-ocr page 1-

ïrMîîs^

.h

-ocr page 2-

/ CLr, -i >ÀA, r> Cf

A

-ocr page 3-

■ » \' W.

4

; Äi-

^ V

■ -.f-r..

. -i-ï\'

. \'\' i ■

vV ■

■ ;

* \\

■ ■-\'\'-li

•••- - , \' " fny , ■ Î, , . .

....

W-,

7.; \'

\'t /»r:

«

s

ci

voor PRIVAAiuuCH;

Transportrecht.

§ 47. INLEIDING.

Transport recht in uitgebreide beteekenis omvat alle
rechtsbetrekkingen welke voortspruiten uit het vervoer en wat
daarmede in verband staat: expeditie, goederenvervoer, per-
sonenvervoer, vervoermiddelen en de exploitatie daarvan.

W e 11 e 1 ij k e bepalingen:

a. Expeditie, Wetb. v. Kooph., bk. I, tit. 5, afd. 2.

b. Vervoer binnenslands, Wetb. v. Kooph., bk. I, tit.
5, afd. 3.

c. Binnenscheepvaart, Wetb. v. Kooph., bk. II, tit. 13.

d. Vervoer ter zee, Wetb. v. Kooph., bk. II, tit. 1—12.

c. Openbare middelen van vervoer, met uitzondering der

spoorwegdiensten, Wet van 23 April 1880, S. n°. 67, gew. bij
Invw. Swb. en bij de wet van 9 Juli 1900, S. n®. 118 (wijzi-
ging van art. 11); — K. B. van 31 Juli 1880, S. n". 121.

ƒ. Spoorwegvervoer, Wet van 9 April 1875, S. n°. G7
(vroeger wet van 21 Ang. 1851), S. n°. 98), tot regeling van
do dienst en hot gebruik der spoorwegen, gewijzigd, behalve bij
Invw. Swb., bij do wet van 31 Dec. 1880, S. n®. 258 (wijziging
van art. 70), aangevuld bij die van 10 Mei 1882, S. n°. GG (invoe-
ging van art. 33o), gewijzigd bij die van 8 Apr. 1893, S. n°. G2
(wijziging van art. 64). — Algemeen reglement voordo dienst
op do spoorwegen: K. B. van
tt? OoW 1^7ö, 8r n\'^. ISijpnedeH-

/attv S.h\'* Sjf.

-ocr page 4-

346

Inatot 23 Pebiv-3:9Q9rSr-ttVo8r—
Algemeen reglemeiit voor het vervoer op de spoorwegen:
K. B. van 4 Jan. 1901, S. n°. 20, sedert herhaaldelijk gewij-
^ ij^nJLd- het laatst
tO MiL. 1010, S. ii". — Reg^e^^ voor den

dienst op spoorwegen, op welke vervoer plaats heeft zoowel
met stoom als met electriciteit als beweegkracht, K. B. van^
O j^^li ion« s — Wet van 9 Juli 1900, S. n°. 118,

houdende nadere regeling van den dienst en het gebruik van
spoorwegen, waarop uitsluitend met beperkte snelheid wordt
vervoerd. Algemeen reglement voor de spoorwegen, bedoeld
in art. 2 dier wet (Tramwegreglement 1902): K. B. van 31 Juli
1902, S. n°. 16^ Algemeen reglement voor de spoorwegen,
bedoeld in art. 1 dier wet (Locaalspoorwegreglement 1902,
deel A en B), en Reglement houdende vereenvoudigde bepa-
lingen voor spoorwegen, als bedoeld in art. 1 dier wet, op
welke geen vervoer plaats heeft dan met eene snelheid van
ten hoogste 35 kilom. per uur (Vereenvoudigd Locaalspoor-
wegreglement 1902): K. B. van 18 Aug. 1902, S. n°. 170,
sedert gewijzigd, het laatst bij K. B. van
8 April 191Q,-Srn°. 10Q.-\\.

g. Vervoer van landverhuizers, Wet van 1 Juni 1861,
S. nO. 53, houdende bepalingen omtrent den doortocht en het
vervoer van landverhuizers, gewijzigd hij de wet van \'15 Juli
1869, S. n°. 124. K. B. van 27 Nóv. 1865, S. n°. 130, ge-
wijzigd bij K. B. van 30 Sept. 1869, S. n°. 155, en 21
Juh 1875, S. n°. 138.

h. Vervoer van brieven, enz.. Wet van 15 April 1891,
S. n°. 87, tot regeling der brievenposterij, sedert meermalen
gewijzigdfNieuwe tekstuitgave: K. B. van 9 Oct. 1908, S. n°. 316.
Besluiten tot uitvoering: K. B. van 14 Dec. 1895, S. n«. 222,
sedert herhaaldelijk gewijzigd, het laatst

K. B. van 30 Sept. 1907, S. n°. 261 (zeepost).

i. Vervoer van pakketten. Wet van 21 Juni 1881, S.
n°. 70, tot inrichting eener dienst ter verzending met de post
van pakketten, een gewicht van 5 kilogram niet te boven
gaande. Artt. 11—15 en 16 al. 2 zijn afgeschaft bij art. 30
der Postwet van 1891. K. B. van 15 J\'an. 1882, S. n°. 14,

m

f\'"!j:r gkaaff.lnstjtuut voor privaaii^echt

^ JL^^//, S. /C. //L ^HL f S, ^ /^t/; K. ß. /y s,

Z /Jts^ S. /oPj cff tSY; /r 66C,. i s.

^2M Ufe^.3, UeC,,

fejLxsuj^ ^crx-o-AJi^vvuA/, ■Z\'^.
on , (foi. f tja ^

1

I

R

WOLENGRAAFF INSTITUUT
VOOR PRIVAATRECHT
NIEUV^E GRACHT 60
UTRECHT

ÏJL

i

-ocr page 5-

^^l^pboord. I>o bemanning is gered. ^^^^^^^

LOJfDEN, 2 Juli. (Reuter.) Lloyd\'s verneemt uit |
Crówliead. dat de Engelsche schöener
ÏQwer, van
Parrsboro opweg naar Newpört, is getorpedeerd. Een |
I bqot met 9 van de bemanning, is gisteren door een
treiler naar Croökliaven gebracht |

CROOKHAVEÜT, 2 Juli. (Reuter part.) De kapi- >
tein van de schoener Tower heeft verteld dat bij de
duikboot, dio seinen gaf Qm te stoppen en het schip
te verlaten, op tien mijl afstand zag. Isadat hij aan
dat bovel gevolg had gegeven, werd het schip met
bömmen in brand gestoken.

De kapitein zag uit de scheepsboot een bark van
ongeveer 1500 ton, die geen vlag voerde en welke
daarna door de duikboot, die er twee granatela op
afvuurde, werd vervolgd.

De kapitein van de treiler (die bemanning van de j
Tower heeft gered) heeft verteld dat de duikboot,
^na de böxk in den grond te hebben geboord, tweo
loöze schöörsteenen van zeildoek en twee masten
opzette en ee zoo uitzag als een diep geladen stoom->
schip. Er kwäm zelfs rook uit de schoo^teenen.
Zij had zich ook een loozö bqeg en achtersteven ge-
maakt.

De duikbQöt verdween in N.W. richting. j

De Engelsche mnnitiewet.

LONDEïf, 2 Juli. (Reuter.) Het Hoögerhuis heeft
de mnnitiewet in alle lezingen aangenomen. Ze is
hedenavond van kracht geworden.

Curzon heeft meegedeeld dat de eersto week
4G,000 man tót het nieuwe muniticleger toetraden.

Het Engelsclic verbond van
valivereenigingen. ^

LOjS\'DEIT, 2 Juli. (Reutor.) In do jaarvergadering
|-vau Ikêli yerljoiid yau vakverceyiginsjen, gelioudou te
Derby, heeft Appleton, do secretaris, yoorlczing ge-
daan van een briefwisseling, betrekking hebbende op
het internationale arbeidssecretariaat, waarvan do
hoofdzetel te Berlijn is. Uit de briefwisseling blqek
dat Legien, do seoretairis van het Duitsch ycrbond,
de laatste weken pogingen heeft gedaan om oen
internationaal congi\'es van yakvereenxgingen tc
Amst\'Ordam voor te bereiden. Voorstellen dien-
aangiaando zijn aan de Engelsche vakvereenigings-
maniiien gedaan door het nationaal arbeidssecretariaat
in JSTcderlaiid. Appleton heeft in anhvoord op do
uitnoodiging opgemerkt dat Legien. niet in staat is
zich een oordeel te vormen omtrent do bitterheid,
dio -in Engeland en Frankrijk zijn gewekt door
Duitschland\'s volstrekte miskenning van de Haag-
scho conventie en de golMruiken van bcschaai\'do
oorlogvoering. Het vergiftigen yan bronnen ca vtin\'
loopgraven, do yerfoeilijke moord op non-combattan-
ten, — al dezo dingen hebbeji een uieuwcu geest
gewekt. Onze manp^en hadden totdusver den oorlog
beschouwd als een hoogeren\' vorm van_ sport en
hobben e-r naar gestreefd om do hoffelijkheden in
acht to nemen, dio zelfs de oorlog vergt yan eer-
bare mannen. Maar thaais wordt een schreeuAV om
wraak vornomep. Juist heden, yervolgdo / Apple on,
bevatten do bladen foto\'s van zuigelingcü dio ver-
dronken zjjn door den aanval der Duitsohers op do
ougewapendo Lusita,nia. Zelfs indien er e<?n ver-
tegenwoordiger van do vakverceiiiginjen was dio

-ocr page 6-

m

\'Algeineen Reglement Vervoer 1901.

19 Juni, I
ïglement I

Het Stbl. no, 286 bevat een Kon. besluit van 19
tot nadere wijziging van het Algemeen Eeglement
Vervoer 1901. ;

Het derde lid van artikel 6 van het Algemeen Regie- \'
ment Vervoer 1901, vastgesteld bij Kon. besluit van 4
Januari 1901 (Stbl. no. 20), laatstelijk gewijzigd en
aangevuld bij Kon. besluit van 1 Augustus 1914 (Stbl.
no. 341), is gewijzigd als volgt:

„8. De bestuurders van den spoorwegdienst bepa-
len, onder goedkeuring van den minister van wator-
&taa,t, tegen welken koers zij de in het eersto lid ver-
melde gouden muntspeciën in betaling nemen en tegen
welken koers zij vrachtprijzen en andere door hen in
te vorderen of uit te betalen bedragen, die in eene
vreemde muntsoort zijn uitgedrukt, in Nederlandsohe
munt herleiden. Een en ander wordt door aanplak-
king van eene lijst op de plaatsen der vfaohtbetaling
tor kennis van het publiek gebracht,"

Dit besluit treedt in werking den tweeden dag na
dien der dagteekening van het Staatsblad en de Staats-
courant, waarin het is geplaatst.

Zitting militieraad lichting 1916;

\' Het Stbl. no. SOI bevat een Kon. besluit van 30 Juni,
betreffende de opening der tweede zitting van den
militieraad voor de lichting der militie van 1916.

De tweede zitting van den militieraad voor de lich-
ting der militie van 1916 wordt geopend op Maandag
12 dezer.

Het Stbl. no. 248 beva.t de wet van den 16d§n Juni\'
1915, tot verhooging van het negende hoofdstuk der
StaatsbegTOoting voor het dienstjaar 1915.

Het Stbl. no. 264 bevat do wet van den 16den Juni
1915, houdende, eene bijzondere regeling nopens ont-
heffing en vrijstelling van personeele bel^ting in
verhaald met de in 1914 plaa-tö ^ehad hebbende mobili-
satie van land- en zeénLacht. .

Het Stbl. no. 265 bevat de wet van 16 Juni 1915,

houdende wijziging van wetten betreffende den accijns
op het geslacht.

Het Stbl. no. 267 beval; de wet van 16 Juni. 1915,
houdende algemeene bepalingen ten aanzien van de
kwade x>osten en de onverhaalbare kosten van vervol-
ging, in zake de directe belastingen.

Het Stbl. no. 271 bevat de wet van 16 Juni 1915,
tot verklaring van het algemeen nnt der onteigening
van eigendommen in do gemeente Oude Tonge, noo-
dig voor den aanleg van een afsluitdam met keersluis
in het havenkanaal aldaar.

Het Stbl. no. 275 l)6vat een Kon. besluit van 18 Juni,
tot nadere wijziging van het Algemeen Reglement
Vervoer 1901. i

Da-arbij is art. 79 gewijzigd als. volgt:
Voor het vervoer van reizigers en goederen van of
naar het buitenland kunnen door den minister van
watenstaat van dit reglement afwijkende bepalingen
worden toegelaten.-

Het Stbl. no. 279 bevat de "wet van 19 Juni 1915,
houdende wijziging van het invoerrecht op sinaas-
appelen, mandarijnen, citroenen en bananen en op

.a

oudheden.

-ocr page 7-

ittj. ■/\'H\'unj?!_da.* ft im. Oft , c^ -Zot^e/- -ây H^/e.*^

clsL^ fjtx-^l/vcß^ ^^AJUZ\' .

C^Oi-AJi^UJxi^-OLn^^ Um/y ! o^ Ôa^rt^x^eÂ^&u,

/

-ocr page 8-

GOVERNMENT FORM.

BIJLAGE XXI.

TIME-OHAB.TER

>LsoN & Wright

STOCKHOLM.

Teleg2\'ams

WrigM—^focknolm.

/J- \'

Stockholm

It is tlilf? J.i)\' inuliitflly agrceil between

Owiipra of the good Ste,im-31iij), called llio

4 C-/ ff

lIorse-poiTor,

z/s/

]

Kegister,

\\ of

nett

/

^^^ fill Messrs

Ti-at the saiil Owners agree to let and the said Ch.irterera agree to hire the saiil Steaia-Ship for the term
commencing from the\'day of her^ivery, she\'lieing theu phicod at the dispoKal of the (.\'harl.^iers or their nRent.s at <X ^^C^^iX ■f\'-yv

--L—-

r«». in siu\'li ov at snch safe WliavC oT place wliere she can lUvays safely lie alloat as Charterers may iliroct, she hein« then ready to receive cargo, and being light, stanucli,

Lliarteiers. Co^t^J ,

«alanil

iHiii

_ ------IlltUllJut\' 181]

caJt

___ as oriV*rpd by charterBrs,

^ strong, :in.l in i very way litte.l for Ih.- service and with full compl.\'iopnt of officers, seamen, t^gincer» and tiieinen for a v^sel of.her t^iaK^d with nws^^l^
^ to he ei^ipluyed in such liuvful trades (no injurious cargoes 1/eiuj; shi|)ped1 between ^ORZJ z^f.UCCCC\'ft^ COCC

^

écr

where she can aln-ays nately lie .ntlont as ilie Charterers or (heir apents shall direct, on the following conditions:—

\'l\'\\va\\. V\\\\e OwnPYs a\\\\a\\V viovule and pay for all the piovisioiis and wages of (lie Captain, ofiieers, engineer?\', tiremen dnJ cn>w; shall pay for the Insurance of the
vessel, also for xll eiig/rie-rooiii «(ores and maiiUaiu Uim- in n Uwroiiolilv efiicient slate in hull and niaehlnery for ami «liirliig the service.

That the c\'liarierers shall proviitc miJ pay tor :ül the coiila, hud, porteharges, pilotages, cuual dues (if any), agencies, oniiiiisHiuiis, expenses of loading and unioadini;
cargoes, and all other charges and expensiw whatsoever, exee|>i. those before,-stated.

That the CiiaftOrers shall have the right, if they desire, to keep\\a Supercargo on board the vessel at their own expense dtiring the contiiinance of this Charter-PSTty.
That the Charterer.« shall accupt and pay for all Coal in .ships hunters at the time of delivery and the Owners shall on exiiiratinn of this Charter-Party pay for all (Jial Ifeft in
the Pmiikers, at currciit market prieos at the ports of delivery and ledelivery. ^

That the Charterers shall ]>ay for the use and hire of the said ve.^el: /

per calendar inoiiih, coiiinieneing on and from the day of her delivery (such delivery not to bi» niado on a Sunday or Holiday and if on a Saturday to bo liefcre »ic»on or time
not to count I>f:f.jre the followiiic Monday nt C a. m.), as aforesaid, and .at and after the Bamc rate for any part of a month, hire to continue until her redelivery to the Owners
(unless iost) fit ff
poft in f\'harterv.rs\' OjHion in the Uniletl JUngdom or on the Cuufiitent Oetiverin Bordeaux and Hatnhurg.

That the payment of the said hire shall he made as follows:— in adranca Sn c.ish as due

and in default of such pavuient or payments, as herein specified, the Owners shall have the faculty of wilhdr.iwing the said steamer from the service of the Charterers without
prejudice to any claim they (the ownerB) may otherwise have on the Cliarterers, in persuance of this Charter.

That the cargo or cargoes shall be laden and/or di.icharged-in any Joct or at any wharf or place the Charterers or tlietr agents niay direct where the steamer nan
always safely lie afloat.

That the whole roach and burthen of tiio steamer, including decV-oapacity, also pa.\'«scn^er aocomodatiou (if any), not being moro than she can reasonably stow and
carry, shall be at the Charterers\' dispos.il, reserving only proper and sufficient space for ship\'s officers, crew, tackle, apparel, furniture, provisions, stores and fiiel.

Thai the Owners shall not be responsible for damage to cargo caused by bad stowage, the .stevedore being employed by the Charterers. •»

^— That the Captain shall prosecule liis voyages with the utmost desp.atch and shall render all customary assistance with ship\'s crew and lioats.

That the Captain (allhougu appointed by the owners) .shall be under the orders and directions of the Charterers as regards employment, agency or other arrangements;
and the Chartercvs hereby .ijjree to indemnify the Owners from all couse<inenees or liabilities that may arise from the Capttiin signing bills of ladinf; or in otheniise complying
^ith the .same.

That if the Charterers shall have reason to be dissaiisfied with the conduct of the Captain, Officers or Kngineera, the Owners shall on receiving particulars of the
complaint, investigate the same, and, if necessary, make a change in the appointments.

That the Captain shr.il be furnished from time to time with all requisite instructions and sailing directions and shall keep a full and correct log of the voyage or
voyages in wiiich the Consumption of coals is also to bo entered whicli are to be patent to the Charterers or their Agents.

■l/i, -^kihilior stores, breakdown of machinery or damage preventing the working of the steamer for more than twenty-
four running hoiirsj^e payment^ tift hir^hall cea^^rom the commenceuiont of such stoppage until she shall be\'again in au efficient state to resume her service; and should
she in consef|uence imt into any other port than that to which she is bound, port-charges and pilotages at such port to be borne by Uie ownera of tlie steamer, but should she

Cha.i-rers\' risk and e.per,^^^

T fhat should the steamer be lost, Treigiit paiigin advance amr not earned (Rckoning Irom the date of her loss ovitom the day .she ha.s been iaat seen) shall be
returned to thi^ Charterers.

The Act of Ood, perils of the Sea, fire on board, i.i hulk or craft or i;n_shore. barratry of the Master and Crew, enemies, pirates and thieves, arre.sts and restraiuts
of princes, rulers and people, collisions, stranding and oilier accidents o( navigation, even when occa.sioned by negligence, default or error in judgement of the Pilot, Master,
Mariners or olher servants of the Shipowners, always mutually wxcepted. Steamer not answerable for any loss or damage arising from explosion, bursting of boilers, breakage
of shafts, or any latent defects in the machinery or hull, not resulting from want of due diligence by the Owners of the steamer, or any of them or by the steauinr\'a Husband
or Manager.

That should any di.sputc arise between the Owners and the Charterers, the matters in dispute shall be referred to three persons residing .it I.K>udon one to be
appointed by each of the parties hereto and the third by the two so chosen, their decision, or tiiat «if any two of fhem, shall ba final and for tlie purpose of enforcing
any award, this agreement may be made a rule of Court.

- That the Owners shall have a lien upon all cargoes, and all sub-freights for freight or charter-money due under this charter; and charterers have a lieu on !he ship
for all money paid in advance and not earned. The charterers to liave the option of subletting the steamer giving due notice to the Owners.

A/1 derelicts, towage« and salvages after paying crew\'s iiioportion, wages and expenses, for Owners\' and Charterers\' equal benefit.
Average, If any,,to b«..seltied accordiijg to Tork -aad Antwerp-iuie» i880.

-Ti.nt thn „V..1I I...-» <1... „r n.r.

talL\'Uiljn luuiitlu ejih uii |,li

fllHhn

,1- .t.„ rs--------------r,.—.T^.... ..... ... —<i.„ r.-^t .„.l „„j. „..l,»-!...! <„

-----1- r,------- -I 1---- r----J.---i .■„. ... —J.: —^r ...■i ....j. »ayiyyiA^yt^

^\'^^Five per cent Brokerage on the gross amount of freight re.sulting from this charter, and fnmi any continuation, is due by the owners, ou to OUou

i AVtight or their order, »teanwr loat, M-»ot lost, by whom the steamer is to reported at the Custom House in Stockholm, digiu^the period this charter remains in force.
Penalty for uou-peiformance of this contract,
^ as liquid^j^ damages.

(■iU^^Uc /f^ J ^

-ocr page 9-

BIJLAGE XXII.

CHAMBER OF SHIPPING PITCH PINE CHARTER, 1898, FOR THE
UNITED KINGDOM, EUROPEAN CONTINENT, AND MEDITERRANEAN.

IT IS THIS DAT MUTUALLY AGREED between------, .

Owners of the «rood Steamship caUed the \'

of / register, of the capacity of ^ C^"^ Standard!, or thereabouts the Shipowners having a

margin of ten per cent, more or less. Master

now

The W. S. KEY8ER COMPANY,

and W . MiiMUlin * ftft- of PcuKiicoia. (Ma.. Mobile Ala-, and Biloxi. Miss.. Charterer«, per CROW, RUDOLF & CO.,

of Liverpool, as Agent«.

1.—That the said Steamship, being tight, staunch, and strong, and every way fitted for the Voyage, shall, with all convenient speed lhaving liberty to
take Cargo for Owner\'s laenefli^ to any port or ports on the way, or to ). and after

CODE NAME.
PIXPINUS.

CROW, RUDOL.F St CO.
K^i verpoot.

Tklkoraphic Address I
CROW LIVERPOOL."

discharge of same, sail and proceed to

VAmo.—Owners may
agree to expunge
the woi-ds "alwayii
afloat" at loading
and/or discharging
ports.

or so near thereunto as she may safely get, and there load, always afloat, from the said Charterers or their Agentis. a full and complete camo vl
Pitch Pine Sawn Timber and/or Deals and/or
Boards at Cbarterew\'option- Deck load (if required by the Master) to be supplied ^ Charterers at
their risk and at full freight, to. consist of SHHM- Sawn Pitch Pine Xinlher and/or Deals or Boards at the Shippers\' option. No Timber or Deals
to bo cut without the written permission of the Shippers, and the number of cuts (if any) to be int<erted in Bill of Lading, and the Steamer
is not to bo responsible for such cutting. Sufficient suitable Sawn Timber and/or Deals and/or Boards, the description to be at the Shipper"«
option, to be supplied by Charterers for Beam Fillings and Stowage as required by the Master, but not exceeding ten per cent of the entire
Cavgo. No such Timber, Deals or Boards to be" required shorter than 10 feet- Charterers agree to furnish only such under-deck Cargo as will
go through the Steamer\'s hatches.

Not exceeding what she may reasonably stow and cairy, over and eltove her Tackle, Apparel, Provisions, and Furniture; and teing so loaded
shall therewith proceed to

Memo.-Stute on the line below,
nt the time of Churteriwj,
whether the Steamer hai or
hag not a permanent longi-
tudinal bulkhead.

or so near thereimto as she can safely get, and deliver the same at such ready available Wharf, Dock, or Place as Consignees may direct on
arrival, always afloat, or in default thereof the Steamer can proceed to any usual discharging place for such cargo, on being paid Freight
as follows:-

For SA^VN PITCH PINE TEVIBEB

, nnwij rirrcn bbtb TiMBiiin"

TTKByg

PITCH PINE DEALS .
PITCH PINK BOARDS .

C !

Ten per cent, of the entire Car^o to be at two-thii-ds freight.

The Freight is ;n full of all Port Chaiges and Pilotages.

If required by the Owners the Timber to he measured by the Customs Fund Ofilcci-s in the United Kingdom; on the Continent or in
the United Kingdom whero there are no Ctwtoms Fund Officers, then to be measured by an official mon-surer. Measurement of Hewn Timber
to be calculated upon the basis of full square dimensions (no allowance to bo made for wane), and the expense of measuring, when incurred,
to be divided between the Eeceivers of the Cargo and the Owners of the Steamer.

2. -The Master or Owners to telegraph the Shippers of the Cargo (telegraph address as per margin), the Steamer\'s sailing from last port
of departure.

3.—Ohe running day and a quarter per 100 tons net register (Sundays and legal holidays excepted, unless used), are to bo allowed the
Charterers for loading the Cargo, such lay-days to coinmonce on tho morning after the Steamer is ready to receive Cargo, and written noticc
riven of- same to CJharterers or their Agents, and in case the Steamer is longer, delayed by default of Charterers or their Agents, they shaU pay
demurrage at the rate of 44 stei-ling iier net register ton per running, day for each and evei-y day so detained. If sooner loaded the Steamer to
pay (Charterers or their Agents the sum of 2d sterling per net register ton per day despatch money for every day saved, including Sundays and
legal holidays. Charterers may finish loading on the day the Steamer is cleared at the Custom House without coimting it as a layday
used, neither shall it count for despatch money. Saturdays are to count as full days. The demun-age to bo payable day by day. I^e
Cargo to be brought to aud taken from alongside the Steamer at Charterers\' risk and expense, any custom of the port to the contrary
notwithstanding. The Steamer is not to be responsible for any Caivo until same is taken hold of by her loading tackle. Tlie Steamer to sign
for and talie charge of Cargo when delivered alongside, but sliali not be held responsible for any loss from alongside or salvage expenses provided
the Captain furnishes a protest (at Charterers\' expense), showing the catuse of loss, and the approximate number of pieces lost shall be inserted on
the Bills of Lading. Lighterage, if any, at the ports of loading and discharge, to be at Charterers\' risk and expense, as also any lighterage
mcurred to enable the Steamer to reach the iwrt of discharge, any custom of the port to tho contrary notwithstanding. The Cargo shall bo
received at Port of Discharge from the Steamer\'s tackle in ordinary working hours with customary Steamer despatch but at the average
rate of not less than O O standards per day, any customs of- the port to ihe contrary notwithstanding, and should the Steamer be
detained beyond the tim^ stipulated for discharging, demurrage shall be paid at -the rate of W sterling per net register ton per running day,
payable day by day. Tho 3laster shaU give reasonable notice of cargo required, and should he order more Cargo alongside than can be taken on
board, the expense of returning same to the booms or wharf to be home by the Owners of the Steamer.

4.—Sufficient Cash for Steamer\'s ordinary disbursements to be advanced the Master by the Charterers at Port of Loading, if required- by him,
at the exchange of $4.80 per £ sterling, subject to 2J per ceni Commi.\'sion and tdso cost of Insurance, such advance to be endorsed upon the
Bills of Lading on account of Freight, but no draft to be given for Such advance.

5.—If the Cargo cannot be loaded and/or discharged by reason of a strike or lock-out of any clas.s of workmen essential to the loading and,\'or
discharge of the Cargo, or by reason of epidemics, the time for loading and/or discharging shall not count during tho contimmnce. of such strike
or lock-out or epidemic (a strike or lock-out of the shippers\' aaid/or recovers\' men only^ shall not exonerate them from any derHurrage for which
they mav be liable under this Charter if by the use of reasonable diligence they could have obtained other siiitable labour), and in case of any
delay by reason of the before-mentioned causes, no claim for damages shall be made by the shippers, the receivers of tho Cargo, the owners
of the Steamer, or Iw any other party under this Charter.

6.—The Bills of Lading shall be prepared by the Shippers of the Cargo on the form endorsed on this Charter, and shall be signed by the Master,
quality and measure unknown, frei^t and all conditions, clauses and exceptions as per this Charter.

7.—The Act of God, tho King\'s E_..miea, Eeatramte of Rrinces and Bulers, Perils of the Seas, Jettison, Fire, Barratry of the Master and
Crew, Pirates, Collisions, Strandings, Accidents, faults or errors in Navigation or in the manag^ent of the said Steamer, Accidents to Htill
and/or Machinery, and/or Boilers, or latent defects therein, although existing at the time of shipment, always excepted, even when occasioned
by the faults or errors in judgment of the Pilot, Master, Mariners or other persons in Navigation or in the Management of the Steamer, not
resulting, however, in any case from want of due diligence by the Owner of the Steamer. The Steamer has liberty to call at any ports in any
order, including Newport News, Norfolk, and Sydney Cape Breton, to coal or for loading or discharging cargo under Clause 8 of this CJharter-
Party or otherwise to
sail without Pilot, and to tow and a?si?t vessels in distresa and to deviate for the purpose of saving life and property.

8.~U t\\ie natioTi vnader wl\\OHe ftaft the Steamer sails shall be at war, whereby the free navigation of the Steamer is endc.Tigered, or if
prohibition of export or blockade prevent the loading or completion of the Cargo, this Charter shall be to such extent nuU\'aad void at the last
outward port of delivery or at any subsequent period when the difficulty may arise, and the Master shall have liberty to sail wWi what Cargo
he has on boanl, with the option of filling up at a port or ports on the way home for a port or ports on the way to, or for the port of discharge
under ttus Obarter-Party for Ovraers\' benefit.

9.—The freight to be paid in ca.«h without discount, less the advance, if any, on unloading and right delivery of the Cargo, but the receivers of
the Cargo are to pay freiglit during delivery; if to the Continent in cash, at the rate of exchange current on the day of Steamer\'s arrival, for ahort
sight Bankers\' Bills on London.

10.—I\'he Master not to be obliged to sim more than one set of Bills of Lading, imlws due written notice be given him before conamencing to load,
and the Cargo to be .supplied so as to enable him to keep separate the different consignments-

11.—In case of average the same to be settled according to the Tork/Antwerp Rules, 1890, excepting that jettison of deck cargo (and the freight
thereon) for the common safety shall be allowable as Gene^ Average- 
.,

Bie.uuui lu ummf ihu pwimu uia iiivw\' awrn: uutJM.

13*.—TUU Miiiilei; or. OwnersTtJ have a3i absolute ITen upOTthe CargoTftr .all freight, dead freight, demurrage and average, and should tho
receiver require the Cargo to be delivered overside or at a Jllaeo whero the Owners cannot exercise their lien, then tho approximate freight, «itc.,
to be paid during delivery.

14.—The Vessel to be consigned to Charterers or their Agents at the Port of Loading, paying them 24 per cent, address commission on tho
estimated amount of Freight.

15.—CJharterers or their Agents to provide and pay a stetedore to do the stowing of the Cargo tmder the superv ision of the Master, to supply
dogs and chains ©t their risk), pay wharfage, custom-house, tonnage, quarantine dues (but not ftmiigating exjienises or other special charges
consequent upon Sickness of the crew), and consular fees for entrance and clearance, Harlwur Master fees, and pilotiige in and out, at four dollars
fifty cents. (i84J50) per St. Petersburg Standard of 166 cubic feet, on the entire cargo taken on board at Port of Loading.

16.- It is alao mutually a^eed that this Contract is subject to all the terms and provisions of and to tho exemptions from liability contained
;n the Act of Congress of the United States, relating to navigation, &o„ approved on the l3th day of PebnifOT,-1803.

17.—If reqvured by Charterers, lay days are not to commence at Loading Port on or before the fZ^yj^^vyvuFyt-yJ^ , and t^ Charterers
to have ^e option of cMceUing this Cfharter if the Steamer lias not arrived there ready to load, quarantine excepteo, on^ before theTJTVL
day of Jnext. *

18.—sWmer to ftiySish steam and usual tackle at her own expense for loading-Cargo if required by Charterers to do so, and labour com-
binations do not iirevMit. The Steamer to load at night and holidays If required, Charterers paying extra expenses incurrei Shifting boards
to be removed by Mar^ter if required by Charterers. If the Steamer has permanent longitudinal b\\ilkheads this fact shaU be stated in the margin
of this Charter Party or in default the same shall be cut (at Owner\'s expense) if necessary to enable her to load the Cargo should the Charterers
BO require.

19.—Tho Master shall sim for the number of pieces shipped and the Owner shall be responsible for the number of pieces so signed for by
the Master or his duly authorised Agent, fraud, clerical and. other obvious errors excepted, ^e shippers to send a statement of the number
of Deals and Boards by each Lighter.

20.—Charterers\' responsibility under this Charter shall cease aa soon as the Cargo is shipped and Bills of Lading signed, provided allt the
conditions called for in this Charter have been fulfilled, or provided for by Bills of Lading.

21.—Penalty for non-performance of this Agreement, prwed dsmages, not excecdina the estimated amount of Freight

22.—The Brokerage is at Five per cent, and is due to Qxcc^fexn^A/.O\' ■ on the
shipment of the Cargo, and the Steamer is to be reported by them o.t the (!!ustom House ,at ——————

»7
o

ZS
OQ

-N

j

S

K

Xi

is

d.

r-O

per 8t Petersburg Standard Hundred of 165 cubia
feet King^ calliper measure-

-A*.

St Petersburg Standard Hundred of 165 cubic
feet intake measure on the number of pieces
delivered.

0

do.

do.

da

s
«

a

S ,

«s

tu

O

«J

53

=0
s

tl
Q>

(O

I

.\'O

<0.

I s

r- g

<s

-O

I:

SC
«O

I
«

■to

I

«

BY TELEGRAPHIC AUTHORITY OF OWNERS.

asacents. \'fƒ;/î^

Wtimfi< to the Siffnature oj
Wi/wfsr ro tAe Signature of

OmiHhL

-ocr page 10-

\\

7

Sl^ippCt^ in good order and condition hy........ ............................................................................ .

of.................................................................................................in and upon the good Steamifhiii called iho

is Master for this present voijage, ami noio ly ing in......................................................................................

and bound for.,.................................................-......-.....................................................................via other loading

perls, as per Charter, dated....................-................................................................. 190............

of ivhich....................................pieces on deck at Charterers\'\' risk. And to he delivered in the Hk^e

good order and condition at the aforesaid Port of......................................................................................................

The Act of God, the King\'s. Enemies, Restraints of Princes and Rulers, Ptrils of the Seas, Jettison,
Fire, Barratry of the Master and Crew, Pirates, Collisions, Strandings, Accidents, Faults or Jin ors in
Navif/ation or in the Tnanagenmit of the said Steamer, Accidents to Hidl and/or Machinery, and/or Boilers,
or latent defeats fhej\'ein although exisiitigat the time ofShijitmnt always excepted, even when occasioned by
the faults or errors in judgment of the Pilot, Master, Manners or other persoTts in Navigation or hi the
Management of the Simmer, mt resulting, hoieever, in any case from loant o/" due diligence by the Ownei-
of the Steamer. Hie Steamer has liberty to call at any ports in any order, including Neioport News,
.\'^JorfM, and Sydney Cape Breicm,4o^.Qoul-avfo)iloadiu^Mimschargiiig.cargo under Clause 8 in the under-
mentioned Charter-Party or othenmse to sail without Pilots, and to tow and assist vessels in distress, ami to
deviate, for the purpose of saving life and prpperty. The cargo shall be received at the Port of Discharge
from the Steamer H Tarkle in ominai-y working hours with cmtomary Steamer despatch but at the average
rate of\' not lexK than Standards per day, any custom of the Port to the contrary

noltrithstawlhig, and should the Simmer be detained beyond the time stipidated for discharging demurrage
xhidl be paid lU the rate of 4d sterling per net register ton per runiwtg day, payable dny hy day.

inilo..

.Assign.^, he or they paying Freight for the same as per Charter-

Receioed on account of Freight

or..

Party dated.....................................................................................;.........................................

all the terms ami exceptions contained in which Charter are herewith incorporated
and...-..........................................................Pence, on which ami form part hereof.

Commission and Insurance have bempaid. ^^eneraL Average payahle according to York Antiverp Rules, 1890, excepting that

Jettison of Deck cargo (and the freight thereon) for the common safety shall be
o-s General Average.

This Bill of Lading is subject to all the terms and. 2» rov is ions of and to the exemptions
from liability, contained in the Act of Congress of the United, iilate^s, relating to
navigation, ttr., apjyrot^nd on the 13th day of February, 1893,

3n TKIlitnCd0 ivhercof the Master or Agent of Hie said Ship hath signed.................

Bills of Lading all of this tenor and date, any one of which being accomplished,
the others to be void.

Pounds,..................................................................JShilltngs,

Dated in................................................this..

■day of...^.

....................190..

QUALITY AND MEASURE UNKNOWN.

, SO

-ocr page 11-

irt\'.A.^ C, ijjxnil

e>t>cnr cJi-L, ^ ^ ^ \'JtJj^e^ aU.

\' /, t. _____^ ^^

-ocr page 12-

U UMyy\'

V

irt:*-

MJiA ^

eXc (»TO n/kMjinJajy-x^t^ry^-*^ tuTnJrL WriA^^, dC^

tjJUJL

1/ u-U-jI^ <

jLiu

o^. iZJ fc.

1 ^ »w..«^

C/Ct. ÊAi

li/xi.

«V*^ t,\'
efjjL. cLL ^ ,

L^ düLKJL. cJL c^t. xjiLLj^e^

CJLu

flU,

-t/.e/t.^c-v.-i.ca-è\' ; i^VX- ^

6.

CtJ-i^

clMJixJ^ A. ■âtJ.^JLe^ oAtx-c^

o^ Ôrm^ ^

aJL, ßju^

-ocr page 13-

tu^

Ate^./^, Cu-cuujt-^ ^»jot^ â

iï^ .e^ 2.2/V

/ imrM^ ¥tU**äA. JvtU^T^

l/" 14. uJi^ oJU^igy^ . tM-M-^lpypyn >

jsSuvA-ov^Ji^jli. ^^ tf&tvrxA. U ßÄJ^ ^ «ayi^ .

-stA.

fljl^, ^U^JU^ A/-«

-\'-"\'\'••^\'•\'"••\'"TWlllll^ --------I --

A^^JUXK!,^ V-JOJtJL^ trf>

Xi^ A-O"-- XJ-x-A^fr^

-ocr page 14-

n Jüb^.

{jJlSL^ J <yW- GxeJi-eub-zL^ O/\'TU-I^ iit«^ UJU.^..LJ/)L ^ i-JU.

O\'^CA.«

vJU-

e^p-M-*^ (VOL r^jLIL-ch

.x-f^^-tW^ (.Ww ^ ^ .

aAj.

■Vt»^»/^^ (L-

-ocr page 15-

tü^

^ Lj^-uli-a^ arr^f^ er)r*^ ^ff ^ 2.2.7/ ■y\'fuA^ Jo-CuA.

xy^^éju^ r- Ozjisi

ff ^ ^/UK^-L^

7

e/trxry __^tx.

jZol 5«^

t-v^ CtuTVU^ -y ..—Cfju^ «JL/WCÄ«^ ZJ^ \'

"W-CJ

cXju

, ^ ^ ^ vS-. — a»- --------

oUi^ I àrU, fj O^

Cr-i^/*^ ,

A CSUJUjxÀo i^fr^-aJL ,

-ocr page 16-

yj^ Xu, Vayu

«a-O—AJ>" ^

^ ^^

(^M:\' WA.

\' \' \' \'-[f -B UJ^UL) fuu/.n ■ _i}- n f -«O \' ~

.oJL.

»■\'kaJISUJL^

-t^a/ uvrVdlsL^ ô-o^p/^

r

o\'Vw

(Üu^ \\>^JixLj- CA-^ >XJ-KJUMI--— ihX^ l^JLl- CXM^ ty-a-rx^ vei^-.-^ -ILS-

e-A

-ocr page 17-

TXlsAlU] OHZ^E^TEE;.

C. 1.

steamer—G. F.

LPn

1/6/99.

d^ItHrttn\' f artg.

IT IS THIS DAY MUTUtf^Y AGREED

Between.........

LONDON

......

hereinafter designated Owners of the good Steamship

described as follows:

Tons dead-weight of Cargo and Bunkers upon Lloyd\'s assigned Summer freeboard, and of extreme

.tons of coalsTfind to stcjun.f®«4n,..0

to carry

when fully laden ; having/^^^<?^^cubic feet capacity for Cargo, exclusive of Bunkers, which will contain
knots fully laden on a consumption of.

titam....\'?^j^7r....tons of coal^and to stcjun.fftf:v..ft^

And.

(after
direct,

having been dry-docked, and bottom cleaned and painted, at Owners\' expense), in such dock, wharf, or place, as Charterer;
she being then ready, with clear holds, to rcceive Cargo; and being tight, staunch, strong, and in eveiy way fitted^to^
and with full complement of Officers, Seamen, Engineers, and Firemen, for a Vessel of her tonnage, and to be so maintained while

that lit tu bay .—

2. Bn^iimnn prirtr- ni- plnnnr in nny nf Hio fnllnwinff-—f.fi.^ T<"ingf1nTn HnnfirK^nt. nf Tilnrnpn, Afpflifnrrnnp.in^ Ar^riafin, •Rlnr.lt-

Sca. Sea of Anoff, North or South America, Africa, Eaut or Woot Indiooi Java, Philippinoc, Australia, New Zealand, New Caledonia,

ony nftif.^. plnnns nnf, F,n,st, nf Ringnpnrn hof.TOonv. r.ng\'NrnrhTi In t.ifnp, rnrl Bnnt.Vi Int.if.nfln ; hnf nn •Raltin . nr WViitn fjJnn

botweoii let Ootobor aud let April, no British North Ameriua bctwaan 1st Soptembor and lot April; ao Chartercro ohall dirceti on the-
following eonditiono;

3. The owners shall provide and pay for all provisions, wages, and shipping and discharging fees of the Captain, Officers,
Engineers, Firemen and Crew ; shall pay for the Insurance on the Vessel, also for all deck, cabin aud engine room stores, including
water, and maintain her in a service. That the Charterers shall
provide and pay for all the Coals, FuelTlwt uiiargci^\'^ Uomni^i^jisJ^xpense of loading and unloading Cargoes,
Suez Canal Dues, and all other charges appertaining to the Cargoes they may put on board.

1. The Charterers shall pay for the use and hire of the said Vessel at the rate of wy^ ^ -

t r per grocn ro-iLtar Ton C 1 d V tl \' \'\'o^\'n^^oltho

day aftor she is placed at Charterers\' disposal as above (Sundays and Holidays excepted), and notice thereof having been given to
Charterers, such notice to be given between the hours of 9 a.m. and 5 p.m., but not after 2 p.m. on Saturdays, nor on Sundays, nor
Holidays, at and after the same rate for any part of a month ; hire to continue until the hour of her re-delivery to Owners (unless
lost or Charter be cancelled) at a safe port iu United Kingdom,
or Continent (Bordeaux to Hamburg), or in the Moditerranoan, or
Adnatic Ceo. i» the United Ctatca (Baltimore toj^.to^. ^^^/oaJ^^^^^ /^O^

5. The hire shall not commence before unless with Chart^emj_^nsent, and ChMterers have libefty
to cancel this Charter should the Steamer not be ready in accordance with the provisionsT^eor^fore ^S^/T^\'t\'CtJZ.^

the said option of cancelmeni to bo declared on notice of readiness being given. ^

6. Payment of the said hire to be made as follows:—In Cash, monthly iu advance, in London, locu an addronn eommiccion of
por cent., which shall be deducted from each paymcnij of hire.
In default of such payment as herein specifiod, the Owners shall have
the faculty of withdrawing the said Steamer from the service of the Charterers, without prejudice to any claim they, the Owners,
may otherwise have on the Charterers, in pursuance of this Charter.

7. The whole reach of the Vessel\'s holds, decks, burthen, and passenger accommodation, if any (not being more than she can
reasonably stow and carry, and not less than the
warrantod dead-weight capacity), shall bo at the Charterers\' disposal, reserving only
proper and sufficient space for Ship\'s officers, crew, tackle, apparel, furniture, provisions, and stores. The Cargo or Cargoes shall be
loaded and/o^^sgligjrgg^^J^j^y safe dock, or at any wharf, or
Vessel can ^
SkT

j^asyfisuW and customary for Steamers. ThoTSteTilTfcr\'iTTcrioacranU\'di.scliajjge^
rapidly as possible when required by Charterers or their Agents. Charterers to have liberty to
reYn(i?e
wooden bulkheads (consistent with the safety of the Ship), same to be replaced by them at their own expen^l

The Captain shall prosecute his voyages with the utmost despatch and shall render all customary assistance, with any cranes
inches^u board, a^ with Shij^ i^w andimt^and m t
alh^ng and loading and discharging the Cargo and bunkers.

aptam to furnish the Charterers^ their Agofits or Supercargo, when required, with a true copy of Deck and Engineer\'s

I course of the Steamer and distance run, and the Consumption of Coal, and to take every advantage of Wind, by
T^^th Coal.

The Owners ^nw^o\'jidjimj,^ /yfuntain jfropor and ample supply of ropes, and all nigjring and^tjjftr neceggfialsaaj/tor tho
efficient handling and working\'SjJSBlX^go with despatch, and for dealing with weight up to
T^tonsrS^ql^^last i
safe and expeditious navigation of flfe Steamer. If Steamer be employed loading or carrying grain in bulk, t

ts of the Acts of Legislative Enactments for the time being,

\' of water, and aloo proper ventilation aa praetieablo.-

12. Tho Captain (although appointed by the Owners) shall be under the orders aud direction of the Charterers, as regards
employment, agency, or other arrangements; and
tho Charterers hereby agree to indemnify tho Owners from all consequences or
liabilities that may arise from the Captain signing Bills of Lading by the orders of Charterers or of their Agents, or in otherwise
complying with tho same, and Owners shall be responsible for full, true and proper delivery of the Cargo. Tho Stavedore shall be
employed and paid by the Charterers, but this shall not relievo the Owners from responsibility as to projw^stowage, which Jni^t bo

13. The act ($f God, the Queen s enemies, restraints of princes aud rulers, and perils of the seas excepted. Al^fire, barratry
of the Master and Crew, pirates, collisions, strandings and accidents of navigation, or latent defects in, or accidents to, hull and/or
machinery, and/or boilers, always excepted, even when occasioned by the negligence, default, or error in judgment of the Pilot,
Tilaster, !Mariners, or other persons employed by the Shipowner, or for whose acts he is responsible. Charterers not answerable for
any negligence, default, or error in judgment of Trimmers or Stevedores employed in loading or discharging the Cargo. The Steamer
has liberty to sail without Pilots, to tow and assist vessels in distress, and to deviate for the purpose of saving life or property.

14. The Charterers shall accept and pay for all Coal in the Steamer\'s bunkers at time of delivery, and the Owners shall on
the expiration of this Charter-Party pay for all Coal then left in the bunkers, at current market prices at tho respective ports.
Owners are to give Charterers the use and benefit of any coaling contracts they may have in force, both at home and abroad, if so
required by Charterers. Cash advanced by Charterers or their Agents at any ports for Owners\' disbursements, shall be subject to
2J per cent, commission.

15. The Charterers shall have liberty to send Passengers in the available accommodation by the Vessel upon ar«y voyage^ado
under this Charter, the Owners finding provisions and all requisites, except liquors, the Charterers paying at tho rate of • «iA/c per

diem for each First Class Passenger, -and at the rate of—-per diem for each Seoond Claoa Paaoougorj during the ttme such

Passengers are on board the Steamer.

16. The Charterers to have the right of keeping on board a Supercargo, at their own expense, during the continuance of th^
^^^^r-Party, ha^ Ac^^rt^£f^|i^-letting this Steamer, if required by tliem, on Admiralty or other servic^ \'^Kjz^

17. The Earner to be marked reject to load-lines and freeboard as required by the Authorities for the time being, it being
agreed that the aforesaid hire is based upon the Steamer affording the
warranted dead-weight capacity on assigned Summer freeboard.

18. The Master shall bo furnished from time to time with all requisite instructions and sailing directions, and shall keep a full
and correct Log of the voyago or voyages, which are to be patent to Charterers or their Agents as required.

19. If the Charterers should have reason to bo dis^atisfiod with the conduct of the Captain, Officers, or Engineers, the Owners
shall, on receiving particulars of the Complaint, investigate the same, and, if necessary, make a change iu the appointments.

[P.T.O.

1. The said Owners agree to let, and the said Charterers agree to hire the said Steam Ship for the torm
.(Jalondftr Montho from the day she is placed at the disposal of the Charterers, at ^Jf\'C^ i^k/ ^i^i/^y^iS^

/t ^

a,

(^OyXfO.

UiJilU.

-ocr page 18-

20. The Owners to be,

infected port should the Steamer catl\'^\'siTcir\'pracc"\'^also\'lor any lo^s "or tin*<Trrr75ugJl\'croten
by smuggling or other infraction of the laws of the Country on the part of Officers and Crew.

21. The Captain to hoist any house flag that may be required by Charterers and to paint funnel as required by them,

22. Tha Cbartararg ghall bava tha option of continuing this Chartor for ano, two or throo further porioda of-inontliL.,

-nn giving nntirn thnrnnf tn the owners-dayc provioue to oapirntion af tho current period.-

23. Should the Vessel be on her voyage toward port of return delivery at time a payment of hire is due, said payment shall
bo made for such a length of time as Owners or their Agents, and Charterers or their Agents may a,gree upon, as the estimated time
necessary to complete the voyage; and when the Vessel is re-delivered, any diflerence shall be refunded by Owners, or paid by
Charterers as the case may require. \'
Oliuuld tihe Cteamcr bo upon a voj\'ago at tho expiration of either of tho within namod poriodr,)
tiia Chartororo are to have tho uae oi the Steamer at the same fate and oonditionn for puoh ostondod tiniO) au may bo nooQUPgry for tho
complatioB* at their coBtauaplatod vo3X>go, and in ordor to bring tlio Stoamor to a port of ro delivery go providedi \'-

24. Should the Vessel be lost, the hire is to cease and determine at noon on the day of her loss, and if missing, from noon
of the date when last heard of, and any hire paid in advance and not earned shall be returned to Charterers.

25. gltiQ niin,i.tniinwi rhnll b-nrn t.Vip npt.inn n.f gny t.imn flnring tViig nf pnrf^h!^gi^^g fViia gmM VpcqpI fnv tTin gmn nf_

, ngninct vi\'laoh any amount paid for the hire of the uaid v,
Voooel ohall bo oet oft and deducted, but the purehaiaei.\' ahall pay Inauranoc on the amount of Purohaoo moneys aloo oodt of w ageu,
Hotunlling) and atoifoa, from tho data of thia Ohavtev to the eoni]^\'

- - — - ~

Dalcj. y

26, In the e;^^ of loss of time from deficiency of men or storey breakdown ol machinery (whether partial or otherwise),
collision, strandingl^amage
w- intorferonoo by aBtbovitinc preventing me working of the Vessel for more than twenty-four running
hours, the payment of hire shall cease until she be again in an efficient state to resume her service at the place where the accident
occurred ; and should tho Vessel, from any of the aforementioned causes, put into any other ports than those to which she is bouncl,
the Port Charges, Pilotages, and other expenses at those ports, loss of time, and all other expenses consequent of putting in, shall be
borne by the Owners, also should the Steamer put back while on voyage, by reason of any accident, the hire shall be suspended from
the time of her putting back until she bB again in the same position and the voyage resumed therefrom ; but should the Vessel bo
driven into port, or to anchorage by stress of weather, such detention or loss of time shall bo at tho Charterers\' risk and expense. If
upon the voyage her speed be reduced by the breakdown of machinery or other casualty, the time lost and the cost of the extra Coal,
if any, consumed in consequence thereof, shall^^ borne by ^o
(^vxiers. ^e.Charterer^shi^lws^.be^pspoi^blj^fprany damage to the
Steamer arising from any cause whatever.

shall ^ borne by the Q^tvners. T^e Charterer^shalliw^.be rpspon^blj^fpr ai

f.i^miiTrr in frirpo fnr n. Irrngpr nprinfT tKnn gi^- mmitlia_thn nVlf^.rtinrnrr, inn.v

n. Tn fVin niTmnt, nf thig flinrl-pr PAnfinning in fnrpp fnr n. Im-igpr pprinrT t.Knn giv nimitliCj fTin nVnvfprnvg nt mnV.

ahottld they eongidei it luquixu the Ounui\'b tu diy-iluek tliu atuamui, tu ha^e bottom oloanod and paiiitod, which ohall be

doue at Owners\' agpenga, aad tho hii\'o ohall oonoo fvom tlic time the Steamer io gvaiJablo for uuoli piirpopo until cho io agaiP) gftor tho
«
oMooutioa of tho paid work, plaoed at the diaposal of Oharterci\'3, between the houro of 0 a.m. and 5 p.m., but not after a p^mi on-
-Saturdai\'Di nor en Sundaya nor Ilolidaiys.

28. Trr-tVin nynnt nf Ttrir nr npirlamip prOTmnt.ing, nr infarfaring wifVi, tTiP pmplnympnh nf t.hp Rfpnmoy I\'r. fV.p frfl\'l"\'! for which tho
Dteamer may bo ongagad, also in the event of any casualty to tho Steamer during the currency of this Charter, or detention of the
Steamer by the Authorities at home or abroad,
in consequence ofij® action against tho Owners of the Steamer, whereby the Steamer
is rendered unavailable for Charterers\' service for a period month§the Charterers have the liberty of cancolment of this

Charter-er Quopansien of the Chaivtef uatil the aavviec can again bo rcaumud, without projudioe to any right of claim for \'damago!!
which tho Chattci
\'oi\'ji may peaseas by rcaooa of tho datentiow-v the said cancelment to take effect after fourteen day»\' notice thereof
iven to the Owners, and

given to tne Uwners, and the Steamer being in port. -la the event at the imtluu to uLich this vubscl belungg b
hoatilitioa, Chnrtororc aro to have tho option of oauoelling Oharter
-Party, and taking out again at Chartorerc\'
oftrgo that may havo boon ohipped.

29. All derehcts and salvage shall be for Owners\' and Charterers\' equal benefit.

30. The Owners shall have a lien upon all cargoes, for any amounts due under this Charter ; and Charterers to have a lien on
the Ship for all moneys paid in advance, and not earned, and for all damages against the Owners.

31. The Owners shall keep the Charterers indemnified, to the same extent that would \'apply for Owners if working the Steamer
for their own benefit in the trades in which Steamer is employed by Charterers, against all such claims and risks as are covered by
the Protection and Indemnity Associations, also to afford Cliarte^rs thg. benefits of any other AssociatiQas_^- Defc^e or othe^ .
purposes in which tho Steamer may be entere(^ Of\\ia/\\/Ax0>v,/ y^-jrC^u/t^^ .

32. Average, if any, according to York Antwerp Eulfl

33. Penalty for non-performance of this contract^^imatwfidamagcs.

34. Should any dispute arise between the Owners and the Charterers, the matters in dispute shall be referrea to two persons in
London, one to be appointed by each of the parties hereto, and the two so choseii may, if required, appoint an umpire, and their
decision, or that of any two of them, shall be final and binding, and for the purpose of enforcing any award this agreement may
be made a rule of Court.

J ^der this Carter, and which m^y be dedi^ted from the biro a» y

35. A commission of -give per cent, on the amount of hire
paid, is due on signment hereof, and payable by the Owners to

Char torera to haw th» option of taklne <lellv#ry of th«» stwcwr
Rottordaia In Ximt of WaXos, in whioh OYont Ownors to allow thws ono
days hire at tho rat<» of per month, and ono da^s coal at th»
Rotterdam prloe#

Oharterera luidertalte to give stealer at leaet 350/300 tons Sand
or other weight for croaslns the Atl mtio.

If charterers ^ah to »hip an^ rails of to ^ fe«t lencth, the
owners win arrange for the stanchions, in sides of hatohwaj^s, to be
made moveable as far as required, but at charterers expense^whilst time
is countinc:#

(scdO PHS» YAH
(SOD.) BROWIf Oo.

ia/<yi9oi.

Witness

BUCKH/Ll

Witness

-ocr page 19-

m

#

m

mm

m

■v-^w;.

■ fc

s-

•t\'-H.

m

.A\'

■M,

ik-fe.

■■■fv ■

«

-Si

rj\'h«. ■

w^Bwsmmrnes^sssssmmmm^^^^^^^^^^BSÊ

347

gewijzigd bij K. B«» van 16 Mei 1896, S. n°. 83, en 19 Sept.
1900, S. n°. 162; K. B. van 17 Juni 1901, S. n°. 152.

k. Overbrenging van berichten per telegraaf, Wet van
11 Jan. 1904, S. n°. 7, betr. aanleg, exploitatie en gebruik
van telegrafen en telefonen (Telegraaf- en Telefoonwet 1904),
gew. bij de wet van 2 Jan. 1905, S. n°. 2. Reglement voor
den dienst der Rijkstelegraaf: K. B. van 23 Juni 1909, S.
n°. 199.

Internationale regeling van het goederenvervoer op spoor-
wegen, van de overbrenging van berichten per telegraaf en
van het postvervoer, zie hierboven bl. 37. Tot de overeenkomst
omtrent het goederenvervoer op spoorwegen zijn nog toege- .... ^

treden Rumenië in 1904 en Zweden in 1907./Additioneele
overeenkomst van 19 Sept. 1906 (wpt van 1 Nov. 1907, S.
n°. 280; K. B. van 12 Deo. 1908, S. n°. 408). Het interna- ° t
tionale postvervoer is thans geregeld bij het Algemeene Post-
verdrag en de overeenkomsten van Rome van 26 Mei 1906
(K. B. van 27 Aug. 1907, S. n°. 239. Uitvoeringsmaatregelen.
K. B. van 30 Sept. 1907, S. n°. 260, gew. bij K. B. van 5 Febr!
1909, S. n°. 24 [brieven, enz.]; K. B. van 16 Sept. 1907, S.
n°. 251 [postpaketten]). Postverdrag met België van 19 Sept.
1907 (K. B. van 27 Sept. 1907, S. n°. 259).

§ 48. EXPEDITIE.

Ontwerp AVetb. v. Kooph. van 1809, artt. 81—84; Code
de comui., artt. 9G—100; Wetb. v. Koopli., artt. 8G—89.

GnüNitUT, da8 Eecht des Commissionsbandels, 1879. —
J. L. HuKOirAiu), das liecht der Spedition, 1894. — 11.
SENCKPiKiiri, da.s Speditionsgeschäft, 1907. — I\'ouokt, des
droits et des obligations des divers commissionnaires, t dl., 1872. —
A. M. \'dk Cook, bijdrage tot do kennis van den e.vpeditieliandel,
Prft. 18G2. — 1). W. K. nu Eoo i)k la Faillk, aanteekoning
op do artt. 8(5—89 AV". v. IC., Prft. 1890. — L. S. IIoi.lan-
i)KH, liot expediti(!contract naar Nederlandscli recht, 1\'rft. 1892
(ree. Ticuelaau, ligl. Mag. 1892, bl. (502).

Expediteur is iemand die zicli (tegen loon) met het rfoc»
vervoeren (liever: met de bezorging van hot vervoer) van
goederen bezighoudt, art. 86 K. Hij belast zich niet met het

-ocr page 20-

348

vervoer, neemt dit niet voor zijne rekening, maar bezorgt
het vervoer, zorgt voor de verzending (art. 87 K.).

In „zich bezighoudt" (art. 86) ligt opgesloten het „beroep
(bedrijf) maken": bezigheid als middel van verdienste. Zie hier-
boven bl. 52.

„Te land of te water" (art. 8G): ook over zee.

Uit de artt. 87 en 88 blijkt, dat de expediteur in den zin
der wet is de tusschenpersoon tusschen den afzender en den
vervoerder, degene die, al of niet op eigen naam, goederen
ten vervoer aanbiedt. Hij belast zich uitsluitend met de ver-
zending in den zin van afzending, niet met de b
ezorging vaa
Jiet-geed-aian den geadresseerde.

Zie VooEDUiN, Wetb. v. Kooph., dl. 1, bl. 372 v. — H. E. 11
Mrt. 1887, W. n\'^. 5405: de expediteur is niet verplicht het
meest spoedige en veilige transportmiddel te kiezen, wèl de
goederen zoo spoedig mogelijk af te zenden.

De transportondernemer, die zich belast met de zorg
voor het geheele vervoer, dit voor zijne rekening neemt, ter-
wijl hij het geheel of gedeeltelijk door anderen doet uitvoeren,
is in geen geval expediteur in den zin der wet. Beding van
een som in eens (vracht) voor het geheele vervoer wijst op
aanneming van vervoer, niet op bezorging ten vervoer bij
den vervoerder.

\'""Anders Hof Leeuwarden 17 Mei 1876, W. n°. 4029: de
transportonderneming moet als expediteur worden beschouwd,
voor zooverre zij niet vervoert met eigen middelen; waartegen
J. A. Levt in W. n°. 4037. — Anders ook de Eoo de la
Taille, bl. 15 v.; — Hollakdeh, bl. 47 v. —. Verg. Eb.
Eotterdam 10 Mei 1875, W. n°. 3885 ; — Kist, dl. 3, 2^0 ^j.,,
bl. 115 v.

Zie over vervoer verder dan do lijn reikt, hieronder bl. 377.

De commissionnaire pour Ie transport van artt. 96 vlg. Code
de comm. is, qnders dan onze expediteur, transportonder-
nemer,

Lyon-Caen en Eekault, traité de droit comm., dl. 3, 4^0 dr,,
n03. 551 vlg. — Zie ook Vookduin, t. a, p,, bl, 370: „ici il
est qnestion de ceux qui se chargent de transporter la marchan-
dise a sa destination".

^\'ojx/u!^ otM nAAAxJuJUcL..^;^ el ,

l/^r^r-^Jtyf. ..........i.i> I i iifit I- yv-^^-^hJjt- eic^

n i<t O nn

•Vttw* cU,

r

chu tr:JU

^ v^ öut^ OL^^^ooJZt,

Ai ticivyt^oiA-y

-ocr page 21-

ch^V-^ceJL. ßcjßt

VtJit^

■oxnl,:^

cfe-K- ircu^ t^ejL /é. A^/t—

De expeditie-overeenkomst is eene overeenkomst tot het
verrichten van enkele diensten (art. 1637 B. W.), welke eene
lastgeving in zich sluit.

De expediteur „moet instaan voor de behoorlijke zoo spoedig
mogelijke verzending", art. 87 K. Verg. artt. 1837 en 1838
B. W.

„Behoorlijk": Eb. Amsterdam 20 Febr. 1874, Egl. Bijbl. 1875
B bl. 280; — Eb. Eotterdam 10 Mei 1875, W. n°. 3885 (dek-
lading); — H. E. 14, Dec. 1877, W. n°. 4196 (de expediteur
moet bekend zijn met de wetten op den invoer van het land,
waarheen hij eene verzending op zich neemt) ; — Eb. Eotterdam
11 Apr. 1894, W. n°. 6509/*

„Zoo spoedig mogelijk" : Eb. Amsterdam 13 Apr. 1888,
P. v. J. 1888 n°. 73 ; — Eb. Amsterdam 8 Apr. 1869, bev.
Hof Nd. Holland 3 Febr. 1870, M. v. H. 1870 bl. 73 v. ;—
Kgt. n°. 2 Eotterdam 4 Oct. 1895, P. v. J. 1896 n°. 30 ; —
Hof den Haag 27 Dec. 1899, M. v. H. 1900 bl. 24 : inver-
zuimstelling is niet noodig. — Zie voorts Eb. den Haag 6 Juni
1853, W. n°. 1455.

Nà de afzending (gedurende het vervoer) staat de expedi-
teur in voor de beschadiging en het verlies van het goed,
welke aan zijne schuld of onvoorzichtigheid^kunnen worden
toegeschreven: art. 88 K., waarmede te verg. art. 83 Ontw.
1809.

Zie over de beteekenis van art. 88 : Vocbduin, t. a. p.,
bl. 373, aant. IV.

Eb. Amsterdam 27 Mei 1881, P. v. J. 1881 n®. 40* (aan-
sprakelijkheid voor do keu2e van een vervoerder; het in dit
vonnis voorkomende beroep op art. 1840 2° B. "W. is niet
juist). — Eb. Eotterdam 16 Jan. 1897, "W. n". 6998 (aan-
neming van oen onzeewaardig schip). — Verg. Eb. Eotterdam
IQ Mei 1875, b. a.

Afwijking van den Code de commerce, die echter in artt.
96 vlg. meer bepaaldelijk het oog heeft op den transport-
ondernemer.

Art. 98 : 11 (Ie commissionnaire qui so chargo d\'ini transport par
terre ou par eau) est garant des avaries ou portes do marchan-
dises et oflbts, s\'il n\'y a stipulation contraire dans la lettre do
voiture, ou force majeure.

Lyon-Caen en Eenaum, t. a. p., n°. 552 : le commissionnaire
do transport est do plein droit
ducroire, sauf convention cou-

-ocr page 22-

350

traire: il rcpond dea fautes des voituriers qu\'il emploie pour
opérer Ie transport.

Uit artt. 87 en 88 volgt, dat „de expediteur verantwoordelijk
is voor alle daden die tot de expeditie betrekking hebben"
(VooKDUiN, t. a. p., bl. 374). Indien hij wordt aangesproken
tot schadevergoeding wegens verlies, beschadiging of vertraagde
aankomst van het goed, heeft hij, volgens algemeene begin-
selen van verbintenissen-recht, te zijner bevrijding te bewijzen,
dat hij zijne verplichtingen heeft nagekomen, m, a. w. dat de
verzending door hem behoorlijk is geschied.

Aldus Tichelaar, de aansprakelijkheid des vrachtvervoerders,
in Themis 1890, bl. 43, en Egl. Mag. 1892, bl. 604; —
de Eoo de la FaILLE, bl. 50 v.

Daarentegen verlangen Kist, dl. 3, 2*^® dr., bl. 121 v., en
Hollander, bl. 103 v., van den afzender die vergoeding vor-
dert, het bewijs der niet-behoorlijke verzending. — In dezen
zin Eb. Amsterdam 11 Oct. 1871, W. n°. 3411; — 17 Juni
1887, P. v. J. 1888 n°. 19; — 19 Eebr. 1892, P. v. J. 1892
n°. 46. — Eb. Eotterdam 10 Mei 1875,
W. n°. 3885; —
4 Dec. 1880, W. n°. 4604; — 16 Jan. 1897, b. a. i

Indien de expediteur, wat in den regel het geval is, de
goederen onder zich neemi, ten einde die bij den vervoerder
te bezorgen,/Tijn de artt. 1271 en 1272 B. AV. van toepassing,
zoolang die bezorging niet is geschied. Alsdan heeft de expe-
diteur, aangesproken wordende w^ens schade aan de goe-
deren overkomen vóór de aflevering aan den vervoerder^
te bewijzen, dat hij voor het behoud der goederen de ver-
eischte zorg heeft gedragen, m. a. w. dat de schade het gevolg
is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toe-
gerekend. Verg. artt. 1280, 1281,
1^743—1745 B. W. \' \'

Hof den Bosch 12 Apr. 1898, W. 7150, cass. verw.
H. E. 24 Febr. 1899, W. n°. 7245. — Onjuist: Eb. Amster-
dam 19 Febr. 1892, P. v. .1. 1892 n°. 46.

Aansprakelijlcheid voor tusschen-expediteurs „door hem ge-
bruikt", art. 89 K. Verg. art. 1840 B. W.

Zie Hollander, bl. 111 v. — Eb. Amsterdam 20 Febr. 1874,
Egl. Bijbl. 1875 B bl. 280; — 13 Apr, 1888, P. v. J. 1888
n°. 73. — Eb. Eotterdam 10 Mei 1875, W. 3885,

m

I •

i .

7

t-

Moimmmmnmi voor privaatrecht

-ocr page 23-

^ j/r^\'^cr I " " ^ —n^ , riff «f.

faj^rrn^

» -t\'w-a--■Vri»un ^rfg^-ferrn ■ \' ■ mp Tii T r

---

-ocr page 24-

350

k^ ta^ uj^nJec. ^ ^ t^-^ viAjU\'JU erf -ô^x^ou^

hx^ "(aj. VVU öf-t- veÂiJLt4^cLÙ*-c^ cr^ i/cxu tHiMÀ^o-M-ef/t.

f-ej).(ju4- Ot^ Ui- (yye-dL. ! uLdcex^ ÏLIJ. tHnÉLu --^uJlc^^udCt^/l^ ^

lijPl tjp t ^

-ocr page 25-

\'UJ^JJ.^ nri- ifMuju^ ^ e^-*^ eAtj -â^yi^h^e*- , àtJU

A \'ta-c^sO.c-o^ -tA-M^ -tMx, -jexA.

Ik/Po

OfyL, oJA^t^XcA^i^tK^ti/l -vd-\'oyt

-ocr page 26-

3SO

/k

ofet/ e^Oti^-aixJi . M Ci « tm-,^ itfln . ■ n ^^ofooia-or^.

/da. ^ .Maa^l ÔÔ-. As\'WT.

ej^ Jtr- Utr^ c^cx>f . Êi^ iAU- c*^

O-^^L-^^yzJ- A»-, ^y-\'rrß^/l-\'

/

■A

-ocr page 27- -ocr page 28-

• -

■, " \' » ■ \'

■ \' . . ■

V\'

Vr \'

■ : - • . ■ ■

... \' ■

.•\'■■\' 1

V \'

f ^ . ,

râ^î

•t

j:-

Verjaring der vordering wegens verlies, vertraging of schade,
tenzij in geval van bedrog of ontrouw: zes maanden of één
jaar, art. 95 K. Zie hieronder bl. 375 v.

Eb. Amsterdam 11 Febr. 1887, P. v. J. 1888 n°. 3: de
korte verjaring h\'eeft alleen betrekking op de rechtsvorderingen
welke uit het den expediteur opgedragen transport ontstaan. —
Eb. Eotterdam 22 Mei 1886, W. n°. 5346: de korte verja-
ring is van toepassing op de vordering uit hoofde van alle ver-
lies, zoowel vóór als nä de verzending; waartegen Holländer,
bl. 134.

Bijzondere plichten van den expediteur, artt. 86 al. 2 (dag-
register) en 90 al. 2 K. (inschrijving van den vrachtbrief
in het dagregister); art. 118 v. d. Algemeene Wet v. 26 Aug.
1822, S. n°. 38, over de heffing der rechten van in-, uit- en
doorvoer en van de accijnzen.

De expediteur heeft tegen den afzender eene vordering tot
betaling van vracht, provisie, en andere voorschotten, zooals
kosten van maatregelen ter bewaring van het goed, betaalde
invoerrechten, enz.

Eb. Amsterdam 19 Apr. 1889, P. v. J. 1889 n°. 81.

Wat hij heeft te vorderen, kan de expediteur ook vorderen
van den ontvanger die de goederen heeft aangenomen.

Kgt. Utrecht 7 Juli 1870; Eb. Utrecht 21 Dec. 1870 en
29 Mrt. 1871, W. n°. 3326 ;[II. E. 29 Dec. 1871, W. n°. 3418 I
(op grond van art. 1393 B. W.); — Eb. aroningen 14 Oct. 1881,
W. n°. 4761; — Kgt. den Haag 19 Doe. 1887, W. n°. 5557
(op grond vanjart. 1393 B. W.).

Indien de expediteur de vervoerovoreonkomst op eigen naam
heeft gesloten, kan hij tegen den vervoerder de aan den afzen-
der toekomende rechten uit die overeenkomst doen golden.

Zie Eb. Eotterdam 27 April 1904, W. n°. 8156. — Kgt.
Alkmaar 14 Juli 1909, W. n°. 9008: alleen do expediteur,
niet de afzender, kan don vervoerder aanspreken.

Expeditie van k o o p m a n s c h a p p e n, niet ook van andere
goederen, is een handelsdaad, art. 4 n®. 5 K.

Op hen die zich expediteurs noemen, doch hun werkkring

¥

r e

-ocr page 29-

352

niet beperken tot expeditie in den zin der wet, zijn de bepa-
lingen der artt. 86—89 K. niet van toepassing.

De Cargadoor, scheepsmakelaar (shipbroker, SchifFsmäkler,
courtier maritime), is de tusschenpersoon tusschen den inlader of
ontvanger en den zeevervoerder (reeder of Schipper). Hij bezorgt
gewoonlijk als agent van den reeder de lading en lossing, int de
vrachtpenningen, regelt de ontvangst en aflevering der goede-
ren, belast zich met de expeditie der geloste goederen, enz. Hij
brengt daarvoor den reeder het gebruikelijke loon in rekening.

Verg. over de berekening van cargadoorsloon „customary
to the port": Eb. Eotterdam 6 Dec. 1905, W. n°. 8453, en
Hof den Haag 20 Jan. 1908, W. n°. 8694, M. v. H. 1908 bl, 1.

De Konvooilooper zorgt voor de in- en uitklaring van sche-
pen en goederen, voor de betaling der in- en uitgaande rechten,
de paspoorten, enz.

De expediteurs, cargadoors en konvooiloopers zijn voor be-
taalde vrachtloonen en bijkomende onkosten bevoorrecht op
het vervoerde goed, art. 1185 7°, i. v. m. art. 1193 B, W.; indien
zij geadmitteerd zijn, hebben zij voor betaalde inkomende
rechten en accijnzen voorrecht op alle roerende goederen van
hunne schuldenaren gedurende 6 maanden, art, 119 van de
Algemeene Wet van 26 Aug, 1822, S. n", 38.

Zij hebben recht van terughouding volgens artt, 1766 en
1849 B, W.

Zie over een en ander Hollakdee, bl. \'170 v.

Staatscommissie van 1879 tot herziening van het Wetb, v,
Kooph. Ontwerp van een wetsvoorstel (uitgegeven in 1890)
betreffende de vrachtvervoerders en expediteurs. Tweede afd,,
van expediteurs: artt, 47—51,

§ 49. VERVOER. ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.

F. Meili, das Eecht der modernen Verkehrs- und Transport-
anstalten, 1S88 (vooral voor literatuur). — E. von der Bokout,
das Verkehrswesen, 1894, — J, Q-etinzeI;, System der Ver-
kehrspolitik, 1908.

Verhouding van den Staat tot de ondernemers van vervoer;
bemoeiing van den Staat met de openbare middelen van

ll^r\'^^^pMFTSPHptr^li^.pjiW . . IJL..I.

, ÙTaV l/t/lA/ireA -

■ J, ^tJ.e..

oU^

y

-ocr page 30-

/^oloI- e^^MlU^ tUnnJL UJUU

A

Zd

/

Vr^ ICfay ; It ^1%-, »«w. ■X^M.^.v^/i/t.^»^»^

JL.1

353

vervoer, vooral van vervoer te lande en op de binnenlandsche
wateren.

Verschillende stelsels:

1°. Staatsaanleg en -bedrijf: de Staat is eigenaar van
het middel van vervoer en exploiteert het; hij treedt op als ver-
voerder,
a. met uitsluiting van ieder ander, staatsmono-
polie, regaal: het brievenvervoer volgens de Postwet;
b. met
vrijlating van het particulier bedrijf: vervoer van pakketten,
telegraaf, telefoon.

2°. Staatseigendom/ met exploitatie door bijzondere onder-
nemers: de staatsspoorwegen. Wetten van 22 Juli 1890, S.
n°. 134, en 2 Apr. 1898, S. n°. 81,/welke thans de exploitatie
der staatsspoorwegen beheerschen.

"W. J. M. WESTEiiwouDT, de Staat en de spoorwegmaatschap-
pijen, Prft. 1882 (waarover B. H. Pekeluaiiing, in Egl. Mag.
1882, bl. 604 v.). — G. Vissebino, spoorwegen in Europa en
in Amerika, in De Economist 1895. — M. W. E. ïbeub,
staatsexploitatie onzer spoorwegen, in Vragen des Tijds 1898. —
M. I. B. Bbuinikg, aanleg en exploitatie van spoorwegen, Prft.
1899. — Praeadviezen en Verslag v. d. Ver. v. d. Staathhk.
e. d. Stat., jg. 1899.

3°. Het concessie-stelsel: uitoefening van het bedrijf of
aanleg van de daarvoor benoodigde werken niet geoorloofd
zonder voorafgaande vergunning van de overheid.

Gr. de Bosch Kexepeb, de concessiën volgens het Nederlandsch
recht, Prft. 1866. — J. M. Nap, concessies voor publieke
ondernemingen, Prft. 1898. — S. J. E. de Monchy, iets over
het rechtskarakter van concessies, in Egl. INFag. 1908, bl. 1 v.

Men onderscheide: concessie als vergunning voor de uitoefe-
ning van het bedrijf, en concessie als vergunning om van süiats-,
provinciale of gemeente-eigendommen gebruik te maken, als
vergunning voor den aanleg van werken. Beide kunnen samen-
gaan. Zoogen. gas-, waterleiding-, tram-concessies\'van gemeen-
tewege zijn concessies van de tweede soort.

C. J. II. ScHEi\'el, aanleg van tramwegen op openbare we-
gen, 1898.

Conce^sio wordt door do wet alleen gevorderd voor tele-
grafen en telefonen.

-ocr page 31-

40

Art. 2 al. 1 van de Telegraaf- en Telefoonwet 1004: „Voor
den aanleg en de exploitatie van (voor het openbaar verkeer be-
stemde) telegrafen en telefonen door anderen dan door den Staat,
wordt eene door ons verleende concessie vereischt". Zie voorts art. 3.

De praktijk, dat eene concessie noodig is voor den aanleg
van spoorwegen en locaalspoorwegen, steunt niet op eenige
wetsbepaling.

Art. 2 van de Onteigeningswet van 28 Augustus 1851, S.
n°. 125: „In dat publiek belang kan ook ten name van bijzon-
dere personen of vereenigingen, aan wie de uitvoering van het
werk, dat onteigening vordert, is toegestaan, worden ont-
eigend", vestigt niet het vereischte van concessie-verleening.
Verg. de Monciiy, t. a. p., bl. 5 v., 23 v.

Zie overigens artt. 6 en 7 der Spoorwegwet.

Vroeger was concessie noodig a. voor openbare middelen
van vervoer te lande: art. 1 v. h. Reglement op den dienst
der openbare middelen van vervoer te lande, K. B. van 24
Nov. 1829, S. n°. 73, gew. bij K. B. van 6 Juni 1831, S. n°. 14;
b. voor stoombootdiensten: K. B. van 31 Juli 1841, S. n°. 26
(waaraan echter de H. R. 20 Oct. 1879, W. n°. 4435, verbin-
dende kracht heeft ontzegd), met uitzondering voor de zee-
stoomvaart rechtstreeks naar het buitenland, K. B. v. 12 Febr.
1850, S. n°. 7.

4°. Vrijheid van bedrijf; art. 1 v. d. wet van 23 April
1880, S. n°. 67, betreffende de openbare middelen van vervoer
met uitzondering der spoorwegdiensten: „Tot het in werking
brengen van een openbaar middel tot vervoer van personen
of goederen wordt geene voorafgaande vergunning gevorderd."

Art. 11 al. 2. „Het vervoer van personen binnen eene ge-
meente, alsmede de overzetveren, worden door deze wet niet
geregeld."

Door deze wet zijn de bovengenoemde Kon. Besl®". van
1829, 1831, 1841 en 1850, benevens die betreffende de beurt-
veren, vervalleh, art. 12 al. 2.

Verg. voor het vroegere recht:

J. T. Buijs, de verordeningen op veer- en beurtschepen, 1853,
en J. de SiTTEK, over beurtveeren, Prft. 1808.

Het recht van veer is een zakelijk recht, het _recht om, met

V

bta_ ^ ^ ,

T"

cU^ oaiJtao^

A

-ocr page 32-

y. , ^ ,

355

uitsluiting van ieder ander, personen en goederen tusschen twee
bepaalde plaatsen te vervoeren: Kb. Eotterdam 14 Apr. 1890,
W. n°. 5905, bev. Hof den Haag 20 April 1891, W. n°. 6033,
waarmede te verg. H. E. 5 Febr. 1864, W. n°. 2563. — Evenzoo
Eb. Dordrecht 30 Oct. 1878, W. 4312 (overzetveer), bev.
door Hof den Haag 7 Juni 1880, W. n°. 4511.

De concessiën\'zijn een middel tot het stellen van voorwaarden
in het belang van het publiek en van het personee]/~zie art.
2 Telegr. en Telef.wet 1904. Zij worden veelal verleend in
den vorm van overeenkomsten; karakter dezer overeenkomsten.
Contrats d\'utilité publique.

Cu. Sainctelette, des contrats d\'utilité publique, in Eevue
de dr. int., dl. 20 (1888), bl. 425 v. — Meilt, Telephon-
recht, bl. 163 v. — E. Bouiinox, des contrats d\'utilité géné-
rale passés au profit d\'une collectivité. Les contrats syndicau.x
et municipaux, 1905. — E. JM. Melters, in Themis 1905,
bl. 426 v. (overeenkomsten van gemeenschappelijk nut).

Wettelijke beperking der contractsvrijheid en uitgebreide
bepalingen van dwingend recht, in het bijzonder ten opzichte
van het spoorwegvervoer. De wet regelt op dwingende wijze
den inhoud van de overeenkomst van vervoer.

§ 50. VERVOER TE LAND EN OP BINNEN-
LANDSCHE WATEREN.

Ontw. AVetb. v. Kooph. 1809, artt. 85—90; Code civil,
artt. 1782—1786 (des voituriers par terre et par eau); Code
de comm., artt. 101—108; Burg, AVetb., art. 1653; AVetb. v.
Kooph., artt. 90—99, 748—763.

C. II. J. Peusille, do overeenkomst van vervoer bij binnen-
landsch verkeer, Prft. 1877. — M. C. L. Lotsv, beschouwingen
over do binnenvaart, Prft. 1869. — Duverdy, trait^S du contrat
de transport par terre, 2® dr. 1874. — C. Colson, transports
et tarifs, 3^° dr. 1908. — G. Eoer, das deutsche Fracht-
recht, 3 dl., dr. 1887—1890. — Schott, das gewöhnliche
Transportgeschäft, in Endemann\'s Handbucli, dl. 3, bl. 289
v. — AV. II. Maonamara, tho law of carriers, dr. 1908. — y £ J^
E. P. Wiieeler, the modern law of carriers, New-York, C\' \' \'
1890. — E. IIuToniNSON, a treatise on the law of carriers, \'f-

3\'\'edr.{1907 (Am.). — E. Vidari, il contratto di trasporto \'

terrestre, 1890. . f

-ocr page 33-

. \'V / ^

U^tAJ^s^, M- ^ ^^^ Ä-tw^Z

Xo

r

-u

//

iyJj-CxAl

ÔAU^

-ocr page 34-

/

O

-ocr page 35-

^ A

^ ö-o-A w^

TrGn.\'U-o-tA. .

/o ^ ^

—---» jtx^-n^^t^\'H^\'

1

C^yi^éf-L.\'-^ c/~<-----_^

-ocr page 36-

/kyyf^auê^ ^ IxP ^^ X

s. . V V

, V^\'IXK. ^rrv^

-

-ocr page 37-

Mo (lC ^ . \' tJtof^^l/rn/àuAÀ\' ^ t^. c&JL tr.

e^xJl^\'^\'-^ olj^-GA^ -ZX «.c //a ^«i.vfe\'-o-L-i»^ y^

ÓLAj^-U^r^^JLTZ^ cP«-»\' ^«a^-weSL—ffe. C*—. O/t/. .^iji^i^y

m

■V

i-d-i-i-iiL«^ 0^(A/T)U ^\'VXjl.^

-ocr page 38-

35S

^f^f-c-^jAJ ^^ ^ Aav^v^yé..

\'TA-AX^ oLtJxJU^ ^ fi» 1/irtyyi^UU^ OCL. ti^ec^

-ocr page 39-

366

Het spoorwegvervoer, het brieven- en het postpakketten-
vervoer, het overbrengen van berichten door middel van de
telegraaf en telefoon zijn afzonderlijk wettelijk geregeld; zie
de volgende §§.

De wet onderscheidt: 1°. openbare middelen van vervoer,
■ a. van personen, wet van 23 April 1880, S. n°. 67; h. van
goederen, art. 1 dezer wet en art. 96 W. v. K.; 2°. schepen
en vaartuigen varende van of naar het buitenland: zij zijn
aan het zeerecht onderworpen, art. 748 W. v. K.; 3°. schepen
en vaartuigen bij uitsluiting varende van de eene plaats in
het binnenland naar de andere, artt. 91—96 en 749—763 W.
V. K.; 4°. andere middelen van vervoer, als rij- en voertui-
gen, artt. 91—96 W. v. K.

Staatscommissie van 1879 tot herziening van het "Wetboek
van Koophandel. Ontwerp van een wetsvoorstel (uitgegeven
in 1890) betreffende de vrachtvervoerders en expediteurs. Eerste
afd., van vrachtvervoerders: artt. 1—46. De bepalingen hebben
een algemeene strekking.

A. Yervoer van goederen.

A. Tak, de vrachtbrief, in Themis 1896, bl. 121 v. —
A. Meskitz, de vrachtbrief, Prft. 1904.

De wet geeft noch van „vervoerovereenkomst" noch van
„vervoerder" eene definitie. Vandaar de vraag, wie ver-
voerder is in den zin der wet.

Men kan bij het vervoer onderscheiden: a. dengene die het
voertuig (wagen, schip, enz.) bestuurt (den koetsier, conduc-
teur, schipper, kapitein),
b. dengene die het voertuig exploi-
teert (den ondernemer van het vervoermiddel),
c. dengene
die het vervoer voor zijne rekening neemt, terwijl hij het
geheel of gedeeltelijk door anderen doet uitvoeren (den aan-
nemer of ondernemer van het vervoer, den transporton-
dernemer).

In artt. 91—95 K. wordt gesproken van den voerman of
den schipper; in art. 96 van ondernemers van open-
bare rijtuigen en vaartuigen; iu art.,755, met verwijzing naar

%

■■■ ySc-ti

W":

M

VC-

■ 5

■ "\'if\' I

\'»,\'v\'

-ocr page 40-

i

h

f

i t
-à \'

den vijfden titel van het eerste boek, van bevrachting;
in de wet van 23 Aj^r. 1880 van den ondernemer vaneen
openbaar middel van vervoer. Deze terminologie toont aan,
dat de exploitant van een vervoermiddel is vervoerder in
den zin der wet, niet degene die bloot is bestuurder van het
vervoermiddel.

H. R. 27 Dec. 1895, W. n°. G755, M. v. H. 1896 bl. 90,
cass. verw. Hof den Haag 25 Mrt. 1895, M. v. H. 1895 bl.
119: „schipper" in art. 91 is hij die het vervoer op zich neemt,
niet degene die, buiten het vervoercontract staande, met het
feitelijk vervoer is belast; vern. Eb. den Haag 17 Apr. 1894,
W. n°. 6523 : „schipper" in art. 91 is hij die gedurende het
vervoer over het voertuig onmiddellijk gezag heeft, niet de
eigenaar of lie ondernemer van het vaartuig. — Eb. Amsterdam
21 Oct. 1898, W. n°. 7304: schipper in den zin van art. 91
is de gezagvoerder, die ten aanzien van het vervoer zelfstandig
(als contractant) optreedt. — Zie ook Hof Amsterdam 3 Nov.
1882, Egl. Bijdr. en Bijbl. 1885 B. bl. 106, en Eb. Eotterdam
11 Nov. 1908, W. n°. 8921.

Betwist is, of ook de transportondernemer vervoerder
is in den zin der wet.

11. E. 17 Apr. 1874, ^V. n°. 3712, M. v. H. 1874 bl. 111, •\'
cass. verw. Hof Limburg 30 Juni 1873, W. n°. 3621, M. v. H.
1873 bl. 182: alleen hij die met eigene of gehuurde schepen
vervoert of zich tot zoodanig vervoer heeft verbonden, is ver-
voerder. — Hof Leeuwarden 17 Mei 1876, ^V. u°. 4029: de
transportondernemer is vervoerder, alleen voor zooverre hij ver-
voert met eigen middelen. — Anders Levv in AV. n°. 4037. —
Zie voorts hierboven bl. 348 en hieronder bl. 376.

In elk geval zijn o[) transportondernemers de artt. 1375, figiu^^\'^ 5
1271 v. on 1279 v., alsmede de artt. 16376 en 1649 B. W. -r
over aanneming van werk, van toepassmg. ^ f 7j\'

Ook de, vörvoerovereenkomst valt naar stellig recht onder
aanneming van werk: artt. 1653 B. W. en 755 al. 2 K., dat
nog verwijst naar den vroegeren titel „van huur on verhuur"
in het Burg. Wetb.; zij is althans eene „overeenkomst tot het
verrichten van arbeid".

Eb. Zierikzee 21 Oct. 1890, AV. n°. 5953. — Kgt. Dordrecht
2 Nov. 1852, AV". n®. 1385: huur van diensten, werk en nijver-
heid. — Hof Utrecht 4 Mei 1867, W. n°. 2911 ; Eb. Alkmaar

-ocr page 41-

3sy

eiA^ -nnn^^\' esli/lsx- l

iAytnJH. -T^U^xmJ-^^^ tOrw^ -z.-o-tu^ow ^cc^y

-ocr page 42-

ô^\'^t/f-v-\'Joy JUro^\'S-tV . {^""cn-^Ct-nJ..^-^ -

-ocr page 43-

lù.i.

âr ^ cu ^^^

ito-a^ Cjrf Urv^atjL^ crnJ<A. ^

(hr.. AU Lut ^

nA^a^ nrUX^J^eA. O-tji^/w ArîC -Xy^/l^fuL/c^

/

uV

-ocr page 44-

oi

O-«—

\'tJ^

f^r^» —

tzAJ^AVUJUK,

eci-

-irr

^^ AfOJuro^JU Uu^

«O^-tV^/JÏïC O-w^OV» \'l\'-»:»^ »^-»-feotJ^^ \'ZAt^^WvÄ.^-^\'^^^--/

-ocr page 45-

(V

358

6 Dec. 1877, W. n°. 4192: huur en verhuur van diensten; —
Eb. Amsterdam 20 Mei 1859, M. v. H. 1859 bl. 110: con-
tractus sui generis.

Kist, dl. 3, dr., bl. 130: de overeenkomst van bevrach-
ting is een samengesteld contract, huur en verhuur van diensten
en van zaken, vermengd met bewaargeving.

Artt. 91 vlg. zijn van toepassing op elk vervoer van goe-
deren, ook door boden, kruiers, ondernemers van verhuizingen,
enz., of met handkarren, vrachtwagens, zolderschuiten en derg.

Alleen het vervoer van koopmanschappen is een han-
delsdaad, art. 4
0°. K.

V

De overeenkomst is vormvrij, doch geeft in den regel aan-
leiding tot het opmaken van een schriftelijk stuk, een vracht-
brief of een cognossement.

^^ ^ De vrachtbrief, art. 90 K., heeft den vorm. van een open f

geleidebrief, wordt door den afzender of expediteur ondertee-
kend en met het goed aan den vervoerder ter hand gesteld;

\' /J het cognossement wordt door den vervoerder onderteekend,
en, na ontvangst van het goed, aan den afzender afgegeven.
De vrachtbrief vermeldt de bedingen waaronder het goed
ten vervoer wordt gegeven, het cognossement de bedingen
waaronder het ten vervoer wordt aangenomen.

Wat het bewijs betreft, zijn de artt. 1933 en 1934 B. W. van
toepassing, tenzij het geding een zaak van koophandel is, art.
1935 B. W. (naar de heerschende meening, als do overeen-
komst voor den gedaagde het karakter heeft van een han-
delsdaad: art. 4 3° en 5® K.; zie hierboven bl. 50 v.). De
vrachtbrief is niet „een bepaald middel van bewijs bij uit-
sluiting voorgeschreven", art. 1 al. 2 K.

Rb. Haarlem 11 Mei 18G9, cass. verw. H. E. 10 Dec. 18G9,
^I. v. II. 1870 bl. 58, W. n°. 3172. — Verg. Lotsy, bin-
nenvaart, bl. 164 v.

De aanneming van den vrachtbrief door den vervoerder
levert het vermoeden op, dat de daarin vermelde goederen
aan hem zijn overgegeven.

Dikimiuis, dl, 1, bl. 149; — Mesuitz, a. w., bl. 104. —
Eb. Eotterduin 2 Juni 1840, W. n®. 123.

^\'Pert- otJU^ ^ QjuJaMU*^

On. -

-ocr page 46-

A

359

Een cognossement, afgegeven voor binnenlandscli vervoer,
heeft dezelfde kracht en beteekenis als een
zee-cognossement.

Hof Nd. Holland 2 1\'ebr. 1871, vern. Rb. Amsterdam 30
Dec. 1870, W. n^^. 3359 en 3331, M. v. H. lS7l bl. 17. —
Rb. Leeuwarden 9 Juni 1904, W. n°. 8088 ; Hof Leeuwarden
30 Mei 190G, W. n°. 8508, cass. verw. H. R. 22 Mrt. 1907,
W. n°. 8512.

Veii)lichtiiigeii des vervoerders.

AV. J. Kahsten, de aansprakelijkheid van den voerman krach-
tens artikel 91 W. v. K., in Themis 1873 bl. 386 v., 1874
bl. 289 v. — M. M. "W. Pennink, de aansprakelijkheid van den
schipper in verband met het algemeen handelsbelang, Prft.
1879. — P. A. Tichelaar, de aansprakelijkheid des vracht-
vervoerders, in Themis 1889 bl. 299 v., 1890 bl. 26 v. —
A.
CoTELLE, des dommages-intérêts en matière de transports,
1894. — Cii. Sainctelette, de la responsabilité et de la garantie
(accidents de transport et de travail), 1884, chap. 3, du trans-
port des choses.

Artt. 91 en 92 W. v. K., waarmede te vergelijken art. 753
al. 1 i.
v. m. art. 345 K. en art. 2 Spoorwegwet.

De vervoerder verbindt zich de goederen, die hij daartoe
onder zich neemt, te vervoeren en af te leveren, wat mede-
brengt do verplichting voor het behoud der goederen gedu-
rende het vervoer te zorgen, m. a. w. te zorgen dat hij zo
op de plaats van bestemming aflevert in denzclfden toestand,
waarin hij ze ten vervoer heeft overgenomen. Toepassing van
artt. 1271 en 1280 B. W. in art. 91 K. De vervoerder is
tevens verplicht met bekwamen sjioed (tijdig) te vervoeren
en is dus aansprakelijk voor vertraging, art. 1280 B. W.,
toegepast in art. 92 K.

De verplichting, den vervoerder in art. 91 K. opgelegd, in
te staan „voor allo schaden aan do tor vervoering overgeno-
mene koopmanschappen of goederen overgekomen", vloeit
mitsdien voort uit de vervoerovereenkomst, niet zoogen. uit
de wet alleen, uit schuld of onrechtmatige daad of uit eene
bijkomstige vori)lichting lot praestatie van custodia (Rechtsgel.
Adviezen, dl.
O, bl. 189; Pinnkk, W. n°. 3391), noch uit wat
men noemt
rcccptum of bewaarneming.

-ocr page 47-

360

1

L. 1 pr. Dig. 4, 9 : Ait praetor : nautae, caupones, stabularii,
quod cujusque salvum fore receperint, nisi restituent, judicium
in eos dabo.

Zie Kaesten, t. a. p., Themis 1873, bl. 389 v. — Lyon-
Caen en Eenaitlt, traité, dl. 3, dr., n°. 603.

De sclmldeischer (fl.f7pnrlpr)^nnft t^ h^wij^"^ wnnp^\'f^^-

-gio^.i«* rijn^T wrrlr.Tpnrtij--U^t rlnnr \'hnnr niftt-nakmnpn nf Jiipt.

yirvf^/^-\'\'--^ Vinlvp nn nitlpvftring .sdia.devfirgnßding vorderejido. hetzij
-yiPO^CTi\' jpypring. van het goed ter bestemmingsplaats in een toestand
o^l-) van beschadigdheid, die bij de afzending niet aanwezig was,

hetzij (vertraagde (d. i. niet-tijdige) uitlevering.
(_ vrx^ Mag uit de aanneming zonder eenige bemerking worden o^

afgeleid, dat de vervoerder het goed, voor zoover uiterlijk
waarneembaar, in goeden toestand
heeft ontvangen, behoudens
bewijs van het tegendeel? Kracht van een
schooncn vrachtbrief.
Eb. Eoermond 15 Oct. 1863, W. n°. 2593: het ten ver-
voer aannemen van een kist doet het rechtsvermoeden ontstaan,
dat de vervoerder het daarin gesloten voorwerp in een goeden
staat heeft ontvangen. — Anders Eb. Arnhem 15 Dec. 1856, W.
n°. 1842 : een vermoeden, dat de vervoerder verpakte goederen
inwendig onbeschadigd en wel geconditionneerd heeft ontvangen,
mag niet worden aangenomen. — Verder nog gaan Eb. Amsterdam
29 Apr. 1887, W. n°. 5528, en Eb. Eotterdam 19 Mrt. 1889,
M. v. H. 1890
bl. 138 (beide vervoer op een spoorweg be-
treffende): uit het aannemen van een schoonen vrachtbrief mag
niet worden afgeleid, dat het goed in pnbeschadigden toestand
is ingeladen. — Zie voorts Lotsy, binnenvaart, bl. 127 v.,
174 v.; — Mesritz, bl. 100 v. — Lyox-Oaen en Eenault, a. w.,
n°. 634 v. jn/iz^^,-^

Verg., voor de zee- en de buitenlandsche riviervaart, art. 351
i. v. m. art. 753 K.

De schuldenaar (vervoerder) heeft te zijner bevrijding te
bewijzen, dat de wanpraestatie (de aan de goederen over-
komen schade) een gevolg is: van „eene vreemde oorzaak, die
hem niet kan worden toegerekend", art. 1280 B. W.; van
overmacht of van toeval, art. 1281 B. W.; van een „onvoor-
zien toeval", art. 1480 B. W.; van een gebrek van het goed
zelf, overmacht, schuld of nalatigheid van den afzender
of expediteur, art. 91 K.; van overmacht, (ook gebrek

^

u-^u. —^ ■

-ocr page 48-

(XxA-t^ vrv»- ! CUjc^U-^.-^^^y.-^OLyM^^ trr/-.^,

\'j

^ \'ijlL \'V^J^ ÄJLL^

Cyg^ ÏL. olju ft, eK^ AjJlsU. out^ ^ .

_

(^uuUkUy, ^^ -ZjUj^.^^Ut^^

-ocr page 49-

JZsL^ ^^ , eJii ZX^A^

l/rttkA/U a-^jruuA^O-e^

-ocr page 50-

jlOnjUiJijùl^ f lAAjijc^jjMjyvrJ CA! CLOA^ , ertx/L eAo tC/wvAA-»W , ß^ ^

/

/

aan het goed zelf en schuld of nalatigheid van den afzender
of expediteur), art. 92 K.

Over de beteekenis van „overmacht" in onderscheiding van
„toeval" bestaat veel verschil van meening.

Karstejï, Pen]s-ixk, Tichelaar, aa. ww. — P. H. Scholten,
overmacht, Prft. 1886. — J. F. Houwijsa, overmacht of on-
mogelijkheid, in Egl. Mag. 1904, bl. 250.

Goldschmidt, das receptum nautarum, cauponum, stabulario-
rum, in Zft. f. d. ges. Hr., dl. 3, bl. 58 v., 331 v., en 16, bl.
328. — Exneb, der Begriff der höhern Gewalt (vis major), in Zft.
f. d. Pr. u. öfftl. Eecht, dl. 10, bl. 497 v. — Deenbukg, t. z. p.,
dl. 11, bl. 335 v. — H. Hayner, über den Begriff der höheren
Gewalt im deutschen Transportrecht, 1886 (en daarover O. Bühr,
in Krit. VjS., dl. 28, bl. 410). — F. X. Bruckner, die
Custodia nebst ihrer Beziehung zur vis major, 1889. — Gertii,
der Begriff der vis major, 1890 (rec. Bruckner, in Krit. VjS.,
dl. 36, bl. 387 v.). — E. Volkmar, Vis major und Betriebs-
gefahr, 1900. — Baron, in Arch. f. d. civ. Pr., dl. 78, bl. 203 v. —
AV. Stintzing, t. z, p., dl. 81, bl. 427 v. — H. Schneider,
in Zft. f. d. ges. Hr., dl. 44, bl. 75 v., 341 v. — Verhand-
lungen d. 22. Dt. Juristentages. — Biermann, die höhere
Gewalt im engl, und im franz. Eecht, in Arch. f. bürg. E., dl. 10. , ^

Verg. ook^. Hijmans, aansprakelijkheid uit contract in het / J
Eómeinsche recht, in ïhemis 1896, bl. 226 v., 1897, bl.
235 v. — Asser-Limrurg, Handl. Ned. Burg. E., dl. 3, dr.,
bl. 105 v., 137 v.

„Toeval" en „overmacht" zijn naar Nederlandsch recht be-
trekkelijke begrippen, welke bij de verbintenissen
om te geveiL.
verband houden met de zorg, tot welker aanwending de schul-
denaar verplicht is. Waar de te praesteeren zorg ophoudt, Xe. c.M^-
beginnen het toeval en do overmacht, van daar dat déze Ujtj. t^, v^
telkens worden gesteld tegenover schuld, nalatigheid of toe- ^
doen van den schuldenaar, d. w. z. niet-aanwending van de ^
verschuldigde zorg. Naarmate de verplichting, voor het be-
houd der te
i^vttro»^ zaak te zorgen, meer of minder uitge-
strekt is (art. 1271 B. W.), is het gebied van het toeval en
de overmacht kleiner of grooter.

Tusschen „toeval" en „overmacht" wordt in het Burg. Wetb.
en het Wetb. v. Kooph. onderscheid niet gemaakt; de uit-
drukkingen worden door elkander gebruikt.

21

-ocr page 51-

^ à ^ d
ffr^b^ .
 \'

l^j-xnSSl- jbji^—i, vtrc.A-^\'— _____^

lA^ Pv-tr-CuLj^^ aLi^ ytn.\'tn.\'-^ ^ t,C- . OL^^yf^ -----

^nJb-^K^ycLl-^^^ ÖL-t-A , tl.cP<i f oAj!^ oLl, o^-

«/w Xe/^-v^^— le^ --^CKTU-. l^a/L i-t-»-/^ jta\'^^v^vi

/li?/.

«/b^ , \' .«.»U.-- g \' Jl fn-, , I rr-T. tli\'i\'/\'n „

4-A [ 1 ^ /p-^rnpw^, , tÀ tf^\'4- -v—

^/yc- OuM-V l-^-Ju-ai- t^cC, irtJX^Ouûy^.y^x^,^^ OM^^

-ocr page 52-

/Icf^

Ä.V.

UfM lÄu» -

/-Up ^

^ t^iyiyir-o-fTT/^^ ^e—

\'XnnAA- ^ ff-^.l Irtnn./}^^^^.^ PrrA.\'^rtJLfjt^ oU.^JL.

yJjâL , l^/Pi , WU ---------- - —-L. .. J

y.lf^

r

É

-ocr page 53-

362

Verg., behalve de hierboven aangehaalde artikelen, de artt.
851, 1533, 1546, 1598, 1600, 1601, 1619, 1628, 1631,
1632, 1745, 1752 al. 2, 1753, 1781—1784, 1940 3° en 4°
B. W.; artt. 202, 345, 416, 482, 499 1°, 505, 525, 582 en
588 K. — Zie bovendien artt. 1203, 1300, 1427, 1642 B.
W. — Ticuelaak, in Themis, t. a. p.

Zie voor het Fransche recht: L. Josseband, les transports
(Thallee, traité de dr. comm., dl. 7), n°. 570: „l\'équivalence
de ces deux expressions
(force viajeure et cas fortuit) est admise,
aujourd\'hui encore, par la majorité des auteurs qui les décla-
rent interchangeables et par une jurisprudence dominante qui
les emploie, séparément ou cumulativement, l\'une pour l\'autre
ou l\'une et l\'autre, pour désigner
toute cause d\'inexécution non
imputable au débiteur".
Deze heerschende meening vrordt door
hem besti-eden, t. a. p., n"®. 577 v. — Verg. Lton-Caen en
Renault, a. w. n°. 599.

Met name geven de aangehaalde wetsbepalingen niet aan-
leiding tot de meening, dat overmacht een enger begrip is
dan toeval en dus wijst op een verhoogde verplichting tot
zorg.

In dezen zin Pennink, a. w., en vele Duitsche schrijvers,
o.a. Goldschmidt, t. a. p., en Dehnbueo, das bürg. Eecht, dl. 2,
afd. 1, § 69 III.

Bij de verbintenissen om te geven_ is overmacht of toeval
een voorval, dat den schuldenaar verhindert zijn leverings-
plicht na te komen, niettegenstaande door hem tot be-
houd van de te leveren zaak de maatregelen van zorg werden
aangewend, waartoe hij, naar de opvatting van het verkeer
en den redelijken zin der door hem aangegane overeenkomst,
verplicht was. Niet verplicht is hij tot het nemen van maat-
regelen, waarmede partijen redelijkerwijze geacht moeten wor-
den bij het aangaan hunner overeenkomst niet rekening te
hebben gehouden. Vandaar dat men bij verschillende over-
eenkomsten tot verschillende uitkomsten kan geraken.

De schuldenaar kan het bewijs van toeval of overmacht
leveren, hetzij rechtstreeks, door het bewijs van een voorval,
dat op zich zelf een voldoende verantwoording voor hem
oplevert, omdat het tekortkoming in zijne verplichtingen uit-
sluit (bijv. aardbeving, overstrooming,\' maatregel van hooger

/M4UJ . (Atr, fC. üpajz.^ ojik.jc! (po M^.jie^ ^.J iU^ aä^ rlo^e^^si-

t, enwmvt^cu^

^f^ I ciC. iyt/J^s / t^.

(r^ - , f-O/t^ ^triry -^vfv A.

U^V-UoU^^ of:> --^iwvf- iTï^ ^

-ocr page 54-

<«-» Ce.

ô&tMiJi\'Ù^ Vrz^L^

»^Ä^XÄ^ et«-^ -i/Tx^ »-»vyii-eA-t^\'ôoej/ir\'

J ^ o ^ ß

tfOufX^

7

lAxxJt- ßjJtM -\'V \'^«otX . /^Ji, ,

hand, oorlogsgeweld), hetzij middellijk, door het bewijs van een
voorval, dat het bestaan van een tekortkoming in het midden
laat (bijv. brand, aanvaring), in verband met het bewijs van
feiten (bijv. dat ter voorkoming van dit voorval voldoende
voorzorgsmaatregelen zijn genomen), welke aannemelijk maken,
dat hij aan zijne verplichtingen heeft voldaan.

-Tegen het indirecte bewijs is gericht de zgn. objectieve
theorie der overmacht, volgens welke overmacht een volstrekt
begrip is, een voorval van zoodanigen aard, dat het wat be-
treft zijn ontstaan de mogelijkheid van schuld van den schul-
denaar uitsluit. Als kenmerken van dien aard noemt
Schol-
ten
, a. w., dat het voorval „buiten den bedrijfskring van den
schuldenaar is ontstaan" en „door de kracht en de wijze van
zijn optreden verschilt van die voorvallen, welke ieder dag
gebeuren".

In dezen zin, onder de hierboven aangehaalde schrijvers, o.a.
Exxeh, Hafner, Brückner. — Zie ook de omschrijving van
Kist, dl. 3, bl. 140: „overmagt ia elke door uitwendige magt
voortgebragte onweerstaanbare kracht".^

JossERANu, a. w., stelt als eenig kenmerk „rextériorité du
fait dommageable: Ie défaut de connexité entre Ie fait dom-
mageable et Ie milieu, Torganisme oü il s\'est produit".

Bepalingen over het bewijs van toeval of overmacht komen
hl onze wetboeken niet voor. Het indirect bewijs (bewijs door
vermoedens) ter beoordeeling van den rechter is mitsdien
niet uitgesloten.\'\'

Jurisprudentie. Onderscheid tusschen (onvoorzien) toeval en
overmacht wordt niet gemaakt.

Omschrijvingen van overmacht geven Rb. Alkmaar G Sopt.
1877, W. n°. 4193: overmacht een foit, waarbij allo godachto
niet alleen aan schuld of nalatigheid, maar ook aan onvoorzich-
tigheid wordt uitgesloten; — Rb. Amsterdam 19 Jan. 1900,
W. n°. 7508: overmacht een toestand of gebeurtenis, die niet
kon worden voorzien of voorkomen en waarvan ook do gevolgen
niet konden worden voorkomen.

Als overmacht word bescliouwd door Rb. Amsterdam 30 I\\lei
1872, W. n°. 3471, M. v. H. 1872 bl. 97, ])ij vervoer te water:
aanvaring door schuld van een ander, omdat overmacht of casus

(jUhSLdLj. ^ .M>U.

t^/i, ü/w j/<}Y-

y y-

\'•\'/ , i
/

-ocr page 55-

362

-t/\'C/TZTi/\'

-a-crt

-ocr page 56-

t/jj-ryif OC^tXjLA.Jl_ c^y^JL^.A-I\'

trf- --—

L^i/i, (j^St, /

-ocr page 57-

7

^ ^^ ^^

"7\'

Ji/p. uyt^p^ :,,

1

/\' —P

jZiZa-

-ocr page 58-

la- \'VncL^ > ^. f^A

In*-

trf^ /e/WtA;..^./-!.^ /mY .An r.oy, rJùi

t^^x^ ^^^

.An^. Jri.

/

yti \' f-

t-

-ocr page 59-

364

^/IrwUjiA^ Zjo fu^\'
V ^

r

9 crtr^ .\'

oLt, & e^v-t^L/O.-.i-C\'vtt-v»^
cLIJ Z/OT-V.-^ trauk^

alleen die rampen uitsluit, welke een gevolg zijn van een schuld
van hem dien ze treffen, bev. Hof Nd. Holland 26 Oct. 1875,
M. v. H. 1875 bl. 2éO-,r— Eb. Eotterdam 4 Jan. 1890, W.
n°. 5826, bij aanneming van een transport te water: laag water
hetwelk belet op de gewone wijze het transport uit te voeren; —
Eb. Amsterdam 28 Juni 1895, W. n°. 6699, bij zeevervoer:
machtsvertoon, bestaande in het dreigen met den sterken arm
door het hoofd der politie, ambtshalve optredende; — Eb. Eot-
terdam 1 Dec. 1900, W. n°. 7595, bij een overeenkomst tot leve-
ring van Engelsche steenkolen per waterweg: gesloten water. —
Daarentegen werd niet als overmacht beschouwd, in het laatst
aangeh. vonnis: werkstaking in één Engelsche haven; — door
Eb. Eotterdam 29 Juni 1892, M. v. H. 1893 bl. 34,\'\' bij een
overeenkomst tot levering van Euhrkolen: stilstand van scheep-
vaart in den winter en werkstaking in verschillende mijnen; —
zie ook Eb. Amsterdam 18 Apr. 1902, M. v. H. 1902 bl. 312
(verkoop van te vervaardigen papiersoorten).

Herhaaldelijk is ten aanzien van vervoerovereenkomsten be-
slist, dat een onvoorzien voorval (dat ook door schuld kan zijn
veroorzaakt) niet als
overmacht is te beschouwen, indien de oor-
zaak daarvan niet blijkt. Zie Eb. Eotterdam 30 Apr. 1862,
W. n°. 3206, M. v. H. 1862 bl. 98 (binnenvaart: zinken); —
H. E. 22 Juni 1860, W. n°, 2180 (zeevervoer: openstaan van
een patrijspoort), bev. Hof Zd. Holland 31 Oct. 1859, vern.
Eb. Eotterdam 14 Febr. 1859, W. n°. 2112; — Eb. Dordrecht
30 Mrt. 1868, W. n°. 3038, M. v. H. 1875 bl. 91, bev. Hof
Zd. Holland 25 Jan. 1869, "W. n°. 3751 (binnenvaart: brand); —
Eb. den Haag 7 Apr. 1870, W. n°. 3206 (spoorwegvervoer:
brand); — de verschillende vonnissen naar aanleiding van het
verbranden van de "Willem III, waarbij tevens de vraag ter
sprake kwam wat bovendien door den vervoerder moot worden
bewezen: Eb. Eotterdam 18 Febr. 1874, W. n°. 3694, M. v. H.
1875 bl. 85 (de schipper moet aantoonen, dat hij den brand
niet heeft kunnen voorkomen of dat deze niet is te wijten aan
zijne schuld of nalatigheid; dit bewijs wordt geleverd, als blijkt
dat de brand is uitgebroken in het salon der kajuiten), vern.
Hof Zd. Holland 1 Mrt. 1875, W. n°. 3824, M. v. H. t. a. p.,
cass. verw. H. E. 3 Dec. 1875, W. n°. 3925 (de schipper is
bovendien gehouden te bewijzen, dat de brand is ontstaan door
een onvooi-zien en onoverkomelijk toeval); — Eb. Eotterdam
21 Febr.\' 1877, W. n®. 4078, vorn. Hof den Haag 28 Mrt.
1878, W. n°. 4230 (de schipper kan volstaan met het bewijs,
dat de brand in geeji enkel opzicht aan hem te wijten is; uit
de gestelde feiten kan het vermoeden worden afgeleid, dat de
oorzaak van den brand een zoodanige is geweest, die do schipper
niet bij machte was te voorzien en te voorkomen, en die dus

msÊ

i

-ocr page 60-

f^ ^■l.L uAjJijif ùtjrvxn/jLxJtU-^ ,

i^dJj^ hT, Kyi^

-ocr page 61-

36^

6 ^ )

yj-uiJLtX ^La.^ s-\'a^ , -ZL v-cr^ nm,

^L^ti^ aCc- i ejL^ n/^^c^^^j^v^

tZt-

i/^\'-tV .

/

jB-i^

tMjo^.^ T^n-/^ -l/oia^ ^/-A-euUuu^ , »W. OosA^

o -a»-. ■■

-A- ^

î/^y-t^ oIaCLA. ! ^•-«L^VA- U. IAC/I-VM^^

7

Ani ^gc-/« . ■ y tOo^ fo^ .^IttA ^ _

-ocr page 62-

3<5v

/hß, JuAAjJ Cif. GL^ ,

S, -jrV^ trcx^ • i^Kw jJ^ —wtA-\'^öU.

jr^.. 5 utX^ i. inx^^ JtiiuLl ap^ kJXbckm^

OJ\'^t ! o^ A- UjuSi^^^ ^iS-f.\'^y^^e^ t-yv^jcf-^ o-t^-OyoLi^ -t.*-^

-ocr page 63-

VOO.^ P^AArKHl
.^jQk. A- ^ ci Oy^-^ -â-M-^f^JUI UjJij-\'-aA öU, iufvyxe^

■^MtSijL^ \'oJi Ar/i \'U-Üt-^^cy^ J C^Ä,

T

/ y

A

?

V, cAa-«—

t^trrv

_ üj^ SUuJi ïaW- cr^ c^ f^^ |

-ocr page 64-

CSC. _

V

^^ /a. " t-^fjz.alj^ÉUOL..

„ C I Wma^VW-C^v^ ^

Uu. (AJL,

r

7

dLX^ ti-tlL/UU— lytrrrV-

UnrrJr- Ia-XJ-AI ytaL..- ^i^^sjt-tf-rtly ./V-dj^

-ocr page 65-

J>6<i

àc3trv~ Pt\\ t».^ ^ AaJxjj^Jlik. .^OCslX oV. ^.e-u-tn/sjx. CjJt^ASi. jCc.

tr

--

/tb./itxU^fiu^

^oöt. -^Ln^\'J- \'r.o-^.y^ x..*^ ■ ^ \'■ - ^

ƒ .tcü

-ocr page 66-

Vt/LOuu^J^ ^ Là-. ^

^ f -I lp I\' ^jr^ZiL

^

^ —— ^ tLc^A. cLL.

A n à .. \' ---------,

^ ^

4

f

/ > \' t 7

C-IjC.-^.\'^ L^^tr^-tf^iAjl^ :

(t t 1 ■ , irvxry t-tct-^ i^i«^ i^Wa ,

Umx^

/ ^yrt-A^U-CJ! C . 4. - trcrcrt^

, LX^ /4. CM-rtM— . ^ A-^t^

-ocr page 67-

y/

CLA, dLw e-A \'ZAIS-IA^T\'«--\'-\'-\'--*-^ (^yj-ni)—!^ -^rn . . e-e^-4

^ t^ tixJU chL ^fC^U-O—aU. o^tftrr- O^UL,

^^ Z.L , i^i/è , ,

âs.

-ocr page 68-

OJ. fU.

:

-ocr page 69-

f

ehz-c/t- iLJt

Juu-.

-ocr page 70-

/hrfÜAjhi^ U> TOr. .

OhAtrUL ^nAy^ C^l/ff/v^/i^^cc-c/.^^ f 1\'—t^Cci^tyi/f^^

^ U t^r^:^

A

t^ eLo JisJtiryi^

Cu- C-

fy^yi/—\' tytA-A/l

-ocr page 71-

S6<i

y i^Ac.

-^rmo^

^ ,

«PT, ,

-ocr page 72-

■6e.

-iS-a^A -fl 8 « ■ -

iyjrx^yt- /t^^^-c-/- dA

(VJLjLjl^ ----,

-ocr page 73-

r

i:

r

/ ^ ^ - A

s

i

r

als overmacht is te beschouwen); — Eb. Amsterdam 14 Mei
1877, AV. n°. 4127 (de gestelde feiten zijn niet voldoende om
overmacht aan te nemen). — Zie ook H. E. 22 Juni 1860, b. a.
(bewezen moet worden dat het voorval: het openstaan van een
patrijspoort, is teweeggebracht door eenig onweerstaanbaar zee-
evenement of ander overmachtig voorval, hetwelk onmogelijk
kon worden ontweken of afgewend); — H. E. 26 Apr. 1907,
AV. n°. 8533 (vervoer met een wagen: bewezen moet worden
dat het ongeval, in deze zaak diefstal, niet door de vereischte
voorzorg en toezicht was te voorkomen). — In geval van schade aan
de lading door (zee)water wordt als bewijs van overmacht be-
schouwd het bewijs, dat het schip buitengewone zeeëvenementen
heeft doorgestaan, die redelijkerwijze geacht mogen worden de
schade te hebben veroorzaakt: Eb. Amsterdam 12 Febr. 1862,
M. v. H. 1862 bl. 33; — 23 Mei 1879, Egl. Bijbl. 1879 B
bl. 266; — Eb. Eotterdam 4 Mei 1904, AY. n°. 8178. —
Bij schade aan balen koffie door rattenvraat werd aan deskun-
digen de vraag voorgelegd, of er voor een schipper mogelijk-
heid bestond maatregelen te nemen, waardoor deze beschadiging
zou kunnen zijn voorkomen: Hof den Haag 22 Jan. 1883,
W. n°. 4867.

In denzelfden geest is beslist, bij verkoop van te vervaardi-
gen fabrikaten, dat brand op zichzelf niet is overmacht of een
onvoorzien toeval: Eb. Amsterdam 23 Mrt. 1876, AV. n°. 4008
(verkoop van suiker: de verkoopor moet bewijzen, behalve den
brand, dat de oorzaak daarvan was eeno van Imreii^ wil of daad -/ A^^vi^-w-«^
onafhankelijke omstandigheid), bev. Hof Amsterdam 12 Jan.
1877, AV. n°. 4182 (de verkooper moet bewijzen, zooal niet do
oorzaak van den brand, dan toch dat hij in allo opzichten voor
het behoud der zaak die zorg heeft gedragen, welke van een
zorgvuldig huisvader kan verwacht worden), cass. verw. H. E.

23 Nov. 1877, AY. n°. 4194 (het arrest is geheel in overeen-
stemming met artt. 1271 en 1480 al. 3 B. AY.); — Eb. Eot-
terdam 30 Oct. 1880, AY. n°. 4592 (verkoop van bloem van
een bepaald merk: de verkooper moet bewijzen, dat de brand
buiten zijn schuld door een onvoorzien toeval plaats liad; do
gestolde feiten kunnen niet doen blijken van dat toeval en
mitsdien van algeheelo onschuld van den verkooper aan den
brand); — Eb. AYinsclioton 11 Jan. 1893 on Hof Leeuwarden

24 ,lan 1894, AY. n°. 6510 (de verkooper moet bowijxen, dat
de bi-and niet aan zijn schuld is to wijten on liij tegen brand-
gevaar allo mogelijke voorzorgsmaatregelen heeft genomen, dio
redelijkerwijze kunnen worden gevorderd, welk bewijs uit do
omstandigheden kan worden afgeleid on alzoo indirect kan wor-
den geleverd, al is do oorzaak van den brand niet bekend ge-
worden). — Zio ook Hof Nd. Brabant 6 Apr. 1875, AY. n°.

-ocr page 74-

366

3879 (verkoop van meiassen, afkomstig uit een bepaalde fabriek;
het in brand geraken van eene, aan zeer hooge temperatuur
blootgestelde, partij stroopen in de droogkamer eener beetwor-
telsuikerfabriek is, zoolang schuld of plichtverzuim aan de zijde
van den fabrikant niet is bewezen, een onvoorzien toeval in den
zin van art. 1480, een vreemde oorzaak, die hem niet kan
worden toegerekend in den zin van art. 1280 B. W.).

Anders: Eb. Eotterdam 2 Sept. 1846, W. n°. 755 (maal-
contract: brand is als een onvoorzien toeval en ontoerekenbare
vreemde oorzaak te beschouwen, tenzij verzuim of schuld van
den schuldenaar wordt bewezen); — Eb. Groningen 30 Mrt.
1894, W. n°. 6550 (bruikleening: brand is, zoolang niet blijkt,
dat hij te wijten is aan opzet, onvoorzichtigheid of nalatigheid,
te beschouwen als een bloot toeval), ƒ

De vervoerder is verantwoordelijk voor de daden van degenen
die hij in het werk stelt (art.
1649 B. W. = art. 1797 C. c.),
uit den aard van zijne contractueele verbintenis, niet op grond
van art.
1403 al. 3 B. W. De daden van zijn personeel zijn
zijne daden. Zie Tichelaar, t. a. p., jg. 1890, bl. 51 v. Het
instaan alleen voor zgn.
culpa in eligendo (aldus Karsten,
t. a. p., jg. 1873, bl. 420 v.; jg. 1874, bl. 325 v.) vindt geen
steun in de wet.

Verg. H. E. 26 Apr. 1907, b. a. — TJnoeb, Handeln auf
eigene Gefahr, 3<le dr. 1904. ^

Art. 62 Algi Eegl. voor het vervoer op de spoorwegen: „De
ondernemers van eiken spoorwegdienst zijn verantwoordelijk voor
hun personeel en voor de andere personen, van wie zij zich bij
het verrichten van het door hen aangenomen vervoer bedienen".

Zie voorts art. 29 der Berner Overeenk.; — § 431 DHwb.; —
^ art. U^ Zw. Obl.r.; _ § 278 Dt. B. W.

Evenzoo is de vervoerder, uit den aard van zijne contrac-
tueele verbintenis, verantwoordelijk voor de deugdelijkheid
van het materiaal bij hem in gebruik. ^

De aansprakelijkheid des vervoerders bestaat ook bij koste-
loos vervoer. Zij volgt uit de bepaling van art. 1271 al. 1 B. A\\^

De toepasselijkheid ook in dit geval van art. 91 K. werd
aangenomen door 11. E. 6 Febr. 1863, W. n°. 2457, vern.
Eb. Eoermond 24 April 1862, W. n°. 2495 (goederen voor
eene tentoonstelling bestemd).^

De aansprakelijkheid begint met de aanneming van het

JU^JkjJL oyy^tMA- UJLuu4^ tJ, A- OJt^^t^ .
^t^fùi/. \'X^^i/^f ■• (i*^ ôçti/Bo-o/i\'MÂo.*«^ -u-i-fftA- c^, cuiA./ecüV) ^ ^ ifi.i*/. -ô^u^^ifif-.

. I

L .AtA^U-^a^^ IL/ ^ UTTV^^US?, ; ^

^ ^^^^ c^W^^o^ULul.

1

et\' \'2\'^ILA\' OOljl^ Aji^ Vtt^w /t^y CA^.

/ ZL UAA.,.^^ IH /Hx.. I^U), CJ:

-ocr page 75-

goed en duurt tot de richtige aflevering, begint dus vóór de
inlading en eindigt niet met de lossing.

Kgt. Groningen 16 Mei 1881, W. n°. 4743; Rb. Groningen
27 Juni 1873, W. n°. 3627. — Verg. art. 1783 C. c. L

Omvang der aansprakelijkheid: de vervoerder moet over-
eenkomstig artt. 1272 en 1282 B. W. en binnen de grenzen,
gesteld in art. 1283 B. W., vergoeden het geleden verlies en
de gederfde winst, niet alleen de schade aan het goed zelf
toegebracht.

Diepiiuis, Handelsr, dl. 1, bl. 150 ; — Karsten, t. a. p., jg.
1873, bl. 404 v., jg. 1874, bl. 328 v. ; — Levt, ADIIwb., op
art. 396 ; — Rb. Breda 27 Juni 1871, W. n°. 3371 ; — Lxon-
Tj,\'^\'^
Cp^ - Oaen en Renault, a. w., n°. 608^\'^. — Anders H. R.
^ éoP. 25 Oct. 1872, W. n°. 3525, M. v. H. 1872 bl. 252, vorn.

Rb. Amsterdam 13 Mrt. 1872, M. v. H. t. z. p. ; — ook Kist,
dl. 3, bl, 141 v, — Zie voorts Hof Nd.-Holland 19 Jan. 1860,
W. n®, 2195, vern, Rb. Amsterdam 9 Mrt. 1859, M. v, H, 1859
bl. 10, 1860 bl. 36, en hieronder § 60,

Art, 69 Wetb. 1830. Nederl, tekst: „schaden, die aan do
te vervoeren koopmanschappen of goederen overkomen." Fr.
tekst : „les voituriers et les bateliers sont garans des pertes et
avaries, autres que celles qui proviennent", , , ,

De wet kent den afzender of den geadresseerde niet het recht
toe, de goederen in geval van beschadiging of van manko
voor rekening van den vervoerder te laten, d. w, z. de ont-
vangst te weigeren, en vervolgens schadevergoeding wegens
niet-bezorging, dus op den voet van geheel verlies, te vor-
deren. Alleen indien de goederen ten gevolge van de bescha-
diging of vermindering voor den geadresseerde geen waarde
meer hebben, kan van zoodanig recht sprake zijn.

Verg, Rb, Amsterdam 22 Apr. 1863, W. n°, 2506, M. v, 11.
1863 bl. 113, en Hof Nd. Holland 7 Apr. 1864, M, v. H. 1864
bl, 89. — Rb. Alkmaar 29 Febr. 1872, bev. Hof Nd, Holland 8
Jan. 1874, IM. v, H, 1874 bl, 3 v. : als do geadresseerde de goe-
deren wegens beschadigdhoid weigert, kan hij niet schadever-
goeding wogens niet-bezorging vorderen. — Rb, Breda 27 Juni
1871, W. n°. 3371: de geadresseerde kan in geval van manko
niet op grond van art, 1426 B, W, de ontvangst weigeren en
schadevergoeding voor hot geheel vorderen, tenzij hij bewijst,
dat hij bij do ontvangst dor geheele bezending een wezenlijk

-ocr page 76-

368

belang heeft. Hiertegen Kakstek, a. w., in Themis 1873 bl. 408,
en naar aanleiding van dit vonnis een debat tusschen Mrs. Levy
en PiNNEB, W. nos 3385, 3391, 3393, 3399 en 3400. — Zie
voorts Hof Arnhem 12 Juni 1895, W. n°. 6739, hieronder
bl. 371. — Anders Kgt. n°. 3 Amsterdam 4 Mei 1871, bev.
Eb. Amsterdam 13 Mrt. 1872, cass. verw. H. E. 25 Oct. 1872,
M. v. H. 1872 bl. 252, W. n°. 3525 : vordering van geadres-
seerde tot schadevergoeding, na weigering om te ontvangen
wegens beschadiging.

Verg. over het laissé pour compte door den geadresseerde:
Lton-Caen en Eenauxt, a. w., 31 v., n"® 614 v. ^

De contractueele aansprakelijkheid van den vervoerder kan
bij
overeenkomst gewijzigd, in het bijzonder verminderd en zelfs
geheel uitgesloten worden ; eene eenzijdige verklaring van den
vervoerder is daartoe niet voldoende. Veelal wordt een maximum
der te vergoeden schade of een bepaald bedrag per gewichts-
hoeveelheid vastgesteld; art. 1285 B. W. is alsdan van toepassing.

Voor den afzender of geadresseerde niet verbindend zijn onge-
teekende bedingen in dorso van een cognossement : Hof Gelder-
land 6 October 1852, "W. n°. 1397; — bepalingen omtrent
de aansprakelijkheid, opgenomen in door den vervoerder open-
baar gemaakte tarieven: Eb. Amsterdam 7 Nov. 1845, W.
n". 658 ; Eb. Breda 28 Sept. 1869, W. n°. 3152 ; Eb. Arnhem
8 Juni 1865, M. v. H. 1865 bl. 151, bev. Hof Gelderland
11 Apr. 1866, W. n°. 3007 ; ook al zijn deze bepalingen in
dorso van het reçu afgedrukt: Eb. Amsterdam 5 Juni 1849,
W. n°. 1052, M. v. H. 1865 bl. 155, cass. verw. H. E. 29
Mrt. 1850, W. n°. 1134 (anders Eb. Amsterdam 23 Nov. 1849,
W. n°. 1080, M. v. H. 1865 bl. 157: de aanneming en het
niet terstond als niet akkoord teruggeven van een reçu is goed-
keuring der in dorso daarvan vermelde voorwaarden, waartegen
men verg. Lotsy, t. a. p., bl. 153 v.); — beperkingen der
aansprakelijkheid, voorkomende in een dienstreglement bij minis-
terieele resolutie goedgekeurd: Eb. Arnhem 15 Dec. 1856,
W. n°. 1842; Eb. Eoermond 15 Oct. 1863, W. n°. 2593;
Hof Zd. Holland 11 Jan. 1869, W. n°. 3072 ; anders Eb. Am-
sterdam 10 Dec. 1874, \\V. n°. 3819; — of opgenomen in
eene eenzijdige notarieole, in de nieuwsbladen bekend gemaakte
akte: Eb. Eotterdam 6 Mrt. 1886, W. n°. 5305.

Bedingen, opgenomen in eene circulaire van den exploitant eener
lichtervaart, binden dengene die van die onderneming gebruik
maakt: Hof Nd. Holland 30 Jan. 1868, W. n°. 3029, vorn. Eb. Am-
sterdam 29 Nov. 1866, W. n°. 2888, M. v. H. 1866 bl. 224 ; —

\'.ârfl

^ ft/n (^c^ t/e^

Tyrrrr

Ci^JL \'Ôj^ ^TWU-

OLsl^ (7XC/X-

-ocr page 77-

Vi.,. I\' !>»>■

369

evenzoo verwijzingen in den vrachtbrief naar een reglement voor
het vervoer: Hof Zd.-Holland 2 Jan- 1871, W. n°. 3287, M.
v. H. 1871 bl. 24, en 26 Juni 1871, W. n°. 3357. — Zie
voorts hieronder § 60.

Ue Fransche rechtspraak kende aan clausules welke de aan-
sprakelijkheid uitsluiten, slechts het gevolg toe van omkeering
van den bewijslast: de afzender of geadresseerde, schade vor-
derende, moest de schuld van den vervoerder of diens onder-
j> jji^\'f geschikten aantoonen. Bij de wet van 17 Maart 1905 is ieder^\'

\' - > ïifwijk^"^—de wettelijke bepaling omtrent de aansprakelijk- ^ -u,

heid verboden (art. 103 al. 3 C. d. c.)/Zie hierover Lton— ^\'e/u^ \'i^ézi
Caes" en Eenault, a. w., n*^®. 625 v. — P. Sabdou, des clauses ^ _ C^.
modificatrices de la responsabilité en matière contractuelle, 1903.

Bijzondere bepaling van art. 96 voor ondernemers van open-
bare rijtuigen en vaartuigen. Opgaaf der waarde bij verzending
van geld, goud, zilver, enz., en aanteekening in een register.
Het Hoog Gerechtshof in den Haag, 30 April 1830, veroor-
deelt de firma v. Gend en Loos tot betaling van ƒ 5669.38
voor een vermist pakket met effecten. Adres dier firma bij
VooKDUiN, Wetb. v. Kph., dl. 1, bl. 396 v.

„Bijzondere reglementen"; hieronder zijn te verstaan veror-
deningen, door of van wege het openbaar gezag uitgevaardigd,
niet ook eenzijdige door den Minister goedgekeurde regle-
menten en tarieven: Hof Grelderland 11 Apr. 1866, b. a.; —
anders Eb. Amsterdam 10 Dec. 1874, b. a.

Er is samenloop van de vordering uit de vervoerovcreen-
komst (art. 91 K.) en de vordering wegens schuld of nalatig-
heid (artt. 1401—1403 B. W.), indien de daad of de nalatig- ^r^le^jr n" éz/f
heid, waardoor do schade is veroorzaakt, niet alleen in strijd
is met de vervoerovei-eenkomst, maar ook op zich zelf on- .
rechtmatig.

k Zie J)]iucker, in Egl. Mag. 1887, bl. 79. — Eb. Eotter-
dam S Jan. 1881, AV. n". 1.612: indien do daad of handeling
valt binnen de grenzen van hot vervoercoutract, kan alleen uit
dit contract, niet uit onrechtmatige daad worden geageerd. —
Verg. Hof Arnhem 12 Juni 1895, W. n°. 6739.

Clausules tot beperking of uitsluiting der aansprakelijkheid
moeten geacht worden ook betrekking te hebben op do
sprakelijkheid volgons artt. 1401 en vlg. B. W. Evenwel wordt

-ocr page 78-

370

uitsluiting of beperking der contractueele of wettelijke aan-
sprakelijkheid voor opzet als nietig beschouwd wegens strijd
met de goede zeden, zoodat de vervoerder in ieder geval tot
vergoeding van door opzet toegebrachte schade kan worden
aangesproken.

Sainctelette, a. w.; — Labbé en Thalleb in Ann. de dr.
comm., dl. 1, bl. 185 v.; — Lyon-Caen en Rexault, a. w.,
n°. 626^^®; — A. de Coubcy, Questions de droit maritime,
2^6 série, bl. 75 v.

Bij r e m b o u r s-zendingen rusten op den vervoerder ten
ajinzien van het innen van het remboursement de verplichtin-
gen van een lasthebber, artt. 1837 vlg. B. W.

De afzender kan den vervoerder, in geval van afgifte van het
goed zonder betaling, aanspreken tot schadevergoeding, niet tot
voldoening van het te rembourseeren bedrag: Eb. Amsterdam
22 Mei 1861, M. v. H. 1861 bl. 156.

Verplichtingen van den afzender: betaling van
vracht en bijkomende onkosten (inkomende rechten, enz.),
van vergoeding wegens overligdagen (overliggeld) zoo bij de
lading als bij de lossing.

Zie over overliggeld wegens vertraging bij de lossing: Eb.
Amsterdam 14 Febr. 1896, W. n°. 6887, M. v. II. 1896
bl. 221.

Voorrecht van den vervoerder, art. 1185 7° i. v. m. art.
1193 B. W.

Rechten en veiplichtingcn van den geadresseerde.

J. J. vak Tboostenbubo de Bbuijn, do Nederl. rechtspraak
omtrent overeenkomsten ten behoeve van derden, Prft. 1892,
bl. 37 v. — Mesritz, a. prft., bl. 65 v. — G-. Kibbebgeb, de
positie van den geadresseerde, in Egl. Mag. 1898, bl. 41 v. —
Lyon-Caen en Eenaiflt, a. w., n®^. 550 en 629. — Hellwio,
Vorträge auf Leistung an Dritte, bl. 478 v. — K. Lehmann,
Lehrb. d. Ilandelsr., § 201.

Afzender en vervoerder sluiten de vervoerovereenkomst mede
ten behoeve van den geadresseerde (art. 1353 B. W.). Deze
kan, na ontvangst van het cognossement of van eenig ander
vervoerdokument (bijv. een duplikaat van den vrachtbrief) of,
bij gebreke daarvan, na kennisgeving van den afzender of van

^.rt^Axv^ ^ - r ea^JoKJÄAryu , -«^f-JM--

TL.^, >u" ^,

-ocr page 79-

L.

den vervoerder, en nadat het goed op de plaats van bestem-
ming is aangekomen of had moeten aankomen, tot die over-
eenkomst toetreden, en doet dit door zich als zoodanig aan te
melden en zich de zaak aan te trekken. Zoowel zijne rechten
als zijne verplichtingen worden alsdan bepaald door de vervoer-
overeenkomst, welke hij niet anders dan in haar geheel kan
aanvaarden; hij mag daarbij afgaan op het hem ter hand
gestelde vervoerdokument.

Door de rechtspraak wordt aangenomen, in den regel met
een beroep op art. 1353 B. W., dat do geadresseerde eene
vordering heeft tot uitlevering of tot schadevergoeding wegens
niet-uitlevering, als ook, na aanneming van het goed in be-
schadigden toestand, eene vordering tot schadevergoeding op
grond van art. 91 K.

Hof Gelderland 14 Febr. 1844, cass. verw. H. R. 28 Febr.
1845, W. n°. 601. — Rb. Amsterdam 7 Nov. 1845, AV. n^.
658; — 3 Jan. 1861, W. n°. 2244, M. v. H. 1861 bl. 44,
cass. verw. H. E. 21 Juni 1861, W. n°. 2286, M. v. H.
1861 bl. 221; — 22 Apr. 1863, W. n°. 2506. — Eb. Utrecht
17 Oct. 1866, W. n°. 2863, bev. Hof Utrecht 4 Mrt. 1867,
W. n°. 2911. — Eb. Amsterdam 14 Oct. 1881, Egl. Bijdr.
en Bijbl. 1885 B bl. 63. — Zie ook Eb. Eotterdam 8 Jan.
1881, W. n®. 4612. — Hof Arnhem 12 Juni 1895, W. n°.
6739: do geadresseerde staat krachtens de wet, zonder dat hij
zelf een contract behoeft te hebben gesloten, in eene rechts-
betrekking tot den vervoerder.

Ook wordt den geadresseerde eene vordering toegekend tot
schadevergoeding nil weigering het goed te ontvangen op
grond van beschadiging.

Ivgt. n°. 3 Amsterdam 4 Mei 1871, bev. door Eb. Amster-
dam 13 Mrt. 1872, cass. verw. 11. E. 25 Oct. 1872, U. v. H.
1S72 bl. 252, W. n®. 3525: als de geadresseerde weigert het
goed te ontvangen, omdat het bescliadigd is, kan niet-toetreding
zijnerzijds tot de vervoerovereenkomst niet worden beweerd. —
Zie ook Eb. Amsterdam 14 Oct. 1881, bev. Hof Amsterdam
27 April 1883, W. n°. 4982, Egl. Bijdr. en Bijbl. 1885 B
bl. 77. — A^irg. hierboven bl. 367 vlg.

Dat de geadresseerde een vordering kan instellen tot ont-
binding der vervoerovereenkomst wegens wanpraestatie word

-ocr page 80-

372

beslist door Hof Amsterdam 13 Juni 1879, Rgl. Bijbl. 1880
B bl. 155.

De afzender blijft meester van de zaak en kan tegenorders
geven, totdat de vervoerder zich in betrekking heeft gesteld
tot den geadresseerde of deze tot de overeenkomst is toege-
treden. Indien hij een cognossement of soortgelijk dokument ^
heeft ontvangen, moet dit door hem worden teruggegeven.

Wat betreft de verplichtingen van den geadresseerde,
neemt de rechtspraak aan, dat de geadresseerde, die de goe-
deren in ontvangst heeft genomen, verplicht is de vracht en
bijkomende onkosten te voldoen.

In dezen zin: Rb. Maastricht 14 Eebr. 1867, M. v. H.
1867 bl. 147; — Rb. Amsterdam 29 Mrt. en 14 Mei 1872,
W. n". 3544, en Rgl. Bijbl. 1880 B bl. 160. — Het is on-
verschillig, of de geadresseerde het goed franko heeft gekocht,
indien uit den vrachtbrief niet blijkt, dat de vracht voor reke-
ning is van den afzender: Rb. Amsterdam 27 Juni 1902, P.
v. J. 1903 n°. 246. — Anders Kgt. Arnhem 5 Oct. 1881,
AV^. n°. 4756, in een geval waarin de ontvanger van den afzender
franko levering aan den wal had bedongen.

De geadresseerde, de uitlevering vorderend, is in het alge-
meen verplicht al datgene te voldoen, waarop de vervoerder
tegen de uitlevering aanspraak kan maken, zooals, nevens de
vracht en bijkomende onkosten, de vergoeding wegens bij
de inlading of de lossing gebruikte overligdagen.

Hof Gelderland 8 Juli 1863, M. v. H. 1863 bl. 217,
W. n°. 2510 (op grond dat de bevrachter in den regel beschouwd
moet worden als de lasthebber van den geadresseerde), cass.
verw. H. R. 8 Jan. 1864, M. v. H. 1864 bl. 18, W. n°.
2554 (omdat de bevrachter moet worden aangemerkt als
ncgo-
tiorum gestor
van den geadresseerde).

Zie voorts over de verklaring van de verplichtingen des ge-
adresseerden :
V. Tuoostenbuhu de Biiui.in, a. w., bl. 75 v. —
J. H. L. Beh(»sma, de wanprae.statie des bevrachters, Prft.
1892, bl. \'99.

Door de toetreding van den geadresseerde tot de vervoer-
overeenkomst wordt de rechtsbetrekking tusschen den afzen-
der en den vervoerder niet opgeheven. De vervoprder is zoowel

\'Tiy^So\'rn^. Xx.

^IxM^ cO.

CXa

"TrtnUxAyxSL cn^ tiCi-o TA-co-^-va,^^\'^ XbjiA- CLL.

JLCu e/to oCu/^-tv» A/v^ I

- - ------

-ocr page 81-

1

%ß boC.

L

\\1

373

jegens den afzender als jegens den geadresseerde verbonden
en kan zoowel den een als den ander aanspreken.

Kgt. Groningen 20 Jan. 1879, W. n°. 4408: de vervoerder
kan, ook na aanneming van het goed door den geadresseerde,
den afzender voor de vracht aanspreken. Verg. art. 488 K. —
Eb. den Haag 4 Dec. 1906, W. n°. 8498 : vordering tot be-
taling van vracht en overliggeld zoowel tegen den bevrachter
als tegen den geadresseerde toegewezen. — Daarentegen Kgt.
n°. 4 Amsterdam 18 Nov. 1888, W. n°. 5655 : na toetreding
door den geadresseerde is deze tegenover den vervoerder de
gerechtigde op het vervoerde goed en de vervoerder uitsluitend
tegenover hem verbonden; elke vordering uit het vrachtcontract
gaat op hem over.

v. titoostenbubo de Beuijn, bl. 79; — Bebgsma, bl. 101 v.

Verval en verjaring der vordering tot schadevergoeding.

Door aanneming der goederen e n betaling der vracht ;

(zonder protest) vervalt de bevoegdheid van den geadresseerde
en van den afzender, tegen den vervoerder eene rechtsvor-
dering in te stellen ter zake van u i t e r 1 ij k waarneem-
bare beschadiging of vermindering, art. 93 al. 1 K.; even-
zoo door de aanneming zonder meer bij franko-zendingen. vA^^^\' vzrvv \\

In geval van aanneming en vrachtbetaling (resp. van aan- \'

neming) onder resei-ve of protest blijft de rechtsvordering van
den geadresseerde ontvankelijk, mits de reserve of het protest
door den vervoerder is aanvatu\'d. -Jf^ o., jL.}, w , •

Zie Eb. Assen 26 Juni 1876, W. n°. 4161: er moet zijn
eene zoodanige aanneming, waaruit de voerman of schipper moet
afleiden, dat de geadresseerde tevreden is. — De rochtsvorde- gej^^ <rrL
ring van den afzender gaat niettemin verloren: H. E. 31 Mei
1878, W. n°. 4253.

Evenzoo blijft de rechtsvordering tot schadevergoeding ont-
vankelijk in geval van aanneming zondcff betaling der ver-
schuldigde vracht. De uiterlijk waarneembare beschadiging of
vermindering kan in deze gevallen niet
Moorden bewezen door
eene gerechtelijke bezichtiging op den voet van art. 94, aan-
gevraagd en gedaan
na do aanneming van het goed.

Een en ander goldt ook voor de binnenvaart; art. 746 Iv.
(i. v. m. art. 763 Iv.) is daarop niet van toepassing: 11. E.

-ocr page 82-

".■■■r-.x-,\' - --^ii.-^\'

Vi

-ocr page 83-

«JUJJLmajL, MA. \\nray tn^JX,. c/La-nt^ ,

: -ótjuj^-êojoi -(rQ^ff- tû.

yW»^ dioJuUtiAJiX, ff^ uJi^*^ ^^^ -UJaaaX^

IA-^JUjLJU^ ùitAjA^ w. à.. .

JkjxiMj.. y.

pOXAjPA.\'^^vcAfroiJX ,

Pad.

-ocr page 84-

874

17 Apr. 1863, vern. Hof Limburg 12 Mei 1862, vern. Eb.
Eoermond 27 Juni 1861, M. v. H. 1863 bl. 200. — Anders
Eb. Eotterdam 22 Juni 1904, W. n°. 8134.

Indien de beschadiging of vermindering uiterlijk niet
waarneembaar is, gaat de rechtsvordering tot schadever-
goeding door de aanneming van het goed en betaling der
vracht niet verloren, en kan alsnog de gerechtelijke beziehti-
tiging tot vaststelling van de beschadiging of vermindering
worden gedaan, mits deze worde gevraagd binnen 2 x 24
uren na de aanneming en van de eenzelvigheid der goederen
blijke, art. 93 al. 2 K. Geschiedt de aanvrage later, dan levert
de bezichtiging geen bewijsmiddel op; dat schadevergoeding
niet meer kan worden gevorderd, bepaalt de wet niet.

Eb. Amsterdam 9 Mrt. 1859, M. v. H. 1859 bl. 10. —
Diephuis, dl. 1, bl. 152, neemt aan verval van het recht op
schadevergoeding na verloop van 2 X 24 uren zonder aanvraag
van bezichtiging. — Evenzoo voor de binnenvaart Eb. Eotter-
dam 22 Juni 1904, b. a., op grond van artt. 746 en 763 K.,
tevens beslissende dat verlies van 6 balen op een partij van
1250 balen is eene uiterlijk niet waarneembare vermindering.

Art. 93 heeft alleen betrekking op de vordering tot schade-
vergoeding tegen den vervoerder, niet op het verweer tegen
de vrachtvordering van den vervoerder.

Eb. Amsterdam 15 Oct. 1902, "W. n°. 78^. — Eb. Amster-
dam 7 Mei 1909, W. n°. 8910: het recht op schadevergoe- "

ding vervalt niet, zoodat de vervoerder wat door hem betaald
wordt niet als onverschuldigd kan terugvorderen.

Gerechtelijke opneming of opslag bij weigering van aan-
neming of geschil over de aanneming (bijv. geschil over de
te betalen vracht, overliggelden of schadevergoeding); gerech-
telijke verkoop, art. 94 K.

Deze maatregelen dragen een conservatoor karakter; de kos-
ten komen ten laste van de partij die in het ongelijk wordt
gesteld.

Hof Arnhem 12 Juni 1895, W. n°. 6739, cass. verw. H. E.
17 Apr. 1896, W. n°. 6800: als de geadresseerde geen rede-
lijk belang had de ontvangst te weigeren, komen de kosten van

dCt ^f-LA^Àu^ ItAj ouij-. ^if aSL. t e^ z. ojtiu^ cL^K^t«^ Q>Oct>e.^f3 ; t(o, c^. 1

Ut. t&ê} ^ ^ ^ \'

IS üPè$ ^ Oh tr^ i\'Ji. /Jj -/Ju^ /jn Zl, Mi^ ^ yit^

OjLfL [oJL^i.y,

-ocr page 85-

■ .■ren,

m

\' - K

vi;

gerechtelijk onderzoek en opslag, daarna door den vervoerder
aangevraagd, te zijnen laste.

Geen van beide partijen is verplicht een dezer maat-
regelen te nemen. De geadresseerde kan, na weigering om te
ontvangen, schadevergoeding vorderen, ook al heeft hij het
goed niet door deskundigen doen opnemen.

Hof Amsterdam 27 Apr. 1883, W. n°. 4982.

\' De vervoerder verliest zijne rechten tegen den afzender niet,
door de maatregelen van art. 94 achterwege te laten, behou-
dens zijne verantwoordelijkheid voor het goed, zoolang hij dit
onder zich heeft. Hij behoort echter van de
niet-aanneming
door den geadresseerde aan den afzender kennis te geven en
is verplicht dezen het goed af te geven tegen betaling van
de vracht en hetgeen hem verder verschuldigd mocht zijn
(bewaarloon, ligdagen).

Zie Eb. Amsterdam 28 Sept. 1859 en 14 Febr. 1896, M.
v. H. 1859 bl. 185 en 1896 bl. 221, W. n®. 6887. — Hof
Nd. Erabant 17 Mrt. 1868, W. n°. 4205. — Kgt. Utrecht
16 Jan. 1879, W. n°. 4511.

Regeling der verjaring van „alle regtsvordering" tegen
den vervoerder, „uit hoofde van een geheel verlies, vertraging
der bezorging, of geledene schade aan koopmanschappen of
goederen", tenzij in geval van bedrog of ontrouw, art. 95 K.
Er is geen reden, niet verjaring maar verval van het vorde-
ringsrecht aan te nemen.

Verg. L. S. Holi-andku, het expeditiecontract naar Nederl.
recht, Prft. 1892, bl. 124 v. — Anders: A. F. vak Lijndex,
bijdrage tot de leer dor verjaring en do wettelijke vervalter-
mijnen op privaatrechtelijk gebied, Prft. 1880, bl. 104. — dk
Eoo de la Faille, aantookoning op do artt. 86—89 AV. v. K.,
Prft. 1890, bl. 63.

Met „geheel verlies" staat niet-bezorging gelijk.

H. E. 22 Mei 1863, AV. n°. 2486, M. v. H. 1863 bl. 175:
onder verlies moet worden verstaan elk niet-aankomon tor plaatse
van bestemming, hoe ook. — Evenzoo: Eb. Maastricht 8 Dec.
1850, AV. n°. 1222; — Eb. Eotterdam 13 Nov. 1871,
W. n®, 3401; — Eb. Amsterdam 6 lAlrt. 1879, Egl. Bijbl. 1880

-ocr page 86-

376 .

B bl. 169; — Rb. Rotterdam 22 Mei 1886, AV. n°. 5346. —
Anders Rb. Arnhem 18 Oct. 1866, AV. n°. 2917.

Onder „geledene schade aan koopmanschappen of goederen"
is verlies van eén deel (manko) begi\'epen.

Rb. Amsterdam 6 Mrt. 1879, b. a. — Hollandek, a. w.,
bl. 137.

De wet zwijgt over verzendingen van buiten \'s lands. Het
schijnt redelijk den termijn van één jaar toe te passen.

Rb. Breda 27 Juni 1871, AV. n°. 3371: de termijn van zes
maanden is niet van toepassing. — Anders Rb. Arnhem 15 Apr.
1869, M. v. H. 1869 bl. 148.

De verjaring treft ook de vordering, in reconventie ingesteld.
Of na afloop van de verjaring het recht op schadevergoeding
nog bij wijze van verdediging kan worden aangevoerd (exceptie
van schuldvergelijking tegen een vracht vordering) is betwist.

Ontkennend Hollandek, a. w., bl. 143. — Bevestigend
Lyon-Caen en Renault, a. w., n®. 683.

Beteekenis van „bedrog of ontrouw" in art. 95 al. 2, waar-
van het bewijs rust op dengene die daarop een beroei) doet. ^

Hollander, a. w., bl. 147 v—y

Artt. 97—99.
Doorgaand vervoer.

Lyon-Caen en Renault, a. w., 630 v.

Doorgaand vervoer heeft plaats: 1°. als een transportonder-
nemer een vervoer aanneemt, dat hij geheel of gedeeltelijk
door anderen doet uitvoeren.

De transportondernemer is alsdan jegens den afzender of
den geadresseerde voor het behoud van het goed aansprakelijk
gedurende het geheele vervoer: artt. 1271, 1280 v., 1649 B. AV.
De geadresseerde kan bovendien den laatsten vervoerder aan-
spreken, indien deze het goed rechtstreeks aan hem heeft af
te leveren. Overigens bestaat tusschen de vervoerders en den
afzender\'^of den geadresseerde geen rechtsband, wèl tusschen
de vervoerders en den transportondernemer, die in eigen naam
en voor eigen rekening handelt.

//

oyeA/\'

7

y Uios^ i^t^rf Cchy<9z-r.

f.tjL.é\'-^aj-^-M. a^TJi^ Ci .n^JlxjuiujS^,

I

XtJiJ^o-*^ txei^ -lo*^ ^fY ^ot-Z I

A

C.. ^ ^^ 3 ^ Jïic-

-ocr page 87-

VErc^ -Ae-A-

2

2°. Als een vervoerder goederen ten vervoer aanneemt naar
een plaats, welke niet in zijn vervoerdienst is begrepen. -

Betwist is, of deze vervoerder is te beschouwen als vervoerder,
alléén voor zoover het vervoer met zijne eigene vervoermid-
delen betreft, daarentegen als expediteur voor wat aangaat
het aansluitende vervoer, dan wel als vervoerder voor het ge-
heele vervoer tot de eindbestemming toe, omdat hij de vracht
bedingt voor het geheele vervoer.

Naar de eerste meening is hij als vervoerder alleen aan-
sprakelijk voor het vervoer met eigen lijn, en voorts als expe-
diteur voor de bezorging van het verdere vervoer; naar de
tweede opvatting kan hij als vervoerder worden aangesproken
voor de schade, aan het goed overkomen tot de aflevering aan
den geadresseerde.

Eb. den Haag 24 Mei 1870, W. n°. 3227, M. v. H. 1870
bl. 128: bij aanneming van goederen, om deze te vervoeren
verder dan de lijn strekt, is een spoorwegmaatschappij, ten aan-
zien van het aansluitend verder vervoer, expediteur. — In ge-
lijken zin voor een stoombootdienst: Hof Limburg 30 Juni 1873,
W. n°. 3G21, M. v. H. 1873 bl. 182, cass. verw. H. E. 17
April 1874, W. n°. 3712, M. v. H. 1874 bl. 111. — Eb.
Utrecht 9 Febr. 1876, Egl. 13ijbl. 1876 A bl. 165. — Eb.
Eoermond 12 Dec. 1878, W. n°. 4348, op dit punt bev. Hof
den Bosch 1 Dec. 1879, AV. n°. 4602. — Lotsy, binnenvaart,
bl. 142 v. — Hollandeu, expeditiecontract, bl. 49 v.

In anderen zin: hij die goederen aanneemt, om die te ver-
voeren verder dan zijn lijn reikt, is voor het geheele vervoer
als vervoerder aansprakelijk: Eb. Arnhem 18 Oct. 1806, AV.
n°, 2917 (Eijnspoorweg, vervoer van Arnhem naar Vlake). —
Eb. Amsterdam 2 Febr. 1877, AV. n°. 4128. — Verg. ook
lib. Breda 6 Nov. 1877, AV. n°. 4189; — Hof Nd. Holland
28 April 1864, AV. n°. 2023, bev. Eb. Amsterdam 22 Oct.
1863, M. v. H. 1864 bl. 135 (vervoer Stottin—Amsterdam—
Hrussel); — Eb. Amsterdam 26 Jan. 1882, Egl. Bijbl. 1882 B
^ bl. 7l (vervoer Amsterdam—Huil—Galatz).

De vervoerder die het goed tot verder vervoer overneemt, »i,
^s in ieder gevaljjegens den afzender en, als hij de laatste ^ y >

vervoerder is, ook jegens den geadresseerde aansprakelijk voor
de schade welke het goed lijdt gedurende den tijd, dat hij het
onder zich heeft.

25

-ocr page 88-

378

Zie Rb. Groningen 31 Dec. 1852, Rgl. Bijbl. 1854 bl.

— Rb. Arnhem 15 Apr. 1869, M. v. 11. 1869 bl. 148.

Indien hij niet is de laatste vervoerder, is hij verplicht als
expediteur te zorgen voor het verdere vervoer van het goed.
Al de bedingen van de oorspronkelijke vervoerovereenkomst
zijn bindend voor hem, indien hij de uitvoering dier over-
eenkomst, bijv. door overneming van den vrachtbrief, op zich
heeft genomen.

3°. Als een vervoerder goederen ten vervoer aanneemt op
een plaats, niet in zijn vervoerdienst begrepen.

Ook voor dit geval is betwist, of de vervoerder ten aan-
zien van het, aan het vervoer met het eigen vervoermiddel
voorafgaande, vervoer is te beschouwen als vervoerder of als
expediteur.

Hof Leeuwarden 17 Mei 1876, W. n°. 4029: een stoom-
bootonderneming is expediteur ten aanzien van het vervoer tot
de plaats waar haar dienst aanvangt.

Bij ieder doorgaand vervoer kan de geadresseerde, als de
laatste vervoerder bij de aflevering van het goed de vracht
voor het
geheele vervoer vordert, op de vracht de schade
verhalen, door het goed gedurende het vervoer geleden, ook
vóórdat de laatste vervoerder het onder zich heeft genomen.

Zie voor de regeling van dit onderwerp voor het spoorweg-
vervoer, sedert 1876, hieronder § 51, bl. 395.

Verhaalsrecht van den aangesproken vervoerder op dengene
op wiens lijn de schade is geleden. De regeling der verjaring
in art. 95 K. geeft hier aanleiding tot moeilijkheid.

Art. 108 C. d. c. fr. (wet v. 11 Apr. 1888) al. 4. „Lc
délai pour intenter chaque action récursoire est d\'iui mois. Cette
prcscription ne court que du jour de l\'exorcice do 1\'action contre
Ie garanti."

Indien ieder opvolgend vervoerder zich bepaalt tot het ver-
voer langs zijn eigen lijn naar een geadresseerde die voor het
verdere vervoer zorgt, is er niet doorgaand vervoer, maar een
opeenvolging van op zichzelf staande vervoeren.

\'Â

»

-ocr page 89-

ty--

Binnenvaart. Zie voor de bijzondere bepalingen betreffende
schepen en vaartuigen, varende van de eene plaats in het bin-
nenland naar de andere, hieronder §§ 55 vlg.

B. Vervoer van personen.

Ch. Sainctelette, de la responsabilité et de la garantie, 1884,
Ch. 4, du transport des personnes. — A. Cotelle, a. w., Hfdst.
5, bl. 333 v. — A. Zens, de la responsabilité du voiturier à
raison des accidents de personnes, 1896. — V. Vansteenberohe,
les accidents de voyageurs et les droits des victimes, 1905. —
Baron, der Mönchensteiner Eisenbahnunfall, in Archiv f. d.
civ. Prax., dl. 81, bl. 177 v. — Fr. Perrone, il trasporto
^ \' marittimo di persone. La responsabilità del vettore, 1906. —

- W. Lulofs, de passage-overeenkomst, Prft. 1879. — F. W. A.

flyyifjj*^" ! Engelmann, over de verplichtingen van don vervoerder van
J î^ personen, Prft. 1896.

^ Eene algemeene regeling van de overeenkomst tot vervoer

van personen ontbreekt; omtrent het vervoer ter zee, over
spoorwegen en met andere openbare middelen van vervoer
bestaan enkele bepalingen.

Het vervoer van personen is niet een daad van koophandel,
mitsdien degene die uitsluitend personen vervoert (zooals de
meeste ondernemers van stads-tramwegen) niet koopman in den
zin der wet. Het vervoer van personen door çen vervoerder die
ook zijn beroep maakt van het vervoer van koopmanschappen,
valt niet onder art. 4 n°. 3 K., daar het niet is een handeling
van een goederenvervoerder in zijne betrekking als zoodanig.

De overeenkomst is een overeenkomst tot het verrichten
van arbeid (bk. 3, tit. 7a Burg. Wetb.) en kan meer in \'t
bijzonder als aanneming van werk (art. 10376 B. W.) worden
beschouwd. Ocny, a/j .

De plaatsbewijzen of vervoerbiljetten worden in den regel
niet op naam gesteld. Zie over dezo biljetten hierboven § 45,
bl. 333.

De vervoerder van personen is naar den aard der overeen-
komst (art. 1375 B. W.) verplicht den reiziger veilig te ver-
voeren en staat dus in voor alle schade of letsel, dat dezen
in
verband mei
het vervoer overkomt. In geval van wanprae-

-ocr page 90-

380

statie is hij, krachtens artt. 1280 v. B. W., gehouden tot ver-
goeding van kosten, schade en interessen, tenzij hij bewijst
dat de schade of het letsel is voortgekomen uit eene oorzaak,
die hem niet kan worden toegerekend (overmacht of toeval,
eigen schuld van den reiziger). Op den reiziger rust het bewijs,
dat hem schade of letsel is overkomen
in verhand met het ver-
voer; het bewijs dat dit is geschied
gedurende het vervoer, in
den zin van het -verblijf in het vervoermiddel, is niet noodig,
maar evenmin voldoende. Onjuist is de meening, dat de
reiziger uitsluitend aan artt. 1401 v. en 1406 v. B. W.
(onrechtmatige daad) een vordering kan ontleenen en dat hij .
dus de schuld van den vervoerder heeft te bewijzen.

Hof Amsterdam 8 Dec. 1899, W. n°. 7425: het object der
verbintenis van den vervoerder is het veilig vervoer en daar-
mede samenhangend verkeer der reizigers over het spoorweg-
terrein. — Eb. Eotterdam 21 Jan. 1907, AV. n°. 8618: de
ondernemer van een omnibus neemt het veilig vervoer der
reizigers op zich; bewijs van overmacht. — Sainctelette, a. w. —
Lyon-Caen en Eenault, dl. 3, dr., n^s- 707 v.-^ Engel-
mann, a. prft. — C. d. comm. beige, art. 4 der wet v. 25
Aug. 1891: 11 (le voiturier) est responsable .... des accidents
survenus aux voyageurs, s\'il ne prouve pas que .... les acci-
dents proviennent d\'une cause étrangère qui ne peut lui étre
imputée.

Anders Eb. Utrecht 6 Nov. 1895, AV. n®. 6733: ingeval
den reiziger letsel overkomt, kan alleen eene vordering wegens
onrechtmatige daad worden ingesteld. — Zie ook Eb. Amster-
dam 17 Nov. 1908, AV. n°. 8879: de vervoerder dio niet zoo-
veel mogelijk waakt voor de veiligheid der passagiers, handelt

tegenover dezen onrechtmatig. — Zens, a. w.__^nJI UJP S" (/"

/ i

b^ (Tv«.^ De verantwoordelijkheid van den vervoerder houdt verband
^^ ^^ met de wijze waarop het vervoer geschiedt (in open of dichte

wagens, te land of te water, enz.). Aanleiding tot twijfel geeft
Xfi^\'*^^ het geval, dat het letsel of de schade is veroorzaakt dooi-

irc/ï\'j®^ ^ medereizigei-s. Zie Engklmann, bl. 84 v.

Läj»-,vordering tot schadevergoeding wegens wanpraestatie
q komt toe zoowel aan den reiziger als aan zijne erfgenamen, ^

miiiQ^ hij bij of ten gevolge van een ongeval het leven heeft
.jyoA^ uß»-^^ verloren.

lOOtJ^i- (ff y^&m\' nU- t^em/rU/h

ÙJi^KAA^^oJjudLf\'kJ/Uj^o^-\' r^i\' \'^t ri 1 ^ ^ »«^t»- oXxj-pLj / curU-

( Crt.. ot/wi. WöS ^^ «^rï^ ^ ^L^^W «XX ft^ O^\'^f- \' ^

Bk

^ . kJO

J

UdU\'fy. : AL»- ^^ ^ Af^-

-ocr page 91-

UtriyuJL

3(S0

-ocr page 92-

^ \'^ // // /t-c^, CcmA, «xi-

^^^ ^ ^ eeX^ .tr^yi^c^ry-*.^- ^ ^----

-ocr page 93-

-îï 1

OufU..

Âa-\'-^.&ty uro A^ ol^^ .r^ia..^ -Z/O.^ er-crV,

Behalve de vordering wegens wanpraestatie kan de reiziger
ook eene vordering instellen op grond van onrechtmatige
daad, mits hij schuld of opzet van den vervoerder of van
diens personeel bewijst: artt. 1401 v. en 1407 B. W.

Hof m. Holland 1 Oct. 1857, W. n°. 19G0 (bewijs van
schuld voortvloeiende uit de omstandigheden), cass. verw, H. 11.
11 Juni 1858, W, n°. 1967. — Eb. Utrecht 10 Juli 1889,
W. n°. 5860, en 17 Sept. 1890, W. n°. 5923: art. 1407
li. ^V. sluit vergoeding van winstderving uit; beteekenis van
„schade" in dit artikel.

Indien de reiziger het leven heeft verloren, kunnen de na-
bestaanden deze vordering alleen instellen binnen de gren-
zen, door art. 1406 B. W. getrokken.

Verg. Eb. Eotterdam 21 Jan. 1907, b. a.; — H. E. 12
Jan. 1906 en 6 Dec. 1907, W. no^- 8324 en 8630, M. v. H,
1907 bl. 78 en 180. — Zie ook Eb. Utrecht 10 Mrt. 1897.
W. n°. 6954.

Het vervoer moet geschieden binnen den overeengekomen
tijd of, is de duur niet bepaald bij de overeenkomst, binnen
een redelijken tijd. De vervoerder staat in voor vertraging,
tenzij het niet tijdig uitvoeren der verbintenis voortkomt uit
eene vreemde oorzaak, die hem niet kan worden toegerekend
(art. 1280 B. W.). De reiziger kan bij niet-tijdige aankomst
vergoeding van kosten, schade en interessen vorderen.

De wet van 23 April 1880, S, n°, 67, betreffende de open-
bare middelen van vervoer met uitzondering der spoor-
wegdiensten (gew. door de wet tot invoer, v, h. Wetb, v.
Strafr. en, wat betreft art. 11, door do wet van 9 Juli 1900, S.
n°. 118), legt den ondernemers dezer middelen van vervoer in
het openbaar belang en ter verzekering van do veiligheid der
reizigers verschillende verplichtingen op, o. a. tot aankondi-
ging van de bijzonderheden van den dienst. Zie mede K. B.
van 31 Juli 1880, S. n°. 121, ter uitvoering der wet.

Art. 11 der wet:

„Voor do toepassing van deze wet worden onder de woorden
openhare middelen tot vervoer van personen verstaan do rijtuigen,

-ocr page 94-

^CO.crxro ^Utrmr eU, -êCi^^r^^^uJ^

S^-O-^LeL, iL^jL, ^ -^o^-tyy^. -tSLnJL era^ .

oiAjde^r a-o-i^ cJ^ /iuaJL».
dat het geval van onvoorzichtige kwetsing
hier aanwezig is en dus moet worden nagegaan
of Esse. door die kwetsing sohade heeft gele-
den;

dat de Rechtbank meent deze vraag bevestigend
te moeten beantwoorden;

dat het bezitten van een lieftallig uiterlyk
steeds is geweest en steeds zal blyven de vu-
rige begeerte van de meeste vrouwen;

dat alles wat haar uiterlyk schoon benadeelt
of ontsiert door de vrouw en te recht wordt
gevreesd niet omdat haar waarde als mensoh
door haar voorkomen wordt bepaald maar wyl zy
maar al te goed weet, hoe het geluk in haar le-
ven mede van hare schoonheid afhankelyk kan
zyn;

dat is een aangeboren ontsiering reeds on-
aangenaam voor iedere vrouw, het dubbel onaan-
genaam voor haar moet zyn als deze later ont-
staat, gelyk by Esse., wier voorhoofd en hals,
eenmaal gaaf en onbeschadigd, blyvend littee-
,kenen zullen vertoonen in de oogen van anderen
wellicht van weinig beteekenis, maar welke
niettemin de schoonheid van deze deelen des 1i-
chaams blyvend hebben beschadigd;

dat het niet billyk zoude zyn Esse\'< vorde-
U^Cj CL U^^KXL^ /y» ^ OCaU-^OL^ C>-Ct^ . Ce*0>

7 ƒ

-ocr page 95-

7 ƒ

S^-O-^LeL\' iL^jL, ^ -^o^-tyy^. -tSLnJL era^ .

«rfija^ff^^ cA^ /iuaJL».

dat het geval van onvoorzichtige kwetsing
hier aanwezig is en dus moet worden nagegaan
of Esse. door die kwetsing sohade heeft gele-
den;

dat de Rechtbank meent deze vraag bevestigend
te moeten beantwoorden;

dat het bezitten van een lieftallig uiterlyk
steeds is geweest en steeds zal blyven de vu-
rige begeerte van de meeste vrouwen;

dat alles wat haar uiterlyk schoon benadeelt
of ontsiert door de vrouw en te recht wordt
gevreesd niet omdat haar waarde als mensoh
door haar voorkomen wordt bepaald maar wyl zy
maar al te goed weet, hoe het geluk in haar le-
ven mede van hare schoonheid afhankelyk kan
zyn;

dat is een aangeboren ontsiering reeds on-
aangenaam voor iedere vrouw, het dubbel onaan-
genaam voor haar moet zyn als deze later ont-
staat, gelyk by Esse., wier voorhoofd en hals,
eenmaal gaaf en onbeschadigd, blyvend littee-
,kenen zullen vertoonen in de oogen van anderen
wellicht van weinig beteekenis, maar welke
niettemin de schoonheid van deze deelen des 1i-
chaams blyvend hebben beschadigd;

dat het niet billyk zoude zyn Esse\'< vorde-
U^cj CL U^-i^KXL^ /y» (ip^rr^et ^ OCotJ-^OL^ C>-Ct^ . Ce*0>

^CO.crxro ^Utrmr eU, ■Z/\'^Jt^^A.c^/itZ^

-ocr page 96-

382

met uitzondering van die der spoorwegdiensten, en de vaartui-
gen, bestemd om geregeld langs een bepaalden weg de personen,
die zich daartoe aanmelden, te vervoeren.

Het vervoer van personen binnen eene gemeente, alsmede de
overzetveren, worden door deze wet niet geregeld".

Eb. G-roningen 16 Juni 1881, W. n°. 4728: openbaar middel
van vervoer van personen is ieder rijtuig, hetwelk bestemd is
om geregeld, d. i. op vaste telkens terugkeerende tijdstippen,
langs een bepaalden weg, ten behoeve van het publiek, de ge-
meenschap tusschen twee plaatsen te onderhouden. — H. E.
9 Jan. 1882, W. n°. 4739: de wet van 1880 is niet toepasse-
lijk op schepen
recMstreehs varende naar het buitenland (Stoom-
vaartm« Zeeland). — Eb. Arnhem 14 Juni 1897, W. n°. 6996.

Art. 6 der wet:

„De ondernemer is verantwoordelijk voor de schade door de
reizigers bij de uitoefening der dienst geleden, ten ware de
schade buiten zijne schuld of die zijner beambten of bedienden
zij ontstaan.

Insgelijks is hij verpligt tot vergoeding der schade, veroor-
zaakt door niet nakoming der bepalingen omtrent de dienst in
de aankondigingen opgenomen, of door verzuim van de aankon-
digingen, bij art. 4 bedoeld.

Voor de in dit artikel bedoelde schadevergoedingen zijn de
ondernemers hoofdelijk aansprakelijk".

Het eerste lid is in overeenstemming met hetgeen bij het
vervoer van personen in het algemeen rechtens is.

Zie voor de toepassing van art. 6: Eb. Arnhem 14 Juni
1897, W. n°. 6996, de erfgenamen kunnen niet vorderen krach-
tens het eerste lid, als de reiziger is omgekomen, omdat deze
alsdan niet bij zijn leven schade heeft geleden; zij kunnen wel
vorderen krachtens het tweede lid, dat van schade in het alge-
meen spreekt. — Hof Amsterdam 11 Juni 1903, M. v. H.
1903 bl. 194, en Eb. Eotterdam 23 Jan. 1907, W. n°. 8618 :
bewijs van onschuld.

C. Openbare middelen van vervoer.

Is in het\'openlijk aankondigen van den dienst, van de tarie-
\\ uo voorwaarden van vervoer door den ondernemer van een

J^je/uy^i 7 openbaar middel van vervoer een algemeen of openbaar aan-
f
cmmaJ\'\'^ ^^ hod, zgn. aanbod aan het publiek of aan een incerta persona,
gelegen? Geldt hetzelfde van de aankondigingen betrelFende

«

-ocr page 97-

/y \' t JU

\'f4 ^

ïiüLlNoRAAFF-INïïITiiiit xfo^^n

383

de exploitatie door ondernemers van andere openbare inrich-
tingen, als openbare vermakelijkheden, openbare badhuizen, enz. ?

Wanneer kan in het algemeen een openbaar aanbod worden
aangenomen ? Geprijsd te koop stellen van een bepaald voor-
werp, aanbod ter beurze, automaat, prospectussen, enz.

Het aanbod wordt nader bepaald door de omstandigheden
waaronder het geschiedt. Bij openbare inrichtingen is bijv.
het aanbod een aanbod van de beschikbare plaatsruimte.
Onvoorziene omstandigheden blijven steeds voorbehouden.

Van het aanbod zijn bij openbare middelen van vervoer uit
den aard der zaak uitgesloten de personen, wier vervoer voor
medereizigers hinderlijk of gevaarlijk is, en de goederen waar-
van het vervoer voor andere goederen nadeelig of gevaarlijk is7

Het aanbod kan bovendien beperkt worden door^openlijke
uitsluitingjvan een of meer bepaalde personen, of van bepaalde
goederen, of van do goederen van bepaalde personen.

Bij weigering om te vervoeren of de daarvoor vereischte voor-
bereidingshandelingen te verrichten, zooals opmaking van een
vrachtbrief of afgifte van een vervoerbiljet, kan door de weder-
partij (afzender of reiziger) nakoming, indien deze mogelijk
is, of vergoeding van kosten, schade en interessen wegens
wanpraestatie worden gevorderd.

Zio over het onderwerp in het algemeen: Sohm, A^\'ertraga-
schliiss unter Abwesenden und mit einer persona iucerta, in Zft.
f. d. ges, Hr., dl. 17, bl, 13, — J. Bieumann, Kechtszwang «um
Kontrahiren, in Jher. Jahrb., dl. 32, bl. 207. — II. Neumond,
der Automat, in Arch. f. d. civ. Pr., dl. 89, bl. 1G6. — W.
ZscHiMMEii, die Offerte an das Publikum, Prft Rostock, 1897. —
Lton-Caen en Renault, traité, dl. 3, J.« dr., n®. 22. —
Sai,eili,es, do la déclaration de volonte, n"^ 229 v,
{contrair
d\'adhésion).

]ib, Amsterdam 18 Sept. 1883, AV, n®, 5005, bev. Hof Amster-
dam 17 Oct. 1884, W. n°, 5158 (aanbod ter beurze).

Van hot openbaar aanbod is te onderscheiden do verplich-
ting tot het aangaan van ovoreenkomston (Kontrahirungs-
zwang). Bestaat deze voor hen die in hot bezit zijn van een
feitelijk monopolie, of wol rust op de ondernemers van inrichtin-
gen van openbaar nut in het algemeen, on oj) do ondernemers

\\

-ocr page 98-

Private Promotie in de

van den Doctor®.

dag, den

/\'^ i n^"^ 19/f, ten ^^

uur.

-ocr page 99- -ocr page 100-

353

y

2_ * ^^v^cn^ A;

"it

-ocr page 101-

y ^frri^\'P^-

--------

^\'\'^rrxyC jtLAJ^ :

-ocr page 102-

/U/v^frr. fi. i

. <Ai > a JsMjl^ ! jr,t ; X/V rcu ; y.V/ y ^

clohc,. tfO,

^--

-ocr page 103-

9-. CM/. ^ M. -eA

jgJlA^

^^sAXicJl^f*^^ gCA^^^/^&C/u.A o-Qyi^i^ Q^^^La^^

jijiAyUUUJ UjC^^ -v^^-rK/u ^ ^ ^\'ïA\'^^iaWtt/tö—, öo«^.

Jl

cï^ti-

-ocr page 104-

I /r ,

«U/ JU- ^ijLsJiy/L

f, ^^ , ^ . e-L- ft^Co—^^Cv^jJ .

LtiH, ^^ ^A^tyl^^aWcr^

, cUL.\'Z. ^ Çtit/ 1f~. dUyOVM^-j&Uy,

^ktrf^CjJUjuL

- O

^^ ^ufiPi/J^ ^-êi.^e

-ocr page 105-

OL^tSl.

•rJ^

-C/t^t

pti^ aCy /

/

\'Inx.*^

-ocr page 106-

y

T

V-tAyô-x^e^yU L\'JU^ ^

W.A ^^

Oy^ Zyt —

— Sa.—•

ÄÄ-1- cj Cu^^W

^^^

y.

<Uju

t-A-Jvzrt^ty-e^

—■ OX____

■i-l^ajL

/

-ocr page 107-

147

van openbare middelen van vervoer in het bijzonder, de ver-
plichting iedereen tot het gebruik daarvan toe te laten, op
grond van het karakter hunner onderneming? \'De verplich-
ting sluit de bevoegdheid uit, de algemeenheid van het aanbod
te beperken, of te weigeren met iemand de vereischte over-
eenkomst aan te gaan.

Verg. Meim, Telephonrecht, bl. 152 v. — M. Schneeli, die
rechtliche Natur des Eisenbahnfahrscheins, 1890, bl. 1 v. —
J. W. Smith, mercantile law, lO^e dr., dl. 1, bl. 301 v. (con-
tracts with carriers).

Spreekt de wet van 1880 in art. 11 (zie hierboven bl. 381 vlg.),
in de woorden: „bestemd.... de personen, die zich daartoe
aanmelden, te vervoeren", een verplichting tot vervoer uit?

Niet-nakoming der verplichting geeft den belanghebbende
recht op schadevergoeding.

Kan met name, indien de vervoerder een feitelijk mono-
polie bezit, de weigering te vervoeren als een onrechtmatige
daad worden beschouwd, uit het oogpunt van
abxis du droit
of van chikanöse Ausübung eines Rechts (§§ 226 en 826 DBW.;
art. 2 al. 2 Zw. B. W. : Der offenbare Missbrauch eines Rechtes
findet keinen Rechtsschutz)?

Biermann, a. w. — E. L. Morel, du refus de contracter
opposé en raison de considérations personnelles, in Eev. trim,
d. dr. civ., 1908, bl. 289. — Zie over
abus du droit in \'t
algemeen : E. Saleilles, do l\'abus de droit, in Bull. soc.
d\'étud. lég., 1905, bl. 325 ; — L. Josseband, de l\'abus des
droits, 1905 ; — M. Desserteaux, in Eev. trim. dr. civ., 1906,
bl. 119; — Expert, l\'exercice des droits et la responsabilité civile,
in Eev. crit. d. lég. etc., 1906, bl. 352 ; — en over het chikane-
verbod : H. Trüeb, der Eechtsmissbrauch (Schikane) im modernen
Eecht, 1909; — K. Huder, über den Eechtsmissbrauch, 1910.

§ 51. SPOORWEGVERVOER.

J. Dutbt van Haeften, de spoorwegwetgeving in Nederland,
Prft. 1863. — E. van Eees, het personenvervoer op de spoor-
wegen, Prft. 1876, — H. Pouw, eenigo aanteekeningen op artt.
1—9 Spoorwegwet, Prft. 1876, — J. Kalff Jr., spoorweg-
kaartje en bagagere^u, Prft. 1888. — AV. Th. C. van Doorn, de

crr

I

m

7

-ocr page 108-

Vi

385

Nederl. Spoorwegwet met aanteekeningen, 1889. — v. Citters
en t. Eoosendaal, Verzameling van wetten, besluiten enz. be-
treffende de spoorwegen in Nederland. — Eegeling van de
aansprakelijkheid der spoorwegondernemingen bij het vervoer
van goederen en personen in verband met het Ned. burgerlijk
en handelsrecht; Praeadviezen van
Gr. H. van Boiiiiuis en M.
J. Pijnappel in Hand. Ned. Jur. Ver. 1874, dl. 1, bl. 154 v.;
discussie, dl. 2, bl. 151 v. — L.
Gr. N. Bouricius, de bur-
gerlij krechtelijke gevolgen v. d. wet v. 9 Juli 1900 (S. 118),
Prft. 1902. — A. Mesritz, de vrachtbrief, Prft. 1904, lik.
II, § 3.

Bédarride, des chemins de fer, 2 dl., dr. door H. emère,
1892. — Féraud-Gtiraud, Code des transports par chemins de
fer, 2^6 dr., 3 dl. 1889. — A. Picard, ti-aité des chemins de
fer, 4 dl. 1887. — A. Carpentier en
Gr. Maury, traité des
chemins de fer, 3 dl. 1894. — Lamé-Fleury, Code annotó
des chemins de fer, 4"^® dr. door Sarrut, 1905. — Schott, das
Eisenbahntransportgeschäft, in Endemann\'s Handbuch, dl. 3,
bl. 462 v. — AV. Koch, das Frachtgeschäft der Eisenbahnen,
in Zft. f. d. ges. Hr., dl. 8, bl. 401 v., en dl. 10, bl. 58 v. —
Eoer, das deutsche Frachtrecht, b. a. — IM. Schneeli, a. w. —
E. Senckpiehl, das Eisenbahntransportgeschäft, 1909. — G.
Eoer, Eisenbahnrccht im Deutschen Eeich und in Preusaen,
1910. — Browne en ïheouald, the law of
railway companies,
3^0 dr. 1899. — Hodoes, a treatise on the law of railways,

dr. door Lely, 1889. — Macnamara, a. w. — H. AV. ^
Disney, the law of carriage by railway,
Wi^. — IManara, ^

il diritto ferroviario, in Arcliivio Giuridico, dl. 40, bl. S8 v. —

f&tt«-. — C. L. Gasca, il codice ferroviario,\'4\'dl. P\'.F.V\'\' 189(>! tr.

liet vervoer per spoorweg in het binnenland is geregeld in
de spoorwegwetten en daarbij behoorende reglementen, zie bl.
345
v.; het vervoer naar of van een der tot de Berner-overeen-
komst van 1890 toegetreden Staten in die overeenkomst en
de latere toevoegingen, zie bl. 37 v. en 347 i).

Eene definitie van „spoorweg" wordt in geen der toepasse-
lijke wetten en reglementen gevonden. Aanwending van stoom-
kracht of van andere mechanische kracht wordt door de wet
niet vereischt.

\' Een volleditj ovcrziclit van de bcpalingon der spoorwegwetten en
-reglementen en van den inhoud der Hcrncr-overoonkomst wordt liier
niet gegeven; alleen liet belangrijkste woidt vernield.

-ocr page 109-

151

I. Spoorwegen waarop niet nitsluitend met beperkte snel-
heid wordt vervoerd.
Spoorwegwet van 1875.

De Spoorwegwet bevat een ver gaande delegatie van wet-
gevende macht. Art. 27 bepaalt, dat bij algemeenen maat-
regel van bestuur worden geregeld, o. a. de voorwaarden voor
het vervoer van reizigers en goederen. Zie ook art. 3 Spww.
Algemeen Reglement voor het vervoer op de spoorwegen,
vastgesteld bij K. B. van 4 Jan. 1901, S. n°. 20, laatst ge-
wijzigd bij K. B. van 10 Mrt. 1910, S. n°. 85. Dit Reglement
regelt burgerlijk recht: de overeenkomst van vervoer per
spoorweg.

Naast het Vervoerreglement zijn van toepassing de alge-
meene bepalingen van verbintenissenrecht, alsmede „hetgeen
bij het Wetboek van Koophandel betrekkelijk voerlieden, schip-
pers en ondernemers van openbare rijtuigen en vaartuigen is
bepaald" (artt. 91 v.), voor zoover daarvan niet in het regle-
ment wordt afgeweken. Zie art. 2 Spww., hieronder bl. 390.

A. Algemeene bepalingen.

1°. Art. 1 der wet:

„Ondernemers eener spoorwegdienst zijn verantwoordelijk voor
de schade, door personen of goederen bij de uitoefening der
dienst geleden, ten ware de schade buiten hunne schuld of die
hunner beambten of bedienden zij ontstaan."

P. A. TicuErAAii, art. 1 der ivet v. 9 Apr. 1875, S. n°. G7,
in Egl. Mag. 1891, bl. 1 v. — L.
G. N. Bounicrus,
a. prft., Hk. III. — F. A. E. A. van Ittersum, in Egl. Mag.
1897, bl. 459 v.

Verg. § 1 van de Duitsche wet van 7 Juni 1871 en daar-
over Westerkamp, die Haftpflicht, in Endemann\'s Handbuch,
§§ 37G v.; — Ungeti, Handeln auf eigene Gefahr, in Jahrb. f.
d. Dogm., dl. 30, bl. 409 v.

Ondernemer eener spoorwegdienst (in art. 1 en
andere artikelen der Avet) is de e x p 1 o i t a n t van den spoor-
weg, niet de eigenaar die niet exploiteert (dus bijv. de M^. tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen,
niet do Staat).

Aldus: Eb. Utrecht 4 Mrt. 189G en 14 Apr. 1897, P. v. J.
189G n°. 2G en W. n°. G9G7 (uitlegging vah art. 1). — Eb.

•J*. IT» \' ■ • . • .ff ■ <.:

rV

• . . - •• M» V - "

\'yi^x

\'m\'y:/\':

, j v,

-A

■t

-ocr page 110-

f/lfCt*. XAÀA^cjeiny) c>J^ oJLLttM^ Ctf- k. ^^-txAA^e«- : Ùxj^ .

îiymAC^. e^^-tAj^U^^t^^ .

m

Rotterdam, 1 Nov. 1898, P. v. J. 1898 n°. 90 (strafzaak). —
Bouiiicius, bl. 69
V. — Anders: II. R. 18 Mei 1883 en (revisie)
16 Apr. 1885, W. n»» 4920 en 5154 (uitlegging van art. 5); —
Rb. Utrecht 24 Nov. 1886, W. n°. 5351 (uitlegging van art.
1); — H. R. 7 Mrt. 1887, W. n°. 5434, en 4 Juni 1888,
AV. n°. 5567; Hof den Haag 6 Oct. 1888, AV. n°. 5621 (straf-
zaken, uitlegging van art. 9).

Art. 1 ziet op de aansprakelijkheid wegens schuld of nala-
tigheid, niet op de contractuecle aansprakelijkheid; het bevat
eene afwijking van de artt. 1401—1403 B. AV. ten aanzien van
de regeling van den bewijslast. De eischer heeft te bewijzen
schade bij de uitoefening van den diëtist geleden, niet ook schuld
van den ondernemer of van diens ondergeschikten. Personen
en goederen omvat alle personen en alle goederen, die met
de uitoefening van den dienst des spoorwegs in aanraking
komen, meer bepaaldelijk personen en goederen die
niet
worden vervoerd, zooals bedienden of beambten, personen die
lossen of laden, aangrenzende eigendommen, enz.; met be-
trekking tot schade, aan reizigers of aan goederen die ver-
voerd worden, toegebracht, loopt de vordering uit art. 1 samen
met de vordering uit de vervoerovereenkomst, art. 2 Spww.
i.v.m. art. 91 AV. v. K. (zie hierboven bl. 369).

De beperking van de toepasselijkheid van art. 1 tot reizi-
gers
en tot goederen die vervoerd worden is in strijd met de
woorden van het artikel, met de strekking der wet en met
de geschiedenis der bepaling.

Do ruime beteekenis wordt aangenomen door van Dooun,
Ticiielaah en Boimicius. — Rb. Utrecht 24 Nov. 1886, AV.

5351 (persoon, bezig mot inladen), on 14 Apr. 1897, AV.
n°. 6967 (beambte). — Dat beambten, dio vervoerd worden,
tot do „personen" van art. 1 behooren, al zijn zij niet reizi-
gers, besliste Rb. Utrecht 4 Mrt. 189(5, b. a. — Zie ook Hof
Amsterdam 12 Oct. 1883, AV. n°. 4992.

Anders: ai-t. l ziet op reizigers en op goederen die vervoerd
worden: Lui,ofs, bl. 90 v.; — Pouw, 1)1, 62. — Rb, Amster-
dam 7 Febr, 1888, bev. lh)f Amsterdam 21 Juni 1889, M,
V. Jl, 1889 bl. 37 en 328, cass, verw, (wat dit punt betreft)
< ir, R, 3 April 1890, AV, n°. 5856 (persoon, bezig mot lo8.sen);
— Hof Amsterdam 10 Jan. 1890, AV, n°, 5826, bev, Rb, Amster-
dam 14 Febr, 1889, W. n°,
5687 (beambte); — Rb, Amslerdam

-ocr page 111-

. Uka-UU. /y aP^, ù/. y :

Xru^ ^-oy^ tLt- U/t/f" Vfvy aCu ^xjin.

** ^ cUyt-4^ tAJvu-d a^ -ly^e^ tif-oLowl*^ -eju^

cnrù- ü^üJLuh^jL^ t.*-trxry LiA^

P ^(p-zy^. /^O^^ ûy?n° \'■

t^Ajfi-^ a^^ ^^ ^ ^yy tf-ej-^^ -ejt^,.^ ^

I ^^ à^h"cPVi^y c<y: J^W. / óS.n\'^

U , . , ^

/ ^ ^

1 f
\\

%

aSki,^ —y

r ^

-ocr page 112-

A

U&. /\'ï Ur j^ay âe. ofb

cfo-^V VlOy^ C^Cj,^ OV^Z^-^cAe^u^

CfJtrcc/tc^

/

-ocr page 113-

157

m

^ ti^nju^^ AT, U- \'

^MJ> ,V , TT

»A . y? O^-ir^ , t^J^\'^Q^

7

-ocr page 114-

^ : ^ ^ - I % ".

rv f c

: S ^ Mc \'

CS

lA^ ^V, 77 \' Or^xr^ ^^

Vcrtrv^ W-Oa-Ä. , V-O- OA/^ . \'Lr

t-jcXD A^ - ---I^t

i/^ - or»—

«V^\'n^^v. ---fyjrrrtnT U^

\' «O ^ iJ^-W j^ls^

-ocr page 115-

LM EL O, Mei 189o.

Wij deelen U mede dat wij te UTRECHT, Oude Gracht
a/d Jansbrug, No. 36, bij den Heer H. J. L. SOOMERS
een Depót en Bottelarij onzer BIEBIIN gevestigd
hebben.

De prijzen onzer steeds onder scheikundig toezicht staande
BIEREN zijn:

Münchener ....

. 18 Ct. de heele, 9 Ct. de halve fL

Beijersoh.....

14 » »

» 7 » » > »

Pilsener.....

14 » »

» 7 x Î ■ i- »

Twentsch Tafelbier.

. 12 » »

» 6 » » » »

Gerste lager . . .

. 10 » »

» S » » » »

Extra Eng. Stout van

Bas & Co.

15 Î » » »

Stout van Vollenhoven & Co.

13 »

Wij bevelen deze Bottelarij ten zeerste in UEds. gunst,
en zijn met de meeste hoogachting,

Twentsche Stoom Beijersoh Bierbrouwerij
HAGEDOORN & KIRCHMANN.

-ocr page 116-

3

-/lOtfS ft^Z. \'K^-* , V^ éJ -cj.^

cjl , «ï^

Cf

r-D

^ lu.

vt/t ^

^iJ^^A^ _^ ^

vjf. v-t/!,
fy-w ou^v --^^ /l^^ .^U-\'iw

A. ----

-ocr page 117-

1, tvîT CO-. -

U t ^ 3 ttA ^, KZ ^

^ öuv^^ , Uf <f Z. tt— V fîî) , to.

-ocr page 118-

-"tr-........-..........■■

^ / L-OlvAjlJufJUr -

Oji^^-^I/—* —\'—^ •

■ C-yw . ^ ■

^^ ^_ _^ _ ---O^-syX U

^^\'-M. ... ....... .... .... ...H. .........;

-ocr page 119-

7

\'V

c/f/— .

-ocr page 120-

Q

\'\\f-o-vr I/Llaj^\'U LkJ- .rte. ÔL^^^^XK.^ j/vnO

-ocr page 121-

wl. ------

cUwt (^yXr^y*^ tf^^^.U.....-

(jrv»- V Vtrt-v"

1-4.C «

u.f{r/ou-^i tL. V. k^ *

-ocr page 122-

é uPtïHp . ^t/TW\'

PXnA^iA^ (V^ji. I/\'uslA-\' -iJL \'iit^^CÜ^i-w-C^^

fh

i V t-t-t^I. /<-

t-OL tU. , Cx tv-vl.

/lA-Jf(.in-^\'i^i.^t\'i-^ , \'

-ocr page 123-

Het Examen ter verkrijging van den Graad van

Ged.
•sF. »
zal plaats hebben

Doct^ in de RECHTSWETENSCHAP

V van den Candidaat t. h i^^ji^c.,^^

190^ , te

1

uren.

-ocr page 124-

S^ cUy (jLc/- , ^jfe^ïW^^

A.

-ocr page 125-

169

14 Jan. 1890, M. v. H. 1890 bl. 101 (rijtuig en paard, op
een overweg beschadigd); — Eb. Utrecht 26 Nov. 1890, W.
n°. 5958 (door den trein overreden koe)\';\'^— Hof Amsterdam
28 (29) Apr. 1898, M. v. H. 1898 bl. 123, W. n°. 7l73 (be-
ambte); — H. E. 30 Jan. 1903, W. n°. 7879 (personen in
art. 1 Spww. zijn uitsluitend zij, die over den spoorweg worden
vervoerd);L— Rb. Amsterdam 5 Mei 1905, AV. n°. 8387
(nagelaten betrekkingen van een gedooden reiziger kunnen niet
vorderen op grond van art. 1 Spww.); — H. E. 6 Dec. 1907,
AV. n°. 8630, M. v. H. 1907 bl. 180, bev. (wat dit punt be-
treft) Hof Amsterdam 26 Oct. 1906, M. v. 11. 1907 bl. 44,
AV. n°. 8489, bev. Eb. Amsterdam 21 Oct. 1904, AV. t. z. p.
(nagelaten betrekkingen van een gedooden reiziger); — Eb.
Amsterdam 25 ]\\[ei 1904, AV. n°. 8213, en Hof Amsterdam
12 Jan. 1906, AV. n°. 8432, cass. verw. H. E. 7 Dec. 1906,
AV. n°. 8470.

De schade moet geleden zijn „bij de uitoefening der dienst",
d. w. z. in verband met het bedrijf van de spoorwegonderneming.

Zie over de beteekenis van deze woorden: Bouricius, bl. 77 v. —
v. Ittersum, t. a. p., bl. 479 v. — Eb. Amsterdam 23 Febr.
1893, M. v. II. 1893 bl. 142: b. d. u. d. d. beteekent ten-
gevolge van die uitoefening, waaronder te verstaan is de slechte
uitoefening, niet gedurende de uitoefening of onder het rijden
van den trein. — Eb. Utrecht 14 Apr. 1897, AV. n°. 6967:
schade geleden b. d. u. d. d. omvat elke schade, ook geleden
door iemand buiten het vervoer (aanteekenaar-weger die bij het
overgaan van sporen struikelt). — H. E. 7 Dec. 1906, AV.
n°. 8470: dienst in art. 1 beteekent de exploitatie in haren
geheelen omvang, met name is daaronder begrepen de dienst
op de stations (reiziger, op het perron door een ongeluk ge-
troffen), cass. verw. Hof Amsterdam 12 Jan. 1906, b. a.; Eb.
Amsterdam 25 Mei 1904, b. a.

„Ten ware de schade" enz.; dit geval is aanwezig, als blijkt
van roekeloosheid of onvoorzichtigheid van den getroffene.

Zie Eb. Utrecht 13 Febr. 1895, AV. n°. 6615, en 22 Apr.
1896, AV. n°. 6807. — Eb. Amsterdam 23 Febr. 1893, M. v. II.
1893 bl. 142. — Hof Amsterdam 8 Doe. 1899, W. n°. 71.25 ; —
7 ïtlrt. 1902, P. v. J. 1902 bl. 160. — Kgt. n°. 4 Amster-
dam 30 Jan. 1906, M. v. H. 1906 bl. 31.-/^

2°. Verplichting om te vervoeren. De spoorwegvervoerder

(ondernemer) is verplicht alle reizigers, die\' zich aanmelden,

I^UjJbt».

^t^Ui af.n^^J^, ovt^\' 26./?. ^^o^.OPcii, UJ.-l^^l^. ^

i iOkjuA/- /y /ho.jca , (J-. ^^ e^lL^ cUyL OJJ-.I cnrä, ^ |

l

\'t.

laJ-iU. IM^ti^ a^^JmJ^t^aM), \' \' \' "

-ocr page 126-

I-

en alle goederen, die aangeboden worden, te vervoeren, tenzij
die goederen door wettelijke bepalingen zijn uitgesloten, art. 31
al. 1 Spww.

De bedoelde wettelijke bepalingen worden gevonden in artt.

43 on 44 v. h. Alg. Eegl. voor het vervoer. Zie voorts Hfdk.

III en Bijl. A en B. v. h. Eegl.

De ondernemers van spoorwegdiensten zijn bovendien ver-
plicht, onder goedkeuring van den Minister van Waterstaat,
het doorgaand vervoer van goederen en reizigers over de
spoorwegen onder hun beheer tusschen alle daartoe door den
Minister aangewezen stations onderling te regelen, met inacht-
neming van het bepaalde in art. 32 Spww.

Uitsluiting van bepaalde personen of goederen van het
vervoer heeft in rechte geen gevolg.

Weigering om te vervoeren is hetzij wanpraestatie hetzij
eene onrechtmatige daad, die dengene aan wien geweigerd
is, recht geeft op schadevergoeding. Zie hierboven bl. 384.

3®. De spoorwegvervoerder is niet vrij in het bedingen der
vracht, artt. 28—31 Spww. De tarieven voor het vervoer van
personen en goederen behoeven goedkeuring van den Minister
V. Waterstaat (K. B. v. 6 Nov. 1877, S. n°. 194, i. v. m. wet v.
19 Dec. 1877, S. n°. 285; K. B. van 7 Sept. 1905, S. n°. 2G4,
gew. hij K. B. van 17 Febr. 190(5, S. n°. 35), artt. 28 en 30.
De regeering kan verlaging der tarieven bevelen, art. 29. De
ondernemers moeten vervoeren tegen de vracht])rijzen bij
de openlijk aangekondigde tarieven en op de voorwaarden
bij de reglementen bepaald, „zonder verleening van gunst";
zij mogen dus niet vervoeren voor lageren vrachtprijs of op
gunstiger voorwaarden, art. 31 al. 1. Verbod van geheime
refactie, art. 31 al. 2. Vervoer beneden het tarief is alleen
toegestaan voor o. groote hoeveelheden,
h. aboimementen voor
een of meer wagenladingen, c. weldadige doeleinden en ten-
toonstellingen. De verlagingen, krachtons
a. en b. verleend,
moeten dadelijk worden aangekondigd en gelden dan ton be-
hoeve van iedereen, art. 31 al. 3—5.

-ocr page 127-

173

„Voorwaarden bij de reglementen bepaald" (art. 31 al. 1).
Onder reglementen is te verstaan de algemeene maatregel van
bestuur, voorgeschreven in art. 27, waarbij de voorwaarden voor
het vervoer van reizigers en goederen worden geregeld, mitsdien
het Algemeen Reglement voor het vervoer van 1901.

B. Goederenvervoer.
Art. 2 der wet:

."^. J^jt/t-, ch. ^ „Ten aanzien van ondernemers van spoorwegdiensten geldt

^ hetgeen bij het Wetboek van Koophandel betrekkelijk voerlieden,

\' . - schippers en ondernemers van openbare rijtuigen en vaartuigen

^ bepaald".

.Wj ^ tun^o-^- artikel ziet, in tegenstelling van art. 1, op de vervoer-
y^a oi«.overeenkomst.
cX^l^ Art. 3 der wet:

^Co^ ^ jCo.\'v^\'^ „Ondernemers van spoorwegdiensten zijn niet bevoegd hunne
rjO. verantwoordelijkheid voor verlies, vertraagde bezorging van of

n ifJ-> schade aan koopmanschappen en goederen, noch den omvang en

Ijlo ^ duur hunner verpligtingen en den bewijslast door eenig beding

f^ " ^ van den vrachtbrief, of door bijzondere dienstreglementen uit

sluiten of te beperken, dan met inachtneming der regels,
door Ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur vast
Cf. ^ cu^^-f--^\'^ te stellen".

^ / .JtJ-> staat den ondernemers vrij bij b ij z o n d e r e overeen-

^ komst hunne verantwoordelijkheid voor verlies enz., ook verder

^ ^ ^ dan deze algemeene maatregel (het Algemeen Reglement voor

vervoer op de spoorwegen) toelaat, te beperken of wel die
"P ^^ hellen of, bijv. ten aanzien van den bewijslast, anders
/ regelen; daarentegen niet haar uit te breiden buiten de

^ grenzen, gesteld in de reglementen, in art. 31 al. 1 der wet

^ ^\' bedoeld (liet Algemeen Reglement voor het vervoer, zie

hierboven), immers zij mogen niet vervoeren op gunstiger
voorwaarden dan deze reglementen inhouden: art. 31 al. 1.
Bijzondere dienstreglementen mogen gunstiger algemeene
voorwaarden vaststellen dan do algemeene maatregel van bestuur
(het Alg. Reglement voor het vervoer), dat het minimum van
de verplichtingen der spoorwegvervoerders aangeeft.

Algemeen Reglement voor het vervoer op de spoorwegen:

l/éjr^t/. .\'.Ce ^ - «W-

-ocr page 128-

/.A^./J/Vf s. iv/.

^n \' cU.

ajfj^c^

vl-LttjU^ /^cA-lU- ctJL. <

wui

K. B. (van 9 Jan. 1876, S. n°. 7, thans) van 4 Jan. 1901, S.
11°. 20, laatst gewijzigd bij K. B. van 10 Mrt. 1910, S. n°.
85/ Hfdk. III, vervoer van levende dieren, lijken, voertuigen,
enz.; Hfdk. IV, vervoer van goederen; Hfdk, V, het afhalen
en bestellen der goederen en het loon daarvoor te genieten;
Hfdk. VI, behandeling der in de rijtuigen of op stations ach-
tergelaten voorwerpen en der onafgehaalde, geweigerde, over-
bevonden of onbestelbare goederen.

j_Onderscheiding tusschen bestel-, ijl- en vrachtgoed.

Art. 48 Alg. RegL:

„De vrachtovereenkoinst wordt gesloten van de zijde des afzen-
ders, door het oi)maken en aanbieden van den vrachtbrief, en
van de zijde van den spoorwegdienst, door het als blijk van
aanneming daarop afdrukken van den è.\\peditiestempel van het
station van afzending. Van dit oogenblik is de vrachtover-
eenkomst gesloten, en wordt de aanneming van de goederen
geacht te hebben plaats gehad. De stempeling geschiedt, nadat
al de in den vrachtbrief vermelde goederen aan het station be-
zorgd en, zoo zij van wege den afzender worden geladen, ook
op de spoorwegwagens geladen zijn".

Art. 49 Alg. Regl.:

„§ 1. 13ehalve bestolgoederen (vri»llfi> nnk niet ^M\'n ndr«^" 1ri»»Htf>H
verxond&ii wonh\'it-) moet elke zending vergezeld zijn van den voor-
geschreven gedrukten, door don sjjoorwegdienst gestt\'uipelden
vrachtbrief".

Aiin hot rpglcmont nijn formnlioron voor de vrnclitbrieven-

De vrachtbrief kan in twee exemplaren worden opgemaakt,
waarvan één voorzien van liet woord „duplicaat". Dit exem-
plaar alleen s
troK-kon- tot outvAHghcwijs/"A. R. art. 49
§ 2 E.

De vrachtbrief is niet een geldigheidsvereischte voor de
vrachtovercenkomst, maar bewijsmiddel. Indien hij ontbreekt
of de afstempeling is verzuimd, kunnen do overeenkomst en de
aanneming der goederen door andere middelen worden be-
wezen.

-ocr page 129-

177

Art. 49 § 2 B al. 1 A. R. „Als bewijs voor de tusschen
den afzender en de ondernemers van den spoorwegdienst ge-
sloten vrachtovereenkomst, geldt de overeenkomstig het bepaalde
bij artikel 48 gestempelde vrachtbrief". . . .

Rb. Zutfen 23 Oct. 1890, M. v. H. 1891 bl. 163: art. 49
A. R. sluit ander bewijs, zooals getuigenbewijs, niet uit.

Zie over aanneming, door den vervoerder, van het goed
met een vrachtbrief, die omtrent den toestand van het goed
niets inhoudt (een schoonen vrachtbrief), hierboven bl. 360.

^ Regeling der „verantwoordelijkheid": artt. 62—64, 66—69
A. R.

E. Ründnagel, die Haftung der Eisenbahn für Verlust, Be-
schädigung und Lieferfristüberschreitung nach dt. Eisenbahn-
frachtrecht, 2de dr., 1909.

De ondernemers zijn verantwoordelijk voor hun personeel
en voor de andere personen, van wie zij zich bij het verrichten
van het door hen aangenomen vervoer bedienen (art. 62).
Zie hierboven bl. 366.

De „verantwoordelijkheid" voor verlies of beschadiging van
het goed begint met de aanneming ten vervoer en eindigt
met de aflevering. De spoorwegdienst moet te zijner bevrijding
bewijzen, dat het verlies of de beschadiging is ontstaan door
overmacht, uit den aard der goederen zelve of door schuld
of nalatigheid van den afzender. De rechtsvordering vervalt
door aanneming van het goed en Vrachtbetaling, indien het
gebrek zichtbaar is; zij blijft bestaan, als het gebrek bij de
aflevering niet uiterlijk zichtbaar is, „mits het verlies of de
beschadiging worde geconsulteerd op de wijze als bij het
Wetb.
v. Kph." (art. 93 al. 2) „is voorgeschreven" (art. 64 A.R.)
Ten aanzien van verlies en beschadiging uit bepaalde oor-
zaken (gevaarlijke goederen, breekbare goederen,[lekgoederen,
vervoer in open wagens, enz.) wordt de verantwoordelijkheid uit-
gesloten door art. 66 §§ 1—7; onderwicht wordt niet vergoed,
indien het bij droge goederen niet meer bedraagt dan l°/o, bij
natte goederen en daarmede gelijkgestelde niet meer dan 2
tenzij wordt bewezen, dat het verlies niet is ontstaan ten ge-
volge van den aard van het goed (art. 66 \'§ 8).

\'■•Y

-ocr page 130-

T/ .

a

- . KJ-

Verg. over de vraag, wat bij vervoer iii open wagens ecu
schade is, „ontstaan uit het gevaar aan die wijze van vervoer
verbonden" (art. 66 § 2 al. 1 A. E.): Eb. Amsterdam 12 Juni
1891, r. v. J. 1891 n°. 74 (brand door vonken uit de loco-
motief); 23 Oct. 1896, AV. n°. 6944, M. v. H. 1890 bl. 247
(storm die het goed van den waggon slingert).

De verantwoordelijkheid is een beperkte.

Grondslag der schadevergoeding is in geval van geheel
of g e d e e 11 e 1 ij k verlies: de door den eischer te be wij zen
handelswaarde en, bij gebreke van dien, de waarde, welke
goederen van dezelfde soort en hoedanigheid zouden gehad
hebben, ten tijde waarop en ter plaatse waar de ondernemers
van den spoorwegdienst hadden aangenomen de goederen te
leveren, onder aftrek van het bedrag der ten gevolge van
het verlies niel betaalde rechten of accijnzen en onkosten.
De waarde wordt geacht niet hooger te zijn dan ƒ O.GO voor
elk kilogram bruto (welk gewicht een eenheidsgewicht is,
zoodat gedeelten voor het geheel moeten worden gerekend;
verg. H. K. 20 Apr. 1882, W. n". 4771), tenzij op den vracht-
brief^eene hoogero waarde ii
^mngeg^\'en, in welk geval voor
het vervoer eene premie boven het gewone tarief is ver-
scliuldigd en de aangegeven som liet maximum vormt
der schadevergoeding. Bij beschadiging wordt de waarde-
vermindering vergoed tot het volle bedrag, indien de waarde
der goederen, berekend naar denzelfden grondshig, kleiner is
dan of gelijk is aan het wettelijk maximum of de aangege-
ven som; indien die waarde grooter ia dan dit maxinunn of
die som, wordt vergoed een zooveelsto gedeelte der waardever-
mindering, als dit maximum of die som bedraagt van die
waarde. De beperking der verantwoordelijkheid geldt niet, als
do bestuurders van don spoorwegdienst of hunne boaniblen of
bedienden met opzet verkeerd hebben gehandeld (art. G7).

.I)or.i> rfgeling der schmlovergoodin){ gi\'ldt ook voor boHtclgocd,
vorr,ündt>n «onder vrachtbriof: Kgt. Qrocnloo ö Sopt. 1893, M.
V. H. 1804 bl. 10; eii voor po»tpnkk(>tttfn: Hh. Amstoniain
21 .Inn. 181)0, M. v. JI. 1800 bl. 253, bov. Hof Amntonlam
18 Nüv. 1808, W. n®. 7223, ciwh. vorw. H. K. 10 Jan. 1000,
W. II®. 7303.

20

-ocr page 131-

394

ƒ 30 per 50 kilogr. (thans, sedert K. B. v. 9 Juni 1891,
S. n°. 100: ƒ 0.60 per kilogr. bruto) is eene „normaal-schade-
loosstelling", die door den spoorwegvervoerder ook dan moet
worden betaald, als de werkelijke waarde niet is bewezen: H. E.
20 Apr. 1882, b. a.; verg. ook Eb. Arnhem 14 Dec. 1882,
^Y. n°. 4936.

Do ondernemers zijn verantwoordelijk voor de schade, ont-
staan uit overschrijding van den leveringstijd (zie art. 50),
voor zooverre zij niet kunnen aantoonen, dat de vertraging
door overmacht of door bijzondere omstandigheden buiten hunne
schuld en die van hunne beambten of bedienden is veroor-
zaakt. De vordering tot schadevergoeding vervalt door de aan-
neming van het goed en de vrachtbetaling, tenzij zij wordt
ingediend binnen acht dagen na de aflevering of na de vracht-
betaling, art. G8. De vergoeding is vastgesteld in art. 69 van
het Alg. Regl. Gevorderd kan worden:
a. op grond van het
enkele feit der oversclirijding van den leveringstijd, vergoe-
ding van ten minste een vierde en ten hoogste de helft der
vracht;
b. wegens schade, veroorzaakt door de vertraagde
aflevering, vergoeding der bewezen werkelijke scliade, echter
niet tot een liooger bedrag dan de geheele vraclit, tenzij op
den vrachtbrief aangifte is gedaan van liet belang bij tijdige
aflevering, in welk geval de aangegeven .som het maximum
is en de vervoerder het reclit lieeft een premie boven het
tarief te hcfren. De beperking der aansprakelijkheid geldt niet,
als de bestuurders van den spoorwegdienst of hunne beamb-
ten of bedienden met opzet verkeerd hebben gehandeld.

Door den afzender of geadresseerde kan tegelijkeJ\'tijd ge-
vorderd worden vergoeding der schade, veroorzaakt door ver-
traagde aflevering, en der schade, geleden door geheel of ge-
deeltelijk verlies (of beschadiging), ook al is deze ontstaan na
of een gevolg van do overschrijding van den leveringstijd.

Zie Eb. Amsterdam 14 Oct. 1881, P. v. J. 1882 n®.
bev. door Hof Amsterdam 27 April 1883, W. 4082; —
Eb. AniRterdnm 5 Nov. 1880, P. v. J. 1887 n®. 3*. — Ander«
Eb. Amsterdam 27 Nov. 1879, W. n®. 4490: do spoorwof^-
inaatscliappij i» niot nanHprakelijk wogenH l)eHchadiging, veroor-
zaakt door vcrtrangdf allpveriiig.

4

.T»- cX». txy\\J.C4e.%JL

{/W

-ocr page 132-

m

a

Doorgaand v e r v o o r. Gaat het vervoer met een vracht-
brief over aaushiitende spoorweglijnen, dan zijn de eerste spoor-
wegdienst en die welke de goederen met den vrachtbrief het
laatste heeft overgenomen (de overneming der goederen, of
de overneming van den vrachtbrief met de bedoeling over-
eenkomstig den inhoud daarvan te vervoeren, moet worden
bewezen: Hof den Haag 12 Febr. 1877, H. B. 1880 B bl.
173
V.), voor het geheele vervoer aansprakelijk; een tusschen-
liggende spoorwegdienst kan alleen worden aangesproken,
indien wordt aangetoond dat de schade op zijn lijn is ont-
stjian, art. 61 Alg. Regl.

AVordt goed met een vrachtbrief aangenomen voor eene plajits,
niet aan een aansluitenden spoorweg gelegen, dan is de spoor-
wegonderneming alleen verantwoordelijk voor het vervoer tot
de plaats waar de goederen de lijn verlaten. Ten opzichte van
het verdere vervoer is de spoorwegdienst slechts expediteur,
tenzij dit vervoer ge.\'^cliiedt door vervoermiddelen, ingericht
door <len spoorwegdienst, art. 64 Alg. Regl. Zie ook art. 65.

Indien het vervoer over aansluitende lijnen of naar eene pliuits,
niet aan een aansluitenden spoorweg gelegen, geschiedt zonder
vrachtbrief (bestelgoec^, geldt het hierboven bl. 376 vlg. gezegde.

Zie over art. Gl: Mksuitz, do vrachtbrief, bl. 130 v.; —
Canm, Hchiildoverncining, iii W. Pr. N. R. ii®. 1857; — over
art. Gi: Hof AiuHtei-dam 20 Jan. 1888, P. v. J. 1888 31.

Positie van d e n g o a d r c s s e o r d o. — Van do aankomst
van goederen die niot besteld worden, wordt door don ver-
voerder schriftelijk kennis gegeven min den geadre.sseerde. Tot
zoolang kan de afzender omtrent do adevoring der goederen,
aan een ander dan den goadres.seordc, na<lero sehriftelijkc onler.s
goven. Indien hij een (hiplikaat-vrachtbrief of een bewijs van
uainieniing der goederen heeft ontvangen, mout hij dit .stuk
daarbij teruggeven, art. 58 al. 1—3 A. R. Zio ook art. «8 al.
4 en omtrent de aflevering luin den geadresseerde art. 58 al.
5-7 U 7.

nooK<« Rand UI Apr. 188.\'), ca-sH. verw. Hof don Ilimg 20
Juni 1882, Kgl. liijdr. (Mi liijbl. 1885 li M. G.\'».

-ocr page 133-

390

C. Pei-soiieiivervocr.

M. Lacombe, de la responsabilité des Compagnies de chemins
de fer en matière d\'accidents survenus aux voyageurs, Th. Tou-
louse, 1908. — H. Göppebt, zur rechtlichen Natur der Perso-
gjirCß^tt^ /tnMy/Ce^. nenbeförderung auf Eisenbahnen, 1891. — A. Pabsoks, the
ƒ liability of railway companies for negligence towards passengers,

ICo.. yay/ 1893. — J. Kalff Jr., spoorwegkaartje en bagagereçu, Prft.

1888. — Zie voorts do literatuur, vermeld op bl. 379 en 38-4 vlg.

Algemeen Reglement voor het vervoer op de Spoorwegen:
Hfdk. I, Algemeene bepalingen; Hfdk. U, Voorwaarden voor
het vervoer van reizigers en bagage. Nevens het Alg. Regl.
gelden de algemeene beginselen, hierboven bl. 379 vlg. uit-
eengezet.

De verplichting van den ondernemer van den spoorwegdienst,
te vervoeren, is eene verplichting, met een ieder die zich ten
vervoer aanmeldt, een vervoerovereenkomst aan te gaan.

Naar gelang van de meening, die men heeft over de betee-
kenis van openbare aanbiedingen, komt de vervoerovereen-
komst tot stand door de vraag van den reiziger om een
vervoerbiljet (plaatskaart of -bewijs), waarmede hij het open-
baar aanbod tot vervoer van den ondernemer aanneemt, of wel
door het niet afwijzen van die vraag door den ondernemer,
waarmede deze het aanbod van den reiziger om vervoerd te
worden, aanneemt. In elk geval is het plaatsbewijs bewijsstuk
van de tot stand gekomen vervoerovereenkomst.

Zie over liet rechtskarakter van het plaatsbewijs, het retour-
biljet en het
bagagere9U liierboven bl. 333 v. De rechten en
verplichtingen van den reiziger worden boi)aald door de voor-
schriften van het Algemeen Reglement.

Verantwoordelijkheid van den spoorwegvervoerder voor ba-
gage en voor vertraagde aflevering van bagage: vergoeding,
bij verlies of beschadiging, van de werkelijke schade tot een
maximum Van
f 7 per kilogr., tenzij een hoogerc waarde is
aangegeven, in welk geval boven den gewonen vraclitprijs
door den reiziger een premie is ver.schuldigd; vergoeding, bij
vertraagde aflevering, van de bewezen schade tot een bedrag
van ƒ 0.10 per kilogr. en j)er etmaal, tenzij flo reiziger zijn

J, SoifctA., àoAJ^ a. oêt. (U- oU^ Ct^^. o^ ^

f il \'

-ocr page 134-

\'1

, s!

. «

397

geldelijk belang bij tijdige aflevering der bagage beeft aan-
\' gegeven. Verantwoordelijkheid voor in de rijtuigen medege-
nomen voorwerpen: schadevergoeding bij verlies of beschadi-
ging, alleen indien de schuld der bestuurders van den spoor-
wegdienst of van hun personeel bewezen wordt. Artt. 24—26
Alg. Regl.

#

II. Spoorwegen waarop nitsluitcnd met beperkte snelheid
wordt vervoerd. ♦

Wet van 9 Juli 1900, S. n". 118.

Voor spoorwegen, waarop geen vervoer plajits heeft dan
met eene snelheid van ten hoogste 50 kilometer per uur, kan
bij algemeenen maatregel van bestuur worden afgeweken van de
artt. 5, 8, 25—27, 29—33a, 35, 43—48 der Spoorwegwet; voor
de gedeelten, aangelegd op openbare wegen, ook van art. 1
Spww., „behalve met betrekking tot de verantwoordelijkheid
ten aanzien van reizigers en tot vervoer aangenomen goede-
ren" (art. 1).

Algemeen Reglement voor dezo spoorwegen, deel A: voor
den dienst (Locaalspoorwegreglement 1902, doel A); deel B:
voor het vervoer (Locaalspoorwegreglement 1902, deel B), vast-
gesteld bij K. B. van 18 Aug. 1902, S. n®. 170, deel B gow. bij
K. Ben. van 12 Mrt. 1909, S. n°. (57, eü 14 Jan. 1910, S. n°. 30^ iy t.^uJS.n\'i^
In deel B van dit reglement wordt afgeweken van artt. 8 on 47
der Spoorwegwet en van artt. 4, 8—13, 16, 23 al. 10, 30 al. 2 en
39 al. 5 Alg. Regl. v. h. vervoer op do spoorwegen van 1901,
terwijl artt. 2 al. 3—7, 27 en 80 Alg. Regl. 1901 niet van
toepassing worden verklaard. Het hierboven onder 1 gezegde
(bl. 386 vlg.) geldt derhalve ook voor deze spoorwegen, tenzij
geen vervoer plaats heeft, dan mot eeno snelheid van ton hoogste
35 kilometer per uur. Alsdan kan door den Minister, op ver-
zoek van do be.stuurders van den spoorwegdienst, van (oopit\'<-
sing worden verklaard liet „Reglement houdende voreenvou-
digdo bepalingen voor sjioorwegen, als bedoeld in artikel 1
dor wet van 9 Jnli 1900 (S. n®.. 118), op wölke geen vervoer
plaats heeft dan met een snelheid van ton hoogste 35 kilometer

-ocr page 135-

-398

per uur" (Vereenvoudigd Locaalspoorwegreglement 1902), vast-
gesteld en gewijzigd bij de aangehaalde K. B®". [

Volgens dit reglement (art. 3) geldt art. 1 Spww. (zie hier-
boven bl. 386) alleen voor de niet op openbare wegen aan-
gelegde gedeelten dezer spoorwegen. Voor de op openbare
wegen aangelegde gedeelten geldt, in afwijking van art. 1, dat
de ondernemer verantwoordelijk is voor de schade door
reizigers
of tot vervoer aangenomen goederen bij de uitoefening van den
dienst geleden, ten ware de schade buiten hunne schuld of die
hunner beambten of bedienden is ontstaan.

De verplichting om te vervoeren is, wat het doorgaand
vervoer betreft, beperkt (art. 9). De reizigers en de ten ver-
voer aangeboden goederen moeten worden vervoerd tegen
prijzen, niet hooger dan in de tarieven zijn bepaald (art. 8);
vervoer tegen lagere prijzen is geoorloofd, geheime refactie
mitsdien toegelaten.

Het vervoer van personen en goederen is geregeld in
Hfdk. IV van het Reglement. De onderscheiding tusschen
bestel-, ijl- en vrachtgoed wordt niet gemaakt. De vrachtbrief
is facultatief. Wordt een vrachtbrief gebezigd, dan komt de
vervoerovereenkomst tot stand door de aanbieding van den
vrachtbrief eenerzijds en de afstempeling daarvan anderzijds.
De verantwoordelijkheid der ondernemers is geregeld oj)
dezelfde wijze als voor het vervoer.op de spoorwegen (zie
hierboven bl. 392 vlg.); evenwel kent liet Reglement niet de
aangifte van de waarde der goederen noch van het belang
bij tijdige aflevering.

Ingeval ten vervoer aangenomen goederen bestemd zijn
voor een plaats, niet aan den spoorweg gelegen, rusten op
den spoorwegondernemer voor het verdere vervoer slechts de
verplichtingen van een expediteur, tenzij hot verdere vervoer
geschiedt düor middel van door do bestuurders van den sj)oor-
wegdienst ingerichte vervoermiddelen.

De voorschriften omtrent de aflevering der goederen aan
den geadresseerde komen in hoofdzaak overeen mot die voor
het vervoer op de spoorwegen (zie hierboven bl. 395).

I ^ XT. OS s. nt^j\'

7

-ocr page 136-

S

^ C/M— CA^irtic

^J-tS\'eurC

/<^CS 2 -«-vi- c«.^^ i ! Vu-eJ. q^^tJU: ^e^ S. /U? } omi.

^AU.. Hi. 1

il

\' j ^ A^.^/Sf s. H/>

De beperking van de verantwoordelijklieid voor de bagage
is op dezelfde wijze geregeld als voor het vervoer op de
spoorwegen (zie hierboven bl. 396); doch ook hierbij kent het
Reglement niet de aangifte van de waarde noch van het
geldelijke belang bij tijdige aflevering.

Op .spoorwegen, waarop geen vervoer plaats heeft dan
met eene snelheid van ten hoogste 20 kilometer per uur,
zijn van de Spoorwegwet alleen toepasselijk de artt. 4, 7, 9—
12, 16, 17, 20—22 en 42. De ondernemer is verantwoordelijk
voor de schade, door de reizigers bij de uitoefening van den
dienst geleden, ten ware de schade buiten zijne schuld of die
zijner beambten of bedienden zij ontstaan (art. 2 al. 1 en 2).

Op deze spoorwegen is van toepassing het Algemeen Regle-
ment voor de spoorwegen, bedoeld in art. 2 der wet van 9 Juli
1900, S. n°. 118 (Tramwegreglement 1902), vastgesteld bij K. B.
van 31 Juli 1902, S. n°. 162, gew. bij K. B. van 23 Oct. 1909,
S. n°. 342/ Bepalingen omtrent het vervoer van personen of
goederen komen daarin niet voor. Voor dit vervoer geldt dus
wat hierboven § 50 omtrent het vervoer te land en op binnen-
landsche wateren is gezegd.

IIb. Amsterdam 1 Pebr. 1907, W. n°. 8ü69: aansprakelijk-
heid van een stoomtramonderneming voor aanrijding; AJtr/: .^►\'►vw-itrtirtt^.-vi Qj3 ./a.n./\'jco

Op spoorwegen, waarop geen ander vervoer plaats heeft
dan personen vervoer binnen één gemeente, is nocli de Spoor-
wegwet noch art. 2 der wet van 1900 van toepassing. Mot
deze spoorwegen kunnen bij K. B. worden gelijkgesteld spoor-
wegen, waaro[) in hoofdzaak geen ander dan zoodanig vervoer
plaats heeft (art. 4). Do.algomeene regels omtrent hot ])orsonon-
vorvoer (zie hierboven bl. 379 v.) zijn uitsluitend van toepassing.

IIT. Interiiationanl goederenyervoor op spoorwegen.

Zie voor literatuur hierboven bl. 37 benevens IMksuitz, de
vrachtbrief, bl. 12.1 v.

Berner Overeenkomst van 14 Oct. 1890 (wet van 18 Juni
1892, S. n®. 145; K. B. van 30 Nov. 1892, S. n°. 258), zooals
deze is gewijzigd hij do Additioneele Overeenkomst van Parijs

-ocr page 137-

-100

van 16 Juni 1898 (wet van 11 Dec. 1899, S. n°. 256; K. B.
van 30 Sept. 1901, S. n°. 214), en bij de tweede Additioneele
Overeenkomst van Bern van 19 Sept. 1906 (wet van 1 Nov.
1907, S. n°. 280; K. B. van 12 Dec. 1908, S. n°. 408). Zie
voorts hierboven bl. 37 en 347.

De Fransche tekst der overeenkomst is voor Nederland de
oorspronkelijke, en verbindend ook als de Nederlandscbe vertaling
daarvan afwijkt. Zie Eb. Eotterdam 24 Nov. 1897, TV. n°. 70G8,
en Eb. Utrecbt 22 Jan. 1908, W. n°. 8688 (de in het von-
nis van de Eb. te Utrecht voorkomende opmerking omtrent
het verschil tusschen den Eranschen en den Nederlandschen
tekst van art. 31 1° berust op een dwaling; zie de vertaling,
gevoegd bij het K. B. v. 30 Sept. 1901, S. n°. 214, art. 1
onder VII).

De overeenkomst stelt een supernationaal recht vast voor
het internationaal spoorwegvervoer, d. w. z. voor het vervoer
van goederen, op den grondslag van een rechtstreekschen
vrachtbrief, van het grondgebied van een der overeenkomende
Staten naar het grondgebied van een anderen overeenkomenden
Staat, op de spoorwegen welke vermeld zijn in een aan de
overeenkomst gehechte lijst (art. 1). Omtrent uitsluiting van
en toelating onder zekere voorwaarden tot het internationaal
vervoer zie artt. 2 en 3 benevens de uitvoeringsbepalingen.

De spoorwegen zijn verplicht de goederen die hun worden
aangeboden te vervoeren overeenkomstig de bepalingen der
overeenkomst, art. 5, in de volgorde waarin zij zijn ajinge-
nomen en tegen de vrachtprijzen, in de openbaar gemaakte
tarieven opgenomen. Bij bijzondere overeenkomst mag een
vrachtvermindering niet worden toegestaan (art. 11 al. 1).
Bepalingen, in strijd met de overeenkomst, in tarieven voor-
komende, zijn ongeldig (art. 4).

Het gebruik van een vrachtbrief met een voorgeschreven
inhoud is verplicht (art. 6). Aan de overeenkomst zijn for-
mulieren voor de vrachtbrieven toegevoegd (vrachtgoed: wit
papier; ijlgoed: wit papier met een roode streep aan den
boven- en benedenrand). De overeenkomst van vervoer komt
tot stand door de aanneming van het goed met den vi-acht-

\\
\\

.t ;

ittifi.

-ocr page 138-

^.ilx UJv^u^f. /I Uù^^i/r, ù}.jd>iS .

m0lengraaff.1nstituut voor privaatrecht

401

brief. Na afstempeling door den spoorwegdienst strekt de vracht-
brief tot bewijs der vervoerovereenkomst. Een duplikaat van den
vrachtbrief moet worden opgemaakt; het heeft uitsluitend de
kracht van een bewijs van ontvangst van het goed (art. 8).

De afzender is aansprakelijk voor de gevolgen van gebre-
ken der verpakking; voor zooveel betreft de uiterlijk waar-
neembare, mits deze op vordering van den vervoerder be-
hoorlijk zijn geconstateerd (art. 9). Hij is verplicht te zorgen
voor de ingevolge belasting- of politievoorschriften vereischte
geleidepapieren (art. 10).

Vooruitbetaling der vracht kan worden gevorderd, als de
goederen aan spoedig bederf onderhevig of van geringe waarde
zijn (art. 12). Belasting van het goed met een remboursement
tot het bedrag der waarde is toegelaten. Verzuim van inning
verplicht den vervoerder tot vergoeding der schade tot het
bedrag van het remboursement (art. 13).

De spoorweg is aansprakelijk voor zijn personeel en voor
de andere personen, van wie hij zich bij het verrichten van
het aangenomen vervoer bedient (art. 29). Voorts is hij aan-
sprakelijk, van de aanneming van het goed tot de aflevering,
voor de schade voortvloeiende uit geheel of gedeeltelijk ver-
lies of uit beschadiging, tenzij hij\\schuld van den rechtheb-
bende, eigen gebrek van het goed of overmacht bewijst. Is
de bestemmingsplaats geen spoorwegstation dan eindigt de
aansprakelijkheid aan het laatste station (art. 30). Ten aan-
zien van bepaalde goederen wordt do aansprakelijkheid voor
schade uit bepaalde oorzaken uitge.\'^loten door art. 31; over
de aansprakelijkheid voor onderwicht handelt art. 32.

Zie over art. 31 onder 4: Rl). Amatordani 14 Äloi 1009, W.
n". 9044.

Vergoed wordt do waardevermindering van het goed of,
in geval van geheel of gedeeltelijk verlies, do marktprijs of
bij gebreke djuirvan do gewone waarde van goederen van
dezelfde soort en hoedanigheid, tor plaatw waar en ten tijdo
waarop het goed ten vervoer is aangenomen, vermeerderd
met hetgeen betaald is wegens rechten, andere onkosten en

M

riaSk

-ocr page 139-

^01

VTOytt

chtin/ aejj- ercrt^A-yCluA^ i-^JU^Jb-i. /c^ y-re^Sr.^

«t^l/. aJu-^-h^ e^ss^ CtJurA c^-i^ ^acl^^

Cl^jt^-Ouo^-^I^f eAULSLj iAJ-m^SA a^oL-^\'L/t^ehrinr trU.AAtfUi.\'*^

^Jh-C . a^ êJoC t -Cy^yMj^ ^ cW- e^ ykmcLht^

ü ■ï/ptnr ^ cJitylJeyy^

-Ojl^ ^^^T ^^^.\'V»«\'»—fi\'t-v\' OL4i/Ch ■^^y^nA\'tfCeA^

UJU^clMa A. -^OU^ f oCC. iJkA^aU^ ^ U^uotCQjiK, CL^U otu

^u^/yi h

-ocr page 140-

-402

vraclit (artt. 34 en 37). De spoorwegen mogen speciale tarie-
ven aanbieden, welke eene beperking van de schadevergoe-
ding vaststellen, mits zij tevens eene vermindering van de
vracht inhouden (artt. 35 en 37). Aangifte van het belang
bij de aflevering tegen vrachtverhooging is toegelaten. Alsdan
wordt de bewijsbare schade tot het bij de aangifte bepaalde
bedrag vergoed (art. 38).

In geval van overschrijding van den leveringstijd kan wor-
den gevorderd, hetzij, op grond van het enkele feit der over-
schrijding, beUiling van ten minste \'/lu en ten hoogste der
vracht, of, indien het belang bij de aflevering is aangegeven,
van ten minste ^/u der vracht en ten hoogste de geheele
vracht; hetzij de geleden schade doch niet meer dan de volle
vracht of, indien het belang bij de aflevering is aangegeven,
niet meer dan het aangegeven bedrag, indien dit hooger is
dan de vracht (artt. 39 en 40).

Volle schadevergoeding is steeds verschuldigd, als de schade
door opzet („dol") of grove schuld van den vervoerder is
ontstaan (art. 41).

Zie over dit artikel: Eb. Utrecht 22 Jan. 1908, W. n°. 8088.

Door betaling van de vracht met bijkomende onkosten en
ontvangst van het goed vervallen alle vorderingen uit de ver-
voerovereenkomst tegen den spoorweg, tenzij 1®. de schade is
veroorzaakt door opzet of grove schuld van den spoorweg; 2°., in
geval van vertraging, binnen veertien dagen na den dag der ont-
vangst is gereklameerd; 3°. de schade vóór de aflevering op
vordering van den geadresseerde is geconstateerd; 4°., in geval
schadevergoeding wordt gevorderd wegens uiterlijk niet jnei\'k-
bare gebreken, binnen zeven dagen na den dag der ontvangst
door den geadresseerde een onderzoek is aangevraagd. Een
voorbehoud, by de ontvangst van het goed gemaakt, heeft
alleen kracht, als de vervoerder daarin heeft toegestemd. In
geval van manko is een aanteekening daarvan in het door
den geadresseerde af te geven ontvangbewijs voldoende (art. 44).

De vorderingen tot schadevergoeding verjaren^ door verloop
van één jaar resp., in geval van opzet of grove schuld van den

r

t

. r\\ -

i

/

tÀo.»". tu.ff\'f t-xj.

V, __________

-ocr page 141-

/IJ,, jqt^i ^

■4

iv

JVi;.\'

ki..\'.

•■I

l

)

tK.\'

«s«*-

spoorweg, door verloop van drie jaren (art. 45). Het verval
en de verjaring treffen ook de reconventioneele vordering en
de verdediging (art. 46).

De afzender kan nadere schriftelijke beschikkingen omtrent
het goed maken, mits hij het duplikaat van den vrachtbrief
overlegt. Zijn beschikkingsrecht vervalt en gaat over op den
geadresseerde, als, na aankomst van het goed ter bestemmings-
plaats, de vrachtbrief aan den geadresseerde is afgegeven of
deze aflevering van het goed vordert (art. 15). De geadres-
seerde kan, na de aankomst van het goed ter bestemmings-
plaats, alle rechten uit de vervoerovereenkomst doen gelden,
tegen vervulling zijnerzijds van de verplichtingen, die de
overeenkomst hem oplegt (art. 16). In elk geval verplicht
aanneming van het goed en van den vrachtbrief hem tot
betaling van hetgeen blijkens den vrachtbrief betaald moet
worden (art. 17).

Rb. Rotterdam 24 Nov. 185)7, W. 70(>8: opdracht aan den
vervoerder tot inklaring van het goed sluit aanneming daarvan in.

Als het goed niet kan worden afgeleverd, moet daarvan
worden kennis gegeven aan den afzender en moeten diens
instructies worden gevraagd (art. 24). De uit de vervoerover-
eenkomst voortspruitende vorderingen kunnen alleen worden
ingesteld door dengene, die bevoegd is over hot goed te be-
schikken (art. 26).

Door overneming van het goed met don vrachtbriof treedt
ieder opvolgende spoorweg tot de vervoerovereenkomst too oj)
den grondslag van den vrachtbrief. "^Per zake van hot g(4ieele
vervoer kan de rechthebbende te zijner keuze aanspreken den
eersten vervoerder, den laatsten vervoerder on dengono op wiens
lijn do schade is ontstiuin (art. 27). Bij wege van reconventie
of verdediging kan de rechthobbende op het goed zijne rechten
tegen iederen vervoerder doen gelden (art. 28). Do huvtste
vervoerder int do gohoelo vracht on bijkomende onkosten
(art. 20), waarvoor het goed is ver])onden, zoolang hot zich
onder hem bevindt (art. 21).

Zie over art. 21, Rb. liottordam, b. a.

-ocr page 142-

-404

Omtrent het verhaalsrecht der spoorwegen onderling en de
verrekening van ontvangen vracht en verschotten bevat de
overeenkomst verschillende bepalingen (artt. 47—55, 23).

Yonnissen, door den bevoegden rechter krachtens de over-
eenkomst gewezen, zijn uitvoerbaar in alle tot de overeen-
komst toegetreden Staten (art. 56).

Ter uitvoering van de overeenkomst is een Centraal Bureau
voor het internationaal vervoer te Bern opgericht (artt. 57 en 58).

Aan de overeenkomst zijn uitvoeringsbepalingen toegevoegd,
die
O. a. den leveringstijd regelen, benevens eenige bijlagen.
De additioneele verklaring van 24 Sept. 1893 (wet van 13 Juli
1896, S. n°. 113; K. B. van 28 Sept. 1896, S. n°. 160) regelt
de toetreding tot de overeenkomst van 1890 van Staten die
aan die overeenkomst niet hebben deelgenomen.

De additioneele schikking van 16 Juli 1895 (wet van 13 Juli
1896, S. n°. 113; K. B. van 18 Nov. 1896, S. n°. 174) bevat
eene aanvulling van § 1 der uitvoeringsbepalingen van de
overeenkomst van 1890 omtrent de toelating tot het interna-
tionale vervoer van kostbare voorwerpen en lijken, benevens
wijziging van de bepalingen aangaande de goederen welke
_ . voorwaardelijk ten vervoer worden toegelaten.

Ingevolge deze schikking is 24 Oct. 1898 eene l)ijzondere
f ó^fvC ^ schikking tot stand gekomen tusschen Nederland, België,
cutJ^^AJ-i^ vt^i^\' F\'ï\'J^i^krijk en Luxemburg ten aanzien van het vervoer van
kostbare voorwerpen (K. B. van 12 Jan. 1899, S. n°. 46),
^ waarin ook bepalingen omtrent de verantwoordelijkheid van

c^cLJUx^cli, fïen vervoerder in geval van verlies of beschadiging van de

i/cftrvA-^z^- vervoerde voorwerpen zijn opgenomen.
ctMJ^ ^^ additioneele overeenkomsten van 1898 en 1906 zijn

^ ^ /I ^^ 22. ook de uitvoering-sbepalingen en de bijlagen in verschillende
opzichten geNNy,igd.

§ 52. POSI^VERVOER.

J. C. W. lk .Tewne, het l)rievenpo8twc/,en in do llcpubliek
der Vereenigde Nederlanden, ISf)!. — H. ,1. Lettink, de ont-
wikkelingHgescliiedenis der NederlandHclie posterijen, 18S8. —

-ocr page 143-

%t Ijii, B. ^

ÎTI

tA

D, J. WoLTEiiuEEK, bescliouwiiig over de wet op de brieveii-
posterijen, Prft. 1860.

E. S. IIoLLANUEK, het brievenvervoer uit een privaatrechtelijk
oogpunt be.schouwd, Prft. 1893. — Schott in Endemann\'s Hand-
buch, dl. 3, §§ 365 v. — M. Mittelstein, Beiträge /auu Post-
recht, 1891. — A.
WoLCKE, Postrecht, 1909. — G. Eoek en
K. Goudan, Post- Telegraphen- und Telefonrecht, 1909. —
K. Lehmann, Handb. des Handelsrechts, § 220. — livon-O.ven
en Eenault, traité, dl. 3, ^os 808—837. , , -

Wet van 15 April 1891, S, n°. 87, gewijzigd bij de wetten
van 31 Dec. 1906, S. n°. 358, en 23 Juli 1908, S. n°. 238./
Nieuwe tekstuitgave bij K. B. van 9 Oct. 1908, S. n°. 316.
Ter uitvoering der wet strekt het K. B. van 14 Dec. 1895,
S. n°. 222, sedert herhaaldelijk gewijzigd, het laatst bij K. B. i/r, > ^ /
^in 2S iSept^l908, S. n°. 30^.^— Het vervoer van pakketten j.
is geregeld bij de wet van 21 Juni 1881, S. n°. 70, gewijzigd
bij art. 30 der Postwet van 1891. Ter uitvoering dei- Avet strekt
het K. B. van 15 Jan. 1882, S. n°. 14, gew. bij K. B»\'" van
16 Mei 1890, S. n°. 83, en 19 Sopt. 1900, S. n°. 162. Zie hier-
boven bl. 346.

Art. 2 der wet van 1891: „Niemand dan de Staat is bevoegd,
tegen genot van vracht, brieven te vervoeren, tonzij" enz.

Sanctie: art. 27 (geldboete).

De post vervoert brieven tot oen gewicht van tweo kilo-
gram: art. 4 K. B. van 1895, doch het vervoer van brieven die
zwaarder wegen dan een half kilogram, staat aan een ieder vrij:
art. 2 1°. der wet van 1891. Het monopolie omvat niet het vervoer
van gedrukte stukken, nieuwsbladen, monsters en pakketten.

De post-administratie is vervoor<ler van „stukken" (brie-
ven, gedrukte stukken, nieuwsbladen |niet bijvoegsels] en
monsters) en pakketten tot een gewicht van vijf kilogram.
Als vervoerder van pakketten, dio koopmanschappen kunnen *

zijn, kan zij als koopman worden beschouwd.

Do vervoeroyereenkomsten, welke door do post worden ge-
sloten, worden in het bijzonder beheerscht door do wetten van
1881 on 1891, en daarnovena door do bepalingen van het Wetb.
van Kooph. en het Burg. Wetb. Zij komen tot stand door be-

-ocr page 144-

-406

zorging der brieven enz. op de post; weigering ze aan te nemen,
tenzij wegens wettige redenen (zie bijv. art. 8 al. 3—5 en art. 17
der wet van 1891, art. 10 der wet van 1881), is wanpraestatie.

„Stukken, aan de zorg der posterijen toevertrouwd", blijven
ter beschikking van den afzender, art. 23 al. 1 der wet van
1891, en worden zoo mogelijk aan dezen teruggezonden_, als de
aanneming door den geadresseerde wordt geweigerd of ze om
andere redenen niet aan den geadresseerde kunnen worden
uitgereikt, art. 22. Beslag op deze stukken is niet toegelaten,
art. 23 al. 2. De vraag, wie gedurende het vervoer eigenaar
is van het stuk, is niet anders te beantwoorden dan bij ieder
ander vervoer van goederen.

Zie hierover A. H. Walkate, eigendom van brieven, Prft.
1893, hfdk. 2; — Hollaxde«, a. w., bl. 40 v.

De verschuldigde vrachtprijs (port) wordt, bij vooruitbetaling,
voldaan door middel van postzegels, art. 21 der wet van 1891
en art. 2 al. 2 der wet van 1881. Wat postpakketten betreft
is alleen vooruitbetaling van het port toegelaten. Zie over het
karakter van het postzegel hierboven bl. 335.

Holländer, a. w., bl. 90—14G. — F. jMeili, die Haft-
pflicht der Postanstalten, 1877. — Wirsing, die civilrechtliche
Haftung der Post, 1892. — Sanlaville, responsabilité civilo
de l\'Etat en matiere de postes et de t^légraphes, 188^. /j^

Aansprakelijkheid van den Staat als brievenvervoerder, artt.
12—14 der wet van 1891. Voor vermissing, beschadiging of ver-
traging in de uitreiking van een niet aangeteekend stuk of
van den geheelen of gedeeltelijken inhoud daarvan wordt geen
vergoeding verleend (art. 14); de aansprakelijkheid der post-
administratie voor beschadiging of verlies ontstaat eerst door
aanteekoning (artt. 10 en 11). Gewone aanteekoning van alle
niet gesloten stukken, die geen geld, geldswaardig papier,
edele metalen\' of kostbaarheden bevatten, alsmede van alle
gesloten stukken, tegen betaling van een vast recht van 10
cent: vaste schadevergoeding van ƒ25.— in geval van verlies
ook ingevolge overmacht, artt. 11 en 12; aanteekoning met
aangifte der geldswaarde, alleen van ge.sloten brieven en tot

É

Zoil. âû^.

%

-mS-i^-tJi^\'^.- ■ \'-V ■ -

m

-ocr page 145-

& • • \'i\'s • -n

een maximum van ƒ 12.000 (art. 5 § 5 van het K. B. van 1895),
tegen betaling van een opklimmend recht: vergoeding, ingeval
van verlies of van vermissing van den inhoud of van een ge-
deelte daarvan, van het volle bedrag der aangegeven gelds-
waarde of van het gedeelte dat aan dat bedrag ontbreekt, ook
al is het verlies het gevolg van overmacht, artt. 11 en 12.
Rechthebbende op de vergoeding is de afzender.

De aanspraak op vergoeding vervalt door uitreiking van het
aangeteekend stuk aan den geadresseerde tegen ontvangstbe-
wijs, art. 12 al. 3, alsook door verloop van één jaar na de
dagteekening van het aan den afzender verstrekte bewijs van
ontvang, indien niet te voren bij het hoofdbestuur der posterijen
schriftelijk aanvraag tot uitbetaling is gedaan, art. 12 al. 4.
Indien het vermiste wordt teruggevonden, wordt het ter be-
schikking gesteld eerst van den afzender, daarna van den
geadresseerde, tegen uitkeering der betaalde vergoeding; ten
slotte vervalt het aan den Staat, art. 12 al. G en 7.

Onder verlies van een aangeteekend stuk, in art. 12, is be-
grepen het niet torecht komen van een brief aan zijn adre.s
door uitreiking aan een ander; eerst door uitreiking aan den
geadre.sseerde vervalt do aanspraak van den afzonder: lib. den
ihuig 2 Jlei inOG, ^V. n°. 8375, cass. verw. H. 11. 5 April
1907, AV. n®. 8523. — Zio voor de vroegere wetgeving: H. li.
l() Oct. 1857 en 20 Juni 1873, AV. IlO^ 1897 on 3003 (ge-
wone aanteekoning); — II. li. 20 Febr. 1875 en 23 Febr.
1891, AV. n"". 3824 en 0K)5 (uitreiking in ongeschonden toe-
stand).

l)(i uitreiking van aangoteekende stukken geschiedt, volgens
art. 5 § 3 al. 1 van hot K. H. van 1895, alleen aan den
geadresseerde
persoonlijk of a;vu diens gomachtigdo. Zie dajirover
lloUiANDEK, a. w., bl. 05) V.

Is, nevens de hej)alingen van de Postwet, art. 1403 B. W.
van toepa.ssing, indien ojizet of .schuld van een postambtenaar
wordt bewezen, zoodat in dat geval altijd, ook als het stuk
niet is aangeteekend, volledige sehadovorgoeding kan worden
gevorderd ?"

lIoU.andkit, a. W., bl. 91 V., 110 V. — I<von-(^akn «Ml
hf.naiii.t, 1. a. p., n®. 829. — Verg. II. r. 1(5 Oct. 1857

-ocr page 146-

-408

en 20 Juni 1873, W. no«, 1897 en 3G03: in geval van ge-
wone aanteekoning kan nooit meer dan het in de Postwet
vastgestelde bedrag worden gevorderd.

Aanteckening is verplicht bij verzending van geld, bank-
papier en muntpapier, edele metalen of kostbaarheden. Bij
vermoeden van verzuim: ambtshalve aanteekoning en afgifte
alleen tegen betaling door den geadresseerde van driemaal
het recht, voor de gewone aanteekoning bepaald, tenzij het
vermoeden onjuist blijkt, art. 13.

Regeling der aansprakelijkheid bij het pakkettenvervoer,
artt. 3, 4 en 5 der wet van 1881. Vergoeding aan den afzender,
in geval van verlies of beschadiging, van de werkelijk geleden
schade tot een maximum van ƒ 2.50 per kilogr. of gedeelte
daarvan. Bij pakketten met aangegeven waarde, welke aangifte
tegen betaling van een evenredig recht is toegelaten tot eene
som van ƒ 500, wordt aan den afzender in geval van verlies
het volle bedrag der aangegeven waarde vergoed, in geval van
gedeeltelijk verlies dat gedeelte, en, in geval van beschadi-
ging, de werkelijk toegebrachte schade. In de beide laatste
gevallen is art. 93 W. v. K. van toepassing.

De vergoeding is niet verschuldigd in geval van overmacht,
eigen gebrek van het vervoerde en schuld of nalatigheid van
den afzender, voorts wanneer de aanvrage om vergoeding niet
binnen zes maanden na het ter post bezorgen van het pakket
is gedaan. Schade ten gevolge van vertraagde overkomst, niet
ten gevolge van overmacht ontstaan, wordt alleen dan ver-
goed, als de inhoud van het j)akket door de vertraging be-
dorven is. Niet-aflevering binnen 30 dagen na de bezorging
oj) de post staat gelijk met verlies.

ir. II1J.man.s, de postwissel, in Itgl, !Mag. 1894, bl. 1 v, —
C. W. Stau BüsManx, toonder- en legitimatie-papier, in llgl.
jNlag. 190Ü, 1)1. 32G v. — H. Tinscii, dio Postanweisung,
1889. — Schmidt, über die rechtliche Natur der Postanweisun-
gen, 1890. — G. Pfizeh, die Postanweisung, in .Jahrb. f. d.
Dogm., dl. 31, bl. 330 v.

De post belast zich ook, zonder deswege monopolie te
bezitten, met de overmaking van geldelijke bedragen door

-ocr page 147-

—{ oróèoJL

ff-yi^cLcJt/-.
ffyvoUnJ-,

fyvcL^\'
ffli^oxf-^
,

postwissels (tot elk bedrag) of door postbewijzen (tot een be-
drag van ƒ 10.—; art. 7 § 2 K. B. v. 1895) tegen vooruitbe-
taling van het daarvoor vastgestelde recht, met de invordering
van gelden op kwitantiën, wisselbrieven, assignatiën en ander
handelspapier, tot een bedrag van ƒ500.— (art. 8 K. B.
v. 1895), en met het bezorgen van abonnementen op nieuws-
bladen en tijdschriften, artt. 18—20 der wet v. 1891. De
verplichting tot uitbetaling van een postwissel of postbewijs
vervalt, indien het stuk niet binnen vijf jaren, te rekenen
van den dag der uitgifte, ter uitbetaling is aangeboden.

Verg. over liet rechtsk.irakter van den postwissel, hierboven

bl. jmr-

Een postwissel en de daarop gestelde kwijting zijn authen-
tieke akten: Hof Amsterdam 18 Mrt. 1885, W. i\\°. 5214; Eb.
:Maastricht 19 Mrt. 1888, E. B. 1888 C bl. 47; Eb. Am-
sterdam 20 mt. 1889, AV. n°. 578G; — anders (het endosse-
ment en de kwijting op een postwissel zijn onderhandsche ge-
schriften) Hof den Haag 9 Doe. 1882, E. B. 1883 C bl. GO.

De postwetten van 1891 en 1881 zijn alleen van toepassing
op het binnenlandsche verkeer (art. 25 wet v. 1891, art. 9
wet
V. 1881). Het verkeer met de verschillende tot de na te
noemen overeenkomsten toegetreden Staten wordt geregeld
door het Algemeen Postverdrag betreffende de uitwisseling
van brieven, briefkaarten, gedrukte stukken van allerlei aard,
akten en geschreven bescheiden en monsters van koopwaren
(g4^teekend voor Nederland en de Nederl. koloniën); de Over-
eenkomst betreffende de uitwisseling van brieven en doosjes
met aangegeven waarde (g^teekend voor Nederland en Nederl.
Indiö); de Overeenkomst betreffende den dienst der postwissels
(g 4/ voor Nederland en de Nederl. koloniën); do Overeen-
komst betreffende den dienst der invordering van gelden oj)
kwitantiën en handelspapier (getr^.voor Nederland en Nederl.
Indië); do Overeenkomst betreffende de levering van abonne-
menten op nieuwsbladen en tijdschriften door tusschenkomst
van de post (g«y voor Nederland); het Verdrag betreffende
de uitwis-seling van postpakketten (ge^\'\'voor Nederland en de
Nederl. koloniën). Al deze verdragen en overeenkomsten zijn

27

-ocr page 148-

-410

onderteekend te Rome 26 Mei 1906 en bekendgemaakt bij
K. B. van 27 Aug. 1907, S. n°. 289. Ter uitvoering strekken
de K. B^n van 16 Sept. 1907, S. n°. 251 (overeenkomst be-
treffende de postpakketten), en 80 Sept. 1907, S. n®. 260, gew.
bij K. B. van 5 Febr. 1909, S. n°. 24 (alle overige overeen-
komsten). De porten e>
n roohtOH, verschuldigd voor het recht-
streeksch vervoer over zee van brieven en andere stukken tus-
schen het Rijk en zijne koloniën en bezittingen in Oost- en
West-Indië (zoogen. „zeepost"), zijn vastgesteld bij K. B. van
y ,m
gept. 1907, S. n°. 26/. Met België is een afzonderlijk
d Postverdrag gesloten te \'s-Gravenhage 19 Sept. 1907, bekend-

gemaakt bij K. B. van 27 Sept. 1907, S. n°. 259.
Zie voorts hierboven bl. 36.

§ 53. DE TELEGRAAF, DE TELEFOON EN DE
FONOGRAAF.

De telegraaf.

A. v. d. Does de üïe, overeenkomsten gesloten door middel
van brieven, boden, openbare aankondigingen of telegrammen,
Prft. 1860. — P. J. v. Bevm.1., de vergoeding der schade ont-
staande uit het niet richtig overkomen van telegrammen, Prft.
1862. — O. Asseh, de telegrafie en hare rechtsgevolgen, Prft.
1866. — C. M. J. AVilleumiek, het telegraafrecht, 1867. —
F. Meili, das Telegraphenrecht, dr. 1873 ; — die Télé-
graphié und Telephonie in ihrer rechtl. Bedeutung für die
kaufmännische AVeit, 1892. — Schott, in Enuem.vnn\'s Hand-
buch, dl. 3, ■ §§ 372—375. — G. [Maas, der A^^rtragsschluss
auf elektrischem Wege, 1889. — .1. A^vléry, des contrats par
correspondance, 1895; — de la preuve des contrats par corres-
pondance, in Ann. do dr. comm. 1892, 11 bl. 66, 116, 157. —
Zie verder voor literatuur ]Meim, das Recht der modernen
Verkehrs- und Transportanstalten, bl. 101 vlg.

Wet van 11 Jan. 1904, S. n®. 7, gew. bij de wet van 2 Jan.
1905, S. n®. 2 (Telegraaf- en Telefoonwet 1904, S. n°. 7).
Reglement voor den dienst der /ijkstelegraaf, vastgesteld bij
K. B. van \'■d Jun
i 190!), G. n^ 199/.

Kommentaar d(^r Tolegrajif- en Telefoonwet door A. K. R.
Collette, 1905.

Staatsaanleg en .staatsexploitatie, doch niet staatsmonopolie.
Bijzondere personen hebben conces.sie noodig\' voor den aan-

IjO , tM,. tr.

l ^Mf, /\' 1.1 Kr,

-ocr page 149-

11

• - ■ c;.-. ^.üfï\'A\'iJaZ... -r - ■ .

 I \' It \' K\'

S^ : V;. -i:. ■ - -V , V . ■ \' ■ ■ v

■ - -

m

leg en de exploitatie van telegrafen en telefonen, bestemd
voor het openbaar verkeer, alsmede goedkeuring der regee-
ring op hunne tarieven en goedkeuring van den Minister
op de voorwaarden van het gebruik, de dienstregelingen en
de regelingen der looneu en diensttijden van het bedienend
personeel, art. 2 der wet van 1904.

Art. 14 bepaalt dat het aan een ieder geoorloofd is van
telegrafen en telefonen gebruik te maken, tenzij voor het
overbrengen van telegrammen of het voeren van gesprek-
ken in strijd met de veiligheid van den Staat, de open-
bare orde of de goede zeden. Er bestaat dus voor den onder-
nemer eene verplichting tot het sluiten van de vereischte
overeenkomsten.

De Staat en de concessionaris zijn niet aanspi-akelijk voor
schade, ontstaan door den dienst van telegrafen en telefonen,
behalve in de gevallen, bedoeld bij de artikelen 374 en 375
W.
V. Sr.; art. 17.

Als regel worden de seinkosten van den afzender geheven;
deze is verplicht tot betaling van de kosten, welke de geadres-
seerde verschuldigd is, maar niet vergoedt, of die van hem
niet kunnen worden ingevorderd, omdat hij niet te vinden is,
artt. 18 en 20 Regl. v. d. dienst.

Het ontvangen telegram is eene schriftelijke mededeeling,
door de tclegraafonderneming aan den ontvanger, van een
bericht dos afzenders. Het heeft niot do bewijskracht van een
door den afzender onderteekend authentiek of onderhandsch
geschrift. Het bewijst alleen wat als een bericht des afzenders
door do telegraafondernoming is medegedeeld. De ontvanger
moot bij ontkentenis door den afzonder bewijzen, dat door
dezen of op diens last het bericht, in het telegram vervat,
ter overseining is aangeboden. Verkeerde overseining staat
gelijk met verkeerd overbrengen van oen boodschap.
Willku-
mieu,
bl. 110 vlg. Erkent do afzender den inhoud van hot
ontvangen telegram als van hem afkomstig, dan is oeno
schriftelijke wilsverklaring aanwezig. Verg. art. 12 al. 2 Zw.
OblR., § 127 DBW. en artt. 45 en 47 lUil. Hwb.

-ocr page 150-

-412

De afzender is bevoegd de verklaring der echtheid van zijne
handteekening in het telegram op te nemen, art. 14 al. 3 Regl.
v. d. dienst.

Rb. Tiel 7 Mei 1909, W. n°. 8886: als de ontvanger van
het telegram om telegrafisch bericht heeft gevraagd, is verkeerde
overseining te beschouwen als het verkeerd overbrengen van
een bericht door een bode van den ontvanger.

Zie, behalve de hierboven aangehaalde werken: Lyox-Caen
en Eestault, a. w., dl. 3, ^ n°. 23. — nietsciurann,

zum Problem einer Telegrammversicherung, in Zft. f. d. ges.
Vers.-Wft., dl. 10.

t^.yr Artt. 1202 al. 2 B. W., 82 en 88 K. bepalen voor de daarin

^. üs^ <>-.J genoemde gevallen, dat bericht per telegraaf geldt voor be-

hoorlijke kennisgeving.

Het telegrafisch verkeer met het buitenland is\'geregeld bij
de Internationale Telegraafovereenkomst van St. Petersburg
van 22 Juli 1875 (K. B. van 1 Juni 1876, S. n°. 112) en bij
bijzondere overeenkomsten met enl^e Staten; het radiotele-
grafisch verkeer bij é^ International Radio-telegraa
fovoreen oej&z^
be
n^jt met daarbij behoorend^ nanvullirig.s^ ei\'bintcni.\'j en slot-
protokol,
3 Novomber lOOp" to Berlijn gesloten (K. B. van
lOOÖ, n 11". 07). tb\'L.

De telefoon.

.1. E. .Jacob.s()x, de telefonie van privaatrechtelijk 8tand])unt
bezien, Prft. 1893. — H. BuuNAni), de la téléphonio, 1884. —
(t. Vidal, Ie téléphone au point de viie juridique, 1886. —
Meilt, das Telephonrecht, 1885. — Schott, in
Handbuch, dl. 3, § 375. — Joekges, zum Eecht des Fern-
sprechverkehrs, in Zft. f, d. ges. ]Ir., dl. 56, bl. 44. — Norsa,
il telefono e la legge, 1883.

De wet van 11 .lan. 1004, S. n°. 7, regelt zoowel de tele-
foon als de telegraaf. Op de telefoon is het hierboven, bl,
410 vlg., gezegde van toepassing.

De vroeger • betwiste vraag, of telefoondraden over eens
anders grond mogen worden ges[)annen, is opgelost door art-
7 der wet van 1904.

Art. 7. „Onverminderd het bojjaulde bij artikel 4 is een ieder
verplicht den aanlegen do instandliouding van drach-n ten behoeve

-ocr page 151-

S.

%
h

/■-cw \' \'\'

van telegrafen en telefonen boven openbare en andere gronden,
gebouwen en wateren, mits zonder aanhechting of aanraking
en behoudens recht op schadevergoeding, te gedoogen".

De Rijkstelefoondienst is geregeld bij K. B. van 9 Juni
1904, S. n". 117, gew. bij K. B. van 28 Aug. 1905, S. n°. 257; (ßc^, ^

De overeenkomst, gesloten door middel van de telefoon, moet ^^
geacht worden tot stand te komen tusschen aanwezigen, ter
plaatse waar degene die te dien einde is opgeroepen, zich be-
vindt.

§ 147 al. 1 DBA7. — Lyox-Caex en Renaclt, t. a. p.,
nos. 19^\'«, 28. — Jacobson, bl. 173 v.

De fonograaf.

J. WoLTEiiBEEK ]\\luLLEn, de phonograaf in het rechtsleven,
Prft. 189.\'>. — J. A\'alérv, in Ann. de dr. comm. 1890, II,
bl. 95.

Hetfonogram is eene opteekening van hetgeen iemand spreekt
en staat als zoodanig gelijk met een door den spreker niet
eigenhandig geschreven en niet onderteekend onderhandsch
geschrift.

De telefonograaf kan worden gebruikt om telefonische ge-
sprekken weer te gevfn. .

§ 54. BRONNEN EN LITERATUUR VAN HET
ZEERECHT.

Het zeerecht. — Cosmopolitisch karakter.
Hroniien.

Uitvoerige opgaven bij dk Wal. dl. 2, Inl.; bij Waonek,
Handbuch des Seerechl«, §§ 5—12, met vermelding der verschil-
lende uitgaven en van de literatuur, on bij I3es.taui)1N8, Intro-
duction historique u Tétude du droit commercial maritime, 1890.
ör/>A-*cÄ recht, o.a. bij Demdstuknks, rede tegen Lakritos, II, 925.

liomeinsch recht: Dig. 4, 9 (nautae, caupones, «tabularii ut
recopla restituant); 47,5 (furti adversua nautas, caupones, sta-
bularios); 47,9 (de incendio, ruina, naufragio); 14,1 (do oxer-
ciloria actione); 14,2 (de lege Rhodia do jactu); 22,2 (de
nautico faenore); Cod. 4,25 (de exercitoria et institoria actione);
l-,33 (do nautico faenore); 11,(5 (de naiifragiis). Nov. 10(5 en
110. — I\'AunMsuH, collection, dl. 1, hl. 85 v. — 0. P. PrndEii
.Iii., de beperkte aanHprakelijkheid van den
schuldenaar i. h.
hedend. e. i. h. oudo zeerecht, Prft. 1889, §§ 33—1-7.

-ocr page 152-

c^ yt/iAiiUA. -c^^y^-t^^fc-t-«-^

i^t.^/- ^AA A.

„/^»^ e/^nrt^ ^^^ •

-ocr page 153-

Private Promotie in de

ri

van de^ Doctor*:

/f

^ .

i

* op dag, den />

5 I /

•or

/f

iç/^ , ten ß uur.

-ocr page 154-

-411

«

Basilica, Bk. 53 (einde eeuw), uitgegeven door ZACUAHiä
v. Lingexthal in Monatsb. kgl. preuss. Akad. d. Wiss., 1881.
Verg. ook Pardessi\'s, dl. 1, bl. 179 . v.

Het Pseudo-rhodische recht uit de eeuw (zg. voiiog \'^Po-
6uov vavTixog), bij Pardessus, dl. 1, bl. 231 v., en bij ZACHARiä
t. L., Jus Graeco-lîomanum, dl. 4, bl. 162 v. — AV. Ashbtjrner,
Nóiing Poôicov vavTixóg. The Ehodian Sea-Law, 1909. — Zie
ook ZACHARiä V. L., Geschichte des griechisch-röm. Eechts,
2^6 dr., 1877, bl. 292 vlg. ; — Burger, a. w., hfdk. III.

Middeleeuwsche bronnen.

1°. Ordinamenta et consuetudo inaris, édita per consules civi-
tatis
Trani van 1063 ? ; volgens Sciiatjbe, das Konsulat des Meeres
in Pisa, bl. 277 v., en Neue Aufschlüsse über die Anfänge des
Consulats des Meeres, in Dt. Zft. für Geschichtswft., 1893,
bl. 223 v., van 1453. Oudste Hs. uit het begin der 16\'lo eeuw.
Alianelli, delle antiche consuetudini e leggi marittime delle
provincie Napolitane, 1871, bl. 53 v. — Schupfer, Trani ed
Amalfi, in Eivista ital. di scienze giur., 13,2.

2°. De Tabula Amalphitana. Latijnsch-Italiaansch handschrift
(21 en 45 artikelen); het latijnsche deel van vóór 1131?
(ScHUPFER, t. a. p.), volgens Schaure, das Konsulat des Meeres
in Pisa, bl. 276, afkomstig uit de 15*^® eeuw.

3®. De Assisen van Jeruzalem. Livre des Assises de la Cour des
Bourgeois, verzameld tusschen 1173 en 1180. Beugxot, recueil
des historiens des croisades, lois, dl. 2, 1843. — II. L,
Zeller, Samml. älterer Seerechtsquellen. H. 4. Die Assisen von
Jerusalem, 1910.

4°. Het zeerecht van Pisa. Het constitutum (legis et) usus,
oudste redactie van 1233 met bepalingen uit do tweede helft
van de 12\'^® eeuw; de breve curiae (ordinis) maris van 1297.
Fr. Bonaixi, statuti inediti della città di Pisa, 3 dl. 1859—
1870. — A.
ScHAUBE, zur Entstehungsgeschichte des pisani-
schen Constitutum usus, in Zft. f. d. ges. Hr., dl. 46, bl. 1 v.

5°. Het Consulaat der zee (eerst : costumes de la mar ; daarna :
libro del consolât del luar; Consolato del mare), een rechtsboek
waarschijnlijk omstreeks 1370 te Barcelona uit oudere bronnen
samengesteld. Oudste Hs. (Parijs) uit het einde dor 14<^o eeuw ;
/^wPV oudste Katalaansche druk
1494, eerste Italiaansche uitgave 1510.

A^ertaling in -het Nederlandsch van AVksterveex, I70i.[li. AVau-
ner, zur Entstehungsgeschichte des Konsulats der See, in Zfl;.
f. d. ges. Hr., dl. 29, bl. 413. — A. Schauke, neue Boitriig«*
zur Geschichte dos Konsulats des Meeres, in het Progranun v.
h. gymnasium te Brieg, 1891. — Betwkenis on geldingsgebied
* van het Consulaat.

\'S

w

ß-j.Vr\'

m

m

Vj

-ocr page 155-

-.35

\'«■VS»

f\'C.\'\'

ü

m.

j:

....

•lln

6°. Statuten of keuren van Venetië, Ancona, Genua, Arles,
■Marseille, Valencia, Tortosa en Barcelona, uit de 13\'^®, 14"^® en
15^® eeuw. — Predelli en Saceudoti, gli statuti raarittimi
veneziani fino al 1255, 1903.

7®. De Holes d\'Olcron (Rolles des jugemens d\'Oléron), eene
verzameling van beslissingen in zeezaken, waarschijnlijk reeds in
de 12\'\'® eeuw aan de AVestkust van Frankrijk in gebruik. Oor-
spronkelijk (gascognische tekst) 24 beslissingen; later (norman-
disch-bretonsche tekst) tot 47 beslissingen. Beteekenis en invloed
dezer verzameling. A\'^laanische vertaling onder den naam van
de Vonnissen van Damme of de zeerechten van TVest-Kapelle. —
H. L. Zeller, a. w., H. 1/3, 5. Das Seerecht von Oléron. — J. G.
Bibex, bijdrage tot de geschiedenis van het oud-Nederlandsche
zeeregt, in Bijdr. t. li. en AV. 1828, bl. 232 v. — C. A. üex
Tex, critische bewerking van den tekst der Vlaamsche zeeregten,
in Bijdr. v. R. en AA\'". 1830, bl. 33 v. — Tii. Kiesselbach,
der Ursprung der Róles d\'Oléron en des Scerechts von Damme,
in Hans. Geschichtsbl.Httern 190G, afl. 1, bl. 45. — P. de
Launay, Róles d\'Oléron, 1900.

8°. De zeerechtsbepalingen in de stadboeken van Kampen,
14<\'® eeuw, de oudste Nederlandsche bron van zeerecht. Uitgave
Naj«nix»a Uiter»i.ik, in de Overij-sselsche Stad-, Dijk- en Marke-
rechten, 1875.

9°. De Avisierdamschc Ordonmntic, eene verzameling van onge-
veer 30 bepalingen van zeerecht, — volgons R. AVaoxer, zur Ge-
schichte dor Quellen des Wisbuy\'schen Seerecht«, in Zft. f. d.
ges. Hr., dl. 27, bl. 393, in 1407 te Amsterdam door belang-
hebbenden opgesteld, — waarschijnlijk reeds vóór 1400 in Noord-
Nederlandsche zeehavens (.Amsterdam, Stavoren) in gebruik
gekomen. Een der oudsto handschrift<>n in het Privilegieboek
van Amsterdam (1412). .1. G. Hiben, t. a. p., bl. 4(59 v. —
C. A. men Tex, over handschriften van Oud-Nederl. Zeeregt,
en Kritische bewerking van den linkst der Amsterdamsche Ordon-
nantie, in Bijdr. t. R. en W. 1828, bl. 510 v.; 1830, bl. 170
v. — A. Teltixo, die all^niederliindischen Seerochte, 1907.

ü(> Amsterd. Onlonnautie en de 24 A\'onnissen van Damnu;
bekend onder den naam van het
Waterrechi CWat<.M\'rcciit te
Amst^^rdnm ende in Vlaenderen). I^ator werden aan hot AVater-
reclit bepalingen van Tiubecksch recht toegevoegd en werd alles
bij elkaiuler in 1505 te Kopenhagen uitgegeven onder don naam :
GotJamUch Walerrccht gemaakt (e AVisbuy (Wisbuysch zeerecht).
C. .1. Sciii.yteh, corpus juris Visbyensis urbici et niaritimi
(Sämling af Sverigcs gainla I/agar, dl. S), 1S53. — Holtiuh,
over AVisbuy en het Wisbuysche zeeregt, in flescliicd- en regts-
kundige verhandelingen, 1853. — C. I>. MniuKH .lu., oude

-ocr page 156-

-410

Hollandsche zeevaart-uitgaven, in Tijdschr. v. boek- en biblio-
theekwezen, 1909.

10°. Hamburgsch en Lubecksch zeerecht. Het Hamburgsche
scheepsrecht uit de 13"^® eeuw. J. M. Lappenberg, die ältesten
Stadt-, Schiffs- und Landrechte Hamburgs, 1845. — Daarne-
vens bepalingen der Hansa-recessen uit de 14<l® en 15\'^® eeuw.

Nieuwere bronnen.

Frankrijk. — De Guidon de la Mer, een rechtsboek tegen
het einde der 16^® eeuw in Nd. Frankrijk samengesteld (voor-
namelijk zeeverzekeringsrecht). De Ordonnance de la Marine
van 1681.

Spanje. — Verschillende verordeningen van de „Casas de con-
tratacion" (Kamers, tevens rechtbanken, van Koophandel) van
Sevilla, Burgos, Bilbao en St. Sebastiaan. Herziene Ordonnantie
van Bilbao van 1737. E. Gr. de Quevedo y Concellon, Ordenan-
zas del Consulado de Burgos de 1538, 1905.

Nederland. — Ordonnanties op \'t faict (van) der Zeevaerdt
van 29 Jan. 1549, 19 Juli 1551 en 31 Oct. 1563. De keuren
van Amsterdam, Eotterdam (vooral de Ordonnantie op het stuk
van Asseurantie ende van Avarijen mitsgaders van Zeezaken van

9 Oct. 1721) en Dordrecht. De Costumen van Antwerpen. Het
Friesche Landrecht (Statuten, Ordonnantiën en Costumen van
Friesland) van 1602 en 1723. P. v. d. Hoeven, bijdrage tot
de geschiedenis van het Nederlandsche Zeeregt, in Ned. .Jaarb.
v. E. en "VV. 1840, bl. 553 v.

Buitschland. — De Hansa-recessen van 1591 en 23 Mei 1614.
Seerecht für das Königreich Preussen van 11 Dec. 1727. Alge-
meen Landrecht voor Pruisen van 5 Febr. 1794, dl. 2, tit. 8.

Denemarken. — Zeerecht van 1561, in 1683 vervjingen door
boek 4 van de Danske Lov.

Zweden. Zeerecht van 1667, gewijzigd in 1748 en 1750.

Hedendaagscli recht.

Engeland. — Merchant Shipping Act van 1894, sedert her-
haaldelijk gewijzigd, het laatst in l-ÖO^; Bills of Lading Act
van 1855.

Vereenigde Staten van Amerika. — Eevised Statutes van 1873,
titel 48—56, sect. 4131—4691.

Frankrijk.. — Het 2\'^" boek van den Code de commerce, ge-
wijzigd bij de wetten van 14 Juni 1841 (over hot abandon),

10 Juli 1885 (over de hypothèiiuo maritime, tor vervanging v. d.
wet van 10 Dec. 1874), 12 Aug. 1885 (tot wijziging van ver-
schillende artikelen), 24 Mrt. 1891 ("artt. 435 en 436), 14 Doe.
1897 (artt. 407 en 433). Wet van 17/20 April .1907 overdo

c \'

1, f ^^ /AV tA.

K -/ //ft- Mjt^vû/c^y.^ ^^vt^.^Wi-î\'î^ / e^Z,

■j. j!

-ocr page 157-

-232

veiligheid van de zeevaart en de regeling van den arbeid ïian
boord van koopvaardijschepen.

België. — Wet van Aug. IS79, gew. bij do Wet van /y
10 Febr. 1908. Xieuwe tekst van 4 Sopt. 1908*^

DuihcMa/ul. — Het ó«\'" boek v. h. A DHgb. van 1860; artt.
432—438, gewijzigd door do wet op de nationaliteit der zee-
schepen van 25 Oct. 1867 ; tit. IV en art. 453 vervangen door
de Seemannsordnnng van 27 Dec. 1872. liet 4"^® boek van het
IIwb. van 1897, gew. bij de wetten van 2 .luni 1902, 12 ]\\lei ï

1904 en 30 IMei 1908^ Wet op de nationaliteit der zeeschepen

van 22 Juni 1899. Zeemanswet van 2 .Tuni 1902, gewijzigd f

23 :Mrt. 1903 en 12 ]Mei 1904. AVetten op de binnenvaart

van 15 Juni 1895, gew. door art. 12 van de wet tot invoering *

van het llwb. van 10 jMei 1897 (nieuwe tekst van 20 jMei 1898),

en op de vlotvaart van 15 Juni 1895. |

Skandiiiarisclie seewet voor Denemarken (1 April 1892, met
aanv. van 10 Dec. 1896), Zweden (12 Juni 1891, vervangende
de zeewet van 23 Febr. 1864) en Noorwegen (20 Juli 1893,
vervangende de zeewet van 24 Mrt. 1860).
^ Finland. — Zeewet van 9 Juni 1873.

llroiiii en verzamelingen. \'

\'t Boek van do Zeerechten, 1591. en later herhaaldelijk (E.
Moes en C.
V. Buikieu Ju., de Amsterd. boekdrukkers en
uitgevers in de 10<lo eeuw, dl. 3, bl. 299). — Cleihac,\' Vs et
coutumes de la mor, 1647 en later. — J. A. Exgeluhecht,
corpus juris nautici, 1790. — A. oe Cai\'Many y J)E
]MoyrAi,.vu, ;

codigo de las Costunibras maritimas do Barceloiui, etc., 1791.—
.1. PA.RnEssrs, collection de lois maritimes antérieures au
XVIIP siècle, 6 dl., 1828—1845. — Tr.vvehs Twiss, Monu- j

monta jnridiea. The black book of tho admiralty, 4 dl., 1871—

1876. — ;M. Tii. Goudsmit, Geschiedenis van het Nederland- ^

scho zeerecht, dl. 1, 1882. — Verg. AVaoneh, Handb. des
Seerecht«, § 4.

Literatuur.

(de Wal, dl. 2, Inl. Mfdk. 5; Waonek, §§ 13—15.)
Benv. Stuaccha, do nantis, navibus ot navigatione, 1553 en
lator. — .1. liOCCKNirN (f 1677), do jure maritimo et navali,

1651. — Kr. Styi\'mann (f 1650), do jure nuiritimo et nautico,

1652. — R. ivVRicKE, jus maritinuim lianseaticum, 16(57. —
C. Tahoa, ponderazioni «opra lo contnitla/.ioni nuiritlime, 1692. —
II.
liANOENiiECK\', Annu\'rkungen über das Ilamburgische SchilV-
und Seerecht, 1727. — 11. Weddkukoi\', introductio in jus nau-
ticum, 1757. — H. J. Vamn (t 1765), nouveau conunontaire
sur l\'ordonnance do la marine 1681, 2 dl., 1766; uitg. door

-ocr page 158-

-233

Bécane, 1829. — B. M. Emérigon (f 1/84), traité des
assurances et des contrats à la grosse, 2 dl., 1783; uitg. door
Boulay-Patv, 1827. — Dom. Alb. Azuni (1749—1827), Sis-
tema universale dei principii del diritto marittimo dell\' Europa,
2 dl., 1795.

nederlaixd. — Quintyx Weïtsen (f 1565), tractaet van
Avarven, geschreven tusschen 1554 en 1565, uitgegeven 1617. —
P. Peckiüs (t 1589), in titulos Dig. et Cod. ad rem nauticam
pertinentes comnientarii, 1556, uitg. met aanteekeningen van
Yinnius, 1647. — Taco a\'. Glins, Aenmerckingen onde Bedenc-
kingen over de zeerechten uyt het placcaet van Köninck Philips,
1665. — Adr. Verweb, Nederlants Seerechten, Avaryen en
Bodemeryen, 1711. — Barels, advysen over den koophandel
en zeevaert, 2 dl., 1780.

Nieuwere literatuur.

ingeland. — Cii. Abbot (Lord Tenterden) f 1832, a treatise
of the law relating to merchant ships and seamen, 1802, 14\'^® dr.
door .T. P. en B. Aspinall en H. S. ]Moore, 1901. —I^Iaclach-
lan,
Ion the law of merchant shipping, Jtâî-djx—— Lee,
the laws of british shipping, dr. door .1. A. Hamilton,

1903. — A. Saunders, maritime law, 1901. — Pritciiard,
Digest of Admiralty and Maritime Law, 3<5o dr., 2 dl., 1887. —
E. G. Marsden, a complete digest of cases relating to shipping,
admiralty and insurance law down to the end of 1897, 1899. —
Uitgaven van do Merchant Shipping Acts met noten van
TE>r-
perley, dr. 1907, en .1. D. White, 4^® dr. 1908.

Frankrijk. — P. S. Boulay Patv (f 1830), cours de droit
commercial maritime, 4 dl., 1821—23, 2^® dr. 1834. — Ed.
Dufour, droit maritime, titres 1 et 2 livre II C. d. c., 2 dl ,
1859. — Cresp en L.vimix, cours de droit maritime, 4 dl.,
1876 vlg. — A.
DE.s.tard1ns, traité de droit commercial mari-
time, 9 dl., 1878—1890. — L. de Valrooeiî, droit maritime,
commentaire du livre II C. d. c., 5 dl., 1882—1886. — A. de
CouRCV, questions de droit maritime, 4 dl., 1877—1887. —
1). Dan.ton, éléments de droit maritime commercial, 1893.

Duiüchland. — IMeno PöHls, Darstollung des Keerechts nach
gemeinem u. hamburgischeni Eechte, 3 dl., 1830—1833. —
C. v. Kaltenborn, Grundsätze des praktischen europ. Seorechln,
2 dl., 1851.^ W. Lewis, das deutsche Seerecht, 2<Jo dr. 1883/8;
nieuwe bewerking door E. Boven», 2 dl., 1897, 1901. —
Endemann, Handb. des dt. Handels-, See- u, Wechsel recht«,
dl. 4, 1883. — E. W
.UJNEH, Handbuch des Seerechts, dl. 1,
1884, dl. 2 door ^I. Paim\'
KNHEIm, 190(5. — V. Ehuemieiio,
beschränkte Haftung des Schuldners nach See- ^und Handels-

Se. ,

-tXcu^\' C^ oU. t, ^cc; M,

1

h

-ocr page 159-

■IH)

I recht, 1880. — A. Sieyeking, das deutsche Seerecht, 1907. —

E. Brodmann, die Seegesetzgebuug des dt. Eeiches. Kommen-
tar, dr. 190.5. — G-. Sciiaps, das deutsche Seerecht. Kom-
mentar, 1906.

Belgic. — V. Jacobs, le droit maritime beige. Commentaire.
1889/91.

Italie. — E. Vij)ari, il diritto marittimo italiano, 2 dl., 1891.
— U. pipia, trattato di diritto marittimo, 2 dl., 1901.

Vereenigde Staten van Amerika. — E. P. Wiieeler, the
j modern law of carriers, 1890. — T. Parsons, a treatise on ma-

ritime law, 2 dl., 1859.

Voorts de algemeene werken, vermeld in §§ 2 en 3.

L. Hennebicq, princii)cs de droit maritime comparé, 1° par-
tie: le navire, 1901; 2® partie: l\'armement, 1910. — P. C.
Autran, revue internationale de droit maritime, sedert 1885.—
E. de Eyckere e.a., le droit maritime. Eevue mens., sedert 1910.

§ 55. ZEESCHEPEN.

Ontw. Wetb. v. Kph. van 1809, artt. 226—232; Code de
, comm., artt. 190—196; Wetb. v. Kph., artt. 309—319, 748

\' —750.

M. H. s\'Jacob, over schepen en derzelver regtsgevolg, in Ned.
Jaarb. v. Egl. en AVetg. 1850, bl. 267 vlg., 517 vlg. — A. AV.
^ Schippers Jr., bijdragen tot het privaatrecht der zeevisscherij.

Prft. 1900.

»

Opschrift van het Boek Wetb. v. Kooph.: „van de regten
en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende".

Zeeschip in den zin der wet: „een schip dat de buiten-
wateren bevaart", „dat gebruikt wordt tot de vaart op zee,
do binnenlandsche zeeën en de wadden daaronder niet begre-
pen", zie artt. 748 en 740 K.; visschers-, loods-, reddings-,
slee])- en pleiziervaartuigen zijn niet uitgesloten.

Sleepbooten: Kb. Middelburg 7 iAla«rt 1883, W. 1893
(scheopsverklaring). — Visschersvnartuigon : zio hierover de
Pinto (zeevisschersvjwirluigen zijn niet zeeschepen) en Kapi\'Eijne
v. d.
CoPl\'Ei,t.<) (zeovisschersvaartuigen zijn wel zeeschepen) in AV.
nO«. 2126, 2130 en 2134; — Schipvkhs, a. w., bl. 2—30,
betoogt op historische gronden, dat zei\'visschorsvaarltiigen zee-
\' schepen zijn. — Eb. Middelburg 5 l-\'ebr. 1879, AV. n®. 4368

(vischsloepen zijn zeeschepen); — anders: Kb. |{otlenlam 9
Apr. 1879, W. n®. 4380.

-ocr page 160-

-237

De wet kent stoomschepen niet en past niet voor het tegen-
woordige scheepvaartbedrijf.

AVelke veranderingen in ons zeerecht zijn noodzakelijk of wen-
schelijk geworden ten gevolge van de toenemende stoomvaart?
Praeadvies van E. IS". Eauusex in Hand. Ned. Juristen-Ver.
1879, dl. l.

Met zeeschepen worden gelijkgesteld „schepen en vaartuigen,
welke de rivieren en binnenwateren bevaren, en tevens van
buiten \'s lands komen of naar buiten \'s lands bestemd zijn",
art. 748 K. Zij zijn aan het zeerecht onderworpen „in het
algemeen en naar de omstandigheden", d. w. z. tenzij de toe-
passing niet mogelijk of niet verstandig zou zijn, ter beoor-
deeling van den rechter.

M. C. L. Lotsv, beschouwingen over de binnenvaart, Prft. bl. 21
v. — Ivgt. Groningen 17 Mrt. 1898- P. v. J. 1898 n°. 53. —
H. E. 28 Febr. 1815, W. n°. 601 (aan den rechter is overgelaten
in ieder geval te beoordeelen of het zeerecht behoort te worden^
toegepast). — Zie voorts Hof Zeeland 15 Dec. 1874, AV. n°.
3872, en Eb. Nijmegen 29 Juni 1875, AV. n°. 3873.

„Behoudens de reglementen en verordeningen op de vaart
van zoodanige schepen en vaartuigen wettiglijk vastgesteld."
Bedoeld zijn voor den Eijn: de herziene akte omtrent de Eijn-
vaart v. 17 Oct. 1868, gesloten tusschen de Eijnoeverstaten
(AVet v. 4 April 1869, S. n°. 37, en K. B. v. 3 Mei 1869,
Ö. n°. 75), met do daarbij behoorende additioneele verklaring
van 18 Sept. 1895 (wet v. 30 Dec. 1896, S. n°. 243) en de
wijzigingsovereenkomst van 4 Juni 1898 (wet v, 8 Apr. 1899,
S. n°. 93 ; K. B. v. 13 Dec. 1899, S. n®. 277), benevens hct/R^
iHoat van politic ^-uui de ■süicepv.iait uii du ^lulvaait up den Eij n,
met inbegrip van de AVaal en de Lok, K. B. v.
7 App.-t^Ht^
S n° 1?», gow. on aangwt, K. B. v. 2Ü Ott. 1900, 8. jt". 2t)t5,
ni \'
M Apr Si . 1 Vft^ — voor de Mor we do, do

Noord en de Nieuwe jMaas: regl. v. politie v. d. scheep-
vaart e. d. vlotvaart, K. B. v.^
\'^S Sept.JOOó, S. n®. 277, gcw.
K^-ü
sn V. 11 Juni 1007 iS.^n®. 145, 23 Üct^-9a7—S.--
; " .iJ 2 :MiI. 1909 M. li". voor de lAlaas: art. 9 van

vredestractaat mot Belgii^ v. 19 Apr. 1839 (K. B. v. 22
Juni 1830, S. n®. 26), Hfdk. 2, afd. 4 v. h. tractaat v. 5 Nov.
1842 (Wet v. 1. Febr. 1843, S. n®. 3) v.n hot internationaal
politic- en scheepvaartreglement v. 20 Mei 1843 (Iv. B. v. 9
Sept. 1843, H. n®, 45), gew. bij overeenkomst vaii 31 Oct.
1885 (K. B. v. 12 Fobr. 1886, S. n®. 36)^ — voor de

/ôCày^^^y cJ- ^^^

l e/ S. fC

-ocr page 161-

1 -

t

--"Si-jr

Schelde: art. 9 van het voormelde vredestractaat, Hfdk. 2,
afd. 1 van het aangehaalde tractaat v. 1842 en het reglement
betrekkelijk de scheepvaart op de Schelde van 20 ]\\[ei 1843
(K. E. v. 9 Sept. 1843, S. n°. 45); —voorts het Algemeen
reglement van politie voor rivieren, kanalen, havens, sluizen,
bruggen, en daartoe behooi-ende werken, onder beheer van^het
Kijk. K. B. van 13 Aug. 1891, S. u°. 158, sedert herhaaldelijk
gewijzigd, het laatst bij K. B. van jt
ö Nov. 1009, 072-; ;lo .^^, >>•

benevens tal van bijzondere reglementen. fu^i^t. t^

H. j)k Ranitz, de Eijnvaartacte. Prft. 1889. ^

^ti

Op schepen en vaartuigen, welke hij uitsluiting gebruikt
worden voor de binnenlandsche vaart (art. 749), zijn de artt.
750—763 van toepassing.

Verleent aan het schip elke reis een tijdelijk karakter of do
doorgaande bestemming een doorgaand karakter of is één reis
naar het buitenland beslissend?

voouduix, Wetb. v. Kooph., dl. 3, art. 748, aant. III en
TV; art. 749, aant. 1 en 11. — Kist, dl. 5, bl. 443: één reis
naar buiten \'s lands stelt hot schip gelijk met een zeescliii). —
Anders Asseu e. a., op art. 748: de reis welke wordt afge-
legd, beslist.

Wat het bevrachtingscontract, het vervoer, betreft (bijv. de
bepalingen omtrent lading en lossing) is elke reis beslissend:
zie Kb. Amsterdam 11 Mrt. 1890, W. n°. 5848 (art. 94
al. 1, niet art. 487, is van toepassing, als een schip, bestemd voor
do binnen- cn buit^Milandschc vaart, een binnenlandsche reis
maakt); — evcnzoo Rb. Nijmegen 29 Juni 1875, b. a. (lig-
dagen);/^ zie voorts Rb. Amstordam 30 Oct. 1891, i\'. v. .1.
1892 n°. 32 (bewijskracht der scheepsverklaring in een aan-
varingszaak); — anders Kb. Arnhem 23 Juni 1S73, W. n®. 3(503,
en 20 Apr. 1875, W. n°. 3847 (ligdagen: een schip nu en
dan buiten \'h lands varende moot steeds wonlen beschouwd als
een zeeschip), ca-ss. vorw. II. H. 2 Juni 187(5, W. n®. 3990;
— Kgt. l Amsterdam 11 Mrt. 1892, W. n®. (5177, on Hb.
Breda 8 Juni 1897, AV. n®. 7077 (ligdagen).

Dl\' liuid- en lostijden zijn voor allo Hchepen welke do rivieren
on hinnonwaforon Ix^varon, zoowol do in art. 748 als do in
art. 719 gonoomdo, op dozelfdo wijze genageld bij do wet
van 2 Mei 1897, S. n®. 140, t«t wijziging dor artt. 748 (>n
755 K.

Wat bk. 2 tit. 1 W. v. K. betreft, beslist iu\'t foit dat hot
Hcliip ook wol gebruikt wonlt voor do vaart o|) hot buitenland.

-ocr page 162-

-422

Andere wettelijke bepalingen geven andere omschrijvingen
van zeeschip. Zie de wet op de zeelmeven, hieronder bl.
423, en het Reglement tot voorkoming van aanvaring op de
openbare wateren in het Rijk van 18 Mei 1892, S. n°. 102,
art. 1: zeeschip is een vaartuig bestemd om de zee te bevaren.

Op een vlot kan het recht betreffende schepen slechts in het
algemeen en naar omstandigheden worden toegepast.

Hof Arnhem 20 Dec. 1909, AV. n°. 905.5: een vlot moet
worden beschouwd als een vaartuig in den zin van art. 718 K.,
al vinden niet alle bepalingen van het AVetb. v. Kph. toepas-
sing. — Anders Lotsy, bl. 14 v.: een vlot is geen schip.

De grootte van het schip is van invloed 1°. bij de executie
van.
alle schepen, artt. 566 en 573 Rv.: schepe» grooter dan
10 lasten en schepen van 10 lasten of minder; 2°. bij de levering
van schepen, bestemd voor de
binnenlandsche vaart: levering
door inschrijving alleen bij schepen van 10 lasten of meer,
art. 750 1°. K. ;(3°. bij art. 27 van de wet, houdende bepa-
lingen omtrent de huishouding en tucht op de
koopvaardij-
schepen v. 7 Mei 1856, S. n°. 32: op schepen kleiner dan 100
lasten in de kleine vaart behoeft een strafregister niet gehouden
te worden; 4°. bij de toepassing van de Schipperswet (S.
1907, n°. 244), voor de onderscheiding tusschen
groote vaart:
de vaart met koopvaardijschepen van meer dan 200 ton (2.83 M\'^)
bruto-inhoud, en
kleine vaart: de vaart met koopvaardijschepen
van 200 ton (2.83 M^.) bruto-inhoud en daar beneden (koop-
vaardijschepen in den zin der Schipperswet zijn do zeeschepen
in den zin der wet op de zeebrieven); 5®. bij de toepassing
V. d. algemcenen maatregel van bestuur tot uitv. v. d. artt. 5,
9 en 17 van de Schepenwet (K. B. v. 22 Sept. 1909, S. n®.
315), voor de onderscheiding tusschen
grook vaart: de vaart
met schepen van meer dan 200 ton (2.83 M-"^.) bruto-inhoud,
en
kleine vaart: de vaart met schepen van 200 ton (2.83 M\'\\)
bruto-inhoud en daar beneden.

Het casco en de kiel = het schip zonder het toebehooren,
artt. 574 en 593 K. Cascoverzekoring. Het scheepstoehehoirren
(tuig, takelaadje, staand en loopend want, ankers, zeilen, boo-

7

-ocr page 163-

/(T^ Zu- QeAenrJ.

i

4

/j^JoiJui^ otiv , /-«À« 1^e<LU4AjQnB-M

ten, enz.), art. 313 4° en 6° K.; in art. 593 genaamd „het tnig
en de takelaadje", in art. 574 „de takelmidje en het verdere
scheepstuig". De verschillende deelen van het toebehooren zijn
zaken op zich zelf, art. 4 6° K. ^ doch kunnen één geheel voi--
men: toebehooren als verzamelbegrip, artt. 574 en 593. Het
scMp zonder meer omvat het toebehooren, artt. 575 en 593
laatste lid. S c h e e p s schulden rusten op het .schip en het
toebehooren. De executie van een schip omvat het toebe-
hooren, art. 565 voorlaatste lid Rv.

Het schip heeft eene nationaliteit, een naam en eene
woonplaats (Heimatshafen, port d\'attache).

Nationaliteit.

T. G. H. Keitsma, do nationaliteit v. kooi)vaardijschepon, Prft.
1868.*— A. Tak vax Poortvliet, het recht van koopvaardij-
schepen tot het voeren der Nederlandsche vlag, Prft. 1896. —
AV. A. van Z1.ist, de nationaliteit van schepen uit een inter-
nationaalrechtelijk oogpunt, Prft. 1897.

Wet van 28 Mei 1869, S. n°. 96, betrekkelijk de afgifte van
zeebrieven en vergunningen tot het voeren der Nederland-
sche vlag, gew. bij de Invoeringswet tot het Strafwetboek van
15 April 1886, S. n°. (54^ /t^ eJL.t cu, o^t y

Regel: om de Nederlandsche vlag te mogen voeren moet een S ^

zeeschip voorzien zijn van een zeebrief. Zeeschepen in den zin ^ ^
der wet zijn: alle
schepen die buiten de tonnen in zee varen,
uitgenomen oorlogsschepen, vaartuigen van erkende zeilver-
eenigingen, vaartuigen in rljksdien.st, reddings- en visscher.s-
vaartuigen, en b
innenschepen die bij uitzondering buiten de
tonnen varen
, art. 1. Schepen, op voet van oorlog uitgerust,
kunnen geen zeebrief krijgen, art. 2 1. 1.

Voorwaarden voor het verleenen van den zeebrief, art. 2:
voor meer dan de helft moet het schip aan ingezetenen
van Nederland toebehooren of aan vennootscliappen onder
eene lirma of bij wijze van geldschieting, gevestigd in Neder-
land, mits ten minste de helft der vennooten of der comple-
mentaire ^vennooten ingezeten van Nederland zij, of aan naam-
loüZ(! vennootwhappen of rechtspersoonlijkheid bezittende ver-

-ocr page 164-

-424

eenigingen, beide opgericht of gevestigd in Nederland, mits
ten minste de helft der bestuurders ingezeten van Neder-
land zij. Wie ingezetenen zijn bepaalt art. 2 al. o, gehand-
haafd door art. 16 der wet van 12 Dec. 1892, S. n°. 268, op
het Nederlanderschap en het ingezetenschap.

Tnhoud van den zeebrief, art. 3 (o. a. naam, inhoud en
soort van het schip). Hij wordt uitgereikt door den Minister
V. Landbouw, Nijverheid en Handel (K. B. van 17 Febr. 1906,
S. n°. 35) op eene schriftelijke, met eed bevestigde verklaring
(zie voor het foi-mulier K. B. van 21 Sept. 1860, S. n°. 153,
gew. bij K. B. v. 33 Dec. 1875, S. n°. 242), dat het schil) voldoet
aan de voorwaarden in art. 2 gesteld, art. 4. Beëediging der
verklaring voor den kantonrechter, art. 5; bebalve de verkla-
ring moeten aan den kantonrechter worden oveijgelegd do
meetbrief, het bewijs van in- of overschrijving in do registers,
de koop- of bijlbrief. Zie voorts voor stoomschepen de Minis-
terieele beschikking van 21 Dec. 1903, Luttenberg, Chron.
Yerz. 1903, bl. 353.

Beteekenis van bijlbrief: 1°. (hier bedoeld) de verklaring
van den scheepsbouwmeester, dat het schip op zijn werf is ge-
bouwd, v. Hall, Bijdr. t.
li. en W., dl. 5 (1830), bl. J)7;
2°. de oorkonde over een geldopneming ten behoeve van den
bouw van een huis of van een schip, of over een schuld wegens
den bouw daarvan; zij geeft stilzwijgend onderzetting: «e Qkoot,
Inleydinge, bk. 2, dl. 48, § 13; verg. AVetb. v. Kph. van 1820
(1830), bk. II, art. O, n°. 8 (thans art. 313 8°. K.), en M.
11. \'s Jacoi), t. a. p., bl. 530 v. („de
hijl- of waterbrievcn waren
de akten, waarbij de maker, of hij, die het geld geleend had
om het schip te bouwen, een regt van speciaal hypotheek
erlangde"); 3°. de koopbrief van een schip, waarin de verkooper
zich voor den koopprijs het schip Iaat verpanden: v. ». Keessel,
thes. select, n®. 550; Bakels, advysen, dl. 1, adv. n°. 75.
v. I). LixnEX, regtsg. pract. en koopm. hbk., bl. 478, § IV,
noemt
hijlhrief de oorkonde over de verpanding van het schip

voor een bouw- of koopschuld.

Vervallen van den zeebrief, artt. 6 (!n 7 (o. a. door verloop
van vier jaren). V^erplichting om den vervallen zeebrief in te
zenden, art. 8; uitreiking van een nieuwen brief aHde eerste
is vervallen door verloop van tijd of door njiamsverandering

-ocr page 165-

ï-vK..

/

- Q

van het schip, art. 9. Voorloopige en buitengewone zeebrieveii,
artt. 10 en 11; tijdehjke vergunningen tot het voeren der Neder-
landsche vlag, art. 12(^De schipper moet den zeebrief ondertee-
kenen en altijd aan boord hebben, art. 13 der wet en art. 357
2° K. Ieder zeeschip moet, Nederlandsche havens of zee-
gaten in- of uitvarende, zijn bewijs van nationaliteit toonen,
art. 14; de schipper van een Nederlandsch schip, eene vreemde
haven binnenvallende, zijn zeebrief doen afteekenen door den
Nederlandschen consulairen ambtenaar, art. 15. Artt. 17—21
deels vervangen, deels gewijzigd, deels afgeschaft door de artt.
409 en 207 Sr., artt. 10 n°. 24, 11 en U der Invoeringswet
tot het Strafwetboek.

Naam.

De zeebrief vermeldt den naam van het schip, welke even-
als die van de plaats, waar het tehuis behoort (de woonplaats),
met duidelijke goed zichtbare letters op het achterschip moet
worden aangebracht, art. 16. Bij naamsverandering vervalt de
zeebrief, art, 6.

Woouplaats. Zie hieronder bl. 428.
.Meting.

Wet van 3 Juni 1875, S. n°. 101, tot afschaffing van het
vuur-, ton- en bakengeld, en nadere regeling der meting van
zeeschepen. De eigenaars, reeders of schippers van zeeschepen,
welke moeten voorzien zijn van een gewonen Nederlandschen
zeebrief, zijn verplicht hun schip te doen meten door de daar-
toe aangestelde Nederlandsche ambtenaren, wanneer zulks wordt
vereischt, art.
2. De eenheid is do kub. meter (scheepston).
Bovendien vermeldt de meetbrief den inhoud in register-
tonnen van
2.83 kub. meter. De meting geschiedt volgens
het stelsel van
Moousom, art. 3. De meetbrief moet worden
overgelegd bij de aanvrage van een zeebrief, zie hierboven bl.
424,
en aan boord aanwezig zijn, art. 8 dor straks te noemen wet
v.
1855, waarvan do 8trafbei)aling is afgeschaft ingevolge art.
der Invoeringswet tot het Strafwetboek.

K. B. van 21 Aug. 1875, S. n°. 146, tot regeling van do meting

28

-ocr page 166-

-420

van zeeschepen, gew. bij K. B®" van 13 Dec. 1887, S. n°. 216;
18 Sept. 1899, S. n°. 208;

Verg. voorts artt. 5—8 der wet van 14 Juli 1855, S. n°.
105, tot afschaffing van het tonnegeld der zeeschepen en hou-
dende bepalingen omtrent het meten derzelve. Artt. 2—4
dezer wet zijn ingetrokken bij de wet van 3 Juni 1875.

Zie over de meting van vreemde schepen: artt. 5 en 6 der
wet van 1875.

De meting van binnenvaartuigen is internationaal geregeld
bij overeenkomst van 4 Febr. 1898, te Brussel gesloten tus-
schen Nederland, België, Frankrijk en Duitschland: wet van
2 Jan. 1899, S. n°. 1; K. B. van 16 Febr. 1899, S. n°. 73.
De eenheid van inhoudsmaat is de kub. meter, en ter uit-
drukking van het laadvermogen de ton van 1000 kilogr. In
verband met deze overeenkomst is de meting der binnenvaar-
tuigen (d. w. z. van alle vaartuigen welke niet of slechts bij
uitzondering buiten de tonnen in zee varen, art. 1) geregeld
bij K. B. van 20 JuH 1899, S. n°. 164, gew. bij K. B. van 4
April 1910, S. n°. 94/

Het toezicht op schepen in het belang van de veiligheid is
geregeld bij de wet van 1 Juli 1909, S. n°. 219, houdende
bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen, tot het instel-
len van een onderzoek omtrent voorgekomen scheepsrampen
en omtrent maatregelen van tucht ten opzichte van schippei-s,
stuurlieden en machinisten (Schepenwet)/

De wet is van toepassing op zeeschepen in den zin van de
wet van 1869 op de zeebrieven (zie hierboven bl. 423), waar-
voor een zeebrief kan worden afgegeven, en op in Nederland
thuis behoorende schepen voor de schelpvisscherij, zeevis-
scher.s- en pleiziervaartuigen, dokken of andere dergelijke
drijvende voorwerpen, welke over zee worden gesleept.

Ieder schip moet voorzien zijn van een certificaat van
deugdelijkheid, af te geven door het hoofd van de schcepvtiart-
inspectie; ieder scbij), met uitzondering van vis.schersvaartuigen,
bovendien van een certificaat van uitwatering, af te goven
door een daarvoor benoemde commissie, terwijl alle schepen

?

icß-

f/T Li Ji^ftà: /j/i.,

^Ml A&^.^lYt (fiC^, ó^ft^u.^U\'-^ e^otirkcxAJul^^ ir. A,. /^vSt^

^fitiijiUA. trCrSvo^ ^^trcv eU, «tt/t^ -H-^-e.^eXjCoJ\'*-*\'*^ tr^

-ocr page 167-

^Z^UM^ U^A A a^ ^

^ K-.S. (^Auyit^:^^

OjU.

À

xS^ ^ fC.t^. t/7 2Z /ifej, 6. $(4 ^ ^ O^.

onderworpen zijn aan een voortdurend toezicht van de scheep-
vaart-inspectie.

De alg. maatregel van bestuur, tot uitvoering van de artt.
5, 9 en 17 der Schepenwet (K. B. van 22 Sept. 1909, S.
n .

3l9)rregelt

het onderzoek, dat aan de afgifte van het
certificaat van deugdelijkheid moet voorafgaan, en omschrijft
in bijzonderheden de eischen waaraan schepen, wat betreft
uitrusting, belading en bemanning, moeten voldoen. Niet-vol-
doening aan deze eischen, gemis van een certificaat van deug-
delijkheid en onvoldoende zeewaardigheid, niettegenstaande
een certificaat van deugdelijkheid is afgegeven, kunnen leiden
tot aanhouding van het schip door de scheepvaart-inspectie.

M. H. sMacob, over schepen en derzelver regtsgevolg volgens
het Nederlandsche Handelsregt, in Ned. Jaarb. voor Egl. en AVetg.,
dl. 12, bl. 267 v.

Schepen zijn roerende zaken: art. 566 B. W.; roe-
rende goederen: art. 309 al. 1 K. Verg. voor de rechts-
gevolgen: artt. 160 lajxtste lid, 205, 220, 221, 451, 529, 569,
570, 571, 1059 B. W.; 683 vlg. Rv.

Bijzondere regeling van de opdracht of levering en van de
bevoorrechte schulden.

Levering van zeeschepen, van daarmede gelijkgestelde bin-
nenschepen en van andere binnenschepen mits van 10 of
meer lasten, alsmede van scheepsportiën, „kan niet anders
geschieden" dan door overschrijving der akte in de daarvoor
bestemde openbare registers, artt. 309, 748 en 750 1° K\'.

Volgons Eb. Alkmaar 8 Juli 1886, P. v. .1. 1888 n°. öO,
is voor levering van zeovisschorsvaartuigen lieneden 10 hwten
overschrijving der akte niet noodig; —andora Hof Amsterdam 2 t
Kebr. 1888, 1\'. v. J., t. z. p.; AV. n°. 5551.

K. B. van 21 Juni 1836, S. n°. 4lf i. v. m. K. B. van 2 Mei
1877, S. n°. 96. De scheepsregisters (een dagregister, benevens
registers voor overschrijving en inschrijving) worden gehouden

-ocr page 168-

-428

ten kantore van bewaring van de hypotheken en het kadaster.
Een hoofdkantoor van bewaring der scheepsbewijzen te \'s Gra-
venhage, art. 2 K. B. Overschrijving van eene verklaring van
eigendom, als het schip in Nederland is gebouwd, art. 7. Eerste
teboekstelling op een kantoor ter keuze; dit kantoor is de
woonplaats van het schip, art. 8 K. B. Dat het schip een
Nederlandsch schip is, wordt voor de teboekstelling niet ver-
eischt; ieder vreemd schii), waar ook thuis behoorende, kan
in de Nederlandsche registers worden teboekgesteld. Inbran-
ding in het schip door een beëedigden scheepsmeter van den
naam van het kantoor, het nommer van het register van
overschrijvingen en het jaartal. Zie voorts het Besluit zelf.

Overschrijving bij iedere levering; uitzondering: levering-
buitenslands van een aldaar zich bevindend, „aan
ingezetenen van dit koningrijk toebehoorend" schip aan een
vreemdeling, art. 310 K., onverschillig waar de vervreemding
heeft plaats gehad. Voor „aan ingezetenen van dit koningrijk
toebehoorende" leze men „in een Nederlandsch scheepsregister
teboekgesteld". Levering van een in een Nederlandsch scheeps-
register teboekgesteld schip binnenslands of aan ingezete-
nen van Nederland moet derhalve steeds geschieden vol-
gens de Nederlandsche wet, d. w. z. door overschrijving der
akte in het register van het kantoor, waar het schip is
teboekgesteld. Verg. art. 12 van het K. B. van 1836, rege-
lende de aanteekening van de levering buitenslands aan
„buitenlanders" in het register van overschrijvingen van de
woonplaats van het schip. Het artikel spreekt ten onrechte
van verkoo]) buitenslands. l-y^A^y/i-e-v vtZ, uu. ^,

Behalve van verkoop (levering) buitenslands aan buiten-
landers, moet aangifte worden gedaan en in het register aan-
teekening geschieden van het foit, dat het schip is genomen,
vergaan of vernield, art. 12 1. 1.

Art. 2014 B. W. geldt niet voor schepen.

Behalve door de overschryving van een akte, inhoudende
een titel van eigendomsovergang, afkomstig van dengene die
over den eigendom kan beschikken, wordt de eigendom van

M iy trOAV f \' , y, ,1,

/kj^

e/tjyj\'^iy^\' ÙUJUju^J^ uJUlLpjL^ ^ ^KJL. r^o^ ,

W.\'i öU^ (^(wéfff, au/^t/wv cuLjLf^, ^^^ , -»va,

oij^,/^ CfyouJlU. iM^O^dÄ^ ^ A- ^ CU-^AO^

Xj^ rvcJiv C^.J^ ^ -w^Mt ft^y.*^^ ^

«9o-erv . , cV-tCt- oW.

Y

-ocr page 169-

»oCi\' Ä-u\'Ä-t-M-t ^ "Z/eut-t, ■VQj./fxjc^fU^ I/Om.

f.\'

m

IPS

,<

li
k.;

I
t

kvuu^. Jif.^. V. , ^
Srij CüüLtAjJUnCoXtM HAJ^vxt^ WU^ »U.\'
 r^^

\' -, \\
1

Mi

429

schepen (zonder overschrijving) verkregen door erfopvolging,
door verjaring en door abandonnement, art. 678 K., niet
door afstand (abandon), art. 321 K.

Bij gerechtelijken verkooj) is art. 584 Rv. i. v. ni. art. 529
Rv. van toepassing, art. 311 K. Indien de eigenaar zich niet
vóór de toewijzing verzet tegen den gerechtelijken verkoop
van zijn schip door eisch te doen tot reklanie, verliest hij zijn
eigendom, art. 576 Rv. De kooper bij executie wordt dus
steeds eigenaar. Verg. art. 210 C. d. c.

Rb. Leeuwarden 3 Dee. 189(>, W. n°. 0930: de kooper-
bezitter van een niet te zijnen name overgeschreven schip kan
dit reklameeren, als het ten laste van oon derde in beslag
wordt genomen.

Zeevisschersschepen en binnenschepen worden in den regel
alleen te boek gesteld, als ze worden bezwaard. Zoolang ze
niet zijn teboekgesteld, heeft feitelijk de levering plaats als bij
andere roerende zaken.

Gevolgen van het verzuim van overechrijving der akte van
eigendomsoverdracht van een teboekgesteld schip; de over-
dracht is niet voltooid, werkt met name niet tegen derden.

llcvooiTCdite Rchuldeii op schepen en scheepsaandeelen.

j\\r. n. s\'.Tacoh, over schepen enz., IV, V, VF, in Ned. Jaarb.
voor Rgl. en AVetg., t. a. p., bl. 517 v. — A. Calkokn, be-
voorrechte.\' schulden op schepen, Prft. 1S80. — T. II. Fokker,
bijdrage tot do internationaal gelijkvormige regeling dor Hchcops-
voorrcchten, Prft. 1907.

Wettelijk voorrecht, artt. 317 on 313 K.

1®. De gerechtskosten, art. 317.

2°. De voorrechten van art. 313, naar volgorde der num-
mers. Vorderingen, onder hetzelfde nummer vermeld, staan
in rang gelijk, indien zij in dezelfde haven gedurende het-
zelfde verblijf zijn gemaakt; zijn zij gedeeltelijk in een latere
haven of in dezelfde haven gedurende een later verblijf ge-
maakt, dan gaan do jongere vorderingen vóór do vroeger ge-
maakte, art. 314 K.

öe. •i\'xW.

XfC. ,

^tjji/* • ■ ^

LU.

-ocr page 170-

-430

Art. 313 8° (= art. 750 Rb. Amsterdam 12 Jan.

1843, bev. Hof Nd. Holland 19 Oct. 1843, Rgl. Bijbl. 1843
bl. 549, 1844 bl. 17 (de bepaling ziet op de schuldvordering
van den bouwmeester zelf, niet op de vorderingen van de leve-
ranciers, die aan den bouwmeester materialen tot aanbouw heb-
ben geleverd). — Rb. Amsterdam 16 Juni 1846, W. n°. 765
(„schip" beteekent hier het geheele vaartuig in een toestand, ge-
schikt om zee te bouwen, niet alleen het „scheepshol"; het
voorrecht komt toe aan den scheepsbouwmeester en aan de
leveranciers die, na de aflevering door den scheepsbouw-
meester, tot de voltooing van het schip hebben bijgedragen). —
In tegengestelden zin Rb. Breda 20 Dec. 1904, W. n°. 8258
(het voorrecht komt niet toe aan leveranciers van scheepsbenoo-
digdheden voor de eerste uitrusting; „schip" beteekent hier
casco of scheepshol), en Rb. Oroningen 15 Mei 1874, W. n°.
3763, tevens beslissende dat n^^- 6 en 7 van art. 313 (== art.
750 2°/) alleen slaan op bevaren schepen, niet op de eerste
uitrusting. — Zie voorts over „aanbouw van het schip": Rb.
Leeuwarden 12 Oct. 1899, W. n°. 7441.

Wettelijk voorrecht op binnenschepen, art. 750 2° en
3° K.

W. D. Boscjr, over de bevoorregte schulden, welke volgens
art. 750 W. v. K. op de aldaar bedoelde schepen en vaartuigen
rusten, Prft. 1861.

Art. 750 2°/: Hof Amsterdam 16 Mrt. 1888, W. n». 5556,
en H. R. 7 Dec. 1888, W. n°. 5653.£

Zie voorts artt. 391, 392, 451 en 581 K., waarvan de artt.
391 en 451 het voorrecht uitbreiden tot de vracht, op do reis
verdiend.

B. Contractueel voorrecht, art. 315, gewijzigd bij art. 2
der wet van 8 Juli 1874, S. n°. 95:

onbetaalde kooppenningen en 2 jaren rente (kusting-
brieven, Ontw. W. v. K. v. 1822, bk. II, tit. 1, art. 9);

2®. pand- of verbandbrieven. <

Onder „schip" in art. 315 2°. K. is to verstaan do kiel
met al l^etgeen noodig is om deze voor de vaart geschikt te
maken,
niet ook het vischtuig bij visschersschepen: Rb. den
Haag 1 Oct. 1907, W. n°. 8622.

Hetzelfde geldt voor binnenschepen van 10 of meer lasten,
art. 750 4°. K.

-ex- eu. xn^ O-« > J.

vo«.« »0>-»

/JL

téeJ. /rrQ. OJx^^m^ Jp i f.

^ . a/?A ^ C7 — <Py f^y\'.^TLt vl/

cuaM^^JU^

-ocr page 171-

.-yj

«

c^ßx^JU^t-M^*^ exJU

aai

(jj-o-z^è-K^vv ÙVXJUJ LX . ió-^-c- trertnr t/rnn. .

\'UUjU f^t^o-ilt (J^lJ-

- ^ C^A

. /«O

Inschrijving in het scheepsregister: artt. 9 en 10 van het
K. B. van 21 Juni 1836 (twee borderellen). De contractueele
voorrechten volgen in rang op de wettelijke voorrechten en
hebben onderling rang naar den dag van inschrijving.

Het scheepsvoorrecht is een zakelijk zekerheidsrecht; het
volgt het schip ook in handen van derden (zaaksgevolg,
droit
de suite),
artt. 312 en 750 1° K.

Art. 312: verkoop, d. w. z. willige verkoop. Hetzelfde
is rechtens bij iederen eigendomsovergang onder bijzonderen
titel.

Verlies van het recht van verhaal op het schip (zaaksge-
gevolg), art. 316 al. 1 en 2, behoudens de bepaling van al. 3
(„buitenlandsche verkoop bij art. 310 vermeld"; verg. dit art.).
Zie voor binnenschepen art. 750 5®. „Ten name en voor
rekening van den nieuwen eigenaar": het voorrecht blijft
bestaan, zoolang het schip (zee- of binnenschip) niet is over-
geschreven op naam van den nieuwen eigenaar.\'*\'

Art. 316 is alleen toepasselijk bij eigendomsovergang onder
bijzonderen titel, niet bij overgang onder algemeenen titel.
In dit geval gaat het voorrecht niet verloren.

Het contractueele voorrecht (scheepsverband) geeft niet,
zooals pandrecht, aan den schuldeischer de bevoegdheid tot
eigenmachtige tegeldemaking (parate executie); evenmin kent
de wet bij het scheep.sverband het beding van onherroepelijke
volmacht, vermeld in art. 1223 al. 2 B. W.

Zie over liet rechtskaraktt^r van het scheepsverband : A. Lew,
in W. nos. 8a2\'i en 8332 (het is pand); D. J. Jitta, in W.
8327 en 8330, en E. :M. Meijehh, in AV. n°. 833i (hot is
voorrecht); Cu. Tiious, in \\V. n®. 8337. — Zio ook C. P. Buii-
oeii Jh., de beperkte aansprakelijkheid v. d. schuldenaar i. h.
zeerecht, Prft. 1889, bl. 05 v.

Art. 319 K.

Zuivering: 1°. in geval van gerechtelijken verkoop, art.

575 Rv.;

2°. in geval van verkoop door don curator in hot faillisse-
ment, art. 188 al. 2 Fw.

-ocr page 172-

wrrutiuX^L c^jChéJ. travr ,

o-rriïL. c/^^A-iyie^y-x^ /c. «O*, )l>VejOn/.,

rtpo -Zt^

<»-4- Aj^ TjuJLI-I ^ op\'-Xx^JL .

7\'

-ocr page 173-

Het Examen ter verkrijging van den Graad van
Candidaat in de RECHTEN, van dej/ Studente
^^ ^^^ Vj zal plaats hebben

op iU^ Cl Oi^ dag, den ^z:? 19/^ , te^-^ uren.

-ocr page 174-

-432

Door tijdsverloop vervallen het voorrecht wegens bode-
merijschuld, art, 745 K., en dat van art. 313 n°. 7; door het
aanvangen van eene nieuwe reis de voorrechten van art. 813
nos- 1, 2, 5 en 6. 7"

In geval van faillissement zijn „alle vorderingen en schul-
den, ten laste van het schip loopende", bevoorrecht op de
opbrengst van het schip boven „de overige schuldeischers van
den boedel", art. 318; ook de bevoorrechte schuldeischers van
art. 1195 B. W. staan achter, art. 1184 B. W.

H. E. 24 Dec. 1875, W. n°. 3939: in art. 318 worden
bedoeld de vorderingen en schulden welke tot het schip of de
daarmede ondernomen reis betrekkelijk zijn (zooals i. e. eene
vordering voortspruitende uit aanvaring). — Rb. Rotterdam
23 Dec. 1903, W. n°. 8080, P. v. J. 1904 n^s- 347 en 349,
bev. Hof den Haag 22 Juni 1905, W. n°. 8274: de onbe-
taalde koopprijs van het schip en de daarvan bedongen rente,
niet ingeschreven overeenkomstig art. 315 1°, zijn in geval van
faillissement van den kooper bevoorrecht krachtens art. 318.

De verzekeringspenningen treden niet in de plaats van het
schip, art. 318; evenmin, in geval van faillissement nä willigen
verkoop van het schip, de door den curator geïnde kooj)-
penningen: Rb. den Haag 21 Maart 1890, W. n®. 5896, bev.
Hof den Haag 2 Mrt. 1891, W. n®. 6058.

Artt. 317—319 zijn ook toepasselijk op binnenschepen, art.
750 aanhef. H. R. 24 Dec. 1875, b. a.

Parallel tusschen hypotheek en het contractueele voorrecht
(het scheepsverband) van art. 315.

Na de faillietverklaring kan de overschrijving van het schip
of de inschrijving van het scheepsverband niot moer geldig
geschieden, art. 35 Fw.

Het schip is aansprakelijk en bij voorrecht verbonden voor
de schulden, vermeld in art. 313, ook als het wordt geëxploi-
teerd door een huurdor-roeder.

In dezen zin: Levy op art. 477 ADHwb.; — Rb. Rotter-
dam IG Jan. 188G, n°. 5321 (voorrecht wegens reparatiën); —
Ann. d. dr. comm. 1902, Buil, bl. 134, n°. 23 (Hof Ronaan
22 Jan. 1902). — A^gl. Kist, dl. 5, bl. 42 v.

T UroM

7

^\'^JVL.a/^LAJLX^ ■ oLty ÜLfil, , J-t^r,

■a

• «Ka-

ev-» V^M»-. ^/S ^ Itf, nfi Cf

-ocr page 175-

^■yurp/L^!^ Ât-JLTUL. OLL. ^ «te. Ô\'ó^^rit.aV«-»-^ / ^ àZjri/L

/OU), cJ-. S\'V^i ^ ^ ^^^ twf .A^^y^^M^àn^ /o^.

VVH ^ ct^a^tr*^^ j

fit**. KA^ ^ cU, DeHi^^KtnA- (JjiO^ y.

vu^ (U^ u^ <U. ouwviJ..-^ tl- -dU^ruUr

lltK^tM\' M KnrY cO- liAwclJtfiJ^

Anders: Rb. Winschoten 17 Dec. 1873, W. n°. 3722 (aan-
koop van zeilen door den schipper, huurder van het schip) ; —
M. ïir. Goudsmit, de aansprakelijkheid van den eigenaar-niet-
reeder voor de verbintenissen van den schipper, in Themis 1887,
bl. 55 v.

§ 56. HET REEDEN.

S. H. Lotsy, over reederijen, Prft. 1859. — H. N. Kluijveii,
de regeling van de aansprakelijlcheid des reeders, Prft. 1901. —
G. .1. C.
ScuiLTiiUTS, de beperking van de aansprakelijkheid
des reeders, Prft. 1909. — R. de Sêze, de la responsabilité
des propriétaires de navire, in Rev. prat. de dr. fr. 1883. —
L. Thiébault, de la responsabilité des propriétaires de navires
et des armateurs, 1895. — G. Ripert, la responsabilité du
propriétaire de navire, in Ann. d. dr. comm. 1908, bl. 409 v.,
1909, 1)1. 31 v.

Re eden: het uitrusten en exploiteeren viin een schip voor
het vervoer van personen of goederen, de visch vangst, den sleep-
dienst, enz. ; het voor zijne rekening laten varen van een schip.

Door de wet in verband gebracht met mede-eigendom, art.
320 K. : „Wanneer twee of meer personen een scbip, onder hen
gemeen zijnde, tot gemeene baat gebruiken, ontstaat daaruit
eene reed er ij."

Reeder is degene die voor zijne rekening het schip of
zelf voert of door een door hem aangestelden, althans in zijn
dienst staanden schipper doet voeren.

Zie Kist, dl. 5, bl. 43. — Rb. .Middelburg 11 :Moi 1892,
I . AVn^J)!^—|_Rb. Rotterdam 17 Apr. 1907, J\'. v. .1. 1909

( 816^1)0^ Hof den Haag 13 April 1908, W. n°. 8088, /f«^,

I cass. ver\\Y. 11. R^15 .lan. 190!), AV. n°. 8801^ Rb. Amsler- " -------

Verg. voorts § 510 Dllwb.; — T. Ë. Sciiutton, tTie cöhltacr^ / >/ , - i
of airreightment," dr., 1904, bl. 3 v.

Men kan eigenaar wezen zonder reeder, reedor zonder eige- uO.^\'.U /oco
naar te zijn. Tot de reeder.s-niet-eigenaars van het schip be- ^ ^ fy

hooren de vruchtgebruiker, artt. 853 en 8(50 B. W., en do
huurder van een niet uitgerust, althans niet bemand schip.

Aansjjrakelijkheid van den eigenaar-niet-reedor.
De eigonaar-niet-reeder is niet per.soonlijk aansprakelijk voor

V

dKxms llooLM^ 25 /^/y, Uf.oCSi. i cU ca-.. lu^i-oU.

-ocr page 176-

l/Aayu-^ljn^ (^ti^r»^

.ea-

r-

trrrrv

-ocr page 177-

I . cv. . ^

/

oit-

jvCt, «.Xw . crcrCc- tr^ \'-\'»x^

. a. CuMt.m^ó.rz^

. /^y ^^ 4 ^ /ytc^^^

-ocr page 178-

-434

de handelingen en onrechtmatige daden van den in dienst
van den reeder- staanden schipper. In art. 321 al. 1 K. is
onder „eigenaar" van het schip te verstaan de eigenaar die
^ tevens reeder is, daar de bepaling berust op de aanstelling
of dienstverhouding; van den eigenaar wordt gesproken,
omdat de reeder in den regel ook de eigenaar is.

Zie Kist, t. a. p., en bl. 65. — J. P. L. GtElpke, eenige
beschoumngen over het recht van afstand, Prft. 1894, bl. 45 v. —
Kixijver, a. w., bl. 39 v. — Schiltiiuis, a. w., bl. 33 v. —
E. Wagneb, Handbuch, dl. 1, bl. 148; —G. Schap.s, das dt.
Seerecht, op § 510. — Abbott (Lord Tenterden), Law of mer-
chant ships and seamen, 14\'^® dr., bl. 54 v., 61 v., 74 v. — Eb.
Nijmegen 31 Dec. 1861, W. n°. 2357; — Eb. Amsterdam
7 Pebr. 1878, W. n°. 4276; — de hierboven, bl. 433, aangehaalde
rechtspraak, i. h. b. H. E. 15 Jan. 1909, W. n°. 8801 (concl.
contr.).[— Anders: Diephuis, Handelsr., dl. 2, bl. 50; — Eb.
Eotterdam 24 Nov. 1869, AV. n°. 3171 (art. 321 verstiuat
onder schipper ook den schipper-bruikleener van het schip).

Door de Fransche schrijvers wordt aangenomen, dat steeds de
eigenaar wordt verbonden, al kan ook de reeder worden aan-
gesproken: o. a. Pardessus, cours de dr. comm., dl. 2, n°.
666; — Lton-Caen en Eenault, traité, dl. 5, n°. 192; —
Danjon, cléments de droit maritime, n°. 175 ; — de A\'^alroger,
droit mar., dl. 1, n°. 222. — Zie voorts Desjardins, traité,
dl. 2, n®®. 259 v.; — Eipert, a. w., Ann. d. dr. comm. 1908,
bl. 426 v.

Zie voor het verhaal van de schuldeischers van don reedcr
op het schip, hierboven bl. 432 en hieronder bl. 445.

Aansprakelijkheid des reeders.

De reeder (ook de reeder-niet-eigenaar van het .schip: Rb.
Am.sterdam 27 Nov. 1885, P. v. J. 188G n°. 11*) is aanspra-
kelijk voor hetgeen hij zelf doet en overeenkomt, voor de
rechtshandelingen die de schipper (of diens vervanger) in zijne
dienstbetrekking verricht, en voor alle aan derden schade
toebrengende\'daden van den schipper en de schepelingen(iils
zoodanig) (artt. 1649 en 1403 al. 3
13. AV.). A^erg. H. R. 22
Juni 1900, AV. n°. 7467.

Art. 321 al. 1 en 2 K.: „handelingen en verbindtenissen",

A. ^ e^^ . (^IH, \'J.

/ ôà

t^Ji^^ oILL. - -K-Ûl/ ty^L^ A. ■ ■ , 3Z5 . ;

l ?2(c. z^f/Jt/ÖÄ/wi. Ci/, t^CfTZS-.

U^ s- Cc/lo-J^ar

QuI^^A-A^»^^*^^ \'t./ouk

gtAastco ^

op (M. e^ ir. , .

f \'/,
\'O-V , /

-ocr page 179-

T

T

\'"PIAJ^/J^.l^ •V-C\'JIjLm^ LAI^ cvt*, /a.\'

CtrrJtyr^ .{ . At-jùi^ ^ J.

holengrmff.instituüt voor privaatrechi

135

d. w. z. verbintenissen {^uit overeenkomsten uit andere han-
delingen (^en verzuimeuj) Art. 216 C. d. e. sprak alleen van
„faits du capitaine". Verschillende uitlegging. Wijziging van
dit artikel bij eene wet van 1841.

de Wal, het Nederl. H.andelsregt, n^s. 81, 82 v. — Lyox-
Caen en Renault, dl. 5, n°. 202.

Art. 321 al. 1 K. geeft in de woorden „in alles wat tot
het schip en de onderneming betrekking heeft" eene wettelijke
omschrijving van des schippers bevoegdheid voor den reeder
te handelen. Zie hierboven bl. 95 en hieronder bl. 462 vlg. ;
verg. voorts hierboven bl. 366. De bepaling van art. 321 al. 1
zegt omtrent de aansprakelijkheid van den reeder niets, wat
niet, ook zonder die bepaling, zou gelden.

Beginsel der beperkte aansprakelijkheid.

C. f. Bühgeu Ju., de beperkte aansprakelijkheid in het zee-
recht, Prft. 1889. — l\'. Rehme, die geschichtliche Entwicko-
lung der Haftung des Reeders, 1891. — Y. EiinENiiEm}, die
beschränkte Haftung des Schuldners nach See- und Handelsrecht,
1880. — A. Rocco, le Hmitazioni alla responsabilité dogli
armatori, in Archivio Giuridico, dl. 59, bl. 67 v. — Voorts
de hierboven bl. \'133 aangeh. werken.

Rechtspreuk: men behoort (behalve ten gevolge van eigen
handelingen) aan de zee niet meer te verliezen dan men aan
haar heeft toevertrouwd.

In de tegenwoordige wetboeken is de aansprakelijkheid van
den reeder voor de handelingen en onrechtmatige daden van
den schipper in beginsel een beperkte. Dit beginsel werd het
eerst uitgesproken in de Zweedsche zeewet van 1667, afd. 2,
cap. 16, en in do Ordonnance de la Marine van 1681, bk. 2, tit.
8 des propriétaires, art. 2 : „ les propriétaires de navires seront
responsables des faits du maître, mais ils en demeureront déchar-
gés en abandonnant leur bi\\timont et le fret."

Zie R. .1. Valin, nouv. connnonlairo, uitg. 1776, dl. 1, bl.
568 v. — E^fÉUl(^<>^•, trait/\' dos assurances et dos contrat« à
la grohhc, uitg. Boui.w-Patv, dl. 2, bl. 182 ftrait«^ dos contr. à
la grosso, hfdk. 4, soct. 11, §§ 1 v.).

-ocr page 180-

43C>

Ook in het oud-vaderkndsche recht werd in verschil-
lende gevallen beperkte aansprakelijkheid aangenomen:
de Groot, Inlej^dinge, bk. 3, dl. 1, § 32; — Rotterdamsche
Ordonnantie van 1721, artt. 126, 127, 167, 268; —
Kohler,
Niederl. Handelsrecht in der Blütezeit des Freistaates, in Zft
f, d. ges. Hr., dl. 59, bl. 540, 545, 548. Of de beperking der aan-
sprakelijkheid een algemeene regel was, schijnt twi.jfelachtig.
Het ontwerp Burg. Wetb. van 1807 en het ontwerp Wetb. v.
Kooph. van 1809 kennen het beginsel niet.

In het Engelsche recht heeft het beginsel nooit gegolden
en geldt het ook thans niet; slechts in bepaalde gevallen is de
aansprakelijkheid een beperkte.

In de landen, waar het beginsel der beperkte aansprakelijk-
heid is aangenomen, wordt dit op verschillende wijzen toege-
past. Men onderscheide:

1°. Het ab an don-systeem. Het stelsel van onze wet, van de
Fransche (art. 216 C. d. c., gew.: wet v. 14 Juni 1841, aange-
vuld : wet
v. 12 Aug. 1885), Belgische (art. 7 wet v. 24 Aug.
1879, verv. door art. 2 der wet v. 10 Febr. 1908 [C. d. e.,
bk. 2, art. 46]) en Italiaansche (artt. 491 vlg. C. di c.) wetten.
Afstand (abandon) van het schip en van de vracht, tot de
onderneming (reis) betrekkelijk: de vormelijke verklaring,
door de aflegging waarvan de reeder zich bevrijdt van de aan-
sprakelijkheid voor het geheel en met zijn gansche vermogen
voor de handelingen en onrechtmatige daden des schippers.

2°. Het Duitsche stelsel. Aansprakelijkheid voor de hande-
lingen en onrechtmatige daden van den schipper alleen met
schip en vracht (DHwb. §486; Skandinav. zeewet, artt. 7 en 8).

Volgens de Belgische wet kan de eigenaar, in plaats van
afstand te doen van het schip, do waarde daarvan bij het einde
van de reis betalen of een som, overeenkomende, voor elke-
reis, met 200 frank per bruto ton van het schip.

Het Engersche recht kent slechts beperking van de aan-
sprakelijkheid des reeders voor door den schi])per toegebrachte
schade; overigons is de reeder voor de verbintenissen van den
schipper onbeperkt aansprakelijk! Voor schade, buiten zijn

i»y

is ■ • ■

:r:.;. , , . , .

-ocr page 181-

schuld toegebracht, hetzij aan personen of goederen die zich
op zijn schip bevinden, hetzij, ten gevolge van het verkeerde
varen
{impropo\' navigation) van zijn schip, aan personen of
goederen die zich op een ander schip bevinden, of aan een
ander schip zelf of aan andere eigendommen (bruggen, kaden,
enz.) is de reeder niet verder aansprakelijk dan tot een be-
drag van £ 15 per registerton,
Avat de schade aan personen,
tot een bedrag van £ 8 per registerton, wat de schade aan schepen,
goederen, enz. betreft, terwijl ieder schade-toebrengend voorval
afzonderlijk wordt beschouwd (Merchant Shipping Act 1894,
sect. 503, i. v. m. Merchant Shipping [Liability of Shipowners
and others] Act 1900, sect. 1 en 3, en Merchant Shipping
Act 190G, sect. 69 en 71).

Tusschen bet Europeesch-continentale en bet Engelsche
recht staat de bondswet van de Vereenigde Staten van
Amerika (wet v. 3 Mrt. 1851, cap. 43, gew. in 1871 en
opgenomen in de Revised Statutes, sect. 4283—4289, gew. bij
wetten van 26 .Juni 1884 en 19 Juni 1886), welke de aan-
sprakelijkheid van den reeder voor diefstal, verlies of vernie-
tiging van goederen, zich bevindend aan boord van zijn schij),
voor verlies of schade door aanvaring, en voor handelingen
en verliezen, zonder zijne medewerking of voorkennis verricht
of veroorzaakt, beperkt tot de waarde van het schip en de
vracht bij het einde van de reis. De reeder kan volstaan met
schip en vracht over te dragen aan een curator
(trustee) voor
de schuldeischers.

Volgens de Europeesch-continentale en Amerikaansche wets-
bepalingen vaart het schip voor risiko, niet van den reeder,
maar van diegenen zijner schuldeischers, die vorderingen
bobben ter zake van handelingen of onrechtmatige daden
des schi])pers.

Leer van do rechtspersoonlijkheid van het schip, voorge-
staan door B
uugeu, a. w., §§ 28, 29 en 71.
Nedorlaiidscli Kccht.

Artt. 321 en 322, die ook van toepassing zijn op do l)innen-
landsche vaart, art. 751.

-ocr page 182-

-438

Zie over afstand bij de binnenlandsche vaart: H. R. 27 Dec.
1895, W. n°. 6755, bev. Hof den Haag 25 Mrt. 1895, M.
v. H. 1895 bl. 119 v.

Geen afstand bij verbintenissen, aangegaan door den reeder
zelf of door hem bekrachtigd, of aangegaan door den schipper
op bijzonderen last, dus niet krachtens zijne wettelijke bevoegd-
heid of ingevolge algemeene orders of instructies. De eigenaar-
schipper kan nooit afstand doen.

.1. B. Ntjkerk, iets over het begrip „Afstand" volgens art.
321 al. 2 W. v. K., Prft. 1877. — C. 31. sMacob, het recht
van abandon, Prft. 1890. — De proefschriften van Gtelpke,
Kluijvek en Schilthuis, b. a.

A. De afstand geschiedt door eene verklaring bij notari-
eele akte, art. 321 al. 3.

i?. Welke zijn de beteekenis en het gevolg van den afstand?

Het doen van afstand is niet in-betaling-geven (aldus M. H.
s\'Jacob, in Ned. Jaarb. v. R. en W. 1850, bl. 286 v.); even-
min boedelafstand (aldus B. T., in Opm. en Med,, dl. 6, bl.
191;
Levy, Alg. DHwb. op art. 454); evenmin derelictio (aldus
Molsteh, in Mag. van Handelsr. 1859 bl. 41 v., 1866
bl. 103
v.; Lotsy, Prft. b. a., bl. 118); evenmin overdracht
aan de schuldeischers van des reeders rechten op schip en
vracht (aldus
Holtius op art. 321 K.); noch ook overgave
aan de schuldeischers ter executie (
Kist, dl. 5, bl. 59).

Afstand eene vormelijke verklaring,, dat gebruik wordt ge-
majikt van het recht om de aan.sprakelijkhoid te beperken
tot schip en vracht; eene verwijzing van de schuldeischers
voor hun verhaal naar schip en vracht. Zij heeft ten gevolge
scheiding van het vermogen in twee boedels: het zg. land-
vermogen (fortune de terre) en het scheepsvermogen (fortune
de mer). Verg.
Diephtiis, Handelsregt. dl. 2, bl. 45 vlg., en
in Opm. en Med., dl. 16 bl. 177 v., dl. 17 bl. 223 v.;
C. M. s
\'JACon, Prft. bl. 37 v.; Klui.iveu, Prft. bl. 25; Sohilt-
iiuis, Prft. bl. 26 v. Beteekenis dezer .scheiding. Analogie
met de" verklaring van aanvaarding eener nalatenschap onder
voorrecht van boedelbeschrijving.

IM, Ä/v/. . ij^ t^

-ocr page 183-

7\'

Cu^-. ^ xf-oz. • .

i^lx!»

K •. .

I4\'r ■

II:-;

Verg. over de gevolgen van aanvaarding onder voorrecht van ^ a, a
boedelbeschrijving o.a.: H. E. 11 Jan. 1889, 7 April 1898

en 22 April 1910, W. n««. 5G59, 7110 on 9022. ilfj ^^--^. i^n, cJ.^j^^

De eigendom gaat niet over (anders sommige Fransche
schrijvers, verg.
Ripert, in Ann. d. dr. comm. 1909, bl. 45
V.; — ScHiLïHUis, bl. 61); de reeder blijft schuldenaar; hij
kan als vroeger in rechte worden betrokken, maar het te
wijzen vonnis kan alleen ten uitvoer gelegd
^worden op schip en
vracht. De ten-uitvoer-legging geschiedt overeenkomstig de
bepalingen van het Wetb. v. burg. Rv., bk. 2, tit. 4; de
positie der schuldeischers, ook van hen, voor wier vorderingen .

de reederij wèl met haar gehec^ vermogen aansprakelijk is, j^
ondergaat geen verandering; wie bevoorrecht is, blijft het
(anders
s\'Jacob, in Ned. Jaarb. enz., t. a. p., bl. 288 v.). Even-
wel gaan de schuldeischers van het scheepsvermogen, die
een voorrecht op het schip niet hebben, vóór de schuld-
eischers van het landvermogen (d. w. z. de schuldeischers
tegenover wie afstand niet is toegelaten), die ook zoodanig
voorrecht niet hebben; zij nemen verhaal op den reeder, indien
de schuldeischers van het landvermogen, die een voorrecht op
het schip wèl hebben, dit doen gelden. De reeder int de vracht,
voor zoover daarop niet beslag is gelegd.

Zie over de wijze, waarop in het dictmn van het vonnis met
den afstand rekening kan worden geworden: Eb. Amsterdam
19 Juni 1872, M. v. II. 1872 bl. 112, W. n®. 3.545; — Eb.
Middelburg 20 Mei 189G, W. n®. 0827.

C\'. Wie kan afstand doen? Alleen de eigenaar,
of ook de r e e d e r- n i e t - 0 i g e n a a r ?

Den reeder-niet-eigenaar van het .schip mag de bevoegd-
heid afstand te doen, niet worden ontzegd, daar do in het
eerste lid van art. 321 vooropgestelde aansprakelijkheid van
den „eigenaar" van hot schip haar grond vindt in de aan-
stelling van don schipper (zio hierboven bl. 434), en in het
tweede lid deze aansprakelijkheid van den
aansteller door
het middel van afstand wordt beperkt. Ook voor don reeder-
niet-i\'igenaar heeft de verklaring van afstand de beteekenis

-ocr page 184-

-440

van een verwijzing der schuldeischers voor hun verhaal naar
schip en vracht. Zie hieronder bl. 445.

Dat de reeder-niet-eigenaar afstand kan doen, nemen aan:
Kist, dl. 5, bl. 43 v., 65; — Diephuis, Hr., dl. 2, bl. 50; —
Kluijver, bl. 42 (afstand van do waarde van het schip). — An-
ders: Lotsy, bl. 106 v.; — Levy, ADHwb., op art. 477; —
Assek, Schets, 10<le dr., bl. 130; — Schilthi\'is, bl. 36.

•Jegens den eigenaar is de reeder voor het door de schuld-
eischers op het schip te nemen verhaal verantwoordelijk.

Elk schip vormt een scheepsvermogen met het oog op de
ter zake daarvan aangegane schulden; van elk schip kan af-
zonderlijk afstand worden gedaan.

Dat eene naamlooze vennootschap afstand kan doen, be-
sliste terecht H. R. 16 Mrt. 1883, AV. n". 4896.

D. Wat kan worden afgestaan?

Het schip (de scheepsportie) en de vracht (het aandeel in
de vracht) van de onderneming, waartoe de handeling of ver-
bintenis van den schipper betrekking heeft. Voor eene schuld,
welke betrekking heeft op de retourreis, dus alleen de vracht
van de retourreis: H. R. 3 Jan. 1845, W. n°. 567.

De vracht, welke moet worden afgestaan, is de bruto-vracht.

Aldus H. R. in hetzelfde arrest; — Klojveii, bl. 36 v.; —
ScHiLTHris, bl. 49 v. — Anders Kist, dl. 5, bl. 64: do netto-
vracht (de vracht na aftrek van gage, commissie, provisie,
enz.). —
Verg. Ripeet, in Ann. do dr. comm. 1909, bl. 40 v.

Onder de „vrachtpenningen" in art, 321 zijn begrepen bij
passagiersbooten de „passagegelden" (na aftrek der kosten
van voeding), bij sleepbooten de sleeploonen, bij reddings-
vaartuigen de hulp- en bergloonen, bij visschersvaartuigen
de besomming. Of ook toevallige hulp- cn bergloonen moeten
worden afgestaan, is voor twijfel vatbaar.

Vorderingen tot vergoeding tegen derden wegens schade
aan het schip of verlies van vracht (schadevergoeding wegens
aanvaring, avarij-grosse) maken deel uit van het .schip en do
vrachtpenningen.

-ocr page 185-

1

I

S

À\'rj

Indien het scliip, bijv. in de noodhaven, is verkocht, treedt
de koopprijs in phiats van liet schip en kan daarvan afstand
worden gedaan.

Eb. Amsterdam 21 Dec. 1871, M. v. H. 1872 bl. 18, vern.
door Hof Nd.-Holl. 12 Sopt. 1872, W. n°. 3567, M. v. H. 1872
bl. 192, vern. H. E. 27(26) Juni 1873, W. n°. 3608,
]\\r. v. 11. 1873 bl. 139; — Eb. Amsterdam 19 Juni 1872,
]\\r. v. H. 1872 bl. 112; — Kluwveu, bl. 38 v.; — Schilt-
uuis, bl. 45 v. — Eipeet, t. a. p. 1908, bl. 441. — Anders
Asser, Schets, lO^e dr., bl. 130.

De afstand omvat niet de assurantiepenningen, art. 3211.1.

Onder den Code is dit betwist: Pardessus, n°. 663. —Zie
voorts Lton-Caen en Eenault, dl. 5, n^^. 241v.; — de Courcv,
questions de dr. mar., 2e série bl. 194, 3e série bl. 308; —
Eii\'Ert, t. a. p. 1909, bl. 34 v.

E. Wanneer moet de afstand worden gedaan?

Een termijn is niet voorgeschreven: II. R. 27 Juni 1873, b. a.

De afstand kan geschieden hangende het geding, zelfs nd
de veroordeeling. /

Na de dagvaarding: Eb. Amsterdam 19 Juni 1872, i\\[. v. 11.
1872 bl. 112; — na de veroordeeling: H. R. 5 Mei 1876,
AV. n°. 3993; — „zoolang do reeder niet betaald heeft", ook
na do veroordeeling: Eb. ]^Iiddolburg 20 ]Mei 1896, AV. n°. 6827 ;
— Hof den Haag 3 .lan. 1898, AV. n°. 7111.

Betwist is, of afstand kan worden gedaan, ook nadat het
schip nieuwe reizen heeft gemaakt.

Eb. Amsterdam 16 .lan, 1873, M. v. H. 1873 bl. 3 (de bovoegd-
h(M(l hoïult op, wanneer do reis wordt ondernomen, nadat de
reeder ter zake v.an handelingen of verbintenissen des schippora
in rechte word aangesproken), bev. door Hof Nd.-IIoll. 29 Jan.
1874, AV. n°. 3691 (dat in do daad van den reeder, dio hot
schip tot nieuwe reizen uitrust, een afstand zag van do be-
voegdheid tot abandon), cass. verw. H. E. 22 Jan. 1875, AV.
n". 38U; — Eb. Eottterdam 9 Dec. 1908, AV. n". 8937:
de afstand moet geschieden tijdens of na ailoop van do reis,
waartoe de verbintenisaon betrekkelijk zijn en
\\óór do volgende
reis. — Evenzoo Assku, Schets, lO\'\'" dr., bl. 131. — Anders:
IvisT, dl. 5, bl. 61; — Kluijver, bl. 45 v.; — de Coukoy, (pies-
tions de dr. mar., 2\'"" sério, une nouvollo violation de l\'art.

29

-ocr page 186-

-442

mmmmmm

216 C. de c. — Ripert, t. a. p. 1908, bl. 437 v., no^. 39—42,
1909,
bl. 32 V., 11°. 50.

ScHiLTHUis, bl. 27 V., acht afstand mogelijk, maar is van
oordeel, dat als om de eene of andere reden bet verhaal nä
de reis onmogelijk is geworden, voor schip en vracht in de
plaats treedt hunne waarde op het oogenblik, dat de reis werd
geëindigd.

Wat ter zake van vorderingen, niet tot de onderneming
betrekkelijk, bijv. nä bet einde van de reis ontstaan, op het
schip, na den afstand daarvan, wordt verhaald, moet door
den reeder (uit zijn landvermogen) worden vergoed.

F. Voor welke schulden kan de afstand worden ge-
daan?

Afstand: 1°. voor handelingen door den schipper verriclit
binnen den kring zijner bevoegdheid. Evenzoo voor handelin-
gen door andere schepelingen dan, den schipper verricht binnen
den kring hunner bevoegdheid of als vervangende den schippei-.
Levy, ADHwb. op art. 452; Lyon-Cakn en Renault, dl. 5,
n°.
203.

iS

L

2°. Voor de onrechtmatige daden (schuld of onvoorzichtig-
heid) door schipper en schepelingen als zoodanig („in de
werkzaamheden waartoe dezelve gebruikt" worden) gepleegd,
art. 1403 al. 3 B. W.

3°. Voor de han^lingen en verzuimen van den schipper,
welke in strijd zijn met verplichtingen die de reeder heeft
aangegaan, doch waarvan de uitvoering tot de taak van den
schipper behoort; men denke aan de verplichtingen des reeders
uit de overeenkomst van ver- en bevrachting, van stukgoe-
derenvervoer (cognossement), van vervoer van reizigers.

Verg. de procedure, beëindigd bij arrest II. R. 16 Mrt. 1883,
W. n°. 4896. — IT. »e Giioot, Inleydinge, bk. 3, dl. 1, § 32:
do reders moghen volstaen met afstand te doen van haer aen-
deel in de redingho van weghen alle verzuim van de schipper
in \'t. stuck van zijn ampt. — Zie voorts § 486 n°. 2 Dllwb.
en Levy op art. 452 al. 1 n°. 2 ADlIwb. .— Lyon-Cakn en
RENAiri,T, dl. 5, n®. 204.

Handelingen, door den schip])er onbevoegd verricht, verbin-
den noch het .schip noch den reeder.

M

:mM

> ï\'

?7\'.-w.; ^

m\\

-ocr page 187-

V-rj^

m\'-

i

luL

i
i

(»/tbOJtffTVV twuU-i-JÊ.. .

G. Verhouding tusschen afstand en ab an don ne-
me nt
(délaissement).

Abandonnenient, artt. 663—680 K.

Volgens Kist, dl. 5, bl. 63, en Lotsy, bl. 125 v., sluiten
abandon en abandonnement elkander uit; volgens Diephuis,
dl. 2, bl. 49, en Schiltiiuis, bl. 46 v., kunnen beide samengaan.

Na afstand is abandonnement mogelijk, zoolang de schuld-
eischers zich nog niet op het schip hebben verhaald: door
het abandonnement treden de assurantiepenningen ter waarde
van het geabandonneerde in de plaats van het schip.

Evenzoo zal na abandonnement de afstand betreffen een
deel der assurantiepenningen ter waarde van het aan den ver-
zekeraar geabandonneerde.

In beide gevallen behouden de schuldeischers, wien zaaks-
gevolg toekomt, hun recht van verhaal op het schip; indien
zij dit uitoefenen, kan deswege eene verrekening tusschen den
vei-zekeraar en den verzekerde noodig worden. Zie hieronder
§ 74, Abandonnement.

Verg. voor het Pransche recht: de Valhoqeu, dl, 1, op art.
216, n°. 276; — Desjakdiks, dl. 2, n°. 295, bl. 101 v.; — de
Couiicr, a.w., 2" série, bl. 197 v.; 3" série, bl. 308 v.; — Dnoz,
trait« des ass. marit., dl. 2, n®. 680 ; — LroN-caen en Renault,
dl. 6, n»". 1392 v.; — Danjon, n°. 743. — Schiltiiuis,
bl. 80 v.

Andere gevallen van beperkte aansprakelijkheid in het Neder-
landsche zeerecht.

1°. Reeders kunnen, door afstand, tot hun scheepsver-
mogen beperken hunne aansprakelijkheid voor handelingen
en verbintenissen van den boekhouder, art. 335 K.

2°. Aansprakelijkheid alleen van schip on vraclit (zonder
afstand) voor schade, door opzet of schuld van schipper of
scliepolingen aan de lading toegebracht, artt. 349, 152 al. 1
en 707 K., van welke de artt. 349 on 452 al. 1 ook van toe-
passing zijn op de binnonlandscho scheoi)vaart. Do aansprake-
lijkheid dos reeders voor deze schade vlooit voort uit de ver-
voerovereenkomst. De aangeh. artikelen, niet aan don Code

-ocr page 188-

-444

de commerce ontleend, wijken af van art. 321 K. Naar art.
1403 B. W. wordt in art. 452 al. 1 K. ten onrechte verwezen.

Verg. C. P. Bukoek Jr., bl. 30 v.; Kluijver, bl. 47 v.;

SCHlLTHUIS, bl. 51 V.

3°. Reeders zijn, in geval van voor-goeden-prijs-verklaring
van het schip en van schipbreuk, alleen met het scheepsver-
mogen (schip en vracht) aanspi-akelijk voor hunne verbinte-
nissen uit of ter zake van het arbeidscontract met schipper
en schepelingen, Wetb. v. Kph. artt. 418 en 419 i. v. m. art.
386 (loon); artt. 424—426 i.v.m. artt. 427 en 386 (kosten
van oppassing en genezing, schadeloosstelling wegens ver-
minking, loon gedurende ziekte en reiskosten); art. 433 i. v.
m. artt. 418, 419 en 386 (soldij en schadeloosstelling bij slaaf-
making). Art. 427 verwijst niet naar de artt. 418 en 419 en
schijnt dus de aanspraken, uit de artt. 424—426 voortvloei-
ende, steeds te beperken tot schip en vracht, en niet alleen
in geval van voor-goeden-prijs-verklaring en van schipbreuk.

4°. Inladers of ontvangers kunnen vaten, met vloeibare
stoffen gevuld geweest en gedurende de reis geheel of bijna
ledig geloopen, voor de vracht, avarij en onkosten aban-
donneer en, art. 497 al. 2 K.

5°. Eigenaars van de lading behoeven in de gemeene avarij
niet meer te dragen dan de goederen bij aankomst waard zijn,
art. 738 K. Voor de binnenlandsche scheepvaart geldt het-
zelfde, artt. 760 en 761 K.

6°. Voor hulp- en bergloon is alleen het geredde goed aan-
sprakelijk. Verg. artt. 547, 549, 552, 556, 557 en 757 K.

7°. Bij aanvaring door onbekende oorzaak, of onder do om-
standigheden in art. 540 vermeld, wordt do te vergoeden schade
over schip en lading omgeslagen (bij wijze van avarij-grosse),
artt. 538, 540 K. Voor do eigenaars dor lading zal ook in dit
geval art. 738 gelden. Ook sjn-eken artt. 538, 540 en 756 van
het dragen- van de schade door het schip, art. 541 van het
tot vergoeding gehouden zijn van het schij), wat op luinsprake-
lijkheid alleen van het schij) schijnt te duiden.

In de regeling van do aansprakelijkheid des reeders ont-

-ocr page 189-

^^ ff^ rÄV H

^/vi^M ^ ^ris- L --

OjU.. in LC K.j -umU. UCAX^t^^-^J-CLO-a^ tAi\'^ ^

i

if

t.

caaX-
<7r

;

breekt eenheid. Men heeft te onderscheiden: 1°. schulden met
voorrecht en zaaksgevolg op het schip, artt. 312—316; 2°.
schulden ten laste van het schip, daarop bevoorrecht in geval
van faillissement, art. 318; 3°. schulden waarvoor het schip met
de vracht kan worden afgestaan, artt. 321 en 335; 4°. schulden
welke verhaal geven alleen op schip en vracht, artt. 349,
424—426 (i. v. m. artt. 427 en 386), 452, 707; ook artt. 538,
540 en 541; 5°. schulden welke, in geval van voor-goeden-
prijs-verklaring en van schipbreuk, verhaal geven alleen op
schip en vracht, artt. 418, 419 en 433 i. v. m. art. 386.

%

Aansprakelijkheid van het schip.

Nevens de persoonlijke aansprakelijkheid des reeders (al of
niet eigenaar van het schip), als degene die den schipper
heeft aangesteld (den
exercitor), staat de aansprakelijkheid van
het schip en de vracht voor de daden van den schipper (en
de schepelingen), zie artt. 349, 452 en 707, waarin wordt
gesproken van een verbonden zijn van het schip en van
verhaal op het schip, alsmede artt. 538, 540 en 541. Evenzoo
is het schip verbonden voor de aanspraken van schipper en
schepelingen uit do dienstbetrekking, artt. 419, 427, 433,
i.
v. m. art. 386. Ook de afstand, waarmede de schuldeischors
voor hun verhaal worden verwezen naar schip en vracht,
veronderstelt oen in het bijzonder verbonden zijn van het
schip en de vracht.

Aangenomen mag dus worden, dat hot schip, ook als de
reeder niet is de eigenaar, aansprakelijk is niet alleen voor
de schulden, genoemd in de artt. 313 en 315, maar ook voor
de handelingen on verbintenissen van den schipper „in alles
wat tot het schip on de onderneming betrekking heeft"."

Rb. Ainstcrdam 1(5 Sopt. 1S40, \\V. n°. IGO: verhaal van
Hchadevergoeding en proeeHkosteii, waartoe do Hchipper was ver-
oordeeld, op liet schip. — ]ib. Amsterdam 7 Febr. IS78, W.
n°. 427(5: hot schip is verbonden voor bij aanvaring toego-
brachto schade. — Zio voorts liicrboveu bl. 482 v. en HiJ) v.
— § 510 al. 2 DlFwb. — Rev. Statutes dor Staten v.
Anujrika, soct. 428(5.

-ocr page 190-

■ ■ s ^

p

{Overdruk uit het Weekblad van het Recht van
Vriédag 31 Maart 1911, No. 9129.)

-ocr page 191-

v,.:- - \'

msmÊ:mÊm

• \'V

I» - f ~
.. • .•..-• >

-■ -li;- .i.-j" , = \'----- - . ■ .......

wm».\'».. \'iwMiuiAmLmtmmÊmxaasmÊKmmmmm^ \'H-.^ji.^Li .^■\'.\'Z-J\'ix^.\'-J.-U»\'

Leidraad bij de beoefening van het Neder-
landsche Handekrecht,
door Prof. ^Ir.
W. L. P. A. Molengraapf. Derdestuk.
Tweede geheel herzien en verbeterde
druk.

liet einde v.an 1908 I)racht van den nieuwen Leidraad het
tweede stuk, en het einde van 1910 zag ons reeds in het bezit
van het derde. Wie van dezen nieuwen arbeid liennis neemt
üal het woord „reeds" niet misplaatst achten, want nl vond
deze zooRenaamdc tweede druk ook een leidraad in den eersten,
en al was daardoor voor de bearbeiding een aanfcewezen weg
voorhanden, die arbeid zelf staat ook thans weder zóó verre
hoven den vroegeren, dat het onrecht zou zijn daarin niet oen
nieuw wetenscliappelijk werk te zien. Eeu werk bovendien
dat, ondanks zün snamgepersten inhoud, meer dan den dubbelen
omvang heeft \\-an zyn voorganger.

Eu hoe kon divt ook anders? Het Transportrecht van den
eersten druk zag het licht in 1891. het is reetls twintig jaren
oud — een eerbiedwaardige leeftijd waar het de stoffe geldt
TOu expeditie en vervo-jr, vau zeerecht in het bUzonder, dat
meest beweeglijke vnn allo rechten, dat, steunende op tot dus-
verre weinig belemmerde\' contractsvryheid, zich steeds ver-
vormt en ontwikkelt naar do wisselende behoeften van het
leven.

Onze wet zelve echter is nog de oude, — op enkele al te
vooze plaatsen wat opgokalfaterd, maar toch de oude, en wel
erg oud. Van stoomschepen weet ze niet af, dat soort vaartui-
gen dat volgens Napoleon een kostbaar speelgoed waa zonder
toekomst; het w.oa haar onbekend dat „vracht" eens een han-
delsartikel worden zou, on terecht zegt de Leidraad, (p. 480)
dat nl spreekt ze ook W. v. K. II, tit. V van „vo.rliuring" en
„verhuurd", dit op verhuring van schepeu in den zin van
tijd-
charters gcon betrekking heeh. Die stof is ongeregeld — gelyk
zoo menige andere — on hü de toepassing van het recht blükt
het nmar al te vaak !ioe hinderltjk het is te werken met ceu
wet die hUkaus een eeuw oud, cn dus by ons tegenwoordig
leven sinds lang en verre ton achteren is.

Voor hou dio in deze laatste twintig jareii de praktijk van
dut tranaportrecht hebl)\'.\'n modegeloefd is een zeer eigenanrdigc
en levendige aantrokkelykheid gelegen in dit slechts schijnbaar

-ocr page 192-

drooge boek met zön korte eniotielooze zinnen, maar welker
uitspraken zoo veelzijdif? en krachtig zijn gedocumenteerd in
de kleine letters met de opgaven van schrijvers en jurispru-
dentie. Het boek is volkomen bjj, volkomen
up to dute, en
daar vindt hy ze terug, de rechtsbeoefenaar, pleitbezorger of
magistraat, al de kwesties uit die laatste decenniën, die zoo
vaak de hoofden hebben -warm gemaakt, herlevend weer uit de
opgaaf der uitspraken met de nummers der Weekbladen, maav
nu alle op hun plaats in het systeem, gerangschikt in het
gelid, waar ze behooren, alle te zamen getuigend van de ont-
wikkeling ten onzent van dat deel van ons rechtsleven. Ge-
tuigend ook, maar al te vaak, van verscheidenheid van inzicht
omtrent dezelfde rechtsvragen. Met de onpartijdigheid die het
sieraad der wetenscliap is, worden schrijvers en rechtspraak van
weerszijden ons medegedeeld ; in twee kampen gedeeld door het
woordje
„anders", waarbij hetgeen op dat woordje volgt, dan
naar \'s Hoogleeraars meening het juiste
niet is.

Hoezeer de feitelijke toestanden waaronder we leven ver-
schillen van die welke de w-etgever in
sijnen tijd kende, blijkt
al dadelijk uit art. 4, 9°. K., waar als daden van koophandel
ons worden genoemd de handelingen van factoors, cargadoors,
convooiloopers, boekhouders en
andere bedienden van kooplie-
den, ter zake van den handel van den koopman in
wiens dienst
zij icerkzuam zijn.

Men wandele de kaden van Nederlands grootste zeehaven
eens langs en aanschouwe de paleizen die slechts de
kantoren
zijn van die cargadoors en „konvooiloopers" en vrage eens wie
de meesters zijn van deze „bedienden" ! Het is hier de plaats
niet om opnieuw aan te toonen düt en waaróm en in hoevèrre
ons Wetb. v. Koophandel en inzonderheid het tweede boek,
verouderd is, en dat bij het bloeien van onzen liandel en be-
drijf, bü ons steeds krachtiger medeleven met onzen tijd, de
behoefte aan hernieuwing zich aanhoudend dringender gevoelen
laat; maar het is toch goed er bü iedere gelegenheid aan te
herinneren en — men vergeve het euphemisme — tot meerder
spoed te manen.

Wü vorderen wel, maar bovenal daar waar wü voorgaan in
de internationale beweging. Wü mogen wijzen op de resultaten
der Haagsche Conferentiën betreffende internationaal privaat-
recht ; wü hopen binnenkort oen geheel nieuw internationaal
wisselrecht in de plaats van het bü ons bestaande en ver-
ouderde te kunnen zetten ; en wü wachten do wettelüke goed-
keuring op twee reeds gesloten tractaten, die enkele onder-
werpen van zeerecht betreffen. En omtrent dat zeerecht in
zün geheel, weten we dat do hand sinds lang aan het werk
geslagen is. De heer van Raalte toonde als Kamerlid de nood-
zakelükheid der herziening aan; en als Aliniater droeg hü den
schrijver van onzen Leidraad do Bnmenstelling op van een
nieuw wetboek voor zeerecht. Ken opdracht waaraan, gelük
niet onbekend is, werd voldaan met meerder spoed dan door een
Staatscommissie ware te bereiken geweest. En uit don llaad
van State schünt het to zün teruggekeerd. Maar wat het ont-
werj) bevat ; hoe oudo controvcraen norden opgelost ; hoe
nieuwe regelingen werden ontwori)en voor onderwerpen die tot

dusverre nog ongeregeld zün ; en hoe dat alles is toegelicht ......

dat weten we niet. En voor de weiuiffeii die het wôl weten is
de niededecling ongeoorloofd van wat alleen ambtelijk tot hun
kennis kwam.

Voor het publiek bestaat tot dusverre die arbeid niet, en tot
vóórstudie is aan hen die er eigenlijk toe geroepen zouden zijn,
de gelegenheid onthouden. Het feit wordt hier alleen vermeld,
niet beoordeeld. — Maar ook voor dezen Leidraad bestaat die
arbeid niet, en zoo het is te begriji>en, het is te betreuren tevens.
Voornamelijk daarom wijl als regel de Ijeidraad, nevens aan-
wijzing te gelegener plaatse van buitenlandsch recht, zich in
hoofdzaak moet bepalen tot de uitlegging van ons geldend
stellig recht.

Het bezwaar dat er in gelegen is te werken met een wet die
niet meer is de uitdrukking van het recht, kwam bij herhaling
uit by de toepassing van het wisselrecht. — De wetsuitlegger
zoekende het kleed passend te maken, verplooit en verknipt het,
veroorlooft zich vrijheden en tracht de wet te lezen naar de
ingevingen van zyn juridisch gemoed, dat hem van wat
is,
meetroout naar wat zijn moest. Deze vrijmoedigheid openbaart
zich naar ik meen op treffende wijze bU het onderwerp der
reedersaansprakelykheid. De naaste aanleiding daartoe werd
hierboven reeds aangewezen. Het overlaten door den scheeps-
eigenaar van de eigenlijke, dagelyksche exploitatie van zyn
schip aan een derde die hem eeu tydhuur betaalt, is, zooals
ook de Leidraad erkent, door onze wet niet voorzien; de uit
Engeland naar ons overgekomen time-charter was destijds on-
bekend. De leveranciers van den huurder, de inladers der
lading en hun rechtverkrygenden, misschien ook de kapitein
die het schip voert en de e<iuipage die het bedient, staan in
contractsverhouding tot den huurder en den kapitein of tot
dezen alleen. Zy handelden in elk geval niet met den eigenaar.
Dit is de eenvoudigste vorm; ze is vaak veel ingewikkelder door
meerdere tusschenkomendo personen, maar bly\'ven wy by het
eenvoudige. Welke rechtsgevolgen vloeien tcu aanzien van aan-
sprakelijkheid en verhaal uit die verhouding voort? Hebben zij,
die met den huurder en den kapitein of met den Laatsten alleen
handelden, toch eeu verhaal op den eigenaar en zyn schip, of
op een van beiden of op geen van beiden? Is die huurdor, dien
men tegenwoordig „reeder" is gaan noemen, onbeperkt aanspra-
kelijk omdat het eeuige beperkiugsmiddel dat de wet geeft, het
abandon, hem ontvalt, daar het schip hem niet toebehoort, dan
wel mug hij toch maar abandonnoeren, ook al doet hü afstand
aau de schuldeischers van datgene wat hy\' zelf niet bezit?

De Leidraad geeft op die vragen het volgende antwooi-d:
„Uee<ler (1) is degene die voor zyne rekeniug het schip (»f zelf
voert óf door een door hem aaugesteldeu, althans in zyu dienst
staanden schipper, doet voeren. Men kau eigenaar wezen zonder
rciiler, reeder zonder eigenaar te zyn. De eigenajir-niet-reeder
ia niet persoonlijk aauspnikelyk voor de hiuidelingen en onrecht-
nmtige daden vau deu in dienst vnn den rewler stanuden schip-
per. In art. 321 al. 1 K. is onder „eigenaar" van het schip te
verslaan de eigenaar die tevens rowler is, daar de bepaling
berust op de aanstelling of dionstverhouding; van den eigennar
wordt gesproken omdat de rwder in den ri>gel ook de eige-
uanr is."

(1) p.

-ocr page 193-

„In (2) de tegenwoordige wetboeken is de aansprakelijkheid
van den reeder voor de Iiandelingen en onrechtmatige daden
van den schipper in beginsel een beperkte. Dit beginsel werd
het eerst uitgesproken in de Zweedsche Zeewet van 16G7, afd.
2, cap. 16 en in de Ordonnance de la Marine van 1681 bk 2,
tit. 8 les Propriétaires; art. 2 „les propriétaires de navires
seront responsables des faits du maître, mais ils en demeureront
déchargés en abandonnant leur bâtiment et le fret.

Den (3) reeder-niet-eigenaar van het schip mag,^de bevoegd-
heid afstand te doen, niet worden ontzegd, daar de in het eerste
lid van art. 321 vooropgestelde aansprakelijkheid van den
„eigenaar" van het schip haar grond vindt in de aanstelling
van den schipper, en in het tweede lid deze aansprakelijkheid
van den aansteller door het middel van afstand wordt beperkt.
Ook voor den reeder-niet-eigenaar heeft de verklaring van af-
stand de beteekenis van een verwijzing der schuldeischers voor
hun verhaal naar schip en vracht.

Het schip (4) is aansprakelijk en bij voorrecht verbonden voor
de schulden vermeld in art. 313, ook als het wordt geëxploi-
teerd door een huurder-reeder.

Nevens (5) de persoonlijke aansprakelijkheid des reeders (al
of niet eigenaar van het schip) als degene die den schipper
heeft aangesteld (den
cxercitor) staat de aansprakelijkheid van
het schip en de vracht voor de daden van den schipper (en de
schepelingen), zie artt. 349, 452 en 707, waarin wordt gespro-
ken van een verbonden zyn van het schip en van verhaal op
het schip, alsmede artt. 538, 540, 541. Evenzoo is het schip
verbonden voor de aanspraken van schipper en schepelingen
uit de dienstbetrekking, artt. 419, 427 en 433 i. v. m. art. 386.
Ook de afstand, waarmede de schuldeischers voor hun verhaal
woixlen verwezen naar schip en vracht, veronderstelt een in het
bijzonder verbonden zijn van het schip en de vracht.

Aangenomen mag dus worden dat het schip, ook als de i-eeder
niet is de eigenaar, aansprakelijk is niet alleen voor de schulden,
genoemd in de artt. 313 en 315, maar ook voor do handelingen
en verbintenissen van den schipper „in alles wat tot het schip
en de onderneming betrekking heeft."

De leer die aldus de Leidraad geeft, en die voor elk ondertleel
zich op autoriteiten beroept, — schoon niet altijd gelijkwaar-
dige, — vormt een afgerond geheel. Dat heeft ze vöór op
rechterlijke beslissingen die uit den aard der znnk zich alleen
hebben uit te spreken over het den rechter voorgelegd geval,
maar daardoor onbeantwoord laten de wel eens zich opdringende
. vraag of de rechter ook de gevolgen aanvaarden zou die bü ge-
wijzigde feitelijke verhoudingen uit het aangenomene zouden
voortvlm\'ien cn zoo niet, hoe hü diln zich de oplossing zou
denken.

De economische grond voor de uitgebreide aansprakolüklicid
van don scheepseigenaar voor de handelingen on verbintoniason
van don kapitein, ligt in do no()<lzakolükhcid om don schipper,
die het schip naar allo windstreek voert, steeds cwliet te doen

(2) p. 435.

(3) p. 439.

(4) p. 432.

(5) p. 445.

I

vinden. Zij die met den schipper handelen moeten weten zich
te kunnen verhalen op het schip, des eigenaars zaak.
Zij kennen
wel den schipper, doch niet zyn hetaalkracht; maar Lloj\'ds
TJegister zorgt er voor, dat ze óók kennen den eigenaar van het
vrrhaalsohjcct waar de schipper op vaart. — Alles goed en
wel, zegt nu de Leidraad, maar als de aansteller van den schip-
per, althans de man in wiens dienst hy is, alleen maar is
„reeder" en de eigenaar is een eigenaar-niet-reeder, dan heeft de
derde die met deu
schipper handelde, met dien cif/eiiaar niets te
maken. Doch hij ontruste zich niet, zijn positie hlyft ongerept,
want niet alleen voor de vorderingen in 313 en 31.^ K. genoemd,
maar ook voor do handelingen en verbintenissen van den schip-
per in
alles wat tot het schip en de onderneming betrekking
heeft, is het
schip zelf verbonden. Die derde moge zich dan al
niet kunnen verhalen op de fortune de terre van dien eigenaar,
met wien hy immers ook niet in contractsband staat, maar hy
heeft daartegenover als executieobject de fortune de terre van
den „recder"-niet-eigenaar, en daarenboven nog in elk geval het
schip zelf met ziju toebehooren.

En wanneer die reeder-niet-eigen.iar soms vragen mocht of,
nu hy als „reeder" wordt erkend, hem ook de beperkte aan-
sprnkelükheid deelachtig wordt, zoodat hy eventueel zyn eigen
fortune de terre buiten de zaak kan houden, dan luidt ook voor
hem het antwoord geruststellend. — Zeker, zoo zegt hem de
Leidraad, gij hebt den schipper aangesteld, althans hi,i is in
uw dienst; daarin wortelt eensdeels uw aansprakelykheid, maar
anderdeels tevens uw recht deze te beperken, door middel vau
abandon van het schip. Die bevoegdheid mag men u niet ont-
zeggen, en als uw belang het meebrengt abandonneert ge maar,
ook al doet gy op die manier afsland van iets wat u heele-
mnnl niet toebehoort.

De eenige die bij deze rechtsbeschouwing zich wellicht minder
gaarne zal niHlerleggen is die eigenaar-nict-ree<ler zelf, — Zfió
heb ik het nooit begrepen, laat hü zich hooroii. Ik ben een man
van zaken, ik heb myn schip om het to laten varen en er
vracht mee te verdienen. Da locstand vau de vrachtmarkt is
vnudang zóó dat
ik er moe tovrwleii hen wanneer ik
voor wn jaar w>n tijdvracht,
chartcrfninht" vau x guldens
ontvang, Uyzing of daling vau do markt is my dus oiivei-schil-
lig; ik heb myn vracht voor een jaar gefixeerd. De man die
het schip van my huurt, myn
iimc-chartcrer, ziet er meer in.
Hy meent dat hg zelf nog weer hooger vracht kan venlienor..
en ecu gunstige l)ali»ns zal boekeu. — N\'u begryi) ik wel dat er
gevaren v(M)r mij zyn. Ik begrjjp dat mün schip verbonden zal
wezen voor zi\'kero in do wet genoemde ..voorrechten", omdnt
die een zakelyk karakter dragen en dat ook voor eenigo andoro
vorderingen het schip verbonden is, waarvan de wet do opsom-
ming geeft. Ik iiel) altijd wel gedacht dat als myu
time-chart( n r
zijn verbintonis.seu niet nakomt, men trachten zal mij aan het
klooil te komen, omdat men deu ka|)itein kent on my kont en
er in de wet staat dat do
cir/ritu(ir uaiispraMijk is, voor wat de
kapitein uitvoert, terwyl niemand mijn huurder kent of de man
uioi>8t het toevallig zolf vertellon. Maar als dat gebeurt spn^ek
ik eeu woordje mee, on zal als or betaald moet worden my wol
zien to verhalen op dien huurder, ingevolge do bepalingen vnn
myn contract mot hem on in wien ik bovendien vortrou-

-ocr page 194-

wen stel. Nu verneem ik dat ik niet meer „reeder"
heet, omdat ik mijn vracht voor een zekere tijdsruimte
in eens vaststelde, b.v. £ 1000 in de maand, en ik niet mijn
schip voor een reis vervrachtte. Mij wel, ik hecht niet aan een
naam. — Ik verneem dat ik ook niet meer aansprakelijk ben,
wat mij zeer aangenaam is, al verwondert het mij eenigszins.
ÏNIaar dat men voor een gewone vordering die niet is een be-
voorrechte schuld, een vonnis kan krijgen buiten mij om tegeu
mijn huurder, van welk proces ik allicht niets verneem, en met
welke procedure, al hoorde ik er wèl van, ik mij toch niet zou
mogen bemoeien omdat ik, als niet aansprakelijk, er niets mede
te maken heb, — en dat men, als dat vonnis er is, voor die
op het schip niet bevoorrechte vordering op mijn
huurder, toch
j/ty
/i schip kan executeeren buiten mij om — dat wist ik niet.
En dat ik op zekeren dag zal kunnen vernemen dat mijn huurdei
de „Reeder", heeft goedgevonden
zijne aansprakelijkheid te be-
perken en
zijn landfortuin te beveiligen door van myii schip
afstand te doen aan z^ne crediteuren, en dat dit alles rechtens
kan gebeuren ......... dat maakt me toch wel een weinig bekom-
merd. Want ik heb dan nog wel mijn verhaal op dien huurder,
maar ik ben ondertusschen myn schip kwijt. Dan was ik nog
maar liever „aansprakelijk" gebleven! Dan kon ik
tijdig mee-
praten en verdedigen, myn verhaal zoeken en mijn schip sau-
veeren.

• Het eerste deel der hier omschreven leer wordt door de laatste
jurisprudentie, door den Leidraad aangehaald, aanvaard. —
Omtrent het tweede deel, de verbondenheid van het schip voor
alle met de onderneming in verband staande schuld, reëel, im-
mers met uitschakeling van den scheepseigenaar, en de toeken-
ning van het abandonrecht aan een niet-eigenaar van liet te
abandonneeren voorwerp, is nog geen jurisprudentie te vinden.

Mot geen dier deelen kan ik mü yereenigen; het hier voorge-
dragen kerstuk schijnt mij toe in strijd te zijn met de Fransche
en Nederlandsche wetten en haar historie. Ik noem de beide
landen te zamen omdat onze artt. ;>20 en 321 K. eenvoudig
afkomstig zyn van het Fransche 210 Code de Commerce.

Hun geschictlenis is uitvoerig beschreven bü Voorduin IX
]). \'M2—370., Kn uit die historie blijkt, dunkt mü, onbetwist-
baar dat destüds in niemands hoofd ia opgekomen dat do reo<lor
van et-ii schip iemand anders
ki)n zün dan de eigenaar of de
eigenaars er van. en dat de geheele regeling onafscheidelük is
van die grondgedachte.

In onze wet zün de woorden scheepseigenaar en recder, gi -
lükwaardige begrippen. Er wonlt alleen fjesproken van „eige-
naar" en „wierfe-reoders".

Ten onrechte zegt m. i. de Leidraad (p. 434) dat alleen van
den eigenaar wordt gesproken „ómdat de reeder in don regel
ook eigenaar is", — want uit Voorduin blükt dat men de
mogelükheid dat het tlnders zou kunnen zün zich nooit heeft
voorgesteld. Men dacht slechts aan eigenaars die hetzü allóón,
hetzü met anderen tezamen, schepen haddon om ze commercieel
te gebruiken. In art. 320 K. staat al: „tpt gemeene baat go-
bruiken". In den Code vindt men zulk een uitdrukking niet,
maar dat is om het even, want de strekkin« van art. 21ü is
blükbaar geen andere. „Die een schip op züne kosten laat

bouwen", zeide de Heer Beelaerts-ran Blokland 17 Febr. 1820
„of den eigendom van een schip door koop verkrijgt, met oog-
merk om hetzelve te bevrachten, wordt : reeder genaamd ; —
een woord in den scheepshandel gebruikelijk, om daarmede deu
scheepse»ir;e»aar aan te duiden." (G)

Art. 320 K. Iaat een reederij ontstaan „als twee of meer per-
sonen een schip
onder hen gemeen sijndc", dus waarvan ze deu
eigendom hebben, „tot gemeene baat gaan gebruiken".

De artt. 320—340 spreken nergens van een reeder, maar
altyd van «iciZc-reeders, met of zonder de bijvoeging van „eige-
naar of" en behandelen allerlei stof, die kennelijk alleen den
eigenaar raakt, als b.v. vertimmering, verkoop, uitrusting,
casco verzekering en dergelijke.

Deze wetstaal is niet voor tweeërlei uitlegging vatbaar.

Bij de behandeling in 1820 had de le afdeeling tegen de in-
deeling bezwaar. Ze vond de definitie overbodig. „On commence
par une définition ou description do la société
d\'armement
(reederij) que l\'on croit inutile, attendu que tout le monde sait
bien,
que, lorsque plusieurs personnes sont propriétaires d\'uu
ou de plus d\'un navire, et qu\'elles en font usage
à leur profit
eommun,
il existe ou se forme entre elles une association il cet
égard." (Voorduin p. 351).

;Men pleegt bij deze materie zich vaak op Romeinsch en oud-
Hollandsch recht to beroepen. Mij dunkt zonder veel practisch
nut. Want men leest er alleen uit, wat ook thaus niemand
betwist, dat „reeden" is het commercieel gebruiken van een
schip. Maar altyd wordt ondersteld dat die commercieele ge-
bruiker ook tevens de eigenaar is.

Alleen dan wanneer de scheepseigenaar ziju schip niet tot
„haat gehrnikt", als het niet voor hem is een schip dat hy met
hoop op winst varen laat, is hy niet reeder.

Maar doet die eigenaar dat dan niet die zijn schip in ty\'dhuur
geeftV Is het voor de bepaling van de natuur van zyn handelen
noodig dat hy zelf met inladers onderhandelt en zelf ziju kolen \'
of scheepsvoorraad koopt? Ik geloof niet dat zulke ouderschei
ding ooit by. een man van zaken zou opkomen. Maar Prof.
^lolengraaff stelt zyn lezers tot eigen oordeel in staat en drukt
onder de Bylagen een gebruikt en ingevuld Time-charter af.
Zoo kan men zien hoe zulk een tydhuur er uitziet, hoe hot iu
de werkelijkheid toegaat. Ku daarop komt het toch maar aan,
want :

<Irau ist allo Theorie, und griin des Lehens goldner Uaum.

Het stoomschip Dordrecht wordt dimr voor £ 1000 in de
maand verhuurd. De eigenaar levert het sclii))
„ready to reecivo
Cargo, and being tight stauneh and strong and in every irayi
fitted for the scrV\'icc and with complément of offieers, seamen,
engineers and firemen for a vessel of her tonnage and with
nerossary ship\'s doi^iments to be employed in sueh laicful tra-
des"
etc.

De eigenaar rust dus hel schip uit. lOu dat is regel; gewoon-
lijk luoet ook het schip eerst varen naar de pliuits waar het
rrudy to ret^Hve cargo wordt opgeleverd en do huur begint.

I

1

1

Dau wordt bepaald binnen welk deel vnn deu aardbol het
schip gebruikt mag wonlen.

(0) Voorduin 1. c. p. 303.

-ocr page 195-

Dan dat de eigenaars zullen betalen, als in de huur begrepen,
de loonen van kapitein en bemanning, de assurantie van het
schip en het onderhoud. — Maar kolen, havengelden, loods-
gelden, kanaalgelden, proviand, kosten van laden en lossen, in
f\'én woord alle vaarkosten, zijn weer voor den
huurder. Uit-
Irukkelijk wordt bepaald dat de kapitein, ofschoon
niet door
den huurder aangesteld,
toch in zyn dienst is. En deze eige-
naars, die er blijkbaar over denken als die aan welken ik hier-
boven het woord verleende, en die wel begrijpen dat belangheb-
benden bij vorderingen tegen den kapitein allicht zullen aan-
komen bij
hen, die bekend zyn als de scheepseigenaars, maken
de bepaling:
„that charterers hereby agree tot indemnify tho
Owners from all consequences or Uabalities that may arise
from the Captain signing Bills of Lading, or in otherwise com-
plying with the same".

Dan bedingt de eigenaar voor zich een retentierecht op de
lading — met welker eigenaars, ook middelyk, hy niet zal
contracteeren. De huurder zijnerzijds bedingt voor zich een
retentierecht op het schip. En als er buitenkansjes zyn uit hulp
of berging, dan deelen de heeren samen.

Dit in de leidraad afgedrukt charter is goetl gekozen, want
het is de gebruikelijke vorm.

Zyn dat nu commercieele daden van dien eigenaar of niet?
Laat hij zijn schip varen of nietV Zal men met recht mogen
zeggen: nu gij zelf niet bepaalt waarheen gevaren wordt, nu
gij de vaarkosten niet betaalt en de kolen niet zelf koopt, nu uw
„baat" voor een jaar gefixeerd is, nu zyt gij geen reeder meer.
Nu telt voor n het handelswetboek niet meer mee. Nu staat gy
gelijk met een sportliefhebber eigenaar van een jacht. — Ik
begrijp de juridische of practicale gedachte niet goed die tot
dat oordeel voert.

Ten onrechte wordt m. i. zulk een eigenaar tot niet-reedcr
verklaard, en teu onrechte van hem afgenomen de aansprake-
lijkheid voor de handelingen en verbintenissen van den schip-
per, die de wet zonder nadere bepaling of exceptie op hem als
eigenaar legt, maar die dan ook als correctief hem hot recht
tot abandon verleent. En al zi6t z^n ff gebruiken tot baat" er
misschien wat anders uit dan men zich voorstelde in het eerste
kwartaal der vorige eeuw, hü
doet het toch; hü laat zün schip
wel degelük varen, hy is er de conmiercieele exploitant van ten
bate van zichzelf en zyn mcderoodors of modoaandeelhouders.

• Wanneer het leerstuk hierby blütt staan wordt aan hen die
met don schipper handelen, hot verhaal ontnomen op het schip,
het crodietobject voor den schipper, erkend by allo maritiem
verkeer — en daardoor inbreuk gemaakt op oen dor oudste
begrippon van zeerecht. Niemand die dat beter weet en inziet
dan de schryver van den Leidraad, voor wien hot practischo
loven evenmin geheimen heeft als de wetenschap. Ily komt dus
dadelük aan die leemte tegemoet, door hot
schip aansprakolük
Ie maken (p. 44.1) voor
al de handelingen on verbintenissen van
den schipper in
alles wat tot hot schip en de ondonieming be-
hoort. — Nu schynt de zaak dus weer in orde. Intogendool, nu
blükt alras hoe men van het een in het ander komt, en do
eerste zonde de moeder is der tweede. — In het stelsel
der wet is dat verhaal op het schip zeer natuurlük.

De eigenaar is aansprakelijk, dus heeft men verhaal op het goed
van dien eigenaar, zijn zeefortuin, waartoe hij zich beperkeu
mag. — Nu zet men echter dien eigenaar ter zijde, op grond
dat de kapitein niet in zijn dienst is; immers in die
dienst-
hetrekking
wortelde, zoo het heette, de aansprakelijkheid. —
Goed, hü staat er nu buiten, dus ook zijn eigendom, zijn schip.
Iloe wordt dit nu töch weer aansprakelijk? Niet door dien
huurder-reeder-niet-eigenaar, want aan hem behoort het niet.
Dus door de wet zelve, waar het dan wel duidelijk in zal moeten
staan. Daaruit wil de Leidraad het dan ook afleiden en haalt
ten bewijze de artikelen der wet aan. Maar die regel, die alge-
meene regel die de aansprakelijkheid van „het schip" moet
vaststellen voor „alles wat" enz., die regel is nergens te vinden.
Aangehaald worden de artt. 349, 4.=)2, 707, 538, 540, 541, 419,
427, 433, 38G. Allerlei gevallen worden daar genoemd in welke
het schip — dus onafhankelijk van zijne relatie tot den eige-
naar — aansprakelijk wordt gemaakt; 349 jegens de inladers
voor
schade aan de lading door ontrouw, 452 jegens dezelfden
voor
schade door ontrouw der bemanning, 707 jegens dezelfden
voor
schade door schuld van den schipper, ü38, 540, 541. Deze
artikelen betreffen aanvaringsschaden, maar bewijzen niets, om-
dat daar de veelvuldig voorkomende en ook in het buitenland
aangenomen spreekwijze is gebruikt waarbij men het schip
noemt, terwijl men doelt op den eigenaar er van. Zoo zegt 541:
„is het driftig geworden schip tot vergoeding van do geheele
schade aan het andere schip en deszelfs lading gehouden". Hier
zijn dus schepen, en zelfs ladingen, tot handelende personeu
gemaakt. Niets meer dus dan een nog steeds gangbare wijze
van uitdrukken, 419, 427, 433, 380. Het schip aangewezen als
speciaal executie-object voor bepaalde vorferingen van scheeps-
officieren en scheepsgezellen.

l>e algemeene regel dien de Iveiddraad aanneemt is er dus
niet. Als hij bestond, waartoe dan een opsomming van een reeks
speciale gevallen. Juist die gevallen sluiten het denkbeeld van
een regel uit.

l\']n nu het abandon. De rcedersaansprakelUkheid voor den
schi pi)(?r, zegt Sehr, is
„in beginsel een beperkte**, — Het eenige
beperkingsmiddel is abandon. De huunlcr-niet-oigcnaar is nu
recder. Dus dringt de vrajig zich op of hij nu ook mag aban-
donnceren.

Zeker, antwoordt de Leiddraad, dat mag men hem niet ont-
houden, dat hangt samen niet de aansprakelijkhoid voor deii
schipper, dien de reinler in zijn dienst heeft. (p. 430).

Maar de gevallen staan niet gelijk. De reeder-cipeuaiir heeft
landfortuin en zwfortuin. Tot hem zegt de wet: (JU moogt u
beperken tot uw zeefortuin. De rocdor-niet-eigenaar heeft land-
fortuin en geen zeefortuin. Zegt dc wet nu tot hem: (JU nioogt
u beperken tot het zeefortuin van
een ander?

Voor de leer dat ook de liuurder kan ubnndonnecren wordt
alleen beroep gedaan op Kist, Dicphuis en Kluyver. Do laatste
helpt niet mee voor het betoog. Hü wil den huurder beperkings-\'
rocht geven door afstand van do
waarde vnn schip on vraclit,
alzoo tot oen deel van alttians zU\'i
eigen vermogen, In geld.
Dat heeft du» niets met abandon to inakon. — Kist zegt: „De
eigenaar moet geacht worden ten aanzien van dorden afstand

-ocr page 196-

10

gedaan te hebben van zijn eigendom aan den reeder, wien hij
het schip heeft toevertrouwd". — Meer niet! Waarom die eige-
naar aldus „geacht" moet worden, is niet meegedeeld. Een
bedenkelijk gevolg voor iemand die alleen verhuurt en nu ver-
neemt dat hij „geacht" wordt tegelijk zijn heele schip te hebben
afgestaan. Vreemde commercieele opvatting, denkt vermoedelijk
die eigenaar, meenende dat hij tot die suppositie toch geen aan-
leiding gaf.

En Diephuis: „Voorzoover anderen dan de eigenaar het schip
laten bevaren, is ook hun het recht van afstand met het daaraan
verbonden gevolg niet ontzegd,
\\caar de eigenaar zelf daartoe is
bevoegd verklaard,"
— De betoogende kracht van het gecursi-
veerde ontgaat mij. Juister en eenvoudiger schijnen mij de
adviezen van Asser Schets en T^evy A. D. H., die alleen in-
houden, dat men geen geven heeft over anderman\'s goed.

Doch waartoe is het noodig — het geoorloofde nu daarge-
laten — een systeem te scheppen dat los is èn van de historie
der wet èn van haar inhoud V Wordt het althans aangedrongen
door bestaande behoeften? Ik meen dat ook daarop het ant-
woord ontkennend luiden moet. liet stemt niet overeen met
bestaande toestanden en is niet de uitdrukking van bg de par-
tijen gevestigde rechtsovertuigingen. Het is niet juist dat d(j
eigenaars die hun schepen in tydhuur geven, buiten het reeders-
bedrijf staan. Ze zijn er zeer actief en dagelijks midden in. Het
bovenvermelde time-charter van de „Dordrecht" toont het on-
middellijk aan. Zulke
„owners" stellen zich volkomen goed
de mogelijkheid voor dat men bij
hen zal aankloppen voor de
nakoming van verbintenissen uit wet of contract, rustend op de
kapiteins die hun schepen bevaren, ook al zy\'n deze uit kracht
van eenig time-charter in dienst van een huurder.

Kil aanvaringsschaden arresteert de beschadigde bet schuldige
schip, omdat dit het verhaalsobjpct is behoorende aan den aan-
sprakelyken eigenaar van het schip welks schipi)er de schuldige
was. Wat heeft die derde te maken met een huurcontract dat
hü niet kent en dat voor hem is een
res inter alios aeta\'! Maar
het verhaal dat de aangevarene zoekt kan dien eigenaar ook
niet schelen. Hü zal betalen, gedekt door zyu assuradeur, en
de premie is een der elementen naar welke hy zyn tijdhuur
berekent. Het charter voorziet er uitdrukkelyk iu. En dat zoo
zijnde maakt ook de huurder zich niet warm over die groote
gebeurlijkheden die hem als „reeder" zouden kunnen treffen.
Dat zyn risico\'s voor den eigenaar, zooals zyn charter ook
zegt, d. w. z. voor den assuradeur, en daar hy, huurder het
schip exploiteert, begrijpt hü best dat
feitelijk de premie uit
zijn zak zal komen, gelük hü óók heel goed begrypt dat die
eigenaar liefst zyn verzekeraar»
zelf kiest. Eu wat de contrac-
tueele gevolgen betreft van dat exploiteeren, dat vervoeren van
koopmanschappen, is het niet anders. Al die veelsoortige vor-
deringen tot welke ladingeigenaren kunnen beweren gerechtigd
te zün, worden op verzekeraars afgewenteld. Daar zyn de l\'ro-
tecting-C\'lubs voor, die tt"gen vaste jaarpremiën die risico\'s
aanvaarden. Die verzekering «luiten de, huurders zelf, omdat
zy zolf het best dat inderdaad hun eigen zaak rakende interest
kunnen beoordeelen en zy ook de werkelyke Bchuldenaren zyn.
Ten minste wanneer die huurder ook wezenlük zelf met iu-
laders zal contracteeren. Want zoozeer is vrachtverdienen
hoofdzaak eu doel, dat dö overeenkomst de bepaling bevat:
Charterers to have the option of subletting the stcamcr giving
due noticc to the owners.

De eigenaar is niet zonder risico, natuurlijk niet, dat is
eeu koopman nooit. Maar men bewijst hem een slechten dienst
door van hem af te nemen een wettelijke aansprakelijkheid om-
trent welke hü naar eigen believen overeenkomsten getroffen
heeft, en regelen vast te stellen volgens welke hij zijn schip
kan kwijtraken zonder dat hü het bemerkt en zonder dat hü
het keeren kan al bemerkt hij het wèl.

En bij toepassing op andere onderwerpen vertoont zich tel-
kens nieuw bezwaar. — Is naar ons recht ook de eigenaar tot
hulp- of bergloon gerechtigd? Men neemt het aan wegens de
in het oog springende billijkheid, al zwijgt de wet die alleen
op persoonlijke verrichting schünf te duiden. Want de hulp is
onmogelijk zonder het schip waarmee geholpen wordt, zonder
zijn uitrusting en zyn machines. Er wordt dus aan buitenge-
woon risico blootgesteld het zeefortuin van den eigenaar. —
Wanneer het schip nu in tijdhuur is gegeven, do huurder als
„reeder", en de eigenaar als „niet-reeder" wordt beschouwd,
moet dan bij hulpverleenen aan dien
huurder een flinke beloo-
ning worden toegekend omdat hü het schip vnn
ccn ander aan
risico, schade of ondergang heeft blootgesteld?

De partijen in het time-chartcr van de „Dordrecht" bekeken
de zaak op practischer wijs.

„Mijn schip werd gewaagd", zei de eigenaar. „Maar mijn
kolen en mijn tijd", zei de huurder. „Dan deelen we samen",
was de conclusie.

Men tooit met den reedernaam een man die zichzelf niet als
rceder beschouwt al heeft hij ook eenige reedersobligo\'s aan-
vaard en schenkt hem beschikkingsrecht over eens anders goed,
in strijd met het gemeene recht en zonder dat hü zelf dat recht
behoeft of verlangt, tenvijl het ook nog nooit is voorgekomen
dat de uitoefening daarvan is beproefd.

Wie tot reeder maken wil den huurder die het naar onze
wet niet is, kan halverweegs niet blijven staan, llü moet voort,
tot het einde toe, met analogiön en fictiën. Want doet hy het
niet, dan maokt hy de derden tot slachtoffers die buiten het
huurcontract staan en werkt het betlrog in de hand, daar als-
dan de (juasi-huurder-strooman zyn intrede kan doen, tot on-
roohtmatige beveiliging van hem die zich aan wezenlijke ver-
plichtingen wil onttrekken.

Aan den lA}iddraad komt de lof toe conseiiuent te zyn.
Hoever de Nederlandsche rechter zal gaan is tot dusverre
niet gebleken.

Den ganschen ryken inhoud van dit derde stuk \\nn don
Leiddraad te bespreken in deze toch reeds to lange rnxnkon-
diging, is niet doenlijk. Zooals ik reeds zeide, voor den beoefenaar
van dit doel van het recht is hot een genoegen den weg te
volgen van dezen leider, wiens boek op elke bladzijde toont vol-
komen actueel en bijgewerkt te zyn. Waar door den schrijver
op menige plaats jurisprudentie bostroilen of tegen tot dusverre
gangbaar begrip opgekomen wordt, zou ik liever aan zyne zyde
dan tegen hem strijden. Ik wy» slechts op de heldere en vol-

-ocr page 197-

12 •

ledige wijze waarop o. a. goederenvervoer en de daarbij voor-
komende contracten, en in het laatste deel van het werk avarij-
grosserecht behandeld wordt, waarbij het „nood"-begrip tot
juiste proportiën wordt teruggebracht. Wenschelijk ware het
geweest onder de Bijlagen het tegenwoordige Rotterdamsche
Compromis aan te treffen dat door dispacheurs en assuradeurs
gezamenlijk werd vastgesteld. Die Bijlagen verhoogen belang-
rijk de waarde van het boek. Men vindt er het besproken time-
charter, een houtcharter (den Pixpinus) een lumpsumcharter,
een reeks Nederlandsche en Engelsche cognossementen, door-
cognossementen en een bagagecognossement. Verscheidene in-
gevuld, zóó als ze gediend hebben.

Het boek besluit met de behandeling van Aanvaring en
Stranding, hulp- en bergloon. De beide in Brussel, ook door
Nederland, geteekende tractaten die deze onderwerpen betreffen,
worden vermeld maar niet bèsproken en voor hun tekst venvezen
naar het Rechtsgeleerd Magazijn. Misschien had de Leiddraad
hierover iets uitvoeriger kunüen zijn, waar de schrijver zelf aan
de totstandkoming zijn persoonlijk aandeel had en hij tot de
mede-ondertëekenaars behoort.

Evenals van de vorige stukken mag ook van dit transport-
recht worden getuigd, dat het voor de beoefening van handels-
recht tot de onmisbare boeken behoort.

De schrijver zij er van overtuigd dat zijne lezers de voltooiing
van zijn arbeid met belangstelling tegemoet zien.

Mr. B. C. J. Loder.

ft

i V .-A •

« s , •■■

-s \'.

y.1 . ; ï- .....

■F

H

\'àS

-ocr page 198-

-446

§ 57. DE REEDERIJ.

Ontw. Burg. "Wetb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. 4, artt. 1—
15 ; Ontw. Wetb. v. Kph. 1809, artt. 233—256; Code de comm.,
artt. 218—220; Wetb. v. Kph., artt. 320—340.

S. H. Lotsy, over reederijen, Prft. 1859. — P. van Bemme-
len, is reederij een maatschap of vennootschap? in Th emis 1852,
bl. 258 vlg. — M. C. L. Lotsy, beschouwingen over de binnen-
vaart, Prft. 1869, Hfdk. IV.

R e e d e r ij is zoowel de overeenkomst tusschen m e d e ë i g e-
naren van een schip om dit ten gemeenen bate te gebruiken,
als de daarop gegronde vereeniging: art. 320 K.

De reederij is niet eene bloote gemeenschap maar eene ver-
eeniging van personen, evenals de maatschap, en wel eene
vereeniging van mede-eigenaren (scheepsportionarissen).

De bepalingen omtrent andere soorten van vereenigingen
(met name omtrent de maatschap) zijn niet van toepassing.

Aldus Diephtjis, dl. 2, bl. 51 v.; S. H. Lotsy, bl. 21 v.;
anders Kist, dl. 5, bl. 68; M. C. L. Lotsy, bl. 68 v., 73 v.

De overeenkomst is vormvrij. De reederij-cedul (formulier
bij S. H.
Lotsy, bijl. A).

Ieder medereeder kan zijn portie (aandeel) verkoopen; de
kooper wordt lid der reederij:
Diephuis, dl. 2, bl. 52 v.; de
Wal
, dl. 2, n°. 77; Kist, dl. 5, bl. 69 v.; S. II. Lotsy, bl.
27
v.; anders M. C. L. Lotsy, t. a. p., bl. 62 v. Evenzoo wordt dit
de kooper bij executie van een (scheeps)portie, art. 583 Rv. Faillis-
sement of overlijden van een lid der reederij heeft ontbinding
der reederij niet ten gevolge.

Het aandeel in de reederij (de scheepsportie) is maatstaf van
de rechten en verplichtingen van ieder lid der reederij. Ver-
plichting om tot de uitrusting van het schip bij te dragen,
art, 323; sanctie, art. 342; zie ook art. 580 K.

De leden der reederij zijn voor do schulden der vereeniging
aansprakelijk, ieder naar evenredigheid van zijn aandeel, artt.
821, 322, 335 en 336 K.

De HohuldeischerH kunnen alleen de afzonderlijke reeders aan-
spreken, ieder voor zijn aandeel, niet allen te/Jimen voor het geheel:

t

S

t

-ocr page 199-

mm

TC

my- -

se* . .

Kï\'-rr

> :

Jlb. Amsterdam 3 Dec. 1862, M. v. H. 1863 bl. 9, W. n°.
2459, bev. Hof Nd. Holland 28 Apr. 1864, M. v. H. 1864
bl. 97, W. n°. 2607.

Zij kunnen ieder afzonderlijk van hun portie afstand doen
in de gevallen van artt. 321 en 335.

Gaat bij verkoop alleen de scheepsportie over, of óók het
aandeel in de schulden en in de vorderingen, met\'name tegen-
over derden?

Zie hierover: .Toerijes, Zft. f. d. ges. Hr., dl. 49, bl. 189,
208
v. — ScH.vi\'s, Kommentaar op § 503 DHwb., Zusatz.

Inwendig beslist, binnen de grenzen der overeenkomst, de
meerderheid van stemmen, het kleinste aandeel
voDr één stem
gerekend, art. 320. De meerderheid van de stemmen der ter
vergadering aanwezigen, mits allen behoorlijk zijn opgeroepen
(Rb. Amsterdam 10 Dec. 1847, W. n°. 944, op andere gron-
den vern. door Hof Nd.-Holl. 13 Jan. 18-18, R. B. 1848 bl.
14), of van
alle reeders (H. R. 3 .Tuni 1848, W. 922; Hof
Nd. Holl. 10 Febr. 1859, W. n°. 2125), zonder dat eene ver-
gadering noodig is?

Eenstemmigheid wordt vereischt in de gevallen, vermeld in
artt. 325 al. 1 (onderhandsche verkoop), 326 en 333.

Bescherming van de minderheid, artt. 324 en 366; ook
art. 340.

Ontbinding e n (door) verkoop van het schip, als de meerder-
heid daartoe be.sluit, art. 325 al. 1; tot de ontbinding kan
echter niet worden overgegajin gedurende eene reis, art. 325
al. 2; ook niet met gemeen goedvinden?

Verg. 1)e Wal, dl. 2, 109; Kist, dl. 5, 1)1. 73 v.;
Diei\'UUIs, dl. 2, bl. 63 v.

Vergaan van liet schip heeft ontbinding der reederij ten
gevolge; vcrellening moet plaats hebben.

Zio Hof Zd. Holland 17 Mei 1858, W. n®. 1981.

De reederij wordt naar buiten vertegenwoordigd door don
boekhouder (armatour-gérant, sbips-husband of managing-

-ocr page 200-

wm

448

owner, Correspondent-rheder of SchifFsdirector), zoo die er is.

A. N. Eietveld van deb Feen, de societatis exercitoriae
actore, Prft. 1840.

Art. 326 al. 1 K.: de boekhouder moet medereeder zijn;
alleen met toestemming van allen kan een ander tot boek-
houder worden benoemd.

Eene firma (d. i. eene vennootschap onder firma) kan tot
boekhouder worden benoemd: Eb. Eotterdam 15 Nov. 1880,
W. n°. 4683, en 22 Nov. 1880, W. n°. 4686, bev. door Hof
den Haag 2 Jan. 1882, W. n°. 4716, en 6 Mrt. 1882, N.
Mag. v. H. 1882 bl. 184.

Aard der overeenkomst. Indien de boekhouder medereeder
is en als zoodanig is aangewezen bij de reederij-cedul, maakt
zijn aanstelling een deel uit van het reederij-contract, doch
bevat tevens de kenmerken van een arbeidsovereenkomst.
Art. 1637c B. W. is in dit geval van toepassing. In andere
gevallen is er bloot een arbeidsovereenkomst, welke wordt
beheerscht door de artt. 1637d en vlg. B. W., voor zooverre
in het Wetb. van Kooph., artt. 326 en vlg., afwijkende bepa-
lingen niet voorkomen.

Ontslag kan te allen tijde door de meerderheid der reeders
worden gegeven, art. 326 al. 2.

Nietig is de bepaling in het reederij-contract, dat het boek-
houderschap erfelijk zal zijn: Eb. Eotterdam 22 Nov. 1880,
bev. door Hof den Haag 6 Mrt. 1882, b. a. (de bepaling van
art. 326 al. 2 is van openbare orde).

Taak en bevoegdheid van den boekhouder, art. 327 K.
In beginsel is zijne macht onbeperkt, althans tegenover dorden.

Volgens Eb. Dordrecht 25 Jan. 18(54, ^Nf. v. H. 1864 bl.
21, moot hij do reeders raadplegen in alle buitengewone ge-
vallen (d. i. over alles wat niet betreft het dagelijksch beheer).

„De boekhouder vertegenwoordigt de geheele reederij.....

zoo in als buiten regte(n)", art. 327 K.

Eb. Amsterdam 2 Juni 1891), W. n°. 7368, leidt hieruit
ten onrechte af, dat niet mag worden gedagvaard in naam van
de reederij, doch dit moot geschieden in naam van don boekhoiHh\'r.

Als de boekhouder is veroordeeld, kan dit vonnis niot worden

-ocr page 201-

4a

1

temiitvoergelegd tegen de reeders in privé; wel kan tegen
ieder der reeders worden gevorderd, dat dit vonnis tegen hem
zal worden verklaard executabel voor zijn aandeel: Eb. j^mster-
dam 21 Dec. 1871, M. v. H. 1872 bl. 18.

Nadere bepaling van de taak des boekhouders, artt. 328
al. 1 en 330; artt. 334, 388, 389. Verg. ook artt. 343, 352,
445, 448 en 449 K.

Beperking van zijne bevoegdheid, artt. 331 en 333. Gevolg
van de overtreding dezer artikels: de handeling bindt noch do
reeders in privé noch de reederij, zoodat noch de reeders per-
soonlijk noch de boekhouder ter zake daarvan kunnen worden
aangesproken of daaruit rechten kunnen ontleenen. Bekrachti-
ging der handeling door de reeders is niet uitgesloten.

De boekhouder kan in eigen naam het schip verzekeren
voor rekening van de reederij of van wien het aangaat. Zie
hieronder § 71, De partijen.

Hof Zd. Holland 29 ]^trt. 1854, W. n°. 1529, bev. Eb.
Eotterdam 22 Juni 1853, W. n°. 1519.

Beperkingen bij reeder-cedul werken tegen derden alleen,
indien ze hun bekend zijn gemaakt.

Aansprakelijkheid der reeders voor de handelingen en ver-
bintenissen des boekhouders, art. 335. Recht van afstand voor
zooveel betreft onrechtmatige daden des boekhouders en ver-
bintenissen door hem in zijne hoedanigheid, binnen den kring
zijner bevoegdheid, op eigen gezag (d. w. z. zonder bijzondoren
last of voorkennis der reederij) aangegaan, artt. 335 en 336.

Deze beperking van do aansprakelijkheid van medereeders
komt in geen andere wetgeving voor.

Verplichtingen des boekhouders, art. 332. Volledig recht
van controle der reeders individueel, art. 337. Rekening en
verantwoording na het einde van elke reis, art. 338.

Verg. Eb. Amsttïrdam 25 Nov. 18Ü3 on 2 Nov. 18G4, AV.
n°. 2()54\'. — A^\'oorschottcn, welko hebben gestrekt tot uitrusting
van hot schip, kan do l)oekhoudor (o allen tijde torugvonloron:
Hof Nd.-Holland 18 Nov. 1847, E. Hijbl. 1848 bl. 172.

leder reeder individueel heeft recht oj) rekening en verant-

-ocr page 202-

4.50

woording en op uitkeering van zijn aandeel in tiet voordeelig
saldo, en is verplicht de rekening op te nemen, artt. 338—340.

Verg. Kist, dl. 5, bl. 8G; — Diephuis, dl. 2, bl. 62; —
M.
v. H. 1864, Meng. bl. 44 v. — C. W. Stak Busmann,
de exceptio plurium litisconsortium, Prft. 1902, bl. 58 v. —
Hof Xd.-Holland 6 Pebr. 1851, W. n°. 1238; —Eb. Amster-
dam 24 Apr. 1863, M v. H. 1863 bl. 116; —Hof Leeuwarden
8 Febr. 1893, W. n®. 6327, cass. verw. H. E. 19 Oct. 1893,
W. n°. 6418, M. v. H. 1894 bl. 28.

De reeders kunnen zich door afstand niet ontslaan van
hunne verplichtingen jegens den boekhouder (bijv. door de-
zen gedane voorschotten terug te betalen).

H. E. 21 Nov. 1862, W. n°. 2432, cass. verw. Hof Zd.-
lloll. 24 Febr. 1862, M. v. H. 1862 bl. 45. — Anders Eb.
Amsterdam 19 .Juni 1872, M. v. H- 1872 bl. 112, op grond
dat het voorschot een verbintenis is, door den boekhouder qq.
aangegaan jegens een derde, den boekhouder in privé ; — evenzoo
Asser, Schets, lo-^e dr., bl. 132.

Bij de binnenlandsche vaart zijn niet toepasselijk (zie art.
751) artt. 324, 325 al. 2, 331, 334, 338—340; verg. echter
art. 752 K.

Een reederij kan slechts één schip omvatten.

De overeenkomst tusschen vruchtgebruikers of huurders van
een schip tot het reeden daarvan ten gemeenen bate is geen
reederij, maar eene vennootschap (handeling voor gemeene
rekening of vennootschap onder firma), waarop de bepalingen
omtrent de reederij (met name omtrent het stemrecht en de
aansprakelijkheid naar aandeden) niet bij analogie mogen
worden toegepast.

Anders Taco v. Gijns, op tit. 1, art. 10 v. h. plakiuit v.
IMiilipa
11; — S. H. Lotsv, a. w., bl. 15 v. — A. W.Sciiii\'I\'EUh.Iit.,
bijdrage tot het privnntr. dor zeevisschtirij, Prft. 1000, bl. (58 v.

De reederij is een verdwijnende vereenigingsvorm, »lie
meer en meer wordt vervangen door de naamlooze vennoot-
scha}) tot exploitatie van één .schip
(sliuflc ship cmnpnuy).

-ocr page 203-

§ 58. DE SCHIPPER.

Ontw. Burg. Wetb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. -1, artt. 16—36;
Ontw. Wetb. v. Kph. 1809, artt. 257—305; Cod. de comm.,
artt. 221—249; Wetb. v. Kph., artt. 341—393.

.1. v. Hall, de magistro navis, Prft. 1822. — .1. Kay, the
law relating to shipinasters and seanien, dr. 1895.

Schipper, (scheeps)kapiteiu, gezagvoerder (artt. 35, 60 eu
994 B. W.); capitaine (maître, patron); master („shipper" be-
teekent inlader); Schiffer, Schiffskapitain.

Hij is de ge zag v (Ter der op het schip.

1°. Hij is tevens eigenaar-reeder. Hij heeft alle rechten en
verplichtingen, die de wet den schipper als gezagvoerder toe-
kent of oplegt, nevens de rechten en verplichtingen van den
reeder.

2°. Hij is tevens medereeder. Hij heeft alle rechten en ver-
plichtingen onder n°. 1 genoemd, voorts tegenover zijne mede-
reeders die welke uit het reederij-contract voortvloeien, alsook
tegenover dezen (of den boekhouder voor hen) die waartoe
de arbeidsovereenkomst aanleiding geeft. Bijzondere bepaling
van art. 329 K.

3°. Hij is alleen schipper. Hij heeft alle rechten en ver-
plichtingen, die de wet den .schipper als gezagvoerder toekent
of oplegt, benevens tegenover den reeder (reederij) dio welke
uit zijn arbeidsovereenkomst voortspruiten.

Men onderscheide wel de bepalingen van do wet omtrent
den schipper als gezagvoerder, en dio omtrent den schipper als
persoon die in dienst st^uit van don reeder; do wet onder-
scheidt niet.

Vgl. i)e CoinicY, la baratorie do patron, in Questions de dr.
mnritimo, 2® sório, bl. 46 v.

A. Do 8chipper als gezagroerder.

Wet van 28 Mei 1901, S. n°. 139, houdende regeling be-
trofïende do toelating als schipper op
koopvaardij.schepen en
het aan boord daarvan in dienst hobben van .stuurlieden en
machinist(Mi, gewijzigd bij de wetton van 14 Juli 1904, S. n". 156,

-ocr page 204-

-452

en 16 Juli 1907, S. n°. 218 (Schipperswet Stbl. 1907, n°. 244).
K. B.
v. 27 Dec. 1907, S. n°. 352, houdende voorschriften
betr. de toelating als schipper op sleepbooten en het aan
boord daarvan in dienst hebben van stuurlieden en machinisten.

Verg. over de ontneming der bevoegdheid, als schipper
te varen, door den Raad voor de Scheepvaart, hieronder bl. 477.

De schipper oefent aan boord gezag, autoriteit uit. Als ge-
zagvoerder zijn hem verschillende verplichtingen opgelegd en
bevoegdheden gegeven in het openbaar belang en in het be-
lang van alle bij den goeden afloop der réis betrokken personen.

I. De gezagvoerder als vertegenwoordiger van het
staatsgezag.

a. Hij is ambtenaar van den burgerlijken stand, artt. 35—37
en 60 B. W. Sanctie, art. 472 Sr.

Huwelijken kunnen aan boord niet worden gesloten. Anders
o. a. naar Engelsch recht.

b. Hij vervangt den notaris bij testamenten, art. 994 B. W.;
evenzoo de stuurman. Zie voorts artt. 996—999 B. AV.

c. Hij zorgt voor de begrafenis on de nagelaten goederen van
aan boord gestorven personen, artt. 429, 430 en 531 AV. v. K. Artt.
1—4 en 7 K. B. van 18 Oct. 1869, S. n°. 162, houdende bepa-
lingen omtrent de wijze, waarop met lijken van personen, aan
boord van in zee zijnde Nederlandsche schepen overleden,
moet worden gehandeld, alsmede enz., een en ander ter uit-
voering van art. 3 der Begrafeniswet van 10 April 1869, S.
n°. 65.

d. Hij heeft eene disciplinaire macht over hen die zich aan
boord bevinden en handhaaft daar de orde. Zie voor de pas-
sagiers art. 528 W. v. K. en art, 0 der Tuchtwet v. 7 ALei
1856, S, n°. 32; voor do schepelingen op koopvaardijschepen
artt. 1, 7—10, 12, 13, 16—19 der Tuchtwet. In verband
hiermede houdl hij een strafregister. Sanctie, art, 471 Sr.

e. Hij neemt, een koopvaardijscliip voerende, ingeval bui-
tengaats aan boord een misdrijf wordt gepleegd, de functiën
van opsporingsambtenaar en van ambtenaar van hot Openbaar
Ministerie waar, artt. 14 en 19 dor Tuchtwet.

-ocr page 205-

y OMi^.

... ^

n

IL Andere verplichtingen van den gezagvoerder.

a. Verplichting, alvorens met zijn schip eene reis te onder-
nemen, te zorgen, dat voldaan is aan de voorschriften, welke
in het belang van de veiligheid met betrekking tot de uit-
rusting, de belading en de bemanning van het schip worden
gegeven in art. 4 der Schepenwet van 1909 en nader zijn
uitgewerkt in het K. B. van 22 Sept. 1909, S. n°. 315.

h. Verplichting, het schip vóór de belading, op verzoek
van ieder belanghebbende en op diens kosten, door deskun-
digen te laten onderzoeken, art. 347 K. feen verouderde
bepaling). Volgens art. 225 C. d. c. moest het onderzoek altijd
geschieden. Kracht van het certificaat van onderzoek. Het
bewijst de zeewaardigheid van het schip bij het vertrek behou-
dens tegenbewijs, art. 479 K.

De certificaten van deugdelijkheid, door de scheepvaart-inspec-
tie ingevolge de Schepenwet afgegeven, zijn „certificaten van
onderzoek vóór het vertrek" in den zin van art. 479 al. 2.

c. Verplichting, zich aan boord te bevinden, artt. 361 en
362 K.

d. Verplichting, zich van loodsen te bedienen, art. 363 K.
Verg. de wet houdende bepalingen op den loodsdienst voor
zeeschepen van 20 Aug. 1859, S. n°. 93 (gew. bij de wet van
6 April 1875, S. n°. 62), in \'t bijz. art. 5.

Het Algemeen Keglement op den loodsdienst «>n do bijzondere
reglementen voor de verschillondo districten zijn vastgesteld bij
K. B. van 22 .lan. 1902, S. n®. 5, en het laatst gewijzigd bij
K. B. van 30 ^lei 1908, S. n®. 192y Wt\'^/v, JJ i\'it^.

e. Verplichting, do veroisclite papieren juin boord te
hebben, art. 357 K. Sanctie, art. 470 Sr.

1®. De. brief van opdracht (koopakte) of hot bewijs van
eigendom (verklaring van eigendom: art. 7 K. B. van 21 Juni
1836, S. n". 41, i.v.m. K. B. van 21 Sept. 1869, S. n®. 153);
2°. do zeebrief; 3®. de monsterrol; 4®. het manifest (een
verzamelstaat der ingeladen goederen), verg. artt. 318 al. 1
n®. 1 Ilv. en 12 der Algemeene wet van 26 Aug. 1822, S. n®.
38; ü®. de cognossementen en de chertepartij; 6®. hot Wet-

-ocr page 206-

-454

\' boek van Koophandel; 7°. de meetbrief (wetten v. 14 Juli

1855, S. n°. 105, en 3 Juni 1875, S. n®. 101); 8°. (alleen voor
koopvaardijschepen) een strafregister, zie artt. 12 en 27 der
Tuchtwet- (uitgezonderd zijn koopvaardijschepen van minder
dan 100 lasten in de kleine vaart).

De Turksche pas is vervallen door de wet van 28 Mei 1869
op de zeebrieven.

ƒ.-Verplichting, een dagregister of journaal te hou-
den, art. 358: een dagboek van alles de reis betreffende.

J. v. Lennep, de diario nautico, Prft. 1853.

Zie, voor inhoud en inrichting, artt. 358 en 359 K.; voorts
art. 368 (1. lid) K.; artt. 35 en 60 al. 1 B. W.; het K. B.
van 18 Oct. 1869, S. n°. 162; art. 14 al. 5 i. v. m. art. 13
/tA^ Tuchtwet; art. 9 al.
ld der Schepenwet; art. 14 K. B. "

van 22 Sept. 1909, 8. n°. 315, tot uitvoering der Schepenwet.
Modellen van de journalen voor koopvaardijschepen en voor
visschersschepen zijn vastgesteld bij laatstgenoemd Kon. Besl.

De schipper is verplicht in iedere haven die hij aandoet, aan
het daartoe bevoegde gezag (zie hieronder bij
h) het journaal
te vertoonen, ten einde daarop) een exhibitum te doen stellen/^
na iedere reis het journaal ter inzage te geven aan den be-
voegden ambtenaar der scheepvaart-inspectie, art, 14 al. 3
K. B. van 22 Sept. 1909, S. n°. 315; te allen tijde het journaal
aan de belanghebbenden te toonen en dajirvan afschrift te
laten nemen, art. 381 K. Sanctie, art. 471 Sr.

De wet kent aan het journaal een bepaalde bewijskracht
niet toe; echter moeten de in art. 358 K. genoemde feiten uit
het journaal blijken en kan dus de reeder zich op die feiten
niet beroepen, indien ze niet in het journaal worden vermeld
(zie hieronder bl. 472); overigens is art. 1918 B. W. van
toepas.sing. U
a^ UaJ^^ ^ ^leOt^, u^u^ ^

Het scheepsjournaal kan op zich zelf niet dienen tot bewijs: ^^^
Hof Nd.-Holland 14 Nov, I8ül, :
m. v. II. 18()1 bl. 310; -—
IIb. Kotterdara 4 Mrt. 18()3, M. v. H. 18G3 bl. 1)1; — Kb.
Ain8t<3rdatn 7 Juni 1883, P. v. J. 1884 n®. G*. — Anders:
Hof Nd.-Holland 8 Mrt. 1800, M. v. II. 1800 bl. 88 (in een ge-
r-

. j^Ia. - --- -- ^^^^ ^

...

-ocr page 207-

Mi

eU. y, y.M-\'

/Lx.

\' J

î:OL:r!G!îÂÂFF-INSTjîUUT VOOR PRIVAATRECfl!

455

ding tusschen den eigenaar van de lading en zijn verzekeraar),
tevens beslissende dat de verzekeraar kan volstaan met een uit-
treksel van het journaal in het geding brengen, wat dit
punt betreft bev. H. E. 2ü Apr. 1861, M. v. H. 1861 bl. 175.

Aan een niet overeenkomstig de wet gehouden journaal werd
bewijskracht toegekend, ten aanzien van de daarin vermelde
degradatie van een schepeling, door Eb. Amsterdam 4 Dec.

1856, M. v. H. 1859 bl. 198 (bestreden in Opm. en Med.

1857, bl. 182), en eveneens, doch in verband met de scheeps-
verklaring, ten aanzien van ondervonden zeeëvenementen, door
Eb. Amsterdam 22 Sept. 1859, M. v. H. 1859 bl. 196; —
daarentegen Eb. Amsterdam 8 Eebr. 1855, M. v. H. 1860
bl. 141 : het journaal verdient geen geloof ten aanzien van do
redenen van ontslag van een schepeling, indien art. 379 K. niet
is nageleefd.

g. Verplichting, scheepsraad te houden: a. in alle ge-
vallen van aanbelang, art. 367 K. ; b. in geval van werping,
art. 368; c. in het geval van art. 374; d. alvorens het schip te
verlaten, art. 362 K.

De scheepsraad geeft advies, de schipper beslist.

P. .1. Bosch v. Dkakenstein, de consilio luiutico, Prft. 1848.
— A. A.
v. 1). IMehsch, de scheepsraad, Prft. 1868. — Voor de
geschiedenis vooral
Gor-dschminr in Zft. f. d. g. llr., dl. 35, hl. 368 v.

h. Verplichting, scheopsver k laring af te leggen.

Th. A. Euyh, do scheepsverklaring, l\'rft. 1863. — .1. H. F.
VAN 11 ABSKiiT, do Bchoopsvcrklaring, i\'rft. 1894.

De artt. 37J>, 380, 383 en 384 K. zijn gewijzigd bij de wet
van 31 Dec. 18i)6, S. n°. 244.

Binnen drie dagen (den Zondag en buiton.slands ile aldaar
algemeen erkende feestdagen niet medegorekond) na den dag
van aankomst in eene haven moet de .schipper zijn journaal
toonen (sanctie, art. 471 Sr.) cn eene verklaring omtrent de
reis alleggen. Inhoud dier verklaring, art. 379 K. In oen
vreemde haven ten overstaan van den Nederland.schen consul
of van het bevoegde gezag; in Nederland van den kanton-
róchter; in de koloniën en bezittingen in
andere werelddeelen
van hot daartoe bevoegde gezag, art. 380 K. ICxhibitum op
bet journaal, art. 381 K.

■H-

-ocr page 208-

45G

Vreemde schippers moeten in Nederland de verklaring af-
leggen ten overstaan van den kantonrechter, niet van hun
\'consul: Rh. INOddelhurg IG Dec. 1885, W. n°. 5331^

Buitengewone scheepsverklaring: in geval van
schipbreuk, van het inloopen in eene noodhaven of van
schade, is de schipper gehouden op de eörste plaats van aan-
komst, binnen één dag (den Zondag en buitenslands de aldaar
algemeen erkende feestdagen niet medegerekend) na den dag
van aankomst, het journaal te vertoonen en daarop het exhi-
bitum te doen stellen, alsmede tegelijk of uiterlijk binnen den
termijn, in art. 379 gesteld, verklaring af te leggen met eeu
voldoend aantal personen van de bemanning, ten genoegen
van de openbare macht die de verklaring ontvangt, art. 383 K.

„Eerste plaats van aankomst": zie Van Hasselt, bl. 21; —
nof Nd.-Holland 8
Febr. 1872, U. v. H. 1872 bl. 32; —
Eb. Amsterdam 21
Jan. 1887, P. v. J. 1887 n°. 31»; —
Eb. Eotterdam 8
Jan. 1902 eu 28 Jan. 1903, W. n««. 7835
en 7986.

Volgens de voorschriften der wet opgemaakt en met eede
bevestigd, levert de scheepsverklaring bewijs op, behoudens
jjr^^ ^. tegenbewijs, van de daarin vermelde feiten.^ De bevoegde
^ macht kan bij de beëediging schipper, officieren, scheepsge-

zellen en passagiers ondervragen en hen daartoe oproepen,
art. 384 al. 1 en 2 K. Tegen den schipper of reeder bewijst de
scheepsverklaring, ook als zij is afgelegd zonder inachtneming
van de bepalingen der wet.^

Het procesverbaal van de scheepsverklaring is te vergelijken
met een procesverbaal van. een (voorloopig) getuigenverhoor;
/.\' verklaring zelve heeft het karakter van een getuigen ver-

^ / Eene informeiïlo of te laat afgelegde scheepsverklaring is wel,

/ u Ii" verband met hot journaal of met andere stukken, als ver-
nê^Af^ moeden of als voldoende bewijs aangenomen: zio Eb. Amsterdam

Sept. 1863 en 31 Mrt. 1870, M. v. H. 1803 bl. 229 en
1870 bl. 85. — Verg. voorts Kuvi\'Eii v. Haui\'EN, Vorz. v. ge-
wijsden in zaken v. zee-assurantie, n®**.
31, 37, 02, 09 en 71.

Dat eene informeele of tardieve scheepsverklaring, althans op

I

I ,

/j cfM-Ul^o-^ <j âc^- /(jOiPf -tuy^i/ZV.

^ /IL of* ô<Jt,. aJ^^ f -K" év»^ : d^ -»vo^ u/m^k^

^ /Zi,. sM^r^\'oUljU.ê\'^^J^ Ó> àh S<POlP : Um^ oUjjI^ffxyi^a^J^A. VJUslxi^ mu^O-,

* ^f^-StvU lC*crf fJtT., cJ, t^^jS\'^-

(fixJi .

-ocr page 209-

ï

cU-^yU^Ck^CK^ ^ /jotP^ Ce/! Jtf/C/.

/

u 4-

zicli zelf, niet bewijskracht heeft, beslisten 11. E. 9 Nov.
1860, AV. n°. 2222, cass. verw. tegen Hof Zd.-Holland 23 Jan.
1860, AV. n®. 2140, vern. Eb. Eotterdam 25 Mei 1859, AV.
n°. 2092; Eb. Eotterdam 10 Mrt. 1869, n°. 3138; Rb.
Middelburg 7 Mrt. 1883, AA^ n°. 4893; Eb. Eotterdam 31
Jan. 1885, AV. n°. 5149; Eb. Middelburg 16 Dec. 1885, AV.
n°. 5331 (scheepsverkl. door een vreemden schipper in Neder-
land voor zijn consul afgelegd); Eb. Amsterdam 21 Jan. 1887,
P.
v. J. 1887 n®. 31»; Hof den Haag 5 Dec. 1887, AV. n°.
5491, vern. Eb. Eotterdam 30 Juni 1886, P. v. J. 1886 n°.
36»; Hof den Haag 29 Dec. 1890, W. n°. 5996; Hof Arn-
hem 25 Oct. 1893, W. n°. 6417; Eb. Eotterdam 8 Jan. 1902
en 28 Jan. 1903, W. n^s. 7835 en 7986 (scheepsverkl. niet
in de eerste plaats van aankomst afgelegd); Eb. Dordrecht 13
Febr. 1907, AV. n°. 8650. — Zie ook K
uïper v. Harpen, n®«.
17 en 40.

A^\'erg. verder Molster in M. v. II. 1863, Meng., bl. 82.

A\'"erband met het scheepsjournaal. Een informeele scheeps-
verklaring (niet met alle tegenwoordig zijnde officieren en scheeps-
gezellen afgelegd) heeft geenerlei bewijskracht on kan deze niet
ontleenen aan het journaal: Rb. ]\\[iddelburg 8 Apr. 1896, AV.
n°. 6808, bev. Hof den Haag 1 Mrt. 1897, AV. n°. 6958. —
Een scheepsverkl., overeenkomstig de wet afgelegd, heeft bowijs-
pj^ kracht, al is het journaal niet vertoond binnen één dag, zooals

a/J\' fli voorgeschreven is in art. 383: Rb. Rotterdam 14 Oct. 1903,
^co-v ( . y^r ijo 8Q7y _ scheepsverkl. moet bewijskracht wor-

2>/ V. (xj den ontzegd, als een journaal niet is gehouden, omdat do scheeps-
verkl. slechts een bei\'edigde bekrachtiging is van het journaal:
Hof Amsterdam 29 Jan. 1909, AV. n°. 8888.

In geval van tegenbewijs door getuigen blijven do artt. 15)47
(onbekwaamheid) en 1050 (wraking) B. W. buiten toepassing,
doch kunnen do in art. 1947 genoenule personen zich van
het afleggen van getuigenis verschoonen, art. 384 al. 3 K.

Het derde lid van art. 384 is alleen van toepassing, als ge-
tuigen moeten worden gehoord, bij of naar aanleiding van \'be-
wijsvoering tegen eeno scheopaverklaring: Rb.
Rotterdam 8 .Inn.
1900, AV. n®. 7477; —vóór of togen don inhoud eoner scheeps-
verklaring: H. R. 1 Mrt. 1901, W. n°. 7576.

Bijzondere bepaling voor het geval van worping: proces-
vorbmd, door schipper en scheepsraad te onderteekenon (art.
3G8 al. 2—4) en zoodra mogelijk na aankomst in de eersto
haven door den schipper to beëedigen, art. 309 K.

O/

30

-ocr page 210-

-458

III. .Re.cht van den gezagvoerder tot opoffering.. van
eigen\'dom en tot onteigening ten algemeenen\'nutte
(ten nutte van de bij de"onderneming betrokkèii personen):
a. Werping va-n goederen m.et inachtneming, der. fprma-

hteiten van .artt.. 368 en 369 K. Sanctie, art. 407 Sr........

\'\' 6. V e r b O d e m i n g of\' v e r k o o p van koöpnlahschappen
iri\'^eenë" noodhaven\'tëf bestrijding van gemaakte\'kosten, art.

\' \' 372 ,al. 2 K.. Zie over . dg..schadevergoeding art. 37B K.

Verg.-^\' over art. • 373 : C. P. Btjuoer Jk.; \'de \'beperkte aaii-
-\' sprakelijkheid enz., bl.
42 v.; — A. Nicol Spexeb,\' verschuldigd-
\' beid van vracht bij vervoer ter zee, Prft. 1906,"bl. 69
V.\'

c. Qnleigening van levensmiddelen, artt, 374 ,en. 530

al. "3 k. — ...............

0\'p de binnenlandsche scheepvaart zgn alleen toepasselijk
de artt. 363 (gebruik van loodsen), 3\'67 \'en 368 al. 1 (scheeps-
raad);/art. 753 aï, I K . .....

Zie over art. 753: .1. de Witt Hameb, in W\'. n°. 7415.

. V/ . . - • ■ \' •

B. De schipper-in-zijne-verliouding tot den reeder. -

W. J. VikkË Az., in hoeverre verbindt de schipper zich zelf,
\'wannéér\'hij overeenkomsten sluit krachtens zijn ambt? Prft.
; 1896,\'Hfdk. 1. .............

. ïusschen reeder en schipper wordt een arbeidsovereenkomst
gesloten, waardoor een dienstbetrekking wordt gevestigd, waar-
op de bepalingen van bk. III, titel 7
a Burg. AVetb. niet van

toepassing zijn, art. 16372 B. W, ................

Velen nemen ten onrechte aan, dat er is een overeenkomst
van - lastgeving of een verbinding van dienstbetrekking en
lastgeving. De schipper ontleent aan de hem opgedragen werk-
zaamheden (aan zijne aanstelling) de macht voor den reeder
te handelen. Verg. hierboven bl. 95.

Verg. CiCAHVÉiiiAT, nature juridiijue do rengagement du ca-
pitaine, iii Ann. do dr. comm. 1888, bl. 1 v., die lastgeving
aanneemt.

De overeenk9mst is vormvrij.

De reeder mag de dienstbetrekking to allen tijde doen eindi-
gen door ontslag, art, 328 al. 1: a. om wettige redenen (uit-.

UxMfJ. urnA^ ■Hjx^et^ : jZZ^ , M,. /L, »iT^ Jt^»

O^ oLc OJb^^ Ircu^ arU.. IC, At-JU^rt^ JUU^ -wie-^ ^ u^oU^

-ocr page 211-

betaling gagie, indien deze een vast loon is, tot den dag van
ontslag, art, 328 al. 2 ; verg, art. 436; anders
de Wal,, dl, 2,
bl, 72, n°. 113);
b. zonder, .wettige redenen (uitkeering van
het in art. 328 al. 3 genoemde, Rb. Arasterdam.10 Nov. 1859,
W,. n?. 2160). De reeder heeft het .wettige van .het ontslag te
bewijzen. Recht\'van den. ontslagen schipper die. medereeder

is,..art 329 K............ . • ........... .......

.. .Verbreking der overeenkomst door den schipper is strafbaar,/
art. 390 Sr. . ..... ....... ... . ........ ......... .

Verplichtingen van den reeder uit de arbeidsovereenkomst.

...Verplichting tot voldoening van het loon (vast loon, aandeel
in de. winst of in de.vracht), art. 341. Ingeval .aandeel in-de
winst is bedongen, zijn do-bepalingen omtrent „handelsven-
nootschappen" van toepassing, voor zooveel betreft de loon-
betaling en hetgeen daarmede in verband staat, art. 390. Ver-
pliclitingen \'van den reeder," als de schipper voor een vast loon
bij de maand of bij . de reis is, aangesteld en de reis niet wordt
aangevangen of niet wordt voleindigd, artt; 385 en 886 i. v. m.
artt. .411 en 412 al, 1 (door toedoen van den eigenaar [reeder]
of den bevrachter, zie hieronder bl. 474) en met artt. 413
en 414 (ten gevolge van verbod van handel of van uitvoer
of van inbeslagneming viui het schip door hooger hand), qf
wordt verlengd, art, 385 i.v.m. art,^415; als de schipper
op aandeel in de winst of de vracht is aangesteld en de reis
wordt afgebroken, uitgesteld of verlengd (door overnnicht,
door toedoeii van dê inladers, door toedoeii van den reeder),
art. 885 i. v. m. art. 416
K.

- De gehoudenheid tot betaling van loon is, in geval van
voor-goeden-prijs-verklaring of van vergaan van het schip, be-
perkt tot het schip en do vracht, art. 386 i.v.m. artt. 418
al. 1 en 419. Zie voorts art. 418 al. 2, hierboven bl. 444 en
hieronder bl. 474. Indien de schipper vaart op
aandeel in do
vracht of do wiust, zijn deze artikelen niot van toopas.sing.

Hot loon (do gagie) van den .schipper op oen koopvaardij-
schip moet hom persoonlijk of aan zijn gomachtigdo worden

-ocr page 212-

-460

uitbetaald; het is niet vatbaar voor inbeslagneming en slechts
in zeer beperkte mate voor afstand. De volmacht tot ontvangst
kan steeds door den schipper worden herroepen: art. 21 al.
1—3 der Tuchtwet.

De loonvordering verjaart in één jaar na het eindigen der
reis, art. 741 1° i. v. m. art. 747 K.

Verplichting van den reeder, de rekening en verant-
woording des schippers op te nemen, artt. 388 en 389 K. In
geval van geschil moet niettemin het loon of de gagie bij
voorraad worden uitbetaald. De reeder kan zich niet door
afstand bevrijden van zijne verplichting den schipper diens
verschotten terug te betalen en gedane uitgaven goed te maken.

Verplichtingen des reeders in geval van ziekte, verwonding,
verminking, overlijden of slaafmaking van den schipper, art.
386 i.
v. m. artt. 423—435 K.

Molengeaai\'f, dwangverzekering ten behoeve der arbeiders,
in Egl. Mag.
1887, bl. 332 vlg. — K. F. A. van deu Breg-
gen
, ziekte of verminking van schepelingen, Prft. 1888. —
Chakvébiat
, t. a. p., bl. 12 v.

1°. Ziekte of verwonding, art. 386 i.v.m. artt. 423—

428 K. De schipper blijft zijn loon behoudenden heeft recht
op verpleging en, in geval van verminking, ook op schade-
loosstelling. De reeder moet hem öf aan boord vwpkgc^of,
indien hij niet mede vervoerd kan worden, aan den wal doen^
verplegen.

Verg. over art. 423: Hof Zd.-Holland 2 Nov. 1863, W.
n". 2535,
en Rb. Amsterdam 29 Sept. en 10 Nov. 1865, W.
nos. 2741
en 2767 (beteekenis van „verminking"); — Eb. Eotlor-
dtfe^\'fo 16 Jan. 1861, W. n®. 2271, :M. v. H. 1861 bl. 35 (oppas-

j, / / *rA>n ts ^^^ genezing niet langer dan tot het einde van de reis of van

jjs /ya-c.^ , ^li / ^^^ diensttijd, behalve in het geval van art. 425), evonzoo Kgt.
J^,^ n®. 1 Amsterdam 9 .Tuli 1909, W. n®. 8889 (tevens beslis-

riKSsw recht op loon in geval van art. 423 niet langer

» \'\' . duurt dan tot do afmonstering), anders Eb. AmHtordam 3 Jan.

W. - jggi^ y jj 2861 bl. 19 (in geval van art. 423 oppassing

öo^\'W\'^ en genezing tot do herstelling, ook na het einde van do reis); —
h, Kgt. n®. 4 Amsterdam 10 Sept. 1901, W. n®. 7796 (de schepe-

JJfi.u.U\'^ jjjjg^ jj, jjtrjjd i,iot de wet onderweg wegens -ziekte naar hui»

l.o^ou/^

CT"

-ocr page 213-

onJ-.LtLÙ ù Vix^ ^ öCi- OX^aJLJ^^ tl-

^ ä^aj,.^ (y .

\'

S\'IJ.

l\'fc/\';\'- •

W:

i

r

î: h
I! S

mäi^m

gezonden, heeft recht op loon en kostgeld tot den dag van
terugkomst van het schip); — over art. 426 i.v.m. art. 423:
Eb. Amsterdam 14 Dec. 1843, W. n°. 471, M. v. H. 1861
bl. 29 (bestreden in Opm, en Med., dl, 1, bl. 104), en 11 April
1866, W, n°, 2820 (recht op loon tot op den dag waarop
de schipper na genezing in de plaats van vertrek heeft kunnen
teruggekomen zijn, maar nooit langer dan tot het einde der
reis, ook al komt hij ten gevolge der ziekte eerst later terug); —
Eb, Eotterdam 29 Oct, 1856, M, v, H, 1861 bl. 32; — Eb.
Groningen 7 .Tuli 1893, AV. n°, 6460, M. v, H, 1894 bl, 119
(recht op loon, alsof hij gezond ware gebleven, dus tot het einde
der reis of totdat het schip is wrak geworden).

Beteekenis der onderscheiding tusschen „gedurende de reis"
en „in dienst van het schip" in art. 423; strekking der laatste
uitdrukking en van „in scheepsdienst" in art. 424: aanboord
is de schipper steeds in scheepsdienst, aan den wal alleen als
hij in zijne betrekking werkzaam is. Wat ongevallen betreft,
behoort verband tusschen het ongeval en het verblijf aan
boord of de dienstuitoefening te worden gevorderd.

Verg. omtrent de beteekenis van scheepsdienst: Eb. Amster-
dam 29 Sopt. 1865, AV. n°. 2744 („in dienst van hot schip"
beteekent „tijdens en ter zake van dienst op het schip"); 11
April 1866, AV. n®. 2818 (eigen toedoen sluit scheepsdienst
uit); — Eb. Eotterdam 22 ÄIrt. 1869, AV. n®, 3139 („in
dienst van het schip" wil zeggen „terwijl men op hot schip
den eenen of anderen dienst verricht"); — ook Eb. Amster-
dam 26 Mei 1876, AV. n®. 4016.

Schuld van den schipper heft de verplichtingen des ree-
dors niet op; anders moot worden beslist in geval van roeke-
loosheid of van opzet.

Dat in goval van verminking de aansprakelijkheid des reeders
wegvalt, indien de ziekto of het ongeval is veroorzaakt door
schuld van den schipper «f van don schepeling, wordt aangenomen
door: Rb. Amsterdam 11 April 186(5, W. n®. 2818 ; 26 Mei 1876,
b, a.; 24 Eobr, 1887, l\\ v, .1, 1887 n®. 47*; — Rb. Rotterdam
30 Dcc. 1903, AV. n®. 8041. — Fn elk goval rust op den
reedor het bewijs van de schuld des schippers; anders ten on-
rechte Eb. Amsterdam 11 .Apr. 1866, b. a.

Aansj)rakolijkheid alleen met schip en vracht, art. 127;
omslag in avarij-grosse, art. 424 al. 2 i. v. m. art. 690 n®, 7 K.

-ocr page 214-

-462

2°. Overlijden, art. 386 i.v.m. artt. 429—431 K. Verg.
K. B.
v. 14 Nov. 1827, S. n®. 51, betrekkelijk het beheer van
gelden en goederen van zeelieden, die, ter koopvaardij uit-
varende, op de reis komen te overlijden of vermist raken.

3°. Slaaf making, art. 386 i. v. m. artt. 432—435 K. Verg.
K. B. van 30 Aug. 1829, S. n°. 61, houdende bepalingen no-
pens het verlossen uit de slavernij van slaafgemaakte schepe-
lingen.

De schipper is voor al zijne vorderingen uit het arbeids-
contract bevoorrecht op schip en vracht, art. 391. Verg. art.
313 5° K.

Op de binnenlandsche scheepvaart zijn alleen van toepas-
sing de artt. 390 en 391. Zie art. 753 K.
Verplichtingeii van den schipper uit de arbeidsovereenkomst.

De schipper voert het schip en leidt de daarmede te vol-
brengen onderneming, art. 341 i.v.m. art. 321 al. 1. Ziekte
ontslaat hem niet van zijne verplichtingen: hij moet een plaats-
vervanger stellen, art, 356. Algemeene verplichting, art. 345
al. 1. Bijzondere verphchtingen, artt. 360—362, 364, 370, 377,
378. Zie voorts artt. 352 (zgn. voering) en 353 K,

In art. 352 leze men: „zonder daarvoor vracht te betalen,
dan na daartoe van den eigenaar" enz. In geval van overtreding

\' is hij tot schadevergoeding gehouden.

Rekening en verantwoording na allooj) van de reis, artt.
387—389 K. Verg. Hof Zeeland 18 Dec. 1855, W. n®. 1719.

De gagie van den schipper is verbonden voor do door hem
verschuldigde schadevergoeding wegens wanpraestatie of wan-
gedrag, art. 21 al. 5 der Tuchtwet. Is hij medereeder, zijn
scheepsportie en winstaandeel zijn bij voorrecht verbonden aan
de reederij, voor hetgeen deze heeft te vorderen, art. 392 K.

Op de binnenlandsche scheepvaart zijn alleen van toepassing
de artt. 341,\' 356 en 392. Zie art. 753 K.

Bevoegdheid van den sclni)i)cr namens den reeder te handelen,

dezen te verbinden.

P. Heiime, die geschichtliche Entwickelung der linftung des
Reeders,
1891. — W. .1. Vinke Az., aangeh-. prft.

-ocr page 215-

Handelt de schipper binnen den kring van zijne bevoegd-
heid, alleen de reeder wordt verbonden, niet ook de schipper
zelf, tenzij de wet uitdrukkelijk eene verbintenis ook van
dezen aanneemt. Verg. § 533 DHwb.

Eb. Haarlem 27 Febr. 1883, W. n®. 5037 (de schipper, in
zijne hoedanigheid handelende, verbindt niet zich zelf). — Hof
Amsterdam 12 Apr. 1907, AV. n°. 8728, M. v. H. 1907 bl. 115:
eene algemeene persoonlijke aansprakelijkheid van den schipper
bestaat naar Nederl. recht niet; betaling van bergloon kan niet
van hem in privé worden gevorderd. — H, E. 24 Juni 1898,
W. n°. 7142: verplichting van den reeder tot betaling van
een door den schipper afgegeven orderbiljet.

Gaat de schipper zijne bevoegdheid te buiten, noch de reeder,
noch het schip wordt verbonden, maar alleen de schipper: S. H.
Lotsy, bl. 73 v.; Kist, dl. 5, bl. 46 v.; Diephuis, dl. 2, bl. 96 v.

Algemeene aanwijzing van de bevoegdheid des schippers:
art. 321 al. 1 i. v. m. artt. 341 en 371. Hij is wettelijk be-
voegd tot al wat de normale exploitatie van het schip, over-
eenkomstig de daaraan door den reeder gegeven bestemming,
medebrengt. Verg. art. 1833 al. 1 B. W. De taak van den
schipper, in het bijzonder die van den schipper op booten
van vaste stoomvaartlijnen, en daarmede ook zijne bevoegd-
heid, is tegenwoordig eene veel beperktere. Hij wordt meer
en meer uitsluitend de bestuurder van het schip.

Do 8chii)per is als zoodanig bevoogd een sleopcontract te
sluiten, dat de reederij verbindt: Eb. Dordrecht 22 April 1908,
W. n°. 8742. — De schipper vortogenwoordigt den reeder bij
do belading in uitvoering van do bevrachtingsovereenkomst:
Eb. Eotterdam (5 Mei 1908, W. n®. 8807.

Bijzondere bepalingen: artt. 342, 343, 344 i. v. m. art. 439
al. 4, 365, 453 2°., 457 al. 3, 467, 471 al. 2, 478, 485—487,
489, 493, 502, 507 8®. en 510 K.

Beperkingen: artt. 371, 579 i. v. m. art. 580, 372, 375,
376 K. Verg. art. 1833 al. 2 B. W. Sanctie, art. 402 Sr.

Zie over art. 376 en de boteekonis van „wettelijk bewezen
onbovnarbaarheid":
van Tiexhoyf.n, wettelijk totaal verlies vnn
beRchadigde schopen,
Prft. 1893, bl. 156 v. ~ Hb. Middelburg
23 Mei 1879, W. n®. 4448.

-ocr page 216-

4B4

Handelingen des schippers in strijd met deze artikelen ver-
binden den reeder niet, tenzij deze daardoor gebaat mocht
zijn. Uitdrukkelijke bepalingen van de artt. 376 en 579 K.
De schipper wordt alléén verbonden en is tot schadevergoe-
ding gehouden.

In dezen zin: Kist en DiEPHris, t. a. p.; S. H. Lotsy, t. a. p.,
bl. 76
v. — Eb. Eotterdam 10 Febr. 1897, P. v. J. 1897 n°. 58,
bev. Hof den Haag 3 Mei 1897, W. n°. 6980, M. v. H.
1897 bl. 62 (naar aanl. van artt. 37l en 372). — Anders
de Wal,
dl. 2, 119, 120 en 140; — Assek, Schets, lO^e dr., bl. 134 v.

— Eb. Amsterdam 3 Juni 1859, M. v. H. 1859 bl. 48 v.,
bev. door Hof Nd.-Holl. 18 Oct. 1860, W. n°. 2261, M. v. H.
1860 bl. 286 (art. 37l werkt niet tegen derden, maar gaat
alleen den schipper en den reeder aan); — Eb. Eotterdam
29 Juni 1860, M. v. H. 1860 bl. 233 (de schipper, zijne in art. 372
omschreven bevoegdheid te buiten gaande, verbindt den reeder);

— evenzoo H. E. 22 Dec. 1899, W. n°. 7382, vern. Hof
Leeuwarden 8 Febr. 1899, W. n°. 7240, bev. Eb. Groningen
15 Jan. 1897, AV. n°. 6966. —
Viske, a. w., hfdk. 5, bl. 117,
acht den reeder verbonden, tenzij degene die met den schipper
handelde, diens onbevoegdheid heeft gekend (te kwader trouw was).

Verg. voor het Fransche recht De Valrogeii, dl. 1, n°. 408;
Lyox-Caen
en Renault, dl. 5, n^^. 185, 580; Danjon, n°. 122.

De wet zwijgt over de bevoegdheid van den schipper als
zoodanig voor den reeder in rechte op te treden. Die bevoegd-
heid kan hem niet worden ontzegd ten aanzien van onder-
werpen, liggende binnen den kring van zijne bevoegdheid tot
handelen.

De schipper als zoodanig is niot bevoegd voor de reederij
eene vordering ter zake van aanvaring in to stellen: H. E. 1(!
Nov. 1871,
AV. n°. 3402, bev. Hof Groningen 3 .lan. 1871,
bev. Eb. AVinschoten 23 Juni 1869, W. n°. 3281; — Eb.
Eotterdam 24 Dec. 1902, v. H. 1903 bl. 60, en Eb.
Dordrecht 13 Febr. 1907,
AV. n°. 8650, beide tevens beslis-
sende, dat de schipper op grond van art. 1753
B. AV. ver-
goeding kan vorderen van do schade aan de lading (wtiarvan
echter de eigenaar steeds zelf kan optreden: Hof den Hang 7
Jan. 1907,
AV. 8492, M. v. H. 1907 1)1. 176). — Anders:
Eb. Amsterdam 16 Sei)t. 1840,
AV. n®. 160, do schipper heeft
het recht voor en ten behoeve van den roeder eene rechtsvor-
dering in te stellen tot schadevergoeding wegeus aanvaring.

I-

OLrCt/lrt .-XU^b-^Jx^

It:
ê

4

JiU.6

-ocr page 217-

aij^eJ. e^/Ji-f-f- ^hryxy^ a*- irr,^ t^^nJL^ ^yO^ O-tx^^

\\

In geval van art. 540 K. moet, anders dan in geval van
artt. 534, 535, 543 al. 2 en 544 K., de eigenaar als uit
eigen hoofde schadeplichtig worden aangesproken, niet de schipper:
Rb. Rotterdam 11 Dec. 1901, W. n°. 7785; — 8 Oct.1902,
W. n°. 7893.

De \' schipper kan niet als vertegenwoordiger der reederij in
rechte worden geroepen tot betaling van bergloon, ook al heeft
hij, daartoe gemachtigd, het bergloon geregeld en afgemaakt:
Rb. Groningen 24 Mei 1895, P. v. .1. 1895 n°. 97, bev. Hof
Leeuwarden 23 Sept. 1896,
AY. n°. 6879. — Zie ook Hof Am-
sterdam 12 Apr. 1907, ^V. n°. 8728, M. v. H. 1907 bl. 115.

Betalingen, gedaan in opdracht van den reeder, kunnen niet
worden teruggevorderd van den kapitein, die zijnerzijds niet
vracht kan vorderen krachtens een door den reeder gesloten
chertepartij: Rb. Amsterdam 15 Fobr. 1907, M. v. H. 1907
bl. 70.

C. De schipper iu zijne verhouding tot de beniauuiug eu
de inladers.

De bepalingen der wet hebben aanleiding gegeven tot de
opvatting, dat de schipper, handelende in zijne hoedanigheid
ten behoeve der onderneming, zich zelf verbindt, en dat
de reeder door de handelingen van den schipper niet recht-
streeks wordt verbonden, doch dat hij slechts krachtens art.
321 al. 1 K. juinsprakelijk is voor de verbintenissen van den
schipper, met recht van abandon. Historische verklaring dier
verouderde voorstelling.

1°. Do aanmonstering van het scheepsvolk wordt genoemd
eene overeenkomst tusschen den schipper en het scheepsvolk,
artt. 394 on 399. Verg. artt. 343 en 355, alsmede artt. 418
en 449 K.

Volgens art. 452 Iv. staat ook do schipi)or jegens den reeder
in voor do schade, toegebracht door ontrouw of schuld, in den
dienst gepleegd door do scheopsofllcioren of -gezellen, be-
houdens art. 1403 laatste lid H. W.

Daarentegen wijzen de artt. 434, 445, 446, 448 en 449 K. op
dienstbetrekking tusschen do schepelingen en den eigenaar
of do reederij.

2®. De schipper heot persoonlijk verantwoordelijk voor de

-ocr page 218-

466

vervoerde goederen jegens de inladers: art. 349 i. v. m.
artt. 345 al. 2, 346 en 348. De leer van het zoogen.
recq)tum,
het in bewaring nemen der goederen. Ook wordt in ver-
schillende artikelen betreffende de vervoerovereenkomst van
den schipper gesproken, als ware hij de wederpartij in de
overeenkomst, zie artt. 456, 457, 477, 478, 488, 507 en vlgg.
Daarnevens wijst op een gezamenlijk verbonden (zoowel ge-
rechtigd als verplicht) zijn door de overeenkomst van bevrach-
ting het genoemd worden van den vervrachter nevens den
schipper in de artt. 459, 467, 471 al. 2, 474, 475, 483, 485—
487, 489, 490, 496, 500 al. 4, 502 2°. en 505 al. 3. Uitsluitend
de vervrachter wordt vermeld in de artt. 464, 465, 466, 468,
469 en 470 K.

De opvatting, dat de schipper alléén of althans in de eerste
plaats zich zelf verbindt, is in strijd met de feitelijke toestan-
den en met de positie van den schipper in het tegenwoordige
scheepsbedrijf. De schipper handelt niet voor zich, maar voor
den reeder die hem heeft aangesteld\'^daarom wordt de reeder
door de handelingen des schippers verbonden, niet deze zelf.
De aangehaalde wetsbepalingen zijn op te vatten als te han-
delen van den schipper „in zijne hoedanigheid", voor zoover
ze niet uitdrukkelijk eene persoonlijke verantwoordelijkheid
(zie artt. 349, 362 en 375) vaststellen.

Zie in dezen zin W. .7. Vin\'KE Az., a. w., hfdk. III en IV,
en i. h. b. over art. 349, bl. 82 v.

Rechtspraak. — Naar ]5ngelBch en naar Nederlandsch zeerecht
heeft de schepeling eene vordering tegen den kapitein die hem
aanstelde, jiiet tegen den eigenaar van het schip: Kb. Rotter-
dam 2 Dec. 189G, W. n°. G993, — Door de aanmonstering
ontstaat een rechtsband tusschen den eigenaar of do reederij
en den schepeling; deze kan gene (op grond van art. 321)
terstond met voorbijgaan des schippers in rechte betrekken:
Rb. Rotterdam 22 Juni 1898, W. n°. 7194.-^— De reeder is
krachtens art. 321 al. l K. aansprakelijk voor de verbintenis
van den kapitein, ingevolge art. 1403 U. AV., tot vergoeding
van de schade, veroorzaakt door den in zijn dienst staanden
stuurman: Rb. Rotterdam 7 ^Irt. 19()(), W. n°. 8480, bev.
llof den Jlaag 18 Febr. 1907, W. n®. 8581.— liet scheeps-
volk, hoewel aangemonsterd door den schipper, .staat in dienst

^ U^c^o^ ^

l-

-ocr page 219-

t

ol-a. \'yt-j^m

oCa. TJLO^oCx. _

k

J \'\'

iUw UM. êoAtZ^ AXTV- ÄA/ isuAJ- ir^-uhuJi^

dx. ic oL,^ß^cfM, U. cvt^-cnous., c-4. XuMu) Ctyi^ Am^M^

JUC.v.VP.

m

l
I

niet van dezen maar van de reederij: Rb. Middelburg 7 Juni
1895, W. nos. 6079 en 6745 (strafzaak).

De reeder is krachtens art. 321 al. 1 K. aansprakelijk voor
de verbintenis des schippers, ingevolge art. 345 al. 2 K., jegens
de inladers: Rb. Rotterdam 21 Febr. 1877, W. n°. 4078. —
Nevens den schipper is de reeder jegens de inladers verbonden,
als de schipper binnen de grenzen van zijne, bevoegdheid heeft
gehandeld: Rb. Amsterdam 14 Mei 1877, W. n°. 4127. —
Onafhankelijk van eenige overeenkomst is de schipper krach-
tens art. 345 al. 2 K. aansprakelijk voor de door hem ten
vervoer ingenomen goederen: II. R. 24 Dec. 1903, W. n°. 8011,
bev. Hof den Haag 9 Mrt. 1903, W. n®. 7925, bev. Rb.
Rotterdam 8 .Fan. 1902, AV. n®. 7802. — Bij het receptum
moet de schipper steeds de eerst aansprakelijke persoon zijn:
Rb. Amsterdam 22 Febr. 1889, AV. n°. 5824. — Rb. Rot-
terdam 14 Juni 1899, AV. n^. 7315.

Van eene andere opvatting getuigen do beslissingen van Rb.
Rotterdam 30 April 1862, AV. n®. 2378, M. v. 11. 1862 bl. 98:
de aansprakelijkheid van den schipper jegens de inladers is niet
(gelijk in het geval van art. 349 K.) eene eigenlijk porsoneele,
maar eene aansprakelijkheid in de hoedanigheid van vertogon-
woordiger dor in eigenlijken zin slechts verbonden reederij. —
Rb. Amsterdam 22 Dec. 1890, \\V. n°. 5995: de schipper is
to boschouwen als de gemachtigde on in dienst zijndo van den-
gene, die hem het voeren van het schip heeft opgedragen;
ah
zoodaniff
neemt hij goederen ten vervoer bost^md in ontvangst,
houdt hij zo onder zich, en is hij verplicht tot hunne woder-
inlevering. Zio voorts hieronder bl. 489, 509 en 522.

A\'^crg. de Fransche jurisprudentie over aansprakelijkheid van
den Hchippor ès-qualité:
j)k covhov, d. dr. mar., 2" scrio, bl.

,^)3,102 v.; — üe Vamiooeh, dl. 1, n»». 232 v., 328 en 332; —
^.jl. Danjox, n»«. 168—171; — Lvon-Caen
en Rknaui.t, dl. 5,

n"». 273 v., 521 v.

n^ .

Als leider der onderneming is do schipper verplicht zoo

noodig de belangen van do eigenaars der lading waar te
nemen (artt. 365, 478 al. 5, 502 1®. on 738 K.); hij is bevoegd
binnen do grenzen dor noodzakelijkheid namens ben te ban-
delen, maar ook veri)licht zoo mogelijk met hen in overleg
te treden of hunne orders af te wachten (artt. 364, 367 al. 1,
372 al. 1 K.). Verg. § 535 Dllwb.

Arbiters Amsterdam 26 Nov. 1867, v. II. 1868 bl. 5.
— Rb. Amsterdam 12 Doe. 1890, AI. v. H. 1891 bl. 125;
Kb. Hott«rdam 1 Apr. 1803, M. v. H.
1803 bl. 146; 12 Juni

-ocr page 220-

ajvL iU

e-Ot- /IfJU^^^yyUi/^ uJUU- ^ tTï-u^ A- \'lAx-a^t^

H^ç- i/i e^yv -rry.

iHorf ^co , Ct}: /c^/^Z ; ^W. S2./ < ^^ula,

frv^ O^-t^ XJi&Je^ ircmy c^

l/t^ cf-t^ , a^D^ Zouu>-<!-. -ÓxJUj-*^- Âj ùJvnh^^

-ocr page 221-

-468

1895, W. n°. 6700 (verkoop van de lading in een noodhaven). —
Hof den Haag 23 Dec. 1902, M. v. H. 1902 bl. 55 (buiten-
gewone onkosten, door den schipper ten behoeve van de lading
gemaakt, kan deze van den geconsigneerde terugvorderen).

A. Laurin, si le capitaine est le mandataire des chargeurs,
in Annales de dr. comm.
1886/7, bl. 5 v. — De Courcy, le
capitaine n\'egt pas le mandataire des chargeurs, in Q. de dr.
mar.,
série, bl. 183 v. — Lyon-Caen en Eenault, dl. 5,
277. — Wagner
, Handb. des Seerechts, §§ 43 vlg.

Op de binnenlandsche scheepvaart zijn de artt. 345, 346,
348 en 355 eveneens van toepassing, art. 753 K.

§ 59. HET SCHEEPSVOLK.

Ontw. Burg. Wetb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. 4, artt. 78—108 ;
Ontw. Wetb. v. Kph. 1809, artt. 306—354; Cod. de comm.,
artt. 250—272; Wetb. v. Kph., artt. 394—452.

Scheepsvolk, equipage of schepelingen omvat de
scheepsofficieren en scheepsgezellen. Belang der
onderscheiding, art. 448 K. Het Wetb. v. Kph. verstaat onder
scheepsvolk nu eens de scheepsgezellen, zie artt. 395 al. 1, 397
1°, 412 al. 2, 413, 417, 440, 444, 447, dan weder ieder sche-
peling, zie artt. 401, 416 al. 2—4, 441, 442, 446.

E. Boyens, über den Begriff der Schitfsbesatzung, in Zft.
f. d. g. Hr., dl. 50, bl. 56.

Scheepsofficieren: volgens Rb. Amsterdam 10 Juli
1855, R. B. 1855 bl. 480, de schepelingen aan wie eenig
gezag is toegekend. Zie voorts
Kist, dl. 5, bl. 149.

Schipperswet, Stbl. 1907 n°. 244 ; zie hierboven bl. 451 v. —
Eeglement voor de e.xamens ter verkrijging van een diploma van
stuurman aan boord van koopvaardijschepen, K. li. v. 27
Dec. 1907, S. n". 353. — Eeglement voor de examens ter
verkrijging van een diploma als machinist aan booi\'d van
koopvaardijschepen, K. B. v. 27 Dec. 1907, S. n®. 354. — Zio
voor sleepbooten, hierboven bl. 452. — K. B. v. 27 Dec. 1907,
S. n®. 355\' tot uitvoering van art. 9 der Schipperswet^

Over de ontneming der bevoegdheid als stuurman of machi-
nist te varen door den Eaad voor do Scheepvaart, zie hier-
onder bl. 477.

Aard der overeenkomst, art. 394 K ; zij is eep arbeidsov(jr-

-ocr page 222-

lüj

OJM.. lurC. -liJT^ : fq;r:v\'^^

j-tAxa,

eenkomst, waarop de bepalingen van boek III, titel 7a Burg. ___

Wetb. niet van toepassing zijn, art. 1637z B. W.

De wettelijke regeling der overeenkomst is grootendeels van
dwingen den aard, althans voorzoo veel de rechten en ver-
plichtingen betreft, die in de monsterrol opgenomen moeten —^ ^
worden of omschreven zijn in de in art. 397 10°. K. aange-
haalde artikelen.

Het scheepsvolk staat in dienst van den reeder, niet van den
schipper, zie hierboven bl. 465 vlg. De overeenkomst wordt vaak
rechtstreeks door den reeder gesloten, ook al^eekent de schip- ^^
per de monsterrol. De schipper heeft, als hij de equipage
samenstelt, de bepaling van art. 343 K. in acht te nemen.

Consulaire rechtsmacht in geschillen tusschen schipper en
schepelingen, krachtens vrijwillige opdracht of bepaling van
een met een vreemden Staat gesloten verdrag, art. 6 der Con-
sulaire wet (25 Juli 1871, S. n°. 91, laatst gew. 7 Juni 1905,
S. n°. 203) [tekstuitgave v. 15 Juli 1887, S. n°. 138].

Het loon (huur, gagie, soldij) is een vast loon of een aan-
deel in de vracht of in de winst, bij de zeevisscherij ook een
aandeel in de vangst.

Bepaling van het loon in den vorin van een aandeel in de
winst doet niet eene maatschapsverhouding ontstaan. Verg.
art. 390 K. en hierboven bl. 91 vlg.

Zie Danjon\', uo». 41) en 50. — Lyon-Caen on Kenault, dl.
5, n°. 358 V.

Afsluiting der overeenkomst.

De arbeidsovereenkomst kan tot stand komen vóórdat de
monstering plaats heeft; zoolang deze niet is geschied, zijn de
algemeene boi)alingen van verbintenissenrecht van toepassing.
Niet toelating van don schepeling tot de monstering is wan-
praestatie van do zijde des reeders.

Kb. Kotterdain 10 .Mrt. 185)7, W. n®. 7045 (ontbinding
niet sclindovergoeding toegewezen); — Kgt. (ironingen \'J7 .\\pr.
1010, W. n®. 0054 (de dienstbetrekiting ontstant eerst bij de
nionHtoring; vrturdion is or oen overeenkomst
tot aanmonst<>ring).
— .\\nders Kb. Kotterdam 8 Mrt. IS71, W. n®. 334(5, M. v. 11.
1871 bl. l\'J(i (vóór de monstering is er geen verbindende over-

-ocr page 223-

-470

...eenkomst); — Rb.-Dordrecht 24.,Mrt. .1900,-^W. nV8966,\'
hev. Hof den.Haag.9 IMei 1910, W. n°. 9054\'^(vordering tot
ontbinding met schadevergoeding afgewezen).

- De monstering, art. 396 K. De dienstbetrekking begint-
met de monstering. Vandaar dat de wet verschillende rechten
en .verplichtingen van partijen aan ,de monstering, verbindt^

zie artt. 399, 400, 411 al. 2, 438 K. ...............

Beteekenis van de.monsterrol, .art..39Q K.; zij is geen ver-
eischte voor de geldigheid der arbeidsovereenkomst,, maar do
authentieke akte (Hof Nd.-Holl. 5 Jan. 1652, W. n°. 1313), welke.
VAU, de monstering\' (de. indiensttreding) , wordt .opgemaakt,..Ver-
plichte inhoud van de monsterrol: artt. 39.7 K. en.lO.en 20 der
Tuchtwet; bepalingen in de monsterrol, .afwijkende, van.of in
strijd met den inhoud van de..onder 10., van .art. .397..aange-
haalde artikelen, zijn krachteloos. Do-schipper is verplicht een
monsterrol te . doen opmaken, art. 39.8 ingetrokken bij art. 1
der wet v. 26 Aprü 1884, S. n?. 95; thans.art, 469 Sr. -

Het, K. B. van 5 Oct. 1867, »S. n°. .104, ter uitvoering van
art. 396 K., wijst als ambtenaar aan den.waterschout, bij,
gebreke of verhindering van dezen, den commissaris van politie,,
bij gebreke of verhindering van den commissaris, den. burge-
meester of diens plaatsvervanger. Tarief, vastgesteld bij K. B,
v. 29 Juni 1878, S. n°.. 99, aangevuld by K. B. v. 5 Aug.
1884, S. n°. 190. .In het buitenland geschiedt de moiistering
van scheepsvolk op Nederlandsche schepen ten overstaan van
den hoogst geplaatsten consulairen. ambtenaar of . van.,diens
plaatsvervanger: K. B. v. 17 Juli 1906, S. n°. 206..Tarief,
art. 3 i en c der wet tot regeling der consulaatrechten v, 18
Apr. 1874, S. n°. 65 (tekstuitgave v. 30 Sept. 1892, S. n». 230).

Duur der dienstbetrekking: voor eene of meer rei-
zen (artt. 394, 440 1° en 441), dikwijls feitelijk voor een on-
bepaald aanta.l reizen (een bepaalde reis met bevoegdheid van
den reeder meer reizen te doen), voor een bepaalden of voor
een onbepaalden tijd.

Zio Kikt, dl. 5, bl. 151 v.; uk Wai-, dl. 2, n°. 159; Dikp-

11U18, dl. 2, bl. 108.

-ocr page 224-

ms

m

• :Begin der. dieDstbetrekkiug van het .oogenblik der monste-
ring, ..artt. ..399 en 400; .einde, (afdanking),., nadat.door .den.
schftpaling aan art. 446 (v.erklaring afleggen?,) is voldaan, ürt.
447, Als. de..tijd, waarvoor .een schepeling is aangemonsterd,
verstrijkt, gedurende eene reis,..eindigt de.,verbintenis, zoodra
het. schip, na het, verstryken. „van .den. overeengekomen tijd
een.Jiayen^aandoet; de schipper is.,verplicht;..den schepeling
in; die haven af te. dank en; de bepaling-van art. 397.11.° K.
is alleen van\' toepassing tijdens den\'duur der verbintenis.

Zie .echter Kist, de Wal en piEpiiuis, t. a. p.—,11. È. 21

.....Dec. 1866, M. \\\\ H. 1867 bL lls, cass. yerwVllb. Amsterdam

f) Juli 1864, M.\'v."H. 186*4\'bl. 165\'(de schepeling is in elk
geval veq)licht de aange\\-angen\'reis ten einde te brengen)."

Verbreking der overeenkomst door dén schipper. Deze
kan haar te allen tijde verbreken (ontslag, afdanking), artt. 436
vlg. K. i.
V. ni. art. 9 al. 3 Tuchtwet, behoudens zijnó verant-
woordelijkheid tegenover den reeder, artt. 344 ön 4391.1." K.\'Do
redenen van afdanking nioeten in het journaal worden ver-
meld, art. 358-8°. • • -

Onjuiste uitlegging vnn art. 4;i!) 1. 1. door"!?!». Amsterdam
•• 4 Dec; 1856;\'M: v.41. 18Ü0 bl. 146 (het schip* en deivoder
zijn niet juiiwprakelijk voor.de hier genoenule Hchadeloosslelling).

- 1°. Om wottigo redenen, art. 4oü. Wat wettige rede-
nen zijn, zogt art. 487; botoekonis dezer op.\'^oinming. . .

De opsomuiing iM enuneiatieff do rechter hooft »t<»edH hel wettige
d. i. voldoende der redenen te beoordeelen, doch do feiten van art.
437 «ijn aan «ijne beoordooling onttrokken. Aldus: Kist, dl. 5,
bl. 165 V.; S. H.
Nijkkuk, in \\V. ii®. 218». — Hb. AmsU\'rdam 8
Febr. 1855, W. n®. 1(527, M. v. 11. 1860 bl. 141 (onnatuiirHjke
onkuiBchheid); H. H, I .huii IHtU), W. n®. 2175, M. v. II. 1860
bl. 178, vern. Rb. Hottordam D.lan. 18(50, W. n®. 2146, M. v. 11.
1800 bl. 137; Ub. Amsterdam 2 Nov. 1860, M. v. H. 1860 bl.
310; 21 Oct. 1JH)1, \\V. n®. 8233, .M. v. H. 11)04 bl. 78 (monnte-
ring voor oen roker aantal roiron gi\'durondo oon hopnnld«\'n tijd),
vern. Kgt. n°. 1 Ani«tonla«i 14 Aug. HH)3, .M. v. Jl. 11)03 bl.
21. — Daarentegen I
h do opm>mming linntntief volgons Hb. .Am-
Mtordnm 4 Deo. 1856, b. n. (onkunde of onlu-kwanniheid in geen
wettige rodon van onlj«Iag van oen oorwten Htuurnian); — Pi*:«\'-
livi«, dh 2, bl. 117 V., en HoLTirn, VoorW.., dl. 2 bl. 186; r.io
voort« Hgl. Adv., dl. 6, bl. 206, t-n W. n®. 2181.

-ocr page 225-

-472

Wettige redenen worden bovendien genoemd in art. 397 7°
en 16° (verg. Rb. Amsterdam 21 Oct. 1904, b. a.); wat den
stuurman betreft, ook in art. 409 al. 3 i. v. m. art. 407 K,

2°. Zonder wettige redenen, art. 438 en art. 409 al. 1
i.
v. m. artt. 407 en 408; bedrag der schadeloosstelling, artt.
439 en 409 al. 1 en 2. De bewijslast rust op den schepeling.

Het verzuim des schippers om tijdig scheepsverklaring af te
te leggen en de niet-vermelding in het journaal van de reden
v.an het ontslag ontheffen den schepeling van den bewijslast:
Eb. Amsterdam 8 Febr. 1855, b. a.; anders H. E. 28 Febr.
1845, W. 588,
M. v. H—1859-bk-l70 (de niet-vermelding
in het journaal heeft te dezen geen invloed).
L

Het „reisgeld terug" bij afdanking buitenslands wordt „af-
stappersgeld" geheeten.

De schepelingen mogen de overeenkomst niet ver-
breken. Elke verbreking, buiten de in de wet aangewezen
\'gevallen, is strafbare desertie, artt. 391 v. en 398 v. Sr. Zij
verbeuren tevens hun loon, art. 397 11°. K. i. v. m. art. 10
Tuchtwet. Reëele executie van art. 402 K. i. v. m. artt. 5 en
21 al. 4 Tuchtwet

Uitzondering: geoorloofde verbreking, art. 440 K.,
aangevuld bij art. 2 der wet van 26 April 1884, S. n". 95.
Art. 440 n®«. 1—6 laat de verbreking alleen toe vóór het be-
gin dor reis. De schepeling heeft recht op gagie tot op den
dag van het verlaten van den dienst,
As.sku e. a. op art.
440; anders
Dikphuis, dl. 2, bl. 130.

Ontslag van de verbintenis (ontbinding der overeen-
komst) in het geval van art. 444 al. 2 K. i. v. ni. artt. 397 8° K.
en 20 Tuchtwet. De scbcpeling heeft recht op gagie tot
den dag van het ontslag en op schadevorgoeding; anders
Diephuis, t. z. p.

Invloed van verandering der reis op de overeenkomst met
den stuurmau, artt. 407—109, met de overige bemanning,
art. 441 K. .

Verplichtingen van den ree<ler (den srhipper).

De reeder heeft luin <le schepelingen to betalen do bedongen
gagie op de overeengekomen wijzo; de gagie wordt berekend

JJU M IL u?^

K-

\'v / ; •

A .

4-

-ocr page 226-

■ y

bij de reis of bij de maand, artt. 397 3". K. en 20 Tuchtwet.
Een gedeelte kan als handgeld worden vooruitbetaald, zie
artt. 397 4°., 413 en 418 K. Het handgeld komt weinig meer
voor en is in de praktijk vervangen door voorschotbewijzen,
zgn.
advancc-noies, orderbiljetten over een voorschot op de gagie,
betaalbaar na vertrek van het schip. Behalve het loon is de
reeder, gedurende den tijd dat de schepelingen in dienst zijn,
aan hen levensonderhoud verschuldigd, artt. 397 8°., 403 K.,
20 en 22 Tuchtwet.

Verschuldigdheid van het loon: gedurende de reis mag de
schipper niet meer dan een derde van het verdiende loon
uitbetalen, art. 442 K.; na afloop van iedere reis wordt het volle
op de reis verdiende loon opeischbtuir, art. 417 K. In den
regel wordt een deel der gagie (soms de helft) door den reeder
gedurende de reis op maandbrieven
{allotment-notes) aan een
familiebetrekking van den schepeling uitbetaald.

Betaling van het loon: art. 443 (afdanking), art. 447 (af-
monstering).
Yoor iederen dag, dat de schepeling, zonder
wettige reden, wordt opgehouden in het verkrijgen van zijn
loon, is hem eene door de wet vastgestelde schadevergoeding
verschuldigd, ook zonder ingebrekestelling, artt. 448 en 449 K.

Artt. \'tlü—-iiS zijn niet toepasselijk op den scheeps-dokter,
Kb. Amsterdam 8 Sept. 1841, ISf. v.[187l bl. 128.

Zio over do beteekenis van „zonder wettigo reden opbonden":
DiEiMiuis, dl. 2, bl. 120; —
Kist, dl. 5, bl. 181 v. — Rb.
Amsterdam 10 Aug. 1850, M. v. H. 185S) bl. 170; 4
üec. 1850 en 2 Nov. 1800, M. v. 11. 1800 bl. 140 en 310.

Verg. over do vraag, of ingebrekestelling noodig is, de von-
nissen medegedeeld in M. v. II. 1800 bl. 147 v., Kb. Am-
sterdam 8 Fobr. 1855, W. n®. 1027, U. v. H. t. a. p. bl. 141,
en 2 Nov. 1800, M. v. H. 1800 bl. 310. — Zio voorts Kb.
Amstenlam 15 Nov. 1877, R. K. 1877 B bl. 205, en Opm.
en Med., dl. 9, bl. 52 v.

Art. 448 is van toepassing in bet geval van art. 438 i. v. ni.
art. 431) al. 2: Rb. Kottenlam 2 Nov. 1800, b. a.; doch an-
ders Kgt. n®. l Amsterdam 14 Aug. 1903, M. v. II. 15)03
tJ bl. 21; — hot ia niet van toepassing in hot geval van art.
422: Rb. Kol^rdam 20 Dec. 1855, W. n®. 1730.

Verzekering (wat betreft koopvaardijschepen) van des reeders

31

LU

-ocr page 227-

-474

verplichtingen ten aanzien van de gagie, de voeding, de ruimte tot
ligging en verblijf en de betamelijke behandeling der schepelingen
door artt. 20—24 der Tuchtwet. Uitbetaling van de gagie aan
den schepeling persoonlijk of aan diens gemachtigde, her-
roepelijkheid van iedere volmacht tot ontvangst, onvatbaarheid
van de gagie voor beslag, beperking van de bevoegdheid tot
afstand (alleen voor de helft ten behoeve van ouders, huis-
vrouwen en kinderen, en voor één derde ten behoeve van
andere bloed- of aanverwanten tot in den vierden graad), art.
21 al. 1—3. Sanctie van art. 22 in art. 406 Sr. :Met artt. 23
en 24 verg. men art. 444 al. 2 K.

In geval van voor-goeden-prijs-verklaring of vergaan van
het schip is het loon alleen verschuldigd voor zoover het kan
worden betaald uit de opbrengst van het wak of uit de ver-
diende vracht, artt. 418 en 419; zie hierboven bl. 444. Na
het behouden eindigen der reis (artt. 446 v. K.) schijnt af-
stand van schip en vracht voor de verbintenissen jegens de
schepelingen uitgesloten. Voor het geval van afdanking bui-
tenslands met of zonder wettige redenen ontzegt art. 443 K.
uitdrukkelijk de bevoegdheid tot afsüind.

Afkeuring van een schip, gevolgd door abandonnenient, ten
gevolge van onbevaarbaarheid, moet worden gelijkgesteld met
schipbreuk, als bedoeld in art. 419: Rb. Amsterdam lö Alei
1862, M. v. H. 1862 bl. 111, vern. Kgt. n°. 4 Amsterdam 10
Dec. 1861, t. z. p., bl. 106.

Aanspraak van oflicieren of gezellen, die op aandeel in de
vracht varen, art. 420 K.

Betaling van loon, van schadevergoeding en van reisgeld
ingeval de reis niet wordt aangevangen, wordt gesUuikt na te
zijn begonnen, wordt uitgesteld of verlengd, artt. 411—Jlü.

Art. 412 handelt over schorsing door „toedoen van den
eigenaar, den schipper of den bevrachter" (zie art. 411), d. w. z.
niet door overmacht, welko aanwezig is in geval van abandon-
nement en verkoop van hot schip na afkeuring: Kgt. n®. 1
Amsterdam 4 Jan. 1861, M. v. H. 1861 bl. 90, en Rb. Am-
Htei-dam 20 Nov. 1861, t. z. p., bl. :U)!J; 11. R. 4 Dec. 180:i,
AI. v. II. 1864 bl. 15, bov. Rb. Amsterdam 16 .Mui 1862,

cW J*^ uiüJ. VtUt ^y C.Jh j/trry óc^ . J^Lf,

-ocr page 228-

b. a. — Anders: art. 412 is van toepassing in geval van af-
keuring en verkoop van het schip: Eb. Amsterdam 29 Sept.
1854, M.
v. H. 18G1 bl. 92; Kgt. n°. 4 Amsterdam 10 Dec.
1861, b. a., tevens beslissende dat abandonnement van het schip,
na afkeuring, gevolgd door ontslag der equipage, is eene
schorsing der reis door toedoen van den eigenaar of schipper.
— Zie voorts G.
a an Tiexhoyex Jk., a. w., bl. 180 v., die,
hoewel de eerste meening toegedaan, van oordeel • is, dat de
schepeling, in geval van afkeuring van het schip en staking
dientengevolge der reis, recht heeft op reisgeld. — Verg.
Ltox-Caex en Eenault, dl. 5, n®^. 411 v.

Verplichtingen van de reederij in geval van ziekte, ver-
wonding, overlijden of slaafmaking van een scheepsofficier
of -gezel, artt. 423—435 en 445 K. Zie hierboven bl. 460 vlg.

Volgens Eb. Amsterdam 22 Febr. 1878, ^Y. n®. 4280, gaat
door afrekening, zonder voorbehoud, des schepelings recht op
schadevergoeding verloren. Evenzoo volgens Eb. Amsterdam 3
Jan. 1861, Af. v. II. 1861 bl. 19, zijn recht op oppas-sing en
genezing.

Buitengewone belooning voor buitengewonen scheepsdienst
en in geval van berging, artt. 421 en 422 K.

De .schepelingen kunnen niet op grond van art. 421 berg-
loon vorderen van de eigenaars der lading; zij hebben alleen
eene vordering tot buitengowono belooning tegen do reeder«:
Eb. Eotterdam 20 Dec. 1884, W. n®. 5124, bov. door Hof
den Haag 8 Febr. 1886, W. n®. 5344, cass. verw. 11. H. 3
Dec. 1886, W. n®. 5373.

Voor gagie (zio ook art. 313 5®), schadeloosstelling en reis-
geld zijn het schip en de vracht bij voorrecht verbonden,
art. 451 Iv., ook in geval van onwettige afdanking.

Kb. Amsterdam 8 Febr. 1855, \\V. n®. 1627, M. v. II. 18(50
bl. 141. — Ander«: Kb. Anistonlam 4 Dec. 1856, M. v. II.
1860 bl. 146.

Verjaring van do loonvordering (niot ook van do actie tot
.schadevergoeding wegens verminking, Rb. Amsterdam 22 Febr.
1878, W. n®. 4280) in 66n jaar na hot eindigen dor reis,
art. 7411® i. v. m.\'art. 747. Zio ook art. 7412® i. v. m.
art. 747 K.

-ocr page 229-

-476

Verplichtingen van de schepelingen.

Zij worden omschreven in de artt. 397 5°, 9° en 14°, 400,
401, 404 en 446 K. Reëele executie, art. 402 K. i. v. m. art. 5
Tuchtwet. Bijzondere bepalingen: art. 410 (oudtijds hadden
de schepelingen het recht
voering of pacotille te laden of des-
verkiezende een deel der vracht te ontvangen : Rôles d\'Oléron
[Vlaamsch Zeerecht], art. 18; Konsulaat v. d. zee, artt. 86 v.),
artt. 444 en 450 K.

Bijzondere verplichtingen van den stuurman, artt. 397 6\',
12° en 13°, 406, 407 en 408 K.

Gevolgen van ongeschiktheid, onbevarenheid of onkunde,
art. 405, voorts art. 397 7°, en, wat den stuurman betreft,
bovendien artt. 406 en 407 i. v. m. art. 409 al. 3 K.

Op koopvaardijschepen oefent de schipper over de schepe-
lingen een tuchtrecht uit overeenkomstig de bepalingen der
Tuchtwet, artt. 7—10, 12, 13, 16, 17—19. De tuchtmiddelen zijn
verbeurte van gagie (1—30 dagen) en sluiting in de boeien
(1—3 dagen). De gagie is bij voorrecht verbonden voor de kor-
tingen en de kosten naar aanleiding van art. 402 K. gemaakt :
art. 21 al. 4 i. v. m. art. 5 Tuchtwet.

De Tuchtwet is niet van toepassing op zeevisschersschepen :
Eb. Eotterdam 11 Mrt. 18Ö5, M. v. H. 1865 bl. 92; H. E.
12 Febr. 1877, W. 4081.

De reeders zijn jegens derden aansprakelijk voor de schade,
dezen veroorzaakt door schuld of verzuim der schepelingen,
art. 1403 al. 3 B. W. Exceptioneele bepaling van art. 452 K. :
beperking der aansprakelijkheid tot schip en vracht, en toe-
passelijkverklaring van art. 1403 al. 5 B. W., voor zooveel
betreft schade aan de eigenaars der lading toegebracht. Ver-
haal van do reeders op den schipper, van dezen op de schepe-
lingen, wier gagie voor dit verhaal bij voorrecht verbonden
is, art. 452 al. 2 K. Zie hierboven bl. 443 vlg.

Op do binnenlandsche scheepvaart zijn alleen van toe-
passing do artt. 451 en 452 (over den voorrang), zie art. 754
al. 1 K. Het tweede lid van dit artikel is gewijzigd bij art. V dor

-ocr page 230-

Vi/cmr e^ U^tM^a^Ll^ùC vct^ QülL Sun^. OJ^,.

V ULZjÙL., \'J ; aû^

•7 "

oulM-.

wet op de arbeidsovereenkomst van 13 Juli 1907, S. n°. 193.
Het verklaart de bepalingen van het Burg. Wetb. over de
arbeidsovereenkomst van toepassing op de rechten en verplich-
tingen uit de arbeidsovereènkomst van stuurlieden, schippers-
knechts of ander scheepsvolk in de binnenlandsche scheepvaart.

Krachtens art. 10 6° en T der Ongevallenwet 1901 is deze
wet van toepassing op de schippersbedrijven met schepen,
welke in den regel van eene plaats hier te lande naar eene
andere plaats hier te lande varen, of met schepen, welke in
den regel binnen dezelfde plaats varen (de binnenlandsche
scheepvaart), voorts op de schippersbedrijven met schepen,
welke uitsluitend de rivieren en\' binnenwateren bevaren en
tevens geregeld van buitenslands komen of naar buitenslands
bestemd zijn (de binnenvaart, bedoeld in art. 748 al. 1 K.),
alsmede op het veerschippersbedrijf. Art. 87 Ongevw. sluit
ten aanzien van ongevallen, aan scheepsgezellen in verband
met de uitoefening van hot bedrijf overkomen, de toepasse-
lijkheid van artt. 423 vlg. K. uit, tenzij het dagloon van den
getrofTene meer dan vier gulden bedraagt, in welk geval de
rechter bij de vaststelling der schadevergoeding ingevolge do
artt. 423 vlg. K. rekening moet houden met hetgeen krachtens
de Ongevallenwet wordt genoten.
IJiiad voor de Scheepvaart.

Deze Kaad is ingesteld door art. 23 der wet van 1 Juli 1900,
S. n®. 2H) (Schei)enwot) tor vervanging van den Baad van Tucht
voor do koopvaardij. De Raad van Tucht word ingesteld door
art. 25 Tuchtwet on zijn werkkring nader geregeld door do
wet van 13 Nov. 1870, S. n®. 190, waarbij art. 25 Tuchtwet
word vervangen door de artt. 25a—», wolko artikelen zijn
ingetrokken bij art. 71 Schoponwet. Do inrichting van don
Haad voor do ►Scheepvaart, wordt geregeld door Hfdk. 111
dor Schepenwet on het !v. B. van 5 Oct. 1909, S. n®. 383.

Do Raad is belast met het onderzoek naar do oorzaken van
plaats gehad hebbende .scheepsrampen, ml een voorloopig
onderzoek door do sclieepvaartinspoctio. Hij kan, indien do
ramp is veroorzimkt door do ongoschikthoid van don schipper

-ocr page 231-

478

of van een of meer stuurlieden of machinisten, den betrok-
kene onbevoegd verklai\'en als schipper, stuurman of machinist
op een schip, waarop de Schepenwet van toepassing is, dienst
te doen. Het onderzoek is geregeld in Hfdk. IV der Schepen-
wet. Bovendien is de Raad bevoegd den schipper, die zich
ten opzichte van zijne reederij, de bevrachters, de schepelingen
of de passagiers op eenigerlei wijze heeft misdragen, alsmede
den schipper, stuurman of machinist, door wiens daad of na-
latigheid eene scheepsramp is veroorzaakt, disciplinair te
straffen door het uitspreken van eene berisping of door ont-
neming van de bevoegdheid om gedurende eenen bepaalden
tijd, twee jaren niet te boven gaande, in een of meer dezer
betrekkingen op een schip, -waarop de Schepenwet van toe-
passing is, te varen. Onderzoek ter zake van misdragingen
van den schipper op aanklacht van den hoofdinspecteur van
de scheepvaart, den boekhouder of een of meer van de reeders,
de assuradeuren, de bevrachters, het scheepsvolk of de pas-
sagiers. Zie Hfdk, V der Schepenwet. Sanctie, art. 411 Sr.

§ 60. VERVOER VAN GOEDEREN.

Ontw. Burg. Wetb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. l, artt. 37—
72; Ontw. Wetb. v. Kph. 1809, artt. 355—420; Cod. de
comm., artt. 273—310; Wetb. v. Kph., artt, 453—520.

!Molexoba.aff, étude sur Ie contrat d\'aflrétement, in Kevue
de droit international, 1882. —
Dk Goukcy, lo fret, in Ques-
tions de dr. mar,, f" série, — E,
Lfjioett, a treatise on the
law of charter-parties, 1894; a treatise on the law of bills of
lading, 2^® dr. 1893. —
W. W. Pouteh, a treatise on the
law of bills of lading (Am.), 1891, —
.1. E. K. Stephens, th(!
law relating to freight, 1907. —
T. G. Cauveh, a treatise on
the law relating to the carriage of goods by sea, 5« dr. door
II. A. WnioiiT, 1909. — T. E. Sokutton, the contract of af-
freightment a« expressed in charter-parties and bills of la<ling,
r
>d\'.\' dr. IQOy — II. WüHTENDönrE», Studiën zur modernen
Entwickhing des Seefrachtvertrages, 2 dl. 1905, 1910^—
Pii-ia,
il contratto di noleggio la polizza di carico, 1803.

Men onderscheide:

I. Huur en verhuur van een schip. Do eigomuir .stolt
het schip, in den regel niot uitgerust en bomnnd, ter l)eschik-

yt:

.X

\'ï

^ ^ -
^ ( /V^^, ^ . Z^., dl. ie. bix, it., äX.-y», M. S-I^^.J

Al

-ocr page 232-

^ i. ^ . s. iM. tJLu^

L-o^ mytmm .

Ousnr f try jßä^ ozurv _4 ^ ^^ Äo «yvio-Xxr- <5^

kiiig van den huurder, opdat deze het gebruike tot het ver-
voer van personen of goederen, of tot een ander doeleinde.
Indien het schip is bemand, gaan de kapitein en de schepe-
lingen over in dienst van den huurder, die hen kan ontslaan
en anderen kan aanstellen. De overeenkomst pleegt schriftelijk
te worden aangegaan bij chertepartij (charter-partij), de huur-
der wordt ook wel charterer genoemd.

II. De overeenkomst, waarby de eene partij zich verbindt
ten behoeve van de andere met een schip personen of goederen
te vervoeren, en wel

a. met een bepaald schip, gedurende een bepaalden tijd^eÊ
op een of meer reizen, de personen of goederen, aan te wijzen
door de wederpartij, tegen betaling van een prijs berekend
naar tijdsduur; tijd-vervrachting en -bevrachting,
time-
charter.
De schipper en schepelingen staan in dienst van den
vervrachter, die hen benoemt en ontslaat. Vervrachter is de
exploitant (eigenaar, vruchtgebruiker, huurder) van het schip,
terwijl ook onder-vervrachting kan voorkomen;

b. met een bepaald schip op een bepaalde reis zooveel per-
sonen of goederen als in het schip of een bepaalde ruimte
daarvan kunnen worden vervoerd, tegen betaling van een voor
dit vervoer vastgestelden prijs (vervoer van een geheele of
gedeeltelijke lading); reis-vervrachting en -bevrachting,
reis-charter. Vervrachter kunnen zijn do exploitant van het
schip en de tijdbovrachter, terwijl ook onder-vervrachting kan
voorkomen.

Van de overeenkomsten onder a en b wordt in don regel
oen schriftelijke akte (chartor-partij) opgenuuikt; do bevrach-
ter wordt ook charterer genoemd;

c. op een bepaalde reis enkele ponsonen of goederen (colli)
of bepaalde hoeveelheden van goederen, niet uitmakende een
geheele of gedeeltelijke lading; stukgoederen ver voor.
Vervoerder kunnen wezen do exploitant en de bevrachter (tijd-of
reisbevrachtor) van hot schip alsook oen ondernemer van vervoer.

Vaak wordt in do ovoreonkomston onder 11 a en b van
huur on verhuur gesproken en worden dientengevolge die

-ocr page 233-

ISjlj^,

-VTA^ -ZLAJU. _ rJUxLc^ «t«^ caja-c^o«,

OZC4\' cO. iA-i

àXi-m-r

Öiji^-Êxr

ZxZa^

/rifi- ^ - e i - \' .an « , itJ^i^j ^^

XflAA

<tö<

Ir-otny

M exx»j^cJlyL, -O^LÄ-oj-Q-Ä. CO- O/UL.

/h-àtAT / CiL. ûtx. y^tsytxJ-^/^ Orrm.

du-UJijÇîfc- ,

O-XAj

-ocr page 234-

378

overeenkomsten, vooral die onder II a genoemd, ten onrechte,
als huurovereenkomsten beschouwd. De overeenkomsten onder
II zijn alle vervoer-overeenkomsten, vallende onder het rui-
mere begrip „aanneming van werk" (art. 16376 B. W.) en
het nog ruimere „overeenkomsten tot het verrichten van ar-
beid" (art. 1637 B. W.). Zie hierboven bl. 357, J. H. L.
Bergsma, de wanpraestatie des bevrachters, Prft. 1892, Hfdk.
1, en
A. XicoL Speyer, verschuldigdheid van vracht bij ver-
voer ter zee, Prft. 1906, bl. 9—35.

Terminologie: bevrachting, affrètement eu nolissement,
affreightment, Befrachtung; — bevrachten, aôréter, to charter
en to affreight, befrachten; — bevrachter, affréteur en nolisa-
taire, charterer en freighter, Befrachter; — vervrachting, Ver-
frachtung; — vervrachten, fréter, verfrachten; — vervrachter,
fréteur, Verfrachter ; — vracht, fret en nolis, freight, Fracht ; —
afscheper en afzender, inlader, expéditeur en chargeur, shipper,
Ablader; — charter-partij en chertepartij, charte-partie, charter-
party (charta-partita); — stukgoederenvervoer, affrètement à
cueillette, Stückgüterfrachtvertrag ; — cognossement, connaisse-
ment, bill of lading, Connossement.

Huur en verhuur. De vijfde titel van boek II W. v.
K. heeft, al is daarin van „verhuring" en „verhuurd" sprake,
op verhuring van schepen niet betrekking. Van toepassing
zijn de algemeene bepalingen omtrent overeenkomsten, bij
gebreke van algemeene bepalingen omtrent huur en verhuur.

Vervrachting en bevrachting. De tijd-bevrachting
mist wettelijke regeling. Zij kan worden gesloten ook voor
andere doeleinden dan het vervoer van personen of goederen. L
Zie het formulier, .hieronder
Bijlage XXI.

De reis-bevrachting is de overeenkomst, in art. 453 1® K. ge-
noemd. Zij betreft in den regel zeilschepen en stoomschepen,
geregelden dienst varen (vrachtzoekers, wilde

^^ ^ booten).

.. \'Vt^^ afi*^ gebiedt bij/reis-bevrachting hot opmaken van een

JUO^

J^*^ " ^ schriftelijk contract, „chertepartij" genaamd, waarvan do in-
Qf^ « houd in art. 455 wordt aangcgoven. Ieder der partijen kan

i

Ù

IC.

de opmaking vorderen. De chertepartij is no.ch geldighoids-

/

m

uje/tJi.,

ut

ÛLmÀ- ctâa^ Q^l^ tra-.^ »»-IÄJW «X^ uJU^^a^^ co^ €>tAywuïA

-ocr page 235-

C, irtrCn^a

o-nM-.

l^.y^H-JH\'

i ■

vereischte noch „uitsluitend middel" van bewijs. Zie het for-
mulier, hieronder
Bijlage XXII.

H. li. 10 Juni 1904, W. n°. 8081, M. v. H. 1904 bl.
112 (zoowel getuigenbewijs als bewijs door andere schriftelijke
bescheiden dan de chertepartij is uitgesloten), vern. Hof den
Haag 4 Jan. 1904, W. n°. 80G2, bev. Rb. Dordrecht 16 Apr.
1902, W. n°. 7764 (bewijs door schriftelijke bescheiden, als
brieven enz., is bij ontbreken van de chertepartij niet uitge-
sloten). — Hof Nd. Holland 19 Apr. 1849, W. n°. 1117 (ge-
tuigenbewijs is uitgesloten ook in geval van begin van bewijs
bij geschrifte). — Verg. Ltox-Caen en Rexault, dl. 5, n®. G42;
— de A\'^alkooeu, cominentaire, dl. 2, n"". 669—671; —
Desjakdiks, dl. 3, n°. 763. ^^^

De schipper is tot vervrachting van het schip alleen bevoegd f^ ^^

ter plaatse, waar de reeder noch woont noch vertegenwoordigd
is, art. 371 K. Hij is nooit, ook niet als hij zelf de chertepartij ^^
afsluit, partij bij de bevrachtings-overeenkomst, doch steeds,
tenzij een ander daarvoor is aangewezen, belast met de uit-
voering daarvan. In het buitenland kan hij daartoe, zoo noo-
dig, rechtsmaatregelen nemen.

Verg. Rb. Rotterdam G Mei 1908, W. n®. 8807, hierboven
1,1. 1(53; _ Rb. Rotterdam 23 Dec. 1901, W. n®. 7749: do
schipper is niet partij bij een door den reeder gesloten he-
vrachtingsovereenkomst en kan in den vreemde niet tot schade-
vorgoeding wegens schending dier overeenkomst worden nnngo-
sproken. — Volgens Rb. Rottenlam 22 Juni 1904, AV. n®.
8139, kan do schipper die een bovrachtingsovcrecnkomst heeft
aangegaan, do da.miit voortspruitende vonleringen instellen, ook
nadat hij als schipper is ontulagen.

Cargadoors en agenten treden veelal bij het sluiten der
bovrachtingsovcrecnkomst als tU8scheni)er.sonen op.

Wie do chertepartij teekent (|(i. verbindt zich zelf, al» hij ludnat
een Instgever to noemen. Zie Hof Amsterdam 9 Fel)r. 190(J,
M. v. M. 1906 bl. r)K v.

Aan-order-stelling vau <lo chertejiartij komt voor; niet on-
gebruikelijk is ook het endo.\'«scercn van oen niet aan order
ge.stolde chertepartij. Beteekenis dezer handelingen.

Vervrachting van het geheele .schip voor goederenvervoer
omvat allo laadruimten vnn het schip, niet ook de kajuit,

-ocr page 236-

382

art. 456, het volkslogies, de bergplaatsen voor scheepsbenoodigd-
heden en derg. Voor andereu dan den bevrachter mogen goe-
deren niet worden vervoerd, art. 456 i. v. m. artt. 352 en 410 K.

Vervrachting van een schip tot het maliën van pleiziertochtjes
omvat de buffetten en wat daarbij behoort: Hof Amsterdam
10 Dec. 190G, M. v. H. 1906 bl. 228.

Bij ven-rachting van het geheele schip heeft de kapitein niet
het recht voor zich of voor den reeder vracht te verdienen door
het vervoer van passagiers in de kerk en het kabelgat; de passage-
gelden komen ten voordeele van den bevrachter: Rb. Amsterdam
6 Jan. 1848, AV. n°. 946; — evenzoo, bij vervoer van passagiers
in het volkslogies: Hof Nd. Holland 7 Febr. 1861, AA^ n°. 2274,
cass. verw. H. R. 14 Dec. 1862, W. 2357. — Anders: bij
be
\\Tachting tot vervoer van „a full and complete cargo of grain
or seed" blijft de kapitein bevoegd op het dek voor derden schapen
te vervoeren: Rb. Rotterdam 13 Oct. 1875, AV. n®. 3903.

De vervrachter is verantwoordelijk voor de in de cherte-
partij opgegeven grootte van het schip, art. 459 K.

De bewijslast rust op den bevrachter: ]{b. Amsterdam 19
Juni 1861, M. v. H. 1861 bl. 158. — Zie voorts over art.
459: Rb. Rotterdam 27 .Tuni 1896, P. v. J. 1896 n°. 86.

S t u k g O e d e r e n V e r V o e 1-. Het aannemen van stukgoederen
wordt in art. 453 2® als een wijze van bevrachting voorge-
steld. Stoomschepen die in een geregelden dienst varen
{lij7i-
booten),
bezorgen uitsluitend vervoer van stukgoederen.

De overeenkomst omtrent het vervoer van stukgoederen is
vormvrij. Tot bewijs strekt het cognossement.

De bepalingen der wet houden niet voldoende rekening
met het onderscheid tus.schen bevrachting en stukgoederen-
vervoer, en in het geheel niet rekening met het onderscheid
tusschen het vervoer met lijnbooten en met andere schepen.

Verplichtingen van den vervoerder (vervrachter of ver-
voerder van stukgoederen).

1®. Het schip ter inlading gereed houden.

Bevrachting bij chertei)artij : De vervrachter is verplicht
te zorgen, dat het schij) niet alleen zeewaardig is in don zin
van geschikt om zee to bouwen, maar ook in staat om hot

J anja^\'^^tiUJ^ ^tk^AA/f- «ht^A-X. -t-o^an^cß*^

-ocr page 237-

384

h. A«-

•f.

t\' - -

Ir

k

I

El

overeengekomen vervoer te bewerkstelligen. Zie art. 479 K.,
waarmede te verg. art. 347 K,

H. AVittmaack, die Seetüchtigkeit dea Schiffes beim Fracht-
vertrag, in Zft. f. d. g. Hr., dl, 53, bl, 337. — Rb. Am-
sterdam 26 Sept. 1890, W. n°. 6013, bev. Hof Amsterdam
8 Jan. 1892, W. n°. 61G7.

Hij nioet^liet schip, ten tijdo en ter i)hiatse bij do overeen- /tc^ - ^^^ojua,

komst bepaald, ter inlading in gereedheid hebben, art. 470 K. ^^^

t

Ingebrekestelling is niet noodig: U. R. 17 Dec. 1869, W.
n°. 3180.

De overeenkomst van bevrachting wordt door de vertraging
in het gereed zijn van het schip niet van rechtswege ontbon-
den: Hof Nd.-Holland 14 Jan. 1858, AV. n°. 1933, vern. Rb.
Amsterdam 7 Aug. 1855, AV. n°. 1677.

Ter plaatse bij de overeenkomst bepaald: verg. Hof Am-
sterdam 9 Febr. 1906, M. v. H. 1906 bl. 58.

De meeste chertepartijen geven den bevrachter het recht do
overeenkomst te verbreken, indien het schip niet op tijd ge-
reed is.

De vervrachter (schipper) is verplicht aan den bevrachter
gelegenheid te geven tot inlading gedurende den overeenge-
komen of den door de wet vastgestelden tijd (laadtijd of lig-
dagen,
starics of jours de planchc, Wartezeit, laydays). Deze tijd
gaat in daags na verklaring van den schipper, dat hij tot
laden gereed is,\'\'\'art. 457 al. 1 K.

Een verplichting van den bevrachter, aan don vervrachter la-
ding te verschaffen, is in \'t algemeen niot aan te nemen; verg.
Jii. AViiiLEiiJiiEH, het verzuim van den schuldeischer, Prft. 1903,
bl. 26.

Overeengekomen tijd: in de chertepartij kan hetzij een
bepaalde ligtijd (bijv.
ten days to load), alsmede een bepaalde
overligtijd (bijv.
ten days to load, tm days on dcniwrage at M 2
per day),
worden bedongen, hetzij een ligtijd van een bepaal-
den duur worden uitgesloten (bijv.
ilic cargo to be supplied at
port of loading (is fa^t as the steamer can rcceivc).

llet beding the cargo io he supplied enz. ontheft den schip-
per niet van de verplichting kennis te geven van gereedheid
tot laden: Rb. Amstcnlam 18 Nov. 1892, if. v. H. 1893 bl.

-ocr page 238-

484

96. — Beteekenis van het beding a^ fast as steamer can re-
ceive . . . alicaj/s wJieather permitting . . . strikes ami lockouts of
workmen . . . mutually excepted-.
Hof Amsterdam 28 Mrt. 1907,
M. v. H. 1907 bl. 93, vern. Eb. Amsterdam 31 Mrt. 1905,
W. n®. 8370. — Zie voorts Eb. Amsterdam 21 Febr. 1890,
M. v. H. 1890 bl. 206, bev. Hof Amsterdam 13 Nov. 1891,
W. n°. 6120, M. v. H. 1892 bl. 116, en Eb. Amsterdam 31
Dec. 1897, M. v. H. 1898 bl. 162.

Door de wet vastgestelde termijn: vijftien werkdagen, art.
457 al. 1 K. Zie hieronder bl. 497.

De bevrachter die den laadtijd overschrijdt, is voor iederen
dag dien hij meer gebruikt (overligdag), aan den vervrachter
(schipper) schadevergoeding, overliggeld
{damages for deten-
tion;
indien het bedrag is overeengekomen: demurrage) ver-
schuldigd, art. 457 al. 3. Overligdagen:
surestaries, demurrage
{days), ÏJberli^gezeit;
overligdagen na de bedongene: contresta-
ries, sur surestaries.

A. A. Weve, art. 457 W. v. K., in Nw. Bijdr. 1882, bl.
118 v. — Welke veranderingen in ons zeerecht zijn noodzake-
lijk of wenschelijk geworden tengevolge van de toenemende
stoomvaart? Praeadvies van E. N. Eauusen, in Hand. Ned.
Jur. Ver. 1879, I, bl. 108 v. — .T. H. L. Behgsma, de wan-
praestatie des bevrachters, Prft. 1892. — Zie voorts hieronder
bl. 498 v.

Indien het overliggeld niet is vastgesteld in de chertepartij,
wordt het bepaald „bij begrooting van deskundigen", artt.
455 n®. 7 en 4G4 al. 2 K.

Over de beteekenis van „nalatigen" in art. 457 al. 3 en
over de vraag, of overmacht den laadtijd schorst, zie hier-
onder 1)1. 498 vlg.

De vervrachter is niet verplicht andere dan de overeenge-
komen goederen te laden.

Eb. Amsterdam 5 Nov. 1847, W. n°. 913 (niet balken voor
graan); 16 Dec. 1875, n®. 3970. — Hehosma, a. w., bl. 84.

Als de bevrachter bij het verstrijken van den laadtijd nog
niets heeft geladen, heeft de vervrachter, ingevolge art. 4C4 K.,
de keuze tusschen: 1®. blijven liggen tegen schadeloosstelling

-i-i

w\'-\'

Il >MiCj. le^ta ,

/â. K<riü^c

-ocr page 239-

m

r :

A.

s-

Kfii.^ ù/.^ôvP^,

s •

y--.

f

ç,\'
t-

Ifc

(op overliggeld), zonder ingebrekestelling; 2°. verbreking
(eigenmachtige ontbinding) der overeenkomst behoudens beta-
ling door den bevrachter van de halve vracht, avarij en kap-
laken\'f 3°. nakoming zijnerzijds (onderneming der reis zonder
lading), 3 X 24 uren na sommatie,

„Na sommatie"; verg. hierover Bergsma, a. w., bl. 112 v.:
zij is niet noodig, „wanneer er toch voldoende bewijs is, dat
de inlader niet van plan was te laden of verder te laden"; —
11. ]{. 30 April 1847, ^V. n°. 823. — Anders Wilt-eumieu,
a. w., bl. 1)9, op grond dat de sommatie formeel is.

De sommatie kan geschieden per brief: Eb. Eotterdam
18 Apr. 1900, W. n°. 7434.

tegen genot van de „volle verdiende" vracht (wanvracht,
Faut-fracht, dead-freight) en het mogelijk verschuldigde over-
liggeld, na volbrenging van de reis.

„Avarij" in art. 404 al. 3 is de z.g. ordinaire avarij fpetfi/
average),
de kosten genoemd in art. 708 K.; „kaplaken": een
opslag op de vracht, vroeger ten bate van den schipper.

„Volle verdiende vracht" is de volgens de cliortepartij bedongen
vracht, verminderd met de door het varen zonder lading of mot
gedeeltelijke lading Jiitgespaarde onkosten. Zie Eb. Botterdam ■{■
Dec. 1895, W. n°.\'0785: foutvracht kan do bedongen vracht,
verminderd met hetgeen de schipper to betalen zou hebben
gehad als do volle overeengekomen hoovoelheid ware ingeladen,
niet overschrijden.

Als de vervrachter het eerste heeft gekozen, kan hij alsnog
het tweede kiezen, mits hij zijn aanspraak op overliggeld
prijs geeft; .steeds kan hij nil het eerste tot het derde overgaan.

Verg. hierover Hehusma, bl. 109 v., 113; — Willkumiku,
bl. 2G7 v.

Tot de maatregelen, onder 2 cn 3 genoemd, is do vervrach-
ter ook dan bevoegd, als do bevrachter door overmacht is
verhinderd geworden tijdig te laden.

Art. 405: heeft do bevrachter bij het verstrijken dor lig-
dagen .slechts een gedeelte van het schip beladen, dan heeft
do vervrachter de keuze tusschen hetgeen in art. 404 onder
1® en 8° is genoemd (blijven liggen op overliggeld of nako-
ming zijnerzijds tegen genot der volle vracht).

-ocr page 240-

48C

Do vervrachter kan niet kiezen verbreking der overeenkomst
behoudens betaling van de halve vracht: Eb. Eotterdam 15 Dec.
1888, W. n°. 5674 ; 8 Apr. 1896, W. n°. 6859. — Beugsma,
bl. 52 v.

Artt. 1302 en 1303 B. W. zijn in de gevallen van artt. 464
en 465 K. niet van toepassing, ook al neemt men eene verplich-
ting van den bevrachter tot verschaffing van de lading aan.

Eb. Eotterdam 25 Mei 1864, W. n°. 2618; 7 Apr. 1897,
W. n°. 7052.^ Bebgsma, bl. 48 v.

De j>évrachter heeft niet het recht eene vordering tot ver-
goeding van kosten, schaden en interessen in te stellen.

Eb. Amsterdam 27 Sopt. 1855, M. v. H. 1859 bl. 125.

Indien het schip, niet of slechts gedeeltelijk beladen, de reis
onderneemt, zijn de artt. 466 en 468 van toepassing; worden
meer goederen ingeladen dan bij de chertepartij is bepaald,
dan geldt art. 469 K.

Verg. over art. 466: Beuosma, bl. 116 v.; — over art. 468:
Bergsma, bl. 114 v.; A. Nicol Speyer, verschuldigdheid van
vTacht bij vervoer ter zee, Prft. 1906, bl. 175 v.; — en over
de vraag of de schipper andere lading böhoort te zoeken : Carveh,
a. w., 4® dr., sect. 720 v; — Scrtjttox, a. w., art. 159.

De wanvracht (foutvracht) en het overliggeld zijn verschul-
digd aan den reeder-vervrachter (zie artt. 464 en 465), niet
aan den schipper persoonlijk, al kan deze in zijne hoedanig-
heid voor den vervrachter het overliggeld vorderen (art. 457 al. 3).

Anders ten onrechte Jib. Amsterdam 31 Oct. 1890, W.
n®. 6191: ajui den kapitein dio overliggeld vordert, kan worden
tegengeworpen dat de belading door zijn schuld is vertraagd
geworden, niettegenstaande b(!ding van niet-aansprakolijkheid
voor schuld van den kapitein.

Schuldenaar is de bevrachter (artt. 464 en 465), niet do
ontvanger of geconsigneerde, tenzij deze tevens is do bevrach-
ter of wel voor diens rekening handelt, of het cognossement
de betaling voorschrijft, hetzij rechtstreeks, hetzij door verwij-
zing naar de chertepartij.

Eeno algemeene verwijzing muir de chertepartij (all other

I IIiMp^ JjU>,

Ok to\'^lto ■

-ocr page 241-

^ ûL/o-^irovu^o^ j : ft-^t\'i^^^^^/^iejx.

-ocr page 242-

T

conditions as per charter) werd voldoende geacht door Hof deu
Haag 27 Mei 1889, "W. n°. 5755,\'^ten aanzien van overliggeld
bij de belading, daarentegen onvoldoende door hetzelfde Hof
23 Juni 1902, AV. n°. 784Ó, ]\\1. v. H. 1902 bl. 65 (bev. Kb.
Eotterdam 11 Xov. 1900, AV. n°. 7562), voor wat betreft de
foutvracht; bij dit arrest "werd tevens beslist, dat het beding:
ow/iers to have an (absolute) Hen on the cargo for freight, dead
freight and demurrage,
wèl den schipper het recht geeft afgifte
van het goed te weigeren anders dan tegen betaling van de
foutvracht, maar hem niet, na aflevering van het goed, een
vorderingsrecht geeft tot betaling van de foutvracht tegen den
geconsigneerde.

De aansprakelijkheid des bevrachters wordt opgeheven door
de zgn.
cesser-clause, bijv. „charterer\'s liability to cease upon ship-
ment of cargo", welke vaak in de chertepartijen voorkomt
in verbinding met het beding, dat aan den vervrachter een
Hen on the cargo geeft voor vracht, foutvracht, overliggeld, enz.

Zie, behalve de zooeven aangehaalde beslissingen, Eb. Eot-
terdam (5 Mei 1908, W. n°. 8807. — A\'\'erg. omtrent de be-
teekenis en de kracht van deze bedingen: Sciiutton, a. w.,
artt. 53 v., 131-; — Cahveii, a. w., 1« dr., sect. 615 v.

Er is aanleiding tot analogische toepassing van de artt.
464 en 465, indien de bevrachter een laadplaats aanwijst, die
niet voldoet aan het in de chertepartij bepaalde, daar de ver-
vrachter niet verplicht is oj) zoodanige plaats lading in te nemen.

Eb. «otterdam 3 ;Vpr. 1908, bov. Hof den Hiiag 2 Nov.
1908, W. n°. 8830 (beding omtrent de laadplaat«
tv fie per-
fcctlg safe and always ajtoat).

De bevrachter kan „de reis opzeggen" (de overeenkomst
verbreken), zoolang hij nog nict.s heeft geladen en de over-
ligdagen nog niet zijn begoinien, mitsS tegen betaling van de
helft der bij do chertepartij bedongen vracht, art.
467. Is do
belading of zijn do ovorligdagen aangevangen, dan is in elk
geval do volle vracht verschuldigd. — Verg. art. 511 K. —
Bkkos.ma, bl. 121 v. — Si\'eykh, a. w., bl. 171 v.

Bij ^„aanleg op stukgoederen" is art. 457 niet van toopas-
.sing; do vervoerder bepaalt waar en hoelang het schip in
lading ligt, art.
472, terwijl art. 473 van toepassing is, als hij

-ocr page 243-

488

den tijd van in lading liggen niet heeft bepaald. Worden
goederen, omtrent welker vervoer is overeengekomen, niet
tijdig ter inlading bezorgd en blijven ze daardoor achter, de
afzender is verplicht tot schadevergoeding, i

Stoomschepen, in een geregelden dienst varende, vertrekken
op vooruit bepaalde dagen, waarnaar de afzenders van goede-
ren zich hebben te regelen.

Ingeladen goederen kunnen, behalve in het geval van art.
473 al. 1, alleen worden teruggenomen met inachtneming van
het bepaalde in de artt. 511 en 474 K.

Onverschillig of het schip bij chertepartij is vervracht of
niet, is de schipper gehouden voor alle goederen, die door
den bevrachter of door andere afzenders in het schip worden
geladen, recieven of ontvangstbewijzen af te geven, art. 350,
en deze binnen 24 uren in te wisselen tegen door hem onder-
teekende cognossementen, artt. 509 en 510 K.

Verg. Rb. Am-sterdam 12 Oct. 1860, M. v. H. 1860 bl.
278: de cognossementen moeten worden geleverd door don in-
lader aan den schipper, niet door dezen aan genen.

Getal exemplaren en inhoud van het cognossement, artt. 507—
510. Zie de formulieren, hieronder
Bijlagen XXIV—XXVII.

Bij stukgoederen vervoer worden altijd cognossementen op-
gemaakt, bij bevrachting bij chertepartij in den regel, doch
kunnen deze ook achterwege blijven.\'

A. Polak, historisch-juridisch onderzoek naar den aard van
het cognossement, Prft. 1865.

Het cognossement is volgen.s do wet een door den inlader
en den schipper onderteekende schriftelijke akto (art. 507),
waarin wordt geconstateerd dat bepaalde goederen ten vervoer
zijn ingeladen, op welke voorwaarden het vervoer daarvan
zal plaats hebben en waar cn min wien zo zullen worden uit-
geleverd; het legt een rechtsband tusschen den reeder en
/- den inlader of lateren houder. De schipper /eekent het cog-
no.ssement qq., in zijne hoedanigheid van vertegenwoordiger
des reeders.

C>!>6^, 0>. WDP. jJe.^jK

-ocr page 244-

YK-^jJi^ ƒ eUj «/trwtÄ-t/i/Uv- en g^^ /ijOftC,

ffjiu^ OA-ÔO^ « « ft aC. . JcLMj o-»..^ rff c -

flSt. iiiriivSra.- r^a^. ^U), 66y Ä-Jax^^

V dJüuJ/i. o\'v«^

O-

tH\' i^^\'^f

■ii. Vó-rt^. ^iJLZßv». tA4- »u^

Verg. Eb. Eotterdam 30 April 18G2, W. n°. 2378, hierboven
bl. 4G7. — Anders Eb. Eotterdam 26 Juni 1880, W. n°. 4542 :
de kapitein verbindt zich door de afgifte van het cognossement
jegens den houder, zelfstandig en onafhankelijk van zijne be-
trekking tot de reederij, tot uitlevering der lading; aan hem
persoonlijk, niet aan den vervrachter of reeder, is de vracht
verschuldigdj — Eb. Eotterdam 24 Mei 1882, \\V. n°. 4803, bev.
door Hof den Haag 5 ]\\Irt.\' 1883, W. n°. 4872: het cognos-
sement verbindt den geconsigneerde wel tegenover den schipper,
maar niet tegenover den eigenaar of reeder^- — Eb. Eotterdam " •
8 Mei 1895, W. n°. 6690: de kapitein is do hoofddebiteur
uit het cognossement; — Eb. ifiddelburg 20 Dec. 1899, W.
n°. 7430, bev.-Hof den Haag 31 Dec. 1900, W. n°. 7569:
cognossementsvracht is den schipper persoonlijk verschuldigd —
Eb. Eotterdam 13 Oct. 1909, W. n°. 8996/rde kapitein kan
zelf en op eigen naam, als mede-contractant van den cognosse- ^

montshoudor aan wien het goed is uitgeleverd, de vracht vorderen.

Het moderne cognossement is niet een inladings- maar een
vervoer-doknment (akto of oorkonde van de vervoer-overeen-
komst), hetwelk wordt afgegeven door of namens den ver-
voerder, voor door hem ten vervoer ontvangen goederen. De
schipper persoonlijk staat er geheel buiten, ook wanneer hij
het in zijne hoedanigheid onderteekent. Dit blijkt uit clen
geheelen inhoud van het cognossement)^uit de niet-aansprake-
lijkheids-clausules, bijv. voor „barratry and negligence of
the master", uit wendingen als: „the owner and consignees
of the goods and
shipowner mutually agree", %n derg. De
cognossementen dor vaste stoomvaartlynen worden in den
regel niet door don schipper onderteekend, maar namens de
reederij door een anderen daarvoor aangewezen beambte.

Miskenning van den lurd van het hedendaagscho cognosse-
inent door do rechtspraak. Verg. Eb. Amstordam 5 ALoi 1875,
W. n®. 3848: do niot door den schipper onderteekendo cog-
noHHomenten van do StooinvaartmU. Java r.ijn oxpeditio-oontrftct<<n ;
— Eb. Rotterdam 8 Jan. 1902, W. n\'. 7H02: een niet door
de» «chipper ondortoekoiid cognossement iieoft niot do kracht,
uit oen deugdelijk oognowoment voortvlooiendo; — Eb. Rot-
terdam 22 Jan. 1002, W. n". 7804: oen cognoseenuMit, wil
o<«n gecons. daarmede tegen den kapitein kunnen optnulon, moot
KÏjn ondurt^\'okund door dezon of door iemand namens heui (in dit
geval waa hot onderlvokund door den agent van den time-ohartoror);

32

ók.rJU..

4.

sjy oto

-ocr page 245-

Irtj^^j^ CÀJL-

kJL kjK-^ (UJU iu/im^«*! .

OA^. < ^

h

-ocr page 246-

Private Promotie in de ytiUA^A^^^A^^^

van den Doctor®. ^

/

aag, den 19/^\', ten / ■ uur

-ocr page 247-

Cf^/^^ , cArcA-- CÂxyi^ O^-iyU-,^ ^AAO^ClÀJI. ^S CO \'Uo-vy^

-ocr page 248-

490

— Rb. Rotterdam 12 Dec. 1906, W. n°. 8603: een als cog-
nossement aangeduid stuk, dat niet namens den kapitein is
onderteekend, is niet een cognossement (in dit geval was het
stuk onderteekend namens den charterer). L

Tegenover den schipper kan een beroep worden gedaan op
ieder cognossement, dat is onderteekend door of namens iemand
wiens orders de schipper ten aanzien van de ingeladen goe-
^ . deren heeft op te volgen; tot hen behoort, nevens den reeder,
de time-charterer, indien in de chertepartij de bepaling is
opgenomen: „the captain (although appointed by the owners)
shall be under the control (of: under the" orders) and direc-
^ of the charterer, as regards employment, agenc^and other

arrangements".

oJj^^^^f^ Is bet cognossement onderteekend door eon vervoerder,
^ oJ^ \'^^\'^iviens orders de schipper niet heeft op te volgen, zooals in
^^^^^^^^ chrt^ den regel bij reisbevrachting het geval is, dan kan de houder
• alleen van den onderteekenaar, niet ook van den schipper, de
/Jc,/^^ aflevering vorderen.

Onderteekening door den inlader komt nagenoeg niet voor.

- Volgens Kist, dl. 2, bl. 493 v., heeft een niet door den
inlader onderteekend cognossement niet bewijskracht tegen den
inlader, wel tegen den schipper en andere belanghebbenden.
Anders Polak, bl. 294.

Verg. Hof Nd.-Holland 8 Mei 1873, M. v. II. 1873 bl. 133;
Rb. Appingedam 13 Apr. 1876, AV. n°. 4011, en 12 Mrt.
1877, W. n°. 4427, bev. door Hof Leeuwarden 30 Apr. 1879,
W. n". 4417; Hof Amsterdam 13 Febr. 1891, AV. n°. 6016:
endosseering door den inlader staat gelijk met onderteekening
door den inlader; de houder kan zich niet beroepen op hot
gemis van onderteekening door den inhuler. — Evenzoo, wat
het laat«te betreft, H. R. 18 Nov. 1887, AV. n^. 5501. — Rb.
Rotterdam 17 Juni 1874, R. H. 1875 B bl. 299: ook de in-
lader kan zich niet op dit gemis beroepen. — Rb. AmsUirdam
25 Oct. 1871, bev. door Hof Nd.-llolland 13 Juni 1872, M.
v. 11. 1872 bl. 107: in dorso van het cognossement afgedrukte
bedingen\'tot beperking dor juinsprakelijkheid vorbinden inlader
en cognossementhouder niet, ala de inlader het cognossement
niet heeft g/teekend; een Htempol-afdruk is geen onderteekening.
Evenzoo Hof Nd.-Holland 3 Juli 1845, M. v. H. 1875 bl. 100;
Hof Golderland 6 Oct. 1852, W. n®. 1397 (oug^/teokende be-
dingen in dorso van een cognossement). — .Anders, voor zt)o-

txn^.

r

-ocr page 249-

fvJk^ : . ^yurU^ ^ «^^..nw. ^ V

(e-.vyr

Mj>.v.lù>.jjit ôtJjl.

utzcA/. I

veel betreft clausules öHg^teekoud buiten het lichaam van het
cognossement staande: Eb. Eotterdam 29 Jan. 1881, E. B.
1881 B bl. 233, P.
V. J. 1881 n°. 27, bev. Hof den Haag
20 Mrt. 1882, E. B. 1883 B bl. 106.

f jj^aU^ Bewijskracht van het cognossement, artt. 512 en 514 K.
Verg. over dit onderwerp hierboven bl. 289.

De vermelding op het cognossement „signed under protest"
ontneemt daaraan (^bewijskracht tegenover den schipper: Eb.
Eotterdam 18 Dec. 1897, M. v. H. 1897 bl. 302, W. n°. 7109.

Aan de verzekeraars staat tegenbewijs open, art. 512 a. h. e.
Zie ook artt. 729 en 730
K. Verg. Kist, dl. 2, bl. 469, 527 v.

Het ontbreken van des inladers onderteekeniug ontneemt aan
het cognossement de bewijskracht tegen den verzekeraar: Eb.
Amsterdam 9 Juni 1888, M. v. H. 1889 bl. 18.

Clausules strekkende tot beperking van de bewijskracht
van het cognossement: „soort, getal, gewicht of maat onbe-
kend". Zie hieronder bl. 514 vlg.

Verg. verder hierboven: § 33. Cognos.sement aan order, en
§ 41. Het cognossement aan toonder.

De reeder (vervoerder) heeft in het bijzonder te zorgen
voor een behoorlijke stuwage der ingeladen goederen, art. 346 K.

Verg. hierover in verband met cognossement-clausules en de
Harter Act: Hof den Haag 12 Febr. 1906, M. v. H. 1906
bl. 53 v.

2°. Vertrekken.

Artt. 354 (geen wind verleggen, zie Amsterd. Ordonnantie,
uitg. TKU Gouw, art. 8; Wisb. compilatie, art. 41) en 355.
Voor het stukgoederenvervoer geschreven zijn artt. 472 en
473 K. Al deze bepalingen zijn verouderd. ••

3®. De reis helioorlijk volbrengen.

De vervrachter is verplicht de reis zonder vertraging uit
te voeren, artt. 175, 47(> en 529 K.; hij mag niet van den koers
afwijken.

Eb. Rotterdam 19 Mei 1888, W. n®. 5601 (berekening van
deviatie-schade, door den cognosHenuMithomlor geleden).

Afkeuring van het schip in een noodhaven doet de ver-

-ocr page 250-

492

plichting tot vervoer niet eindigen, art. 478 al. 3 K. De cog-
nossementhouder betaalt de tweede vracht en verhaalt zich
zoo noodig op
dony^ooiapronkelijkon vervrachter; Rb. Am-
sterdam 16 Dec. 1868, W. 3106. Zie voorts al. 4 en 5 van
art. 478; de schipper treedt op als waarnemer van de be-
langen of als vertegenwoordiger der inladers. Verg. hier-
boven bl. 467 vlg.

Yerg. over art. 478: Nooedziek, Greschiedenis der beraad-
slagingen enz. over het Ontw. van Wetb. van Kooph., dl. 2
(1825/6), afd. 1, bl. 235 v., 249 v., 255 v., 483 v., en over
de „onmogelijkheid der vertimmering": G. v. Tienuoten Jb.,
a.
w., bl. 168 V.

Verg. nog artt. 362, 364 en 365 K.

Onmogelijkheid, met het schip of met ongebroken lading
de bestemmingsplaats te bereiken, ontheft den schipper niet
van de verplichting de lading aldaar uit te leveren. Lich-
terkosten komen ten laste van den vervrachter, tenzij

1°. het tegendeel is bepaald, art. 702 K.;

Hof Amsterdam 29 Nov. 1878, W. n°. 4343.

Clausule Utherage if any to he at the expense of the cargo:
Eb. Eotterdam 30 Juni " 1883, AV. n°. 4946, bev. door Hof
den Haag 16 Apr. 1884, AV. n". 5052 : de ontvanger van de
lading heeft te bewijzen, dat het schip met ongebroken lading
naar de bestemmingsplaats had kunnen opkomen. — A\'\'erg. ook
over het begrip lichten: Eb. Eotterdam 21 Nov. 1883, AV.
n". 4980.

Clausule or so near thereunto as she mag safely get and be
ajloat.
A\'^erschillende uitlegging: de clausule ontheft den schip-
per van do verplichting met ongebroken lading of mot het schip
naar de bestemmingsplaats op te komen, zonder to dorogeeren
aan art. 702 al. 2: Eb. Amsterdam 4 Juni 1862,
AV. n°.
2405, M. v. H. 1862 bl. 123; — Hof Nd. Holland 10 Jan.
1867,
AV. n°. 2869, M. v. IT. 1867 bl. 57, vern. Eb. Am-
sterdam 27 «opt. 1865,
AV. n®. 2868, M. v. H. 1865 bl.
226; — Eb. Amsterdam 11 Febr. 1874, W. n°. 3715, M. v.
H. 1875 bl. 123; 15 Juni 1877,
AV. n®. 4169; — advies v.
7 Oct. 1872, in M. v. H. 1872 bl. 227.

De clausule maakt do naastbij gelegen veilige ligplaats tot do
bestemmingsplaata, waar de reis eindigt en do lading uitgelovord
moet worden; de koston van verder vervoer zijn voor de lading:
Eb. Amsterdam 27 Sopt. 1865, b. a.; — 8-Jan. 1879, W.

-ocr page 251-

mmm

mm

m

tr. LJ,

cojtjr^r^ ojJL, o/.H^t^,\' -fjh^ ^Ht i^Z^A i-f^.

Ï

LCa^tih \\ àinrrcU^ ? o^.

/

4407, bev. Hof Amsterdam 26 Mrt. 1880, W. 4497; —
Rb. Haarlem 14 Nov. 1876, W. n°. 4067 ; — evenzoo waar
een bepaalde losplaats met de clausule „or so near thereunto"
enz. was aangewezen: Rb. Amsterdam 3 Apr. 1896 en Hof
Amsterdam 3 Dec. 1897, M. v. H. 1897 bl. 56, en 1898
bl. 290. — Zie ook Arb. 19 Apr. 1839, M. v. H. 1863 bl.
197: de lichterkosten komen ten laste van de lading.

Volgens Rb. Rotterdam 18 Jan. 1901, W. n°. 7706, is de
clausule ook van toepassing bij een tijdelijke verhindering (ijs-
gang), waarvan de duur vooralsnog niet is te voorzien; — anders
bij ijsgang Arb. den Haag Sept. 1904, W. n°. 8115: de tijde-
lijke verhindering moet niet te overwinnen zijn dan te^i^ koste»^
van zulk een lang oponthoud, als de partijen als mannen van
zaken in redelijkheid niet geacht kunnen worden te hebben
bedoeld.

H. C. yA.y Blommestein, plaats en tijd van lossing uit zee-
schepen, Prft. 1904, bl. 4 v.

2°. de bevrachter volgens de chertepartij verplicht was in
de orderhaven een bestemmingshaven op te geven, waar het
schip met ongebroken lading zou kunnen liggen, en hij in
strijd daarmede heeft gehandeld.

Verg. Rb. Amsterdam 15 Juni 1871, vern. Kgt. n®. 3 Am-
sterdam 7 Juli 1870; Kgt. n®. 3 Amsterdam 6 Apr. 1871,
M. v. tl. 1871 bl. 137 on 150; — Hof 25 ^Irt. -j JhyjCS-hUOr^

1875, bev. Rb. Amsterdam 29 Nov. 1872, M. v. H. 1875
bl. 115. — v. Blommestein, a. w., bl. 1 v.

Wie de losplaats bepaalt, als do chertepartij daaromtrent
zwijgt, bo.slist de wet niet. Bij stukgoederenvervoer en vervoer
met lijnbooten bepaalt de vervoerder (reeder) do losplaats.
Verg.
v. Blommestein, a. w., bl. 21 v.

4®. I)c lading uitleveren.

II. C. v. Bm)mmï:8tkin, a. w.

^ De vervrachter (vervoerder) heeft niet recht van terughou-
ding, art. 487 al. 1 K. ••

De schipper moet de lading uitleveren, d. w. z. zoodra
hij daartoe gereed is aan den rechthebbende gelegenheid geven
on ook zijnerzijds medewerken tot de lossing.

„lioaspn" nis verplichting vnn don vervoerder is in hot al-
gonioün „langH zijde brengen" van de lading. Zio ovorigoiis:

-ocr page 252-

■494

Hof den Haag 8 Jan. 1901, W. n°. 7564: de plicht van den
schipper is de lading op de railing te brengen. — Hof den Haag
23 Apr. 1906, W. n°. 8409: het gebruik beslist vrat het schip
moet doen, ook bij het beding „the cargo shall be received
from the steamers tackle". — Eb. Eotterdam 8 Mei 1907, W.
n". 8673, M. v. H. 1907 bl. 47, bev. Hof den Haag 3 Mei
1909, W. n°. 8848\'^ wegen van de lading, in dit geval graan,
is niet een integreerend deel der lossing, ook niet in geval van
samenlading; — in gelijken zin Eb. Eotterdam 29 Apr. 1908,
W. n°. 8803.\'\' — Eb. Amsterdam 17 Apr. 1896, M. v. H.
1897 bl. 84, en 30 Juni 1898, P. v. J. 1898 n°. 101 (lossing
van espenstammen). — Eb. Amsterdam 27 Nov. 1908, AV. n°.
8894 (lossing van Zweedsche en Eussischo vuren en greenen
balken).

Hij is verplicht tot de lossing gelegenheid te geven gedu-
rende den bij overeenkomst of bij gebreke daarvan bij de wet
bepaalden tijd, artt. 457 en 458 K. (los- of ligtijd, ligdagen,
bedongen overligtijd).

Deze verplichting bestaat niet, voor zoover het, gelijk bij
vaste lijnen, i. h. b. bij beurtvaarten, gewoonte is, het goed
op den wal of uit de loods af te leveren.

Bij overeenkomst bepaalde tijd: de bepaling ge-
schiedt in de chertepartij en (of) het cognossement. Den ge-
consigneerde gaat alleen het in het cognossement bepaalde
aan, tenzij dit voor dit onderwerp naar de chertepartij verwijst.

Hof Leeuwarden 29 Mei 1907, M, v, H, 1907 bl. 104. —
„All other conditions as per charter" is eon voldoende verwij-
zing, indien hot cogn. den lostijd niet zelf regelt.

Behalve een eigenlijken ligtijd (bijv. lm days for dischar-
ging)
kan ook een bepaalde overligtijd (bijv. ten days for dischar-
ging, ten days on demurrage at £ 20 per day)
worden bedongen.
De vervoerder is alsdan verpliclit gedurende den geheelen
overeengekomen tijd (ligtijd overligtijd) te blijven liggen
en tot de lossing mede te werken.

Voor lading en lo.\'^sing kan 66n termijn worden bedongen
of, door de uitdrukking
reversible time, worden toegestaan do
termijnen voor lading en lo.s.sing tot 66n termijn samon to
voegen.

mm

w

r j^. V. z&.^ff^ éê. zj^

/ t-ii«.

tn-i«.

VÓL.

■7

-ocr page 253-

^yrxrB} Lo La^aj.^ oJitTv^t^^t^doO- /Zju <4tA ^ JI^mA-,

e^l^ UrM. eJ^ yitn^Q^ A fJLz. ^^^^

IaI. «-«Vyi-l Iwi. ^^Ltk.^ ^iJt-O /rv-i-» ^OV ■U^ttUu.X^^^ e/^^cf^ a-A^ .J :

jV»

!i

JLCtJ—yl- i^j-rJU- ^Xyi-^oJi. m <-cr-0 Lmy h. oSs-ft Va-o/^a-uXutH. , aJUto. ..

Cacno knA^ cf-^ --

A

^rr/.

lJ

CT/CV- ^jJjO-\'^^^ (ictt/ioiw-»-«-^ U/Clt, vi^JXyyvstAyt «lA/Viyi\'V«^

Iii

f

De termijn kan worden uitgedrukt in dagen of in uren of
worden bepaald door aanwijzing van de gemiddeld per tijds-
eenheid (bijv. per dag) te lossen hoeveelheid.

Eb. Amsterdam 8 Mrt. 1901, M. v. H. 1901 bl. 124. —
Eb. Eotterdam 29 Jan. 1902, W. n°. 7820; 27 Jan. 1904,
W. n°. 8102 ; 31 Mei 1905, bev. Hof den Haag 2 Apr. 1906,
W. n°. 8407 (lossing
at the average rate of not less than 100
Standards per dag), s

Onder „dagen" worden verstaan opeenvolgende kalender-
dagen, zgn. loopende dagen
(running days), niet alleen „werk-
dagen".

Zie Hof Amsterdam 20 Mei 1881, W. n°. 4663 ; —v. Blom- ^^^

mestein, a. w., bl. 46; — Cauveh, a. w., 4<lo dr., sect. 613 ; — \'f^ffV

SCRÜTTON, a. w., art. 130. ^v-e.»«/--S«^/

Een indirecte bepaling van den lostijd bevat de verwijzing
naar de gebruiken van de haven (os
-per custom of the port).
Bestaat een bepaald gebruik niet, dan geldt de wettelijke
termijn.

Zio Eb. Amsterdam 19 Juli 1881, Egl. Bijbl. 1882 B bl. 79
(the cargo to he taken out with the customarg despatch at the
port of dischnrge
is eeno verwijzing naar do wettelijke bepaling:
art. 457 K.); — evenzoo Hof don Haag 14 Apr. 1890,
AV.
n°. 5859, M. v. H. 1890 bl. 214, bev. Eb. Dordrecht 8 itoi
1889,
AV. n°. 5752; — Eb. Eotterdam 26 Nov. 1887, AV.
n". 5526 [according to the custom of the port for steamers;
een gebruik mag niet in de plaats van do wet worden gestold,
zoo do wet daarnaar niet verwijst). — .Vnders Rb. Eotterdam
20 Fobr. 1907, W. n®. 8607 (de wettolijko bepaling kan niet
gelden als „custoni of tho port"; zij geldt wel bij gebreke van
eenig ciiatom ton aanzien van don tijd, indien uitsluitend naar
dit gebruik is verwezen).

De in de chortopartij bedongen termijn is een termijn voor
de lossing van het geheele schip; do in het cognossement be-
dongen termijn kan zijn bepaald voor de lossing van do ge-
heele lading of alleen voor do lossing van do in het cognos-
sement vermelde goederen; wat is bej)aald, is een vraag van
uitlegging. Verwijzing naar do chertepartij is altijd verwijzing
naar den voor het geheele schip vastgostclden termyn.

/é.

-ocr page 254-

496

Zie Eb. Eotterdam 31 Mei 1905, bev. Hof den Haag 2
Apr. 1906, W. n°. 8407: de lostijd, in de chertepartij vast-
gesteld, is een termijn voor de geheele lading, ook als het
schip moet lossen in verschillende havens. — Eb. Eotterdam
14 Mei 1902, W. n°. 7846, vern. Hof den Haag 9 Mrt. 1903,
W. n°. 7915, en Eb. Eotterdam 26 Juni 1907, W. n°. 8714 L
(cognossementsbeding omtrent de lossing).

Een bepaalde lostijd Vordt uitgesloten door het beding\'van ^Ji^ oCu tA^tMi.
lossing zoo snel als het schip kan uitleveren
{cargo to he dis-
^ f^^ ^ steamer can deliver).
Het verplicht den ont-
vanger^ de goederen, naarmate zij aangeboden worden, op
werkdagen, gedurende de gewone werkuren, zonder vertra-
ging en onafgebroken in ontvangst te nemen, m. a. w. voor
zooveel van hem^ afhangt het schip bij de lossing niet op te
houden.

dLy

De rechtspraak loopt voornamelijk over de vraag, of het be-
ding aangeeft een abstracten maatstaf (den kortsten tijd waar-
binnen het mogelijk is deze lading uit dit schip te lossen) of
een concreten (den tijd waarbinnen in dit concrete geval de
lossing had kunnen geschieden) en, in verband hiermede, welk
bewijs de schipper heeft te leveren om aan to tobnen, dat het
beding niet is nageleefd. — Zie Eb. Eotterdam 9 Oct. 1880,
W. n®. 4^0 (de Zondag telt mede); — Eb. Eotterdam 11
Oct. 1882, W. n°. 4867, bev. Hof den Haag 3 Dcc. 1883,
W. n°. 5047 (do Zondag telt niet mede); — Eb. Eotterdam
19 Apr. 1884, W. n®. 5082, bev. Hof den H.iag 22 Febr.
1886, E. B. en B. 1888 B bl. 73 (do Zondag tolt mede); —
Eb. Eotterdam 9 Mrt. 1889, W. n®. 5769; 23 Apr. 1898,
W. n®. 7190; 10 Mei 1899, W. n°. 7370, bev. Hof den Haag

11

N

ci

25 Juni 1900, n®. 7484; — Eb. Eotterdam 27 Nov. 1901,
^ ^^ ligtijd moot ook bij dit beding worden berekend naar dagen,

dus door deeling van het aantal gebruikte uren door 24, afge-
rond op geheele dagen); 26 Juni 1907, W. n®. 8714; 28 Apr.
1909, W. n®. 8976. — Hb. Amsterdam 20 Juni 1891, M. v.
H. 1891 bl. 258; 13 Mei 1892, W. n®. 6251, M. v. H. 1893
bl. 55; 24 Mei 1895, AV. n®. 6714, M. v. H. 1896 bl. 293.

Het beding to be discharged without delay bevat geen duide-
lijke bepaling omtrent den duur van den lostijd.

Kb. Eotterdam 26 Nov. 1887, W. n®. 5526: de wotUdijke
termijn wordt niot uitgeslotfln. — Anders Hb. Rotterdam 6

.U

I icA/. hicr^ OU^^ALOÜOL^ Moi^.jjit, ^V^i-Jt.^ ^^ OAIL, A. (te, cLft^^e^e^ ^

y} , ZÔ./ÇCOâe »Ol.

Ou,. ZJ\' f-eX^y. ^co. y^JlJLo

sf

itJ^^ Oy^ ^^ AiU. t^ c^ A,

iff. A^^ C^yü-tr-hl cy-trc^i-^ Cil- Cjr^ft. i^/Lo^ t^^^ß^^-K^

/Iw 1«

fJOfCCx^

/tw

,\'tJ-A- «^Xfi«^ Co»» It^f-C^

.. -U. ^ ■

-ocr page 255-

««JU

/S y^. ^f^ ah^f tea

IULA^ t-t- /ju/ ùh ^i/f

W-

Mrt. 1880, AV. n®. 4495: de clausule sluit eiken lostijd uit;
zij verplicht den ontvanger de lossing zonder uitstel of opont-
houd te beginnen en voort te zetten.

Bij de wet bepaalde termijn: deze bedraagt „vijftien
achtereenvolgende werkdagen".

AVerkdagen zijn kalenderdagen: lïb. Amsterdam 16 Mei 1883,
AV. n®. 4952.

De zgn. Christelijke feestdagen schijnen onder de werkdagen
te zijn begrepen. A^^erg. A\'oorduin, AV. v. K., dl. 3, bl. 36 v. —
Beuosma, bl. 89; — v. Bi.ommesteix, bl. 45.

De termijn is één termijn voor het geheele schip, onver-
schillig hoeveel geconsigneerden er zijn.

Kb. Botterdam 10 Juni 1857, AV. n®. 2087, M. v. H.
1861 bl. 52. _

De termijn wordt geschorst in het geval van art. 457 l.I.

Toepassing vau dit voorschrift bij lading of lossing in ver-
schillende havens, bijv. Bremon en Botterdam: Bb. Amsterdam
25 Febr. 1859, W. n®. 2061 ; — Bb. Bottenlam 23 Jan.
1907, W. n®. 8615, bev. Hof don Haag 29 Juni 1908, W. ^

n®. 8^5. — Verg. Vooiiuuin, AV. v. K., dl. 3, bl. 35.

Art. 457 is, voor zooveel de lossing betreft, ook van toe-
passing te achten bij „aanleg op stukgoederen".

Zie VoonuiTiN, t. z. p., bl. 35 v. — Bkuusma, bl. 125 v.; —
v. hu)mmk.stkin, 1)1. 27 v. — Bb. Rotterdam 10 Juui 1857, b. a.
— Anders Haiiuskn, Hand. Ned. Jur. Ver., 1879, dl. 1, bl.
108. — Zie ook Rb. Rotterdam 19 Mrt. 1881, NV. n®. 4663.

A\'oor lichterschepon stelt art. 457 al. 2 oen termijn van
lossing van drie werkdagen.

Zie over het begrip lichterschip: Kb. Hreda 8 Juni 1897,
\\V. n®. 7077. — Art. 457 nl. 2 regelt de verhouding tuHschen
den liehterHchippor en don geconsigneerde, ongeacht do bepaling
omtrent ligdagen in hot cognossoment: 11. K. 7 Juni 1878,
W. n®. 4201.

De bedongen of wettelijke lostijd gaat in met den dag na
dien, waarop de schipper heeft verklaard, dat hij tot los.\'^en
gereed is. Ook indien een bepaalde lostyd is uitgesloten, be-
hoeft do ontvanger cor.st ni\\ gereedverklaring van den schip-

-ocr page 256-

498

per tot lossen over te gaan. Een vorm voor de gereedver-
klaring is niet voorgeschreven.

Zie H. E. 11 Oct. 1844, W. 543 : de verklaring is vereischt,
ook als het cognossement aan order of in blanko luidt. — Hof
den Haag 3 Dec. 1883, W. n°. 5047 : voor elders wonende houders
van cognossementen aan order is een oproeping in een nieuws-
blad voldoende. — Eb. Eotterdam 23 Jan. 1886, ^V. n°. 5318:
het gebruik brengt mede, dat als er onbekende houders van
cognossementen zijn, de verklaring geschiedt door openlijke be-
kendmaking in een nieuwsblad. — 1\'^gt- Amsterdam 18
Oct. 1889, W. n°. 5815: de bereidverklaring kan in eiken
vorm, ook mondeling, geschieden. — Eb. Eotterdam 28 Apr.
1909, W. n°. 8976: het beding
cargo to he discharged as fa^t
as steamer can deliver
brengt mede, dat de ontvanger tot lossen
bereid moet zijn van het oogenblik af, dat hem bekend is ge-
maakt dat het schip daartoe gereed is, en niet eerst daags
daarna.^

Eéne verklaring van gereedheid tot lossen van „de lading"
is voldoende, ook als er verschillende geconsigneerden zijn.

Anders Eb. Amsterdam 17 Jan. 1861, M. v. H. 1861 bl.
48: de schipper moet aan ieder geconsigneerde verklaren, op
welken dag de lossing van het voor hem bestomde goed zal
aanvangen.

Art. 457 al. 4 schrijft een nieuwe verklaring nä afloop der
schorsing niet voor.

Deze is, ook in goval van lossing in verschillende havens,
niet noodig, volgens Eb. Eotterdam 23 Jan. 1907, \\V. n®.
8645, bev. Hof den Haag 29 Juni 1908, W. n®. 87^5.

De verklaring is niet noodig, als omtrent den aanvang der
lossing een andere bepaling is gemaakt.

Dergelijke bedingen zijn: the goods to he discharged im-
mediately after the arrival of the steamer;
of the goods to he
applied for mithin 2-i hours of ships arrival and reporting at
the cuitoih home.
— Zie over het laatste beding hieronder
bl. 507
V.

Indien de (belading of) los.sing niet binnen den bepaalden
tijd is afgeloopen, „zullen de nalatigen gehouden zijn in de
betaling vun ligdagen (lees: overligdagen, zie-artt. 4G4 al. 4
en 501) jegens den schipper of ligter-schipper", art. 457 al. 3 K.

I

ZU. éHey-rJ^xr^^^" ^^

ùf. H*

-ocr page 257-

1). E. VAN Raalte, het rechtskamkter van het overliggeld,
Prft.
1898 (ree. C. J. PEKELHAniifG, in Rgl. Mag. 1899, bl.
605). — Zie voorts hierboven bl. 484 en de aangehaalde proef-
schr. van
Willeumier en van Blommestein.

Verschillende opvattingen omtrent het rechtskarakter van
het overliggeld: 1®. het is loon, huur of prijs (contrapraestatie)
voor het na den ligtijd voortgezet gebruik van het schip;

E. E. van Raalte in Hand. Xederl. Jnr. Ver. 1879, II,
bl. 70 v., 118 v.; — Prft. D. E. a\'an Raalte. — Rb. Haarlem
11 ]\\lei 1869, Al. v. H. 1870 bl. 58; Rb. Amsterdam 16 Deo.
1875, AV. n°. 3970; Rb. Rotterdam 9 Oet. 1880, AV.n°. 4570;
Hof den Haag 28 Dec. 1881, R. 13. 1882 B bl. 80; Rb. Rot-
terdam 12 Febr. 1881, AV n®. 4629; Rb. Dordrecht 16 Jan.
en 8 Mei 1889, W. n®«. 5686 en 5752, bev. Hof den Haag
9 en 14 \'Apr. 1890, W. n®. 5858 en 5859, enz.

2®. het is schadeloosstelling wegens wanpruestatie, het niet
tijdig beladen of lossen van het schip;

Prft^"» Behosma en van Blommestein; — Hb. Amsterdam
7 Nov. 1867, :M. v. 11. 1867 bl. 363; H. R. 23 ilrt. en
21 Dec. 1894, AV. 6478 en (5604, M. v. 11. 1894 bl. 282,
1895 bl. 108; Hb. Rotterdam 1 !• Dec. 1904, W. n®. 8281, enz.

3®. het is eene vergoeding, door den schuldeischer wegens
z ij n verzuim verschuldigd.

1\'rft. WiLLEitMiEu, bl. 217 v.

Men boude in bet oog, dat bedongen overligdagen (demur-
rage proper:
ten days to load [for dischargmg\'], ten days on
demurrage at £ 20 per day)
hetzelfde karakter hebben als
de bedongen of wettelijke ligdagen on mot deze dagen 66n
ligtijd uitmaken; het overliggeld is do overeengekomen ver-
goeding (prijs, contra-praestatio) voor het recht op deze over-
ligdagen. Overliggeld wegens niot bedongen overligdagen is
daarentegen schadeloosstelling wegens het niet tijdig laden of
los.sen, hot ophouden van den vervrachter of vervoerder nA.
den voor do belading of lossing vastgostoldon — de bedongen
overligdagen, zoo zo er zijn, modo omvattonden — ligtijd.

Do vastatolling van een boi)Mahlon ligtijd brengt mede, dat
oen ingobrekestolling niet noodig is en dat de vervrachter

-ocr page 258-

500

(vervoerder), overliggeld wegens niet bedongen overligdagen
vorderende, kan volstaan met het bewijs van de overschrijding
van den ligtijd. Verg. artt. 1279 en 1280 B. W.

Eb. Eotterdam 9 Oct. 1880, W. n". 4570; Kgt. n°. 1 Eot-
terdam 14 Nov. 1900, W. n®. 7592 (ingebrekestelling is niet
noodig). — Eb. Amsterdam 25 Jan. 1867, M. v. H. 1867 bl. 80 ;
Eb. Amsterdam 16 Dec. 1875, W. n®. 3970; Hof Amsterdam /
9 Oct. 1880, W. n®. 4570; Eb. Dordrecht 16 Jan. en 8 Mei
1889, bev. Hof den Haag 9 en 14 Apr. 1890, b. a.; Hof
Am.sterdam 17 Jan. 1890, M. v. H. 1890 bl. 268; Hof den
Haag 5 Mrt. 1894, W. n°. 6502; Eb. Amsterdam 2 Mrt.
1900, W. n°. 7511, enz. (de schipper behoeft alleen over-
schrijding van den ligtijd te bewijzen). — Anders: Willeumieb,
a. w., bl. 64 v.; — Eb. Amsterdam 17 Jan. 1866, M. v. H.
1866 bl. 20; Kgt. n°. 1 Amsterdam 3 Dec. 1873, M. v. H. 1874
bl. 6; Eb. Eotterdam 18 Dec. 1897, W. n®. 7109, M. v. H.
1897 bl. 302 (de schipper moet bewijzen dat de vertraging is
toe te schrijven aan de schuld van den bevrachter of van den
ontvanger).

Dit geldt niet als het beding cargo io he supplied (discharged)
as fast as the steamer can receive (deliv&)
is gemaakt, omdat
daardoor een bepaalde ligtijd wordt uitgesloten. Zie hier-
boven bl. 483 vlg. en 496.

De bevrachter of geconsigneerde kan te zijner bevrijding
aantoonen, dat een vreemde oorzaak die hem niet kan wor-
den toegerekend (art. 1280 B. W.), overmacht of toeval (art.
1281 B. W.) hem heeft verhinderd binnen don wettelijken of
don bedongen ligtijd te laden of to lossen.

Diiarentegen bevrijdt overmacht niet van do belAÜng van
bedongen overligdagen, die een deel uitmaken van den over-
eengekomen ligtijd en als zoodanig ter beschikking stjuni
van den bevrachter of geconsigneerde. Ligdagen en bedongen
overligdagen worden dus door overmacht niet geschorst.

De ligdagen en bedongen overligdagen loöpen niet gedu-
rende den tijd, dat de schipper niet werkelijk gereed is tot
laden of lossen, terwijl ook de tijd, welken de belading of los-
sing door schuld van den schipper langer duurt, niet mede-
rekent. Ligdagen en bedongen «)verlig(higen worden derlmlvo

-ocr page 259-

^y J-

OM.

.Ca-

door oponthoud aan de zijde van den schipper wèl geschorst.
Op den bevrachter of geconsigneerde rust het bewijs van deze
bevrijdende omstandigheid.

Herhaaldelijk is beslist, dat do bevrachter of geconsigneerde
zich te zijner bevrijding kan beroepen op een vreemde oorzaak
die hem niet kan worden toegerekend, zonder dat onderscheid
wordt gemaakt tusschen bedongen en niet bedongen overlig-
dagen, tusschen overmacht en schippers schuld. Zie Rb. Am-
sterdam 25 Jan. en 7 Nov. 1867, M. v. H. 1867 bl. 80 en
363; 16 Dec. 1875, W. n®. 3970 ; 2 Mrt. 1900, AV. n®. 7511;
8 Mrt. 1901, :M.
V. H. 1901 bl. 121; Rb. Rotterdam 27
Jan. 1904, AV. n®. 8102; — Hof Amsterdam 20 Mei 1881,
AV. n°. 4663; — H. R. 24 Oct. 1890, W. n\'. 5955; —Rb.
Rotterdam 24 Oct. 1891, W. n®. 6142, M. v. H. 1892 bl. 44,
bev. Hof den Haag 26 Juni 1893, W. n®. 6386, M. v. H.

1893 bl. 263 (de gecons. kan niet volstaan met het bewijs, dat
aan zijne zijdo geen schuld bestaat, maar moet schippers schuld
aantoonen), vern. H. R. 23 !klrt. 1894, W. n®. 6178, M. v. H.

1894 bl. 282 („nalatigen" in art. 457 zijn zij ajin wier toe-
doen de vertraging te wijten is); — Hof den Haag 5 Mrt.
1894, W. n®. 0502, ca««, verw. H. H. 21 Dec. 1894, W.
n®. 0004. — Anders: Hof den Hmig 11 Nov. 1878, W.
n®. 1305; Rb. Dordrecht 10 Jan. en 18 Mei 1889, W. n®. 5080
en 5752, bev. Hof den Haag 9 en 14 .\\pr. 1S90, \\V. n®«. 5858
en 5859 (de gecons. nu)et bewijzen schippers scliuld of over-
uiiu\'ht luin diens zijde; overniarht nHeen aan zijne zijde, zooals
ijsgang, bevrijdt hom niet); — Hof don Haag 3 .Aloi 1909,
NV. n®. 85)09 (beroep op ovenuacht is uitgesloten; btnling n*
faat at ntcarnrr can driirrr immediatrlg aftev nrn\'ral).

Hof .Amsterdam 17 Jan. 1890, M. v. 11. 1800 bl. 208:
legen de vordering tot In-taling van bedongen ovorlig-
dagen sUuit alleen een bertM\'p open op schuld of nalatigheid
de» Hchippors, niet op ovennncht; — zie ook Kgt. n®. 1 Hot-
tenlam 20 Juli 1003, NV. n®. 7074. — Schorning van de
ligdagen door ovennacht, terwijl overligdagen waren bedongen,
werd ten onrechte nangenonuMi door Kb. Kotlerdnm 10 Mrt.
1002 en 14 Dec. 1001, W. no\\ 7828 en S281. —• Zio v.
T)M)MMrj4TP.IN, bl. 80 v.

Als ovcrmacht is to heschouwon een voorval, waarmede de
j)artijen bij het sluiten hunner overeenkomst
redelykorwyze
geaciit moeltMi worden rekening niet to hebben gehouden,
l»y welks gebouron nnlfdien nakoming dor aangegane vor-
|>lichlingon redelykurwyzo niel kan worden gevorderd. Het

-ocr page 260-

ii^XjLJL^

____y. \' ■ â ZM-Ujnjuva

cQA^tr-oy cCmj^V^I^^». gyC.

2M

- ^»vtóSV- f-----

JUXSUÂ-.

// ^^

f ^^ ^ef^^ Ct/yif^^ ooi-^^xi^

urfixA »v-ouÂ^ et^i-aueA-t^o» ••

7

is

<f

eS^\'^^ ld

^y t \'........

* ^jua—

/juUJL^\'cf^ àh otCG ---^ c.—--- •

_ 2.L Mt" A/ ........

t

-ocr page 261-

k.J\'

^ tr Ä ^ 2Jr(P JL .jj.

tô/f6
iMr.u.26,. 4t. pp

-ocr page 262-

502

r

al of niet onvoorziene van het voorval, is niet beslissend.
Verg. hierboven bl. 361 vlg.

Zie Kgt. n°. 1 Amsterdam 7 Apr. en 11 Aug. 1871, M. v. H.
1871 bl. 65 en 173: overmacht is niet alleen absolute onmo-^
gelijkheid maar ook het bestaan van zoo groote bezwaren, dat
het wegruimen daarvan niet kan worden geëischt; in dit geval
levert het ijs niet overmacht op; — evenzoo Kgt. Groningen
Febr. 1878, "\\V. n°. 4257: regen is voor het laden van greenen
en vuren deelen niet overmacht. — Eb. Groningen 24 Febr.
1888, M. v. H. 1890 bl. 190: vorst in dit geval niet over-
macht; Hof Leeuwarden 12 Febr. 1890, W. n°. 5890, legt
den nadruk daarop, dat ijs in de haven van Delfzijl in den
winter niet onvoorzien is. — Eb. Eotterdam 22 Febr. 1890,
W. n°. 5852: ijsgang die lossing op stroom verhindert is over-
macht, cass. verw. H. E. 24 Oct. 1890, W. 5955. — Eb.
Eotterdam 19 Mrt. en 7 Mei 1902, W. n»»- 7828 en 7845 ;
14 Dec. 1904, W. n°. 8281: een algemeene werkstaking van
de vereischte werklieden (in dit geval bootwerkers) is overmacht,
waarmede te verg. Eb. Eotterdam 8 Mei 1907,^M. v. 11. 1907
bl. 47
7(meter-wegers behooren ^niet tot do workmen essential
- / ^ o-^y fo the discharqinq of the cargo)
— Kb. Amsterdam 7 A pr.

IfjtAf, 1^05, M. v. H.\' 1905 bl. 102: hetzelfde geldt van een alge-

j jULoaxi/<?\' meene hck-out. — Anders, wat werkstaking betreft: Kgt. n®. 1

ji^.x/.l)^\'Eotterdam 14 Nov. 1900, W. n®. 7592. — Verg. over over-
^^ \' m.icht bii de verbintonis een schip bir

schip binnen een bepaalden tijd

to doen wegsleepen, in verschillenden zin: Eb. Eotterdam 10
Apr. en 1] Dee. 1901, W. 7636 en 7781.

BEuaH.\\rA, bl. 83: ongewone omstandigheden zijn als over-
macht te beschouwen. — v. Bt
-ommiwtkin, bl. 85: overmacht
is een macht waaraan wij niet of niet mot redelijkerwijze t<}
eischen middelen kunnen ontkomen.

fjt.\'

Schippers schuld is ieder oponthoud in do lo.\'^sing door toe-
doen van den schipper.

Hb. Amsterdam 7 Nov. 1867, M. v. 11. 1867 bl. 363; —
Eb, Hotterd:im 24 Oct. 1891, bev. Hof den Haag 26 Juni
1893, vern, H, H. 23 Mrt. 1894, b. a. — Hb. Hotterdain
27 Juni 1885, \\V. n®. 5239, en 22 Kcbr, 1890, W. n®. 5852,
M. v. H. 1890 bl. 198: oponthoud doordat do Hchip|K\'r luin
den gecons. van een bovenliggendo partij die partij niet kon
aanwijzen; — Hb. Hottordam 28 .luni 1879, W. n®. 4428:
vertraging in de lossing ten gevolge van een door den geconn.
uitgelokt gerechtelijk onderzoek, indien de bevonden ucliado voor
rekening ia van den schipper; — Hb. Hotterdmn 2Ü Fobr

( (/r.

Ld-S

Jl:^ ^ cdU : Urrrf. „ M,^ ; ^

»ci.

^ÙO, ùX^

P û^

\'vy ■ ^ . wi^a. . y

7

Y " . ,, \' «^-/A r-«-^

fj

/ rf f C y

z

n\'

-ocr page 263-

\' \' V \' \' ■ ■ ♦ ,

p

1881, W. n®. 4660; 8 Oct. 1892, AV. n". 6278; Eb. Am-
sterdam 2 Mrt. 1900, AV. u°. 7511: losseu door den kapitein niet
met den gebrnikelijken spoed of op trage wijze; — II. E. 31
Jan. 1890, AV. n°. 5830, M. v. H. 1890 bl. 119: de lostijd
gaat niet in, zoolang de schipper niet kan lossen, omdat de
lading niet is vrijgemaakt; — Eb. Eotterdam 19 Mrt. 1881,
AV. n°. 4663: vertraging ten gevolge van den aan een andoren
gecons. toegestanen lostijd (zie Behosma, bl. 87 v.); — Eb.
Eotterdam 27 Febr. 1892, AV. n". 6177: het onbruikbaar zijn
der winches schorst den lostijd; — Hof Amsterdam 19 Mei
1899, M. v. H. 1899 bl. 267: vertraging doordat de kapitein
verschillende partijen hout niet behoorlijk uit elkander had ge-
houden.

Overmacht, welke de belading of lossing verhindert, ^adat
de bevrachter of geconsigneerde reeds in gebreke is, heeft
geen invloed. Zondagen na het in-gebreke-zijn tellen mede.

/ie over het medotollon van de Zondagen Rb, Rotterdam ^

17 Apr. 1878, W. n®. 42J3. «Vl^i

Ook als een bepaalde ligtijd is uitgesloten (beding: cargo to
be supplicd [dischargcd] as fast as the steamer can rcccivc {(ieliver])
is overliggeld verschuldigd, indien niet de vereischte spoed
wordt betracht.

Rb. Rottoniani 26 Juni 1907, W. n°. 87U. Zio voorts
hierboven bl. 19() on 49H.

Tenzij het overliggeld voor niet bedongen overligdagen in
de chertepartij of het cognossement is bepaald (artt. 1285,
1340
v. B, \\V.), moot hot worden begroot met inachtneming
der artt. ll>82—1281 B. W.
{(Uimagc for dclention).

Eb. Rotlenlnm 10 Juni 1857, W. n®. 2087. — Rb. E.)t-
tordani 12 Fobr. 1881, W. n®. 4629, bev. Hof don Haag 28
Dec. 1881, E. li. 1882 M bl. 80, ciws. vorw. 11. R. 30 Mrt.
18H3, W. n®. 4900: do op do rein, mot inbegrip
dor ligdagen,
gonuddold por dag verdiende vracht is oon goedo nmaUstaf. ■—
llof Arnhem 7 Nov. 1883, W. n®. 4972: do verdionstoii van
de gedano n\'is als maatstaf gonoujon. — Hb. (kroningen 24
Kobr. 1888, M. v. 11. 1800 bl. 190: voor overligdagen na de
bedongeno nuiet de workolijko whmle worden vergood, vern. Hof
lAVUwnrdeii 12 Fobr. 1890, W. n®. 5800:
het bo<longcn over-
liggeld geldt j)ok voor domo overligdagen.

indien het schip bij chertepartij is vervracht, isdebevruch-

-ocr page 264-

504

ter het overliggeld verschuldigd, ook dat wegens vertraagde
lossing, tenzij de chertepartij de
cesser-clause bevat. Zie art. 488
K. en verg. hierboven bl. 487.

Zie Hof Zd.-Hollaiid 3 Apr. 1865, W. 2685, M. v. H.
1865 bl. 109: vordering tot betaling van overligdagen bij de
lossing tegen den bevrachter toegewezen; — evenzoo Rb. Am-
sterdam 19 Juli 1881, R. B. 1882 B bl. 79; Hof Amsterdam
20 Mei 1881, t. z. p. bl. 77 ; Rb. Amsterdam 14 Febr. 1896
W. n°. 6887 (binnenl. vaart).

Nevens den bevrachter is de ontvanger verbonden tot be-
taling van het overliggeld volgens de bepalingen van zijn cog-
nossement.

Het overliggeld is verschuldigd aan den reeder-vervrachter
of aan den vervoerder, niet aan den schipper persoonlijk, al
kan deze in zijne hoedanigheid het overliggeld vorderen, art.
457 al. 3 K.

Anders ten onrechte Rb. Rotterdam 24 Mei 1882, bev. Hof
den Haag 5 Mrt. 1883, W. n<». 4803 en 4872. — Zie voorts
hierboven bl. 489.

Het overliggeld heeft niet het karakter van vracht en mag
ook niet onder vracht worden begrepen. Artt. 482 en 741 1® K.
zijn dus niet op het overliggeld van toepassing. Wel mag het
geacht worden te behooren tot de „onkosten", genoemd in
artt. 487—490 K.

Hebosma, bl. 77 v. — Anders do fransche rechtspraak en
schrijvers, zie Lyon-Caen en Hexault, dl. 5, n®. 797.

Finale afrekening en decharge omtrent de vracht belet den
vervrachter niet, daarna vergoeding voor overligdagen van den
bevrachter-ontvanger to vorderen: Hof Amsterdam 13 Nov.
1891\', W. n°. 6120, bev. Ub. Amsterdam 21 Febr. 1890,
M.
v. H. 1890 bl. 206; — Rb. Amsterdam 29 Juni 1900,
M.
v. H. 1001 bl. 118.

Do om.standigheid, dat er meer geconsigneerden zijn, hoeft
verschillende kwesties doen rijzen, welker, be.slissing afhangt
van den inhoud der cognos.sementen. Het cognossoniont kan
1®. over den lostijd zwijgen, 2®. ton aanzien van den lostijd
verwijzen naar de chertepartij, 3®. den tijd voor lo.s.sing van
de geheele lading luingeven, 4®. den tgd voor lossing van

-ocr page 265-

m^ßm.

de in het cognossement vermelde goederen aanwijzen. In de eerste
drie gevallen heeft ieder geconsigneerde er rekening mede
te houden, dat binnen den wettelijken of overeengekomen
termijn de geheele lading moet zijn gelost (zie hierboven
bl. 495, 497), mitsdien te zorgen, wat het door hem te ontvangen
goed betreft, dat de lossing binnen den gestelden lostijd zij
afgeloopen. Hieruit volgt, dat ieder die na dien tijd nog
goederen in het schip heeft en dus gebruik maakt van be-
dongen of niet bedongen overligdagen, deze heeft te betalen
of te vergoeden, ook al werd hij door ontvangers van boven-
liggende partijen in eerdere lossing van de voor hem bestemde
goederen verhinderd. Is dit het geval, dan heeft degene die
betaalde, eene vordering tot schadevergoeding tegen den ge- » ^ .
consigneerde die het voor hem bestemde gedeelte der lading \'
niet met redelijken spoed heeft ontvangen; niet opgrond van
art. 474 K. (zie hieronder bl. 520) maar van onrechtmatige Kff^yt^
daad
(abus de droil).

Zijn verschillende geconsigneerden tegelijk in vertraging, dan
kan van ieder, niet slechts een evenredig deel van het overlig-
geld, nmar het geheel worden gevorderd, waartoe ieder zelf-
standig is verbonden. Betaling door een van hen die in ver-
traging zijn, bevrijdt echter do overigen van betaling over
hetzelfde tijdsvcrloo]), daar ieder tot dezelfde praestatio is ver-
bonden.

voorüuin, \\V. v. K., (11. H, bl. v. — A. A. AVkvk,
nrt. 457 NV. v. K., in N\\v. Bijdr. 18H2 bl. IIH v. — Molen-
(»n.vAKK, vier vonniKson over vrnchtrecht, in Jtgl. Mng. 1K82,
bl. 75
v. — Heuüsma, bl. 1)0 v. — v. Blomme8tki.n, bl. 121 v.

Dl? wettelijke of overeeugekonien ligdagen r.ijn niet vntbiuvr
voor üvenn\'digo venleoling onder de guoonsignoordeu: Hof den
Hnag 11 Nov. IS78, \\V. n®. 4305, vern. Kb. Kottonlam 15
Dec. 1877, W. n®. 415)«; Kb. Kottenlnm 10 Juni 1883, W.
n®. 4044; — nndoro: ieder gcconn. hcofl recht «p oen even-
rtnlig deel: Kb. Kottenlnm 10 Juni 1857, W. n®. 2087, en
15 Dcc. 1H77, b. a. — Do gocon«., die
wegen» overachrijding
van du ligdugeii tol verguiMÜng wordt luingcHprokon, knn xicli niet
borcHipen op do daden vnii mwlogooonn. die hen» vprhindenlon
«•««nlor te hwcn, nln op oen hem vreomdo «»orwuik: H. K. 5
Dcc. 1870, W. n®. 4450; Kb. Amnlurdam S Mrt. lOOl, M.v. II.

83

-ocr page 266-

SOS

Mrs. LODER & BIK,
A
dvocatex, Procureurs en Dispacheurs. ROT TER DA M / /

^en, ZyC^ ____________

c^\'

/é^ ^^^^ ^ ^ ^ ^^

-ocr page 267-

/

^^^^ ^ dii»--*^.
y/^

-ocr page 268-
-ocr page 269-

506

1901 bl. 124; Eb. Eotterdam 27 Jan. 1904, W. n°. 8102 (op
grond dat alle gecons., als hunne cogn. ten aanzien van den
lostijd verwijzen naar de ch.-p., met elkander in contractueelen
band staan); zie ook Eb. Eotterdam 16 Juni 1883, b. a. —
Het overliggeld kan slechts eenmaal worden genoten, doch van
ieder der gecons., die van overligdagen gebruik hebben gemaakt,
worden gevorderd: Eb. Eotterdam 26 Febr. 1881, W. n°. 4600
(zij zijn hoofdelijk voor de voldoening aansprakelijk); Eb. Am-
H sterdam 8 Mrt. 1901, b. a.; — anders: Eb. Gröningen 24

^^ Febr. 1888, M. v. H. 1890 bl. (ieder die van overlig-

dagen gebruik maakt, is een evenredig deel van het overliggeld
verschuldigd). — Van de gecons. die van overligdagen niet
gebruik hebben gemaakt, kan het overliggeld niet worden ge-
vorderd: Eb. Eotterdam 29 Jan. 1902, W. n°. 7820 (ieder
gecons. is verbonden, wat zijn aandeel in de lading betreft, mede
te werken, dat de lossing binnen den gestelden termijn zij
afgeloopen), bev. Hof den Haag 25 Mei 1903, ^V. n°. 7961
(de cogn.houders zijn niet hoofdelijk aansprakelijk voor de
tijdige lossing der
geheele lading; tusschen hen bestaat geen
ondeelbare lossingsplicht). — l)e gecons. dio overliggeld heeft be-
betaald, heeft deswege verhaal op den medegecons. dio hem
verhinderde binnen den gestelden tijd te lossen: Bb. Eotterdam 21
Juni 1884, AV. n°. 5079; Kgt. n°. 2 Eotterdam IH Dcc. 1891,
AV. n®. 6253 (op grond van art. 474 K.)^ — zie voorts over
den bewijslast, als de cogn. een beding omtrent dit verhaal
inhouden: Eb. Botterdam 10 Mei 1890, M.v. H. 1891 bl. 91.

Als het cogno.ssement een termijn stelt alléén voor de lo.s-
sing van het daarin vermelde goed, gaat de tijd van lossing
voor den gecons. eerst in, als de schipper gereed is het voor
hem bestemde goed af to leveren, en is de gecons. overlig-
geld verschuldigd, zoodra de voor hem gestelde tijd is ver-
streken.

Dcspalchmoney is de uitkeering, dio do vervrachter of ver-
\'\'^«ouy-c^i- voerder aim den [ontvanger toezegt, indien do lading of lossing
binnen den gestelden tijd wordt ten einde gebracht, bijv.:
/ ., f^yi „flespatchmoney 10 s. per hour on any timo .saved in loading
C Itpi"^ dig^-jj^i-ging". Zondagen on uren dio niet werkuren zijn,

^ tellen mede.^

»i-o^\'^\'Rstkin, bl. 131 v.
^^^ Gaat de geconsigneerde tot lossing over, maar blijft hij in

. • gebreke de vracht enz. te betalen of ontstaat daarover gescijil,

"tC». , (4» t«t/v>

a KJ * yj T \' ......

»»Ä^U-JA^ Ó^UjU,^ cU*^^ Ö«..

tf^JLn^^JiuJ. .

1

i ! >

-ocr page 270-

I 9

■t •

«

de schipper kan opslag der goederen onder een derde en, als
zij bederfelijk zijn, verkoop daarvan vorderen, art. 487 al. 2
en 3 i. v. ra. art, 460 K. Betaling der vracht en c. q. zeker-
heidstelling voor de avarij-grosse maken aan den opslag een
einde.

Verg. Rb. Rotterdam 13 Mrt. 1880, "W. u®. 4492, bev. door
Hof den Haag 17 Jan. 1881, W. n®. 4597: vooruitbetaling
der vracht kan niet worden gevorderd, als ze niet is bedongen. —
Rb. Rotterdam 9 Oct. 1901, M. v. H. 1901 bl. 234: opslag
alléén van die goederen, waarvoor de niet betaalde vracht ver-
schiddigd is.

Ontstaat geschil over de lossing of zijn de ligdagen ver-
streken zonder dat de geconsigneerde tot lossing is over-
gegaan, do schipper kan met verlof van den rechter zelf
lossen en de goederen onder een daartoe te benoemen persoon
opslaan, artt. 485 en 486 K.

De schipper is volgens de wet niet bevoegd tot eigenmachtige
lossing. In de cognos-sementen van .stoomschepen pleegt hem
do bevoegdheid tot lossing op den wal of in lichters tc wor-
den toegekend, in verband mot bepalingen omtrent des gecon-
signeerden gehoudenheid tot inontvangstneming. Vaste stoom-
vaartlijnen leveren stukgoederen meerendeels af oj) den wal
of uit do loods.

Do schipper is niot bevoegd gedurende don lostijd eigonmnch-
tig in oon lichter to losson: Kb. KoUordam (S Juni on
18 Nov. 1891, W. no«. «0152 on (5128; noch ook als door ver-
traging in do lossing do lostijd wordt overschnHlon: lü). Kottordam
25 Mrt. 1899, W. n®. 7302. — .\\udor« llof don Haag 19
Juni 1870, W. n®. 4010: bij RtukgiKHleron-vervoer is do «chipper
bevoegd tot oigenmachtigo lossing op den wal, al «tijn de lig-
dagen niot vonitreken, op grond dat nrtt. 485 en 480 niet van
toepassing
r,iju op Httikgoedoron, vorn. Kb. Kottonlam 11 Oct.
1875, W. n®. 3942. ~ Hb. Kottonlam O Mrt. 1880, W. n®.
4195: d/ï schipper is büv(M\'gd tot oigonumchligo lossing bIh do
goconHignoorde xicii niot tijdig nannuddt, uit oen oogpunt van
zaakwaarneming.

Vorg. ovor do bot<<okoniN van veracliillondo bedingen omtrent
lowing in liclitcrn i)f op don wal
(thr good* are to he applM
for trfthin 2-1 hoiim of »hip» arrirnl aiul reportim/ nt the
cu»tomhou«r, othrnrite thr miuter or agent i» to he at lihertj/

-ocr page 271-

5Ö8

to put the goods into lighters or land same at the rish and
cxpense of the ovoners of the goods,
en derg.): Eb. Eotterdam
25 Mrt. 1899, b. a.; 14 Apr. 1897, W. n°. 7057, M. v. H.
1897 bl. 27; 4 Dec. 1901, AV. n°. 7717;\'12 Mrt. en 25
Juni 1902, n®». 7834 en 7872; 8 Juni 1904, M. v. H.
1905 bl. 120; 7 Febr. 1906, vern. Kgt. 3 Eotterdam 22
Mei 1904, AV. n°. 8467; 8 Mei 1907, W. n°. 8704; 2 Oct.
1907, AV. n°. 8729, M. v. H. 1907 bl. 63; Hof den Haag
3 Mei 1909, AV. n®. 8909,^.^.^.nj.

Zie van Blommestein, a. w., bl. 134 v.

Ook als de geconsigneerde door overmacht verhinderd werd
tijdig te lossen, kan de schipper-gerechtelijk verlof tot lossen
aanvragen, of overgaan tot eigenmachtige lossing indien het
recht daartoe is bedongen.

Zie Hof den Haag 3 Mei 1909, W. n®. 8909 (beding van
eigenmachtige lossing;
cargo to be discharged as fast as steamer
can deliver). i

Komt de geconsigneerde niet op, weigert hij te ontvangen,
of blijft hij, na opslag ingevolge art. 487, in gebreke to be-
talen, de schipper kan, na machtiging des rechters, de goederen
voor de vracht verkoopen, art. 489.K.

Komt voor dezelfde goederen meer dan één geconsigneerde
op of is op het goed be.slag gelegd, de artt. 518 en 519 zijn
van toepassing. Rechten van de cognossementhouders in dit
geval, artt. 515—517 en 520 K. Zie hierboven bl. 290 v.
en 337.

Verlies van de aanspraak des vervoerders op den bovracliter
of inlader, art. 488
K. „0/ dat hij, uit hoofde" enz., lees: „cn
dat hij, Hit hoofde" enz. Verg. den Franschon tekst der wet
van 1826 (AVetboek 1830) en
Kist, dl. 5, bl. 226.

Voorrecht van den schipper gedurende 20 dagen, art. 400 K."
Heeft hij daarna nog het voorrecht van art. 1185 7® B. W.?
Zie
Ki.st, dl. 5, bl. 230 v., on daartegen Dikphuis, dl. 2, bl. 105.

Ten aanzien van do lossing bestaan verschillende plaat^Je-
lijko gebruiken, bijv. uitlevering tegen een volgbricljo of aan-
komstbriefje, dat door den cargadoor of agent van den reeder
aan den geconsigneerde wordt afgegeven tegen ontvangst van

Cz^f-^J.^ vJLe, •. yü-r^ a/Lc f-o ^ cui

Z. c/v-

r .

A> e^__

^ ---

^ JÜb^ ^ CO , CA)-, ycf^ ftoP.

-ocr page 272-

Amsterdam,
Eotterdam,

De ondergeteekende
verkla ontvanger te zijn van:

W^ H. MULLER Co

afgeladen door

en per s.s. van

aangebracht, over welke goederen het behoorlijk geëndosseerde connossement nog
niet in bezit is.

verlang en verzoek desniettegenstaande genoemde goederen in
ontvangst te nemen, en zulks op al de voorwaarden van het betrekkelijk connos-
sement, welks inhoud moet geacht worden hier woordelijk te zijn ingelascht,
terwijl zich uitdrukkelijk verbind tot vrijwaring van het schip, den

gezagvoerder, de reederij of hare vertegenwoordigers, tegen alle namaning en tegen
alle schaden en gevolgen, welke ook, die middellijk of onmiddellijk uit de afgifte
respectievelijk de inontvangstname der goederen zonder connossement zouden
kunnen voortvloeien: waaronder beprepen alle gerechts-en advocatenkosten. Voorts
tot inlevering van het behoorlijk geëndosseerde connossement en tot betaling van
vracht en kosten, welke uitdrukkelijk erken schuldig te zijn.

De medeondergeteekenden verklaren zich hoofdelijk mede aansprakelijk te
stellen voor de in bovenstaande garantie aangegane verplichtingen.

-ocr page 273-

Afgifte van lading tcffcn garantie.

Eenigen tijd geleden hebben de llotterdam-
sche cargadoors per advertentie bekend ge-
maakt, dat zij voortaan geen lading met zee-
schepen aangevoerd meer zouden uitleveren, in-
dien niet de connoasementen werden vertoond,
zoodat daarmede een einde werd gemaakt aan
de aflevering tegen garanliiebewijzen.

Deze maatregel, die zijn oorzaak vond in de
knoeierijen, die gebleuten waren in zake het be-
kende faillissement der firma Samson te Nor-
den, heeft bij den handel veel bezwaren ont-
moet, o. m. op gro-nd hiervan, dat het kan voor-
komen, dat de connoesementen nog niet door
belanghebbenden zijn ontvangen als het stoom-
schip, dat de partijen meebrengt, er reeds is.

In de[zen geeöt heeft het bestuur der Mann-
heimer Producten Börse zieh ook gewend to^ de
Kamer van Koophandel te Botterdam, die daar-
I op dezer dagen geantwoord heeft.

In deze missive wordt ex o. m. op gewezen,^
dat de aflevering van lading zonder dat de con-
I n< asemenlein waren vertoond, in den laatsten
tijd zulk een omvang had verkregen, dat her-
li^aldelijk de banken zioh daarover hebben be-
klaagd, wijl in plaata van het onderpand, dat
zij in beait meenden te hebben, de beperkte
garantieplicht der meest in het buitenland ge-
vestigde reederijen trad.

De Kamer geeft zeker toe, dat bij korte rei-
zen de documenten over do het laatst ingeno-
men partijen, welke dientengevolge het eerst
gelost dienen te worden, niet tijdig in handen
der Rotterdamscho expediteurs kunnen zijn ea
had de in cntvangstneming tegen garantiebe-
wijs zioh tot die gevallea beperkt, dan zou alles
wel bij het oude zijn gebleven. Zeer dikwijls
werd echter verzuimd om do documenten bij de
banken op te nemen, zij ihet ter besparing van
rente, of om bij de banken de zecconncftsemen-
I ten tegen de Rijncoimoa&aTienten in
is wisselen,
oi
zelf» omdat men geloofde een zekeren druk
I ter verkrijging van voordeelen op den verkooper
to kunnen oefenen, terwijl men tegenover dezen
verzweeg, dat mcni de goederen reeda tegen
garantiebewijs had laten ontvangen. De reede-
rijen werden dan dikwijls i.og door de verladers
voor de door zulke manipulaties ontstane echa-
do verantwoordelijk geisield. ö O

Bij een kortelings in Duitschland voorgeko-
men faillissement bleek intusschen, dat een
zeer groei aantal partijen reeds lang tegen ga-
rontiobowijzen in ontvangat waren genomen, ter-
wijl do connoasementen nog als onderi)and bij
verschillende banken berustten. Dit is de On-
middellijke aanleiding voor de cargadoors go-
we€st, om Imn bekend besluit to nemen.

Zij zullen — meent do Kamer — zeker bereid
zijn om, als do tegenwoordig nog hangende ge-
schillen zijn opgelost, meo te werken tot het
vinden van can middel om een compromis tot
stand to brengen tuaachen do gerechtvaardigde
eiÊchen van den handel eenerzijds on liet vast-
houden aan streng recht anderzijds cn ook do
Kamer zal daarvoor gaarne liet Imre doen en
ali do Mannlieimor Producten Böreo kans ziet
om do versolüllende belangen met elkander to
vercenigen, dan Jioudt zij zich voor wenken in
dit opziclit zeer aanbevolen.

Itottcrdamsclio Kuii.stkring.

In den Rotterdamschen Kunstkring wordt
thans oon tentoonstelling geliouden van oud
Tin- en oud Aardewerk, mt particulicro verza-
melingen samongcbracht.

-ocr page 274-

"f. ■

-ocr page 275-

fe"\'

w:

Vf^\'

t^ y te____. - JOl

CÄ^ JU^ cry. ^ ^^^^^

J hr U^^ t--^ ^ ^^ c^^W-t

Sir-

Î

lits, ïlé^iU^^ (tryi , S^^t^^ Î/.

ittüaia

oO{)

het cognossement; uitlevering van gedeelten van de in een
cognossement vermelde hoeveelheid goederen tegen
delivery-
orders,
afgegeven door den houder van het cognossement, zie
hierboven bl, 291 v.; uitlevering tegen zgn. garantie-bewijzen.

Verg. Rb. Rotterdam 11 Nov. 1896, W. n°. 6901 (aankomst-
briefje met bepalingen over den lostijd); — Rb. Amsterdam 25
Nov. 1901, ^V. n°. 8241 (ontvangst op volgbriefjes).

De vordering tot uitlevering verjaart in één jaar na aan-
komst van het schip, art. 741 3° i. v. m. art. 747 K.

5°. Zorg te dragen voor de lading gediirende het vervoer en
mitsdien in te staan voor schade aan het goed.

M. W. Pennink, de aansprakelijkheid van deu schipper
in verband met het algemeen handelsbelang, Prft. 1879. — E. V eZ-\'.i\',
S. Okoiuo de Castko .1h., de aansprakelijkheid van reederijen
on de cognossementsclauaules, Prft. 1902. — \\ n^\' y/y "yi^r^rW.

De gewichtigste verplichting van den vervoerder, uit de
vervoerovereenkomst voortspruitende. Onjuiste opvatting, dat
zij. niet zou voortvloeien uit de vervoerovereenkomst (het be-
vrachtingscontract), maar uit het zoogen.
rccqüum cn in de
eerste plaats zou rusten oj) den schipper./Vergelyk hierboven
bl. 359 v.[en 465 v.

De aansprakelijkheid voor schade aan do vervoerde goederen
is oeno aansprakelijkheid van don vervrachter of vervoerder
jegens den bevrachter of afzender. Hot cognossement stolt
dezen in do gelegenheid zijn recht op uitlevering of schadever-
goeding over te dragon. Na afgifte der cognos.sementen kan
hij dit recht, in goval van verlies der goederen, alleen doen
gelden togen ternggavo der cognossementen of tegen waar-
borg voor allo namaning.

Kgt. n". ii .\\mHterdnm 1 Mrt. 1891, M. v. 11. lS9i bl. 110.

In geval van be.^iehadiging kau hij, nil allevering van het
goed aan <len geconsigneerde, do vordering tol Hchadevergoe-
ding alleen instellen, indien do geconsigncerdo zijn agent of
gemachtigde is.

Verg. Hb. Amstordam 2« .Inn. 1882, H. H. 1882 B bl. 71.

Algemeene bepaling van do juinsprakolijkheid des vervoer-

-ocr page 276-

510

■PI

ders, art. 345 al. 2 K. Zie omtrent de beteekenis van dit voor-
schrift en i. h. b. van „overmacht", hierboven bl. 359 v., 465 v.

Bijzondere bepalingen, artt. 346 en 348 K. Zijn de goederen
met schriftelijke toestemming van den inlader op het dek
geplaatst, de vervoerder is niet verantwoordelijk voor de
schade, welke een gevolg is van deze plaatsing; ontbreekt
deze toestemming, hij is verantwoordelijk voor alle schade,
ook ten gevolge van overmacht, tenzij hij bewijst, dat de
goederen daardoor evenzeer zouden beschadigd zijn, indien
ze niet op het dek waren geplaatst.

Anders Kb. Arnhem 21 Mrt. 1907, W. n®. 8613: voor zonder
toestemming op het dek geladen goederen is de schipper onvoor-
waardelijk aansprakelijk, onverschillig of zo binnendeks geladen
evenzeer verloren zouden zijn gegaan.

Cognossementsclausule deck cargo at shippers risk: Kb. Eot-
terdam 8 .Tan. 1902, W. n®. 7802, bev. Hof den Haag 9 Mrt.
1903, W. n®. 7925 (zij is niet een schriftelijke toestemming
M in den zin van art. 348 K., indien uit het cognossement niot

blijkt dat de goederen op hot dek geladen waren); — Eb.
Rotterdam 25 Mrt. 1908, W. n®. 8024, :M. v. H. 1908 bl. 15,
bev. Uof den Haag 14 Febr. 1910, W. n®. 9015 (zij beteekent,
dat de blijkens het cognossement ftp dek gostiiwde lading aldaar
voor rekening en gevaar van don inlader vertoeft; de kapitein
kan alleen worden aangosprokcMi, indien zijn schuld wordt be-
wezen^— Clausule
Alles auf Deck geladen für Jtechnung und
Itisico des Besitzers\'.
Eb, Rotterdam 8 Juni 1901, W. n®. 8138
(zij ontheft den schipper van do aansprakelijkheid vuor schad«\'
aan het to vervoeren goed).^.

De tc vergoeden schade omvat winstderving overeen-
komstig, de artt. 1282 en 1283 B. W. Zio art. 313 10» K.

Aldus Kb. Amsterdam 27 No.v. 1884, W. n®. 52i5, en 14
Mei 1886, 1\'. v. J. 1886 n®. 46*. —Anders llof Nd.-IIolland
13 Juni 1872, M. v. II. 1872 bl, 107; — Kb, Kottonlam 14
Juni 1899, W, n®. 7315. — Zie vonler hicrlMnon bl. 367.

Het goed wordt geacht in „eenen uiterlijk zigtbaar goeden
• en wel geconditioneerdon staat" to zijn ingeladen, tenzij hot
cogno8.«ement het tegendeel vermeldt, art. 351. Ten aanzien
van den uiterlijk niet zichtbaren staat (conditie) van het goed
(van den inhoud van vaten, balen, enz.) mag .soortgelijke ge-

|..,ClE:-:Gr>AAFF.lHSTIlUUT VOOR PRIVAWREClff

J

* Mc,. /ÖA-tAx^ // O^/ n 66. ti^y.

-ocr page 277-

i

Ä WaVL oL^ ^ OU U

/lù. /ÖVA-eJtuv^ >r Ac^.

LÀ t^^ ctOia. ^

U/.

Àjn^tl

A

MI/m^ ^(L^tm C^tjt, OéUÎtt^

■ Vb\'i
i\'vc*

Vu^ ûu\\t, yL(Xt C^ o4t, uviC^iU^^U^ i
(p .ttjti, (A/. H^

volgtrekking uit het gemis van eenige mededeeling daarom-
trent niet worden gemaakt. Verg. hierboven bl. 360.

H. R. IG Febr. 1894, AV. n". G470: niet toelating van het
bewijs van het tegendeel is niet in strijd met art. 351.

Cognossementsclausule: shipped in (apparent) good order and
condition.
Rb. Rotterdam 4 Dec. 1901, AV. n°. 7777: het cogn.
met deze clausule is tegenover den schipper afdoend bewijs van
onbeschadigde inladingy^ Rb. Rotterdam 19 Nov. 1902, AV. n®.
79GI: bemjs door den schipper van een bij de inlading bestaan
hebbende uiterlijk zichtbare beschadiging is niet toelaatbaar,
als het cogn. bedoelde clausule inhoudt.

Art. 382 K. — Gerechtelijk onderzoek, bezichtiging en begroo-
ting der schade „vóór of bij de lossing", ten verzoeke van den
schipper of van den geconsigneerde, indien beschadiging of ver-
mindering (manko) vermoed wordt, art. 493 K. De „lossing"
neemt eerst een einde door aÜevering aan den ontvanger, niet
reeds door opslag door of op verzoek van den schipper in een
lichter, op den wal of elders. Oproeping of tegenwoordigheid
van de wederpartij bij het onderzoek vordert de wet niet.

De o.xpertise moet geschieden vóórdat het good is afgeleverd
. . aan den ontvanger: Hl). Rotterdam 20 Juni 1893, ^I. v. II.

I 1894 bl. 125; — Rb. Amstenlam 17 Apr. 189G, M. v. 11.

Zr J^^cOf\'iiAT, 1897 bl. 84; —7\'\'\'j "P diens viHToek geschieden, zoolang
\'"\'j hoeft aangenomen in den »in van aanvosml als on-

y tlr ^""•"■\'"\'digd en onverminderd : Kgt. n®. 4 Amstcnlam 5 Nov. 1907,

W. no. S970, bev. Rb. Amsterdam 27 Nov. 1908, NV. n®.
«HSll, i\'^. verw. II. R. 19 Nov. 1909,^NV. n®. 8931.\'\'\'— J^.v: ^

Tegenstrijdige besliiwingen over de vraag, of de lossing een
einde neemt door »«igcnmachtigen opslag van hot goed door den
schipper, in vj-rband mot de bedingen van hot cogiioiwenjont: \'\'
Rb. Rottenlam 13 Mei 1882, NV. n®. 4854, en 2 Nov. 1904,
NV. n®. 8221, wmirmc<lo te verg. Rb. Rott<\'rdam G Juni 1900,
NV. n®. 85GG.

De oxpertis«» stelt «Ion aard en het bwlrag dor Hchado vast,
maar levert niet bewijs op van de oorwiak der schade: Rb.
Rottenlam 9 .Mei 1894, NV. n®. tJ593; — Hof den Haag 8
Mei 1890, NV. n®. 7200, vorn. Rb. Rottenlam 3 Fobr. 185)7,
NV. n®. 7000.

.Vrtt. 403—15)5 iM\'valten iKïpaUngon vnn pnH\'osrooht, dio van
tocpatwing zijn, ook al wordt de vervoeroven»enkon>st niet cloor
iH\'t No<lerlaudw4u\' recht bchcerscht: Rb. Rottenlam 3 Fobr.

I

-ocr page 278-

512

1897 en Hof den Haag 8 Mei 1899, b. a.; — anders Eb.
Eotterdam 21 Oct. 1893, W. n°. 644G, M. v. H. 1894 bl. 128.

Gerechtelijke bezichtiging, aan te vragen binnen 2 X 24"
uren na de „aflevering" of de „lossing", ten verzoeke van den
ontvanger of geconsigneerde, indien deze op het ontvangst-
bewijs of het cognossement heeft vermeld, dat hij de goede-
ren in beschadigden of verminderden staat heeft ontvangen,
art. 494, of de beschadiging of vermindering uiterlijk niet
zichtbaar is, art, 495. Van de eenzelvigheid van het goed (het
getal, de maat en het gewicht) moet blijken door getuigen-
bewijs of op andere wijze, art. 495 i, v. m. art. 492 K.

Art. 494 is van toepassing als de geconsigneerde noch een ont-
vangstbewijs noch het cognossement heeft afgegeven: Hof Am-
sterdam 25 Mei 1894, M. v. H. 1894 bl. 287 ; — anders Hof
Amsterdam 3 Dec. 1880, E. B. 1881 B bl. 214: de schade-
actie vervalt, omdat niet blijkt van een voorbehoud van recht.

Verval van alle aanspraak wegens schade, door a a n n e-
m i n g van het goed zonder bezichtiging en begrooting der schade
(hoewel artt. 494 en 495 niet van begrooting spreken), art. 746 K.

Aanspraak ziet alleen op de rechtsvordering van art. 345,
niet ook op het verweer tegen een vrachtvordering, gegrond op
de aflevering der goederen in beschadigden toestand of op uit-
levering van minder dan in hot cognossement is uitgedrukt:
Hof Nd.-Holl. 7 Jan. 1804, M. v. H. 1804 bl. 79; — IL E.
27 Apr. 1883, W. n°. 4908, vern. Hof Amsterdam 23 Juni
1882, ^V. n°. 4845, vern. Eb. Amsterdam 30 Juni 1881,
E. B. 1881 B bl. 219; — Hof den Haag 14 Apr. 1890,
W. n°. 5859; — anders H. E. O Dec. 1807, W. n®. 2901,
bev. Hof Nd.-Holl. 27 Juni 1807, W. n®. 2929, vorn.
Eb. Amsterdam 1 Nov. 1800, W. n®. 2883; —Eb. Dordrecht
8 Mei 1889, W. n®. 5752. —Evenmin omvat aan sp raak de
ontkentenis bij wijze van verweer tegen eene vrachtvordering,
dat do hoeveelheid goederen is ontvangen, waarover do schipper
de vracht berekent: Eb. Eotterdam 7 Dec. 1898, W. n°. 7277.
— Een beroep op schuldvergelijking is daarentegen uitgesloten:
Kgt. n®. 3 Amsterdam 5 Mrt. 1900, M." v. II. 1900 bl. 57!

Aan terugvordering van betaalde vriicht op grond van manko
staat art. 740 K. niet in den weg: Eb. Amsterdam 11 Juni
1909, AV. n®. OOryii^uJC^.^.U\'.i^og

Schade omvat gedeeltelijke niot-uitlevering of manko (ver-
mindering in hoeveelheid): Hof Nd.-IIoll. 28 Nov. 1850, W.

K^ . : cU^ isjkJUA*.^^

uy.

iOytJtU^ [ KXj,. trf- 7<i-rrf- j Aa^. c^ co

Ml HT^

-ocr page 279-

/

n°. 1223, M. v. 11. 1863 W. 45; — Hof Amsterdam 5 iMrt.
1880, ^V. 4487, bev. Eb. Amsterdam 30 Jan. 1879, AV.
n®. 4349; — Eb. Amsterdam 28 Mei 1886, AV. n°. 5460; — Eb.
Eotterdam 19 Pebr. 1887, AV. n°. 5438; — Eb. Dordrecht 8
Mei 1889, b. a.; — Eb. Amsterdam 31 Oct. 1890, AV. n°. 6191 ;
— Eb. Eotterdam 7 Jan. 1893, AV. n°. 6294, M. v. H. 1893
bl. 90; — Eb. Amsterdam 1 Apr. 1898, AV. n°. 7204, M.
v. 11. 1898 bl. 297 (tevens beslissende dat manko is een uiter-
lijk niet zichtbare schadef" en dat een factor8-re9u het manko
niet bindend kan vaststellen); — Eb. Eotterdam 5 Juni 1897,
bev. Hof den Haag 7 Nov. 1898, AV. n". 7248, M. v. H.
1898 bl. 172, cass. verw. H. E. 26 Mei 1899, AV. n°. 7285; —
Eb. Amsterdam 19 ]Mei 1899, M. v. 11. 1899 bl. 250 (do
aanspraak wegens manko vervalt, al staat dit door erkentenis
van den schipper vast/f— Kb. Eotterdam 13 Oct. 1909, AV.
r^ ^, 8996/r— Kgt. u°. 4 Amsterdam 7 Febr. 1908, M. v. H.

1908 bl. 3 (de aanspraak vervalt, al is het manko door den
^ cargadoor des reeders vastgesteld). — Anders (artt. 494, 495,
746 zijn alloon van toepassing in goval van vermindering in
hoedanigheid, niet bij gedceltolijko niet-aÜevering): Eb. Eotter-
dam 23 Febr. 1846, AV. n°. 729, v. 11. 1863 bl. 42 ; —
Eb. Amsterdam 28 Jlrt. 1850, M. v. H. 1863 bl. 43.

Verg. voorts over art. 746, Opm. on ]Mcd., dl. 9, bl. 128: de
aansprakelijkheid des schippei\'s blijft bestaan, als door deu ont-
vanger geen ontvangbewijs is afgegeven of het cognossement
niet 18 afgoteekend.

Voor de schadevergoeding wegens niet-uitlevering of be-
.schadiging van de lading zijn bet schip en do vracht bij
voorrecht jegens do inladers verbonden, artt. 319 en 313
10°. K. Ten beloope der verschuldigde schadevergoeding kan
do vracht worden ingehouden.

Verg. Kb. botterdam 4 Mrt. 1863, M. v. II. 1863 bl. 91,
bev. Hof Z.-HoUnnd 29 Juni 1864, W. n°. 2601. — «b.
llottcrdan» 6 Juni 1906, W. n®. 856«.

Wyziging der aansprakelykheid door bedingen in de cherleparty
of het cogno.ssonienl.

Kohoort do wetgever don zeevervoerder vrij te laton in do be-
paling zijner aanHprakolijkheid ? Zoo neon, in hoever behoort do
wetgever dos vervoorderH vrijheid t.o beperken ? Pracadviozen
van E. N. Kauuhen on E. E. v. Kaaltk, in Hand. Nod. Ju-
riston-Ver., 1886. — H. C. .1. liOUKu, cognoHsomont^^-clauKides,
in E och tsgel. Magazijn 1886, bl. 474 v. — 1). J. Jitta, con-
vcntionoolo uitj<luiting of beperking van do aansprakelijkheid

-ocr page 280-

514

van den zeevervoerder, in Themis 1886, bl. 342 v. — Verhand-
lungen des deutschen Juristentages, 1884 en 1906. — Lejeune,
les clauses d\'irresponsabilité . des connaissements, 1885. — A.
de
CouEcr, in Eevue critique de lég. et de jurispr., 1885. —
De Hart, the liability of shipowners at common law, in Law
Quarterly Eeview, dl. 5, n°. 17, bl. 15 v. — Saikctelette,
de la responsabilité et de la garantie, 1885. ^^— E. Thaller,
in Ann. de dr. comm. 1895—II—157. — E. Boutaud, les
clauses d\'irresponsabilité, 1896. — A. Gtau^iee, les clauses d\'irres-
ponsabilité en matière de transport maritime, 1910. — Ofiomo de
Castro Jr., a. w.

Clausule : „soort, getal, gewicht of maat onbekend" (weight
qmlity quantity
or contents unknown; que dit être, tel quel,
qualité et poids inconnus; dice essere),
art. 513 i. v. m. artt. 512,
514 en 351 K. „Lihoud, conditie onbekend". Deze clausules
beperken de aansprakelijkheid des vervoerders niet, de be-
wijskracht van het cognossement wèl. De ontvanger, die uit-
levéring of schadevergoeding vordert, moet in geval van
tegenspraak, ongeacht de desbetrelfende vermeldingen in het
cognossement, soort, getal, gewicht, maat, inhoud, enz. van
het goed bij de inlading bewijzen.TVerg. art. 394 Ontw. 1809,
artt. 260 en 261 Ontw. 1822. » •

Ten onrechte wordt in deze clausules eene beperking of ont-
heffing gezien van do nanspi-akelijkheid des schippers voor do
maat of het gewicht der ingeladen goederen door Rb. Rotter-
dam 29 Juni 1842, M. v. 11. 1860 1)1. 282
(dicc vtscrej, hc\\.
Hof Zd. Holland 31 .Mei 1843, M. v. 11. I860 bl. 283, cass.
verw. 11. R. 18 April 1844, N. R. dl. 17, § 27 ; Rb. Rotter-
dam 22 Dec. 1883, \\V. n°. 5004 (gewicht oni)ekend). —
Daarentegen juist: Rb. Amsterdam 12 Oct. 1860, i\\L v. II.
1860 bl. 278
(geicicJit onhekend-. deze clausule ontneemt aan
het cogn. de bewijskracht tegenover den schipper betreilendo
het gewicht); evenzoo Rb. Atnsterdam II Mrt. 1863, M. v.
H. 1863 bl. 102, bev. Ilof Nd.-IIoll. 19 Mei 1861, W. n°.
2625, M. v. IL 1861 bl. 99; Mof den Haag 9 Mrt. 1903,
W. n°. 7925
(weight, measurement, quaniiti/, quality, content«
and value unknown)-,
Rb. Rotterdam 4 Mei 1904, W. n\'^\'. 8178 ;
H, R. 27 ;Mei 1904, W. n°.
H072 (weight, measure, quality, contenir
and value unknown:
de Hchij)per staat niet in voor de juistheid
der opgaven in het <-ogu. ; zijne verplichting, uit t^\' leveren
wat is ingeladen, blijft onverminderd), bev. Hof den Haag 26
Oct. 1903, W. n°. 801-^; Rb. Rotterdam 21 Nov. 1900, W.

/^MCiuAi ƒ tUL

h

tjt

o/io.^^ Ctn^^tyiJ^ , /pt.

O^Aj^tJLA^nyL^.

-ocr page 281-

If^r/et»^ l/io-x*^ é fOas, Cc/. 0*307 ß^

a t^uJUiuu -UJUU- djL/ji> . «*«. ^-«jLfc, t^^

1

11°. HölO\'lyEïóf den Haag 3 Juni 1903, W. no. 7982 {quality
unknown
beperkt de bewijskracht van het cogn. ten aanzien van
de hoedanigheid van het goed, doch heeft niets te maken met
den staat, de conditie, waarin het goed is geladen). — Zie
voorts Eb. Amsterdam 7 Dec. 1894, W.
11°. Qt^lW/i^weigU etc.
unknown
:/ïïe ontvanger mag de juistheid der in het cogn. op-
gegeven cijfers niet betwisten, als de kapitein ze als waar wil //
aannemen); — Hof den Haag 22 Nov. 1902, M. v. H. 1902 bl.
201
(j/cwicht onbekend de clausule belet den schipper niet over
de in het cognossement als ingeladen verijielde hoeveelheid de
vracht te berekenen, indien deze over de ingeladen hoeveelheid
is bedongen); — Eb. Eotterdam 11 Apr. 1900, W. n°. 7503,
vern. Hof den Haag G Jan. 1902 en 4 I^Iei 1903, W. n".
7813 en 7952, M. v. 11. 1902 bl. 51, 1903 bl. 83 (beteeke-
nis van
cubic measurement unknown to master, i. v. m. freight
payable on intake measure of quantity delivered as customary,
bij
houtladingen nit pitchpine havens).

Verg. nog over de clausule weight, etc. unknown in etyi cogn.
over 6000 poods „part of a parcel
of 31000 i^xlu^\'ithout —/

28 Juni liloX W." 771 li^

rv

separation": Eb. Eotterdam

.4 Mni inOli, \\V, ng. SKtf (een evenredig deel van de aange-
brachte hoeveelheid moet worden uitgeleverd)^/^

Inhoud onbekend (contents unknown, continu inconnuj kan
alleen toepa.s8ing vinden bij vervoer vaiuverpakto goederen; de
clausule heeft niet maken met den staat, conditie, van het
goed. .Vilders Kb. botterdam 4 Apr. 1860, M. v. II. 1860 bl.
158; — Hb. Amsterdam 29 Nov. 1883, W. n«. 5027.

De onbekendhoidsclatisule ontneemt aan het cognossement
ni(!t de l)ewijskracht teg«\'n den verzek(>raar: .\\rb. .Vmsterdam
13 Jan. 1862, M. v. II. 1862 bl. 18; j_llof Nd.-llolland 24 L
Sept. 1863, .M. v. II. 1863 bl. 229; —anders Hb. Hotterdam 29
Nov. 1899, W. no. 7436; —noch bij do regeling van avarij-grosse:
Arb. Amsterdam 8 Mrt. 1882, Hgl. liijbl. 1883 B bl. 98.
oijohio ük Castho Jii., a.w., bl. 152—224. ^
Ontw. \\V. v. K. 1809, art. 391 al. 2: „Deze aanleekening
bevrijdt den schipper niet om aan den inhoud van het cognosce-
ment te v«)ltloen, en de daarin vermelde goederen uitteloveren,
bij aldien de aflader of borrachter op eene na:»r regten alles
afdoende wijzi\' betoogt dat de in het cognoscinnent benoemde
goederen waarlijk in het schip ingeladen zijn geweest".

De jiaiitookening van onbekendheid niet getal, gowicht
of maat heeft geen waarde, al.s de goederen den .«?chii)i)er
bij de inlading zijn toegeteld, toegewogen of toegemeten. De
ontvanger kan met het bewijs daarvan volstaan.

-ocr page 282-

SiS

oJU

otjif^ ,j uï

VxJL^ aJlxjJl. Ir^JtAlt I tl.

. QqyiSà- CLur^yf-eu^f^ tu, ci-e^ ,J ci op. ^

(Al fM ... c^»^ ^ öU- ^

dp"^Cx.,.^ o^cxJsJirj .......

cU. ^-«^fxrot/^ju^ tu\' i^^^MjUi^ C^

/ntuo-cxL,

r-

Ùt - JjL, oU

/U^ . . m , /O-, ûru,. ^

-ocr page 283-

Il

i i Get/, /^cXsu^ ÛytJLA^ ^LH , /i^e-cf iU^/r

«

■3

-ocr page 284-

/I./ÜkuAJ àJ.OoU) (^jyt. Uzn.^ du ,

id. ea»- C-JutxjtjJJ^oLj ^.yt-eui^ eix. .esij^

A

-ocr page 285-

.Ä16 .

Men onderscheide bedingen tot uitsluiting van de aanspra-
kelijkheid : 1°. voor onzeewaardigheid en niet-behoorlijke uit-
rusting van het schip; 2°. voor schuld of nalatigheid van den
schipper en de bemanning in de behandeling van het schip
(accidents of navigation); 3°. voor schuld of nalatigheid van
den schipper, de bemanning en andere te werk gestelde per-
sonen in de behandeling van de lading (verkeerde stuwage,
gebrek aan zorg, onbehoorlijke lossing, verkeerde aflevering,
baraterie, enz.). Voorts kan men onderscheiden clausules welke
de aansprakelijkheid uitsluiten: a. voor bepaalde soorten van
schade, bijv. vrij van lekken, breken, zweten, roesten, bederf,
ontplofling) brand> enz.; b. voor bepaalde oorzaken van schade
(bijv. voor schade veroorzaakt door/schuld of nalatigheid van
^ schipper of het scheepsvolk, zgn.
negligmce dame); c. voor

^ schade in het algemeen (vrij van schade, of beperkter: vrij

van beschadiging), alsmede d. clausules die de aansprakelijk-
heid beperken tot bepaalde soorten of oorzaken van schade.
Geldigheid dezer bedingen.

Bedingen tot beperking of uitsluiting van de aansprakelijk-
heid uit de vervoerovereenkomst (zgn. uit het
receptum) of
wegens onrechtmatige daad of onvoorzichtigheid zijn, bij het
stilzwijgen van de wet, geoorloofd, tenzij voor zoover betreft
ontheffing van de aansprakelijkheid voorjjapzet.

II. li. 18 Nov. 1887, W. n°. 5001 (boding van niot-vcr-
antwoordelijkhcid voor
Iosh or damaje rettulUny from imnjjici-
e.ncy in sirenyht of packagex, Kweaiiny, leakatje, fireakaqc, stowajeor
contact icitk othcr yoods etc.,
almnodo voor neyliycncc, defanlt or
error in judgment . ... of any of the nerrants or emploj/reg of
the shipowner or othencise;
beperkingen van don Kchippers
verantwoordelijkheid wonien nergens verboden eu zijn niet iu
strijd mot de openbare orde of goedo zeden), bov. Hof .Amsterdam
2() Nov. 188(5, W. n". 5131, vern. Rb. AmsUTdam t) Oct.
1885, 1\'. v. J. 1885 n®. 17* (interloc. 27 Nov. 1881, W. n°.
5215, P. v. .1. 1885 n°. 12*); — Hb.• Hottordam 21) Jan.
1881, P. v. J. 1881 n®. 27*; — Hb. .Amsterdam 22 Febr. 188t),
AV. nO. 5821; — Ilof .Amsterdam 8 Jan. 1802, W. n®. (5107 ; —
Rb. Rotterdam 11 Juni 1805), AV. n®. 7315 (ncgligenco clausnlo).

Strekking der bedingen.

Uit de algemeene beginselen van verbintenissenrecht, toe-

J

-ocr page 286-

-f

gepast op de vervoerovereenkomst (zie hierboven bl. 360),
volgt, dat bij de clausules
a en b de vervoerder (schipper),
aangesproken tot schadevergoeding, heeft te bewijzen, dat een
der in die bedingen genoemde bevrijdende omstandigheden
aanwezig is.

Verg. Hof Amsterdam 18 Febr. 1891, W. no. ÜOIÜ; —
IIb. Eotterdam 21 Oct. 189Ü, W. ii°. Ü880; — H. E. 80
Dec. 1898, AV. n°. 7221, M. v. 11. 1899 bl. 185
(vrij van
roest-,
de vervoerder moet bewijzen, dat de gebleken schade voor
een deel aan roest is te wijten eu ook voor welk deel dit het
geval is), vern. Hof den Haag 1 Nov. 1897, v, H, 1897
bl. 2G9; — Eb, Eotterdam 30 Mei 1900, AV. n^, 7507; —
18 Dec. 1901, AV. 7783; — 5 Apr. 1905, AV. no, 8417,
vern. Hof den Haag 15 INIrt. 1900, W. n°. 8401 (overmacht
bewezen geacht). — Zie ook Eb. Eotterdam 8 Febr, 1890, AV.
no. 5850, bev. Hof den Haag 20 Mei 1891, AV. n®. ()0Ü4
(onvermimlerd de aansprakelijkheid v. d. (jezagvoerder voor de
goede stuwage en behandeling van de lading aan boord v. h. stoom-
schip, is hij niet aansprakelijk voor , , . schade veroorzaakt door . . .
bederf-,
de schipper is alleen aansprakelijk voor schade veroor-
zaakt door bederf, indien tegen heni wordt bewezen, dat het
bederf een gevolg is van slechte stuwage of slechte behandeling
van het goed aan boord).

Alleen bij de clausules, onder d bedoeld, rust op den ont-
vanger do last van het bewijs, dat de schade (beschadiging)
komt ter verantwoording van den vervoerder.

Verg. Eb. Eotterdam 9 Mei 1894, W, (5593.

Nagenoeg algemeen wordt aangenomen, dat de clausules,
onder a en c vermeld, den vervoerder (schipper) niot ont-
heiren van de aansprakelijkheid voor schuld of nalatigheid
van hem zelf of van zijne ondergeschikten (schipper on
scheepsvolk), en dat dus do bovrachter of ontvanger, indien
blijkt dat de schade behoort tot do in oen dezer bedingen
genoemde soorten van schade, toch vergoeding daarvan kan
vorderen, mits hij bewijst dat do schado is
veroorzaakt door
schuld, ontrouw of nalatigheid van den vervoerder of van
diens ondergeschikten (bijv. door onbehoorlijke stuwage, door
den onvoldoenden toestand van het .schip, als anderszins).

Vorg. El). Amsterdam 2(5 Oct. 1854, W. n®. 1595, M. v.
11. 18UÜ bl. lül
(vrij van tchailej-, 23 Nov. 18Ü5, W. no.

-ocr page 287-

Cf^ . W^c^ ^ B.

Zkjuon/cry »"-«-«/I

(jjU

XIKM- ^ QiA-^Jè-j uA- oJUjL <iyrtJL «Tï» ; .io-t.^Ien/1- oi^ ^s«^

/ifdUU \'.CAju lAJU^ ^^^^ ^ ^

cnrxjL. oli^ .

-ocr page 288-

(J-\'fJUi, iLudL^^

efi^ CXjULÊ.

ZO-ihr^ ^ ^^ • uPi^f St. ttfir.

oJU.»^ tA erv^Aj/lczn^^^\'^ , cUj^ e^J^ . -Ci-rt-a^ -Nuul«^

C^-UJ^ tot^ ^ uy^iU^

* J } * *>\'<i*r tpat, d^. l^.

-ocr page 289-

518

2770 (free of hreahage and leakage); 27 Nov. 1884, W. no. 5245
{loss or damage resulting from — sweating, breakage, stowage or
contact with other goods)-,
11 Mei 1888, P. v. J. 1888 n°. 77
(nicht verantwortlich für Beschädigung, Bruch, Verderben, Lec-
kage)-,
Eb. Eotterdam 29 Jan. 1881, P. v." J. 1881 no. 27*
van alle schade en breken)-, 21 Oct. 1893, W. no. 6446,
AI. v. H. 1894 bl. 128
(not answerable for heating). —[Zie
voor Engeland:
ScRüTTOX, a. vr., artt. 86, 87 en 91, bl. 197
v.; — voor Frankrijk: Desjardins, a. w., dl. 4, 932, 933,
en bl. 507; de Valboöeb, a. w., dl. 1, n®. 340; Danjon,
a. w., no. 262; Lyon-Caen en Eenault, dl. 5, n°. 746; —
voor Duitschland: Botens, a. w., dl. 2, aanm. 6 op § 606;
ScHAPS, a.w., aanm. 27, 32 v., 61 op § 606; Hwb. § 657:
clausules „vrij van breken", „vrij van lekken", „vrij van be-
schadigdheid" en derg.; — Scand. zeewet art. 146.

In meer volstrekten zin Hof Amsterdam 20 .lan. 1893, W.
no. 6316, M. v. 11. 1893 bl. 137:
vrij van beschadigdheid; Ag
schipper is voor schade niet verantwoordelijk, tenzij hij zich aiin
een doleuse handeling (ontrouw, schelmerij, baraterie de patron)
heeft schuldig gemaakt. — Obobio de Gastro Jr., a. w., bl.

|__225 v.

In elk geval moeten de clausules geacht worden het eigen-
lijke vervoer te betrelfen; ontheffing van de aansprakelijkheid
voor onzeewaardigheid en niet behoorlijke uitrusting van het
schip is niet aan te nemen, tenzij deze uitdrukkelijk is be-
dongen.

Verg. Eb. Amsttïrdam 26 Sopt. 1890, W. n°. 6013: de
clausule:
Der Captain und die Jihederei sind nicht verantwort-
lich für Verlust oder Beschädigung entstanden durch Feuer u.
s. w. oder aus welchen atulern bekannten oder unbekannten Ur-
sachen solcher Verlust oder Beschädigung entstehen sollte oder
denselben zugeschrieben werden könnte,
ontheft niet van aan-
sprakelijkheid voor schade veroorzaakt door den gobrekkigen
toestand van het schip; het bewijs djuirvan rust op den gecon-
signeerde. — Anders: Hof Amsterdam 8 Jan. 1892, W. n®. 6167.

Verg. over de verbindende kracht van bedingen tot be-
perking der atinsprakelijkheid, die door den inlader niet onder-
teekend zijn, of gesteld zijn op een niet door den inlader
onderteekend cognossement, hierboven bl. 490 v. Zie voorts
hierboven bl. 368 v.

Strijd over de cognossement-clausules. Vergaderingen van de
A.ssociation for the Reform and Codification of the Law of

tl^

m

I ^ft^ê^^ uj\', ^ , "vT.

t\'.

L oU^x^t^ \\ VLÏj\' Vtcw« Ux i^tydjy^

f

i- .

ai-s»\'---

-i\' ■

-ocr page 290-

NCLLl^uuAAir-iuju.üül\' VÜJU
519

Nations te Liverpool in 1882 (Rgl. Mag. 1882, bl. 642 v.), te
Hamburg in 1885 en te Londen in 1893
{Rulcs of affrdghtment.
Journ. de droit int. priv. 1893, bl. 1092). De Congressen te
Antwerpen in 1885 en te Brussel in 1888. Minnelijke po-
gingen tot regeling, zie de aangehaalde literatuur. De ver-
gaderingen van de Duitsche Juristen-Vereeniging in 1884 en
1906, vaiï de Nederlandsche in 1886. "Wettelijke regeling in
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika bij de
Camers (of
Hartcr) Act van 13 Febr. 1893: verbod van bedingen tot uit-
sluiting van de aansprakelijkheid voor de zeewmirdigheid van
het schip, voor zijne geschiktheid voor de overeengekomen
reis, voor de behoorlijke bemanning en uitrusting, alsmede voor
de zorgvuldige stuwage en behandeling van do lading. In het
Gemeenebost van Australië is bij de
Sca-carriagc of goods
Act
van 1904 eeno regeling in gelijken geest getrottbn.

Verg. over de U. S. CarrierH .\\et: Hh. Hotterdain 21 Oct.
1S{)Ü, AV. n". (5880; ;) Fein-. 1897, W. u°. 7000; 5 Oct.
1904, \\V. n®. 8217;/— Ilof deii Haag 17 ^lei 1897, M. v.
11. 1897 hl. 79 v. — WmNf.VACK, dio NordamerikaniKche Har-
ter\'» .\\ct, iu Zft. f. d. gcH. Hr., dl. 52, hl. 75 v.

De tegeinvoordigheid auii boord van een loods, hi hot bijz.
van oen z
.g. dwangloods, heli de aansi)rakeUjkheid van don
reedcr niet op.

Bogrip van dwangloods: oen door don Staat aangewezen
loods, van wiens diensten men gebruik moet nuikon op ver-
beurte van straf. Tei^ onzent staatsloodsen, doch niot dwang
om hon to gebruiken door strafbedreiging, wel moot steeds
het loodsgeld worden betaald. Wet, houdende bepalingen op
den loodsdienst voor zeeschepen, van 20 Aug. 1859, S. n®. 93
(gew. (> Ai)r. 1875, S. n°. 62), artt. 1, 5 en 9.

A^erg. voorts art. 73 v. h. Alg. Regl. op den loodsdienst van
jt 22 Jan. 190;<, S. n®. 5, on art. 13 der wet van 1859: „dosUat
is niot verantwoordelijk voor do daden of
verzuimen der
loodsen en der beambten bij do loodsdiensten\'\'.

Dat <lo Hchipper verantwoonlelijk is voor do fouten van den
(dwang)lo
<Ml», werd in aanvaringoRnken herhaaldelijk hoHliHt, «io
hieromler hl. 5(54 v. Kvuuboo in hot algemeen do frauHche juri»-

-ocr page 291-

520

prudentie (Lyox-Cakn en Eenauxt, dl. 5, n®. 190). — Anders:
sectie 633 van de ]\\terchant Shipping Act 1894; art. 738
DHwb., doch alleen bij aanvaring.

De aansprakelijkheid van den vervoerder Avordt evenmin
opgeheven door het feit, dat het schip wordt gesleept en het
ongeval is veroorzaakt door schuld van de sleepboot.

Eb. Middelburg 30 Nov. 1898, W. -n®. 7211:-de inlader
heeft geen vordering tegen den sleeper van het schip, die oor-
zaak is van de ramp; de sleepboot staat in dienst van het ge-
sleept wordende schip, dat voor de fouten van den sleeper moet
opkomen.

Verplichtingen van den bevrachter of afzender (deels mede

van den ontvanger).

1°. Voor zoover zijne medewerking noodig is tot richtige uit-
voering der overeenkomst, die medewerking verleenen; den ver-
vrachter (vervoerder) niet noodeloos ophouden.

Het schip niet ophouden bij de belading. Zie hierboven bl. 484.

De vereischte geleide-papieren en dokumenten leveren: art.
471 K. i.
v. m. de bepalingen omtrent den invoer uit zee in de
Algemeene wet van 26 Aug. 1822, S. n®. 38, en de buiten-
landsche wetten op den invoer. Zie ook art. 509 1.1. K.

Ingebrekestelling is niot noodig: Eb. Amsterdam 14 Mrt.
1861, AV. n°. 2292. — Eb. Eotterdam 4 Dec. 1895, W.
n®. 6785.

Het schip niet ophouden bij deszelfs vertrok, gedurende
do reis of op de plaats der ontlading: art. 474, benevens
art. 477 K.

„Bij deszelfs vertrok", scil. op andoro wijze dan door niot-
tijdigo belading, waarover du artt. 464 vlg. handelen. Zie
AVilleumiek, a. w., bl. 32 v.; — D. E. v. Eaalte, hot rechts-
karakter enz., bl. 115 v.

Onder art. 474 valt lossing van rood» ingeladon goederen
(art. 511), ophouding in do ordorhaven, onz. — Zio ook Voon-
DuiN, AV. v. K., dl. 3 bl. 29.

Voorbeelden: Eb. llottordam 7 Nov. 1891, W. no. 6121
(niet vorschaffon van sloopgolegenhoid); — 28 Nov. 1906, W.
no. 8656 (sleopcontract).

Het schip niet ophouden bij de lossing. Zie hierboven bl.
498 vlg.

i

JLjf. ß*.. ^ v.

■•n

i\'

7 / f ^.A !

. CjJ". yii / j ftnv C, t^nw

-ocr page 292-

r^J

M-

2°. Vracht betalen.

P. I\'eï, de vrachtbetaling in het hedendaagsche zeerecht, Prft.
18(59. — A. Nicol Speyer, verschuldigdheid van vracht bij
vervoer ter zee, Prft. 19()G.

Vracht kan bedongen worden bij de maand (zooals bij time-
charter),
in een som in eensv (bij de reis) of op andere wijze on-
afhankelijk van de hoeveelheid goederen welke wordt vervoerd,
bijv. per ton laadvermogen van het schip of per registerton
{lump-sum-freight), zie Bijlage XXIII, of wel bij het getal, de
maat, het gewicht der ingenomen of uitgeleverde goederen.

31en onderscheide: 1°. weight goods, heavy goods, goederen
die per een gewicht hebben van 1000 kilogr. of meer, i

waarvan dus 1000 kilogr. ten hoogste 1 M-\'\' of 0.353 register-
ton van 2.83 ruiuite innemen; in lüngeland: waarvan een
gewichtstfln van 20 Eng. centensuirs (cwt.) of lOlG kilogr. ten
hoogste 10 Eng. voet^ of Vn» registerton (1.132 M-\') ruimte
inneemt; deze betalen vracht per gewicht; 2°.
measurement
goods,
goederen die een grootoro ruimte innemen, wier specifiek
gewicht minder dan 1 is; deze betalen vracht muvr den omvang
(de maat).

Berekening van vracht, bij de maand bedongen: artt. 463
en 462 K.

De vracht is tot het bij de vervoerovereenkomst bepaalde
bedrag verschuldigd door dengene die deze overeenkomst met
den vervoerder heeft gesloten (de bevrachter of inlader),
bovendien tot het bedrag, in het cognossement aangegeven,
door dengene die als houder van dit stuk zich tot ontvangst
der goederen aanmeldt, hot cognossement prowmteer^. Van
dezen geldt het hierboven bl. 370 vlg.gezegde: door zich met hot
cognossement imn te melden, treedt hij too tot do in dit .stuk
omschreven vervoerovereenkomst, waardoor alsdan zoowel zijne
rechten als verplichtingen worden bepaald.

IU:u(i8MA, 1)1. !)7 v., neemt min, dat door hel nn\'senteen>n , ,

van luit cogn. een overei\'nkomst tusschen sclupper en gecons. -
lot stand komt. — In dezen geest^Hb. Hotlerdauj 21 .Vi)r. .

1901, W. n°. 7G8t), ten betooge dat de schipper, na uitleve-
ring van het goed, van den ontvanger do vracht volgons cogn. " " \' \'

/(^i^^oA^v»^ ^ ^^ t^ay, tju) rv\'/OOf :

kan vordon\'n. — Ith. .Vmslordam 12 Kohr. 1901, .M. v. 11. ^fi- di.

UJ <i>j(>3

^xi. t^^txrre^t ija^^i.

IttMJ f ^ /-wy ,

ItrvoCcnjinJ, Jt^ Cc,

A

-ocr page 293-

522

1905 bl. 279: de gecons. treedt tot de bevrachtingsovereen-
komst toe cn stelt zich voor de betaling der vrachtpenningen
aansprakelijk door zich do goederen krachtens zijn cogn. te doen
afleveren. — Zie ook Rb. Rotterdam G Mei 1908, W. n°. 8807;
— Kgt. n°. 4 Amsterdam 7 Febr. 1908, v. H. 1908 bl. 3.

Bevrachter en geconsigneerde zijn nevens elkander tot vracht-
betaling verbonden. De verplichting van den bevrachter of
inlader vervalt in het geval, omschreven in art. 488 K.; de ver-
voerder is derhalve tegenover den bevrachter of inlader ge-
houden de vracht enz. bij den ontvanger te innen.

Verg. Bkbgsma, bl. 101 v.: bevrachter en gecons. zijn hoofde-
lijke medeschuldenaren.

Indien de geconsigneerde weigert het goed to ontvangen,
heeft de vervrachter, voor hetgeen hij na verkoop van het
goed door den schipper te kort komt, alleen aanspraak tegen
den bevrachter of inlader, art. 489 K.

De vracht is verschuldigd aan den vervoerder (vervrachter,
ondervervrachter of vervoerder van stukgoederen), niet aan
den schipper, al kan deze als zoodanig (qq.) de vracht innen
en, althans ter plaatse waar de reeder niet is vertegenwoor-
digd, in rechte vorderen (artt. 485 v. K.). Voor zich zelf kan
de schipper nooit de vracht vorderen.

Rb. Amsti-rdam 12 Febr. 1901, M. v. 11. 1905 bl. 279
(vordering v. d. vervracht^\'r tot vrachtb(?taling t<*gen den gecons.
toegewezen). — lïb. Rotterdam 13 Juni 190(5, W. n®. 85(52:
ook wat do vrachtvordering ter zake van de lading botrofl staat
do reedorij tot den kapitein in do verhouding van principaal
tot ondergeschikte. — Hof don Haag 11 Mei 1907, M.v. H.
1907 bl. 221:
als d<> cargadoor de vracht hooft ontvangen on
met don reeder hoeft afgerekend, kan de kapitein d(!n cargadoor
l<i dier zake niet aansprokon. — Anders de beslissingen, hi<*r-
bovcn bl. 189 aangehaald. — Verg. livox-(\'a.kn on Kenaui-t,
dl. 5, 751 v.

De vracht is eerst vorderbaar na voUooiing van de\'reis,
maar moet dan ook
legen richtigc uitlevering van het goal
door den ontvanger worden betaald, artt. 460 en 487 K. Voor-
uitbetaling kan niet worden verlangd.

Richtige of behoorlijke uitlovering: Rb. Amsterdam 17 April
189(5, .M. v. H. 1897 bl. 8i; 30 Juni 1898, 1\'. v. .1. 1898

icjl, IÇ U/cti^y^if.

n

-ocr page 294-

y /^öl^i^Ät^ O^ Sk.

^ .»dn^^ l*«\'/- e^

uit^cP^^ c^f^,\' rorPt OU. .J^ A..

c^- f^" -- ^^

te

i.

023

11°. 101 (uitlevering van espenstammen). — ïegen uitlevering:
Rb. Rotterdam l.\'i Mrt. 1.S80, W. n°. -1192, bev. Hof den
Haag 17 .lan. 1S81, \\V. n°. 1597; — Eb. Eotterdam 7 Jan.
1893, ]M. v. II. 1893 bl. 90, AV. n°. (5294. — Zie ook Eb.
Uonlrecht 18 .Tan. 1893, \\V. n°. 6314. — A^erg. hierboven
bl. 007 en 511.

A\'racht, bedongen per getal, maat of gewicht, is vracht per
u i t g e 1 e ve r d (niet per i n g e n o m e n) getal, maat of gewicht.
A\'^andaar^^de den schipper in de artt. 382 en 491 K. toegekende
bevoegdheid, bij de lossing de telling, meting of weging te
vorderen, d. w. z. eene door den ontvanger gecontroleerde
(contradictore) gelling enz., die voor partijen bindend is, te
doen geschieden. De kosten komen voor zijne rekening. Maakt
de schipper van deze bevoegdheid niet gebruik, dan heeft hij
het bewijs van het uitgeleverd getal, enz., door andere mid-
delen te leveren. Den ontvanger staat alsdan het tegenbewijs
vrij, waaromtrent art. 492 K. een van art. IJloO 3°. B. AV.
afwijkende bepaling geeft.

llof Nd.-lloll. 7 Jan. 18(54, vorn. Rb. Amsterdam 24 Deo. ^

1862, :M. v. II. 18(51. bl. 79, 1863 bl. 40 (binnenl. vaart^; — l)

Eb. Rotterdam 29 .luni 1898, AV. u®. 7205 (vracht a 25 s.
per Kng. voet\'\': op do uitkomsten van een eenzijdig verrichte
moting kan de schipper zich niot beroepen); — Rb. Eotterdam
7 Dec. 1898, W. n®. 7277 (vracht 13Vi <1. per St. Peters-
$t. ^

burg Standard of 1(55 Eng. cubic feet: do schipj)er levert ge- ^^ ct<i/»c/ - t^HJC^
noogzaam bewijs door overlegging vat» hot cogn., nu do latling ^ - ^

zoudor protest of luvnleekening van tekort is ontvangen)? — ff

Rb. Rotterdam S ^Irt. 189S), W. n®. 7300: als de kai)itein
niot gebruik maakt vat» art. 491, kan de ontvanger volstaan
mot vracht te betalen over do cognossemontsmaat. zoolang de
kapitein niet bewijst moor to hebben uitgeleverd. — Hof don
Haag 6 .lan. 1902, W. n®. 7813, en 4 .Alei 1903, W. u®. 7952
(vern. Rb. Eotterdam II .\\pr. 1900, W. no. 7503), M. v. H.
1902 bl. 51, 1903 bl. 83: beteekenis van
„freight on deals and
boards payable on ijitake measure of (piantity delivered as
custonuiry" i. v. m. „cubic measurement unknown to master"; do ^ t^

vracht moot worden berokond naar het in hot cogn. vormeldo
resultaat van do moting bij do inlading. — Hof den Haag ^ - f^

Jan. 1901, \\V. n°. 7564 (vorn. Rb. Rotterdam S) Febr. 1898, b/^-r^.vyy
\\V. n°. 7001): de wot schrijft woging vdcSr do lossing niot
voor; do ontvanger, woging vorlangondo, kan niet van den

-ocr page 295-

52-t

kapitein vorderen daartoe mede te werkei) en aan boord ge-
fj legenheid te geven. — Hof den Haag i- Nov. 1901, AV. n°. 7711

h (vern. lib. Eotterdam 30_()ct. 1900, W. ii°. 7551): de kajntein,

in zijn belang telling bij de lossing verlangende (art. 191), lieeft
de kosten daarvan te dragen.

Overmaat door beschadiging mag niet invloed hebben op
de vrachtbetaling. Ook bij berekening van de vracht naar
- het uitgeleverde getal moet overmaat uit deze oorzaak buiten
rekening blijven.

Verg. Hof Nd.-Holland ü Apr. 1818, \\V. n°. 991; — Eb.
Dordrecht 21 Dec. 1855, AV. n®. 1786. — Art. 620 DHwb.
— Anders Pet, a. vr., bl. 27 v.

Volle vracht is verschuldigd, als het goed door den
schipper ter plaatse van bestemming wordt afgeleverd, in
welken staat en op welke wijze dan ook, art. 496 K.

„Tn welken staat dan ook": abandon of in betaling geven
van het goed, in geval van beschadiging, voor vracht, avarij
en onkosten, is niet toegelaten. Uitzondering voor vaten met
vloeibare stoffen gevuld geweest, art. 497 K.

Verg. art. 310 Code de comm. en artt. 25 en 26 Ord. du
comm. v. 1681, bk. 3, tit. 3. \'— Lton-Caen en Henat\'LT,
dl. 5, nO«. 759 v.

Zie voorts Pet, a. w., bl. 95 v.; — Speyer, a. w., bl. 122 v.

Door aanneuung der vaten met schriftelijke kwijting voor de
ontvangst vervalt het recht van abandon: Kgl. n°. 1 .Amsterdam
2 Juni 1871, :M. v. II. 1871 bl. 111.

„Oj) welke wijze dan ook": ook als het schip (ten gevolge
van overmacht) de reis moet staken, is volle vracht ver-
.schuldigd, indien de schipper het verden\' vervoer bezorgt,
artt. 483 al. 2, 484 (arg. a contr.) en 478 al. 3 K.

A\'^olle vracht is voorts verschuldigd voor goederen, vtn--
beurd verklaard in geval van art. 477, of verkocht krachtens
art. 372, of geworpen ten gemeenen bate, in de beide laatste
gevallen mits de overige goederen <le\' bestemmingsplaats
bereiken, artt. 480 en 481, wjiarmede te vergelijken art. 373 K.
Artt. 481 en 729 K. zijn niet met elkander in strijd, zio hier-
onder bl. 553.

Atolle vracht is ook verschuldigd van goederen die door

rf-.

--^Tï

mm.

-ocr page 296-

r4 -

iM

r- oj^T

; /k, aJ. : inrtU- -tÄiyt/irw^i, i), irtA^tjC.^^

cJ^yoi- öL^j , 7g#.! /-/i. lixji-pf-t, UMri^ cArcry- tno^

\'C^i^tUjué*^ o^w oU- CTta-».«^. I/^M*/»^

\'H/O-OlW\' i ^-^npi^oJt. ùtrvT

üi

den bevmcliter of inlader gedurende de reis worden terug-
genomen, artt. 478 al. 1 en 511 K. Zie hierboven bl. 487 vlg.

Vertimmering van het schip in een noodhaven heeft op
de bevrachtingsovereenkomst geen invloed; hidien de vracht
bij de maand is bedongen, is gedurende den lijd der ver-
timmering vracht niet verschuldigd, art, 478 al. 2 (waartegen
Pet, t, a. p., bl. 54 v.).

Nevens de vracht is de bevrachter of geconsigneerde „de
onko.sten en avarij-gros.se" verschuldigd; zie artt. 485, 487—490,
477 en 478 al. 1 K.

Vracht jjro rata (itineris), pro rata vracht, distantie-
vracht,
pro rata freight, fret proportiomiel oi fret de distance,
Distanzfracht.

Zij is verschuldigd, buiten het geval van art. 478 al. 4
(afkeuring van het schip in een noodhaven), in de gevallen
van art. 483 al. 1 i. v. m. art. 484 (vrijkoop der lading na
neming, als de reis niet kan worden voortgezet, en berging
door toedoen van den schipper nït schipbreuk) en van art. 480
(verkoop van goederen door don schipper voor scheepsbehoef,
indien do overige goederen do bostemmingsj)laats niot be-
reiken), waarover verg.
Pkt, bl. lOÜ v., en Spbvkh, bl. 69 v.

„In ovenredighoid van de reeds afgelegde reis", art. 478al.
I K., te verg. met § 631 Dltwb.

Het stelsel van distantievracht geldt in Italië, Frankrijk en
Duitschland, niet in Engeland, noch in België, art. 94 i. v. m.
art. 97 wet van 1879 (artt. 139 en 142 wet van 1908).

Do distantiovracht is oen uitvloeisol van do bo.schouwing van
hot vrachtcontract als huur en verhuur van hot schip of van
dion.sten, verg.
Kist, <11. 5, bl. 213 v. Daartegenover stiuit

do oj)vatting, dat het is eeno overeenkomst van vervoer: eene

door den vervrachter te verrichten ondeelbare praestntio (locatio
operi.s). De bepalingen van art. 478 al. 3 en 4 K. beantwoorden
niet aan <lo billijkheid. De praktijk hooft abandon voor de
distantiovracht ingevoerd; or wordt niet meer
vracht betnald
dan de goederen in de noodhaven opbrengen. Evonzoo de
gewoonte in Frankrijk en § (>30 DHwb.

-ocr page 297-

526

De Sheffield Rules of Afireightment van 1865 en het ontwerp
van 1865 tot wijziging van den Code de commerce in Frankrijk,
art. 298.

Yerg. Pet, t. a. p., bl. 15 v.; — de Couhcy, le fret, in
Questions de dr. mar., 1^® série; — Molengraaff, in Revue
de dr. int. 1882, bl. 257 v., 276 v.; — Bebgsma, a. w., bl. 7
v., 27 v.; — Speyeb, a. w., bl. 103 v.

Vracht is niet verschuldigd, ook niet gedeeltelijk, als
het schip
hij het vertrek onzeewaardig was en de reis dienten-
gevolge
niet behoorlijk volbrengt (bijv. niet zonder het aan-
doen van eene noodhaven), art. 479. Het bewijs der onzee-
waardigheid heeft de bevrachter te leveren.

Verg. Pet, bl. 68 v. — Speyer, bl. 99 v. — de Courcy,
t. a. p., bl. 149 v.

Rb. Rotterdam 4 Juni 1862, AV. n°. 2407, bev. Hof Zd.-
Holl. 11 Jan. 1864, AV. n°. 2787.

A^\'racht is evenmin verschuldigd van goederen, „door schip-
breuk, stranding of door andere overmagt vergaan, of door zee-
roovers of vijanden genomen", art. 482, of na schipbreuk of
stranding geborgen buiten toedoen v(in den schipper, art. 484 K.

Zie over art. 482 : Hpeyer, bl. 124 v.

Het beding van vracht over het ingenomen gewicht, getal
of maat .sluit toepassing van art. 482 niet uit; daarentegen
is vracht, vastgesteld onafhankelijk van de hoeveelheid welke
wordt vervoerd
{lumpsum-freight), in haar geheel verschuldigd,
al wordt door overmacht niet de geheele overeengekomen
lading ter bestemmingsplaats afgeleverd.

Rb. Rotterdam 29 Mei 1901, \\V. n®. 7693: vraebtbeding
van 26 Alark per ingenomen St. l\'elcirsburgiT Standaard van
165
voet3; voor over boord geslagen deklading is vraobt niet
verschuldigd. L

Zie met betrekking tot vracht, in een\'som in eens bepaald,
in den hierboven aangegeven zin: de lüngc\'lsclie rechtspraak,
Cabvek, 4<1o dr., sect. 550, bl. 651 v.; .\\unoiT, 1 I«\'® dr.,
bl. 709 v.; en voor ons recht H. t\'. .1. Lodek, in Kgl. Mag.
1907, bl. 606. — In anderen zin: § 617 DHwb.; lib. Rot-
terdam 18 Der. 1901, AV. n°. 7795, bev. llof den Maag 12

--.-«r-^lflBi\'-. - ■ Vf -

ZUo l/vfLUAyC.

enr»^ oCk,

-ocr page 298-

y

^«UÎ^A/- rf /dû. ^a/ve^ /o ^ C m, (rf^A^ CAry^ Aic^ ^^^^

TïZtUItU, Ji, rzA^/-.

\'hc.UJ. . /Uf.-.e^ clMntUc. Ji^ ir^ ^ \'XM/ti^UJP^JxJ^ ^^ X. -unru^St,,

Ir.iJi. ^vi- St^ iret^^icA M..

wM

52/

Jan. 1903, AV. iio. 7893: door de vastatelling als vracht van
een bedrag in eens wordt niet afgeweken van den regel van
art. 182 al. 1 ; Speyeh, bl. 1-18 v.

In het geval van art. 482 al. 1 kan zelfs hetgeen op reke-
ning is betaald (een gegeven vracht voorschot) worden
teruggevorderd, art. 482 al. 2. Beteekenis dezer bepaling.

In de praktijk komt het vrachtvoor.schot voor als vooruit-
Jjetaling van vracht met beding van restitutie.

Uitlegging van het l)eding: „do vracht bedrajigt ƒ 10.800.—,
l)etnalbaar de helft na het vertrek uit do zeehaven, onder ver-
band van restitutie wanneer het schip deszelfs bestenuningsplaats
niet heeft uu)gen bereiken, en de wederhelft na geheele ont-
lossing": Hb. Amstordain 11 Nov. 18(1(5, vern. door Hof Nd.-
llolland 17_Nov. 1807, M. v. H. 180(5 bl. 219 en 1807 bl.
331 (het sluit do verplichting tot betaling van distantiovracht
uit).

Vooruitbetaling van de vracht (zonder restitutie);/rcf«
événement. Zij wordt door nagenoeg alle stoomvaartlijnen be-
dongen. Cognossement-clausule:
frenjlit to hc paid here. Over
de beteekenis van dit beding zie hierboven bl. 280.

In chertepartijen pleegt vooruitbetaling van een deel van
den vrachtprijs te worden bedongen in den vorm van een
voorschot op de vracht onder aftrek van de j)remie van ver-
zekering: „sufHcient cash not exceeding . . . . to be advan-
ced at port of loading,
sabjcci to premium of imiirancc^\'. De
belasting van don vervrachter met de premie van de verzeke-
ring ton behoeve van den bevrachter brengt mede, dat terug-
vordering van het voorschot is uitgesloten.

/iio over do boteekeniH van dit beding: Hb. Anistordaui 10
Apr. 1809, W. n°. 31 U, vorn, door Hof Nd.-Holl. 21 .Vpr.
1870, Al. v. H. 1870 bl. 11(5*4? 200 lo bo ndvnncod captain
in Java froo of coniniisNion bul subjecl lo priMuiuni of Insurance
and o.xcliango; foilidijk vorlios van do vracht na afkeuring van
het schip in oen noodhaven en vonler vervoor van do lading
mol oen andor schip); — .Arbiters AniHlerdaui 31 Mei 18(51,
.M. v. 11. 18(55 bl. (5(5 (vrachtvorzokoring door donrcodor); —
Hl). Holterdani 2t Nov. 1897, W. n°. 7099, AI. v. H. 1898
1)1. 85, bev. Hof den Haag 5 Uoc. 1898, \\V. n°. 7250. —
Zio ook Mof den Haag 25 Nov. 1895, M. v. II. 1890 bl. 91,

-ocr page 299-

ó

\'V LONDON, E." ■ ^

CMARTe«\'\'!-*
OePAHTMC^»\'^

(708. 1.)

Soh. 1. Form L 7.

GULF—NET GRAIN BASIS CHARTER.

C^is-^ulcm/, 190 êr

(Ibartev»lp>ai-tij.

T is this day mutually agreed between.

Owners of tlie good Steam Ship or Vessel called the..................................T\'tf\'-i"..............^■^h^iOOXytil^ Q/X^.^^ JlllJgJf^gywt

3 a deadweight capacity for cargo of 2,240 lb3.^on lfcr...?.WiJl»V<Ci>l..^reeboard,<

to........................................................) sail and proceed to NEW ORLEANS or GALVESTON, or MOBILE, as ordered atf^PeHi-Bwie, or so neaA

s^WSTB^

^ LIVERPOOL. ""CP

AND

I

LONDON.

BRISTOL.

CARDIFF.

MANCHESTER.

HAMBURG.

ANTWERP.

NEW ORLEANS.

GALVESTON.

MOBILE.

MONTREAL.

LAS PALMAS.

TENERIFFE.

...... ■Tons net or thereabouts, and guaranteed to have

now...................................................................... and ELDER, DEMPSTER & CO

That the saidifijeanKiPiiilialli^ith all convenient speed (having liberty to take Cargo for Owner\'s beuofit from

../a...........l^.\'............................-...............Charterers.

i<li^cani(«^al]^ith all convenient speed (having liberty to take Cargo for Owner\'s beuofit from...SrflWr.^T^*^^^»*^^^^^...........•Id^\'C\'fLi^i^HJK

..........................................) sail and proceed to NEW ORLEANS or GALVESTON, or MOBILE, as ordered at^Pwffc Bwiib>, or so ncaf^

thereunto as she may safely get, and being then, in Hull, Boilers, and Machineryj tight, staunch and strong, classeii....................and in every way fitted and

&C., &c.

fidly equipped for tho Voyage, shall load according to tho custom of tho port, always afloat, from tho Agents of tlio said Charterers a full and complete cargo of
"WHEAT "or M.\\IZE RYE, in bulk, \'o^^ other lawful Merchandise, at Charterera\' option, not exceeding what she can reasonably stow and carry, ^r and above J^
Tackle, Apparel^\'Provisions, Furniture, aud Fuel, and W^ji^rr^^^ loaded, shall therewith proceed direct under steam all tho way to a good and safe ^t ii^the Unitea
Kingdom, or on tho Continent of Europe, between
^^luiuiuau» and Hamduro, both inclusive, anil Including Rouen, as ordered on signing Bills of Lading, or so near
thereunto aa shl; may safely get, and there deliver
jte
oi...CL<d..k

sterling, at ^d after Jhe mte ............................... y....-^.....^............................

To load

and

the same, where

she can lie saftly always afloat, agreeably to Bills of Lading, on being paid Freight, in British

_^othenbua((f \'^^^dered to a

AarliuiW^Coaroha gen. Moditi!hi»*£ani»»rt\'not

Kiel, r^jJiwS^BlsinK- liaat of

bqaii^nalmo, uW^md- lUjl^^fsratiis

„at

CorkaÄSijlJiouth for
or(le*<\'orw»»tU iient
Urect, as al

If oitlered to a direct
p«t in
U.K.

( a.

scrqpa. ^S/ cxcludcd).

<7/3

New Orleans

ffV

Galveston

ayu^faffvt.

01- (r\\M/ijt4J^ i/ euLuiJcd

l[(0

.enA^

J-

BJojiA, /inv

Ton of 2,240, ^

[obiTe

Mob?
M

nnd/iir

Mtk

ta ]ioiit of diniihiii\'Ma in ti>9 tfiKi » Contimintj wliiuh aw lie

12 hours of arrival (or lay days to count). Freight in this case to bo five per cent., additional if oixlered to the Continent.

Charterers to have the option of ordering tho Steamer to Frcdcrikshaven. Elsinore, or r!fir""\'\'i\'tj\'("I HMilii\'i ........... for orders which are to bo given within 12

hours of arrival, or lay days to count (unless ordered di^rrti P" "\'n \' I.""..... i ...o^-.n...,,. gt gf t;],^ following ports, viz:—Gothenburg, Aahruus, Co))cnhagen,

Kiel, Nvhnnr TTel^itif^li^j-" - t ii^mwr..,! J».. ^f ireight to be considered as given on signing Bills of Lading. Orders for these ports may be given at

wmliin-tahewM ef aii\'iyiil wu lay dityo toomi», whieh bubb wti uf fiuiglit (il lu fiiu put\' wiitii njitnn

Tho freight to be paid on unloading and right delivery of the cargo, in cash if disohargod in (he United Kingdom, or if ordered abroad, in cash at current rate of
exchange short sight on London.

Owners shall,pay at ])ort of loading two and one-hilf per cent, commission and also cost of insurance (insurance elfected at Vessel\'s risk), on tho amount to bo advanced
(not exceeding
£250) by Charterers or their agents, for disbursements and charges at the port of loading;, and Master shall give his draft on ownei-s or consignees as required
to cover said .idvances (payable within three days after arrival or out of the first freight collected), or if required, a bank credit to be furnished by the owners for amount
of said disbursenisiits. In the event of any such draft being dishonoured, either on presentation for acceptance of payment, tho owners shall pay the amount thereof and
exjwnses, to the holder on demand. In the absence of fraud or clerical errors, the .signing by the Master ol any such draft shall be conclusive evidence of and authority for,
the advance of such cash for disbursements, charges and freight difference. j

Loss or detention by the Act of God, Arrest and Restraint of Princes, Rulers or People, War, Quarantine,\' Epidemics, Riots, Frost, Ice, Strikes or stoppages of Labour,
Firo on Board, in hulk or craft, or on shore, barratry of Master or Crew, enemies, pirates or thieves, tollision«, stranding or other accident of navigation always mutually
excepted throughout this Charter (even when occasioned by negligence, default or error in judgment of the Pilot, Master, Mariners, or other servants of the shipowner.)

Not answerable for any loss or damage arising from explosion, bursting of boilei-s, breaking of shafts, or any latent defects in the machinery or hull, not resulting from
due diligence by the owners of the ship, or any cf them, or by the ship\'s husband or manager.

It is mutmllj- agreed that this shipment is subject to .all the terms and provisions of, aud to all tho exemptions from liability contained in the Act of Congress of
the United States, approved on tho 13th day of February, 1893, and iiills of Lading are to be issued, in conformity with tho said Act, General Average shall be adjusted
according to York-Antwerj) Rules, 1890.

Steamer to have liberty to sail with or without Pilots, and to tow and assist vessels in all situations.

Steamer has liberty to coal at Newport News or Norfolk, in which case Ciiarlerers or their Agents have tho option of giving orders there, said orders to bo given within
12 hours of arrival^rlay days to ciuut. aud foc-Burposea.of freiglit to be cousidercd, as given on sicnintf JlULi of Lailing. Captain to givo writtau notico bcCoto. aiKivlug
Bill« of Lading whether he calls for coal or not, and at wliieh coaling station.

Steamer has liberty to coal at a port in the United Kingdom if ordered to the Sound or neighbourhood us above.

Tho Cargo to be bronght and taken from alongside tho Steamer at Merchant\'s risk and expei^e. /.>.., I t"^ /L

Charterers to have the privilege of designating a wharf or wharves for loading. injJ^ tO^ ^ CK^\' iM^^tJxAXAUA^

Charterers are to load, stow and trim the cargo at their own expense, under the direction of Tho Master, but tley shall not be responsible for improper stowage. Should
ballast le required, the same shall bo furnished by the omiers.

CharJ^ry)7njy^ir,gUnerican tonnage dues, pilotage, lighterage over Galveston Bar, and all ^lort charges incidental to the homeward cargo at New Orleans,«»»»yor
Galveston, Jni iu<niigelevaWng, stevedoring, ordinary quarantine, but not fumigating, wharfage and tarpaulins, and to provide and fill sacks required to secure bulk grain,
stripping fe make ceiling tight, and to provide an Agent for Custom House business; but.tho owners to yovida «txwwwy
ihiftin^ hoapilii) an4 feeders and dunnage in
the event of general cargo being shipped, and to pay all port and other \'cli^jA ineiJen^ ^^N^W\'^^F^^t^VW

^--

" thu Otwiiun\' tu Um\'li

-UM«

Uli fniifinul niido

IJ 18 ll

■fir

mf uuIL

\' >

> Ï
i

the discharging port to which Steamer may bo

Charterers\' Agents to pay cost of discharging cargo, pilotags, and a
ordered, and to provide an Agent for Custom House business,

Steamer to furnish use of her tackle, steam-hoisting engines with suffiiWent stc^i to work them at full speed simultaneously, and engine drivers in loading and dis-
charging cargo, an<J to trim and discharge her ballast, as Charterers may wish, at her expense and to work day and night aud on holidays, if required.

The whole of the said steamer, including cross-bunkers, bridge-deck bunkei? (if any), alley-waya, peaks, lazaretto, space under bi^go-deck, poop, deck-room, consistent with
Bteamer\'s seawortliiness, and all covered-over spaces on deck, SKRIS\'^^y.iS V^^xfyij^ carry cargo, if she were to load

entirely for owner\'s benefit, witli tho exception only of the ordinary KdeTtOiMiar^ ancnWScr^abins, and necessary room fi.r the

accommodation of the crew, shall be placed at the disposal of the Charterers, Tor Inrcir solo use, and no other goods shall bo taken on board without their written permission. If
required, all wooden btdkheads and slufting boards to be taken down and carried on deck.

If the cargo ctnnot be discharged or loaded by reason of a strike or lock-out of any class of workmen, essential to tho discharge or loading of the cargo, the days for discharging
or loading shall not count during the continuance of such strike or lock-out. A strike of the receiver\'s nicn only shall not exonerate him from any demurrage from which he may
bo liable under this Charter if by the use of reasonable diligence he could have obtained other suitable labour, and in case of any delay by reason of tho before mentioned causes,
no claim for damaj^ shall be made by the receivers of the cargo, the owners of the ship, or by any other party under this Charter.

Owners are to furnish Charterers with a displacement scale and a complete plan of the Steamer, showing tho correct measurement of every
comjiartment, and on arrival at loading port the Captain shall inform Charterers, in writing, of the amount of coal aboard, and also quantity required, both in the event of
steamer proceedinj homeward direct, or via Norfolk or Newport News.

Any extra due« in consequence of tho steamer not being British, to be borne by Owners.

Should the cargo shipped be of such a nature that Vessel is unable to load her full deadweight. Charterers are to pay freight on her ascertained Maize capacity.

The Captain thall sign Bills of Lading as presented, without prejudice to this Charter Party, any difference between tho amount of freight by the Bills of Lading and this
Charter-Party, to be jaid at Port of Loading before sailing.

If the steamer be not sooner dispatched....^.w...........runnii^ days (Sundays and holidays excepted) shall be allowed Charterers for loading and discharging, and ten days

all port charges jncfientarto homeward cargo TLT

S I

on demurrage over and above the said lay days, at\'the rate of ..............

........................per d.iy, detention through quarantine not to count as lay days. Lay

Inext, unless with Charterer\'s consent, and to commence on tho day following receipt, during
ordinary business hours, by Charterer\'s Agents of Captain\'s written notice of readiness, acconiiianied by Certificate of the New Orleans Board of Surveyors. Should the Steamer
not be ready to lo»d before noon on time. Charterers have the option of cancelling this Charter-Party.

The Steamer shall be consigned to ELDER, DEMPSTER <& CO., or thfir Agents, at port of loading, »«jinQ tli

cargo for tho recovery- and payment of aft

Cluthiiiiilniif,, i^mliuLu, (J.jpuuhii^iir,

Jm.

Charterer\'s liibility to cease when the cargo is shipped, tho O^vner or Master of the Steamer to have^^

freicht, dead freight and demurrage. Should the Steamer be ordered to discharge at a port on the Conti^eh!^

iUliiii there is not sufficient water for the SteamSr ,to enter the first tide after arrival, and lie always afloat, lay days

to count from 24 hours after arrival off the port, and any lighterage incurred to reach the port of discharge ia to be at the expense and risk of the receivers of the cargo, any custom
of the port to the contrary notwithstanding.

Meithaiiij uljiu tu

TInvrn fffindn tn

wiiwyiil in 11 mm

T®r

and

fid It a

-Mr*

LuiidiMi

>t atmdhiiiit\'s ii*li »wd iiifi

»■y yart ihntfli

Should the Steamer be ordered to discbarge at a port on the Continent, ory^
such port is inaccessible by reason of ice on the steamer\'s arrival, the Master shall {i\\ve the option of waituig\'until the port is\'open, or of proceeding to the nearest safe ojien
port or roadstead (telegraphing his arrival there to Charterers) where he shall receive fresh orders for an open and accessible port of discharge, within 24 hours of arrival, or lay
days to count. If »0 ordered the Steamer shall receive the same freight as if she had been discharged at the port to which she ^vas originally ordered.

If the nation under whose flag Steamer sails shall be at war, whereby the free navigation of tho Steamer is endangered or in case of blockade or prohibition of export
of Grain and Seed from the loading port, this Charter shall bo null and void at the last outward port of delivery, or at any subsequent period when the difficulty may
erise previous to Cargo being shipi)€d.

Owners or Captain to telegraph Vessels sailing from last port of departure to " ELDER, NEW ORLEANS."

Should any accident occur to the steamer causing her to be detained in any port or place, tho Captain, if practicable, shall telegraph information of same to Charterers, and
in any case give die earliest possible advice.

Penalty for lon-ijerformance of this agreement proved damages, not exceeding estimate amount of freight.

In consideration of this Charter a brokerage of 5 per cent, on the gross amount of freight, primage, dead freight and demurrage is hereby due by the Steamer (lost or
notto3t)to........................................................... ...........Address commission of^ I>er cent, is due to
ELDER, DEMPSTER & CO. \'SW^.^^tct^A^

i/^ti/p/

tJLJSU

Iflwiia nt fftlffiiti

tum ""fTipm"\'

thfhiiifl,. AniliitiiiJ, Cupuidiiii\'uii, Hill, Wjliiigi Iluluiu^bui\'fe\', Malt

Mit na Iny dnyni tinaiilmnta iiTfiniittiil

All cargo on board under this Charter in excess of the aggregate quantity required by BUls of Lading shall belong to the Charterers, and be delivered to their Agents
»t porta of discharge without any claim by the ship, average and salvage claims excepted.

j. ß. lliU^AuLj^ .

(5; Gl

I 1 i ^

-ocr page 300-

...................................................................running days (Sundays and holidays

excepted) remain for the discharge of this cargo- All
conditions of this Charter-Party have been complied with
at this port.

.................................................................190

A

-ocr page 301-

/ äWC

z Ml^

2a c^-^ 1-V.éit^ j

iç Jk^ . Tc.--«-«. .

21 Jh^ . ! j .

tS z^u^i^t^

-ocr page 302-

Het Examen ter verkrijging vau den Graad van

.^Ged.

Doct^ in de RECHTSWETENSCHAP

van deji Candida^(t-c~ ^ ih ^ zal plaats hebben

/

-ocr page 303-

Z-

BIJLAGE XXin.

Wilmington Lump Sum Charter.

jt it t^f bag raatnalli; agiui iietwaea Mom».

Owiifre of tl>e good StMiiuihij» c«lli.tl tlie ^ ^ , undar

ton!) net register, or thereabouts, now

«lul Mom- Alkxandkr Si-kunt & Sox, of Wilmiugtoii, North Cwolina, Charterers.

That tlic saiil Steamer shall, with all convenient speed, sail and proceed under steam to Wilmington. North Carolina, or so near thereunto as i
HU.l there liaviii« <liwharge<l her Cargo (if any), and being in every respect tight, staunch aud strong, classed 100 A 1, and in every way fitted for the
T0v««e. \'stall
load ii-om Uie said Charterers or their AgentK, at such wharf or dock as they may
direct, and if afterwards req^^^^^ once, they to piy the

.xtra u.wiiig, a full aiuU-oinplete Canjo of COTTON, in bales: (Charterers having privilege of compressing same ]. l.\' 1 f 1 If lllltlinm including deck iZi at
sliipi-Ts risk; not cxcewling what she can reasonablv stow and carry, over and labove her Coal, Machinery, Tackle, Apparel, Provisions and Furniture, and being so
loaM, .shall therewith proceed di
rect iukKt steam all the way to LIVERPOOL, u III MllTTitin¥linf |l or to BREMEN. ——- ^ r^.r..» ° .

iil^iiimii .. I ...........Ill III! inHHmt iiw ........................................rninmn .giii ii.tii iii.i»ii,| n.aia usuUJii, u «p.iin.ii o.iS^^

London................................................................/ po

ALEX8- SPRÜHT Ä SON,

COTTON EXPORTERS,
And Proprietors of
OtaopioB Compresses i Warehonses,

WILMINGTON, N.C.

Colours of the meesuremant of

i she may safely ^t,

liliinwitilnM. one I ort ouly, as may Iwordore«! on signing Bills of Uding and having arrived at the Port of Discharge, as ordered, or so near thereunto as she may
safely get, shall tliere delivt r the same, in .inch dock or alongside such wiiarf as the Charterers may appoint, aud where she can safely lie afloat, BKreeahle to Bill» of
Udiiig, on Iwing i>aid freight, in full of all Port Charges and Pilotages, at and after the rato of—

,pcr

net register

ton,

net register

ton,

•per

net register

ton,

per

net register

ton,

if for Liverpool, or Bremen,
if for
if for

if for.................................

i\'aviiiunt whereof to beoome due and maile as follows :—

; but the
Compress

7 Chai teri-rs are to jay for loading anil stowing Cargo, and compressing Cotton at loading port, but no other charges, and the stevedore is to be appointe.1 hy
iheiii. who will lo,id the Steamer nnder Captain\'s directions. Charterers are not to lie held resimiisible for improper stowage.

S The St-aiiier shall be consigned to Charterers at Port of IxMjinj;. 1 iii\'i»> tlirniif-hii usual^^iiig commission of 3| per cent.

■\'\'ho loailEinkj\' thijpa^rtor, on or before the / J

> bejwipred when Vessel is reath- to Ic

10

CliAitn-ri» for lomliiig, such dayi
di\'X\'liar^i\'«! with all [wiMsilde
oliserve»!, unies» otherwise c
ton dispatch money forsch

, , , _ wijp^arterer« consent, ami the Steamer to be

t\'. li,VjcWinliiig to the eu.Htoni of the Port of Discliarge. The customs and usages %*hleportoof loading and discharging to be
i. If the .Steamer be disi>atche<l in less time than is .ii>ecified, then the Chartcret?ftif to U^llQwed ^Ün
saved. Steamer to jtay Chartcrera two cents {>er bale for blinding Ship\'s Mark. -flf

L:u.Htoni of the Port of

I per net register

>1

\'I:

a
a

cn
3

day of

i load.

^s^lj^badjreather days excepted), shall be allowed the

11 In ca-so the ^»amer is longer iletaiiml by the Charterers, or their Agents, deinurt-agp shall l)c paid by them at tlie rate oC Fourjiciice. jier i
per day for every likely so <letaine<l, in all pa<es to 1» settle<l with the Captain before the Steamer leaves the Port of Loading, and no claim shall l)e valid if made
alter this tin«-.

12 The Cargo or Cargoes shall l>e risceiveil and <ielivered alongwde the Vessel withiu roach of her tackles, or according to the custom and usages of tho Ports of
f/uuling an<l Discharging, Vessel Jiayiiig 2 cents [ler liale wharfage. _

1.3 Steamer to furnish use of her tackles, steam hWstiijl^B^ift eVAiMi^^ in loading Cargo, and to trim or discharge her balla« as Charterer»
mat wish «t her exiienne, and to work day and night, if ilc!1<# through night work to
Ik- borne by Charterers. Cliarte\'rois to have tho

rigiit to liegiii loading as soon as Steamer is iu loading berths, and to luaa on liolidays, such time not to count as lay day.s.

U If any ixirtioii of the Cargo is lost \'jy reason of excepted {lerils, a piojiortiouato deduction of freight in respect of the part lost shall be made from the
»mount of charterol freight.

15 All liability, whatsoever, of the ChartereiM hereunder, is to coAse when the Cargo is Shipped, the Owner, Master, or his Agent have an absolute lisn on
it for freight, dejid freight anil demurrage.

18 The -ntire carrying capacity of tho A\'es-sel, including cross bunkers, sj-ace under brii\'.ge deck, lazarette, deck houses, and other spaces where Steamer has
usually carri«l Cargo, or would _oan;y Cargo if loaileil on rates, shall lie placoii at dis|iosal of Charterers exclusive of any space which may Iw needed for the Crew,
Cabin Stores and Coal for the voyage, and Owners guarantee not to occupy more spice for Coals below than was occnpied ou previous voyage from tho United States
to Europe, when the Steamer was" loadetl with Cotton for their
Ininetit, and if StOTmer is ordeieil to a Port in the Baltic or Mediterranean sufficient coal space on^^ is
to I* retaineil to liHiig her to a Port ill the United Kiugiiom, or Gibralter, it being clearly understood aud agret-d that the Ch/irteri>i-» ar" not to pay for any part of
the registereil tniiiagi- 6|>aco occupieil by Coal for the voyage to any Port of Destination.

17 It is agmeil that this Charter shall not comiueiice until the morning after the Steamer is ready to receive the Car^\'o at the place of loading, all of her holds
being cleareil and customary noticc thereof is given to tin- Charterers or their Ageiit, aud such notice must be given before 12 o\'clock on the day the Steamer is ready
and
entereil at the Custom" House. Owners guarantee first-clas.H insurance, and shall furnish Charterers a diagram showing each and every compartment or space in
Vessel with cubir c-a|>acity of eacli. Unless otherwise 8ti|)ulated, Owners guarantee not less than 100 cubic feet to the net register ton.

18 In regard to Cotton shipped on Through Bills of Lading from interior {loints, and for which no Ship\'s Bill of Lading, but only a "Master\'s Receipt" is
Uken, it is ajcri-e.! an-l iiudeisto^j that the Cotton descrilied on the " .Waiter\'s R^ipt" shall bo delivei-ed at the Port of Discharge upon jn-eseutation of the «»id
Through Bills of Lading, provided that the particulai-s agree with those stateilon the triplicate " Master\'s Receipt" held by the Captain.

19 It is agreeil that all Cargo on hoard under this Charter, not claimed by Bills of Lading, shall belong to Charterers, and be delivered to their Agents at Port
of Disciiarge without any claim by the Ship.

20 Steamer to have liberty to tow and be toweil, and to assist vessels in distress, and to deviate for tho purpose of saving life or profierty.

21 Should the Steamer liecome nnseaworthy from fire or any other causo the Charterers shall havo the option of cancelling this Charter.

22 Cjiptaiii iir Owners to telegraph Charterers sailiug of the Steamer from last Port of Departure and Destination.

23 If any misniiderstanding arises it shall be setthid at the Port of Loading by two Referees, one apiwiiited by the Captain and one by the Charterers, and iu
CM of disagreriiient these two to choose a Ihinl party, and the decision of any two of Ihete three shall be fiual.

24 Tlie Act of Gwl, the Public Enemies. Perils ot the Sea, Barratry of the Master aud Crew, Fire, Strike or Lockout of Stevedore Men ,or Press Hand»,
Restraints of Rulers and IVinrcs, Destnictioii of Cotton at Press, and Breaking Down of Press, are mutually excepted ; and Collisions, Stranding, and all Losses and
Damages cauxcd thorebv, are also mutually excepted, even when occasicneil by negligence, default or error in the judgement of the Pilot, Master or Mariners, or othsr
»ervacU of the Shitvowners, but nothing herein contained shall exempt the Ship-owners from liability to pay for damage to Cargo occasioned by bad stowage, by
improper or irsiitlicieiit diiniiage or ventilation, or by improjier opeuiiig of valves, sluices and ports, or by causes other than those above excepted, and all the above
excmtions are conditional on the V\'es.sel l^ing soaworthr when she sails on the voyage, but any latent defects in the machinery shall not be considered unseaworthiness, _ .
provided the same do not result from any want of due diligeuce of the Owner, or any of them, or of the Ship\'s Husband or Manager. \' ,

,nt of the freight and demurrage earned under this Charter, payable by the Steamer, and Owners to
, or thoir Agents, ou signing hereof.

amount of thi

n of,.^ i>er cei^ up

at liberty to bunker

• net register ton

A commisMon o^ i>er cei^ upon the gross ^

usual
\'loa<tnn|
e sail
days (Sundays, H^

Selitucas

1  - . ___x,!.. Irm A A^A^m ^ ^ ^ ^ «v^m *\\C O AAA * imu.! «««»a 2 Was •

27 Tl>e Steauu\'T i nM \'-Vt-------rnnltlr-- \'--------1\'\'----------»»f^tiYn^f^ti"- Charterers are to supply all coal required for the

voyage from Wilmington to iK>rt of destination, for which the ship is to j/ay them ^. per ton of 2,000 lbs. trimmed into bunker ; quality of coal to be

Pocahontas or of l"-st N\'ortlu-rii mines. If destineil for the Baltic, or Mediterranoan, Steamer has privilege of calling at a British or Enrojwan port for additional
bUjrly. \'The .Ship is to be supplied with artesian ilrinking water by the Champion Compress Company, at i of a cent per gallon. A Physician is to be named
bj the Chartertr» to attend sickness and accidents in Port, for tlie contract price of I25-00 in full

28 Penalty for non-jKirformance of this Agreement, estimated amount of freight

In consideration of this Cha^r, a Brokerajje of one-third of 6 per cent, on the gnws earnings under this Charter is now due by the Owners ( Steamer lost or not
lost; to
jmnk jc i\'liowiRU, or their AgenU, ou signing hereof.

In witness whereof the said parties have hereunto set their hand* the day and date of this Chartor-Party.

Si y âeleyraphio autJ^rity of â uwners.

•An Agent* only.

2 d$y ealle autli^ty of Messrs. ALEXANDER SPRUNT & SoN,

•At lAyentt only.

-ocr page 304-

528

vern. Rb. Rotterdam 11 Apr. 1891, AV. 6501, M. v. H.
1894 bl. 115 (verzekering van een vrachtvoorschot door den
bevrachter).

D. A. Kool, vrachtvoorschot en vooruitbetaling van vracht,
Prft. 1889.

Voor goederen die onderweg worden in zee geworpen of ver-
kocht, -omdat hunne beschadigdheid verder vervoer redelijker-
wijze niet toelaat, is vracht niet verschuldigd, ook niet indien eigen
gebrek de oorzaak der beschadigdheid is. De uitvoering der over-\'
eenkomst is door omstandigheden, die den bevrachter niet kunnen
worden toegerekend, onmogelijk geworden. Niettemin is het ge-
woonte, dat volle vracht wordt betaald voor goederen, door
den schipper onderweg wegens beschadigdheid verkocht, wan-
neer niet het geval van art. 478 al. 4 K. aanwezig is; alsook
dat de opbrengst voor de vracht kan worden geabandonneerd.

Verg. R. in M. v. 11. 1863 Meng. bl. 38 v.; — M. v. 11.
1868 bl. 5 v. — Berosma, a. w., bl. 131 v.: vo 11 e vracht al-
tijd, als de schipper in het uitsluiteiul belang van den eigenaar
heeft gehandeld; — J. Kkusbman, de vracht der bijlading, Prft.
1880, bl. 29 v.: volle vracht bij behouden .aankomst, distantie-
vracht bij niet-behondon aankomst dor overige lading; — JSi\'ErER,
a. w., bl. 141: volle vracht wanneer do verkoop aan eigen gebrek
van het goed te wijten is, distantievracht wanneer zulks door
overmacht is veroorzaakt; — .Ias, do verkoop van beschadigde
lading door den schipper, Prft. 1884: niet vracht, maar schado-
loosstelHng.

Rb. Amsterdam 19 Mei 1881, M. v. H. 1882 bl. 22,
P. v. .1. 1881 n°. 31* (distantiovracht als hot schip in do nood-
haven wordt afgekeurd). — Avarij-commissie Amsterdam Oct.
1884, R. B. cn IJ. 1886/7 B bl. 112 v. (volle vracht). —
Kb. Amsterdam 12 Dec. 1890, AI. v. II. 1891 bl. 125 (vor-
kooj) in do noodhaven van do gohoole lading Ht(H>nkolon wogons
verhitting: volle vracht is vorscluddigd). — Kb. Kottordam 12
Juni 1895, W. n\'\'. 6700, op dit punt bov. Mof don Haag 17
Moi 1897, AI. v. H. 1897 bl. 65 v. (vollo vracht, als do verkoop
uitsluitend in het belang van den eigenaar hooft plaats gehad).

Volgens Engolsch on Amorikaansch recht is vracht in hot
geheel niet verschuldigd : zio (\'akvkii, l\'^
*\' dr., soct. 547, 51-8,
561, hl. 650 v.; Abbott, 1 4<1o dr., bl. 737 v. — Anders naar
Duitsch recht: Boyexh (Lewis) op § 617 Dllwb., dl. 2 bl. 257
n®. 5 (vollo vracht). — Voor het I\'ranscho recht zio oe Vai.-
uooe», comm., dl. 2, n"". 801 en 853.

■1.

s

-ocr page 305-

• Vi

Me^ - V

s»-»

. v

\' ..\'\'..^-a\' ■■ iï.

■ .\'•xîj

\'U.V V /vi:

52i)

De vracht der bijlading is voor deii vervrachter of vervoer-
der, indien men aanneemt, dat de overeenkomst ten aanzien
van de vernietigde of verkochte goederen vervalt. Kent men
aan den vervrachter volle vracht toe, dan behoort de vracht
der bijlading, althans bij chertepartij-bevrachting, aan den
bevrachter.

Zie hierover .\\v. Connu. Oet. ISSi, b. a.: stukgoedereii-vervoor;
de vracht der bijlading komt alleen ten bate der reedonj. — Ilof
den Haag 17 ^lei 185)7, 1). a.: naar analogie van arl. KJS al.
2 K. komt de vracht der ))ijlading ten bate van den bevracli-
ter. — liKKCfSMA, bl. 137 v. — Zie voorts hieronder bl. 551.

Naast de vracht wordt gewoonlijk het kaplaken, droit
dc clinpcaii, primmjc
(art. 104 al. 3 K.) bedongen.

De vrachtvordering verjaart in één jaar na het einde der
reis, art. 741 1° K. i. v. m. artt. 747 K. en 2010 B. W.

\\\'o(n-beeld: Hb. Middelburg IM .lan. 15)01, W. n°. SKJS.

Verbreking. ontl»in<liiig on vernietiging van de vervoerovereenkomst.

Bijzondere bepalingen omtrent dit onderwerp komen voor
in de (reeds vermelde) artt. 404 al. 3, 407, 473 al. 1, 478 al.
1 en 511, voorts, voor iedere bevrachtingsovereenkomst, zoo-
wel bij chertepartij als bij stukgoederen (arl. 500), in de artt.
499—505 K.

Art. 499 i.v.m. art. 501: Ontbinding der overeenkomst
van rechtswege in geval hot aanvangen van de reis blij-
vend wordt belet door ovennacht, verbod van uitvoer, verbod
van invoer of verbod van handel met het land van i)e8tem-
ming.

Kb. .Vnistvrdam 15 Mv\\ 1S5(5, M. v. II. 1H5S) l»l. 125), bev.
Mof Nd.-lloil. 2 Apr. 1S57, \\V. no. 15)15, M. v. II. 1S5S)
bl. i:n ; Hechlsgel. Adv., dl. O, bl. 205); Rb. Leeuwarden 5)
.lan. 1872, M. v. 11. 1872 bl. 15)5 (blokkmle).

Artt. 500—503: Invloed van een oorlog, waardoor het schip
en (of) de lading onvrij wordt, oj) de overeenkomst van be-
vrachting. \\\'erg. artt. 3()4--300 K.

Zie over het begrip „onvrijheid der lading" inart.öOM: Ub.
(ironingen 1(5 Nov. IS55 ("liet omval verbod van uitvoer) en

-ocr page 306-

80

Kb. Amsterdam 30 Juni 1859 (het omvat niet verbod van
uitvoer), M. v. H. 1859 bl. 133 v.

Art. 504: Invloed van verbod van handel na den aanvang
der reis.

Art. 505 : Invloed op de overeenkomst van het tijdelijk be-
let worden der reis door embargo of andere overmacht.

.T. Gr. SCHÖLA\'IKCK, invlocd van oorlog en oorlogsmolest op de
overeenkomsten van bevrachting en zee-assurantie, Prft. 1886. —
AV. v. Hulst, het bevrachtings- en assurantie-contract in oor-
logstijd, Prft. 1887. — Speyer, a. w., bl. 153 v.

Artikel 498 K.

Ontwerp IS09, art. 420: „Vreemde «cheiK\'ii, alhier bevracht
wordende, zullen de schippers aan deze wet oiulerworpen zijn.

Zoodanige vreemde schepen, buiten s\'Lands be\\Tacht zijnde om
in dit rijk te lossen, zullen de schippers, met betrekking tot de
lossing, en alles waarvan de uitvoering hier te lande geschieden
moet, med(! aan deze wetten onderworpen zijn".

Wet 182Ü (Wetboek 1830), bk. 2, tit. 5, art. KJ: Xederl.
tekst gelijk art. 498 Iv. ; Fr. tekst : „Si des navires étrangers sont
affrétés dans le Hoyaunie, les capitaines et les navires sont sou-
mis aux dispositions du présent Code; les mêmes dispositions
sont applicables aux capitaines, ])our ce (pii coiu\'erne le dé-
chargement et tout autre acte, cpri doit être exécuté dans le
royatnne, si l\'affrètement a en lieu dan» l\'étranger".

Zie over de uitlegging van het artikel en over bet daarin
gegeven voorschrift:
Kl-sT, dl. 5, bl. 107; Asskh, Schets v. h.
internationaal privaatregt, bl. 155 v.; E. .1.
Koutii.vls Altks,
internationale reeht.sconflicten op het gebied van hot zeerecht,
Prft. 1801, bl. 112 v.

Hof Zd.-lloll. 3 Apr. 181)5, W. no. 2(i85 : als de cherte-
partij in Xederland is gesloten, wordt de uitvoering daarvan in
het buitenland, in dit geval de iuinsprakelijkheid voor overlig-
dagen bij de lossing, beheerscht door d(; Ni\'derlandsche wet. —
Hof den Hjuig 17 Mei 1897, M. v. H. 1897 bl. 79: de om-
vang van des schippers aansprakelijkheid wordt, als de vervoer-
overeenkomst in het buitenland is aangegaan, door hel bniten-
landsche recht beheerschl. — Rb. .Middelburg 20 Dec. 1899,
W. n". 7430, bev. Hof den Haag 31 Dec. 1900, W. n"». 75(59,
.M.
V. 11. 1901 bl, 112: d(* vraag of de volle vracht is ver-
schuldigd, moet beoordeeld worden n;un- het l\'insehe recht, als

-ocr page 307-

het schip in Finland bevracht en beladen is. — Itb. Amsterdam
11 Apr. 1902, W. n\'\'. 7810: vreemde schepen, in XederlaiMl
bevracht wordende, is de Xederl. wet in alles toepasselijk. —
Een schip in Engeland bevracht zijnde naar Xed.-Tndii\', moet
de vraag, of na vei\'koop van de lading in een noodhaven vracht
is verschuldigd, naar Xederl.-Indisch recht (art. 198 X\'. 1. AV.
v. K. ~ art. 498 X". W. v. Iv.) worden beoordeeld: Kb. Kotter-
dam 9 Mrt. 1901., W. n°. 8122. — Zie voorts hierboven
bl. 511 v.

Doorcogiiosscmenteii, through (of transit) bills of lading, bills
of lading of transhipment; durchgehende Connossementen, üeber-
ladungs-Connossonenten; connaissements directs.

A. ,1. Bik, iets over doorloopcnde cognossementen, 1\'rft.
1882. — Is eene wettelijke regeling der zoog. doorcognosse-
menten, of cognossementen voin- doorloopend vervoer door ver-
schillende vervoermiddelen, zoo te land als te water, wensche-
lijk ? Zoo ja, op welke grondslagen moet zij berusten ? Prae-
adviezen van 13. (\'. .1. Louek en .1. A. Levy, in Handelingen
Xed. Jur. A\'er. 1885, dl. 1, bl. 105 v. Beraadslagingen, dl.
2, bl. 93 v. — E. E. vax Haalïe, doorvoercognossemenlen,
in Kgl. i\\rag. 1885, bl. 138 v. —W. Pi,uygehs, internationale
wetgeving voor het vervoer op door-cognossementen, 1899; üoor-
cognossementen, in W. n°. 7100. — W. M. Ivow"r, vervoer
op doorcognossenuMiten, Prft. 1902 (ree. Kgl. Mag. 1903, bl.
129 v.). — T. H. Fokkeh, het doorcognossement, iu Kgl. Mag.
1910, bl. 70 v., 203 v. — .Sciii.oimiANN, Seetransport auf
durchgehende Connossementen, in Zf(. f. d. ges. llr. (187G),
dl. 21, bl. 381- v. — voiot, z\\nn See-und Versichernngsrecht,
1880. — II. I). Hatesox, through Hills of Lading, in l>aw
Quarterly Keview, dl. 5 (1889), bl. 42|. v. — T. (J. (\'aiiveh,
on some defects in Ihe Hills of Lading Act 1855, in Law
Quarterly Keview, dl. (5 (18i)0), bl. 289 v.; (\\irriage of
goods by sen, dr., sect. 107. — Soiiittton, a. w., dr.,
art. 22.\'

Zij dienen voor doorgaand vervoer over aansluitende stooin-
Itootlijnen of stoomboot- en spoorweglijnen met uitschakeling
van do hulp van exjiediteurs en andere tusschenpersonen.
Men kan onderscheiden:

a. doorcogno.ssementen, afgegeven, krachtens verschepings-
contract mot tien .allader, door twee of moer stooinbooloiuler-
nemingen, die te zamen hot vervoer met hunne aansluitende

-ocr page 308-

532

lijnen op zich nemen. Zij zijn allen partijen bij het doorcog-
nbssement en uans])rakelijk voor het geheele vervoer. De hou-
der van het doorcognossement ontleent daaraan dezelfde rechten
als aan een cognossement. Het doorcogn. is uitsluitend vervoer-
dokument; zie
Bijlage XXVIII.

b. Doorcognossementen, afgegeven door een stoombootonder-
neming bij aanneming van goederen ten vervoer, hetzij op
eene plaats, in het binnenland gelegen of in een haven die
hare schepen niet aandoen, hetzij naar een plaats die niet
aan hare lijn is gelegen, waarbij dus aan het vervoer met
hare eigen lijn een vervoer met andere vervoermiddelen voor-
afgaat of op het vervoer met hare eigen lijn een vervoer met
andere vervoermiddelen volgt of zoowel het een als het ander
plaats heeft. Partij bij dit doorcognossement is uitsluitend de
vervoerder (stoombootonderneming) door wien het wordt uit-
gegeven. Hoewel in den regel één vrachtprijs voor het geheele
vervoer wordt bedongen, pleegt de uitgever zich uitsluitend
als vervoerder aansprakelijk te stellen voor het gedeelte van
het vervoer, dat met het eigen vervoermiddel wordt bewerk-
.stelligd, en ten aanzien van het daaraan voorafgaande of daar-
opvolgende deel van het vervoer .slechts de verplichting eens
expediteurs op zich te nemen. Hij is in dit geval gehouden
het voorafgïuuide of volgende vervoer overeenkomstig den in-
houd van het doorcognossement te bezorgen en daarvoor
verantwoordelijk. ^

De vervoerders, die het aansluitende vervoer bewerkstelligen,
doen dit op hunne eigen voorwaarden, vervat in het bewijs
(reçu) ofjiet cognossement
{maskrs rcceipl, occan blll of lading),
dat zij bij de overneming van bet goed aan hun voorganger
afgeven. De afzender en de houder van het doorcognossement
ontleenen aan dit stuk alleen rechten tegen dengene, die het heeft
uitgegeven, nniar cle geconsigneerde kan zjcli, indien hem als
\'.^\'L/*-\'^ houder van het doorcogn. door den laatwten vervoerder het
goed wordt uitgeleverd, oj) de door hem te betjden vracht
verhalen, ter zake van .schade, aan bet goed overkomen ge-
^ \' durende het vervoer, waarvoor de vracht is ver.schuldigd (arl.

On^v^-^rK/J*\'

i

-ocr page 309-

jft, de. ÂjJhn^o-^ t^^tr^

I »

it

349 K.). Ht\'t doorcogn. is deels vervoer- deels expeditie-
dokument. Zie
Bijlagen XXIX—XXXTT.

Indien in liet doorcognossenient eene beperking vnn de
aansprakelijkbeid als vervoenler tot de eigen lijn niet mocht
voorkomen, is de uitgever als aannemer (ondernemer) van
tjt het geheele vervoer te beschouwen en geldt van hem het

hierboven bl. 357 en 370 vlg. omtrent den transportondernemer
opgemerkte.

c. Doorcognossementen, afgegeven door een spoorwegonder-
neming bij aanneming van goederen voor een bestemmings-
plaats, naar welke het vervoer geheel of gedeeltelijk met
een zeeschip moet geschieden. Voor deze doorcognossementeii
geldt, voor zoover niet de spoorwegwetten iets anders bepalen,
het onder
b. gezegde; zie Bijlagen XXXI11 en XXXIV.

d. Doorcognossementen, afgegeven door een transportonder-
nemer. In verband met de daarin steeds voorkomende beper-
king van de aansprakelijkheid van iederen vervoerder tot zijn
eigen lijn, hangt de beteekenis dezer doorcognossemeiiten
hiervan af, of de uitgever voor eenig deel van het vervoer
als vervoerder is te beschouwen. Indien hij, voor zoover het
vervoer geschiedt in eigen vervoermiddelen (bijv. eigen wagons),
als vervoerder is te beschouwen, geldt ook voor deze door-
cognossementen het onder b. aangevoerde. Is hij daarentegen
niet voor eenig deel van het vervoer als vervoerder te be-
.schouwen, dan is dit doorcognossenient ook niot, zelfs niot
voor een deel van het traject^ vervoerdokument maar uit,slui-
tend (ixpeditiedokuinent, recht gevende tegen den uitgever niet
op vervoer maar op expeditie, op bezorging van hel vervoer
overeenkomstig den inhoud van het stuk. Zio
Bijlage XXXV.

Tol de doorcognossemenU.\'n behooren niet de cogno.\'»sementen
niet expedilie-elausule, waardoor de vervoerder die het cognosse-
ment uitgeeft, zich verplicht, opdeplaatswaarhetgoed volgens hot
cognossement moot worden afgeleverd, te zorgen voor do door-
zending naar een aangegeven
bestemming. Zie Z?/;7m/t XXXVl.

Hl». AiuHtordiun 2l! Ocl. IHOH, bov. Hof Nd.-Hollaml 28
April ISOI, W. n®. 202:i (door-cognosHonient Stettin—AinBtor-

-ocr page 310-

Revised Eipori Bill cf Lading as per Joint Cotnmitis; Circular No 1840, April 10, 1895.

Form JJOSS.

BIJLAGE
9-C4-25M

UMi

The Missouri, Kansas & Texas Railway Company of Texas.

And..............................................................................................................................And................................................................................

(NAME OP FAST FREIGHT LHs\'E OR RAILROAD.) (STEAMSHIP OR STEAMSHIP LINE.)........................

the following property, in apparent good order, except as noted (coDtents and condition of contents of packages unknown), marked, con-
Mgned and
destined as indicatod below :

COINSIG [S\'E\'.E^ AIND mSSTINrtTIOIM.

Shippers Order Rotterdam, Hoi.

«

To be carried to the Port (A) of._____ Galveston. Tex. „ ..and thence by.

-...Ij.QiiD. ERNE......to the port (B)... .Botterdam. Hol-..................... ...(or so near thereto as ship may safely

get, with liberty to call at any usual port of call) and to be there delivered as above consigned, or to another carrier on the route to destin-
ation if consigned Ui^nd said^rt (B) upon payment immediately on discharge of tho property, of the freight thereon, at the rate from

.□.a.l.\\.as^..Te<as;.............„e.r\'.terdam...MQlr..„,......

..cents.

I»MR-rY TO 13 E ISOTIfS\'IED.

..MessrsP^^^

yvlARKS rtND INVJ/VinERS.

nHtnridwBS.

^^—

One Thousand Barrels Refined Cotton Seed Oil.

....................................................................... -........

"oryMPiJr

-................-.......................;............/....................................................

.......-.........(subject to correctijon)

Steamship.

United States gold currency, per one hundred pounds giosa weight and advanced charges....................................................

($......I III ......), with all other charges and averag • and when the freight and (or) charges are payable in American m

same to be converted at the rate of $4.80 per pound sterling, to be paid in cash without discount, at the current rate of exchj^
cially quoted t\'-e rtaj\'the vessel enters the custom house at port of discharge, for which-banker\'s short-sight bills on Londfu
bought, any cuutom or law at port of disciiarge to the contrary notwithstanding. i O

It ctetKmOe« «f tki rat« a( fnl(kl kinin naiaid. It li kirtbr clipatalid that tlii sinlc» ta bt pirtormad heraundtr thill bi tubltcf to thi condliloit, »liilhir »^i^r
Mrali «Mt«li«4 led iild cogdiliett tr* htribr isnid tg b? th* thlpiiir and br him icjtpltd fir himulf and hit astlgni it Juit and raitonabla. f|

CONDITIONS.

X.—^Wlth rMpect to tb« «ervlo« .uitil AaUTary tli» port nrvt atiove mentloneA It Is aiproed tbat:—

1. No carrier shall bo liable for losa or damage to all or any of the property herein described, caused
public enemy, or by any cause or causes beyond its control, or by
floods, or by fire, or by riots, atrllies, i"
by leakag«. breakase, chaflngr. loss In weight, changes In weather, boat, frost, wet or decay, or from any
Ing from the carriage of such property upon open or flat cars, or
from any other causo or rauaea wlift
or damage shall result directly and exclusively" from the nogllgenoe
of the carrier or party In poiMv
and further, unless such negligence shall be affirmatively estalillshed by the owner of the property./v

2. No carrier is bound to carry said property by any particular train or vessel, or In time .forrany particular market, or
otherwise than with as reasonable despatch as its general buslnens will permit. Every carrier^s^iall havo the right, In etuM
of necessity, to forward said property by any railroad or route between tho point of alilpment artd tho point to which tho rat«
is given. •

3. No carrier shall be liable for loss^a^amape not occurring on ita own road or tto portlQC\'Of the through route, nor after
said property is rcady-for delivery to thome^ carrier or to consignee. The amount of any lo^^\'or damage for which any car-
rier becomes liable shall be computed at%^/ralue of the property al tho place and time of jfhtpment under this blll of lading,
U\'llcss a lower value has been agreod 4CP««or is determined by the classification upon which tho rate Is based, in either of whioh
pvuuts Kuch lower value shall be tiie waidmum price to govern such computation. Claims f&r loss or damage must be made In

to tho agent at point of ^nlnxry, promptly after arrival of thu property, and. V delayed for mora than thirty day*
delivery of the property,/rHNit<er due time for the delivery tliercof, no carrier lyy-ijunder shall bo liable In any event.
11 property shall be s\\^Jfct)to noces.-\'ary
cooporage and ballnf? at owner\'s cost, l^acli carrier over v/hoso route Cottoii tn
to he carried hereunder. shalLnuN«\'the privilege, at its own cost, of compressing the same for greater convenience in handling
and forwarding, and shall notHlo >cld responsible for dovlation or unavoidable delaysQn procuring such compression. No car-
rier shall be liable for dlfrrf^nf^fi in weights or
for ahritikage of any grain Or secd\'^arrlcd in bulk.

5. Property not removiSt^ the person or party entitled to receive It v.ithin twenty-four hours after Its arrival at destinatlonj

«SS So

BSeit^^O

may be kept in the car, depoC^r place of delivery of the carrier, at tho sole risk the owner of said property, and there held
subject to I\'.cn for all freiglit and other charges. Property taken from a .statlop.at which there Is no regular appointed agent,
^OT.« J—^ Khali be entirely at risk of owner until loaded Into cars; and wiien received friw private or other sidings, shall bo at owner*«
\' risk until fie car^ arc- attached to trains. X.

\' No carrier hereunder will carry, or be liable In any way, for any Jocunjents, specie or for any article of extraordinary
t specifically rated In the published classifications, unless a special tigreemcnt to do
bo, and a Btipuiated value of the
are endorsed hereon. <1\'

Every party, whether principal or agent, shipping Inflammable, explosive or dangerou» goods, without previous full
disclosure to the carrier of their nature, shall be liable for all loss or damage caused thereby, and such goods may be
warehoused at owner\'s risk and expen.so or destroyed wiUiout compensation.

8. Any alteration, addition or erasure In this bill of lading whicii shall be made without the special notation hereon of the
agent of the carrier Issuing this hill of lading, shall be void.

9. If upon inspection It I.s ascertained that the articles shipped are not those described In this bill of lading, the freight
charges must bo paid upon the articles actually shipped, and at the rates and under the rules provided for by published classlflca-

„ , 10. If all or any part of said property Is carried by water over any part of said route, such water carriage shall be per-

S. formed subject to the further conditions, that no carrier or party siiall bo liable for any loss or damage resuHlng from the

j perils of the lakes, sea or othcr waters; or from explosion, bursting of boilers, breakage of shafts, or any latent defect in hull,
k<cc.u,c* machinery or appurtenances; or from collision, stranding, or other accidents of navigation; or from the prolongation of the voy-
--- age. And any vessel carrying any or all of the property herein described shall havo liberty to call at Intermediate porta; to

tow and be towed, and to assist vessels In flistrc-ss, and to deviate for the purpo.ie of saving life or property.

11. No carricr shall he liable for delay, nor In any dthor rcspcct than as warehousemen, while the said property awaits fur-

13.

14.
parceL

IB.

On hehair cf carrltsr.« neverally Out irt>^uictly.

iSuKt-o to the steamship, her master, agent or aervants, or to the steamship company, or on the steamship pier at tho said port, and
~ I the inland freight charges «hall toe
a flrat Hen, due and payable by the steamship company.

XX.—With re«p«ct to the ««rTlc« After deUvery at t&a port (A) flxit above mentioned, and until delivery at the port (B) iecond aboro

«•nttonej^^lt^U B^eed toat.—^^^^ ^^ ^^^ ^^^^ ^^ without pilots; thAt the Carrier shall have liberty to convey goods In lighters to and
from\'the\'ship at the risk of the owners of the goods; and, in case the ship shall pi-.t Into a port of refuge, or be prevented from any cause,
from proceeding In the ordinar>- course of her voyage, to transship the goods to their destination by any other steamship; that the Carrier
•hall not be liable for loss or damage occasioned by fire from any cause or wheresoever occurring; by barratrj\' of the master or crew;
br robbers-\'by arrest and restraint of princes, rulers or people, riots, strikes, or stoppage of labor; by explosion, bursting of boilers, break-
ftie of flhalfts or ilny latent defect in hull, machinery or appurtenances, or unseaworthiness of the ship, even existing at time of shipment or
MilinK on the voyage, provided the owners have exercised due diligence to make tiie vessel seaworthy; by heating, decay, putrefaction,
ruat. s\'-\'ent. change of character, drainage, lealfage, breakage, or any loss or damage arising from the nature of the goods or the insulllclency
•f nackage»\' nor for land damago; nor for the obliteration, errors, Insufficiency or absence of marks, niimbers, address or description; nor
for risk c\' craft hulk, or transshipment; nor for any losa or damage caused by the prolongation of the voyage, and that the Carrier shall
aot be concluded as to correctness of statements herein of weight, quality, contents and value. General average payable according to York-

Antwern Rule^.^^l^^. ^^^^^ until delivery at the port (B) second above mentioned, Is subject to all the terms and provlslona of, and all
ihe exemptions from liability contained In. the Act of Congre.is of the United States, approved on the ISth day of February, 1893.

S That the Carrier shall not be liable for articles comprl.sed in Section of the Revised Statutes of the United States, nor for any
package exceeding the sum of >100 in value, unless notice of true character and value thereof is given and same Is entered in the bill

af Shippers shall be liable for any losa or damago to Ship or Cargo caused by Inflammable, explosive or dangerous goods, shipped

without full disclosure of their nature, whether such Shipper be Principal or Agent; and such goods may be thrown overboard or de-

•trojed ha^etTmn^^on the goods for all freights, primages and charges, and also for all fines or damages which the Ship\'

or Cargo may incur or suffer by reason of the Incorrect or Insufficient marking, numbering, or addressing of packages, or description of their

«ontents^ In case the Ship shall b« prevented from reaching her destination by Quarantine, the Carrier may discharge tho goods into
*ny Depot or I-aairetto. and such discharge shall be deemed a final delivery under this contract, and aU tho expenses thereby Incurred on

the discharge Immediately on arrival, and discharge continuously, the Collector of tho Port being hereby

»utl orizM to t\'rant a gonomi orii"r for «lischurge Immediately on arrival, and if the goods be not taken by the Consignee within sutfh time
a" is provided by the regulations of the port of discharge, thoy may be stored by the Carrier at the expense and risk of their owners.
?. Tr.at full freight 1« payable on damaged or unsound goods; but no freight Is due on any increase in bulk or weight caused by tho

rbso^tion^of^water^d^rijig^the^vo^e.^^ destination for freight and charges, the proceeds fall to cover said freight and charges, the Car-
der shall b? entitled to recover the difference from the Shipper. ^ i, ... ..v , . ,, x,. , ^ . ......

JO That In the ovenl of claims for short delivery when the Ship reaches her destination, the price shall be the market price at tho port
of destination on the day of the Ship\'s entry at the Custom House, less all charges saved. ^ „ . . ^

11 That merchandise on wharf awaiting shipment or delivery be at Shipper\'s risk of loss or damage by fire or flood, not happenlni!
through the fault or negHpence of the owner, master, agent or manager of the vessel. ^ ^ „

i: That this Bill oT Lading, duly endorsed, be given up to tha Ship\'s Consignee In exchange for delivery order.

That the Freight prepaid will not be returned, goods lost or not lost. ^ . ^ „ ^ .

That parcels for different Consignees collected or made up in single packages addressed to one Consigns, pay full freight on each

That freight payable on weight Is to be paid on gross weight landed from ocean steamship, unless otherwise agreed to or herein
atherwise provided, or unless the Carrier elects to tako the freight on the bill of lading weight. , . « .

16 It is stipulatPd that in case the whole or any part of the articles specified herein be pr.>vented by any cause from going In tho flrs^
•teamship Ipaviiig after the arrival of such articles at eald port, the Carrier is only bound to forw»irrt them by. succeedl.ng »teamshlpB cm-
OloyeJ In tlils line, or if deemed necesscry by said Carrier, It may forward them In ot.ier »teamHhlp.s. , , ,

17. That the pfopmy covered by this bill of lading 1b subject to all conditions expressed In the lorular forma of bil a of lading In u»^
•y tho steamship compaiiy at time of shipment, and to all local rules and regulations at port cf destination not expressly provided for by

the cInuBPs iierei^ destined beyond the port (B) second above mentioned, the transshipment to connecting Carrier shall be nt th\'

flflic of the owner of the goods, but at Shlp\'o expense, and that all liability of the steamship co.rapany hereunder terminates on due deliver.

to «^^tlwitb^spict to tbe «errtce after ««livery at tb« port (B) «econ* above mentioned, and until deUvery at nltimat« destination

tf *Y"\'The^DroDerty*«h^rbeVubjlot «ch^^^^ to all the conditions of the Carrier or Carriers completing the transit; the duty of notlflca-
Uon above provid^ for shall fall exclualvely within the obligation of the Carrier completing the transit, and no prior Carrier shall be respon-

ilble fo^the^lflnm»-ru of lading, the ahlpper. owner and consignee of the goods, and the lioldcr of the bill of ladlne.

orree to be ^nd by all of Its stipulation», exception« and conditions, whether written or printed, as fully aa If they were all «Igned by
«urh shipper, owner, consignee or holder.

AY WITJ\\\'£:SS 1VHERE0F, the Agent, signing on behalf of the said, The Missouri.
Kansas ^J- Texas llailwa y Company of Texas, and of the said Ocean SteamshipJ^ompany,
or Ocean Steamer and her owner, severally and not jointly, hath affirmed toi
Bills of Lading all of this tenor and date, one of which Bills being accompli shed, the others
to stand void. ,, ^ ^ ^ k ^

Datedat Oallas. Texss. ................19o£>.

.h« act of Ood, tktt
toppage of labor, or
ae or causes rcault-
ver, unleets such losa
alon of such property.

-ocr page 311-

Bill of Lading Jv\'o.

Through Rate,
Ship\'s Proportion,
Inland Proportion,
Advance Charges,

Total,

fl » a

^ «! H

25 X a

iSsi

h < a

_____J^o..

.Contract JVo.

190..

m

&..........

--------

£.......

I\'S
i

I.»»0 PUT «»J^^JI^

a.

-ocr page 312-

BIJLAGE XXXîV. X t-V/n

MASTER\'S RECEIPT

shipped, in apparent good order and condition, by Trini ty Cottoil Oil CO.
in and upon the Steamship LORD ERNE

from the Port of GAL,VEST01? (with liberty to call at any port or ports "for all purposes), to say

1000 Barrels Refined Cotton Seed Oil

weighing 489650 pounds, being marked per margin (weight, quality, contents and value
unknown), and to be delivered in the like order and condition from the steamer\'s tackle (where the
Carrier\'s responsibility ceases), at the port of Rotterdam

(or so near thereunto as she may safely get and always lie afloat), unto order of Shippers

or to his or their assigns, he or they paying freight, in.exchange for delivery order for said goods, in cash,
without allowance for credit or discount, in the usual money of the country where vessel discharges, at
the following rates of exchange for each United States dollar, viz: Four shillings aud twopence
(4s/2d; if in the United Kingdom; marks 4.30 if in Germany; francs 5.35 if iu France or Belgium-,
guilders
2.SS ifiu Holland; krouers 3.80 if in Denmark, Norway or Sweden; lire 5.35 in gold if in llaiy, or,
at tlie option of Consignee, in British Sterling, at $4.80 per at the current rate of Sterling Ex-
change for which Bankers\' demand bills on London can be bought the day vessel enters at custoiu house,

at the rate o( 4ƒ3 per barrel

cents per hundred pounds (100 lbs.) on the actual gross invoice or discharged weight at vessel\'s option,
charges as per margin and average accustomed; Consignee shall exhibit the tru® invoice to the vessel\'s
agents whenever called upon to do so.

1—lT lb M.UTUALii.Y AliUKlilD, that if tho car«o is InadnrI and «towed in aeeordutioe with tim Teoairpn.etits of the
SnrTeyors at tlie port of loadlug, of the National Board of Mariue Undenvriters of New York, the Shipper, Owner
and
coabikueouf the gooits ehall accept ihe ceniiicuie ul aay snch Surveyors ur diirvnyur hs codcIusiv» evidour.o that the vessel
lins beeu properly propared in every way for cargo, and that these
eooda and all the other cargo on board have been properly
dnonaRCd and stowed. ,

2—ALSO, that in the absence of fraud, olorical or obvious error, this Bill of LndinKi »igned by t.\'ie Master or
A$redt shah be couclusivo evidence ag-ainst the shipowner that tho airave mentioned cargo has been received, If the number
of packages ajrrees with the mate\'s and/or tally clerk\'s receipts.

3—Al.SO, that the vessel «hall hare liberty to sail without pilots; to tow and aanist veAselsiu distress; to deviate bnok-
■wards or forwards for the purpose of savluR life or propurty, aud for receiviag and/or discliargingftt any piirt or porta, coal,

?;ood9, cargro, paitsoiigors or for any other purpose; that the carrier Hhall nave liberty to convey goods in ligliteri* to and
roin tho vossol at the risk of the owoere of tho tjnods, and, in caco the vessel »hall put into n portof reiuge or bo prevented
from any cauis irom priicooding iu the ordinarr course of hor vnvaKO to transship thoeoods to their doftinutiou by auy other
vessel, lighter or rail line; also tho vessel tjas the liberty uf shipoiug by any other vexsol or vesi-ols all at t)ie risk
of the owners of the goods; if there be not sufHcisnt water for the vessel to enter the Portof UUcharge tho tirat tide
after arrival, and to lie always afloat, laydays are to count nndj\'or demurrage to accrue from twenty-four hour« after
arrival ofi tlie Port, (iu the case of Hooeii arrival at Havre Roads to be considered as olT the Port of Rouon), aud auy
ligUtaragn luocucred tu reach the Port of OiscliarRe Is to bo at tUo espeaBe and risk of the receivers of the cargo pro
rata
any cnstom of tlie fort to thoconfrary notwithsC/tiidintr.

4—ALSO, that vessels bound for the Port of Hi-emeu shall have liberty of disohartriuK at tiremen City, UremerjiaveD,
Geeetemaiide, Brake or Nordenham, at vessel\'s opUon.

5—ALSO, that tno carrier shall uot be liable for loss or damage occasioned by causes beyond his control; by the
perils of tlie Boa, rivers, canal!« aud navigation : by Are from any cause or wheroioever occurring; by barratry of Uie master
or.crew; by enemies, piiates or robboii<;by arrest or restraint of princes, rnlt-rM or people, riots, litrikes or stoppage of labor;
by explo^>iou, burrttliig of boilers, broakane of shafts, or auy latent defect in hull, machinery or appurtenaucee, or unsea-
worthinees.of the vessel, oveti existing before shipment or sailing on tho voyago, provided tho owners unve used due diligetice
to maxe the vessel seaworthy; or by coUisions, strauding or nther accidents of navi^alion of whatsonver kind (even when
occasioned by the negligence, default or error in Judgment of the pilot, master, mariners or other servani.t of the shipowner,
not resultinff, however, in any ca.>>e, from want of duo dlHaeace by the owners of tho ve.?sei or any of them, or by the olnp\'s
Husband or fllanagerj; nor for lieatiDtf, decay, putrefaotion, vermin, rn.st, sweat, chauge of character, draumKO. leakage,
breakageor auy lossordaraaifBariaing from the natnroof the goods or the insutliciency of packages: nor for landdHnisjre. nor
forincorrect delivery of goods arising from tho accidental obliteration, errors, iusnlliciency or alisence of marks, numbers,
address or d«scripuon; nor for risk of craft, Jialk or tratisshipmeut; nor for any loss or damage cau-ed by the prolongation
of the voya((o; nor sball the vessel be required to uae more dunnage for the protection of the cargo than is ouslomary aud
required at the pori of I/iverpnol.

6—ALSO, that theve.ssel shall be entitled tocommctice dlscharfelnjr immediately Od arrival,and dischargu continonsly
and the goods to be taken frora the vessel by the Cousiifnee dlrecil y they come to hand, as tast
as ihc vessel can disohartfe.
Otherwise t!ie Masteror Vossel\'s Agemto be at liberty toentcr and land thcifoodsor pat them intoKtore,warehouNeor crnft,
at the eXpeu.\';eaiid ihe risk of the owners of the goods. Tonn.igf, shed and quay dues payable by receiver« ofcartro, accord-
iii)? to the custom of the port. If consignees fail to receive as above stated,
aud no facilities are available for
dischargini<
into craft oi ou wharf with<int delay to ve...Bol, receivers tshuil imy the vessel deninrrat:o at ihe rate of
Id. per net register ton per diy for such deleation, and the vessel and her .\\gout shall hiive a lieu
upon the good» nn til
tt
^e pa.vTuent of all costs, charges and demnrrago incurred. The VDSsel\'e responsibility shall cease immediatoly on the
goods being discharged frou\'i the veissers tackie, any cuftom of the port to the contrary notwIthstHudiiig. The t-ollector
of the Port is hereby authorir.ed to grant a geneml order for disohargn iinmodiately aftor tho entry of tho vestel.
The> Master Portorago of the delivery of the cargo to bo done by tho (kinoignues of thove.\'^sol, and the expense (hereof to
bo paid by the receivers of the cargo. VVhere goods are weighed or mea.-surcd on board or alongoida to jiscertain freight,
the chnrgBd
for weighuig, e>c., t<> be paid by tho (^ousiguecs, wliO shall also pay any u.Tcess of freight discovered, and tho
carrier
hIirII have a lien on the goods for such chaiges.

T—AT ANTWERP jroods landed on the qnay shall bo received therefrom by t.lie Co\'isignoo. Consignees of such goods
to pay tho Ageats of the vessel the ezponee of watching nt tho rate of Throe Francs per t.wonty-fonr lionrh. aod for flelivory
chargcs. One Fruno Twentv-Hvo (\'entimespnr \'l liousaud KUos. (Goods not removed iroin the quay by tho Consignees imme-
diately upon receiving notice from tho .Ageufs of tho ve<s«l will i>c liablo to
Ijo etored by tiie said Ageata, at the exp.\'nse of
tbf-{Consignees, at their risk of tire, loss ur injury. i)i auy warnli\'Mise <>r shed, or sont to tho I\'liblic Slofo. as th<> Customs
BUt\'iorities may direct.) AT HAVRE Iheship is always at liberty to discharge on theonay. nolwithstandiu<.\' all demands or
ordrtrs of ttaeeonaigne«« to receive »he-mflrcbaudl«« into lighter» or oilicrcrait. This clause does not prevent a portion
of the carsx), such as grain, being discliarocd into lighters, whilst another portion is belujf dincharped on ihe quay.
Merchandise transshipped into vessels, llfrhiers or other ci\'iiveyance, will have lo reimburse to the ship in the same
measure as cargo landed onto shore. Ch;iniber of Commerce Shed taxes or other expenses in connection therewith, uot-
withsiandlng all re;fulations and customs of the Port of Uischar^\'e.

9—ALSO, that shippers shall be liable for auy loss or ilamnge to vessel or cargo cansed by inflammHble, explosive or
daugorons goo\'lK, shipped without full discioKure ol tlieir nature, whether such shipper be principal or agent, and such
goods may be tlirowu ovnrboard or desiro>ed at any time without compensation.

D—ALSO, that the carrier shall have a lieu ou the g<K)ds for all Unes or damages which tho vessel or curgo.may incur or
sutfcr bv r\'tRsou of the incorrect or innutlicient marking of packages or description of their contents.

10—ALSO that in case.the vessel shall be proventB<l from reaching hor destination by qniirantine, the carrier may dis-
charge the goods into any dnpot or lazaretto at tho port of destination, and snch disohargo stiall be deemed a final delivery
under this contract, and all the expenses thereby incurred on tho good« shall lie a lion tlioreou. .

11—SHOULD the veesel on arrival at destination be unable to enter port or discharging berth on account of
ice. frost or blockade, she shall have the privilege of proceeding ro the conrast safe port or berth and there discharge.
Freight to be paid the st.me as if discitarged at port or berth to which sho was ordered. This clause shall also apply ic
case the Sound simnld be impassable by ice on arrival.

la—AL-"^0, that full freight is tiaynnie on ilamaced gorvls, aud on barrels, fnll. part full or emuty; but n<> freiirht is
due on any Increase in bulk or weight caused by the absorption of water duriny the voyage. Also that Freight Prepaid
will nnt i>e returned, gocxls iost ur not lost.

13—AL.SO. that if on chesaie of tho goods at destination for freight aud cliargoe. the proceeds fail to cover said freight
and charge», tho carrier shall be entitled to recover the difference from the shipper.

14—ALSO, that all dispures under this Bill of I.ading arising at U. K. ports, where tho sum In dispnto or damage
ciaimod is uot more than
£!iO, »hall b« «nttl»] by arbirrafion at port of delivery in the in.iunor customary there.

15—AT.,SO, tYial merchantMse iti *,.ransil to or from the vessel, or on railways, barges, in presses,
yards or on wharf, or awaiting shipment ordelivery, beat shipper\'s risk of lossordamage by fire, flood
or any other cause, not happenitig through the fault or negligence of the Owner, Master, Agent or
Manager of the ve.ssel. General average shall be adjusted according to York/Antwerp Rules, 1890.

10—ALSO, that for through shipments to ports boyond tho port where veMsel «liscliarges. the currier has th^ privileifo
to discharge aodst<ire tho goods at intermediate p<irt3. either ou rhoreorin lighters, at vessel\'s expense, but without vessel\'s
risk, and to forward the same to mirt of destination as soon as praoticable I hrouuii goods are aUo subject to all the
conditions, stipulations aud exceptions expressed in the customary form of Uill of Ladinij In Kseai the time of shipmedt
bv carrier or cirrieratompleliuj,\'the transit. In case the final port of destination Is closed by ice, or blockade, or is con-
side.\'ed unsafe by reason of war, or disturbances, or an v other cauoe, or is declared Infected, or. In case the last regular
steamer of the season from port of tranxshipmeiit is fully engai^ed or loaded, the carrlera are at llbeity to forward the
goods lo any other tKirt apparently nearest acccsslble, to which\'a rcpnlar serric is maiuialned, full freight is due on
goods thus forwarded an dthe terras of the through bit: of lading are to be considered fulSlled In every respect, also the
carriers are at liberty to warehouse the goods at Intermediate port or ports at the risk and expense of the owners of the
g\'oods and to forward the said goods to
<Tc.stinatioii as soon as practicable, and the Master. Owners and Agents of carriers
are hereby relieved from alt respon.-iibility connected therewith. AU taxes and dncs upon the foods in con.sequencc of war
or any other circumstance« to be paid by the consignees of the goods. ShouldIheowneri of the goods desiri- to give special
orders forthe forwarding from portof transshipment, they must do so" at latest on arrival of the goods there, and carrit-rs
will comply ivilb such onlers as far as possibJe, but aUvay« ai the risk and expense of the owners of the goods. Alsso, that
on through AHipn!<>nts to Russian points, in case the Bills of Lading should not be made out In accordance with the e.iistiiig
Russian CuHtom Regulations, the gmids as well as the «hipper and receivers are responsible to the steamer or her owners
for all penalties and other consequences arlsinjr from such incorrectness.

17—.ALSO, that this shipment is-ubject to all rlio terms aud provisfons of, and all the exemption* from liability
conraioed iu, the Act of ■\'ougress of the United States), approved on the 13th day of February, 1893. and entitled "An Act
relatioB to tho Navigation of Vessels." etc.

18—AND FINALLY, in accepting this Bill of Ladinsr, the Shipper, Owner and Conalgnes of the goods, and the
Holder of tbe Kill of Lading\', agree to be bound by all its stipulations, exceptions and condliionK, whether written or
printed, as fully as if they were all signed by such H\'liuoer, Owner, Consignee or Holder, auy rule, custom or regulation
of the port of discharge to the contrary uo\'twittastanding.

In WiTNitss Wherboi\', the Master or Agent of said vessel hath affirmed to two Bills of
leading, all of this tenor and dq,ter one of which being-accomplished and given up to the carricr, the
other to stand void.

liaUd in OMrsSTOJV-,..■ae.c,emb&r_Zl......100.5 • P\'"\'P™ ^

(M^M..

!.M aster.

The goods referred to in this Bill of Lading are such portion of those mentioned in the Throu^\'h

P

»O

Texas and MexicanSteamship
Line

ANTWERP, ROTTERDAM.
BREMEN, HAMBURG,
MARSEILLES,
AND GENOA.

FOWLE.R Ö McVITIE,

GALVESTON. TEXAS.

Watts, Watts Ö Co.,

LONDON-LIVERPOOL

MARKS

Olympia

1000 Bbls Refined C/S
Oil. .

notify

Pluygers & Co.,

Cont G-161

Bill of Lading No. P - 43

Ry Co

dated Dec 2 1905 shipped at Dallas, Texas.

issued b.y M K &
shipped
at Dallas

T

as have been actually put on board this steamer, and are to be delivered upon presentation of the
said Through Bill of Lading, and this Ocean Bill of Lading, together; or upon the Through Bill of
Lading alone, provided that the Master is satisfied by comparing the same with his copy of this
Ocean Bill of Lading, of the identity of the goods called for; and provided that the Consignee gives
a guarantee satisfactory to the shipowner against all claims by holders of the Ocean Bill of Lading,
and to produce the latter in due course; and indemnifies the Owners and Master against all claims
by the holders thereof, in consequence of delivery without production thereof. The Master or
Agent of the vessel not having signed any Throtsgh Bill of Lading, will only deliver the goods at
port of discharge, on the conditions herein stipulated.
 ^^^ ^^^^ FOWLED & McVlTIE

1905

per pro

TVS r. 4. n^cx rtAnontwr * m. t>c.
s528

-ocr page 313-

53-1

(lam—Brussel, afgegeven door den kapitein van de stoomboot
Stettin—Amsterdam; diens aansprakelijkheid voor hot geheele
vervoer tot Brussel aangenomen); — Bb. Amsterdam 20 .Tan.
1882, B. B. 1882 B bl. 71 (door-cognossement Am-
sterdam—Huil—(lalatz, afgegeven door don kapitein van de
boot der Amsterdam—Hull-lijn; diens aansprakelijkheid aange-
nomen voor schade, gebleken bij de overscheping te Konstanti-
nopel). — Hof den Haag 17 April 1882, AV. n°. 485!), Bik,
a. w., bl. 59 v. (een door-cognossement Chicago—New-Vork—
Botterdam bindt niet, daarin genoemde, vervoerders, die tot
uitgifte van het cognossement niet hebben gemachtigd noch de
daarin vermelde goederen hebben overgenomen). — Hof den
Haag 27 Dec. 1886, W. n°. 5430 (door-cognossement Botter-
dam—Amsterdam—Java, afgegeven door do Mij. Nederland;
deze is vervoerder ook voor het traject Eotterdam—Amsterdam,
al heeft zij hare aansprakelijkheid daarvoor uitgesloten ; tusschen
den afzender en den kapitein van de boot Eotterdam—Amster-
dam bestaat geen rechtsband). — Eb. Amsterdam 27 Nov. 1891,
P. v. J. 1892 n°. 36 (door-cogn. Amsterdam—Hull—Now-York,
afgegeven door een cargadoor te Amsterdam namens den schip-
per van het S.S. Amsterdam—Huil; vertraging in de doorzen-
ding te Huil). — Eb. Amsterdam 29 Nov. 1895, P. v. J.
1806 n®. 28 foen door-cogn. Milwaukee—Baltimore—Amster-
dam, afgegeven door do Baltimore and Ohio Eailroad Co., is
geen cognossenuMit naar de Nederl. wet en kan niet worden
gei\'ndosseerd). — Hof Amsterdam (! Dec. 1907, AI. v. 11. 1907
bl. 99 rdoor-cogn. Piraeus—Botterdam—.Amsterdam van do
Deutsche Levant-Linio; dezo ncemt daarbij het vervoor op zich
van Piraeus naar .Amsterdam; de kostpn van overlading t(«
Rotterdam zijn voor hare rekening).

Rb. Botterdam 19 Febr., 25 Juni en l Oct. 1902, AV. n»".
7836 en 7901 : in den meclhandol is hot gebruikelijk, bij ver-
koop van meel, af te laden uit niet aan zeo golegoii plaatsen
van do Ver. Staten, als „dokumont<in" waartegen moot worden
betaald, door-cognoHsementon t<! leveren en is do kooper ver-
plicht dio aan to nomen. — Rb. Rotterdam 6 Dec. 1905, \\V.
n°. 8447: door overdracht van een door-cogn. Patras—Botter-
dam—Huil van do Deutsche Lovant-Linie heeft niot levering
^ van de daarin vermoldo gocdoron jilaats.

Voor niet zeeschepen gelijkgestelde .«^chqien in de hinnon-
vaurt gelden bijzondere bepalingen ton aanzien van den tijd
van het laden en lossen: art. 718 al. \'2—1 K., vastge.steld bij
de wet van 2 Mei 1897, S. n®. 140.

De bepaling, in verband niet den inhoud van het schip,

^ Çîf i^tUxi*^ UJU^M. t/ürr Vix/UDJ^ cAyti/M f /CCo.

«

; ïf » \' ■

-ocr page 314-

t-V , ^

58Ö

vau den tijd van laden en lossen en van liet bedrag van het
overliggeld woi-dt overgelaten aan een alg. maatregel van
bestuur, zie K. B. van 8 Jan. 1898, S. n°. De laad-of lostijd
gaat in of daags na gereedverklaring van don schipper aan
de geconsigneerden of geadresseerden, óf daags na aankomst
van het schip, als de vervoerdokumenten niet alle den ge-
consigneerde of geadresseerde bij name aanwijzen.

Zie over art. 748 al. 3: T. il. C. Asser, een geïmproviseerd
amemlemont. in W. n°. (5951.

Op de binnenlandsche vaart is de vijfde titel des Boeks
over het vervoer van goederen niet toepasselijk, art. 755 al. 1 K.

De overeenkomst van vervoer (bevrachting en vervoer van
stukgoederen) wordt beheerscht door de artt. 91—99 W. v.
K., de bijzondere reglementen en verordeningen daaromtrent
wettiglijk vastgesteld en de plaatselijke gebruiken; artt. 755
al. 2, 97 en 98 K. en 1653 B. W.

Kb. Alkmaar G Dec. 1877, W. n°. 1192: diuir in don vracht-
brief volgenH art. 90 K. de naam van hot schip niet behoeft
tc worden vormeld, is iiut binnenlandscho vervoer (litsluitond
hnur en vorhunr van diensten, on mitsdien de schipper verplicht
het vervoer der behouden j^ebloven «ooderen te volbrengen
ook nadat zijn schip is vergaan.

\\\'oorts zijn van toepassing art. 718 al. 2—I K. over den tijd
van Iaden en lossen, den aanvang van den laad- en lostijd
on het bedrag van hot overliggeld (art. 765 al. 3 K.), alsmede do
volgende artikelen van titel 3, welko oj) hot vervoer betrekking
bobben (art. 753 al. 1 K.): artt. 315, 34(5, 348 en 349 (aan-
sprakelijkheid des vervoerders; art. 345 = art. 91), artt. 354
en 355 (reis dadelijk juinvaardon), art. 382 (tolling, moting of
woging bij do lossing); benevens artt. 741 1® on 74(5 over do
verjaring (art. 703 K.).

Zio over de toepasselijkhoid van art. 7 K5 in verband mot
artt. P.) 1 on 45)5 eoner- on art. 9:i andorxijds hierboven bl. .•17:1 v.

§ ()2. VEHA^OER VAN PERSONEN.
»

Ontw. Burg. Wotb. 1807, bk. M, tit. 11, nfd. 1, artt. 78—77;
Wotb. v. Kooph., bk. 2, tit. 5, afd. 5, artt. 521—533.

-ocr page 315-

536

P^erst iii 1834 Averden bepalingen op liet vervoer van per-
sonen in het Wetboek opgenomen.

2skbbens Steiii.i\\(j, dt\' vectoribus in itineribus transinarinis,
Prft. 1851.

De pas-sage-overeenkomst omvat alleen het vervoer van den
passagier en zijne bagage. Tenzij het tegendeel is bedongen,
zorgt deze voor zijn onderhoud, art. 530. Het recht op ver-
voer is niet vatbaar voor overdracht, art. 523 K.

Ontbinding der overeenkomst van rechtswege: 1°. door
overlijden van den pa.ssagier vóór de afreis, art. 524: de helft
van het vervoerloon of, indien de kosten van onderhoud in
het vervoerloon zijn begrepen, een door den rechter te bepalen
deel daarvan, is verschuldigd; 2°. door overmacht aan de zijde
van den vervoerder vóór het vertrek of gedurende de reis,
art. 525: in het laatste geval is „vervoergeld, naar gelang
der afgelegde reize" verschuldigd. Zie voorts artt. 52G en 527:
verstrekt onderhoud moet altijd worden vergoed.

Verplichtingen van den vervoerder: artt. 530 al. 2
(verstrekking van levensmiddelen in geval van nood) en 531
(overlijden van den pas.gagier). Hij staat in voor het veilig
vervoer van den passagier: zie hierboven bl. 375> vlg.

Indien de dood van den passagier een gevolg is van schuld
of nalatigheid van den 8chi|»i)er, kan de reeder zich van zijne
aansprakelijiiheid bevrijden door afstand van het »chip: Hb. den
Haag 25 Kebr. 1881, bev. door Ilof den Haag 17 April 1882,
H. n. 1882 B bl. 100 vlg., ciihs. verw. H. I{. 10 Maarf 188:1,
W. n°. tSflC», waarbij men in het oog boude, dat do reederij
werd aangesproken niet wegens wanpraestatie in do uitvoering
v4n de passage-overeenkoinHt, in.aar als aaiiHprakelijk voor de
onrechtmatige doden van den schipper.

Voor de goederen van den pas.sagier is de vervoerder ver-
antwoordelijk evenals voor andere goederen; ten aanzien van
de goederen, welke de passagier ouder zijne eigene bewaring
lieeft gehouden, heeft deze ecliter te bewijzen, dat dc schade
is veroorzaakt door toedoen van den schipper of van de equipage, [_
art. 532 K. Zie
liijlntjc .\\XX\\\'I1 (bagage-eoguos.semenl).

i JULoaj-. ih\' c^\'ll (u)cll>] j^. t^, tcrt^w c\'pc^

J

ir".
s»»».

-ocr page 316-

i.Liipij; »in!i»ni;,ii,,iv

%

i

reu-»-«\'

Verplichtingen van den passagier: den schipper
te gehoorzamen, art. 528 K. i. v. m. art. 6 Tuchtwet van
1856; het vervoergeld te betalen, art. 521 K., eu wel na afloop
van de reis. Anders
Kist, dl. 5, bl. 258. Vooruitbetaling a
tout événement van den passageprijs, waarin de kosten van
onderhoud zijn begrepen, is op de stoombootlijnen regel.

Het vervoergeld is verschuldigd ook wanneer de passagier
de reis geheel of ten deele niet meemaakt, doordat hij niet
tijdig aan boord komt of zich daarvan, zonder toestemming
des schippers, verwijdert, art. 522 K.

Ontbinding der overeenkomst met schadevergoeding kan, in
de gevallen in dit artikel vermeld, door den schipper niet
worden gevorderd; Eb. Amsterdam 28 Febr. 18GG, W. n°. 2806,
M.
v. H. 186G bl. 68.

De schipper heeft voor het „verschuldigde wegens vervoer-
geld of kosten van onderhoud" recht van terughouding en
voorrecht op de goederen van den pa.ssagier, art. 533 K. Verja-
ring van de vordering tot betaling vau het door passagiers
verschuldigde hi één jaar na de aankomst van het schip,
art. 741 4° i. v. m. art. 747 K.

Art. 529 K.

Vervoer van passagiers is geen Imndelsdaad, DiKriiuis, dl.
2, bl. 194 n^ 4. Anders
Kist, dl. 5, bl. 253 v. met een beroep
op art. 4 7° K.

Vervoer vau landverhuizci-s: Wet van 1 .luni 1861, S. n°. 53,

gew. bij de wot van 15 Juli J8G9, S. no. 124.

C. lioRST, opmerkingen naar aanl. v. d. wet houdende bepp.
omtrent den doortocht en het vervoer van . landverhuizers,
Prft. 1889.

De wot regelt: 1®. het politietoezicht op do landver-
huizers, 2°. hot bedrijf van ondernemer van het vervoer van
landverhuizers uit het Hijk naar eene plaats l)uiten Europa of
uit eeno Nederlandsche naar een andere Europeesche plaats,
3°. do verplichtingen dio uit do overeenkomst van ver-
voer voor don ondernemer voortvloeien. Aan do ondernemers
worden door de wot bovendien verschillende verplichtingen,

nC)

-ocr page 317-

538

omtrent de inrichting hunner schepen enz., opgelegd. Ter
handhaving en uitvoering der wet dienen de Commissies van
Toezicht over het vervoer van landverhuizers. Zij doen, wat
de ondernemer nalaat, en verhalen op hem de kosten.

Art. 13 bevat een voorbeeld van verplichte verzekering.
De ondernemer is verplicht te verzekeren de kosten van
huisvesting, verpleging en verder vervoer der gezamenlijke
landverhuizers in geval van scheepsrampen ; hij moet de polis
dier verzekering inleveren bij de Commissie van toezicht.
Subsidiair is hij persoonlijk aansprakelijk voor den overtocht
der landverhuizers.

Voor zooveel daarvan in deze wet niet is afgeweken, zijn
de artt. 521—533 K. van toepassing.

K. B. tot uitvoering van art. 24 der wet (inrichting der
landverhuizersschepen) van 27 Nov. 1865, S. n°. 130, gew. bij
K. B. van 30 Sept. 1869, S. n°. 155, e«\'21 Juli 1875, S. n°. 138, ^

§ 62. BODEMERIJ.

Ontw. Burg. Wetb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. 3 V.an bode-
merij, artt. 1—21; Ontw. Wetb. v. Kph. 1809, artt. 4G0—
481; Cod. de comm., artt.. 311—331; AVetb. v. Kph., artt.
509—591.

A. Yerwer, Verhandelinge van \'t recht der Hollantache bode-
merijen, in Nederlants Seerechten en/.., 1711. — Bmnkershoek,
Quacstiones juris privati, lib. 3, c. 10, de contractu, qui dicitur
Bodemerij. — J. M. Hoog, over bodemerij, Prft. 1802. —
Eméuigon, traité des assurances et dea contrats à ia grosse,
uitg. door Boulay-Patv, 2 dl. 1827. — »e Coukoy, l\'em-
prunt à la grosse du capitaine, in (Questions de dr. maritime,
fo série, 1877. — Beneoke, System des See-As-sokuranz-und Bod-
. mereiwesejiH, uitg. door V. Nolte, 2 dl. 1851. — C. Jl. 11. I\'\'iianck,
de bodmeria seeundum jus per se, l\'rft. 1802. — V. Eiiiieniieku,
die beschränkte Haftung des Schuldners, 1880, bl. 42 v. — B.
ScunöDEii, dio Bodmerei, in Iîndkman.n\'h Handbuch, dl. 4, 1884.

Voor de geHchiedenis : (i. de VniEs, de foenoris nautici
contractu iure attico, Prft. 1842. — jM.
TvuENfAN, bijdrage
tot do geschiedenis der bodemerij\', Prft. 1880. — üaueste,
Ie prêt à Ia grosso chez les Athéniens, 1807. — B. ^Mathiass,
das foenus nauticum uiul die geschichtliche Entwickelung der
Bodmerei, 1881. — M. I\'ai\'peniieim, zur Entstehungsge-
schichte der Bodmerei, in Zft. f. d. gea. Hr., dl. 40, bl.

i\'j

l /j/x., ^ UPJ ) r ^{6, S.

;

I

5ife ,

-ocr page 318-

k :

f
t

/-t^A-tu^o^ t/TXjw u. fl^/ f c, zv, äT"

\\

t/mrrjÊjL

378. — H. SiEVEKiNQ, das Seedarlehn des Altertums, Prft.
189.3. — A.
SciiAUBE, der Yersicherungsgedanbe iu den Ver-
trägen des Seeverkehrs vor der Entstehung des Versicherungs-
wesens, in Zft. f. Social- u. Wirthschaftsgesch., dl. 2, bl. 149; —
die wahre Beschaflenheit der Versicherung in der Entstehungszeit
des Versicherungswesens, in Jhrb. f. Nat.-Ök. u. Stat., dl. 60,
1)1. 475. — Verg. ook Bensa, il contratto di assicurazione nel
modio evo, cap. II, 1884. — Scuköder, a. w., § 46. —Gold-
scuMiDT, Universalgeschichte des Hr., bl. 345 v. — C. 0. Segers,
in Themia, dl. 53, bl. 515.

Oorsprong.

A. In Griekenland is eene overeenkomst bekend onder den
naam
h(h(>is, roxog ravrixos, ravrixov Sca-fiaiia, waarvan de
oorkonde heette
(niyyQ«(}tj ruvuxij. Geldleening ter zake van
eene zeereis tegen hoogen rentevoet en onder beding van
teruggave van kapitaal en rente alleen in geval het schip
behouden vaart, in den regel met onderzetting van schip of
lading.

Hoofdbron: de redevoeringen van Dkmostiienes.

Bij de Romeinen heet dezo overeenkomst pecunia trajectitia,
foenus nauticum (Dig. 22, 2 en Cod. 4,33 de nautico faenoro.
Nov. lot) en 110).

In de Middeleeuwen „a rischio (pericolo o fortuna) di mare
0 genti" een gebruikelijk beding over hel dragen van het ge-
vaar der zee. Geldleening met dit beding: cambio nnn-ittimo,
prestito nmritlimo, a rischio di mare, prestantia maris, pres-
tantia ad navis periculum vel fortunam, i>resto a rischio della
nave. — Clausulo: sana eunte navi*.

Deze geldleening wordt in den regel gesloten v6ór den aan-
vang van de reis ten dienste daarvan.

B. In Noord-Europa wordt in do Middeleeuwen aan de over-
eenkomst van geldopneming, door den schipper gedurende de
reis uit noodzaak gesloten, onder verband van schip of lading^
met beding van terugbetaling van ka]>itaal en premie alleen
„voor zooverre do bodem zoo veel to lande brenget", de naam
gegeven van b odemerij of wissel op \'t ho 1 of kiele
van don s c h e p o.

-ocr page 319-

GRIEKSOHE BODEMERIJ

*

DOOR

Mr. J. A. LEVY.

-ocr page 320-

(Overdruk uit „Xoniiescliijn" S Sept. 1907, Ko. 0.)

AV. A. E. A. van. der Grinten. De foenere
nautico apud Atlienienses. (Tilburg 190G)
blzz. 81.

Dit proefschrift, te Amsterdam verdedigKl, ter
verkrijging van het doeioraat in de klassieke let.-
teren, in het latijn geschreven, welks aankondi-
ging mij door de redactie is veraocht, heeft twee
eigenaardightxlen. De schrijver, philoloog vau
beroep, op juridisch gebied, leek, maakt van een
ondeiTverp zich mecsüu-, dat ixxslitsgeleerden
klank en inhoud neeft. Het o])merkelijkst echter
is, dat hij, vau dien strooptocht een buit tliuis
brengt, die ons, mannen van het gilde, be-
schaamt en ven-ijkt. Dit herinnert aan do ver-
Uaaing eener ingénue iii ,,l{ataillo de dames"
meen ik, <lie, toen zij iemand, daartoe niet in
staat geacht, zingen hoorde, losbai"stto: „.Ma
tante, il chante des uirs de Cimarosa et ce (jui
))is est, il les chante bien."

Inderdaad wordt ons liier, in een zevental ont-
kolende hoofilstukken, waarvan ieder een der ele-

-ocr page 321-

iiienteu van de ovei-eenkomst. behandelt, eene
üud-grieksclie rechtsinstelling- voor oogen ge-
plaatst, waarvan de overeenkomst, met de heden
teu dage nog bestaande en gebruikelijke, even
merkwaardig als treffend is. AVie kennis neemt
van des Tweeden IJoeks van ons AVetboek van
Koa])liandel, achtsten titel: „A\'an Bodemerij"
zal, tenzij gewaarschuwd, kwalijk op de gedachte
komen, dat Demosthenes, des schrijvers hoofd-
bron (2), deze voorschriften hanteert, als had hij
ze gemaalct. AVaaraan hebben wij hier te den-
ken? Aan de veiv.ucliting van Horatius:

Gi-aecia cai)tji ferum victorem cepit, et artes.
Intulit agresti Latio.— ?
of, aan (joetlie\'s welbekend:

Es erben sich Gesetz und Rechte enz?

In allen gevalle, kunnen wij de hoovaardij
onzer wetgevingskun.st, zoo, tegen alle recht en
reden, soortgelijke aanvechting ons bevliegen
mcHïht, wel opdoeken, nu onder den blauwen
hemel van het kunstlievend Hellas, haar voor-
en toonbeeld tot vollen wasdom geraakt is.

Stahl heeft eens Israel het volk \\-an den ginls-
dienst, Rome do bakermat van hei lieeht, Gri<ï-
kenland de J)uterplaat3 voor de kunst gon(K\'md.
Het schijnt niet gera<len die indeeling aan eeno
actio finium rogundonim: rediisvordeiing tot;
grenisbei)aling, ten grondslag te leggen. Zij ver-
schuiven wel eens, de greir/en. De eeuwen tart en-
de vcmilbrengselen van grieksche plastiek heb-
ben, voor geslacht na geslacht, de altoos vlie-
tende bron van liet schoone omlijnd, ünaflian-
kelijk daarvan ecliter lieoft iii liet Gode begena-
digt!, door klimaat èn taal èu igeest bevoorreclit,
volk, een rechtszin zicli ontwikkeld, op welken,
aanschouwelijk en stelselmatig,, in één afgeron-
dea sanieiiliang, de aaiidacJit te liebben geves-
tigd, des sclirijvers niet geringe verdienste is.

Meii eert niet, wat men niet kent. Dit moge
ons juristen, gezegd zijn. Xog ligt de vergelij-
kende reclitswetoaischap in hare windselen en
reeds zijn hare lessen onwaardeerbaar. Hoe hoo-
ger wij opklimmen in de lang vei-smade en toch
zoo aantrekkelijke Beschavingsigoschiedenis, des
te sterker Avordt de indruk, dat wij, wanende oor-
s])ronkelijk to wezen, in waarheid afschrijvei\'s
zijn. Zij vooral, de geschiedenis der volken, an-
ders (hm liare oudero znster, dio het met niet
minder dan koningen doet eu op slagvelden
nmdwaart, mept ons toe:

,,]3iscite justitiani nioiiiti et non teinneredivos."

In het bijzonder ten aanzien des oud-griek-
schen recht-slevons, zoowel in ivchtso})vatting
als in recht«toej)assiiig zich openbarend, blijkt
het hoe langer zoo meer, dat wij, onnadenkende
schuldenaren, eeno .so<lei*t goruiiuen tijd open-
staande rekening to vereffenen
heblKMi. Niet,
alsof wij niet gewaarschuwd waren. Yóór niet al
te langen tijd, naniLi])siiis, een der grootste ken-
ners van Griekenland\'s roclit.sontwikkeling, die

-ocr page 322-

taak op zich. lu gelijkeu geest uitte ziek Hit-
zig, wiens naam juist aan de recktsinstelling,
waai-van wij een deel kier bespreken, verbonden
is. 2)

Eindelijk geeft Hii-zel, in een lijvig standaard-
werk, een aaneengesckakeld betoog, dat gesckie-
denis en sanienliaiig der recktsbesckou\\ving in
Griekenland, telkenreis door wijdvei-takte bewijs-
plaatsen, uit de bronnen gestaafd, voor oogen
stelt. 3)

Tot reckt verstand van ket ondei-werj), dat ons
bezig koudt, moge op den eeretgemelde een be-
roep worden gedaan. Lipsius zegt: „In de
plaats der Pkoeniciers, kebben de Grieken tot
liet eerste kaïulels- en nijverkeidsvolk der Oud-
keid ziek ontwikkeld, en in duizend trekken laat
zelfs onze venninkte overlevering ket buitenge-
woon bedrijWge verkeeraleven erkennen, dat, met
name in de ste<len dei- grieksoke kusten en eilan-
den, zijn i)oIsslag ttKinde. Zaak was, voor de be-
koeften van dit rijk ontvouwde verkeer, dereckis-

>) II. Lipsius. Von der Bedeutung des Griechischen
Rechts (Leipzig 1893».

H. F. Hitzig. Die bcdeutung dea altgriecluschen
Rechtes für die vergleichende Rechtswissenschaft, mot
de noten opgenomen in Kohlers Zeitschrift für Vor-
gleichende Rechtswissenschaft. Bd XIX. Heft I bladz.
1 vlg (Stuttgart 190G.) Hitzig is do sohrijver vnn Grie-
chisches Pfandrecht (J895i.

R. Hirzel. Themi.s, Dike imd Verwandtes. Ein Bei-
trag zur Geschichte der Rechtsidee bei den Griechen.
(Leipzig 1907)
*) t. D. p. blz. 11.

kundige vormen te scheppen, en met algeheele
beslistheid mogen wij het ooixleel vellen, dat het
grieksche Hecht vollvomen opgewassen was voor
deze taak. Yooi-zeker, mag niemand venvachten,
in (lat Itecht terug te vinden de scherp geslepen
begripi>en en de vast ontw()rj)en foiiuuliereu,
waarop de kracht des romeinschen Rechts be-
rust. AVilde men zoodanigen maatstaf, als den
uitshiifend gerechtigden, latt>n geilden, dan voor-
zeker, zou men slechts te berusten hebben in
het woord van Cicero, dat bij voorkeur op Grrie-
kenland is genmnt, te weten, dat ieder ander
ci^-iel ivolit, in vergelijking tot het ronieinsche,
hem regelloos en schier homerisch toeschijnt. •)
Maar gelijk het grieksche vermogensrecht door-
gaans geleid schijnt, door j)raclische gezichtspun-
ten, ^•erstond het ook overal aan de imscIumi der
])ractijk zich aan te jiassen, on indien zelfs de
Romeinen, voor gewichtige ixKïhtsverhoudingon,
duurzaam bui-gernrlit hebben t
<H\'geken<l, aan
de grieksche aanduiding, ligt daarin toch wel
eene klare vingerwijzing hiervoor, dat, met den

\') Do lioogl(^<3ranr iloelt liier op Cicero, ilc Oratoro
I. U: Percipietis otiam illnm cx cognitiono ^uris lao-
titiam ct voluptntcm, quoil, quantum praostitonnt nostri
majores pruclentia ceteris (jentibus, turn fncilliinc intcl-
hgctis, 81 cum illorum LycurRo, ot Drncone, et Solone
nostrns legos conferre volueritis. Inoredibilo est enim,
(luam sit omno jus.civile, prnoter hoe nostrum, ii)con-
Uituin. ao pneno ridionlum; do quo multa soleo in ser-
monibus quotidianis dieere, eum honiinuin nostorum
prudcntinm ceteris omnibus, et maxime Grnecis, nnto-
i)ono.

-ocr page 323-

naam, ook de zaak van hen is ontleend gewor-
den."

Dat op den bodem, door Lipsius beschreren,
een verkeersrecht bestaan moest, ligt voor de
hand en zal niemand verwonderen. Steeds, heeft
de handel de vormen, voor zijne eigene reclits-
verbindingen, zelf zich geschapen. Onopgelost
echter blijft daarbij eene vraag, waarop onzo
wetenschaj) nog steeds het bescheid wacht. De
heer Tan der Grinten neemt, als eei^ste der stel-
lingen, geplaatst aan het slot van zijn proef-
schrift, als samenvatting daarvan tevens, deze
op, dat de botlemerij gerekend kan worden tot de
oudste vomien van verzekering te behoo-
ren. Hij zal luttel tegenspraak te verduren heb-
ben gehad. Yan het genus: verzekering, is bo-
demerij een species.

In welk bi\'ein echter is de even vernuftige
als vmchtbare gedachte zelve, om tegen vastge-
stelde A\'ergoeding, u deelgenwit te maken van de
verliezen, die mijn veraiogen ondei"gaat en van
de gevaren, die het loopt, het eerst ontkiemd?
Welke lotswisselingen onderging dit denkbeeld,
alvorens het, tot vollen wasdom gekomen, kant
en klajir, eene plaats zich veroverde te midden
der rechtsfiguren, die, waar noodig, voor het
grijpen liggen?

Wonderbaarlijk genoeg, in dit opzicht, zwij-
gen de tot dusver bekende bronnen, hoe onschat-
bare bijdrage ook voor de evohitie der Rechts-
idee, licht op dit punt wezen zou. H(mie, leerling
van Hellas, wist zijns meesters erfdeel niet
sleclits trouw te bewaren, maar zelfstandig en
rentegovend te beheei\'en. En Rome èn Hellas
echter kennen wij slechts, ook zelfs wat den
vroegsten tijd l)elangt, in gevorderden staat van
kuituur, met bloeiend rechts- en bedrijvig ver-
keersleven. Is aldus liet maatschappelijk rader-
werk eens in beweging, den vorm voor zich ver-
nieuwenden rechtseisch, door samenvoeging en
aanpassing, te vinden, is zaak van overleg en
nadenken, — een weefsel, waaraan velen gelijk-
tijdig zich kunnen zetten en zullen hebben ge-
arbeid.

Geheel anders staat het met de schepping, het
ontstaan van fonkelnieuwe reditsvormen. l)ezen
zijn nocli waren ooit autochtoon, noch treden zij,
als Alinerva, uit het hoofd vau .Tupiter te vo(n--
scliijn. ])e man, de groep, de klasse, het volk,
wiens of wier denkarbeid het waarlijk niet voet-
stoots te vinden begrip : v e r z e k e r i n g, om
het even hoe, te land of te water, op schip, goed
of menscli toegepast, ontwierp en post deed vat-
ten, in dpn dagelijksclien gang van zaken, l>ewees
aan de mensohheid eene wehlaad van reusach-
tige afmeting, ilet één slag, wa-s daardoor de on-
dernemingsgeest ontkluisterd, naardien haar
boeien, vrees voor gevaren, wenlen geslaakt.

Is het niet te bejamnienMi, dat de ge.scliiedenis,
voor wier doordriiigtMid oog anders de nevelen
opklaren, van krijg.slielden en veldoversten nauw-
keurig IxM\'k houdt, doch, te midden der door liiiar

-ocr page 324-

10

vermelde vindingrijke geesten, woordvoerders en
voorgangers, deze niimte onbesclireven laat ? In-
tnssclien, ultra posse nemo obligatur, en voors-
hands kunnen wij, in de keten der ontwikkeling
van liet rechtsinstitiiiit der veraekering, althans
tot Griekenland teruggaan. Hoe nu het deel:
bodemerij gelieeten, aldaar werd opgevat, venie-
men wij van Lipsius, als volgt:

„Ook de hypotheek bestond juist bij de over-
eenkomsten, die, naar den aard des griekschen
handels, bijzonder veelvuldig zijn moesten, bij
<le oveivenkomsten tot geldschieting ter zee, op
het schip of op de lading of op beide te gelijk, en
was daarmede blootgesteld aan alle gevaren der
zeereis, om niet te spreken van de moeilijkheid,
in een vi\'eemd land tot zijn n-clit te komen. Ge-
lijk, om die reden, de rentevergoeding, die, bij do
schaarschte van geld, en bij gebivke van andere
waardeteekens, op zich zelf ree<ls bxiitengewoon
hoog was, en zelfs bij ile zekerste hypotheek, niot
beneden 10% bedroeg, bij het geldschieten op zee-
])remie, nog aanmerkelijke stijging onderging,
waren Jiier tevens bijzondere v<M)rzichtigheids-
maatregelen geboden, wajirvan de wetenschaj),
op de leeiTijkst(ï wijze, t^ot ons gekomen is, d(M)r
eene ovenM\'iikonist van bodemerij, In-waaixl in
eene procesrede, waarvan de echtheid, zonder toi\'-
reikenden grond, in twijfel getix)kken is ge-
worden.

\') t. n. p. blz. 17.

Xiot slechts koers en tijd der vaart, soort en
hoeveelheid der in te laden waren, ])laats en ter-
mijn der tei-ugbi\'taling eu de gevallen, waarin
zij, geheel of ten deele aclitenvege blijven mag,
woixlen nauwkeurig vastgesteld, maar de, voor
ons doel hoogst gewichtige bepaling wordt er
bijgeviH\'gd, dat, in het gt^val van wanbetaling, de
schuldeischers hunne vordering, door inboslag-
noming en verkoop der hypotheek dekken, ja bij-
aldien dc/e niet voldtKuide is om hen te bevrwli-
gen, ook tegen al het andere vermogen der sclnil-
denaron de executie bewerkstelligen mogen, even
als ware een rechterlijk vonnis tegen hen gi^Ave-
zen. lOn in deze uitbreiding van het exreutie-
reclit, waarvan de onvoorwaardelijke geldigheid,
tegonovor iodore wet en volksbesluit uitdnikke-
lijk woixlt bojjaiild, ligt het v
(M)rtschrijden buiten
het wettelijk recht, dat, minstens in zijn ouderen
vorm, slechts inbezitneming van het vorj)ando
oorloofde."

Iletgwn Lijjsius hier samenvat, behandelt de
heer van der Grinten in bijzonderheden, nu\'t
nauwkeurigt» ])ljuitsaanwijzing. DaardtMir wordt
over geheel het leerstuk oen helder licht ver-
Rprcid, en oniistaat er verband tusschen de onder-
(lee\\en daarvan. Tot i-nkele oj)nu\'rkingen shvlits,
vind ik aanleiding.

Dat de geldschieter niet t<\'rug volleren kan,
indien het j)an(l, schi]) of lading, d(M)r een sinis-
ter der zee vergaat, was, in Griekenland, rech-
tens. De schrijver echter \'/egt: „Anders dan wij.

-ocr page 325-

12

hebben de Grieken deze vooi\'waarde als een ver-
bintenis opgevat (5). Daaraan deden de Grieken
zeer wijs, en wij doen niet anders, zie art. öG9
"W.
V. K. Hot voonvaardelijke ,,indien\'\' is de
substantie zelve van ,,het gevolg" d.w.z. van het
wt^7.en der overeenkomst. Bodemerij is wel, gelijk
iedere assurantie, een aleatoir, maar niet een
voorwaaardelijk contract. De voonvaiirde (vor-
lies enz.) is hier de eventualiteit, waarvan het
contract afhangt.

De inkleeding van het contract, mat name do
op])ermachtigheid daarvan, ook tegen de wet in,
geeft den .schrijver nog al wat te stellen (7,75).
Hoe niaig een cdniract togen de wet zijn! —
rwpt hij uiten interpreteert het beding: schuld-
eischer of schuldenaar, zullen niets wettelijk mo-
gen eischen, waivromtrent in het contract anders
v<M)rzien is, d.w.z. het contract mag aan de wet
derogeeren. Toch alhïon dan, z<ni ik meenen, in-
diende (ons onbekende) wet niet dwingend r(H\'ht
behelsde, derhalve niimte v(M)r afwijking liet.

Intu.sschen, scliijnt, (H)k op andere wijze, twee-
ledige verklaring der clausule mogelijk.

De eerste is die, welko Lipsius aangeeft, in do
slotw<M)rden der zooeven afgescliivven ])laats.
Daaruit blijkt namelijk, ilat verder te gaan dan
de wot voorschreef, in beginsel, geoorloofd scliijjit.
Ls dit zoo, dan levert het oud-grieksobe Kwht
ons een voorbeeld van een bijdi-ago tot de leer,
welk o.a. d<M)r mij (in Recht en Wet), als nog
heden ten diige geldig, werd ontvcmwd, welko
leer tot formule heeft: non contra legem sed
I)raetcr legem, l^aarhij komt, dat, naar het ge-
tuigenis van Lipsius^) bij het attische gerecht,
,,de eischen der billijlcheid altoos zwaarder ge-
wogen hebben dan het fonueele recht." Komen
])artijen nu op een bepaald p\\int, dat niet door
de wet verboden is, overeen, dan zal de i-echter
zeker niet tennen gevonden hebben, haar daarin
te dwai-sboomen.

])e tweede verklaring gaat een gansch ande-
ren weg uit. Aan Hirzel hebben wij het betoog te
danken, dat de steen des aanstoots (het griek-
sche: nomos) niet had de altoos vaststaande be-
teekenis van „wet"\', maar gaandeweg van zin
veranderde, en oorspronkelijk verband hield met
„zede" of
„gewoonte". 2) Daar nu Ixnlongen was
dat niets machtiger (kurioteron) zijn zou, dan het
contract, ook niet de ,,nomos", is het de vraag,
of ten tijde van IhMuostlienes, dit laatste woonl
de onmiskenbaar gevestigde beduiding van:
„wet" reeds had, dan wel die van: „gewoonte"
nog genoot. Dit is philologen-werk, alzoo juist
een kolfje naar des heeren van der Grinten\'s
hand. •\'\')

\') t. n. p. blz. 16. ») t. a. p. blz. 876.

\') Wellicht kan <lo navolgende opmerking vnn Ilirzol
t. a. p. 188) als vingnrwijzinR dienon. Dat do Griokcn liet
wezon zelf dor goreclitiglicid (dikel, in do naleving cenor
ovcrocnkomst, zagon, was uit Aristoteles\'Nicomnohöiacho
Etliiek bekend. Nnar liunno opvatting nu, verkreeg do
golioudonlicid krachtens vrije overeenkomst, kracht vnn
^yct. niet ovordrachtciyk. geliik ons art. !371 B. W. kenne-
lijk bc\'doelt, niaor workolijk. Ten betoogo, verwijst Hirzel
naar do inticrdaad sprekende plaats bij Aristoteles. Rliet.
I 15: het contract: „nomos cstin idios\'\' is ccn eigen wot.

-ocr page 326-

li

Dat koop niet l>ecling van wederinkoop, in
Griekenland, „een zeer geliefd contract" was,
verklaart Lipsius \'), en bevestigt onze sclirijver,
met bet oog op een bepaald geval (2ö). Lipsius
oordeelt ecliter, dat u i t eerstgemelden geolau-
suleerden koop bet pandcontract zich ontwik-
keld heeft. Adliuc sub judice lis est.

Met bedrieglijke verbodeniing van reeds ver-
bodemd schip of goed, welke, naar ons Recht,
des geldnemers persoonlijke aansjjrakelijkheid
ten gevolge hebben (art. 578 v. K.), en hem
aan ge^\'angenisstraf blootstellen zou (art. 327
Strfr.), viel in Griekenland niet te gekscheren.
Er stond de doodstraf op (41.) In het alge-
meen, was men nogal gul met die straf. In De-
mosthenes\' rede tegen Dionysodorus, een hoofd-
bron voor ons thema, liad de gedaiigde hierop
zich beroepen: „dat het schip niet gered en niet
in den Piraeus teniggekeerd was", waarop de
eischer \'hom toevoegde: „Daarvoor hadt gij eigen-
lijk : met den dood bestraft moeten worden".
Men houde evenwel in het oog, dat die schijn-
bare gestrengheid, met een gixx)te bnitering in
de vstrafrechtsopvatting gej)aar(l ging. „O]) den
roem van den enormen vooniitgang, de Ix\'straf-
fing van het misdrijf aan de i)rivaatwraak ont-
tmkken, en in de hand eener, door den Staat aan-
gestelde, rechterlijke inaclit gelegd te hebben,
maakt Atliene, voor zijne wetgeving, aanspraak"
zegt Lipsius 3),

1) t. n. p. blz. 11. »J t. fi. p. blz. 21.

Omg-ekeenl, mag men niet ziek verhelen, dat,
juist teu tijde van Demosthenes, de straf, als
middel tot afschrikking en verbetering (hoezeer
dit laatste dan ook in het eerste schuil gaat), be-
schouwd wer<l \').

Trouwens, ook door andere strafl)epalingen,
werd de naleving van het IxMlemerij-contract
veraekenl. Men Iwdong, voor de afwijking, be-
taling van het dubbele (G2), of wel eene boete,
die lang niet malsch was, b.v. ÓOOÜ ili-achmen
voor de opgeschoten 2000 ((J\'J). Yoor de teiiig-
betaling, werden stipte en uiterst streaige bepa-
lingen gemaakt. (Gó)

De schrijver, over de vooraoi^sinaati\'egeleii tot
naleving van het contract sjjrekende, roert ter-
loops, he.tgetMi niemand kwalijk nemen kan, —
navita de ventis, de tauris narrat arator — een
hoogst opmerkelijk rwhtspunt aan. Hij vermeldt
namelijk het bekende en volgons Lipsius») uiter-
mate verspreide feit, dat het contract, door boi-g-
t<x;ht, wer<l ver/ekenl, juist om te genux\'t te ko-
men in de leemte der wetgeving. Ue schrijver
ven\'olgt: „In de Lacritëistische mie, tracht do
spivker de rechters te overtuigen, dat Lacritus
Ixirg gi\'bleven was voor zijne hnKnlei-s, maar \\iit
des si)re\'kers woorden kan alleen worden afgeleid,
dat Lacritus de geldschit<ters heeft overreed geld
aan de beide debiteuren te leenen". (()(>)

\') Zio Ilirzol t. n. p. blz. 118 sub V.
»» t. n. p. blz. IG.

-ocr page 327-

16

Er schuilt hier eene uiterst fijne rechtsvraag,
die, niet zonder het jus in causa jiositum, kau
•worden opgelost: te weten, de grenslijn tusschen
(subjectieve) eigen verplichting, en (objectieve)
raadgeving. Ons Recht laat dit piint, ter beant-
woording, aan algemeene beginselen. Het duit-
sche burgeerlijk wetboek geeft althans een leid-
draad in

§ 676. „Wer einem Anderen einen Rath oder
eine Empfehlung ertheilt, ist, unbeschadet der
sich aus einem Yertragsverhältniss oder einer
unerlaubten Handlung gebenden Verantwort-
lichkeit, zum Ersätze des aus der Befolgung des
Ilathes oder der Empfehlung entstehenden Scha-
dens nicht verpflichtet."

Ten slotte, beantwoordt de schrijver de vraag:
hoe van het bestaan der overeenkomst (op schrift
gebracht en door getuigen geteekend), voortdii-
rend blijkt?, — door de opmerking, dat zij aan
een vertrouwd persoon, b.v. een wisselaar, in be-
waring gegeven werd (deponebatur apud homi-
nem fidum (mensarium) (78). ])aanne<le, heeft
hij niet genoeg recht doen wedeiwaren, aan het
nHïhtshistorische feit, dat ons beginsel van open-
baarheid der hypotheken, van griekschen oor-
sprong is.

Oj) dit punt, zegt Lipsius : ,,IIct grieksche
Recht waarborgt de zekerheid der rechtshande-
lingen liiordoor, dat het haar, op eene of andero

\') t. ft. p. Llz. 12.

w-ijze, eene openbaarheid verleent, gelijk het ro-
nieinsche Hecht, ook voor de plechtigste vormen
van eigendomsoverdracht, haar niet kent. Onder
de noodzakelijke ambtenaren van een welgeor-
dend Staatswezen, rekent Aristoteles, niet als
theoretischen eisch, maar in aangewezen ovexx^en-
stemming met eene ver verbreide })ractijk van
gezag, eene autoriteit, die de, door })articulieren
gesloten, overeenkomsten registreert, en nauw-
keui-ig met den, door Aristoteles, voor zijn tijd,
aangfiduiden naam, ontmoeten wij, in zoodanige
eigenscha]), op de oude oorkonden van Halicar-
iiassus, Gortyn en Jasos de M n e m o n e s, die
deswege, slechts in oneigenlijken zin, als voor-
l(MH)ers van het notariaat zich laten kenmerken".

De oj)nierkingen, waartoe het pnx\'fschrift van
den heer van der Grinten mij aanleiding gaf,
liebben de strekking, de beteekenis van zijn werk
in het licht te sti\'llen voor ieder jurist, Avien do
rechtsvergelijking belang inboezemt. De gemeen-
schapi)elijke arbeid van vakgenooten en i)hi]()-
logen is, voor deze wetenschapsvertivkking, wat
de klassieke Oudheid betreft, onontbeerlijk. On-
giH\'venaard, misschien onovertrefbaar, is het ro-
meinsche Eeclit, wat de methodologische zijde
daarvan Indangt. Juist echter om de onmisken-
bare f(niten, die zijne grondg(Mlaehte aankleven,
is het van onschatbare waarde, indien ons voor
oogen go.steld wordt, 1i(h> Ibime\'s Rirhi. ganscbe-
lijk niet als h e t Recht beh(M»ft ü» worden be-
schouwd. Bij alle waardeering, bewondering

-ocr page 328-

18

zelfs Tan romeinsclie tecliniek en l>egripsontle-
(ling, moeten wij in staat zijn de zeloten te doen
inzien, dat men liet rechtsgebied niet verlaat,
indien men Rome\'s verfoeilijk en noodlottig in-
div-idualisme prijs geeft. Daargelaten hare kul-
tuurhistorisclie waarde, is de eigenlijke en diepe
zin der rechtsvergelijking ven\'at in Seneca\'s
les: si scii-e vis an velim, effice ut possim nolle :
indien gij ééne zaak slechts mij voorlegt, mis ik
de keus.

-ocr page 329-

540

Amsterd. Ord., art. 4 (Wisbuy, art. 40). Placaet v. Philips
II, 1563, v. d. schippers en kooplieden, art. 11; ord. op de
versekeringe, art. 19.

Verschil tusschen de overeenkomsten onder A. en B. genoemd.

Bodemerei, bottomry, respondentia, contrat a la grosse (aven-
tiire), pret a la grosse, prestito marittimo, cambio marittimo.

Het "Wetb. v. Kooph. kent twee soorten van bodemerij, de
uitgaande bodemerij (bod. vóór den aanvang der reis) en
de bodemerij uit noodzaak.

De uitgaande bodemerij is gelieel in onbruik geraakt en
vervangen door de verzekering, de pand- en verbandbrieven,
het niet terugvorderbare vrachtvoorschot en de vooruitbetaling
van de vracht, den verkoop met beding „accept tegen cog-
nossement", den verkoop c. i. f.,\'*cnz. De bodemerij uit noodzaak
verdwijnt eveneens om plaats te maken voor andere crediet-
operaties door den reeder.

Definitie, art. 569 K. Vorm, art. 570. Schriftelijjce akte als
geldigheids-vereischte.
Kist, dl. 5, bl. 277; Dikpiiuis, dl. 2,
bl. 212.

Inschrijving ter griffie van de arrondissements-rechtbank
voor bodemerijen binnen het Koninkrijk aangegaan, art. 571-

Sanctie van artt. 570 en 571: er ontstaat alleen een per-
soonlijke schuld van den geldopnemer voor hoofdsom en wet-
telijke intere.sscn, zonder verband van schip of lading, art. 572.

Bodemerij brief aan order; overdracht door middel van endos-
sement, in dcnzelfdcn vorm als bij wisselbrieven, benovens
overgave. Do cndos.sant staat in voor het geldig bestiuin der
bodemerij, doch niet voor do betaling; er is dus niot regres
als bij wissel-endossement, art.
573. Zie hierboven § 34 en
Kist, dl. 5, bl. 301 v.

Art. 574 noemt voorbeelden. Bodemerij kan, met inachtne-
ming van art. 578 al. 1, worden genomen oj) alle zaken mot
uitzondering van de in art. 577 genoemde. Verband tu.sschen
art. 577 en art. 599 1®. De schipper mog bodemerij nemon
op zijn gagie en premie of kaplaken; anders
Diki\'iiuis, dl. 2,
bl. 212. Verg. art. 599 2®. Sanctie, art. 578 ul. 2.

SSBSSS9E9B1^»BSSBSB

xm

ÖU treyt^J*^

\\

\'S"\'

m

¥

-ocr page 330-

s

Bodemerij boven de waarde der verbonden voorwerpen is
niet geoorloofd; gevolgen, art. 576.

Kunnen bodemerij opnemen de reeder, de schipper en de
eigenaar der lading. De schipper moet in acht nemen bij
uitgaande bodemerij art. 579 of art. 342, bij bodemerij uit
noodzaak art. 372. Sanctie, art. 579. Verg. art. 580 met art. 342.

De geldschieter draagt het gevaar der zee. Begin en einde
wijst art. 585 K. aan; later vergaan heeft geen invloed op des
geldojinemers alsdan persoonlijke gehoudenheid tot betaling.
Kb. Winschoten 16 Mrt. 1870, W. n°. 3248, M. v. H. 1870
bl. 192. Verval van de reis, art. 586. „Het gevaar van de
zee" wordt nader omschreven in art. 588 i. v. m. artt. 582 en 587.
Verg.
Verweu, aenteikeningen op § 1: „rechte avonture van der
See". De geldschieter verhaalt zich op de verbonden voor-
werpen of hetgeen daarvan is overgebleven; indien hij den
geldopnemer persoonlijk \'aanspreekt, moet hij bewijzen, dat de
schuld bij het einde van het gevaar op het verbodemde kon
worden verhaald of dat dit door andere oorzaken dan do
gevaren der zee niet het geval was.

Verplichting van den geldopnemer, indien het verbonden
schip of goed eenige ramp ondergaat of genomen wordt, tot
kennisgeving en redding, art. 590. Lossing van met bodemerij
bezwaarde goederen te kwader trouw doet den schipper (reeder)
persoonlijk aansprakelijk worden voor do voldoening der bo-
demerijschuld, art. 584 K.

Onderhnge rang van bodeuierijbriovon op hot schip, art.
581: bodemerij uit noodzaak gaat voor uitgaande bodemerij,
do latere voor do eerdere.

Bijzondere bepalingen voor uitgaande bodemerij op goederen,
artt. 582 en 583.

Verschil tusschen uitgaande bodomorij on bodemerij uit
noodztuvk:

a. Alleen voor bodemerij uit noodzaak is afstiuid (abandon)
uiogelijk.

b. Verschil in rang van het voorrecht, artt. 581, 313 6°
en 9°.

-ocr page 331-

542

c. Bodemerij uit noodzaak draagt geen avarij, uitgaande
daarentegen wel, art. 589.

Beteekenis van dezen regel. Verg. Verwek § 24 en de Or-
donnance de la marine van 1681, livre 3, tit. 5 (des contrats
à la grosse), artt. 16 en 17.

Art. 16 der Ordonnance: „les donneurs à la grosse contri-
bueront, à la décharge des preneurs, aux grosses avaries, .... et
non aux simples avaries ou dommages particuliers qui leur pour-
roient arriver, s\'il n\'y a convention contraire".

Bij het oude cambio marittimo vermindert avarij van het
onderpand des geldopnemers gehoudenheid tot terugbetaling
naar evenredigheid. Zie K,. J.
Valin, nouveau commentaire op
de Ord. v. 1681, op artt. 16, 17 en 18 van livre 3, tit. 5.

Volgens Verwer § 24, bl. 160—173, draagt naar Hollandsch
recht bodemerij noch particuliere noch gemeene avarij. Even-
zoo Senatus supremus
27 Juni 1711, bev. Hof van Holland
15 Oct. 1710, Bijnkershoek, Q. J. P., lib. 3, cap. 16, bl-
513 vlg.; Barels, Advysen, dl. 1, n^s. 61, 63, 65 en 67; v. d.
Keessel
, tb. 558, 559 en 561; v. d. Linden, bl. 481.

Amsterdamsche keur v. 10 Mrt. 174i, art. 21 1.1.: „Assu-
rantie op Bodemarij gedaan op Goederen is vrij van alle avarij-
grosse en vermindering van waarde door eyge bederf". Ampli-
atie 30 .Tan. 1756: „Assurantie o]) Bodemarijo gedaan is vrij
van Avary-grosse en vermindering van waarde door eigen bederf".

Volgens art. 330 Code de comm. vermindert elke avarij naar
evenredigheid de bodemerijschuld.
Lyon-Caen en Renault,
dl. 6, n°. Iblltcr.

Art. 589 W. v. K. keert, doch alleen voor de bodemerij
uit noodzaak, tot het Oud-Hollandsche recht terug. Verg.
Voor-
duin
, dl 10, bl. 268 vlg. Art. 588 al. 2 beslist niot over het
dragen in avarij. Artt. 588 al. 2 en 589 K. correspoudceren
met artt. 327 en 330 C. d. c. Art. 601 K. bevestigt, dat uit-
gaande bodemerij in elke avarij draagt, d. w. z. door iedere
avarij evenredig wordt verminderd, daarentegen bodomorij uit
noodzaak integraal moet worden betaald, zoolang hot onder-
pand voldoende is. Boven bodemerij uit noodzaak bevoorrechte

M

m

»VAjiA^^^O^ft.^ ^ rit.A

teJdU^/L. ^ .vtJbtM^ ott» «y^^ ^ eifft^UU ^ MmICJA^^jU^:,^

^^uiiÂ- eijLis M^AA^-^^O\'.

-ocr page 332-

uviirijeii-particulier (bij goederen ook de bijdrage in avarij-
grosse, art. 490) verminderen de waarde van liet onderpand.
Zie art. 591. Verg. M. II.
s\'Jacob, in Ned. Jaarb. v. R. en
W. 1850, bl. 546 vlg.

Bodemerij verliest het daaraan verbonden voorrecht na ver-
loop van de in art. 745 K. vermelde termijnen na aankomst
van het schip; bovendien geldt art. 816 bij verkoop van liet
.schip. Zie ook art. ;>13 6° al. 3.

De rechtsvordering uit den bodemerij brief verjaart in vijf
jaren na het sluiten der overeenkomst, art.
743, behoudens
art.
747 K. Verg. Kist, dl. 5, bl. 441.

Bodemerij geeft noch hypotheek, noch pandrecht, maar een
wettelijk voorrecht. Verg.
Vkrweu, § \'25.

Bodemerij is een kansovereenkomst, art. 1811 B. W.

Bij de binnenlandsche scheepvaart kent de wet bodemerij
niet, art. 758 K.

63. A\\\'ARIJ-GR0S8E.

Ontw. Burg. Wotb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. 2, iirtt. 1—39;
Ontw. Wotb.
V. Kph. 1809, artt. 583—587, G05—G27; Code
do coniin., artt. 397—102, 140—129; Wetl). v. iCph., artt.
09(5—708, 722—740.

Avarij, Havarie, average, avarie.

Avurij of averij beteekent zeeschade, elke schado door
.sciiip of lading op eene zeereis goleden en allo buitengewone on-
kosten gedurende do reis voor scliip ofladinggemaakt, art. 696 K.

Men onderscheidt: a. avarij-grosse (gomeeno avarij),
gemeeno zeeschade, d. w. z. die schade, door schip of lading
op een zeereis geleden, en dio buitengewone onkosten gedurende
de reis gemaakt, welko door het schip, de vracht eu de la-
ding gemeenschappelijk worden gedragen; 6. a v a r ij - p a r t i c u-
lior of bijzondjere avarij, bijzondere zeeschade, d.w.z. die
schaden cn onkosten welke uitsluitend worden gedragen door
hem, dio do .schade onmiddellijk lijdt of tc wiens behoeve de
onkosten moer bepaaldelijk zijn gemaakt.

Schaden cn onkosten „gedurende do reis" geleden of gemaakt.

-ocr page 333-

544

zie art. 696 K. Is de termijn van art. 625 of die van art.
627 bedoeld? Verg.
Kist, dl. 5, bl. 316.

De gewone onkosten van elke zeereis worden wel commune,
menue, ordinaire of kleine avarij genoemd. Zie artt. 702
en 708 K.

Avarij-particulier, naar het W. v. K., in tegenstelling van
de avarij-ordinaire, die niet gemeenschappelijk gedragen avarij
welke ten laste komt van den verzekeraar. Voorbeelden in
artt. 701 en 707.

A\'erg. over het verband tusschen avarij en verzekering : Nolst
Trenité, Nederl. assurantierecht. Zeeverzekering (1907),
st., bl. 19 v.

In art. 464 al. 3 K. wordt avarij in den zin van ordinaire
avarij gebruikt.

Eigen bederf en slijtage zijn geen avarij.

De bepalingen over avarij zijn alle aanvullend recht.

Zie over avarij-particulier hieronder § 74.

Avary-grosse.

QuintiÏx-AVettsen, tractaet van \'t recht der Nederlantsche
avarijen, geschreven vdór 1565, uitg. 1617. — G. Bi.tnkersiioek,
Quaest. juris privati (1754), lib. 4, cap. 24 en 25. — J. A.
Molster, handboek voor de leer der avarijen, 2"^® dr. 1858. —
P. v. d. Hoeven, liandleiding tot het opmaken van de avarijen,
1854. — Molengraaff, internationale avarij-grosse regeling,
Prft. 1880. — D. J. jitta, op den bouwgrond van het wereld-
recht, in Themis 1882, bl. 62 vlg. — R. Janssen, do ver-
eischten der avarij-grosse-handeling, Prft. 1899. — E. Frignet,
traité des avaries comnuines et particulière», 1859. — L. IVtoiiEL,
des avaries, du jet et de la contribution, 1874. — de Courcy,
l\'avarie commune, in Questions do dr. marit., l\'\'® série. —
Govare, traité des avaries comnnines et de leur règlement,
1882. — Maurel, des avaries communes et do leur règlement,
Th., Paris 1903. — Stevens, an essay on average, dr.
1822. — L. ]l. Baily, general average, 2^0 dr, 1856. —
Manley Hopkins, handbook of average, 4\'\'o dr. 1884. —
li. Lowndes, the» law of general average,
dr. 188^. — J.
H. Gourlie, general average, (Am.) 1881. — Pa. Heck, das
Eecht der grossen Havarie, 1889 (bij wien eeno uitvoerige
literatuur-opgave, bl. 41 vlg.) — E. Ulrich, Grosso Havarei.
Die Havariegrosse-Ecchte d. wichtigsten Stiuiten in Originaltext

w

■fl

.

-

-ocr page 334-

M,

u. in TJebersetzung nebst Kommentar. dr., dl. 1 Dt. Recht,
1903; dl. 2 ausl. kod. Rechte, 1905; dl. 3 ausl. nicht kod.
Rechte u. York-Antw.-Reg., 1906. — De werken over zeever-
zekering van Emérigon, Benecke, JJolte, J. V. Cativet, Ar-
nould, Phillips, enz. — Voor de geschiedenis : GoLDScniiiDT,
lex Rhodia iind Agermanament, in Zft. f. d. ges. Hr., dl. 35,
bl. 37 v.

Men onderscheide: a. avarij-grosse(-schade of onkosten),
zie boven; h. avarij-grosse-handeling, de handeling die eene
avarij-grosse(-schade of -onkosten) ten gevolge heeft; c. avarij-
grosse-omslag, de verdeeling der av.arij-grosse over hen, die
deze schade of onkosten moeten dragen.

Lex Rhodia de jactu. Dig. 14, 2. Uitbreiding van het be-
grip in Middeleeuwsche zeerechten.
Goldschmidt, t. a. p., bl.
37 vlg. — De Amsterdamsche Ordonnantie.

Beginsel, waarop de avarij-grosse rust: de kosten der maat-
regelen tot afwending van dreigend gevaar behooren te koinen
voor rekening van hen wier goederen aan dit gevaar zijn bloot-
gesteld. Op iedere zeereis zijn schip, vracht en lading blootge-
steld aan gevaren, waardoor zij gezamenlijk worden bedreigd;
zij vormen met het oog op die gevaren rechtens eene gemeen-
schap, of liever de eigenaars van (belanghebbenden bij) schip,
vracht en lading vormen eene wettelijke vereeniging tot
het gemeenschappelijk dragen van do gevolgen der buitenge-
wone maatregelen, die gedurende do reis tot gemeen behoud
hunner goederen worden genomen. Parallel met het waterschap.

Huwelijk van schip en ladiug. Wat tot gemeen behoud
wordt opgeofferd aan goed of geld, wordt door de gemeenschap
(de vereeniging van belanghebbenden) gedragen. Verwantschap
van avarij-grosse/Tnet zaakwaarneming, eu van zecworp on
kappen met onteigening ton algemeenen nutte.

Verg. P. Schölten, schadevergoeding buiten overeenkomst
en onrechtmatigo daad, Prft. 1899, bl. 106 v.

Oudste typen van avarij-grosse-handelingen: zeeworp en kap-
pen van den mast. In do Middeleeuwen bestond veelal een contrac-
tueele vereeniging tusschen de belanghebbenden bij schip en la-
ding en werd ook de avarij-grosse op eene contractueele basis ge-

-ocr page 335-

546

steld. De scheepsraad, artt. 367,368 en 369 K. i.v. m. art. 699 23® K.

Nadere bepaling van het begrip, art. 699 K.

Elementen der avarij-grosse-handeling: 1°. eene buiten-
gewone (schade of onkosten veroorzakende) handeling, d. w. z.
u^tJXiß^tJL handeling, waartoe de reeder (schipper) redelijkerwijze

I niet geacht kan worden uit de vervoerovereenkomst gehouden te
zijn, of, indien het de lading betreft, waartoe hij onder gewone
omstandigheden niet het recht zou hebben;

Voorbeelden: de kosten van vervanging van zieke of overleden
schepelingen zijn niet av.-gr.: Avarij-commissie M. v. H. 1865,
Meng. bl. 53 v.; 28 Jan. 1880, M. v. H. 1889 bl. 245 v.;
evenmin is eene avarij-grosse-handeling het aandoen vau een
haven om levensmiddelen aan te vullen of kolen in te nemen
(verg. Av. Comm. Amsterdam 12 Nov. 1874, :M. v. H. 1874
bl. 245), noch ook het normale gebruik van het schip en zijn
toebehooren. Controverse ten aanzien van het prangen mot de
.zeilen. Zie over forceeren der machine: Kb. Eotterdam 31 Oct.
1883, W. n". 4971 (avarij-grosse niet aangenomen); Av.
Comm. 13 Mei 1892, M. v. H. 1894 bl. 80 (avarij-grosse niet
aangenomen); Eb. Eotterdam 31 Dec. 1902, W. n®. 7975
(av. gr. aangenomen); en over het versnijden van manillatrossen
ten einde de raas vast te maken: Eb. Eotterdam 23 Oct. 1901,
M. v. il. 1901 bl. 191. — Janssen, a. w., bl. 71 v.

2®. opzettelijk verricht door den schipper: toeval
vestigt geen avarij-grosse; 3®. ton gemeenen bate van
schip en lading (d. w. z. als het aangewezen middel lot
afwending van een schip en lading dreigend gevmir), „uit
nood" of „tot behoud en gemeen welzijn van schip on lading",
artt. 699 23® en 701 7® K.

Do omstandigheden moeten van dien aard zijn, dat, in ge-
val -van niet-opofFering van goed of gold, een niet door ge-
wone middelen te ontgaan of weg to nemen grootor nadoel
voor de gemeenschap is to duchten. Oevjuir voor totaal ver-
lies wordt niet gevorderd on evenmin gevaar voor o n m i d d o 1-
1 ij k verlies of schade.

Welke niat<* van gevaar wordt vercischt, wordt verschillend
beoordeeld: Hb. Hotterdam 31 Oct. 1883, W. n®. 4971 (schip
aan den gronil in den NioJiwen Waterweg) vordert een dreigend
en dadelijk gevaar vau (geheel) verlies van schip en lading; —

• kW

4

J

1

■ l *-,

\\

M

•rM^ -

■yxT&r i>r

-ocr page 336-

cC, Y

zit

_ vtut

f■HrvmA-^a^t, c^t-tuou^t. : oUj UM-OLJ* à^jt oU^

thi oJUx.

daarentegen 20 Apr. 1893, W. 6348 en 6353, M. v. H.
1894 bl. 155 en 162 (schip aan den grond bij ijsgang in den
Nieuwen Waterweg): een werkelijk dreigend gevaar van totaal
of van
gedeeltelijk verlies of van ernstige beschadiging van schip
en goederen beide; mogelijkheid van gevaar is niet voldoende; —
12 Nov. 1902, W. n®. 7959, bev. Hof den Haag 25 (23) Apr.
1904, W. n®. 8118, M. v. H. 1904 bl. 175 (stranding in de
Novorossisk-baai): het gevaar behoeft niet te zijn een
onmiddeUijk
dreigend gevaar; — evenzoo ]lb. Rotterdam 31 Dec. 1902,
W. n°. 7975, bev. Hof den Haag 2 j\\lei 1904, W. n°.
8120, M.
V. H. 1904 bl. 180 (stranding in de Dardanellen);
Rb. Rotterdam 18 Mei 1904, W. n°. 8144; Hof den Haag
22 Jan. 1906, W. n°. 8369. — Voldoende is, dat schip en
lading verkeerden in een toestand, waarin gevaar betrekkelijk
spoedig dreigde te ontstajin: Hof den Haag 3 Febr. 1908, ^^^
n®. 8687, vern. Rb. Rotterdam 3 Oct. 1906, W. n°. 8209
(stranding in de Dardanellen). Deze toestand bestaat niet bij
oen stoomboot die in do Donau op een bank vastzit: Rb. Rotter-
dam 15 Jan. 1908, W. n°. S795, M. v. H. 1908 bl. 60,
waarmede te verg. Rb. Rotterdam 15 Jan. 1908, M. v. H.
1908 bl. 48. — Zie voorts Rb. Groningen 23 Dec. 1904, bev.
Hof Leeuwarden 24 Jan. 1906, U. v. H. 1904 bl. 169, 190(5
bl. 75; — Av. Comm. Amsterdam 31 ^Irt. en 10 Oct. 1895,
M.
V. H. 1900 bl. 209 (schip dat geboeid zit in het Noord-
zeekanaal); 15 Juli 1905, M.
V. H. 1905 bl. 130.

De .schiule en onkosten, wölke eene dergelijke Imiuleling
medebrengt, zijn uvarij-gro.s.se.

.Schade, welke ook zonder de handeling zou worden geleden,
kan niet als een gevolg daarvan worden beschouwd, is derhalve
niet avarij-grosso: bijv. bij (tp hot strand zotten, terwijl stranding
onvermijdelijk is. Zie hieroiuler bij «»pzettelijko stranding. — Verg.
ook Hottordam 23 Oct. 1901, M. v. 11. 1901 bl. 191 : kappen
van gescheunle zeilen.

Komen van do .scluido en onkosten alleen de voorziene of
ook de onvoorziene, alleen de oniniddollijko of ook do meer
verwijderde en middellijke in aanmerking? Ten laste van do
gemeenschap is alleen te l)rengen het tmdeel, dat naar don
gewonen loop van zaken uit de opzettelijke handeling moest
volgen en dus redelyker wijze door det» ."ohipper als gevolg
van zijno luuideling kon worden verwacht, m. a. w. <le in ob-
jectieven zin te voorziene .schade en onko.\'^lon, do schade en

-ocr page 337-

Im.

H."^jÇj:

$

U ^ y . •

^^ ^ /

r

U

-ocr page 338-

.^cr*^ ..CC^e^ôi/"^"

/

-ocr page 339-

548

onkosten die een rechtstreeksch gevolg zijn van de avarij-
grosse-handeling.

Art. 699 23°: „alle schaden die uit nood, opzettelijk ver-
oorzaakt, en als onmiddellijk gevolg van dien, geleden
zijn". — In Engeland wordt de regel:
causa proximo non re-
mota spectatur,
toegepast.

Handelingen, die een noodwendig gevolg zijn eener avarij-
grosse-handeling, deze voltooien (
Janssen : vervolghandelingen),
maken daarvan een deel uit en zijn dus zelve avarij-grosse-
handelingen, al voldoen zij niet aan alle daarvoor gestelde
vereischten. Eene avarij-grosse-handeling kan wezen ééne (uit
verschillende handelingen) samengestelde handeling, zooals het
inloopen en het verblijf in een noodhaven. Strijd op dit punt tus-
schen de zgn. physical safety en de common benefit
theorie, in het bijz. ten aanzien van de noodhavenkosten.

Van de noodhavenkosten werden, nevens de in art. 699 on-
der nos. 9, 10, 11 en 14 genoemde, als avarij-grosso beschouwd:
de scheepsverklaring, door Av. Comm. Amsterdam 12 Nov. 1874,
i\\l. v. II. 1874 bl. 245 ; de premie van brandverzekering dor ge-
loste goederen, door Arb. Amsterdam 26 Oct. 1877, li. 13. 1877

bl. 286; de kosten eener voor het schip waardeloozenoodreparatie,
indien daardoor grootere kosten voor schip en lading zijn uitge-
spaard, door Av. Comm. Amsterdam Febr. 1888, M. v. II.
1889 bl. 49_; — daarentegen werden niet als avarij-grosso be-
schouwd : de kosten van oponthoud in de noodhaven ten ge-
volge van weer en ijs, door lib. liotterdam 4 !Mei 1840, IC. v.
II. n°. 30; Hof v. IIoll. 3 Mrt. 1841, W. n°. 232.

Verg. over noodhavenkosten Janssen, a. w., bl. 47 v.

A^oornaamsto gevallen van avarij-grosso, art. ö90 K. N"".
18 en 22 bevatten eene uitbreiding van het begrip.

Opzettelijke stranding, n". 15. Deze is niet aanwezig, als het
schip toch onvennijdolijk ha<l moeten stranden: Av. Comm. Am-
sterdam 27 Dec. 1880, P. v. J. 1881 n®. 2»; 25 April 1887,
P. v. J. 1887 n®. 20*; waarmede te verg. Arb. Eotterdam 3
Oct. 1870, v. II. 1870 bl. 166, en Av. Comm. Amsterdam
26 Nov. 1860, :M. v. H. 1865 bl. 105 (in beido gevallen
werd avarij-grosse aangenomen)^ L

F. Mousteu, opzettelijke stranding in het avnrij-grosrecht,
Prft. 1888. — Janssen, a. w., bl. 182 v.

Art. 700 K. Onjui.ste bepaling van dit artikel voor het geval

J

••

> •ïM\'r

•\'CA. «aa.\'.Z.

,------ ---

-ocr page 340-

............. .

W\' hv :\'

K-V\'

mm

.T.ï-

yi

fe.

van werping en derg. Verg. voor een juistere oplossing art.
733 al. 2.

Zie DE CouECV, uiie étraiige doctrine en matière d\'avarie
commune,
Q. de dr. mar. 3™® série, bl. 181 v.; — .Janssen, a. w.,
bl. 291 v. — § 702 DHwb.

Voorbeelden van toepassing van art. 700: Rb. Amsterdam
17 Oct, 1878, W. n°. 4318 (macbinebreuk); — Rb. Rotter-
dam 29 Apr. 1893, M. v. H. 1894 bl. 151 (stranding in het
vaarwater ten gevolge van te grooten diepgang); — Rb. Rotter-
dam 9 Dec. 1896, W. n°. 6910, M. v. H. 1896 bl. 310 (aan-
doen van een noodhaven na aanvaring, te wijten aan de schuld
van het schip), waarmede te verg. Hof Amsterdam 25 Mei 1888,
W. n®. 5595.

Zie over den bewijslast, hieronder bl. 551.

De zgn. iiegliyeiice-claiisc in do chertepartij of het cognosse-
ment (zie hierboven bl. 516) sluit een beroep van de ontvan-
gers der lading op art. 700 geenszins uit.

Aldus Kb. Rotterdam 24 Juni 1891, W. n®. 6070, bev. Hof den
Haag 21 Mrt. 1892, AV. n®. 6191; — Av. Comm. 26 Jan.
1894, M. v. H. 1894 bl. 180, met mintcek.

Zie over deze vraag de handelingen v. d. verg. der Inter- ^

national Law Association to Antwerpen in 1903, in Zft. f. d.
ges. Hr. dl. 54, bl. 538, en Uuiien, (Irosso Haverei, 2\'\'" dr.,
dl. 3, bl. 230.

Invloed van inwendige gebreken van het goed als oorzaak
van het gevaar.

Av. Comm. 3 Mei 1888, Jl. v. H. 1889 bl. 13 (de kosten
van het ajindoen eener noodhavt-n wegens broeiing van de lading
steenkolen zijn avarij-grosse, omdal do schippcr in dit geval het
gevaar, verbondon aan het vervoeren dor lading, kende).

De gemeenschap van schip en lading wordt door het lich- »■
ten van een doel der lading in lichtoi-schepen niet verbroken,
en begint reeds wannoor do goederen ter inlading in een lich-
lerschip zijn gebracht, artt. 704—706 K.

liet is niet noodig, dat de avarij-grosse-handeling, bestnando
in do opoffering van good, doel heeft gotroiren; do
einduitkomst be.slist. Heeft hij, wien schade is toegebracht,
daardoor blijkens do einduitkomst nadeel geleden, dan
heeft hij recht op vergoeding, en moet omslag over hetgeen

-ocr page 341-

550

is behouden, plaats hebben. Geen omslag, als alles vergaat,
als na werping de geheele lading of na kapping het geheele
schip vergaat. In alle andere gevallen omslag. Art. 735 K.
juist, art. 734 daarentegen niet juist, indien en voor zoover
door de werping de kans op redding der geworpen goederen
is weggenomen.

Verg. Janssen, a. w., bl. 112 v., 245 v. ; — A. E. A. Seelioek,
der „Erfolg" als Voraussetzung der grossen Havarei, Prft. Ber-
lijn, 1894.

Regeling en omslag van de avarij-grosse als de belangheb-
benden scheiden, de gemeenschap ophoudt. Artt. 722 en 725.
Schijnbare uitzondering, art. 723. A[oet het schip in verschil-
lende havens lossen, dan eindigt de reis telkens en begint een
nieuwe reis in iedere haven waar gelost wordt. De regeling
pleegt op de laatste plaats van lossing gemaakt te worden.

Bevat art. 724 al. 5 K. eene uitzondering op art. 431 Rv. ? Men
mag dit aannemen, voor zoover de bevoegde macht in het
buitenland de rechterlijke macht is. Alsdan zijn al. 3 en 4
van art. 431 Rv. van toepassing.

Zie v. i). Honert, Wetb. .v. Burg. Rechtflv., op art. 431,
bl. 455. — Aldus Diephuis, dl. 2, bl. 2(!1 v. ; — .1. Fre-se-
mann viëtor, do kraclit van builenlandscbo vonnissen, Prft.
1805, bl. 109. — Anders Holtius, op art. 724 K. ; Kist,
dl. 5, bl. 370 ; .1. R. Voûte, bijdrage tot het vraagstuk der
buitenlandsfhe vonnissen, Prft. 1805, bl. 01 v.

In elk geval bindt dc inhoud der buiten \'s lands door de
bevoegde macht opgemaakte regeling; zij beslist wat avarij-
grosse is; de Nederlandsche rechter kan dio be.slissing niet
wijzigen. Verg.
Voohduin, Wetb. v. Kooph., dl. 3, bl. 50i) v.

De omslag (berekening en verdeeling) van de avarij-grosse
geschiedt oj) de wijze, in artt. 724 al. 1—t K. en 317—320
Rv. aangewezen. Do door de.skundigen opgemaakte verdeeling
heet di apache. In do praktijk geschiedt de verdeeling
ingevolge compromis door deskundigen van beroep: dis-
pacheurs (average-staters; average-statement; règlement
d\'avaries). De Avarij-commissie te Amsterdam.

y fi /

A

^ yu/d^\'ccr AT.

-ocr page 342-

\' ce-^ \'VZi^ «Je v^\'U-e/uA-cuCLO^ rin\'äueJLU. (^cy^ XOJLOCA/L

.M

m.

\'W^ni -ïi^

In de dispache wordt niet alleen de avarij-grosse vastgesteld
en deze verdeeld, maar ook, met het oog op de bepaling van
de dragende waarden (zie voor de lading art. 728 al. 1), de
avarij-particulier vastgesteld: Hb. Eotterdam 13 Juni 1894\', W.
n°. G566. — Zij beslist echter niet, wie als verzekeraar de
avarij-particulier heeft te dragen:" Hof den Haag 11 Febr. 1878,
W. n°. 4209, vern. Eb. Eotterdam 28 Febr. 1877, W. n®.
4099, cass. verw. H. E. 13 Dec. 1878, W. n°. 4320\'\'(de
dispache kan niet beslissen, welke niet in avarij-grosse gebrachte
uitgaven ten laste komen van den vrachtverzekeraar). — Zie voorts
hieronder § 74: Omvang van den betalingsplicht, en Betaling
der schadevergoeding.

Het initiatief voor de regeling behoort bij den schipper,
artt. 724 al. 1 en 726. „Het voorgaande artikel" in art. 72G
slaat op art. 724, niet op art. 725; men zie het Wetb. van
1830, artt. 637—639, overeenkomende met de tegenwoordige
artt. 725, 724 en 726 K. De „aanspraak tot den omslag", over-
eenkomstig de bepalingen van artt. 817—320 Rv., vervalt in
twee jaren na het eindigen der reis, art. 744 K.

Art. 744 is niet van toepassing op do vordering tot betaling
van het ingevolge compromis bij dispache vaslgesleldo\' H. E.
22 Jan. 1909, W. n®. 8805rcas8. verw. Hof den Haag 3 Febr.
1908, W. n®. 8(587, M. v. H. 1908 bl. 70, bev. Kb. Kotter-
dam 3 Oct. 190(5, W. n®. 8(509.

De schipper vordert ieders bijdrage on koert do vergoedin-
gen in avarij-grosse uit. Hij is voor zijne vordering tot betaling
der avarij-grosse op do goederen bevoorrecht, art. 490, on ktni
de betaling of do gerechtelijke in-bewaringstelling van oen
daarvoor voldoend bedrag bij do lossing vorderen, artt. 487
on 188 Iv. Op hem rust do bewijslast, dat iet^i avarij-grosse
is; op do gedaagden, eigenaars der lading, dat het geval van
art. 700 aanwezig is.

Zio over den bewijHhist: Hof Nd.-Holland 17 Febr. 1859, W.
n®. 2135; — Kb. Eotterdam O I^lei 1874, W. n®. 3719; —
Hof den Hwig 5 Apr. 1897, W. n®. (5982.

De omslag heeft alleen phuits over hotgeen bij het einde der
reis nog aanwezig is, terwijl de goederen nooit voor meer
bijdragen dan de waarde bij het eindo der reis, art. 738. Der-

-ocr page 343-

552

halve ge§n omslag, als na kapping de geheele lading vergaat:
artt. 736 en 737 K. Deze beginselen gelden ook voor avarij-
grosse-onkosten. De reeder (schipper) die onkosten maakt,
krijgt dus niets vergoed, als de goederen vóór het einde der
reis vergaan; nooit meer dan hunne waarde bij aankomst
bedraagt, als zij niet vergaan. Uitzondering voor bergings- en
reklamekosten, art. 738 a. h. e.

Bestrijding van deze beginselen voor onkosten door (Bexecke)
NoLTi:, dl. 2, bl. 680 i. v. m. bl. 693; Ahnoüld, 5<le dr. dl.
2, bl. 853; Lowndes, dr., bl. 18 v., 166 v., dr., bl.
261 v.; .Takssek, a. w., bl. 110 v., 118 v.; — anders Heck,
bl. 336; A. 11.
J. SciiÜTz, de leer der dragende waarden in
het avarij-grosse-recht, Prft. 1896, bl. 70 v.; nixgenoeg alle
wetgevingen.

Voor de avarij-grosse-bijdrage bestaat derhalve eene beperkte
aansprakelijkheid van de belanghebbenden bij de lading.

Verg. C. P. Buroeb Jk., de beperkte aansprakelijkheid van
den schuldenaar in het hedendaagsche en het oude zeerecht,
Prft. 1889, bl. 36 v.; Janssen, a. w., bl. 267 v.

De omslag wordt gedaan over de aan het eindo der reis
aanwezige voorwerpen, welke ten tijdo der avarij-grosse-hando-
ling de gemeenschap uitmaakten, alsmede over het op de reis
opgeofferde, voor zooverre dit als avarij-groase wordt vergoed,
dus over het .schi]) hetgeen vergoed wordt, do vracht en
de lading (ook de brievenmail, voor zooveel do aangeteekende
stukken betreft), ten tijde van h
ei ongevttKaan boord of in
lichters, benevens hetgeen daarvan op de reis word opgcoflerd,
art • 727 K. Mondbehoeften, kleederen en ammunitie worden
buiten rekening gelaten, art. 731 K., alsook de steenkolen-
voorraad van een stoomschip. Evenmin dragon de opvarenden
(schepelingen en passagiers) voor hunne personen in de avarij-
gro.\'jse. Verg. VoounuiN, dl. 10, bl. 476 v. •

De dragende waarden zijn dc waarden ter bestommings-
plaats, vermeerderd met do waarde van hetgeen in avarij-
grosse wordt vergoed, en verminderd met do kosten dio zou-

f

-y ^

_ ■ > , -, i ii\'M»-\' :

-ocr page 344-

j

553

clen zijn uitgespaard in geval van totaal verlies ten tijde der
avarij-grosse-handeling. De wet wijst ze niet geheel nauwkeurig
aan in de artt. 727, 728 al. 1 i. v. m. art. 730, en art. 729 K.
Vooruitbetaalde en niet terugvorderbare vracht draagt niet
mede, maar wordt ook niet afgetrokken van de waarde der
goederen. Bereiken het schip en de goederen de bestemming
niet, dan geldt art. 728 al, 2—4.

In de artt. 727 en 729 vlg. wordt van geworpen goede-
ren gesproken als voorbeeld van opgeofferde goederen.

Zie over de dragende waarden in het algemeen: ScuÜTZ,
a. w., — en over do dragende waarde der vracht: E. jM . Duiebekk,
do avarij dor vracht, Prft. 1893; — 1). A. Kool, vrachtvoorachot
lüi vooruitbetaling van vracht, Prft. IS89,
bl. 74 v.; — Soilüï/.,
a. w., hl. 43 V.

Bij werping wordt vergoed de waarde ter beste m ni i n g s-
plaats, verminderd met de inkomende rechten, kosten van
ontlading, enz., en met inachtneming van art. 730 K. De vracht
wordt niet afgetrokken om art. 481 K.; aan den inlader, dio
de vracht betaalt, moet ze worden goedgemaakt. Tegenstcl-
ling met art. 729, dat de dragende waarde van hot goworpeiu»
vaststelt en daarom aftrok van de vracht voorschrijft.

Vorg. Kiht, dl. 5, hl, 3(51; Scuüxz, «, w., hl. 35; .I.\\N8.skn,
w., hl. 1>30 v.; — andern T. .M, C. .\\ssku, in M. v. II.
1S(51, M(.ng. hl. r>5 v.

Met de kan.s van beschadigd te worden nuiet bij de bere-
kening zoo van de dragende als van de te vergoeden waarde
van geworpen goederen worden rekening gehouden. Kegel: de
t\'igcnaar der goederen moet in denzelfden veriuogenstoestiuid
worden gebracht, waarin hij geweest zou zijn, indien het goed
van een ander waro o|)geonerd. Zie .
I.vn,h.sh.v, bl, 99 v.

Hij vergoeding van schade, aan het .«^chii) toegebracht, wor-
den jlo regels van artt. 713—717 Iv. toegepast: aftrek van \'/j
voor verbetering van oud tot nieuw; bij ijzerwerk aftrek van
V(i. Komt het schij» onzeewaardig aan en wordt het afgekeurd,
vergoed moet wonlen het vei-schil tus.«ehen de waarde van

3(5

-ocr page 345-

554

het wrak met en zonder het gekapte. Verg. de Courcy,
Tavarie commune, Q. de dr. mar. série, bl. 261 vlg.;
Janssen, a. w., bl. 233 v.

Volgens sommigen moet de vracht der in een noodhaven
ingenomen bijlading, als uitmakende een noodhavenbate, wor-
den afgetrokken van de noodhavenkosten.

Aldus J. Kbüseman, de vracht der bijlading, Prft. 1890, bl.
45 v. — Anders Av. Comm. Amsterdam Oct. 1881, E. B. en
B. 1886/7 B bl. 112 v. — Bekgsma, a. av., bl. 138 v. —
Zie voorts hierboven bl. 529; — Lyox-Caex en Kexaut.t, dl. 6,
n°. 940
lis: als de bijlading de plaats inneemt van opgeotlerde
goederen, moet de vracht worden afgeti-okken van de te ver-
goeden waarde dier goederen.

Algemeene regel: er moet niet meer worden vergoed dan,
gelet op de einduitkomst, de eigenaar redelijkerwijze geacht
kan worden door de opoffering te hebben verloren.

Do artt. 730, 732, 733, 739 en 740 K. regelen bijzondere,
deels zelden voorkomende, gevallen.

Volgens sommigen is de verbintenis om in avarij-grosse to
dragen een „zakelijk recht, klovende op hot goed, daaraan
onderworpen", althans eene „obligatio roalis": Rb. Amsterdam 9
Dec. 1869, W. n®. 3211;
Kist, dl. 5, hl. 330 en 384. Do wette-
lijke l)epalingen geven niet tot deze gevolgtrekking aanleiding.

Bij\' de biinionlandscho schoopvaart hooft alleen in geval van
worping on van noodlossing in lichter.s om.slag bij wijzo van
avarij-gros.so plaats: artt. 760 on 761\' Overigens zijn do bo])a-
lingon over avarij-gros.so niot van toepassing, art. 762 K., waarin
voor „tiendon" to lezen „elfdon" titel.

l\'o},niigen tot liet verkrygeii van intoniatinnale rochl.seenheid.

De National Association for the Promotion of Social Science.
N\'ergaderingon la (ilasgow in 1860 (va.ststolling van 11 ptnilon
rakende hot avarij-grosse-rccht), London in 1862 en York in
1864 (vaststelling van do York Rulo.s of general average). —
De Association for the Reform and Codification of the Law
of Nations, in 1873 opgericht. Congres to Antworj)on in 1877
(va.\'^lstelling van 12 York and Antwerp Rules of general ave-

> J

r

-ocr page 346-

___ ^M^.t^té.^ff éi.cfjy

f ^_ , /

Ouun^yrJ^- e^pjo^f^\' •

X//

Ml

rage). Clausule „General Average, if any, payable according

to York and Antwerp Rules". Verg. Molkngraaff, a. w.,

bfdk. 2 en 3. — Congres te Liverpool in 1890, herziening

en uitbreiding der York-Antwerj) Rules, thans 18 regels. —

Vergadering van de International Law Association te Ant- .

werpen in 1903. Vaststelling van de Antwerp Rule 1903, be- ^fi- ^

treffende het onderwerp van art. 700 K. — Zie den tekst der

Regels hieronder bl. 582 vlg.

J. Aulehs, York-Antwerp Rulea 1890, dr. 189-4. —,1.
van neh willioen, de herziening der York-Antwerp Rules in
1890, Prft. 1892. — A. Bousquet, commentaire pratique dea
regies d\'York et d\'Anvers et de la regio d\'Anvera 1903, 190G.
— ULnicn, Grosse Haverie, 2\'\'® dr., dl. 3, Internationale Rege-
lung, bl. 191 v.

Nederlandsche rechtspraak betreffende de York- on Ant-
werpen-Rogels.

Regel II (schade bij gelegenheid of ten gevolge van een
avarij-grosse-handeling): Av. Comm. AmHtordam 31 ^loi 1893,
M.
v. H. 1891. bl. 171.

Regel VU : Av. Comm. Amsterdam 9 (29) ]\\Irt. 1891-, W.
n®. 0177, .M. v. JI. 1891 bl. 107; — Rb. Rotterdam 25 Nov.
1S90, W. n°. 0900; — 2 Mrt. 1898, \\V. n®. 7185, bev. llof
don llaag 13 Febr. 1899, W. n®. 72tl; — Hb. Kotterdam
21 Dec. 1898, W. n®. 7258; — 12 Nov. 1902, W. n®. 7959; —
7 Dec. 1901, W. n®. 8221.

Kegel VIII: Rb. Kottenlam 15 .Inn. lOOS, AV. n®. S795,
•M.
v. II. 1908 bl. C.O, bev. Hof don Haag l April 1910, \\V. n®.
8J)85 : deze regel vordert niot een toeatnnd van nood; — eV(>nzoo
Av. Comm. Amsterdam 23 .Inn. 1901, M.v. II. 1901 bl. 132.

Kegel X: Kb. Kotterdnm 7 Dee. 1901, b. a.

Kegel X\\ i.v.m. n\'gel : Av. Comm. .Anistordam 23 .lan.
1901, b. a.

Kegel XVII: Av. Comm. Amstenlam 31 Mei 1893, b. n.,
en lib. Kotterdam 25 Nov. lS9t;, b. a. (drngondo wmirdo van
do vracht); —Rb. Kotterdnnt 11 .lan. 15)03, \\V. n®. 7977, on
llof don Haag 2S Dec. inoi, W. n®. 8197, M. v. II. 15)01 bl. 15)5
(dragende waarde van bot Hchip). —
Sojiütz, a. w., bl. 113 v.

Kegel XVIII: Kb. liotterdam 0 Nov. 1S95, W. n®. 0719,
on 25 Nov. ISS)0, h.a.: volgen« dezen n>gel i.v.m. nrt. 099
23® K. komen remplncemontHkoston voor Hteenkolon on smeor-
middelen, gebruikt om hot «oHtmude nchip vlot to krijgen, in
.\'ivarij-groHHo.

-ocr page 347-

556

§ 64. AANVARING.

Ontw. Burg. Wetb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. 2, artt. 40—
52; Ontw. AVetb. v. Kph. 1809, artt. 421—433; Code de
comm., art. 407 ; "Wetb. v. Kph., artt. 534—544.

Roles d\'Oléron (Vlaamsche zeerechten), artt. 15 en 10 ; —
Ord. v. Amsterdam (uitg. ter Gouw), artt. 2, 13—15 ; — Plak-
kaat 1551, artt. 46—49; — Plakkaat 1563, Hfdk. 5 A\'an
schepen die malkanderen beschadigen, artt. 1—5 ; — Rotter-
damsche Ord, v. 28 Jan. 1721, artt. 255—268; — Verwek,
Nederl. Seerechten, Aanteekeningen op het placcaat van 1563,
Hfdk. 5 ; — Advijsen, certificatiën en geAvijsdens rakende het
vergoeden van de schade, die de binnelandtse schepen mal-
kanderen aandoen, 5^® dr. 1739 ; — v. o. KEESSEfi, th. 812 v.

L. J. H. Boumak, over collisie van schepen, Prft. 1855. —

A. Brouwer, iets over aanvaringen in vol zee, Prft. 1881. —

B, .1. A. Sterck, omvang der schadevergoeding bij aanvaring,
Prft. 1884. — R. G. Marsuen, a treatise on the law of col-
lisions at sea, 6
*^® dr. 1910, en Two points of Admiralty Law,
in Law Quarterly Review 1886, bl. 357. — H. R. Spencer,
a treatise on the law of marine collisions, (Am.) 1890. — E.
S. Roscoe, the measure of damages in actions of maritime col-
lisions, 1909. — R. Fremont, code de l\'abordage, 1897. —
11. RoiiiN, 1\'abordage. Etude d\'histoire du droit et de droit
comparé, 1899. — L. Thiéraut, traité théorique et pratique
de l\'abordage maritime, 1903. — G. HaekeI
j, Schadensersat/.-
pflicht des Rheders beim Zusammenstoss von Schillen, in Zft.
f. d. ges. Hr., dl. 52, bl. I7l; dl. 54, bl. 44. — R. Prien,
der Znsammenstoss von Schiften etc. nach den (îesetzgebungen
des Erdballs, 2^" dr. 1899. — Grakso, l\'urlo di navi, in Ar-
chivio Giuridico, dl. 37, 39.

S. .1. Hooerzeil, aanvaring in het internationajil privaatrechl,
l\'rft. 1888. — K. A. lioMnACir Jr, bijdrage de inlt^rnat.
regeling v. h. maferieole aanvaringsracht, l\'rfl. 1903 (r«\'c. Itgi.
Mag. 1901-, bl. 134). — F. C. Autuan en K. »k Hévottk,
code international do l\'abordage, do l\'aHHlHljince et du nauvcdage
maritimes, 2\'îo dr. 1902.

Aanvaring, abordage, collision.

In den Code de comm. komt .slecbts 6én artikel over aan-
varing voor, art. 407, titre: de.s avaries. Arit. 534—544 W.
v. K. (bk. 2, t. 6) steunen op bet Oud-Vaderl, recht uit de
laatste helft der 18<i« eeuw.

Beteekenis van hot woord „schip" in dezen titel en van do
woorden „schip of vaartuig" in arl. 756 K.

: \'Hm

•Vf \' \'

m.:

-ocr page 348-

IT.» . ■ J

, /ei,, zo J^.<3tb,(x/.ciGt.t, ^^

/i. lA Wx^

7

X

lÔelôt^-^u^ejb. [AijLt^^ fjüUjUt &<uiaU> «n/fT

/*. > • _____y y ^

t-iL^a^mr^ vtrvde^x^Al^JtUjur. Cc^Ji. frxA^y M. Zt^/U-

msk

Hol\' Gelderluiul 7 Juni 18i3, W. n°. 180, begrijpt er onder
een
houtvlot en een schipbrug; anders Houmax, bl. 4 v. —
Rb. Amsterdam 10 Jan. 1899, W. n°. 7330, Hof Amsterdam
22 Dec. 1899, W. n°. 740G, M. v. H. 1899 bl. 191 en 191:
eeu roeibootje is een vaartuig in den zin van artt. 749 en 756 Iv.

Bij ajinzeiling, aanvaring of aandrijving tegen vaste voor-
\\veri)en: bruggen, havenwerken, steigers, "enz. zijn niet artt.
534 vlg. K. maar artt. 1401 vlg. B. W. van toepassing,

Aldus O. a. Hof Nd. Holland 9 t)ct. 1862, M. v. H. 1862
bl. 206, W. n°. 2442. ^^ ^ ^tS,

evenzoo bij aanzeiling enz. van twee schepen cloor schuld
van een derde schip.

Rb. Rotterdam 15 Febr. 1904, AV. n°. 8085.

Onder „aanzeilen, aanvaren of aandrijven" in artt. 534 vlg.
is te verstaan iedere botsing of aaju-aking van schepen met
elkander.

Zie Rb. Rotterdam 8 Oct. 1902, W. n°. 7893: hot is on-
verschillig wolk schip feitelijk tegen het andore aangevaren is.

Jlet Wetb. V. Kph. zwijgt over schade aan personen door
aanvaring toegebracht; het Burg. A\\^etb., art. 1400, is daarop
van toopas.sing.

H. R. 22 Juni 1900, W. n°. 7467, ca«s. vorw. Hof An>-
slerdam 22 Dec. 1899, b. a., vorn. Rb. Amsterdam 10 Jan.
1899, b. a. r

De wet onderscheidt vier gevallen:

1®. 66n beeft schuld; hij verg«)edt de schade aan bet
andere scbip en zijne lading toegebracht, art. 534 K.

Schuld omvat opzet, onvoorzichtigheid, gebrek aan kunde
of zecnianschap (error of judgment), enz.

H. R. 18 Mrt. 1881, W. n®. 4625; Hof den Iliuig 13
l\'Vbr. 1888, W. n°. 5537, en 29 Mrt. 1897, W. n*^. (»964.

De reeder van bet scbip, dat geen .schuld heeft, heeft ter
zake van de .schade aan do lading geen vorderingsrecht tegen
het schuldige .«chip; de eigenaars van do huling hebben een
zelfslaiulig vorderingsrecht;

Verg. Rb. Rotterdam 21 Oct. 1900, W. n®. 7511; — Rb.
Dordrecht 25 Sept. 1901, AV. n®. 7098.

Dat de Hcliipper van iiel aangevaren Hchip op grond van

Zl

r

I ^^aM^
/

-ocr page 349-

r,58

art. 1753 B. W. vergoeding kan vorderen van de schade, door
de aanvaring aan de lading toegebracht, hesliston lib. Eotter-
dam 21 Dec. 1902, M. v. H. 1903 bl. 60, en Kb. Dordrecht
13 Eebr. 1907, W. n°. 8650. Zie echter Hof den Haag
7 Jan. 1907, AV. n°. 8492, M. v. H. 1907 bl. 176 : aan art.
1753 B. W. kan de schipper allerminst het recht ontleenen,
de schade buiten eenige^ voorkennis en goedkeuring van den
eigenaar der lading eigenmachtig te regelen ; zoodanige regeling
bindt den eigenaar niet.

2°. beiden hebben schuld; ieder draagt zijn eigen
schade, art. 535 K.
Bijnkershoek, Quaest. jur. priv., lib. 4,
c. 22;
v. d. Keessel, th. 816.

De eigenaars van de lading kunnen den reeder van het
schip waarin hunne goederen zijn geladen, uit de vervoer-
overeenkomst aanspreken. Uit art. 535 i. v. m. art. 534 schijnt
te volgen, dat zij een vorderingsrecht tegen den reeder van
het andere schip niet hebben;

Naar Engolsch recht wordt de schade, aan de l)oide Hchepen
en ladingen toegebracht, samengevoegd on draagt ieder schip
do helft./— Code do comm. belge, art. 229: S\'il y a fauto
commune à bord des doux navires, il est fait masse des donnna-
ge», lestiuels sont supportés par les deux navires dans la pro-
portion do la gravité qu\'ont eue les fautes respectivement
constatée» comme cause do l\'événement. — In dezen geoat ook
art. 220 al. 2 Skand. Zoowet cn § 735 al. 2 DHwl).

3°. geen van beiden hoeft schuld, toeval; ieder
.schip en lading draagt zijn eigen .schade, artt. 536 en 537 K. —
Anders Amsterd. Ord., artt. 2 en 13; Plakk. 1563, tit. 5,
art. 1: ieder schip draagt de helft der schade;

4°^ de oorzaak blijkt niet, is twijfelachtig; do
schade, aan de schepen en goederen toegebracht, wordt bijeen-
gevoegd en over de respectieve waarde der schepen en ladin-
gen omge.slagen, art. 538 K. Zoogen. omslag naar geometrische
verhouding, waarvan
Bi.tnkkiisiiokk de vader is, zio Q. J. Pr.,
lib. I, c. 20. Vroeger, Kotterd. Ord. art. 255, geschiedde de
omslag in de gevallen onder 3°. eu 4®. naar do arithmetische
verhouding, d. w. z. ieder schip en lading droeg, onaange-
zicn do waarde diuirvan, de helft in de bijeengevoegde .schade.

P (^IÂO. uyj^ UÀ^yyJ.. ^11 , Lâ, Jt^iX»®,

M .. \'"s

cLo^oy

vmr

^S^ UZroyuj/i)*»^ tA^ ^ /C^ iLdßjt», S^^tl/C^ t\'yicC

/à,. /f

f

-ocr page 350-

Zie ook Plakk. 156oj tit. 5, art. 1. Verg. Vhuuiische zeerechten,
art. 15; Amsterd. Ord., art. 2 (geometrische omslag van de
.schade aan de ladingen over de ladingen, en van de schade
aan de schepen over de schepen) en art. 13 (arithmetische
omslag); OntAV. Burg. Wetb. 1807, bk. 3, tit. 11, afd. 2, art.
-11 (arithmetische omslag en omslag der halve schade over
elk schip en lading bij wijze van avarij-grosse).

Do vermelding van het twijfelachtige geval naast n°. 3 is
ontleend aan art. -407 C. d. c., dat arithmetischen omslag
voorschrijft: „lo dommage est réparé u frais commnns, et par
égale portion, par les navires qni Tont fait et sonftert", en eerst
na langdurige beraadslaging aangenomen met 27 tegen 21 stem-
men. Zie Voonmrix, Wotb. v. Ivóoph., dl. 3, XIll, bl. 124—162.

Een- omvangrijke rechtspraak bestaat over den bewijslast en
het schuldbewijs in aanvaringszaken.

De opvatting van Hof Nd. Holland 9 October 1862 en 19
Fobr. 1863, W. n««. 2442 en 2496, :M. v. II. 1862 bl. 203,
1863 hl. (»0, dat niet do oischor de schuld van den ged. aan
de aanvaring heeft to bewijzoji, maar de ged. het niet-hestaan
van schuld aan zijne zijde, wordt niot gevolgd. Algemeen wordt,
aangenomen, dat do eischer heeft to bewijzen, dat do aanvaring
door do schuld van den god. is voroorzjuikt: zio 11. li. 9 Mrt.
1866, n°. 2780, cass. vorw. Hof Gelderland 14 Juni 1865,
W. n°. 2741.

Wat de bewijsvoering hotroft, is eenerzijds herhaaldelijk be-
slist, dat in hot feit der aanvaring van oon to hokwamer plaatse
of buiten hot viuirwator voor anker liggend en, zoo noodig, van
lichten voorzien vaartuig schuld of nalatigheid van hot aanva-
rende schip ligt opgesloten, of wol dat dit feit oen vornu)edon
(i[)levort, dat do ajuivaring door schuld of nalatigheid van
het aauvauMulo schip heeft plaaUi gehad (zie: Hb. Haarlem
26 Juni 1878, W. n°. 4277; Jih. liottordam 6 Dec. 1884, ••
W. n°. 5115, on 10 xMrt. 1888, W. n". 5578; Hof Amator-
dam 21 Dec. 1885, W. n®. 5309; lih. Amsterdam 2 Juli 1889,
W. n°. 5773; lih. don Bosch 30 Juni 1899, W. n°. 7413;
llof Arnhem 8 Apr. 1903, AV. n°. 791-8), alsook dat hij juin-
varing van oon vast vocirwerp schidd van do zijde van hot mui-
varendc schip moet worden luingenomon of dat in het foit dior
luinvaring do schuld van dit Hchi|) voldoende ligt opgesloten
(zie: Hh. .\\rnhom 3 l-Vbr. 1 875), W. n°. 43(54, en Hof Arn-
hem 9 Juli 1879, W. n°. 4429: »chiphrug; Rh. Amsterdam
5 Apr. 1878, U. B. 1878 B hl. 272, 5 Nov. 18S9, W.

-ocr page 351-

560

11°. 5812, en 8 Mrt. 1895, M. v. H. 1895 bl. 285, bev. Hof Am-
sterdam 24 Dec. 1897, W. n°. 7106: remmingwerken van een brug;
Rb. Haarlem 2 Juni 1891, W. n°. 6086, M. v. H. 1892 bl. 35 :
^ l M 6tr steiger; Eb. Eotterdam 4 Apr, 1910, W. nO.\'\'9076(^ steiger).

J^ uj.^lP • Anderzijds is aangenomen, dat in geval van aanvaring van

een te bekwamer plaatse vastliggend schip of van een vast voor-
werp er wel een vermoeden bestaiit, dat dit schip geen schuld
heeft, doch niet dat het aanvarend schip wèl schuld heeft, voor-
al niet als dit gesleept wordt, zoodat bovendien feiten moeten
worden gesteld, waaruit de schuld van dit schip volgt, bijv. dat
het verkeerd heeft gemanoeuvreerd (verg. Hof den Haag 20
Apr. 1896 en 29 Mrt. 1897, W. n®. 6964) of dat aan boord
van het schip iets is gedaan of nagelaten in strijd met de regle-
mentaire voorschriften of met goede zeemanschap (zie: Eb.
Eotterdam 10 Oct. 1894; W. n°. 6587; 2 Jan. 1895, P. v,
J. 1895 n°. 17; 22 Nov. 1899, W. n°. 7412 ; 28 .Tuni 1901,
W. n°. 7697 : aanvaring van een brug; 26 Febr. 1902,\'W. n°.
7821; 30 Sept, 1903, W. n°. 8060; Hof Arnhem 9 Dec. 1908,
f, W. 11°. 8910^Hof den Hiuig 2 Mrt. 1903, W. n®. 7912, cass.

fßj.V.T^-^\'^ verw. H. E. 5 Febr. 1904, W. n®. 8028, U. v. 11. 1904 bl.

87; Hof don Haag 22 .Tuni 1905, ^V. n°. 8273: aanvaring
van een brug; Eb. Tiel 22 Dec. 1905, W. n°. 8611^

Minder veeleischend is Eb. Eotterdam 3 Jan. 1906, W. n°.
8644: het niet volgen van den koers van de sleepboot is schuld
van het gesleepte en aanvarende schip, tenzij overmacht wordt
bewezen; in denzelfdon geest Hof den Haag 1 Mrt. 1909,
\\V.
11°. 8877; Eb. Eotterdam 9 Jan. 1907, W. n®. 8646; Eb.
Dordrecht 11 Doe. 1907, W. n®. 8750. — Daarentegen Rb.
Rotterdam 25 Nov. 1908, W. n°. 8923: het varen van een
verkeerden koers levert wel een vermoeden van schuld aan boord
van het aanvarende schip, maar niet als dit schip een gesleept
wordend rijnschip is.

Verg. ovor dit onderwerp: Dhuokku, naar mmloiding van
eenige vonnissen uit den laatsten tijd over art. 1401 B. W.,
in Ejïl. Mag. 1890, bl. 582, i. h. h. bl. 595 v.

Omvang dor schadevergoeding.

„Schade", aan de schepen en goederen toegebracht, is niet
beperkt tot het
damnum corpori corpwc datum, do schado aan het
.schip en de lading zelve toegebracht, de vermindering in waarde
of de kosten uitgegeven om het schip \'to lierstollen, maar om-
vat kosten, schaden en interes.sen, volgens de omschrijving van
art. 1282 B. W., derhalve vrachtverlies, onderhoud der beman-
ning gedurende d(f re])aratie, gederfde winst op de lading, eirz.

J

^Oi^CL^U^ tr^ aCJ^AXij^ aJU na..^ o.JOuaj^.nrr-rt\' tcZju óa.

UA.uOU.fO/i et.iY

A^-» rrn..- e^rrwv- öÉii—« -ße*/

frtMoJ- »riA^ AAW , «./TXA/ïJ

IxtfXjJ^\'^ -VIV^ A- .«i

-ocr page 352-

cuU-. d .V. O.^. IfSA. t.uA^.UXsç^:^,

u^ (JÜ.F. , OW , »^»»..^TX^^ r«^

cAju.

Zy MéM ^(t, It.óff (odi (lOt^^cU, f^^

dx. üJU^ VoJU^ èc^t^^tJJ^v/ ^ óe^l^r^^ t^

(jJ^j^j\'

i I

à

Verg. art. 1401 B. W. i. v. in. art. 585 8° Rv., en art. 345
al. 2 K. i. v. m. art. 313 10° K.

Alleen de schade aan schip en lading: llof Nd.-llolland 22
Febr. 1872, vern. IIb. Alkmaar 21 Febr. 1870, M. v. H. 1872
bl. 49; Eb. Utrecht 27 Juni 1877, AV. n°. 4182; Eb. Am-
sterdam 10 Jan. 1879, AV. n°. 4404, en 21 Apr. 1882, E. B.
1882 B bl. 95; Eb. Middelburg 10 Juni 1880, AV. n\'. 5380;
llof den Haag 13 Febr. 1888, AV. n°. 5537, vern. Eb. Dor-
drecht 9 Febr. 1887; Hof Arnhem 11 .I.m. 1888, W. n°. 5550;
Eb. Amsterdam 2 Juli 1889, AV. n°. 5773, en 27 .lan. 1893,
P. v. J. 1893 n®. 47; Eb. Middelburg 20 Mei 1890, AV. n®.
0827; — Eotterd. Ord., art. 207; — Stehok, a. w.

Alle kosten, schaden en interessen: Amsterdam O Nov. 1839,
E. i. Nederl., dl. 2, bl. 220 ; Hof Zeel.md 12 Nov. 1807, E.
B. 1809 bl. 51; Eb. Groningen 28 Sept. 1888, P. v. .1. 1889,
n°. 5*; Eb. Zwolle 19 Febr. 1890, P. v. .1. 1890 n°. 32 (de
noodzakelijke her8t<>llingBkosten en de winstderving gedurende
den tijd voor de herstelling bejjoodigd); Hof den llaag 3 .lan.
1898, AV. n°. 7111; Eb. Eotterdam 12 Apr. 1899, AV. n°.
7288 (ook in het geval van art. 510 K. omvat de schade winst-
derving overeenkomstig artt. 1282 v. B. \\V.); Eb. den Bosch
12 Älei 1899, AV. n°. 7418 (art. 534: de geheele Hchade omvat
winstderving); Hb. Eotterdam 24 Oct. 1900, W. n°. 7539
fart. 1282 B. W. is van toepas-^ing); Eb. Middelburg 28 Febr.
1900, AV. n®. 751(5; Hb. Amsterdam 22 Febr. 1901, \\V. n®.
7(577 (in geval van totaalverlies moet ook vrachtverliea wonlen
vergoed); Eb. Eotterdam 14 Dec. 1901, W. n®. 8279 (artt.
1282 v. B. \\V. zijn van toepm^sing).\'\'—Kist, dl. 5, bl. 390; —
Levy op art. 73(5 ADHwb., n^ 1, bl. 824; — \\V. .1. K.vu.sten,
Ncbmlevergoeding bij aanvaring, in Tiiemis 1H87, bl. 107 v.

Het beperkende arl. 278 Ontw. W. v. K. 1815, 1819 en 1822
= art. 427 Ontw. W. v. K. 1809 = art. K5 Ontw. H. W.
1807, bk. 3, tit. n, afd. 2, is in het Ontw. W. v. K. 1825
weggelaten.

De ruime opvatting is internationaal recht.

Vergoed wordt alleen die .scliado, welke een „rechtstreek.scli",
al of niet onmiddellijk, gevolg is van de aanvaring. „Ri^ehtr
streoksch gevolg" wil zeggen : er moet blijken, althans in hooge
nuite waarschijnlijk worden gemaakt, dat do .schade naar den
gewonen loop van zaken zonder do aanvaring niet zou zijn
goledon, al is zij niet onmiddellijk door den .stoot veroorzaakt.
Wettelijk vermoeden van art. 539 K.

-ocr page 353-

562

Verg. artt. 1283 en 1281 B. W. en Diephuis, Necl.
Ilandelsr., dl. 2, bl. 275 v.; Sterck, a. w., hfdk. 2.

Hof den Haag 3 Dec. 1900, W. n°. 7551 : er moet wezen
zoodanig oorzakelijk verband (tusischen de onr. daad of nalatig-
heid eener- en de schade anderzijds), dat elk eventueel daar
tusschen gelegen verschijnsel het gevolg zij vau het voorgaande
en de oorzaak van het volgende.

De vraag, van welk oogenblik rente van de schadeloosstel-
ling is verschuldigd, wordt verschillend beantwoord.

Kb. Middelburg 20 Mei 1896, W. n°. 6827: rente is
verschuldigd van het oogenblik, dat het bedrag der schadever-
goeding is vastgesteld. Verg. II. R. 27 Apr. 1891, AV. n®.
6496. — Rb. Amsterdam 13 Mei 1897, AV. n°. 7102: rente
is verschuldigd van den dag der dagvaarding, niet wegens na-
latigheid in de voldoening der schadeloosstelling, maar als uit-
makende een deel daarvaii^A^\'rg. lib. Rotterdam 26 Febr. 1898,
AV. n°. 7102. — Hof den Haag 3 Jan. 1898, AV. n°. 7111:
rente van het oogenblik, dat de schuldenaar het schadebedrag
moest voldoen, d. i. 14 dagen n;i de beteekening van den schade-
staat, mits het verschuldigde bedrag het gedane aanbod zal
blijken te overtreflen. — Rb. Rotterdam 14 Dec. 1901, W.
11°. 8279 : rente is verschuldigd sedert den dag dor dagvaarding,
niet als deel der tc vergoeden schade, maar volgens art. 1286 B. W. i

Bijzondere gevallen:

1®. Aanvaring van een te bekwamer plaatse voor
anker of vastliggend schip door een drijvend, zei-
lend ofstoomend schip, buiten schuld aan boord
van dit schip, art. 540 K.

Amsterd. Ord., art. 14; Vlaamsche zeerechten, art. 15; Piakk.
1551, art. 48; Piakk. 1563, tit. 5, artt. 2 on 3; Kollerd.
Ord. 1721, artt. 257—262; Ontw. B. W. 1807, bk. 3, tit.
11; afd. 2, artt. 47 en 48.

„Drijvend" schip omvat het drijvend geworden, driftige
.schip, bijv. een voor anker liggend of gemeerd .schip, dat door
den storm van bet anker of de tros.sen los.slaat.

Kb. Kottordam 17 Apr. 1S14, W, n®. 194; 5 Juni 1907,
\\V. n®. 8680.

Art, 540 bevat eene bijzondere regeling zoowel voor bet geval
in art. 536, ala voor dat in art. 538 vonnold. Derhalve zijn bij

mm

oU.

tuf tJU ftLr. y« ^

trtxyru

eu-Gch^ ^

^^^ ^

f

-j/O/w M»^ tf.t£cC4tr>rt

i

-ocr page 354-

/JtL

O uJj^^

ClßKj^^J-ä- u ^^^ iUvuJlS-\'

.i M A

Chdt,

cfenJej

OZa

v

r

dU IAJ-^ ^c^A^ cc^^A^aAi^

"■^cxLö^^tZ (\'-\'-e^ x\'^W*

A

i..GLE::c:AArr-lvoïiTUÜT VCGR PI<iVAATi^£Cilï

aanviiriiig van een te bekwamer plaatse vastliggend vaartuig
de artt. 534, 535 en 540 van toepassing; l)ij aanvaring van
een niet te bekwamer plaatse vastliggend of van een bewe-
gend schip de artt. 534—538.

In geval van aanvaring van een te bekwamer plaatse vast-
liggend schip.

„Te bekwamer plaatse\'
u®. 7995).

zie Rb. Rotterdam 1 Apr. 1903,

kan dit vorderen vergoeding van de geheele schade, mits
stellende schuld van den aanvaarder, art. 534, subsidiair ver-
goeding van de halve schade,

Eene subsidiaire vordering is noodig, zie H. R. 19 Nov.
1909, W. n°. 8932.

voor het geval van niet slagen in bet bewijs van de schuld,
art. 540 al. 1. De aanvaarder kan tot zijn verweer stellen, dat
het vastliggende schip schuld heeft of dat de omstandigheden
van art. 540 al. 3 aanwezig zijn. Blijkt slechts van schuld
aan do zijde van den aanvaarder, de hoofd vordering wordt
toegewezen, art. 534. Blijkt vnn scbuld aan beide zijden,
de
boofdvordering wordt afgewezen terwijl do subsidiaire vervalt,
art. 535 (zio Hof Arnhem 5) .luli 1870, W. n°. 4120;. Blijkt
alléén van schuld aan de zijde van het vastliggende schij),
beide vorderingen worden afgewezen, terwijl, indien de aan-
vaarder reconvcntioneel schadevergoeding heeft gevorderd,
dezo
Voldering wordt toegewezen, art. 534.

Verg. Rb. Amstei-dam 15 l-Vbr. 1851, \\V. n®. 1551: Jiiol
voeren vau het voorgOHciu-even licht; 7 Oct. 1893, \\V. n®.
0511: niet hebben van do noodige lichten; 27 Mei 1898, P.
v. .1. 1898 n®. 80: niot behoorlijk gemeerd. — Hof Amster-
dam 8 .lan. 1900, M. v.
il. 1900 bl. 200.

Blijkt noch van schuld van den een noch van den ander,
de subsidiaire vordering wordt toegewezen, art. 540 al. 1. In-
dien eene subsidiaire vordering ontbreekt, kan toch de vor-
dering tot geheele .schadevergoeding, althans wanneer de ged.
do helft (Ier gevorderde som aanbiedt, tot dit laatste bedrag
worden toegewezen, art. 510 al. I Iv.

-ocr page 355-

5ß4

Zie Kb. Kotterdam 17 Apr. lS4i, W. 11°. 494, bev. Hof
Zd.-Holb 28 Mei 1845, W. iio». 649 en 652 ; Kb. Kotterdam
26 Febr. 1902, W. n°. 7821; — Kb. Amsterdam 7 Dec.
1882, K. B. 1883 B bl. 168.

Het aanvarende schip draagt zijn eigen schade, terwijl de
aan het aangevaren schip te vergoeden halve schade over het
aanvarende schip en zijne lading bij wijze van avarij-gros.se
(d. z. in evenredigheid van beider waarde) wordt omge-
.slagen, art. 540 al. 2 K.

2°. Een driftig geworden schip kapt de touwen
van een daarbij ten anker liggend schip, art. 541
K.
Verg. v. d. Kekssel, th. 819.

3°. Schade door aanstooting of aanwrijving van
naast elkander in een haven v
0or ajiker of ge-
meerd liggende schepen, art, 542 K.

Verg. turbo van 30 Amstord. kooplieden bij I5i.ixkeiisiioek,
Q. j. pr., lib. 4, c. 18, en daartegen Bijnkeiiskoek, t. /,. p.,
en v. i). KeesseI;, th. 820.

4°. Een schip aan den grond dicht bij andero
schepen, art. 543 K.

Vorg. Vlaamsche Zeer., art. 16 al. l; l\'lakk. 15(>3, lit. 5,
art. 5; Kotterd. Ord. 1721, artt. 265 on 26(5.

5°. Anker zonder boei of dobber, art. 544 K.

Verg. Vhuunsche Zeor., art. 16 al. 2; Amsterd. Ord., art. 15
(aansprakelijkheid voor do halve schado); Plakk, 15(53, tit. 5,
art. 4, en Kotl. Ord. 1721, arl. 263 (heide: aansprakelijkhoid
voor do halve schado alleen bij afwoziglu\'id van scludd).

llof Arnhem 11 Jan. 1888, \\V. n®. 5550: art. 544 K. is
slecht»« dan van toopaHsing, als hot verzuim van hot plmitson van
een boei of dobber op hot anker de uitMluitonde oorzaak van
de schade is. — Zie voorts H. U, 27 Kohr. 1891, \\V. n®.
(5008 (zinkon ton gevolge van het stoolon oj) oon verloren
anker).

De tegenwoordigheid aan boord van een loods heft do aan-
sprakelijkheid van den reeder (schipper) niot oji, ook al waro
het gebruik van een loods verplicht in dien zin, dat in elk
geval het loodsgeld moet worden beUuild (zie hierboven bl, 519).

-ocr page 356-

j^/MCo\'^l^f^- ttt . /^^^BcW;^

^tLx^ ^^ etrii. ^tloL jL f OAJI, ^g,^ ^f .

5G5

Ook voor lietgeeii dc loods aan boord doet, zijn het schip en
de reeder (schipper) aansprakelijk.

Hof Nd.-Holland 20 blaart 1857, M. v. JI. 18G0 bl. 122:
do loods behoort tot het scheepsvolk in den zin van artt. 534
en 535 K.; Kb. Amsterdam 14
Mrt. 18(50, W. n°. 2194, M.
v. n. 18(50 bl. 115; Kb. Alkmaar 24 Nov. 1864, K. H. 1869
bl. 276; Kb. Arnhem 3 Febr. 1879, AV. n°. 4364; Kb. Kot-
tordam l Dec. 1883, W. n°. 4976; Kb. Haarlem 30 Dec.
1884, W. n°. 5150, bev. door Hof Amsterdam 24 Dec. 1885,
W. n°. 5309; Kb. :Middelburg 16 Juni 1886, \\V. n°. 5377;
Kb. Haarlem 2 .luni 1891, W. n°. (508 6; Hof den Haag 29
Mrt. 1897, AV. n°. 6964, v. H. 1897 bl. 200; Kb. Mid-
delburg 5 Nov. 1902, \\V. n°. 7933. — Verg. hierboven bl.
519 vlg.

Wraking van den loods als getuige gegrond verklaard: l{h.
Rotterdam 21 Dec. 1892, W. n®. (5293; daarentegen onge-
grond verklaard: Rb. Eotterdam 17 Mrt. 1902, W. n°. 7839.

Evenmin heft het feit, dat het aanvarende schip zich doet
sleepen en de aanvaring aan de sleepboot is te wijten, de
aansprakelijkheid van het aanvarende schip op.

Aldus Rb. Amsterdam 14 Mrt. 1860, b. a., op grond dat do
stoomsleoper ondorgo.schikt is aan de orders van don gezagvoer-
der van het gesloopt wonlende schip; — Rh. Rotterdam 17
.Alei 1890, W. 5908; — 5 .lan. 1898, W. n®. 7192,
omdat do sleepboot in dienst on ondergeschikt is aan don schip-
per van hot gosleopto schip; — Hh. den Bosch 30 .luni 18SM),
W. n®. 7113, op grond van art. 1403 al. 3 B. W.; — Rb.
Amslonlam 15 Dec. 1899, M. v. H. 1899 bl. 161; — Hh.
Rotterdam 29 Mei 1901,
V. v. .1. 1901 n®. 74; — Hh. Dor-
drecht 25 Sopt. 15)01, W. n®. 7(55)8, op grond van het in hot w«>rk
stollen en gebruiken dor sleopondo kracht, vern. llof don lliuig
26 .luni 15)02, W. n®. 7811, M. v. 11. 1902 hl. 73, omdat
niet wjw gestold, dat de sloopkapilein krachtons het Hloepcontract
handelde onder leiding on rechtstroeksche bovelon van don g(>-
sloejiten schipper, wat voor loopaMsing van art. 1103 al. 3 B.
W. noodig is.^cas«; verw. 11. R. 22 Mei 15)03, W. n®. 75)27 ; —
Uh. Rotterdam 23 Oct. 15)01, .M. v. H. 15)01 hl. 191; _
Hof Arnhem 15) Doe. 190(5, W. n®. 8551, onulat het gesleept
w«)nlon niot wegneemt d«» aansprakelijkheid van don schipper
voor do :muvaring door zijn scliip ton gevolge van oon tlaar-
nu\'do gemankte mnnoeuvro. — Hot arrest van don H. R. wonlt
gevolgd door Rb. Rottowlam 30 Sopt. 1903, W. n®. 80(50;

-ocr page 357-

ör.6

Hof den Haag 27 Dec. 1905, W. n°. 8361. — Hof den Haag
13 Nov. 1905j W. n°. 8336, vordert voor de aansprakelijkheid
van het gesleepte schip voor het te hard trekken der sleopljoot
een nitdrnkkelijken last daartoe. ^^

Beslissend is niet de sleepovereenkomst en het daaruit voort-
vloeiende rechtstreeksche bevel van den gesleepten schipper
over de sleepboot, maar het doen sleepen en daardoor stellen
van het ge.sleepte schip onder den invloed van de fouten aan
boord van de sleepboot.

Hamaker, aanteek. op het arr. Hof den Haag 26 Juni 1902
in AV. P. N. en E., n°. 1736, acht niet art. 1103 al. 3 maar
art. 1403 al. 1 B. AV.: schade door een zaak welke men onder
zijn opzit\'ht heeft, van toepassing.

Het gesleepte schip heeft, als de schuld aan de aanvaring
ligt bij de sleepboot, verhaal op deze, terwijl ook de sleepboot
door het schip, dat werd aangevaren, rechtstreeks kan worden
aangesproken.

Verg. Eb. den Bosch 30 Juni 1899, b. a.; — Hof Arnhem
27 Juni 1900, AV. n®. 7190; — Hof den Haag 22 Nov. 1909,
P. v. J. 1910 n°. 959.

Verjaring der vordering ter zake van aanvaring in drie
jaren na den dag der gebeurtenis, art. 742
jtl^i. v. m. art. 747 K.

Gebreken der bepalingen van het stellig recht: te ver^go-
dreven gemeenscha)) van schip en lading; de onderscheiding
tusschen toeval en een oorzaak die niet blijkt is onhoudbaar.
Verg. VooiiDUiN, dl. 10, bl. 114—1 «2; B
kouwhu, a. w., bl. (iö v.

Bij de binnenlandsche scheepvaart draagt elk schil) en elke
lading zijn eigen schade, als de oorzaak van de aanvaring twijfel-
achtig is, alsook wanneer een to bekwamer plaatse vastliggend
vaartuig buiten schuld van het bewegende vaartuig wordt
aangevaren. Evonzoo bij aanvaring tusschen eoji zeesciiij) of
een daarmede gelijkgesteld schij), dat de rivieren en biinu-n-
wateren bevaart (art. 748), en een binnenlandsch schip. Overi-
gens is de ze.sde titel op do binnenlandsche .scheepvaart van
toepa.s.sing, art. 750. Zie hierboven bl. 55().
Ik\'paliiigcn ter voorkoming vaii aanvariiigeii.

Zie hierover Bhouwkh, a. w., bl. 7 v.

^^ cWtC,^ L/JC.^U^^ üf.^^\'jni : ^ ^ ^^^

-ocr page 358-

QXJL^ anl. W ^ o!><fj S. (OJ - oU-^o^ -e^ ^

ftbr-,^ti-, àflTt^^^^ ■yi/\'^t^jj.

Wet van 11 Juli 1882, S. n°. 86, houdende bepalingen
ter voorkoming vau aanvaringen of aandrijvingen op zee. Zij
wijst aan de ambtenaren, belast met de opsporing der over-
tredingen, en den bevoegden rechter. De strafbepalingen, ver-
vat in art. 2, zijn gehandhaafd en gewijzigd door art. 19 i. v. m.
art. 11 Invw. Swb. Verg. artt. 169 en 473 Swb.

K. B. van 24 April 1897, S. n°. 107, tot vaststelling van
gewijzigde bepalingen tot voorkoming van aanvaringen op
zee, aangev. en gew. bij K. B. van 25 Maart 1905, S. n°. 117,
en gew. bij K. B. van 10 Jan. 1907, S. n°. 12. Het berust
op internationale overeenstemming.

Wet van 15 April 1891, S. n°. 91, houdende bepp. tot voor-
koming van aanvaring of aandrijving oj) de openbare watereu
in het Rijk, die voor de scheepvaart openstaan.— K. B. van
18 Mei 1892, S. n°. 102, tot vaststelling van een reglement
ter voorkoming van aanvaring of aandrijving op openbare
wateren in het Rijk, die voor de scheepvaart openstaan, gew.
bij K. B\'-". van 16 Juli 1897, S. n®. 179; 29 Juni 1898, 8. n°.
153, ett 10 Aug. 1903, S. n®.
 , S.vjt j tr^»^ opf

Het Iti\'glenient geldt, biniion de uitertonnen, voor alle wa-
teren in liet Rijk, die voor de wlieepvjmrt openNtnan; met uit-
zondering van de rivieren, genoemd in de K. H\'^" van 12 Ajiril
1892, S. n°. 8(5 (de Rijn, de Waal en do Lek), on van (5 Uvi
1802, S. n®. 97 (de Morwede, de Noord en de Nieuwe ]\\laas):
art. 2.

Zie over don zin van „nauw vaarwater" in art. 1: H. H. 9
.lan. 19().\'), W. n®. 78(51., eas«. verw. llof Amsterdam 11 Apr.
1902 (intorl. .\'1 .lan. 1902), vern. Hb. Amsterdam 11 Der.
1900 (intorl. (5 Oct. 1899), M. v. II. lt)03 bl. 28; Hb. Hot-
tordam IT) Oct. 1902, W. n®. 7909, M. v. II. 190i bl. 102 (toe- r
imssing van art. 2(5 i. v. m. art. I); — over art. Dl (ver-
plichting van den schipper bot wrak door seinen aan to
goven): Hb. Hottordam 3 Mei 1901, W. n®. 7(58.5; — over
do toopaKsoIijkhoid van art. la op oen gesloopt wonlendo zolder-
schuit: llof Amsterdam 10 Nov. 190.\'), M. v. 11. 190.\') bl.
12.\'); — over do boteekonis van art. 22: llof don Haag 1.\')
Apr. 1903, W, n®. 7981, cass. verw. II. H. 22 .lan. 190L
W. n®. 8025, M. v. H. 1901 bl. 9(5; Hb. Loouwanlon 8 .luni
1905, vern. Hof lAMuiwai-don 27 .luni 190(5, v. II. 1907
bl. 85; Hb. Alkmaar 17 Mei 1901), vern. Hof Amsterdam 21

-ocr page 359-

568

April 1908, AV. 11°. 876« ; — over artt. 22 en 21: Hof Leeuwar-
den 8 Juli 1908, n°. 8781; — over artt. 16 en 24 : Hot
den Haag ó üec. 1904, AV. n\\ 8194, M. v. H. 1904 bl. 109.

-/ f«/W iQl!> S.7 April 1005, tS. tot bekrachtiging van

/ een^reglement yan- politic voor do eohccpvaart on do vlotvuart *cnrr-

^ inbegrip van de Waal en de Lek, gow. on aai^

gev, bij K. B. van 22 Oot. 1006, 8. n°. 266 (liet is een uitvloei-
sel van de herziene akte omtrent de Rijnvaart, 17 Oct. 1868
tusschen do Rijnoeverstaten gesloten^— K. B. van
28 Sopt.
l\' ^ cJ^-^^\'^
1005, S. n°. tot vaststelling van een reglement van po-

Jcr^*^ ^ litie voor de scheepvaart en de vlotvaart op de Merwede, de

• Noord en de Nieuwe Maas, gew bij K, B\'\'" van 11 Juni 1007,

.K 14.^- 90 Or-t 100" S n° OTfiO Mvt 1OHQ 9 „o (jO ^

A\'^oorts tal van bijzondere politieroglementon voor be]iaalde
rivieren, kanalen, havens on sluizen.

Het feit, dat de reglementaire voorschriften al of niet in
acht genomen zijn, is een belangrijke factor bij de beoordee-
ling der schuldvraag in aanvaringszaken; hot is echter niet
beslissend. Li het algemeen mag bij ontmoeting van sche[)(Mi
ieder schip van het andere opvolging der voorschriften ver-
wachten en naar die verwachting zijn gedrag regelen.

Kb. Kotterdani 10 Juni 189H, \\V. n®. 6397, bev. llof den
Hajig 3 Dec. 1891, \\V. n®. 6593.

Overtreding der voorschriften doet de schuld van hot schip,
(lat do overtreding hoeft begaan, niet onvoorwjuirdelijk vast-
staan, lioch ook dat dit schip alléén do schuld drimgt. ^ ^

Hb. .\\niHt<\'rdani 5 Oct. 1900, .Al. v. H. 1900 bl. 250.

Dat men niet in strijd hooft gehandeld mot do reglementen,
is geon afdoende verontschuldiging; zoo noodig, is men ver-
plicht ook daarin niot genoemde voorzorgsmaatregelen te nemen.

Hb. .AmsU-rdam 7 Oct. 1893, W. n®. (5511.

Art. 29 l\\. B. V. 24 Apr. 1897, S. n®. 107. De bovenver-
melde voorHcbriften onthellen noch het vmirtuig, noch zijn eige-
naju\', gezjigvoerder of bemanning vnn\' de verantwoordelijkheid
voor de gevolgen, welke mochten voortvloeien uit eenige nalatig-
heid in het v(M\'ren van lichten, in het geven van neinen, het
houden vnn goeden uitkijk of uit veronachtzaming van die
maatregelen van voorzorg, welke volgeHH het gewone zecmann-

^ / ^ — M X. . ^ûA . » .

•//i/OU. .y/t^ S. ^

-ocr page 360-

Very cU. -t^mJ-^ eJ^ ^in^a-A^^ J,

\' ^^^^^ S» „j / ^

U *

AU

gebruik of naar aanleiding van bijzondere onishandigbeden be-
hooren genomen te worden.

Oiuler bepafikle omstamlighcdeii kau afwijking van de regle-
mentaire voorschriften gewettigd of zelfs plicht zijn.

Art. 27 K. li. v. 21 Apr. 181)7, S. n°. 107. Bij het nako-
men en uitvoeren dezer voorschriften, moet men l)elioorlijk acht
geven, zoowel op do gevaren der navigatie eu vau aanvaring,
al« op de eigenaardige omstandigheden, die, ter voorkoming van
onmiddellijk gevaar, eene afwijking van de bedoelde voorschriften
noodzjikelijk mochten maken.

Art. 4 v. h. Reglement v. 18 Mei 1892. Bij do toepassing
van dit reglement moeten de schippers letten op de eischen van
goede zeemanschap, indien deze, onder bijzondere omstandighe-
den, afwijking van de daarin vervatte bepalingen medebrengen.

Overtreding <ler reglementaire voorschriften door het aan-
gevaren .schip is geen verontschuldiging voor het aanvarende
schip, indien dit in de gelegenheid is geweest de aanvaring
te voorkomen.

Verg. Ilof Gelderland 11 Juni 18lió, W. n®. 27H; Ilof
den Haag 22 Nov. 1909, P. v. .1. 1910 n°. 959.

Artt. :)—5 der wet van 28 Fehr. 1891, S. n°. 69, tot viw^t-
stelling van bepalingen betreilendo \'s Rijks waterstaatswerken,
bevatten voorschriften, welke medo van toepassing zijn in ge-
val van beschadiging van waterstaatswerken, onder beheer
van hot Rijk, door aanvaring.

Zie over art. I (storting der geraanule kosten wegens aan-
variugsschado of borgstelling voor dit bedrag): Ub. .\\mstonbnn
19 Mrt. 1897, vern. Ilof .Amstei-dam 2(5 Mei 1899, .M. v. II. IS9S
bl. 92, 1899 bl. 13«; Hb. Hotterdam 1 .\\pril 1910, \\V. n°. 9051/

Internat ionaio Regeling. — Eeno ovoreenkoiust tot
vast.stelling vau .sommige eenvormige bepalingen oj) bot stuk (ß\'S»

van aan var i n g werd op 2/.September 1910 te Hnissel tuimens •S\'i^-
de nuicsle zeevarende mogoiulho<len (waaronder ook Neder-
land) onderteekeiul. Zio voor den tekst Rgl. .Mag. 1910, bl. 582/ tut^tuJUc^A^t».

§ 05. STRANDING, IIUIA\'- EN HERGLOON.

Gntw. Wetb. v. Kph. 1809, nrtt. 131—159; Wetb. v. Kph.,
ailt. 515—5(18.

37

-ocr page 361-

570

G. A. Fokker, strandvonderij, in Themis 1859, bl. 185 v. —
\\V. F. ScirooK, geschiedkundig onderzoek naar \'t strandrecht in
Europa, in Nw. Bijdr. v. Egl. en Wetg. 1862 en 1863. —
P. A. Brugmans, de beginselen van het hulp- en bergloon,
Prft. 1866. — i)e
COÜEOY, Ie sauvetage et l\'assistance, in
Questions de dr. mar., 3™® série. — W. Marvin, a treatise
on the law of wreek and salvage, (Am.) 1858. — E. Jonf,s,
the law of salvage, 1870. — AV. E. Kennedy, treatise on the
law of civil salvage, 1891. — J. L. BrROiiAHi), Bergung und
Hülfeleistung in Seenoth, 1897. — G. Bexfante, il salvamento
e l\'assistenza nel diritto marittimo, 1889.

In het landsheerlijk tijdvak werd het strandrecht door den
landsheer uitgeoefend. Privilegiën aan vreemde kooplieden
verleend om de geborgen goederen van des heeren beambten,
de zeevonders, op te vorderen. Reeds in 1442 overwoog het
Hof
V. Holland, dat „die Grave van Holland van zeebraak
niet en plecht te nemen". De rentmeesters beheerden de ge-
strande goederen; bergloon. Plakkaat van
Philips H van 1563,
titel: van Shipbreekinge, Zeewerpinge, Avarijen, art. 13:

„Ende oft eymandt hem vervorderde eenige genaufrageerde
Goeden te nemen en achterhouden, zal gepunicert worden, in-
dien \'t een schipper of schipman is, metten vyere, indien \'t een
ander is, metter galgen, en desniettemin gehouden zijn te resti-
tutie van den achtergehouden goeden".

Plakkaat op de Zeedriften van Philips II van 15 >rei 157 I.

Onder de republiek blijft het beheer bij de in 1447 opge-
richte Kamer van de Rekeningenen Domeinen; 10®/^, .^^trand-
recht tot 1663. Oprichting van de Commissie tot de Pilotage
door de Staten van Holland in 1619. Bij instructies van 1023
en 1624 wordt aan deze Connni.ssie dc beslissing van geschillen
tusschen schippers en bergers opgedragen. Ordonnanties op
het .stuk der pilotage van 1680—1685 en 1698.

Geschillen tusschen de Commissie en de Rekenkamer, in 1728
door Gecommitteerde Raden vervangen, over hunne wederzijd-
sche bevoegdheid. Plakkaat van de Staten van Holland van 1772.

Plakkaat van de Staten van Zeeland van 14 .luni 1751. —
Het Friesche Landrecht, bk. 1, tit. 24, van sehipbreukinge,
zeewerpinge ende havarije.

iL-^sLfl

m.

S

^Vv.

M

m

"rAh

m

m

te}/-\'-

MS"

-fTÎ^\'

-ocr page 362-

.r-A

Terg. S. J. Fockema Axdreae, Tnleidinge tot de Holl. Eechts-
geleerdheid beschreven bij Hugo de Groot, dl. 2, bl. 69 en 161.
Aant. op bk. 2, dl. 4, §§ 36 en 37, en bk. 3, dl. 27, § 6.

Na de invoering der Fransche wetgeving werd het onder-
werp beheerscht door de Ordonnance de la ^larine van 1681
en tal van decreten, arrêtés en wetten. De Code de conimerce
zwijgt er over. K. B. van 24 Aug. 1814, S. n°. 97: voorloopige
regeling op den voet van de in 1810 bestaande oud-vader-
landsche reglementen. — Invoering in 1888 van het Wetb. v.
Kooph., bk. 2, tit. 7, artt. 545—508. — K. B. van 9 Nov. 1838
(Bijv. St. 1838, n". 232, en 1839, n°. 518) inhoudende de
reglementnire instructie nopens bet beheer der strandvonderij.
— Deze instructie is vervangen door het K. B. v. 23 Aug.
1852, S. n°. 141, houdende vaststelling van bepalingen op de
strandvonderij, aangevuld bij K. B. van 25 Mrt. 1854, S. n®.
18, gew. bij K. B«» van 19 .lan. 1879, S. n°. 10, eu G Mrt.
1891, S. n°. 72. — Instructie, ter uitvoering v. h. K. B. v.
1852, van 20 Sept. 1852 (
Luttexiikug, Cbronol. Verz. op da-
tum). — Wet van 23 Juli 1885, S. n®. 151, houdende bepalingen
omtrent de opruiming en het beheer van vaartuigen en andere
voorwerpen, in openbare wateren gestrand of gezonken. —
Verg. omtrent de geschiedenis
Buugmaxs, a.w., hfdk. 1.

Oujtrent de boinooiingen van vreeuido consulaire anibtenaren
n\\et do redding van schepen hunner natie, gestrand op de
Nederlandsche kusten, /.ie Archief v. Handel on Nijverheid
1H96, bl. 302.

Men onder.scheide: de regeling der rechti<betrekkingen, voort-
vloeiende uit het feil van hulpverleening in zeegevaar, van
redding en b(>rging, tusschen de helpers of bergers en den-
gene die wordt geholj)en of wiens goederen worden geborgen,
én <lo regeling van de tus-schenkomst van het staatsgezag in
geval van borging. Het Wetb. v. Kooph., bk. 2, tit. 7, regelt
beide onderwerpen, hot Iv. B. v. 1852 en de wet v. 1885 alleen
het laatste.

Beginselen der regeling: De .schipper on de overige belang-
heblienden zijn, zoolang zy tegenwoordig zijn, uiLsluitend

J

-ocr page 363-

572

bevoegd de berging te regelen en daaromtrent overeen te
komen; zijn zij niet tegenwoordig, geven zij geen bevelen of
bestaat twijfel over de vraag wie de reebtliebbenden zijn, dan
is de daarvoor aangewezen statitsambtenaar alleen bevoegd
dé redding te leiden of althans om hetgeen geborgen wordt
onder zich te nemen. Erkenning van het recht van den eige-
naar, art. 638 B. W.; geen strandrecht in den zin van toe-
eigening, noch in dien van hefHng van een percentage der
geredde waarde (verg.
Voohduix, AVetb. v. Kph., dl. 3, bl. 212),
art. 559 K. Beheerloon voor den strandvonder. De bergers heb-
ben alleen recht op hulp- of bergloon, nimmer op het goed
zelf. De opbrengst komt als vaceerend goed aan den Staat
(zie
VooRDUix, t. a. p., bl. 200), indien niemand als eigenaai\'
opkomt „binnen den tijd van tien jaren", art. 558 K.

Sedert wanneer\'r Sedert het tijdstip waarop de berging is
geschied (13rvoma>s, bl. 113; Diephuis, dl. 2, bl. 28C), of den
dag der
eersie oproeping (Kist, dl. 5, bl. 117), of den dag dor
lanUie oproeping (Asser c. s. op het art.), of de storting van d((
opbrengst in de consignatiekas (lIoi.tivs, dl. 2, bl. 3r)3)r

Iets over het recht omtrent verloren on gevonden goederiMi,
in Kgl. Mag. 1H84, bl. 110 v.

De wet onderscheidt, of belanghebbenden tegenwoordig zijn
of niet, als ook of de berging plaats heeft in zee of op buiten-
gronden, dan wel aan of op vaste .stranden.

Is de schipper aan boord of is hij of de rechthebbende op
de lading bij de berging aanwezig: de .schipper of anders de
rechthebbende op d(? lading heeft verlof tot redding of berging
te geven, artt. 515 K. (waarmede overeenstemt art. 51 van het
alg. Heglement op den loodsdienst van 22 Jan. 1902), ó lG en
551 K. Verplichting der bergers tot dadelijke afgifte aan den
schipper of aan den rechthebbende op do lading tegen be-
taling van onkosten en zekerheidstelling wegens het bergloon,
art. 517 i. v. ni. artt. 550 en 519. Sanctie, art. 54S K.

Met is niet voldoende, dat de schipiH\'r »uinwezig is in de ge-
meente waar de geborgen goederen worden aangel>racht; hij
moet zich met de berging hebben ingolal4>n: Hof Amsterdam
li Oct. 1898, \\V. n°. 7212, cmw. verw. H. K. 27 Apr. 181)9,

I?* f

r

-

VI».

mm

-ocr page 364-

(r ^^. lyiVfdtCj. G0.

A

W. 11°. 7271 (artt. 5 tü oii 550 vorderen aanwezigheid „bij
de berging").

Is de schipper of de rechthebbende oj) de lading bij de berging
)iicl aanwezig: een ieder kan op zee of op de buitengronden
bergen, doch is verplicht alles zonder verwijl af te geven aan
den strandvonder, op straffe van verbeurte van bergloon, art.
550. Bij stranding of schipbreuk op de vaste kust geschieden
redding en berging onder leiding van den strandvonder, ook
als de schipper of de rechthel)bende wel aanwezig is doch geen
beschikkingen maakt, of niet duidelijk blijkt wie rechthebbende
^s, art. 551 K.

Strandvonder is de burgemeester, K. B. van 1852, art. 1, of
de daartoe speciaal benoemde ambtenaar, K. B. van 25 Mrt.
1854, S. n®. 18. Hij mag zich het beheer van gestrande sche-
pen en goederen alleen aantrekken in de gevallen van de
iirtt. 550 en 551 \'K.

Verg. over de moeilijkheden, nit do bestaande regeling voort-
vloeiende, bot opstel van (5. A. Fokker in Themis 185S). —
Kb. Middelburg G Fobr. 1850, W. n°. 101)!), vern. Hof Zee-
land i Fobr. 1851, U. B. 1851 bl. ;UR), vern. II. K. 2 Apr.
1852, Ned. Hpk., dl. H, § 51. — Zie voorts (J. .1. Hukumonot,
de burgemeester-strandvonder, Prft. 1888.

In de gevallen, waarin hij zich het beheer moot aantrek-
ken, kan hij zelfs in rechte van dengene tlie de geborgen
goederen onder zich heeft, afgifte dier goederen benevens
schadevergoeding vorderen; hij kan daartoe revindici\\toor
beslag leggen: Hof Nd.-Holland 30 Juni 1850, W. n®. 1802.

De strandvonders genieten beheerloon, art. 552 K., bet
laatst vastgesteld bij K. B. van 1!» Jan. 1870, S. n®. 10.

Omschrijving van de taak des strandvonders in de artt.
552—o57 K. en in het K. B. van 1852. Het K. B. van 8 Mei
1803, S. n®. 5(5, wijst hem tevens aan als ambtenaar voor
I verkoop, bedoeld in art. 554 K.

De amortisatie-kas (art. 557 al. 1) is opgeheven i)ij do wet van
27 Dec. 1822, S. n°. 50, tot instolHng van een amortisatie-
f<yndicaat, dat op zijn beurt is opgehevon bij de wet van 27

-ocr page 365-

574

Dec. 1840, S. n°. 77. De rechten en plichten van de amorti-
satie-kas, eerst overgegaan op het amortisatie-syndicaat, zijn
daarna overgegaan op den Staat. Art. 17 K, B. van 1852 be-
paalt, dat de storting van het batig saldo geschiedt ten kan-
tore van den ontvanger der registratie, waaronder de gemeente
van den burgermeester-strandvonder behoort. Instelling eener
consignatiekas bij wet van 11 Juli 1908, S. n°. 226. De con-
signatiën geschieden aan de kantoren der registratie voor de
gerechtelijke akten, art. 2 dier wet.

Hulp- en bergloon, artt. 560—-568 K.

D. A. Klev, hulp- en bergloon, Prft. 1901. — J. C. C.
bex Beeb Poortugael, hulploon, in Themis 1910, bl. 282.

Beginsel: hij die in zeegevaar, bij schipbreuk en derg., aan
schepen of goederen met goeden uitslag hulj) verleent of
ze redt en bergt, kan aanspraak maken op loon voor zijne
moeite.

lib. den llaag 22 Juni 1909, W. n®. 8865: bergloon is
alleen verschuldigd wegens het bergen van schepen en hunne
lading of van hetgeen daarvan afkomstig is, dus niet wegens
het opvisschen van een gas- of brulboei.

De onderscheiding tusschen hulploon, art. 561, en bergloon,
artt. 562 on 563, komt het eerst voor in hot Ontw. Wetb. v.
Kooph. van 1809.

Hulploon is verschuldigd, als hulp wordt verleend aan oon
schip dat in gevaar is, maar waarop overigons de bcïnianning
aanwezig is on blijft; bergloon in geval van zoovond
(d. w. z. door don schipper in zoo opgegeven goederen, dio
on-
be/ieerd ronddrijven).

Zie Kgt. Vlisï^ingen 19 Mei 1813, W. n®. 120, en Hb.
Zierikzee 10 Apr. 1855, W. n®. 1667: een geslipt anker in
de gegeven omstandigheden niot als (mboheerd of verlaten t«
beschouwen. — Verg. ook Hb. .Amstordam 31 Mrt. 1905, W.
n®. 8823.

vnn stranding die de bemanning noodzaakt het schip le ver-
laten, van oigeulijko schipbreuk en van het in veiligheid
brengen van het schip of do lading, nadat het sebip door do

Û

>

. yt^VcI^yt. o.e.. fcr»^ ok«.

XrwuH^

jifiinr\' \' -jl

o\'i^/V«*-.^)-«. ^ ^

-ocr page 366-

- ■ \' lif ?

xM- »JxiAy^ icj^ Me. H, fjOi> ^ ZZ-t j lùtr^ ./itu\'-v^W.x.*«^^

^ Jlt.v.Ui.lttuS <jt.tt ^ ^ ,

Cl/. C / ^-ro.iw,J) ^«t^ tjçuhk^

i

M

fyrs £ reo/> oU^ ^/txlaiAl-^ t^^ A-ä y»-

~ • 7/ \' - ---- -Q

bemanning tot lijfsberging is verlaten. Criterium derhalve het
feit, of de bemanning het schip al of niet tot lijfsberging ver-
laten heeft of verlaat.

Verg. Rb. Alkmaar 4 Nov. 1852, R. B. 1854 bl. 157 ; —
Arb. Amsterdam Jan. 1858, M. v. H. 1865 bl. 295; — Arb.
Amstei-dam 25 Febr. 1888, W. n®. 5551; — Rb. Rotterdam
9 Juni 1888, W. n®. 5G15, M. v. H. 1889 bl. 10; — Rb.
don Haag 21 Mei 1898, W. n®. 7l79. — Arb. Rotterdam 5
Apr. 1902, iSI.
V. H. 1902 bl. 21 : een door de equipage ver-
laten scliip, waarop zich eenigo vletterlieden bevinden, is niet
een verlaten schip; voor de redding is dus hulploon, niet berg-
loon verschuldigd. — Volgens Rb. Amsterdam 1 Nov. 1895,
M.
V. 11. 189G bl. 212, staat de wet bergloon toe, niet voor
het bergen van schepen, maar alleen voor het borgen van goede-
ren uit schepen. Zie echter art. 5G2 1. 1. K. — Verg. voort»
§ 710 DHwb., waarin ook do ondei-scheiding tusschen hulp-
loon en bergloon wordt gemaakt.

Waarde der onderscheiding tusschen hulploon en berg-
loon. Zio
Klky, a. w., bl. 162 v.

Herneming (recoimc, reprise, rccapture) geeft aansprtuik op
bergloon.
Kist, dl. 5, bl. 421. — K. B. van 15 Jan. 1839, S.
n®. 1, omtrent het bergloon voor vaartuigen op zeeroovers her-
nomen.

Begrooting van het hulp- of bergloon, in goval van verschil,
door den rechter, art. 564, waarbij deze
alleen mag letten op
de factoren of elementen, in de artt. 561 al. 2 en 563 K.
aangewezen.

UechtHpraak over begrooting van ludp- of borgloon in K.
»ijbl. 1883 H bl. 179. — Zie voorts Rb. Amsterdam 12 Moi
1893, M. .v. II. 1893 bl. 272; 23 Febr. 1891, M. v. H. 1891
bl. 111; Arb. Hottenlam 5 April 1902, b. a.; Kof den Haag
21 Mei 1902, \\V. n®. 7828; Arb. Rotterdam 15 Juni 1903,
.M. v. H. 1903 bl. 311 (boding:
uo cure iio pai/); Kb. Rotter-
dam G .Tan. 1901. W. n®. 8082; 17 Mei 1905*, W. n®. 8118;
Rb. Amsterdam 31 Mrt. en 21 Nov. 1905, W. n"". 8323 on
8379 (boding:
uo cure tw pnj/); Rb. Rotterdam 7 Kobr. 190G,
W. n®. 8129; Rb. Alkmwir 8 Nov. 190G. M. v. H. 190G 1.1.
G7; 11 Mrt. 1907, W. n®. 8510, vern. Hof Amsterdam 29 Jan.
1909, W. n®. 8888 (oorlogHchip ., KvorUen"); arbitrale beslis-
singGU in M. v. II. 190G bl. 287. — IhuMnfANH. a.
w., bl.
73
V. — Ki.kv, a. w., bl. 185 v.

-ocr page 367-

576

O Art. 560 stelt voor de aanspraak op hulp- of bergloon twee

^xf^ejcJL:^ vereischten: 1°. Nood, d. i. een toestand van buitengewoon

gevaar — een gevaar grooter dan hetgeen voor een schip in
/^a-U\'^^^^-*^ zeereis is verbonden — waaruit het zich

,, , niet zonder hulp van buiten kan redden."*

r ^ Het zich niet kunnen redden door eigen middelen, dus zonder

hulp van buiten, wordt in de rechtspraak algemeen als vereischte
gesteld. Soms wordt dit alleen genoemd, zie Rb. Appingedam
1 Juli 1876, W. n®. 4062; Eb. Amsterdam 1 jS\'ov. 1805,
M.
V. H. 1896 bl. 212; Rb. Rotterdam 1 Dec. 1900, Al. v.
H. 1900 bl. 261; — daarnevens wordt gevorderd door Rb. Am-
sterdam 25 Mrt. 1887, P. v. J. 1887 n°. 51*; Rb. Middelburg
12 Oct. 1892, W. n°. 6377 : gevaar om als schip verloren te
gaan; — door Hof den Haag 28 Mrt. 1894, W. n°. 6500;
Rb. Amsterdam 28 Dec. 1900,
AV. n°. 7589, vern. Hof Am-
sterdam 17 Oct. 1902, M.
V. 11. 1902 bl. 35 (dat een hooger
hulploon toekende); Rb. Amsterdam 1 Febr. 1901,
AV. n°. 7(n3;
22 Alei 1903, Af. v. H. 1903 bl. 106; 1 Apr. 1904, M. v.
H. 1904 bl. 187, bev. Hof Amsterdam 24 Nov. 1905 (interl.
24 AIrt. 1905), Af. v. H. 1905 bl 140: een oogenblikkolijk
gevaar van vergaan; — door Itb. Amsterdam 5 Aj)r. 1901,
AV.
n°. 7683: waarschijnlijkheid van te vergaan, wolk gevaar moet
zijn tegenwoordig en bestaand, niet denkbeeldig of eventueel; —
door Rb. Leeuwarden 27 Juni 1901, W. n°. 7694: zoodanige
toestand, dat oogenblikkelijk gevaar van te vergaan kan ont-
stiuin; — door Hof Amsterdam 12 Juni 1906, AI. v. II. 1906 bl.
128: waarschijnlijkheid dat het schip zal vergaan of schipbreuk
lijden of althans ernstige avarij zal bekomen. — Hb. Amstonlam
12 Alei 1893, M. v. II. 1893 bl. 272, acht voldoende, dat
het gevaar buitengewoon is, verschillende in aard en hoegroot-
heid van de gewone gevaren, «uvn dc zeevaart verbonden. —
A\\\'rg. Ki-kv, a.w., bl. 125 v.

2®. Redding uit den nood. Zio ook art. 501 al. 1. Do hulp,
wiiarvpor loon wordt gevorderd, moet rechtstreeks tot de red-
ding hebben bijgebracht, wat het geval kan wezen, ook al
werd door die hulp de redding niet ten einde gebracht of
door haar all66n de redding niet volbracht, maar deze later
door of mede door anderen voltooid. .

Verg. Miiuomaxs, a. w., bl. 88 v.; — Ki.kv, h. w., bl. 133 v. —
Kb. Amsterdam 24 Doe. 1856, AI. v. H. I860 bl. 19. —
Hof iH\'cïuwardon 2(» Oct. 1881, W. n°. 4700, vern. Rb. heouwar-
don II Sept. 1879, W. n®. 1435. — Arbiters 26 Juni 1902,

w

?

/Z ^^ÈX^. of, w (PSi^i XA^, c4ßfx^. ^crs-, ùJ. cPZ.\'i^^

I <Me. y. U. ^ err iS^V.j^l^ JjLfl-n/vy^" ; tC?. /, .AJc,^.

n. J*^. Uftric 77/V. ^

/S^ft-toj^zi-^ /tri.

Kn^JZ*.^ \' «rwi- «XI, iitxt CAZ^f^

VT»-^ Oj^ uyi^U,, J»^ tfw^t&iyt^f /ßfc.

J

-ocr page 368-

w

t/inry AjL ^ SuU- JU v^^\'c^e^-^ c.

e<-r

Jai ov^ dcJ- «/^JéL\'^o^ uL^

UL.v\'Us.jii\'^- \'Y-

57^

M. v. H. 1902 bl. 29. — Eb. Rotterdam 9 Oct. 1907, AV.
n°. 8726. — Andera ten onrechte Rb. Haarlem 24 Nov. 1909,
n°. 8966,/-

A^^erg. over het begrip „redding": Rb. Amsterdam 25 1\'ebr.
1888, AV. n°. 5551.

Ten onrechte wordt voor het redden van menschenlevens
niet, zooals in het Engelsche (Merchant Shipping Act 1894,
artt. 544 en 545) en in het Amerikaansche recht, bergloon
toegekend.

Verg. VooHDi ix, W. v. Iv., dl. 3, bl. 204 v., 476 v.; — Brug-
mas8, a. w., bl. 84 v.; — Klf.y, a. w., bl. 108 v.; — AI. Pap-
penheim, Rettung von Menschenleben in Seenoth, in Zft. f. d.
ges. Hr., dl. 42, bl. 427 v. — Anders Kist, dl. 5, bl. 419 v.

Boven en behalve het eigenlijke bergloon hebben bergers
on helpers recht op vergoeding van de, ten behoeve der ber-
ging, door hen gemaakte onkosten en der, tijdens en ter zake
berging, door hen geleden schade. Bij de begrooting van het
loon moet hierniede rekening worden gehouden. ^

Zie Klev, a. w., bl. 186 v. — Rb. Alkmaar 14 Mrt.
1861, \\V. n°. 2308: borgors van zeevonden hebben, als ncffo-
fiornm gcstore» (art. 1393 H. AV.), recht op vergoeding van ge-
mmikto onkosten on van goledon schade. — Bb. Rotterdam 10
Oct. 1885, AV. n". 5258: nmist dc vordering tot hulploon is
geen plaats» voor eene vordering wogena reparatiekosten en tijd-
verzuim gedurende de ropanitio; deze vordering kan alleen oon
onderdeel van die wegens hulploon uitmaken.

Alleen zij, die, niet in eenigerlei dienstbetrekking lot den
i\'eeder staande, onverplicht hunne diensten aanbieden, kumien
\'»P hulp- of bergloon aanspraak nuiken.

Vorg. art. 421 K. en H. H. 3 Dec. 1886, W. n®. 5373, hier-
Itovcn bl. 175. — Huuomanh, bl. 91 v. — Ivi.kv, bl. 139.

. Loodsen zyn verplicht hulp to verleenen als gewono hel[)oi-s
of bergers; 25 van het berg- of hulploon komt aan het Kijk.
Artt. 49, 50 en 52 van het alg. Keglemenl op den loodsdienst,
K. B. van 22 Jan. 1902, S. n®. 5. Ook den strandvonder kent
«»"t. 552 al. 2 K. bergloon toe, indien hij werkelijk geborgen
heeft
(VooKDiiiN, Wetb. v. Kph., dl. 3, bl. 196).

TF^n-T-r^

-ocr page 369-

578

De sleepboot, die bezig is een scbip te sleepen, kan op hulp-
loon aanspraak maken, voorzoover zij aan het gesleepte scbip
diensten bewijst, waartoe zij uit krachte der sleepovereenkomst
redelijkerwijze niet gehouden is.

Verg. Arb. Amsterdam 31 Juli 1877, W. n®. 4143; — Eb.
Rotterdam 10 Oct. 1885, b. a. [_

Verlies van de aanspraak op hulp- of bergloon: artt. 548,
550 al. 2 en 565, voorts in geval van wangedrag, ontrouw, af-
persing, diefstal en derg., alsook bij overtreding van de artt.
545 en 546 K. (art. 51 v. h. alg. Regl. op den loodsdienst,
b. a.), tenzij de bergers kunnen aantoonen, dat zij daardoor
hebben gehandeld in het voordeel der eigenaars en voor dezen
hebben behouden, wat anders verloren zou zijn gegaan.

Eb. Amsterdam 5 Dec. 1850, M. v. 11. 1860 bl. 17; —
m. v. 11. 1865,
Meng. bl. 98; — Biiuomaks, bl. 125 v.
Kist
, dl. 5, bl. 426.

De schipper, die aan een door zijn schuld aangevaren schip
hulp verleent, lieeft geen aanspraak op hulploon.

Eb. Rotterdam 10 Mrt. 1888, W. n°. 5578.

Hulploon is ook dan versclnildigd, als de beide schepen aan
dezelfde reederij behooren.

Rb. Rotterdam 2 Äfei 1894, W. n°. 6507, M. v. 11. 1895
bl. 111, waarmede te verg. Rb. Rotterdam 24 Jan. 1900, W.
n°. 7470, M. v. H. 1899 bl. 165, en Arb. 8 Oct. 1900, M.
v. n. 1900 bl. 116. — Ki.ey, bl. 149.

Het berg- of hulploon komt too aan hen, dio do hulp hebben
„toegobragt" (art. 560 K.), mitsdien aan den eigenaar (rcodor)^
den .schipper en do schepelingen van het schip waarmede do hulp
is verleend, tenzij dit toebehoort aan een bergingsmaiitschappy
j ƒ^»a-of, zooals et^sleopboo^, uitsluitend of medo tot bulpverloening

is bestemd, in wolk geval alleen do roodor aanspriuik hooft oj)
het loon. Ieder der tot hot loon gerech\'tigdon heeft oone rochts-
vordering tot betaling, hoewel hot gebruikelijk is, dat do reeder
van hot schip of do schipper voor allo bolanghobbendon optreedt.

Verg. Rb. Rotterdam 24 .lan. 1900, b. a.: het recht op loon

sasÊii

26.^/5 . tiO.

OJ. OÇ^

^ cJl

I

-ocr page 370-

- \'

mw- ■
ïï

JßC-fl ^e, ^it^UarCAx..^ * ^.K/iaft^ -t/rt^ vuU^i^ <J

I

■\'jC

! V. Ii. /ƒ J

r^^ -Ou ---^

MOlCJIGHAArF-IMSTITUUT VOOR PHIVAMPvCCllT

570

wegens verleende hulp komt toe aan hem die die daad heeft
verricht, onverschillig of hij al of niet eigenaar was van het
schip, dat bij de hulpverleening werd gebezigd (in dit geval
werd betaling van het hulploon voor het geheel gevorderd door den
schipper van een visschersvaartuig); — Hof Leeuwarden 9 April
1902, W. n°. 7777: het hulploon wordt niet verdiend door
de sleepboot, maar door de mannen, die met behulp van de
sleepboot de redding hebben volbracht; de huurder van de boot
heeft geen recht het hulploon te vordei\'en; vern. Rb. Leeuwar-
den 27 Juni 1901, AV. n°. 7691; — Hof Leeuwarden 26 :Mei
1909, W. n°. 8953: in geen geval wordt door het vaartuig (in
dit geval een sleepboot), waarmede de hulp is verleend, of door
diens eigenaar hulploon verdiend, tenzij de reederij zich uitslui-
tend bemoeit met hulp in zeenood te verleenen; de eigenaar
kan hulploon niet vorderen; cass. verw. H. R. 15 April 1910,
W. n°. 9018; — Hof Amsterdam 29 Jan. 1909, AV. n°. 8819:
de eigenaar eener sleepboot heeft, als degene die met zijn schip
en de bemanning de hulp heeft verlo(.Mid, recht het hulploon
voor het geheel te vorderen. — Zie voorts Rb. Groningen 30
Mrt. 1885, AV. n°. 5165.

Indien verschillende personen zelfstandig tot de redding
hebben medegewerkt, is ieder van hen bevoegd voor zijn aan-
deel in de redding hulploon te vorderen; gezamenlijk in
rechte optreden is niet voorgeschreven.

Zie Hof Leeuwarden 26 Oct. 1881, W. n®. 1700. — Anders ten
onrechte Rb. Alkmaar 11 Apr. 1901, M. v. 11. 1901 bl. 181.

Overeenkomsten over hulp- of bergloon, op zee of bij do stran-
ding, ten opzichte van in nood zijnde schepen of goederen aan-
gegmin, kunnen op vordering v an o o n d o r d a a r b ij I) o-
trokkon partijen door don rechter worden vernietigd of ge-
wijzigd, d. w. z. hot toegezegde hulp- of bergloon kan door den
rechter worden vormoordorti of verminderd, art. 51)8 al. 1.

V««"«- »rt. 157 Ontw. 1809 : „a 11 e bedingen of accoorden enz.
zijn nietig en zal daarop geen recht mogen worden gedaan". —

• Kist, dl. 5, bl. 121. — Uiiuomans, bl. 135. — Kb. Appinge-
(lanj l .luli 1876, \\V. n®. 1062. ß- Ten onrechte achten
Hommig»>n alleen vermindering van het loon toegelaten; aldus
l
)ierui;i8, Hr., dl. 2, bl. 292. ^

^Zie voort« Rb. Kottordam 30 Apr. 1862, W. n®. 2^67; —
27 Nov. 1880, W. n®. 1599 (akkoord, aangegaan op voorstel
van den Hchipper); — Kb. Amsterdam II Jan. 1883, K. IJ. 18S3
H bl. 18 |. (akkoonl, aangegaan na stranding).

-ocr page 371-

580

Akkoorden over sleeploon, dat niet het karakter heeft van
hulploon, kunnen door den rechter niet worden gewijzigd.

Verg. Eb. Groningen 12 Jan. 1885, W. n°. 5449.

Overeenkomsten, na afloop van het gevaar gesloten, zijn
niet verbindend voor hen, buiten wier toestemming is gehan-
deld; dezen kunnen desniettemin begrooting door den rechter
vorderen, art. 568 al. 2 K.

De begrooting, door den rechter ingevolge art. 564 gemaakt,
bindt steeds alle belanghebbenden.

Loodsen is het verboden overeenkomsten over hulp- of berg-
loon aan te gaan: Alg. Regl. o. d. loodsdienst v. 1902, art.
49 al. 2.

Aanwijzing van den betrekkelijk bevoegden rechter, art.
567. Voorlichting van deskundigen is verplicht in de gevallen
van artt. 563 en 566 K.

De Commissies van pilotage in Amsterdam en Rotterdam
waren vaste colleges van scheidslieden.

Bergloon is in den regel avarij-particulier, art. 701 2°.;
daarentegen hulploon avarij-grosse, art. 699 16°. K.

De helpers of bergers behoeven de goederen niet af te ge-
ven dan tegen zekerheidstelling voor het hun toekomende,
art. 548, uitgenomen aan den strandvonder, zie artt. 550 en 551.

Do helper is verplicht de geredde goederen aan den eige-
naar af te geven tegen zekerheidstelling voor het hulploon; hij
kan niet betaling daarvan vorderen: Rb. Rotttirdani 20 Juni
1900, W. n°. 7530. — Zeevonden inooten door de borgors mm
den strandvonder worden afgegeven, zonder dat zij voldoening
van bergloon of zekerhcidstelling daarvoor kunnen eischen:
Hof Nd. Holland 30 Juni 1856, W. n°. 18(!2.

Dc strandvonder geeft alleen af tegen betaling van bergloon
en kosten, art. 556 al. 1, of, in geval van geschil, op rech-
terlijk bevel tegen zekerheidstelling, art. 550 al. 2 K.

Afgifte tegen borgstelling voor do .i)Otaling van hot l)orgloon
kan niet worden gevorderd: Hof Amsterdam 14 Oct. 1898, W.
n°. 7212, cass. verw. H. R. 27 Apr. 1899, W. n®. 7271.

Het bergloon kan alleen worden gevorderd van do eige-
naars van schip en lading, behoudens de bepaling van art. 549.

m

m.:

m

- avf.1

Lî^^li

-ocr page 372-

JL ./.y

f

t/^/. ^ U» £^<7.

11. H. 9 Febr. 1841, W. n°. 1/1. — Hof Amsterdam U
Apr. 1907, W. n®. 8728 : do schipper is niet persoonlijk aan-
sprakelijk voor het bergloon.

Hulp- en bergloonen zijn bevoorreebte schulden, artt. 1185
1°. B. \\V., 313 1°. K.

Vim door den rechter vastgesteld hulp- of bergloon kun-
nen interesten niet worden gevorderd,

Hb. Alkmaar 11 Mrt. 1801, "NV. n®. 2308; Arb. Amsterdam
21 .Inni 1809, M. v. H. 1809 bl. 111; — ïuiders Rb. Rot-
tei-dam 25 Juni 1892, W. n°. 0228: rente sedert den dag
dor dagvaarding.

wèl daarentegen van het bij overeenkomst bepaalde loon.

Titel 7 is toepasselijk op de binnenlandsche scheepvaart,
art. 757 K.

Internationale Regeling. — Eene overeenkomst tot
va.sttftelling van eenige eenvormige bepalingen omtrent h u 1 p- U/tZ v«^
V e r 1 e e n i n g en b o r g i n g o ]i z e e werd den 28steii September
lïllO to Brus.scl namens de meeste zeevarende mogendheden tr,tt^ïÀr-.^tfif S.^
(waaronder ook Nederland) onderteekend. Zie voor den tekst -jf
Kgl. Mag. 1910, bl. 535.

Wet van 2:{ .luli 1885. S. n®. 151.

De beheerder van een openbaar vaarwater kan overgaan
h)t opruiming van vaartuigen of voorwerpen, daarin gestrand,
gezonken of vastgeraakt. Do belanghebbende kan hot gebor-
gene reklameeren tegen betaling der kosten, art. 1. Anders
verkoop door den burgemee.ster, art. 5. Storting van het batig
f^aldo in de consignatiekas en afgifte aan den rechthebbende,
"lis deze zich binnen drie jaren «mnmeldt. Na verloop van drie
jaren wordt hot saldo overgebracht in de ka,M, waaruit do
kosten van beheer van hot water, waarin de ojiruiming is ge-
schied, worden gekweten, art. 8. Zijn de kosten van opruiming
hooger dan de opbrengst van hot geborgene, het nadeelig
verschil komt ten h\\»Uy van den beheerder van hot water, die
alleen verhaal heeft op hem aan wiens schuld of opzet het
i\'.inken enz. is toe to .schrijven, art. U.

-ocr page 373-

YORK—ANTWERP RULES, 1890.

lîi\'le 1. Jettison of deck cargo.

No jettison of deck cargo shall be made good as general
average.

Every structure not built in with the frame of the ve.ssel
shall be considered to be a part of the deck of the vessel.

Rule .2. Damage bij jettison and sacnjice for the common safety.

Damage done to a ship and cargo, or either of them, by
or in consequence of a sacrifice made for the common safety,
and by water which goes down a ship\'s hatches opened or
other opening made for the purpose of making a jettison for
the common .safety, shall be made good as general average.

Rule 3. Extinguishing fire on ship board.

Damage done to a shij) and cargo, or either of them, by
water or otherwise, including damage by beaching or scutt-
ling a burning .ship, in extinguishing a fire on board the
.ship, shall be made good lus general average ; except that no
compensation shall be made for damage to such portions of
the ship and bulk cargo, or to such separate packages of cargo,
as have been on fire.

Rule 4. Gutting away urrcch.

lô.ss or danuige caused bv cutting away the wreck or re-
mains of spars, or of other things which have previously been
carried away by seaperil, shall not be made good as general
average.

Rule 5. Voluntary stranding.

When a ship is int<\'ntionally run on shore, and the circum-
stances are such that if that course were not adopt<!d she
would inevitably sink, or drive on .shore or on rocks, no loss

w

IM

m

m.

■M-M-

■A\'

-ocr page 374-

• - A- •

r \' * .

■ r- \' I

df

ifa• ■ «

\' .. -1 n-*

. \' Û

^ s» !

• \'

^ -i

« • - •

fk

or damage caused to the ship, cargo, aud freight, or auy of
them by such inteutional running on shore shall be made
good jis general average. But in all other cases where a ship
is intentionally run on shore for the common safety, the con-
sequent loss or damage shall be allowed as general average.

Rule 6, Carrying press of sail. — Damage to or loss of sails.

Damage to or loss of sails and spars, or either of them,
caused by forcing a ship off the ground or by driving her
higher up the ground, for common safety, shall be made
good as general average; but where a ship is afloat, no loss
or damage caused to the ship, cargo, and freight, or any of
them, by carying a press of sail, shall be made good as gene-
ral average.

Rule 7. Damage to engines in refloating a ship.

Damage caused to machinery and boilers of a ship, which
is ashore and in a position of peril, in endeavouring to re-
float, shall be allowed in general average, when shewn to
have arisen from an actual intention to float the ship for
the common safety at the risk of such damage.

Rule 8. Expenses lightening a ship when ashore, and comeqxtcnt
damage.

When a .ship is ashore and, in order to float her, cargo,
bunker coals, and ship\'s stores, or any of them are dischar-
ged, the extra cost of lightening, lighter hire, and reshipping
(if incurred), and the loss or damage sustniiunl thereby, .shall
be adn)itted as general average.

Rule 5). Ckirgo, ship\'s materials, and stores burnt for fuel.

Cargo, ship\'s nuiterials, and store.s, or any of them, necessa-
rily burnt for fuel for the common .safety at a time of peril,
shall bo admitted as general average, when and only when
an ample supply of fuel had been provided; but tho cstima-
\'ted quantity of\'coals that would have been consumed, calcu-
lated at tho price current at tho shii)\'s last port of departure
at tho dato of her leaving, shall bo charged to the shipowner
and credited to the general average.

Rttlk U). Expenses at port of rejiujc clc.

n. When a 8hi|i shall have «\'Ulered a port or place of refuge,

-ocr page 375-

84

or shall liave returned to her port or place of loading, iu
consequence of accident, sacrifice, or other extraordinary cir-
cumstances, which render that necessary for the common
safet}\', the exj)euses of entering such port or place shall be
admitted as general average; and when she shall have sailed
thence with her original cargo, or a part of it, the correspon-
ding expenses of leaving such port or place, consequent upon
such entry or return, shall likewise be admitted as general
average.

b. The cost of discharging cargo from a ship, whether at
a port or place of loading, call, or refuge, shall be admitted
as general average, when the discharge was necessary for the
common safety, or to enable damage to the ship, caused by
sacrifice or accident during the voyage, to be repaired, if the
repairs were necessary for the safe prosecution of the voyage.

c. Whenever the cost of discharging cargo from a ship is
admissible as general average, the cost of reloading and sto-
wing such cargo on board the said ship, together with all
storage charges on such cargo, shall likewise be so admitted.
But when the ship is condemned or does not proceed on her
original voyage, no storage expenses incurred after the date
of ship\'s condemnation or of the abandonment of the voyage
shall be admitted as general average.

d. If a ship under average be in a port or place at which
it is practicable to repair her,
ho as to enable her to carry
on the whole cargo, and if, in order to .save expenses, either
she is towed thence to some other port or place of repair or
to her destination, or the cargo or a portion of it is tran-
.shipped by another shij), or otherwise forwarded, then the
extra cost of .such towage, tran.shipment, and forwarding, or
any of them (up to the amount of the extra expen.se saved)
shall be payable by the several parties to the adventure in
jiroportion to the extraordinary expense saved.

Rulk 11. Wcujes and maintenance of crexo in poH of refwjc, ctc.

When a .ship shall have entered or been detained in any
l>ort or place inider the cinnnnstances, or for the i)ur|)08es of
the repairs, mentioned in Rule 10, the wages payable to
the master, officer.s, and crew, together with the cost of mainte-
nance of the same, during the extra j)erio(l of detention in
such port or place until the ship shall or should have been
made ready to proceed upon ]u»r voyago, shall be admitted
us general average. But when tho ship is condennied or does
not proceed on her original voyage, the wages and mainte-
nance of the mawler, ollicer.s, and crew, incurred after tho

m-

m.

m

itU.

te».

-ocr page 376-

date of the ship\'s condemnation or of the abandonment of
the voyage, shall not be admitted as general average.

Rule 12. Damage to cargo in discharging etc.

Damage done to or loss of cargo necessarily caused in the
act of discharging, storing, reloading, and stowing, shall be
nuule good as general average, when and only when the cost
of those measures respectively is admitted as gt\'ueral average.

Rule 13. Deductions from cost of repairs.

In adjusting claims for general average, repairs to be allowed
in general average shall be subject to the following deducti-
ons in respect of „new for old", viz:

In the case of iron or steel ships, from date of ori-
ginal register to the date of accident.

Up to 1 year old (J).

All repairs to be allowed in full, except painting or coating
of bottom, from which one-third is to be deducted.

Between 1 and 3 years {B).

One-third to be deducted oil" repairs to and renewal of
woordwork of hull, nuists and spars, furniture, upholstery,
crockery, metal and glassware, also sails, rigging, rope.s, sheets
and hawsers (other than wire and chain), awnings, covers
and painting.

One-sixth to be deducted oil" wire rigging, wire ropes and
wire hau.\'iers, chain cables and chains, donkoy engines, steam
winches and connexions, steam cranes and connexions; other
repairs in full.

Between S and (i years (C).

Deductions as above under Clause B, except that one-si.x(h
be deducted olV ironwork of mast.s and .spars, and machinery
(inclu.sive of boilers and thoir mountings).

Between (i and 10 years {!)).

Deductions jus above under Clause C, except that one-third
be deducted ofV ironwork of nuist.s and .spars, rcpaii-s to and
renewal of all nuichinery (inclusive of boilers aiul their moun-
ling.s), and all haw.\'^ers, rojie.s, sheets, and rigging.

Between 10 and lb years {K).

One-third to be deducted oil\' all repairs and renewals, ox-

38

-ocr page 377-

o8r.

cept ironwork of hull and cementing and chain cables, from
which one-sixth to be deducted. Anchors to be allowed in full.

Over 15 years {F).

One-third to be deducted off all repairs and renewals. An-
chors to be allowed in full. One-sixth to be deducted off chain
cables.

Generally (G).

The deductions (except as to provisions and stores, machi-
nery, and boilers) to be regulated by the age of the ship,
and not the age of the particular part of her to which they
apply. No painting bottom to be allowed if the bottom has
not been painted within six months previous to the date of
accident. No deduction to be made in respect of old material
which is repaired without being replaced by new, and provi-
sions and stores which have not been in use.

In the case of wooden or composite ships: When a
ship is under one year old from date of original register, at
the time of accident, no deduction new for old shall bo made.
After that period a deduction of one-third shall be made,
with the fol owing exceptions:

Anchors shall be allowed in full. Chain cables .shall be sub-
.ject to a deduction of one-sixth only.

No deduction shall be made • in respect of provisions and
stores which had not been in use.

Metal sheathing shall be dealt with, by allowing in full the
cost of a weight equal to tho gross weight of nietal .sheathing
led off, miims the proceeds of the old metal. Nail.s, felt,

and labour metiilling are subject to a deduction of one-third.

In the case of ships generally: In the case of all shij)s,
the expense of straiglitening bent ironwork, including labour
of taking out and replacing it, shall be allowed in full.

Graving dock dues, including expenses of removals, carta-"
ges, use of .shears, stages, ami graving dock materials, shall
be allowed in full.

Rui-u 14. Temporary repairs.

No deductions „new for old" shall be nuule from tho cost
of temporary repairs of damago allowable as general average.

Rulk 15. Loss of freight.

Loss of freight arising from danuige to or loss of cargo

-ocr page 378-

mi

o87

shall be made good as general average, either when caused
by a general average act, or when the damage to or loss of
cargo is so made good.

Rule 16. Atnount to be made good for cargo lost or damaged
by sacrifice.

The amount to be made good as general average for damage
or loss of goods sacrificed shall be the loss which the owner
of the goods has sustained thereby, based on the market va-
lues at the date of the arrival of the vessel or at the termi-
nation of the adventure.

Rule 17. Contributory values.

The contribution to a general average shall be made upon
the actual values of the property at the termination of the
adventure, to which shall be added the amount made good
as general average for property sacrificed; deduction being
made from the shipowner\'s freight and passage-money at risk,
of such port charges and crew\'s wages as would not have boon
incurred had the ship and cargo been totally lost at tlie date
of the general average act or sacrifice, and have not been
allowed as general average; deduction being also made from
the value of the property of all charges incurred in respect
thereof subseciuently to the general average act, exce )t such
charges as are allowed in general average. Passenger\'s uggage
and personal effects, not shipi)ed under bill of lading, shall not
contribute to general average.

Rule 18. Adjustment.

Except as provided in the foregoing rules, the adjustment
.shall be drawn uj) in accordance with the law and pnictice
that would have governed the adjustment, bad the contract
of airreightment not contained a clause to pay general ave-
rage according to the.se Rules.

Antwerp Rule of WdS, which may hc adopted in Contracts of
Affreightment.

^iights to contribution in General Average sluill not bi>
aflected though the danger which gave rise to the .sacrifice,
or expenditure, nnvy have been due to default of one of tlu>
l)artics to the adventure; but this shall not prejudice any
remedies which nniy be open against that party for .sucii
default.

-ocr page 379-

f - -■

-■-■■^ilÄlv

-ocr page 380-

Burg Line of Steamers

BETWEEN

SAVANNAH. GA.. AND ROTTERDAM.

THE "AMSTERDAM" STEAM NAVIGATION CO., Lt\'d.

PRINS HENDRIKKADE 173,
AMSTERDAM.

TELEGRAPHIC ADDRESS: BURGLYN, AMSTERDAM.

AGENTS: .

SOUTHERN SHIPPING CO., Savannah, Ga.

J. C. HARRIS, Pres. and Mgr.

HUDIG d. VEDER, Rotterdam.
HUDIG, VEDER CO., Amsterdam.

c §

t E

•2 S. a o

■s 5 c ®
ê -

I\'

e *
> a
^ 2

A.

..............................at................per...

........4.7.9.8.4.....lbs.

......feet............inches at............40 C. Ft..

0
— «j

£ S
it

C 3

5 2

1 i.

" 2 Ö

a\'s
\'i fel

\'\'li
C fc- «3

.5 es O
• <

"O ^ e

? S O
5
3 ö

t, s

0 ®

S tfifcs

£ S O

5 J=
« i t

1
3

S \'-5 —

=5 t S

-I c

. — 01
a ^ ■£

rs:

•of ^

eS 5 ®

«» p »O V.

2> . O

^ ï i I

® =: O

SO M-g
O bc.E v

"3 ^ «

S -s -o^a

od

OQ
<


U
Z
bJ
O

1\'nniaBc«

Charnes.
Total.
At Ex:

BIJLAGE-XX-Vltr

Received, in npimrent ffood order and i-ondition by the BUHO LINE ...Tha--SX)Xliher-n.. C.O.t-tjQ.n QiL CjO^ ................................

to be truusported on the good «S^eaww/np. ............................. mhereftf.........................................................is master for

the present voyage, or xohtener else may go as viaster in the said ship, voir lying in the port of Savannah, Qa., and bound for ROTTERDAM,
with libtrty to call at any port or ports in or out of the customary route for any purpose, and if failing shipment by her. then the goods to he shipped by the

followinj steamship or any other of the same line: ..jOne--Hund.r.e.d--(-1-00-) Bar.r.eJ..S.-.Ca±.t.ail...................................

.said to iveigh gross..

being marked and numbered as per margin; shippers weight <(iuallty, quantity, (tHUfte, contents, weights and value unknown), and to be delivered from the Ship\'s deck, when the Ship\'s respoDsibility

shall cease, in tbe like order and condition, at the port of ROTTERDAM, or so near thereto as she may safely get, unio-Orde-r-..............................................................................

......................................................................................................................or to As-signs, be or they paying freight and charges, immediately on landing tho Goods, in cash

without any allowance of credit or discount and interchange for deliver}\' order at the rate of .....JO-OU.n.d R

^831nvoi4 weight and charges as per margin. General Average, according to York and AnFwerp ruTes onsOOT i ,0-7 b-o f ^ v^w ; Hrf-O-Uril-Ub

IT IS MUTUALLY AGUEED that the Ship shall have liberty to sail with or without pilots; that tlie Carrier shall have liberty to convcy goods in lighters to and from the Ship at the risk of the

worthiness of the Ship, even existing at time of shipment or sailing on the
tion, rust, sweat, change of character, di^inagejleakage, breakage, vermin, c

arising from the nature of the goods or the insumciency of packages; nor for i...»---------■ . , , ---------, r „ --- ——-.................^.o, viti.-Rji iunou; mir lor

risk of craft, hulk, or transshipment; nor for any loss or damage caused by tho prolongation of the voyage, and tbat tbe carrier shall not be concluded as to correctness of statements herein of weight,
quality, contents, gauge, quantity and value.

IT IS ALSO MUTUALLY AGREED that this shipment is subject to all the terras and provisions of, and all the exemptions from liability contained In the Act of Congress of the Unitwl StaH\'it
api)roTed on the 13th day of February. 18P3, and entitled "An Act relating to the navigation of Vessels, etc.

l.-lt is also mutually agreed tbat the Careier shall not be liable for articles comprised l^n
Section 4281 of the Kevlse<l Statutes of the United .States, nor for any piicka«e exce^lng the
sum of in val ue. un less notice of 1 be true chaiac tei\' and val ne thereof Is given and same is entered
tn the bill of lading.

•.\'.-ALSO, that shippers shall be liable for any loss or damage to ship or cargo caused by
inflammable, explosive or dangerous g(K)d9, shipped without full disclosure of their nature,
whethtr such shipper !)e princiiiHl or agent; and such goods may bo thrown overboard or
destroyed at any time without compensation.

htH, primages and charges,
suffer by reas^ of the
Jkages or deiscrlptlon of

10.-ALSO, that this bill of ladlngduly endorsed be given up to the Ship\'s consignee In exchnmre
for ucllvcry order.

11.-ALSO, that the freight prepaid will not be rftiiriio;!, goods lost or not loM..

lj.-.VLSO, that parcels for different ConMgtic.os, collocted or made up in siiiclr imi «
addrcsiied to one Consignee,
puy full freight on each parcel.

l».-ALSO, that the Ship has liborty to tow and assist vessels in distress, and to devlati- f..r the
purpose of saving life or property.

14.—ALSO, that any bags belonging to the Ship are not to leave from nhmgside.

1ft.—ALSO, that the Captain has the privilege of collecting the freight on landina
before delivery. -

1 at tbe ^r éci^^Xffe

frej^AitBlifVRc of t

;1 il. ™w)etw;aie«cV iMon the uptwr dot

the

deemed

shall _ _ __

Immediately on arrival and to

coTii h\'Uc discliurglng as quickly iis J^er cargo, night and day. without intermission,

notwlthstiinrtlng any custom of the kwlatne contrary, and that the Captain Is at liberty to enter
and land tbe goo.1«. or put them at the consignoo s risk and exiwnse, and to havo a Hen

on huch gwHis until the paymjfft .iV" and charges so,Incurred, these chargcs to be calcu-
lated Hoconllng to the ComfaV\'s tSritr. Tho Ship \' responsibility to ceosc Immedlatelj tho goods
are difcchnrgea from UiwBIfe\'^leck.

6.-ALSO, that f^XVJyable on weight 1b to be paid on gross weight, and that full freight is
payable on damageWkunsound goods; but no freight Isduo on any Increase In bulk or weight
caused by the absorption of water during the voyage, ^d that whore reaMinablo dimbt exists as
10 the correctness of weight or measure, In this blll of lading, tho Company has the
nrivlli\'ge ot re-welghlng or re measuring at destination, ai, consignee\'s expense when done at his
request, or when the weight or measurement proves to be In excess of that stated in blll of
lading, and freight at the same rate Is due on any excess.

7. - ALSO, that If on a sale of goods at destination for freight and charges, the proceeds
fail to cover sjild freight and charges, tho Carrier shall bo entitled
<0 recover the diffcronce
fn)in the Shipper.

8.-ALSO. that In the event of claims for short dellverv when the Ship reaches her destination,
the price hhall be tbe market price at
the port of destination on the day of tho Ship\'s entry at the
Custom House, less all clmrges saved.

».—ALSO, that merchandise on wharf awaiting shipment or delivery l)eat risk of owners of the
goo<lM for lo.\'ss or damage by tiro and/or flood, not hap|)ening through the fault or ncgllgonco of the
owner, mahter. agent or manager of the vessel.

upfwrdeck of Steam-
e cattlc to lintl food and uttend-
_ responsibility in shipplDg, carrlatfe
, lingo and mortality that may hapii.»» to
iing In loading. In discharging on.I during

Jt^o grtod*

.8 on Ixindon
of two and one-

16.-ALS0. that sterling freight is to iw imid 1
on the date of Steamer\'s reijort at the Cueiom
1
half (JuiUlerstothe dollar.

IT.-ALSO, that should llyo cattle bo shipiwd
ship, the following clause Is in force: ShlpjHTS an«
ance In nil respects suitable for said catUe, and sha "
and discharging of tho cattle, and for tho aMilcT\'
each and cvc^ one of them, from whate\\-»flniu

(ondensed water forthe cattle arulroJm \'ior
food free. Shipper» accoptliig «ljto)lfCf\'At\'\'nngs und ventilation for cattle i.arlsfactory.

u."/ disilargo to Its destination at Ship\'s cxprnse. but nt Shtt>t.ir\'s ri" k
«l»""^« ^hf goods whllst Hamo «rc In the of a

KVh^ ife »"> "f to another port in Ilolbui.l th.- CmViwny

Mi&h^ P"""\' discbarges, and nm^.-r i».rt, rHgl foV

Vi." ^\'"»»n\'\'«- Hhall have exorcised due diligence to make the-wiid Siianier
IhM n nf »"«nne.l. equipped andl supplied. I. Is he.vny «

"f dli^stcr resulting from fault tir negligcnc- of tho ^llot
«J «nanngmcnt of the Stcamcr. or froin hu. nt or other

the Steurnor, whether existing nt time of shitrnM iit, or at h5
h^ i™ ^^jr^x\'.l\'«".\'» discoverable by due dlUg.-n.^c. ih« Con^lgnel•. or Owner« of

J^^aSf\'.\'"PA"\'\' »laWllty for contribution In Gen..ral .W. rage, Inclodlng
« Jnnr «tmlf";\' «\'j\'P \'o\'" Kuy MHScial churgcs Incurred, but. with the ShlJC

Average, and shall ixiy such spcolal •.•barges, as If
«r,?, i^™ ^ resulted from such fault, nogllgei ce.
luum or other dc fee tS

condlS.^iritli^^wrlll\'en\'o\'rTJiSfeil\'LVf^^^^^ "" -\'^llng agree to be bound by all of IM stipulations, exception, and

In WltaesM Master or Agent of said Steamship has adlrmed to-.-.TW-G..................................................bills of lading, all of this tenor and dut«, one of which U-ing

acconglU^d, »J^\'J must be\'clwre«! at the Custom House and bills of lading handed In twenty-four hours before StCumrf\'s departure.

Vated at »Savannah. Ga.,.........3 .-1.9.0J5......m....

-ocr page 381-

* r

■%7

50 Rm. l-XI-\'ll.

BESTELGOED.

Hierbij ontvangt gij de hieronder vermelde goederen, volgens de bepalingen van het Algemeen Eeglement voor het Vervoer op de Spoorwegen en volgens
de^ bekende bijzondere bepalingen of voorwaarden van vervoer van de verschillende spoorwegdiensten, over welker lijnen het vervoer loopt, of van de
rechtstreeksche tarieven, welke op dit vervoer van toepassing zijn.

Voorschriften en inlichtingen voor de vervulling der formali-
teiten voor Kijks-, Gemeente- of andere belastingen; aanwijzing
van een tusschenpersoon, enz.

Vermelding van de bijgevoegde documenten voor genoemde
belastingen en andere bijlagen.

Vermelding van de zich op de colli bevindende RIJkslooden.

Bruto
gewicht per
goederen-
soort.
Kilogrammen.

Aangegeven

waarde
voor iedere
goederensoort
afzonderlgk.

COLLI.

INHOUD.

Wijze
van
inpakking.

Merken
en

nummers.

Aantal.

Gld.

ets.

/

Expeditiostempel

van

\'c -d.^s\'sj

Onderteekening jIJ afzenders.

_____XEee^ejPpe\'-

DmUrerU Elaovler, Amitcidam.

(Model 95.)

-ocr page 382-

NOTA VAN ONKOSTEN.

Franco.

Eenheidsvracht.
. Prijs per
100 kilogram.

Te heffen.

Gld.

ets.

Remboiirsenient.......

Gld.

ets.

Voorschotten........

Provisie...........

Vracht tot .........

Bijkomende kosten......

Vracht tot .........

Bekomende kosten......

o

Vracht tot.........

: vé

Bijkomende kosten......

Vracht tot .........

Bekomende kosten......

Onkosten, bedoeld in art. 50, § 1,
lid, volgens afzonderlijke
nota (bijlage F), hierbij gevoegd.

Totaal . .

" Bovenstaande som ad

ontvangen.

Aen-

.191

De.

Stempel van het Station van aankomst.

Wagens gpoorwegdienst

Geleidebrief No....
Post No.....................

via.

Aanwt\'zing of de zending franco is, en,
zoo ja, of de afzender nog andere kosten
dan de vracht voor zpe rekening neemt.

De aangegeven gezamenlijke wa^de bedraagt: (in letters).

zie voorlaatste kolom
der voorzijde.

SPECIFICATIE DER VOORSCHOTTEN. BEDHAG.

Gld.

ets.

Gezamenlijk bedrag der voorschotten (in letters).

Remboursement (in lettei-s).

-ocr page 383-

^ vU.

ëli-^JL-C^Anjt^ e^ / /ct^fi-y^o.--»^ ^^ ^ ^^ \' (-iet,, »i y^ayt^OAjott/^^

\'h\'C. /^d-ee.. Ar/ii^yy^ eJ- y^Qyr Är^. eji >t .j .

^^ (^t/v;^. / /ixrx. cayiAA. i^\'Z^aO^ c</r^

KcrrrjJi ^ ÔCV -d\'eii. ir&riiAyrixAU\'^^ut^ XL,

. thuh Imrvn.

Ô6, (//ff. .yfxXyiA.V-aJX^^\' IrtnJe^ Ät-h^äi^

» // /Wi , .

% CAJI .eicM^^royvU^ f dAXjJl. H-uAÂa. dijt^ I ttnryn .

U/ajzjun, t 7/én^oU/t \' w-e^Cc,,

-ocr page 384-

Cuyiyvu-l-t, jltUr. t^y^ . Coz^ ! ^e^^Jio-V-^

éxJtl/. ùù> .JM tA . Ua Sijc, . ZJLe,^^^

I/\'- dj. éhlrv^ 2r C.Ci^L Z.S9 ^Crßjh^ ^
.ah^. // c&Y/\' ^ Ijjuk^

CcrviA^eZ. .Acl^. $ C. \'b^ f ^.SiP^. /i^e/^^^ ft^^
aJèz/L 6 ^ujL:

â\'^^ tAfO-t\'cjve-t^ t/tt-Ä^ < f^r^a-yùjL^e^^ -trtrvy^ -êf-^-t/i^ (KeuujdiesjL

. ..

ù^. oL,^^ ITCL, se.
Uôx/.

Äc&Wi?^^^ tiM^yiyO-/\' \'tro^ ßjuC

/y VJ^J^ 1r€AA(r(JJ- /^^Jfó^y»^ tu^ eOX

-ocr page 385-

^^^ uPe^ ^^-^Jt^

r^oM^jeß^ zâ/i.///^ , ^^ /

i\'tJ^M^cAJ-^ OJL^, c/côu^ ÏJ-cr-cry^ ^ \'Z/Bo^
/ajl/- -T^^IJÜ* ^ .

!

-ocr page 386-

c}v-c^ cAviS^ c^^C^ f^tjuJ.^^ ûA. f tn^oOx^

? "t
W

Lji-Z^-f}^^ uJi öCo xjuiMJUUL^C. Av lyj^

11

\\

-ocr page 387-

^ óiAa^^ tf^V^^^Sr tTrxry cfji^

f/

/c a^j^^ , \'j \' ^

-ocr page 388-

Z^J^^^efoe/t\'^ tAs^cfj^ ^ -t^o-ie-y. t^yLci*-^ xJy^

ArAf^ ti^/ax-it/zili^ «Tt^ Ai-^ jla^ cflty^ GiLi^

-ocr page 389-

A

JLä.^tty\' ^Jf.Oa-e ireA^^/rt^ i^atry tti- ^^tfrr^Aa^

U-C-t^ej^. /^-t.«^ Ty-tK^\'^

^e^^-y^^ûLja. A,/— . ^.ÓtTtU^ eUtJljL. et^ l/tTtfs^&eJo/^A-

^^tx^w lociju^ tAj\'fcwtg^giZ^ • j^u. ^Ae^inJyV i/tO^

^tn-y^ClùJ^ \'^C-t^^^^Äit ^^ö^EU-t/ tY^ isio .

»

lAJ-^O-XlA^

^ 4<2. S Zo ^

-ocr page 390-

M./

ch^/h^ /-O-yy^.\'^iU^ f ctM^L^ t!.!^ ^ t^^/Lt-ervC ^t/ho t/O.^^ /«\'laä,^ovi^f^

. (^yt^etcrA- / SeßAZ. cud. , ^ . , ^

j^o-c-ccyyAuX^yt i>Ca. -T^^a/ix^. f H, Co, J^. Zt^s.

z \'

er^ txn4. .

^ t/, r/

-ocr page 391-

1(1 DOOa-CONNOSSEMENT DELI-HOLLAND.

ONTVANGEN vau.

om te worden geladen in liet stooischip............................................................................................... on liotzü direct, hotzy met overscheping to Bolawan to worden

verzonden naar (Tandjong I ^^^ verdere verscheping van daar met een stoomschip van do Stoomvaart M;). „Nederland" of Rotterdamscho Lloyd

Sabang (Poeloo
met vrijheid de lading onder tent-
don loop van hot gehoolo vervoer
en schopcn in alle toestanden ou
boncvons om ingeval van avery do s

Tandjong Priok
Sabang

op te slaan iian don wal en/of in vaartuigen, en met verdere vryheid gedurende

9t op de bestemmingsplaats, om elke haven of havens in of buiton de route aan to doon, mot of zonder loodsen to varon
ouder allo omstandigheden op sleeptouw to nemen ou bohulpzjuam te z\\jn, menschonlevens of cigondoninien to redden,
oederen in oeuig ander stoomschip over to schepen

f spai-dek to stuwen, to

KONINKLIJKE PAKETVAART-MAATSCHAPPIJ. ^
STÖOMVAAHT-MAATSCHAPPIJ „NEDERLAND".
ROTTERDAMSCHE LLOYD.

VRACHl\' f

per Last van

800 Kilo\'s bruto uitgeleverd gewicht.

..........consluldondo, hot oono nagokomon zyndc, do andoro van goon waardo, alsmodo

. voor do Maatschappyon.

afschriftou voor don Gezag-

Hiervan gotookond
voordor, on ............

den

Do Afladers:

De Agenten :

Typ. J. H. DE Buftsv.

.10

-ocr page 392-

Ontvangen .van ............................................................................................................................................................................................................................................................................

: om to wordOT geladen in het Stoomscliip......................................................................................................................................................................-................................................................

gevoerd door Kapitein....................................................................................................................................................................................................................... varende in de regelmatige

lyn van . den Koninklijken West-Indisclien Maildienst, dienst doende tusschen Amsterdam, West-Indië, Haïti, New-York en vice versa, met aandoening
vati -Hävre op do thuisreis, en/of zoodanige andere haven als do gezagvoerder geschikt mocht oordeelen of in zoodanig ander stoomschip als in de
-plaats van dit stoomschip mocht varen, met vrijheid om in of buiten de route havens, reeden en rivieren in en-niit te loopen en daar teverbUiven,
om passagiers op te nemen en aan wal te zetten, goederen te laden en te lossen, kolen in te nemen of om welke andere reden ook, om met of
zonder loodsen te varen, van de gewone route af te wijken, op z^jn weg terug te koeren, om\'welko reden ook, om andero schepen, in welken
toestand die ook inogen verkeeren en hoe de omstandigheden ook mogen zyn, op sleeptouw te nemen of op andere wyze behulpzaam te zün, om
: goederen op iet dek te laden, die op eenig ander vaartuig over te laden of die met eenig ander middel van vervoer te zenden, hetzij in geval van
lavèrtj, of indien dit voor de bevordering der onderstaande goederen naar hunne bestemming mocht noodig zyn, of door don gezagvoerder mocht
noodig geacht-wordeji.

KON. AVEST-IND. MAILDIENST.

Bijlage

])ij den brief aan y

jSS.

Géregelde Postdienst tusschen:
AMSTERDAM EN

PARAMARIBO,
; DEMERARA,
TRINIDAD,
CARÜPANO,
CUMANA,
- QUANTA,
LAGUAYRA,

en vice-versa met aandoening van HAVRE
. op de thuisreia.

Agenten der Maaischappij

p«r.mribo: W. E. MENKMAN.

Domerar»: AGENCY of the New COLONIAL COMPANY Ltd.
Trinidad: " Idem.

Carüpano: J. ORSINI & HYOS.
• Cnraana: J. C. NUNEZ HOMBERG.
Onanta: S: DOMINIC I & IIYOS.
La Gsayra: KUIPERS, PERRET & Co.
Caracas: BAASCH Sc RÖMER.
Puerto C\'ab«Uo; Idem.
Ciudad Boliraf: G. BARNEWITZ.
Haracatbo: PINEDO & Co.
Cnrajao: HELLMUND & Co.
Jaemel: J. B. VITAL.
Aqaiar JOHs. JACOBSEN.
Abx Cares: JOHs. JACOBSEN.
J^r^mle:

Petit GoaTe: F. CHERIEZ.

Port an Prince: OTTO BIEBER & Co.

St. Marc: R. PINARD Co.

PUERTO CABELLO,
CURA9AO,
JACMEL,
AUX CAYES,
PORT AU PRINCE.
NEW-YORK,

om dio af to lovoron aan

of oixler

te..................tegen betaling van de in margine bepaalde vracht

en koston, voor zoovene die niet door do afladers voor het vertrek mochten z^ji voldaan, in wolk geval deze nimmer zullen behoevon te worden
gerombom-seord.

■ irroor zul trftschieilen 0» do voorwaarden !n dit coiiuossfiiupni on 011 de riurzUd« rtatirvnii v»\'nn(>Id.

) het eeno nagekomen, do

N.J-Ji Geeiie andeye Connogtmenten wórden uaivjenomm
dan deze fornmlicrcn., welke bij de Directie cn
hare Cargadoors tegen betaling van 3 cmten per
■ ftuk te hekomen zijn.

den

litj vnhnarht w/» (h\'n Utzagvotrdtr.

Druk v:in .1. II. dk Ht;ssv, Aiust. N\'ov. \'0.\'».

uiuivctii ^.yii j^otocrkuiiu v.11 iuai^iiibici

overige zonder waarde. De ondertoekening door den atlader kan niet worden govordoi\'d.

Milt M»................

Gewicht Kt
Vrschtäf:
Averij Ordinair

....... r..

pCt.......

n-seora.

Het vcrroor zal gAschieden op do voorwaarden !n dit conuossfiiupnl cn oji de rn^rzydo rtatirvnii v»\'nn(>Id.

Hiorvan zün geteekend uenaluidonde exemplaren (exclusief kapiteins oopio

-ocr page 393-

VOORWAARDEN.

I. Dö Stoomvaart-MaatscbappU is niet aansprakeiyk voor overmacht, eigen çebrek van het goed, schuld of nalatigheid van den afzender. Zy is niet aansprakelijk voor gewicht,
maat, inhoud, kwaliteit en aangegeven waarde, noch voor slechte verpakking of vorkeerde merken of adro.^gen. Zfl vorgoedt geene-schade, vooitspruitonde uit bederf, lekken, hetgedeoltolijk
lecgloopen .van zakken, vlekken op do zakken, breken, zweetcn, roesten, ongedierte, aanrakinp, bUlading, uitdamping of reuk van andore goederen. Zjj Is nietaansprakeiyk wegens brand of
ox^osie, zoowel aan boord als a.m den wal of in lichters Of pakhuizen, noch voor eenige daail of nalatigheid van loodsen, gezagvoerders of bemanning, of.van^eenlg ander persoon in dienst
van de Maatóthappü of van den Gezagvoerder. IngeT.al .van schade a.m ketels, machine of schroolTas,\'"zal die, zonder dat men er de oorzaak van behoeft te constateeren, geacht worden
ontótaan to
«JJP» door evenementen v.an de zee. .\'•",.*.■ " ,

\'J. -"Blnnenlandsch transport en tUdelUko opslag van goederen op lichters of in loodsen, by de Maatschapp\'J in gebruik, Is niot voor hare risico.

goederen moeten zelfs op Zon-en Feestdagen van t)Oordwórdqnin ontvangstgenomen, onmiddellijk nadatdo gezagvoerder zich tot lossen bereid heeft verklaard;indlen hieraan niet wordt
voldaan, he^lLdeze de bevoegdheid te zUner keuze do goederen in llûhtora of schuiten te lossen, dan wel aan den wal, in pakhuizen ofop do kaai op té slaan voor rekening en risico van do ontvangers.

Daigazagvoerder heeft voor de vracht, overliggeld. eil kosten\'een verband op de poederen en behoeft dezo niet af te ge,von en is tot opslag in lichters of schuiten of op den wnl
gereol^ligd oß-^o wyztfalsin dö Vorige alinea is omschreven, totdat dexo vracht en kosten zijn vold.tan.

\' Da..argifte gesclilodt"àlloen tegen overg.iVQ"van het Connosâement, behDorliik voor ontvangst afgeteekcncl on tegen betaling van vracht en kosten.

4. aflader is verplicht den juisten inhoud-van elk collo op to geven. Van. gevaarlijke goederen moet speciale aangifte geschieden, zelfs Indien ze onder hunne juiste benaming
in hiI^oriB»äsement worden genoemd; bü gebreke van deze verklaring zal de afzender der goederen aansprakelijk zijn voor alle schaden, die daardoor ontstaan. Indien deze worden
aangpMïnenTjTorden zü op dek geplaatst. Zi) md&tei)\'gepakt zijn In dusgenaamde hondenhokken (spits toeloopende kisten). Andere verpakking wordt geweigerd; De gezagvoerder behoudt
zich «het refJÏ* voor do aangifte door openen van emballage of fustagö te controleeren. Ingev.il do inhoud niet of slechts gedeeltelijk aan de aangifte beantwoordt, verbeurt do aflader eene
boet^r?an /^TO\'tot
f 1000 voor elk colloj^ waarmode de overtreding Is geploegd, ter bepaling door de .Stoomvaart-Maatschappij. Do gezagvoerder behoudt zich buitendien in dat geval het recht
voor
»alle givüirlijke goedèren ovoï Ijoord te werpoü, zondbr dat deswege op eenige vergoeding in averij grosse aanspraak kan worden gemaakt. Buitendien is de aflader aansprakelijk voor
alle ■dfMurult voortvloeiende kosten. * De Stoomvaart-UaatSchappü Is niot aansprakelflk voor do ongevallen, dio zich bü het laden en ontschepen van lovende dieren en planton kunnen
voorU^n, nech voor de óngevallen of sterfte gedurand« de reis. .

5.\'\'Spbcie on kost paar lied en moeten gepakt zijh In^zakken, vaii binnen genaaid en verzegeld opi alle naden, of in behooriyk verzegelde kisten of vaton.
•-•r Klkjèbllo natte waren moet gemerkt z;jn met het woord.,Vloeistoffen". : • .

6. JCPÏ ;eval de Stoomvaart-Maatschappij tQt eenlgäVergoedipK gehouden is, 7al dezetenhoogstekunnenbestaanindegedeclareerdewaarde.naaftrok van uitgespaarde vracht onkosten.
Indien er waarde is gedeclareerd, zal de factuur9pr;js det grondslag van de vergoeding uitmaken. Indien zy\' gelük of minder is dan do waarde ter bestemmingsplaats onder aftrek v.au
uitgespaarde vracht en kosten. Indien do eerste honger is dar. do laatste, «.il do laatste den grondslag van vergoeding uitmaken." Geen collo zal ooit hooger vergoed worden dan tot eene waarde vau
f 2UX-, tensi>-uitdrukkolijk anders bij de Inlading is ovoreengokomon.
CTeèno.vorderlng Wegens schadevergoeding wordt toegestaan, indien die niet onmiddellük bü do lossing wordt kenbaar gemaakt.

D^TSÇiomvaart-Maatschappû vergoedt geene schade .voortspruitende uit vertraging in de aflevering.

D» Rizagvoerder heeft het rocht goederen, welko gedurende het verblijf In de haven waarvoor die goederen bestemd zün, niet to voorschijn worden gebracht, aan boord to houdon, totdat hat
schip op do tgïugrels deze haven wederom aandootof wel doze goedpren", zoodra ze gevonden zün, to lossen, en methet middel van vervoerzüner keuze naar de bestemmingsplaats op to zenden,

In «J^genoemde gevallen geschiedt het eitra vei-voer steeds voor rokenlng dor Stoomvaart-Maatschappü, doch voor risico van den ontvanger en/of den aflader. ■

8. tDb aflader is verplicht nauwkeurig gewicht en.maat op te geven.

leder\'collo moet buitendien metletters van ten minste 7 centimeters lengte, den n-nam der plaats van bestemming dragen en voorzien zün van oon merk en een getal.

De oiitvangor zoowel als de aflader is verantwoordelük voor alle schaden en kosten uit het niet of niet behoorlük opvolgen van dit voorschrift resultoeroride. \'

9. Ingeval de goederen in een ander schip moeten worden overgeladen, zal de ontvanger, Indien zulks verlangd wordt, verplicht zün dit connossement in te ruilen tegen dat van
hef schip, dat de goederen op de plàats van bestemming zal brengen en ook om do goederen op laatstgenoemd connossement te ontvangen.

In ieder geval echter, onvorschllllç of do goederen worden afgeleverd op hat connossement van den Konlnklüken West-Indischen Maildienst ofop een ander, zal do aansprakelükheid
van genoemde Maatschappü ophouden, zoodra een ander schip of een ander middel van vervoer de goederen heeft overgenomen en heeft do ontvanger slechts verhaal op het schip of middel
van vervoer dat de goederen aanbrengt.

Eveneens zullen In beide gevallen de bep.ilingen van het connossement van laatstgenoemd schip of vervoermiddel bindend zijn voor ontvanger en aflader, voor zooverre dat gedeelte
vau het vervoer betreft, waarop bedoeld connos.soment betrekking heeft.

Alle rechten op liet goed, zooals Inkomende rechten, surtaxe d\'entrepôt, of van welken aard dezo ook mogen wezen, zün in ieder geval, ook bü overscheping, voor rekening van den
ontvanger. De Maatschappij Is niet verantwoordelük voor eenige moeielükheid met of boote aan het bel.istingkantoor.

10. Door den ontvanger en den afzender wordt geronuntleerd aan Artt. 700 en 747 W. v. K.

II. Ingeval van-gesloten water, epidemische ziekten, quarantaine, blokkade, oorlog, oproer of gevaar van een dezer dingen in de haven v.an bestemming, is de gezagvoerder gerechtigd
tle goederen op de quarantaine-plaats, In de eerste veilige haven van aankomst of in een nabij gelegen havon of reede af to leveren. Indien
aldaar niemand aanwezig is om deze to ontvangen,
worden Eü voor rekening en risico van den ontvanger opgeslagen en niet afgeleverd, voordat do vracht en kosten zyn bot.i.ild, doch wordt den ontv.mger daarvan zoo spoedig mogelük kennis
gugeven.\'- In al deze gevallen zullen de extra kosten komen voor rekening van don ontvanger der goederen.

li De vracht wordt vooruitbetaald; doch onder uitdrukkelük behoud van het verband op de lading, zoolang die betaling niet is geschied.

li Averij grosse wordt in Nederland geregeld, volgens York-Antwerp Kules 1890. De ontvangers van l.ading zün verplicht het d.iartoe strekkende averü compromis te teekaneii
en, indien
dit dOor deij agent dor Maatschappü mocht verlangd worden, cautie te stellen, alvorens hun de goederen worden afgeleverd. De Koninklüke "West-Indische Maildienst is gemachtigd 1
om, In geval van aanvaring of van eeno vordering wegens hulploon tegen haar, h.andelend\'op to treden ook voor do belangen der l.ading en zulko maatregelen te nemen en sclilKkingen ta >
treffen, .-us ziJ verraeenen zaï te behooren; zullende dergelüko m.oatregelen en schikkingen voor do houders van dit connossement verbindend zün. • • )

"11. Afladers en ontvangers onderwerpen zich aan alle bepalingen \\an dit connossement en aan allo andere voorwaarden van het vervoer, door de Stoomvaart-Maatschappü vaatge.steld r
en te haren kantore vsrkrügbaar. Voor het overigo worden hunne rechten en verplichtingen beoordeeld naar het Nederlandsche recht. )

15. Jn al de gevallen, dat de aansprakelijkheid der Stoomvaart-Maatschappü Is uitgesloten, is do a.ansprakelükheid van den Kapitein avoneens uitgesloten. <

L

y

\' \\
\\

Av

-ocr page 394-

STOOMVAART-MAATSCHAPPIJ

NEDERLAND".

Ontvangen

van.....s..

om elke haven

om te worden geladen in het Stoomschip genaamd.—

gevoerd door Kapitein...................................................................................................................-...................................... met vrijheid

of havens in of buiten de route aan të doen, met of zonder loodsen te varen en schepen in alle toestanden en onder
alle omstandigheden op sleeptouw te nemen en behulpzaam te zijn, menschenlevens of eigendommen te redden, benevens
om in geval van averij de goederen in eenig ander Stoomschip over te schepen:

HOLLAND-JAVA,

Al hetwelk bij behouden aankomst, onder de hierachter vermelde voorwaarden, zal geleverd worden

Maat W.

te.

aan....

of order, tot de vracht en kosten, lliernevens uitgedrukt, verschuldigd en te betalen door den inlader vóór het vertrek
van het Stoomschip. De gezagvoerder, de Maatschappij of hare agenten behoeven de goederen niet aan den geconsigneerde
af te geven dan tegen bet.aling van hetgeen voor vracht en kosten (die van invordering daaronder begrepen) mocht
verschuldigd zijn of zekerheidsstelling voor
Averij-Grosse, en zullen bij nietvoldoening hieraan door den geconsigneerde,
gebruik mogen maken van de in Artt. 487 en 489 (Nederlandsch Wetboek van Koophandel) toegekende rechten.

Door de aanneming van dit Connossement verklaren partijen zich te onderwerpen aan de gedrukte en geschreven
conditiën in dit Connossement.

Hiervan geteekend eensluidenden, het eene nagekomen zijnde, de andere van geen waarde, alsmede éen

afschrift voor den gezagvoerder en \'<Jn voor de Maatschappij.

AMSTERDAM,.................................................................................190

per proc. den Kapitein voornoemd,

de Chef van het Vrachtburcau der
STOOMYAAllT-MAATSCHAPriJ „NEDEUI.ATiD",

Gewicht Kg.
Vracht
ä ƒ

/

Model Ingevoerd Januari lOOS.

-ocr page 395-

StooDivaapt-Maatschappij „Nederland".

y

L

tl

De goederen, die ter inlading bij de Maatschappij worden aan-
gebracht, worden in ontvangst genomen hetzij aan boord of in de
daartoe bestemde loodsen. Tijdelijke opslag in die loodsen is voor
rekening der Maatschappij, doch niet voor haar risico. Indien de goederen,
die in het stoomschip moeten geladen worden, in ontvangst genomen
worden op eene andere plaats dan de afva.irthaven, is de verzending
derwaarts, hetzij per lichterschip of eenig ander vervoermiddel, in keuze
der Stoomvaart-Maatschappij, voor hare rekening, doch niet voor haar
risico. Bij aankomst ter bestemde haven staat het den gezagvoerder
vrij de goederen, specie en voorwerpen van waarde aan boord af te
geven, dan wel ze zelf te ontschepen, door tusschenkomst v.an een
prauwvoerder, lichterschipper of anderen naar verkiezing, «alles op
kosten van de ontvangers der goederen en zonder eenige aansprakelijk-
heid der Maatschappij of van den Gezagvoerder voor eenige schade
bij de ontlossing of gedurende het vervoer per pr.auw of lichter aan de
goederen overkomen. De lossing moet dadelijk na aankomst ge-
schieden. De afgifte geschiedt alleen op overhandiging van het
Connossement, behoorlijk voor ontvangst afgeteekend. Goederen, die
niet door de rechthebbenden zijn in obtvanpt genomen binnen de
volgens
douane-reglementen vastgestelde (termijnen, worden als «onbe-
heerde goederen" beschouwd en als zoocfcnig opgeslagen onder beheer
van de maatschappij of hare agenten, vfor zooverre het den havens
van Fadang, Bat.avia, Cheribon, Samarane d Soerabaja aangaat. De
m.aatschappij of hare agenten hebben, mit betrekking tot die goederen,
dezelfde rechten en verplichtingen als dd douane heeft met betrekking
tot onder haar opgeslagen onbeheerde goederen.

Voor zoovene het andere loshavens Ibetreft, worden die goederen
opgeslagen onder de Douane zonder eenige verantwoordelijkheid van
de Maatschappij, den gezagvoerder of hdre agenten.

Specie en kostbaarheden moeten gebakt zijn in zakken, van binnen
genaaid en verzegeld op alle naden, of in behoorlijk verzegelde kisten
of vaten. Van alle gevaarlijke gocderm moet door den afzender,

tbehalve de juiste vermelding van het gelkdene op de connossementen,
vóór de verscheping speciale aangifte getlaan zijn. Bij gebreke worden
de afzenders en geconsigneerden aansp^VeliJl\'gesteld voor alle scha^,
welke plaats mocht vinden. De gezagvoerder, de Maatschappij of
hare agenten behouden zich het recht voor, goederen van dien aard
af te wijzen, en bij twijfel aangaande den inhoud der te verschepen
goederen, de emballage of fusten te opeüen, of zulke goederen, als zij
onjuist ol onder hun niet bekende benafcingen gedeclareerd rijn, bij
ontdekking overboord te werpen. Ingeval de gezagvoerder of de
Maatschappij voor verlies aansprakelijk zijn, zullen zij alleen de markt-
waarde der monsters en goederen na aftrek van inkomende rechten
en lossingskosten vergoeden, echter in \'geen geval meer dan / 1.—
per kub. decimeter of /OOO per collo, in. hunne keuze, en over specie
en voorwerpen van waarde, voor zoov(:r de vracht over de waarde
berekend is, in geen geval meer dan de

Ingeval van vertraging in de aflevering I _ _ _

nalatigheid of verzuim, zullen de Gezagv^jerder of de M.aatschappij tot
geene schadevergoeding gehouden zijn, ténzij bewegen wordt, dat daar-
door reeds schade is geleden. Ingev.al i^e gezagvoerder of de Maat-
schappij
aanspr.akelijk zijn voor beschadi},\'ing van voorwerpen, kunnen
lij volstaan met de betaling der reparatiekosten.

Afzenders zijn gehouden nauwkeurig gewicht, maat, inhoud, enz.
der colli of eventueel de waarde in de Connossementen op te geven
met alle omschrijvingen, welke de vrachtberekening volgens de classifi-
c.atie van het tarief vordert; ieder collo mjOet bovendien, met letters van
minstens 7 centimeters lang, den naam der bestemmingsplaats dragen.

Alle nadeelcn, boeten, enz. welke uijt gebrekkige declaratie, ver-
pakking of aflevering op verkeerde plaatken, tengevolge van het niet
nakomen dezer voorschriften, ontstaan, zijb ten l.iste der ontvangers, die
dubbele vracht verschuldigd zijn bij ontdekking van onjuiste benaming
of omschrijving der goederen. j

De gezagvoerder of de Maatschappij liepbcn het recht zich in de eerste
plaats aan de goederen te houden voor de gevolgen van het niet nakomen
dezer voorschriften. ^

Indien de inlading, het vervoer of de\'nflevenng verhinderd wordl
of dreigt te worden verhinderd in de apn^^aven, de bestemmingi-
plaats of elders, tengevolge van qu.amriiaine, sanitaire m.oatrcgelen,
werkstakingen en soortgelijke of andercj stoornissen van den arbeid,
oorlog of rustverstoringen, mogen de gef«Rvoerder, de M.aatschnppij
of hare agenten dc goederen ovcrbchepc^ of lossen cn opslaan, of op

aangegeven waarde,
der goederen, tengevolge van

andere wijze met de goederen of met eenig gedeelte daarvan handelen
en deze mogen worden herscheept of verzonden, alles op kosten en
voor risico van de eigenaars der goederen.

Indien wegens slecht weder of de eischen van den postdienst, of
van de vastgestelde uren van vertrek en aankonjst, de goederen niet
kunnen gelost worden op de bestemmingsplaats, staat het den gez.ag-
voerder vrij ze in een der volgende havens, die hij op zijne reis aandoet,
te lossen, van w.aar zij dan op kosten van het schip, doch voor risico
van ontvangers, en zonder dat dezen den gezagvoerder of de Maaischappij
deswege aansprakelijk kunnen stellen, naar de bestemmingsplaats zullen
gezonden worden.

Den gezagvoerder staat het vrij om goederen, bestemd naar andere
plaatsen dan Batavia, daar of in eene andere Nederl. Ind. haven in
andere stoomschepen, door tusschenkomst zijner agenten over te schepen,
zijnde de kosten van overlading en het verder vervoer in de bedongen
vracht begrepen, maar de risico voor de geconsigneerden. De voorwaarden
van de connossementen der overnemende stoomschepen zijn alsdan gel-
dende voor de afzenders en ontvangers. Kosten van reparatie aan de
goederen gedurende de reis zijn ten laste van geconsigneerden.

De inladers renuntiëeren aan elke toepassing van Art. 4S2 en 74-7
van het Wetb. van Koophandel. De vracht, vóór het vertrek van hel
Stoomschip betaald zijnde, kan in geen geval teruggevorderd worden;
nog niet betaald zijnde, blijft zij invorderbaar, wat ook den bodem er
het ingeladene mocht wedervaren.

Onverminderd de aansprakelijkheid van den gezagvoerder of dt
Maatschappij voor goede stuwage en behandeling van de lading aan
boord van het stoomschip, rijn rij niet aansprakelijk voor gewicht,
kwaliteit, maat, inhoud en waarde, noch voor de gevolgen van te
zwakke verpakking, verkeerde, onvoldoende of onleesbaar geworden
merken of adressen, of ontbreken van de bestemmingsplaats op de colli,
noch voor de schaden, veroorzaakt door molest, overmacht, quarantaine,
gevaren ter zee of andere vaarwateren, schelmerij, schuld of nalatigheid
v.an den loods of de equipage of van andere personen, al of niet in
dienst van het schip, de Maatschappij of hare agenten, burger-
twisten, roovers, dieven, bevel of inbeslagname van Hoogerhand of
door het volk, oproeren, werkstakingen of stilstand van den arbeid, in
beslagname volgens de Burgerlijke Wet, stranding, hitte, vermindering of
verandering van kwaliteit, doorsijpelen, lekken, breken, zweeten, roesten,
bederf, elk verlies uit den aard der goederen ontstaan, ongedierte, alle
schaden, den goederen aan wal overkomen, ontplofling of brand aan boord
telve of van ander vaartuig of aan den w.al, noch voor eenig onheil aan
de machine of het laadgerei of losgerei overkomen, of voor andere
onheilen ter zee, in andere vaarwateren of in de haven. Evenmin
rijn de Maatschappij of hare agenten aanspr.akelijk voor schelmerij,
schuld of nalatigheid van den gezagvoerder. Ingeval van eenig
onheil, veroorzaakt door averij aan m.achine of ketels, w.aarvan de
oorzaak niet aan ree-evenementen is toe te schrijven, doch ten aanzien
waarvan redelijkerwijze kan aangenomen worden, dat het niet had
kunnen worden voorkomen door meerdere voorzorgen, zal Art. 700
Wetb. van Koophandel niet kunnen worden ingeroepen, terwijl voorts
wordt bepaald, dat onder schuld en nal.atigheid, voorkomende in ge-
noemd Art. 700 W.
V. K. slechts te verstaan is grove schuld en grove
nalatigheid, en dat de schipper, de M.aatschappij of hare agenten in
geen geval verplicht zullen zijn te restitueeren wat in averij-grosse
betaald is. Bij averijen en bij alle andere gevallen zijn, voor zoover bij
dit Connossement d.a.arvan niet is .afgeweken, de bepalingen van het
Nederl. Wetboek van Koophandel van knacht.

Averij-Grosse wordt In Amsterd.am geregeld volgens de bepalingen
van York-Antwarpen 1800. De ontvangers van lading zijn verplicht,
alvoren.i hun de goederen worden afgeleverd, de daartoe strekkende
formulieren der Stoomvaart-M.aatschappij „Nederland", die hun zullen
worden voorgelegd, te teekenen en daarbij de waarde der door hen
ontvangen goederen te declareeren, benevens zekerheid tc stellen voor
het eventueel door hen verschuldigde tot een bedrag vast te stellen
door de Stoomvaart-Maatschappij of hare agenten.

De Stoomvaart-.Maatschappij „Nederl.and" is hierbij gemachtigd
om in geval van aanv.aring of van eene vordering wegens hulploon
tegen ha.ar, handelend op te treden ook voor de belangen der lading
eu zulke maatregelen te nemen cn schikkingen te treffen, als rij ver-
meenen zal te behooren, zullende dergelijke mnntregelen cn schikkingen
voor de houders van dit Connossement verbindend zijn.

Voorwaarden voor het Goederenvervoer.

(h

Druk van J. II. dk Dus?y, Amst.\'

1

-ocr page 396-

WATJU^ULjUi y

iC:

M

\' éy^-^-^ ^ do ^^^j

-\'\'\'\'.Î-I

-ocr page 397-