-ocr page 1-
BEZOCHT DOOR
P. HOFSTEDE D E GROOT.
Men vergunne mij \'), dat ik iets in het midden breng ter
aanbeveling van de Gustaaf-Adolf-Vereeuiging, eene dei-
vele maatschappijen, die zich de handhaving der evangelische
waarheid tegenover het ultramontanisme ten doel stellen.
Zij draagt den naam van Zwedens beroemden Koning,
die in 1(330 met een klein leger de Oostzee overstak,
om de hard bedreigde Evangelisehe Kerk in Duitschland
te hulp te komen. Op God vertrouwend aanvaardde hij
1) Het volgend opstel, door mij uitgesproken iu eene vergadering, den
21sten Nov. J873 te Groningen gehouden, om de werkzaamheden der
Protestantsche genootschappen aan te bevelen, heb ik eerst geplaatst in
den Tijdspiegel Jan. 1874. Ik zou het wel dadelijk hebben kunnen
aanbieden aan de Tafereel en en Berichten, door de Gustaai-
Adolf-Vereenigiug uitgegeven, maar dan kwam het genoegzaam alleen iu
handen van dezulken , die toch reeds deze maatschaijpij en hare werking
kennen; en ik wilde het ook gaarne anderen onder Je oogen brengen. Nu
echter word ik door zoo veleu om een overdruk gevraagd, dat ik aan
den uitgever van dcu Tijdspiegel heb verzocht, mijn opstel ook in
de Ta fcr celen te mogen herdrukken, \'t geen hij mij welwillend heeft
toegestaan. Deze herdruk is echter een vermeerderde, daar ik in Juli
1874 andermaal Maria Hoorebeke heb bezocht, en toen nog cenige nieuwe
zaken heb opgemerkt.
1
3vdu
-ocr page 2-
•>
de schier boveumenscheljjke taak; eerst bad hij met
zijne krijgslieden en ging dan met hen ten strijde; hij
trok Duitschland van het Noorden naar het Zuiden zege-
vierend dóór, totdat hij reeds in 1632, ook zegevierend,
sneuvelde.
De herinnering aan zijn heldendood twee eeuwen
later, nu voor 43 jaren, deed niet alleen een eenvoudig
gedenkteeken op de plek, waar hij niet verre van Leipzig
viel, verrijzen, maar ook eene naar hem genoemde
vereenigiug, die zich hetzelfde doel voorstelde, als de
dappere en vrome koning, doch niet hetzelfde middel
daartoe wilde bezigen. Want ook zij wenschte de be-
nauwde geloofsgenooten in Roomsch-Katholieke landen
te hulp te komen, maar met liefdegaven, om kerken,
pastorieën, scholen en onderwijzerswoningen te bouwen
of te onderhouden, en in de noodige bezoldigingen van
predikanten en onderwijzers eenigszins te helpen voor-
zien. Daartoe scheukt zij of bijdragen in eens of jaar-
lijksche giften. Zeeën of bergen stellen haar geene perken.
In Duitschland en Zweden worden de liefdegaven ver-
zameld, die de gebouwen schragen en de personen,
daarin werkzaam, brood verschaffen in Duitschland, Bo-
heme, Moravië, Hongarije, Italië, Frankrijk, Spanje,
België, en ook in Nederland, zoover maar de middelen
reiken, om den zwaren nood te verlichten.
Ook in menige plaats van Nederland worden daartoe
milde giften ontvangen zoowel door eene afdeeling, welker
bestuur aan eenige heeren is toevertrouwd, als ook door
eene vereeuiging van dames. Meer algemeene belangstel-
ling, wilde ik gaarne ook door dit opstel daarvoor op-
wekken , opdat men veel meer daarvoor doe, dan tot
dusver geschied is.
-ocr page 3-
3
Er over denkende, hoe die belangstelling het best
gaande te maken, scheen het mij het geschiktste, dat
ik in een klein tafereel vertoonde, welke hulp noodig
is en verstrekt wordt, en wat zij uitwerkt.
Deze schilderij kan ik ophangen door iets te verhalen
van Maria Hoorebeke, de oudste Hervormde gemeente
in België, aan welke de Hervormde Kerk van Nederland
derdehalf eenwen lang eene Gustaaf-Adolfs hulp heeft
bewezen en welke uu door de vereeniging, naar dezen
Vorst genoemd, verder wordt ondersteund. Ik kan dit
tafereel te beter schetsen, daar ik die gemeente in de
zomers van 1S73 en 1874 zelf heb bekocht, en wel lang
genoeg, om haar eenigszins te kunneri schilderen.
Maria Hoorebeke is een dorp, een paar uur ten oosten
van Oudenaarden, een uur of zes westelijk vau Brussel
gelegen. Die streek was in vroegeren tijd zeer boschrijk.
Nog voor een vijftig jaar was er een natuurwoud van
zeven uur in den omvang. Thans is dit voor het grootste
deel uitgeroeid, om er vruchtbare koreuakkers voor in
de plaats te verkrijgen. In dat bosch hielden zich tegen-
over Alba\'s bonden de Geuzen staande, die ter onder-
scheiding van hen, welke ter zee Spanje bekampten, en
daarom Watergeuzen heetten, Boschgeuzen wer-
den genoemd. Ook heetten zij Wilde Geuzen, want,
daar niet alleen Alba\'s wreedheid hen wanhopig maakte,
maar ook velerlei suood volk zich ouder hen mengde,
werden zij niet zelden tot woeste uitspattingen verleid,
\'t geen niet goed te keuren, maar wel te begrijpen is.
Terwjjl, na de terugbrenging der zuidelijke Nederlanden
ouder Spanje\'s dwingelandjj, te Ge:it, te Antwerpen,
te Brussel, te Doornik, te Bergen en elders nog wel
Hervormden bestonden, maar die zich om de=? levens wil
-ocr page 4-
\'I
uiterlijk als Rooinschen voordeden, bleven zij zich te
Maria Hoorebeke altijd dóór openlijk vertoonen , zonder
dat krijgsgeweld of priesterlist hen konden overmannen.
Een wettig bestaan erlangden zij bij den vrede van
Munster in 1648, waarvan art. 19 dus luidde: »De Ver-
eenigde Provinciën en de Spaansche Nederlanden komen
overeen en verstaan zich daartoe, dat zij het aanwezen
van andersdenkenden zullen verdragen, onder voorwaarde,
dat deze alle zedigheid zullen betoonen, zonder met woord
of daad ergernis te geven, of eenige lastering uit te
brengen.\'" Daarbij verklaarden hunne Hoograogenden,
dat zij bij zich de Koomschen zouden behandelen, gelijk
men in \'t Zuiden deed met de Hervormden. Zóó zetten
zij eens twintig Roomsche geestelijken in Noordbrabant
gevangen, om de overheid in België te dwingen, onder-
drukkingen van Hervormden op te heffen. Te Brussel
kwamen zij daarna in de kapel van den Nederlandschen ge-
zant, te Antwerpen in de zalen van een Hanseatisch
consul of van een beroemd man, als den schilder Jor-
daens, de evangelieprediking bijwonen; te Gent en
Bergen vereenigden zij zich ook tot gebed en bijbellezing,
maar meer in \'t verborgen.
Eene aanmerkelijke verbetering kwam hierin sedert
1672, toen Lodewijk XIV Zuid- en Noord-Nederland
met zijne legers had overstroomd. Immers na de ver-
drijving van dezen verkregen de zuidelijke vestingen,
als Namen, Charleroi, Bergen en vele andere, hulptroepen
van de Staten-Generaal in bezetting, en dat bleef zóó,
veel meer dan eene eeuw lang, duren. Maar nu hadden
deze krijgslieden hunne garnizoens-predikanten, wier
dienst door de Hervormden uit die steden en haar om-
trek werd bijgewoond; en dat te meer, daar de Staten
zorgden, dat Franscbsprekende Zwitsers in de VVaalsche
-ocr page 5-
5
en Nederlandsen sprekende inlandsche krijgslieden in de
Vlaamsche vestingen werden gelegd. Ook uit Frankrijk
kwamen vele Hervormden de evangelieprediking bij de
Nederlandsche garnizoenen bezoeken, zoo zelfs, dat toen
tegen Paschen 1732 de Fransche regeering, ten einde
dat te verhinderen, de grenzen liet bezetten, er meer
dan twee duizend Hervormden, die uit Frankrijk kwa-
men, werden opgevangen en naar hunne woonplaatsen
teruggebracht. Doch dit kon niet het geheele jaar dóór
altijd geschieden. Bovendien moest de regeering van
België ook vele Hervormden dulden, dewijl ze als fa-
briekan ten »vele arme menschen uit hun gebrek ver-
losten door hun brood, en uit hunne traagheid door hun
arbeid te geven." Zelfs het houden vau scholen kon zij,
waar Nederlandsche bezettingen lagen, niet verhinderen.
Maar ook in eenige dorpen was de ketterij te algemeen,
dan dat zij kon gesmoord worden, en onder deze dorpen
behoorde vooral Maria Hoorebeke, voor welke de Her-
vorinde Kerk in Zeeland in \'t bijzonder zorg droeg, daar
zij haar altijd van predikanten voorzag en haar ook andere
hulp altijd dóór toezond. Dit heeft geduurd, totdat België
in 1814 onder den schepter van Willem I werd geplaatst
en nu elke Hervormde gemeente, en zoo ook Maria
Hoorebeke, een predikant, uit \'s Rijks kas bezoldigd,
ontving en volkomen vrij haren God en Heer kon dienen.
Maria Hoorebeke had ik reeds dikwijls verlangd te
bezoeken, vooral in 1827, toen ik eenige weken in
Staats-Vlaanderen vertoefde. Maar om de toenmalige zeer
gebrekkige middelen van vervoer had dit te groote moeie-
lijkheid. Eindelijk na 46 jaar gelukte het mij in Juni
1873 en andermaal in Juli 1874 mijn wensch te ver-
vullen. Ik vond de natuur er allerbekoorlykst. Het licht
-ocr page 6-
6
in eene heuvelachtige, boschrijke, vruchtbare streek, die
tot vroolijkheid uitlokt. Drie gehuchten vormen er samen
den G e u z e n h o e k; de kerk, pastorie en school liggen
in Corseele, en dan zijn er nog Eokegem en Vrijsbeke.
Ik kwam er Zaterdag 7 Juni \'73 en predikte er den
volgenden dag, voor- en na den middag.
De kerk is een nieuw, fraai gebouw, met een netten
toren; rondom licht het kerkhof, door een lagen muur,
en aan de zjjde van den weg door een ijzeren hek afge-
sloten. Boven de deur der kerk leest men : »Wij prediken
niet ons zelve, maar Jezus Christus den Verlosser." In
de kerk is het orgel oud; ook de predikstoel, doch deze
is voldoende hersteld. Hechts van den kansel hangen de
Tien geboden, links het Onze Vader en de Twaalf Ar-
tikelen. Op den predikstoel licht een fraaie bijbel, een
geschenk van eene juffrouw Giller uit Brighton. De beide
ramen aan weerszijden van den predikstoel zijn van be-
schilderd glas, die rechts Jezus\' geboorte, doop en
Gethsémané, links de kruisiging, opstanding en hemel-
vaart voorstellen. Ze zijn geschenken van eene Engelsche
familie Wilford en hare vrienden.
Onder den kansel staat eene doopvont uit blauwen
steen sierlijk gehouwen, weder een geschenk van de
vrouw des prediknnts, eene geborene Wilford. Er zijn
ook gepaste bijbelspreuken aan de wanden aangebracht,
en er is een verwarmingstoestel. De geheele betimmering
van het gebouw is niet alleen doeltreffend, maar ook net
en smaakvol.
Daarover verwondert men zich toch wel niet? In \'t
algemeen moet, zoo immer mogelijk, in dat Koomsche
land, waar men de kerken zoo overmatig met kostbare
sieraden voorziet, een Geuzentempel niet al te erg bij
haar afsteken. En in \'t bijzonder is het niet voorbij te
-ocr page 7-
7
zien, dat te Maria Hoorebeke de eigenlijke versieringen
alle geschenken zijn van de bloedverwanten en vrienden
der vrouw van den tegenwoordigeu predikant en van
baar zelve. Het gebouw zelf is, hoewel net en sinaak-
vol, ook zuinig en met veel overleg tot stand gebracht
uit de bijdragen der burgerljjke overheden en der ge-
ineenteleden en uit de giften van elders, ook van de
Gustaaf-Adolf-vereeniging. Iii de kerk zag ik 50 Bijbels,
een geschenk van het Nederlandsch Bijbelgenootschap,
en Gezangboeken, den Vervolgbundel er bij, ten deele
door een inwoner van Groningen gegeven. De kerk heeft
22 banken, waarop tegen de 200 personen plaats kunnen
vinden. Uit de gemeente zelve, die niet meer dan 250 zielen
telt, worden die plaatsen niet alle bezet; maar het ontbreekt
nooit aan Roomsch-Katholieken, die met eerbied komen
luisteren. Van hen waren er ook eenigen onder mijn ge-
hoor. Ouder de Protestanten bemerkte ik eene vrouw met
haar zuigeling op den arm. Dit valt meer voor. Haar
kind niet kunnende thuis laten, komen zij liever met
hetzelve ter kerk, dan dat zjj wegblijven. Het ontstichtte
mij waarlijk niet.
Toen ik mjjne namiddagpreek had geëindigd en na
gebed en gezang den zegen wilde uitspreken, gebeurde
er iets, waarvan ik, om \'t geen ik straks zal verhalen, een
woord moet zeggen. De predikant, de heer J. II. C.
Wagener, dankte mij openlijk, ook namens de gemeente,
voor mijne belangstelling in mijne overkomst en prediking
betoond; waarop ik antwoordde, dat het mij een genot
was, in deze oudste Hervormde gemeente van België
eens te zijn; dat ik voor haar doen zou, wat ik kou,
en ook wel eens weder hoopte te komen, zoodat ik met
een tot wederzien wilde eindigen. »Want, zeide ik,
Christenen scheiden nooit voor goed; altijd tot weder-
-ocr page 8-
8
zien, zoo uiet hier beneden, dan daar boven." Behalve
de twee godsdienstoefeningen in de nieuwe kerk, was
er als gewoonlijk, om vijf uur zondagschool in de oude.
Daar komen kinderen en volwassenen, om te worden
onderwezen, terwijl een aantal andere gemeenteleden
luistert naar de bijbeluitlegging en deel neemt aan \'t
gebed en gezang.
Den volgenden dag ging ik met den wakkeren pre-
dikant en zijn zwager, den heer Wilford . een fabriekant,
te Teemsche bij A ntwerpen aan de Schelde gevestigd, het
Geuzenbosch bezoeken. Eerst was de tocht met den
spoortrein over Oudenaarden naar Etikhove, een met
Maria Hoorebeke vereenigd gehucht, waar de predikant
eens in de maand dienst doet in een klein kerkje. Hier
vertoonde men mij overoude avondmaals-bekers en scho-
tels van tin, welke ik denkende aan de vervolgden, die
ze eeuwenlang gebruikten, met eerbied beschouwde.
Daarop wandelden wij het Geuzenpad op, de oude Geu-
zenpastorie voorbij, naar de nog aanwezige overblijfselen
van het uitgestrekte Geuzenbosch. Dit was echter nu
veel kleiner, gelijk ik reeds verhaalde, dan in vorige
tijden, dan zelfs in het begin dezer eeuw. Waar de
gronden niet te steenachtig of de heuvels niet te steil
waren, was in stede van boomen koren gekomen. Nu
en dan zagen wij diepe kuilen, waarin de Geuzen zich
hadden verscholen en ook met zwaard en snaphaan tegen
de Spaansche krijgsmacht zich verdedigd. De wandeling
strekte zich in eene schoone, vaak romantische natuur
een paar uren uit, voor dat wij aan den hoogsten heu-
veltop bij een toren kwamen. Deze was nieuw, doch op
de plaats van een vervallen Geuzentoren uit ruwe rots-
stukken van dit woudgebergte voor een jaar of zes in
antieken smaak opgetrokken. Hij was met veel grond
-ocr page 9-
9
daaromtrent het eigendom van een heer te Gent, Gus-
tave Scribe genoemd, die, hoewel Roorasch-Katholiek,
had toegestaan, dat daar, bij en in den toren, 17 Oc-
tober 1872 een groot Geuzenfeest werd geviwd. Daags
namelijk na de inwijding van de nieuwe kerk te Maria
Hoorebeke, waartoe vele belangstellenden uit België,
Nederland en Duitschland waren samengekomen, ook vele
Roomschen, had men eene bedevaart naar deze heilige streek
gehouden, en bij den Geuzentoren het moedig lijden der va-
deren en de welvaart der nakomelingen dankbaar herdacht.
Wij werden op onze wandeling vergezeld door twee
landlieden, een ouderling van Etikhove en een jong
mensch van een 26 jaar. Teen ik een eind weegs met
dezen laatste alleen voortstapte, vroeg hij mij, of ik ook
het avondmaalsgereedschap te Etikhove had gezien. »Wel
zeker, zeide ik, en ik heb mij gesticht met deze heilige
reliquieè\'n. De Roomsehen spreken van stukjes van een
sluier van Maria en van een tand van Petrus, zonder
eenig bewijs, dat zij echt zijn; doch al waren zij echt,
wat beteekenen zij dan nog? Maar deze reliquieè\'n zjjn
echt en verdienen eerbied; en getuigen van een geloof,
dat in het vuur beproefd is." »Ja. hernam de jongman,
ik peis (ik denk), dat daar wel inenigmalen tranen bij
den wijn in die bekers zijn gevallen." »Dat denk ik ook,
was mijn wederwoord; zij hadden het niet zoo goed in
vroegere jaren als wij thans." Nu verhaalde hij mij,
dat hij met zijn grootvader, een weduwnaar, en zijne
moeder, eene weduwe, samenwoonde in eene boerderij,
waar zij drie koeien hielden. Zijne grootmoeder was voor
een jaar of vier overleden. Hare ziekte had maar eenige
uren geduurd. In zijne armen was zij gestorven en haar
laatste woord, met een vroolijken blik uitgesproken, was
geweest: sTot wederziens." »Daarom, voegde hij er bij,
-ocr page 10-
10
greep het mij gisteren zoo aan, toen gij ons toeriept: »Tot
wederziens," dat mij de tranen uit de oogen sprongen."
Wjj naderden zijne woning, waar wij wat zouden rusten
en iets gebruiken. Die woning hing haast meer. dan zij
stond, en zou vrees kunnen inboezemen, dat zij met
een harden wind wel eens kon instorten. Doch bij nader
bezien bleek het, dat de scheve muren goed ondersteund
waren. Wij kwamen in een eenvoudig vertrek, waar
grootvader en moeder ons blijde ontvingen. Weldra werden
wij in het betere vertrek geleid, waar het onthaal ge-
reed stond. Aan den wand was eene boekenkast van
den jongen boer met misschien zes- of achthonderd boek-
deeleu.. Meest waren het Bijbels en bijbelverklaringen,
b. v. die van Nahujjs en Klinkenberg, 27 deelen groot;
verder andere stichtelijke v erken , voorts geschiedkundige
schriften en verscheidene dichtbundels. Da Costa, van
wien hij \'t een en ander had gelezen , zou hij er gaarne
bij hebben: doch die was hem nog te duur. — Toch heeft
hij een jaar later de dichtwerken van Da Costa ver-
kregen. Een heer te Amsterdam, door mijn opstel in
den Tijdspiegel daartoe aangespoord, heeft Maria
Hoorebeke bezocht met eenige door hem verzamelde giften
voor de kerk en tevens met een Da Costa voor den
wakkeren jongen boer.
Ziedaar een nakomeling der Bosehgeuzen, misschien de
meest ontwikkelde van hen, die onder Maria Hoorebeke
of Etikhove wonen, maar toch geene uitzondering van
de overigen.
Dinsdag den I0\'1\'\'" Juni \'73 bewandelde ik onder ge-
leido van mijn gastheer de buurt rondom de kerk. Wij
kwamen onder anderen een kwartier unr ver in eene
boerderij, waartoe een zeer ruime diepe kelder behoorde.
Thans is het hier eene heuvelachtige streek vol koren- en
-ocr page 11-
11
graslanden; vóór drie eeuwen was er een groot bosch,
ofschoon kleiner dan dut van Etikhove, het bosch van
Mater geheeten. Dat was ééne der plaatsen van gods-
dienstige samenkomst. Hier was den 7iea September 1572
een dankstond gehouden, dat Oudenaarden, toen Prins
Willem zijn krijgstucht deed, om zijn in Bergen belegerden
broeder Lodewijk te ontzetten, voor hem was ingenomen.
Bij dezen kelder toonde men mij een diepen verborgen
onderaardschen gang, die vaak tot schuilplaats voor de
predikanten had gediend, eens voor één. persoon zes
weken achter elkander.
In den omtrek van de kerk wonen onderscheidene
leden der gemeente, die B1 oininaert heeten eji af-
stammen van een Geuzenkapitein Blommaert, die, nadat
1 April 1572 Den Briel was genomen, met bijna twee
honderd Geuzen uit Antwerpen de Schelde was afge-
varen, om Vlissingen te helpen veroveren. Toen zij et-
kwamen, den 8 April, vonden zij de stad reeds vrij van
Spaansche bezetting, maar hielpen haar tegen \'s vijands
aanvallen verdedigen en het overige Walcheren bevrijden,
\'t Was ook een Jacob Blommaert, die den G September
1572 met een handvol volks Oudenaarden vetTaste en
de oranjevlag op de muren van stad en kasteel plantte.
Ook bezocht ik te Maria Hoorebeke de school, waarin om-,
trent 50 kinderen een zeer goed onderwijs ontvangen. Doch
er waren geene dan Hervormde, terwijl in Brussel wel
de helft der op Protestantsche scholen gaande kinderen
Koomsch zijn, en ook elders vele Roomsche ouders
hunne kinderen naar de Protestantsche scholen zenden,
\'t geen althans dit voordeel heeft, dat die kinderen vele
vooroordeelen tegen de Hervormden afleggen.
Wat de reden is, dat te Maria Hoorebeeke niet een
enkel Koomsch kind de zeer degelijke school bezoekt,
-ocr page 12-
12
is mij niet helder geworden. Zeker doet er toe, dat de
tegenwoordige Vlamingen onkundiger en bijgelooviger
zijn, clan thans de Brabanters en Walen zijn. Van de
lotelingen waren er in 1864 uit de vier Vlaamsche
gewesten maar 43 op de honderd, die konden lezen :)i
terwijl in de vier Waalsche er 70 waren op de honderd.
En vanwaar dit onderscheid komt, is wel na te gaan.
De Walen hebben eeue groote en veelzijdige letterkunde
tot hun dienst, de Fransche, welke de Vlamingen mis-
sen. Want de geestelijken kunnen de Fransche boekeu ,
voor een goed deel van Roorasche schrijvers, niet weren,
maar die der Hollandsche ketters wel. En daar nu de
Vlaamsclie bevolking geen Fransch verstaat, is zij tot
hare eigene zeer schrale letterkunde bepaald. Ook moet
men niet vergeten, dat de beste, krachtigste, meest
ontwikkelde Vlamingen vóór drie eeuwen, toen Spanje
weder meester werd, naar Nederland zijn verhuisd,
uit, Geut alleen, nadat Parma het in 15S4 innam, om-
trent 45 duizend. Vlaanderen werd ten dien tijde zoo
ontvolkt, dat geheele dorpen ledig .stonden, en soms
wolven met hunne jongen in de bedsteden huisden.
lu de andere gewesten van België is daardoor nu
nog een moediger en vrijheidlievender geslacht, dan in
Vlaanderen, en zóó vindt het Evangelie daar meer bijval
dan hier. Een belangrijk voorbeeld, hoe dit gaat en gaan
kan, is in 1872 gegeven op een paar uur afstands van Maria
Hoorebeke in een Waalsch dorpje, Douvrain. Daar weid
een nieuwe weg aangelegd, die over eene begraafplaats
1) In Oostvlaandcren bedroeg het uuur :i4 en in Westvlaaudereu, liet
nuï meer geïsoleerd gewest, maar 17 van de honderd. Daarentegen waren
er uit de vier Vlaanisnhc provinciën tweemaal meer beschuldigden bij de
crimineelc terechtzittingen, dan uit de vier Waalsche.
-ocr page 13-
13
moest loopen. Nu werd besloten, de lijkeu, in de laatste
dertig jaar daar ter aarde besteld, op de nieuwe be-
graafplaats over te brengen ; docb voor de nieuwe wijding
van den groud eischte de pastoor op het raiust dertig
franc per lijk. Dit wekte de verontwaardiging der be-
volking, zoodat zij besloot, den pastoor te laten vareu ,
en — Hervormd te worden. Dat deden eerst 200, wei-
dra 250, eindeljjk 300 zielen. Dadelijk werd eene kerk
gebouwd en een evangelist ontboden, en zoo kwam binnen
\'t jaar de nieuwe gemeente tot stand. En hierbij bleef
het niet. Een jaar later begrepen een vijftig inwoners
van een dorp, Herchies geheeten, \'t welk op een uur
afstands van Douvrain ligt, dat hunne buren wijs ge-
daan hadden, en vereen igden zij zich ook tot eene Evan-
gelische gemeente, die reeds spoedig zich een locaal
voor hare bijeenkomsten verschafte, den Evangelist van
Douvrain uitnoodigde, haar te komen stichten, en zich
uit de anderen, die eens komen luisteren, gaandeweg
vergroot. Er waren eerst een vijftig, die zich vereenig-
den, nu komen er wel eens honderd tot twee honderd
de prediking hooren. Ja, in één berigt wordt het mid-
dengetal der kerkbezoekers hier op 200 geschat.
Bij de grondsteenlegging van de kerk te Douvrain,
om hier nog eens op terug te komen, geschiedde er
iets, dat ons geheel het Belgisch volkskarakter vertoont.
Zij had plaats op Paaschmaandag 1872. Maar op dien
dag was het ook boogschuttersfeest in het dorpje. Toen
nu de Belgische vlag hoog woei, en een optocht zich naar
het terrein van den kerkbouw begaf, kwamen de schut-
ters zien, wat dat beteekende. Dadelijk lieten zij hun
feest varen, bestelden hunne muziek bij dit andere
feest en luisterden, op hunne bogen leunende, naar \'t
geen werd gesproken en gezongen. Zij en de overige
-ocr page 14-
14
toeschouwers waren zeker over de twee duizend personen
sterk Op den eersten November 1872 had de inwijding
der kerk plaats. Tien predikanten waren er bij tegen-
woordig. De President der Synode, de heer Spörleiu van
Antwerpen, begon met de herinnering, dat men op
1 Nov. de Stellingen van Lutber te Wittenberg had kunnen
lezen. Groot was de deelneming. Ook van de nog Roomsen e
bevolking. — Zulke volksbewegingen komen in de Vlaam-
sche gewesten nog niet voor. Toch is eene gemeente als Maria
Hoorebeeke er een baken in zee. Douvrain\'s gemeente
ware wel niet ontstaan, indien er in de buurt niet
andere Hervormde gemeenten waren geweest.
Maria Hoorebeke zou zich echter veel uitl«reiden, moes-
ten niet zeer vele bewoners vertrekken, dewijl zij
zich geen e nieuwe akkers kunnen verschaffen. Wilde en
koude iemand daar goederen aankoopen, hij zou ze met
voordeel aan de nijvere en oppassende Hervormden kunnen
verhuren. Fabriekarbeid is er niet veel; alleen zag ik er
meisjes bezig met voor een Brusselsen huis ledereu hand-
schoenen te naaien; zij verdienden 25 centimes voor het
paar en konden, waren ze handig, er drie paar daags
afmaken.
Den 11\'kn Juni 1873 vertrok ik. Toen ik in Juli
1874 andermaal Maria Hoorebeeke bezocht, volvoerde
ik, wat ik \'t vorige jaar gaarne had willen, maar niet
kunnen doen: ik ginsc in de buurt te Sotteghetn Eaftuond\'s
kasteel bezien eu zijn standbeeld, onlangs trots don
tegenstand der geestelijkheid daar op de markt opgericht.
Het oude kasteel is genoegzaam geheel herbouwd. Toch
ziet men, ook aan de overblijfsels van grachten en wallen,
dat het van vorige eeuwen weet te getuigen. Het stand-
beeld is geen meesterwerk, maar vertoont zich boveu
op een grooten en lioogen put toch niet onaardig
-ocr page 15-
15
In Juni 1873 vertrok ik naar Oudenaarden, vol van aan-
genanie herinneringen, en steeds om rag heenziende
in de schoone landstreek, die ik doorkruiste. Te Ou-
denaarden bewonderde ik het beroemde stadshuis, een
middeneeuwsch prachtgebouw, veel kleiner dan dat te
Leuven, doch in denzelfden smaak. Voorts bekoorde mij
de schoone lijminjr der stad aan de kronkelende Schelde.
Ook bezocht ik de mij onbekende steden Brugge en
Oostende. Het trof mij, dat in België de kerken en
stadshuizen de schoonste gebouwen zijn. Voor de fraai -
heid der kerken is eene voor de hand liggende reden:
de godsdienstigheid de3 volks van eeuwen her. Voor de
kostbaarheid en schoonheid der stadshuizen is insgelijks
eene voldoende reden: de prijs in de middeneeuwen aldaar
op de onafhankelijkheid der gemeenten of communeu
gesteld. Zij ontstonden in Noord-Frankrijk en Vlaan-
deren, na den eersten kruistocht, tengevolge van de
verheffing van den burgerstand door deze kruistochten.
De Pausen d;orzagen dadelijk het groote gevaar van
hare opkomst voor Rome\'s macht, en veroordeelden ze
met bul en ban. Te vergeefs! De communes bleven,
namen toe in tal en bloei, werden de toevluchtsoorden
der elders bitter vervolgde Waldenzen, toonden zich de
kweeksters van handel, kunst, wetenschap, vrijheid,
later zelfs ook van de Kerkhervorming. Kostbaar en sier-
lijk moesten in de steden de raadhuizen zijn, waar de
hoeders van de gemeente-vrijheid en welvaart als burger-
vaders vergaderden. Nog staan die prachtige stadshuizen
daar als getuigen van België\'s vrijheid en bloei in de
middeneeuwen. Na de middeneeuwen, toen de Ilervor-
ming door Spanje\'s ijzeren schepter werd verplet, begon
België\'s verval. Te Brussel staat ook een prachtig stads-
huis, als getuige van vroegere vrijheid. Maar daarvóór
-ocr page 16-
16
werd door Alba het schavot opgericht, waar de hoofden
van Egmond en Hoorne zijn gevallen — dewijl zij \'s
lands eeuwenoude rechten tegen Alba\'s beulenwerk wilden
handhaven. In de laatste jaren heeft men daar de schoone
beelden van Egmond en Hoorne geplaatst, zoo als zij
arm in anu naar het schavot gaan, Egmond met nog
eene flauwe hoop op genade, Hoorne met diepe verout-
waardiging. In het Frausch en Vlaamsch staat er bij,
wie ze zijn, en dat zij onrechtvaardig door Alba
zijn ter dood veroordeeld. België heeft ze opgericht, de-
wijl het wil toonen, dat het de burgerlijke vrijheid weder
hoogacht. Moge dit schoone land, bij de burgerlijke, ook
de kerkelijke vrijheid herwinnen, welke het vóór drie
en vier eeuwen bezat!
Daartoe zal echter veel behooren! Prachtig zijn vele
kerken, maar zielloos is veelal de dienst er in gedaan.
Te Antwerpen is eene Cathudraal, waar alles aan is be-
steed, wat de mensch vermag. De bouwkunst trok haar
op met zeven schepen; de schilderkunst leverde de be-
roemdste meesterstukken van Rubens; de beeldhouwkunst
biedt menige schoone groep. Hartverheffend was de
hoogmis, welke ik er zondag 2 Aug. 1874 bjjwoonde.
Doch ik hoorde daarna ook een sermoen, waarin van
Maria, aflaat, penitentie, kerk, druk sprake was, maar
Jezus Christus en het Evangelie niet of nauwelijks ge-
noemd werden — In de sierlijke kerk van Sint Jacob leest
men op een plaat in den muur:
Men krijgt den hemel door geweld,
Of koopt hern door kracht van geld.
In de groote kerk te Brugge zijn ook wonderen van
schoone kunst te aanschouwen. Maar op een der schil-
-ocr page 17-
17
derstukken hangen die gipsenbeeldjes, van een koe,
varken en ezel, met dit rijmpje:
Zijn uw beesten in gevaar,
Antonius is uw middelaar.
En daaronder is dan een offerbus, om de gunst des
middelaars te verwerven.
Varkens, kippen , paarden, korenakkers worden met
wijwater bespreugd, om ze te beveiligen en vruchtbaar te
maken. Te Mechelen komen op zekeren feestdag de
paarden met de koppen in de kerk, worden daar met
eenige droppelen wijwater bevochtigd en krijgen dan een
vlaggetje, mits het geld er voor betaald is.
Toch is er vatbaarheid voor het Evangelie. Ik sprak
reeds van Douvraiu en Herchies. Te Paturages in Hene-
gouweu is een voormalig priester, Neven, sedert jaren
predikant. Hij is nu een ond man, maar heeft vroeger
niet willen trouwen, dewijl hij den schijn wilde afweren,
alsof hij de Koomsche Kerk had verlaten, om dit te
kunnen doen. Hij predikt nog meer met daden dan met
woorden, en dat wordt gewaardeerd. Toen de cholera
in zijne woonplaats woedde, bezocht hij zóó getrouw
alle zieken van elke belijdenis, dat de gemeenteraad,
alleen of genoegzaam alleen uit Rooinschen bestaande,
eene ridderorde voor hem verzocht en kreeg. Toen hij haar
ontving, brachten twee muziekgezelschappen hem eene
serenade. Maar uit zich zelve tot het Evangelie komen,
kan de Belgische natie niet. Anderen moeten het haar
brengen. Vrijheid alleen geeft nog geen heil. In België
draagt zij dusverre schier alleen deze vrucht, dat men
er of bijgeloovig of ongeloovig is. Voor eenige maanden
hief een ontwikkeld Belg, de bekende De Laveleye, een
treurlied aan over den toestand zijns vaderlands. Het
-ocr page 18-
18
verzinkt, zegt hij, steeds dieper in \'t bijgeloof, want de
liberalen, die dit bestrijden, hebben het eenige wapen,
waarmede het kan worden overwonnen, niet — eene
betere godsdienst.
Zóó is het! Er zijn in België\'s bevolking vele duizen-
den, die het Evangelie gaarne zouden aannemen, indien
het hun gemoedelijk en verstandig wierd gepredikt; doch
hiervoor kunnen de Vrijmetselaars niet zorgen, die wel
de vrijheid bevorderen, waarvoor we hun dankbaar zijn,
maar niet de vrijheid, met welke Christus ons vrijmaakt.
Deze moeten zij van ons ontvangen. En deze kunnen
wij, Evangelische Christenen, haar brengen.
Ik moet nog een woord zeggen van Maria Hoorebeke.
In het Geuzenbosch wil men in Juni 1875 een zendings-
feest houden, waarop men, even als 17 Oct. 1872, een
groot aantal lloomschen verwacht. Is het mij mogelijk,
dan woon ik het bij, en dan wensch ik er vele Nederlanders
te zien. Want het is een heilige grond, waar \'t verleden
en \'t heden tot verhevene aandoeningen stemmen
Ik kom nog op de Gustaaf-Adolf-Vereenigiug terug.
Veel heeft Maria Hoorebeke haar te danken. Vooral ook
door hare hulp is de schuldenlast, die in Juni \'73 nog
fr. 5000 bedroeg, nu tot fr. 2000 verminderd. Doch deze
gemeente, die jaren lang de hulp van Gustaaf-Adolf on-
dervond, Maria Hoorebeke, is maar ééne der vele
proeven, die ik zou hebben kunnen bijbrengen van de
veelzijdig zegenrijke werking dezer Vereeniging.
Ieder helpe zaadkorrels uitstrooien , waaruit zulke oogs-
ten opgroeien!