra. snoever,
pocher, m. veelbelover, m.
\'Hache, f. bijl, v. aks, v.
Mlaclie d\'arbordage, I. enterbyl, v.
\'Hachc d\'armes, [. strijdbijl, v.
\'Hache-paille, m. hakselbank. v.
\'Hacher, hakken, houwen, klein snf
den, teisteren, radbraken, krutf\'
strepen maken, harceeren.
\'llachtreau, m. kleine bijl, v. kltw*
aks,
v.
\'Hachette, t. handbijl, v. bikhamer,#■
\'Hacbis, ra. gehakt, o.
\'Hachoir, ra. hakbord, o. hakmes, o-
"Hachot, m. bijltje, o.
\'Hachure, I. kruisstreep, y. insnijdiW
t. harceering, v.
\'Hagard, verwilderd, woest, wild-
Hajjioyraphe, ra. gewijde schrijver, &
H, m. h, v.
\'I!a, ha, wel.
Ilabile, bekwaam, behendig, geschikt,
vaardig, knap, gerechtigd, bevoegd.
Habileté, i. bekwaamheid, v. behendig-
heid,
v. aardigheid, v. bedrevenheid,
v. geschiktheid, v.
Habilissime, zeer bekwaam, zeer be-
hendig.
Habtli talion, f. bevoegdheidgeving, v.
wettiging, v. ontvoogding, v.
Habilité, f. bevoegdheid, ». geschikt-
heid
v.
Ilabiliter, bevoegdheid geven, bevoegd
maken, geschikt maken.
Habillage, in. toebereiding, v. kleuren,
o. ineenzetting, v. samenstelling, v
Habillemenl, m. kleeding, v. kleede-
ren, o.
me. gewaad, v.
Habiller, Meeden, aankleeden, kleede
ren voor iemand maken, uitdossen
uitrusten , passen , staan, villen
schoonmaken, bereiden, bewimpelen
Ilabilleur, m. huidenbereider, m.
liabit, m. kleed, o. gewaad, o. mantel
m. monnikspij, v.
Ilabitable, bewoonbaar.
Mabilacle, m. woonplaats, v. woon
stede,
v. Iiut, v. woning, v. kom-
pashuis, o. nachthuis, o.
llabilant, m. bewoner, m. inwoner, m.
ingezetene, m.
Habitant, woonachtig.
Habitation, I. woning, v. woonplaats,
v. plantage, v. samenwoning, v.
Habit de cbeval, m. rijkleed, o.
Habit de dauil, m. rouwkleed, o.
Habit d\'ordonn ■-ri■ ■ ■ -. ni. monteering, y.
Habiter, bewonen, wonen, wassen.
-ocr page 241-
HANS
ItAGt
levensbeschrijver der heiligen , m.
llai|io[jraphie, f. levensbeschrijving der
heiligen, v. gewijde boeken, o.
Uagiolognne, op heilige taken betrek-
king hebbend.
Ilalia, m. opening in een tuinmuur, v.
\'Ifaie, f. haag, v. heg, v. ne/c, o. ry,v.
linie, \\.
\'Haie, hop, voort.
llaillon, m. lomp, v. vod, v. hutje, o
llaim, m. vischangel, m.
lliiiie, f. /,.(-!( in. i\'\'iu/,, ui. nyd, m.
hekel, m. afkeer, m. vijandschap, v.
Ilaineux, haatdragend, hatelijk, vij-
andig.
Halr, haten, verfoeien, hekel hebben.
\'Har (se), e/A-ander Aafen.
"Haire, I, /idre» kleed, o.
\'liaissable, hatelijk.
Halage, m. voorttrekken, o. verhalen,
o. slepen, o. trektoon, o. sleeploon,o.
!:..!..■, (chemin, m. de)t jaagpad, o.
Halbrui, m. jonge wilde eend, v. ta-
\'ing,
m.
.Ibrené, gekortwiekt, haveloos.
Halbretier, op talingen jagen.
Hale, m. brandende hitte, v. verzen-
\'J>ng, v. zonnegloed,
m.
nalé, verbrand, verzengd, getaand.
(lale-ii-bord, m. trektouw, o. tros, m.
Half-bas, m. Heerhater, m.
[lale-bouliiie, m. licht matroos, m.
Halebran, m. op- en neerhaler, m.
Üali>Iirand, m. jonge wilde eend, v.
toling, m.
lalecMt (. (tent A-uVas, o.
aleine, f. adem , m. asem, m. adem-
tocht,
m. ademhaling, v, koeltje, o.
_ luchtje, o. duur m.
■lalement, m. Jewj, o. strop, m.
[alenee, f. ifinftm» uitademing, v.
"lener, ruiken, de lucht krijgen,uit-
ooren.
halen, aanhalen, aanhitsen,
trekken f krimpen.
Ü, \' ver\'enffeH, iwtuwwtot, faan-
•Ufurig doen worden, drogen.
\'«Ier (se), verbranden, taanWeim\'j
,WQr</<;ji,
■2 il
laligonrdo, m. brood van grutten-
Halm, m. treklijn, v.               (mee/, o.
Ilalitiatron, m. foogzout, o.
Ilaliotide, 1. oorschelp, v.
llalïtueux, A/nm, vochtig.
Hallage, in. staangeld, o. standgeld,o.
marktgeld, o.
Ilalli\', f. Aa/, v. overdekte markt, v,
vis<;/imar/i(, v. spiegelgieterij, v.
Hallo (dame f. de Ia), vischwtjf, 0.
ILillrkmle, f hellebaard, v,
Hallebardier, m. hellebaardier , m.
Ilatlcbreü.i, m. grootc, lompe vlegel,ra.
]1allclircd.i, f. lomp vrouwspersoon, o.
Hallecrec, m. vischhaak, m.
Hallier, m doornbosch, o. kreupel-
bosch, o. /iaM(.\'tf«ard«ir,m.Arumer,oi.
\'HallncinaLion, i. zinsverbijstering, v.
zinsbegoocheling, v. hallucinatie, v.
\'Halo, ra. lichtende krans, m. heiligen-
krans, m. kring, ra. halos, m.
\'flalographe, m. schrijver over zout.m.
\'Halograjttiie, f. zoulbesiltrijving, v.
\'Haloir, m. hennepdroogplaats, V.
\'Halologie, t. vr>ti>tn<lrlrnif over het
zout, v.
\'Halot, m. konijnenhol, o. konijnen-
gat, o.
\'Halte, f. ho!f«a v. /<«((, v. stilstand,
ui. maatfy\'d gedurende de halte,m.
rustplaats, v.
\'Halte! halte la \' Aa/t/ sta f
\'Halter, fin .\' houden, halte maken.
\'Halurgie, f, xoutmakerij, v.
\'Hamac, m. hangmat, v. ftoo», v.
\'Hamac a cadre, ut, kot, o. raamkooi,v.
\'H.imac a l\'Anglai$e,m. kot,o. raam-
kooi, v.
Hamadryade, f. boschnimf, ». woud-
nimf,
v.
\'Hameau, m. gehucht, o. wijk, v.
Hamccon, m. vischangel, m. visch-
haak,
m /(Ot\'A, m. taAans, o.
Hame^-omn1, AaaAvormiff, van haken
voorzien.
llamce, f. schaft van een wisscher, v.
\'Hampe, I. steel, m. stok, m. schaft,
v. schacht^ v. hertelongen, v. me.
\'Han, ra. earavansera, v.
\'Ilaiiap, m. Awm, v. yroote kop, ra.
\'Hanapier, ra. bor5t/iarnas, o.
\'Hanchü, (. heup, v. schoft, v. «chter-
werA-, o. windvoering. v.
Ilanebune, f. \'\'\':■\'■\'■ cV" "\', O-
\'■ i-U. biiifen adem, hijgend.
Uloter,
hygen, buiten adem zijn.
. :\' —il
, m. aan/tater, m. lynlooper, ra
\'^"t\'iLiiiue, I. visscherskunst , v.
\'ftttUqus, der visscherij.
-ocr page 242-
43»                  -HANG
\'Hangar, m. afdak, o. kapluifet, m.
wagenhuis, o. loods, v.
\'Hanneton, m. meikever, m. molenaar,
m. tor,
m. loshoofd, m.
"Hannetonner, meikevers afschudde»,
op de meikeverjacht gaan.
|Hanscrit, m. sanskrit, o.
\'Hansc, f. hante, v. verbond, o.
*llans<<atjquet tot het hante behoorend,
hante
....
\'Hansière, t. treklijn, \\.boegseertyn,v.
\'Hante1, bezocht, spook....
\'Hanter, omgaan, verkeeren, bezoe-
ken.
\'Hantise, f. verkeering, v. omgang, m.
\'HapJM, t. ktemhaak, m. assvheen, v,
"Happechair, m. dievenleider, m. ge-
rechtsdienaar,
m. schraper, m.
\'Happée, f. aanhaling, v. nood, in.
HappeJopin, m. smulpaap, m. tafel-
schuimer,
m.
\'Happclourde, f. valschjuweel,[o. dom-
me fat,
m. pedante gek, m.
\'Happer, happen, snappen, toehappen,
opsnappen, vangen, vatten, grypen.
\'llaque, f. paard, o.               (kleven.
\'Haquenée, (. telganger, m. pasganger,
m. hakkenei, v.
"Haqnet, m. paardje, o. bierkar, v
lange kar, v. wagen, m.
\'Haquelier, m. karreman, m.
\'Harangue, f. redevoering, v. aan~
spraak,
v.
\'Haranguer, redevoeringen houden ,
aanspraak houden, het hooge woord
voeren.
\'Harangueur, n. redenaar, m. veel-
prater,
m.
\'Haras, m. stoeterij, v. paardenfokke-
rij, v.
\'Harasser, afmatten, afjakkeren, ver-
moeien, uitputten, kwellen..
* Harassier, m. opzichter over eene stoe-
terij, v.
\'Harceler, kwellen, tergen, sarren,
verontrusten, lastig vallen.
\'Harde, f. troep, m. kudde, v. koppel-
riem, m.
\'Hardé\'es, f. pi. openingen door herten
gemaakt,
v. me.
\'Harder, koppelen, gedwee maken.
"Harderie, f. ijterkalk, ra.
\'Hardes, f. pi. kleederen, o. me. plunje,
t. boeltje, o.
•HARN\'
\'Hardi, stout, stoutmoedig, onverschroh-
ken, roekeloos, vermetel, vrijpostig,
laatdunkend, verwaand, ongemeen,
groot.
\'Hardiesse, f. stoutheid, v. stoutmoe-
digheid, v. onverschrokkenheid,
v.
roekeloosheid, v. vermetelheid, v.
vrijpostigheid, v. onbeschaamdheid,v.
\'Hardiiliers, m. pi. spelden, y. me.
\'Hardois, m. ryshout, o.
\'Harem, m. harem, m. vrouwenver-
trek,
o.
\'Hareng, m. haring, m.
\'llarengade, f. haringnet, o. groote
sardtjn,
v.
\'Harengaison, f. haringvisscherij, v.hn-
ringvangst,
v. haringtijd, m.
\'Harengère.f. vischwgf,o. vischteef,*-
\'Harengerie, f. haringmarkt, v.
"Harengiüêre, f. haringnet, o.
\'Margne, f- ongenoegen, o. hartzeer, o-
\'Hargner (se), twisten, kijven, kibbelen-
\'Haignerie, t. twist, m.
\'Ilargneux, kibbelachtig, kijfachtig, bijt-
achtig, ondeugend, kwaad.
\'Haricol, f. witte boon.v. hutspot van
schapenvleesch met knollen en wor-
telen,
ui.
\'Haricots Terts, m. pi. snijboonen,v.Tne.
\'Haridelle, f. knol, m. oud paard, o
doodeter,
m.
Harle, m. duikeend, v.
Harmonica, m. harmonica, v.
Harmonie, f. harmonie, v. welluidend-
heid,
t. samenstemming, t. over-
eenstemming, y. eendracht, v.
Harmonier, doen samenstemmen.
Harmonier (s\'). overeenstemmen.
Harmonieiix, harmonisch, muziekacts
welluidend, samenstemmend, oi
eenstemmend, eendrachtig.
Harmonique, harmonisch.
Harmoniser <s\'), harmonieeren, ovef
eenstemmen.
Hnrmoniste, m. harmonist, m.
Harmonium, m. harmonium, o-
ll.irmonomèlre, m. toonmeter, m.
\'Harnachement, m. optuigen, o. pW"
detuig, o. harnachement, o.
Harnachcr, tuigen, optuigen, toow?"
en zadelen.
Harnacheur, m. zadelmaker, m- tuf
genmaker,
m.
"fuirah, m. harnas, o. wapenrnstn
-ocr page 243-
•HARN
paardetuig,
■IIAUT
•m
\'Haatiforme, ianst/orwi\'g, speervormi\'o;.
II;Ue, f. haast, m. spoed, in. yi, v.
>i<.zwindhe,id, v. overhaasting, v.
■H;Ue (a la), in Aaasf, haastig.
■Hdté, haastig, vroegtijdig.
Hiltelette, (. speetje, o. fc/etn braad-
spil, o.
Hater, bespoedigen, verhaasten, ver-
snellen, haasten, trekken, broeien.
Hilter(se), zichhaasten, spoed maken,
zich spoeden,
Hatereau, m. gesneden lever, v.
Hateur, m. koninklijke keukenopzich-
ter, m.
n.-Uiür, m. spitijzer, o.
■HAtit Jiaastig, vroeg, vroegtijdig,vroeg~
rijp,
Hativeau, m. vroege peer, v. vroege
fruit,
o. jonge groenten, v. me.
\'HïUivettf, f. vroegt»digheia,v. vroegeto.
\'Hauban, m. hijscntouw, O. luiertouw,
\'Haubaner, touw vastmaken.             (o,
\'Haubans, m. pi. want, o. hoofdtou-
wen,
o. me.
\'Haubans de misaine, m. fokkewant, o.
\'Haubereau, m. havik, m. kale jon-
ker
m.
\'Haubergenier, m. wapenrokkenma-
ker, m.
\'Haubergeon.m. maliënkolder, m. ma-
tirnhemd,
O.
\'Haubert, m. maliënkolder, m. pant-
ser, o.
•Hausière, f. sleeptouw, o. boegseer-
touw, o.
\'Hausse, I. verhooging, v. ryzing, ».
stijging, v. vizier, o.
\'Hausse a clapet, f. klepvizier, o.
Hausse-col, m. ringkraag, m
Hausse-courbe, f. boogvizier, o.
\'Haussement, m. verhooging, v. ver-
heffing,
v. optrekking^ v.
\'Hausse fixe, l. standvizier, o.
\'Hausse-pied, ra. wolfsstrik, m.
\'Ilausser, verhoogen, opheffen, verhef-
fen, vermeerderen, optrekken, op-
halen, doen ryzen, hoog er worden,
wassen, rijzen, stijgen.
\'Ilausser (se), zich oprichten, op de
teenen gaan staan, opklaren.
\'Haussière f. paardenlyn, v. boegseer-
lijn,
v.
\'Haat, hoog, luid, helder, vrijuit, over-
luiil, opper ...., boven
.....aan-
v. tuig
visch\'
tuig, o.
Mlarnais (cheval, m. de), trekpaard,o,
\'Haro, m. geroep, o. houd hem, o.
\'Harpaqon, m. gierigaard, m. vrek, m.
\'Ihrpailler (se).kibbelen, kijven, elkaar
in het haar zitten.
\'Harpailleur, m. bedelaar, ra
Harpaye, m. brandgier, m.
\'Harpe, i. harp, v. ophaalbrug,y. kant-
steen,
m.
"Harpé, harpvormig, rank, lang.
Harpean, m. enterhaak, m. enter-
dreg,
v,
I1 ■.! (■■\'■((>. ui. het na elkander aanslaan
der tonen, o.
\'Harper, pakken, vatten, grijpen, de
achterbeenen ongelijk oplichten.
\'Harper (se), elkander vatten, worste-
len.
\'Ilarpie, I. harpij, v. gierigaard, m.
kwaad wijf, o. helleveeg, v.
\'Harpigner (se), elkander uitschelden,
elkander slaan, twisten.
\'Ilarpin, m. bootshaak, m.
\'Harpiste,m. harpist.m. harpspeler,m.
\'Harpon, m. harpoen, m. enterdreg, v.
kram, v. trekzaag, v.
\'Harponner, harpoenen.
\'Harponneur, m. harpoenier, m.
\'Harponnier, m. harpoener, m.
\'Hart, f. wiepband, m. koord, v.
strop, m. galg, m.
Hart de retraite, f. ankerband, m.
Hasard, m. toeval, o. lot, o. geval, o.
gevaar,
o. kans, v.
Hasard (au), blindelings, onbedacht.
\'Hasard (jeu, ra. de), hazardspel, o
Hasard (par), bij toeval, toevallig.
\'Hasardé, geivaagd, niet versch.
\'Hasarder, wagen, beproeven, in ge-
vaar brengen, blootstellen.
Hasarder (se), zich wagen, het er op
wagen, durven.
\' asardeusement, hachelijk,met gevaar.
\' nsardeux, hachelijk, gevaarlijk,
\'Hase, f. moerhaas, m. moerkonijn, o.
"ast (arme, I. d\'), wapen met eene
schacht,
o. piek, v.
"astahe, m. lansdrager, m. piekenier,
m. hastaat, m.
"aste, t. piek, v. speer, v. lans, v.
Haité,
spies, v. schepter, m.
tfwnwmif,
-ocr page 244-
934                  -HAUT
zienlijk , verheven , hoogmoedig,
trotsch, grootmoedig, edelmoedig.
"Haut, m. hoogte, v. verhevenheid, v.
top, m. spits, v. kruin, v. bovenste, o.
\'Haut (en), boven, naar boven.
"Haut (par), naar boven, opwaarts.
\'Haut-a-bas, m. marskramer, m.
\'Hautain, hoog, trotsch, hoogmoedig,
aanmatigend, hoogvliegend.
\'Hautbois, m. hobo, v. hobospeler, m.
*Hautboïste,in. hobospeler,m. hoboïst,m.
*Hautbord,m. hoogboordigschip, o.oor-
logschip, o.
"Haut-bout, ni. boveneind, o.
\'Haut-de-casse, m. bovenkast, v.
\'Haut-de-chausse, m. broek, v.
"Haut-dussus, m. bovenstem, v.
"Haute (cliambre, I.), eerste kamer, v.
"Haule-bruyére, f. bezemheide, v.
\'Haute-contre, f. tweede bovenstem, y.
alt,
v.
"Haute-cour, f. hooggerechtshof, 0.
\'Haute-lutaie, f. hoog hout, o.
"Haute-justice, f. oppergerecht, o.
*Haute-lisse, f. tapijt, o. behangsel, o.
tapijt met hooge schering, o.
\'Haute-lissier, m. wever van tapijten
met hooge schering,
m.
"Haute-lultü.f. geweld,o. sterke arm,m.
"Haute-marée, f. hoog water, o. hooge
zee,
v. springvloed, m.
\'Hauteraent, hoog, stout, openlijk,hard-
op, vrijuit, ronduit, hardop.
\'Haute-mer, t. achtervloed, ra.
\'Haute-paye, i. toelaag, v. verhoogde
JoWt/.v. die verhoogde soldij trekt,m.
\'Hautes oeuvrcs (executeur, m. des),
scherprechter, m. beul, m.
\'Haules-puissances, I. pi. hoogmogen-
den,
m. me.
\'Hautesse, t. hoogheid, v.
\'Haute-taille, f. hooge tenor, m.
\'Hauteur, f. hoogte, v. verheffing, v.
diepte, v. heuvel, ra. verhevenheid,
v. grootmoedigheid, v. trotschheid, v.
fierheid, y. hoogdravendheid,
v.
\'Haut-fond, in. ondiepte, v.
\'Hautgofit (de), sterk gekruid, sterk
ilautin, in. zilvervisch, m. (smakend.
"Haut-justicicr, m. lid van het hoogge-
rechtshof,
o.
\'Haut-jury, m. lid der groote jury, o.
■Haut-le-corps, m. spronglm. samen-
krimping,
v. terugdcinting, v.
HECT
■Haut-le-pied, fn reserve, weg, ga,
heen.
■Haut-mal, m. vattende ziekte, y.
Haut-pendu, m. windwolkje, o. dra-
vend zwerk,
o.
Hauturier, m. bevaren stuurman, ra.
\'Havane, m. hnvana sigaar, v.
\'Ildve, bleek, mager, uitgeteerd.
Havelée, (. greppel, v.
Haveneau, -Itaveuet, ra. klein visch-
net,
o.
\'Haveron, m. windhaver, v. vlogha-
\'Havet, ra. haak, ra.               (ver» v.
\'Ilavir, verbranden, verzengen, aan-
branden.
Havir (se), verbranden, aanbranden.
Havre, m. haven, v. zeehaven, v.
■Havre-sac, ra. knapzak, m. reiszak,
m. ransel, m.
■Ilayer, ra. recht van hout te snijden
tot het herstellen van heggen, o.
•Hayon, m. kraam, v. tent, v. kaar-
senrek, o. eindbord, o.
Hé, he, hei, wel, ei.
-Héaume, m. helm, m. helmstok, ra.
Héaumerie, f. htlmmakerij, v.
Héaumier, m. helmmaker, m. M*
smid, rn.
Hebdomadairc, u/ekelijksch, week ....
Hebdomadier, m. die de week heeft,m.
fIch.-i .jo, f, hoogte, v.
Hébergement, m. huisvesting, v. her-
berging,
v.
Héberger, huisvesten, herbergen.
iièberqer{s1),tegen een gemeenen muur
gebouwd worden.
Hcbété, dom, stomp, verstompt, bot,
plomp.
Hébeté, ra. domkop, ra. uil, m. botte-
rik,
UI.
Hébéter, dom maken, verstompen.
Hébichet, m. rieten zeef, v.
Hébraïque, llebreeuwsch.
Hebraïsme, m. eigenaardig Hebreeuw-
sche spreekwijze,
t.
Hébreu, ra. llebreeuwsch, o.
Hébreu, llebreeuwsch.
Hecatombe, f. offerande van honderd
dieren,
v. hecatombe, v.
Hectare, ra. bunder, o. honderd vier-
kante roeden,
v. hectare, v.
Ilectiquu, teringachtig, hectisch, koorts-
achtig, mager, uitgeteerd.
Hecto.....honderdmaal.
-ocr page 245-
huid                  235
•Hem, nem, nei.
Hémachate, f. bloedkleurige agaat, m.
Héroagogue, bloedafdrijvend.
Hémastatique, f. kennis van het even-
wicht des bloeds,
v.
Hématémèse, f. bloedspuwing, v.
Hématite, f. bloedsteen , m. bruin-
steen,
m.
Hématocèle, f. bloedbreuk, v.
Hématographie, i. bloedbeschrijving, v.
Hématoïde, bloedkleurig.
Hematologie, l. verhandeling over het
bloed,
v.
llématompliale, Hémalomphalocèle, f<
bloednavelbreuk, v.
Hématose, f. bloedwording, v.
Mi\'-maturic, f. bloedpissing, v.
Héraéralope, ra. nachtblinde, m.
Héméralopie, f. nachtblindheid, v.
Ilémérocalle, f. dagbtoem, v.
Ilümerodrome, ra. poifborfe, ra. d«0-
looper, m.
ili[iii\'i\'o!in|iie, m. almanaftscArt/ver, ra.
tlémi..... M/\\
Hémicranie, f. scAde hoofdpijn, v.
Ilémicycie, m. Ziaive cirkel, ra.
Héwiopie, f. halfzichtigheid, v.
Hémipagie, scMe hoofdpijn, v.
Hémiplégie, Hemiplexie, f. vr.rlammintj
aan êène zijde,
v.
Hémiptéres f. pi. halfschildigen, m.me.
Hémisphère, m. halfrond, o. Aa/ve
M, m.
1 iiimi split; riqu e, tv\'» half rond bevattend,
halfrondachtig
Hémisphéroïde, f. half cirkelvormig
figuur,
o.
Hémistiche, m. halfvers, o.
Hémite f. bloedontsteking, v.
Hémophobie, t. afkeer van bloed, ra.
Iléraoptoique, bloedspuwend.
Hémoptysie, t. bloedspuwing, v.
Méraorrhagie, f. bloeding, v. bloedstor-
ting,
v. bloedloozing, v,
Hémorrhée, f. bloedvloeiing, v.
Hémorrhinie, f. neusbloeding, v.
Uémorrhoidal, t>«n aanbeien, s/nr-i. .. .
Hémorrholdes, (. pi. aanbeten, v. me.
Hémorrlioscopie, f. bloedbeschouwing,\\.
bloedonderzoek,
o.
Hémorrhoïsse, l.vrouw met bloedvloei-
ing,
v,
Ilémostase, f. bloedstilstand, m.
Hémostatique, bloedstelpend.
HECT
Hectogramme, ra. ons, o. honderd
wichtjes, o. hectogram, v.
Ilectolitre, m. vat, o. mud, o. honderd
kannen, v. hectoliter, m.
Hectomètrc, ra. honderd ellen, \\,
Hectostère, m. honderd kubieke el-
len,
v.
Héderae, f. klimophars, v. en o.
Hèdre, m. vuil, o. klimop, o.
Hegemonie, f. opperheerschappij, v.
Hégire, f. llegira, v.
Hégumèno, m. prior van een Grieksch
lleiduque, m. heiduk, m. \\klooster,m.
•Hein, hef wat belieft u 1
Hélas, helaas, ach.
Hélépole, t. stormtoren, m. wandelto-
\'Héler, praaien,aanroepen, (ren, m.
Hélianthe, m. helianthus, ra. zonne-
bloem,
v.
Hc\'lianlhème, m. goudroos, v.
HtWiaquc, in het zonlicht komend, uit
het zonlicht gaand, helisch.
Hélice, f. schroeflijn, v. slaklijn, v.
spiraal, v. hutsjexlak, v. GrooJe
Heer, m. schroef, v.
Hélice (bateau, m. aj.scAroe/afoom&oof,
v. schroefboot, v.
Hélice (escalier, m. en), wenïettrap.v.
nélieoïde, schroefvormig.
[Jélicon, m. Helicon, m. zangberg, m.
l\'Jlinjjiiö, f. eind dik touw, o.
MÜiocentrique, sonmiddelpuntig.
éliocomète, f. zonkomeet, v.
éïiognostique, ra. zonaanbidder, ra.
jjéliométre, m. zonnemeter, m.
Hélioscope, m. zonnekijker, m.
Jélioslate, m. lichtwerper, m.
HeJiotrope, m. zich naar de zon kee-
rende bloem, v. jaspis, m.
Helix, m. oorrand, m.
Hellanodiques, m. pi. voorzitters der
Olympische spelen, m. me.
ellenes, m. pi. Hellenen, m. me.
■ lelléniste, ra. dieervaren inde Griek-
Jcfte taal is, m. Grieksch e jood, ra.
elminthagogue, m. wormmiddel, o.
e mintliiase. f. wormziekte, v.
"e minthologie, f. verhandeling over
de wormen, ?.
\' elose, f. omkeering der oogleden, v,
[elvétie, f. Zwitserland, o.
elvétien, in. Zwitser, m.
Helvétienne, f. Zwitsersche vrouw, v.
Ht\'Wétique, Zwitsersch.
-ocr page 246-
HÉM
Herberje, f. bleekery, v. bleek, v.
Herbette, f. kort gras, o. dun gras, o.
Herbeux, grasrijk, grazig.
Herbtcole, in \'t gras levend.
Herbier, m. kruidboek, o. herbarium,
Herbiére, f. groenvrouw, v.            (o.
Herbivore, grasttend, kruidetend.
Herbon, m. looiersmet, o.
Herborisaliort, f. kruidenlezing, v.fcrui-
denzoeking, v.
Herboriser, kruiden leien, kruide»
zoeken, herboriseeren.
Herboriseur, m. kruidenlezer, ra. krui-
dentoeker,
m.
Herboriste, m. kruidenkenner, m.krui-
denverkooper,
m.
Herbu, grazig, met gras bedekt.
Hercotectonique, f. versterkingskunst,
v. vestingbouwkunde, t.
Herculéen, herculisch, krachtig, zwaar
gebouwd.
■Hère, m. arme sukkel, m. eenjarig
hert, o. bedelspel,
o.
Hereditaire, erfelijk, erf....
Hereditaire (prince, m.), erf prins, m.
Hérédité, I. erfrecht, o. erfgoed, o. er-
fenis,
v. erflijkheid, v.
Hérésiarque, m. aartsketter, m. ketter-
hoofd,
m.
Hérésie, 1. ketterij, v.
Hérésiologue, m. beschrijver van kette-
rijen,
m.
Héréticitó, f. kettersche, o. ketterij, v.
Hérétique, m. ketter, m.
Hérétique, t. ketterin, v.
HilrétiqiU\', kettersch.
Hérigoté, met vlekken op de achter-
poot
en.
                                       (o.
Heriqoture, f. vlek op de achterpooten,
Hérïssë borstelig, stekelig, overeind
staand, stuursch, bezet met, vol.
Hérissement. m. overeind staan, o. te
berge rijzen, o.
Hérisser, te berge doen rijten, opzet-
ten, overdekken, pikeiteeren.
Hérisser (se), te berge rgten, overeind
i/aan staan, kwaad worden.
Hérissnn, m. egel, m. tandrad, o.
kroonrad, o Spaansche ruiter, ra.
Hérisson foudroyant, m. stormvat, o.
Hérissonne, f. harige rups, v. kwaa<l
wijf,
o.
ilérissonne\', stekelig, nedergehurkt.
■Hérissonner, opstrijken, optellen.
238                   HEND
Hendéca.....elf. . ..
Hendécagone, m. elfhoek, m.
Hendécagone, elfhoekig.
Hendécasvllabe, el/lettergrepig.
•Hennir, \'hinniken, brieschen.
•Hennissement, m. gehinnik, o. ge-
briesen, o.
Héorotaire, m. pimpelmees, v.
Hépar, m. zwavellever. v.
Hépatalgie, I. leverpijn, r. levertiek-
Hépatique, f. leverkruid, o. (te, v.
Hépatiquc, leverachtig, lever ...
Hépatile, f. leversteen, m. leverontste-
king,
v.
Hépatocèle, f. leverbreuk, v.
Hépatologie, f. leverleer, v.
Hépatomphale, [. levernavelbreuk, v.
Hépatotomie, f. leverontleding, v.
Hepta .... zeven ....
Heptacorde, f. zevensnarig instrument,
Heptagone, m. tevenhoik, m.
          (o.
Heptagone, tevenhoekig.
Heptaméride, f. zevende gedeelte, o.
verdeeling in zeven deelen, v.
Heptametre, zevenvoetig.
Heptandrie, I, zeven stampertjes dra-
gende bloemen,
v. heptandria, v.
HeptapétaJe, met zeven bloembladen.
Heptaphylle, zevenhladerig.
Heptarcliie, f. zevenhoofdige regeering,
t. heptarchie.
Heptarchique, heptarchisch.
Heptateuque, m. heptateuch, m.
Heptomari^ne, m. zevende zoon, m.
Héraclidos, m. pi. afstammelingen van
Hercules, m. me.
Héraldique, heraldiek, tot de wapen-
kurtde behoorend.
Héraldique (science, f.), wapenkunde,
v. heraldiek, v.
-Heraut, m. heraut, m. wapendrager,
ra. wapenbode, m.
Herbacé, kruidachtig, kruidaardig.
Herbage, m. moeskruid, o. groenten,
v. me. kruiden, o. me. gras, o.
weide, v. groen voer, o. weider echt,
Herbageur, m. graslandpachter, ra. (o.
\'Herbaut, ra. te driftige jachthond, m.
Herbe, f. gras, o. kruid, o. groente,v.
weide, v. groen, o.
Herbe, f. (mativaise) onkruid, o.
Herbeiller, graten.
Ilerber, op het gras leggen, op de
bleek leggen.
-ocr page 247-
HÊR1
Héritage, m. erfenis, v. erfgoed, o.
Hériter, erven, erfenis krijgen.
Héritier, m. erfgenaam, m.
Heriiière, f. erfgenaam, v. erfdoch-
ter,
v.
Hermapbodrisme,m. tweeslachtigheid,-*.
Hermaphrodite, m. f. hermaphrodiet,
Hermaphrodite, tweeslachtig. (m. v.
Hermeline, f. hermelijn, O.
Herméneutjque, f. regels ter verklaring
der heilige schrift,
m. pi.
Hermes, f. pi. woeste landen, o. me.
Hermétique, hermetisch, luchtdicht.
Hermin, m. tweeblad, o.
Hermine, f. hermelijn, o.
Hermineite, f, kromme bijl, t.
Hermitage, m. kluis, v. hermitage, v.
Ilermite, m. kluitenaar, m.
\'Herniaire, eener breuk, breuk....
\'Herniaire (bandage, m.), breukband,m.
■Herniaire (chirurgien, m.),breukmees-
\'Hernie, f. breuk, v.                  (ter, m.
■Hernieux, eene breuk hebbend, breuk-
achtig,
•Ilerniole, 1. navelbreuk genezende
plant,
v. breukkruid, o.
Hernute, m. hernhutter, m.
Héroïcité, (. heldhaftigheid, v.
Héroï-comique, heroïsch-comisch,boer-
tig~verheven.
Héroïde, f. heldenbrief, m.
Hérolfier, tot een held maken.
Heroïne, f. heldin, t.
Héroïque, heldhaftig, dapper, heroïek.
Héroïque (action, f.), heldendaad, v.
Héroïque (poëme, m.), heldendicht, o.
Heroïsme, m. heldenmoed, m,heldhaf-
tigheid,
v. zielegrootheid, v.
\'Heron, m. reiger, m.
\'Héronneau, m. jonge reiger, m.
Héronner, op de reigerjacht gaan.
\'Héronnier.op de reigerjacht afgericht,
mager, hoog op de pooten.
\'Héronnier, m. op de reigerjacht afge-
richte valk,
m.
\'Héronnière, f. reigersnest, o. reiger-
hut,
v.
\'Héros, m. held, m. heros, in.
Herpaille, f. troep jonge herten, m.
\'Herpe, f. dauwworm, m. uitslag, m.
\'Herpes-marines, f. pi. uitwerpsels der
zee,
o me.
\'Herpétiquo, schurftig, roesterig, met
dauwworm gekweld.
BEUR                   W
•Herpétoloyie, I. verhandeling over de
kruipende dieren,
v. verhandeling
over de huidziekten,
v.
-Herque, f. gieren hark, v.
•Hersage, m. eggen, o.
■Herse, I. egge, v. blakert m. groot-
raam, o. valpoort,
v. valhek, o.
strop,
m.
Herseau, m. leuver, m.
\'Hersé, geegd, met valdeuren voorzien.
\'Herser, eggen.
Herseur, m. egger, m.
•Hersillières, I. pi. kromhouten, o. me.
■Hersillon, m. stormegge, f. storm\'
plank,
v.
Hésilation, f. aarzeling, \\, hapering,!,
weifeling,
v. besluiteloosheid, y.
Hésiter, aarzelen, haperen, weifelen,
besluiteloos zijn, stamelen.
             (t.
Hespéridée, 1. \'5 nachts riekende plant,
Héteroclite, onregelmatig, wonderlijk,
zeldzaam, eigenzinnig.
Heterodoxe, andersdenkend, onrecht-
zinnig, heterodox.
Heterodoxe, m. onrechtzinnige, m.
Heterodoxie, t onrecht zinnigheid, v.
Heterogene, ongelijkaardig, ongelyk-
slachtig, heterogeen.
Hélérogénéilé, f. onaelijkaardigheid,\\.
ongelijkslachtighexd,
v.
Hétéropfiylle, ongelijkbladig.           (me.
Hètéroscieas,m.p\\.tegenschaduwigen,m.
Hétéroscome, m. Y-vormige slacht-
orde,
v.
Hétérotomc, ongelijk gekerfd.
Helman, m. helman, m.
-flétre, m. beuk, m. beukeboom, m.
beukenhout, o.
■Heu, hei.
\'Heu, m. hui, o. hulk, v.
Heur, m. geluk, o. goede kans, f.
Heure, (. uur, o. v. stond, m. tijd, m.
tydstip. t.
Heure (i la bonne), zeer wel, heel goed.
Heure (a toute), ten allen tijde.
Heure (de bonne), vroegtijdig, vroeg,
van pas.
Heure (tout a 1\'), dadelijk, aanstonds.
ileures, f. pi. getijden, o. me. gebe-
denboek,o. getijboek,o tijdgodinnen,
v.
me. horen, v. me.
Heureusement, bij geluk x gelukkig.
Heureux, gelukkig, zalig, voorspoedig,
gunstig, voordeelig, goed.
-ocr page 248-
HISP
Ihuiarquc, m. prelaat, m,
Hiéraüque, gewijd, heilig, priesterlijk.
Hiérobotane, m. tooverkruid, o.
Hiéroglyphe, m. hiéroglyphe, v. hiëro-
glief,
v. beeldschrift, o.
HiflYoglyphique, hieroglyphisch.
Hicïogramme, tn. heilig schrift, o. ge-
heimschrift, o.
Hiérographie, t. beschrijving der heili-
ge zaken,
v.
Iftérologie, 1. verhandeling over de
heiliqe zaken, v.
Hiéronique (jeu, m.), geheiligd spel, o.
Hiéroscopie, f. offerwichelarij, v.
Hilarant, vervroolijkend.
Hilarïlé, f. vroolykheid, v. opgeruimd-
heid,
v. gelach, o.
Hilarode, m. vreugdezanger, m.
Hile, m. navel, m. kelknaad, m.
Hiloire, f. luikbalk, m. schaarstok, m-
Hippakonüste, m. speerruitcr, ra.
Hipparchie, f. af deeling ruiterij, v.
Hipparque, m. &eue/Aefc&er der ruite-
rg,
m.
Hippiatre, m. p lardenarts, ra. ««•
(ir(s, in.
Hippiatrique, f. veeartsenijkunde, v.
paardenkennis, y.
Hippobosque, I. paardenvlieg, v.
Hippocentaure, ra. menschenpaard, 0-
paardmensch, o. centaur,
m.
Ilippocras, m. hippocras, m.
Hippocrène, f. hengstebron, v.
Hippodrouie, m. renbaan, v. paardfi»-
Hippoglosse, m. tongblad, o. (spel, o.
Hippoglottite, f. tongklier,y.
Hippogriffe, ra. gevleugeld paard, o.
Hippolilbe, f. paardentteen, m.
Hippomancie.f. paar denwaarzegger ij,v ■
iiippomanie, f. hartstocht voor paar-
den,
m. liefhebberij voor paarden, y ■
Ilippopathologie, f. kennis der paar-
denziekten,
v.
Ilippopotane, m. rivierpaard, o. »ijl~
paard, o. hippopotamus,
m.
Hipposlèologie, f. beschryving der
beenderen van een paard,
v.
Hippoioinie. f. paardontleding, v.
Uippoloiotc.m.boogschutter tepaard,m-
Ilircin, bokachtig, boks ....
Hirondelle, f. zwaluw, v.
llirsuté, harig, ruig, ruw, borstelig.
llispanisme, m. Spaansche tpreekwjj-
238                      lll\'XH
llcureux, m. t/e\'ukkigc, ra. ycluks-
kindt o.
■Heurt, m. stool, m. schok, m. hort, m
•Heurtequin, m. asstootplaat, v. stoot-
scheen,
v.
Ili\'in ti\'i, stooten, kloppen, schokken,
aandruischen, kwetsen*
\'lleurtotr, ui. klopper, m. tapbout, m
stootbatk, in.
Heuse, f. pompzuiger, m.
Hexa.....zes ... .
Hexacerdc, m. zessnarig instrument,o
Hexaèdrc, m. zesvlakkig lichaam, o.
Hexagonal, zeshoekig.
Hexagone, m. zeshoek, in.
Ilexagone, zeshoekig.
Hexamètro, rn. xesvoetig vers, o.
Hexamétre, zesvoetig.
Hexandre, met zes meeldraden.
Hexandrie, I. zes meeldraden hebbende
planten,
v. hexandria, v.
Hexapétale, met zes bloembladen.
Ileiapbylle, zesbladig.
Hexaphore, f. draagstoel door zesman
gedragen,
m.
Hexapode, zesvoetig.
Hexaptère, zesvleugelig.
Hexastyle, zeszuilig.
Iliatus, m. gaping, r. opening, v. af-
breking,
v. hiatus, ni.
Hibou, in. uil, m. nachtuil, m.
Mibride, tweeslachtig, basterd.
•Hic, m. knoop, m. zwarigheid, v.
-Hideux , afschutveljjk , leelijk , ver-
schrikkelijk, afgrijselijk.
■Hidrotique, m. zweetmiddel, o.
•Hidrotique, zweetdrijvend.
\'Hie, f. heiblok, o. straatstamper, m.
handhei,
v. heipaal, m.
Hièble, f. wilde vlier, v.
■ Hienwnt, m. heien, o. gekraak, o.
\'Hiène, I. hyena, v.
-Hier, heien, inheien, stampen, kraken.
Hier, gisteren.
Hier au soir, gisteren avond.
Hier matin, outerctt morpM.
Hiéracite, f. haviksteen, m.
HieYacium, m. haviktkruid, o. wilde
latuw,
».
•llic\'racbic, f. rwlgieJUMt\'ttff wan gra-
den, v. kerkregeering,
v. regeeriny,
f. priesterregeering,
v. hiërarchie,?.
Uiérarchique, tot de kerkregeering bc-
hoorend, hiërarchisch.
-ocr page 249-
HOMO
2lfl
Ilispide, harig, ruig, ruw, borstelig.
Hisuidité, f. harigheid, v. ruigheid, v,
ruwheid, v. borsteligheid, y.
■Hisser, hijschen, ophtjschen.
Ilistiodromie, f. zetlvaartkunst, v.
Ilistoire, f. geschiedenis, v. historie,?,
verhaal, o. beschrijving, v. vertelsel,
o. verdichtsel, o. sprookje, o.
Mistoire militaire, f. krijgsgeschiade-
nis,
v.
HutorUI, geschiedkundig, historisch.
Historiën, m. historieschrijver, m. ge-
schiedschrijver,
ra. geschiedvorscher,
m. geschiedkundige,
in. /tisforici4«fai.
Ilistorier, opsmuk», versieren.
Historiette, f. historietje,o. vertelseltje,
o. sprookje, o. verA«aWje» o.
Mistorionraphe, m. historieschrijver, m.
geschiedschrijver, ra.
Historique, historisch, geschiedkundig,
waar gebeurd.
Histrion, m. potsenmaker, m. /ooneei-
speier, m. foo>ieeit\'s/,m. Komediant, m.
lliïer. m. winter, m. wintertijd, m.
llivernaae, m. oiferwüiïert»!/, ». un\'n-
tertija, m.
Uivernal, wintersch, tot den winter be-
hoorend, winter
....
[livemale (plante, f.), winterplant, ï.
iverner, overwinteren.
Hiverner (s\'), zich aan de koude ge-
wennen.
%
\'Ho, ho, hei.
Hoberau, m. havik, m. kale jonker, m.
landjonker, m.
\' oc, m. hokken, o,
\' oca, m. hocaspel, o.
\' jociie, f. kerf, v. keep, v. snede, v,
_jjocliement, m. hoofdschudding, r.
\'y<ic\\ie-piei\\,m. slecht afgerichte valk,m:
\'>cliepot, m. hutspot, ra.
\' [ochequeue, m. kwikstaart, ra.
[\'Jocher, schudden, opwekken.
\'■"chet, m. kinderbel, v. rammelaar,m.
\' .{Peelgoed, o. speelpop, t.
\'ocmalopie, f. bloedoog, o.
"ogner, kijven, Anorren, grommen.
\'loguette, f. ingang eener haven, m.
[Jwr, m. erfgenaam, m. «>, o.
""ir de quenouille, f. vrouivtf/yft er/"-
. yeJiaom, v.
i 0,rie\' \'■ erfenis, y. oirschap, o.
"o*. Ma, Aatt, «fiï, ftowd op, zacht
Hola (mettre Ie), citicfe maAen, een
sfoA;e voor steken.
Hele, m. nulfc, v.
Holement, m. gt\'it/ireeuu», o. gekras,o.
Holer, schreeuwen, krassen.
Hollandais, m. Hollander, m. llol-
landsch, o. Hollandsche taal,
v.
Hollandais, Hollandsen.
Hollandaise, I. Hollandsche vrouw, v.
scheprad, o.
Hollander, ptnnen bereiden.
Hollandser, verhollandschen.
Holocauste, m. brandoffer, o. offer, o.
Holoyraphe, eigenhandig,olographisch.
Holomètre, m. hoogtemeter, ra.
Hom, hem, hm.
Homard, m. zeekreeft, m. kreeft, m.
Hombre, m. omberspel, o. omberspe-
Ier,
m. omber, m.
Homélie, f. leerrede, v. preek, v.
Homéomère, uit gelijkedeelen bestaand.
Homéomérie, f. gelijkvormigheid, v.
Homeopathie, f. homoeopathie, v.
Horaértque, Homerisch.
Homériste, ra. zanger der verzen van
Homerus,
ra.
Horaicide, m. manslag, ra. moord, m.
doodslag,
m. moordenaar, m.
Horaicide, moorddadig.
Homiliaire, m. verzameling van leerre-
denen,
v.
Hommage, m. leenplicht, m. hulde, v.
huldiging, v. onderwerping, \\. eer-
bied,
m. geschenk, o. gift, t.
Hommager, m. leenman, m.
Hommasse, manneljjk, heldhaftig.
Hommasse (femme, f.), manwijf, o.
Homme, ra. mensen, m. man, m. mans-
persoon, ra. soldaat, m. borgtocht,
ra.
Homme d\'affaires , na. zaakwaame-
mer, ra-
Homme dVglïse, m. geestelijke, m.
Homme d\'épée, m. krijgsman, m.
Homme de guerre, m. krygs-nan, na.
Homme de robe, m. rechtsgeleerde,m,
Horamée, f. dag werkens, m.
Homocentriqiie, hetzelfde middelpunt
hebbend.
Homodrome(leïier,m.), ne/ioomu\'öar-
bij het gewicht en de kracht aan
denzelfden kant zijn,
m.
Homodromie, f. kennis der hefboo-
men,
?,
Horaoeopathie, f. homoeopathie, v.
-ocr page 250-
240                       HOMO
llomoeopathiquc, homoeopathisch.
Homoeopattaiste, m. homoeopaat, m.
Homogene, gelijkslachtig, gelijksoortig,
homogeen,
Homogènéité, (. homogeniteit,v. gelijk\'
slachtigheid,
v. gelijksoortigheid, v.
Homologatif, homologeerend, bekrach-
tigend.
Homo log ation, f. homologatie, v. 6e-
krachtiging, v.
Homologue, cvereenftomsft\'g, eveneens
geplaatst.
Homologuer, nomotog-eercn, bekrach-
tigen.
Homtnyme, gelijknamiggelijkluidend.
Homonyme, m. naamgenoot, m.
Homonyraie, f. gelijknamigheid, y. ge-
lijkluidendheid,
v.
Homophage, rauw vleesch etend.
Homophohie, 1. overeenstemming van
Homotone, gestadig, gelyk. (toon, v.
\\iomuacuïe,m. mensehje.o.homunculus,
Hon, Ae, hei, wat blief je.              (m.
■Honchets, m. knipperspel,o. knibbel-
spel, o.
Hongnette, f. kapbeitel, ra. oreefcoet-
■Hongre, m. ruin, m.                (tel, m.
•Hongrer, ruinen, snijden.
•Hongroyeur, m. looier van Hongaarsch
leder,
m.
Honnéte, eerlijk, eerbaar, braaf, recht-
schapen, beleefd, hoffelijk, beschaafd,
welvoeglyk, betamelijk, billijk.
Ilonnétc, m. eerlijke, o. betamelijke, o.
Honuéteté, I. eerlijkheid, v. eerbaar-
heid, \\. welvoeglijkheid,
v. beleefd-
heid,
v. heuschheid, v. billijkheid,
v. A/eine ite/oonin^, ?.
ltonneur, m. eer, v. eerbaarheid, y.
deugd,
v. eerhiei!, m. gezag, o. aan-
zien, o. ontzag, o. goede
naam, m.
versiersel, o, strikje,o. decoratie, v.
Honneurs, na. pi. eerbewijzingen, v.
eeram&fen, o. beleefdheden, v. /<on-
neun, v. me.
■Honnir, noemen, eenenden, onteeren,
te schande brengen.
\'Honnissement,m. onteering,\\. hoon,m.
Honor«bïc, eerwaardig, edel, beroemd,
eervol, eerbiedwaardig, aanzienlijk,
deftig,fatsoenliik,loffeiijk,honorabel.
Honorable (amendc,!.),openlijke sthuld-
bekenlenit, i.
Honoraire, honormir, toeziende, eert....
HORO
Honoraire, m. belooning, v. honora-
rium,
o.
Honorer, eeren, hoogachten, eerbiedi\'
gen, eer aandoen, verheffen, hono-
reeren.
Honorer (s1), zich toteene eer rekenen,
eer in stellen.
Honorifique, eeraanbrengend, eere....
Honte, f. schaamte, v. beschaamdheid,
v. schande, v. oneer. v.
■Honte (avoir), zich schamen.
-Honte (faire), schande aandoen.
-Honte, f. (mauvaise) valsche schaam-
te,
v,
\'Honteux, beschaamd, bevreesd, stii,
beschroomd, schandelijk, eerloos, on-
betamelijk, laatste.
Hópital, m. gasthuis, o. ziekenhuis, 0.
hospitaal, o. armenhuis, o.
•Hoquet, m. hik, m. snik, m, schok.m.
■Hoqueton, m. wapenrok,m. gerechts-
dienaar,
m.
Horaire, op de uren betrekking heb-
bend, uur .. .., uuraan wijzend.
Horde, f. horde, v. troep, m. hoop, c
zwerm, m. bende, v.
\'Horion, m. harde slag, m. helm, m-
Horizon, m. gezichteinder, m. kim, *•
horizon, m. horizont, ra.
Horizontale, horizontaal, waterpas.
Horloge, f. uurwerk, o. klok, v. hor-
loge, o.
Horloge do marine, f. c/ironomefer, in-
Horloge de sable, f. zandlooper, ie
uurglas, o.
Horloge solaire, f. zonnewijzer, m.
Horloger, m. uurwerkmaker, m. hor-
logemaker,
ui. klokkenist, m.
Horlogerie, f. uuru/erAmaAery.v. klok\'
kenmakerij,
v. horlogemakerswink&i
m. uurwerkhandel, m. uurwerken
o. me,
Hormésion, m. vuursteen, m.
Hormis, behalve, uitgenomen, uitge-
zonderd.
Horodictique, m. vurwijzer, m.
Horograpfiie, f. kunst van zonnewijw
te maken,
v.
Horologiographie, f. uurwerkbeschrij\'
ving,
v.
Horomèlre, m. uurmeter, m. uui\'H ."
:cr, m.
Horométm, f. uurmeefAunaV, t.
Horoptère, ra. oaticAMyn, ».
-ocr page 251-
•HOUS                      241
■Hottfe, f. korf vol, m. mandvol, v.
■Ilolleur, t. hotdrager, m.
Houacbe, ra. kitlwaler, o ioa, o.
Iliiuau, m. vCf\'i-i\'c, v,
Houblon, m. lm)\', v.
Houblonncr, hoppen.
Houblounière, i. hoptuin, m. hopak-
ktr, m. kopland, o.
Houcrc, in noekerschip, o.
Huuc, f. houweel, o. Intl., v. fra/fc-
Houer, hakken, omhakken. (kloct,m.
Houerie, f. hakken, o.
Houelte, f. klein houweel, o. kleine
hak,
v.
Hoiiparde, f. wit, zoet bier, o.
Houille, I. steenkolen, v. me. grim, o.
llouiller, ste.enkolenbcvatte.nd.
Houillère, f. steenkolenmijn, v.
■Ilonilli\'iir, ta. mijnwerker, m. steen-
kolengraver, in
llouilleiu, steenkolcnachtig.
Houle, f. deining, v. groote golf, v.
Houlette, f. herdersstaf, ta.tuinspade,
t. spadel, m.
Houleux, ftoJ, onsfuimia.
■Houppe, 1. Awasf, m. kuif,v. bosje, o.
Hotippé, gekuifd, kwastvormig.
Houppée, f. groote golf, v.
Houppelandc, f. overjas, \\.
■Houpper, kwasten aan iels maken,
kammen.
-Houppier, m. kruinboom, m. wol-
kammer,
m.
\'Iloura, hoera, hoezee.
■Ilourailler, met slechte honden jagen.
■Houraillis, m. pi. troep slechte jacht-
honden,
in.
•Hource, f. bezaansbras, v.
Ilourdage, m- ruw metselwerk, o.
•Hourdcr, ruw metselen.
-Ilourdi, m. hekbalk, m.
Hou re, I. steiger, m.
Houret, m. slechte jachthond, m.
\'Houri, I. houri, v.
ifourque, m. hoekerschip, O.
•Hourra, hoera, hoezee.
Hourvari, m. jachtgeschrecuw. o. ge-
raas, o. getier,
o. regenvlaag, v-
ilousard, m. huzaar, m fcujsaar, m.
Housardcr, afo AurareM huishouden.
ilousche, f. tuintje, o. buitentje, o.
HouEé, morsig, beslijkt, nattig.
-Houseauz, m. pi. slikkousen, v. me.
slobkousen, ». me.
H
Hofto
Horoscope, ra. horoscoop, o. geboorte
punt, o. stand der sterren, m.
Hoioscoper, horoscoop trekken.
Horreur, m. afgrijzen, o. afschuw, m.
schrik, m. verfoeiing, v. gruwel, m.
afschuwelijkheid, v. huivering, v.
Horrible, afgrijsetijk,afschuwelijk,ver-
schrikkelijk, ijselijk, ellendig.
Horripilation, f. rilling over het geheele
lijf,
v. kippevel, o.
Hurs, buiten, behalve, uit.
•Hora de cour, niet ontvankelijk.
■Hors de prix, ongehoord duur.
•Hors d\'oeuvre, m. bijwerk, o. uitwei-
ding,
v. tussch enger echt, o.
Hors-oeuvre, buiten het werk.
Hortensia, I. hortensia, v.
Horticole, tot den tuinbouw behoorend,
van tuinbouw houdend.
Horticulteur, m. tuinier,tn. tuinbouw-
beoefenaar, m. hovenier,
m.
Horticulture, f. tuinbouw,m. warmoe-
zerij,
v. hovenierderjj, v.
Hortolage, m. warmoezerij, v. moes-
tuin,
m. moesgroenten, v. me,
Hosanna, m. Hosanna, o.
Ilospice, m. godshuis, o. armhuis, o.
gasthuis, o. hospitaal,
o. herberg, v.
jjosjiiiftlier, herbergzaam, gastvrij.
Hospitalitö, f. herbergzaamheid,v. gast-
vrijheid,
T.
Hostie, I. slachtoffer, o. misbrood, o.
gewijde ouwel,
m. hostie, t.
oslile, vijandelijk, strijdig.
HosUIilé, 1. vijandelijkheid, v. vijand-
*<-bap,
».
""te, ra. gastheer, m. waard, m. her-
"crgier, m. gast,
m. bewoner, m.
""Ie (table, t. d\'), open tafel, v.
\'iiiiel, ni. hut el,« logement, o.waards-
huis, o. gebouw, o. hof,
o.
■.tol (maltre, m d*), hofmeester, m.
Hotel de ville, f. stadhuis, o. raad-
huis,
o.
ÏJJi6! des monnaies, m. munt, v.
Hiitel-Dieu, nt. godshuis, o. gasthuit, o.
t\'eAenftuia, o. fcospt\'faa/, o.
j "telier.m. hotelhouder, m. waard, m.
H\'Jtellerie, f. hotel, o. herberg, v.
\'offemenr, o. waardshuis, O.
\'iijlesse, f. gastvrouw, v. waardin, v.
herbergierster,
v. huisbasin, v.
"otte, f. rugkorf, m. draagkorf, m.
niani,
v. aardmand, v. M, f.
F.-ll.
-ocr page 252-
HUMt
Huir, schreeuwen, krassen.
Huis, m. deur, ».
Huis dos (ü), met geslotene deuren.
Huisserie, f. deurgestel, o. deurwerk,
o. \'h-uikozijn, o.
Huissier, m. deurwaarder,m. bode, m
Huil, acht, met hun achten.
■Mint, m. acht, v. achtste, m.
-Huitain, m. achtregelig vers, o.
Huitaine, f. acht dagen, m.
Huiticme, achtste.
Huitiéme, m. achtste, ra. achtste, o
\'Huitièrne, f. achtste, v. achtste klasse*
Hiiiiii\'mement, ten achtste.
Ihiiti ■■, f. oester, ra. domme ezel, m
Hullrier, m. oestervanger, m. oesterver-
kooper,
m. oesterman, ra.
Hulan, in. hulaan, ra. ulaan, m.
\'Hnlot, m. koldergat, o- hennegat, 0\'
■Hulotte, f. groote nachtuil, m.
Hulse, f. tapbeugel, ra.
Hululer, huilen, krassen.
Humain, menschelijk, menschlieveitd-
beleefd, minzaam, humaan.
Humainemer.t, menschelykerwijs.
Humains.m.pl. tnenschen, m. menschen-
kinderen, o.
me.
Humaniser, menschelijk maken, be-
schaven, gedwee maken, aezellig
w<*"
ken, verzachten, humantseeren.
Humaniser (s\'), menschelijk worden-
beschaafd worden, gedwee worden-
gezellig worden, humaan worden.
Humanist e, m. humanist, ra. beoefenan\'
der fraaie wetenschappen,
m.
flumanité, f. menschheid, v. mensd\'
dom, o. menscheljjkheid,
v. xacw\'
moedigheid,
v. humaniteit, v.
Humanités, i.pl.schoolwetenschappc^-
me. taalgeleerdheid, t. humcniof
o. me.
Humble, nederig, ootmoedig, onderd\'-\'
nig, deemoedig, gering, laag.
Humectation, f. bevochtiging, v.
Huraecter, bevochtigen, besprenkelt^
verfrisschen.
                                  (S&\'
■Humer, inslurpen, inzuigen, inzivv\'
Hnraérnl, lot het sleutelbeen behoorw>
.
Numerus, m. sleutelbeen, o.
Humeur, f. vocht, o. sap, o. inbo^-\'
v. humeur, o. lust, m. genegenheid
v. luim, v. gril, t. bui, t. fcw»\'uf\'
. Humide, vochtig, nat, klam.            {*•
Humide, ra, vocht, o. nat, o.
243                      -ItOUS
■HouspiUer, schudden, stooten,trekken,
mishandelen, uitmaken.
■Houspiller (se), vechten, rutie hebben,
twisten.
lloussafje,m. afstoffing,\\.omheining,
lloussaic, f. hulslbosch, o.
                (v.
\'Houssaid, m. hutaar, m. hussaar, m-
\'Houise, f. overtrek, o. schabrak, v.
waltrap, m.
Housseau, m. grootc speld, v.
-Housser, afstoffen, afvegen.
\'Houset, m. kleine hulst, m. koffer-
\'Houssctte, f. valslot, o.               (slot, o.
\'Housseur, m. afsto/fer, ra. afveger, ra.
-Houssicre, f. hulslbosch, o.
■Iloussinc, f- spitsroede,s. kleine gar-
de,
v. karwats, v,
\'Houssiner, af kloppen, uitkloppen.
-Houssoir, m. stoffer,m. stofbezem, m.
pluimstoffer, m. paardenbloem, v.
\'Hout, in. houtzagersschraag, v.
■lloux, m. hulst, ra. steekpatm, m,
•Houzeau, m. broek, v.
\'Hoyau, m. houweel, 0.
■Huaille, f. bende, v. troep, v. gemeen
volk, o. j inhagel,
0.
■Huard, m. teearend, m.
\'Haan, m. vogelverschrikker, m.
■HubJot.m. patrijspoort, v. klein poort-
gat,
o.
■Huche, f. baktrog , m. tremel, m.
meelkist, v. visvhkaar, v.
■Hucher, roepen, fluiten.
\'Iliu\'liet. ra- jachthoorn, ra.
\'Hue, hu, voort, ju, hot, rechts.
lluee, f. jachtgeschreeuw, o. uitjou-
wing,
v. gejouw, o.
•Hoer, met geschreeuw nazitten, uit-
jouwen, uitpuilen.
•Huette, l. nachtuil, m.
-Huguenot, m. Hugenoot, m.
■Huguenote, f. potje,o. pannetje, o.
■Huhau, hu, voort, hot.
Hui, heden, huidig.
Hui (aujourd\'), van daag.
Huile, f. olie, v. traan, v.
ituiles, f. pi. (saintes), laatste Oliesel, o
Huiler, oliën, mtt olit klaar maken.
Huilerie, f. oliemolen,xa. oliekelder,m
Huileux, olieachtig, vettig, smerig.
Huüier, m. oliekan, v. olieftesch, v
olie- en axijnstelleije,o. olieslager,m
lluiliére, f. oliekruik, v. oliekan, y
■otiefleschje, o.
-ocr page 253-
tiUMl
■ itimiJier, bevochtigen.
lumiditó, f. vochtigheid, v. nattigheid,
y. klttmheid,
v.
lumidilés, f. pi. vochten, o. me.
lumifuge, vochtwerend.
[umiiuse, zich over den grond uit
spreidend.
tithiliant, vernederend, beschamend,
smadelijk.
I hm, iliat ion, f. vernedering, v. veroot-
moediging,?, beschaming,?.smaad,ra.
[umilier, vernederen, verootmoedigen
smaden.
nunüJité, f. nederigheid, v. ootmoed,
m. onderdanigheid, y.
jHumorai, uit tic vodden ontstaande,
I Humorist e, m. humorist, m. aanhan-
I ger van Galenus, m.
ÏUumoriste, hoofdig, luimig, koppig,
[ humoristisch.
[Ilumour, m. ltumo>\', m.
Humus, m.tuinaarde,?.zwarte aarde,?■
humus, m.
\'jjune, (. mars, v. klokkebalk, m.
\'Hunier, m. marszeil, o. marssteng, v.
\'Hoppe, f. hop, m. kuif, v.
■lluppii ( gekuifd, voornaamlijk, listig,
doortrapt.
\'"ure, f. hoofd, o. kop, m. zwi/nskop,
m. ragebol, m.
f urliau, hot, rechts, voort.
■  "uiJement, m. gehuil, o. gejank, o.
geschreeuw, o. gebrul, o.
j Hurler, huilen, janken, schreeuwen.
| brullen.
jturluberlu, m. loshoofd, m.
mnluberlii, losiinnig, onbedacht.
Huron, wreed, onmentcheltjk.
ijurtebiller, bespringen, springen.
Hussard, m. huzaar, m. hussaar, m.
"Hutin, oproerig, muittiek, ruw, kop-
. P\'fli woelig.
jjutin, m. twist, m. geschil, o.
\'lutins, m. pi, krans van wijngaard-
ranken, m.
IJutte, f. hut, ?. barak, ?.
nutter, in het hol strijken, raaskrui-
•en,
                            J
•nutter (se), zich hutten bouwen, in
hutten gaan wonen.
\'yacinthe, r. hyacint, v. en 0.
\'yacintliin, hyacintkleurig.
iiyaaes, t. pi, zevengesternte, o. bron-
ntmfen, ?,
me.
ilYDfl
ÏY\\
Hyalin, glasachtig.
Hyalode, glaskleurig.
Ilyalolde, m. ooggtasvocht, o. kristal-
achiige steen,
m.
Hyftlurqier, f. glasblazerskunst, v.
Hybride, tweeslachtig, van twee soor-
ten voortkomend, basterd, hybridisch.
Hyriatidd, f. waterblaasje, 6. water-
blaar,
v. blaasworm, m.
llyiiatiilocéle, f. waterblaasbreuk, ?.
llydalïsme, m. gerommel, o. geborrel,
Hydatoide, waterachtig.                    (o.
Hydaloscopie, f. waterwichelarij, ?.
Hydragogue, m. waterafdryvend mid-
del, o.
Hydraniyre, m. kwikzilver, o.
Hvdrargyrose, f. kwikzilverwrijving,?.
Uyiiinle.m. wtiterverbinding.v.hydraat,
Hvdrató, met water verbonden. (o.
Hydraulique, f. waterwerkkunde, v.
waterltidingskunde,?. hydraulica,?.
Hydraulique, hydraulisch, water....
llydre, f. hydra, v. waterslang, v.
draak, m.
Hydrie, (. waterkruik, v.
Hydrocardie, f. waterzucht van het
hartvlies, ?.
Hydrocéle, f. waterbreuk, ?.
Hydrocéliqud, eener waterbreuk.
Hydrocépbalö, f. hoofdwaterzucht, v.
waterhoofd, o.
Hydrocérame, m. koelvat,o. koelkan, v.
Hydrocblorate , m. chtoorwaterstof\'
zuurzout,o.
Hydrocotyle, f. waternavelkruid, o.
Ilydrodynamique, t. hydrodynamica, v.
\'teer der vochtbeweging, v.
IIydro-entéroc<;le,f. waterdarmbreuk,?.
Hydrofuge, waterwerend, waterdicht.
Hydrogé, uit water en aarde samen-
Hydrogcne, Ta. waterstof, ?. (gesteld.
Hydrogéné, met waterstof gemengd.
Hydrogéuloqie, f. verhandeling over
den invloed van het water op de
aarde,
v. hydrogeologie, j.
Hydrograpbe m. waterbeschrijver, m.
waterkundige,
m. hydrograaf, m.
Hydrographie, f. waterbeschrijving, v.
\'waterkunde, v. hydrographie, ?.
llydrograpbigue, hydrographisch.
Hydro-iilonêtre, m. stroomsnelheid\'
meter,
m.
Hydrologie, I. waterleer, ?. waterken-
nis,
v.
-ocr page 254-
244                       HYÜR
Hydrologiqne, waterkundig, hydrolo-
gisch.
llydromancie, (, waterwichelarij, v.
Hydromantique, f. wateitoovertj, v.
Hydromécamque, f. waterbetveegkun-
de,
v.
Ilydromel, m. mede, v. honingwater,o.
llydromètre, m. watermeter, m.
Hydrom^trie, f. walermeetkunde} v.
waterweegkunde, v.
Hydrompbafe, f. waternavelbreuk, y.
Hydrop£d«:se, f. buitengewoon zwcet,o.
llydrojtéricard.\', f. waterzucht van het
hartvlies, y.
Ilydropliane, f. steen die door indom-
peling doorzichtig wordt,
ra.
Hydrophide, m. zeeslang, v.
llydropbobe, waterschuw, dol.
Hydrophobc, m. waterschuwer, m.
dolle,
m.
Hydropbobie, f. witter vrees, v.
llydrophobique, waterschuw.
Hydrupbtalmie, f. oogwaterzucht, v.
Jiydropij>er, m. waterpeper, m.
IIydrO|>it(iic, waterzuchtig.
Mydropique, m. waterzuchtige, m.
Hydroph\'i>tle, f. zweetkoorts, v.
Hydiopïsie, f. tvaterzucht, v.
Ilydropneumalocèle, f. windwater-
breuk, y.
Hydiopneumonie, (. watergezwel aan de
llydropoide, waterachtig.         (long, 0.
Hydropoie, m. wat erd rink er, m.
Hyilropyrique, met onvlambaar water.
Ilydrorachitis, ra. waterzucht in de
ruggegraat,
v.
Hydrosaccharum, m suikerwater, o
\\\\ydro$arqv.e,l .waterig vlceschgezwet,o.
Hydroscope, m. waterwichelaar, m.
wateruurwerk, o.
llyriroscopic, I. waterwichelarij, ».
Hydrosiaiique, f. waterweegkunde, v.
hydrostatica, i.
Hydrostatiqu», hydrostatisch.
Hydrosullate, m. zwavelwaterstof zuur
zout, 0-
llydrosnlfnrique, zwavelwaterstof. ...
Hydrolliiïrnpie, v. koudwatergenees-
kunde,
v.
Hydrotborax, m. borst waterzucht, v.
Ilyilrolique, waterafdrjjvend.
flydrure, f. verbinding met water-
stof ga$t
v.
Hyémal) winterachtig, winter ■ . •
HYPE
Kyéne, f. hyena, t.
Hyélooiétre, m. regenmeter, m
Hygiëne, gezondheidsleer, v.hygiëne,* 1
Hyyiététique, op de gezondheid bt-1
trekking hebbend.
llygioc^rame, m. gezondheidsaarJt-1
werk, o.
Myyrobaroscope, m. vochtzwaartebefi-1
Ier, in.
Hygrocirsicéle, f. adervatbreuk, t. I
Hyyrotoyie, f. vochtenleer, f,
Hygrometre, ra. vochtmeter, m.
Hygromélrie, f. vochtmeetkunde, »■ I
Hymen, m. huwelijk, o. huwelijksgd f
m. maagdenvlies, o.
Ilyménode, vliezig, vliesachtig.
Ilym^ntkjraphie, 1. vliesbeschrijvi>"j, \'
llymliiologte, f. vliesleer, *.
Hyménopterc met vliesvleugelen.
Ilyménotomie, f. vliesontleding, v.
Hymne, m. lofzang, m. hymne, *■
Hymniste, m. lofzangdichter, m-l"Ja\' [
nedichter, m.
HymnodeSj m.pl. lof%-mgzingers,m.mt
llymnologie, f. zingen van lofzangen,^
Hyoïde, m. tongbeen, o.
Hyosciame, f. bilzenkruid, o.
Hypallage, in. woord ver wisseling, *■ ï
Hypécoon, in. wilde komijn, ra.
           |
Hyperbate, f. omzetting der volgorde? I
Hyperbole, f. vergrootingy v. overd& |
ving, v hyperbool, ».
\\l\\\\ierboliqae,vergrootend,h>iperbolni\\
Hyperboliquemenl, bij vergroot ing)** 1
overdrijving.
Hyperboréen, noordelijk, noordsch-
Hypercatalectique. met te veel W"r i
grepen, hypereatalectisch.
Mypercatharsie, f. overmatige fr«i*\'J*\'\' I
\'veringt v.
Ilypercritique, m. albediller, m. \'""f I
genzifter, ra.
Ilypercritique muggenzifterig
            _ I
Ifyperdulie, oppervereering, v. Wfl\'1\'1" J
vereering, v.                                         I
HypérésieJ.werftfuijrWtf\'Ae beu»*?\'»?\'*\' I
Hyp.>resttienie,f.(ji(i(eJiffewo»e Ard\'\'1\'\'\'\' I
Hypereslhésie, ƒ. buitengewone gevof I
ligheid, y.
Hypernépliélisle, m. beschouwer *■ I
hemel sche dingen, tn.                         I
Hypersarcose, f. vleezig uitwas, °\' I
wiïd vleesch. o.                                    I
Myperstralège, m. opp«rfttfveMetfr«\'\'. •\' |
-ocr page 255-
HYPE
_ ertrophie, f. overvoeding, ».
II -1 ■ ■ tiii-*ï. m. gebouw tonder dak, o.
" pnobalase, f. slaapwandelen, o.
/pnokale, in. slaapwandelaar, m.
Mypnologie, f. verhandeling over den
slaap,
v.
IKpnotique, slaapverwekkend.
Hypnotique, IQ. slaapmiddel, o.
Hypo.....onder....
Hypocatharsie, f. zwakke zuivering,*.
Hypocauste, m.badoven,m. badstoof,v.
11 ■."■.■■ir..Ire, m. weeke van den buik, o.
miltzuchtige, m. hypochondrist, ra.
Jlypoeondre, miltzuchtig, zwaarmoe-
dig, hypochondrisch.
Nypocondriaquc, miltzuchtig, zwaar-
moedig, hypochonder, hiep,
Hypocondriaquü, m. miltzuchtige, m.
zwaarmoedige, m. ingebeelde zie-
k*,
m.
Hypocondrie, f. miltziekte, v. milt\'
zucht,
v. zwaarmoedigheid, v. in-
gebeelde ziekte,
v. hypochondrie, f.
Hypoeophosie, f. hardhoorigheid, v.
Ilypocras. m. hippocras, m.
\'lypocralénforme, schotelvormig.
IKpocrisie, f. schijnheiligheid, v. Awi-
chelarij, *. geveinsdheid, v.
Hypocrite, tn. AuicAeinar, m. schijn-
heilige, m geveinsde,
m.
mpocrite huichelachtig, schijnheilig,
•teveinsd.
Hypogutre, m. onrferbuïA, na.
Ilyjioijastrique, in den onderbrak.
Hvpoi|astrocèle, f. onderbuiksbreuk, v.
Hypoqée, f. onderaardsche begraaf-
plaats,
v. grafkelder, m.
Hypoylosse, m. tongienuw, v. smaak\'
zenuw,
v. tongblad, o.
jvpoglosside, f. ondeitongontstekiny.v.
jypoglossis, m. onderste van detongfi.
l,}pfKjloUide. f. ondertongklier, v.
ypomochlion, m. steunpunt, o.
"Jpoplitalmie, (. onderoogsontsteking,v.
Hypopion, m. etteroog, o.
Hypostase, i. persoonlijkheid, r, zelf\'
standigheid,
v. drabbigheid, v.
Hypostatique, persoonlijk.
Hypostratcge, m. onderbevelhebber, ra.
Hvpoténuse, (. schuine zijde, v. hg-
potenusa, w.
Hypothalathique, f. duikerskunst, v.
Hypothecaire, pandrecht gevend, pand-
recht hebbend, ht/pothekarisch.
Hypotlièque, f. hypotheek, v. onder-
pand,
o.
Hypothéquer, verpanden,hypotheek op-
zetten, hypothekeeren.
Hypothese I. vooronderstelling, v. on-
derstelling,
v. hypothese, v.
HypolhiHique, voorondersteld, op eene
onderstelling gegrond, hypothetisch .
Hypothétiquement, bij vooronderstel
Itng, onderstellenderwijs.
Hypotypose, f. levendige voorstelling,?.
Hysoné, Hyssope, f. hysopf v.
Hysléralgie, f. moederpijn, v. baar-
moedcrpyn,
v.
Hysterie, f. moederkwaal, v. hysterie,
v. zenuwtoeval, o.
Hystérique, hysterisch, zenuwachtig.
Hystérite, f. baarmoederontsteking, v.
Ilysl^rocèle f. baarmoederbreuk, v. uit-
zakking der baarmoeder,
r.
Hyst^rologie, t. omzetting der volgor-
de,
v.
Hystéroloxie, f. schuinte der baarmoe-
der, v.
Ilystéroptose, f. uitzakking der baar-
moeder,
v.
Hystérotome, m. werktuig om debaar-
moeder te openen, ohysterotoom,n\\.
Hystérotomie, f. ontleding der baar-
moeder,
v. kcixerssncde, v.
Hvstérotoraolocie, f. verlossing door de
\'keizerssnede,
v.
Hystricite, on. bezoarsteen in.
-ocr page 256-
ï.
1, Dl. I, V.
lacht, m. Jacht, o. yacht, o.
lambc, m, jambische voetmaat, \\. jam-
bus,
m. jambe. v.
lambique, jambisch.
latraleplc, m. die door insmeringcn
geneest,
m. zalfdoktcr, m.
Iali\'aleptique, door insmeringen gene\'
zend, zalf-. . . .
latrique, geneeskundig.
laldqtie (art, m.), geneeskunst, v.
latrochimit.\', f. geneeskunst door schei-
kundige middelen,
v.
Utrochimtigue, op de scheikundige ge*
neeskunst betrekking hebbende.
latropliysique, f. geneesnatuurkunde,v ■
Ibidem," ter zei f der plaatse, dezelfde,
eveneens, ibidem.
Ibis, m. ibis, m.
lcelui, die, deze, hij.
lcelle, die, deze, zij.
lclmoumoit, m. ichneumon, m.
lcltiioiirapliie, f. grondteekening, v.
Icbuo\'jrapbtquL\', tot eene grondteeke-
ning behoorend, ichnographisch.
lcbor, m. Udwater, o. dunne et-
ter,
m.
lchoreux, scherp, bijtend.
Iclithyite, f. vischsteen, ra.
lcbthyocolle, f. vischlijm, v.
lchthyographie, f. visschcnbeschrij\'
ving,
v.
Icbthyolithi\', f. vischversteening, v
vischsteen, ir.
Icbtbyolo;,ie, f. vischkunde, v. ichthy-
ologie,
v. vischbesehrijving, v.
icUtUyolo^U{iic.vischbeschrijvcnd,viseh
kundig, ichthuologisch.
Ichthyoloijiste, m. ichtliyoloog, m.
Icbthyomancie, f. wichelarij uit de in-
gewanden der viisehen,
v.
lcfithyophage, vischelend.
Icbthyophage, DU. vischeter, m.
Icblbyosaurc, m. ichthi/osaurus, m.
Ichihytc, f. versteende vutvh, m.
lei, Kier.
Ici (par), hierlanui, hierdoor.
Ici (Jusqu\') boekmerk, o. boekleg-
gertje, o.
ic^noclaste, m. beeldstormer, m.
Iconograpbc, m. beschrijver van bed-
I den en schilderijen, m.
Iconoyrapliie, f. beschrijving van bed-
| den en schilderijen, v.
IcoiWatre, m. beeldendienaar, in.
Iconologie, f. beeldenleer, m.
lconologique, over de beelden hande-
lend, iconologisch.
Icmtologiste, in. verhandelaar over <it
beelden,
m.
Iconnmaque, m. beeldendienstbestrij-
der,
m.
Iconopliiie, m. voorstander van den
beeldendtenst,
m.
Icosaèdre, m. icosuêdrum, o. regelm*\'
tïge figuur van twintig gelijkzijdig*
driehoeken,
v. en o.
Icosandrie, f. klasse van planten wit
twintig hebnstijlljes,
v.
Ictèro, m. Icléricie, f. geelzucht, v.
Icttfrique, geelzuchtig, tegen de geel-
zucht.
Idéal, m. ideaal, o.
Méal, denkbeeldig, ideaal.
ldé\\iliser, ideatiseeren.
Idealisme, m. idealisme, 0.
Idéé, f. denkbeeld, o. inbeelding, v.
meening, v. dunk, m. uitvinai"\'j-
v. schets, v. idee, v. o.
Idem, dezelfde, hetzelfde, idem,
Idémiste, m. jabroer, m.
Identification , f. vereenzelvigen , o
brengen van twee dingen ondereen
begrip, o. bewijzen van identiteit,0-
Idenüfier, onder één begrip brengen-
Identifier(s\'), zich vereenzelvigen, zic>*
vereenigen, zich identifièeren.
Identique. volkomen gelijk, in hetzelf-
de denkbeeld begrepen, identisch.
Identiquement, op eene en dezelfM
tVtjZi.
Identité, f. eenheid van natuur, f-
volkomene overeenkomst, v. identi\'
teit, v.
Ideologie, f. begrip3leer, v. ideologie, »<
Idéologue, m. ideoloog, ra. droomer,Vf-
Idiocrase, I- eigenaardigheid, v. •*\'
gendomUjkheid, i. UchaamsgesteU\'
\'heid, v.
Idioéïeclrique, geschikt om door vflT
-ocr page 257-
ÏDIO
ving electriek te worden, idioclec-
trisch.
Irfiolalric, f. zelfvergoding, v.
! i. ■■:;■■. m. taaleigen, o. tongval, m.
taal, v. idioom, o.
Idiopatlüe, i. bjf zondere neiging tot
iets, v. op zich zelf staand onge-
mak, o.
Idiopatüique, op zich zelf staand, ei-
genlijdend, taiopathisch.
fdiosvncrase, f. Idiosyncrasie, f. eigen-
aardigheid, v. lichaamsgesteldheid,
v. idiosyncrasie, v.
Uiot, m. idioot, m. oiinoozele, in.
Idlot, idioot, onnoozel, onwetend.
■ ■■■ li ■ri.,>, m. »((\'ni//.swic, O. o-iitoozri ■
heid, v. taaleigen, o-
Mocrase, f. bruine hyacintsteen, m.
Idoiue, bekwaam, geschikt.
Idolntre, m. afgodendienaar, m.
UohUre, afgodisch, verzot, verliefd,
idolaat.
idol.-Urcr, vergoden, aanbidden, idolaat
zpn.
Idolatrie, f. afgoderij, v. afgodendienst,
m. aanbidding, v. vereering, v.
|J"latrkjue, afgodisch.
jdole, m. a/^orf, m. afgodsbeeld, o.
l,yllo, f. herdersdichtf o. idylle, v.
801e, m. wt7(ie Wt\'er, v.
eroscopie, f. offerwichelarij, v.
L\'use, f. steeneik, m.
ra: ÜP. >n- <ep, m. ijpeuboom, m.
f\'uistoom, m. driehoek, m.
9»aoie, I. klimplant, v.jams, v.
[flnare, onwetend, ongeleerd.
\'«"o, vttriff, tuur . ...
ijniSologie, f. verAandeJtno ouer AW
WKMf, O.
\'ünescent, ontstekend, ontbrandend.
ynicole, vuuraanbiddend.
\'jnicole, m. vuuraanbidder, m.
Unition, f, ontbranding, v. gloeiing, v.
\'üjiivome , vuurspuwend , vuurbra-
kend.
jfjnivore, vuuretend, vuurverslindend.
flnivore, m. vuureter, m.
|3noble, onedel, laag, gemeen.
\'Linomime, f. schande, v. tmaad, m.
oneer, v. eerloosheid, v.
\'gnominjeux, schandelijk, smadelyk,
eerloos, onteerend.
\'ünorance, f. onwetendheid, v. onkun-
»«i v. domheid, t.
Ignorant, ottwefcmtf, onkundig, onge-
leerd.
IgnorantÜió, onkundig gemaakt.
Jyiioranüii, ro. geestelijke kinderonder\'
wijzer,
in. ignorantijn, m.
Ignorantin, onwetend.
Ignorantissime, bovenmate onwetend.
lcftiorê, onbekend, verborgen.
Ijjnorer, niet weten, houden alsof men
niet kent.
[gaand, m. kamhagedis, v.
Il, hij, het, er, daar.
He, f. ,
Ilóologie, (. verhandeling over de in-
gewanden,
v. darmleer, v.
Iléon, m. kromdarm, ra.
Ilttosic, f. samentrekking der ingewan-
den,
v. darmjicht, v.
lies, m. pi. heupbeenderen, o. me.
bekken, o.
Iléum, m. kromdarm, m.
Iliade, f. Ilias, v.
Uiacjue, der darmen, darm ....
Iliaque (passion, (.), darmjicht, v.
Uion, m. darmbeen, o.
Illaps, m. verrukking, y.
Illatif, gevolgtrekkend.
Illation, I. gevolgtrekking, w.
lllégal, onwettig, wederrechtelijk.
Hlérjalitc, f. onwettigheid, t.
Illégitime, onwettig, onecht, zondig.
Illéijitimité, f. onwettigheid, v. onecht-
Illettré, ongeletterd.                 {heid, v.
IUibéral, onedel, laag, illiberaal.
Illicite, ongeoorloofd, verboden.
IiluniL\'\', onbepaald, onbegrensd.
Illibible, onleesbaar,
Illition, f. zalving, v. insmering, v.
Illogique, onlogisch.
Illuminatcur, m. verlichter, ra.
Illuminatif, verlichtend.
Iilumination, f. verlichting, v. illumi-
natie,
v.
Illuminé, m. verlichte, ra. tiener, m.
dweper, m.
lllumiriei\', verlichten, illumineeren.
Illuminisme, m. dweperij, v. zieners-
gave,
7.
lllusion, f. zinsbegoocheling, v. be-
driegelijke schijn,
m. inbeelding, v.
illusie, v. hersenschim, v.
Illusionner, valsch voorstellen.
UlvsoiTe,bedricglijk,denkbeeldig,vruch~
teloos, nutteloos, verleidend.
-ocr page 258-
nj.r
2ix
IMM1
Imbu. doordrongen, doortrokken.
[mitable, navolgbaar, na te volgen.
Imitatenr, m. navolger, m. nabootser,m-
lmii.it.■ui\', navolgend, nabootsend.
Imitaüf, nabootsend.
Imitation, f. navolging, v. nabootsing,?
Imiter, navolgen, nabootsen, nadoen.
[aima, m. roode oker, n>.
Immaculé, onbevlekt, onbesmet.
Immanent, blijvend, gestadigfiesten dig,
durend, immanent.
Immangeable, oneetbaar.
Immanquable, onfeilbaar, niet te mis-
sen, zeker.
Immarcessible, onverwelkbaar.
Immartyrologiser, onder de martelaars
opnemen.
Iramatorialiser, onstoffelijk maken.
[mmatériiiJisme, m. leer der onstoffe-
lijkheid,
y. immaterialisme, o.
Immalérialiste, ra. immaterialist, m.
Immatórialité, f. onstoffelijkheid, v.
ImmatiViel, onstoffelijk, immaterieel.
[mmatriculation, t. inlijving, v. in-
schrijving,
v.
Imraatricule, f. inschrijvingsregister. o.
luim.ih irni.\'i\', inlijven, inschrijven,
[inméiliat, onmiddellijk.
Imméiliatement, onmiddellijk, terstond.
Imméiliateté, f. onmiddellijkheid, ï.
onmiddellijke afhankelijkheid, v.
lonmömorial, onheuglijk, overoud.
Immense, onmetelijk, onmeetbaar, on-
telbaar, oneindig.
Iramensite, t. onmetelijkheid, v. over-
altegenwoordigheid, y.
Iramensurable, onmeetbaar.
Immerger, indompelen.
Imraénlé, onverdiend.
Immersif, indompelend, door indom-
peling.
Immersion, f. indompeling, v, begin
eener verduistering, o. immertie,
v-
Immeuble, m. onroerend goed, o.
Immeuble. onroerend, vast.
Immigration, f. intrekking, v. neder-
zetting,
v.
Imminent:*.1, f. dreigende nabijheid, »■
dreigend gevaar, o.
Imminent, dreigend, nakend, boven het
hoofd hangend.
Immiscer <s\'). zich mengen, zich be-
moeien, erfenis aannemen.
ïmmiscible, onvermengbaar.
Illnstratitm, f. luister, m vermaard-
heid,
v. roem, ra. glans, m. verkla-
ring,?, opheldering,
v. ophelderen-
de teekening,
v. illustratie, v.
Mlustrc, doorluchtig, beroemd, ver-
maard, aanzienlijk.
Illustrer, beroemd maken, luister bij-
zetten, van ophelderende teekenin-
gen voorzien, illustreeren.
lUustrissimc, zeer beroemd, allerdoor-
luchtigst.
Illuter, met slük bestrijken.
Hot, m. eilandje, 0.
Ilote, in. heloot, m.
IIotisiRe. m. slavernij, v. helotismus, m.
I-lot, m. rilandje, o.
Image, (. beeld, o. afbeeldsel, o. prent,
v. evenbeeld, o. afbeelding, v. beel-
tenis,
v. verbeelding, v. denkbeeld,o.
Imager, m. prentenkoopman, m.
[raaginable, denkbaar.
Imaginaire, denkbeeldig, ingebeeld, on-
bestaanbaar, hersenschimmig.
Imaginaire, m. denkbeeldige, o. onbe-
staanbare grootheid,
v.
Itnaginatff, vindingrijk, vernuftig.
Imaginalion, f. verbeeldingskracht, v.
verbeelding, v. inbeelding, v. her-
senschim,
v. schaduwbeeld, o.
Imaginative, f. verbeeldingskracht, v
ini;nini.\', uitgevonden, uitgedacht.
ïmaginer, uitvinden, uitdenken, ver-
zinnen, verbeelden, denken,
ïmaginer (s\'), zich verbeelden, zich
voorstellen, gelooven.
Imantonètlc, met halfnaakte poolen.
Imaret, ra. gasthuis, o.
Imbécile, onnoozel. eenvoudig, dom-
Imiiécilité, f. onnootelheid, i. eenvou-
digheid,
v. domheid, v. kindschheid,
Imberbe, baardeloos.                          (v,
Imbiber, doorweeken, doortrekken, be-
vochtigen.
Imbiber (•*), doornat worden, door-
trokken worden.
Imbibition, t. inzuiging, v. inzwel-
ging,
v.
Imhiinipie, dronken, beschonken.
Imbriaque, m. dronkaard, m. dronken
kerel,
m.
Imbricée (tuïle, f.), holle dakpan, v.
Imhri.ji;-\'-, over elkander schuivend,
overslaand.
Imbroiiiio, m. verwarring, v.
-ocr page 259-
IMPÉ                       249
Impaction, f. splinterbreuk, v.
Inipair, oneven, oneffen, ongelyk.
Impalpabilité, f. ontastbaarheid, ».
Impalpable, ontastbaar, onvoelbaar.
I en paria t ion, f. leer der tegenwoordig-
heid van Christus in het avondmaals-
brood,
v.
Impané, in het brood tegenwoordig.
\\mp&rdonnMe,onvergeefl>jk,onvergeef-
baar.
Imparfait, onvolmaakt, niet afgewerkt,
niet af, onvoltooid, onvolkomen, ge-
brekkig, imperfect.
Uij\'ïi f.üt.in onvolmaakt verleden tgd.m.
Imparisyllabique, ongelijklettergrepig.
Impartablc, ondeelbaar, onver deelbaar.
Impartageable, onverdeelbaar.
Impartialj onpartijdig; ontijdig.
Imjiartialité, f onpartijdigheid,v.recht-
vaardigheid,
v.
Impartihiliié, f. ondeelbaarheid, v.
tnipartible, ondeelbaar, onverdeelbaar.
(mpartir, mededeelen, geven.
Impasse, f. blinde steeg, v. netelige
toestand, m.
Impassihilité, t. ongevoeligheid, v.on-
meedoogendheid,
v.
\'mpassible, ongevoelig, onmeedoogend.
Impastation, f, metseldeeg, o. cement, o.
(nipatience, f. ongeduld, o.
Impatient, ongeduldig, onrustig.
Impatientor, ongeduldig maken.
[tnpatienter (s\'), ongeduldig worden,
kriebtlig worden.
Impatroniser (s\'), alleste zeggen krijgen,
[mpayable, onbetaalbaar, onwaardeer-
baar.
Impeccabilité, f. onzondigheid, v. on-
bekwaamheid tot zondtgen,
v.
Impeccabie, zondeloos, onzondig.
Irapeccance, f. tondeloosheid, ».
[mpécunieux. geldeloos.
Impécuniosité, f. geldeloosheid, t.
[mpén \\\\\\\\in\\\\\\<b,t.ondoordringbaarheid,
v. ondoorgrondelijkheid,
v.
Impènélrnhïe,ondoordringbaar,ondoor-
grondelijk, duister.
Impénitence, f. onboetvaardigheid, v.
Impértitent, onboetvaardig, verstokt,
Impenses, f. pi. onderhoudskosten.m.mc.
Impératif, gebiedend, meesterachtig.
Impératif, m. gebiedende wijs, ▼.
Impératoiro, f. meesterwortel, m.
Impératrice, f- keizerin, r.
UMI
[ in mjsér icord io u x, onmeedoogend, on -
barmhartig.
lm mixtion, f, inmenging, v. aanvaar\'
ding,
v.
fmraobile, onbeweeglijk, onwrikbaar,
bewegingloos, vast.
Immobilier , m. onroerende goede-
ren, o.
me
Immoljjlier. van onroerende goederen.
Immobilisation, f. verandering in on-
|
          roerend goed, v. vastmaking, v.
Immobiliser, tot onroerend goed maken.
Iramobilité, f. onbeweeglijkheid, t. be-
wegingloosheid,
v. standvastigheid,v.
lendenlam, o.
Immodération, f. onmatigheid, v.
tmmoiléré, onmatig, bovenmatig, onge-
regeld, hevig, hartstochtelijk.
Immodeste, onzedig, onbetamelijk, on-
bescheiden, ontuchtig.
Immodestie, f. onzedigheid, v, onbe-
scheidenheid, v. brutaalheid, v.
Immolateur, m offeraar, m.
Immnlation, (. offeren, o. opoffering, v.
Immoler, offeren, opofferen.
lm monde, onrein, ontuiver, vuil.
Immondice, f. onreinheid, v. vuilig-
Iheid, v. vuil, o. vuilnis, o.
Immondicilt1, t. onreinheid,?.vuilheid.x.
Immoral, onzedelijk, zedeloos, immo~
reel.
Imraoralitë, f. zedeloosheid, t. onzede-
lijkheid,
v. immoraliteit, v.
Immortalisation, f. onsterfelijkmaking,
v. vereeuwiging, v.
Immortaliser, onsterfelijk maken, ver-
.¥ eeuwigen.
F jmmortalité, f. onsterfelijkheid, v.
Immcrtel, onsterfelijk, eeuwigdurend.
Immortel, ra. onsterfelijke, m. eeuwi\'
ge, m. lid der Fransche Academie, m.
jm mortel Ie, f. godin, v papierbloem, v.
Jmmortification, f. staat van onbekeerd-
heid, m. wereldschgezindheid, y.
\'Oitiori\'idè.onbekeerd.wereldschgezind.
jmmuabililé, f. onveranderlijkheid, v.
Immuable, onbeweegbaar, onverander-
lijk, bestendig, onwrikbaar.
Immunité, f. vrijdom, m. vrijstelling,
v. voorrecht, o. immuniteitt v.
jmmutabilité, t. onveranderlijkheid, v.
iDirnutable, onveranderlijk, onveran-
de.rbaar, onwrikbaar, bestendig.
impact, m. punt van verbinding, v.
-ocr page 260-
250                       IMPE
Imperceptible, onmerkbaar, onzicht-
baar.
Impcrdable, onverliesbaar.
Imperfectibilité , f. onvolmaakbaar-
heid, v.
Impcrfectible, onvolmaakbaar.
Imperfection, i. onvolmaaktheid, «. ge-
brek, o. defect, o.
Imperforation, i. geslotenheid, v.
Iinperforé, gesloten, ronder openingen.
Impérial, keizerlijk, keizers. . . . kei-
zersgezind.
Impériale, f. imperiaal, v. hemel, m.
kinbaardje, o. keizerskroon, \\,
Irapérieux, gebiedend, trotsch, mees-
terachtig, heerschzuchtig.
Impe>iosité, f. heerschzucht, v. hooge
toon, m.
Impérissable, onvergankelijk.
lnii"\'iii, ra. onervarene, m. onkundi-
Impéritie, f. onervarenheid, v. (ge,m.
ImperméabiliLé, f. ondoordringbaar-
heid,
v.
Impermuable, ondoordringbaar, wa~
terproef.
Imperrautable, onverwisselbaar.
Impersonncl, onpersoonlijk.
Importinence, f. onbescheidenheid, v.
onbeschaamdheid, v. onbeschoftheid,
v. ongemanierdheid, v. ongerijmd-
heid,
v. onbezonnenheid, v.
Impertinent , onbescheiden , onbe-
schaamd, onbeschoft, onbehoorlijk,
ongerijmd, niet tot de zaak behoo-
rend.
Impertinent, in. onbeschoft mensch,m.
onbeschaamd mensch, ui.
[ mperturbabilité,!. onverstoorbaarheid,
v. gerustheid, v. kalmte, v.
Imperturbable, onverstoorbaar, kalm.
Impétrablo, verkrijgbaar.
Impétrant, m. verkrijger,ia. verwerver,
Impétration, f. verkrijging, v. <ra.
Impétrer, verkrijgen, bekomen.
Imptftueux, onstuimig, driftig, oploo-
pend, woest, geweldig.
Impétuosité, f. onstuimigheid, v. drift,
v. oploopendheid, v. geweld, o.
hi\'iiit\', goddeloos, godvergeten.
lupiété, i. goddeloosheid, v.
Impiynoration,f.verpa»di«ff, v. inbren-
ging, v.
Impitovable, onbarmhartig, onmeedoo-
qend, onverbiddelijk.
IMPO
Implacabilité, f. onverzoenlijkheid, f.
onverbiddelijkheid, v.
Implacable, onverzoenlijk, onverbid-
delijk,
                                     (ging, v.
Tmplantation, f. inplanting, v. invoc-
Implanter, inplanten, invoegen.
Impiexe, omkeering ondergaand.
ImpJiable, onbuigzaam, onbuigbaar.
Implication, f. inwikkeling, v. strijdig-
heid,
v.
Implicite, ingewikkeld, er onder be-
grepen, stilzwijgend verstaan.
[mpliquer, inwikkelen, bevatten, on-
derstellen.
Imploration, f. aanroeping, v. inroe-
ping,
v. smeeking, v. afsmeeking,
v. bede, v.
Implorer, aanroepen, inroepen, smee-
ken, afsmeeken, bidden, afbidden.
Imployable, onbuigzaam, onbuigbaar.
Implumé, vederloos.
Irapoli, onbeleefd, onbeschaafd, onge-
manierd, ruw, grof.
Impoütesse, f onbeleefdheid, v. onbe-
schaafdheid,
v. ongemanierdheid,\\.
Impolitique, onstaatkundig.
[mpollti, onbevlekt, vlekkeloos, rein.
Imponiiérabilité, f. onweegbaarheid,v.
Impondérable, onweegbaar
Impopulaire, niet populair, niet alge-
meen gezien, ntet volksgezind, niet
door het volk bemind, impopulair.
Impopularitó, f. impopulariteit, v. wei-
nige populariteit,
v.
Impoitablc, invoerbaar.
Importance, f. gewicht, o. belangrijk-
heid^. aangclegenhtid,i. aanzien,o.
Importance (J1), zeer, ter dege.
Important, belangrijk, van belang, ge-
wichtig, aanzienlijk, hoofd
....
Important, m. voornaamste, o. hoofd-
zaak,
v. die zich een gewichtig voor-
komen geeft,
m.
Importateur, ra. invoerder, m.
Importation, f. uivoer, m.
Importe (u1), er is niets aan gelegen.
Importer, invoeren, er aan gelegen
zijn, er op aankomen, er toe doen.
Importun, lastig, ongelegen, hinderlijk.
Importun, ra. lastig mensen, m.
Importun er, lastig vallen, ongelegen
komen, hinderen, kwellen.
Importunité, f. overlast, m. Uut, m
kwelling,
v. indringendheid, v.
-ocr page 261-
IMPR                       451
ImprescriptibÜitó, f. onverjaarbaar-
heid, v,
Imprescriptible, onverjaarbaar.
Impresse, f, indruk, m.
Impressif, indrukmakend.
Imjiressioi), t. indruk, m. druk, m. af-
druksel,
o. oplage, v. grond, ra.
Impressionable, voor indrukken vat-
baar.
Impressionner, indruk maken.
Imprévoyable, niet vooruit te zien.
[inpréroyance, f. onbedachtzaamheid,
v. zorgeloosheid, v. onvoorzichtig-
heid,
v.
Imprévoyant, ondoordacht, zorgeloos,
onvoorzichtig.
Impr^vu, onvoorzien, onverwacht.
Imprimablc, te drukken.
Imprimé, m. gedrukt stuk, o. druklet-
ters, v. me.
Imnrimer, drukken, indrukken, gron-
den, inboezemen, mededeelen.
Imprimcrie, f. drukkerij, v.boekdruk-
kerij,
v. boekdrukkunst, v. plaat-
drukkerij,
v.
Imprimeur, m. drukker, m. boekdruk-
ker,
m. perswerker, m.
ImpriDieur en taille douce, ra. plaat-
drukker,
m.
Imprimure, t. gronding, v. grond-
verf,
v.
Impi obabthlé.f.onwaar schijnlijkhcid.v.
Improbable, onwaarschijnlijk, onbe-
wijsbaar.
Improbateur, m. afkeurder, m.
IMPO
Imposable, belastbaar, aan belasting
onderhevig.
I mposant, indrukwekkend, eerbiedwek-
kend, ontzagwekkend, statig.
Imposer, opleggen, belasten, betichten,
ontzag wekken, eerbied inboezemen,
drukvorm opmaken.
Imposer (en), wijsmaken, liegen, bc
driegen, diets maken.
Imposeur, m. oplegger, m. drukvorm-
opmaker, m.
jmpositeur, m. belaster, m.
fmposilion, t. oplegging, v. belasting-
oplegging,
v. belasting, v. opmaken
van een drukvorm, o.
Impossibilitf, f. onmogelijkheid, v.
Impossible, onmogelijk, ondoenlijk.
Imposte, f. gewelf rand, m. gewelflijst,
v. impost, m.
Imposteur, m. bedrieger, m. laster-
aar,
m. huichelaar, m.
tnposteur, bedrieglijk.
Impost ure, f. bedrog, o. bedriegerij, v.
ufzetterij, v. lastering, v. huichela-
rij,
v. valsche schijn, m.
\'mput, m. belasting, v. schatting, v.
Jmpotable, ondrinkbaar.
Impotente, i. gebrekkigheid, v. lam-
heid,
v. onmacht, y.
mpotent, gebrekkig, lam, onmachtig.
mpourvu. niet voorzien, beroofd.
ImpralicaMJité, f. onuitvoerbaarheid,
v. ondoenlijkheid, ». onbruikbaar-
heid, v. onbegaanbaarheid, v.            .
impraticable, onuitvoerbaar, ondoen- Improbateur, afkeurend,
"jk, onbruikbaar, onbegaanbaar,
Improbation, f. afkeuring, v,
Improbité, f. oneerlijkheid, v. slecht-
heid,
v.
Improducteur, niet opbrengend, niet
voortbrengend, niet uitleverend.
Improductible, dat niet voortgebracht
kan worden.
Improductif, niet voortbrengend, niet
opbrengend,niet uitleverend, schraal.
Impromptu, m. voor de vuist gemaakt
vers,
o. mini, m. dat plotseling op-
gekomen is,
o. impromptu, o.
Impropre, oneigenlijk, onjuist.
Irapropriété, f. onexgenlijkheid, v. on-
eigenlijke, o. onjuistheid,
v.
Improuvi\':-, afkeuren.
Improvisatour, m. improvisator, m.
Improvisation, f. improvisatie, v.
Iraprécation, f. verwensching,v. vloek,
m. vervloeking, v.
imprécBtoire , vervloekend, verwen-
schend.
\'mpröciable, onwaardeerbaar, onschat-
baar.
itoVrèymble.doordringbaar,doorweek-
baar, bevruchtbaar.
\'mprégnation, i. doorweeking, v. be-
vruchting,
v.
jmpréyner, doorweeken, bevruchten.
\'mpréijner (s\'), doordrongen worden.
mprémédité, onvoorbedacht.
imprenable, onneembaar, onoverwin-
nelijk.
\'mpresario, m. imoresario, m.
-ocr page 262-
252                       IMPR
Improvisatrice, f. vrouwelijke improvi-
sator,
T.
laprotiMr, voor de vuist maken, im-
proviseeren
Improviste (a \\\'), onverwachts, onvoor-
ziens.
Imprudence, f. onvoorlichtigkeid, v.
Imprudent, onvoorzichtig onbezonnen.
Impubère, onhuwbaar, minderjarig.
Impudence, t. onbeschaamdheid, v
schaamteloosheid,v.onbeschoftheid,v.
Impudeut, schaamteloos, onbeschaamd.
Impudcur, f. schaamteloosheid, v. on-
beschaamdheid,
».
Impudicité f. onkuischheid, v. on-
tucht, v. onkuische daad,
f,
Impudi(|ue, onkuisch, ontuchtig, oneer-
baar.
Impugner, bestrijden, twistentbetichten.
Im puissance, f. onmacht, v. machte-
loosheid,
v. uitputting,*.onbekwaam-
heid,
v. onvermogen, o.
Impuissant, onmachtig, machteloos,on-
bekwaam, onvermogend.
Impulsif, aandrijvend, voortdrijvend.
Imptilsion, f. aandrift, v. voor tarijv ing,
v. aansporing, v. prikkel, m. aan-
drang,
m. aanhitsing, v. stoot, m.
Impuiiémvnt, ongestraft, straffeloos.
Impuni, ongestraft, straffeloos.
tajranité, f. ongestraftheid, v, straffe-
loosheid,
T
Impur, onzuiver, onrein, onkuisch.
Impureti\' t. onzuiverheid, v. onrein-
heid,
v. onkuischheid, t.
[mputabilite, f toerrkenbaarheid, v.
Imputable, toerekenbaar.
Imputaiion, I. toerekening, v. aantij-
ging,
v. beschuldiging, v.afrekening,
v. korting,
».
Imputer, toerekenen, wgten, toeschrij-
ven, toepassen, aftrekken, korten.
Inabomlance, f. geringe voorraad, m.
ontoereikendheid,
v.
Inabordable, ontoegankelijk, ongenaak-
baar.
Inabordé, onbetreden, onbezocht, waar
men niet geland heeft.
Inabrité, onbeschut, openliggend.
Ip-tcceptable, onaannemelijk.
Inaccessibililé, f. ongenaakbaarheid, v.
ontoegankelijkheid, v. onverkrjjgba-
re, o.
(naccessible, ongenaakbaar, ontoegan-
INAP
kelijh, onverkrijgbaar, ongevoelig.
Inaccommodable, onvereffenbaar, dut
niet kan bijgelegd worden.
laaccordable, onverleenbaar, onveree-
nigbaar.
Inaccostabte, ongenaakbaar, ongezellig.
Inaccoutumé, ongewoon, ongewend,
buitengewoon.
Inactieve, onvoltooid, onafgewerkt,
Inactif, werkeloos, nonactief.
Inaction, f. werkeloosheid, v. ledigheid,
v. dommeligheid, v.
         (tivitett, V.
Inaclivité, I. werkeloosheid, v. nonac-
Inadmissible, onaanneembaar, onont-
vankelijk, dat niet kan toegelaten
worden.
Inadvertance, I. onachtzaamheid,?.on-
oplettendheid,
v.
li\'iuni.i!.]■\', onbeminnelijk.
Iiialbuminé, van eiwitstof ontbloot.
loaliénabilité, I. onvervreemdbaarheid,
Inatiénahle, onvervreemdbaar.          {v.
Inalliable, onverecnigbaar, onvermeng-
baar.
Inaltérabilité, f. onveranderlijkheid, ff.
Inaltérable, onveranderlijk, onver-
staanbaar.
I\'iamiüsibilité f. onverliesbaarheid, ».
Inamissible. onverliesbaar.
Inamovibitité, onherroepelijkheid, v.
onafzetbaarheid, v. onverplaats-
baarhetd,
v.
lmnïovi\\)ietonherroepelijk,ona fzetbaar,
onverplaatsbaar, levenslang.
Inamiisant, onaangenaam, vervelend.
Iuatijjule, zonder hoeken.
Inaninaation, f. levenloosheid, o. onbe-
zielde, o-
Inanimé, onbezield, zielloos, koud, Ie-
Inaniser, ijdel maken.               (venloos.
Inanité, t. nietigheid, v. ijdelheid, v.
nutteloosheid, v.
Inanition, t. krachteloosheid, v. uitput-
ting,
v.
Inapercevable, onbemerkbaar, onmerk-
baar.
Inaparcu, onbemerkt, onopgemerkt.
Inappetence, f. gebrek aan eetlust, o.
Inapplicable, ontoepasselijk.
Inapplication, f. gebrek aan vlijt,o on-
oplettendheid, v. onachtzaamheid,
v.
Inapplique, onoplettend, onachtzaam.
Inappréciable, onwaardeerbaar, qp-
schatbactr.
-ocr page 263-
INC!                         463
Incartade, f. moedwillige beleediging.y.
buitensporigheid,
v. slaan, o.
Incendiaire, m. brandstichter, m.
Incendiaire, brandstichtend, oproerig.
Tncendie, ro. brand, in. twistvuur, o.
Incendier, in brand steken, doen ont-
vlammen, tweedracht stoken.
Incération, (. vermenging mrt was, v.
[ncertain, onzeker, twijfelachtig, onbe-
paald,veranderlijk,besluiteloos, wuft.
Incertain, m. onzekere, o. onzeker-
heid,
v.
Incertitude, f, onzekerheid, v. veran-
derlijkheid,
v. onbestendigheid, v.
\\ncessammeni,onophoudelyk,aan$tonds,
weldra, dadelijk.
Incessant, voortdurend.
lncesi\\b\\e,onafstaanbaar,onvervreemd-
Incesle, in. bloedschande, v, (baar.
Inceste, bloedschendig.
Incesteux, bloedschendig.
Incestueux, m. bloedschenner, m.
Inchantable, onzingbaar.
Iiicharitable, liefdeloos, onbarmhartig.
Inclioatif, aanvang uitdrukkend.
Incicathsable, dat geen litteeken kan
worden, ontoeheelbaar.
Incidemment, toevallig, by toeval, tus-
schenkomend.
tncidence, f. inval, m. incidentie, v.
Incident, m. tusschenkomend geval, o.
voorval, o. bijomslandigheid, \\.zwa-
righeid, v. incident,
o.
incident, tusschenkomend, tusschenval-
lend.
Incidenlaire, m. zwarigheidzoeker, m.
chicaneur, ra.
Incidcnter, m. zwarigheden zoeken,
zwarigheden opwerpen, chicaneeren.
Incinération, I. aschmaking, v. asch-
wording,
v. verbranding totasch,\\.
Incinérer, tot asch verbranden.
Incirconcis, onbesneden, onbekeerd.
Incirconcis, m. onbesnedene, m.
In ei rconcision, f. onbekeerdheid, v. on-
besnedenheid,
v.
Incise, f. tusschenzin, m.
Inciser, opensnijden, insnijden.
Incisif, opensnijdend, insnijdend, op-
lossend, bijtend.
Incision. I. insnijding, v. snede, v.
IncisÏTe. f. voortand, m. snijtand, m.
Incisoire, insnijdend.
Incilabiülé, f. prikkelbaarheid, v.
INAP
Inapprété, onbereid, niet klaar.
Inapprivoisable, ontembaar.
Inajite, ongeschikt, onbekwaam,
luaptitude, f. ongeschiktheid, v.
Itiarliculé, onduidelijk, ongeleed.
Iuartiflciel, zonder kunst, natuurlijk,
Inassermentt\'-, niet beèedigd.           {tos.
luassorti, niet gesorteerd.
Inattaquable, onaanvalbaar, onaantast-
baar, onschendbaar, schotvrij.
Inattendu, onverwacht, onvoorzien,
lnaltentif, onoplettend.
Inaltention, (. onoplettendheid, v.
Inaugural, i?i wijdend, een er inwijding,
ïnwijdings .. .
, inaugureel.
Inaugural (discours, m.). intreerede,
v. openingsrede, v.
Inauyuration, (. inwijding, t. ope-
ning,
». inauguratie, v.
Inauflurer, inwijden, openen, inhul-
digen, onthullen.
Incagade, f. pochertj, v. uitdaging, >.
Incaguer, trotseeren, tarten.
Incaiculable, onberekenbaar.
Incalicé, tonder kelk.
lncamération, f. inlijving bij de do-
meingoederen van den paus,
v.
fncamérer, hij de pauselijke domein-
goederen inlijven.
Incandescence, f. witgloeiend worden,
o. gloeiing, v.
lncandescent, witgloeiend, gloeiend.
Incane, witgrauw, witachtig.
Incantation, I. betwering, v. bezwe-
ringsformulier,
o. betoovering, v.
Incapable, onbekwaam, ongeschikt, on-
bedreven, onbevoegd.
Incapacilé, I. onbekwaamheid, v. onge-
schiktheid,
v. onbevoegdheid, v.
Incarcération, f. kerkering, v. opslui-
ting,
t. gevangenschap, f.
Incarcérer, kerkeren, opsluiten,gevan-
gen telten, vast zetten.
             *
Incamadin, m. vleeschkleur, v.
jncarriadin, vleeschkleurig, bleekrood.
j\'icarnat, m. inkarnaat, o. hoog roze-
Incarnat, hoog roierood.          (rood, o.
I\'icarnatit, vleeschmakend, vleeschvor-
mend,
Incarnation, t. vlecschwording, v.
menschwording,v. vleesehvorminq,\\.
Incarné, gevleesd, vleesch geworden.
Incarner, (s\'^ vleesch worden, mensch
worden, meuw vleesch krygen.
-ocr page 264-
■i*4                        INCl
Incilatii, aanprikkelend, aanzettend.
Incitaüon, f. aanhitsing, v. aansetting,
v. aansporing, v.
incitür, aansporen,aanhitsen, aanpor-
ren.
Incivil, onheli\'>ifdt ongemanierd, on-
heusch, lomp, onwettig.
Incivilisé, onbeschaafd, ongemanierd.
Incivilité, f. onbeleefdheid, v. grofheid,
Incivique, onburgerlijk.
                      (v.
Incivisme, m. gebrek aan burgerzin, o.
fnclëmence, f. ongenade, v. ruwheid,1*.
gestrengheid, v.
inclinaison, f. helling, v. neiging, v.
inclinatie, V.
Inclination, f. overhelling, v. neiging,\\.
genegenheid,
v. begeerte, v. lust, m.
geliefde, v. beminde, m. v.
[ncliné, hellend, geneigd, schuin.
Incüner, doen hellen, hellen, neigen,
genegen zijn, overhellen.
Incliner (s\'), zich buigen, overhellen.
Inclus, ingesloten, niet uitspringend.
Incluse, t. ingesloten brief, m.
Inclusivcment, ingesloten, inclusief.
[ncoiirciblc, onbedwingbaar.
Incognito, incognito, onbekend.
Inconérence, f. gebrek aan samenhang,
v. onsamenhang, m.
Incoherent, onsamenhangend, los.
Incolore, kleurloos, ongekleurd.
tncombant, opliggendt opvallend.
Incombustibilité, f. onorandbaarheid,v,
Incombustiblc, onbrandbaar.
IncommensurahilHé, f. onmeetbaarheid,
IncomiQcnsurable, onmeetbaar. (v.
Incommode, lastig, moeilijk, vervelend.
Incommodé, onpasselijk, beschadigd.
Incommoder, lastig vallen, hinderen,
onpasselijk maken, incommodeeren.
I ncomtcoder (s\'i, zich vermoeien,moeite
doen, elkander tot last zijn.
Incommodité, f. ongemak, o, ongele-
genheid,
v. onpasselijkheid, y. las-
tigheid,
v, last, ra.
Incommunicable, onmededeelbaar.
Incommutabililé, I. onveranderlijkheid,
v. onwankelbaarheid, v.
Incommutable, onveranderlijk, onwan-
kelbaar, onverstoorbaar.
Incomparabilité, f .onvergelijkbaarheid,
v. weergatoosheid, v.
IncomparaDle, onvergelijkelijk, weerga-
loos.
INCO
Incompatibilité,l.o«uers/(ïfln/(oorfceid,v.
onvereenigbaarkeid, v, tegenstrijdig-
heid, v.
Incompatible, onbestaanbaar, onver-
eentgbaar, incompatibel.
Incompensable, onbetaalbaar, onwaar-
deerbaar.
Incompétence, f. onbevoegdheid, v. in-
competentie,
v.
Incompetent, onbevoegd, incompetent.
Incomplaisancc, f. onvriendelijkheid, *.
norschheid,
v. stugheid, v.
Incomplaisant, onvriendelijk, norsch,
stug.
Incompltït, onvolledig, onvolkomen, on-
voltallig, incompleet.
Incomplexe, eenvoudig, niet samenge-
steld, eenledig.
Incomprénensibilité, f. onbegrijpelijk-
heid,
v. ondoorgrondelijkheid, v.
Tncomprébenslble, onbegi yiwiijk.
Incompressibiljté, f. onsamenpersbaar-
heia,
v.
Incompressible, niet samenpersbaar,
lnconcev&b\\v,onbegrij}>elijk,zonderling.
Inconciliable, onvereeniybaar, onver-
zoenbaar.
Inconduite, f. wangedrag, o.
Incongru, onvoegzaam, onregelmatig-
Incongruité, f. onvoeg saamheid, v. on-
-egelmatigheid, v. fout,
v. onge-
ijmdheid,
v.
Inconnu, onbekend, verafgelegen, ver-
ling, m. onbekende, o.
Inconnne, f. onbekende, i. onbekende
grootheid,
t.
Inconséquence, f. valsche gevolgtrek-
king,
v. tegenstrijdigheid, v. onge-
rijmdheid,
v inconsequentie, v.
[iicotiH\'-iueitt, valsche gevolgtrekkingen
makend, niet trouw aan beginselen,
ongerijmd, inconsequent.
Inconsidftration, I. onbedachtzaamheid,
v. minachting, v.
Inconsidéré, onbedachtzaam,onbedacht.
Inconsistance, f. onvastheid, v.
lncoDSisl&nl,onstandvastig,onbestendig.
InconEolable, ontroostbaar, troosteloos.
Inconstance, f. onstandvastigheid, f.
onbestendigheid, v. uut route, v.
Inconstant, onstandvastig , niet ge-
* trouw.
-ocr page 265-
INDK
±-u
Incrémeul, m. increment, o.
1 in-i iuiiii.iüon, f. beschuldiging, v. aan-
klagen,
o. vervolging, v.
Incriminer. beschuldigen, aanklagen,
te laste leggen, als strafwaardig be-
schouwen, incrimineeren.
ïncroyable, onijeloofelijk, ongeloofbaar.
[ncrustation, f. omkorsting, v. invat-
ting, v. bedekking, v. inlegging, \\.
Incuster, omkorsten, overkoraten, be-
leggen, inleggen.
Incul;ation, f. bro-eiing, v.
Incube, m. nachtmerrie, v. nachtdui-
i».
.____ (ion, f. inscherping, v.
Iiinilpabjüié, f. beri$pelijkheid,v. straf-
baarheid,
v.
Inculpablo, berispelijli, strafbaar.
[nculpation; f. beschuldiging, v.
IncuJptS, m. beldaagde, m.
Tnculper, aanklagen, beschuldigen.
Inculquer, inprenten, inscherpen, in-
boezemen.
Inculle, onbeboutvd, onbeschaafd.
Inculture, f. woestheid, v. onbebouwde
toestand, ra.
Incurabiliió, f. ongeneesbaarheid, v.
ongenceslijkheid, v.
Incurable, ongeneesbaar, ongeneeslijk,
onheelbaar, hopeloos.
Incurable, m. ongeneisljjke zieke, m.
ïncurie, f. zorgeloosheid, v. onacht-
zaamheid,
v.
Incurieux.mef weetgierig, nalatig.
Incuriosité, f. gebrek aan weetgierig-
heid,
v. achteloosheid, v.
Incuraion, E. inval, m. strooptocht, m.
strooperij,
v. ontdekkingstocht, m.
rncurvation, f. kromming der beende-
Incuse, met hollen stempel. (ren, v.
Indagatcur, m. onderzoeker, m.
Indo, m. indigoblauw, o.
Indébrouillable, onontwarbaar, niet te
ontcijferen.
Indéccnce, f. onbetamelynheid, v. on-
welvoeglijkheid,
v. onvoegzaamheid,
v. oneerbaarheid, v.
Indecent, onbetamelijk, onwelvoeglyk,
onvoegzaam, indecent.
Indéchiffrable, niet te ontcyf\'eren? on-
leesbaar, onverklaarbaar.
Indécis, onbestemd, onbepaald, onbe-
slist, twijfelachtig, besluiteloos.
Indécision, i. onbestemdheid, v. onbe-
ïnconstitutiotialité, f. ongrondwettig-
heid,
v.
lnc<mstilaiionn(!l,ongroiulwettig,onwet\'
lig, inconstitutioneel.
Incontestabilité, f. onbetwistbaarheid, v.
Incontestable, onbetwistbaar, onweder-
sprekelijk, ontegenzeglijk.
Incontoslé, onbetwist, onbestreden.
Incontinence, i. ontucht, v. wulpsch-
heid,
v, onbedwingbaarheid, v.
Incontinent, ontuchtig, wulpsch.
Incontinent,\' terstond, dadelijk.
Inconhadiclion, f. overeenstemming, v.
goedkeuring, v.
Enconvaincu, onovertuigd.
rncqnvonabJe, onbehoorlijk, onbetame-
lijk, onvoegzaam, onwelvoeglijk.
Inconvenance. f. onbehoorlij\'kheid, v,
onbetamelijkheid,-*, onvoegzaamheid,
v. ongeschiktheid, v.
Inconvenant.öttite/iüoWyA, onbetamelijk,
onvoegzaam, ongeschikt.
Inconvénicnt, m. zwarigheid, v. on-
aannemelijkheid,
v. beletsel, o. on-
\' geval, o. nadeel, o. ongelegenheid, v
Inconvertible, InconvertissaljJe, onver-
wisselbaar , onveranderbaar,
keerbaar.
Incorporaliló, f. onlichamelykheid, v.
Incorporation, f. inlyving, v. vermen-
ging,
v. vereeniging, v.
jncorporel, onlichamelijk, geestelijk.
Jncorporcr, inlijven, opnemen, veree-
nigen, vermengen.
Incorrect, onnauwkeurig, onzuiver, on-
jutst.
Incorrection, f. onnauwkeurigheid, v.
onzuiverheid, v. slordigheid, v.
ncorrigibilité, f. onverbeterlijkheid, v.
Incorngible, onverbeterlijk.
Incorruptibiliid, i. onbedtrfbaarheid, v.
onomJroopdaaWiett*, v.
Incorruptible, onbederfelijk, onbederf-
baar, onomkoopbaar.
Jncorruption, f. onverder felijkheid, v.
jncourbe, naar binnen gebogen.
Incrassation, f. verdikking, v.
mcrasser, verdikken, verdichten.
Jncrédibiüté, f. ongeloof baarheid, v.
jncn-dulo, ongeloovig.
[ncrêdule, m. f. ongeloovige, m. v.
lncrödulitó, ƒ. ongeloovigheid, v. e«-
9eloof, o.
tncréé, onffescAopöM.
-ocr page 266-
25fl                      INDÈ
paaldheid, \\. besluiteloosheid, v.
lndéclinabilité, f. onverbuigbaarheid, v.
Indéclinable, onverbuigbaar.
Indécomposable, onontbindbaar, onop-
losbaar.
Indécrottable, niet schoon te krygen,
niet beschaafd temaken.
Indéfectabiliti\'. f. onfeilbaarheid, v. on-
vergankelijkheid,
v.
iniétedib\\e, onfeilbaar,onvergankelijk.
Indéfendable, onverdedigbaar.
Indéfendu, onverdedigd, weerloos.
Indéfini, onbepaald, onbegrensd.
Indóflnissable, onbepaalbaar, waarvan
geen definitie kan gegeven worden.
Indéfinitéj f. onbepaaldheid, v.
Indéhiscence, (. niet opengaan der za~
den, o.
IndéhisceiU, niet opengaand.
Indélébile, onuitwtschbaar
IndéJébilité, f. onuitwischbaarheid, v.
IndéÜbéró, onberaden.
Indélicat, onkiesch, niet fijn.
IndéJicatesse, f. onkieschheid, y. gebrek
aan kieschheid, v.
Indemne, schadeloos.
Indemnisation, schadeloosstelling, v.
Indemniser, schadeloos stellen, vergoe-
den, vrijhouden.
Indemnilé, f. schadevergoeding,v. scha
deloosstelling,
v. vrijhouding, v.
j Inilémontrable, onbewijsbaar.
Indenté, ongetand, tandeloos.
j ïndépen dam ment, onafhankelijk, on-
,
           aangezien, behalve.
j Indépéndance, f. onafhankelijkheid, y.
j Indéjwndant, onafhankelijk, vrij.
t
Indépendanl, r.i. independent, m.
Indépendantisme, m. stelsel der inde-
t
           pendenten, o.
Inaescriptibie, onbeschrijfbaar.
t Indestrtictibilit\'i, f. onvernielbaarheid,
Indestructible, onvernielbaar.
           (v.
Indétermination, f. onbepaaldheid, v.
I
           besluiteloosheid, v. onzekerheid.
■ Indélerminé, onbepaald, besluiteloos.
Indevinable, niet teraden,onoplosbaar.
j ïndévot, ongodvruchtig, niet vroom.
Indévot, m. ongodvruchüge, ra.
r Indévotisni, t. ongodvruchtigheid, v.
Index, m. bladwijzer, m. inhoudsop-
I
            gave, v. wijsvinger, in. wijzer m.
inde&m.
[ndicaleur, m. aantooner, m wyzer,
INDI
m. wijsvinger, ra. wyswitifferspiej\',
m. rcisivijzey, m.
Indicateur, aanfoonenc/, wijzend.
Indicatif, aanf&OMend.
hnlicalif, uantuonende wijs, V.
Indication, f. aioituonitiy, v. aanwtj
«ïnj, v. inlichting, v, (ee/cen, o.
Indice, m. kenteeken, o. teeken, o.
kenmerk, o. aanduiding, y.
1 mlicütie, onuitsprekeljjk,
tndiction, f. tjfdkring van Vijaren, m.
indictie, m. bijeenroeping eener ker-
kelijke vergadering,
v.
Indicitle, m. teekentje, o. kenteeken-
tje, o.
Indien, m. Indiaan, m.
Indien, Indiaansch.
Indienne, f. sits, o.
Indjff£remmcnt,onverseltUtig,om \'t even-
Indifffirence, f. onverschilligheid, v.
Indifferent, onverschillig, ongevoelig.
Indifferentisme, m. onverschilligheid, v.
Indifl\'tfrentisle, m. die het stelsel va»
onverschilligheid toegedaan is, m.
Iniligénat, m. inboorlingschap, o. in-
boorlingsrecht,
o. burgerrecht, o.
Indigence, f. behoeftigheid, v. armoe-
de,
v. gebrek, o.
Indigène, inlandsch, inheemsch.
Indigène, m.inlander, in. inboorling,te-
Indigent, behoeftig, nooddruftig, ann.
Indigent, m. behoeftige, m. arme, m-
Indigesle, onverteerbaar, moeilijk W
verteren, haveloos, onordelijk.
Indigestion, f. onverteerbaarheid, T-
slechte spijsvertering, v. indigestie, v-
Indigèle, m. halfgod, m. held, m.
Indignation, f. verontwaardiging, v.
Indigne, 0Htvaar</i</, /aa<7, ycwtv ■
schandelijk.
Indigne, m. onwaardige, in.
Indigner (s\'), licA veroHfwaardt\'ffen-
Indignité, f. onwaardigheid, v. Jaag-
netd, v. sc/iande,v,sma«d,m W/,n
Indigo, m- indigo, v.
Indigoterie, f. indigofabriek, v. indigo-
kuip,
v. indigoplantage, v.
Indigotier, ni. indigoplant, v. indigo-
planter, va. indigo fabrikant,
m.
Indiligent, nt\'ef vlijtig.
lndiquer, aanwyzen, aantoune», be-
stemmen, bepalen, bekend maken.
Indirect, zydelingsch, middellijk, in-
direct.
-ocr page 267-
INÉL
•2.V;
IN Dl
(ndirectement, zijdelings, van ter zijde,
met recht toe, indirect.
Indiscernable, niet te onderscheiden.
Iudiscipliiiable, onleerzaam,ontembaar,
onhandelbaar, wild, dartel.
Indtscipiine, f. tuvhteloosheid, y. ge-
brek aan tucht,
o. indisciptine, \\.
Indiscipjiué, ongeoefend, tuchteloos,
geindiscipiinetrd.
indiscret, onbescheiden, onvoorzichtig,
praataihtig, indiscreet.
[advent, m. babbelaar, ra. onbeschei-
den tnensch,
m.
Inaiscréiiou, f. onbescheidenheid,?, on-
bezonnenheid,
v. indiscretie, v.
nidispensable, onvermijdelijk, noodza-
kelijk, onmisbaar.
IndisponibJe, onbeschikbaar, onver-
vrtemdbuar.
Indisposé, onpasselijk, ongesteld, onge-
neigd, teyeninyettomen, boos.
lndisposer, boos maken, ongesteld ma-
ken, tegen iemand innemen.
lüdispwiUon, i. onpasselijkheid, v.mis-
"■■"■,\'", o. tegemngenomenheid, v.
\'ndisputable, onbetwistbaar, ontegen-
zeglijk.
■ -.-■■ lubililé, f. onoplosbaarheid, v.
onverbreekbaarheid, v.
iidissoiuble, onoplosbaar, onverbreek-
_ baar, onscheidbaar, hecht.
■Indistinct, onduidelijk, verward.
udisliuclement, onduidelijk , tonder
_ onderstheid.
■Individu, iu. individu, va.O-persoon,m.
■Indjviüualisation, f. afzonderlek voor-
stellen,o. op zichzelf beschouwen, o
ndividualiser,a/"ïöJi</t.-Wyfc beschouwen
. op zichzelf beschouwen.
fndividualiié, I. persoonlijkheid, v, in-
«ividualiieit, v.
nuividuel, persoonlijk, bijzonder, in-
dividueel.
"dniduellement, afzonderlek.
"divis, onverdeeld.
ndivis (par), gemeenschappelijk.
\'\'divisjbtlité, J. ondeelbaarheid, v.
"dtvMbie, ondeelbaar.
niiivisioii, f. gemeenschap, v. onver-
deeldheid,
v.
| \'i-dix-huit, m. decimo-octavo, in. de-
w»w octavo-formaat, o.
idocile, onleerzaam , onhandelbaar,
nyezeglyk.
F.-H.
Indocüité, f. onleerzaamheid, v. on-
t<andelbaarheid, v.
tndocte, ongeleerd, onwetend.
Indolence, t. gevoelloosheid, f. traag-
heid,
v. onverschilligheid, v.
Indolent, ongevoelig, gevoelloos, zorge-
loos, traag, vadsig, indolent.
Indomptable, ontembaar.
indompié, ongetemd, onbedwongen.
Iu-douze, m. duodecimo, m, duodeci-
moformaat, o.
IniIu. onwettig, onbehoorlyk.ongelegen.
Iodubilable, ontwijfelbaar, teker.
liiduclion, f. aansporing, v.gevolgtrek-
king,
v. besluit, o. inductie, v.
Induire, leiden, verleiden, aansporen,
aanzetten, uansporen, gevolgtrekken,
Indtilu.ence, i.toegeaendheid,\\ uftaat,m.
Induigent, toegevend, inschikkelijk.
Ii-dulger, toegeven, koesteren.
Indult, ui vergunning, v. recht, o.
vrijstelling, v. indult, o.
Ii\'dultaiit.-, m. indulthouder, m.
Ii\'düment, onbehoorlijk, ten onrechte.
Itiduration, t. verharding, v.
I\'Miu.trie, f. industrie, \\. nijverheid,?.
naarstigheid,
v. kunstvlijt, v. volks-
vlijt,
v. schranderheid, v.
Industrie, (chevalier, tu. d\'), gelukzoe-
ker, m.
Industrie!, industrieel, industrie .. . ,
nijverheids.
Industriel, m. industrieel tn.
IDduilrieox, ijverig, naarstig, vlijtig,
vernuftig, ervaren.
Indut, m. mishdper, ra.
] InébranlaLle, onwrikbaar, vast.
Inédit, onuitgegeven, ongedrukt.
Iut\'ffabilité, f. onuitsprckelijkheid, v.
Incffable, onuitsprekelijk.
Inétfagable, onuitwischbaar.
Umi fkace , krachteloos , vruchteloos,
zondtr uitwirking.
Ineiflcacité, 1. krachteloosheid, v,vruch-
tetoosheid,
\\.
Inégal, ongelijk, oneffen, ongeregeld,
ongestadig, onegual.
Inégalilé, I. ongelijkheid, v. oneffen-
heid,
V. onyereyetdheid, v. ongesta-
digheid,
v. wuftheid, v.
Inélégance, I. onsierlijkheid^ v. onbe-
vuiligheid,
v. smakt loosheid, v.
Inélégant, onsierljjk, onbevauigt niet
elegant, plomp, smakeloos.
17
-ocr page 268-
1NFÉ
onuitdoofbaarheid, v. onleschbaai-
heid,
v.
Inextinguible, onbluschbaar,onuitdoo(-
baar, onleschbaar.
Inextirpable, onuitroeibaar.
Inextricabitité, f. onoplosbaarheid, v.
lnextricable, niet te ontwarren, onop-
losbaar.
Infaillibilité, f. onfeilbaarheid, v.
Infaillible, onfeilbaar, zeker.
Infaisable, ondoenlijk.
Infamanl, onteerend, eerroovend.
Infamation, f. onteering, v. eerroo-
ving, v. schandvlek, v.
Infame, eerloos, schandelijk, infaam,
vuil.
Infame, m. eerlooze, m. laaghartige,
m. schurk, m. schelm, m.
Infamie, f. eerloosheid, v. versmaad-
heid,
v. schande, v. schanddaad, v
Infant, m. infant, ni.
Infante, f. infante, v.
Infanterie, f. infanterie, v. voetvolk, o-
Infanticide, m. kindermoord, m. Ai»\'
dermoordenaar, m.
Infanticide, f. kindermoordenares, v
kindermoordster, v.
Infatigabilité, f. onvermoeibaarheid, *
onvermoeidheid, v.
Infaligable , onvermoeibaar , onver-
moeid, rusteloos.
Infatuation, f. vooroordeel, o. voorn\'y\'
nomenheid, v.
Infaluer, voorinnemen, verzot ">"
ken.
Infatuer («\'), vooringenomen zijn, ve>
zot zijn.
Infécond, onvruchtbaar.
Infécondité, f. onvruchtbaarheid, v.
Infect, bedorven, besmet, verrot, sW\'
kend.
Infecler, besmetten, verpesten, bei"1\'
ven.
Infecler (s*), bedorven worden.
InfecÜon, f. besmetting, \\. bederf, \'•
lniolicitf, I. ongeluk, o. rampspow
m. rampzaligheid, v.
lnféodation, f. beleening, v.
Inféoder, beleenen, inleenbezit 9*ve\'
Intern, beneden staande.
                .
Ini\'tVer, bestuiten, opmaken, gevoi\'J
trekken, afleiden.
Inferieur, onder, minder, lager, w<$
ste , onderste , onder
. • ■, "e\'
tNÉL
258
1\'néÜrjibilité, f. onverkiesbaarheid, v.
Inéligible, onverkiesbaar.
Iiiéloqiiciu, niet welsprekend.
ïnénarrable, onvertelbaar, onverhaal-
baar, onbeschrijflijk.
Inepte, onbekwaam, ongeschikt, onge-
rijmd.
Ineplie, i. onbekwaamheid, v. onge-
schiklhcid, v. ongerijmdheid\', v.
lnépuifable, onuitputtelijk.
liiütjuilatère, ongetijkzifdig.
Inéijuivalve, ongeltjkklappig.
1.....|uivoque, ondubbelzinnig.
Inerme, tonder doornen, tonder prik-
kels.
Inerte, krachteloos, (raag, werkeloos.
Inertie, f. krachteloosheid, v. traag-
heid,
v, werkeloosheid, v.
lnérudil, ongeleerd, ongeletterd.
Iiiérudilion, f. ongeleerdheid, v, gebrek
aan kennis, o.
lncscation, f. lokaas leggen, o.
Inespéró, onverhoopt, onverwacht.
Tncstimable, onwaardeerbaar, onschat\'
Inétcndu, niet uitgestrekt.
          (baar.
Incuplionie, f. wanklank, m.
Inévidctit, niet duidelijk.
InévitabiJilë I\'. onvermijdelijkheid, v.
zekerheid, v.
Inévitable, onvermijdelijk, zeker.
Inexact, onnauwkeurig, onjuist.
Incxactitude, f. onnauwkeurigheid, v.
Inexcusable, onverschoonbaar, onver-
geeflijk, onverantwoordelijk.
lnexéeutable, onuitvoerbaar.
Inexóculion, f. niet uilvoeren, o. niet-
uitvoering, v.
inexercé, ongeoefend.
Inexigiblr;, niet te vorderen.
Incxistence, f. niet bestaan, o.
Inexorable, onvermurwbaar, onverbid-
delijk.
Inexperience, f. onervarenheid, v. on-
bedrevenheid,
v.
iiii:\\]irrï!iL"iiir, onervaren,onbedreven.
Inexpiable, onverzoenbaar, onuitwisch-
baar.
Inexplicable, onverklaarbaar, zonder-
ling, onuitlegbaar.
Inexpivs-iblc, Inöxprimable,onuitspre-
kelijk, 0"Uitdrukkelijk,onbeschrij)lijk.
hiexpugnable, onverwinbaar, onver-
winlijk, onneembaar.
Incxtinguibflité, f. onblu$chbaarheid, v
-ocr page 269-
INFÉ
den . . .., neder. . .. , onderge~
schikt, onderhoorig.
Inférieur, in. ondergeschikte, m. on-
derhoorige, m. mindere, m.
Infériorité, f. minderheid, v. onderge-
schiktheid,
v. onderhoorigheid, v.
Interna!, hetsch, duivelsch.
Iufurlile, onvruchtbaar, schraal.
Inferlilité, [. onvruchtbaarheid, v.
Ititestation, (. verwoesting, v kwel-
ling,
v.
Iufester, verwoesten, plagen, kwellen,
verontrusten.
InAdéle, ongetrouw, trouweloos, onge-
loovtg, onwaarachtig,onnauwkeurig.
liifidi\'le, in. f. ontrouwe man, m. on-
geloovige, m. trouweloote, m. v.
Infidélité, f. trouweloosheid, v. onge-
loovigheid, v. onnauwkeurigheid, v
lnfiltralion, ï. doorzijging, v. üirfrtn-
fftttff, v.
lnfiltrer, doorzijgen, indringen.
lnfillrer (s1), doorlijden, indringen.
I ifime, laagste, minste, kleinste.
Infini, oneindig, ontelbaar, onbegrensd,
grenzenloos.
Iniini, m. oneindige, o.
Infinité, f. oneindigheid, v. groote me
nigte, y. ontelbaarheid. v.
Iiifliutésimal, met oneindig kleine
grootheden, in/initesimaal ....
inluiii6sime,m.oneindig klein deeltje,o.
nfinitif, m. onbepaalde wijs, v.
\'ufirmatif, krachteloos makend, ver-
nietigend, opheffend.
Infirme, krachteloos, twak, ziek, ge-
brekkig.
[nflrme, m. zieke, m.
IiiBrmer, krachteloos maken, vernielt-
tien, opheffen.
Infirmerie, I. infirmerie, v. ziekenka-
mer,
v. ziekenzaal, v. ziekenhuis, o.
jnfirmier, m. ziekenoppasser, m.
Infirmier major, m. ziekenvader, in.
\'nfirinilé, f. ziekte, v. zwakheid, v. ge-
brekkigheid,
v. onvolmaaktheid, v.
\'"Qunimabilité, f- ontvlambaarheid, v.
jnflanimablü, ontvlambaar,prikkelbaar.
\'"flamination, f. ontvlamming, v. ont-
branding,
?, ontsttking, v.
wfamm&ioireyontstekingveroorzakend,
ontstekend, ontstekings . . .
Jnflaiioii, f. opzwelling, v. gezwel, o.
•nfléchi, (nmteuuiaarfj gebogen
INPü
-J.M.
Infldohir (s\'), afwijken, buigen.
Iiiflexibililé; f. orwuij/zaamntM, v. on-
verzettelijkheid,
v.
Inflexible, onfrut\'jrtaam, onverzettelijk,
onverbiddelijk.
Inflexion, 1. buiging, v. frtugiaam-
fceM, v.
InOiclif, opgelegd, straffend.
Inflictive i|i.-ine. m.), lijfstraf, t.
Indictiuti, f. oplegging, v. straf, v.
Infliyer,oi>/eff!/ert.
InflorescenceJ. bloemenstand,m. schik-
king der bloemen,
v.
lnfluence, f. invloed, m. inwerking, v.
indruk, in.
Influencer, invloed uitoefenen, inwer-
ken op, invloed hebhen.
Influer, doen invloeien, invloed heb-
ben.
In-folio, m. foliant, m, folioformaat,o.
hn\'oiv.ible, niet te dwingen.
Informateur, m. onderwijzer, m.
Information, f. ondervraging, v. on-
derzoek,
o. navorst-hing, v. inlich-
ting,
v. informatie, v.
Informe, misvormd, wanstaltig, wan-
schapen, onvolkomen, ongeloofwaar-
dig.
Informé, in. onderzoek, o.
liiformer, onderrichten, kennis gqven,
ondervragen, navragen,o»derzoekeu
,
navorschen, inlichtingen vragen.
Informer (s\'), navragen, onderzoeken.
Inforüat, m. tweede deel der pandec-
ten,
o. infortiatum, o.
Inïortune, f. tegenspoed, m ongeluk,
11. ramp, v. sïaf/, m.
lnfortuné, on-ft^kkai, rampspoedig.
Iuiiii tune, m. ongelukkige, m.
Illforluiléc, f. QHyelukk ige, V. •/ev\'tUeiii-
vrouw, v.
Infracteur, m. out\'r/reder, m. nerfcrü-
/ter, m. scnetit/er, m.
Inlraction, f. verOreAing, v. inbreuk,
y. overtreding, v. schendintf, v.
Infrancbijsable, unouerftomnJyA.
Infranijiblt\', onbreekbaar.
hiiiv!|in\'iiii\', onbezocht, eenzaam.
Iniructueux, onvruchtbaar, vruchte-
loos, veriieefsoh.
[nfuiidibulé, trechtervormig.
Infuiidibuliforae, trechtervormig.
Infus, ingegeven, ingeschapen, aange-
boren, aangewaaid.
-ocr page 270-
WNO
lnhumatiiit\', f. onmenschelgkheU,
barbaarschheid,
v. wreedheid, v.
Inhumation, f. begraving, v. begrafi-
nis,
v. ter-aarde-bestelling, v.
Inhunier, begraven, ter aarde bestellen.
Inimaginable, ondenkbaar, buitenge-
Inimilhble, onnavolgbaar.           (woon.
1 iiituiiii\', f. vijandschap, v. tegenzin,m.
Itiintelligent, onverstandig.
Ininteltigibilité, f. onverstaanbaarheü.
v. onduidelijkheid, v.
Inintelligible, onverstaanbaar.
Inique, onrechtvaardig, onbillijk,slecht,
boos.
[niqnité, f. onrechtvaardigheid, v. on-
billijkheid, w. boosheid
, v. onge-
rechtigheid,
v. verdorvenheid, r.
Initial, beginnend, eerste.
Initiale, t. eerste letter, v. initiaal,T
liiitiatif, het recht hebbend van te be-
ginnen.
Initiation, (. intvijding, v. inleiding,\'\'-
Initiative, f. recht van voordracht,^
voorkeur,
v. initiatief, o.
Initié, m. ingewijde, m.
Initier, inwijden, ,i ,nnemen, bekt\'\'-\'
lnjecter, inspuiten.                   (makt»
Injection, f. inspuiting, v.
Injonction, I. gerechtelijk bevel, o. 9A■■■
maning, v. lastgeving, v.
Injudicieux, onoordeelkundig.
Injure, f. beleediging, v. scheldwoord
o. schade, v. nadeel, o. slag, ra-
Injurier, beleedigen, uitschelden.
Injurieux, beleedigend, smadelijk, «■ \'
.ielijk.
Injuste, onrechtvaardig, onbillijk, ••
redelijk, zondig
Injuste, m. onrechtvaardige, o. zott"1\'
ge , o. onrechtvaardige , m- M*
daar, m.
Injuslice, t. onrechtvaardigheid, v. 9*
?<erechtigheid, y. onrecht, o.
isible, onleesbaar.
Innavigable, onbevaarbaar.
Inné, aangeboren, ingeschapen.
Innocence, f. onschuld, v. onnoott-\'
heid, v. eenvoudigheid, v.
Innocent, onschuldig, onnootel, ec\'-\'
voudig, onschadelijk.
Innocent, m. onschuldige, m. OHM*
iele, m. onnooiel kind, o.
Innocenter, vrijspreken, onschuldig ver-
klaren, rechtvaardigen.
r.SK:
-:u>
Infuser, ingieten, ingeven, laten trek
ken, trekken.
Infusible, onsmelthaar.
Infusion, f. ingieting, v. inspuiting, t.
opgieten,
o. aftreksel,o. ingeving,-*
inblazing,
v.
Infusoii\', m. spuitje, o.
Iiifusoires.m. jil. infusiediertjes, o. me
Ingambe, vluij ter been, licht, luchtig
Ingénier (s\')t een middel uitdenken.
Ingénieur, m. ingenieur, m. bouwkun
dige,
m.
Ingénicux, vernuftig, kunstig, schran
der, geestig.
Ingénu , eenvoudig , oprecht, onge-
maakt, geestig, naïef, argeloos.
Ingénue, f. natef meisje, o.
Ingénuilé, f. eenvoudigheid, v. oprecht-
heid,
v. ongeynaaktheid, v. jonge-
meisjesrol,
v.
Ingérer (s\'). zich in iets mengen, zich
met iets liemoeien.
Ingouvernable, niet te regeeren.
Ing rat, ondankbaar, onvruchtbaar tnut-
teloos, vergecfsch.
Ingrat, m. ondankbare, va.
Ingratitude, l. ondankbaarheid, v.
Ingrediënt, m. bestanddeel, o. in-
mengsel,
o. toevoegsel, o.
Inguérissable, ongeneeslijk.
Inguinal, der Heten, Hes ....
Inbabile, onbekwaam, ongeschikt, on-
handig, onbevoegd.
Inhabiletu, f. onbek waamheid,v. onhan-
digheid,
T.
Inhabitable, onbewoonbaar.
Inbabité, onbewoond.
Inbabitude, f. ongewoonte, t. onge-
woonheid,
v.
Inbabitué, ot.gewoon.
Inharmc-meux, niet overeenstemmend,
wanklinkend.
Inhérence, t. aanhanging,v, onafschei-
delijkheid,
v.
Inherent, aanhangend, aanklevend, on-
afscheidelijk.
Inhiber, gerechtelijk verbieden.
Inhibilion, f. gerechtelijk verbod, o.
Inhibitoire, gerechtelijk verbiedend.
Infaosnitalicr, onherbergzaam, ongast-
vrij.
InhospitaJité, t. onherbergtaamheid, v.
Inhumain, onmemchelijk, barbaarsch,
wreed, inhumaan.
-ocr page 271-
INNO
mocents, ra.p!. allerkinderendag,m.
inocuité, f. onschadelijkheid, v.
mombrable, talloos, ontelbaar.
momé, naamloos.
niominé, ongenoemd.
movaleur, m. nieuwigheidsinvoerder,
m. nieuwigheidszoeker, m.
movation, f. nieuwigheid, v. veran-
dering,
v.
mover, nieuwigheden invoeren.
ummdrable, ontelbaar.
lobservance, f. Inobservation, f. ver-
waarlooting,
v. niet nakomen, o.
schending,
v.
loccupation, f. werkeloosheid, v.
noccupé, ledig, niet bezig, werkeloos.
o-octavo, m. octavo,o.octavoformaatto.
noculateur, m. inenter, m.
"oculaiion, f. inenting, v.
loculer, inenten, inprenten.
loculiste, m. voorstander der inenting,
noilore, reukeloos.
                            (m.
loilore. m. mukeloos sekreet, o.
loffensif, niet beleedigend,schuldeloos.
lofficietix, onbillijke onterving bevat-
tend, niet gedienstig.
«rfficiosité, \'• onbillijke onterving, v.
notnlaiion, f. overstrooming, v. wa-
t«rvlo?d, m. vloed,
m. inundatie, v.
o\'iderwaterzetting, v.
\'onder, o verst roomen, bedekken, onder
water zetten, inundeeren. (hoopt.
opiné, onvoorzien, onver wacht,onver-
opportun, ongepast, ontijdig.
\'typortunité, f. onaepastheid, v. on-
\'Vdigheid,
v.
n]\'[]a.iii({aetonbewerktHigd onbewerkt.
I0l|i. ongehoord, zeldzaam.
•■JuartB, m. kwartijn, m. kwarto-
formaat,
o.
tfuiet, ongerust, bezorgd, onrustig.
juiéter, verontrusten, onrustig mn-
fte«. storen.
\'fuijHude, t. ongerustheid, v. onrust,
v- bekommering,
v.
<juiétudes,f. pi. kriebel in de beenen,\\.
\'juisiteur, m. inquisiteur, m. geloofs-
°>iderzoeker,
m.
^sileür^nderzoekendtnavorschend,
\'juisition, t. inquisitie, v. geloofson-
\'tvrzpek,
o. navorsching, v.
\'IWsiiorial, inquisitoriaal.
Jajsissable, oHaanfaat&aar, o»&evaf-
\'<%*, niet te grijpen.
INSI                        261
Insalubre, ongezond.
hisaluhritr, f. ongezondheid, v.
Insatiabilité, f. onverzadelïjkheid, v.
Insatiable, onver zadelijk, onleschbaar.
[nsaturable, onverzaadbaar.
Inscicmment, buiten weten, onwetens.
Inscieiice, f. onwetendheid, v.
Inscription, f. opschrift, o. bijschrift, o.
inschrijving,
v. beschrijving, v.
Inscrire, inschrijven, opschrijven, bin-
nen in beschrijven.
Inscrire en faux, wraken, voor onwaar
verklaren.
[nscrutabie, ondoorgrondelijk.
Inscu (a ]\'), huiten weten.
Insculpor, tnhouwen.
Insécahle, niet te snijden, ondeelbaar.
Insecte, m. insect, o. gekorven diertje,
Insectivore, insectenetend.                  (o.
Insectologie, f. verhandeling over de
insecten,
v. insectenkunde, v.
In-soize, in. sedecimo-formaat, o. zes-
tiende\'formaat, o.
Insensi\'?, onzinnig, waanzinnig, gek,
dol.
Insensé, m. gek, m. waanzinnige, m.
Insensibililé, 1. ongevoeligheid, v. ge-
voelloosheid,
v.
Insensible, ongevoelig, gevoelloos, hard\'"
vochtig, onmerkbaar.
Insensiblement, allengskens.
[nséparabiJUé, i. onafscheidbaarheid, v.
onafscheidelijkheid, v.
Inséparable, onafscheidbaar, onscheid-
baar, onafscheidelijk.
Insérer, invoegen, inzetten, inlasschen.
[nsérer (s\'), inschieten, inkomen.
Tnsermenlc, onbeeedigd.
Ir.sertion, f. invoeging, v. inzetting, v.
inlassching, v. vereeniging, v.
Irtsession, f. halfbad, o. zitbad, o.
Insexé, geslachteloos.
Insidiatour, m. belager, m.
Insidieux, arglistig, verraderlijk.
Insigne, uitmuntend, uitnemend, uit-
stekend, berucht,beroemd,vermaard.
Insigne, ra- onderscheidingsteeken, o.
kènteeken,
o. insigne, o.
Insignifiance, f. onbeduidendheid, v.
nietigheid, v.
Insigiiiïiant, onbeduidend, niets betee-
kenend, nietig.
Inoinuant, indringend, innemend, be-
vailig.
-ocr page 272-
202                   INSI
Insinuatif, innemend, indringend.
Insinuation, f. indringing, v. \'insteking,
v, insinuatie, v.
Insinuer, indringen, inboezemen, in-
schrijven, te verstaan geven.
Insinuer (s\'J, zich invleien, indringen.
Insipirie, smakeloos, laf, ongezouten.
Insipiilité, f. smakeloosheid, v. lafheid,
v, zouteloosheid, v. geesteloosheid, v,
(nsistance, f. aandrang, m. volhar-
ding,
v.
Insister, volhouden, volharden, aan-
dringen, steunen, drukken.
Insociabilité, f. ongezelligheid, v.
Insociable, ongezellig,onverdraagzaam.
Insolation, f. blootstelling aan de zon,\\.
Insolence, i. onbeschaamdheid, v. on-
beschoftheid,
v. beleediging,\\.trotsch-
heid,
v. overmoed, m.
Indolent, onbeschaamd, onbeschoft, be-
leedigend, trotsch.
Insolent, m. onbeschaamde, m.
(nsolcr, aan de zon blootstellen.
Insolite, ongewoon, ongebruikelijk.
[nsolubilité, f. onoplosbaarheid, v.
Insoluble, onoplosbaar, onontbindbaar.
[nsolvabiülé, f. onvermogen om te be-
talen, o. insolventie,
v.
Insolvable, onvermogend om te beta-
len, insolvent.
Insomnie, I. slapeloosheid, v.
Insondable, onpeilbaar, peilloos.
Insouciance, f. zorgeloosheid, v,
Insouciant, zorgeloos, lichtzinnig.
tnsoumis, niet onderworpen, weerspan-
nig, vrij.
Irisontenablc, onhoudbaar, onverdedig-
baar, valsch, ondraaglijk.
Inspecter, bezichtigen, in oogenschouw
nemen, inspecteeren.
Inspecteur, m. inspecteur, m. opzie-
ner, m. opzichter,
m.
Inspection, !. inspectie, v.bezichtiging,
v. opzicht, o. schouw, v. monste-
ring,
v.
Inspiratciir, bezielend.
Inspiratlon, f. inademing, v. ingeving
v. inblazing, v. bezieling, v, ge-
dachte,
v.
Inspirer, inademen, ingeven, inblazen,
bezielen, aanvuren.
Instabilité, f. onstandvastigheid, v,
onbestendigheid, v, wankcïbaarheid
v. veranderlijkheid, v.
INST
Instable, onstandvastig, onbestendig
wankelbaar, veranderlijk.
Instalïation, f. inhuldiging, v. instal-
latie,
v. bevestiging, v.\'
Installer, inhuldigen, in het bezit stel-
len, installeeren.
Installer (s\')« zich in het beiit stelle»,
een huis betrekken.
Instamment, met aandrang, dringeni,
instantelijk.
Instance, f. aandrang, m. aanzoek, o.
bede, v. vp.rvolqing, v. aanleg,m. in-
stantie,
v. bewijs, o.
Instant, m. oogenblik, o. m.
Instant, dringend, dreigend, ern
Instant (a I*), dadelijk, aanstond
Instantane, oogenhlikkelijk, een o
ui>,
lOffl\'N-
blik durend, vluchtig.
Instantanéité, f. duur van een oogen-
blik,
m. oogenblikkelijke, o.
Instar (a I\'), \'naar, op de wijze, qelijk
evenals, in navolging.
Instauration, f. herstelling, v. plee-
tige invoering,
v. wedêroprichtin<l,i-
Instaurer, wedcroprichten, herstelt?»
Instigateur, m. opstoker, m. opruien
m. aanhitser, m.
                   ,
Instiqateur, opstokend, opruiend, tttiï\'
hitsend.
Instigation. f. aanhitsing, v. opstoki><<]
v. opruiing, v.
Instifjiier, aanhitsen, opstoken, of
ruien, instiqeeren.
Instillation, f. indruiping, v.
Tnstiller, laten indruipen, indroppeU*
Instinct, m. natuurdrift, v. instinct,<>■
Instinctif, onwillekeurig, instinctmat\'i
Instipulc\', zonder aanhangsels.
Institnant, m. er f steller, m.
Instituer, inzetten, instellen, stichM
oprichten, aanstellen.
Institut, m. instituut, o. instelling,1
stichting,
v. school, v. regel, *
leefwijze, v.
Instimtaire, m. hoogleeraar in i(l
Romeinschc recht, m.
Institutes, ra. pi. instituten, v. me.
Instituteur, m. instcller, m. oprichtf\'
m. stichter, m. onderwijzer, ia. \'"\'
stituteur, m. kostschoolhouder, m-
Institution, f. stichting, v. instelling
benoeming,
v. opvoeding, v. in»\'\'
tuut, o.
                                    ,..
Institutrice, f. stichtster, v. opmN
-ocr page 273-
INT E                        «SI
Insiirger (s\'), oproer maken, muiten,
opstaan, zich verzetten.
Insurmontable, onoverkomelijk, onbe-
klimbaar.
[nsurrection, f. oproer, o. opstand, m.
muiterij, v.
[nsurrectionnel, oproerig.
In tabu Ier, inschrijven, registrecren.
Intact, ongeschonden, onaangeroerd.
versch, zuiver, onberispelijk.
Intactilc, onvoelbaar, ontastbaar.
Intaille, f. hol gesneden steen, m. in-
taglio,
m.
[ntanrjible, onvoelbaar, ontastbaar.
Intanssable, onuitdroogbaar, onuitput-
telijk, eindeloos.
Inlégral, volkomen, geheel, integraal-
Inlégral (calooi, m.), integraalreke-
ning,
v.
Integrale, f. integrale grootheid, v.
integraal, v.
Intégraliln.f. volkomenheid,v. geheel,o.
Intr-grant, tot het geheel behoorend,
integreerend.
Int^gration, f. integreeren, o. integra-
tie,
v.
Intégre, rechtschapen, braaf, oprecht,
Intégrer, integreeren. (deugdzaam.
INST
ster, v. onderwijzeres, v. institutrice,
v. kostschoolhouderes, v.
Instruclcur, m. onderwijzer, m. </n7-
meester, ra. instructeur, m.
Instructeur (juge, m.), rechter van
instructie,
m.
Insirnctit, (eeriaam, leerrijk, nuttig.
Insiruction, f. onderwijs, o.onderricht,
o leering, v. voorschrift, o. lastge\'
ving,
v. inj/mcfie, v.
Iiialruire, onderrichten, onderwijzen,
lecren, berichten, instrueeren.
liistrumctit,m.u;frA\'(»ij/,o. instrument,
o. oorraa/c, v. bewijsstuk, o. acte, v.
Instrumental, werktuiglijk, instrumen-
taal, als middel dienend.
Iris tram en ter, bewijsstukken opmaken,
instrumentetren.
                    (kennis.
lustig 1\'), buiten u/£teii, foncfer voor-
Iftsubmergible, niet onderdompelbaar,
niet overstroombaar.
ln»nbor<lination,f. wederspannigheid,v.
vergrijp tegen de krijgstucht,
o. in-
subordinatie,
v.
Iiunbordonné, tuchteloos, wederspan-
nig, ongehoorzaam.
Imsuccós, m. slechte uitslag, m. tegen-
spoed,
m. mislukte onderneming, v.
nsufflsance, f. ongenoegzaamheid, v.
■ lulfisant, onvoldoend,ongenoegzaam,
niet toereikend, onbekwaam.
InsufflaÜOJi, (. inblazing, v. inspui-
ting,
v.
[nmfder, inblazen, inspuiten.
Insulaire, m. eilander, m. eilandbewo-
ner,
m.
                                    (land..,.
Insulaire, op een eiland wonend, ei-
i\'isuitaMe, aantastbaar, overrompel-
baar.
\'tisiilte, f. beleediging, v. schimp, m.
hoon,
m. aanval, m. overrompeling,
»■ overvalling, t.
\'Muiter, mishandelen, beleedigen, be-
schimpen, hoonen, overvallen, over-
rompelen,
l\'i-iinportable, onverdraaglijk, onlijde-
Igk, duldeloos.
I\'isurgé, m. oproerling, m. muiteling,
m. opstandeling,
in. rebel, m.
\'isurgc, opgestaan, in oproer,
"isunjent, m. oproerling, m. opstan-
deling, m. muiteting,
m.
I\'isurger, oproerig maken, in oproer
brengen, opruien.
In
03
tégrilé, t. geheelheid, v. ongeschon~
denheid, v rechtschapenheid, v.
braafheid, v. oprechtheid, v. deugd-
zaamheid,
v. vroomheid, \\.
Intc\'jiiment, m. binnenhuid, v. hulsel,o.
Intellect, m. verstand, o. vernuft, o.
Intellectïf, verstandetijk, verstands....
Iiiteltcction, f. verstand, o. vernuft,o.
begrip, o. bevatting,
v.
IntellectiïQ, I. bevattingsvermogen, o.
begrip, o.
Inteilectuel, verstandelijk, geestelijk.
IntcllKjeno?, (. bevatting, v. begrip, o.
verstand,
o. oordeel, o. geest, m.
kennis, v. eendracht, v. verstand-
houding,
v.
Intelligent, verstandig, schrander, kun-
dig,\' ervaren,
IntelNgible, verstaanbaar, duidelijk,
begrijpelijk.
Inlernperancc, f. onmatigheid, v. on-
\\nmmpèrant,onmatig. (gebondenheid,v.
Jnlomjierc , niet gematigd, onmatig,
ongeregeld, ongebonden.
Iniempérie, I- onstuimigheid, v. «uui-
heia, v. ongesteldheid, t.
-ocr page 274-
"264                        INTE
Intempeslif, ontijdig, ongelegen.
Ttitenahle, onhoudbaar, onverdedigbaar\'■
Intendance, f opii-ht, o. toezicht, o
hektor, o- intendance,v. intendants-
woning,
v.
Intendant, m opzichter, m. beheerder,
m intottfonf, m
Intendant e, f. intendantsvrouw, v.
In\'enee, tterk geweldig, hevig,krachtig
Intensinn, f. hevigheid, v, hoogt trap,
v. hoage graad, m. intentie, \'\'.
Intensüé, f. hevige spanning, v. kracht,
v. intensiteit, v.
Iiitentcr, ondernemen, aanvangen, be-
ginnen, instellen, aandoen.
Intention f. oogmerk, o intirht, o
S\'an, o. ■<■•\'■■ "■■/. v. "■"\'. ii- bedoe-
ng, v voornemen, o. intentie, v.
(ntentionné, f/erind
Intentionnei, bedoeld, tot het oogmerk
behoorcnd.
Interariiculnire, tusschen de geledin-
gen, tuss-hengewrichts
....
Intercadence, f. ongelijkheid van slag,
v. onregelmatigheid, t.
Inlercadent, ongelijk van slag, onre-
gelmatig.
lntercalaire, ingetascht, tusschenges/ho-
ven, tustchengevoegd, geintercalcerd
Intercalation, f- tusschenvoeoing, f.in-
lassching,
v. intercalatie, V,
Intercaler, inlasschen, tuischenvoegen,
tuts\'henschuiven, ititercaleeren.
Intercéder.tussche.nkomen .voor iemand
spreken, voor iemand bidden, voor-
spraak lijn.
Intercentation, f. onderschepping, V.
Intercepter, onderscheppen.
Interception, f. onderschepping, v.
Interces^eur, m. bemiddelaar, m. voor-
spraak,
v. voorbidder, m.
Intercession, f. bemiddeling, v. voor-
spraak,
v. voorbede, v.
Interclaviculaire, tusschen de sleutel-
beenen liggend.
Intercostal, tuatehen de ribben liggend.
Intcrcurrent. tusichenkomend, ongelijk,
onregelmatig.
Intercutané, tusschen vel en vleesch.
Interdiction, f, verbod, o. ontzegging, v.
schorsing, v. onder curateele stel-
len,
o. interdictie, v.
Interdire, verbieden, ontzeggen, schor-
sen,ondercurateele stellen, verbazen.l
INTE
Interdit, m. verbod, o. ban, m. inter-
dict,
o. godsdienst.iehorsing, v.stads-
kind, o. onmondige,
m.
Intei\'dit, verboden, verbaasd, verlegen,
verstomd, sprakeloos, onthutst
Interessant, belangrijk, belangwekkend,
gewichtig, innemend, onderhoudend.
Intéresse, ielan<)hebbendt baatzuchtig
gierig, inhalig.
Intért^er, belang doen hebben,belany
inboezemen, aangaan, betreffen, ra-
ken, winnen overhalen.
i ,,i.>•;■•■- -<-i (s\'), deelnemen,belangstellen.
Intérét, m. belang, o. nut, o. deelne-
ming,
v. aandeel, o. eigenbelang, o.
belangstelling,
v. interest, m. ren\'\',
Interfé:-ence, f. interferentie, v, (t.
[nterfolfer, doorschieten.           ihinne».
Intérieur, inwendig, innerlijk, vau
Intérieur, m. inwendige, o . innerlyke,
o binnenlandsrhe zaken,
v. me
Interim, *. interim, o. tussch-:ntgd, m.
Intérioiaire, ad interim, voorloopig.
In\'e\'jectkm, I. tusschenwerpsel, o. be-
roep,
o.
Interjeter, appel, appelleeren, appel
aanteekenen.
Interlicjne, f. tusschenreoel, m. inter-
linie, v.
Interli;iner, tusschen de regels zetten.
Interlineaire, tusschen de regels.
Intcrlolxilaire, tusschen de kwabben.
Interloctiteur, m. spreker, m.tusschen-
spreker,
m.
Interlocution, f. tussrhenspraak, f.
Interlocutoire, voorloopig
Interlocutoire, f voorloopig vonnis, o.
tusschenvonnis,
o.
Iuterlope, m. smokkelaar, m. smokkel-
schip.
o.
lnter)ope,smokkelhandeldrijvend,$luik..
Interloquer, voorloopig vonnis uitspre-
ken . verlegen maken , verbazen,
overblvffe.n.
Interlunium. m. tijd van de onzicht-
baarheid der maan,
m.
               (ken.
Intermaxillaire, tusschen de kinnebak-
Intermède, m tusschenspel, o. inter-
mezzo, o. tusschentijd, m. interme-
dium, o. oplosmiddèl,o.verbindings-
middel,
o-
lnlern\\èa"\\n\\r(i,tus3chenbeiden,tusschen-
komend, tusschenliggend, interme-
I diair.
-ocr page 275-
INTE                      285
Interprète, m. tolk. m. uitlegger, m.
verklaarder, m. «ertaler,
m.
Interpréter, vertolken, uitleggen, ver-
klaren, vertalen.
(nterrèfine, m. tusschenregeering, v.
terre\'inum, o.
[ntêrrox, m. tusschenkoning, m. re-
gent,
m.
Interro\'iant, (poïnt, m.> vraagteeken.o.
Interrogat, m. gerechtelijke ondervra-
[nterroijatif,vragend,vraag....(ging, v.
Iutcrrogation, f. vraag, v. ondervra-
ging,
v.
Interrogation (point, m. d\') vraagtee-
ken, o.
(nlerroyatoire, m terechtel\'jk onder-
zoek, o veihoorto. proces-verbaal,O.
Interro<jer, vragen, ondervragen, af-
vragen, verhooren, raadplegen.
[ntermi, m. tusschenkoning, m. re-
gent,
m.
Interrorapre, in de rede vallen, af-
breken, storen, ophouden, rusten.
(nterrupteur, m. stoornismaker, m. af-
breker, m. die in de rede valt, m.
Intcrruption, f. storing, v. afbreking,
v. in de rede vallen, o. stilstand, m.
Intersection, f. doorsnijding v, snij-
dingspunt, o doorsnede, o.
Interstellaire, tusschen de sterren.
In(.■■■■■ [!\'■!\', m. tusschentijd, m. tus-
schenruimte,
v,
Iniervall.\\ ra. afstand, m.tusschentijd,
m. tusschenruimte,
v. vak, o. in*
tervat, o.
ItitervaKaire. m. tweekleppig.
Intervenir, tusschenkomen, tusschen
beiden komen.
Intorvention, f. tusschenkomst,v.inter-
ventie,
v.
Interversion, f. omkeering, v. verivar-
ring. v.
Intervertir, omkeeren, omverwerpen,
verwarren.
Intervertissement, m. omkeering, v.
onderwerping, v. verwarring, v.
Intostable, onbevoegd om te getuigen.
fntestat, zonder testament, intestaat.
Intesiat (hdrïtier, m. ab), natuurlijke
erfgenaam, m. intestaat, m.
Intestin, in. darm, m.
Intestin, inwendig, inlandsen, binnen-
lam\'.sch, binnen . ■ . , burger
....
Int est mal, der ingewanden, darm , . ,
INTE
Intermediaire, m. tusschenkom\'nde, o.
tusschenkomst, v. bemiddeling, v be-
middelaar, m. tusschen beiden zijnde,
Intermédiat, m. tusschentijd, m. (o.
Intermiiiahle, eindeloos, onaf doenbaar.
Ititermifflfon, f tmtschenpoozin-j, v. op
hovden. o wet/blijven, o.
Inteimitieno, I. verpooiing, v. afla-
tittg, v. nfgebrokenheid, y.
Intermittent, verpoozend, tusschenpoo-
tend, aflatend, intermitterend.
Inlerrao\'ide, m. ruimte tusschen de
werelden, v.
Intermusculaire, tusschen de spieren.
Inlernat. na. kostschool, v. intemaat,o.
Intertiation, f. opneming als burger, v.
in\'i/ving, v.
International, internationaal, volken,...
Inlernaiionalo, f. internationale, v.
Inlerne,inu>endig,innerlijk,van binnen.
Internp, m. koHaanger, m. interne, m.
Interner, verblijfplaats aanwijzen, in-
terneeren.
InlPrnisKahle. onverdoofbaar, onbevtek-
internortce. m. internuntius, ra. (baar.
Im-\'rncmciatiire, *■ ambt van inter-
nuncius, o,
\'nteiossoux, tusschen de beenderen.
Ini.\'rpellateur, m. die eent interpella-
tie doet, m.
\'nterpellation, f. interpellatie, v. vraag
om opheldering,
v. gerechtelijk be-
wfi o.
l\'iterjiPiler, interptlleeren, om ophel-
dering vragen, gerechtelijk bevelen.
\'nierpo\'flteur, m. inlasscher, ra. ver-
vaischer, m.
lf|U\'rpolation, f. inlassching, v. invoe-
ging, v.verval&ching,v.interpolatie
v.
\'\'Heri^ler, tusschen voegen, interpo-
leeren.
\'■\'■■■ rui ir nuiiiin, f. punten tusschen
woorden, v. interpunctie, v.
\'Werposerjusschenstellen, in \'t midden
brengen, bemiddelen.
jfternoser (s\') tusschen beiden komen.
\'ntprpoMtion, f. tusschenplaatsing, v,
tus*chenstand, m. tusschenkomst, v.
bemiddeling, m.
\'nterprétateur, m. uitlegger, m. ver-
tolker
, m.
\'"terpréiatif, uitleggend, verklarend.
\'"terprétation, f. uitlegging, v. ver-
klaring, y. vertaling, v.vertolking,*.
-ocr page 276-
26(1
i.NTK
INVK
gen, nieuwsgierig maken, met kui
peryen omgaan.
Intriguer, (s\') intrigeeren, zich in
dringen.
Inlrigueur, m. intrigant, m.
Inttttin", m. pi. darmen,m.me gedaini-
te, o. ingewanden,
o. me.
Intigé, stcngelloos.
Intimation, f. gerechtelijke aankondi-
ging,
v. intimaiie, ».
Intime, vertrouwd, innig,f/eheim, in-
tiem.
Intime, m. boezemvriend, m. intieme
vriend,
m. huisvriend, ra.
Intime, f. boezemvriendin, v. intieme
vriendin,
v.
Iniimé.m. gedaa</de,m.geintimeerde,
Intimer, gerechtelijk aankondigen
aanzeggen, dagvaarden, beroepen,
Intimidaiion, f. vreesaaniaging, v.
overbluf\'fing, v. bangmaking, v.
[nlimider, vrees aanjagen, schrik aan-
jagen, bang maken, overbluffen.
Intimuler (s\') bevreesd worden, bang
worden, overbluft worden.
Intimilé, f. vertrouwelijkheid, \\.innige
vriendschap,
v. intimiteit, v.
Imilulation, f. benaming, v. titel, m.
Intituló, m. opschrift, o.
Intituler, betitelen, van een opschrift
voorzien.
]nto\\èrnb\\eto»verdragelijk, ondragelijk
tntolcrancc, f. onverdraagzaamheid, v
Intolerant onverdraagzaam.
Intolérantismo, m. geest . van onver-
draagzaamheid ,
m. intolerantis-
mus, o.
Intonalion, f. aanhef, m. inzetten, o.
aanstemming, v. intonatie, v.
Intorsion, ( wnttgingjt, verdraaiing,*.
Intradns, m. inwendige gewei f ron-
ding,
v. gewelfboog, m.
Intradnisible, onvertaalbaar.
IntrailaMe, onhandelbaar, stug.
Intra-mnros, binnen de muren.
[ntvansitif, niet overgankel\'uk, onzijdig.
Intrépide, onverschrokken, onversaagd,
stoutmoedig, manhaftig.
Intrépiditii, I. onverschrokkenheid, v.
onversaagdheid, r. stoutmoedigheid,
v. manhaftigheid, v.
Intrigant, m. intrigant, m.
Intrigante, (. Intrigante, v.
Intrigant, vol streken, listig, doorsle-
pen, intri jeerend.
[ntrigue, t. intrige, v. list, v. kui-
perjj,
v. knoop, m. heimelijke min-
nartj, v.
Jntiiijuer, intrigeeren, in de war bren-
Intrigueuse, f. intrigante,?.
Intrinsèqne, inwendig, innerlijk.
Introducteur, ra. inleider, m. voorstel-
Ier,
m.
Introdnctif, inleidend, voorloopig.
Introduction, I. inleiding, v. invoering,
v. voorrede, v. introductie, v.
Introductoire, inleidend.
Introduin, inleiden, invoeren, inbren-
gen, insteken, introduceer en.
[ntroaaire («\'), zich indringen,binnen-
sluipen.
In [.rolt, m. begin der mis,o introitus,m.
i \'i■.:■<> i i i ■ , f. inlating, v. indrin-
ging, v.
IiUronisation, [. inwijding, v.
Introniser, inwijden.
Introuvablc, nirtfevinifeii, onvindbaar
Intronvó, niet gevonden,
(ntrus, ingedrongen, ingestoken.
Intrus, iii. indringer, m.
Intrusion, f. indringing, v.
lni»\\tit,aanschouwendtaansehottwelyk,
door aanschouwing verkregen, bij
intuïtie.
[ntuition, f. onmiddellijke aanschou-
wing,
v. intuïtie, v.
Inlumescencc, f. zwelling, v.
Inlussusception, f. wederzijdsche in-
zuiging,
v. opneming, v.
Inusité, ongebruikelijk, buitengebruik.
Inutile, onnut, nutteloos, overbodig.
bmtlUté, (. nutteloosheid,* .beuzelarij,* ■
Invaincu, onoverwonnen.
Invalide, verminkt, zwak, krachteloos*
ziekelijk.
Invalide, m. invalide, m. verminkt
soldaat,
m. ziekelijk mensch, m.
Invalider, krachteloos maken, verzwak-
ken.
Invalides, ra. p). invalidenhuis, o.
Invalide, f. krachteloosheid, v.
Invariabililé, f. onveranderlijkheid, *■
Invarlable, onveranderlijk, standvastig-
Invasïon, f. inval, ni. strooptocht, ra.
Invective, I. scheldwoord, o. schimp-
rede, v.
Invectiver, schelden, uitvaren hoonen.
Invendable, onverkoopbaar.
-ocr page 277-
IURK                       -267
[iivolucr^, bekleed.
Invotuté, ingerold.
Involution, I. inwikkeling, v. verioik
keling, v. verwarring, v.
Invoquer, aanroepen, inroepen, zich
beroepen op.
Invraisemblable, onwaarschijnlijk.
Invraisemblauce, f. onwaarschijnlijk-
heid,
v.
Invulnérahilité, I. onkwetsbaarheid, v.
Invulnérable, onkwetsbaar.
lo, ra. pauwenoog, o. io, v.
lode, m. jodium, o.
lodure, m. jodiumverbinding, v.
lol, m. jol, v.
lonien, Ionisch.
lonique, Ionisch.
rota, m. jota, v.
Iotacisme, m. veelvuldig gebruik Uer
jota, o.
Ipécacuana, m. ipecacuana, v. braak-
wortel, ra.
Iprean, m. breedgebladerde olm, m.
IpsoMtrie, f. zelfaanbidding, v.
Irascibiiitó, f. lichtgeraaktheid, v. kit-
leloorighciii, v. ioornigheid, v.
frascible, /ic/<fsrerfl«fc(, kitteloorig,toor-
nig, driftig, opvliegend.
Ire, f. toorn, m. gramschap, V.
Irénarqiie, m. vredevorst, m. ererfc-
i-.\'JiJer, m.
Iridium, m. tri</tu>», o.
Iris, m. regenboog, ra. iris, v. fijc/t-
Iri*é, regenboogkleurig. (bloem, v,
Ironitï, f. ironie, v. bedtkte scherts, v.
spotternij, v.
Ironique, ircmifcA, spottend.
IrcKiuois, m. Irokees, m. onbeschaafd
mensch, m.
Irrachctable, onafkoopbaar.
Irradiaüon, f. straaluitschieting, v.
Irradier, s(r<ï(tm uitschieten,zich slraul-
gewijs uitbreiden.
Irraisonnable, onredelijk, redeloos.
Irrationncl, iu\'e( ouerce»/romen(/,ojirfer-
(i«gr onmetffrirtr, irrationaal.
Irrecevable, onaannemelijk.
[rréconclliable, onverzoenlijk.
Irréconcilié, onv-jrzoend.
[rréeomMt, onvcrwerpelyk, ontegen ■
zeggelijk, onwraakbaar.
Irr&luctibilitó, f. onherlcitlbaarheid, v.
IiTÓiluctiblc , onherleidbaar , onver-
kleinbaaf.
INVE
lnvendn, onverkocht.
Inventaire, m. inventaris, m. hoedelop-
schrijving,
v. lijst, v. verkooping, v.
In venter, uitvinden, vertinnen, ver-
luchten, smeden.
Itiventeur, m. uitvinder, m. verzin*
ner, m.
Inventif, vindingrijk, vernuftig.
Iriïention, t. uitvinding, v. vond, ra.
vinding, v.
Inventorier, invcntariseeren, inventa-
ris maken, opschrijven.
tnrersable, onomstootbaar, niet om-
verwerpbaar.
Inverse, omgekeerd, verkeerd.
Inverse, f. omgekeerde, o. verkeerde, o.
Invcrsion, f. omkeering, v omzet-
ting,
v. woordverplaatsing, v.
luvertöhrè,tonder wervelbeenderen,on-
gewerveld.
Invesligateur, m. naspoorder, m. on-
derroeker,
m. navorscher, ra.
InvestigiUion, f. nasporing, y. onder-
zoek, o. navorsching.
v.
■ nveslir, bekleeden, in betit stellen,
brttenen, omringen, berennen.
Invoslisscment, m. omringing, v. tn-
sluiting,
v. omsingeling, v.
l\'ivestiture, (. /eenhuldiging, v. belee-
ning,
v. investituur, v.
Invétére, verouderd, ingeworteld, in-
gekankerd.
li\'vtilérer (s1), verouderen, inwortelen.
(nvincibilité, f- onoverwinnelijkheid^.
\'ivincible, onoverwinnelijk, onweder-
sprekclijk, ontveerstaanbaar.
|a*iolabilflé, I. onschendbaarheid, v.
huiolable,onschendbaar, onkreukbaar,
livisibilitó, f. onzichtbaarheid, v.
Invisible, onzichtbaar, onzienlijk.
Invitateur, m. uitnoodiger, ra,
Inviiation, t. uitnoodiging, v. invita-
Invitaloire, uitnoodigend.           (tie, ».
Invitaloire, m. opwekkend gezang, o.
voorzang, ra.
1 Mier, uitnoodigen, nooden, invitee-
ren, uitlokken, opwekken.
lnvocation.f. aanroeping, v. inroeping,
v. smeeking, ?.
I\'ivocntoirc, aanroepend, inroepend.
In volontaire, onwillig, onwillekeurig,
gedwongen.
\'nvolucelle, (. bekleedscltje, o.
\'iivolnri\'O, m. bekteedsel, o. hulsel, o.
-ocr page 278-
iriu;
•tos
ITAL
Irroration, I. bedauwing, v. bespren-
ging,
v. bevochtiging, v.
Irruptlnii, f. inval. m. inbreuk, v.
Isabt\'Ile, m. izabelkleur, v,
[sabelle, izabelkleurig.
[gabelle café au lait, geheel izabel, p"
reliiaat.
                                         (vaal
Isabelle commun, gemeen izabel, geel-
Isabelle iloré. goud izabel, goudvaal
Isibelle rh ir11■ r■ donker izabel, rood-
Isaifonc, geltjkhoekig.                     (vaal
Isalgue, f. bloem van vijf klaverblaad-
Isara, m. wilde geit, v.              (jes, v
Isati», m. steenvos, m. weede, v.
Iscliémie, f. blof\'stelping, t.
hcliinniv f. heupjicnt, t.
iMhiatncèla, f heupbreuk, v.
Ischiocèle, f. heupbreuk, v.
Ischion. m. heupbeen,o.
Isch>in5li<)ue, pndrijvcnd.
Ischurie, t. pisopstopping, v.
Islamisme, m. islamisynus, o.
Iso . . . , gelijk ....
Isocèle, met twee gelijke zijden, ge-
lij kbeenig.
Isoclirone, gelijktijdig, isochronisch.
Isochronismo m gelijktijdigheid, v.
kri.|<>!i-\\ gelykhaekig
Isolaüon, f. alleenplaatsing, v. afzon-
dering,
v isolatie, v.
Isolé, afgezonderd, eenzaam, vrij, al-
leen, geisoleerd.
Isolement, !H. afzondering,?, eenzaam-
heid,
v. tusschenruimte, V.
lsolcr, »fzonderen, alleen plaatsen,
isoleeren.
Isoloir, m. isoleerbankje, o.
I ■ 11 ! i *■ : ■ - vin gelijke» omtrek.
Isopteure, met zeven gelijke zijden.
Israélite, ui is\'-aëliet, m.
Israélite, israélietisch.
Issant, klimmend.
[nar, hijschen, opbijschen.
Iss\'i, gesproten, afkomstig.
Issue, ƒ. uitgang, m. uitweg, ra. uit-
stag,
m. uitkomst, v. einde, o.
Issues, f. pJ. omstreken, v. buitenwer-
ken, o. afval, m zemelen,
v. me.
Istbmc, m. landengte, v. isthmus, m.
Itantie, Itaque, I. reep, ra. draaireep, m.
Italianisme, m. Italiaansche spreek-
wijze,
T.
Jtalicisme, m Italiaansche spreekwijze,
UaJien, m. .Italiaan, m.                 (v-
Irréfléchi, onoverlegd, onbedachtzaam.
IrréQexion, f. onbedachtzaamheid, v.
gebrek aan overleg, o.
IrréfomwbiUté f onverbeterlijkheid, v.
onveranderlijkheid,
v.
Irréformable, onverbeterlijk, onveran-
derlijk, onomstootrltjk
li réfraij^ble , onweersprekelijk , on*
loochenb-iar, onwraakbaar.
lrré\'iiilarité, f. onregelmatigheid, v.
ongeregeldheid, v. onbevoegdheid, v.
Irregulier, onregelmatig, ongeregeld,
ongeordend, onbevoegd^ onevenredig.
Trréligieux, ongodsdienstig.
Irréliginn, f. ongodsdi-nstigheid, v.
Irrémédiable, onherstelbaar, ongenees-
lijk, onbeetbaar
Irrémrssible, onvergeeflijk.
Irréparable, onherstelbaar.
[rrèpiré, onherstrtd.
Ei i \'-(n-.\'li.-ij-iiiil.\', onberispelijk.
Irréprtmable, onbedwingbaar, onbeteu-
gelbaar.
Irréprochabte, onberispelijk, onbespro-
i kan, onwraakbnnr.
Irrésistibilité, f. onweerstaanbaarheid,
Irréaittible. onwederstaanbaar. (v.
Irrésolu, besluiteloos, wankelmoedig,
onzeker.
Irresoliitioa- !• besluiteloosheid, v. wan-
kelmoedigheid,
v. onzekerheid, v.
IrrespecUieux, oneerbiedig.
IrresponsabJe, niet verantwoordelijk.
IrrAvérence, t oneerbiedigheid, v.
Irrévérent. oneerbiedig.
Inévocabili\'ó, f onherroepelijkheid, v.
Irrévficahle, onherroepelijk.
Irrévoqné, niet ingetrokken, niet her-
roepen.
Irrigation, f. besproeiing, v. bevochti-
ging, V. irrigatie,
V.
Irriguer, besproeien, bewateren.
i Irrision, f verachting, v. spotternij, v.
, Irritahilité, t. prikkelbaarheid, v. licht-
geraaktheid,
v.
Irritable, prikkelbaar, licht geraakt,
i gevoelig.
Irrilation, f. prikkeling, v. gevoelig-
heid,
?. gisting, v.
\'rrité, vertoornd, vergramd, verbolgen.
rriter, toornig maken, vertoornen, ver-
grammen, prikkelen, opwekken.
rriter (*■\'), zuh boos maken, boos zijn,
stormachtig worden.
-ocr page 279-
tTAt
Italien, llatiaansch.
Itabque, cursief.
Italique, m. cursieftetter, v.
hem, item, verder, nog, insgelijks.
Item, o. item, m. post, in. taak, v.
ïtëratif, herhaald.
Itéraiivement, \'"ij herhaling.
Itérato, m. dwangbevel, o.
Iünéraire, ra. reisweg, m, reisboek, m.
reiswijier,
m. reisbeschrijving, v
marscntableau, o. reisgebeden, o. me.
Itinéraire (colonne, f.), handwijzer, m.
luie, m. duizendbeen, o katje, o.
Ive, Ivette, f. veldcipres, in.
Ivoire, m. ivoor, o. elpenbeen, o.
Ivoirier, m. ivoordraaier, m. ivoor-
handelaar,
m .
JALÜ                       3BÏÏ
Ivraie, f. onkruid, o. dolik, v.
Ivre, dronken, beschonken.
Ivresse, f. dronkemchap, t. bedwel-
ming,
v. verrukking, ».
Nrogne, dronken, aan den drank.
Ivrogne, ro. dronkaard, m. zuiplap, m.
Ivroyiier.tuipeH.iicA dronken drinken.
Itrognerie, f. dronkenschap, t. zui-
pen,
o.
Iv rog nesse, t. dronken vrouw, v.tuip-
ster,
v.
Ivroie, f. onkruid, o. dolik, v.
Ixeutique, f. fcuiisf om voyr/j met (y\'m-
roeden te vangen, v.
Ixia. Ixie, t. zwinrtildit,l v.
liari, m. /eua/Kïc/ie metffrrap, v.
Izémien, i/t lagen neergezet.
Uacquart, m. weefgetouw, o.
|Jacque de mailles, f. pantserhemd» o,
Jactance, f. grootspraak, v. snoeverij,v,
Uacution, f. onrust, v. slingering, v.
jJacter (se), zwetsen, snoeven.
j Jaculatoire, uitspringend,uitschietend.
Jaculatoire (ionUine, i\\), springbron, v,
Jaculatoire (oraison, f.), schietgebed je, O.
Jade, I. yraveelsteen,m. niersteen, m
Jadis, weleer, eertijds, voorheen.
Jaguar, m. jaguar, in. tijyerkat, v.
Jrti.t, in. 0t\', o.
Jailler, ontspringen, opweli\'en,opsprin
gen, uitschieten, spatten.
jaiïlissomeiit, m. ontspringen, o. opwel
len, o. opspringen, o. uitspatta -
Jais, in. 7\'\'. o. smalt, v.
Jalage, m. gemeentelijke wijnbelas-
JaUji, m. jalappe, v.                (tiny, v
Jale, f. grooie kuip, v.
Jalet, m. rond keisteentjc, O.
Jalun, in. baken, o. bakenstok, m.
Jalonner, bakenstokken zetten.
Jalonneur, ui. rkhlingaangever, m.
Jatot, ra. kaarsenmakerstobbe, v.
Jalousé, benyd, getralied.
Jalousument, uit jaloerschheid.
Jalouser, jaloersch zjjn op, yzerzuch-
tig xjjn.
Ja, rcedj.
•jabiroii, m. strandlooper, m.
Jablc, m. gergel, m. «irn, m. kroos, v.
Jabler, geryelen
Jabloire, i. geiyelmes, o. kroosijzer, o.
Jabot, ui. fcrop,m. fc0MMWfj#,O jabof,m.
•jabutCT, praten, babbelen, snappen.
•>aca, in. broodboom, m.
Jucamar, m. boomkruipertje, o.
Jacaaser, snateren
Jacasserie, i. snateren, o.
Jacée, l. vlokbloem, v.            {beheerd.
Jaceut, vtrlaten, zonder eigenaar, on-
Jachère, f. braakland, o. braakliggen,
Jachérer, braakland omploegen. (o-
Jacintbe, f. hyacint, v.
Jaco, m. aschgrau we papegaai, m.
Jacobée, i. St. Jacobskruid, o.
Jacobin, m. jacobija, in. jacobgner
monnik,
m. doi.iininikaner mon-
nik,
m.
■\'acobine, f, jakobijner non, v. domi.
nikaner non,
v. gemanttlde kraai, v.
Jacobiniser, tot jacobynen maken.
Jacobinisme, ni. teerder jacobij)ien,v.
Jacobitus, in. aanhangers van Jacobus,,
ui. jacobieten, m. me.
«Uconas, m. jaconet, o.
-ocr page 280-
JASE
Jaquier, m. broodboom, m.
Jarbière, f. snijmes, o.
Jardin, m. tuin, ra. hof. m. kap, m.
Jardin potager, m. moestuin, m.
Jardinage, ra. tuinieren, o. tuingron<<,
m. tuinbouw, m. tuinmanskunst, <
hovenierskunst, v. groenten, v. me
Jardinal, tuinrn betreffend, in tuitte*
groeiend.
Jai\'dii.er, tuinieren, hovenieren.
Jardinet, ni. tuintje, o. hofje, o.
Jardineuse, f. donkere smaragd, m.
Jardinier, m. tuinman, m. ruimer, in.
hovenier, m.
Jardinicre, f. tuinvrouw, v. hovr.ii> i
ster,
v. geborduurde lub, v. bloem-
tafeltje, o. allerlei groenten bij el-
kander gestoofd,
v.
Jardon, m, haxcnspat, v.
Jargon, ra. brabbeltaal, v. boerentaal,
v. koeterwaulsch, o, bijzondere taal,
v. gekwetter, o. gomsïeen, m.
Jargonner, cene brabbeltaal spreken,
eene boerentaal sprtken, krom fti
ten, koeterwalen, snateren
Jargonneur, m. brabbelaar, m. koetei-
Jai\'lot, m. sponning, v. (water, tn-
JALO
wu
Jalousie, f. jaloerschheid, v. jalouiie,
v. ijverzucht, v. minnenijd, m, joh-
neblind, o. tralievenster, o.
Jaloux, jaloersch, ijverzuchtig, naijve-
rig , bezornd, zorgvuldig , rank ,
wreed, luht kenterend,overhellend.
.laloux, m- benïjder, m.
Jamais, nooit} nimmer, ooit, immer.
Jamais, m. cindeloote tijd, m.
Jamais (u), voor eeuwig, voor altijd.
Jamais (au grand), in alle eeuwigheid
niet.
Jambage, m. post, m. stijl, m. neer-
haal,
v. zijmuur, m.
Jambages, m. beenen, o. me.
Jambe, f. been, o. poot, m. schenkel,
m. broek,
ra. stut, m. schoor, m.
Jambe, gebeend.
Jambes (jouer des), .\'■-■< hazenpad fcie-
zen, wegrennen.
Jambettc, f. knipmes, o. taffc, m.
Jambeties, f. pi. spiegelstvkken, o. me.
Jambier, m. kuitspier, v. /(aii0botfm,m
Jambier, .\'■■\' /<<■\' !n t n behoorend.
Jambier (muscle, m), kuitspier, v.
Jambière f. scheenharnas, o. beenhar-
Jambon, m. ham, v.                  (»a5, o.
Jarabonneau, m. hummetje, o.
Jan, ra. zes banden, m. me. jan, rn.
Jan, m . (Ie petil), de zes eerste ban-
den, m.
me.
Jan, m. (ie grand), de zes laatste ban-
den,
tn- me.
Janissairc, m. janitsaar, m.
Janot, m. onnoozele hals, m.
Jansenisme, in. jansenismus, o.
Janséiiiste, m. jansenist, m.
Jante, f. velg, v.
Jantliiue, f. buihivormdier, o.
Jantière, i. boorbank, v.
Jautille, 1. schepbord, o. schepplauk, v.
Jantillei\', mat schepborden voorzien.
Janvier, m. Januari, ra. Louwmaand,
Japon, m. Japansch porselein, o. (v.
Japonner, het aanzien van Japansch
porselein geven.
Jappe, f. gepraat, 0. gesnap, o. ge-
klap, o.
Jappement, m. gekef, o, geblaf, o.
Japper, keffen, blaffen, aanblaffen.
Jaque de niiiilies, f. maliënkolder, ra.
Jauuemai\'t, in. ijzeren mannetje, dat
de uren slaat, o
Jaquette, f- wambuis, o. jakje, o.
Jarnac, m. kleine
\' PO/.
ito),
jaard f m.
Jarnac (coup, m
steek onder
ter, m.
Jarre, f. waterkruik, v. yroue wol, »
&L\'«er/(oar, o.
Jarre bosse, f, bM0fouu>, o.
Jarróe (Iainef !.), proue wol, v.
Jan\'et, m. kniebooi/,m. spronggewrivht,
.
o. schenkel, in. knobbel, m. spriet, rn
Jarreté, krombeenig, uitspringend.
Jan-eter, /.-rom loopen.
Jarreter (se), kousebanden aandoe".
zich de knieschijven stooten.
Jarrelicr, tot den knieboog behoorend
Jarretior, m. knieboogspier, v. krom-
beenig paard, o.
Jarreüère, I. kouseband. m. vurigheu\'
aan de knieschijf, v. kanonstrop,m
Jarreux, ruig, rijzig.
Jars, m- gent, m. mannetjesgans, v\\-
Jas, m. ankerstok, m. eerste waterbad
van een zoutpoel, ra.
Jaser, babbelen, kouten, klappen, pra-
ten, snateren, kwetteren.
Jaserie, 1. gebabbel, o. kout, ra. g<"
praat, o. gekeuvel, o.
Jaseron, ra- gouden ketting, m.
-ocr page 281-
JEUN                       271
Jéjununi, m. ledige darm, m.
Jenny, f. spinmachine, o.
Jeremiade, f. jeremiade, v. klaaglied ,o.
Jèsulte, m. jezuïet, m.
           (klacht, v.
Jésuiüque, jezuïetisch.
Jéiuitisme, m. j\'tjzutetismc, o.
Jéius, m. Jezus, m. jezuspapier, o.
Jet, m. worp, m. werpe», o. gooi,m.
loot,
v. spruit, v. -/■<<■,!. sproH(/,m
Jetée, f puin,o. beer,m. havendam,m.
Jeter, werpew, gooien, smijten, toe-
werpen, uitwerpen, toegooien, uit-
gooien, uitsmijten, uitstrooien, op-
spoelen, uitspuiten, uitschieten, sla-
ken, geven, uitloopen, zwermen, et-
teren, zweren.
Jeter (se), zich werpen, nedervalte»,
zich overgeven, vastraken, zich ont-
lasten.
Jeter de 1\'eau, tvaterloozen, pissen.
Jeter en moule, gieten.
Jeter Ie locli, loggen.
Jeter sa gourme, zijn wilde haren uit-
trekken, uitspatten.
Jeleur, m. tverper, m. gooier, m. gie-
ter, m.
Jeton, m. legpenning, m.rekcnpenning,
m. penning, m.
Jettice, slecht, grof.
Jeu, m.spel, e spelen, o. speelplaats, \\.
speel ruimte,
v. kunstgreep,^, scherts,
v. boert, v. springen, o, inleg, m.
register,
o.
JU de boule, m. balspel, o.
Jeu de cartcs, m. kaartspel, o.
Jeu de dames, m. davnspel, o
Jeu dV\'diecs, m. schaakspel, o.
Jeu de mail, m. maliespel, o.
Jeu de paume, m. kaatsspel, o.
Jeu de mots, m. woordspeling, v.
Jeudi, m. donderdag, m.
Jeudi saiiit, m. witte Donderdag, va.
■\'(Hi ii (n), nuchteren.
Jeune, m. vasten,o. m. v. vastentijd,m.
Jeünc (jour, m. de), vastendag, m.
Jeune, jong, jongste, jeugdig, groen,
luchtig, kinderachtiy.
Jeune domme, m. jongman, m. jonge-
ling,
m.
Jcunement, onlangs, pas geleden.
Jeu tier, vasten, gebrek hebben, missen,
zich spenen.
Jeunesse, i. jeugd, v. jongelingschap, v.
Jcunet, zeer jony. (jongelui, m. me.
JASü
Jaseur, m. babbelaar, m. snapper, m.
prater, m. praatvaar,
m. pestvogel,
Jasione, f. klokjesbloem, v.
               (m.
Jasmin.m. jasmijnboom, m. jasmijn, \\.
Jaspachate, f. jaspisagaat, m.
Jaspe, ui. jaspis, m. en o.
Jasper, sprenkelen, spikkelen, mar\'
meren, jaspeeren.
Jaspure, (. spreuk el ing, v. spil.keling,
v. marmering, v. jaspeertng, v.
Jatte, f. nap, m. bak, m. spoelkom, v.
latte («ui, m. de), napkruiper, m.
lallée, f. napvol, m. bakvol, m. kom-
vol, y.
Jauclide, f. steenwerptuig, o.
Jauge, f. maat, v. f-u\'ft»-, m. ijk, m.
peilstok, m. roeistok, m, HieeJjchaa/,
v. gespitte ruimte, v.
Jaujeage, m. roeie», o. peilen, o.me
ten, o. peilgetd, o.
Jauger, meten, roeien, peilen, ijken.
laugeur, m. meter, m. roeier, m. pei
Ier, m. scheepsijker, m.
Jaumière, f. hennegat, o.
Jaunatre, geelachtig.
Jauuo, geel, ongelooflijk.
Jaune (rire), grijnslachen.
Jau ne, m. geel,o.gele kleur, v. dooit;»\',m.
Jaune de montagnc, m. oAer, v.
Jaune d\'oüuf, m. dooier, m.
Jaunet, m. boterbloem, \\. goudstuk, o.
Jaunir, geel maken, gelen, geelworden.
•lauuisse, f. geelzucht, v. geluw, v.
Jaunollc, [. geel duivelsbrood, o.
Javart, m. kroon/istel, \\. gal, v.
Javeau, m. aanwas, m. aanslibbing, v.
Javelaye, m. in bandels neerleggen, o.
Ja veler, in bundels neerleggen, geel
worden.
Javeleur, m. die inbundels neerlegt,m.
Javeline, f. werpschicltt, m. werpspies,
v. halve piek, v. bundel latten, m.
Javelle, f. zwade, v. rijsbundel, m.
Javelle (Eau, m. de), bleekwater, o.
Javelot, m. wcrpschieht, m. pijl, m.
Jayet, m. git, o.
■\'•■. m. loodgieterspeilstok, m.
\'eaimctte, f. kruis met een hart er op,
Jccoraire, f. leverkruid, o.
                (o.
Jectiijatiou, f. onrustigheid der pols, v.
Jectisbes, i. pi. opgeworpen* aarde, v
><(*\'(f./a(t.-r,-/dL", m. me.
-ïógneux, m, ocAer »ie( Mn oor, m.
-ocr page 282-
272                       JEflN
Jeüiieur, m. dié vast, m. waarnemer
der vaste>if m.
Joaillerie, f, juwelierskunst, v. juweel-
handel,
m. juweelen, o. me.
Joaülier, f. juweh,r, m.
Jobard, m. sul. ra. sukkel, m.
Jobarderie, f. domme streek, m.
Jobelin, m stommeling, m. domkop, m.
Jobet, m. ijzeren haak, m.
Joc. in. rifsi, v.
Jockey, m. jockey, in.
Jocrisse, in. uu^i-iii/,\'\'!, o. totskap.ra.
Joie, f.\'vreugcte, v. blijdschap, v. vroo-
lijUheid, v. plezier, o. vermaak, o.
Joitjtiant naastgelegen, naast,dicht bij.
Joiiidre, samenvoegen, samenvouwen,
samenleggen
, vereeiuj/e», binden,
aaneenhechten, bijeenvoegen, samen-
lijmen, trouwen, inhalen.
Joindre (te), zich vereenigen, samen-
loopen, bijeentrekken, samenkomen.
Joint, in. voeg, v. gelid, o. gewricht, o.
naad,
m.
Joint |CÏ), hiernevens.
Jointque, behalve dat, voeg daarbij dat.
Jointe, l. koot, v. hiel, v.
Joiulé, gekoot.
Jointée , f. twee handen vol , f.
gaps,
v.
Jointii, samengevoegd, ineengevoegd,
zonder lucht.
Hiulayer,voegen, invullen, aanstrijken.
Joinlure, i. voeg, v. geleding, \\. ge-
wricht, o. verbinding,
v.
Jointure des doigts, t. kneukel, m.
Jol, m. jol, v.
Jol), aardig, mooi, fraai, lief.
■ToJi. m. aart/i<;«, o. mooie, o. fraaie, o.
Juliet, vrij, aardi<j, vrjj mooi, lief.
Jolimenl,\'fraai, ter deeg.
Jolneié, f. aardigheid, v.
Jonc, in. bits, v. riet, o. rotting, m.
effen ring, ia. hoepring, m.
Joucacées, f. pi. biesachtige planten, v.
rietachtige planten, v. me.
Jonebaie, f. bicsbosch, o. rietveld,o.
Jonclie, I, lis, v. lus, v.
Juncliée, f. strooisel, o. mandje, o.
roomkaas,
v.
Jonclier, bestrooien,bezaaien,bedekken.
Jonchere, f. bos biezen, m. biesbosch,
o. rietveld, o.
Jonchets, m. pi. knipperspel, o.
Joncoïde, biesachtig.
JOUR
Jonction, f. samenvoeging, v. verecni-
ging,
v. vereen iginyspunt, o.
Jong Ier, goochelen, jongleeren, ver-
schalken.
Jonglerie, f. goochelarij, v. kwakzal-
verij, <t.
Jongleur, m. goochelaar, ra. speelman,
m. kwakzalver, ra. kunstenmaker, m.
Jonque, I. jonk, v.
JoiK[uille, f. jonquüle, v. tijloos, v.
J ■ ■> : h , m. Josefpapier, o. vloeipa-
pier,
o.
Jotte, f. beet, v. kroot, v. beetwor-
tel,
m.
Jottereaux, tii. pi. galjoenstutten, o-
me. ooren, o. me. klampen, m. me.
Jotte», f, voorzijden, v. me.
Jouailler, laag spelen, slecht spelen-
Jouant, waggelend.
Joubarbe, l. huislook,o. donderbaard,m.
Joue, (. wang, v. koon, v. kaak, (.
boeg, m.
Joue (coucher en), aanleggen, mikken.
Jouce, f. muurdikte v. vlucht, v.
Jouer, sjn7( n, voorspelen, op het $fé
zetten, werken, gaan, veinzen, ni-
doen, vertoonen bedriegen, foppen.
JouiT (Sv*)j spelen, boerten, voor dei\\
gek houden, spotten.
Jouer (faire), luien werken, in bcwf
ging brengen.
Jouereau m. slecht speler, m. kruk,in-
Jouel, m. speelgoed, o. speeltuig, ft
speelbal, m. speelpop, t. keitinkje,o.
Jouette, f. ondiep konijnenhol, o.
Joueur, .<i><.li >, ui. dobbelaar, m.
Joufflu, atkwangig, opgeblazen.
Jouy, m. ju/c, o. slavernij, v.gezag, o.
draagboom,
m. waagbalk, m. bc
/atts, v. sjorhout, o.
■ Iinii. ni. bouillon, fu.
Jouières, Jouillèies, Jouilliéres, f. pi.
sïtmmumt. m. me.
Jouir, v-\'""\'\'\'\'". ;/t n-itikni, smaken,
bezitten, in \'t bezit zijn.
Jouissance, f. genof, o. bezitting, i.ge-
nieting,
v. :■■<■■. aa/r, o.
Joujou, üi. speelgoed, o. speeltuig, o.
Jour, tn. \'\' \'v, m. (ic\'rf, o. levenslicht,
o. daglicht, o. etmaal, o. opening,
v. ruimle, v. weg, m. doorgang, m-
uitkomst, v. middel, o.opheldt>ring,\\.
Jour (a), opengewerkt, doorzichtig.
Jour de 1\'an, m. meu.wjaarnfajr, m.
-ocr page 283-
JOUR
looi\'des Rois.m. Driekoningendag, ra.
ounial, m. dagboek, o. journaal, o.
dagblad, o. tijdschrift, o. morgen
landt, o.
ournal (livrc, m.), winkelboek,o.dag-
boek, o. journaal, o.
ounialier, dagelijksch, alledaagsch,
wisselvallig, veranderlijk, grillig,
onbestendig,
ournalier, m. daglooner, m. dagwer-
her, m. daggelder, ra.
ournaliste, m. dagbladschrijver, m.
ourniïe, f. dag, m. dagreis, v. dag-
werk, o. daggeld, o. dagloonfi. veld-
slag,
in. 5/09, m.
ournellement, dagelyks, alle dagen.
nUe, f. steekspel, 0. tornooi, o. wor-
steling,
v. (wist, m. geschil, o.
mtei\', steekspel houden, worstelen,
kampen, twisten, vechten.
uutcreaux, m. pi. mastklampen, m.
ooren, 0. me.
oiiteur, m. kampeechter, m. w/ors/e-
ioar, m. vechter, m. kampioen, m.
ouvence, f. jeugd, v.
euvence (fontaine, f. de) Kery\'onsiHj/s-
\'\'ro», v.
ouvengeau, m. jongeling, m. meifc-
baard, m.
ouvencelle, jong meisje, o.
ouxte, dichtbij, nevens, volgens, naar.
ovial, vroolijk, opgeruimd, hartelijk.
ivialité, f. vroolpkheid, v.opgeruimd-
hcid, v. hartelijkheid, \\.jovialitett,v.
vilabe, m. werktuig om Jupiter en
zijne wachters waar te nemen, 0.
°yau, m. juweel, 0. kleinood, o.
oyouseté, ï. kortswijl, v. boert, v.
oyeux, blij, blijgeestit}, vroolijk, lus-
\'ig, verheugd, verblijdend.
\'I\'arte, f. tandélooze walvisch, m.
U)"S m. hoogtaal, o. doxaal, o.
,1|,l f.ntanen, v. me. hdmsiemad,o.
u{>é, (venir a), «ie/» onderwerpen,
ubüaire, van een jubeljaar, jubel....
unilation, f. jubelfeestviering, v. j«-
\'>elcn,o. vreugdebedrijf, o.
ubilé, m. jubilê, o. jubel, m. jubel-
jaar,
o. jubelfeestj o. jubüè, o.
ubiler, jMbefen, «cfc verblijden, van
\'-\'e dienst vrijstellen met behoud van
"e helft van het loon.
l,c, m. hoenderrek, o. hoenderstok,m.
west, v. rek, o.
F.H.
■lu.ir
■27X
Jucliü, me/ </ertvoJJt!)ie achterkooten,
Jucher, op /iet refc fitten, roes/en.
Jucher (se), op het rek gaan zitten,
gaan roesten.
Juchoir, m. hoenderrek, o. hoender-
stok,
m. roest, v.
Judalque, joodsch.
Judaïsme, m. jodendom, 0.
Judas, m. verrader, m. kijkgat, o.
Judée, I, jodenlijm, v. jodendom, o,
Judelle, i. koet, v.
Judicande. [. onderwerp van een voor-
stel, 0.
Judicat, m. gezegde van een voorstel,o.
Judicateur, m. koppelwoord, 0. ver-
binding,
v.
Judicatoiie, tot het oordeelen dienend.
Judicatuvc, f. rechterambt, o.
Judiciaire , rechtelijk , gerechtelijk ,
rechts
....
Judiciaire, [. oordeel, o. beoordcelings-
kracht,
v,
Judicieux, oordeelkundig, met oordeel,
schrander, verstandig.
Jugal, juk ....
Jugal, m. jukzenuw, v.
Juge, m. rechter, in. beoordeelaar,m.
Juge arbitral, m. scheidsrechter, m.
Juge de paix, m. vrederechter, m.kan-
tonrechter,
m.
Jugement, m. vonnis, o. uitspraak, v.
oordeel, o. beoordeelingskracht, v.
gevoelen, 0. meening, v.
Juger, vonnissen, oordeelen, rechten,
beslissen, beslechten uitspraak doen,
beoordeelen, denken, gissen,vermoe-
den, gelooven.
Juger (mal), verkeerd beoordeelen.
Juger mal, verkeerd vonnis strijken.
Jugeur, m. beoordeelaar, m.
Jugoline, f. vlasdotter, m. (der, v,
Jugulaire, f. keelader, v. halsa-
Jugulaires, m. pi. visschen met keel-
vinnen,
m. keelbanden, m. storm-
banden,
m. me. (zetten, verveten.
Juguler, ver worgen, keel afsnijden, af-
Juif, m. jood, mi. woekeraar, m.
Juif, joodsch.
Juillet, in. .luli, m.hooimaand. v.
Juin, in. Juni,m. iomennaand,v.
Juiver, bedriegen.
Juiverie, f. jodenwijk, vjodcnstreek,m.
Jujube, f. borstbes, v. borstsuiker, v.
borstklontje, 0. jujube, v.
18
-ocr page 284-
\'27.1
JUXT
Juriste, m. rechtsgeleerde, ra. jurist,m
Juron, m. vloek, m. stopwoord, o.
Jury, m. jury, v. gezworenen, m.me.
Jus, ui. sap, o. nut, o. «op, o. en v.
Jus de réghsse, m. drop. o. (jus,i.
Jus de viande, m. vleeschnat, o. jus,f.
Jus d\'herbes, m. mcidrank, va.
Jusant, m. eb, v. vallend water, o.
.lujtf\'ie, tot, tot aan, tot op, ja zelfs.
Jusqniamc, f. bilzenkruid, o.
Jussion, I. kabinetsbevcl, o. koninklijk
bevel,
o.
Juslaucorps, m. sluitjas, m.
Juste, rechtvaardig, billijk, wettig, be-
hoorlijk, betamelijk, verdiend, juist,
net, richtig, goed, passend, nauw
keurig, stipt.
Juste, m. rechtvaardige, m. brave, m.
boer innen jakje,
o.
Jtistement, billijk, juist, zoo even.
Justesse, f. juistheid, v. nauwkeurig
heid,
v. stiptheid, v.
Justice, f. rechtvaardigheid, v. weKi
o. rechtmatigheid, v. oprechtheid,i-
gerecht, o. rechters,
m. me. justitie,
v. straf oefening,
v. rechtsgebied, o-
rechtspleging,
v.
                                 
Justice (cour, m. d<>), gerechtshof, «•
Justiciable, ont/ör /ic( rechtsgebied
staand, aan den rechtsdwang onder\'
worpen, justiciabel.
Justicier, m. ret?ifer,m. rechtdoener,^
Justicïer, m. (grand), opperreehter, ■■
Justicier, recftten, «ene lijfstraf doen
ondergaan
                              {digb-iax-
Justifiable, te rechtvaardigen, verde-
Jusliflcateur, m. justeerder, va.
Justiiicatif, bewijzend, rechtvaardige»"\'
Juctificativ.?s(piècc3,f. pi.), bewijsstuk-
ken, o. bijlagen,
v. me.
Justification, f. rechtvaardiging, v. W
ontschuldiging, v. vrijspreking, *■
zuivering, v. uankoöiing, v. W"
maal, t.
Justifier, rechtvaardigen, vrijspreken
zuiveren,verontschuldigen,bewijzen
waarmaken, wettigen, gelijk make11
Jutcux, sappig, saprijk.
Juvénaux (jeux.m.pl.j, jeugdige speten
Juvi\'nil, jong, jeugdig.               (o. rat-
Jtixtaposü, aangezet.
Juxtaposer (se), zich aanzetten.
Juxtaposition, f. aanzetting, v. M*
groeiing van buiten, t.
JU JU
Juiubiei\', borstbcssebootn, m. jujube-
boom,
in.
Jule, m. duizendpoot, m.
Julpp, m. koeldrank, m.
Julien, Juliaansch.
Julienne, f nachtviolier, v. groente, v
Jumart, m. muiïpaa>-</, o. jmui/os, m.
Jumeau, te samen geboren, aan el-
kander vastgegroeid, dubbel, twee-
ling
....
Jumeau, m. tweeling, m.dubbelc vuur-
pijl, va.
Jumeaux, m. pi. tweelingen, m. me.
tweelingspieren, v. me.
Jumelé, uit tiveelingstrepen gemaakt.
Jumcler, met klampen versterken,wan-
gen.
Jumclle, f. tweeling, v. stuk geschut,o.
dubbele vuurpijl, va.
Jiimeilcs, f. pi. \'klampen, ra. zijstuk-
ken,
o. wangen, v. schalen, v.twee-
lingstrepen,
v ma. dubbele kijker,m.
Jument, I, merrie, i. muntschroef, v
Jumérante, f. velgmal, o.
Junones, f. pi. feesten ter eere van
Jutio, o.
me.
Junte, f. junta, v. raad, va.
Jupc, f. vrouwenrok, m. rok, va.
Jupon, m. onderrok, m.
Juranilc, (. ambt van een gezworene,
o. college van gezworenen, o.
Juratoire, onder eede.                   (baar.
Jure, beèedigd, gezworen, onversoen-
Juré, ro. gezworene, n).
Jure crieur, f. gezworen uitroeper, m.
Jurement, m. eed, m. vloek, va. ver-
vloeking,
v. f/oe&woortf, o.
Jiirer, \'eed doen, zweren, bezweren,
beéedigen, vloeken, sterk afsteken,
niet passen, piepen, krassen.
Juretir. m, eedaflegger, m. zweerder,
m. vloeker, m.
Juri, m. juni, v. gezworenen, m. me.
Jurisdiclion, f. rechtsgebied, o. rechts*
macht,
t. rechtsdwang, m. rechts-
ban,
v. jurisdictie, v.
Jurisdictionncl, fo( Ae( rechtsgebied be-
hoorend, rechtsgebied hebbend.
Juridique. gerechtelijk, rechterlyk, ju-
ridisch .
Jurisconsulte, m. rechtsgeleerde, m.
Jurisprudence,/. rechtsgeleerdheid, v.
rechtsgebruik, o. rechten, o. me. j\'ti-
risprudentie, v.
-ocr page 285-
VK
K.
K, m. k, v.
Kabac, m. wunhuis, o. bierhuis, o.
Kabani, m. notaris, m.
         (kroeg, v.
Kabassou, m. tatoe, o.
Kabiade, m. krijgsonderkleed, o.
Kabin, m. voor een bepaalden tijd ge-
_ sloten huwtlijk, o.
Kailaun, m. hoofd van een serail, o.
Kadris, m. turksche monnik, m.
Kagne, f. Italiannsche macaroni, v.
Kanouanne, f. karetschildpad, v.
Kakara, m. omierrabijn, m.
Kakatoé, m. kakkttoe, m.
Kakerlafjue, m. kakkerlak, ra.
Kakongn, m. koiiingsvisch, m.
Kalan, m. purperschelp, v.
KnJaleur, m. heraut der llomeinsehe
priesters, m.
Kalüidoscope, m. kaleidoskoop , m.
Kalenda, f. kalend*, m.
Kalender, m. Turksche monnik, m.
Kali, m. zeegras, o. soda, v. weed-
asch, v. kali, m.
Kalmie, f. heidekruid, o.
Kamicbi, m. groote steltvogel, m.
Kan, m. kan, m. khan, m.
Kanaster, m. knaster,m. bieten mand,v.
Kangiar, m. indische dolk, m.
Kaiifjourou. m. kangoeroe, v.
Kaolm, m. chineesche porseleinaarde,v\',
Karat, m. karaat, o.
Kas, m. negertrommel, v. paardenha-
ren raam, o. papiermakersvorm, m,
\'vu-chóïif, m. hevel van den Groot en
. Heer, o.
Kaviar, m. kaviaar, v.
Kazine, f. schatkamer vanden Grooten
»\'.",■•■
Jnrt, m. violier, v. violierboom, m.
Keirotomie, I. opleqging der handen, t.
KHrotophyte, m. hoornkruid, o.
K\'\';|)i, ra. kepi, m. muts, v.
K\'\'ra tog losse, m. tongspier, v.
K\';raunoscopie, I. WiRsemwicfteiary, v.
Kermes, m. scbartakenbes, v. rooa ge-1
zwtvetd oxyde van spiesglas,
o. \'
Kermesse, I, kermis, v.
Ketcli, ui. kits, v.
Kiaslre, m. knieschijf verband, o. rtH-
dreaskruisvormig verband, o,
Kïliare, f. duitend vierkante roeden,\\.
Kilio, Kilo, duizendmaal, kilo ....
Kilo, m. kilo, o. kilogram, T.
Kilogone, m. duittndhoek, \\n.
Kilogramme, m. pond, o. fttïo, o. /ct\'Io-
gram, v.
Kitolitre, m. duizend liters, v. me. dut-
re»d /.■(■(iDii\'ii, v. me. vat, o*
KHomètre, m. kilometer,m. mijl, v.
Kilostère, ra. duizend wissen, v. nu*.
Kina, m. kina, v.
Ktnner, m. lier, v.
Kion, m. opzwelling van de huig, v.
Kios(jue, m. kiosk, v.
Kiotome, m. darmsnijmes, o.
Kirsotomie, f. insnijding der kramp-
aderen,
v.
Kiste, m. duitsche wol, v.
Klopemanie, f. steelzucht, v.
Knesme , m. ziekelijke jeuking der
huid,
v.
Knodalomorphe, naar den menschge-
Knout, m. knoet, m.                 (lijkend.
Koff, m. kofschip, o. kof, v.
Kol, m. wt\'«6- leemachtigc aarde, v.
Kopcck, m. kopek, va.
Koiban, m. offerande, v,
Koréite, f. speksteen, m.
KoiipholHe, f. doorschijnende paarle-
moérsteen,
m.
Kraal, m. kraal, t. dorp, o.
Krake, f. wdterttemt aan de netten, m.
Kraken, m. kraken, m. zeesJatti/, v.
Kupbe, m. wormvormige buis, v.
Kynancie, (. zware keelontsteking, v.
Kyrie (Meison, m. kyrie elcison, o.
Kyrielle, f. optelling, v. Ijjstvan klach-
ten,
v. litanie, v. langwylig ver-
Kyste, m. zakgezwel, o.           (Aaaf, o.
Kystéotoroie, f. sfeensHjjV/ins, *.
Kvstiotomie, I. steensnyding, v.
Kysüatie, op een takgetwel betrekking
hebbend, beurs . . , . , tak
....
Kystotome, ro. steensn$mes, o.
-ocr page 286-
L.
Lacbe, m. lafaard, m. bloodaard, m
lafhartige, m. laaghartige,
m.
Lacher, loslaten, losdocn, ontspanner,
vieren, schotgeven, losmaken, geven,
loozen, afschieten, lossenjos worden.
L1cher (se), verslappen, losgaan, loi-
komen.
Lacheté, f. lafheid, v. lafhartigheid, i
traagheid, v. loomheid, v. laayheid.
v. eerloosheid, v.
Lacinié, uitgetand, uitgetakt.
Lacis, m. netwerk, o. matwerk, 0.
doorvlechting, v.
Laconique, lakoniek , laconisch, Hen
en bondig.
                                          .
Laconiser, lakoniek zijn, kort van stol
L;iconisme, m. laconisme, o. {zij»-
Lacque, f. gomlak, O.
I.acrymal, traanachüg, traan ...•
Lacrymale (fislule, f.), traanfistel, v.
I.acrymatoirc, ra. tranenfteschje, o.
Lacs, ra. snoer, o- strik, ra. strop,
valstrik, ra. verlegenheid, v.
Lactate, m. melktuur zout, o.
Lactatïon, f. zoogen, o.
Lacié, melkachtig, melk------, tog--
Laciée (Betre, f.), zogkoorts, v.
Lactée (voio, f.), melkweg, m.
Lactescent, vol melkachtig sap.
Laetifèrc, melkgevend, melkrxjk.
Lactifique, melkgevend, melkvoortbrd-
gena, zogbevorderend.
Laclifuge, melkverdrijvend.
LacUphage, melketend.
Lactique, van melk, melk ....
Lactomètre, m. melkweger, m.
Lacune, f. guping, v. uitlating, v. oj«\'
ne plaats, v. ophouding, v. afbre-
king,
v. staking, v. slijmholte, v-
Lacure, f. snoeren, o- snoer, o.
Lacuslral, bij het water groetend, ■"
het water groeiend, meer
Lacustrale (plante, f), waterplant, v.
La dan urn, m. ladanum, o.
Ladre, melaatsch, leproos, gortig, vreh-
Ladre, m. melaatsche, m. gierigaard,
m. vrek,
m.
Ladrerie, f. melaatschheid, leproos-
heid,
v. tazarushuis, o. leprozen-
L, m. I, v.
La, de, haar, ze.
La, m. la, v. a, v.
La, drtor, ginder, daar heen, zoo, ta-
Labarum, m. kruin-aan, v. {metijk.
Labbe, m. strontjager, m.
Labdacism<(,m. uitspraak der letter L fa
plaats van It, \\,
Labèche, m. ztt\'d west »>n wind, m.
Labeur, m. arbeid, m. groot werk, o.
bewerking, v.
Labeur (béte», f. pi. tin), ploegvce, o.
Labeurer, werken, zwoegen
Labial, van de lippen, lip....,mondeling.
Labiale (lettre, f.), ItpteUer, v.
Labiation, f. lipvormigheid, v.
Labié, lipvormig, gelipt, lip ....
Labüe, zwak, te kort schietend.
Laboratoire, m. laboratorium, o. stook-
huis, o. werkplaats,
v.
Laboreux , arbeidzaam , werkzaam,
naarstig, moeielijk, lastig.
Ltboar, m. akkerbouw,m. akkerwerk,
o. landbouw,
m. roerstok, m.
Labourable, beploegbaar, bebouwbaar.
Labourage, m. bebouwing, v. akker-
bouw,
m. landbouw, m.
Labourer, bebouwen, beploegen, om-
spitten, ommaken, werken, schuren,
lossen, dreggen.
Laboureur, m. landbouwer, m. akker-
man,
m. ploeger, m. roerstok, ta.
Labre, m. hpvisch, m. bovenlip, v.
Laburne, m. gouden regen, m.
Labyriiitbe, m. labyrint,\'i.doolhof,o.m.
verwarring,
v. tweede oorholte, v.
Lac, m. meer, o.
Lacer, rijgen, aanrijgen, snoeren, brei-
en, besprinye.i, reven
f.icération, f. verscheuring, v.
Licérer, verscheuren,
Liceret, m. kleine avegaar, v. spijker-
Lacerne, L regenmantel, m. (boor, v.
Laceron, ra. wilde latuw, v.
La<:et, m. rij<jsnoeryo. veter,m. nestel,
m. strik,
ui. valstrik, m. strop, m.
klinknagel, m,
Laceur, m. rteHtfnmflfctfr, m.
Lache, slap, los, traag,loom,vadsig, laf,
laaghartig, eerloos, schandelijk, laag.
-ocr page 287-
LAME                   277
Lail caillé, m. stremsel, o.
Lait coupé, iti. »icM- t»t water, o.
Luit de bcurre, m, karnemelk, v.
Lait de cliaux, ra. witkaik, m.
Lait de poule, m. geklopt ei met water
en suiker, o.
Laitage, m. melkspijs, v. zuivel, o.
melkwerh, o.
Laitaiicer Laite, f. Aom, v.
Laité, met eene hom, hom ....
Lailé, m. hommert, m.
Lailde, i. worp, m. »es(, o.
Laiterie, (. mclkerij, v. melkhuis, o.
melkkelder, m. AffarsAamer, v.
Laiteron, m. wilde latuw, v.
Laiteux,nte/frac/i/i(/,mW/.A\'/e«Ws,»jifl//.-...
Laitier.m. )»ü/aa/5c/iu(»i)o.mt\'JA\'6o(>r,n].
Laiticre, f. t?t<j/Awro«tc,v. melkmeisje,o.
Laitière, melkryk, melkgevend.
Laitière (vaclio, f.), melkkoe, v.
Laiton, m. geel koper, o. latoen, o.
Lailou (fil, m. de), koperdraad, m.
Laitue, i. latuw, r.
Laitue pommóc, f. kropsla, v.
Laize, t. breedte tusschen de zelfkan-
Latinius, in. lakmoes, o.
           (ten, v.
Lama, lama, in. en o.
Lammiage, m. loodswezen, o. loods-
geld,
o.
Lamaneur, m. loods, m.
Lamantin, tn. zeekoe, v.
Lambdocisme, m. herhaling der letter
L, v.
Lambdoïiie (suture,!.), winhelnaad, m,
Lambeau, in. lap, m. brok, m. lomp, v.
flarde, v. s(hA, o.
Lambel, m. \'>.<//.- tn een wapen, m.
Lam b in, talmend, sukkelend.
Lambin, ra. talmer, m. sukkelaar, m.
LamMner, talmen, draaien, sukkelen.
Lumhourde, i. rib. v. onderligger, m.
hellinybalk, m. weeke steen, m.
Larabrcquins, f. pi. loofwerk, o.
Lambris, ra. paneelwerk, o. beschot, o.
lambrizeering, v. pleisterwerk, o.
pleistergewelf, o. paleis, o.
Lambrissage, m. lambrizeerwerk, o.
beschotwerk, o.
Lambrisser, beklemden, beschieten, lam-
brizecren.
Lambrucne, Lambrusque, f. wilde wijn-
gaard,
m. wilde druif, v.
Lame, f. dunne metalen plaat, v.
plaatje, o. klatergoud, o. gouddraad,
LAGA
huis. o. gortigheid,\\. gevoelloosheid,
v. gierigheid, v. vrekkigheid, v.
Larjan, m. strandgoed, o.
].;i|iai;Ule, in. gierstebrood, o.
Layéuifoi\'me, fleschvormig.
La;|oJi, m. klein meer, o.
Laijopïitlialmie, t. hazenoog, 0
Lague, i. kielivater, o.
Laguis, ra. schuif knoop, v.
Lagune, f. /ajtme, v. strandweer, o.
JHÜt-TttS, O,
■ai, m. leek, m. wereldlijke, m. (reur-
Lai, wereldtijk.                   <ï<ï"ff, m.
Lai (frèrc, m.)i leekebroeder, m.
Laichc, f. rietgras, o. peurworm, m.
Laid , leelijk, wanstaltig, mismaakt,
hatelijk, vuil.
Laidasse, f. dt\'fc {««Jij\'A- we)\'/", o.
Uideron, f. leeiyft maar niet onbevah
lig meisje, o.
Uiiieur, f. leelijkheid, v. mismaakt
huid,
v. afachmvelijkheid, v.
■aie, f. wilde teug, v. tveff door een
liosch,
m. sfcenfcouwers/iamer, m
•aie (soeur, ƒ.), Jeefteznsfer, v.
Uinage, m. wollen goed, o. kaarden,
Laine, (. ivol, v. kroeshaar, o.        (o.
Uiner, kaarden, rouwen.
Uinerte, f. wolhandel, ra. wolfabriek,
v, wollenwaar, v. scheerplaats, v.
Uineur, tn. wolwerker, m. wolkras-
ser,
m.
Uineux, wolachtig, wollig.
\'.ainier, m. wol/iattifctaar, m. wolwer-
ker,
m. *
Ulqne, wereldlijk, ongewijd.
•aiijue, m. leek, m. wereldlijke, m.
wis, m. boompje dat bij het kappen
blijf1 staan,
o. aanspoeting, v.
Uitse, i. koppel riem, m. koppel touw, o.
hoedband, m. laagwaterwerk,
o.
[<ais&ées, f. pi, wolvendrek, m.
r\'Sisser, laten, achterlaten, laten liggen,
"Maten, overlaten, nalaten, toela-
ten, begeven, vergeten, vallen.
■sisser-alIer, m. onachtzaamheid, v.
ongedwongenheid, v. losheid, v.
■sisser-courre, m. loslaten der hon-
den,
o. ontkoppelplaats, v.
■aisses, f. pi. aangespoeld land, o.
<a|t. m melk, v. zog, o. sap, o. eiwit,o
J-ait (cochon, m. de), speenvarkeiitje, o
Lait (fiere, m. de), zoogbroeder, m.
Uil, m, (petit) lofft, v.
-ocr page 288-
278                     LAME
m. kling, v. lemmer, o. golf, v.
baar, v. blad, o.
Lame, f. (fine) slimme feeks, v.
Lame, mi\'l goud doorwerkt, met zilver
doorwerkt.
Lame a canon, f. loopschee», ra.
Lamc a rjouttière, f. holle kling, \\.
Lame d^masquinc\' f. damascenerkting,
Lamelle, bladerig, bladaardig.         (v.
Lamelleux, gebladerd, uit blaadjes be-
staande.
Lamentable , jammerlijk, smartelijk,
betreurenswaardig, deerlijk.
Laraentation, f. weeklacht, v. jammer-
klacht,
v. geschrei, o. klaaglied, o.
Lamenter, beklagen, beweenen, bejam-
meren, klagen, weeklagen, jamme-
ren, treuren.
Lamenter (se), zich beklagen, jamme-
ren, treuren.
Lamelle, t. zwengband, m. schoen, m.
Lamie, f. groote haai, m. sirene, v.
Lamior, m. klingenmaker, m. goud-
draadmaker,
m. tepelplant, v.
Lnminage, in. pletten, o.
Laminer, pletten, uitslaan.
Laminoii\', m. pletmolen, m. pletcylin-
der,
m, plcttcrij, v.
Lampadaire, m. lantaarndrager, in.
lantaarnstok, m. fakkeldrager, m.
Lampadiste, ra. fakkellooper, m.
Lampadomancie.f. lampwaarzeggerjj,v.
Lampadt>phore, m. fakkeldrager, m.
Lampadopliories, (. pi. fakkelfeesten,
o.
me.
Lan»i>ant, helder, klaar, zuiver.
Lampas, m. verhemeltegezwel, o. ge-
bloemde zijden stof,
*.
!.:i ... ■■, f. lamp, >.
Lampee, f. roemer, m. bokaal, v.
Lampcr, zuipen, zwelgen, pooien.
Lamperon, m. tuit, v. pij}\', y. bek, m
Lampion, in. lampion, i. vetpotje, o.
Lampionner, illumineeren.
Lampiste, m. lampenmaker, ra. lam-
penverhooper,
m.
Lampon, m. drinklied, o. schimpvers, o.
Bcnimpdichl,
o. spotschrift, o.
Lampourde, f. Mis, T.
Lampril Ion, m. kleine lamprei, v.
Lamproie, f. /ampret, v. pn\'A, v.
Lamproyon, m. Aïetne Iwmptêi, v.
Larapsane, f. tepelkruid, o.
Lampyre, m. glimworm, m.
LANG
Lance, f. /a»s, v. spies, v. speer,\\.
fiiek, v. danj?, v. sfeny, v. sfofc, m.
ancef, o. laadschop, v. spadel, m.
Lance a reu, f. zunder, m.
Lance a feu puant, f. stinkzunder, m.
Lance fournie, l. ridder met zijn ge-
volg,
m.
Lanregaie, f. speer, v.
Lancéolé, lansvormiy, spiesvormig.
Lancer, werpen, slingeren, toewcrper.
schieten, opjagen, van stapel later-
loopen, gieren.
Lancer (se), toeschieten, zich storten-
Lancetier, ra. lancetkoker, m.
Lancette, f. lancet, o. laatvlijm, i
dolk, m. slachtersmes, o.
Lancicr, m. Umiier, m. lansruiter, m
speerruiter, ra.
Lancièru,f. dijkkrib, v.
Lancinant, stekend, vlijmend.
Lancis, m. muurherstelling, v. ij-
steen, m.
Langoir, m. molenschut, o.
Langon, m. snoekje, o.
Landau, m. landauer, m.
Lande, f. heide, v. vervelende plaats,
v. dorre plaats, v. steppe, v.
Landgrave, m. landgraaf, m.
Landgraviat, m. landgraafschap, o.
Landgravine, f. landgravtn, v.
Landier, m. haardijzer, o. brandijzer,*-
Landit, ra. vacanlietlag,ra. minervai,*
Landwehr, t. landweer, v.
Laneret, m. mannttjesstecnvalk, ra-
Laneur, ra. kaarder, in.
Langage, m. (adJ, m. spraak,m. stijl.ff ■
Lange, m. luier, v. tuur, v. windsel,1
Langoureux, kwijnend, smachtend.
Langouste, f. zeekreeft, v. sprinkhaan
Langousliére, f. kfeeftennet, o. ("
Langue, f- tong, v. taal, v. spraak, I
Langue, (coup, m. de), lastering, *
achterklap, m. steek, m. snauw, »
Langue, met eene tong van verschil\'
lende kleur.
Langue de carpe, f. spitsbeitel, m.
Langue de boeuf, (. ossetong, v. sn\'j
schop, v.
Langue de terre, t. landtong, v.
Langue mère, f. grondtaal, f.
Langue serpentine, f. slangentong, v-
Langiictte, I, tongetje, o. klepje, o
evenaar, m. stemspleet, v.
t-<angueur, f. kwijning, \\.smachting.y
-ocr page 289-
LARG                       ÏW
Lapidaire (style, f.), stijl der opschrif-
ten,
m. steenschrift, o,
Lapiuation, f. steeniging, v.
Lapider, steenigen.
Lapïdilkation, f. versteening, v.
Lapidjfler, versteenen.
Ltipid\'i(iq[\\c,ver4eenend,steenvorm6nd,
Lapin, m. konijn, o. bovenop ■zittcr,xa.
Lapine, v. wotM-froHyn, o. voedster, v.
Lapis, m. lazuursteen, m.
Lapmude, f. Liplandsche mantel, ra.
Lapon, m. Lapiander, m.
Lapon, Laplandtch.
Laps, m. verloop van tijd, o. tijdver-
Laps, afvallig.                          (loop, m.
Laquais, ra. Mfttrf, m. livreiknecnt, m.
Laque, m. luk, o. gomlak, o. lak-
werk,
o.
Laquelle, die, welke, hetwelk.
Laqueloii, m. knecht je, o.
Laqueux, lakachtig.
Laraire.m. kapel voj\' de huisgoden, \\.
Larcin, m. diefstal, m. dieverij, v.ge-
stolene,
o. roofgoed, o.
Lard, m. spek, o.
Lardage, m. doorspekking, v. lardee-
ring,
v. belasting op het spek, v.
Larder, spekken, doorspekken, lardee-
ren, doorsteken,
Lardoire, f. lardeerprie-n, m. spek-
priem, m,
Lardon, m. reepje spek, o. lardeersel,
o. schimpwoord,
o. bijvoegsel, o.pen,
v. voetzoeker, m. zwermer, in.
Larenier, ra. kranslijst, v.
Lares, m, pi. huisgoden, m. me oKs/tft*-
lyfce huis, o.
Large, breed,; wijdf ruim,yroot, mild,
onbekrompen.
Large, m. Kreedte, v. ruimte, v. volle
zee,
v. vlucht, v. hazenpad, o.
Large (aller), de ieenen te wijd uit el-
kander zetten.
Large (au), gemakkelijk, ruim, over-
vloedig, houd af.
Large (faire), in zee steken.
Large (prendre Ie), in zee steken, het
hatenpad kiezen.
Largesse, f. milddadigheid, r. gift, t.
gaaf, v. geschenk, o. te hoog ge-
wicht,
o. te ruim gehalte, o.
Largeur, f. breedte, v. wijdte, v. ruim-
te
v.
Larghetto, eenigszins langzaam.
Lang
I machteloosheid, v. verzwakking, ».
Languéyage , m. schouwing van de
Languéyer, tongeschouwen. \\tong, v.
Lut;iin\'", eur, m. tongschouwer, m, var-
I kt-Hsschouwer, m,
iLmyuir, kwijnen, vergaan, versmach-
ten, verflauwen, slepen, reikhalzen,
I vervelend zijn, slaperig ztfn.
J-aiKjuissant , kwijnend , smachtend,
i /\'tiuic, mat, zwak.
Utii.tire, openrijtend, vaneenrijtcnd.
Unice (bourro f.), seheerwol, t.
[•uier, ra. steenvalk, m.
:.aniêre, f. lojtye riem, ra.
-anifi\'ro, woldragend, wollig.
-ani(j.\';i-e, woldragend, wollig.
^aiiqui\'rrc, f, (ttie»njorrftfi, m.
-ans, m. s/iHjemt, o. gieren, 0.
pier, m.
I.ansquenel, m. voctknecht, m. lands-
knecht,
o. lansqucnet, o.
lautor, opwerken, gedreven werk ma-
ken.
■anlerne, {. lantaren, t. lantaarn, v.
opett torentje, o. kardoeskoker, ra.
•interne magique, f. (ooueriaiifaarH,*.
-anterne sourde, f. rfi(>ve»(an(aar», T.
blinde lantaarn, v. slonsje, o.
•internes, f. pi. beuzelpraat, m.
Laiiterner, beuzelen, leuteren, kletsen,
zottepraat uitslaan, talmen, lanter-
fanten, aan een lantaarnpaal ophan-
gen.
\'■snierneric, f. kletserij, y. beuzeltaal,
v. nonsens, ja. talmerij, v.
Lintenuer, ra. lantaarnmaker,m. fan-
taarnopsteker, m. fre«ze/«ar, m. faf-
■>ner, m. lanterfanter, m.
l.anti|ionnage, m. gezanik, o. beuzel-
praal,
m.
-atitiponner, zaniken, lastig vallen.
iMntiire, f. drijven van koperwerk, o.
gedreven koperwerk, o.
\'■anturlu, m. spotachtig antwoord, o.
gekheid, v. lanterlu, o.
Unufjineux, wollig, donzig.
j-\'tnusure, I. vorstlood, o.
\'•»parocèle, f. onderbuiksbreuk, v.
\'■ ; Hum, m. patientiekruid, o.
Upor, leppen, slabben, slurpen, op-
likken.
•apereau, m. jong konijntje, o.
Lapidaire, m- steensnxjder, m. dia-
mantilijper,
m.
-ocr page 290-
18-1
LA RU
LAVA
Laterale (porie, f.), zijdeur, v.
Latéralement, van ter zijde.
Latin, m. latijn, o. latijnsche taal,
Latin, latijnsch, driehoekig.
Latin (ëtre au bout de son), te» eiwit
raad tijn.
Latin de cuisine, m. potjeslatijn, o.
Laüniuer, vcrlatijnschen, latiniseeren.
Latinisme, m. latijnsr.he spreekwijze,*
Latiniste, m. latinist, m.
Latinité, f. latijn, o. latijnsche stijl, m.
latijnsche schrijvers, ni. me.
Latiptirosinie.f. verlies van geheugen.n
Latique (fiètre, f.), alledaagsche hetH
koorts,
v.
Latirostre, m. breedbekkige vogel, m.
Latitm\'e, f. breedte, v. omvang, ■■
uitgestrektheid, v. ruimte, v. vrij\'
heid,
v. speelruimte, v. tuchtstraf,
Latitudinaire, m. verdraagzaam (v
Latimio, f. steengroeft v.
Latrie, I, godsvereering, v. aanbid-
ding, y.
Latrines, f. pi. heimelijk gemak, o-
latrinen,
v. me.
Latte, f. lat, v.
Latter, met latten beleggen, belatten-
Lattis, m. latwerk, o
Laudanum, ra. laudanum, o.
Laudaleur, vleiend, kruipend.
Laudateur, m. vleier, m. kruiper, m
Laudatif, vleiend, prijzend, lovend.
Laudcs, f. pi. lof, o. landen, v. me
Lauré, gelauwerd.
Lauréat, m. bekroonde dichter, m.
Lauréole, f. kelterhals, m.
Laurier, ra. laurierboom, m. laurier
m. lauwer, ra. roem, m. overwin-
ning,
v. zege, v.
Lauiïer (couronne, f. de), lauwer-
krans,
m.
Laurintfes, f. pi. lauriersoorten, v. me-
Lauriot, m. bakkcrstobbetje, o.
Lavabo, ra. handwasschtng, v. altaar-
doekje,
o. waschtafet, v. lavabo, m
Lavage. m. ivasschen, o. afwasscho\'-
o. wassching,
v. spoeling, v.plas W#
ter,
m. waschwater, o.
Lavanche, f. sneeuwval, ra.
Lavande, f. lavendel, v.
Lavanderie, f. waschhuis, 0. wasschcry-
Lavandier, m. waschmeester, m. (T
Lavandière, f. waschvrouw, v. wasch-
ster, v. kwikstaart, m. zeemuis, v
Largo, langzaam, gerekt.
Largue, m. ruime zee, v.
Largue (vent, m.), ruime wind. m
bakstagtvind,m.
Laiguer, los gooien, opsteken, vieren
losgaan.
Larigot, ra. herderspuitje, [o. fluitre-
gister,
o.
Larigot (boire a Ure), stevig drinken
Larix, m. lariks, m.
Larme, f. traan, m. droppel, m. sap,o.
Larmier, m. afdak, o. uitstek, o.
Larnic baiavique, f. springglat, o.
I.aniii- i ■■-, f. pi. traanspleten, v. me.
Larmiers, m. pi. slapen des paar ds,m,
Larmok-ment, m. traanoog, o (me.
Larmoyant, huilend, aandoenlijk.
Larmoyer, in tranen smelten, huilen,
klagen, jammeren.
Larron, m. dief, m. steler, m. moor-
denaar,
in. ezelsoor, o. plooi, v.
Laronneau, o. kleine dief, m.
Laronnesse, v. dievegge.
Larve, i. larve, v. masker, o. pop
v. spooksel, o.
Larve, verborgen.
Larynyé, Larjngicn, der larynx.
Laryngotomie, larynxsnede, v.
Larynx, m. larynx, v.\\strottenhoofd,o
Las, ach, helaas.
Las, vermoeid, moe, moede, afgemat.
Las, m. schoovenbergplaats, v.
Lascif, geil, wulpsch, dartel,weelderig,
ontuchtig.
Lasciveté, (. geilheid, v. wulpschheid^
v. dartelheid, v. weelderigheid, v.
ontucht, v.
Lassant, vermoeiend, verdrietig,lastig,
vervelend.
Lasser, vermoeien, afmatten, lastig
vallen, vervelen.
Lasser (se), zich vermoeien, moede
worden, verdrietig worden.
Lasseret, m, drilboor, v. drilijzer, m.
ringschroef, v.
Lasserie, (. fijn vlechtwerk, o.
Lassière. f. wolvenstrik, m.
Lassilude, f. vermoeidheid, v. mat-
heid,
v, tegenzin, m. verveling, v.
Lasso, m. lasso, m.
I.ast, m. last, o.
Latanier, m. waaierpalm, m
Latent, verborgen, gebonden, latent.
L&téral, zijdelingsch, tij....
-ocr page 291-
LÉGI                    881
voorlezing, v. wjyre Vfltt(e«tt,V.
voorschrift, 0. bestraffing, v.
Lecteur, m. /erer, m. roorfezer, m.
lector, m. hoofdleeraar, m.
Lecticaire, m. «Va«</t\'aar»i<ïfcer, m.
drager, m.
Lectisteine, f. godenmaal, o.
Lectrice, (. feieres, v. voorJeessfer, v.
Lecture, f. lezen, o. lezing, v. lees-
fcMKJf, v. feeieien/ieid, v. /ectutfr, v.
Lee, L vJicrboom, m.
Légal, wettii), rechtmatig, legaal-
Léüalisation.f. gerechtelijke bevestiging,
t. legalisatie, v.
Légaliscr, wettigen, bevestigen, echt
verklaren, legaliseeren.
LégalUé, f. wettigheid, v. legaalheid.v.
Légat, m. pauselyke afgezant, m. pau-
selijke stedehouder,
m. legaat, m.
Légatnire, ra. legataris, m. erfge-
maakte,
m.
Léqatcui1, ra. erfmaker, m.
Légation, f. gezantschap, o. legatie, v.
Légatoire, stedehouderlijk.
Lége, onbevracht, ledig.
Légendaite, schrijver van legenden.
Légendaire, legendarisch.
Legende, f. legende, v. randschrift, o.
Léger, licht, gering, vlug, luchtig,
wuft, onbedachtzaam.
Légèrelé, f. lichtheid, v. vlugheid, v.
ttchtzinnigheid, v. wufthetd, v.
Légion, f. legioen, o. keurbende, v.
legio, o.
                                     ..
Légionnaire, ra. legioensoldaat, ra. rid-
der van het legioen van eer,
m.
Législateur, m. wetgever, m.
Lógislatif, wetgevend, wettig.
LégishlionJ. wetgeving,*.wetten.v.me.
Législature, f. wetgevende macht, v.
wetgevend lichaam, o. duur derver-
gadering van het wetgevend
n-
chaam, m.
                            .
Légiste, ra. wetgeleerde, ra. \'«ff\'»» ■■
Légitimaire, wettig toekomend, tot ae
wettigheid behoorend, wettig.
Légitimation, f. wettigmaktng, v. echt-
verklaring,
v. legitimeeren, o.
Légitime, wettig, rechtmatig, teqt-
tiem.
Légitime, m. wettig toekomend deel, o-
Légitimer, wettigen, echt verklaren,
legitimeeren.
Légltimbte, m. legitimist, m.
LAVA
Lavange, f. sneeuwval,m.avalanche ,v
Lavasse, f. stortreyen, va. plan\'cgen,u\\
omspoeling,
v. slap kostje, o.
I.ave, f. lava, t- platte daksteen, m.
Lavée, f. hoop gewasschene wol, m.
Lavége, f. zeepsteen, m.
Lave-niains, m, waschbekken, o.
Lavement, m. wassching, v. klisteer, v
l\'n-: nu .!!, n.
Laver, wasjcfte», spoelen, uitwasschcn,
zuiveren, bespoelen, af slechten, op-
werken.
Laver (se), «i\'cft scftooHwa«c/ie», ifcA
rei !i>i->.ftrdi<i<\'t\\.
Lsveton, ra. kaardsel, o. vlokwol, v.
Lavelte, f. vaatdoek, m. jeftuur/ap, m.
Laveur, m. ivasscher, ra.
Lavezze, f. zeepsteen, m.
Lavis, m. wassc/te», o. waterverf, v
Lavoir, m. wasch/iui\'s, 0. u/ascMoft, o.
tcasc/iplaafj, v. waschkuip, v. pomp-
•folt, m. wisscher, m. gootstee», m.
Lavure,!. wassching, v. spoef tea/er, o.
lijmwater,o. door wasschenverkre-
gen metaal, o. lavuur, \\.
Laxatif, huikontlastend, openend, af-
voerend, laxeerend.
Laxité, l. verslapping, v. slapheid, v.
Laye, f. windkas, v.
Laycr, behouwen, merken,pad maken
Layetier, m. kistcnmaker, m. doozen-
maker, m.
Layette, f. lade, v. doosje, o. kutje, o,
hiurmand, v. luiermand, v.
Layelterie, f. doozenmakerij, v.
Layeur, m. boommerker, m.
Lazagnas, f. Untvormige vermicelli, v.
Lazaret, m. pesthuis, o. quarantaine-
huis, o. lazaret, o.
Laiariste, tn. lazarist, m.
Lazulite, f. I<ï:)<Mrs(ee>i, m.
Lazzi, in. aardigheid, v. geestig gezeg-
de,
o. vrooligke pantomime, v.
Le, de, Aef, Aem, «nar, Itet.
U, m. />aan, v. breedte, v. jaagpad, o.
Léans, dartr binnen.
Leaid, m. zwarte populier, t».
LOcanomnncie, f. schotelwichelarij, v.
Luchc, f, sneedje, o. schijfje, o.
Lèche-doigts (aj, mondjesmaat.
Lèche-trile, f. braadpan, v.
Lécher, likken, lekken, aflikken, po-
lijsten,
Lecon, f. /i\'.i, v. onderwijs, o.leeruur,o.
-ocr page 292-
282                   LÉG!
Légitimité, t. echtheid, v. wettigheid ,v.
wettige, o, legitimiteit, v.
Legs, m. erfmaking, v. legaat, o.
Léguer, nalaten, vermaken, legatce-
ren,
Légume, m. peulvrucht, v. groente, v.
Légumineux, tot de peulvruchten be-
hoorend, peulvruchtdragend.
Légumitiiforme, naar peulvruchten ge-
lijkend.
                             (nier, m.
Lemliaire, m. zeesoldaat, m. mari-
Lcmme, m. voorafgaand bewijs,0. rust-
punt, o. waterlinze,
v.
Lemming, m. bergmuis, v.
Lemnisque, m. verschil in verklaring
aanduidend teeken, o. ringslang,
v.
Léminvs, f. pi kwelgeesten, m. me.
Lenderaain, m. volgende dag, m.
Lendore, m. druiloor, m. luiaard, m.
Lendore, vadsig, lui.
Lénifior, verzachten, stillen, lenigen.
Lénitif, verzachtend, pijnstillend, leni-
gend.
Lfinitif, m. verzachtend middel, o. ver-
zachting,
v. vertroosting, v.
Lent, traag, langzaam, loom.
Lente, f. neet, v.
Lenlcr, opwerken.
Lenteur, t. traagheid, v. langzaam
heid,
v.
Lenticulaire, linsvormig, linze . .. .
Lenticulé, linsvormig.
Lentiforme, neetvormig.
Lentillo, f. Uns, v. linze, v. sproet, v.
zomervlek, v.
Lentilleux, sproetig.
Lentisque, m. mustikboom, m.
Lenlisque (miroir, m.), brandspiegel
met twee lenzen,
m.
Léonin, leeuwsch, als een leeuw.
Lóopard, m. luipaard, m.
Lépidoïde, schuoachtig, schubvormig.
Lépidoptère, m. stofvleugelig insect, o.
vlinder, m,
Lópidosarcome, m. schubbig vleeschge-
zwel, o.
Lóporide, m. haaskonfyn, o.
Lópre.f. melaatschheid, v.
Lépreux, mclaatsch.
Lépreux, m. melaatsche, in.
Ltfproserie, f. learozenhuis, o. lazarus-
Lequel, welke, hetwelk.          {huis, o.
Lérot, m. kleine bergrat, v.
Les, de, hen, haar, ze.
LEUC
LéS, i-ij,
Lèse, kwetsend, schendend, lasterend.
Lèse-majesló (crime, m. de), majesteits-
schennis,
v.
Lésor, kwetsen, beschadigen, schenden,
krenken, beleedigen.
Lésine, i. vrekheid, v. gierigheid, v.
Lósiner, vrekkig zijn, gierig zijn.
Léslnene, f. gierigheid, v. karigheid,
v. vrekheidt v.
Lésion, f. kwetsing, \\. letsel, o. schen-
nis,
v. schending, v. krenking, v.
beleediging, v. verongelijking, v.
Lessivage, m. uitloogen, o.
Lessive, f. (ooi;, v. loogwater, o. zeep-
sop,
o. wasch,y. verlies, o. schade, v.
Lessiver, t\'n de loog zetten, met loog
wasschen, in de wasch doen,uitloo-
Lest, m. ballast, m.
                    {gen.
Lestage, m. innemen van ballast, o.
ballasten, o.
Leste, vlug, vaardig, luchtig, los, be-
hendig, ervaren, slim, niet kiesch.
Luster, hallast innemen, ballasten.
Lestcuv, m. ballastschutt, v. stuwer, m.
Léthalilé, f. doodelijkheid, v.
Lethargie, f. lethargie,v.slaapzucht,?.
ongevoeligheid, v. slaperigheid, v.
Lélhargique, lethargisch, slaapziek, on-
gevoelig, slaperig.
Léthó, m. rivier der vergetelheid, v.
Létliiföre, doodelyk.
Lettre, f. letter, v. schrift,o. brief, m.
Lettre (a Ja), letterlijk.
Lettre (au pied de ia), letterlijk.
Lettre de cliange, f. wisselbrief, m.
Lettre de créance, 1, geloofsbrief, m.
Lettre de marque, f. kaperbrief, m.
Lettre de service, f. dienstbrief, m.
Lettre de voiture, f. vrachtbrief, m.
Lettre , geletterd , letterkundig, ge-
leera.
Lettre, m. geletterd man, m. letterkun-
dige,
m. geleerde, m.
Lettre initiale, f. hoofdletter, v.
Lettres, f. pi. wetenschappen, v. me.
letteren, v. me. letterkunde, v.
Lettres, f. pi. (belles) fraaie letteren,
i. rae.
Lettrine, f. kleine letter, v. renvooi-
letter,,
v. kolomletter, v. kolom-
hoofd. o.
Leucantne, witbloemig.
Louci*, t. witte huidvlak, y.
-ocr page 293-
LIBÉ                    283
Levretterie, f. africhting van wind-
honden,
v.
Levretteur, m. africhter van windhon-
Levreux, diklipvig.                (den, m.
Lévriche, f. teef van een kleinen wind-
hond,
v.
Lévrier,m. windhond,m. hasenwind,m.
Levron, m. windhondje, 0.
LevOre, f. gist, v. <jest,\\. spekzwoord,o.
Levürier, ra. gistverkooper, m.
Lexiarque, m. Atheensch magistraats-
persoor,
m.
Lexicograaph, m. woordenboekschrij-
ver, ra. lexicograaf,
m.
Lexicographie, f. lexicographie, v.
Lexicograpliique, lexicographisch.
Lexicologie, f. kennis van de beteeke-
nis der woorden,
v.
Lexique, m. woordenboek, o. lextcon,o.
Lez, dichtbij.
Lézard, m. hagedis, v.
Lézarde, i. wijfjeshagedis, v. scheur,?,
barst,
ui.
Léiardé, gescheurd, gebarsten, gesple-
Lézarder (se), scheuren, splijten, (ten.
LUis, ra. harde steen, ra. lange houten
roede,
v.
Liaison, f. samenbinding, v. vereem-
«tn<;, v. sa me nmenging, v. ver-
band, o. samenhang,
v. verbinte-
nis,
v. verstandhouding, v. betrek-
king,
v, om\'/itii\'i, in. vcrkeerinf/, v.
Liaisonner , voegen, in het verband
plaatsen.
LEUC
Lcucopode, witvoetig, witstelig.
Leucorrhée, I. witte vloed, m.
I.eu^e, m. getrouwe, m. groote vasal,
die den koning vrijwillig inden oor-
log volgde,
m.
Leur, hun, haar, aan hen, aan haar.
Leurre, m. lokaas, o. lokvoget, m.
Leurrer, africhten, lokken, aanlokken,
verlokken, verleiden.
Uurrer (so), zich vleien met bcdriege-
lijke hoop,
o.
Levage , opheffen, o. verheffen , o.
plaatsing, v. heffing, v.
Levain, m. zuurdeeg, o. deesem, m.
zuurdeesem, m. gist, v. overblijfsel,
Levant, opgaand.         (o. oorzaak, v.
Levant, m. Oosten, o. Levant, v.
I-evanti, m. Turksch galeisoldaat, m.
Levantin, Oostersch, Levantsch.
Levanlin, m. Oosterling, m.
Levantine, f. cffene zijden stof, v.
Léve, f. ballepel, m.
Leve, m. oplichten, o- opstaan, o.
Lévée, f. lichting, v. ban, m. heffing,
v. werving, v. rjjzing, v, oogst, m,
kade, v. dam, m.trek, m. opbreken,
o. -spaak, v.
Lever, opheffen, opnemen, tillen, op-
lichten, afnemen, inzamelen, he/f en,
werven, opbreken, rijzen, opschieten.
Lever (se), opstaan, opgaan.
Lever, m. opstaan, o. opgang, m.
Lever-Dieu, m. opheffing derhostie,v.
Leveur, m. gaarder, ra. heffer, m.
Leviathan, m. leviathan, m.
Lcvier, m. hefboom, m. spaak, v.
Levióre, f. netlijn, v.
Lévigation, f. vermaling, v.
Lf^viger, vermalen, (ijnwrijoen.
UWipède, snelvoetig.
J-i\'vis (pont, m.), ophaalbrug, ▼.
Lévite, m. Jevi<>(, m.
Lévitique, m. Leviticus, ta.
Levrauder, plagen,kwellen, vervolgen.
Levraut, m. jonge haas, m. en o.
J-èvre, t. lip, v. rand, ra.
Lèvre inférieure, (. onderlip, v.
Levre supérieure, f. bovenlip, v.
Levreteau, m. haasje, o.
Levrette, f. teef van eenwindhond, v.
Levrette, lang en smal als een wind-
hond.
Levretter , met windhonden jagen,
jonge haten werpen.
Liane, f. (
Liant, frw(<
Liard, m. o
Liarder, w
Liard eur ,
tane, v. sungerpiam, v.
Itaam,zachtaardig, gezellig,
oortje, o. zwarte populier,
m.
;«»itf Mate», afdingen.
m. duitendief, m. gieri-
gaard, ra.
Liasse, 1. Kot, v. veter, m. strengetje, o.
Libage, m. ruwe steen, ra.
Libanomancie, f. wierotkwaarzegge-
rij, v.
Libatioa, f. plenging, o. storting, v.
drankoffer, o. plengoffer, o.
Libelle, m. lastcrschrtft , o. schot-
schrift,
o. libel, o.
Libelliste, m. libelschrijver, ra.
Libellule, f. waternimf, v.
Liber, m. huidje, o. vlies, o.
Libéral,liberaal, vrijzinnig, mild, vrij.
Liberalisme, m- liberalisme, o. vrijzm-
tiigheid,
y. vrijheids\'jeest, m.
-ocr page 294-
LIÊV
l-j-ite, geoorloofd.
Liciter, ondeelbaar gemeenschappelijk
eigendom verkoopen, liciteeren.
Licol, ra. halster, m. koord, v. en 0.
Licorne, f. eenhoorn, m. houwitser, ml
Licou, m. halster, m. koord, v. en 0.
Licteur, m. lictor, m. bijldrager, m.
Lie, f. heffe, v. grondsop, o. dnwem,
m. moer, v. grauw, o. wiivaag\'sc/, o
Lie, vroolijk, blij, dartel.
Liége, m. kurk, o. kurkboom, m.
Liége(bouchon, m. de), fcurfc, v.
Liéger, fcurTce», va» kurken voorzien.
Lrögeux, kurkachtig.
Lie», m. band, m. Mrifc, m. knoop, m.
snoer,0. boei,
v. kluister,*, kneep,*
Lien de flasgue, ra. kousenband, m.
Lien de flêcfie, m. trekband, m.
Lienterie, f. spijsloop, m. buikloop, m.
Lientérique, spijsloop ....
Lier, binden, vastmaken, knoopou
vereenigen,samenvoegen, verbinden,
verplichten.
Lier (se), zich verbinden, dikker wor-
den,samenhangen, gemeenzaam om-
gian,
Lierne, f. nokbalk, m. bindbalk, m.
Lierner, van nokbalken voorzien.
Lierre, m. klimop, o. eiloof, o. veil, •■
Lieïse, f. vroolijkheid, v.
Lien. m. plaats, v. oord, o. gewest, 0.
«(erd, v. huis, 0. rang, m. reden,*■
oorzaak,
v. gelegenheid, v. aanlei-
ding,
v. afkomst, v.
Lieu (en tout), overal.
Lieu (en aucun), nergens.
Lieu de (au), in plaats van.
Lieue, f. mijl, v. uur gaans, o.
Lieur, m. schoovenbinder, m
Licutenance , f. luitenantsplaats , v.
stadhouderschap, o.
               (der, ni.
Lieutenant, m. /ifi(en«n(, m. stadhou-
Lieutenante, f. luitenantsvrouw, v.
Lieutenant en premier, ra. eerste lui-
tenant,
ni.
Lieutenant en second, m tweede lui-
tenant,
NI.
Lieux, ra lieux d\'aisance, ra. pi.
heimelijk gemak, o.
IJouxcommuns.m.pl.gemeenjt/ttaJsenjV.
Lieve, f. /ü\'s( va» inftomJfen, v. lijst
der pachters,
v.
Lif\'vre, ra. haas, ra. e», o. zwarigheid,
v. *jioöj>, m.
284                        LIBÉ
Libéralilé, f. milddadigheid, v. mild-
heid,
v. gift, v. gave, v.
Libérateur, m. bevrijder, m. verlos-
ser,
m.
Liberation, f. bevrijding, v. vrijspre
king,
v. verlossing, v. vrijstelling,*.
Libérer, bevrijden, verlossen, vrijstel-
len, vrijmaken, ontlasten, ontheffen
Libérer \'(set, zijne schulden betalen
zich ontdoen.
Libert*1, f. vrijheid, v. vrijmoedigheid,
v. vrijpostigheid, v. ongedwongen-
heid,
v.
Libertés, f. pi. vrijdommen, m. me.
Liberticide, vrijhexddoodend.
Libertin, m. lichtmis, m. zwierbol, ra.
sjouwer,
m. vrijgeest, m.
Libertin, losbandig, vrijdenkend.
Libertinage, i. losbandigheid} v. onge-
bondenheid,
v. vrijtjeesterij, v.
Libertiner , (05 leve» , sterk leven,
sjouwen, speelziek zijn.
Libidineux, ontuchtig, wellustig.
Libidinosite\', I. ontucht, v. wellust, v.
Libitinaire, [. lijkbezorger, m.
Libraire, m. boekverkooper, m. boek-
handelaar, ra.
Librairie, t. boekhandel, m. boekwin-
kel,
m. boekerij, v. boekhandelaars-
gilde, 0. bibliotheek,
v.
Libration, f. slingering, v. schijnbaar
slingerende beweging,
v. Vibratie,*,
Libre, vrij, onafhanktlijk, frank, los,
ongedwongen, stout, openhartig,vrij-
postig, ontheven, bevrijd, ontlast.
Libre-échange, m. vrijhandel, m.
Libretto, ra. libretto, o. tekst, m.
Lice, f. renbaan, v. loopbaan, v. strijd-
perk,
o. krijt, o. teef, v.
Licence, l. ongebondenheid, v. ut\'fge-
latenheid, v. toelating, ». Mrff««-
rtmo , v. vrijheid, v. proefjaren,
o. me.
                           {ftcén\'taat, m.
Licencié, ra. die ee» graad heeft, ra.
Licenciement, m. afdanking, v.
Licencier, nfdanften, graad geven, pro-
moveer en.
Licencier (se*y, zich te buiten gaan,
Licencicux , losbandig , buitentporig,
vermetel.
Licet, m. vergunning. ?. verlof, o.
Licheii, m. boomleverkruid, 0. mos,o.
Licitation, l. verkooping van ondeel-
baar gemeenschappelijk eigendom,*.
-ocr page 295-
LI MO                         \'285
hinden, ccn verbond aangaan, sa-
menspannen.
Ligueur, m. eedgenoot, m. bondgenoot,
in. aanhangers der ligue, m.
Ligule, m. imjewandsworm, ra. toa-
Ligulé, tongvormig.                  (getje, O.
Lilas, m. sering, v. syring, v. lila, O.
Liliace, lelieachtig.
Liliacées, f. pi. lelieplanteu, v. me.
Limace, f. waterschroef, v. naakte
slak,
v.
Limacon, m. slak, v. huisjesslak, v.
slakkenhuis, o.
Limacon (cscalier, m. en), wenteltrap,
Limailte, f. vijlsel, o.                         (m.
Lïmande, f. bot, v. smarting, v. gor-
ding, V. ■\'■:\'.■!■/. v.
Limander, met smarting bekleeden.
Liraas, m. naakte slak, v. slak zonder
huisje,
v.
Limbe, m. rand, m. straalkrans, m.
zoom, m. straal, m. voorportaal, o.
limbus, m.
Lime, f. vyl, v. loefe limoen, m.
Lirae douce, f. zoetvijl, v.
Limesourde, f. zaagvtjl,v.huichelaar,m.
Lime en tïers-point, t. rfritjAan/ewy\'L, v.
Liménarque, m. havenmeester, m.
Limer, vi/fc», bevijlen, verbeteren, be-
schaven, likken, droogleggen.
Limeur, m. vijler, m. bankwerker, ra.
Limeux, modderig.
Limiet, m. speurhond, m.
Liminaire, ra. tot de inleiding behoo-
rend, inleidend.
Liminarque, m. grensbewaarder, m.
Limitatif, bepalend, begrenzend.
Limitation, f. bepaling, v. beperking, v.
Limite, f. grens, v. grensscheiding, v
grenspaal, m. limiet, v.
Limiter, begrenzen, beperken, bepalen.
Limithrophe, aangrenzend, aanpalend.
Ltmoine, f. zeelavendel, v.
Limon, m. slijk, o. limoen, m. spil, v.
disselboom, m. lamoen, o. lemoen, o.
Limonade, f. limonade, v.
Limonadicr, m. limonadeverkooper, n,
Limonadière, f. limonadeverkoopster ,y.
buffetjuffer,
v.
Limoneux, slykeriy, modderig.
Limonier, m. lamoenpaard, o.
Liraonière, f. lamven, o. lemoen, o.
lamoenboom, ra.
Limousin, m. gr of-metselaar, m.
Lièvretcau, m. jonge haas, ra. en o.
Ligament, in. band, m. bindsel,o.band-
spier,
v.
Ligamenteux, vezelig, dradig.
Ligatan, f. taatwindsel, o. verband,o.
hand,
m. dubbele letter, v.tjorring,v.
l.iye, l". recht van leenheffing, v. leen-
ilienst.
v.
Li\'ie, h:enschxildig, dienstleenplichtig.
Ltgence, i. teenplicht, v.
ugnage, ra. afkomst, v. stam, m. ge-
slacht,
o. huis. o.
Ugnager, m. bloedverwant van den-
zelfden stam,
m.
Lignager (relrait, m.), benadering, v.
naasting, v.
1-igne, f. /y*i, v. (Infc, v. hengel, m.
roeaV, v. meetlijn, v. streep, v.regel,
m afkomst, v. stam, m. /eng, v.
[•!!jne d\'aligaement, f. richtlijn, v.
Ljgne d\'amarragc, f. bindseilijn, v.
j-\'gne de dircciion, f. rooii*«*/s/y», v.
I\'igm; d\'explosion, f. uitbarstingsstraal,
Ligne de milieu, f. metaallijn, v. <m.
Lign* de mire, -f. richtlijn, v. vizier-
,.\'y;\', v.
{•jgne de plusprès.f.&y-rfen-umittslyn,
Ugn« de terre, f. maaiveld, o. (v.
Ugne de tii-, f. schootslijn, v.
ugne télégraphique, f. telegraaflijn.v.
Llgnée, f. yesiac/K, o. sfam, m. nafco-
meii\'ïij/eH, m. kinderen, o. me.
Lignei-, /yjien trekken, linieeren, dek-
ken, bespringen.
l\'irjnerolle, f. bindgaren, o.
•ignette, f. bindtouw. o.
\'•igneul, m. pikdraad, at.borsteldraad,
■ÜJiieux, houtachtig.                          (ra.
Lignifier, in hout veranderen, hout
worden.
Ugnifler, (se), in hout ver ander en,hout
worden.
Ljgnine, f. houtstof, ».
Ligniperde, m. houtworm, m.
J-;gnite, m. bruinkool, v. ligniet, o.
J.igtiivore, houtvretend, in hout levend.
J.ignivore, m. houtworm, m.
Ljgnolet, m. (couvrir en) met leien
Lignuode, roetkleuriy.               (dekken.
Ligue, 1. verbond, o. bondgenootschap,
o. samenzwering, v. samenspanning,
v. ligue, v.
kiguer, een verbond doen sluiten, in
een verbond vereenigen, zich ver-
-ocr page 296-
LISÊ
Linotte (tête, f. de), warhoofdje,
loshoofdje, 0.
Linsoir, m. draagbalk, na.
Linleau, m. bovendrcmpel, m. gording,-
Lion, 111. leeuw, m. modepop, v. (v.
Lionceau, m. leeuwenwelp, o. jonge
leeuw,
m. leeuwtje, o.
Liondent, m. leeuwentand, m.
Lionnc, f. leeuwin, v.
Lionnó, kruipend.
Lioube, f. keep, v.
Liparoct-le, f. vetbreuk, ». zakbreuk.j.
Ltpogrammatique, waarin sommigelct-
ters niet gevonden worden.
Lipnme, m. vetgezwel, o.
Lipopsychie, f. bezwijming, v. flauw-
te, v. zwjim,
v.
Lipotliymio, flauwte, v. zwijm, v.
Lippe, f. dikke lip, v. pruilende Up,v.
Lippéc, f, mondvol, m.
Lippóe, f. (franche) kostelooze maal-
tijd,
ui.
Lippitude, !. leepoogigheid,v. dracht^.
Lippu, dik gelipt, diklippig.
Lippu, m. diklip. ra. hanglip, in.
Liquation, f. smelting, v. zijging, v.
Liqnéfaction, f. y/oei&aor»ioAi«j, v.
LiqucTier, vloeibaar maken, smelten.
Liquéfier (se), vloeibaar worden, smuk-
ten.
Liqticut\', (. vocht, o. vloeistof,s .drank,
m. likeur, v.
Liqueur (vin, m. de), zoete wijn, m.
Liquidatcur, m. afrekenaar, ra. liqui-
dateur, ra.
Liquidation, f. afrekening, v, schuld-
vereffening,
v. liquidatie, v.
Liquide, vloeibaar, vloeiend, klaar,
blijkbaar, vrij, onbezwaard.
Liquide, m. vloeibare stof, v. natte
kost, m. natte waar,
f. drank, m.
Liquider, afrekenen, vereffenen,lio,ui-
deeren.
Liquiditi*, vloeibaarheid, v.
Liquoreux, zoetachtig, likeurachtig.
Liquoriste, m, stoker, m. brander, ra.
likeurstoker, va. drankverkooper, m.
Lire, lezen, voorlczenf verstaan
Liron, m. kleine bergrot, v.
Lis, m. lelie, v. lis, 1. blankheid, v.
Lisable, leesbaar.                 (witheid, t.
Li-,\', f. doedelzak, in.
Lisérage, ra. randborduursel, o. gar-
neersel, o.
LTMÜ
>.,
Limousinage, m. grof metselwerk, o.
LimousJQer, grof metselwerk maken.
Limpide, klaar, helder, doorzichtig.,
zuiver.
LimpfcUtf, I, klaarheid, v. helderheid,\\.
zuiverheid, v.
Limure, /. vijlen, o. vijling, \\.vijlsel,o.
Lin, m. vlas, o. vlasplaat, v.
Lin, (grain, m. de), lijnzaad, o.
Lin, (toilJe, f. de), linnen, o.
Linaigrette, I. wolf/ras, o.
Linaire, f. wild vlas, o.
Linceul, m. doodkleed, o. doodlaken,o.
Linceux, vlassen, van vlas.
EJncoir, m. post, m. stijl, m.
Line, vlassig.
Lineaire, f. lijnvormig, naar lijnen,
met lijnen, lijn ....
Linéal, xn eene rechte lijn voortgaande,
in eene rechte lijn.
Linóalement, volgens de lijnen.
Linéament, m. gelaatstrek, m. eerste
trek, ra. beginselen, o. me.
Linette, f. vlaszaad, o. lijnzaad, o.
Linge, m. Uitmest, o. lijnwaad, o. lin-
nengoed, o. linnen doek,
m.
Lingcr, ra. linnenkooper, m.
Lin gore,f. linnen koopster,v. naaister,^.
Lingerie, f. linnenwinkel, v. linnen-
handel, m. linnenkamer, v.
Lingot, m. staaf, v. baar, v. kogel, m.
Lincfolitire.staafvorm, m.stangvorm,m.
Lin\'gnal, der tong, tong ....
Linguale (lettre, f.)( tongletter, v.
Linrjuanl, m. leng, ▼.
Linguatule, i. ingewand sworm, ra.
Lingue, f. leng, v-
Linguet, m. pel, m. spilpal, m.
Linguifom.e, tongvormig.
Linguiste m. taalkundige,m.linguist,ra.
Linijuislique, algemeene taalkunde, r.
linguistiek, v.
Lingule, f. degen, m.
Liniairc, vezclvormig, draadvormig.
Lintcr, m. vlashandelaar, m.
Lintfre, f. vlasverkoopster, v,vlasveld,
o, vlasakker, ra-
Liniment, m. verzachtend smeersel, o.
Linition, f. insmering, v. bestrijking,v.
\'
Li 11 on,
- \'.......J-\'- - ijn lin-
nen, o.
f.inot, m. mannetjes vlasvink, m.
Linotte, f. vlasvink, m.
Linotte (sifflcr la), pooieren}vastzitten
-ocr page 297-
LITT                       287
i.ii\'v, f. nestvol, o. leger, o.
Liter, wiic/t laagsgewijs inpakken.
Literic, I. bedlinnen, o. beddegoed, o.
Lithagogue, steenverdrijvend.
Litbarge, f. zilverschuim, o. goud-
schuim, o. glid, o.
Litharq^, met metaalschuim vervalacht.
Litbiasie, f- steenvorming, v. ziekte
der oogleden, v. gerstenkorrel, v.
Lithiate, m. pisznur zout, o.
Lithochromie, f. kleurensteendruk, m.
Lïlliocolle, t. diamanllijm, v.
Lithographe, m. steendrukker, ra. li-
thograaf, m. steenkenner, m. steen-
beschrijver, ra.
Lilhorjraphie , L steendrukkunst, v.
steendruk, m. steendrukker\\j, v. Ji-
thographie, v. s(eert&u»de, v. steen-
bwcftry\'finj, v.
Lithograpbier, op steen frrenye»i, steen-
drukken, lithugrapheeren.
Litliograpbiquo, litnographisch, steen-
Litholabe, f. steentang, v. (druk....
Litliologie, f. steenkunde, v. steenken-
nis, v. steenbeschrijving, v.
Litliologue, m. steenkenner, m. steen-
beschrijver, m.
Lhhomancie, f. steenwichehrü, v.
Lithontriptique, steen op Jossi\'iw.
Litliopliage, ra. steeneter, m. steen-
wtrmpje, O. leiworm, m.
Litbopbyle, m. steenplant, r.
Lithopbosphorc, L phosphorussteen, m.
Liihoslrote, m mozaïeke vloer, ra.
Lithotome, m. stecnsnijmes, o.
Lithotomie, f. steensnijding, v. van
den steen snijden, o.
Lithotomiste, m. steensnijder, ra.
Litbotriteur, m. steenverbrijzelaar, m.
Lithotrilie, i. stcenverbrijzeling, \\.
Litboxyle, ra. versteend hout, o.
Litiére, f. strooisel, o. draagbaar, v.
Litigant, twistend, pleitend. (leaer,o.
Litige, m. twist, m. pleit, o. pleitge-
ding, o. rechtsgeding, o.
LMf]ie\\ïX,betwistbaar,ingesehil,twist....
Lilispendancc, f. aanhangighfid van
een rechtsgeding, v.
Litorne, f. groote lijster, v.
Litote, L verzachtende uitdrukking, v.
Litre, ra. liter, va. kan, v. kop, m.
Liire, f. met wapens beschilderde treur-
Litron, m. spint, o.
                (band, m.
Litter, zelfkant oprollen.
LISÉ
Usété, m. gestikt randje, o. stiksel, o
bies, v. lis, v, streep, v.
Lisfror, garneeren, borduren, stikken.
Liseron, m. winde, f.
Liset, m. winde, v. bladkever, v.
Liseur, m. lezer, m. liefhebber van
lezen, m.
Lisible, leesbaar, duidelijk, zichtbaar.
Lifiièro, f. zelfkant, ra. kant, m. rand,
ra. zoom, ui. leiband, m, leizeel, o.
Lisoir, m. bovenpenkusscn, o. voorste
raambalk, m. awarshout, o.
Lispund, m. lijspond, o.
Lissagc, f. glanzing, v. lijstwerk, o.
Lisse, ylad, glanzig, effen, vlak.
Lisse, (. lintweversschcritig, v. bind-
garen, o. rahout, o. lijst, v. se»(, v.
MM, v,
Lisse d\'accastillage, i. verschansing\'
sent, v.
Lisse de batayole, f. leuning om den
mars, v.
Lisse d\'iiourdie, f. hekbalk, ra.
Lisse ile plat-bord, f. deklijst, v.
Ljsse de porte-haubans, f. rustlijst, ».
Lisse de vibord, f. bovenste sent, *.
Lttsé, j/«d, geglansd
Lissé, m. gekookte suiker, v.
Lisser, gioi/ maken, polijsten, likken,
glanzen, senten aanspjjkercn, sui-
keren.
Ljsseron, m. lintweversscheerslok, m.
Lisseur, m. g/anzer, m. gladmaker, m.
Lissoir, m. likstcen, ra. glanssteen, ra,
gladstecn, m. glanstrommel, m. rot**--
stok, m. po/tf\'sïAamer, v.
Lissurc, f. glanzing, v. gladmaking,v.
List, m. zelfkant, m.
Liste, f. /y\'tf, v. ro/, v. JiaamJysf, v.
«aamro/, f. Mm, v.
Listel, m. pilaarlijst, ?. smal/tf 6a»rf,
m. druifband, m.
Liston, m. hajtrf, m. roï, v.
Ut, m. ftetf, o. legerstede, v. bedding,
v. bodem, m. laag, v. huwelijk, o.
Lil (bob, m. de), bedstede, t.
Litanie, f litanie, v.
Ljt d\'ange, m. ledikant, o.
Ljtde camp, m. veldbed, o. ftrffo, v.
L|t de justice, m. rechtszetel, m.
Lil de parade, m. praalbed, o.
L|t du vent, m. windstreek, v.
Lueau, ta. wolfsleger, o. houten l$st,i,
L\'teaiu, m. pi. bonte strepen, v. me.
-ocr page 298-
■288                        LI TT
Littéraire, letterkundig, geletterd, li-
terarisch.
Littéral, letterlijk, woordelijk.
Liltéralité, f. letterlijke vertaling, v.
woordelijke vertaling, v.
Litteratuur, m. letterkundige, m. ge~
leerde, ra. literator, m.
Liitiïrature, f. letterkunde, v. geleerd-
heid,
v. literatuur, v.
LUtoral, tot het strand behoorend, tot
de kustbehoorcnd,oever....,strand....
Littorat, m. kustland, o. kusten, v. me.
Liture, f. doorhaling, v.
Liturgie, f. liturgie, v. kerkgebruik, o.
Liturgique, liturgisch.
Liturgiste, m. liturgist, in.
Liture, f. bindtouw, o. woeling, v.
sjorring, v. naaiing, v. kruishou-
ten,
o. me.
Livarde, f. omwoeld touw, o. spriet,m.
Livèche, f. lavas, v. eppfl, v.
Livide, loodkleurig, lijkkleurig.blauw.
Lividilé, f. loodkteur, v. lijkkleur, v.
Livraison, f. levering, v. aflevering, v.
Livrancier, m. teverancier, m. leve-
raar,
in.
Livre, m. fcoeft, o. tütfrA, o. register, o.
Livre, m. (grand), grootboek, o.
Livre, f. pond, o. livre, m.
Livre de caisse, m, kasboek, o.
Livre d\'ordres, m. orderboek, o.
Livre de signaux, m. seinboek, o.
Livrée, f. livrci,v. livreibedienden, m.
me. kenmerk, o kleur, y. ringrups,
v. tuinslak,
v.
Livre ouvert (u), voor rfe uuis*, van
het boek, van het blad.
Livrer, leveren,afleveren, overleveren,
overgeven, vjrlaten, overlaten.
Livret, m. boekje, o. zakboekje, o. (t-
vret, o. tafel van vermenigvuldi-
ging,
v.
Livret d\'ordinaire, m. menageboek, o.
Lixiviation, I. nitlooging, v.
Lixiviel, geloogd, looghoudend,loog....
Lizer, in de breedte rekken.
Lobe, m. lel, v. kwab, v. zaadvliesje,o.
Lobé, tn fcwftfcbe» verdeeld, lobbig.
Lobulaire, der kwabben, der lobben.
Lobule, f. kleine kwabbe, v. lelietje, o.
Local, m. ploafs, v. lokaal, o.
Local, plaatselijk, locaal.
Localisation, t. schikken naar eene
plaats, o.
LüUE
Localiser, Hoor de plaats schikken.
Localité, f. plaatselijke gesteldheid, v,
localitcit, v. ondoordringbaarheid,\'/.
Localaire, m. huurder, m.
Localtf, t/«n huurder aangaand,huur....
Location, f. verhuring, v. verpach-
\'ting,
v. huring, v. pachting, v.
Jiuwr, v.
Locatis, m. huurpaard, o. huurkoets,\\.
Locli, m. for/, v.
Loche, f. smeerltng, m.
Locher, schudden, los zitten, los han-
Locliet, m. hak, m. \'fiouweel, o. (gen.
Lochies, f. pi. kraamzuivering, v.
Locomobile, ui. locomobiel,m.verplaats-
baar stoomwerktuig, o.
Locomotif, van plaats veranderend.
Locomotion, ƒ. veranderingvan plaats,v ■
Locomolive, f. locomotief, v. stoomwa-
Loculaire, met vakjes,              {gen, m.
Locule, f. beurs, v. kist, v. vakje, o.
celletje, o.
Locustc, m. sprinkhaan, m.
Locution, f. spreekwijs, v. uitdruk-
king,
v.
Lodier, m. gestikte sprei, v.
Lods et venles, m. pt. rantsoenpennin-
gen, m. me. -sihot en lot, o.
Lof, m. loef, v. loefzijde, v.\' wtnd-
syde, v.
Lof (au), te loevert, loefwaarts.
Lofer, aanloeven.
Logarithme, m. logarithme, v.
Logarithmique, logarithmisch.
Loge, f. loge, v. A«(, v. kraam, v. ver-
trekje, o. loods, v. tent, v. Aofc, o.
kooi, v. Aoi, o. vakje, o.
Logeable, beufoo/ioaar.
Logement, m. woning, v. verblijf, o-
kwartier, o. inkwartiering,
v. wjc-
men*, o. ligplaats, v. liggtna, v.
Logement de route, m. nachtkwar-
t\\er,
o.
Logement des tourillons, ra. tapgat, o.
Logement du boulet, m. kogelleger, o
Loger, herbergen, huisvesten, inkwar-
tieren, logeeren, wonen, slapen.
Loger (se), woning nemen, zich huis-
vesten, zich verschansen.
Logette, f. huisje, o. hutje, o. kamer-
tje,
o.
Logeur, m. verhuurder van gestoffeer-
de kamers,
m. slaapsteêhouder, m.
volkhouder, ra. slaapbaas, ra.
-ocr page 299-
LOGI
Logicien, m. redekunstenaar, m.
Logique, f. redekunde, v. redetieer-
kunde,
v. logica, v.
Logique, logisch.
Logiquement, «olffetts rfe logica, logisch.
Logis. m. woni\'nj, v. hui», 0. herberg,
v. ioj/ies, o.
Logis (corps, m. de), hoofdgebouw, o.
I i;|i itique, f. logistiek, v.
Logographe, m. snelschrijver, ro.
Logograpliie, f. snelschrtjven, o. s»e(-
8t/iryversAwns(, v.
Logoyriphe.m. woordraadsel,o. letter-
raadsel,
o.
Logogryphe, m. tuoordraadsel, 0. Jet-
terraadsel, o.
Logomachic, f. u\'oortienstri/d, m.
Loguer, suikervormen nat maken.
Loguette, f. verlengsel aan een kabel, o.
Lol, f. wet, v. recht, o. macht, v. ge-
zag, o. gebod,
o. heerschappij, v. o/-
Jooi, o, gehalte, o.
Loi (homme, m. de), rechtsgeleerde, ra.
Loi annonaire, f. wet tot regeling va»
de prijzen der levensmiddelen,
v.
Loi de la gucrre, f. krijgsrecht, o.
Loi martiale, f. krijgswet, v.
Loin. ver, wijd, verwijderd.
Lointain, m. verschiet, o. verte, v.
Lointain, veraf, verafgelegen.
Loi pénale, f. strafwet, v.
Loir, m. bergrat, v.
Loisible, geoorloofd, wettig.
Loisir, m. ledige tijd, m. gemak, o.
Lok, m. borstdrankje, o.
Lombagie, f. lendenpijn, o-
Lombaire, der lenden, lenden....
Lombard, m. lombard, m. lomberd, ra.
lommerd, ra. bank van leening,
v.
Lombes, m. pi. lenden, v. me
Lomboyer, verdikken.
Lombnc, m. regenworm, m. pier, m.
Lombrical, wormvormig, wormstaltig.
Londre, m. platboomde galei, v. Lon-
dcnsch laken, o.
Londrin, m. namaaksel van Londensch
laken, o.
Long, lang, langdurig, lang taant lang-
dradig, veel.
Long, ra. lengte v.
Long (au), wijdloopig, langs.
Long (Ie), langs.
J-ongaUles, I. pi. duit/stukken, o. me.
Longanime, lankmoedig.
F.-H.
LORG                       389
Longanimité, 1. lankmoedigheid, v.
Longe, I. longe, v. lcireep, v. hand-
teugel, m. nierstuk, o. ribbestuk, o.
Longer, langs trekken , langs gaan.
Longevon, m. onderligger, m.
Longévité, f. lang leven, o. langdurig-
heid van levcn,v. hooge ouderdom,m.
Loiijj-i\'fHi, m. nabranden, o.
Longi.. . ., lang ... .
Longimane, langhandig.
Longimótrie, f, lengtemeting, v.
Longis, m. langzaling, v.
Longitude, f. lengte, v.
Longitudinal, in de lengte loopend.
Long-jointé, lang gekoot.
Long-pan, m. lange dakzijde, v.
Longnne, f. ligger, m.
Long-temps, lang, langen tijd.
Longue.f. lange lettergreep,v.gestreep-
te noot,
v.
Longue (a la), langzamerhand, met-
tertijd.
Longue main (de), sedert lang.
Longuement, lang, gedurende een lan-
gen tijd,
m het breede.
Longuerie, f. langdradigheid, v.
Longucrine, f. legbalk, m.
Longuet, vrij lang, nog al lang.
Longueur, f. lengte, v. langdurigheid,
v. langzaamheid, v. talmery,\\.uit-
stel,o. langdradigheid,?, traagheid,?.
Longue-vue, f. verrekijker, m.
Looch, m. borstdrankje, o.
Lopin, m. brokje, 0. nap, m. stuk, o.
Loquace, praatziek, snapachtig.
Loquacité, f. gesnap, o. gebabbel, o.
snapachtigheid, v.
Loque, f, lap, m. flarde, v. beslagen
stok, ra.
Loquèle, f. welbespraaktheid, v.
Loquet, m. klink, v. dijwol. m.
Loqueteau, m. kleine klink, v. trek-
Loqueier, klink oplichten, (klink, v.
Loqueteux, gescheurd, in flarden.
Loquette, f. stukje, o. brokje, o.
Lordose, f. ingebogen ruggegraat, m.
Lorgnade, 1. belonken, o. lonk, m,
Lorgner, belonken, begluren, lorgnee-
ren, bejagtn.
Lorelte, f. lichtekooi, v.
Lorgneric, f. belonking, v.
Lorgnette, f. lorgnet, o.kijkglaasje,o.
Lorgneur, m. belonker, m. begluurder,
m. lorgneerder, m
10
-ocr page 300-
SUO                           LORG
Lorgnoa, m. glaasje, o. kijkerije, o.
LortUart, m. speer, v.
Loriot, tn, wiclewaal, m.
Lorique, f. zaadvlies, o.
Lormerie, t. klein ijzerwerk, o.
Lormier, m. klcinsmitt, m.
Lors, toen, alsdan.
Lors (dés), van toen af.
Lorsqne, wanneer, toen, ah.
Los, m. lof, m.
Losange, f. whuittsche ruit, v. rhom-
Losaugé, i/eruit, ruitvormig, (bus, m.
Losse, I. bomboor, v.
Lot, m. deel. o. aandeel, o. kaveling,
v. lot, o. prijs, in. toestand, m. tioocl-
Loterie, f. loterij, t.                    (lot, o.
Loti, bedeeld.
Lotier, m. steenklaver, v. lotusboom, m.
Lotion, f. wassching, v, fcarf, o,
Lotir, verJofe», vtrattlen.
Lotissage, m. proefneming, v. £rt«m-
derzoeking, v.
Lo lissen) ent, m. verloting, v. verdee-
ling,
v, vet kaveling, v.
Lotisseur, m. /.ai>W»iafc«r, m.|
Loto, m. lotiospel, o. lotto, o.
Let os, m. ((rftii, v.
Lolte, f. aalrups, v. Atoafr, v.
Lotus, in. lotus, v. lotusboom, m.
Louable, loffelijk, prijzenswaardig.
Louage, f. huur, v. verhuring, v.
Louauge, f. lofspraak, v. loftuiging, v.
loftuiting, v.lof.m. roem,m. prijs,m.
Louanger, loftuiten,prijzen,ophemelen.
Louangeur, m. loftuiter, m. lofverkon-
diger,
m.
Louche, scheel, loensch, duister, ver-
ward, dubbelzinnig, drabbig,troebel.
Louche, m. duisterheid, v. dubbelzin-
nigheid,
v.
Louche, 1. paplepel, m. soeplepel, n.
Louchemeut, m. scheelzien, o. scheel
kgken,
o.
Loucher, scheel zien, lonken.
Loucheric, f, scheelzien, o. scheel-
kjjken, o.
Louchet, m. vierhoekige spade, v.
Louclieur, m. scheetkitker, m.
Loudier, m. grove beddedeken, m.
Louer, huren, verhuren, verpachten,
prijzen, roemen, loven, danken.
Louer (se), tevreden zijn.
Loueur, m. verhuurder, m.loftuiter,m,
lofverkondiger,
m.
LOYA
Lougre, m. logger, m.
l/mp. ra. wolf, m. beengczwelfO.pak-
stok,
m. rust, v. masker, o.
Loup (entre chien el), tusschen licht
en donker.
Loup-cervier, m. los, m.
Loup de mcr, m. zeebonk, ro.
Loupe, f. wen, v. klier, t. knoest, in.
uitwas, o. vergrootglas, o. ruwe dia-
mant,
m.
Loupeux, wenachtig, knoestig, klier-
achtig.
Loup-garou, m. weerwolf, ra. biete-
bauw,
m. bullebak, m.
Loup-marjn, m. zeewolf, m.
Lourd , zwaar, lomp, plomp, grof,
bot, log, traag, moeilijk, lastig.
Lourdaud, m. lomperd, m. botterik, m.
Lourdaud, lomp, dom,
Lourdaude, f. lomp wijf, o.
Lourderic, f. lompheid, v, domheid, v.
lompe streek, m.
Lourdeur, I. zwaarte, v. plompheid, v.
Lourdise, f. lompheid, v.
Lourer, sleepen.
Loustic, m. grappenmaker, m.
Loutre, f. otter, m. bever, m.bevervel,
Loutre, m. hoed, m. otterbont, o. (o-
Louvat, m. wolfje, o,
Louve, f. wolvin, v. slechte vrouw, v.
steenzetterstang, v, laadton, v.
Louver, met de steenzttterstang op-
heffen.
Louvet, wolfskleurig, wolfgrauw.
Louveteau, m. jonge wolf, m.
Louvetsr, jonge wolven werpen.
Louveterie, t. gereedschap tot de wol-
venjacht,
o. wolvenjachthuis, o.
Louvetier, m. wolvenjachtmeester, m.
Louviers, m. louvierslaken, o.
Louvoyer, laveeren, boegkruisen.
Lover, opschieten, in het rond leggen.
Loxocosme, m. toestel tot het laten zien
der beweging van de aarde,
o.
Loxoili oirii\', f. schuinsche zelling, y.
lijn door een sihuinszeitend schip
beschreven,
v.
Loxodronjque, loxodromisch.
Loxodromigues, (tables, f. pi.), streek-
tafel,
v.
Loyal, etht, oprecht, getrouw, recht-
schapen, loyaal.
Loyauté, f. getrouwheid, t. rechtscha-
penheid,
v. loyaliteit, v.
-ocr page 301-
LUTH
LOYK
)jer, m. huur, v. huishuur, v. dag-
huur, v. loon, o. arbeidsloon, o.
iberne, f. wjffjes luipaard, v,
jbie, I. gril, m. kuur, v. luim, v.
Htt/r, v.
ibricité, f. geilheid, v. onkuischheid,
v. ontucht, v.
ibi ,i)i\'r,.//(bberig makt», glad maken.
ibrique, geil, onkuisch, ontuchtig.
icane, m. schallebijter, m.
carne, I. dakvenster, o.
ternaire, m. straaldicr, o. avojid-
pi\'mf. m.
iciüe, helder, klaar, duidelijk.
cidiié, f. helderheid, v. Aiaar/ieid,*.
duidelijkheid, v.
ciftr, morgenster, v. avondster, v.
tcjfugaoe, Lucifuge, lic/i^c/tuw.
rcimetre, m. lichtmeter, m.
icratlf, »-i,i;ttjfi-rtt<i, voordeelig.
"e, wi»ï(, v. •fcirin, o. voordeel, o.
ibration, I. Hac/iïwa/ceH, o. \'«»at-\'/ifc
Pi>:iiten, o.
brer, nacAfwafce», \'s nachts op-
\'le, f. lelietje, o. huig, v. (ti\'tten.
eur, f. schynsel, o. schijn, m. tfcJtf,
d. straal, m. vonk, T.
\'jubre, somber, treurig,\\akelig,droe-
">y,.>iaar.
l, oan Aem, aan Annr, Aem,
ne, hijzelf.
                         (haar.
fn, schijnen, lichten, blinken, schil-
tren, glanzen, filinsteren./tikkeren.
\'sant, schitterend, glinsterend, qlim-
m«nd, blinkend, blank.
«sant, m. y/a«s, m. weerjians, m.
Is"it {ver, m.) olimworm, m,
■santé, f. AeJ<f«r« rter, v.
ntehtllt (marbre, m.), «fofcfccn-
i m.
fml\'ago,m.ie«rfenpj/(t,v./«irf»\'»vïc\'h(,¥.
ere, f. iic/if, 0. ?faMj, m. Waar-
■» v. daglicht, o. levenslicht, o.
■POMM0, v. windgat, o. tundgat, o.
TrJVi v. doorzicht, o. kennis, v. in*
™»ff, v. v«r«la»tf, o.
■*• a bomhe, f. tamter, o.
Wfcra ó obus, f. ftronrfffa(, o.
"\'lere de jwmpe, f. loosgat,o. pomp-
Jniguon, m. brandende pit, v.eindje
■f."r*, o. snuitsel, o.
USzS&n- Hchtoevend lichaam, o.
wellicht, o. verlichting, v.
iv i
Lumineux , lichtgevend , verlichtend,
schitterend, blinkend, duidelijk, hel-
der, verstandig, lumineus.
Lunaire, f. maankruid, o.
Lunaire, van de maan, maan ....
Lunaire (annéc, f.), maanjaar, o.
Lunaison , f. maanvcrwisseting, v.
maanloop, m. maankeeriny,v. maan-
tijd,
n:. BMOJ*, V.
Lunatitjue, maanziek , krankzinnig,
maanblind.
Lundi, m. maandag, m.
Lune, f. maan, y. maand, r.zilver,o.
gril, v. luim, v.
Lune (clair, m. de), maneschijn, m.
Lunels, ra. pi. vier opkomende manen
kruisgewtjs geplaatst, v. me.
Lunette, f. kijker, m. verrekijker, m.
ttjjkglas, o. bril, ra. gat, o. \'opening,
v. rand. m. lunette, v.
Luiiettes, f. pi. bril,m.oogkleppen,\\.me.
Lunettier, m. brillenmaker, m. bril-
lenverkooper, m.
Luni-solaire, zons- en maansomloop
betreffend.
Lune-solaire (cycle, m.), ton-en maan-
jaarskring, m.
Lunule, f. halve maan, v.
Lunulé, halvemaanvormig.
Luuanar, m. bordeel, o.
Lupercales, f.pl. feesten van Pan.o.niB.
Lupin, I. wolfsboom, v. lupine, v.
Lupinaire, m. lupinen-verkooper, m.
Lu ton, m, vroolijke gast, m. schalk,m.
Luronne, f. vroolijk tvijf, O.
Lusin, ra. schiemansgaren, o.
Lustraue, m. glansmachine, 0.
LustraTe (eau, f.) wijwater, o.
Lustration, (. zuiverinysplechtigheid,v.
Lustre, m. luister, m. glans, m. roem,
m. pracht, v. aanzien, o. armkroon,
v. kroonkandelaar, m. luster, ra.
tijdperk van vijf jaren, o. lustrum, o.
Lustrer, glanzen, luister bijzetten.
Lustreur, m. glanzer, m.
Luslrier, ra. lustermaker, ra.
Lustroir, ra. glanshout, o. glanstand,
in. sleeprot, v.
Lustrucru, m. wil, m. nonsens, m.
Lut, m. teem, o. kleefdeeg, o. verkit-
sel, o.
Lutaiion, f. bestrijking met leem, v.
Luter, met leem bestrijken, verkitten.
Lutk, m. luit, v.
-ocr page 302-
202                      LUT11
Lutheranisme, ra, lutherdom, o.
Lulherld, f. I uitwerk, o. luithandel,m.
Lutbérien, luthersch.
Lathorten, m. lutheraan, ra.
Lmliicr, m. luitmaker, m. muzickhan-
delaar,
m.
La tin, m. spook, o, kwelgeest, m. ka-
boutermannetje,
o. woeigeest, ra.
Lulin, wakker, lustig, dartel, tergend,
Lutiner, plagen, kwellen, woelen, ra-
zen, tieren, spoken.
Lutrin, koorlessenaar, ra. sanglesse\'
naar,
m. koorzangers, m. me.
Lutte, f. worsteling, v. worstelstrijd.m.
Lutter, worstelen, strijden, kampen.
Ltitteur, m. worstelaar, m. kampvech-
ter,
m.
Luxalion, I. verrekking, t. ontwrich-
ting,
v. verstuikiny, v.
Luxe, m. ovtrdaad, v. weelde, v.
pracht, v. overvloed, m.
Luxer, verrekken, verstuiken,ontwrich-
Luxueux, weelderig, prachtig. (ten.
Luxure, f. onkuischlteid, v. ontucht,\\.
geilheid,
v.
Luxuriaiice, 1. U weelderige groei, m.
MACH
Luxuiiant, weelderig.
Luxurieux, onkuisch, ontuchtig, gal,
wulpich.
Luzerne, f. spaaniche klaver,v.htzern,
Luzernière, f. luzernland, o.
            (
Lycanthropc. m. wolfszuchtige, m.
Lyeanihropie, f. wolfszucht, v.
Lycrte, m. lyceum, o. oefenschool,
college, o. gymnasium, o.
Lycunis.m. vrouwenroosje, o. koekotks-
bloem, v.
Lvclinomancie.f. latnplichtwichelarij.s
Lycopode, m. wolfsvoet, m.
Lympathique, waterachlig,lymphatis< l
Lympliatiques, (vaisseaux, m.), wata-
vaten, o. me.
Lymphe, f. waterachtig vocht,o.lyntpha,
Lynx, m los, m. lynx, m.
Lyre, f- lier, v.
Lyré, liervormig.
Lyri<|iie, lyrisch, lier ....
Lyriqne (poésie. f.), lierdicht, 0.
Lyrique (poule, m.), lierdichter, m.
Lyroti, m. waterweegbree, v.
Lyssa, m. hondsdolheid, v.
Lytte, L spaansche vlieg, v.
M
ti&cérer,kastijden,tuchtigcn, het vleesd\'
kruisigen, weeken.
Maceret, m. boschbes, v. woudbes, »•
Maccron, m. engtlwortel, m.
Machabeés, m. pi. boek der Makaba-\'1
Macliacoire, f. hennepbraak, v. \'c
Maclie, f. veldsalade, v.
Miichecoulis, ra. uitstekende borstwe-
ring,
v. moordgat, o.
Macbe/er, m. hamerslag, m. ijzersw-
m. ijzerschuim,
o.
Machelière, f. kies, v. baktand, m-
Machemoure, m. brokken, scheepsw-
schuit,
ra. pi.
MrAclier, kauwen, knauwen, »**«*
iKiri\'tfit/en, pruim»», s< befje».
Machére, f. zwaard, o.
Macheur, m. vreter, m. ftauwcr, m-.
Mactiiav élique, machiavelistisch, Hsti\'J*
staatkundig.
M, m. m, v.
Ma, mijn, mijne.
Maca, f. oude koppelaarster, v.
Macahre (dunse, f.}, doodendans, m.
Macadam, ra. macadam weg, m.
Macaque, m. makako, m.
Macaron, m. amandelkoekje, o. bitter-
koekje, o.
Macaronée, f. boertig latijnnabootsend
gedicht, o.
Macaiouie, m. macaroni, ra.
Macaronique, macaronisch, grappig.
Macaronisme, m. boertig gedicht, o.
Maca», rn- rekhamer, m.
Mace, (. tnots, v.
Macedonië, f. mengelmoes, o. mengel-
werk, o. macedoine,
v.
MaceVation, I. kastijding, v. tuchti-
ging,
v. kruisiging des vleesches, v.
weeking, v.
-ocr page 303-
MAGI                      293
Macroptère, langvleugelig, langvinnig.
Maculation, f. bekladding, v. bevlek-
kina,
v.
Maculatuie, f. misdruk , m. j>afcp«.
pter, o.
Macule, f. titefc, v. smet, v. zonnevteft,v,
Macnler, bevlekken, bemorsen, besmet-
ten, afgeven.
Madame, f. mevrouw, v. (/«nid, v.
Madarose, f. uitvallen der wenkbrau-
wen,
o.
Madtifaction, f. bevochtiging, y.
Mademoiselle, f. mejuffrouw, v. juf-
frouw,
v. juffer, v.
Ma tl ere, m. madera, m.
Madorie, f. madonna, v.
Madrague, f. tonynnet, o. tonijnvangst,
Madras, m. madras, o.                      (v.
Madré, gespikkeld, bont,gevlekt, listig,
doortrapt, loos.
Madrópore, m. sterkoraal, v. plant-
steen,
m.
Madrier, m. eikenplank, v. balkplank,
v. deel, m.
Madrigal, m. puntdicht, o. madrigal, o.
Mailritgalet, m. klein puntdicht, e.
Madrigaliei\', in. puntdichter, m. ma-
drigaldichter,
m.
Madiure, f. huidvlek, v. ader, v.
Mai-stral, m. noordwestenwind, m.
Maeslraliser, zicfc naar het noordwesten
richten.
Mafflé, Mafflu, dikwangig.
Magasin, m. magazijn, o. winkel, m.
pakhuis, o. goederenmand, v.
Magasinage, m. ligtijd, m. pakhuis-
huur,
V. •ijKimiH, O.
Magasiner, opsina», bergen.
Magosiniur, m. pakhuismeester, m.
Magdnléon, m. rolpleister, v. zalf, v.
pijmwavel, v. stak$:wave?, v.
Magaalonnettes, f. pi. magdalenahos-
pitaat, o.
Mage, m. magier, m. priester, m.
Magicicn, m. roovtifiaar, m.
Mugkicmie, f. tooveres, v.
Magie, f. tooverkunst, v.toover kracht, v.
Maglque, tooverachtig, betooverend, too-
ver
... .
Magiqae (laterne, f.), tuoverlantaarn, v.
Magister, dorpsschoolmeester, m. ma
gister, m. pedant mensch, m.
Magistéro, f. grootmeesterschap , o.
meeiterpoeder,
o.
MACH
Ahchiavélisme, machiavelismus, 0.slu-
we staatkunde,
v.
Machiavéliste, m. machiavelist, m.
M;lchicaloire, m. kauwartsenij, v. ta-
bakspruim,
v.
Machicot, m. koorzanger, m. slechte
zanger,
m.
Mnchicoter, alseen koorzanger zingen.
Machicoulis, m. uitstekende borstwe-
ring,
v. moordt/at, o.
Machina), werktuiglijk, machinaal.
Machination, f. booze aanslag, m. laag,
v. list, v. streek, m. kuiperij, v.
Machine, f. werktuig, o. machine, v.
tuig, o. bank, v. streek, m. kunst -
greep,
v. list, v. behendigheid, v.
Machine a mflter, f. mastkraam, v.
mastbok, m.
Machine a vapeur, f. stoomwerktuig, o
Machiner, smeden, brouwen, lagen leg-
i/en, kuipen, aanleggen.
Machiniste, m. machinist,m. machinen-
maker,
m.
Machinoir, m. schoenmakerslikhout, o.
Machoire, f. kinnebak, v. kakebeen, o.
kaak, v. lip, v. bek, m. klauw, m.
slechte spreker, m. botterik, m.
Michonner, kieskauwen, moeilijk kau-
wen, ruw bewerken,half uitspreken.
HSchurat, m. kladder, m. knoeier, m.
M.1churer, bemorsen, bekladden, slecht
Macis, m. foelie, v.                (drukken.
Maclc, f, waterkastanje, v. kruisnet,
o. ttiaJie, v.
JJacler, glas mengen.
Won, m. me(jei«ar, m. metser, m.
JJagon, m. (franc-), vrijmetselaar, m.
M\'iyonnage, m meïse/Kjerfc, o.
Magonner, mö(se/e«, knoeien, brodde-
len.
Muonnerie, f. metselwerk, o. bouw-
. »•«:**, o.
Masonnerie,f. (franc-), vrijmetselarij, v.
JJ-icouba, m. macubatabak, m.
Macque, (. hennepbraak, v.
JJacquer, hennep braken.
Macru, f. waterkastanje, v.
JJacrée, f. vloeddeur, v. sfi(is</t;ur, v.
Macreuse, f. zeeeend, v.
J\'icro...../«nj; .... ffroo* ....
Macrobe, m. «aw oud m«M«ft, m.
JJaorobie. f. zeer hooge ouderdom, m.
\'Macrocéphale,m./W;ïo»\'/m\' lang hoofd,o.
Macropnée, t. \'fin\'/»1 ademhaling, y.
-ocr page 304-
m
MAG!
MAIN
Maigret, vrij mager, eenigszins.
Maigreur, f. magerheid, v. schraal-
heid,
v. dorheid, v.
Maigrir, vermageren, mager maken,
dun maken, mager worden.
Mail, m. malie, v. maliebaan, v. ma-
liespel, o. strijdhamer, m.
MaMlade, f. schakel, v.
MailTc, f. maas, v. steek, ra. $pikkel,n.
vlek, v. malie, v, reop, m. schakel,
m Jiaif foorf, o. penning, ra,
MailM (fer, m.), ijzeren tralie, v
Maillé. g>euieftt,
Maillcr, van maliën voorzien, nettt»
breien, boeten, knoppen zetten.
Mailler (se), gevlekt worden.
Mail let, m. houten hamer, m. steg,
Mailletage, m. spijkerkuid, v.
Mailleter, spijkerhuid leggen.
M-iilIeur, m nettenbreier, m.
Maillier, m. mattenmaker, m.
Mailtoche, f. beukhamer, m
Mailloir, m, klopsteen, m.
Maillon, m. ring, va. steek, m.
Maillot, m. luier, v. luur, v. feitel,
trtcothroek, v.
Maillotin, m. strijdbijl, v. 8trjj<tha»ffi
m. olijvenpers, v.
Miillure, f. spikkeling, v.
Main, f. hand, v. macht, v. gezag,
handschrift, o. vuist, v. kwast,
hark, m. schopjf, o. ring, ra. knop
va. steek, m. trfk, ra. slag, m. port
m. «oc.9, v. beheer, o.
Main (sous), ondör de hand, in \'tg*
heim.
Main (tour, m. de), handgreep, v.
Main hasse (faire), wegnemen, doodt*-
Main chaude, f. handjeplak, o.
Main de papier, t. boek papier, o.
Main de justice, t. schepter der gerei»
tigheid, m.
Main d\'oouvre, f. maakloon^o. werk,H\'
Main-ferme, f. huur van een let*\'
recht, v.
Main-fleurie, f. gering papier, o.
Main-forte, f. handbieaing, v. W
stand, va.
Main-qarnie, f. bezitting eenerhetu/w
zaak, v.
Main-levée, f. opheffing van een 9l\'
rechtelijk beslag, v.
Main-raise, f. handoplegging, v. oesM
o. arrest, o.
Magistral, meesterlijk, meesterachtig,
volgens de voorschriften, hoofd
....
Magistrat, m. magistraat, m. overheids-
persoon,
m. overheid, v.
Magistrature, f. overheid, v. regeering,
v. magistraten, ra. me.
Magma, m. bezinksel, o. grondsop, o.
Magnale, f. geest van wtler, ra.
Magn.tnerie, f. zijdewormteelt, v.
Magnanier, m. ztjdewormteler, va,
Magnanime, grootmoedig, edelmoedig
Magnanimité, f. grootmoedigheid, v.
edelmoedigheid, v. grootheid van
geest,
v.
Magnaat, m. magnaat, m.
Magnfr ie, f, magnesia, v.
Magnésien, met magnesia gemengd.
\'M:i:|i!.\'-iutn, m. magnesium, o.
Magnétique, magnetisch, aantrekkend
Magnétiser, magnetiseer en.
Magnetiseur, m. magnetiseer der, m.
magnetiseur, m.
Magnetisme, m. magnetismus, o. kracht
van den zeilsteen,
v. aantrekkings
kracht,
v.
Mugnicaude, langstaartig.
Magnificat, m. magnificat, o.
Magnificcnce, f. heerlijkheid, v. luis-
ter,
m. pracht, v. verhevenheid, v.
Magniller, verheerlijken, ophemelen.
Magniflque, prachtig, heerlijk, luister-
rijk, verheven, kostelijk.
Magnolie, f. magnolia, v.
Magnol ie r, m. magnoliaboom, va,
Magode, f. hansworst, m. grappenma
ftert
m.
Magonneau, m. werptuig, o.
Magot, ni. baviaan , m. wanstaltig
beeldje,
o. leelijk mensch, m. verbor*
gen schat, ra. spaarpot,
m.
Malteutre, m. liniesolaaat, m.
MahomiHan, m. mohamedaan, m.
Maliom*-!tan, mohamedaansch.
Mahométisme, m. mohamedanisme, o
Mai, m. Mei, m. bloeimaand, v. mei-
tak,
m. meiboom, ra.
Maie, I. baktrog, ra. lekkist, v.
Maïeur, m. schout, m. maire, m.
Maiqre, mager, schraal, dor, dun, ge-
ring, slecht.
Maigre, m. mager, o. mager vleesch,o.
Maigre (faire), vasten.
Maigre (jour. m.i, vastendag, m.
Haigrelet, vrij mager, schraal, droog.
-ocr page 305-
MAJO                       295
Maitri? armurier, m. meestergeweer-
maker,
m.
Maltre artificicr, m. opper vuur we r-
ker,
111.
Maitre calfat, m. opperkalfaler, m.
Maitre canonnier, m. konstabelma-
joor, m.
                        (mansbaas, m.
Maitre charpeniier, f. stheepstimmer-
Maitre coq, m. officierskok, m.
Mutre d\'armes, m. schermmeester, m.
Maitre de danse, m. dansmeester, m.
Maitre de langues, m. taalmeesler, m.
Maltre dYquitation, f. pikeur, m.
Maltre d\'équipage, f. schipper, m.
Maitre des basses oeuvres, m. sekreet-
ruimer,
m. nachtwerker, Dl.
Maitre des nautes oeuvres, m. scherp-
rechter, m. beul,
m.
Maltre d\'hntel, m- hofmeester, m.
Maltre-és-arts, m. meester in de vrije
kuntten,
o.
MiUre-miUour, m. baasmaster, m.
Maitre ouvrier, m. meesterknecht, m.
Maitre-poudrier, m. buskruidmole-
naar,
m.
Maitresse, f. meesteres, v. bazin, v.
vrouw, v. huisvrouw, y. waardin, v.
leermeesteres, v. beminde, v. mtn-
nares,
v. maitresse, v.
Maitre-valet, m. bottelier, m.
Maitrise, f. meesterschap, o. gilde, o.
Maitriser, beheerschen, overheeren, be-
dwingen, den baas spelen.
Majesté, f. majesteit, t. heerlijkheid, v .
statigheid, v. deftigheid, v. hoog-
heid,
v.
Majestueux, statig, verheven,grootsch.
Majeur , meerderjarig , mondig , ge-
wichtig, hooger, grooter, zeer groot.
Majeure (lorce, f.), overmacht, t.
Majeure (tiercé, f.), driekaart van een
aas,
v.
Majeure, f. eerste stelling eener sluit-
rede,
v. major, ra.
Major, m. majoor, m.
Major (état, m.), staf, m.
Majorat, m. recht van eerstgeboorte, o,
majoraat. o.
Major de place, m. plaatsmajoor, m.
Ma, ordome, m. opperho f meester, m.
Ma, or général, m, generaalmajoor, m.
Matorité, f. meerderjarigheid, v. meer-
derheid,
v. majoorsplaats, v, m«*
joorschap, o.
MA IN
Main-mortable, tot de doode hand be-
hoorend, lijfeigen.
Main-morte, f. doode hand, v.
Main-morte (gens, m. pi. de), lijfeige-
nen, m.
me.
Miin-pote, f. lamme hand, v.
Mains (aux), handgemeen.
Maint, verscheiden, menig, veel.
Maintenant, tegenwoordig, nu.
Maintenir, handhaven, staande hou-
den, beschermen, bekrachtigen, on-
derhouden.
Maintenon, m. halskruisje, o. (me,
Maintes fois, pi, verscheidene kecren,
Maintenue, f. handhaving, v. bevesti-
„Oing, v.
\'"ainlien, m. handhaving, v. behoud,
o. onderhoud, o- gelaat, o. hou-
ding,
v.
Maire, m. maire, m. schout, m. burge-
meester,
m.
Mairie, f. burgemeestersambt, o. stad-
huis, o, raadhuis,
o.
Maïs, maar, doch, echter.
Maïs, m. mats, o. turksche tarwe, v.
Maison, f, huis, o familie, v. geslacht,
o. lijfwacht,
y. hofstoet, m. handels-
huis,
o.
Maison d\'arrÊt, I. huis van arrest, o.
gevangenhuis, o.
Maison de campagne, f. buitenverblijf,
o. duiten, o.
Maison d\'education, t. opvoedingsge-
sticht,
o.
Maison de force, f. gevangenis, y.
Maison de screent, f. gijzeling, v.
Mauon de ville, (. stadhuis, o.
Maison garni, f. gemeubeld huis, o. ge-
meubelde kamers,
». me.
Maisonnage, m. timmerhout, o. bouw-
hout, o.
Maisonnée, !. huisgezin, o.
■Maisonnette, f. huisje, o.
Miistrance, f. korps scheeps-onderoffi-
eieren,
o.
Maltre, m. meester, m. baas, ra. heer,
m, bestuurder,m. eigenaar,m.school-
meester,
m leermeester, m. schijt-
.,Per, m.
•\'laitre, voornaamst, eerst, uitgeleerd,
opper . ,.., hoofd
....
Mailre, m. (pctit) pronker, m. fat, m.
Maitre-a-danser, m. dansmeester, m.
kruispasser, m>
-ocr page 306-
49tf                       MA.IU
Majtiscule (lettre, (.), hoofdletter, v.
Malei, m. snuitnap, ra.
Mai, m. kwaad, o. ziekte, v. kwaal, v.
Jmar/, v. pijn, v. ttattet\'l, o. schade,
». misslag, m moeift;, v.
Mal, slecht, kwalijk.
Mal (ie trouver», onwel worden, spijt
hebben,
jiY/i kwalijk bevinden.
Malachile, I. malachiet, o.
Mdlacic, i. bclu*theid, r.
Malacoderme, weekhuidig.
Malactique, versachtend, weekmakend.
Malade, ziek, krank, ongesteld.
Malade, m. f. zieke, m. v. kranke, m. v.
Maladie, f. ziekte, v. krankheid, v.
zucht, v.
Maladie du pavs, t. heimwee, o.
Maladit, ziekelijk, zwak, sukkelend.
Maladrerie, t. leprozenhuts, O.
Maladresse, f. onhandigheid, v. lomp-
heid,
v.
Matadroit, onhandig, lomp.
Maladroit, ni. onhandige, va. lom-
perd,
m.
Malarjme, m verzachtende pap, y.
Malaijmer, vermengen.
Malaguette, f. paradijszaad, o.
Malai.m. Maleisch, o. Maleischetaal,v.
Malaise, m. moeielijke staat, m. onge-
mak, o. ongelegenheid,
v. onaange-
naam gevoel, o. misnoegen,
o.
Malaise, moeielijk, ongemakkelijk, be-
krompen, behoeftig.
Malandres, f. pi, kniekloven, v. me.
verrotte knoesten, ir:., ine.
Malaiidreux, verrot, rottig.
Mal-apprts, slecht opgevoed, lomp.
Malapre, m. onhandige letterzetter, m.
Mal-a-propos, te onpas, ontijdig, onge-
legen.
Mal-a-propos, m. verkeerd opgeval ge-
zegde, o. mal-a-propos,
o.
Malart, m. wilde mannetjeseend, m.
Malate, f. appelzuur zout, o.
Malavonturu, f. ongeval, o. ongeluk, o.
Malavitö. onberaden, onbezonnen, on-
voorzichtig,
                            (ding, v
Malaxatiou, f. weekmaking, v. kne-
Malaxer, week maken, week kneden.
M.iM-ili. mismaakt, wambhapen.
MaU-iti m. mismaakte, ui.
Hal caduc, m. vallende ziekte, v.
Malcontent, ontevreden, misnoegd.
Mal d aventure, m. fijt, v.
MALG
Mal de eoeur, m. misselijkheid, v.
Mal de cerf, m. rechtstijvigheid, v.
Mal de dent, m. tandpijn, v. kiespijn, v.
Mal de feu, m. stille kolder, m.
Mal de yorrje, m. keelpijn, ?.
Mal de mer, ra. zeeziekte, v.
Mjlder, ra. malder, t.
Mal de terre, m. scheurlmik, m.
Mal de ti\'te, m. hoofdpijn, t.
Male, mannelijk, krachtig, sterk.
Male, m. man. m. mannetje, o.
Malebeite, f. kalfaathamer, ra.
Malebet, m. kalfaathamer, m.
Maleln\'le , f. ondier, o. gevaarlijk
mensvh,
ra.
Malfboïsc, (. pestbuil, f. pestkool, v.
Malédiclion,f. vervloektng,y.vloek, ra.
Malefaim, m. groote honger, m.
Maléfice, m. toovertj, v. betoovering,\\
Malétkié, betooverd, behekst.
Jildlé&qne, kwaden invloed hebbend.
Malelieure (;i la), ongelukkiglijk, ter
kwader ure.
Malemoit, f. ongelukkige dood, in.
Malencontre, f. ongriuk , o. tegen-
spoed, m.
Malencoritretix , ongelukkig , nood-
lottig.
Mal-en-point, in een slechten staat.
Maleulenilu, m. misverstand, o. vergis-
sing,
v.
Malepesle, verduiveld, de drommel.
Maleiago, f. geeuwhonger, m. hevi<i
verlangen,
o.
Males, ni. pi roerhaken, m. me.
Mal-étre, m. ongesteldheid, v, onge-
mak, o. behoeftigheid,
v.
Malévolo, kwaadwillig, slecht gezind,
ongenegen.
M tli i./.in, f. misstand, m. wansland,
m. gebrek, o. slechte daad% m.
Malfaire, kwaad doen, slecht handelen.
M.tU ■. in ■>.\', i.boosaardigheid,v.kwaad-
aardigheid,
v.
Malfaisant, boosaardig, kwaadaardig,
nadeetig, schadelijk.
Malfait, mismaakt, misvormd, mis\'
bouwd.
MaHaiieur, m. kwaaddoener, m. mii\'
dadiger,
m booswicht, m.
Malfamé, slecht ter naam, berucht.
Malgracieux, onbeleefd,onheusch,lomp.
Malqré, ondanks, in spijt van, in weer-
w\'ttvan, niettegenstaande, ofschoon.
-ocr page 307-
MA LH
Millnbile, ongeschikt, onhandig,oner-
varen, onbekwaam.
Milliabililé, f. ongeschiktheid, v. on-
handigheid, v. onbekwaamheid, v.
Malherbe, /. smakstruik, m.
Malheur, in. ongeluk, o. onheil, o. on-
geval,
o tegenspoed, m. wee, o.
Mallienreux, ongelukkig, rampzalig,
rampspoedig, ellendig, boos, snood,
slecht.
Malneureux, m. ongelukkige, v. snood-
aard,
m. ellendeling , m. boos-
wicht,
ra.
Malhonnète, oneerlijk, eerloos, onbe-
leefd, onbetamelijk, ouheusch.
Malhonnêteté, f. onbeleefdheid, v. on-
betamelijkheid,
v. oneerlijkheid, ».
Malice, f. kwaadaardigheid, v. boos-
aardig opzet,
o. moedwil, m. schalk-
heid,
v. arglistigheid, v. poets, v.
Malicieux , kwaadaardig , arglistig,
sch tttksch.
Malirjncment, boosaardig,kwaadaardig.
Malitjnilé, i". boosheid, v. boosaardig-
heid,
v. schadelijkheid, v.
Malin, boosaardig, kwaadaardig, on-
deugend, boos, sckadelijk,loos, sluw.
Malta, in. slimme gast, m. snoodaard,
m. booze geest, m. duivel,
ra.
Maline, t. springvloed, m. springgetij,
Malimis, I. Mechelsche kant, v. (o
Malintjre, ziekelijk, sukkelend, zwak.
Malinieiitioiinu, kwalijk gezind, kwaad-
willig.
Malifpie, van appels, appel ....
Maliquc (acide, m.K appelzuur, o
Malitornc, lomp, plomp.
Malitorne, m. lomperd, m.
Mal-jufli5, m. verkeerd gewezen von-
nis,
o. misslag, va.
Mallard, m. kleine slijpsteen, ra. scha-
ren slijperssteen,
ffl.
Malle, 1. reiskoffer, m. valies, o.maal,
v. itost, v.
Malléabilité, I. smeedbaarheid, v. taai\'
heid,
v. rekbaarheid, v.
Malléaijle, smeedbaar, gedwee.
Malléols, (. enkelknokkel, m. vuurpijl,
m. brandpijl,
m.
Malie-poste, f. brievenpost, ra.
Malletier, ra. koffermaker, m. valie-
zenmaker,
m.
Mallelte, f. koffertje, o. valïesje, o.
Mallier, ra. postpaard, o stelpaard, o.
MA MM                      2«7
Malmener, mishandelen, uitschelden.
Malmort, m. kwaadaardige uitslag, m.
Malon, m. baksteen, m.
Mal-ordonrn>, onregelmatig.
Malotru, ellendig, armzalig,mismaakt.
Malotru, m. ellendig meiisch, m. on-
aangenaam, mensen,
ra.
Malpei [i: \'■. m. slordervos, m.
Malpeiynée, v. slons, v.
Ma\\pl&isnnt,onaangenaamtonbehaaglijk
verdrietig.
                                              \'
Mal propre, onzindelijk, vuil, morsig.
Malproprelé, t. onzindelijkheid, v.
vuilheid, v. morsigheid, v.
Malsain, ongezond.
Malséant, onvoegzaam, ongepast, on-
betamelijk.
Halsemé, oneven, onregelmatig.
Malsonnant, wanklinkend, onaange-
naam, aanstootelijk, kettersch.
Malt, ra. mout, o.
Maltalent, m. haat, m. wrok, m.
Malste, f. knevelarij, v. geldafpersing,
v. betasting, v.
Maltotier, m. knevelaar, m. geldafper-
ser,
m. ontvanger, ra.
Maltrniter, mishandelen, onrecht doen.
Malvacée, f. tot het geslacht der malva\'s
behoorende plant, t.
Malveillaiicu, f. kwaadwilligheid, r.
vijandschap,
v. afgunst, v.o>igunst,v.
Malvcillant, kwandivillig, wangunstig.
Malversation, f. ontrouw, v- Wange-
drag, o. geldsverduistering, v.
Malverser, ontrouw plegen, een ambt
niet getrouw waarnemen.
M.iivoi-ji-, f. malvezij, v.
Malvouloir, m. kwaadwilligheid, v.
Malvoulu, slecht gezien, gehaat.
Mainan, f. mama, v. moeder, v.
Ma me Me, f. borst, v. pram, v.mant, v.
wier, ?,
Mumelon, m. borsttepel, m. wratje, o.
rondachtige heuvel,
m knobbel, m.
knopje,
o.
Mamelonm\'-, vol knobbeltjes.
Mainelu, zwaar van borsten.
Mamelnk, m. Mammeluk, m.
Mamillaire, tepelvormig.
Mammairt\', der borsten, borst ....
M-immali"|i.\\ f. zoogdierkunde, v,
Mammalofjisle, m. zoogdierkundige,m.
Mammtfère, zoogend.
Mammif^re, m zoogdier, o.
-ocr page 308-
MANl
Mangeabk-, eetbaar.
Mangeaille, f. voeder, o. apöj, t. A-ji:,
Mangeoire, f. ftrft, t. eftmsoaft, m. (m
Hanger, m. eten, o. spijs, v.
Mangev, eten, vreten, opvreten, invre-
ten, verteren, doorbrengen.
Manger (se), eetbaar zijn, gegeten wor-
den, uitgelaten worden, elkander
verslinden.
Mangerie, f. vreterij, t. afxetterij, v.
knevelarij, v.
Mangetout, m opeter, m. doorbrengt,
m, verkwister, m.
Mangeur, ra. eter, ra. vreter, ra.
Mangeuro, f. kauwsel, o. aangevretei".
plaats,
v.
Maniable, handelbaar, bewerkbaar,Hf
di\'^, ouiosaatn. gedwee, lenig.
Maniacal, razend, krankzinnig.
Maniaque, maanziek, razend, dol, gek.
Maniaque, m. onzinnige, m. gefc, m.
Manichéen, m. Manicheèr, m.
Ma niche1 isme, m. mani\'c/teisme, o.
Manichordion, m. manichordium, o.
Manicle, f. lederen duimeting, ra.
handboei,
v.
Manie, f. dwaze zucht, v. verzotheid:
v. krankzinni\'/heid, v. woede, v.
Manieraent, m. behandeling, v. betas-
ting, v. beweging,
v. handgrepen,ra.
me. 6ea(M«f, o. beheer, o
Manier, behandelen, betasten, bevoelen
bewerken, hanteeren, besturen, lei
den, regeeren.
Maniere, t. manier, v, wijze, v. ge-
woonte, v. gemaaktheid,
v. soort, v
aard, m. behandeling, v. handel
wijze,
v.
Maniere que (de), zoodat.
Maniere, gemaakt, gekunsteld, gedwon-
gen.
Maniériste, m. schilder wiens wijz<
van schilderen niet natuurtijk is,
ra
Manieur, ra. omzetter, m. belegger, m
beschieter^ m.
Manitestation ■ \'• bekendmaking, v
openbaring, v. manifestatie, v.
Manifeste, blijkbaar, openbaar, klaar.
Manifeste, m. openlijke verklaring, v
manifest, o.
Manifester, bekend maken,af kondigen
openbaren, manifesteeren.
Manifester (se), verschijnen, sichopen
baren, xirh doen kennen.
298                       MAMM
Mammifonne, borstvormig.
Mammouth, m. mammouth, m.
Manant, m. dorpeling, m. landman,
ra. boer, m. kinkel, m. (omperd, m
Mancelle, f. haamketting, m.
Mancenillier, m. giftboom, in.
Manche, m. steel, m. handvatsel, o.
greep, t. stang, v. hecht, o. ploeg-
staart, ra. hals, m.
Manche, f. mouw, v. fgrafr, m. j/<ihj,
v. Ivf*, v. zeecngte, v. kanaal, o-
Manchereaux, m.nl. handgrepen, v.me.
Mancheron, m. ploegstaart, m.
Manchctte, f. foö, v. /«\'>, v. manchet,
v. kantteekening, v. woi\'smuKf, v.
Manchnn, ra. mof, v. taplegcr, o. fa/»-
voering, v. om/juise/, o. rirtj, m.
Manchot, eenhandig, eenarmig.
Mandant, m. mandaatgever, m. man-
daatuitvaardiger, ra.
Mandarin, m. mowdaryji, m,
Mandarin, mandarijnsch.
Mandat, m. mandaat, o. volmacht, v.
bevelschrift, o. order, v.
Mandataire, ra. mandaathouder, m. ge-
volmachtigde,
ra. mandataris, m.
Mandatum, m. pauselijke voetwas-
sching, V.
Mande, f. groote mand,v.schanskorf,m.
Mandament, m. bevelschrift, o. oet/eJ,
o. aanwijzing, v. «irt)ide»ne«(, o.
Mander, qelasten, bevelen, ontbieden,
dagvaarden, melden, berichten.
Mandibule, f. onderste kinnebak, m.
Manditle, f. knechltoverroktm.
Mandoline, f. mandoline, v.
Mandore, f. mandora, v,
Mandragore. f. a/ruin, v.
Mandrcrie, f. mandewerk, o.
Mandrier, ra. mandenmaker, m.
Matidrill, m. mandril, m.
Mandrin, m. doorslag, m. vormjuer,
O. rulder, m. stempel, m. hulsrolder,
ra. mandrijn, m. struikroover, m.
Manducable, eetbaar.
Manducation, f. <:<■<(, o. nuttigen, o.
Manéage, m. Jaden en loue» door Ac/
scheepsvolk, o. handdienst, m.
Manége, m, manege, v. rijkunst v. rij-
school,
v. rijbaan, v. rosmolen, m.
ftjfiy gedrag, o.
Manes, m pi. scAimm«n, v.
Manette, f. achepplank, v.
Manganèse, f. ftr«inj(ee», m.
-ocr page 309-
MANI
Manigance, f. looze streek, m. loos-
heid,
V.
Manhancer, brouwen, smeden.
Manille, f. manille, v. ring, m.
Manille, m. manillasigaar, v.
Manipulateur, m. bewerker, m.
Manipulation, f. behandeling, v.bewer-
king,
v.
Manipule, m. manipel, m. mouw, f.
greep, ra. handvol, v.
Manipule pyrotechnique, m. bundel
sprtngbussen,
m.
Manipul.;r, behandelen manipuleeren.
Manique, f. lederen duimeling,m. hand-
Maniveau, m. mandje, o. (leder, o.
Manivelle, f. spil, v. handvat,o. kruk,
v. kolderstok, m. roerpen,?, zwengel,
in. schroef sleutel, m.
Manne, f, mamia, o. Aemeltóroacf, O.
Aoninf/tfauw, m. ma»J,v.6o?*\'emfflHii,
v. (coien wieg, v.
Mannée, f. monavol, v. fxïHaifmaat, v.
Mannequin, m, draagkorf, m. muiis-
beeld, o. ledepop, ?-
Mannequinage, m. beeldho uw werk, o.
Mannequiné, gekunsteld, gedwongen.
Mannotte, f. mandje, o.
Manoeuvr.1, f. mmmvrt, v. ftewegu\'Hsr,
v. (ouivu\'erft, o. scheepswerk, o. be-
(eirf, o. kuiperijen, v. &e/iandef(na, v.
Manoeuvre, m. werkman, m. opper-
man,
m.
Manoeuvrer, manoeuvraflren, bewegin-
■/■■■\' ma/ren, te werk gaan, maatre-
gelen nemen, besturen.
Manoeuvrier, m. bevaren zeeman, m.
kundig officier, m.
Manoeuvrier, manoeuvreervaardig.
Manoir, m. woning, v. woonplaats, v.
MinomiHre.m. luchtmeter, m.
Manoque, f. rol tabaksbladen, v.
Manouvrier, m. daglooner, in. nand-
"\'■\'■/, :.,!■!)!, Dl.
Manque, n>. gebrek, o. mangel, o.
Manque de, bij gebrek van.
Manquement, in. achterlating, v. ge-
brek, o. mangel,
o.
Manquer, missen, voorbij laten gaan,
mislukken, feilen, ontbreken, te kort
komen, op het punt staan, verzui-
men, ketsen, weigeren,zwak worden,
in gebreke blijven.
Mansard, m. wilde duif, v.
Mansarde, f. plat dak, o. vlieringka-
MAQU                        *f*t
mertje, o. zolderkamer, v. dakven-
ster,
o.
Mansuétude , f. zachtmoedigheid, y.
goedaardigheid,
v. lijdzaamheid, v.
Manie, f. rouwsluier, m. mantel, ra.
Manteau, ra. mantel, m. dekmantel, ra.
dekkleed, o. schijn, m. voorwend-
sel, o.
Manteau de cheminée, m. schoorsteen-
mantel,
m.
Manteaux.m pi. grauwepaarden,o.me.
Manlolé, gemarteld.
Mantelet, m. manteltje, o. mantel, m.
klep, v. klap, m. luik, o. scherm, o.
schermleder, o. pakzadel.
ni.
Mantelet de sabords, ra. valpoort, v.
Mantelet du sappeur, m. sappen-
scherm, o.
Mantelet volant, m. losse valpoort, v.
Manteline, f. schoudermantel, m.
Mantelure, f. haar op den rug van een
hond, dat verschillend is in kleur
van het overige,
o.
Mantille, f. manteltje, o. mantille, v.
Mantonnet, m. sluithaak, m. klem-
haak,
m.
Manture, f. deining, v. branding, v.
hier en daar verbrand ijzerdraad, o.
Manubaliste, t. handwerptuig,o. groote
kruisboog,
m.
Manuducteur, m. koorbestuurder, m.
Mmuel, dat met de handen verricht
wordt, handen
..... hand ....
Manuel, m. handboek, o. gebeden-
boek, O. handvaardigheid,
v.
Manuetle, f. kolderstok, m. roerpen, v.
Manuellement, uit de hand, eigen-
handig.
Manufacture, f. maken, o. fabriceeren,
o. manufaduur,
v. fabriek, v. werk-
plaats,
v. werkhuis, o.
M&nulAClurer, vervaardigen,bewerken,
fabriceeren.
Manufacturier, m. fabrikant, m. hand-
werker,
m. werkman, in.
MaiiumUsion, f. vrijlating,, v.
Manus, f. r«jcAi pon t/en ma» ouer de
vrouw, o.
Manuscrit, m. handschrift, o.
Manuscrit, met de hand geschreven.
Manutention, f. handhaving, v. zorg, v.
rijksbakkerij, v.
Mappemoude, I. wereldkaart, v.
Maque, f. braak, v.
-ocr page 310-
MARE
i Marcassite, (. twctvelkies, o. katten-
goud, o.
Marcescence, f. verdroging, v.
Marcescent, verdrogend, verwelkend.
Marchais, m. ijle haring, m
Marchand, m. koopman, ra. handelaar,
m. verkooper, m. kooper, m.
Marchand, handeldryvend, handels....,
koopmans
..... koopvaardij....
Marchandailler, dingen, knibbelen.
Marchnnde, f. koopvrouw, v, verkoop-
ster,
v. handelaar ster, t.
Marchandc (rivjère, f.), bevaarbare ri-
vier,
v.
Marcbande (vüle, f.i, koopstad, y.
Marchand en gros, m. groothandelaar,
m. grossier,
111.
Marchand en detail, ra. kleinhande-
laar,
m. slijter, ra.
if&rchandev, dingen, handelen, talmen,
aarzelen.
Marchandise, f. koopwaar, v. koopgoed,
o. goed,
o. waar, v. handel, m.
Marciie, f. mark, v. marsch, m. gang,
m. (oc/if, m. weg, m. daartli, v. oro-
7T"7, ra. xiit\'iriit, m. !■,.,,■:, v. (.■■ij\',
m. trede, v. gedrag, o. loop, m.
richting, v.
Marché, m. m<rrfcf, v. marktdag, m.
koopprijs, in. A\'owp, m.
Mftrehe (bon), goedkoop.
Marchepied, m. uot;(/«ï»iA, v. schabel,
v, voetplank, v trdde, v. trappen,
m.
me. paardelijn, v. jaagpad, o.
Marcher, gwan, i!Oortöaan,morüheerflHj
zeilen, varen, treden, vilten.
Marcher, m. aattjr, m. (red, ra. ft«a»,
Marchetle, f. \'kuiphoutje t o.               (v.
Marcheur, m. voetganger, in. kleit rap-
per, m. zeiler,
ra. loopvoget, m.
Marcheux, m. kleikuil, in. kleitreder,
Marchoir, f. kleïtrapplaats, v.         (m.
Marcottc, f. aflegger, m. loot, v.
Mareotter, afleggen, markotten.
Marcnitin, ■>. takkenboffe, u.
Mardelle, f. ïaitrfsfeeH, m.
Mardi, ra. Dinsdag, m.
Mardi <jras, ra. vastenavond, m.
Mare, f. poel, m. p/«j. ra. /.-»//.■, ra.
oliebak, m. olijfpersbak, m. trog, m.
Maréage, m. mnrrojenAuttr, t.
Marécage, m. moeras, o. broeklatld,o.
Marécageux, moerassig, drassig.
Mar(*chal,m. hoef smid, m. maarschalk,
300                      MA (JU
Maquereauj m. makreel, m. koppelaar,
m. brandvlek, v.
Maquerellage, m. koppelarij, v.
Maquerelk, f. koppelaariter, v.
Maquette, f. model in leem, o. scheen,
v. plaat, v.
Maquetteur, m. toopensmid, m.
Maqui<jnon, m. paardenkooper, m.
koppelaar,
m. beunhaas, m.
.Maquignonnajjo, ra. pnardenhandel, m.
koppelarij, v. kwanselarij, v.
Maquiijtionner, in paarden handelen,
bedriegelijk handelen, kwanselen.
Maquilleur, m. wakrcelschuit, t.
Marabout, m. marabout, m. leelijk
mannetje,
o dikbuikige kof(lek*n, ?.
galeizeil, o.
Maraboutin, m. grootstormzeil, o
Maraicher, m. tuinman, m. hovenier,
m. warmoezier, m.
Marais, m. moeras, o. poel, m. broek\'
land, o. moestuin,
iu-
Marasme, m. tering, v. uittering, v.
Marasquin, m maraï^wi», v.
Maratre, f. stief\'moeder,?. slechte moe-
der,
v. draagijzer, o.
Maraud, m. fielt, m. deugniet, ra.
schelm, m. schobbejak, m.
Maraude, f. /"et\'fcs, v. strooperij, v.
strooptocht, in.
Marauder, s(rooj»en, on »i«roi/t! f/aan.
Maraudeur, m. strooper, ra. achterblij-
ver,
m. rooutr, m. wiwroddMr, m.
Maravédis, m. maravedij, v.
Marbrtf, m. marrn*!*, o wrijf steen, in.
Marbrö, </em«rmt.,r\'d, marmer ....
Marbré, m. </c»iarmt!r(/t> hagedis, v.
Marbré, f. ragout van verschillende
vleeschsoorten,
m.
Marhrer, marmeren.
Marbrerie, f. kunst van marmer Ie be-
werken,
v. marmerwcrk, o.
Maibreur, m. marmeraar, m.
Marbricr, m. marmerverkooper,m mar-
mersteenhouwer,
m marmerwer-
ker,
m.
Marbriere, (. marmcrgroef, v.
Marbrure, f. wtnrmeriwi/, v. MonM-
ren, o. blauwe plekken, v. rats
.Vare, m. mark, o. droesem, m. moer,
v. grondsop.o. dik,o. draf, m.heffe.v
Marcaicbe, m. recht op teevi*ch, o-
vischgetd, o.
Marcassin, m. jong wild zwijn, o.
-ocr page 311-
MARE
ni. vetdmaarschalk,m.springkever,m.
Maréchai de camp, m. gcneraal-ma-
ioor, xa.
Maréchai des logis, m. wachtmees-
ter,
m.
Maréchai des logis en chef, m. opper-
wachtmeester, m.
Haréehal fcrrant, ra. hoefsmid, m.
Maróchale, l. maarschalksvrouw, v.
Maréchalerift, f. hoe f smederij, v. hoef-
smeden, o.
Marechaussee, f. marechaussee, m.
Marée, f. getij, o. (y, o. zeevisch, m.
Marelle, [. htnkbaati, v.
Marer, met de houweel bewerken.
Maféycur, m. zeevischverkooper, m.
Marfil, m. onbewerkte olifantstanden,
Margajal, m. klein mannetje, o. <m.
Marge, f. Arattf, m. rand,m. marge,*.tijd,
Margelle, f. randsteen, m.
               (m.
Margeoire, /. smettovenschuif, v.
Marger, rand maken, dicht stoppen.
Marginal, op den kant geschreven.
Marginale (note, f.), kantteekening, v.
Marginer, op den kant schrijven, kant-
teekeningen maken.
Marginé, gerand.
Margot, m. roofvogel, m.
Margol, f. ekster, v. babbelaarster, v.
Maryoter, slaan, snateren.
Margotin, m. takkenbosje, o.
Margouiliet, ra. wantkloot, m. houten
bal, in.
Margouillis, m. drek, m. slijk, o. vuil,
o. poel, m. verlegenheid, v.
Margrave, m. markgraaf, m.
Margraviat, ra. markgraafschap, o.
Manjravinne, f. markgravin, v,
Marguerite, f. madeliefje, o. parel, v.
Marguillerie, f. kostersambt, o. kosters-
bediening,
v. kerkmeesterschap, o.
Mn.r^üiliier,m.kerkmeester,m.koster,m.
Man, m. man, m. echtgenoot, m. ge-
Mariable, huwbaar.
                (maal, m.
Mariage, m huwelijk, o. echt, m.
trouw. v. bruiloft, v. huwelijksgoed,
0. rijglijn, v, heer en vrouw.
Marie, ra, bruidegom, m. jonggetrouw
de, ra.
Mariée, f. bruid, v. jonggetrouwde, v.
Maner, trouwen, huwen, paren, uit-
huwelijken, verbinden.
Marier (se), trouwen, zich verbinden.
Marie salope, f. modderschouw, v.
MAJUÜ                     301
Marieur, tn. koppelaar, m. huwelijk-
sluiter, m.
Maria, m. zeeman, tn.
Marin, der zee, zee ....
Marinade, f. pekelsaus,v. marinade, v.
gemarineerd vleesch, o.
Marine, f. marine, v. zecwezen, o.
zeemacht, v zeevaart, v. zecjfuft.o.
zeegezicht, o. rt-eAust, v. leejwiaaA.m.
Marine, gemarineerd, door zeewater
beschadigd.
Marine marchande, f. koopvaardijma-
rine, v.
Marine militaire, f. oorlogsmarine, v.
Mariner, pekelen, inzouten, inleggen,
marineeren.
Maringeuin, ra. -muskiet, v.
Marinier, m. schipper, m. schuitevoer-
der,
ra. zeeman, m.
Marionnette, f. marionet, \\. draadpop,
v. beweegbare pop, v. popje, o.
Marisgue, f. vijggezwel, o. knoopgras,o.
Marital, van den echtgenoot, van den
man.
Maritaleraent, als getrouwd man, als
echtgenoot.
Maritime, aan de zee liggend, op de
zee betrekking hebbend, zee ....
Maritime (puissance, f.), zeemogend-
heid,
v.
Maritime (ville, f.), zeestad, y.
Marilome, I. slordig wijf, o.
Marivaudage, m. gemankte stijl, m.
Marjolaine, f. marjolein, ?. mariotein,
Marli, m. grof gegomd gaas, o. (v.
Marlin, m. kloofbijl, v.
Marmaille, f. hoop kleine kinderen, m.
Marmelade, f. moes. o. marmelade, v.
Marmentaux, m. pi. lusthout, o. lust-
bosch, o.
Marooite, f. kookketel,m. vleeschpot, m.
Marmiteux, arm, armoedig, {bom, v.
Marmiton, m. koksjongen, m. keuken-
jongen, m.
Martnonner, mompelen, mopperen.
Marmot , m. baviaan, m. grappig
beeldje, 0. jongetje, o. snaakje, o.
Marmot (croquer Ie), staan schilderen.
Marmottage, ra. mompelen.
Marmotte, i. marmot, v. bergrot, v.
meisje, o. koffertje, o.
Mar mol ter, mompelen, pruttelen.
Marmolleur, m. mompelaar, ra. prut-
telaar, m.
-ocr page 312-
302                      MARM
Marmonsei, m. grappig beeldje, o. lee-
lijk ventje,
o- jongetje, o.
Marnage, m. mergeling, v
Marner, mergelen, met mergel bemes-
ten,
\\uyken, zich terugtrekken.
Marneron, ro. mergelgraver, ta.
Marneux, mergelachtiy, mergel....
Marnière, f. meryelgroeve, v.
Maronite, m. maroniet, ra.
Maroquin, tn. marokijn,o. marokijnle-
der,
o. snaak, m. topreep, m.
Maroquiner, marokijnleder maken.
Maroquinerie, f. marokijn fabriek, \\.
kunst van marokijn te maken,
v.
Maroquinier, m. marokijn fabrikant, ra.
Marotte, f. totskan, v. marot, v. stok-
paardje, o. plukhaak,
m.
Marouchin, ra. slecht pastel, o.
Maroufle, m. lomperd, m. vlegel, ra.
fielt, m. schilderslijm, v.
Maroufle, f. schilderslijm, v.
Maroufler, met lijm bestrijken, opplak-
ken.
Marquant, uitmuntend, uitstekend, op-
merkelijk, merkwaardig, afstekend.
Marque, f. merk, o. merkteeken, o. tee-
ken, o. indrukset,
o. kenteeken, o.
kenmerk, o. stempel, m. peil, o. land-
merk,
o. litteeken, o. fiche, o. beentje,
o. bewijs, o. blijk, o.
.M.ii\'i|ui\', duidelijk,uitstekend,bijzonder.
Marquer, teekenen, merken, brand-
merken, stempelen, aantoonen, be-
wijzen, melden, indruk nalaten, uit-
munten, markeeren.
Marqueter, spikkelen, sprenkelen, vlek-
ken, inleggen.
Marqueterie, f. ingelegd werk, o. kunst
van ingelegd werk te maken,
v.
Marquettc, l. bodem was, m.
Marqucur, m. markeur, m. merker, m.
ijker,
m. stempelaar, m.
Marquis, m. markies, m. markgraaf,m.
Marquisat, ra. markgraafschap, o.
Marquise, 1. markiezin, v. markgra-
vin,
v. sonnetent, v. generaalstent,
v. raket,
v. vuurpijl, m. net voor
kleine visschen,
o. suikerpeer, v.
Mirquiscr (se\\ voor markies spelen,
den titel van markies aannemen.
Marquoir, m. kleermakersliniaal, v.
merklap, m.
Marraïne, I. peet, v. prtemoei, v. peet-
tante,
v. meter, v. doophefstcr, v.
MAKT
Marre, f. houweel, o. hak, v.
Marri, bedroefd, rouwig, neerslachtig.
Marron, ra. groote kastanje, v. haar-
lok,
v. haarkrul, \\. uurtceken, o.
wachtteeken, o. vuurpyl, m. moord-
slag,
m. heimelijk gedrukt boek, o.
Marron, weggeloopen, wild geworden.
Marron (courtier, ra.), beunhaas, ra.
Marronner, hel haar in groote krullen
zetten, heimelijk drukken, mompelen.
Marronnier, ra. kastanjeboom, m.
Marronnier d\'Inde, m. wilde kastanje-
boom,
m.
Marrube, m. andoorn, m. malrove, v.
Mars, ra. Maart, m. lentemaand, v.
krijgsgod, m. krijgsheld, m. zomer-
koom, o. ijzer, o.
Marsault, Marseau, in. teenwilg, m.
Marsèclie, f. zomergerst, v.
Marsouin, m. bruinvisch, m, zeevar-
ken,
o. slemphout, o. ruilt\' vent, m,
Marsupiaux.m. pi. buideldieren, o. me.
Mart.Kjon, m. Turksche lelie, v. bloed-
lelie,
v,
Marteau, m. hamer, m. deurklopper,
m. oorbeentje,
o. waterjuffer, v.
Marteau a devant, m. voorhamer, in.
Marteau a main, m. handhamer, m.
Marteau a deux pannes, ra* penha-
mer,
m.
Marteau a platiner, ra. slechthamer,m.
Marteau a river, m. klinkhamer, m.
Marteau a soulèvetnent, m. opwerpha-
tner,
m.
Marteau d\'arraes, m. striidhamer, m.
Marteau d\'établi, ra. bankhamer, ra.
Marteau de percuteur, m, slaghamer,ta.
Marteau ébaucheur, m. plethamer, ra.
Martel, m. hamer, m. ongerustheid, v.
Martelage, m. teekenen van boomen die
geveld moeten worden,
o,
Martelées, f. pi. hertendrek, m.
Marteler.mt/ den hamer kloppen,kwel-
len, plagen.
Martelet, m. hamertje, o. muurzwa-
luw,
v.
Mnrteleur, m. meesterknecht in eene
smederij,
ui. hameraar, m.
Martüline, f beeldhouwershamer, m.
Martial, heldhaftig, krijgshaftig, strijd-
baar , krijys . ..., oorlogtuchtig t
tjzerhoudena, ijzer
....
Martial (remede, ra,), ytermiddcl, o.
staalmiddel, o.
-ocr page 313-
MART
Bariiclcs, i. pi. scheerlijnen, v■. me.
1 reeftouwen, o. me.
i.iriin, m. martijnsvogel, m.
aitinet, m. gicrzwaluw, v. handbla-
Iker,m. geeselzweep, v.groote hamer,
m. geitouw, O.
itrlinyale. f. springteugel, m. Spaan-
kA« ruiter, in. verdubbeling, v.
ariin-ppclieur, m. ijsvogel, m.
ïrtre, f, twai(ei,) m. sabeldier, o.
artyr, m. martelaar, m.
artyre, f. marteling, v. marfe/anr-
SL\'lntp, o. marteldood, ra.
artyrisw, t/e» marteldood doen ster-
ven, martelen, kwellen, pijnigen.
•rtyroJoge, m. martelaarsboek, o.
nlyroloijislo, m. schrijver van een
I ■"<•■ itelaarsboek, m.
anim, m. amberkruid, o.
ascarade, f. maskerade, v. vermom-
bscaret, m. springvloed, m.
P-\'iscaron, m. grijns, v. onnatuurlijk
hoofd, o.
hsculjn, mannelijk, mans. ...
laseiilin, m. mannelijk geslacht, o.
VascuUnJMr, mannelijk maken, als
mannelijk gebruiken.
luculinite, /. mannelijke hoedanig-
heid,
v. mannelijke stam, ra. eigen-
schap der mannetjes,
V.
fusies, f. pi. hengsels, o. me.
Has(|ue, m. masker, o. vermomd per-
oon, ra. voorwendsel,
0. schijn, m
einzerij, v. leelijke figuur, v. Win-
\'eeriny, v. menschenhoofd, o.
>qué, ut\'rmomi/, geveinsd.
squer, m as/r «eren, verdommen
_ erbergen, bemantelen.
H.i-sacre, m. moord, m. slachting,v
loedbad. o. kop, m, knoeier, m
■■ roddelaar, ra.
flassacrer, vermoorden, slachten, ver-
I knoeien, bederven.
flnssacreur, m. moordenaar, m. knoei\'
er,
m.
\'ssage, m. kneden van het lichaam,o
Wasse, f. /ioop, m. klomp, ra. boedel,
m. )Was««, v, m««, v. knots, v. «io-
/>\'»*r, m, fto//", v. sta/", v. schopje, o.
FAsse, f. jntéf, rn. po/, tn.
asselolte, I. metaatasch,i. schuim, o.
verloren hoofd, o.
\'lassepain, m. marsepein, 0.
MAT
■■03
Masser, kneden, in massa\'s scharen,
schikken.
Misser, inleggen, inzetten.
Massétei-j m. kinnebaksspier, v.
Masséténrjue, der kinntbaksspier.
Massetle, handhamer, m. dodde, v.
Massicot, in. loodkalk, v. gele lood-
verf,
v.
Massier, m. stafdrager, m. pedel m.
Massif, massief, louter, sterk, dicht,
vast, zwaar, lomp, dom.
Massil, m. sterke grondmuur, m. dik
bosch, o. slemphout,
o.
Massiveté, m. dichtheid, v. hechtheid,
v. vastheid, v.
Massore, t. massorah, v.
Massorète, m. massorcet, ra.
Massue, f. knots, v.
Mastic, m. mastik, v. verkitsel, o.
Mastication, f. kauwing, v.
Maslicaloire, m. kauwarlscnij, v.
M;i■■\'..■! idour, m. kauwgebit, o. drink-
gebit, o. watertoom,
m.
Mastiquer, met mastik lijmen.
Maslodonte, m. mastodon, m.
Mastodynie, I. pijn in de tepels, v.
Mastoïde, tepelvormig.
Masturbation, f. onanie, v.
Masturber (se)? onanie bedrijven.
Masure, f. puinhoop, m. bouwval, m.
bouwvallig huis, O.
Mat, m. mat, v. matte, o.
Mat, m. mast, m. steng, v. spriet, ra.
Mat, »ia(, dof, ongepolijst, dicht, ver-
loren.
Mat (échec et), schaakmat.
Mat (faire), mat zetten.
Matador, m. matador, ca. voorvech-
ter, ra.
                         
Matalion, ra. steeklijn, v.
Matage, m. bemastxng, v.
Matamoie. m snoever, m. bluffer\',
ra. tafelschuimer, m.
Matamore, f. slavenkerker, m.
MaltasFe, f. ruwe zijde, v.
Mattassin, m. potsenmaker, in.
MU d\'artïmon, m. bezaansmast, m.
Mat de beau pré, m. boegspriet, m.
Mal de l\'ortune, m. noodmast, ai. A«/p-
masf, m. noodtuig, o-
Mat de hune, m. (petit) voorsteng, v.
fokkesteng, v.
Mat de kaketois, m. bovenbramstengft.
Mat de misaine, m fokkemast, in.
-ocr page 314-
3i il
MATU
Malin, m. morgen, m. tHoi-^iMjfom/,
ochtend, m. dag, m. oe</ni, o.
Matin, vroeg, \'s morgens.
Maün, m. bulhond, m. dog, in.
Malinage, m. kromtrekkeu, o. ftroffiff
v. latwerk, o.
Matiunl, vroe.9 ojt, van dei» ttior^t\'ii-
«fond, morgen . .. , ochtend ,
M.\'Uineau, m. jort(/t\' dog, m.
Maunée, f. morgenstond, m. wwrgf*
tijd, m. ochtend, ui i\'uoi-.//)\'\'/"\'-".\'.
mort/eticoncerf, o,
Maliner, bespringen, sprlen, uitsche-
den, bekijven.
Ma Unes, f, pi. vroegmetten, v. me.nuf-
(en, v. me.
Matineux, \'/eieuon vroeg op te stna.
vroeg opstaand, van den ochtend.
Mati.iière (étoile, f.). morgenster, v.
Matir, mat maken, opkoken.
Matite, f. matheid, v,
Matois, loos, slim, sluw, doortrap!,
doorslepen.
Malois, in slimme vos, m.
Matoise, f. looze feeks, v.
Matoiserie, f. doorslepenheid, v. dooi-
traptheid, v. schurkerü, v.
Maton, m. gestremde melk, v.
Matou, in. kater, m. bullebak, m.
Matras, m. distilleer f! eseh, \\.distilleer
kolf, v. pul, m. bout, m.
Matricairc, (. moederkruid, o,
Matrice, f- baarmoeder, v. legger, ra
stempel, m. ijkmaat, v. matrijs, v
gietvorm, m. zaal, o. buskop, m.
Matrice (couleur, f.) hoofdverf, v.
Matrice (êglise, f ) moederkerk, v.
Matrice (langue, f.) grondtaal, v.
Matricide, m. moedermoord, m. BMW
rfeï-moordtir, m.
Matricide, f. moedermoordster, v.
Matricule, f. naamlijst, v. naamregis
ter, o. inschrijving, v. bewijs vu\'
inschrijving, v.
Matrimonial, huwelijksch, echtelijk.
Matronales, f. pi, vrouwenfeesten.o mt
Matrone, f. matrone, v. deftige vrouu
v. oude vrouw, v. vroedvrouw, v.
Matte, (. tnc/aairc/iui tn, o. slak, v. fco
perafee», m. thee van Paraguay, ¥
Matter, ijzer uittrekken, dof goud me
lijm overstrjjken.
f\' aü"N, in. klinker, m.
aturalif, rijpmakend.
MriT
Mat de penoquet, m. bramsteng, v.
Mal de perruche,m. bovenkruissteng,v,
Mal Je i- in,:. M). tentpaal, m.
Matelas, m. matras, v. vensterztva-
luw,
v.
Matel.isscr, van matrassen voorzien,op-
vullen.
Matela:-sier, m. matrassenmaker, in.
Matelol, m. matroos, m. zeeman, m
voorzeiler,
m.
Malelolage, m. matrozenloon, o.
Malclote, f. gerecht van verschillende
soorten van visch,
o. matrozcndans,
m, matrozenmanter, v.
Matelote, (a la) op zijn zcemans.
Matéologie, I. onderzoek in de gods-
dienstige verborgenhede».
Matéolcyien, m. onderzoeker der ver-
borgenheden in de godsdienst, \\a.
Mater, mat maken, mat zetten, afmat-
ten, bedwingen, kwellen, verootmoe-
digen.
Mi)ter, bemoste», masten inzetten.
Matèrc, I. piek, v. spies, v.
Mn!,:iv,i!i, m. mastje, o.
Materialist, stoffelijk maken.
Matérialiser (se), stoffelijk worden.
Materialisme, m. materialisme, o.
Matérialiste, m. materialist, m.
Matérialiié, f. stoffelijkheid, v.
Matériaux. m. pi. materialen, o. me.
bouwstoffen, v.me. bouwstof,\\.stof,v.
Materie!, materieel, stoffelijk, lomp,
zwaar.
Matériel, m. materieel, o. tuig, o. le-
gerbehoeften,
v. me.
Maternel, moederlijk, moeder....
Matenielle (langue, f), moedertaal, v.
J
        Maternité, f. moederstaat, m.
Maleur, m. mastenmaker, m
Matlicmaticieri, m. wiskunstenaar, m.
1
            wiskundige, tn mathematicus, m.
Mathcmaljque, wiskunstig, mathema-
I
            tisch.
Matliématiques, f. pi. mathesis, v.
1
            meetkunde, v. wiskunde, v.
Matière, f. stof, v, materie, \\.zaak, v
verhandeling, \\. onderwerp, o. oor-
saak,
v. aanleiding, v. gelegenheid.
t
            v. uittcerpsel, o. etter, m.
Matière de (60). te» «a>tii«n van.
P Matière premiere, f. grondstof, v. Ae/
bestanddeel, o.
P Matière lusante, f. drijfsas, v.
\\
-ocr page 315-
MÉÜA
MA TL\'
i : i «tien, I. rijpwording.
31 ir.
(uiflitfA-e aame«5(W/tns, v. boute, m.
Mécène, m. begunstiger, m. bescher-
mer van fraaie kunsten en u/tten-
schappen,
m. maecenas, m.
Móchanceté, l. kwaadaardigheid, v.
boosheid,
v. moedwil, m. ondeugend\'
heid,
v. schurkerij, v. laster, v.
Méchant , kwaadaardig, boosaardig,
motdwillig, ondeugend, schalkachtig.
Mëchant, m. booswicht, m. ondeugende,
m. goddelooze, ra.
Méchante, f. booze heks, v.
Mèche, f. lampkatocn, o pit, v. wiek,
v. tonder, o tondel, o. zwam, v.
/onf, v. boorijzer, o. boor, v. Wao,
m. lok, v. haarlok, v.
Mcche de communication, f. fctvuur, o.
oesMrüufa tont, v.
Mécliei\', m ongeluk,o. tegenspoed, m.
Mécber, zurat-e/en, solferen.
Mécomètre, ra. letvjte.meter, in.
Mécompte, m. misrekening, 1. mis-
telling, v. teleurstelling,
v.
Mécompter (se), misrekenen, zich ver-
rekenen, teleurgesteld.
Méconium, m. maankopsap, o. heul-
sap, o. eerste uitwerpselen van een
pasgeboren kind, o.
Mécennaissable, onkenbaar.
Méconnaissance, f. ondankbaarheid, v.
Méconnaissant, ondankbaar, niet erken-
telijk.
Méconnaitre, niet meer kennen, niet
meer willen kennen, verloochenen,
miskennen, ondankbaar zijn.
Mécont*nt, misnoegd, ontevreden.
Mécontentement, m. misnoegen, o. on-
tevredenheid,
v. verdriet, o.
Mécontenter, misnoegen veroorzaken,
ontevreden maken
, verdriet aan-
doen.
Mécontents, m. pi. misnoegden, m. mui-
ters,
ra. opstandelingen, ra. me.
Mécréant m. ongeloovige, n. godde-
looze,
m.
Mêcroire, niet gelooveu.
Médaille, f. medaille, v. gedenkpen-
ning,
m. pronkpenninp, m. aflaat-
penning,
m. leelijk wyf, o.
Medailleur, m. graveerder van gedenk-
f<enningen, ra.
daillier, ra. kabinet van medailles, o.
Médallliste, ju. liefhebber van gedenk-
penningen, m. medaillist,
m.
JO
e, f. masten, m- me. stengen, v.
"■asthout o- mastenmakery, v,
lalwité, f. rijpheid, t. rijp overleg,
. :,\'i.iiil\', m. mettenboek, o.
          (o.
ntutinal, van den morgen, morgen....
imlire, vervloeken , verwensehen,
vloeken, verwerpen, verlaten.
audisson, m. vloek,m. vervloeking, v
\'laudit, m, vervloekte, m. verdoeme-
lïng,
ra. vermaledijde, m.
taiulit, vervloekt, verfoeilijk.
hogere, f. scheepsgoot, v. matnie-
r>ng,
v.
laugré in weerwil van, niettegen-
iaugróor, vloeken, tieren, (staande.
laure, m. Moor, ra. kleine goot, v.
lausolée, m. praalgraf, o.
lanssade, onaangenaam, onbevallig,
\'lemelgk, knorrig, ongeschikt.
laussadèrie, f. gemelukheid, v. knor-
righeid,
v. onbevalligheid, v. onge-
schiktheid,
v.
lauvais, slecht, kwaad} ondeugend,
hoos, snood, schadelijk, nadeelig,
droevig, kwalijk, leelijk, niet goed.
lauvais, ra. kwade, o. kwaad, o.
■■..■>: .■\'.-, f. slechtheid, v.
\'auve, f. maluwe, v. malve, v.
lauvielte, f. veldleeuwerik, ra.
\'auvis, m. winterlijster, m.
illaire, der kinnebakken, kinne-
bak»
....
\'uime, f. grondregel, m. ffrondstc/\'
linif, v. stelregel, ra. ffrondsprewA.v
Uumum, in. «w.nHitim, o. hoc<i>t,-,
hoogste prijs, ra. hoogste graad,xn
f»ye( f. (i*ofl, m.
Ilazette. I. sJec/i( paard, o. knol, m
-"\'i\'ld\'vo-, m. knoeier, m. siecAf
U- -i\'clrr, m. sukkelaar, m.
taille, f. Wc, /i< (/e/i/, o.
\'azurka, f. maeurfca, v.
-ocr page 316-
MÉI.A
Méditation, (. betrachting, v, overpctn-
ting, v. overdenking, v. stil gebed,t>-
Méditer , overpeinzen , overdenken,
overwegen , overleggen , denken ,
fieinzen, in den tin hebben, stil
diterrané, middellandsch. {bidden.
Méditerranée, I. Middellandsche Zee, »■
Medium, m. middelterm, m. middel-
weg,
ra. mtddelstem, v. tusschenper-
soon,
ra. medium, o.
Mcdius, m. middelvinger, m.
Medoc, m. glinsterende keisteen, m-
Medoc,
m.
Médonner, uerAeerd geven.
Médullaire, mergar.htig, merg ....
Méfaire, misdoe», kwaad doen, be>i&-
deelen, te kort doen.
Méfait, m. misdaad, v. wanbedrijf, fc
Ménai.ce, f. mistrouwen, o. wantrou-
wen,
o. achterdocht, v.
Méfiant, wantrouwi-/, argwanend.
Méfier <sc), wanfroutotn, mistrouwe»,
zich hoeden, verdenken.
Mégamètre, m. grootmeter, m.
Méoarde, f. onachtzaamheid, v. onna-
denkendheid,
v.
Mégarde (par), onucrnoerfa, ot/ fl»i/\'"
Méjjascope, m. megascoop, o. [In*
MétjerOj f. megtra, v. Ae/u, v. boos-
aardig wijf, o.
Mégi, geteemd.
Méuje, I. zeembereiding, v. (eern\'o*\'
wen, o. me. zeemtouwerij, v.
Mégisserie, [. «emfoww/ery, j. hando
in zeemleder,
m.
Méyissier, m. zeemtouwer, m. z«>*\'
bereider, m.
Mèyle, Meigle, f. wijngaardspade, •■
A"A\', V. tmuu-fd, O.
Meilleur, beier, oesf.
Meilleur, m. (Ie) feejte, ra. v. eM o.
Méionitc, f. witte hyacint, m.
Meistre, m. mast van eene galei, m
MeJac (étain, ra. de), tin van Peru,\'
Mélaïnocome, swattvervend.
Mélanogorjue, zwaarmoedigheid per
drijvend, tegen de zwarte gal.
Mélancolie, t. melancholie, v. zwu^\'
galligheid, v. zwaarmoedigheid, \'
droefgeestigheid, v.
Méiancolique, melancholisch, zwartgii\'
lig, zwaarmoedig, droefgeestig.
MéJancoiique, m. melancholicus, *
zwartgallig mensch, m.
3Wi                       MEOA
Medaillon, ui. medaillon, o. groots ge-
denkpenning, m,
Médectn, m. geneesheer, ra. arts, m.
dokter, m. geneesmiddel^ o.
Médecine, f. geneeskunde, v. genees-
middel, o. artsenij,
v. drankje, o.
Médeciner, geneesmi\'ddelen voorschrij-
ven, medtcineeren.
Médiaire, imiddelst, in het midden ge-
plaatst!
Medial, in het midden staande, in het
midden lijnde, middel
....
Médian, t» het midden staande, in het
midden zijnde, mediaan, middel....
Médian, m- mediaanpapier, o,
Médian (nerf, m.), middelzenuw, v.
Médianoche, m. middernachtsmaaltijd
na de vasten,
m.
Médiante, I. middelloon, m.
Médi;isün, m. middelvlies, o. middel-
schot,
o.
Médiastine, f. middelvliesader, v.
Médiat, middelbaar, middellijk.
Médiateur, m. middelaar, m. bemidde-
laar,
m. scheidsman, m.
Médiation, t. bemiddeling, v. tusschen-
komst,
v.
Hédical, geneeskundig, tot de genees-
kunde behoorend, medisch.
Medicament, ra. geneesmiddel, o. art-
senij,
v. drankje, o. doktersvisite, v.
Médkamentaire, geneeskundig, artse-
nijkundig.
Médicamenter, geneesmiddelen ingeven.
Médicamenter (se), geneesmiddelen ge-
bruiken.
Medicamenten!, geneeskrachtig.
Mc!\' j-iiv. m. kwakzalver, m.
Médicinal, genesend, genees.. . .
Médiocre, middelmatig, tamelijk.
Médiocre, in. middelmatige, o.
Médiocrité, f. middelmatigheid, v. mid-
delmaat,
v. middelstand, m.
Médionner, bij vergelijking berekenen,
den middelterm nemen, afrekenen.
Médire, kwaadspreken, lasteren.
Médisance. f. kwaadsórekendheid, v.
lastertaal, v. achterklap, m.
Médisant, kwaadsprekend, lasterend.
Médisant, m. kwaadspreker, m. laster-
aar, m.
Médisant, 1- kwaadspreekster, m.
Méditaiif, bespiegelend, overpeimend,
nadenkend, afgetrokken.
-ocr page 317-
MEMO
MELA
Mélange, m. mengsel, o. menging, v.
mengeling, v. uermettgtni/, v.
Mélanger, mengen, mengelen,vermen-
gen, samenmengen.
Mélanges, m. pi. menffeïtuerfc, o- men-
geldichten, o. me.
Mélangeoir, m. men yt rommel, v.
Mëlanópe, zwartoogig.
HéUe, m. huidvlck, v. tijgerkat, v.
Melasse, f. suikerstroop, v. me/cus^, v.
Mélé, gemengd, vermengd, vervalscht.
Mélée, f. gevecht, o. strijd, m. twist, m.
oploop, m. kloppartij, v.
Mêler, mt\'no/e», Vürmenjeti, mensjeten,
Mrtmrrm, schudden, vervalschen,
paren, verbinden, vereenigen.
Méler(se), zich mengen, zich bemoeien,
zich paren, zich bezig houden.
Mölet, m. spiering, m.
Mélèze, m. lorkeboom, m.
\'\'}■ \'iantlit\', m. honigbloem, v.
Mélica, f. zorgzaad, o.
Mélicéris, m. honinggezwel, 0.
Mélicratc, m. honingwater, o.
MéliJot, m. steenklaver, v.
Mélinet, m. hondstong, v.
Mélioration, I. verbetering, y.
Méliorer, verbeteren.
Méligue, (. zorgzaad, o
Mélisse, I. hjenkruidfO. citroenkruid,o.
Mellifère, honingdragend.
Mellification, I. honinghereiding, v.
Melliflu, van honing overvloeiend, zoet-
vloeiend, flauw.
Mellithe, m. honingsteen, m.
Melodie, f. welluidendheid, v. zoetlui-
dendheid,
v. melodie, v.
Melodieux, welluidend, toetluidend,
melodieus.
Méïodramatiqiie, melodramatisch,
Mélodramaturge, m. melodramasckrij-
ver, m.
Mélodrame, m. melodramm, e.
Mélomane, m. hartstochtelijk liefhebber
van muziek, m. melomaan,
m.
Melomanie, 1. overdrevene liefde tot
de muziek,
v. melomanie, v.
Melon, m. meloen, m. meloenoog, o.
™elonnicrc,l.meloenbed,o.meloenbak,m.
Melop#-, toonzetkunst, y. recitatief, o.
Mélopéponité, m. meloe»steen, m.
Me oplastc, m. xangbord, o.         »
«élote, ƒ. schapenvacht, t.                (t.
«•marchure, f. mistrtd,m.ver stuiking,
L\'\'\\
Mombrane, f. vlies, o vezeltje, o.
Membrané, Membraneux, vliezig, vlies-
achtig.
Membre, m. lid, o. lidmaat, m .v. en o.
M - ■ j n h i: i. ■ ■■ r.\'\'. van leden, grof van leden.
Membrure, f. paneelraam, o. houtmaat,
v. presplank, v. leden, o. me.
Mi\'niir, zelf, zelve, eigen, zelfs,
Même (de), evenzoo, eveneens, tooals.
Méme (ótre a) in staat zijn, bekwaam
Méme (quand), hoe ook.                 i**jn.
Memcment, insgelijks, evenzoo.
Memento, m. herinneringsteeken, o.
teeken, o, merk, o. voorbidding, v.
Mémoire, m. gedenkschrift, o. op$tel,o.
memorie,
t. aanteekening, v. reke-
ning,
v. nota, v staat, m. lijst, v.
zakboekje, o. handboekje, o,
Mémoire, f. geheugen, o. memorie, T.
gedachtenis, v. Aerimierinjjr, v. ann-
denken. o.
Mémorable, gedenkwaardig.
Memorandum, ui. memorautfum, o.
Mémoratif, Aérimi erend, indachtig.
Mémorial, m. gedenkstuk, o. gedenk-
schrift, o. memoriaal, a.kladboek,o.
Mémorial, «om het geheugen, herinne-
rend.
Mémoraliste, m. gedenkboekschrijver,m,
Mcnace, f. bedreiging, v. dreiging.
Menacer, bedriegen, dreigen, onheil
spellen.
Ménade, f. ptiesleres van Saechus, v.
bacchante, v. woedend wijf, o.
Ménage, m. huishouding, v. huishou-
den, o. huisgezin,
o. huisraad, o.
sperarznam/it-\'t\'t/, v, bezuiniging, v.
Ménagement, m. omzichtigheid, v. &«-
hoedzaamheid, v. bescheidenheid, t.
i/erscnuoii;n<7, V. leiding, t.
Ménagor, bezuinigen, sparen, in acht
nemen, zorg dragen, bewerken, ont-
zien, verschoonen, met omzichtigheid
behandelen, bezorgen, verschaffen.
Ménager (se), tich in acht nemen,§ich
ontzien, omzichtig handelen.
Ménagcr, huishoudelijk spaarzaam.
Ménager, m. huishouder, m. spaar-
zaam man,
m.
Ménagère, (. huishoudster, t.
Menagerie, f. diergaarde, v. beeiten-
spel, o. menagerie,
v.
Mendiant, m. bedelaar, m. schooier,m.
Mendieité, f. bedelarf,-*. bedelstaf, m.
-ocr page 318-
BIÉPA
Menteur, m. leugenaar, m.
Menteur, leugenachtig, bedrieglijk.
Menthe, f. munt, v.
Mentlie frisée, f. kruizemunt, v.
Menthe poivrée, f. pepermunt, v. pc-
perment,
v.
Mcntion, f. melding, v. vermelding, v.
gewag, o.
MoMionner, vermelden, melding ma-
ken, gewag maken.
Mentir, liegen, jokken, voorliegen.
Menton, m. kin, v.
Menlonnet, m. stuithaak , m. klem-
haak,
m. topklos, m. arm, m.vuist, v.
Mtmonnier.tot de kin behoorend, kin...
Menton nier e, f. kinband, m. kinstuk, o-
kiespijndotk, m.
Mentor, in. mentor, in. Iri\'.\'/imnii, m
raadsman, m. opiwdtr, m.
Menu, m. menu, o. spijslijst, v. tafel\'
lijst,
v. kleine gesneden diamant, m.
;■■\'■!,,>/■■ VOlk, O.
Menu, dun, ft/n, fefeitt, smal, gering,
gemeen.
Menuailie, f. kleutergoed, o. kleuter-
geld, o. uitschot,
o. grut, v.
Menuet, m. mentief, v.
Menufeuillé, ttunbladig, smalbladerig-
Menuiec, f. vogelhagel, m. fcaAtvisc/i, v.
Menuiser, kasten maken, schrijnwer-
ken, beschieten.
Menu is er ie, f. kastenmakerswerk, o.
schrijnwerk, O- schrijnwerkerij, v,
klein timmerwerk^klein zilverwerk,o.
Menuisicr, m. schrijnwerker, m. fcas-
(enmuAtf, m. scheepsbeschieter.
Menara, I. liervogel, m
Mépbiiique, stiklucht bevattend, ver-
stikkend, verpestend, stinkend,stik....
Mephitique (air, in ) stiklucht, v.
Mépbilis, f. stiklucht, v.
Méphiliser, verpesten, stiklucht ver-
spreiden .
Méphitisme, m. verstikkende uitwase\'
ming,
v. verpestende eigenschap, v.
Méplacor, misplaatscn.
Méplat, rn. halfvlak, o
Méplat, meer dik dan breed.
Méjirendre (se), mistasten, zich ver\'
gissen, zich vergeten.
Méuris, m. verachting, T. achterstel\'
Img,
v. terzijdestelling, v.
Mëprïsable, verachtelnk, versmadelijk.
Méprisant, verachtend, versmadend.
308                       MKND
Mendicité (dépÖt, in. de), bedelaarsge-
sticht,
o.
Mendier, bedelen, afbedelen, afbidden.
Meneau, ui. kritiskozyn, o
Méuechme, m. volkomen gelijkenis, v.
Menée, f- heimelijke list, v. kunstgreep,
m. kwade praktijk,
v. spoor, o.
Ménéen, maandelijksch, maan ....
Moner, leiden, voercn,aanvoercn,bren-
yen, geleiden, mennen, drijven, be-
sturen, sturen, wat wijs maken.
Ménestrel, ra minstreel, m. reizende
muzikant, m. reizende dichter,
m
Ménétrier, ra. speelman, m.
Meneur. m. leider, m. leidsman, m.
leijonker, m. minnevader, m.
Meneuse, f. minnemoedor, v.
Meniane, f. uitstek, o. balkon, m.
M.\'tii inthe, m. waterklaver, v.
Mênil, m. woning, v. qehucht, o.dorp,
Menilles, f. pi. handi its<.\'. o.            (o.
Menin, m. prinsenspeelgenoot, m.
M■ ri m■;.■, f. hersenvlies, o.
Ménisque, m. glas dat aan de eene zijde
hol en aan de andere zijde bol C$,0.
meniscus,
m. dekplaat, v.
Ménologe, m. martelaarsboek, o. Ara-
tender, m. maandrenister, O.
Menotle, f. kinderhand, v. handje, o.
handvatsel,
o.
Menottes, f. pi. handboeien, v. pater-
nosters,
m, me.
Mensc, f. tafel,vabdij-inkotnsten,v.me.
Mensolc, f. gewei f sluitsteen, m.
Mensonge. m. teugen, v. logen,y- leu-
gentaal,
v. onwaarheid, V. jokken,
ra. dwaling,
v. bedrog, 0-
Mtmsonger, leugenachtig, logenachtig,
bedrieglijk, valsch.
Menstruation, t. maandstonde», v. me.
stonden, v. rae.
Menstrue, f. scheivocht, o. oplossend
middel, o. stonden,
v. me.
Mcnflrael.maandelijksch, tot de maand-
.-tonden behoorend.
Mensuel, maandelijksch.
Mens u ra bi Ij té, f. meetbaarheid, ?.
Mensurable, meetbaar.
Mtnsuration, f. meting, v.
M.\'iiM\'it\'1\', ui. kinuitslag, m.
Mental, innerlijk, in de gedachte, van
den geest, van het verstand
Mentene, f. leugen, v. onwaarheid, v.
jokken, m.
-ocr page 319-
MÉSA                                   ■{«»■>
Mère patrte, f. moraVWand, «.
Méridien, ui. middaglijn, v. iiiiïidiaa\'i,
m. middagkring, m.
Méridieii.uajK/tfdjHerü/iartH.midrfag....
Méridienne, f. middagen, v. meridi-
aan, m. middag si aapje, o. middag-
bloem,
T.
Méridional, zuidelijk, tuider....,zuid....
Mét-idional (pnle, m>, zuideraspunt, o.
Méi\'ingue, t. marsepein, o.
Mérino-;, m. merinosschaap, o. m,-ri~
nos, o.
Mérise, f. kriek, v. vogelkers, v.
Méjisier, m. kriekeboom, m.
Méritant, verdienstelijk, prijzenswaar-
dig.
Mérite, f. oerdienste, v. waarde, v.
goed werk, o.
Merïter, verdienen, zich verdienstelijk
maken, waardig zijn, verschaffen.
Méritoire, verdienstelijk, prijzenswaar-
dig,
Meilan, m. wijting, v. kapper, m.
Merlo, m. merel, v. meerle, v.
Mcrle, m. (dn), looze vos, m.
Merleltc, t. vogeltje zonder poolen en
zonder bek,
o. malienkap, r.
Merlin, m. slachtershamer, nj. kloof-
byl,
ra. marltjn, v.
Mertiner, marlen.
Merlon, n>. borstwering, v. merloen, t.
Mcrluche, f. stokvisch, m.
Merlut (peau, m. en), met de wol ge-
droogde huid,
v.
Mérocèle, f. dijbreuk, v.
Merrai», m. vathuut, o. wagenschot, o.
paneclhout, o.
Merveille, I. wonder, o. wonderwerk,
o meesterstuk,
o.
Merveille (4), uitstekend wel, wonder-
wel
Merveilleux, verwonderlijk, wonder-
baarlijk, voortreffelijk, uitstekend.
Merveilleux, m. verwaande modepop.
Mes, mijne.                                          (m.
Mésair, m. halve sprong, m.
Mésaise, F. ongemak, o. moeilijke staat.
m. ongesteldheid, v.
Mésalliance, I. mijtrouwing,v. ongelijk
huwelijk,
o mcs\'tlliance, f.
Mésallier, buiten zijn stand doen trou-
wen.
MésalUer (se),fen ongeljjk huwelijk aan-
MésineylA, m. werpschicht, m. {gaan.
MftPR
Méprise, (. misvatting, v. vergissing,?.
dwaling, v. misslag, m. abuis, o.
Mépriser, verachten, misprijzen, ver-
smaden, kleinachten, kwaadspreken.
Mor, I. zee, v. oceaan, m. water, o.
Mor (bras, on. de), zeeboezem, m.
M« (homrne, ni. de), zeeman, m.
Her Ilaltique, f. Oostzee, v.
M.icantile, van den handel,handuls....
Mercaniile (profcssion.f.), handelsvakfi
Mercantile (style, m.), koopmansstijl,m
Mercantille, f. kramer», v.
Mercelot, m. kramertje, o. marskra-
mer, m
Mercenaire, voor loon, loontrekkend,
bezoldigd, winxuchtig, baatzuchtig,
huur ....
Mercenaire, ra. huurling,m. daglooner,
M,>rcerie, f. kramerij, v.
                  (m
Merci, m. dank, m. dankzegging, v.
Merci, f. genade, v. barmhartigheid,v.
pardon, o. willekeur, v.
Merci, dank w, dankje.
Merci (Üieu), Goddank.
Mercier, m. kramer, m. winkelier, m
\'norsftrdmtfr. m.
Mercredi, m. Woensdag, m.
Mercredi des Ceadra, m. AjcAwoens-
\'\'«ff, m. Aschdag, m-
iMercure. ra. feyrfe, m. koppelaar, m
weekblad, o. kwik, o. krt-iAn\'Jver, o
(>(«««( tfnvwrin*, v.
Mercure fulminant. in. slagkivik, o.
Mercuriale, f. bingelkruid, o. verwijt..
o, mercuriale, v. schrobbeering, v.
Pryscourawf, v. /y\'sf der granen, v.
Mercuricl, van kwik, kwik bevattend.
MercuriftcatioD, f. uiltrekking van het
kwik, v.
jjj\' rdaille, f. kindergebroed, o.
"lorde, (. stront, v. dreAr, ra.
Heroa d\'oie, f. geelgroene kleur, v
geelgroen, o.
Morde d\'oie, geelgroen.
Merdeux, bevuild, drckkig, gemeen.
Mère, f. moeder, v. vrouwtje, o. oor-
zaak,
v. vorm, ui bakermat, t.
Mêre (idee, f.)f yronddenkbeeld. o.
«ére (langue, f.), yrondtaal, t.
Mcrean, m. merft, o. loodje, o.
Mère gout te, f. voorloop, m.
Mère laine, 1. ruffwoi, v.
Merelle, f. hinkebaan, v.
Mère noarrice, t. voedstermoeder, r.
-ocr page 320-
10                       MÉSA
Mésange, f. mees, t.
Mésangére, f. groote mees, *.
Mésarigelte, f. meesenknip, u.
Mésarriver, mislukken, slecht uitvallen,
kwalijk bekomen.
Mésaule, f. binnenplaats, r.
Mésavenir, mislukken, slecht afloopen.
Mésavcnture, l. ongeluk, o. ongeval,o.
tegenspoed,
ra.
Mésetitóre, in. middelrif, o, darm-
scheel,
o.
Mésentérique, lot het darmscheel be-
hoorend, darmscheel
....
Mésentérilis, f. darmschcelonttteking,*.
MésesUme, f. kleinachting, v. minach-
ting, v. geringschatting, y,
Méicslimer, minachten, geringachten.
Mésituelligence, f. misverstand, o. on-
eenigheid,
v. tweedracht, t.
Mésinterpréter, verkeerd uitleggen.
Mésire, f. leverontsteking, v.
Mesméricn, m. magnetiseerder,m. mag-
netiseur,
m.
Mesmérisme, m. mesmerisme, o. mag-
netisme,
o.
Mésocrflue, m. Umin van het hoofd, v.
Mésoffiir, onder de waarde bieden, te
weinig bieden.
Mésore, in. tusschentijd, m.
Mespile, m. mispelboom, m.
Hesquin, karig, armhartig, schraal,
gering, smakeloos, gemeen, Jdein-
geestig.
Mesquinorie, f. karigheid. v. schraal-
heid,
v. kleingeestigheid, v.
Mesquitc, m. inhboom, ni.
Mossage, ux. boodschap, v. last, m.
zending,
v.
Messager, m. boodschapper, m. voor~
bode,
m. reisbode, ra.
Messagerie, f. bodeambt, o. bodenhuis,
o. posthuis, o. snelwagen, m. post-
kar,
v. postwagenonderneming, v.
Messaline, f. losbandige vrouw, r.
Atesse, l. mis, ?. misse, v.
Messéance, f. omvdvoeqtijkheid, v.o«-
(jötamf/yATieici, v. onbehoorlijkheid,v.
onvotyfaamftwd, v. oHyê/ias(e, o
Messéant, onwelvoeglijk, onbetamelijk,
onbehoorlijk, onvoegiaam, ongepast.
Me»seoir, mi»(ann, xief slaan, ni\'ef
passen, niet voegen, onbetamelijk zijn
Messidor, ra. oogstmaand, v.
Mi.si», ui. Messias, n. gezalfde, m. \\
ItÉfA
Messier, m. wyrtjaardopiichter, ra.
Messieurs, m. pi. Mijne Meeren, m. rfi
heeren, m. me,
Messire, ra. my*iAecr, m. heer, m.
Mestre (arbre, m. de), m. galeimast, m.
Mestre de camp, m. kolonel der cava-
Mósiirable, meetbaar.
              (lerie, m,
Mésuragc, m. meting, y. weefloon, e.
Mésure, f. maat, ». afmeting, t. voet-
maat, f. maatregel,
m. middel, o.
overleg, o. afstand, m. grens, v,ma-
tigheid,
t.
Mésure (a), naarmafe.
Mésure (étre en), in staat zijn.
Mésure (outre, sans), bovenmate, bui-
tensporig.
Mésure, afgemeten, gepast,behoedzaam,
betamelijk.
Mésurer, meten, afmeten, afpassen,
overwegen, wegen, tegelen.
MGsureur, m. meter, ra.
Mésusur, misbruiken.
Metabase, f. overgang, m.
Métabole, f. opeenstapeling van synonie-
men,
y. ziekteomkeer, m.
Métacarpe, m. middelhand, T.
Métacarpien, der middelhand.
Métachronisme, m. vervroeging, v. te-
vroegstelling, t.
Métacisrae, ra.\' gebrek in het uitspreken
der H, o.
Métail, in. metaalmengsel, o.
Métairie, f. landhoeve, i. pachthoeve, f.
Métal, m. metaal, o.
            (meiery, *■
Métalepse, I. metalepsis, t. verwisse-
ling van oorzaak en gevolg,
v.
MétalléUe, f. metaalaardigheid, v.
Métalljfère, metaalryk, metaalvoort-
brengend, metaalhoudend.
Métallrque, metaalachtig, bergstoffehjk.
Metallique, m. metalliek, v. metaal-
kunde,
v.
Métallisaiion, f. metaalvorming, v.
Métalliser, tot metaal doen worden.
Méiallographie, f. beschrijving der me-
taten,
v. metaalkunde, r.
Metallurgie, l metaalkunde, v.
M\'Hallargiquo, metaalkundig.
Métallurgistc, m. metanlkundige, m.
MtUamorphosable, veranderbaar.
Méiamorpbose.f. gedaanteverwisseling,
v. hervorming, v. herschepping, v.
Métamorphoser, MN gedaante veran-
deren, hervormen, herscheppen.
-ocr page 321-
META
Métaroorpboser (se), eene andere ge-
daante aannemen.
Métaphore, f. metaphoor, v. overdrach-
telijke spreekwijze, v.
Métaphore (par), overdrachtelijk.
Métaï>uorique, overdrachtelijk,oneigen-
lijk, metaphorisch.
Méiaphrase, f. letterlijke vertaling, v.
Mótaphraste, m. letterlijke vertaler, m
Métaphysicien, m. oovennatuurkundige,
m. metaphysicus, m.
Métaphysique, bovennatuurlijk, boven-
natuurkundig, metapht/stsch, afge-
trokken, verheven, diepzinnig.
Métanhysique, f. metaphysica, v. bo-
vennatuurkunde, i.
yiêtapbys\\quer,afgetrokken redeneeren,
bovennatuurkundig behandelen.
Métaplasme, ra woordvervorming, t.
Métaptome, Méiaptose, f. ziekteveran-
dering,
v. ziekteovergang, m.
Métastase, f. ziekteverplaatsing, v.
Métatarse, ra. middenvoet, ra. voet-
Vzool, v.
MétathèseX verplaatsing,?, metathesis,?.
Métayer, m, pachter, m- bruiker, m.
Méleil, m- masteluin, o-
Jt. Mütel, f. steekappel,m. doornappel, m.
Métempsycoee, f. zielsverhuizing, v.
Métempsycoiiite, m. aanhanger van de
leer der zielsverhuizing, m.
Métetnptose, f. zonseffening, v.
Mfltóore, m. luchtverschijnsel, o. lucht-
verheveling,
v. meteoor, m.
Météorique, op meteoren betrekking
hebbend, meteoor..., weer..,.
Méteorise, opgezwollen, opgezet.
Météorisme, m. opzwelling, t.
Mi>t\'\'oriie, m. meteoorsteen, m.
Météorolithe, f. meteoorsteen, m. lucht-
steen,
m.
Météorologie, f. weerkunde, v. meteo-
rologie,
v,
o Météorologique, weerkundig, meteoro-
y logisch.
fl Météoromancie, f. waarzeggerij uil
tuchtverschijnsels, v.
Méthémerine, I. alledaagsche koorts, v.
Mélhode. I. methode, i. werkwijze,-f.
leerwijze,
v. manier, v. orde, v. re-
gel,
m. gewoonte, v. behandeling, v.
Méthoilique, geleidelijk, ordelijk, gere-
geld, methodisch, stelselmatig.
Mlthotlisme, m. leerder methtaitten, ».
iU
METT
Méthodiste, ra. methodist, m.
Mélicule, f. kleine vrees, t.
Méticuleux , vreesachtig, bang, be-
schroomd, angstvallig.
Métier, ra. ambacht, o. handwerk, o.
beroep, o. hanteering, v. vak, o.
werkstoel, ra. getouw, o. gild, o.
Métier (corps, no. de) gild, o.
Melis,m. mesties, m. bastaard, m.
Métis, van gemengd geslacht, bastaard...
Métonomasie, f. naamsvertaling, V.
Metonymie, f. naamverwisseling, f.
Méloposcope. m. waarzegger uit de
gelaatstrekken,
m. gelaatkundige, ra.
Métoposcopit», f. waarzeggerij uit de
gelaatstrekken,
v. getaatkunde, t.
Métrage, ra. meten met den meter, o.
Mètre, m. meter, m. el, r. maat, j.
voetmaat,
v. dichtmaat, t. me-
trum, o.
Métrer, met den meter meten.
Métrique, metrisch,metriek.dichtmatig.
Métrite, f. baarmoederontsteking, t.
Métrologie, f. maat- en gewichtleer, i.
Métromane, m. rijmelaar, m. harts-
tochtelijk verzenmaker, m.
Métromanie, f. diehtwoede, r.
Métromètre, m. maatmeter, m.
Métronome, m. opzichter over de ma-
ten,
m. maataangever, m.
Mélrouole, (. hoofdstad, v. moeder-
stad,
v. aartsbisschoppelijke stad, t.
Métropole (église), f. hoofdkerk, v.
Métropolitain, aartsbisschoppelijk■
Métropolitain, m. aartsbisschop, ra.
Mets, m. spijs, v. gerecht, o. kost, m,
Mettable, draagbaar.
Metteur en oeuvre, m. juweelzetter, m.
juwelier,
m.
Metteur en pages, ra. vormopmaker, in.
Mettre, zetten, stellen, leggen, plaat-
sen, brengen, steken, opzetten, aan-
trekken, drijven, maken.
Metlre (se), zich plaatsen, zich stellen,
zich toeleggen, gaan, worden, zich
begeven.
Mettre a (se), beginnen.
Mettre au fait, op de hoogte brengen.
Mettre au jour, uitgeven.
Mettre au monde, baren, ter wereld
brengen.
Mettre aux fers, in de boeien slaan.
Mettre bas, jongen werpen, neerleggen,
Mettr« \'e fe», m brand steken.
-ocr page 322-
318                      METT
Mettre en eolère (se), toornig worden.
Meurt\' en chemin (se), zich op weg be-
geven.
Meublant, stoffeerend.
Meuble, m. huisraad, o. meubel, o.
Meuble, roerend, los, lilbaar.
Meublé, gestoffeerd, gemeubileerd.
Meubler, itoffeeren, meubileeren.
Meuglement, m- geloei, o bulken, o.
Meugler, loeien, bulken.
Mi\'til.n ii. ui urt/ote molensteen, m.
Meulnrde, f. middelmatige molen-
steen,
m.
Menie, f. molensteen, m. slijpsteen, m.
hooimijt, v. koornhoop, m. mest\'
hoop,
m. schelf, v. opper, m.
Meuleau, m. klritie molensteen, m.
Meuleur, m. molenstrenhouwer, m.
Meuliére, f. molenstee ngroeve, v.
Meuliére (pierre, f- de), ruwe molen-
steen,
m. bloksteen, m.
Meunier.ni- molenaar, m. mulder, m
Meunière, f. molenaarster, m.
Meurtre, m. doodslag, m. moord, m.
groot nadeel, o
Meurlrier, m. moordenaar, m. dood-
slager,
m.
11.....n ici, moorddadig, moordend.
Meurtrière.f. moordenaarster,v. schiet\'
gat,
o. contrescarpgalerij, v.
Meurlrir, kneuten, kwetsen.
Meurtrissure, I. kneuzing, v.
Meute, f. koppel jachthonden, o. troep
jachthonden,
m. bende, v.
Mévendre, onderde waarde verkoopen.
M^venle, f. verkoop onder de waar-
de,
m. handelsstilstand, m.
Mézair.in. halve wrong van een paard,
m. fta/ve schoot, T.
Méiaire, I. tvanrf, m.
Mézance, (. guleivoogdshamer, v,
Metsabout, m. sformstft\'J, o.
Meziani, I. ctd\'mJr tuaxrln-n twee ver-
diepingen,
v.
Mezzanin, m. </■■;■</<■ mast, m.
Mczzaninc (feiiötre, l.),,half venster, o
Mezzo lermine, m. middel van verge-
lijk, o. middelweg,
m.
Mezzo-tinto, m. ftoarfe kun-t. v.
Mi, m. mi\', v.
Mi, na//-, (/e /iW/ï na», in het midden.
Miasmatique, aanstekend, besmettend,
smetstof bevattend.
Jfiatmes, m. pi. smetstof, v. schade-
ItlGN
lyke uitdampingen, v.me. mïainin.n
Miaulé, f. t\'i uryn gedoopt brood, o.
Miaulemenl, m. gemauttr, o. mat»-
tven, o. \'/i!/n/, o.
Miauler, mauwen, tollen.
Mica, m. j.\'immer, o. mica, o.
Micacé. glimme*achtig.
Mi-carème, f. hal f vasten, y.
Miche, f. wegge, f. brood, o.
Micdcs, I. pi. \'gunstbewijzen, o. me.
Micmac.m. kuiperij, T. list, v.
Micocoulier, m. lotusboom, m.
Micrc-cosme, m. microcosmos, ra. we-
reld in \'t klein,
v.
Micro^constique, geluid versterkend.
Micoqrapliie, f. beschrijving van kleine
voorwerpen,
v.
Micrnmtire, ra. kleinmeter, m.
Microscope, ra. microscoop, m. ver-
grootglas, o.
Microscnpique, microscopisch.
Mi-denier, m. huift van de kosten, i.
Midi, m. middag, m. twaalf uur, o.
zuiden, o.
Mi-douaire, ra. halve weduwgift, v.
Mie, f. kruim, v. opzichtsUr, v. gou-
vernante,
v. liefje, o. vriendin, v.
Mie), m. honing, m. vleiery, v.
Miei (rayon, tn. de), honigraat, v.
Miellat, m. honingdauw, m.
Miellóe, in. honingdauw, m.
Mielleux, honingachtig, honïngtoel.
Miellure, f. honingdauw, m.
Mien, mijn, mijne, een mijner, van
Mien, ra. mijtte, o. mijn goed, o. (mij.
Miens, m. pi. mijnen, ra. mijne naast-
bestaand- n,
m. rae,
Miette, (. kruimel, v. brokje, o.
Mieux, beter, liever.
Mieux, m. betere, o. brst, o. beste, o.
Mieux (au), zoo goed mogelijk.
Mieux mieux (a qui), om het zeerst,
om strijd.
Mieux (tam), des te beter.
Mieux en mieux (de), hoe langer hoe
beter.
Mièvre, moedwillig, dartel, stout, slim-
Mièvrerie, i. moedwilligheid, v. balda-
digheid,
v. stoutheid, v.
Miètreté, f. moedwilligheid, \\. balda-
digheid,
v. stoutheid, v.
Itfiglaive, ra. halfzwaard, o.
Mignard, aardig, bevallig, lieftallig,
gemaakt.
-ocr page 323-
MINE                       313
Mille-graines, (. druifkruid, o.
Millegreux, m. teebies, v.
Millénaire, m. duizend jaren, o. me.
verwachter van het duizendjarig
ruk,
m.
Millénaire, duizend bevattend, duizend-
jarig, duizend
....
Millepertuis, m. St.-Janskruid, o.
Mulle pieds, m. duizendbeen, m.
Millepore, m. puntkoraal, o.
Milleret, m. boordsieraad, o.bezetsel,0-
Millésime, m. jaartal, o.
Millet, m. gierst, v.
Milü.i\'ie, kring van duizend jaren, m.
Milliaire, m. mijlpaal, ni. mijlsteen,m.
Milliaire, mijlen aanwijzend, mijl.. . .
Müliani, in. duizend mülioenen, o.
MilÜare, m. duizendste gedeelte der
vierkante roede,
o.
Milliasse, f. ontzaglijke menigte, v.
Millième, m. duizendste gedeelte, 0-
Millième, duizendste.
MilÜer, m. duizendtal, o. duizend, o.
Milligramme,m.dwtï<mrf*;e gedeelte van
een wichtje,
o. milligram, o.
Millilitre, m. duizendste gedeelte van
irnr kan,
o. milliliter, m.
Millimètre, m. streep, v. millimeter,m-
Million, in. millioen. o.
Millionicme in milUoenste gedeelte, o.
Millionième, millioenste.
Millionnaire, mïlUonnair, m.
Millionnaire, een millioen bezittend.
Milord, m. lord, m. mg Lord.
Milphose, f. kaalheid der oogleden, v.
Miltose, f. kaalheid der oogleden, v.
Mime, m. kluchtspel, o gebarenspel, o.
gebarenspeler, m, mimicus, m.
Mimiguc, mimisch.
Mimique, m. gebarenkunst, v. mi-
miek,
Y.
Mimosa, f, kruidje-roer •mij-niet, O.
Minable, ellendig, rampzalig,
Minage, m. schepelrecht, o.
Minaret, m. minaret, o.moskeetoren,m-
Minauder, gemaakt glimlach?n,zicn ge-
maakt aanstellen, minaudeeren.
Minauderie, f. gemaaktheid, v.
Miuaudier, m. gemaakt persoon, m.
Minaudier, gemaakt, gekunsteld.
Mjnce, dun, fijn, schraal, sober, ge-
ring, slecht.
Mine, f gelaat, o. voorkomen, o. ge-
zicht, o. aangezirht,
o gebaar, o.
Mrcr<
Mignarder, Hefkoozen, troetelen, stree-
len.
Mignarder (se), zich vertroetelen.
Mignardise, f. aardigheid, v. bevallig-
heid, v, lieftalligheid,
v. fijnheid,*.
Mignardises, f. pi. bekoorlijkheden, v.
licfkoozingen, v. me. gevlei, o.
Mig non, lief, nvt, aardig, bevallig,
sierlijk, klein.
Mignon, m. troelelkind,o. gunsteling,m
Mignon (argent, m.), spaargeld, o.
Mignon (péché, m.),lievelingszonde,\\.
Mignonnc, f. troetelkindje, o. liefje,o.
hartje, o. kotonelletter,
v.
Mignonnette, (. fijn gestooten peper, v.
garen kant, ». grasanjelier, v. klein
geld, 0.
Mignoter, troetelen, streelen, liefkoo-
ten, flikflooien.
Mignotise, f. vleierij, ». He f kooiing, y.
Migraine, f. schele hoofdpijn, v.
Migratïon, f verhuizing, v. volksverhui-
zing,
v. uittocht, m- uitwijking, v.
Mijaurée, f. nuf, v. roKin, v.
Mijmer, eventjes stoven, troetelen.
Mil, duizend.
Mil, m. yiersï, v.
Milan, m. kiekendief, m. wouw, m.
Milaneau, m. Urine wouw, m.
Miliacé, Miliaire, gierstvormig, gierst-
amrditt, gierst
....
Miiiai.se, (. gierttmeelpap, v.
Milica, m. langwerpige gierst, v.
MÜice, f. uulitii\', v. l,!Uihmlitic, v.
/«Jtdwcer, v. krijgsvolk, o. krijgs-
kunst,
v. /mVscAaren, v. me.
Milicien, m. «tiVicien, m loteling, va.
Milieu, m. iiiiiWfii, o. middel, o. mid-
delmaat,
v. middelweg, ra. middel-
stof,
v.
Milieu de (au), in Aef midden, midden
onder, midden in, te midden van.
Militaire, m. krijgsman, m, soldaat,ia.
militair,
m. krijgsvolk, o, leger, o.
Militaire, militair, tot den krijg behoo-
rend, krijgs
. . . , oorlogs ....
Militaire (art, m.) krijgskunst, r.
Militaire (discipline, f.) krijgstucht, v.
Militairement, naar krijgsgebruik,
Militer, strijden, pleiten.
Mille, tn. mijl, v. duizendtal, o-
Mille, duizend.
Mille-feuilles, I, duizendblad, o.
Mille-fois, duizendmaal.
-ocr page 324-
314                       MÏNE
veinzing, v. schijn, m. erts, o. berg-
werk,
o. mijn, i. kruitmijn, v.
halve sester, m. mina, ».
Mine i.avoir bonne), er \'/<W uitzien.
Mine défensive, f, contramijn, v.
Mine de plomb, f. potlood, o.
Miner, ontftrmi/nen, ondeT-jraven.wer-
nielen, verslijten, verteren.
Minérai, m. erts, o.
Minéral, m. delfstof, v. bergstof, v.
min<.\'rrtii(, o.
Minéral, delfstoffelijk, mineraal.
Minóralisateur, rn. tot erts makende
zelfstandigheid,
v. ertsvormer, m.
Minéralisation, f. verertsing, v. mine-
rao/ma/cinj, v.
Minéraliser, tot mineraal maken, ver-
ertsen.
Mineralogie, I. delfstofkunde, v. mine*
ralogie, v.
Minéraiogiijue, del f stof kundig.
Minéralogiste, m. delf stof kundige, m.
mineraloog, m.
Minerval, m. schoolgeld, o. college-
geld, o. minerval,
o.
Minerve, f. brein, o. kop, m. knappe
vrouw,
v.
Minet, m. poesje, o, katje, o,
Minette, f. poesje, o. zandtobbetje, o.
Mineur, m. mijnwerker, m. mijndel-
ver,
rn. mAukt, m. tnmrferjartje.in.
Mineur, minderjarig, onmondig, klei-
ner, minder.
Mitieure, f, minderjarige, v. tweede
stelling,
v. minor, m. thesis, v.
Miniaieur, m. müiiafuurjcAiider, m.
Miniature, t. minictuur, v. afbeelding
in \'t klein,
?.
Minialuriste, m. miniatuurschilder, m.
Minicule, f. uiterst klein gedeelte, o.
Miniere, f. mijngroef, v. mijngrond,m.
Minirae, m. grauwbroeder, m.
Minimi!, zeer klein, donkerbruin.
Minimum, m. minste, o. minimum, o.
laagste prtjs,
m.
Ministère, m. bediening, v. dienst, m.
ambtsverrichting,v. /iu/;>,v-\'o»fi\'ü<\'H,v.
Mfuur. o. jtaairsbewtnd, 0. ministe-
Mmislériei, ministerieel.             (rie, o.
Ministre, rn. bedienaar, m. bewerker,
rn. werktuig, o. dienaar, m. sJaafs-
dienaar, m. minister, m. gezant, m.
priester, m. predikant, m. leeraar,m,
Miniunt, in rnenie, v. (doj/tine, m.
MÏRO
Minois, m. lief bakkesje, o. aardig ge-
zichtje, o. botteloef,
▼.
Minon, m. poes, v. poesje, o. katje, 0-
Minoratif, zacht afdrijvend.
ICnorttfl, m. zacht afdrijvend middel,o.
Minoration, f. zachte ontlasting, v.
Minorité, minderjarigheid, t. minder-
heid,
v.
Minot, m. kwart mud, y, en o.
Minotaure, m. minotaurus, m.
Minuit, m. middernacht, m. twaalf uur
\'s nachts, o.
Minusculiire, m. onderprtchter m.
Minuscule, f. kleine hoofdletter, v.
Minute, f. minuut, v. oogenblik, o.
klein schrift, o. orgineel van eene
acte, o. concept, o. ontwerp,
o. op-
stel,
o. klein tandrad, o. minuut ■
glas, o.
Mmuter, ontwerpen, opstellen, minu-
teeren, verzinnen, kleinschrtjven.
Minutie, f. kleinigheid, v. beuzeling,!.
Minutreux, nauwkeurig, beuzelachtig,
kleingeestig.
Mioche, m. kleine jongen, m. kindje,
Mion, m. kleine jongen, ra.               (o-
Miparli, in tweeën verdeeld.
Miquelet, m. roover, m.
Miquelot, rn. bedeljongen, m.
MirabeNe, f. mirabelpruim, v.
Miracle, m. wonder, o. mirakel, o.
wonderwerk, o. wonderdaad, v.
Miracle(at, wonderwel, wonderschoon.
Miraculeus, wonderbaar, miraculeus.
Mirage, ui. luchtverheveling, v.
Mirafilé, met pauwestaartoogen bezet.
Mirauder, aanstaren.
Mire, f. vizier, o. mikijzer, o. mik-
Ken, o.
Mire (pc-int, m. de), doet,o. doelwit,*,
oogmerk, o.
Mire, m. Mire (sanglier, m.)( vijfjarig
wild zwijn, o.
Mirement, m. ttra\'dbreking, v.
Mirer, mikken, richten, doelen, aan-
leggen, in het oog hebben.
Mirer (se), zich spiegelen, opdoemen.
Mirifif[iic, wonderbaarlijk.
Mirliflore, m. saletjonker, ra. fat, in.
Mirliton, m. rietfluitje, o.
Mirmidon, m. klein ventje, o. kereltje,
o. wijsneus^ m. helper, m.
Miroir, m spiegel, m. sptegelnet, o.
Miroir ardont, m. brandglas, o.
-ocr page 325-
MIRO
Miroite, bruin gevlakt.
Miroiter, afspiegelen, weerkaatsen.
MiroitjH\'ic, f. spiegel handel, ra.
Miroitier, m. spiegelmaker, m. spiegel-
verkooper, m.
Miroton, m. ragout, m. philosoof, m.
Hirtil, m. dagvlinder, m.
Mirtille, f. boschbes, v. blauwbes, t.
Mis, in. dagteekeninq op acten, v.
Misüine, f. fok, t. fokkezeil, o.
Misaine (milt, m. de), fokkemast, m.
Misanthrope, m. menschenhater,m. mi-
santhroop,
m.
Misanthropie, f. menschenhaat, m. mi-
santhropie,
v.
Misanthropique, menschenhatend, mi-
santhropisch.
Miscellanees, m. pi ■ letterkundige men-
gelingen,
v. me. mengelwerk, o.
MitcibiliLé, l. mengbaarheid, v.
Miscible, mengbaar, vermengbaar.
Mise, f. inzet, in. inleg, m, opbod, o.
aandeel, o. gangbaarheid, v. klee-
ding,
t. stuk ijzer dat op een ander
gesoldeerd wordt, o.
Mise (étre de), aannemelijk zjjn,gang~
baar zijn.
Mise en possession, f. inbezitstelling,v.
Mise-en-scène, f. tooneelregeling, v.
Mise-hors, f. uitgaven, v. me.
Misérable, ellendig, erbarmelijk, ramp-
zalig, ongelukkig, verachtelijk.
Misérable, in. ellendige, m. ellende-
ling,
m. deugniet, m.
Misère, f. ellende, v. ramp, t. onge-
luk,
o. nietigheid, v. kleinigheid, v.
Miserére, m. miserere, o. darmjicht.v,
Miséricorde, f. barmhartigheid, t. ont~
fcrminq, y. genade, y. dolk,
m.
Miséhcordc (ancre.(.de), noodanker, o
Miséricordieux, barmhartig, genadig,
mededoogend, medelijdend.
Misogame, m. huwelijkshater, m.
Misogyne, m. vrouwenhater, m.
Misse), m. misboek, o. missaal, o.
Mïssion, f. zending, >■ last, m. bevel,
o. machtiging,
v. zendelingsgenoot-
schap, 6. missie, i.
Missive, f. zendbrie f,m.br ie f,m.missive,
Mistral, m. noordwestenwind, m. (v.
Mistrance, t. de onderofficieren eener
galei,
m. me.
Mitaine, f. want, v. klephandschoen, m.
Miun, m. middel, o midden, o.
MOBt                       : lè
Mite, I. mj/t, f, made, r.
Mitliridate, m. tegengif, o.
Mithridate (vendeur, m. de), kwakzal-
ver,
ra. snoever, m. zwetser, m.
Mitigatif, verzachtend, lenigend.
Miliijation, f. verzachting,?.leniging,*.
Mitiger, verzachten, lenigen, matigen.
Miton, m. polsmofje, o. armhand-
schoen,
m. lapzalf, v. poes, v.
Mitonner, zachtjes koken, paaien, troe-
telen, voorzichtig behandelen.
Mitonnerie, f. zachte koking, v. zachte
behandeling,
v.
Mitoyen, tusschen beide, in \'t midden.
Mitoyen (mur, m.), scheidsmuur, m.
mtddelmuur,
in.
Mitoyen (parti, m.), middelweg, m.
Mitoyennes, f, pi- middellanden, m. me.
Mitoyenneté.f. gemeenschappelijk recht
op hetgeen tot scheiding dient, o.
Mitoyerie, f. scheiding, v.
Mitraillade, t. kartetsvuur, o. schroot-
vuur, o.
Mitraille, f. schroot, o. kartets, v. oud
ijzer,
o. klein geld, o.
Mitrailler, met schroot schieten, mi-
trailleeren.
Mitrailleuse, f. mitrailleuse, r.
Mitral, mijt er vormig.
Mitre, f. mijter, m. bisschopsmuts, f.
Mitré, gemijterd.
Mitron, m. bakkersknecht, m.
Mitte, t. sekreetlucht, v. sekreetgas, o.
Miure (pouls, ra.), ongelijke pols, m
Mive, f. dikke stroop, v. gelei, o.
Mixte, gemengd, vermengd.
Mixte, m. gemengd lichaam, o.
Mixtiligue, door gemengde lj/netrl>e-
grensd.
Mixtion, (. mengsel, o. mengeling, v.
Mixlionner, vermengen, mengen, ver-
valschen.
Mixture, f. mengsel, o. mixtuur, t.
Mnémonique, t. geheuge^kunde, v.
Mnémotechiiie, f. kunst om het geheu-
gen te versterken, y.
Mobile, beweegbaar, beweeglijk, til-
baar, roerend, onbestendig, veran-
derlijk, mobiel.
Mobile, m. drijfveer, ». bewegende
kracht,
v. oorzaak, v. beweger, m.
stichter, m. beweeglijk voorwerp, o.
Mobiliaire, roerend, tilbaar.
Mobilier, roerend, tilbaar, mobilair.
-ocr page 326-
M6-
MOIR
Modification, f. wijziging, t. matiging,*.
Modifier, wijzigen, bepalen, matigen,
verzachten, verminderen.
Modillon, m. neut, v. kardoes, v.
Modique, matig, klein, gering.
Modisie, m modemaker, m. modehan-
delaar,
m.
Modiste, f. modemaakster,*. modiste,l-
Modisie, de mode volgend, naar de
mode gekleed, medisch.
Modulation, f. toonschikking, v. stem-
buiging,
v. modulatie, v.
Module, m. zetmaat, v. modulus, m.
Mnlti
Hobilier, m roerend goed, o. titbare
have,
v. huisraad, o. inboedel, m.
Mobilisation, f. roerend maken, o. mo-
bilisatie,
v.
Mokiliser, roerend maken, mobiel ma-
ken, mobiliseeren.
HobUitÖ, f. beweegbaarheid,?■ beweeg-
lijkheid,
v. verplaatsbaarheid, v.on-
bestendigheid,
v. wispelturigheid, v.
Moca, m. mokkakoffie, t.
Moclie, f. pak ruwe zijde, o.
Mock, mi. amok, o.
Mod:il, gewijzigd, wijziging behelzend,
voorwaarde bevattend.
Modalité, f. wijze van zijn, v. moda-
liteit,
v.
Mode, f. wijze, v. manier, v. gewoon-
te,
v. stelsel, o. gebruik, o. mode, v.
Mode, f wijze, v.
Modale, m. voorbeeld, o. model, o.
Modeler, modellen maken, modellee-
ren, boetseeren, vormen.
Modeler (se), zich tot model kiezen,
ten voorbeeld nemen, nabootsen.
Modeleur, m. modelmaker, m. model-
vormer, m. boetseerder,
m.
Modérantisme, m. stelsel van gema-
tigdheid, o gematigdheid,
v.
Mwférttmr, m. regerder, m. bestuur-
der, m, regelaar,
m. moderateur.m.
Modération, (. gematigdheid, v. beza-
digdheid,
v. prijsvermindering, v.
verzachting, v. leniging, v.
Modéré, gematigd, matig, bescheiden,
ingetogen, bezadigd, bedaard.
Modéré, m. gematigde, m.
Modérer, matigen, beteugelen, inhou-
den, stillen,verzachten,verminderen.
Moderne, nieuw, nieuwerwetsch,heden-
daagsch, modern.
Moderner, moderniseeren.
Modernos, m. pi. nieuwere schrijvers,
m. me.
Modes (na re ha 11 de, f. de), modemaak-
ster,
v.
Modeste, zedig, bescheiden, ingetogen,
stemmig , gematigd, matig.
Modestio, f. zedigheid, v. bescheiden\'
heid,
v. eerbaarheid, v.
Modicïté, f. kleinheid, geringheid, v.
bekrompenheid, t.
Motfificalif, bepalend, wijzigend, mati-
gend.
Modiflcalit, m. bepalingswoord, o.
na, v.
Moduler, moduleeren, de stem buigen.
Moeite, f. merg, o. pit, v. binnenst e,o.
beste, o.
Moclleux, mergaehtig, krachtig, pittig,
vol, wollig, zacht, malseh-
Moeileux, ni. zachtheid, \\.matschheid,\'t.
Moellon, m. polijststeen, m.bloksteen,m.
Moellonnier, m. kleine beitel, m. steen-
wigge,
v.
Moeur, m. wijze, v.
Moenrs, f. pi. zeden, v. manieren, v.
gebruiken, o. me. leefwijze, v.
Mofetle, f. schadelijke uitdamping, t.
Mogilalistne, m. moeilijkheid om de
lipletters uit te spreken,
t.
Moliatra, woekerachtig.
Mohatrafcontrat, m.), woeker contract,o.
Moi, ik, mij, aan mij.
Moic, (. hoop, m.
Moiqnou, m. stomp, m. tronk, m.
Moil lette, f. wrijf stok, m.polijsthout,o.
Moinaille, f. monnikenvolk, o.
Moïndre, minder, geringer, minst.
Moindre, m. minste, o. geringste, o.
Moine, ui. monnik, m. beddepan, v.
beddewarmer, m. monniksrob, m.
Moineau. m. musch, v. mosch, v. mid-
delbastion,
o. kertoor, m.
Moineau (cheval, m), kortoor, ra.
Moinerie, f. monnikendom, o. monni-
kenleven,
o. monniksgeest, m.
Moinesse, t. non, v
Moinetle, f. nonnetje, o.
Miiinillon, m. monnikje, o.
Moins, min, minder, behalve.
Moins, m. minste, o.
Moins de (a), tenzij, ten ware dat.
Moins que ia), tenzij, ten ware dat
Moirage, ui moireeren , o. wate-
ren,
o.
-ocr page 327-
MOND                     ;tl7
Molle-bande, f. band, m.
Molloment, weekelijk, zachtjes, kalm,
mollig, verwijfd, lafhartig.
Moll^-mer, f. stil water, o.
Mollesse, t. zachtheid, v weekelijkheid,
v. verwijfdheid,
v. molligheid, v.
Mollet, wiek, zacht, donzig, versch.
Mollet, m. kuit, v. kleine franje, v.
Molleton, in. molton, o.
Mollification, f. weekmaking, v.
Mollifier, week maken, verdunnen.
Mollir, week worden, zacht worden,
wankelen, toegeven, wijken,afvi&en.
Mollusque, m. weekdier, o. wormdier,
o. teeworm, m.
Moly, m. knoflook, o.
Mom ent, m. oogenHik.o poos,v.stond,m.
Momenl&né,oogenblikkeiijk,kortstondig.
Momerie, f. mommerij, t. geveinsd\'
heid,
v. schijn, m. voorwendsel, o.
dwaasheid, v. snakerij, v.
Momie, f. mummie, ». zwart boom-
was,
o.
MomitiiT (s»), mummie worden.
omon, m. teerlingworp, m. masker-
dans, m.
Mon, my», mjjne.
Monacaille, f. monnikenvolk, o.
on a cal, monnikachtig, vaneen mon-
nik, als een monnik, kloosterachtig.
Monacalement, op zijn monniks.
Monachisme, m. monnikenstand, m.
monnikerij, v. kloosterwezen, o.
Monade, I. ondeelbaar wezen, o. on-
merkbaar diertje,
o. monade, v.
Monadelphie, f. eenbroederigc planten,
v. me.
Monarchie, f. alleenheersching, v. een-
hoofdige regeering, \\. monarchie,?.
Monarchique, eenhoofdig, monarchaal.
Monarchiste, m. voorstander der mo-
narchie, m.
Monarque, ra. alleenheerscher, m. mo-
narch,
rn.
Mo nas tére, m. klooster, r».
Monastique, kloosterlijk, klooster ....
Monant, éénoorig.
Monceau, m. hoop, ra. stapel, m.
Mondain, wereldsch, wereldschgezind
Mondain, m. werelds-h mensch, ra.
wer<ld$chgetinde. m.
Mondanité, f. wereldschgezindheid, ».
ijdelheid, v.
Monde, m wereld, v. warde, v. men-
M01R
Muire, f. moiré, u. gewaterde slof, v.
Moiré, gewaterd, gemoireerd.
Moirer, wateren, moireeren.
Mois, m.maand,v .maandgeld,o maand-
stonden, m.
Moise, m. klamp,m. karbeel,m. dwars-
tichel, v.
Moiser, met klampen vastmaken.
Moisi, m. schimmel, v. mufheid, v.
, Moisir, doen {te^At\'mme/ett, beschim-
melen, uitslaan.
Moisir (se), beschimmelen, uitslaan.
Moisissure, f. schimmel, v.
Moison, f. pacht voor dehelft der vruch-
ttn, v. schering, v. lengte, v.
Moifconuier, va. die zijne pacht met de
h\\lft der vruchten betaalt, m.
Moitaine, t. wtjngaardrank met drui-
vin, v.
Moiason, f. oogst, m. oogsttyd, m.
Moissonner, oogsten, inoogsten, weg-
mbaien, wegsltpen, wegnemen.
loislonneur, m- oogster, m. maaier,m-
Moite, vochtig, klam, nat.
Moiteur, f. vochtigheid, v. klamheid,w.
Moitié, f. helft, v. wederhelft, v.
VolÜi, half.
Moitir, bevochtigen , vochtig maken,
natten,
Moka, ra. mokkakoffie, \\.
Mol, week, slap, verwijfd, krachte-
m loos.
1 Molaire (dent, f.), baktand, ra. kies, v.
1 M<>le, m. havendam, ra. steenen beer,
f m. hoofd, o. praalgraf, o.
I Mole, (, wanvrucht, v. misgeboorte, v.
I vleeschklomp, m. utfwoi, o.
j Moleculaire, moleculair.
Molecule, f. deeltje, o. molecule, v.
>| Molt-ne, I. wolkruid, o.
Moler, woor dei» wind zeilen.
Mole&ter, lastigvallen, plagen, kwellen,
overlast aandoen.
Molelte, (, spoor radertje, o. wrijfsteen,
m. speelrol, v. polijsthout, o. fcol, t.
t gal, v.
«olettcr, mei ht\'f polijsthout glanzen
Molière, t. molens! een?/roeue, v.
Molière, kleiachtig, leemachtig.
Moiinfi, f Spaansche wol, v.
Mollah, m. mahomedaansch priester, m
Mo\'lnsse, week, slap, xacht.
Molle, (. bos gespletene teenen, m. bos
hoepels,
m zeezeelt, t.
-ocr page 328-
3IV
MOND
Mo.NT
schrift dat slechts èèn onderwerp
behandelt,
o.
Monolithe, uit één steen bestaande.
Monoliüie, m. gedenkteeken uit een
steen gevormd, o.
                (loog, ra.
Monologue, m. alleenspraak, t, mono~
Monomachie, f. tweegevecht, o.
Monomane, krankzinnig, malend over
één punt, monomaan.
Monomane, f. krankzinnigheid in één
punt,
v. monomanie, v.
Monöme, m. enkelvoudige grootheid, v.
Monopède, eenvoetig.
M11n■ i(j• \'■ t.11*■, eenbladerig.
Monopode, m. tafel met één poot, *.
Monopolc, m. alleenhandel, m. aphoo-
ping,
v. monopolie, o. voorrecht, 0.
Monoj>oler, alleenhandel drijven, op-
koopen, monopoliseeren.
Monopoleur, m. allernhandelaar, m-
opkooper, in. knevelaar, m.
Monoptt\'ie, m. ronde op zuilen rusten-
de tempel,
m eenvinnige visch, m.
Monoptote, ia. onverbuigbaar woord,o.
Motiorime, m. gedicht met één rym,0.
Monosperme, één zaad dragend.
Monostiuue, m. eenregelig opschrift,O-
yionossyua.be,m.eenlettergrepigwoord,Q.
Monossyllabique, eenlettergrepig.
Monotatc, f. linie van bataille, v.
MonothéUme, m. geloof aan één God,0-
Monotone, eentoomg, vervelend.
Monotonie, f. eentoonigheid, v.
Mons, m. mijnheer, m. heertje, o.
Monseigneur, ra. edele heer, ra. gena-
dige heer,
m. monseigneur, m, breek-
ijzer,
o.
Monseigneuriser, den titel van mon-
seigneur geven.
Monsieur, m. mijnheer, m. heer, m.
Monstra, m. monster, o. vanschepsel,
o. gedrocht, o. ondier, o. misgeboor-
te,
v. wreedaard, m.
Monstrueux, wanschapen, monsterach-
tig, gedrochtelijk, afschuwelijk, af-
grijselijk.
Monstruositeit, wanschapenheid,v. mis-
vormigheid,
v. verschrikkelijkheid, t.
Mont, ra. berg, tn
Montage, m. ophijschen, o. opbrengen,
o. opvoeren, o- in elkaar zetten, o.
hijschloon, o. roeiloon, o.
Montagnard, bergbewonend, berg....
Montagnard, m. bergbewoner, m.
schen, r\\). me. menigte, v. huisqe-
noolen,
m. bedienden, m. me.
Monde, zuiver, rein.
Monder, reinigen, pellen.
Mondificatif, reinigend, zuiverend.
Monififipr, reinigen, zuiveren.
Mondrair, ni kleine heuvel, m.
Monetaire, der munt, munt....
\'■!■■■■\' M-. m. muntmeester, m.
Monéf aire (atelier, m.), muntplaats, v.
Moin [......(système, m.), muntstelsel, o.
Mon^tiser, tot munt maken, de waarde
Van munt geven.
Moni.il, geestelijk.
Moniale, t. geestelijke dochter , v.
non, v.
Moniteur, m. vermaner, m. waarschu-
wer,
m. moniteur, ra. monitor, m.
Monition, f. kerkelijke vermaning, v.
Monitoire, ra- kerkelijke waarschu-
wingsbrief,
m. momtorium, o.
Monitorial, vermanend, waarschuwend.
Monnaie, f. munt, v. geld, o. klein
geld, o, muntplaats,
v.
Monnaierie, f. munthuis, o. stempel\'
plaats, v.
Monnayage, m. munten, o.
Monnayer, munten, muntslaan.
Monnayére, f, penningkruid, o.
Monnavetir, m. munter, m.
Monocéros, m. eenhoorn, m.
Monochromate, ra. schilderij van éêne
kleur,
v.
Monochrome, eenkleurig.
Monochromo, m. schilderij van èéne
kleur,
v.
Monocle, m. vergrootglas voor éénoog,
o. oogband, m. watervloo, v.
Monocle, eenoo<jig
Monocorde, m. eensnarig speeltuig, o.
Monocotylédone, iéne zaadlob hebbend.
Monoculc, ra. vergrootglas voor één
oog,
o. oogband, ui. watervloo, v.
Monoculaire, eenoogig.
Monodie, f. eenstemmige tang, ra.
Monoecie, f. eenhuizige planten, v. me.
Monogame, slechts eenmaal getrouwd.
Monogamie, (. enkelvoudig huwelijk, o.
klasse der eenvoudige bloemen dra-
jende planten,
v. monogamie, *.
Monogrammatique, tot het naamcijfer
behoorend.
Monogramme, m. naamcijfer, o.
Monographie, f. monographie, t. ge-
-ocr page 329-
MONT
Mortlagne, (. berg, m. bergpartij, v.
Montagneux, bergachtig, vol bergen.
MontaM, m. staand hout, o. staander,
m. stijl, m. post,
w. stut, m. stam,
m. bedrag, o. beloop, o totaal, o.
Montant, opwaarts gaand, opvarend,
klimmend, stijgend, rijzend.
Mont-de-piólé, m. bank van leening, v.
Monte, t. bespringen, o. springtijd, m.
Monté, bereden, verwarmd, verhit, be-
mand, gemutst.
Montée, f. trede, y. trap, m. helling,v.
opyang, m. opklimmen,
o. stijging, v.
Monter, opbrengen, opdragen, ophy-
schen, bestijgen, berijden, opwinden,
optrekken, opmaken, opzetten, op-
richten, ineenzetten, monteeren, in-
richten, opgaan, opklimmen, opva-
ren, opslaan, rijzen, stijgen, toe-
nemen.
Monter (se), beloopen, bedragen, zich
voorzien, baas worden.
Monteur, ra. zetter, m. opmaker, m.
horologiekasmaker,m.ladenmaker,m.
Montgolfière, f. luchtbol, m.luchtbal,m.
Monticule, m. bergje, o. heuveltje, o
Montjoie, ra. zegeteeken, o. wapenkreet,
Montoir, m. bankje, o. stijgblok,o. (m.
Mont-pagnotte, m. Abrahamsschoot, m.
Montre, I. horloge, o. lakuurwerk, o.
monster, o. staal, o. uitstalling, v.
vertooning, v. voorkomen, o. schijn,
m. paardenschouw, v, proefrit, m.
wapenschouwing,v. toonkast, v.
Montrer, toonen, laten zien, .aantoo-
nen, aanwijzen, wijzen, onderrich-
ten,
Montrer (se), tich vertoonen,zich laten
lien, verschijnen, zich houden.
Montueux, bergachtig, heuvelachtig.
Monture, f. rijpaard, o. rijbeest, o.
hout, o. lade, v. gevest, o. opmaken,
o. invalsel, o. monteering, y.
Monture de bride, f. stangtrens, v.
hoofdstel, o.
Monument, m. gedenkteeken, o. ge-
dtnkstuk, o. gedenkzuil,
v. praal-
graf,
o. monument, o.
Monumenlal, van een monument, mo-
numentaal, gedenk
....
Mopse, m. mopshond, m.
Moquable, bespottelijk.
Moque, f. doodshoofd, o. ttagkous, v.
Moquer (se) , bespotten , uitlachen,
schertsen, voor den gek houden,
verachten, trotseeren.
Moquerie, f. spotternij, v. spot, m.
scherts, v. dwaasheid, r.
Moquette, f. mokfluweel, o. trijp, o.
lokvogel, m.
Moqueur, m. spotter, m. spotvogel, m.
Moqueur, spotachtig, spottend.
Morailler, prangen.
Morailles, f. pi. neusnijper, va. glas-
blazerstang,
v.
Moraillon, f. sluithengsel, o. slolkram,
v. overval, ra.
Moraine, f. sterfwol, v. worm, m.
Moral, zedelijk, zedekundig, moreel.
Moral, m. zedelijke, o. gemoed, o.
Morale, f. zedenkunde, v. zedenleer, v.
zedetes, v. moranl, v.
Moraleracnt, zedetijk, waarschijnlijker-
wijs, mcnscheliikerwijs.
Moraliser, zedelijke aanmerkingen ma-
ken, zedelessen geven, vermanen.
Moraliseur, m. zedenpreeker, m. beris-
per, m.
Moraliste, m. zedenlecraar, m. zeden-
meester,
m. moralist, m.
Moralité, I. zedenleer, v. zedetes, v.
zedenspreuk, v. zedelijkheid, v. ze-
delijke zin, m. zinnenspel, o.
Moratoire, uitstel gevend, schorsend.
Morbide, levendig vertoond, week, tee-
der, ziekelijk.
Morbidesse, f. teederheid, v, wtek-
heid,
v.
Morbifique, ziekteverwekkend, ziekte...
Morbleu, de drommel, sakkcrloot.
Morce, f. bindlaag, v.
Morceau, ra. stuk, o. brok, m. beet, m.
beetje, o. stukje, o-
Morceler, in kleine stukken verdeelen,
versnipperen, verbrokkelen.
Morcellement, m. versnippering, v,
verbrokkeling, ?.
Mordache, f. groote vuurtang, v. sou-
vereintang,
v. mondstopper, m.
Mordacité, f. scherpheid, v. bijtende
eigenschap,
v. bitsheid, v.
         (bits.
Mordant, bijtend, scherp, invretend,
Mordant, m. nijphoutje, o. vernis, o.
Mordaret, m. vergulde spijker, m.
Mordicant, bijtend, scherp, invretend,
bits.
Mordicus, halsstarrig, hardnekkig, met
hand en tand.
-ocr page 330-
390                      HORD
Mordieriue (a Ia cirosse), ronduit,open-
tijk.
Mordiller, knabbelen, knauwen.
Mordoré, bruinrood, hoogrood.
Mordre, bvtcn, inbijten, afbijten, etsen,
sttken, berispen, bedillen, laken.
More, m. Moor, m. moriaan, m.
More, Moorsch.
Moreau, m. mondzak, m.
Morcau (cheval, ra.), gitzwart paard, o.
Morelle, f. nachtschade, v.
Moresque, f. Moorin, v. Sloorendans, m.
Moresque, Moorsch.
Mor Al, m. draad, m. olifantstand, m.
Morfondre, koud maken, doen verkleu-
men.
Moriondre (se), verkleumen, koud wor-
den, koude vatten, vergeefs wachten.
Morfondu, verkleumd.
Morfondure, f. verkoudheid, v. gewone
droes, m.
Morqanatiquc, morganatisch, met de
linkerhand.
Morgan e, f. fata morgana, v.
Morgeline, I. muurkruid, o. vogel-
kruid, o.
Morgue, t. hoogmoed, m. verwaand-
heid,
v. trotschheid, v. opgeblazen-
heid,
v. lijkhuis, o. morgue, v. ei-
piershok, o.
Morguer, trotsch aankijken, trotseer en.
Moriuond, zieltogend, stervend.
Moribond, in. zieltogende, m.
Moricaud, zwartbruin, tanig.
Morigéner, in goede zeden opvoeden,
tot den plicht terugbrengen, bestraf-
fen, vermanen.
Morille, f. morille, v.
Morillon, I. rotgang, t. twarte druif,
v. ruwe smaragd, m.
Morine, f. sterfte onder het vee, v.
morine, y.
Monon, m. stormhoed, m. stokslagen
Op de billen,
m. pi. afstraffing, v.
jongen in meisjeskleeren, m.
Morique (acide, m.) moerbeienzuur, o.
Morne, ui. heuvel, m. kaap, v. voorge-
bergte,
o.
Mhiii.1, somber, treurig, bedrukt, dof,
donker, zwaarmoedig, droefgeestig.
Moiné, stomp, zonder punt, afgeknot.
Nornifle, !. oorveeg, ra oorvijg, v.
Morose, gemelijk, knorrig, somber,
verdrietig, droefgeestig,
MOIU\'
Moroailé, I. gemelijkheid, v. somber-
heid,
v. droefgeestigheid, v.
Morplijnc, f. morphine, v.
Morpion, m. platluis,*.
Mors, m. gebit, o. statu/, v. bek, m.
Morsuret f. beet, m. rteek, m.
Mort, f. dood, m. sterven, o. doodstraf,
v. doodelyke smart, v.
Mort, m. doode, m. overledene, m.
Mort, dood, overleden, gestorven, uil,
uitgedoofd, stilstaand.
Mortadelle, f. Bologneesche worst, v.
Morlaillable, lijfeigen.
MortaUe, f. inkerving, \\. voor, v.
groef, v. spaakgat, o. schyfgat, 0.
Mortalité, f. sterfelgkheid, v. sterfte, v.
Mort-aux-rats. (. rattenkruid, o.
Mort-bois, m. dood hout, o. hout van
weinig waarde,
o.
Morl-eau, f. laau tij, o. dood tij, o.
Morleille, (. mosterdzaad, o.
Mortel, m. sterveling, m.
Mortel, sterfelijk, doodelijk, dood ... -,
ongemeen, bovenmate, zeer, verve-
lend.
Morte-paye, f. invalide, m.
Morle-saison, f. slappe tijd, m. kom-
kommertijd,
m.
Mort-gage, m. onderpand, o. verpan-
ding,
v. dood pand, o.
Mortier, m. mortel, v. kalk, v. mor-
tier,
ra. vijzel, ra. bomketel,m. kom-
pasbus,
v. stampgat, o.
Mortier & grenades,m. handmortier,m.
Mortier a tourillons, ra. tapmortier, m.
Mortier n semclle, m. voetmortier, m.
Mortier éprouvette, ra. buskruitproef-
mortier.
m.
Mortier pierrier, rn. [steenmortier, m.
Mortifère, dood aanbrengend, doodéliJK.
Mortification, f. kastyaing, v. vernie-
tiging,
v. kruisiging, v. beschaming,
v. verootmoediging, v. versterving,v.
Mortifler, doen besterven, malsch ma-
ken, kastyden, tuchtigen, kruisigen,
bedwingen, grieven, beschamen.
Mort-ivrj, stomtronken.
Mort-né, doodgeboren.
Mortodea, f. pi. valsche paart en, v.rno.
Mortuaire, op de dooden betrekking
htbbend. lijk..., dood
....
Mortuaire (drap, m.), doodkleed, o.
Mortuaire (extrait, ra.), doodceel, v.
Mom.\', f. kabeljauw, ra.
-ocr page 331-
MOUL                      32i
Moucbe (pieds, m. pi. de), hanepoo-
ten,
m. me.
Moucher, snuiten, bespieden ,a f snijden.
Moucherolle, f. vlieg en vanger, m.
Moucheron, m. vliegje, o. mug,\\. pit,
v. snuitset, o.
Mouchelé, tn. slang, v. hagedis, v.
Moucheter , bespikkelen , spikkelen,
moesjes opleggen, vlekken krijgen.
Mouchelte, i. holle schaaf, v. blok\'
schaaf,
v. kroonlijst, v.
Mouchettes, f. pi. snuiter, m.
Noüchel\\ire,\\. moesjes,o. vlekken, v.me.
Mouchetures, f. pi. insnijdingen in de
bovenhuid,
v. ma.
Moucheur, m. Atmrsensnuiter, m.
Mouchoir, m. zakdoek, m. halsdoek, m.
Mouchon, m. snuitsel, o. dief, m.
Mouchui\'e, f. kaönnuRwtMi, o.ftoar-
fttn<n«t(#n, o.
Moudre, ma/L,«,a/\'A7oj»pön,»n(»,u/ slaan,
beuken.
Moue, f. grijns, v. ontevredenheid uit-
drukkende beweging ,
v. scheevc
mond,
m.
Mouée, f. hertebloed met melk enbrvod
voor de honden, o.
Mouette, (. meeuw, v.
Moufetle, f, secreettucht, v. stinkdier,o.
Mouflard, m. persoon met een opgebla-
zen gezicht,
in. dikkop, m.
Moufle, in. opgeblazen gezicht, o. ka-
t"olblok,
o. smeltkroes, m.
Moufle, (. want, v. mof je, o.
Mouflée (poulie, f.), katrol in verbin-
ding met eene andere,
v.
Moufler, bij neus en wangen vatten.
Mouflettes, f. pi. handvatsel, o.
Mouflon, m. wilde ram, tn.
Mouillago, m. ankergrond, m. toeeken
van leder, o.
Mouïllé, nat, week, vochtig, voor anker.
Mouille-bouclie, f. sappige peer, v.
Mouiller , bevochtigen , weeken, nat
maken, bespoelen, zacht uitspreken,
ankeren, ten anker komen.
Mouillette, f. sncntje brood in een
zacht ei gedoopt,
0. leschkwast, v.
haardspit, o.
Mouilloir, ui. vingerbakje, o. bak om
de lompen nat te maken.
Mouillure, I. bevochtiging, v. natheid,\\.
Mou latje, m. vorming, v. vormen, o.
gieten,
o. meting, v. meetloon, o.
21
MORU
Morue salée, !. labberdaan, v.
Morue sèche, (. stokvisch, m.
Morve, t. snoti o. droes, m.
Morveau, m. snotbaard, m.
Morver, verrotten, snotterig zijn.
Morveux, snotterig, droezig.
Morveux,m. snotneus,m. snotbaard,m.
Mosaique.f. mozaïek,o. mozaïekwerk,o.
Mosaique, mozaïsch, van Mozes.
Moscateltine, f. muskuskruidje, o.
Moscuade, f. ruwe suiker, v.
Moslem, m. muzelman, m,
Mosquée, f. moskee, v.
Mot, m. woord, o. gezegde, o. bewoor-
ding, \\. spreuk,
v. oplossing, v.
Mot, m. (bon-) aardigheid, v. kwink-
slag,
m. geestig gezegde, o.
Mot, m. (gros) scheldwoord, o.
Mol-d\'ordre, m. wachtwoord, o. pa-
root, o.
Mot de railicment, m. contresigne, o.
veldgeschrei, o.
Moieillc, i. Motelle, f. grondeling, m.
Motel, m. kerkelijk gezang, o. lof\'
sang,
m. motet, o.
Moteur, m. beweger, m. bewerker,m.
beweegkracfit,
v. drijfkracht, v. be-
wcegapier,
v. bestuurder, m. aan-
legger,
m
Moteur, bewegend, aanzettend, be-
weeg
....
Motif, m beweegreden, \\. drijfveer, v.
prikkel, m. motief, o.
Motilïté, i. eigenschap van zich te kun-
nen bewegen,
t.
Motion, f. beweging, v. voorstel, o.
voorslag,
m. motie, v.
Motiver, beweegredenen aanvoeren,
gronden bijbrengen, motiveeren.
Motte, f. klomp aarde, ia. kluit, v. run-
(«r/", m. plagge, v. heuveltje, o.
Motter (se), zich achter kluiten aarde
verschuilen.
Motteur, m. turf maker, m.
Motus, stil, twijg daarvan.
Mou, week, slap, murw, verwyfd,
mollig.
Mou, m. kalfslong, v. lamslong, v.
Mouchard, m. verklikker, m. bespie-
der,
m. $pion, in. speurhond, m.
Mou^lie, f. vlieg, v. moesje, o. bespie-
der, m. spion,
m.
Mouche, f. (line) slimme guit, m. po-
leerboor,
v. adviesvaartuig, o.
F.-H.
-ocr page 332-
MO Ut.
MOUT
Mouron, m. gttichelheil,o.muurkruid,
Mourre, f. vingerspel, o.                (o.
Mousquet, m. musket, o. vuurroer, o,
gewee<; o.
Mous<juet a fourchelte, m. vorkroer, o.
Mousquet a meche, m. lontroer, o.
Mousquet de place, m. walgeweer, o.
Mousquetade, f. musketschot, o. mus-
ketvuur, o.
Mousquetaire, mrmusketier, m.
Mousqueterie, f. musketvuur, o. in-
fanterievuur,
o.
Mousqueton, m. karabijn, v.
Mousquite, m. muskiet, v.
Mousse, m. scheepsjongen, m. kajuits-
jongcn,
m. zwabber, m.
Mousse, f. mos, o. schuim, o.
Mousse, stomp, bot.
Mousseau, van gruttcnmeel,
Mousseaut, van gruttenmeel.
Mousseline, t. neteldoek, o.
Mousser, schuimen.
Mousseron, m. kleine kampernoelie, v.
Mousseux, schuimend.
Moussoii\', ra. schuimstok. m. papierma-
kersstamper,
m. roerhak, ro.
Moussou, m. } aassaatw\'md, ra. moes-
Moussu, bemost, mosachtig, (son, m.
Moustac, m. aapje, o. snorbaard, m.
Moustacbe, m. knevel, m. snorbaard,ai-
Moustier, m. klooster, o. kerk, v.
Mouslille, f. wilde wezel, v.
Moustiquaire, f. muskietengordijn, o.
Moustique, m. muskiet, v,
Mout, m. most, m.
Moutard, m. kleine jongen, m. snot\'
jongen,
m.
Moutarde, f. mosterd, ut. mosterd-
zaad,
o.
Moutardier, m. mosterdman, m. mos-
terdpotje, o.
Moute, f. poes, v. katje, o.
Moutier, m. klooster, o. kerk, v.
Mouton, m. schaap, o. hamel, m. scha-
penvleesch, o. schapenleder,
o. hei-
olok,o. gestel,
o. bespieder, m. spi-
on,
m- schuimende golf, v.
Moutonnage, m. schapenbelasting, v.
Moutonnaiile, t. schaapskoppen, m. me,
nadpers, m tre.
Moutonné, gekruld, kroes, met witte
golven bedekt.
Moutonner, krullen, schuimen.
Moutonnier, schaapachtig, nadpend.
*>■>
maatwerk, o. molenwerk, o. maal-
recht, o. maalgeld, o
Moulant, m. molenaarsknecht, m.
Moulard, m. sfijpsel, o. afslijpsel, o.
Moule, in. vorm, m. mal, m. model,
o. voorbeeld,
o. mettraam, o.
Moule, f mossel, v.
Moulée, I. slijpsel, o. afslijpsel, o.
Monler, gieten, vormen, afgieten, druk-
ken, rollen, meten.
Mouter (se), gegoten worden, gevormd
worden, zich naar iemand vormen
tot voorbeeld nemen.
Moulerie, f. gieterij, v. vonnerij, v,
Mouleur, ra. gieter, m. vormer, m
houtmeter, m.
Moulière, f. mosselplaat, v. molensteen
ader,
v. wetsteen, m.
Moulin, rn. molen, m.
Moulin a bid, tn. koornmolen, m.
Moulin a bras, m. handmolen, m.
Moulin a café, tn. koffiemolen, m.
Moulin a cylindres, m. drukmolen, m
pletmolen, m.
Moulin a eau, m. watermolen, m,
Moulin ;\'i foulon, rn. volmolen, m,
Moulin a papier, m. papiermolen, ra.
Moulin a pilons, m. stampmolen, m.
Moulin m poudre, m. buskruitmolen, ro.
Moulin a tabac, m. snuif molen, m.
Moulin a vanner, ra. wanmolen, m.
Moulin ■< vapeur, m. stoommolen, m.
Moulin ;\'i vent, m. windmolen, m.
Moutinage, m. zijdereederijt v.
Mouliné, wormstekig, verpierd.
Mouliner, zijde reeden, doorknagen,
doorgraven, omwoelen.
Mouünet, m. molentje, o rad, o. has-
pel,
m. draaibuom, m.muntschroef,
v. spil, v. rol, v. pinrad, o.
Moutineur, m. Houlinier, m. tydespin-
ner,
ra. zijdewinder, ra.
Moult, zeer, veel, menig, (doodmoe.
Moutu, gemalen, afgerost, geradbraakt,
Moulu (or, m ), gegalvaniseerd koper, o.
Moulure, f. snijwerk f o. loofwerk, o.
sieraadsband, m,
Mouraiil, m. stervende, m.
Mourant (bleu, ra.), licht blauw, o.
Mourir, sterven, overlijden, zieltoyen,
uitgaan, ophouden, verdwijnen, af-
stand doen.
Mourir (se), zieltogen, sterven, uit-\\
gaan, kwijnen.
-ocr page 333-
MULT                      323
slijmerig vocht , o. mucus , m.
Mne, I. ruien, o. ruiing, v. vervellen,
o. verharen, o. afgevallene hoorns,
in. me. afgelegd vel, o. ruitijd, m.
meslhok, o. mestkooi, v.
Muer, ruien, verharen, vervellen,over\'
gaan van stem.
Muet, m. stom, sprakeloos.
Mnet, m. slomm«, m.
Muette, f. jachthuis, o. stomme, v.
Muil,\', m. muit, m. jhmi\'(, m, smoe/,
m. moei, m. uooreiHtte, o. kop, m.
Mugir, loeien. brullen,bruisen,buldcrt,n.
bulken, schreeuwen.
Mugissemenl, m. geloei, o. gebrul, o.
gebulk, o. bruisen,
o. geschreeuw,o.
Muijuet, m. lelietje van dalen,o. pron-
kcrtje,
o. f at je t o. numrfsieam, v.
Mucjueter, het hof maken, vleien, den
pronker spelen, loeren.
Mujil, ui. mud, v. en o. okshoofd, o.
Muire, f. overschietend vocht van ge-
kristalliseerd zeezout,
o.
MuliUre, m. f, mulat, m. mulattin, v.
Mulcter, beboeten, straf opleggen.
Mule, f. muileie/in, v. muil, v. pon-
tojfol. v.
Mnles, f. pi. winterhielen, m. me.
Mulet, m. muilezel, m. muildier, o.
bxstaarddier, o. baUaardplant, v.
barbeel, m.
Muletier, m. muilezeldrijver, m.
Mul,\'ti.\', f. maai/, v, Krop, m.
Mulle (ijarance, t.) slechte meekrap, v.
Mtiluii, m. hoop zout, m. hooimijt, v.
Mulot, m. veldmuis, v.
Mulo ter, opwroeten, omwroeten.
Muluuinorie, f. garenhandel, m. lijn-
waadfabriek, v. tijnwaadhandel,m.
Mulqninier, m. lijnwaadfabrikant, m
(yjiwaot//iaiiJt\'\'nnr, m.
Muïtangulaire, veelhoekig.
Multi... ., veel.. . .
Multicapsulaire, met vele zaadhuisjes.
Multicaule, vele steeltjes hebbend.
Mtilticolore, veelkleurig.
Mtiltiflore, vele bloemen dragatd.
Multiforme, veelvormig.
Multtlateral, Muttitatère, veelzijdig.
MolUlobé. vele kwabben hebbend.
Multiloculaire, met vete zaadbakjes.
Miillmóme, m. veelledige grootheid, v.
Multipare, vruchtbaar.
Multipai\'Ü. fn vele strooken verdeeld.
MOUT
, rotan, f- malen, o. maalgeld, o.
maattoon, o, meel van gemengd
koorn, o.
ouvance, f. leenroerigheid, v. leen-
recht,
o. teenplicht, m.
ouvant, bewegend, beweeg . . . . ,
beweegbaar, los, onvast, drijvend.
oiHMiu (fief, m ), afhankelijk leen,o.
\'otiTnnt (sable, m.), drijfzand, o
ouvement, m. beweging, v. aandrift,
v. oproer, o. gaand werk, o. zang-
m-iat,
v. gang, m.
louvements, in. gil. onlusten, m. me.
roerende plaatsen^v. me.
[onver, losmaken, omroeren.
lonieron, m. roerstok, m.
luuvet, m. Mouvelte, f. Mouvoir, in.
roentok, m.
Iuiivoir, bewegen, in beweging bren-
gen, aandoen, verroeren, verletten,
■innsporen, aanzetten.
»ii, m. wollige alsem, m. rolletje
katoen om de huid te schroeien, o
\'loytï, f. weeke ader in een steen, v.
\'loven, m. middel, o. weg, m. gelegen-
beid, v. macht,
v. vermogen, o. be-
wijsreden,
v. grond, m.
■oven, middelmatig, middelbaar, in
het midden, gemiddeld, middel.. . ■
•joyeri age, m. middeleeuwen, v. me.
oyen de (au), door middel van.
[Joyennant, door middel van.
Moyeniiant que, mits dat.
Moyenne, f. middenevenredige, m.
"oyennemem, middelmatig, redelijk,
tamelijk.
Moycnner, bemiddelen, teweegbren-
gen.
Moyens, m. pi. middelen, o. me. rijk\'
dom,
m. natuurlijke gaven, v. me.
Moyer, doorzagen, klooven.
Moven, m. naaf, v. dooier, m.
Mozette, I. bisschopsmanteltje, O-
Huablo, veranderlijk, onbestendig.
Muance, f. toonverandering, v.
(Muche pot (a), heimelijk.
Muchetampot (a Ia), heimelijk.
Mncilage, m. taai vocht, o. slijm, o.
Mucilagineux, slijmachtig, slijmig,slij-
merig, slijm
------
Hneosild, f. mol, o. snotterigheid, v.
slijmerig vocht, o. slymsap, o.
) Mucroné, spits toeloopend.
I Mucus, m. snot, o. snotterigheid, v.
-ocr page 334-
MUSQ
Murmure, m. gemor, o. gepruitel,
geruisvh, o. gemompel, o.gemumt
o. misnoegen, o.
Murmurer,morren,pruttelen, ruiscfoM\'
mompeten, murmelen, fluisteren. \'
Musafjète, ra. muzengeleider, m.
Musaraiuue, f. veldmuiSfV.spittmui:
Musard, in. beuzelaar, ra slenteraar
Musard, traag, lui, lanterfantend.
Minarderie, I. beuzeling, v.
Musc, m. muskus, v. muskusdier
Muscade, f. muskaatnoot, v.
Muscade (rosé, f.) muskaatroos, v,
Muscadelle, f. muskadelpeer, v.
Muscadet, ra. muskaatwijn, m. miwS
kadel druif, v.
Muscadier, m. >nu •};*!■ tii\'onm, m
Muscadin, m. muskuskoekje, o. pf*
A^r, m. ƒ«(, m.
Muscardin, m. bergrat, v.
Muscat, ra. muskadeldruif, v.
\',\'i liwijtl, ni.
Muscat (vin, m.) muskaatwijn, m
Muscate (noix, ƒ.), muskaatnoot, f,
Muscicape, m. vlieyenvunyer m.
Muscle, ra. spier, v. »nim, v.
Musclé, gespierd.
Muscosité, I. fluweelachligheid, v.
Musculaire, van de spieren,op despit
ren betrekking hebbend, spier . ■ >M
Muscule, f. schermdakfi.schenkelbloeijÊ
ader, v.                                (ge$pit™\\
Musculeux, spierachtig, vol spierenL.
Muse, f. muze, \\. zanggodin. \\.dicN%
kunst, v. sneb. v.
Museau, m. »tuu,tn. snuit,m. smot\'l/
bek, ra. sneb, v.
Musée, ra. museumto. studeervertrek,!
Museler, m. muilbanden.
Museüóre, t, muilband, m.muilkorf,i
neusriem, ra.
Muser, beuzelen, xich met beuzelii>9e\\
ophouden, lummelen.
Muserolle f. neusriem, m.
Musette, f. doedelzak, m. zakpijf
broodzak, ra. spitsmuis, v.
Muséum, m. museum, o.
Musical, muzikaal, muziek...., toon-
Musicien, m. muzikant, m. toonki
Musico, in. speelhuis,o. (stenaar,tB^
Musique, t. muziek, v. toonkunst,
muzikanten, m. me.
Musqué, muskusachtig, muskus .
vleiend, zoet, gekunsteld.
HULT
,i-:i
Multipóde, veelvoetig.
Multiple, veelvoudig, veelvuldig.
Multiple, m. veelvoud, o.
MuJtijiIiitble, vermenigvuldigbaar-
Multipliaiit, vermenigvuldigend ylas,o.
Multiplicande, m vermenigvuhligtal,o.
Multiplicateur, 111. vermenigvuldiger,!!!.
Multiplication, l. ver>n\'>iiqvuldiging,\\.
Mulliplicili-, f. menigvuldigheid , v.
veelvuldigheid, v. veelvoudigheid, v.
Multiplier,vermenigvuldigen, vermeer-
deren, multipliveeren.
Multitude, i. menigte, v. groote hoop,
Multivalve, veelschalty.                     (m.
Muuicipal, stedelijk, gemeentelijk.
Municipal, m stedelijke ambtenaar,ra.
Municipaliser.fof eene gemeente maken.
Municipalité, i. gemeente, v. gemeen-
tebestuur, o. gemeentehuis,
o.
Mutiicipo, m burger, m. vrijstad, v.
MuniHcence, f. milddadigheid, v. wel-
dadigheid,
v. onbekrompenheid, v.
Munir, voorzien, verzorgen,
Munition, t. krijgsvoorntad, ra.
Munilion (pain,m.de), kommiesbrood,m.
MuiiHnutM ui-", r.i vietualiemeester, m.
proviandmeester, m.
Munilions, f, pi. iimmmiilt\'ti, v. krijgs-
tuig,
o.
Munilions de bouclie, f. pi. mondbe-
hoeften,
v. me.
Munilions navales, f. pi, scheepsbehoef-
ten,
v,
Muqueux, slijmerig, slijm ....
Muqueuse (jjfamle, f.) slijmklier, v.
Mur, m. muur, m. wand, ut.
Mnr, typ, tijdig, welberaden, wijl.
Muraillc, f. muur, m. wand, m.
Mural, f" ii den muur, muur ....
Murale \\plante, f.) muurplant, ?.
Müre, f. moerbei, v, moeibezie, v.
Murène, f. moeraal, m.
Murer, ommuren, toemetselen, toe-
stoppen .
Müre sauvage» f. braambes, v.
Murex, in purperslak, v.
Muriate, u. zoutzuur zout, o.
Murialique, n>. zoutzuur, o.
Mürier, m. moerbesboom, ra.
Muriqué, u»eeA, stekelig.
Mürir, rap maken, doen rijpen,rijpen,
rijp worden.
Murmurateur, m. morder, m. prutte-
laar,
m. misnoegde, m.
-ocr page 335-
HYZI
MUSQ
isquer, naar muskus doen rieken.
Il is», f. sluiphoek, m.
isse-pot (a), heimelijk.
=ser (se), zich verschuilen.
sulman, m. muzelman, m.
isulman, muzetmansch, mohame-
dnan&ch.
isulmanisme, m. mohamedanisme, o.
surgie, f. gebruik der tonen, o.
itibiljlc, f. veranderlijkheid, v.wls-
•.elvallii/heid,
v. onbestendigheid, v.
>Uc\\sme,m. gebrekkiye uitspraak der
H, M en
i>, v.
niande.f. fcj-oe/t der bedelmonniken,?,
Izüon,t.verandering,v. verplaatsing,
\'■ )mwe>lteling, v. lYi\'lcijöWi\'Hv, V.
Ier, zwavelen.
tilnteur, m. verminker, m.
uiilation, f. verminking, v.
I"tiler,vermtnfc«>n,a/s»Md<>M,st;Aendett.
u\'in, sttjfhoofdig, wederspannig, op-
roerig, muitziek, levendig.
Min, ai. oproermaker, m. muiter.m.
utiner (se), opstaan, oproer maken,
muiten, weerspannig zijn.
juerje, f. muiterij, v. uiederspall-
i\'lheid,
v. oproer, o. opstand, m.
_ i\'|ue, on<jebaard, ongepunt, weer-
oei
»hr. dr<?A loeten,
                        (ioos.
"tisnie. m. stomheid, v, zwavelt.ig, v.
utilé, f. stomheid,v. sprakeloosheid,?.
"utualitf, ƒ. wederkeerigheid, v.
utuel, ondirling, wederzijdssh, we~
ierkeerig.
\'tu\'e, f. kraagsteen, m.
dnase.f. uitzetting van den oogappel,
yiologie, f. vtfegvnieer, v. \' (v.
325
Myrialitre.m.tienduizend fcannen.v.nia.
M\'. i\'i;imi\'\'ti\'.\',m (!(\'\',■ duizend e/Jen, v. me.
Myriapode, m.duiiendbeen, o.duizend-
poot, m.
Myriare, m. tienduizend vierkanteroe-
den,
v. me.
Myriarque, m. hoofdman over tiendui-
zend,
m.
Myrmécie, (. wrat, v. steekmier, v.
Myrm<Visrae, m. jeuking, v.
Myrmécite, f. niersteen, m.
Myrmérophaije, m. miereneter, m.
Myrobaian, m. nij/rofrctftin, m.
Myrrhe, f. mirre, v. myrrhe, v.
Myrrhe, met mirre gemengd,mirre....
Myrrhe (vin, ra.), mirrewijn, m.
Mynhts, m. muskuskervet, v.
Myrrhite, f. mirresteen.m.
Myrte, m. mirt, m. mirteboom, m.
Myrtilorme, mirtvormig.
Myrlille, (. mirtebes, v. boschbcs, r.
hlauwbes, T.
Myrtoides, i. pi. geslacht der mirten,o.
Mystaijojjie, I. inwijding in godsdien-
stige verborgenheden,
t.
Mystayoijue. m. verborgenhedenuitleg-
•jer,
m. geheimenisverklaarder, m.
Mystère, m. verborgenheid, v. geheim,
0. geheimenis, v mysterie, v.
Mysterienx, geheim, verborgen,geheim-
zinnig, raadselachtig.
Mysticisme, m. mysticisme, o.
Mysiificateur, m. (opper, m. bedrie-
ger,
in.
Mystiiication, f. foppery, v. bedrog, o.
mystificatie,
v.
Mystifler, foppen, voorden gek houden,
bedotten, mystificeeren.
Mystique, verborgen , geheimzinnig,
zinntbeeldtg, mystiek.
Mystique, m. mystieker, m.
Mythe, m. fabel, *. verdichtsel,o. over-
levering,
v. mythe, v. sage, v.
Mythologie, f. fabelkundet\\. fabelleer,
V. godenleer, v. mythologie, ».
Mythologique, fabelkundig, mytholo-
gisch.
Mytliologiste, m. fabelkundige, m.
Mytile, f. mossel, v.
Mytilithc, f. versteende motsel, v.
Mytule, f. mossel, v.
Mytulithe, f. versteende mossel, 9.
Myure (pouls, m.), afnemende pols,m
Myiine, f. graafwero, v.
v tor E
Bse, m. (out/spier, v.
-ocr page 336-
N.
Naivetó, naieveteit, v. )iatuurlijklut<t
v. ongekunsteldheid, v.
Xanan, ra. lekkers, o.
N\'inkin, m. nanking, o.
Nanicinette, f. nanktngaehtigê stof, i
Xanquin, m, nanking, o
Nanquinelte. 1. HaitkingaehUqettof,*
Nan-e, f. pjlingkorf, m. aalkorf, m.
Nantir, onderpand geven, ttkerhéii
geven, verpanden.
Nantir (se), zich voorzien, in betit
nemen, in beslag nemen,
Naiitissêinenl, ra. onderpand, o. vtf
zekering, v. zekerheid, v.
Napaoó, knolvormig,
Najxie, 1. boschnimf, v. veldnimf, v.
Napel, m. monnikskap, v. avoniet, m
Naphte, f. naphta, v. bergolie,v.steen-
Napiforme, knolvormig.
               (o/t\'tf.v.
Najij.e, f tafeüakeii, o. altaarkleed, 0.
teeuwerikennet, o- kwakkchut, <•
uitgestrekte vlakte, v.
Napperon, m. klein tafeüaken, o
NaqiiGter, lang staan wachten.
Narcisse, m. nareis, v. narcissus, ïü
Narci ite, f. narcissteen. m.
Nnrcotique, slaapverwekkend, verdvQ-
vend. narcotisch.
Narcoti\'fue, m. slaapmiddel, o.
Narcotismc, m. slaperigheid, v. vtf-
dooving, v.
Nard, m. nardus, v. spjjkbalsem, m.
Nargue, (. hatelijkheid, v. verachting
v. bespotting, v.
Nargue (faire), braveeren, trotseerde
tarten, den bruigeven.
Narguer, braveeren, trotseeren, tarti",
utttarten.
Narirh\', (. neusgat, 0.
Narquois, loos, listig, geslepen, door-
slepen, spotachtig.
                       .
Narquois, m. looze vos, in. bedneger,
m. oplichter, m dievcntaal, v.
Narrateur, m. verhaler, m.
NarratU» verhalend.
Narration, f. verhaal, o. vertelling, V-
Narre, m. verkool, o. verslag, o.
Narrcr, verhalen vertellen.
Narval. m. walrus, m.
Nirwhal, m. walrus, ra.
X, m. (i, v.
Nabab, m. nabob, m.
Nab.iliio, f. nabobtchap, o.
NaMc, m. ttabla, v. propgat, o.
Nabot, m. dwergje, o.
Xaholtï, i. vrouwtje, o. dwergin, v.
Nacarat, m. helderrood, o.
Nacarat. helderrood.
Nacelle, f. sthuitje, o. bootje, o.
Nacro, f. paarlemoer, o. parelmoer,o-
parelschelp, v.
Nacró, paarlemoerachtig, paarlemoer-
kleurig.
Nadelle, 1. sprot, v.
Nadir, m. )mdir, o. vortpunt, o-
N;iffe, Natflo (eau, m. de), oranje/doe-
setnwater, o.
Naqc, I. vaart, v. zeiling, v.dolboord,
o. dikke balk onder een vlot, ra.
zwemmen, o.
Najje (a lai, zwemmend.
Nage (en), nat bezweet.
Nagée, i. twemrutmte, v. slaj; m.
Nageoir, m. zwcm/daats, v.
Nageoire, v. vin, .v. zwemblaas, v.
zwemgnrdvl, m. drijfplankje, o.
Naqer, zwemmen, drijven, roeien,
zich baden.
Nageur, m. fUW/nmer, m. ro<?(\'fr, m.
Niguère, Nagiières, onlangs.
Naiade.f. waternimf, v. atroomnhnf,v.
Na ia des, f. pi. waterplanten, v. me.
Naif, naïef, natuurlijk, ongekunsteld,
ongemitnkt, argeloos, onnouzel.
Naif, u. naïeve, o.
Nain, m. dwert/, m
Nain, dwergachtig, laaf/.
Nain (arbre, m.t, tfwecg&oom,.m.
Nain (octif. m), windei, o.
Naine. f. dwergin, v.
Naïr.uicie, I. waarzeggerij uit zon en
maan,
v.
Xalre, m. Indisch edelman, ra.
Naissancc, f. geboorte, v. begin, o.
oorsprong, m. wording,\\.afkoynst,v.
Naïssanl, opkomend, oprijzend, voort-
komend, aanbrekend, nieuw.
Nallre, geboren worden, ter wereld
komen, voortkomen , ontspruiten,
ontstaan, aanbreken, beginnen.
         j
-ocr page 337-
NA VI
NASA
Nasal, m. neusstok ann ren helm, m.
Nasal, tot den neus behoorend, van
den neus, door den neus uitgespro-
ken, neus
....
Nasal (os, mi, neusbeen, o.
Nasal (son, m), neuiklank, tn.
Na=aIemonl, door den neus.
NasalUé, f. nei/stjeluid, o.
\\a=arde, (. knip voor den neus, m.
Nasanler, knip voor den neus geven,
bespotten, uitlachen.
Na^eau, m. neusgat, o.
.Vasicorne, m. neushoornkever, m.
Nasillaril,(/o<c den neus sprekend,
neus
.... , nasaal.
Nasillard , m. die door den neus
spreekt,
m.
Nasillardise, f. uitspraak door den
neus, m.
Nasiller, door den neus spreken.
Nasilleur , m. die door den neus
spreekt,
m.
Nasillonncr, een Wéinig door den neus
spreken.
Nasifjue, tn. neusaap, m
Nasitort, m. tuinkers, v. bitterkers, v,
Nasomier, door den neus spreken en
hakkelen.
Nasse, I. aalkorf, m. vischfuik, v.
vo\'/elnet, o. nauw, o.
Nassellü, f. bieten fuik, v.
Nalal, op de geboorte betrekking heb-
beml, van de geboorte, geboorte....
Nalal (jour, m.1, geboortedag, m.
Nalal (pa>5, m ), geboorteland, o
Natant, zwemmend, drijvend.
Natation, f. zwemmen,o.zwemkunst, v.
Nataüon (rcolc, 1. de) iwmschool, v.
NaUtoire, drijvend, dobberend.
Nates, f. i)i. hersenhnobbels, m. me.
-Valif, geboren, geboortig, zuiver, ge-
degen, natuurlijk.
Natif, m inboorling, m.
Nation, J. natie, v. volk, O-
National,tMft\'wttna^tia» het volk,volks..,.
National (esprit, m.), volksgeest, m.
National (lant)u.>, f.), volkstaal, v.
Natioualisor, imtionaal maken.
Nationalité, f. nationaliteit, v. natio-
naal karakter,
o. volkskarakter, o.
Nativiié, f. geboorte, r. kerstmis,*.ho-
roskoop,
m gesternte der geboorte,o.
N\'atrou, m. natrum, o. natuurlijk
hogzout,
o
:vr,
Natte, f. mat, v. vlecht, v. streng, v.
Natter, matten, vlechten, strengelen,
met matten beleggen.
Nattier, m. mattenmaker, m matten-
verkooper,
m.
Naturalimi-; (In), spiernaakt.
Nalnrafisalion, f. naturalisatie, v. aan-
neming als inboorling,
v.
Naturaliser, naturaliseer*», als in-
boorling aannemen, invoeren.
Naturalisme, m. natuurlijke gods-
dienst,
tn. naturalismus, o.
Naturaliste, m. natuurkundige, m.
voorstander van den natuurlijken
godsdienst,
tn. naturalist, m.
Naturalitc, f. inl>oorlingsrecht,o. staat
van inboorling,
m.
Nature, f. natuur, v. eigenschap, v.
aard, m. soort, v. gesteldheid, v. in-
borst,
v. aanleg, m. leven, o.
Naturel, natuurlijk, aangeboren, een-
voudig, oprecht, onecht.
Naturel, ni. natuur, v. inborst, v.
aard,
m. gestel, o. menschelijkhcid,
v. inboorling,
m. leven, o.
Naufratje, m schipf>reuk, v. ongeluk, o.
Naafrage (faire), schipbreuk lyden.
Naufrayé, m. schipbreukeling, m.
N\'atifraqer, schipbreuk lijden, stranden,
verongelukken.
Naulage, m scheepsloon, o. scheeps-
vracht,
v.
Naumachie, f. spiegelzeegevecht, o.
Nauseabond, walgelijk.
Nausée, f. walging, v. neiging tot bra-
ken,
v. misselijkheid, v. zeeziekte,v.
Nautile, m. nautilus, ni.
Nautique, op de scheepvaart betrekking
hebbendt scheeps. .. ., zee.
.. ■
Nautique (art, m.), zeevaartkunde, v,
Nautique (carle t.), zeekaart, v.
Nautoniiier, m. zeeman, in. bootsman,
m. schipper, m.
Naval, tot het zaewezen behooremie,
xee
..... scheeps....
Naval (combat, tn >, zeestrijd, m. zee-
gevecht,
o
Navée, f. scheepslading, v.
Navet, m. raap, v. knot, m.
Naveticr, m. spoelenmaker, m.
Navette, t\'. raapzaad, o. knolzaad, o
wierookdoosje, o. weversspoel, v
Naviculaire, bootvormig, schipvormig.
Naviyable. bevaarbaar-
-ocr page 338-
3-28                       NAVI
Navigatcur, m. zeevaarder, m. zee-
man, m.
Navigation, i. zeevaart, v. scheepvaart,
v. zeetocht, m. zeevaartkunde, v.
Pïaviguer, varen, besturen, zeilen.
Naville, (. greppel, v. sloot, v,
Navire, m. vaartuig, o. schip, n.
Navire a ooupoie, m. koepelschip, o.
Navire a hélice, m. schroef stoomboot,?.
Navire a voi\'jue, m. raschip, o.
Navire de guerre, m oorlogschip, o.
Navire marchand, m. koopvaardij schip,
Navirc matelot, m. bijstander, m. (0.
Navrant, h-irtverscheurend.
Navier, grieven, het hart doen bre-
ken, kwetsen, wonden, recht maken
door insnijding.
Nazal, m. neusplaat, v.
Nazareen, m. nazareèr, m.
Nazarfrsme, m. leer der nazarecrs,\\.
Ne, niet.
Né,geboren, opgevoed, geaard,aarts....
Nti.utmoiiis, niettemin, desniettegen-
st<mnde, nogtans, echter, evenwel.
Néant, m. niet, o. nietigheid, v. niets-
waardigheid,
v.
Nfiijulé, wolkachtig, nevelachtig,mtstig.
Nébuleux, wolkachtig, nevelig, mistig,
donker, bewolkt, betrokken.
Nébuleuse, f. nevelvlek. v.
Nébulosité, f. nevelachtigheid, v. ver-
duistering,
v. wolkje, o. (noodig.
Necessaire, noodzakelijk, noodwendig,
Necessaire(m. noodige,o. noodzakelijke,
o. het noodwendige, o. reiskastje, o
schecrdoos, v. kokertje, o. néces-
saire,
v. gerief, o. nooddruft, v.
sekreet, o.
Nécessiter, noodzaken, dwingen.
NYces-iteux, behoeftig, arm.
Nécessiteux, tn, behoeftige, m.
Pfficrologe, m. doodlgst, v. sterfregis-
ter,
o.
Necrologie, f. levensbericht van een
gestirvenen,
o. necrologie, v.
Nöcrologique, necrologieën.
Nécromance, f. Nécromanoie, f. zwarte
kunst,
v. geestenhezwering, v.
Nécromancien, m. Nécromant, m. gees-
tenbezweerder,
m toovenaar, m.
Nécrophage, op krengen azend.
Nécrophobie, f. vrees voor den dood, v.
Nécrophore, m. doodgraver, m.
N^cronole, f. doodenstad, i.
NENN
Nécrose, f. beenbederf, o.
Nectaire.m. honingkelk, m.
Nectar, m. godendrank, m. nectar, m.
Nectique (pierre, f.), zwetnsteen, m.
Nectopode, zwemvoetig.
Néerlandais, Nederlandsen.
Ncf, f. beuk, m. schip,o.schipvormige
koker, m
Nel (moulin, m. ti), schipmolen, m.
Nefaste, ongelukkig, noodlottig.
Nèfle, f. mispel, v.
Ni\'flier, m. mispelboo\'n, m.
Négatif, loochenend, ontkennend, af-
keurend, weigerend, negatief.
Négal\'on, f. loochening, v. ontkenning,
v. afwezigheid eener eigenschap, v.
ontkenningswoord, o. negatie, v.
Négalive, f. ontkenning, v.afkeuring,
v. weigering, v.ontkenningswoord,o.
Négligé, m. /misgewaad, o. morgengc
W\'tad, o.
Ni\'\'ijligeaient,m. verwaarloozing,\\.ver-
zuim,
o.
Négligence, f. onachtzaamheid, v. ha-
latigheid, v. verwaarlooiing, v. uer-
twim, o. achteloosheid, y.
Nógligent, onachtzaam, nalatig, zor-
geloos, achteloos, slordig.
Negliger, nalaten, veronachtzamen,
ver\'waarlooten, verzuimen.
Négoce, in. handel, m, koophandel, m.
nering, v, negotie, v.
Négociable, verhandelbaar.
Négociant, m. handelaar, m. /toop-
mi«, m. negotiant, m.
Négociateur, m. onderhandelaar, m.
bemiddelaar, m.
Mgociation, f. onderhandeling, v.
Négocier, onderhandelen, verhandelen,
bewerken ,handeldrijven,ncgotieere».
Nègre, m. neger, m. zwarte, m.
Négrerifl, f. negerhuis, o.
Negresse, f. negerin, v.
         (schip, o.
Nêgrier, m. slavenhaler, m. neger-
Négrillon, m. negertje, o.
Négrite, f. jonge\' negerin, v.
Négropnile, m. negervriend, ra.
Neig e, f. sneeuw, v.
Neiger, sneeuwen.
Neiueux, sneeuwachtig, besneeuwd.
N«>ille, l. losgedraaid dun touw, o.
Ntflj, m. nog niet ontbolsterde rijst, v,
Nénies, f. pi. treurzangen, m. me,
Nennie, neen, wel neen.
-ocr page 339-
NËNU
Nérwphar, m. waterlelie, t.
Xtio .. . . , nieuw.
NVocore, m. opziener, m, koster, m.
Nóocore (viJJc, f.), tempelstad, v.
Néographe, m. invoerder van eene
nieuwe spelling, v. neograaf, m.
Nfographie, f. meuwe spelling, v.
NéographiBme m. nieuwe spelling, v.
Néologie, f, invoering van nieuwe
woorden, v. ueologie, v.
Nf5oloi(iqiiet neotogisch.
Nï\'oloyisme, ra. EulAf tot het uitvinden
van nieuwe woorden, v. nieuwe en
vreemde uitdrukking, v.
Xtfulorjue, m. gebruiker van nieuwe
woorden, m. ui tuinder van nieuwe
woorden, m. uroloog, m.
Nèoméaie, f. itteNwe maan, v. /e«(
\'er nieuwe maan, o.
"éophvte, m. nieuwhekeerde, m.
Héothérique, Hiewtperwefscft, modern.
Népenthe, f. kannekcnskruid, o.
Néoentbès m. zwaarmoedigheid ver-
arjjfvend middel o. opbeurt!»!/ mid-
^phraljjie f. nierpijn, v.
         (de\'» °-
■\\ jihr.\'-ti\'jue, f. merziekte, v.
^fj)hr(!iii|tie, nierzurhtig, nier ....
Ni\'\'|)lin\'\'tii[ue1m.\'y\'\'(.\'r <mn >nerzieA\'(efm.
N-\'iihriLe, m. nier ontsteking, r.
•N/pliroijraphic, f. met-beschrijving, v
Nóphroiogie, f. verhandeling over de
\'tieren, v.
•Vjthiotomie, f. nier ontleding, v. snet/e
ut Je Hter<*M, ».
Nepotisme, m. begunstiging van fami-
lieleden,
v. nepotismus, o.
Neptune, m. Septunus, m. zee,v. zee*
kaart, v. zeeatla.*, m.
Néréïde, f. teenimf, v. teeworm, m.
Nerf, m. zenuw, \\. pees, v. spanader,
v. fcraenf, v. drijfveer, v. stel, v.
*«!■ƒ, v. rugband, m.
^\'frf-iéture, f. peesklap, ra.
^rite, (. iM/ems/aA-, v.
NéroU, m. oeeef van oranjebloesem, m,
Nerpnm, m. Arm\'jt/oor», ra.
Nervaison, f. senuu/jMie/, o.
Herval, cenuwsferJwuf.
Nervé, geribd, geaderd.
Nervep, m«i temiu>en overtrekken,
ribben, aderen.
NerTeux, zenuwachtig, zenuw .....
gespierd, geribd.
Nervi", ••■n\'uwsterkend.
NEZ                        329
Nenin, m. zenuwsterkend middel, o.
N\'ervoir, m. ribwerktuig. o.
Nervoire, f. ribstempel, m.
Nervure, f. overtrekking met zenuwen,
v. ribben, o. ribbing, v.
Nesciemmenl, tonder het (•: we(e».
Nestor, m. nestor, va. oudste, m. wys-
ste, m.
Net, /ie/, rutver, rei», schoon, zinde-
lijk, duidelijk, ledig, klaar, helder,
oprecht, ronduit, rechtuit, onbeivim-
peld, eensklaps, volkomen, netto.
Net, m. net, o
N\'etteté, f. netheid, v. zuiverheid, v.
kl-iarheid, v. duidelijkheid, v.
Nettoiement, Nettoiage, m. icAooHma-
Ae», o. reiniging, v.
Nettoyer, sWioo>f»iflAe», poefiett, rei-
Hi</e>i, afvegen, zuiveren, ledig ma-
ken, ruimen.
Neut, negen, negende,nieuw,onervaren
groen, versch.
Neut, m. negen, v. negental,o. nieuwe,
Neuf (ft), op»iieuw.                              (o.
Neuf(tout oattant), spitopiinJerniemv.
Neme, f. haringbuis, v.
Neutralemeiit, onzijdig.
Neutralisation, f- onzijdig maken, o.
matigen,
o. Ml**«efl(e», o.
Nentraliser, «eu/rn/i\'seere», onzijdig
ntaken, matigen, verzachten,onscha-
delijk maken, opheffen.
Nontralilé, f. onzijdigheid, v. neutra-
liteit,
v.
Neutra, onzijdig, onpartijdig, neutraal.
Neut re, m. ontijdig geslacht, o.
Neuvaine, f. negen dagen, m. negen-
daagsch gebed,
o. novene, V.
Nenvième, negende.
Neuvième, ra negende, o.
Neuvièmement, ten negende.
Neven, m. neef, m.
N\'eveux, ra. pi. n tkomelingen, m. me.
Néiralgie, f. zenuwpijn, v. zenuwlij-
den,
o.
Névritique, zenuwsterkend.
Névrograpnie, f. zenuwbeschrijving, y.
Néfroiofjfo, (. eentiwfeer, v.
Névrose, f. zenuwziekte.v. tenuwkwaal,
Névroiomie, f. zenuwontleding, v. (v.
Net, m. neus, m. reuk, m. schrander-
heid,
v. voorsteven, ra.
Ne« (avoir un pied ds), er met een
langen neus afkomen.
4
-ocr page 340-
330                         NEZ
Nez(rireau), in het gezicht uitlachen.
Neiaquilin.m. arendsneus, m. haviks-
neus,
m.
Nez ■■ imu ■, m. stompneus, m.
Nei de renartl, m. kopersnuit, m.
Ni, noch.
Niable, loochenbaar, ontkenbaar.
Niais, dom, eenvoudig, onnoozel, zot.
Niais, m. dommerik, m. onnoozele
hals,
m. sul, m hl o*!, m.
Niais (oiseau, mi, nestvogel, m.
Niaiser, beuzelen, talmen.
Niaiserie, f. beuzeling.v. beuzelarij,\\.
zotheid,
f. onnoozelheid, v.
Nice, eenvoudig, onnoozel.
Niche, f. holte, v. nis, ¥. alkoof, v.
AoAr, o. streek, ra. poets, v. freA, m.
Njchée, f. nestvol, o. gebroedscl, o.
Nicher, nestelen, vestigen.
Niclier (?e), zich nestelen, zich neer-
zetten, zich verschuilen
Nicliel, m. nestei, o
Nichoir, in. broeikooi, v.
Nickel, m. nikkel, o.
Nicodéme.m. uilskuiken, o. domkop, m.
Nicotiane, f. tabaksplanttv.nicotianati.
Nicotine, (. nicotine, v.
Nid, m. iif-:, o.
Nidificaiion, f nestbouwing, v.
Nidoreux, brandig riekend, verrot rie-
kend.
Nidulaire, f- nest*wam, v.
Nicce, f. nicht, v.
Nielle, I. brand, m. honingdauw, ta.
korianderzaad, o. nièlto, o.
Nieller, door den honingdauw bederven.
Nier, loochenen, ontkennen,
Nigaud, toni, lomp,mal,zot,onnoozel.
Nigand, m. lompera. m. gek, tn. stom-
merik,
m. xeeraaf, v.
Nigauder, domme streken doen, beu-
zelen.
Nigamleiic, f. zottemij, v. beuzelwerk,
o. stomme streek, m.
Nigelle, I. juffertje-in-\'t-groen, o.
Nihilisme, m. nihilisme, o.
Nille.f. jong wijngnardrankje.a klein
houten wiel,
o. gescheiden anker-
Nillé, ankervormig.                 (kruis, o.
~Si\\omêlre,m.mijlmeter,n\\. (nimhus.m.
Ninibe, m- straalkrans, m. glorie, v.
Niole, f. opstopper, in. slag, m.
Ripper, uitdossen, uitrusten.
\\ippes, f pi. kleederen, o. ra<1. linnen,
NOGT
o. huisraad, 0. versiersels, 0. me
Nique (faire la), den neus optrekken,
verachten,
N\'iquedouilio, m. domoor, m. zot, m.
Nitée, t, nestvol, o.
Nitidule, f. aaskever, m.
Nitouche, f. (sainlc), femelaarster, r.
huicheliiarster, v.
Nitraie, m. salpeterzuttr zout, o
Nitraté, salpeterzurig.
Nilre, m. salpeter, o.
Nilreux, salpeterachlig.
Nïtrière, f. salpetergroevc, v.
Nitrique, snlpeteriy.
Nitrilc, m. salpeterigzuur zout, o.
Nitrogeaa, m. stikstof, v.
Nilro-muriate, m. salpeterzuur keu-
kenzout, o.
Nitrure, f. salpeterverbinding, v.
Niveau, 111. waterpas, o paslood, 0.
richtsnoer, o. spiegel, m. hoogte, v.
Nireler, waterpassen, waterpas maken,
gelijkmaken, nivelleeren.
Niveleur, m. waterpasmeter,m. gelijk-
maker,
m.
Nivellement, m. waterpasmeting, v.
waterpassing, \\. gelijkmaking,
v.
Nivéole, f. sneeuwklokje, o-
Nlvereau, m. sneeuwvink, m.
Nivet, m. provisie, v. verkooploon, o
Nivnse, m. sneeuwmaand, v.
Nobiliaire, tot den adel behoor end,adel-
Nolitliaiie, m. adelboek, o.             (\'!/*■
Nobilissime, ro. edelste, ra. zeer ede-
le,
ro.
NobiHté, f, adeldom, m. adelstand, m.
Nolile, adellijk, van adel, edel, voor-
treffelijk, verheven, doorluchtig-
Noble, m. edelman, m. adellijke, m
Noblesse, f. adeldom, ra. adel, m. edel-
lieden,
tn. me. ridderschap, v. edel-
moedigheid,
v. verhevenheid, t. ede-
le> °                                                    , ■, t,
Noce. f. huwelijk, o. echt, m, bruiloft.
v. bruiloftsgasten, m. me.
Noccs, f. huwelijk, o. echt, m. brui-
loft,
v. bruiloftsgasten, tn. me.
Nocher, m. bootsman, m. schipper, ra-
stuurman, m- veerman,
ra.
Noctambule, m. nachtwandelaar, m.
slaapwandelaar, m.
Nociiluque, hij nacht blinkend.
Noctituque, m. bij nat:hl blinkend voor-
werp,
o,
-ocr page 341-
NOMO                       331
Noix de cabestan, f. kop, m.
Nolet, m. holle pan, v. gootje, o.
Noli-me-tanijerc, m. kruidje-roer-mij-
niet,
o. kankerachtig gezwel, o.
N\'olis, m. bevrachting, v. seheepshttur,
Nollser, bevrachten, huren.               (v.
Nolissemeiit, in. bevrachting, v.
Nom, m. iwaw, m. «auiiivi, o. roep,
01. ««amicoort/, o.
Nomade, zwervend, nomadisch
Nomade m. zwervend volk,o- nomade,v.
Nomancie f. naam waarzeggerij v.
Nonbte, m. hcrtcbil, i.
Notnbrable, telbaar.
Nonbre, m. getal, o- telwoord, o.aan-
tal,o. menigte,
v. welluidendheid, v.
Nombré, benoemd.
Nomlirer, tellen, optellen, oprekeneu.
Nombres, m. Numeri, o.
Nombreux, talrijk, welluidend.
Nombril, m. navel, ra. gat, o. kuiltje,
o. kelknaad,
m.
Nooie, ui. stadhouderschap, o. maat-
gezang,
o. wet, v. lid, o.
Norocnclatcur, in. nuamnoemer, m.
naamkenner, m. naamlijstmaker, m.
Nomenclature, f. naamlijst, v. naam-
register,
o woordenlijst, v.
Nomie, f. regel, m. wet, v.
Nomina],naamsgewijs,bij name,naam..,
nominaal.
NominalisLe, m. nominalist, m.
yotninAlnire,m. benoemde tot een kerk-
ambt,
ra.
                                   (per, m.
N\'oaiinateur, ra. benoemer, m. beroe-
Nominatif, in. noemer, ra. werker, m.
eerste naamval,
m. nominativus, m.
Nominalit, benoemend, de namen be-
vattend, naam
....
Nomitialion, f. benoeming, v. beroe-
ping,
v. aanstelling, v. «L\'tioemtHi/s-
recht, o.
Nommé, genaamd, geheeten, bepaald.
Nitniiiii\' ja point), op den bepaalden
tijd, juist van pas.
Nommémcnt, namelijk, met name.
Nomrauv, noemen, netten, verkiezen
benoemen, beroepen, aanstellen.
Nommer (se), genoemd worden, hee
ten, zich noemen.
Nooio . . . . , wet ....
Nomocanon, m. kerkelijk resolutieboek
o. verzameling van kerkwetten, v.
Xomograplic, m. wetschrijvcr, m.
NOCT
Nocturtabe, m. nachtwijter. m.
yioclurncrnachtelijktdes nachtstnacht...
Nocturne, m. nachtgezang, o. nacht-
stuk, o. nocturnum,
o.
Nodosilé, f. knoestigheid, v. buil, v.
Nodns, m. knobbel, m. zenuwknoop, m.
NV-I, m. kerstmis,\\. kerstfeestto. kerst-
dag,
in. kirstna<ht, m. kerstlied, o.
Noi\'l (vejlle, f. de), kerstavond, m.
Noeud, in. knoop, ra. strik, m. knob-
bel,
in. knoest, m. knokkel, m. band,
m. verbinding, v. zwarigheid, v.
Noeud commiin, m. enkele knoop, m.
Noeud coulant, tn. sfri\'fc, in.
Noeud ilc bosse, m. talreepsknoop, m
Noniid d\'écoule, m. schoolst eek, ra.
Noeud d\'épée, m. degenstrik, m.
Nocud de tisserant, m. M/etTrsfc»ioo/>,m.
Noeud de vacbe, m. oudcwijven-
knoop,
m.
Noeud marin, m. platte knoop, m,
Noeud simole, m. enkele knoop, m.
Nofjuct, m. groute fruitmand, v.
Noir, zwart, zwartachtig, vuil, morsig,
smerig, donker, droevig, snood, boos-
Noir, m. zwart, o. zwarte kleur, v.
zwarte, m. neger, m. koornroest, m.
Noiralre, zwartachtig.
Noiraud, zwartharig, zwartbntin.
Noiraud, m. zwartharig mensch, m.
zwartkop, m. klipvisch, ra.
N\'oirceur, f. zwartheid,v. zwartevlek,
v. somberheid, v. donkerheid, v. /*;«-
lijklieid. v. snoodheid, v. /as/er, ra.
Noir charuonné, koolzwart.
Noircir, ima^t mafce\'i, vuil maften,
t>tficJitmj><!M, fc/iem\'t-n, JatfeiYtt,:ic«rt
worden, betrekken.
Noircir (se), zwart ivorden, betrekken.
Noircisseur, m. zwartverver, m.
Noircissure, f. zwarte vlek, v. zwart-
making,
v.
Noire, I. kwartnoot, v. zwarte noot, v.
Noir jaï, gitzwart.
Noise, f. twist, ra. krakeel, o.
Noiseraie, I. hazelaarboseh, o.
Noiseticr, m. hazelnoteboom, m. ftate*
laar, ui.
Noiseile, (. Aazetnoot, v. kibbelpar-
, \'y> v-
Noix, I. hoo(, v. kalfsklier, v. Am\'c-
schijf, v. hommer, m. fcern, m. fui-
t memof*, in.
Noix (co iiiille, i de;, notedop, m.
-ocr page 342-
33\'2                      NOMO
Nomographie, f. verhandeling over de
wetten, v. nomographie, t.
Nnmopliylax, m. wethandhaver.
Norootliete, m. wetgever, m.
Non, m. neen, o. niet, o.
Non, neen, niet, on ... .
Nonagénaire,, negentigjarig.
Nonagénaire, m. negentit/jarige, m.
Nona;|(isime, m. negentigste graad, m.
NoiimiHp, negentig.\'
Nonantii;me, negentigste.
N\'oncc, m. nuntius, m. 1\'oolsche land-
bode, m.
N\'ondinhince, f. nalatigheid, v. zorge~
loosheid, v. onachtzaamheid, v.ach-
teloosheid, v. slordigheid,
v.
Nonchalant, onachtzaam , zorgeloos,
achteloos, nalatig, slordig.
\'onciature, f- pauselijk qezantschapfi.
\\\'oii-combnttant, m. militaire ambte-
naar, ra.
Non-conformiste, m. dissenter, m. af-
gescheidene, m. nontonformist,
m
ron-conforrailé, f. uietovereenkomstig-
heid,
v.
Tont1, f. namiddaggebed, o. none, v.
\'oniili, m. nonidi, m. negende dag,in.
[onius, m. nonius, m.
Fonnain, f. non, v. kloosterjujfer, v.
\'onnat, m. kriel, o.
\'onne, f. non, v. kloosterjuffer, v.
\'onnerie, f. nonnenklooster, o. schijn-
heiligheid
v.
onnetlc.f nonnetje,o. nonnenkoekje,o.
\'onobstant, niettegenstaande, ondanks.
oii-tuivrti, onbewerkt, ruw.
onjjaiement, m. wanbetaling, v. niet-
betaling,
v.
Otipair, oneven, nnrffen.
ORpareil. weergaloos, onvergelijkelijk.
onpareilie, f. oieslint, o suikermuis-
jes, o.
tnc. nonpareilletter, v,
on-plus-nltra, tn. non-plus-ultra, o.
on-piix, m. onwaarde, v.
on-résidence f. afwezigheid, v. niet
; wonen, o.
......■. -, in. nonsens, m. onzin, m.
oimjile, negenvoudig, negenmaal.
Jnupler, vemegent\'oudigen.
in ■: !■!.>, m. onbruik, o. niet ge-
bruiken,
o.
                             {leur, va.
3n-valeur, f. onwaarde, v. nonva-
cm-vuc, (. nevel, m. mist, m.
              I
\'imni\', iu. noppen, o.
NOTI
Nopal, nopal, v. fc0Hzem\'eye-cac*us,m.
Nope, I. nop, v.
Noper, noppen.
Nopeuse, f. nopster, v.
Nonl, m. noorden, o. noord, o. v.
iii,ii. ■Ifinriv-t, Ol.
Nord-cst,m. noort/öosten, o. noordoos-
tenwind,
m.
Nordester, naaf*" \'ie\' noordoosten wen\'
den, noordoost aanhouden.
Nord-nord-est, m. noordnoordoost, o.
noordnoordoostenwind, m
Nonl-noi d-ouest,m. noordnoordwesten,
o noordnoordwestenwind,
m.
N\'ord-ouest. m. noordwesten, o. noord-
westenwind,
m.
Norduuester, noordwest aanhouden.
Nul-mal, geregeld, richtend, gewoon,
natuurlijk, normaal.
Normale, i. loodlijn, v.
Normale fécole, f), kweekschool voor
onderwijzers,
v. normaalschool, V.
Normand, dubbelzinnig, geveinsd.
Nos, onze.                                    (»m, o.
Nosocome, m. gasthuis, o. nosocomi-
Noaouraphie, f. ziektotbeschrijving, v.
Nosologie, f. ziektenleer, v.
Nostalgie, Nostomanie, 1. heimwee, o.
Nota, m. nota, v. merk, o. teeken, o.
aanmerking,
v.
Notabilité, f- aanzienlijkheid, v. nota-
belen
in. me.
Notable, aanzienlijk, aanmerkelijk, op-
merkenswaardig, onbetwistbaar.
Notables, m. pi notabelen, m.rne. aan-
zienlijkste burgers,
ra. me.
Notaiie, m. notaris, m.
Notamment, voornamelijk, bijzonder.
Notatial, notarieel.
Notariat, m. notarisambt,o.notariaat,o.
Notarió, notarieel.
Notatïon, f. aanteekening, v.
Note, f. teeken, o. merk, o. noot, v.
aanteekening, v. vetklaring, v. no-
ta,
v. lijstje, o. notitie, v. rekening,
v. muzieknoot, v. foon, m.
Noter, aanteekenen, opteekenen, aan-
merken, opmerken, noteeren, op no-
ten zetten.
Noteur, m. muziekschrijver, m.
Notice, f. kort bericht, o. voorwoord,
o. beknopt verslag, o. korte beschrij-
ving,
v. notitie, v.
Notilication, f. kennisgeving, v. nort-
-ocr page 343-
ST
NOT!
kondiging, v. bekendmaking, v. no-
tificatie,
v.
Notilier, kennis geven, aankondigen,
bekend maken, notificeeren.
Notiomélre, m. vochtmeter, m.
Nolion, f. begrip, o. denkbeeld,o. ken-
nis,
v.
Notoire, bekend, openbaar^ wereldkun-
dig, blijkbaar.
Notoptèrè, met rugvinnen.
Notoriéié, f. blijkbaarheid, v. bekend-
heid,
v. openbaarheid, v.
Notre, ons, onze,
Nntre, m. et f. ome, m. v. en o.
Notre-Dame, t. Onze Lieve Vrouw, v.
thize-l.ieve- Vrouwekerk, v.
Notule, f. aanteekening, v. notitie, v.
Nouc, I. vette weiyrond, m. holle dak-
pan,
v. nok, v. vorst, v.
Noué, geknoopt, gestrikt, krombeeniij,
krom, met knobbels.
Nouement, m. knoo]>en, o.
Nouer, knoopen, strikken, dichtknoo-
pen. sluiten, toebinden, aangaan,
stichten, zich zetten.
Nouer (se), knohbelig worden, krom-
me beenen krijyen, zich zetten.
Nonées, [. pi. herlendrek, m.
Nouet, m. zakje, o.
Noueure, f. roest, in \'t koorn, m.
Noueux, vol knoopen, knoestig, kwas-
tiy, knobbeliy.
Nouyal, ra. amandel gebak, o.nouqatfi-
Nouille, f. knoedel, m. noedel, m.
Noulet, m. goot, v dakgoot, v.
Nourrain, tn. pootvisch, m.
Nourri, gevoed, krachtvol, dik, vol.
Nourrict), f. voedster, v. min, v.
Nourricene, f. zijd e worm ent eelt, v.
Nourricier, tn. voedstervader, ra.
Nounicier, voedend, voedzaam.
Nourrir, voeden, spijzen, zooyen, on-
derhouden, opvoeden, vormen.
Nourrissage , m. fokkerij, v. vee-
teelt,
v.
Nourrissant, voedzaam, krachtig, ver-
sterkend.
Nourrisseur, m. veefokker, m. melk-
koeienhouder,
m. ezelinnenhou-
der,
tn.
N\'ourrisson, m. zuigeling, m. voedster-
Hny,
tn. kweekelmy, ra. minnekind,
o. voedsterkind, o.
Nourriture, f. voedsel, o. voer, o. on-
?>3i
derhoud, o. spijs, v. opvoeding, v.
Nous, wij, we ons.
Nouveau, meute, onervaren groen,
geheel ander, bekeerd, pas, onlangs.
Nouveau, m. nieuwe, o. nieuws, o.
Nouveau (de), op nieuw, nog eens.
Nouvcau-in\', m. pasyeborene,m. jongst-
geborene, m.
Nouveauté, f. nieuwheid, v. nieuwig-
heid,
v. nieuws, o. nouveauté, v.
Nouvel, nieuw, onervaren, groen, ge-
heel ander, bekterd.
Nouvelle, I. nieuws,o.nieuwstijdiny,v.
verhaal, o. novelle, v.
Nouvellemeiit, p-ts, onlangs, kort gele-
den.
Nonvellelo\', f. storing in \'t bezit, v.
Nouveiliste, m. schrijver van nieuws-
tijdingen,
m. liefhebber van nieuw-
tjes,
m. novellist, m.
Novale, f. pas-ontgonnen land, o.
Novateur, m. invoerdervan nieuwiyhe-
den,
ra. stichter van iets nieuws, m.
Novation, f. vernieuwing, v.
Novemhre, m. November, ra. slacht-
maand,
v.
Novice, ongeoefend, onbedreven.
Novice, m. et t. nieuweling, m. en v.
leerling, ra. en v. novice, m. en v.
Noviciat, m. proeftijd, m. proefjaren,
o.
me. teertijd, m. noviciaat, o.
woonplaats der novices,
V.
Novissime, pas, onlangs, zeer kort ge-
leden.
Noyadc, f. verdrinking, v.
Noyale, f. zeildoek, o.
Noyau, m. kern, v. pit. y. steen, m
kernstang, v. spil, v. likeur van pit-
ten,
v. begin, o. grond, m.
Noyau (fruit, m. at, steenvrucht, v.
Noyé, ïii. drenkeling, m.
Noyer, m. no\'eboom, m. okkernote-
boom, ra. walnoteboom, m.
Noyer, verdrinken, verzuipen, over
stroomen, onder water zetten, in-
laten.
Noyer (se), zich verdrinken, zich baden
te ver staan, verhopen, zich in \'
verderf storten.
Noyon, m. kuil, m. meet, v.
Nu, naakt, bloot, ontbloot, onbedekt
onbewimpeld, ongezadeld, bar . ..
Nu, tn. naakt, o. naakte, m. en o
naaktheid, t.
-ocr page 344-
OBÊO
Nunu\'rale (lettre, (.). getalletter, v.
Numérateur, m. teller, m.
Numération, f. telling, v. optelling, t.
uitbetaling, v.
Numérique, in getal, met getallen, ge-
tal
____
Numero, m. nommer, o. numero, o.
NumeYotage, m. nommeren, o. nom-
mering,
v.
Numero ter, nommeren, nummeren.
Numismnte, m. penmngkundige, m.
mtmismaticus, m.
Numismatique, f. penningkunde, v.
Numismatique, op gedenkpenningen en
munten betrekking hebbende, pen-
ningkundii], numismatisch.
Numismatographie, f. beschrijving van
gedenkpenningen en munten,
v.
Nuramulaire, t. muntkruid, o.
Nummulitlie, 1. muntschelp, v.
Nuncupatif, mondeling aemaakt.
Nundinal,dfl markt betreffend, markt...
Nu-piods, barrevoets.
Nuptial, tot het huwelijk behoorend,
tot de bruiloft behoorend, van het
huwelijk, huwelijks.
... bruilofts..
Nuptial (lit, in.), hutvelijksbed, o.
Nuque, f. nek, ra. hals, m.
Nutation, f. schommeling, v. toenei-
ging,
v.
Nutritif, voedend, voedzaam.
Nutrition, f. voeding, v.
Nutritum, m. opdrogende zalf, v.
Nyctalope, m. nachtziende, m. dag-
blindc
. m.
Nycialopie, f. dagblindheid, v.
Nyciórin, m. nachtvlieger, m.
Nymphagogue, m. bruidsjonker, m.
Nymphe, f. nimf, v. pop, v.
Nymphée, f. openbnar bad, o.
Nymphomanie, f. minnewoede, v.
Nysson, m. gordelwesp, v.
Nystagme, m. kramp aan het oog, v.
.üi
m;
Nu (a), ««rtfcf, bloot, openlijk, zonder
bewimpeling.
Naage, ra. wolk, v. nevel, m. golflijn, v.
Nuageux, bewolkt, wolkachtig, betrok*
ken, dof, gevlekt.
Nuaison, f. duren van een wind, o.
Nuance, f. schakeering, v. nuance, f.
Nuancer, schakeeren, nuanceeren.
Nubécule, f. wolkje, o. nevelvlekje, o.
Nubile, huwbaar, manbaar.
Nubililé, f. huwbaarheid, v. manbaar-
heid, v.
Nucifrage, m. notenkraker, m.
Nmliitf.\'f. naaktheid, v. naakt beeld, o.
Nnc, f. wolk, v.
Nuée, f. wolk, v. zwerm, m, menigte,
v, schaar, v. vlucht, m.
Nuer, schakeeren.
Nues, f. pi. ftemeJ, m. Éwcfif, v.
Nuire, s kaden, benadeel en, nadeelig
zijn, hind.x-.n. beletten.
Nufiible, schadelijk, nadeelig, lastig.
Nuit, f. nacht, m. duisternis, v. rfo«-
fcflf, 0. ondoorgrondelijkheid, v.
Nuit (do), fcy Marh(, \'s nachts.
Nuitamment, (/.\'s nachts, bij nacht.
Nuitée, f. nachttijd, w. nachtwerk, o.
overnachting, v.
Nul, geen, niemand, niet een, nul, van
gee.ner waarde, krachteloos, nietig,
onwettig.                        • (ken, o.
Nulie, f. nul, v. niets beduidend tee-
NuHoraeiit, geenszins, in \'t geheel niet.
Nulle-part, nergens.t
Nullifier, annulleeren.
Nullité, f. nietigheid, v. onwettigheid,
v. nulliteit, v.
Nflment, vrijuit,rond uit, onmiddellijk.
Numéraire, m. gereed geld, o. baar
geld, o. klinkende munt, v.
Numéraire, gelds. . .., nommer . ., .
Niiméral, getalaanduidend, tel . . ..
Numéral (adjectif, m.), telwoord, o.
O-
IObédience, f. gehoorzaamheid, v. on-
derdanigheid, v. obedientie,
v. «»•■
(trtV/", m. geleibrief,m.
O, in. o, v. \'tul, v.
O, o, och, ach.
Oasis, f. oase, v, oasis, v.
-ocr page 345-
«H :.-K
:,:&
ObltqUt*, schuin, schuinsch, dwars,
scheef, zijdelingsch, slinksch, ver-
dacht, verbogen, afhankelijk.
Obliqailé, (. schuinte, v. scheefte, ?.
valschheid, v. slinkschheid, v.
Oblitération, i. uitwissel/ing, v. ver-
zwakking,
v.
Oblit.\'Tor, uiftvfacAen, onleesbaar ma-
ken, wegvegen, dempen.
Oblong, langwerpig vierkant.
Obole. i- penning, m. obool, m.
Obombrer, beschaduwen, overschadu-
wen.
Obcnal, Oboït\'i, omgekeerd eivormig.
Obreplice, door verrassing verkregen,
door verzwijging der waarheid ver-
kregen.
Obrcption, f- verkrijging door verras-
sing,
V. verkrijgen door verzwijging
der waarheid,
o.
Obron, m. slotkram, v.
Obronnière, f. slothaak, m,
Obruer, overstelpen, ontmoedigen.
Obscene, ontuchtig, onkuisch, zedeloos,
oneerbaar, schandelijk, vuil.
Obscénilé, (. ontuchtigheid, v. on-
kuischheid,
v. zedeloosheid, v. on-
eerbaarheid, v.
Obscnr, donker, duister, somber, onbe-
kend, gering, onduidelijk, onver-
staanbaar, onbegrijpelijk.
Obscnr. m. donker, o. donkere kleur, v.
Obscurant, m. duisterting, m. dom-
per,
m. obscurant, m.
Obscurantisme, m. lichtschuwheid, v.
domperstelsel, o. obscurantisme, o.
Obscurcir, verduisteren, verdonkeren,
bezwulken, bezoedelen, krenken.
Obscurcir (a\'), donker worden, duister
worden, verduisteren, afnemen.
Obseurcissemcnt, ra. verduistering, v.
verzwkking,
v. heneveting, v. be-
twalking,
v. bezoedeling, v.
Obscurité, f. duisterheid, v. duisternis,
v. donkerheid, v. onverstaanbaar-
heid,
v. onbegrijpelijkheid, v. weinig
bekendheid,
v. geringheid, v. ge-
ringe stand,
in. .Ui! leven, o. me.
Obsécration, (. aanroeping, v. bezwe-
ring, v. verzoeningsgebeden.o.
roe.
Obseiler, belegeren, omringen, kwel-
len, plagen, lastig vallen.
Obgèques, f. pi. begrafenis, v. lijkstaat-
sie,
v. uitvaart, v. lijkdienjt, m.
Oliéilienciel, tot de kloostergrhoorzaam-
heid bi hooi end.
obédiericier, m. waarnemend geeste-
lijke,
in. obedieittiir, m.
Obeir, gehoorzamen, luisteren naar,
toegeven, wijken, gedwee zijn, be-
kennen.
Hbóissance, f. gehoorzaamheid, v. on-
derdanigheid,
v. onderwerping, v.
gezag, o.
Ubéissailt, gehoorzaam, onderdanig,
onder worpen,buigiaam,handelbaar,
gedwee, mak.
Übèle, f. liggend streepje, o.
ObélUqiié, m. obelisk, m. pronknaald,
v. gedenk naald, ?.
Ubérer, mei schulden bezwaren.
Ubércr (s\'>, schulden maken, zich in
schulden steken.
Obêse, xwaarlfytig,
Obdsité, f. zwaarlijvigheid, v.
Obit, m. rieimis, v. jaargetijde, o.
Obituaire, m. zteimis^ofA-, o. bestraf*
nisregister,
o. jaar getijdenboek, o.
"bjector, tegenwerpen, opwerpen.
"bjeclil, objectief, voorwerpelijk.
Objectjf, m. objectief, o.          (Aeirf, n
Objoctioa t. tegenwerping, v.swarig-
Objöt, m. voontrdf;), o. s(o/", v. doef,
o. object, o. taak, v. ding, o.
JJbiurgaÜon, f. verwijf, o. ben\'spins, v.
\'\'blat, m. invalide in eene abdij, m.
hekebroeder, m. Ai»i<i aan Aei «/*
/nar gewijd, o. oblaat, m.
UblatfoB, f. offer, o. offerande, v. toe-
wijding,
v.
ftbligaMon, f. verplichting, v. plicht,m.
verbintenis, v. schuldbekentenis, v.
obligatie, v. cW,F«!r»h\', v.
flbliyaioire, verplichtend, verbindend.
Obllgé, verplicht, verbonden, gewoon,
schuldig, obligaat.
Obllgé, m. leerjongen, ra. contract, o.
borg, m. schuldenaar, m.
Obligoance, f. dienstvaardigheid, v.
beleefdheid, v, gedienstigheid, v.
Obligeant, gedienstig, beleefd, ver-
P\'.\'^\'un./, vriendelijk, hoffelijk.
Ubllrier, verplichten, verbinden, nood-
•aken, dwingen, nopen, dienst doen,
oblii/eeren.
ObUger <s\'>. zich verbinden, elkander
dienst l
wi/kh.
Ol,|
i<I»angle, scheefhoekig.
-ocr page 346-
OBSÉ
:-:«i
OCCÜ
Obturateur, m. sluitstuk, o. schijf,
Obturation, f. sluiting, v. stopping,
Ohtus, stomp, afgerond, bot.
ÖlHus<Mt}la,m.stomphoeki<fedrit>hoek,n
Obtusangle, Obtusanquléi stomplweky
Obus, m. granaat, v. houwitsert\'urn.
Obus a balies, m. granaatkartets, ï
Obusier, m. houwitser, m.
Obusier de place, m. veslinghouu-
ser, m.
Obus incendiaire, m. brandgranaat,
Obus oblong, in. puntgranaat, v.
Obvention, f. buitenkansje, o. geeste-
lijke tielasting,
v.
Obvers, m. bovenzijde, v.
Obvier, voorkomen, tegengaan, vcrhk
deren, afweren.
Obvolute, opgerold, ineengerold.
Ocaigner, welriekend maken.
Occase, westelijk.
Occasion, f. gelegenheid, v. omstan-
digheid,
v. aanleiding, v. oorzftoS
v. reden, v. plaats, \\. ontmoeting?
gevecht,
o. strijd, m.
Occasionnel, toevallig, bij toeval, aal
leidend, veroorzakend.
Occasionner, veroorzaken, aanleid\'
geven, te weeg brengen.
Occident, in. westen, o. zonsondergang
m. avond, ra.
Occidental, westersch, westelijk.
Occipital, tot het achterhoofd bchoo-
rend.
Occiput, m. achterhoofd, o.
Occire, doodslaan, doodcn.
Occiseur, m. doodslager, m.
Occision, f. doodslag, m. moord, m.
Occultation, f. verduistering, v. be-
dekking,
v.
Occulte, bedekt, verborgen, geheM
verholen.
Occupant, m. betitnemer, m. bezit-
ter,
m.
Occupation, f. bezigheid, v. verrich-
ting,
v. werkzaamheid, v. arbeid,
ra. moeite,
v. bezitneming, v. be-,
zetting,
v. bewoning, v.
Occupcr, bezig houden, werk geven,
gebruiken, in bezit nemen, bezetten,
bewonen, beslaan, voorstaan, ver-
dedigen, optreden.
Occuper {»\'), zich bezig houden, be-
zig zijn, zorgen, denken.
Occurrence, f. voorval, o. toevaU
O bsóquieux, overdreven gedienstig, las-
tig beleefd, slaafseh, laag.
ObsequiosiLt-, i. overbeleefdheid, v.
Observable, bemerkbaar, waarneem-
baar.
Observanco, f. regel, m. gewoonte, v.
gebruik, o. instelling, v. tnochfne-
ming, v. naleving, v.
Observantin,m, franciskanermonnik,m
Observateur, m. waantener, m. op-
merker, ra. onderhouder,
m.
Observateur, opmerkend.
Obser vatton, f. opmerking, v. waarne-
ming,
v. onderhouding, v. inacht-
neming, v. aanmerking,
v, <mnt,-r-
kening, \\. observatie,
V,
Observatoire, f. okstfruufon\'wm, o. ster-
rentoren, m. sterrenwacht,
v.
Observer, opmerken, waarnemen, ga-
deslaan, opvolgen, in acht nemen,
houden, betrachten, nakomen, obser-
veeren.
Obsession, f. bezetting, v. omgeving, v.
kwelling, y. lastigheid, y, bezeten-
heid,
v.
Obiides, m. pi. gijzelaars, m. me.
\'iii idiane f. ■ ■■\' ■■ n/aat, 0. obsidiaan,?.
Ubsidionale (couronne, l.),belegerings-
kroon,
v.
Obsidionale (monnaie, f.>, belegerings-
niunf, v. nooJmunt, v.
Obstacle, ni. beletsel, o. hinderpaal,
m. verhindering, v. firn demi\'s, \\,
Obstétrique, I. verloskunde, v.
Obstination , f. hardnekkigheid, v.
stijfhoofdigheid,
v. koppigheid, v.
halsstarrigheid,v.iveersiiannigheid,\\.
Obstiné, hardnekkig, stijf hoofdig, kop-
pig, halsstarrig, weerspannig.
Obstiner, stijf hoofdig maken, koppig
maken.
Obstiner (s\'), volhouden, volharden.
Obstruant, verstoppend.
Obstruclif, verstoppend, verhinderend,
in den weg staand.
Obstruction, f. verstopping, v. verhin-
dering, v. beletsel,
o.
Obstruer, verstoppen, verhindcren,be-
letten, belemmeren.
i M.i.-mjii\'-i .-I-, gehoorzamen, nakomen.
Obtenir, verkrijgen, bekomen, verwer-
ven, erlangen, krijgen.
Obtention, t. verkrijging, v. verwer-
ving,
v. bekomen, o.
-ocr page 347-
OENO
occu
o. omstandigheid, \\. toestand, va.
Occnrrent, voorkomend, opkomend.
Ueéaa, m. oceaan, m. wereldzee, v.
Oceane <mer, f.), oceaan, m.
Ochlocratie, I. regeering van het ge-
meen,
v.
Dclire, ücre, m. oker, v. achtvlak, o,
Ocreux, okerachtig.
Octa___, acht___
Ootacorde, ra. achtsnarig speeltuig, o.
ÜcUédra m. octaedrum, o.
nciaétcride, m. tijdvak van acht ja-
ren,
o.
OcLandrie, f- planten met acht meel-
draden, v.
Octant. 10. octant, v. afstand van 45
graden, m.
Oetanie, tachtig.
Uctave, f. octaaf, v. feest van acht
dat/en, o. achtregelige strofe, v.
Octavin, m. octa affluit je, o.
Octaviue, f. octaafklavier, o-
Octavo, m. (in) octavo, o
llclavoi],m. derde nakomeling van een
blanke en een zwarte, m.
Octidi, m. achtste dag, m.
ÜCÜI, op 45 graden afstands.
Octo____, acht.
Octobre, m. Octoberr m.wijnmaand,v.
"ctogénaire, tachtigjarig.
Octogénaire, m. tachtigjarige, in.
■■!"■)"!.■■. m. achthoek, m.
Octogone, achthoekig.
üctopéule, met crcA( bloembladen.
Octopliylle, !H«* «c/il bladeren.
Octo-tyle, mer acht tuilen.
Octroi, m. octrooi, o. vergunning, v.
helasting op levensbehoeften, V.
Oclroyer, octrooieeren, vergunnen,be-
wilfigen, toeslaan.
Octnple, achtvoudig.
Oclupler, verachtvoudigen.
Oculaire,(/e oo^en met deooyen.oog...
OcuUire, m. oogylas, o.
t\'culaire (nerf, ra), oogzenuw. v.
Oculaire (témoin, m.), ooggetuige, n.
Oculair ement, »ie( AW oo<; zichtbaar.
•Jculiste, m. oogheelkundige, in. ooy-
wieejfe^, ra. oogarts, m. oculist, m.
"dahsque, f. odalisk, v.
J\'de, 1. ode, v. iïer, v. lierdicht, o.
yoéon, m.
Odéum, ra. odeon, o.
Odeur, (. reuk, m lucht, v. faam, v.
naam, m.
\'AU
Odeurs, f. pi. reukwerk, o.
Odieux, hatelijk, verfoeilijk, lastig.
Odieux, ui. hatelijke, o.
Odomètrc, m. wegmeter, m.
Oduntagogne, m. tandentrehker, m.
Odontagre, I, tandjicht, v.
Udontal(|ie, f. tandpijn, v. kiespijn, v.
Odontalyique, tandpijnstillend, tegen
de kiespgn.
Odoutique, tandpijnstillend, goed voor
de tanden.
OdoOÜte. f. tandkruid, o. tandontste-
llitoiitonie, tandvormig.
           (king, v.
Odontologio, f. tandemeer, v.
OJontotfcbnie, f. tandheelkunde, v.
Odorant, welriekend, geurig.
Odorat, in. reuk, ra. reukvermogen, o.
Odoration, f. ruiken, o.
Odorer, door den reuk bemerken, rui-
ken.
Odoril\'erant, welriekend, geurig.
Odyssee, f. udyssea, v. zwerftocht, m.
avontuurlijk verhaal, o.
Oecun\'lnieit<S f. algemeenheid, v.
n,■,\',,(,.■■,! rn.. algemeen, oecumenisch.
Ocdémateux, tvalergezwetachtig.
OeJérjie, m. watergezwel, o.
Oedipe, m. oplosser van raadsels, m.
OeiJ, m. oog, o. blik, m. beschouwing,
¥. inzicht, o. overzicht, o. oordeel,
o. opening, v. gat, o. knop, m. oogje,
o. gaatje, O- plant, v. aanzien, 0-
Ueil (clin. m. d\'), oogwenk, in. oogen-
blik, o.
Oeil-de-bouc. m. donder wolk je, o.
Oeil-de-Iiopuf, m. rond dakvenster, o.
roHd kijkglas, o.
Ueillade, f. lonk,m. oogwenk, m..knip-
oogje, o.
Oei\\\\êe{\\rierre,i.),doors>iijdendesteen,m,
Oeillère, f. oogschaaltje, o. oogleer, 0.
oogtap, ra. oogtand, m.
Oeillère (dent, I.), oogtand, xa.
Ueillet, m. anjelier, v. anjer, v. v<t-
teryat, o. nestelgat. o. gat, o. oog,O-
Ueillcton, ra. afzetsel, o. aflegger, ra.
feilletoiiner, afleggers nemen van e$ne
plant.
Oeillette, f. papaver, v. slaapbol, m.
Oenas, m. houtduif, v.
Oenislice, I. vogelwichelarij, v.
Oenolotjie, i ■ kunst om wijn te maken,
v. verhandeling over den wijn, f.
Oenologiste, m. wynkenner, m.
M
-ocr page 348-
ÖHÊ
Offertoire, m. offcrgebed, o. offerte-
rium, o.
Office, m. plicht, m. dienst, m. bedie-
ning,
v. post, m. ambt, o. getijde»,
o. me.
Office, f. spinde, v. spijskamer, ».
(fiti)ia(io(/e/i/£anui\', v. dienstboden-
personeel,
o.
Office <d\'), vttfl ambtswege.
Oificc, m. mi»; inquisitie, v.
Orficial, m. geestelijk redder, m.
Officiaüté, f. geestelijk rechtsgebied,o
Officiant, m. dienstdoend priester, m.
officiant, m.
officiatite. f. fcoomoH, v.
Olficiel, officieel, van ambtswege, echt.
Officier, m. ambtenaar, m. beambtt, ra.
\'v/k naV, tn. officier, m. tpgsmeet-
ter,
m.
Officier, (ft«n<l uroantemffH, <f«n fc*rfc-
dienst doen.
Officier comptable, tn. officier van ad-
ministratie,
v.
Oificier d\'état-major, m. stafofficier,tt\\-
Officier en retraite, m. gepensionnef\'-
officier, in.
Oilicier en sccond,m.fiweet/e officier,■■
Officier payeui\', in. betaalmeester, W
Officier superieur, m. hoofdofficier, m-
Offlcière, f. dienstnon, v. ftoornflfti ,*■
Officieus, gedienstig, dienslvaard\'l,
hoffelijk, vriendelijk.
Officiiiai. f» de apolheken voorhand-\'"-
geneeskrachtig.
Oineine, f. werfcpfaafc, v. foéonif*"
rtUJM, o. apotlieek, v.
Offiande, f. offerande, v. u//t\'r, 0. "/\'
fertijd, m.
Offrant, m. biedende, in. bieder, ui-
lüffre, m. ioJ, o. od»(»o</, o. aanbf"
I dWff, v. offerte, v.
Offrti\', o«HOiW«iit, bieden, opdragen,
opleveren, verlootten, offeren.
OfTusiiuer, verdonkeren, verbindi;n<
bedwelmen, benevelen, beswatkfh
hinderen.
Oilive, f. kruisboog, m. 0\'iief, o.
O\'inoii, m. ui, m. ajuin. m. bloi\'"-~
bol, m. verharding, x.eelt, o.
Ogre, m. weerwolf, m. menseheneter
in. Hrt\'W* »i»)J, ui bullebak, m.
(».((■,■.■, f. kinderoreetster, v. ottmo
Ob, o, oc/i.
                    (ffyf eetster, m
Obé, /tfi\', \'ut daar.
OfcNU
338
< unioin.iin\'iü, !\', wijnwaarxeggerif, v.
Deno(r.ètre, m. wijnmeter, m.
Üenope, wijnkleurig.
Oenophore, m- wijnkruik, v. wijndra-
gtr, m. wijnschenker, m.
Oesophage, m. slokdarm, m.
Oesophigien, van dun slokdarm.
Ocsophagotomift, f. slokdarmsmde, t.
Oestre, m. korttsl, u. paariitviv/icff, v.
gesttverrmkking, v. woede, v.
Oesype, m. tn/fe tvof, v.
Oeaf, m. ei, o.
Oeul (iaune, do. d\'), dooier, m.
Oeufa de poisson, m. pi. Aui(, v.
Oeuté, mtl fcwt\'f, kuit hebbend,kuit..,.
Oeuvre, m. werk, o. inutftffturerA, o.
de vier hoofdmuren.m me. iltsetflllg,
v. mengsel van lood en zilver, o.
Oeuvre, (. werk, o. bedrijf, o. daad,
v. verrichting, v. fabriek, v. uikom-
sten, v. me. kerkmeesters, m. me.
Oeuvre, m. (ifiand) s(ceji der wijzen,
m goudmaktry, v.
Oeuvre (dief, m. d\'i, proefstuk, o-
Oeuvre (maiu, m. d\'), arbeidsloon, o.
Oeuvrednettreen). i\'tt /iet werk stelle»,
gebruiken, uizetten, invallen.
Oeuvresf. pi. werken, o. me. geschrif-
ten, o.
me
Oeuvrcs (maitie, m. des [jasses), tiac/if■
werAcr, m.
Oeuvresfmaitre, m. des liaulcs), scherp-
rechter, m.
Oeuvres moilfs, f. pi. bovenwerk, o
bovenschïp, o.
Oeuvres vives, f. onderschip, o.onder-
huid, t.
Offen-ant, beleedigend, aan stout elijk.
Offeiise, f. beleediuing, v. krenking, v
schuld, v. zonde, v. overtreding, v,
Offenj-e. m. heleedigdc, m.
Offen-er, brl-ediyen, hoonen, kwetsen,
verongelijken, beschadigen, aanstoot
oeven, zondigen.
Offeiiser (s\'t, iic/i fcr/oorNcn, gebelgd
worden.
üêaHMtir, m. beleediger, m.
OlTi-nsii. beteedigend, aanvallend, of\'
fensief.
Offensive, f. aanval, m.
OlTensivc (prendre I\'), aanvallender-
wijs te wetk gaan.
Offerte, I. offerande, v. offer, o. of-
fertvrium, o. aanbieding, ?.
-ocr page 349-
OMNI                       83»
UÜT&trt. olijfvervig, oHjfkleurig.
Olive, f. ofyf| v. olijfkleur, y. cJy/-
boon, m. olijfvorimg sieraad, o.
Olivèie, f. oliegevende plant, v.
Olïvettes, f. pi. r/i>u nu <;<,-. olijven-
oogst,
m. glaskorahn, v. me.
illivii\'r, ni. olijfboom, ui. o/yf, m.
ollaire (pierre, I.), tufsteen, m.
Olie, f. handgranaat, V.
Ollure, \'. schootsvel, o.
Olographe, eigenhandig geschreven,
zelf geschreven, otographisch.
Olympiade, f. olgmpiade, v. ij/d i\'w»;
Olympien, o/?/ »pisch. (vier jaren, m
Olympique, olyntpiscl,, statig.
Oma y re, f. schouder} icht, v.
ilmb(.IIo f. bloemscherm, o.
Ooi belle, bloemscherm vormig.
Omböllifère. blocmschermdragend.
Ombellule, f. bioemschermpje, o.
Oiuhilic. ui. navW, in. kelknaad, ra.
Ombtlical, van den navel, navel. . ..
Orabllical (cordon, m ). navelstreng, v.
Ombiiiqué, van mm kelknaad voortien.
Oinbrayc, m. schiduw, v. (om»»ier, y.
betowmering, v. achterdocht, v. »*r-
denking, v. aryiüau», m.
Ouihraficr, ■\'- - -f...■-...■!■. .■, />t>/o)»mcren,
schaduw geven, bedekken, versieten.
■»;,,!■■ ■.■ j\'-i:^ . achterdochtig , schuw ,
schichtig, schrtkachlig,
Ombre, m. omftertfn, o. omherspel, o.
Omljre, ï. schaduw, v. beseherming,\\.
voorwendsel, o. si/iy«, ra. ttdtman-
f^(, ui. SüAim, v, veest, ni. jüooi\', o.
donkere kleur, v. diepsel, o.
OmbreHG, f. toimesehermpje, o.
Ombrer, s(.Aai/wH\'fH. diipen.
OmbrCUX, schaduwrijk, lommc.rryk.
OnjnioiiK-lro, m. regenmeter, in.
Onii\'üa, m. omega, v. einde, o.
(hneieite, (. fierst ruif, v. str u if, v.
oynelet, v.
Umelli\'i\'tachterlaten, uitlaten, nalaten,
verg-\'ten, verzuimen, overslaan.
Omissinn, f. achterlating, v. uitlating,*.
ttalatittg, v. verzuim, o. vergcting,y.
Omnibus, m. omnibus, m.
Omnïubagö, alles etend.
Omnipotence, i" almacht, v.
Oranijjrésence, ï. alomtegenwoordig-
heul, v.
Omniscience, I, alwetendheid, v.
Ömimvre, alles etend.
01 F.
>ie, (. gans, v. gansje, o.
tignon, m. ui, in. ajuin, m.\'bloembol,
m. verharding, v. eelt, 0.
iii;)iioncUe, I. uitje, o.
Öignonière, f- uienbed, o. ajuinbed,o.
Oillc, f. soep van vleesch e» wortelen.v.
Oindre, zatven, smeren, bestrijken, in-
wijden, het laatste oliesel toedienen.
ping, m. (vieux) waj/étumeer, o.
Uint, m. gezalfde, m.
Oisean, in. luyef, m. kalkbak, m.
Oiseau (a vol d\'). tn e-ftie rechte lijn.
Oiseau a vue d\'), j» vogelperspectief.
Uiseau de passage, m. trekvogel, in.
Ui«eau do proie, ra. roofvogel, in.
\'liseau-mouclie, tn. vliegen vogel, m.
Itiseler, vogels africhten, vogelvaugen.
Üiselel, ii,. vogeltje, o.
"iseleriö, f. vouelvangst, v. vogelvan~
gen, o. vogelhandil, mi.
Oiselenr, m. vogelvauger, ni. vopo
.\'\'*ar, m.
"iselier, m. uojpe/aar, m. vogelkoo-
}\'er, m.
Ojseux, fea\'io, /t/i, pdel, fraay, o»nu(,
njetsbeduidcnd.
\'*isi(, werkeloos, ledig, lui, traag, niets
doende, onnuttig, nutteloos, rente-
\'jjsiïj in. leeglooper, m.
                 (loos.
\'tlïiUon, m vogeltje, o.
Ufcwtfé, (. ledigheid, v, traagheid, v.
luiheid, v. lediggaiig. in.
üison, m, jonge aan», v. gansje, o.
totskap, in. domkop, at-
"\'èagiiienx, olieachtig, olicbevuttend,
\'>He....
"J\'-aiidrt-, m. ofcDK/cr, m-
\'"ecrane, ni. elleboogknohbcl, in. rfttf-
\'loogbeen, o
\'"\'Klif, OJiac:oiic,iaw</o»»v«A,r,.«/.....
«[actoire O\'urf, n>.>, rt?i<A:<?>inif, v.
1 !\'\'an, m. iwifjctioA;, ui.
\'Ij\'ürius, m. pochhans, m bluffer, m.
""!j.ircliie, f. rec/etMny van weinigen,
v. oligarchie, v.
".garchique, oligarchisch
\'■"il. Broer/er, eertijds, oudtijds.
11 \'m na. oude register*, o me.
\'!»Je, (. ,;/,„, .i^enkling, v.
md«.r, Min leer tatfcAefl.
J\' mdeur.m. foortvc/ïïer.m. j»i»«ut\'/-,m.
O ivacé, olgfkleurig.
\'>liv:urc, olijfvormiu.
OliTaison, t. olij,-enoogst, m.
-ocr page 350-
OPHI
Onglée, f. tinteling, v. uitwas in de»
boek van het oog,
o.
Onglet, m. strookje wit papier, o.tvr-
beterblaadje, o. gravcerijzer, o. ver-
stek,
n. nagel, m. L>eri*/ie5, o.
Oni|lett<>, f. plat yraveeryter, o. A<wp.
v. uitsntjdscl, o.
Onrjuent, ni. zalf, v.
Onjjuiculé, nagelvormig, met nagels.
OnguJé met nagels, met hoeven, »ïirf
klauwen
Onirociitie, t. droomuitleggen, o.
Onirocritique, m. droomuitlegger, in.
Oniromancie, f. droomuitlegging, v.
Oiiiroscopie, f. droomuitlegging, v.
Onocéph.tle, met een ezelskop-
Oiiocrotale,m.;Aro/\'(/a»i3,v. pelikaan,™
Ononiancie, f. naamwichelarij, v.
Onomatopee, f. klanknabootsenil woord,
Ononis, in. praitgwortel, m.             ,c\'
Onoporde, ra. ezelsdistel, m.
Ontologie, f. wezenleer, v. grondwr-
tenschap,
V. ontologig, v.
Ontologique, ontologisch.
Onyx, m. ong.c, ni.
Onze, ef/", e/fae.
Onze, m. elfde, m.
Onsieme, elfde.
Onzièmement, ten elfde.
Ooütho, in kititsteen, m.
Oomancie, Ooscopie.f. eierwichttary,*-
Opacite, f. ondoorschijnendheid, f-
Opale, in. opaalstem, m.
i)\\m\\er, suiker inde vormen ontroer**-
Opaqiie, ondoorschijnend, donker-
Opéra, m. ojteror, v. zangspel, 0. opera-
gebouw,
o- rare boel, m.
operateur, m. wondheeler, m. heer
meester,
m. operateur,m.kwak:a!>"ff\'i
Opératif, bewerkend.                     . (ro-
Opéralion, f, operatie, v. bewerking in-
werking,
v. uitwerking, v. ftoiw»\'
wfftt, v. krugsverrichting, \\. onder-
neming,
v. fciiHsiverric/ifino, v.
Opercule, f. deksel, o.
Operculé, van ten t/efcie/ voorïien.
Opérer, opecct-ren, werken, bewerken,
uitwerken, verrichten, teweegbren-
gen, uitvoeren, operatie doen.
Opes, m. pi. balkgaten, o. me
Ophiase, (. haarbedervende ziekte, T.
Ophicalce, f. marmer, o.
Ophicléide, m klepslang,\\. ophiclétde,
Ophidiiiii, m. pi. slangen, v. me. (*■
340                       OMOG
Omocotyle, (. Bchouderbladthotte, t.
umopliage, rauw vleesch etend.
Omoplaie, f. schouderblad, o.
Ompnalocèle, f. navelbreuk, v.
Oraphalode, m. navelkruid, o.
Omjihalo[>ti<|Uf>, Unsvormig.
Omplialoptre, linivormig.
i)m\\ibn\\orrhatiie,f .navelbloedstorting,\\.
Omptiatotomic, f. navelstrengafsnij-
ding,
v.
On, men.
Uiiagi-e, m. wilde ezel,m, woudczel,m.
onager, m blijde,
v. nachtkaars, v.
Onagro, f. ezetskruid, o,
Onanisme, m. zelfbevlekking, v.
One, ooit.
One (nel, hooi\', nimmer,
Onee, f. ons, o. fc/etn •panterdier, o.
Onciales (lettres, f. pi.) oroofe letters,
Oncte, m. oom, m.                      (v. me.
Udcom, I. gezwel, o.
Onction, f. zalving, v. stichting, v.
troost, m. merg, o. jrit, o.
onction, t. (extreme) laatste oliesel, o
Onctueux, olieachtig, vettig, smerig,
zalvend, stichtelijk, vol kracht.
(Jnctooshé, f- olieachtigheid, v.
Oiule, f. </o/f, v. £»uar, v. cm, v. wa-
ter, o.
Ondé, golvend, gewaterd, gevlamd.
Undécauone, m. elf hoek, m.
Ondée, f. stortregen, m. piasregen, ra
slagregen, m.
Under, wateren.
Omlin, m. watergeest, m.
OndiTie, ( bronnimf, v ofufffitf, v.
i"\'. !■]■\'!()i\'i.\'., in. doop zonder plechtig-
heden,
m. nooddoop, m.
Ondoyer, golven, u"(f>peren, zonder
plechtigheden dm/pen.
Ondulation, I. golvende beweging, v.
yol»tngt v. slingering, »,
Ondulatoire, golvend.
Ondulé, gegolfd, kringswijze.
Onduler, jroJven, krullen, dwarlen.
Omhileux, gegolfd, Kringswijze.
Onétrodynie, f. nvare droom, m.
Onéiromancie. f. droomuitleggen, o.
Onéraire, lastdragend, verantwoorde-
tëk, waarnemend.
Onereux, lastig, moeielijk, bezwarend.
Onyle.m. nagel, m. hoef,m. klauw,m.
oogvlies,
o. etter, m.
Onglé, geklauwd.
-ocr page 351-
OPHI
• iplii\'ifjiosse, m. slangentong, r. speer-
kruid,
o.
Oplomachi, i. zwaardgevecht, o.
Opodeldoch, m. opodeldoc, t.
OpporttUt, behoorlijk, gepast, van pas,
geleyen, voegzaam, gunstig.
Opportunément, van pas, te rechter
Opporttinitc, f. gelegenheid, y. (tgd.
Opposant, tegenstellend , wederstre-
vend.
Opposant, m. opposant, m
Oppoeante (partie, f), tegenpartij, ».
Oppoüartts , in. pi. tegenovergesteld
werkende handspieren,
v. me.
Oppoi-é, tegenovergesteld, tegenstrijdig,
Opposé, m. tegendeel, o.           {strjjdig.
Opposer, tegenstellen, tegenoverstellen,
tegenwerpen, tegenittten.
Opposer (s\'J, tich verzetten, weerstand
bieden, tich aankanten.
Opposite, tegenovergestelde, o.
Opposite(a Y),tegenstelling,v.tegenkan-
ting,
v. verzet, o. tegenstand, m.
wederstand, tn. hinderpaal, in. op-
positie,
v. tegenpartij, v.
Oppresser, benauwen, drukken, ver-
drukken, prangen, beklemmen, kwel-
len.
Oppresseur, m. onderdrukker, m. ver-
drukker, geweldenaar,
m.
Oppresseur, onderdrukkend, verdruk-
kend, knellend.
I Ippressif, o nderdrukkend,be na u wend.
Opnres\'ion, f onderdrukking, V. ver-
arukking,
v. drukking,*.benauwing,
v. benauwdheid, v.
Oppriné, m. verdrukte, m.
Opiirimer, onderdrukken, verdrukken,
dempen, smoren.
Opprofire, m. schande,*, schandvlek, v.
oneer, v. hoon, m. smaad, m.
Opsigoue, later voortgebracht. (me.
Opsigonea (dents, f. pi >, baktanden,m.
Opsonome, tn. marklinspecteur, m.
Oplatif, wenschend.
Optatif, m. optativus, m. wenschende
wij*,
v.
Opter, kiese*, verkiezen, de voorkeur
geven.
Opticien, m. opticus, m. gczichtkun-
dige,
m.
Opticotjrapliie. f. verhandeling over de
geiichtkunde,
v.
Optin-.é, teer wel, zeer goed, uitstekend.
Optimisme, m. optimismus, o. beschou-
wing der dingen van dcbeste tipde, *.
13
opliioMtre, m. slangenaanbidder, m.
OpliioMtrie, f. slangenaanbidding, v
slanqenvereering, v.
(lphiolo(|ie, f. slangenbeschrijving, v.
Opliicimancitf, f- slangenwichelarij, v.
"pliiopliaqe, slangenetend.
<\'|)liiop)iaye, m. slangeneter, m.
Ophile, m. groen en geel geaderd mar-
mer, o. sla»gensteen,
m.
<>plit)ialf)ie, f. oogpijn, v.
Uplithalmia, f. oogontsteking, \\. oog-
ziekte,
T.
"phthnlmique, m. der oogen, oog. . ..
"pl\'thalniique (remede, m.), oogmid-
del, o.
OphthalmEtes, f. pi, oogdeenen, m.mc
\'■\'■\'i: il .■ !\'-.ïip.\'. t. oogpijn, t.
" \'.\'.ii ilmo iraphie, I, oogbeschrijving,v
^plitlialmolo<)ic, \'■ oogleer, v.
"plithalmomètre, m. oogmeter, m.
Ophthalmoponia, f. oogontsteking, v
oo\'iziekte, v.
"l\'t\'tlialmoragie, (■ bloedvloeiing uit de
oogen,
t.
\'I|iiac»v, m«?f opium i\'ermen-yd.
Oplat, m. opin«(, o.
Opiiaiif, verstoppend.
Opilation, f. verstopping, v.
J\'püer, verstoppen, stoppen.
Upimes (ilepouilles, f. pi.), veldheers-
\'iuttt
m.
Opinant, m. stemuitbrenger, m.
Opuw, :yn gevoden uiten, zijne stem
uitbrengen.
"(>i\'»er du bonnet, ja knikken.
Optniitre , stijf hoofdig , hardnekkig,
koppig, stug, onverzettelijk, hals-
starrig.
"ptniiUrc, m. stijf hoofdige, m. stijf-
kop,
m.
0
OpüiUlrer, stijf en sterk volhouden,
halsstarrig maken.
\'Jpini.Hrer (»\'), hardnekkig volhouden,
°P \'ijn stuk blijven staan.
"lUHiittretA, f. hardnekkigheid,*, hals-
starrigheid,
v. koppigheid, v. stijf-
hoofdightia,
v. onverzettelijkheid, v.
Opinion, ƒ. yeuoWe», o. meening, v.
»\'*»», t. oordeel, o. gedachte, v.
*««*, m.
Opium, m. opium, o. slaapkruid, o.
heulsap, o.
-ocr page 352-
iillDn
Orbe (mitr, m.), blinde muur, m.
Orbicnlaire, kringvormig, kringsgewy*
bolrond.
Orbite, (. loopbaan. ». oogholte, t
kring om de ooqen,
m.
OrMté, f. kinderloaie staat, m.
Orcanettö, i. ossctong, j.
Orchésographïe, f. danskunst, ». be-
schrijving van den dans,
v.
Oi\'chPstii|iie, der danskunst.
Orchesüque, f. danskunst, v baltpel,o
Orchestration, f. op noten zetten, e
op mutiek brengen,
o.
Orchostre, in. orkest, o. dansplaatt. i
Orchestrer, op noten zetten, op m*
zit.k brengen, arrangeeren.
Orchis, m. standelkruidto.
Ord, vuil, morsig.
Ordalie, f. godsi/erirhl, o waterproef,
v. vuurproef, v.
Ordinaire, gewoon, middelmatig, da-
gelijksch, nlledaagseh.
Ordinaire, in. gewoonlijke, o. gewone,
0. gewoonte,
v. dagelijksclie kost, ra-
gewone portie,
». sotdatenmenage, *
brievenbesteller, m. postbode, m
postdtg, m. bissihop, m.
Ordinaire, (h l\'), mar gewoonte.
Ordinaire dl\'), gewoonlijk, gemeenlijk
Ordinaire de la messe, m, miegeoe-
den,
o. me.
Ordinal, rangschikkend.
Ordinand, m. wijling, m.
Or\'linant, m. wijbisschop, i
Ordination, f. wijding, v. bevestiging,
v. verordening, v.
Ordo, m. k<trtabel,i. kerkalmanak.m.
Onlon, Dl. hamergeraamte, 0.
Ordonnance, ï. regeling, v. schikl.i>}il-
v. inrichting, ». wct,i. voorschiiPi
o. recept, o- ordening, v. verorde-
ning,
v. keur. v. plakkaat, o. aan-
wijzing,
v. lastgeving, v. ma\'ti\'i\'f\'\'
o. onfo/iK\'jws, m.
Ordonnanct: iliabit, m. d\'), monte*;-
ring,
v.
Oi\'dorinancer, aanwijzing geven, ordet
tot betaling yeven.
Ordonnateur, m. bevelgever, ra. be-
stuurdtr.
m. opzichter, ra.
Ordoonateur icommissaire, m.), krijg*-
Commissaris,
m.
Ordonnée, f. ordinale lijn, v.
Ordnnner, regelen, schikhjm
.■«
OPT1
Optimisto, m. optimist, m.
Option, f. keus, v. verkiezing,f. keur,v.
Optiannain;, m hoofdman, m.
Opii<[ne, f. geziehtknnde, v. optie*, r.
Opttque, «fttisch. het gezicht betreffend.
Opulemment, rijkelijk, ruim.
Opulente, i. overvloed, m. rijkdom, m.
ivielde, v.
Opulent, rijk, schatrijk, vermogend.
Opunth, f. cochenilleboom, m.
UpiiBcnIe, m. werkje, o. boekje, o.
geschriftjc, o.
Or, wh, derhalve, dan.
Or, m. >}oud, o rijkdo.n, m. f)i»t\'rv/oe*/,
m. gouden kleur, v.
Or (agp, m. d\'), ?op«/.mi fr-rnt», v.
<>r (nomhre, m. d"), gulden getal, o.
Oracle, m. o»\'..A:ir/, o godspraak, v.
Orafje, m. onweder, o donderbui, t.
s/or»i, m. oproer, o. ongeval, o.
Orar|F?ux, stormachtig, onstuimig.
Oraire, o;» /<<\'/ k/h\'ici/ iwiVnv/eH.
Oraison, f. rede, v. rt\'\'rVt>ot\'rt>t!/, t.
gesprek, o. gebed, o.
Or.THmi (toinjpiicalo, f. Ome Vader, o.
gebed des lleeren, o.
Oral, mondeling, monddyk.
Oral, m. hoofdtluier van den pius, m.
OranfjP, \'■ oranjeappel, in. sr/Kiasa^/W,
m. oranjckl- ur,\'t.
Orangö, oranje, oranjekleurig.
Orangé, ni. oranje., o. oranjekleur, v.
Orangeade, I. oranjewater, o
Orangeat, m, gesuikerde oranjeschil, v.
Dranger, m. oranjeboom,m.sinaasappe-
lenkoopman, m.
Orangère, !. sinaasappelcnverkoop-
ster, v.
Oranfierie, l. oranjerie, v. oranje\'
huis, o.
Orangiste, in. kweeker van oratijchoo-
men, xn. oranjeklant, ia.
Orang-outanii, m. orang-oetang, m.
boschmensch, m.
Oiateiir, m. redenaar, m. spreker, m.
Oratoire, redekundig, tot de wel-
sprekendheiilbchoorend, redenaars...,
0 rato risch.
Oratoire, m. bidhuisje,o. huiskapel, v.
oratorium, o
Oratorio, m oratorium, o.
Orbe, m. kring, ra. loopbaan, v. bol, ra.
Orbe, rond, stomp, kneuzend.
^rho fcnup, m.), kneusing, y
-ocr page 353-
>mr
ORDfl
ten, voorschrijven, bevelen, gelasten
gebieden, bestuiten, verordenen, in
wijden, order tot betaling geven.
Ordonner (s\')F zich schikken
Ordre, m. orde, v. order, r. geschikt-
heid,
v. geregeldheidi t. staat, m.
stand,
m. waardiuheid, v. gebod, o.
bevel, o, ridderorde, v. bouworde, v.
Ordre (mot, m. d\'), wachtwoord, o.
"rdrrf de balaille, ra. slagorde, v.
Ordre de chevalerie, m. ridderorde, y.
Ordre de jour, m. dagorder, v.
Oplrp de Ja plac<\\ m. garnizoensor-
der, v.
Ordre de marche, m. marscborde, v.
Ordtire, f. vuilnis, v. vuiligheid, v.
onreinheid, v. drek, m. witu«n?seJ,o
i\'rdures, f. pi, vuiligheden, v. me.
vuile praat,
m.
Ordurier, m. vuilbek, m.
"nluiier, vuil, ontuchtig.
Oreade, f. bergnimf, v.
t\'réo, f. toom van een bos-.h, ra.
"reillani, hangoorig, loboorig, l>tng-
oorig.
"reillaid, m. langoorige vleermuis, m.
l\'rcille, [. oor, o. vouw. v. gehoor, o.
"reille d\'ancre, f. ankerhand, r.
i\'reille d.) charrue, f. strijkbord, o.
\'\'reille de soulier, f. schoenriem, m.
"leille d\'ours, f. hertnoor, o.
Oreïlté, met oorcn van eene andere
kleur.
OreiUer, m. oorkussen, o. hoofdkus-
sen,
o. broek, t.
                (oorstuk, o.
"reitlftre, f. oorvorm, m. oorklep, v.
"reilletle, f. oordoekje, o. oorring, m.
hartkamer, v.
"reillons, m. pi. ooren, o. nu*, afval
van leder,
m oorzinking, v. oorver-
zwering,
v.
"rümus, m. gebed, o. oremus, o.
"réoyraphie," (. bergbcsch rijving, v. \'
Orer, bidden.
Ores, thans, nu, heden.
"rexie, I. vraatzucht, t.
\'\'rftWre, m. goudsmid, m.zilversmid,o.
Orfevreris, f. goudsmederij, v. tilvcr-\\
smederij,
?. goudsmidswerk, ö. zil-\\
verwerk,
o. goudsmeden, o. me. zil-\\
versmedcn,
o. me.
i\'rievri, door den goudsmid bewerkt, j
£[faie, f. vischarend, m. heenbre-
4.t
ürfroi, m, gouden boordsel, o.
Organdi, m. neteldoek,o. orgatidijn,o.
Organe, m. orgaan, o. zintuig, o.
werktuig, o. stem, v. bemiddeling, ».
tusschenkomst, v. mi<Mei,o, tolk, iu.
Oryaneaii, m. ankerring, m.
nryanii[ii(>, ori/flniscft, bewerktuigd.
Oryanisation, t. oryitii\'srtd\'e, v. mn\'cA-
(lltj, v. bewerktuiging, v. vorming,r.
regeling, t.
Organiscr , oryi\'mctfre\'i , i/in\'cAte\'i ,
regelen, bewerktuigen, vorme», tot
stand \'irengen.
Organisme, m. organisme, o. samen-
stel,
o. bewerktuiging, v.
Organist, ra. organist, m. orgelist, m.
orgclspeler, m.
Organsirt, ra. (it\'f^mria/ getwijnde iy-
de, v.
Orriaiisiner, dubbel twijnen.
Irgasme, m. gisting der vochten, v.
zwelling der zintuigen, ».
Orge, f. yersf, t. j/ars/, v. gor/, t.
Orgeat, m. gerstewater, o.
Oi\'jclet, m. puistje op het ooglid, o.
Oigeolet, m. puistje op het ooglid, o.
Orgie, f. slemperij, v. zuippartij, t.
Orgue, m. orgel, o. kerkorgel, o. or-
gelplants, v. schotbalken, m. me. or-
gelgeschut, o. spijqat, o-
Orgue d\'Altemagne, m draaiorgel, o.
Orgue de Tiarbarie, m. draaiorgel, o.
Orrjues, f. pi. orgel, o.
Orgueil, m. trotschheid, r. trots, ra.
hoovaardij, t. hoogmoed, m. ioij. ■ ■
fcfofr, o.
Orgueilleux, trotsch, hoogmoedig, hoo-
vaardig.
Oriënt, m. oosten, o. opkomen, o.
glans, m.
OiienlaJ, oostersch. oostelijk.
Oriental, m. oosdrling, m.
Orientaliser is"), zirhaande oostersche
levenswijs gewtnnen.
Oriëntatie, ra. kenner der oodersche
talen, m. oriëntalist, m.
Orienter, tegen hel oosten wenden,
naar het oosten plaatsen, volgens de
hemelstreken stellen, naar den wind
Zt\'tten.
Orienter (s\'f, zich op de hoogte stel-
len, zich oriènteeren.
Oriflce, m. mond, m. opening, v.
Orillamm*, f. standaard, m
-ocr page 354-
344
on vi
Orobanche, f. smeerkruid, o.
Orobe, f. kleine wikke, v.
Orographie, f. bergbeschrijving, v.
Orongc, f. paddenstoel, m.
Orpaiilcur, m. goudwasscher, m.
Orphelin, m. wee», m. iveesjongen, m
weeskind, o.
Orpltoline, I. wees, v. weesmeisje, o.
Orphelinaye, m. ouderlooze staat, m
toestand van wees, m.
Urpbique, geregeld.
Orpimetit, m. geel operment, o.
Orpimenter, mei o;njrmen( Mfirti»»*"
operm«\'»i< vcrmen^tflt.
Orpin, m. smeerwortel, vu
Orgue, f. noordkaper, m.
Onëillt, f. stcenmos, o. verfmos. o.
Ort, bruto.
Ort (peser), met den omslag wegen.
Ortefl, m. teen, m. toon, m. b«r»»»\'
Ortho. . . ., recht, goed.
Orthodoxe, rcchtiinnig, rechtgeloovj
orthodox.
Orthodoxe, m. rechtzinnige, m- <"\'
thodoxe, m.
Orthodoxie, f. rechtzinnigheid, »• °r\'
I thodoxie, t.
lOrtbodromie, f. recto /roers, m.
Orthoépie, f. j\'wisfe nirspraaA, v.
Orthoépisle, m schrijver over.)»1*\'\'-\'
uitspraak, rn.                                   ..
Ortbogonal, rechthoekig, rechlstai"t\'g.
loodrecht, haaksch.
Orthogone, rechte hoek makend.
Orthographe, f. spelkunst, v.ipW*8i
v. orthoaraphie, v.
Ortliographie, f. meetkundige schets,*\'-
Orthographier, goed spellen.
[Orthogniphigue, orthugraphisch.
Orlhographiste, m. schrxjoer over «I
spelling, m.
rthopédie, I. orthopedie, v. kunst m
misvormingen te verbeteren, v.
Ortbopediste, m. orthopedist, m.
Orthopnéo, f. aamborstigheid, v.
Ortie, (. netel, v. brandnetel, v. fo»-
tenel, v. wiek, v.
Ortie (toile, f. d\'), neteldock, 0.
Ortive (amplitude, f.), boog van den
gezichteinder tusschen den opgang
I eener ster en het ware oosten, m-
Ortolan, m. ortolaan, m.
(trvale, 1. scharlet, v.
Orvtftan, m. tegengift, ö-
oniG
Originaire, afkomstig, oorspronkelijk,
geboortig,
Originaire, m. inboorling, m.
11: i nT\'.i) , origineel , oorspronkelijk,
zonderling.
Original, m. origineel, o. oorspronke-
lijk stuk, o. zonderling,
m.
Originalitó, (. oorspronkelijkheid, v.
zondertingheid, v.
Origine, I. oorsprong, m. begin, o
bron,
v. afkomst, v. geboorte, v.
aanvang, tn. beginsel, o. oorspron-
kelijkheid,
v. wortel, m.
Oiijiinel, oorspronkelijk aangeboren.
Originel (péchc, m.>, erfzonde, »•
Orignal, m. eland, m.
Origome, m. vruchtknop, m.
O ril la ril, hangoorig, ioboorig, lang-
oor ig.
Orillard, m. tawjoorige vleermuis, v
41 rilion, m. oortje, o. bolwerksoor, o.
uitstekende hoek, m,
Orillons, m. pi. n/"t>a( van leder, m.
"ni.-uJii/.j\', v. oorver zwering, v.
Orin, in. boeir«vp, v.
Oripcati, iii- klatergoud, o.
Orle, m. zoom, m. raitd, ra. sluif, v.
Ormaie, (. olmbosch, o. ijpenbosch, o.
iiiiu-, in. olm, il. ü/m&oow, m. i/p, ra.
ypi.....m/,. m.
Drmeau, m. jonge olm, m. jonge ijp, m.
Ormille, I. plantsoen van jonge ol-
Ormin, m. scl,arlei, v.             (men, o.
Ormoie, f. olmbosvh, o. ijpenbosch, o.
Ome, m. wilde esch, m.
Orntfmaniste, m. vervaardiger van sie-
raden,
m.
Ornement, m. sieraad, o. versiersel,o.
versiering,
v. opschik, ra. ornament,
0. ornement, o.
Orner, versieren,optooien, opschikken,
orneeren.
Ornière, f. spoor, o. wagenspoor, o.
Ornithies, m. pi. lentewinden, m. me.
Ornitboifal», m, veldajuin, m.
Ornithologie, f. beschrijving der vogels,
v. natuurlijke geschiedenis der vo-
gels,
v. ornithologie, v.
Oniitliologisto, ra. Ornithologtie, tn.
ornithotoot}, m. vogelkenner, m.
Ornithoinance, Ornitliomancie, f. vo-
gelwichelarij,
v,
Ornithopode, m. vogelvoet, m.
Ornithoscopie, (. vogel wichelarij, v.
-ocr page 355-
OTOL                       3^5
Ossuairc, m. knekelhuis, o. beender-
utn,
v.
Ost, m. leger, o. legerkamp, o.
Ostens\'ble , vertoonbaar , zichtbaar,
klaar, duidelijk, klaarblijkelijk.
Osteiisoir. m. remonstrantie, v.
OstPiitaleur, m. snoever,ra. bluffer,m.
pocher, m.
Oslentalion, f. ijdelheid, v. vertooning
v. praal, v. ijrootheid, v. snoeverij,
v. snorkerij, v. povherij, v. bluf,m.
Ostéocolle, f. beenlijm, v.
Üstóocope, (douleur, f.), pijn in de been-
deren,
v.
l»sléo(|éiit!S\'e , Ostéogênic, f. been-
vorming,
v.
Osteographie, \'. beenbeechrgning, v.
tlstéolitho, m. versteend been, o.
Osteologie, f. beenderenteer, v. been-
derenkunde,
v.
Ostéomalaxie, I. week wording der
beenderen,
v.
Ostëophage, beenvretend.
Üstéosarconio, m. beenziekte, v.
Usiéosarcose, (. beenziekte, v.
Ostéose, f. becnvorming, v.
Ottéotomje, f. heenderenontleding, v.
lUiim,., m. aaskevei\', m.
Ostracrt, tweeschalig, oesterachtig.
Ostra cis ma, m. ostraeismus, o.
Ostracite, t. versteende oesterschelp ,v.
Ostracoderme, geschubd,
Oslréite, f. versteende oester, v.
Ostrelin, m. Oosterling, ra. oostlan-
der,
m.
Ostrogoth, m. Oostgoth, ra. lomperd.m.
Otacousli<[iie, gehoorverbeterend. ge-
hooropwekkend, otaeustisch.
Otage, ra. gijzelaar, ra. onderpand, o.
Otalgie, f. oorpijn, v.
Otatgique, tegen de oorpijn.
blè,behalve, uitgenomen,uitgezonderd.
Olenchyte, f. oorspuitje, o.
\'Her, wegnemen, wegdoen, wegleggen,
wegzetten, tvegrukken, uitnemen,
uithelpen, verdry ven, verwijderen,
afsnijden, ontnemen, benemen, af-
nemen, uittrekken.
öter (s\'), weggaan, heengaan, zich
wegpn\'.ken, opstaan, zich onthouden,
elkander berooven.
Otiie, f. oorontsteking, v.
Otngrapliie, f. oorbeschrijving, v.
Otoïógie, (. oorleer, v. otolnifie, v.
on vi
Ortiétnn (marchand, m. d\'), kwak-
zalver,
ra.
Oryctognosje, f. kennisvan opgedolven
voorwerpen,
v.
(\'ryctographie, (. beschrijving van op-
gedoiven voorwerpen,
v.
nryc(oJtij|ie, f. kennis van opgedolven
voorwerpen,
v. verhandeling over
opgedulven voorwerpen,
v.
"i\'yctologiste, m. kenner van opgedol-
ven voorwerpen,
m.
<>ryx, m. wilde bok, m.
Os, m, been, o. bot, o.
n>cli«\'oc»>le, f. balzakbreuk, v.
"sdllation, f. slingering.v. :waaiing,v.
OscilJ.-itoirr, slim/erend, zwaaiend.
OscilJer, stinqeren, zwaaien.
Osciiamc <fiévre, t), geeuwkoorts, v.
"scitation, f. geeuwing, v. gapiny, v.
Osculatour, m. raaklijn, v.
Oscttlatlon, f. aanraking, v. omhel-
zing,
v.
*>*ciilatton (point, m. d\'), raakpunt,o.
Os de la jambe, iu. scheenbeen, o.
Os du paturon, m. kootbeen, o.
Obó, gedurfd, stoutmoedig, stout, ver-
mettl, gewaagd, roekeloos.
Oseille, i. zuring, v.
User, durven, durven doen, zich ver-
meten, wagen, zich verstouten.
Oseraie, f. rijsbosch, o. teenveld, o.
^wiji/waard, y. griend, v.
Osier, m. twijg, v. /eert, v. water-
Wij/, m.
Ossature, f. beengestel, o. samenstel,o.
Ossec, m. hoosgat, o. ffoftgof, o.
\'Kaelel, m. beentje, o. bikkelt je, a.bik-
n**A m. Aoof, m. heengezwel, o.
VJsselets, m. pi. bikkelsnel, o.
Osspments, m. pi. gebeente, o. been-
deren,
o. me.
(Jssenx, beenachtig, been ....
Ossification, f. beenwording, v. f\'t\'c»-
f\'ssjfier, tot been doen worden, tot
been maken, verbeenen.
fissifïer (s\'t, tot heen worden, in been
Ossiflqat, beettmakend. {veranderen.
Ossifrague, m. vischarend, m. been-
derbreker, m.
Ossillon, ra. botje, o. beentje, o.
Ossivore, beenvretend, beenverniett-
gend.
Ossu, sterk gebeend, knokkin.
-ocr page 356-
346                      nTOT
Ototomie, f. oorontleding, t.
Otlomane, t. rustbed, o rushtoel, m.
ottomane, v.sofa, t.
Ou, of.
Oii, waar, waarheen, daar, waarin,
waaraan, waartegen, waarop.
Ouaiche, m. vaarwater, o. kittwater,
o. zog, o.
Ouaille, f. schaap, o. kudde, r. ge-
meente,
T.
Ouais, ei, wel, waarlijk, too.
Ouate, f. watte, v.
Ouater, watteeren.
Ouateux, wolachtig, gewatteerd.
Oublj, m vergetelheid, ?. vergeet-
boek, o.
Oubliancc, (. vergetelheid, ».
Oublie, f. oblie, v. ouwel, m.
Oublier, vergeten, verzuimen, nalaten
Oublier fs\'), zich vergeten, te vergaan,
opgeblazen worden,vergeten worden.
Oubiiette.;, f- pi. moordkuil, m. eeu-
wige gevangenis,
t. geheim cachot, o.
(tnblictir, m. oblichokker, m. obliever\'
Oublienx, vergeetachtig, (kooper, m.
Oudrir, rimpelen.
Ondrlr (s\')t rimpelen,rimpelig worden.
Ouest, ra. westen, o, westenwind, m.
avond, m.
Ouest-nord-ouest, in. west-noordwes-
tenwind,
m.
Ouest-sud-ouest, m, west-zuidwesten-
wind,
ra.
Hm, ach, och, ai, o, o wee.
Ooi, ja.
Oui, m. ƒ«, o. jawoord, o.
Oti\'i-ila, ja wel, gaarne.
Oui-dire, m. hnorcn zeggen, o. «/#-
Onle. f. gehoor, o.                (gerucht, o.
O uil Ier, een wijnvat aanvullen.
Üuir, hooren, aanhooren, verhooren.
Ouïes, I. pi. vischkieuwen, v. visch-
ooren, o.
me.
üuragan, m. orkaan, m. stormwind,
m, storm, m.
Ouraque, m. blaasstreng, t.
Ouras, m. patrijspoort, v.
Ourdir, scheren, vlechten, draaien,
. smeden, brouwen, stichten.
QurdiSMfM n.. scheren, o.
Ourdissoir, m. weversboom, m. scheer-
raam,
o.
Ourdissure, t. schering, v.
^"rdon, m onecht* senebledertn,om*.
OUTR
Ourler, nman, omzoomen.
Ourlet, m. zoom, ra. inslag, m. wang, ».
Ourlet (faire un), een zoom leggen,
zoomen.
Ouronologie, f. pisteer, v.
Ouronoscope, m. piskvker, m.
Ouronoscopie f. piskijkerij, i.
Ourque, t. noordkaper, m.
Ours. m. beer, m.
Onrse, I. berin, v. noorden, o. Beer,m
Oursïn, m. zeeègel, m. berenvacht, v.
Ourslné, stekelig, harig.
Ourson, m. beertje, o. jonge beer, m.
Ourvari, m. jachtgeschreeuw, o. ge-
Outarde, f. trapgans, v.           (raas, o
Outardeau, m. Jonge trapgans, v.
Ontil. m. werktuig, o. gereedschap, o.
Outilfarre, m. gereedschappen, o. me.
Outiller, van gereedschappen voorzien.
Outrage, m. hoon, m. smaad, m. be-
leeaiging,
v. schade, v. nadeel, o,
Ou trager, hoonen, smaden, beleedi-
gen, mishandelen, kwetsen.
Oufraqeux, hoonend, smadelijk, belee-
digend.
Oulrance, (a) tot het uiterste, op le-
ven en dood, hevig, geweldig.
Outre, f. lederen zak, m. lederen
flesch,
v.
Outre, over, aande andere zijde,aan den
overkant, verder, behalve, boven.
Outre (en), daarenboven, wat meer
zegt.
Outre ■)< !■■■■: ■, voortgaan, doorgaan.
Outré, overdreven, tot het uiterste ge-
bracht, verbitterd, afgereden.
Outrccuidancd, f. verwaandheid, v.
aanmatiging, v. vermetelheid, v.
Outrecuidant, verwaand, aanmatigend,
vermetel.
Oulrecuidé, verwaand, aanmatigend,
vermetel.
Outre en outre (<!\'), door en door.
Outremarin.Otitre-mer (A\'),overzeesch,
van over de zee.
Outremer, m, ultramarijn, o. lazuur-
blauw,
o.
Outre-mesurc, bovenmate, onmatig.
Outre-moitié, (. bovenhelft, v. meer
dan de helft.
Outre-passe, t. overschrijding, v.
Outre-passer, overschrijden, te buiten
gaan, overtreden, verbreken.
Outre ■mie, behalve d»t.
-ocr page 357-
OOTB
nuirer, overdrijven, overladen, afrij-
den, afmatten, afjagen, overspan-
nen, te ver drijven, te ver trekken,
tergen, tot het uiterste brengen.
Outrer (s\')t tich overwerken, zich bo~
venmate vermoeien.
üuvert, open, openlijk, geopend, open-
haar, openhartig, openstaand, op-
recht, rond, onversterkt.
Ouvertement, openlijk, ronduit.
i\'uverture, f. opening, y. gat, 0. begin,
o. voorstel, o. voorslag, m. gelegen-
heid, y. aanleiding,
». bekentenis, y.
ouverture, v. voorspel, o. spanning,*.
i\'uverlure do coeur, i. openhartigheid,
i. oprechtheid,
y.
Ouvraole (jour, m.), werkdag, m.
Onvrage, m.\'wcrk, o. arbeid, m. werk-
stuk, o. boek,
o, vestingwerk, o.
Duvraijé, bewerkt, gewerkt,uitgewerkt,
doorwrocht.
Ouvrage avance, m. voorwerk, o.
OiiYrage collatéral, m. nevenwerk, e.
\'Mivrajje extérieur, m. buitenwerk, o.
Omrage flanquant , m. bestrijkend
werk,
o.
Ouvrafjc principal, m. hoofdwerk, o.
Ouvragcr, bewerken, uitwerken, ver-
Ouirant, openend.                      (sieren.
Uuviante {a jour), bij het krieken van
drn dag.
Ouvrantcs (a portos), bij het openen
van de poorten.
Oavri, gewerkt, gebloemd.
Ouvré (linjje, m.), pellegoed, o. servet-
goed, o.
"uvroaux, m. pi. zijopeningen in een
glasblazersoven,
v. oio.
Ouvrer, bewerken, bearbeiden, ver-
vaardigen, werken, munten.
Ouvreur.ni. opensluiter,m. schepper,m.
Ouvreuse da bancs, t. stovenzetster, v.
Ouvrier, m. werker, va. werkman, m.
arbeider, ra. handwerksman,
m.
"uvrier, werk ....
Ouvrior (jour, m.), werkdag, m.
Oavrüre, f. werkster, v. werkvrouw,
v. naaister, v.
"uvrir, openen, openmaken, losdoen,
ontsluiten, openzetten, openbreken,
beginnen, opengaan.
Ouvrir (s\'), zich openen, opengaan,
geopend worden, ontluiken, tijne ge-
*f.chten ovenbaren. beginnen.
OZON                       347
Ouvroir, m. werkplaats, v. winkel, m.
Ovaire, m. eierstok, m.vruchtknop,m.
Oalaire, eivormig, eirond.
Ovale, eirond, langwerpig rond, ovaal.
Ovale, in ovaal, o.
Ovale, f. twijnmolen, ra.
Ovation, (. ovatie, ?. kleine triomf, m.
Ove, m. eivormig versiersel, o. ei, o.
Ové, eivormig, eirond, o.
Ovicule, m. klein eivormig versier-
Oviforme, eivormig, eirond, (sel, o.
Ovigére, eierdragend.
Ovih, m. boeireep, m.
Ovipare, eierleggend.
Ovipares, m. pi. eierleggende dieren,
0»ivore, eiervretend.                   (o. me.
Ovoide, eivormig,
Ovoir, rn. ovaalbeitel, m.
Oxalato, ra. zuringzout, o.
Oxaüque, van zuring, zuring. . . .
Oxalis, m. zuring, r.
Oxalrae, m. azijn met zout, m.
Oxyacanthe, m. haagdoorn, m.
Oxycrat, ra. azijn met water en sui-
ker, m.
Oxydabilitt\', f. verzuurbaarheid, ».
Oxjdable, vatbaar voor verzuring.
Ozydaüon, f.verwring,*, oxydatic.v.
Oxyde, m. zuursto fvei bindingtv. half\'
zuur,
o. oxyde, o.
Oxydé, verzuurd, geoxydeerd.
Oxyiler, verzuren, oxydeeren.
Oxydule, m. halfzuur, o.
Oxyfi&iation, f. bezwangering met
zuurstof,
v. oxydatie, v.
Oxvgéne, m. zuurstof, v. oxygeen, m.
Oxygéné, met zuurstof bezwangerd,
met zuurstof verzadigd.
Oxygóne (gaz, m.), zuurstofgas, o,
Oxygéner, met zuurstof bezwangeren,
met zuurstof verzadigen.
Oxygone, scherphoekig.
Oxymel, m. honig met azijn en wa-
ter,
ra. azijnmede, v.
Oxypctre, m. zuurachtige steen, m.
Oxyphonie, v. schelle stem, v.
Oxyregmie, f. maagzuur, o.
Oxyrliodin, ra. rozenazijn, m.
Oxyrhynque, spitsmavelig.
Oxysaccharum, ra. azijn met suiker, in.
Oyant, m. afnemer van rekeningen,™.
Oyoz, luister, hoor, stil.
Ozéne, m. stinkend neusgetwel, o.
fijone. !. owb, o.
-ocr page 358-
31»                            P                                                              PAIR
P.
P, m, p, v.
Pacage, m. weiland, o- weide, v.
Paeager, weiden, grazen.
PaCRTit, m. lummel, m. lomperd, m.
Pacba, m. packa, m.
Pachalik, m. bestuur van een pacha,
provincie van een pacha,
v. {o.
Pachy.....dik.
Pachyderme, dikhuidig.
Pachyderme, m. dikhuidig dier, o.
Paci\'ère, vredeaanbrengend.
Pacificateur, m vredemaker.m. vrede-
stichter, m. bevrediger,
m.
Pacificatic-t, f. «redemaking, v. bevre-
diging,
v. pacificatie, v.
Pacifier, bevredigen, stillen, bijleggen.
Pacifique, vreedzaam, vredelievend,
rustig, kalm, stil, gerust, in vrede.
Pacifiqut», m. de Stille Zee.
Pacolet, m. pin, v.
Pacolille, f. zeema,i*pahje,o. zeemans-
goed, o. reisgoed,
o. reispakje, 0.
Pacte, m. verdrag, o. overeenkomst, v.
verbond, o. verbintenis, v.
Pactiser, verdrag maken, overeenkomst
aangaan, in schikking treden,
Pactoïe, m. goudrivier.
Padelin, m. smeltkroes, m.
Padou, m, floretlint, o.
Padouane (medaille, [f.), onechte ge-
gedenkpenning, m.
Paean, m. triomflied, o. zegezang, m.
Pafftis, m. strijdbijl, v.
Pagaie, f. pagaai, v. schepriem, m.
Paganisme, m. heidendom, o.
Pagayer, pagaaien.
Pagayeur, m. pagaairoeier, m.
l\'.i\'i", in. page, m. edelknaap, m. ge-
leijonker,
m. kajuitsjongen, m.
Page, f. bladzijde,v. pagina,*.knop,m
Pafjinalion, f. pagineering, \\. nomme-
ren der bladzijden,
o.
Paginer, pagineeren.
Pagne, f. schort, v.
Pagnon, m. fijn zwart laken, o.
Pagnote, m. lafaard, m. bloodaard, in
Paiinoterie, l. lafhartigheid, v.
Pagode, f. pagode, v. afgodüempel,m.
schuddebolletje,
o.
Paien, m. heiden, m.
Païen, hetdensch, afgodisch.
Paienne, f. heidtn, ?,
Paillard, onkmsch, ontuchtig, wulpsch.
Paillard, m. hoereerder, m. onftuijcA
man, ra.
Paillarde, f. slet, v. onkuisehevrouw,*.
Paillarder, hoerecren , onkuischheid
plegen.
Paillardise, f. hoererij, v.onkuischheid,
v. geilheid, \\.
Paillasse, m. paljas, m. hansworst, m.
Paillasse, f. stroozak, m. stroomatras,v.
Piullasson.m. stroomat,v.stroozakje,o.
Paille, f. stroo, o. stroohalm, m. schil-
fer,
v. splinter, m. vlek, v. pyl-
staart, m.
Pailló, strookteurig, veelkleurig, bont,
gestreept.
Paille de bitte, f. betingbout, m.
Paille de [er, (. hamerslag, m.
Paillee, f. vloervol, ra-
paille en cul, m. broodwinner, m.
Paille liacln\'e, f. haksel, o.
Pailléole, f. rivier goudkorrel, v.
Pailler, m. boerenwerf, v. mat, v.
stootmat, v.
Paillet, m. weer, v. mat,v.stootmat, v.
Paillet, bleekrood.
Paillette, f. loovertje, o. plaatje, o.
schilfertje, o. goudblaadje, o.
Pailleur, in. strooverkooper, m.
Paillenx, sptinterig, schilferig.
Pailli.!r, m. strooschuur, i. hoop
stroo,
m.
Paillo, m. broodkamer, v.
Paillon, m. foelie,*-stukje soldeersel,o.
Paillonner, soldeeren, vertinnen,
Paillot m. broodkamer, v.
Pnin, m. brood, o. voedsel, o. onder-
houd, o. pijpje,
o. koek, m. sf«A, 0.
Pain a cacheter, in, ouwel, m.
Pain a chanter, m. ouwe/ m. mis-
Pain bis, m. roggebrood, o. (broed, o.
Pain de nmnition.m. Aommteafrroorf, 0.
Pain d\'épice, m. koek, m. pe/wr-
/."-/. ra.
Pain d\'i\'picier, m. koekbakker, ra.
Pain de sucre, m. ïmAerorooa*, o.
Pain de savon, m. stuk zeep, o.
Pair, even, gelijk, effen.
-ocr page 359-
PAIR
Pair, m. pair, m. gelijke waarde,
Pair (au), gelijk, pari.
Pair (de), gehjk, tn getijken rang.
Paire, f. paar, o. koppel, o.
I\'airement, dubbel.
Pairement pair, door vier deelbaar.
Pairesse, f. vrouw van een pair, v.
Pairie, f. pairschap, o.
Pairle, m. gaffelkruis, o.
1\'aisible, rustig, vreedzaam, zachtzin-
nig, ongestoord, gerust.
Paissant, weidend, grazend.
Paisseau, m. wijngaardstaak, m.
i aisseler, met staken stutten, onder-
steunen.
Paisson, m. rekijzer, o. stolts, v.
Paisson, f. veevoedsel, o. boschweide,v.
Paissonner, rekken, uitrekken.
Paitre, weiden, afweiden, grazen.voe-
ren,
Paitre (se), zich voeden, zich ophouden.
Paitre (envoyer), naar den drommel
laten loopen.
Paix, f. vrede, m. rust, v. kalmte, v.
stilte, v. kalfsschouderbeen, o. dek\'
sel van den miskelk, o. patene,
v.
Paix, ttil daar, stil.
Pal, m. paal, m.
Palaclie, I. huzarensabel, v. pallas, ra.
Palade, f. riemslag, m.
Paladin, m. paladijn, m. dolende rid
der,
m.
Palais, m. paleis, o. rechtbank, v. ge-
rechtshof, o. rechters,
m. me. advo~
caten,ra.
rac. verhemelte. o. gehe-
melte, o.
Palais (terme, m. de), rechtsterm. m.
Palan, m. takel, m. talie, v. hijsch-
touw.
o. vierlooper, m.
Palan a fouet et a croe, m. staart- en
haaktalie,
v.
Palan de n..U. m. zijtakel, m.
l,\'al;ui de retrnite, m. inhaaltalie, v.
\'achtertalie, v.
Palan de revers, m. wanttalie,v.
Palan de ris, m. riftakel, m.
Palanche, f. voeringstof, v. waterdra-
gersjuk, 0.
Palamme, f. paalverschansing, v paal-
werk, o. palank,
v.
Palanquer, taliên, optalièn.
Palanquin, m. palanktjn, m, draagstoel,
m. kleine talie, ▼.
Palardeau, m. kluisprop, v. prop, v.
PAU                        3iü
Palastre, m. plaat, v. kas, v.
Palatale, van het gehemelte.
Palatale (lettre, t), gehemelteletter, v.
Palatin, m. palatijn, m.paltsgraaf, m.
Palatin, paltsgraaflijk, van het verhe-
melte, gehemelte
....
Palatinat,m. paltsgraafschapp. Palts,v.
Palatine, f. paltsgravin, v. sabelbont,
o. bonten kraag,
ra.
Palc, f. kelkdeksel, o. schotdeurtje, o.
blad, o. paalwerk, o.
Pflle, bleek, kleurloos.
Palé verdeeld door rechte lijnen.
Paléacé met pailletten voorzien.
Paléage, m. schifting, v. omroeren, o.
Pilée, f. juk, o. paalwerk, o.
Paletrenier, m. palfrenier, m. stal-
knecht,
m.
Palcfioi, m. damespaard, o. staatsie-
paara,
o.
Paléograpliie, f. kennis van oude hand-
schriften,
v. paleographte.
Paléologue, op oude talen betrekking
hebbend.
Paleron, in. schouderblad, o.
Palcstine, f. dubbel cicero antiqua-let~
ter,
?.
Paiestre, ra. worstelperk, o. lichaams-
oefeningen,
v. me. worstelkunst, v.
Palestrique, tot lichaamsoefeningen be-
hoorend.
Palet, m. werpschijf, v. werpsteen, m.
Paleter, met de werpschijf spelen.
Palette, f. verfbord, o. palet, o. kaats-
plankje,
o. palet, v. laatbfkken, o.
inktschopje, o. schoep, v. lepel, ra.
Paleur, f. bleekheid, v.
Palier, m. rustplaats, v. wendingsvak,
o. bordes,
o.
Palification, I. piketteering, v. paal-
werk, o.
Palimpseste, m. palimpsest, ?.
Paiindrome, m. kreeftvers, o. kreeft-
dicht, o.
PaliiHjönésie, f. wederaangroeiing, v,
Palinod, m. vers ter eere van deonbe-
vltkte ontvangenis van Maria, o.
Palinodie, (. herroeping, v.
Palinodie (chanter la), iets herroepen.
Palintoctüe, f. teruggave van woeker, v.
dubbele geboorte, v.
Palinure, m. zeekreeft, m.stuurman,m.
Pdiir, verbleeken, doen verbleeken,
bleek maken, bleek worden.
-ocr page 360-
MO                        PALI
Palis, m. pual, m. paalwerk, o. omhei-
ning,
v.
Palissade, f, palissade, v. paalwerk, o.
heining, y. omheining, v. omtui-
ning,
v, boomheg, v.paal, m. storm-
paal,
m. staketsel, O-
PalHsademeiil, m. palissadeering, v.
Palissader, palissadeeren, met paal-
werk omgeven, omtuinen,
Palissage, m. aanbinden, o. opbin-
ilen,
o. boomleiding, v.
Palissanrire, m. palissander, o.
Palissanl, bleek wordend,verbleekend.
Palisser, opleiden.
Palisson, in. rekyzer, o.
Palladium, o palladium, o. schild, o
beschermbeeld, o. bescherming, v.
Palliatif, versachtend, pijnstillend, be-
wimpeUnd, vergoelijkend.
Palliatif, in. verzachtend middel, o.
schijnmidd: I, o.
Palliation, f. verzachting, v. bewimpe-
ling,
v. vergoelijking, v. verschoo-
ning,
v.
Pallier, verzachten, vergoelijken, ver-
svhooncn, in schijn genezen, op-
lappen.
Pallium, m. schoudergewaad, o.
Palma-Clirisli, m. kruisboom, m. won-
derboom, m. ricinus,
m.
Palmaire, de handpalm betreffend.
Pal me, m. palm, y. lengte van \\de
hand,
v. span, v.
Palmc, f. palmtak, m. palmboom, ax.
palm,
in. zegetteken, o. zege, v. over-
winning,
v, martfIkroon, *.
Palmé, haudiormig, metzwemvliezen.
Paldier, plat kloppen, rondwerken.
Palmes (uimanche, m. des), palmzon-
dag, m.
PalmeLte, l. palmboompje, o- palmblad-
vormij versiersel,
o.
I\'.iln.il\' , ni. palmboom, m. palm, ra.
Palmipède, m. zwemvogel, m.
Palmipède, zwcmvoetig.
Pat miste, m. tamme palmboom, ttt.
palmeekhorentje, o.
Palmite, m. palnimery, o.
Palomlic, f. riii\'/rlduif, r.
l\'.ilon, in. houten spatel, V- schop, v.
Palonncau, Pilonmer, in. zwengel, ui.
zwengelhout, o.
PaJat) m. bocrenkinket.m, lompe vle-
gel,
ra.
PANC
PAlot, bleekjes.
Palourde, f. steenmossel, v.
Palpable, tastbaar, voelbaar, klaatbltj-
kelijk, zichtbaar, doodeenvoudig.
Palpat ion, f. betasting, t.
Palpo, f. voelhoorntje, o.
Palpébral, tot de oogleden behoorend.
Palper, betasten, bevoelen, in de hand
krijgen, met een riem strijken.
Palpilation, t. hartklopping, v. beving,
v. trilling, v. lillen, o. (zwoegen.
Palpiter, kloppen,trillen,beven, lillen,
PalpJanclie, 1. grondbalk, ra. dam-
plank, v.
Palsarnblcu, drommels.
Paltoquet, m. lomperd, m.
Paludicr, m. zoutmijnwerker, m.
Palus, m. poel, m. moeras, o.
Pamc, bezwijmd, in onmacht
Panier, bezwijmen, flauw vallen.
Panier (se) lieswijmen, flauw vallen,
omvervidlen, buiten zich zclven zijn.
Pamoison, f. bezwijming, v. onmacht,
v. flauwte, v.
Pampa, f. blad, o. loof, o.
Paai pel mousse, f. pampetmoes, o.
Pamplilet, m. pamflet, o. schotschrift,
o. blauwboekje,
o.
Pamplilélaire, Pamph\'éüer, m. pam-
fletschrijver,
m. schotscltrijver, m.
Pampre, m. wijngaardiank, v.
Pampré, getakt.
Pan, m. pand, o. baan,v. vak, ü. zij-
plank,
v. zijde, i. ruit, v. maat van
negen duim,
v.
Panacee, f. algemeen geneesmiddel, o.
panacea,
o.
Panache, m. vcderbos, m. blotmkroon,
v. pluim, v. kuif, v. schakeering, v.
Panache, (. pauwin, V.
Panache, geschakeerd, gepluimd.
Panacher, Panacher (se), veelkleurig
worden, sthakeeringen krijgen.
Panachurc, f. mengeling van kleu-
ren,
v.
Panade, f. broodsoep, v. broodpap, »■
Panadei\' (se), als een pauw stappen.
Panage, m. mêttgeld voor varkens, o.
Panais, m. paslinak, v.
Panard, met snijdcrsheenen, krompoo-
Panaris, m. fijt, v.                           (tig-
Pancalier, m, soort van savoyekool. v.
Pancarle, (■ plakkaat, o. aanplakbil-
jet,o.oitdegeschriften,o.me.oms!ag,m-
-ocr page 361-
;jm
PANT
hmcernc, m. Poólsche ruiter, m.
Pancrace, m. worsteloefening, v.
Pancreas, m. alvleeschklier, v. zweze-
rik,
m. klierbed, o. pancreas, o.
Pancréatique, tol de alvleeschklier be-
hoorend, pancreatisch.
Pancréatite, f. alvleeschontsleking, y.
Pandectüs, f. pi. pandecten, v. me.
Pandémie, f. aanstekende ziekte, v.
heerschende ziekte,
v. epidemie, v.
Pandémique, aanstekend, epidemisch.
Pandemonium, m. pandaemonium, o.
Pandoure, in. pandoer, m. vlegel, m.
Pané, met brood totbereid, brood....
Panée (eau, f.), broodwater, o.
Panégyrique, m. lofrede,\\. lofspraak,*.
Panéyyrisine, m. overdrevene lofrede,
Panéciyriste, m. lofredenaar, m. (v.
Panellc, f. ruwe suiker, v.
Paner,me( gekruimeld brood bestrooien,
Paneiée, f. mandvol, v.
Panelene, f. hofbakkerij, v. broodka-
mer,
v,
Paneiier, m. hofbroodmetster, m.
Panetière, f. herderstasch, y. brood-
zak,
EQ.
Panicanl, m. kruisdistel, v.
Panicule, (. bosje, o. trosje, o.
Panicule, bosvormig, trosvormig.
Panier, m. korf, ra. mand, v. mand-
vol,
v. honpelrok, m. bocht, v.
Pauier petcé, m, doorbrenger, m. lic/if-
mis, m.
Paniflcation, f. broodmaking, v. bcoorf-
wording, v,
Panique, panisch, ongegrond.
\'anlüxique, m. afjycmefM woorden-
boek, o.
Panne, f. (ryp, o. fulp, o. pan, ». war-
kensreuzel, o. dakstoel, m. gording,
Unne (ëtre en), opgebrast liggen, (v.
J anne (aiellre eM), opbr assen.
I anne (se tenir en), afwachten.
1 anneau, m. paneel, o. vak, o. raam,
o. zadelkussen, o. zijde van een ge-
houwen steen,
t. luik,o. klep, v. net,
o. strik,
m.
I anneau (donner dans Ie), in den strik
loopen,
panndanter, netten spannen.
Pannello, f. populierblad, o.
1 anneresse, f. tapjjlsche zoden, v. me.
I anneton, m. sleutelbaard, m. deeg-
mandje,
o.
Pamüculu, l. vleeschachtig vliesje, o.
Pannoir, m. spcldenmakcrshamer, m.
Pannomie, f. verzameling van alle
wetten,
v.
Pannon, m. roode vlek, v.
Panococo, m. ijzerhout, o.               (o.
Panonceau, m. wapento, wapenschild,
Panophobie, i. nachtvrees, v. panische
schrik, m.
Panoplie, f. volledige wapenrusting, v.
Panorama, m. panorama, o.
Pansage, m. oppassing van een paard,
Pansard, m. dihbuik, m.                 (v.
Pansc, f. pens, v. buik, m,
Pansement, m. staldienst, m. oppa$~
sing,
v. zorg, v. verbinaen, o.
Panser, verbinden, oppassen, bezor-
gen, roskammen.
Pansu, dikbuikig.
Pansu, m. dikbuik, m.
PantaaruéHsrae, m. zorgeloosheid, v.
Pantalon, m. lange broek, v. panta-
lon, \\. hansworst,
m. weerhaan, m.
Pantalonnade, t. hansworstendans, m,
veinzerij, v. belachelijke uitvlucht, v.
Panteler, hijgen, buiten adem zyn.
Pantenne, t. (en), de raas getopt en
gekaaia.
Pauteur, m. spanraam, o.
Pantheïsme, m. pantheïsme, o.
Pantheïste, m. pantheïst, ra.
Panthéistique, pantheïstisch.
Pantheon, m. pantheon, o.
Panthèrc, f. panterdier, o. panter, m.
Panticre, patrijzennet , o. snippen-
net,
o.
Pantin, m. beweegbare bordpapieren
pop,
v. draadpop, v. mannetje van
botdpapier,
o. zeer zwak mensch,ai.
Pantine, I. bundel strengen, m.
Pantogonie, f. kromme lijn, die naar
beide kanten gebogen is,
v.
Panlographe, m. teekenaap, m.
Pantoiement, m. aamborstigheid, v.
Pantoirc, f. hanger, m. staand want,o.
Pantois, hijgend, verstomd, kortademig.
Pantomètrü, ra. almettr, m.
Pantomime, ra. pantomimiit, m.
Pantomime, f. pantomime, v. geba-
renspel,
o. gebarenkunst, v.
Pantoquière, i. zwicht lijn, v.
Pantouile, f. pantoffel, v. muil, v. slof,
Pantoufler, nonsens praten.             (v.
Pantouflier, m. mut7t>nmaA;t!i\', m.
-ocr page 362-
PARA
pillottenpapier. o. weinig beteeke-
nende poëzie,
v. dubbel afdrukken
der letters, o.
PapÜlote, f. papillot, v. krulpapier-
tje, o. loovertje, o. papieren zakje, o.
Papiüoter, papillotten zetten, glinste-
ren, flikkeren, dubbelen, smeren.
Pa pi Hots, m. pi. vlekken van het rood-
vonk,
v. me.
                          (pist, m.
Papimanc, m. pausgezinde, m. pa-
Pa pi man ie, f. pauselijk gebied, o. pau-
selijk hof, o.
Pa pi n, m. pap, v. brij, v.
Papion. m. baviaan, m.
P.ipisme, m. pausdom, o. papismus, o.
Papiste, m. papist, m.pausgezinde, m.
Papistiqnc, pausgezind, papistisch.
Papule, f. waterpuUje, o.
Papyrarti, papierachtig, dun, vliezi-j.
Papyri/erft, papierdragend, goed o;
papier van te maken.
Papyrus, m. papierplant,v. papgrus,n
Paquage, ra. inkuipen, o. pakken in
tonnen, o.
PSqiw, m paschen, o. pascha, o.
Pdqae, f. paaschfeest, o. paaschlam,o-
Kiquebot, m. pakketboot, v.
Paquebot h vapeur, m. stoompakkct,v-
Paquer, tonnen, inkuipen.
PAqueretle, i. madeliefje, o.
Paques, f. pi pasehen, v. paaschdag,m-
Paques closes, f. beloken paschen, v.
Paques flcuries f. palmzondag, m.
Puquet, m pak, o. bundel, m. bos,n\\.
lomp iruuivifensch,
o. bedriegerij, i.
Paqu.[;i;ie, i:i. pakken, o.
Paqutbot, i. pakketboot, v.
Paquühot il Vapeur, f. stoompakket, v.
Paq.ulcr, pakken, inpakken.
Paquetier, m. letterzetter die op stuk
werkt.
in.
Paqueur, m. haringpakker, m. viscif
pakker, m.
Par, bij, door, te, gedurende, over,
in, met, uit, op, va7i, om, vanwege
Paiabtile, I. parabool, v. gelijkenis, v.
parabel, v. kegelsnede, v.
Paraboliquo, parabolisch, zinspreukig-
Parachèvemunt m. voltooiing, v.
Parachever, voltooien, voltrekken.
Parachronisme, m. telaatstelling in de
tijdrekening,
v.
Parachute, m. valscherm, o.
Paraclet, m. paracleet, m. trooster, in.
PANU
302
Panarge, m. docal, m. graaf bij, v.
Paon, m. pttuw, m.
Paonne, f. pauwin, v.
Paoime, veelkleurig,
Paonneau, m. jonge pauw, m.
Papa, m. papa, ni. vader, m.
Papable, tot pau» verkiesbaar.
Papal, pauselijk.
Pa\\m$,m.priester, dcrGrit;kschekerk,m.
Papauté, t. pausdom, o. pauselijke
waardigheid,
v. p.iusscbap, o.
Papaveractfes, f. ge-lacht der slaapbol-
len,
o. papavergeitnssen, O. me.
Papayer, m. papegaaiboom, m.
Pape, m. paus. m.
Papegai, m. papegaai, m. gaai, m.
vogel om naar te schieten, m.
Papelard, m. huichelaar, m. schijn-
heilige,
m.
Pdpelardpr, huichelt n.
Papelardise, f. huichelarij, v. schijn-
heiligheid, v-
Papeline, I. popeline, v.
Papelonné, schubachtig, met schubben.
Paperasse, i. scheurpapier, o. kladpa-
pier,
v. papierboel, m.
Pappasser, papieren doorsnuffelen, pa-
pier bekladden.
Paperassier, m. papierbekladder, m.
bewaarder van oude papieren, ai.
Papelcrie, I. papiermolen, m. papier
fabriek,
v. papierhandel, m. doos
met schrijfbehoeften,
v.
Papetier, m. papiermaker, m. papier-
handelaar, m.
Papier, m. papier, o. wisselbrief, m.
dagboek, o- geschrift, o. dagblad, o.
krant,
v. courant, v.
Papier, stamelen.
Papier a lettres, m. postpapier, o.
Papier a gargousses, m. kardoespa-
pier, o.
Papier brouillard, m. vloeipapier, o.
Papier peinl, m. behangselpapier, o.
Papillaire, tepelvormig, met tepels.
Papille, f. tepel.m. tepelvormigeklier,v
Papillon, m. kapel, v. vlinder, m. klap-
muts,
v. bovenbramzeil, o. smoor-
klep, y.
                                         (mig
Papillonacé, kapelvormig, vlindervor-
Papil Ion ner, fladderen, heen en weder
vliegen, wispelturig tijn.
Papiliotage, m. flikkering, v. glinste-
ren, o. haar in papillotten, o. pa- \\
-ocr page 363-
TA RA
part.
:*m
Paralyser, verlammen, krachteloos mm-
ken, verijdelen, beiemmeren,
Paralysie, f verlamming, v. geraakt-
heid,
v. beroerte, v.
Paralylique, verlamd, geraakt, Be-
roerd.
Paralytiqtie, m. geraakte, m.
Paraniètre. m. ptrameter, m
Paranomasie, f. overeenkomst tusscheti
woorden van verschillende talen,
v.
Paranl, sierlijk, versierend.
Paranymphe, ra. paranimf, m. gelei-
jonker, m. lofrede,
v.
Parapet, m. borstwering,!, leuning, v.
Paraphe, m. naamcijfrr, o. naamtee-
ken,
o. pennetrek, m. paraaf, v.
Parapher,»aat?n ijftrtetten,parafeeren.
Paraphernaux (biens, m. pl.i, goederen
die eene vrouw xich bij huwelijks-
voorwaarden voorbedingt, o.
Paraphonie, I. samens\'emvting, t.
Paraphrase, f. omschrijving, v, uitbrei-
ding, r. uitlegging,*, overdrijving,
v.
Paraphraser, omstJirtjven, uitbreiden,
uitleggen, vergrooten, overdrijven.
Paraphraseur, m. kwaadwillige ver-
grooter,
m. overdrtjver, m.
Pdraphraste, m. uitlegger,m. verklaar-
der,
m.
Paraphrénésie,f. middelrif\'ontsteking,v,
Paraphrosynie, f. afwisselend droe-
vige en vroolyke waantin,
m.
Parapléyie, Paraplexie, f. gedeeltelijke
verlamming,
».
Parapluie, m. regenscherm, o. para-
pluie.
v. paraplu, v.
Faiascénium, ra. toon,\'?! achter de
schermen,
a.
Paiafelène, (. bijmaan, v.
Parasite, ra. tafelschuimer, m. panne-
likker,
m.
Parasite, woeker . , ,., overtollig.
Parasito (plante, f.), woekerplant, v.
Parasol, m. zonnescherm, o. paraêOl,r.
Paratonnerre, m. bliksemafleider, m.
Paravent, ra. windscherm, o.
Publeu, wel weergaasch, sakkerlott.
P.<rc, m. perk, o. park, o. warande,
v. kooi, v. hok, o. vetweide, t. oef
terput,
ra. oorlogshaven, f.
Parcage, ra. verblijf der schapen op de
boun tanden, o-
Parcelle, f. deeltje, «. ttukje.o.perceel.
Parcaller, fa stukje» vtréeelen. (t.
5S
Paraetott, f. losse weger, m. vulling-
plank
, V.
Paracynancis, f. lichte keelontsteking,y.
Parade, (. parade, v. pronfc, m. staaf-
»e, f. t>->itoo>i-tfllin</, v. afwering,1!.
Parade (faire), verfcontno moAen^ron-
/r<;«, vlaggen.
Parade joumalière, f. wachtparade, v.
Parader, paradneren,afweren,kruisen.
Paradiqme, m. voorbeeld, o.
Paradis, m. paradijs,o. engelenbak, ra.
l\'aradisier, m. paradijsvogel, m.
Paradot, m. ruwweer, v.
Paradoxal, MJonrferspreMfcia, vreemrf-
klinkend, paradoxaal.
Paradoxe, m. won der spreuk, v. para-
Parafeu, m. vuurscherm, o. (dox, v.
ParaQanc, m. tijwecr, x.
l\'arage, m. afkomst, v. stand, m. eerste
bewerking, v. teestreek, v. hoogte, v.
Paraglosse, m. zwelling der \'OMA» v.
\'aragoo.e, I, woordverlenging, t.
Parayogique, aangehecht.
■\'.iiagon, ui. voorbeeld, o. model, o.
paragonletter, v.
1\'aragonner , vergelijken, drukletters
• ven dik maken.
Paragrapbe, ra. paragraaf, ».
Paragrèle, ra. hayelafleider, ra.
Paraguante, f. fooitje, o.
Paraisonner, glasblascn.
Paraisonnier, m. glasblazer, m.
Paraltre, verschanen, schynen,blijken,
dunken, voorkomen, uitsteken.
!\'ara!ipomenes,mpl.aWu>ee boeken der
kronieken, o. me.
Paralipse, f. paralips, v. schijnvoorbij-
gang, m.
Parallactique, parallactisch.
1 srallaxe, m. parallax. m. verschil-
:icht, o.
Parallels, evenwijdig, parallel.
\' aralléle, m. vergelijking, v.
parallél.\', f. evenwijdige lijn, \\. pa-
>allel. v.
Parallélipipède.f. parallellepipedum,o.
"irallélisme, m. evenwijdiyheid, v.
\' evenwijdige stand, m.
Uralléloyramne, m.parallelogram, o.
aralléloyraphe, m. werktuig om even-
,t wijdigc Innen te trekken,
o.
aralogisme, na. valsehe aluitrede, v.
drogrede, v.
-ocr page 364-
3M                       PARC
Parce que, dewijl, omdat, vermits,
doordien.
Parchemin, m. perkament, o.
Parcheminerie, (. ptrkamentmakerij, v.
perkamenthandel, m.
Parcheminier, m. perkamentmaker, m.
perkamentvcrkooper, m.
Parcimonie, f. spaarzaamheid, t. ka-
righeid,
v.
Parcimonieux, spaarzaam, karig.
Par-ci par-la, hier en daar.
Parcourir, doorloopen,doorrei zen, door-
gaan, doorbladeren.
Parcours, ia. weiderecht, o. loop, m.
weg, m.
Par dela, aan de andere zijde.
Par dessus, op, over.
Par-dessus, m. overjas, ra.
Par dessous, onder.
Pardi, waarachtig.
Pardon, m. vergiffenis, v. verschoo-
ning,
v. pardon, o. aflaat, m.
Pai ■liitm.ilj.\'f, ver$choonhaar,vergetflijk.
Pardonnaire, m. aflaatuitdetler, m.
Pardonner, vergiffenis schenken, ver-
geven, kwijtschelden, versehoonen,
ontzien, ten goede houden.
Pare, versierd, opgeschikt, klaar.
Paréage, m. gemeenschappelijk eigen-
domsrecht, o.
Parégorique, pijnstillend.
Pareil, gelijk, gelijkvormig, dergelyk,
zoodanig.
Pareil, m. wtdergade, v. gelijke, m.
Pareille, f. dezelfde taak, v. hetzelfde,
o. gelijke munt, v.
Pareillement, insgelijks, evenzoo, tok.
Parélïe, f. bijzon, v.
Parement, m, opschik, m. versiersel,o.
tuoisel, o. opslag aan de mouwen,
m. vondsteen, ra. dikke knuppels in
ëen takkenboi,
m. pensvtt, o.
PanJmie, f. spreekwoord, o.
Parenchymateux, vleezig.
Parenctiyme, m. vteesch van vruchten,
o. merg, o. parenchyma, 0.
Paréuèse, f. vermaning, v.
Parénétiijue, tot deugd vermanend.
Parent, verwant.
Parent, m. bloedverwant, a. maag, ra.
nabestaande,
m. bloedvriend, m.
Parentaqe, m. maagschap, v. bloed-
verwantschap,
v.
Parent*, f. maagschap, v. bloedver-
PARI
wantschap , v. verwantschap , v
Parenthese, 1. tusschenrede, v. tus-
schenzin,
m. parenthesis, v. haak-
jes,
o. rae.
Parenls, m. pi. ouders, m. me.
Parepieds, m. haardijzer, o.
Parer, versieren, opschikken, opsmuk-
ken, beveiligen, beschermen, paree-
ren, klaarmaken, bereiden, Maren,
afsteken, omzeilen, tegenhouden,
voorkomen.
Parére, m. gevoelen der kooplieden
over handelszaken, o.
Paiésie, [. gedeeltelijke verlamming*
Paresse, f. luiheid, v. vadsigheid, v.
traagheid, v.
Paresseux, lui, vadsig, traag.          (m.
Paresseux, in. luiaard, m. luiwammer,
Paresseuse, f. luie vrouw, v. hi
meisje,
o-
Pareur, m. opmaker, m. voltooier, ra.
Parfaire, voltooien, voleindigen, vol-
maken.
Parfait, volmaakt, volkomen, voltooiJ-
Parfait, m. volmaakt verleden tijd, ra.
Plirfilag*, m. uitrafeling, f.
Parh\'ler, uitrafelen, uittrekken.
Parfilure, f. uitgerafelde draden, »■
Partois, soms, somtijds.                    ivDt-
Part\'ondrt!, samensmelten, versmelten
Parfournir, voluit leveren.
Parfum, m. geur, m. reukwerk, o.
parfumerie, v.
Par turner, welriekend maken, geut
verspreiden, berooken, parfumeeren.
Parfumerie, f. parfumertin, v. me.
Parfumeur.in. reukwerkmakcr.m.reitk\'
werkverkooper,
ra.
Parlumoir, m. reukkastje, 0.
Pargneau, m. jonge karper, m.
PaiTiélie, f. bijzon, v.
Pari, m. weddingschap, v. wedden, 0-
Pariade, f. koppel patrijzen, o. p<><"\'
tijd van de patrijzen, ra.
Parier, verwedden, wedden.
Pariétaire, f. muurkruid, o.
Paiiótaux, m. pi. zijbeenen vanhetbd\'
keneel,
o. me. wantlbeendercn,o.n^-
Parieur, m. wedder, m.
Pariseüc, f. woudbes, v.
Parisien, m. Parijsenaar, m.
.Parisienno, f. Paiijsche vrouw, v. »\'*
amantUtter, v.
                                   .
Tarisis, van Parijs, te Parijs gcmuni-
-ocr page 365-
TARI
ParisyIIabique, in alle naamvallen een
gelijk aantal lettergrepen hebbend.
Parile, (. gelijkheid, v. overeenkomst,
v. vergelijking, v.
Par jure, m. meineed, ra. valsche ecd,m.
Parjure, mcineedig, trouwloos.
Parjurer (se), valschen eed doen, mein-
eedig worden, den eed breken.
Parlage, m. gebabbel, o. gepraat, o.
geklap, o.
Parlant, sprekend, volkomen gelijkend.
Parlement, m. parlement, o.
Parlementaire, parlementair, volgens
het parlement, parlementsgetind.
Parlementaire, m. parlementair, m.
parlcmentsgezinde, m. onder hande-
laar,
m. kartelvaartuig, O.
ParJemeiiter, parlementeeren, onder-
handelen.
Parler, spreken, praten, pleiten.
Parler (se), elkander spreken, tot zich
zelven spreken, gesproken worden.
Parler (mal), slecht spreken.
Parler, m. spreken, o. spraak, v.
Parlerie, f. gebabbel, 0. geklap, o.
Parler mal, kwaadspreken.
Parleur, m, prater, m. babbelaar, ra.
Parloir, m. spreekkamertje, o. spreek\'
vertrek,
o.
Parme, f. ruiterschild, o.
Parmentière, f. aardappel, m.
Parmant), m. Parmezaamche kaas, v.
parmezaan, v.
                           (schen.
Par mi, onder, te midden van, tus-
Parnasse, m. Parnassus, ra. Parnas,xa.
zanyberg,
ra. dichters, m. me.
Parnassie, t. leverbloem, v.
Parodie, f. koddige nabootsing, v. pa-
rodie,
v, keerdicht, o.
Parodier, parodiëeren.
Parodilta, m. parodieënschrijver, m.
Paroi, I. wand, ra. scheidsmuur, m.
binnenzijde, v. kant , m. hoorn-
wand,
m.
Pavoir, ra. veegmes, o. itcekmes, b.
Paroire, f. krabber, ra.
Paroisso, f. kerspet, o. parochie,1!, pa-
rochiekerk,
v.
Paroissial, tot het kerspel behoorend,
parochiaal, parochie
....
Paroissien, m. parochiaan, ra. kerspel-
kind, o. kerkboek, o.
Parole, f, woord, o. stem,v. spraak, v.
gezegde, o. belofte, v.
PART                         35?»
Paroli, m. verdubbeling van den in-
zet,
v. vouwtje in de kaart om eene
verdubbeling aan te wijzen, o.
Paronomase, f. gelijkheid van woor-
den van verschillende beteekenis-
sen,
v.
Paronomasic, f. overeenkomst van woor-
den in verschillende talen,
v.
Paronyme, m. verwant woord, o.
Parotlde, f. oorklier,v. verzwering der
oorklier,
v.
Parolidée, (esquinancie, f.), hals- en
keelgezuel, o.
Paroxisme, m. vernieuwde aanval cener
ziekte, ia. hoogste graad,
m.
Paijt
6
aillot, m. geus, m, protestant, m.
Parpainrj, m. door den geheelen muur
gaande steen,
m. streksteen, m.
Paniue, f. schikgodin, v. dood, m.
Paiquer, kooien, perken, opsluiten,
parkeer en.
Parijuet, m. afgezonderde plaats, v.
parket, o, ingelegde vloer, m. hout-
werk, o. hek,
o. balie, v. doophek,
O. kogelbak, m.
Parquetage, m. vloerwerk, o.
Paiqueter, vloerwerk maken, vloer in-
leggen.
Parqueterie, f. kunst van ingelegde
vloeren te maken,
v.
Pftrquier, m. bewaarder van gepand
of ingeperkt vee,
m.
Parrain, m. peet, m. peetoom, m. pe-
ter,
m. dovphfffer, m, gevader, m.
getuige, m. blinddoeker, m.
Parriciiie, m. vadermoord, m. moeder-
moord,
m, broedermoord, m. tus-
termoord,
m, kindermoord, m. va-
dermoorder,
m. moedermoorder, m.
bioedermoorder, m. zustermoorder,
m. kindermoor der, m.
Panicide , f. vadermoordster, v. moe-
dermoordster ,
v. broedermoordster,
v. zusteruioorditer, v. kindermoord-
Parricide, moorddadig.             {ster, v.
Parsemer, bezaait n, bestrooien.
Part, m pasgeboren kind, o.
Part, f. gedeelte, o. aandeel, o, deel,
o. plaats, t. tijde,
v. kant, ra.
Part (ft), ter zijde, apart.
Part (autre), elders.
Part (de ma), van mijnentwege.
Part (faire), kennis geven, melden.
Part (nulle), nergens.
-ocr page 366-
PAS1
Particulier (de son), op zichielven.
Parliculier(en),in het bijzonder, vooral.
Particulier (en mon), wat mij betreft.
Paiticulière, (. vrouw, i. meisje o.
Particulièrement, in t bijzonder,voor-
namelijk, omstandig.
Parti, f. gedeelte, o. deel, o. party, v.
gezelschap, o. pos\', m. stem, v.
Partie du discours, f. rededeel, o.
Partie morte, f. onbestrekene ruimte,v ■
Partirfl, gedeeltelijk, bij gedeelten.
Parlir, tn beweging brengen, verdeden,
afreizen, vertrekken, weggaan, los-
breken, ontspringen, voorkomen,ont-
slaan, uitgaan, beginnen.
Parlisan, m. aanhanger, m. voorstan-
der,
m. hoofdpachter, m. partijgan-
ger,
m.
Parliteur, m deeler, ra.
Partittf, deelend.
Partition, f. partituur, v.verdecling,\\:
Partner, m. deelhebber, m. medespe-
ler,
m. partner, m. maat, m.
Parlologie, f. verlossingsleer, v.
Pariout, overal, alom.
Parturition, f. baren, o. bevalling, v.
Parure, f. sieraad, o. opschik.tn, tooi-
sel, o. uitknipsel,
o. af knipsel, o.
Parvenir, bereiken, geraken, toekomen,
aankomen, vooruitkomen.
Parvenu, ro, gelukikind, m. die van
niets iets is geworden, tn. parvenu,ra-
Parvis, m, voorplein, o. voorhof, o.
Pas, m. pas, m. stap, m. schrede, v.
engte, v. dorpel, m. helling, v. ge-
drag,
o. voorrang, m.
Pas (de ce), op staanden voet.
Pas, niet.
Pascal, tot het paaschfeest behoorend,
paasch
....
Pascal (agneau, m.), paaschlam, o-
Pascal (temps, m.), paaschtijd, m.
Pas-d\'Hne, m. steekblad. o. hoefblad,o.
mondijzer, o. mondspiegel,
m.
Pas-d\'asse, m. inwendige ronding der
duigen,
».
Pas de charrje, m. stormpas, m.
Pas-d\'école m. hanepas, ro.
Pas de course, m. looppas, m.
Pas de route, m. lange-wegspas, m
part
,i;,«
Pari Ipour ma), wat mij betreft
Part ij\'rciiili-f en bnnne),goed opnemen.
Part (urendre en mauvaise), kwalijk
Part (quelque), «rjen*.             (>temen.
Partable, verdeelbaar.
Parlage, m. verdeeling, \'.v. scheiding,
v. deeling, ?, gedeelte, o. aandeel,o.
erfdeel,
o. lot, o. akte van deeling,
v. stemmenstaking, v.
Partageable, verdeelbaar.
Parlager . verdeelen , bedeelen , dee-
len, scheiden, deel nemen
. de->l
hebben.
                                         (gaan,
Partager (se), zich scheiden, uiteen
Partance. f. afvaart, v. vertrek, o.
Partance (coti|>, nt. de), seinschot, o.
glaasje op den valreep, o.
Partsnti bj/gevotg, daarom, derhalve.
Parlement, m. afvaart, v. uitloopen,
o. richting der koerstv. kleine vuur-
pijl,
ro.
Parienaire, m et (. deelgenoot,m.en v.
partner, m. pii v. maat, m. en v.
Parterre, m. parterre, o. bloemperk,
n. perk, o. platte qelijke vlorr, m.
onderste verdi-ping, v.
Parti, m. partij, \\. zijde, v. aanhang,
m. voorslag, m. aanbieding,?, stand,
m. huwelijk,
o. bende, v. voordeel,
o. besluit,
o. middel, o
Partial, gedeeltelijk, partijdig, eenzij-
Partialiser (se), partij kiezen. (dig.
Partial il<S f. partijdigheid, v. eenzij-
digheid,
v. partijschap, v.
Partïhle, vatbaar voor vrijwillige ver-
deeling.
Partibus (év^qtie, m. in), bisschop in
de landen der ongeloovigen,
m.
Participant, deelachtig, deel hebbend,
deel nemend.
Participation I. deelhebbing, v.deelne-
ming,
v. medrdeeling, \\. kennis, v.
Particine, m. deelwoord, o. deelheb-
her, m. medeplichtige, m.
P.irticiper,deel hebben,deel nemen, dee-
Ie» in.
Parlicnlariser, omstandig verhalen.
Particularité. f. bijzonderheid, t.
I\'articule, i. stukje, o. deeltje, o. rede-
leeltj",
o partikel, v.
Particulier, bijzonder, eigen, geheim,
vreemd, afzonderlijk, particulier.
Particulier, m. ambteloos man,m.pri-
vaat persoon, m. particulier,
tn.
Pasiitrajthe, m. gebruiker vanalgemeen
schrift,
m.
schriftj m.
Pasigraphie, f. algemeen schrift, •.
-ocr page 367-
PAS1
Pasigraphier, een algemeen sch rift
tchrjfven.
Pasilalie, f. algemeene spreektaal, v.
Pasqiiin, n\\. spot boe f, in. snaak, ra.
Pasquinade, f. schimpschrift, o. pas-
kwil, o. hekelschrift,
o.
Pas(|iiifiiser. paskwillen maken.
Pas redoublé, m versnelde pas, m.
Passable, tamelijk, draaglijk.
Pass.ide, t. kort verblijf, o. doortocht,
m, teerpenning, m. reispenning, m
toer, m /,<r»\'. ui ).■[.),..■:\', i.
Passage, f. bruggeld, o. doortocht, m.
i/oorvaarf, *. 3<ï\'»</, m. overgang. Dl.
pad, o. weg, m. weggeld, 0. passage,
i. tol,
m. p\'aafs, v. spreuk, v. toi-
ït\'i, m.
Passage (oiseau, m. de), trekvogel, m.
I\'assager, m. reiziger, mpassagier, m
Passayer, voorbijgaand, vergankelijk,
kortstondig, vluchtig, onbestendig,
doortrekkend.
Passant, m. voorbijganger, m. wande-
laar, III. M\'\'7- V. JM.vM>P(, lli
Passant, bezocht, bewandeld.
Passant (en), in \'t voorbijgaan.
Passation, £ passeeren, o.
Passavant, m. doorvoerbriefje, o. pas,
m. gangboord, o loopplank, v. /ooj>-
Passé, f. bijsom, v, /nafsft! M\'ur, v.
doorvaart, v. uitval, ui. bengeltje, o.
pas, ui. handstreek,
m. A7<7>, v.
Passé, het zij zoo.
Passé, v-n/rhijyegaan, verlt.\'it\',i.y<:<l<i\'in,
geweest, voorbij, over, verouderd, ver-
schoten, uitgezonderd, verder als.
Passé, m. vt\'Wiclf», o. verleden tijd,m.
Pusse-halle, m. geweerkogelmal, in.
Passe-bombe, m! fcomma/, m.
Passe-boulet, m. kogelmal, m.
\'\'ïsse-carreau, m. persp/aMk, v.
Passe-cbeval, m. paaraV\'po\'ff, v.
Passe-corde, m. dikke naald, v.
Passe-debout, m. doorvoerbriefje, o.
1\'asse dix, ra. dobbetsp l, o.
P.iSie-droit, m. onrechtvaardige gunst,
v. \'.,■! oorr< chtin7. v. mreeWi o.
Passée, f, overtocht, m trektijd, m.
3«ippe«He/, 0. voetspoor, o. Mftfoffffl
rfer i«i\'vr\'i\'«/iii.\'\',iiPiii\'"7 ««rt haar,m.
\' asse-Ocur, f. oncmon*, ».
1 assement, m. |MM*iiMtt{»0.lweMuip.v.
\' as^rneriler, met pastentent beleggen.
pass                    as;
Passement ene, f. passemeMfmaftery, v.
passementhandel, m. passement, o.
Passé men tier, m. passementmaker, m.
passémtfii/werfct\'r, ra. ptMJemenJver-
fcooptir, ui.
Passe-méteil, i>tasteluiii, o.
Passe-niur, m. muurbreker, ui. slang-
stuk, o.
Passe-parole, ra. wachtwoord, o. leger-
wuord, o-
Passe-partout, m. looper, m. treA--
jua</, v. trekbeitel, m. voor alles
passende lijst ,
v. klopper, m.
Passe-passe (tour, ra. dö), goochelaars-
toer,
ra.
Pas-.e-p.-rle, m. MM" /ijn ijzerdraad, o.
Passe-pied, m. i/uyv-- duns, ra.
Passe-pien e, f. it\'evenAt*, t.
Passe-poil, üj. bies, v. boordsel, o.
Passe-purt, m. paspoort, o. reispas, m.
vrijgeleide, o. verlofbr\'ief, m.
Passer, oi/fjryaan.outfe/oo/ieJi.outirkrtJM-
a«n, overA.an(/ige»i, dooroefen, oi/t»r-
trtden, overtreffen, voorkomen, te
boven gaan, voorbij-jaan, doorbren-
gen, vergeven, achterlaten, toestaan,
passeeren, door zijgen, ondergaan,
omdoen, doorreizen , doorearen,
doortrekken, ophouden, verwelken,
verschieten, gangbaar zijn, aange-
nomen worden, gehouden worden.
Passer (se), verhopen, voorvallen, ver-
welken, verschieten, ophouden, zich
onthouden, ontberen, missen.
Passerage, f. peperkruid. o.
Passer a gué, doorwaden.
Passer au lil de l\'épée, over de kling
jagen.
Pauereau, m. musch, v.
Passerelle, f. brug voor voetgan-
gers,
v. loopbrug, v. vonder, m.
Passe-r*>se, (. tuittmaluw, v.
Passe-talon, oi. lederen hakdeksel, o.
Passe-temps, m. tijdkorting, t. tijdver-
drijf,
o.
Passette , f. gouddraadtrekkers-
ring,
m.
Passeur, tn. veerman, m.
Passe-velours, m. iluweelbloem, v.
Passe-voJant, m. lorrendraaier , m.
schuimlooper, m. blinde soldaat, ra.
houten stuk geschut, o.
Passibilité, (. Itjdbaarhtid, * vatbaar-
heid om te yvurlen, y.
-ocr page 368-
35S                       PASS
PassiMe, lijdbaar, vatbaar »m te ge-
voelen, onderworpen.
Passif, lijdend, lijdelijk, passief.
Pas«if, m. lijdende vorm, m. schulden,
v. me. passief, o.
Passiflore, I. passiebloem, v.
Passion, f. lijden, o. lijdensgeschiede-
nis,
v. passie, v. passiepreek, v.
hartstocht,
m. drift, v. liefde, v. ge-
negenheid,
v. kwaal, v. jicht, v.
Passionnaire, m. jMsïit\'fcoeft, o.
Passionné, hartstochtelijk, driftig, vu-
rig, verliefd, partijdig.
Pdssfonner, hartstocht opwekken, be-
zielen, aansporen, belang inboeze-
men, vurig begeeren.
Passionner (se), hartstochtelijk worden,
ingenomen zijn, krachtig voorstaan,
verliefd worden.
Passivement, lijdelijk.
Passivcté, f. hjd-\'.hjkheid, v.
Passoïre, E. vergiettest, v. gatenpla-
teel,
o. doorslag, m.
Passule, f. muskadelrozijn, v.
Pastel, m. pastel, o. teekenkrijt, o.
pastelteekeninq, v. weeie, v.
Pastèque, f. watermeloen, m.
Pasteur, m. herder, m. pastoor, m.
leeraar, m. predikant, m. dominé,m.
Pastiche, m kopie, v.stijlnaboot$ing,v
Pastillafje, m. klein suikerwerk, o.
Pastille\', f. reukhnlU-tje, o. pastille, v.
Pastilles de menllie, f. pi. pepermunt,\\.
Pasloral, herderlijk, geestelijk, her-
ders
....
Pastoral, m. priestersdicmtboek, o.
Pastorale, f. heruersspct, o. herders-
dans,
m. herderszang, m.
Paslorelle, f. herderslied, o.
Pastoureau, m. jonge herder, m.
I\'aslourolb, f. jonge herderin, v. pa-
stourelle,
v.
Pat, ra. pat, o schaakpat, o.
P;U, m. valkenvoer, o.
P.itaclie, f. bolderwagen, m. postwa-
gen,
m. adviesjacht, o. wachtschip,
o. uitlegger, m.
P\'taraffe, f, krahbelschrift, o.
Pataras, m. zijgijn, v.
Patarasse, f. öreöwwy\'ïer, o klamnai-
ijzer, o.
Pataras?er, (treeuwen, klamaaien.
Patard, m. stuiver, m.                           
Patate, f. aardappel, m. pataat, v. I
PATH
Pataud, m. jonge hond met dikke poo-
t.m,
m. dikzak, ra. lomperd, m.
Pataud, lomp, dik en vet, onbehou-
wen.
Pataud (iHre a nage), er goed inzitten.
Pataujjer, door dtk en dun loopen.
Patavinité, f. onregelmatige spreek-
wijze,
v.
Patcliouli, m. patsjoeli, o.
Pftte, f. deeg, o. mengsel, o. pap, v.
beslag, o. lijm, v. aard, m. natuur,
v. inborst, v. lichaamsgesteldheid, v.
Paté, m. pastei, v. inktvlak, v. klad,
v. mollig kind, o. rond bolwerk, o.
Patée, f. deegklomp, m.
Pateletto, f. blad, o.
Patelin, n, looze vos, m. schalk, m.
pluimstrijker, m.
Patelin, listig, vleiend, pluimstrijkend-
Patel in a j)e , m. listige vleierij, v.
pluimstrijkerij,
v, sluwheid, v.
Paieline, f. listige bedr iegstcr,v. proef-
smeltkroesje, o.
Pateliner, verschalken, om den tuin
leiden, door vleiery bedriegen, met
slinksche streken omgaan.
Patelineur, m. looze vos, m. schalk, m.
Patène, f. patene, v.
Patenólre, f. Onze Vader, o. pater-
noster, o. rozenkrans,
m. rozen-
hoedje, o kraal,
v. drijfkurk, y.
Patenölrerie, i. handel in rozenkran-
sen, kruisen, enz. m.
Patenótrier, m. rozenkransmaker, va.
rozenkransverkooper,
m.
Patent, gezegeld, open, bekend, blijk-
Patentabïe, pat ent plicht ig.           (baar.
Patente, f. patent, o.
Patente, gepatenteerd,
Patente, m. gepatenteerde, m. patent-
Patetiter, patenteeren. (houder, m.
Pater, m. Onze Vader, o. paternoster,
o. groote kraal, v. tientje, o.
Pater, besmeren, slijk met de pooten
Patere, f. offerschaal, v. (medeslepen.
Paterne, vaderlijk, vtders ....
Paternel, vaderlijk, van vaderszijde.
P.iteiiiité, f. vaderschap, o.
Patenx, deegachtig, tets, pappig, slij\'
merig, ktevi\'.rin, onklaar, slijkerig.
Pathétique, aandoenlijk, treffend, hart-
roerend, hartstochtetijk, pathetisch-
Pathétisrae, m. kunst om dehartstoch-
I ten gaande te maken, y.
-ocr page 369-
païei
Pathngnomonique, ziekte aanduidend.
Pathologie, i. ziektekunde, v. tiekte-
leer,
r.
Pathologique, /. ziektekundig, patholo-
gie h.
Palhos, m. roerende, o. gezwollene, o.
pathos, o.
Palibulaire, tot de galg behoorend.
1\'atibulaire (mine, f.), galgetronie, v
Paliemment, geduldigliik.
Patience, f. geduld,o. lijdzaamheid, \\
patik, o knoopenschaar,v.pntientie,v■
Patiënt, geduldig, lijdend, volhardend
1\'atient, m. patiënt, m. lijder, m. lij-
dend deel,
o. veroordeelde, m.
Patienter, geduld hebben, geduldig
wachten.
Patin, m. vrouwenschoen met hoogen
hak,
m. schaats, v. vilten schoen,m.
grondbalk, m. sporklamp, v.
Palino, t. roestlaag, v. korst, v.
Patiner, betasten, bevoelen, schaatsen-
rijden, draaien zonder voort te gaan.
jatmcur, m. schaatsenrijder, m.
Patir, lijden, dulden, dragen, onder-
gaan, beschadigd worden.
Patis, m. weiland, o. weide, v.
* atissage, m. recht van weiden, o.
kneden, o.
PiUisser, pasteien maken, gebak maken.
\' atisserie, t.gebak,o.pasteibakkerij, v,
Patissier, m. pasteibakker, m. banket-
bakker, m.
Patissoire, f. pasteibakkerstaf el, \\.
\' atois, m. platte volkstaal, t.
Paton, m. deegballetje, o. mestvoer,o.
neusleder, o. knobbel,
ra.
\'aioniUeux, onstuimig, hol.
Pjtouille, m. waschmolen,va.
1 atraque, I. versleten werktuigfi. prul,
v, vod, v. afgeleefd mensch, m.
n*trat. m- opperste wapenheld, m.
|J;,tre, m. herder, m. veehoeder, m.
1 atriarcal , aartsvaderlük, patriar-
chaal.
Patriarcat, m. aartsvader schap, o. pa-
trïarchaat, o.
1 atriarelie, m. aartsvader, m. opper-
kerkvoogd,
ra. patriarch, m.
^atricc, in. patriciër, m.
"atriciat, m. waardigheid van een pa-
Ir\'iciêr,
v. patriciaat, o.
•atricide, m. vadermoord, m. vader-
moorder, m.
PAÏT                       36*
Patricien, m. patrieièr, m.
Patricieu, patricisch.
Patrie, f. vaderland, o. vaderstad, v.
bakermat, i.
Patrimoine, ra. vaderlijk erfdeel, o.
ouderlijk erfdeel, o. erfdeel, o.
Patrimonial, tot het vaderlijk erfdeel
behoorend, erf
....
Pdtriote. m. vaderlander, ra. patriol,ta.
Pa trio te, vaderlandlievena , vader-
landsgezind, vaderlandsch.
Patriotique, vaderlandsch, patriotisch.
Patriotisme, m. vaderlandsliefde, v.
Patrociner, lang en breed spreken.
Patron, m. patroon, m. beschermhei-
lige,
m. beschermerrm. begunstiger,
m.huisheer,
m. schipper,m. baas,m.
model,
o. voorbeeld, o. ontwerp, o.
schets,
v.
Patron, opperste.
Patronage, m. patroonschap, O- pct-
tronaatrecht,
o. patronaat, o.
Patronal, patroons ....
Patronimique (nom, m.), geslachts-
naam,
m.
Patronïser, patroon van een schip zijn.
Patronne, f. patrones, v. beschermhei-
lige,
v. beschermster, v. meesteres, v.
Patronner, door uitgesneden vormen
schilderen, besturen, beschermen.
Patronnet, m.pasteibakkersjongen, m.
Patronneur, m. patroontnaker, m.
Patronymique (nom, m.), geslachts-
naam,
m.
Patrouillage.m. morsigheid,s. geplas,o.
Patrouille, f. wacht, v. ronde, v. pa-
trouille, v.
Patrouille (faire), de ronde doen-
Patrouille <le süreté, f. visiteerpa-
trouille,
v.
Patrouille d\'eipéilition, t.sluippatrouil-
Ie, y.
Patrouille offensive, f. verkenningspa-
trouille,
?.
Patrouiller, bemorsen, havenen, de
ronde doen, patrouilleeren.
Patrouillis, m. modder, m. slijk, o.
modderpoel,
m.
Patte, f. poot, ra. klauw, ra. hand, v.
voet, m. klamp, m. ankerklauw. m.
houvast, o krabhelschrift, o.
Palté, klauwvormig.
Patte-de-lion, i. leeuwenvoett m.
Patte d\'oie, f. gantenvoet, m. kruisweg,
-ocr page 370-
PAW
PaTaner(se), (rclaok jfappfn, eenetroi-
sche houding aannemen.
Pavé, m. ifraÖMwH, m. vloersteen, m.
s(raa(, v. i\'/uit, in. plaveisel, O.
i\'avé (batteur, m. de), straatslijper, m.
Pavement, m. plaveien, o.
P*ver, bevloeren, bfsfivjttm, plaveien.
Pavesade, f. schanskleed, o.
Pavessier, m. groutschtlddrager, m.
Paveur, m. sfrüwfmafctfr, m . pfaveier,m
Pa* ie, f. nectarine, v.
Pavier, mef schansklefde» d>>kken.
Pavillon, ra. tent, v. tentdak, o. «eli/-
*<;«(, v. tomerhuis, o. paui\'I/oen, o-
voorhangsel, o. onderstuk, o. vlag, v.
Pavillon amiral, ra. admiraalsvlag, •
P.ivillüti de beaupié, m. geus, ra.
Pavillon de commandement, m. bevel-
hebbersvlag,
v.
Pavillon de yuerre, m. oorlogsvlag, v.
bloedvlag, t.
Pavillon de poune, m. nationale vla<j.
v. kampanjevlag,
v. hekvlag, v.
Pavillon du ciboire, m. ciboriedeksel,o
Pavillon en berne, m. vlag int-jouw, T-
Pavillon en cornet, m. breede wim-
pel,
m.
Pavillon parlementaire, m, vredevlay,
v. witte vlag, v. parlementairvlag, v.
Pavois, m. grootschild,o. schanskleed,o.
vlaggen,
v. me.
Pavoiser, met schanskleeden bedekken,
vlaggen, met vlaggen versieren.
Pavot, ui. maankop, v.eno. slaapbol.
m. slaapkruid, o. heul, m.
Payable, betaalbaar
Payant, m betaler, m.
Paye, f. soldij, r. bezoldiging, v. Joo«.
0. betaler, m. MalJHf, t.
Paye, f. (haute), soldaat die hooger*
soldij trekt,
m.
                              (me.
Payelles, (. pi. qroote raffineerketels,n\\.
Payement. m. bttaling, r. loon, o.
Payer, betalen, voldom, vergelden, be-
taald zetten, beloonen, paaien, boe-
ten, straffen,
Payer de sa personne, zich zeloen niet
onttien.
Payeur, m. betaler, ra. betaalmees-
ter,
m.
Pays, m. land, o. gewest, o. landschap,
o. landstreek,
v. oord. o. vaderland,
». geboorteplaats, f. Imndtman, m-
landt, m.
*W                       PATT
m. rimpels aan de slapen van het
hoofd,
ra. me.
Patte-pelu, m. veinzaard, m. bedrie-
ger,
m.
Ruin, ruigpootig.
Pdturage, m. weide, f. wet\'fand, o.
voeder, o.
Pulure. (. voeder, o. aas, o. weiland,
o. .•/ \'ƒ;. v. voedsel, o.
Paturer, weiden, grazen.
PAtureur, m. vooderknecht, m.
Paturon, m. koot, v.
Pauciflore, weinig bloemen dragend,
Pauciradié. weinig stralend.
Paucité, f. schaarschheid, v. kleine
hoeveelheid,
v. klein aantal, o.
Paucrain, Paucrin, m. lastdrager, m
Paillette, f. am\'dgeld, o.
Pauletter, atnbtqeld betalen.
Paume, i. handpalm, v. palm, v. kolf-
spel, o. kaatsspel, o. kol f baan,
v.
Paumelle, f. tomergerst, v. handlap,
ta, rekhout,
o. deurhengsel, o.
Paumer, een vuistslag in het aange-
licht toebrengen, zich verhalen.
Paumet, m. zeiienmakersvingerhotd,m.
Paumier, ui. kaatsmeester, ra. raket-
maker, m.
Paumillon, m. handvatseljO. voorstel, o.
Paugiérisme, ui paupensme, o. ar-
moede,
T.
Paupière.f. ooglid, o. ooghaartjes,o.me.
Pause, f. poos, t. paute, v. ruif, v.
ophouding, v. rustpunt, o. stilstand,
m. maatteeken, o. lichter, m.
1\'aiivT, ophouden, rusten, pauzeeren,
Pauvre, arm, behoeftig, nooddruftig,
ellendig, armzalig, poover, slecht.
Pauvre, m. arme, ra. behoeftige, m.
bedelaar, m. bedeelde, in.
Pauvre lionteux, ir., stille arme, m.
Pauvrement, armoedig, poovertjes.
Pauvresse, f. arme vrouw, v. bede-
laarster,
v.
                                       (m.
Pauvret, m. arme bloed, m. sukkel,
Pauvrette, (. arm meisje, o. arm
kind,
o. arme tiel, v,
Pauvrelé, f. armoede, y. behoeftig-
heid,
v. nooddruft, t. gebrek, o.
nietigheid,
t. beuzelarij, ?.
Paux, in. pi. palen, m. staken, m. me.
Pavage, m. «(raafejrgen, o. straatma-
kerswerk,
o. bestrating, ».
PavuHe, /. deftige Sp»an»che dmns, m.
-ocr page 371-
PaYs
Paysage, m. landschap, 0. landstreek,
T. landstuk, o.
Paysagiste, m. landschapschilder, m.
Paysan, m. boer, m. landman, ra. dor-
peling, m. lomperd, m.
"aysan, boersch.
Paysanne, f. boerin, v. landmeisje, o.
Paysannerie, f. boerschheid, t.
Pays de cocagne, ra. luilekkerland, o-
Payse, f. iandsurowu/, v.
                  (tn.
pé, m. ïtiuttffr, m. opstaande leisteen,
:*éage, na, (of, m. tolrecht, o. tolhuis, o.
Péager, m. tolgaarder, m. tollenaar, m.
Póagier, m. tolplichtige, ai.
Péan, m. zegezang, m. lof sang, ra.
Peau, l. AuiJ, v. vei, o. vacA(, v. (eer,
o. acAtJ, v, vM«, o. fco«*, ».
\'\'eau de-chienner, me* roft&ewel po-
\'yjJen.
I\'eausserie, f. handel in vellen, m. le-
derhandel, m. lederwaren, ¥. /lande/
• n huidi-n, m.
Peaussier, m. lederbereider, m. /eJer-
fcooper, m.
l\'eaussier (muscle, m.), huidbewegende
1 oantre, m. roer, o.
               (spter, v
1 eautre (envoyer au), wegjagen.
\'ec (hareng, m.), pekelharing, m.
Heccable, die zondigen kan, zondig.
I eccadille, I. ftta\'ne soh^, v, ftfefni
Peccaut, schadelijk, bedorven.
reccata, m. ezel in een dierengevecht
m. botterik, m.
\'eccavi. m. scAwloVfcettfem*, v.
"che, f. perzik, v. visschery,r. visch-
eché, m. tonde, v. misdaad, y. mis-
ïf?JJ> °"
\' ^ ie mignou, m. troetelzonde, t.
\'eché originel, m. erfzonde, v.
\' «chür, sondtjrett, ƒ«««.
echer, m. perzikboom, m. perzik, m
éuher, visschen, vangen, ophalen.
ecneressc, f. zondares, i.
1
echerie, t. visscherij, y.
\'echeur, m. zondaar, m.
\' ocheur, m visscher, m.
«cheuse, f. vischster, r.
i échyagre, f. elleboogjicht, v.
\\,,Co\' n. pecco, v.
ecore, f. dier, o. beest, o- lomperd, m
ftomoor, m.
"ec(|Ue, f. wftneusje, e. gekkin, v.
PKUO
M\\
Pectine, kamvarmig.
Pectine, m. kamspier, v.
Pectoral, der borst,voor de borst,borst...
Pectoral, m. borstmiddel, o. borstlap,
m. borstkuras, o. borstspier, v.
Péculat, m. landdievery,?. diefstal van
\'slands geld, m.
Pécule, ra. /cieine kudde, v. gespaard
geld, o. spaarpenninkje, o.
Pécuno, f. gtld, o.
Pecuniaire, uit geld bestaand, geldelijk,
geld ....
Pécunieux, rijk aan geld, bemiddeld.
Pédagne. f. voetbank der galeislaven, v.
Pédagogie, f. opvoedingskunst, v. on-
der wijskttnst,
v. paedagogiek,v.pae-
dagogie,
y.
Pédagojjique, paedagogisch,
Péd;igogue. m. paedagoog, m. ieer-
meester, m. opvoeder, mschoolvos,m.
Pédale, f. pedaal, o. voetklavier, o.
Pédane, staande.
Pédané (juge, m.i, dorpsrechter, m,
Pedant, p<■\'\'\'"in, verwaand.
Pedant, in. pedant, m. schoolvos, m,
Pedante, f. pe^unte vrouw, v.
Pédanter, den schoolmeester uithangen,
schoolvossig zijn, pedant zijn.
Pedanterie, i. pedanterie, v. schoolvos-
sery, v. waanwijsheid, v.
Pédantesqut.\', pedant, waanwijs.
Pédantiser.den schoolmeester uithangen.
Péd&alisme,m.schoolmeesterachtigheid,
v, pedanterie, v.
Pédérasto, m. paederast, m.
Pédérastie, i. paederaMe, v.
Pédeslre, te voet, voet . . . . , wan-
del
... .
Pédiaire, vi}<;el}i<mtvormig.
Pédicelle, in. blodmsteeltje, o.
PédiceJlé.van een bloemsteeltjevoorzien.
E\'édictilaire, f. luiskruid, o.
Pédiculaire (maladio, f.), luisziekte, v.
Pédicule, in. ■"(<,c(, ui. stengel, m.
Pédiculé, van een stengel voorzien,
door een stengel gedragen.
Pedicure, tn. likdoornsnijder, m.
Pédieux, van den voet, voet ....
Pédiluve, ui votffoad, o.
Pédometre, m. afstandsmeter, m. weg-
meter, m.
Pédon, m. looper, ui. voetbode, m.
Pédoncuiaire, met grooten stengel.
Pédoncule, in. stengel, m. steel, ra.
-ocr page 372-
PKLÜ
Peinturlurer, klad schilderen.
                  \\
Pékin, m. Chineesche zijde, v. lompe !
soldaat, m. burger, m. p/oerf, m. I
Pelache, f. grof trijp, o.
Pelade, f. ontharende ziekte, v.
Pelage, m. kleur van het haar van
sommige dieren, v.
Pélagie, schilferige roos, v,
Pélagien. Pelagiaan, m. zwemvogel,tn.
Pélagre, m. haartiekte, v.
Pélains, m. pi. C\'tineesch satijn, o. ,
Pólamide, m. jonge konijn, ro.
Pelard, afgeschild,:geschild.
Pelard (bois, m.), schilhout.o.
Pelardeaux, m. pi. stopstukken, o. au.
Pelauder, afranselen.
Pelé, kaal, onthaard, geschild.
Pelé, m. kaalkop, m.gemeene kerel, va.
Pêle-mèle, door elkaar, overhoop, ir.
wanorde.
Peler, het haar afdoen, ontharen, schil-
len, afschillen, schrabben, af schrab\'
ben, afpellen, zoden uitsteken.
Peler (se), kaal worden, vervellen.
Pélerïn, m. pelgrim, ra. bedevaartgan-
ger,
ra. reiziger, m. schalk, m.
Pélerinage, m. pelgrimage, v. bede-
vaart,
v.
Pélerine, f. bedevaartgangster, v. pele-
rine,
v. sabelbont, o.
Pélican, m. pelikaan, m. di$tilleerke~
tel met twee buizen, m. tandtrek-
ker,
in. sluitklamp, m.
Pelin, m. gebluschte kalk, v.
IVIisse, i. pels, ra.
PelkUre, f. blad van eeneaschschop,o-
Pelle. 1. schop, v. spade, v. blad, o-
Pelle a charbon, f. kolenschop, v.
Pelle-a-cul, l. tuinstoct, m.
Pelle a feu, f. aschschop, y.
\'elle d\'aviron, f. blad, o.
Pellée, Pellerée, f. schopvol, v.
Pelleron, m. kleine bakkersschop, v.
Pellelée, f. schopvol, v.
Pelleterie, f. pelterij, v. bontwerk, o-
pellerijhanael, ir.
l\'ellelier, m. bontwerker, m. pelterij-
handelaar,
ra.
                                    .
Pcllicule, I. vliesje, o. huidje, o. vel-
letje,
o.
Pelliculeux, vol vtiesjes.
Peloir, in. rolhout, o. schaafmes, o.
Pelote, f. kluwen, o. speldenkussen.o-
naaikussen,
o. bal, m. ster,y. kol,*-
8-2                      -PÉDO
Pédoncule, met een stengel.
Pédophile, m. kindervriend, m.
Pédotrophie, f. kind er verpleging, t.
Pédum, m. herdersstaf, m.
Pégase, m. Pegasus, m.
Pegnatite, f. granietrots, v.
Pégolière, f. peksmettenj, v.
Peiynage, m. wolkammen, o.vlaskam-
men,
o.
Peigne, m. kam, ra. roskam, m. kam-
schelp,
v. riet, o. hiclschurft, v.
Pdigné, goed onderhouden, bewerkt,be-
schaafd.
Peigner, kammen, roskammen, heke-
len, uitrafelen, afrossen.
Peiyneur, m. kammer, m.wolkammer,
tn. vlaskammer, m. hekelaar, m.
Peïgnier, m. kammenmaker, m. kam-
menverkooper,
m.
Peignoir, m. kamdoek, m. poederman-
tel,
ra. badmantel, ra. peignoir, m.
Peignon, m. /rorfe uioï, v.
Peiijnures, f. pi. kamsel, o.
Peiller, m. vouJeMt-o^er, m.
Peilles.f. pi. lompen, v. me.
Peindre, schilderen, malen, afschilde-
ren, uitschilderen, verven, schetsen,
beschryven.
Peinc, f. lijden, o. smart, v. pijn, v.
verdriet, o. kwelling, v. moeite, v.
arbeid, m. zorg, v. onrust, v. angst,
in. moeilijkheid, v. i/ra/", v, eoete.v.
Peine (a), nauwe/w/ta, ternauwernood.
Puine (gens,!m.pl.ae)la,rt\'}/ooH£r3,m.ine.
Peine (sans), gemakkelijk.
Peine de (sous), o/> straffe van.
Peiné, ^Aomm\'ira, bedroefd, gedwon-
gen, stijf.
Peine capitale, t. doodstraf, v.
Peine du bouiet, f. kruiwagenstraf, v,
Peiner, moeite geven, vermoeien, ver-
driet aandoen, pijnigen, verlegen
maken, hinderen.
Peiner (se), zich afmatten, zich be-
kommeren, tich afsloven.
reïneuse (semaine, ƒ.), stille week, ».
Peintre, m. schilder, m.
Peintreau, m- kladschilder, in.
Peinturaye, m. verven, o.
Peinture.f. schilderen, o. schilderkunst,
v. schilderwerk, o. schilderij,
v.
schets, v. beeld, o. prentje, o,verf,v.
Peinturer, verven, klad schilder en.
Peintureur, m. kladschilder, m.
-ocr page 373-
PEN!
PELO
Jote a feu, f. handbrandkogel, m.
■ote de glaise, f. leemprop, v.
ote de neige, f. sneeuwbal, ra.
oter, afrossen, met den bal spelen,
en bal slaan, met sneeuwballen
ooien, hekelen.
oton, m. kluwetje, o. balletje, o.
oopje, o. kaatsbal, ra. peloton, o.
otonner, op een kluwen winden,
phoopen.
ouse, f. grasperk, o. fijn gras, o.
raszoodje, o.
Uaste, m. lichtgewapendevoetknecht,
te, f. rond schild, o.                   <ni.
harig, ruig.
uche, f. pluis, v. harig trijp, o.
ché, wollig, donzig, fluweelachtig,
lig,
ucher, pluizig worden, wollig wor-
\'<m, uitrafelen.
!ure, f. scAei, v. icAiï, t, pJufrwoi,
\'. fcors(, v,
vien, (o( het bekken behoorend.
taille, f. monniksgespuis, o.
laillerie, f. monnikachtige schijn-
veiligheid, v. gespuis, o.
naillon, m. lomp, v. vot/, v. /ap, m.
woJiKifc, m.
ial, straffend, t$t ra f\'vorderend, lijf-
Lraffdijk, straf . . . .
\'•il (code, m.), strafwetboek, o.
\'aüté, (. strafbaarheid, v. s/m/", v.
flard, m. (vieux) oude lichtmis, ra.
nates, m. pi. huisgoden, m. me,
,a«rdjj*fe,v, woning, v.vaderland,o.
«aud, verlegen, bedremmeld, ont-
hutst.
                   \'
ichant, hellend, overhellend, scheef,
\'ervallend.
nchant, m. helling, v. neiging,v.ge-
openheid, v. zwak, o.
ncjié, overgeheld, leunend, vadsig.
"cher, overhellen, neigen, buigen,
\'ellen, overhangen, genegen tijn.
"citer (se), jicA tu/rKtf», buigen.
iiiable, hangenswaardig, de galg
\'erdienend.
ndable (cas, m ), /ifl/sza«fc, v.
ntaison, f. Awtpe», o opn«tt0(>tt, o,
"Jtnt, hangend, onbesliitt,gedurende.
idaiit, m. hangstuk, o. sïtfwïeJriem,
o. afeuteJriïia, m. weerja, v. tegen-
«««, o. petufanf. o, wimpel,m. oor-
\'\'"\'ff, m. draagriem, m.
Pendard, (
g.tl genaas,
galge-
kroflr, in.
Pendardo, f. «Zt>cAf vrouwspersoon, o.
Pendeloque, f. oorhanger, m hanger
aan eene glazen kroon, ra. flarde,
v.
Penden til\', m. hangboog eens ge-
welfs,
m.
Pendeur, m. hanger, m.
Pcmleur de talancinc, m. toppenant*
schenkel, ra.
Pendeur de bras, m. brasschenkel, m.
Pendiller, loshangen, wapperen, slin-
geren .
Pendoir, m. sptklijn, v. spekhaak, ui.
Pendi\'o, hangen, nederhangen, ophan-
gen, verhangen, at-ihanyen.
Pendu, m. gehangene, m.
Pendule, m. slinger, m.
Pendule, f. slingeruurwcrk, o. pendu-
le,
v.
Peiia\\ilicr,ra. slingeruurwerkmaker, m.
Pene, m. tong, v. schoot, v.dreum, m.
Pénes, f. svheepstcerkwast, m,
Pénétrabilité, t. doordringbaarheid, v.
Pénétrable, aoordringbaar.
Penetrant,door dringend,scherp, scherp-
zinnig, schrander.
Pénétra\'tif, licht doordringend.
Pénétration, f. doordringende kracht,
v. schranderheid, v. scherpzinnig-
heid,
v, spitsvindigheïd, v.
Pénétré, doordrongen, ontroerd, ge-
troffen.
Pénétrer doordringen, doorgronden,
begrijpen, aandoen, ontroeren, in-
dringen, binnendringen.
Pénétrer (se), doordrongen worden.
Pénible, moeilijk, zwaar, tastig,pijnlijk.
Pénidie, f. kapiteinssloep, v.
Pérjcillé, pcnseelvormig.
Pénicilliforme, pcnseelvormig.
Pénide, f. gerstesuiker, v.
Péninsule, i. schiereiland, o.
Penis, m. mannelijk lid, o.
Pénilence, f. boetvaardigheid, v.boete,
v. berouw, o. straf, v. biecht, v.
Pénitencerie, f. afiaatkamer, v. boet-
priesterambt,
o.
Pénitencier, m. boetpriester, m.
Penitent, boetvaardig, berouwhebbend.
Penitent, m. boeteling, m. boetvaardi-
ge, ra. biechteling, ra.
Penitentiaire, verbeterend.
Penitentiaire, m. verbeterhuis, o.
-ocr page 374-
P£RC
Pentarchje, t. regeering van vyf prm
sonen, v. pentarchie, y.
Pentastyle, m. rij van vijf kolommen ■•*
I\'entatüiique, m. Pentat\'euch, m. 1
Pente, f. helling, i. hellingmaat, J
overhanging, v. afhang, m. festo?
0. afdak, o. gordijnvalletje, o. W
jing, v. tust, m. trek, m.
Pentecöte, f. pinksteren, o. pinkste-
Penthese, t. lichtmis, r.
         (feest, «
I\'entemie, f. aalfuik, v.
Penlière, f. snippennet,o.
Penluio, i. hengsel, o. scharnier, o.
Pénultiéuie, voorlaatst,
Pénultièrae, /. voorlaatste lettergreep
Pénurie, t. gebrek, o. behoefte, t-
Péo\'le, f. gondel, v. sloep, ».
Pépaslitjue. rijpmakend.
Pépie, f. pip, ?.
Pépier, piepen, tjilpen,
Pépin, m. pit, v. kern, v. korrel,
Pépiniére, f. boamkweekerij, v. kweek
plaats, v. ktveekschool, v.
Pépiniériste, m. boomkweeker, m
Pépite, f. klomp onbewerkt goud, \'■
PépJon, m. vrouwenmantèl, m.
Pepsie, f. spijsvertering, v.
Pervaije, m. doorboren, o. boring,
Percale, f. perk at, o.
Percaline, I. percaline, v. voeringka-
toen, o.
Pergant, doordringend, scherp, (ei-
Perce, f. handboor, v.
Percc (en), opgestoken.
Perce-bois, m. houtworm, m.
Percée, f. opening, v. topgat, o. jf"\'\'\'
gat, o. opene plaats, v
Perce-feuille,f. deurblad,Q.hai0tlOOrfi
Perce-Jeltre, t. brie f priem, in.
Perceraenl, m. doorboring, v. doorst*\'
king, v. doorgraving, v.
Perce-meule, m. molemteenboor, \'
Perce-mur, m. afschrapscl van ei\'1
ossenhuid, o.
Perce-muraille, /. muurkruid, o.
Perce-nefiKS f. sneeuwklokje, o.
Perce-oreille, I. oorworm, m.
Perce-pierre, f. steenbreek, j.
Percepteur, m. ontvanger, m. gao\'
der, m. inner, ra.
Perceptihilité, f. bemetkbaarheid, *
hefoaarheid, v. inbaarheid, w,
Perceptible, hefbaar, ontvangbai"\'
merkbaar, ilchtbaar.
364                        i\'K.M
Pénitentiaux, (pseaunnes, m. pi ^boet-
psalmen,
in. rai\'.
Pénilentiel, m. boeteboek, o.
Pennage. m. vederen, v. me. pluimage,
Pennatule, I. teepen, v.                    (v.
Penne, f. slaopen, v. slagader,v. veer
van een pijl, v. nok van een spriet,v.
Penné, vedervormig geplaatst.
Pennes, f. pi. eindjes wol, o. eindjes
garen, o. me.
Pennetière, I. slinyertasch, t.
Pemiiforme, vedervormig.
Peiinon, m. ruitcrvaan, r. pijlveer, v.
Pénombre, f. half schaduw, ï.
Penon, m. Spaantchê waker, m. ver-
klikker,
(ii.
Pensee, i. denkvermogen, o. gedachte,
v, denkbeeld, o. gevoelen, o. mee-
ning,
v. oogmerk, o. voornemen,o.
schets,
v. ontwerp, o. plan, o pen-
Penser, denken, getooven, meencn,
peinzen, nadenken, uitdenken, over-
wegen, oppassen.
Pensnr, m. gedachte, v. denken, o.
Penseur, m. denker, m. diepdenkend
man,
m.
i\'i\'irii, peinzend, in gedachten.
Pension, f. koithuis, 0. kostgeld. o.
kost, ra. kostschool,
v. jaarwedde,
v. pensioen, o.
Pensionnaire,m kostgatiaer,m.kostleer-
ling,m.pettsionaris,m.gepensionne\',r-
Pensionnat, m. kostschool, v. (de, m.
Pensionner, eene jaarwedde geven,
pensionneuren.
Pensum, m. strafwerk,o. straftaak, v.
Pentacorde.m. vijfsnarig instrument, o.
Pentacosiarchie, f. aftiteling van 500
man, f.
Pentadécagone, m. vijftienhoek, m.
Pentadécaijone, vjjftienhoekig.
Peutaèdre, m. vtjfvlak, o.
Penlagone, m. vijf hoek, m.
Pentagone, vff hoekig,
Pentagynie, i. vijfwijverij, v.
Pentamètre, m. pentameter, m. vijf-
voetig vers, o.
Pentandrie, r. vijfmannerij, v.
Pentapétaté, met vijf bloembladeren.
Pentaphylle, vyfbladig.
Pontapole, I, vijf stedengebied, o.
Pentaptór*, v^fvleuqelig.
-ocr page 375-
pf.ri:
rception. f. ontvang*!, v. inning,
intameling, t. begrip,o bevatting,
pfSrcer, doorboren, doorsteken, door-
Wringen, doorstooten, doorbreken
i !■> ting maken, opsteken, afsteken
^>)>engaan, opkomen, aanbreken, ont
<irkt worden, aan den dag komen
ree-ronde, f. zeefmakerspasser, m
rees, (. pi. gaten in een blaasin-
strument,
o. me.
irceur, m. drilboor, v. scheepsboor-
der, m.
i cevnir, ontvangen, innen, heffen,
mamelen, gewaar worden, bemer-
icham. m. lokvogel, m.
            [ken,
prche, f. baars, m. roede, v. meet-
mede,
v. staak. m. steng, v. lat, v
kle.erstok, m. scbippersboom, m.
(rche de gouvernail, f. roerpen, v.
t^lmstok, in.
irche do soufflé, f. (rt/thoom, m
balans, v. wip, v.
ieder, m. droogrek, o.
■retor, 1\'ercher (se), op pene hooge
{•laats gaan zitten, neerstrijken,
Woesten.
Wrctijs. m. omheining, x. heining, v.
rclioir, n>. rek, o. Aoenderrefr, o.
Wclus, geraakt, beroerd, lam.
\'ESoir, m. rfri7, ra. ri*ift\'>ooi",v.8reefr-
V1\'"\', o. doorslag, m.
■\'cu, ,,,.;\'!■,,(,..,.,,, fjeïnd.
\'fcussion, f. slap, m. stoot, m. per-
cussie,
v. MaJrfeppftw, *.
rcussion (lusil, m. k), percussiege-
weer,
o.
«Uter, «ioati, Moppen.
rctitour, m. ji- r. ussii foeifei, o. ,</dv-
\'opstel, o. slagkamer, v. slager, m.
trdable, wrltöfraar*.
rifant, m. verlieter, m.
r,\'ition, f. i\',\'i-f,\'n\'iv!i\'ii/, v. verderf, o.
tvrdoemsnJt, v.
_\'\'lre, verljfffft, kwytraken, beder-
"wfn, verleiden, in den grond helpen.
^rdre ... i, ,-, t-\'iu-\'i!■ n, in tijn verderf
r>open, zich te gronde richten, sich
gifeer*.», verongelukken, vergaan,
crdwijnen, verloren gaan, in on-
\'nnfr raken, zich verliezen, den
\'Wrf"lct kwyt raken, verhopen.
mMtom, m. jonge patrijs, m.
irungon, m. groote blauwe pruim, t.
" "ix, f. patrijs, va. veldhoen, o.
pk ni
3«.
Perdu, verloren, vergeefsch, onnut, on-
gelukkig, zedeloos, onbewoond.
Perdus (enfants, m. pi.), eerste aan-
vallers,
m. me.
1\'ère, m. vader, m. kerkvader, m.
Pérégrin, m. vreemdeling, m. reM*
ger, m.
Pérégrination, f. pelgrimage, v. verre
Pérégrlner, uerrereia maften. (reis,v.
Péiégrinité, f. vreemdelingschap, v.
Pérelle, f- steenmos, o.
Péremption, f. ontstentenis, v. ophef-
fing van een geding,
v. peremptie,v.
Peremptoire, beslissend, beslechtend,
voldingend, afdoend.
Pérempioirement, zonder tegenspraak.
Perennial, jaren lang, voortdurend.
Pères, m. pi. voorouders, m. voorva-
deren,
m. me.
Perfectibilité, f. vatbaarheid voor vol-
making,
v. volmaakbaarheid, v.
Perfectihle, vatbaar voor volmaking,
volmaakbaar.
Perfection, f. volmaaktheid, v. volko-
menheid,
v. voltooiing, v. voleindi-
ging, v. voortreffelijkheid,
v.
Perfectionnement. rn. volmaking, v.
Perfeclionner, volmaken, verbeteren.
VerRde,trouweloos,valsch,verraderl\\ik.
Perfide, m. trouwelooze, m.
Perfidie, f. trouweloosheid, v. valsch-
heid,v. verraderlijkheid,?, ontrouw,
Perfnlié, doorgegroeid.                       (v.
Perfoliée (leuille, f.), doorblad, o.
Perforant, m. doorborende spier, v.
Perforation, f. doorboring, v.
Perforer, doorfcoren.
Pergolèse, m. pareldruif, v.
Pén, v. pen\', v. toovernimf, v.
Périanthe, m. bloemscheede, v.
Péricardfl, m. hattvlies, o. hartzakje, o.
Pericardin, van Ae( hartvlies.
Péricardite, f. ontsteking van het hart-
vlies,
t,
Pérïcarpe, m. zaadvli\'t.o. xaadhuis-
je, o. vruchthulsel,
o.
Péricliter, veeg zijn, gevaar loopen,
in gevaar zijn.
Péricntne, m. bekkeneelvlies, o.
Péridrome, m, gaanderij, m. overdekte
wandetplaats,
v.
Périégète, m. gids, m. reisgids, m.
Périeïèse, m. inschuiving van noten
aan het slot van een tangstuk,
t.
-ocr page 376-
3B8
PtiRI
PERP
Pérjtoine, ra. darmnet, o. buikvlies,i
Pi\'iitonéal, tot het darmnet behoor»*
l\'>\'\'i i\'.-niii\', f. darmvliesontsteking, t.
Porl.i, f. parel, v. parelschrift, o.
Perló, gepareld, met parelen bezit,:
rel ... .
I\'erloir, m. suikerbakkerstrechter, ra,
Perlon, m. zeehond, m.
Perlure, t. knobbels aan het gewei N
een hert, ra. me.
I\'erraanencü, f. bestendigheid, v. dun
zaamheid, v. onafgebrokene zittin,
v. voortdurend verblijf, o.
Permanent, bestendig . voortduren\'.
duurzaam, permanent, blijvend.
Perméabilité, f. doordringbaarheid, i
Permé.ible, doordringbaar.
Permcllre, toestaan, veroorloven, lo<
laten, vergunnen, bewilligen, toep
ven, gedoogen.
Permettre (se), zich veroorloven, m
aanmatigen, toegelaten worden. I
Permis, m. vergunning, v. vrijbrief,4
tolbrtef, m. paspoort, o.
i\'eimission, (. verlof,o. vergunning,
oorlof, o.
l\'ermisïionnaire, m. verlofganger. t
Perniiitabilité, f. verwisselhaarheid,
Permutablc, verwisselbaar.
Permiitation, f. verwisseling, v. amW
verwisscnng, v. verplaatsing, »■ I
Permuter, verwisselen, ruilen, o")
zetten.
ernelte, t. driehoekige kantzuil, v
I\'ernicieux, schadelijk, verderfelijk*
deeltg.
Pernicitas, f. zeer snelle beweging,
Per obilum, door overlijden.
             1
Péroné, m. kleinschenkelbecn,o. W*j
kuitbeen, o.
Péronier, van het kleine kuitbeen.
Péronelle, f. babbelaarster, v. zolttih
Péroraison, f. slotrede, v. peroratie,
Pérorer, redeneeren, declaweeren, 1
devoering houden.                  (der,
Péroreor, m. veelprater, m. redeney
Pérot, m. overstander, m.\'overbHjv
m. vijftigjarige boom, VU,                \'
Peroxyde, f. ovcroxyde, o.
Pcrpendiclc, m. paslood, o.
               .
Perpendiculaire, loodrecht, rechts™}
dig, lijnrecht.                                    \'
Perpendiculaire, f. loodlijn, v. ra
standige lijn, v.
Périer, ra. laatijser, o.
IVrigée, m. perigeum, o. kortste af-
stand ecner planeet van de aarde,m.
I\'érigueux, m. zwarte steen, m.
Périfiélio , m. kortste afstand cener
planeet van de zon,
m.
peril, m. gevaar, o. perikel, o.hans, v.
Périlleusement, gevaarlijk.
Périlleux, gevaarlijk, halsbrekend,
V6i later, vervallen, krachteloos worden.
Périmètre, m. omtrek, m. omkring, m.
Pórinéal, tot den bilnaad behoorend.
Périnée, m. bilnaad, m. dam, m. mid-
del vleesch,
o.
PérinéocèIe,f. breuk aan den bilnaad, v.
Période, m. punt, o. toppunt, o. tijd-
perk, o.
Periode, f. periode, v. omloopstijd, m.
tijdkring, m. tijdperk, o volzin, m.
Périodieilé, /. geregeldheid, v.
Périodique, periodiek, geregeld.
Périodique (ou?rage, m.), tijdschrift, o.
PériodJste, m. uitgever van een tijd-
schrift,
m.
Périoeciens, m. pi. omwoners, 111. me.
Pdriople, m. kroonband, m. hoorn-
IVrioste, m. beenvlies,o. (kroon, v.
Périostose, m. opzwelling van het
beenvlies,
v.
Péripaléticien, m. peripateticus, m,
IV\'i-ipati\'iicien, peripatetisch.
Peripetie, f. ontwikkeling, v. ontknoo-
ping,
v. lotwisseling, v.
Peripoerie, f. omtrek, m. omvang, m.
I\'éiijjlirase, f. omschrijving, v.
Péripbruer, omschrijven.
péiiple. m. teerei», v. omvaring, v.
1\'éripueiinomie, f. longontsteking, t.
Périplère, m. gebouw door kolommen
omgeven,
o.
Pérlr, omkomen, vergaan, een einde
nemen, vervallen, te niet gaan, in-
storten, sneuvelen, ondergaan, ver-
ongelukken, vervallen.
Périsciens, m. pi. rondomschaduwi-
gen,
m. me.
Pórisperme, m. zaadhedeksel, o.
Périssable. vergankelijk, onbestendig.
Périssoio(iie,f. overtollige herhaling van
dezelfde zaken,
v.
Péristaltique (mouvement, m.), ivorms-
gewijze beweging der ingewanden,
Póristaphylin, m. huigspicr, v.
Péristyle, m. bedekte gaanderij, v.
-ocr page 377-
PERS
PERP
Perpendicularitó, f. rechtstandigheid, v
Perpendicule, m. schietlood, o. loodlijn>
v. paslood, o.
Perpéiration, f. volvoering,».plegen,o.
Perpétrer, begaan, bedrijven, plegen.
I\'erpétuation, f. vereeuwiging, v.
I\'erpéwel, onophoudelijk, altijddurend,
eeuwig, levenslang.
I\'crpétuer, doen voortduren, vereeuwi-
gen, in stand houden, voortzetten.
Perpéiuer (se), zich voortplanten, zich
in sland houden, in stand blijven.
I\'erpétuité, f. duurzaamheid, v. voort-
during,
v. ceuwigdurendheid, v.
Perpétuité" (a), voor altijd, levenslang.
Perplexe, verward, bedeesd, verlegen,
onthutst, verbijsterd.
I\'erplexilé, t. verwarring, v. bedeesd-
heid,
v. verlegenheid, v. verbijste-
ring, y.
Perquuiteur, m. onderzoeker, m.
I\'ciïjuisition, (. onderzoek, o. huiszoe-
king,
v.
1\'crreau, m. groote koperen ketel, in.
\'Vrriche, f. langstaartige papegaai, m.
I\'erriei\', ra. aansteker, m. steekijzer,m.
I\'errière, I. steengroeve, v. steenwerp-
l\'erriqae, f. parkiet, m.            {tuig, o.
Perron, na. stoep, v. bordes, o.
I\'erroouet, m. papegaai, ra. vouwstoel,
m. bramsteng, v.
I\'ei\'rot, ra. inslagdraad, m.
Perrnche, t. wijfje van den papegaai,
o. bvvenkruiszeil, o. grietje, o.
1\'ciTuche volante, f. bovengrietje, o.
Perruqae, f. pruik, v. oude pruik, m.
1\'errutjuier, m. pruikenmaker,m. kap-
pers, tjroenachtig blauw.
          (per, m.
■\'er saltum, bij oversprong.
Persan, m. Pers, m. Perzisch, o.
Persan, Penisch.
Perscrutalion, f. onderzotk, o.
Perse, f. sits, o.
Persócutaut, lastig, kwellend.
Per^ócuter, vervolgen, plagen, verdruk-
ken, lastig vallen, kwellen.
Pöibéculeur, m. vervolger, m.
j\'crsécutrice, f. vervolgster, v.
\'ersécution, f. vervolging, V.
Persévérance, f. volharding, v. stand-
vastigheid,
v.
Penéieruit, volhardend, standvastig.
Persévérer, volharden, volhouden, aan-
houden.
: «7
Persicaire, f. perzikkruid, o-
\'\'ersicot, m. persico, v.
\'ersienne, f. zonneblind, o.
\'eraiflage, m. spotternij, v. spot, m.
bespottclijkmaking, v.
\'ersifler, bespotten, belachelijk maken,
voor den gek houden, persiflecren.
\'crsifleHr, m. spotter, m.
\'ersil, m. picterselie, v,
\'ersiJlade, f. rundvleesch met pictcr-
selie. o.
\'ersillé, groen beschimmeld.
\'orsique, Perzisch.
\'ersislance, f. volharding, v.
\'ersister, volharden, volhouden, bij-
blijven.
Personalisme, m. zelfzucht, v. eigen-
liefde,
T.
Vrsonnage, m. persoon, m. mensch,
m. rol, v. personnage, o. figuur, o.
\'er,sonnaliser, verpersoonlijken, perso-
neel zijn, personaliteiten zeggen.
ersonnalité, i. persoonlijkheid, v. per-
sonaliteit,
v. eigenliefde, V.
\'ersorme, f. persoon, m. mensch, m.
vrouw, v.
ersonne, iemand, niemand.
ersonnel, persoonlijk, personeel.
ersonnel, m. personeel, o. aard, m.
inborst, v. tigenliefde, ?.
\'ersorinification, f. personificatie, v,
verpersoonlijking, v. persoonsver-
beelding,
v.
\'ersonnifler, verpersoonlijken, voorstel\'
len, tot een persoon maken.
\'erspectif, in het verschiet voorstel-
lend.
\'erspective, f. perspectief, o. door-
zichtkunde,
v. verschiet, o. uitzicht,
o. vooruitzicht,
o.
\'erspective aérienne, f. luchtperspec-
tief,
0.
\'erspective .i vol d\'oiseau, f. vogcl-
vluchtsperpectief, o.
\'erspicace, scherpzinnig, schrander.
\'erspicacité, f. scherpzinnigheid, v.
schranderheid,
v. doorzicht, o.
erspicuité, t. duidelijkheid, v. ver-
staanbaarheid,
v. helderheid,?.klaar-
heid,
v.
\'e rs pi rat ion. f. uitwaseming, v. zwec-
ten,
o.
\'ersuader, overtuigen, overreden, over-
halen, aanraden, verzekeren.
-ocr page 378-
FtfTI
Peste, I. pest, v. verderf, o. schalk, m
Peste, wel duivelsch.
Pester, razen, tieren, aangaan, vloe-
ken, uitvaren
Pestifère, verpestend, besmettelük.
Pestiléré, verpest, pestachtig, aoor dn
pest besmet.
Pestiféré, m. pestlijder, m-
P^stilence, f. pest, v. pestilentie, v.
Pestilent, besmettelijk, pest....
Pestilentie), Pestilentieux, pestachtuj.
verpest, pest
....
Pet, m. wind, m. scheet, ra. veest, m
poep, v. sprits, v.
Pétale, m. bloemblad, o.
Pétalé, met bloembladeren.
PétaJisme, m. ballingschap, v. verban-
ning,
v,
Pétalolue, bloembladvormig.
Pétarade, f. paardenscheet, m. gelui*
van bespotting,
o. losbarsting Wfl
vuurwerk, v. kanonschoten, o. me.
Pétarasse, f. breeuwijter, o breeuw-
hamer, m.
Pétard, m. voetzoeker, m. petard, ra-
springbus , v. klapbut, l. klap-
per,
m.
Pétarder, petardeeren, met de spring-
bus doen springen.
étardier, m. springbusmaker, m.
pétase, ra. breedgerande hoed, m Mer-
curiushoed,
m.
Pétaud (cour, f. du roi), verwarde boel,
m. huishouden van Jan Steen, o.
Pe"taudiere, f. wanordelüke vergade-
ring,
v. Pootsche landdag, m.
Pétéchiale (flévre f.), scharlakenkoorts.
v. vlekkoorts, i.
P*téchies, f. pi. koortsvlekken, v. mt-
Pet-en-1\'air, m. beddejak, o. nacht-
jakje, o. kort huiskleed,
0.
Peter, wind laten, scheet laten, veestfti,
kraken, klappen, knappen, knettc
ren.
Péterole, f. voetzoekertje, :
Péleur, m. windlater, m.
PétilJant, tintelend, vurig, levendig,
schitterend, springend, krakend.
Pétillement, m. tinteling, v. flikkering,
v, schittering, v. fonkelen, o.
Pétiller, tintelen, fonkelen,o. flikkeren,
schitteren, bruisen, branden, opbor-
relen, knetteren, knappen, krabben-
springen, begeerig sijn.
a«s                  pkr<;
Perfuader (se», overtuigd sijn, gcloo-
Pcrsuasible, overreedbaar.             (ven.
Persuasif, overredend, overtuigend.
Persuasion, f. overreding, ?. overtui-
ging,
v. vaste meening, v.
Perte, f. verlies, o. verderf, o. onder-
gang,
m. nadeel, o.
Perte de vu e (ft), onafzienbaar.
Perte d\'haleine, (a), bwi\'fen attem.
Pertinent, bthoorlijk, gepast, voegzaam,
tot de zaak behoorend.
Perluis, tn. gat, o. opening, v. molen-
verlaat, o. nauwte, v, pas, m. v,
Penuisane, f. partizaan, v.
Pertuisanier, m. hellebardier, m.
iVrturbateur, m. verstoorder, ra. rust-
verstoorder, m.
Perturbateur, storend.
Perturbation, f. stoornis, v. verontrus-
ting,
v. ontsteltenis, v. afwijking, v.
Péruvien, m. Peruviaan, m.
Péruvien, Peruviaansch.
Pervenclte, f- maagdepalm, m.
Pervers, bedorven, verkeerd, boosaar-
dig, verdorven, goddeloos.
Perversion, f. bnderving, v, bederf, o.
verleiding, v. ontaarding, v.
Perversité, f. verdorvenheid, v. snood-
heid,
v. goddeloosheid, y. boosheid,
v. verkeerdheid, v.
Pervertir, bederven, verleiden.
Pervertissable, gemakkelijk te beder-
ven.
Pervertissement, m. bederven, o. ver-
leiden,
o.
Perverlisseur, m. verleider, m.
Pcsade, f. steigeren, o.
Pecamment, zwaar, log, loom.
Pesant, twiar, wichtig, lastig, traag,
vervelend.
Pesanteur, f. zwaarte, v, gewicht, o.
loomheid, i, logheid, v. domheid, v.
Pesée, f, weging, v. schaalvol, v.
Pése-Iiqueur, m. vochtweger, m. weeg-
glas, o.
Peser, wegen, af wenen, overwegen,
zwaar vallen, drukken.
Peseur, m. weger, m.
Pesnn, m. unster, v.
Pessaire, m. moedertetsel, o. zetpil, v.
Pessimisme, m. pessimisme, o.
Pessimiste, m. pessimist, m.
Pestard, n». verklikker, m. aanbren-
ger, ra.
-ocr page 379-
PÉTJ
Pétiller d\'impatience, op heete kolen
slaan.
Pétiole, m. bladsteel, m.
Pétiolé, met een bladdeel, gesteeld.
Petiole. heel klein.
Petit, klein, gering, nederig, slecht,
dun, laag, kleingeestig.
Petit, m. jong, o. kleintje,o.kleine,m.i.
Petit a petit, allcngskens, langzamer-
hand.
I\'etit-canon, m. kleine kanonletter, v.
Petit-deuil, m. halve rouw, m.
Petit-doigt, m. pink, m.
Petite, ï. kleintje, o kleine meid, v.
Petite-fille, f. kleindochter, v.
1\'titite-guerre, f. schijnoorlog,ra. spie-
gelgevecht,
o. strooptocht, m.
Petite-iraitresse, f. pronkster, v. nuf-
je, o.
Pétitement, poovertjes, armoedig, be-
krompen, klein.
Petite-nièce, 1 achternicht, r.
Petites eaux, I, pi. zwakke loog, v
\'etit«~maison<;, f pi. gekkenhuis, o.
\'\'etitesse, f. kleinheid, v. zwakheid, v.
gerinqheid, v. laagheid, v. klein\'
geestigheid,
v. bekrompenheid, v.
i\'etite-véiole, f. kinderpokken, v. me.
kinderziekte, v.
Petite trinquette, 1. stormstok, m.
I i\'üt-iils, in. kleinzoon, m.
\'\'■■iit hunier, m. voormarszeil, 0.
Pétition, f. verzoekschrift, o. petitie,?,
request, o. smeekschrift,
o. eisch, m.
Pétilionnaire, m. requestrant, m. ver-
zoeker,
m. petitionnaris, m.
I\'étitionner, petitionneeren, requestree-
ren, verzoekschrift indienen.
j\'etit-lait, m. hui, v. wei, v.
j\'etitlard, ra. spek met de ribben, o.
Petit maitre, m. saletrekel, m. pron-
ker,
m. fat, m.
Petit-iaetier, in. kleine oblie, T.
Petit neveu, m. achterneef, m.
Pètitoire, m.actie tot verkrijging van
eigendom,
v.
Petit- pa ragen, ra. kleine paragonlet-
ter,
v.
j\'ctit-pied, m hoefbeen, o.
Petit-qué, kommapunt, ¥.
1 etit-romain, m. garmond, o.
\' etit-texte, in. brevier, o.
jeton, ra. voetje, o pootje,
1 etoncle, f. altTrrutft, t.
F.-H.
901
PEL\'p
Pétredu, m. uitspruitsel, o. scheut, m.
Pétrée, steenachtig.
Pijtrel, m stormvogel, m.
Pétreux, steenachtig, rotsachtig.
Pétri, doorkneed, vol van.
Péirification, f. versteening, y. steen-
wording,
v.
Pétrifier, versteenen, verbazen, ver-
stomd doen staan.
Pétrifier (se), versteenen, steen wor-
den.
Pétrin, m. baktrog, m. kneedtrog, ra.
verlegenheid, v.
Pétrinai. m. vuurroer, o.
Pétrir, kneden.
Pétrissagc, ra. kneden, o.
Pétrfsseor, m. kneder, m.
Pétrole, m. petroleum, y. steenolie, t.
aardolie, v. moordslag, ni.
Pétroleur, m. brandstichter, m..
Péfroleuse, v. brandstichtster, t.
PélrosÜex, m. rotskiezel, o.
Pétrosiliceux, rotskietelach\'ig.
Pémlance, f- dartelheid, v. levendig-
heid,
v. uitgela\'enheid, v. baldadig-
heid,
v. brooddronkenheid, *.
Pétulant, dartel, levendig, uitgelaten,
baldadig, brooddronken,moedwillig.
Pétun, m. sleihte tabak, t. snuif, v.
Pétuner, rooken, snuiven.
Peu, wemij/, JuïM, nieï veel, kort.
Peu, m. M/«nisc, o. luttel, o. een wei-
nig, o. weinig beteekenis,
v.
Peu (dans), binnen kort, spoedig.
Peu (sous), binnen kort.
IVu tuii), wat, eens.
Peu-a-peu, langzamerhand, allengs-
kens.
Peuille, t. proefstukje, o.
Peurdade, f. volkplanting, v. horde, v.
kolonie, v. (rot;}), m. yootvisch, m.
Peuple, m. voJfc, o. menicAt;», m. me.
gepeupel, o. vyverviach, m.
Peuplé, bevolkt, volkrijk.
Peuplement, m. l>*ïolking, r.
Peupler, bevolken, vermenigvuldigen,
voorttelen, aangroeien.
Peupler (se), bevolkt worden.
Peuplier, m- popuJitfr&oem, m. popu-
lier, m. P\'Ppel, m.
Peuplier argenté, ra. zilverpopulier,
m. afr«ï, m.
Peuplière, f. paddenstoel aan populie-
ren, m.
-ocr page 380-
j;u
PEUR
Pliaryngite, t. keelgatontsteking, v.
Pharyngographie, f. beschrijving vaJ(
het keelgat, v.
Pharyngotome, in, keelsnijder. m.
Pharyngotomie, f. keeloperatie, v.
Pharynx, m. keelgat, o. slokdarms
hoofd, o
Phase, f. schijngestalte, v. verande-
ring* v. afwisselende gedaante, v.
Phaséole, f. stamboontje, o.
Phébus, m. zon, v. hoogdravende stijl,
m. bombast, in.
P hel la mire, m. waterscheerling, v.
Pheilodrys, m. fcurftetft, m.
Phelloplastique, f. maften vanmodeMe"
in kurk, o. kurksnijkunst, v.
Phénix, m. feniks, m. phoenix, m.
Phénornénal, wonderlijk, vreemd.
Phénomène, m. verschijnsel, o. /uc/if*
verschijnsel, o. frnifeHsrewoon iw
schijnsel, o. wonder, o.
Pliilanthe, m. bloemvlieg, v.
Philanthropü, m. menschenvriend, a.
philanthroop, m.
Philamhropie, I. menschliev endheid, v
phüanthropie, v.
I \'Inlanlln OJijipie,meifiMiiïvend,pkiI«"■
(ropiscA.
Pbilaulie, f. eigenliefde, v.
Pliilétie, f. lied ter eer e van Apollo,o-
rhilharroonique, toonkunstlievend.
Philharmonique.m. toonkunstminnaar,
m. muziekliefhebber, m-
Phiihellène, m. vriend der Grteken,ra-
Philippique, f. philippica, v. heftig*
schimprede, v.
Philnbiosie, f. levenslust, m.
Pbilologle, f. philotogie, v. letterkun-
de,
v. taalgeleerdheid, v. fraaie lel\'
teren, v. me
Pkilologique, philologisch, taalkundig,
letterkundig.
Philologue, m. philoloog, m. taalge-
leerde,
m. Jefferftwndiye, m.
Philoinalhique, leergierig, lettermW\'
nend.
Philomèle, f. nachtegaal,m. füomeel^
Philophane, lichtlievend.
Pliilosopliaille, m. wijsgeerig gebroed,?
Philophale (pierre, (.), steen der w\'
zen, m.
Philosophe, m. philosoof, m. wijsgeer
m. student in de philosophie, jca-
Philosophe, wijsgeerig, philosophisd\'-
l\'ein\',1. vrees, v. bezorgdheid,*, schrik,
in. angst, m. bangheid,v.schroom,m.
Peur (avoir), bang zijn, vreezen.
Peur (faire), schrift aanjagen.
Peureux, vreesachtig, bang, schuw.
Peut-être, misschien, wellicht.
Phacoïde, kristallijn.
Phaëton, m. phaëton, m. voerman, in.
Phagédénique, invretend,
Phalagrose, f. kaalheid, \'v. uitvallen
van het haar, o.
                        (m.
Phalangarque, m. phalanxaanvoerder,
Phalanye, f. phalanx, v. legerbende,v.
lidbeentjes,
o. me. lid, o.
Phalanger, m. buidelrot, y.
Phalangite.m. soldaat eenerphalanx,m.
Ptialaris, m. kanariezaad, o.
I\'halène, m. nachtvlinder, m.
Phanérogame, met zichtbare geslachts-
deelen, openzadig.
Phantasmagorie, t phantasmagorie, v.
Phantóme.m. spook,o. spooksel,o schim,
v. hersenschim, v.
Pharaon, m. faraospel, o. faro, o.
Pharc, m. vuurtoren, m. vuurbaak, v
lichttoren, m. baakvuur, o.
Pharisaïqrje, farizeesch, schijnheilig.
Pharisaïsroe, m. farizeesche leer, v
schijnheiligheid, v.
Pharisien, m. farizeër, m. huiche-
laar,
in.
Pharmaceute, m. pharmaceut, in. art
senybereider,
m.
Pharmaceutique, kruidmengkundig.
ï\'harmaceutique, f. kruidmengkunde,
v. artsenijbereidkunde, v.
Pharmacie, !. artsenijbereidkunde, v
apotheek, v.
Pharmacien, m. apotheker, m. artse~
nijbereider,
m.
Pharmacie portative, f. veldapotheek, v.
Pharn,acolilhe, f. vergiftsteen, m.
Pharmacoloyte, f. wetenschap der art-
senijbereiding,
v.
Pharmacopée, l.pharmacopaca, v.leer
der artsenijbere.iding,v
. verzameling
van voorschriften der artsenijberei-
ding,
v. apothekershandboek, o.
Pharmacopole, m. apotheker, m. artse-
nijverkooper, m. pillendraaier,
ra.
Pharmacoposie, f. artsenijdrank, m.
Pharniftcotrite, m. artsenijmenger, m
Pharyngé, tot het keelgat behoo^end.
Pharyngien, tot het keelgat behoorend-
-ocr page 381-
PHtt
\'hilosopher, philosopheeren, wusgeerig
redeneeren. wijsgeerig denken.
Philosophie, f. philosophie, r. wijsbe-
geerte,
v. dessendiaan, o.
\'hilosopbique , philosophisch , wijs-
geertg.
\'liilosopbisme, m. valsche wijsbegeer-
te,
v. schijnphilosophie, v.
\'hilosophiste, m. valsche wijsgeer, v.
1\'hilotechnie, f. kunstmin, v.
j\'hilotechnique, kunstlievend.
"hiltre, m. tooverdrank, m. liefde-
drank,
m. minnedrank, ra.
I\'liimosis, m. voorhuidsvernauwing, v.
hlébographie, f. aderbeschrijving, v.
hlëbologie, f. verhandeling over de
aderen,
v.
I\'léborrhagie, I. aderbreuk, v.
\'Iilébotome, m. aderlater, m. aderlaat
werktuig,
o. faa\'Wt/nt, v.
1\'hltSbotomie, f. aderlaten, o. aderla-
l\'hlebotomiser, adeWafen. ((*"</, v
l\'liléboiomiste, m. adt>Wa(«;r, in.
!\'hleg«!ton, m. helrivier, v.
\'\'biegmagogue.m. slijmafdrijvend mid-
del,
o.
\'Iilegmasie, t. ontsteking, v.
I htegmatique, slijmerig, flegmatisch.
\'\'ilegme, m. slijm, o. flegma, o. fcoeJ-
Moeéigheid, v. onverjcAiWij/ieit/, v.
«egaea, m. bloedzweer, r.
Ijilegmoneux, bloedzweerachtig.
\'\'logisiiqiie, m. warmtestof, v. brand*
baar beginsel, o.
\'blogJMiquo (maladie, f.), door ontste-
hing ontdane ziekte,
v.
\'\'iiloqistiqué, met warmtestof ver-
mengd, ontbrandbaar.
ilogopyre, /. ontstekingskoorts, v.
\'iloyose, f. ontsteking, v.
I\'jox, m. vlambloem, v.
\' ■lyetfae, f. waterpuist, v.
\' "ocène, m. bruinvisch, ra.
\'J\'oenicure, ra. roodstaartje, o.
holade, t. steenmossel, v.
J honascie. f. stemoefening, v.
minHique, klankuitdrukkend.
honique, der stem, klank..-., toon...
.."onique, I. leer van het geluid, v.
"onomètre, m. klankmeter, m.
hoque, m. zeehond, m. rob, m.
boronomie, f. /tennis der vaste en
vloeibare lichamen,
t.
\'losphale, m. phosphorzuur zout, v.
PKYL
Mi
Phosphore, m. phosphorus, m.
PhMpbore de fer, m. phosphorhoudend
ijzer, o.
Phosphorescence.f. lichtgeving, t. lich-
ten,
o. \'ilimmt\'n, o.
Phosphorescent, /t\'fAfjevend, JicAf end,
glimmend.
Phosphoreux (acide, in.), phosphorig-
zuur, o.
Phosphorique, phosph ori ek, lichtge-
vend,
Phosphorique (allumette, f.), lucifer,m.
Photograplie, m. photograaf, m.
Pliotogrtipbie, f. photographie, v. licht-
teekenxng,
v.
Photographique, photographisch
1\'boloTogie, f. verhandeling over het
licht,
v. lichtteer, t.
Photomètre, m. lichtmeter, m.
Photophore, m. lichtdrager, m.
Phototype, in. lichtbeeld, o.
Phototype, f. kunst van lichtbeelden
voort te brengen,
v.
Photosciatérique, f. kunst om zonnewij-
zers te maken,
v.
Phrase, f, volzin, m. fin, m. zinsnede,
v. spreekwijze, v. uitdrukking, v.
Phraseologie.i verzameling vanspreek-
wijzen, v. samenstelling van spreek-
wijzen,
v. bijzondere zinbouw, m.
Phraser, volzinnen maken ,phraseeren.
Phrasier, m gemaakte spreker, m. ge-
maakte schrijver,
m.
Phrénésie, f razernij, v. krankzinnig-
heid,
v. drift, v.
Phrénique, van het middelrif.
Phre\'nitis, (. middelrif ontsteking, v.
Phrénologie, f. schedelleer, v.
Phrénnlnque, m. schedelkundiqe, m.
Phrygie, i\'. duizendguldenkruid, o.
Phrygien (bonnet, m.}, vrijheidsmuts,\\.
Phryné, I. boelin, t.
Phtiriase, f. luisziekte, v.
Plittsie, 1. tering, v. longziekte, v.
Phtisiologie f. oerhandeling over de
Phtisique, tertngachtig. (tering, v.
Phu, m. valeriaan, v.
Phylactère, m. gedenkcedel, v. amulet,
in. talisman, m.
Phylarque, m. bevelhebber der hulp-
troepen,
in. stamhoofd, o.
Phyllithe, m. versteend Wad, o. steen
met bladindruksel,
o.
Phyllitis, in. hertstong, v.
-ocr page 382-
PtÈC
Pic ■ tranches, m. scheurbeitel. m. I
Pica, in. ongeregelde eetlust, ra. belwim
hetd, t. wanhonger, va.
Picaillons, m. geld, o.
Pication, f. pekpleister, v.
Pichet, m. tuit/tan, j.
Picholine, f. kleine olijf, v.
Pic-hoyau, m. pikhouweel, o.
Picolet, m. slotkrammetje, o.
Picorée, i. strooptocht, m. stroopery
v. vrijbuiterij. v.
Picorer, op buit uityaan, vrijbuiten
stroopen, plunderen, maraudeeren.
Picoreur, m. vrijbuiter, m. stroopt\'.
ra. maraudcur, m .
Picot, m. stomp, in. omoog, o. boon
sel, o. spitse hamer, m. berenoor-
Picote, f. kinderpokken, v. me.
Picoté, pokdalig
Picotement, m. prikkeling, v. kriebi
v. jeuking, v.
P\'cotur, prikkelen, kriebelen, pikke\'
bijten, tergen, sarren.
Picoterie, f. kibbelen, o. gesar, \\
l\'jcoteux, m. visscherspink, v.
I\'icotin, m. spint, o. maatje, o.
Pie, f. ekster, v.
P», />ünt, godvruchtig, vroom.
I\'ièce, f. siufc, o. (ten, o. frroft, m. Aj
mer, v. vertrek, o. tooneelstukJ
geschrift, o. dichtstuk, o. muzit*
5(uft, o. stuft gtschut, o. pots
stukje, o. streek, m. u>tfrft,o
Pièce a doubJe détente, I. snelU1
plaat, v.
Pièce chambrée, f. kamergeschut, o-
I\'ièce d\'eau, f. waterkom, v. vffvtft\'
I\'ièce de campagne f. veldstuk, o-
1\'jèce de culasse, f. staartstuk, o.
I\'ièce de défense, f. ««(itijftano". "■
I\'ièce dégradée par Ie tir, f. uitycsi\'-
ten vuurmond, m
Pièce de détente, f. trekkerplaat. \'■
Pièce de frottement, f. schaaflap, *
Pièce de quatre, f. vierponder, m-
Pièce de réchange, f. t/oor raads\'n*\'
remonfestuft, o.
Pièce égalisée, f. vwurmoHd:oHJ^r,,
tierhoek, m.
Pièce folie, f. «tuft met scheefgeboofl
ziel, o.
Pièce jumelle, f. dubbel kanon,
tweeling, m.
Pièce justiflcative, f. bewijsstuk, o
PiViH
\'ó\'ii
Phyme, m. huidpuist, v. blaar, t.
Physconie, f. buikopzwetling, v.
Physicien, m. natuurkundige, va. phy-
SI\'UI, m.
Physiognomonie, f. gelaatkunde, i,
Physiognomonique, gelaatkundig.
Physiographie.l. natuurbeschrijving, v.
Physiographiqiie nat uur beschrijvend.
Physioloyie, f. physiologie, v. leer van
het lichaam,
v. natuurleer, t.
Physiologique, physiologisch.
Physiologtste, m. physioloog, m.
Physionomie, f. galaat, o. gelaatkunde,
y. physionomie, v. karakter, o.
Pliysionomiste, m. qelaatkenner, ra.
|\'hysiqiie,(. natuurkunde, f. physica.v.
Physique, natuurkundig, natuurlijk,
lichamelijk, phytisch, physiek.
Physique, m. physiek, o.
Pliysocèli\', f. wtndbreuk, v.
Plijsophore, m. teehlaas, v.
Phytofithe, f. plantvormige steen, m.
steen met plantindruksel,
in.
Pliytolorjie, l.plantenkunde.v. verhan-
deling over de planten,
v.
Phytonhage, plantetend.
Piaculaire, verzoenend, zoen ....
Piaculaire (sacrifice, m.), zoenoffer, o.
Piaffe, (. pracht, v. praal, v. trotsche
gang,
in.
Pialïer, pronken, trappelen.
Piaffeur, m. moedig paard, o. pron-
ker,
m.
\\v\\aX\\\\er,piepen, janken,krijten,schreien
Piaillerie, f gepiep,o- gejank,o gekrijt
o. gehuil, o.
Piailleur, m. huilebalk, m. schreeu-
wer,
m.
Piane-piane, zachtjes, piano.
Pianiste, m. et f. pianospeler, ra. pia-
nist, m. pianospeelster, i. pianiste, t.
Piano, zachtjes.
Piano, m. piano, t.
Piano-forte, m. piano, t.
Piaslre, f. piaster, m.
Piat, m. jonge ekster, v.
Piaulard, m. huilebalk, m. schreeuw-
leel\\jk, m. schreeuwer,
m.
Piaulard. huilend, krijtend, schreiend,
Piauler, piepen, huilen, kryten.
Pibole, f- doedelzak, m.
Pic, ui. pik, in. houweel, o. piek, v
spits, v. top, m. specht, m.
Pic <«), loodrecht, rechtstandig.
-ocr page 383-
PIGN
PIEft
ied, m. voet, m. poet, m. hotf, m.
spoor, o. staat, m. stand, m. betrek-
king,
v. boom, m. plant, v.
ied (a), (t vwcf.
ied (coup, m. de), schop, m.
ied a pied, voetje voor voetje, voet
voor voet,
ied arqué, m. bokshoef, m
ied-ii-terre, m. tijdelijk verblijf, o. op-
trekje, o.
ied-i-terre, stjfg af.
\'ied-bot, m. horrelvoet, m.
ied-cerclé, m. ringhoef, m.
\'iod-comblé, m. volkoef. m.
\'ied-d\'aloueüe, m. ridderspoor, f.
led-de-biche, m. reevoet, ra. geklauw-
de poot,
m. kiezentrekker, m. dnif-
froom, m. koevoet, m.
\'ed-de-boeuf, m, handjeplak, t.
|)ed-de-chat, m. «uii«noor, o.
\'ed-de-chèvre, m. bokspoot, m. derde
6#en, o. ftoevoef, m. breekbeitel, m.
led-de-coq, m. Aanevoal, m.
,\'ed de la lettre (au), letterlijk.
jied-dé-Üèvre, m. Aasevoef, m.
lea-de-iion, m. /(jeuwtin/rfauw, m.
|ed-dc-lit, m. voeteneinde, 0.
^ed-de-Ioup, m. wolfsklauw, m.
^ed-de-mouche, m. hanepoot, m.
jed-dc-muUt, m. Aoooe Aoef, m.
(ied-de-travers, m. scheeve hoef, m.
^ed-de-reau, m. kalfsvoet, m.
,\'ed-droit, m. post, m. rechtstand, m.
■ ■ lestal, ni. pedestaJ, o. uoefstwfc, o.
Jed-fort, m. proef munt, t,
(feil-horaire, m. secondeslinger, m.
^edouche, m. klein voetstuk, o
."•■d pincard, m. stelthoef, m.
{ed-plat, m. lomperd, m. plathoef,m.
^\'d-poudreux, ra. landlooper, ra.
«d sec (4), droogvoets.
,!eds nus (■), oarreuoefj.
\'»!je, m. «o/, t. a/n\'A, m. knip, r.
hinderlaag, r. list, i.
*\']" (donner dans lt), in den strik
toopen.
\'c-grièche, f. grauwe ekster, i. hel-
leveeg,
v.
}«-mère, (. dun hersenvlies, o.
.fcrraille, f. put», o. gruis, o.
iwre, m. sitvii, m. graveel, o.
!)erre a affller, !. slijpsteen, m.
!e™e * aiguiser, f. stapsteen, m.
wïf & ftisjj, I. VMurrfetsn, m.
:17.\'
Pierre da table, t. arduinsteen, m.
Pierre de touche, f. toetssteen, m.
Pienée, t. steenen waterleiding, ».
Pierre ponel, f. puimJeen, m.
Pierreries, f. pi. edelgesteenten, o. me.
Pierretie, t. steentjo, o.
Pierreux, steenachtig, vol steenon,gra-
veelacktig.
Pierrier, m. steenstuk, o. draaibas, v.
Pierrières, f. steenhoop, m.
Pierrot, m. pierrot, m. kansworst, ui,
hanssop, m. mutch, i,
Plété, f. godsvrucht, v. vroomheid, ».
liefdet t. Woed des pelikaans, o.
Piéter, tn voetmaten verdeelen, stand-
vastig maken, tot wederstand aan-
moedigen, voet bij stek houden.
Piéter (se), voet bjj stek houden.
ï\'iétinage, Piétineraent, m. stampvoe-
ten, o. getrappel,
o.
Pütitier, stampen, trippelen, stampvoe-
ten, trappelen.
Piëtisme, ra. piëtisme, o.
Piéton.m. voetganger, ra. voetknecht, ra.
Piélonner, voeteeren.
Piètre, armialig,poover, ellendig, ver-
achtelijk.
Piétrerie, f. beuzelarij, v. vodderij, j.
prullery,
*.
Piélrir, zachter worden.
Piette, i. duikergans, v. nonnetje, •■
Pieu, m. staak, in. paal, m.
Pieusement, vroom, godvruchtig.
Pieuire, f. monsterachtige polyp, t.
inktvisch, t. lichtekooi, t.
Pieux, vroom, godvruchtig, godzalig,
kinderlijk.
Piffre, m. dtkpens, m. vraat,m.vreeisak,
m. goudslagershamer, ra.
Piffrer (se), zich volproppen.
Pigeon, m. duif, v. sul, m. hals, m.
Pigeon BiAle, m. doffer, m.
Pigeonneau, ra. jonge duif, f.
Pigeonner, gips met de hand berei-
den.
Pigeonnier, m. duivenhok, o. duiven-
til,
v. duivenslag, m. duivenmel-
ker, tü.
Pign.ée, m. pigmee, m. dwerg, m.
Pignaresse, t. hekelster, v. vlashekel-
ster,
v.
Pigne, m. goudkoek, m. pijnappel, ra.
Pignocher, peuzelen, plutztn, kieskau-
-ocr page 384-
374                        PION
Pi-jnon, m. <jevel,m. ijevcl3pits,\\.kap,
v. rondsel, o. drijf rad, o. pijnappel-
kern,
v. werk, o.
Pignonné, gevelvormig.
Pignoralif, verbindend, pandgevend.
Pigou, m. ijzeren kandelaar,m, kaar-
senstekcr, m.
Pigouliére, t. pikhoot, f.
f\'igriéche, f. grauwe ekster, v. Actie-
veeg, j.
Pilaslre, ai.pilaar, m. vierkante suil,!.
Pilau, m. rtjst met vleesch gekookt, v.
I\'ile, I, stapel, m. hoop, m. zuil, f.
pyler, ra. kolom, v. stamper, m.
stamptrog, m. muntzijde, t.
I\'ilée, I. stamptrog vol laken, m.
Piler, stampen, verbrijzelen,schransen
Pilette, f. wolstamper, m.
1\'ilflUr, ui stamper, m. vraat, m.
Pilier, m. pilaar, m. stijl, m. ;n/l, v.
schandpaal, m. stalboom, m.
Pillage, m. p/untifrinj, v. strooping,
l. roof,
m. \'nut, m.
Piliard, m. plunderaar, m. roover, m.
Pillard, plunderziek, rooftiek, roof-
zuchtig.
Pilier, plunderen, rooven, stroopen,
knevelen, stelen, aanvallen, aanpak-
ken,
Pillerie, f. strooperij, v. afzetterij, v.
Pilleur, m. p/unrferaar, m. letterdief,
Pilon, m. jfamper, m.                      (m.
Pi Ion j tje, m. votten, o. roc*ren, o. ifam-
pen, o.
Piloner,vö(/en, roeren,sfampen,sfoo(en.
Pilori, m. «ftandpaai, m /,-<i<tA\', v. mus-
ku-ro!, T.
Pilorier, aan de /caafc zetten, laste-
ren.
Pilorimanl, m. aan de Aart/r zetten, o.
Piloselle, in. tnut\'fenoor-, o.
Pilot, m southoop, m. heipaal, m.
Pilotage m. paalwerk, o. heiwerk, o
ifuurmansAunsf, v. loodsgeldfi.lood-
sen, o
Pilote, ik. stuurman, m. loods, m.
Pilote cótier, m. kustloods, m. haven-
loods, m. binnenloods, m.
Pilote en scCond.m.aitiurmanJTioai, m.
PiJote bauturier, m. seeloods, ra. bui-
tenloods, m.
Piloter, Aeien, /<«/<;>[ ;>i.s/n«-<»i, loodsm,
sturen, tot gxds dienen.
Pil» tin, m. sluurmansleerling, ra.
PINN
l\'ilotis, m. grondpaal, m. heipaal, m.
Pilule, f. pif, t.
                       (p<ia(, m.
Pilulier, m. pillendoos-, v,
l\'ilum, m. werpspies, ».
Pimbèche, f. nu/;e, o. prottkstertje, o.
Piment, m. Spoanscne peper, t.
i\'imentade, f. pimenfiaus, v.
Pimpanl, opgedrild, opgeschikt, mooi.
Pimpesouée, i nufje, o.
Pimjir snelle, f. pimpernel, ».
Pin, m. pijnboom, m. harsboont, m
den, m. sparreboom, m.
Pinacle, m. Mime, v. hoogste punt, o
toppunf, O. ivrhi\'i,\' nhetd, J.
Pinacothèqne, f. pinacotheek, v.
Pinasse, f. pinas, t. officierssloep, v.
Pinastre. m. wilde pijnboom, m.
Pince, f. hoefspits, v. feenivanrf, m-
voorkant, m. breekijzer, o. koevoet.
m. luxueuste snijtand, in. nijper,
in. vogelstrik, m. Antp, v. plooi, f.
kreeftsschaar, v. auinsiaa, m. taV
fcever, m.
Pincé, <)--dwan<je», gemaakt, bekne-
pen, gekunsteld.
Pincé, m. pizzicato, m.
Pinceau, m. penseel, o. stijl, m.
I\'ince-balle, f. kogeltang, v.
Pincée, f, wtnperoreep, v.
Pincée de tabac,\'f. snuifje, o.
Pi nee •mail Ie, m. vreft, m.
Pincer, nwpen, knijpen, klemmen,aa>^
tasten, beschimpen, spelen, tokkeleii
afknijpen, aanzetten.
Pinceter, uitknijpen.
Pincettes, f. pi. fans, ». vuurtang, *■
knijptang, v.
Pinceur, m. nijper, ai. knijper, tn.
Pinchebec, m. spinsbek, o. pinsbek, *>■
Pinchina, m. \'/\'"ƒ\' /••ken, o
Pingon, m. kneep, v. neep, ¥. Ji\'p, »■
Pingtire, f. valsche vouw, t.
Pindariser , hoogdravend schrijven ,
hoogdravend spreken.
I\'inéale (glande, f), hersenklier, t.
Pineau, m. zwarte druif, v.
Pinée, f. beste stokvisch, in.
Pingouin, m. vetgans, v. zeegans, f>
Pingre, f. visschersptnk, v.
Pingre.m. vrek, m. gemeen gezicht, o-
I\'inné, met kleine blaadjes.
Pinne-marine, l- zeeslak, v. teemoy
sel, v.
Pjnoite, f- v<r<Ieend« \'etttak, f,
-ocr page 385-
PI SE                       Wh
ren, tergen, afieekenen, wormstekig
worden.
Piquer (se) zich prikken, sich steken,
zich ergeren,gratnstorig worden, vol-
houden, zich beroem en,suur worden.
Piquet, m. piket, o. piketpaal, m. hei-
paal,
m. stok, m. staak, m. pen, f,
pikrtsp.-l, o. zeis, t.
Pi qu etage, f. piketteering, t.
Piquette, f. spoe/wtf\'n, m. pruimen -
drank, va.
Piqueur, ra. pikeur, m. \'■u(..rW/</f.,>\\ m.
berijder, m. rymeesfer, m.opïicüer,
m. spekker, m. opteekenaar, m.
Piqueur d\'assïette, m. fa/e/scAuimer,
m. schuimlooper, m.
Piqueur de table, m- tafelschuimer,m.
pannelikker,
ra.
Piquier, m. pie/cen*er,m.piefcrfrajer,m.
Piqilre, f. steek, m. pnTr.m. wormsiee/r,
m. stiktelfi. uitgesneden werkfi.ver-
nageling,
v.
Pirate.m. «eroover.ni. zeeschuimer, m.
Pirater, seerooverij plegen.
Piraterie, f. zeeroovertj,v. knevelary,x.
Pire, erger, slechter, slimmer.
Pire, ra. ergste, o. slechtste, o.
Piriforme, peervormiff.
Piroque. f. prauw, v. prauwschelp, t.
Pirole, f. win/erjroen, o. une/ewaaJ.m .
Piron, m. spil, v. iJuin, ra.
Pirot, m. gansje, o.
Pirouette, t. moltntje, o draaihoutje,
o. omdraaiing, v. zwenk, m. «»\'(-
vlucht, v. sftngertturustir/c, o.
Pironetter, op een voet omdraaien, in
de rondte draaien, pirouetteeren.
Pis, m. uier, m. speen, v.
Pis, erger, slimmer, slechter.
Pis, ra. ergste, o- slimste, o. slecht-
ste, o.
Pis-aller, m. laatste uitweg, m.
Pis-aller (au), op het ergste.
Pisang-jacki, m. pisang, ?.
Pisciceptologie, f. verhandeling over
de vischvangst,
v. fcu>i:>( van vij-
Pisciculture, f. kunstmatige vischteelt,r.
Piscine, f. badwater, o. vitchvijver, m,
waschplaats, v. waterbak, m.
Piscïvore, vischetend
Pisé, m. metselwerk van gestampte
aarde, o
Piser, stampen,
PINN                              ,
Piunule, f. vizier van een graad-
boog,
o-
l\'inque, f. visscherspink, t.
I\'inson, in. vink, m,
hnsonnée, f. vinkenjacht, t.
I\'intade, f. Afrikaansche hen, ».
i\'inte, I. pint, t.
I\'inter zuipen, pimpelen.
I\'ioche, f houweel, o. pikhouweel, 0.
f\'iocher, mtt een houweel hakken,om-
maken, hard werken, slaven.
I\'ioction, m. kleine timmermansdis-
sel,
m.
i\'ioler, piepen, krijten, huilen, weenen.
I\'ion, m. schijf, v. pion, m. boer, m.
I\'ionner, jJaan, pions wegnemen.
I\'ionnier, m. pionnier, m schansgra-
ver,
nj. voetknecht, m.
I\'iot, in. fijn, m drank, m.
I\'ipe, f. pijp, ». tabakspijp, j.
I\'ipe.iu, m. rietpijp, v. herdersftuit, t.
lok/luitje, o. vogetfluitje, o.
I\'ipeaux, m. pi. lijmstokjes, 0. lijm-
roeden,
v. me.
I\'ipée, f, vogelvangstmet lijmroeden, v.
I\'ipör, lokken, bedriegen, moffelen,
valsck spelen,
l\'iperie, f. valsch spel, o. bedrog, o.
I\'ipés (dés, m. pi.) vaïsche dobbelstee-
nen,
m. me.
J\'ipette, f. pijpje, o. trechtertje, o.
\'\'ipeur, m. valsche speler, ra. flui-
ter,
m.
Pipi, m. pis, v, water, o. vêdleeu-
werik, m.
J\'jpot, m. honinqvat, o.
\'\'iquant, stekelig, prikkelend, scherp,
bits, bijtend, geestig, opwekkend.
\'\'iquant, m. stekel, m. doorn, m.prik-
w, m. geestige, o. scherpe, o.
\'[que, m. schoppen, v. me.
\'\'\'que, f. spies, v. piek, r. wrok, m.
geschil, o,
\'|<pjé m. piqué, o.
\' "|ue-assielle, m. schuimlooper, m.
\'ifelschuimer, m.
\'\'ique boeul, m, otsendr^ver, m.
i ique-chasse, m. doorslag, m.
||que>mouches, m. koolmees, f.
1 ique-nique, m, botje by-botje, o. pic-
i.-n,c\' *■
1 «(Her, priftAeien, prikken, steken,
Mikken, lardeeren, bijten, billen, de
3poren
geven, vertoornen, verhitte-
-ocr page 386-
!76                         PIST
Pisiform*, erwtvormig.
Pisolithe, f- erwtesteen, m,
Pison, rij. aardstamper, m.
Pissasuhalte, in. aardpek, o.
Pissat, in. pis, v.
I\'itse-froid, m. onverschillig mensch,m
Pissement, m. pisten, o. wateren, o.
waterlootiny,
t.
i\'issement de sang, m. bloedpissing, v.
Pissenlit, m. pissebed, m. en v. paar-
denbloem, v. Aonc^&foem, v.
Pisser, püsen, icn^n\'u, wafeWooz*».
Pisseur, in. pisier, m.
Pisseuse, f. pis/cous, f.
Pissite, m. pissteen, m.
Pissoir, m. pisbak, m. pishoek,m. uri-
noir,
v.
Pissote, f. houten kraan, i.
Pissoter, dikwijls wateren.
Pissotière, f. pishoek, m. fonteintje, o.
Pistache, f. pimvemoot, v. pistache,\\.
Pistachier, m. pimpernoteboom, m.
Piste, f. spoor, o. voetspoor, o. hoef-
slag, m. baan, v. voetstap,
m.
Pistil, m. stampertje, o.
Pistole, f. pistool, v.
Pistolet, in. pistool, T. en o. papier-
makersketel,
m. broodje, o.
Pistolet a fut, m. kolfpisiool, v. en o.
Pistolet d\'arcon, m. ruiterpistool, v.
en o.
Pistolet de tnineur.m. petardeerijxer,o.
Pistolet de poene, m. iaApi3fooJ,v.en o
Piston, m. zuiger, ra.
Pitance, I, portie, v. bedeeling, v.
Pitancerie, f. spij:.kamer, v.
Pitancier, m. schaftmeester, m.
pitaud, m. lon.pe vlegel, m.
Pite, f. mijt, v. agave, v.
Piteux, jammerlijk, deerlijk, erbarme-
lijk, droevig, schraal, ongelukkig.
Pitnométrique, inhoudbepalend.
Pitié, f. medelijden, o. mededoogen,o.
erbarming,
v. deernis, t. ontfer-
ming^
v.
Piton, m. ringnagel, m. ringschroef,v.
ringbout,
m. top, m. spits, v.
Pitoyable, deerlijk, jammerljjk, mede-
lijdenswaar dig, erbarmelijk, slecht,
ellendig, arm talig.
Pitre, m. Aonsworjr, m. pi\'aj, m.
Pittoreique, schilderachtig, aardig-
Pituittire, van het slijm, slijm... •
Pituitair» (losse, t.)f slijmkuil, m.
PLAI
PHuitaire (membrane, t.), slijmvlies, 0.
Pituite, f. slijm, o. snot, 0.
Pituiteuz, slijmerig, snotterig.
I\'ivert, m. groene specht, m.
Pivette, f. jonge snip, f.
Pivoine, m. goudvink, m.
Pivoine, f. pioen, v. aioenroos, v.
Pivot, m. shit, r. stift, v. drijfveer, t.
pinwortel, m.
Pivoter, op eene spil draaien, pinwor-
tets schieten.
Placatje, m. plakwerk, o. ingelegd
schrijnwerk,
o. inleggen, 0.
Placard, m, plaksehrift, o. plakkaat,
o. spotschrtft, o. schimpschrift, o.
paskwil, o. bekleedsel, o.
Placarder, aanplakken, paskwil ma-
ken op.
Place, f. plaats, v. ruimte, v. plein,
o. ambt, o. post, in. bediening, v.
beurs, t. vesting, v.
Piace basse, 1. lage /ïan/c, t.
Place d\'armes, f, paradeplaats, ¥. wa-
penplaats.
v.
Place frontiere, f. grensvesting, v.
Place haute, f. hooge flank, v.
Placement, m. p/o«it«en,o. beleggen, 0-
uitgezet geld, o. belegging, v.
Placenta, m. moederkoek,m- nageboor-
te,
v. zaadkoek, m.
Placer, plaatsen, zetten, stellen, beleg-
gen, uitzetten.
Placer (se), geplaatst worden, zich
plaatsen, zich nederzetten.
Placet, in. zitbankje, o. tabouretje, o.
smeekschrift,
o. verzoekschrift, o.
Placide, stil, rustig, kalm, bedaard.
Placidité, f. kalmte, v. bedaardheid,^-
Placier, m. marktmeester, m.
Placité, toegestaan goedgekeurd.
Plafond, m. plafond, o. zoldering, »■
zitbord, o. rugbord, o.
Plafonnage, m. ptafonneeren, o. stu-
kadoren,
o. stukadoorswerk, o.
Plafnnner, plafonneeren.
Plafonneur, m. stukadoor, ra.
Plage, f. strand, o. oever, m. kust, v.
oord, o. gewest, o. hemelstreek, »•
Plagiaire, m. letterdief, m. naschrij-
ver, m. playiaris,m.kinderdicf,
m.
Plagiat, in. letterdieverij^. plagiaat,o.
Plaid, m. pfaid", m. ScftofscAd tnanWi
m. pleidooi, o rechtsgeding, o. pleit\'
Plajdable, bepleitbaar-              (rede, »•
-ocr page 387-
PLAN                       377
te. v. ontwerp, o. plan, o. projec t, o.
schets, o. teekening,
v.
Planaire, f. waterworm, m.
Planche, f. plank, v. deel, v. bord, o.
plaat,
v. prent, t. tuinbed, o.
Planche (faire la), zich op den rug la-
ten dijjvnn.
Planche de pont, I, bruggendek, o.
Planchéer, met planken beleggen, be-
vloeren, beiolaeren.
Planchéieur, m. planker, m.
Planclier, m. planken vloer, m. tolde-
ring,
v, bodem, m. trede, t.
Planchette, f. plankje,o. meettafeltje,o.
Planton, in. plantsoen, o. tak,ta. telg,*.
Plan de site, m. maaiveld, o.
Plane, m. plataanboom, m.
Plane, f. snijmes, o. strijker, m. bot,*.
Planer, effenen, pletten, strijken, pla-
neer en
, gelijk maken, gladslaan,
zweven, overzien.
Planetaire, m. planetarium, o.
Planetaire, planeten betreffend, pla-
neet
....
Planète, f. planeet, v. dwaalster, f.
Planeter, zacht maken.
Planétolabe, m. planeetmeter, m.
Planeur, m. pletter, in. polijster, m.
Planiformes, f. pi. platkevers, m. me.
Planimetrie, f. vlaktemeting, v.
Planisplière, m. platte hemelkaart, t.
platte wereldkaart, v.
Plancir, m. polijstijier, o. poleerbei-
tel,
m.
Plant, m. loot, t. plantsoen, o. jonge
hoornen,
m. me. boomkweekerjj, v.
jonge w\\jngaard*tok, m.
Planiage, m. plantage, v. plantsoen, o.
beplanting,
v. p/anfen, o.
Plantain, m. weegbree, v.
Plantaire, fo( de vocCüo/ hchoorend.
Plantaire, m. voetzoolspier, t.
Plantat, m. eenjarige wjjnstok, m.
Plantation, f. beplanting, v. plantage,
v. planfjoen, o. boomkweekerij, v.
Plante, f. plant, v. kruid, o. .s-pruïf, v.
Planle du pied, f. voetzool, t,
Planté, beplant, gelegen.
Planter, planten, plaatsen, poten, tet-
ten, uitzetten, inleggen, inslaan, la-
ten staan.
Planter (se), zich plaatsen, gaan staan.
Planteur, m. planter, m. poter, m.
Pl«ntiarade3, m pi, op de voetzolen
Pt AI
Plaidable (Jour, m.), zittingdag, m.
I\'laider, pleiten, bepleiten, voorstaan.
I\'laideur, m. pleiter, m.
laidoim, f. pleiten, o. pleithandel,
m. pleitkunst, v. pleidooi, o.
I\'laideyable {jour, m.), pleitdag, m.
IMaidoyer, m. pleitrede, v. pleidooi, o.
1\'laids, m. pi. rechtbank, v.
i\'laie, f. wonde, \\. kwetsuur, v. lit-
teeken,
o. gat, o. plaag, v. ramp, v.
i\'laignant, m. klaqer, m.aanklager, m,
1\'Iain, in. looierskuip, v. (eischer, m.
llain, vlak, effen, glad, gelijk, open.
I\'lajn-chant, m. kerkgezang, o.
Plaindr*, beklagen, betreuren, niet
gunnen.
I\'laindre (se), zich beklagen, klagen,
jammeren, tien niet gunnen.
Haine, f. vlakte, v. veld, o. vlakland, o.
I\'lainte, t. klacht, v. weeklacht,*, aan-
klacht,
v. beklag, o. verzuchting, v.
j\'Iaintif, klagend, droevig, klaag ....
I\'laintivement, klagelijk, met eene kla-
gende stem.
l\'laïre, behagen, bevallen, aanstaan,
behagelijk zijn, bevallig zijn, goed
staan, gelieven, believen.
l\'laire (se), welslagen, groeien, schik
hebben, tieren, vermaak scheppen.
1\'laisance, f. bevalligheid, v.
1\'Jaisance (lieu, m. de), lustplaats, v
lustoord, o.
j\'laisance (maison, f. de), lusthuis, o.
I\'laisant, aangenaam, behagelijk, ver-
makelijk , bevallig, lustig, geestig,
aardig, belachelijk, onbeschoft.
Pulsant, m. grappenmaker,m.schalk,
m. snaak, m. belachelijke, o.
(\'laisanter, bespotten, schertsen, boer-
\'en, gekscheren.
I\'laisanterie, I. schets, v. kortswijl, t.
boerterij, v. spotternij, v.
I laisir, m. pleitier, o. plezier, o. ver-
maak,
o. genoegen, o. vreugde, t.
blijdschap, v. wil,wi. welgevallen, o.
gunst, t. dienst,
m.
1 laisir», m. pi. (menus) zakgeld, o.
speldengeld, o. speelduitjes, o.
\'lamage, m. plooien, o.
1 lamée, f. looierskalk, *.
\'mmer, plouten, ontharen.
\' amerie, f. plooterü, v.
j \'an, vlak, effen, plat, gelijk.
Hn, rr\\.vlak,o. platte grond, m. vlak-
-ocr page 388-
PLAN
:(7.s
gaande dieren, o. me. xooltreders,
m. me.
Planlivore, plantetend, grasetend.
PJantoir, m. pootstok, m. plantstok, m.
pontijzer, o.
Planton, m. ordonnans, m.planton, m.
Plantureux, overvloedig, vruchtbaar.
l\'Iarm■■» . (. houtspaanders, m. me.
koolmijnader, v.
Plaque, f. plaat, t. haardplaat, v.
handblaker, m. sleekblad, o. sier, v.
Plaque de houe, f, slijkplaat, v.
Plaque de ceinturon, f. koppelplaat,y.
Plaque de crosse, f. staartbeslag, o.
Plaque de frottemeni, f. sleepstuk, o.
Plaque de hi nette, f. oogbeslag, o.
Plaque, m. opgelegd metaalwerk, o
ingelegd metaalwerk, o. pleet, o.
Plaquer, beleggen, opleggen, bekleeden.
Plaqueresse, f. grove wolkaarde, t.
Plaquette, f. kleine munt, v. oortje, o
Plaquette fine, f. fijne wolkaarde, v.
Plaqueur, m. inlegger, m.
Plaqufc, m. slecht ingelegd werk, o.
Plasme, m model, o. smaragdpoeder,o.
Piastique, plastisch, vormend, voort-
brengend, telend.
                  (tiek, v.
Piastique, t. boetseerkunst, v. plas-
Plastron, na. horsthar nas, n. borstle-
der,
o. borstkussen, o wryfp*al,m.
Plastronner, een borstlap voordoen.
Plat, plat, effen, glad, sluik, vlak, zou-
teloos, laf, flauw, gemeen.
Plat, m. platte, o. vlakke, o.schotel, m.
schaal,
v. eetbak, m. bak, ra.
PJalane, ra. plataanboom, m. pla-
taan, m.
Plat-bord, m.dolboord,o. potdeksel, o.
schanddek,
o.
Plate, f. platbodemd vaartuig, o.
Plateau, m. houten schaalt v. blad, o.
theeblad, o koffieblad, o- tafeltje,
o.
bergvlakte, v. bedding, v. schijf, v.
Plateau x, m. pi hertekeutels, v. rae.
Plate-bande, f. l\\jst, v. rand, m. toom,
ra. rabat, o. platte band, ra. be-
slag,
o. flap, v.
Phtée, t. schotelvol, m. grondmuur.m.
i\'late-forme, f. plat, o. bedding, v,
plat bolwerk, o ronde schijf, v.
Plate-Ion ge, f. spanriem, ra. omlooper,
m. koppelband, m.
Plateraent , gemeen , tor-/, ronduit.
platweg.
PUteure, f. vlaktcmijnader, y.
Plat-fond, m. vlaft, o. fttm, v.
Platin, m. zandstrand, o.
Platine, m. platina, o. witnowi, o.
PJatine, f. droogbekken, o. slatplaat, v.
s/of, o. p/eraf, v. dejrei, m.
Platine allemande, t. snellerslot, o.
Platine a chainette, f. kettingslot, o.
Platine a mèche, f. hntslot, o.
PJatine a percussion, f. percussieslot,o.
slagslot, o.
Platine a silex, l. vuursteenüot, o.
Platine francaise, f. vuursteenslot, o.
Platineur, m. slotenmaker, m.
Platitude, f. platheid, v. platte uit-
drukking,
t. gemeenheid, t.
P\'atole, f. meïkvloot, ». melkteil, v.
roowifeafc, ra. vZ(fw(, v,
Plitonicien, m. Platonisch wijsgeer, m.
P\'atonicien, l\'/attmisrh.
Platonique, Platonisch.
I\'Mtrage, m. pleisterwerk, o.
PIAtras, m. afgevallen pleisterkalk, v.
Pliïtre, m. pJeisfer, v. gips, o.
PJatrer, bepleisteren, bewimpelen.
Platrer (se), ïicA t»fanfcM<m.
PJatrerie, (. pleisterkuil, m.
V)A\\reux,pleisterachtig,roodkrijtachtig.
Pliltrier, m. pleister maker, m. pleis-
terverkooper, m.
Pl.1trière, f. pleisterkuil, m. gipshut, v.
Platronoir, m. pleistertroffel, m.
Platy...., breed. .., plat....
Platyphylle, breedbladerig,
Plausibilité , (. aannemelijkheid , v.
schijn van recht, m.
P\\amib]e,aannemelijk,schoonschijneml-
l\'tébéien,m. plebejer, m. burgermanen-
Plébéien, plebejisch, burgerlijk.
Plébescile, m. volksbesluit, o.
Pleiades, f. pi. zevenster, T.
Pleige, m. borg, m. borgtocht, m.
Pleiger, (jorjr ftlyuen.
Plein, vol, overvloedig, rijk, gansch,
volkomen, drachtig, volbloed, rond,
dik, gevuld, vervuld.
Plein, m. volle, o. dikke,o. neerhaal,m-
Pleine gorge (a), luidkeels.
Pleinement, ten volle, volkomen, ge-
heel en al.
Pleine rue (en), midden op de straat.
Plein jour <en), op klaarlichten dag.
Plein pouvoir, m. volmacht, v.
Plénier, volkomen, voltallig, vol.
-ocr page 389-
PLEN
Plénipotemiairc, in. gevolmachtigde, m
Plénipotentiaire, gevolmachtigd.
Plénitude, f. volheid, v. overvloed, m.
Pleonasme, m. overtolligheid, v pleo-
nasme, o
Pléonaste, m. pleonast, m. bruine gra-
nietsteen,
m.
Plérose, f. herstel van krachten, o
Plérotique, herstellend, versterkend.
Pléthore, t.volblo>?digheid,v.plethora,v.
Pléthorique, volbloedig, plethortsch.
Pleurard, m. huilebalk, m. schreeuw-
lelijk,
na.
Pleure, f. ribbevlies, o.
Pleure-pain, m. vrek, m. gierigaard,m.
l\'leurer, beweenen, betreuren, vodenen,
huilen, schreien, krijten, druipen.
Pleures, f. pi. wol van doodebeesten,y.
Pleurésie, f pleuris, r. zijdewee, o
pijn in de zode,
»■ zijdesteek, m.
Pleurétique, bèhe.bt met pleuris.
Pleureur, m. weener, m schreier, m.
rouwklager, m.
Pleureur (saule, ui.), treurwilg, m.
1\'Ieureuse, I. klaagster,v.klaagst rook,v.
Pleureux, weenend, klagend,bedroefd.
I\'leurnieher, grijnen,krokodillentranen
huilen.
Pleurocèle, I. borstbreuk, v.
Plcurodynie, f. pijn in de tijde, v.
Plcuropneumonie, f. ontsteking van het
ribbevlies en de. longen,
v.
Pleurs, mi. pi. tranen, m. me.
Plcutre, in. lomperd, in. kinkel, m
vlegel, m. ploert, m lafaard, m.
i\'leuvoir, regenen.
I\'lèvre, f. rlbbevlies, o. borstvlies, o.
\'Mé.rodynie, f. pijn in de zijde, v.
I\'lexus, m. vlecht, v. netwerk, o.
I\'léyon, m. bosstroo,m.wisch, v. stroo-
wisch,
v. teentje, o. bindrijsje, o.
!\'[i, m. vouw, t. ploot, v. bocht, v
rimpel, m. naad, m. gewoonte, v.
omslag, m.
|*|iablef buiqzaam, vouwbaar.
\' !*ge. m. buigen, o. plooien, o.
\' iant, m. vouwstoel, m.
1 \'iant, buigzaam, gedwee, handelbaar.
\'jicalile, vouwbaar, plooibaar.
\'ie, I. platvisch, m. eof, v. scAo/, v.
\'\'jemcnt, m. vouwen, o.
\' lier, vouwen, buigen, onderwerpen,
schikken,pakken, samenpakken, wij-
Iten, deineen, krom worden.
Plier bagage, de bieten pakken, op-
breken, oppakken.
Plieur, m. vouwer, m. plooi er,
Plinger, het katoen in het
smeer dom-
peten,
Phngeure, f. indompelen van het ka-
toen in het smeer, o.
Plinthe, f. plint, v. rand, m. lijst, v.
platte band, m.
PJioir, 111. vouwbeen, o. buigtatig, f.
vouvutafel, v. vouwbank, t.
P-ique, f. Poolsche vlecht, ?. plica, i.
I\'lissage, m. plooisel, o. plooiwerk, o.
I\'lissement, m. plooien, o. plooiing, f.
Plisser, plooien, in plooien vallen.
Plissure, m. plooien, v. me. plooiing,
I\'loc, in. harpuis, o.                           {w.
I\'ininb, m. lood, o. zinklood, o. diep-
lood, o. paslood,
o. kogel, m.
Plomb (a), loodrecht, zelfstandig.
Plomb, m. (menu), hagel, m.
Plombage, m. looden, o. plombeeren, o.
Plombagine, f. looderts, o. potlood, o.
graphiet, o.
Plombe, m uitgebrand loodwit, 0.
Plombe, loodkleurig.
1\'Iombée, f. menie, v. loodrechte lijn,
t. knots met looden knop, v.
Plomber, verlooden, looden, plom-
beeren, met lood vullen, verglazen,
met het paslood meten, vaststampen,
met menie bestrijken, stempelen.
Plombeur, m. plombeerdcr, m. stem-
pelaar, m.
Plombier, m. loodgieter, in.
Plomhière (pierre, !.), loodsteen, m
Plomboir, m. plombeertuig, o.
Plongeant, recht nederwaarts gaand,
borend.
Plongée, f. bovenst schuin vlak van
eene borstwering, o.
Plongeon, ra. duikelaar, ra. duiker,
m. waterkegel, m. duikeling, v.
PJonger, onderdompelen, indompelen,
induwen, instooten, insteken, dom-
pelen, duiken, naar beneden gaan,
uit de hoogte naar de laagte schieten.
Plonger (se), tich dompelen, zich stor-
ten, zich overgeven, zich baden.
Plongeur, m. duiker, m duikelaar, m.
Ploquer, harpuizen.
Ploutre, m. kluitenbreker, m.
Ploutrer, kluiten breken.
PJoyable, buigbaar.
-ocr page 390-
880
PLOY
PODO
Plui-pétiiion, m. overdreven eisch, m.
Plusqueparfait, m. meer dan volmaakt
verleden tijd, m.
Plus tard, later.
Plus tard, m. later tijd, m.
Plus tot, eerder, vroeger.
Plus tdt, m. vroeger tijd, m.
Pluiót, liever, eerder, veeleer.
Pluvial, m. koorkleed, o. koorkap, f.
Pluviale (eau, f.), regenwater, o.
Pluvier, m. pluvier, v.
Pluvieux, regenachtig, regen....
Pluviomélre, m. regenmeter, ra.
Pluvióse, m. regen mnat.rf, ».
Pneumalique, I. tuchtleer, t.
Pneumatique, tot de lucht behoorend,
op lucht betrekkinghebbende,lucht....
pneumatisch.
Pneumalique(machine,f ),luchtpomp,v.
Pneumatocele, f. windbreuk, t.
Pneumatographie, 1. beschrijving van
de eigenschappen der lucht, t.
Pneumatoloyïe, f. fjeesfenfcunde.T.ffees-
tenleer, j.
Pneumatomphale.f. navelwindbreuk, t.
PneumocèJe. f. borstbreuk, v.
Piieumographie, f, longbeschrijving, r.
Pneumologie, f. verhandeling [over de
long, ?.
Pneumonie, longziekte, f. longontste-
king,
T.
Pneumonique, m. longmiddel, 0. long-
lijder, m.
Pneumotomie, f. longontleding, i.
Pochade, f. schets, v. kluchtspel, o.
Poche, t. zak, m. broekzak, m. buidel,
m. valsche plooi, ï. etterzak, m.
scheplepel, m. krop, m. buik, m.
takvioottje, o. krul, T.
Poeha (pistolet, m. de), zakpistool, o.
Poché, blauw geslagen, beklad. (enT.
Pocher, blauw slaan, in boter bakken,
kladden, te vet drukken.
Pocheter, in den sak bij zich dragen.
Pochette, t. zakje, o. konijnnetje, 0.
viooltje, o.
Podagre, m. podagrist, m.
Podagre, f. voetjüht, v. voeteuvel, o.
podagra, o. pootje, O.
Podagre, met podagra gekweld.
Podez, m achterste, o. stuit, v.
Podimétiie, f. meting met voeten, ».
Podologie, (. verhandeling over den
Ployer, buigen, krommen, zwichten.
I\'Ioyer (se), zich buigen, zich plooien,
toegeven, wijken.
Plove-ressort, ra. veertjtcr, o.
Pluie, I. regen, m.                              (»•
Plumage, m. vederen, v. me. pluimage,
Plumaïl, m. vederstoffer, m. vederbe-
zem,
tii. vederbos, m.
Plumart, m. vederbezem. ra.
I\'Iumasseau, m. pennetje, o. veder-
bezem,
m. wiek, v. pluksel, o. com-
prtü, o.
Plumasserie, f. pluimmakertj, r. han-
del in vederen, va.
Plumassier, m. pluimmaker, ra. pluim\'
verkooper,
m. handelaar in vede~
ren,
m.
Plume, f. pen, v. pluim, ?« veder, v.
veer, v. s/y/, m. schrijver, m.pluim-
makerswerk,
o.
Plumeau, m. vederfceiem, m. pennen-
Plumée, f. penvol, r.              {bakje, o.
Plumer, plukken, pluimen.
Plumet, m. vederhos, m. pluim, m.
veder, m. molendrager, m. «oorttdra-
ycr, m. windveertje,o. verklikker,m.
Plumet droit, m. staande pluim, v.
Plumetis, m. Wad, v. schets, r. bor-
duurwerk,
o.
Plumette, f. lichte zijden en wollen
stof,
v.
Plumeuz, vederachtig, gebaard,
Plumitif, m. minuut, f. klad, ?, ge-
rechtsschrijver,
m. pennelikker, m.
Plumule, f. pluimpje, o, plantektem,v.
Plupartt l- (Ia), grootste gedeelte, o.
de meesten,
m. me.
Pluralïtó, f. meerderheid, v. veelheid,
v. me)i\\<i>:uhlt<ih<vl, T.
Pluriel, m. meervoud, o.
Pluriel, meervoudig.
Pluri.....ve-f.
Pluriflore, veelbloemig.
Plus, meer, mees/.
Plus, ni. meeste, o.
Plus (d autantt, des (e meer.
Plus (tout au),fe»i hoogste,Op zijn hoogst.
P^tisage, m. uitpluizen, o.
Plus bas, lager.
Plus en plus (de), hoe langer hoe meer.
Pluser, uitpluizen.
Plus haut, hooger.
Plusieurs, verscheidene, vele.
Plusieurs, m. verscheidenen ,m. velen,m-
-ocr page 391-
PüIR                   881
Point (a), van pas, juist.
Point de, geen.
Point ((ie), m\'ef, geen, neen.
Point (ouvrage, m. de), kantwerk, o.
Pointagc, m. richten, o. pointeeren, o.
bestek, O. gaal,
v.
Pointai, m. stutbalk, m.
Point de cftté, m. steek in de zijde, m.
Point de départ, m. sckeidingspunt, o.
uitgangspunt, o.
Point du jour, ra. krieken van den dag,
o. dageraad,
m
Point du tout, gansch niet, in het ge-
heel niet, volstrekt niet.
Pointe, I. punt, v. en o. spits, v. spij-
kertje,
o. stift, v. priem ,m. steekijter,
o. prikkel, m. pit, v. prikkeling, y.
aardigheid, v. geestigheid, v. voor-
«emfH.o. onder«emi»jg,v. ut\'<noefc,m.
Pointe (en), spits toe/oopend.
Pointe du jour, f. fcn\'efam van rfett da</,
o. dageraad, m.
Pointemenl, m. rioMdtt,0. pöinfesren.o.
Pointer, steken, richten, pointeeren,
stellen, vasthechten, bestek maken,
stippen, punten, opschieten, stijgen.
Pointer en belle, recht vooruit richten,
op het kernschot richten, vluchten.
Pointeur, m. steller, ni. richter, tn.
kommandeur, m.
Pointeur servant, m. hulprichter, m.
f\'ointii\'i.-lle, f. naqdtje, o.
Pointillage, m. stippen, o. itippen ma~
ken,
o. kibbelary, v.
Pointillé, gestipt.                               (me.
Pointillé, m. puntjes, o. me. stipjes, o.
Pointiller, bespotten, stippen, prikken,
grievn, pikeeren, haarklooven.
Pointiller (se), elkaar tn het vaarwa-
ter zitten.
Pointillerie, I. kibbelarij, v. haarkloo-
verü,
v. muggenzifterij, v.
Poinlifleux, kibbelachtig, lastig.
Pointu, spits, puntig, scherp.
Pointure, f. punctuur, v. reef, o. in-
korting van het xeil,v. handschoen-
Poire, f. peer, v.                  (breedte, v.
Poiré, m. perendrank, m.
Poire ft feu, f. dampkoqel, m.
Poire ;\'i poudre, f. kruithoorn, m.
Poire d\'amorce, f. kruithoorn, m.
Poire d\'angoisse, f. worgpeer, v. bit-
tere pil,
t.
                              (voet, ni.
Poir«a.u, m. pre», v. wrat, v. egels-
POOO
Podoraitre, m. wegmeter, tn.
Poèle, in. doodkleed, o. lijklaken, o.
draaghemel, m. kachel, v. stoof, v.
Poel e, r. pan, v. bakpan, v. fruitpan,
v. braadpan, v. koekenpan, t.
I\'oëlée, t. pnm>ol, v.
Poélette, f. pannetje, o.
Poêlier, m. kachelmaker, m. pannen-
Poélon, m. pannetje, o. (maker, m.
Poékmaée, f. panvol, v.
i\'oë-ne, m. gedicht, o. dichtstuk,o,vers,o.
Poésie, (. dichtkunst, v. poëzie, v.
dichtstuk, o. dichtvuur, o.
Poötastre, m. poëtaster, m.
Potile, m. dichter, tn. poëet, m.
Poéterau, ra. poëtaster, ai rijmelaar,m.
Poétesse, f. dichteres, v.
Poétique, dichterlijk, poëtisch, dicht-
kundig.
Poétique, f. dichtkunde, v. versöouw-
Aunde, v.
1\'oótiser, poëtiseeren, venen maken.
Pogt, m. j(Murtn)ord, o.
Poids, tn. ttvaorfri, v. gewicht,o. last,
m. »j-i/(7, v. belang, o. aonnVn, O-
Poigntat, stekend, vlijmend, grievend,
doorborend, bitter.
Poignard, m. dolk, ra. moirdpriem,m.
pook,
m. ponjaard, m.
Poiguarder, met een dolk steken, dood-
steken, een dolksteek toebrengen.
Poignée, f. handvol, v. greep, v. ge-
vest, o handvatset, o. steel,
m.
Poignet, m gewricht, o. hemdsboord,o.
voormouw,
v. overmouw, ».
\'\'"\'I, in. haar, o. baard, in. kleur, v.
fijne vezeltjes, o. melkklonter, m.
j\'oilotte, f. ymtvn ittiËirvaf, o.
Poll follct, m. vlasbaard, m.
Polller, m. molenijzer, o.
I oiloux, m. /ümpe fceref, m.
i oilu, harig, ruig.
Poincon, m. priem. m. steekpriem, m.
•*\'/(, v. stempel, m. gevelspits, v.
\'on, v, va(. o. haarnaald, v. faafs, v.
\' oindre, steken, aanbreken, beginnen,
uitspruiten, uitkomen.
,,ö!n9, ™. vui\'sï, v. gebalde hand, *.
l oing (coup, m. de), vuistslag, m.
1 omt, m. steek, tn. punt, v. en o.
"\'P, v- gat, o. oogenblik, o. kant-
werk, o. geschilpunt, o. hoofdpunt,
o- staat, m. loejfand, m. graad, m.
trap, m. btst«k, a.
-ocr page 392-
39S
pom
POÜ
Polarisation, f. polarisatie, v,
Polariser, polariseeren.
Polarité, f. eigenschap om naar het
Noorden te wijzen,
v. polariteit, t.
Polastre, tn. loodpan, v.
Polatouche, m. vliegend eekhoorn-
tje,
o.
Poldre, m. polder, m.
Pöle, m. aspunt, o. pool, v.
PoUmarque, m. generaal,m.veldheer,m.
Polémique, polemisch, oorlogvoerend.
Polémique, i. polemiek, v.
Polémoine, f. Polémonium, m. speer-
kruid,
o.
Polenta, m. pap van kastanjemeel, v.
\\\'oli,gepolijst, glad, blinkend Jbeschaa fd,
beleefd, heusch, zuiver.
Poli, m gla»si m. luister, m. bescha-
ving,
v. pottjsting, v. politoer, o.
Polico, f. politie, v. polis, v. verzeker-
brief, m.
Poücé, wel ingericht, geregeld, be-
Policer, regelen, beschaven, (schaafd.
Polichinelle, m. polichinel, m. hans-
worst,
m. grappenmaker, m.
Polichinelle, f. vuurpook, m.
Poliment. m. polijsten, o. glans, m.
Poliment, beleefdelijk.
Poür, polijsten, politoeren, gladmaken,
glanzen, beschaven, veredelen.
Polisseur, m. poft/ster, m. bruineer-
der,
m. gladmaker,m. gladslyper,ra-
Polissoir, m. bruinecrijzer.o. bruineer-
staal,
o. bruineertand, m. poleer-
boor,
v.
Polissoire, f. glansborstel, m. pohjst\'
rad, o. polijststeen, m. poetsstok,^-
Polisson, m. straatjongen.m. bengel,^\'
Polisson, straat jongensachtig, vrijpos-
tig, gemeen.
PoJissonner, straatjongensstreken «»\'
voeren, straatjongenstaal uitslaan-\'
Polissonnerie, f. guitenstreek,m. straal-
jongensstreek,
m. straattaal, v.
Polissure, t. polijsten, o. glanzen, 0.
Polïtesse, f. beleefdheid, v. welgema-
nierdheid,y. hoffelijkheid,!, heusch-
heid,
v.
PoUtique, staatkundig, polMsch, po»
Poirée, f. beet, v. kroot, v.
Poirée rouge, f. beetwortel, v.
1\'oiritM , m. pereboom, m.
Pois, m. erwt, v.
Pois carrés, m. pi. kapucijners, m. me.
J\'ois cbiches.iii yl. grauwe erwten,v,me.
Pois de senteur, m. pi. ruikende lathe-
rus, v.
Pois hdiifs, m. pi. jonge erwtjes, o. me.
Poison, m. gif, o. vergift, o.
Poissard, vischwijfachtig, gemeen.
Poissarde, f. vischvrouw, v. vischwjjffl.
Polsse, f. gepekte takkenbos, ra.
Poisser, bepekken, bemorsen, besmeren
kleverig maken, smerig maken.
Poisson, m. visch, m. mudsje, o.
Poisson d\'avril, m. Aprilstreek, m.
Poisson d\'eau douce, m. riviervisch, m
Poisson de nier, m. zeevisch, m.
Poissonnaille, t.pootvisch,m.katvisch,m.
Poissonnerie, f vischmarkt, v.
Pofosoiineux, vischrijk.
I\'oïssonnier, m. vischverkooper, m
vischhandelaar, m.
Poissonnière, f. vischvrouw, v. visch\'
wyf, o. vischketel, m.
Poitrail, m. borst, v. borstriem, m
borststuk, o. dwarsbalk, m.
Poitrail de chèvre, m, geiteborst, v.
huil e borst, v.
Poitrail de coq, m. kippeborst, v.
Poitrail de rechange, m. boratgareel,o.
Poitrinaire, teringzieke, m.
Poitrinaire, engborstig, teringachtig.
Poitrinal, m, kort vuurroer, o.
Poitrinal.op dr borstvastgehecht,borst....
Poitrine, f. borst, v. boezem, m. stem,v.
Poitrinièrrt, f. borsthout, o.
Poivrade, f. pikante saus, v.
Poivre, m. peper, v.
Polvré, gepeperd, duur verkocht.
Poivrer, peperen.
Poivrette, f. peperkruid, o.
Poivrier, m. peperboom, m.peperbus,v
Poivrière, f. kruiddoos, v.
Poix, f. pek, o. pik, o.
Poix résine, f. hars, v. en. o.
Polacre, m. Poolsche ruiter, m.
Polacre, f. polakker, ra.
Polaire, van de polen, tot de pool be-
hoorend, aspuntig, pool....
Polaire (cercie, m.), poolcirkel, m
poolkring, m.
Polaque, m. Poolsche ruiter, v.
orslepen. Il
, m. politi- tl
atkunde, v- 1
Hd, v.
tiek, staats. ..., loos, do
Poütique, m. staatkundige,
cus,
m.
Politique, /. politiek, v. staadoorslepenheid, v. sluwhe
-ocr page 393-
PODt
i\'olitiquer, politiseeren, over staal\'
kunde spreken, tinnegieten.
Polka, f. polka, v.
Pollen, m. bloemstof, o. stuifzaad, o.
1\'ollicilation, t. gelofte, v. verbinte-
nis,
v.
l\'olluer, besmetten, bevlekken, onthei-
lit/en, bezoedelen.
I\'ollution, i. bevlekking, v. verontreini-
ging, v. bezoedeling,
v.
i\'oloyraphie, f. sterrenkundige beschrij-
ving van den hemel,
v.
I\'olonais, m. Pool, m. Polak, ra.
Poolsch,
o.
I\'olonais, Poolsch.
I\'olonaise, t. Poolsche vrouw, v. po-
lonaise,
v.
I\'olosse, m. roodkoper-en-tinmengsel,o.
I\'oltrnn, lafhartig, laf, bang.
I\'oltron, m. lafhartige, m. bloodaard,
m. lafaard, m.
I\'oltroiinerie, f. lafhartigheid, v.
j\'oly . . . ., veel ....
[olyacanlhe, met veel stekels.
\'\'oly&coustiqvLe.klankenvermeerderend.
I olyadelphie, f. planten met verschei-
dene meeldraden,
v.
\'olyandrie, f. veclmannige planten, v.
olyanthé, veelbloemig.
I\'olyctiolie, f. galtiekte, v.
olyclirome, veelkleurig.
1 «lycotylédoné, veel zaadvliesjes heb-
bend.
I\'olycratie, f. regeering van velen, v.
olydipsie, t. buitengewone dorst, m.
olyèdre, m. veelvlakkig lichaam, o.
*°Jygaie, m. melkbtoem, v.
|l)]yyame, m. polygamist, m.
\' olygamie, polygamie, v. veelwijve-
nr.J> v- veelmannerij\', v.
Polyflamiste, m. voorstander der veel-
Wyverij,
v.
\'olygarchie, f. veelhoofdige regee-
\' o yflène, veel voortbrengend.
J^olyyiotte, m. kenner van vele talen,m.
1
olyylotte, in vele talen geschreven,
van vele talen, veeltalig.
L° 1\'gone, m. veelhotk, m. polygoon,v.
\' ° 1\'yone, veelhoekig.
^oll\'yraphe, m. veelschrijver, m.schrij-
ver over vele onderwerpen, m.
schrijfmachine, v.
\'o\'ygraphie, i. geheimschryfkunst, v.
POMM                      383
Polygyniü, f, planten met vele bloem-
stijttjes,
v. veelwijverij, v.
Polymathe, m. veetweter, m. veelken-
ner,
m.
Polymaihie, f. atgemeene kennis, v,
Polynésie, f. groep van eilanden, v.
Polynome, m. veelledige grootheid, v.
Polyonyme, veelnamig.
Polyoptre,m. vermenigvuldigingsglas,o.
Polype, m. veelvoet, m. polyp, m. vlee-
zig uitwas, o.
Polypétale, veelbladig.
Polypeux, polypachtig.
Polyphaye, veeletend.
Polyphagio, (. gulzigheid, ».
Polypliylle, veelbladig.
Polypier, m. huisje van een polyp, o.
Polypile, veelharig, ruig.
Polysarcie, f. zwaarlijvigheid, v.
Polystyle, met vele zuilen, veelstijlig.
Polyayilabe, veellettergre.pig.
Po\\ysyilabe,m.veellett*rgrepigwoord,o.
Polysyllabique, veellettergrepig.
Polytechnique, polytechnisch,
Polythéisme, m. vedyodery, v.
Polythéisle, m. aanhanger van veelgo-
derij,
m-
Polytric, m. haarmos, o.
Polytrophie, t. overvoeding, v,
Polyiypaye, m. veeldruk, ra.
Polytype, m. veeldrukker, m.
Polylype, van den veeldruk.
Poiytyper, door den veeldruk verme-
nigvuldigen.
Pomifère, appelen dragend.
Pommade, i. pommade, v. haartalf,
v. zalf, v. sprong om den zadel-
knop,
m.
Pommader, met pommade bestrijken.
Pomme, I. appel, m. hart, o. knop,m.
krop,
m. kloot, m.
Pommé, .n. appeldrank, m. appel-
wijn,
ra.
Pommé, appelvormig, volkomen, vol-
eindigd.
Pommé (chou, m ), stuitkool, v.
Pommeau, m. degenknop, m. zadel-
knop,
in. kuit, v. oogbeen, o.
Pomme d\'Adam, f. keelknobbel, m.
Pomme d\'amour, m. tomatoappel, m.
Pomine de pin, l. pijnappel, m.
Pomme de terre, f. aardappel, m.
Pommelé, appelgrauw, met schapen-
wolkjes.
-ocr page 394-
PO PU
Pont, m. brug, v. klep, v. steigeren, o
middelboog, m. scheepsdek, o. dek,t.
Pont, m. (faux) koebrug, v.
Pontage, m. bruggeld, o. veergeld, o.
Pontaf, m. ruim, o. hol, o.
Pont coupé, ju, kuildek, o.
Pont courant, m. gladdek, o.
Pontde bateaux, m. svhipbrug, v.
Pont de chevaiet. m. schraagbrug, *■
Pont de circonstance, m. noodbrug, v.
Pont de gabions, m. schanskorfbrug, i.
Pont de jonc, m. rietbrug, v. modder-
brug, v.
Pont de radeaux, m. vlotbrug, t.
Ponte, m ponto, m. speler tegen den
bankier, ra. zetter, m.
Ponte, f. eierleg<ten, o. legtijd, m.
Ponté, m. steekblad, o.
Ponté, met een dek voorzien.
Pontée, f. vak, o.
Pontenage, m. bruggeld, o. veergeld,n
Ponter, zetten, pointeeren, dekken.
Pontet, m. zadelboog, m neus, m.
Pont flottant, m. drijvende brug. r.
Pontife, m. hoogepriester, m. oppc
priester, m. bisschop, m,
Pontifical, hoogepriesterlijk, pauselijk
Pontifical, tn. pontificaal, o.
Pontificat, m. hootiepriesterschap, "■
pauselijke waardigheid, v.
Pont-levis, m. ophaalbrug, v.
Pont-levis a bascule, m. wipbrug, v-
Pont-neuf, in. straatliedje, o.
Ponton, m. schipbrug, v. ponton, »•
kiellichter, ra. pont, v.
Pontonage, m. bruggeld, o. veergeld,o-
Pontonnier, m. bruggeman, m. veer
man, m. /xjnf<j;<>ntT, m.
Pont permanent, m. vaste brug, v.
Pont roulant, ra. rolbrug, v.
Pont tournant, m. draaibrttj, t.
Pontuseau, m. sfeea, v. streep, v.
Pont volant, m. gierbrug, v.
Pope, m. pope, m.
Popeline, L popeline, v.
Popine, f. kroeg, v.
Popiner (se), opdirken.
Populaire, Poplité, van de knieboo;-
knieboogs ....
Populace, f. gemeene volk,o gepeupt-
o. grauw, O.
Populacier, m. die de gunst van m
gemeen zoekt, m.
Populaire, populair, volksgetind, *!
384                      POMM
Pommelor (se), appelgrauw worden,
zich met schapenwolkjes bedekken.
Pommelicre, f. longontsteking, v.
Pümmelle f. gootplaat, v. kap, v.
Pomroer, sluiten, kroppen.
Pommeraie, f. appelboomgaard, m.
Pommeté, met knoopjes versierd.
Pommette, f. knopje, o. oogbeen, o.
garen knoopje, o. kolfplaat, v.
Po m mier, m. appelboom, m. appel-
Pomoloyie, f. ooft/eer, v. (pan, v.
Pomologue, m. ooftkenner, m. porno-
loog, m.
Pompe, f. pomp, v. verlengstuk, o.
spuit, v. pracht, v. praal, v. hoog-
dravendheid, v. staatsie,
v. opge-
stnuktheid,
f. ijdelheid, v.
Pompe & feu, I- brandspuit, v.
Pomper, /<.j>\'i;ioi. zuipen, inpompen.
Pompeux, praihtig, statig, verheven,
hoogdravend, winderig.
Pompier, m. pompenmaker, m. pom-
per, m. brand spuit gast, m.
Pompon, m. pompon, m. kwastje, o.
Pomponner, opschikken, opsieren, op-
Ponant, m. westen, o.          (smukken.
Poncage, m. schuren met puimsteen, o.
Poitce, f. sponszakje, o. puimsteen, m.
Ponceau, m. brug, v. bruggetje, o. klap-
Ponceau, hoogrood.                    roos, v.
Poneer, met puimsteen gladwr\\jven,
sponsen, water inzuigen.
Poncetto, i. sponszakje, o.
lonclie, m. punsch, v. pons, v.
Poncire, m. groote welriekende ci-
troen, m.
Poncis, m. sponshlad, o. linieerblad, o.
Ponction, f. wateraftapping, v.
Ponciualité, f. stiptheid, v. nauwkeu-
righeid,
?.
Ponctuatior, f. punctuatie, ▼.
Ponctué, m. gepunte hagedis, v.
Ponciué, gipunt, gestippeld, stippel....
Ponctuel, stipt, nauwkeurig,punctueel.
Ponctuer, punctueeren.
Pondaqe, m. tonncngeld, o.
Poudaison, t. eierleggen, o.
Pondérable, weegbaar.
Pondéralion, f. evenwicht, o. wegen, o,
Pondérer, in evenwicht houden.
Pondércux, iwaar,
Pondeuse, t.eierlegster, v. legvogel,m.
Potidre, leggen, eieren leggen.
1\'oney, ra. hit, m.
-ocr page 395-
popu
het vulk gezien^ voor het volk ver
stftanhaar, gemeenzaam.
j\'opularfcer (se), zich populair maken
populair u-orden.
ri\'jmlarisme.m. te groote gemeenzaam
1 heid met het volk, v.
\'npularité, f. populariteit, v. volks
liefde., v. volksgezondheid, y. ge-
meenzaamheid, v.
Populalion, f bevolking f v.
I\'opiiléutn, m. populierzalf, v.
\'ipuleux, volkrijk, zeer bevolkt.
>pulo, m dikzak je, o. drkkctje, o.
iqiie, m. bluf spel, o.
iracé, groenacntig, groengeel.
Vore,
m. varken, o zwijn, o varkens-
vleesch, o.
\'orcelaine, f porselein, o. porselein-
mossel, v.
\'orcelaine, grps en blauw gevinkt.
\'orcelet, m. duizendbeen, o.
rc-épfc, m. stekelvarken, o. egel
zwijn, o.
orchaison, f jachttijd voor wilde zwij
ln*n, m.
Porche, m. portaal, o. ingang, m.
forcher, m. zwijn, nhoeaer, ra. var-
kenshoeder, m. lomperd, m.
iwcherie, f. vakentstal, m. varkens-
kot, o.
"re, m. porie, v sweetgat, o.
Porenx, pore»s, sponsachtig.
I\'ororöle, f. steenbreuk, v.
orosité, f. poreusheid, v. sponsachtig-
Porotique, eeltver wekkend.
fwphyre, m. porfier, o. wnjfsteen, m
[orphyriser, op een por fierst een fijn\'
\' wrijven.
orque, f, katlespoor, v.
I|orquer, mtt kattexporen vastleggen.
orreciinn, f. overhandigen der orde-
teekenen,
o.
"TiijEneos, zemelenachtig.
\'t, m. haven, v te\'haven, v.scheeps-
lading,
v. inhoud, m. dracht, v.
\'ragen, o. draagloon, o. port, o
\'•riefport, a rustplaats, v. houding,
f- voorkomen, o bereik, o.
Manie, draagbaar.
r\'age, m. dragen, o. hetgeen men
|«0M i\'.,,ii.,\' ,,,,■(\',\' «JrtJ Mtfm^H, O.
^rtail.m voorportaal, o. voorgevel m.
"■uil. m i-nndvatsel, O- «nfrcr o
F.-H.
POftT
tt*5
l\'nrliinl (n lionl), mrt de tromp op de
horst, van zeer nahij.
Portant (bien), welvarend.
Portant (mal;, ziek, ongesteld.
Portnlif, draagbaar, zak...., hand....
I\'ort d\'armes, m. dragen van wape-
nen, o re-ht van wapenen te dra-
gen,
o. jaehfperwissie, v.
I\'ort de détresse, m. positie, v. nood-
haven,
V.
Porto, t deur, v. poort v. doorgang,
ra. ingang, ra. middel, o weg,
m.
uitvlucht, v oog, o de Porte, v.
Porte. f. (fansse), geheim deurtje,o ach-
terdeurtje, O-
Porte (mrttre a la), de deur uitzitten.
Porte-aigle. m standaarddrager, m.
Porte-aigtiille, m naaldhouder, m.brei-
houtje,
o.
I\'orte-allurrfitte, m. lucifersdoos, v,
Porte arquebuse, m. roerdrager, m.
Porte assiet te, m. tafelring,m- mat je,o.
I\'orle-niige, m. opperman, m.
Portc-aune, m, el drager, m. ridder
van de el,
m.
Porte-baguette, m laadstokpijp, v.
Portc-bafonette, m. bajonetkoppel, m.
Porte-balance, ra. schaalhaak , m.
staander, ra.
Porte-balle, m marskramer, ra.
Porte-barres, m. sluithoomring, m.
Porte hos=oir, m. drukker, m.
Poite-bouchoir, m. vooroven, m.
Porle-brocbe, m. beweegbaar handvat-
sel,
0.
Porte-ranon, m karahijnschoen, m.
Potte-carreau, m kniebankje, o.
Porte chape, m. koorkapdrager, m.
I\'orle-rliotix, m. kleïnpaard,o hitje, o.
Pono-cioares, m. tigarenkoker, m.
Porieclefs, m. sleuteldrager, m. da-
viger,
m. cipier, m toetsenbord, o.
\'orte-corps, m. kanonwagen, n. last-
wagen,
m.
Porte-cochére, m koetspoort, v.
Porte-rolon, m. vleier, m.
Porte-flrayon, m. teekenpen, v. pot-
loo\'lhouder, m.
Porte-crosse, m stafdrager, m.
Porte-e» lotte, f vrouw die de broek
aan he- ft, v.
Porte dr derrière, f. achterdeur, t.
achterpoortje, 0 uitvlucht, v.
Porto-Dien, m here.hter, m.
-ocr page 396-
PORT
Porter, m. porter, o. porterbter, 0.
Porter, dragen, brengen, voeren, /tj\'
den, hebben, houden, uitbreide",
inhouden, behelzen, zetten, inschrij-
ven, beschermen, voortbrengen, toe-
dragen, geven , rusten, bereiken,
drachtig zijn, koers houden, aan
leggen.
Porter (se), varen, zich bevinden, ge
dragen worden, zich toeleggenfiver-
hellen, genegen zijn
Porler l\'aime, schouderen,
Porte-rame, m roeidolpen, v.
Porlereau, m. houten waterpoortje, o,
tegenhevel, o.
Porte-rénes, rn. teugelstoot, m.
Porte-respect, m. dreigend wapentuig,
o. djnderbus, v. eereteeken, o.
Porterie, f. portiershuisje, 0.
Porte-sel, m. zoutkorf, va. zoutvaatjefi
Porte-tapisserie, m. tochtd-ur, v.
Porte-tarière, m. beweeglijk hecht. 0.
Porte-traits, m. broekstengophoudtr,
in. reepsteun, m.
Portour, m. drager, m. briefdra\'jff,
m. houder, ra. brenger, m. zadel-
paard,
o. biidehandsche paard, 0.
Porteur de derrière, m. bjjdehanv-
sche achterpaard, o.
Vovteuriieaevant,m.bijdchandschevoo>-
Porteuse, f. draagster, v. (paardfl.
Poite-valisc, m. mantelzakdrager. m
Porte-vent, ra. windpijp, v. windbvi-1-
v. tuchthuis, v.
Porte-verge, m. pedel, m. staf dra-
ger,
m.
Porte-vergue, m. bovenste regeling, Vi
Porte-vis. m. zijplaat, v.
Porte-voix, m. roeper, m. «j»*"*\'*"
trompet, v,
Port-franc, in. vrye haven, v. fra"f0\'
vervoer, o.
Portier, m. portier, m.
Porlière, f. portierster, v. deunjor-
dijn,
v. en o. portier, o. vak, o.
Portière, dit* jongen kan dragen, «"
jongen gedragen heeft.
Portion.f. portie, v. deef, o. aande»,
o. ration, o. bezoldiging, v.
Portioncule, f. Wem gedeelte, o. •/«*■
je. o.
Portique, m. zuilengang, m. overdek1.
Porto, ra. portwijn, ra. (galerij, *■!
Portoir, m. Aoufen etensbak, ra.           ,
380                   PORT
Por te-d rapeau, m. vaandeldrager, m.
Portee, i. dracht, v. bereik, o. be-
kwaamheid,
v. vermogen, o. draag-
vermogen,
o. schootsverheid, v. in-
houd,
ui. lengte v. de vy/ notenlij-
nen,
v. oaiA, m. jaHff, m.
Porte-enseigne, m. vaandrig, m.
Porte épée, m. degenkoppel, m. degen-
riem,
m.
Porte-éperon, m. sporendrager, m.
Porte-éiendard, m.sfoJiJaarrfiirasrer.ni.
Porte-élriers, m. stijgbeugelriem, m.
Porte-étrivières, m. stijybeugeloog, o-
Portefaix, m. lastdrager, m.kruter, ra.
Port"-fer, m. yzerzak, ni,
Porle-feu, m. ïetuui<r, o,
Portefeuille, m. brieventasch, v. porte-
feuille,
v. omslag, m.
Porte-flambeaii, m. fakkeldrager, m.
Portc-gargousse, m. kardoeskoker, m.
patroonkoker, m.
Porte-gibcme m. patroontaschbande-
lier,
m
Porte-liaubans, m rust, v.
Portn-huile, m. olienaald, v.
Porte-lame, m scheringdrager, m.
Porte-iance, m zunderstok, ra.
Porle-lanteine, m. lantaarndrager, m.
Porte-lettres, m. brieventasch, v.
Portelots, m. pi boeiplanken, v. me.
Porte-malheur, m. jobsbode, m. ott;/e-
luksbode, m.
Porte-manchon, m. mofband, ra.
Porte-manteau, m. kapstok, ra. man-
tehak, m. valies, o. manfe/draffer.m.
Porte-mèclie, ra lontstok, ra.
Portentent, m. kruisdraging, v.
Porte-missel, m. aJfaaWesienaar, m-
Porto-monnaie, m geldtaschjc,o porte\'
tnonnaie, v.
Porie montre,m horlogiestandaard, m.
Porto-mors. m. 5(00/ voor de stang, m.
I\'orte-mouchettes, 01. snuiterbakje o.
Porte-mousqut\'ton, m. karabtjnhaak,ra.
haak,
m.
Porte-page, paginapapier, o
Porte-panuet, m praatjesmaker, m.
sprookjesverteller, m.
Porie-neig\'ie, m. kapdoosje, 0.
Porte-pièce, m. doorslag, ra.
Porte*plume, m. pennenhouder, m.
Porie-press-*, m. persstut, m. persge-
stel,
o.
l\'Oi\'te-qncue, m aleepdrager, m.
-ocr page 397-
POKÏ
I\'ortor, m. zwart marmer met don-
kergele aderen, o.
Portraire, portreUeercn.
Porlrait, m. portret,o. beeltenis, v. af-
beeldsel, o. schildering,
v. gelijkenis,
v. beschrijving, v.
Poilraileur, m. portretschilder, m.
I\'oruaiture, I. portret, o. portretteer\'
kunst,
v. portretteeren, o. portret\'
schilderen, o teekenboek, o.
Portugal!, m. Portugees, m.
l\'orLuijnis, 1\'ortuget-sch.
1\'ortuuaise, i. 1\'ortugeesche vrouw, v.
Portujeesch goudstuk, o. kruissjor-
ring,
v. naaiing, y.
I\'orlulan, m. kust- en havenboek, o.
zeeboek,
o. graadboek, o.
Posaqe, m. zetten, o opslaan, o. op-
richten, o.loon voor het oprichten,
o.
Pose, I, leggen, o. stellen, o. uitzet-
ten, o aflossing,
V. houding, v.
poie, v. voorzet, m. voorhand, m.
I\'osé, geplaatst, bedaard, verstandig.
I\'ose descendant e, f. afgeloste schild-
wacht,
m.
l\'ose montanto, f. opkomende schild-
wacht, m.
1\'oser. plaatsen, stelle*, leggen .hangen,
nederleggent zetten, vaststellen, uit-
zetten, onderstellen, rusten, oplich-
ten, zitten, poseeren.
I\'oser (se), zich opwerpen, houding
aannemen.
I\'oseur, m. steenlegger, ra. steller, m.
I\'ositif, stellig, zeker,werkelijk,positief
l\'osuif, m. stellige, o. zekere, o. stel-
lende trap, m. voororgel, 0.
I osition, f. stand, m. plaats, v. hou-
"j\'l\'Ji
v. lijyina, v. stelling, v. po
ailte, v. gesteldheid, ». staat, m.
\'osition d^attacjue, f. offensieve stel-
"vg,
v.
I\'ositionaire, m aanteekenstift, v.
i osst\'dé, m. bezetene, m.
1 osBédcr, bezitten, in bezit zijn van,
behecrscken, hebben, genieten,mach-
\'<?/ iy*i.
\' ossöder (se), zich telven meester tffn,
ztch inhouden.
» ossesscui\', tn. bezitter, na. eigenaar, m
\'ossessii, bezitUnd, bezittclijk
1 ossession, t. bezitting, y. bezit, o. ge-
"o(, o. bezetenheid, t. eigendom, o.
1 W««oire, m bezitncht, o. 6«f(, o,
POS\'i                    3tf
Possessoire, va» /iW bezit.
Possessoiremenl, volgens het bezitrecht.
Possiltilité, I. mogelykheid, y.
Possible, mogelijk, doenlijk, misschien.
Possible, m. mogelijke, o. best, o.
Possible (au>, zooveel mogelyk, bij
uitstek.
Postane, ir.. stand, m.
Posiar, der post, post....
Postcommumou, f. postcommunie, v.
Postdate, f. latere aagteekening, v.
Posidater, later dagteeknnen.
Posie, m. post, m wacht, ?. ambt, o.
bediening, v. plaats,
t.
Poste, (. post, ?. postery, v. postkan-
toor,
o. posthuis, o postberyder, m.
poststation, o. postbode, m. postmi/l,
v. spoed, m. haast, v kogelschroot,o
Poste \'ii, in termijnen.
Po>te (bureau, m. de la), postkantoor,
o. post,
v.
Poste avance, m. voorpos/, m.
l\'o-t>\' de relais, m. wisselplaats, f.
Postel, m. kaardendistel, v.
Poste militaire aux lettres, f. «W-
üoj/, tn.
Poster, plaaïwn stellen, uitzetten, pos-
ftWejf,
Postérieur, later, jonger, achter.
Posléricur.ra. achterste.o. achterdeel,o.
PostérioritC, f. achterlijkheid, t. iufer
Aomeii, o.
Po \'"i j.l ■. f. nageslacht, o. nakroost, ■■
nakomelingschap, v.
Poslface, f. naberuht, o.
Poslliume, nagelaten, na den dood dei
vaders geboren, na den dood des
schrijvers uitgegeven.
Postiche, bijgevoegd, ingezet, aangezet,
v-tl.ii h, onecht, tijdelijk.
Postillon, m. postrijder, m. postiljon,
tn. voorrijder, m. postknecht,m. ad-
viesj-uht, o. zeeduif, v.
Postillon de volée, m. middenrijder ,m.
Postposer, achterstellen, achterzetten.
Postposilif, achteraangeplaatst.
I\'n-tjiii-iii\'ni, f. achteraanstelliny, v.
PoU-scriptum, m. postscriptum, O. na-
schrift, o.
Postulant, m. verzoeker, m postulant,
m. candidaat, m.
Postulat. in vereischte, o postulaat,o.
Postulatioit, f. verzoek, o. verlangen,o
Postulcr, om iets verzoeken, naar iet$
-ocr page 398-
POUt
Poli Mes, f. pi sehuifhaut,o.
Poiin, m. Q»el koper, o kloktfMt, v.
overhaalglas, o. distiVeerkolf, v.
Porton, f. geneesdrank. m. drankje, o.
Potiion. m. dikke pompoen, m.
Potose, m. goudmijn, v.
Potpourri, m. potpourri, v. mengel-
moes,
o poespas, m.
Potri>n-ja<|uet (.les Ie), bij het aanbre-
ken van den dag.
Polron-mhiet (<lè$ }e),l>ijhet aanbreken
■van den dag.
Pottiron, m. dikke pompoen, m.
Pon, m luis, v. teek, v.
Ponacre. m. luiskop. m. luizenbos, m.
Poiiacre, luizig, vuil.
Pouacrerie, f. vuilheitl,v morsigheid,1!.
Pouah, foei.
Pouce, m. duim, m. groote teen, m.
I\'ouciït, m kam, m. neus, m spraak,?.
Poneet, m. (peiit), klein Duimpje, o.
Poucier, m. duimstuk, o.duimring, m-
duimeling, m.
Pou de-oie, m. I*a-luazijde,v.
Pouding, m. pudding, m. pudding, m-
Pnudingue, m poddingsteen, m.
PühiIpo, f. stof, o. poeder, o. poeier, o.
strooizand, o kruit,
o. buskruit, o.
Potidre (tabac. m. en), snuif, v.
I\'oudre (liatlre lat, trippelen.
Pond re a canon, I. buskruit, o.
Pnudre coton, f- schi, tkatooi, o.
Pond re d\'or, f- stofgoud, o.
Poudre iulminante., f. tlngkruit, o-
Poudre grénée, f. korrelkruit, o.
I\'oiiilrer, poederen, poeieren, bepocie-
ren, stuiven.
Pondrerie, (. Inttkruitmolen, m.
Poudrette, f droge mest, m. drekpoe-
der,
o.
Poudreux, stoffig, bestoven, vol stof-
Poudrier, m. poederdoos, v. zandko-
ker, ra. zandlooper, m. poederma~
ker, m buskruitmaker,
m,
I\'"!]■!■ .\'■:■.\', t. kruit molen, m.kruitma-
gazijn,
o. kruithoorn, m. poeder-
doos,
T.
Poot, ni. hoofdkapsel, o. hoofdste*
raad, o. pof,
m. Muf, m.
Pou f, broos, brokkelig, pof, paf.
Ponffer de rire, barsten van het \'"*
chen.
Pnuger, i\'oor den wind omwenden.
Pouillé, m lijst van kerkambten, ». J
\'OT
!**
i
slatin naar iets dingen, een proces
vervolgen.
l\'ot, m. pot, m.kan, v. ketel, m.storm-
hoed, m. helm, m. smeltkroes, m,
!\'.>t tl\']-1, drinkbaar, vloeibaar.
Pol a feu, m vuurpot, m. twermpot,
m. twrrmdoos, v.
Pot a (1 ur, m. bloempot, m.
Po\'.age, tn. so-p, v. swp, v. en O- pota-
ge, v.
Poiager, m. keukenfornuiê, O- soeppot.
in inoesfujn, m.
Pof.iger (jardfn, m ), mot-.sftmi, m.
I\'otaiiiograi\'liic, I. rivierbeschrjiviHg,*
l1 lUtnogrnjiliique, rivierbeeckrtjvena.
Potasse, (. pofa i< h, v.
I\'otas.ó, h(7i( vermengd met potatch,
Potustun, m potassium, o.
Pol-a» feu, m. vleeschyol, m. vtcsch-
nat, o.
Pol au noir, m. valstrik, m.
Pot aux lOses, m. naadje van de kous.
Pot d\'ascaut, m Aormpot, m.
            (o
Pot-de-cliamhie, m. uiaterpot, m.
l\'ot de flcurs, m pot met bloemen, ir.
l\'ot de-tin, m. uijakoop, m toepa-ht,
Pote (main, t.\\ ftikke hand, v. (v
Poteau, m. paal, m post, m. stijl, m
■■\'■, ,k, m.
PotOftU d\'amarrage, m. dukdalf, m.
Poteau indirateur, m. wegwijzer, m.
Pi.tée, f. potvol, m. kanvol, v vorm-
aarde, v. iierklei, v. menigte, v.
Potée d\'étain, f. tinasih. v,
Potelé, poezelig, mollig, vleetig.
POtelée, f. bilzenkruid, o
Polelct, m. stijltje, n paaltje, o.
Potolot, m. iuw lood, o. potlood, o.
Potence, f galg, ». kruk, v. schoor-
balk, m. maatstok, m. hanger, tn.
Potence («n) hoaJtvormJa.
Potencée (croix, f.) krukkenkruis, 0.
Potentat, m vorst, m potentaat, m.
Pot-en-tete, m sappeurshelm, m.
Potentiel, \'rijtend, brandend,kracht be~
tittend potentieel.
Potentiële (cautèrê, t.)helache steen, m.
1\'oientille, f. zilvrrkruid, o.
Pnterie. f aardewerk, o pottengoed,o.
pottenbakkerij, v.
Poterne, f. slutpdeur, \\.*luippoart, t.
Poteyer, f. met puimsteen inwrijven.
I\'otier, m. pottenbakker, m.
Polier d\'étain, m.tinnegieter, m.
-ocr page 399-
POÜI
Pouüler, Sihimpen. uitschelden.
Pouiiler (se), zich luizen.
Pouilleiie, f. oude-klcerkamer, v.
groote ellende, v.
Pouilles, f. pi scheldwoorden, o me.
Pouilleux, lui tig, vol luizen, verrot
l\'.-uill.\'iix m.luizenbos, m luiskop. m.
Poiiillibi-, Pouillis, m. bedelaarskroeg, ».
Pouillouse, r. groot stagieil, o.
1\'. Kil.t il U-r, m. kippenhok, o. kippen-
koopman,
m. oud rijtuig, o.
Poutain, m. veulen, o. slede, v. schoor,
ra. liesgezwel, o. zeepaardje, o.
Poulainc, f. galjoen, o merrieveulen,o.
Poulahi male, in hengstveulen, o.
Poulan, ra. dubbele inzet, m.
Poularde, f. jong gemest hoen, o
Poule, f. hen, ». hoen, o kip, v. kui-
ken, o. pot,
in. inzet, m. potspel,o.
Poule d\'eau, f. waterhoen, o.
Poule (Chair, m. de), kippevel, o.
Poule d\'Inde (. kalkoensche hen, y.
Poule mouil\\6e,i.papierenmannckc,o.m.
Poulet, m. kuiken, o. kieken, o. brief-
je, o kippetje,
o. liefje, o
Poulelte, i. hennetje, o. kipje, o kip-
petje, o liefje, o. hartje, o borstje,
o.
Poutevrin, ra. fijn bmkrwt, o- kruit-
hoorn,
m.
Pouliche, f. merrieveulen, o
Poulie, f. katrol, v. blok, o. windas,
o katrolheen, o.
Poulier, ophijsehen
Poulieiie, f. blokmaker^, v.
Poulieur, m blokmaker, m.
\'Win, m. veulen, o
Pouline, (. merrieveulen, o.
\'ouliner, een veulen werpen.
Poulinièie (juraent, t.), veulenmer-
rie,
v.
Pouliot, m. kat rolletje, o. polei, v.
Poulnée, f. duivenmest, m. hoender-
mtst, m.
|uulot, na. mollig kindje, o.
\'oulpe, I. vleesch, o vleezig gedeelte,
o, merg, o. pulp, v.
oulpeton, ra. gehakt vleesch, o
oula, m. pols, in polsslag, m.
oumoji, m. long, v.
band, m. pond, o
oupard, m. bakerkindje, o. popje, o.
ouparl, m. groote zeekrab, v.
oupe, f. achtersteven, ra. achterboeg,
m achterschip, o. spiegel, na.
Poupe (tvoir lc vent on), voor den
wind zeilen.
Poupci), f. pop, v. mutsebol, ta. docht,
v. spinrokkenvol, o.
Poapelin, m poffirtje,o.b>oe<lertje.o.
PoupiHinier, ra. pof} >rtjt span, v.
1\'oiipelier, in. poppenmakcr, m. pop-
penverkooper, va
(\'■■ujifion, in. gehakt vleesch, o.
Poapin, pop/\'i\'j, opgedirkt.
1\'oupO\'i. ui. popje, o kauwoerde, v.
Pour, Voor, om, tot, uil, wegens, naar,
na, over, jegens, wat betreft, wat
aangaat, aangaande.
Pour. m. voor, o
Pourboirc, m drinkgeld o. fooi, v.
Pourcem, m. zwijn, o varken, O-
Pourceau de mer, in bruinvisch, ni.
Pourcelet, m. houtluis, v.
Pourchasser, najagen, vervolgen.
Pourfendeur, in doorhakker, m. door-
klievvr, m.
Pourfendeur d>\' géants, m. jj$ervreler,
ra. pocher, m. bluffer, m.
Pourfendie, doorAa/t/cen, dotfrftiiev^n.
Pourparler, m. onderhandeling, v. je-
tproft, o. U\'OOrdü/iwtJitriinj/, v.
Pour peu que, indien slechts.
Pourpier. m. porselein, v. postelein, v.
Pwirpotnt, in. wamfruij, o
Pourpoint \\h briiJe), met de tromp op
de borst.
Pouipoimier, m. wambuismaker, m.
Pourpre, m. purper, o. purperklcur,
v. purperkoorts, v. purpermossel, v.
purpervisch, m.
Pourpre, f. purper, o. purperver f, v.
purperen kleed, o vorstelijke waar-
digheid,
v.
Pourpré, purperachtig, purperen.
Pourprin, m, purpi-rkleur, t.
Pourpris. m omtrek, ui. woning, v.
Pour que, (f/! eindig opdat.
Pourquoi, waarom, om welke reden,
Pourri, verrot, bedorven. {daarom.
Pourri, m. verrotte, o rot, o. bedor-
vene,
o bederf, o.
Pourri, m. (pot) potpourri, v. mengel-
mos, o.
Pourrir, doen verrotten, bederven, ver-
rotten, rotten, wegkwijnen.
Pourrir (se), verrotten, vergaan, be-
derven.
Pourrissaae, m. rotten der lompen, o_
-ocr page 400-
m              pour.
Pourrissoir, m. rolbak, m. rotplaats,v.
Pourriture, f. verrotting, v. rotting, v.
Poursuiie, I. vervolging, v. najaging,
v. voortzetting, v. aanhouding, v
iifiii\'iiutiih), v.
Poursuivant, m. bejager, m. dinger, m.
Poursuivre, vervolgen, najagen, voort-
zetten, aanhouden, volhouden, uit-
voeren, voortgaan.
Pourtant, nochtans, echter, toch, niette-
min, evenwel.
Pour tour, m. omvang, ra. omtrek, m.
rondte, v. bodemstuk, o.
Pounoi, m voorziening in cassatie.v.
Pourvoir, verzorgen, verschaffen, be-
zorgen, voorzien, zorg dragen, zor-
gen, opdragen, verleenen.
Pourvoir (se), zich voorzien,aanklagen.
Pourvoirie, f. voorraadhuis, o. spijs-
verzorgers,
m. me.
Pourvoyeur, m. proviandmeester, m.
spijsverzorger, m. leverancier, m
patroonhaalder, m. koppelaar, m,
Pourvu que, mits, op voorwaarde dat,
als maar.
Poiisse, f. scheut, m. loot, v. da-npig-
heid,
v. tanden krijgen, o. stof, v.
Pousse-balle, m. laadstok, m. kogel-
aanz, tter, m.
Pousse-broche, m. platte beitel, m.
Pousse-cul, m. dievenleider, m. rak-
ker,
m. diender, m.
Pou5!.ée, f. stoot en, o. drukking, v.
persing, v. stoot, m. natetting, v.
Pousser, stooten, voortatooten, duwen,
schuiven, drukken, zetten, aanzet-
ten, voortzetten, doorzetten, dryven,
aandrijven, indrijven, inslaan, uit-
breiden, verlengen, vervolgen, be-
vorderen, voorthelpen, uiten, uitbot-
ten, dampig zijn, drabbig worden.
Pousser (se), vooruitkomen, zijn weg
banen.
Poussette, f. speldjeprikken, o.
Poussier, m. houtskolenqruis, o. steen-
gruis, o. buskruitstof, o.
Poussière, f. slof, o. stuifzand, o.
Pfiussière (faire de la), stof maken,
stuiven.
Poussière séminale, f. zaadstof, o.
Poussif, kortademig, dampig.
Poussin, m. kuiken, o. kieken, o.
Poussinière, f. kuikenhok, o. hoender-
hoH,
o. zevenyesfernte, o.
PRÊB
Puussoir, m. tanduitstooter, ra repe-
teerknop,
m.
Poussolane, f. zwavelaarde, v.
Poutie, f. plui<je, o v zeltje, o.
Poutis, m. deurtje, o. poortje, o luik-
Poutre, f. balk, m. legger, m. (je, o.
Poutrclle, f. kleine balk, m. rib, v.
hoorn, m. bint, v.
Pouvoir, m. macht, v. vermogen, o. ge-
zag, o. kracht,
v. bestuur* o.
Pouvoir, kunnen, macht hebben, ver-
mogen, mogelijk zijn.
Pouvoir (se), mogelijk zijn, kunnenzijn,
Pnuzzolane Po?.zolano,f, zwavelaarde,v.
Prafjmatique, pragmatiek.
I\'rairial, m. weidemaand, v.
PrairiaJ, in de weiden groeiend.
Prairie, f. weide, v. weiland, o. gras-
land,
o. prairie, V.
Praline, f. suiker amandel, v. bruid-
suiker,
v praline, v.
Praliner, met suiker roosten, suiker-
korst op maken.
Prame, f. praam, v. vlotbatterij, v.
Pramnion, m. rotskristal, o.
Prase, f. groenachtige smaragd, m.
Praticable, doenlijk, gebruikelijk, uit-
voerbaar, begaanbaar, bruikbaar.
Praticien, m. praktizijn, m. prakti-
seerend arts, m. practicus,
m.
Pratique, f. practijk,y. prakt\\jk,v. uit-
oefening,
v. beoefening, v. gebruik,
o. manier,
v. klant, m. klanten,m.me.
Hst,
v. kunstgreep, m. stichtelijke
oefeningen,
v. me.
Pratique, beoefenend, prrtctisch, werk-
Pratiquement, in practtjk.          (dadig-
Pratiquer, uitoefenen, bcoefenen,prok\'
tizeeren, plegen, omgaan, verkeeren,
overhalen, omkoopen, maken, bou-
wen, godsdienst waarnemen.
Pratiquer (se), gebeuren, geschieden,»\'
gebruik zijn.
Vvê,m.weide,Y.weiland,o.kampplaats,*\'
Pré,..., vooruit.... vooraf..-, voor."
prae...,
Préalable, voorafgaand, voorloopig.
Préalablement, vooraf, voorheen, voof\'
loopig, vooruit.
Preambule, m. voorrede, v. vooraf\'
spraak,
v. inleiding, v.
Prèau, m. bleekveldje, o. binnen-
plaats,
v. pandhof, o.
Prébende, f. prove, v. prekende, v.
-ocr page 401-
PRÉB
t\'rébendé, eeitc proeve genietend.
Pré ben dier, m. prebendaris, m.
Précaire, verleend, vergund, onzeker,
onbestendig, voorbijgaand.
Précaire, m. vruchtgebruik, o. afhan-
kelijk bezit, o. onzekere, o.
Précairement, bij vergunning, met toe-
lating, onzeker.
Précaution, f. voorzorg,?, behoedzaam,
heid,
t. omzichtigheid, v.
Piécautionné, voorzichtig, behoedzaam.
I n\'■ ■iiiiiioiiner, behoeden,waarschuwen.
Précautionner (se), voor;org nemen,
zich voorzien.
Piécédemment, voorheen, te voren.
Precedent, vorig, voorgaand.
Precedent, m. voorbeeld, o. precedent,o.
Précéder, voorgaan, voorafgaan, voor-
rijden, te boven gaan, overtreffen,
voorrang hebben.
Préceinte, f. berghout, o.
Préceinte, f. (grande) oiderberghout, o.
Préceinte, f. (seconde) bovenberghout,o.
Précenteur, m. voorzanger, m. koor-
meest-r,
m.
Piécepte, m. voorschrift, o. grondre-
gel,
m. gebod, o. bevel, o les,v. leer,
v. leerstuk, o. onderricht, o.
Précepteur, m. leermeester, m. onder-
wijzer, m. praeceptor,
nj.
Précoptoral, schoolmeesterachtig, on-
derwijzend.
IVéceptorat, m. praeceptoraat, o. leer-
meesterschap, o.
^réceptoriale, f. schoolmeestersprove,v.
nécession, f. achterwaartsche beu/e-
°tng,
v.
!\'\'échantpe, m. voorganger, m. koor-
meester, ra.
\'réchantrerie, t. voorzangersplaats, v.
1 i\'èclie, m. predikatie, v. preek, v.
tempel, m. kerk, v.
Prèclier, prediken, preeken, voorpree-
ken, vermanen, aanpreeken, aan-
prijzen, opvijzelen.
1 rêcheur, m prediker, m. preeker, m.
tedfprneker,
m.
Précheur (frère, m,), predikheer, m.
\' réctieuse, f. zed*preekster, v.
l recicuse, I. gemaakte vrouw, v.
nuf, v.
I\'i\'écieusemeiit. zorgvuldig.
I récicux kostbaar, dierbaar, gedwon-
\'<?■», qciocht, \'fcmaakt.
I                              PRÉD                       391
Précieux, m. kostbare, o. kleinood, o.
gemaakte, o. gedwongene, o.
Préciosité, f. gemaaktheid, v, nuffig-
heid,
v. preutschheid, v.
Précipice, m. afgrond, m. verderf, o.
Précjpi tam ment, hals over kop, ijlings.
Précipitant, m. precivitant, o.
Précipitation, f. overhaasting, v. drift,
v. neerslag, m. neerplof\'flng, v.
Précipité, haastig, schielijk.
Précipité, m. bezinksel, o. precipi-
taat, o.
Précipiter, nederstorten, nederwerpen,
indompelen, overhaasten, verhaas-
ten, doen zinken, doen neerploffen.
Précipiter (se), nederstorten, zich stor-
ten, neerploffen, snellen, zinken.
Precipuité, f. voordeel, o.
Préciput, in. voor uitmaking, v. voor-
uitgift,
v.
Précis, m. kort begrip, o, hoofdin-
houd, ra.
Précis, precies, bepaald, stipt, juist,
nauwkeurig, net, beknopt.
Préciser, nauwkeurig bepalen, juist
opgeven, vaststtllen.
Précision, (. juistheid, v. nauwkeurig-
heid,
v. precisie, v. juiste verdee-
ling,
v. regelmatigheid, v.
Précité, voornoemd, voormeld, voor-
zegd, bovengenoemd.
Piécoce, vroeg, vroegtijdig, vroeg rijp,
vroeg ontwikkeld.
Précoce, f. vroege kers, v.
Précocité, f. vroege rijpheid,?, ontijdi-
ge rijpheid,
v.
Pfécompte, ra. op rekening afhouden,o.
IVécompter, op rekening afhouden,
vooruit afrekenen.
Piéconcevoir, vooraf opvatten, vooraf
begrij, en, vooraf vormen.
Précomsation, f. bevoegdvcrklaring, v.
Pi i\'-i\'nni-r-r, bevoegd verklaren, ophe-
melen, prijzen, in de hoogte steken.
Préconiseur, m. bevoegdverklaarder,
m. lofredenaar, m.
Préconnaissance, f. voorkennis,*, voor-
barige kennis,
v.
PréconiialLre, va» te voren weten.
Précordial, van het middelrif,
Pi\'écurseur, ra. voorlooper, m. voor-
bode,
ra. voorganger,m.voorteeken,o.
Préeursi\'ur, voorloopend, voorafgaand
Prédateur, m plunderaar, m,
-ocr page 402-
PRËL
l\'réeiuption, f. vóóikoopsrccht, o. b<E
naderinysraht, o             (vaststeltc-M
IVéétalilir, vooraf bepalen, vooif\'M
l\'i \'■■■m-Uiii vooraf bestaand.
Pi écxiatcnce, f. voorbestaan, o.
I\'réexisler, vroeger bestaan, vooraM
bestaan.
Préfurii, v. voorredt, v. i oorafspru I
v ingang, m. praefatie, v.               ,
Préfecture, f. stadhouderschap, 0 p>c-\\
fa-tuur, v. prefectswoning, V.
Piéiérahle, verkusetijk boven.
Pré.érairitnneiit, ty voorkeur.
Ptélérence, f.voorkeur,?, voorrang, H
Prélérer, tfV voorAeur geven, vtrktt
zen, voortrekken, stellen boven, IU
ver Itebben, meer houden »<*\'»■
I\'réiei, m. prefect, m. landvoogd,
1\'réfiiiir, bepalen
               {opziener, m
Préflxe, bepaald, bestemd, i astgeste;\'! \\
Prélüon, 1. bepaalde tijd, m. wnww»r
uitstel, 0. vaststelling, v.                    L
PréguatMu, f. tfnu-At, v. (schat/f, »|
1\'iéjuJioe, m. NaaWt, o b*itt«f««ft«tfi*
Pröjudice (au;, na\'eelig, schadelijk.
Préjudiciable, nadecliy, schadelyk-
Préjudiciaux (frais m. 1*1), vooral \'l
betalen proceskosten, v. me.
Piéjudiciel, wat vojr de hoofdeaia
moet beslist w-irden, voorafgaand
Préjtldicier, nadeelig zijn, nadeel tot-
brengen, verongelijken.
1\'iéjuijé, m. vooroordeel, o. voorloog]
vonnis, o vroeger gewezen vonnis
o. voortceken, o.                                   
PréjugiT, gissen, vermoeden, vjornt |
vonnissen, voorbarig beslissen-
PreUit, m. dekkleed, o presenning,\'
deklap, m.                                           ,.
PiélAwer (se), ii«;/(i</ ais *<« p\'-t\'\'1"1,1
stappen, eene hooge borst zetten.
Prölut, ra. prelaat, m. kerkvoogd, m
dekkleed, o presenning, v.
Prélatwn, (. recht van naasting vW |
I t/tf AiHJt;rc», o. r«cW der klnderf ,
I o;> ■■!■■ ><.,.<■ ,, hunner ouders, 0-
Piéialure, (. prelaatschap, O- *<"*\'
voogdijschap. o. prelatuur, V.
\'Prële.f. pafirdeituarl, m schaafstroo,^ \\
Piéleys, m. vooruitmaking, ?. PW"*-
ff««\'. O.                                                  4
Préléyuer, ifooruifmuA\'^Ji, ►W/Ml***1 1
Préler, mt.( tchaafstroo wrijven. (f**Ë
l\'rélè ement, m. voora/lichten, o.
         I
Ti\'.\'.I
I\'ltKll
pièdè<Mé, eerstorerleden.
prédécéiié, m. eer.-4uverledenet ....
I\'iédéi^éder , vóüroverlijden , vooraf
overlijden, O-
l\'rétiéiés, m vóót overlijden, o.
1\'réJóct\'sseur. m voorganger, m.
PréJestilMÜadisil)«,m, Ifer der voorbe-
schikking,
v.
Prédestir.alioo, f. voorbeschikkuig, v.
predestinatie, v. f-italtsmus, o.
Pr&leatiné, voorbeschikt, uitverkoren.
Prédestiné, m uitverkorene, m.
Pii\'iiobtjin\'fi, f voorbeschikking, v. tf»t-
veimijdnlijl, noudlut, o
l\'róit.\'stiner, voorbeschikken, predesti\'
neeren.
C04�
PiétlélermiiMtiori, f. v«o< uitbepalinj.v.
vooibestemming,
v voorbestuit, o
Piédéluriniiiei\', tooraf bepalen, voor-
bestemmen, predeter mineeren.
PiéJial, fondsen en erfenissen be-
treffen J
Prétücabie, wat van een voorWi rp
kun gezegd worden
[\'i éilica neut, ni boofddenkbeeld, o.
achting,
v. goede naam, m.
Prétlicatit, in predikant, mpreeker,ia.
PfédlcatOUT, m. prediker, m. leeraar,
m kanselr, denaar, m.
PrédictUon. f- prediking, v, predika-
tie,
v. leerrede, v. preek, v.
Pié\'iiction, f. voorzegging,?, voorspel-
ling, v. profetie,
v.
Préilileclion, i. vooringenomenheid, v.
voorliefde, ».
Préilire. voorzeggen, voorspellen.
I\'.,■ ■ i j -1\'■ ■ i■ r , voorbereiden , vatbaar
maken
Plé li •j\'..-ilnuj. f. vatbaarheid, v. j/e-
nenjdlieid, v. voorbesthiktheid, V.
l\'i i\' loiriina .ut:, f- overmacht, v, ovcr-
Aatid, v. overheerst-hing, v,
PréJomiiiant, overheeraohend , heer-
schend, bovendryvend
Pré\'lominatioii, f. heenching,\\. over~
heeisching,
v. overhand, v.
Predommer , beheersehen , overheer-
sihen, heerschen, overhand hebben,
bovetidrijien.
Piéé-iiiiieiice, f. voorrang, m. voor-
recht, o. grootere voortreffelijk-
heid,
v.
1\'rééiniiient, aanzienlijker, ttïtstekcn-
der, vooi treffrAijkcr.
-ocr page 403-
pnÈs                art
Prendre (a tout), allte wel beschouwd.
Prendre ;\'i uartie, aanklagen, voor den
rechter dagen.
Prendre du tabac, snuiven.
Prendre faveur, in de mode komen
Piendre garde, tien in acht nemen,
oppassen, voorzi htig zijn.
Prendre lamjue, verkennen.
Prendre Peau, te water gaan.
Prendre Ie lary.-, t» zee gaan.
Prendre Ie umi\'.- au dents, doorgaan,
op hol gaan.
Piendre torre, landen.
Preneur, m. namar. m. gebruiker, m.
vanger, m huurder, m.
Preneur (vaisseau, m.), prijshaalder,m.
I\'reueur de tabac, in. snuiver, in.
Prénom, m. voornaam,m doopnaam,m
Piéinjtion, f voorloopige kennis, v.
Préoccup-ltioa, f vroegere inhezitne-
ming,
v. afgetrokkenheid, v.
Piéoccuper, vroeger in bezit nemen,
bezig houden
PréoOGUpé, vroeger in bezit genomen,
afgetrokken, vooringenomen.
Prégpinanl, m. eerst stemmende, m.
Préopinatión, f. twijfelachtig vermoe-
den,
o
Préopmer, eerst stemmen.
Préparage, m toe>>ereiding, v.
Prépardlf, m. toebereidael, o toestel,
m toerusting, v. aamtalte, v.
Préjtaratiou, i. toebereidiug, v. voor-
bereiding,
v toerusting, t.
Prépai atoir e, voorberei den d,voorloopig,
voorafgaand.
Préparer, bereiden, toebereiden, voor-
bereiden , klaarmaken, vei vaardi-
gen, inrichten, toerusten
Piéj-ondératice, i. overwicht, o. voor-
rang,
in. broek zwaarte, v.
Própondérant, overwegend, beslissend.
Piéjiosé, aangesteld.
Prépes\', tn. aangestelde, m. opzie-
ner,
m.
I\'i -V\'i\'t\'i. aanstellen, het bewind geven.
PréposiÜf, dal betrekking op een voor-
Ztlsel heeft, dat als een voorzetsel
gebruikt wordt.
Piéposiüoo, f. voorzetsel, o
Prépoce, m voorhuid, v.
Préiouative, f. voorrecht, o preroga-
tief,
o
Prés, big nabij, nevens, dicht bij, op
PRÊL
Piélevor, vooraf lichten
Préliminaire, voorafgaand, voorloopig.
Préliminaires, m pi. voorafgaande vre-
despunten, o
me.
Prélire, vooraf natiën, vooraf overle-
zen, de eerste maal lezen.
Prélonge, I. sleeptouw, o.
Prélude, m. voorspel,o praeludium,o.
vourzang, m. voorteeken, o. voor-
bode,
m.
Prcluder . vooruitspe.leit, voorzintjen,
praeludeeren, voorbereiden.
l\'rémataiè,vroejrijp, vroeg ontwikkeld,
voorbarig, ontijdig.
Préinaturitê, f. vroegrijpheid, y. ontij-
digheid,
v.
Préinéditation, f. voorbedachtheid, v.
voorbedachte rade, m overleg, o.
PtL\'móiiité, voorbedacht, opzettelijk
Préméditer, te voren o-erleggen, vooraf
bedenken, vooraf overwegen.
Prémices. i. pi eerstelingen, m. me
eerste beginselen, o me. begin, o.
Premier, eerste, voornaamste, opperste,
Onderste, grond
....
Premier, m. eerste, m voornaamste, W.
eerste minister, m president van den
ministerraad, m. tamboersappel, o
Premier (au), op de eerste verdieping.
Première, f. eerste pro-fblad, o.
I\'romièreiiicnt, ten eerste, eerstdijk,
vooreerst, in de eerste plaats.
Premier-né. m. eerstgeborene, m.
1\'iémisses, f. pi. de twee eerste slui-
tingen eener slu\'ttrede,
v. praemis-
sen,
v. me.
Piéraontré.s, m. pi. Premonstratenzcn,
m. me.
Promotion, f. werking van God op
\'smenschen wil,
v.
Préiuunir, ui: voorzorg wapenen, voor-
zien, beveiligen, wiarsihuwen.
Prenable , neembaar, winbaar, om-
koophaar.
Prenante (care me), f. vastenavond, m
PrenJre, nemen, vatten, vangen, stelen,
veroveren, innemen, ontnemen, weg-
nemen, gevangennemen, begrijp-- n,
Opvatten, verstaan, uitleggen, hou
den, aanzien, wortelschieten, stollen,
stremmen, bevriezen, aftrek hebben,
drinken.
Prendre (se>, stremmen, atollen,begin-
ne i, aanpakken.
-ocr page 404-
\'M                       PRÉS                             I
het punt van, bijna, omtrent, ba-
Prél (a peu), bijna.                     (halve.
PrM (de), van nabij.
I\'résage,nj. voorteeken ,o.voor spelling,v.
I rosayer, voorspetten, voorzeggen,voor-
beduiden, gissen.
J\'résbyopie, f\', verziendheid, v.
Présbyte* verzichtig.
Présbyte, ra. verzichtige, m.
I\'resbyléral, priesterlijk, pastoors ....
Presbyière, m. past oor shuis, o. pasto-
rie, v. kerkeraad, m.
Presbylérianisme, ra. leer der Presby-
terianen,
T.
Prosbylérien, Preslnjteriaansch.
Presbyiénen, va. Presbyteriaan, m.
Presbyüe, f. verzichtigheid, v.
Pré*cience, f. vóórkennis, v. vóór we-
te»schap,
v.
Prescinder, afzonderen, aftrekken.
Prescriptible, verjaarbaar.
Prescription, f. verjaring,\\. verjarings
recht, o. voorschrift, o. recept,
o.
Prescrire, voorschrijven, bevelen, gelas-
ten,opleggen, bepalen, door verjaring
verkrijgen.
Prescrire (se), verjaren, zich opleggen.
Piéséance, 1. voorzitting, v. voor-
rang,
m.
I\'réscnce, f. tegenwoordigheid, v. bij-
lijn,
o. presentie, v.
Présent, m. geschenk, 0. gift, v. gave,
v. present, o. tegenwoordige,o. tegen-
woordige tijd,
ra aa-\'wezige, m.
I\' tfsenl , tegenwoordig , aanwezend,
aanwezig, present, vaardig, deze.
I \'.-■■" it .; i, tegenwoordig, thans, nu.
I\'réüctitalile, geschikt om aangeboden
te worden, vertoonbaar.
Préseiitateur, m. voorsteller, m. voor-
drager }
(IK
Ptéseutation, f. voorstelling, v. aanbie-
ding,
v. overreiking, v. vertooning,v
l\'tésentement, nu, thans, tegenwoor-
dig.
I\'iésenter, aanbieden, overreiken, over-
geven, ter hand stellen, voorstellen,
voordragen, preseuteeren.
Pré enter (se), -Ach vcrtoonen, verschij-
nen, te bi)inen schieten, voorkomen.
Préscrvateur, beschermend, bewarend,
behoedend.
Prëser*atif, voorbehoedend, bewarend.
[\'iV\'sfirvatif, n\\- vi\'orbchoedmiddti, o.
I                             PU ES
PiéidrvatiORi f. behoeding, v. bewa-
ring, v. voorkominq, v.
Préserver, behoeden, bewaren.
Présidence, f. voorzitterschap, o. pre-
sidentschap, o. praesidium,
0.
Pi évident, m voorzitter, m. presi-
dent, ra.
Présidente, f. voorzitster,*, presidents-
vrouw,
v.
Présider, voorzitten, presideeren, be-
sturen, zorgen voor.
Présidial, ra. landgerecht,o. landrecht-
huis, o.
Présidial, tot het landrecht behoorend,
land . . . . , presidiaal.
Présidialement, in hoogste ressort.
Preall, t. paardestaart, m. schaafstroo,
Présomptif, vermoedelijk.                  (o.
I\'tvmiiptinii, I. vermoeden, o. gissing,
t, laatdunkendheid, v. verwaand-
heid,
v. inbeelding, v.
Préiomptueux, laatdunkend,verwaand,
trotsch, hoogmoedig.
Piesque, bijna, bijkans, schier, haast.
Presqu\'ile, f. schiereiland. 0.
Pressage, ra. persen, o. persing, v.
Pressaramenl, met aandrang, ernstig.
Pressant, haastig, dringend, hevig.
Presse, (. pers, v drukpers, v. pres-
sing,
v. presgang, m. gedrang, o.
menigte,
?. /taait, v ijver, m.
Presse, gehaast, haastig, gedrongen, ge-
kweld, in \'t nauw gebracht.
Presse a sorrer, f. klembeugel, ra.
Presse a vis, t. schroefpers, v.
Pressée, I persvol, ».
Presse hydranlique, waterpers, v.
Pressentiment, ra. voorgevoel, o. voor-
bode,
Hl.
Pressentir, voorgevoel hebben, toetsen,
polsen.
Presser, persen, uitpersen, drukken,
pretsen, uitdrukken, aandrijven,
dringen, kwellen, spoed vereischcn,
haast maken.
Presser (se), zich haasten, elkaar ver-
dringen,
Prcsette, f. kleine pers, v.
Presseur, ra. perser, ra. presser, m.
Pressier, m. drukker, ra. borkdruk-
kersknecht,
m. penwerker, m.
Pression, 1. persing, v. drukking, »•
pressing, v. pressie, v.
PreHs, ra. uitgeperst s«p, fl.
-ocr page 405-
rnév                305
PRES
\'Vessoir, m. wijnpers, v. pershuis, o.
Pressurage, m uitpersen, o. geperste
wijn,
m persgeld, o. pcrsloon, o.
I\'restar*) t aanpunten van spelden, o.
Pressurer, persen, uitpersen, uitdruk-
ken, uitmergelen, uitputten, ui\'zui-
l\'ressuieur, m wijnperser, in. (gen.
IVestauce, f.statigheid, v deftiyheid,*.
I\'restant, m prestant, o.
1\'resUtion, f, aflegging, v betoon, o.
uitkeering, t.
Preste, \'jattw, schielijk, vlug, rap.
I\'restement, gauw, behendig, vlug.
I\'rester, m. bliksemvuur, o.
1\'res\'es.ie, (. gauwheid, v. gezwind-
heid,
v. vlugheid, y. rapheid, t.
I\'iesti\'ligitateur, m. goochelaar, m.
\'\'iflstidifiitaiion, 1.goochelarij, v. hand-
behendigheid,
v.
I\'restidigitatrice, f. goochelaarster, v.
Prestige, m. prestige, o. begoocheling,
v. verblinding, v. bedrog, a.
\'VesiKjicnx, begoochele.nd, verblin-
dend, bedrieglijk, beguichelend.
\'Vestimonie, f. peiestersinkomen, o.
j\'restissimo, teer gezwind, zeer snel.
Presto, presto, gezwind, snel.
J\'restojeL, ra. o-iwaardig priester, m.
"mumablc, vermoedetijk, denkelijk,
dat voorondersteld kan worden.
1 fesnnwr, vermoeden vooronderstellen,
Qjssen, verwaand zijn.
\'rósnpposer, vooronderstellen.
\'réiupposilion, f, vooronderstelling, v.
\'\'«ure, f. leb, v. lob, v. stremset, o.
1 "U, m. leening, v. geleende, 0. voor-
xi:f>0t, o. soldij bij voorschot, J.
\'\'M, klaar, gereed, bereid, vaardig.
1 ""\'-\'tantaine tcourir la), lanterfanten,
rondloopen.
1 fétenJant, ra. pretendent, m. din-
n9*rt m. hof maker, m.
1 \'f-\'iemlant, aanspraak makend, (tin-
t gend.
I\'réteniire, dingen, vorderen, aan-
sprank mnken, eischen, begeeren,
\'\'erlangen, tvillen,voorgeven staande
houden, beweren, verzekeren, het
voornemen hebben.
J^rélciidu, m. aanstaande, ra.
1 \'eten<Ju, vermeend, gewaand, voor-
ondersteld, zoogenoemd.
\' \'"Gte-rtom, m. naamleener, m stroo-
Vrélomieux,aanmat igend,vecU\'ischend.
Pi\'étention, f. aanspraak, v. aanmati-
ging,
v. vordering, v. pretentie, v.
verwaandheid, v.
Préler, leenen, ter leen geven, uit-
leenen, verleenen, verschaffen, toe-
schrijven, afleggen, blootgeven, rek-
ken, meegeven, aanleiding geven.
Prcter (se), zich schikken, toegevend
zijn, toelaten, zich leenen.
Préiérit, m. verledene tijd, m.
Piclérition, Prétermission, f. uitlating,
v. verzwijging, t. voorbijgaan, o.
Piéteur, m. praelor, m.
Prêteor, m. leener.m. geldschieter, m
Pi\'iHeur sur <jages,m lombardhouder,m.
Prétexte, m. voorwendsel, o. uit-
vlucht, v, dekmantel, m. schijn, ta.
Pié;exte, I. met purper geboorde
rok,
m. eerekleed, o.
Prét\'xter, voorwenden, voorgeven, be-
wimpelen, bedekken, vergoelijken.
Piétintaille, (. gameersel, o. bijza-
ken,
v. roe.
Préiintailler, garneeren, opsieren.
Prétoire, m. rechthuis,o. praetoriuin,o.
Prétorien, tot een praelor bthoorend.
Prétoriens, m. pi. praetorianen, m. rr.o.
PrétrnHle, (. prtestersyespuis, o.
Prêtra, m priester,m. wulerjifffertje,o.
PriHresse, f. priesteres, ».
Prétrise, f. priesterdom, o. priester-
Préture, f. praetorschap, o. (srhap, o.
Preuve, ï. proef, v. bewijs, o.blijk,o.
Prvux, dapper, moedig, onversaagd.
Preux. m. held, m dapper ridder, m.
Próvtloir, overtreffen, te. boven gaan,
de overhand behouden, zegevieren,
meer vermogen.
Prévaloir (se), zich ten nutte maken,
voordeel trekken, zich laten voor-
staan.
Préraricatear, m. ptichtvergettr, m.
verrader, m. schelm, m. overtre-
der,
m.
Prévaricaieur, plichtverznkend, trou-
weloos, ontrouw, bedrieg-ltjk.
IVévarication, f. pliihlver taking, v.
verraderij,v. bedrog, o. schurkerij,v.
Prévai\'iquer, plicht verznken, bedrieg-
lijk handelen, zijn plicht te buiten
gaan, ontrouw plegen, verraden.
\'Prévenance, f- gedienstigheid, v. voor-
kot» endheid.
?. hf.uschheid, v.
-ocr page 406-
aw                pbëv
Prévenanl, voorkomend, gedienstig,
innemend, vriendelijk
Prévonir, voorkomen, verhoeden, voor-
inn.men, waarschuwen, onderrich-
ten, gewinnen.
Pré eiur (se) , vooringenomen zijn,
vooroordeel opvatten.
Prévoutif voorkomend, voorbehoedend,
verhinderend, preventif.
Pre iMitioii, f. vooringenomenheid, v.
vooroordeel , o. beschuldiging, v.
aanklacht, v.
Pié" venu. vooringenomen, onder richt,
aangeklaagd, belicht.
Préttnu, m. aangeklaagde, m be-
schuldigde,
m
Pié ■ ision, i, vooruitzicht, o voor
sten,
o. oermoeden, o.
Pié oir, voorsten, vooruittien.
Pré. til, in provoost, m proost, in
srhout, m. voorzitter, va.
PrétOt, m. (rjratid) provoos\' geweldi-
ger, m.
Prevotal, tut den provoost behooremf,
tot den krijgsraad be\'-oorend.
Piévót.ileiuüiit, zonder beroep, zonder
appel.
Pret f\')té, U provoostschap,o. proosdij, v
Ptévoy.tnce, f. voorziening, v. voor-
zorg,
v. behoedzaamheid, v. vooruit\'
zicht, o.
Prévovant, vooruitziend, zorgend.
Priapee, f. gemeen liedje, o.
Piié, in genoodigde, m.
Pric-dieu, m. bidptankje,o. knielbank-
je, o bidstoel,
m
Prier, bidden, aanbidden, smeeketi,
verztieken, noodigen, vragen.
SPriérc, I. gebed q. verzoek, o. bede, v.
begeerte, *.
Prieur, in prior, m. klooster voogd, ra.
Prleural, vim den prior, van het pri-
oraat,
Prieure, f. priorin, v. kloostervoog
des, v.
Piïeuié, m. priorschap, o.prioraat o
priorswoning,
v. priori/, v.
. Primaire, eerst, lager.
Primat, m. primaat, m. opperkerk ■
I
            vooid, ra.
I\'i imatial, onder een primaat staand.
I Priniatie. f. primaatschap, o.
Priuiauté, f. eerste raiig, m. opperge-
zag,
o- voorhand, v.
PUIN
Prime, f. premie, ?. handgelil,o.prij.
ra. eerste positie,
v. eerste ba-
uur,
o tiende gedeelte der een
heid,
o. zestigste gedeelte van ed
nrmul, o. fijnste Spaansche wol, i.
Prime-abord tÜü), o/< /tc( oc^sftf gezicht,
bij den eersten opslag, dadelijk
Primer, overtreffen voorkomen, voor
rang hebben, te boven gaan, uitmun-
ten, de eerste zijn.
Primcrole, ( sleutelbloem, v. primul*
veris,
t.
Prime-sant (de), schielijk, eensklaps
Primeur, f. eerste tijd, m. eerst--
vrucht,
v. eersteling, v.
Pijmevéie, f sleutelbloem, t. priiw
laveris,
v.
Primicéiiat, m dckenschap, O.
I\'nmicier, m. deken, m
Primidi, m. eerste dag eener decade,&
Primipare, voor \'teerst barend
Primipilo, m. eerste centurio, m.
Piiniiuf, oorspronkelijk, eerst, aller-
eerst, primitief, grond
.....wor-
tel . . .., stam
...
Piiinitil,iii grond woord,o stnmwoornfi
Primo, ten eerste, vooreerst primo
Primoyéiiiture,! eerstgeboorte,*, eerst
geboorterecht, o.
Primordial, oorspronkelijk, oudst,eert*
Prlmordi.ilement,ua« den oorsprong nf
1\'rince, ra. vorst, in. prins, nv eerste
m. voornaamste,
na. hoofd, o.
Princerie, i\'. dekenschap, o.
Princeese, f, vorstin, v. prinses, v.
Princier. vorstelijk, prinselijk.
Principal, m principaal, o- hoofdzang
v. hoofdpunt, o voornaamste, \'
hoofdsom, v. kapitaal, o. hoofdper-
soon,
in principaal, in rector, &
meester, m. bestuurder,
m.
Principal, hoofdzakelijk, voornaam*
hoofd
....
Piincip.ilat, na. rectorschap, o.
I\'riiiciualerae\'it, voornamelijk.
Piincipalité, f. rectorschap, o- recto-
raat, o. opprrbestuur,
o.
Pi incipat, m vorstelijke waar-t\'-J
heid,
v.
                                              .,
Prineipanté, I. vorstelijke waardigheid-
v. vorstelijke oppermacht,*, vorsten-
dom,
0. prinsdom, o. overheid, v.
Principe, m. oorsprong, m. begin, •■
00r«tf(i/r, V. hoofdstof, V. fteyt\'MÖ»»0
-ocr page 407-
i\'iior;
\'&1
1\'lUN
I qrondheginsel,ogrondregél.m.grond-
I stelling, v. stelregel, m. principe, o.
b\'riiicipion, m. vorstje. o.
■Yirüanier, der lente, lente...., voor-
I j\'tars. ...
I\'rintanièiv (fleur, f.). lenteblo.m, v.
B\'rintemps, m lente, v. voorjaar, o.
I\'rione, m. houtkever, m.
Prionote, m. teehaan, m.
riorat, m prior-iat, o priorschap, 0.
rio:il6, (. priorittit, v. voorrang, m.
ris (hien), welge.maakt.
fris de vin, beschonken.
I\'risable, gewaardeerd, kostbaar.
rise, f. aanneming, v. wegneming, v.
iMHdmfngr, v. </(\'ii«na/inncmiitj, v.
uerouen\'nff, v bemaehtiging,y aan-
kaling,
v. vangst, v. buit, m. prys
m. handvatsel, o geschil, o Ürraftepi.
0. twiat, m gelegenheid, v. vinger-
\'/rep,
v. snuifje, o.
IVise (donner), licA Woof stillen, vat
l\'ri-ie (hors de), huilen hereik. (geven
f\'rise ildeher), loslaten.
rise a partie, f. geding tegen een
rechter,
o.
\'rise d\'assaul, f. bestorming, v.
Vhe d\'eau, f. ivatera(leiding, v.
\'rise de corps, f. personeel arrest, o.
\'rise de posjes-ion, f. t«(»eii(netHtttj,v,
\'rise d\'hahjt, f geestelijke worden, o.
jsée, I. schatting, v. waardeering,».
\'riser, schatten, waardeeren, prijzen,
taxeeren, achten,hoogachten,snuiven.
\'iseur, m. schatter, m. waardeerder,
rn taxateur, m. sjiwtvcr, m.
\'riseur (huis$jiir.in.),ven</ume£9fer, m
rismaiique, prismatisch, kantig.
risme, m prisma, o. kant zuil, v.
r^on, f. gevangenis, v gevangenhuis,
o ke<ker, m. gevangenschap, v.
nsonnier, m. gevangene, m.
risonnier de gucrre, m. krijgsgevan-
gene, m.
I\'rlsonnier d\'État,m staatsgevangene,m.
rivatif, frflroouotd, oJifHijmcHt/, o)it-
«enntfnd, uitsluitend, prtvatief.
\'ivation, f, berooving, v. uem\'s», o.
«o-tM\'jjjr, v. ontbering, v. OttMou-
\',\'i\'fff, v.
\'ivativement, ftp uitsluiting.
nvauié, f, te groote gemeenzaam-
heid,
v. privaat levend o.
r|vé, beroofd, ontbloot, privaat, par-
ticulier, ambteloos, bijzonder, tam,
geheim, eigen.
I\'riié, m. secreet, o huisje, o. heime-
lijk gemak,
o. beste kamer, v.
Privéroent gemeenzaam, familiaar.
I\'river, herooven, ontblooten.ontnemen,
tam maken, temmen.
           /honden.
Priver (se), tam worden, zich onl-
I\'ri\'ilètie, m. voorrecht, o. voor deel,o.
privilegie, o vrijheid,
v.
I\'rivil^iii\', bevoorrecht.
Priviléfjié, m. bevoorrnhte, m.
Pii.ilrt()ier, bevoorrechten.
Prix, m. prijs, m. waarde, v. ver-
dienste,
v. toon, o. belooni»g,v.ver-
gelding,
v kost, m.
Prix contant (au), tegen inkoopsprijs.
Proaijore, m. woordvoerder, m.
Probabiüsrae, m. leer der waarschijn-
lijkheid,
v.
Probahiliste, m. aanhanger der waar-
schijnlijklieidsleer,
m.
Probabihté, f. wfthrscbijnlijkh\'id, v.
kans. v.
Probatiüité du lir, f. trefkans, v.
Probabie, waarschijnlijk, vermoedelijk.
Probante, overtuigend ecM,bewijs....
Probateur, m. beproever,m. onderzoe-
ker, m.
Probative, beproevend, próbeermd.
Probation, f proef\'tijd,m h proeving,v.
probatique, onderzoekend, órobeerend.
probatoire, bewijzend, bewijs ■ ■ •
piobatoire (acte, (.), bewysschrift, o.
bewijsstuk, o.
Prohfi, vroom, eerlijk, rechtschapen.
Probité, f. rechtschapenheid, v vroom-
heid,
v. eerlijkheid, v.
ProliIómatk|ue, twijfelachtig, onbetlist,
betwistbaar, niet uitgemaakt, proble-
matisch, raadselachtig.
ProMématiquement, op eene onzekere
wijze, twijfelachtig.
Ptoblème m. vraagstuk, o voorstel, o.
niet uitgemaakte zaak,
v. problema,
o raadsel,
o.
\'robos ei de, f. Sn u H, m. snavel, m.
slurf, V. tromp, v.
Procédé, m handelwijze, v. manier,*.
gedrag,
0.
Vror.èdar,voortgaan, voorkomen, voort-
spruiten, ontstaan, te werk gaan,
handelen
, overgaan, pleiten, een
rechtsgeding voeren, procedeeren.
\\
-ocr page 408-
PHüK
Procuratenr, m. procurator, m. gevol
machtigde, m.
Procuralion, (, volmacht, v. procura-
tie, v. lastbrief, m.
Procure, f. zaakvoerderschap, o.
Procurcr, verschaffen, bezorgen, ver
oorzaken, aanbrengen.
Procurer (se), zich verschaffen, ver
krijgen
Procureur, m. procureur, m. pleit
bezorger, m. gevolmachtigde,m. va-
zorger, m.
Procureuse, f. procureursvrouw, v.
Piodictateur, prodictator, m.
Prodicjalement, overdadig, verkwis
tend.
Prodjgalité, (. overdaad, v. verkwi>
tui\'/ v. verspilling, v.
Pfudige, m wonder, O- wonderwerk
o. wondrrdaad, v. monster, o.
Prodig.ieux, wonderbaar, verbazend,
ongemeen, buitengemeen, zeldzaam,
ontiaglijk, monsterachtig.
Prodjgue, verkwistend, verspillen-\',
overvloedig, rykelijk, gul, mild.
Prodiyue, m. verkwister, m. door
brenger, m,
Prodiyuc (enfant , m.) , verloren
zoo», m.
Prodiyuer, verkwisten, doorbrengen,
verspillen, rijkelijk uitdeden, ryk<\'
lijk bedeelen.
Proditoiremient, verraderlijk.
Prodrome, m. voorlooper, m. vooi\'bv
de, m. voorrede, v.
Producteur, m. voortbrenger, m.
Producteur, voortbrengend, scheppen\'1-
Producüf, vruchtbaar, winstgevend.
Production, f. voortbrengsel, o. voort-
brenging,
v. werk. O. gewrocht, >
overlegging, v. bewijsstukken, 0. nie
verlenging, v.
ProJune, voortbrengen, telen, voort-
telen, veroorzaken, opbrengen, roo\'
den dag brengen, bijhrengen, ver-
toonen, uitmaken, beloopen, tarnen-
stellen, voorleggen, inleiden.
Pn\'duire (se) zich bekend maken, be-
kend worden, sith doen kennen.
Produit, m. opbrengst. W. product, 0
| beloop, O. uitkomst, v. resultaat, o
ProÓT.e, m voorrede, v. inleiding. v
Pioéminence, f. uitstek, o. verheven-
I heid, v. uitsteken, O-
3t«S                          PROC
Procédure, f. rechtsplcginq, v. pleit-
handel,
m. rechlêhandel, m.geding,
o. rechtsgeding, o. rechtsvordering,
procedure,
v. processtukken, o. me.
Proces, m. geding, o rechtsgeding, o.
pleidooi, o. proces, o. processtuk-
ken, o.
me. verlenging, f.
Processjf, pleitziek, pleit tuchtig.
Procession, f. processie, v. omgang, ra.
omdracht,
v. optocht, m.uitgangvan
den heiligen geest,
m. menigte, V.
Processiorinaires, f. pi. in rijen voort-
trekkende rupsen,
v.
Processional, m. processieboek, o.
Processionnellement, i» processie.
Processus, m. verlenging, v.
Proces-verbal, m. procesverbaal, 0-
notulen, v. me. verslag, o.
Prochain, naast, nabij gelegen,naburig,
aanstaund, eerstkomend, naderend,
toekomend.
Prochain, m. naaste, m. evennaaite,ra.
evenmensen,
m. »
Pröcbaincincnt, eerstdaags, weldra.
Proche, hij, nabij, vlak bij, dicht bij,
kort bij. naast, na.
Procha en proche (de), van plaats tot
plaats, langzamerhand, allengtkens.
Proclies, m. pi. naa<tbcttaanden,m.nie.
PoclironJsmc. m. tevroegstelling, v.
Procidence, f. val, m. uitzakking. v.
Proclatnateur, m. afkondiger, m.
Pioclamation, f afkondiging, v. pro-
clamatie,
v. bekendmaking, v. uil
roeping,
v.
Pi\'oclainej\', afkondigen, uitroepen, be-
kend maken, proclameeren, ver-
spreiden .
Proclaste, m. voorlooper, m.
Proclive, voo\'ovrhangend.
P/ocImté, f. helling, v. neiging, »,
Procombant, nederhggend, uitgestrekt.
ProcomraUsaire,m. commissaris-plaats-
vervanger,
m.
Proconsul, m. proconsul, m. land-
voogd, m.
Proconsuhiire, door een proconsul be-
stuurd, van een proconsul
Procon-nlai, m. proconsulaat, o.
Procrastination, i. uitstel, o. verschui-
ving,
v.
Procré.ilion. f. voortteling, v. telen, o.
IVocréer, telen, voorttelen, voortbren-
gen, gewinnen.
-ocr page 409-
PftUL
PROË
! Proé.T inent, uitstekend, vooruitstekend,
\',
Proéminer, uitsteken.
             (verheven.
Proemplose, f. maansvereffening, v.
Profanateur, m. heiligschender, ra.
ontheiliger,
m.
Profanaiion. f. heiligsrhending, y. hei\'
Ugschennis,
v. ontheiliging,?, ontwij-
ding,
v. ontee^ing, v.
Profane, onheilig, ongewijd, heilig-
schendend, profaan.
Profane, m. goddelooze, m. oninge-
wijde,
m. domkop, m.
Profannr, ontheiligen, schenden, ont-
wijden, misbruiken, onteeren, pro-
faneer en.
1\'rofectif, van opklimmende bloedver-
wanten voortkomend.
Proférer, uiten, uitspreken, uitbrengen.
Profes, m. kloosterbroeder, m.
Prolès, geprofest.
Proiesse, f. kloosterzuster, v.
Pro:\'esser, belijden, openlijk leeren,be-
tuïqen, drijven, uitoefenen
l\'rofesseur, m. professor, m. hoogfeer-
oor, m. leeraar, m. meester, m.
Profession, 1. belijdenis, v. bekentenis.
v. gelofte, v. beroep, o. handwerk,
o. bedrijf, o. hanteering,
v.
stnnd, m.
Piofessoral, professoraal, tot het hoog-
leeraarsambt behoorend.
Professoral, m. professoraat, o. hoog\'
leeraarsambt, o leeraarsambt,
o.
Profil, m. teekening van ter zijde, v.
doorsnede, v. profiel,
o. omtrek, in
I\'rofilcr, van ter tijde teek nen.
\'\'rofit, m, winst, v. voordeel, O. pro-
. A/\'i o genot, o. nut,o. vordering, v.
I lofitahle , voordeelig, winstgevend,
profijtelijk
\' rofiter, winnen, winst doen, zijn
voordeel doen, nuttig lijn, helpen,
9*\'lijen, wassen, toenemen, vorde-
ringen mnken.
\'rofoid, diep, groot, uitstekend, bij-
zonder, diepzinnig , diepdeukend,
Urondig volslagen.
1 ïofondtfwent, diep, eerbiedig.
I rofondeur, f. diepte, y. hoogte, v.
\'engte, v. diepzinnigheid, V. vetbor-
\'l\'-nhei\'l,
v. grondigheid, v.
\'".....ȆA. diepgaand.
Wj
Profusion. I. overdaad, v. overvloed,
m. verkwisting,
v.
Pjogéniture, f. kroost, o. kinderen, o.
me. jongen, o. me.
Proyné f. zwaluw, t.
Proynostique, voorspellend.
Proyr&mme, m. programma, o. Ijfst,
v. bericht, o
Pioyrés, m. voortgang, m. vooruitgang,
ra. vordering,
v. toeneming, v. ver-
meerdering,
v. uitbreiding, v.
Proqresser, vorderen, toenemen.
Progressif, voortgaand, toenemend.
1\'roiiression, f. voortgang, m. opklim-
ming,
v. reeks, t. rij, v.
Pnnrnsivenent, trapsgewijze.
Proniber, verbieden.
I\'roliibitif, verbiedend, verbods.. .
Protaibition, f. verbod, o.
Proie, f. prooi, v. buit, m. roof, m.
Proie (oiseau, m. de), roofvogel, m.
Piojectile, m. werptuig, o. projectitl,
o. kogel, m. bom, v.
Projectile (force, f.) , voortstuwende
kracht,
v. werpkracht, v.
Projection, f. werpen, o voortstuwen,
o. projeetie ,
v. afteekenihg , v.
schets, v.
Proiécture, f. uitstek, o.
Projet, m. ontwerp, o plan, o schets,
v. voornemen, o. onderneming,
v.
Projeter, ontwerpen, beramen,schetsen,
teekenen, werpen, schieten.
Projeter (se>, uitsteken, vooruitkomen.
Prolabia, m voorlip, v.
Prolapsus, va. breuk, v.
Prolation, f. sleeping, v. verlenging, v.
toonsleeping, v.
ProWgomènes, m. pi. inleiding,*.prole-
gomena, o.
me.
Prolepse, t. voorkoming van tegenwer-
pingen,
v.
Proleptique, te vroeg komend.
Prolétatre. m. iemand uit de arme
klasse, m. proletarier,
m
Prolétariat, m. arme klasse, v. proie\'
tariaat, o.
I\'rolifère, bloemdragend.
Prolifique, vruchtbuarmak nd, vrucht-
baar.
Prolixe. wijdloopig, langdradig, lang-
wijlig, uitgestrekt.
Prolixité. f. wydloopighrid, v. lang-
dradigheid,
v.
1 "ifméinent ,
overdadig , rykelijk
kwistig.
-ocr page 410-
400
PROL
zwindheid, i. snelheid, v. haastig-
| heid, v. oploopendheid, v,
jPromptuaire, m. uittreksel, o.
Promo Igation, f. afkondiging ,i t,e-
kendmttking, v.
Promuliiuer, afkondigen, hekend ma-
ken, promutgeereu.
, Pronaleur (mnscle, m .), voorarmspier,
Pronation, (. vooroverbuiging, v. (v.
Prnne, m. sermoen, o. vermaning, v.
Piörier, prediken, roemen, verheffen,
prijzen, loven, preek houden, uitba-
zuinen.
Pir-neur. m. zedenpreker, m lofrede-
naar,
m. babbelaar, m.
Pronom, m voornaamwoord, o.
Pronomina!, voornaamtvoortlelijk, we-
derkeerig.
Prononce, sterk uitgedrukt, duidelijk,
stellig, vast, beslist.
Prononce, m. uitspraak, v.
Prononcer, uitspreken, uitdrukken, op-
zei/gen, uitspraak doen, oo> deel vel-
len, beslissen, houden.
Prononcer (se), zich verklaren.
Prononcwtion, (. uitspraak, v. voor-
dracht,
v.
Pr*i(ioslic. m voorspelling, v. voortee-
ken, o.
Pronosticalion, [. voorzegging, \\.
Pronostigiier, voorzeggen voorspellen.
PronostKjiieur, m voorspelleren», waar-
zegger, m.
Propaganiie, f. propaganda, v. veree-
niging tot voortplanting van zekere
begrippen,
v.
Propaga\'eur, m. voortplanter, m. f**»\'-
breider, m.
Propagition, f. voortplanting, v. ver-
breiding, v.
Propager , voortplanten , verbreiden,
uitbrriden.
Propagine, f zaadstofje, o.
Propension, f. helling, v hellen, o nei-
ging,
v. genegenheid, \\.
Prophete, m profeet, m voorspeller,™-
PropliéLesse, i. profetes, v.
PropMttt, f. profetie, v. voorspel-
ling, v.
Propnetlque, profetisch, voorspeller d.
Prophöiiquement op profetische wijze
Prophdtner, profeteeren, voorspellen.
Prophylacligiie, voorbeho-\'dend.
Propice gunstig, genegen, genadig.
Prnloctiteur, m. president, m.
Prolofinc, m. proloog, m. voord f spraak,
v. voorspel, o.
Prolongation, f. verlenging, v. uitstel,
o prolongatie, v.
Prolonge, f. sleeptouw, O. kopptlwa-
gen, m.
Prolonnemant, m. verlenging, v. ver-
lengde, o. roor/ii tting, v.
Prolonger, verlengen, langer maken,
uitstellen, vertragen, uitbreiden,uit-
zetten, uitrekken, op zijde komen.
Prolonger(se), zich vrlengen, zich uit-
strekk- n, voort \'uren.
Promenmle, f. wandeling, v. wandel-
plaats,
v.
Prnmenailc a clicval, f. wnndehit, m.
Prome\'er, rondleiden, leiden geleiden,
rond laten gaan, om den tuin leiden.
Promener (cnvoyer), naar de maan
laten hopen.
Promener (se), wandelen, wandeling
doen, ronddwalen . loopen.
Promener n cheval (se), wandelrit doen,
Promener en ca rosse (se), rijtoertje ma-
ken.
Promeneur, m wandtlnar, m.
Promcnoir, m. wand el plaats, v wan
deldreef, v. wandeling, v.
Promesse, f. belofte, v. toezegt/ing, \\.
woord, o schuldbrief, m.
Prometteur, m. ve<lbelover, m.
Prnmeltre, beloven, toezeggen, voor-
spellen, verzekeren.
Promettre (se), hopen, zich voorstellen.
Prominence, f. uitstek, o uitsteken, o
Prominent, uitstekend.
Proir.iner, uitsteken.
Promiscuitö, f. vermenging, v verwar-
ring,
v.
Pro\'t.is.:üment, door elkander,verward
ondereen, zonder onderscheid.
Prorrission, f belofte, v.
Promontoire, m. voorgebergte, o.
Promoteur, m. bevorderaar, m VéfOOr-
zaker, m voortzetter,
m. fiskaal, m.
Promotion, (. bevordering, v. promo-
tie f. verheffing, i. benoeming,
v
Pron onvoir, bevorderen, verheffen,ver-
hoogen promoveeren.
Prompt, vaardig, gezwind, snel, spoe-
dig, haastig, ophopend, vlug, ge-
vat.
PromptitiitU\', t. vaardigheid, *. ge-
-ocr page 411-
PROT
•HM
pitor
|Propitiation, f. verzoening, v.
Propitiation (sacrifice, m. de), zoenof-
fer, o.
I\'ropifaloire, verzoenend, zoen ....
1\'ropitRloire, m. genadestoel, m.
\' i-n[ji.< lique (arl, m.), kunst van vor-
men te maken,
v. proplastiek, v.
ropolis. f. maagdenwas, o.
roj>ortini], f. evenredigheid, v. ver-
houding, v. proportie,
v.
mportionrialité. (. evenredigheid, v.
verhouding, v.
i\'opnritonnel, evenre.dig,proportioneel
niportionner, evenredig maken, rege.\'
len, overeenhrengen, schikken.
ropos, ra. gesprek, o. kout, m je-
nap, o. praatje, o voorslag, m.
ropos (a), i-rttt pas, fer rechter tijd,
betreffende, gesproken van, apropos
ropos, m. (ai, juiste oogenblik, o.
rechte tijd,
m. doelmatigheid, v.
\'Opo* (mal a), te onpas, ontijdig.
topos (dors del, ongepast, ontijdig.
roposable. voorstelbaar.
rapoKuit, m. proponent, m.
roposer, voorrte/len, voord r«ïj/e»,tf nor-
s\' \'«», BI - \'•ir-lt\'n ,■(■//! tf\'l/ :-\'»\' .\'<\'<\'/,/, <\'".
ropo*er (se), «icft aanbieden, zich
vuur stellen, voornemens zijn.
i\'oposition, f. voorstel, o. voorslag, m
propositie, v.
oposition (pains, m. pi- de), toon-
orooden. o. me.
\'""pre. eigen, eigenaardig, bekwaam,
behoorlijk, geschikt, eigenlijk, zuiver,
"et, zindelijk, dienstig.
iprement, eigenlijk, zindelijk,netjes.
oprot, opgedrild, kraakzindelijk.
oprete, (. zindelijkheid, v. zuiver-
heid,
v. netheid, v. reinheid, v.
ojm-tenr, m. propraetor, m.
foprieiaire, m, eigenaar, va.
r>priété, f. eigendom, m.eno.eigen-
\'chap, v. eigenaardigheid, v. eigen-
Ijjke beteekenis, v.
\'ipulseur, m. voortdrijver, m.
\'Jpléeo, m. nl. propylaeen, v. me.
"oorhof, m
\')rati tau). naarmate.
°ro()atif, uitstallend, opschorsend.
orooation, t. uitstel, o. verschuiving,
*■ opschorting, v.
Ioroner, uitstellen, verschuiven, op
Prosaïque, prozaïsch, in proza.
Prosaiser, in proza schrijven.
Prosatenr, m. prozaschrijver, m. pro-
zaïst,
m.
Proscéninm, m. voortooneel, o.
PrtHCripieur, m verbanner, m.
PrOSCripüOD, l. verbanning, v. vogel-
vrijverklaring,
f. verwerping, v. af-
schaffing,
t. vernietiging, v.
PrMCnre. verbannen, vogelvrij verkla-
ren, afschaffen, vernietigen.
Proscrlt, m. vogelvrijverktaarder, m.
banneling,
m. ballint], m.
Prose. 1. proza. o. onrijm.o. ondicht,
o. kerkelijke lofzang, m.
I\'rosecteur, m prosector, ra. voorsnij-
der,
m.
Prosélyte, m. proseliet, m. bekeerling,
m, nie.uwbeke.erde, m. aanhanger m.
Prosélytisme, m. protelictenmakerij, v.
Prosotiie, f. prosodie, t.
Piosodiqne, tot de prosodie behoor end.
Prosonomasia, f. klankspeling, v.
Pro^palgie, f. aangex>cht*pijn, v.
Pro«0[>0!|raphie , f. persoonsbeschrij-
ving,
v.
Prosopopée, f. prosopopaea, v. per-
soonsverbeelding,
v.
Prospectus, m. prospectus, o.
Prospere , welvarend , voorspoedig ,
gunstig.
Prosiiérer, bloeien, gelukken, voorspoed
hebben, welvaren, welslagen, voor-
uitgaan, gedijen.
Prnspérité, f. voorspoed, m. heil, o. ge-
luk, o. welvaart,
v. bloei, m.
Prosiate, m. voorstander klier, v.
Prosternation , f. neder knieling, v,
knieval,
m. voetval, ra.
Proslernement, m nederknieling, v.
voetval, m.
Prostcrner («e), HederArm\'elfrt. iö vopI
!\'■[//(\'<), sicA nederbuigen, z<ch neder-
werpen, op het aangezicht vallen.
Prosthese, f. voorvoeging, t. aanzet-
ting, y.
Prostituee, I. publieke vrouw, v.
Prostituer, tot ontucht verleiden, prijs-
geven, ontee.ren. schenden.
Prctltutlon, f. ontucht, v. onteering,
v. verlaging, v. afgoderij, v.
Prostralion, I. nederwerping. v. neder-
knieling,
r. krachteloosheid, V.
Protaqoniste, m. hoofdpersoon, in.
96
wvhorsen,
prorogeeren.
;
r ii
-ocr page 412-
■iiï2
PROS
PRUH
Provemi, in. opbrengst, v. winst, v.
Pro»crue, m. spreekwoord, o. spreuk.
v. spreekwijze, v.
Provcibial, spreekwoordelijk.
Providence, i\'. Voorzienigheid, v.
Providentie], door de Voorzienigheid
beschikt, der Voorzienigheid.
Provtynement, in. afleggen van wijn-
gaardranken , o. vermenigvuldi-
ging,
v.
Provigner, wijngaardranken aflegge--,
vermenigvuldigen, aangroeien.
Pro vin, m. aflegger van een wijn-
gaardrank, m. poot, v. scheut, ra.
Provlnce, 1. provincie, v. wingewest,
0. gewest, o.
Pi-Ofiacialj provinciaal, gewestelijk
boerjch, ongemanierd, onbeschaafd
Provlncial, m. provinciaal, ra. buit et-
man, m.
PtOiiocialat, ra. provinciaalschap, O-
Provinciale, f. meisje uit de provincie,
o. buitenmeisje, o.
Provinciale ui ent, op zijn boersch
Provincialisme, m. provincialisme, o
taaieigen van eene provincie, o
Proviietir, ra. directeur eener la**
school, ra. provisor, m.
Provision, f. voorraad, xa. provisi
aanstellingsrecht, o. voortoopig von-
nis, o.
Provision (par),voorloopig,provisioiii-
Piot isionnel, voorloopig, provisioneel
Provisoire, voorloopig, kortstondig, t\'J
delijk, ad interim.
Provisorat, ,m. provisorschap, o.
Provocateur, ra. aanporder, in,
hitser, in. aanstoker, m. tergt..
Provocateur, uitdagend, aanporren\'
opzettend, uitlokkend, tergend.
Provocatiou, f. uitdaging, v. terg\'W
v. aanhitsing, v.
Provoquer, uitdagen, tergen, aanp"\'
ren, aanhitsen, uitlokken, venve
ken.
Proxénèle, m. makelaar, m. kefr
laar, m.
Proximité, f. nabijheid, v. nabm\'
schap, v. verwantschap, v.
Prude, preutsch, neuswijs, ingetag*
eerbaar.
Prude, t. preutsche vrouw, v. pre*
schê nuf, v.                                    ,.
Prudemment, voorzichtig, verstand\'
Prosiyle, mei een zuilengang er voor.
Protaae, f. hoofdstelling, v. imeiding,v.
Protatique, hetgeen in de inleiding
voorkomt.
Prote, m. proevenlezer, m. opziener,r».
Prolccteur, m. beschermert m. begun-
stiger,m beschermheer,m.patroon,ui
Protection, I. bescherming, v. hoede, \\.
onderstand,
m. steun, m. dekking, v
Protcctioniste, m. protcctionist, m.
Protectorat, m. protectoraal, 0-
Protecirice, f. beschermster, v. patro-
nes,
v.
Protóc, m. Proteus, m. dietelkens eene
andere gedaante aanneemt,
ra.
Protégé, ra. gutnteling, ra. bescherme-
ling t
ra.
I\\ ■ •y\'i-, beschermen, verdedigen, dek-
ken, beschutten, begunstigen, behoe-
den, voorstaan.
Protestant, protestantsch.
Protestant, m. protestant, m.
Pioleslaiitisme, m. protestantisme, o.
protestantsche fiodsdienst, m.
Prott\'Statioti, f. betuiging, v. verkla-
ring,
v. verzekering, v. protest, 0.
Protester, betuigen, verklaren. verze~
keren, beloven, protesteeren.
Protét, m. profeet, o.
Prothese, I. aanvoeging, v. aanzet
ting,
v.
Pi.\'lj . . .., eerste, proto ....
Protocole, ra. protocol, o.
Protomartyr, w. eerste martelaar, m
Protouot.»ire, m. pauselijke opperge-
heimschryvei\', m. protonotarius,
m
Prototype, in. eerste voorbeeld, o. mo-
del, o. eerste proefblad, o. proto-
type, o.
Proloxyde, m. eerste oxgde, o.
Protiibéranco, f. uitwas, o. knobbel, m
Protuleur, m. toetiende voogd, ra.
Prou, m. nut, o. voordeel, o.
Prou, genoeg, veel-
Proue, f. voorsteven, m. voorschip, o.
Pronftsse, f. heldendaad, v. dapper-
heid, \\. buitensporiyheid,
v.
Prouver, bewijzen, tootten, uantoonen.
Provenai.ce, t. handelsproduct, o.
Provende, f- voorraad, ra. proviand,
v voeder, o. gemengd voeder, o.
Provenir, voortkomen, afkomen, af-
stammen, ontstaan, ontspruiten, tot
nut zijn, opbrengen, beloonen.
-ocr page 413-
PUCE                       403
Psyche, f. •jroote toilvtspicgel, m.
psyche, v.
Psychique, wan de tiel.
Psychologie, t. zielkunde, v. psycho-
logie.
T.
Psychofociique, zielkundig, psycholo-
gisch.
Psycholoqiste, Psychologe, psycho-
loog,
m,
Psychomancie, f. geejlenbuuferiJijy, v.
Psychromètre, m koudemeter, m.
Psychtjque, verkoelend.
P.-ylle, ra. slangenbezweerder, m.blad-
Psytique, verkoelend.                (vloo, v.
Plarmique, f. nieskruid, 0.
Ptarmique, dat dott nieten.
Ptéride, f. varenkruid, o.
Pléroïde, vleugelvormig.
Piéryijien, gevind.
Pliloso, f. uitvalling der oogharen, v.
Ptyalogogue, sp eek selver wekkend.
Ptyalisnie, m. speekselvtoeüng, v.
Puamment, met stank, stinkend, onbe-
schaamd.
Puatit, m. stinkerd, m. stinkbok, m.
Puantetir, f. stank, m.
Pubère, huwbaar, manbaar.
Puherté, I. huwbaarheid, v. mm-
baarheid, t. huwbare jaren, o. me.
Ptihescence, f. horigheid, v. dons, 0.
Pubescent, harig, donzig.
Pubien, van het schaambeen,
Pu bis, m Pnbis (os, ia.), schaambeen ,0.
Public, algemeen, openbaar, publiek,
wereldkundig, bekend.
Public, m. publiek, o. algemeen, o toe-
hoorders,
in toeschouwers, m. rae.
Publicain, m.tollenaar, m pachter, ra.
taakwaarnemer, m.
Publication, I. bekendmaking, v. af-
kondiging,
v. publicatie, v.
Publiciste, m. publicist, m.
Publicité, t. publicatie, v. openbaar-
heid,
v. ruchtbaarheid, v
Publier, pwMiceeren, bekend maken,
afkondigen, ruchtbaar maken, uit-
geven.
Publiquemcnt, openlijk, publiek.
Puce, 1 vloo, v. v\'oot, f.
Puce, vlooklevrig, vloobruin.
Puceau, m. rein jongeling, ra. mi-
!■./■.,\' steenkool, v.
Pucela\'je, ui, mawjiiom, m. porselein-
schelp,
T.
I. voorzichtigheid.
fee-
Jen.
leid,
Prudent, voorzichtig, wijs, omzichtig,
verstandig.
Pruderie, f. preutschheid, v.
Prud\'homme, m. braaf man, m. vroed-
man, m. deskundige, m.
Prud\'homraie, f. braafheid, v. oprecht\'
Prune, f. pruim, v.
                  (heid, v.
Pruneau. ra. gedroogde pruim, v.
Prune d\'ente, f. pruimedant, v.
I\'runelaie, f. pruimeboomgaard, m.
Prunclée, f. prtameneon/ltlirett, v.
Prunelle, f. steepruim,v. wildepruim,
v. oogappel, m. lasting, y.
Prunellier, m. s/eeprm\'mt^oom, m.
(\'runier, m. prui\'mct\'oom, m.
Prnrigineiix, jeukend, kittetend.
Pruriyo, m. jeuking, v.
Prurit, m jeuking, v. kitteling, v.
Prusse{bleu,m. de), Berlijnschblauw, o.
Prussiate, m b/auieiuurzouf, o.
I\'russien, m. Pruis, m.
Prussien, Pruisisch.
Pnissieiine, f. Pruisische vrouw v.
IVussique (acide,m.), Berlijnsch blauw-
zuur. o.
Prytanee, m. prytaneum, o. college, o.
PÜllMte, (. koorzangersschool, v.
Psalmiste, ra. psalmdichter, m. psalm-
zanger, m. psalmist, m.
Psalmodie, m. psalmgezang, o. tang-
Psalmodier, psalmzingen. (toon, ra.
Psaltérion, m. psalterion, o.
Psaame, ra. psalm, m.
Psautiar, m. psalmboek, o.
Psellisme, m. stotteren, o. stamelen, o.
Pseudamante, t. valsehe diamant, m.
Pseudo.....onecht, valsch.
"\'«sudo-étoile, I. schijnstart f.
Pseudonyme, onder een valschen naam.
Pseudonyme, m. valsche naam, m.
pseudoniem, o.
"siléte, m. lichtgewapende voet-
knecht, ra.
Psilothre, m. haarwegnemende talf,\\.
\'soa, m. splintkever, ra.
j^oas, m. lendespier, v.
•£°~t m. P5oque, m. houtluis, v.
Psora, m. schurft, v. en o. schurftig-
heid, v.
Psoriquo, schurftig.
£sorique, m. middel tegen de tchurft,o.
psychaqogue, m. geestenbezweerder, m.
-ocr page 414-
w
PUPU
Pulmonairo, der long, long ....
Pulmonaire, f. longkruid, o-
Ptilmonie, f. longtering,?, longziekte,?
Pulmonique. longzuchtig, longziek.
Pulpation, f. bereiding van gelei of
moes uit hetvleesch van vruchten,
v.
Pulpe, f. vfeesch, o. merg, o. moes,o
Pulper, tot pulp maken. (pulp, v.
Pulpeux, vleezig, sappig.
Pulsatif, kloppend.
Pulsatille, f. windkruid, o.
Pnlsatinn, f. polsslag, m. klopping, v.
Pulsiloge, m. polss\'agmeter, m. pols-
slagteller,
m.
Putüimètre m polsslagmeter, m.
Pulsimancit!, (. pohwaaneggerij, v.
Pulsion, f. stoot, m. trilling, v.
Pulvérin, m, meelpulver, o. laadkruit,
o. kruithoorn, m stofdruppels, ».me.
Pulvérisalion, f. vergruizing, v. bre-
ken, o. fijnmaling,
v.
Pulviriser. vergruizen, tot stof maken,
tot poeder wrijven, fijnmalen, ver-
nietigen, geheel wederleggen.
Putvénsoir, m. mem/trommel, v.
Pulvériilent, vergruishaar, als met stof
bedekt.
PuMné, in voren verdeeld.
Pumicin, m. palmolie, v.
Punais, m. stinkneus, m.
Punais, uit den neus stinkend.
Puntise, t. wandluis, v, weegluis, v.
koper spijkertje, o.
Punaisio, f newstank, m.
Punch. m. punch, v. pons, v.
Punqilif, uitschietend, uitloopend
Puniqne (foi. f.), trouweloosheid, v.
Punir, straffen, bestraffen, tuchtigen
Pnniïsab\'e, strafbaar, strafwaardig
Punhsuur, m straffer, m.
Punis«eur, straffend.
Punition, f. straf. v. bestraffing, v.
kastijding, v. tuchtiging, v.
Punition corporelle. f lijfstraf, v.
Pupiliairc, minderjarig,onmondig, vnn
wezen, van den oogappel.
Pupillarité, f. minderjarigheid, v. on-
mondigheid,
v.
Pu pil Ie, m pupil m.minderjarigkm",
o kwekeling,
m.
Pupille, f. oogappel, ra.pupil,y. wees-
kind,
o kweekeling, v. leerling. »•
Pupitre. ni. lessenaar, m.
Pupue, f. hop, m kemphaan, m.
PUCK
Pucelle, f. maagd, v. jonkvrouw \'
Puceron, m. boomtuis, v. bladluis, v.
Pucher. uitscheppen.
Piichet, m scheplepeltje, o.
Puchette, f. baggernet, o.
Pucheux, m. scheplepel, m.
Ptichuir, m. hoornat, o.
Pucliot, m. waterhoos, v. hoos, v.
Pudeur, f. schaamte, v tchaamtege-
voel, o. eerbaarheid,
v. welvoeglijk-
heid,
v. bescheidenheid, v.
Pudibond, schaamachtig, bedeesd.
Pudicité, f. kuischheid, v. eerbaar-
heid,
v. zuiverheid, v.
Pudiqtie, kuisch, zuiver, eerbaar.
Pueil (hois, tn. en), jong hakhout, o.
Puer, stinken, rieken naar.
Pui\'tü, kinderachtig, kinderlijk
Puérilité, f. kinderachtigheid, v. kin-
derlijkheid,
v.
Puerpcrale (flèvre, f.), kraamkoorts, v.
Pugilat, m. vuistgevecht, o. boksen, o.
Puflile, m. bokser, m vuistvechter, va.
Pirine, ni. dood hout, o Hecht hout,o.
Pniné, naderhand geboren, jonger.
Puis, daarna nadrrhand, vervolgens.
Puisage, m. putten, o. scheppen
Puisard, m, zinkput, m.
Puiselle, f. scheplepel, m.
Puiser, putten, scheppen, uithalen, uit-
nemen, ontleenen.
Puisoir, m salpeterlepel, m.
Ptiisqne, aangezien, dewijl, naardien,
naaemaal, doordien, omdat, daar.
Puissamment, met kracht, machtig,
puissant.
Puissance, f. t.iacht, v. vermogen, o.
gezag, o. aanzien, o. mogendheid,
v.
kracht, v. invloed, m.
Puissance, f. (tonte-), almacht, v.
Puissant, machtig, krachtdadig, ver-
mogend, aanzienlijk, rijk, gezet.
Puissant, m. (Tout), Almachtige, m.
Puissants, tn. pi. marhligm in. me.
gronten,m me. aanzienlijken, m.ma
Puit*, m put, m. bron, v. kuil, m.
mijn, v. schacht, v. pompzode, v.
Puits militaire, m. wolfskuil, m.
Puits perdu, m zinkput, m.
Pullulation. f. sterke vermenigvuldi-
ging,
v.
PuWuler, sterk vermenigvuldigen, aan-
groeien, vermeerderen, zich ver-
spreiden, voortwoekeren.
-ocr page 415-
PYRO                       405
(\'utanisme, ra. hoererij, v.
Pu tassier, m. hoerenlooper, m. hoeren-
jager, ra.
I\'utatif, vermeend, gewaand.
I\'iiiativemeiit, naar men meent.
Putois, in. bunzing, m.
Putput, in. hop, Ta.
Pulrétactif, bederf veroorzakend.
Putréfaction, f. verrotting, v. bederf,o.
Putréfait, verrot, bedorven.
Putréfler, doen verrotten, doen rotten.
I\'iil ■ fier (se), verrotten, bederven.
Putride, rottig, rotachtig, bedorven.
i\'nti i\'l-r ifièvre, f-), rotkoorts, v.
Palridité, f. staat van verrotting, a>.
Puy, m. piek, m. berg, m.
Pycnolique, verdikkend.
Pygmee, m. dwerg, m. pygmee, m.
Pylore, n. ondennaagmond, m. por-
tier,
m,
Pylorique, van den ondennaagmond.
Pyogénidi f- etlervorming, v.
Pyorrhée, f. etttrvloeiing, v.
Pyose, (. etteroog, o.
Pyoulqtte, m. etterpomp, v.
Pyracanthe, tn. ntozesboom, m.
Pyramidal, pgramidaal.
Pyramidale, f. blauwe klokbloem, v.
Pyramide, I. pyramide, v.
Pyramider, sP\'ts toeloopen, eene pura-
mtde maken.
PyramiduïU>, m kegelvormige figuur,y.
Pyrene, f. kern, v.
Pyrénuïde, kernvormig.
Pyréthre, f. bertramkruid, o. kwyl-
wortel,
m.
                                   (vend.
Pyréthique, koortsachtig, koortsverdrij-
Pyrétique.m. middel tegen de koorts, O.
Pyiétolo(|ie, f. kourtsUer, v.
Pyroxiü, f. toevallige koorts, v.
Pyriforrae, peervormig.
Pyrique. het vuur betreffend^ vuur...
Pyrite, f. zwavelkies, o. pyriet, m.
PÜPU
upuler, schreeuwen als de hop.
\'ur, zuiver, onvermengd, louter, on-
bevlekt, onschuldig, rein, eerbaar,
kuisch, enkel, bloot, eenvoudig, klaar,
helder, geheel.
\'nreau, m. onbedekt gedeelte van een
dakpan, o.
\'uiéo, f. erwtensoep, v. snert, v.
\'urer. schuimen.
urcté, f. zuiverheid, i reinheid, v.
eerbaarheid, v. kuischheid, v. net-
heid,
v. klaarheid, v. helderheid, v.
urette, t, magneetpoeder, o.
urgatif, buikiuiverend, afdryvend.
uigatif, m. purgeenniddet, o. zuive-
rend middel, o. purgatie,
v.
unjation, f. purgatie, v. buikzuive-
ring,
v. afdrijvend middel, o.
imjations menstiuelles, (.pi. muand-
stonden,
ra. me.
\'iirijaioirc, m. vagevuur, o.
|«iae,m. zuivering,v. destnfectatie,v.
\'tmjer, purgecren, afdrijven, zuive-
ren, reinigen, schoon vegen, ont-
lasten.
\'Urger (se), purgatie innemen, pur-
geeren, zich zuiveren.
uiific.aion, f. zuivering, v. reiniging,
v •ifwassching.v. Maria li-htmis,\\.
\'uiificatoire. m. kelkdoek, o.
\'unfier, zuivenn, reinigen, louter> n.
urifier (se), zich zuiveren, zichrecht-
vatrdigen, gezuiverd worden.
unfoime, ettervormig.
"fin, m. aalt, v.
misme, ra tanlzifterij, v.
Uiisle, m. taaltifter, in. puriit, m.
U\'ilain, m. puritein, m.
untaiiisiDft, m. leer der puriteinen, v.
uroii, m. gezuiverde hui, v.
\'U\'llunicö, purperavhtig.
"ipurin, purperkleurig.
u/|mrine, f. gemalen klokspijs,\\. fijn
/»-ons, o. kraprood, o.
\'uiiilencü, f. veretteiing, t. vertwe-
r\'»0,
v, etterachtige, o
urutent, etterend, etterachtig.
"s, m. etter, m. materie, v. dracht,v.
Aisiltaiiiine, klein•t.oedig, lafhartig.
«Hillanin.ité, f. kleinmoedigheid, v.
^■\'fhurtigheid, v. versaagdheid, v.
tisiul«», f. puist, v. etterblaasje, o.
uttlilcux. utmd\'y.
"\'■\'in, f. lichtckoni, v.
P
28
yriteiix, kiezelachtig.
Pyritoloijie, f. verhandeling over de
kiezelsoorten.
Pyroliolaiie, m. brandpijtschutter, m.
Pyrobole, m. vuurwerptuig, o.
Pyrubolisie, m. vuurwerker, m.
Pyroboloqie, f. vuurwerkerskunst, j.
PyroUtré, m. vuuraanbidder, m.
Pyrolatrie, f. vuuraanbidding, v vuur-
dienst,
m.
                       (houtzuur, o.
Pyr.ilifjiiciix (acjile, m.1, brandbaar
-ocr page 416-
yUAD
Pyrrhique, ra. voet van twee korte
lettergrepen, m.
Pyrrhique, f. soldatendans, m.
Pyrrhonien, m. twijfelaar, m.
Pyrrhonien, twgfelend.
Pyrrhoiiisme, m. twijfel tucht, t.
Pyséphore, m. fakkeldrager, m.
Pytlngoricieri, m. aanAanjer uan Py-
thagoras, m.
Pythaqorique, Pythagorisch. (ras, v.
Pythagorisme, m. (eer van Pythago-
Pytbiade, f. pythiade, v. (tfarujmb
van vier jaren, v.
Pylhien, Pythique, pythisch.
I Python, m. python, m. reuteslang, v.
Pylhonhse, f. pythia, v. tooveres, *■
waarzegster, v.
Pyulque, m. eflfrpotnp, v.
Pyxacanthe, m. buksdoorn, m.
Pyxitle. f. palmhouten doosje, o.
Pyxidule, i. mosbekertje, o.
UK
i\'YRO
Pyrologie, I. vuurleer, v.
Pyromancie, f. vuurwichelarij, v.
Pyromaque (pierre, f.), vuursteen, m.
Pyromèlre. m. pyrometer, m. vuur-
meter,
m.
Pyronomie, f. vuurlcïdingskunst, v.
Pyrophage, m. vuureter, m.
Pyrophore, m. vuurdrager, ra. telf-
ontbrander,
m.
Pyroscaphe, m. stoomschip,o, stoom-
boot,
lil. \' -K"l !< !\'l/\'. O.
Pyroscope, m. warmtewijzer, ra.
Pyrosis, f. watergal, y.
Pyrosophie, f. kennis der eigenschap-
pen van het vuur,
v.
Pyrotechnie, f. pyrotechnie. v. vuur-
werkerij,
v. vuurwerkerskunst, v.
Pyrotechi\'ique, pyrotechnisch.
l\'yrotique, vrandfnd, bijtend,invretend.
Pyrotique, ra. bijtmidael, o.
Pvroxyline, f. schietkatoen, o.
Q-
Quadre, ni. lijst, v.
Quadri.....vier ....
Quadricolor, ra. vierkleurige anemo
Quadritlenté, viertandig.
             (ne, >
Quadriennal, vierjarig.
Quadrifide, in vieren verdeeld.
Quadriflore, vierbloemiq.
Quadrifolium, m. vierblad, o.
Quadriya, ra. fcruiiveruand, o.
Quadrfjje, m. vierspannige wagen, ra-
Quadrijuguée (feuille, f.), viervoud*\')
gepaard blad, o.
Quadryumeaux, m. pi. vierdubbel*
spieren, v. me-
Quadri latere, vierhoekig.
Quadrilatère, ra. vierhoek, m.
Quadrillage, m. graveering, v.
Quadrille, m. quadrille, v. quadrille\'
ren, o.
Quadrille, f. hende speerrldders, v.
Qnadrillion, m. quadrillioen, o.
Quadrilobé, viertobbig.
Quadriloculaire, met vier vakjes
Quadrinóine, m. vierledige grootheid,*
Quadri part il e, vierdeeltg.
q, m. ?, v.
Quacre, ra. frwafcer, tn.
Quadernes, m. alle vieren, v.
Quadragénaire, veertigjarig.
Quadragénaire, m. veertigjarige, tn.
veertiger, m.
Quadrngé iraat, vcertigdaagsch.
Quadragédmc, I. eerste zondag iti de
vasten,
ra.
Quadrain, ra. vier/üij, m. vierregelig
vers, o.
Qnadran, m. wijterplaat, v. wijzer, m.
Quadraiiyle. m. vierhoek, ra.
Quadrangulaire, vierhoekig.
Quadrat, m. ijintlr\'fit, 0. uierftanf, O.
Quadrat, op een afstand van 90 gra-
Quadraleur, m. \'fun\'trntui\'r, v. (den.
Quadratrin, m. A/et» quadraat,o. vier-
kantje, o.
Quadratique (écjuation, f-), vierkants-
vergelijking,
v.
                     (kalk, ra.
Quadratoriste, m. schilder in de natte
Siudratrice, f. quad rat uur lijn, v.
uadrature, f. quadratuur, v. wijzer-
werk,
o.
-ocr page 417-
4ff)
QUAR
QUAD
Quadriphyile, vierbladig.
Quadrirème, f. galei met vier rijen
roeibanken,
v.
Quadrisulce, vierteenig.
Quadrisyllabe , m. vierlettergreptg
U-oord, o-
Qu ui ivalve. vierlobhig
Quadruniane, vierhandig.
Qiiadrumvjr, m. vierman, m.
Quadrupède, viervoetig.
Quadrupède, m, viervoetig dier, o.
viervoet,
m.
Qtiadruple, viervoudig, vierdubbel.
Quadruple, m. viervoud, o.
Quadruple-croche.f. viervoudige staart-
noot,
v.
Quadrupler, verviervoudigen, met vier
vermenigvuldigen.
Quadruplique, f. vierde antword, o.
Quai, m. kaai, v. kade, v. werf, i,
Q\'iaiaqe, m. kaaigeld, o.
Quaiche, f. kit», v.
Qunit. m. boek papier, o.
Quaker, m. kwaker, m.
Quakéïisme, m. leer der kwakers, v.
Quil, m. zeester, v. kwal, v.
Qtnlificateur.m geloofsonderzoeker,m
Qualiu>alif, hoedanigheid uitdrukkend:
Qualiflcation, f. qualiftcatie, v. benoe-
ming,
v.
Qualifié (vol, m.), diefstal met verswa-
rende omstandigheden,
Qualifier, benoemen, titelen, noemen,
hoedanigheden toekennen, gualift-
i-eert n.
Qualilé, f. hoedanigheid, v. aard, m
eigenschap, v. titel, m. rang, m. be-
voegdheid,
v. aami<\'n,o. quajiteit.v.
Q\'iamquam, m. gratias, v. schoolzede,v.
Quand, wanneer, toen. als, schoon,
ofschoon, al, alhoewel.
Quand mérae, hoe ook, in elk geval.
Quanquam, f. gratias, v. schoolrede,v.
Quanquau, m. geklap, o, gelier, o.
relletje, o. ophef, m.
Quanquaner, rellen, kakelen, babbelen.
Quanqnanier, m. snapper, m. babbe-
laar,
m.
Quanta, aangaande, betreffende, wat
betreft.
Quant n soi, m. waardigheid,.v. voor-
zichtigheid, y.
Quanten (toutes fois ai)tM dikivyh als.
Quantiéme, hoeveelste.
uantième, ra. hoeveelste, m.
uantité, f. hoeveelheid, v. hoegroot-
heid, v, menigte,
v overvloed, m.
aantal, o. maat,
v. auantitelt, v.
Quarantaine, f. veertigtal, o. veertig
dagen,
m. me. veertig jaren, o. me.
quarantaine, v. somerviolier, v.
Qnjrarte, veertig.
Quarante (les), veertigen, m. me. te-
den der Fransche academie,
o. Ine.
Quarantenier, v. touw van drie stren-
gen, o
Quarantir, f. veertigers, m, me.
Qiiaraniième, veertigste,
Quarantieme, m. et I. veertigste, m.
v. en o.
Qiiarderonnci\', de hoeken rondmaken.
Qnarré, m. vierkant, o,
Quart, vierde, kwart.
Quart, na. vierendeel, o. vierde, o.
vierde deel, o. kwart, o. wacht, v.
schoft, v.
Quarlaine, derdendaagsch.
Quartanier, m. vierjarig wild zwijn,o-
Quartant, m ktvartokshoofd, o.
Quart de cercle, m. quadrant, o.
Quart deconversinn.m. wending rechts-
om, v. wending linksom,
v.
Quart de mjnuit, m hondewacht, v.
Quart de rumb.m.halve streek wind, v.
Quart de vent, m. koinpasstrcek, v.
Quart d\'lieure, m. kwartier, o.
Quart d\'heure de Iiabelais, m. oogen-
hlik van afrekening,
v.
Quarte, f. kwart, v. vierde, m. twee
pinten,
v. me. mengel, o.
Quartenier, m wijkmeester, m.
Qiurter, buiten het spoor rijden, half
spoor rijden, uitwijken.
Quarteron. m. vierde pond, o, vierde
van honderd,
o steekkam, m. halve
mulat,
m. quarteron, in,
Quarteronne, f. halve mulattin, v.
Quartrtito, m. kwartet, o.
Quartidi, m. vierde dag e en er decade,\'m.
Quartier, m. kwartier, o kwartaal. O,
vierendeel, o- hielstuk,
o. termijn,
m. wijk, v. buurt, v. streek, v ver-
blijf plaats,
v. legerplaats, v. veld, o,
vak,
o. genade, v vergiffenis, y.
Quartier (a). ter zijde.
Quartier d\'M-w, m. winterkwart ie-
ren, o.
me.
Quartier de selle m. si/blad, o.
-ocr page 418-
QUES
van de vierde klasse, m. vieidt
verdieping,
v.
Quatriéme, f vierde klasse, v.
Qua tri ornement, ten vierde.
Quatuor, m. kwartet, o. quartet, o.
vierstemmig gezang, o.
Quayarje, in. knaigeld, o. kaairecht,o.
Quazerelte, f kleine korf, m.
Que, welke, dewelke, hetwelk, welken,
die, dien, dat, wat, hoe, alsof, dan,
waarom, opdat.
Que (ne), slechts, maar, niet dan
Ouel, wie, Welke, wat, wat voor, wat
voor een, hoedanig.
Quel (teJ), zoo Wat, zoo zoo.
QueJconque, wie ook, wat ook, eenig,
een cf nnder.
Qucllement (tcllement), soo wat, zoo
zoo.
Quelque, eenig, ettelijk, hoe ook, wat
voor ook.
Quek|ue ciiose, in. iits, o wat, o.
Quulnuefois, somtijds, soms, nu en dan.
Quelifue part, ergens.
Qut\'lqut! puu, een weinig.
Quelqu\'un, m Iemand, m.
QuL\'lques-uns, m. pi. sommigen, ni.
n.e. eenigen, m- il e.
Quémaiider, bedelen, schooien.
Quémandeur, m. schooier.m. bedelaar,
m. landlooper, m.
Qu\'on-dira-t\'on. m. praatjes va» de
menschen, o fatsoen, o.
Quenotte, f. melktand, m. tandje, o
Quenoujlle, (. spinrokken, o. spint uk,
m. stijl, m. spil, v. spilboompje. o
Quenouille (baton, m. de), spinstol;, m-
Quenouillée, f- spinrokkenvol, o.
Quenouillette, t, klein spinrokken, o.
schuif, v. gootsehuif, v.
Quercitron, m. eikcitroen, m.
QuereÜe, f- twist, m. geschil, o. kra-
keel, o woordenstrijd, m-
QuereÜe d\'ailemand, t. twist tonder
reden, m.
Quereller, twisten, krakeclen, twist
zoeken met, begrauwen, bekijven.
Quereli.ur, m. twister, m. twistioe-
ker, ra.
QuorcMeur, twistziek , twistzoekend,
kribbig, korrelig, kyfachtig.
Quérir, halen.
Questeur, m. quaestor, m. penning-
meester, m.
408                   (JU Aft
Quartiur général, m. hoofdkwartier, o.
Qnartier-nialtre, ijuarti^r riH\'-tit\', n
kwartiermeester, m. schieman, m.
Quartile, op een afstand van !t0 gra-
den.
Quartinier, m. wijkmeester, m.
Quarti-sternal m. vierde stuk van fut
borstbeen, o.
Quarto, m. (in), quarto, o. formaat ih
quarto, 0.
Uuartuaires.pl. orensbewakers, m. me
Quartz, ni. kwarts, o.
Quarlzeux, m. kwartsa\'htig.
Quasi, £»y«a, bijkans, sihier, quasi.
Quasi, ui. etHde fan «w» schapen
6out, o.
Quasi-coulrat, m. stilzwijgend con-
tract, o.
Quasi-dólit, m. onopzettelijk ver-
yrijp, o.
Quasimode, f. eerste zondag na Pa
schett,
m. beloken Paschen, v.
Q nas si e, f. kwassiehout, o.
Quaternairej viertallig, deelbaar door
vier.
Quaterne, m. katern, v. en n.
Quatemé, viervoudig, vier aan vier.
Qjaternione, m. vier vaandel, o.
Qnatorzaino, f. veertien dagen, m. pi.
dag of veertien, m.
Buatorze, veertien, veertiende.
uatorze, m. veertien,\\. veertiende, m.
Quartorzième, veertiende.
Quaitomème, m. veertiende, m. O.
Quaitomènietuent, ten veertiende.
Quatniin, m. vicrling, m. vierregelig
vers, o.
Quati\'e, vier, vierde, met hun vieren
Quatre, m- vier, v. vierde, m.
             .
Quatre {faire Ie diable a), heidenachl
teven waken.
Quatre (se mettre en), zjjn uiterste best
doen.
Quatre-ile-chiffre, m. muizenval, v.
Quatre tfpinyles (üré a), keurig netjes]
gekleed, in de puntjes.
Qualre-temps, m quatertemper, m. I
Öuatre-viiigt-dix, negentig.
Quatre-» iii()t-üixióme, negentigste. \\
Quatre-vinjjtième, tachtigste.
Quatre-viiiyts, tachtig.
                             I
Qualiième, vierde.
Quatriéme, m. en v. vierde,mv. en o
QuaUièine, m. vierde, o leerling
-ocr page 419-
QlIN
QUES
(Juestion, f. vraag, v ondervraging,1?
omvraag,
v. vraagstuk,o. quaestie,v,
zaak,
v. voorstel, o. geschilpunt, o.
sprake, v. pijnbank, ï. pijniging, v
Queition capiieuse, f. strikvraag, v-
Ques\'ionnaire, m. pijnigt , m- waag
boekje,
o.
Questionner, uragtjit, onderi rajren, uit-
vragen, onderzoeken.
Qnesiioimeur, m. ondervrager, m. on-
derzoeker,
m fruagaf, m.
Questure, f. guaestormhap,o- penning-
meesterschap, o.
Qttéte, f. opzoekinq, ?. nasporimj, v
opsporing, v. geldinzameling, t-col-
lecte,
V. helling, v.
Quéler, bedelen, collecte doen, opzoe-
ken, opsporen.
Quéteur, m. inzamelaar, m.
Quéteur (frèro, m.), bedelmonnik, m
Qtteue, t. staart, m. steel, m stengel.
m. roede, v. sJtvp, m. nasleep, on-
Wtofwn, m. jcfirf, o achterhoede,*
einde, o gevolg, o, biljartqueue,
v
anderhalf okshoofd, o.
Queue a 1\'aiiglaise, f geangliseerde
staart,
m.
Queue d\'aronde, f. :wu/KUis(aa< f, m
hietingpla/it, v.
Queue da cochon, f. varkenutaart, na-
Queue de rat, u. ratte.Juart, m kalle
staart, m ronde tyï, in. hondt/unt,
o. slurping,
v.
\'Jul\'Uc do renard, 1. vosscsluurt, m
yroote guts, v.
Queue écourtèe, (. kortstaart, m. s(om/i-
a-\'aarf, m.
Queue en balei, f. bezemstaart. m.
Ju«neoii lroui\\\\e,l.opyebondanstaart,m
Queux, ui, kok, m slijpstren, in.
-ui, die,dat, wttke, hetwelk, wie,hoe-
«ui ia), iMuraon.                      {danig.
\\»\\ (de), wuarvan.
V"J Ipoup), waarwor.
«u>8 ui), \'■.■■■-,\'-/■\',./, mrf t/t;» tno/id vol
\'a>.i(vn.
^"»us, m. geld, o duiUn, ra. me.
JarcliotJsme, m. douquichotlerie, o
"olzinniyheid,
v.
l>icoiiqil«) wie pof/, alwie.
\'"lam, m zeker iemand, m. lateka-
r<
m.
"itlane, [, zekere vrouw, v.
\'"\'dditè, t in m rijp* wntn, o.
ii U
Quiesccnt, stom.
Qui t, rustig, stil. bedaard, kalm.
Quiétisn.e, m. quietisme, o
Quléüste, m. quiètist, n,
Quiótude, f. gerustheid, v. zielrust, v.
Qulut.on, tn. homp, in. ttrofc.m. korst,v.
Quiibuque, m. gaathout, o. winkel-
haak,
m. Aouft-H rif*, v.
QuiJIaye, u. huvenrecht, o. haven-
geld, o kietrciht,
o
Quille, i kegel, m. /./W, v. staart-
schroefboor, v.
Qujlle, i (contre) butxe.-il.icl, v.
Quille (jeu, m. de.1, kegel spel, o. fre-
gelen, o.
Quiller, om den eersten worp werpen,
de kegels opzetten, heulen,
Quilles tjotter au»), kegelen.
(jiii\'lette, i. wilgensttk, v.
tjuillier, m. kegelbaan, v. kegelplaat,
v. spel kegels, o.
(Juillon, ui. knop, in. kruis, o.
(Juin, m. !\' -(f-/ \'\'■t/1, m\'.
Quina, f. kina, v.
Quiiutire, door vijf deelbaar.
Quinaud, beschaamd, verlegen.
(iuinate, m. kinazuur zout, o.
Quincaille, f. ijte>wetk, o. koperwerk,
O. koperen munt, v.
Quineaillerje, f. ijzerkramerij, v. ko~
peikramttij, v kramertj, v.
Quiiicaitlier, m ijzerkooper, m.
O\'incüiice, in. ruitswijze planting, v.
Xvormige planting, v.
Qu\'iicunco, op «en afstand van 150
aden.
Qtiindécayone, m. vijftienhoek, m.
Quiintéceniiin. m pi. eijftienmannen,
Quindenlé, ijjftandig.
                (m. n.e.
Quine. m. guintern, v. twee vijven, v.
me. f in\'ne, v.
Quitié, vijfvoudig, vijf aan vijf.
Quinette, t. wollen kamelot, o.
Qiiinine, f. quinine, v. uittreksel van
kina, o.
(Juinique (erfde, m.). kinazuur, o.
Qtiinula, ui hartenhoër, m.
OiiiiH|u;u|é!iaire, vijftigjarig.
Quinquagénaire,n. vg[tigjarigt%m <yf~
tiger, m.
Qninquaijésime, f. zondxg voor d< vas-
ten, m. quinqnagvtima,
v.
Uuiiiqumiyulé, vijf hoekig.
Quii.qtié ...., vijf------
-ocr page 420-
QUOT
I Quinzaine, f. vijftiental, o. veertien da-
\\ gen,
m. me.
Quinie, vijftien, vijftiende.
iQuinze, m. vyftiende, m.
on in ze jours, m. veertien dagen, m.me
iQuinre-vingts, m. gasthuis voor 300
Quinzième, vijftiende. (blinden, o.
\'Qiumième, ra. vijftiende, m. o.
Quinzièine, t. dubbele octaaf, t.
Quinzièmement, ten vijftiende.
Quiossage, m. schaven van huiden, o.
Quiosser, schaven, afwrijven.
;Quiproquo, m. quiproquo, o. misver-
■ stand, o- vergissing, v.
Oihs, m. xwavelkie$,o. vitrioolsteen, rn.
j onittuiicu. f. quitantie, v. kwytbrief, m.
Quittancir, quiteeren, quitantie geven,
voldaan teekenen.
Quitte, quitte, vrij, ontslagen, kwijt,
ontlast, niets meer schuldig .
Quittement (f ranchement et), vrij tn on-
belast
Quitter, verlaten, laten varen, afstaan,
overlaten , wegdoen, nederleggen,
uitdoen, weggaan, afgaan, begeven,
loslaten, aftreden, laten steken, sta-
ken, ophouden, quitteeren, kwijt-
schelden, vrijlaten.
Quitus, m. slotrekening, v.
Qui*va-Ia, wie daar, werda.
Qui-vive, werda.
Qui-vive, m. wtrda, o. aanroep, m.
hoede, v.
Quoailler, met den staart slaan.
Kuocolos, m. glassteen, m.
ooi, wat, iets, die, aat, welk, hot;.
Quoi(a), waartegen, waartoe,waaraa».
Quoi (aprés), waarna.
Quoi (avi\'ci, waarmede.
Quoi (de), waarover, waarvan telt\'
ven, geld,
o.
Quoique, alhoewel, schoon, o f schoon,at-
Quolibet, m. boert, v. scherts, t. aar-
digheid,
v. quodlibet, o
Quote-part, f. deel, o. aandeel, o. -v!"J\'
in,ii, o. part, o.
Quoüdiea , dagelijksch , alledaagse!\',
daa
....
Quotiënt, m. quotiënt, o. uitkomst, »■
Quotité, f. aandeel, o. beloop, o.
Quotter, sich schuren, wrijven.
410                       QWN
Quinquó, m. quintet, o.
Quinquennal, vjjfjarig.
Quinquennales, f. pi. vijfjarige fees-
ten, o.
me.
Quinquennium, m. cursus van vyf ja-
ren, m.
Quinquenove, m. vyf-en-negen-spel,o.
Quinqueporte, m. sleeknet metvtjf in-
gangen, o.
Quinquérèrae, f. galei met vijf ryen
roeibanken,
v.
               (olielamp, v.
Quinquet, m. lamp met luchtstroom, y.
Quinquóvir, m. vgfman, m.
Quinquina, m. kina, v. koortsbast, m.
Öuint, vijfde-
Quint, m. vijfde, o.
Quintadiner, gebarsten klank geven.
Quiniaine, f. mikpaal, m. werppaal,
ra. renpaal, ra. steekpaal, m.
Quintal , in. centenaar, ia. groote
kruik,
v.
Oiiiiit.it], rn. hunton man, m.
Qtxintav.. m. hoop takkenbossen, ra. hoop
koornschoven,
m.
Quinte. f. kinkhoest, ra. gril, v.quint,
y. altviool,
v. vijfde, ».
Quinte, vierdendaagsche.
Quinte-feuille, f. vijfvingerkruid, o.
Quintelage, m. matrozengoed, o. bal-
last,
m.
Quinter, stempelen, quinteeren.
Quinlessence, f. quintessens, f. geest,
m. kracht, v. sap, o. room, m. /u\'i,
o. merj,o. bloem, v.
Quintessencier, zt/\'(en1 uitoltmt;», mug-
geziften, den geest uithalen,
Quintetlo, m. quintet, o.
Quinteux, grillig, nukkig, stug
Quimidi, m. vijfde dag eener de-
cade, ra.
Quintil, op een afstand van 72 graden.
Q\'jintille, m. quadrille met eene vijfde
hand,
v.
8iiinlimelre, m. quintimeter, m.
uinü-sternal. m. vijfde stuk van het
borstbeen,
o.
Quinlin, m. fijn linnen, o. quintijn,o.
Qnintuple, vijfvoudig, vy f dubbel.
Öuintuple, m. vijfvoud, o.
Qiiintupler, vervijfvoudigen.
Quiniain, m, vijftien tegen vyftien, ra.
-ocr page 421-
R.
H, m. r, v.
Rabdchage, m. vervelende herhaling,
*■ gezeur, o.
Kabdcher, dikwijls herhalen, zeuren.
Rabacherie, f. gezeur, o.
Rabacheur, m. zaniktr, m.
Rabais, m. afslag, m. rabat, o.\'
Rabais (aul. aan den minst inschrij-
vende, bij afslag.
Rabaissement, m. vermindering, v. af-
slag,
m. vernedering, v.
Riibaisser, verminderen, verlagen, la-
ger stellen, laten zakken, nederla-
ten, vernederen, verkleinen, ver-
ootmoedigen.
Riban, ra. raband, m. bindsel, o.
Rabaner, rabanden vastmaken.
«abantr>r, zeilen aanslaan.
Rabat, m. bef, v. rand, ra. weerom-
*lag, m. overslag,
ra. afdak, o. kor-
ting,
v. rabat, o. bijeendrüven, o.
Rabat (cliasse, f. au), klopjacht, v.
Rabat-eau, m. stuk vilt. o. spatlap.m.
nabat-joie, m. spelbreker, m. vreug-
Gestoorder,
m. vreugdestoring, 1.
Rabattage, m. aftrek, m. tarra, v.
fust, o.
Rabaitre, neerlaten, neerstrijken,glad-
kloppen, plat maken, afslaan, ver-
minderen, aftrekken, vernederen,
fnuiken, bijeendrüven, eemklaps
omkeeren, op-nareneer en.
Ribattre(se), mm weg veranderen, van
gesprek veranderen,zich nederzetten.
Rabattu, nedergeslagen, slomp, wel
overwogen.
Rabattue, /. vertuining, t.
nibbin, ra, robben, ra
Rabbinage, m. rabbijnsche geleerdheid,
*•rabbytische boeken, o. me.
Ribbinjque, rabbijnsch.
Rabbinisme, m. leer der rabbijnen, v.
rabbinisme, o.
Rabbinisto, m. rabbijnsch geleerde,m.
aanhanger der rabbijnsche leer,
m,
R\'tbdologie, \\. rekenen met staafjes,o.
Ribdomancie, f. stafwichelarij, ».
«ibêtir, verdierlijken, dom maken,
Ivnrslotnpen, dom worden.
Rable, m. ruggestuk, o. buikstuk, o.
esp,
v. vuurhaak, m. kalkstok, m.
nlkkloet, m. rakelijzer, o.
Rablu, dikruggia, breedvan schouders,
sterk van lenden.
Rablure, f. sponning, v.
Rabnnnir. beter maken, verbeteren, be-
ttr worden.
Ra border, op nieuw enteren.
Rabol, m. schaaf, v. kalkkloet,m. tuin-
schoffel,
v. roerstok, m. glazensnij-
dersdiamant,
m. paveisteen, ra.
Rabot a canon, m tooptchaaf, v.
Rabot cintré, m. toogschaaf, v. hobbe-
laar,
m.
Raboter, schaven, beschaven.
ti =.j-■■-■:■-■.j m. schaver, m.
Raboteux, hobbelig, knoestig, kwastig,
oneffen, ongelijk, ruw, onbeschaafd.
Rabougri, onderkomen, onvolwassen,
mismaakt, krom, scheef, kreupel.
Rabougrir, achterlijk blijven, pratten,
kreupel worden.
Rabouillère, f. konijnenhol, o.
Rahoulir, aan elkaar zetten, verstel-
len.
Rabrouer, afsnauwen, toegrauwen.
Ztacnge, m, rak, o.
Racaitte, f. janhagel, o. grauw, o. ge-
spuis,
o. uitschot, o.
Racambean, m. kluiverring, m.
Raccommodage, m verstelling, v. her-
stellen,
o herstelde, o verslelgeld,o.
Ra ccom modernen t, m. verzoening, v.
bevrediging, v.
Raccommoder, verstellen, vermaken,
herstellen, lappen, opknappen, ver-
beteren, verzoenen.
Raccommodeur, m. versteller, m. lap-
per,
ni. opknapper, m.
R.iccommodeusc, f. verslelster, v. stop-
ster,
t.
Raccord, m. gelijkmaking, i. vereeni-
ging,
v. samenvoeging, v.
Raccordeaient, m. vereenigen, o. ge-
lykmaken, o.
Raccorder, vereenigen, verbinden, ver-
beteren, stemmen, stellen, bjjleggen,
bevredigen, verzoenen.
RaccoupW, weder samenkoppelen.
-ocr page 422-
412                      RACC
Raccourci, verkort, kort.
Raccourci, m. uittreksel, o. verkorting,
v. verkorte, o.
Raccourcis (a bras), uil al zijne macht.
Raccourcir, korten, verkorten, afkor-
ten, inhouden, intrekken, verminde
ren.
Raccouroir (se), korter u-orden, kor-
ten, minder worden, krimpen.
Raccourcissenient, m. verkorting, v.
Raccours m. verkorting, v. ïnkrim
ping. v.
RaC\'-ontrement, m. verstelling, v. her-
stelling,
v. lappen, o.
flaccoutrer, verstellen, lappen, her-
stellen.
Raccroc, m. gdukkige stoot, m. g4uk-
kit/e slag,
m. beest, o.
lïaccrochcr, weder aanhalen, aanha-
len, aanklampen, teruykrijgen.
Raccrocher (sj), zich vastklemmen, zij-
ne toevlucht nemen, terug winnen.
Racciocheu^e, f. straat meid, v.
Raoe, f. geslacht, 0. ras, o. aard, m
i-tam, m soort, o. bloed, o gebroed.o.
Race (chasser de), naar z\\jn vader
aarden.
Racer, zijn aard voortplanten,
Rach.ilander, op nieuwbeklanten,klan-
ten terugkrijgen.
Rachat, m. wcderkooping,v. wederin-
kooping,
v. afkoop, m. vrijkoop, ra.
vertossing,
v. aflossing, v.
Ftaclie, f. teerdroesem, m.
RachetaLIe, lombaar, teruykoopbaar.
Racheter, wed,rkoopen, weder inkoo-
pen, afkoopen, vrijkoopen, afdoen,
verlossen, lossen,aflos>en, vergoede»,
Racheter (se), vergoed worden.
Racheux, knoestig, kwastig.
Raclieser, afdoen, voleindigen.
Racheveur, m die de laatste hand aan
het werk I </t, ra.
Racliiul(|ie, f. rugycpijn, v.
Rachidièn, tot de ruggegraat behoo-
r^nd, ru-igegi aats
....
Rachis, m, ruggegraat. v. bloemsteng,
Rflchisagie, f. ruggejuht, v.            (v.
Ractiitique, met de Engelsche ziekte
behe.bt.
Rachitis, m, Engelsche ziekte, v.
H,<, hili-.iut\', m. roest in het kooriitm.
Racinage, m. verf van notenbolsters, v.
JlacJnai, >.<). steunbalk, m. schoor, m.
RADI
Racine, f. wortel, m. oorsprong,
worlelwoord, o. machtswortel, a..
Raciner, met wortelnap verven, worUl
schieten, wortelen.
Rack, m, arak, m.
Racle, I. schraper, m schraapijzer, o.
klis, v.
Racle-boyau , m. zager , ra. viool\'
krasser, m.
Kaclée, f. pak slagen, o. uitbrander,m.
Rader, afschrapen, schrapen, afstrij-
ken, zagen, krassen.
Radeur, m. zager, m. krasser, m.
strijker, m.
Racloir, ra. schraper, m. krabber, m.
Racloire. 1. strijkhout, o.
Raclure, f. afschraapsel, o.
Racolaue, m. werven, o. werversbe-
roep,
o zielverkooperij, v.
Racoler, werven, ronselen.
Racoleur, m. werver, m. ronselat»;
m. zielverkooper, m.
Raconter, verhalen, vertellen.
Raconteur, m. verteller, m verhaler,ra-
Racornir, hard maken, harden, («<"
maken, <néên doen krimpen.
Racornir (se), hard en taai worden,
inéén krimpen, opkrimpen.
RacornisseiKcnt, m. krimping, v. ir>
eenkrimping,
v hard worden, o.
Racoupler, weder samei-koppelen.
Raoquit, m. herwinning, v.
Raiquiter,doen herwinnen, vergoeden.
Racqtiiter (se), herwinnen, zijne scha-
de weder inhalen.
Rade, f. roede, v. ree, v.
Kadeau, m. vlot, o. houtvlot, 0.
Rader, afst\'ijken, op de reede liggen,
op de reede brengen.
Radene, f. leggeld, o
Radeur, m. koornmeter, m. zoutinfr
ter,
m.
adiaires, m. pi. straaldieren, o. me-
Radial. gestraald, omstraald, met stra-
len, van het spnakbeen.
Radiant, stralend.
Kadiation, f. uitschieting van straldU
v. straling, v. doorhaling, v. i"(\'
kiabbing, v. streep, v. schrap, v.
Radical, m. grondstof, v. wortelsloi,
v. wortelwoord, o- radicaal, en. o-
Radical, oorspronkelyk, eigenaardig,
grondig, in den grond, volkomen,
radiiaal, van den woitel, wortel-■
-ocr page 423-
RAM
R.idicnl {root, m >, worlelwoord, o.
R ilicale nerit, vt den grond, grondlij,
Radjcant, wortelschietend. {radicaal.
rt.idicatioti, f. wortclschieting, v.
Radicale, f. worteltje, o. wor\'t.:lkiem,v.
EUdié, stiaalswgze geschikt, met stra\'
len, straal
....
fladier, m. rooster, m. houten bed-
ding, v, stortebed,
o. zijplank, v.
R.idier, doorschrappen, radeeren, stra-
len.
Radienz, stralend, srhitter-nd, blin-
kend, vroolijk.
KadioimWre, m. graadboog, m. St.-Ja-
Kïdis, m. radijs, v.           {cobsstnf, m.
H >dis noir, m. ramenas, o.
Radius, m. elleboog "pijp v.spaakbeen,o-
Hadoirv, f. strijkstok, m. meetstok, m.
Hadotage m. wartaal, v.
Hidoter. suffen, raaskülen.
■ ■ cl iterip, i". wartaal, ». onzin, m
Radotenr, m. suffer, m.
Radonb, m. kalfatering,v. lapping, v.
herstelling, v.
Hidouher, kalfnieren, lappen, her\'
stelle», vermaken.
Radonbnr, m. kalfateraar, m. lap-
L i\'er. m.
Radoncir, werïrtcftfcM. zachter maken,
tot bedaren brengen, neerzetten.
Radoucir (se), zachter worden, tot
bedaren komen, bedaren
J>adiucissement, ta. verzachting, v.
jjaf, m. springvloed, m.
j\' ifale, f. rukwind, m valwind, m.
\'t\'iffermir, versterken, bevestigen, vos*
ter maken
Rifferm\'r (se), sterker worden, vaster
worden, steviger worden.
iilTermis«ement, m. versterking, v.
bevestiging, v. herstelling, y.
liaea, f p[. afval, m. afsnijdsel, o.
t tffiler, afMjpen.
\'iffitiafje, m. zuivering, v. sutncren,
" mf/in»r«n, o.
Iïffintf, gezuiverd, geraffineerd, fijn,
dun, teeder, doortrapt, geslepen,
_ scherpzinnig.
,r,ffilament, m spitsnindigfuid. v. /Ü»-
J*W, v. doortraptheid, v. geslepen-
«eid, v. verfijning, v.
\'
\'Inner, raffi.ne.eren, zuiveren, fijner
*naken, opletten, nadenken, uitplui-
*«, Sf/foi.
RA fin                      413
Rtffiner (se). niMr ivordcn, doortrap-
ter worden, listiger worden.
Rafilnerie, f. raffinaderij v.
Raffineur, m. rafflnadeur, m. tuivc-
raar,
m. zifter, m.
Raffnler, verzot zijn op, dol »t/« op.
Rafful\'r. gek woraen.
Kaflc. f. rist, w. trits, v. tchrobnel, o.
.•i/i-iV, m-
R.iflo (faire), alles wegnemen.
Rafler, wegnemen, wegknpen.
R fralcliir, WwericAettt ver/roWt\'H, af-
koelen, opfrisschen, verbeteren,ver-
kwikken, afronden, afknippen, ver-
nieuwen, koel worden,frisrhworden.
Rafraicliir (se), koel worden, frisch
worden, verkoelen.
Rafr.iichis.sant, m. koeldrank, m. ver-
koeltngsmiddel,
o
Rafraichissement, m. verkoeling.v. ver-
versching,
v. lafenis, y. verkwik-
king,
v.
Rafralchissctnent (fonrncau, m.de) koel-
oven,
m.
Rafraichrsscur, m koelvat, o
]t ifral \'in-soir, m. koelvat, o.salpeter-
bekken,
o
Ragaillirdlr, opvroolijken, vervroolij-
ken, weder verheugen, levendiger
maken, verkwikken, opheffen.
Ragaillardii\' (set, levendiger worden.
Rage, t. dolheid, v. woede, v. razernij,
v. woedende pijn, v. razende smart,
v. wreedheid, v. vurige begeerte, v
Rage (faire), tieren, raten.
Ragnt, ineengedrongen, kort en dik.
Ragot, m. disselboomhaak, m. korten
dik paard,
o tweejarig wild zwijn,0.
Ragoter, knorren, morren, pruttelen.
Ragout, m ragout, m. gekruide spijs,
v. prikkel, m. vreuqde. v. vermaak,o.
Ragoiitant, lekker, smakeljjk, behage-
Itjk. aangenaam.
Rigoi\'ner, den eetlust opwekken.
Ragonter (se), weder eetlutt krijgen.
Rn graf er, weder aanhaken, wedertoe-
haken.
Rngrandir, weder vergrooten, weder
verwijden
Ragréer, herstellen, herrrnken,ter»cht
brengen, opmaken, opstrijken, over-
strijken, gladmaken, besnoeien, bij-
voegen, aanzetten
Ragréer (se), zeilen bijzetten.
-ocr page 424-
414                       RA OH
Ragrémeut, m. herstelling, v. beslech
iiwj, v. voltooiing,
v.
Ragué (cable, m.), gesleten touw, O-
Raguer (se), schavielen, zich schaven.
Raide, stijf, gespannen, strak, stijf hoof-
dig, steil.
Raide niort, morsdood.
Raideur, f. stijfheid, v. spanning, v.
steilte, v. stijfhoofdigheid, v.
Raidir,s(y/maken,spannen, verstijven
Raidir (se), verstijven t stijf worden,
zich stijf houden.
Riiie, f- lijn, v. streep, v. streek, v.
voor, v. scheiding, v. rog, ra.
Raie (a la), door de bank.
Raie de mulet, t. aalstreep, v.
Raifort, m. mmenos, v.
Rail, m, rai\'t, m. spoor, o.
Kailler, bespotten, gekscheren, beschim-
pen, uitlachen, boenen, schertsen,
kortswijlen, lachen.
Railler (se), bespotten, uitlachen, spot-
ten, den spot drijven.
Raillerie, f. spotternij, v. beschimping,
v. boert, v. scherts, v. kortswijl, v
Raillerieaparl, zonder gekscheren, alle
gekheid op een stokje.
Railleur, m. spotter, m. spoteogel, m.
Railleur, spottend, schertsend, geksche-
rend, hoonend.
Railure, f. groef, v.
lï.iin, m. zoom, m. van een bosch.
Raine, f. groene ktkvorsch, m.
Raineau, m. bindbalk, m.
Rainette, f. renet, v. boomkikvorsch,m.
besnijmes, o. groef mes,
o. kruis-
hout,
o. zetijier, o.
Raimtre, ƒ keep,v.sponning,v,groevc,\\.
Raiponce, l. rapunsel, o.
Raire, schreeuwen, scheren.
Rais, m. speek, v. spijl,?. lichtstraat,m.
Raisin, m. druif, v- druifpapier, o.
Raisin de Corinthe, m. korint, v. ko-
rent,
v. krent, v.
Raisin sec, m. rozijn, v,
Raisiné, m. gekookt druivensap, v.
Haisimer.m. druiveboom.m,zeedruif,v.
Ruison, f rede, v. vernuft, o. verstand,
o. billijkheid,
v. recht, o. gelijk, o.
betrekking, v. rekenschap, v. voldoe-
ning,
v. redeneer kunde, v. bewijs-
grond, m. bewijs, o. oorzaak,
v. /ir-
ma, v. evenredigheid, ?. reden, j.
rrrlioi\'.\'dri\'i.
v. gebruik, 0 aanifeeJ 0.
RALL
Raison (avoir), </p/y& fteWwn.
Raison (faire), bescheid doen.
Raison de (a), \'«gen, op den voet MN
Raisonnaiilc, redelijk, gepast, behoor-
lijk, billijk, betamelijk, tamelijk.
Raisonnement, m. rnfMjA; vermogen,]
9. oordeelskracht, v. redeneering,
v. fcawya, o. aiwitrede, v.
Raisonner, overwegen, overdenken, be-
redeneeren, redeneeren. redekavelen,
redewisselen , tegenspreken
, v«a
praats hebben, zijn pas toonen, bij-
draaien, inklaren.
Raisonneur, m. redeneerder, m. bab-
belaar, m. tegenspreker,
in.
Raisonnear, redeneerend, tegenspre-
kend.
Rajeunir, verjongen, weder jong H*
ken, weder jong worden, vernieu-
wen.
Rajeunisseraent, m, verjonging, v.
Rajustement, m. herstelling, v. ver-
zoening,
v. bijleggtng, v.
Rajusler, herstellen, in orde schikken-
regelen, verzoenen, bijleggen.
Rale, m. reutel, m. reuteling, v. IW-
togen, o. wachtelkoning, m.
Ralement, in. reutel, ra. reuteling, »■
zieltogen, o.
Ralentir, vertragen, verminderen, Hij
tigen, verzwakken, doen wr/MH\'
wen.
Ralentir (se), trager worden, zwakke<
worden, verslappen, verflauwen
Ralentissement, m. vertraging, v. v
mindering, \\. verflauwing, V. t\'<!\'\'*|
slapping, v. vtfrïwaAAinj, V.
Raler, reutelen, zieltogen, snorken
Ralingue, I. /yft, o. joomfouu». o-
Ralinquer, aan den Hntfilf leggen, «•*
lijken, gebrek lijden.
Raliier (se), op nieuw ziek u>orde»i
weder bedlegerig worden.
Ralliement, m. herzameling, Y verza-
meling,
V hereeniging, v.
               
Ralliement (mot, m. de), verta>»ei\'m
leus,
v. wachtwoord, o. parool,
Ralliement tpoim, m. de), verzai
plaats,
v. hereenigingspunt, o.
        I
Rallicr, venamelen, hereenigen, \'\'*\'!
wind afknijpen, bevredigen.
Ratlonge, i. verlengstuk, o.
rtallongcment, m. verlenging, v.
-ocr page 425-
RAIX
Rallonger, verlengen, lam/er maken,
een stuk aanzetten.
Rallumer, weder aansteken, vernieu-
wen.
Rallumer (se), op nieuw beginnen te
branden, weder ontvlammen, weder
aangaan, weder beginnen, weder
opkomen.
Ramadouer, ter neer zetten, tot beda-
ren brengen.
Ramage, m. takken, ra. me. bloem-
werk, o. lofwerk, o. gekweel, O. wild-
Zang,
m.
Ramager, ktveelen, kwinkeleeren.
U\'uii.ii\'jiir, mager maken, vermage-
ren, weder mager worden.
Ramaillage, ni. zeemlederbereiding, y.
haar af schraping,
v.
RamaiUer, zeemleder bereiden, haar
afschrapen.
Ritmaire, tot de takken behoorend.
Ramandat, ra. butkruitlont, m.
Ramas, m. hoop, ra. menigte, v. rom-
melzooi,
v, bende, *.
Ramasse, f. bergslede, v ramas, v.
Harnaste, kort en dik, gespierd, sa-
mengeraapt, samengepakt.
Raraasser, bijeenrapen, samenrapen,
oprapen, verzamelen, bijeenbrengen,
met eene slede de bergen afrijden,
afrijden, afroisen.
Ramasser (se), zich verzamelen, ver-
gaderen, zich oprichten, ineen-
krimpen.
Ramasseur, m. sledemenner, m ver-
zamelaar,
m.
Ramsssis, m. samenraapsel,o. hoop,ra.
Ramassoir, m- spatel, v.
Ramberge, f. adviesjacht, o.
Rambour, m. rambourappel, m.
RANG                      *15
Raoicrtdei\', verbeteren, herstellen, den
prijs doen dalen, afslaan, beterkoop
worden, weder mesten, een stukje
bladgoud opleggen.
Ramener, terugbrengen, wederbrengen,
tot inkeer brengen, weder invoeren,
afbuigen, genezen, bedaren.
Rameneret, \'m. streep met de meet-
lijn, v.
Ramentevoir, herinneren.
Kamequin, geroosterde kaas, t.
Ramer, rijsthout bij erwten zetten, op
het raam spannen, roeien.
Ramereau, m. jonge houtduif, v.
Ramés iboulets. m. pi )kettingkogels,m.
Ramette, t. riempje,o. raampje,o. (me.
Raroeur, ra roeier, ra. hoogvliegende
vogel, m.
Rameux, takkig, getakt, veeltakkig.
Hamier, m. houtduif, v.
Ramification, t. vertnkking,v.versprei-
I ding,
Hai \' \'
r (se), zich in vele takken ver-
spreiden, vertakken.
Kamilles, f. pi.dunne takjes.ome. rijs,
I Ramingue, stug, koppig, steegsch. (o.
1 Ramoindrir, verminderen, verkleinen.
Ramoitir, op nieuw bevochtigen.
Ramollir, week maken, murw maken,
verwijfd maken, vermurwen.
Ramollir (se), week worden, slap wor-
den, verwijfd worden.
Ramollissant.m. verzachtend middel,o.
Ramon, ra. bezem, m,
Ramoner, een schoorsteen vegen.
! Ramoneur, m. schoorsteenveger, ra.
\' Rampant, kruipend, laag, lafhartig,
I plat.
Rampe, f. leuning, *. ruimte tusschen
i de trappen, v. zachte helling, v.
voetlicht, o.
Rampemont, m. kruipen, o.
Ramper, kruipen, omslingeren.
Karapin (cheval, mi, stelthoef, m,
Ramuré, f. gewei, o. takken, m. me.
Rance, m. garsttgheid. v. ransheid, v.
Rance, garstig, rans.
Ranche, f- sport, t trede, v. spil, v.
Rancher, m stangtadder, v.
Rancidité, f. gantigheid, v. ranzig-
heid,
v.
Hancir, garstig worden, rans worden.
Rancon, m. rantsoen, o. losgeld, o.
Ranconnement, m. rantsoeneering, t.
Itame.
* roeiriem, ra. roeispaan, v.
riem, m. tuinstaak , m. rijs, o.
raam,
o.
Ramé, gestokt, van rijshout voor-
zien.
Rameau, m. tak, m. takje, o. lootje, o.
mijntak, m. vertakking, i. gang, m.
Rameaux fdimanche, m. des), palm-
Zondag, m.
Ramée, t. loof, o. lof, o.
Ramées (balies t pi.) draadkogels, m.
Ramendable, herstelbaar.
Ramendage, m. herstelling, j. stukje
bladgoud,
o.
-ocr page 426-
f 16
RANG
RAPP
R i pierement, m. lapï>en,o. verstcllen,o
Rnpiécer, lappen, verstelten.
Rapiecetage, m. lappen, o. verstellen,
o lapwerk, o.
Rnpiéceter, lappen, verstellen.
Rapier*, f. rapier, o. stootdegen, m.
Rapin, m schVdersleerling, m. klad-
schilder,
in
Rapine, t. roof, m. geroofd goed, o
Rapïner, rooven, stelen, bedriegen,af-
zetten.
Rapinerie. ƒ rooverij, v. dieverij, v,
roof, m. afzettKrfj, v.
Rapineur, m. roover, m. bedriegers
afzetter, m
flapif|uer,rf»; toef af winnen,weder aan
den wind loeven.
Raponce, t. rapunsel, o.
Rtparciller, weder paren, hereenigen,
voltallig maken.
Rappel,m terugroeping, v. herroeping,
v. rappel, o. appel, o. beroeping, v.
terugkaatsing, v.
Rippeler, weder roepen, terugroepen,
herroepen, intrekken, doen herinne-
ren, te binnen brengen,rappelslaan,
verzamelen, terugbrengen.
Rippeler (se), zich herinneren.
Rippliquer, weder opleggen.
Rapport, m. terugbrenging. V. op-
brengst,
v. inkomst, v bericht, o ver-
haal, o. rapport, o. verslag, o- ver-
klaring,
v. aanbrenging, v. overeen-
komst,
v, gelijkvormigheid, v. f»-\'-
trekking,
v. verbinding, v. gemeen-
schap,
v. oprisping, v.
Rapportable, tot den boedel behoorend
Rapport Je santé,m. ziekenrapport, o
RapiHirter, terugbrengen, weder bren-
gen- opbrengen, opleveren, berich-
ten, vrhalen, rapport doen,rapport
maken, verslag genen, aanbrengen,
klikken, inlichten, afleiden, vernie-
tigen, oprispen, opbreken.
R:ipporter (se), overeenkomen, gelijk-
vormig zijn, betrekking hebben, zi<h
beroepen.
Rar.pnrteur, m. verslaggever, m.ovc-
brenger, m. rapporteur,
m. verklik-
ker,
in. hoek-neter, m.
Rapport sur la conduite, m. conduite-
lij\'t,
"
lo*kooping, v. kncvelarij, v. over-
schatting,
v.
Ranconner, rantsoeneeren. vrijkoopen,
toskoopen, knevelen, af letten.
Rancune, f. haat, m wrok. m.vijand-
schap, v. wrevel, m.
Rnncuneux, Rmcunier, m. haatdra-
gend wrok toedragend,onverzoenlijk.
Rancunier, m. haatdragend mensch,m.
Ran\'ionné^, f- kring van opgejaagd
wüd om tijn leger, m.
Rang, m. rij, v. gelid, o. rang, m.
laag, v. orde, v. waardigheid, V.
plaats, v. getal, o charter, o
Range, geregeld, ordelijk, bedaard.
Rangée, f. rij, v. reeki, v. rang, m.
Ranger, in orde schikken, stellen, op-
ruimen, rangschikken, langs varen,
Rangrfr (se), zich scharen, plaats ma-
ken.aantredcntzich wenden, bedaard
worden.
Ranger, ftangier, m. rendier, o.
Rang ti il Ion, m. ij teren pinnetje.
punctuur, v.
R;tnimer, verlevendigen,doen herleven,
weder opwekken, bemoedigen, op\'
rakelen, weder ophalen.
Ranimer (se), herleven, weder opwak-
keren, moed scheppen, weder aan-
gaan.
Ratiin, Ranine, RanuJaire, kikvorsch-
achtig, kikvorsch ....
Ranule. f. kikvorschgezwel, o.
R ipace, roo/\'tuchtig,roof\'gierig,roof ...
Rnpace (oiseau, m ), roofvogel, m.
Rapacité, f. roofzueht, v. hebzucht, v.
Rapatelle, f. pafrdenharenstof, v.
Rapatriage, m. verzoening, v.
Rapalrier, verzoenen.
R*p«, f. rasp. v. hoefrasp, v. hovtvijl,
v. rist, v. kni> k\'oof, v
Rrtpé. m. druiven om bedolven wijn
weder goed te maken,
v. verbeterde
wijn, m. rapé.
v.
RAper, rampen, vijlen, verslyten.
Ripetassor, lappen, verstellen.
Rapetasseur, m. tapper, m.
Rapetisser, kleiner maken, korter ma-
ken, kleiner worden, korter worden.
Rapptisser (set, kleiner worden, korter
worden, inkrimpen
Raplianédon, m. dwarshreuk, v.
K:\\pide.snel, schielijk, vlug, levendig. Rapprcmlre, herleeren.
Rapidité, I. snelhmd, v. vlugheid, v. |Rapprochement, m. toenadering, v. sa-
-ocr page 427-
RAM1
ïiuabrenging, v. vereffening, v. ver-
zoening,
v. vereenigtng, v.
Rapprocber, naderbij brengen, bijeen\'
brengen, verzoenen, weder doen na-
deren, schralen, krimpen.
Ilapproclier (se), naderbij komen, na-
deren.
Rapsode, m. zanger der tiedichten van
Rapsoder, grof lappen. (Homerus, m.
Rapstvlie, f. rapsodie, v. samenraapsel,
0. mengelmoes, o.
l\'.apsodomancie, f. waarzeggerij uit ver-
zen, v.
Rapt, m. trouKJtïMroo/\', m schaking,v.
Rapure, t. raspsel, o. schraapsel, o.
Raquc, f. rakkloot, m.
Ilaquiir (se), ficA tvrjfveft.
Raqueton, m. kaatsraket, o.
Raquette, f. raket, o. kaatsnet,o.tim-
mermanszaag,
v. sneeuwschoen, m.
Raquetticr, ra. raket mak er, m.
Rare, zeldzaam, ongemeen, schaarsch,
vreemd, raar, traag, dun, fijn.
Raréfactif, verdunnend.
HanSiaclion, f. verdunning, v.
\'•■ !\'■\'\'■:.(i.!. verdunnend, uitzettend.
Ilaréfier, verdunnen, uitzetten.
lïaremeiit, zelden, schaars, niet dik-
wijls.
JUrescence, f. dunheid, v. broosheid, v.
lïarelé, f. zeldzaamheid,v. schaarsch-
heïd,
v, ongemeenheid, v. aardig-
heid,
v.
jUretés, f. pi. rariteiten, v. me.
\'•a rifeuil II1, met weinig bladeren.
Hariflore, met weinig bloemen.
jUrisüim*, zeer zelden, zeer schaars.
Rarité, f. dunheid, v. broosheid, v.
"as. kaal, geschoren, kortharig, vlak,
effen, gladgestreken.
Ras, m. ras, o trekijzer,o- draaikolk,
v. kielvtoed, ra.
Itasadc, f. boordevol glas, o.
Usant, even rakend,bestrijkend, langs
scherend.
jascasee, f. zMwAorpfoM, m.
UCUtfon, f. reutel, m. reutelinj, v.
aso, (. scheepspek, o. harpuis, O.
ja.e (faire tablet schoon schip maken.
Jasemeni, m. slooping, v. slechting, v.
\'ascr, icheer«tl, slechten, sloopen, ra-
keling langs gaan, even raken, langs
varen, bestrijken, zich verschuilen,
•i\'-Ujktnnils zijn.
r-n.
IUTE                       417
Rasette, f glad ras, o. stcmdraad, nt
Rasibus, v/afc f«;i.7.>\\ dicAf hij.
Radere, i. koommaat, v.
Rasojr, m. scheermes, o.
Raspation, f. rasping, v.
Raspatoir, m. beenvijl, v. tandvijl. v.
schraper, ra.
Rassade, f- glaskraaltjet, o. me.
Rassasiiinient, m. verzadiging, v. 6e-
kumst, v.
Rassasier, verzadigen, verzaden.
Rasse. ^ hoU\'uMi-tiid, v.
Hassée, f. nuntd ncti kolen, v.
Rassenil\'lemcnt, m. tvr;.iw,\'/i">iy, v. S<i-
menloop, m oploop, m.
Raüambler, vi\'rzanieJenjfrtfeeM&rt\'iif/eu,
IferMRttfltt, «dry at/eren.
Rassemblcr (se), ueri/adett»!, jnwtt-
voegen.
Rasseoir, weder op zijne plaats zetten,
ter neer zetten, bezinken.
Rasseoir (set, weder gaan zitten,zin-
ken, bezinken, bedaren.
Rassérén er,uxïder doen ophelderen,we-
der vrootijk maken.
Rassfréner (se), weder ophelderen, we-
der vroolijk worden.
Rassiéijer, weder belegeren.
Rassis, oudbakken , belegen, bezon-
ken, gematigd, bedaard, koel.
Rassis, m. oud hoefijzer, o.
Rassortir, weder samenschikken.
Rassoté, verzot.
Rassoter,verzot maken,ingenomen doen
zijn.
Rassurer, steunen, weder vastmaken,
geruststellen, bemoedigen.
Rassurer (se), weder moed vatten, zich
geruststellen, ophelderen.
Rastel, m. doorsnijding, v.
Rasure, f- afscheren, o. scheren, o.
Rat, m. rot. v. rat, v. gril, v. kuur, v.
Rat (prendre uu), ketsen, misslaan,
missen, een bok schieten.
Ratafia, m. ratafia, v.
Rataliné, gerimpeld, verschrompeld.
Ralatiner(s<>t, krimpen, rimpelen, dor
worden, verschrompelen.
Rat-de-cave, m. kelderrot,\\. wijnpei-
Ier,
m. kommies, m waslicht, o.
Rate, f. wijfje van eene rat, o. milt, v.
llate (mal, m. de), miltziekte, v.
Rftteau, m. hurk, v. hekel, m. tonden,
m.
me kamlat, v. na\'jclhand. m.
%i
-ocr page 428-
\\
RA VI
Rattrapw (se), de schade inhalen.
i Raiure, (. doorhaling, v. doorschr
| ping, v afschraapsel, o.
RaluiL\'r , doorhalen , doorschrappe
| uitdoen, schrapen.
Raucité, I. schorheid,*, heeschhei\'1,
Rauque, schor, heesch.
Ra^aije, m. vernieling, v. verwoesti
v. onheil, o wanorde, v.
Ravager, verwoesten, vernielen.
Ravageur, m. verwoester, m. veruit
Ier,
ra.
Ravalement, m. bepleistering, v. htf
stelling,
v. vernedering, v.
Ravalcr, weder inslikken, weder net
beneden halen, weder inhalen
der intrekken, vernederen, v
moedigen
, te kort doen, korts
pleisteren, dunner maken, toppen
RATK
ib
Riiieléit, f. harkvol, v. hoop, m.
Rateler, harken, samenharken.
Raielet, ii . kam, m.
Rateleur, m. hafker, ra.
RMeleux, miltziek, miltzuchtig.
R;UeIier, m. ruif, v. gebit, o. rek, o
ijeaieerrek, o-
Ruler, misschieten, misslaan, niet af-
gaan, ketsen, weigeren, tiiit slagen.
Ratier, grillig, gek, zot.
Raticr, m. gek, m.
Ratièrc, j. rattenval, v. lintweversge-
touw,
o.
Raiificalion, f. bikrachtigittg, v. beves-
tiging,
v. staving, v.
Ratifiei\', bekrachtigen, bevestigen.
Ratii)ai|e, m. noppen, o.
Ratine, f. ratijn, o.
Ii.it,n.-t, noppen, ratijn nabootsen.
Katiocinacioii, f. redeneering, v.
Raliuciner, redeneeren.
Ration, f. rantsoen, o. portie, v,
fi.itin:, .1 in. borstlap, m.
Rationalisme, m, rationalisme, o gods~
dienst der rede,
ra.
Katioiialislü, m. rationalist, m.
Rationa li té, f. redelijkheid, t.
Rationnet, evenredig, beredeneerd, re-
delijk, waar, meetbaar, rat ion e tl.
Rationner, op rantsoen zetten.
Ralis, m. darmvet, o. plukvet, 0.
Ratiser, opstoken.
Raüssage, m schrapen, o. schaven,o
schoffeling,
V.
Ratissé, lil. geschoffelde plaats, v.
\\\\Hy*er,sckofft\'len,schrapen,ufkrabben.
Ralissette, f. haardgzer,ö. krabber, m.
Ratissoire, f. schoffel, v. schrayijzer,
o. krabber, m.
                           (sel, o.
Ratissure, f- afschraapsel^ 0. afschaaf-
flatun, in rotje, o. kindje, o. kaas-
taartje,
o. waschbeer, m.
Raltaclier, weder vastmaken, weder
vasthechten, weder aanhechten.
ilattacher (se), tieh verbinden.
Ratteindre , weder inhalen, aehltr-
halen.
Rattendrii, wetler malsch doen wor-
den, vermurwen.
Rallis, ra. darmvet, n. plukvet, o.
Rallisor, opstoken.
RaUrauer, weder kragen, achterhalen,
weder hekomen, nernemen, weder
•bedotten, weder \'>etrappen.
Ravaudauc. m. lappen, o. stoppen,
lapwerk, o. knoeit
■erk,
Ravauder, leppen, stoppen, verstelli*
opruimen, lastig vallen, wauwel»
beknorren, doorhalen,
Ravaudoiie, f. gewauwel, o. yekak
0. vodden, v. me.
Ra*audeur m. lapper, m. verstellf
m. babbelaar, m.
Rave, (. raap, v. knol, m.
Rave. f. (petitt;), radijs, v.
Rave en navel, 1. kno\'radijs, i.
Rave fomelle, f. poot raap, v.
Ravelin. m. ravelijn, o. halventWB,
Raveruoir, m. ovaal brouwerskv>p)<-\'i
RaVSftan, m. glasmand, v.
Ra> i, verrukt, big.
Ravier, loefgierig.
Ravière, f. radijsbcd, v. raaplami,
Ravigote, f. sjalottensaus, v.
Raviyoter, Verkwikken , versterkt
herleven, eetlust doen krijgen.
Ravilir, verkleinen, verlagen, ver*
deren, ante eren.
Ravilisse.tent, ra. verlaging, v. ver>
dering, v. onteering, v.
Rnvfn, m. ravijn, o- holte weg, »■
Ravine, f. stortbeek, v. bergbeek,
ber<jwater, o. holle weg, m.
Ravir, ontrukken, ontrooven, schab\'
verrukken, vervoeren, bekooren-
Ravir (a), verrukkelijk, voortrek
tijk.
Raviser (se), zich bedenken, van »"
ning veranderen.
-ocr page 429-
KA VI
Ravissant, roovend, verrukkelijk, be-
koorlijk.
Haïissemcnt, m. ontrukking, v. roof,
m. schaking, v. wegvoering, v. ver-
rukking,
t. geestvervoering, v.
Ravissour, m. roover, m schaker, m.
Ravitaillement, m. nieuwe provian-
deering, v.
Itavitailler, op nieuw proviandeeren.
Ravirer, verlevendigen, opJ.akkeren.
Ravoir, weder hebben, weder krijgen
Ravoir (se), de krachten weder krijgen,
beteren, bijkomen.
Ray, m. net, o. hoeveelheid wol, v.
Rayage, in. greppels, v. me.
Itayaux, m. pi. gietvormen, m. me.
ttayé, m. hagedis, v.
Rayé, gestreept, gekrast, doorgehaald,
gegroefd, getrokken.
Rayer, strepen, doorhalen, doorstre-
pen, uitdoen, afvoeren, groeven,
trekken, krasten.
Itayon, m. straal, m. radius, m. rayon,
o. speek, v. spyï, v. voor, v. groef,
v. t>«A, o. afiteeling, v. kastplank,
v. honfnyraoJ, v. armptjp, \\. rog, m,
Rayon astronomique, m graadboog, na
Rayon.ante, f. moedersteen, m.
Kayomtc, stroalswyte geplaatst.
Rayonnement, m. straling, y.
Rayonner, stralen, blinken, schitteren,
glanzen, vloeten.
Rayure, f, streping, v. gestreepte, o.
strepen,
v. me. sparwerk, e. nok,m.
kras,
v. schroefdraad, m. trek, m.
Rayure en relief, f. relieftrek, m.
Rayure en spirale, f. spiraaltrtk, m.
Razetie, (. achrapijzer, o.
inzzia, f. phnuferfttO\'i v. strooptocht,
Hé, m. re, t.
                                      (m.
Séactour, m. tegenwerker, m.
ti\'m"".il\', tegenwerkend, terugwerkend.
Héactil, m. terugwerkend middel, o.
reagens, m.
Réaction, f. tegenwerking, v. tegen-
stand, m. wederwerking, v. terug-
keer tot het oude,
in. reuc.te, v.
";.n:tioiinaire, m. reactionnair, na.
[U\'actiiité, ƒ. herleving, v.
RMmettre, op nieuw aannemen, op
nieuw toegang verleenen.
\'teadmission, f. wederaanneming, \\.
wedertoelating, t.
"éadopter, weder aannemen.
REBA                       4l9
Réadoplion, l. wederaanneming, v.
Réaggrave, m. laatste vermaning, v.
Réagyraver, laatste vermaning uit-
spreken.
Réagir, terugwerken, tegenwerken.
RèVjournement, m. herdaging, v.
Réajourner, herdagen, op nieuw dag-
vaarden.
Réal, m. reaal, m.
Riial, koninklijk.
Réalc, f. hoofdgalei, v. reaal, m.
Réalgal, Réalgar, m. rood swavelar-
senik,
o.
Réalisable, uitvoerbaar, doenlijk.
Réalisation, f. verwezenlijking, v. (of*
fjeldmaking, v,
Réaliser, verwetenlijken, ten uitvoer
brengen, tot geld maken.
Réalisme, ra. realismus, o.
Réalisle, m. realist, va.
Réalité, t. wezenlijkheid, v. werke-
lijkheid,
v. bestaande zaak, v.
Réalilé (<;n), wezenlijk, werkelijk, in-
derdaad, in waarheid.
Réappcl, m. tegen-appel, o. vernieuwde
herroeping,
v.
Riappeler, \'neder appel slaan, op
nieuw herroepen.
Réapposer, weder opleggen, op nieuw
verzegelen.
Réapposiüon, f. weder opleggen, o. op
nieuw verzegelen,
o.
Réappréciation, I. herschatting, v.
Réarmer, op nieuw wapenen.
Re.rpcntaye, m. hermeting, v.
Réarpenler, op nieuw meten.
lii; issemb er, op nieuw vergaderen.
Réasservir, op nieuw onderwerpen.
RéasMynation, f. herhaalde dagvaar-
ding,
v. nieuwe aanwijzing, v.
Réassigner, herdagen, op nieuw dag-
vaarden , eene andere aanwyzing
doen.
Réattcler, op nieuw aanspannen.
Réaltraction, f. herhaalde aantrek-
king,
v. wederaantrekking, v.
Reatu (étre in), in staat van beschul-
diging gesteld zijn.
Rebaiser, w:der kussen.
Rebaissev, weder neerlaten.
Rebander, op nieuw verbinden, her-
spannen, op nieuw spannen, naar
eene andere windstreek keeren, het
over een anderen boeg wenden.
-ocr page 430-
rXtCA
Reboinsaye, m. wederopmuking, v.
Rebouiser, weder opmaken, verschai
ken, bedotten, kijken.
Rehourgeonner, weder uitbotten.
Rebours, stug, hardnekkig, eigenzi.
nig, koppig, onhandelbaar.
Rebours, in. verkeerde kant, ra. keer-
zijde, v. tegendeel, o.
Rebours (n. au), tegen den draad in
verkeerd, averechts, strijdig.
Rehnussc, f. stempelbout, ni. dr
bout, m.
KeboutoNiier, weder dichtknoopen.
Rcbras, m. mouwopslag, m. mouwow-
slag, o. armstuk, o.
Itebrasser, opbrouwen, opslaan.
Rebrider, weder optoomen.
Hebrochcr, op nieuw innaaien.
Rcbroder, op nieuw borduren.
Rebrouüler, op nieuw inde warbren
gen, weder ondereenmeugen.
Hebrotisse, l. droogscheerderskam, m
Rebroussemenl, m. tentgkeering, v.
Rebrousse-poil (a), tegen de wol, tego
het haar, averechts.
Rebrousser, tegen het haar opstrijken
tegen dewol opkammen, terugloopt-
Rebrousser chemin, terugkeeren.
Rebroussette, f. wolkam.
Rebroustoir,m. droof/s<heerderskam,v
Rebroyer, weder wrijven, overwrijvO
Rebrunir, op nieuw bruineeren.
Rebuffade, f. ruwe bejegening, v. af-
snauwing, \\. norsch onthaal, o.
Róbus, m. figuurraadsel, o. rebus, n
Rebus (parler), in raadselen spreken
Rcbut, in. afwijzing, v. weigering,"
uitschot, o. uitvaagsel, o.
Rebut (papier, m. de), scheurpapwr,
Rcbutant, terugstootend, onaangenaam
walglijk, verdrietig, ontmoedigen
Rebuter, afwbzen, terugstooten, ve<-
werpen, afkecren, tegen de bor-
stuiten, afschrikken, dtn moed be>i<-\'
men, mishagen, schrikachtig make>\'-
Rebuter (se), moedeloos worden, («fl***
zin krijgen, zich laten afschrikken
Recacner, op nieuw verbergen.
Recaciieler, op nieuw verzegelen-
Recalcitrant, koppig, stug. hardnekk
tegenstribbelend, wed».rspanntg.
Récalcitrer, tegenstribbelen, wederst
ven, achteruitslaan.
Recaler, glad schaven.
HUUA
IA.
Rebapti int, m. herdooper, m. weder-
dooper,
m.
Rehaptisalion, f. herdooping, v.
Rebaptiser, herdoopen, wederdoopcn.
Rébarbatit, barsch, norscli, stuursch.
Rebarder, rett tuinbed afstaken, het
slotrijm herhalen.
Rebat, m. aanslaan der hoepels om
een vat, o.
Rebater, op nieuw zadelen.
Rébatir, herbouwen, weder opbouwen.
Rebittemen(,m. fantasiestiikken, o.me.
Rebattre, op nieuw slaan, op nieuw
kloppen, hersmeden, verstellen, nog
eens doorschudden, herhalen, her-
Rebaudi, vroolijk.                      (zeggen.
Rebaudir, streelen, aansporen, staart
rechtuit steken.
Rebec. m. driesnarige viool, v.
Rebelfe, opruerig, muitziek, weder-
spannïg. rebelsch, ongevoelig, hard.
Ret)clle, m. oproerling, m. muiteling,
ra. oproermaker,
m. rebel, m.
Rebeller (se) , rebelleeren, opstaan,
muiten.
Rebellion, (. oproer, o. opstand, m.
muiterij,
v. rebellie, v. wederspan-
nigheia,
v.
Rebenir, weder inwijden, weder ze-
genen.
Rebéquer (se), tegenkeffen, stout zijn.
Rebercer, op nieuw in slaap wieyen.
Rebiffer (se), tegenspartelen.
Reblanchir, op nieuw witten, over-
witten.
Reblanchir (se), schoon linnen aandoen.
ïleboire, op nieuw drinken.
Rebondi, dik, rond en vol, kwabbig.
Rcbondir, terugstuiten, terugspringen,
terugstootcn, opslaan.
Rebondisscment.m. terugstuit, m. weer-
omstuit, m. terugsprong,
m.
Rebord, m. kant, m. rand, m. om-
slag, m. opslag,
m. zoom, ra.
Reborder, verboorden, verzoomen.
Rebotter, op nieuw laarzen aantrek-
ken, weder enten.
Rebotter (se), zijne laarzen weder aan-
doen.
Rebouchement.m wedertocstopping, v.
Rehouclier, weder toestoppen.
Reboucher (se), verstopt raken, om-
buigen, zich omleggen.
Rebouillir, weder koken, opkoken.
-ocr page 431-
RBCA
lllccaloir, m. zachte schaaf, v.
[Rccamer, mei bloemen borduren.
iRérapitnlation, f. korte herhaling, v.
recapitulatie, v,
Rócapituler, kortelijk herhalen, recapi-
tuleeren.
Recarder, op nieuw kaarden.
Uecarteler, op nieuw bevloeren.
Recasser, weder breken, opscheuren,
scheuren, omploegen.
Recassis, m. gescheurd braakland, o.
ttccöder, weder afstaan, overlaten
lecel, Recélé, Recèlement, m. helen,
0. verheling,
v. verberging, m.
Recéïcr, helen, verbergen, verhelen,
<ersteken, bevatten, verzwijgen, zich
■erbergen.
Receleur, m. heler, m. verzwijger, m.
Riicemment, onlangs, pasgeleden, se-
dert korten tijd.
Recenseraent, m. onderzoek, o. telling,
v. opneming, v, verhoor, o.
Uecenser, onderzoeken, eene telling
doen, opnemen, verhooren.
Récent, versch, nieuw, pas gebeurd.
Recenage, m. wijngaarasnoeien, o. af\'
akken,
o.
Ijecpée, f. gehakt bosch, o.
Itt\'cepcr, kort snoeien, afhouwen, af-
kappen, afhakken, afzagen.
liécepissé. m. ontvanybewijs, o. </«i-
RKCII                       421
Rechange, m. herwisselrecht, o. om-
zetten, o. verwisselen,
o.
Rechange \\dc), in voorraad, waarloos.
Rechanger, weder verwisselen, weder
veranderen, weder verruilen.
Reclianges, m. pi. voorraadstukken, o.
me. remontestukken, o. me. waar-
loosstukken,
O. lm.\'.
Rechanter, herzingen, herhalen.
Róchapper, opkomen, ontkomen.
Recharge, f. nieuwe lading, t.
Recharge (venir en), op nieuw be-
proeven.
Rtjchargement, m. herlading, v.
Rechargcr, herladen, op nieuw gelas-
ten, op nieuw aanvaïlen,versterk«n.
Recha5ser, terugdrijven, op nieuw ja-
gen.
Rechasseur, ra. terugdrijven, m.
Rt\'ïchaud, ra. komfoor, o. vuurpan, T.
Récbauf, m. broeibed, o. broeibak, m.
broeimest, m.
Réchauffe\', in. opgewarmd eten, o.
Réchauffement, ra. broeimest, m.
Héchauffer, opwarmen, wederverwar-
men, aanvuren, hervatten.
RcchaufTer(sc),ttVA weder verwarmen,
weder warm worden.
Réchauffoir, m. fornuis, o. komfoor.o.
Rechausser, weder schoeien, nieuwe
tanden aan een rad maken,op nieuw
beaarden, rondslaan.
Rechausser (se), zijne, kousen en schoe-
nen weder aantrekken.
Rechaussoir, m. tnunthamcr, m. plet-
hamer, ra.
Róche, ruw, knorrig, gemelijk,wrang.
Recherche, f. onderzoek, o. opsporing
v, naiorsching,
v. aanzoek, o. ge-
zochtheid,
v. netheid, v. zorgvuldig-
heid,
v. herstelling, v. voorspel, O.
Recherche (a Ia), op de zoek.
Recherche, keurig bewerkt, gezocht,
ongemeen, zeldzaam, gedwongen,ge-
maakt, stijf.
Rochci-cher, herzoeken, weder zoeken,
onderzoeken, opsporen, uitvorschen,
aanzoek doen, keurig bewerken,ver-
beteren, aanwakkeren.
Rechercheur.m. tegelbakkersknecht, m.
Rechigné, knorrig, gemelijk, verdrie-
tig, stuursch.
Rechignement,ra. gemelijkheid,y. knor-
righeid,
T.
inntie.
recepis, v.
lóceptacle, m. vergaarbak, m. ver-
Haarplaats,
v zaadbodem, ra.
■ foopiibilite, f. ontvankelijkheid, v.
I\'dception, f. ontvang, ra. ontvangst, v
omhaal, o. aanneming, v. opneming,
i v. receptie, v.
iecorcli1, als een hoepel gebogen.
Recercler, op nieuw wet hoepels be-
slaan.
Recette, f. ontvangst, v. ontvangers-
plaats,
v. ontvangerskantoor, o- re-
«frf, o. voorschrift, o. middel, o.
tfcovable, ontvangbaar, aannemelyk,
ontvankelijk.
jjecevenr, m. ontvanger, m.
Rocevoir, ontvangen, krijgen, bekomen,
ontleenen, opnemen, opvangen, toe-
laten, aannemen, bejegenen, ontha-
\'c»i, lijden, verduren.
Rccez, m. reces, o. rijksbesluit, o.
Rtfchafauder, nieuwe stellage oprichten.
R\'^cliampir, doen uitkomen.
-ocr page 432-
RECO
Récognition, I. onderzoek, o. herzie-
ning,
v. erkenning, i.
RecoiÓei\', op nieuw kappen.
Recoin, ra. schuilhoek, ra.
Récolement, m. we.derhooring der ge
tuigen,
v. voorlezen hunner tier-
Maringen aan de getuigen, o. veri
ficatie,
v. üoschsekouwing, v.
Rt\'coler, getuigen weder hooren, aan
de getuigen hunne verklaringen voor-
lezen, verifieeren, een bosch schou-
wen.
Récollecteur, m. verzamelaar, m.
Récollection, f. bezinning, v. bepein-
zing,
v, stille overdenking, v.
Recnller, weder tjjmen.
Récollet, m franciscaner monnik, m.
Récolte, f. oogst, m. oogsten, o. inza-
meling,
v. ooqsttijd, m.
Récolier,oo.(/5(efit inoogsten,intamele>i.
Recommandable, aanbevelenswaardig ■
prgsnnswaardig, lofwaardig, ach-
tenswaar\'Hg, aanzienlijk
Recommanriaresse, f. besteedsler, v.
Recummandation, f, aanprijzing, t.
aanbeveling, <t, achting, ». verzot
om verlenging van arrest, 0.
Recommandatoire, aanbevelend.
Recommandcr, aanbevelen.aanprijz-n.
inprenten, vermanen, bevelen, ach-
tenswaardig maken, om verlenyini
van arrest vertoeken, aangeven.
necommencer, op nieuw beginnen.
Récompense, (. belooning, v loon, o.
vergoeding, o. schadeloosstelling, *■
Récompenscr, beloonen, loonen, ver-
gelden, vergoeden, schadelooistelleii-
Recomposer, weder samenstellen, &}\'
nieuw zeite.i.
RecompoMtion, [. samenstelling, v wc
dervereeniging,\\. op nieuw zettenfi-
Raoonptflr, ovtrtellen, hertellen,
Réconciliable, verzoenlijk, verzoenbaar-
Réconciliateur, ra. verzoener, m. W"
middelaar, ra. middelaar, m.
Réconcilialion, (. verzoening, i. \'\'.\'\'\'
middeling, v. hei-wijding, ». vergif-
fenis, v.
Réconcilier, verzoenen, hereenigen,ht-
vredi<ien, herwijden.
Réconcilier (se), zich verzoenen,weder
ter biecht gaan.
, Réconduction, huurvernieuwing, v.
1 \\\\<:com\\u\\re>begeleider>,mtyeltiJe
; -2-2
RECH
Rochigner, tuur tien, knorrig kijken.
Rechinser, schoon spoelen,
Rechoir, weder vallen, weder in-
storten.
Rechute, f. weder instorting, v. nieuwe
Recidive, f. herhaling, v,           (val.m.
Récidiïer, denselfden misslag weder
hegaan.
Rccif, m. rif, o. blinde Wip, v.
Récipé, ra. voorschrift, o. recept, o.
Hécjpianpie, ra. hoekmeter, m.
Récipiendaire, m. candidaat. ra. aan-
toeker,
m.
Recipiënt, m. ontvanger, m. recipiënt,
m. luehtpomp, v- klok. v.
Réciprocation, f. beurtwisseling, v. we-
dervergelding,
v.
Réciprocité, f. wederkeerigheid, r.
Réciproque, wederkeerig^ederzydsch.
Réciproque, ra. hetzelfde, o.
Réciproquer, vergelden, met gelijke
munt betalen.
Recirer, op nieuw met was bestrijken,
Récit, m. verhaal, o. verslag, o. ver-
telling, i. recitt,
o. recitatif, o.
Récitante (partio, (.). solopartij, v.
Récitateur, m. reciteerder, m.
Récitalif, ra. recitatief, o.
Récilation. f. opzegging, v.voordragen
o. reciteeren, o.
Réciter, opzeggen, verhalen, voordra-
gen, reciteeren.
Réclamateur, ra. terugeiseher, ra.
ReclamaHon, (. terugeisvhing,v. tegen-
spraak, v. klacht, i. bezwaar,
o.
Réclame.m. lok fluitje o lokgwhreeui
o. lokpüpjc,
o. steekwoord, o. aan-
bevelend artikel, o. adverteeren,
Réclamer , terugeischen, au nroepi
te hulp roepen, bffatand inroepen,
klagcn,tegenspreken,tie.h aankanten,
Réclamer (se), zich heroepen.
Reclamper, weder vastklampen.
Réclinaison, f. afwijking, t. overhel-
Ung.
v.
Récliner, terugbellen, afwijken.
Rccioiicr, weder vastspijkeren,
Roclure, opiluiteit.
Ruclus, m. kluizenaar, ra.
Rtcluse, f. kluizenaarster, v. non, v.
Rcclusion, t. opsluiting, v. Muis, v.
Recocher, met de vlakke hand slaan.
Recogner, weder inslaan, norsch af-
wijzen, mteendrifvtn.
-ocr page 433-
RECO
I te •huis brengen, terugbrengen, de
I deur wijien.
Wcconfesser, op nieuw biechten, op
1 nieuw de biecht afnemen.
Iteconflrmer, weder versterken, nog
( eens bekrachtigen.
fïlconFort, m, vertroosting, v. bijstand,
I m. hulp, v.
pUeonfortation, f. versterking, ».
lconforter, vertroosten, opbeuren,ver-
sterken.
Reoonfrontation, t. nieuwe confron-
tatie,
v.
Rccontronter, op nieuw confronteeren
Iteconnaissable, kenbaar, kennelijk
Reconnaissance, f. herkenning, y. ver-
kenning,
v, recognosceering, \\, kond-
schap,v. erkentenis,?, dankbaarheid,
v. belooning, ». onderzoek,o. tchrif-
tclijke bekentenis, r. erkenning,
».
Heronnaissant, dankbaar, erkentelijk.
WfMRnsXlrtifierkennen, weder kennen,
bemerken, verkennen, recognoscee-
ren, bekennen, erkennen, bemerken,
beproeven, belijden, dankbaar tgn,
btloonen.
RacomuUre (se) tot tichzelven komen,
totinkeer komen.tich verklarenvoor.
Heconqnérir, heroveren, herwinnen.
Rflconsliluer, w-der samenstellen.
\\R<~<:oni>iiution,t.overdracht_eener rente,
| v. nieuwe vaststelling, i.
Reion-truction, f. herbouwing, j. we-
deropbouwing,
v.
                       (wen.
ftpcuristruire, herbouwen.weder opbou-
Reconsulter, weder raad vragen, we-
der raa \'plegen.
Iteconler, on nieuw verhalen.
R\'cmtracler^en nieuw verdrag aan-
gaan.
jleconveiiir, een tegeneisch doen.
-tecnnvenlion. f. tegencisch, m. tegen-
klacht,
V.
JJocoB\\oquei\', weder oproepen.
JjMOpW. op nieuiv afschrijven.
Hw:0\'|iiiliement, in. oprolling, v. om-
knttling, v.
nftcoquiller, omkrullen, oprollen.
"txoijniHiT (su), tich omkrullen, zich
met lokken krullen.
Record, ra. getuigschrift, o.
Hcconler, overlecren, herhalen, reve-
tcercn, door qctuigen laten onder-
tïekenett.
RtCH                       4i3
t Recorder (se), tich herinneren, af-
| spreken.
Itecorrifjer, op nieuw verbeteren.
Recors, m. deurwaardershandlanger,
m. speurhond, m. bijstander,
ra.
Recouchcr, weder te bed leggen, nog
eens op den grond werpen.
Recoucher (se), weder naar bed gaan.
Recoudre, weder aannaaien, over-
naaien.
Recouler, hergieten, weder door tij-
gen, de kaarten nog eens oversten.
Recoupage, m. oversnijding, ». ver-
sneden wijn,
m.
Recoupe, f. temelmcel, o. steengruis,
o. kruimeltjes, o. me. afraspsel, o
Recoupó\', versneden, vermengd.
Recoupement, m. vermindering der
dikte van laag tot laag,
t.
Recouper, hersnijden, versnijden, ver-
mengen, weder afnemen.
Recaupette, f. zwarte kornet, v
Recourher, ombuigen, krom buigen.
Recourir, op nieuw loopen, de toe-
vlucht nemen, overbreeuwen.
Recours, m. toevlucht, v. toeverlaat,
m. hulp,
v. verhaal, o.vergoedtng, v.
Recours a (avoir). de toevlucht nemen
tot, hulp vragen bij,
Recousse, f. weerkrtjging, t. herne-
ming,
v. verlossing, ?.
Recouvrable, her verkrijgbaar,
Recouvrance, f. herverkrijging, t.
Recouvrement, m. herkrijging, v. we-
derbeko-ning, v. herstelling,
v. in-
ning,
t. ontvangst, v, rand, m.
overslag, ra. dekplaat, v. dekking, v.
Recouvrer, herkrijgen, wederkrijgen,
innen, ontvangen, inzamelen.
Recouvrir, op nieuw bedekken, ver-
mommen, bemantelen.
Ri\'cracher, weder uitspuwen,
Récróance, f. voorbezit, o. recredentie,
t. terugroeping, t.
Récréaiif, vermakelijk , onderhou-
dend.
Rócréation, f. uitspanning, v. verlus-
tiging,
v. speeltijd, ra.
Récrédentiaire, m. voorbetitter, m.
Recréer, herscheppen, weder oprich-
ten, weder instellen.
Récréer, vermaken, uitspanning geven.
Récréer (se), tich vermaken, uitspan»
\'•/•<i nemen, tich vsrfetten.
-ocr page 434-
RÊcn
RËDa
itoraat,o. rectorswaar
■1-21
Uécrémcnt, m iveiter opneming van Rectorat, m. ra
afgescheiden vochten, v.                      | dtgheid, v.
Récrémenteux, R ceremonie!, mr het Rectorerie, (. pastorie, ?. rectoraat, o.
Rectrice (plume, f.), staartpen
Rectum, m. rechte darm, m.
Recu, m. ontvangbewijs, o- i]Hitantie,v
Reiju, aangenomen, gebruikelijk, in
de mode.
Recueil, m. verzameling, v. recueil, o.
Rocueillement, m. stille aandacht, v.
bespiegeling, v. overpeinzing, v,
Recueillir, inzamelen, inoogsten, ver-
zamelen, opnemen, ontvangen, kr>j-
gen, herbergen, besluiten.
Recueillir (se), peinzen, nadenken.
Recueilloir. m. lijndraaierswiel, o.
Recuire, herkoken, opkoken, opbakke»\',
hergloeien.
Recnisson, f. opkoking, v. langzame
afkoeling,
v.
Recuit, herkookt, opgebakken, verdikt,
taai.
Recuit, m. Recuite, f. oversmelting, v.
hergloeiing, v,
Recuiteur, m. oversmelter, m. her-
gloeier,
m.
Recul, m.terugloop,ta. terugsprong,^.
Reculade, f. terugwijking, v.
Reculé, ver verwijderd, ver, afgele-
gen
Reculée, f. afwijking, v. verschiet, ft
Reculée (feu,m tle), verzengend vuur,0\'
Reculement, m. terugschuiving, v. te-
rugwijking,
v. broek, v.
Reculer, terugtrekken, terugschuive».
teruggaan, achteruitgaan, terugdein
ten, wijken, aarzelen.
Reculer (se), terugwijken, terugtreden
Reculons (a), achterivaarts, terug, ach-
bloed afge\'cheiden.
Recrépir, op nieuw bestrijken , op
nieuw bepleisteren, blanketten, op-
lappen, opwarmen.
Recreuser, opnieuw graven,op nieuw
uithollen, dieper graven.
Recribler, ov erziften.
Récrier (se), uitroepen, uitschreeuwen,
uitvaren, weder luid aanslaan.
Récrimination.f. wederbeschuldiging,v.
tegenbeschuldiging,
v.
Rccriminaloirt!, wederbeschuldigend.
Récriminer, tegenbeschuldiging inbren-
gen, zich wreken.
Récriro, overschrijven, nog eens schrij-
ven, beantwoorden, verbeteren,
Recroltre, weder groeien.
Recroqueviller (se), inkrimpen, krom
trekken.
Recrotter, weder beslijken, weder vuil
maken.
Recrottcr (se), weder vuil worden, we-
der morsig worden.
Recru, vermoeid, afgemat, bekaf.
Recn\'i, ui. nagewas, o.
Rccruc, f. recruteering, ?. recruten, m.
me. recruut, m. nieuweling, m.
Recrutement, m. recruteering, v. aan-
werving,
v. lichting, v.
Recru ter, recruteeren, werven, aan-
werven, lichten, voltallig maken.
Recruteur,m. werver,m. aanwerver,m.
Recta, juist, stipt, recht toe recht aan.
Rectan<|le, m. rechthoek, m.
Rectan\'gle. rechthoekig.
RecUmjulaire, rechthoekig.
Uecteur, m. rector, m. pastoor, m. pre-
dikant,
m.
Recteur (esprit, m), reukgevend be~
ginsel,
0.
Rectification, f. rechtmaking, v. zuive-
ring,
v. loutering, v. verbetering, v.
Rectitler, herstellen, verbeteren, recht
maken, zuiveren, distilleeren.
Rectilujne, rechtlijnig.
Rectitude, f. rechtschapenheid, v. op-
rechtheid,
v. rechtheid, v.
Rcctiuscule, bijna recht.
Rocto, m- eerste zijde vaneen blad,o.
RectOfirade, in eene rechte lijn gaand.
Rcctoral, rectoraal, rectors....
te\\
lil.
Récupération, (. wederverschijning, v.
Récupérer (se), zich weder schadeloos
stellen,
Récurage, m. schuurkamer, v.
Récurer, weder schoonmaken, voor »
derde maal ploegen.
Récurrent, oploopend, terugloopend.
Récusable, verwerpelijk, wraakbaa>-
Rccusation.f. verwerping,v.wraking,*-
Récuser, verwerpen, wraken, niet la-
ten gelden.
Récuser (se), zich onbevoegd verklaren
Rédacteur, m. redacteur, m opsteller^
m- samensteller,
m.
-ocr page 435-
RÊÉL                      425
Ródondancc, f ove> lolligheid, v. b ■ ced~
vocrighei\'t,
v. kli)ikklank, in.
lii\'"lon,l mi. overtollig, breedvoerig.
Rédondor, overtollig zijn.
Redonnei\', tonder geven, hergeven, te-
ruggeven, weder aanvallen, op nieuw
Redorer, weder vergulden, (losgaan.
Redormir, weder slapen.
Redoublement, m. verdubbeling, v.
Rcdoubler, op nieutv voeren, verdub-
belen, vermeerderen, toenemen.
Redontable, verschrikkelijk, vreaelijk,
geducht.
Redoute, (. redoute, v. wijkschans, v.
open bal,
o. danszaal, v. danshuis,o.
Redoulcr, vreezen, duchten, ontzien.
Rèdre, m. groot haringnet, o.
Redrcsse, f. ophouder, m. keerlijn, v.
Redrei\'seajent, ra. wederoprichting, v.
herstelling, v. goedmakinq, v.
Redresser, weder recht maken, weder
oprichten, weder goedmaken, weder
te recht brengen, herstellen, op-
rekken, afzetten, straffen, bedotten.
Red rosse ur, m. helper, m. hersteller,
m. bedilal, ra. valsche speler, m.
Redressoir, m. planeer hamer, t». buil-
klopper,
m.
Réductible, oplosbaar, scheidbaar,her-
leidbaar, vermindcrbaar.
Réductif, scheidend, oplossend, her\'
stellend.
Rédtiction, f. herleiding, v- vermin-
dering, v. bedwinying,
v. onder-
werping,
v. wederinictting, v.
Réduire, verminderen, kleiner maken,
verkleinen, bepalen, beperken, her-
leiden, overbrengen, dwingen, on~
derwerpen , noodzaken , brengen
,
ineenzetten, reduceeren, resumeeren.
Réduire (se), verminderen, verkoken,
verteren, uitloopen, neerkomen.
Reduit, verminderd, onderworpen.
Reduit, m. reduit, o. eenzaam hoekje,o.
Réduplioatif, herhalend, verdubbelend.
Rédiiplicntion, I. herhalingt\\. verdub-
beling,
v.
Rééilification, (. wederopbouwing, v.
Réédifler, weder opbouwen.
Réel, werkelijk, wezenlijk, waar, za-
kelijk , waarachtig, in klinkende
munt.
Réel, m. wezenlijke, o. waarachtige,o.
R<Vleclion, t. herkiezini. y.
RfcDA
I Pvjilaction, i. redactie, v. opstelling, v.
I samenstelling, v. opstel, o.
iRcdan, m. rafo\'t, m. wAóormuur, ra.
Ir.edanser, op nieuw dansen.
I Rédarguer, berispen, bedillen, door-
I Wen, laken.
Reddition, f. overgaaf, v. overgave,
v. overleggen, o. oordeelvelling, v.
Uedébatlre, op nteww betwisten.
Rtdéclarer, op nieuw uerWaren.
RedóJier, weder toewijden.
Redéfaire, weder losmaken.
l;<:<l(\'\'jetiner, nog eens ontbijten.
Redelibérer, op nieuw overwegen, nog
eens raadplegen.
Ri-délivrer, op nieuw verlossen.
l\\^demAnder,terugvragen,terugeischen
Redemeurer, weder wonen, wederbe-
wonen.
Redémolir, weder afbreken, op nieuw
slechten.
Rcdempteur, m. verlosser, m. zaligma-
ker,
m. Heiland, m.
ReMflmption, f. verlossing, v. zaligma
hmg,
v. loskoopiny, v.
Redents, m. pt. inkepingen, v. me.
tanden, m. me.
Redépècher, weder afvaardigen.
Redescendre, weder aftaten, weder af-
Redessiner, overte*keneif. (klimmen.
Redcvable, schuldig, verschuldigd.
Redevance, f. grondcijns, m. jaarrente,
v. lecnplivfit, m.
Rede?enir, weder worden.
RiMlovider, weder opwinden.
Redftvoir, nog schuldig blijven.
Kedliibition, t.koopvernietiging, v. ont-
slag van koop, o.
Ródliibiioire, koopvernietigend.
Heiliger, opstellen, schrijven, samen-
stelten, redigeeren, resumeeren.
Rédimer (se), zich vrijkoopen, zich los-
koopen.
Roiiiii(|ote, f. overjas, v. overrok, m.
RMire, herzeggen, herhalen, overbren-
gen, ruchtbaar maken, aanmerking
maken, berispen, bedillen.
RcdiFcnr, m. verklikker, m. overbren-
ger,
m.
Meitistribuer, op nieuw uitdeelcn.
Rdiistribulion, (. nieuwe uitdeeling, v.
Rfidite, f. herhaling, v. herzegging,v.
Rcdiviser, op nieuw verdeelen.
Rsdnnipt»r, Wider bedwingen.
-ocr page 436-
RÉÊL
i-ii;
RfcFO
Rafcur, weder vastmaken, weder be-
palen.
Iti\'H nii\'r, weder vleien.
Réfléchi, overlegd, voorbedacht, na-
denkend, weerschijnend, nedergebo-
qen. wederkeerig.
Réflécliir, terugstuiten, terugkaatsen,
afstralen
, ter ugslaan , overwegen,
overpeinzen, nadenken.
Réflécliissement, m. terugstuiting, v.
teruykaatsing, v. afstraling, v.
Réflecteur, m. reflector, m. terugkaat-
send lichaam,
o.
Réflet, m. weerschijn, m. afstraling,*.
Réfléter, licht doen terugvallen, weo-
spiegelen.
R«ieurir. herbloeien, herleven.
Réllexe, terugkaat send.
Réd^xibitilé, I, terugkaatsend vermo
Réfli\'ii\' Ie, terugkaatsbaar. (gen, o-
RéOeziOQ, f. terugkaatsing, v. weer-
kaatting, i. nadenken,
b. overden-
king,
v overweging, ». bedenking.\'\'-
Réfluer, terugvloeien, terugstroomen
Ueflux, m. eb, v. ebbe, f.
Rt>\'onder, vergoeden, goedmaken.
Re\'ondre, hersmelten, vergieten, om-
werken, verbeteren, hervormen.
Rolonle, f. omsmelting, v. hergieti»\')-
V. verbetering, ».
Reforer, uitboren.
Rufnrqer, hersmeden, versmeden.
Réfoi mable, hervormbaar, herstelbaar.
Ré\'orinateur, m. hervormer, m her-
steller,
ui.
Ré\'ormation, f. hervorming, j. verbc
tering, v. reformatie, v.
Réforme, f. herstelling, v. veibeteriiiy,
v. reformatie, v. hervorming, v.her-
vormde godsdienst,
m. hervormden,
m. me afschaffing, v. afdanking.
*. vermindering, v. verandering, v-
Réfnrtne (trailement, m. de), wacht-
Qtld, o.
Ré\'ornié, gereformeerd , afgedankt,
verbeterd
RtfOrmé, m. hervormde, ra. gerefor-
meerde,
ra.
Réformor, hervormen, herstellen, ver-
beteren, veranderen, afschaffen, ver
minderen, afdanken, afkeuren, op
reform stellen, op wachtgeld stellen
Reformer, op nieuw vormen, op nieuw
tjmken weder >vi.hfive.n.
Réélire, herkiezen, op nieuw kicicn.
Réellement, wezenlijk, inderdaad.
Iléengeniirer, doen wedergebortn wor-
den.
Réexpédier. op nieuw verzenden.
R<■pxportation. (. wederuitvoer, m.
Ré.>xport<;r, weder uitvoeren.
Reiacher, weder boos maken,
Re\'.Achev, weder boos worden.
Reficonncrj her fatsoeneeren.
Ré\'aclion, f. korting, ». vergoeding,
Refailljr, op nieuw falen.
Refaire, hermaan, herdoen, overma-
ken,overdoen, herstellen, vermaken,
herstellen, op nieuw geven, doen
opzwellen, bedriegen, foppen.
Refaire (se), weder bekomen, nieuwe
krachten kragen.
Refaire de, minnen van.
Reiait, m. nieuw spel, o. nieuw ge-
wei, o.
Refauchcr, overwaaien , nog ttns
maaien
Réfection, f. verbetering,r. herstelling,
f. maaltijd,
m. maal, o
Refectoire, m. eettaal, ?. eetkamer,v
Réfectorier, m. spijsmeester, m.
Reiend, m. gezaagde plank, v. kloo-
ven,
o.
Refend (mur, m. de), binnenmuur, m
Refend (pierre, I. de), hoeksteen, m
bindstern, m.
Rcfendoir, m. buigijter, •.
Refendre, op nieuw splijten, in de
lengte doorzagen, klooven.
Refend rel, m. wig, v. kloof beitel, tn
\';.\'■\'* é, ui. verslag, n. voorziening, v
Référendaire, m. referendaris, m. ver
slnggever,
m berichtgever, m.
Rélérer, refereercn, bctr,kking doen
hebben, breng
n, toeschrijven, bericht
qeven, verslag doen.
Rélérer (se), zieh houden, tieh gedra-
gen, zich beroepen, betrekking heb\'
ben.
Roformer. weder sluiten, weder toe-
maken weder heften.
P-ferrer, we-\'er beslaan,
Ueféler. op n-euw vieren.
Re" e ui II e ter, op nieuw doorbladeren
Rt-ficher, weder voegt», op nieuw be-
strijken.
Reflf|er, weder doen stollen.
Ptflópr (se), weder atollen.
-ocr page 437-
REFO
ouetter, op nieuw •/eeselen.
\':■ ■iniil!.;r, op Hieuw doortoeken, we-
der omwoelen.
Wonir, weder opgraven.
Mefotilement, m. herhaalde volling, v.
deining, v. aanstampen, o.
Itefouier, weder vollen, aanstampen,
aanzetten, tegen opvaren, afloopen
Refouloir, m. stamper, m aanzetter,
m. laadstok, m.
Ro\'ourbir, weder schoonmaken.
Re ournir, weder voortien.
Réfrnctnire. wederspannig, hardnek-
kig, onwillig, onsmtltbaar.
Rcïractaire, m. wederspannige, m. on-
willige,
m. achterblijver, m.
Réfracter, brtken.
Réiracüf, straalhrekend.
Ré\'raction, t. ttraalbreking, v. straal-
buiging,
v.
Rtfaua, m. refrein, o. slotvers, o
slotrüm.o. hetzelfde liedje, o bran-
ding,
v.
Rciranchir, weder vlot worden.
Ré\'rangür, door straalbreking terug-
werpen.
RiV\'riiif[ibiü!é, f. straalhreekbaarheid,
Réfr.mgible, straalbreekbaar.            (v.
Rflrapper, .weder slaan, herslaan. ver-
R\'ïfrayer, gladmaken.                  (slaan.
R"\'réher, beteugelen, bedwingen.
R\'^friqérant, verkoelend, verkwikkend,
koel
....
Rüfrigérant, m. verkoelend middel, o.
koèlvat, o.
\'téfrigcratif, verkoelend, verfrisschend.
Refiigcratif, m. verkoelend middel, o.
Ró\'rigér.ilion, f- afkoeling, v.
Rifringent, straalbrekend.
Rofrire, opbahken
Rcfri-er, weder opkrullen.
Re\'rogné, stuursch, norsch.
Ro\'iwjnement, m. stuurschheid , ».
*tuiirsch gelaat, o.
R\'Mrwjner (se), stuursch kijken, het
voorhoofd fronsen.
IWroldlr, verkoelen, koud maken, ver-
klappen- koud worden.
R-:roidir(sö), verkoelen, koud worden,
verslappen, verflauwen.
Il\'-;rni\'lissement,in. verkoeling, v. ver-
flauwing,
v. verslapping, T.
IWrotler overwrijven. op nieuw wrij-
ft KC \\
VI\'
lUfuge, in. toevlucht, v. schuilplaats,
v. toeverlaat, m. uitvlucht, v.
Rci\'iigc (maison, f. de), asyl, o.
Réfugié, in. vluchteling, v. uitgewe-
kene,
m.
Réfugier (se), toevlucht nemen, de wijk
nemen, uitwijken.
U ■!":)[, m. vluchtplaats,v. schuilplaats,
v. toevlucht, ¥.
Refuir, van richting veranderen, wc-
derkeeren.
Re\'uite, f. listige vlucht, v. uitvlucht,
v. sr.hnilplaah, v. te diep gat, o.
Refus, m. weigering, v. afwijzing, v.
weigerend antwoord, o. afslaan,
o.
Refus (cerf, m. de), driejarig hert, o.
Refuser, weigeren, ontzeggen, afwij-
ten, afslaan, tegen zijn, schralen.
Refuser (set, zich onthouden, weige-
ren,zichonttrekken, zich nietleenen.
Refusion, f. uitkeer ng, v. vergoeding,
Réiutable, wederteybaar.                   (v.
Réfutation, f, wederlegging, r.
Réfuter, wederleggen.
Ue.jagner, herwinnen, herkrijgen, we-
der inhalen, achterhalen, heroveren,
weder bereiken, terw/keeren.
Reijain, rn. nagrai, o. etyroen,o. ver-
jonging,
T.
Régai, m. onthaal, o. gastmaal,o. lek-
kernij,
v. traktatie, ■■\'. vermaak, o.
R&talade, f. traktatie,*. helder vuur,o.
Régalade (boirc a Ia).door de keel gie-
ten, naar binnen slaan.
Regale, m. regaal, O.
Regale, (. recht des konings op de in-
komsten van een openstaand bis-
dom,
o.
Regale (oau, f.), koningswater, o.
Ré.{alertent, m. grlijfimaking, v. effe-
ning,
v. gelijke verdeeling, v.
Régaler, onthalen, trakteeren, verma-
ken, gelijk maken, omslaan, gelijk
verdeel en.
Rigaler (se), tich onthalen, smullen,
nch vermaken
Régaleiir, m. gelijkmaker, m.
RégaH\'n olroit.m ),koninklijk recht, o.
RégUisle.m. bezitter vnn een geestelijk
ambt, door den koning begeven,
m.
Regard, m. aanzien, o. blik, in. ge-
zicht,
o. oplettendheid, v. aandacht,
v. teaenstuk, o. kifkgat. a
Regaid <au-; ten aamienjen opzichte-
-ocr page 438-
428                       REGA
Regard (en), legen elkander over.
Kegarder, tien, aanzien, aankijken,
aanschouwen, bezien, beschouwen,
bekijken, houden, bemerken, acht
liaan, op uitzien, gezicht hebben,
aangaan, betreffen, raken.
Ileijarnir, opmaken, op nieuw stoffee-
Hóijates, f. |tl roeiwcdstrijd, m. (ren.
Regaycr, hekelen.
Regayoir, m. hekel, m.
Regavare, /. werk van hennep, o.
Regeler, weder vriezen.
Régencc, f regentschap, o. regeering,
v. bestuur, o. rectorschap, o. ,*,
Régénérateu- i. hersteller, m. her-
soiiepi\'er, .
Rr;,-nération, f. herschepping, v. her-
stelling,
v. wedergeboorte, V.
Régénérer, weder voortbrengen, weder
baren, herstellen, herscheppen.
Régénércr (se), wedergeboren worden,
weder groeien.
Réijent, m. regent, m. rector, m. pro-
fessor,
m.
Régent, rcgeerend.
Régcnte, /. regentes, v.
Ri;(jcnier, onderwijlen, teer en, bestu-
ren, den baas spelen.
Regermer, weder uitspruiten.
Régfcide, ni. koni»gsmoord,ia,koning»\'
moorder, m.
Régie, f. bestuur, o. bewind,o. beheer,
o. regie,
v.
Regimbenent, m. achteruitslaan, o.
Regiraber, achteruitslaan, wcderspan-
nig zijn.
Régime, m. leefwijze, v. leefregel, m.
bestuur, o. regeering, v. beheer, o.
beheersehing, v. voorwerp, o. rist,
v. tros, m.
Regiment, m. regiment, o. hoop, m.
menigte, v.
RégimeaUire, regiments....
Réglng lette, f. vogelstrik, m. knip, v.
Régioili f. streek, v.landstreek,v.lucht~
streek,
v. hemelstreek, f. gebied, o.
gewest, o. graad, m. punt, o.
Regir, regeeran, besturcn,beheerschen
Ri jisscur, m. bestuurder, m. regis-
seur,
in.
Registrata, m. uittreksel van eene re-
gistratie, o.
Regis tra teur, m. registreerder, m.
nouistration, f. recht van registratie,f)
UK GR
Rcgistrc, m. register, o. rol, v. boek,
o. luchUjat, o. gelijkhouding, v.
Registres matriciiles, m pi. stamboek,o
Reghtrer, rcgistreeren, inschrijven.
Reijitre, ra. register, o.
Régie, f. regel, m. gedragsregel, m.
liniaal, v. lijn, v.voorschrift, o. wet,
v. orde, v. voorbeeld, o.
Réglé, regelmatig, gere</eld,gclinieerd,
gelijmd, bepaald, bedaard, ordelijk.
Reglement, ra. regeling, v. reglement,
o. verordening,
v. bepaling, v.
Reglement, regelmatig, ordelijk.
Réglementaire, volgens het reglement,
regelend.
Réglementer, regelen, reglementeeren.
Regier, r*gelen, lijnen, linieer en,rich-
ten, schikken, bepalen, besturen, be-
stemmen, in orde brengen,temperen.
Regier (se), zich schikken, zich regelen,
regelmatig worden. (gels,
m. me.
Rèqles, m. pi. maandstonden, m. re-
Réglet, m. liniaal, v. regel, m.lijtdje,
o. kleine lijst, v.
Réglette, f. zetlijn, v. spaan, v.
Réijleur, m. linieerder, m.
Réglisse, f. zoethout, o.
Rérjlisse (jus, m. de), drop, o.
Rétjloir, m. linietrstok, m. Ukhout, o.
Réglure, qetrokkene lijnen, v. lini-
ecrwerk, o.
Rètine, m. regeering, v. macht, v. ge-
bied, o. rijk, o. drievoudige kroon,*-
Régne animal, m. dierenrijk, o,
Régne minéral, m. delfstoffenrijk, o.
Régner, regeer en,heerschen, in zwamt
zijn, zich uitstrekken tot.
Régne végétal, m. plantenrijk, o-
Réijnicolé, m. inboorling, m.
Rcijonflemcnt, m. f welling, v. opstop-
ping,
v. wederkeering, v.
Regoiifler, opzwellen, terugvloeien.
Rognrnement, m. overloop, tn. overloo-
pen, o. overvloeien, o.
Regorger, overloopen, overvloeien,voi-
op hebben, ove.rgeven.
Regoaler, af snauwen, opproppen.
RegoQter, nog eens proeven.
Regrat, m. verkoop in \'tklein,m. slij-
terij,
v. kramenj, v. slechte waar,*-
Regratter, afkrabben, afbikken, tn t
klein verkoopen, slijten, beknibbelen-
Regrattcrie.Ht, kleinhandel, U, kra-
merë,
v, slijterij, v koomcnij, v.
-ocr page 439-
RE.IO                       429
Réiinposor, op nieuw belasten, weder
opleggen.
Réimposition, f. wederoplegging, v.
Réimprimcr, herdrukken.
Rein, m. nier, v. rug, xu.
Reine, f. koningin, v.
Reine-claude, f. reineclaude pruim, v
Reine-marguerile,f. ChineeSihe aster.v
Reinette, f. renet, v.
éinfecler, weder besmetten.
Krui-, f. pi. lendenen, v. me. nier-
streek,
v. nieren, v. me. hoeken,
Réinscrire, weder inschrijven, (ra. me
Réinstallation, f. wederaanstelling, v.
Rclnsiallür, op nieuw aanstellen, we-
der inhuldigen.
Retnió, sterk van schoffelt.
Réintégrande, I. herstel in het beztt,0
Réinto;[iation,f. wederinbezitneming,v.
Réinlégrer, fn het bezit herstellen, in
den vorigen staat herstellen, weder
gevangen zetten.
Reinlenoijer, op nieuw ondervragen,
Róinviier. op nieuw uitnoodigen, nog
eens noodigen.
Reij-(;iTeiHÜ, m. Turksch rijkskanse-
lier,
m.
Ri\'itératif, herhalend.
Réitératiuii, i. herhaling, v.
Réitérer, herhalen, hervatten, herdoen.
Rpitiv, m. ruiter, m. schalk, m.
Rejaillir, terugspringen, terugstuiten,
terugvallen, terugkomen, afstralen,
uitspringen, spatten.
Rejaillissoment, m. terugspringen, o.
terugstuiting, v, spuiten, o. spatten,
o. terugstraling, v.
Rejaunir, weder geel maken, weder
geel worden.
Rejet, m. verwerping, v. afkeuring, v.
overbrenging, v. nabetaling, v. bij-
voegino,
v. nieuwe scheut, m. schot,
o spruit, m.
Rejetable, verwerpelijk.
Rejeter, nog eens werpen, weder wer~
pen, terugwerpen, uitwerpen, ver-
werpen, afkeuren, verachten, ver-
smaden, weigeren, uitspuwen, over-
brengen, overdragen, uitspruiten.
Rejcton, m. loot, v. spruit, v. afstam-
meling,
m. telg, v.
Rcjoinilrc, weder bijeenvoegen, samen-
voegen, inhalen, bijkomen.
Rejoïndre (se), weder bijeenkomen.
Ragratlier, m. slijter, m. koomenijs-
man,
m. bekmbbelaar, m. krabbe-
laar, m.
Regrécr, het tuig repareeren.
Regrefler, op nieuw enten, op nieuw
griffelen.
Regnlage, m. tweede smclting van
was,
v.
Regréter, he.rsmelten.
Regres, m. recht van wed er aanvaar-
ding,
o.
Reijrot, m. berouw, o. spijt, v. ver-
driet^, leedwezen, o. ongenoegen,o.
tegenzin,
ni. klacht, v. youd\'smids-
werk,
v.
Rcfjrcttabk\', betreurenswaardig.
Roijreltcr, betreuren, beklagen, spijl
hebben.
Reguimfer, weder ophijschen.
Retjulat-isatiou, f. regeling, v.verorde-
nen.
o.
Regulariscr, regelen, in orde brengen,
verordenen.
Rüijularité, f. regelmatigheid, y.gere-
gelilheid,
v. nauwkeurigheid, v.
Régulateur, m. régulateur, m. onrust,
v. slinger, m. bestuurder, m.
RiHpil», m. koninkje, o. regulus, o
zuiver metaal, 0.
Régulier, m. kloosterling, m. regu-
lier, m.
Regulier, regelmatig, geregeld, nauw-
keurig, stipt, ordelijk.
Réhabüitation, ( herstelling, v. herstel
van eer,
0- rehabilitatie, v.
Róliabiliter, in den vorigen slaat her
stellen, in zyne eer herstellen,reha-
biliteeren.
Réliahituer, weder wennen.
Röhabituer (se).weder gewoon worden
zich tvennen.
Rehacher, weder hakken.
Rehanler, weder omgaan, weder ver-
keeren, weder bezoeken.
Rohasartler, op nieuw wagen.
Rehanssement, m verhooging, v. ver-
meerdering,
v, rijzing, v.
Rehausser, verhoogen, verheffen, i
meerderen, luister bijzetten, prijzen.
R-?hauts, n>. pi. hoogsels, o. me.
Relieurter, op nieuw kloppen, op nieuw
stoot en.
Reillère, f. waterleiding, t. molen-
beek,
T.
-ocr page 440-
430
KELI
straf, m. verslapping, \\. omgang
m. gemeenschap, v. kennis, v.
Relaxer, weder loslaten, ontspannen
verslappen.
Relayer, verpooze.n, aflossen, vervan
gen, van paarden wisselen.
Rulégatiori, f. verbanning, v. verwij-
zing,
v-
                                       (doen
Reléguer, verbannen, uitbannen, weg
Rcléguer (se), zich geheel aftonderen.
Relfiit, b. mufheid, v. dufheid, v.
Relent (sentir Ie), muf rieken.
RelevaiJles, f- pi. eerste h.rkgang, m-
Relevé, hoog, verheven, aanzienlek.
Relevé, m. uittreksel, 0. afneming en
Wederoplegging van een hoefijzer,\\-
oud hoe/ijzer, o.
Rele\'.ée, t. namiddag, m.
RdéveiiiPiit, m weder oprichting,\\ op-
somming,
v. hoogte, v. opnemi7ig,v-
Rclever, weder opheffen, weder op-
richten, ophelpen, verhoogen, opra-
pen, herstellen, verheffen, vernieu-
wen, ontheffen, vrijspreken, aflossen,
vlot maken, peilen.herispen.stiaflen,
behooren, afhangen, opkomen, op-
staan.
Relevtr (sel, weder opstaan, opkomen,
zich herstellen.
Releveur, m. opheffmgsspier, v.
Iti\'li.i\'h\', m. kuipon, o. binden, o.
Relief.m. rclief,o. verheven beeldwerk.
o. verhevenheid, v. verheffing, v
roem, m. aanzien, o. \\e<.nv<:rhef-
fmg,
v.
Reliëfs, m. pi. overgeschoten brok-
ken,
m. me.
R.lient, ro. half gebroken buskruit, <>■
Rclier, weder binden, herbinden, WW*
elkaar verbinden, inbinden, kuipt"-
Rclieur, ra. boekbinder, m.
Religieuse, f. non,v. kloostertuster,\\-
Reliijieux, godsdienstig, godvruchtig-
nauwkeurig, nauwgezet, g< trouw,
geestelijk, religieus.
Religieux, m monnik, m.ktoosterbioc-
der.
m. kloosterling, m.
Religion, f. godsdienst,m.godsvrui\'d>v-
Godvruchtigheid, v. religie,\\ vroom-
eid,
v. plicht, m. wet, v. klooster-
teven,
o. monnikenorde, v. geeste-
lijke orde,
t.
Relifiionnaire, m. hervormde, m \'}\'"
reformeerde, m. hugenoot, m-
KËJd
Rejointoyer, voegen, weder toettrgken,
opvoegen.
                                               I
Rejouer, op nieuw spelen.
Réjoui, verheugd, vroolijk,luchthartig.
Réjoui, ui. vroolijk mensch, m.
Réjoujr, verheugen, verbidden.              |
Rèjouissauce, i. vreugde, v, blijdschap,
v. vrooHjkheid, v. vreugdebedrij f, o.
zctkaart, v. toegift, v.
Kt\'jouissaiit, vervroolijkend, vermake-
njk.
1\\e}oaier,op nieuw een steekspel houden.
Rejuner, op nieuw oordeclen, op nieuw
rrcht doen.
Relacbe, m. staking, v. rust, v. uit-
spanning,
v vcrpoozing, v. verade-l
mina, \\. geene voorstelling,
v.
Relnche, i hinnenloopen, o haven, v.
Relaché. verslapt, ontspannen, ver-
flauwd, slnp, losbandig.
RclAchemeiil, m. ontsnapping, v. ver->
pooiing,
v. verslapping, v verflau-
wing.v. losheid,\\ ongebondenheid,"!.
Ilclilcher, ontspannen, laten vieren,
loslaten, laten gaan, verminderen,
kwijtschelden, afstaan, voor anker
liggen, hinnenloopen.
Relacher (se) zich ontspannenjosgaan.
verflauwen, verslappen
, afnemen,
laten vallen, rust nemen, toegeven.
Relais, m. versche paarden, o. me.
wisselpaarden, o me. versche jacht-
honden,
m. me ivisselplaats, v. voor-
span,
o vak tutsehen twee kleuren,
o. berm, m.
Relais (être il,*), niets te doen hebben,
ambteloos zijn.
Retoissé afgejaagd, afgemat.
Relaucer, weder werpen, weder
jagen, terugdrijven, op toeken, toe-
snauwen.
Relapt, weder afvallig.
Relajis, m. wederafvallige, m weder-
afvalling, j.
Rélaigir, weder wijder maken, uit-
leggen.
Relater, berichten, verhalen, melden,
vermelden, verslag doen, aanvoeren.
RclaUl, betrekkelijk, ten opzichte.
ReJalion, I. betrekking, v verhouding,
v. opiidi, o. verhaal, o. verslag,o.
Re lal ter, op nieuw belatten.
Relaver, overwasschen.
Relaxation, I. loslating, v afslag van
-ocr page 441-
UfcME                       431
i. opgeworpen narde, v. aanaar-
ding,
t.
Remblaver, weder bezaaien.
Remblayer, met aarde aanvullen, aan-
aarden, ophoogen, dempen.
Rem boi tem ent, ra. tetten, o.
Remboiter, zetten.
Remhouger, weder muilen,
Rernliourrage, m. vulsel, o opvulsel,o.
Rerobourremonl, m. nieuwe opvul-
ling,
v.
Rembourrer, opvullen, opstoppen.
Renflboiiirure. f. >topwot,v.vulhaar,o.
Remboursable, weder betaalbaar, los
haar.
Rembourseraent m. terugbetaling, v.
teruggaaf, ». aflossing, v.
Rembourser, terugbetalen, teruggeven,
aflossen, krijgen, ontvangen.
Rembraner, weder ontsteken.
Rembraser (se), weder in brand raken.
Ren. brasser, nog eens omhelzen.
Ren.hrocher, op nieuw aan het spit
steken.
Rembnmi, gebruind, donker, duister,
somber, betrokken.
Rembrunir, bruiner maktn, nog eens
bruineeren, ver duist er en,somber BUf
ken, droevig waken.
Rembrunir (se), bruiner worden, ver-
duisteren, betrekken.
Rembrunissement, tn. overbruineering,
v. donkerheid, v.
Rornbücbement, m. terugkeering\\nhet
leger,
v.
RembOchcr (se), tn het leger teruqkee-
ren, zich in het hout verschuilen.
Reméile, m. remedie, v. middel, o.
hulpmiddel, o. geneesmiddel, o. kits-
teer,
v.
Remédier, helpen, verhelpen, genezen,
in iets voorzien, terecht helpen.
Reipeil, m. kwelwater, o.
Reméler, op nieuw mengen, i.og eens
doorschudden.
Kemombrance, f. herinnering, v.
Remembrer, herinneren.
Remémoratif, herinnerend.
Remémorer, herinneren.
Reraenée, f. vensterboog, m. deur-
boog,
ra.
Remener, terugbrengen, wederhrengen.
Remercier, danken, hedanken, dank-
zeggen, afdanken.
HfcLI                             .
Relia.er, op nieuw vijlen.
RHiquaire, m. reliquieènkast, v.
Ri\'liquat, m. overschot, o. saldo.o.over-
blijfscl, o. restant, o.
Rnliquataire, m. schuldenaar van een
restant, m.
Hcliquc, I. overschot, o. overblijfsel,o
reliquie,
v. heiligdom, o.
Belire, herlezen, overlezen.
Kcüciie, f inbinden, o. band, ra.
Relocation, f wederverhuring, v. we-
dcrv<rpochting,
v.
Reloger, op nieuw huisvesten, wedet
gaan wonen.
Relouage, ra. rijigd, m.
Rftloner, op nieuw huren, weder inhu-
ren, weder verhuren.
Reluire, blinken, blikken, schitteren,
flonkeren uitblinken, uitmunten.
Rduisant, blinkend, schitterend.
Roluquer, begluren, van ter zijde aan-
Relustrer, op nieuw glanzen, {zien.
Rti&Acher, herkauwen.
Rema$onner, weder ommetselen.
Remandsr, weder berichten.
Remanjjer, weder eten.
Remaniément, m. nieuwe behandeling,
v. nieuwe belasting, v. verbetering*
v. omwerking, v. verschikking, v.
Remanicr, weder bevoelen, verbeteren,
verloopen.
Reraaichander, op nieuw afdingen.
Rpmaiier, weder uithuwelijken.
Pieitiariei- (se), hertrouwen.
R -i:. ■ r |ti£bJe, opmetkelijk, opmcrkens-
waardig, merkwaardig, aanzienlijk
Hemnrque, f. aanmerking, v. opmer~
king,
v. kantteekening, v.
Reroarqner, weder merken, weder tee-
kenen, aanmerken, opmerken, waar-
nemen, onderscheiden, gadeslaan.
Rt?masques, f. pi. weder vermommento.
Hemnsquer (se), het masker weder
voordoen.
Remballer, weder inpakken.
Reabarquem«nt, ra. wederinsche-
ping,
V.
Ri>inbarc|uer, weder inschepen.
Remb*rqu«>r (se), zich weder insche-
pen, wedet aan boord gaan, zich
weder met iets inlaten.
Rembftrrtr, met kracht terugstootcn,
den mond snoeren.
Rcmhhi. ro. ophooging, v. aanvulling,
-ocr page 442-
REMP
Remoater (so), zich weder van het m
dige voorzien.
Remontrance, (. vertoog, o. verman\\u-\\
v. waarschuwing, v. raad, m.
Remontrer, vertoonen,nantoonen, voo
houden, voorstellen, vermanen, ft
spoor van wild aanwijzen.
Réinora, m. zuiger, m. himlerpaat.i
Ucmordie, terugbijten, knagen, wid>
aanvallen.
RemordSj m. wroeging, v. knaging, v.
Kemorquc, f. boegseeren, o. boegseo-
lijn, v. sleeptouw, o.
Remorquer, boegseeren, op sleeptouw
nemen, sleepen.
Rcinorqueiir, in. sleepboot, v. locoma-
Uemoudier, weder snuiten, (tief, v
Hemoudrt, op nieuw malen.
Itémoudre, weder slijpen.
Iténioiiiller, weder bevochtigen, het an-
ker op eene andere plaats laten vallen
Rci»oii\'.ide,f. hoefzalf, v. sterke saus,*
ileiiioulage, m. zemelen van de tweed\'
maling, v. me.
Rémonleur, m. se haren slijper, in.
ïlemous, m. doodwater, o. kielwato,
o. zog, o.
Remp&Hlage, m. h$rmatting, v. »«\'\'
stroo dekken, o.
Ilcmnailler, opnieuw matten, met strot
dekken.
RempüHcur, m. stoelemnatter, m
Remjiaqitenient, m. haringpakken, o
Reinpaqiietei-, weder inpakken.
Remparcment, in. bewalling, v. W"
schansing, v. wal, va.
Rertiparer, bewallen, omwdllen.
Rempftrer (se), zich op nieuw meeste\'
maken, zich verschansen
Rempart, m. wal, m. schans, v. voet-
muur, ra. bolwerk, o. schild, o.
Uem|tlacant, m. plaatsvervanger, »■
rempfacant, m.
l\\um\\ih\\cemenl,m. plaatsvervanging,
v
aflossing, v. geldbelegging, v. Wedsf
belegging, v. doortrekken, o.
Remplacer, plaats vervangen, p\\9&"
vervullen, aflossen, weder bele<i<l\'\'n
Kemplage, m. vulling, v. rt<i)tt>i<"""\'\'
v. opvulling, v. vutwijn. m- •**\'
Ü-\'n i h, vol, gevuld, isteeneu, m- \',ie
Renpll, m. opnaaisel. o. inslag, ni.
Remplir, vullen, vol maken, vervui-
len, opvullen, bezetten, aamulh1>h
REMIS
4:i-j
Remcrciiiont, m. dank, m dankbetui-
ging,
v. dankzegging, v.
Rémcré, m, naasting, v. wedert\'n-
Aoo^, ra.
Rcmesurer, ouerme/e»i, hermeten.
Remctleur, in. overmaker, ra.
Remellre, weder op de plaats leggen,
tveder op de plaats stellen, herstel-
ten, overgeven, toevertrouwen, kwijt-
schelden, overmaken, remitteeren,
tot bedaren brengen, opsteken, uit-
stellen, weer strijken
Romettre (se), zich weder zeilen, we-
der hekomen
, beda ren, u itrusten,
weder beginnen, zich weder begtven.
Itemcublor, op nieuw stoffeeren.
Rdinifie, f, slagpen, v.
Réminisccnce, f. vernieuwd» herinne-
ring,
v. flauwe herinnering, v.
Rémipèdc, riemvoetig.
Remis, weder op de plaats gesteld, ver-
geven, uitgesteld.
Remise, f. remise, v. overmaking, v.
afslag, m. kwijtschelding, v. rabat,
o. uitstel, o overgave, v. teruggave,
v. koetshuis, o. schuilplaats, v.
Rcmi.-e (voiture, f. de), huurkoets, v.
huurrijtuig, o.
Reiniser, in het koetshuis plaatsen.
Rennsse (sou, m.), (lauwe toon, m.
Zwak geluid, 0.
Rémissilile, vergeeflijk.
Rémission, f. vergiffenis, \\. vergeving,
v. kwijtschelding, v. genade, v. ver-
mindering,
t.
Rcmissicmiiaire, m. begenadigde, m.
Remmaillcr, steken opnemen, mazen,
stoppen.
RcimuaiJiolter, weder inbakeren.
Rcmtnanclier, een nieuwen steel aan-
maken, een nieuw hecht aanzetten
Remmener, wederbrengen, terugbren-
gen, terugvoeren.
Rcmolade.f.,/ioor»ia//\',v. sterkesaus,\\.
Remole, f. draaikolk,v. maalstroom,m.
Remolliatif, Réniolliürit, verzachtend.
Kemomlüi\'. de schering uitplukken, (o.
Remonte, f. remonte, v. rcmontepaard,
R \'monter, op nieuw opklimmen, we-
der rijzen, weder beStffgen. remon-
teeren, herstellen, verstellen, ver-
maken, opmaken, ineenzetten, op-
winden, weder opvaren,, zich uit-
strekken.
-ocr page 443-
HEMP
bekleeden, Waarnemen, volbrengen,
voldoen , beantwoorden , besteden,
dichten, verstellen.
Kemplir (se), zich vullen, vol worden.
Remj\'lissarje, m. vulling,?, opvulling,
v. vulsel, o. stophout, o. middel-
stem,
v.
Remplisseuse, i. kantenstopster, v.
Kemploi, m. wederbelegging, v.
Remployer, weder gebruiken, weder
aanstellen.
Kom pi urn er, van nieuwe pennen voor-
zien,
Kemplumer(se), nieuwe vieren krijgen,
er weer bovenop komen.
Rompocher, weder in den zak steken.
Rempoissonnemcnl, m. wederbepoting
met visch,
v.
Rempoissonner, weder met visch be-
poten.
Remporter, weder wegdragen, mede-
nemen, herhalen, behalen, verkrij-
gen.
Rempolaije, m. herpotting, v. verpot-
ting,
v.
Hem poter, herpotten, verpottm.
Remprisonner, weder opsluiten, weder
gevangen zetten.
Remprunter, weder leenen, weder ont-
leenen.
Kcmnagc, m- omschuddiny, v. omroe-
ren,
o. verschietiny. v
Remuanl, woelzir.k, woelig, onrustig.
1 temiit\'-iuru !■)\'\'. ui. verhuisboel, m.
verhuizing, v. verwarring, v. watt\'
orde,
v. wargeest, ra.
Hemuemciit, m. beweging, v. opschud-
ding,
v. vervoeren, o. wegnemen, o.
Hemucr, bewegen, roeren, verroeren,
verplaatsen, gaande maken, onrust
stoken, verscfioonen, omgraven, om-
spitten, keeren, zich bewegen, zich
verroeren, oproertg worden.
Hemuer (se), zich bewegen, zich ver-
roeren, pogingen doen, zijn best
doen.
Kemueur, m. koornverschieter, m.
Hemueuse, f. baker, v. oppastter, v
Hemiiijle, m. muffe reuk, m.
Remu\'gle (sentir Ie), muf rieken.
Rénunérateur, m. vergelder, ra. be-
looner,
in.
Rémunération, I. vergelding, v. beloo
iting,
v.
F.H.
HémmiLTdtuii\'e, tot vergelding strek-
kend beloonend.
Rémunérer, vergelden, beloonea.
Remuseler, weder muilbanden.
Renaeler, snuiven, grommen.
Heilager, nog eens zwemmen.
Renaissance, t. wedergeboorte, v. ver-
nieuwing. \\. herleving,
v.
Henattre , hergeboren worden, her-
leven, weder uitbotten.
Hénal, der nieren, nier ....
Renard, m. vos, m. houten hamer, m.
gat, o. opening,
v spleet, v. steek-
net,
o. uurbord, o. koppetkompas, o.
Heiiarde, f. wijfjesvos, v.
Renariié, verschaald, vervlogen.
Renardeau, m. vosje, o
Reitanlier, m. vossenjager, m.
HenarJière, f. vossenhol, o. vosienkutl,
. vossengat,
o,
Renasguer, snuiven, grommen.
Hencaisser, weder in de kist doen.
Renceinte, f. nieuwe omheining, v.
Rencliaifier, op nieuw ketenen.
Rencliéri, opgeslagen, duurder gewor-
den.
R^iichéri (faire Ie), zich pedant aan-
stellen.
Renchérir, opslaan, duurder maken,
duurder worden, hoog er bieden.
Rencbérissement. "■ opslag, m. prgs-
verhooginy,
v. hooger bod.o. opbod, o.
Rencloitrer, weder in een klooster
brengen.
Henclouer, weder spijkeren, weder ver-
nagelen.
Rendotter (se), weder een spijker in
den voet
/. ijgen.
Hencofiner, in een hoek dringen.
Rencontre, f. ontmoeting, v. botsing, v.
samenkomst, v. voorval, o, toeval, o.
gelegenheid,,\\. schermutseling
,». ge-
vecht,
o kwinkslag, m. geestigheid,!.
Rencontre (a la), te gemoet.
Rencontrer, ontmoeten, aantreffen, te-
genkomen, vinden, gissen, raden,
raken, treffen, op het spoor komen.
Rencontrer (se), elkander ontmoeten,
zich bevinden, overeenkomen.
Rencorser, een nieuw lijf aanzetten.
Hencourayei\', weder bemoedigen.
Rendaije, opbrengst, v. winst, v.
Renda\'iU. m. rekeningaflegger, in.
Rendsment, m. opbr ngst, ».
-ocr page 444-
REM
Reutormir, over pleister en, oplappen.
Renforniis, m. overpteistering, v. op-
lappen, o.
Rein\'ormoir, m. handschoenen rekker,m.
Reofort, m. versterking, v. hulp, v
onderstand, ra. ankervoering, v.
bodemstuk, o. buik, ra.
Reniort, m. (premier), bodemstuk, o.
Renfort, m. (sucond) tappenstuk, o.
middelstuk, o.
Rengagé, m. gtreengagevrde, ra.
Reiiyat)cment,m. reengagement,o.nieu-
we dienstneming,
v. nieuwe inwik-
keling,
v.
Rengager, weder inwikkelen, weder
verpanden, weder werven, weder
aanvangen.
Rengager (se), tich leëngagetren, we-
der dienst nemen, weder op ~>ch
nemen.
Rcngaine, f. weiger ing,v. herhaling,*/.
Kengainer, weder in descheede steken,
opsteken, inbonden, onderdrukken,
voor zich houden.
Rfnyeridrcr, op nieuw voortbrengen.
Rengorgeir.ont, m. opzetten van de
bont, 0. trotsclie houding,
v.
Rengonjer (sei, de borst opzetten,trot-
tchó houding aannemen.
134
iiExn
Rundotter, weder in schulden steken-
[\\eniietlcT{se),xveder in schulden raken.
Kendeni\'. m. teruggever, ra.
Rendez-vons, m. rendet-vous,o. bijeen-
komst,
v. vergaderplaats, v. alarm-
plaats,
v.
Rendormir, weder in slaap sussen.
Rendormir (se), weder inslapen.
Rcudoubler, inslaan, omslaan,opnaai -
sel maken, inleggen.
Rendre, wedergeven, teruggeien,over-
geven, afgeven, geven, aandoen, ma~
ken, uitdrukken, vertalen, uitspre-
leen, verspreiden, uitwasemen,weer-
kaattett, nederleggen, betuigen, be-
wijzen, opbrengen, greinen.
Renare (se), heengaan, zich begeven,
wijken, worden, zich maken.
Iteixlu,rTi. die zich overgegeven heeft,ta.
Ken d ui re, op nieuw bestrijken, op
nieuw insmeren, op nieuw bepleis\'
teren .
Rentinrcir, verharden, harden.
Ri\'iie, f. teugel, m. leireep.m leisel,o.
Renégat, m. renegaat, m. afvallige,m.
Renelger. weder sneeuwen.
Renette, f. veegmes, o. veegijzer, o.
Renetter, den hoef afsteken, wegvegen.
Renolloyer, weder schoon maken.
Ren fa I lage, m.herstellen van een dak,o.
RenfalÜr, een dak herstellen.
Ren ferme, m. opgeslotene, ra.>nufhcid,\\.
Renfermer, weder opsluiten, behelzen,
bevatten, insluiten, besluiten, in-
houden, beperken, ophouden.
Renfermer (se), tich opsluiten, zich be-
perken, tol tich inkeeren.
Renfiler, weder aanrijgen.
Renflammer, weder ontsteken,
Reuflaininer (se), weder ontvlammen.
Rendement, m. twelling,v.verdikking,
v. opstuwing, v. verhooging, v.
Renfler, wellen, optwüUen, rijzen.
RLinfoncemeiit, m. heiligheid, v. holte,
v, diepte, v. inzetten van den bo-
dem, o. inspringen der regels,
o.
Renr\'oncer, dieper inslaan, een bodem
maken, laten inspringen,
Renforeé, ttarts ■...
Renïjrcemenl, m. versterking, v.
Renforcer, versterken, vergrooten.
Renforcer (se), sterker worden, tich
versterken, zwaarder wordtin.
_enfora«r, uitrekken, rekken.
I
. halsspier,
engorgeur,
Rengouffrer (se), tich weder in de
draaikolk storten.
Rengourder lse),op nieuw stijf worden-
Renyraisscr, weder mesten, weder vet
worden, bijkomen.
Rengrégemcnt, m. vermeerdering, t.
verergering, v. toeneming,
v.
Rengréger, vermeerderen, verergeren.
Rengruncmeiit, herstempding, v.
Hen\'jréner, herstempeleu.
Renijrcner, den tremel weder vullen.
Renbardir, stouter maken, nieuwen
moed geven. (wen rr.oe.d krijgen.
Renharair (se), stouter worden, meii-
Roiiiaule. looehenbaar, ontkenbanr.
Renió, afvallig, verworpen.
Romeinen!, m. verloochening, v.
Renier, verloochenen, virzaken, loo-
chenen, ontkennen, afzweren.
Renieur, m. godverzaker, m. godloo-
chenaar,
m, godslasteraar, m.
Renifleinent, m. opsnuiving, v.
Renifler. opsnuiven, afkeer hebben van.
Reniflerie, t. opsnuiviny, v.
-ocr page 445-
RENV                       435
UeusemenctT, op nieuw zaaien.
Henlamer, op nieuw beginnen,hervat-
ten, weder aansnijden.
Rentassé, ineengedrongen.
Rentasser, weder ophoopcn, weder op
hoopen zetten.
Rente, f. rente.v. jaarlijks inkomen,a.
Rente, vait rente levend, gegoed.
Rente foncière, f. grondrente, v.
Renter, een jaarlijksch inkomen geven.
Renterrer, weder begraven.
Rente videre, I. lijfrente, v.
Rentier, m. rentenier, m.
Rentoilagc.m.i\'an nieuw linnen voor-
zien,
0. verdoekinn, v.
Rentoiler, van nieuw linnen voorsten,
verdoeken.
Renton, m. naad, m. voeg, v. vouw, t.
Rentonner, op nieuw tonntn.
Rentortiller, weder samenstrengelen.
RcntortilJcr (se), zich weder in elkaar
draaien.
Renlrainer, weder medcslepen, weder
wegslepen.
l\\en\\raire,sloppcn,aan elkander naaien.
Rentraiture, f. stopnaad, ra. stopsel, 0.
Kcntram (angle, in.), inspringende
hoek,
m.
Rentrayeur, m. stopper, m.
Rentree, f. wederintreding, v. herope-
ning,
v. binnenkomen, o. binnenha-
len, 0. terugkomst,
v. wederoptre-
dino, v. ingekochte kaarten,
v. me.
Rentrees, f. pi. drukvormen inkleu-
ren,
ra. me.
Rentrer, weder binnenbrengen, inkoo-
pen, weder inkomen,wcder binnen-
komen, weder binnengaan, inkomen,
wederkeeren
, inkeeren.
Renvahir, weder overvallen, weder in-
vallen, weder overweldigen.
Renvelopper, weder inwikkelcn,wedcr
inpakken.
Rerwfmtmer ,ver ergeren, verslimmeren.
RcnveT\\itnev<se\\,vcrergeren,erger wor-
den, ver slimmer en.
Rcnvurse(A Ia), achterover, op den rug.
Renversement, m. omverwerpt»?, v.
omwi rping, v. omkeering, r. wan-
orde,
v. verwoesting, v. vernieling,
v. overlading, v. kentering, y.
Ren verser, omverwerpen, omwerpen
omsmyten, omstootsn,\' verwoesten\'
verwarren, \'t onderste boven gooien-
rf;ni
fleur, m. die opsnuift, m. s«ut-
us, ra.
lorme, niervormig.
\'veler, op nieuw waterpassen,
m. rendier, o.
noircir, op nieuw zwart maken.
om, m. faam, v. roep. m. rö«m,m.
m, in. vermout ruVieia, v. eer, v.
*jiommi;, vermaarrf, beroemd, bc-
\\amd, berucht.
^tOinraèe,t.vermaardheid,v. beroemd-
^\'d,
v. befaamdheid,\\. beruchtheid,
faam,
v. gerucht, o. naam, ra.
aitncr, «07 mm noemefi, herbe-
emen, vermelden, vermaard
ma-
il, befaamd maken.
mirer (se), zich beroepen.
nee, f. verzaking, v. NtX fceften-
»», o.
Joncement, m. verza&m<7, y.looche-
Jing,
v. verloochening, v.
f f\'/.■■(■:■. ierzak .\'/!,>■ i-i7i,w/hm^i, /a(eM
trcn, afzien, afstand doen, niet
kunnen, renoncecren.
onciaüon.f. verzaking,v. afstand,ta.
loncule, f. ranonkel, t.
>ui\'e, (. duizendknoop,m. vaikens-
<ts,
o.
moment, m. w*deraanknooping,v.
\'\'nieuwing.v. hernieuwing,
v.
|ouer, weder aanknoopen, weder
toepen, weder binden, weder strik-
ten, hernieuwen, hervatten.
pouer (se), weder aangeknoopt wor-
•" weder hervat worden.
. sur, ra ledensetter, m.
wouveau, m. voorjaar, 0. lente, v.
^ouveler, vernieuwen, hernieuwen,
wfrisschen,weder ophalen,doen her-
weder aangaan, weder be-
ïnnen.
louveler (se), zich herhalen, zich
weder vertoonen, weder plaats heb-
fen, vernieuwd worden.
nonvellenient, m. vernieuwing, v.
urhtüing, v. hervatting, v. ver-
meerdering,
v. herleving, v.
Iiovaleur, m. vernieuwer, ra.
^lovütion, f. vernieuwing, y. her~
ieuwing,
t.
Insein.nement, ra. inlichting, v. be-
tricht, o. naricht, o. aanwyzing,
t
fcnseiqner, weder onderrichten, t\'n-
fliehtingen geven.
-ocr page 446-
s*.
REPE
Kepartajjer, weder vcrdeelen.
Rejiartie, i. antwoord, o. bescheiu
Repartir, antwoorden, bescheid gc\\
UK.W
omkccrcn, op de vlucht drijven, over-
laden, verbodemen,
Renverser (se), omvallen, achterover-
vallen, in wanorde rjeraken.
Renverseur, m. omverwerper, ra.
Renvi, m. hoor/ere inzet, m.
Renvider, opwinden.
Renvier, hooger inzetten.
Renvoi, m. terugzending, v. nieuwe
zending,
v. afdanking, v. afscheid,
o terugkaatsing,
t. verwijzing, v.
renvooi, o.
Renvoyer, terugzenden, op nieuw zen-
den, afdanken, wegzenden, verwij-
zen, op vrije voeten stellen, verwer-
pen, uitstellen, terugkaatser.
Reopiiter.op nieuw zij* oordeelzeggen.
Réordinaljon, f. wederinwijding, y.
nieuwe inwijding,
v.
Réordonnant, m. herwijder, m.
Réordonnor, herwijden.
Réorganisation, ï. reorganisatie, v.
nieuwe inrichting, \\.
Réorqaniser, reorganiseeren, op nieuw
inrichten.
R(Souvenure, f. heropening, v.
Repaire, m. leger, o hol, o. roof nest,
0. rooverhot,
o. lozing, v. drek, m.
Repaissir, weder dik maken, op nieuw
dik worden.
Repaitre.voemt, voeden, eten, weiden.
Repaitrir, herkneden.
Repaller, ijken.
Repamor, spoelen, doorhalen.
Répandre, storten, vergieten, uitgieten,
verspreiden, uitdeelen, uitstrooien.
Répandre (se), overloopen, zich ver-
spreiden, zich uiten.
Répindu, gestort, uitgegoten, verspreid,
bekend, ruchtbuar.
Réparable, herstelbaar, verbeterbaar.
Reparatie, m. tweede schering, v.
Reparaïlre, weder verschijnen.
Reparateur, m. hersteller, m. behou
der,
m.
Ri;pai.ilion. f. reparatie, v. herstelling
v. verttiteriny, v. vergoeding, v.
Réparer, op nieuw versieren.
Reparer, repareeren,herstellen, verbe-
teren, weder goedmaken, vergoeden,
inhalen, poli/sten, schoon maken.
Réparition,.f. wederverschyning, v.
Rcparler, weder spreken.
Reparoilre, weder verschijnen.
hernemen, weder vertrekken, we<
keeren.
liep i! ui\', verdeelen, uitdeelen.
Réparüteur, m. verdeeler, m. ui
Ier, in.
Répartition, f. verdeeling, v. ut\'
Ung, t. omslag, m.
f1
I*
P
Repas, m. maaltijd, m. maal, o. d
o. staltijd, in.
Repassagc, m. strijken, o. aanzetti
weder doorkomen, o. herhaalde
tocht, ra.
Repasse, t, met zemelen vermengd
o. tweede ouerhaling, v.
Repasser, weder overgaan, weder M è|
liygaan, weder doorkomen,
overtrekken, weder overvaren.
der overdenken, overzien, n
afrossen, aanzetten, strijken, op$
ken, opwarmen.
Repasseuse, f. strijkster, v.
Repaver, weder bestraten.
Repayer, weder betalen, nog e*»
talen.
Repëclier, M/erft\'»* uitvisschen ,wedei
RejKMijner, overkammen. («Mn\'1
Repeindre, overschilderen.
Repeint, m. overgeschilderde pla«\'
overschildering, v.
Repeler, nog eens afschrapen.
Rependrc, nog eens ophangen.
Kepeneer, herdenken, overdenken
Repentance. f. berouw, o. leedweu
boetvaardigheid, v.
Repetii&ul, boetvaardig,berouwhebtt
Repenties, f. pi. boef.usters, v.
boetvaardige zondaressen, v. »*
Repentir, m. berouw, o. leedwez\'
spijt, v. even zichtbaar spoor,
Repentir (se), berouwen, berouw
ben, spijt hebben.
Repépion, m. speldenmakersprie
R epercer, weder doorsteken,
doorboren, weder openwerken
Répercussif.m. terugdrijvend inifl1\'1\'1
Répercussion, f terugdrijving, v.tert
sluiting, v. weerkaatsing, v. ""\',
slag, m. het naarbinnenslaan
Répercuter, terugdrijven, naarbi>
drijven, terugslaan, terugkaat*
Reperdre, weder verliezen.
-ocr page 447-
RÉPR                      437
Repolïr, weder polijsten, weder glad-
mal en, beschaven.
Repolon, m. halve volte, ».
Repomper, weder pompen, weder uit-
pompen.
Repmidant, m. respondent, m. verde-
diger,
m. borg, m. borgtocht, m.mit-
diener,
m. koorknaap, m.
Rtïporulre, weder eieren leggen.
Rcpondro, antwoorden, beantwoorden,
herhalen, wederleggen, voldoen,over-
eenkomen, uitkomen, uitloopen, borg
blijven, instaan.
Répondu, beantwoord.
Repons, m. beurtzang, m. tegenzang,
m. responsorium, o.
Réponse, f. antwoord, o. bescheid, o.
beantwoording, T,
Report, m. overdracht,?, overdragenfl.
overbrengen,
o. transporteeren, o.
transport,
o. getransporteerde, o.
Reporter, terugdragen, wederhrengen,
overbrengtn, overdragen, transpor-
teeren, navertellen, verklikken.
Reporter (se), zich weder begeven.
Rppo», m. rust, v. stilte, v. gerustheid,
ï. vrede,
m. slaap, m. rustpunt, o.
rustplaats, v. stilstand,
m. trappor-
taai, o.
Repo*é<>, t. leger, o. rustplaats, t.
Roposer, nederleggen, laten rusten,ge-
ruststellen, rusten, rust nemen, sla-
pen, liggen, bezinken,helder worden.
Reposer <se), uitrusten, rust nemen,
braak liggen, zich verlaten.
Reposoir.m. rustaltaar,o. bezinkkuip,v.
Réposseder, weder bezitten.
Repons, m. steenqruismortel, i.
Répouser, hertrouwen.
Repoussant, terugstootend, afzichtelijk,
walglijk.
Repousscmcnt, in. terugstooten, o. te-
rugstooting,
v. terugdrijving, v. af-
slaan, 0. afwering,
v.
Repousser, terugstooten, terugdrijven,
terugslaan, afslaan, afweren, terug-
kaatsen, wederleggen beantwoorden,
betaald zetten, op nieuw uitbotten,
weder uitloopen.
Repoussoir, m. dryver, ra. drijfijzer,
0. drevel, m. worteltrekker, tri.
steenhouwersbytel, m. donkere voor-
grond,
ra.
Rcpr^honsihle, heriapelijk, laakbaar.
REPÊ
)ère, m. mer kteeken, o. kenmerk, o.
i >ertoire, m. tafel, v. register, o.
o yst,
t. bladwijzer, m. repertoire, o.
; peser, herwegen.
:
pétailler, dikwijls herhalen.
Bpétar, herhalen, herteggen, nog eens
toen, opzeggen, voorlezen, repetee-
"■ <-en, terugexschen, weder beginnen.
poiiteur, m. repetitor, m. repetiteur,
d m. herhale.r,
m.
i-pélition, t. herhaling, v.herzegging,
» t. repetitie, f. terugvordering, r.
epétrir, herkneden.
« cpeiiplement, m. wederbevolking, •*.
•i nieuwe bepoting,
t. nieuwe beplan-
ting, i.
»■ epeupler, weder bevolken, weder be-
planten.
Iepic, m. trek van 90 punten, m.
ppiler, overstampen.
eplquer, overstekken, op nieuw steken.
épit, im uitstel, 9. retpijt, i
eplacer, weder op zijne plaats zetten.
oplaider, weder bepleiten.
\'^planchöier, weder beplanken, we-
\'ter met planken bevloeren.
l^planir, fijnscha»en. (planting, v.
teplant&tion, f. verplanting, v. ovcr-
leplantcr, weder planten, overplanten,
vrrplanten.
teplittrage, m. averpleistering,*. dek-
mantel,
m schijnver zoening, t.
Ropliltrer, overp\'.eisteren, bewimpelen.
R^pl-\'t, dik, zwaarlijvig, gevuld.
flépliition, f. zwaarlijvigheid, w. vol-
hlopdigheid, ».
\'tepleiirer, weder weenen.
Repleovolr, weder regenen.
nepH, m. omslag, m. vouw, v. plooi,
v. verborgenheid, v, schuilhoek, m.
Kronkeling, v. repli, o.
Roplier, weder vouwen, opplooien, op-
vouwen, ineenkronkelen, ineenkrim-
pen, afbreken, terugtrekken.
Reptier (se), zich kronkelen, replieeren,
in zich keeren.
Réplique, f. wedcrantwoord, o. nadere
beantwoording,
v. tegenspraak, v.
repliek, t. herhaling der octaven, v.
rtépliquer, antwoorden, bescheid geven,
repliceeren, tegenspreken, hervatten.
iReplisser, weder vouwen, opplooien.
■Keplonrjer, weder indompelen, weder
f duiken.
-ocr page 448-
RÉPR
RÉPÜ
ifl
Répréhension, f. berisping, T.
Reprendre, hernemen, weder nemen,
terugnemen, hervatten, weder op-
vatten, antwoorden, berispen, be~
straffen, weder aantasten, weder op-
komen, weder wortel schieten.
Reprendre (se), zich herstellcnt sich
weder sluiten, heelen, zich bennnen
Repreneur, ra. vitter, ra. bediller, m
Représaille, I. weerwraak, v. weder-
vergelding,
t. schadeverhaal, o.
Représentant, m. vertegenwoordiger,
ra. plaatsvervanger, ra. afgevaar-
digde,
ui.
Représenlati1,vertegenwoordigend,ver-
beeldend, vertoonend.
Représcntation, (. vertegenwoordiging,
t. vertooning, ». voorstelling, v. af-
beelding,
?. eerbiedig vertoog, o-
Repréïenter. weder voorstellen, tooi
itelten, vertoogen, afbeelden, aan-
toonen, voorhouden, vertegenwoor-
digen, zijn stand ophouden.
Représenter (se), zich weder vertoonen,
zich verbeelden, vertoond worden.
Répressif, beteugelend, belettend,tegen-
houdend.
Répression, t. beteugeling, y. bedwin-
ging,
v. intooming, f.
Rcpréter, un><i«r fe ïeun oeven, op
nieuw leenen.
                           (digen.
Reprier, weder versoeken, weder noo-
Réprimable, te stuiten, te beteugelen,
bedwingbaar, laakbaar, berispelijk.
Réprimande, f. berisping, t. bestraf-
fing, i.
Réprimander, berispen, taken, gispen.
Réprimer, beteugelen, onderdrukken,
stuiten, bedwinjen, beteugelen.
Repris de justice, m. misdadiger, m.
Reprise, f. wederneming, v. wederin-
neming, r. herneming,
v. hervatting,
v. herstelling, v toenaaiing,v. maat,
v. keer, m. hernomen schip, o. re-
frein,
0. Wederopvoering, v partij,\\.
Repriser, herschatten, verstellen,
Itéprobateur, verwerpend, afkeurend.
Itépvobation, f. verwerping, v. afkeu-
ring,
v. verdoemenis, v. blaam, v.
Ueprochable, berispelijk, laakbaarder-
werpelj/k, wraakbaar.
Reprocbe, m. verwijt, o. bestraffing,
». smet, v, berisping, 1, afkeuring,
T. wraking, r.
Reprocher, verwaten, berispen, v
;■■■■;
werpen, wraken.
Reproducteur, wedervoortbrengend.
Renroductibilité, f. vatbaarheid om w )
der voortgebracht te worden, t. \'
ft
ReproduetibIe,vatbaar om weder voo
gebracht te worden.
Reprod netton, (. wedervoortbrengin
v. nieuwe voortplanting, v.
Reprodiictif, wedervoortbrengend.
Reproduire, weder voortbrengen.
.:■■■:.:■•■, tich weder vertoon?\'. »
iütfdt;r o^/tom«n, weder verschfner
Fteprömettro, weder beloven.
Réprouvé, verdoemd, verworpen
Réprouvé, m. verdoemeling, m.
worpeling, m,
Reprouver, weder bewezen.
ftéprouver, verdoemen, verwerpen,ff-
keuren, veroordcelen,
Reps, m. reps, x.\\.
Reptile, kruipend, kruip ....
Reptile. m. kruipend dier, 0.
Républicain, republikeinsch.
Républicjin, m. republikein, w.
Républicanisme, ra. republiekeinschgc-
zindheid, t.
Républicote, m. bewoner van een ge
meenebcst, m.
Répuhlique, f. republiek, v. gemeen*\'
best, o. staat, m.
ftépublique des lettres, f. geleekt
wereld, v.
Répuce, f. vogelstrik, m.
Ri\'pudiation, f. verstooting, v. afsta»-\'
■MN, o vandehandwijzing, v.
R.\'puilier, verstooten, verwerpent v«>]
de hand wijzen, afstand doen.
Répugnance, f. weertin, m. tegenzin
m. afkeer, m, walg, v.
Répuffnant, ituitend, tegenstrijdig.
Röpuyner, tegenstaan, tegen de bors\'-
stuiten, strijdig zijn.
Répnliuler, weder in menigte uitbot-
ten, zeer vermenigvuldigen.
Répulsif, terugdrgvend, terugstooten<<-
Répulsion, f. terugdrijving, v. terug-
stooting, v. teruystoot, 01.
Repurger, weder zuiveren, wederdoe»
pnrgeeren.
Réputalion, f. naam, m. goede naauu
ra, eer, 7. faam, v. roem, m.
Réputer, houden voor, aanzien voor,
achten, schatten, gelooven.
-ocr page 449-
REQU
lequnrt, m. zestiende, o.
tequérable, dat geëischt moet worden.
equérant, m. eischer, ra.
equérir, ei se hen, aanzoeken, verzoe-
ken, uitschrijven, vorderen.
\\e<{uèle, f. verzoek, o. bede, v. re-
guest, o. verzoekschrift, o. smeek\'
schrift, o. nieuw onderzoek, o.
njiiêler, weder opsporen
equfem (inesse, f. de), zielmis, v.
pquin, m. haal, m.
Rtquinquer (se), zich opdirken, zivh
mooi maken.
Requint, m. vijfde van een vijfde, o.
fïéqtiiper, weder uitrusten.
Keaaü, vereis-ht, verzoekt, noodzake-
lijk, hehoO\'lijk.
fteqiiisition, f. verzoek, o. aanzoek, o.
begeerte,
V. bede, v. eisch, ra. re-
guisitie,
v. lichting, ».
Kéquisitionnaire, m. jonge loteling, m.
K<lqui<;itoire, m. eisch, m. vordering,
v. requisitoir, o
Héfi\', schreeuwen
Hiïsacrcr, weder wijden.
Hesaigner, weder aderlaten, weder
Kesaisir, weder vatten.            (bloeden.
Resajsir (se), zich weder meester ma-
k nt weder bemachtigen.
fli\'siluer, weder groeten.
jjcsarcelée (croix, I.), gelijmd kruis,
He.-aucer, oversausen.                         (o.
R;scampir, overwitten.
liescif, m. rif, o. blinde klip, v.
ficscindant, m. middel tot tenietdoe\'
ning, o. vemictigingsaanzoek
, o.
Reacinaer, te niet doen, vernietigen.
RetcUiou, f. vernietiging, v.
Hescisoirc , m. grond tot tenietdoe-
ning, ra.
Ite>cous-e (4 la), help, ter hulp.
ilescription, f. schriftelijke aanwij-
ïftw, v tnaniaat, o.
Rescrit, m. schriftelijk antwoord, o
schriftelijk besluit, o. rescript, o.
Réseau, m. net, o. netje, 0 netwerk, o.
weefsel,
o. samcnvlechting, v.
Késéda, m. reseda, v,
lteseller, weder zadelen.
Rnsmeler, versolen.
Resem er. op nieuw zaaien.
Ré ervalion, f voorbehoud, o.
Réserve, (. vojrbehotid, o. uitzonde-
ring,
v. achterhoede, f, reserve, v.
HKSO
1 V.l
behoedzaamheid, v. omzichtigheid,*
Réserve (en), in voorraad, ter zijde.
Réserve, achterhoudend, behoedzaam,
omzichtig, zedig, bescheiden.
Réserve de (a la), uitgenomen,behalve.
Réserver, terughouden, achterhouden,
bewaren, sparen, ter tijde leggen.
Héserver (so. aan ttch houden, zich
voorbehouden, zich b-waren.
Réservoir, m. vergaarbak, m. vijver,
ra. waterbak, m. vischbak, m visch\'
kom,
v. kouder, m. blaas. Dl, re-
servoir, m.
Résidant, woonachtig, inwonend.
Résidence, (. verbljjf, o. woning, v.
woonplaats, v. residentschap, o re-
sidentie,
v. grondsop, o. heffe, v.
Resident, m resident, ra. agent, m.
Résider, wonen, zijn verblijf houden,
resideeren, berusten
Residu, ra. overblijfsel, o. overschot, o-
rest,
v. bezinksel, o.
Resiffler, weder uit/luiten, wtder flui-
ten.
Rüsiynant, m. afstanddoener, m.
Résignataire, m. ambtsaanvaarder, m.
Résignation, f. afstaan van een ambt,
o, afstand, m, ambtsnederlegging,v.
onderwerping, v. gelatenheid,
v.
Résigner, afstaan, neerleggen, over-
laten, overgeven.
Résigner (se), zich onderwerpen, zich
overgeven, zich schikken.
Résüiation, (. vernietiging, v. opheffing,
Résilier, vernietigen, te niet doen. (t.
Résille, f, haarnetje, o
Ré\'ine, t. haris v. en o.
Hésineux, harsachtig, harsrijk, hars....
Résinifère, harsdragend, harsopleve-
Résiniforme, harsvormig.            (rend.
Rcsipiscense, f. berouw, 0. bekeering,
v. boete, v. inkeer, ra.
Résistance, (. wederstand, m. tegen-
stand, m. duurzaamheid,
T.
Résister, wederstaan, wederstand bie-
den , zich verzetten, uithouden,
verduren.
Résoln, besloten, bepaald, vastgesteld,
vastberaden, onverschrokken, stout,
onbeschroomd, vrijpostig, resoluut.
Rés-ilu, m. vastberaden mensch, ra.
Réfolulile, oplosbaar.
Résolunapnt, rechtuit, ronduit, vol-
i trekt.
-ocr page 450-
RÉSÖ
hf;ss
Resiaigner, weder aderlaten, wede\\
i bloeden.
Ressaisir, Ressaisir (se), weder vat-
ten, weder hemaihtigen, zich weder
meester maken.
Ressaluer, weder groeten.
R«uassM*j overziften, nog eens nazien.
I!i>--?\'ii. m. vooruitstcking, *. vooruit-
springing,
v. rand, m. uitstek, o.
Kessau(er,H09 een» springen, vooruit-
springen, vooruitsteken,
Ressecher, weder drogen.
Rcsseller. weder zadelen.
Ressemblancc, f. gelijkenis,*, overeen-
komst, *.
Ressemblant, gelijkend.
Ressembler. geit/ken, overeenkomen.
Rcssembler (so), mrt elkander overeen-
komen, zich geluk blijven.
Ressetneler, verzolen,
Ressemer, op nieuw zaaien
Ressemi. sterk uitgedrukt, sprekend.
Ressentiment, m. gevoeligheid, v. g>■■
voel,
o. herinnering, v. wraaklust,
m. wraak, *. wrok, m.
Res\'entir, gevoelen, ondervinden, on-
dergaan.
Ressentir (se), gevoelig zijn, gevoelt\'",
sich herinneren, deelen in,wrokken.
nesserré, verstopt.
Ress^rrement.m. toesluit ing,*, samen-
drukking, *. heklemdhetd, *.
Res3errer, weder vastbinden, weder
samentrcken, toetrekken, aanhalen,
vernauwen, weder opsluiten, wede\'
insluiten, verkorten, inkorten, ver-
stoppen.
Resserrer(Bc), nauwer worden, inkrim-
pen, korter worden, zuinigerlev>">
zich verminderen, zich verstoppen
RessH, m. rif, o. blinde klip, t.
lt.---ni\'. m. veer *. springveer, *■
drijfveer, *. veerkracht, j. middel\'
o gehied.o. rechtsgebied o. ressorts-
Ressort a bfliiilin, m spiraalveer, *•
Ressort a cuillernn, m. laadstokveer,*-
Ressort de batteriö.m. yand\'kselveer.v-
Ressort il*1 l-oucle. m. bandveer, *■
Ressort de capucine, m. onderba»"\'
veer, *.
Res«ort de qachettc, m. stangveer, *■
Iu\'-bo t d\'embouchure, m. bovenhand\'
veer,
v.
Ressortir. weder uitgaan, uitkomt**
Réwllltif, oplossend, ontbindend.
Hésolutif, m. oplossend middel, o
Résolution, f oplossing, v. ontbinding,
v. ••erniiti<iin(f.
v. verbreking, *.
nesluit, o. resolutie,
t. voornemen,
o verklaring, v. vastberadenheid, v.
stoutmoedigheid, v.
Résoltiloire, i\'(?j-mV(i«;<>H(/, opheffend.
Ré\'sohant, ontbindend, oplossend.
Iié;olvan(, m. r./.(■.;.<(■„■/ .".("\'■iV;\', o.
Résonnance, f. weergalm, m. i7alm,m.
wtwrJttanA;, m. naklank, m. klank, m.
Rósonner, weergalmen, galmen, weer-
klinken, klinken.
Résorption, f. wederopslurping, r.
Résondre, oplossen, ontbinden, doen
overgaan
, ontknoopen , vernietigen,
opheffen, doen besluiten, besluiten,
bepalen, vaststellen.
Résondre («e), opgelost worden, zich
oplosmcn, overgaan, ontbonden wor-
den, besluiten, besluit nemen.
Résous, opgelost, ontbonden, overge-
gaan, veranderd.
Respect, m. eerbied, ro. aanzien, o.
ontzag
o. hoogachting,* betrekking,*.
Respect (sauf votre). met uw verlof.
Respectable, eer waardig,eerbiedwaar-
dig, achtenswaardig, achtbaar.
Respecler, eeren, eerbiedigen, hoog-
achten, ontzien, verschoanen, sparen.
Re-p.*cter (se), lich fatsoenlijk ge-
dragen.
Re-pectif, wedertijdsch. wederkeerig,
O\'iHerling, betrekkelijk, respectif.
Resppcliven.i^nt. vin weerszijde, ieder
in het bijzonder, reipectivelijk
Re^ppcttieiix, eerbiedig.
Respirable.tfof men kan inademen, (m.
Rpspiratetir.m luchtinademend toestel,
Respiration, f. ademhaling, t. ade-
ming,
v. inademen, o.
Re^i\'irer, inademen, adem scheppen,
ademhalen, ademen, leven,bijkomen.
snakken.
Re^plen\'ür, glinsteren, blinken, schit-
teren, flonkeren, stralen.
Flasppnsanililé.f, venmtwoord-Hjkheid.
v. aansprakelijkheid, v.
Resjwnsable, verantwoordelpk.
Responsif, een antwoord behelzend.
Ressac, m. branding, v. tegenzee, *.
Ressacrer.,\' weder inwyden , weder
huldigen.
-ocr page 451-
RESS
hehooren tot een rechtsgebied,ressor-
teeren.
Ressortissant, ressorteerende, behoo-
rende.
iRessouder, weder soldeeren.
(Ressource, f. toevlucht, v. uitweg, m.
hulpmiddel, O. hulpbron, v, kuip,f.
hoop,
v.
I Ressouvenance, t. herinnering, v. ge-
I dacktenis, v.
I Hessouvonir, m. herinnering, v. ge-
I dachtenis, f. nagevoel, o,
Hessourenir (se), ttch h -rinneren, ge-
I rffnfcgji, overdenken, heugen.
Ressuarie, m zwfefino:, v. smelting,^.
| si/ieiaüia, v.
Rcssver, weder tweeten, scheiden.
Ressui, m. droogplaats, ».
Ressuseiter, opwekken, doen opstaan,
doen herleven,van eene zware ziekte
herstellen, verrijzen, opstaan, herbo-
ren worden.
Ressuyer, weder afdrogen, drogen.
Restant, overig, achterstallig.
Restant, m. overschot,o. overblyfsel,o
restant, o. rest,
v.
Restaur, m. schadevergoeding, t, ver-
haal, o. vernietiging van eene polis
van assurantie,
».
Reslaurage, m. lakenstopptng, v.
Restaurant, krachtig, hartsterkend.
Restaurant,ro. hartsterking, ▼. restau-
ratie,
v. gaarkeuken, t.
Restaurateur, m. hersteller, m. verbe-
teraar, m. restaurateur,
m.
Restauration, f. herstelling, v. weder-
oprichting,
v. restauratie, *.
Restaurer, herstellen, weder opricht
ten versterken, verkwikken.
Resto, m. overschot, 0. overblijfsel, o
rest, ». overige, o. achterstallige, o.
Reste fan), WWrqWM, woorArt overige.
Roste (de), jneer rfon noodig is.
Reste (du), oven\'jtms, voor Aef ove-
nop.
Reste (<*tre en), nog schuldig blijven.
Refter, overblijven, overschieten, res-
teeren, blijven, vertoeven, zich be-
perken, niet verder gaan.
Restituahle, herstelbaar, wat terugge-
geven kan worden, wat teruggegeven
moet worden.
Roslituer, herstellen, teruggeven, ver-
goeden, verbeteren.
RETA                       W l
Restituteur, m. hersteller, ra. verbete-
raar,
m.
Restitution, f. herstelling, t. verbete-
ring,
v. teruggave, r. teruggeven,o.
teruggift,
t. vergoeding, v.
Restor, m. vergoeding, v. teruggave^.
Restorne, f. verkeerde boeking vaneen
post,
v.
Restorner, een post verkeerd boeken.
Restouble, f. stoppdgras, o.
Restreindre, beperken, bekrimpen, be-
palen, intrekken, inbinden.
Restriclif, beperkend, bepalend.
Restriction, t. beperking, t. bepaling,
f. voorbehoud, o. achterhouding, v.
Restrinyent, samentrekkend.
Restringent, m. samentrekkend mid-
del, o.
Resultante, f. samengestelde kracht, v.
Ré«ultat, m. uitkomst, v. gevolg, o.
slotsom,
t. resultaai, o.
Résulter, voortvloeien, voortkomen vol-
gen, ontstaan.
lïrMiii»;. m. hoofdinhoud, m. zakelijke
inhoud, m. kort begrip,
o.
Rósumer, in het kort he.rhalen.
Re^umer (se), kortelijk herhalen, de
bewijsgronden opsommen.
Résumpte, f. eindstelling, v.
Re\'sumpté, m. die zijne eindstelling
verdedigd heeft,
m.
Réstiniption, f. korte herhaling, v.
Résupiné, achterwaarts omgebogen.
Réstire, f. lokaas, o. sardijnennet, o.
Résurrection, f. verrijzing, t. verrij-
zenis,
». opstanding, v.
Retable, m. altaarblad, o.
Rétablir, herstellen, verbeteren.
Rétablir (se), herstellen, beter worden,
genezen.
Rétablissement, m. herstelling, v. ver-
betering,
t. genezing, r.
Ret-admirable, m. samenvlchting der
bloedvaten, v.
RetniMe, f. afsnijdsel, o. snippers, v.
knipsel, o. schitlen, v. me.
Retai!I?ment, m. hersnijding, v.
Retailler, kersttijden, op nieuw ver-
RetaMation, f. weerwraak, v. (snyden.
Retaper, herstellen, opmaken, opkam-
men, opknappen.
Retard, ra. vertraging. v. vertoeving,
v. uitstel, o. achterlijkheid, v. ach-
terblijven,
o. getempeerde buis, v.
-ocr page 452-
lts
RETO
iïetersage, m. wederbebouwing, v.
Ret«r*er, weder bebouwen.
Rétiaire, m. netvechter, m.
Réticonce, f. verzwijging, v achter-
houding,
v.
RtHiculaire, netvormig.
Reticule, m. netje, o.
Reticule, netvormig, ruitsgewijs.
Rétif, stug, koppig, onwillig, weder-
spanntg, steeg.
Rétif, m. wederspanneling, m. stijfkop,
Rétiforme, netvormig.                       (m.
Rétine. f. netvlies, o.
!\'. \'tn- ■ ! -, f. wijkschans, v. afsnijding,
v. terugtocht,
m. beste hamer, i.
Retiration, f. weerdruk, m. keerzij-
de,
».
Rétiré, eenzaam, afgezonderd, afge-
legen, ingetogen, stil.
Retirement, m. samentrekking, v. sa-
menkrimping,
v.
Retïrer, weder trekken, nog eenstrek-
ken, terugtrekken, intrekken, aftrek-
ken, onttrekken, afzetten, inhalen,
terughalen, terugschuiven, terugne-
men , krijgen, opnemen, naasten,
herbergen, weder drukken.
Relirev (se), vertrekken, terugtrekken,
heengaan, naar huis gaan, afloo-
pen, vallen, krimpen, inkrimpen.
Retirons, m. pi. kamwol, v.
Rftoiser, hermeten, overmelcn.
Retombée, t. eerste hoeht, f.
Retomber, weder vallen, terugvallen-
vallen, instorten.
Retondre, overschercn, nog eens sche-
ren.
Retorda;je, in. twijnen, o,
netordement, m. twijning, v.
Relordeur, w. twijner, ra.
Retordoir, in. twijnmolen, m.
Retordre , herdraaien, herwringen ,
twijnen.
Rétorqtier, iemands bewijsgronden te-
gen hem zelven keeren.
Retors, getwijnd, doortrapt, listig,loos,
doorsiepen.
Rétorsion, f. keeren v«tn iemands gron-
den tegen hem zelven, o.
Retorsoir, m twijnwiel. o. draairad.o.
Retorte, f. retort, v. distilleerkolf, v.
Relortiller , weder draaien , weder
kronkelen, weder vlechten, weder
wringen.
RETA
Retard (en), achterlijk, achter.
Rctardaiaire, m. achtergeblevene, in.
achterblijver, m. trage betaler, m.
Retardation, f. vertraging, v. verlen-
ging,
v. uitstel, o.
Retardatrjce (forcc, i\\), vertragende
kracht,
v.
Retardemeiit, m. vertraging, v. op-
schorting,
v.
Retarder, vertragen, uitstellen, ophou-
den , achteruitzetten , achtergaan.
Ie laat komen, te lang vertoeven,
verachter en.
Relater, op nieua) bevoelen, weder
betasten, weder proeven.
Retaxer, herschatten, herwaardeeren,
nieuwe schatting opleggen.
Releindre, weder verven, oververven.
Rétt>in<Ire, weder uitblusschen.
Rél\'.-indre (se), weder uitgaan.
Rélcndeur, m. lakenrekker, m.
Rétendoir, m. spantuig, 0-
lïetcndre, nog eens spannen.
Ri5tendre, nog eens uitspreiden, te dro-
gen hangen.
U.\'tenir, wederkrijgen, wederhebben,
achterhouden, terughouden, behou-
den, ophouden, aanhouden, afhou-
den, onthouden, inhouden, tegenhou-
den, verhinderen, beletten, bespre-
ken, huren, ontvangen,drachtig wor-
den.
Retenir (se), zich weerhouden, zich in-
houden, tich onthouden, zich voor-
behouden.
Rclnnter, weder beproeven.
Rétantitjerughoudend.stmentrekkend.
R^tention, f. voorbehouding, v. voor-
behoud, o. aanhouding,
v. opstop-
ping,
v. verstopping, v. terughou~
ding,
v.
RiHentiouiiaire , in. onwettige hou-
der,
ra.
Rülentir, weergalmen, weerklinken.
Rotontissenient, m. weeigalm,m. weer-
klank,
m.
detentum. m. voorbehoud, o. uitvlucht,
v. geheim artikel, o.
let. nu, besprok\'ti, besteld, ingetogen,
zedig, voorzichtig, bescheiden.
lctenue, 1. ingetogenheid, v. omzich-
tigheid,
v. zedigheid, v. korting, v.
inhouding, v. schoolbltjven, o.
li\'-l^pore, m. netkoranl, o.
-ocr page 453-
RBTO
Retouche, t. retoucheeren, 0. geretou-
cheerde plaats, r.
Retoucher, weder aanraken, retou-
cheeren, herzien, verbeteren.
Retour, m. terugkeering, v. terug-
komst,
v. wederkomst, t. verande-
ring, v. omkeer,
m. wisselvalligheid,
v. wederdienst, m. terwjfift,v.terug-
gave .
v. (öfU7Fimrfi«7, v. ftfrii\'/-
vracAf. v. /isf, v. wending, v. boent,
v. uitloopende hoek, m. uitstek, o.
Retour (Je), feruj.
Retour (étre en), op de terugreis $$*,
afnemen, aftakelen.
Retourne, f troefkaart. v.
Remurner, omkeenm, omdraaien, om-
spitten, doen veranderen, keeren,
doen terugkeeren, terugkeeren, te-
rugkomen, wederkeeren. weder be-
ginnen.
Retourner (se), zich omdraaien, zich
omkeercn, keeren
Retracer, weder schetsen, wederteeke-
nen, beschrijven, afschilderen.
Relracer (m), tich weder voor den geest
roepen, zich herinneren.
Rétractable, herroepelijk, herroepbaar.
Rétractation, f. herroeping, j. intrek-
king,
v.
Rétracter, herroepen, intrekken.
Rétracter (se), zijn woord weder in~
trekken, xijn woord herroepen.
R-:tractile, intrekkend.
R^lraction, (.samentrekking, ». krim-
ping, v.
Relraindre. uitslaan, uitdrijven,gedre-
ven werk maken.
Rclraire, naasten, benaderen.
Rittrait, m. naasting, v. benadering, v.
heimelijk gemak, o. krimping, ». in-
krimpen,
o.
Rülrait, nog e*ns gemolksn, ingestort,
geknot, ingekrompen, ingelost.
Retraite, f. terugtrekking, v, terug-
tocht,
v. aftocht, Dl. taptoe, v. een-
zaamheid,
v. stil leven, o. optrekje,
o. schuilplaats, i. toevluchtsoord,
o.
krimping, v. inkrimpingrv. verdun-
ning,
v. afscht\'idsfh-looiiing, v. pen-
sioen,
o. herwisset, ra. nis, v.
Retraite (en), op pensioen, gepension-
neerd.
Retraiter, op nieuw behandelen, af~
scheidéelooninggeven,pensioneeren.
RKTS
m
Retranchement, m. afkorting, r. af-
trekking,
v, afgeschoten kamertje, o.
verschansing,
v. borstwering, v.
Retrancher, afsnijden, afkorten, ver-
minderen, besnoeien, afschaffen, re-
trancheeren, verschansen.
Retravailler, overwerken, op nieuw
werken.
Rntrayant, m. die het recht van naas-
ting heeft,
m.
Rétrécir, vernauwen, versmallen, Ui-
leggen, beperken, bekrimpen, nau-
wer worden.
Rétrécir (se), tich vernauwen, nauwer
worden, inkrimpen.
Rétrécissement, m. vernauwing, v. in-
krimping, r. bekrompenheid,
t.
Rétreindre, hol uitslaan.
Retremper, weder indoopen, weder
hard maken, hard maken, verstalen.
Retresser, weder vlechten.
RiUribuer, beloon en, vergelden.
Rétribntion, f. vergelding, v. btloo-
ning,
t. betaling, i.
Retriller. weder roskammen.
Rétroactif. tetugw-irkend.
Kutroaqir, terugwerken.
Rétrocédnr, weder afstaan.
Rétrocession, f. wederafstand, m. te-
rugwijking,
v.
Rétrofjradation, f. terugwijking, v. te-
rugga.it, m. achteruitgang, na.
Retrograde, teruggaand, achterwaarts
gaand, terug
....
Rétrograder, teruggaan, achterwaarts
uaan.
Rótrosptïctif, terug ziende, terug.....
Retroussri, opgeslagen, opgebonden,
opg*wivt.
Retroussé (nei, m.), wipneus, m.
Retroussement, m. opschorting, v. op-
binding,
?. opstrooping, r.
Retrousser , opschorten , opstroopen,
opbind?n, opstrijken, opslaan.
Retrousser (se), <te rokken opnemen,
zich trousseeren. (slagen rand, m.
Retronssis, m. opslag, ra. kap, v. opge-
Rftrouver, wedervinden, herkennen.
Relrouvor (se), tich herkennen, tich
weder bevinden.
RiHroversion, f. terugkeering, v. te-
rugbuiging, v.
Rets, m. net, o. garen. o. valstrik, m.
plocgstaart, m.
-ocr page 454-
RM
Revendication, f. terugeisching, v. te-
rugvordering,
T.
Reverdiquer, terugeischen, terugvor-
deren.
Revendre , weder verkoopen, wys-
maken.
Revenir, wederkomen, terugkomen,
neerkomen, op terug komen, weder-
keeren, weder verschijnen, spoken,
weder aangroeien, kosten, beloopen,
opbreken, oprispeti, behagen, beval-
len, te binnen schieten, herstelten,
bedaren, van gevoelen veranderen,
voordeel hebbe-i, vernemen, hooren.
Revenoir, m. blauwtuig, o.
Revente, ./■ wederverkoop, m. tweede
hand,
v.
Reventer, weder wind doen vatten.
Reventicr, m. zoutverkooper, m. zout-
meter, m.
Revenu, m. inkomen, o. rente, r.
komst, v. nieuw gewei,
o. staart, m
Revenu», f. jong hout, o.
RiWer, droomin, peinzen, mijmeren
dutten, sterk verlangen.
Réverbération, f. weerschijn, m. terug-
kaatsing,
t. weerkaatsing, t.
Réverli^re, m. lichtspicgel, m. spiegel
lantaarn,
v. straatlantaarn, t.
Réverbère (feu, m. de), reflector, m
rondomgaande vlam, j.
Réverbérer, terugkaatsen ,terugstralen
Revercher, afwerken, gladmaken.
Reverdie, t. roering van het spring
tij,
».
Rcverdir, weder groen maken, weder
groen worden, verjongen.
Reverdissement, m. weder groen wor-
den, o.
Reverdoir, m. eironde kuip, t.
Révéremroent, eerbiedig, met eerbied.
Itévérence, f. eerbied, m. neiging, v.
buiging, v. groet, m. eerwaarde, ra.
Révéi-enciel, eerbiedig, met eerbied ge-
paard.
Reverencicux, eerbiedig, vol compli-
menten, met ontzag.
Reverend, eerwaardig, eerwaard.
R (Werend r\'ssi me , aller eerwaardigst ,
hoogeerwaardig.
Révérer, eeren, eerbied bewijzen,eer-
bied hebben.
Rf>verre, \'■ droomerij, r. mijmering, v.
diepe gedachte, v, droombeeld, o.
4M                   RfiTÖ
Réttidier, hcrbestudeeren.
Rétus, zeer stomp.
Réiuyer, opstoven.
Réunion, f. hereeniging, v. vereeni-
ging,
v. reunie, v. vergadering, v.
by eenkomst, v. verzoening, r.
Réunir, hereenigen, weder vereenigen,
samenvoegen, bijeenbrengen, verza-
melen, verzoenen.
Kénnir (se), zich •vcreenigen, bijeen-
komen.
Réussir, slagen, gelukken, tieren.
RéUMfte, f. gelukkige uitslag, m. wel\'
slagen,
o. afloop, m. gevolg, o.
Rcvalider, weder waarde geven.
Revaloir , weder vergelden, betaald
zetten.
Revanche, i. weerwraak, t. vergel-
ding,
». gelegenheid tot terugwin-
ning, v.
Revanche (en), daarentegen.
Kevanchcr, verdedigen, ondersteunen,
bijstaan.
Revancher (se), tich verdedigen, be-
taald zetten.
Rflvasser, woelen, onrustig slapen,
mijmeren.
R\'vasserie, t. droomertj, v. afgebroken
droom, m. mijmering, v.
Rdvt, ia. droom, ta.
lïevèche, f. fraai, v.
Rev<*che, wrang, tuur,stuursch,barsch.
Réveil, m. ontwaken, o. reveille, v.
wekker, m.
Réveille-matin, m. wekker, m. wek\'
uur, $. duivehmelk,
t.
Réveiller, wekken, wakker maken, op-
wkken, verlevendigen, porren.
Réveiller (set, ontwaken, wakker wor
den, weder vlug worden.
Réveilleur, ra. wekker, m. porder, m
Réveillon, m. kleine nachtmaaltijd, ai
levendige trek,
m.
Révélateur, m. ontdekker, m.
RévélftUon, f. openbaring, v. ontdek-
kinq,
t. ontsluiering, v.
Révéler, openbaren, ontdekken.
Revennnt, aanvallig, aangenaam, aan-
t ekkelijk.
Revenani, m. spook, o. spooksel, o.
Hevenaiit-bon, m. winst, v. profijt, o
buitenkansje,
o. saldo, o.
Rovemleur, m. opkoopêr, ra. uitdra-
-ocr page 455-
RKZ                        Üó
HévocaMe, herroepelijk.
Révocatif, wederroepend, herroepend,
intrekkend.
Kévocaüon, f. herroeping, v. weder•
roeping,
v. intrekking, v.
Ré.ocatoire, herroepend, intrekkend.
Revoici, hier weder.
Revoila, daar weder.
Retoir, wederzien, overzien, herzien.
Revoir, m. wederzien, o.
Revoir (au), tot weerziens.
Revoiturer, weder vervoeren.
Revoler, weder stelen, terugstelen, we-
der vliegen, terugvliegen.
Revolin, ra. valwind, m. stuitwind, m.
Revoltant, oproerig, beleedigend,aan-
slootelijk, ergerlijk.
Révolte, t. oproer, o. opstand, ra. mui-
terg,
v. tegenkanting, v.
Révolte, m. oproerlitig, m. opstande-
ling, m. muiter,
m, rebel, nj.
Révolte, oproerig, in opstand.
Ré voller, oproerig maken, doen op-
staan, opzetten, vertoornen, veront-
waardigen, ergeren.
Révolter (se), oproer maken, opstaan.
Itévolu, verloopen, geëindigd.
Révoluté, buitenwaarts opgerold.
Révoliitii, omkeerend, omwenlelend.
KévolnÜOH, f. omwenteling, v. loop, m.
omloop, m. omdraaiing, v.
Uévolutionnaire, omwenlelingsgezind,
revolutionair, woelziek.
RWoIutionnaire, m. omwentelingsge-
zinde, m. revolutionair,
tn.
Révolutionnairemeiit, op eene revolu-
tionaire wijze.
Révolulionner, eene omwenteling be-\'
werken, revolutie maken.
Revolver, ra. revolvert m.
Revomir, weder uitbraken.
Rijvoquer, herroepen, intrekken, op-\'\\
heffen, afschaffen, aftrtten.
Révoquer en doule, ui twyfel trek-
ken, betwijfelen.
Revoyayer, weder reizen.
Revue, f. overzicht, o onderzoek, o.
wapenschouwing, v. tijdschrift, o.
Revue (passer en), monsteren, inspec-
teer en.
Révulsi\', afleidend, afdrijvend.
Révulsif, m. afdrijvend middel, o.
Révulsion, f. afleiding, v.
Rez, dichtbij, naast, yelijk met.
REVfi
llevt\'itiir, op Hieuw vernissen, overvcr-
nissen.
Reverquier, m. verkeerspel, o. verkeer-
bord, o.
Kevers, m. opslag, m. keerzijde, v.
achterzijde, v. ruqtjjde, v buiten-
lijde,
v. spiegel, m. ongeluk, o- te-
Wevers
(a), van achteren. (genspoed,m.
Rever^al, reversaal, weder ....
i Reverseau, m. vloeiplnnkje, o.
Heversetnent, m. overlading, v, over-
brengen ,
o.
Reverser, overladen, overbrengen, we-
der ingieten, weder inschenken.
Reversi, m. reversi, o. verkeerspel, o.
Kcversiuilité, f. macht om terug te kee-
ren,
v.
Heversialejerugvallent^wederkeerlijk.
Reversion, f. teruyvalling, v. weder-
keering,
v. overgang, m.
Reversoir, m. verlaat, o.
Revcrstier, Reverlier, m. verkeerspel,
o. verkeerbord,
o.
Revestiaire, m. kleerkamer, v.
Reu\'-tement, ra. bekleeding, v. he-
schoeitng,
v. bemanteling, w.beniu-
ring,
v.
Revetir, Meeden, aankleeden, beklee-
den, bedekken,bemantelen,bemuren,
beplakken, aanplakken, voortien.
Révétir (se), zich kleeden, aannamen.
Révewr, f. droomer, m mijmeraar, m.
Rêveur, droomerig, droomend, mijme-
rend, afgetrokken.
Revider, weder ledigen, vergrooten.
Revient (prix, m.), inkoopsprijs, m.
l\'.eviguer, spoelen, uitspoelen.
Revirade, f. opbreken van een band, o.
Revirement , m. wending , v. over-
dracht,
v.
Revirer, een band opbreken, wenden,
omwenden, van partij veranderen.
Reviser, overzien, nazien, hertien.
Réviseur, m. overziener, m. opzichter,
m. revisor, m.
Réviiion, f. herziening, v. natiën, o.
ivi\'idV, v. nieuw onderzoek, o.
Revisiter, op meute bezoeken, op nieuw
onderzoeken.
Révivification, f. herstelling, v.
KiV.\'iviiii\'i\', doen herleven, verlevendi-
gen, weder levendig maken.
Revivre, herleven, bijkomen, weder op ■
ko-nen, weder
in zwi >g komen.
-ocr page 456-
-ÏKi                         HEZ
Kez-de-cbaussée, in. ondcste verdie-
ping,
v. verdieping gelijkvloers, V.
Rez-pied, gelijkvloers, geltjkgronds.
Rcz-terre, met den grond gelijk.
Rhabillagu, m. verstellen, o. vermaken,
0. herstelling, v,
RhabjMer, weder aankleeden, verstel\'
len, lappen, herstellen, vermaken,
weder zetten.
R ha bil leur, m. ledenzetter, m.
Rliéleur, m. redenaar, in. redekundi-
ge,
m. rhetor, ra. grootspreker, m,
Rliétoricien, m. rhetoricus, m. rede-
kundige,
ra. rederijker, m. leerling
in de rhetorica, m.
RliPlorjque, f. reieneerkunde, y. rhe-
torica,
v, welsprekendheid, v. ver-
liundeling over de redeneerkunde,\\.
Rhingravd, m. rijngraaf, m. ouder-
wetscfte wijde broek,
v.
Ultinocéros, in. rhinoceros, m. neus-
hoorn, m.
Rhiza<jre, m. worteltang, v.
Kinzode, wortelachtig.
Rliizonliage, wortcl.tend.
liiimin-\'. v. rozensteen, m.
Rlioiiium, m. rhodium, o.
Rliodoiiendion, m. rhododendron, m.
Riiodomel, m. rozenhoning, m.
Rliogmé, f. schedelspleet, v.
■..\'..:.-. in. schuinsch vierkant, o
ruit, v. rhombus,
m. tarbot, v.
Rhoraboïdai , ruitvormig , rhomboï-
daal.
Rliomboïde, m. rhomboidc, v.
Rliul.arbe, f. rabarber, 1,
Rlium, m. rum, v.
Rhuroalique,Rliumatismal,i\'/\'eui>t<ïticft
Rliiiinatismo, m. rheumatiek, v. rheu-
matisme, o.
"*\'.....ibs, rn kompasstreek, v.
-ft iheid, v.
chtmaat, v. klankmaat
,hm*i, O.
.l.j trniqiie, rhgthmisch.
liant, lachend, vroolijk, behagelijk.
vriendelijk, bevallig.
liimc belle, f. lange rij, v. lange
reeks, v, litanie, v. sleep, m.boel,va
liba \'d, m. soldaat der lijfwacht, m
ontuchtig tnentch, ra. hoercnjager, m
ibaud, " •ii""\'., ontuchtig, vuil.
ibaudei\'i>\\ f. ontucht, v.
onkuitchheid, v. vuilbrkkcrij, v.
Hiliaudoquin, m. kruishooy, m.
Ribandure, f. misvouw, v. valsche
plooi,
v.
Ribe, f. heniiepbraak, v. vlasbrcker,m.
Riblelte, t. gebraden sneedje vleesch,
o. spekstruif, v.
Ribleur, m. nachtlooper, m. tnarau- Ifl
deur, m.
RibloiiSj m pi.afval, m.s«ipper*,v.mc.
Ribord, m. bitilenhuid, v.                        \\
Riborda<)e, m. stouten, o. schade door
het stooten veroorzaakt,
v.
Ribot, m. kampote, m. karnstok, m.
Ribütage, m. kreu\'ieling, v. s/empc-
ry". v.
RiïjOtG, f. sftfmpury, v. Uchtmissery,\\.
Ribotc (faire), Ribnter, slempen, zwie-
ren, sjouwen, lichtmissen.
Riboiour, m. lichtmis, m. iwierbol,
m. sjouwer, :ti. .s./ik.\'/\')-, m.
Ricnnement, m. gegrijns. o. hatelijke
lach, m. schampere Inch, m.
Ricaner, hatelijk lachen, sc/mmptrr
lachen, grijnzen, grimlachen.
Ricanerie, f hatelijk tachen,o. scham-
per gelach, o. spotlach,
m.
Ricaneur, m spotter, m. grijnzer, m.
hatelijk mens\'h, m
Rio-a iic, op WH pnft, »ii>f zoo.
Iticliard, m. rijkaard, ra.
Richarde, i. ryftn uw, v.
Riclie, rijk, vermogend, overvloedig,
vruchtbaar, prachtig,koitoaar,dubbel-
Riche, m. rijk man, m lo3, m.
Riclierai\'ni\', ryft, rijkelijk, prachtig,
overvloedig, huitenmaten.
Richessc, I. rijkdom, m. rijkelijkheid,
v. overvloed, ra. kostbaarheid, v,
Ricin, m. ricinus, m. icoiJdt\'röoo\'Ji, "\'■
Ricocher, ricochetteeren, keilen.
Ricochet, m ricochet,m. ricochetschot,
o. keilen,
o. sprong, m.
Ricochet tendti, m. rotschot, o.
Ricoclion, m. leerjongen bijde munt, m.
Ride, I. rimpel, m. pons, v. kreuk,*.
talierecp, a\\.
Ridcau, m. gordijn,\\. en o. dekmantel,
m. kleine hoogte, v.
Ridées, f. pi. hertenmest, m.
Ridclle, i. wa,ve»/a<((/er, v. ladder-
werk, o.
Rider, rimpelen, fronsen, aanhalen.
Rider (se), rimpelen, rimpels krjjgen.
Ridicule, belachelijk, bespottelijk
-ocr page 457-
lil VA                      447
Hipaiileur, m. imulter, m. brasser, ra.
Ripe, f. krasser, m. krabber, m.
Riper, afkiassen, afkrabben, afstroo-
pen, slieren.
Ripopét-, f. spoclwijn, m. mengel-
moes,
o.
Riposte, t. wederstoot, m. terugstoot,
ra. snedig antwoord, o.
Riposter, tvederstooten , riposteeren,
snedig antwoorden, snel antwoorden.
Rire, lachen, schertsen, boerten, spot-
ten, toelachen, behagen.
Rire (se), uitlachen, spotten,
Rire, m. lach, ra. gelach, o. lachen,o.
zwezerik,
ra. rif, o. reef, •.
Ris, ra. lach, m. gelach,o.
Rijban, Ut. rijsbank, v.
Ri*berme? f. ry^tJini, o. rijswerk, o.
Risdale, !, rijksdaalder, m.
Ri-ée, f. j/roof gelach, o. bespotting,*.
Riser, reven.             (spot, ui. zeng, v.
Risiliifiiè\' f laehvermo\'jen, o.
RJsible, belachelijk, bespottelijk, lach-
wekkend.
Risijiialile, gewaagd, gevaarlijk,hache-
lijk, te wagen,
Risque, ra. gevaar, o. kans, v.
Risquu (a tout) op goed geluk.
Risquor, wagen, op het spel zetten,
in gevaar stellen, gevaar loopen.
Rïsse, f. bootskrahber, m.
Rissor. vastzetten, sjorren.
Rissole, (. vlees\'hpastei, v.
i.i •".■\'■ gebraden, bruin, verbrand.
Rissoler, bruin bakken, braden, bruin
worden.
Rtssoltr (se), bruin worden.
Rissolette, t. vlecschpasteitje,o.vleesch-
broodje,
o.
lïi-Hin. m. dreg, v. dregge, v. dreg-
anker,
o.
Ristorue, f. vernietig""} .              »
van assurantie, T.
Rit, in. Rite, f. kerkgebruikjs.* >.
m. rituaal, 0. plechtigheid, v.
Ritoimielle, f. ritournelle, v. refrain,
o. altyd hetzelfde deuntje, o.
Ritualistc, ra. ritudlist, m.
Ritucl. m. kerkboek, o. rituaal, o.
\\\'i\\\\:i\'i>\\ m. oever, m. kunst,*.strand,o.
Hi-,il. in. mededinger, m. medemin-
naar, m.
Rival, mededingend, wedijverend.
Rfvalner, mededingen, wedijveren
KIM
idicule, m. Mathetijkkeid, v. bela-
chelijke, o. werkzak, ut. breizak,
ra.
tidiculïser, bclachelyk maken, in een
belachelijk daglicht stellen.
UdicuJité, f. belachelijkheid,*,belache-
lijke,
o
lièble, f klaverkruid, o
tien, m. niets, o. Hief, o. nietigheid,
v. kleinigheid, v. beuzeling, *
iels, o
Kieur, m. lacher, m. spotter, m.
EUflard, m. lange wol, v. tandbeitel,
m. voorlooper, ra. ro/felschaaf, *
familiedak,
o.
Kffler, vijlen, raspen, vreten, slokken.
Killet a baguette, m. laadstokrasp, v.
Hiflotr, m. raspvijl, *. rasp, *,
Rigide, streng, straf, hard, stijf,strak.
Hijiidité, f. gestrengheid,* strengheid,
v. strakheid, v.
Kigole, f. greppel, v. riool, o. jie(-
\'/OOI, V.
Rigoler, greppels maken.
Rigorisme, ra. gestrenge zedenleer, v.
Rigoriste, m. strenge zedenmee$ter,m.
Rigoureux, gestreng, streng, straf,
hard, onbetwistbaar,
Rigneqr, f. gestrengheid, v. strengheid,
v. strafheid, v. gmtrheid, v. onver\'
biddetijkheid, v. stiptheid, v.
Rigueur (a \\a),stipteltjk. gestreng, let\'
terlijk, naar de letter.
Rigueur (de), nojdz-tkclijk, vcreischt.
jijmaillp, l\'. rijmelarij, *.
Kimailler, rijmelen.
Rlmaillenr. m. rijmelaar, m.
ftime, f. rijm, o. verzen, o. me.
Himer, doen rijmen, in rijm brengen,
rijmeii, verzen waken.
Kimeur, ra. rijmer, ra. verzenmaker,
ra. rijmelaar, m.
uincé, nat, bevochtigd, afgestraft, af-
gerost.
Rinceau, m. lofwerk, o.
\'JJincée, t. afrossing, *. pak ransel, o
iltincer. spoelen, afspoelen, afrossen,
doorhalen.
Rincoir, m spoelbak, m.
Rineure, f. spoelwater, o. spoeling, v.
Rintjard, m. roerspade, v,
iRingeot, tn. voorstevenknie, v, kin, v.
iRioter, glimlachen, meesmuilen.
Rioteur, m. glimlacher, n.
Rij\'aille (faire), smullen, brassen.
-ocr page 458-
448
KI VA
liÜlÜ
Hoche-i-ieu, t. bonunenbrandi
Roclier, m. rots, v. rotssteen, m. roti
werk, o. rotsbeen, o. schuim, o.
Rocher, schuimen.
Rocber sous eau, m. blinde klip, v
Rochel, ra. koorhemd, o. roket,
dikke spoel, v. sluitrad, o.
Roebelle, f. brandpijl, m.
Roebelle a obus, f. granaatpijl, v.
Rochelte a miiraille, t. kartetspijl, \'■■
Rivaliié, J. mededinging, v. nuyver,
ra. wedstrijd, m.
Uive, f. oever, m. wal m. kust, v.
strand, o. zoom, m.
Rtver, omklinken, vastklinken, nieten.
Rkerain, m. oeverbewoner, m.strand-
bewoner, m,
Riveraio, strandbe wonend, van het
strand, langs het strand.
River Ie clou, den spijker op den kop
slaan.
Rivet, m. klinknagel, m. niet, v. bin-
nennaad,
m. rand, m.
Rivière, l. rivier, v. stroom, m. dia-
manten halssieraad,
o.
Riviéreux (oiscau, in.), riviervogel, m.
Rivoir, m. klinkhamer, m.
Rivulaire, in beken groeiend, in be-
ken levend.
Rivure, (. klinknageltje, o.
Rixdale, f. rijksdaalder, m.
Rixe, f. twist, m. strijd, m. yeschil,o.
Riz, m. rijst, v.
Rize, m. beurs van 15000 dukaten, v.
Rizière, f. rijstveld, o. rijstakker, m.
Roable, in. vuurbaak, m.
Rob, m. door verkokiny verdund sap,o.
Robe, i. rok, m tabbaard, m. tabberd,
m. toya,
v, japon, v. kleed, o. om-
kleedsel, 0. schil,
v. bast, ra. Auïd,
v. kleur der huid, v. haar, o.
rechtsgeleerde stand, ut. geestelijke
stand,
m.
Robe de chambre, f. kamerjapon, v.
morgengewaad, o. chambercloak, m.
Robelage, m. af schrapping, v. pellen,
o. örtfioJj/era», o.
Rober, Aef An^r afschrappen, schillen.
Roberie, f. kleedkamer, v.
Robert, f. zure uiensaus, v.
Robin, m. boerenbedrieger,m. schalk.m.
Robinet, iri. kraan, v.
Roboratif, versterkend.
Robuste, sterk, gespierd, kloek.
Roe, m. rots, \\. klip, ?. kasteel, o.
Rocailleur, m. grotwerker, m. schulp-
werker, m.
Rocailleux, rotsachtig, steenachtig, on-
effen, hobbelig, hard.
Rocambole, f. Spaansch knoflook, o.
iets scherps, o. pit, i.
Rocanün, m. potpourri, ra. gryikop,m.
Roche, i. klip, v. steenrots, v. steen,
m. stempel, m.
Rococo, m. rococo, m
Rode, l. steven, m. slijpmolen, m
Roder, rondsluipen, rondzwerven, o<«
zwerven, gieren voor anker.
Roder, slijpen, snijden.
Rodel, m. watermolenrad, 0.
Ródeur, ra. zwerver, m. rondtwerve-
m. landloopsr, m. schroef mij ij: er,o
Rodoir, m. looikuip, v.
Rodomonl, m. pocher, m. poehhan
zwetser, m. bluffer, m.
Rodumontade, f. zwetserij, v. bluf,^
Royations, f. pi. kruisdagen, m. nie
Roi|aliuns (semaine, f. des), kruiiwet*
Rogatohe, verzoekend.
Royalon, r\'. bedelbrief, m. prul, ..
v. overgeschoten et en,o opgewarM**
kost, m.
Koyer-boütewiis , ra. zieltje zondt
zorg, o.
Rnijne, [. verouderde schurft, v
hout mos, o.
I!n jiiumrtu. ra. besnoeiing, v.
Roguu-pied, m. veegmes, o. steekind
o. houwkling, m
Ro!|ner, snoeien, afscheiden, schille
kortwieken, knippen, fnuiken.
Ronneur, m. geldsnoeier, m.
RognL\'nx, sehur f tachtig, schurftiy-
Roynoir, m. afsnijmes, o. snijbank, *
snoeiplaat, v.
Rognon, m. nier, v. teelbal,m.klomp^
Rognonner, knorren, mompelen, oruff»1
men.                                         (m. me
Roguure, (. $nippers,m.me. spaanders
Ro;|omme, m. sterke drank, m. box
reltje, o.
Ho<|omme (voix, I.), grogstcm, v.
Royue, aanmatigend, trotsch, hooy
moedig, pedant.
Rogues, f. pL kabeljauwikuit, v
Roi, ni. koning, m. hoofd, o. heer, M
Roide, stijf, gespannen, strak, sterM
stijl, onbuigzaam, stram, snel.
;
-ocr page 459-
KUUU                        448
lumci.\', 1. braamstruik, ui. braam, v,
Ronceraie, I. braambosch, o.
Ronces, I. pi. moeielijkhedea, v. me.
Rund, rond, afgerond, rondborstig,
oprecht, vol.
Rond, ui. rond, o. kring, m.
Roüdaclie, f. rondas, v.
Rondavher, ra. rondasdrager, m.
Ronde, f. ronde, v. rondgezaug, o. ta-
fellied,
o. rond schi ift, o. heele mu-
zieknoot,
v.
Ronde (a la), in het rond, rondom,
rond.
Ronde.ui, ra. rondeel, o. bakkersschie-
ter,
m. rondt; plank, v. astragaal, v.
Rondelet, rondachtig, mollig.
Rondelet, m. ronde stok, m.
Rondelle, f. kleine rondas, v. rondeel,
o. ronde beitel,
u. moerplaat,v. beu-
gel,
m. schijf, v. mansoor, o.
Rondelles, f. pi kleine kaardendis-
tels,
v. me.
Rondellier, ra. rondasdrager, m.
Itondemcnt, effen, gelijk, rond,ronduit.
Rundeur, f. rondheid, v. rondte, v.
Rondin, m. talhout, O. ronde knup-
pel,
m.
Rondiner, afross. n, af kloppen.
Rondir, ronden.
Rundon (en), onstuimig, met drift.
Rorid-point, m. rond pUin, o. sterrc-
bosch, o. halfrond,
0.
RonBant, snorkend, biommend,schoo\'i-
klinkend, opgeblazen.
Rondrent, m. gesnork,o. snorken, o.
ronken,
o.
Ronder, snorken, ronken, bulderen
Ronflcui-, m. snorker, m. ronker, m.
brommer, m.
Ronge, m. geknaag, o. herkauwen, o.
Ronge (laire Ie), herkauwen.
Ronger, knagen, knabbelen, kauwen,
afeten, afbijten, kwellen, verteren.
Rangeur, knagend, knaag ....
Komjeur, ra. knaagdier, 0.
Roqueloii, tn schapcnkaas van Ho-fue-
fort,
v.
Roquelaure, (. reismantel, in. regen-
mantel,
m.
                               (gek, m.
Roquenlin, ra. oude sufferd, m. oud-
Roquer, den koning door een kasteel
dekken, rokken.
Roquet, ID. keffertje. O. kort-- mantel,
| m. mal ventje, o. Mo*je, o.
ROfU
luide inorl, morsdood.
loitleur, f. spanning,**.stijfheid,?.snel-
heid,
v. stramheid, t. steilte, v. stijf-
hoofdigheid, v.
toidillon, m. bergje,o.
loidir, stijf maken, spannen, ver-
stijven, stram maken, uitstrekken.
luiair (se), verstijven, stijf worden,
zich tegen inzetten.
luis (jour, m, dos), driekoningen, m.
loitelet, m. u/interkoninkje, o. ko-
ninkje, o.
1\'de, m. rol, v. lest, v. register, o.
twee tijden schrift, r. personage, O.
tóle (4 tour de), ieder op zijne beurt,
l"le d\'abordage, m. enterrol, v.
lAto de 1\'éut major, f. bovenrol, v.
tule dö plat, f. baksrol, v.
luie \'i i\'ijuj|i i.|,:, |, monsterrol, v.
tóloi", lasten muil\' ii. inschrijven
t \'iet, nj. rolletje, o. lijstje, o.
l\'i|i.-uf, m. t,ih.,f,>r,j!lcr, ra.
tomain, m. /ïomem,m. M)»i6inl8ffeT,v.
lumain, Romeinsch, /(oomsc/i.
lomaine, i". Ilomeinsche vrouw,v.weeg-
haak,
in. ««ster, v. g*-oo(e latuw, v.
toman, m. roman, m. verdicht ver-
toman, /iowiaanscA.                  (A<W, O.
toraance, f. romance, v,
iomancier, m. rom««*cftryver, m.
•(.manesiiue, romanc.-k, avontuurlijk.
\'i.jiantiqiie, romantisch, romantiek-
I manti\'[".e, m. romantische, o.
bmantisDie, ra. romantisme, o. ro-
■nantische styt,
m.
\'\'Oiiiarin, m. rozemarijn, m. ros-na-
% \'\'V\'1, *■
"Jinbalière, f. buitenbekleedsel, o.
lomesOQt, m. St. I\'ieterspenning. m.
ioxinanrobis , m. trotsch beleefd
mensen, m.
mijemeiit de téle, m. hoofdbreking,v.
ompre, («rekt;», verbreken, afbreken,
■■adbraken, scheuren, afrivhten,over-
\'reden, doen uiteengaan,vernietigen,
la wade vrienden worden.
ompre (se), breken, zich afmatten,
ticlt gewennen.
ompre (è tout), onstuimig, met drift.
ompu, gebroken, gescheurd, gerad-
braakt, afgemat, op, bedreven, afge-
richt, gedresseerd.
0Dlput(a b&lons),met horten en itooten.
OTipnro, f. afscheiding, i breuk, v.
F.-H.
-ocr page 460-
ROQU
uouc
Rossiuante, f. rossinant, m. knot, i
Roster, woeling leggen.
Rostrale, van den voorsteven, m
een voorsteven versierd, scheeps.
Rostre, m. bek, m.
Rostres, m. pi. spreekgestoelte, o.
Rosture, f. ivoeling, v. sjorring, v.
Rol, m. oprisping, v. boer, ra.
Rot, m. gebraad, o.
Rotacé, radvormig.
Rotacisme, in. brouwen, o. lispen,
Rotang, m. rottingriet, o.
Rotaleur, m. draaispier, v.
Rolation, i. omdraa(ing, v. rotatie,
Rote, f. rota, \\.
ltoter, omwoelen, oprispen, boeren
laten, boeren.
Roti, m. gebraden vleesch, o.
Rötie, f. geroosterd brood. o. snee
brood met confituren,?, verhooging,v.
Rotin, m. rotlingriet, o.
Rótir, braden, roosten, roosteren, ver\'
zengen, branden, verbranden, ver-
brand worden.
Rótir (se), braden.
Rotisserie, f. gaarkeuken, v.
Rötisseur, m. gaarkok, m.
Rotissoire, f. braadoven, m. braad-
pan, v.
Rotonde, f. rond gebouw, o. rotonde,
v. ronde kraag, m. bak, m.
Rotondité, (. rondheid, v. rondte, v.
ronding, v.
Roiule, f. knieschijf, v. wade, v.
Roture, f. burgerstand, m. burgerlijk
heid, v.
Roturier, m. burgerman, m.
Rottirière, f. burgervrouw, v.
Rotnrier, burgerlijk, onadellijk.
Roua<je, ra. raderwerk,o. inrichting,?.
Roua», m. roodschhnmel, m.
Rotian vinoux, m. wjjnschimmel, v.
Rouannu, f. merkijzer, o. drtlijzer,o.
Rouanner, merken, ritsen.
Rouannette, f. merkijzer, o. rits-
ijzer, o.
Rotiant, pronkend, met uitgespreiden
Rouble, m. roebel, m.
                (staart.
Rouclio, f. romp, m.
Roucou, ui. odean, o.
Roucouor, met orlean verven.
Roucoulement, m. gekir, o. kirren, o.
Roucouler, kirren, koeren.
Roucouycr, m. orleanboom, m.
■ir.ii
Itoquctin, m Jttosji!, o.
lto«,uette, I. klos, m. rakcttenkruid,o.
Rocaille, f. half pintje, o.
Roquillvs, f. pi. ingelegde oranjescliil-
len.
v. inc.
Rorifèie, dauwdragend, water ....
Itos, m. weverskam, m.
Rosacc, f. roosvormig sieraad,o.roos,v.
Kosacó, roosvormig.
Rosacée, f. planten met roosvormige
bloemen,
v, me.
Rosaire, m. rozenkrans, m.
Rosat, van rozen, rozen ....
Rosbif , m. roastbeef, o. gebraden
rundvleescb,
o.
Rosé, m. rozenkleur, v. rozerood, o.
Rosé, f. roos, v. rond venster, o.
Rosé, rozerood, rooskleurig.
Rosé, bleekrood.
Roscati, m. riet, o.
Rose-croix, ra. rozekruher, m. kwak-
zalver, m.
Rosé du compas, f. kompasroos, v.
Rosée, f. dauw, ra.
Roselé, roosvormig.
Roselet, m. geel hermelijn, o.
Roselière, f. rietveld, o rietbosch, o.
Roselle, f. roodvleugeltje, o.
Roser, donkerder rood verven.
Roscraic, f. rozengaard, m. rozen-
boschje, o. rozenhof,
m.
Rosereaux, m. pi. Russische pelterijen,
v. me.
Kosctier, m. weverskammenmaker, m.
Rosé trémière, i. herfstroos, v. roos-
maluw,
v.
Rosette, f. roosje, o. rozet, v. strik.
m. roodkoper, o. roodeinkt, m. rood
krijt, o roosnageltje,
o. mocrpjaatje,
o. klinkplaiitje, o. spoorrad, "o.
Rosior, m. rozeatruik, m. rozeboom,
m. rozelaar, ra.
Rosière, f. rozenmaagd, v. roodvin, v.
Rosiformc, roosvormig.
Rosse, f. oudpaard, o. knol,m. blei\'v.
Rossée, f. afrossing, v. pak slaag, o.
Rosser, afrossen, afranselen.
Rossiclier, m. xilvererts, o
Rossi(|nol, m. nachtegaal, m. slotop-
steker, m. looper,
m. valsche sleu-
tel,
m. houten wig, v. fluitje, o.
Rossignoler, zingen als een nachte-
gaal.
Rossignolet, m. nachteuaaltje, o.
ii
-ocr page 461-
ROUS                      451
Rouiage, m. rollen, o. voortrolling, v.
vervoer jMf ai, o.
Roulant, rollend, loopend, glad, ver-
springend.
Roule, f. tWmtifftftt, m. ligger, m.
Roulé, opgerold.
Rouleau, m. ro/, v. rolhout, o. rol-
Roulée, t. pak ransel, O-         (stok, m.
Roulement, m- rollen, O. roffel, m. ge-
roffel, o. loopje, o. afwisseling,
v.
Rouier, rollen, voortrollen, oprollen,
omrollen, in omloop zijn, rond-
zwerven, wentelen, slingeren, ho-
pen, berusten, een roffel slaan.
Rouier (-d>. zich omrollen, zich wen-
Roulet, m. rolstok, m.                 (telen.
Roulette, f. rolletje, o- rolstoel, m.
rolwagen, m, loopwagen, m. rolbed,
o. kromme lijn,
v. blokrad, o. rou-
lette,
v.
Roulenr, m. opperman, m. marskra-
mer,
m. kalander, v. sliin/tu-\'utr, m.
Rouleuse, f. bladrups, v.
Routier, m. voerman, m. tarremafti
m. vrachtrijder, m. ir uier, m.
Roulis, m. rollen, o. slingeren, o.
Rouloir, m. rolhout, o. rolstok, m. rof-
\'WV:.-, ïll.
Roalon, m. sptfï, v. jptf, v. sporï, v.
Roulure, f. losheid, v.loshartigheid, v.
Roupie, f. neusdroppel, m. ropij, v.
Koujiieux, >n--( • en druijinexs.
Roupieux, in. -/fUi>\'icus, m.
Roupiller, sluimeren, dutten.
Roupilleur, m. sluimeraar, m.slaap-
Rouqaet, m. rammelaar, m. (kop,m.
Rousc, m. galnoteboom, m.
Roussable, m. bokkinghang, m. roo/co
Roussaille, I. klein* witvissehen, m. me.
Roussfltre, rosachtig, rossig.
lï.üi•■■eau. in. roodkop, m.
Rmisselet, m. suikerpeer, v.
RousserolJe, f. rietlijstcr, v. nacht-
schoone, v.
Roussette, f. bastaardnachtegaal, m.
zeehond, m. uic\'dermwis, v.
Rousseur, f. rossiglteid, v. rosachtig-
heid. v. sproeten, v. me.
Roussi, m. oratidllwAf, v.brandigheid,
Roussiller, tenyen. (v juchtlecr,o.
Roussin, m. sprinyhengst, ra.
Roussin d\'Arcadic, m. ezel, m.
Rowssir, ros maken, bruin maken, zen ■
ouc, f. rad, o. wiel, o. schijf, v.
ouc (faire Ja), rad slaan, pronken.
OtM {botte, f- ile>, naafbus, v.
Wè,
ra. geradbraakte, m. Jos&o/, n.
oud, geradbraakt.
           [lichtmis, m.
>oue a palettes, f. sc/io^pr«rf, o.
ione du chamii, f. frfimrad, o.
LOW liydraulique, f. waterrad, o.
touelle, I. sdfi;/, v. schijfje, o.
louer, radbrax«ttf afrossen, opschie-
ten, spinnen.
loucrie, f. schelmerij, v.
ïouet, m. spinnewiel, o. spinrad, o.
kamrad, o. spoelwiel, o. schijf, ».
touette, i. wiepband, m. teenen band,
m. teen, v. twijg, v.
lonf, m. roef, v.
iouye, rood, ros, gloeiend.
lontje, m. rood, o. rood e kleur, v.
Mos, m. blanketsel, o. roode repu-
blikein,
m.
toUgefttM, roodachtig, ros.
unnjeaud, met eene roode kleur, met
roode wangen, blozend.
(oiifie-bord, m. glasvol, o. boordevol-
tetje,
o.
jcuge-gorge, m. roodborstje, o.
lougeole, t. mazelen, v. me.
loiiije-queue, ra, roodstaart, m.
i\'iUyet. m. zeehaan, m.
iougc-t:ognc, f. zuiperstronie, v.
iongeue, f. groote vleermuis, v.
longeor, m. roodheid, v. roode kleur,
v. blos, m. roode vlek, v.
iouyir, rood maken, rood verven,
■/loeiend maken, rood worden, blo-
zen , zich schamen , schaamrood
worden.
[ongir (se), rood geverfd worden.
;oui(issure, f. rood-koperkleur, v.
\'oui, m, roten, q. tveeken, o. soppen,
o. mufheid, v. dufheid, v.
jOttille, f. .■■-,■-.\', m. brand, m
tailler, tfoën roetfm, stomp maken
IQBiller (se), roesten, verroesten, stomp
worden, verstompen.
\'rtiiMeux, roeiïkleurig.
onillure, f. roesting, v. roesten, o.
rocsf, m. verneittng, v.
\'Ouk% weeken, roten, rotten.
>ouissage, m. tveefrtw, o. rotten, o.
loussoir, m. roofpiaats, v. (rofff», o.
toulade, f. afrollen, o- neerrollen, o.
roulade,
v. loopje, o. rollende, o
-ocr page 462-
RüEL
Rubaner, /of (ijk malit», »i<>{ fóttA
versieren.
Rubanerie, f. lintweverij, v. lintha»
del, m.
Rubanicr, m. lintwerker, m. Itnfvt\'f
kooper, ni. rietgras, o-
Rubanté we* /in( &eït>(, /infvormij/.
Uubas^e, f. gekleurd kristal, o.
Rubéfaction, f. roodmaking, v. rood
worden, o. uitslag, m-
Rubéfiant, m. roodmakenJ middel, o
Kubéfier, rood maken, vurig maken
Kubescent, roodachtig. {ten, v. ro
Rubiacées, f- pi. roodvervende plan
Rubican, stekelharig paard, o.
Rubican alezan, ra. stekelvos, ra.
!l iii l .e bai, m. stekelbruin, m.
Rubican bruJé, m. brand schimmel, m
Riiliican noir, ra. stekelzwart paard,0
ltnbicoiid, rood, hoogrood, blozend.
Rubifiuation, f. roodmaking, v.
Rubis, m. robijn, m. roode puist, v.
Rubis sur 1\'onglo (faire), tot den laat-
sten droppel uitdrinken.
Rubord. m. kimgang, m.
Rubricaire, m. rubriekkenner, m.
Rubrique, t. roode aarde, v. rood-
inkt, va. opschrift, o. titel, m. ru-
briek,
v. hst, v. kneep, v.
Riibri<[ues f. pi. kerkreyeh, m. mo.
Ruclie, f. bijenkorf, m. voorhof% m
ruche, v.
Rgehée, I. bijenkorf\'vol, ra. zwerm, m
Itucher, m. bijenstal, m. bijenhof, *■
Riidaiiicr, ruw, lomp. barsen.
Rad*, ruw, hard, wrang, hobbelt\'
onbeschaafd, zwaar, streng, hard,
barsch, straf, onaangenaam, lasl*gt
geducht.
TK\\idcmet\\ttruw,onz^cht,yverig,duchlig-
Rudenté gekabeld,
Rudenture, f. kabeling, v.
Rudéral, van puin, op puin groeiem
Rudéïation, f. ruw metselwerk, o ruuit
bepleistering, v.
Rudesse, f. ruwheid, v. hardheid, »•
gestrengheid, v. onbeschoftheid, \\-
Rudiment, m. rudime.nta, v.
Rudiments,m pi.eerste beginsclen,o.me-
Rudoyer, ruw behandelen, ruw beje-
genen, afsnauwen
Rue, I. staart, v. ruit. i. wijnruit, *
Ruée, f. vuilnishoop, ra-
iRuelle, f. straatje.o. steeyje.o. ga.uj.m-
ROUS
\\U1
<ien, ros worden, bruin worde», t\'Cr-
zengen.
Rouster, bcwoelen, woeling omleggen,
Rousturc, f. woeling, v. omwoeling, v.
Hout, m. part», v. bijeenkomst, v.
Rtutailler, wild najagen.
Route, f. weg, m.landstraat,*- koers,
ra. marteh, m. tocht, m. gedrag, o.
spoor, o. wijze, t. manier, v. rof, o.
Router, petpMJMft, africhten.
Routier, m. oude vos,m. man van on-
dervinding,
m. graadboek, o. weg~
wijzer, m.
Routier, weg . ■ .., reis.....tee., ..
Routine, I. gewoonte, v. vlugheid, v.
deur. v. oefening, t.
Routine, gevormd, gewend, bedreven,
afgericht.
Rnutiner, gewennen, oefenen.
Routinier,m. die de oude sleur voljt,m.
Routoir. m. rootplaats, v. rote, v.
R OU verin, bros, sprokkig.
Rouvicux, m. schurft, v. en o.
Rouvre, m. steeneik, in.
Rouvrir, weder openen, weder open-
doen.
Rouvrir (se), weder opengaan.
Roux, rood. ros, bruinrood .roodharig.
Roux, m. rosse, o. rosse kleur, v. rood-
kop, m. gesnerkte boter, v.
Roux-vent, m. gure April wind, m
Roux-vieux, m. schurft, v. en o.
Roux-vieux, svhurftia.
Royal, koninklijk, kotiings...., prach
ttg, verheven, royaal, edelmoedig.
Royal (prince, m.), kroonprins, m.
Royale, f. puntbaardje, o. konings-
papier, o.
RoyalUme, m koningsnezindhcid, y.
Hoyaliste, koningsgetind.
Rovaliste, ra. koaingsgezinde, m.roya-
list, m.
Royaume, m. koninkrijk, o. rijk, o.
Royauté, f. koningschap, o. konink-
lijke waardigheid,
v
Rn, nu gootje, 9. beekje, o. greppel,1*.
Rii;tile, i. aehteruitslaitn, o. slaan, o.
slag, m. grofheid, v. onbeschoft-
heid,
v.
Hubacc, Rubrtcelle, f. lichtkleurige
robijn, m.
. <ui..[j] in. lint, o. band, m. en o
loopschee», f. snoer, o.
/\'ubané, fütftrormijr.
-ocr page 463-
ROEL
.uellée, f. rand van het dak, m.
.ueller, ten pad maken.
Luer, gooien, smijten, staan, werpen,
achteruitslaan.
iuer (se), aanvallen.
lueur, ra. dier dat achteruitslaat, m.
ligine, (. Deense Araper, m.tandvyt, t.
tu jiner, afschrapen.
tugir, brullen, brieschen, huilen.
tagissemeat, m. gebrul, o. brullen, o.|
lugositó, f. ruwftet\'d, t. rimpeligheid,\'
t. oneffenheid, v.
lugueux, rimpelt;, vol rimpeis.
ugueux, ra, trekkertje, o.
liulée, f. pleisterkalk, v. witkalk, v.
itsei, o.
ainé, f. vfrvaf, o. instorting, v. on-
(ierya»;, m. bederf, o. wrmNMCifff,
T. \'m:.\'-cp\'-W, m. puinftoop.m rutne.v.
ïuiner, bederven, vernielen, verwoes-
ten, in den grond helpen,rutneeren,
insnijden, inkerven,
niner (se), vervallen, te groide gaan,
lick ruïneeren.
luineux, bouwvallig, verdcrfilj/k,ver-
woestend, kostbaar.
uinure, f. inkerving, v. inkeping, v.
itisseau, m beek. v. vliet, v. qoot,v.
waterloop, m. vloed, m. stroom, m.
nisselant, vlietend, stroomend.
^uisselor, vlieten, stroomen, druipen.
turn, m. rum, y. ruim, o.
iiinb, m. windstreek, v. ko-npas-
streek, ?.
«tneur, f. gerwht, o. geraas, o. ru-
. moer,
o beweging, v. oproer, o.
liimimnts, m. pi. herkauwende die-
ren,
o. me.
\'Jmination, >, herkauwing, *■
SA HÉ                     453
Ruminer, herkauwen, ovrdenken. na-
denken, overwegen.
Runcïné, omgebogen.
Rune, f. rune, v.
Runique, runisch.
Rupostral.Riipestre.op rotsen groeiend.
Rnplile, openspringend.
Rupioire, m. bijtend middel, o.
Rupture, I. breuk, v. inbreken,o.ver-
brehen,
o. openbreken, o. breking,
v frroaft, v. scheur, y. oneeniyheid,
». afschaffing, \\.vervenmenging,y-
Rural, landelijk, land ....
Ruse, f. ftsf, t. loosheid, w.doortrnpt-
! Aeid, v. streek, m. oitiwej, ra.
Rusé, (Jftiffi foos, rfoorirtpf.
Ruse de guerre, f. kryyslist, f.
Ruser, l»st gebruiken, met streken om-
gaan, omwegen nemen.
Rostand, m lompe vlegel, m kinkel.m.
i ustauJ, lomp, boerseh, onbeschaafd.
Rusticilé, f. boerschheid,\\ lompheid,v.
Ru-line, f rw/steen, m.
HuHiqtu.landrij/k, land..... boerseh,
onbebouwd, wild, lomp, eenvoudig.
Ru■ li.jii.M\', ruw bouwen, grof behan-
delen, grof bepleisteren.
Rustre, m lompe vlegel, m kinkel,m.
Rustre, boerseh, lomp.
Rut, m. bronstijd, m.
Rutncée, f. ruitplant, v.
Rutilatit, goudkleurig.
Rntoir, m. rootplaats, v.
Ryder, m. rijder, ra.
Rye, 1. strand, o.
|Ryptïque, m. luiverend middel, o.
[Rythme, na. rgthmut, m klankmaat,
v. dichtmaat, v.
Rytinc, Koordsche teekoe, i.
m. el f. s. v.                                        | Sabatiaire, m. sabbathouder, m.
af zijn, haar.                                           Sabbatine, f. wijsgeerige redetwist in
\'bah, m. dageraad, m.                          | de synagogen, m.
abatte, (. ankersenoen, m.                    Sabbatique (année, f.), snbbatjaor, o.
ibaillon, m. witte wijn metsuiker, m. zevende jaar, o.
ibbat, m. sabbat, m. heksenvergade- Sabbatiser, sabbat houden.
>\'ing,\\ \'/praain getier.n 7.on<laq,m.
Sabécit. m aanbidder ran het vuur
-ocr page 464-
■SM                           SAHIÏ
en de sterren , n. sabeèr , m.
Sabéisjue, m. aanbidding van het vuur
en de sterren,
v. sabeismus, o.
Saberdache, f. sabettasch, v.
Sabine, f. zevenboom, va.
Si!\'-, m. zand, o. graveel, 0. gra-
veelzand, o. vormzand, o. gietzand,
o. zandlooper,
m. zwart, o. sabel, o.
Sablc (banc, in. de) zandbank, v.
Sable de fer, m. ijzervijhel, o.
Sabli! mouvani, m. drijfzand, o.
Sabler, zanden, bezanden, met zand
bestrooien, naar binnen slaan.
Sableur, m, vormer, m. zandvormer,
ra. zuiper, ra.
Sableux, zandig.
Sablier, m. zandlooper,va. zandkoker,
m. uurglas, o. wachtglas, o.
Sablière, f. zandkuil, va. zandgroeve,
v. rib, v.
Sablin», f. zandplant, v.
S.tblon, m. scbuurzand,o. fijn zand,o.
Sablotiner, met zand schuren.
Sablonnette, f. zandplaat*, v.
Sablonneux, zandig, zand ....
Sablonnier, m. zandverkooper, m.
Sablonniuro, f. zandkuil, tn, zandgroe-
ve,
v
Sabord, m. poort, v. geschutpoort, v.
stukpoort, v.
Sabord de chassc, m. schildpoort, v.
Sabord de retraite, m. spiegelpoort, v.
Sabord des ctiamhre* d\'officiers, m. pa*
trijtpoort, v.
Sabonler, gaten maken, lek maken.
Sabot, m. klomp, in. hoef, va. hifi,
m klos, m. schoen, va. beslag, o.
weversspoel, v. foi, m. drijftol, m.
slechte viool, v. ftadfcuip, v.
Sabot enca&telé, m. krimphoef, m
Snboler, op klompen loopen, den drijf-
tal zweepen, tollen.
Saboteur, m. tolspeler, m.
Snbolicr, m. klompenmaker, m.
Sabotière, f. klompenmaakster,v.klom-
pendraagster,
v, klompendans, va.
Sabonler, solten, schudden, kwellen,
bekijvey.
Sabrade, f. sabelslagen, tn. me. neer-
sabelen,
o.
Sabre, m. sabel, v.
Snbre-baionetto, m. sabelbajonet, v
hartsvanger, va.
Sabi-,»-bri<(ti.n, va. infnnteriesabel, v.
SACR
Sihrenas, m. knoeier,m. broddelaar.n
Sahrenasser, Sabrenauder, verknoeiei
knoeien, broddelen,
Sabrer , nedersabelen, sabelen, si
afdoen, einde aan maken.
Sabietachc, f. sabeltascn, v.
Sabrcur, m. bloeddorstig krijgsman, r
geweldenaar, va.
Sabiiteux, zandig.
Saburre, f. ballastzand, o. verstopping
v. verslijming, v.
Sac, m. zak, m. breizak, va. ettcrzak
m. zaknet, o. tasch, v. ransel, m
bast, va. buik, m. boetkleed, o. plu"
deri)ig, v. verwoesting, v. uitmoor
ding, t moord, va.
Sac (lond, m. du), bodem van den nd
m. fijne van de zaak, O
Sacard, m. pestman, va. schelm, m.
Sac a terre, m. aardzak, m. w»
zak, m.
Sac aux bardes, tn. rolxak, va.
Sac \'■ vin, m. zuipzak, m. zuiplap, i
SaccauY, f. ruft, m. ifoot, m. scAoA\', i
Ktrtrattoter, m.
Saccadé, Aorf afgebroken.
Saccader, met den toom rukken.
Sacca^ement, m. verwoesting, v. plu*
dering, v.
Saccager , uitptunderen , verwoeste
overhoop smijten.
Saccageur, m. plunderaar, m. \'\'<■\'
woester, m.
Saccatier. m. /fofi.\'nvoerrfer, m.
Saccharitère, suikerhoudend.
Saccharin facide, m.), suikerzuur, o-
Sacchaioicie, naar suiker gelijkend.
Saccholactate , tn. melksuiker:\'\'*\'
zout, o.
Saccholactatique, melksuikerzuur.
Sacerdoce, m. priesterschap, o. prt«
terdom, o. priesterambt, o.
Sacenlolal, priesterlijk, priester , ■
Sachée, I. zak vol, m.
Sacliet, m. zakje, o. kussentje, o. kaf
doeszak, ra. reukkussentje, o.
Sachet plein, m. kardoes, v.
Sacociio, f. knapzak, m. geldtasch, v
sacoche, \\.
Sacome, in. profiel, o.
-Sacquier, m. opzichter over de zak
ken, vn.
Sacrair>\\ m. huiskapel, v.
Sacramentairc, m. srnramentaris, m
-ocr page 465-
455
SA Ut
SiT.imcntal, SaCramentel. sacramen-
teel, beslissend, wezenlijk.
Slcre, m. inwijding, v. wijding, v
talving, v. reigervalk, m.
Sacrc. f. saker, ra. zesponder, m
Sacré, gezalfd, gewijd, geheiligd, hei-
lig, onschendbaar, vervloekt.
Sacré, m. heilige, o. gewijde, o.
Sacré (college, m-), vergadering dei-
kardinalen,
v. heilige college, o
Sacrement, m. sacrament, o. bondte-
gel, o. heilteeken,
o. huwelijk, o.
Sacrer, zalven, wijden, heiligen, in
wijden, vloeken, razen, tieren.
Sacret, m, mannetjesreiger valk, m.
Sacriflable, dat geofferd moet worden
Sacrificatenr, m. offerpriester, m.
Sacrificattire. f. offerambt, o. pries-
terambt,
o.
Sacrifke, m, offer, o. off\'erande,\\. op-
offering,
v.
Saciifice, in. (saint), de heilige Mis, v.
SacrifiL-r, offeren, opofferen.
Sacriltfge, m. heiligschennis, v. heilig-
schending,
v. heiligschender, m.
Sacrilége, heiligschcnnend , goddeloos
Sacripaiit, m. pocher, m. windma-
ker,
m.
SacHslain, m. koster, m. sacristein,m.
Sacristie, f. sacristie, v. kerkekamcr,
v. gerfkamer, v. kosterskamer, v,
kerkelijk ambt, o.
Sacristine, f. kosterin, v.
Sacrum, ra, heiligbeen, o.
Sailuciïens, m. pi. Sadduceêrs, m. me,
SaducëisDie, m. Saduceïsme, o.
Saette, f. pijl, m. schicht, ra. pfft-
kruid,
o.
Safran, m. saffraan,?, saffraankleur,v.
roerklik,
m.
Safrané, saffraangcel, saffraankleurig,
met saffraan vermengd.
Safraiier, met saffraan mengen, met
saffraan kleuren,
Safre, in. blauw glazuursel, o. wilde
saffraan,
v.
Safre, gulzig, happig, slokkig.
Sagace, schrander, scherpzinnig.
Sagacité, f. scherpzinnigheid,? schran
derheid,
v.
Sagaie, f. werpspies, v. sagaai, v.
Sanr, wijs, verstandig, voorzichtig, be-
daart/, zoet, ingetogen, zedig.
frm\'se/i,
nehoorzaam, volgzaam, mak.
^AI,\\
Sago, ui. wij se, ui, wijsgeer, m.
Sage-femme, f. vroedvrouw, v.
Sagesse, f. wijsheid, ?. verstand, o.
voorzichtigheid, v. ingetogenheid, v.
zedigheid, v. gehoorzaamheid, v.
Sagettc, m. pijl, m. schicht, m. pijl\'
kruid, o.
Sagtttaire, m. boogschutter, m. schut-
ter, m. pijlkruid,
o. secretaris, m.
Sagittal, naar een pijl gelijkend, pijl..-.
Sigittale (suture, f.), pijlnaad, m\'.
Sagitté, pijlvormig.
Sagoin, m. meerkat, v.
Sagou, m. sago, v. sagomeel, o.
Sagouin, m. meerkat, v. morspot, m.
Sagouine, f. vuilpoctje, o.
SagOatler, m. sagoboon.o\\.sagopalm,m.
Stam, in. Safe, t. krijgsmantel, m.
kratshorstel, in.
SaiiHer, afkratsen.
Saignant, bloedend, bloedig, versch,
nieuw.
Saignée, f. aderlating, v. greppel, V-
greb, v. riool, 0. opening, v.
Saigncmcnt, m. neusbloeding, v. bloe-
ding,
v.
Saigner, aderlaten, laten, doen bloe-
den, slachten, aftappen, afzetten,
bloeden, greppels maken.
Saigner (se), zich aderlaten, zich uit-
putten, zich opoffertn.
Saigner du nez, uit den neus bloeden,
den moed verlieten, achteruit krab-
ben, bukken, te weinig brqekzwaarte
hebben.
Saigneur, m. aderlater, m. voorstander
van aderlaten,
m.
Saigiieux, bloedig, bebloed.
Saillant, uitspringend, vooruitstekend,
uitstekend, in het oog springend, uit-
muntend.
Saillif, f. uitstek, o. buitenkant.m. ruk,
m. blijdschap, v. oploopendheid, v.
kwinkslag, m. geestigheid, v. luim,*,
kuur,
v.
Saillir, bespringen, dekken,uitipringen,
ontspringen, uitsteken, uitkomen.
Sain, gezond, frisch,zuiver,rechtzinnig.
Sainhois, m. bast van kellerhals, ca.
Saindoux, m. varkensvet, o. varkens-
reuzel, o.
Sainement. gczoid.wijselijk.verstandig.
Sainelé, f. gezondheid,?. verstandige,o.
Sainfrofn, m. klaveryras,o.spume,\\.
-ocr page 466-
SAU
Salamandre, m. aaJflMOlUfer, m. uhkp
feest, ui.
itmanie, f. TurftJcn rietfluitje, 0.
Salant \'marais, m.), roMf\'.-Lfj^w*. o.
Salant (puiu, nu, toutput, m.
SaUrié, m. v^.w.\'.iniïi-.^, m. betol
digd ambtenaar, m.
Salarier, salarieeren, bezoldigen, be
honen.
Salaud, morsig, smerig, haveloos.
Salami, m morspot, m. vuilik, m.
Salaude, f. vuilpoet, t. slons, r.
Sale, vuil, morsig, smerig, onrein.
zedeloos, onkuisch, oneerlijk,gemeen,
S.ilé, gezouten, zout, zilt, gepekeld,
butend, geestig.
Salé, m gezouten vleesch, o. pekel-
vleesch, o. voorschot, o vooruitbe-
taling,
?.
SiNj.jiv. ui. onzuiver steenzout, o.
Salep, m. salep, r.
Saler, zowffn, inzouten, in \'t tout
leggen, pekelen, afzetten, peperen.
Salermi, m. bakje van een zoutvat, 0.
Saleté, f vuilheid, v. mortigheid, t.
onzindelijkheid, v. rui/e faal, t.
Saleur, ra. twzo«(er, ra. zouter, m.
SaÜcaire, f. wederik, o.
Salicile, f. (ï mens* een, na.
Salicoque, f. steurkrab, ».
Salicor, m kraalkruid, o.
Salière, f. zoutvat, o. zoutbakje, o.
bovenoogkuil, m. slaapgroeve, v.
Saliflahle, in zout veranderbaar.
SaliScation, f. toutmakingt f. zout-
wording, y. niH/ni^n\'iK/, T.
Salijjaud, ra. morspot, ra. slodder-
vos,
m.
SaÜgaude, f vuilpoet, v. Wons, *.
Saliynon, m. zoulkoek, va. zoutbrood-
je, o.
Salin, ziltig, zoutachtig.
Salin, m. touibak, m potasch, v.
Saline, f jjeiouten vleesch, o. p*««-
vteetCA, o. lor/feü/iscft, v. toutgroeve,
v. toutput, m zoutmtj*,v, toutkeet,
v. zoutziederU, y.
s ui :■! ■, Salisfh.
Salir, Atfiui/en, wil mnfc^n, MMltJ
moAen, bezoedelen, bezwalke».
Salir (se), ifeA 6ev««ett, vwii u«r«en*
tmcrt\'g worden, moniff tforrfe».
Saüssant, vNt7«nnftrarf, rfaf lifM Wil
wordt.
SAIN
IV,
Saint, heilig, geheiligd, deugdzaam,
godsdienstig, gewijd, eerwaardig,ge~
lukzalig. Sint, St.
Saint, m heilige, m. o.
Saint ivendrcdi, m ), go-de Vrijdag, m.
Saint iiiliinet, ni. touwendek. o. voor-
vinkennel,
o
Saint-augusÜn, m. augustynletter, t.
Saintc Barbe, f. kruitkamer, j. kon-
stabetskamer,
».
Sainte-niiouche, f. tchi/nheiligc, v. fe
msfaarafer, v.
Saiuteté, f. heiligheid, v. Paus, m.
Saint office, m. inquisitie, v.
Salquo, f. latfschip, o.
Saisi, m. tchutdenaar op wiens goe-
deren beslag gelegd is, m.
Saifiie, f. beslag, 0. beslagneming, \\.be-
slaglegging,
y.
Saisine, f. bezitneming, \\. bezit, o. sei-
zing,
t.
Saisir, grijpen, vutten, aantasten, be
slny leggen, in beslag
nemen, in be-
zit sieiten, bevangen, overvallen, be-
vatten, her/rijpen, waarnamen.
Siisir (se), bemachtigen, zich meester
maken, bericht geven.
■ \'i : \'.|i[i- , voor beslagneming vat-
baar.
S iisi: - mt, aangrijpend, doordrivgend.
Saisissant, m. inbeslagnemer, m. bn-
slaglegger,
m.
S.iisisscment, m plotselinge schrik, m.
o-troering, v. bevangenheid, ?.
SafsOR, f. jaargetyde. o. seizoen, o.
tijd, m rechte tgd, m. oogsttijd, ra.
taaitijd, ra.
Saison (hors de), ot\'tijdig, ongepast, te
Sali
vj
Sali
Sali
Sali
Sal
Sal
Salaoe, ontuchtig.
Salade, f. salade, v. sla, v. helm, m.
"tormhoed, ra.
Saladier, m. j/ojcAore/, m. slabak, m
ifoemmtfr, m.
S.ilaije, m. inzond\'"*/, v. coufcn, o.
Salaire. m. toon, o. arbeidsloon, o be-
zoldiging,
v salaris, e. soldt»\', v.
vergelding, ï. straftY.
Si\'aison, (. •nïuuti\'1, o. toufen, o. t»t-
zontingt v. fyd ta» inzouten, m.
itt\'iezoufen goed, o. gezouten kost,m,
Snlamalec, m rfpVjv buiding, v *re-
degrott, m.
1
-ocr page 467-
SA KG                      W
Salurc, f. zoutheid, v. toutigheid, v.
ziUhetd, t. pekel, v.
Salut. m. yroe*, m. begroeting, y.
eerirewy\'Ein;, v. «aluitt, o. só(uwf-
sc/löf, O. welvaart, f. l>,:houd, o.
heil, o. taligheid, v. slotgebed, o.
Salutairo, /iei(r«<im, nufffp. t\'M\', o<
Salutalinn, f. begroeting, v. grotitems,
v. eerbewijzing, v. juJuuJ, 0.
Salvage (droit, m. de), bergloon, o,
SaWanos, ra. retfdiMjhotïi, v.
Salvations, f pi. verdedigingsichr\'tft,Q.
S.ilt.\', i. salvo, O.
Salïé, m groetenis, t.
Sarabouc, ra. samboekhout, o.
Sambleu, de drommel, tapperloot.
Samhuque, (■ stormbrug, i.
Samedi saint, m. paaschavond, m.
Samuitcs. m.pl. zwaardvecht*rs,mme.
Samole, f. gnichelheil, o.
Samoreux, di. plalboomd vaartuig, o.
Sam=crit, m. sanskrit, o.
Sati-btfnito, m. morleJ/iemrf, o. MM-
benito, o.
Sancir, zinken, te gronde gaan.
Sancliöcateur, ra. heiligmaker, m.
Sanctiflcation, f. heiligmaking, v. hei-
liging, v. heilig bowlen,
o. vieren,o.
Sanctifier, heilig maken, heiligen, za-
ligen, heilig houden, vieren.
Sanction, f. bekrachtiging, t. staving,
». toeslemming, t. sanctie, r.
Sanctionner, bekrachtigen, staven, be-
vestigen, goedkeuren.
Sanctuaire, m. heiligdom, o. heiliqe, o.
heilige der heiligen,
o. kerk, r.
priesterambt, o. priesterdom,
o.
Sauctus, m. Sanctus, o.
Sandal, m tanaYJAouf, o.
Sandale, l. sandaal, f. voet tooi,i. vil-
ten schoen,
ra.
Sandaraque, I. sandrak, o. rood oper-
ment,
o.
Sang, m. bloed, o. geslacht,o. afkomst,
t. ras, o.
Sang-de-dragon, m drakenbloed, o.
Sang-froid, m. koelbloedigheid, y.
Sang-froid (d*), in koelen bloede,
Sanglade, l. bloedige zweepslag, m.
Sanglant, bloedig, bebloed, bitter, be-
leedigeitd, wreed, vinnig, bijtend.
Sang!argan,m. bloedstillendmiddel, o.
Sang Ie, f. buiknem, ra. oordelriem,
m. xtnget, ra.
SALI
alisson, f. vuilpoetje. o. sfons.v. mor-
sebel,
v.
alissure, f. vuiligheid, v. smet, v
vlek, y.
alivaire, hm het speeksel, speeksel...
•alnant, spe.ekstlver wekkend.
ialivalion, f. speekselvorming , v.
speeksflvloed, m. kwijting, r.
ialive, f. speeksel, o. kwfl, v.
jaliver, kwijlen, zeeveren.
ïalle, f. loof, v. groote kamer, v.
Salie d\'armes, f. wapenkamer, v.
^ rustkamer, v schermzaal, T.
salie d\'audience, f. raadkamer, t.
>alle de discipline, f. politiekamer, ».
>al!e d\'épieuvt-, ( jWiiefïaaJ, t.
Salie d\'exercice. I exerciiieloods, t.
Salto d\'JinmjdiU, f. vothttaal, y.
Salmigondis, m. hutspot, v. me«^-
mo«, o.
Salmis, m. vjildbraadragout, m.
Salinoue, m. zalm, m.
Saloir, m. toutvat, o toutkuip, v.
vleeschkuip, »,
Salon, m. saJon, o zaal, v. sehiltlerfj-
tentoonstelling,
t.
Saiope, ƒ. We(, t. slons, v.
Salope, morsig, slordig, haveloos.
Saloperie, f. morsigheid, v. slordig-
heid,
t. vuühëkfarjf, t.
Salorge, m. zouthoop, m. toutmaga-
zijn, O.
Salpétn, ro. salpeter, o.
Salpétré, salpeter bevattend.
Silpém de houssage, ra keêrtalpe-
ter,
o.
Salpêtreux, talpHerachtig, salpeterig.
Salpétrier, m. •aJjiWermaA.fr, m. saJ-
peterbereider, va.
Salpéhière, f. salpeterhut, v. salpeter-
fabriek,
v. crouweit^asfAutj, o.
Salsppareille f. sarsaparilla, y.
Salsifls, ra. bok3baard,m. schorseneer,v.
Salsugineux, ziltig, zoutachtig.
Saltaire. m. opzichter, ra.
Saltation, f. dansen, o springen, o.
Saltimhanque , m. kwakzalver, m.
hansworst, m kunstenmaker, m goo-
chelaar,
m. slecht redenaar, m.
Salnade, f. buiging, v. groet, m.
Saiubre, heilzaam, gezond.
Silubiiié, f. gezondheid, \\.heilzame,o.
Saluer, groeten, begroeten, salueeren,
uitroepen, erkennen.
-ocr page 468-
«5a
SARC
Sapeur, m. sappeur, m. ondermijn
m. bijl man, m.
Sapeur pompier, m. pompier, m. brand
spuitgast, m.
SaphÖne, f. moederader, v. voetader,
Sapbitjne, sapphisch.
Sapbir, m. saffier, o. saffiersteen, t
Sapide, dat een smaak heeft.
Sapieuce, f. wijsheid, v. geleerdheid,
Sapientiaux (livres, m. i>\\.),boeken d
wijsheid, o. me.
Sapin, m. spar, v. den,m.denueboom
m.mastboom, m. dennenhout,o. huw-
koets,
v.
Sapin (senlir Ie), naar dennenhout rie\\
ken, naar de kist rieken, er ileehi
uitzien.
Sapine, f. deinen plank, v. dennen
balk, m.
Sapinière, f. dennenbosch, o. ma*t-
bosch, o. sparrenbosch, o.
Saponacé, zeepachtig.
Sajmnaire, f. zecpkruid, o.
Saponjhcation, f. zeepvorming, v.
Saponifier, in zeep veranderen, teef
worden.
Saporifique, smakelijk, smaak gevend.
Sapole, f. brijappel, m.
Sapotier, ra. brijappelboom, m.
Sapotille, f. brijappel, m.
Sapotillier, m. brijappelboom, m.
Sapropyre, I. rotkoorts, v.
Saqucbute, f. trombone, v. bazuin, v
Sar, m. zeewier, o.
Sarabande, f. sarabande, v.
Saraut, m. hiel. m.
Sarbacanc, f. blaaspijp, v. erwtenbla
zer, m. spreckhoom, m. roeper, m.
Saruotióre, f ijsschoteltje, o. Uoelyat.o.
Sarcasme, m. spotrede, v. bijtend\'\'
scherts, v. sarcasme, o.
Sarcaslique, spottend, sarcastisch.
Sarcelle, f. taling, m.
Sarclage, m. wieden, o. schoffelen, o.
Sarcle, f. rand van eene teef, m-
Sarcler, wieden, schoffelen.
Sarcleur, m. wieder, m.
Sarcloir, m. wiedijzer, o. wiedmes, 0.
schoffel, v.
Sarclure, f. uitgcwied onkruid, n
iviedscl, o.
Sarcocarpe, m. vrttchteuvlcesch, o.
Sarcocarpes, m. pi. paddenstoelen.
\'areocéla, m. vh\'escbbrei\'k, v. (m.nie.
SANü
Sangler, gorden, sin gel en, rijycn, af
Sanglier, m. wild zwijn, o. (rossen
Sanqtoti, m. zogstuk, o. tivil, in.
Sanglot, m. snik, m. nicht, m. gezucht,
0. gekerm, o.
Saugwter, snikken, zuchten.
Sangsiie, f. bloedzuiger, m. uitzuiger,
m. geul, v.
Sanguificatif, bloedmakend.
Sang uiflcation, f. bloedmaking,\\.bloed-
vorming,
v.
Sanguin, bloedrijk,volbloedig,bloedkleu-
rig,bloedrood,van het bloed,bloed....,
vol bloed, sanguinisch.
Sanguinaire, bloeddorstig, wreed.
Sanguine, i. bloedsteen, m. bruineer-
steen,
ra. roodsteen, m. roodkrijt, q
Sanguinolent, vol bloed, bloederig.
S.iiihf\'-ilnn, m. sanhedrin, o.
Sanicle, f sanlcula, v. berenoor, o.
Sanidole, f. engte der maag, v,
Sanie, f. waterachtige etter, m.
StnjetU, etterachtig.
Sanitaire, der gezondheid, voor de ge-
zondheid, gezondheids
.....
Sanncs, m dubbelde zes, v.
Saus, zonder, buiten, behalve.
Saus cesse, onophoudelijk.
Sans-coeur, m. lafaard, n\\.luiaard,m.
Sanscrit, m. sanskrit, o.
Sans-culotte, m. sansculot, m. roode
republikein,
m.
Sans-fleur, f. vijgappel, m.
Sanionnet, m. spreeuw, m. kleine ma-
Sans-peau, suikerpeer, v. (kreel, m.
Sms-Eouci, m. f. luchthart, m. v.
Satis-preii\'ire, ra. sansprendrc, v.
S.uitnl, m. sandelhout, o.
Santé, f. gezondheid, v. dronk, m.
toast, m.
                           (gasthuis, o.
Santé (maison, i. de), hospitaal, o.
Santolino, l.cypressen-kruid, o. worm-
kruid,
o.
Santon, ra. santon, ra.
Sanvé, f. wilde mosterd, m.
Sapa, m. druiveueonfituren, v. me.
Sa pa jou, m. aapje. o. kleine aap, in.
Sapan, id. Japansch verfhout, o. vlie-
gend eekhoorntje,
o.
Sape, ( sappe, v. ondergraving, v. on-
dermijning,
v.
Supp en zigzag, t.zaayswijze sappe, \\.
*zper,sap)>eeren, ondergraven, onder-
wijnen, omverwerpen.
-ocr page 469-
sari:
Sircotoflie, f. verhandeling over het
vleesch, v.
Sarcomatenx, vleesig, vleeschachtig.
Sarcome, m. vleeschgewas, o.
Sarcophage, m. sarcophaag, m. graf-
tombe,
v. praalgraf, o. doodkist, v.
brandijzer, o. bijtmiddel, o.
Sarcophage , vleeschverbrandend ,
vleeschwegbijtend.
Sdrcoliqiitï, vleeschmakend,
Sarde, m. Sardinicr, m.
Sarde, Sardinisch.
Sardine, f. sardijn, v.
Sardinal, m. sardijnnet, o.
Sardinière, f. sardijnnet, o.
Sanloine, f. sardonyx, o. sardonyr.-
steen, m.
Sardoniqiii\', hatelijk,valseh,gcdwongen,
Snrijasse, 1. zeekroos, o.
Sangue, m. buidelrat, v.
Sarinne, f. jonge zalm, m.
Sarnient, m. wijngaardrauk, v. rank,v.
Sarmeutacé , Sarmfiiit.-ux, met vele
ranken, vete ranken schietend.
Sarrasin, m. Sarrasin (blo, m.), boek-
weit,
v.
Sarraniw, f. valpoort, v. valhek, o.
Sarrau, m. kiel, in. hes, v.
Sarrette, f. wouw, v.
Sarriette, f. boonenkruitt, o.
Sart, m. wier, o. zeegras, o.
Sariie, f. want, o.
Sarve, f. geeloog, ra.
Sas, in. zeef, v. sluispoort, v. Jas, o
Sassafras, m. sassefras, v. sassefras-
Sas*e, f. hoosvat, o.
                (boom, ra.
Sas er, ziften, uitziften, onderzoeken.
Sassel, m. teefje, o
               (zweek, v.
Sassoire, f. voorstel, o. wrijfhout, o.
Satan, m. satan, m. duivel, m.
Salané, satansch, duivelsch, drom-
melsch, vervloekt.
Sataniquc, satanisch, duivelsch.
Sateïlile, m. trawant, m. wachter,m.
bijplaneet,
v. satelliet, m. huurling,
ra. beulsknecht,
m. handlanger, m.
Satiété, f. zatheid, v. verzadiging, v.
Satin, m satijn, o.
Satinade, t. satinct, o.
Satinaije, ra. sitineeren.
Satincr, satineeren, satijnwit zijn.
Satire, f. hekelschrift, o schimpdicht,
o. satire, v.
Satiriqno. satiriek, hekelend, hekel...
SAIJM
\',:V.<
Sitirique, m. satiredichter, m hekel-
dichter,
m. satiricm, m.
Satiriser, hekelen, doorhalen.
Salisfaction, f. voldoening, v. genoeg-
doeniig,
v. uit delging, v. tevreden-
heid,
v. blijdschap, v. genoegen, o.
Satisfacloire, genoegdoening gevend.
SatUfftire, voldoen, voldoening geven,
betalen, tevreden stellen stilïen.be-
vredigen.
Satist\'aire (se), zich voldoening ver-
schaffen, zijn gemak nemen.
Satisfaisant, voldoende, genoegzaam.
Satisf.iit, voldaan, tevreden.
Satrape, m. satraap, ra.
Salrapio, l\'. gebied van een satraap, o.
Satrau, m. koraalschuitje, o.
Satron, m. vischje, o. lokaas, o.
Satteau, m. koraalschuitje, o.
SataraÜOn, f. verzadiging, v.
Saturer, verzadigen, doortrekken.
Saturnales, f. pi. saturnalièn, v. mo.
satuniusfeesten, o. me.
Saturne, m. Saturnus, m. lood, o.
Saturnion, eaturnisch, somber.
Satyre, ra. tater, m. bo*chgod, m.
Satyre, f, kluchtspel, o.
Saiyrion, m. standelkruid, o.
Sauce, (. saus, v.
Saneer, sausen, indoopen, bekgven.
Saucière, f. sauskom, v.
Saucisse, [. saucijs, v. braadworst, v.
worst, v. s\'ang, v.
aucissier, m. sauiijsverkooper, m.
saucijsmaker, m. worstenmaker, m.
Saucisson, m. beuling, m. worst, V.
kruitworst, v. fascine, v. vuurpijl, m.
Sauf, behoudens, uitgenomen, behalve,
onbeschadigd, veilig, buitengewoon,
heelhuids.
Saui\'-comlnit, m. vrijgeleide, o. vry-
S.iuge, f. salie, v.
                  (britf, m.
Sauuren^e, f. stoofsel van water, bo-
ter, zout en kruiden, o
Saurjrenu, ongerijmd, zot, dom.
Sauijue, f. visscherssvhuit, v.
Saule, m. wilg, ra. wilgeboom, m.
Saule plourenr, m. treurwilg, m.
Sauinatre, ziltig, brak.
Saumée, f. morgen, o. gemet, o.
Sauiniei\', in. zaïmharpoen, m.
Sanmière, f. hennegat. o
Sanmon, m. talm, m. tdok, o. smelt\'
trog.
m. ballastschnitje, o.
-ocr page 470-
180
SAVE
bouwd, schuw,ongewoon,wondert ijk
Sauvage, m. wilde, m. bergen, o.
Sauvageon, m. wilde boom, m.
Sauvagerie, f. wildheid, t. woestheid\\
t. schuwheid, v. menschensihuw-
_ heid, v.
Sauvagin, als wilde watervogfls.
S&uvagin, m. reuk van wilde water-
vogels,
m smaak van wilde water-
vogels,
m.
Sauvagine, f. wilde watervogels, m
rae. dierenhuid, t.
Sauveqarde, f. vrijbrief, m. schutbrief,
m. geleide, 0. wacht, f. bedekking,
T. bescherming, ?. torgtyn, t.
Sauve<jarder, ftéJcAermeM.
Sauveinent, m. redding, v. berging, t.
Sauter, redden, verlossen, behouden,
bewaren, bergen, sparen, besparen,
afweren, ontwijken, verontschuldi-
gen, zaltg waken.
Sauter (se), zich redden, ontsnappen,
ontloopen
, wegloopen , vluchten ,
talig warden, zich schadeloosstellen.
Saure-raban, ra. strop, m. worsten,
t. me.
Sauvetage, m. redding, v. berging, v.
Sauvetage (bateati, nt. de), redding-
Sauveté, f. veiligheid, t.          (boot, t.
Sauteterre, f. geel en wit gespikkeld
marmer, o.
Sauveur, m redder, m. verlosser, m.
heiland, m. saligmaker,to berger,m-
Sauvevie, I. steenruit, v.
Saiamment, geleerd, verstandig, des-
kundig, knap.
Savanc, f. savane, v. grawlakte, ».
harswoud, o.
Savant, geleerd, verstandig, kundig,
ervaren, bedreven, knap.
Savant, m. geleerde, m.
Savantasso, m. geleerde gek, m.
Savante, f. geleerde vrouw,\\.savante,v.
Savantissime, all er geleerdst.
Savate, f slof, v. oude schoen,m. brief-
bode, in. schaal, v. knoeier, m.
Savaierie, f. oud ■ schoetu nmarkt, v
Saveneau, SavenelJe, f. schrobnet, O.
Saveier, knoeien, verknoeien, brod-
delen.
Saveterie, f. sehoenlappery, v. oude
schoenen, m.
me.
Savelier, m. schoenlapper, m. lapper,
~. broddelaar
m.
SAUM
Saumoné, talmachtig.
Saumoneau, m. talmpje, o.
Saumonée (truite, f.), zalmforel, v.
Saumure, f. pekel, ».
Saunage. m zouthandel, m.
Sauncr, zout maken, zout zieden.
Sauncrie, f. zoutmagazijn, o zoutpak-
huis, o. zoutzicderjf.
?. toutkcet, v.
Saunier, m. toutzieder, m. zouthande-
laar,
m.
Saunier (faux), m. toutsluiker, m.
Sanniêre, f. zoutbak, m.
Saupiquet, m. êterk gekruide saus, v.
Saupoudrer, bestrooien, bepoeieren.
Saur (liareng, m.), bokking, m.
Saur&gd, m eerste jaar van een vogélfi.
Saure, m ballast, m. donkergeel, o.
Saure, donkergeel, bruingeel.
Saurer, rooken, berooken, in d»n rook
hangen.
Sauret (hareny, m.). bokking, m.
Saurions (rejililes, m. pi.), hagedis-
soorten,
t. me.
Saurissaye, m, rooken, o.
Saurisserió, f. rookerjf, v. bokking-
kano, m.
Saurisscur, m. Aami^roofciir, in.
Saoaiaiif, f. wilgenbosch. o.
Sa it, m. sprong, va val, m. jlaof, v.
Sauuije. m. i>islam/>t\'n, o.
Saute, (. plotselinge verandering, v.
Sauté, ais ragout toebereid.
Sautée, f. schielijk omdraaien, o.
Sauielte, f. wynvaardloot, v.
Sauter, springen, overspringen, be-
springen, overslaan, uitlaten, verge-
ten, dekken, sauteeren, opspringen,
in de lucht vliegen, opklimmen,
overgaan, opstuiven, omdraaien.
Sautereau, m. wippertje, o. bons, m.
schok, m.
Sauterelle, I. sprinkhaan, m. zwei, \\
Stater la cervelle (faire), voor het
hoofd schieten.
Sauteur. m. springer, m. bluffer, m.
Sautouse, f. sprintster, y. rups, v.
Santillemciil, m. <jehuppel, o huppe-
len
o.
Saattller, huppelen, springen.
Sautoir, ui Si. Andrieskruis, O ge-
kruist do kje, o. onrust,
v.
Sautoir (en), gekruist, kruxswijie.
Sautriaux, m pi. springhouten.o me.
>■\'--.."i-\\ wild, woest, wreed, onhe-
Bat
d
-ocr page 471-
SCÉL                       -iül
Scabieux, schurftachtig.
Scabre, Aard, ruw.
Scabrcitx, hobbelig, ruw, hachelijk, ge-
vaarlijk, netelig.
Scale, f. draagbaar, v.
Scalèite, ongt\'lijkzijdig
Scalme, t roetdol, m. n\'emkooro*, o.
Scalpel, m. scalpel, o. wondheelersmes,
o. onf/tedmL-s, o.
Scalper, s .\'^ir-.r^.f, afstroopen.
SciiJvine, f. kalebas, v.
Scammonée, f. scammonium, o. pur*
geerkruid, o.
Scammonite, f. seammom\'uinwjrM, m.
Scandal*, m. schandaal,o. aanstoot, m.
ergernis, v.
Scandaleux, ïi handn/i\'us, scAandalt </,
ergerlijk, aanstootelijk
Scandaüser, sc/iandafi\'seertn, ergenns
geven, aanstoot geven, ergeren.
Scander, seandeeren, verzen afmaten.
Scapp, f. ankerstang, v.
Scaplia, ra. voorhandbecn, o. wrjjf-
been,
o.
Scaphandre, n,. seaphander, m. zwem-
gordel, m. twemkleed,
o.
Scapbé, m. jonjiewjfier, m.
Scapiforme, schaftvormig.
Scapnlaire, m. scapulier, m. jcAouder-
mattfet, m. schouderdraagband, m.
Scapnlaire, fof aVscJi0ua*t;rs behoovend.
Scapnhim, m. sehouderblad, o.
Scarabée, f. seharrebijter, m. schalle-
bijter, m. tor,
v. fcever, m.
Scaramcuche, ra. hansworst, m.
Scardasses, m. pi. groote wolkaarden,
Scarieux, droog, vliezig.             (v. me.
Scariflcateur, m. kerfmes, o.
Scarification , f. insnijding, v. fct.T-
ving, t.
Scarificr, imjtyiien, Rwvew, koppen.
Scariolc, f. andijvie, v.
Scarlalinc (fièvre , f.), icaar/afceu-
koorts, v.
Scarole, f. andijvie, v.
Sceau, Scel, m. reyeï, o.
Scéléiat, m. schelm, m schurk, m
booswicAi, m.
Scétérat, schurkachtig , boos, snood,
goddeloos.
Scéléiatcsse, I. schurkerij, v. schelme-
ra,
v. boosheid, t. snoodheid, v. ood-
«MAoaVfrf, v.
Scélitlie, 1- \'fC\'.\'/icu/i/o\'fyt: sfeeti, m.
SAVE
tataar, i. smaak, m. o<nr, m. sma-
kelijkheid, v,
Javolr, ni. wetenschap, v kuiule, v.
geleerdheid, v. kennis, Y.
Mvoir, fcemien, weten, verstaan, maeA-
fiy lijn, kunnen.
-.i\'.ni.- (a), ff HiV-\'ii, nam .\'y\'A\'.
-avon (c\'est a), tfa( is nog -/<■ vraag.
Savoir (faire), u"oen iwldn, laten ure-
ten, kennis geven, mtlden.
jaroir-faire, m. bekwaamheid, v. be-
drevenheid,
». gemakkelijkheid, ».
ïavoir-vivre, m. wereldkennis, v. 6e-
leefdhtid, v. beschaafdheid, v. «n\'i-
gemanierdheid, v.
SavOD, m. jeep, v. schrobbeeriug, v.
Savonates, I. pi. vluchtige oliën, v. me.
>avonnagp, m. tnzrepen.o. zeepwater,
o. teepjop, o.
ravonner, iftttfepe», reene», mef t«p
uxisscAlH, doorhalen, berispen.
^avonnerie, f. zcepmakerg, v. teeptie-
derij,
v.
Savnrinotte, f. teepbal, m. savonet, v.
vlekbil,
m.
Savonneux, teepachtig, teep ....
Savonnier, in. zeepmafter, m. zeep-
!»0O\')i, ra.
Savonnoir, m. gezeept vilt, o.
Savourer, stnafttn, mcf aandacht proe-
vun, genieten.
SafOuret, m merybeen, o mergpijp, v.
kwinkslag, m.
S lïoureusement, met smaak,smakelijk.
^avoureux, smakel\'-\'.i, geurig, lekker-
Savoyard, ra. Savoyaard, m. boer, m.
lomperd, m.
kvoyard, Saixxmca.
Savoyarde, f. Savooische vrouw, v.
ïaxatille, tusschen steenen groeiend.
jaxifragc, f. steenbreek, v.
\'axifrage , steenoplossend, steenbre-
ï»y«, (. saai\', o. v.                       {kend.
>ayelle, 1. sajet, v. en o.
>ayelterie, f. sajet fabriek, v.
\'ayctleur, m. sajet fabrikant, ra.
iaynotte, f. liedje, o.
\'ayon, m. graf kleed, o. open wapen-
rok, m.
>bire,m. sbirre, m, gerechtsdienaar.m.
politieagent,
m. diend! r, m.
icabellon, m. jc/mbel, v. voetstuk, o.
pedestal, O.
>cabieus«, f. schurftkruid, o.
-ocr page 472-
SC EL
m
SCLK
Sciitgü, ui. zagen, o. zaayloon, o.
Scïage 11n>r •, m. de), z<i<i.<ih<>ut, o.
Sciagraphie, E. zonnewijzerkundi
Sciamachie, f. se/irtrfwioyfiutfc/it, o.
Sciamancie, f. geestenbezwering,
Sciatére, 1. naald, v. stijl, m.
Scialorique, f. roHttcu\'yztff&wHi\'fc\', v.
Sciatcrique (cadi-an,m.),:o/meu\'t/zei\',m
Sciatigue, i/c heup betreffend, heup....
Sciatique, f. heupjicht, v.
Scie, t. zaag, v. zaagvisch, m. utrvii-
lende herhaling,?.vervelend meiisch,o.
Scie a chevilles, f. toffelzaag, v. (ro/-
felzaag, v.
Scie a main, (. Aanrfzoöff, v.
Scie a refendre, f. scbulpzaag, ?.
Scie cilimlrique, f. kroonzaay, v.
Scie d\'entrée, f. schobzaag, v. stoot-
f««y, v.
Sciemment, voorbedachtelijk.
Science, f. kennis, v. wetenschap, v.
geleerdheid, ?. kundigheid, v.
Scientirique, wetenschappelijk, geleerd.
Scier, zagen, snijden, afsnijden, af-
maaien, verkeerd roeien, de riemen
strijken.
Scierie, f. zaanmolen, va. zagerij, v.
Scieur, m. zager, ra. maaier, m.
Scjlle, f. zrr-ifi\'-i\'i, "I.
^cetlage, ni. samenbinden, o. vastma-
ken,
o. bevestigen, o. verzegelen, o.
Scellö, m. gerechttlijk zegel, o. verte-
•leling,
v.
Scclleinent, m. vxstmetselen, o. verze-
gelen, o. dichtlakken,
o.
Sceller, zegelen, bezegelen, verzegelen,
vastmetselen , bekrachtigen, beves-
Scelletir, m. verzegelaar, ui. {tigen.
Scelotyrbe, f St. Vitusdans, m.
Scène. f. tooneel, o. schouwtaoneel, o.
vertooniny, ?. standje, o. ruzie,
v.
Sci\'iiique, tooneelmaliy, van het tooneel.
Scènitc, m. tentbewoner, m.
Scénographie, ƒ. tooneelschilderkunst,
v. teekening in het verschiet, v.
Scénographiquc, in het verschiet ge-
tcekend.
Scénopégic, f. loof hutten f eest, o.
Scepticisme, m. twijfelzucht, v. twxj-
felarij, v. leer der twijfelaars,
v.
Sceptique, twijfelend, onyeloovig.
Sceptique, m. twijfelaar,ra. scepticns^.
Sceplre, m. schepter, m. rijksstaf, m.
oppermacht, v. yebied, o.
Scliaoraque.f. schabrak, ?. waltrap,m.
Scliacal, in. jakhals, ra.
Schab, in. schach, m.
Schako, f. schako, v.
Scball, m. sj«a/, v. cht\'tle, v.
Schelling, ra. sch,llin>/, m.
Schéna, m. schets, v. OttfaMfp, o. scAd-
ma, o. ji/«m, o.
Sclième, m. schets, v. omwerp, o. sc/ie-
»Mf(, o- ;>/««, o.
Scliène, m. Egyptische mijt, v,
Schénobate, 111 koordedanser, m.
Sctiismatique, scheurziek, kettersch.
Scliismaligue, m seheurmaker, m. «ƒ"-
(jescbeidene, m.
Schisma, m. scheuring,?.afscheiding,?,
Scliistc, m. leisteen, ra. schilfersteen,
Schisteux, leiachtig, Schilfertg. (ra.
Schizoïde, leiachtig, schilfert;/.
Schlagtie, f. stokslagen, m. me.
Hchlich, m gezuiverde erts, o.
Scliohstigue, schoolsch, scholastisch.
S\':liolasti(juc, m. schoolgelcer de,ia.scho-
[asticus, in.
SclioI;islrque, f. schoolsche •geleerdheid,
v. scholastiek, v.
Scholio, f. drinklied, o. uitlegging, v.
verklaring, v.
Schooncr, m ic/to»*»er, m.
, oi
kol
kol
Scil
0
litique, ,nW zeeajuin toebereid.
Scillotte, I. :<j!*(«.\'\'■[(«/•(.■.,(ï/ii"i\', m.
Sciniler, afsnijden, bemoeien, afzon-
Scinquc, f. hagedis, v.                ((/t*rtfH-
Scintillalion, f. flikkering,?, fonkeling,
v. glinsteren, o.
Scintiller, flikkeren, fonkelen, glin-
steren.
Sciographic, i\'. grondteekening vanhet
binnenste van een gebouw, ?■
Sctomancie, i. geestenbezwering, v.
Scion, m. («A:, m. loot, ?■ spruit, v,
Scioiineux, met looten bedekt.
Sciotie, f. kleine handzaag, ?.
Scissile. kloofbaar, sclnlferig,
Scission, f. scheuring, ?. verdeeling, v.
verdeeldheid, ?. scheiding, V.
Scis-ionnaire, scheur makend.
Scissionnaire, m. seheurmaker, va.
Scissuro, f. scheur, v. spleet, v. kloof, ?■
Scinrc, f. zaagsel, o. zaagmeel, o.
Scléropiiltia!mie,f. ziekte aan den oog-
appel,
v.
                                 (vlies, 0.
Sclérotiquc, f. oogappelhuid, v. hard-
Sclémtiqup, verhardend.
-ocr page 473-
StfCH                        ïü3
Ücv\\xim<mi\\ondtrzockcnd,nitvoi schend,
doorgrondend.
Scruter , onderzoeken , navorschcn ,
doorgronden.
Scrutin, m. geheime stemming, v, hal-
lotage, v. stemopneming, v. stembus,
v. onderzoek, o.
Scrutin (dépouiller Ie), de stembus ope-
nen, stemmen opnemen.
Sculpter, beeldhouwen, betfdsnijden.
Sculpteur, m. beeldhouwer, m- beeld-
>nijder, m.
Sculpture, t, beeldhouwen, o. becld-
t.oitwerij, v. bcrldhouivkunst , v.
beeldwerk, 0. snijwerk, o.
Scurrile, plat, gemeen, grof, vuil-
Scurrilitó, f. platheid, v. gemeenheid,
v. grofheid, v, vuilheid, v.
Scutiforme, schildvormig.
Scutuni, m. schild, o.
Se, zich, elkander.
Séancc, f. zitting, v, vergadering, v.
zit, m.
Séant, ji((e»d, gepast, wclvoegltjk,
bctamend.
Séant, m. zittende houding, v.
Séant (ótre sur sou), overeind zitten.
Seau, m. emmer, ra. emmefTol, m.
Seau a incendie, m. brandemmer. m.
Scau u\'alTüt, in. koelemmer, ra.
Se.iufjcoire, t". zoittschoffel, v.
Séhiicé, smeerachtig, talk....
Sébacéa (glande, f.), smeerklier, v.
Sébacique (acide, m), wfsMitr, o.
Sébate, m. uefzttur ;o«(, o.
Sébeste, m. borstOezie, v.
SölitMier, in. borstbezie\'ioom, m.
Sóbile, i.hvu\'.ri\' ttap,m. frusArKifdi^ra.
Sec, droog, dor, schraal, gedroogd,
mager, uitgeteerd, spijtig, onvricn-
delyk, onbeleefd, droogjes, stevig.
Sec, m. droge, o. droogte, v. t/rdOff
Sec (at, droog, uitgeput, (voeder, o.
Sec (lont), enAtfl, \'volstrekt.
Sécablc, deelbaar, doorsntjdbaar.
Sécauca, f. kaarten van dezelfde kleur,
Stkante, t. snijlijn, v.
                        (v.
Siioateur, m. snoeitang, v. snoeimes,o.
Söcliaye, m. droging, v. drogen, o.
Sèclie, droog.
Sèclie, l. laag tilattd, o. lage klip, v.
iuktvisch, m.
Séchóe, (. talmet,O. droogtijd, m. rfco-
gen, o.
SCOli
wbiforme, leagsetvormig.
lolaire, der schoten, school ....
:olaire (arinée, f.\', schooljaar, o.
•ülarité, f. studentenleven, o. studen-
tmrechtfO. academieleven, o.school-
wezen,
o.
:olaslique, schoolsch, scholastisch.
\'olasiiqne, m. schoolt/deerde, m. scho-
lasticus, m.
colastiqae, f. svhoolsche geleerdheid,
r. scholastiek, v.
coliasie, m. uitlegger, m. scholiast,m.
•-•olie, i. drinklied, o uitlegging, v.
noot, v. scholie, v.
:o!o|)etulre, f. duizendbeen, o. hcrts-
tong, v.
corbut, m. scheurbuik, v. scorbut, o.
corlmlique, scorbutiek.
cordium, m. waterlook, o.
■cotie, (. metaalschuim, o. metaal\'
slak, v.
coiincaüoti, f. metaalzuivering, ?.
\'\'orifieatoire, m. smeltkroes, m.
icorifier, zuiveren, ver slakken,
;wr|»io\'i<le, f. schorpioenkruid, o.
jcorpiojelle, f. schorpioenolie, v.
corjiioii, m. schorpioen, m.
loononère, f. schorseneer, v.
cotie, f. aanloop, m. afloop, m.
cotndine, i. duizeling, v.
coiis, ui, schildwacht, m.
icribe, m schriftgeleerde, m. schrijver,
m. afschrijver, m.
"-i\'ijiteur, m. schrijver der pauselijke
bullen,
m.
«robtcule, m. hartkuil, m. kuiltje, o.
CFobiculeax, kuilachtig, met kuiltjes
crofulaire, f. ktierkruid, o.
crofulcs.f. pi. kliergezwel,0. konings-
zeer,
o.
aofiileux, klierachtïg.
crotocèle, m. balzakbreuk, m.
crotnm, m bal zak, m.
\'rujmle, m. angstvalligheid, v. gewe-
tenszaak,
v. nauwgezetheid, v. iiauiv-
keurigheid, v. srArosm, m. weeni»,
m. Mffommerni*, v. scrupel, o.
crupuleux, «-rnf\'Kl,1)!;, angstvallig,
schroomvallig, nauwgezet, nauivkew
rig, stipt.
crupuleux, m. angstvallige, m. nauw~
gezet man,
m.
crutatcur, m. oHoVrjye/rtr, m. door-
grondcr, m stcniopnemCr, m.
-ocr page 474-
ifji                    sècii
Séciieaient, droog, droogjes, spijtig,
onvriendelijk.
Sccher, drogen, opdragen, uitdrogen,
afdrogen, droog worden, verdorren.
Séclieresse, f. droogte, v. dorheid, v.
schraalheid, v. onvriendelijkheid, v.
koelheid, v. troosteloosheid, t.
Sóchcrie, f. droogplaats, v.drooghuis,o-
Sécheron, m. droge weide, v.
Sèchoir, m. droogplaats, i. droogkas,
v. droogrek, o.
Second, tweede, ander, volgende.
Second, ra. tweede, m. medestander,
m. helper, m.getuige, m. secoMiinnl,
m. ondermeester, ra tweede verdie-
ping,
v. eersfd stuurman, m.
Second (en), alstweede, tweede, plaats-
vervangend.
Second (sans), weergaloos.
Secondaire, tweed*, bijkomend, onder-
geschikt, afhankelijk
....
Seconde, f tweede, v. tweede deel, o,
tweede klasse,
v. seconde, v. tweede
toon,
m. tweede pro f blad, o.
Secondement, ten tweede.
Seconder, helpen, bijstaan, ondersteu-
nen, begunstigen.
Secondines, f. pi. nageboorte, *•
Secouement, ra. schudding, v. schok-
ken,
o.
Secouer, schudden, afschudden, schok-
ken.
Secoueur, m. schudder, ra. vormbre-
Secoueusc, f. sehudster, v. (ker, m
Secourable, behulpzaam, gedienstig,
dienstvaardig, te ontzetten.
Secourïr, helpent bij-taan, ondersteu-
nen, ontzetten.
Secours, in. hulp, v. bijstand, ra. ont-
zet, o. hulptroepen,
m. me. verster
king,
v.
Socousse, f. schok, m. stoot, ra. ruk,
m schudding, v. schokken, o.
Secret, m. geheim, o. geheimenis, v.
heimelijke plaats, v. verborgene, o.
aeheim middel, O. laadgat, o.
Secret, geheim, heimelijk, verborgen,
achterhoud\' nd, geheimhoudend.
Secret (en), heimelük, in \'t geheim.
Sécr4tag«, m. haarbereiding, v.
.sTecrótaire,m. gchcimschrijver.m.schrjj-
ver, m. secretaris,
ra. secretaire, v.
schrijftafel,
v. bureau, o
Secrétairem, i. secretarie, v.
SÉGlii
Secrétariat, m. geheïmschryversamb.
o. secretariaat, o. secretarie, v.
Secrète, f. stil gebed, o.
Sccrètement, heimelijk, stilletjes.
Sécréler, afscheiden, uitwerpen, af-
tonderen, haar bereiden.
Sécrétion, f afscheiding, v. uitwer-
ping,
v. uitwerpsel, o. afzonde-
Sécrétoire, afscheidend.           (ring, v.
Seclaire, m. afgescheidene, ra. aan-
hanger eener sekte,
m.
Seclateur, m. nanftat(fl<?r, m. navol-
ger,
m. volgeling, ra.
Secle, f. teftfe, T. gezindte, 7.
Secteur, m. sector, m. cirkelstuk, o.
Sectile, kloof baar, kliefbaar.
Seclion, f. snijding, v. snede, v. af-
snijding, v. sectie,
v. af deelt Ag, v.
imt, v.
Seculaire, honderdjarig, eeuw . . ■ ■ ,
jubel
....
Séeularisation, (. tot wereldlijk goed-
maken,
o secularisatie, v.
Séculariser, tot wereldlijk goedmaken,
seeulariseeren.
Sécularilé, t. wereldlijke rechtsmacht,
v. w reldlijk gebied, o.
Seculier, m. leek, ra.
Seculier, wereldlijk, wereldsch.
Sécurité, f. zekerheid, v. gerustheid, v
veiligheid, v. zorgeloosheid, t.
SéJrwoise. f. diamantletter, v.
Séddtlf, pijnstillend, verzachtend.
Sédtntairc, fittend, AufnÜfend, geves-
tigd, stil, vast verblijf houdend.
Sediment, ra. grondsop, 0. zetsel, O-
betinksel, 0. droesem, m.
Séditieux, oproerig, muitziek.
Séditieux, m. oproermaker, m. mui-
ter, a.
SéJition, f. oproer, o. opstand, m.
muiterfj, v.
Si\'ditionner, lot oproer aanzetten, op-
stand verwekken
Sédnctcur, ra. verleider, m.
SéducLeui\', verleidend, verlokkend.
Srduclion, f. verleiding, v. verlokking,
v aaitiokkrlijkbeid, v. b koring, v.
Sóductrice, f. verleidster, v.
Séduire, verleiden, misleiden, vervoe-
ren, bedriegen, verlokken, omkoopen.
Séduisant, verleidend, verlokkend, ver-
leidelijk, aangenaam, bekoorlijk.
Stgétal, op de velden groeiend.
-ocr page 475-
StfMl
465
SEf.fc
igétale (plante, f.), akkêrplant, v.
óijdiière, f. schakelnet, o,
eifment, m. segment, o
tgrairic, f. gemeenschappelijk bosch,o.
vjrais, m. afgezonderd bosch, o.
qrayer, m. m«riee«ftffer, m.
■qre\'qalioil, f. afzondering, v.
hfréger, afzonderen
\'
iréyaqo, m. boschrecht, o.
uie, m. $ ver aar, m. zeloot, m.
irjle, m. rogge, v.
iiliieiir. m. AuWT| m. dü Heer, m.
[neuriage, m. radU wan den heer,
>. miMlfreeM, o
icjnenrial, van den heer, heerlijk.
ifjneurie, f. heerlijkheid, v. heerlijk
goed, o.
Ileau, m. wali\'remnK;!\', m. pwfs, v
tne, f. hoornscheur, v kloof, v.
spleet, v.
"n, m. boezem, m. borat, v. schoot
11. /inr(. o. mirfrf-\'rt, o. butAr, m.
ne, f. gflffen, v. sleepnet, o.
ng, m. onderteeke.ning, v. handtee-
kening. v.
zatii?, f. difr pafcfoww, o. zestien-
tal, o.
ze, setffcn, seafjeiule,
izo, m. zestiende, m. o
izieme, zestiende.
izièrne, 10. zestiende, m. v. o.
izi^Tiöment, ten zestie.nde.
j.vir, m. verblijf, o verblijfplaats, v
■■ oonplaats, v. rustdag, m.
inurné uitgerust, die gerust heeft.
juiiriier, uerWt/uen, verfoei/en, ftcA
n,.houden, rustdag houden.
!, in. zom\', o. geestigheid, v. pi/, o.
I, m. (gros) bergzout, o
\'iro, m. riaAer, iu /»/oem>\'H.«praaA:.v.
I comimin, m. l;.-nh /■:•• ut, o.
ciion, f. uitkiezen, o.
\'\'liqne, van de maan, maan . . . .
\'tme, i. maansteen, m.
■noijraphie, f. tnaanbeschrifvinri, v
ttnögraphiqiia, maanbeichriji\'end.
i\'e. (. tadel, m. zaal, m. ezel, m.
\'riestal, m. snijbank, v. stoelgang,
n. klamp, i.
\'Ier («lier n la), afgaan.
itóe, f. H/ JwifrsfeeMtfn, v.
Her, zadelen, opzadelen.
Wer
(se), droog worden, hard wor-
Wen.
i
          F.-ll
Sellsrie, f. zadelkamer, ». xrtrfe/m\'ï-
kertj, v. zadelhandel, ra.
Sellette, (. bankje, o. voetbankje,, o.
kleine zadH, m. rijbord, o. pinkus-
sön, o
Sellelte de devant, f. voorjfArtmeJ, o.
Sellette de derriere, f. achter schamel,o
Sellier, m. zadelmaker, m.
Sftlon, naar, volgens.
Salon (c\'est), naar omstandigheden.
Semaill», f. zaaien, o. zaaitijd, m.
zaaisel, o. gezaaide, o.
Semaine, f. week, v. weekgeld, o
weekloon, o werk van eene week, o.
Somaine sainle, f. stille week, v.
Semainier, m die de week heeft, m.
Semale, f smakschip, o. smak, v.
Si\'naphore, m. kusttetêgraaf, *.
Sémqoo, f- smakschip, o. smak, ».
Sembhble, gelijk, gelijkvormig, gelijk-
aardig, gelijkslachtig, dergelijke.
Semblable, m. natuurgenoot, m. ge-
lijke,
m. wedergade, m.
Semblahloiiionl, insgelijks, eveneens.
Semblant, m. schijn, m. veinzing, ».
Semblan* (faire), schijn aannemen, doen
alsof, zich houden alsof.
Senbler, schenen, dunk en, voorkomen,
toesch ijnen.
Séméioloflie, Seméioliriiie, f. leer der
ziekteteeke.nen
v
Semelle, I. zool, v. schoenzool, v. voet,
m. zijbalk, m. dorpel, m. vloer, m.
onderlaag, f. stelplatik,v. zwaard, o.
Semelle (battre lai, fo»"((;eren.
Semence, f- laad, o. /riem, v. be-
ginsel, o- begin,
o oorzaatt, V.
";".j.......■ d« perles, f parehjruis, o.
Semeo-contra, m. wormzaad. n.
Semer, zaaien, beziaien, strooien, uit-
strooien, verspreiden meten.
S-m.\'Mf.tJ. S-\'mestre, halfjarig.
Semestre, m halfjaar, o. zesmaanden,
v. somtiJïnr, o. halfjarig verlof, o.
halfjarig* dienst, ut.
Sniie^trier. m. verlofganger voor een
halfjaar, m.
Semcur, m- zaaier, m. uitstrooier, m.
Semi, half.                      (aanstoker, m.
Semi-brève f Aafve fror(« nooï, ».
Somi-circulain*. halfrond.
S>*rai-double, half dubbel-
Setni-flosculeux, half gebloemd-
Sémillant,i\'/Htf, dartel, woelig,levendig.
30
-ocr page 476-
SENT
Sénestre. iets ter linkerhand hebbend,
Senestrochère, m. linkerarm, m.
Sénevé, m. mosterd, m, mosferdzaad,o.
Sénicur, m. senior, m. oinUtr. m.
Sénile, va>t (/en ouderdom, aan de«
ouderdom eigen.
Scnne, f. zegen, v.
Senncr, met de zegen vis3chen.
SennoUe, f. kleine zegen, v.
Sens, ra. zin, m. verstand, o. vernuft,
o. zintuig, o. beteekenis, v. mee-
ning, v. richting, v. fcanf, m.
Sens (a contra), verkeerd, averechts.
Sens (a doublé), rfubtwZzïnntg.
Sensation, f. gewaarwording, v ai"-
doening, v, indruk, m. gevoel, o
si\'/i<«lii\', v.
Sens commun, m. gezond verstand, o
Sens dessus dessous, \'( onderste boven
overhoop.
Sens devant derrière, verkeerd, \'tach-
terste voor.
Sensé, verstandig, vernuftig, wijs.
Sensibilisation, f- verzinnelijking, v.
Sensibilité, {.gevoeligheid, v. aandööf\'
lijkheid, v. teederheid, v. aan(\'\'fA"
kelijkheid, v.
Sensible, gevoelig, aandoenlijk, teedct,
medelijdend, tastbaar, merkbaar.
Sensiblprie, I- overdrevene gevoelig*
heid, v. gemaakte gevoeligheid, v-
SEMI
ilMi
SeraMunairo, halvemaansvormig.
Seminaire, m. seminarium, o. kweek-
school,
v. leerschool, v.
Séminal, (o( /iet zaad behoorend.
Séminariste, m. seminarist, m. fcwee-
keling, m.
Sémination, f. uibfroon\'Mjjr va» //er
zaad, v. zttttiin\'f, v.
Séminifèrd, zaaduerujfiMrejia\', zaaddra-
gelid.
Semi-prébende, f. halve prove, v.
Semi-preuve, f. half bewijs, o. onvol-
komen bewijs,
o.
Semis, m. zaadbed, o, trekken van
boomen uit zaad,
o.
Semitique, oostnrsch, Semitisch.
Semi-ton, m. halve toon, m.
Scmi-toriiqtie, \'"\'/ halve tonen.
Semoir, m. zaadzak, m. zaaiplocg, tl).
Z\'t\'lilV\'l.tl\'l\'/, 0.
Semoiice,!. uitnoodiging,v. vermaning,
v. waarschuwint/, v. bestraffing, v.
Senwncer, uitnoodigen, berispen, ver-
manen, bestraffen.
Seraonceur, m. ften\'spcr, m. verma-
ner , m.
Semondre, uitnoodigen, verzoeken.
Semonneur, m. noodiqer, m bidder, m.
Semolte, I. koolspruitje, o.
Semoule, (. gekorreld meeldee.g, o.
Semper-virens, m. altijd groene kam-
perfoelie,
v. immergroen, o.
Sempiternel, altijddurend, eeuwig.
Semjnternite, (. eeuwii;durendheid, v.
Senage, m. recht op visch, o.
Senaira, door zes deelbaar.
Sénat, m. senaat, ra. raad, m.
SéDateur, m. senator, ra. raadsheer, m.
Senator erie, f. gebied van een senator,o.
Sénatorial, senators ....
Sénatorien, senaats ....
Sénatrice, f. seuatorsvrouw, v.
Sénate-consulte, m. senaatsbesluit, o.
Senau, m. snauwschip, o snauw, v.
Séné, m aeneplant, v. senebladen, ome.
Sénéchal, m. drost, m. drossaard, no.
landvoogd, m. sennschalk, m.
Sénéchale, f. drostin, v.
Sénéchausséa, f. drossaardschap, o.
Senecon, m kruiswortel, m.
Sénégré, f. Grieksche venkel, v.
Séner, snijden.
Sénestre, linksch, linker.
Sénestre, m tinkertijdet v,
:
\'Oelia, jeuoet"-
.\'r-my-nit(, o.
n he( gevoeltfM
der sensualct
. o.
Sensitif, gevoelend, gevSensitive, f. kruidje-roeSrnMH ium, m. zetel vaSensualisme , m. leer
teit, v. sensualismus,
Sensualité, f. zinnelijkheid, v,
liteit, v. wellust, rn.
Sensuel, zinnelyk, wellustig, sensue&l
Sensuel, m. zinnelijk mensen, m. w«1
lus!rli,hi, lli. ..V/ist(.v/ nn-iKch, tti- {
Sente, f. pad, o. voetpad, o.
Sentence, f. vonnis, o. uf(üprrtflki
spreuk, v.
Sentencier, uonnwwn, veroordetlen.
Sentcticjeux, zinspriukig, spreukrij*
zinrijk, meesterachtig.
:
Sentène, f. draad om eene streng, ffll
Senteur, f. reuk, m. geur, ra.
Senti, gevoeld, wel uitgedrukt.
Sentier, m. pad, o. voetpad, o.
Sentiment, m. gevoel, o. jevoe/ueHi
jen, o. gevoeligheid, v. gevoelen, -.
aandoening, v. tneflnfnj, v. rcwft, tol
-ocr page 477-
f                           SENT
\'oiiiiinrnt.il. sentimenteel, gevoelvol.
Sentimentalisme, m. gemaakte gevoe-
ligheid,? .overdrevene gevoeligheid,?.
Senümentalité, f. sentimentaliteit, ?.
overdrevens gevoeligheid,
v.
sentinn, [. durft, m. pompzyde, ?. hoos-
gat. o. dievenhol, o. gepeupel,
o. ge-
boefte, o.
ientinclle, f. schildwacht, m. post, m.
•öntinelle avancée, f. verspieder, m.
ientinelle d\'auguientation, f. nacht-
post,
ui.
iiïritinellc perdue, f. verloren post, m.
jentinelle volante, f. waarschuwings-
post,
m.
^onlir, voelen, gevoelen, gewaar wor-
den, bespeuren, bemerken, begrijpen,
ruiken, rieken, naar smaken.
Senür (se), zich gevoelen, zich bevin-
__ den, zich achten.
•ieoir, zitten, passen, staan, voegen,
■Sop, m. ploeghoofd, o.            {betamen.
Sépale, m. kelkblaadje, o.
Séparable, scheidbaar, afscheideltjk.
Séparage, m. schifting, ?. scheiding, ?.
uitklipping,
v.
Séparatif, scheidend. (?. beschot, o.
ïé pa rat ion, f. scheiding,?, afscheiding,
separatisme, m. sepa\'Mismus, o.
iéparóment, afzonderlijk.
ïiparer, scheiden, afzonderen, ver-
Iaeelen, separeeren.
éparer (se), zich scheiden, tich ver-
deelen, scheiden, uiteengaan, sepa-
f\'pe, m. paddenstoel, m. freeren.
*peau, m. mttntstempel, m.
ipêe, f. struik, m.
tyia, t. sepia, v. inktvisch, m.
Jpoule, t. rietspoel, T.
Bps, mi. slanghagedis, v.
■[ii. zeven, levend», me\' zevenen.
npt, m. zeven, v. zevende daff, m.
\'ptnnte, zeventig.
sptante, m. pi. zevend\'j, m. me.
aptcmbre, m. September, m. herfst-
maand, ?.
eptembrisaile, f. Septembermoord, m.
_.eptembriser, vermoorden.
Septcmbriseur, m. Septembermoorder,
\'«ptemvir, m. zevenman, m.
           (m.
?epténaire, m. zevental, o. zeven ja-
\\ ren,
o. zeven dagen, m.
•■ iepienaire, f. zevenjarig tijdschrift, o.
| iepténairc, zevenjarig, van zeven.
SEnC                       46?
Septonnal, zevenjarig.
Septannalité, i. zevenjarige zitting, v.
Septennium, m. zevenjarige regeering,
Septcntrion, m. noorden, o.              (?.
Septentrional, noordelijk, noordsch.
Septentrionaur, m. noordscfte volke-
ren, o.
me.
Septicolor, m. zevenkleurige vogel, m.
Septidi, m. septidi, m. zevende dag, m.
Septième, m. et f. xevende, m. v. en o.
Scptièmement, ten zevende.
Seplier, m. mud, ?, en o. pintje, o.
Seplifèro, van vliesjcs voorzien.
Septiforme, in den vorm van afscheid-
sela.
Septique, verrotting bevorderend.
Septuagtinaire, zeventigjarig.
Septuai(énaire, m. zeventigjarige, ra,
Septuagesima, f. Septuagesima, v,
Septum, m. afscheidsel, o.
Septuor, m. septuor, o.
Septuple, zevenvoudig.
Septupler, verzevenvoudigen.
Sépulcral, van het graf, graf .....
somber, hol, dof, schor.
Sépulcrale (voix, (.), grafstem, v.
Sepulcre, m. grafstede, ?. graf,o. graf-
tombe,
v, begraafplaats, v,
Séputture, f. begrafenis, ?. begraving,
v. begraafplaats, ?. graf, o.
Séquanique, der rivier de Seine.
Séquelle, f. aanhang, m. stoet, m. ge-
volg, o. reeks,
v.
                  (suite, v.
Séquence, f. kaarten van èène kleur,?,
Séquestration, f. beslag, o. inbeslagne-
ming,
v. seguestratie, v.
Séquestre, m. bewaring,?, inbeslagne-
ming,
v. in beslag genome» goed, o.
bewaarder,
m. verrot been, o.
Séque3trer, in beslag nemen, beslag op
leayen, opsluiten, afzonderen, af-
scheiden, wegkapen, wegmoffelen.
Si\'ijuin. m. sequine, v.
Sérail, m. serail, o. vrouwenverblijf, o.
Seran, m. hekel, m.             (harem, m
Sérancer, hekelen.
Sérancoir, m. hekel, m.
Sérancnlin, m. agaatkleurig marmer,o.
Séraphin, ra. serafijn, m. seraf, m.
Seraphique, serafijnsch.
Sérasquier, m Sercrsftier, m.
Scrcellt\', i. taling, m,
Serche, f. gekloofd hout, o. dun plank-
je, o.
\\
-ocr page 478-
SÊftR
Sermonncr, preeken.preek houden,ver
manen, berispen.
Sennonneur, m. preeker,m. vervelende
vermaner,
ra.
Sérosité, f. waterachtigheid, v. water-
achtig vocht, o.
Serpe, /. snoeimes, o. hakmes, o. fas-
cinemes, o.
Serpéijer, in bochten leiden.
Serpent, m. slang, v. serpent, o. ser-
pentspeler, ra.
Serpentaire, m. slangendrager, m.
Serpentaire, f. slangenpapier, o.
Serpente, f. slangenpapier, o.
Serpenteaii, ra. slangetje, O- xwermcr,
m. voetzoeker,
m. aflegger, ra.
Serpentement, m. slangvormige iyn,\'
Serpenter, kronkelen, slingeren.
Serpenlicole, m. slangaanbidder, ra.
Serpentiforme, slangvormig.
Serpeiitin, m. haan, m. slang, v.
Serpentin, slangvormig, slangachtig,
slange
.....stangen ....
Serpentine, f. veldzang, v. slangen-
steen,
ra. serpentijnbuks, v. slangen-
gras, a.
Serper, het anker lichten.
Serpette, f. snoeimes, o.
Sprpigineux, kromloope.nd.
Serpiïler, scheren,
Serpiiliére, f. pakdoek, o. zonnedak,o-
Serpolel, ra. wilde tijm, m.
Serpule, f. kokerworm, m.
Serrage, m. binnenste bekleedsel, o.
Serratile, ongeregeld slaand.
Serre, (. broeikas, v. klauw, m. poot,
ra. hand,
y. pers, v. ihanddruk, m.
persing, t.
Serr4, gebonden, nauw, beklemd, W-
knopt, bondig, dicht op elkaar, gie-
rig, karig, geducht, zeer, getand.
Serrebauguières, in. pi. sluitingen, v.
Serre-bosse, m. rustlijn, v,             (nie;
Serre-flle, m. rotsluiter, m. opsluitend
gelid,
o. achterste schip, o.
Serre (|outti*res, f. pi lijf houten, o rai-
Serréraent, karia, geserreerd
Serre in ent, m. drukking, v. nijping,v.
benauwdheid,
v. beklemming, v.
Serre-pap iers, ra. papierkastje, o. f>«*
pierkamer, v. papierdrukker, ra.
Serrer, drukken, klemmen, knellen,
nijpen, samenbinden, samensJ uiten,
ineendringen, opsluiten, sluiten, op
i*s
SËRK
Serein, helder, klaar, zacht, kalm, op
geruimd, vroolijk. vreedzaam.
Sereïn, m. avondlucht,v.avonddamp,ra
Sereine (gouite, f.>, zwarte staar, ».
Serenade,!. avondmuziek,v.s4renade,v
Sérénader, serenade brengen.
Stfrvnissime, doorluchtig.
So>énité, f. helderheid, v. klaarheid, v
zachtheid, t. kalmte, v. opgeruimd\'
heid,
v. vroolijkheid, v. doorluchtig-
heid, v.
Séreux, waterachtig, waterig.
Serf, m. lijfeigene, m.
Serf, lijfeigen, staafsch, dienstbaar.
Serfouette, f. hak, m. krabber, m.
Ser\'otietter, Serfouir, hakken, losma-
ken, omwoelen.
Serfouissage, m. hakken, o.
Serge, f. serge, v. sarge, y. saai, o.
Sergent, m. sergeant, m. onderofficier,
m. gerechtsdienaar.m.deurwaarder,
m. schroefxtok, m- klemhaak.m.span-
ifter, o. molenaar,
m.
Sergent-de-ville, m. politieagent, m.
Sergent-inajor, m. sergeant-majoor, m.
Sergentor, lastig vallen, aanmanen.
Sergenterie, f. deurwaarders\'hap, o.
Sergette, f. dunne serge, t.
Sergettier, ra. handelaar in serge, ra.
Sericiculture, f. zijdewormenteelt, v.
Série, f. reeks. v. klasse, v. serie, v.
Sérieux, ernstig, waar, oprecht, ge-
wichtig, statig, gevaarlijk, erg.
\'■■\'riruv, m. ernstige, o. ernst, m.
Sérieux. (au), in ernst, ernstig.
Serin, in. sijsje, o. sijs, va. uil, m.
Serin de Canane, m. kanarievogcl, m.
Serine, f. wijfje van een sijsje, o.
Seriner, met een kanarieorgel voor-
spelen.
Sermette, f. kanarieorgel, m.
Sêringat, m. seringeboom, rn.
Seringue, f. spuit, v. klisteerspuit, v.
slecht redenaar,
m.
Serinyuer, spuiten,bespuiten,inspuiten.
Serment, m, eed, m. vloek, m.
Serraentaire. (. lavas, y.
Sermenlé, beëedigd.
Sermon, n.. predikatie, v. preek, v.
leerrede, ». vermaningtv. sermoen.o.
Sermonnaire, van eene preek, tot eene
preek behoorend.
Sermonnaire, ra. uitgever van preeken,
m. verzameling van preeken, v.
-ocr page 479-
SEXT
SERR
de hielen zitten, wegsluiten, bergen
inhalen, dicht halen.
Serrer(se), krimpen, dicht bijeenschui-
ven, zich tegen iets drukken.
Serrelé, zaagvormig, getand.
Serre tète, m. hoofdband, m. strijk-
band, m.
Serrette, f. wouw, v.
[Serrière, t. aansteker, m. sluityzer, o.
ierron, m. specerykist, i.
\' Serrulé, zaagvormig.
Serrure, t. slot, o.
Serrure (trou, m. de), sleutelgat, o.
Serrurerie, f. slotenmakerswerk, o.slo~
tenmakery, t.
Serrurier, m. slotenmaker, m. smid,m.
Serte, ƒ inzetten, o. zetten, o.
^ertir, inzetten, zetten.
Sertissure, f. inzetten, o. zetten, #.
Serum, m. bloedwater, o. bloedwel, t.
Servage, m. dienstbaarheid, v. lyfei-
genschap, y. slavernij, i.
Servant, dienend, dienstbaar.
•>er»ant (fief, m.), dienstleen, O.
■ierTant (frère, m ), leekebroeder, m.
^ervanl(<jentilhomme,m.). hofjonker,m.
"erviint d\'artillerie, m. handlanger,m.
;ervant du prévot, m. stokkeknecht,m.
•erTante, f. meid, t. dienstmeid, t.
dienstmaagd, v. dienares, v schenk -
tafel, f. steunstuk, m. ttrijker, m.
iorvants, m.pl. bedieningsmanschap,?.
{terreur, m. misdienaar, m.
fertiable, gedienstig, die.nstvaardïg.
_|ervice, m. dienst, m. bediening, t.
krijgsdtenst,m godsdienstoefening,?.
servies, o. tafelgoed, o. gerecht, o.
opdissching,
v. uitslag, ra. kaats, v.
rvidon, ui. zeepketel, m.
erviette, t. servet, o. handdoek, m.
rvile, slaafsch, dienstbaar, laag,
kruipend, gering, verachtelijk, let-
terlijk.
•^ivilisnie, m. slaafsche geest, m.
^■rvilitt\'t, f. staafschheid, v. laag-
heid,
v.
Serviote, f. plechtbalk, m.
ervir, dienen, bedienen, voordienen,
helpen, aanrechten, opdisschen, op-
dragen, uitslaan, voorzitten,dienstig
zijn, van nut zijn, strekken.
trvir (se), zich bedienen, gebruiken.
«-srvttenr, m. dienaar, m.bediende,m.
f-—
;ü:i
ng, v. onderwerping, v. dwang, m.
lust, m. servituut, o.
Scs, zijne, hare.
Sesam e, m. vlasdotter, m. sesam, m,
Sésamoïdes, /. pi. sterrekruid, o. se-
samsbeöntjes,
o me.
Sc-ï\'li, in hertenkruid, t.
Sesquialtère, anderhalf,in verhouding,
van drie tot twee.
Sesquidoublé, twee en een half maal.
Sesquipédal, anderhalven voet lang.
Sesse, f. hoosvat, o. band, m.
Sessiie, zonder steel, ttengelloos.
Session, f. zitting, j.
Seslerce, ro. sesiercius, vu.
Sdta, in. wilde zwijnsborstels, m. me.
Sélacé, Séteux. borstelig.
Selicr, m, mud, ». en e. pintje, o.
Séton, ju. draad, m. wiekje,o.dracht,y.
Seuil, m. dorpel, m. drempel, va.
Seuillet, tn. onderdrempel, m.
Si\'nI, alleen, eenig, enkel.
Seulet, alleen, eenzaam, verlaten.
Sève, f. sap, o. kracht, t. smaak, m.
Sévère, streng, gestreng, straf, hard,
scherp, ernstig.
                      {heid, v.
Sévérite, f. gestrengheid, *. streng-
Sévéronde, f. dakgoten, t. me.
Séveux, sapletdend, sap....
Sévices, f. pi. harde bejegening, v.
mishandeling,
v.
Sévir, gestreng te wetk gaan, mishan-
delen, woeden.
Sflvrage, m. spenen, o. speentijd, m.
Sevrer, spenen, onttrekken, afnemen,
afwennen.
Sovrer (se), zich spenen, zich onthou-
den, zich afwennen.
ivreuee, f. speenster. v.
S<;xa()énairc, zestigjarig.
Sexagénaire, m. zestigjarige, m.
Sexanésime, f. Sexagesima, .. tweede
zondag voor de vasten,
m.
Sexahgle, m. zeshoek, m.
Sexangla, Sexanqulaire, zeshoekig.
Sex-di<jitaia\', zesvingerig.
Sex-diijital, zesvingerig, met zes we-
nen,
Sexe, m. geslacht, o. kunne, v. sekse,
Süitane, zesdaagsch.                           (v*
Sextant, m. sextant, in.
Sexte, f, sexte, ?■
Sextidi, zesde dan, m. sextidi, ni.
Sextil, zestig graden verwijderd
-ocr page 480-
PÏGN
Siéyci\', zitten, zitting hebben, teteteit
regeeren, gelegen zijn.
Sien, jjfn, :[ƒ>"\', \'\'<!.(/, /,,(>y.
Sieste, I. siësta, v. middayslaap, m
Sieur, m. A«r, m. OtfliAMr, m. MM1
jft-r, m.
Sifflaule, dof twrfienï uitgefloten te
worden.
Sifilemenl, m. gefluit, o. c«is, o. jr-
schuifel, ó. v\'7i?.i\'.\'. o. gepiep, o.
Siifler, fiuih.n, uit fluit en, bespotten,
uitjouwen, sissen,schuifeten, piepen
snorren, huilen, voorseggen.
Sifflet, in. fluitje, o. gefluit, o. luchi
py/\'i v- strot, in, tinvlak, o.
Siffleur, m. fluiter, m.
SigaJjibe, m. rupsendooder, m-
Sigillaire, f. zegelaarde, f.
Sigillée (terr*. f), «gaarde, t.
SigisbéY, m. fit\'isfreo.m. geleider eene
gehuwde vrouw, m.
Siqle, in. •KiTiitHniiri\'isltttcr, v.
Sigmatisme, m. >vmhou-ieit<i sissen, o
Sigmoïde, sijrmauortnïj.
Signage, m. teekening, t.
Signalijn, teeken, o. «»»,o. liynaa\'fO
Signalé, merkwaardig, uitstekend, be-
faamd, berucht, gesignaleerd.
Signalement, m. «ij/iaïemiml.o. ti««if :
)ceuri!/(j beschrijving, f.
Signaler, Aenmerfrert, aanduit/en, J\'? |
tt-T-\'ftrii\'iit qeven,signileeren, sein*\'
blfken geven, laten bljjken.           . <
Signaler (se), zich beroemd maktn, «\'n
blinken, uitmunten.                            I:
Signandaire ilómoin, m.), getuigt <"
teekenen kan, ra.
Signataire, ro. onderteekenaar, m- :
Signature, t. ondertekening, v. Aa»d
feeAeflinp, t. merkletter, ».
Signe, m. teeken, o kenteekcn,
wonderteeken, o. merfc, o. f>ru<j-,
wenk, m.
Signer, teekenen, onderteekenen, o\')
herschrijven, merken, stempelen.
Signer (se), een kruis slaan.
Signet, m. tintje, o. boekmerk, o.
Sfgnette, f. neuspranger, m.
Slgnifer, m. standaarddrager, m.
Siijiiiiiance, t. beteekenis, v.
Significateur, m. aanduidend punt, i
Signiflcalif, veelbeteekenend, tinrijl
\'nadrukkelijk, krachtig.
SiqtiücatioH, \' Mwfrflli», v. zin, «
47(1                       SEXT
Sextule, m. vier scrupel, o.
Sextuple, zesvoudig.
Sexttiple, m. zesvoud, o.
Sextupler, verzesvoudigen.
Sexuel, geslacht aanduidend, van het
geslacht, geslachts....
Seye, f. asbout, m.
Seyer, maaien.
Seyer, m. maaier, ra.
Sgrafflt, m. schilderen op natte kalk.o.
Shako, m. tchako, v.
Shrapnell, m. granaatkartets, v.
Si, 100, soodanig, zulk, indien, als,of,
ja, ja wel.
Si, in. si, f.
Siagonagre, f. kinnebaksjicht, i.
Sialago;)ue, speekselafscheidend.
Sialisme, m. speekselvloeiing, »,
Sialologie, f. speekselleer, o.
Siam, ui. kegeispel, o. siam, o.
Siamoise, f. grof katoenen stof, v.
Sibarite, m. sybariet,ra. weekeling, ra.
verwijfd wnsch, m.
Sibylle, f. sybille, t. waarzegster, t.
Sibyllins, m. pi- sibyllfjnsche boeken,
• me.
Siuaire, m. moordenaar, in. (ii\'iiii), m.
Siccatif, opdrogend, droog... .
Siccatif, ui. opdrogende olie, ». op-
drogend middel, o.
Siccite, t. droogte, i. droogheid, t.
Sicillique, ni. oewicht, van zes scru-
Sicle, m. sikkel, m.
                   {pels, o
Sidéral, van de sterren, tot de sterren
behooren, sterre.....sideraal.
Sidération, f. sterreninvloed, ra. koud
uuur, o. plotselinge beroerte, v.
Sidéiite, (. siderielstecn, m.
Sidlritis, m. paddensteen, m.
Sidéromancie, f. waarzeggerij uit een
gloeiend ijter, v.
Sidéroxylon, m. ijzerhout, o.
Sidórurgie, f. metaalsmeltkunde, v.
Siècle, in. eeuw, v. uj-i, m. we-eldi-
gezindheid, w.
Siége, m. stoel, m. zetel, ra. zitbank,
v. zitplaats, v. rechterstoel, ra. bok,
m. rechtzaal, v. rechters, m. me.
rechtsgebied, •■ hoofdstad, v. aars,
m. wolf, ra. beleg, o. belegering, v.
Siéye pliant, m. vouwstoel, m. veld-
stoil, in.
Siég« (saïnl, m.) heilige Stoel,m paU\'
sglijke Stiel, «.
-ocr page 481-
SIGN
bcduidenis, v. gerechtelijke ainzcy-
ging,
v, beteekening, y.
Slgniner, beteekenen, beduiden, te ken-
nen geven, aanzeggen, verklaren.
Siguelte, f. kaproen, i. mond$tuk, o.
Sif, ui. oker, v.
Silence, m. stiltwijgen, o stilzwijgend-
heid,
v. stilte, f. rustpunt, o. poos, v.
SÏIence ! stilt?, stil \'
Silenciaire, m slaaf belast met de
zorg voor stilte,
m.
Silencieux, stilzwijgend, stil.
Silene, m. botchgod, m. leemkruidt o.
Silex, in. ruuf.Hi;-ii, m. !,i?;?l, O.
Silhouette, (. silhouet, v. schaduw
beeld,
o.
Silice, f. kiezelaarde, v. keigrond, m
Süiceux, kiezelachtig.
Silicule, f. schilletje, o. dopje, o.
Siliculeux, scAt/vormis, peuJdragend.
Siliginosité, f. meelachtigheid, v.
Silique, f. «Aii, v. dop, m. \'"ft, m.
Silique, met schillen, met doppen
met basten.
Sillage, f. kietwater, o rog, 0. streek
v. aderverlenging, 1.
Siller, het water klieven, varen.
-\'[Sjiiet, m. kam, m.
||SilIoaiètre, na. vaartmeter, m.
i)Si1Iod, m. voor, ». straal, m. rim-
i pel, ai.
Sillonné, doorploegd, beploegd, door-
qrcefd, gerimpeld,
Sillunner, voren maken , doorkruisen,
doorklieven, overdekken, rimpelen.
Sillons, rii. pi. akkers, m. me
Silo, in. koomkuH, m.
Silves, m. pi. mengeldichten, o. me
Siriafjrée, f getnaaktheid,v. schijn, m
nabootsing, r. aperij,
v.
Simaise, f. bovendeel eener kroon-
lijst, o.
Simwre, f. sleepjapon, v. sleepge-
waad, o. samaar,
?.
Simblcau, m. cirkclsnaer, o.
Similai.e, gelijkaardig, gelijkslachtig,
gelijksoortig.
Mmilitude, f. gelijkheid,v. gelijkenis,v.
overeenkomst,
v. vergelyking, v.
Similor, m. spinsbek, o.
Simoniaque, simonitch.
Simoniaque, m. simonist, m.
Simonie, f. simonie, v . geestel^k-ambt-
kooping,
v.
SI NO
IT1
Sij-ple, enkelvoudig, eenvoudig, enkel\'
alleen, eenig, simpel, gewoon, onge\'
kunsteld, oprecht, onnootel.
Simplement, eenvoudig, alleen, slechts,
bloot, ronduit, openhartig.
Simples, m. pi. geneeskruiden, o. me.
Simplesse, f. oprechtheid, v. eenvou-
digheid,
v. onnoozelheid, f.
Siroplicité, f. eenvoudigheid, v. op-
rechtheid, v onnoozelheid,
v.
Simplification, f. vereenvoudiging, v.
Simplifier, vereenvoudigen, gemakkelijk
maken.
Simutacre, m. beeld, o. afbeeldsel, o.
afgodsbeeld, o. schaduw, ». spook,
o. edele verbeelding, v.
Simufacre (ie comb.it,m. spiegelgevecht,
o. schijngevecht, o. veldmanoeuvre.v.
Simulation, i. geveinsdheid, v. vein-
terjj, ï. verzwijging,
*.
Simulé, geveinsd, gemaakt, valtch, in
schijn.
Sim uier, veinzen, voorwenden,bewim-
pelen, zich houden, namaken.
Simultane, gelijktijdif).
Simultanéité, f. gelijktydigheid, t
Sinapi, m mosterd/>lant, v.
Sinapiser, mei mosterd mengen, mos-
terdpleisters leggen, mosterdpappen
leggen.
Sinapisme, m. mosterdpleister,y. mos-
terdpap,
v.
Sincère, oprecht, openhartig, onge-
veinsd, waar, onvervalscht.
Sincérité, i. oprechtheid, v. openhar-
tigheid,
t. ongeveinsdheid, v,
Sincipital, voorhoofd....
Sincipul, rn. voorhoofd, o.
Sintlon, m wiek, v. grafdo^k, ra.
Sinecure, /. ambt zonder bezigheid, o.
sinecure,
v.
Singe, m aap, m. sim, t. teekcnaap,
\'ii. naaper, m. takel, m.
Singer, nadpen, nabootsen, nadoen.
Siiii|eri\'ï, f. aperij, v. apenstreek, m.
apenspel, o. naapery,
t.
\' ■ i. 1) <■ 11 r- nadpend.
Sinjeur, m. naaper, m aap, m.
Singler, teilen, hopen.
Singulaii^r (se), uitzondering maken,
sich tonderling voordoen.
Singulariié, (. zonderlingheid, v. bij-
zonderheid,
».
Singulier, zonderling, bgzom\'er, won*
-ocr page 482-
478                       SING
dcrtyk, vreemd, zeldzaam, uitmun-
tend, enkelvoudig.
Singulier (comuat, m.), tweegevecht, o.
Sinijuliéremeiit, bijzonder, tn het bij\'
tonder, voornamelijk, wonderlijk,
Siuislre, ongelukkig, akelig, gevaarlijk
heilloos, rampzalig, boosaardig.
Sinistre, m. ongeluk, o, ramp, v.
schade, r.
Smologue, in. kenner der Chineesche
Sinon, 100 niet, anders.
          {taVl, tn,
Sinon que, behalve dat, tenzij dat,
dan dat.
Sinoplc, ju. groen, o. ijierkittel, o.
Sinué, rond, met bochten uitgesneden,
Sinueux, krom, bochtig, gekromd.
Sinuolé, op den rand omgebogen.
Sinuosilé, t. bocht, v. kromte, v.
Sinus, ui. sinus, in. hoeklijn, v. hotte,
v. eltermk, m.
Sipbon, ui. zuigpijp, v. hevel, m. si-
phon, m. hoos, v. waterhoos, v.
Sire, m. heer, m man, m. mensch, m.
lire, m.
Sire, ii.. (pauvre) arme kerel, m. on-
nooiele hals, m.
Sirene, f. sirene, r. meermin, v. zee-
nimf, v. verleidster, *.
Sirerie, f. heerlijkheid, i.
Sirius, ra sirius, m. hondster, v.
Siroco, m. sirocco, m. zuidoostenwind,
Sirop, f. stroop, v. siroop, v.
           uu.
Siroier, tepperen, leppen.
Sirtes, f. pf. welzand, o.
Sirupeux, stroopachtig.
Sis, gelegen,
Sison, m. steeneppe, v.
Sissile, in. arindsteen, m.
Sister, dagvaarden, dagen.
Sister (*e), voor het gerecht verschenen.
Sisire, in. etter, v.
Site, il. ligging, x. gewest, o. gezicht,
Sitioloflie, f. spijsteer, v.
                   (o.
Silót que, zoodra als.
Sittelle, f. boomkruipertje, o.
Situation, 1. ligging, v. gelegenheid, v.
stand, in. stelling, v. toestand, m.
staat, m. gesteldheid, v. situatie, v.
Situé, gelegen.
Situer, stdlen, plaatsen, zetten, leggen.
Six, zes, met zessen, zesde.
Six, m. zes, v. zesde, m.
Sixain, m. zesregelig vers, o. half do-
zijn,
n. zestal.o. zes duitend spelden.
SOFF
Sixième, zesde.
Sixième, m. et f. zesde, m., v. en
Sixième, l. tesde, v. zesde klasse, »
zeskaart, v.
Sixièmement, ten zesde.
Sixte, i. zesde, v. sext e, v.
Suerain, m. distelvink, tn.
Sizelte, (. kaartspel met zes personenfi
Sloop, m. sloep, t.
Sloiine, m. sloep, v.
Smalt, m. blauw glas, o. smalt, i.
Smaraydin, smaragd-groen.
Sinaraydite, f. smaragd, m.
Smectite, f. vollersaarde, f.
Srcilie, 1. bikhamer, in.
Smiller, bikken, billen.
Sobre, sober, matig, nuchter, bcschei
der,, bedaehttaam, bedaard.
Sobriété, f. soberheid, v. matigheid
nuchterheid,
v. bescheidenheid,!. be-
dachtzaamheid,
». bedaardheid, v.
Sobriquet, ra. bij naam,m* spotnaam,m
Soc. m. ploegijzer, o. ploegschaar, v
Sociabiliié, 1. geielligheid, v. pfflt**»1
Z\'l\'Olitn-iii, V.
Sociable gezellig, gemeenzaam.
Soci&l,maatschappetijk, der maatschap-
pij, getellig.
Socialisme, in socialisme, o.
Socialiste, ra. socialist, ra.
Sociétaire, m. lid van het gezelschap,"
Société, f. getelschap. o. genootschap, o-
maatschappij,
v. samenleving, t. so-
ciëteit,
v. wereld, v. verkeer, o. 0"1\'
gang, m. vennootjvhap, v.
Sociiiianisnie, ra. socianisme, o.
Socinian, m. sociniaan, m.
Soclc, m. voetstuk, o.
Socletièrc, f. sardijnnet, o.
Socque, m. houten schoeisel, o. sok,\'1\'-
broos,
v.
Soda, f. keelziekte, v. sodaplant, v.
Soda, in. sodawater, o.
Sodium, m. sodium, o.
Sodaliste, in. gildebroedtr, m.
Sodaiitlie, in. .-ni-t-tci n, m.
Socur, f. 5ua(er, v. kloosterzuster, v.
Soeur, f. (iJonii), halve tuster.
Sn.\'in de lait, t\'. zuo(jzuster, v.
Soeur-écoute, f. luistervinkje, o.
Soeurs jumelles, (. pi, tweelinglusters
Soeurette, f. zusje, o.                 (v. me.
Sofa, m. sofa,v. rustbank,v.rustued,o
Soffite, f. )•■"\'■•< \'■•■>\'■■ fl.
-ocr page 483-
173
SOLL
SOI
Soi, zich, hem, haar.
Soi (chez), te huis.
Soi (étrea), tijn eigen meester ttjn.
Soi-disarit. zoogenaamd, gewaand.
Soie, f. zijde, t. zij, v. zijden stof, v.
varkensborstel, m. lang haar, o. ruw
vezeltje, o. stempel,
m. halsgezwel.o-
Soie (ver, m. de), tijworm, m.
Soierie, f. zijfabriek, f. zijdehandel,m-
zwlen stoffen, t. me. tijde, *•
Soit, f. dorst, m. begeerte, t. zucht, v.
Soïyner, beioryen, zorg dragen, met
zorg bewerken, oppassen.
Soiqneusement, torgvuidig, met zorg,
stipt, nauwkeurig.
S(t\'n\\ne\\ix,zorgvuldiq,oplettend,bezorgd
Soin, m. zorg, y. vlijt, v. bezorgdheid,
v. oplettendheid, v. kommer, m.
Snir, m. avond, m.
                (angst, m.
Soir (Ie), \'s avonds.
Soiree, f. avond.m. avondtijd,m.auond~
stond, m. avondparty,
v. soiree, v.
Soit, het zij, het zij zoo, goed, gesteld.
Soixantaine, t. zestigtal, o. zestig, r.
Soixante, zestig.
Soixanle-dix, zeventig.
Soixanter, zestig tellen.
Soixaritiènse, zestigste.
Soixantième, m. et f. zestigste, m.,
v. en o
Sol, m. grond, m, bodem, m. aarde,y.
stuiver, ra. sol, v.
Solacier, troosten, opbeuren.
Solaire, der zon, zonne ....
Solaire (annéc, l.), zonnejaar, o.
polaire (fleur, f.), dagbloem, v,
Solamire, f. teefdoek, o.
Solandre, f. barst, m. kloof, v.
Solanée, f, Aolannm, m. nachtschade,y.
Solbatu, onder den hoef gekneusd.
Solbature, f. hoefkwetsing, v.
Soldat, m, soldaat, m krijgsman, m
Soldat, krijgshaftig, militair.
Soldat d\'ambulancc, m. hospitaalsol-
daat,
ui.
Soldat de marine, m. marinier, m.
Soldat du train, m. trcinsoldaat, m.
stukrijder, m.
SoldütesquC, soldaatachtig, woest, op
zün soldaats, soldaten ....
Soldate."]ue, f. krijgsvolk, o. solda-
ten,
m. me.
Solde, f. soldij, v. bezoldiging, v. sal-
do, o. slot van rekening, o.
Solder, bezoldigen, vereffenen, afslui-
ten,
Soie, f. slag, m. voetzool, v. bodem, m.
bodemstuk, o. tong, v. toolstuk, o.
Solécisme, m. onjuist spraakgebruik,o.
fout, v. misslag, m,
Soleil, m. zon, ». zonnebloem, v. zon-
netje,
o. vuurrad, o. remonstran-
tie,
ï.
Solen, m. beenlade, v. scheede, v.
Solennel , plechtig, feestelijk, statig,
echt, openlijk, geloofwaardig.
Solenmsation ( plechtige viering, v.
Solenniser, plechtig vieren, i.eren-
Solennitó, f. plechtigheid, t. formali-
teit,
t. staatsie, t.
Solfatare, t. zwavelberg, ra. twavel-
groeve, r.
Soli\'étfc, ra. samenstelling der toon-
ladder,
¥. leerboek voor den zang, o.
Nolfler.de toonladder zingen,soldeeren.
Soliheuverie, i, all et n drinken, o.
Solidaire, onderling verbonden, onder-
ling verplichtend, verplicht, solidair.
Solidairoment , onderling verplicht ,
hoofdelijk, solidair.
Solidarilé, f. hoofdelijke verbintenis,
?. solidariteit, ».
Solide, vast, hecht, steviq, hard, bon-
dig, grondig, wezenlijk, bestendig,
duurzaam, solide.
Solide , ra. va.-: lichaam, o. vaste
ft rond, m.
Solidificalion, f. vastmaking, v.
Solidifier, vastmaken, stevig maken.
Soüdifler (?n), vast worden.
Solidilé , f. vastheid, ?. sterkte, v.
hechtheid, v. duurzaamheid, v. be-
stendigheid,
v. solidite.it, v.
Soliloque, m. alleenspraak, v.
Solins, m. vakken, o. me, aanstrpking,
Solinède. met ongekloofden hoef- (v.
Soliste, in. solist, m.
Solitaire, alleen, eenzaam, verlaten.
Solitaire, m. kluizenaar, m. enkele
diamant, m. pinneljestafel, v.
Solitaire (ver, m.), lintworm, m.
Solitude, (. e-nzaamheid, v. stilte, v.
uioeste plaats, v. woestenij, v.
Solivage, m. berekening hoevele bal-
ken een stam opleveren kan, v.
Solive, f. balk, m. rib, v.
Soliveau, m. kleine balk, m-
Sollicitatioii, f. verzoek, o. «a>iïy«fr,» ,
-ocr page 484-
SONG
Sommet, m. top, m. kruin, v. spits,
v. toppunt, o.
Sommier, m. lastdier, o. lastpaard, o.
pakpaard, o paaraenharen matras,
in. draagpak, o. kalf, o orgelkist,
v. schoorbalk, m. draagsteen, m.
kophoepel , m. kapelbediende, m.
groothoek, o. hoofdregister, o.
Souimière, f. jiafciei*, o. jnihlimuni, o
paktouw, o.
Sommilé, f. kruin, i. top, m. topje, o,
puntje, 0. uilcimle, O. Splïs, f.
Sommi lés, f pi. adnztenft/Ksfeu, m.rae.
fommtfeifen, t. me.
Somnambule, m. slaapwandelaar, m.
Somnambule, f. slaapwandelaarster,v.
somnambule,
v.
Somnambulisme, m. somnampwiijme,
o. slaapwandelen, "•
Somnilére, slaapv er wekkend,slaapaan-
brengend.
Somnifère, m. slaapmiddel, o.
Soranolence, f. slaperigheid, v. sio«)>-
zucht, t. rfommeJtny, v.
Somnolent, slaperig, dommelig.
Somptuaire, tejen de weelde, tegen ds
overdaad.
Somptueus, weelderig, prachtig, over-
dadig, weidsch, kostbaar.
Somptiiositf, 1. weelde, t. pracht, v.
overdaad, t.
Soii, zijn, zj/ne, haar, hnre.
Sou, m. geluid, o. klank, m. toon, m-
zemelen, t. me.
Sonat, m. bereid schapenvel, o.
Sonate, f. sonate, v.
Sondaje, m. peilen, o. peiling, v. loo-
den,
o. gronden, o.
Sonde, f. zinklood, o dieplood, o
peillood, o. peilstok, m. loodlijn, v,
AafMer, v. (e\'tijjier, o. sonde, v
nardboor. v. mpnfcoor.v. boterboor,v
Sonder, petten, tenten, sondeeren, loo
den, onderzoeken, polsen, toetsen,
navorschen.
Sondeur, in. peiler, m onderzoeker,
m. navorscher, m.
Songe, in. droom, m.
Songe-creux, m. droomer, m. mijmer-
aar,
m.
Songe-malice, m. kwaadsmcder, m
«7ut(, m.
Songer, droomen, bepeinsen, overleg-
gen, denken, plan hebben.
\'■74                           SOU.
aandringing, v. aanzetting, v aan-
beveling,
v. sollicitatie, v.
Solliciter, verzoeken, aanzoeken, din-
gen, solliciteeren, bevorderen, aan-
drijven, aansporen, aanbevelen.
Solliciteur, m. verzoeker, m. sollici
teur,
m. sollicitant, m.
Sollicitude, t. zorg, v. bekommering,
v. bezorgdheid, i.
Solo, m, solo, i. alleenzang, ra.
Solstice, m. zonnestilstand, m.
Solsticial, der zonnestilstanden.
Solubilité, f. oplosbaarheid, r.
Soluble, oplosbaar, ontbindbaar.
Solutif, oplossend, ontbindend.
Solution, f. oplossing, ». scheiding, v.
ontbinding, j, ontknooping, v. bèta-
Ung, i. voldoening.
?.
Solutum, ra. overblyfsel eener oplos
sing, e.
Solvabilite, f. vermogen om te betalen,
o. solvabiliteit, v.
Solvable, "i staat te betaten, solvabel.
Somaclie (eau, f.), brak water, o.
Somatologie, f. verhandeling over de
vaste deelen van het lichaam,
t.
Sorabre, somber, duister, donker, be-
trokken , zwaarmoedig , droevig
,
treurig.
Sombrer, omslaan, zinken.
Sommaye, m. recht op lastdieren, o.
opsomming, i, berekenen, o.
Sommagtr, dubbele hoepels leggen.
Sommaire, ra. kort begrip, o. korte
inhoud, m.
Sommation, f. opeisching, v. indaging,
v. uitdaging, v. dagvaardtng,v. som-
matie,
t. optelling, v. opsomming, v.
Somme, m. staap, m. dutje, o.
Sommi\', f. lust, m. vracht, v. som, v.
beloop, o. kort begrip, o.
Somine (bete, (. de), lastdier, o.
Sommc (en), in \'t kort, met één woord.
Sommeil, m. slaap, ra. vaak, m. rust,v,
Sommeiller, sluimeren, niet vast sla-
pen, slaperig worden, dutten.
Sommelier, ia. bottelier, m. kelder-
meester, m. hofmeester, m,
Sommellerie, f. bottelier schap, O. hel-
dermeesterschap,
o. hofmeesterschap,
o. bottelarij,
v. sptjskamer, v.
Sommer, opatschen, indagen, uitdagen
dagvaarden, aanmanen, versoeken
opsommen, optellen, voorrekenen.
-ocr page 485-
SONG
So«f)eur, m. droomer,m. mij»ieraar,m.
Som ca, juist van pas.
Somiaille, f bel, y. sckelletje, o.
Sonuailler, bengelen, gedurig luiden.
Somiaitler, m. belhamel, m.
Sonnant, klinkend, schel, luid, gereed.
Sonnante (a J\'heure), met klokslag.
Sonncr, /uiden, bellen, schellen, bla-
ten, klinken, slaan, reppen.
Soanerie, f. klokkengelui, o. slagwerk,
o, signaal, o. sein, o.
Sonnut, m. sonnet, o. klinkdicht, o.
Sonneltc, I. schelt v. bel, ». belletje,
o. heiblok, o. heistelling,
t.
Sonnctles (serpent, m. a), ratelslang, t.
Sonnettier, m. schellenmaker, m. schel-
lenverkooptr,
m.
Sonneur, m. klokkenluider, m.
Sonnei, m. twee testen, i. me.
Sonomètre, in toonmeter, m.
Sonore, welluidend, klinkend, weer-
galmend, helder, geluids. .. .
Sonorité, (, welluidendheid,*. klank,m.
Sopeur, (. slaperigheid, v. slaap
tucht, \\.
Sopha, m. sofa, t. rustbank, r.
Sophisuie, m. drogrede,i.sophisme,o
Sophiste, m. drogredenaar, m. rede-
naar,
m. sophist, m.
Sopbislicaüon, f. vervalsching, i.
Sopliistique, btdriegljjk, valsch, so-
phistisch.
Sophistiquer, vervallen, sophistisch re-
deneeren.
Sophistiquerie, f. vervalsching, t. spits-
vondigheid,
t. sophisterij, t.
Sophistiqueur, m. vervalscher, m. so-
phist,
m.
Sopor, m. slaperigheid,*, si aap zucht,\\.
Soporatif, slaapverwekkend, langwij-
SoporaLif, rr.. slaapmiddel, o.         (lig
Soporeux, slaperig, slaaptuchtig.
Soporifère, SÓporiflqtie, slaapverwek-
kend, slaap
....
Soprano, ra. sopraanstem, ?.
Sor. éénjarig.
Sorbe, f. sorbe, v. lijsterbes, ».
Sorbet, m. sorbet, o. sorbetdrank, m.
Sorbier, ra. sorbeboom, m. lijsterbes, v.
Sirbomque,t.godgeleerde schooltwist,a>.
Sorboniste, m. doctor in de godgeleerd-
heid,
in. sorbonist, Dl.
Sorcellerie, i\'. tooverif. v duivelskun-
ittmrij,
v. hekserij, v.
?OTT                       47.S
Sorcier, m. toovenaar, m. dnivelskun\'
stenaar,
m. heksenmeester, m.
Sorcière, f. toovenares, v. heks, v.
tooverheks, f,
Sordide, vuii, leelijk, laag, gemeen,
viikkig, karig, kadi, schrokkig.
Sordidilé, f. vrekkigheid, v. karig-
heid,
t.
Sorie, f. Spaansche lamswol, ?■
Sorne, f- ffz^rac/iMim, o j\'iersfaA, v.
Sonnet te, i. praatjes, o. me sprookjes,
o.
me. \'iruzriiin/tn, j. me. praaOt^
voor den vaak, o. me.
Sororiat, tuxterluk.
Sororiant, zwellend.
Sororicide, m zufftirtneortter, m. zus-
termoord,
m.
Sororicide, f. lustermoordenares, v.
Sort, m. (o(, o. noodlot, o. /rans, v.
betoovcring, t.
Sort tjeter uut. betooveren.
Sortabte, voegtaam, behoorlijk, beta-
melijk, goedgepaard.
Sorte, t. soort, ?. slag, o. aard, m.
wijte,
t. manier, r. eigene druk, w.
Sorte que <d<;), soodat.
Sortie, (. uitgang, m. uittocht, m. uit-
weg, m. uilkomst,
t. uitvoer, m. uit-
val,
m. geestig gezegde, o. weggaan,
o. ttifvoïi/foJonnx, t. tiuo"tfmanfel-
Ije, o. 5»r-\'u\', t. uitzakking, T.
Sortilége, m. ftefoovTinu, T.fooeery, t.
Sortir, utftioeren, uithalen, uittrekken,
naar buiten brengen, hebben, ver-
kregen, uitgaan, uitkomen,uitloopen,
uitzetten, naar buiten gaan,uit sprui-
ten, uitschieten, Ie voor schijn komen,
afstammen, afkomstig lijn, voort-
spruiten, afwijken.
Sortir, ra uitgaan, o. uitgang, m. uit-
komen, o.
Sosie, I- tweede ik, m. dubbelganger ,m.
Sot, tot, gek, dwaas, onnooxel.
Sot, ui. tot, in. gek, m. dwaas, m.
Sotie, f. kluchtspel, o. totte kluit, v.
Sot-l\'y laisse, m. stuit}*, o. lekkerste
beetje,
o.
Sotle, f- gekkin, ». zottin, t. dwate
vrouw.
v. gek wijf, o.
Solt e ment, tof, dwaas.
Sottise, t. xotternij, v. dwaasheid, v.
gekheid, v. malligheid, t. ongerijmd-
heid,
v dwate streek, m. fCntffif-
wtjtjré) u. onbefamirJif/(Aitt^ v.
-ocr page 486-
138
SOUG
SOTT
Soudriile, m. liederlijke soldaat, m.
Soudure, f. soldeersel, o. soldeer, o.
soldeeren, o. welling,
v.
Soudure fondante, 1. tinsoldeer, o, tin-
lood t
o.
Soudure forte, I. kopersoldeer, o.
Soulflaye, m. glasblazen, o. nieuwe
bekleeding,
*. stopstuk, o.
Soufflé, m. geblaas, o blaten, o. adem-
haling,
v. adem, m. windje, o. tocht,
m. luchtdrukking, t. ingeving, y.
SouffltSe (omelette,, f.), struif van yt-
klopte eieren, f.
Souiflemcnt, m. blaten, ». geblaas, 0.
Soutfler, blazen, uitblazen, inblazen,
opblazen, aanblazen, uitbranden,
ontnemen, wegnemen, kapen, in-
geven, aanstoken, aanwakkeren
, #p-
nieuw beklceden, hjjqen, snuiven,
influisteren
, voorseggen, goud ma-
Smifflerie, f. Maaswerk, o.            {ken.
Soufflet, in, blaasbalg, m. klap, m.
oorveeg, m. neerslaande kap, t.
SoutfMade. f. dracht oorvegen, ».
Soutfleter, klappen, oorvegen gtven.
Souifleteur, m. uitdeeler van oorve-
gen,
ni.
Souffleur, ra. blazer, m. snuiver, m.
in/luisteraar, m. souffleur, ra. stof -
scheider,
m. goudmaker, m.
Soulfleur d\'oniues. f. orgeltrapper, m.
Souffleuse, f. btaasster, o infiuisteraar-
ster,
t. usschepoetstertje, o.
Soufflure, f. holte, t. blaas, r. gal, v.
SouffraMe, te vrttragen, te dulden.
Souffrance, f. lijden, o. smart, v. ver-
gunning,
v. toelating, v. vertoef, o.
uitbel,
o.
Souffrance (bisser en), nitt betalen.
Souffranl, lijdend, ziek, geduldig, ver-
draagzaam.
Souffre-dotileur, ra. verschoppeling, m.
Souffreteux, behoeftig, noodlijdend.
Souffrir, lijden, verdragen, toestaan,
uitstaan, doorstaan, dulden,toelaten,
gedoogen, vergunnen, pijn gevoelen.
Sonfiaye, m. zwavelen,o.zwaveling, v.
Soufre, m. zwart;/, t. sulfer, o.
Soufrer, zwavelen, sulferen.
Soufrière, f. zwavetmijn, v. zwavel-
groeve,
v.
Soufroir, ra. zwavelkamer, V.
Sougarde, f. beugel, m.
Souqonie, f. keetriem. m. keelbnnd,m
Sottisier, m. vuilbeh, m. verzameling
van zotte geienden, v.
Sou, m. stuiver, ra. cent, tn.
Soubarbe, f. onderlip, v. opstoffer, m.
waterstag, v.
Soubardiers, m. pl.hoofdstutten, m. me.
Soubassement, m. voetstuk, o. voet, m.
fondement, o. onderbehangsel, o.
Souberme, m. opperwater, o.
Soubresaut, m. luchtsprong, m. schok,
m. stoot, ra. tegenspoed, ra. Ainrfer-
/)(i(i/, m.
Soubrette, f. Aamermtfisj\'t», #. Aam«<
niertje,o. kamerkatje, o. sou&refle,v.
Soubreveste, f, kamizool zonder mou-
wen, o.
Souche, f, tronk, m.stomp, m. blok, o
knop, ra. kerfstok, m. stam, m. il<im-
vnder,m. schoorsteenpijp,j.dwaas,ra.
Soucliet, m. boterbloem, t. schalie-
vaar, m. slechte steen, m.
Souchetaqe, m. opneming van het
stamhout, v. bezichtiging van geveld
hout, v.
Souclieteur, m. keurder van geveld
hout, m.
Souchever, de onderste laag uit eene
steengroeve halen.
Soucheveur, m. die de onderste laag
uit eene steengroeve haalt, m.
Sotichon, m. korte, yzeren bout, ra.
Souci, m. zorg, v. bekommering, v.
kommer, m. goudihloem, f.
Souci, m.(sans-). zieltje zonder zorq.o.
Soucier (se), zich bekommeren, zich
bekreunen, zorgen, zorg drayen.
Soucieux, bekommerd, ongerust, niet
op zijn gemak, zorgvuldig.
Soucoupe. i. schoteltje, o. schaaltje, o.
schenkblaadje, 0.
SoucrJllon. m. wintergarst, ».
Soudnïn, schielijk, sn tl, plotseling, ter-
stond, dadelijk, ijlings.
Souilainement, eensklaps, plotseling.
Soudaineté, f. plotselinge, o, schielijk-
heid,
v. onverwachte, o.
Soudard, Soudart, tn. oude krijgsman,
tb. oudg\'diende, m- snorrebaard,m
Soudé, f. zeewier, o. weedasch, o.
soda, t.
Souder, soldeeren, aaneenwellen.
Soudoir, m. soldeer kol f, v.soldeerbout,
ra. soldetrijzer, o.
Snudover, bezoldigen, omkoopen.
-ocr page 487-
SOUP                       477
Soumis, onderworpen, onderdanig.
Soumission, (. onderwerping,\\. onder-
danigheid,
v. berusting, v. ootmoed,
m. gehoorzaamheid, v.inschrijving,?,
aanneming,
t. verbintenis, v. ver-
plichting, v. belofte,
v.
Soumissiounaire, m. inschrijver,m.aan-
nemer,
m.
Soumissionner. inschrijven, aannemen.
Sonpapê, f. klep, v. stop, v. tap, m.
Soupatoirt\', dat ook voor avondmaal
dient, van het avondeten.
Sotipcon, in. achterdocht}v, vermoeden,
o. argwaan, m. gissing, v. schijn,m.
bewijsje, o. weinigje,
o.
Soiipgoimable, vermoedelijk, verdacht.
Soup\\;onner, vermoeden, verdenken,
verdacht houden, gissen.
Soupgonneux, achterdochtig, wantrou-
wend, argwanig.
Soune, f. toep, v. sop, v. vleeschnat.o.
snede brood in de soep,
v. eten, o.
Sotipé, avondeten, o. souper, 0-
Soupe a Ja purea, f. erwtensoep, v.
snert, v.
Soupeau, m. ploeghout, o.
Soupe-au-Jait, f. melksoep, v.
Soupe-au-lail, izabelkleurig.
Soupe ((rasse, f. vleeschsoep, v.
Soupe maiijre, f. watersoep, v.
Soupei.te, f. hangriem, m. insteekka-
mer,
v. paal, m. balk, ra.
Souper, m. avondmaal, o. avondeten,ö.
souper, o. avondstal,
m.
Souper, avondmaal gebruiken, soupee-
ren, \'s avonds eten.
Soupeser, met de hand wegen.
Sonpeur, m. vriend van soupers, ra.
Soupeuse, f. liefhebster van soupers, o.
dame waar men mede soupeert, v.
Soi\'pied, m. souspied, ra. leertjeonder
den voet, o.
So\'ipière, I soepterrine,v. s7epkom, v.
Suupir, in. zucht, in. snik, m.
.-nu! ü.iil. ra. lui.htgat, o. keldergat, o.
wmdpijp, v. luchtpijp, v.
Soupirant, m- minnaar, m. vrijer, m.
SoupiiLT, turkten, kirren, smachten,
lucht geven aan, hijgen, verlangen,
haken.
Souple, buigzaam, lenig, slap, rekke-
lijk, gedwee, toegevend, onderwor-
pen, gehoorzaam, handelbaar.
Souplesse, f, buigzaamheid, v. rekke-
Souhait, m. wensch, m. begeerte, v.
!■■■.- .\'■!■■■ /: .(. O. tl^.\', HL
Souhait (a), naar wuhjc/i, noai\'horte-
Souhaitablfl, wenschelgk, wenschens-
waard.
Souliaiter, wenschen, toewênschen,ver-
tangen, hegeeren.
Soui. m. soja, v.
Souillard, m. ijsbreker, ra. schoor-
balk,
m. waterrat, o. watersteen, m.
Souillarde, (. spoelvat, o.
Souille, I. modderpoel, ra. zelling, v.
Souiller, bezoedelen, bevlekken, be-
morsen, besmetten, onteeren.
i Souillon, m. morspot, m vuilik, m,
Souillon, i. slons, v. schrobster, v. va-
ffinwascAsfcr, *.
Souillonnor, friwfon, verhnvenen.
Souillure, f. vlek, v. klad, v. smet, v.
bezoedeling, v, bflula/cfcinff, v. o«-
rent/ieiV, v. oneer, v. schande, v,
Soü), m. f/n»iofltfi;«,\'f>. Mcomsf, v.
Soul, verzadigd, zat, vol, dronken,
moede,
                            *
Soulaqement, m. verlichting, v. leni-
ging,
v. baat, v. troost, m.
Soulagcr, vtrJfcAfitt, lenigen,opbeuren,
troosten.
                           (zuiplap, m.
Soülard, ra. dronkaard, m. xutper, m.
Soulard, rfronfrim, zat.aan dm drank-
Soulas, m. verlichting, v. troost, m.
sotWnas, o.
Soüiaud, dronken, aan den drank.
SoMer, verzadigen, zat maken, dron-
ken maken.
Soiiler (se), zich dronken drinken,zich
verzadigen, zich votstoppen.
Souleur, f. plotselinge schrik, ra.
Soulèveraenl, m. opheffing, v. opbeu-
ring,
v. oproer, o. opstand, m. ver-
ontwaardiging,
v. onstuimigheid, v,
- ui !■\'■ v.-:i;. i.i de coenr, m. walging, v.
braking,
v. misselijkheid, i.
-oulever, opheffen, opbeuren, oproerig
maken,tot opstand aanzetten, walgen.
Soulcver(se), opstaan, oproerig worden.
Sou lier, m. schoen, in.
Souliignement, m. onderstrepen, o.
Soulignsr, onderstrepen, onderschrap-
Soiili(|neux, houtachtig.                  (pen.
Souloir, gewoon zijn, plegen.
^oumettre, onderwerpen, bedwingen,
ten onder brengen, overlaten.
-ocr page 488-
478                       SOUQ
tijkheid, v. toegeeflijkheid,*.gedwee-
heid,
v. handelbaarheid, v.
Souquenille, I. grove lange hiel, m.
Souquer, sterft aantrekken, aanhalen,
sterk drukk-n,
Source, f. brun.v. wel, v. oorsprong,
m. beginsel, o. oorzaak, v. grond,ra.
Sourcler, m. hronnenvinder, m. bron-
nengraver,
m.
Sourcil, m. wenkbrauw, v. boven-
drempel, m.
Sourciller, m. wenkbrauwspier, t.
Sourciller, der wenkbrauwen, wenk-
brauw. . .
Sourciller, de wenkbrauwen optrekken,
fronsen, uitvloeien.
Sourcilleux, gefronst, verdrietig, hoog-
moedig, verheven, trots\'h, hoog.
Sourrf, doof, heimelijk, dof.
Sourri, m. doove, m.
Sourd (faire In), tich doof houden,
Oostindïsch doof
ry«.
Sourdaud, m. hardhoorige, m.
Sourde (lanterne.f), dievenlaxtaarn, v.
Sounlelin»!, f.Itatiaansche doedtltak,m.
Sourdement, stilletjes, zachtjes, hei-
melijk.
Sourdine, f. geluidbreker, m. klank-
verdoooer,
m.
Sourdine (a la), stilletjes, heimelijk.
Sourdre, ontspringen, opwellen, op-
borrelen, ontstaan, voortkomen.
Souricoau, m. jonge muis, v. muis-
je,
o.
Souriciére, f. muizenval,v. schuifdoos,
v. aansteehk\'ist, v.
Souriquois, der muizen, muiten ....
Sourire, glimlachen, toelachen, aan-
lachen, gunstig zijn.
Sourire, m. glimlach, ra. lachje, 0.
Sou ris, m. glimlach, m. muis, v.vuur-
muis,
v.
Sourive, f. watergat, o. oeverholte, \\.
Sournois, veinzend, geveinsd, geniepig,
gluipend, achterhoudend.
Sournois, m. veinzaard, m. die het
achter de mouw heeft, ra.gluiper
m,
Sournoisie, f. veinzcrtj, v. achterhou-
dendheid,
v. gluiperigheid, v.
Soursommeau, m. tast mand r v. ooft-
mand, \\.
Sous, onder, binnen,onder....., sub....,
mede ....
Sous-affermer, onderverpachten.
SOUS
Sous-aile, f, ztibeuk, v.
Sous-arbrisseau, m. laag heesterge-
was, o.
Sous-axillaire, onder de okselholte ge-
legen.
Sous-baü, m. onderpacht, t. onder-
huur, ».
Sous-bande, f. onderband, m. onder-
zwachtel, m.tappan,
v.
Sous-harbe, f. onderlip, v. onderkin,
v. kinslag, m. waterslag, v.Aoon.m.
Sous-barque, f. buitenhuia, v.
Sous-bibholhécaire, m. onderbibliothe-
caris,
m.
Sous-hief, m. bijkanaal, o gracht-
je,
o
Sous-bout, m. schoenhiel, m.
Sous-brigadier, m. onderbrigadier, m.
Sous-camrtricr, m onderkameraar, m.
Sou=-cap, m. onderopzichter, ra.
Sous-chantre,m. onder zangmcester, m-
Sous-chof, m. onderchcf, m.
Sou8-chirurgien,m. onder chirurgijn, m,
Sous-elavier, onder hi-t sleutelbeen ge-
legen.
Sous-rlerc, onddrftlörft, m.
Smis-commis, subcommies, va.
Sous-co=tal. onderde ribben gelegen.
Smiscripteur, tn. inteekenaar, m
Souscription, f. inteekening, v. i«-
schrijving, v. onderteekening, t.
Souscr\'ire, onderteek enen, inteekenen,
inschrijven, toestemmen, inwilligen.
Souscrivant, m. die aanneemt te be-
talen,
in
Sous-cntané, onder de huid gelegen.
Sous-iiéléyiicr, aanstellen, afzenden.
Sous-diaeonat, m. onder diakenschap, o ■
Snus-diacre, m. onderdiaken, m.
Sous-dominante, f. ondergrondtoon, m.
Sous-doublé, half-
Sous-doublée(en raison), in verhouding
als de ouadraatwortels.
Sous-doublis. ra. goot van pannen, v.
Sous-doyen, ra. onderdeken, m.
Sous-éfj:iIisoir, m. eerste nchiftzeef, v.
Sous-ent end re, er onder begrijpen, er
onder verstaan.
Sous-entendre (se), er onder begrepen
worden, er onder verstaan worden,
van zelf spreken.
Sous-entendu, m. iets dat van zelf
spreekt,
o. iets dat er onder verstaan
wordt,
o.
-ocr page 489-
SOt\'I                       47!\'
Sous-préfectura, f. onderprefectuur, v.
Sous-préfet, m. onderprefect, m.
Sous-prieur, m. onderprior, ta.
Sous-prieure, f. onderpriorin, v.
Sous-prote, m. onderproevenleter, ra.
Sous-réfectorier, m. tweede tafeldek-
ker, m.
Sous-rente, f. onderrente, v. pacht-
geld, o.
Sous-rentier, m. onderrentheffer, m.
Snus-sacristain, ra. onderkoster, m.
Sous-secretaire, m. ondersecretaris, m.
Sous-secrétnriat, m. ondersecretari-
aat, o.
Soussigné, m. ondergeteekende, m.
Soussigner, onderteek enen.
Sous-tangcnte, f. suhtangens, v.
Sous-tendante, f. koorde, v.
Soustraction, f. onttrekking, v. ont-
vreemding, v. aftrekking,
V.
Soustraïre, onttrekken, ontvreemden,
ontrukken, aftrekken.
Sous-traitant, m. onderpachter, m.
Sous-traiter, onderpachten.
Sous-triplo, derde.
Sous-triplée (en raiFon), in verhouding
als de cubiekwortels.
            (lij», v.
Souslytoirc, f. vijslijn, v. substylair-
Sous-ventiière, t. buikriem, m. sin-
gel, ta.
Sous-verge, m. »an de handsche
paard, o.
Sous-vicaire, tn. ondervicatis, m.
Sous-vicariat, m. ondervicarisschap, 0.
Soutane, f. priesterrok, m. soutane, v.
toga, v. geestelijke stand, m.
Soulanelle, f. korte priesterrok, m.
Som-\', f. gelijkmaking, v. slot, o. sal-
do,
o. afrekening, v. bergplaats, v.
sous
Sous-entente, f. achterhouding,*, voor-
behoud, o. achterdeur,
v.
Sous-épineux, onder het ruggebeen lig-
gend.
Sou5-é[iineux, m, ruggebeenspier, v.
Sous faite, m. ondernoksluk, o.
Sous-familie, f. onderafdccling, v.
Sous-ferme, f. onderpacht, v.
Sous fermer, o»der hu ren,onderpacht en.
Sous-fermier, m. onderpachter, m.
Sous-fréter, onderhuren, weder verhu~
Sous-yanle, f. beugel, m.
               {ren
Sous-gorge, f. keelriem, m.
Sous-gouvernante, l. ondergouvernan-
te,
v.
Sous-gouverneur, tn. ondergouver-
neur,
m.
Sous-intenda nee , f. onderintendant-
schep, o
Sous-intendant, m. onderintendant, m.
Sous-lieutenance, f. tweede luitenant-
schap, o.
Sous-lieutenant,m. tweede luitenant,m.
Sous-locataire, m. onderhuurder m.
Sous-location, I. onderhuring, v.
Sous-louer, onderhuren, weder ver-
huren.
Soiis-main, ondershands.
Sous-maitre, m. ondermeester , m.
bootsmansmaat, tn.
Sous-mal tresse, f. ondermeesteres, v.
Sous-marin, onderieesch
Sous-maxtllaire, onder het kakebeen
gelegen
Sous-mentonnior, onder de kin gelegen.
Sous-mentonnier, m. kinriem, m.
Sous-multiple, m. evenmatig detl, o.
deeler, m. factor, m.
Sous-normale, f. subnormaal, v.
Sou\'-ofuvre. f. Uut, m. fundament, o.
schraaghnlk, m.
Sous-o\'ficier, m. onderofficier, m.
Sous-ordre, ra ondergeschikte, m. on-
derklerk,
m. ondergeschiktheid, v.
Sous-plnitencerie, f, onderboetrechter-
schap, o.
Sous-pénitencier , ni. onderhoetrech
ter, m.
Sous-perpendiculaire, f. subnormaal,?
Souspied, m. souspied, m. leertje
onder den voet, o. voetriem, m.
Sous-poulres, f. pi. spanwerk, o.
Sou<!-pi-écepteur, m. ondermeester, m.
onderleeraar, ra.
hok, o. ruim, _.
Soutenahle , verdedigbaar, houdbaar,
dragelijk
Soutenant, m. verdediger, m. respon-
dent,
m
Soutenelle, f. postelein, v.
Soutènement, m. steen, m. schoor, m.
verdediging, v.
Souteneur, m. hoerenwaard, m.
Soutenir, steunen, ondersteunen, on-
derschragen, schoren, wederstaan,
uitgaan, bijstaan, staande houden,
onderhouden, volhouden, verdedigen,
helpen , begunstigen , versterken,
kracht geven, verdragtn.
-ocr page 490-
m
80 öf
SPE<.
Sparsile, verstrooid.                 (gras, o
Spartc, m, Spaatisch gras, o. Sparto-
Sparterte, f. weefsel van Spaansch
gras, o. matwerk, o.
Spartiate, ra. Spartaan, m.
Spartiate, Spartaansch.
Sparton.m. touw van Spaansch gras,o
Spasmati\'(ue, et» kramp lijdend.
Spas me, m. kramp, v.
Spasmodique , krampachtig, kramp-
stillend, kramp
....
Sptsmologie, t. krampleer, v.
Spasmoseux, krampachtig.
Spath, in. spaalh, o. ertsbloem, v.
Spallie, t. bloemscheede, v.
SpatuJe, f. spatel, v. roerspatel, v.
roerspaan, v. tepelaar, m,
SpatoJé, spatelvormig.
Spe, m. oudste koorknaap, m.
Spéautra, m. mengsel van geel koper
en tin, o. piauter, o.
Spécia, f. slot eener rekening, o.
Spécial) bijzonder, afzonderlijk, eigen,
speciaal.
Spócidlcniunt, bijzonder, in het bijzon-
der, speciaal.
Specialeer,ih het bijzonder aanduiden.
Spécialité, I. bijzonderheid, v. eigen-
aardigheid ,v .soortgelijke eigenschap-
v. specialiteit, v. lievelingsvak, o.
Spécieux, schijnbaar, waarschijnlijk,
schoonschijncnd.
Spécieux, m. waarschijnlijkheid, v.
Spécilicatif, specificeerend.
Spédficaliun, i specificatie, v. stuksge-
wijze opgave,
v.
Spécifier, specificeeren,stuksqewtjie op-
neven.
Spéeifique, specifiek, eigen, bijzonder,
soortelijk
Speciti(|ue, m. bijzonder geneesmid-
del, o
Spéoimi\'n, m. voorbeeld, o. staaltje, o\'
Spectacle, m. schouwspel, o. tooneel,
o. schouwburg,
m. schouwtooneel, o-
vertooning, v.
Spectacle (se donner en), tich tentoon
stellen.
Speclateur, m. aanschouwer, ra. toe-
schouwer,
m. spectator, m.
Spectre, m. spook. o. schim, v. zonne-
beeld, o. lichtbeeld,
o. spectrum, o.
Spéculaiie, spiegel ....
Spéculaire, f. spiegeltichtkunde, v.
Soulenir (se), zich staande, houden
zich goed houden.
Soutenu, gestut, ond*rsteund,volgehou-
den. bondig, deftig, verheven.
Souterrain, m. onderaardsch gewelf, o.
onderhuis, o. kazemat, v. geheime
weg,
ra. heimelijke streek, m.
Souterrain, onderaardse/t, geheim.
Souterre, onder de aarde verborgen.
Soutien, m. steunset, o. schoor, m stut,
m. deun, m. ondersteuning, v. hulp,
v. onderhoud, o schil-thouder, m.
Soutiratje, m. overlapping, v.
Soutirer, overlappen, aftappen, ovcr-
stfkett, afpersen, aftroggelen.
Souvenauce, f. herinnering, v.
Souvenir, m. gedachtenis, v. herinne-
ring,
v. aandenken, o. zakboekje,O-
Souvenir (se), zich herinneren, indach-
tig zijn, voor iets zorgen, heugen.
Souvenir (faire), herinneren, indach-
tig maken.
Souvent, Souventöfois, dikwijls, dik-
werf, menigmaal, vaak. (heer, m.
Souvejain, m. souverein, m. opper-
Souverain, souverein, oppermachtig,
opperst , hoogst , uitstekend, best,
diepst.
Souvcraine, f. vorstin, v. oppcrheer-
scheres, v.
Souverainement, oppermachtig, voor-
tnff.-tijk, ten hoogste, zonder beroep.
Souverameté. t. souvereïniteit, v. op-
perheersrhappij,
v. oppergebied, o.
Soy, m. soja, v.
Soyeleur, n. zijdefabrikant, m.
Soyeux, zijachtig, zacht als tijde.
Spacieux, ruim, wijd, breed, groot.
Spadassiu, m. voorvechter, ra.
SpadattJnage, m. voorvechterij, v.
Spadille, m. spadille, v. tthoppen-
aas, o
Spagyrie, I. scheikunde, v.
Spagyri<|ue, scheikundig.
Spain, m. Turksche ruiter, m.
S|>alme, m. scheepsteer, o. smeer-
sel, o.
Spilmei\', teren, smeren.
Spalt, m. spaltsteen, m. jodenlijm, v.
Sparadrap. in. pleister, v. hechtpleis-
ter, v.
Spare, m. brasem, m.
Sparité, gestrand.
Spanen, (. pi, gestrand goed, o.
-ocr page 491-
Sl\'fcC
spéculaire (minéial, m.)< «M(*we*M\'
mineraal, o.
Spéculaire (pierre, t.), spiegelsteen,m.
Spéculaire (.cience, i.), spiegehicht-
kunde, t.
Spéculaleur, ni. •\'-- schouwer, m. tvaar-
flnnifr, ra. speculant, ra.
Spéëulatu. opmerkend, beschouwend,
bespiegelend, speculatief.
ïpécutatioilj f. opmerking, 7. beschou-
wing,
v. bespiegeling,v. speculatie,,v.
^ecnicr,beschouwc)i,bespiegelen,over-
denken, overpeinzen, speauleeren.
Spécnlum, ia. speculum, o. spiegel, m.
Spée, f. tweejarig hout, o.
Spencer, ra. /y/j\'e, o. spencer, m.
SjJtTguIe, f. spurrie, t.
Sperma-ceti, m. walschot, o.
Spermatique, tian At/ iaaa, ztuuf. . ..
Spermatocèle, f. zaadbreuk, t.
Sperinatologie, f. zaa«i/t;er, f.
Spermalophaye, zaadetend.
Spanne, m. zaad, o. spermn, o,
Sj ermiole, f. kikvorschzaad, o-
Spbaeèlt, I. koudvuur, o.
Sphacéler, hei koudvuur krijgen.
Sphénoidal, tot het hoofdwigbeen be-
hoorend.
Sphénoide, m. hoofdwigbeen, o.
Splière, f. bol, ra. kloot, ra. hvmelkring,
ra.sfeer,
7. baan,v. kring,m. krans,
m. bereik, o. vermogen, o.
Sphéridté, f. bolrondheid, t.
\'plicrique, bolvormig, rond, klootsch.
phérista, m. kaatsspelmeester, m.
phéristére, t. kaatsbaan, y.
phéristique. f. kaatskunst, v.
Sphéroïdal, bolrondachtig.
Sptiérotde, m. rondachtig lichaam, o.
Splieromacliie, f. kaatsspel, 0. balspel, o.
"
béromitre, ra. kogelmeter, m.
.hincter, m. sluitspier, v.
Sji\'iinx, m. spbinx, m.
Sphygonomètre, ra. polsmeter, m.
Spie, m. lavendel, v. spyk, \\.
pica, m. korcnaarverband, o.
picilége, m. verzameling van papie-
ren,
?.
pinal, tot de ruggegraat behoorend.
pinelle, ra. bleckroode robijn, ra.
pinescent, doornvormig.
puii"-". [■«.-?. doornachtig.
Spiral, slakvormig, schroefvormig, spi-
raalvormig, spiraal
....
F.-H.
SPON                       M
bpiraJ, m. spirualvormiye veer, v.
Spirale, f. spiraal, v. slakkenlyn, v.
Spiration, f. uitgaan van den heiligen
geest, o.
Spire, f. kiullijn, v. spirtutllijn, v.
slakvormige gedaante, v. schro-f-
gang,
m.
Spiritualisalion, I. vergeestelijking, v.
overhating, v.
SpirituaJiser,i\'crfltie.*(^i/At;H,oföW.a^Ji.
Spiritualisme, m. s^üifuaitsmws, o.
Spiritualiste, m. tpiritualüt. m.
Spiritualitö, f. onstoffelijkheid, v. </t\'cs-
telijkheid, v. onlichamelijkheid, v.
geestelijke bitrachting, v.
Spirituel, geestelijk, geestig, geestrijk,
onlichamelijk, onstoffelijk, aardig,
zinrijk, vernuftig.
Spirituei, m. geestelijke, o.
Spiritueux, geestrijk, geestvol, steik.
Splancbnoipaphie, f. beschrijving der
ingewanden,
v.
Spleen, m. spUen, r. zwaarmoedigheid,
7. zwartgalligheid, v. miltziekte, v.
Splénalgie, f. j>j/n aan «"e -,,i\':\'i, ?,
Splénal\'jique, <ier miltziekte.
Splendcur, f. glana, m. helderheid, v.
luister, m. roem, m. pracht, v.
Splendide, prachtig, glansrijk, luister-
rijk, schitterend, heerlijk.
Splcneaipbraxis, m. miltverstopping, v.
Splénétique, miltzuchtig.
Splénique, li^r milt, milt ....
Splénite, f. miltontsteking, f.
Splénocc-le, f. miltbreuk, v.
Splénographie, f. miltbeschrijving, v.
Splcnotomie, f. nitit\'jntiedinj, v.
Spode, f. zinkkalk, v. spodium, o.
Spoliateur, m. plunderaar, m. roe-
ver, ra.
Spoliation, f. plundering, v. beroo>
ving,
v.
Spolier, /)/,\',..\'.■-(/», bei .yrjrcM-.
Spondee, ra. spondeus, m.
Spomlylu, in. wervelbeen, o. spondiel, v.
Sj.i-niiiuiix, sponsachtig, vol gaatjes.
Spomjite, f. sponssteen, m.
Spontane, vtijwillig, uit eiaene bewe-
ging, ongedwongen, uit zichzelf ont-
staand.
Spontane* (combustion, f.)* selfsont-
branding, v.
■ Spontanéité. f. vrijwilligheid, y. onge-
I dwongenheid, v. natuurlijkheid, v.
31
-ocr page 492-
\'.M
SPON
Spontanémcni, vrijwillig, ongedwon*
gen, van zelfs.
Spon ton, m. halve piek, v.
S po rade, verstrooid.
Sporadique, sporadisch, zich slechts
hier en daar vertoonend,
Sport, m. sport, m.
Sporte, m. bedelkorf, m.
Sportule, f. gift van levensmiddelen, v,
Spnmeux, schuimend, srhuimachtig.
Spumosité, f. schuimachtigheid,v.
Sputation, f. kwijting, v. spuwing, v,
Squalc, m. haai, m.
Squammeux , schubachtig, schubbig,
schilferig.
Square, m. square, v. plein, o.
Squarreux, ruw, oneffen.
Sqneletle, m. geraamte, o. skelet, o.
rif, o.
Sqnille.f. zeeajuin,m. garnaalkreeft,m.
Sqninancie, f. keelgezwel, o.
Squïrre, m. knoestgezwel, o.
Squirrenx, knoestig, hard.
St, st, stil, chut.
Stabilité, f. duurzaamheid, v, vast-
hcid,
v. bestendigheid, \\. duur, m,
Stable, vast, onbeweegbaar, duurzaam,
bestendig, blijvend.
Stade, m. renbaan, v. loopbaan, v,
stadie, v. staat, m. stadium, o.
Stadia, m. afstandmeter, m.
Stadmano, m. ijzerhout, o.
Stage, m. verblijf, o. oefentijd, m.
Stagiaire, m. advocaat in zijn oefen-
tijd,
m.
Stagier, ra. kanunnik in zijn verblijf-
tijd, m.
Stagnant, siilstaand, gestremd, dood.
Stagnation, f. stilstand, m. strem-
Staqner, stilstaan.                   (ming, v.
Stalmboiic, ra. steenbok, m.
Stalactiforme, dropsteenvormig.
Stalactite, f. dropsteen, m. druip-
steen, m. stalactiet,
m.
Slalaqmite, f. teplvormige drop-
steen,
m. stalagmiet, m.
Stalle, f. koorsioel, m. stalle, v.
Stamato, f. stamtt, v.
Stamenais, m kromhout, o. hniehout,o.
Staminal, tot de stampertjesbehoorend.
Staminpux, met lange stampertjes.
Staminifère, stxmpertjes dragend.
Stampe, I. stempel, m. brandijzer, 0.
ruimte lussch*,n mijnaders, v.
Stance, f. afsnijding, v. af deeling, v
Stant, m. tweejarige walvisch, m.
Stante, stijf, gedwongen.
StaphJsaigre, f. luizenkruid, o.
Staphyle, f. huig, v. lel, v.
SiaphyMmc, m. gezwel op het oog, o
Starie, f. ligdagen te veel, m. me.
Siarosle, ra, Poolschc landvoogd, m
Sutroslio, f. Pootsche landvoogdij, v,
Stase, f. stilstand, m. stasis, v.
Statere, ra. unster, v. weegfiaak, m.
■Stalhouder, m. stadhouder, m.
Stalhoudérat, m. stadhouderschap, o-
Statice, f. berganjelicr, v.
Statinn, f. stilstand, m. rustplaats, v.
station, o. pleisterplaats, v. bid-
plaats, v. statie, v. standpunt, o.
standplaats, v.
Stationnaire , stilliggend, stilstaa<vl,
duurzaam, aanhoudend.
Stationnairö, f wachtschip, o.
Slationnale, f. bezoekkerk, y.
Stationner, vertoeven, wat rusten.
Statiquc, f. statica, v. evenwichtsleers
Statistique, statistisch, statistiek.
Statistiqno, f, statistiek, v.
Statmeistre, m. stadmeester, m
Statuairc, ra. beeldhouwer, m.
Statnaire, f. beeldhouwkunst, v.
Statuaire, van het beeldhouwen, beet\'\'
houw .. ■ ., beeld ....
Statue, f. beeld, o standbeeld, o
Statuer, bepalen, vaststellen, besluit?»
Stalucttc, !. beeldje, o.
Statttquo, m. statu quo, o. bestaandt
toestand, m.
Stature, f. gestalte, v. grootte, v.
Statut, m. wet, v. instelling, v. vei
ordening, v. statuut, o
Staiirolfltre, m. kruisaanbidder, m.
Steamer, m. stoomboot, v.
Stearine, f. stearine, v.
Stiiarique, stearine....
St^atile, f. spekstecn, sn.
Ste\'atnmateux. spi\'kgczwelachtig.
Stéatfime, m. spekgezwel, o.
Stóqanograph\'), m. cijferschriftkw
(lige, m. steganograaf, m.
Sléqanoqraphie.f. cijferschriftkunde,
SMjanoqi\'aplitque. \\n cijferschrift, tol
ti»t cijferschrift behoorend.
Stogrtotique, heelend, sluitend.
Stellaire, tot de sterren behooren*
stervormig, sterre ....
-ocr page 493-
■JRJ
üTRA
STIL
elüoii, in. sterhagedii, v.
ellionat, m. bedrieglijke verkoop, .
etlionataire, m. zwendelaar, ra.
inochorie, f. samentrekking der va-
ten, v.
énographe, m. snelschrijver, m. ste~
nograafy
m.
\'iiographie, (. stenographie, *.
;nographier, snelschrijven.
tinoqraphique, slenoyraphisch.
nlé, stijf,
?ntor (voix, ra. de), stentorstem, v.
snt?róo (voix, f.), stentorstem, t.
6ppe, (. steppe, t.
ercoraire, drekkig, drek . ..
^rcoration, f. drek, m.
e, m. kubieke el,?, tvisse,?.stère,?.
éohate. m. voetstuk, o.
:iêographie , f. stereographie , v.
\'■iHnst om vaste lichamen op eene
tukte af te leekenen,
v.
■  éographi [tlé, stereogriphisch.
■réomiirl»,
f. slereometrie, ?. kunst
■m vaste lichamen te meten, ?.
léoïomie, f. kunst om vaste Ucha-
nen uit te snijden, ?. stereoto-
nie,
v.
■  \'Jotyparje, ra. drukken met vaste
stervormen,
o. stercotypeeren, o.
réotypft, met vaste lettervormen ge-
\'rukt, stereotiep, vast.
réotype, ra stereotiepdruk, m.
rêotyper, stercotypeeren.
réotypie, f. stereotypie, ?.
rile, onvruchtbaar, schraal, dor,
idel.
ri\'iser, onvruchtbaar maken.
rilité.f. onvruchtbaarheid,i,schraal-
tié, t.
linq, m. fond sterlin§, o
nal, tot het borstbeen behoorend.
rne, f. zeezwaluw, v.
•iium, m. borstbeen, o.
rnutntlf, nietenverwekkend.
mvln\\o\\tt,nitsenverwekk9nd,nies...
"utaloire, ra. niesmiddel, o.
tfltir, m. snorker, m. ronker, ra.
i leur, ronkend, snorkend.
toreux, snorkend, ronkend.
hoscope, m. stethoscoop, m.
énie, I. spierkracht, v.
énique, spierkrscktig.
\'ié, uit spiesglansbereid, tpiesglans
evattend
Slicboinant\'it, f. waarzeggerij uit vo-
zen,
v.
Sligmale, m. Utteeken, o. kenteeken,
6. merkteeken, o. brandmerk,
o.
opening, i.
Stigmatiser, brandmerken, laken.
Stiï\'de-grain, m. gele lakverf,v. schijt-
geel,
o.
Stilet, m. stilet, o. dolk, m.
Stülation, f. doorzijpeling, v.
Stillaloire, dooriijpelend.
Stimulant, aanprikkelend, opwekkend.
Stiri.iil.ini. m. prikkelend middel, o.
opwekkend middel, o. aansporing,?.
Stinüilcr, aanprikkelen, prikkelen, op-
wekken, aansporen.
Stimuleux, prikkelend, brandend, rftf-
ktnd.
Stimulus, m. prikkelend middel, o.
prikkel, m. spoorslag, ra.
Slipe, m. tronk, m. stam, m.
Siipt\'niliiire, bezoldigd, loontrekkend.
Sirpendiaire, m. bezoldigde, m. bezol-
digd ambtenaar,
m.
Slipemlier, bezoldigen, betalen.
Stipittf, door een stenyel gedragen-
Stipulation, f. beding, o bepaling, v.
Stipuler, bedingen, bepalen.
Slockfisch, m. stokvinh, m.
Stoïcijn, stoicijnsch, streng, ongevoelïi/.
Stoicien, m. stoïcijn, m.
Stoïcisme, m. stoïcisme, e.
Stoïque, stoicijnsch, streng, ongevoelig.
Slo\'i-mo, m. stoicijnsche denkwijs, ?■
Stokfiche, ra. stokvisch, m.
Stole, f. stola, v. koorrok, ra
Stoiiiii\'é. (. domheid, ?.
Stomacal, maagversterkend.
Stomachiriuc, tot de matig behooretnf.
maag
.....maagversterkend.
Storoacliiqtie, m. maagversterking. v.
waagbitt-ir, o. maagmiddel, o.
Stopper, stoppen.
Stopper, m. stopper, m. borg, m.
Stoqueur, m. stookijzer, o.
Storax, m. storar.boom, m.
Store, m zongordijn, v. en o venster-
scherm,
rolgordijn,*/, en o store,?
Strmcar, ffi. lormhaak ra
Stral\'hn-e, ui. scheellijn, n.
Strabite. m. s-heelziende, ra. lp?l, ui.
Slrairoine, m.stra*roni\\tm,m. doornap-
Stranfjnlation, t, wurging, v. verwr;
\' gin\'f, y samentrekking, v.
-ocr page 494-
ÜH
SUBH
ïtupt\'Ddni, verduwend.
Stupèfier, verdooven, verstyven, b \\
dwelmen, verstommen, verbazen. ,
Stupeur, verdooving, f. verstomnui<
v. gevoelloosheid, v. verbazing, rt \'
lupitte, dom, stom, onwetend, l\\ i
/o r/10.
Stupide, m. domkop, m. totferii,!
ï/omiHt:n\'A, in. lomperd, m.
Stopidité, f. domheid, v. sfompsiNM
/it\'ii\', v. botheid, v. lompheid, ».
SUi pre, m. schending, v. onteering,
verkrachttngt v.
Stuver, m. sfuiuer, na.
Styqienne (eau, (.), atetkwater, o-
Slyle, m. schrijfstift,?, schryfnaalé
stijl, ra. schrijfstijl, m. schrijftra
m. franf, m. wyze, v. mn/iiei\'
naald, v, stijltje, o.
Styler, oefenen, africhten.
Stylct, m. pouA, v. sitief, o. »»o
priem, m. tentijzer, o,
Stylite, m, pilaarhcilige., m.
Slylobate, m. voef eewöJ* iui(, ».
Stylomëtrle, f. zuilmcctkunde, v.
Siypllqao, samentrekkend, blocdst
pend.
Su, m. wJen, o. kennis, v.
Suage, m. :wöi,\'ïp«, o. slotenmitkei
hamer, ra. i*an</, m. scheepw
pwis, o.
Suaire, m. zweetdoek, m. lijkwad*
Suaut, :■!\'■■■\' i. .-■■\'/, :weeterig.
Suave, ïOt*f, liefelijk, zacht, aa
3 TRA
Stranguler, worgen.
Stranyurie, f. droppelpis, v. koud»
S tin passer , iiushaittljcn , afrossen ,
schelden, afraffelen, haastig afma-
ken.
Slrapttson, ra. kh.dschilder, m.
Strapttsonner, grof schilderen.
Sinipoutin, m. zitbankje, o. neerslaand
bankje, o. hangmat, v. buttzak, m.
Stras, m. vahchê diamant, m. ttrastm.
Si rasse, I. vlukzijde, v. pukpnpier, o.
SliaUyèmo.in. krijgslist, r. list, v. fce-
drt>jf, o.
Stratt\'.je, m. veldheer, ui.
Strategie, f. vddheerskuiiJ, v. krygs-
kunde, y. strategie, v.
Stratégiyue, krijgskundig, strategisch.
Straliflcation, f. laagswijze legging, v.
Slratilier, laayswijze leggen.
Slratoeraüe, f. suldateuregeering, v.
militaire regeering, y.
Slratoiiraphie, f. legerbeschrijving, v.
Stribord, m. stuurboord, o.
Strict, strikt, nauwkeurig, bepaald,
juist, stipt.
Sliicten.ent, strikt genomen, juist,
nauwkeurig.
Stricture, f. vernauwing, v.
Strident, gillend, krijschend, schel,
3<.hril,
Strider, gillen, kryschen.
Strié, gegroefd, geribd, gestreept.
Stiïes, f. pi. holte streepjes, o. rib-
bingen, v. me.
Sti\'iijile, m. badschraper,m. roskam,m.
Striyiliforme, roskamvormig.
Strille, t. twe< puntige hamer, m.
Striures, f. pi. rtbbingen, t. me.
Slrobile, m. kegel, m.
Strobili\'orme, kegelvormig.
Stromatcs, m. pi. mengelwerk, o.
Stroplie, I. strophe, ?. afdeeling, v.
Struclure, f. boutven, o. t\\mmeren,o sa-
menstel,
o. schikking, v. gebouw, o
Strumotité, f. haUgeswet, o.
Stiyge, m. bloedzuiger, m. vartfpyr, in.
Stuc, m. gips, o. siukadoorwerk, o.
Stncatenr, m. stukadoor, m,
Studieux, vlijtig, leergierig, naarstig,
Stupéfactil, verdoovend.
            {ijverig,
Stupéfaclion, [. verdooving, y verstom-
ming,
v. verbazing, v. verslaving, w.
SU\'pè\'fail, verstomd, verbaasd, ontzet.
iuS\'ffifcw,,.
aoN0«n<
Acid, v. f/t\'Mri\'sAeiJ, t.
Subalitriie, ondergeschikt, tubaUtn
Subalterne, m. ondergeschikte,
baltern, m.
SubuY\'lé\'tption, (. opdracht, v. («*\'■
Subdéléyué, ra. gelastigde, na. pÏT
Mrvaitjjw, m.
Subtléléiiuer, /aa( opdragen, aan
len, afzenden.
Subdiviser, weder verdeelen,onde^
deelen, smaldeelen.
Subdivision, t.onderafdcelingy, 0\'"j
verdeeling, v. smaldeeling, v.tfiw
tf«el, o. smaldeel, O.
Suber, m. /cMr/cioom, ra.
Subérate, m. kurk zuur zout, t.
Subéreux, kurkachtig.
Subhastatioü, f. openbare veiling,
-ocr page 495-
SUBIT
bhaeter, in het openbaar verkoopen,
tjMtbliek verkoopen.
bintrante (fióvre, f.), bekomende
koorts y.
\'
ibir, ondergaan, loden, dragon, ver-
\'\'dragen, dulden, doorstaan.
ibit, schiet j/k, plotseling, snel, su-
b iet.
ibito, su\'jt\'e/, schielijk.
ibjectif, subjectief, tot het onderwerp
behoor end, persoonlijk.
ibjection, f. een zien zclven gedane
vraag, v.
ibjonctif, m. subjunctief, m. bijvoe-
gende wjjs,
v. aanvoegende wgs, i.
I ibjonction, f. toevoeging, r.
, itbjagtl, ondergeschikt.
iibjugation, f. tmdtfr werping, i. <m-
\' rftir het juk brengen, o.
ubjuguer, onc/er *e( juk brengen,
. onderwerpen, beheerschen.
tililima\'ion, f. sublimeeren,o. omhoog-
drguing, v.
iblfmatoire, tot sublimeeren geschikt.
iblimatoire, m. sublimeerval, o.
(lLiliHme, verheven, hoog, voortreffe-
lijk.
iDliaié, m. sublimaat, o gesubli-
e, wecrd kwik zilver, o.
J( ibliraer, opdraven, omhoog dryven,
■«\'hl\'.mreren.
,
iblimite. f. verhevenheid, v.
iblingual, onder de tong liggend.
, ibJunaire, ondermaanse*, aardsch.
iibmarin. onderzeeseh.
5 ibmontal, onder de kin liggend.
abmergé, overstroomd, onder water
., gezet, onderloopend, onder water
groeiend.
sbmerger, ovcrstroomen, onder water
t zetten, onderdompelen.
,i ubmersible, onder water groeiend,
overstroombaar.
5i ibmersion, f. overstrooming, v. in-
dompeling,
v. onder water settcn, o.
v onder loepen, n.
ubodorer, van verre ruiken.
,t
ubordinatioit f. ondergeschiktheid, v.
,; afhankelUkheid, v. subordinatie, v.
ïibordomie, m. ondergeschikte, m.
ibordonncr, ondergeschikt maken,af-
hankelijk maken, lager zetten.
nborrmieur, m. omkooper van eetui-
i 7«ï. m. verleidevyjn.
SUBS                       485
Subornation, f. omkooping, v. verlei-
ding,
v.
Suborner, owAoopen, verleiden.
Suborneur, m, omkoopcr, m. verlei-
der,
m.
Subrécargue, m. supercargo, m. op-
zichter over eene lading,
m.
Subrécot, m. overgelag, o. nagelag.O-
Subrcptice, onderkropen, door verras-
sing verkregen, bedrieglijk,arglistig.
Subrepticement, met onderkruiping,
listiglj/k, ter stuik.
SubrepUf, onderkropen, door verras-
sing verkregen, bedrieglijk, arglistig.
Sulircption, f. verschalking, v. verras-
sing,
t. bedrog, o.
Suhraptivement, met onderkruiping,
Ustigljjk.
Subrogateur, m. plaatsvervanger, m.
Subroflation, f. plaatsvervanging, v.
Subroger, in de plaats stellen, ver-
vangen, substituleren.
Subrogé tuteur, m. toeziende voogd, m.
Sub-éctilif, volgend.
Subséqunmment, vervolgens, daarna.
Subséqnent, volgend, lager.
Subside, m. subsidie, v. en o. onder-
stand,
m. last, m. schatting, v.
Subsidiaire, tot onder stand dienend,
behulpzaam, subsidiair, tweede.
Subsidiairemont, ten overvloede, in de
tweede plaats, subsidiair.
Stibsistance, f. onderhoud, o. bestaan,
o. levensbehoeften t. me. levensmid-
delen,
o. me. leeftocht, m.
Subsister, bestaan, aanwezig zj/n,van
kracht blijven, ejjn onderhoud heb-
ben.
Substance, f zelfstandigheid, y. we-
zen, 0. stof,
V. krarM, t. sap, o.
voedsel, o. hoofdinhoud, m. pit, o
merg,
o. vermogen, o. nooddruft, v.
Substance (en), in \'t kort, kortelük.
Snhslnntieï,wezenlijk,voedzaam ,f;rarh-
tig, belangrijk.
Substantif, zelfstandig.
Substantif , m. zelfstandig naam-
woord,
o. substantief, o.
Snbstituer, verwisselen, in de plaat*
stellen, onder schuiven, erfgoed vast-
maken,
Sulislitut, m. plaatsvervanger, m. sub-
stituut, m.
Substitution, f. plaatsvervanging, v, in
-ocr page 496-
su is
I*,
de plaats stelling, v. substitutie, v.
vastmaking van erfgoed, v. onder-
schuiving, r.
Substructïon, f. onderbouw, m. fun-
dament,
o.
Sabterfnge, m. uitvlucht, v, uaorweJtd-
sei, s.\'
Sublil, fijn, dun, klein, tecder, scherp,
doordringend, listig, loos, behendig,
spitsvindig.
MiMilisaliou, f. verdunning, v.
Subtiliser, verdunnen, dunner maken,
fijner maken, bedriegen, verschal-
ken, muggen ziften.
Sulitililé, f. dunheid, t. fijnheid, v.
spttsvindigheid, ?. scherpzinnigheid,
v. behendigheid, y. sluwheid, v.
Subulé, elsvormig.
Subvenir, te hulp komen, bijstaan,
helpen, voorzien, goed maken.
Subveiitioii. f. ott\'itirstand, m. toelaje,
». subsidie, v. belasting, t.
SubversÜ, omkeervnd, omverwerpend,
verwoestend, vernielend.
Subreraion, f, omkeering, v. omver-
werping,
v. ondergang, m. i\'erwoes-
ting, t.
SubTertir , omfcetfre», omverwerpen,
verwoesten, vernielen.
Suc,.«. aap, o voc/i(, o.pit, o. merg, o.
Succédanéj pfi/aisverutfjiiyertd.
SuccéJer, opvol\'icn, navolgen, volgen,
gelukken, wel uitvallen, erven.
Succes, m. uitslag, ra, uitkomst, v.
gevolg, O- voorspoed, m. ffOörffi ui\'/-
s/a;/, in. j/WhA:, o. </oe</ gevolg, o.
Saccesseui-, m. opvolger, m. navolger,
m. erfgenaam, m.
Snccesiiljilitü, (. erf bevoegdheid,v.be-
voegdheid tot opvolging,
v.
SiKcessibie, bevoegd to! ecne erfenis,
bevoegd om op te vo\'gen.
Succe&i\', achtereenvolgend, erf ....
Successif id-oit, m ), erfrecht, o.
Successiou, i, achtereenvolging, v, op-
volging, v. vervolg,o. reeks,worde,
v. erfenis, v. nalatenschap, v. t>r/\'-
jroc*, o. boedel, ra. mcceMfej v.
Successivemeni, achtereenvolgens.
Succes=orial, eener erfenissuccessie. ..
Succin, m. barnsteen, o.
Snccinat**, ra. barnsteensuur zout, o.
Succinct, kort, bondig, h-knopt, gering,
schraal.
SuecHiique, van barnsteen.
Succion, t. zuiging, v. optrekking, \\
Succisa, f. duivelsbeet, m.
                  £„
Succomber
ettojfken, overwon»;
worden.
Succube, m. nachtmerrie, ».
Succulent, sappig, voedzaam,
Succursale, f. bijkerk, t, hulpkerk.i
uevenk\'tntoor, o. wcenriaw, t.
Succussion, !\'. schok, ra. schudding,
Sucemenl, ra. zuiging, t. juiyew.o. j\'
Sucer, zuigen, uitzuigen, uitmergelt* ïü
uitputten.
Sucet, m. zuigvisch, n
Sucette, i. dotje, o.
Suceur, ra. zuiger, m.
SL-i\'oir, ra. zuiger, m. zuigsnavel, * b
zuigorgaan, o. xuigspriet, t.
Sac^Ht, m. zuigvlek, *t.
Sufoter, lurken..
Sucre, m suiker, r.
Sucré,«t;swiAt;r(/,SMifc(;racA(ij/,5HiAi\':
Sucre brut, ra. ruu;^ MJ&ar, ».
Sucre camli, m. kandtjiuiker, v.
Sucrée, f. preutsche vrouw, t.
Sucrer, tujffetwi, btMuifcémt.
Sacrene, f. suikerraffinaderij\\T. «
kerbakkerij, ». suikergoed, o.
Sucrier, ra. suikerpot, ra. suikerbus,
suikerbakker, m.
Sucrin, ïo<;(, swtAtfrïoe/, suiker . ■
Sucriou, ra. iiareijtjrsf, v.
Sud, ra. ïuiaett, o. zuiderdeel, •- ff\' -„
(ffiHwtütf, ra.
Sud, ïwrf, zuiden, zuider . . , .
Sudaioire, f. twectstoof, v. zwectzieM*
t. zweetkoorts, v.
Sud-ost, ra. :i".i,! ,.!,■■:. o, tmVooifi\'\'
tvinrf, m.
Sudori\'èi\'e, ftOMfVAnMMtnrf.
Sttdorjtère, ra. tweet>niddel, •-
SudoriAqae, zw eetver wekkend.
Sudorifii|ue, m zweetmiddel, 0-
Sud-onest, m. twtdwtftltflt, o. :i(iVt"\'-
itiiiwi\'tij, m.
Sud-sud est, ra. fNi<fttfi<fMSfofM>.**"(
oostenwind ten zuiden, m.
Sud-sud ouest, ra. znidzuidweste», >
zuidwestenwind ten zuiden, rri
Suédois, m. Zweed, m.
Suédois, Xweedsch.
Suëe, f. " ■i<i<!zir.\',-t, o. angst, m.
Swer, zweeten.
                                       L
Soerie f. e*otfrtkHff,0 z*veet<rhuur,\'.\'
-ocr page 497-
SUPfc                       W
Suivi, gevolgd, onafgebroken, aaneen-
geschakeld, veel bezocht.
Suivre volgen, navolgen, opvolgen,
vervolgen, nagaan, begeleiden, be-
spieden, waarnemen
, uitoefenen,
dikwijls bezoeken.
Sujet, onderdanig, onderworpen, on-
derhevig, blootgesteld, verslaafd, toe-
| gedaan, genegen.
Sujet, m. onderdaan, m, onderwerp,
0. sujet, o. persoon, m. mensch, m.
voorwerp, o. oorzxak, v. reden, i.
aanleiding,
v. genegenheid, t. stof,
v. eerste naamval, m. subject, o.
Siijélion. t. afhankelijkheid, v. onder-
werping,
t. dienstbaarheid, y.
Sujötle, f. onderdanige, y.
S:ilfate, m. zwavelzuur zout, o.
Suliaté, met zwavelzuur zout betwan-
gerd.
Sulfite, m. zwaveligzuur zout, o.
Suliur.ï, m. zwavelverbinding, ?.
Sulfuró, zwavelachtig, gezwaveld.
Sulfureux, zwavelachtig, zwavelig.
Sulfurifjue (acule, m.), zwavelzuur, o.
Sultan, m. sullan, m. reukkussentje,o.
Sultane, f. sultane, v.
Sutianin, m. Turksch goudstuk, o.
Sumac, m. smak, v.
Super, toezuigen, toegaan.
Superbe, trotsch, hoogmoedig, hoovaar-
»ig% prachtig, heerlijk, kostbaar.
Superbe, m. hoogmoedige, m.
Superbe, i. hoogmoed.m. hoovaardf.y.
Supercarijue, m. supercargo, m.
Stipercession, f. pi. kwijtbricven,m.TDe.
Suporcliei\'W, f. bedrog, o. bedriegery,
v. schelmer]/, v.
Superfétation, f, overbezwangertng, t.
ovcrbevruchting, v. overtolligheid, v.
SuperBcie, ( oppervlakte, v. opper-
vlakkigheid, j. oppervlakkige ken-
nis,
v.
Supcrficiel, oppervlakkig, lichtvaardig.
Superfin, allerfijnst, zeer fijn.
Superfin, m. allerfijnste, o.
Superflu,oiwW0e(/i<7, overtollig, te veel.
Superflu, ra. overvloed, m. overtol-
lige,
o.
SuperOuité, f. overvloed, m. overtollig-
heid,
v. overtollige, o.
Supérieur, opper,opperst,hooger,hoogst,
bovenst, verhevener, overtreffend,
uit$tekend, groote>-, meerder.
Jjiiclle, f. ztoeettiekte, v. zwedkoorts.v
fjueur, f. zweet, o.
fcuffu-fl- genoeg yn i-jen.it--end zün
I voldoen.
pulfiiammenl, genoeg, genoigzaam.
piiiffisance, f. genoegzaamheid, v. ge-
noegen,
o. zelfvoldoening, v. ver-
waandheid, v. geschiktheid, v.
-iffMiil, genoegzaam, voldoende, toe-
reikend, verwaand, laatdunkend.
J^ffiiant, na. vcru;<ia»(/ mpiui/i, m.
^n\'fix;, m. achtervoegsel, o.
ulTocanl, stikkend, smorend, verstik-
kend, stik
.....
Suffocation, f. stikking, v. verstikking
J v. smoring, v.
TsuffO(uer, verstikken, versmoren, slik-
ken, smoren.
ptiffragant, m. wijbisschop, ra.
t><ilïïa<jc, m. item, v. goedkeuring, y.
})j}val, m. voorbidding, t.
uflu;nii|atioii, f. berooking, v.
nffusioii, f. overstorting, v. over-
ïqoj», m.
Nüljercr, ingeven, inblazen, inboetc
men, aan de hand geven.
ugijestion, f. inblazing, v. inboeze-
nitng,
v. wenk, m.
uiciilc, m. zelfmoord, m. zelfmoor-
deniar
m.
(uicider (se), zich van het leven be-
rooven, zelfmoord begaan.
we, f. roct% o.
-Mi, m. ongel, v. vet, o. smeer, ê.
\'itin, m. neutraal zout, o
lint, m. vttifjheid, v. smerigheid, v.
■linteinent. m lekking,v. druiping,?.
tinlert lekken, druipen, sijpelen.
ïisse, m. Zwitser, in. Zwitsersch, o
portier, m. kcikeknecht, m. hon-
I dens\'aifer, m. lomperd} m.
puisserie, f. portierswonmg, v.
esse, f, Zwttsersche vrouw, r.
tnite, f. tveA:$, v. rij, v. nateetttcAa*
keling. v. s«»n.\'»/iatt<;, m. gevolg, o.
vervolg, o. uitkomst,
v. voo/dcf-
(i»tff, v. stoet. m. nasleep, m.
uile (>lu), achtereen, na elkander.
"ito (loul .Ie), dadelijk, aanstonds.
uivnb\'le, effen.
{tüvaiil, volgens, naar.
uiïante, f. \'kamenier, t.
nivanls, m. pi. nabestaanden, m. me.
"\'""r, met vet b^sfryken, insmeren.
-ocr page 498-
488                   SUPÊ                        I
Supérieur, m. opperste, m. overste, m.
hoofd, o. overheid, v. kloostervoogd,
m. meerdere,
m.
Supérieure, f. k/oostervoogdes, v.
Supériorite, oppergebied , o. over-
macht,
v. meerderheid, v. voorrang,
m. voorrecht, o. overwicht, o.
Stiperlatif, hoogst, overtreffend.
Superlatif. a. hoogste trap, m. over-
treffende trap,
ra. superlatif, m.
Snperlativement.i\'ii den hoogsten graad.
Superport, m. bovendeur, v.
Sttperposer, bovenop plaatsen, op elk-
ander plaatsen.
Superposition, f. op elkander plaatsen,
o. bovenopstelling, v.
Superpnrgation, f. testerkc pttrgatie, r.
Snperséiler, uitstellen.
Superstitieux, bygiïoovig,wangeloovig.
Superstition, f. bijgeloof, o. bygeloo-
vigheiU,
v. overbodige nauwgezet-
Supin, m. supinum, o.           (h:id, v.
Supinateur, m. achteroverbuigende
h andspier, v.
Snpination, f. achteroverbuiging, v.
Supplantateur, m. onderkruiper, m.
verschalker, m.
Supplantation, f. onderkruiping, v.
voetlichting, v. verschalking, v.
Supplanter, onderkruipen, den voet
lichten, verdringen, verschalken.
Suppléant, m. plaatsvervanger, m.
Suppleer, aanvullen, vervullen, ver-
vangen, voorzien, bijvoegen, vergoe-
den.
Supplément, m. vervulling, t. aanvul-
ling, v. aanvulsel, o. oyvoegsel,
o
bijlage, v. supplement, o-
Supplémentaire,bjf\'(/evoi\'grf,W(ï\' tot aan-
vulling dient.
Supplétif, aanvullend, vervullend.
Suppliant, m. verzoeker, m.
Supplication, f. verzoek, o bede, v.
smeeking, v, smeekschrift, o.
Supplice, m. straf, v. lijfstraf, v. fol-
tering,
v. marteling, v. hartzeer, o,
Suppticïer, met den dood straffen.
Supplior, f. smeeken.
Supplique, f. smeekschrift, o. bede, v.
Support, m. steun, m. stut, m. steun-
sel, o. stengel,
m. ondersteuningsli-
chaam,
o. boorklos, m. draaghout,o.
ondersteuning,
v. bjjstand, ra.hulp,y.
SChildhoiider,
m. schihldraqfr, m.
SURA
Supportable, verdragelijk, vergeeflijh. «
Supportant, overdekt.
Supporter, dragen, ondersteunen, ver- e
dragen, uitstaan, lijden, dulden.
Supposable, onderstelbaar.                  §
Supposé, ondersteld, voorondersteld,
valsch, verzonnen, ondergeschoven, §
ondergestoken.
Supposer, onderstellen, vooronderstel- 5
len, als waar aannemen, onderschw-
ven, ondersteken.
Supposer (se), zich verheelden, zich j
voorstellen, zich in de plaats stellen- t
Supposition, I. onderstelling, t. voor- ï
onderstelling, y, meening, f .onder- \\
schuiving,
v. ondersteking, r.
Suppo-sitoiie, m. steekpil, 1. zetpil, 1
Suppot, m. aanhang er,m. medestander,
ra. handlanger, m. suppoost, m. t
Snppression, f. opheffing, t. afschaf- \\
flng,
t. verbod, 0. verwijdering, v. \',
verzwijging, r. terughouding,
v. ;
verstopping, v. opstopping, v.
Supprimer, verbieden, intrekken, af-
schaffen, onderdrukken, wegnemen,
vernietigen, verzwijgen, achterhou-
den, weglaten.
Suppuratif, etterverwekkend, rijp-mu-
itend.
Snppuration, f. verzwering, t. veret-
tering,
v. rijpwording, y.
Suppurer, zweren, etteren,ryp worden.
Supputatioti, f. optelling, *. bereke-
ning, j. raming,
v. overslagt ra-
Supputer, optellen, berekenen.
Suprematie, f. oppergezag, o.
Suprème, hoogst, opperst, verhevene
laatst.
Suprème (Êlre, m.), Opperwezen, o
Sur, zeker gewis, verzekerd, ontwij-
felbaar, onfeilbaar, vast, sterk, vei-
lig, trouw, getrouw, zuiver.
Sur, w. zekere, o
Sur, op, hoven, over, aan, bij, nabij.
in, tegen, tot, omtrent, aangaande,
gedurende, achter.
Sur, zuur, scherp, wrang.
Sür fa coup, pour), gewis, zeker, voor-
zeker.
Sur abondance, t. groote. overvloed, m.
Surabondant,overvloedig, overvloeiend
Surabondcr, overvloeien, overloop?»
Surachat, m. overbetaling, v.
Suracïietpr, al te duur koopen.
-ocr page 499-
SUttM
iS\'i
SÜRA
öuraigu, te hoog gestemd, te scherp.
Suraiouter, nog bijvoegen.
pural, tot de kuit bekoor end, der kuit
ISnralter, wild speuren zonder aan U
staa n
Sarandouiller, m. grootste tak aan de
hertshoorns,
m.
Surannation, f verjaring, v. vernieu-
wing,
v.
Surannö, verjaard, overjarig, vcrou
derd, ouderwetsch.
Suranner, overjarig worden, ver jaren
iitr-arbitre, opper scheidsman, m.
^urard, van vlier, vlier... .
Stirbijssé, ingrbogen, invallend.
Siirhaisseraem, m. inbuiging, r.neder-
drukking,
y.
urbandc, f. tweede zwachtel, ra. over
spanning, r.
Surbout, m. rechtopstaande balk, m.
Surcase, f. band van vier schjjven, m.
Surcens, m. buitengewone cynï, m.
Surcharge, f. overlast,m overlading,?
Surcliarger, overladen.
Snrchauff;r, al te heet makev, ver-
branden, oververhitten.
SurchanfTire, f. verbrande plaats, <r
Stirco), m. hn:.thind, m. (scheur, r
Surcomposö\', dv.hbeX samengesteld.
burcomposé, m. dubbel samengesteld
lichaam, ê.
.Surcostaux, m. pi. spieren boven dr
ribben, t,
me.
Sarcroissanee, f. uitwas, 0.
Snreroh, m. overmaat, v. veifrooting,
». vermeerdering, v.
Surcrottre, uitwassen, vermeerderen-
S\'ircaleox, van nieuwe scheutjes voor-
tien.
Snrdemande, f. ovcrvragin§, v.
l>nrdent, f. overtand, ra. uitstekende
tand,
m. haaktand, m.
Surdi-mutitt1, f. doofstomheid, v.
surdite\\ f. doofheid, v. hardhoorit/-
Snrdorer, oververffuièeH, (heid, v.
Santos, ra. rugriem, m.
Snreau, m. vlier, v. vlierboom, m.
i»untyalBoir, m. tweede schift zeef, v.
S:ireile, I. gemeene zuring, y.
Sftrement, veilig, in zekerheid, teker,
Snréoiinant, u\'tstekend.              (gewis.
Surenchère, I. hooger bod, o. opbie-
ding,
». verhooging, t.
Siirertchirlr, honger bieden, opbieden.
Surérogation, I. overtolligheid, t.
Suréroffatoire, overtollig, meer da»
noodzakelijk is.
Suret, tuurachtig.
SAnté, f. zekerheid, t. veiligheid, v.
verzekering, r. onderpand, o. borg,
m. gerustheid, t. vastheid, v.
Surexcitation, f vermeerdering van
levensgeest, \\. overprikkeling, v.
Surface, f. oppervlakte, t. vlakte, v.
vlak, o
Surfaire, overvragen, te hoog schatten.
S\'irlaix, m. bovenriem, m. overtin-
gel, m.
S\\iTteo\\\\te,t. buitenhuid,*.buitenblad,n.
Surfleurir, nabloeien.
Surgarde, f. bjjwacht, v-
Surge, ruw, ongewasschen.
Surgcon.m. scheut,m. telg,?. sprong,m.
Snrgir, aanlanden, aankomen, binnen-
loopen, opkomen, ontstaan.
Snrhaussoment, m. verhooging, t. op-
hooging,
».
Surbausser, verhoogrn, otthoogen, op-
slaan.
Surhumain, bovcnmenxchelgk.
Surhum^rale(veinö ,t.),schon<iera*ertx.
Barintendnnea, f- oppertoezicht, o. ep-
perbewind, 0.
Suriu*end*nt,m.oppertoeziener, m. op-
perbewindhebber, m. opperinten-
Surir, verzuren.                     (dent, m
Sun\'aló, onklaar.
Surjet, m. overhandsckc natte, m,
Surjeter, overhands naaien.
Snriangue, f. pestbuil, f.
Snr-le-champ, dadel$k, terstond.
Snrlcndemaiti.m.fwefrft; dag daarna,*-
Surlior, takelen.
Surlhire, f. takeling, t.
Snrloage, t. lendestuk, o.
Snrmarcher, op hetzelfde spoor terug-
keer en.
S-irniener, afjigen,over den kepliien.
Surmesnre, f overmaat, v.
Siirmontab\'c, overkomelijk.
Siifuonter, naar bonen draven, boven -
drijven, overwinnen, overtreft n,t-
boven komen, stijgen bffven,
»<*-
kronen.
Stirmoiilp. m. tweede vorm, m.
Surraonler, een tweedf.n «arm maken
Surmoilt, m. onaeprTstt moit, m lek-
ma*t,
m.
-ocr page 500-
WO                       SURM
Surautet, m. zeebarbeel, ra.
Surmulot, m. grootkoppige veldmuis,*.
Surnarjer, drijven, bovendrijven, over-
hand hebben.
Surnaiurel, bovennatuurlijk.
Stirnaturel, \'m. bovennatuurlijke, o.
Suintijféiïs, f. pi. oversnecuwde wegen,
m. ree. oversneeuwd spoor, o.
Surnom, m. bijnaam, ra. toenaam, m.
Surnommer, bijnaam geven.
SurnuaieVaire, overtollig,over compleet.
Sur numéraire, m. overtollige, m. sur-
numerair,
m.
SuniuinrTariatjtn.surHumüratrsc\'iflip.o.
Suron, m. met cene ossenhuid bekleede
baal,
v. ceroen, m.
Suros, n. overheen, o. schuifelbeen, o.
Suroxigené, oververzuurd.
Surpariienl, over verdeelend.
Surpasser, te boven gaan, overtreffen,
uitsteken, grooter zijn.
Surpayor, te veel betalen, te duurbe-
Surfieau, f. opperhuid, v.           (talen.
Surpenle, f. topreep, m.
SnrjilU, ra. koorbemd, o.
Stii\'ploml), m. helling,x. overhelling,y.
voorwichtigheid,
v.
Surplonber ,doenoverhellen .overhellen.
Surplu^s (voie*, f. pi.), verregend
spoor,
o.
Surplus, m. overschot, o. overige, o.
surplus, o.
Surplus tuu), voor het overige, voorts.
Suvpjiils, m. doorslag, m. overwicht, o.
Surpoint, m. afschraapiêl, o.
Surprcinut, verbatend, verrassend,
wonderbaar, zonderling.
Surpremire, betrappen, ver rassen, ver-
bazen,verwonderen, ov er v all ttn,over-
rompel a, opvangen, verschalken, be-
driegen, ontstellen, verbijsteren.
Surprise,f. overvnltiwj,\\. verrnsting,*.
betrapping,
v. overrompeling,\\. ver-
bazing,
v. verwondering, v. ontstel-
tenis,
v. misslag, m. list,v. bedioqfi.
Surrénal, boven de nieren ligqcnd.
Sur^aul, ra. opspringen, o. schrik, ra.
Stirsaut (en>, met schrik, schielijk.
Su!">éi»ce, f. uitstel, o. opschorting, v.
verschuiving, v.
Sursemer, overzaaien, op nieuw be-
zaaien.
Snrseoir, uilstellen, opschorten, ver-
schuiven.
SÜSC
Sursis, uitgesteld, opgeschort, verscho-
ven.
Sui\'ïis, ra. uitstel, o. opschorting, f.
verschuiving, v.
Sursalide, m. vierde macht, v.
Sursolide, overvast.
Surtaux, m. te hooge schatting, v. over-
schatting,
v. te hooge belasting, v.
Surlaxe, f. te hooge schatting, f. ver-
hoogde belasting,
v.
Surtaxer, overschatten, te hoog bel"-
ten, te hoog aanslaan.
Surlout, m. overrok, ra. overjas, v. ia-
gagekar,
v. vormmantel, m.
Surtout, bovenal, vooral.
Surveillance, f. opzicht, o. toezicht,\'}
wacht,
v. waakzaamheid, v
Surveillant, m. opziener, m, opzichter,
m. b-\'waker, ra. surveillant, m.
Surveille, f. twee dagen te voren, m
Surveiller, toezien, bewaken, lette»,ooi
houden, gadeslaan, bezorgen.
Survenance, f. onvoorziene komst,
onverwachte komst, f.
Survetiant, m. onverwachtkomende, m.
Surrendre, te duur verkoopen.
Siirvenir, onverwacht komen, overval-
len, gebeuren.
Survcute, f. te dure verkoop, m.
Surventer, op\'trken, hard waaien.
Survèlir, overkleeden, overaantrckkea
Hurvider. afgUten, afschudden.
Survie, f. overleving, v
Suriivance, f. overleven, o recht (1
opvolging, o.
Stirvivanciei\', m. overlevende, m. recht
van opvolging hebbende,
m.
Survivant, m. overlevende, m. langtt-
Survivre, overleven,          (levende, m.
Sus, boven, op, welaan.
Sus fen), daarenboven, bovendien.
Sdttin,m. halfdek.o achtervinkennet,o.
Susbaiide, f. topdckplaat, v. pap, v.
SusCfptibtlité, f. vatbaarheid, v. gevot-
Ugbeid , v. ontvankelijkheid .
v.
lichtgeraaktheid, v. neiging, v.
Suscepiilile , vatbaar , ontvankelijk,
gevoelig, Uchtgeraakt.
Suscep\'.ion, f. aanneming der geeste-
lijke ordening,
v.
Suscitalion, f. aanzetting, v. opsto-
king,
v. aanhitsing, v.
Suscilcr, verwekken, veroorzaken,doe»
ontstaan, \'\'e^okkenen
, aanzetten.
-ocr page 501-
SVSG
SOSOriplftB, f. opschrift, O.
Siudit, bovengenoemd, bovengemeld:.
SoaUt, m. bovengenoemde, m.
Susin, m. hal f dek, o. achtervinkennet ,o.
Suspect, verdacht.
Suspect, m. verdachte, m. verdacht
persoon,
m.
Sntpecter, verdenken, verdacht hou-
den.
Suspendre, hangen, ophangen, uitstel-
len, opschorten, ontzetten, schorsen,
staken, suspenaeeren.
Suspens, geschorst, gesuspendeerd.
Su$peti8 teuj, in onzekerheid, in twij-
fel, hangend, onbeslist.
Suspence, t. ontzetting, r. schorsing, v.
Suspensen!-, ophoudend.
Stupanslf, ophoudend, opschortend, af-
brekend,
Suspension, f. ophouding, v. opichor-
tin»,
v. ontzetting, v. schorsing, v.
ophouding,
v. stilstand, m.
Suspenwir, m. breukband, m. eWer-
lijfszakband, m.
Suspicion, f. vermoeden, o. verden-
king,
v. argwaan, m. achterdocht, v.
SnsKüyement, m. lispeling, ».
Sussuration, i. geprevel, e. (luisteren,
0. gefluister, o.
Sussurer, prevelen, fluisteren.
Susientation, f. onderhoud, o. voctf-
«/, O.
Sasieuter, onderhouden, voeden.
SaturaJ, uan ee;i naai/.
Sature, i. noerrf, m. roej, v.
Suierain, /itr( opperleen betreffend,
suzerein, opperleen
....
Suzerain, m. epperfeeflAeer, ra.
Snzerainelé, f. opperheerschappij, t.
ewserefofteft, v.
Sr el te, ryxiy, r«»/.-, üaiik, tenger, los,
ongedwongen.
Sybarite, m. sgbariet, m.vcrwyfdc,m.
wellusteliyig,
m.
Syoomore, m. a\'iortiboom, in.
Sycophante, m. pluimstrijker, m. /Ti*-
flooier, m. verklikker, m. aanbreit-
yer, in.
Sycoso, vijgvonniij gezwel, e.
Sytlahaire, m. spelboekje, ©. |«e*-
\'•oekje, o.
Syllabe» f- lettergreep, f. sgllahe, v.
S\\!lalier, httergrepen verderf en.
Sylj.\'ibffpie, tettergrffiQ.
SY?IP                      1*1
Syllabiiatien, f. verdeeling in letter-
grepen,
?.
Syllabiser, in lettergrepen verdeelen.
Syllepse, f. syllepsis,*. samenvatting,\\.
Syllogiser, met sluitredenen redenee-
ren.
Syllogisme, m. üuitrede, v. syllogis-
me,
m.
SylIo:jislique, sullogistisch.
Sylphe, m. luchtgeest, m.
Sylphide, f. sylphide, v.
Sylvain, m. Iioscbgod, m.
.Syivatiqne, in bosschen groeiend.
Sylveslre, in het wild groeiend, woud....
Sylviculture, f. boschbottw. m
Symbole, m. symbool.o. zinnebeeld, o.
teeken, o. geloofsbelijdenis,
V. ge-
loofsleer, v. geloof, o.
Synoboüque, sgmboliich, zinnebeeldig.
SymbolHer, sg<nboliseeren, zinnebeel-
dig voorstellen, verzinnelijken, over-
eenkom t hebbtn.
Sya<t)oloi(ie, f. erkenning der ziekte»-
oorzaken.
Synr.étrie, f. evenredigheid, v. over-
eenkomst,
v. sgmmetrie, v.
Symetriqiie , evenredig, evenmatig,
symmetrisch.
Symétrber, evenredig zijn.
SympUhie, I. sympathie, t. gelijkaar-
digheid,
v. overeenkomst, v. mede-
niigin>i,\'i.geva\'dsQveree>istetitming.v.
Symp\'iÜiiqtie, sg.npathetis\'h, medege-
voelen-I, gcltjk-tardig, overeenkom-
stig, overeenstemmend, overeenko-
mend.
?vmpathiqiie (cncre, f.), tooverinkt.ca.
Sympatbiser,sympathiseren, overeen-
stemmen, gelijke gevoelens hebben.
Symphonie, (. overeenstemming, v.
welluidendheid, v. samenstemwing,
v. si/mphonie, t.
Symplioniste, m. maker van sympho-
ieën, m. orkest muzikant,
m.
Syinphyse, f. beentlerverbinding, v.
Symposiarque, m. president van de
tafel,
m.
SyaipoHe, f. gastmaal, o.
Svmplomatiquo, lot de kenmerken be-
\'hoorend, symptomatisch.
Syitiplomatoloqic, f. verhandeling over
de kenmerken,
v.
Svmpti\'ime, m. kenmerk, o. kenteeke»
o. ver$chgnsel,o. WjrTt.o tymptoomtm
-ocr page 502-
SYMP
Ï!l-J
SÏZV
Sytionyme, synoniem, gelgk van be.
beteekenis, tinverwant.
Syronyme, m. synoniem, o.
Synonymie, f. synonymiteit, v. gelijk-
heid van beteekenis,
v.
Synnnymiqne, synonymiek.
Synonymiste, m. synonymist, m.
Synipse, m. overxtuht.o. algemeen be-
grip,
o synopsis, v.
                  (tisch.
Synoptiqtic, overzicht gevend, synop-
Synoque, f. doorgaande koorts, v.
Synoste\'ographip, f. beschrijving eerb-
iedingen,
T.
Synostéologie, f. verhandeling over <\'■■
geledingen, t.
Synostéotomie, f ontleding der gele-
dingen,
T.
Synovial van hei leewater, gewricht$..-.
SrROvie, ï. leewater, «
Syntaxi», t. syntaxis,*, woordvoeging,*.
Syntviqne, syntactisch.
Syntexie, {.flauwte, ». onmacht, f.
Synthese, f. synthesis,v. samenstelling,
T, samenvoeging, r. menging, v.
Syntbétique, synthetisch , samenstel-
lend, verhindend.
Pyphilis, f. syphilis, v. venustiekte. i
Syphilitiqiie, syphilittseh.
Syrinc, m Syische taa*, ».
Syrïac, Syrisch.
Syrien, Syrisch.
Syrinrja, m. syring, v. sering, v
Syringotome, f. fistelmes, e.
Syringotomie, f. fiitelsnyding. r.
Syrop, m. stroop, ».
SyrtM, m. pi, drijfzand, 9
Systaltiqne, samentrekkend, sysivltisch.
Systématiqtie, systematisch, leerstellig:
stelselmatig.
Syeteme, m. tystetm, ft. stelsel,n leer-
stelsel,
fl. leerstuk, o toestand, m.
reg^l, m.
Systofe, (. samentrekking r. druk\'
king,
v.
Systyie, m. diehtzuilige bouworde, v.
Syiygir. f- nieuwe maan, v. volle
maan,
v sawnstand. m tegen ■
•ftfffrf Ml
Symptose, f. verval van krachten, o
weder instorting,
i.
Synagogue, f. synagoge, t. jodcnkerk
t. jodendom, &
Synalèphe, (. ineensmelting, r.
Synallagraatique, wederzijds verbin-
dend.
Synancie, f. keclziekl<>, ».
Synartlirose, f. met op elkander draai-
ende, beenderen,
o. me.
Synaxe, f. vergadering, v.
Synchrone, geigktydig,
Syitchrooique, gelgktgdig.
Sytjchronismc, m. gelgktgdigheid, r.
Synchroniste, m. tgdqenoot, m.
Synclironi=tir[ue, gelgktgdig.
Synchyse, f. woordverplaatsing, v.
Syncope, f. onmacht, t. flauwte, t
bezwijming, v. weglating, ?. verkor-
ting,
t. vcrdeeling, t.
Synconer, samentrekken, verbinden
Syncrcse , I. stremming , v. stol-
Hng, v.
Syncretisme, m vereentging, *. over-
eenbrenging, v.
Syner*»tiste, m. verceniger, m.
Synde>é«e, (. aewetenswroegintf, v.
Syndesmograpnie, f. beschrjjving éer
bindsfts\\ j.
Syndeimologic, f. verhandeling over
de bindsels,
v.
SynJcsmolflMiie, f. ontleding der bind-
sels,
v.
Syndic, m. syndicus, ro, hoofdman, m
gevolmachtigde, m. curator, m.
Syndieat, m. st/ndicoat, o.
Syncrdoeho, 5\'ynpcdoqnc, !. synecio-
che, v. woord vervanging, y.
Synode, (. ineensmelting van twet
lettergrepen, v. syneresis, V.
Svnlvrow, t. betwicrecniging door
K^atktn\'fn, i.
Synodal, synodaal.
Srnodalement, in de synode.
Synode, m. synode, v. kerkoergtv\',
ring, v.
Syno\'li\'|iie, synodaal, synodisch.
Svnftitian\'"1 (moift, m.t. maanmaand, r.
-ocr page 503-
T.
T, m. (, w.
Ta, uwe, uw, juu, ju.
Tabae, m. tabak, v. tnmf, v.
Tabee I funidr, m. rooklabak, v.
Tabao ea poudre, m. muiftabak, v.
Tabagie, f. roQkvertrek, o. rookkumer,
v.rookwa</en,m,tabakski»tje,Q. kroeg,
Tabala. m. groote negertrom, v. (t.
Tabard, m. tabbaard, ra. tahbard, m.
Tabarin, ra. hansworst, m. kluehtspe-
Ier,
m.
Tabarinage,m. hansworstcry, v. kwak-
zalverg,
v. ït*((e kluchten v. me.
Tabatiére, f. snuifdoos, t.
Tabel, ra, groote Turksche trom, ».
Tabel I ion, m. ambtsictirijver, m. ro-
(<in», m.
TabeJlionaye, m.ambtuckrgvertvak, o.
notarisambt, o.
Tabellionner, notarieel afschrift ge-
ven.
t\'abernacle, m. tabernakel, m. tent, v.
loofhut, v. veldhut, i. sacraments-
huisje,
o. kompashuisje, o.
Tabès, m. tering, v. uittering, v.
Tabidc, teringaehtig.
Tabifiqiie, teringveroorzakend.
Tabis, m. gewaterd taf, o. tabijn, o.
Tabiser, wateren.
Tablature, f. tabulatuur, y. muurschil-
dering,
7. last, m. moeite, v.
Table, I. tafel, v. ditch, m. tiad, o.
schijf, t. p/au(( v. \' ovi. <.i<- fcsei, o.
klankbodem, m. bladwijzer, m. re-
gister, o. lijst, v.
Table, f. (la sainte), Communie, t.
avondmaal, o. tafel de* lleeren, v.
Tableau, m. schilder O, v. afbeelding, v.
beschrijving, v. icnete, v. tafereel, 0.
fö/eJ, v. b/oJvte, t. Atft, o. spiegel, m.
bfaf, t.
Table de cuisine, t, uanrechttafel, t.
rechtbank, v.
Table detnarbrc,f.»marj\' hal ksge recht s-
Tahle d\'hüte, f. open («/\'e/, v. (/.&/>
Tablée, I. tafelvol, v.
Tabler, in orde zetten, opzetten.
Tabletier, m. schr\'gnwer! er, m. inleg-
ger,
m. biljartmaker, m. dambord-
maker,
m. svhaikbordmaker, m.
TableUe, f. tafeltje, o. plank, 1. plaat,
v. kanisteen, m. j)I«<te stee<i, m.
koekje, o. tabletje, o.
Tabletles, i\'. pi. schrijftafeltje, o. «afc-
boekje, o.
Tabletteiio, (. ingelegd werk.o. schrijn*
werkerskunst, y.
Tablier, ra. voorschoot, o. boeselaar,
m. schort, v. schootsvel, o. schaak*
bord,
o. dambord, 0. stootlap, m.
val,
t.
Tablier de pont, m. bruggendek, o.
Tabloin, m. bedding, 7. battery plank,v.
Tabourer, trommelen.
Tabouret, f. tabouret, v. zitbankje, o.
stoeltje, o, taschkruid,
e.
Tabourin, m. schoor steengek,m. draai-
Tac, m. schurft, t. en o. \\kap, v.
Tacet, m. pauze, v. nat, v. stilzwij-
gen,
c.
Tache, f. smet, v. vlek, v. vlak, v.
plek, v. scAantfvtefr, v. gebrek, o.
Iïiche, f. («aft, y, dagwerk, o.
Tacbé, bevlekt, besmet, gevlekt.
Tachéograpbe, m. snelschrijver, m, ste-
nograaf,
m.
TacbéoyrapMe, f. snelschrijverg, v,
■tem^FasAitf, t.
Tacher, vlekken, bevlekken, barnetten,
bfzoedelen, bemorsen, besmeren.
Tacber, pogen,trachten, zijn best doen,
beproeven, bedoelen, zoeken.
Tacheter, bespikkelen, vlekken.
Tachon.étre, m. snelheidmeter, ca.
Tachyyrai>bc, na. snelschrijver, m. ste-
nograaf,
m.
Tachygraphie, f. snelschryvery, v.ste-
noyraphie, r.
Tachygr.ifiiiuc, stenogtaphiseh.
Tacbypète. m. fregatvogel, m.
Tacile, stilzxuygend, h>imelyk.
Taciturne, zwggcnd, stil, met spraak-
zaam, mijmerend.
Taciturne (Ie), ra. zwijger, ra.
Taciturnilé, t.stilswijgehdheid, v. zwij-
gen, o. mgmering,
v.
Tact, m. tastzin, ra. gevoel, o.smaak,
ra. tact, m- voeling, r.
Tactac, m. tik tak, o.
Tactée, f. voerslng, n. klik, m.
-ocr page 504-
TALU
a
Taille-vent, m. stormteil, o. siulvlic- t
gende zeevogei, in. zeemeeuw, t. a
Taillis, m. hakhout, o. kreupelhout, o. a
Tailloir, m. hakbord, o. snijbord, o. a
dekstuk, o kroonstuk, o.                        i
Taillon, m. schatting, v. bek, m.             a
Taillure, f. borduurwerk met knip- i
sels, 0.
Tai», m. verfoeliescl,o. foelie,\\. dunne
linnen plaat, t.
Tains, ra. pi. stapelingen, v. me. sta- \'a
pelblokken, o. me.                                  \'a
Taira, m. kleine bunzing, m.                   \'a
Tairc. zwijgen, verzwijgen, stilhouden. i
Taire (se>, zwijgen, stilzwijgen, ée» \'a
mond houden, bedaren.                          \'a
Taisson, m. das, m.                                      I
Talc, m. talksteen, m.                                .1
Taled, m. hoofdsluier, m. taled, m. \'n
Talent, m. talent, o. gaaf,1. begaafd- \'
heid, v. aanleg, m.                                \\
Taler, m. tha\'er, m,                                 1 ;
Talinguer, opsteken.                                  I
Tülioh, m. wedervergelding, y.
Talisman, m. talisman, m. i^ivun... a
m. tooverplaat, v. tooverkracht, v. a
Talismaiufjne , tooverkrachtig , too i
ver . . .., beschermend.                           \'a
Talie, i. uitlooper, m. wortelscheut, m- n
Taller, uitloopen, tuortelscheulen krij~ \'a
o/en.                                                            \'a
Tallevane, f bikst,:enen boterpot, m. \'a
Talniotise, f. kaaskoek, m. fttirtsraor(-
Talmud, m. talmud, m.
              {je, 0. r
Talmudique, talmudisch.
Talmudiste, m. talmvdist, m.
Taloche.f. oorveeg, m. vuistslag,m. tp-
stopper, m.
Talon, m. hiei, m. A<ïA, v. verzenen,
v. me. taJ, in. ondereind, 0. spoor,
>. stok, m. Aroo/, v. >.\':«■\', 01. nok,
m. beugel, m. staart, m. hieling, v.
Talonner, op de hielen zitten, aanpor- ,
ren, aanzetten, aandrijven
Talonnier, m. vaandelsehoen, m. A10J-
houtmaker, xa.                                           1
Talonniére, (. hielleertje, o. hielclerk,
t. Merturiusvleugel, m.
Talons, m. pi Ait/t!»,m wrreiiew, v. me. T
WrzettWSMtf, m.
Talpa, f. hoofdgezwel, o.
                            I
TalqnettXj talkachtig.                                    |
Talns, m. glooiing, v. heliinj, v. I
telitrf, 0.
404                       TACT
Taciicieu, m. tacticus, m. beoefenaar
der krijgskunde, m.
Tactile, tastbaar, voelbaar.
Taclion, f. tasting, v. gevoel, o.
Tactrque, f, krijiskunde, v. tactiek, v.
Taffetas, m. taf, o.
Taiïetas d\'Angletene, m. üngelsche
pleister,
v.
Tafia.m. suikerbrandewijn,m. taffia.m.
Taïaut, m. jachtkreet, m. haro, o.
Taie, I. sloop, v. kussensloop, v. vlies
op het oog, o.
TaUlabflité, f schatplichtigheid, v.
Taillahle, schatplirhltg, cijnsbaar.
Taillaiile, m. schatplichtige, m.
Taülade, f. snede, v. veeg, m.kerf,v.
TaitJader, \'sneden, opsnijden, kerven.
Taillailin, m.\'sneedje, o. schijfje, o.
Taillamlerie, f. egsmidswerk, o. cg-
smidskunst,
t. ijz-\'rkramerij, t.
Taillandïer, m. egsmid, m. kleinsmid,
va. ijzerkramer,
m.
TaiNant, m. scherp, o. snede, f.
Taille, f. snede, v. snijden, o. snit, m.
snoeien, o. hakken, o. houwen, o.
fatsoen, o. bovenlijf, o middel, o. ge-
stalte,
v. grootte, v. kerf hout,a schat-
ting,
v jwaai"(t!, T.p««\'irArG tenor-
stem, v. tenorist, m. bank, v.
Taille O\'rapper d\'estoc et <ii), steken
en houwen.
Taille (pierre, f. do), hardsteen, m.
Taille, gesneden, besneden, gevormd,
bewerkt.
Taille-douce, f. kopfrsnee, t. koper
plaat,
v.
Taille-iloucier, ro. plaatdrukkcr, m.
Taillo-rmr, m. scheg, \\. bit, o
Taille-plume, m. pennemes. o. penver-
maker,
m.
Tailler, snijden, houwen, afhouwen,
kakken, versnijden, vjrmaken.snoei-
en, fatsoeneeren, slijpen, belasting
tpleggen, de bank houden, kaarten
afnemen, op den kerfstok zttten.
Tailler de 1\'avant, vonrtstevenen.
Taillere-se , f. muntplaatjesntaak-
ster, v.
Taille de fond, f. pi. halzen, m. mv.
Tailleur, m. kleermaker, m. snijder, m.
houwer, m. snoeier, m. stetnpeltnij-
der, m. hankhouder,
m.
Tailleur depierres, m. steenhouwer, m.
Taille»\'*?, f. naaister, v mndiste, v.
j
-ocr page 505-
T.\\ PK
■il\'5
TA LU
(aluter, schuins ophalen, schuinte ge-
ven, glooiing geven.
amarin, m. tamarinde, v. aap, m.
amarinier, m. tamarindeboom, m.
amaris, m. tam ar isbootn, m.
amboula, m. negerlrom, v.
ambour, m. trom, v. trommel, v.ton,
v. borduurraam, o, bedekte zeef, v.
trommelvlies, o. tamboer, m. trom-
melslager, m. verschansing,
v. ra-
derkast,
v. vuurmand, v.
\'ambour-battant, me£ s/<ï««(/<; trom.
\'ambour Je basque, m. rinkelbom, v.
\'ambourin, m. tamboerijn, v. trom-
melslager,
m.
\'ambourinage, m. getrommel, o.
"ambouriner, om/rommf(cH, tromme-
len, tamboereeren.
\'ambourineur, m. trommelaar, m.
\'amboui-maitre, m. korporaal tam-
boer,
m.
\'arobour-major, m. tamboermajoor,m.
sergeant-tamboer,
m.
\'amis, m. söe/1, v. balk, m.
\'amisage, m. ziften, o. zifting, y.
\'amisaille, f. luiwagen,ra. overloop,m.
\'amiser, ziften, door eene zeef laten
hopen.
\'amiseur, m. zifter, m.
\'amisier, m. zevenmaker, m.
\'ampane.f. kopvan een windmolen,m.
\'ampe, !. rond s/»A- hout, o.
\'ampir, me( een rond stuk hout druk-
ken.
\'ramplon, ra. weverskam,m. bijkam,m.
\'ampon, m. /«p, m. stopsel,o stop,\\.
prop,
v. schijf ju, o. robber, m. »mo«J-
spiegel, m. tnonddeksel, o
\'ampon d\'écubfers, m. kluisprop, v.
kluishout, o.
\'ampnnnaqe, m. verkapping, v.
\'amponner, toestoppen,toeproppen,ver
kappen.
I am -tam m. tamtam, v. \'^.\'/cftens, o. me.
\'an, m. run, v. dkemchors, i.
"anaisio, f. wormkruid, o.
\'anrer. doorhalen, bekijven, berispen,
beknorren, verwijten.
l\'anclie, f. zeelt, v.
Taiiilelct, m. zonnedak, o
randelin, m. dunne draagmand, v.
Tanilis que, terwijl.
Tandour, m. warmtaf el, v.
raMrnie, f. toutschuim, o gla$gal,v.
Tane, f. eikenbast, m.
Tangage, m. schommelen^. stampen,o.
Tangara, ra. tangara, m,
Tangence, f. aanraking, v.
Tangente, f. raaklijn, v. tangens, v.
Tanger, /an</s (/« kust varen.
Tanjjibillté, voelbaarheid, t. tastbaar\'
heid.
v.
Tanrjible, voelbaar, tastbaar.
Tangue de mer,f aardachtig zeexand,o.
Tanguer, stampen, stoot en, slingeren
stamprijden, op- en neerheien.
Tangueur, m. stampend schip, o.
Tan\'jóro, I. hol, o. kuil, m. schuil-
plaats, v,
Tanin, m. looistof, v. runslof, v.
Tannage, m. looien, o.
Tanne, f. zwart vlekje, o. gerstekor-
rel, i.
Tanné, runkleurig, taankleurig.
Tannée, f. gebruikte run, v. kif, o.
Tanner, looien, leertouwen, leerbcrei-
den, lastig valle», plagen, kwellen.
Tanncrie, f. looierij, v. leerlooierij, v.
Tanneur, m. looier, m. leerlooier, m.
Tannin, m. runstof, v. hoistof, v.
Tanqueur, m. sjouwer, m. sjouwer-
man, m. lastdrager, m.
Tant, zooveel, zoo sterk, zoozeer,
zoowel
, zooals, zoolang, zoover,
zoo, dermate, zoodanig, des te.
Tantale, ra. waterwerktuig, o. tanta-
Tante, 1. tante, v. moei, v. (Hum, o
Tanle, f. (ma) lommerd, m.
Tantot, m. iveini\'/je, o. beetje, o.
Tantième, zooveeltle.
Tantinet, ra. weinigje, o. beetje, o.
Tant mieux, des te bettr.
Tantöt, aanstonds, terstond, dadelijk,
straks, nu eens, dan weder.
Tant pis, des te erger.
Taon, m. paardenvlieg, v. horzel, v.
T.ipabor, m. schcepsmuts, v. karpoets
v. reismvts, v.
Tapage, m. leven, o. geraas, o. ge-
weld,
o. gerammel, o. getier, o. la-
waai, o.
Tiipagenr, m. levenmaker, m. geweld-
maker,
ra.
Tapageur, levenmakend, opzichtig,
lastig, onrustig.
Tapo, t. ^(»p, v. deuvik, ra. (»/), m.
jhmTt, m. prop, t. A/ap, m. slag, m
nnrveeg, m muilpeer, v.
-i
y
-ocr page 506-
ÏAl\'E
i\'Jfi
TAill
Taquuimer, ondcrleggen.
Tarabiscoi, m. fijne schaaf, v.
Tarabuster, kwellen , plagen, !u>
vallen,
Taranche, I. bout, m. yzeren pin, v
Tarare, m. wanmolen, m. kon
harp, v.
Tarare, bah, gekheid, \'t kan me tü
schelen.
Taraud, m. schroef boor, v. pati
tap, m.
Taraudtr, moer boren, schraefgal »
boren.
Tarandcnr, m. schroef ing der, a
Taraxis, m. oogontsteking, y.
Tard, m. late avond, m.
Taider, vertoeven, beiden, uitstelle
wachten, uitblijven, dralen, tal-w
langzaam gaan, verlangen.
Tardlï, laat, spade, langzaam, fraai
achterlijk, achterna komend.
TarJilère, ra. langzaam loopend dier
Tardiflore, laatbloeiend.
Tardijratte, m. langzaam looft.
dier, o.
Tardivclé, f. langzaamheid, v. traa
heid, v. achterlijkheid, t.
Taro, ƒ. tarra, v. korting, v. s
brek, 0.
Taié, beschadigd, bedorven, ontect
berucht.
Tarenlelle, f. tarantella, v.
Tarentisme, ra. danszickte, v.
T;irenluJe, f. tarantula, v.
Tarer,beschadigen, benadeelen, tart
bepalen.
Taret, m. paalworm, ra.
Targe, f, schild, o. beukelaar, ra.
Targelte, f. grendel, m. grendt
plaatje, o.
Tarfjucr (se) pochen, snoeven, bluf
fen, trytsch tgn.
Targum, m. overzetting, v. targuuj
Tan, ra. pahnbrandewgn, m.
Tarière, f. zwikboor, v. steekboer, 1
avegaar, r. kogcttang, j. boorw
gel, m.
Tarif, m. tollyst, v. t>trief, o prijs-
courant,
t. prijslijst, v.
Tanfier, tarief maken, pryzen.
Tann, ra. groenling, ra. sgsje, t.
Tarir, uitdrogen, verdrogen, tpdrt
gen, dempen, stelpen, ophouden.
TarissnMo, opdroogbaar, uitputtelgk-
Tape, gekruld, gedroogd.
Tapecu, m. wip, v. ribbenstooter, ra.
:tvara wa^tïn, ra. &t\'jaanszeiï, o.
Taper, oorveyen geven, muilperen toe-
dienen, toeslaan, opkammen, toe-
doppen, dichtstoppen.
Taper «In pied, stampen, stampvoeten
Tapette, t. terg flap, m. klvphout, o.
Tapière, f, zijbalk, m.
Tapouge, f. heimelijke plaats, v.
T.ipinos (en), heimelijk, stilletjes, ter
sluik.
Tapinose, t. verzwakking, v. uittering,
v. afneming, v.
Tapioca, t. tapioca, v.
Tapion, m. slaak, v.
Tapir, m. waterzwijn, o. tapir, m.
Tapir <so) ft\'cA verschuilen, nederbuk-
ken, nederhurken.
Tapis, m. tajigf, o. Aieed, o. tafel, v.
Tapis-franc, m. dievenkroeg, v.
Tapisser, behangen, beleggen, bedek-
ken, bezaaien.
Tapisserie, f. behangsel, o. tapijt-
werk, o, tapisserie,
▼,
Tapissier, m. tapijtwever, m. fap«f<
werker, m. behanger, ra. kamerbe-
hanger,
m.
Tapissière, f. tapijtnaaister, v. open
rijtuig met teiltjes, o.
Tapon, m. «amen"/(.\'wroJijen i/otfc, m
prop v. a/op, v. p/M0, v.
Tapoter, trommelen, likken, afrossen.
Tapure, f. opstrijken van het haar, o
Taque, f. gegoten ijzeren plaat, v. bil-
jart stok,
m.
Taquer, den vorm kloppen,dresseeren,
Tagueret, m. sleunplaat, v. tumpel-
jjzer, o.
Taqtierie, f. stookgat, o.
Taquet, m. klamp, m. duvel, m. A/05,
ra. haak, m. stokje, o.
Taquet a Jenis, m. kattckop. ra.
Taquin? schrokkig, gierig, twistziek,
koppig, sttjfhoofdig, halsstarrig,
TaqtUB, m. ureA, m. schrok, m. stijf-
kop, ra. plager, m.
Taquiner, tegenspreken, dwarsboomen,
plagen, zaniken, in \'t vaarwater
zitten, kibbelen.
Taquinerie, f. gierigheid, v. koppig-
heid, j. plagery,
t.
Taquoir, m. boekdrukkersklophout, o.
Taquon, ra. onderlegsel, 0.
-ocr page 507-
TAM
ftsemcnt, m. uitdroging, v. opdro-
M*g,
v. verdroging, v.
fetane, f. tarlatan, o.
Bt, m. basson, v.
fcter, op den rug spikkelen.
Ms, m. pi. tarokkaarten, v. me.
Dupe, f. /laor fHSïoAen de wenk-
■auwen, o
\'e, m. poot, m. voetwortel, na.
" va» den voetwortel
. m. geruite stof, v. geruite
■y.k, m. tartan, m.
tane, f. f\'u-f\'M». v.
tare, tartanrsch.
tare, m. Tartaar, m. («rfortll, m.
tareux, wijnsteenachtig. {hel,v.
lariser, ntfï wijnsteenzuur zuive-
te, f. fairf, v.                           {ren.
[elelle, f. taartje, o.
\'tine, f. boterham, \\.
itrate, m, wijnsteenzuurznut, o.
TA UT
497
Tate-vin,m wijnpomp, v.st eekhevel,ui.
Tatillon, m. babbelaar, m. praatvaar,
m. kakelaar, m. snuffclaar, m. be-
moeial,
m.
Tatillonne. f. babbelaar ster, v. babbel-
kous,
v. praatmoer, y.
           {wel, 0-
Tatillonrmge, m. gebabbel, o. gcwau-
Tatillonner, babbelen, ivau wel en, door-
snuffelen, overal den neui insteken
Tfltonnement, m. bevoeling, v. belas-
ting,
v. rondtasten, o.
Tatonner, tasten, rondtasten, voelen,
bevoelen, betasten, weifelen
T.ltonneur, m- betaster, m. bevoeler, m.
weifelaar, m. beslniteloote, m,
T3tons (a), op den tast, al tastende,
in den blinde, blindelings.
Tatou, m. pantserdier, o.
Tatouage, m. tatoueeren, o
Tatoner, tatoueeren, beschilderen, bc
prikken.
Ta», m. kruisgalg, v.
Taudion, m. hok, o. nest, o krot, o
Tandfc, m hok, o. nest, o. krot, o.
Taugour, m. kleine hefboom, m.
Taumalin, m. krab, v. krabbemus, \\.
Taupe, f. mol, m. molgezwel, o nel.
buil, v.
Taupe-grillon, m. aardkrekcl, m.
Taupier, m. ynollenvanger, m.
Taupière, m. mollenvai, v.
Taupinéc, Taupiniére, f. molshoop, m
landhuisje, o-
Taure. f. mm», v.
Tauré.idor, ra. toreador, m. atteren-
bevechter, m.
Tanreao, m. stier, m. bul, m trekzaau,
Tauril, m. stierengevecht, o.            iv
Taurillon, f. jonge stier, m.
Tauriser, stierengevecht houden.
Taui-oholc, m. sticrenoffer, o.
Taurobnljscr, stieren offeren.
Taurocatapiie, i. stierengevecht, o
Taurocollo, |. stterenlijm, y.
T:iiiro|>huge, m. ossenvleeschete.r, m
Tauloclnone, gelijktydig.
Tautoclironismc. m. gelijktijdigheid, v
Tautogramme, m. gedicht, waarvan
elke regel met dezelfde letter be-
gint,
O
Tautologie, f. overtollige herhaling, v-
tautologie, r.
Tautologiqiie, hetzelfde uitdrukkend.
tautotoqisch.
33
■rt
Ire, m. wijnsteen, ra.
trique (aeide. m.>, wijnsteenzuur, o.
tufe, m. schijnheilige, na. huiche-
ttar,
m.
\'"! rluferie, f. huichelarij, x. schijnhei-
igheid,
v.
rtuiVr, den vrome uithangen, hui-
helen.
s, m. hoop, m. stapel, m. menigte,
\'. berg,
m mijt, v. handaanheeld. o
>se, I. ftop, m. kopje, o- schotel-
ie, o. drinkschaaltjel o.
=se a thé, f. theekopje, o.
IBeaa, m. schuif, v. dwarslijst, v.
\'ankannheeld, o. nVJie/, v. Aio*, m.
sse de thé, f. kopje thee, o.
sséi>, f. kopjevol, o schaalvol, v
ssemcnt, m. ophooping, y. opstape-
\'ng,
v. zetten, o.
ser, ophoopp.n, opstapelen , tarnen,
verstoppen, dicht groeien, zich uit
•reiden, inzakken, zich zetten.
\'sette, f. dijstuk, o.
Bniot, m. fruTsiat, v. kruisstok, m.
icment, m. belasting, \\. voelen, o.
le-poule, m. ke.ukenpiet, m. jan-
\'\' \'icn, m gortentelder, m.
tor, voelen, tasten, bevoelen, betas-
\'en, proeven, beproeven, polsen,
onderzoeken, smaken.
0
Iteiir, f. taster, m. betaster, m. on-
derzoeker,
m. voeler, m. weife-
laar,
m.
F.-H
-ocr page 508-
i:i,s
TA UT
M
Tautonn-tiie, f, herhaling van dezelfde
maal,
v.
Taux, m. prijs, m. zetting, v. schat-
ting,
v, aanslag, m. hoofdgeld, o.
taks, v.
                                (sluier, m-
Tavaiolle , (. doopkleed , o. doop
Taveler, spikkelen, bespikkelen.
Tavelle, f. smal passement, o.
Tavelure, f. spikkeling, v. bespikke-
Ung,
v.
Taverne, I. kroeg, v. wijnhuis, o. her-
berg,
v, tapperij, ». taveern, v.
Taveriiier, m. kroeghouder, m. tapper,
m. herbergier, m. waard, m.
Taxateur, m. schatter, ra. waardeer-
der.
ra. taxateur, m.
TaxalJon, f. schatting, v. waardeering,
v. taxatie, v. aanslag, m.
Taxe, f. ttiks, v. prijszetting, v. sc/iaf-
ttny, v. belasting, v. hoofdgeld, q.
Taxer, scAaf/en, waardeeren, taxee-
ren ,schattinq opleg<jen,be$thuldiyen.
Taxiilermie, f. kunst van huiden te
bereiden,
v.
Taxus, m. taxisboom, m.
Tayolle, f. matrozengordel, ra.
Te, «, aan u, je, jou.
Té, m, dubbele passer, m. wtffi i« dt;
gedaante eener T, v.
           (Autist....
Teclinique , technisch , kunstmatig ,
Techiiiquc (leruie, m.), kunstterm, m.
Teint, in. verven, o. verf, v. Meur
gelaatskleur, v. tint, v.
Teinte, f. verf, v. tint, v. cwa.\'»!,
schijn, ni.
ToiOture. f. virvtfriftwHtf. v. wrw
o. für/", v. verving, v. kleur, v. n
verstom, o i\'.-n-, r\'.-\'i^iJiiv\'i,
kleurend vocht , o. oppervlakki
kennis, v. «er^fe üi</riifc, m. tó
ti
Teiliter, tinten.                          (tuur,
Teinlurerie, f. ververij, i. verve
winkel,
m.
Teintnrien, dienstig tot verven.
Teintarier, m, verver, m.
Tel, zoodanig, zulk, dergelijk, tl
\'\'(\'>\', zoo groot, zoo.
Tel, m. nwnigi-en, m. /<y rfiV,
sdfrer femana, m.
Téléyramne, m. telegram, o. telegrt
üteh bericht,
o.
Téléjiiaiihe, m. telegraaf, ra
\'l\'i;!.\'i|i-,ijiliie, in. telegraphie,
Télégrapllique , telegraphisch , Uit-
graaf
....
TéléjHuefl (ulccre , m), verottd-
etterbuil,
v.
Tiïlémètre, m. afstandmeter, m.
Téléscope, m. telescoop, va. verrekf
ker, m.
Tellemcnt, zoodanig, dermate, zooz<
Telletneiit qucliemcnt, tamelijk,zoo i
Tellière, f. requestpapier, o
Teliine, f. telsehelp, v.
Tellinier, m. telmossel, v.
Tech
21
nologie, f. technologie, v. bedrijfs-
leer, v.
Technologïque, technologisch.
Teek, m. (AeAtibuoni, in.
Teclrice, f. dek veer, v.
Te-Deum, m. Te Deunt. o. lofzang, m.
Téjjumetit, m. beklcedsel, o. v/ies, o.
h:<fh-lil\\>, o. bedeksel, o.
Teignasso, f. zalf pleister, v. hoofd-
teerpleister,
v. slechte pruik, v.
Teiyna, f. donnw m, m. hoofdzeer,o.
mot,
v. boomschurft, v. e» o. fcot*/*
tWi\'er, v. roMrtm/, m.
Ttignerift, f. gasthuis voor zeerhoofdi-
gen, o
Teigneux, m. zeerhoofdige, ra. klets-
kop. ra.
Teiyneux, zeerhoofdig, te vet.
Taillage, m. braken, o. zwengelen, o.
Teillayo, f. schil, v.
Tellier, braken, zwengelen.
Tailleur, in. hennepbraker, m.
Terntli-\', verven, kleuren.
Tellinlte, (. versteende telmossel, i
Tellure, m. ftfjiurfton, o,
Témérafre, vermetel, roekeloos, sto
Témeïaire, m. waaghals, va. verm<
tele,
m.
Temérité, f, vermetelheid, t, roekeloos-
heid,
v. stoutheid, v.
Ténooi!ina;fe, m. getuigenis, v. en *■
bewijs, o. blijk,
o teeken, o.
Tiïmoiqrier, ^tflufodtt, getuigenis geve"\'
verklaren, betuigen, betoonen, bewij\'
ïOij doen blijken.
Téinoin, m. getuige, m. aanschouwd-
m. tetken,o. gedenkteeken,o. bewijs
Témoin. getuige, ten bewijze van. (\'\'■
\'l\'i\'-inoin oculaire, m. ooguetuige, m.
Tt\'in; i\', f. slaap, m. spaikhout, o.
Tempdrmnenl, m ïem^ecame»t/, -1
lichaamsgesteldheid,^/. geaardheid\',v
bemiddrhng, v verzachting, v.
-ocr page 509-
TfiND                      409
Tenace, taai, aanklevend, kleverig,
stijfhoofdig, halsstarrig,hardnekkig,
standvastig, vasthoudend, vrekkig,
karig.
Tenacite\', (. kltverigheid. <■•. taaiheid,
v .stijf\'hoofdigheid,v. halsstarrigheid,
v. vastberadenheid, v. vrekheid, v
karigheid, v.
Teuaitlc, f. haak, m. («Mff, t. (a*ii/-
Werk, o. nijptang, v. knijutang, v.
TatHüllée, f. («.iguo/, v.
Tenailler,i>K*( gloeiende tangen knijpen.
Tciiiullon, m. bolwerk,o. tangwerk.a.
Tenancier, m. leenbeziiter, m. bezit-
ter, m. pachter, m. bruiker,
m.
Tenant, vasthoudend, voortdurend, ka-
rig, gierig, staande.
Tenant, m. voorvechter, m. voorstan-
der,
m. verliefde,m. schildhouder.m.
Tenant (tout d uu), achter elkander,
aan één stuk.
Tenants, m. pi. belendingen, v. me.
Tenar, lil. thenar, v. vierde duim-
spier, v.
Ténare, m. thenarus, m. doodeurijk,o
Tendance, f. strekking, v. richting, v.
neiging, v. doel, o- oogmerk, o.
Tendelet, m. zonnedek, o. tent, v.
Temteiïe, i. uitzetten van nelten, o.
Tendeur, m. behanger, m. nettenuitzet-
ter,
m. spanner, m. bedrieger, m.
Teniiiiieux, peesaihtig, pezig,
Tendoir, m. droogst ok, m. spanstok, m.
Tendoires, f. pi. stangen, v. me. droog-
stokken, m.
me. droogrek, o.
Tetidun, m. pees, v. buigpees, v.
Tendre, teeder, zacht, week, murw,
malsch, versch, zwak, gevoelig, teer-
hartig, verliefd, weemoedig.
Tendie, m. teederheid, v. teedere, o.
verliefdheid,
v. derde lendestuk, o-
Tendre, spannen, uitrekken, rekken,
toereiken, uitstrekken, opslaan, op-
hangen, leggen, strekket., bedoelen,
dienen, uitloopen, gericht zijn.
Tendresse, f. teederheid, v. teerhartig-
heid.
v. getHHÜghi id,v. zachtheid, t.
liefde, v. fijnheid, v. molligheid, v.
Tenilresses, f. pi. liefkoozingen, v. me.
Tendrelé, i. malschheid, t. murw-
heid,
v.
Tendron, m. spruitje, o. uitspiuitsel.o
loot,
v. jong weitje, o. kraak-
beentje,
o
TËMI\'
ipórance, f. matigheid, v. ingeto-
mhc.id,
v. gematigdheid, v.
njiF\'rant. matig, ingetogen, gema-
g>t, verzachtend, stillend.
opéra Ui re, f. temperatuur, v.luchts-
tsteldheia,
v. warmtegraad, v.
niióré, gematigd, getemperd, miV*
elmatig, tamelijk, vertacht,hedaard,
\'erminderd, zedig, ingetogen, beza-
Hgd.
npéri, m. middelmatige tempera-
uur,
v.
rapéror, matigen, bedaren, verzuch-
ten, temperen, verminderen.
■tapete, t. storm,
m onweder, o, bui.
v. geweld, o geraas, o. onderdruk-
king, v. tempel,\', s.
impéter, stormen, razen, tieren, bul-
! duren.
jmpêtuoux, ttormachtig, buiig, on-
stuimig.
ïmplo. m. tempel, nl godshuis,ö.kerk,
v . ruimtemeter, m.
•raplet, m. sluithout, o.
, unplier, m. tempelridder, m. tempe-
t\'mplti, m. spanhout, o.
         (lier, m.
omporaire, tij-lelijk, kortstondig.
emjoral, van de slapen, slaap....
snponüllé, f. wereldlijk rechtsgebied,
0. wereldlijk goed, o. tijdelijke, o.
cmiiorel,m. inkomsten van een geeste-
lijke,
v. me. wereldlijke macht, v.
en\\[>ore\\. tijdelijk, vergankelijk,broos,
wereldlijk, aardsch.
^mporellemetit tijdelijk, voor een tijd.
\'ümponsation, f draling, v. verschui-
ving,
v. uitstel, o.
\'emporisc:cent, in uitstel, o. dralen,o.
opschottot,
o.
\'emporiscr, dralen, vertoeven, uitstel\'
len, opichorten, tijd winnen.
\'omporffteur, ra. vertoever, m. uitstel-
ler,
m. draler, m.
remporo-auriculüre, m. oorspier, v.
r<amj>oro-mo<.\'illaire, m. slaaptpier, v.
I\'emps, in tijd, m. termijn, m. gele-
genheid,
v. eeuw, v. jaren, o. me.
Weder, n. weer, O maat, V.
I\'emps (h), bijtijds, tijdig.
Temps (de louli. altijd, ten allen tijde
Temps (tout d\'nn), tevens, tegelijk.
Temjis en tempt (de), van tijd tot tijd.
Temps et lieu (en), bij tijd en wyle,
TtMiable, houdbaar, verdedigbaar.
,
-ocr page 510-
TERM                          |
Teute, f tent, v. veldhut, v. wiek, ».
Tentement, m. dubbele slag, m.
Tenter, verzoeken, verleiden, temp
teeren, verlokken, beproeven, tentet
ren, wagen, aandrijven, onderstaan
Tentlirè\'!e, f. zaagvheg, v.
Tentipelle, m. blanketzalf, v.
Tentoi, m. spanstok, m. spanner, m.
Tnnture, t. behangsel, o. behang, o.
Tenu, onderhouden, gehouden, ver
plicht, verschuldigd.
Tenu, dun, tenger, teeder, fijn.
Tenue, f. houding, v. houden, o zit
ting, v. zitdag,
m. Meeding,?, tenue
v. uniform, v. zit, m.
Tenue (tout it\'une), in eens, zonder o;>
houden, in één zit door.
Tenue de livres, f. boekhouden, o.
Ténuirostre, dunsnavelig.
Té\'Tuilé, f. dunheid, v. fijnheid, v.
Teimre, f. leenroerigheid, v.
Téorbe, m theorbe, v. groote luit, v.
TépHe, lauw.
Térato^copie, f. waarzeggerij uit di
hemeltt.ekene.n, \\.
Tercer.voor den derd.n keerommakc»
Tercel, ra. drieregeligvers,o.tercet o
Térébonthino, I. terpentijn, v.
Térébintlie, m. terpentijnhoom, m.
Térébration. f. doorboring, v.
Térédile, f. boorkever,ra paatworm,Tc.
Tcïè\', m. pier. v. worm, ra
Téret, rolvormig.
Téréliuscule, bijna rolvormig
Tergéniné, driemaal verdubbeld.
Tergiversiteur, m. uUvluc.htcnzoekcr
ra. draaier, m
TergWersation, f. uitvlucht,?.draaierij.
v. omweg, ra.
Tergiverser , uitvluchten zoeken ,
draaien.
Térin. m. basterdkanarie, m.
Terme, m grensbeeld, o. grenszuil, v.
grenspaal, m. einde, o. tijd, m. ter-
mijn, m. ooomerk,
o. doel, o eind-
paal,
m. term, m. lid, o ivoord, o
uitdrukking, v.
Termes, m. pi. staat. m. toestand, m
voet, m. gelegenheid, v. reden, v.
Temet, m. witte mier, v. termiet, m
Termiiiaison, f uitgang, m. einde, c
slot, O. afloop,
m. terminatie, v.
Terminal, het einde uitmakend d,
spits uitmakend, grensbepalend
:->oo                     ten»
Tendu, gespannen, gerekt, ingespan-
nen, gedwongen, gezocht, stijf.
Tendne, f. vogelstrik, va. plaats waar
strikken gespannen zijn,
v.
Tenèbres f. duisternis,?. donkerheid,
v. onzekerheid, v. verwarring, v.
dwaling, v. onwetendheid, y. blind-
heid,
v. donkere metten, y. me.
Ténébreux, duister, donker, beneveld,
bewolkt, moeielijk, verborgen, ge-
veinsd, zwaarmoedig, somber.
Ténóbricoles, m. pi. nachlkevers,ra.me.
Ténébrion, m. sluipkever, m.
Ténement, m.pachthoeve, v. betit door
verjaring, o.
Ténesme, in. pijnlijke aandrang tot
stoelgang,
m.
Tinesme vesical, m. koude pis, v.
Teneues, f. pi. steentangetje, o. nijp\'
tangetje, o.
Teneur, m. reigervalk, ra. houder, ra
Teneur, f. inhoud, m. strekking, v.
Teneur de livres, m. boekhouder, m
Tünia, m. lintworm, m.
Tthiic, f. plat lijstwerk, o.
Tenir, houden, vasthouden, inhouden,
behelzen, hebben, bevatten, inhebben,
bezitten, handhaven, in toom hou-
den, gelooven, meenen, achten, lij-
den, weerstaan, vastkleven, duren,
uithouden^estaan^vereenkomst heb-
ben.
Tenir (se), zich houden, zich vasthou-
den, zich bepalen, zich onthouden.
Tenon, m. pin, v. klamp, m. tap, m.
bout, ra. nok, m. staartschroef, v.
Tenor, m. tenor, ra. tenorstem, v. te-
norzanger, m.
Teiisil, spannend.
Tension, i. spanning, v. rekking, v.
inspanning, v. uitzetting, v. span-
kracht,
v.
Tontaculo, f. voelhoorn, ra. voeler, m.
Tentant, aanlokkend, verleidelijk.
Tentateur, m. verzoeker, m. verlei-
der, m. bekoorder, ra.
Tentatene, verleidelijk, verlokkend.
Tentalif, verzoekend, verleidend.
Tcntation,! verzoeking, v. verleiding,
v. aanvechting, v. bekoring, v. groote
lust,
nt. temptatie, v.
Tonlative, f. proef, v poging, v. ten-
tamen,
o.
                                 (ster, v.
Tentatricc. (. verzoekster, v. verleid-
-ocr page 511-
TEKK                       öOl
Terrassier, m. aardwerker, m. wal-
graver, m.
Ten-e, f. aarde, v. aardbodem, m.
aardkloot, m. aardrijk, o. aarde, v.
grond, m. bodem, m. land, o. land-
streek,
v. gewest, o. oord, o. land-
goed, o. goed,
o. kust, v. oever, m.
Terre (prendre) landen, aanlanden.
Terre S mooier, f. vormklei, v.
Terre-a terre, ra. handgatop, m.
Terre-a-terre, langs de kust, lang-
zaam.
Terreau, m. mestaarde, v. pootaardc,
v. bakaarde, v.
Terreauter, mcstaarde uitstrooien.
Terrecrépo, m. wilde latuw, v.
Terre-glaise, (. pottcnbakkersklei, v.
T ene-mérite, f. kurkumapocder, o.
Terre-neuve, m. newfoundlander, m.
Tcrre-neuvier, m. Xewfoundlandsche
visscher, m. banker,
m.
Terre tioix, t. aardnoot, v. aard-
aker,
in.
Terre-plein, m. walgang, m. terras, o.
Terrer, aaJiaunJeJi, met jmVuu"; ««n/c
vin:nl!ra, met volaarde bestrijken,
zuiveren, in de aarde kruipen, in
holen leven.
Terrer (se), zich verschansen, in de
aaide kruipfii.
Terreitre, aardsch, va.i de aarde, van
het land, wereldsch: aardschgetind.
Terrestréitéi, f. pi. aardachtige dee-
len,
o. me.
Terre sous Ie vent, t. lagerwal, m.
Terretle. f. aardveil, 0.
Terreur, f. schrik, ai. verschrikking, v.
ijzing, v. ontsteltenis, v. vrees, v.
schrikbewind, o.
Terreux, aardachtig, vol aarde, met
aarde gemengd, aard . . . , lijkkleu-
rig.
Terrible, verschrikkelijk, ijsdijk, vree-
selijk afgrijselijk, ongemeen, bui-
tengewoon, vervelend, lastig, ver-
drietig.
Terrïcn, m. landbezitter, m. grond-
ei\'jenaar, m.
Terriër, m. grondboek, o. hol, o.kuit,
ai. schuilplaats, v. eenzaamheid, v.
geboorteland, o. vaderland, o. konij-
nenhondje,
o. terriër, m.
Terriër de lapin, m. konijnenhol, o-
Terriër <le renard, ra. vossenkuil, rn.
TKHM
\' erminer, begrenzen, bepalen, eindi-
i/en, volbrengen, ten einde brengen,
afdoen, sluiten, besluiten, aanpalen,
t aangrenzen, uitloopen. uiivallen,af-
loopen, uitgaan, termineeren.
\'cniiii.i-mo, m. terminisme, O.
\'erministe, m. terminist, m.
\'crininoloijie, f. kennis van technische
.. termen,\'*, verklaring van technische
termen,
v. terminologie, v.
rerinintlie, m. hondsblaar, v. termiel,
l. rermite, m. witte mier, v.
              (m.
. Tertiaire, drletaltig, drieledig.
\'
rernaire mombre, m.), getal drie, o.
.
Terne, m. tem, m. twee drieën, v. me.
\'eriic, dof, mat, bleek.
Terne, driébladig.
Term, verduisterd, verdoofd, dof\', mat,
bc zwalkt.
reriiir, verduisteren, verdonkeren, ver-
duoven, ontglanzen,bezwalken,hren-
ken,
Teniir (se), duister worden, verdoo-
ven, mat worden.
Ternissure, f. verduistering, v. ver-
duoving,
v. dofheid, v. beneveling,
v. bezwalk\'tig, r.
Téroulle, f. steenkoolaarde, v.
Terrage, ü . tiendrecht o. tiende, v.
scheiding van suiker en stroop door
aarde.
v. ophoogen van den grond o.
Terrageau, m. tiendhc/fer, a.
Terrayer, tiendhtffen, grond ophov-
yen, aanaarden.
Terrageur, m. ticndhfffer, m.
Terram, m. terrein, 0. grond, m. bo-
dem,
ir. veld, o. plaats, v. ruimte, v,
wijdte, v. stof, v. onderwerp, o.
Terral, m. landwind, m.
TerraquÓ, uif /«»</ en water bestaand.
Terrasse, I. terras, o plat, 0. vlakte,
v. voorgrond, m. grasgrond, m.
Terrassement, m. bouw/ fan oorrf*n
werken, in. uariitvtfift, o.
Ter rasser, van aarde voorzien, met
aarde aanvullen, aarden werken
-naken, ter aarde werpen, neder-
wijten, ontstellen, ontroeren, be-
deesd muken, moed benemen.
Ttrraswr (se), zich binnen aarden
\'njlwerken verschansen.
Toirasseur, m. metselaar, m. aard-
werker,
m.
ï*rr&t»wx, aardachtig.
\\
-ocr page 512-
•»l l->
TÊTR
Tcslimoiiial, jciuigcnisgeveiid.
Testimonialos (lettres, f. pi), getm ,-
schriften, o. me. testimonium, i
Testo», ra. kopstuk, o.
Testonner, haar krullen, afrossen
Tcsludo, f. schildpadgezwel, o.
buit, v.
Ti\'t, m. varkenskot, o. varkensstal, t
schaal, v. schelp, v. bekkeneel,
TtriR
Türi\'iflcatioil, f. aanzetten der aard-
achtige deelen, o.
Tcrrifier, schrik aanjagen, verschrik-
ken, in aarde veranderen.
Terrine, f. so-pkom, v. terrine, v.
schotel, ra. schaal, v, teil, t.
Terrinée, f, terrinevol, v. schotelvol, m.
tchaalvot, v. teilvol, v.
Ten ir, op strand komen, landen, land
in \'t zicht krijgen.
Teniteles, f. pi. aardspinnen, v. me.
Territoir*, m grondgtbied. o. rechts-
gebied, o gebied,
o. territoor, o.
TerrUorial, tot h,t grondgebied be-
hoorend, terri\'oriaal, grond
....
Territorïal (iapot, m ), grondbelas-
ting,
v.
Terreur, m. bouwland, o.land,o grond,
m. aarde, v.
                                {ken
Terrorifler, schrik aanjagen, verschrik-
Terroriser, een schrikbewind voeren.
Terrorisme, m. schrikheivind, o.
Terrorist e, m. voorstander van het
schrikbewind,
m. terrorist, m.
Tenor,voor den derden keer ommaken.
Tertiaire, MN den derden rang, van
den derden graad, tertiair.
Tertianaire, dat om de drie jaren
komt.
Tertre, m. heuvel, m. hoogte, v. berg-
je,
o. terp, v.
Tes, uwe, jou, je.
Tetseaa, m. marssating, v.
Teuoa, iu. scherf, v. stuk, o.
Test, ui. bekleedsel, o. zaadhuisje, o-
schaal,
v. schelp, v. smeltkroes, in.
proef, v. eed, ia.
Testace, vu» een schelp voorzien,
schelp
. . . . , schaal ....
Tetts.ce, m. schelpdier, 0. sthaatdier,o.
Tosticites.f pi. verit-endeschelpdieren,
o. me.
Testament, m. testament, o. uiterste
wil,
m. verbond, o.
Testamentaire, testa-nentair, bij uiter-
sten wil.
Tentateur m. erflater, m. teitament-
maker, ra, testattur, m.
Testalrice, f. erflaatster, v. testament
maakster, v. testatrice, \\.
Tester, testament maken, tcsteeren.
Tesliculaire, van den teelbal.
Tcsticulc, m. teelbal, m. bul, m.
Tpstif, w. kemelshaar, o.
schedel, m, scherf, v. sloop, v.
•i
TétSDOS, m. aoodskramp,\\. tetanos
Töurd, m. jom/e kikvorsch, m. rfw n
derpad, v. dikkop, ra. knot wilg, l
((T/t, m. »oA-, m.
Télartojihie, f. aanhoudende vierden
daagsche koorts, v.
TiHasses, f. i)I. Itangborsten, v. me.
Téte, f. hoofd.o kop,m.haar,o.kapsetji
■pits, v. frrutn, v. top,m bol,m.begin
o. persoon, m-
v. menlek, n.leveu
o. zin,
m. oordeel, o. verstand, o
geest, m. moed,
m. toi7, m. sf<i»<\'
vastigheid, v. hoofdigheid, v. Aop-
pigheid, v.
Téte ia fleur de), uitpuilend.
Téte a-nenuijue, i. pruikebol, m. o\\t<l
Téle-a-léle, onder vier oogen.            tt
Tete-a-léte, m. gesprek onder siffltJT
ac», o. sam<;»Aom»(, v.
                      r
Téte busijuée, f. ramskoofd. o.
Téte d\'aflïit, f. *oj», m. kopbeslag, o.
Téte J\'écoufillon, I. wfstenersAWi w
Téte-demort, (. doodskop, m. ijzero
brandkogel, m.
Téte-de-néyre, donkerbruin.
Tóte-du-jarret, m. hak, m.
Tctc jilate, f. osschoofd, o. liazehoof<>
a. stierehoofd, o.
Ti1 te (.Sn leante, f. verloren hoofd, 0
Teter, Téter, zuigen.
Ttftière, f. mutsje, O, hoofdstel, o kop-
stuk,
o. ralijk, o.
Tetiii, m. tepel, m.
Tetine, f. uier, v. ma»i,v. meUtpontf
v. zuigglas, o. deu/t, v. bluts, v.
Téloir, m. speldekiipmuker,m. wip,\'\'
Telen, m. mam, v, pram, v. \'>orj(, I
Tetonnière, f. che»isctje,o overhemd
je,
o. berttlint. o. zware vrouw, »
Tétra . . . . , vier . . . . , mei vlei
T4tracorde, m. viersnarige lier, v.
Tétradaclyle, met vier vingers.
Tétradique, tot het viertal behoorend.
-ocr page 513-
TÉTR
WéliMcdrc, m. regelmatig viervlnk, o.
i tetraedrum, o.
étiagone, vierhoekig, vierkant.
ir.Kjonisme, m. guadratuur van een
irkel,
v.
tilrandrie, f. planten met vier helm-
stijltjes,
v. mü.
\'étraoite, I. vierspannige wagen, m.
\'ótrapétale, vierbladig.
Ylrajihe, f. klis, v.
"étraphille, vierbladig.
L
[Y\'trapode. m. viervoetig dier, o.
L\'trapoilolithe, f. versteend viervoetig
dier, o.
IV\'lrapodologie, f. verhandeling over dt
viervoetige dieren, t.
Fétrapole, (. landstreek met vier ste-
den,
v.
éiraposte, m. vierschijfsblok, 0.
t\'éirapti-re, viervleuaeïig
Tétrarchat, m. waardigheid van ee>\\
viervorst, v.
Tétrarehie, f. viervorslendom, o. (m
P\'Tétrarque, m. viervorst, m. tetrarch
Tetras, in. berghoen, o. kjrhoen, o.
Télrastique, m. dichtstuk van vier
verzen, o.
Ti\'traslyle, in vierzuilig gebouw, o.
T(>trasyllabe,m. vterlfttergrepig woord,
Tétrasyllabique, vierlettergrepig, (o.
ïeite, f. speen, v. tepel, va.
Tette-clièvre, m. geilenmelker, m.
Titu, hoofdig, koppig, eigenzinnig.
Tèiu, ra. stijfkop, m. stijfhoofd, ra.
breekhamer, m.
i".■ 11 ri■ ieJ jui\', Teutonisch.
Tcxte, m. tekst, m. tekstletter, v.
\'i\'.\'xlilp, weefbaar, spinbaar.
T(?xtuaire, m. boek dat alleen den tekst
bevat, o. die zich aan den tekst
houdt,
m.
Toxtuel, in den tekst uitgedrukt, tex-
titeel, woordelijk.
T«xturo, 1. werfsel, o. bouw, m. sa-
menhang,
m. korrel, v.
ihalassarchie, f. oppermacht ter zee, v.
ThalasSOcraUe.l. oppermacht ter zee,\\.
Tbalanomètr*, m. teemeter, m. diep
ThaJer, m. thaler, m.               {lood, o
Tlialietron, m. wóttrruU, v.
Tlialweg, m. vaarwater, o.
Tiiaumaturcje, m, wonderdoener, m.
Tbaumaturge, wonderdadig.
\\
Thaumatttrai*, f. kenni* der wo»dtr-
THEO
Si»1
daden, v. wonderdoend vermogen, o.
Thé, m. thee, v. theeboom, ra. thee-
partij,
v.
Tbéace, theeachtig.
Théandrique, godmenschelijk.
ThétnthropSi ra. godmrtuch, m.
Théatin, m. theatijnermonmk, m.
TheMtral, tooneelmatig, van het too-
neet, tooneel
.....theatraal.
Théatre, m. sehouwplaats, v. schouw-
burg,
m. theater, o. tooneel, o \'oo-
neelspvlers,
m. me. tooneelspelersbe-
roep, o. tooneelkunst,
v. verzame-
ling van tooneehtukken,
v. stapel,
m. stellage, t. steiger, m. schouw-
spel,
o.
Théb üde, f. volstrekte eenzaamheid, y.
Tbéière, f. trekpot, m. theepot, m.
Théiformé, als van thee, naar thee ge-
lijkend, als thee afgetrokken.
Theïsme, m. geloof aan een persoonlijk
God, o. theïsme, o.
Theiste, m. theUt, m. die aan een per-
soonlijk God gelooft, ra.
Thème. m. thema, o. opstel, o, stof,v.
stelling,
v. onderwerp, O. wortel, m.
Tliémis, f. Themis,x. gerechtigheid, r.
recht,
o. justitie, v. maagd, f.
Theocratie, f. godsregeering, v. theo-
cratie,
v. prie.tterheerschappij, v.
Tliéocralique, theocratisch.
Tliéodicée, f. godsverdediging , t.
rechtvaardiging van God, v. ver-
handeling over de etgenschappt n
van God,
v.
Théodoüte, m, hoekmeter, m.
Theogonie, f. geslachtboom der goden,
m. godenleer,
v,
TMoMMnl. m. leeraar in de godge-
leerdheid,
m.
Théoloyal. goddelijk.
ThéolOjjale, f. leer aar sehap in de god-
geleerdheid, 0.
Th■■\'>!" iir. t. godgeleerdheid, v. theo-
logie,
v.
Tlióoloflien, m, godgeleerde, m. theo-
logant, ra.
Tliéologique, godgeleerd, theologisch.
Thcophilaullirope, m. Gods- en men-
schenvriend, va.
Thi^pliilantropie, t. liefde tot God en
mensehcn,
v.
TKÓophile, godminnend.
Theophobe, gudhatend.
-ocr page 514-
504
THEO
TIüN
Thuribulaire, bewierookend, lol
t waaiend.
Thun/éraire, m. wierookvatdrageTliurifère, wierook voortbrengendTliyra, m. tgm, m.
Tliéopsie, l. verschijning der goden, v,
Tbéorbe, m. groote luit, v.
Tlic-orcme, m. theorema, o. bespiege-
lend voorstel, o. stelling,
v.
Tliéoiéiique, theoretisch, bespiegelend.
Tlidoricien, m. theoreticus, m.
Tliéoric, f. theorie, v. bespiegeling, v.
beschouwing, v. her, V.
TIióoi\'i<[ue, theoretisch, bespiegelend.
Tliéoriste, m. theoreticus, m.
Tlie\\)jophe, m. theosoof, m.
Tltéi\'apeuüijUó, t. leer der kranken*
veiplt\'ging,
v. therapeutiek, v.
TliéYiacal, der theriakel.
Tliériacoloijie, f. verhandeling over de
vergiftige dieren,
V.
Théiiiique, I. theriakel, v.
Tliéiiotomie, f. dierontleedkunde, v.
Tlicnnal, warm mineraal, thermaal.
Tliennales (eaux, f. pi.), warme mine-
rale bronnen,
v. me. warme baden,
o. me.
                                            (me.
Thermes, m. pi. warme badstoven, v.
Thai initlor, m, warmtemaand, v.
\'nnjrmo\'jtiiie, m. warmtewckker, m.
Theiniühimpc, f. kooklump, v.
Tlicrmoloyic, f. warmteleer, v.
Thermometre, m. thermometer, m.
warmtemeter, m.
Thermoscope, m. warmteaantooner, m.
Tli&sauriser, schatten vergaderen.
Tliés.uiriseur , m. schattenverzame-
laar,
ra.
Thósauriseur, schatten verzamelend.
These, f. voorstel, o. leerstuk, o. the-
sis,
v. stelling, v.
Tliusmothélc, ra. wetbcwaarder, ra.
Théorgte, f. bezwering van goede gees-
ten, v.
TUibaude,t grof weefsel van koehaar,o.
Th ie, f. kluskoker, ra.
Thon, m. tonijn, m.
Tlioiuiiro, m. tonijnnet, o.
Thonine, f. ingezouten tonijn, m,
Tliora, I. thora, v. wolfswortet, m.
Tlioracique, der borst, borst ....
Tlioracifiue (remede, m.), borstmiddel ,0,
Thorax, m. borstholte, v. borstkuS, v.
TIn éne, ra. treurzang, m.
Tbréliótique, f. treur/luit, v.
Tluénodie, t. treurlied, o. klaaglied, o-
TlLrepsioJoyie, f. voedingsleer, v.
Thrombus, m. aderyetwel, o.
Thuia, m. levensboom, ra.
Thymus, m. borstklier, v.
Thyrse, m. bacchusstaf, m.
Tiare , f. tulband, m. driedub^
kroon, v. pauselijke kroon,v. tiara,
Tilii i, m. scheenbeen, o. scheen, v,
Tibia\\,vanhetscheenbeen,scheenbeen.
Tiboron, m. haai, m.
Tic, m. kribbebijten, o. stuiptrekking
kuur, v. verkeerde gewoonte, v.
Tjc douloureux, m. aangezichtspijn^
Tic tac, m. tik tak, O.
Tiedo, lauw, flauw, koel.
Tiédeur, f. lauwheid, v. flauwheid,
koelheid, v. onverschilligheid, v.
Titidir, verkoelen, lauw worden, ver
Tien, uw, uwe.
                       (flautvem
Tien, ra. uwe, o-, m. e» v.
Tiercé, I. terts, v. dtfrrfe, v. ï«Wi
protfblad, o. tei-d\'e, v.
Tiercé, derde, andéniaapst-A.
Tiorcó, m tiritj deelen verdeeld.
Tierce-leuilie, f. drie.blad, o.
Tïercelet, ra. mannetje, o.
Tiercement, ra. verhooging met eet
derde, v. tierceeren, o.
Tiercer, met een derde verhoogen, voor
de derde maal ommaken.
Tierccron, m. kruisgeweifboog, va
Tiercon, m. tiersje, o. zeepkist, v
Tiers, derde.
Ticrs, in. derde, o. derde deel, o. denU
persoon, ra.
Tiers-aiis, m. driejarig wild zw\'jn,u
Tiers-ordre, m. derde orde, v.
Tiers-point, m. driehoek, m. tophock
m. zaagvyl, v.
Tiers poteau, m. paaltje, o. richel, v
Ticulet, ra. takkenbosje, o.
Tige, f. ótam, ra. ste»j/eJ,m. steel,m
stronk, m. struik, m. spil,v.pijp,i
schaft, v. schacht, v. s/aHj, v. »((/\'•
m. afkomst, v. geslacht, o.
Tiyé, gestengeld.
Tiijeron, m. Mei/te $piJ, v.
Tkjnasse, I. Aa/yc foor teerhoofdigch
o. slechte pruik, v.
Tiynon, m. nekhaar, o. ehignon, tt
achterhats, m. «tft, m.
Tifinonner, ftt( ««fcAiar krullen.
-ocr page 515-
T1GN
Twuoiiiier tse), elkander bij de Uuren
krijgen.
Tiijre, m. tijger t m. knechtje, 0.
Ti.jré, getijgerd, gevlekt.
I Tigre-tliat, m. tijgerkat, v,
Tifjrer, tijgeren, vlekken.
Tinresie, f. tijgerin, v.
Tilbury, m. tilbury, v.
Tiiiacéds, f. pi. linden, v. me.
TUIac, m. dek, o. verdek, o.
TiJle, I. plecht, v. dissel, m. bijlhamer,
ui. lindenbast, m.
Tiller, hennep braken, schillen.
Tillüul, in. u,i<!,\\ v. Iut\'/,:>>uoi\'i, m.
Tilleur, m. huu.i, ^hreker, m.
Tillotle, f. Atrnnepbrau*, v. 3c/i»if, v.
Tlnbale, f. keteltrom, v. pau/t, v. 6«-
ftur, m. vleeschketel, m. kleine pa-
let,
v.
Timbalier, ra. pauker, m. keteltrom-
mert m.
Timbre, m. A/oA, v. klank, m. hoofd,
o. kop,a\\.hersenen,i .ma.segelfi.stem-
pel,
m. zegelrecht, o. helm, m.
Timbre, gezegeld, gestempeld, niet wel
bij het hoofd.
Timbrer, zegelen, stempelen, merken.
Tiinbrcur, m. zegelaar, ra. stempe-
taar,
m.
Ticuide,vreesachtig,beschroomdt bloode,
schuchter, bedeesd, verlegen.
fimidii , /. vreesachtigheid, v. be-
schroomdheid,\\. blooheid,
v. schuch-
terheid,
v. bedeesdheid, v.
Timon, m. dissel, m. disselboom, m.
helmstokf m. roerpen, v. roer, o. be-
stuur,
o. bewind, o.
Tiiumner, bevelen aan den stuurman
geven.
Tiinomierie, f. achterplecht, v.
Tiraumiier, m. stuurman, m. roergan-
yer,m. achterpaard,o. disselpaard,o.
Ttmoié,angstvallig}beschrooma, nauw-
gezet, vreesachtig,
Tin, m. stapelblok, o. onderlegger, m.
Tiuctorial, tot verven dienend, verf....
Tine, f. tobbe, v. kuipje, o.draagbak,
m. vlootje, o.
Tinel, m. marklgeld,o. marktplaats, <t.
Tinet, ra. draagboom, m. dwitrshout, o
juk,
o.
Tinette, I. tobbetje, o. kuipje, o. vlootje,
o. draagbak,
m.
Timaraarre, ra. >reraas,o. getier, o. le-
I ven, o. gerammel, o. rumoer, o.
iTintamarrer, rammelen, geraas ma-
I ken, leven maken..
jTiutement, m. naklank, m. gelui, o.
| geklep, o. tuiting, v. rmsching, v.
, Tin ter, doen klinken, kleppen,luiden,
\\ klinken, ruischen, tuiten.
Tiniin, m. getingelf o. klinken, o.
Tintoiii, Tinlouin, m. tuiting, v. rui-
I sching, v. onrust,v. verlegenteid,v.
\'Tioul, m. schuimlepel, ra.
; Tijmle, f. waterspin, v.
jTiijue, f. tuk, v. teek,v.houdenluis, v.
I schape>Uuis, v.
ITiquer, krtbbebijten.
Tujueté, gestippeld, gestreept, gevlekt,
Tiqueur, m. kribbebijter, m.
Tir, m. <\' hi,!--,!, o. schot, o. vuur, o.
vuren,
o. schietstand, m. schietlijn,
v. sch:etbaan,
v. schietplaats, v.
Tirade, f. r^As,v.(/t:»it(;np/aa(St\')t,v.mc.
aanhaling, v. sleping, v. (iratftf, v.
Tiraye,m. frefcAt»i,o. trekking, v. trtïft-
Wtfijr, ra. jaagpad, o. drukken,o. af-
druk,
ra. lottn-t, v.
Tiraillemetit, m. trekking, v. tftmringr,
». rukking, v. slingetiny, v. ONS0-
kerheid, v.
Tirailler, A(?«m e» weder trekken, «f»»-
geren, rukken, lastig vallen, tiratl-
leeren, pifpaffen,
Tiraillerie, f. /ii-uiWetren.o. firatftor-
vuur, o.
TiraÜleur, m. tirailleur, m. scherp-
schutter,
m. onhandige schutter, ra.
wisselruiter, m.
Tirance (pieux, ra. pi. de), roijKiIt\'M,
in. me.
Tirant, m. koordje, o. trekkoordje, o.
schoenriem, m. spumitfr, ra. tiwars-
baJfr, m. diepgang, m. fasï, m. Ufa-
terdracht, v.
Tirasse, f. s/eilief, o. /rtrfc)ie/,o. (ot(-
senbord, o.
Tiiasser, met het treknet jagen, tirtu*
seeren.
Tire, f. reeks, v. rij, t.
Tire (tont d\'une), achtereen, zonder
ophouden, in eenen adem.
Tuè,getrokkcn,uityetrokken,ontleend,
betrokken, tang, mager, vermoeid.
Thé, m. jacht met het geweer, v.
Tire-a-barre, m. bodemtrekker, m.
Tire >-part. m. overdruk, m.
.
-ocr page 516-
snt>
Tin (■
titr
kogeltrekker, ra. kogel-, Tire-toiro, f. hoepeltrekker, m.
TiroLte, f. lijstleder, o. trekleertje, i
schuif, r.
Tireitr, m. Mftictfer.v. scherpsehutte-
m. jager, m. schieter, m. «cAtfrml
meejfer, m. trekker, m. </r«acftr«;A
Aer, m.
Tireur-franc, m. vrijschutter, m.
Tirease de cartes, f. kaartlegster, v.
Tire-veille, f. valreep, m.
Tiroir, m. iade, ». schuiflade, ».
tnktade, v. schuif, ». tweede <je-
lid, o.
Tiroir (5), zonder samenhang.
Tiron, m. muüHf, m. beginner, m.
Tironien, Mr&0rf«M«L tironisch.
Tirloir, m. hoepeltrekker, m.
Tisage, m. opstoken, o.
Tisune, f. gerstewater. 0. gerstedrank.
ra. drankje, o tisane, v.
Tisard, m. stookgat, o.
Tiscur, ra. stoker, m.
Tisoii, m. brandhout, o. brandend
hout, o. stokebrand, m.
Tisonité, swirl gevlekt.
Ti>onner, t\'n fit!( iwtir roeren, opsto-
ken, oprakelen.
Tisoiineur, m stoker, m. ttookgraag, m.
Tisonnier, m. stookijzer, o. rafcWr/str,
o. haardijzer, o.
Tissage, ra. toevrn, 0. weefsel, o. we-
verij,
v.
Tisser, weven.
Tisser.ind, m. ivei\'er, ra.
Tissernnderie, f. weverij, v. uifliiri-
handwerk, o. tvewvfantdti, m.
Tistear, ra. wener, m. Jafrertwei\'er, m-
Tissier, m. wever, m.
\'i is otiei, m. kleinwever, m.
Tissu, m. weefsel, o. weving, v. sa-
menweefsel,
o. »e(, o. samenhang,
m. verband, o. reeki, v. breed lint,
Tissu, ai*u>eveH.
                                   (o.
Tissure, t. samenweefsel, o. samenwe-
ving, v. samenhang, m. keper, v.
Tissutier, m. ft/eiu wever, m. wever, m.
Tislre, weven.
Titan. m. (*\'(«», m. eus, ra.
Titanite, (. titaniet, ra.
Tithymale, f. wolf melk, i.
TJtilatkm, (. kitteling, v. prikkeling, t.
pareliug, v.
Titiller, kïttelen, prikkelen, parelen.
Tilic, ra. tdet, m: naam,m eeretitel.
Tirti-baJle,
tang, v.
Tire-botte , m.
laarzenknechTire-bonchon, mTire-bourre( mker, m.
Tire-bou!on, m.
trekker, ra.
Tire-braise, m.Tire-clou, m. nijTire-d\'aile, m.
vlucht, v.
Tire-dent, m.
trekker, m.
Tire-feu, m. aftTire ficnte, m.
fel, v.
Tirc-filet, in. d
/iOKÏ, O.
Tire-fond, m.trekker, m.
Tire-fu-ée, m. b
Tire-Iuiue, in.dief, m. tvolp
Tire-Uitse, m.
Tire-larlgot (a),
Tiro-lijne, m.vhitect, m.
Tirelire, f. spaa
Tirelirer, zingen
Tire-lisses, f.jil
Tire-moelle, m.
Tire piècc, m. sc
Tire-pied, m. sp
Tire-pin rnb, ra.
Tire poil, m ets
Tire-pUF, ra. ette
Tirer, tn-kiwit,gen, af heeldenafleiden, St bihranden, ontrken, loten, ga
Tirer (se), tien
Tire-sable, m. gv. baggerbeugc
Tire sa bot, m. n
TlrOt, m, snoerken, o. diviskoppeltccken, o
\'liretaine, /. tire
Tire-lerre, ro. A
Tire-uHe, m. ktrekker, m
-ocr page 517-
TOMÉ
TITR
m. benoeming, v. brief, m. oorkon
i\'ü, v. bewijssehrift, o. opschrift, o.
t-i\'toijs, o. recht,
o blijk, o. «A/t;, v.
"•wet, o. hoofdverdeeting, v. keur,
v. gehalte, o verdrag, o.
\'ilié, getUeld, betiteld.
Titrer, ti(t\'/.;n, betitelen, eeretitel ge-
yen, volmacht geven.
Titrier, m. maker van valsche bewijs-
stukken,
m. oorkondi-nbewaarder, m.
Titubtnt, wankelend, waggelend.
\'i\'itiituiion, f. wankeling, v. wagge-
f\'ng, v. slingerende beweging,
v.
Tiluher,w<i>ike[en, waggelen,slingeren.
ntnlaire, titulair, tUelvotrend.
Titulaire, m. titularis, ra. titelvoer-
der,
m.
Imési\', f. woordverdeeling, v.tmesis, v.
Toast, m. toast, m. gezondheid, v.
dronk, m.
Toaster, (o<i*< s/u«h, gezondheid drin-
ken.
Toe, m. ffllyV, o.
Tocade, (. gril, v. /ui»», v.
Tocan, m. jonge zalm, m.
Tocane, f. voorloop van wijn, ia.
Tocsin, m. braiiiiklok, v. alarmklok,
v. stormklok, v. brandscbrift, 0.
loildi, m. toddy, v. wijnpalmsap, o.
Toye, f. toga, \\.t tbbaard,m. tabberd,ra
ï0.1» rff. ".JÜ, je, jou.
loiie, f. linnen, o. lijnwaad, o. aoe«.
o- gordijn, o. scherm, o. tent, v.
,, ■**&■ 0. cny, o. nW, o.
loilé, ui. kantgromt, m. iHchtyewevetic
blonde,
y,
Toile a voiles, f. zeildotk, o.
Toile cin-e, f. MMst/o,*, o.
.J,0j\'eil\'araigii6e,f.spi>iMf»otf\'j,o spinrag,
roile ik* coton, f. katoen, o.              (o.
Toilfiiie, f. linnenwaar, v. JlrattMlten,
o. me.
Toilette, /. /i»i»»e»t tafelkleed, o kap-
tafel,
t. (oi/t-f, o. kleedkamer, v.
opschik, m. kleeding, v. overtrvksel,
o. dun overtreklinnen,
o.
loilier, m. tinnenkooper, m.
Toise, I. fatfetn, m. i/aara,m roede, v.
fiiisé, incf Mflö roc\'i* gemeten, afge-
daan, onherroepelijk beslist, alge-
meen bekend.
Toisó, m. meft\'H met den vadem, o.
getal roeden,
o. meetkunde, v.
ToBar, met eene mede meten. opne~
V"
tïïtfl», Mfl /.t( Hoofd Mde voeten bc-
Toiseur, m. meter, m.               (kijken.
ToisoUf f. Schapenvacht, v. scheerwol,
v. vacht, v. i/iej, o
Toit, m. dak, tn. afdak, o. huis, o.
Toit a porc, m, varkenskut, o.
Toilure, I. dakwerk, o. kap, v.
Tokai, m. tokaier, m.
Tole, t. ijzerhlad, o. geslagen ijzer, o.
plaatijzer, o. ijzeren plaat, v.
Tolérable. draaglijk, lijdelijk, aan-
neemlijk, middelmatig.
Totérance, f. verdraagzaamheid, v.
toelating, v. vergunning, y. tole-
rantie
v.
Tolérance (.naison, f. de), rendezvous-
huis,
o.
Tolerant, verdraagzaam, toegevend.
Tolérantisme, m. stelsel van toleran-
tie,
v.
Tolérer, verdragen, lijden, toelaten,
vergunnen, dulden.
Tolet, m. roeidoL m. dol, ra. roei-
Toletière, f- roeiklamp, m. (pin, v.
Totier, m. fabrikant van plaat ij ter, m.
Tolld (crier), »we.g met hem" roepen.
Tollenon, m. wip, v.
Tomahawk, m. tomahawk, m.
Tomaiïon, f. boekdeelcijfer, o.
Tomale, f. tomatoappeï, ra.
Tombae, ra. spinsbek, o. pinsbek, n.
Tom haute (la nuit), bij het vallen van
den avond.
Tombe, f. tombe, v. grafsteen, m.
zerk, v. grafstede, v. graf, o. dood,
m. sterven, o. hoog bed, o.
Tomheau, m. begraafplaats, v. graf-
stede,
v. graf, o. gedenkteeken, o.
dond, m. sterven, o. vernietiging, v.
Tonbét), f- vallen, o.
Tomhclier, m. karreman, m- vuilnis-
jan,
ra.
Tonber, vallen, nedervallen, invallen
te beurt vallen, afvallen, vervallen,
nederttorten, komen, ophouden, na\'
laten, treffen, loopen, vloeien, te
gronde gaan, vergaan, zondigen,
ivorden, slechten,
Totnbereau, ra. vuilniskar, v.aschkar,
. beerkar, v. kar, v. vuilniskar-
TomiV\'relIe, f. patrijmet, o. (vol, v.
Tombola, m. tombola, v. loterij, v.
Tomé, m. boekdeel, o. deel, o. afdee-
linq,
v,
-ocr page 518-
TUME
yi\'f
i
TomelleiL-c (niaiière, i.), A7tf«r</t;titmd
Jee/ van /u-( bloed, o.
Totiienleux, wollig, donzig, viltig, fiu-
weelachtig.
Tomer, in boekdeclen afdeelen, bock-
deelen teekenen.
Ton:ie, f. snijden, o.
Tommc, f. klomp gegist stremsel, ra.
Tomotocie, f. keiserssne.de, v.
Ton, m. toon, m. klank, m. geluid, o.
stem, v. manier, v. wijzef v, span-
ning,
v. vastheid, v. top, m.
Ton, uif, uwe, jou, je.
Tonca. ra. toncaboon, v.
TonilaiiJe, f. scheerwol, v.
Tonuaison, t. scheren, o. scheertijd, m
Tondeur, m. scheerder, m.
Tondin, m. tichel, v. /to«(t;n ro/, v.
Tondre, fcfcentn, afscheren, snoeien.
Tondu, m. geschorene, m.
Tonga, in. (oiwaAooM, v.
Tonicité, f. spankracht, v. veerkracht,
v. foon, in. samentrekbaarheid, v.
Tonique, gpaiinentf, versterkend, her-
stellend, tonisch.
Tonique, ra. versterkend middel, o.
Tonique, I. grondtoon, m. hoofd-
toon,
m.
Tonique (accent, in.), klemtoon, ni.
Tonxa, m. toncaboon, v.
Tonlieu, in. marktgeld, o. staangeld,
o. standgeld, o.
Tonnage, m. tonnengeld, o. tonnen
recht,
o. scheepsinhoud, m. tonne-
maat,
v. schetpsruimte, v.
Tonue, f. ton, v. vat, o. trommel, v
boei, v. (onvol, v. tonschelp, v.
Touncau, ra. fon, v. vat, o. scltccps
last,
m.
Tonnco (peau. f.), win insecten door-
vretene huid,
v.
Toitnelade, f. borstwering van ton-
nen,
v.
Tonnelage, m, kuipershandwerk, o
kuiploon, o.
Tonnelei*, met tutten vanyen.
Tonnelet, ra. tonnetje, o. vaatje, o.
Tonnelier, ra. kuiper, ra.
Tonneile. (. prieel, o. somerhuisje, o
patiüsii\'-t, o. kwartelnet, o. tonge-
welf,
0. vischlitin, m.
Toimellerie, f. kuipershandwerk, o
kuiperij, v. kuiperswerkplaats, v.
Ton n el Jon., m. lyeroorw?, v.
i Tonner, t/ond\'er\'tftt, o nu/teren, bui\', j
I ren, ,it/i*\'(-■(.■!( ((.■(.■*(, m«n, uitvarenja.
Tonnerre, m. donder, m. onweer,jj
bliksem, ra. Wi/cstimvun
mer, v.
Tonnerre (coup, m. dt>),uV»iu\'t;rs(*a;/,
Tonsillairc, der keeiklieren.
Tonsiile, f. keelklier, v. amandel,
Tonsure, f. kruinschering, v. tonsu
v. kruin, v. geestelijkheid, v.
Tonsuré, m. geschorene, m.
Tonsurer, de /cruin scheren,
Tüiite, i\'. scheren, o. schapenscher
o. schering, v. snoeten, o. schcci-
wol, v. scheertijd, m. snoeityd, m
Tontine, f. fonfme, v. lijfrente vow\\
den langst levende, v.
Tontinier, m. deelhebber in eene tolt*
fine, m.
Tontisse, (. scJteerwol, v. lakendoek, c
{■lhf<tjfi)\'i, >■, O.
Tonture, I. KRe«rn(t o. scheer ivo/,
snoeisel, o. bocht, v. ronding, v.
Topaze, f. (o^«a5, ra.
Tópe, fop, wWaau, nuf ry 100.
Töper, Aofrft», aann^mtin, toeslaan.
Topliacc, wan een eeltachtig gezwel.
Tophus, m. beeneter, m. eeltachtig yc-
zwel, o.
Topinamboup,m. aardpeer, v. topiww
buur,
in. aardappel, ra.
Topique, plaatselijk, uitwendig.
Topique, m. uifwemfïv geneesmiddel,*)-
Topograpbe, m. plaafsüesc/iryver, m.
topograaf, in.
Topoqraphie, I. plaatsbeschrijving, v.
lopographie, v.
Topograpliiqiie, plaatsbeschrijvend, tv
pooraphisvh, plaats
....
Toque, i. mnfs, v.tok, v. 6ort/, v.
Toque, niet tctii ty \'t hoofd.
Toquer, sfdttll, aantasten, aanroeren,
Toqueiie, i. stookplaats, v. (klinken.
Toquet, ra. nachtmuts, y. kap, v.
1\'oqueux, m. pook, tn.
Toraille, f. ruw kotaal, O.
Toiclie, I. pekkrans, m. toorts, v. fak-
kel,
v. stroomat, v. stroowisch, v,
rol y «rdrood, v.
Torclic-cul, ra. sekreetpapier, o. ser-
vetje,
o. vod, v. prw/, v.
Torclie-fcr, ra. ijzerwisscher, m.
Torche-nez, m. neusknijper, m. prang\'
ijzer, o.
-ocr page 519-
ronc
penseellapje, o pen-
TOKT                      S09
uroifcbfroom, m. trfoeof, m. stortvloed,
Torride, verzengd, heet. (m. geweld,o.
Tors, gedraaid, getwijnd, verrekt, ver~
stuikt, scheef, krom, gewonden.
Tors (con, m.) schijnheilige, m.
Tors, m gedraaide, o.
Tors (fil, m.), twijn, m.
Torsade, f. gedraaid lintwerk, o. ge-
draaide franje,
v. troetel, m.
Torse, m. romp, m. borststuk, o.
Torsc, t.gedraaid werk, o. wringen, o-
Torser, schroefvormig maken.
Torsion, f. draaiing, v. omfïraattnj/, v.
mfenrfrnaüno, v. wringen, o.
Tort, m. natffff, o. ongelijk,o. onrecht,
o. schade, v.
Tnrtotle, f. moTjrfeH/io-ftw, v.
Tort et h travers (a), in \'( wild, in
\'t honderd, onbezonnen, onbedacht.
Tortico\'is, m. scheeve nek, m. stijve
nel.,m. kromhals,
m.schijnheilige,m.
Torticolis, stijfhalzig.
Torlile , draaibaar , spiraalvormig
draaiend.
Tortillage, m. verwarde voordracht, v
Toilille\', f. slingerpad, o. [uitvlucht,v
Tortillement, m. draaiing, v. kronke-
ling,
v. omwindmg, v. wringing, v
vlechting, y. omwegen, m. roe. dr
erij,
v.
Tortiller, draaien, kronkelen, omwin-
den, wringen, vlechten, omwegen
zoeken, zich draaien.
Tortillére, t, sdngerpadj o
Tortillis, m. gedraaid sieraad, o.
TorliHon, m. hoofdwrong, v. sloofje, 0
in een kring geplaatste spijkers, m.
Torliomirtire, onrechtmatig, geweldda-
dig, pijniging*
....
Tortionner, verdraaien, verwringen.
Tortis, m. streng, v. gevlochten krans,
m. parelsnoer, o.
Tortoir, m. pakstok, in.
Tortrix, Dl. rolslang, v.
\'lor\\u, schuins, sehe-\'f, krom, verkeerd.
Tortne, schildpad, v. stormdak, o
Tortner, krommen buigen.
Tortuer (se), krom worden.
TortUtMlx. krom, bochtig, met bochten
kronkelend, verkeerd, slinkseh
Torluositê. f. kromte, v. boekt, v.
Torture, f. pijnbank, v. folterliank. v.
pijniging, v. foltering, v. marte-
ling,
v. kwelling, v. angst, m.
grauwe specht, m.
hen, afwisschen. afve-
ei metselen, lomp be-
Jvefken, aframmelen, afrossen,
\'wtrchève, t.pekpan,
v. kaarsdragertm.
Tforchetto, !. teenen vlechtwerk, o.
jrchis. m pleisterklei.v. strookle.i, v.
cfion, m. wisch, v. wrijflap, m.
tatdoek, m. vodje, o slons, V.
^reiner, buigen, winden.
dage, m. twijnen, o.
Ie, f. touwring, m.
deur, m. twijnder, m.
rdeuse, f. twijnster,\\. krulrups, v.
rdoir, m. twijnmolen, m. wrïnj-
■Jfofc, m.
\'ordrc, winden, wringen, draaien,
omdraaien
, r^rdraa»c«, (wync»
\'ordre (se) , tich krommen, ineen-
draaien.
ore, m. tfodrtng, m. laadband, m.
>reador, in (ot\'frtrfor, m. jfieren\'ie-
vechler, m.
orentiqne, f. drijfkunst, v. draai-
kunst,
v. rfflmrtjrtfer/tunsï, v.
\' "ormentillo, [. witte wilde maluwe,t.
rormin.il, Tormineux, bloedgang ver-
oorzakvnd.
Toron, m. kabelgaren, o. streng, v.
groote voetrii.g, m.
Torpedo, m. torpedo, v. waterman, v.
I\'orpeur, f. verstijving, v. verdoovïng,
v. vursfrflmmïjij/, v. gevoelloosheid,
V. traagheid, v. vadsigheid, v.
rorpillo, (, Arrtmpifiic/i, v. beefaal,m.
sidderaal.m. torpedo,*, watermijn,\\.
Torque, f. roï koperdraad, v. gevloch-
ten krans, m.
rorqncr, spitijie», s<ïWieitdr«rtt<?H.
rorqnet (donner Ie), misleiden, bij den
neus nemen.
Torqnet (donner dons Iel, zich heet la-
ten nemen.
rquette, f. tabaksrol, v. roltal>nk,m.
m stroo gepakte visch,
v.
Torqneur, m. tabakspinner, m-
Toiréfaction, (. roosting, v. droging, v.
lOrréfler, roosten, drogen, schroeien.
roin , m. vreemdsoortige stoffen,
me.
Iorrent, m. stroom, ui. hergstroom, m
-ocr page 520-
..in
TOUR
loopendheid, v. drift, v. toorn, m
ongeduld, o.
Toujhc, f. tol, m. priktol, ra. draaito
ra. straatslet, v.
Touj>ie d\'allcmagne, I. bromtol, m.
ToniiiMer, heen en wederloopen, dren-
telen, draaien als een tol.
ToupfUon, m. kuifje, o takje, o. haar •
bosje,
o. bosje, o.
\'l\'nN 111::. m. touwslagersslede, v.
Toupras, m. meertouw, 0.
Touque, f. haringhuis, v,
Tour, m. omloop, m. omdraaiing, (
ronddraaiing, v. gang, m. wande-
ling,
v. rei»4, o. omtrek, m. fcrfna,
m. fctuufaftK, 0. handgreep, v. streek
m. JrtA-, m. wending, v. toertje, n
li,hangs<i, o. katrol, v. draaibank
v. fceer, m. fcöt*r(, v. s/ay, ra.
Tour, f. tornt, m. kasteel, o.
Toaraille, f. ee*f, m mo-ufovcn, m.
Touraillon, m. gedroogO mout, o.
Tuurbe, t.lurf, v. ut.\'i\'»</.\'0Hi/,m.:we»*»<
m. hoop, m.
Tourber, turf steken, turf graven,
veenen.
Tourber (se), verveenen,tot v:en wor-
Tourberie, f. veen,o                      (den.
Toorbeux, turfaehtig, veenachtig
Tourbier, m turfsteker, m. turfboer,
m. turf maker,
m.
Tourbière, f. veengrond, m. veentand,
0. turfland, o. veenderij, y.
TourltÜlon, ni. draaiwind, ca. wervel-
wind,
m. maalstroom, m. dwarrel-
stroom,
m. draaikolk, V. wervel-
schroef,
v.
Tourbillnnneiuent, m. dwarrelen, o
ronddraaien, o.
TourU\'iUonuov,dwarrelen,ronddraaien.
Tourd, m. zinglijster, ?.
Tourd-de-cuve, ra. houten rand, m.
Tonrdellc, (. zinglijster, v.
Tour-de-relng, m. lerrekking der len-
denen,
v.
ToardUli (gris), lystergrauw.
Tourrello, f. torentje, o.
Tourrellï, van torentjes voorzien.
Tourer, ontrollen, toevouwen.
Touiet, m. wieltje, o. spinnewiel, o.
haspel,
m. roeidol, m. roeipen, v.
rondsel, o. rol, v. kinhaak, m.
Tourie, (. yroote kruik, v,
Tourier, m kloosterportier, m.
TOKT
Tortnrcr, pijnigen, folteren, op Ji
pijnbank leggen, verdraaiea,kwellen
Toste, m. roeibank, v. toast, m. dronk,
ra. gezondheid, v.
Toster, gezondheid drinken.toast slaan.
Tot, voeg, spoedig, straks, ras, da-
delijk, terstond
Total, geheel, ganseh, volkomen, totaal.
Total, m geheet, 0. totaal, o. bedrag, o.
Totaliser, een geheel uitmaken.
Totalité, f. geheel, o. totaal, o.
Toton, m. draaitolletje, o.
Tou.iyc, bo>yseeren, o. verhalen, 0.
WGrptttt, o.
Touaille, f. roldotk, m. handdoek, m.
Tonc, m. paardestaart, m.
Touchant, aandoenlijk, treffend, roe-
rend, gevoelig, aangaande, betref-
fend, rakend, nopens, ten aanzien
Toncliau, m. to tsnaald. v.           (van.
Touche, f. toits, m. proef, v. griffel,
»■ grifje, o. stelstiaren, v. spelen, o.
penseelstreek,
v. opleggen der kleu-
ren, o. stag, m staart, m. drift,
v.
Touclier, raken, aanraken, aanroeren,
ta.-ten, aantasten, toetsen, slaan,
drijven, voelen, aanpalen, belenden,
bestaan, bespelen, spelen, ontvangen,
aanlanden, aandoen, treffen, gewa-
gen, v<r>neldt.n.
Toucher, m gevoel, o. voelen, o. wijze
van spelen,
v.
Touclieur, m. veedrgver, ra.
Toue, t. veerschuit, f, veerpont, v.
schouw, v. boegseeren, o.
Touce, f. boeyseerlijn, ï. we.rptouw. o
Toucr, boegseeren, werp n, verhalen,
Toueur, m. hoegseerder, m. shp.J.r, m,
Toueux, m. werpanker, o.
Toufan, m. dwarlivind, m.
Touffö, t. buml-l, m. bos, m. bosd\'je,
o. koppel, m.
Touffer, bosschen, opbossen, tot bossen
worden.
Touffeur, f. wahn, m. warmte, v.
Touffu , dicht, lommerrijk, ruig,
zwaar.
Touf), m paardestaart, m.
Toujours, altijd, altoos, immer, stteJs,
eeuwig gedurig, zonder ophouden,
echter, eVf\'ivel, nochtans, ondertus-
Toulet, m. dol, m. roeipen, v. fschen.
Toupet, m. kuif, v. lok, ». haarlok, v.
maankop, n* bit*, *. toupet, m. op
\\
-ocr page 521-
TOUR
TOl f<
Oirlère, [. kloosterportiercs, ».
ourillun, m. ipH, v. astv. oor.o. tap,ta
ouriste, m. toerist, m. reiziger, na.
burlournu, m. domme recruttl, m.
\'ourmaliiu1, f. turmalijn, m.
\'ourmeni, m. kwelling, v. smart, v.
plaag, v. kwanl, v. oarust, v. ver-
fdriet, o. geesel, m.
ourmetit.int, kwellend, lastig.
nurmente, f. storm, m. or/raem, m.
ourmenUïi-, kwellen, pijnigen, pla-
gen, folteren, martelen, slingeren,
vervelen, werken, slingeren.
ourmenter (se) zich aftobben, woe-
len, opkrimpen, nitt stil staan.
Tourinenteur, pijnigend, kwellend,
pi am/ziek.
Tourmentcur, m. beul, m. pijniger,m.
Tourmenleux, onstuimig stormachtig.
Tourinerilin, m. storm fok, v.
Tournage, m. kruishout, o.
Tournail\'er, lanterfanten, drentelen.
TournairL\', om beurten oekleedend.
TournaM, m. maalstroom, m. draai-
kolk, .keerp\'.aats,
v. draai, m.hoe.k,
m. kromte, v. bocht, v. wiel, o. mo-
lensteen, m. omweg,
m.
Tournant (pont, ra.), draaibrug, V.
Tournasscr, op het pottebakkerswiel be-
werken, glad draaien.
Tournassin, m. draaischijf, v.
Tournassiiic, (. bereide klomp pot-
aarde,
m.
Tourne, t. keerblad, o. troefkaart, v.
opgeld, o. agio,
v.
Tourné, gedraaid, op het wiel bewerkt,
rijp, bedorven, zuur, geronnen, ge-
stremd, gemaakt, geschapen.
Tourné (mal), mismaakt.
Tourne-a-gauche, m.schroef\'sleutel, m.
wringijzer, o.
Tournebouler, omverwerpen, overhoop
gooien
Journebout, m. kromhoorn, m.
Tournobride, m. kroeg, v. herberg, v.
Tourriebnxho, m. draaispit, o. spit-
draaier, m. koksjongen, m.
Tournee, f. reis, v. rondreis, v. jaur-
lijkxehii reis, v. wandeling, v.
Tourne feufllet, m. bladwijzer, m.
Tournefil, m. vierkant slijpstaal, o.
Tonrn«-gu9Ule, m. bonkrabber, m.
.Tourneile, f. torentje, o.
Lotirnomain (en un), tn ten mnwuftion■
511
Tourneinent, m. draaien,*}, draaiing,*
Tourne-pierre, m. steendraaier, m.
Tourner, draaien, keeren, wenden,
richting geven, omdraaien, omkee-
ren , om wenden, omtrekken, af-
draaien.doen ver anderen,hanteer en ,
omzett.n, strekken, beginnen rijpte
worden , zuur worden, schiften,
stremmen, bederven, scheef toopen,
troef keeren.
Tournesol, m. zonnebloem, \\.lakmoes.
o. blauwsil, o.
Tiwiiiotte, f. draaikooi, v. draaischijf\',
v. haspel, ra. garenwinde, v.
Tourneur, m. draaier, m. kunstdraai-
er, m. wieldraaier, m.
Touiuevetit, m. schoursteengek, m.
Tourncvire, f- kabelaring, v,
Tournevis, m. schroef draaier, m. war-
tel,
ra.
Tourniole, f. fijt, v. vijt, v. slag, m.
Tourniquet, m. draaiooom, m. draai-
bord, o. werveltje, o. stelhamertje,
o draaischijf, y. draaistok, m. hai-
Touniis, m. wervelziekte, v. {pel, lil.
Tournisse, I. vullingstijl, va.
Tournoi, m. ridderspel, o. steekspel, o.
tornooi, 0.
Tournoienient, m. wending, v. draai-
ing,
v. omdraaiing, v. krom\'ooying.
v. kromte, v. draaikolk, f.
Tüuinoiemtnt de têle, m duizeling, v.
Tournoir , m. bordpapiermakersmo-
Tournoire, f. draaistok, m. (len, m.
Touinoia\', te Tours geslagen, Tour-
noois.
Touriioycr, omdraaien, ronddraaien,
omloopen, krom loopen, omzwer-
ven, om heen draaien, uitvluchten
zoeken.
Tournure, f. houding, v. gesteldheid,
i. schikking,
v. draaiing, v. wen-
ding,
t. keer, m. draaikunst, v.
draaien, o. draaiwerk, o. tour-
nure,
?.
Tourons, m. pi. turons, v. me.
Tour te, f. taart, v. tweernrad, o. tor-
telduif,
v.
Tourteau, m. oliekoek, m. offerkoek,
m. loaper, m. pikkrans,m. platrond,
Tourtelet, m. dunne kotk, m.          (o
Tourtelutle, (. taartje, o. oud geteerd
touw, 0. tortelduif,
t.
Tonrtei\'Mii. m. tortelduifje, e.
-ocr page 522-
tRac
Trac, m gang, m. tred, m. spoor, i
Tracaner, afhaspelen,
Tracanoir, m. haspel, m.
Tracant, horizontaal groeiend, krui-
pend.
Tracas, m. leven, o. gedruisch, o. ge-
tier,
o. gewoel, o. moeite, v.
Tracasser, kwellen, plagen, lastigval-
len, drentelen, k rakeeten, harrewar-
ren, werken.
Tracasserie, f. krakeel, o. harrewar-
rerij,
v. kibbelarij, v. oneenigheid
v. kwade trek, m.
Tracassier, m. kwelgeest, m. kweller,
m. plager, m. krakeelzoekcr, m.
Tracassier, kwellend, lastig.
Tracé, f. spoor, o. voetspoor, o. teeken.
o voetstap, m. schets, V. teekenin>i,
y. indruk,
m. merk, o. pakpapier.
o. kielspit, o.
Tracé, m. teekening,\\. schets, v.plan,
o. ontwerp,
o. tracé. o.
Tracclel, m. merkijzer, o Uniêerpen,v
Tracement, m. af teekenen, o afste-
ken,
o teekentng, v. plan, o.
Tracer, schieten, teekenen, ontwerpen,
schrijven
, voorschrijven, aanwijzen,
afsteken, afbakenen, trace$ren,langf
den grond groeien.
                         (v.
Tracerel, m. merkijzer, o. linicerpert,
Traceur, m. schetser, m. teekenaar,
io. uitsteker. m. afsteker, m-
Trachcal, der luchtpijp, luchtpijp . .. ■
Trachée. f. ademgat, o- lur.htvat, n
luchtader, v, longpijp, v.
Tracliée-artère, f. longpijp, v.
Trachéen, der luchtpijp.
Tracliéite, f. luchtpijpontsteking, v.
Tracbelagre, f. hwgteht, v.
Traehélargfe, f. zinking, v. pijn in den
hals,
v.
Tracbélien, tot den hals behoorend
Tracltélocèle, f. luchtpijpgezwel, O
Trachélopbyme. m. kropgetwet, o.
Trachéotomie, /. luchtpijpsnede, v.
Tracoir, ra. steekbeitet, m. graveer-
priem.
in. merkijzer, o. rilsijzer, o.
Tractabililé, f. handelbaarheid\', v.
Tractiitïon, f. behandeling, v.
Tracti(,lr«;fcfccHrf.
Traclile, trekbaar,
Traction,!. trekking,?, aantrekking,v.
Tractoire, f. treklijn,?, kromme ti/tuv.
Traotrica. f. trektini, *. krommrly», v.
512                       TOUÏÏ
Tourteielle, i. tortelduif, v. tortel, v.
Toiirterrière, f. groote houten rol, v.
Tourtiore, f. taartpan, v.
Tourtoire, f. jachtroede, v.
Tonrtonsc, 1. strop, m.
Tourtre, f. opiemaakte tortelduif, v.
Touselle, f. gladde tarwe, v.
Tnussaint, 1. (la), Allerheiligen, m.
Tousser, hoesten, kuchen.
Tousserie, l. hoesten, o. kuchen, O-
Tonsseur, f. hoester, m. kuchcr, m.
Tout, m. alle, o. al, o. geheel, o. ie-
dereen, m. hoofdpunt, o
Tout, al, ge/fel, heel, gansch, elk, ie-
der, teer, hoe.
Tont (après), alles wel overwogen.
Tont (pnint du), geenszins, in het ge-
heel niet.
Tout (rien du),m het geheel niets,niets.
Tout-n-conp, eensklaps, plotseling.
Tout-a-falt, geheel, gansch, volkomen.
Tout-bas, zachtjes, zachtkens.
Tout-beait, zoetjes aan.
Toui de bon, ernstig, in ernst.
Toutc-bonne, f. scharlei, v.
Toute-ópice, i. jamaicapeper, v.
Toiite-lois, echter, evenwel, nochtans.
Toutenagne, f. mengsel van zink en
bismuth, o.
Toiit-enscmblc, m. geheel, o.
Toute-préVnce, I. alomtegenwoordig,
heid,
v.
Ton te-puissance, f. almacht, v. alver-
mogen,
O-
Toute-sainc, f. Johanneskrw\'d, o.
Toute-science, f. alwetendheid, v.
Toutes-tables, m. pi. vcrkeerbord, o.
Tont hint, hardop
Toii-iou, m. wafwaf, m. hondje, e.
Tout-piiissant, almachtig.
Tont-Puiesant, m. Almachtige, m.
Toux, t. hoest, ni kuch, v.
Toxicalion, f. vergiftiging, \\.vcrgifti.
gende werking, v.
ToxiconVndron, m. gifboom, m.
Toxicologie, 1. verhandeling over de
vergiften,
v. vergtftkunde, v.
Toxiijue, m. gif, o. vergift, o-
1\'oyére, /. haak, m.
Tralian, m. trawant, m.
Tnil», m. vaandelstok, m. vuurko-
TraMatiOB, f. balken, m. me. {torn, v.
Trabéo, i. pranlkleed, o plechtge-
waaa. o.
-ocr page 523-
513
thai
Train (tout d\'uu), tegelijker, gelijker tijd.
Trainage, m. sledevaart, v. reiten
etsleden, o. impost op dranken,
m.
Trainant, slepend, kwijnend, flauw,
langdradig, achterlijk, zieketijk.
Traluard, m. achterblijver, m. nazei-
Ier, na. treuzelaar, m. sukkelaar, m.
Train asse, t. sleepnet, o. varkens-
gras, o.
Train de charge, ra. reuloop, ra.
Train de durrièiv, m. achterste!, 0.
adderhand, v.
Train de dessons, ui, onderstel, 0.
Train de dessus, m. bovcH&\'W, o.
Train de devant, ra voorstal, o. i\'ooi"-
Aohc/, v.
Traiue, f. sleepnet, o. sleeptouw, o.
bocjseertottw. o. lokaas, o. sleep, m.
Traine (perdreaux. m. pi. ui), jonge,
nog niet vliegende patrijzen, m. me.
Traiueau, m. slede, v. siee, v. siofp
Höf, 0.
Traineau a roulettes, ra. rolwagen,m.
Trainee, I. streek, v. streep, v. /ooj),
m vuurtooj). ra. kruitstraat, va.
sleepnet,
o lokaas, o.
Traiuelie, f. sleepzak, m.
Tiaine-raall.eur, m. onyelukskind, o.
Traiue potence, m. ongeluksvogel, m.
Tiainement, m. ffCAram, v.
Trainer, sleepen, voortsleepen, trek-
ken, medevoeren, rekken, slepende
houden, slepen, slingeren, sukkelen,
dralen, kwijnen, aihteraan komen.
Trainer (sej, zich voortsleepen, krui-
pen, voortkruipen.
Trainen)\', m. sleeper, m. achterblij-
ver,
m. sirooper, ra. patrijzenvan-
ger,
m.
Trainoire, I. (tvemrmi^D hefboom, m.
Traire, tnetóett.
Tiait, ra. schicht, m. pijl, m. (rt-A, m.
>..\',,■n.\', m. plaats, v. daurf, v. staal-
tje, o. voorval,
o. streek, m. (tfuy, v.
.■■\'(■<-,</,, ra. iyn, v. streepje, o. trek-
riem,
m. reep, v. trekseel, o. o»<-
uwrp, o. bestek, o. streng, v. over-
wicht, o. doorslag,
m. verband, o.
voorland,
».
Trail, getrokken,
Trait (cheval, m. de), trekpaard, o.
Traitablc, handelbaar, rekbaar, <}•:■
meentaam, gedwee.
Traitant, m belastin yenpachter, ra.
iqj. i, in. verrader, at. auerleeer-
, f. overlevering, v. traditie,
:ht,
o. overgeving, v. terhand-
mh\'i\'j,
v. uitlevering, v. .
■rioiiruire, m. T-ïiinHi/isf, m.
■lioiinel, op overlevering gegrond,
w overlevering, traditioneel.
•U
monnellement, bij overlevering.
iloros, m. pi. bedekt opgestelde
liktii,
o. me.
luctelir, in. ovcrsetter, ra. vertaler,
vertolker, ai. tolk, m.
iciion, f. vertaling, v. overtet-
i,
v. vertolking, v.
duire , overbrengen, overvoeren,
•talen, vertolken, verklaren, uit-
gen, doen verschijnen, betrekken.
Iuisible, vertaalbaar.
ie,
m. trafiek, v.handel, va, koop-
•ndel,
ra. nering, v. bedrijf, 0.
iqnant, m. handelaar, m. koop
*», ra.
liquer, handelen, handel drijven.
Bqueur, m, handelaar, m. Aooj)
((», ra.
iacantbe, (. draganl, ra. fcoAs-
lom, m.
üéilie, f. treurspd, o. tragedie, v.
urdicht, o. treurig gevat, o.
lédicn , m. treurspelspeler, m.
eurjjwer, m. treursptildichter, ra
\')i-comédie, ( blijeindigendtreur-
vel, o.
i!|i-comique, treurig vroolijk,tragi-
"nisch.
)iq»e, tragisih, op het treurspel
trtkking hebbend, treurspel
. .. .,
\'■.\'itrig, noodlottig.
i\'lique, m. tragische, o, treurspel-
lichter, m, treurspeier, m. treur-
diine, t. groote zegen, v. (siyV, m.
\'tliir, verraden, openbaren, hande-
e* tegen, verijdelen.
ühir (se), zich verraden, tegen zijn
■igen belang handelen.
■ M-\' n, f. verraad, o. vcrraderij, v.
rouwelooiheid, v.
ai\'le, I. gierbrug, v. giertros, m.
"■\'\'(cim, v. ponf, v.
ain, m. gang, m. tred, m. pas, m.
•op, m. wending, v. /eut,\'nsu>tjs, v.
toet, ra. j/eep, m. g\'\'.voig, o. («in,
I 9e*fiHi«,o. clfI,o. ïiand,i.opttal,ta
I F.-H.
-ocr page 524-
tran ~
v. gracht, v, loopgraaf, t.ganl
Tranchées, i. pi. snijdingen, vl
krimpingen, r. itic buikpijn, ■»
Tranches» .1.; St.-Maihurin, j. me.j
vallen van krankzinnigheid, ml
Traneliufil, m. taptjtwerkcrstnes, E
Tranchefile, f. besteiksel, n. (mJ ,
uaid, m kinketting tn.                ,
Tranchefller, besteken , binnem ,
Trancbe\'ard, m. spek mes, o {»\'■» .
Traiicheinent, srherp, bedissend. ,
Traiiche-riiontayue, m. windmaki t
snoever, m, groot spreke ■-, n>. ,
Trancher, snijden, doorsneden, ■<{■ t
den, voorsnffden, afbouwen, il; ,,
kakken, afhakken, beslissen, ro» ,
spreken, sterk afsteken, sehreeni ,■
uithangen, spelen.
Tranchet, m. s<-hoenm«ker.<snij\'n<.i (l
schroot1\', ite\', m. snijbcitel. m .
Tranchcur, m. kabeQ-tuws tijd r, .
voonmjder, ra. ÏMtinid rfi\'e o^> \'
00n («OH spreekt, m.
Trtnchis, m. BotöttJtnen, v. me.
Tranchuir, m. smjhoed, o. hakboel
kruisunjzegesneden glas*ebyf,\\i
Tranler, nasporen, opzoeken (stu
TranqaiUe,«ft7, yerut\', bedaard, vn
taaml kalm, rustig.
Tranquillizer, geruststellen, tot bed$<
brcnuen, stillen.
Tr.tnrjuillité, f. gerustheid, v. stilU
kalmte, v. bedaardheid, v. rust.
Train, aan gene zijde, voorby, m
over, trans ....
Transaction, f. miii<:elijke schild\'
v. vereffening x. overeenkomt
vergelijk o. handeling, v.
TranMctfoan.il, eener schikking.
Transallld, f. lentezaad, o
Transalpin,ot><>i\'afots\'A, TranSMlpij\'
Tratis uiim ition, t. tti Isverhuixinj)
Transallaiitiqne, transatlantisch, ot
teeseh.
Tran«bordeioent, m overlading, i.
Transborder, overladen, overstort^
TranscmJ n.re, f overwicht, o ot
treft. lijkiiiil, v. uitmuntendheid
Trantcenda>ii. uitttekend , verhei
bovenzi\'.neVtil. hooger.
Tranacendantel, bovenzinnelijk.
Transciïlon, f. dwarssnede, v, \\
Traircolalion, f. doorstiging, v.
TraDscrijplton, f overschrijving, t. i
■>r.                   tkai
Traite, f. lengte, v. tot kt t m. dagreis,
v. uitvoer, m. handel, m. in- en uit-
gaande rechten,
o. me. wisselbrief,
in. wis el, m. wissdhandtl, na.
Traite, in. verhandeling, v. verdrag,
o. overeenkomst,
v. traetaat, o.
Traitemenl, m &^handeling, v. IV;«-
veiling, V. onthaal, O truhtade, v.
heseldiging, v. fraM*»te»f, o ««■-
fit\'wi/i-J\', i>. tafelgoed, o verple-
ging,
v.
Trui ter, behandelen, bejegenen, trac-
teeren, noemen, betitelen, erkennen,
onthalen, ontvangen, trakterren, \'>e-
tergen, oppassen, verplegen, bewer-
ken, onderhandelen, redeneeren, re-
dekavclen.
Trailer («>, iy-i eiV» geneesheer lijn.
TraiteJi\', m tafelhouder, m. guur-kok,
m. restaurateur, m. slavenhande-
laar,
m.
Traitolr, m Traiioire, f. knipertring-
tanj,
v. hoepelhaak, m.
Trallie, m verrader, m. ualsehaard,m.
Tr.iltre, verraderlijk, valsch, trouuie-
Trallresse, f. verraderes, v. (loos.
Trattrensemrat, verraderlijk
Tiaj\'itoiie, f- kogelbaan, t. baan, v.
Ti-ajet, m. overtocht, m. overvaart, v.
reis, v. afstand, m. WKjjf, m
Tramail, Tramalilide, f. schak Inet.o.
gekakel,
v. vogelnet, o.
Trans, f- insl-ig, m. spoel, v. sawe/i-
weefsel, o. ko nplot, o. muiteijf, v
levensdraad, m.
Tramcr, (»u/a.v doorschieten, doorwe-
ven^smedeH.brouwen, samenspannen,
Tramenr, m. tpjwfor, m. uwe»*, m.
instaamaker, m.
Tramillcn, m. schakcltje, o. ne^«, o.
Tramontane, f. noordenwind, m. noor-
delijke kus!,
v. noordstar, v.
Ti i i nNi.uii.\' ■(. ■nlrt\' Ja), van het spoor
gnraken. van zijn stuk raken, zyie
tramontane kuijt rak».
Trancbant, scherp, snijdend beslis-
send, laatdunkend, beslechtend, hel,
schreeuwend.
Tranclnnt, m. snede, <r. scheep, o.
Tranche, f. sn-\'de. v. snee, -■ schijf, v.
plaat, v. reepj-, o smid heitel, tn.
ijjeren wig, v, rand, m.
Tranche, doorgesneden, kromdradig,
Ti ■: \',•\'.•, \'". dQoroitfding v. greppel
-ocr page 525-
Mi»
TRAN
ytiiily, v. ufsJtrifi, o. overdra-
o transcriptie, v.
crlre, otYrjcAryrt;»!, «^ hrjfteH,
•dragen, overbrengen.
e, t. angst,
m. benauwdheid, t.
ept, kruixbcuk, m. transsept, m,
ièt&ble, verplaatsbaar, vatbaar
* overbrenging.
.-fèi\'Linent, m. verplattiing. x.
trbrenging,
v.
nsferer, verplaatsen, overbrengen,
vervoeren, overdragen, uitstellen.
ii\'\'eiL. m. overbrengen, o trans-
). overdracht, \\.
„oratenr, m kaleido*-:oop, o.
ntfignration, f. gedaanteverande~
v. verheerlijking, v. transfi-
nsfiyurcr, vai gedaante verande-
en, verheerlijken.
in;fijurtr (se) van gedaante veran-
eren, verheerlijkt worden.
wsfil, m. vormdraid, m.
insfil.ige, m marling, v. mar Je», o
inafller, mailen.
i i-.for,n3Lioii f vervorming, v. her-
trm&nq, \\. herschepping, v. ge-
nntevcrwi&seting, v. herleiding,».
nsformer, verformR», Airrar.ne»,
ersehéppen, htrltiden.
isformtr (;-c), van gedaante veran-
\'\'ren, gedaante aannemen.
ms\'uge, m. oiv»7oo/ier, m.
ns\'user, overgieten, over storten.
wfmion, f, overgieting, v.
nisyrpsser, overtreden, overschry*
iisgreiseur, m.avt\'rfrerfer.m. (den,
insgrmlon, f. overtreding, v. ovt\'r-
\'\'iry\'rfiny.v.üi\'ireMt, t. sehending,v,
nisi, verstijfd, bevangen, verkleumd,
oei.
nsiger , averee» Aam e» , verdrag
in, schipperen, transigeeren.
insir, dot\'» verstijven, bevangen,
trees aanjagen, doen beven, bevan-
gen^ worden, verkleur..en.
nsissement, m. VtvA/ewrtit\'jij;, v.wer-
stijving, v. sehrik, m
iisit, m. paspoort, o. transito, o.
doorvo-.r, m. reriU van doorvoer, o.
tjet van doorvoer, o
"siiif, bedryvend, overgank-lijk,
unsitief.
\'isition, f. \'.<■.. ,-:/(.„-y. m.
TRAN
Transitoire, cc, g-.inhdijk, voorbijgaand,
vluchtig, transitoir.
Translater, vertalen, overzetten.
Traoslaieur, m. vertaler, m. overtet-
ter, m. translatewr, m.
Traaslatif, overdragend.
Tïatislation, f. overbrenging, v. ver-
pl\'iitsing, v oit\'rfüeieii, o.
Ti inslwcidc, doorn-hurend, lieht-loor-
latend.
TraasJuciditi, f. dcorsciiijnendhcid, v.
Transmarin, overzecsc/i.
Transmettre, averortmoett, wvijryct\'fd,
overdragen , leveren , verplaaUett,
voortplanten
Transmigratlon, f. verhuizing, v. land-
verhuizing, v. volk^verhuizing, v.
TransmigraUon de* rin<es, I, sfeïrtier-
huizi\'na, v.
TrausmissibÜilé. [. vatbaarheid voor
overbrenging, v.
Trammissible, vatbaar voor overbren-
ging.
Ti;tii-nii\'-siotip f. overbrenging, v. over\'
dracht,
v. overzetting, v. itraalbre-
kiitg,
v. doorlating, v. doorschijn-
baarheid,
v.
Transmtiable, veranderbaar, vervorm-
baar, vatbaar.
Tinrmucr, veronderen, vervormt»,
hervormen, herscheppen.
Transinutabilité.t. veranderbaorhcid.v.
Tr.insautablt;, veranderbaar, verivis-
eetbaar.
Trinsmutatif, veranderend, afwisse-
lend.
Traasmutalton, f- verandering, v. om-
zetting, v. herleiding,
t.
Tran^pr.i altre, doorschijnen.
Tran i\'aienco, f. &oQrtchjjn*uèneld,v\\
doorzichtigheid,
v.
Transpnrent, doorschijnend , door-
zichtig.
Transparent, m. doornhijublad,o, ge-
olied papier,
o. transparant, 0.
Tran-jien\'er, doorboren, doorstaken.
Trutispirabltf, dat kan uitwatc-men
Transplralion f. uitwaseming, v. uit-
dan )"<■■/■
v. zweet, o
Traupfarer, uit wasemen, uitdampen,
zweiten, uitUkkeii, ruchtbaar wor-
den.
Traii planlalion, I verplanting, v.over-
planting, v. verpottng,
v.
-ocr page 526-
■>l(i
TftAV
Tiapéie, .n. trapezium, o. trapez
Trapézoïde, m. scheefhoekigc t
hoek, m.
Trappe, (- valdettr, y. valluik,\\
wolfskuil, ui. val, v. schtiifdeur
schuifvenster, o.
Tr.ippisle, m. trappist, m.
Trapö, fcorl en dik, ineengedron<ji
Traque, f. klopjacht, v.
Traiinonard, ra. vat, v. knip, v. tl
gang, m.
Iraquer, omsingelen, drijven.
Traquet, m. molenklepper, m. A\'
spaan, v. val, v. knip, v.             j
Traqueur, m. Mop jager, m. drijver.f
Trass, m. tras, o. tufsteen, m.
Trassant, m. wisselt irekker, m.
Trasse, f. uitbimlsel, o.
Trasser, wisseltrekken.
Tra-tavat, m. paard waarvan de v
staande voor- en achterbecnen
geteekend zijn, o.
Traite, f draagboom, m.
Traumaliquo , etteringbevordeiC
wond ....
Traumaliquo, na. wondmtddcl, o.
Travadfl, t. onstuimige wind, m. sto
wind, ra.
TravaH, m. werft,o arbeta, m.««f1
v. barensnood, m- voortbrengsel,
daad, v. bedrijf, o. verscliansiii\'h
schauswerk,o. nood.dal.m- vt.rsla;l%
Travaillé, wel bewerkt, doorwro\'Y
gekweld, aangetast, afgemat, moM
Tra^ailler, werken, arbeiden, beuf
ken, bearbeiden, oefenen, beschav*\'
pijnigen, kwellen, aantasten. r
maken, africhten, verrichten, sta
pen, gisten, krimpen, verschieten
Travailler (se), zich kwellen, t
plagen, tich afmatten.                   ,
Travailleur. ra. arbeider, m. werli^
m. werkman, ra. schansgraver, ff
Travaics, m. pi. stormwind, ra.
Travaux, m. pi verschansingen,?- *
werken, o. me
Travauxdeforce, m. pi. beweging t
lasten, v.
Tiavauxt\'orce\'s.m pi. dwangarbeia,
TravéV, f. vak, o. ruimte, v. galei
v. spanning, v.                                 .
Travers, m. breedte, v. wy<««, I
wnuinfe, v. scheefheid, v. 0MW0W
»ici((0/icitf, v. dtwimcAcwr, v. vet
lltAN
TransplanMr, \\e>planten,ovtrplanten,
poten, verplaatsen, vervoeren, over-
brengen,
Transplanier (se), verhuizen.
Transport, m. overbrenging, v. over*
voering,
v. vervoer, o. transport, o.
overdracht,
t. orergift, v. oploo-
fiendheid,
v. geestdrift, v.ijlhoofdig-
Traiisjiortable, rcrror>-(t<iar. (Aeirf, v.
Transporlalion, f. irn/ij^orindt, v.
Transport er overvoeren, overbrengen,
verplaatsen,Qverdrwjen,lransportce-
ren, verrukken,aanzetten,ontsteken.
Trausportt\'r (se), tich verplaatsen, in
verrukking geraken.
Transposanle , verplaatsbaar, vertel-
baar, transpon eerbaar.
Tianspo-er , verplaatsen , verzetten ,
verschikken. transponeeren.
Transposeur, m. trattsponeerrfer, ra.
Transpositif, verplaatsingen toelate.nd,
verplaatsend.
Transposition,f.oni:WiK;/, v. verplaat-
sing,
v. misstelling, v. vcrschikking,
V. verandering, v. transponeeren,o.
Transrlic\'iian, overrijnseh.
Transse\\)l,m kruisiicuk,m.transs?pt,m.
Transsulmantiation, f- transsubïtantia
tie,
v. verandering van zelfstandig-
heid,
v.
Transsubslanticr, de transsubstantiatie
voortbrengen.
Transsuiiali\'oii, f. uitxweeting, v. door-
tweeling,
v.
Transsutler, uittwecten, doorzweeten.
Transvaser, overgieten , overlappen,
oversteken.
Transvaseur, m. wijnhevel, ea. wijn
steker,
m.
Trans versaire, schuin, overdwars.
Trans*, crsaire (musclft, ra), stekelach-
tige halsspier,
v.
Transverbal, dwarsdoorsnijdend, over-
dwars, dwars
....
Traiisversalt\'S,!. pi, dwarsstrepeii,\\.me.
Transverse, schuinsch, dwars, dwars-
tjaund.
Transvorso-spinal, m. halsspier, v.
Transvider, overgieten.
Trantrati, ni. trant, m. sleur, v. ge-
woonte, v slender,
m.
Trapan, m. bovenste van een trap, o.
Trapelle, I. muixenval, v.
Trapor, groeien.
-ocr page 527-
THKJ                       M7
vermomming, v. belachelijke voor-
stelling,
v. boertige inkleeding, v.
Travon, m. drctagbatk, m. bindbalk, m .
Travouil, m. haspel, m.
Travouiller, haspelen.
Travouillette, f. spcMowder, m.
Travoul, m. lijnbord, o.
Travure, f. kombuis, v. a>:hteronder,
o. keukentje, o.
Trayon, m. *pce», v.
Tréaule, f. net voor kleine visschen, o.
Tiébucliant, struikelend, volvAchtig,
overwichtig.
Trébuidieaient. m. struikeling, t. vol-
wicktigheid,
v.
Trébuchcr, struikelen, misstap doe»,
vullen, overslaan, doorslaan, over-
wicht hebben, niet slagen.
Trébuchet, m. goud si haaltje, o. vogel-
knip,
v. valstrik, m.
Tréfiier, trekken, draad trekken.
Tréiilerio, f. draadtrekkery, v. draad-
bus,
v.
Tréillcur, m. draadtrekker, m.
Tréfle, m. klaver, v. klaverblad, o.
klaveren, o.
me.
Ti\'éflé, klaverbladvormig.
Tréfler, slecht herstempclen.
Tréionci^r, m. grond- en ondergrond-
eigenaar, m.
Tréfondrc, volkomen soldeeren,
Tiéfonds, n. ondergrond, m. grond, m.
Treillage, m. latwerk, o. traliewer/:,
o. staketsel,
o.
Treillager, van traliewerk voorzien,
traliën.
Treillafieur, m. lativerkmaker, m.
draadvlechter, m.
Treillc, 1. traliewerk, o. wijngaard-
prieel, o. wijngaard,
m, druif, y.
spreekiralie, v.
TreilIft (jus, m. de la), druivernat, o.
Treillis, m. traliewerk, o. vlechtwerk,
o. roosterwerk,
o, traliën, t. me.
trie\'je, v. zaklinnen, o.
Treillisser, betraliën, traliën.
Treizain, m. dertiental, o.
TrcizaiiH\', f. getal dertien, o.
Tieize, dertien, dertiende.
Troize, ra. dertien, v. dertiende, m.
Treizième, dertiende,
Treizième, m. et f. dertiende, ra., v.
Treiziémeraent, («1 dertiende, (en o.
Trejetage, m. ovtrstorten, o.
TRAV
crdheid, v. grilligheid,». kuur, f.
■/nregeldheij, v. uitspatting, v.
i.\'rfe rijde, v.
ors (a), (/wars door, jntdrfd» door.
ers (A lort et a), in het wilde.
crs (au), dwars door, midden door.
Ifcvers (de), sc/iui)is, van ter zijde,
fcheef.
Tams (en), dwars over heen, over-
twirs, kruiselings.
avcrs (par Ie), tegenover, vlak over,
Jhvarsscheeps.
ivorsabte, doortrekbaar, overtrek-
•aar.
\'aversage, m. scheren aan de fijne
\'zijde,
o.
avoisant, m. in het zand gegraven
net,
o. ivaagbalk, m.
averse, I. dwarshout, o. dwarsstuk,
). dwarsbalk^ m. dwarsweg, m
\'warswal, ra. raamverbindstuk, o.
traverse, v. dwarsbank, v. binder-
aal,
m. tegenspoed, m. moeiflijk-
id,
v. ongeluk, o. beletsel, \').
orse (;\'i lal, onverwacht*, onvoor-
zien, tusschenbeide.
^averste, f. overvaart, v. overtocht,
zeereis, t.
averser, dwars doorgaan, doorvaren,
\'oorreizen, doortrekken, doorrijden,
overgaan , overvaren , oversteken
,
•loopen, overliggen, overschenke-
len, doorsteken, doordringen,dwars-
\'>oomen, dwarshalen, dwarsdrijven,
erhinderen, kappen.
aversier, m. dwarsbalk, m. graad-
ïogkruis,
o.
veivier, dwarsgaand ,dwarüoopend,
dwars
....
aversier (vent, m.), tegenwind, m.
f
aversière (barqiie, f.), vt \'rsr/iui\'f, v.
averïiére (düte, f.), dwars/luit. v.
\'avirsin, m. dwarshalk, ra. waag-
balk,
m. dwarshout, o. spalkhout,o.
dwnrsstok,
ra. hoofdpeluw, v.
aversin d\'affiU, m. stelhout, o.
•rsine, f. dwarsbalk, m. bindbalk,
loopplank, v.
ai\'ertin, m. kalksteen, m. harde
ufsteen,
m.
avRstir , vgr/f/ct.\'rftftt , uer»)o»ime»,
lachelijk voorstellen, boertig in-
Meeden.
vestissement, m. verkleeding, i.
-ocr page 528-
M*
TRKL
TRES
Treraper, weken, doorweeken
pen, nat maken, bevochtigen, w
bij doen, harden, zich schuldig
ken, deel hebben.
Trei
Trélingage, m. zwichting, v. takel-
tuig, o. takel werk, o. takeltouw, o.
Tiéiinijuer, htt want inzwichten, met
scheerljjnen vastmaken.
Ti erna, m. deelteeken, o twee pun
ten, v. trema, o-
Tiémailler, m. kwartel net, o.
Tremblaie, 1 populierbosch, o. ab:el-
bosch, o.
Treinblant, m. tre.nHant, m. tril-
Tremblante, f sitderaal, m. (Ier, m,
Tremble, m. abeel, m. abcelboom, m.
esp, m. ratel populier, m.
Trcrr.blement, m. beving, v. siddering,
v. rilling, v. huivering, t. tril-
ling,
v.
Tremhlemontde teirc, m.aardbeving,\\.
Trombler, beven, sidderen, dreunen,
trillen, rillen, bibberen, daveren,
schudde»,waggelen, wankelen, wag-
gelen, vreezen.
Trein bleu r, m. bevend mensch, m.
lafaard, m kwaker.m sidderaal.m
Trei.bloler, beven, rillen, lillen,hui-
veren, bibberen.
Tiémeau, ra. ruimte tusscf.en twee
schietgaten,
v.
Trómé\'faction, f. hangmatten, o. vrees-
Tréoieur, f. vrees, v. (aanjaging, v.
Trómie, f. tremel, m. trechter, ra.
taartbakje, o. toutmaat, v.
Tré i te,l.(bolte), schoorsteenmantel ,m.
Trémiêre (rott, f ), herfsiroos, v.
Tréoiillon, m. trcnelschraag, v. tre-
meldrager,
m.
Tré^ion. m. tremetschraag, \\,tremel-i
drager,
ro.
Tréi.ois, m. zomerkoren, o.
Trémousscnient. m. beweging,\\\\ schud-
ding,
v. trilling, v. beving, v.
Trómou**er. hevig bewegen, woelen.
Trémnusser i»), huppelen, zich rep-
pen zich uitslo"en.
Trétnonsser des aües. klapwieken.
Tréraoup?oir, m. bewegings-ntichine, v.
Trempage, ra. bevochtigen, a natten, o.
Tr«fRM, f. harding, v. hardheid, v.
natten, o. bevochtigen, o doorwee-
king,
v. :i«r7n>afer, o. ««r</, m.
inborst, v. soorf, v. slag, Ta.
Trnmpé, doorweekt doornat, doortiok-
ken, niet water gemengd, gehard.
Treuipoiiient, m. doorweken, o («■
deopen, o.
\\ll
plaat*, v.                                         p.
Trempeur, m. harder, m. natter, i ü
Trempis, ra. weekvocht, o. weekzm v
o. weekplaats, v.
Tremplia, ra. springplank, v. aanlo
Trempoire, f. wt-.kkuip, v (plank,
Treiupure, f. molenspit, y. doorm
Tiémue. I. spiegat, o.
             (king,
Trentain, ra. dertig zielmissen,
dertig punten, o. me.
Trentafne, f. dertigtal, o. dertig, i
Trcr.te, dertig.
Tretlte, m. dertig, v. dertigste, m
Trentenaire, dertigjarig.
Trenlièmc, dertigste.
Trentième, m. et f d<:rtig$te,m., v <■■
Tréoo , m. stormzeil , o. vi-.rk
ie.il, O.
Trépan.m. scheddhoor, v. trepaan.
steenvoor, v. drilboor, r. trepan
Tré|)r.nalion, f. trepyneeren, o. (re»
Trépaner, trcpaneeren, den scha1
doorboren.
Tiójias, tn. overlijden, o. sterven
dood, m.
Trépassé, in. overledene, m. dooie,\\
T-épasseir.cnt, m doodsuur, o.
I röpasscr, overlijden, sterven. I
Trépasi^s (jour.m &to),AUertiéiend\\
TrépidatiOD, f beving, v. trippeling,
Trépicd, m. drievoet, m. treeft, v.
Tiépitjnemtfnt, ra. trappelen, o. stan
vorïen, o. getrappel, o.
Trépigatr, trappelen, stampen, stawn
voeten, trappen.
Trépoint, m. Trépoiute, f. rand, i
brandzool, v. tuseehniteer, o.
Tréport, ra. hekstuk, o.
Ttès, teer, hoogst.
Trésaille, f. bpanlijst, v. dwarsstuk.i
Tiésept, tn. trissetspel, o.
Trés-H&lt, m Allerhoogste, m.
TrésillOB, m. spie, v. lat, v. knijper, i
Tr^sillonner, ra» spieën voortien.
Tr-\'sor, m. schat, m. schatkamer, |
schatkist, v.
Tiésorpiic, f thesaurie, v. tchatkam
v. thcsaurierscbap, o. tninistn
van financiën, o.
-ocr page 529-
M9
ÏRÏC
\'REÜ
i ier, m. thesaurier, ra. nhat-
ester, ra. penningmeester, u . be-
t meester, m.
lille.i.ont, m siddering, v. ril-
ff. v. huivering, t. opspring in-/,
huppcting. v. beving, v.
liaillir, sidderen, rillen, heven,
•toeren, opspringen, huppeltn.
«e, f. trens, v. vlecht, v. boord-
■sur, trenzen, vlechten, (set, o.
iseur, m ftvttfcr, m. vleihter, m.
;-oir, m. frenttlofc, m. (een*yter,o.
iloire, f. houten tang, v.
fau, m. schraag, v. bok, m. rfeï-
oire, I, houten fiin^, v. ((«ffe, v
u, m. gTr»,ilenntt, o.
uil, ro. windas, o. spil,v. rol, v.
■Ile, f garnalen if et, o.
e, f bestand, o wapenstilstand,
l. wapen-chorsiny, y. verpoozing,
ritst, v.
vo de cotnpli.Tents, geene plicht-
telingen.
>e de rajllerie, scherts ter tijde.
•ier, m. zeilmeenter, m.
\'lire, f. sJirooitouw, o.
\'»irer, om^tnn, st/trooiVji.
füiiller \' se), barsten, scheuren.
\' -, drie...., tn drieën, tri....
m. sjvJ i;i,,.( ,/ri\'e personen, o
tzotking, ï. vitkipping, v. sor-
\'"\'".V. t.
l^rie, f. moA\'t;» i\'fl\'t therii-kel, o.
Tribord, m. siKurtxKM\'d, o.
Trlbordtis, ra. stuurboordswacht, v.
Tribouil, ra. beslommering, v. rora, t.
verlegmheid, v.
Ti-iliouillcment, m. b»fomm«rfn;, v.
ro»\'5>, v. verlegenheid, v.
Trjbmijllor, mroHfmtfen, rcry jere»,
Tribonlé, rftvAf getrokken, {kwellen.
T\'iboulet, m. lilversmidsspil, x. drijf-
hout,
o. hofnar, m. >mr, ra.
Tribreqne, m. to<( ra» driekorte let\'
tergrepen, m. tribraehys,
m.
Trfbu,f.«faip, m.geslacht, o horde, r.
TrJbui.iiJon, f kwelling, v. tegenspoed,
m. rai\'pspoed, m. droefheid, m. el-
lende,
v. ongeval, O. verdriet, o.
Trilinle aqufttique, f wafemoof, t.
Tribulc lerrestre, f dim-c/s^öorn, m.
Tribun, m. tribuun, m po/Amrrf&HMH,
m. gemeensmsM, m.
Tiibunal, m. rechterstoel, m. recht-
bank,
v. gerechtshof, o rechtsgebied,
o. tri\'-unaal,
o. vierschaar, v.
Tribnnat, m. tribunaat, o.
Tribune, f- spreekgestoelte, o. galerij,
T. tribune, v.
TtihnnHitn,tot het tribunaat behoQPcné.
Tiilnit. m- schutting, \\. rijns, m. tol,
m. belasting, v. schuld, <■•. plicht, ra,
TribuUire, i^ns&owir, tolplichtig.
TribotaJre, m. tolpliihdge, m.
TiÏL-ainuïaire, m.ï Jri^ zaadhfijes.
Tiicéijhalo. driehoofdig.
Triceps, ra driehoofdige armspier, i,
TiMièrhe, Tiichéque, m. zeekoe, t.
Triclier, vatsch spelen, bedriegen.
Tricherie, f. valsch spelen, o. bedrie-
gerij,
v. be<-\'rng, o.
Trlcheur, m valp-he sptter, m.
Triclicu^\'nient, op hcdriegvlijke wüte.
Trichiase, m. ooghaarziekte, v. lenden-
pijn, v.
Tiirhine.f. trichine,;-.virkensworm m.
Trichime, m. ha,t> bn uk,v spleetbreuk,
v. fijne beenbreuk, v.
Trichiure, (. degcnvisch, m. riem-
visch.
m.
Tiiclioae, m. wat er worm, m. baar-
diertje, o.
Trkhnme, m. Poolsehe haarvlecht, v.
Tricbotome, driedelig.
Trichotou.to, f. verdeeling in drieën, t.
Tricholterie, f. kkine bedrieger», ».
Triclino, f. triclinium, o. eettaal, t.
«ft rol*
rtf»
. __. theriakelvcvkooper, m.
"akzalver, ra. pocher, m.
»}*>, f. rfriV*J«>,A, m. ti-ttf, t.
\'j$■•, f. lofgezangcn der Dri.cen-
\'«, o. me.
■<je, in. uitzoeking, v. schifting, v.
\'kippiiig, v. uititzitlq, t. Sorft!«-
»tff v. uitgelezenc, o. kapbosch,o.
He, f. slechte kaarten, v. me.
\'»diïe, f. p/nnft-n ntrl rfrie Mr-
tfftfe», v. me.
»i)le, m. driehoek, m. triangel, m
«giilaire, driehoekig, driekant.
fiulittion, f. driehoeksmeting, v
ieettng in driehoeken, t trian*
naiilé, driehokig. (uulatic, v.
lift, (. hontwerkerswritf ijzer, o
Hor, Hff-^VAtt.
\'inêtre, m. wryvingskrachtbcpa-
meter,
m.
-ocr page 530-
TRIC
,:,-2>i
TUIN
Tri\'.iauderie, f. bedriegerij, v. op
terij, v.
Trige, ra. wagen met drie naast
ander hopende paarden, m.
Trirjériieau, m. drieling. m.
Tiiyle, f. zeehaan, m. knorhaatl,
Trigloohines, f. pi. driepuntige I.
vliezen, o. me.
Triqlotte, t\'fi Mg talen, drie ta
kennend.
Triglollisme, m. uit drie talen ontlt
woord, o.
Triglyphe, m. driespleet, v.
Trifjonc, driehoekig, driezijdig.
Trigone, ra. citer, v.
Trigonometrie, f. driehoeksmeting
trigonometrie, v.
TrigonoiMHriqiie, trigonomitrisch
Trtgynfe, f. arietvijverij, v.
Triiuguée, drie paar blaadjes kebbi
Tiijumeati, 01. driedeelige zenuw
Trijume.-Mix. m. pi drielingett,m.
Tril, m. triller, m.
TrilaUral, driezijdig.
Trilatêre, m. driehoek, m,
Trilic, f. triller, m.
Triller, trillen, met trillen versier
Trillion, m. trillioen, o.
Trilolié, driclobbig.
Triloeulafre, nxet drie vakken.
Trilogie, 1. trilogie, v.
Trilogne, m. gesprek tusschen drie j\'
sonen, o.
Trirnbalcr, ronddragen, medetlrfn
bespotten
Trimer, draven, snellen, zich afslov?
Tiixestre, m. trimester, o kwartos\'
Trimestriel, driemaandeljjksch
Trim ét re, tesvoetig,
Trine, op een afstand van 1Ï0 gradt
Trincrvc, met drie ribben
Tringle, f- gordijnroede, v. richel
lijst, v. lat, v. stang, i. maatstok.
Tringler, met eene met krijt bestrei-1
lijn slaan, af smetten.
Tringlrtte, f. glasschijf, v. loodgieU
mes, o.
Trinitaire, m. voorstander der driee
heid, v. trinitaris, m.
Tiiiiitiï, I. drieëenigheid, v. drieë
heid, v. drievuldigheid, v.
Trinóme, m. drieledige grootheid,
uit drie termen bestaande groo
heid.
v.
Ti icois, m. borduursel, o. sieraad, o.
Tricoises, f pi. hoe f nijptang, t.
Tricolor, m. driekleurige a-narant, v.
duizendschoon, v.
Tricolore, driekleurig.
Tricon, m. drie gelijke kaarten, v.me.
Tricorne, m. rteeA, m. driekant, ra.
Tricot, m. knuppel, m gebreid werk, o.
tricot, v.
Tricotage, m. breien, o. breiwerk, o.
breüoon, o.
Tricoté, wcf nurfool doortrokken.
Tricoier, breien, naaien.
Tricoterie, f. kuiperij, v.
Trjcolcur, m, breier, m.
Trietrac, m. tiktak, o. tiktaktpel, o.
tiktakbord, o. verkee.rbord, o.
Tricuspidal, drlepuntig,
Tricusnidé, dricpuntig.
Tricycle, f. kar met drie wielen, v.
Tridactylf, drieklanwig, drievingerig,
Met drie teelten.
Triile, ving, gezwind, levendig.
Tridenl, m. drteland, m.
Tridente, Jrietandig, drietakkig.
Triili, m. derde dag, m.
TrJdïgité, drievingerig,
Trie.\'f. versthe bibber daan, v.
Trièdre, drievlakkig, driehoekig.
Triemial. driejarig.
Trïennaliié, (. driejarigheid, ?. duur
van drie jure», m.
Triennat, m. driejarig bestuur, o.
Triar, uitzoekeu, uitkiezen, uitschieten,
uitlezen, schiften, sorteeren.
Trierarcliii*. f. scbecpsvoogdij, v. tri*
rarchie, v.
Trlftrarqne, m. scheepsvoogd, m. trie-
ra reh,
m.
Trié\'óiiiio, f. tijd van drie jaren, m.
Triétérique, driejarig.
Trienr, m. uitzoeker, m. uitlezer, m.
uitschieter, m torteerder, ui.
Triflile, driespletig.
Trifloro, drie\'doemig.
Trifolii-, driehladig, klaverbladvormig.
Trigame, die drie vrouwen heeft.
Trigamie, f. huwelijk met drie vrou-
wen, o trigamie,
v.
Trigaii\'l, m. bedrieger, m. looze vos,
m. oplichter, m.
TrJgaud, bedriegt jfk, valsch. arglistig.
Trirfatider, bedriegen, vervhalkcn,op-
lichten.
-ocr page 531-
TittS
(TUIN
rrinqnart, m. haringbuit. ».
Tn\'nquehaller, klokken luiden.
Trinquer, klinken, drinken, zuipen
Trinquerin, m. bovenste scheepiboord,o.
Tiinijiiet, m. fokkemast, m.
Tiinquetin, m. stormzeil, O. derdt
zeil, o.
TrinqueUc, f. stagfok, v. stormfok, v.
Trio, m. trio, o. drietal, o. trits, v.
Triolet, m. achtregelig klinkdicht, o.
triolet, a. klaverblad, o.
Triomplinl, zegepralend, triomf eerend
van een triomf, triomf ....
Trioinpiiateincnt, triomfantelijk , i>\\
triomf.
Triomphant, zegepralend, zegevierend,
zegerijk, triomfcerend, prachtig.
Triomphateur, m zegrpraler, ra. tri-
om fierder,
m overwinnaar, m.
Triomphrf, m. zegepraal, v. triomf, m.
triomftocht,
m. zegetocht, m. zege,
v. overwinning, v.
Ttiomphe, f. troef, v. troef spet, o
troef Had, o. troefkaart, v.
Trionpher, zegepralen , zegevieren,
triomfeeren, overwinning behalen.
zeaeto\' hl houden, uitmunten, ver-
rukt zijn, roemen.
Trionos, m. pi. (los sept). wagen, m
Tripaille. f. ingewand, o pens, ?.
Tripnrll, in drieën verdeeld.
TriparliMe, verdeelbaar in drieën.
Tripar tit<*, uit drie deelen bestaand.
TripartUion, f. verdeeling in drieën, v.
Tripe, f. pens, v. gedarmte.o.trijp,q
Tripe de velours, f trijp, o
Tripe-madame, f. huislook, O- muur-
Triperie, f. pensmarkt, v. {peper, v.
Tripétale, Tripétale, dricbloembladig.
Trfpelte, f. pensje, o
Triplithowjut?, f. drieklank, m.
Tripliyllfi, drie\'dadig.
Triphylloïdes, f. pi. driebladige plan
ten,
v. mo.
Tripier, m. pensverkooper, m.
Tripier (oisfau, m.), vogel die niet ge-
schikt is voor de jacht,
m.
Triplo, drievoudig, driedubbel.
Tripte, m. drievoud, o. driedubbel, o.
Tnplemcnt, m. verdrievoudiging, v.
verdriedubbeling, v. derde verhoo-
ging,
v,
Tripier, verdrievoudigen, verdriedub-
belen, driedubbel worden.
UU
Triplicata, m. derde afschrift, o tri-
plicaat, m.
Triplicilé, f. drievoudigheid, v. drie-
dubbelheid,
v.
Tn\'plii|ue, f. derde antwoord, o.
Tripliquer, derde antwoord geven.
Tripoli, m. tripel, o. tripelaarde, v.
Tripnlir, met tripelaarde boenen.
Trijwlisser, op een steen scherpen.
Tripot, m. kaatsbaan, ». speelhuis, o.
knip, y. slecht gezelschap, o.
TrjpoUge. m. mengelmoes, o. gemors,
o. knoeierij, \\. konkelarij, v.
Tiipoter, bekonkelen, door elkander
mengen, morsen, knoeien, konkelen,
kwaadspreken.
Trïpotier , m. speelhuishouder , m.
waard, m. konkelaar, m.
Triptère, met drie vleugels, drievleu-
gelig.
Tiifjne, f. knuppel, m. gaffel, v.
Tri\'jueballe, i. geschutwagen, m. last-
sleper, m heurst, m.
Tiiipie-madame, f. huislook, o. muur*
peper, v,
Trique-nique, (. beuteling, v. kleinig-
heid, j.
Triquer, uitweken, sorteeren, stoksla-
gen geven.
Trimiet , m. kolf, v. kolf hout , o.
schraag, v.
TriqiK-tre, driekant, drievlakkig,pris-
matiseh.
                                      {ra, v.
Trirègne, m. driedubbele kroon, v. tia-
Tiirème, f. galei met drie ryen roei-
banken,
»■ triremis, v,
Triaaieul, ro. overgrootvader, m.
Trisaïenle, f. overgrootmoeder, v.
Trisannnel, driejarig.
Trisarchie, I.driehoofdige regeering,\\.
Trisectcur, m. triseclor, m.
Triser.tion, I. verdeeling in drie gelijke
deelen, v.
.risme, m. mondklem, v.
Trisrr.a\'jiste, m. groote kanonlttter, v.
Trispaste, Trispason, m. hijschtouwmet
drie katrollen, o.
Triïpcrmo, drie zaadkorrels dragend.
Trisvüiibe, drielettergrepig.
Trisyllabe, m. drielettergrepig woord,a.
Triste. treurig, droefgeestig, somber,
bedroefd, zwaarmoedig, gedrukt,
droevig, zwaar, ellendig, donker,
duister, betrokken, vervelend.
-ocr page 532-
TRuM
Trocliilitlie, f. versteende tolchelp, v.1
Trochit-que, in. aitscnijkoekje, o.
Troclms, m. teeshikhuisje, o.
Trcène. m. kcelkruid. o.
Troul<\'dytes,m. pi holbewoners, m. me.
Trojne, f. tronie, v. bikkel, o.
Tio-jnon, tn klokhuis, o. stronk, ra.
Tiojjue, f. >cheiing, v.
Trois, drie, derde.
Trois, m. drie, v. derde, m. drie-
I Trosi^Tip, drtde.
                    {kaart, v.
Tioiïiême, m. dei de, o. leerling van
I de derde klasse, m. d<.rdc verdie-
I pi»g, ".
Trois.ème, m. et f. derde, ra., y. en o.
J Troisiéinement, ten derde.
jTroisiéine poi.t, m. opperdtk, 0.
JTrois-miu, m driemaster, m.
i Troh qu:«rte, f. driekante vijl, v.
j Troi* quürt>, ta af tappinyswerktuig,o.
Tröler, met zich s\'epen, rondstepen,
slenteren, lanterfanten.
Trolle, f. teenen mat, v. horde, f. ont-
koppeling,
v. knolbloem, v.
Troller, teenen matten vleit\' », horden
vlechten.
Tiombe,f. h«03,v.waterhooi,vtromb*,1\'-
Trombe de lerre, f. windhoos, v.
Tromblon, ra. donderhus, v.
TiOTlJone, ra. schuift rompet, v. trom-
bone, v.
Trotnpe, f waldhoorn, m. jachthoorn,
m. trompet, v. bazuin, v, tromp, v.
ihirf, t. snuit, ra. windpijp, v. ste-
kel,
in. rond gewelf, O gitgat, 0.
Trompe-I\'üeil, in. oogbciriedijke voor-
stelling,
v.
Tromper, bedriegen, misleiden, v r-
s halken, bjdotten, oplichten
,(t leur
stellen, vcrd>nven.
Tromper (se), iit/i bedriegen, zich ver-
gissen, misslag begaan, dwalrn, mit-
t ast en.
T>omperie, f. bedriegerij, v. bedrog, o.
oplichterij, t.
Trompeter, uittrompcUen, uitbazuinen,
schreeuwen.
Tron petciir, m.trompcth!azer,m. koak-
spier, v,
Trorpelte, f. trompet, v. batuin, t.
overbrenger, in. ktiiwoerde, v.
TrompcttP, m. trompttter, m. rrompef-
voyt-r m.
Trompett» ^pontante, f hoorbuis, v.
•iï                   TRI*
TristeSMi f. treurigheid, v. droefgees-
tigheid,
v somberheid, \\. droefheid,
v. zwaarmoedigheid, \\. verveling, v.
Trisulce, met drie hoeven.
Trisule, m. drievoudig zout, o.
Ti itéopfeie,f tnsschenpoozende derden-
dcntgsche koo\'ts,
v.
Tiiteinéj driemaal in drieën verdeeld.
Tritliéisme, m. dciegoderij, r. geloof
iu drie goden, o.
Trithéiste, m. belijder vrn het drie-
godendom,
m.
Tiiiicite, f. veesteend-\' korenaar, y.
Triton, m- drieklank, ra, triton, at.
wit er salamander,
m. .luikerstoedel,
Tiilouic, T. zees\'ak. v.                      (m.
Tritonien, nu r overfilijfsden van zee-
dieren vermengd.
Tri-tri. m. kuit van riviervisch, v.
Trilurahle, vergruisbaar, vermaalbaar
Tiituration, 1. verbruizeling, r. ver-
maling,
v. (tjnw)ijven, o.
Trilurer, vergruizelen, vermalen, fijn-
wrijven, pjnstampen, verteren.
Ttiiinivir, m drieoian, va.
Ti inmvirdl, tot hel driemanschap be-
hoorend.
Triunnirat, m. driemanschap, o. fn
umviraat, o.
Trivahc, met drie vakken, met drie
klapi\'Ueten.
Tri-.elin, m. hansworst, m.
Triiiaire, (carrefotir.ra ).drie^prong,m,
Trivia), gemeen, plat, laag, afgezaagd,
alledaagsch, triviaal-
Trivia], m. gemeoie, o platte, o. al-
ledaagsche, o.
Trivialïté, f- gemeenheid, v. platte
u tdiukking.
?. alledaagsch gi\'zegde,
O. trivialiteit, t.
Troc, m. ruiling, v. verwisseling, ¥.
Tiocanlher, m. dijbeendraaier, m.
Trocar, Trocnrt, m. aftappingswerk-
tuig
, o.
Tiochaique. trochaeïsch.
Trochantcr, m dijbeendraaier, ra.
Trrche, ra. eenschalige schelp, v. tol-
schetp,
?.
rrochée, m. trorhaeus, m. versvoet van
eene lange en eene korte lettergreep,
PiMcliPr, spruitjes schieten.             (m,
Troches, f. pi. wiuterdrek, m.
Trochet, m. trot, m. bos m. ruiker,
m. Mok, o.
-ocr page 533-
TROM
oiipelteparlante, f. spreektrompet,*.
ompeur, m. bedrieger, m. verlci*
der,
m.
rpmpeur, bedrieglijk, misleidend.
"Oaipillon, m. kUnt rond gewelf, O.
one, in. tronk, m tt-tm, m. romp,
ra. geslacht, o. anmbustv. offcrblok,
O- schacht, t. schaft, v.
Tronche, f. \'-lok, o. ruw blok, o.
Troiieliet, m. ktttpenblok, o. hakhlok,o.
Tronfon, m. afgebroken stuk, o stomp,
v. splinter, m. wiouf, v. eluit, v.
TrongonnT, in mooten snijden. (
Tiöne, ra. (\'oo«, m sofrf. m. s\'oe/,
Tiener, ten troon zitten, tronen, re-
geeren, heersenen.
Tn\'miére, I. schiet.at, o.
Tronquer, afknotUn, verminken, bc
snoeien, vervalsehen, inkorten.
Trop, (e veel, te, te teer.
Trop, m. overvloedig»\', o. (f re/e, o.
Trop (par), ai Ï-: zeer.
Trepe, ra. woordku:ring,\\. figuurlijke
uitdrukking, v. troop, m.
Trn],\\ièe,m.zegrtecken.o.tvapenpraalv
zege,
r. oi\'i"-wiwm\'nj, » tropee, v.
Tropfiülogie, f. voedingsleer, v. eé\'re-
</eJ, m.
Troplcal, Tropiqae, tropisch, der keer-
kringen, kterkrings
....
Tropique, m keerkring, m.
ïropoïogie, f. zedeleer, v. v.;r7ja)iJe-
\'uty over de zeden, v. /eer der
figuurlijke uitdrukkingen, v.
Tiopolofjique, op de zedenleer betrek\'
kin-i hebbend, figuurlijk, verbloemd,
oneigenlijk.
Trop-ouvert, wijdb--enig.
Trop ■plein, m. overgelnopene, o.
Trotj er, ruilen,rerruilen,verwisselen
Troquer (se), verruild worden.
Troqueur, m. ruller, m.
Trol, m. draf, m. draven, o.
TroilaJe, f. rijtocrtje, o.
Trotte, f. eind voegt, o. gang, m.
Trotie-monu, trippelend, met kleine
Trotter, draven, ved hopen, (pasjes.
Trotteur, m. draver, m.
Trol tin, m. loopjongen, tn.
Trottinor, trippelen.
Trottoir m. trottoir, o. verhoogd voet\'
pad. o.
Trou, m. gat, o. opening, t. hol, 0.
\'. o kot. o. slecht huis, o.
TROÜ                      523
Troubadour, o:, minnezanger, ro. trou-
badour, m.
Trouble, troebel, drabbig, beslagen,dof,
donker.
Trouble, m. onrust, v. wanorde, t.
verwarring, v. beroerte, t. oneenig-
heid,
v. storing, v. ontroering, v.
ontsteltenis, v.
Trouble, f kruisnet, o. tot bel, v.
Troubleau, ra. kleine totebel, r.
Troiiljle-f\'He, m. spelbreker, m. vrcug-
dettoorder,
ra.
T ou Ij Ier. roeren, beroeren, troebel ma-
ken, .-.toren, verontrusten, beletten,
verhinderen, verbijsteren, indewar
brengen.
Troubler (se), tro\'bel worden, drabbig
worden, betrekken, in de war ra-
ken, vertegen worden,\'lijven steken.
Troublej, f. pi. onlusten, ra. me. op-
stand,
m. oproer, o.
Trouée, f opening, v. doortocht, ra.
Tiouer.ee» gat maken doorboren,open-
steken.
Trouer (se), gaten knijpen, aan stuk-
ken gaan.
Tiouille, f. lijnkoek, m. raapkoek, m.
Trouillolle, f. ophaatnet, o.
Trou-madame, m. khiitjesspel, o.
Tioupe, f. troep, m. hoop, m. bende, t.
Troupeau, m. kudde, ». gemeente, t.
hoop, m. troep, m.
Troupes, f. pi. krijgsvolk, o. troepen,
ra. me soldaten, m. me.
Troupes auxiliaire». l. pi. hulptroepen,
m.
ir. e.
Troupesd\'élile, f. pi. keuibenden,v.me
Troopes fédérales, ( pi. bondstroepen,
ra. n.e.
Troupes de marine, f. pi. mariniers,
m.
me.
Tronpei du service sanitaire, \'■ pi-
hoipitaaitroepen, ca. me.
Trou pier, m. soldaat, m.
Tmmqiiin, m. kruis\'iout, o.
Trousse, f. bundel, m, bos, ra. pak, o.
koker,
m. pijlkoker, ra. instrument-
kistje,
o.
Troussé, opgesdiort, opgeschikt, wel
gemaakt.
I\'.....-:-i-.ht in bos, m bundel, m. uit-
tel, o. spierbundeltje, o.
Trousse-éirier, m. stügbcugctrietn, m.
Trousse yfilant. m. cholera, ».
-ocr page 534-
5-i4                   TROU
Tiousse-nez, m. neuspranger, m.
Trousse-queue, m. staartriem, m.
Troussequin, m. zadelboog, m. achter-
boom,
in. heffer, m.
Trousser, opschorten, oplichten, optil-
len, opbinden, opsteken, opbeuren,
opnemen, wegrukken, afdoen, weg-
slepen.
Trousser (se), zijn kleed opnemen,
zich trousseeren.
Trousser bagage, zijne biezen pakken.
Tronsscs, f. |>l. broek, v.
Trousses (étro aux), vervolgen, op de
hielen zitten.
Troussfe, m. omslag, o. vmnaaisel, o.
TronvaiUe, f. vond, m. vondst, v.
Troiivé (enfant, m ), vondeling, m.
Trouver, vinden, aantreffen, ontmoe-
ten, uitvinden, ontdekken, verzin-
nen
, achten , keuren, oordeelen,
meenen.
Ti onver ($e\\, zich bevinden, bestaan,
zijn, gebeuren, overkomen.
Trom* re, m. troubadour, m. vin-
der, m.
Trouveur, m. troubadour, m. vinder,
tri. zosker, m. kleine verrekijker,va.
speurhond,
m.
Truand. m. landloopcr, m. dagdief, m.
deugniet, m. bedelaar, m. schooier,
in. divarshout, O- voetbank, v.
Tniand, (ut, traag.
Truandaille, f. bcdelaarspak, o. bede-
laarsgespuis, o.
Truander, bedelen, schooien,
Truanderie, I. bedelarij, v. landloo-
Truau, m. kruisnet, o.
           fperij, v.
Trablo, f. kruitnet, o. totebel, v.
Tritblean, m. kleine totebel, t.
Trur, m. handelwijze, v. slag, m.
kunstgreep, ?.
Trufheman, Trucliement, m. tolk, m.
bemiddelaar, m,
Trucher, bedelen, schooien.
Truclieur, m. bedelaar, m. schooier, m.
Truck, m. handwagen, m.
Truelle, f. truweel, o. troffel, m.
vischlepel, m.
Troellée, f. troffelvol, m.
Truellelle, I. troffeltje, o.
Trnffa, f. truffel, t.
Tniffe, getruffeerd, met truffels gevuld,
Truffer, truffeeren, met truffehvullen,
TUfcK
Trufferie, f. bedriegerij, v. bedrog, o
Truffeui\', m. bedrieger, m. zwem\'"-
/aar, m. oplichter, m.
Truffi*re, f. truffelakker, m. truffel-
Truie, l. zeug, v. zog, v. (plaats,v.
W
Truitc, I. forel, v.
Truitc saumonée, f. zalmforel, v.
Truité. rood gespikkeld.
Truilclle, f. truiion, ia. kleine forel,\'t
Trulle, i. groot vischnet, o.                 I
Trumeau, m, penuntspiegcl, m.pennn:
m. schenkel, m. schinkel, ra.
            <
Trusïoti, f. terugdrijving, v.
Trusqtiin, m. ritshout, o. ritsijzer, o.Ajj\'
Trutiler, iiKjerc, fluisteren.
Tiy;)hère, m. opmaJ, o.
Tu, atf, ytf, je, jij.
TuabJe, goed om te slachten.
ui
■!
Tnagc, m. slachten, o. slachtloon,o.
Tuanderie, I\'. slachthuis, o. slach
plaats,
v.
Tuant, vermoeiend, afmattend, zwaar ^
movielijk, doodetük vervelend.
Tu-autem, ra. hoofdpunt, o. knoop, m
Tubo, m. pijp, v. buts, v.
Tubcrcule, m. knobbel, ra. puistje,
tweertje, o. uilwas,
m.
Tuberculeus, knobbelig, mtt knobbels
Tubéreuse, f. tuberoos, v.
Tubéreiix, knobbtlig, bolvormig, ki.ol üj
vormig-
                                                    u|
Tttberosité, f. knobbel, m. bult, hi< L1|
zwelling, v. uifwaj, o. gewiichts %hi
hoofd,
o.
                                                fil
Tubicine, nt. trompetblazer, m.           4U
Tubifortfte, Tubulaire, buisvormig. TJ,
Tubulü, m. bttisjt, o.                             x,n
Ttibulè, van iwie buis voorzie», (>itis< (|1
TulmleuX, buisvormig.               (achtig
Tulmlifii\'le (ver, m >, buisworm, m.
Tubuüforme, bwisnormij/.
Tuhulure, f. bttisopening, v. pijpje, o
Tudesqtio, m. owt-IIongduitsch, o.
Tudefque , oudduitsrh, ouderwetsch. t
hard, onaangenaam, ongemanierd.
Tndieu. sakkerloot, vervloekt.
Tue-cliien, m. naakt juffertje, o.
Tue-Iouji, tn. wolfswortet, ra.
Tue-n\'oiiche, m. boomzwam, v.
Tner, doode», doodslaan, ombrengen,
vermoorden, slachten, afmatten, ver-
moeien, kwellen, plagen, klein krij-
gen, lastig vallen, vervelen, vernie-
tigen, uilblusschen, uitdoen.
-ocr page 535-
tl\'tri
p (se), zelfmoord begaan, zich doo-
Tunnel, m. tunnel, v. imiit;raörtfoc/tt!
Tuorbe, m. luit, v.                 ftveff, m.
Turban, ra. tulband, m.
Turbarii\', vrtJiac\'tftj.
Turbalif, s(«rd)iJ.
Turbe, f. menigte, v. /tooj», m. ge-
drang,
o.
Turbier, m. getuige voor de gewoonten
r.ener plaats,
ra
Turbine, f. doxaal, o schroefrad.o.
Turbine, schroefvormig, peerachtig.
Turbinite, f. versteende kogelschelp, v.
Turbitli, m. turbith, m.
Turbot, m. tarbot, v.
Tuibolière, f. vischketel, m.
Turbotin, m. kleine tarbot, v.
Tiuljiilence, f. <mï(ifimt<rht!ti/,v. tfnrw-
tijheid, v. woelujheid, v. gewoel, o.
Turbulent, onstuimig, woelig, woest,
wild, oproerig.
Turc, m. 7\'u»k, m- Turksche taal, v.
Turc, Turksch.\'           {boomworm, m,
Turcic, f. if(!ert<;ji dam, m.
Turcoln, in. fci\'mWïj/artH, o.
Turelure, f. deun,m. Uedje,o.refrein,o.
Tuniesccncc, t. zweUinn,v. opbruisen,
Turqescent, opzioellepd.                    (o.
Turgidc, hoogdravend.
Turion, m. wortrlknop, m. klauwtje, o.
Turlupln, m. lompe grappenmaker,m.
Tnriupinade, i\'. lompe boorterij,v. on-
kifsche scherts,
v.
TurJupiner.^t-jpo\'feH.opoiiA-icscn^tt\'yït;
schertsen.
Turlurette, f. bedelaarsciter, v.
Turlul, m. leeuwerikje, o.
Turlutcr, als een leeuwerik fluiten.
Turncys, m groote knol, m.
Tiirpiliide, i. schande, v. schandelijk-
heid,
T.
Turnot, m. voorschansbalk, m.
Turqueiiü. f. wreedheid, v.
Turquet, m Turksch hondje, o. blauwe
tarwe,
v\'.
Turquelte, f. duizenak.^ren, o.
Turqiiin (bleu, m.), Turksch blauw, o.
donkerblauw,
o.
Turqiioise, f. turkoois, m. en o. klap-
roos,
v.
Turrilillie, t- versteev<ic torenslak, v.
Turriielle, f. torenslak, v.
Tussèbe, m. zwart marmer, o.
Ttissicule, m. kuch, v.
Tussilafic, m. hoefblad, o.
Ilen,zich afmatten,zich moeite geven
er de boire (se), z\\h dood drinken
er de ctierise),zich dood schreeuwen,
erie, (. slachting, v. bloedbad, o.
Jachthuis, o. slachtplaats, v.
ue-têle (i\'i), uit al zxjnc macht.
ueur, m. varkensslager, m. varkens-
slachter, m. speks\'ager, m.voorvech-
ter,
m. moordenaar, m. doodcr. m.
ueur de qens, m. ijzervreter,m. zwet-
ser,
m. pocher, m.
le-vent, m. windschut, o. wind\'
scherm, o.
uf, m. tufsteen, m. lufaarde, v. op-
pervlakkige kennis,
r.
uffiMu, m. tufsteen, m-
uiier, tufzteenaü.\'.ig.
iifiere, in. pedant mensch, m.
uqe. Tuyae, ). zonnttent, ?. uitge-
spannen teil,
o.
ttilage, in. strijken van het laken, o.
uile, f. pan, v. dakpan, v. tegel, m.
tichel, m. strijkbord, o.
«ileaii, m. stuk van eene dakpan, o.
uilée, ï. nokpan, v. vorstpan, v.
tiiler, loten strijken, te. vroeg invallen.
üiJerie, f. pannenbakker*}, v.
uilier, m. pannenbakker, m.
uitlon, f. hoede. v. bescherming, v.
ulipe, f. tulp, v. kop, ia.
nlipier, Dl. tulpeboom, rn
ulijiifères, m. pi. lulpendragende
hoornen,
Dl. me.
ulle, m. tulle, v.
uméfaction, f. zwelling, v. opzwel-
Una,
v. gezwel, 0.
innèTier,doe*i zwellen,doen opzwellen.
iunéfier. opzwellen, oploopen.
umescent, swcl/ena, opzwellend.
umfMtr, I, gezwel, o. OKif, v.
umiil.-iirc, graf ....
iimiilte. m. gerucht, o. leven, o. op-
roer, o. oploop, m. opschudding, v.
woeit», o.
umulluaire, woc2i\'/,o»5iuimi;/,o/irOe--
n"3, woes(,
!■■■\'■ I\'1 ■■!■■: onstuimig,oproerig,woe-
nnntlus, in. grafheuvel, m.          f/i\'«/.
unicellc, f. onderrokje, o vliesje, o.
tinique, f. tunica, v. onderkleed, o.
wapen ro/f, Di. dienrok, m. dnlnw
(ten, v. vlies, o hekleedsel, o.
uiiiqué\', met een vlies bedekt.
-ocr page 536-
636                    TUT                                                  ULCË
Tut, Tute, m. smeltkroes, m. proef\', Typhoide (flèvic, f.). \'i/pf\'"s, m.
kroeg. m.                                          Typhomanie, f. hersemoorts, v.
ïutéluire, behoedend, beschermend,be-; Typhon, m.heete zuidenwind,m storm
warend, bescherm... , schuts...        ! wind, m. tvaterhoos, v.
Tutéluire (anyo.m ), beschermengel,m.\\Typhüs, m. typhus, ra.
Tutéluire (saint, m.), schutsheilige, m. j\'Fypique, typisch, zinnebeeldig, figuur
Tuièle, Tulcllü, f. voogdij, v. voogdij- lijk, vast.
schap, v. bescherming, v. toezicht, o. "Tutour, m. voogd, ai. stok, m. paal, m
Typographe, m. typograif, m druk
ker,
m. boekdrukk<
Tutcui-subroyé, m. toezii ndevoojd.m. Typographie, i typographie, v. druk-
Tutte, f. ertsasch, v.
                          | kunst, v. drukkerij, v.
Tittoiemont, ra. aanspreken met jij en Typojjiaphiui\', drukken.
jou, o. tutoieeren, o.                       \\7}\\totji\\\\])hUiae,typogr,(phis<:h,druk..-.
Tutoycr, met jij en jou aanspreken. ! Tyran, m. tiran, m, tyran, ra. dwingc-
Tutoyuur, m die altijd aanspreekt met tand, m. geweldenaar, m. wreed-
jij \')i jou, ra.                                  ! ««rd, m. tvuryer, m
Tuy.iu, m. pijp, v. ftm\'s, v« schacht, v. Tymnne, f. heerschzuchtige vrouw, v
koker, m- sfct-/, m. fta/*)i,m. naald- Tyrnnneau, m. kldiu tiran, m.
visch, m.                                         jTyrannicide, m (iratiHenmoord, in. O*
Tuyère, f. pjjpgat, a. pijp, v.             i ranneumoarder, m.
Tynipan, m. frommeïvlius, o. fmipaiöirt, Tyrannie, f. firanntV, v. dwingelandij
o schepradveld, o. rotiasrf, o treed- v. geweldenarij, v. geweld, o. heer
wiel, o paneel, o.                               schappij, v.
TympanicjiK\', (of /iet frvmme/vfttt &ü- Tyratiiiique, ftrufirtfct\'A, tiranniek, ge
hoorend, trommel ....                      welddadig, wreed.
Tympaniser, openlijk uitschelden, uit- Tyrar.nker, ftraJtnisccrwi, gewild ple
jouwen, uitkrijten.                               oen, dwingelandij uitoefenen,beheer
Tympanite, f trommelzucht, t. wind.:- Tyrlantin, purpprhlauw.          (sche.i
righeid, v.                                        Tyrolienne, f. Tyroler dans, m, Ty
Tymjjaiion, in. hakkebord, o.                   roler lied, o.
Tyrape, (. timpel, m.                           Tyromancie, (. waarzeggerij uit kaas,*
Type,f. voorbeeld, o zinaebeeld,o af- Tyromorphite, f. kaasvormtge steen, m
drüksel, o. afbeeldsel, o. gegotcne Tyron, m. nieuw aangeworven sol-
drukletter, v. type, v. en o-             Tiar, n. czar, m. tzar, m, (daat,m
U.
U, m. u v.                                        lUlilan, ra. uJaitn, rn.
Uberté, I. overvloed, m.                      | Uk;ise, m ukase, v. bevelschrift, o
Ubiquisle, m. ubiquist, ra. dit overal VlcénaU, zwere\'id, etterend.
te huis is, m.                                  |Ulcéi;ilion, f. ver zwering, v. ettering
UbiquiUire, m. die aan de alomte-\' v. verbittering, v.
genwoo\'digheid van Christus ge- Ulcère, ra. zweer, v. etterwonde, v.
looft, m.                                          Ulcéré, ver zworen,verbitterd,verstoord,
Ubiquité, f. alomtegenwoordigheid, v. kwaad, knagend.
Ubride, uit twee soorten voortkomend, Ulcérer, rfo^\'i zweren, verbitteren, ter-
hybridisch.                                          gen, zweren, tot etter worden.
Udomètre, m. vochtweger, m.               Ulcérer (s\'), zweren, tot etter worden
Udromètre, m. regen meter, m.             Ulcéreux, etterachtig, vol zweren.
-ocr page 537-
uran                     &::
I i.i i <■ ii, eeilzjjdig.
Unüoculaire, wel één vaA*.
Umloïjé, mW éijie foMe.
Uniment, effen, gelijk, eenvoudig.
Union, t vereeniging,v. samenvoeging,
v. echtvereeniging, v. eendracht, v.
eenheid, v. tw&öHd, o. «»/e, v, j/e-
Aeeï, o. peervormige parel, v.
Union (trait. m d\'), bindtecken, o.
l!rii|>:TSonnd. t))ipti\\st>cm(yfr.
Unipétale, <ncf één bind
ÜniquG, eenig, uniek, eenigst, uitmun-
tend, zonder weerga.
Unir, veteenigen, samenvoegen, ver-
binden, huwen, uithuwelijken, ver-
maagschappen^ ffen maken,glad ma-
ken, gladschaven.
Umscxuel, slechts één geslacht hebbend.
Ünissant, verenigend.
Unbson, in. gelijk\'uidendhcid, v. over-
eenstemming,
v. medeklank, m.
Unisson (i l\'i, overeenstemmend, geza-
Ünissone, eentonig.                   (menlijk.
Unitaire, m. unitaris, m.
Unitaire, naar eenheid strevend.
Unité, f. eenheid, v.
Uniüf, vereenigend.
Univalve, eenschahg
Unfvalve, m. eentcnalig schelpdier, o.
Univers, ra. heelal, o.
Umversaliser, algemeen maken.
Universaiilé, f. algemeenheid, v,
Universdl, algemeen, universeel.
Utiiversel, m. algemeene eigenschap, v.
algeme.me, o.
Universellement, algemeen, in \'t alge-
meen.
Universitaire, tot de universiteit be-
hoor end.
Ui\'ivursité, F, universiteit^ v. hooge-
school,
v. academie, v.
l\'nivocatio <■, f. één zinnigheid, v.
l\'nhoque, èènzinnig, eensluidend, sa-
menstemmend
l\'iiziine, f. zoutsthip, O.
Upas, m. upas, ra.
liane, m. uranium, o
L\'ianochre, m. uranoker, v.
iL-anojraphie, f. hemelbeschrijving, v.
Uranologie, f. hemel kunde, v.
l\'ranometie, ra. sterrenmeter, m.
lianomiHne, f. sterrenmeetkundc, v.
L\'raniscope, m. stencnkijker, m. zee-
paap,
m.
l\'LIG
Iiyiuaire, op moerassige plaatsen
groeiend.
ügineux, vochtig, modderig, moerassig,
lnaire, f. boksbaard, m.
1\'line, f. olmstof, v.
itiirieur, aan gene zijde gelegen, ver-
der, later, volgend.
Uimatum, m. ultimatum, o laat-
ste verklaring,
v. uiterste voorwaar
de,
v.
Ultra, rrj- overdreven gezinde, ra. ui
tra,
m,
Ultra (non plus), m. beste, o. voor
nuamste,
o.
iLraïsme, m. overdrevene gezindheid
Ultramomiain, buiten de wereld, (y
l\'ltramontain, m ultramontaan, m.
Ul\'ramontain, ultramonta\'insch.
Ultraoiontanisme, m, ultramontanis
me,
o.
UUrarévoluüonnaire, m ultrarevolut,
onair,
ro.
L\'ltraroyaliste, m. overdreven konings-
gezinde,
m.
UI.e. f. zeewier, o. zeegras, o.
bilic, m. navel, m. kelknaal, m.
Uinhlc, ra. voorn, m.
"mbon, ra. sehildverhooging, v.
Un, een, eene, eenig, hetzelfde.
Uu, m. een, v.
l\'iiamoae, eenstemmig, eenparig, eens-
gezind, unaniem,
l\'nanirr.ité, f. eenstemmigheid, v. een-
parigheid,
v. unanimiteit, v.
Unau, m. luiaard, m.
Unciforme, omgebogen, krom. {geld.
Jü\'juioulé, van nagels voorzien,gena-
Jnyuis, m. nagelbeen, o. neusbcvn, o
Jm . . , . , gelijk, effen, glad, samen\'
nevocgd, eenvoudig, één
....
Jni, m eenkleurige, o.
Jm (a l\'), gelyk, waterpa:.
Jnicapsulaire, niet één klokhuis.
Jnidté, I. eenheid, v. alleenheid, v.
Jitii\'oriit?, m. eenhoorn, m.
Jnièa.e (vingi et), een en twintigste.
UtiièT.ement, ten eerste.
Unifloro, èênbloemig.                  (matig.
Uniforoiö, eenvormig, eenparig, gelijk
Uniforme, m. uniform,v. monteering,
v. tenue, i.
l\'Nifoiw.ité, f. eenparigheid, v. gelijk\'
hei\'!, v. eentonigheid, v.
Unilabié, eenlippig
-ocr page 538-
USUR
L\'iuinautu, m. piskijker, m.
Uronoloyie, i. verhandeling over ■■ \'J
pis, v. ptsler.r, v.                                 I
Uropyge, tn. stuit, v.
Uronhaqie, f. sterke pisvloed,
Uroscopie, t. piskijkerij, v.
Ursin, beerachtig.
Ursuüne, f. Ursulijner non, v.
Urlfcaire, f. netelkoorts, v.
Urticaiion, f. yeescling mat*èrandne-\\
tels, v.
Urticées, f. pi. netelplai ten, v. me.
Urus, m. buffel, m.
Us, tn. pi. gebruiken, O. me.
Usage, m. gebruik, o. gewoonte, y. iw«-
mer, v. genot, o. vruchtgebruik, o.
UidiioiCüpic, i. licweltit.\'sïUiinwiny, V.
Urate, m. piszuur zout, o.
Urbaiu, stecdsch, stedelijk, beleefd,
welgemanierd, hoffelijk.
Urbanilé, f. welgemanierdheid, \\. wel-
levendheid,
v. beleefdheid, v.
Urcéolé, kruikvormig.
Ure, m. wilde os, m. buffel, m.
L\'rebec, tn. kever, m.
Uree, f. pisstof, v.
Uretean, m. katroltouw, o.
L\'rétère, m. pisgang, m. pisleider, m.
piswey,
m.
Urétérite, f. ontsteking in den pis
weg,
v.
Uréthral, tot den pisweg behoorcnd,
van den piswey.
Uréthralgie, f. pijn in den pisweg, v
ÜréÜnv, ra. pisgang, m. pisleider, m
piiweg,
m.
l\'rétlirite, f. ontsteking van den pis
weg, v.
Uiétiirophraxie, f. verstopping in den
ptsweg,
v.
UrétbrorrhagU, f. bloedpitsing, v.
Uréthrorrbée, (. vloeiing uit de pis-
buis, v.
I.In*\'lli!\'otomic, i. insnijding indenpis-
weg,
v.
Urétique, tot den pisweg behoorend,
van den ptsweg.
Urétre, m. pilgang, m. pisleider, m.
ptsweg, m.
Urf)cnce,f. dringende noodzakelijkheid,
v. hoog?, nood, nj. urgentie, v.
Urgent, dringend, noodzakelijk, v.r-
Uriase, f. steenvorming, v.           (</e»(.
Ilriyue, m. zeewolf, m.
1\'iinaire, op de urine betrekking heb-
bend.
Unitaire (vossie, f.), pisbtaas, f.
Urinal, m. pisglas, o.
Urinateur, m. duiker, m.
Urine, f. pis, v. water, o. urine, v.
Uriner, pissen, wateren, stallen.
Urineux, pistchtiy.
Urinoir, ra. pisglas, 0. pisbak, m. uri-
noir,
v.
Urique (acide, m.), piszuur, o.
Urne, f. urn, v. vaas, v. pultv.<ach-
kruik,
v. asehbus, v.
Urocrise, f- piskijkerü, v.
Urodynie, f. pijn byliet pissen, v.
Uromancie, I piskijkerij, v.
Usage (ou-Mre en), gebruiken,
wenden.
M
L\'sayer, gebruikt wordend,in gebruikM
U931]er, m. bezitter vnn het recht o/<|
getneene weiden en bosschen, m.
Usaijes, m, pi. kerkboeken, o. me.
Usance, f. gebruik, o. gewoonte,
Usant, genietend.
                  {usance,
Usé, versleten, oud, verzwakt, op, af-
ijezaaqd, uitgemergeld, verkoeld.
User, m. gebruik, o. genot, o. styling,
v. sleet, v. omgang, m.
User, gebruiken, verbruiken, verslijten,
afslijten, verteren, vermoeien, ver-
zwakken , uitmergelen, uitputten.
zich bedienen.
User (s\')p slijten, verslyten, afslijten, v
afnemen, verzwakken, uitgemergel^ ai
worden.
U;ine, f. werkplaats, v. werkhuis, o.
fabriek, v.                                               
Usiié, gebruikelijk, in gebruik, gebe-f^
ziyd.
Usqueliac, in. sxffraa>ibrandewtjn, ml
Ustensile, m. gereedschap, o. werk-§
tuig, 0. gerief, o.
U\'stion, I. branding, v. inbranding,
verbranding, v. verkalking, v.
Usualité, f. gebruikelijkheid, v.
Usueapion, f. verwerving door venafj
ring, v.
Usuel, gebruikelijk, gewoon.
Uaufructuairj, viuchtgehruikgevend.
Usufruil, ra. vruchtgebruik, o.
Usnfruiliei\', m. vruchtgebruiker, in-
Usuraire, woekerachlig, woeker. . ■■
Usuve, i. woeker, m slijttmj, v. ver
slijling, v.
-ocr page 539-
USÜR
(rier, m. woekeraar, m.
rpaleur, m. overweldiger, m. on~
•chtmattge bezitter, m.
rpation, f. tisurpatie, v. overweldi-
v. onrechtvaardige inbezitne-
ing, v. weder rechterlijke toeëige-
ing, v.
trper, usurpeeren, overweldigen,
nrechtvaardig in bezit nemen, zich
matigen.
Iiirper sur, inbreuk maken.
m. ut, v. do, v. c, v,
\'in, van de baarmoeder, van moe-
\'erskant, half.
riii (frère, m.)i halve broeder, m,
iis, m. baarmoeder, v. lij f moe-
\'rt v.
!, nuttig, dienstig.
;. ui. nuttige, o. nut, o. nuttig-
•id, v.
Ile (en tcmps), ter rechter tjjd.
VACU                       529
jUtiles (jours, m. pi.), gerechtsdagen,
in. me.
Utilisation, f. gebruikmaking, v.
Utiliser, gebruik maken, zich ten nutte
m iken,
UliJilc, f. »uf, o. voordeel, o. nuttig-
heid, v. bruikbaarheid, v. auteur die
verschillende rollen vervult, m.
Utinet, m. houten hamertje, o.
Utopie, f. utopie, v. Utopia, o. lnilek-
Utojiiste, ra. utopist, m. (kerland, o.
Utncule, f. re/, v. vakje. o.leerzakje,o.
Uvaire, f. drutvenvrucht, v.
Uvaure, ra. zeekalf, v.
Unée, f. tweede oogvlies, o.
Uvulaire, (of tte Awijjt behoorend.
Uvulo, f. huig, v. keellelletje; o.
Uvulite, t. huigontsteking, v.
Uxoncide, m. moord zijner vrouw, m.
moordenaar zijner vrouw, m.
Uzifure, m. bergrood, o.
Vaclie, f. koe, v. koehuid, v. touthoop,
m. groote leeren reiskoffer, o.
Vache a Jait, f. melkkoe, v. «irfft-
beestje, o
Vaclie marine, f. reefroe, v.
Vaclier. m. koeherder, ra. koedrijver,
m. onbeschoft mensch, m.
Vachère, f. koehoedster, v. koehoe-
derin,
v.
Vacherie, f. koestal, ra. meikcry, v.
Vacillant, waggelend, wankelend, wei-
felend, onzeker, onduidelijk, zwak.
Vacillation, f waggeling, v. schudding,
v. onuas(/u\'i<(, v. weifeling, y.wan-
keling,
v. besluiteloosheid, v.
Vacillatoire. weifelend, twijfelachtig.
Vacillement, m. waggelen\', o. wanke-
len,
o.
Vaciller, waggelen, schudden, wanke-
len.trillen, weifelen,besluiteloos zijn.
Vacutsme. m. ieer iwim ftc( t»ocu«m, v.
Vacuiste, W. voorstander der leer van
het vacuüm,
m.
Vacuitc, 1. ledige ruimte, v. leegte, v.
leemte, v. ledigheid, v. ur«\'itin», o
34
m. tweede inleg, m.
het zij zoo.
nee, i\'. vacature, v. openstaan, o.
ces, f. pi. vacantie, v. rusttijd,
■tijd,
m.
ant, vacant, openstaand, ledig, on-
izet, onbegeven.
arme, m. geraas, o. gerucht, o. le-
getter, o. geweld, o.
ation, f. vaatte, v. beroep, o. tijds-
kleding,v. zitting,
v. vacatiegeld,o
|ations, f. pi. stilstand, m. rusttijd,
. vacantie,
v.
dn, m. koepokstof, v.
Icinal, der koepokstof.
loinateur, m. inent er, m. vacciueer-
cination, f. inenting, v. vaccina-
fccine, f. koepokken, v. mo. vaccine,
\'. vaccineeren, o.
ciner, inexfen, vaccineeren.
nnique, der vaccine.
F.-H.
-ocr page 540-
valë
grond, verwaand, onbebouwd, : |
Vain (en), te vergeefs, vergeefs, vr\\
teloos.
Vaincre , overwinnen , bemarhtigeM
verslaan, bedwingen, te boven k
men, ten onder brengen.
Vaincu, m. overwonneling, m. ovt
wonnene, m.
Vainqueur, m, overwinnaar, m.
Vainqueur, overwinnend, zegepralw
Vair , m. wit en blauwgrijs pi
werk, o.
Vaire, m rotsgras, o. klipgras, o.
Vairon, glasoogig.
Vairon, m. glasoog, o. grondeling,
Vaisseau, m. vat, o. vaartuig, o. sch
o. ruim, o. buik, m. bloedvat,
Vaisscau admiral, m. admiraalschiy
vlaggesthip, o.
Vaisscau . trois points, tn. driedt
ker, m.
Vaisst\'au a vapeur, m. stoomschip,
VA Ut
V-ii\'
Va de, f. hetgeen gehouden is, o inzet,
m. inleg,
m. aandeel, o. belang, o.
Vade-in-pacc, m. gevangenis in een
klooster,
v.
VadeinaiHjue, f. vermindering van ka-
pitaal,
». tekort i)i kas, o
Vade-mécum, m. handboekje, o. zak-
boekje, o. vraagbaak,
m.
VauYouilte, f. zwabber, tn.
Va-et-vii\'iit, m. loopstok, m. overhail-
reep,
m. overhaalschuitje, o. hten en
weer loope»,
o. o/»* en neergaande
beweging,
v.
Vagaboud, m. vagebond, m. landloo-
ver, m, deugniet,
m. leeylooper, m.
losbol, m.
Vagabond, rondzwervend, omdwalcnd.
Vagaloudage, ni. landloopcrij, v. om-
zwerving,
v.
Vagabondor, landloopen, omtwerven,
ronddwalen, zwerven.
Vagant, m. stranddief,m.landlooper,m
Vagin, m moederscheede, v. vaataa, v.
Vagina!, der moederscheede.
Vagir, schreeuwen, krijten.
Vagissement, m. geschreeuw, o. ge-
krijt, o.
Vague, onbepaild, wijdloopig, ondui-
delijk , zwevend, algemeen, vaag,
onbebouwd, woest.
Vague, m. onbepaalde, o. ledige
ruimte,
v.
Vague, I. golf, v. baar, v.
Yaguemestre, m. wagenmcester, m.
Vaguer, Iwerven, dolen.
Vaguesse, f. ruimte, v. lucht, v. luch-
tigheid,
v.
Vaigrage, m. beschot, o. bekleedsel, o.
btnnenbekleedset, o.
                    (den.
Vaigrer, wegeren, van binnen beklce-
Yaigres, f. pi. binnenplaatsen, v. me.
wegeringen, v. me. voering,v.kim-
weger,
tn.
VaJllammenl, dapper, moedig.
Vaillance, (. dapperheid, v. moed, m
Vaillanl, dapper, moedig.
Vaillanl, m. bezitting, y. vermogen, o
have,
v.
Vaillantisc, f. heldendaad, v, dappere
daad, v.
Vaille que taille, \'t ga zoo \'t uil, in
allen geval.
Vain. ijdel, vemrefsth, onnut, vrurh-
lcloo*, beutefarhtig, nietig, onge-
:•■
Vaisscau d\'avis, m. advïesjacht.
Valsseau de garde, m. wachtschip
Vaisseau de fjueri o, m. oorlogschi
Vaisseau de Iigne, m linieschip, (
Vaisseau de queue, m. achterzeiler
Vaisseau de lêle, m. voorzeiler, m
Vaisseau bopjtal, m. hospitaalsehi}
Vaisseau marctiand, m. hoopvaal
schip, o.
Vaisseau malclot, m geleideschip,
Vaisscau louiier, m. beurt schip, o
Vaisselie, f vaatwerk, o. vaten, o.
Val, m. vallei, v. dal. 0.
Valable. geldig, deugdetijk, v:ettig,<
nemelijk, ontvankelijk.
Valant, waard, geldend.
Valétiane, f. valeriaan, v. tpeerkrx
Val et, ra. knecht, m. bediende,
dienstbode, m. dienstknecht, m. b
m. gewicht, o. prop, v. klemhc
m. houvast, o. steunplankje, o.
Va Iet, m. (mai(re), meesterknecht
Valct a débotter, m. laarzenknecht
Valetage, m. dienstbaarheid, w.km
schap, o
Valetaille, f. knechts, in. me. knecht^Ja
volk, o.
Valet-a-patin, m. snavcltang,
Vaiet de basse cour, m. huisknecht
Valet de cliauibre , m. kamer
. palfr,
-ocr page 541-
VARA
VALK
il de pied, m. lakei, m
>l d\'aiineau, m. ringprop, v.
ster, dt\'H gedienstige spelen.
olon, m. knethtje, o.
I pyrobilique, m. springton, V.
tudmaire, ziekelijk, sukkelend.
tudiniti!, i. ziekelijkheid, v.
ur, f. tcaarde, ». prys, m. jwisre
ftM&ewfo, *. ï»\'n, m. moed, m.
apperheid, v. tijdduur, m.
\'«retix. moedig, dapper.
dalion, f. bekrachtiging, v. geldig-
o f klaring,
v, wetligverklaring. v.
ide, geldig, deugdelijk, wettig,
chtig, van kracht, gezond, sterk.
idó, f. sultane-moeder, v.
ider, tMUifl maften, wettigen, be-
rachttgen, doen gelden, valideeren.
idité, f. deugdelijkheid, v. wettiy-
eid,
v. geldigheid, x.
e, f. valiefi o. mantelzak, m.
irc (couronne), wrtlkroon.v.
ée, l. vallei, v. da/, o.
"i , in. kleine vallei, v. Urr;
/, o.
. ir, waard zijn, gelden, kosten,
•uqen,opbrengen, verschaffen, be
ekenen, bedragen,
ir (M, t» twt«rfcriMj.
•ir mieux, de/er sy\'n.
\'e, f. wals, v.
ser, walsen.
eur, m. walMf, m.
ur--, f. woeling, v. strop, m.
■■.\'■\'■ i "i eenige waarde.
e, f. (plus), (.!■■. ((■■elf/f, v.
c, (. schaal, w, schelp,T. klapvliet
zaadhulset, o. valklep,
v.
ul.iirc, klapvliexia,
ulo, I. klep, v. klapvlies, o. t/ej»-
, o.
piro, m. vampyr, m. bloedzui/er
afzetter,
m. iuoe/it>raar, m. kil*
bi\\
VftnilUor, m. vanieljeplant, v.
Vanité, f. ijdelheid, v. ri\'ni\'tiwii,^
v. opgeblazenheid, v. nietigheid, v.
onnuttigheid, v. beuzelarij, v.
Vaniteux, y<W, verwaand.
Vannc, f. vaMetir, v. schuifdeur, v.
duiker, m. verlaat, o. schutsluis, ï.
Kiéstwafcr, o.
Vanneau, m. kievit, m.
                   (me.
XArmea\\ix.,m pl.roofvogelsslagveeren,*.
Vaiiner, wannen, zich wegpakken, uit-
rukken.
Vannerid. f. mandenmaker», v. man~
denmakerswerk, o manaenweik, o.
Vannelto, i- kleine wan, v.
Vanneur, m. wanner, m.
Vannier, m. «larndtfHW.afce»\', m.
Vannure, t. kaf, o.
Vantail, m. blad, o. vleugel, ra. vtfti-
sterluik, o.
Vautard, m. grootspreker, m. pocher,
in. bluffer, m.
Vanter, verheffen, roemen, opvijzelen,
ophemelen.
Vanter (se), pochen, snoeven, bluffen,
zich beroemen.
Vantcrie, I. pntherij, v. bluf, m. sno-
verij, v. veinzerij, v.
Vanteur, m. pocher, m. bluffer, m.
iwc(s<;r, m.
Vanleur, pochend, bluffend, zwetsend,
Vantiller, afdammen, af\'schutten,schut-
ten.
Va-nu-piedó, in. bedelaar, ra. schooi-
er,
m.
Vapeur, f. damp, m. wasem, m. uit-
waseming, \\. stoom,
m. opstijging,
y. wind,
m. flauwte, v.
Vaprur (bain, m. de), dampbad, o.
Vapeur (machine, f. at, stoommachine,
v. stoomwerktuig, o.
Vaporation, I. beda-i-ping, v. uitdam-
ping, v. uitwaseming,
v.
Vaporeux, dampiy. winderig,onzeker.
v.t: i.:in:.. f. verdamping, v.
Vaporiser, doen verdampen.
Vaporiser (se), verdampen
Vaqner, open sraan, ledig staan, va-
ceeren, vacant zijn, in vacantie tijn,
zieh bezig houden, waarnemen.
Varaiyne, f. opening voor het teeva-
ter in een zoutpoel. v.
Varander, haringen drogen.
Vatuihlcur, m. harin<jdroy>} du.
te (pftte, f), middelstof van pa-
lale, m. Vandaal, m. barbaatt m
Jalo, VandootwA, barbaarsch-
lalisme, ra. vandalisme, o. bar-
\'trschheid, ».
ioïse, f. pijlkarper, m.
leur, m. kleikneder,m. vormer,m.
He, f. vanielje, v.
-ocr page 542-
VARA
.>:ta
Vasculaire, Vasculenx, mei vaten,
de vaten behoorend, vaat....
Vasculiforroe, bekcrvormig.
Vase, m. vaas, v. v/ïï, o. pot,m. pu
Vase, f. s/i\'fr, o. s/t/*, o. modder.
Vaseau, m. bak, m. )m;>, in. kom,
Vaseux, stijkerig, modderig.
Vusière, (. zoutziedersbckken, o.
Va\'-i\'-tas, m. kijkraampje, o. k
glaasje, o.
Vason, ni. klomp leem, m.
Vassal, in. vazal, m. leenman, m.
Vasselage, m. teenplicht, m. leenm
S\'-bap, o.
Vassole, f. luik, o.
Vatte, wijd, uitgestrekt, ruim, gro
Vasle, in. dijspier, v.
Vastiiö, Vastitude, f. uitgestrekthei
Valican, m vatiraan, o.
Vatjdnateur, m. waarzegger, m. ri
speller, m.
Vatieination, f. waarzeggerij, v. vt
spelling, v.
Vaticiner, waarzeggen, voorspellen
Vatmar, ra. kwikstaartje, o.
Va-tou, m. geheele inzet, m.
Van (;i), beneden, af.
Vauruur, m. pottenbakkcrwerktaft
Vandelnqne, m. windbuil, m.
Vau-de-routo (ft), hal» over kop.
Vaudeville, m, straatliedje-, o. i
liedje, o. blijspel met zang, o.
Vao-ldau (a), straomaf. (stukj
Vaurien, in. deugnitt, m, sch
m. schalk, m.
Vautoir, m tapijtweverskam, m.
Vautour, m. gier,m. wreedmensd\'
wroeging, v.
Vautrait. m. tuig voor de wilde :l
ntnjfikt, o.
Vautrer, op wilde twijnen jagen,
Vautrer (se), zich wentelen, zich\\
den.
Vavain, m. groot kabeltouw, o.
Vavasseur, m. leenheer, m.
Vavassorie, f. leengoed, o.
Vayvodc. m. wagwode, m.
Vayvoilio, f. gebied van een wa\\
ae, o.
Vaxel, m. zoutmaat, v.
Veau, m. kalf,o.kalfsvleesch, o. kt
leder, o.
Veau (faire la pled de), voor ie»>\\
kruipen.
Varantjue, f. buikstuk, o. wrang, v.
logger, m.
Varee, m. zeewier, o.
Vanen, m. teewier, o. zeegras, o, uit-
werpsel iler zee, o. wrak,
o.
Vareen (droit, m. de), strandreiht, o.
Varenne, f. onbebouwd land, o. jaag-
land, o. warande,
v.
Vares-crues, f. pi. aiet/if gebakkene
slecnen,
m. me.
Varet, m. getonken schip, o. Kiroft, o.
Vareuse, f. boezeroen, v.
Variabilité, f. veranderlijkheid, v. o«-
bestendigheid, v, ongesmdigheid, v.
wispelturigheid, v wuftheid, v.
Varlaole , tferanaertjfft , onbestendig,
ongestadig, tvispelturiff, wuft.
Variant, veranderlijk, onbestendig.
Variante, f. afufare lezing, V- Vfii*-
schillende uitlejging, v.
Variaiinn, f. verandering, v, v«;»*iwis-
seling, v. afwisseling, v. afwijking,
v. misuiyiuif/, v. ixiWcifie, v.
Varice, f. adergetwol, o. aderspat, v.
Varicelle, (. waterpokken, v. me.
Varicocöle, f. aderbreuk, v. wafer-
breuk, v. batzakgezwel, o.
Varicomphale, m »ow(ad*i*6i"««JI>, »-
Varié, menigvuldig, afwisselend, ge-
schakeerd.
Varier, veranderen, afwisselen, af-
wijken, verschillen, miswijzen.
VariétiS, f- verandering, \\. afwisseling,
v. verscheidenheid,
v. schakeering,
v. mriétett, v, vt-nsrhi/. o.
Variole, f. kinderpokken, v. me. kin-
derttekte, v.
Variolé, pokdalig.
Variolenx, rftf kinderziekte hebbend,
pokdalig
Variolique, </er kinderpokken, pok-
achtig, pok....
Variolitlie, f. poksteen, m.
Variololde, f. gewijzigde pokken, v.me.
Varïqueux, aderspattig.
Varlet, m. schildknaap, m. page, m.
Varlope, f. re-schaaf, v. roffelschaaf, v.
Varloper, md rfe reeschaaf bewerken.
Varme, f. vormplaat, v.
Varre, f. harpoen, m.
Varrer, harpoenen.
Varretée, f. netkoord. v. en o.
Varrcur, m. harpoemer, m.
Vasard, modderig, moerassig.
°i
ii.
-ocr page 543-
VEXA
:,:;;<
VKAU
de lait, m. zoogkalf, o.
u marin, m. zeekalf, o.
leur, m. straal van de zon tot
me planeet,
ra. straal van eene
flaneet tot een trawant,
m. af-
fandslyn van het brandpunt eener
romme lijn naar een punt in haren
\'mtrek,
v,
lliisse, (. weedasch, v.
Jtütte, f. ruitenvacht, v. vedel, v,
liililerhttis, o. wachttorentje, o. ti-
\'h
m jager, m.
jetaole, groeibaar, groeiend.
nétaJ, m. gewas, o. plant, v.
jAütal, van planten, tot de planten
mhoorend, planten.....plant...,
[Mruchtbaar.
■étal (reijne, in.), plantenrijk, o.
TÓtaJisation, f. plantwordiug, v.
jétaliser, plant worden, tot plant
ormen,
\'étatif, groeiend, den groei bevor-
erend, groei
..... planten ....
étation, f. groeiing, v. wassing, v.
oortbrtnging, v. plantengroei, m.
ewatsen, o.\' mo. uitwas, o.
peter, groeien, wassen, een plan-
\'Ueven leiden, vegeteeren.
Usmence, f. hevigheid, v. heftigheid,
drift,
v. oploopendheid,v. kracht,
geweld,
o. nadruk, m.
■jément, hevig, heftig, driftig, op\'
mopemi, geweldig
, -nadrukkelijk ,
~urig
leule, m voertuig, o. vervoermid-
tl,
o- geleimiddel, o. voermiddel,
drijfveer,
v.
Ie, f. waken, o. nachtwaken, o
ake,
v. avond te voren, m. avond
>or, m. daags te voren,
m.
I\'e (a la), op het punt, dicht bij.
J\'o de Noél, f. kerstavond, m.
■léc, f. avondtijd, in. waken, o.
wpandgezclschap, o. avond, m.
\'er, waken, bewaken, gadeslaan,
oog houden, bespreken, wak-
\' zijn, niet slapen, klaar staan
Hes, t. pi. nachtbraken, o. nacht-
ken,
o. \'s nachts opzitten,o. nacht-
udiên,
v. me. ar&etrf. m.
leur, m. waker, m. bewaker, ra.
[Heuso, f. nachtlamp, y. nacht-
, o. nachtpitje, o.
Veilloir, m. nachttafeltje, o. «acAf-
werktafel, v.
Veillotte, f. opper, m. /loop fioot, ra.
Veine, f. ader, v. streep, v. dtcht-
ot/er, v. geneigdheid, v. geschikt-
heid,
v. <7efi*A-, o.
Veine (ouvrir la), aderlate».
Veine geaderd, aderrijk.
Veiner, odere».
Veinenx, vol «deren, aderrijk, ader-
achtig.
Veinuie, f. adertje, o. Jiaar&ui\'sje, o.
Vétar, m. maagdpahn v,
Velaul, o. jachi\'ieroep, 0.
Velclie, m. weet niet, m. lomperd, m.
Veler, kalven, kalf werpen.
Vétet, m. nonnensluiertje, o.
Vélin, m. perkament, o- velijn, o. ve-
lijnpapier, o.
Vélin (papier, m.), velijn, o. velijnpa-
pier, o.
Veliote, f. opper, m. hoop hooi, m.
Vélites, m. pi. licht gewapende solda-
ten,
m. me,
Viiloce, snel, snelloopend.
Vélocifèrc, m. snelwegen, m.
Vélocimètre, m. snelheidsmeter, ra.
Vélocipède, snelvoetig.
Vélocipéde, m. door de voeten voort-
gestuwd rijtuig
o. velocipede, v.
Vélocité, f. snelheid. \\.gezwindheid,v.
Velours, m. fluweel, o. fulp, o.
Velou lé, fluweelachtig,ftuweelen,dons-
achtig, zacht, donkerkleurig en
zacht.
Velome" m. (luweellint, o. ruigte, v.
waas, o.
Velouter, als fluweel mak^n,
Vellage, m. peiling, v. roeiing, v.
Veile, m. pr.ilslok, m,
Velter, peilen, roeien.
Veltenr, in. peiler, m. roeier, m.
Velu, ruig, harig, wollig, ruw.
Velu, o. harige, o. wollige, o.
\\elvote, f. eereprijs, v
Venaison, f. wildbraud, o. wild, O.
wildreuk, m. wildtijd, m.
Vénal, aderachtig, te koop, verkoop-
haar, veil.omkoopbaar, baatzuchtig,
laag.
Vénalité, I. ^.jrfcoou&aarTieid, v. «e«-
Aetrf, v. omkoopbQarheid, v. f>(ï«t-
sucAf, v.
Yenant, m. komende, m.
-ocr page 544-
S&l                      VKN.\\
Vcnaut (4 tont) aan den eerste den
beste.
Venant (bien), vast verzekerd, goed
Vendable, verkoopbaar, (opgroeiend.
Vendange, f. druivenoogst, m. wijn-
oogst,
m. herfst, m.
Vemlangeoir, m. wijnpershuis, o.
Vendanqeoire, f. druivtnkorf, m.
Vendanger, wijnlexen, druivenlezen,
wijnow/sten, vernielen, verwoesten.
Vcrid.nyotte, f. druivenete, m.
Vendan.jeur, m. drttivenlezertm. wijn-
oogster,
m.
Vcridiïlinij, m. lichte boot, y.
Vendémiaire, m. wijnmaand, v.
Vendercsse, f. verkoopster, v.
Vendfttte, f. bloedwraaktv, vendetta,v.
Vendour, m. verkooper, m. koop-
man,
m.
Vendeur de fmnée, m. windbuil, m.
Ver.deur d\'orviétan, m. kwakzalver, m.
Vendeufe, f. verkoopster, v. koop-
vrouw,
v.
                         (eisching, v.
Wndicalior», f. \'terugvordering, v. op-
Vendiquer, terugvorderen, opeischen.
Veinlitioii, (. verkoop, m. verknoping,!.
Vendre, verkoopen, handelen, slijten,
verraden.
Vendre (a), te koop, veil.
Vendre (se), zich verkoopen, verkocht
worden, aftrek hebben.
Vendredi, m. viij-tng, m.
Vendiedi saint, m. goede vrijdag, at.
Vcr.é, half bedorven, adellijk.
Véuéficc, (. vergiftiging, v.
Venelle, f. steegje, o. straatje, o.
Venelle (enfiler Ia), het hazenpad kic-
Vénéneux, vergiftig, giftig.            {ten.
VériénitKiue, vergift voortbrengend.
Vener, moede jagen, laten besterven.
\\énèrab\\e,ee)biedwaardig,eerwaardig.
Vónération, f. eerbied, m. eerbewfj-
zing,
v. vereering, v. eer, t.
Wnórer, eerbiedigen, vereeren.
Vénerle, I. jacht, v. jagers, m. me.
jach\'stoet, m. jachthuis, O
VeoérieO. venerisch.
Venette, f. vreet, v. schrik, m. angst,tn.
Veneur, m. jager, m, jagermeester, m.
Veiieiir, m. (grand) opperjayermees-
ter, ra.
             \\H»g, v. jukkernij, v.
Venez-y-voir, m. fopperij, v. beitze-
Vengeance, I. wraak, v. ttf\'ratt/riitc/if, v.
Vemier, wreken, wraak nemen over.
VENT
Vetiyer (se), zich wreken, wraak >K
Venqeresse, I. wrftïAsfe/-, v. ■ ■■
Vemjeur, m. wreker, in.
                    11
Veiuat, m. dagvaarding, v. veniat,
Véniel, vergeeflijk, dagelijksch.
Veni-mecum, m. zakboekje, o. fcffl
boekje, o.
Veinrueni, venijnig, vergiftig, gif
Venin, m. venijn, o. vergift, o. iw
3(0/\', v. boosaardigheid, v.
Veitir, fronten, aa/ifromf-rt, overko»
afkomen, gaan, toevallen, erven
beurt vallen, wassen, groeien, t
staan, voegen, staan, juist geé
Venir, m. komen, o.
                  (hebt
V >nir a bout, het doel bereiken. f
Venir a rk\'ii, op niets uitloopen.
Venir aux mams, handgemeen u
den.
Vent, m. ivnirf, m. fwrAf, v. odcm
reu/f, m. uitvloeisel, o. damp,
veest, m. speeïrutmle, ». ydew
v. opgeblazenheid, v.
Vent (au), lo-fwaarts.
Ventage, m. wannen, o.
Ventajl , m. onderste deel van
helm, 0. mondgat, o.
Vent cardinal, m. hoofd wind, m.
Veiit conlraire, ra. tegenwind, m.
Vont de travers, ra dwarswind, r.
Vente, (. verkoop, m. verkooping
aftrek, m. vertier, o. markt, v.
Ven!■■■!!, in. sluisdeur, v.
Venter, waaien, spuien, wannen.
Venteux, winderig, onstuimig.
Venlier, m. houthandelaar, m. *
vanger der verkooprechten, m.
Ventilateur, ra. tochtmaker, m. («
ververscher, m. ventilator, ra.
Vcnlilation, (. tochtmaking, v. fu
e$rwer$cningt v. ventilatie, v. 5t
ring, v. waartletrittg, v.
Ventiler, ventileeren, schatten, on<
zoeken, overwegen.
Ventiller, beplanken.
VentiHon, m. klepje, o.
Ventolier (bon), die goed tegen H
wind vliegt.                                       .
Venlost, m. windmaand, v.              r;
Vcntosilé, f. winderigheid, v.            u
Ventouso, f. luchtgat, o. laatkop, r.
zuiger, m. zuiglak, ra.                  ,„
Ventouser , ftojMWR, /toppen irf v,
luchtgaten maken.
-ocr page 545-
VKNT
r»J, Mn den buik, buik ....
re, m. buik, m. lijf, o.
re, m. (bas) onderbuik, m.
!"tre (mal, m. au), buikpijn, t.
utre a-lerre , zoo hard mogelijk ,
ipoorslags.
Jntrebleu , sakkerloot , wel wee.r-
.waasih.
■ntrfi dor, m. hardlijvigheid, v.
filrée, f. worp, m. dracht, v.
nlriciile, ra. die een afgod vin zijn
nik maakt, m. lekkerbek,
m.
ptróule, m. maag, v. maagholte, i.
olte,
v. kamer, v.
mtiière, f. buikriem, m. buikgordel,
ti. sluitband, m. helpzeel, o.
itriloqu», m. buikspreker, m.
iilriloijuo, buiksprekend.
Julrouiller (se), zich in het slijk wen-
■jitru, dikbuikig, zwaarlijvig, (telen.
VUi m. (hien) welkom o.
u, m. (premier) de eerste de bes-
\',
m.
iue, t. komst, v, aankomst, v. fvas-
V<»n, m. gestalte, v. worn, m.
wie, /. ader je, 0.
us, f. KtJnns, v. schoonheid, v.
Iprei m. "fd^l, m.
pres, f. p|. vesper, v. avonddienst,
" vespeiklok, v.
f, II). \'rjrtn, ui. Uluilü, V.
•icitó, r. waarachtigheid, v. geloof-
aardigheid,
v. waarheidsliefde, v.
-a-sok*, f. itfiMi\'m, m.
bal, .j .(,,■/., 1.."/, woordelijk, vaneen
Aoerk woord afgeleid.
wbal (proces, m.). procesverbaal, o
^inliser, procesverbaal opmaken,ver-
aliseeren.te veel woorden gebruiken.
fbe, m. ■rci-i,ir<n>i--i, o. woord, o.
i\'tiération, f. trilling, v. golving, ?.
otsing, v.
beux, woordenrijk, praatachtig.
biage, m seA/tip, o. gesnap, o. «•-
!Kf/«ï ivoorrfeu, o. ivoorJen/rraam, v
\'biager, snappen, wauwelen.
Mageur, m. veelprater, m. »««]»-
er, in.
boqDet, m. l>«ian£ïoi(tv, o.
■ijosiié, (. wwrdenrjikkeid, v.snap-
chtigheld, v. gesnap, o. geklap, o.
\'•cmaain, m. wijngaardworm,
nu fd worm,
m. gril, v. ftiin
VKI
ry\'|i, on-
oei/acA(,
Verdages, m. pi. jrroen voer, o.
Verdagon, m. wru(i</e wy\'n, m.
Verdane, groenachtig.
Verdaud, onrijp, wrang.
Verdée, (. groenachtige wijn, m.
Verdelel, nog1 wat joiy, eenigsiins
wrang, groentjes, kras.
Verderie, f. onderhoutvesterij, ». o»-
der houtvesterschap, o,
Verdet, m, kopergroen, m.
Ver de lerrp, m. tfuuivpi\'er, v.
Verdeur, I. groenheia, v, j/roene, o,
irrangheitl, v, scherpte, v. jeugdig-
heid , v. levendigheid
, v. frisch-
Verdtct, m. uitspraak, v. {heid, v.
Verdier, ra. houtvester, m. groen-
vink,
in.
Veidillon, m. lussenstok, m. moerstok,
na. breekijzer, o.
Vordir, yroen verven, groen maken,
groenen, groen worden.
Verdoy;".t, prOtfnttntf, groen.
Ventoyci\', groenen, groen worde»,
groen zijn.
Verdure, f. groen, o. groen loof, o.
groente,
v. met ooomen beschilderd
<:, ;i \'■■!■\' \', 0.
Venluiier, m. hofgroentebezorger, m.
Véreux, «orwj/tAig, wormarft/ip, on-
terft er, t\'t\'i"</<ïcftf, m\'ef ïinVer.
Venje, f. roede, v. spitsroede, v. garde,
r. s/u/, in. stang, v. maal peilstok,
m. j/raa^ooy, m. vingerring, m.
schacht,
».
Vergó, roedevormig, ongelijk gt weven,
ongelijk geverfd.
Vergeage, ia. afmeten, o. uitmeten, o.
ijken, o.
V\'eigée, f. t\'te»A(iiife out/e roede, r.
Verger, m. ^uom^aarci, in. stafdra\'
ger, m. kerkpedelj
na. koster, ra.
Vcrger, afmeten, uitmeten, yken, pei-
len, roeien,
Vergerollo, f. vlooienkruid, o.
Vergerou, m. basterd-nachtegaal, m.
Vergeté, jei\'retpf, afgeborstetd,
Vergeter, afschuieren, af borst eten.
Ven\'ieüer, m. borstelmaker, m. bor-
stelverkooper,
m.
.Vergctte, (. borstel, m. schuier, m.
I hoepel, ui. >f\'C(\'ï, m.
1 Vergetures, f. pi. y/nAAe*), v. m«.
-ocr page 546-
W6                   VEUG
Vergeure, ï. vormdratten, in. me. Ure
pen, v. me.
Verglacé, mei ijzel bedekt.
VergUcer, ijzelen.
Verglas, ra.\' ijzel, va.
Verglas (il lalt du), het ijzelt.
Vergue, ra. els, m. elzeboom, va.
Vergogne, i. schaamte, v. schande, v.
eerbaarheid, v.
Vergognensement, met schaamte.
Yeifjugneux, beschaamd, eerbaar.
Vergue, (. ra. v.
Vergue a cornc, f. gaffel, v.
Vergue hurióc, f. baijtjnera, v.
Vergue iie bonnette, f. lijzeilra, v.
Vergue de civadière, f. blinde ra, v.
Veigue de hooier, f. marsra, v,
Vergue de la periuclie, f. kiuisbram-
ra, v.
Vergue do misaine, (. fokkera, v.
Vergue de p.tiUe-en-cul, f. broodwin-
nerra, v.
Vergue de jienoquet, (. bramra, v.
Vergue de réuliaiige, f. waarlooze ra, v
Vergue du peut hunier, I. voormars
ra, v.
Vergue dn peiit perroguet, f. voor-
bramra, v.
Véricle, f. valsche steen, m
Véridicité, f. waarheidsliefde, v. ge
luofwaardiijheid, v. waarachtig-
heid,
v.
Vcridigue, waarheidliecend, oprecht,
waarachtig.
Verificateur, m. onderzoeker naar d.
waarheid, m. onderzoeker naar de
echtheid, m. verificateur,m. visiteer
instrument, o. meter, va.
Vérificaiiou, i. onderzoek naar de echt
heid, o. verificatie, V. keuring, v.
Vérifier, onderzoek doen,bewaarheden,
waar maken, bevestigen, verifieeren,
vergelijken, keuren.
Verin, m. schroef, v. dommekracht.
v. kelderwinde, v.
Vérine, f. varinas-tabak, v. nachthuis-
lamp, v. kompaslump, v.
Véritable, wiar, waarachtig, echt, op-
recht, ongeveinsd.
Vérilablemerit, waarlijk, waarachtig.
zekerlijk.
Vérité, f. waarheid, v. oprechtheid, v.
grondregel, m.
Verité <a »), inderdaad, wel iswaar.
VBRN
Verjus in. sap van onrijpe druiic>i.
onrijpe druiven, v. me. wraaj
wijn, m.
Verjute, wrang, scherp, zuur.
Verjuter, met zuur druivensap bet
den.
Verle, f. peilstok, m. roeistok, va.
Vermeil, rood,hoogrood,blotend,frin
Vermei!, m, verguld zilver,
joen, o
Vermoille, f. rood edelgesteente, o.
Venneillouiier, vergulden, met verin
joen gronden,
Vermieelle, m. vermicelli, v.
Vermicelli er, m. vermicellimaker,
vermicellivcrkooper, m.
Vermieuldire, wormachtig, wormvi
""\'ff-
Vcrmiculaire, m. wormslak, v.
Vermiculant (pouls, m.), wormacht-
beweging van den pots. v.
Veiinieulé, wormstrepig, warmst ek
Vunniculitlie, f. wormvormige verst
ning, v.
Vcrmii\'oriue, wormvormig,wormstalt
Vermifuge, in. wormkruid, o. wor
middel, o.
Vermifuge, wormverdrijvend.
Vermille, I. vischsnoer met vele W
men. o.
Vermiller, omwroeten, wroeten
Vcruiillon, m. vermiljoen,o. bergro
0. hoogrood, o. blos, m
Vermillonner, wormen zoeken.
V
wroeten, met vermiljoen schildert
rood verven.
Vermine, [. ongedierte, o. gespuis
gebrotdsel, o.
Vein.ineuse(maladie,f.), wormziekU
\\eratin^ux,wormenvoortbrengend,d
wormen veroorzaakt, worm .
Vermisscau, m. wormpje, o.
Veimivore, wormenverslindend.
Vermouler (se), wormstekig word
vermolmen.
Verrnonlu, wormstekig, vermolmd.
Vei\'mouhirc, 1. wormstekighcid, y. v
molming, v. wormmeel, 0.
Vermout, m. alsemwijn, in.
Vernaculnire, inheemsch, van het U
Vernal, tot de lente behoorend,
lente, lente . . . . , voorjaars . •
Verne, m. els, m. elzeboom, m. J
Vernier, ui. graudverdeeler,m nu»\'*
-ocr page 547-
VEKT                       537
Verruc, f. wrat, v.
Verrutjueux, wrattig, wratachtig.
Vers, naar, tegen, naar den kant,
omtrent, bij.
Vers, m. vers, o. gedicht, o.
Versade, i. omvallen, o.
Vermine, f. braakland, o.
Versant, licht omvallend.
Versatile , veranderlijk, wispelturig,
ongestadig, buigzaam, lenig.
Versalililé, (. veranderlijkheid, \\. wis-
pelturigheid,
v. ongestadigheid, v.
buigzaamheid, v. lenigheid, v.
Verse (sinus, m >, sinus versus, m.
Verse (il pleul a), het regent dat het
giet, het stortregent.
Verse, ervaren, geoefend, bedreven.
Verscau, m. waterman, m.
Ver=ement, m. storting, v. storten, o.
oierstortiny, v.
Verser, yieten, storten, uitstorten, uit-
gieten, vergieten, inschenken, om-
werpen, omstorten, omvallen, om-
gooien, omliggen.
Verset, m. vers, o.
Verseur, m. schenker, m. storter, m.
waterman,
m.
Versiculo, Vorsiculet, m. versje, o.
Versifieailk\'iir, m. rijmelaar, in. ver-
zenmaker,
m.
Versiiicateur, m- rijmer, m. verzen-
maker, m.
Versificatioii, i. versificatie, v. rijm-
kunst,
v. versbouw, ra.
Versifiur, op vers brengen, rijmen,
berijmen, verzen maken.
Versifieur, ra. rijmelaar, m- verzen-
maker,
m.
| Version,I. overzetting,?, vertaling, v.
lezing, v. voorstelling, v. omkee-
ring, v.
Verso, in. keerzijde, v. verso, o.
Versoir, m. strijkbord, o.
Verste, f. werst, v.
Vert, groen, versch, nieuw, onrijp,
wrang, jong , jeugdig , levendig,
vlug , wakker , ferm, onervaren,
| ruw, hard, hevig, straf, scherp,
rondborstig, onbereid
Vert, ra. groen, o. groene kleur, v.
groene verf, v. groen gras, o. yroen-
I te, v. groen voer, o, wrangheid, »,
I scherpte, v.
Vert d\'azur, ra. bcrvyroen, o.
VKHN
:riiinil>ok, m. fcrnambukhout, o.
emir, veruissen,verlakken,verglazen.
ernis, m. vernisboom, m. vernis, o.
verlaksel, o. lak, o. verglaziny,
v.
{rfoxMHr, o. uiterlijke glans, m.
ernisser, vernissen, verlakken, ver-
glazen.
eniisseur, m. vernisser, m. l»eWaftfr*r,
m. verglazer, m.
teniigsure, f. vernis»», o. verlakken,
o. ver glas en, o. vernis, o.
érole, f. venusziekte, v. Spaansche
pokken,
v. me.
éroli», f. (jietite-), kinderpokken, v.
me. kinderziekte, v.
érolé, Vérulique, venerisch.
vMiêron,
m. grondeliny, m.stekdbaars,m.
Héranjqae, f. eereprijs, v.
\'\'roniijue (la sainte), in. aV heilige
weefdoek, m.
^\'éroicr, wormen loeAtïH, wormeü j(ö\'
otier, m. uJormcHzot\'AtJ\',
pie
ensteker, m.
rraillc, f. kleine glaswaren, v. me.
J\'l Verrat, m. geltoarken, o. teer, m,
m-ïmKif/t\'svarAen, o.
Verre, m. jy/aa, o, drinkglas, 0.
Verre ft bière, m. bierglas, o.
Verre arJent, m. brandglas, o.
J\\erre a vin, m. wijnglas, o.
\'°W>etve
a vitres, m. veMJferyiM, o.
■Verre d\'antimoine, m. spiesglas, o.
•jVcrre de bière, m. <//os Mur, o.
erflVerréd. f. glasvol, o. «/«*, o.
nVerre lciiliculaire, f. /(/ia, v.
Verrerie, f. glaswerk, o. glasblazerij,
J T. \'//((j-\'du\'s. o, glashut, v.
\'flVernert m, glasverkooper, m. glasbla
I Ser, m. glaskorf, m,
IVerrière, f. spoetbak, m. glazen ruit,
v. yias, o. glazen klok, v. fcroüi-
A\'«jy>, o.
Verrlne, f. s/w/c glos, o. g/azen deksel,
o ((ia*, o. schroef, v. kelderwinda,\\,
Verroterie, f. AJei)i glaswerk,o. snuis-
terijen van glas,
v. me.
\\errotter, m. ttiorme»ioe/ter, m. pftf*
. renstvker, ra.
Verroiis, m. worm, m. pier, i.
l\'errou, m. grendel, m.
errouiller, grendelen.
Verrouiller (se), zich opsluiten.
Verrucairc, f. wrattehk>uidf o.
-ocr page 548-
VÉTK
Vertelle, f. rtnjp aan (/«;» poot vaneeu
valk, m.
Verveux, in. steeknet, o.
Vésanie, t. krankzinnigheid, r. ijl-
hoofdigheid, v.
Vesce, f. duiutm&öon, v. wikke, v.
Vesceron. m. wilde wikke, v.
Vé-ical, der blaas, blaas , , . .
Vésicant, blaartrekkend.
Vé.-icant (topique, m >, bkutrtrekkefn
middel, 0.
Vésication, f. blaart rekking, *.
Véüicatoire, blaartrekkend.
Vésicatoire, m. trekpleister, v.blaar, ï.
Vósiculaire, met blaasjes bezet, blaas-
jesachtig, blaasvormtg.
Vé?i:ule, f. blaasje, o. blaas, f.
Véükule aéïiemie, [. zwemblaas, v.
Vési|)0n, in. gal, v. vlotgal, v. waai
gal, V.
Vescu, m. suikerrictsapt o.
Vcspéral, m. vesperbotk, o.
Vespéral, westersch, van het westen.
Vespérie, f. laatste stelling, V. beris
pmg, v. bestraffing, v.
Vespériser, berispen, bestraffen.
           H
VespertitHon, m. vledermms, t. vleer-
muis,
v,
Vesse, f. veest, in. wind, m.
Vesse-loup, f. wolfsveest, in. padden-
stoel, ra.
Vesser, veesten, winden laten.
Vessie, t, blaat,*, waterhlaas,*.blaar,*
Vessigon, m. gal, v. vlotgal, *■ waai-
gal, v.
Vcssir, blaasjes maken.
Vestale, i. vestaalsche maagd, r.
Vesle, f. vest, o.
Veste (l\'écuiie, (. stalbuis, o.
Vestiaire, ra. kleerkamer, ». jassen
kamer, v. hleergeld, o.
Vestibulaire, tot de tweede holte vat
het oor behoorend.
Vestibule, ra. portaal, o. voorhuis, o
gang, ra. tweede holte van het oor, v
Veaiicje, m. voetstap, m. voetspoor, o
spoor, o. overblijfsel, o. teeken, o.
ViHement, ra. kleed, o. gewaad, o
kleeding, v.
Vétéran, m. veteraan, in. oudgedien-
de,
m. asymptoot, m. overblijver, ra
Vétérance, f. hoedanigheid van et
veteraan, v.
Vétérinaire, m. veearts), m.
-jj.s                        VBRT
Vert-de-ciiivi .>, in kopergroen, «.
Veilxle-fjits, m. kopergroen, o.
Vert de mer, m. zeegroen, o.
Vert-ii\'iris, m. Spaansch groen, o.
Vertébral, der wervelbeenderen, wer-
vel . . . . , rugge
....
Vertebrale (colonne, f.), ruggegraat, v.
Vertébre, m. wervelbeen, o werml,m.
Vertébre, gewerveld, van wervelbeen-
deren voorzien, wervel
....
Veitébrites,f.pl. versteende wervelbeen-
veren, o.
me.
Vertelle, t. spon, v. tap, ra.
Wrtemeiit, ter dege, nadrukkelijk,
ferm.
Verlenelle, f. scharnier, o. dui>ncling,
m. roerhaak, ra.
Vei-terelle, f. kram, v. slotplaat, v,
Vertex, m. kruin, v. toppunt, o-
Verlicil, lijnrecht, loodrecht, verticaal.
Venicalité, f. recht Handigheid, v. lood-
rechte stand,
m.
Veilicaux, m. pi. verticale cirkels, m.
me.
Verlicille, m. ring van bladeren o*n
de boomtakken,
m.
Vertidllé, ringvormig, wervelvormig.
Verticité, f. neiging, v.
Verlig e, m. duizeling,*, duizeligheid,
v. draaiing, v. iwjjm, V. kolder,
m. ijlhoofdigheid, v. verbijstering, v.
Vertiuincux, duizelig, aan duizelingen
onderhevig,
VerÜno, ra. duizeligheid, ». kolder, m
^rii, V. kuur, v.
Vertiqueux, spiraalvormig draaiend,
ronddraaiend
Vorl-montaiit, m. groene meeuw-
HtUit\'/l, V.
VertU, f. deugd, v. deugd zaamh, r\'d, v.
I;uischheid, v. eerbaarheid, v. kracht,
v. sterkte, v. eigenschap, v. vermo-
gen,
o.
V.nlii «Ie (en), krachtens, uit kracht.
Vertueux , Je«\'/(/:««»« , deugdelijk ,
vroom. ffwifcA, Mrfraai\'-
Vertuga.de, m. hoepel, m.
VertQfftdfn. m. deugdbewaarder, m.
tioepelrok, m.
V.\'ruraontamiin, in. knobbeltje op de
pisbuis,
o.
Verve, (. ntnr, o. geestdrift, v. oVf/lt,
v. dichtluim, r. gril, v. .\'■■;■. ■■-,■, v.
V-rveine. f. ijzerkruid, o.
-ocr page 549-
VÉTK
étérinaire , tut de veeartsenijkunst
behoorende, veeartsexij ....
étilJard, m. vitter, m. kibbelaar, m.
haarklover, m.
lille, f. kleinigheid, i.beuielinq, v.
I beuzelarij, v. vuurslauq.v. afdak, o
giller, beuzelen, vitte», kibbelen.
fttillenr, m. vitter, m. kibbelaar, m.
haatklover, m.
\'•lilleux, vitttchtig, kibbelachtig, be
diltiek, beuzel achtiy.
\'ctir, kleeden, belsleeden, aankleeden,
aandoen, aantrekken.
\'tir (so>, zijne kleeren aandoen, zich
_ kleeden.
\'vla,
m. vrto, o. verbod, o.
\'éln, gekleed.
^\'èture, (. aanneming van het kloos-
tergewaad.
pluste, f. ovdevdom, m. oudheid, v.
?«l, m. weduwenaar, m.
Zeul , weduwenaar geworden , be-
roofd.
"\'eule, zwak, slap, week, licht, dun,
tenuer,
Jeuvage, m. weduwenaarschap, o. we-
ttuwtnaarsstaat, ra. weduwschap, o.
weduwitaat, m.
^euve, 1. weduwe, v. weeuwtje, o.
L-uveté, f. weduwschap, o.
V\'exatton, I. kwelling, v. knevelarij,
v. onderdrukking, ».
^\'exaloire, kwellend, drukkend.
*\'exer, kwellen, onderdrukken, pla
Qett, hinderen, ergeren,
^xillaire (sirjnal, m.), vlaggesein, o.
Vlabililé, f. levenskracht, v. vermogen
OW te leven. o. beg\'innbaarheid, v.
VialiJe, geschikt om te leven.
^bduc, fn. viaduct, v. weggeleiding, v.
v_iaqer, levenslang, lijf ....
v\'ayer, m lijfr,nte, v.
Viayèro (rente, f.), lijfrente, v.
Viande, f. vleesch, o. spijt, i. voedsel,
o. kost, m.
^ian.le, i. (mcnue) gevogelte, o.wild-
braad,
o.
Vlando blancbe, i. y£voge!tet o*
viande /aisanJtfe, f. adiltijk vleesch, o
Viande qrossc, t. rutidvleesch,o, kalfs
vleesch, o.
Viander, weiden, grazen, azen.
•\'iandis, m. weiden, o. graten, o.
ïiateur, m. bode, m-
V1C1                        53Ü
ViaÜqoe, m, reisgeld, o. teerpenning,
m. //, sacrament, o.
Vibord, m. boordplank, v. bovenberg-
hout, o.
Vibration, I. trilling, v. slingering, v.
beweging,
v.
Viliratoire, trillend.
Vibrer, trillen, slingfren, beven, be-
wegen, werpen, schieten.
Vibreux, trillend, doordringend.
Vicaire, m. plaatsbekleeder, m. stede-
houder^. vicaris,m.onder pastoor,n\\.
Vicairie, (. vicariaat, o.
Vicarfal) van een vicaris.
Vicaiiat, m vicariaat, o.
Vice, m. gebrek, 0. ondeugd, v. onvol-
maaktheid,
v. feil, ».
Vice-admir.il, m. vue-admiraal, tb.oïi-
dervlootvoogd, m.
Vice-adirirauté, m. viccadmiraal-
schap, o.
Vice-üailli, ra. onderbaljuw,m. onder-
schout,
m.
Vice c\\\\nn\\i)e\\an,m.onderkamerheer, m.
Vice-cbancelier, m. onderkanselier, m.
Vice-chanuelière, f. onderkansetiers-
vrouw,
v.
Vice-cummai (lant, m. onderbevelheb-
ber,
m.
Vice-cotisul, m. vice-consul, m. onder-
onsut,
m.
Vice-consulat, m. vice-consutaat,o, on-
derconsulschap, o.
Vice-<je>ant, m. onderbestuuider, m.
Viceu,e7ant, m plaatsbekleedtr van den
geestelijken rechter,
m.
Vice-Iéyat, m. onderlegaat, m.
Vice-léijalïon, f. onder!egaatschap, o.
Yn.v t>:.:.l, twintigjarig, voor twintig
jaren.
                                    (schap, o.
Vice-|jré>i\'lence , f. ondervoorzitter-
Vice-piL\'iideiit, m. vice-pr?sident, m.
ondervoorzitter, m.
Vice-reine, I. onderkoningin, v.
Vice-roi, m. onderkoning, in.
Vice-royaun!, f. onderkonimjschap, o.
ondtrkoninktijk, o.
VicüMm\'chal, m. onderlanduoo</d, m,
Vices redliil-iloires, [. pi. houfdgebre-
ken,
o. me.
Vicü-veria, vice versa, over en weer,
heen en terug, wederkeerig.
Vicié, bedorven, aangestoken , naar
wikke gelijkend.
-ocr page 550-
540                        VICI
Vicier, bederven, krachteloos maken.
Vicieux, ondeugend, slecht, gebrekkig,
onvolkomen, boos, ongeldig, niet gel-
dig, krachteloos, vicieus.
Viciual, nabijliggcnd, in de buurt, nn~
burig.
Vicinaf (chemin, m.), binnenweg, m.
Vieissitude, f. wisselvalligheid, v. on-
gestadiyheid,
v. verandering, r.Offt\'
keer ing, v. verwisseling, v.
Vicorlc, m. burggraaf, m.
Vicotnté, m. burggraaf schap, o.
Vicotntessc, f. burggravin, v.
Victimaire, m. offerdienaar, na.
Victfme, f. ofl\'t\'r, o. offerdier, o.offer-
beest,
o. slachtoffer, o.
Vie timer, offeren, tot slachtoffer ma-
ken, tot slachtoffer kiezen.
Vicloire, f. overwinning, v. zege, v,
victorie, v.
Vietorial) der overwinning, op de over-
winning betrekking hebbend.
Victorie»*, zegepralend, overwinnend.
Victnaiile, f. spps, v.
Vlctoailles, f. pi. victualie, v. victa-
lie,
v. levensbehoeften, v. rae. le-
vensmiddelen,
o. me.
Victuaillcur, m. victualiemcester, m.
provimidmeeUer, m.
Vldage, m. ledigen, o. spuien, o.
Viitaine, m. bisschopsleenhouder, m.
Vidamé,ta. bistrhopsleenhouder$chap,o.
Vidangéi i. ruimen,o. ledigen, o. weg~
ruimen,
o. minderen, o. sekreetrui-
men, o.
Vidanget, f. pi. sekreetvuil, o. drek,
in. kraamzuivering, v.
Vidangear,ia. sekreetruimer,m. nacht-
werker,
m.
Viile, ledig, zonder, ilom,onverstandig.
Vide, m. ledig, o. ledige plaats, v. le-
dige ruimte,
v. binnenruimte, v.
Vide (a), ledig, onbezet.
Vide-bom ei II es, m. tuinhuisje, o. op-
trekje, o. hevel, m.
Videlle, f. kerfrad,o. vruchtenboor, v.
Vider, ledigen, teegen, ledig maken,
uitdrinken, ruimen, uithalen, uit-
storten, uitgieten, uitdoen, uitkozen,
verlaten, voltooien, ten einde bren-
gen, uitmaken, vereffenen.
Videi\' (se), leeg worden, geledigd wor-
den, vereffend worden.
Vidimer, voor gezien teekenen.
VI EU
Vidrecon.i, m. welkomstglus, 0. hu-
kaal,
v.
Vid\'iité, f. weduwenaarschap, o. U»
duwschap,
0. weduwstaat, m.
Vïduiv, f. doorgeslagen werk, o. uit-
geslagen werk, o. uitsnijdsel,
o. uiU
gehaalde, o.
Vie, f. leven, o. leeftijd, m, levens-
duur,
m. levensonderhoud, o. kost
in. levensloop, m. bestaan, o. levens-
wijze,
v. levensgeschiedenis, v. ge-
weld, o. geraas, o. getier. 0.
Vie (4), levenslang, voor het leven.
Vie (eau. (. de), brandewijn, m.
Vie (pour la), levenslang, voor altijd
Viédase, m. domkop, nu lomperd, m
Vwil, oud, bedaagd, bejaard, versU
ten, op
Vieillard, m. grijsaard, m.oudeman,in
Vi.ille, f. oude vrouw, v. oude best, i
oudje, o oud wijf, O-
Vieilleineiit, op de manier van oua
menschen.
Vieilieric, (. oud aoid, o. oude prul
len,
v. me. vodden, o. me. ou<\'i
Meeren, o. me. ouder wetsche denk-
beelden,
o. me.
Vieïllessc, f. ouderdom, m. bejaarti
Heden,
in. me.
Vieillir, oud maKen,oud doen worden
verouderen, oud worden, vervullen-
in onbruik raken.
Vinillisseinent, m. veroudering, v. üuü
worden, o.
Vicillot, oudaihtig, ouwclijk, wat oui1
Vieillot, m. oud mannetje, o.
Vieitlotte, f. oud vrouwtje, o. cudwijf-
je, o. bestje,
o.
VieJle, i. lier, v.
Viel Ier, op de lier spelen, de liet
draaien, lieren.
Vielleur, m. lierdraaier,m liereman,m.
Viellease, t. Uerepeeüter, v. liermeis-
je,
o.
Viertje, l. maagd, v. Heilige Maagd,
v. koningin, v.
Viertje, maagdelijk, maagden . . . .,
rein, zuive*, ongebruikt, nog niel
bebouwd , gedegen, ongeschonden-
onvermengd, onbetreden, ongesnoeid-
I
Vicrjje (eire, f.), maagdenwas, o.
Vieux, oud, bedaagd, bejaard, versie- I
ten, op, ouderwetsch.
I Vieux, ra. oude man, m. oude, m. i I
-ocr page 551-
VIND
541
Vilebrcquin, m. boorzivenyel, m. spij-
kerboor,
v. handboor, v.
Vilenic, f. vuilheid, v. morsigheid, v.
onreinheid, v. eui7e (««/, v.smaatf-
woorden, o. me. laagheid, v. ?e-
meenhéiU, v. vrekkigheid, v. gierig-
heid,
v.
Vilcté, f. faoe prys, m. geringheid, v.
nietigheid, v. slechtheid, v.
Vilipender, verMeinen, minac\'ilcn, «c-
ri/ty acA(<f», bespotten.
Villa, m. vi/to, v. landhttis, o.
Villace, f. groots, slecht bevolkte slad,\\.
Village, m, (iocp, o.
Viilajjufiis, boersch, landelijk.
ViJlageols, m. dorpeling, m.landman,
m boer, m.
Villanelle, i. herderszang, m. boeren-
dans,
m.
Ville, /. stad, v. stedelijke ambtena-
ren,
m, me.
Ville (a Ja), t\'n rfe stad.
Ville (on), Kir, buitenshuis.
Ville (hotel, m. dn), sfad/iuis, o.
Vill»- de commerce, i. koopstad, m.
Villr-i|i-\'itiire, f. landleven, o.
Villénage, m. lijfeigenschap, o.
VillettO, f. stadje, o.
Villeux. wollig, harig, ruig, donzig.
Vülosité, (. wettigheid,*, donzigheid,v,
Villotte, f. stadje, o.
Villolicr, m. tandloooer, m.
Villutiére, t. pronkster, v. mannen-
Vinaire, i. windschade, v, (gekje, o.
Vin, m. wijn, m.
Vin, m. (petit), geringe wijn, m. ge-
meene wijn.
m
Vinajje, ra. wijatiende, v.
VinaTgre, m. azijn, m. edik, m.
Vinaigré,mc( azijn klaargemaakt,azijn-
achtig.
Vinaigrer, met azijn Waarmaken.
Vinaiyrerie, f. azijnmaker ij, v.
Vinaigrette, t. pikante saus, v. trek-
hoetsje,
o.
Vinainrier, m. azijnmaker, m. azijn-
verkooper,n\\. azijn/leschje.o. smaïc,v,
Vinaire, van wijn, voor wijn, wjjnbe-
flcnx-oinjf, m. wagensmeer, o. var-
kensreuzel,
o.
il, levendig, levend, vlurj, vurig, drif-
tig, helder, hevig, vinnig, gevoelig
haastig,oploopend,grocn,ongebluscht
i(, m. levend deel, 0 levend vleesch.
o. hart, o. binnenste, o.
if (cottper dans lc),doortastends maat-
regelen nemen, grieven,
if (ptquer au), gevoelig treffen.
jf-nnjem, m. kwikzilver, o. kwik, o
11 de Peau, m springlit,
uiJ
•heêpswackt, v
ii|ic, f. uitkJK, in. sc
blinde klip, v.
iftfer, uitkijken, op den uitkijk staan,
de wacht hebhen.
igilance, f. waakzaamheid, v. zorg-
vuldigheid,
v. wakkerheid. v.
igilant, waakzaam, zorgvuldig.
igile, f. heilige avond, m. avond voor
een feestdag, m. vigilie,
v.
igile^desmorts, f. pi zielmissen,v.tac
ut
Igintivir, m. twinttgman, m.
\'ijintivirat» m. twintigmanneti, m.me.
\'gnaye, m. recht op den doorvoer, o.
K(Ii
uk-
ri(|iie, i. wijngaard, m. wijnstok, ra,
wijnberg, in. schildpad, in. villa, v.
\'igne noire, f. wilde wijngaard, m.
rJt \'igiieron, in. tvijnjaardenier, m.
\'ignetle, f. rankwerk, o. lofwerk, o
vignet, o.
*i;|tioble, m. wijngaard, m. wijnberg,
ra. wijuland, o.
igofine, ra. hoed van vigognewol, m.
iyogne, r. I\'eruviaansch schaap, o.
vigognewol,
v.
figote, i. kaliberstok, m. konstabels-
mal,
m.
\'igoureux, krachtig, kloek,sterk,kloek-
moedig dapptr.
iei
\'\'iijuüriü, f land rechtersambt, 0.
\'nasar, f. kracht, v. sterkte, v. kloek\'
heiil, y. moed, to. dapptrheid, \\.
ij<Viguenr {en), van kracht.
\'iuuier, m. landrechter, m.
Vil, laag, verachttlijk, slecht, gemeen,
gering.
Vuain, m. lijfeigene, m. boer, m. dor-
per, m. gemeen mensen, m.gemeene
kerel,
m. schurk, m. vrek, na.
Vilain, Lelijk, vuil, slordig, slecht,
schandelijk, gemeen, geiaarlijktvrek-
hig, gierig.
Vilatne, f. vuil wijf, 0. liederlijk wijf\', o.
treff
■■<!>>
Vinaire (vase, f ), wijnvat, o,
Vinapon, ra. matsbier, o,
Vincible, te overwinnen.
Vindas, m. windas, o.
Vimlicatif, wraakzuchtig, wraakgierig.
-ocr page 552-
M2                        VIND
Vindication, f. wraak, v.
Vindict", f. wraak, y. vervolging, t.
Vjnée, t. wijnoogst, m. wijnbereiding.v ■
Vineux, wijnrijk, wijnactdig, wijn^ood,
Vjngt, twintig                (sterk, krachtig.
Vingl, m twintigste, m.
Vjitgtainc. f. twintiyt<il,o. hyschtouw,o,
Vingtieme, twintigste.
Vingtièae, m. et f. twintigste, m. v
en o
Vintcole, den wijnhouw betreffend,
ViniièrC, wijnvoortbrengend, ivijn,.
Vinifèrcs, f. pi. wijnplanten, y. me
Vinomètre, m. w\'gnmeter, m. wijnwe-
geir,
m.
Viol, m. verkrachting, v. schoffeer\'
ing.
v. maagdenschennis, v.
VJolnLlc, schendbaar, overtreedbaar.
Violacé, paars\'uhtig.
Violacóes, f. pi, vioolplanten, v. me.
Violat (sirop, ra.), violenstroop, v.
Violalcur, m. schenner, m. overtre-
der, m. verbreker, m.
Violation. f. schending, v. overtreding,
v. verbreking, v. dwang, ra.
Violdtro, paars, violetachtig.
Viole, f altviool, v. viola, v.
Violammcnt, geweldig, met geweld\\
hevig.
Violeiico, f. geweld, o gewelddadig-
heid,
v. onstuimigheid, i. hevigheid,
v. «/n/t, v.
Violent, geweldig, gewelddadig, hevig,
onstuimig, driftig, oploopend. hard,
schreeuwend, wreed.
Violenter, geicWu aandoen, met geweld
dwingen.
Violer, ecAtfH&ft, oixsrfrerfrtn, verbre-
ken, schoffeeren, verkrachten, out-
eeren, op de riool spetrn.
Violet, violet, violetkteurig, paars.
Violet, m. violet, o. violetkleur, t.
Violette, f. viooltje, o. viool, v,
Violier, m. violier, v. violierbloem, \\.
Violier Jaune, m. muurviolier, v.
Violiniïie. m vioolspeler m. violist,m.
Violir, violetkleurig maken.
Violiste, m. vioolspeler, m violist, ra.
Violon, tn. viool, V. vedel, v. vioolspe-
ler,
m. vwut, tn. kortegaard, v.
Violon, m. (plafannt), rare snaak, ui
Vinloiicclte. in. violoncel, ra. basviool,
v. viotoncellist, ra. cellist, m.
vi au
Violonncux, m. vedelaar, m. jfWd-
man, m.
Violoniste, m. vioolspeler, m. violist,m.
Viorne, f. meelboom, ra.
Vipere, f. adder, v.
Vipere (langue, f. de), addertong, v.
MJterfoif, v.
Vipere irace, f. de), adderengebroel-
sel, o.
Vjpéreao, m. jonge adder. v.
Vipérine, f. slanyenkruid, o.
Viraije, m. ronddraaüng der spil, v
Virago, f manwijf, o. molenpaard,o
Viretoii<|iiet, m. teidekkerspin, v.
Vircment, m. wenden, o wending, v.
overdracht, v. verrekening, v. ver-
cffcni.ig,
v.
Virer, wenden, draaien, keeren, over
stag gaan, overdragen, uitvluchten
toeken.
Virer do bord, wenden, over stag gaan,
den huik naar den wind hangen.
Vires.m. pi. gcmecnmiddenpuntigc rin-
gen,
m. me.
Virelon, ni, draaiende pijl, m.
Vircux, vergiftig, stinkend, ongezond-
Virevau, m. windas, o.
Vire-vire, nu. maalstroom, m. dwur-
rehtroom,
m.
Viie-voltc, Virevoussc, f. zwenking, v.
Virgioal, maagdelijk, maagden....
Viiginil (Uil, ra.), maagdenmelk, v.
Viryittiié, f. maagdom, m. maagdelijk-
heid,
v. maagdelijke staat, m. rein-
heid,
v. onbevlektheid, ?.
Virgouleuse, f. winterpcer, v.
Virgulaire, f klierkruid, o
Virgtile, f. konma, v. en o. scheitee-
ken, o
Viryuler, scheiteekens tetten, komma*
tetten.
Viril, mannelijk, dapper, moedig.
Virilill, 1. mannrlgke ouderdom, w-
mannelijke kracht, v. mannelijkheid,
Virole, f. beslat/ring, iu.                    (
Virolet, m. draniklos, m. rol, v.
Viroleiir, m. betlagringenmaker, m.
Virtoilité, 1. innerlijke kracht, v. ver- K
wogen, o.
Viituel. innerlijk kracht bezittend,
vermogend.
Virtuoze, m, f. kunstenaar, m. kun-
stenares,
v. virtuoos, m. virtuosc,*-
Virulence, 1. smetstof, v. etterachtig*
-ocr page 553-
VI TH
VMU
eid, v. bitterheid, v. scherpte, v.
ulent. besmettend, kwaadaardig,
etterachtig, venijnig, bitter, scherp.
ure, f. gang, m. omkring, m.
us, m. smetstof, v. venijn, o.
, f. schroef, v. vys, v.
\'is (oscalior, m. a), wenteltrap, v.
i\'isa, m. visa, o. getien, o.
fisage, ra. gezicht, o. gelaat, o. aan-
gezicht, o, wezen,
o. persoon, m.
Hl a-vis, tégenover, recht tegenover.
HHk-vls, m. <>»erbuurmo», m. tmf^tfn
toor fw« tegenover elkander zitten-
de personen,
m. vis-d-vis m
\'iscéral, rfeT ingewanden, grondig.
Hscère, m. ingewand, o.
Hscosilé, f. slijmerigheid, v. slijmach-
tigheid,
v. sltjmvócht, 0. kleefstof, v
i-ée, f. miftfccn, o. doelwit,o.
i\'i«er. mr Aften, doelen,ric/iten,beoogen,
bedoelen, viseeren, voor gezien tee-
fuibiülé, f. zichtbaarheid, v. (ftt-ne/i.
filible, zichtbaar, blijkbaar, klaar,
openbaar, tastbaar,
fisière, f. vizier, o. ftJf/i, v. ferciH, o
r/ecs/, m. verstand, o. gezicht, o.
isiijoth , m. tVes.\'j/of/i , m. ïem/)
NWMfdk, m.
p\'i>ion, f. stat, o. gezicht, o. beschou-
wing,
v. verschijning, v. i\'in\'oen, o
inbeelding,*, hersenschim,*, in val,ra.
■isionnaire, ingebeeld,hersenschimmig
\'isionnaire, m. geestentiencr, m.
\'isir, m. vizier, m.
isirat, ra. riiicrscA«j>, o.
usilandine, /. non der Yisitaticorde,v.
tatUÜM, f. visitatie, v. /"eejf der vi-
sitatie, o. Visitatie-orde,
v.
_ i^itatrtce, f. bezoekster, v.
Visite, f. b.\'foeft, o. visite, v. onder-
zoek, o bezichtiging,
v. sc/i o n ie inj.v.
Visite domiciliaire, f. huiszoeking, v.
inspectie, v.
■f\'istor, betoeken, onderzoe\'ten, door-
zoeken, bezichtigen, visitecren.
ttfteur, in. onderzoeker, m. bezichti-
- \'/er, m. tieiteur, m.
Mioii-viïu, tegenover elkander.
Vfsorium, m. nijper, m. ui\'jon\'uw, o
■*;S(iueux , slijmig, slijmachttg, taai,
kleverig.
i«er, aaiucAroppétt, rcrifseftrocvc».
•nol, i>«H \'iW gezieht, tot het gezicht
\'•••hooretnl\', gezichte
....
b \\:\\
Visum-visu, van aangezicht tot aange-
zicht.
Yitatlle, f. levensmiddelen, o. me. spij-
ten, o.
me.
Vilal, dts levens, tot liet leven behoo-
rend, levens
....
Vital (principe, m.), levensbeginsel, o.
Vitalomcnt, levenskrachtig.
Vilalis. m huislook. O-
Viialitt*, f. levenskracht, v. levens-
duur,
ra. leven, o-
ViUlité (table, f de), slerflijit, v.
Viclioura, m. pet», m. pelsrok, m.
Vile, schielijk, snel, gauw, spoedig,
ras, gezwind, vaardig, haastig.
Vitüllus, m. dooier, m.
Vitelots, m. pi. knoedels, m. me.
Vitosse. f. snelheid, t. vlugheid, v.
gauwheid, v spoed, m.
VitretM (train. m. de), sneltrein, m.
Vitcx, m. kuischboom, m.
Viticulture, t. wijnstok weeking, v.
VitiJitiL\', f. witte huiduitslag, m.
Vitonières, f. pi. loggaten, o me. lek-
gaten,
o. me.
Vitrage, m glatenntaken, o. vensters,
o. me. glazen, o me. glazena f schei-
ding,
v.
Vitratix, m. pi. kerkramen, o. me
kerkvensters, o me.
Vitre, t. glas, o. ruit, v. glasruit, t.
fflacraom, o venster, o
Vitré, glazen, van glas voorzien, gla-
Vitrer, ««« glazen voorzien. fz\'g.
Vitrei\'ie, f. glazenmnl.erswinkel, m.
glazenmakersambacht. o. glashan-
del,
m. gtazcnmakerij, v. fl/as, o.
VitrtSCibilFté, f. verglaasbaarheid, v.
Vitrescible, ifi>rj/Iaaj!>rtar.
Vitreus, glasaardig, glazig.
Vitrier, ra. glazenmaker, m. glasver-
kooper,
m.
Vitrièrc , f. glazenmakersvrouw, v.
vensterroede, v.
Vilrifuble, geschikt om glas van te
maken.
Viiriflcalif, verglazend.
VitrificaliO\'i, f. verglazing, v.glaswor-
ding,
v. glatmaking, v.
Vit rifier, verglatcn, tot glas maken.
Vitrifier (se), glas worden, in glas ver-
anderen.
Vitrine, f. glazenkast, v. ylaSPQcht, o
glasschelp, v.
-ocr page 554-
VOIC
nieten, tich gedragen, verkeere
zijn, duren.
Vivrc, m. voedsel, o. kost, m.
Vivre, m. (savoir-) wellevendheid,
welgemanierdheid, v.
Vivres, m. i>l. levensbehoeften, v. me
levensmiddelen, o. ir.e. mondhehotf-
ten, v. me. leeftocht, m. victuali
v, proviand, v.
Vivrier, m. proviandmeester, m. vu
tualiemeester, m.
Vizir, m. vizier, ra.
Vizirat, m. viziersambt, o. visie:
schap, o. \'
Vizirla), van een vizier, viziers . . ■
Viziiiat, m. viziersambt, o. vizie\\
schap, o.
Vofiable, m. woord, o.
Vocabulaire, ra. woordenboek,o. ivooi
denlyst, v.
Vocal, vocaal, mondaling, der stem
hoorbaar, zang ....
Vocalemcnt, overluid, bij monde.
Vocale (cordo, f,), stemspleetband, m
Vocaüscr, vocaliseeren, de toonladdi
doorloopen,
Vocatif, m. aanroepende naamval, m
vijfde naamval, m. vocatief, m. vo-
cativus, m.
Vocation, f. roeping, v. aandrang, n)
lust, m. trek, m. neiging, v. be-
stemming, v. beroep,
o. aanleg, ni
Vocaux, m. pi. stemqevers, ra. me „j
stemgerechtigde geestelijken, m. me
SM                        VITR
Vitrioi, m. vitriool, o. koperrood, o.
Vitriolé, vilrioolhoudend, met vitriool
gemengd,
Vitriolique (acide, m.), vitrlooizuur, o.
Vitriolisation, f. vitrioolmaking, v. vi-
trioolwording,
v.
Vitrioliscr, tot vitriool maken.
Vitupère, m. blaam, v.
Vitupérer, blaam werpen, berispen,
bcditlcn.
Vivace, lans/levend, overblijvend, le-
vendig.
Vivacitc, f. levendigheid, v. vlugheid,
v. snelheid, v. scherpzinnigheid, v.
yver, m. drift, v. glans, m.
Vivandier, m. marketenter, m. roe/e-
ïaar, m.
Vivandière, f. marketentster, v. ;oe/c-
laarster, v.
                                 (iiïwj/.
Vivant, levend, in leven, levendig,
Vivant, m. levende, m. leven, o,
Vivant, m. (bon), pater goed leven, m.
Vivant (en son), bij zijn leven.
Vivat, vivat, leve.-
Vivat, m. vivat, o. toejuiching, v.
Vivo, f. pieterman, m.
Vive (qui), werda.
Vive-jauge, zeer diep.
Vive-la-joie, m. vroolijke Frans, m.
Vivclle, f. stop, v. stopiverk, o. zaag-
visch,
rr.
Vivemenl, levendig, innig, diep. zeer,
hevig, vinnig, krachtig, gevoelig,
Viïcnr, m. losbol, m.
Vivido, levendig, helder, schitterend,
frisch.
Vivier, m. virchvijver, m. vijver, m.
vischkaar, v. vischbun, v.
Vivification, f. levendmaking, v. ver-
levendiging,
v. bezieling, v.
Vïvifiei\', levend maken, verlevendigen,
levendig maken, versterken, opivek-
ken, kracht geven, bezielen.
Viviquo, levendmakend,levenwekkend,
verlevendigend.
Vivipare, levende jongen werpend.
Vi vipara, m. dier dat levende jongen
werpt, o.
Vivisectie», i. ontleding van levende
dieren,
v. vivisectie, v.
Vivoter, subertjes leven, van den eenen
dag op den anderen leven, voort-
sukkelen.
Vitre, leven, bestaan, het leven
Vocifératenr, m. levenmaker, m.
)i
Vocifcrations, f. pi. luid geschreeuw,
getier, o.
Xoc\'dérci^sch\'-eeuwen,luidruchtig spre-
ken, tieren, schelden.
Voeu, m. gelofte, v. offerbceld,
stem, v, wenseh, m. begeerte, v.
Vojilie, m. (bonne ), gehuurde roeier,n
Voylic, (de bonne-) vrijwillig.
Vogue, f. vaart, v. gang, m. loop, ir.
zwang, m. aanzien, o. naam. "
smaak, m. mode, v,
Vogue-avant, m. voorroeier,ia. voorst 0;
ii an, m.
Vocjuü la galère, het ga zoo \'t wil.
Voguer, varen, zeilen, roeien, voo>\'!\'
roeien.
Vogueur, m roeier, m.
Voici, zie hier, hier.
Voici, (me), hier ben ik.
-ocr page 555-
VOLÉ                      545
Voiturin, m. rijtuigverhuurder, m.
paard™ ver/iuur«Vr,m.nuurAoefst0r,
m huurkoets, v.
Voix, f sfem, v. toon, m. klank, m.
meent\'ni/, v. vorm, m.
Voix (a haute), luider stem.
Voix (de vive), mondeling.
Voix aclive, f. kiesrecht, o.
Voix passive, f. verkiesbaarheid, v.
Vol, m. diefstal, m. dieverij, v. 5e-
stoleneto. gestolen goed, o. roof, m.
rooverxj,
v. vliegen, o. vlucht, v.
Volable, steelbaar.
Volage, itfu/ï, wispelturig, los, veran-
derlijk, lichtzinnig.
Volage, m. wispelturige, m. loszinni-
Volage (feu, m.) roodvonk, o. {ge, m.
Volaille, f. gevogelte, o. kip, m.vogel,m.
Volailler, m. koopman in gevogelte, m.
Volant, vliegend,los, licht,veranderlijk.
Volant,m. pluimbal, m. raket,o. wiek,
v. vliegwiel, o windvang, rn.wind-
schut, o.lichte overrok,
m. voJanï,m.
Volant, m. (eer/-) vlieger, m. vliegend
Volant (jouer au), raketten, {hert, o.
Volant (pont, m.), gierbrug, V.
Volante (fusie, f.), vuurpijl, m.
Volatü, vluchtig, vlug.
Volatile, vliegend, gevleugeld.
Volatile, m. gevleugeld dier, o. vogel,
m- pluimgedierte,
o.
Volatilisation, f. vluchtigmaking, v.
vervluchtigen, o.
Volatiliser, vluchtig maken.
Volatiliser (se), vluchtig worden, ver-
vliegen.
Volatilité, f. vluchtigheid, v. wuft-
heid,
v.
Volatiile, f. AJetn eetbaar gevogelte, o.
Vol-au-vent, m. vteeschpastei, v. vol-
au-vent, m.
<
olcan, m. vulkaan, m. vuurspuwende
berg, m.
Volcaniuue, vulkanisch, vuurspuwend.
Volcaniser, vuur doen vatten,ophit$en,
tergen.
Vole, I. vole, v. al de trekken, m. me.
Voléo, f. vlucht, v. zwerm, m. troep,
m. hoop, m. aanzien, 0. rang, m.
evenaar, m. langeveld, o. zwengel,
m. voHe /«aff, v. dracht, v. hoogte,\\.
Volée (a la), in nef wfW, in de vlucht,
onbesuisd, bij handen vol.
Volëe (a toute), tegelijk, in eens.
VOIE
p, f. weg, m. straat, v. spoor, o.
jiiddel, o. gelegenheid, v. breedte, v.
moorbreedte, v. wijdte, v. vracht, v.
tracht, v. lading, v. tusschenkomst, r.
lio d\'eau, f. JeA, o.
j:■■■ lactóe, f. melkweg, m.
Iiila, ziedaar, daar is, daar zijn.
loilii (me), </nar Oen ik, nu ben ik,
fcile, m. sluier, m. voorhangsel, o.
"dekmantel , m. voorwendsel, o.
scAyn, m.
loile, f. zeil, o. schip, o.
\'fcile ii corne, f. gaffeUeil, o.
|oile carrée, (. razeil, o.
d\'artimon, f. bezaan, v,
oile d\'étai, f. stagzeil, o.
oile de fortune, f. breefok, v.
Jile de misaine, f. /"o/t, v.
lüé, gedempt, niet helder, bezeild,
nier,sluieren, ontsluieren, bedekken
bewimpelen, verbergen.
joilerie, f. zeilmakerij, v.
lier, m. zeilmaker^ rn. zeiler, m,
loilière, f. kromme lijn, v. bocht, v,
(oilure, f. zeilwerk, o. zeilage, v
\' iltuig, o. zeilen, o- me.
\'ir, zien, bezien, toezien, inzien,
aanzien, kijken, beschouwen, aan-
schouwen, onderzoeken, aanmerken}
overwegen, bevatten, begrijpen, be-
merken, doorgronden, mecnen, oor-
doelen, zorgen, acht slaan, bezoeken-
J)ir (se), zich bevinden, zijn, elkan-
der zien, gezien worden, gebeuren.
|)ire, zekerlijk.
>ire m£me, ja zelfs.
lirie, f. opzicht oven de wegen, o
heerenweg, m. villerij, v. vilkuil, m.
vuilnishoop, m.
tlsin, in. buurman, m. nabuur, m.
isin, naburt\'o, nabijgelegen, aan-
grenzend.
oisinage, i. buurt, v. buurschap, v
iiftöuurachap, v. nabijheid, v.
[oisine, I. buurvrouw, v. buurtje, o.
pisiner, buren, buurschap houden.
oiture, f. voertuig, o. rijtuig, o
koets,
v. wagen, m. vracht, v. la-
ding,y. last,
m. voerloon, o. vracht-
loon,
o. vervoer, o.
,oiture (lettre, f. de), vrachtbrief, m.
oiturer, vervoeren,ry\'Jen,overbrengen.
°Uurier, m. \'voerman, m. vrachtrij-
der, m. vrachtschepper,
m.
F.-H.
-ocr page 556-
546                       VOLE
Voler, stelen, bestelen, ontstelen, roo-
ven, uitschudden, naschrijven, jacht
maken, jagen, vliegen, navliegen,
ven-liegen, u- ^nellen, snellen.
Volereuu, m. klcinedief, m. diefje, o.
Voleric, f. dieverij, v. diefstal, m. roo-
verij,
v. vliegen, o. vogeljacht, v.
Volet, m. duivenslag, m. duivenhok, o.
luik, o. blind, o. klep, v. orgelrteur,
v. zakkompas , n. schephord, o.
droogtafel,
v. meerblad, o.
Voleter, fladderen, heen en weder vlie-
Volette, f. kleine horde, v.           (gen.
Voleltes, f. pi. singelfranje, ».
Volenr, m. dief, m. roover, m. bedrie-
Volenr (au), houdt den dief! ((/er, m.
Voleuse, f. diefegge, v. bedriergter, v.
Volice, f. deel, v, plank, v.
Volière, f. vogelvlucht, v. vogelkooi,\'tv.
duivenkot, o. volière,
v.
Volifïe, f. deel, v. plank, v.
Voütion, f. wil, m. willen, o.
Votontaire.m. vrijtvilliger,m. volontair,
m. eigenzinnige, m. deugnitt,
m.
Volontaire, vrijwillig, niet gedwotigen,
eigenzinnig, koppig, ongebonden.
Volónté, f. trif, m. genegenheid, v. n\'n,
m. werinngeJi, o. welbehagen, o. be-
geerte,
v. (Htm, v.
Volonto i,\'i), »(r«r verkiezing.
Volontó, (. (dernierc)laatste wil, m. tes-
tament, o.
Volontiers, gaarne, gewillig, licht, ge-
makkelijk, gewoonlijk.
Volte, f. volte, v. omwending, v. zwen-
king,
v. draaiing, v. uitwijking, v.
tee?, m. hop, m. wr/, t. \'
Volte, dubbel.
Volte-face, f. halve wending, v. rechts-
om-keert, o.
Volto-face (faire\\, reehts-om-keert ma-
ken en het hoofd bieden.
Voller, uitwijken, ontwijken, draaien,
Vollijje, t. slappe koord, v. en O. vol-
tigeeren,
o.
Voltigemen!, m. fladderen, o. op-en
afspringen, o. voltigeeren,
o.
Voltiqcr, fladderen, zwever , heen
en\' weder vliegen, kumtsprongen
doen, op- en afspringen, voltigee-
ren, wuft zijn, onbestendig zijn.
Voltigeur, ta.luchtspringer, m. koord-
danser,
m. kunstrijder, m. jager te
voet, m. voltigeur,
m.
VOTK
Volubilis, m. slingerplant, v. wih.it
Voliibilild, f. vlugheid, v.behcndigli
v. snelheid, v. radheid van tong
Voluble , omslingerend, gemakkt
draaiend.
Volue, f. weversschietspoel, v.
Volume, m. omvang, m. grootk.
boekdeel, o. deel, o. hand, m.
Volumineus, groot, dik, lijvig, m\'! U
breid, uit vele deelen bestaand.
Voluptó, f. wulpschheïd, v. wellust,
weelde, v. zingenot, o. genot, o
Volupluaire, zingcnot gevend.
Voluiitueux, w> (lustig, wulpsch. ff
derig, genotvol.
Voluptueux, m. weHusteling, m,
Voluic, f. krul. ». kronkel, ra. da
omtrek, m. slakornement, o. ont.<
gering, v, invoeging, v. spoel, 1
Volutor, eene krulachtige gedaante
ven, krullen, winden.
Volva, m. Volvo, f. beursvormig l
dtr paddestoelen, o.
Volte, met een beursvormig vlies.
Volviilus, m. darmkronkcl, ra. dn
jicht, v.
Vomei\', m. ploegschaarbeen, o.
Vomique, f. longzweer, v. etterzak,
Vomi(|ue(noix, i.),braaknoot, v. krat !o
oog, o.
Voniir, braken, uitbraken, ovcrgtv
spuwen, uitspuwen, uitwerpen.
Vomissemeiit, m. braking, v. ove
ven, o. spuwen, o. uitbraaksel,
Vomilif, brakingverwekkcnd.
Vomitif, m. braakmiddel, o s/ï
drank, m. vomitief, o
Vomitoire, brakingverwekkcnd.
Vomiloire, m. braakmiddel, o.
gang, m.
Vomiturition, f. misselijkheid, v.il
braking, y.
Voqner, Wei" bereiden, kneden,
Voraco, verslindend, vraatzuchtig,
tig-
VoracJté, f. vraatzucht, v. gulzighei
Vormien, in. been in den bekken\'
Vos, uwe, uw.
                          (naa^
Volant, m. stemmer, m. stemhel\'1\'
m. stemgever, m. stemgerechtigde,
Votation, f. stemming, v, slemm"\'
Vote, m. stem, v. stemming, v.
Voter, stemmen, zijne stem gd\'
goedkeuren, aannemen.
-ocr page 557-
541
VU LX
VOTI
otif, volgens eene gelofte, krachtens
eene gelofte, betreffende eene gelofte,
op eene bijzondere gelegenheid be-
trekking hebbend,
tn
Vrac (hareng, m. en), wrakharing, m.
Vrai, waar, waarachtig, gewis, echt,
oprecht, waarlijk.
Vrai, m. ware, o. waarheid, v.
Vraiment, waarlijk, inderdaad.
Vraisemblable, waarschijnlijk.
Vraisemblable, m. waarschijnlijke, o.
Vraisembliince, f. waarschijnlijkheid,
v. schijnbaarheid, v.
Vrille, f fretboor, v. zwikboor, v.
hechtrankje, o.
Yriller, boorgewijs oprijzen.
Vrillerie, f. (nolcen va» zwifcfroreit, o.
Vrilletterf.6oorXrev<rtm. (frooruwer^v.
Vrillier, m. (worjmid,m. 00ormafr6rtm.
Vrillifère, hechtrankjes dragend.
Vrillun, m. kleine fretboor, v. kleine
zwikboor, v.
Vu, gt\'n\'e», aangezien, overwegende,
gemerkt, uithoofde, vermits.
Vu, m. redenen, v. me. gronden, m.
me. gezien, o.
Vu (au), openlijk, in het gezicht.
Vue, f. «ie», o. gezicht, o. aanzien, o.
ooien, o. me. Mi*, m. uitzicht, o.
opening, v. vewafor, o. doorzicht, o.
vtfrï/a»d, o. bedoeling, v. doel, o.
toeleg, m. oogwit, o mterstreep, r.
Vue (a), o/> ïi<,7t(, op \'( Mr«f6 gezicht.
Vue (ft pene de), zoo uer fcef ooy reiken
kan.                                          (doelen.
Vue (avoii1 en), o;> Jie( 007 he!»fte)t, K\'-
Vuo (courte, 1\'.), kortzichtigheid, v.
Vue (garder ft), tfi het oog houden.
Vue (point, m. de) gezichtspunt, n.
oojmtnt, 0.
Vue de (en), met inticht van.
Vue d\'coil (al, op het oog, oogenschijn-
lijk, zienderoogen.
               (vaardig.
Vue du pays (a), in het wild, licht-
Vulgaire, gem»en,laag, gering,klein,
gewoon, altedaagsch.
Vulgaire, m. gemeen, o. grauw, 0.
groote hoop, m. alledaagsche, o.
Vulgaristr, gemeen maken, algemeen
maken, in zwang brengen.
Yulgarité, f. gemeenheid, V. alle -
daagschheid, v. platheid, t.
Vulgate, f. vufi/afa, 1. Latijnsche vet -
faZfno van efc» bijbel, y.
Vulnérablo, fttuttfjbaar.
Vulnéraire, wondhcelend, wond... .
Vulnéraire, m. wondmiddel, 0. woud-
kruid,
o.
I
«tre, (Ie, Ja), de uwe, m. en v. het
uwe,
o.
\'tres (les) de uwen, ra., v. en o. me.
uw volk, o. uwe vrienden, m. me.
jt,pouède, f. wecde, v.
\'ouer, f. wijden,toewijden, opdragen,
toeeigenen, beloven.
ouge, i. jachtspriet, m. snoeimes aan
een langen stok, o.
\'ouloir, willen, begeeren, verlangen,
wenschen, cisehen, bevelen, voorne-
mens zijn, van meening zijn, toe-
stamt, inwilligen, de goedheid heb-
ben, beduiden, moeten.
ouloir, m. wil, m. willen, o. begeer-
te,
v. voornemen, o. oogmerk, o.
ouloir ft (en), het gemunt hebben.
oulu, gewild, gezocht, vercischt, ge-
om, gij, u, je.
                             (zien.
ousseau, Voussoir, m. sluitsteen, m.
oussure, f. wtlving, v. bocht, s.boog,
m. ronding, v.
d\'foüte, f. gewelf, o. verwulfsel, o.
kromte,
v, wulf, o.
oüté, gewelfd, vcrwelfd, overwelfd,
krom, gebukt, rond.
ouler, verwelven, overwelven, boch-
tig maken, krommen.
oulcr, (so), krom worden, zich krom-
men, gebukt gian.
oQtll, m. wulf, o.
OÜture, f. bekkeneelbreuk, v.
oyayc, m. r$i8, v. tocht, m. reisbe-
schrijving,
v. gang, m. vaart, v.
boodschap, v.
"yager, reiwen, trekken.
oyageur, m. reiziger, ro.
oyagcur, rei\'2eHa\\ trekkend, trek....
oyant, ziende, helder, afstekend, bij-
ziend.
oyant, m. tiener, m. profeet, m.
staak, m. merk, o.
oyelle, f. klinker, m. klinkletter, v.
focaaf, v.
°yor, m. opzichter over de wegen, m.
oyous, m, pi. engelenbak, m. gepen-
\'l^c (on), door elkander. (pel, o.
rac (chargé en), mei stortgoederen
\'jeladen.
-ocr page 558-
:>-is
VULP
Yuitueux, opgezet en rood.
Vulvaire, f. schaamkruid, o. stinken^
1 gamevoet, m.
.Vulve, t, schaamspleet, v.
Tulpin, m. vossestaart, m.
Tulpin, van den vos. vosachlig.
VulseJIe, f. baardknijper, m..splinter-
tang,
v.
W.
Whig, m. whig, ra.
Whist, m. wAi5(, o. whisten, o.
Whist (jouer au), whisten.
Willans, m. pi. ulanen, m. me,
ïWiskey, m. whisky, m.
Wolfart, in. wolfram, o.
Wolfram, m. wolfram, o.
Worraien, m. oeen m de» bekkenet
naad, o.
                                  (gen,
Wurst, in. wurst, v. heelmeestersu
W, m. w, v.
Wagon, m. waggon, m. sjicomr
iwiqen, m.
Walton, m. Waai, m. \'VVaa/scA, 0.
WaJIon, WWstA.
Wallonne, f. Waalsehe vrouw, v.
Warandeur, m. haringkeurder, m.
Warandir, koopwaren waarborgen,
Warnesture, f. garnizoen, o.
Warpetteur, m. vtsscAemcAutt, v.
IJ
X, m. a;( y.
Xannotier, m. opzichter over de grach-
ten en vaartuigen,
m.
Xénélasie, f. wet tot verbanning der
vreemdelingen, v.
Xénédoi In,\', f, herberg, r. herberg-
zaamheid, v.
Xénies, f. pi. nieuwjaarsgiften, v. me.
Xénographie, f. kennis van vreemde
talen, \\.
Xénomane, m. overdreven voorstander
van vreemdelingen, ra.
Xérasie, (. uitdroging der haren, v.
Xérès, m. Xeres, m. sherry, m.
Xyloaloés, m. aloêhout, 0. parad)
hout, o.
Xyloglyphe, m. houtsnijder, m. ho
graveerder, m,
Xylotflyphie, f. snijden in het hout,
Xyloijraphe, m. houtsnijder, m. hoi
drukker, m.
Xylographie, f. houtdrukkunst,, t. ho
sneedruk, m.
Xylographique, met houten letters ,
drukt.
Xyloïde, houtachtig.
XyJoiJÜrie, f. aanbidding van hom
beelden
Xérophage, m. dte alleen brood en Xylolithc,\'f. versteend hout,
droge vruchten eet, m.                         Xyloiogie , f. verhandeling over Ie
Xórophagie, f. vasten bij brood en houtsoorten, v. houtkunde, ~
droge vruchten, o.                                 Xylon, m. katoenboom, m.
tórophtalmie, f. droge oogontsteking ,v. Xylophage, houtvretend.
Xérotribie, f. droge wrijving, y.
             Xylophage, m. houtworm, m. p<* \\
Xiphias, m. zwaardvisch, m.                      worm, m.
Viphoïde, m. dtgenvormige borstknob- Xystarque, m. opzichter over de oef\'
bel, m. einde van het stuitbeen, o. plaatsen, m.
Xipholde, kraakbienig, zwaardvormig. Xyste, m. oefenplaats, v. xystos, i**
\\yèle, f. kromme sabel, v.
                      Xystique, m. kampvechter, m.
-ocr page 559-
y, v. ypsilon, n.                          [Yeux, \'\'"■ pi- oc/eii, o. me. gaatjes,
, er, daar, nier, daarin, daar naar\\ o. me.
toe, daaraan, daartoe, daarop, Yeux d« pic, m. rifgaten, o. me.
daarbij.                                                   iYlin, m. oorspronkelijke rots, v.
ïcht, in. jacht, o.                                    j Yo, m. Chineesche fluit, v.
nchlclub, m. \'jachtclub, v.                    jYolo, f. jol, v.                                    (ra.
im, m. yamswortel, m.                        | Yperau, m. ijp, m. iep, m. iepeboom,
&ble, t. wilde vlier, v.                           Ypsiloldo (sulure, l.),bekkeneelnaad,m.
eldis, m. \'i<Hcim,thfrs\'jlus, o.                 Vu, in. Vu, m.
euse, f. steeneik, m.                             JYucca, m. adatnsnaald, v.
Zeste.ra. scheivelletje, o. oranjeschil-
letje, o. citroenschilletje, o. beuze-
Zester, zeei- d«n afschillen, (ling, v.
Zététique, o«dfrïOffrend, Maworscficnrf.
Zeugme, m. uitlating van een woord, x.
Zezaiement, m. uitspreken van eene z
in plaats van ch of j,
o.
Zéiayer, eene z in plaats van ch of
j uitspreken.
Zibeline, f. sabel, m. en o. sabeldier,
o. sabelbont, o.
Zibet, ra. civetkat, ■■.
Zigzag, m. zigzag, o. slingerpaden, o-
Zinc, m. zink, o. spiauter, o. (me.
Zingage, m. zinkbekleeding, v.
Zinguer, met zink bekleeden.
Zinyueur, m zinkwerker, m.
Zimolin, violttrood.
Zinzolin, m. violetrood, o.
Zirarme, m. piek, v. lans, v.
Zircon, m. gomsteen, m.
Zizanie, l. onkruid, o- dolik, v. Vër-
deeldheld,
v. oneenigheid, v.
Zïiiplié. m. borstbezifnboom, m.
Zoanthropie. f. verbeelding van in een
dier veranderd te zijn,
v.
Zoriiacal,tot den dierenriem behoorend.
van den dierenriem.
                      (nr.
Zodiaque, m. dierenriem, m. zodiak,
Zolle. ra. nijdigaard, m. bediller, ir..
Zona i ie, met een gordel.
Zone, f. aardgordel, m. luchtstreek, v.
toereidsïr^eiV, v. zo»e, v. bIo<V, o.
■acinthe, f, wrattenkruid, o.
Tayaie, f. w«rpspt«s, v.
igu, m. sagoboom, m.
■■\'i" :■■. Zaliotie, f. scherp gezicht, o.
scherpe blik, m.
in, eenkleurig, effenkUurig.
■ani, m. Aansivorsf, m. vr<tpp£M">a-
Aer, m.
(JtjBanthème, f. zilveroog, o.
\'bre, m wftra, in. Kaapsche ezel, m.
(bré, gestreept.
ébu, m. bttltos, ra. zebu, m.
■■ ioairo, f. zedoarwortel, m. Hiaa^-
worM, m.
\'e, ni. spiegelvisch, m.
o ^ine, f. :■\':!■, v.
\'Mandais, m. Zeeuw, m.
élandab, Zeeuwsch.
elateur, m. yu<;mar, m. Kloof, m.
|èle, m. ijver, m.
élé, ijverig, vurig, gezeleerd.
Mé, m. ijveraar, m. zeloot, m.
end, m. zend, o.
end-avesta, m. zend-avesta,
enith, m. zenith, o. toppunt, o. kruin-
\'tfolithe, in. 9/cmfmi, m. zeoliet, m.
■ Eéphirt, m. zefier, m. n\'t\'jfi\'fnri\'/nf, m.
j^phyr, ra. zacht tuindje,o. koeltje,o.
\'1
Zitro, ra. nul, ». MM,o. »ie(i,o. zero,
■\'■ "-t, tn. poederzak, va.                    (m.
^est, ftom /(om, gekheid-
-ocr page 560-
550                       ZOOG                                                           ZVTil
Zooglyphite, f. steen met imlruksels Zoopliytolilhe , m. versteend plant-
van diere», m.
                                     \\ dier, o.                       (plantdieren, v.
Zoographie, f. beschrijving der diercn,\\. Zoophytologie, (. verhandeling over de
ZooHtn, f. dierenaanbidder, ra.           . Zoolomie, f. ontleding der dieren, v.
Zoolatrie, f. dierenaanbidding, v.         lZootypolithe, f. steen die de gedaante
Zoolitlie, m. versteend dier, o-              ! van een dier heeft, m.
Zoölogie, f. dierkunde, t. zoölogie, v. Zopissa, f. afgekrabt scheepspik.o.
Zoologiqne, dierkundig, zoölogisch. Zorochö, m. kalkachtig zilvererts, o.
Zoologique (jardin, m.), zoölogische Zouave, ra. zouaaf, ra.
tuin,
m. dierentuin, ra.
                        Zoucet, m. duiker, m.
Zoonatc, ra. dierzuur zout. o.                 Zygoma, m. jukbeen, o
-\'......j■ 11:i- <acide, m.)« dierzuur, o.          Zygomatiquc, van het jukbeen.
Zoomorphitc, f. steen die de gedaante Zygostate, m. opzichter over de mate
van een dier heeft, m.
                             én gewichten, m
Znonomie, f. levenskrachtlecr, v.             Zymologie, f. leer der gisting, y.
Zoophage, vleeschvretend.vleeschetend. Zymo.;imèlre, m. gistingmeter, ra.
Zoophore, m. lijdwerk met gedier~ Zymotcchnie, f. leer der gisting, v.
Zoophoriqne, met gedierten, (ten, o. Zythogala, m. bier en melk o.
Zoophyte, m. plantdier,o. dierplant,y. Zyihum, m. gerstedrank, ra.
-K-
-ocr page 561-
LISÏE GÉOGKAPHIQUE
S NOMS DES NATIONS, VILLES , PROVINCES , MONTAGNES, ETC,
DONT L\'ORTHOGRAI\'HE DIFFÈRE DANS LES DEUX LANGUES.
Asiatiuue, Aziaat, Aziatisch.
Asie, i. Arïe, o.
Asie-Mineure, f. Klein-Azië, o.
Atnénes, t. Athene, o,
Alliónien, Athener, Atheensch.
Attiqiie, I. AUica, o.
Audenarde, f. Oudenaarde, o.
Augsbourg, m. Auysburg, o.
Anii ii In\', f. Oostenrijk, o
Aulrichitm, Oostenrijker,Oostenrif kscit.
derft, Abdera.
Mïe, Avhajn.
res, f. pi. (les), Azorische eilanden,
iaiitjue, Aariatiêch.               (o. me.
!|e, (. Ktsch, V.
tcaiB, Afrikaan, Afrikaansch.
rioite, f. Afrika, o.
t-la-cliapelle, f. Aken, O.
ren, Albanees, Albanisch.
ürecqiie, f. Belgrado, o.
>igeois, Albiyenzer, Albigentisch.
m. Aleppo, o.
jer, m. Algiers, o.
jérien, Algerijn, Algerijnsch.
emagne, f. Buitschland, o.
emahd, Vuitscher, Duitsch, Hooq-
Kt, m. A-t!-!, o.                      (tluitsch.
ies.f. I. iil. Mpen, m me.
ace, f. de Etxas, ra
icien, Llzasser, Elzassisch.
aléeile, Amalekiet.
éikain, Amerikaan, Amerikaansch.
igue, f. Amerika, o.
c\'niu, Ancona.
dalousie, f. Andalusic, o.
ylais, Enotftsc/iman, Engthch.
■nieterre, \'f. Engeland, o.
■tioche, (. Antiochië, O-
|\'ers, m. Antwerpen, o.
«■UUtt, m. pi Apennijnen, m. me
"itainc, 1. Aquitanie, o
abe, Araftier, Arabisch,
\'jovie, f, j4raw, Arjn», o.
ras, m. Atrecht, o.
ttabylone, f. Baby Ion, o. Waèei, o.
Bade, f. Baden, o.
Kale, m. Bazel, o.
:
Barbare, Barbarijer.
Itarbarïe, f. Baroarye, o.
IWcelone, f. Barcelona, o.
Barttth, f. Bareuth, o.
iBntave, Bataaf, Bataafsch.
iBatavie, f. Batavië, o.
I Bavière, f. Beieren, o.
Bavarois, Beter, Beiersch.
BeaumonL, f. Schoonenberg, o.
Beige, Belgisch.
Belgique, f. België, o.
Berii-op-zoom, m. Bergen op-zoom, o.
Benin, m. Berlijn, o.
Berne, Bern o.
floliéinc, f. Bohemen, o.
Bohémien. Bohemer, Boheemsch.
Bois-Ic-Duc, m. \'s Ilcrtogenbosch, o,
Bonne, f. Bonn, o.
Bordclais, inwoner van Bordeaux.
BormftO, m. Wurms, o.
-ocr page 562-
ram
|Copenhaguo, m. Kopenhagen, o.
I Cordoue, f. Cordooa, o.
j Corfou, m, Corfu, o.
Cornouailtes, m. Cornwallis, o.
Orse, f. Corsica, o.
Corse, Corsicaan, Corsicaansch.
Cosaque, Kozak.
Courlande, f. Koerland, o.
Courtray, m. Kortrijk, o.
Cracovie, f. Krakau, o.
Crète, f. Crela, o.
Ci\'étois, Cretenser.
Crimée, f. Krim, v.
D.
(
Dalmate, Dalmatiêr.
Damas, m. Damascus, o.
                       \'
DamicUc, f. Damiate, 0.
Dancmarc, m. Denemarken, o.
              \'
Danoi% Deen, Deensch.
Dantzic, m. Dtvitzig, o.
Danubc, m. Donau, ra.
Deux-ponts, Tweebruggen, o.
Dixmude, Dixmuiden, o.
Douvrc, m. Dover, o,
Drave, m. Drau, m.
Duitkerquo, Duinkerken, o.
E.
Ébre, m. Kbro, m.
Ëcluse, f. Sluis, o.
Écossais, Schot, Schotsch.
Écosse, f. Schotland, o.
Edimbourgh, m. Kdinburgh, o-
Kscaut, m. Schilde, v.
Esclavon, Slavonicr, Slavonisch.
Esclavonie, f. Slavonic, o.
Espagne, f. Spanje, o.
Espagnol, Spanjaard, Spaansch.
Estampuits, m. Steenput, o,
États-unis, m. pi. Vereenigde Staten, tv
Estrusque, Etruricr, Etrurisch. (■*«•
l\'lnrojj", t. Europa, o.
Europeen, Enropeer, Europeesch.
V.
Fauiiuemonl, m. Valkenburg, o.
Penetrante, f. Finstringen, o.
Finlande, I. Fintand, o.
Kinlandais, 1\'ia, Finsch.
Finnois, Fin, Finsch.
5M                       BOSP
Bosphore, m. Bosphorus, m.
Bourgogne, f. Bourgondic, o.
Bourgmgnon, Bourgondiër.
Brabanvon, Brabander. Brabantsen.
Hrême, (. Bremen, o.
Brésil, f. Brazilië, o.
BrésiJieii, Brazilianer.
Brosse, f- Brescia, o.
Bretagne, f. Brittanje, Bretagne.
Breton, Bretagner.
Britanique, Britsch.
Bruges, f. Brugge, o.
KrHiisvic, m. Brunswijk, o.
Bruxelles, f. Brussel* o.
Bude, Buda, Ofent o.
Byzance, m. Byzantium, o.
<■
Cafre, Kafferland, Kaffer.
Caire (Ie), m. Cairo, o.
Calabre, Üalabric, o.
Calmouck, Kahnuk.
Cambrai, m Kamcrijk, o.
t.\'anaiieëii, Kananitt.
Candiot, Kandier.
Cantorbery, m. Canterbury, o
Capoue, f." Capua, o.
Cappadoce, f. Cappadocic, 0.
Carniole. f. Krain (de), j.
Carthagóne, ( Carthagcna, o.
Carthaginois, Karthager.
l-ispiennc, Kaspisch.
Castille.f. Castilir, o.
Castillan, Kastiliaan, Kastiliaansch.
Catakm, Catalonicr, Cataloniscli.
Catalogne, f. Catalonië, o.
Calegat, m. Kattegat, o.
Caucase, m. Kattkasus, m.
Ceylan, m. Ceylon. o.
Clulcédonc, f. Chalcedonië, o.
Chaldrfe, f. Chaldea, o.
Chaldéen, Chaldeeer, Chaldecuwsch,
rherbourg, m. Cherburg, o.
Chinej I. China, o.
i .luii.it-., Chinees, Chinecsch.
Cbypre, f. Cyprus, o.
Clèves, m. Kleef, o.
Cocliincïnne, 1. Cochinchina, o.
Colre, f. Chur, o.
Colchidc, f. Colchts, o.
Cologne, f. Keulen, o.
Constance, f. Vonstanz, o.
Conslatilinople, t. Konstantinopel, o.
-ocr page 563-
(PION
Mie, f. Funen, o.
mand, viaminger, Vlaamsen,
andre, f. Vlaanderen, o.
icssinguo, f. Vlissingen, o.
ram mom, m. Frankenberg, o.
: ;\'i\\ lis, m. Franschman, Fransen.
rance, f. Frankrijk, o.
ribourg, in. Freiourg, o.
rise, f. Friesland, o.
rison, Fries, Friesch.
ulilo, Fulda, o.
unies, f. Veurne, o.
O.
\'alles (Pays, m. de), Wallis, o.
land, ui. Gent, o.
lange, ra. Ganges, m.
laules, I. Gallxc, o.
■aulois, Galliër, Gallisch.
■énes, f. Genua, o.
iénois, Genuees, Genueesch.
\'■ottingue, f. Göttingen.o.
Jrammont.m. Geraardsbergcn, o.
ürandcllretagno, f. Groot-Èritlanje,o.
Gravelines, f. Grevelingen, o.
Grec, Griek, Grieksch.
Grcce, t. Griekenland, o.
Grison, Grauwbunder.
Grisons (pays, m. des), Grauwbunder-
land, o.
Groenlandais, Groenlander, Groen-
landsvh.
Groenlande, f. Groenland, o.
Groningue, f. Groningen, o.
Gueldre, f. Gelderland, o.
Guinee, f. Guinea, o.
II.
Hainaut, m. Henegouwen, o.
Hambourg, m. Hamburg, o.
ii\' Hambouigeois, Hamburger, Ham
H\'1\' burgsch.
Hanovre, m. Hanovcr, o.
Ilanovrien, Hanoveraan, Haiioversch.
Havane (la), f. Havana, o.
Have (la), f. \'s Graienhage,den Haag,o.
Hébraïque, Hebreér, Ilcbfeeuwsch.
Hélène (sainte), f. St.Helena, o.
Hessois, Hes, Ilessisch.
llollandais, Hollander, Hollandsen.
Uollande, f. Holland, o.
Holsacc, f. Holstein, o.
LIEG                   5b)
HoUacien, Holsteiner, Holstoinsch.
Hongrie, f. Hongarije, o.
Hongrois, Hongaar, Hongaarach.
Huy, in. Hoei, o.
I.
Ibérie, f. Iberiê, Spanje, o.
Indes (les), f. pi,, tndiè , o.
Indien, Indiaan, Indiaansen.
Indostan, m. Hindostan, o.
Ingrie, f. Ingermanland, o.
Irlandise, Ier, lersch.
Irlande, {. Ierland, o.
Islandais, IJslander, IJslandsch.
Islande, f. IJsland, o.
Italië, 1. Italië, o.
Italien, Italiaan, Italiaansch.
Itbaque, f. Ithaca, o.
Ixelles, f. Eisene, o.
J.
Jamaïque, I. Jamaica, o.
Japon, m. Japan, o.
Jtponais, Japanner, Japansch.
Javanais, Javaan, Javaansch.]
Jène, f. Jena, o.
Jordan, m. Jordaan, m.
Judée, f. Judea, o.
Juif, Jood.
Juliers, m. Gulik, o.
K.
Konigsberg, m. Koningsbergen, o.
Kiovic, f. Kiof, o.
E..
Lac-des-quatre-cantcms, m. vier-woud-
ttedenmeer, o.
Lacédémone, t Lticedaemomë, o.
Lac-Majeur, m. I.ago-Maggiore, o.
Lancaslre, m. Lancaster, o.
I..in. lied ■, f. Laodicca,t.
].a|>on, Laplandt\'r, tap.
Laponie, f. Lapland, O.
Leipsii, m. Leiptig, o.
Léopol, m. Lemberg, o.
Leyde, t. Leiden, o.
Liban, m. Libanon, m.
Liégc, f. Luik, o.
Liégois, Luikeuaar, Luiksen.
-ocr page 564-
554                        LIER
Lierre, f. Lier, o.
J.ille, f. Hijssnl, o.
Lipsion, Leipziger.
i.isiionne, f. Lissabon, o.
Lithuanit!, f Litthauen, o.
I.ivonie, f. Ltjfland, o.
Livourne, f. Livorno, o.
Lombard. Lotnhardijer, Lombardisch.
J.ombardie, f. Lombardije, o.
Londres, f. Londen, o.
I.orraine, f. Lotharingen, o.
Louvain, f. Leuven, o.
Lusaze, f. Laufitz, o.
I.uxembourg, m. Luxemburg, o.
Lysbourg, m. Leienburg, o.
n.
Maeédoine, f. Macedonïn, o.
Macédonien, Macedoniër, Macedonisch.
Madejre, f. Madera, o.
Magdflbourg, m. Maagdenburg, o.
Majorque. f. Major ca, o.
M-Uay, Maleier, Maleisch.
Malines, f. Mechelen, o.
Malle. f. Valt*, o.
il.Jt.ii--, Maltnser.
Manche, f. Kanaal, o.
Haiiloue, f. Mantua, o.
Marocj in- Marocco, o.
Maure, Moor, Moorsch,
Mayeuce, f. Mentz, 0.
Ileckulbourg, m. Mecklenburg, o.
ïbcque (Ia), f. Mecca, o.
Médftemnée (la), (. Middellandsche
Zee, v.
Hein, m. Main, v.
Hen in, m. Meenen, o.
Müssine, f. Messina, o.
Heuse, m. Maas, y.
Moxicain, Mexikaan.
MexJque, m. Mexico, o.
Middelbourg, m. Middelburg, o.
Milau, m. Milaan, o.
Milonall, Milamtes, Milaansch.
MinorqHe, f. Minorca, o.
Misnie, i. Mtissen, o.
Mndène, f. Modena, o.
Motaques, m pi. Molukken, m. me.
Moiis, m. Bergen, o.
Montbéliard, m. Mompelgard, o.
Morat, m. Murten, o,
Mnrée, f. Morea, o.
M\'iselle )\'. Moezel, ?.
PLAI
Municli, m. Munchen, o.
IV.
Natuur, m. Namen, o.
Naples, f. Napels, 0-
NapoUtain, Napolita«n,Napolitaansch
NéqiMpom, m. Negrepont,m. Euboeafi.
Nice, f. Nizza. o.
Niéper, m. Unieper m.
Nieter, m. Dntestei\', m.
Nil, ra. Nijl, m.
Nitnêyue, m. Nijmegen, o.
Nleusort, m. Nieuwpoort, o.
Nivelles, f. Nijvel, 0-
Normand, Normatidiér, Normandiscti.
Nnrvèye, f Noorwegen, o.
NoufeJie-Ecoese, f. Nieuw-Sehotland,o.
Nmivelle-Zembla, f. Nova-Zembla, o.
Nurcmbery, m. Neurenberg, m,
O.
Oldenbourg, m. Oldenburg, o.
ülympe, m. O\'ympus, m.
Orénoque, f. Orinoco, t.
Ostfrise, f. Oostfriesland, o.
O-taile, f. Otaheite, o.
Otloman, üttomanisch.
P.
Pactole, m. Pactotus, m.
Padoue, /. Padua, o.
Palaün, in. Paltzer, o.
Palatinat, m. Palts, v.
Palmyre, f. Palmiji\'a, v.
Paiis, m. Parijs, o.
Parisien, Parijsenaar, Partjsch.
Pariiasse, m. Parnassus, m.
I»ays-Uas(les),m.pl. Nederlanden,o.me.
Peioponése, f. Peloponnesus, m.
Pergame, m. Pergamus, m.
1\'erse, f. Perzie, o.
Perse, Pers.
Perou, m. Peru, m.
Perouse, f. Perugia, o.
Peruvien, Peruvican, Peruviaansch.
Petersbourg, m. Petersburg, o.
Philippeville, f. Fitipstad, v.
Pbilistin, Filistiinscn.
Pinde, m. Pinaus, m.
Pisc, I. Pisa, o.
Plaisance, i. Placenta, o.
-ocr page 565-
VKNI                       555
Sorlingues, f. St-t/fj/-etVa»d(iH1 o. me.
Souabe, f. Zt</a&<;n, o.
Sparte, f. Sparta, o.
Spartiate, Spartaan, Spartaansch.
Spire, f. Spiers, o.
Stougard, m. Stuttgard, o.
Stoutgard, m. Stuttgard, o.
Strasbourg, m. Straatsburg, m.
Styrie, f. Stiermarken, o.
Stièdü, f. Zweden, o.
Si.i,\'i|,u ., Zweed, Zweedsch.
Suisse, f. Zwitserland, o.
Suisse, Zwitser, Zwitsersch.
Syrië, f. Syrië, o.
Syrien, Syriër, Syrisch.
T.
Tage, m. Taag, m.
Taraise, f. Theems, v.
Tarse, f. Tarsus, o.
Tartare, Tartaar, Tartaarsch.
Tauride, t. Taurië, o.
Tcrmonde, f. Dendermonde, o.
Tene-neuve, f. Newfoundland, o.
Tcrres AustraJes, f. pi. Zuid-Indië, C.
Thioriviile, ï. Diedenhoven, o.
Thuringe, f. Thuringen, o.
Tibifl, m. Tiber, m.
Tigre, Tigert Tigris.
TirieinonL tn. Tienen, o.
Tongrcs, I. Tongeren, o.
Tüurnay, m. Doornik, o.
Transsylvanië, f. Zevenbergen, o.
Trant e, f. Trient, o
Trèves, f. Trier, o.
Tniiilé, f. Trinidad, o.
Trond (St), m. St.-Truien, o.
Tunisian, Tanees, Tuneesch.
Turc, Turk, Turksch.
Turcquc, Turksch.
Turquie, f. Turkye, o.
Toscan, Toskaan, Toskaansch.
Tyr, !. Tyrus, o.
V.
Valachie, f. Wallachye, o,
Valais, m. Walliserland, o.
Vaïence, f. Valentia, o.
Varsovie, f. "Warschau* o.
Vaud (pays, m. de), Waadland, o.
Venise, t. Venetië, o.
Veniüen, Vcnetiaan. Venetiaansch.
POLO
logne, t. Polen, o.
\'onais, Pool, Poolsch.
i. \'r.i.üii-, f, Pommeren, o.
méranieu, Pommersch.
nt-Euxin, m. Zwarte Zee, v.
irtugais, Portugees, Portugeesvh.
isnaniü, I. Posen, o.
:/i mille, t. Apulië, o.
,0. ague, f. Praag, o,
nsse, m. Pruisen, o.
\'tissien, Pruis, Pruisisch.
,Tenées(les>, f. pi., Pyreneeën, v. me.
n.
Jtisbonnc, f. Regensburg, o.
h.
avenne, f. Ravenna, 0.
cnuix, m. Ronse, o.
o. liin, m. Rijtiy m.
Iiintal, m. Rijndal, o.
ilKuipièio, f. Rappolstein, o.
ibauvilliers, m. Rappottsweiler, o.
olduc, f. \'sllertogenrade, o.
o.nain, Romein, Romeinse!*.
ouen, in. Rouaan, o.
oulurs, m. Rocsselare, o.
usse, Rus, Russisch.
ussic, 1. Rusland, o.
S.
aflonte, f. Sagwilum, o.
alaraancqu.!, t. Salamanca, 0.
\'ilamine, f. Salamis, o.
altzbourg, m. Saltzburg.\'o.
amaritam, Samaritaan.
magosse, I. Sarragossa, o.
ardaigne, f. Sardinië, o.
arde, Sardinièr, Sardinisch,
\'iryuemiiie, f. Saargemund, o.
ive, f. Sait. i.
mrne, I. Zabern, o. Severn, v,
ivoie, Savooie, o.
ixe, f. Saksen, o.
axon, SaAs, Saksisch.
canic, f. Sc/ionen, o.
-leslat, iu. Schlettstad t, o.
«tuba!, f. St.-Ubes, o.
ibérie, f. Siberië, o.
icile, f. Sicilië, o.
itilien, Siciliaan, Siciliaansch.
l\'lfSsic, f. Sitezië, O.
>odome, f. Sodom, o.
>oleuro, f. Stfiofftwr», o.
-ocr page 566-
ZURI
Westphalien, Westfaler, Westfaalsch
Wetleravie, I. Wetterau, o.
Wurtzbourg, m. Wurtzburg, o,
Y.
Ypres, m. Yperen, o.
Z.
Zélande, f. Zeeland, o.
Zemble (Nouvelle), f. Nova Zemblaj
Zuric, m. Zurick.
556                   VESU
Vcsuve, f. Veauvius, m.
Vicence, f. Vicenza, o.
Vienno, f. Weenen, o.
Vütuie, I. Weichsel, v.
Visurge, f. Wezer, v.
Vosges, f. pi. Vogeeten, m me.
W.
Wallon, Waal, Waaltch.
Warneton, m. WaesUn, o.
Wervicq, m. Warwijk, o.
Westmanie, f. Westermanland, o.
Westphalie, t. West falen, o.
-ocr page 567-
i BAPTÈME D\'HOMME
FEMME.
i Auguste, Augustus, August, Gus.
Augustin, Augustjjn,
Aurèle, Aurelius.
Aurélien, Aurelianus.
B.
Babet, liet, Betje.
Barbe, Barbara, Barbeltje.
Barthélemy, Bartholomeus, Bart.
Baud, Baldus.
Baudouin, Boudewijn, Boudje.
Béatrice, Beatrix.
Benolt, Benedictus, Ben.
Bdrnard, Bernardus, Bernard, Nar-
dus, Barend.
Bar the, Bertha.
Bertrand, Bertram.
Blaise, Blazius
Bunitace, Bonifadus.
Brigitte, Brigitta, Brechtje.
C.
Cathérine, Katharina, Katrjjn, Kaatj».
Cécile, Caecilia, Cile.
Charles, Carolus, Karel.
Charlot, Kareltje.
Charlotte, Charlotte, Lotje.
Cbrétien, Christiaan.
Chrétienne, Christina.
Christophe, Christoffel, Stoffel.
Claire, Ctara, hlaartje.
CJaude, Claudius.
Colas, Klaas.
Colette, Coleta.
Colin, Klaasje, Kolyn.
CAme, Cosmus.
LISTE DES NOMS Dl
ET DE
A.
Abraham, Abraham, Dram.
Achille, Ackilles.
Adélaïde, Adelheid.
AdéJe. Aliiia, Aaltje, Da.
Adolphe, Adolf, Dolf.
Ailrien, Adriaan, Arie, Janus.
Adrienne, Adriana, Jaantje.
Agar, Hagar.
Agatbe, Agatha, Aagje.
Aglaé, Aglaia.
Agnès, Agnes, Agniet, Agneta.
AIbert, AIbert, Albertus, Albrecht,
Elbert.
AJexandre, Alexander, Alexis, Sander.
.Mi-on, Elsje.
Alphonee, Alphoisus.
Ambroise, Ambrosius.
Amédée, Amedeus.
AméJie, Amalia, Maaltje.
Anastase, Anastasius.
André, Atidreas, Andries, Dries.
Anne, Anna, Antje, Naatje.
Anselme, Anselmus.
Antoine, Antonius, Anton, Toon.
\'vntoinette, Antonia, Toontje.
Antonin, Antonius.
Archimbaud, Archibald.
Aristide, Aristides.
Aristote, Aristoteles.
Armand, Herman, Manus.
Arnaud, Arnold, Nol.
Arnoud, Arnulf.
Arthur, Arthur.
Athanase, Athanasius.
Aubert, Albertus.
Aubri, Alberik.
-ocr page 568-
558                     CONR
Conrad, Koenraad, Koen.
Corneilïe, Kornelis, Krelis.
Cornélie, Comelia, Kee, Keetje.
Crépin, Krispijn.
Cunégondo, Kunegonde.
I).
Damien, Damiaan.
Penis, Dionysius.
hénisa, Dionyiia.
[Jésiré, Desiderius.
Diane, Diana.
Didier, Desiderius.
Üidióre, Besideria.
Dominique, Dominicus, Dominica.
Donslan, Dunstan.
Dorothée, Dorothea, Boortje.
E.
tfdouard, Eduard, Edward.
Kléonorft, F.leonora, Lenoor.
Klie, Elias.
Ëlisabpth, EUiabrth, netje.
Elisc, Elita, Lize.
Kmiie, En-ilius.
Ér asm e, Erasrnus.
Esther, Ester, Ilester.
Klitïnne, Stephanus Steven.
ÉtioTinctte. Stephanie.
Eufjénc, F.ugenius.
Imi q. .iii , Euqenia.
Enslache, Eustatius.
Kve, Eva, Eefje.
Kverard, Everhardus, Evcrt.
F.
Fabien, Fa\'naan.
Fabrico, Fabricius.
Fanchotte, Fannu.
Fanchon, Fanny.
Flore, Flora.
Franrnis, Franriscus, Frans.
Frangoise, Francisca, Francijntje.
Frédéric, Frederik, Frils.
Frédérique, Frederika.
G.
Ganthior, Gunther.
Gaspard, Kasper.
Gauticr, Wouter, Walter.
JOSS
iit\'.i.\'pn, Gideon.
                                  \\
Genüviéve, Genoveva.
Gtfoffroi, Godfried, Govert.
Georges, George, Joris, Jurriaan.
Cn\'Tard, Gerrit.
Gerrtinm, Uerman.
(rprtrnde, Geerlruida.
Godard, Gothard.
Godcfroï, Godfried, Govert.
(\'<Tè(\\oire. Gregorius.
Gnernard, Werner.
Giiillaume, Willem.
Guilleband, Willebald.
Guillomclte, Willemina, Wilhelmi
Gnslavo, Gustaaf.
Gni, Guido, Veil.
II.
Hélen*1, llelena, Leentje.
Ileriri, Hendrik, Dein.
Henriettc, Dendrika, Denrictte, -Jet
Hildegonde, Dillegonda.
IHIaiie, Dilarius.
Horace, Doratius.
Hubert, Huibgrt, Huib.
Iln;ji!\'--. llugo, Duig.
I.
Ide, Ida.
Iqnaco, Ignatius.
IsaaC haak.
Isabellc, Isabella, Veile, Lite.
Isabeau, Isabella, Belle, Lite.
Isaïe, Jesaias.
Isidorc, Isidorus.
J.
Jacob, Jakob.
Jacobée, Jaeoba.
Jacqiieline, Jaeoba.
Jacques, Jakob, Jakobus.
Jean, Johannes, Jan, Johan.
Jeanne, Johanna, Jansje.
Jeartnetle, Jannetje.
Jeannot, Jantje.
Jéoffroi, Godfried, Govert.
Jérémie, Jeremias.
Jérrtmo, Dieronymus, Jeroen.
Joacliim, Jochem.
Joseph, Jozef.
Josse, Joost, Jodocus.
-ocr page 569-
SfGE                      5W
O.
Olhon, 0((o.
O vide, Ovidius.
P.
P^trice, Paln\'ft.
Paul, Pautus, Aim/, Amw<
Paulin, 7\\»iWi>ius.
Pauline, Paulina.
Pólatje, Pelagius.
Pliilipot, l-\'iltpje, Flipje.
Pbilippe, Philippus, tïlip, Flip.
Pierre, Petrus, Pitttr, Pitt.
Pierrette, Pietertje, Pietje.
Pierrot, Pietje.
Q.
uentin, Quintinus.
ti ir in, (Juirijn.
R.
Randolphe, i; m.hyi.
Raonl, Jfndof/", /toe(.
Rebecca, Rebekka.
Ragnard, RegnauJd, Heinhard.
Rcynier, Reinier, Reindert.
Remi, Remigius.
René, itmafti*.
Richard. Rijkert, Rlchard.
Robert, Robbert.
Rodolphe, itoeio/\', Jioelf.
Rodrigue, lioderik.
Hoger, liut>ier.
Roland, Roeland, Roel.
Rosé, /ÏOia, Roosje.
Rosemonde, Rosamunda, Rozemond.
Roselte, Rosina, Roosje.
S.
Sabine, Sabi:ia.
Salomd, Salome.
Salfimnn, Salomo.
Sara, Sarah.
Sarolto, Saartje.
Scipion, Scipio.
Sébastien, Sebastiaan, Bastiaan.
Sébastiennp, SebasHana.
Sihnrt, Siewvrt.
Siqetroi, Siegfried.
J05U
\'n-it\'", .Josua.
Jules, Jutius.
•lulie. Julia.
Julienne, Juliana.
Juliette, Juliaantje, Juultje.
Justin, Justus.
iJustine, Justina.
L.
Lam bert, Lambertus, Lammert.
Lam-e, /.aura.
Laurenoe, ia«r«H(ia.
."iirht, Laurens, Louw.
^vinie, £atrinfa.
Uz.ire, Lazarus.
Leun, /,eo.
Léonard, Lnmwrfw, Leenden.
Lcotianle, Leonarda.
Léonor, Leonoor.
Léonore, Leonora, Eleonora.
Lise, Lisette, /.ysjV, Liic.
Louis, Lotteicijk.
Louise, i.odcwika, Louise
Luc, /.i\'/tas.
Lucien, Luciatius.
l.udolphc, Lu dolf.
M,
Madehine, JUagtfn\'enrt, Machtelt.
Maddon, Magdaleentje, Lonue.
Mare, Markus.
M argot, Grietje.
Harynerite, Marijaretha, Grietjr.
Marie, Marie, Mietje.
Martin, Martijn, Maarte».
Matthieu, Mattheus, Matthijs, Tijs.
Maurice, Maurits.
Maximilien, Maximiliaan.
Michéc, Michas.
Micbei, Michacl, Michiel.
Miclion, Michnttje.
Moise, Moxes.
I\' ^annette, Nannon, Kaatje.
Néhemie, Kehemia.
Hioodiaia, Piicodemus.
Hieolu, Nikolaai, Klaas.
Nicole, Nicola, Klaasje.
-ocr page 570-
ZËNO
Ulric, Ulricus.
Ulrique, Ulrika.
Urbain, Urbanus.
Urie, Urtah.
Ursule, Ursula, ürstl, Sute.
V.
Valentin, Valentijn.
Valérien, Valerianus.
Véronique, Veromca.
Voit, Veit.
W.
WiUibald, Willebaldus.
X-
Xa»ier, Xaverus.
Sigismond, Sigismundus.
Silene, Silenus.
Süvestre, Sylvester.
Sophie, Sopfiia, Fietje.
Susanne, Sutanna, bontje.
Suson, Santje, Suze.
Théobald, Thibout.
Théodore, Theodorus, Theodoor, üorus.
Théodose, Theodosia.
Théophile, Godlief, Theophilus.
Thérèse, Theresa.
Thibaud, Theohald, Thibout.
Thierri, Diederik, Dirk.
Tiennette, Stevhania, Stef.
Tiennot, Stevhanus.
Tin.3thée, Timotheus.
Tobie, Tobias.
Toinette, Toontje.
Toinon, Toontje.
U.
Zacharie, Zacharias.
Zachee, Zacheus.
Zénon, Zeno.
Udalrique, Ulrica.
-ocr page 571-
T A BL E
DES
VERBES 1RREGUL1ERS
-ocr page 572-
Stal
TABL
In Hul til-
Pré
de rituiii\'titif.
lent
du Subjont til.
Impnitd \'
Absourtre
j\'absotu.
ijiie j\'absoJve
i\'absolvl i
Acquérlr
f\'acquiers
que j\'acoraièra
]|acqnéq
Aller
je vais
que j\'aille
Assnlllir
j\'assaillc
que j\'assaillf
j\'unlll.1
H\'Asseolr
j\'asMeds
ijue j\'asséie
] \' K*Tj A
■Ivolr
j\'ai
que j\'üie
l\'avais 1
Holrr
je bob
iiue je boive
je buva (
lloullllr
ie bou*
que je bouille
je bouülj
Hralre
il brait
Crlmlrc
e ceins
que je «*ijiiie
je ceigi i
Clrcouclre
e circoncis
que ie circoncise
je circo F
riore
e dos
,-
Couu-lur*\'
e concIn-
que je concluo
je conch
Conflre
je conii-
que je COnflse
ie ce-nfU
Cftnmiitri*
je connais
que je connaisse
je conna\'
Comfrr
jo couds
que jo couse
je couss
Conrlr
ie coors
\'|iie je coure
je courn
je couvr i
Couvrlr
ie conïre
que je couïit
Crotrc*
ie crofe »
que je croic
}<• croya
je (.i\'ui--»
Croïtre
j,> rroi--
«jue je croiscc
« irelllli
je cueille
que jo cueille
je cueillj
Cuirr
ie cui*
que je cuise
je cuisai
:>.:\'■\'-.:<■
ie *ï*choi~
que je (léchoio
uéfnilli,
que je déinille
je ciéfailu
III re
je dis
que je \'li e
je disais
l?on»lr
je dors
que je dortne
je doi\'msi
Bcholr
il èchoit
_
Èclorc
il iclM
qu\'il éclose
.
Ècrlr*
i\'écri*
que j\'écrive
j\'écrivai-
Kt re
je suis
que je sois
j\'ètais
rntllli-
je faux
que je faillc
je faillaij
l\'nlro
je ia is
que je fasse
IC i.\'i ■ -
1 allol.
il faut
qu\'il taille
il ïailiati
1 r-i
je fris
I Uil
je (nis
que je mie
je ruyais]
«éslr
il \'|it
je hals
il gisait
Haïr
que
c baisse
je liaissal
Llro
e lis
que
e lise
je lisais
I.uirf
je luis
que
e luise
je luisai-
.Hum «II re
je maudi-
que
e maudisse
je maudii
Ment Ir
je men>
que
e meute
i je mental
Mettre
jo mels
que
c niette
je mellai
IflnHilrt1
je raouds
que
e uiouIe
je moula
Motirlr
je meun
que
ie meure
1 je motira
-ocr page 573-
tlBES IRRËGUL1BRS.
Futnr.
Itnpératlf.
Partlelpe
présent.
Partlcipe
1 Ml **•\'.
\'abeoudrai
absous
absolvant *
absous.
\'acquerrai
\'irai
acquiers
va
acquéjant
,11.int
acquis. 1
allé.
\'assaillirai
assaille
assalllanl
assaillï.
\'asseyerai
assïöds
asseyanl
assis.
\'auraj
aic
ayant
eu.
e bot ra i
bois
buvant
ba.
e bouilirai
bons
bouillaru
bouilli.
] braira
_
~ 1
e ceiiulrai
ceins
ceifjnant
ceint.
e circoncirai
circonci ■
circoncisant
circonciü.
e clorrai
clos.
e concluiai
conclus
coticluant
conclti.
e confirai
conus
confisani
conlit.
e connaitrai
connais
connatssaiit
connu.
e coudi\'ai
COUds
cousant
cousu.
e eourrai
court
courant
couru.
e couvrirai
couvre
couvrant
couvert.
e croirai
crois
froyant
cru.
e croltrai
croia
croissant
cru.
e ctieillerai
cueillo
cuoillam
cucilli.
, o cuirai
cnis
cuisant
cuit.
e déchtrrai
_
déchëant
déchu.
_
déraill i.
je dirai
au
disant
dit.
je dormirai
dors
dormant
dormi.
j\'écherrai
êchéant
ccliu.
il ücloria
éclos.
j\'écrirai
écris
écrivant
écrit.
je serai
sois
étant
été.
je faudrai
faillant
faiili.
ie feiai
fais
faisant
fait.
il faudra
_
_
fallu.
je frirai
fris
frit.
je fuirai
fuis
fuyant
(ui.
((isant
je haïrai
tuil
haissanl
ha\'i.
3e lirai
lis
lisant
lu.
je miiji
luis
lufc \'\'!Ï
lui
je maudirai
j\'UU\'ll
maudissant
may.Itt.
je mentirai
mens
mer.tanl
menti.
je mettrai
mets
nettant
mis.
moulu
je moudrai
moud
moulant
je mourrai
meurs
mouiant
met
1\'CllUS
faillis
\'Ivis
Is
lÜlii
Uut
üsis
•audis
entis
lis
cnln-
Wiirus
-ocr page 574-
■ iillnllll.       d<! l\'lndloalK. du SublODClir. •"•I»>rf»ll
.tfouvolr je meus
que je meuve
e mouvai-
X.iitr.\' je nats
que je iJ-.ii — r- |
e naissai>
O u ir
l*Mitre
e pais
que je paisse ■
e paissais
l\'arnitrr
e parais
que je pai\'iisse
e paraissaj
1\'Hillr
e pars
jue je par te
e pariaiï
Phüre
e pUis
que je piaise
C [ll.U-.ll-
Pleuvolr
1 pkut
qu\'il pleuve
1 pleuvan
H€»liidr«
1 poini
I*ourv«iir
e pourvois
que je pourvoie
e pourvo
ft\'ouvolr
ie puis
que je puisse
e pouvais
i\'i\'t\'ii\'lic
ie prends
que je pruntie
ie prenais
Rétt-tudre
je if-nü-
que je résolve
e r&olrai
Hlre
ie ris
que je rie
e riais
SHjiMr
1 sail\'e
1 qii\'i) saiile
i saillait
f^avulr
e sa is
que je sachc
e sa va is
Beolr
i sied
qu\'il siée
1 seyait
ttervlr
e ters
que je serve
e :-i\'i val
s*orllr
e sors
que je sorte
e 5ortais
Nllra
e BUffis
<{ue je sutfice
e suffisai>
£ultrv
e suis
que je suive
e suivai-
•«iiriniii-
e Biii-kon
que
e sursoie
e sursoyü
Tnire
e La is
que
e taise
e taisais
Tc ii ir |
ü tiens
que
e tieuiie
e teuais
Trui re 1
e truis
que
e traie
e trayais
V Minere
e values
<jue
e vainque
e vviiiqui
VHlulr
e vaux
que
e vaille je valais
Vêtlr
e vêu
que ie vete je veiais
\\lvr**
a vis
que je vive je vivais
\\ oir
r! V01S
que ]e voie je vovais
Vnuidir ] ,
e vc«x
, q«e
e veuille je vouUh
-ocr page 575-
Partlclpe Pnrtlrtp*
prevent, .pnssé.
I\'Hi-ffiit
riéllnl.
lui|irra(ll.
je mouvrai
je naitrai
Bé.
oui-
pu.
pam.
parti
plu.
plu.
pourvtt.
pu.
, pris
résolu (r
, ri. sous
sailli
SU.
(«Ti
sorti.
snrfl.
suivi.
sursts.
tu.
tenu.
1 trait.
vairsu.
valu.
vétu.
vécu.
vu.
voulu.
- 4
e pal tra i
e parus je paraitrai
:e parlis je partiraï
a plus
e plair?\'
il plul
1 pleuvra
— \'
1 poindra
ie pourvns
e pourvoirai
je pus
e pourrai
je prli
e prendrai
je résoltis
e résoudrai
j-i ris
e rirai
il saillit
1 saillei\'u
je sus
e saurai
1 siéra
je Mrvii
e servirp\'
|e sortis
e sorlirai
je suffls
e -in"iii- u
je suivis
e suivrai
je suisis
e sursoierai
je tus
e tairai
Je tins
e tiend r?\'
e trnirai
je vainquis
e vaincrai
,iy valits
e vaudrai
je vëlis
e vr-iirai
je vécus
e vivrai
pais
jwrais
pars
plais
qu\'il pleuve
injigiiez
pourvois
qu\'il puisse
prends
rés ooi
paissant
paraissant
partant
plaisant
pleuvant
ponrvoyant
pouvant
prenant
résolvant
riant
1 saillant
eaclinnt
seyant
servant
sortaut
>nifi- \'ui
suivaut
sursoyant
taisant
tenant
trayant
vainquant
valant
vètant
vivant
voyant
voulant
sache
sers
mrs
sutQs
suis
qn\'il sursoie
tais
tiens
trais
vaines
vaux