-ocr page 1-
VERSLAG ^~
OVER
IJSSELWATER,
j
:
KAMPEN.
(
A ii«» ii s l h s 1881.
, __,__________:________                             \',?\'
TWEEDE DRUK.
-
1
2ü1döri©e verzameling
UBU                   Dekhüyzen
Stoomilrukkorij — Laurcns van Hulst — Kampen.
3364                                               1882.
»
-ocr page 2-
*
\\
\\
\\
-
\'\\
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
A06000034831143B
3483 1143
-ocr page 3-
Aan
de Openbare Qezondheids-Commissie
te KAMPEN.
Kampex, 10 Juli 1881.
Het drinkwater in deze Gemeente heeft voortdurend een
onderwerp van de zorg uwer Commissie uitgemaakt.
Herhaalde malen is het water uit verschillende openbare
pompen onderzocht; steeds leerde dat onderzoek, dat in deze
Gemeente slechts weinig publieke en nog minder particuliere
pompen zijn, die water leveren, dat zonder vrees voor nadee-
lige gevolgen gedronken kan worden.
Het aantal bruikbare wellen was en bleef zeer klein. De
toestand van den bodem geeft zeer weinig hoop, dat boren
van wellen gunstige resultaten zal geven.
Wel werd hun aantal vermeerderd door het aanbrengen van
filters in vele openbare pompen, doch door dezen maatregel
werd slechts een zeker aantal inwoners dezer gemeente gebaat;
in vele openbare scholen en andere gebouwen en door een
zeer groot aantal inwoners werd de behoefte aan goed drink-
water steeds dringend gevoeld.
Bovendien vereischen de filters vernieuwing, dus geregeld
toezicht, en is het bezwaarlijk dit toezicht voortdurend
uit te oefenen op een zóó groot aantal filters, als alhier in
gebruik zijn.
Vergeten wij niet, dat het aanbrengen en vernieuwen van
deze filters steeds kosten na zich slepen en toch slechts resul-
taten leveren, die niet steeds te vertrouwen zijn en waarmede
men zich uit gebrek aan betere maatregelen tevreden moest
stellen. Dit gebrek aan goed drinkwater in deze gemeente
beeft de Commissie reeds in 1872 doen besluiten een voor-
stel tot het zuiveren van IJsselwater tot drinkwater bij den
Gemeenteraad in te dienem^——~«.
Een verslag van het.                  ulerzoek van het Usselwa-
(f 131
-ocr page 4-
04
Garnizoen en Je Heer Wattkz, Mil. Apotli. Ie klasse alhier,
die het water herhaaldelijk onderzocht, verleenden mij wel-
willend het reeht deze feiten hier fe vermelden.
Zoodat wij mogen zeggen :
„Eeeds is alhier sedert eenige jaren gefiltreerd IJsselwater
„door honderde mensehen met goed gevolg als drinkwater
„gebruikt."
ü. U. LEIGNES BAKHOVEN.
o,-
A. Ruw IJsselwater.
DATUM.
BIJZONDEliliEDEN\'.
K.VI.K-
en
MAGNESIUM-
ZOL\'TEN.
!
w...^..» SAI.PETERIG- : Sa!.PETEK-
AMMOMA.
ZUUR. ZUUR.
i \\
HEDUCE-
REND
VERMOUEN.
Vaste stoffen or
RESIDU.
OEDROOCir»
nu 100»- 120» c.
1 1
G1.0EI- 1 BIJZONDEUHEÜEN VAN HET RE- ]
verlies. SIDU BIJ HET GLOEIEN.
! ;
Goed drink-
water.
Helder, klourloos,friscb
van smaak, reukeloos.
0.200
0.0001
niets
0.000
0.010
0.500
02252
0.05
O.06
Moet snel wit branden, zonder ver-
spreidingvan kwalijk riekende gassen.
12 Oetober
1880.
I.
Waterhoogte 0.0i—
0.01 A.P. W. 0. N. 0.
Iets blauwachtig, vrij
veel bezinksel.
0.098
0.00015
0.0001
0.00007
0.000075
een spoor
niets
0.0005
0.0105
0 004
Iets geelachtig, wordt door verhit-
ting in korten tijd zwart, dan snel wit.
Geen kwalijk riekende gassen.
4 November
1880.
II.
Na vrij hevigen storm
uit het Zuidwesten.
Kleur geel-rood.
Veel bovenwater.
0.0704
niets
0.0005
0.0089
0.2108
0.048
Geel-wit, brandt snel wit, op den
bodem blijft een roode rest, ver-
spreidt weinig of geen stank.
1 Februari.
1881.
UI.
Na langdurige vorst
uit een bijt.
Iets groen; weinig be-
zinksel.
0.0975
een spoor
0.004
O.o II
0.202
0.258
0.008
Iets geel, brandt snel wit, behalve
enkele zwarte stipjes.
Geen bijzondere reuk waarneembaar.
14 Februari.
1881.
IV.
Na ingevallen dooi hij
hoogen waterstand. Veel
bovenwater. Gecl-bruin.
Bezinksel zet zich lang-
zaam af.
0.0980
een spoor
0.006
0.017
0.058
0.050
Geel, brandt snel wit, na lang gloeien
blij ft op den bodem een rood bezinksel.
28 Maart
1881.
V.
Waterhoogte - - 0.7
A.I*. Wind VV. N. W.
Na eenig staan vrg
helder.
Waterhoogte O.G
A.P. Wind Zuid. Na
langdurige droogte was
een weinig regen ge-
vallen.
Waterhoogte 0.2
A.P. Wind N. iets wes-
telijks. Helder, na lang
staan geel groen be-
zinksel.
0.100
niets
0.0018
0.0145
0.264
Geelachtig, brandt snel wit, ver- i
spreidt weinig of geen reuk.
26 April
1881.
VI.
11 Mei
1881.
VII.
0.111
een spoor
niets
0.003
0.0127
0.256
0.0590
Geelachtig, brandt snel wit, iets
rood op deu bodem.
Geen reuk.
0.109
een spoor
niets
0.004
0.0103
0.2652
ft
0.049
De rest brandt snel wit-rood.
Geen reuk.
25 Mei
1881.
VIII.
Waterhoogte A.P.
Wind Z.-O.
Vrij helder.
een spoor
niets
0.0035
0.00608
0.276
0.053
Brandt snel wit, verspreidt geen
reuk.
1 Juni
1881.
IX.
Waterhoogte • 0.4
A.P.
Wind W. N. W.
0.00008
niets
0.002
0.0109
0.274
0.048
Als boven.
10 Juni
1881.
X.
Waterhoogte -f- 0.G5
A.P. Wind N. in. W.
Vrij helder. Grijs-grocn
bezinksel.
0.000068
een spoor
een spoor
0.0079
0.254
0.058
Brandt wit, verspreidt geen reuk.
\' -
, o
Y\'
6
-ocr page 5-
2
ter on van hetgeen door de zuivering verkregen was, is, met
de monsters van het ruwe en gezuiverde water, aan den Ge-
meenteraad aangeboden.
De vele gewichtige openbare werken, die in den laatsten
tijd in deze gemeente uitgevoerd zijn, hebben echter de aan-
dacht van dit onderwerp afgeleid. Intusschen bleef de behoefte
aan goed drinkwater bestaan. Wel werd door een Fransehe
Maatschappij concessie aangevraagd tot het aanleggen eener
drinkwaterleiding, doch men oordeelde de zorg voor het drink-
water niet voor geruimen tijd aan vreemde handen te mogen
toevertrouwen.
In de vergadering van 11 October 1880 besloot de Com-
missie op nieuw een onderzoek in te stellen naar de hoeda-
nigheid van het IJsselwater in verschillende tijden des jaars
en bij verschillenden waterstand, en tevens na te gaan, of dit
water door liltreeren door zand, ofdoor het zuiveren met chloor-
ijzer, tot goed drinkwater gemaakt kan worden. Het soheikun-
dig onderzoek werd opgedragen aan het lid uwer Commissie
G. H. Leignes Bakhoven, die de eer heeft U hierbij een ver-
slag van zijne werkzaamheden, betreffende dit onderzoek, aan
te bieden.
Het water werd steeds tusschen 1—3 uren des namiddags
dicht bij den oever van het Erkenhoofd uit den IJssel geschept,
— de laatste maal op één derde der breedte van den buitenoever,
de overige malen dichter bij dien oever. Op deze plaats, gele-
gen vóór den aanvang van het geregeld bebouwde gedeelte
dezer gemeente, buigt de stroom zich naar den linkeroever en
heeft alhier een aanzienlijke diepte en groote snelheid. Het
water heeft lii» r over eene groote breedte reeds een aanmer-
kelijken afstand afgelegd, zonder dat het door afval van de
mensehelijke huishouding, door fabrieken of andere oorzaken
van eenige beteekenis verontreinigd kan geworden zijn.
Omtrent de temperatuur en de stroomsnelheid van het water,
en den barometerstand tijdens het scheppen kon ik geen nauw-
-ocr page 6-
B. Gefiltreerd IJsselwater.
DATUM.
BIJZONDERHEDEN.
Kai-k-
en
Magnesium-
ZOUTEN.
Ammonia.
Vaste stof-
Sai.peterig. \' Salpeter, j Reduce" .fenoi-residi
ZUUR. ZUUR. REND GEDROOGD BU
VERMOGEN. \'\\QQ0—120° C
BIJZONDEKHEDEN
VAN
HET RESIDU.
Gi.oei-
VEKLIES.
BIJZONDERHEDEN.
Goed drink-
water.
Helder, klcurloos.fïisch
van smaak, rcukeloos.
0.200
0.0001
niets
0.006
0.010
(1.500
Moet snel wit bran-
den, zonder versprei-
ding van kwalijk rie-
kende gassen.
Wit-geel, brandt
snel wit. Niet zon-
der verspreiding van
reuk.
0.05 - 0.06
0.068
Maximaal-eijfei\'s aan-
genomen voor goed
drinkwater. De cijfers
geven grammen per li- i
ter water aan.
12 October
1880.
I.
Niet volkomen helder.
0.165
0.067
0.00015
0.00005
niets
0.000
0.0096
0.0057
0.250
0.2032
Het zand was minder
zuiver.
4 November
1880.
II.
1 Februari.
1881.
III.
Nog iets blauwachtig.
niets
0.005
Iets geel wit, met
donkerder plekjes.
Drandt wit.
0.040
0.061
1
Volkomen helder.
Eerst na lang staan
een gering bezinksel.
0.092
niets
niets
0.001
0.005
0.001
0.008
0.248
Drandt snel wit.
Brandt snel wit.
Iets rood blijft terug.
14 Februari.
1881.
IV.
28 Maart
1881.
V.
Iets melkachtig.
Na lang staan eenig bc-
zinksel.
0.0963
niets
niets
niets
0.010
0.240
0.048
Iets opaliseerend.
0.098
niets
0.010
0.240
Brandt snel wit.
(1.050
0.053
26 April
1881.
VI.
11 Mei
1881.
VII.
Helder.
Na lang staan eenig be-
zinksel.
0.101
niets
niets
0.002
0.008
0.242
Geel-wit, brandt
snel wit.
Als VI.
*
Iets opaliseerend.
Zeer helder.
Zeer helder.
0.094
niets
niets
0.002
0.007
0.240
0.041
25 Mei
1881.
YIII.
niet bepaald.
niets
niets
0.003
0.0048
0.258
Als VI.
0.040
1 Juni
1881.
IX.
niet bepaald.
0.00004
niets
0.001
0.0008
0.006
0.260
Geel-wit, brandt
goed wit.
0.038
10 Juni
1881.
X.
Zeer helder.
niet bepaald.
0.00004
niets
0.005
0.241
Bijna geheel wit,
brandt snel wit.
0.042
-ocr page 7-
3
keurige opgaven verkrijgen, daar ik onmogelijk aan den daar-
toe gestelden eisch kon voldoen, om eenige dagen te voren op
te geven, wanneer het scheppen zoude plaats hebben en het
onderzoek aanvangen.
Het water werd dadelijk in vooraf goed gereinigde flesschen
naar het laboratorium der Hoogere Burgerschool alhier ge-
bracht. De inhoud der flesschen te zamen bedroeg ± 10
Liters. Hier werd een gedeelte als ruw water dadelijk, of
zoo spoedig mogelijk, aan het onderzoek onderworpen, een
deel werd door rivierzand gefiltreerd en een ander deel met
chloorijzer gezuiverd. Beide gezuiverde gedeelten werden tot
betere vergelijking zooveel mogelijk gelijktijdig onderzocht.
Van de twee monsters ruw water, die het laatst geschept zijn,
is een deel van het door zand gefiltreerde nog bovendien door
chloorijzer gezuiverd en aan het onderzoek onderworpen.
De monsters ruw water zijn zooveel mogelijk genomen bij
lagen, gemiddelden en hoogen waterstand; éénmaal is het na
langdurige vorst geschept uit een daartoe gehakte bijt, een
ander monster na den daarop ingevallen dooi, toen veelboven-
water werd afgevoerd, terwijl enkele monsters genomen ziju,
toen de temperatuur vrij hoog was. In het geheel zijn van
12 October 1880 tot 28 Juni 1881 tien monsters ruw water
onderzocht; hetgeen met de gezuiverde monsters éénendertig
analysen geeft.
Natuurlijk is de verslaggever verplicht uwe commissie re-
kenschap te geven van het standpunt, waarop hij zich bij den
gang van het onderzoek gesteld heeft.
Het onderzoek beoogde antwoord te verkrijgen op de vraag:
„Kan IJsselwater, op die plaats geschept, als drinkwater ge-
bruikt, of door zuiveren tot drinkwater gemaakt worden?" Bij
het beantwoorden van deze vraag moet eerst bepaald worden,
welke eischen men aan goed drinkwater stellen moet.
Dat water een nadeeligen invloed op de gezondheid der
verbruikers kan uitoefenen, wordt op dit oogenblik bijna alge-
-ocr page 8-
C. IJsselwater, gezuiverd door chloorijzer.
DATUM.
Kai.k- Vaste stof- !
on c e Redücke- L_BnB1M.lnI,l BIJZONDEKHEDEN
BIJZONDEWIEDEN. e" Ammonia 8A\'-™TEHin. • Salpeter. ,jenoi uesioh Gioei. [{[.[ZONDERHEDEN.
MAGNESIUM" i ZUUR ZULR 1 \'a " GEDROOGD BIJ VI\'RI IFS
ZOUTEN. i VERMOGEN. \\ 10üo_1200 C. HET RESIDU.
Goed drink-
water.
1
Helder, kleurloos, reu-
i keloos, zonder smaak, 0.200
frisch.
i
0.0001
i
niets
!
1
0.000 0.010
1
1
1
0.500
Moet snel wit bi an-
den, mag geen reuk
1 verspreiden.
1
:
i
1
geel-wit, brandt snel
wit.
; 0.05-0.00
Maximaal-cijfers voor
; goed drinkwater. De ge-
j tallen geven aan gram-
j men per liter.
12 Ootobcr
1880.
I.
NIET BEPAALD.
0.00004
niets
niets
niets
misschien
een spoor
misschien
een spoor
niets
0.0015
0.0014
0.189
1
4 November
1880.
II.
1 Februari.
1881.
III.
Volkomen helder.
0.073
0.000
0 042
Volkomen helder.
Volkomen helder.
0.004
0.092
0.010 0.242
brandt si el geheel
\' wit.
0.000
0.040
14 Februari.
1881.
IV.
28 Maart
1881.
V.
20 April
1881.
VI.
0.002
0.009
j i
nn»- is wit. verandert door
0.2.J;> , . , ..
het gloeien bijna niet.
Helder, eerst na zeer
lang staan eenig be-
zinksel.
0.100
niets
niets
0.0015
0.008G
0.0085
0.250
is bijna wit, brandt
snel volkomen wit.
0.050
Zeer helder.
Zeer helder.
Zeer helder.
0.101
0.0000 i
niets
0.248
Als bij V.
0.052
0.040
11 Mei
1881.
VII.
0.009
niets
een spoor
niets
niets
0.001
0.0072
0.0050
0.0050
0.250
0.250
Als bij V.
Brandt snel wit.
25 Mei
1881.
VI».
niet bepaald.
niets
etfh spoor
niets
0.040
1 Juni
1881.
IX.
Zeer helder.
niet bepaald.
niets
0.2GG
Als bij VI.
0.043
1 Juni 1881.
Geliltreerd en
gezuiverd.
Als gedistilleerd water.
niet bepaald.
niets
niets
niets
niets
niets
niets
0.0054
0.0054
0.2511
bijna wit, verandert
zeer weinig.
Als bij IX.
0.041
10 Juni
1881.
X.
Kristalhelder.
niet bepaald.
een spoor
0.244
0.047
10 Juni 1881.
Gefiltreerd en
gezuiverd.
Kristalhelder.
niet bepaald, i
I
niets
niets
0.0050
0.239
Als by IX.
0.042
-ocr page 9-
4
meen aangenomen. De kennis van het verband tusschen drink-
water en ziekte laat wel is waar op sommige punten nog te
wenschen overig, doch de zeer groote waarschijnlijkheid, gren-
zende aan zekerheid, dat dit verband bestaat, dwingt ons tot
voorzichtigheid, niet alleen bij het drinken, maar ook bij de
overige toepassingen van water in onze huisbouding.
Nasporingen brachten aan het licht, dat water vermengd
met afval van de menschelijke huishouding, aangevoerd door
riolen en secreten, — dat water \'t welk excrementen en over-
blijfselen van dieren, en ook rottende plantendeelen bevat, —
of dat verontreinigd is door afval van fabrieksproducten, nadee-
lige gevolgen voor mensch en dier hebben kan.
Door vermenging met deze bestanddeelen wordt het water
ten eerste rijker aan zouten, die op zich zelf genomen in vrij
groote hoeveelheid voorhanden moeten zijn, om een nadeeligen
invloed op den gezondheidstoestand uit te oefenen.
In alle wateren toch komen zouten voor, doch, kent men het
maximum er van in overigens goed water, dat in een bepaalde
streek gevonden wordt, dan kan het overtreffen van dat maxi-
mum een bewijs zijn, dat het water verontreinigd is.
Dit geldt niet alleen voor het gehalte aan zouten, maar ook
voor dat van andere producten, die bij de ontleding en rotting
in den bodem zullen ontstaan.
Onder dezen wordt het meeste gewicht gehecht aan ammo-
nia, salpeterigzuur en zwavelwaterstof, die als bewijs
kunnen gelden, dat de ontleding en rotting nog niet geëindigd
zijn, terwijl salpeterzuur zonder ammonia en salpeterigzuur
slechts daiir kan voorkomen, waar de genoemde processen den
eindterm bereikt hebben.
Ontleding van dierlijke of plantaardige voorwerpen gaat ge-
paard met de omzetting van meer samengestelde koolstofver-
bindingen in meer eenvoudige. Deze verbindingen worden ge-
woonlijk te zamen gevat onder den algemeenen naam van orga-
nische stoffen.
Het is niet bewezen, dat deze organische stoffen een nadee-
-ocr page 10-
;.
ligen invloed op den gezondheidstoestand van inensch of dier
hebben.
Maar bij den dood en de ontbinding treden lnger georgani-
seerde levende wezens op, Bacteriën, Infusoriën, enz., terwijl
verschillende soorten van Bacteriën als de dragers tot ontwik-
keling en verspreiding van ziekten te beschouwen zijn.
Hun optreden en vermenigvuldiging heeft plaats in daartoe
geschikte middenstoffel), die niet alleen organische verbindin-
gen, ammoniak, salpeterigzuur, salpeterzuur en zwavelwaterstof,
maar ook zouten van phosphorzuur, zoutzuur, enz. zullen be-
vatten.
Dientengevolge vermoedt men, ook waar zij aan het micros-
copisch onderzoek mochten ontsnappen, het voorhanden zijn dezer
voor de gezondheid gevaarlijke lagere organische wezens, wan-
neer het water rijk blijkt te zijn aan organische verbindingen,
terwijl ook een groot gehalte aan zouten en andere anorgani-
sche verbindingen, al zijn deze op zich zelf als onschadelijk te
beschouwen, grond geven tot liet vermoeden, dat het water ver-
mengd is geworden met zulke stoften, als noodig zijn bij de
ontwikkeling en snelle vermenigvuldiging van Bacteriën. Door
zoodanige vermenging wordt de kleur, de reuk, de doorzich-
tigheid van het water veranderd. De bijgemengde bestanddeelen
nemen vrij begeerig zuurstof tot zich, waardoor het water een
groot reduceerend vermogen zal hebben; na verdampen van het
water blijft een veelal donker gekleurde massa achter, die bij
hoogere temperatuur verbrandt, onder verspreiding van kwalijk
riekende gassen.
Uitgaande van deze gegevens moet men aan drinkwater de
volgende eischen stellen :
Het water, uitgenomen enkele veenwateren, moet kleurloos
en reukeloos zijn, en een frisschen smaak bezitten, die bij be-
waren van het water geruimen tijd blijft bestaan. Het gehalte
aan zouten mag een bepaald maximum niet overschrijden. Bij
110—120" C. gedroogd mag de rest door verdampen van één
liter water niet veel meer bedragen dan 0.5 gram. Bij het
-ocr page 11-
(3
gloeien mag deze rest niet meer in gewicht verliezen, dan
ongeveer Ü.OG gram.
Phosphaten en sulphaten, vooral die der alkaliën, mogen slechts
in zeer geringe hoeveelheid voorhanden zijn ; van de carbonaten en
chloriden van calcium, magnesium en natrium mag de hoeveel-
heid grooter zijn; zoo stelt men voor de kalk- en magnesiumzouten
0.2 gram, voor keukenzout in welwater 0.3 gram per liter.
Zwavelwaterstof en salpeterigzuur worden in goede frische
wateren niet. gevonden, dan in uiterst geringe hoeveelheden,
zoo ook ammoniak, waarvan liet maximum in goed drinkwater
0.1 milligram, en salpeterznur, waarvan het maximum G milli-
gram per liter niet te boven moet gaan.
Het reduceerend vermogen, uitgedrukt in hoeveelheden Cha-
maeleon minerale, die door het water ontleed worden, mag vol-
gens Pettenkofer voor rivierwater, dat aan het eind van zijn
loop gekomen is, hoogstens 10 milligram per liter zijn.
Het voorkomen van levende organismen is voor velen een
afdoende grond, om een watersoort voor het gebruik af te keuren.
Met het oog op het bovenstaande meen ik te mogen zeggen,
dat men eerst dan het recht heeft het water af te keuren,
wanneer Bacteriën en wel voornamelijk Vibrionen of Spirillen
aanwezig zijn, en in het algemeen die levende organismen, waar-
van men met zekerheid weet, dat zij in het water gebracht zijn
door den inhoud van riolen, secreten enz., of die alleen voor-
komen waar dierlijke of plantaardige stollen in rotting en ont-
binding verkeerende aanwezig zijn.
Li frisch stroomende wateren komen organismen voor, die
daarin leven en zich vermenigvuldigen, totdat door verontrei-
niging van liet water, of door afsluiting van de lucht, of door
andere oorzaken de voorwaarden voor hun leven opgeheven
zijn en het leven ten gronde gaat, om plaats te maken voor
andere soorten van organismen, waaronder de Iniusoriën en
Bacteriën de voornaamste plaats innemen.
Met recht wordt dan ook aan het microscopisch onderzoek
van drinkwater zeer groot gewicht gehecht.
-ocr page 12-
7
De zooeven genoemde maximaal-cijfers zijn aanmerkelijk la-
ger dan in vroeger jaren, o. a. door den Kon. commissie in
1860, zijn vastgesteld ; zij zijn meer in overeenstemming met
hetgeen op dit punt door Dr. F. Wibel (Die Fluss-und Boden-
wüsser Hamburgs) door Kubel, Fresenius, in latere jaren is
medegedeeld, en ook in bet Rapport van de Commissie tot
onderzoek betreffende bet water der Drinkwaterleiding te Rotter-
dam voorkomt. Voorzichtigheid brengt er ons toe de laagste
grens te kiezen. Zonder aan de verkregen cijfers een al te groote
wuarde te hechten, moet het overzicht over het geheel van cijfers
en gegevens, bij het onderzoek verkregen, genoegzamen grond
geven tot het goed- of afkeuren van een te gebruiken watersoort.
Om die cijfers en gegevens voor ons doel te verzamelen is
de volgende weg ingeslagen.
lu. Het onderzoek van het ruwe IJsselwater.
a. Vaste bestanddeelen.
250 cM3 water werden in een platinaschaal eerst voorzich-
tig boven het vrije vuur, later op een waterbad tot droog ver-
dampt. De rest in een droogkastje bij 100°—120° C. gedroogd.
De rest was geelachtig wit. Boven een niet lichtende vlam ver-
hit, wordt de rand van liet schaaltje wat donkerder gekleurd, maar
brandt snel wit. Kwalijk riekende dampen worden niet gevormd.
Was er veel boven water in de IJssel, dan was de bodem van het
schaaltje met rood gekleurde klei of leem, vrij rijk aan ijzer, bedekt.
(maximum 0.27G. 25 Mei 1881, wa-
n ,         „ ., , ,         i                 terhoogte = A.P.
Dit hnevamneirl heiirnefr <                                "
\'
minimum 0.2108. 4 Nov. 1880.
Hooge waterstand,
maximum 0.300. 30 October 1872 wa-
terhoogte = - 0.21 M.
minimum 0.275. 30 October 1872, \\va-
terhoogte = 0.39 M.
Huw Maas water (\').
f\') Huppoi-t aan tle commissie tot onderzoek betreffende liet water der
drinkwaterleiding te Itottordum.
-ocr page 13-
s
Water drinkwaterleiding 0.308 — 0.244 (Rotterdam.)
Welwater te Rotterdam 0.250 —0.450.
Normale Utrechtsche welwateren (2) 1.000 — 2.000 hoogst
zelden minder dan 0.500
Drinkwaterleiding te Amsterdam ( ) 0.324.
Utrechtsen grachtwater (3) 0.270, Zwart water 0.155, Kromme
Rijn O.20O, Vaartsche Rijn 0.230.
Water Compagnie, Londen (!) 0.326.
                                           j 0.2025.
Heerensmidssteeg te Kampen noif
Particuliere pomp achter den Nieuwen Muur hij de Koom-
marktspoort te Kampen
          1.774.
Oudestraat
l Wijk
0.025.
n
I. 0.08.
n
. 1
1.416.
Broederweg
1
1.124.
Vloeddijk
n
1.630.
n
M
1.427.
maximum
0.068. Wind
Z.O. 25 Mei
lies hij het ruwe IJsselwater <
minimum
1881.
0.048. 1 Juni
1881, 0.4
M. A.P.
Het hierbij gevonden maximum is lager dan bij de andere
uit Kampen vermelde wateren, uitgezonderd het water uit de
Heerensmidssteeg.
b. Zouten.
Door een voorloopig onderzoek werd uitgemaakt, welke
zonten in zoo groote hoeveelheid aanwezig waren, dat de he-
(») Üi\'. A. D. van Riemsdijk. Bijdrage tot de kennis van liet drinkwater
te Utrecht.
Dezelfde, Drinkwater en grondboringen te Utrecht in 1870.
(3) J. Gunning, Scheikundige Bijdragen, I, pag. 03.
(») Frankland, in Chemical News, 17, pag. 25G.
-ocr page 14-
9
paling dier hoeveelheid van beteekenis kon zijn. Daarom heeft
de bepaling der kalk- en magnesiumzouten en der chloriden
afzonderlijk plaats gehad.
A.  Kalk en magnesium (\') zijn eerst meer benaderend door
een getitreerde zeepoplossing bepaald en daarna als zuringzure
zouten neergeslagen en met chamaeleon minerale teruggetitreerd.
In ruw IJsselwater: maximum 0.111, 20 April 1881.
Wind Zuid Waterhoogte 0.6 A. P.
minimum 0.0764, 4. Nov. 1880.
Water uit de Heerensmidssteeg 0.105 gram.
„ „ „ Oudestraat
            0.303.
„ „ „                               0.850.
„ „ „ Broederweg            0.575.
Achter den Nieuwen Muur 0.326.
Vastgesteld maximumcijfer 0.200.
De cijfers zijn door berekening gebracht tot koolzure kalk.
Zij geven, even als alle overige cijfers in dit verslag, het aan-
tal grammen per liter water aan.
B.  Chloriden.
De hoeveelheid der chloriden is bepaald door titreeren met
eene oplossing van 1.7 gram gekristalliseerd zilvernitraat in
100 cMs gedestilleerd water. Later zijn de bepalingen gecon-
troleerd door een oplossing van 0.1J5S gr. zilvernitraat in (\'en
liter water. De sterkte der zilveroplossingen is gecontroleerd
door titreeren met een oplossing van bekende sterkte van
zuiver gekristalliseerd keukenzout.
Kaliumchromaat diende als indicator. Steeds zijn gelijke
hoeveelheden water en gelijke hoeveelheden van den indicator
gebruikt. De buret bevatte 5 cM3, die elk in 20 deelen verdeeld zijn.
f) Kalk en magnesium zouten worden hier te zamen genoemd, daarbij
deze proeven beide metalen niet volkomen gesebeiden worden. De verkre-
gene cijfers hebben intusschen hoofdzakelijk betrekking op kalkzoutcn,
-ocr page 15-
10
liet gevonden chloor is als chloornatrium in rekening\' gebracht.
In ruw IJsselwater:            maximum 0.097 gram.
bij lagen waterstand. Wind West.
minimum 0.053.
Heerensmidssteeg 0.G2.
Dat de hocveellieid keukenzout iu het IJsselwater vrij sterk af-
wisselt, is niet te verwonderen, als men bekend is met de
plaatselijke omstandigheden, de nabijheid der Zuiderzee, en de
in de laatste jaren plaats gegrepen overstrooiniugen der lan-
den om en bij den IJssel.
In geen geval wijzen ook zelfs de hoogste cijfers op een
verontreiniging van het IJsselwater, die steeds met een aan-
zienlijk stijgen van het zoutgehalte gepaard zal gaan, zooals de
onderzoekingen van Utrechtsche wateren door Jhr. Mr. A. D
van Riemsdijk aantoonen.
Als maximum aan zout wordt door dezen schrijver 0.300
gram aangegeven voor Utrechtsen welwater. (\')
Mag het ons misschien verwonderen, dat de hoeveelheden
vaste bestanddeelen en zouten in het IJsselwater zóó sterk
kunnen afwisselen, dan moet men tevens bedenken, dat bij
voorkeur die gevallen gekozen zijn, die door buitengewoon
lage of hooge temperatuur, waterstand of windrichting de
grootste afwijking deden verwachten.
Uit de hierboven medegedeelde cijfers volgt, dat onder al die
verschillende omstandigheden het ruwe IJsselwater de maximaal-
hoeveelheden voor het gehalte vaste bestanddeelen, gloeivcrlies
en zouten niet ver te boven gaat, en in dit opzicht te verkie-
zen zoude zijn boven verreweg de meeste watersoorten, die
bij ons gedronken worden.
b. Ammonia/,: Ter bepalhig van dit lichaam, waarvan het
voorkomen in water van groote beteekenis bij het keuren kan
zijn, werd de volgende methode toegepast.
(\') In zeewater wordt gemiddeld 4o/° vaste bestanddeelen, waarvan 2,7 °/„
keukenzout, aangetroffen. In ruw IJsselwater bedroeg het maximum aan
vaste bestanddeelen 0,0-270 "/„, en het maximum voor keukenzout 0,0097 °/0.
-ocr page 16-
11
Bij 150 cM3 water wordt kaliumhydroxyde en kaliuin-
carbonaat gevoegd, om de zouten der aardalkaliën en aarden
neder te slaan. Zijn deze zouten goed bezonken, dan wordt de
vloeistof gefiltreerd en bij 50 cM3 van dit filtraat één cM3
Nessiers reagens gevoegd.
Tegelijkertijd wordt bij gedestilleerd water, dat nauwkeurig
onderzocht is op het aanwezig zijn van ammoniak, en hiervan
geheel vrij is, \'/20 cM3 eener oplossing van 0,315 gram am-
moniumchloride in één liter water gevoegd. De hierdoor ver-
kregen neerslag en verkleuring komt dus overeen met 0.0001
gram ammoniak per liter water.
Is de verkleuring in het te onderzoeken water intensiver
dan die in het met ammoniumchloride vermengd zijnde ge-
destilleerde water, dan dient bij 50 cM3 gedistilleerd water
meer dan \'/20 cM3 der oplossing van ammoniumchloride gevoegd
te worden en overschrijdt het ammoniakgehalte in het te on-
derzoeken water dus het maximum.
In bijna alle wateren uit pompen in deze gemeente is deze
hoeveelheid ammoniak aanzienlijk grooter, zelfs in het water,
dat sedert geruimen tijd door een groot aantal ingezetenen
zonder eenig nadeel gedronken wordt.
In October, November, Februari, en Juni is ammo-
niak in het ruwe IJsselwater gevonden en wel als maximum
0.00015 gram; bijna altijd was de hoeveelheid geringer dan
0.1 milligram per liter.
c. Salpeterigzuur.
Dit bestanddeel, waaraan bij de beoordeeling van het water
bijna dezelfde waarde moet toegekend worden als aan ammo-
niak, werd opgespoord door vermenging van het water met
kaliumjodide of zinkjodide (beide zijn gebruikt), stijfselwater
en enkele druppels zwavelzuur, dat geen salpeterzuur of sal-
peterigzuur bevatte.
Bij alle proeven zijn gelijke hoeveelheden dezer verschil-
lende reagentiën bij gelijke hoeveelheden water gevoegd.
Op dezelfde wijze werd bij iedere proef gedestilleerd water
-ocr page 17-
12
met een twintigste kubiek centimeter eener oplossing van 1
gram kaliumnitriet in ivn liter gedestilleerd water vermengd,
en verder op volkomen dezelfde wijze behandeld als de te on-
derzoeken monsters water.
In de maanden Februari en Juni is het voorkomen van sal-
peterigzuur bewezen. Da hoeveelheid was echter zeer gering.
d.  Salpeterzuvr.
Tot het herkennen van dit zuur diende eene oplossing van
Brucine. De hoeveelheid is gecontroleerd door toevoegen van
eene getitreerde indigo-oplossing en vermenging van een vo-
lume verdund zuiver zwavelzuur, dat het tweevoud is van de
som der gebruikte hoeveelheden water en indigo oplossing.
Alle proeven hadden onder dezelfde omstandigheden plaats.
Steeds werd ook hier de hoeveelheid nagegaan, door bij gedes-
tilleerd water vooraf \'/,„ cM3 eener oplossing van 1 gram
kaliumnitraat in één liter gedestilleerd water te voegen, en zoo
noodig de bepaling door gebruik maken van 2 of meer twin-
tigste kubiekcentimeters kaliumnitraat-oplossing te her-
halen.
Alleen bij het water van 4 November wordt liet maximum-
cijfer voor salpeterzuur met 0.0005 gram per liter overtrof-
fen. In andere maanden verschilde de hoeveelheid zeer weinig
van dit maximum ; in October, Maart, Mei en Juni was de
hoeveelheid aanzienlijk geringer.
In bijna alle wateren, die ik onderzocht en die uit deze ge-
meente afkomstig waren, werden beide zuren gevonden, van
het salpeterigzuur echter meestal slechts sporen.
e.     Het reduceerend vermogen.
250 cM3 van het te onderzoeken water worden vermengd
met 4 a 5 cM3 eener oplossing van kaliumhydroxyde, dat
zelf chamaeleon minerale niet ontkleurt. Het mengsel wordt
gekookt, totdat het volume tot ongeveer 2/3 verminderd is.
Nu worden 25 cMn zwavelzuur, i deel zwavelzuur op 5 deelen
water, toegevoegd en het koken nog korten tijd voortgezet.
Nadat de vloeistof daarna tot 05° C. is afgekoeld, worden 15
-ocr page 18-
13
cMs eener chamaeleon-oplossing toegevoegd, ilic 0.31C gram
van dit zout per liter bevat.
Wanneer nu de redueeerende lichamen gedurende 15 minu-
len bij G0° C. op liet chamaeleon hebben ingewerkt, wordt bij
de vloeistof zooveel eener oplossing van zuivere kristallen vau
zuringzuur gevoegd, als noodig zoude zijn, om de oorspronke-
lijk gebruikte 15 cM1 chamaeleon-oplossing gelieel te ontleden.
Daar reeds een grooter of kleiner deel dezer laatste oplossing
door de reduceerende stoffen in het water ontleed is, blijft er
vrij zuringzuur in oplossing over, en zal men op nieuw cha-
maeleon-oplo3sing moeten toevoegen, voordat de vloeistof zwak
rood gekleurd blijft. Hoe meer chamaeleon oorspronkelijk ge-
reduceerd is, hoe meer men ten slotte moet toevoegen, voor-
dat liet vrij geblcvene zuringzuur geheel geoxydeerd is.
Is deze proef door den scherpen overgang van kleur met
groote zekerheid te volgen, toch is er ernstig bezwaar tegen
hare toepassing in te brengen, daar ook ijzerzouten, namelijk
ferroverbindingen, en andere zouten de schoone violetroode
kleur van het chamaeleon door hunnen ontledenden invloed doen
verdwijnen.
Zelfs chloriden hebben dit vermogen, doch de hoeveelheid
dezer zouten moet daartoe vrij aanzienlijk zijn.
Ook bij het voorkomen van vrij wat ammonia, salpeterig-
zuur, zwavelwaterstof, enz., kan de hoeveelheid chamaeleon, die
ontleed is, geen juiste maatstaf zijn voor het gehalte aan orga-
nische stoffen, die zuurstof opnemen.
Bij het ruwe Us3elwater kunnen zeer kleine hoeveelheden
ijzerzouten, grootere hoeveelheden kalkzouten en in sommige
gevallen het salpeterzuur invloed op het resultaat gehad heb-
ben, zoodat het gevonden cijfer als te hoog te beschouwen is.
Het voornemen bestond de hierboven aangegevene methode
door andere te controleeren en zoo noodig te vervangen, doch
omstandigheden, ouafhaukelijk van mijn wil, hebben mij doen
besluiten, het recudeerend vermogen eenvoudig uit te drukken
door de hoeveelheid chamaeleon, die ontleed werd.
-ocr page 19-
14
Üoor liet ruwe IJsselwatcr werden ontleed:
maximum 0.017 gram per liter, 14 Februari na inge-
vallen dooi bij hoogen waterstand,
minimum O.OOGOS gram per liter, 25 Mei.
Waterhoogte = A.P. Wind Z. O.
Ruw Maaswater:
maximum 0.0272 gr. per liter, 14 December
1874. Waterhoogte 0.11 Wind N.N.O.
minimum 0.00G, 30 Üctober. Waterhoogte -f-
0.-20 A.P. Wind O.N.0.
Heerensmidssteeg: 0.008 gram per liter.
De door mij onderzochte wel- of zakwateren in deze ge-
meente overschrijden bijna alle het gestelde maximaaleijfer van
0.010 gram per liter.
Bij verscheidene monsters moest 30 en soms zelfs nog meer
cM3 chamaeleon oplossing gebruikt worden, voordat de kleur
bleef bestaan, totdat het zuringzuur werd toegevoegd.
Oudestraat 0.O30 gr. p. L.
          0.028 „ „ „
          0.05G ,. „ „
Achter den Nieuwen Muur 0.020 p. L.
Broederweg
                            0.012 p. L.
f. Physische gesteldheid van ruw Usseh.ater.
Het uiterlijk aanzien, de kleur, reuk en de aard van het
bezinksel verschillen bij het ruwe IJsselwater vrij aanmerkelijk
in verschillende jaargetijden en bij verschillenden waterstand.
Meestal is bet water iets melkachtig, soms iets groenachtig.
Wordt veel bovenwater afgevoerd, dan is de kleur meer grijs-
rood, doch wordt, na bezinken van de zwevende uiterst fijn
verdeelde bestanddeelen, die zich vrij moeilijk afzetten, helder.
In de meeste gevallen was het bezinksel uit ongeveer G liters
water niet zwaar en groen gekleurd.
2G April, 11 Mei, 25 Mei, 1 Juni en 10 Juni was de kleur
het geringst, de belderheid het grootst. 12 October, 4 Novem-
ber, Februari en Maart, leverde water dat gekleurd en minder
-ocr page 20-
helder was. Het water was steeds reukeloos, de smaak is die
van regenwater.
2. Onderzoek van het gefiltreerde Unselwaler.
Het filter, dat hierbij gebruikt werd, was o.5 M. hoog,
0.45—0.35 M. breed in middellijn. Het werd gevuld met
rivierzand.
Het eerst gebruikte zand, geschept uit de IJssel op de hoogte
vóór de Synagoge, bleek al dadelijk te onzuiver te zijn om
gebruikt te kunnen worden, en is vervangen door zand, af-
komstig van de plaats, waar het water genomen werd.
Dit zand bestaat bijna uitsluitend uit zeer kleine afgeronde
kristallen van helder wit kwarts, rood gekleurde veldspaath,
glimraerplaatjes, en andere vormen, die in het griutzand onzer
rivieren voorkomen, vermengd met enkele grootere en kleinere
schelpjes van Braehiopoden en Lamcllibranchiaten.
Onder het microscoop gezien, kan men duidelijk waarnemen,
dat vele kristallen, vooral die van kwarts, met een uiterst
dun laagje plantaardig weefsel bedekt zijn.
Een deel van dit zand werd gedroogd, totdat het gewichts-
verlies niet meer toenam. De temperatuur bedroeg hierbij
110°—120° C. Een afgewogen hoeveelheid van dit gedroogde
zand werd gedurende één tot twee uren bij vrije toetreding
van lucht gegloeid; 0.315"/0 ging bij dit gloeien verloren,
waaronder natuurlijk ook c,en deel van het koolzuur uit de
carbonaten begrepen is. Hierop werd dit zand flink uitgekookt
met zuiver water, het water afzonderlijk verdampt en de daaruit
achtergeblevene rest bij 110°—120° C. gedroogd. Door dit ko-
keu zijn in het water opgelost 0.1332°/0 van het gegloeide
zand. Ten slotte werd ditzelfde zand uitgetrokken met kokend
water vermengd met zoutzuur, er had hierbij opbruisen plaats
van koolzuur, de vloeistof werd geel gekleurd door ijzerzouten.
Na het verdampen der nu verkregene oplossing en drogen der
daaruit verkregen rest bleek, dat door het zoutzuur 2.4° 0 van
de oorspronkelijk afgewogen hoeveelheid zand was opgelost. Na-
dat het zand geruimen tijd bij het filtrecren gebruikt was,
-ocr page 21-
16
werden gedeelten van dat zand uit verschillende lagen van het
iilter onderzocht. Het was in de steeds vochtig geblevene
lagen, dat tusschen de zandkorreltjes weefsels van Algen ge-
vonden werden. Met gedestilleerd water overgoten, bevatte dat
water in korten tijd levende organismen. Het gloeiverlies van
dat zand bedroeg 0.8% en van de droge lagen aan de opper-
vlakte gelegen 0.36%.
Ik betreur het, dat ik geen gebruik kon maken van een
grooter filter, op de wijze als te Rotterdam in gebruik zijn.
Bovendien brachten de omstandigheden mede, dat het filter
niet voortdurend gebruikt werd, al werd ook zorg gedragen,
dat het nooit geheel kon uitdrogen.
Wat de vochtig geblevene lagen van het filter betreft,
komt de waarneming overeen met hetgeen door 1\'rof. Harting
omtrent de vorming eener Diatomeenlaag in zandfilters is
aangegeven. (Zie Rapport: Drinkwaterleiding te Rotterdam.)
Wat de resultaten van het filtreeren betreft, bleek het, dat
deze bewerking weinig invloed had op het gehalte aan zouten,
het gloeiverlies echter vermindert, en slechts bij uitzondering
was het mogelijk in het gefiltreerde water een spoor am-
moniak en salpeterigzuur aan te toonen.
Het reduceerend vermogen neemt af. üe kleur van het ge-
filtreerde water is niet altijd volkomen verdwenen, soms blijft
het ook na deze bewerking min of, meer wolkachtig of blauw-
achtig opaliseerend. De reuk en smaak zijn frisch. Eerst na
lang staan, soms eerst na maanden, vormt zich op den bodem
der flesschen, waarin het bewaard wordt, een bezinksel, dat
fijn verdeeld en groen gekleurd is, en slechts in zeer geringe
hoeveelheid optreedt.
Wanneer wij in het oog houden, dat hier gewerkt is met
een vrij gebrekkig filter, dan mag men deze resultaten zeer
gunstig noemen, en met grond verwachten, dat bij filtreeren door
filters van voldoende afmetingen met zuiver zand gevuld de uit-
komsten volkomen aan de verwachting kunnen beantwoorden, zoo-
als ook te Rotterdam bij het filtreeren door rivierzand gebleken is.
-ocr page 22-
n
3. Zuiveren met cbloorijzer.
Telkens zijn 5 :\'i G Liters van liet te onderzoeken witter met
de daartoe vereischte hoeveelheid chloorijzer vermengd, Hink
geschud en daarna gedurende 3 X 24 uren in rust gelaten.
Er vormt zich steeds een tamelijk dik en zwaar bezinksel.
Het afgetapte bovenstaande water is volkomen helder en kleur-
loos, frisch van smaak en reukeloos. Eerst na zeer lang be-
waren trad in enkele monsters van het gezuiverde water eenig
bezinksel op, dat hoogst waarschijnlijk toegeschreven moet
worden aan het medevoeren van een spoor van het oorspron-
kelijke neerslag, daar het steeds ijzerhoudend was.
Toevoeging van natriumcarbonaat heeft niet plaats gehad.
De smaak van het gezuiverde IJsselwater zal door de geringe
hoeveelheden koolzuur en keukenzout weinig veranderen. De
hoeveelheid vrij zoutzuur, dat in oplossing treedt, wanneer geen
natriumcarbonaat gebruikt wordt, zal met het oog op de ont-
wikkeling van Bacteriën eerder een gunstigen dan een ongun-
tigen invloed op de hoedanigheid van het water hebben.
Evenals bij het gefiltreerde water is bij het gezuiverde de-
zelfde methode van onderzoek gevolgd, die wij voor het ruwe
water aangegeven hebben.
liet verschil tusschen de cijfers, bij het onderzoek van het
ruwe en van het gezuiverde IJsselwater gevonden, is zeer ge-
ring waar het de zouten betreft. De hoeveelheid vaste bestand-
deelen is kleiner, maar behalve door de physische eigenschappen
is de gunstige invloed der zuivering ook bemerkbaar in het
reduceerend vermogen en in de hoeveelheden ammoniak en
salpeterigzuur, die slechts bij hooge uitzondering in zeer kleine
hoeveelheid konden aangetoond worden.
Het best voldeed zonder twijfel het water, dat verkregen was
door het gefiltreerde met chloorijzer te zuiveren.
Uiterlijk is dit water niet te onderscheiden van zeer zuiver
gedestilleerd water.
-ocr page 23-
18
4. Het microscopisch onderzoek.
Dit gedeelte van het onderzoek is, waar men zekerheid wil
hebben, dat men water drinkt, dat geen nadeeligen invloed op
onze gezondheid kan uitoefenen, zeer zeker liet bdanyrijiste van
het geheele onderzoek.
Wanneer men echter bedenkt, hoeveel in den laatsten tijd
en ook in liet laatste jaar op dit gebied gearbeid is, wanneer
men tevens in het oog houdt, welke fijne en uitmuntend inge-
richte microscopen voor dit onderzoek vereischt worden, en hoe
ontzachelijk uitgebreid en kostbaar de hierbij noodige litteratuur
is, dan zal het niemand verwonderen, dat ik, werkende onder
geheel andere omstandigheden, huiveiig was dit gedeelte van
het onderzoek te volbrengen, en dat ik aarzel eene bepaalde
opinie over de resultaten uit te spreken.
Het is voor een leeraar in de scheikunde, die zelfs geen
werkplaats tot zijn beschikking heeft, welke niet tevens tot door-
loop of tot kabinet voor andere vakken van onderwijs dient,
bij den tegenwoordigen stand der Bacteriënkwestie hoogst moei-
lijk liet microscopisch onderzoek van drinkwater zoo te vol-
brengen als sommigen verwachten zouden.
Dadelijk na ontvangst van het ruwe water en dadelijk nadat
het filtreeren en zuiveren volbracht was, werd een vrij Iiooge
cylinder, op den bodem met een uiterst dun horologieglas
voorzien, met het te onderzoeken water gevuld, en de cy-
linder door een gasplaat bedekt.
Een vlies aan de oppervlakte van het water is nimmer waar-
genomen.
Na 24 of 48 uren staan werd het water voorzichtig afge-
heveld en het horologieglas met het bezinksel met een lange
tang, of daartoe gemaakten lepel, uit den cylinder genomen.
In het bezinksel uit het ruwe IJsselwater vindt men steeds
levende organismen \',) onder welke de in frisch stroomend
•) Hierbij is o. a. gebruik gemaakt van :
A Uuide to the Microsuopical Examitation of Drinking water by J. D.
Macdonald. Londen 1875.
I)i. Joliannis i.eunis Synopsis der drei Naturreichc 1875.
Dr. Oir. Luersscn. Grundzüge dor liotanik. 1879.
-ocr page 24-
19
wateren levende Desmidiaceen, Diatomeen en bun bevruch-
tingsorganen <le hoofdrol spelen. Zij zijn als een gunstig tee-
ken te beschouwen.
Van deze vormen zijn Closterium moniliformis, Penium Bre-
bissonii, Tetmemorus Brebissonii, Arthrodesmus convergens, Di-
dymoprium Grevillii, Desmidium Swartzii, Seenedesmus obtusus
en Ankistrodesmus falcatus, Fragilaria capucina, Astrionella
formosa, Gyrosigma attenuatum, Tetracyclus lacustris, de meest
voorkomende.
Enkele L\'almellaceen en enkele malen vormen, die overeen-
komen met Nostochaceen, zijn waargenomen.
Haren, vederen, linnen of andere vezels, 3prieten en schub-
ben van insecten, kwamen niet voor, wel stuifmeelkorrels van
planten, die aan de oevers groeien.
Niet zelden ziet men op den bodem van bet glas een fijne
bruingele massa, bestaande uit uiterst kleine korreltjes en
blaasjes. Ook in andere deelen van liet praeparaat vindt men
glasheldere kleurloozë eivormige blaasjes, die geen beweging
vertoonen.
Copepoda, Cladocera, Ostracoda, Nematoda, Rotifera noch
Wormen kwamen voor, maar wel zijn enkele zich vrij bewe-
gende Infusoriën gezien, die, rond of langwerpig rond, in vorm
het best overeenstemmen met Monas lens, en Chilodon cucul-
lulus. In zeer levendige bewejrinjr in het water bevinden zich
kleine blaasjes niet helder groene of meer bruingroene tint,
die zonder zichtbare cilien zich door verplaatsing van den
meer of min korrelig.Mi inhoud, soms rollend, soms weder in
zig-zag beweging, snel verplaatsen. Daar tusschen ziet men
grootere cellen, rond, met duidelijk afgescheiden buitenwand,
gevuld met belder groen gekleurde chlorophyl korrels of blaas •
jes. Enkele dezer zijn aan het eene einde meer versmald en
hebben een zeer weinig gekleurden inhoud. Soms geruimen
tijd in rust, hervatten zij soms later de meer statige beweging.
Kristallen van kwarts, caleiumcarbonaat en veldspaath wer-
den waargenomen.
-ocr page 25-
20
Bacteriën zijn niet herkend.
Vormen, die ik alhier in andere wateren vond en overeenkomstig
goede afbeeldingen en beschrijvingen voor Bacteriën hield, ver-
meuigvuldigden zich snel, toen het bezinksel uit dat water
over versche urine en versche melk, waarin zij niet gevonden
waren, verdeeld werd. Een deel der urine en der versche melk
werd onder dezelfde omstandigheden bewaard, als de met liet
bezinksel vermengde vloeistoffen ; de bedoelde vormen echter
traden daarin niet op.
Het hiertoe gebruikte water werd onderzocht op verzoek van
een geneesheer, die telkens geroepen werd in de woning, waar-
uit het water afkomstig was. In een andere woning, waarin
dat water evenzoo gedronken werd, brak in die dagen een huis-
epidemie van typhus uit. Dit wal er was rijk aan zouten en
organische verbindingen, rijk aan ammoniak, liet had een groot
redueeerend vermogen.
Noch in liet ruwe, noch in het gezuiverde of gefiltreerde IJssel-
water heb ik die vormen gevonden. De physische gesteldheid en de
chemische samenstelling van het gezuiverde en gefiltreerde water
doen het ook waarlijk niet beschouwen als een gunstige midden-
stof voorliet voorkomen en de verdereontwikkeling van Bacteriën.
Uit het gefiltreerde water vormt, zich soms, na zóó lang
staan, als in een zindelijke huishouding nooit zal voorkomen,
een bezinksel, dat uit verbroken Diatomeën en enkele fijn ver-
deelde plantendeclen bestaat, waartusschen slechts bij liooge uit-
zondering eenige beweging is waar te nemen.
Uit het door chloorijzer gezuiverde water kan soms ten slotte
eenig bezinksel ontstaan, dat echter geen der hierboven bedoelde
vormen bevat. Nog beter verhoudt zich in dit, opzicht hetgeen
door zuiveren met chloorijzer na liet filtreeren verkregen is.
Conclusie.
Zoowel de chemische als physische gesteldheid, maar vooral
de daarin voorkomende levende organismen maken ruw Ussel-
water ongeschikt tot het gebruik als drinkwater.
Toch bewijzen de cijfers en de levende organismen, dat het
-ocr page 26-
21
IJsselwater geen verontreiniging van eenige beteekenis onder-
gaan heeft.
13ij het gefiltreerde water zijn, bijna zonder uitzondering, de
gevonden cijfers lager en alle heneden de maximaal-hoe veel-
lied en
Ook het bezinksel, dat zich na lang staan hieruit afzet, kan
geen bezwaar tegen liet gebruik van dit water als drinkwater zijn.
Daar het echter mogelijk is, dat door wijziging van de snel-
heid of van de bedding van den stroom, door aanbouw van wo-
ningen en fabrieken, of door atmospherische invloeden, dehoe-
danigheid van het IJsselwater gedurende langeren of korteren
tijd zoodanig veranderd wordt, dat het filtreeren door rivier-
zand geen voldoende waarborgen voor het verkrijgen van goed
drinkwater meer oplevert, is het zuiveren met chloorijzer mis-
schien te verkiezen.
Ook zoude men in gewone, gunstige omstandigheden het
water alleen kunnen uitroeren, doch bij het intreden van andere
omstandigheden, die het rivierwater minder zuiver maken, tij-
delijk na het filtreeren chloorijzer kunnen toepassen.
Er zal, ook om te weten, wanneer de filters op nieuw
gevuld moeten worden, geregeld toezicht vereischt worden op
het gezuiverde water; doch wanneer de verspreiding van het
water van één punt uitgaat, is dit geen bezwaar te noemen.
Het vernieuwen van den inhoud der filters moet, met het
oog op de laag Diatomeën, die zich hierin vormen, niet te
dikwijls geschieden.
De hoedanigheid van het ruwe, zoowel als van het gefil-
treerde of gezuiverde water, dat ik tot dusverre onderzocht,
geeft geen grond tot eenig ernstig bezwaar tegen het ge-
bruik van het gefiltreerde, noch van het gezuiverde water als
drinkwater.
Moge de wijze, waarop dit onderzoek volbracht is, de goed-
keuring Uwer Commissie kunnen wegdragen, en dit onderzoek
-ocr page 27-
22
er iets aa» kaanen bijbrengen, om op een niet te verwijderd
tijdstip de geheele gemeente van goed drinkwater te voorzien.
G. II. LEIGNES BAKHOVEN.
KAMPEN, Juli 1882.
Nu de Openbare Gezondheidscommissie alhier besloten beeft
het Verslag over TJaselwater te laten herdrukken, zij het mij
vergund hier tevens te herinneren aan de controle-proeven, die
voor het microscopisch onderzoek volbracht zijn (\').
Daar voornamelijk vele eiwithoudende plantaardige stoffen,
zooals granen, erwten, boonen en bladeren, en nog meer de
dierlijke stoffen, als vleesch, bloed, eieren, melk, huiden, urine,
faeces, enz., eene zeer geschikte kweekplaats zijn voor die ver-
gchillende soorten van Bacteriën, wier invloed men bet meest
vreest, moesten dergelijke stoffen bij hot controle-onderzoek
gebruikt worden.
Daarom werden de volgende stoffen genomen: 1°. tuinaarde
met bladen; 2°. tuinaarde, bladen en fijn gehakt versch vleesch;
3°. fijn gehakt versch vleesch; 4". witte boonen, en 5n. melk,
die zoolang gestaan had, dat de schimmelvorming niet meer
toenam.
Deze vijf grondstoffen werden elk voor zich in een daartoe
vooraf door heete lucht en zuren gereinigde flesch met ge-
destilleerd water vermengd. Na 3—5 dagen werd het eerste
microscopische onderzoek op deze vloeistoffen aangevangen,
welk onderzoek dan in de volgende dagen herhaald werd.
(\') Oveizicht iler Handelingen van do Openbare Gezondheidscommissie
te Kampen, in de jaren 1880 en 1881.
-ocr page 28-
:>\'.\',
Daar liet kan voorkomen, dat bij het bezinken van ile zwe-
vende deelen uit bet water op een borologieglas de grovere
deelen de fijnere vormen zóó bedekken, dat bet waarnemen
dezer laatste bemoeilijkt wordt, is voor bet microscopisch onder-
zoek een statiefje gemaakt, dat op verschillende boogten rin-
gen draagt, waarop horologieglazen geplaatst kunnen worden.
De grovere en zwaardere deelen van bet bezinksel uit bet
water worden dan bijna uitsluitend op bet onderste, en de fijnere en
licbtere deelen op bet bovenste horologieglas verzameld, waardoor
bet waarnemen dezer laatst genoemde deelen gemakkelijker wordt.
Door deze proeven nu is geconstateerd, dat het microscoop bij het
onderzoek van IJsselwater gebruikt genoegzaam vergroot, terwijl de
indruk, die bet onderzoek der bovengenoemde vloeistoti\'en in verge-
lijking met dat van gefiltreerd of gezuiverd IJsselwater maakte,
was, dat het microscopisch onderzoek, evenmin als het schei-
kundig onderzoek, aanleiding geeft bet gefiltreerde of het gezui-
verde IJsselwater minder goed te achten dan goed welwater.
Ook mogen wij er hier wel op wijzen, dat reeds sedert eenige
jaren te Kampen, niet alleen door enkele particulieren, maar
ook in de Kazerne van het Instructie-Bataillon gefiltreerd IJssel-
water gedronken wordt. Dit water wordt aan de IJssel ont-
nomen op eene plaats, die aan het benedeneinde der stad en
dicht bij de kade gelegen is. En al moge deze plaats niet zóó
gunstig gelegen zijn, als de plek, waar de Openbare Gezond-
heidscommissie het water voor het onderzoek deed scheppen,
toch leverde bet geregelde en nauwkeurige onderzoek van het
water, dat in de Kazerne gedronken wordt, geen enkelen grond,
om dit als minder goed drinkwater te beschouwen.
Van eenigen nadeeligen invloed, door dit water op den ge-
zondheidstoestand van de manschappen van het Instructie-
Bataillon uitgeoefend, is gedurende de jaren, in welke het water
thans gebruikt is, niets gebleken.
Dn. W. Krol, dirigeerend Officier van Gezondheid bij het
-ocr page 29-
04
Garnizoen on de Heer Wattez, Mil. Apoth. lc klasse alhier,
die het water herhaaldelijk onderzocht, verleenden mij wei-
willend het recht deze feiten hier te vermelden.
Zoodat wij mogen zeggen :
„Reeds is alhier sedert eenige jaren gefiltreerd IJsselwater
„door honderde rnenschen met goed gevolg als drinkwater
„gebruikt."
G. JI. LEIGKES BAKHOVEN.
.«••«\'