-ocr page 1-
r Ij
\'wvniZjlZ
3
l
-c.
v
tap
EEN WOORD
BIBLIOTHEEK
N£D. HERV. KERK
VAN
Philips van Marnix
VAN ST. ALDEGONDE
AAN ZIJNE TIJDGENOOTEN.
BIJ HET DERDE EEUWGETIJDE DER INNEMING VAN DEN BRIEL
Aan de leerlingen der school van den Heer J. HESTA Bz,
HERINNERD.
STÜOMDRUKKERIJ LOMAN, KIRBERGER EN VAN RESTEREN.
AMSTERDAM
1872.
J-ftf-T
\\
1 ■■ t \'
-ocr page 2-
.
Philips van Marnix laat zijne Psalmberijming voorafgaan dooreene
Opdracht, waarin hij een overzicht geeft der geschiedenis van zijn tijd,
en aan de nagedachtenis van Prins Willem van Oranje — en wie was
daartoe meer bevoegd dan hij — eene diep gevoelde hulde brengt.
Eenige regelen van die Opdracht werden bij gelegenheid van het
onlangs herdachte eeuwgetijde der inneming van den Briel aan de leer-
lingen der school van den heer Hesta voorgelezen, om hun door de woorden
van een\' tijdgenoot te herinneren uit welk oogpunt de Vaderen den op-
stand tegen Spanje beschouwden.
Een meer betrouwbaar getuige dan Philips van Marnix kan tot dat einde
wel niet worden gehoord.
Zoo iemand aan den strijd der Hervormden tegen de Roomsch-katho-
lieke kerk heeft deelgenomen, het is de schrijver van den Biencorf.
Zoo iemand voor het verzet tegen den koning van Spanje eer of blaam ver-
dient, wederom is het Philips van Marnix, Oranjc\'s rechterhand.
Maar heeft Marnix van zijn scherp vernuft tot bestrijding zijner tegen-
standers ruimschoots gebruik gemaakt, veel liever nog heeft hij, als dichter
van het Wilhelmus en als dichter der Psalmberijming, de schoone
gaven hem door God gegeven, tot bemoediging en stichting zijner geloofs-
genooten aangewend. En staat hij bekpnd als een van Spanje\'s meest
overtuigde bestrijders, de geschiedenis van zijn leven bewijst dat hij het
is geworden en gebleven om des gewetens wille.
Voor de leerlingen ecner Ncderlandsche, Christelijke school is een af-
druk der Opdracht eene niet ongepaste fecstgaaf.
In de eerste plaats, Marnix staat bekend als een der Vaderen onzer
letterkunde. Ook uit dit oogpunt verdient de Opdracht te worden ge-
waardcerd. En nu is Marnix\' Psalmberijming, zelfs na de uitgaaf van
Ds. J. J. van Toorenenbergen, niet zoo algemeen verspreid, da^ een herdruk
van het inleidend woord overtollig zou zijn.
Bovendien, op eene Christelijke school is de vermaning van den dichter
aan zijne tijdgenooten, geheel op haar plaats. Wat toch beoogen de
Christelijke scholen behalve het geven van een degelijk maatschappelijk
onderwijs? Is het niet de kinderen met hun\'Zaligmaker bekend te maken,
en hen van jongs af vertrouwd te doen worden met de Schrift als eene
lamp voor hun voet en een licht voor hun pad?
Maar niet slechts eene vermaning wordt ons door Marnix gegeven, ook
een voorbeeld. In de vele moeilijke dagen zijns levens, waren hem zijn
vertrouwen op God en zijn geloof in den Heer Jezus Christus tot steun
en kracht. Marnix leert ons hoe de Christen, als een getrouw dienstknecht
zijns Heeren, onvermoeid arbeidt zoolang het dag is, uitziende naar de
rust die overblijft voor het volk van God. Repos ailleurs!
C. v. B.
-ocr page 3-
AENDE \') Hoog-ende welgheborene, Edele,
EereHtfeste,:) Eerbare, Wijse, ende voir-
sicnige Hecren, Mijn Heeren, Represen-
terende de generale Staten der gevnieerde
Landen ende Prouincien van herwaerts
ouer, 3) Ende aen hare gemeenten doende
professie van de Euangelische Religie.
Als ick dit Psalmen boeck, daer ons den 4) geest des Heeren,
Doir David sijnen knecht, heeft troulick willen leeren
Hoe God de vverelt heel, maer sonderling zijn kerck
Seer wondcrlick beleydt, wel lees end ouermcrek,5)
End aensie \'s Heeren knecht, die met veel swaricheden,
Met allerley verdriet end cruys hier wort bestreden,
End nu light hulpeloos verslonden van den doot,
Nu vint weer hulp end troost in zijnen swaren noot,
End stracx schijnt wederom van God te zijn verlaten,
Soo dat sickfi) ouer hem hooch-roemen c*) die hem haten:
Daer nae van stonden aen crijgt weder d\'ouerhant,
Als die van swaren storm behouden scheept aen \'t landt, 7)
End vrolick singt den lof des Heeren der heyrscharen,
(Die hem dus heeft verlost van vreesselicke baren)
So laet ick my staen voir, 7*) seer hoog\' end Edel Heeren,
Dat ick u met dit werek behoore te vereeren.
Want heeft de stereke God, die eird\' end hemel schiep,
Oyt zijne hooge macht, oyt zijne wijsheyt diep,
Oyt sijne wondren groot, end sijne gunst gepresen
Den menschen hier op eird oog-schijnelick 8) bewesen,
Sulx is te recht geschiedt nu in ons Vaderlandt,
Daer yeglick heeft gesien des Heeren stereke handt,
Die sijn ellendich volck met vele sware plagen,
Met kommer end verdriet versocht hadd\' end geslagen:
Jae haddes\' als vuyl stof van hem verstooten schier,9)
\') Bij deze uitgaaf is gevolgd die van 1591 (Middelburgh by Richard
Schilders). De eigenaardigheden der spelling zijn zooveel mogelijk be-
houden: b. v. het gebruik der u voor de v (ouer = over), en die der
v voor de u (gevnieerde = geünieerde); de schrijfwijze eird =
aarde, doir = door). Zeer ongelijk is het gebruik der letters j en z.
2) = het Hoogduitsche chrenfest. s) Landen ende prouincien
van herwaerts over: de benaming waaronder in den Spaanschen tijd
de Nederlandsche provinciën gewoonlijk bekend waren. 4) De. \') Over-
weeg. 6) Zich. "\') Verheffen. \'•) Aan wal komt. \'*) Zoo komt het mij
voor. 8) Klaarblijkelijk. 9) Bijna.
-ocr page 4-
4
End langen tijt beproeft doir water end doir vier.10)
Hy had\' het doode vleesch van sijne gunstgenooten,
Den honden tot een aes end\' rauen voirgestooten:
En wat int leuen bleef, gemaeckt tot schrick end spot
Als van een volck, dat heel verlaten was van God:
Hy hads\' all\' om verstroyt wt n) haere vaders-erucn,
End doen in ballingschap gins ende weder n) swerven:
Doch heeftse wederom doir sijne groote cracht,
In haere Vaderlant met vreugden thuys gebracht.
Ghelijck hy voirtijts deed, doe d\'Israelsche scharen
Int Babylonsche landt verstroyt end balling waren.
Want hyse daer nae weer nae tseuentichste jaer
Te huys bracht, daer zy hem lof songen altegaer,
End kenden met der daet dat God tot alle tijden
Sijn uytvercoren volck verlost uyt cruys end lijden.                   ,
Dwelck hy wel had bethoogtls) doe Pharhos sterck gewelt
Met wagens, end \'theel heyr in Zee wert omgevelt:
Doe hy doir Mosen trou end Josua zijn knapen,14)
\'Tvolck doir dat woeste landt voerd\' als een kudde schapen,
Dwelck, sijnd\' aen alle sy 15) van vijanden omringt,
Quam int bcloifde landt gcsont end ongekrinckt.
Daer hy hun sijne gunst seer merckelijck liet blijcken:
Vfcrdeylend\' hun tot buyt des Canans Conincrijcken,
End daer nae doe sy steeg lu) van zijn woirt weken af,
Gaf hys\' in \'svyants handt tot haerer sondcn straf:
Maer stracx als sy nu weer van herten sick bekeerden,
End zijnen heylgen Naem aenriepen end vereerden,
Gedacht:\') aen zijn verbondt en stont hun troulick by,
So dat zy wederom los werden ende vry.
Hy sondt hun Aöd ,8) stout, die \'tjock der Moabiten
Van haeren halse sloeg, doe sy van sond\' aflieten:
Hy gaf hun Dcborah, de clocck\' end vrome Vrou,
End Barach, die te saem vrymoedich end getrou,
Te velde togen op, om Gods volck te bevryen
Van Canaans gewelt end sware tyrannyen
Hy gaf hun Gedeon, den vromen stereken Helt,
Dies\' oock vrymaect\' end los van Madians gewelt,
End daer na Iephtes cloeck, end Samson, met meer mannen
Die \'tvolck doir Godes hulp vry maeckten van tyrannen.
Tot dat hy hun int lest18*) heeft Dauid opgeweckt,
End over hem zijn gunst seer rijckelick verstreckt,
Als eenen die hy had vercoren int besonder,
Om sijn genaed\' aan hem te thoonen tot een wonder:
,0) Vuur. ") Uit. l:) Her- en derwaarts. ,:\') Getoond. X4) Dienaren.
I5) Aan alle zijden. ">) Gestadig. ») Gedacht Hij. 8) Ehud, naar de
Grieksche vertaling van het Oude Testament, bekend onder den naam van
Septuaginta, ofdiedcrLXXOverzetters (v. Tooreneubergen.) \'8\') Eindelijk.
-ocr page 5-
5
Soo dat hy eewlick19) sal een claren spiegel zijn,
Van \'s Heeren trouwe hulp in alle druck end pijn:
Dies hy ons dit gedicht der Psalmen heeft beschreuen,
End ons daer in geleert in hem ons t\' ouergeuen.
De selue God heeft nu, in desen laetsten tijt,
Sijn wonderlicke hulp, sijn trou gebcnedijt, 20)
Hier over sijn gemeynt\' end Christncn uytvercoren,
So claerlick laten sien, als ymmers oyt te voren.
Want hy in Israël een lamp altoos bewaert,
Die inde duyster nacht der werelt ons verclaert. 21)
Dies hy ons oock verweckt heeft ecnen trouwen vader,22)
Die hier des Heeren volck, als Dauid, bracht te gader,
Op dat sy sijnen dienst end levendige woirt,
Genieten mochten vry, end volgen onverstoort.
Wij hebben hem gesien sijn lieue schaepkens leyden
Aen \'t waterrijeke landt, op schoon begraesde weyden.
Maer doch niet sonder mocyt end svvaren harden strijt,
Want daer stont veel volcks op, uyt cnckel haet end nijt,
Die met een vinnich hert in hacr gemoet verbolgen
Den vader \'svaderlandts sick poogden te vervolgen:
Nochtans wert Goliath met schande necrgevelt,
Den vyant werde meest ontbloot van zijn gcwelt.
Men sach voir hem verjaecht de wreede Philistincn:
Men sach sijn haters self haers ondancks hem noch dienen:
Men sach des Saüls handt end\' Conincklickc macht,
Doir zijne vaste hoip in groot gevaer gebracht.
Maer God verweckt\' hem oock ontrouwe Ziphienen,
Met Doeg, Semeï, end andren die wel schenen
Hem toegedaen te sijn, end thoonden schoon gelaet,
Maer droegen hem nochtans int hert seer bittren haet:
Iae selue die zijn broot als vrienden quamen eten,
Die waren alderhardtst end\' meest op hem verbeten.23)
Ephraïms stam viel af met zijnen aenhanck heel,
Wy hebben (scyden sy) met Dauid geen gedeel:34)
Wy willen Saüls stam end Benjamins geslachten,
End onser Vaders wet end \'t out gebruyek nae trachten.
Hoe dickmacl hebben sy hem schendelijck gclaeckt?
End doir hacr onverstandt mismoedich schier gemaeckt?
Maer Gods hand stont hem by in sijnc heylg\' acnslagen,
End keerde van hem af des vyants schalcke ~:\') lagen.
Tot dat hy op het letst2C) (om in des Hemels throon
Van alle sorg bevryt, t\'ontfangen d\'eewge kroon)
Van eens verraders handt verraderlick geschoten,
Voor sijne schaepkens heeft zijn edel bloet vergoten.
l») Eeuwig. 20) Gezegend. 31) Verlicht. 32) Prins Willem van Oranje.
23) Bedoeld wordt de tegenwerking, die de Prins van Oranje in de Zuide-
lijke Nederlanden ondervond. s4) Deel. h) Listige. :r\') Ten laatste.
-ocr page 6-
6
Doe S7) meynde den Tyran dat hy in sijne macht
Des Heeren Kercke had\' geheelick t\' onderbracht,
Mits God ter seluer tijt om sijne maet te vullen,
Van vele steden schoon end volckren hem liet hullen: 28)
Maer soo hy was opt hoogst end meynde voir gewis,
\'Tginck al na sijncn will\', soo sloeg het hem al mis.
Want God den Salomon verweckte, ionck van laren, 29)
Die quam vrymoedelick zijns Vaders placts bewaren:
End sijnd in een verbondt met d\'Edele Vorstinne,
Die van de Brictschc kust ghecroont is Coninginne, 30)
Getreden, ginck \'tgewelt des vyants wcderstaen,
End sijn aenslagen meest al in den wint doen slaen.
Want \'s Heeren stereken erm stont hem seer mercklick by,
End kcerd\' in enckcl spot des vyants hoouerdy:
Mits Godes rechterhandt tot hulp sijnr\' uytvercorcn,
Meer wonderwereken wrocht alsdoen, dan oyt te voren.
Hy blies met sijnen wint op s\'vyants vreeslick heyr,
End slingerd\' het31) te hoop int diepste van het mcyr. 32)
In Vranckijck keerde hy der goddeloos\' aenslagen
Op haren eygen kop end brachts\' in haer selfs lagen,
Soo dat de moordenaer in zijnen moortcuyl viel, 33)
End Gods verkoren volck de overhant noch hiel.
Jae doe het byna scheen dat goluen ende baren
Hun verre bouen \'t hooft onstuymich souden varen,
End hebbens\' al gclijck verslonden in den gront,
Soo heeftsc \'s Heeren hant verlost ter seluer stont.
O grondelooscn raedt! O hooge wonderdaden!
O wijs end diep gericht! O schatten der genaden!
Wie soude doch dijn 34) werek end \'t spoir van dijne baen
Doirgronden kunnen, Heer ? oft weirdlick oucrslacn ?35)
Een yeglick kome dan den Naem des Heeren prijsen:
Een yeglick lact om hooch stem ende handen rijsen,
Om zijn genaed\' end trou te singen met geschal,
End spreken sijncn lof doir all het eirdschc dal.
Maer Hollandt sonderling 3G) end Zeelandt, cloeck end wijs,
""\') Toen. 28) Huldigen {j>. T.). Na den dood van Willem I gingen
vele steden tot de Spaansche zijde over. **) Prins, of destijds Graaf
Maurits, bij zijns vaders dood slechts 17 jaar oud. 3n) Koningin Elizabeth.
al) Uitg. v. T. »er." •*) Bedoeld wordt de nederlaag der Onoverwinnelijke
Vloot. 33) De Hertog van Guise, het hoofd der Liguc en heftig tegenstander
der Hervormden, was in 1588 op last van koning Hendrik 111 te Blois
vermoord. — Koning Hendrik III viel daarop zelf in 1589 onder den dolk
van Jacques Cle\'mcnt, en werd opgevolgd door koning Hendrik van Na-
varre, die in 1591 nog niet wederom tot de Roomsch-katholieke kerk was
overgegaan. \'*) Marnix heeft sterk, ofschoon vruchteloos geijverd om
in onze taal aan het gebruik van du en dijn, in plaats van gij- en uw
(in het enkelvoud), burgerrecht te verzekeren. 35) Naar waarde schatten.
30) Bijzonder.
-ocr page 7-
7
Loift s\'Heeren grooten naem, gheeft hem eer ende prijs,
Vertelt alom, vertelt de groote wonderwercken
Die hy so schijnbaerlick 3\') aen v heeft laten mereken.
End du O Edel spruyt, van t\'Edel NASSAVS bloet, S8)
Treed vry stantvastich voort, end laet in dijn gemoet
Dees aengesteken vonck van Godes Geest opbranden,
Tot voordring\' sijner eer, tot welvaert deser Landen:
Stae voir des Heeren Kerck, end als een dapper Helt
Sy dapper in de weir end stoor 38*) s\'tirans gewelt:
Bou op met Salomon des Heeren Christi Tempel,
End sticht de Christenheyt met een goet vroim exempel.
Met Dauid neem Gods erm s!)) alleen tot dijner bate, 40)
End sorge niet dat God dy ymmermeer verlate.
End ghy oock al te saem, mijn Heeren, die aen \'tstier 41)
Van \'tSchip geseten zijt, bemerct aen Dauid hier,
Hoe God d\'Almachtich Heer end heerscher aller Heeren,
Der Heeren wegen stiert, die hacr 42) hert tot hem keeren.
Loift sijne Maiesteyt; zijn wereken openbaert,
Doir welcke hy het landt so wonderlick bewaert:
Bemerckt in uwen tijt zijn wonderbaer gerichten,
End leert het volck zijn hoip op hem alleen te stichten:
Staet voir zijn heylich woirt, doet houden sijne wet,
End sijnen heylgen dienst gantz reyn end onbesmet,
So sal hy zijn genaed ook over v verstrecken,
End al dit volk end landt met sijne schacd\'we decken.
Daer nae ghy steden schoon van al dit Nederlandt,
Doet eens u oogen op, end merekt op Godes handt:
Ontfangt doch sijnen Soin, end zijn woirt hooch gepresen,
End wilt voortaen niet weer hem wederspannich wesen:
Het eirtrijck t\'ecncmael beef onder Godes macht:
Sijn Wijsheyt, zijn gericht werd\' van elk een betracht.
Ghij Vorsten hoochgeducht, ghij Coningen van weirden,
Ghij volcken die bewoont den rijeken schoot der eirden,
Oft die met schepen snel beseylt de wilde zee,
End met haer kielen scherp de baeren snijdt ontwee 4S)
Om uyt een vreemd gewest u neiring t\'overvueren: 44)
Ghy al die u bekent te sijn Gods creatueren,
Geschapen na zijn beeldt, \'tsy schamel ofte rijck,
Groot, cleyn, eel, 45) end oneel, komt, loift God al gelijck:
Laet eenmael varen doch der menschen valsche wanen,
Laet u met Godes woirt berichten end vermanen.
Laet hem alleene sijn u 4C) salicheyt, u deucht,
U hoip, u toeverlaet, u blijschap troost end vreucht.
«) Duidelijk. 3S) Prins Maurits. 38*) {Uitg. v. T.) «Stoot" Stoor = ver-
stoor. M) Arm. 40) Hulp. «) Roer. «) Hun. ") De baren doorklieft
**) Over te voeren (v. T.) 46) Edel. ") Uwe.
-ocr page 8-
\\fcH3io3 \'
8
End loift hem dan te recht met stemmen ende snaren,
Singt Psalmen tsijnen naam om sijn eer te verclaren.
Komt voorts, voegt v hier by, hoort aen de stemme soet
Van eenen Koninck weirdt, van eenen Herder goet,
End heyligen Propheet, die \'s Heeren wonderdaden
U hier vertelt end wijst de borne 47) der genaden
In God, daer hyse self heeft menichmael géproeft
End goeden troost ontfaen, 48) alst hert hem was bedroeft.
Dit boecxken sal u vry verquicken uwe herten,
End heyln 49) t\'eenemael u zeeren ende smerten,
So ghy verdrucket wort end swaer veruolging lijdt,
Dit boecxken sal u vry bewaren in den strijdt
Sijt ghy by vremde lien, uyt uwen landt verdreuen,
Dit boecxken wel betracht, sal u vertroosting\' geuen:
So ghy met nootdurft5o) zijt oft aermoed\' hoog beswaert,
Hier vindt ghy eenen schadt, die u Gods geest verspaert: M)
Oft zijt ghy in den block oft op den steen 62) gevangen,
Hier sult ghy van den Heer u slaking stracx ontfangen:
Sijt ghy van herten siek, vol cranckheyts, oft verwondt,
Den meester vint ghy hier, die u stracx maeckt gesondt:
Sijt ghy van dorst benaut, hier sult ghy dranck genieten,
God sal u bange hert met water ouergieten:
Is u de siel verflaut van bitter hongers-noot,
Hier vint ghy oueruloet van rechte hemelsch broot:
Sijt ghy in lijden swaer, u hert sal hier verlichten:
Sijt ghy met anxt bevaen, u vreese sal hier swichten.
Kortom, daer is noch noot, noch lijden oft verdriet
Dat hier niet wordt geheelt, end gantz gebracht te niet.
Iae self de doot en can den mensche geensins schaden,
Die wel te recht bemerckt met Dauid Gods weldaden:
Dies koim een yegelick voort end loue God den Heer,
Hem zy in eewicheyt, lof, danck, end alle eer.
*i) Bron (v. T.). 48) Ontvangen. «») Heelen. 60) Nooddruft (v. T.).
n)
In bewaring houdt 62) Gevangenis.
■•«©5,