-ocr page 1-
frsYn »3>oók
EEN WOORD VAN HULDE
AAN DE NAGEDACHTENIS
VAN DEN
AARTSBISSCHOP VAN UTRECHT,
Mgr. HENRICÜS LOOS.
TE UTRECHT OVERLEDEN DEN 4. JTJNIJ 1873.
UTRECHT,
J. ft. ANDRIESSEN & ZOON.
1873.
-
-ocr page 2-
UBU
ODK
1902
-ocr page 3-
EEN WOORD VAN HULDE
AAN DE NAGEDACHTENIS
VAN DEN
AARTSBISSCHOP VAN UTRECHT,
Mgr. HENRICUSLOOS.
TE UTRECHT OVERLEDEN DEN 4. JUNIJ 1873.
-ocr page 4-
»**
UBS
Utrechts
Bibliotheek
Systeem
Rijksuniversiteit
Utrecht
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
barcode :
A06000030589497B
3058 949 7
signatuur:
WDP1 OOK /joZ
-ocr page 5-
r
:
Op Woensdag den \'kAJunij 1873 werd de Üud-
Katholieke Kerk van Nederland door een zwaren slag
getroffen. Mgr. Henricus Loos, Aartsbisschop van
Utrecht, overleed toen des namiddags ten 4 ure na
eene zeer korte ongesteldheid.
Eene snelle longontsteking maakte geheel onverwacht
een einde aan het leven van den man, die door iedereen
werd hooggeschat en algemeen was bemind. Niet
slechts in ons vaderland, maar door geheel Europa,
ja! door de gansche beschaafde wereld was hij in den
laatsten tijd bekend geworden, omdat door hem de
oud-katholieke beweging, in Duitschland vooral, krachtig
werd ondersteund, zoodra het hem namelijk was ge-
bleken, dat men getrouw wilde blijven aan de oude
leer der Katholieke Kerk, zooals zij op het Concilie
van Trente is vastgesteld.
Hij werd den 218ten April 1813 te Amsterdam uit
brave ouders geboren en genoot zijne opleiding voor
den geestelijken stand aan het Collegie te Amersfoort;
in 1833 werd hij door den Bisschop van Haarlem,
Johannes Bon , tot Sub-Diaken, en den l8t0D December
van datzelfde jaar tot Priester gewijd.
Na te \'s Gravenhage en te Enkhuizen als Kapellaan
-ocr page 6-
6
te zijn werkzaam geweest, werd hij in 1839 benoemd
tot Pastoor te Zaandam, waar hij al heel spoedig eene
algemeene achting mogt verwerven. Bij de ijverige
zorg, die hij voor de hem aanbetrouwde kudde droeg,
was hij geen ledig toeschouwer bij hetgeen der Klerezy
smartelijks wedervoer. In 1845 trad hij op als openlijk
verdediger harer regten, welke door \'s lands Hooge
Regering in de niet-erkenning van den langs wettigen
weg benoemden Bisschop van Haarlem, Johannes
Henricus van Buul, wederregtelijk waren verkort. Hij
deed dit in eene , door het publiek gunstig ontvangen ,
brochure, tot opschrift voerende : de Regering en de
Klerezy , — een woord over de jongste beraadslagingen
der Tweede Kamer betreffende de zaken der Oud-
Bisschoppelijke Klerezy;
eene brochure, welke men
heden nog, hoezeer het bewuste geschil met de Re-
gering in Januarij van het jaar 1848 door Z. M. den
Koning ten hare voordeele is beslecht, niet zonder
vrucht kan lezen, daar zij steeds eene belangrijke
bladzijde blijft in de geschiedenis der Oud-Vaderlandsche
Kerk.
In 1849 werd hij als Pastoor verplaatst naar Utrecht,
waar hij door woord en daad steeds toonde, dat hij
zijne taak als herder der gemeente goed begreep. —
In 1852 werd hij gekozen tot lid en in 1854 tot secretaris
van het Aartsbisschoppelijk Kapittel.
In 1853 — het jaar, waarin hier te lande de nieuwe
hiërarchie werd ingevoerd — verscheen van hem eene
nieuwe brochure: Schets eener geschiedenis van de
-ocr page 7-
7
Roomsch-Katholieke Oud-Bisschoppehjke Klerezy in
Nederland,
eene brochure, welke door verschillende
geschiedschrijvers, in de laatste dagen weder door den
Bernschen Professor Nippold, in zijne Geschichte der
Alt-katholische Kirche des Erzbisthums Utrecht,
ten
hoogste wordt geroemd, als een werkje, uitmuntende
zoo door historische trouw en naauwgezette schildering,
als dooi- waarlijk gloeijende taal. — Aangrijpend is
reeds het begin der voorrede, welke dit werkje voor-
afgaat.
„Het is dan waar, dat er bij de Roomsch-Katholieken der
Missie eene organisatie , dat is , een eigen , geregeld , en gevestigd
kerkbestuur tot stand zal komen ? Het is dan waar, dat Rome
daarmede eindelijk het werk van willekeur, aanmatiging en
ongeregtigheid , dat het voor ruim honderd en vijftig jaren begon,
zal voltooijen ? Het is dan waar , dat het de scheuring, die
het met zoo berekenden moedwil veroorzaakte, zal voltrekken ,
en, gelijk het reeds sedert lang outaar tegen outaar oprigtte ,
ook nu zetel tegen zetel zal vestigen, ten einde de betreurens-
waardige scheuring onherroepelijk te bevestigen ! Maar hoe dit zij,
wat daarbij geschiedt, in verband beschouwd met hetgeen is
voorafgegaan, zal immer in de geschiedenis der kerk eene
hoogst merkwaardige bladzijde vullen. Met onuitwischbare trekken
zal het voor alle eeuwen staan opgeteekend , dat Rome terugdeinst
voor niets, dat het voor het schreeuwendst onregt niet gruwt,
dat het de waarheid onbeschroomd met voeten treedt , maar
tevens dat het niet wordt afgeschrikt door duizend omwegen, en
met onnavolgbare kalmte op het geschikte oogenblik wacht, wan-
neer het de uitbreiding geldt van gezag en heerschappij, en
het den drom van slaafsch onderworpen creaturen wil vergrooten".
-ocr page 8-
8
Wordt hier alzoo de wijze van strijd voeren der
Jezuiten naar het leven geteekend, eenige regels verder
wordt het doel van dezen strijd geschetst.
„Rome, het trotsche en onverzadclijke Rome, sloeg den klaauw
in den boezem der Hollandsche kerk. Het beschuldigde haar, dat
zij vrij wilde zijn. Ja ! Zij wilde vrij zijn : maar vrij van onder-
drukking en slaafschen dwang. Dit was een gruwel voor Rome:
het kent geene vrijheid, dan die bestaat in te bukken voor zijnen
wil , in te sidderen en te kruipen voor zijnen wenk. Die inbeelding
van vrijheid moest haar ontnomen worden ; zij moest loeren , op
geen ander woord te letten, dan op dat van Rome; zij moest
leeren, naar niet meerder leven te haken, dan zooveel Rome haar
wilde gunnen. Daarom wierp Rome haar neder in het verachtelijke
slijk en vertrapte haar, totdat zij erkennen zoude, niets meer
dan eene verachtelijke en nietswaardige vondeling te zijn, door
Rome, haren weldoener, uit den drek opgeheven. Dan, maar
ook dan alleen, zoude haar gunst geworden. Dan zoude zij
opgerigt worden, luister zoude haar geschonken worden".
En nu het resultaat:
„Maar was het dan waarlijk Nederlands kerk, die zich liet
vertrappen ? Neen! neen! het waren ontaarde kinderen, die
de tucht niet verdragen konden, en nu juichten in het leed
der moeder. Maar de vernedering trof niet haar, zij trof die
ontaarden. Zij , zij stond pal in het grievendst leed, schoon
het hart haar van droefheid brak bij het jammerlijk schouwspel ,
dat het ondankbaar kroost haar aanbood. Elke vernedering
was hun lief, elke smaadheid hun welkom, mits maar gereede
en gemakkelijke vergeving ook van de schandelijkste misdaad
werd geschonken. Het is dit ontaarde kroost, dat nu in de
plaats der moeder gesteld gaat worden. En zij, zij is geene
-ocr page 9-
9
aandacht meer waard, dan om beschimpt, gescholden en gevloekt
te worden. Maar laat ons zien, of aij waarlijk zoo verachtelijk
is geworden".
Het is hierover, dat de bedoelde Schets eener ge-
schiedenis
voldoende licht verspreidt. Zij zegt ons , dat
de Klerezy geen andere is dan de moeder, waarvan
het beeld hier boven is geteekend.
Met voorbijgaan van al het andere, vermelden wij
uit die brochure slechts ééne bijzonderheid, eene,
waaraan men het fijn vernuft, alsook de zeggenskracht
des heeren Loos naar waarde kan berekenen. Op
bladz. 12 handelt hij over de dusgenoemde ketterij der
Jansenisten, eene ketterij, welke door Jezuiten en Ul-
tramontanen steeds als de verschrikkelijkste aller ket-
terijen wordt uitgekreten. Maar dat zij door hen
zelven als ketterij niet zoo hoog wordt opgenomen,
dit blijkt, naar \'s schrijvers meening, genoeg uit de
groote gemakkelijkheid, waarmede men , gelijk hij zegt,
uit de Jansenisterij in den schoot der Kerk overgaat.
„Men behoeft niet overgedoopt, niet overgevormd , niet over-
geleerd, en is men geestelijke, niet overgewijd te worden. Alles
is begrepen in het overgaan : men wordt met de grootste liefde
aangenomen, en men kan zeker zijn, eene enkele maal gebiecht,
en alles is vergeten en vergeven.... De goede Paters weten
te wel, dat de Klerezy aan de wezenlijke Katholiciteit harer
leden niets laat ontbreken; integendeel beschuldigen zij haar
van overdrijving en strengheid in het handhaven van sommige
dingen, die van oudsher tot de Katholiciteit behooren. De
Jansenist, eenmaal in liefde aangenomen, moet slechts in het
een en ander geexerceerd worden, en hij is perfect goed Roomsch.
-ocr page 10-
10
Die dingen zijn: eenige kunstjes met de harten van Maria en
Jezus, met scapuliertjes en miraculeuse medailles : het processie
maken naar Laren-Jan en Kevelaar; het bestormen van den
hemel met kracht van Ave-Maria\'s, rozenhoedjes en litanién ;
de inlijving in broederschappen; het naloopen van missiën;
biechten duizendmaal voor eens; onbeperkte eerbied voor de
priesters ... en wat boven alles zwaar weegt , groote maar vooral
practische belangstelling in alles, waaraan eenige belooning voor
den Eerwaarde verbonden is; niet te bekrompen te zijn in het
berekenen der belooningen wordt vooral in een oud-Jansenist
verlangd : het is een teeken van welgemeende bekeering ; eindelijk,
men moet dagelijksch een krachtigen vloek over hebben voor alle
ketters , vooral voor de Jansenisten , de vervloekelijkste van allen".
In het jaar 1858 volgde de heer Loos Mgr. Johannes
van Santen op als Aartsbisschop van Utrecht, welke
hooge waardigheid hij tot aan zijn dood bekleedde. Het
was vooral in deze betrekking, dat hem meermalen de
gelegenheid werd gegeven van zijne hooge begaatdheden
te doen blijken. De Oud-Katholieke Kerk had in hem,
gelijk Professor Nippold zegt: «een Opperhoofd uitmun-
tende door eene innerlijke vroomheid, door zeldzame
geleerdheid en door eene persoonlijke beminnenswaar-
digheid.» — Op den 21. September 1858 werd hij door
den Bisschop van Haarlem, Mgr. van Buur., gewijd.
Met het feest zijner installatie toonden o. a. ook de
Italiaansche Priesters N\'icolini Thomas en Emmanuel
Johannes hunne vreugde, doordien zij door tusschenkomst
van den Fransclien Priester Jobart den Hollandschen Oud-
Katholieken in eenen hoogst inerkwaardigen brief van
25 Januarij 1859 hunne heilgroet over deze wijding
-ocr page 11-
11
bragten. Deze brief werd den Oud-Katholieken van
Nederland medegedeeld in de Volks-almanak ter versprei-
ding van Waarheid en Deugd, jaaig. 1861 (bl. 19—43).
Gingen de jaren van zijn Pontificaat al niet rustig
voorbij, had hij telkens met nieuwe moeijelijkheid te
kampen, voor zich zelven mogt hij steeds, als vrucht
der zuiverheid zijns gewetens, eene kalme rust genieten ;
eene kalme rust, welke hem echter niet weerhield zijne
beste krachten te besteden aan de belangen en het
heil der Kerk. — Tot het jaar 1870 stond hij, terwijl
hem als Aartsbisschop dagelijks de zorg voor al de
Kerken drukte, als herder aan het hoofd der gemeente
Klarenburg. Een-en-twintig jaren lang was hij in dit
deel van \'s Heeren wijngaard een trouwe arbeider die,
den ganschen werktijd door, den last van den dag en
de hitte gedragen heeft met onbezweken moed. Den
2(3»teu Junij 1870 nam hij plegtig afscheid van zijne Ge-
meente en stelde in zijne plaats aan als Pastoor den
Eerw. Heer Tueoüorus Rol, die van den l8ten October
des jaars 1866 als Kapellaan hem in de zorg der Ge-
meente was behulpzaam geweest.
Thans van dezen last ontslagen, zoude hij eene wei-
verdiende rust genieten; maar nu behaagde het der
Voorzienigheid in Duitschland, alsook elders, eene be-
weging op kerkelijk gebied te doen ontstaan, welke
zijne rust, veel meer nog dan voorheen, in volle
werkzaamheid herschiep. Behalve de zorg, waarmede
hij zich moest beladen om in eigen huis jongelieden
op te leiden tot den geestelijken stand, welke moegelijke
-ocr page 12-
42
taak hij zelf op zich nam, werd hij dagelijks bestormd
door tal van brieven, welke dagelijks zoo vele antwoor-
den eischten. Van alle zijden werd hij uitgenoodigd,
gedrongen en gebeden zijne geestelijke hulp niet te
weigeren aan hen , wien om hunne trouw aan het oude
geloot der Kerke door eigene herders in leven en in
sterven alle hulp was ontzegd. Zijne liefde voor de
regtvaardigheid deed hein dan ook besluiten in Julij 1872
eene reize door Duitschland te ondernemen. — Van
deze reis zullen wij in bijzonderheden niet gewagen,
een ieder weet, dat zij, ondernomen voor de zaak van
God, een ware triomftogt voor hem was. (Men leze:
de Apostolische Reis van den Aartsbisschop van Utrecht,
door Duitschland in Julij
1872, uitgeg. te \'s Gravenhage,
bij J. M. van \'t Haaff.)
In September van datzelfde jaar begaf hij zich wederom
naar Duitschland ter bijwoning van het Oud-Katholiek
Congres te Keulen, en werd er met de meeste harte-
lijkheid, met de levendigste bijvalsbetuigingen ontvangen;
voorzeker wel een duidelijk blijk, dat men vroeger
reeds geleerd had den man hoog te schatten. Daar
verbond hij zich op nieuw, om bij ontstentenis van eigen
Bisschop, voor Duitschland, waar het kon en waar het
inogt, als Bisschop op te treden. En — hij bleef zijn
woord gestand. Al heel spoedig toonde hij zich bereid
de Duitsche broeders in den uitersten nood te helpen.
Had hij hunnen kinderen het Vormsel bediend, hij wilde
hun ook Priesters geven. Twee jongelingen, die zich
reeds vroeg gewijd hadden aan den dienst der Kerk,
-ocr page 13-
13
en nu niet zonder verkrachting van hun geweten tot
hunne bestemming konden komen, heeft hij liefderijk
opgenomen, liefdevol verpleegd en kortelings hen, met
priesterlijke magt bekleed, naar hun Vaderland gezonden
tot vertroosting van de hunnen. En was hiermede de
laatste wensch van Duitschland niet vervuld, ook hij
achtte zich tot meer verpligt. Den Bisschop, door hen
te kiezen, om aan hunne beweging het leven te ver-
zekeren, ook dezen had hij beloofd te zullen wijden.
De 4de Junij zou de dag der verkiezing zijn, de wij-
ding spoedig volgen. Maar in den namiddag van den-
zelfden dag, waarop in het heilig Keulen de verkiezing
plaats had, ontsliep in Utrecht de Hoogwaarde Heer
Henricus Loos zacht en kalm in den Heer. Hij had
den leeftijd bereikt van zestig jaren, waarvan hij er
veertien, bijkans vijftien, als Aartsbisschop aan het hoofd
der Kerk mogt staan. En gewis! de Kerk zal over zijn
bestuur niet klagen: want is het niet door hem, dat
zij eene plaats heeft ingenomen, waarop de gansche
beschaafde wereld met verrukking staart?
Natuurlijk is het zamenvallen dezer twee gebeurte-
nissen op denzelfden dag — de dood des heeren Loos
en de verkiezing van een Duitschen Bisschop — bij alle
pausgezinden een onfeilbaar «Omen», gelijk het ook de
Fransche oorlog was, die daarom op den 18. Julij door
Napoleon is verklaard geworden, omdat het booze
Duitschland met zijnen Dölunger en Bismarck het
dogma van denzelfden dag, het leerstuk der onfeilbaar-
-ocr page 14-
14
heitl, niet erkennen wiide. Hoe gaarne zouden ook
niet de Ultramontanen den dood zien van den Bisschop
van Deventer, opdat toch die .gehate «Neoprotestanten»
hun heiligsehennend voornemen der Bisschopswijding
niet ten uitvoer mogten kunnen brengen. Maar Rome zelf
heeft er reeds bijtijds voor gezorgd, dat er nog genoeg
geëxcommuniceerde Bisschoppen zijn, die aan hun ge-
weten getrouw en tot elke goede dienst bereid, zich
ook aan deze wijding niet onttrekken zullen.
Op den avond van den 7den Junij werd het stoffelijk
overschot van den te vroeg ontslapen Kerkvoogd van
uit zijne woning naar de Kerk van Klarenburg, de Kerk
waar hij zijnen zetel had , overgebragt; en Zondag 8 Junij
hadden daar in het bijzijn eener ontelbare menigte de pleg-
tige ziele-vespers plaats. Onder de Vespers beklom de pas-
toor dier gemeente, de Eerw. Heer Th. Hol den met rouw-
floers bekleeden kansel en sprak naar Numer. XX : 23—30
eene lijkrede uit. De dood van den Hoogepriester
Aaron was er het onderwerp van en hiernaar schetste
hij het leven en sterven van den dierbaren man, wiens
stoirelijk hulsel in het schip der Kerk voor het altaar
was geplaatst. Gedurende de dienst werd het lijk
bewaakt door vier geestelijken, de Pastoors Mulder,
Harderwijk, van Vlooten en den sub-diaken T. van
Santen. Op de kist lagen de teekenen der bisschoppe-
lijke waardigheid. De geheele dienst maakte op de
aanwezigen een diepen indruk. Met genoegen zag men
ook de heeren Strucksberg en Gatzenmeier, die door
-ocr page 15-
15
den overledene voor de Duitsche Gemeente lot Priesters
waren opgeleid, benevens Professor Michélis uit Brauns-
berg, die op het ontvangen der treurmare onmiddelijk
uit Duitschland waren overgekomen , om den diep be-
treurden en ook door hen beminden hoogepriester
hunne laatste hulde te brengen.
Ook de heer Rol besprak in zijne rede het toevallig
zamentreffen van den dood des Aartsbisschops met de
verkiezing van een Duitschen Bisschop, en wel in
dezer voege:
«Ja! wenschen wij volgaarne en uit den grond van
\'t harte, dat het onzen braven bisschop in zijne laatste
ure niet bedroefd moge hebben het groote werk niet te
hebben afgedaan, dat hij zich had voorgesteld, om,
gelijk gij weet, voor onze Duitsche broeders een
Priestcrvorst te wijden, een Priestervorst, het eenige
wat hun nog ontbreekt, om den goeden strijd te blijven
strijden: moest hij sterven juist op den dag, waarop
men te Keulen was vergaderd, om, gelijk de Apostelen
te Jeruzalem , den Heer, die aller harten kent, ie bidden,
dat Hij zou toonen wien Hij verkoor om te aanvaarden
de bsdiening van het Apostelschap
(Hand. 1: 24, 25) :
mogt het hem niet eens gegeven zijn het blij berigt
der keuze, die op Reinkens, zijn hooggeschatten vriend,
gevallen was, mee te nemen in het graf (nog geen
kwartier na het overlijden maakte een telegram aan
het adres des Aartsbisschops deze keuze bekend): —
-ocr page 16-
40
wat hem betreft, hem zullen wij niet beklagen , daar
hij tot beter leven geroepen is; maar wat onze Duitsche
broeders aanbelangt, tot hen roepen wij met alle kracht:
wilt niet versagen, wilt niet vreezen! Wat de Aarts-
bisschop Loos onafgedaan moest laten door eene tus-
schentreding Gods, zal een ander in zijne plaats met
Gods hulp wel vervorderen. Want is uw werk uit God,
het zal niet vergaan, daar God niet strijden zal tegen
God!.... Echter het is zóó, het valt niet te ontken -
nen: de schijn is tegen hen en ons, en juist die schijn
levert onzen en hunnen vijanden maar al te zeer een
wapen, om ons en hen in het oog van anderen ver-
dacht te maken. Maar wat is schijn — zoo het slechts
geene werkelijkheid zij! Indien de dood van onzen Bisschop
een blijk moet heeten, dat het oog van God met toorn
op ons blikt — wat was het dan, toen bij de stichting
van de Kerk, ja! eer zij nog gegrondvest was, de
goddelijke stichter zelf als een misdadiger gevonnisd
aan het gevloekte kruishout stierf! Gelijk nu Jezuiten
juichen, zoo juichten toen de joden en de farizeën.
Zij dachten met den dood van Jezus hunne zaak ge-
wonnen. Maar ziet! de derde dag breekt aan en met
meerderen luister dan voorheen treedt de Christus uit
Zijn grafspelonk te voren en volvoert met vasten wil,
wat de Vadei van alle eeuwigheid had besloten. — In-
dien het nu een teeken van Gods misnoegen heeten
moet, dat onze Bisschop sterft — onze Bisschop, die
steeds zich mensch gevoelde en niets menschelijks van
zich verwijderd dacht, — wat zal het dan niet zijn
-ocr page 17-
17
voor hen, als over kort of lang de oude en zwakke
man van Rome sterft, die in God tergende vermetelheid
zich tot den rang van God verheven waant, en dus ook —
in onsterfelijkheid moet deelen ! Maar komt, dat zij
juichen — betrouwen wij op onzen God. Hij , die in
Aabon\'s plaats een Eleazar heeft gesteld, Hij zal ook
ons en onze broeders niet begeven!» — — — — —
Maandag morgen ten half negen ure werd in de Kerk
van Klaren burg — presente corporc — eene plegtige
zielmis gecelebreerd door Piofessor Michélis , alge-
vaardigde van het Duitsche Comité, onder assistentie
van Pastoor Rol , en de beide Duitsche nieuw gewijde
Priesters Strucksberg en Gatzenmeier.
Na den dienst werd de plegtige beaarding verrigt
door den Eerw. lieer Pastoor Canonicus Tn. van
Vlooten, uit Amersfoort, die in eene ernstige rede
hulde bragt aan de waarlijk uitstekende hoedanigheden
van den afgestorvene, waarna hij de gemeente tevens
woorden vol troost en bemoediging toesprak.
Deze plegtigheden werden even als den vorigen dag
niet alleen door de leden der drie gemeenten , maar
door eene ontzaggelijke menigte van verschillende rig-
ting bijgewoond.
Pastoor van Vlooten sprak de Gemeente toe naar
aanleiding van het woord, door Elizeüs uitgeroepen,
toen de profeet Elias door God van zijne zijde werd
weggenomen, (IV Kon. 11. 12): mijn vader, mijn
-ocr page 18-
18
vader! Israëls wagen en voerman! en nam daaruit
gelegenheid den ontslapen Kerkvoogd te schetsen als
een Vader der gemeenten, en sprak o. a. in dezer
voege:
«Was hij niet onze leidsman en steun ? Innig gehecht
aan de waarheid, was zijn gemoed geheel vervuld van
blijdschap bij de belangrijke gebeurtenis van onzen tijd.
O, hoe hoopvol zag hij die moedige mannen optreden,
die eveneens innig aan de waarheid gehecht, eveneens
vol liefde voor de waarheid, haar met moed en opoffe-
ring verdedigen, en tegen elke aanranding van dwaling
en bijgeloof beschermen ! Hoe gaarne stelde hij zich
bereid hen te steunen en hen behulpzaam te zijn!
Hoe blijmoedig wilde hij zich daartoe alle moeite en
opoffering getroosten! Hoe bezoigd was hij ook, dat
der waarheid niet in het minst weed te kort gedaan !
Dat de waarheid die wij rein van onze vaderen ontvan-
gen hebben, in al hare zuiverheid bewaard blijve !
En hoe gaarne wilde hij medewerken, opdat zij meer
gekend worde , en meer opregte belijders en verdedigers
vinden tnogt! En nu is die steun aan ons ontvallen,
die leidsman van ons weggerukt.
«Ja ! door zijnen dood zijn wij in een toestand gebragt,
waarin ons vertrouwen voor de toekomst diep geschokt
is. Ik zeg geschokt, niet weggenomen. Neen! God
heeft ons vroeger behouden, kan het ook nu weder
doen; maar zouden wij zeggen durven: Hij zal het
doen ? Ja! Hij zal niet dulden , dat de waarheid in
-ocr page 19-
19
zijne Kerk door de dwaling wordt overwonnen. Maar
zal hij daarom ons behouden, ons, die ja! nog openlijk de
waarheid belijden en verdedigen ? Gewis ! zoo wij maar
liefde voor de waarheid hebben....»
Na de beaarding had onmiddelijk de begrafenis plaats
in tegenwoordigheid eener onafzienbare menigte, ter-
vyijl een onnoemelijk getal zich reeds vooraf naar de
begraafplaats had begeven. Aan het graf gekomen,
werd de kist met het dierbaar overschot voor den graf-
kelder neergezet. Hierop sprak het eerst pastoor Ver-
hoef van Oudewater een roerend woord, ook in naam
der geestelijkheid van Utrecht\'s Diocees; daarna Pro-
fessor Michëlis als afgezant van Duitschland en schetste
in de Duitsche taal de bemoeijingen des edelen ontsla-
penen voor de herstelling eener in geloof en liefde
eenige gemeente, en liet zijne hooge verdiensten recht
wedervaren voor de naar vrijheid en waarheid dorstende
Kerk van zijn Vaderland. Vervolgens nam Pastoor Rol
het woord en bragt een laatst vaarwel aan Zijnen hoog-
geschatten vriend, en dankte God, als ook den dierbaren
overledene zelven, voor het vele goede, dat door hem
was gewerkt. Eindelijk traden nog op de Junior der
Hollandsche Geestelijkheid , Kapellaan de Jong van Leij-
den , de oudste kweekeling van het Utrechtsche Semi-
narie de Sub-diaken van Santen, als ook de nieuw
gewijde Priester Strucksberg, die allen hunnen warmsten
dank uitbragten aan den overledene voor de echt Apos-
tolische voorbereiding tot het priesterschap. Daarop
-ocr page 20-
20
werd de kist in den bissehoppelijken grafkelder bijgezet
en keerden allen diep getroffen huiswaarts.
Zijne assche ruste in vrede! Zijne nagedachtenis
zal niet vergaan: want de Aartsbisschop Loos mag
onder de grootste en voortreffelijkste bisschoppen gere-
kend worden , die de Kerk van Nederland heeft voort-
gebragt. Hij was met alle geestesgaven ruim bedeeld,
die hij immer ten nutte der Kerk aanwendde. Aan
eene teedere zorg voor de aan zijne hoede toevertrouwde
Kerk, voor welker belangen hij tot den laatsten adcm-
togt gewaakt en gestreden heeft, paarde hij eene hu-
maniteit en eene eenvoudigheid van zeden, die de ware
kenmerken eens Bisschops zijn.
De Oud-Katholieke Kerk in Nederland verliest in den
Aartsbisschop
Loos een vader, een vriend, een raads-
man; de Oud-Katholieken in Duitschland den warmsten
voorstander hunner belangen.
«Met fiere opvatting zijner bisschoppelijke pliglen
jegens de eene, heilige, algemeene en Apostolische
Kerk ,» schrijft de Deutscher Mercur op 14 Junij, «gaf
hij voor eenjaar aan onze beden gehoor en trok zegenende
en het II. Sacrament des vormsels bedienende door
Beijeren en Zwaben en door de zonnige dalen van de
Rhijnpaltz. Naar het vaderland terugkeerende , liet hij
hier in de herinnering der Duitsche geloofsbroeders
het ongewoon en onvergetelijk beeld na eens Christe-
lijken Bisschops, vol eenvoud en waardigheid, vol
-ocr page 21-
21
strengheid en liefde. Hem komt eene eereplaats toe
onder de voortreffelijke opperherders der Hollandsche
Kerk, en zijn naam is onafscheidelijk verbonden aan
de geschiedenis van de Oud-Katholieke beweging onzer
dagen".
Met trots zullen dan ook de geschiedrollen der
Hollandsche Kerk zijn naam vermelden. En, indien een
grafzuil aan het nageslacht de plek moest verkondigen,
waar zijne assche rust, geen beter woord zou het
versieren , dan dit woord der Schrift: Hu was een man
VOL VAN GELOOF EN VAN DEN HEILIGEN GEEST. (Hand.
VI. 5).
Neen , onze Vriend , <l\' Aartsbisschop is niet meer !
Hem, die de kerk zoozeer aan zich verplichtte
En on9 door woord en wandel leerde en stichtte ,
Zien we in ons midden nimmer weer !
God sprak. Hij wierp zijn aardsche kluister af,
En daarmee al wat hein op aard soms kwelde ;
Nu, wijl zijn geest naar zijnen Heiland snelde ,
Staan wq gebukt en weenend bij zijn graf.
Vloei vrij een traan als offer aan dien man ,
In wien een beeld van hemelwellust zweefde ,
En die , naar \'t hoogst bevel , als zielenherder leefde
Zóó goed een sterflijk mensch op aard dit kan.
-ocr page 22-
%j>ri&w
\'22
Hij is dat waard ; hjj was een brave Vriend :
Hij leefde alleen voor God en de gemeente,
Vrij grifle men dus op zijn grafgesteente:
„In liefde en trouw heeft hij zijn Heer gediend."
Steeds leeft hij voort, al zonk zgn stof in \'t graf,
In \'t hart van hen, voor wier geluk hij waakte,
Die hij voor \'t rijk der Heemlen vatbaar maakte
Door woord en daad en \'t voorbeeld , dat hij gaf.
Zyn geest leeft daar, waar hij op beetren toon,
Geheel bevrijd van leed en aardsche banden,
Bij \'t brengen van volmaakter offeranden ,
Het eeuwig hallel zingt voor \'s Hoogsten troon.
Kust zacht in \'t stof, Gij, ons zoo dierbre Man t
Nooit zal ons hart Uw deugd, Uw leer vergeten.
O, mogt gij ons ook daar eens welkom heeten ,
Waar dood of graf ons nooit weer scheiden kan !
-ocr page 23-
-
Bij den Uitgever dezes verscheen ten vorigen jare :
BRIEFWISSELING tusschen den Ond-Kath Pastoor J. Rentfle
te Mehring in Beijeren en den Aartsbisschop van Utrecht
Mgr. H. Loos. Prijs f 0.30.
De in deze brochure vermeld wordende werkjes van Mgr. Loos ,
zijn verkrijgbaar bij den Boekhandelaar A. Moesman,
Voorstraat, te Utrecht.
DE REGERING EN DE KLEREZY.......f 0.17
SCHETS EENER GESCHIEDENIS , etc........0.25
APOSTOLISCHE REIS VAN DEN AARTSB., etc. . . „ 0.50
-ocr page 24-