-ocr page 1-
,.,.ü-\' H*V
OYEEZICHT
UGH11H GESCHIEDENIS
*x .>.,•
Dr. J. A. W IJ N N E,
Rector van het Stedelijk Oi/tmiasivm te Groningen
\'
ZKVENDK HKKZIKNK DRUK.
-\' -" \\     »,       "      "    .. *
TE GRONINGEN BIJ J. B. WOLTERS. 1871.
-
3ibl. Rov. =
g met
-ocr page 2-
^^ \\-bcS&
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
^rWT-cf
OVERZICHT
ALGEMEENE GESCHIEDENIS
D\'. J. A. WIJ N N E,
Rector van het Stedelijk Gymnasium te Groningen.
ZEYE.NDE, IIEHZIF.SK DRUK.
TE GRONINGEN , BIJ J. B. WOLTERS. 1871.
-ocr page 6-
SNILI\'KRSDRUK VAN M. DE WAAL.
-ocr page 7-
In den zevenden druk van \'t Overzicht, die thans in \'t licht komt,
is zooveel verbeterd, als noodig scheen. Tevens heeft de oude spelling
hier, gelijk in mijn overige werken , voor de nieuwe plaats gemaakt.
Groningen, Mei 1871.
D\'. J. A. WIJN NE.
-ocr page 8-
Magtto usui esl memona rerum geslarnm.
Salwstius.
-ocr page 9-
INLEIDING.
De Algemeene Geschiedenis, voorzooverre hiervan berichten zijn
bewaard gebleven, is een samenhangend verhaal van de merkwaar-
digste gebeurtenissen, waaronder het menseheiijk geslacht tot op
onzen tijd is gevormd en ontwikkeld.
De Algemeene Geschiedenis, voor zoo verre zij ons bekend is,
is zeer beperkt, en dit te meer, naarmate wij hooger in de oud-
heid opklimmen. Zoo bepaalt zich de bekende Oude Geschiedenis
bijna uitsluitend tot het Westen van Middel-Azië en de kustlan-
den langs de Middellandsche Zee., tot de volkeren en gebeurtenis-
sen, waarvan zij de woonplaats en het tooneel waren. Ook dus
omschreven, is zij nog zeer onvolledig: van de eerste duizenden
jaren valt weinig of niets met zekerheid te vermelden; van 2000—
500 v. C. bestaan alleen fragmenten.
Velerlei zijn de bronnen der geschiedenis. In de oudste tijden
waren het alleen mondelinge overleveringen, veelal mythen, d. i.
in verdichtselen gehulde geschiedenissen. In lateren tijd, dus ook
thans, zijn het o. a. opschriften op gedenkteekenen en munten,
oorkonden, kronieken en jaarboeken, gedenkschriften, historische
weiken.
Tot bepaling der voorvallen dient de opgave van de plaats,
waar
en van den tijd, wanneer zij gebeuren. In zoo verre dus
aardrijkskunde en tijdrekenkunde bijdragen tot het vaststellen
der gebeurtenissen naar plaats en tijd, zijn zij de voornaamste
hulpwetenschappen der geschiedenis. De merkwaardigste tijdre-
keningen (aeren) zijn :
De tijdrekening naar de scltepning der wereld, volgens \'t aan-
genomen gevoelen ongeveer 4000 jaren vóór de geboorte van C.,
bij de Israëlieten.
De tijdrekening naar Olympiaden, beginnend met 776 v. C.,
bij de Grieken, hoewel ver van algemeen, sedert 300 v. C. in
gebruik. — Iedere Olympiadcbevat vier jaren.
De tijdrekening naar de stichting van Rome, sedert 753 v. C.
volgens Varro, bij de Romeinen.
De tijdrekening naar de Hedschrah of vlucht van Mohammed,
die met G22 n. C. aanvangt bij de Mohammedanen.
De jaartelling naar de jaren voor en na de geboorte van Chris- .
tus,
bij de Christenen.
-ocr page 10-
•2
Wiit ilc berekening van het jaar aangaat, komt bovenal in aan-
roerking het onderscheid tusschen het maanjaar en liet zonnejaar.
Het eerste, dat hij de meeste volkeren der oudheid in gebruik
\\v:is. telde ongeveer o\\r>r> dagen. Ten opzichte van het tweede
valt er te lellen op het verschil tusschen liet Julinansch en het
Grrgoriaanscli jaar. De Juliaansche tijdrekening, naar .lulins
Caesar genoemd, stelde hel zonnejaar, sedert 45 v. C., op 365
dngen en (i men en is Int ITiK\'2 n. C\'. algemeen in gebruik geble-
ven (dititf slijt). De Gregoriaansche, volgens nauwkeuriger waar-
nemingen door Gregorius XIII in 1582 ingevoerd {nieuwe stijl),
bejiaalde den duur van \'t jaar op 365 dagen, 5 uren, 48 mi-
nnteti en 48 seconden en is thans bij alle Christenvolkeren, be-
lialve hij de lïnssen en de overige tiriekselie Christenen, aange-
nomen.
In den zoogenoemden voorhistorischen tijd, vóór de schepping
en vermenigvuldiging van liet geslacht der menschen, heeft de
oppervlakte der aarde door vuur en water menige verandering
ondergaan, ter gevolge waarvan zij haar tegenwoordige gedaante
heeft verkregen.
          De wetenschap, die de voortgaande vor-
niing der aardkorst naspoort en verklaart, is de geologie (aard-
keniiis).
Of alle menschen, zoo als het Oude Testament leert, van één
paai\' afstammen , is een vraag, die voor alsnog niet is uit te ma-
ken. Daarentegen is tot dusver niets gevonden, hetwelk in strijd
is met de leer, dat de geheele niensehheid slechts één soort uit-
maakt. Nogtans is het niet te ontkennen, dat zich bij de men-
seben eigenaardige verscheidenheden naar lichaam en ziel voordoen,
uit verschil van klimaat, voedsel, ontwikkeling van den geest en
andere ooizaken voortspruitend, ilie zich van geslacht tot geslacht
voortplanten. Vandaar een verdeeling van het menschdoni in ias-
sen of hoofdstammen, b. v. in deze drie: bet Kaukasiscb, waar-
toe o. a. de liido-Cerniaanscbe of Arische en de Semietische stam
belmoren, bet Mongoolsch en het Aethiopisch ras.
De voorstelling, die men zich gewoonlijk maakt van den gang
der ontwikkeling van de niensehheid, is deze, De eerste bewo-
ners dezer aarde ontvingen voedsel, klecding, kortom alles, on-
ïniddellijk uit de band der natuur. Weldra begon de strijd van
den nienscb tegen de dieren, en hiermede jacht en vischvangst.
Behalve met deze bedrijven, hielden zich gansebe volkeren met
de veeteelt bezig. Van het zwervend berdersleven gingen zij later
tot den akkerbouw over. Hij werd de aanleiding tot vaste \\voon-
plaatscn en de oorzaak van bet ontstaan van staten.
De onderscheiden regeeringsoormen der staten zijn:
1. De monarchale, waar één persoon heerscht, en deze vorm is:
-ocr page 11-
3
u. onbeperkt, wanneer de beerocher alleen wetten geeft on
ze uitvoert, zonder de onderdanen te raadplegen (óf absolute,
d. i. volstrekte monarchie, als de vorst naai\' vaste wetten re-
Keert, óf despotisch, willekeurig, wanneer de heerschei\' alleen
de wet geeft en ze laat uitvoeren, zonder dat de staatsinstellin-
gen de medewerking eener andere macht voorschrijven, of
wel, wanneer de beerscher die. welke zijn voorgeschreven, niet
erkent);
b. beperkt, wanneer de vorst liet wetgevend gezag met andere
staatsmachten deelt.
2. De republikeinse/ie (vrije staten), waar meer dan één de
hoogste macht in handen heeft, en deze is:
a. aristocratisch (regeering der aanzienlijken), wanneer de
aanzienlijken de wetlen geven en doen uitvoeren, of wel een
bepaalde stand of klasse van hen, altijd zonder bef andere ge
deelte van \'t volk ;
h. democratisch (volksregeering), wanneer het geheele volk
aandeel aan het staatsbestuur heeft: volstrekt, wanneer de be-
sluiten en wetten bij stemming van alle burgers worden opgo-
inaakt, aangenomen of verworpen; middellijk of vertegenwoor-
digend,
zoo de macht der staatsburgers zich bepaalt tot het
verkiezen van hun vertegenwoordigers , als deelgenooten der wet-
gevende macht.
In bijna alle beschaafde staten van den tegenwoordigen tijd
isde regeeringsvorm een samenstel uit deze twee grondvormen;
hier heeft meer de allooiiheersrhing, daar de macht der aanzien-
lijken , elders die des volks het overwicht.
De behandeling der geschiedenis is tweeledig: ethnographisch,
volksgewijze, p. i. die van het eene volk na die van het andere;
synchronistisch, gelijktijdig, d. i. wanneer alle gebeurtenissen van
\'t zelfde tijdvak en van de onderscheiden volken gelijktijdig \\vor-
den behandeld.
Men verdeelt de geschiedenis op de volgende wijze:
|. OUDE GESCHIEDENIS.
Volgens de ethnographische manier in vier afdeelingen:
1.    De geschiedenis der Aziatische rijken Sina, Indië, Assy-
rië, Babylonië, de Israëlieten, Pboenicië, Medië en Perzië, als-
mede die van Aegypte.
2.    De geschiedenis der Grieken tot de vernietiging hunner on-
afhankelijkheid.
3.    De geschiedenis van Macedonië, van \'t rijk van Alexander
den groote en van de hieruit ontsproten staten.
-ocr page 12-
4
4. De geschiedenis der Romeinen.
Naar de synchronistische wijze in vier tijdvakken:
1.     Van het begin der oude geschiedenis tot de stichting van
het Perzisch rijk door Cyrus in 558 v. C.
2.     Vandaar tot Alexander den groote in 336 v. C.
3.     Van Alexander den groote in 336 v. C. tot het begin van
Augustus\' alleenheerschappij te Rome in 31 v. C.
4.    Vandaar tot den val van het West-Romeinsch rijk in 476
n . C.
II. MIDDELEEUWEN.
Volgens de synchronistische wijze in vier tijdvakken:
i. Van den val van \'t West-Romeinsch rijk in 476 n. C. tot
den dood van khalif llaroen al Raschid in 809 n. C. en van kei-
zer Karel den groote in 814 n. C.
2.     Vandaar tot Gregorius Vil (1073—1085) en tot het be-
gin der kruistochten in 1096.
3.     Vandaar tot het einde der kruistochten in 1291 en tot de
verkiezing van Rudolf van ilabsburg tot Roomsen of Duitsch koning
in 1273.
4.    Het laatste tot het begin der nieuwe geschiedenis in 1500.
III. NIEUWE GESCHIEDENIS.
Naar de sync/ironistische leerwijze in drie tijdvakken:
1.     Van het begin der nieuwe geschiedenis tot den West-
phaalschen vrede in 1648 en die van Koppenhagen en van Oliva
in 1660.
2.     Vandaar tot den oorlog voor de onafhankelijkheid der Ver-
eenigde Staten van Xoord-Amerika, die in 1783 werd beslist,
en het begin der eerste Fransche omwenteling in 1789.
3.     Van het begin der eerste Fransche omwenteling tot 1815.
IV. NIEUWSTE GESCHIEDENIS.
Van 1815 tot op onzen tijd.
-ocr page 13-
OUDE GESCHIEDENIS.
EERSTE TIJDVAK.
De geschiedenis der Aziatische rijken Sina, Indië, Assyrie,
Babylonië, de Israëlieten, Phoenicië, Medië en Perzië,
benevens die van Aegypte.
§<•
Sina en Indië.
Hoewel de geschriften der ouden niet van Sina en Indië spre-
ken, wordt er hier met een woord gewag van gemaakt, omdat
zij mede tot de oudste van de bekende staten behooren. Wat
men van deze landen en volken weet is hoofdzakelijk de vrucht
van \'t onderzoek der nieuwere tijden. Sina werd door een Mon-
goolschen stam bevolkt, die zeer vroeg tot een maatschappelijk
leven overging, doch weldra op den eenmaal bestegen trap van
ontwikkeling bleef staan. — Volgens de overleveringen van dit
volk, de eenigsto bronnen zijner geschiedenis, klimt zij tot om-
streeks 2000 v. C. op; de zekere berichten evenwel beginnen niet
vóór de achtste eeuw v. C. — Tot beveiliging tegen de invallen
der zwervende herdersvolkeren weid in de derde eeuw v. C. de
oprichting van den grooten Sineeschen muur aangevangen, die,
300 geogr. mijlen (400 uren) lang zijnde, Sina ten n. en n.w.
van het land dier volkeren scheidt. — De regeeringsvorm was
despotisch (zie blz. 3). — De grondlegger van Sina\'s godsdienst,
staat- en letterkunde was Confucius (Kong-futse), ongeveer
500 v. C., die de oude leerstellingen en overleveringen verzamelde
en in orde bracht Hem wordt ook de vervaardiging der heilige
boeken , kings genoemd , toegeschreven.
Oorspronkelijk door negerstammen bevolkt, werd Indië reeds
vroeg door den Indo-Gerniaanschen of Arischen stam der Hindoes
onderworpen. Toen de Grieken door den tocht van Alexander den
groote met dit land bekend werden, was het in vele staten ver-
brokkeld, waarvan de een den ander óf schatplichtig óf vijandig
was. Het volk was in vier kasten verdeeld: 1) de brahmanen,
priesters, wijzen, artsen en raden des konings; 2) de kshatrya\'s,
vorsten en krijgslieden; 3) de vaipja\'s, herders, kooplieden en
landbouwers; 4) de socdra\'s, dienstbaren en werklieden. In te-
genstelling met de drie eerste kasten, die uit de nakomelingen
der Hindoes bestonden, bevatte de vierde kaste de afstammelingen
van hen, die onderworpen waren. De oudste godsdienst der Hin-
does is een waar veelgodendom, dat allengs in een zeker stelsel,
-ocr page 14-
e.
het brahmaïsme, overging, welke leer in de geschriften van la-
teren tijd drie hoofdgodheden aanneemt: Brahma, den schepper,
Qhoa, den verdelger, Vis/moe, den onderhouder. De heilige taal
dezer leer is het Sanskriet. Het oudste geschrift in \'t Sanskriet
zijn de veda\'s (weten), zoo genoemd, omdat zij de wetenschap
der brahmanen bevatten. Zij behelzen de heiligste oorkonden,
gebeden , lofzangen , leerstukken, voorschriften en mythen. Tus-
schen 600 en 480 v. C. trad in Indië een hervormer op, Sar-
v&rthasidda geheeten , die een tweeden godsdienst grondvestte ,
dien men boeddhisme noemt. Dien naam ontleent hij aan den
stichter, die den bijnaam boeddha, d. i. de verlichte, de op
gewekte, kreeg. Hoewel de lioeddha het onderscheid der kasten
niet ontkende, sloot bij niemand van het hooren zijner leer, van
de mogelijkheid om zalig te worden uit. Zóó wischt het boed-
dhisme metterdaad de grenslijn uit, die de kasten vaneen scheidt.
Mettertijd ontstonden tusscben de aanhangers van het brahmaïsme
en de boeddhisten hevige oorlogen, die, waarschijnlijk in de
zevende eeuw n. C., hierop uitliepen, dat de laatsten Indië, met
uitzondering van een klein gedeelte, moesten verlaten. Doch in-
middels had hun leer in Sina, Japan en andere landen tallooze
aanhangers gevonden en breidde zich steeds verder uit, zoodat
het getal harer belijders heden ten dage tot vijf honderd millioe-
nen is geklommen.
Merkwaardige historische gebeurtenissen uit Indië\'s vroegsten
tijd kennen wij niet. Doch uit die lang vervlogen eeuwen bestaan
nog overblijfsels der letterkunde en bouwkunst, waaruit wij eenige
gevolgtrekkingen omtrent het leven der menschen kunnen maken.
Zoo vindt men op twee kleine eilanden in de nabijheid van Iiom-
bay, Salsetlc en Elephante, groote tempels, onder den grond in
de rotsen uitgehouwen, die uit veel vertrekken bestaan en met
trappen, zuilen en beeldhouwwerk zijn versierd. Andere rotstem-
pels zijn boven den grond, zooals die van Mavalipneram (op de
oostkust van Voor-Indië, ten z. van Madras). Hoewel vele dezer
gedenkteekenen reeds zijn verwoest, geven de daarvan overge-
bleven bouwvallen ons getuigenis van de vlijt en kunstvaardigheid
der oude Indiërs.
§2.
Assyriè en Babylonië.
Aan de rivieren Euphraat en Tigris bevond zich het middelpunt
van twee staten, die in de Oude Geschiedenis onder den naam
van Babylonisch en van Assyrisch rijk een groote rol spelen.
Het oudste van deze rijken, welker bevolking tot den Semietischen
stam behoorde, is Babylonië, hoofdstad Babyion, uit welk rijk
-ocr page 15-
7
Assyrië, volgens het Oude Testament, zijn eerste bewoners
kreeg. De oudste geschiedenis der beide rijken is duister en
fabelachtig.
Reeds in zeer vroegen tijd bezweek Babylonië voor de macht
van Assyrië en bleef eeuwen lang een Assyrisch wingewest. De
hoofdstad van Assyrië heette Ninivé. Omdat dit de naam der
hoofdstad was, had de eerste koning van dit rijk, zooals Griek-
sche overleveringen melden, den naam Ninus gedragen. Van een
werkelijk bestaan van dien Xinus blijkt echter evenmin, als het
zeker is, dat hij een gemalin zal hebben gehad, die Semiramis
heette en die na hem de kroon droeg. Stelt men, gelijk aan-
nemelijk is, het begin van het Assyrisch rijk omtrent 1250 v.
C., dan komt hetgeen men van de eerste eeuwen met zekerheid
kan berichten slechts hierop neer, dat dit rijk in dien tijd zijn
heerschappij uitbreidde over nagenoeg geheel West- en Midden-
Azië, alsmede over üactriana, in vroeger dagen een aanzienlijken
handelsstaat, waarvan de hoofdstad Bactra heette. Met het begin
der achtste eeuw v. C. kwam Assyrië in vijandelijke aanraking
met de Israëlieten. Van 770 v. C. af kennen wij een rij konin-
gen, onder welke salmanassar, die 729—omstreeks 721 v. C.
Israël of het rijk der tien stammen veroverde, en SANHÓRIB,
omtrent 713 v. C.. die uit hoofde eener plotselinge ramp, welke
zijn leger trof, den oorlog tegen Juda en Aegypte moest opge-
ven, de voornaamste zijn. Tot stedehouder in Babylonië stelde
Assyrië\'s laatste koning, SARDAN APÏÏ L US of sarak geheeten ,
Nabopolassar aan, die zich echter weldra in zijn gewest onafhan-
kelijk maakte.
Babylonië bereikte onder den zoon van dien nabopolassar,
den eersten koning van dit rijk, zijn grootsten bloei. Dit was
nkeuk adn ëz A R, die, aanvankelijk mederegent zijns vaders,
verbonden met Cyaxares, koning van Medië, een einde maakteaan
het Assyrisch rijk dooi\' de inneming van Ninivé. Nadat de ver-
overaars dit rijk ongeveer 600 v. C. onder elkander hadden ver-
deeld, sloeg Nebukadnëzar omtrent 605 v. C. den koning\' van
Aegypte, Necho, bij Circësium (aan den Euphraat). Kort
daarna werd hij, bij den dood zijns vaders, koning. Hierop on-
derwierp hij Syrië, de dikwijls opgestane stammen Juda en Ben-
jamin (586 v. C.) en Phoenicië. Dezen veroveraar wordt, met
meer recht dan aan SemirSmis, de bewonderenswaardige verfraai-
ing van Babyion toegeschreven. In 538 v. C. werd het rijk, dat
na zijn\' dood allengs was vervallen, door Cyrus, koning\' van
Perzië, veroverd, daar een zijner opvolgers, NABONÏTUS, zich
tegen hem had verbonden met Croesus, koning van Lydië. Ba.-
bylonië werd toen bij Perzië ingelijfd.
-ocr page 16-
8
§ 3.
Aegypte.
Onder Aegypte, een voor de geschiedenis zeer merkwaardig
land, verstaat men gewoonlijk slechts het dal, hetwelk de Nijl
van \'t zuiden naar \'t noorden in een bijna rechte lijn doorstroomt
en dat ten w. door zandwoestijnen, ten o. door bergen van gra-
niet is ingesloten. De geschiedenis vermeldt geen land, dat zich
vroeger tot een beschaafden staat heeft ontwikkeld. De Xijl
doorliep liet oudtijds in één lichting tot op de hoogte van Cer-
casörus, waar hij zich in drie hoofdarmen splitste. Het land
tussc\'ien de beide uiterste armen heeft naar zijn driehoekige ge-
daante den naam Delta, naar den vorm der Grieksche J (D),
gekregen. Ue vruchtbaarheid van liet land hangt, bij schier vol-
slagen gebrek aan regen, van de overstroomingen des Nijls af,
die ieder jaar in meerder of minder mate plaats hebben en van
\'t einde van Juli tot het laatst van October duren. Ten z. van
Aegypte ligt Aethiopiê, en daarin Meroê. Ten tijde der Ro-
meinen verdeelde men Aegypte in: Opper-Aegypte of Thebais,
van liet eiland Philae (ten z. van Syene) tot PhylKce IIernio-
politiïna (ten z. van Hermopölis Magna), waarvan Thebe de
voornaamste stad was; Midden-Aegypte of HeptanStnis, van Phy-
lsïce Hermopolitana tot Brtbylon (ten n.o. van Memphis), met
Memphis: Beneden-Aegypte, gedeeltelijk uit het Delta bestaande,
met Heliopnlis.
De bewoners van Aegypte, deels tot den Semietischen stam,
deels tot het Acthiopisch ras behoorend, waren verdeeld in een
zeker aantal kasten, van welke de twee eersten den grooten
hoop der lagere kasten beheerschten: 1) de. priesters, die tevens
de geleerden, rechters, geneeskundigen, sterrewichelaars, waar-
zeggers en bouwmeesters van liet gansche volk waren en den
grootsten invloed op het staatsbestuur hadden; 2) de krijgslie-
den, die zich uitsluitend met den wapenhandel bezig hielden en,
evenals de priesterkaste, een stuk grond bezaten, dat vrij was
van belasting. De overige kasten bevatteden kooplieden, land-
bouwers. schippers, herders, enz. in \'t kort dat gedeelte des volks,
hetwelk belastingen betaalde en aan de eerstgenoemden onder-
worpen was. Aan het hoofd van den staat stond een koning
(pliaran in het O. T. genoemd), wiens kroon erfelijk was.
De eenigste goden, die door \'t geheele land heen werden ver-
eerd, waren Osiris en Tsis. In Typhon was al het boozc, dat
de natuur oplevert, in Osiris en Isis al het goede, dat zij schenkt,
verpersoonlijkt. Tot de godheden van minderen rang behoorden:
de apis, een met bijzondere teekenen geboren stier, die inzonder-
-ocr page 17-
9
beid te Memphis werd vereerd; verder de ichneumon, de kroko-
dil, de katten en andere. — In Aegypte bestond het geloof, dat
de ziel na den dood voortleefde en ééns weer in bet lichaam
terugkeerde. Veel zorg werd vermoedelijk daarom gewijd aan
het balsemen der lijken (mummiën, d. i. gebalsemde lijken).
Het schrift der Aegyptenaren, een beeld- en letterschrift, was
drievoudig: liet hiërogtyplien-sclirift, uit afbeeldingen of zinne-
beelden van voorwerpen bestaande; het Itiëratisch, een overgang
van het teekenen tot het schrijven, waarvan zich de priesters
bedienden; het üemloisch of volksschrift, een verkorting van het
hiëratisch. Elk dezer soorten had weer haar onderdeelen. De
wetenschappen, die de Aegyptenaren tot een zekere hoogte be-
oefenden, waren de sterrekunde, de genees- en meetkunst. Van
den ijver, waarmede zij zich bovenal op de bouwkunst toelei-
den, getuigen de nog aanwezige overblijfselen: pyramiden, tem-
pels, obelisken
en catacomben of grafspelonken. Het grootst ge-
bouw der wereld was de labyrinthus in Midden-Aegypte, een
paleis, dat uit 3000 kamers, 1500 boven en evenveel onder den
grond, bestond.
Onder het overgroot getal der vroegste koningen zijn het meest
beroemd: cheops, ciiepiinen en mïcerïxus, zooals zij bij
de Grieken heeten, de stichters der grootste pyramiden, of, ge-
lijk hun eigenlijke naam luidt, CHVJFU, sciiafra en MEN-
kera; verder RAM8E3 il of, zooals de Grieken hem noemden,
sesostris, die, volgens de overlevering, Aethiopië, Klein-
Azië en Europa tot de Don bemachtigde. Later voerde binnen*
landsche tweespalt tot een gemeenschappelijke regeering van twaalf
vorsten, dodecarchie, totdat één hunner, i>s ammütïcii us (070
—616 v. C.), zich met behulp van Carische en Ionische zeeroo-
vers de oppermacht verschafte. Sedert werd de toegang tot het
vroeger bijna afgesloten Aegypte voor vreemdelingen geopend en
de handel met de Grieken begunstigd. Necho, zijn zoon, liet
door middel van Phoenicische zeelieden Afrika omvaren. De
laatste koning was psamiiönÏtus, die nauwelijks den troon
had bestegen, of hij werd bij Pelusium (aan den oostelijken
Nijlarm) door Cambyses, den tweeden\' koning der Perzen, ge-
slagen en gevangen genomen. Zoo werd Aegypte in 525 v. C.
een Perzisch wingewest.
§4.
De Israëlieten.
De geschiedenis der Hebreërs of Israëlieten, later ook in \'t al-
gemeen Joden genoemd, met welken naam oorspronkelijk alleen
de bewoners van \'t later koninkrijk Juda werden aangeduid, een
volk van den Semietischen stam, begint met Abraham, die
-ocr page 18-
10
vóór 2000 v. C. leefde en aan \'t hoofd van zijn zwervenden her-
dersstam uit Mesopotamië (het land tusschen de rivieren) naar
Kanaiin trok. Van Abraham was Izaak een zoon, van dezen
Jakob of Israël. Jakob had twaalf zonen, die de stamvaders
werden der twaalf stammen, waarin het volk werd verdeeld. Een
dezer zonen, Jozef, als slaaf naar Acgypte gevoerd, steeg er
tot hooge waardigheden en riep zijn stamgenooten tot zich, aan
welke het landschap Gosen in Beneden-Aegypte werd ingeruimd.
Wegens do harde verdrukking, welke zij later moesten verdu-
ren, voerde Mozes hen in grooten getale omstreeks 1300 naar
Arabië, waarbij veertig jaren met hen rondtrok en hun bij den
berg Sinaï wetten gaf.
Onder aanvoering van J o s u a namen de Israëlieten , na veel-
vuldigen kamp met de Philistijnen, de Moabieten en andere
heidensche volkeren, bezit van Kanaiin en verdeelden het onder
de twaalf stammen, welk getal met één was vermeerderd, door-
dien voor den stam van Jozef die zijner beide zonen, Manasso
en Ephraïm, optrad. Doch de stam Levi, als die der priesters
en wijzen {levieten), had geen afzonderlijk erfdeel, maar woonde
onder de overige stammen verbreid. In hachelijke tijden traden
van tijd tot tijd koene mannen op, richteren of rechters ge-
noemd, die den vaak verwaarloosden Jehovadienst herstelden en
hun landgenooten van de heerschappij der heidenen bevrijdden,
zooals G i d e o n en Simson. De laatste der richteren was
Samuel, dieom het nationaal gevoel te doen herleven, profeten-
scholen oprichtte, waaruit later die met een hoogeren geest be-
zielde mannen te voorschijn kwamen, welke onder den naam van
profeten niet alleen de Mozaïsche wet met kracht verdedigden
tegen de macht der koningen, maar ook in hun toespraken het
volk waarschuwden, vermaanden en vertroostten.
Toen het volk, op \'t voorbeeld der naburen, eindelijk een\' ko-
ning verlangde, zalfde Samuel saul (omstr. 1080—omstr. 1050),
een\' man uit den stam Benjamin, tot koning. Na Saul besteeg
david (omstr. 1050—1025), uit den stam Juda, den troon.
Eerst omstreeks 1040 door alle stammen erkend, breidde hij
het rijk tot den Euphraat uit en verhief Jeruzalem tot hoofstad.
Maar niet alleen als veroveraar schitterde hij: hij opende ook
handelswegen, regelde de geldmiddelen en \'t gansche staatswezen.
Nog meer is hij als dichter beroemd, en zijn naam door de psal-
men, voor een gedeelte zijn werk, door de gelieele beschaafde
wereld verbreid. Zijn zoon salömo (omstr. 1025—omstr. 980),
vermaard door zijn schranderheid en groote geleerdheid , liet den
prachtigen tempel van Jeruzalem bouwen. Maai\' door zijn groote
weelde, die het volk zeer drukte, ontstond alom misnoegen,
zoodat de staat na zijn\' dood in 980 in twee rijken werd ver-
deeld: Israël, het rijk der tien stammen, met de hoofdstad
Sichem, daarna Samarïa, onder Jeroböam, en Juda, het
-ocr page 19-
11
rijk der twee stammen, met de hoofdstad Jeruzalem, onder
RehabSam.
Met deze scheuring van het Israëlietisch volk begint de on-
dergang van den staat, als een noodwendig gevolg van hot verval
van godsdienstzin en volksgevoel. Meestal lieten profeten als
Elïa, Jezïiia en Jeremla, hun waarschuwende stem te ver-
geefs hooren. De laatste koning van Israël, H o s ê a, werd om-
streeks 721 met het meerendeel van \'t volk door Salmanassar
(zie blz. 7) naar Assyriè\' gevoerd. En toen in 58G Jeruzalem,
de hoofdstad van het allengs verzwakt Juda, voor Nebukadnêzar
was bezweken, werd koning Zedekïa met de meesto bewoners
des lands naar Babylonië verplaatst (zie blz. 7).
§5.
Phoenicië.
De Phoeniciërs, tot den Semietischen stam behoorend, wier
geschiedenis voornamelijk Sidon en Tyrus tot middelpunt heeft,
legden zich reeds vroeg op handel, scheepvaart en nijverheid toe.
Den hoogsten bloei bereikte Tyrus van 1000 tot 500 v. C. Van
haar koningen vernielden wij Hiram, volgens \'t O. T. den bond-
genoot van David en Salomo, en Pygmalïon, wiens zuster
Dido, naar de overlevering, Karthïïgo stichtte. Grooten roem
verwierf Nieuw-Tyrus, want hoewel de overige steden van Phoe-
nicië, zonder eenigo poging tot tegenweer aan te wenden, eerst
Salmanassar en later Nebukadnêzar huldigden, verdedigde het
zich vijf jaar lang tegen den eersten, dertien jaar tegen den
laatsten dier veroveraars. Eindelijk werd het, na vruchteloos
verzet, in 332 v. C. door Alcxander den groote, koning van Ma-
cedonië, verwoest, nadat Phoenicië sedert omtrent 550 aan Perzië
was onderworpen geweest.
Al in de vroegste tijden hadden de Phoeniciërs volkplantin-
gen oj) Cyprus, Sicilië en meer andere eilanden der Middel-
landsche Zee, alsmede in Spanje en op de noordkust van Afrika,
b. v. Gades (Cadix) en Karthïïgo, welke laatste stad van alle
Phoenicische koloniën de belangrijkste is. In 814 v. C. gesticht
door Dido, werd het in \'t vervolg een zelfstandige, machtige
handelsstaat, die op zijn beurt een reeks van koloniën grondvestte.
In Mago, die in de zesde eeuw leefde, had Karthago een\' erva-
ren regent, en het bestuur van den staat werd door de ouden
om zijn wijsheid geroemd. — De handel der Phoeniciërs bestond
in zee- en landhandel. Den zeehandel dreven zij voornamelijk
met hun volkplantingen; maar ook bevoeren zij de Perzische en
-ocr page 20-
12
de Arabische golf. Van de zoogenoemde Kassiterïdes, tin-eilan-
den, n.1. de Scilly-eilanden (ten z. w. van Engeland), haalden
zij tin; de kusten der Oostzee leverden hun \'t barnsteen. De
landliandel richtte zich zuidwaarts naar Arabiè\' en Aegypte, oost-
waarts naar Palaestina, Syrië, Perzië en Babylonie, en noord-
waarts naar Armenië. — De merkwaardigste uitvinding, welke
men doorgaans aan de Plioeniciërs toeschrijft, is die van de pur-
perverf. Twijfelachtig is het, of het verhaal, hetwelk de uitvin-
ding van \'t glas aan de Plioeniciërs toeschrijft, waarheid bevat.
Eveneens moet nog in \'t onzekere worden gelaten, of ook het
letterschrift hun zijn\' oorsprong is verschuldigd, maar dat de
Grieken het aan hen ontleenden, staat vast.
§6.
Medië en Perzië.
In de uitgestrekte landstreek tusschen den Perzischen Zee-
boezem, de Kaspische Zee, den Tigris en den Indus woonden,
sedert overoude tijden, volkeren, die, in nauwe verwantschap
tot elkander staande, den Mëdo-Perzischen tak van den Indo-
Germaanschen of Arischen volksstam vormen. Tot dezen tak
behoorden onder anderen de Mediërs en de Perzen. Toen Assyrië
en Babylonie zich uitbreidden, werden de Medo-Perzische volken
door deze staten onderworpen , totdat zij bij het zinken van deze
zich wederom verhieven, ze hielpen vernietigen en in hun plaats
de heerschappij over West-Azië erlangden. Op een\' tijd, die niet
meer zeker is te bepalen, doch waarschijnlijk in de dertiende
eeuw v. C., trad onder hen een hervormer op, Zoröaster
(Zarathustra), die de oude, maar in verval geraakte geloofsleer
herstelde en wien men deswege later die leer zelve toeschreef.
Zij is vervat in een boek, Zend-Acesta genoemd, van welke
beide woorden Avesta «oude tekst" en Zend «verklaring" betee-
kent. Volgens die leer is er een hoogste wezen, Ahoeramazda
of Ornmzd, de god van het licht en het goede, wien later
Angramainyus of Ahrlman, de god der duisternis en van het
kwade, ter zijde werd gesteld. Onder hen staan een groot aan-
tal goede en booze geesten.
                                             
De ons bekende geschiedenis der Medo-Perzen begint eerst in
de zevende eeuw v. C. Nadat de Mediërs zich van de Assyriërs
hadden vrijgemaakt, kozen zij dejSces tot koning en bouwden
hem de hoofdstad Ecbütüna. Weldra onderwierpen zij de Perzen.
De vermaardste hunner vorsten is CYAxBïtES (63.\')—593), die met
Nebukadnëzar Ninivé belegerde en eerst omstreeks C06 den Assy-
rischen oorlog, reeds door zijn\' vader begonnen, eindigde (zie blz.
7), omdat een groote horde Scythen, die tusschen de Don en de Wolga
-ocr page 21-
13
te huis behoorden, gedurende acht-en-twintig jaren Medië plun-
derend doortrokken. Tegen zijn\' zoon astyuges (593—558)
stonden de onderworpen Perzen op, wien het niet alleen gelukte
hunonafhankelijkheid te verwerven, maar ook de Mediërs te on-
der werpen.
Bij dezen opstand werden zij geleid door Cyrus, een\' man,
die van de zijde zijns vaders, Cambyscs, tot het geslacht der
Achaemöniden, het edelste der Perzische huizen, behoorde. Zijn
moeder was MandSnc, een dochter van Astytiges. Zoodra Cy-
rus was geboren, beval Astyages, door booze droomen ver-
ontrust, zijn getrouwsten staatsdienaar Harpagus, het kind te
dooden. Op een verwonderlijke wijze in \'t leven gespaard,
speelde Cyrus, een knaap geworden, eens met andere kinde-
ren. Hij was in \'t spel tot koning gekozen, en toen hij een
anderen jongen, den zoon van een\' aanzienlijk Mediër, die hem
niet wilde gehoorzamen, had gestraft, en diens vader zich bij
den koning beklaagde, liet deze den jongen Cyrus voor zich
komen. Het vrijmoedig spreken van Cyrus beviel den koning,
die zeer spoedig ontdekte, dat Cyrus zijn kleinzoon was. Nu
nam Astyitges hem tot zich, maar op Harpagus wreekte hij
zich onmenschelijk door diens eigen zoon te dooden en hem
den vader als spijs voor te doen zetten. Diep gegriefd en ver-
bitterd, zette Harpagus den thans volwassen jongeling tegen zijn\'
grootvader op. Cyrus won de genegenheid der Perzen, stelde
zich aan hun hoofd, en daar Harpagus met het Medisch leger
tot hem overliep, nam hij zijn\' grootvader gevangen en besteeg
zelfden troon. Zoo luidt een door Herodütus, een\' Grieksch ge-
schiedschrijver uit de vijfde eeuw v. C., medegedeelde overlevering,
om te verklaren, hoe de oppermacht in West-Azië aan de Perzen
kwam.
Weldra vond cyrus (558—529) gelegenheid tot vergrooting
van zijn gebied. Over Lydië heerschte de rijke koning Croesus.
Groote schatten had hij in zijn hoofdstad opgehoopt, waardoor
hij toteen spreekwoord is geworden. Doch omdat hij steeds meer
wilde hebben, liet hij het orakel te Delphi vragen, of hij liet
rijk van Cyrus wel zou kunnen veroveren. Het orakel antwoordde:
«wanneer Croesus de Perzen aangrijpt, zal hij een groot rijk
verwoesten." Terstond trok hij tegen Cyrus op, maar na den
eersten onbeslisten veldslag nam deze Sardes, de hoofdstad van
Lydië , in en telde den koning zelven onder zijn gevangenen
(omstreeks 549), met wien hij desniettemin van dat oogenblik
af als vriend verkeerde. Met Lydië kwamen ook de volkeren
en de Grieksche koloniën in Klein-Azië onder Perzië.
In het lot van Lydië werd ook Babylonië betrokken. Babyion
nam Cyrus, na een langdurig beleg, in 538 door de bedding van
den Euphraat, die de stad doorstroomde, zoo af te leiden, dat
zijn soldaten ze doorwaden en dus de stad binnendringen konden.
Wijnne, Overzicht, 7de druk.                                                  2
-ocr page 22-
14
Kort daarna gaf liij aan do in ballingschap lovende Joden verlof,
naar hun land terug te koeren. Omtrent den laatsten krijgstocht
van C\'yius en zijn\' dood in 529 zijn de berichten tegenstrijdig.
Hetwaarschijnlijkst is, dat bij in een gevecht tegen de Derbi-
ciërs, een volk, dat ten o. van de Kaspische Zee woonde, werd
gewond en kort daarna stierf.
Cyrus\' veroveringen werden door een\' zijnor naaste opvolgers,
DARÏUS l, een\' zoon van Hystaspes (521—485), voortgezet.
Niet alleen maakte hij het Westen van Indié\' cijnsbaar, maar hij
trok ook, als de eerste Aziaat, die ons werelddeel beoorloogde,
over den Bosporus (de straat van Constantinopel) naar Europa,
waar de tocht over den Ister of Donau tegen de Scythen wel
mislukte, doch waardoor de Perzen vasten voet in Tbracië en
Macedonië kregen. Tegen hem ontstond een oproer van de Klein-
Aziatiscbe Grieken , dat, hoewel weder gedempt, de oorzaak
werd van een\' der belangrijkste oorlogen in de wereldgeschie-
denis. Want Darïus besloot toen het Europecsch Griekenland
aan zich te onderwerpen. Dit plan veroorzaakte dien langdurigen
oorlog, die onder zijn\' zoon Xerxes I en latere koningen inet
korter of langer tusschenpoozen voortduurde. Deze oorlog, doch
inzonderheid de verdorvenheid van het hof en volk, bracht bet
rijk ten val, dat in .\'530 v. C. door Alexander den groote werd
veroverd.
TWIOKDE TIJDVAK.
De geschiedenis dor Grieken tot de vernietiging hunner
onafhankelijkheid.
§ 7.
Griekenland.
Griekenland bevatte de volgende doelen:
a.    De Peloponnësux, met acht landschappen: Arcadië, Co-
rjnthië, Argölis, Laconië, Mcssënië, Elis, Achaje en Si-
cyoniö met I\'hliasië.
b.    Midden-Griekenland of Hellas, ook met acht landschap-
pen: Attïca, MegaVis, Boeotië, Phocis, Loeris, Doris,
Aetolië en Acarnanië.
c.    Noord-Griekenland of T/irssalTë en EpJnts.
De voornaamste der Grieksche eilanden zijn :
In de Ionische Zee: C\'orcyra en Ithaca.
-ocr page 23-
15
In de Aegeïsche Zee: Euboea, Thasus, Lemnos, Tene\'dos,
Samos. Verder de beide groepen der Cycladen en Sporaden.
In den Saronischen Zeeboezem: Aegina en Salitmis.
In de Middellandsche Zee: Rhodus, Cyprus, Creta.
§8.
Van den vroegsten tijd tot de vestiging der HeracUden en
Doriêrs in de Peloponnësus. Van ongeveer 1800
tot omstreeks 1000.
In baar begin is de geschiedenis der Grieken duister en, gelijk
die van bijna alle volken, vol fabelachtige overlevering. Grieken-
land werd het eerst bevolkt door de Pelasgen. die uit Azië moeten
zijn gekomen en zich voornamelijk in Thessalié\' en in de Pelopo-
nêsus vestigden. Ook spreken oude overleveringen van volkplan-
tingen, in zeer vroegen tijd in Griekenland aangelegd. De Phoe-
niciër Cadmus kwam in lioeotië en bouwde den burg Cadmêa,
aan welks voet later Thebe ontstond. Danaus uit Aegyptc landde
in Argos en maakte zich meester van de heerschappij over dit Iand-
schap. De naain Peloponnësus wordt afgeleid van Pelops, een\'
Phrygiër, die in Klis verscheen en het spoedig aan zich onder-
wierp. Als vierde volkplanter wordt Cecrops genoemd, die uit
Aegypte naar Attica zal zijn getrokken en er door het bouwen
van den burg CecropTa den grond gelegd hebben tot de stad
Athene. Maar dat hij een vreemdeling was en uit Aegypte kwam,
is een vinding van lateren tijd. Veelal neemt men heden ten dage
aan, dat die overleveringen niet letterlijk zijn op te vatten, alsof
er inderdaad zulke groepen volkplanters in Griekenland zijn geko-
men. Hiermede is echter niet geloochend, dat het Oosten eenjgen
invloed op Griekenlands aloude beschaving heeft geoefend.
Op den Pelasgischen tijd volgt die, waarin de Hellenen het
heerschend volk van dit land wraren. Hun naam, afgeleid van
Hellen, den zoon van Deucalïon, werd allengs de algemeene naam
voor het Grieksche volk , terwijl de naam Grieken hun eerst later
door de Romeinen werd gegeven. Naar de afstammelingen van
Hellen kregen, althans na 1000 v. C., de drie hoofdstammen van
het Grieksche volk, die zich door hun tongvallen, welke ook
schrijftaal waren, onderscheidden, de namen loniërs. Doriërs en
Aeolii-rs, onder welke laatsten ook de Achaeërs, een hoofdstam,
werden gerekend.
Vele gebeurtenissen onderscheiden den heldentijd, waarvan de
voornaamste zijn: de tocht der Argonauten naar Colchis (ten o.
van de Zwarte Zee), die der zeven vorsten tegen Thebe en de
Trojaansche oorlog, omstreeks 1104—1184. Onder alle helden
van den Achaeïschen tijd zijn II e rit cl es (Herculessen Thêseus
2*
-ocr page 24-
16
de be roemdste, gene door zijn twaalf daden, op last van den
koning van Mycënae (in Argölis), Eurystheus, verricht, deze
dooi\' zijnen tocht naar Creta en vele andere blijken zijner dapper-
beid. Beiden echter behooren eigenlijk in de fabelleer te huis.
§9.
De vestiging der Hcraclïden en Doriërs in de Peloponnësus.
De volkplantingen der Grieken.
Onmiddellijk na den Trojaanschen oorlog vinden wij bijna over-
al in Griekenland verwarring en onlusten, rcgeeringsveranderin-
gen en volksverhuizingen. De grootste omwenteling brachten de
Heractïden, nakomelingen van Heriteles, teweeg, die door Eu-
rystheus uit de Peloponnësus waren verdreven en bij de Doriërs
een verblijfplaats hadden gevonden. Met behulp van dezen stam
en van den Aetoliër Oxylus gelukte het ongeveer 1000 aan de
Ileraclïden Tcmënus, Cresphontes en Aristod umus, de
Achaeërs te verslaan en zich in \'t bezit van een groot dee delr
Peloponnësus te stellen. Daar elk zijn aandeel van \'t veroverd
land verkreeg, kwam Laconië aan Procles en Eurysthenes,
tweclingzonen van Aristodëmus, die in de Peloponnësus was
gestorven. Van nu af was dit schiereiland de hoofdzetel der
Doriërs, zooals Attica die van de Ioniërs. De andere stam, die
thans de minstbeteekenende werd, kreeg eerst tegen het einde
der Grieksche geschiedenis weder eenig gewicht.
Als een belangrijk gevolg dezer verovering van het schiereiland
kan men de vele volkplantingen der Grieken aanmerken. De al-
gemeene oorzaken, waaraan die bijna ontelbare Grieksche volk-
plantingen haar ontstaan hadden te danken, waren oorlogen
tusschen de onderscheiden stammen, overbevolking, staatspartij-
schappen , handelsbelangen.
Op de westkust van Klein-Azië, die naar deze volkplantingen
de namen AeSlis, Ionië, Doris kreeg, stichtten de Achaeërs in
Mysië en Lydië twaalf steden; daarenboven legden zij op Tene"-
dos en Lesbos koloniën aan. — Den Ioniërs zijn twaalf steden
in Lydië en Carië haren oorsprong verschuldigd; ook bevolkte
deze stam de eilanden Samos en Chios. De Doriërs vestigden
in Carië twee steden, waarvan Halicarnassus de voornaamste
was , en drie op Rhodus , die later tot één stad werden
vereenigd. Onderscheiden andere lagen aan de Zwarte Zee,
den Iiospilrus, de Propontis of Zee van MarmSra, den Ilelle-
spont; op de zuidkust van Thracië en Macedonië; in Beneden-
Italie, voor een deel Groot-Griekenland geheeten; op Sicilië, op
de zuidkust van Gallië, de ooskust van Spanje en de noordkust
van Afrika.
-ocr page 25-
I
17
Verreweg een der belangrijkste aller koloniën was Syracïise op
Sicilië. Deze stad, in 735 door Corinthe gesticht, stond eerst
onder het bestuur van de aanzienlijken. Door \'t volk verdreven,
voerde Gelo hen in 484 terug, maar werd tevens zelf heer der
stad. Na hem werd zijn broeder Iliëro tiran (zie beneden op
deze blz. ); maar de jongere broeder en opvolger van Iliëro,
Thrasybülus, werd in 46C wegens zijn geweldenarijen ver-
dreven. Hierop volgde een volksregeering en was Syracüse aan
vele woelingen ten prooi; doch de aanvallen der Atheners (445—
413) ging het gelukkig tekeer. Een vierde rcgeeringsverandering
greep plaats in 405. In dit jaar wierp zich de opperbevelhebber
Dionysïus tot tiran op en verijdelde door vier oorlogen de
veroveringsplannen der Karthagers op Sicilië. Zijn zoon Diony-
sius II, die zijn\' vader opvolgde, werd eerst verdreven, daarna
hersteld, maar moest weldra zijn plaats aan den Corinthiër Ti-
mol ëon inruimen. Na een gelukkigen oorlog niet Karthago her-
stelde Timolöon voor korten tijd de volksregeei ing en keerde toen
tot het ambteloos leven terug. Hij stierf in 337. Op Agathö-
cles, die zich in 3-17 meester maakte van \'t gezag, volgdenver-
schillende overweldigers, totdat in 269 de veldheer iiicro tot
koning werd verkozen. Zijn kleinzoon Hieronymus, die de
koninklijke waardigheid in 216 erfde, verloor ze een jaar later
met het leven. Niet lang daarna, in 212, nam Marcellus
de stad Syracüse in, die dus aan Rome werd onderworpen.
§ 10.
De Grieken in \'t algemeen.
Ten gevolge van de volksverhuizingen werden de koninkrijken
uit den heldentijd meestal vernietigd, en overal verrezen nieuwe
staten. Voorzoover ons bekend is, werden zij bijna alle mctter-
tijd gemeenebesten met een opperhoofd, hetwelk de uitvoerende
macht bezat, een beraadslagenden senaat en een wetgevende
volksgadering. In de zevende en de zesde eeuw werden er ook
eenigo langer of korter door tirannen beheerscht, d. i. door man-
nen, die \'t volstrekt gezag aan zich trokken in een\' staat, welke
vroeger een gemcencbest was. Sedert dien tijd ontwikkelde zich
bij de Grieken meer en meer een veelzijdige geestbeschaving,
zoodat zij weldra in kunsten en wetenschappen elk volk der ou-
dheid verre voorbijstreefden. De voornaamste oorzaken dezer pnt-
wikkeling, waarvan eenigo, zooals de orakels en de spelen , den
band der nationale eenheid tusschen de verschil lende stammen
en staten tevens onderhielden, zijn de volgende:
1. Do gelukkige aanleg des volks, zijn fijn kunstgevoel en zucht
voor geestbesehaving, door een milde luchtstreek begunstigd; het
-ocr page 26-
IS
scheen bestemd te zijn om der geheele wereld in kunstmin en
verlichting ten voorbeeld te strekken.
2.    De vele en toegankelijke zeekusten, rijk in golven, baaien,
zeeën en havens, voor veelvuldig verkeer, handel en scheepvaart
gunstig.
3.    De gemeenschappelijke taal, hoezeer in tongvallen onder-
scheiden.
4.    De nationale spelen, die onder de afzonderlijke stammen
een edelen wedijver voor de ontwikkeling der krachten van
\'t lichaam en later ook van den geest opwekten. Do voornaam-
ste dezer spelen waren de Olympische, die alle vier jaar te
Olympïa (in Elis) ter eere van Zeus (Jupiter) weiden gevierd.
Met zonsopgang namen de spelen een begin. Ilardloopen, we-
drennen met wagens, worstelen, vuistvecliten en \'t werpen met
de schijf waren de voorgeschreven oefeningen, waarin men met
elkander wedijverde en die dagen achtereen duurden. Op den
laatsten dag bekranste men de overwinnaars. Onder gejuich
en gezang kregen zij een\' olijftak, en elk hunner tevens het
recht, zichzelven ter eere een standbeeld te Olympïa te doen
zetten. Dichters hieven hier hun zegezangen aan, den over
winnaars ter eere ; geschiedschrijvers lazen er hun werken
voor.
5.    De orakels, waaronder de Grieken de vermeende uitspraken
hunner goden verstonden, door den mond van priesters of pries-
teressen hun medegedeeld. De beroemdste waren dat te Dodöna
(in Epïrus) en te Delphi. Het laatstgenoemde heette het Pythi-
sche
en was Apollo, den god der fraaie kunsten, geheiligd.
Dier, te Delphi, begaf zich een priesteres, Pythia genoemd,
binnen in \'t heiligdom en ging op een\' met lauriertakken
omvlochten drievoet zitten, die boven een opening in den grond
stond, waaruit bedwelmende dampen opstegen. Dan kreeg zij
kramptrekkingen en liet onsamenhangende woorden hooren, welke
de priesters zich haastten te verklaren. Gewichtige staatsaan-
gelegenheden werden niet beslist, eer men het orakel om raad
had gevraagd; ook lieten velen er zich de toekomst voorspellen.
Een geruimen tijd werkten deze orakels zeer weldadig, daar zij
in hachelijke omstandigheden goeden raad gaven en aan de wet-
ten een hooger aanzien verleenden, zoolang nl. mannen van
doorzicht, in \'t belang des vaderlands, antwoorden lieten geven,
die \'s lands heil bedoelden. Intusschen verloren zij ten laatste
hun\' invloed, toen zij door hebzuchtige priesters werden misbruikt,
die voor geld de voorspellingen naar den zin der vragers inricht-
ten. Ook schroomden deze tusschenbeide niet kunstgrepen te
bezigen en dubbelzinnige antwoorden te geven, wanneer zij zich
anders niet wisten te redden.
-ocr page 27-
Sparta.
Boven alle Grieksche staten muntten weldra het Dorisch Sparta
en het Ionisch Athene uit, niet door omvang van grondgebied
of vruchtbaarheid van bodem, maar door de degelijkheid hunner
burgers, een heilzame werking hunner staatsregeling.
Sparta had na de Dorische volksverhuizing altijd twee konin-
gen tegelijk, één uit de Eurypontiden (zoo geheeten naar Pro-
cles\' kleinzoon) en één uit de Agiden of Agiaden (naar Agis,
den zoon van Eurysthenes). De inwoners zelven waren verschil-
lend in oorsprong en toestand: 1. de eigenlijke Spartanen, voor
verreweg \'t grootste gedeelte nakomelingen der Dorié\'rs en uit-
sluitend burgers der hoofdstad, als de heerschende klasse; 2. de
Pcrioikcn (rondomwoncriden) — ook wel Lacedaemoniërs ge-
noemd, welken naam zij met de Spartanen gemeen hebben, —
hoofdzakelijk af stammelingen van de vroegere bewoners der
landstreek, de Achaeers; zij waren landbouwers, kooplieden of
handwerkslieden, die persoonlijke vrijheid genoten, maar schat-
ting betaalden; de Heloten of lijfeigenen van den staat, welke
het land bebouwden en den Spartanen dienstbaar waren.
Eerst Lycurgus\' wetgeving gaf aan Sparta dat eigenaardig
kenmerk, waardoor het zich in de geschiedenis van alle andere
staten en volken onderscheidt. Evenals over LYCURGUS\' leven
loopen de berichten over zijn\' tijd zeer uiteen. Dit moet intus-
schen worden vastgehouden, dat zijn leeftijd in de laatste helft
der negende eeuw v. C. valt. In de dagen van Lycurgus bestond
te Sparta de grootste verwarring. Ten einde aan den verwar-
den toestand van Sparta een einde te maken, nam hij , hiertoe
opgewekt door hot Delphiseh orakel, de taak op zich, zijnen
medeburgers wetten te geven.
Het doel van Lycurgus\' geheele wetgeving, die oorspronkelijk
alleen op Sparta en zijn naasten omtrek betrekking had, was
één: de onafhankelijkheid van den staat. Om dit te verwezen-
lijken, moesten de burgers, ieder in \'t bijzonder, het belang van
den staat boven hun eigen belang stellen; zij mochten door geen
weelde bedorven, door geen vreemde zeden besmet worden. Van-
hier een strenge levenswijze en afgeslotenheid naar buiten. On-
der Lycurgus\' wetten neemt bij sommige schrijvers der oudheid
de wet over de verdeeling van \'t land een eerste plaats in. Mo-
gen ook de getallen niet geheel vaststaan, er is geen grond ge-
noeg om te betwijfelen, dat Lycurgus al het land in een zeker
aantal gelijke stukken heeft verdeeld, die niet vervreemd, noch
gesplitst mochten worden. — De mannen aten in openbare ge-
bouwen aan gemeenschappelijke tafels, syssitia of phiditia, waar-
toe ieder zijn bijdrage moestloveren. De spijs was voedzaam,
-ocr page 28-
20
maar eenvoudig, een zwarte soep de hoofdschotel. Van hun ze-
vendo jaar af\' werden de knapen in openbare gebouwen opge-
voed. Het doel der opvoeding bepaalde zich tot deze hoofdpun-
tcn : verst eik ing der lichaamskrachten; het gewennen aan pijn,
aan stipte gehoorzaamheid, aan ontzag voor den ouderdom; het
streven naar kortheid van uitdrukking (l.acniiinc/i </c~egde)} op-
scherping van \'t gezond verstand; het in \'t geheugen prenten der
krijgsliederen. De wetten zelven waren niet beschreven: in korte
rijmen gingen -zij van mond tot mond, om zoo des te vaster in
\'t geheugen der burgers te worden geprent.
J)e onderscheiden staatsmachten waren: de raad der ouden
(ycrocsia), de beide koningen, de volksvergadering en de e\\>1io-
ren
, vijl\' mannen, welke hun gezag langzamerhand zoo uitbreid-
den, dat het in den historischen tijd dat der koningen overtrof.
Door zijn instellingen vormde Lycurgus een eenvoudig, matig
en krijgshaftig volk, welks diep ontzag voor eigen wetten Sparta
gedurende vier eeuwen machtig maakte en welks heldenmoed en
vaderlandsliefde den Spartanen niet zeer lang na \'s wetgevers
leeftijd de bewondering der overige Grieken, inzonderheid van die
der Peloponnësus, zoozeer verwierven, dat deze bij gemeenschap-
pelijke aangelegenheden hun gaarne de hoogste leiding, de he-
gèmönie,
overlieten. — Niettegenstaande dezen voorrang valt het
in \'t oog, dat de ontwikkeling van menige kracht des mensche-
lijken geestes bij de Spartanen geheel werd verwaarloosd. De
mensch, zijn geheele aanleg en ontwikkeling, ging onder in den
dapperen en geharden staatsburger.
§ 12.
Athene.
Athene, volgens de overlevering door C e c r o p s gesticht,
werd in \'t eerst door koningen geregeerd. Nadat de laatste,
Co dras, zich omstreeks 1000 voor zijn vaderland had opge-
offerd, werd de koningstitel afgeschaft. Nu kwam er één arehon
(regeerder) voor zijn leven, later voor tien jaren, maar van 083
af werden er negen tegelijk en slechts voor één jaar door het
volk gekozen.
Het volk bestond uit eupatriden, de aanzienlijken, geomoren,
landbouwers, en demioergen, handwerkslieden. De macht en
spoedig ook allen rijkdom bezaten de eersten, uit welke men de
archonten koos. De onderdrukking, welke deze bevoorrechte
standzich dientengevolge zoo licht veroorloofde, deed dikwijls ge-
vaarhjke onlusten ontstaan.
Opdat nu de gebreken van den staat mochten worden wegge-
nomen, wendden eenige der verstandigste mannen zich tot so-
-ocr page 29-
2\\
LON, die dit vertrouwen om zijn wijsheid, deugd en ondervin-
ding alleszins verdiende. In 594 werd hij tot archon gekozen.
Om de drukkende ongelijkheid van vermogen te matigen, ver-
nietigde hij de meeste schuldbrieven der armste schuldenaars
(d. i. hij liet de schuldzuilen of steenen pilaren wegnemen, waarop
de naam van hem , die \'t geld had voorgeschoten, en de grootte
der som waren gegrift.) Verder verbood hij, van nu aan op
persoonlijke borgstelling* schulden te maken of een\' Athener als
slaaf te verkoopen. Deze maatregel werd sisachthTa, d. i. ver-
lichting der lasten, geheeten.
Kort hierna werd hij met het ontwerpen eener nieuwe wetge-
ving belast. Hij ging van de billijke grondstelling uit, dat in
den staat alle burgers over \'t geheel aan elkander gelijk moeten
zijn, doch dat ieders staatsburgerlijke rechten en plichten in
verhouding behoorcn te staan niet tot de geboorte, maar tot den
grondeigendom. Solon verdeelde de burgers volgens hun vermogen
in vier klassen. Alleen die der drie eerste klassen waren tot
geregelden krijgsdienst als ruiters of zwaargewapenden verplicht.
Daarentegen werden ook de overheden slechts uit dezelfde klas-
sen, door alle burgers, gekozen. Behalve door de archonten werd
de staat door de volksvergadering, bij welke het oppergezag be-
rustte, en door een\' raad bestuurd.
Nog bij het leven van Solon barstten er te Athene, gelijk
vroeger meermalen was gebeurd, hevige twisten los, die daar-
mede eindigden, dat PISISTR&TUS, het hoofd van een der
kampende partijen, de oppermacht verkreeg, die bij zijn\' dood
in 527 op zijn zonen, Ilippïas en Hipparchus, overging.
Maar in 510 werd aan hun heerschappij een einde gemaakt.
Hippïas vluchtte naar Darïus I, koning van Perzië, en versterkte
hem in zijn voornemen om den Atheners den oorlog aan te doen.
§ 13.
De Perzische oorlogen. Van 493 tot 387.
De botsing, die tusschen de Aziatische alleenheersching der
Perzen en den vrijen staatsvorm der Grieken op de kust van Klein-
Azië ontstond (zie blz. 14), verwekte in het begin der vijfde
eeuw tusschen de Perzen en de Grieken een reeks van oorlogen,
die aan den eenen kant den ondergang van Perzië bewerkten,
aan den anderen het Grieksche volk tot het hoogste toppunt van
macht en ontwikkeling des geestes verhieven.
Na de onderwerping der Aziatische Grieken besloot Darïus I
Griekenland onder het juk te brengen, \'t Kerst afgezonden leger
onder Mardonïus in 493 bereikte Griekenland niet: het land-
leger werd door de dappere aanvallen der Thraciërs tot terug-
-ocr page 30-
29
keer gedwongen en de vloot bij het voorgebergte Athos (in
\'t z. o. van Macedonië) door stormen vernield. Desniettemin zond
Darïus reeds in \'t volgend" jaar herauten naar de onderschei-
den staten, ten einde aarde en water te vragen , als teekcns
van onderwerping. Thebe en de meeste eilanden huldigden de
oppermacht des konings: te Sparta en te Athene daarentegen
werden de gezanten gedood. In 490 ondernamen twee Perzi-
sche veldhecren, Datis en Artaphernes, over zee een twee-
den tocht. Eerst veroverden zij Fretrïa (op Euboea) en landden
toen in Atttca. Moedig togen de burgers van Athene, ten ge-
tale van 9000 of 10.000, slechts door 1000 Plataeèrs ondersteund,
onder aanvoering van miltiudes, den veel sterker vijand te-
gemoet en versloegen hem bij Marathon. Zoowel aan de dapper-
heid en geestdrift der kleine schare, als aan de krijgskunde van
Miltiudes kwam de eere toe der overwinning in dezen strijd.
Volmondig prezen de Spartanen, die eerst des daags na den
kamp op het slagveld aankwamen, de heldendaad der Atheners.
"Wel waren zij genegen geweest om mede te kampen, maar
een oude wet verbood hun voor \'t invallen der volle maan, die
. destijds juist op handen was, ten strijde uit te trekken. Te
Athene werd de overwinnaar evenzeer met gejubel en eerbewij-
zen begroet; maar later stierf hij in de gevangenis, dewijl zijn
aanval op het eiland Paros, dat zich aan de Perzen had onder-
worpen, was mislukt.
Xerxes i, Darïus\' opvolger, rustte zich vier jaren lang tot
den oorlog toe. Met een ontzaglijk leger, uit de meest ver-
schillende volkeren van Azië samengesteld, trok hij in 480 over
den Hellespont naar Europa, terwijl zijn talrijke vloot langs de
kusten zeilde. Na Thessaliè\' te hebben onderworpen, naderde
Xerxes de Thermopy lae, den bergpas, die uit Thessaliè naar
Hellas leidde. Hierheen waren 8000 Grieken onder bevel van
Sparta\'s koning leonïdas getrokken, terwijl de Grieksche vloot
naar de zeeëngte tusschen Euboea en Thessaliè was gestevend.
Moedig verijdelde de kleine bende een tijdlang alle pogingen der
honderdduizende Perzen om de bergengte te veroveren, en toen
iemand tot een\' der Spartanen zeide, dat de pijlen der Perzen
zoo talrijk waren, dat zij de zon verduisterden, antwoordde hij:
»Des te beter, dan zullen wij in de schaduw vechten.\' Terwijl
nu de Perzen, in weerwil van al hun inspanning, niet de min-
ste vorderingen maakten, toonde hun een verrader, Ephïaltes,
bij nacht een aan velen onbekend voetpad. Hierlangs getrokken,
vielen zij den Grieken, in den rug. Nu liet Leonïdas, de onmo-
gelijkheid eener verdere verdediging inziende, de meeste Grieken
aftrekken; hijzelf, getrouw aan Sparta\'s wet «sterven of over-
winnen," bleef met zijn 300 Spartanen en ecnige honderden
andere Grieken stand houden. Allen vielen, op twee na, in den
roemrijksten strijd (480),
-ocr page 31-
23
Thans verscheen Xerxes in Attïca, verwoestte het en nam zelfs
Athene in, dat vrouwen, grijsaards en kinderen hadden verlaten,
om zich op naburige plaatsen in veiligheid te stellen. THEMI8-
Töcles, zoo schrander als eerzuchtig, had de weerbare man-
nen overreed om zich op de vloot te begeven, door de Delphischo
orakelspreuk, dat de Atheners zich achter houten muren moesten
verdedigen, zoo te verklaren, dat met die muren schepen wer-
den bedoeld. Dewijl er evenwel bij de Grieken veel verdeeldheid
bestond, bedacht Tliemistöcles een list, ten einde tot een algemee-
nen zeeslag te komen. Hij liet nl. den koning van Perzië zeggen,
dat hij de Grieken onmiddellijk moest aangrijpen, zoo hij de ge-
legenheid om hen met een slag te vernietigen niet wilde verlie-
zen, dewijl zij op \'t punt stonden om uiteen te gaan. Bij Salit-
mis nu tastte Xerxes hen in 480 aan, op een plaats, te eng
voor de uitbreiding zijner vloot. In dezen slag behaalden de
Grieken, uitmuntend in het snel wenden hunner schepen, een
volledige overwinning. Xerxes vlood naar Azië, den veldheer Mar-
donïus met 300,000 man uitgelezen troepen in \'t n. van Grie-
kenland achterlatend.
In 479 trok de Spartaansche krijgsmacht onder pausanïas,
den voogd van den jongen koning Plistarchus, den Perzen tege-
moet. Met haar vereenigden zich de Atheners, aangevoerd door
Aristïdes. Tlij Plataeae (in Boeotië) geraakten de legers
handgemeen: de Perzen , die grootendeels sneuvelden, gelijk ook
Mardonïus, werden verslagen. Op denzelfden dag werd ook een an-
der leger der Perzenbij het Ionisch voorgebergte M y c ïi 1 é door de
Grieken overwonnen en het overschot der Perzische vloot vernield.
§ 14.
Pericles. De Peloponnesische oorlog, van 431 tot 404. —
Alcibiades.
Nu was het gevaar voor Griekenlands onafhankelijkheid geweken
en werd Perzië op zijn beurt bedreigd. Themistttcles, die te
Athene nog aan \'t hoofd stond, overreedde zijn medeburgers, om
de muren der stad te herstellen en de haven Piraeus te voltooien.
In weerwil zijner verdiensten moest hij voor den nijd zijner vijan-
den en de vrees der burgers, dat hij naar de opperheerschappij
stond, wijken. Men zeide, dat hij in \'t geheim met de Perzen
onderhandelde, en verwijderde hem door het ostracisme, d. i. een
volksbeslissing, waarbij men de namen van hen, die men verban-
nen wilde, op scherven grifte. Daarom vluchtte hij naar Perzië,
waar hij is gestorven.
Inmiddels wies Athene\'s macht steeds aan, bovenal doordien het,
vele kuststeden en eilanden van zich afhankelijk maakte en zoo,
-ocr page 32-
24
in Sparta\'s plaats, de hegemonie kreeg. Het bereikte ecliter het
toppunt zijner grootheid eerst onder \'t beheer van perïcles
(sinds ongeveer 450), die, alleen door zijn welsprekendheid en
belangeloosheid, tot zijn\' dood, zonder den naam, den staat
volkomen als alleenheerscher regeerde. Hij inzonderheid maakte
Athene tot het middelpunt van allo kunst en wetenschap, ver-
sierde de stad met de meesterstukken der uitstekende kunstenaars
en met heerlijke gewrochten der bouwkunst. Maar deze bloei was
van korten duur. Het bezit van den eersten rang onder de sta-
ten van Griekenland voerde tot misbruik van macht en \'t onder-
drukken der kleinere. Hierbij kwam de nijd der grootere, vooral
van Sparta, waardoor de ontevredenheid werd gevoed. Na vele
andere verdeeldheden sloeg, nog bij \'t leven van Perïcles, met
den Peloponnedschen oorlo;/, 431—404, de wederzijdsche verbit-
tcring tot dadelijkheden over.
Griekenland verdeelde zich in twee partijen: die van Athene be-
stond hoofdzakelijk in de bewoners der eilanden en kusten; Sparta
daarentegen werd door nagenoeg alle Peloponnesiërs bijgestaan.
Reeds in \'t begin (429) sleepte een vreeselijke pest, die te Athene
ontstond, duizenden, onder welke ook Perïcles, ten grave. Inmid-
dels werd de oorlog met steeds grootcr verbittering en teugelloozer
wreedheid voortgezet. Wel werd er eens , in 421, vrede gesloten;
maar de gezindheid der beide partijen was dezelfde gebleven. Kort
daarop namen alzoo de vijandelijkheden weder een begin, vooral
door toedoen van alcibiüdes, een\'leerling van den beroemden-
Socrates, die uit een oud geslacht gesproten, rijk, schrander en
schoon was, en als jongeling en als man, maar ook in de
hoogste mate lichtzinnig. Toen er te Athene gezanten uit Sicilië
kwamen, om hulp tegen Syracuse te vragen, bewoog Alcibiïtdes
de Atheners dit verzoek in te willigen, daar hij zich met de
hoop vleide, geheel Sicilië te zullen onderwerpen. Een trotsche
vloot werd uitgerust: Alcibiades was één der drie opperbevelhebbers.
De vloot lag zeilree en was op \'t punt in zee te steken, toen
op een\' nacht bijna alle Ilermesbeelden te Athene werden ver-
minkt. Dat was godsdienstschennis, en velen beweerden, dat
Alcibiades met zijn moedwillige vrienden deze euveldaad had be-
dreven. Toch liet men hem in 415 eerst met de beide andere
bevelhebbers, Nicias en Lamachus, uit/.eilen. Maar weldra
daagden de Atheners hem ter verantwoording en veroordeelden
hem, toen hij niet verscheen, bij verstek ter dood. Hij nam de
wijk tot de Spartanen en hitste hen zoozeer tegen de Atheners
op, dat zij hen niet alleen in Griekenland beoorloogden, maar
ook een vloot tot bijstand van Syracuse zonden. Zoowel hier-
door, als door het vroegtijdig sneuvelen van Lamachus en het
dralen van Niciae mislukte de geheele onderneming der Atheners
in 413. Nicias werd gevangen genomen en gedood, vloot en le-
ger vernield. Athene\'s beste krachten waren verspild.
-ocr page 33-
25
Terwijl dit voorviel, beproefden de Perzen de Grieksche volk-
plantingen in Klein-Azié\' weder onder hun gezag te brengen,
waartoe zij zich niet Sparta verbonden. AlcibiSdes , die zich te
Sparta veler haat op den hals had gehaald, zag zich gedwon-
gen naar Tissaphernes, den Perzischen landvoogd van Ionié\'
en Carië , te vluchten. Vanhier begaf hij zich naar een Atheensch
leger, dat op het eiland Samos lag en hem tot veldheer had ge-
kozen. Weldra versterkte hij het vertrouwen der krijgslieden door
twee overwinningen ter zee, op de Spartanen behaald. In 408
keerde hij, van zijn ballingschap ontheven, naar Athene terug.
Hij stond op zijn met buit beladen schip, en \'t volk ontving hem
met uitbundig gejuich. Dan, kortstondig was\' de overdreven inge-
nomenheid der Atheners met de daden van hun lieveling. Om
een gering verlies, dat hij door de schuld van zijn\' onderbevel-
hebber Antibchus tegen den Spartaanschen vlootvoogd LYSANDER
leed, werd hij op nieuw afgezet en keerde nooit naar Athene
terug. Met hem week Athene\'s geluk. Na schier alle zeesteden
en eilanden te hebben onderworpen, nam Lysander Athene in
404 in. De muren der stad werden onder muziek geslecht en
een aristocratische regering, die der dertig tirannen, ingevoerd.
Wel werd een jaar daarna de macht dier dwingelanden ver-
nietigd, maar Athene steeg niet weder tot den bloei van vroe-
ger dagen, üok Alcibiades\' einde was treurig. Door de Sparta-
nen vervolgd, had hij een toevlucht gezocht bij een\' Perzisch
landvoogd in Klein-Azié\', die hem, op verlangen der Spartanen,
door gehuurde sluipmoordenaars liet om hals brengen.
§ 15.
Socratcs.
Met het verval van den roem en do kracht van den staat ging
toenemend zedebederf te Athene hand aan hand. Te midden van
dat zedebederf leefde er echter een man, die door zijn deugdza-
men wandel en zijn onophoudelijk streven naar waarheid het
verheven beeld van een waren wijze oplevert. Het is de wijsgeer
cocrsites. Onder een\' wijsgeer verstaat men iemand, die er
zich bovenal op toelegt, het wezen aller dingen grondig te leeren
kennen. Socrates was de zoon van een\' beeldhouwer en oefende
een tijdlang de kunst zijns vaders uit. Ook diende hij, gelijk
alle andere Atheensche burgers, als krijgsman en streed gedu-
rende den Peloponnesischen oorlog voor zijn vaderland. Zijn le-
ven lang verkeerde hij vrijwillig in bekrompen omstandigheden
en onthouding, zich geheel wijdend aan de zending, waartoe hij
zich geroepen achtte. In tegenstel- ling met de overige wijs-
geeren, wier doel op de kennis der natuur en van \'t heelal
-ocr page 34-
2C
was gericht, bepaalde hij de wijsbegeerte bij denmensch zelven,
weshalve hij de vader der ethica of natuurlijke zedekunde heet.
In \'t opschrift van het Delphisch orakel »ken uzelven" lag,
meende hij, de sleutel aller wijsheid.
Destijds waren er te Athene mannen, sophisten geheeten, die de
studie der wijsbegeerte met die der welsprekendheid en staatkunde
vereenigden en op het werkelijk leven overbrachten, ook voor geld
deze vakken onderwijzend. Onder de handen dier nieuwe leermees-
ters ontaardde langzamerhand de zucht naar wetenschap; vernuft
en redekunde weiden kleederen, waarmede men, naar welgeval-
len, de logen als waarheid kon vermommen. Hierdoor kwamen
de sophisten in botsing met Socrates, die de menschen poogde
te oveneden, over hun doen en laten, over het goede en buoze
na te denken, zicli van hun eigen levenstaak rekenschap te geven.
Niet met lange redevoeringen trad hij tegen de sophisten op; doch
met hen gesprekken aanknoopend, legde hij hun vragen voor
en bracht hen, door hun het verkeerde hunner antwoorden aan
te toonen, in verlegenheid. Op dezelfde wijze handelde Socrates,
zoowel wanneer hij zich met zijn eigenlijke leerlingen, b. v.
Plato en Alcibitdes, als met de burgers, waar hij ze ook aantrof,
onderhield.
Socrates was nu 70 jaren oud. Nooit had het hem aan vijan-
den ontbroken, hem, die elk onbewimpeld de waarheid zeide,
maar steeds had hij gezegevierd. Eindelijk klaagde men hem
openlijk aan, dat hij de goden, die Athene vereerde, verwierp,
er nieuwe invoerde en de jeugd bedierf. Het gebruik wilde, dat
de beschuldigden zich door een pleitrede verdedigden of lieten
verdedigen. SocrStes hield zelf zijn verdedigingsrede. De oud-
heid heeft ons deze verdediging medegedeeld; zij is in vele
opzichten merkwaardig. Zoo zeide hij b. v.: «Niemand weet,
wat de dood is en of hij niet voor den mensch het grootste
aller goederen moet worden geacht. Mocht gij, Atheners, mij
niet ter dood veroordeelen, dan zou ik zeggen: wel bon ik uw
vriend, doch den god zal ik meer gehoorzamen dan u ; zoolang
ik adem, zal ik niet ophouden naar wijsheid te zoeken, en
als ik een\' uwer aantref, zal ik hem toevoegen: hoe, schaamt
gij u niet, wel geld, roem en eer na te jagen en niet naar
kennis en waarheid te streven?" Nadat Socrittes aldus had
gesproken, veroordeelden hem de rechters tot het drinken van
den giftbeker. Toen hij in den kerker was teruggebracht, riep
een zijner leerlingen in de diepste smart uit: »Zoo onschul-
dig te moeten sterven", waarop hij glimlachend zeide: «Zoudt
gij misschien liever hebben, dat ik schuldig stierf?" Een an-
der spoorde hem aan te vluchten. Socrates wees dit van
de hand, omdat hij niet ongehoorzaam wilde zijn aan de wet-
ten. Op zijn laatsten levensdag sprak hij met zijn vrienden
over de onsterfelijkheid der ziel. en toen de avond viel, ledigde
-ocr page 35-
27
liij kalm den giftbeker, die in \'t jaar 400 een einde aan zijn
leven maakte.
§ 16.
Van \'t einde der Perzische oorlogen tot de onderwerping van
Griekenland aan Macedonië.
Van 387 tot 338.
Gelijk Athene, werd ook Sparta. na den Peloponnesischen oor-
log, machteloozer door de toenemende verzwakking van den volks
geest, een gevolg van het verwaarloozen der wetgeving van Ly
curgus. Toen het nu, ter hulpe van de Grieksche steden in
Klein-Azië, legers hierheen zond, om de Perzen te beoorlogen,
verwekten de Perzische gezanten in Griekenland zelf een\' oorlog
van onderscheiden staten tegen Sparta. De Spartanen, ten volle
inziende, dat zij de opperheerschappij over Griekenland niet kon-
den handhaven zonder de medewerking van Perzié, zonden hierop
den geslepen Antalcïdas naar dit rijk, ten einde Artaxer-
xes II, die er toen regeerde en wegens zijn sterk geheugen
Mnëmon heette, voor zich te winnen. Dit gelukte, zoodat de
vrede van Antalcïdas in 387 zoowel aan den langdurigen oorlog
tegen Per/ie\' als aan dien der Grieksche staten onderling een einde
maakte. Weldra misbruikte Sparta, op Perzié steunend, zijn
macht. Een Spartaansch veldheer, die met zijn leger langs Thebe
trok, bemachtigde wederrechtelijk Cadmëa, den burg van Thebe,
door een aristocratische partij uit deze stad aangezet, welke alsnu
een menigte van haar staatkundige tegenstandei\'s dwong Thebe te
verlaten.
Maar in 379, vier jaren na het gewelddadig bezetten der stad,
keerde Peloptdas, een der ballingen, met andere Thebaansche
vluchtelingen in het geheim terug, bracht de hoofden dor tegen-
partij op een gastmaal om het leven en dwong de bezetting,
den burg te ontruimen. Met moed ondernam Thebe den strijd
tegen Sparta in den Thebaanschen oorlog, 378—302, en werd
eenige jaren lang Griekenlands eerste staat. De hoogte, waartoe
het zich in dezen tijd verhief, was geheel en al het werk van twee
uitstekende mannen onder haar burgers, EPAMINONDAS en
Pelopïdas. Eerst bracht Eparainondas, niet behulp van Pelo-
pïdas, den Spartanen bij Leuctra (ten z.w. van Thebe) een
nederlaag toe. In den tweeden slag, bij Mantinëa (in Arcadié\'),
werd hijzelf doodclijk gewond, doch stierf niet, eer hij zich, der
zege bewust, den pijl uit de wonde liet trekken. Met hem nam
niet alloen de grootheid van Thebe, maar die van geheel Grie-
kenland een einde. Van nu af werd het door een aantal andere
burgeroorlogen meer en meer verzwakt. Van dezen toestand
maakte een ten n. van Griekenland wonend koning, PHILIPS n
-ocr page 36-
2K
van Macedonië, die vroeger eenigen tijd alsgijzelaar ten huize van
Epuminondas had doorgebracht, gebruik, ten einde de Grieken
aan zijn heerschappij te onderwerpen. Hij wondde zoowel onikoo-
ping en andere geheime middelen als openbaar geweld aan om zijn
doel te bereiken. Te vergeefs ging te Athene de beroemde De-
mosthënes door zijn redevoeringen de pogingen van Philips tekeer.
De koning nam stad op stad, en nadat hij in 338 in den slag bij
Chaeronëa (in Boeotië) op Athene en Thebe de zege had be-
haald , werd de hegemonie van Macedonië over Griekenland door
alle Grieksche staten erkend en hem in hunnen naam het opper-
bevel opgedragen in den oorlog, dien men Perzië wilde aandoen.
DERDE TIJDVAK.
De geschiedenis van Macedonië, van \'t rijk van Alexander den
groote en van de hieruit ontsproten staten.
§ «•
Alexander de groote, van 336 tot 323. — De uit het Perzisch
Macedonisch rijk voortgekomen staten.
De oudste geschiedenis van Macedonië spreekt van het geslacht
der Temeniden of nakomelingen van Temönus (zie blz. 16), dat
het eerste in dit rijk was en reeds vele koningen vóór Philips II
had opgeleverd. Doch eerst met zijn regeering begint de groot-
heid van Macedonië. Hem volgde zijn zoon alexander de
g n O o T E, in 356 geboren en door den beroemdsten wijsgeer
der oudheid, Aristotëles, onderwezen, in 336 op. Na te
Corinthe van de Grieksche gezanten het opperbevelhebberschap,
zijn\' vader vroeger opgedragen, te hebben verkregen, bedwong
hij gemakkelijk de TIn acische en Illyrische volkstammen, die
zich tegen zijn heerschappij verzetteclen, en strafte den opstand
der Thebanen met de verwoesting hunner stad.
Toen nam hij de taak op zich, die zijn vader zich had voorge-
schreven, en trok in 334 met 35,000 man uitgelezen troepen over
den Hellespont. De Perzen leverden hem slag bij de Granïcus,
waar zij een nederlaag ondergingen. Het loon dei- overwinning
-ocr page 37-
2!)
was het westelijk deel van Klein-Azië tot het Taurusgebergte. De
koning trok nu door Ionië, Carië, Lycië, Pamphylië, Pisidiö en
Phrygië naar Cilicië. ïe Tarsus (in Cilicië) door zijnen arts Philip-
pus van een gevaarlijke ziekte hersteld, sloeg hij bij Issus in 333
het leger der Perzen, dat op G00,000 man wordt geschat, en nam
de gemalin, de moeder en de dochters van koning darïus i i i
c o d o M A N N u S gevangen.
Alexander liet daarop den koning van Perzië vooreerst aan zijn
lot over, ten einde de kustlanden Syrië, Palaestina, Phoenicië,
waar Nieuw-Tyrus hem zeven maanden lang weerstond, alsmede
Aegypte te onderwerpen. Hier grondvestte hij Alexandrië, dat
door zijn gelukkige ligging weldra het middelpunt van den we-
reldhandcl en de hoofdzetel der wetenschap werd, do stad, waar
voor \'t eerst Oostersche geleerdheid en Grieksche letteren in on-
dcrlinge aanraking kwamen. Uit Aegypte toog Alexander naar
Azië en sloeg bij A r b ë 1 a of G a u g a m ê 1 a (in Assyrië) in 331
de Perzische hoofdmacht, op 1,000,000 manschappen begroot.
Kort daarna werd de koning van Perzië op de vlucht door den
satraap van Bactriiïna, Bessus, vermoord en bezettoden de Mace-
doniörs de hoofdsteden van Perzië, Babyion, Susa, Persepolis en
Ecbatïtna. Zoo viel het uitgestrekt rijk in handen van Alexander,
die ook de in \'t n.o. van Perzië gelegen provinciën, Bactriiïna en
Sogdiana, doortrok en Bessus met den dood strafte.
Ofschoon thans overal als opperheer van Perzië erkend, streefde
Alexander nog naar grooter gebied. Deze zucht deed hem oenen
tocht naar noordelijk Indië en Pendsjab ondernemen, waar hij
eenige veroveringen maakte. Blaar bij de Hyphusis dwongen hem
de Macedoniërs, die zich met weerzin verder van eigen land en
volk verwijderden , in 326 tot den terugtocht. Terwijl zijn \\Ioot-
voogd Nearchus met een nieuw gebouwde vloot uit den Indus
langs de kusten naar den mond van den Tigris stevende, voerde
do koning zelf zijn leger langs den rechteroever van den Indus,
door Gedrosïë en Carmante, naar Babyion. Hier trachtte hij zijn
plan, de ineensmelting van Macedonië en Perzië en de verbreU
ding der Grieksche beschaving over Azië, te volvoeren. Het
weerstreven dier bedoelingen hadden reeds eenige zijner vrienden,
als Philötas en diens vader Parmenïo, met den dood geboet.
Om een andere reden, het in drift en dronkenschap verkleinen
zijner daden en \'t uiten van beschimpingen, had de insgelijks niet
nuchteren koning zijn\' veldheer CTïtus, den redder zijns levens
bij de Granïcus, eigenhandig gedood. Te midden van zijn over-
leggingen verraste de dood den koning zelven in 323.
Met het sterven van Alexander verviel zijn schepping, vooral
bij gemis van een geschikten opvolger. De eerstvolgende tijd
bevat dan ook niets dan een reeks van onderlinge twisten en
oorlogen tusschen zijn veldheeren, stedehouders {diadochen, d. i.
opvolgers), in de verschillende landen, welke in 301 met de
Wijnne, Ooerzicht, 7üe druk.
                                                     3
-ocr page 38-
30
nederlaag en den dood van Antigönus bij Ipsus (in Phrygië)
eindigden, die door Seleucus werd verslagen. Gedurende en na
deze oorlogen kwamen er uit de veroveringen van Alexander
onderscheiden rijken voort. Seleucus stichtte in 312 het Se-
leucidisch-Sgrisc/i vijl;,
waarvan zich onder zijn opvolgers Pergit-
nms en het Parthisch rijk losscheurden. Ptolemaeus Lagi,
d. i. zoon van Lagus , die ook den bijnaam Söter, d. i. redder,
had , stichtte in 323 in Aegypte het rijk der Ptolemaeên. Ma-
cedonië
bleef een rijk op zichzelf, dat, na eenigo wisseling van
heerschers, door de nakomelingen van een\'der diadochen, Deme-
trïus Polioreëtes, d. i. stedenveroveraar, werd bestuurd.
De Grieken, die zich aan Macedonië onttrokken, vereenigden
zich grootendeels in het Achaeïsch en het Aetolisch verbond. Onop-
houdelijk oorlogen tegen elkander voerde de boven genoemde sta-
ten langzamerhand tot hun\' ondergang: in de tweede en de eerste
eeuw v. C. werden zij, de een na den ander, Romeinsche \\vinge-
westen.
VIERDE AFDEELING.
De geschiedenis der Romeinen.
§ 18.
Italië.
Onder de Romeinen bestond Italië uit de volgende deelen:
a.     Opjier-Ilalw, hoofdzakelijk Gallia Cisalpïna (aan deze zijde
der Alpen) en Ligurië.
b.     Eigenlijk of Midden-Italië, mot de volgende landschappen:
Etrurië of Tuscië, Latium , Campanië, Umbrië, Picënum en
Samnium.
c.     Beneden-Italië, — ook, voor zoover de kusten met vele
Grieksche volkplantingen waren bezet, Groot-Griekenland ge-
noemd, — bevatte de volgende deelen: Lucanïë, Bruttium, Apu-
lïë, Calabrié\'.
Eilanden, tot Italië behoorende: Sicilië, Sardinië en Corsica.
§ 19-
Stichting en oudste bewoners van Rome.
De oudste bewoners van Italië bestonden uit velerlei volks-
stammen, waarschijnlijk alle van den Arischon stam, van welke
-ocr page 39-
31
de Etrusccn, de Sabijnen, de Latijnen en de Samnieten de voor-
naamsto zijn. Uit de Latijnen en de Sabijnen zijn do Romeinen
voortgekomen. De volksoverlevering der Romeinen bracht de voor-
naamste der Grieksche overleveringen, die van den Trojaanschen
oorlog, in verband met het ontstaan van Rome. Zooals zij n.1.
luidt, landde na vele omzwervingen de Trojaan Aenëas in La-
tium, waar zijn zoon Ascanïus later de stad Atba Longa
grondvestte, die eenige eeuwen lang door zijn nakomelingen werd
geregeerd. Onder hen was Numïtor de laatste, die echter door
zijn jongeren broeder Ainulïus van den troon werd gestooten.
Tegen de verwachting van Amulïus baarde de dochter van Numï-
tor, Rhea Silvia, tevens priesteres van Vesta, de godin van den
huiselijken haard, twee zonen, Romtilus en Remus, welke
door hun\' oud-oom tot den dood in de wateren des Tibers werden
veroordeeld. Doch Faustttlus, \'s konings herder, nam hen oj) van
de plaats, waar ze waren nedergelegd, en voedde ze op. Ineen\'
twist met de herdersknapen van Numïtor werd Remus door hen
gegrepen en voor zijn\' grootvader geleid. Faustttlus, ijlings toe-
gesneld, openbaarde thans het geheim der geboorte van de beide
broeders, die nu hun gezellen verzamelden, hun\' oud-oom over-
vielen, hem doodden en hun\' grootvader Numïtor in zijn waar-
digheid herstelden. Toen bouwden zij , met vergunning van Nu-
mïtor, op den Palattjnschen heuvel de stad Rome, bij welker
stichting oneenigheden tusschen de broeders ontstonden, ten ge-
volge waarvan Remus door de aanhangers van Romtilus werd
gedood. Volgens de gewone berekening, die van Yarro, valt
de stichting van Rome in \'t jaar 753 op den 21sten April.
Het geheele Romeinsche volk bestond in de vroegste tijden uit
drie standen: de patriciërs, de cliënten en de plebejers. De po-
triciërs, de aanzienlijken, waren zij, welke de stad gesticht en
de toenmalige bewoners der landstreek onderworpen hadden, als-
mede hun nakomelingen, /ij alleen werden geroepen tot het be-
kleeden der hoogste ambten en van de priesterlijke waardighe-
den en vormden do oorspronkelijke volksvergadering (comitXa cu-
riata),
waarin over alle gewichtige aangelegenheden van den staat
werd beraadslaagd en beslist.
De cliënten waren een soort van onderhoorigen der patriciërs
en meerendeels ontsproten uit de nakomelingen van hen, die zich
tot gehoorzaamheid aan de stichters der stad hadden verbonden.
In betrekking tot de cliënten, die later onder den derden stand
verdwenen, heetten de patriciërs patronen.
De plebejers maakten een vrijen stand uit, die opkwam door het
groot aantal menschen, van elders te Rome gekomen. Zij waren
in de eerste eeuwen van alle overheidsambten, behalve van de krijgs-
ambtcn, en van het stemrecht in de volksvergadering uitgesloten.
Aan het hoofd van den staat stond een koning, wien een te-
naai
en een volkmergadering ter zijde stonden.
3*
-ocr page 40-
32
§ 20.
Rome onder de koningen. Van 753 tot 509.
Gelijk de geschiedenis van den aanvang der meeste staten, zoo
is ook die van Rome en van hare eerste instellingen gedurende
dit tijdperk en nog tot diep in den tijd der republiek hoogst on-
zeker en mythisch. Evenmin als het jaar van Rome\'s stichting
vast staat, is het zeker, dat er zeven koningen hebben geregeerd.
Hoe lang elk dier koningen den schepter heeft gezwaaid, wat hij
heeft volvoerd of wat onder zijn bewind is gebeurd, dit alles is
niet meer uit te maken.
Naar men wil, moeten de zeven in deze orde elkander zijn op-
gevolgd: Romtilus, Numa Pompilius, Tullus Hostilius, Ancus
Martïus, Lucïus Tarquinïus Priscus, Servïus Tullius, Lucïus
Tarquinïus Superbus of de overmoedige. Op naam van Servius
Tullius worden twee gewichtige veranderingen in de staatsre-
geling gesteld, de verdeeling van \'t Romeinsch gebied en die der
burgers naar hun vermogen. Het gebied der stad — en dus
middellijk de bevolking tevens — werd verdeeld in een zeker
aantal geographische declen, vier stedelijke, tribus geheeten, en
vele landelijke, die men somtijds eveneens tribus, doch doorgaans
regiones noemde. Hoe groot het geheele getal was, is onbekend,
maar zeker, dat er in \'t jaar 495 v. C. een-en-twintig in \'t geheel
waren. In deze tribus, welker getal later tot vijf-en-dertig aan-
groeide, werden natuurlijk zoowel de patriciërs als de plebejers
opgenomen. Verder bezorgde Servïus den plebejers eenig aandeel
aan de regeering, doordien hij het geheele volk, volgens ieders
vermogen, op de wijze van een leger, in vijf klassen splitste,
welker onderafdeelingen centuriiin heetten, en de armste lieden,
in één centurie vereenigd, hieraan toevoegde. Naar deze indee-
ling in klassen werd de mate van de staatsburgerlijke rechten en
verplichtingen der Romeinsche burgers vastgesteld. De jongere
burgers uit de beide eerste klassen verrichtten te velde den zwaar-
sten , die der overige lichter dienst, en de laatste centurie schier
in \'t geheel geen. Naar deze indecling werd het geheele volk
later tot één vergadering vereenigd, comitia centuriata, waarde
stemming naar centurién geschiedde, en die van nu af de zetel
van \'t hoogst gezag werd te Rome.
De laatste koning, Lucïus Tarquinïus Superbus, was wreed en
willekeurig: hij ontnam den plebejers hun pas verkregen rechten
en dwong hen tot drukkende heerendionsten; den senaat riep hij
maar zelden bijeen en liet dien tot een gering getal uitsterven;
vele patriciërs werden van hun\' eigendom beroofd, verbannen of
-ocr page 41-
33
ter dood veroordeeld. Hierom riepen Lucïus Junius Brütus en
anderen het volk tot wraak en vrijheid op en werd Tarquinïus
met zijn geslacht in 509 verdreven.
§ 21.
De oorlogen van Rome tegen de verdreven Tarquirilussen.
De plebejers erlangen allengs volkomen gelijkstelling
in staatsburgerlijke rechten met de patriciërs.
Van 509 tot 287.
In de plaats der koningen kwamen twee consuls, die jaarlijks
in de comitia centuriata uit de patriciërs werden gekozen. Ilun
macht was ongeveer gelijk aan die, welke de koningen tot hiertoe
hadden, maar nu was zij onder twee personen gedeeld. De eerste
consuls waren LuciusJunïusBriitusenTarquinïusColla-
tlnus; doch de laatste werd weldra vervangen door Valerïus
Publicöla.
Intusschen trachtte de verjaagde koning öf zich in zijn heer-
schappij te herstellen, öf althans zijn goederen terug te erlangen.
Als middelen gebruikte hij én een heimelijke samenzwering én
openbare oorlogen der naburen tegen Rome. Zijn plan werd nog-
tans verijdeld, en hij stierf later in ballingschap. De door hem
verwekte oorlog met Porsenna, koning van Clusïum (in Etrurië),
bracht Rome zeer in \'t nauw. De stad ware verloren geweest,
zoo niet Horatïus Cocles, d. i. de eenoogige, met ongehoorde
stoutmoedigheid, den toegang tot een brug over don Tiber zoo-
lang met zijn lichaam had afgesloten en verdedigd, totdat zij was
afgebroken. In dezen tijd voerden de Romeinen, omtrent 500 v.
C., het dictatorschap in, een waardigheid, waardoor in hache-
lijke tijden aan éénen man een onbeperkt gezag, maar voor niet
langer dan een halfjaar, werd verleend.
Tottlusverre was steeds een derde deel van het veroverd land
als staatseigendom, tegen betaling van 1/10 der jaarlijksche op-
brengst, onder de patriciërs verdeeld. Zoodanige gronden noemde
men staatslanderijen. Terwijl de onophoudelijke oorlogen de patri-
ciërs dus verrijkten, maakten zij de plebejers steeds armer: de
aanhoudende legertochten verhinderden hen, hun akkers te be-
bouwen, en toch moesten de grondlasten even goed als in vredes-
tijd worden betaald. Zoo werden zij gedwongen onder harde voor-
waarden schuldenaars der rijke patriciërs te worden, die hen,
vooral nadat de vrees voor de herstelling van het koningschap was
-ocr page 42-
34
geweken, al meer en meer onderdrukten en als tot lijfeigenen
maakten. Dus ontstond te Rome tusschen de beide standen een
strijd, die omtrent twee eeuwen duurde en langzamerhand Rome\'s
staatsregeling voltooide.
Eerst verwierven de plebejers in 494 het recht om verdedigers,
volkstribunen, aan te stollen, die hen moesten beschermen en dit
vermochten, daar zij niet alleen door hun veto -— d. i. ik verbied
het — elk besluit van den senaat krachteloos maken, maar ook
het oproepen der plebejers tot den krijgsdienst beletten konden.
Van 451 tot 449 kregen de Romeinen geschreven wetten, die door
tien mannen, decemvïri, werden ingevoerd en op twaalf koperen
tafelen gegraveerd. Xog was de scheidsmuur tusschen do beide
standen niet vervallen: het bestuur van den staat bleef geheel in
handen der patriciërs. In 445 werd overeenkomstig Canulêjus\'
voorstel van wet beslist, dat huwelijken tusschen de beide standen
rechtsgeldig zouden zijn. Eindelijk bewerkten de Licinische wetten
in 307 bijna volkomen gelijkstelling der plebejers met de patriciërs.
Zij bepaalden, dat één der consuls altijd een plebejer moest zijn,
dat elk Romoinscli burger aandeel aan de staatslanderijen zou heb-
ben en de bestaande schulden verminderd zouden worden. Spoedig
daarna verwierven ook de plebejers den toegang tot de overige
staatsambten , zoodat in 287 de gelijkstelling der standen voor de
wet was voltooid.
§ 22.
Oorlogen van Iiomc met de Galliërs, de Samnicten, de Latijnen
en andere volkeren. Bcneden-Italië aan Home onderworpen
in den oorlog met Tarente en met koning Pyrrtius.
Van 390 tot 272 ». C.
Gedurende den hinnenlandschen strijd had Rome bijna onafge-
broken tegen de Yolscen, do Sabijnen en andere naburige stam-
nien geoorloogd. Later brachten de Senonische Galliërs onder hun
opperhoofd of Brennus — want het is waarschijnlijk geen eigen-
naam , maar een titel — , door \'t winnen van een\' veldslag en door
een hierop gevolgde belegering van het Capitool of den buig,
Rome in 390 zeer in \'t nauw. Reeds beklommen de Galliërs eens
bij nacht, bij overrompeling, \'t Capitool; maar de ganzen, die er
Jtino ter eere werden onderhouden en die de bezetting, bij alle
gebrek aan levensmiddelen, had gespaard, wekten, volgens de
overlevering, door haai\' gekwaak nog tijdig Manlïus, die, omdat
hij op het Capitool woonde, Capitolïnus werd goheeten en nu
zijn\' post wakker verdedigde. Zóó vond do vroomheid haar loon,
en \'t Capitool werd behouden. De ingesloten Romeinen werden ,
zooals de overlevering wil, door den dictator ca.millus ontzet,
-ocr page 43-
35
juist toen de Galliërs, welke door verderfelijke ziekten werden
geteisterd, zich gereed maakten een groote som gelds als losprijs
in ontvangst te nemen.
Van 343 tot 290 voerden de Romeinen hevige ooi-logen met de
Samnieten, die, evenals zijzelven, naar de opperheerschappij over
Italië stonden; niet do Latijnen, die, tot dusver als bondgenooten
met de Romeinen vercenigd, thans toegang tot den senaat en het
consulschap vorderden, en met de Etruscen, als bondgenooten der
Samnieten. Bij de Romeinen onderscheidden zich Publius De-
c ius Mus, vader en zoon, Quin tus Fabius Maximus Ru 1-
lianus en andere veldheeren. Rij de Samnieten maakte zich
Gavius Pontïus beroemd, die in 321 de Romeinen in de berg-
engte bij Caudïum (in \'t z.w. van Samnium) insloot, hen sma-
delijk onder het juk liet doorgaan, doch den gewenschten vrede
niet verkreeg, vermits de Romeinsche senaat het gesloten vredes-
verdrag nietig verklaarde. Al die oorlogen eindigden hiermede,
dat de Samnieten, gelijk de overige volkeren, Rome\'s oppermacht
erkenden.
De grondslag tot Rome\'s heerschappij over Ralië was aanvan-
kelijk gelegd. Nog één gevaarlijke oorlog toefde echter den nu
reeds krachtigen staat, n.1. die met Tarente, do rijkste en mach-
tigste der Grieksche koloniën in Zuid-Italië, die Pyrrhus, koning
van Epïrus, te hulp riep. Tweemalen sloeg Pyrrhus, in 280 in
Ralië geland, met zijn wel geoefend leger en zijn olifanten, hoe-
wel met zware inspanning, de Romeinen, maar in 275 dwong
Manïus Curïus Dentatus, een man, die in edel zelfgevoel
liever heerschte over hen, die rijkdommen bezaten, dan dat hij er
zelf bezat, door een derden veldslag den koning naar zijn land
terug te gaan. Drie jaren later werd Tarente ten onder gebracht
en daarmede welhaast geheel Beneden-Italië.
§ 23.
Be eerste Punische oorlog. Van 264 tot 241 v. C.
Rome\'s vrees voor de uitbreiding van \'t Karthaagsch gebied op
Sicilië en wederzijdsche ijverzucht der beide staten gaven aanlei-
ding tot den eersten der Punische oorlogen, zoo genoemd naar
de Poeniërs, d. i. Karthagers. Terwijl de Romeinen het grootst
gedeelte van \'t gebied der Karthagers op Sicilië veroverden,
stroopten deze de kusten van Ralië. Ten einde op den duur tegen
de Karthagers te zijn opgewassen, rustten de Romeinen, wier
kleine vaartuigen zich niet met de groote schepen hunner vijanden
konden nieten, in zestig dagen een vloot van honderd twintig
schepen uit. Met behulp van enterbruggen, die den zeeslag als
\'t ware in een gevecht te land veranderden, behaalde Gajus
-ocr page 44-
36
DuillYus in 260 bij Mylae (op de n.o. kust van Sicilië) de
eerste overwinning ter zee. Nu vatteden de Romeinen het plan
op, den oorlog naar Afrika te verplaatsen. Atili\'us Regtilus
baande zich den weg hierheen en drong zegevierend tot in de
nabijheid van Karthago door. In dien nood stelden de Kartha-
gers Xanthippus, een\' vreemdeling, aan \'t hoofd van \'t leger,
die de Romeinen in 255 bij Tunes (ten w. van Karthago) beslis-
send sloeg en Regtilus gevangen nam. Van de verdere lotgevallen
van dezen man is niets met zekerheid bekend, dan dat hij latei-
te Karthago stierf. Nadat de oorlog nog een tijdlang van weers-
kanten met de uiterste inspanning was gevoerd, eindigde hij in
241. De voorwaarden, den Karthagers opgelegd, waren hoofd-
zakelijk : Sicilië te ontruimen en 3200 talenten (8,000,000 gl.) oor-
logskosten te betalen.
Met deze voordeelen nog niet tevreden, ontrukten hun de Ro-
meinen te midden van den vrede het eiland Sardinië. De oorlog
was nu geëindigd, en de beide staten zochten, elk in een bij-
zondere landstreek, zich nieuwe bezittingen te verwerven. II a-
milear B ure as en na hem zijn schoonzoon IJasdrubal verover-
den voor Karthago het grootst deel van Spanje tot den Ibêrus.
Met den laatsten sloten echter de Romeinen, om een\' dam op te
werpen tegen de steeds aangroeiende macht der Karthagers in
Spanje, een verdrag, waarbij Karthago beloofde geen leger over
den Ibërus te laten trekken. Intusschen vernieesterden de Romei-
nen Corsica, benevens een deel van Illyrië, en onderwierpen
Cisalpijnsch Gallië.
§ 24.
De tweede Punische oorlog. — Van 218 tot 201 v. C.
In Spanje was HANNÏBAL, een zoon van Hamilcar, in de plaats
van zijn\' zwager Hasdrïibal gekomen. Snel zette hij het werk
voort, waartoe zijn vader hier den grond had gelegd. Ten einde
gelegenheid te vinden om Rome den oorlog aan te doen, belegerde
en veroverde hij in 212 Saguntum (een stad, in \'t o. van Spanje
aan zee gelegen en sinds lang met Rome verbonden). Dit maakte
den tweeden Punischen oorlog onvermijdelijk, hetgeen ook Hanni-
bals doel was. Het plan der Romeinen om een leger naar Spanje
en een ander naar Afrika te zenden voorkwam Hannlbal, althans
gedeeltelijk, door zijn roemrijken tocht over de Alpen. Onder be-
stendige gevechten met woeste volkeren en in weerwil van de tal-
looze bezwaren eener onherbergzame natuur, werd deze onderne-
ming, die Hannïbal op meer dan de helft zijns legers kwam te staan ,
volbracht. Bij de eerste ontmoeting sloeg hij de Romeinen in 218
-ocr page 45-
37
tweemaal in Opper-Italie, bij de Ticïnus en de Trebïa. In 217
drong liij tot liet Trasimënisch meer (in Etrurië) door, waar
hij een derde leger vernietigde. Toen benoemden de Romeinen
Quintus F a b ï u s M a x ï m u s tot dictator, die, daar hij door een\'
slag te ontwijken krijgskundig den vijand afmatte, den bijnaam
cu n et iï tor, d. i. draier, kreeg. Hij trachtte den vijand in onge-
legenheid te brengen door hem het onderhoud zijner troepen moeie-
lijk te maken. Toen echter de onbezonnen consul Varro, die
na hem aan \'t hoofd van een deel der legioenen stond, in 210 den
slag bij Gannae (in Apulië) waagde, leden de Romeinen een
verschrikkelijke nederlaag, die door den afval hunner meeste bond-
genooten in Reneden-Italié\' werd gevolgd.
In dien wanhopigen toestand gaf Rome echter den moed niet op.
Marcellus stak naar Sicilië over, om Syracüse te beoorlogen,
dat onder het bewind van Hieronymus (zie blz. 17) van Rome
was afgevallen. Door krijgslist veroverde hij in 212 de stad, die
onder anderen met behulp van de werktuigen van den grooten
wiskundige A r c h i m ë d e s, den vijand veel nadeel toegebracht en
het beleg lang en moedig doorgestaan had. Gedurende den ooi-log
in Italië was ook in Spanje met afwisselend geluk gestreden. Een
voor de Romeinen zeer gunstigen koer namen er de gebeurtenissen,
sedert de jonge PUBLÏUS cornelius scipïo, later Africanus
major
, d. i. de oude, het opperbevel bekwam. Hij veroverde in
209 Nieuw-Karthago, zegevierde over Hasdriibal, Hannïbals
broeder, en voltooide de verovering van Karthaagsch Spanje. Het
laatste ging des te gemakkelijker, daar Hannïbal, door zijn vader-
land slechts karig ondersteund, zijn\' broeder uit Spanje tot zich
had ontboden. Langs denzelfden weg, dien Hannïbal zich vroeger
had gebaand, Italië binnengerukt, werd Ilasdriibal in 207 bij de
Metaurus (niet ver van Sêna, in Umbrië) gedood en zijn leger
vernietigd. Dit was het einde van Karthago\'s zegepralen in Italië.
Van nu af bepaalde zich Hannïbal, in het land der Bruttiërs
gelegerd, tot zelfverdediging, totdat hij in 203 werd geroepen om
Karthfigo zelf te beveiligen. Want Scipïo, uit Spanje terugge-
keerd, was naar Afrika overgestoken om den oorlog te eindigen.
Bijgestaan door den vorst van Oost-Numidië, Masinissa, sloeg
hij in 202 de Karthagers onder Hannïbal bij Zama (ten z. w. van
Karthago). De vrede, in 201 gesloten, schreef voor, dat de Kar-
thagers zich tot Afrika moesten beperken, hun oorlogschepen
op tien na uitleveren, 10,000 talenten (25,000,000 gl.) betalen en
zonder Rome\'s toestemming geen\' oorlog mochten beginnen. P. Corn.
Scipïo verwierf nu den boven genoemden bijnaam. Hannïbal zelf
moest later, om Rome\'s haat te ontgaan, zijn vaderstad ver-
laten. Hij begaf zich eerst naar Antiöchus III of den groote van
Syrië, vervolgens naar Bithynië. Toon hij hier op het punt was in
handen der Romeinen te geraken, nam hij in 183 vergif in en stierf.
-ocr page 46-
38
§25.
Uitbreiding van Rome\'s heerschappij in het Oosten en in Spanje.
De derde Punische oorlog, van 149 tot 146 v. C.
Karthiïgo was diep vernederd, en snel ging Rome voort op de
baan, die tot de wereldheerschappij voerde. Het eerst werd de
oorlog verklaard aan Philips V, koning van Macedonië, dewijl
hij, toen Hannïbal nog in Italiii stond, met hem een verbond had
aangegaan en \'t stout plan ontworpen, om Rome met vereende
krachten aan te vallen. Reeds onder zijn\' zoon en opvolger Per-
se us werd Macedonië in 168 onderworpen, twintig jaren later
een Romeinsch wingewest. De Syrische oorlog, dien Rome tegen
Antiochus III, een\' van Seleucus\' (zie blz. 30) opvolgers,
voerde, dwong hem in 189, zijn land tot den Taurus, d. i. nage-
noeg geheel Klein-Azie, af te staan. In 146 bezweek ook het
Achacïsch verbond (zie blz. 30) en werd Griekenland, onder den
naam Achaje, in het Romeinsch rijk ingelijfd. Ook de kleinere
staten Aetolië, Illyrië en Epïrus worden doelen van hot wereldrijk.
In Spanje oorloogde Rome schier do gansene tweede eeuw door,
totdat met den val van NumantYa (in \'t n. van Spanje aan de
Duëro) in 133 zijn verovering was voltooid.
Intusschen beroofde Masinissa, door de Romeinen aangezet,
Karthiïgo van de cene landstreek na de andere. De naijver van
Rome rustte niet. «Karthiïgo moet verwoest worden" waren do
woorden, waarmede Cato de oude, wat hij in den senaat ook
voordroeg, altijd zijn rede sloot en die tot een spreekwoord zijn
geworden. Lang getergd, vatteden de Karthagers eindelijk de
wapens tegen Masinissa op. Deze vredebreuk had Rome lang
gewenscht. Eerst vorderde do senaat van het verschrikt volk
drie honderd kinderen uit de aanzienlijkste familiën als gijze-
laars. Toen eischten de consuls, in Afrika geland, uitlevering
van de wapens der Karthagers en van hun\' krijgsvoorraad, en,
nadat dit alles bereidwillig was gegeven, dat zij hun stad een
eind weegs dieper landwaarts in zouden verleggen. Het bericht
van dezen laatstcn eiscli verwekte een algemeene woede. Twee
jaren lang bood do stad een wanhopigen tegenstand. Eerst in
146 veroverde haar de jonge PUBLIUS corn. scipio aemili5-
nus, een zoon van Aemilius Paullus en aangenomen zoon van
Scipïo, een\' zoon van Africanus den oude. De stad zelve werd
tot op den grond geslecht en haar gebied oen Romeinsch winge*
west, onder den naam Afrika. Scipïo werd de eernaam Africanus
minor
of de jonge toegevoegd. Op geen vroeger of later over-
winning was Rome\'s volksgevoel trotscher dan op die van Karthiïgo.
-ocr page 47-
39
§ 26.
Van de Gracchussen tot den dood van Sulla. —•
Van 133 tot 78 v. C.
Mettertijd had zich, na de gelijkstelling der oude standen voor
de wet, te Rome zoowel uit de patriciërs als uit de plebejers een
nieuwe klasse van aanzienlijken gevormd, de optimaten of nobï-
Irs,
d. i. edelen, in wier geslachten de hoogo ambten als erfe-
Jijk werden en die in \'t uitsluitend bezit waren der staatslande-
rijen. Ue tegenstelling vormden die burgers, welke geen vermo-
gen bezaten en daarom hun stem in de volksvergadering vaak
veil hadden. Tot de mannen, die het naderend verderf van den
staat trachtten tegen te werken, behoorden vooral de volkstribunen
Tiberïus en Gajus Gracchus. Zoowel door den voorslag om
elkeen grondbezit te geven als door andere wetsontwerpen.zochten
zij het volk weer op te beuren en het algemeen welzijn tot staats-
beginsel te maken. Maar beiden violen als slachtoffers van den
haat hunner vijanden, de optimaten, en wel Gajus in 121.
De verdorvenheid der optimaten openbaarde zich vooral in den
Jugurthijnschen oorlog, 112—IOC. Jugurtha, een der koningen
van Numidié\', vermoordde zijn medekoningen, kleinzonen van
Masinissa en Home\'s bondgenooten. Bij het bedrijven dezer wan-
daden rokende do sluwe man op de kracht van \'t geld en op de
veilheid der optimaten. Hierin bedroog hij zich niet: omkooping
verzekerde hem van de werkeloosheid van eenigo der Romoinsehe
veldheeren, die hem moesten beoorlogen. Doch het rijk dor onge-
rechtigheid is niet bestendig. In 107 sloeg ga jus marïus, een
man van geringe afkomst, ruw, maar dapper, hem bij Cirta (in
\'t n. van Numidié). Jugurtha werd kort daarna gevangen genomen
en stierf den hongerdood in den kerker.
Niet lang na dezen ooi log werd Marïus, 102—101, de redder
zijns vaderlands. De Cimbren en de Teutoncn, Germaansche stam-
men van een forsche, reusachtige gestalte en woeste dapperheid,
bedreigden Italië en gaven als \'t ware \'t voorspel der latere volks-
verhuizingen van die talrijke en woeste stammen, die in de vierde
eeuw \'t Romeinsch rijk overstroomden en eindelijk den rijkszetel
omverwierpen. Nog was hun tijd niet gekomen, en Marius be-
haalde op die horden een volledige overwinning, toen een nog
grooter onheil Rome bedreigde: de oorlog der bondgenooten, ook
wel de Marsische geheeten. De oorzaak was, dat de bewoners van
eigenlijk Italië het Romeinsch burgerrecht verlangden. Rome, dat
eerst had geweigerd, moest na een tweejarigen strijd in 88 toegeven.
In dezen oorlog onderscheidde zich, naast Marïus, inzonderheid
-ocr page 48-
40
sulla, een man uit een aanzienlijk geslacht gesproten, van zeld-
zame geestbeschaving, maar zedeloo» en wreed. Hij ontwierp het
plan, de meer en meer veld winnende democratie te vernietigen
en de voormalige aristocratie te hei stellen: dus stond hij tegenover
Marïus, het hoofd der volkspartij. In 87 begon Marïus den eer-
sten burgeroorlog
tegen Sulla\'s aanhangers, terwijl deze tegen
Mithradates VI Eu pit tor (d. i. van edele afkomst zijnde),
koning van Pontus, een rijk, dat zich niet bepaalde tot het land-
schap van dien naam (in \'t o. van Klein-Azië, ten z. van de Zwarte
Zee), maar bovendien vele der aangrenzende gewesten bevatte,
den eersten Mithradatischen oorlog voerde. Marïus stierf weldra,
en toen Mithradates was bedwongen, keerde Sulla terug naar
Rome. Hier roeide hij de gansche volkspartij uit, eindigde daar-
door in 81 den burgeroorlog, liet zich tot dictator benoemen,
maar legde in 78 het bewind neer, waarna hij weldra stierf.
§ 27.
Gnaeus Pompejus.. Het eerste driemanschap. De tweede
burgeroorlog en G. Julius Caesar.
Van 78 tot 44 v. C.
Als erfgenaam van Sulla\'s aanzien trad gnaeus pompöjus
op, later de groote genoemd. Zijn beroemdste daden zijn:
het uitroeien van \'t overschot der zwaardvechters, die Rome zeer
hadden bedreigd, maar in 71 door MARCU8 LICINÏds CRASSUS
bij de Silarus (de grensscheiding tusschen Lucanïë en Campanïé)
waren verslagen; het vernietigen der zeeroovers, die den toevoer
van koren onderschepten, in 67, en het roemrijk eindigen van den
derden Mithradatischen oorlog. Nadat toch L u c u 11 u s den koning
reeds zeer had verzwakt, overwon Pompejus hem in 66 bij den
Euphraat, waarop Mithradates zich door een\' zijner dienaren
liet dooden. Bij deze gelegenheid voegde Pompejus Syrië mede
aan Rome\'s gebied toe en maakte de Joden, die, na een tijdlang
aan buitenlandsche heerschers te hebben gehoorzaamd, thans we-
der ongeveer een eeuw lang onder de Makkabaoën hun zelfstan-
digheid hadden weten te handhaven, afhankelijk van de Ro-
meinen.
Hoe gelukkiger Rome in deze oorlogen was, hoe meer schatten
zijn zegevierende legers uit alle bekende landen der hoofdstad
toevoerden, des te grooter werden de weelde en de verslapping
van de oude veerkracht. Burgermoord, omkoopbaarheid, misdaad
en ondeugd heerschten meer en meer. Een samenzwering van
Catilïna en zijn eedgenooten was door den consul marcjus
-ocr page 49-
41
tullïus cicö\'ro, een\' man, uitmuntend als redenaar en wijs-
geer, het sieraad der Latijnsche letterkunde, in 62 verijdeld,
maar de vroegere volksgeest en de eerbied voor orde en wet niet
tegelijk herboren.
Deze gesteldheid van zaken deed ga jus julïus caesar,
een\' eerzuchtig man, die zich later als veldheer, partijhoofd en
als geschiedschrijver uitstekend onderscheidde, het denkbeeld op-
vatten, zich met Pompêjus, die op den senaat was gebeten, en
met den overmatig rijken Crassus nauw te verbinden. Deze
verbintenis, welke eerst geheim werd gehouden, maar waarvan
de strekking spoedig voor ieder duidelijk werd, noemt men het
eerste driemanschap of triumviraat (60). De invloed der drieman-
nen op het volk hielp hen aan de gewichtigste ambten en winge-
westen. Zoo werd Caesar consul en proconsul of landvoogd over
Gallië , Pompêjus kreeg Spanje , Crassus Syrië. In Transalpijnsch
Gallië onderwierp Caesar door onophoudelijke gevechten de tal-
rijke Gallische stammen, streed ook met Germaansche volkeren
en ging zelfs, hoewel zonder verdere gevolgen, over den Rijn en
naar Britannië. Deze oorlogen maakte Caesar dienstbaar aan zijn
plan: zij vormden hem tot een\' volkomen veldheer, terwijl hij
grooten krijgsroem verwierf en zich een eigen leger schiep, dat
bereid was hem op al zijn wegen te volgen. Gedurende deze
jaren bleef Pompêjus , zijn gewest door een ander latende bestu-
ren, te Rome. Crassus, naar Azië vertrokken, viel in 53 bij
Carrae (in \'tw. van Mesopotamië) in den strijd tegen de Par-
then (zie blz. 30), die in het ten o. van liet Romeinsch gebied
gelegen Azië woonden.
Thans werd het driemanschap metterdaad ontbonden en sloot
zich Pompêjus, uit ijverzucht tegen zijn\' mededinger, bij den
senaat aan , die Caesar gelastte het beheer over zijn gewest neer
te leggen en het leger af te danken. Toen de eisch van Caesar,
die hetzelfde van Pompêjus verlangde, door dezen was afgeslagen,
trok hij over de Rubtco, de zuidoostelijke grens van zijn\' staat.
Hierdoor was hij feitelijk in opstand gekomen tegen den senaat,
en de tweede burgeroorlog (49—45) begon. Pompêjus, nog on-
voorbereid, vlood over do Adriatische zee. De hoofdslag had
in 48 plaats nabij Pharsülus (in Thessalië), waar Caesar een
volkomen overwinning behaalde. De overwonnene, geheel rade-
loos , begaf zich overhaast naar Acgypte en werd er op last van
het hof vermoord. Hierna zegepraalde Caesar achtereenvolgens
over al zijn tegenstanders in Azië, Afrika en Spanje. Toen
Cato de jonge of van Utïca (ten n. van Karthiigo) de neder-
laag der zijnen had vernomen, doodde hij zichzelf in die stad,
ten einde de vrijheid van zijn vaderland, d. i. den ouden staats-
vorm, niet te overleven. Naar Rome teruggekeerd , vierde Caesar
talrijke zegepralen. De senaat benoemde hein tot levenslang dic-
tator en overlaadde hem met titels en eerbewijzen. Van zijn\'
-ocr page 50-
42
kant schonk Caesar ruime giften aan het volk en de soldaten,
gaf zeer vele heilzame wetten en verbeterde de tijdrekening. Den
senaat vernederde hij echter meer dan eens, de republikeinsche
vormen versmaadde hij : kortom , niet tevreden met de onbeperkte
macht, streefde hij ook, zooals men meende, naar de uiterlijke
teekenen van \'t gezag. Verbittering werd hieruit geboren, en
meer dan zestig mannen verbonden zich om \'t gezag van den se-
naat, den ouden staatsvorm, te herstellen. Marcus Junius
Brutus en Gajus Cassïus Longïnus stonden aan \'thoofd.
Op den loden Maart 44 werd Julïus Caesar door de samenge-
zworenen in den senaat gedood.
§ 28.
liet tweede driemanschap. Van 43 tot 31 v. C.
Nauwelijks was Caesar bezweken, of twee mannen trachtten,
elk voor zich, zijn plaats in te nemen: marcus antonïus,
een gewezen veldheer van Caesar, en gajus julïus caesar
octavius, een kleinzoon van Caesars zuster. Zoo ontstond in
43 het tweede dricmanscliap tusschen OctavYus, Antonïus en Le-
pïdus. Rome werd nu op nieuw het tooneel van tallooze vogel-
vrijverklaringen; ook Cicero werd er door getroffen. Toen togen
Octavïus, van nu af ook wel Octavianus geheeten, en Anto-
ntus naar Macedonië, en versloegen bij Philippi (in \'t o. van
dit land) in 42 IhTttus en Cassïus, de laatste verdedigers van den
ouden staatsvorm. Ten gevolde hiervan verdeelden de overwin-
naars de wingewesten onder elkander. Octavïus nam het Westen ,
Antonuis het Oosten, terwijl zij aan Lepïdus een ondergeschikte
rol toedeelden. Welliaast begaf Antonïus zich naar Alexandrië
tot Cleopatra, koningin van Aegypte, maar onder Ronieinsch
oppergezag, en doodde er zijn\' tijd met zwelgerijen en wellustige
vermaken. Tusschen hein en Octavïus brak spoedig de tweedracht
los, die, reeds eenmaal onderdrukt, weer uitbarstte, toen Anto-
nïus landen van den Romeinschen staat aan zijn kinderen, bij
Cleopittra verwekt, schonk. De senaat, nog altijd met den schijn
der oude oppermacht bekleed, verklaarde hem en Cleopittra den
oorlog. De zeeslag bij \'t voorgebergte Actïum (in \'tn.w. van
Acarnaniè) in 31 besliste den strijd ton gunste van Octavïus.
Het eerst vluchtte Cleopatra naar Aegypte; haar volgde Antonïus,
en beiden doodden zich hier. Aegypte werd een Romeinsch win-
gewest en Octavïus alleenheerscher over het groot rijk, dat alle
volkeren in zich bevatte, die de oude geschiedenis kent.
-ocr page 51-
43
§29.
Augustus. Van 31 v. C. tot 14 n. C. Het Christendom.
Caesar octaviSnus, van nu af augustus (de geheiligde)
genoemd (31 v. C.—14 n. C), werd thans inderdaad alleenheer-
scher, maar met hehoud der oude vormen. Onder de oorlogen,
gedurende zijn regeering gevoerd, zijn inzonderheid die tegen de
Germanen belangrijk. Drïisus, de jongste stiefzoon dos keizers,
drong 12—9 v. C. tot de Elbo door, en na zijn\' dood gingen
andere veldheeron voort, de noordelijke Germaansche stammen te
onderwerpen. Doch de overmoed van den landvoogd Q u i n c t i-
lius Varus knakte do macht der Romeinen in deze streken. Her-
man of Arminïus, een vorst der Cheruscen, vereenigde vele
zijner landslieden en bracht den zorgeloozen Varus een neder-
laag toe in het Teutoburger woud (ten o. van Paderborn ,
ten w. van de Wezer) (9 n. C.). Sedert dezen tijd vergenoegden
zich de Romeinen met het behoud der landen , tusschen den Donau,
den Rijn en de Main gelegen.
De in vele opzichten zoo gelukkige Augustus bleef toch niet
verschoond van rampspoeden: al zijn naaste betrekkingen over-
leden vóór hem. Tiberïus, de lievelingszoon zijner dorde, heersch-
zuchtige gemalin Livïa, werd zijn opvolger.
Terwijl Augustus keizer van het Romeinsch rijk en Herodes
de grooto koning der Joden was, werd jezus Christus inliet
Joodsch land geboren , naar men doorgaans opgeeft, in het jaar
753 na de stichting van Rome. Gedurende de regeering van Ti-
berïus trad hij op en verkondigde drie jaren lang zijn godsdienst
der liefde, die den menschen God als hun\' vader recht deed
kennen en hen opwekte, om naar gelijkvormigheid met God te
streven. Christus zelf leed don kruisdood. Deze dood word de
bevestiging en verzegeling zijner leer, en zijn afgezondenen,
apostelen genoemd , overtuigd van de waarheid zijner opstanding
uit den dood, verbreidden zo vol ijver en geestdrift door alle dee-
len van het Romeinsch rijk. En naarmate de tijdon der keizer-
lijke heerschappij troosteloozer waren, naar die mate wies het
getal belijders des te sneller.
§30.
De keizers uit het geslacht van Augustus, de Flaviussen en de
overige vorsten tot Constantïnus den groote.
Van 14 tot 323.
Tiberïus, reeds een man vanjaren, toen hij de kroon op zijn
hoofd zette, was achterdochtig, wreed en een slaaf zijner zinno-
lijko begeerten. En zijn naaste opvolgers waren niet beter; zelfs
-ocr page 52-
44
was de laatste keizer uit het geslacht van Caesar, nero (54—
08), geheelenal de slaaf zijner onzinnige driften. Als een waan-
zinnigo bedreef hij de onnatuurlijkste en verschrikkelijkste euvel-
daden. Hem, den moordenaar zijner naaste verwanten, houdt
men met veel waarschijnlijkheid voor den stichter van den vree-
selijken brand te Rome in 04, welke van de veertien wijken der
stad tien geheel of ten deele verteerde. Met behulp van de ont-
zettendste afpersingen in de wingewesten herbouwde hij Rome op
ruimer schaal en met groote pracht.
Na hem bleef de geslachtsnaam van Caesar (keizer) de gewone
titel van den beheerscher des Romeinschen rijks, nu de naam
der waardigheid geworden, en kregen de legers metterdaad, de
senaat daarentegen slechts in naam, het recht om over den
troon te beschikken. Uit het huis der Flaviusscn beklommen drie
keizers den troon: titus FLAVIDS vespasiïïnus en zijn
zonen titus en D O Hl TI aNUS. De beide eerstgenoemden munt-
ten als vorsten uit, de vader door een spaarzaam bestuur, de
zoon door zijn uitnemende goedheid. Onder Vespasianus werd
Jeruzalem in 70 ingenomen en verwoest; de Joden verstrooiden
zich over den geheelen aardbodem. Ook hernieuwde hij liet bond-
genootschap met de Bataven, die onder aanvoering van Claudïus
Civïlis waren opgestaan. De menschlievendheid van Titus blonk
vooral uit bij de zware rampen, die destijds Italië troffen. Zoo
had in 79 de eerste bekende uitbarsting van den VesuvTus plaats,
waardoor de steden HerculanSum (ten z.o. van Xeapolis aan de
kust) en Po»ipëji (ten z.o. van Herculaneum) onder asch en lava
werden bedolven. Sinds 1713 zijn de beide steden gedeeltelijk
weder opgedolven. Doinitiiïnus was geheelenal ongelijk aan zijn
beide voorgangers, en werd, evenals de vroegere dwingelanden,
door eenige samengezworenen gedood.
Welhaast werd de herinnering aan Domitiiïnus\' wreedheid ver-
zacht door de volgende reeks van voortreffelijke vorsten: Nerva,
Trajanus, Hadriïïnus, Antonïnus Pius en Marcus Aurelïus of
Antonïnus den wijsgeer. Maar met den laatsten eindigde de gou-
den eeuw van Rome\'s keizerschap. Het rijk neigde moer en meer
ten val. De legers bestonden grootendeels uit barbaren, die altijd
gereed waren tot oproer, terwijl de grenzen onophoudelijk door
vijandige volken werden overschreden. De keizers waren groo-
tendeels weinig beteekenende en grillige menschen of ongebonden
en bloeddorstig; bovenal is Heliogabft lus berucht. Slechts zel-
den droeg een beschaafd, braaf en verstandig man de kroon.
D iocleti iïxi:s (284—305) was de eerste, die inzag, dat de
toestand van het rijk meer dan éénen bestuurder vereischte, zou
men met kracht optreden zoowel tegen de barbaren, die het onop-
houdelijk bedreigden, als tegen de heerschzuchtigen, die telkens
naar de kroon grepen. Hij benoemde drie mederegenten; aan een\'
hunner, gelijk aan hemzelven, werd de titel augustus, den bei-
-ocr page 53-
45
den anderen die van caesar gegeven. Weldra klom dit getal tot
zes, die elkander zoo lang bestreden, totdat er ten laatste slechts
één keizer overbleef.
§ 31.
Constantinus de groote, van 323 tot 337, en het Christendom
in zijnen tijd.
Die alleenheerseher was constantinus de groote (323—
337), welke den zetel der regeering van Rome naar Byzanfïum
verplaatste, dat bij de inwijding Nieuw-Rome, maar weldra Con-
stantinopel
werd geheeten. De oude verdeeling, de vroegere na-
men der waardigheden in don staat waren tot hiertoe in gebruik
gebleven. Eerst Constantinus veranderde dit. Hij verdeelde het
rijk in vier praefecturen: het Oosten, Illyricum, Italië en Gallië ,
aan welker hoofd pracfecti praetorio als burgerlijke landvoogden
stonden, en deze praefecturen weer in onderdeden. Dat Con-
stantïnus den Christelijken godsdienst aannam en hem tot dien
van den staat maakte, is een der merkwaardigste gebeurtenissen,
niet alleen in de geschiedenis der Christelijke kerk, maar even-
zeer in die der beschaving en voor de latere historie der volken
en staten. Reeds eer hij alleen regeerde, had hij een besluit
uitgevaardigd, waarbij den Christenen vrije godsdienstoefening
in het rijk werd vergund. Nogtans liet hij zich eerst kort vóór
zijn\' dood doopen.
Doordien het Christendom nu als godsdienst van den Romein-
schen staat was erkend, onderging het vele veranderingen. Con-
stantïnus versierde de nieuwe hoofdstad met prachtige kerken.
Maar het ontstaan eener hooge geestelijkheid en het invoeren van
schitterende praal in den uiterlijken eercdienst deden den inwen-
digen godsdienst en zijn naleving te veel op den achtergrond
komen, overschaduwd door zooveel vertoon en pracht. Daarbij
bracht de omstandigheid, dat de bisschoppen in de metropolen
(woordelijk: moedersteden) Antiochïe (in \'t w. van Syrië niet ver
van zee), Jeruzalem, Alexandrïë, Constantinopel en Rome onder
Constantinus hooge staatsbeambten weiden, den godsdienst en
\'t staatsbestuur in een te nauw verband en onder wederkeerigen
invloed, waarvan beide, nu eens deze dan gene, de nadeelen
ondervonden. Niet vreemd was het, dat de twisten der gceste-
lijken over de leerstukken der kerk toen staatsaangolegenheden
werden, die de rust van het rijk dikwijls hevig schokten. Nog
Wijnne , Overzicht, 7de druk.                                                  4
-ocr page 54-
46
bij het leven van Constantïnus ontstond er een zoodanig ge-
schil tuschen Alexander, bisschop, en Arïus, ouderling te
Alexandrïë , over de vraag, of Jezus Christus , al of niet, volko-
men en geheel, gelijk was aan God. Hun talrijke aanhangers
stonden, als Arianen en katholieken , steil tegenover elkander.
§ 32.
Be Germanen. — De volksverhuizing sedert 375. — De ver-
deeling van het Romeinsch rijk in
395.
De Germanen bewoonden in de eerste eeuwen na Christus al
het land , dat ten w. door den Rijn , ten z. door den Donau , ten
o. door de Zwarte Zee , ten n. door de Noord- en de Oostzee wordt
begrensd. Zij bestonden uit vele stammen, die dikwijls van woon-
plaats veranderen en bijzondere namen droegen, als Vandalen,
Gothen, Longobarden, Saksen , Friezen, Bataven en anderen. Het
voortdringen van vele, meest Germaansche volkeren gedurende de
vierde , de vijfde en de zesde eeuw van het n. en o. naar het z.
en w. der oude wereld noemt men de volksverhuizing. Deze groote
beweging welke men gewoon is meer bepaald van den inval der
Hunnen in Europa, 375, te dagteekenen, bewerkte een groote
omwenteling in de woonplaatsen der Europeesche volkeren.
In dat jaar trokken de Hunnen , een zwervend volk van het
Mongoolsch ras, uit het o. van Azië komend, over de Wolga
Europa binnen. Bij die rivier stieten zij op de Alanen, die zij
verdrongen. Toen kwamen zij bij de Oost-Gothen , die eensdeels
ook werden verdrongen en anderdeels zich met de Hunnen veree-
nigden. De Yv\'est-Gothen, nu ook in den rug bedreigd, verkregen
van keizer valens, die de oostelijke gewesten bestuurde, de ge-
vraagde woonplaatsen binnen de grenzen van het Romeinsch rijk,
en wel aan den rechter Donau-ocver. Door de verdrukking der
Romeinsche stadhouders tot opstand gedreven, sloegen zij Valens
in 378 bij Hadrianopel (aan de Hebrus in Thracië) , die kort
daarna omkwam. Met moeite slaagde theodosïus de groote,
die van 394 tot 395 voor het laatst het geheel rijk onder zijnen
schepter vereonigde, er in, de West-Gothen tot rust te brengen.
Bij zijn sterven in 395 benoemde hij zijn oudsten zoon \\rca-
dïus tot erfgenaam van het Oosten, den jongsten, HONORÏUS,
tot keizer van het Westen. Deze verdeeling, tijdelijk in haren
oorsprong, was duurzaam in gevolg, en van nu af heette het een
het Gricksch of Oost-Romeinsch, het ander het Latijnsch of West-
Romeinsch rijk.
Arcadïus vestigde zijn\' zetel te Constantinopel;
Honortus hield eerst zijn verblijf te Rome, later te Ravenna (in
\'t o. van Cisalpijnsch Gallië aan zee). Het Oost-Romeinsch rijk
-ocr page 55-
47
werd zoowel van binnen, vooral door godgeleerde twisten, als van
buiten door aanvallen der barbaren zeer verzwakt. Veel had liet
te leiden van de Hunnen, te meer doordien er tot het einde der
oude geschiedenis geen enkel uitstekend vorst den waggelenden
troon beklom.
§ 33.
Het West-Rotncinseh rijk in oorlog met de Gothen en de
Hunnen tot zijn\' ondergang.
Van 395 tot 476.
Nauwelijks was Theodosïus gestorven, of Al Sr ik, dien de
West-Gothen tot koning hadden verheven, drong alles plunderend
en verwoestend tot de Peloponnësus door. Vandaar toog hij ,
hiertoe aangezet door het Oost-Romeinsch hof, ijverzuchtig op
het Westen, naar Italië, waar hij bij herhaling schatting vor-
derde, en daar deze wel werd beloofd, maar niet betaald, Rome
insloot. Tweemaal zelfs veroverde hij de stad, het laatst in 410,
toen hij ze tevens liet plunderen. In 411 stierf Alarik in Zuid-
Italië , en een zijner opvolgers, Wallia, verwierf van het West-
Romeinsch rijk een gebied in zuidelijk Gallië, waar hij het West-
Gothisch rijk,
met de hoofdstad Tolösa (thans Toulouse, in \'t z.w.
van Frankrijk), grondvestte.
Het West-Romeinsch rijk verkeerde bij den dood van Honorïus
in 423 in een hoogst bedenkelijken toestand. Onder Honorïus\'
zuster placidu en haren zoon vai.entiniaxüs III ging het
weinig beter. In 4\'29 landden de Vandalen, die vroeger door
Gallië naar Spanje waren getogen, onder Gensërik in Afrika en
stichtten er een rijk in \'t gebied van het oude Karthago, vanwaar
zij in 455 naar Italië overstaken en er veertien dagen lang liet
weerloos Rome uitplunderden. Eenige jaren vroeger had een nog
grooter gevaar het Latijnsch rijk bedreigd. Want toen de ver-
schillende horden der Hunnen zich omstreeks 440 onder liet bestuur
van Attïla vereenigden, geraakten zij niet Valentinianus in oor-
log. Met een ontzaglijke menschenmassa begon Attïla zijn\'
togt, die veel had van een volksverhuizing. Op de Catalauni-
sche volden (ten o. van Parijs bij do Marne) had in 451 de
bloedige slag plaats, welke voor liet lot van het Westen beslissend
was , en waarin de Romeinen de Hunnen tot terugkeer dwongen.
In het volgend jaar deed Attïla, wel verzwakt, maar niet ovcr-
wonnen, een\' inval in Italië. Doch spoedig openbaarden zich
ziekten en gebrek bij de Hunnen, die daardoor werden genoopt
naar Pannonië terug te trekken. Weldra nam met den dood van
Attïla in 453 de zoo gevaarlijke macht der Runnen een einde.
Reeds was het West-Romeinsch rijk in een\' toestand van
4*
-ocr page 56-
48
volledige ontbinding, doordien een groot aantal krijgshaftige stam-
men bijna \'t geheel gebied in bezit hadden genomen. In Afrika
heerschten de Vandalen; zuidwestelijk Gallië en Spanje bezaten de
West-Gothen; zuid-oostelijk Gallië was de zetel der Bourgondiërs;
de Alemannen huisvestten in Zwitserland en aan den rechter Rijn-
oever; in \'t n. van Gallië hielden zich de Franken op; noordwes-
telijk Duitschland werd door de Saksen bezet; aan den Uonau
woonden de Longobarden en de Oost-G othen. In Dritannië ein-
delijk hadden de bewoners, van Romeinschen bijstand verstoken
en door de woeste Pieten en Scoten uit Caledonië (Schotland) over-
vallen, in 449 de Angelen en andere Duitsche stammen te hulp
geroepen. Deze stammen, door Hen gist en II o rsa aangevoerd ,
verleenden wel den verlangden bijstand, maar grondvestten hier
vervolgens ook eigen rijken en verdrongen de Britten naar \'t
Westen, Wales, of noodzaakten hen naar Armorïca, d. i. Bre-
tagne,
uit te wijken.
Hoe diep het aanzien van Rome\'s naam was gezonken, laat zich
hieruit zien, dat de opperbevelhebbers der Duitsche, in Rome\'s
dienst staande legers naar willekeur over do kroon beschikten. Zoo
deed Ricïmer; zoo ook anderen. Eindelijk kwam O d o a c e r, aan-
voerder der Herulen en Rugiërs, in Italië en zette den laatsten,
nog zeer jongen keizer, iiOJiiims AüGUSTKlus, in 470 af.
Dit was het einde van het West-Romeinsche rijk. Odoacar ver-
bande den afgezetten keizer naar een landgoed in Campanië. Den
keizerstitel nam hijzelf niet aan, maar liet zich slechts koning
noemen.
-ocr page 57-
CHKONOLOGISCH OVEKZICHT.
OUDE GESCHIEDENIS.
EERSTE TIJDVAK.
De geschiedenis der Aziatische rijken Sina, India, Assijri\'è,
Babylonië, de Israëlieten, Phoenicië, Medië en Perzië,
benevens die van Aegypte.
Jaren v. C.
j 1. Sina en Indië.
Sina sedert............ ongev. 2600.
De groote Sineeschc muur. — Regecringsvorm.
Confucfus (Kong-fu-tse). — Kings......ongev. 500.
Indië. — 4 hoofdkasten. — Brahma\'isme. — Het Sanskriet.
De veda\'s.
Sarvilrth asidda stichter van het boeddhisme .... 600—480.
Oorlogen tusschen de aanhangers van het Brahuiaïsme en de
boeddhisten..........tot 600— 700 (n. O.).
Overblijfsels der bouwkunst op Salsette en Elephante. — De rots-
tempels van llavalipoeram.
§ 2. Assyrië en Babylonië.
Assyrië krijgt zijn eerste bewoners uit Babylonië. — Babylonië
blijft eeuwen lang een Assyrisch wingewest.
Ninivé.............ongev. 1250.
Ninus. — Semirïimis. — Veroveringen, o.a. van Bactrië.
Meer zekerheid..........sinds ongev. 770.
Saliiianassar. — Verovering van het rijk Israël . . . 729—721.
Sanhêrib. — Een plotselinge ramp treft zijn leger . . ongev. 713.
Sardanapillus of Sarak. — Assyrië veroverd door Nebukad-
nêzar en Cyaxiires..........ongev. 606.
Nabopnlassar eerste koning van Babylonië.
Nukiikadiiczar wordt mederegent. — Slag bij Circcsium, waar
Necho wordt verslagen,........ongev. 605.
Nebukadnczar wordt koning.
Verovering van het rijk Juda..........586.
Nebukadnczar onderwerpt Phoenicië. >— Hij verfraait Babyion.
N il bomt u s verbindt zich met Croesus. — Babylonië veroverd
door Cyrus, kouing van Perzië,........538.
$ 3. Aegypte.
Toestand van het land. — De Nijl. —• Delta. — Verdceling van
Aegypte. — De oude Aegyptenaren in kasten verdeeld. —
Godsdienst. — Beeld- en letterschrift. — Wetenschappen en
kunsten. — Cheops (Cliul\'u). — Cliephreii (Schai\'ra). —
Mycerlnus (Meuk era). — Ramses II of Sesostris en
zijn veroveringen. — Dodecarchie.
Psauniictïchus...........670—616.
-ocr page 58-
50
Jaren v. C.
De toegang tot Aegypte voor vreemdelingen gemakkelijk gemaakt
en de handel met de Grieken begunstigd.
Necho laat Afrika omvaren. .— Psainiiicnïtil s. — Hij verliest
den slag bij Pelusium, en Aegypte wordt een Perzisch wingewest. 525.
§ 4. De Israëlieten.
Verschillende namen van dit volk.
Abraham vóór.............2000.
Izaak. — Jakob of Israël. — Jozef. — Mozes vjert hen
naar Arabië...........ongev. 1300.
Josua. — Het getal der 12 stammen met één vermeerderd. —
Kiekteren of rechters. — Samuël.
Sa il 1 koning........ongev. 1080—omstr. 1050.
David...........ongev. 1050—1025.
Hij wordt algemeen erkend........omstr. 1040.
Zijn verdiensten.
Salomo............omstr. 1025—98G-
Spliteing van het rijk in twee deelen: Isra\'èl, het rijk der 10
stammen, met de hoofdstad Sichem, daarna Samarïa, ouder
Jcroboam; en Jut/a, het rijk der 2 stammen, met de hoofd-
stad Jeruzalem, onder Itehaboam........986.
Trofeten.
He laatste koning van Israël, Hosëa, door Salmanassar naar Assyrië
gevoerd..............721.
Juda veroverd door Nebukadnêzar, en konig Zedekla naar Babylonië
verplaatst..............586.
\\ 5. Phoenicië.
Bloei van Tyrus...........1000—500.
Hiram. — Pygmalïon.
Nieuw-Tyrus verdedigt zich eerst 5 jaren lang tegen Salmanassar,
daarna gedurende 13 jaren tegen Nebukadnêzar.
Onderwerping van Phoenicië aan Perzië.....ongev. 550.
Nieuw-Tyrus verwoest door Alexander den groote, koning van
Macedonië,.............332.
Volkplantingen. — Karthügo gesticht door Dido.....814.
Mago..............600—500.
Zee- en landhandel der Phoeniciers. — De Kcusitertdes. — Uit-
vindingen.
$ 6. Medië en Ferzië.
Zoroaster (Zarathustra).........1300—1200.
Xend-Avesta. — De leer van Zoroaster.
De Slediërs maken zich vrij van de Assyriërs.
bejöces. — Ecbültina gesticht. — De Perzen door de Mediërs
onderworpen.
-ocr page 59-
51
Jaren v. C.
CyaxSres.............633—593.
Hij verdrijft de Scythen en verwoest Ninivé .... ongev. 606.
Astyagcs .............593—558.
Cyrus, volgens Herodïtus, een zoon van Cambyses en Mandane,
neemt zijn\' grootvader gevangen en bestijgt zelf den troon.
Cyrus..............558—529.
Lydïé veroverd en Croesus gevangen genomen .... ongev. 549.
Babyion genomen en Babyloniö in een Perzische provincie ver-
anderd..............538.
Terugtocht der Joden naar hun land.
Cyrus komt om kort na eenen tocht tegen de Derbicicrs . . . 529.
II il rins I, een zoon van Hystaspes........521-—185.
Het Westen van ludië cijnsbaar. — De tocht tegen de Scythen mis-
lukt. — Be Perzen krijgen vasten voet in Thracië en Macedonië.
Het oproer der Klein-Aziatischc Grieken wordt gedempt. — Lang-
durige oorlogen met Griekenland. — Perzie wordt door Alexan-
der den groote veroverd..........330.
TWEEDE TIJDVAK.
De geschiedenis der Grieken lot de vernietiging hunner
onafhankelijkheid.
\\ 7. Griekenland.
Verdeeling en eilanden.
§ 8. Van den vroegsten tijd tot de vestiging der Heraelï-
den en Doriërs in de Feloponnësus ongev. 1800__ongev. 1000.
De Pelasgen. — Cadmus, Dauïïus en Pelops. — Cecrops
geen vreemdeling.
De Hellenen of Grieken in drie hoofdstammen verdeeld.
De tocht der Argonauten.
De onderneming der zeven vorsten tegen Thebe.
De Trojaansche oorlog..........1194—1184.
Heracles (Hercules) en Thëseus.
§ 9. De vestiging der Heraclïden en Doriërs in de J?elo-
ponnêsus. — De volkplantingen der Grieken.
De Heracliden Temënus, Cresphontes en Aristodëmus
verslaan, met behulp van de Doriërs en den Aetoliër Oxylus,
de Achaeërs en stellen zich in \'t bezit van een groot deel der
Peloponnêsus.............1000.
Grieksche volkplantingen en haar oorzaken. — Die der Achaeërs op
de westkust van Klein-Azië in Mysië en Lydië, ten getale van 12.
Die der Ioniërs in Lydië en Carië, 12 iu getal.
Die der Doriërs, 2 steden in Carië.
Verder onderscheiden koloniën aan de Zwarte en de Middelland-
sche Zee.
-ocr page 60-
52
Jaren v. C.
Syracusc op Sicilië gesticht..........735.
Gelo...............484.
HiÉro. — Th rasy bülus.........tot 466.
Oorlog inct Athene...........415__413.
DionysiU9 I tiran............405.
Dionysïus II.
Timoleon. — Hij sterft..........337.
Agathöcles.............317.
Hlëro koning............269—216.
Ilieronymus sterft............215.
Mar cel lus neemt de stad in en onderwerpt ze aan de Romeinen 212.
$ 10. De Grieken in \'t algemeen.
Rcgceringsvorm. — Tirannen. — Oorzaken der ontwikkeling: de
aanleg van \'t volk; de ligging van Griekenland; de gemeeu-
schappelijke taal; de nationale spelen; de orakels.
§ 11. Sparta.
Twee koningsgeslachten. — De inwoners in drie soorten gescheiden.
Wetgeving van Lyciirgus.......ongev. 850-800.
De machten in den staat. — De hegeniönie. — Nadcclig gevolg
der wetgeving.
{12. Athene.
Dood van Codrus. — Archonten .                                 sedert ongev. 1000.
Jaarlijks negen archonten.........sedert 683.
Drie soorten van bewoners.
Solon archon.............594.
De sisachthïa.
Solons wetgeving. — Indeeling der burgers in vier klassen. —
Machten in den staat.
Pisistratiis sterft............527.
Einde van \'t bestuur zijner zonen Hippias en Hipparchns. —
Hippïas vlucht naar Darius I.........510.
5 13. De Perzische oorlogen........493—387.
Hoofdoorzaak en gevolgen van de lange reeks der Perzische oorlogen.
Eerste kruistocht der Perzen onder Mardonïus. — Athos . . . 493.
Darius I zendt herauten naar Griekenland.
Tweede tocht onder Datis en Artaphernes. — Zegepraal van
Jlliltlades bij Marathon...........490.
Miltiades sterft in de gevangenis.
Xcrxes 1 strijdt tegen de Grieken bij de Thermopylae. — Le-
onïdas..............480.
ThciuistScles. — Zijn raad. — Overwinning der Grieken bij
Salamis...........• . . 480.
Pau sa nïas, voogd van Plistarchus, en Aristïdes slaan Mar-
-ocr page 61-
53
Jaren v. C.
domus met 300,000 Perzen bij Plataeae. — Mardonïus sneuvelt 479.
Zege der Grieken bij Mycalc. — De vloot der Perzen vernield . 479.
5 14. Perlcles. — De Peloponnesische oorlog, van 431 tot
404. — Alcibiiidcs.
Themistöcles laat de muren van Athene herstellen en de Piraeus vol-
tooien. — Hij vlucht wegens het ostracisme naar Perzië en sterft.
De hegemonie gaat op Athene over. — Athene\'s luister.
Pcrïcles..........sinds ongev. 450.
Zijn verdiensten.
De Peloponnesisohe oorlog.........431—404.
Bondgenooten van Athene en van Sparta.
Perïcles sterft aan de pest..........429.
Kortstondige vrede............421.
Aleiblades vliedt naar de Spartanen. — Aanleiding hiertoe . . 415.
D». tocht der Atheners naar Sicilië onder Nicias en Lamitchus
mislukt. — De tweede sneuvelt; de eerste gevangen genomen
en gedood.............415—413.
De Perzen verbindeu zich met Sparta. — Hun oogmerk daarmede.
AlcibiSdes bij Tissaphernes. — Hij overwint de Spartanen
tweemaal ter zee en keert naar Athene terug.....408.
Hij wordt wederom afgezet. — Aanleiding.
Ly san der neemt Athene in. — De 30 tirannen,.....404.
De tirannen verdreven ...             .......403.
Alcibiïïdcs om hals gebracht. — Oorzaak.
§15. Socrates.
Tegenstelling van Socrates met de sophisten. — Aanklacht tegen
hem. — Zijn dood...........400.
§ 16. Van \'t einde der Perzische oorlogen tot de onder-
werping van Griekenland aan Macedonië. . . . 387—338.
Begin van \'t verval te Sparta en oorzaak hiervan.
Oorlog van Sparta tegen Artaxerxcs II Mncmön, koning
van Perzië, en van onderscheiden Grieksche staten tegen Sparta.
Vrede van Antalcidas...........387.
Aanleiding tot den Thebaanschen oorlog......382—379.
De Thebaansche oorlog........•          378—362.
V, |i il in i nu nd as en Pelopidas.
Epaminoudas wint de slagen bij Leuctra en Mantinëa, maar sneuvelt.
Philips II koning van Macedonië. — Demosthenes.
Erkenning der hegemonie van Macedonië over Griekenland ten
gevolge van den slag bij Chaeronëa, door Philips gewonnen
op Athene eu Thebe,...........338.
-ocr page 62-
54
Jaren v. C.
DERDE TIJDVAK.
De geschiedenis van Macedonië, van \'t rijk van Alexander den groote
en van de hieruit ontsproten staten.
$17. Alexander de groote........336__323.
De uit het Perziseh-Macedoniseh rijk voortgekomen staten.
De Temeniden. — Philips II.
Alexander de groote geboren.........356.
Aristotcles onderwijst hem. — Hij volgt zijn\' vader op. . . 336.
Hij bedwingt de Thracisehe en Illyrische volksstammen en ver-
woest Thebe.
Hij brengt den Perzen een nederlaag toe bij de Granïcus . . . 334.
Zijn tocht door Klein-Azic.
Slag bij Issus, waar 600,000 Perzen verslagen en de gemalin,
de moeder en de dochters van Varïiis III Codoinaniius worden
gevangen genomen............333.
Alexander onderwerpt de kustlanden en sticht Alexandric in Aegvpte.
Slag bij Arbêla of Gaugainêla. — 1,000,000 Perzen .                          331.
Darïus Codomannus door Bessus vermoord......331.
De Macedouiërs bezetten de hoofdsteden van Perzic. — Bessus
gedood.
Tocht van Alexander naar Pendsjab........330.
Terugkeer bij de Hyphasis. — Nearchus gaat te scheep, Alexan-
der te land door Gedrosïë en Carmanïë.
Alexanders grootsche plannen. — Dood van Philötas, Parmenïo
en Clïtus.
Alexander sterft.............323.
De tijd der diadochen tot den slag bij Ipsus, waar Antigönus
sneuvelt,..............301.
Seleucus sticht het Seleiicidisch-Syrisch rijk......312.
Pergïimus en het Parthisch rijk scheuren zich hiervan los
Ptolemaeus Lagi of Söter sticht in Aegypte het rijk der
Ptolemaeën.............323.
Macedonië onder de nakomelingen van Demetrïus Poliorcëtes.
Het Achaeïsch en het Aelolisch verbond in Griekenland.
VIERDE TIJDVAK.
De geschiedenis der Romeinen,
§18. Italië.
Indeeling en eilanden.
§ 19. Stichting en oudste bewoners van Rome.
Voornaamste volksstammen in Italië. — Aenëas in Latimn. —
Ascanïus grondvest Alba Longa. — Numïtor en Amu-
1ÏU8. — Geboorte van Romiüus en 11 e mus. — Fausttilus.
-ocr page 63-
55
Jaren v. C.
Stichting van Rome op den Palatijmchen heuvel, volgens Varro
21 April 753.
Drie standen van \'t Romeinseh volk. — Comitia curiata.
Machten in den staat.
§ 20. Bome onder de koningen.......753—509.
De zeven koningen. — Twee veranderingen, op naam van Servïus
Tulllus gesteld. — De verdeeling van het gebied in vier stede-
lijke deelen, tribus geheeten, en een aantal landelijke, tribus of
regiones genoemd.
Het geheel getal is 21..........495 v. C.
Het groeit tot 35 aan.
Splitsing van \'t geheel volk in 5 klassen en één centurie. — De
krijgsdienst hiernaar geregeld. — Comitia centuriata.
L. Tarquinïus Superbus of de dwingeland. — Zijn drukkende
regeering. — Hij wordt verdreven........509.
§ 21 De oorlogen van Bome tegen de verdreven Tarqui-
niussen. — De plebejers erlangen allengs volkomen
gelijkstelling in staatsburgerlijke rechten met de pa-
trioiërs............509—287.
Do eerste consuls: Lncius Junius Brütus en Tarquinïus
Collatïnus, in wiens plaats Valerius Publicola komt, 509.
Oorlog tegen Porsenna. — Horatïus Cocles.
Instelling van het dictatorschap......- ongev. 500.
Staalslanderijen. — De oorlogen maken de plebejers steeds ar-
mer. — Zij worden schuldenaars en lijfeigenen der rijke patri-
eiers. — Strijd gedurende ongeveer twee eeuwen tusschen de
beide standen.
Instelling der volkslribunen..........494.
De wetten der 12 tafelen en de tieumanuen.....451—149.
Het voorstel van wet van Canulëjus........445.
De Licinische wellen............367.
De gelijkheid der standen voor de wet is voltooid.....287.
§ 21. Oorlogen van Bome met de Galliërs, de Samnieten,
de Latijnen en andere volkeren. — De onderwerping
van Beneden-Italië aan Bome in den oorlog met Ta-
rente en met koning Pyrrhus......390—272.
Oorlog tegen de Volscen, de Sabijnen en andere naburen.
Belegering van het Capitool door de Senonische Galliërs onder
hun Brennus. — (lam il Ins. — Manlïus Capitollnus . . 390.
Oorlogen met de Samnieten, de Latijnen en de Etruscen. —
Oorzaken hiervan...........343—290,
P. Decïmu8 Mus, vader en zoon, en Quintus Fabius
Maximus Rullianus.
-ocr page 64-
50
Jaren  v. C.
Een Romeinsch leger door Gavius Pontius bij Caudïum in-
gesloten ..............
      321.
Al die volkeren erkennen Rome\'s oppermacht.
Oorlog tegen Tarente en koning Pyrrhus van Epïrns. . . 280—272.
Pyrrhus wint twee veldslagen; maar Manïus Curius Den-
tatus verslaat hem...........      275.
§ 23. De eerste Punische oorlog.......264—241.
Aanleiding tot den eersten Funischen oorlog. — De Romeinen
veroveren het grootst gedeelte van \'t gebied der Karthagers op
Sicilië. — Zij rusten in CO dagen een vloot van 120 schepen uit.
Overwinning ter zee van Gajus Duillrus bij Jlylae. —En-
terbrnggen..............260.
Xanthippus slaat Atlllus Regülus bij Tunes .... 255.
De Karthagers ontruimen Sicilië eu betalen 3200 talenten. . . . 241.
Rome outrukt hun Sardinië.
Hamilcar üarcas. — Verdrag van Rome met Hasdrubal
over de grensscheiding in Spanje.
De Romeinen vermeesteren Corsica, benevens een deel van Illyric
en Cisalpijnsch Gallië.
§ 24. De tweede Punische oorlog......218—201.
II ii ii u ïh ii I verovert Saguntum.........219.
Zijn tocht over de Alpen.
Hij wint de slagen bij de Ticlnus en de Trebïa.....218.
Hij zegepraalt bij het Trasimênisch meer.......217.
Q. Fiiliins Maximus, met den bijnaam cunctiïtor, wordt
dictator.
Nederlaag van Varro bij Cannae. -- Afval van Rome\'s meeste
bondgenooten.............216.
Marcellus neemt Syracuse in. —• Archimëdes .... 212.
Publïus Corn. S ei pin, weldra met den bijnaam AfricVmus major
vereerd, verovert Nieuw-Karthïïgo........209.
Hij voltooit de verovering van Karthaagsch Spanje.
Husdriibal trekt uit Spanje naar Italië; hij wordt verslagen
en gedood bij de Metaurus..........207.
Hannïbal steekt naar Afrika over.........203.
Scipïo en Masinissa verslaan Hannïbal bij Zania.....202.
Vrede. — De Karthagers beperken zich tot Afrika, leveren hun
oorlogschepeu, op tien na, uit, betalen 10,000 talenten en be-
loven zonder Rome\'s toestemming voortaan geen\' oorlog aan
te vangen..............202.
Hannïbal gaat eerst naar Syrië en sterft vervolgens in Bithynië . 183.
j 25. Uitbreiding van Bonie\'s heerschappij in het Oos-
ten en in Spanje. — De derde Punische oorlog 149—146.
Rome verklaart den oorlog aan Philips V, koning van Macedonië.
-ocr page 65-
57
Jaren v. C.
Macedonië wordt aan Home onderworpen onder Persens, een\'
zoon van Philips V,........-                   168.
Het wordt een Romeinsch wingewest........148.
AntiSchus III, koning van Syrië, moet, ten gevolge van den
Sijrischen oorlog, nagenoeg geheel Klein-Azië afstaan . . . 189.
Griekenland wordt, onder den naam Achaje, in het Romeinsch
rijk ingelijfd.............146.
Zoo ook Aetolië, lllyrië en Epïrus.
Val van NumantTa en onderwerping van Spanje.....133.
Oorlog van de Karthagers met Masinissa. — Cato de oude. —
Eischen van Rome aan Karthago.
P. (\'urn. Sci ulo A cm! lia uu s Africaiius de jonge ver-
overt Karthago............146.
De stadt geslecht. — Haar gebied, onder den naam Afrika , een
Romeinsch wingewest.
5 26. Van de Gracchussen tot den dood van Sulla . . 133—78.
Optimaten of noiïlet.
Tiberïus en Gajus Gracchus. — Huu streven.
Gajus komt om.............121.
De Jngurthijnsche oorlog..........112—106.
Jugurtha vermoordt de kleinzonen van Masinissa. — Middel,
door Jugurtha aangewend.
Gajus Marïus verslaat hem bij Cirta.......107.
Jugurtha sterft in den kerker.
Marïus overwint de Cimbren en de Teutonen.....102—101.
De oorlog der bondgenooten of de Marsische. — Uitslag . . 90—88.
Sulla voert den eersten Mithradatischen oorlog tegen Mitli ra-
dates VI Eupator.
Eerste burgeroorlog te Rome tusschen Marïus en Sulla. . . 87—81.
Marïus sterft. — Sulla dictator........81—78.
f 17. Gnaeus Fompejus. — Het eerste driemanschap. —
De tweede burgeroorlog en G. Julius Caesar . 78__44.
Ma reus Licinïus Grassus overwint de zwaard vechters bij
de Silarus..............71.
Gnaeus Poiupëjus, later met den bijnaam de groote, ver-
nietigt het overschot der zwaardvechters en roeit de zeeroovers uit 67,
Lucullus voert eerst den derden Mithradatischen oorlog.
Pompëjus overwint Mithradates bij den Euphraat.....66.
Pompëjus voegt Syrië aan Rome\'s gebied toe en maakt de Jo-
den, die weder ongeveer een eeuw lang hun zelfstandigheid
hadden weten te handhaven, afhankelijk van de Romeinen.
Oorzaak en gevolg van de te Rome toenemende zedeloosheid.
M. \'I\' ii 11 i ii s Cicero stuit de samenzwering van Catiiina en
diens eedgeuooten............62,
-ocr page 66-
58
Jaren n. C.
Eerste driemanschap of triumviraat :flajusJulius Caesar,
Pompcjus en Crassus...........CO.
Caesar wordt consul en proconsul over Gallië, Pompcjus krijgt
Spanje. — Tochten van Caesar en gevolg hiervan.
Crassus bekomt Syrië en sneuvelt in den slag bij Carrae tegen
de Parthen.............53.
Ontbinding van het driemanschap. — Aanleiding tot den tweeden
burgeroorlog tusschcu Caesar en Pompcjus.....49—45.
Slag bij Pharsalus. — Pompcjus wordt in Aegypte vermoord 48.
Caesar overwint al zijn tegenstanders.
Cato de jonge of van Utifca doodt zichzelf.
Caesar wordt overladen met titels en eerbewijzen. — Zijn daden
te Rome.
Een samenzwering van meer dan 60 mannen, o. a. M. Brü-
tus en Cassïus Longïnus, maakt een einde aan het leven
van Caesar...........15 Maart 44.
j 28. Het tweede driemanschap.
.11 ii r e u s \\ n 1 n ii ï u s, 0 e ( a \\ ï ii s l\' a e s a r en L e p I d u s slui-
ten het tweede driemanschap.........43.
Vogelvrijverklaringen. — CicËro gedood.
Brütus en Cassms worden bij Philippi verslagen door Antonïus
en Octavlus of Octavianus..........42.
Octavius neemt het Westen , Antonïus het Oosten.
De tweedracht tusschen hen barst los. —- Aanleiding hiertoe.
Zeeslag bij Actïum. — Antonïus en Cleopütra worden versla-
gen en brengen ziclizelven in Aegypte om......31.
Aegypte wordt een Romcinsch wingewest.......31.
§29. Augustus.........31 v.O—14 n. C.
Het Christendom.
Caesar Octavianus, van nu af Augustus, metterdaad
allecnheei-scher.........31 v. C.—14 n. O
Oorlogen tegen de Germanen. — Driïsus.....12-9 v. C.
Herman of Arininïus verslaat Quinctilius Varus iu het
Tentobnrger woud . . . •........9 n. C.
De Romeinen vergenoegen zich met het behoud der landcu, tus-
schen den Donau, den Rijn en de Main gelegen.
Tiberiïis, een zoon van Augustus\' derde gemalin Livïa, tot troons-
opvolger benoemd.
Jeïiis Christus wordt iu het Joodsch land geboren en treedt
onder de regeering van Tiberïus openlijk op. — De apostelen.
( 30. De keizers uit het geslacht van Augustus, de Fln-
viussen en de overige vorsten tot Constanïnus den
groote............14—323.
Tiberïus.
-ocr page 67-
59
Jaren n. C.
Nero.............. 54—68.
Vreeselijke brand te Rome..........64.
De geslachtsuaam van Caesar (keizer) blijft de gewone titel van
den beheerscher des Komeinschen rijks. — Invloed van het le-
gcr en den senaat.
Drie keizers uit het geslacht der Flaviussen: Tltus Flavius
Vcspaslaniis, Tltus, Domitiiïiius.
Jeruzalem wordt ingenomen en verwoest.......70.
Het bondgenootschap met de Bataven onder Claudins Ci-
vï lis hernieuwd.
Eerste bekende uitbarsting van de Vesuvïus. — Herculaneum
en Pompeji.............79.
De beide steden gedeeltelijk opgedolven.....sinds 1713.
Domitianns door eenige saamgezworenen gedood.
Reeks van voortreffelijke vorsten.
Het rijk neigt ten ondergang. — Gevaren, waaraan het voort-
durend ten doel staat. — Weinigbeteekenende of slechte kei-
zers, b. v. He liogabalus.
Dlocletlanus.......... . 284—305.
Hij beuoemt drie mederegenten, van welke een, gelijk hijzelf,
den titel augustus, de beide andere dien van caesar voeren.
§ 31. Constantlnus de groote........323—337.
Het Christendom in zijn\' tijd.
Coiistantïnusdcsroole........323—337.
Hij verplaatst den zetel naar Bij:antium, eerst Nieuw-Home, wel-
clra Constanlinopel genoemd.
Hij verdeelt het rijk in vier praefeclureii. Praefecli praetorio.
Hij neemt den Christelijken godsdienst aan en maakt hem tot
dien van den staat.
Het Christendom ondergaat vele veranderingen. — Ongunstige
invloed dier veranderingen en van het verheffen der bisschoppen
in de metropolen tot hoogc staatsbeambten.
Arianen en katholieken.
} 32. De Germanen. — De volksverhuizing sedert 375. —
De verdeeling van het Bomeinsch rijk.....395.
Woonplaats en stammen der Germanen.
De volksverhuizing.
De Hunnen trekken over de Wolga Europa binnen.....375.
Zij verdringen de Alanen en de Oost-Gothen.
De West-Gothen. in het Romeinsch rijk opgenomen, verslaan
Valens bij lladrianopel. — Valens sneuvelt.....378.
T h i\' n il ii s ï n s de groote keizer ....... 394—395.
Hij brengt de West-Gothen tot rnst.
Splitsing van het Romeinsch rijk in het Grieksch of Oosl-
Romeinseh met Constanlinopel en het Latijnsch of West-
-ocr page 68-
GO
Jaren. n. C.
Romeinsch met Rome, later Ravenna , als zetel.....395.
Arcadïus keizer van het Oosten, Honorlus van het Westen
sedert 395.
Toestand van het Oost-Romeinseh rijk.
t 33. Het West-Bomeinsch rijk in oorlog met de "West-
Gothen en de Hunnen tot zijn\' ondergang . . . 395—476.
Alarik, koning der West-Gothen, trekt, aangezet door het
Oost-Romeinsch hof, naar Italië en verovert Rome tweemaal,
het laatst.............in 410.
Alarik sterft ,............411.
W a 11 ï a sticht het West-Golhisch rijk in zuidelijk Gallië met de
hoofdstad Tofösa.
Het West-Romeinsch rijk verkeert in een bedenkelijken toestand
onder Placidla en Valentiiiïanus lil, sinds den dood
van Houorïus.............423.
De Vandalen onder G e n s ê r i k grondvesten een rijk in Afrika
in \'t gebied van Karthago..........429.
Zij plunderen Rome veertien dagen lang.......455.
De Hunnen verecnigeu zich onder Attïla . . . . omstr. 440.
De Romeinen dwingen de Hunnen tot den terugkeer door den
slag op de Catalaunische velden........451.
Attïla doet een\' inval in Italië.........452.
De Hunnen trekken naar Pannonië terug. —• Attïla sterft . . . 453.
Het West-Romeinsch rijk verkeert in een\' toestand van outbin-
diug, dewijl een groot aantal krijgshaftige stammen, de Van-
dalen, de West-Gothen, de Bourgondiërs, de Alemannen , de
Franken , de Saksen , de Longobarden en de Oost-Gothen , bijna
zijn geheelcn omvang in bezit hebben.
De Britten roepen de Angelen en andere Duitsche stammen tegen
de Pieten en de Scoten te hulp........449.
Deze stammen stichten er onder H e n g i s t en II o r s a eigen rij-
ken. — De Britten wijken naar Armorïca uit.
Ricïmer en audere Duitsche legerhoofden beschikken over de kroon.
O d o ii e e r, aanvoerder der Herulcn eu Rugiërs , zet II o in fi I il s
A ii g u s t ii I ii s ;ii\'...........476.
Odoacer koning van Italië.........476.
Einde van het West-Romeinsch rijk........476.
-ocr page 69-
MIDDELEEUWEN.
EERSTE TIJDVAK.
Van den val van \'t West-Bomeinsch rijk in 476 n. C. tot den
dood van khalif Haroen al Baschid in 809 n. C. en van
keizer Karel den groote in 814 n. C.
§ 34.
Het Oost-Got/iisch rijk. Het Oost-Romeinsch rijk tot 842. —
De val van het Vandaalsch en van het Oost-Gothiscli rijk.
De Longobarden in Italië.
De nieuwe heerschappij, door oDoacER gegrondvest, was van
geen langen duur. Zeventien jaren had hij met gematigdheid ge-
regeerd, toen hij zijn gebied aan de Oost-Got/icn moest afstaan,
die, na het Grieksch rijk een tijdlang door herhaalde strooptochten
en het afpersen van een jaarlijksche schatting te hebben gekweld,
het Westen aantastten en 400—403 onder hun\' koning Til E on e-
ii i K Italië en Sicilië veroverden. Deze streken, benevens de zui-
delijke Donau-landen, beheerschte Theodërik tot zijn\' dood in 520.
Ravenna was doorgaans de zetel der nieuwe regeering. O)) het over-
lijden van Theodërik volgde tweedracht in het rijk, hetwelk den
Oost-Romeinen gelegenheid gaf om Italië te bemachtigen.
In \'t Oost-Romeinsch rijk zat destijds jusTisiaNUS (517—
o05) op den troon, een keizer, die zich door werkzaamheid, zucht
voor grootsche ondernemingen en de keuze van uitstekende staats-
dienaars onderscheidde. Gedurende zijn regeering ontbrak het niet
aan oorlogen. Zoo stevende zijn veldheer Belisarïus naar Afrika,
om het in verval geraakt Vandaalsch rijk (zie blz. 47) te vero-
veren. Binnen kort was de Vandaalsche macht vernietigd , en dit
reeds vroeger niet talrijk volk ging in 534 te gronde. Hierop
trok Belisarïus naar Sicilië , dat hij , gelijk mede Beneden-Italië ,
in korten tijd veroverde, vermits hij zich aan de inwoners als hun\'
bevrijder van het vreemd juk voordeed. Welhaast bezette hij
Rome, verdedigde er zich gedurende een geheel jaar met uitste-
kende bekwaamheid tegen de Gothen en dwong toen Ravenna
zich over te geven. Onverwachts werd de zegevierende veldheer
teruggeroepen: Justiniiïnus vertrouwde hem niet langer of werd
YVijnne, Overtioht, 7Je druk.
                                                 5
-ocr page 70-
62
naijverig op zijn\' roem. Dit gaf den Gothen moed, en zij her-
overden weldra een groot deel van Italië.
Op de mare hiervan zond de keizer op nieuw Belisarïus naar
Italië, maar met zijn klein, slecht uitgerust leger kon hij niets
van belang ondernemen, en hij leide \'t bevel neder. Narses ver-
ving hem aan de spits van een sterker en beter uitgerust leger.
Te vergeefs betoonden de Oost-Gothen bij herhaling, hun oude
dapperheid: zij dolven het onderspit, en met 555 werd Italië een
wingewest, gewoonlijk het exarc/iaat, de buitenprovincie, ge-
noemd, van het Oost-Romeinsch rijk. De zetel van den stede-
houder of cxarch, met welk ambt Xarses thans werd bekleed,
was te Ravenna. Niet lang evenwel bleef de Grieksche keizer in
\'t gerust bezit van Italië. Reeds onder de regeering van Justiniïï-
nus\' opvolger werd Italië de buit der Longobarden, die vooral
door de vruchtbaarheid van dit land werden gelokt en in 568
onder hun\' koning a ld o in hierheen togen. Spoedig waren zij
meester van het binnenland van Boven- en Midden-Italië; maar
de zeesteden bleven in \'t bezit van de Grieken, en nimmer ver-
kregen de Longobarden de heerschappij over het geheel land.
Justiniïïnus beloonde zijn grooten veldheer, den hoogbejaarden
Belisarïus, met ondank, hoewel de geschiedenis dier ongenade
later is overdreven. Zijn\' eigen naam verheerlijkte de keizer door
ondernemingen van verschillenden aard. De nijverheid ontving
door het overbrengen der zijdeteelt uit Sina nieuw voedsel. De
op zijn\' last bijeengebrachte verzameling der Romeinsche wetten
werd het begin eener nieuwe orde van zaken. Het Romeinsch
recht, zooals het nu onder Justinianus werd geordend, is later
door alle Christenrijken der Middeleeuwen, uitgezonderd door
Engeland en Denemarken, tot aanvulling hunner eigen wetten
aangenomen.
Na den dood des keizers kwam de zwakheid van den staat
steeds meer on meer aan \'t licht. Een groot deel van Italië ging,
gelijk wij zagen, verloren; Nieuw-Perzen, Avaren en Arabieren
deden menigvuldige invallen in het rijk. Daarenboven waren de
eerstvolgende keizers tot 717 bijna alle onmenschelijk wreed en
weinigbeteekenend, en de Arabieren bedreigden niet zelden tot
zelfs de hoofdstad Constantinopel. Wel lichtte in 717 een betere
tijd aan met leo iii den isauiuêr (uit Isaurië, ten w. van
Lycaonië, in Klein-Azië, afkomstig, 717—741), die de Arabieren
dwong met schade en schande het beleg der hoofdstad op te breken,
maar ter kwade ure voor de rust van \'t rijk vatte deze voor zijn\' tijd
te verlichte keizer het denkbeeld op, de in afgoderij ontaarde ver-
cering der heiligenbeelden uit te roeien. Dit verbitterde de groote
menigte der bevolking, het meerendeel der geestelijken en bovenal
de tallooze monniken, die in zijn rijk woonden , en gaf in 726 aan-
leiding tot den langdurigen beeldcnstrijd, welke tusschen de partij
des keizers, .de beeldstormers, en die der meeste geestelijken, de
-ocr page 71-
63
beeldendienaars, werd gevoerd. De verwarring, uit dozen onzaligen
beeldenstrijd voortgesproten, nam eerst een einde, toen de beel-
dendienst in 842 was hersteld.
§ 35.
De Arabieren. Mohammed. Van 571 tot 632.
De grootste schok in de geschiedenis, dien de zevende eeuw
oplevert, ging uit van de Arabieren, een volk, dat in zijn uit-
gestrekt schiereiland, door zeeën en zand woestijnen afgesloten,
nooit vreemde overheerschers had gekend. Het binnenland van
Arabië wordt door talrijke horden Bedoeïenen, d. i. zwervende
herdersstammen, doorkruist, terwijl daarentegen de steden aan de
Arabische en de Perzische golf reeds vroeg een bloeienden handel
met Indië, Perzië en Egypte dreven. De Arabieren leiden groo-
tendeels hun afkomst af van Ismaël, een\' zoon van Abraham,
en behooren \'dus tot den Semietisclien stam. Een vierkant gebouw
te Mekka (in \'t w. van Arabië) met een zwarten steen in het
midden, beide Kaaba geheeten, was het nationaal heiligdom der
onderscheiden stammen , welker godsdienst meest in het Sabaeïs-
me (sterrendienst) bestond, terwijl ook enkele de Joodsche of de
Christelijke leer waren toegedaan. Roofzucht en wraakgierigheid
kenmerken \'t volkskarakter, maar evenzeer eenvoudigheid, dap-
perheid, gastvrijheid, gestrengheid en geestdrift voor \'t stoute en
ongewone. Wanneer de Arabieren van een\' rooftocht in hun
tenten waren teruggekeerd, zongen zij liederen, die de daden van
\'t voorgeslacht verheerlijkten. Door Mohammed verkreeg dit volk
een plaats onder de volkeren der wereldgeschiedenis.
Mohammed (d. i. de geprezene) werd in 571 te Mekka ge-
boren , behoordü tot het aanzienlijk geslacht der Hasc/iemiaten
en tot den stam Korcisch en was de zoon van Abdallah, een\'
onbemiddeld man. Reeds jong een wees, werd hij door zijn\' oom
Aboe ïaleb tot den handel opgeleid. Als koopman deed hij vele
reizen naar Syrië en zuidelijk Arabië. Op zijn vijf-en-twintigste jaar
trad hij in dienst bij een rijke weduwe, Kaditscha, met wie
hij weldra trouwde. Doch op den duur behaagde hem het bedrij-
vig leven niet: naar lichaam en ziel met zeldzame gaven toe-
gerust , peinsde hij op iets hoogers. Hierom onttrok hij zich meer
en meer aan alle aardsche beslommeringen en gaf zich aan vrome
bespiegelingen over. Zijn overdenkingen brachten hem tot het
besluit, het oud geloof aan éénen God te herstellen, dewijl de
aanbidding der sterren en de verbasterde Joodsche eeredienst hem
evenzeer mishaagden. Met zijn levendige verbeeldingskracht en
de hein aangeboren dweepzucht zag hij hemelsche verschijningen
5*
-ocr page 72-
64
en wonderen. Zoo hield hij zich, gelijk het schijnt, overtuigd,
dat God hein tot dat werk had bestemd.
Sedert 015 verkondigde Mohammed openlijk zijn\' godsdienst,
die den naam islaam, d. i. berusting in Gods wil, draagt, terwijl
zijn belijders moslemen (geloovigen) heeten. De voornaamste leer-
stukken van den islaam zijn: er is maar één God, en Mohammed
is zijn profeet; Mozes en Christus zijn insgelijks goddelijke gezan-
ten; het lot van eiken mensch is onveranderlijk in Gods eeuwig
raadsbesluit bepaald; op de opstanding der dooden volgt een we-
reldgericht, waarna de goeden zullen worden beloond, de boozen
gestraft. Tot de hoofdplichten der geloovigen behooren: weldadig-
heid en rechtvaardigheid, gebeden , vijfmaal \'s daags met het gelaat
naar Mekka gewend te houden, vasten, ten minste één bedevaart
naar Mekka, de heilige oorlog of geweldige uitbreiding van den
islaam. In stoute beeldspraak wordt op het betrachten dezer plich-
ten aangedrongen: «Bidden voert halverwege tot God, vasten
brengt tot den ingang des hemels, en aalmoezen openen de poort."
»Het is beter den heiligen krijg te voeren dan zeventig jaar te
huis te bidden, en hij, wiens voeten in de oorlogen des Heeren
bestoven zijn, zal op den dag des gerichts verder wezen van de
oorden der pijniging, dan de afstand bedraagt, welken de snelste
ruiter in duizend jaren kan afleggen." Ook voor \'t burgerlijk leven
bevat de Mohamniedaanscho godsdienst voorschriften. Zoo wordt
diefstal met het verlies der eene hand, gelijk andere euveldaden
met de straf der gelijke vergelding, jus talionis, bedreigd, waar-
door de misdadiger zelf ondergaat, wat hij een\' ander heeft aan-
gedaan. Al de leerstukken zijn door Aboe Bekr, den eersten op-
volger van Mohammed, bijeengebracht in den koran, d. i. het boek
der openbaringen.
Reeds voordat hij met zijn nieuwe leer te voorschijn trad,
hadden eenige verwanten en vrienden van den profeet ze omhelsd ,
als Kaditscha, zijn neef Ali en Aboe Bekr, later zijn schoonvader.
Zijn streven naar meer aanhangers vond echter veel tegenkanting,
vooral onder zijn eigen stadgenooten , de Koreischieten, wier
bespotting en haat hij zich op den hals haalde. Slechts met moeite
ontkwam hij aan hun veelvuldige aanslagen op zijn leven. Toen
eindelijk de Koreischieten, samengezworen om hem te vermoor-
den , op een\' nacht zijn woning omsingelden, vluchtte Mohammed
uit Mekka naar Medina (ten n. o. van Mekka). Dit is de hed-
sclirah
of vlucht van den profeet, naar welke het begin der Mo-
hammedaansche tijdrekening op den lCden Juli 022 is gesteld,
op den dag, die tevens voor het tijdstip dar stichting van den
islaam wordt gehouden. Want te Medina nam het getal der geloo-
vigen aanmerkelijk toe; uit die stad begon men ook de eerste
legertochten ter voortplanting van het geloof. Van nu af ging het
bekeeringswerk, hoofdzakelijk door middel van het zwaard, snel
voort. Inzonderheid waren het eerst de talrijke Joden in Arabic\',
-ocr page 73-
05
die gedwongen werden de leer van den profeet aan te nemen. Ten
laatste viel ook Mekka in 630 in handen der Mohammedanen, en
bij den dood van den profeet in 032 was bijna geheel Arabie,
vrijwillig of gedwongen, zijn leer toegedaan en aan zijn heer-
schappij onderworpen.
§ 36.
De Arabieren onder de eerste khalifen, die uit liet geslacht der
Ommyaden en de eerste Abbasëïden. Van 632 tot 809. —
De ondergang van het rijk der West-Gotlien in 711.
Reeds de eerste khalif, d. i. opvolger van den profeet, aboe
heku, begon don islaam buiten zijn vaderland te verbreiden.
Maar inzonderheid ging de tweede hunner, OMAR (634— 644),
op de baan der veroveringen voort. Hij ontrukte Syrië aan de
Grieken, onderwierp Phoenicië, benevens Palaestina, on na de
Grieken eenige malen te hebben verslagen, maakte zijn veldheer
Am roe zich van Egypte met Alexandrië meester. Overdreven
is het verhaal, dat Omar het verbranden der beroemde bibliotheek
te Alexandrië te last legt. Zooals het luidt, moot hij Amroe,
die hem over de bibliotheek raadpleegde, hebben geantwoord:
«Verbrand ze, want óf deze geschriften bevatten, wat in den
koran staat, en dan zijn ze overbodig; óf er staat iets anders in,
en dan zijn zo goddeloos," waarop Amroe de badstoven met de
boekwerken had laten stoken. Behalve de genoemde landen en
een deel van Noord-Afrika, bezweek ook het Nieuw-Perzisch
rijk, dat sinds 226 bestond , voor de macht der Arabieren. Na
Omars dood werden de veroveringen op de noordkust van Afrika
door het bezetten van Barbarije voortgezet. In 656 verkreeg
a 1.1, een zoon van Aboe Taleb en gemaal van Fatïmé, Moham-
meds dochter uit zijn eerste huwelijk, het lang verwacht khali-
faat; maar het bracht hem geen heil. Vele stedehouders stonden
tegen hem op onder aanvoering van Moeawta, landvoogd van
Syrië; weldra viel hij door sluipmoord, en zijn zoon liet het
khalifaat aan zijn\' tegenstander over.
Zoo kwam het khalifaat met moeayvïa i (661—680) aan het
geslacht der Ommyaden. Onder dezen khalif, die den zetel van
t bewind naar Damascus (in \'t z. van het oude Coelesyriö) ver-
plaatste , werden niet alleen de grenzen van \'t gebied in Afrika
en in het Oosten uitgebreid, maar werd ook de hoofdstad van
het Byzantijnsch rijk meermalen aangetast. Zeven jaren achtereen
-ocr page 74-
60
geiteden do Arabieren in de nabijheid van Constantinopel troepen
aan land, die deze stad aangrepen; doch gebrek, uitvallen der
Grieken en het Gricksch vuur, een thans onbekend mengsel van
licht ontvlambare stoffen , dat door \'t zeewater niet werd gebluscht
en de vijandelijke schepen in brand stak, verhinderden telkens,
dat zij werd ingenomen.
Moeawïa\'s opvolgers onderwierpen het geheele noordwestelijk
Afrika tot den Atlantische!) Oceaan. Vanhier staken de Muzel-
manncn naar Spanje over. Dit land hadden de (zie blz. 48) in
zuidelijk Frankrijk gevestigde West-Gothcn op de Suëven veroverd,
terwijl zij hun gebied in Frankrijk langzamerhand aan de Franken
verloren en daarom den zetel der regeering naar Totêdo (in Spanje
aan den Taag) verplaatsten. Een van de laatste koningen der
West-Gothen was witYza. Hij werd door een\' overweldiger,
itODéitiK, van den troon gestooten. Tegen hem trok de veldheer
der Mohammedanen, T a r i k , met een leger naar Spanje overste-
kend, op. Niet ver van kaap Trafalgar werd in 711 een
slag geleverd, waarin beide volken in moed en volharding wed-
ijverden. Toen echter koning RodeYik ten laatste spoorloos was
verdwenen, ontzonk den West-Gothcn de moed, en zij ruimden
met groot verlies het slagveld. Nu waren de Arabieren meester
van het grootst deel van Spanje; alleen nog in het gebergte van
het noordelijk gedeelte konden de Gothen hun onafhankelijkheid
handhaven.
De zwakheid van de laatste khalifen uit het huis der Ommyaden
en de groote uitgestrektheid van het rijk, dat in \'t oosten aan den
Indus paalde, maakten het voor hun tegenstanders gemakkelijk
den troon te ondermijnen. In 750 bracht aboel abbas, een
achter-achterkleinzoon van Abbas, een\' oom van den profeet, het
khalifaat in het geslacht der Abbassïdcn over. De ongelukkige
Ommyaden werden tot in hun laatste schuilhoeken vervolgd en
gedood, zoodat men verzekert, dat er maar één hunner, Abd
Erraliman, in \'t leven bleef. Naar Spanje ontkomen, ontrukte
hij dit gewest aan de Abbassïden en grondvestte er in 750 voor
zijn geslacht een onafhankelijk emiraat (later khalifaat) te Cor-
döva
(aan de Guadalquivir).
De Abbassïden schonken aan de Arabische heerschappij een tijd-
perk van luister niet alleen door veroveringen, maar vooral door
de zegeningen des vredes, door het handhaven van gerechtigheid,
de bevordering van kunsten , als van bouw- en dichtkunst, en van
wetenschappen, als van wijsbegeerte, wis-, genees-, sterre- en
scheikunde. Tegen deze lichtzijde staken andere verschijnsels,
aan de oosterschc rijken eigen, donker af: willekeur der beheer-
schers, schitterende glans der hoofdstad, opstanden der stadhou-
ders en verslapping van menigen khalif. Bagdad (aan den Tigris)
werd de hoofdzetel der Abbassïden. Onder hen is har o en (786—
809), die den bijnaam al r asciiid, d. i. den rechtvaardige, draagt,
-ocr page 75-
67
bijna even beroemd als zijn tijdgenoot Karel de groote in liet Wes-
ten, en moge rechtvaardigheid ook niet al zijn daden hebben ge-
kenmerkt, hij blijft een uitstekend man voor zijn eeuw.
§ 37.
Het Frankisch rijk onder de Mcrovingiërs en onder de
Karolingische huismeiers tot het koningschap der
Karolingiërs. Van 481 tol 752.
De Franken, oorspronkelijk een vereeniging van vele Germaan-
sche volksstammen, bestonden sedert de vierde eeuw, toen zij het
Noorden van Gallië vermeesterden, uit twee afdeelingen, de Sa-
liërs,
die allengs de heerschers werden, en de Ripuariërs. Eerst
werden zij nu eens gezamenlijk, dan weer afzonderlijk door hei-
densche koningen geregeerd, o. a. door Merovaeus, naar wion het
Frankisch koningsgeslacht van den Salischen stam den naam
Merovingiérs voert, en Childörik. Met den zoon van Childërik,
Clovis (Klodwig) I, begint eerst de zekere en samenhangende ge-
schiedenis der Franken. Clovis i (481—511), koning van een
deel der Salische Franken, een krachtig man, vereenigde langza-
merhand alle stammen onder zijn bewind en werd daardoor de
stichter van het groot Frankisch rijk. Toen hij het bestuur aan-
vaardde, was zijn gebied aan alle zijden door onafhankelijke vol-
keren omringd, van welke hij er vele onderwierp of afhankelijk
maakte. De Alemannen versloeg hij in 496 bij Zülpich (ten z.w.
van Keulen), waarom zij hem als opperheer erkenden. Daar Clovis,
tot dusverre heiden, in dezen slag de belofte had afgelegd zich te
laten doopen, zoo de God der Christenen hem de zege verleende,
nam hij nog in \'t zelfde jaar te Rheims (ten n. o. van Parijs) met
vele Franken het katholiek geloof aan, d. i. zooals het door de
kerkvergadering te Nicaea in 325 (zie blz. 46) was vastgesteld,
waarbij de volkomen godgelijkheid van Christus met den Vader
was aangenomen, en de Arianen, die deze ontkenden, waren ver-
oordeeld. Zoo men wil, bracht zijn Bourgondische gemalin Clo-
tilde, die dezelfde leer was toegedaan, het hare tot deze bekeering
bij. Ten gevolge hiervan ging allengs het geheel volk tot het
Christendom over. Den W\'est-Gothen liet Clovis van hun gebied
in Frankrijk niets over dan den kustenzoom tusschen de Pyrenaeé\'n
en de Rhóne. Zoo liet hij bij zijn\' dood in 511 een rijk na, dat
bijna geheel Frankrijk, een groot deel van Duitschland, België
en de Nederlanden omvatte.
-ocr page 76-
68
Clovis\' zonen en kleinzonen verdeelden telkens het rijk onder
elkander, van welks beide hoofddeelen het een Austrasic of het
oostelijk land, d. i. alles, wat aan den rechteroever van den Rijn
lag, benevens de linkeroever tot aan de Maas, en het ander
Neustriö, het westelijk land, heette. Onder de regeering dezer
vorsten nam het groot gebied der Franken nog in uitgestrektheid
toe, hoewel de veerkracht der vorsten verzwakte en zij aan groote
ondeugden waren overgegeven. Hierdoor komt het, dat hun
geschiedenis uit niets dan uit een bijna onafgebroken reeks van
schandelijke misdaden, van burger- en broederoorlogen bestaat.
Welhaast werd het aanzien en de macht van \'t koningschap zoozeer
ondermijnd, dat in hun plaats de hofmeiers (major domus, de
eerste huisbediende), oorspronkelijk slechts opzichters over do ko-
ninklijke bedienden en goederen, regeerden en alles vermochten,
inzonderheid toen hun waardigheid in het Karolingisch geslacht
erfelijk werd.
De eerste van hen, die op deze wijze in naam des konings het
erfelijk bewind zoowel over Austrasië als over Xeustrië voerde, is
PEPIJN\' van HE RIS TAL, alzoo genoemd naar zijn burgt, thans
een vlek (ten n. o. van Luik). Op hem volgde zijn onechte zoon,
KARËL MARTELL, d. i. de strijdhamer, welken bijnaam de krach-
tige man in 732, om zijn persoonlijke dapperheid, in den slag
tusschen Tours (aan de Loire) en Poitiers (ten z. w. van Tours)
verwierf, waar hij op de uit Spanje in Frankrijk binnengedrongen
Mohammedanen zulk een schitterende zege behaalde, dat het
grootst gedeelte van \'t leger der vijanden op het slagveld bleef.
Pepijn de korte was sedert 741, toen Karel Martell stierf,
erfgenaam van de macht zijns vaders. Hij geloofde zich verdien-
sten genoeg omtrent het rijk te hebben verworven, om den ko-
ningstitel te kunnen voeren. Derhalve liet hij paus Zacharïas
vragen, of het met Gods wil overeenkomstig was, dat hij , die
werkeloos te huis zat, koning heette, dan of die titel niet veeleer
hem toekwam, welke den last der regeering torschte. De paus,
reeds lang door de Longobarden benauwd en voor zich en de kerk
veel goeds van een verbintenis met den machtigen Frankischen
vorst hopend, antwoordde overeenkomstig Pepijns wensch. Nu
werd hij in 752 te Soissons (ten n. o. van Parijs) in een plechtige
volksvergadering op een schild opgeheven, ten teeken dat men
hem tot koning had gekozen. Ciiildörik iii, de laatste der
Merovingiérs, werd daarentegen onttroond en, naar* de wijze der
monniken, met kaalgeschoren kruin in een klooster gezet.
-ocr page 77-
69
§ 38.
Het leenstelsel en het Christendom onder de Duitsche volkeren.
Het pausdom en de scheuring der katholieke kerk.
Sedert de Duitschers vaste woonplaatsen in het Romeinsch rijk
hadden gekregen, ontstonden in hun levensbetrekkingen menig-
vuldige veranderingen, die welhaast zeer gewichtige gevolgen had-
den. Hiertoe behoort vooral de ontwikkeling van het leenstelsel.
De Duitschers ontnamen in de landen, waar zij zich vestigden,
den bewoners gewoonlijk do helft van hun eigendom, zoowel in
land en woningen, als in slaven, enz. Een uitzondering op dit
gebruik maakten de Franken. Overal, waar zij veroveringen
maakten, lieten zij de overwonnenen in \'t bezit van den grond,
dien zij hadden. Er bleef, daar in de veroverde landen de be-
volking nergens zeer dicht was en het voortdurend oorlogen ze
bovendien zeer deed afnemen, land genoeg over voor de overwin-
naars. Al het land nu, dat in de veroverde streken geen\' eigenaar
had, viel aan den koning dor Franken ten deel. Op twcederlei
wijze beschikte hij er over. Of hij behield het voor zich en
maakte het alzoo tot staatseigendom of domein (goed van den
landsheer), of hij stond het in vollen eigendom aan zijn onder-
danen af. Het aldus verkregene, zijnde alzoo vrij en erfelijk
eigendom, heette alodlum.
Langzamerhand kwam nog een andere wijze van schenken in
gebruik. Wanneer, is niet juist te bepalen; maar moge zij onder
de Merovingiërs ook al nu en dan zijn voorgekomen, eerst onder
de Karolingié\'rs werd zij zeer algemeen. Zij , die veel grond be-
zaten, alzoo bovenal de kerk en de koning, stonden een deel
van hun goed in vruchtgebruik af. Zoodanig stuk land werd,
met een Latijnsch woord, beneficium (weldaad) genoemd. Per-
soonlijke verplichtingen jegens den eigenaar sproten uit deze manier
van verleenen niet voort. Op deze wijze had de koning een middel
om velen aan zich te verbinden.
Mot de toenemende gewoonte der koningen om goed op de een
of ander wijze uit te deelen kwam van lieverlede een van oudsher
bestaand gebruik in verband. Dit was hierin gelegen, dat men
zich op plechtige wijze ter bescherming overgaf of aanbeval aan
een\' machtig man, b.v. aan den koning. Dergelijke handeling
noemde men commendatio, d. i. aanbeveling. De naam van hen,
die zoodanige bescherming inriepen en verwierven, was vazallen.
Hij, die de bescherming verleende, werd dominus (heer) genoemd.
Allengs werd het een vast gebruik, aan geen\' ander een benefi-
cium te geven, dan aan hem, die door de commendatie vazal
werd. Hetgeen als beneficium werd gegeven, was niet alleen
-ocr page 78-
»
70
land. Onder de Karolingiërs werd liet hoc langer hoe meer ge-
bt\'uikolijk , ook tollen, \'t recht van visscherij , kerken, kloosters en
ambten, zooals dat van graaf, als beneficién te schenken.
Uit beneficium nu en commendatio ontstond, wat men gewoon
is het leenstelsel te noemen. De hoofdtrekken van dat leenstelsel,
hetwelk bij de Franken tot volledige ontwikkeling kwam en van
hen op vele latere Europeesche rijken overging, zijn de volgende.
Zulk een landgoed of recht, dat veelal werd verleend ter beloo-
ning van den een\' of ander dienst, als krijgsman of hoveling
bewezen, heette leen (beneficium). Hij, die het goed in leen gaf,
heette leenheer; die het ontving leenman of vazal, en hij, die
weder een deel van \'t leen van een\' vazal in leen ontving, achter-
leenman of vavazql. Aanvankelijk werden de leencn slechts voor
een bepaalden tijd, meestal voor het leven, gegeven; weldra
gingen zij echter ook op de kinderen over en werden dus allengs
erfelijk. Het leenstelsel kreeg een nog grooter uitbreiding,
doordien vrije grondeigenaars hun alodïum nu en dan van den
koning in leen namen, na hem eerst het eigendom daarvan te
hebben afgestaan. Ue leenman was gehouden voor de eer en de
veiligheid van den leenheer zorg te dragen. De mate van krijgs-
dienst hing van de grootte van het leen af. Daarentegen was de
leenheer gehouden den leenman in zijn rechten en eer te beschcr-
men. Door meerder uitbreiding omvatte het leenstelsel langza-
merhand het geheel volk in verschillende trappen, als vazallen,
hofhoorigen, lijfeif/enen. Door leenen en aehterleenen was ieder
van meer aanzien leenheer of leenman, dikwijls beide, terwijl de
groote massa der bevolking, onder den naam van hofhoorigen en
lijfeigenen, in meerder of minder mate of geheel van burgerlijke
en persoonlijke rechten was verstoken en onder de willekeur der
heeren ging gebukt. Daardoor verdween de oude gelijkheid van
allen, die in de eerste eeuwen onder de Duitschers had bestaan.
Hoewel de koning alleen bij keuze zijn waardigheid bekwam,
gold toch in alle Germaansche staten de regel, dat de zoon den
vader opvolgde. Uit de graven en hertogen, alsmede uit de aan-
zienlijke geestelijken, die eveneens landgoederen in leen kregen,
werden de rijksstenden samengesteld, welke de vroegere volksver-
gadering der vrije mannen vervingen en waarmede de koning
dikwijls over de openbare aangelegenheden raadpleegde.
De Duitschers leerden het Christendom deels bij de door hen
van hun macht beroofde Romeinen, deels door de edele mannen
kennen, die, hun vaderland verlatend, naar de wouden der bar-
baren togen, om er onder allerlei ontberingen en vervolgingen de
leer van Christus te verkondigen. Deze mannen kwamen sedert
het begin der zevende eeuw grootendeels uit Engeland en Ierland.
Met den meesten ijver predikte de Angelsaks WINFRIED, met
een Latijnschen naam boni F acïus geheeten, de apostel der
duitschers. Hij bekeerde inzonderheid de Hessen en de Thu-
-ocr page 79-
71
ringen, stichtte vele kerken en bisdommen, o. a. te Fulda (in
Keur-Hessen), en werd zelf de eerste aartsbisschop van Maints
(aan den Rijn). Later legde hij deze waardigheid neer, om onder
de Friezen het Evangelie te prediken. Nabij Dokkum (in \'t n.o.
van Friesland) vond hij den 5den Juni 755 den dood des martelaars.
Daar Bonifacïus, door paus Gregorius II gemachtigd, getrouw
aan zijn\' eed, alle bekeerde volkeren aan het geestelijk oppergezag
van den paus onderwierp, werden deze tevens steunpilaren der
pauselijke oppermacht. De titel paus, van pappas of papa, d. i.
vader, was oorspronkelijk allen bisschoppen gemeen geweest, maar
sinds Gregorïus I den groote (590—604) werd het meeren
meer gebruikelijk, dien alleen aan den bisschop van Rome toe te
kennen. Tot dusverre was deze doorgaans wel als de eerste onder
zijns gelijken erkend, doch van nu af verbond men met dien titel
het begrip van een oppermacht en oppertoezicht over de kerk.
Hierdoor groeide de sedert de dagen van Constantïnus den groote
(zie blz. 45) zichtbare ijverzucht van den patriarch te Constanti-
nopel aan. Daarenboven had zich gedurig verschil in de gebruiken
geopenbaard, zoodat, na langdurige spanning, in 1054 de katho-
licke
of algemeene kerk in de Latijnsche en de Grieksehe werd
verdeeld, waarvan de eerste haren zetel te Rome, de tweede te
Constantinopel had.
§ 39.
Het Frankisch rijk onder de Karolingische koningen Pepijn en
Karet den groote. —- De bekeering en onderwerping der
Saksen. Van 752 tot 814.
Kort na het afzetten van ChildfeYik III benauwden de Longo-
barden Rome en paus S t e p h a" n u s III, die de hulp van p e p i j n
den koute (752—768) inriep. Door een verschrikkelijke ver-
woesting van het land der Longobarden en de belegering hunner
hoofdstad Pavïa (ten n.w. van Piacenza) dwong Pepijn in 755 den
vijand tot het opbrengen eener schatting en het afstaan der op
de Grieken veroverde landen, die bij Rologna en Ancöna (in \'t n.o.
van Italië), aan de kerk, d. i. aan den paus. Hierdoor bekrach-
tigde hij het bestaan van den Kerkdijken staat, als wereldlijke
heerschappij, waarvan reeds vroeger de grond was gelegd.
Op hem volgde zijn zoon, ka rel de groote (768—814),
een dier buitengewone menschen, die onze bewondering tot zich
trekken en wier gebreken men bij het herdenken hunner veel
-ocr page 80-
72
grooter verdiensten gaarne vergeet. Uitmuntend als veldheer,
vorst en menscli, beraamde hij het eerst het grootsch plan, al
de Duitsche volksstammen door den Christelijken godsdienst en
onder één bestuur te vereenigen. Naast de Franken waren toen
de Saksen de krachtigste Duitsche volksstam, die zich over een
groot deel van Noordwestelijk Duitschland uitstrekte. Zij waren
nog streng gehecht aan de oud-Germaansche gebruiken en met lijf
en ziel verkleefd aan den heidenschen afgodendienst. Door de roof-
tochten, die zij ouder gewoonte in het Frankisch rijk ondernamen,
gaven zij den koningen der Franken veelvuldige aanleiding tot oorlog.
Karel begon in 772 de lange reeks der dikwerf afgebroken oor-
logen tegen de Saksen , die ruim dertig jaar duurden. Zoo vaak
andere oorlogen den koning bezig hielden, liepen de Saksen, hoe-
wel telkens overwonnen, onder AVittekind, den aanzienlijksten
der Saksische aanvoerders, weer te wapen. Nauwelijks was de
eerste tocht afgeloopen, of paus Hadrianns I riep Karels hulp
in tegen Desiderïus, koning der Longobarden. Karel liet zich
niet lang wachten en sloeg het beleg voor Pa vla, dat zich weldra
overgaf. Hiermede was in 774 de onderwerping dei\' Longobarden
aan \'t rijk der Franken voltooid; hun koning verwisselde de kroon
met de monnikskap.
Oj) den rijksdag, dien Karel in 777 te Paderborn (in \'t o. van
Westphalen) hield, kwam een gezantschap Arabieren, tegenstan-
ders der Spaansche Ommyaden, den bijstand van Karel tegen kha-
lif Abd Errahman (zie blz. 00) inroepen. Gretig naai- kamp tegen
de ongeloovigen, voldeed hij aan dit verzoek en veroverde bijna
al het land van de Pyrenaeón tot de Ebro, waaruit do Spaansche
mark
(grensgewest) van het Frankisch rijk werd gevormd. Nog
voordat Karel uit Spanje was teruggekeerd, waren de Saksen op
nieuw opgestaan. In hevigen toorn hierover ontstoken, liet Karel
vier duizend vijf honderd hunner aanzienlijkste mannen, die voor
hem verschenen, nederhouwen, een daad, die zich niet geheel
door de woestheid der eeuw laat verontschuldigen. Op de mare
van deze snoode wraakoefening stond het geheel volk tegen de
gehate Franken op, en eerst nadat AVittekind zich in 785 had la-
ten doopen, was de kracht van den opstand gebroken. In 804
volgde hun volledige onderwerping en beloofden zij bij het
Christendom te zullen volharden. De verplaatsing van tallooze
scharen Saksen naar andere streken van het Frankisch gebied
was inzonderheid het krachtig middel, dat Karel tegen herhaling
van opstand aanwendde. Ook tegen de Avaren, in \'t land ten o.
van de Beieren (d. i. het tegenwoordig Oostenrijk en Hongarije),
trok Karel te velde. Na vele krijgstochten ontnam hij hun het
land tusschen de Ens en de Raab (twee bijstroomen aan den
rechteroever van den Donau). Dit werd de Oostenrijkse/ie mark.
Zooveel heldendeugd en overwinningen, zoovele diensten, in
den strijd tegen heidenen en Mohammedanen aan het Christendom
-ocr page 81-
73
bewezen, maakten Karel den roem en de bewondering der volke-
ren, de toevlucht der zwakken. Het was dus niet vreemd, dat,
toen hij paus Leo III eens een persoonlijken dienst had bewezen,
deze en het volk te Rome hem, om zijn aanzien te vergrooten,
met een nieuwen titel vereerden. Bij een processie werd Leo III
eens door een hem vijandige partij gruwelijk mishandeld. Karel
snelde naar Rome en hield een statige rechtszitting. Nu zette
de paus hem in 800 op kerstdag , juist toen hij voor het altaar
in de St. Pieterskerk knielde, plechtig Rome\'s keizerskroon op het
hoofd. Het talrijk verzameld volk riep den Frankischen koning
tot keizer uit, en de sedert 470 in het Westen afgeschafte keizer-
lijke waardigheid werd hersteld. — Gedurende zijn laatste levens-
jaren kampte de keizer nog met geluk tegen de Denen en de Sla-
ven, zoodat zijn uitgestrekt rijk nu ten n. door de Eider (de grens
tusschen Denemarken en Duitschland) en de Oostzee, ten z. door
den Tiber en de Middellandsche Zee, ten o. door de Elbe en de
Raab, ten w. door de Ebro en den Atlantischen Oceaan werd be-
grensd.
§40.
Kavels binnenlandsch beheer.
Hoe uitstekend Karel ook als krijgsman moge zijn geweest, hij
is nog grooter als regent. Onophoudelijk strevend naar zijn ver-
heven doel, de uitbreiding van \'t Christendom, dat in zijn\' tijd
noodwendig gepaard ging met priesterheerschappij en kerkpraal,
stichtte hij zeer vele bisdommen, o. a. te Paderborn, te Osnabrück
(aan de Hase, een\' zijtak van de Wezer), te Bremen, te Mun-
ster enz. en richtte overal scholen op. Een\' kring van uitmun-
tende geleerden verzamelde hij rondom zich, zoowel om zichzelven
als om zijn volk te beschaven. Onder hen was de Angelsaks
Alcuin, dien hij innig hoogachtte. Zeer zorgde Karel voor de
beschaving der Duitsche taal, waarin hij vele preken der kerk-
vaders liet vertolken, alsmede voor de beoefening der bouwkunst.
Op vele plaatsen stichtte hij kloosterscholen , en aan zijn hof was
een bijzondere inrichting van onderwijs voor de zonen zijner die-
naars. Hij was gewoon die zelf te bezoeken. Eens bevond hij,
dat do aanzienlijkste kinderen de onbekwaamste, de armere de
bekwaamste waren. Toen zeido hij tot dezen: »llebt dank, mijn
zonen, dat gij er u op hebt toegelegd, mijn bevelen ten uwen
nutte naar de mate uwer krachten na te komen. Streeft thans
alzoo naar de volmaking; dan zal ik u heerlijke bisdommen en
kloosters geven, en gij zult altijd in mijn oog hooggeëerd zijn.
Maar gij" — en hiermede wendde hij zich tot de anderen, die
ter linkerzijde geschaard stonden, — »gij, knapen, die u voor zoo
-ocr page 82-
74
aanzienlijk houdt en meent geen kennis noodig te hebben, gij
trage, nuttelooze jongens: ik zeg het u, uw adel en uw fijne
gezichten helpen niets bij mij , en gij hebt niets goeds te hopen,
wanneer gij uw luiheid niet door ijver vergoedt." De landbouw,
dien hij deels door nuttige voorschriften, deels door zijn eigen
voorbeeld bij het herbouwen zijner landgoederen bevorderde, ont-
ging evenmin het oog des keizers als de koophandel. Hij moedigde
dien aan, en Bremen, Augsburg en Keulen werden, als stapel-
plaatsen voor het ruilen der waren, bloeiende koopsteden.
In het staatsbestuur maakte de keizer menige verandering. Vaste
hertogen over de afzonderlijke natiën (zie blz. 78) komen, behalve
in oorlogstijd, onder Karel niet meer voor. Over de gouwen,
waarin het rijk was verdeeld, werden graven, in de grensgewesten
of marken markgraven aangesteld. Onder de beambten aan het hof
waren de kanselier en de paltsgraaf (paleisgraaf) , die den hofmeier
vervingen, de gewichtigste. De eerste stond aan \'t hoofd der gees-
telijke zaken; de laatste leidde de wereldlijke aangelegenheden.
Daar Karel ieder volk, ten minste gedeeltelijk, naar zijn eigen
wetten wilde laten leven, bekrachtigde hij de oude rechten en ge-
woonten der verschillende natiën, over welke hij \'t bewind voerde.
Op de rijksdagen, Meivelden, die meestal slechts door de groote
leenmannen en de hooge geestelijkheid werden bijgewoond, be-
raadslaagde men over oorlog, vrede en wetten. In zijn levens-
wijze was Karel eenvoudig, in het drinken zeer matig, ijverig in
zijn studiën, de natuurkunde en de Latijnsche taal, en om zich
in \'t schrijven te oefenen, hoewel hij te laat was begonnen om
hierin vorderingen te maken, tevens nauwkeurig, zelfs in de
kleinigheden van het dagelijksch leven. Nog bij zijn leven was
de roem zijner voortreffelijke eigenschappen en daden tot in het
verre Oosten doorgedrongen. Khalif Haroen al Raschid vereerde
hem kostbare geschenken, zoo als een\' olifant en een kunstig be-
werkt slaguurwerk , waarvoor Karel hem uitmuntende jachthonden
en fijn linnen terugzond. Karel stierf in Januari 814 en werd te
Aken (in Rijn-Pruisen, ten z.w. van Keulen) begraven.
-ocr page 83-
75
TWEEDE TIJDVAK.
Van den dood van Haroen al Kasehid en Karel den groote tot
den tijd van Gregorlus VII (1073—1085) \'en tot het begin
der kruistochten. — Van 809 en 814 tot 1096.
§ 41.
De Karolingische koningen van het rijk der Franken tot het
afzetten van Karel den dikke, van 814 tot 887 en
888. — Het verdrag van Verdun in 843.
Met den dood van Karel den groote begon reeds de slooping
van \'t groot rijk, dat zijn moed, zijn vaste wil, zijn wijsheid
en doorzicht hadden gesticht. De zwakheid en weifeling van zijn\'
zoon en opvolger, lodewijk, die niet om zijn rechtschapenheid
en beschaving, maar wegens het nauwgezet waarnemen der uiter-
lijke plichten van den godsdienst den bijnaam den vrome verwierf
(814—840), de eigenbaat der groote vazallen, die er alleen op be-
dacht waren, om hun macht ten koste van de rechten des keizers
uit te breiden en hun bezittingen te vermeerderen, benevens de
strooptochten van buitenlandsche vijanden brachten het rijk ten val.
Daar Lodewijk de vrome alle menschenkennis en zelfstandigheid
miste, werd hij geheel afhankelijk van hen, die hem dagelijks
omringden, inzonderheid van de geestelijken. Reeds in het derde
jaar zijner regeering verdeelde hij het rijk onder zijn drie onmon-
dige zonen, Lotharïus, Pe pijn en L o d e w ij k, doch zóó, dat
zij hem, als vader en keizer, bij voortduring moesten gehoorzamen.
Na den dood zijner eerste gemalin ging hij een tweede huwelijk
aan met Judith, een dochter van den Beierschen graaf Welf I.
Dit werd de bron van tallooze rampen. Judith wist den keizer te
overreden, ten behoeve van den uit dit huwelijk gesproten zoon,
Karel den kale, bij herhaling het rijk op nieuw te verdeden.
Verbitterd, vatteden de oudere zonen dan telkens de wapens tegen
Lodewijk op. In 833 gaf de vader zich op het leugenvetd (ten z.o.
van Co lm ar, in \'t o. van Frankrijk) aan zijn drie zonen over,
daar zijn leger door listige toespraak van paus Gregorïus IV,
die met zijn zonen heulde, zeer was verloopen. Hierop noodzaakte
LotharYus zijn ouden vader in de kerk te Soissons , knielend en
in een boetgewaad gehuld, openlijk zijn zonden te belijden. De
monnikspij aan te nemen, hiertoe was echter Lodewijk, in weerwil
van den heftigen aandrang zijns zoons, niet te bewegen. Doch
-ocr page 84-
70
weldra ontwaakte een beter gevoel in Lodewijk en Pepijn: aan-
gemoedigd door de volksstem, gingen zij hun\' broeder tekeer en
herstelden hun\' vader op den troon.
Nadat Lodewijk de vrome en zijn zoon Pepijn waren overleden,
zetteden de ontaarde broeders den strijd om het erfdeel onder el-
kander voort. Tegen den heerschzuchtigen Lotharïus vereenigden
zich Lodewijk en Karel en bestreden hem onafgebroken, totdat
het volk, reeds lang den goddeloozen kamp moede, zijn ontevre-
denheid luide gaf te kennen. Zoo kwam het wegens zijn gevol-
gen zoo gewichtig verdrag van Verdan (ten z.w. van Luxemburg
aan de Maas) in 843 tot stand, van welk tijdstip men het staats-
bestaan van Duitschland en Frankrijk dagteekent. Hierbij verkreeg
lotharïus Italië en de keizerskroon, benevens Midden-Franken-
land
, d. i. de smalle streek lands, die, Oost- van West-Frankenland
scheidend, van de Noordzee langs den Rijn, de Schelde en de
Maas tot de samenvloeiing van de Rhóne en de Saóne loopt,
waarvan de noordelijke streek later Lotharingen, de zuidelijke het
Hoog-Bourgondisch rijk werd genoemd, benevens de landstreek,
welke zich vandaar langs de Rhóne tot de Middellandsche Zee
uitstrekt (het later koninkrijk Provence, zie blz. 77). Lode-
wijk, die van nu af den bijnaam den duitscher draagt, be-
kwam Oost-Frankenland of het eigenlijk Duitschland, waartoe
op den linker-Rijnoever slechts de bisdommen Maints, Worms en
Spiers met hun omstreken behoorden. Karel den kale
eindelijk weid West-Frankenland, \'t later Frankrijk, toegewezen.
Alzoo behoorden de landen, die thans Nederland uitmaken, groo-
tendeels aan Lotharïus, de overige aan Karel, terwijl zij later met
Lotharingen aan Duitschland kwamen.
De nieuw ontstane rijken werden van buiten onophoudelijk door
de Arabieren uit Spanje, alsmede door de Slaven en de Noorman-
nen of bewoners van Skandinavië besprongen, liinnen de grenzen
zelven veroorzaakte de stijgende macht der groote vazallen veelvul-
digc woelingen. Vooral waren het de Noormannen, voor wie de
twisten van Lodewijk den vrome met zijn zonen den toegang tot
het rijk hadden geopend. Van den beginne aan werden de sta-
ten der drie gebroeders, met name de Nederlanden, voortdurend
door deze woeste horden overvallen, die hun\' weg door roof en
doodslag kenmerkten. De stroomen opvarend, drongen zij ook
in het binnenland door en verwoestten telkens overal, waar ze
verschenen, de steden en liet platteland. Gelijk Frankrijk echter
het meest van hen had te lijden, dewijl hun daar het minst te-
genstand werd geboden, had Duitschland bovendien nog een ge-
lijke plaag te verduren, die der Slaven.
De Karolingiërs stierven spoedig na elkander in alle drie linien
uit, de nakomelingen van Lotharïus reeds in 875, waarop in Italië
langen tijd regeeringlooslieid heersclite. In Frankrijk werd, na het
bewind van Karel den kale, van zijn\' zoon en van twee zijner
-ocr page 85-
77
kleinzonen een derde onmondige kleinzoon ter zijde geschoven.
In zijn plaats toch koos men tot koning kakel den dikke
(870—887 en 888), een\' zoon van Lodewijk den Duitschei\', die
sedert 88\'2 , door den dood zijner broeders, achtereenvolgens ge-
heel Duitschland, benevens de schatplichtige Slavonische rijken
Bohemen en Moravië, in bezit kreeg. Hierbij was bovendien de
keizerskroon, alsmede Italië gekomen, zoodat Karel de dikke nog
eens voor korten tijd, op een klein gedeelte na, het geheel rijk
zijns stamvaders Karel den groote vereenigde. Het eenigste toch,
dat er aan ontbrak, was Provence, ook wel het Cisjuraanscli of
Neder-Bourgondisch rijk genoemd, dat tot een onafhankelijk ko-
ninkrijk was verheven, de landen bevattend tusschen den Jura,
de Alpen, de Middellandsche Zee en de Rhóne. Maar dewijl
Karel de dikke de man niet was om een zoo zwaren last, als het
bestuur van al die landen in zulk een onrustigen tijd, te torsenen,
werden de Duitsehers liet bewind van den zwakken vorst ras moede:
in 887 werd hij afgezet en zijn neef Ar nu 1 ph van Karin thië
(ten o. van Tyrol) tot koning verkozen. Ook de Kranschen vielen
in 888 van hem af en verkozen odo, graaf van Parijs, tot koning.
Van denzelfden tijd dagteekent het Transjuraansch of Hoog-
Bourgondisch koninkrijk,
tusschen het Juragebergte, de Alpen,
de Rhóne en de Saóne gelegen.
§ 42.
De laatste Karolingiërs in Duitschland, Italië en Frankrijk,
van 887 tot 911, 928 en 987. — Duitschland onder den
Frankischen Koenraad I en de eerste vorsten uit
het Saksischhuis, van 911 tot 973.
AitNULPii (887—899) versloeg de stroopende Noormannen in
891 bij Leuven (in Zuid-Brabant); docli om de Slaven in Iiohe-
men en Moravië te kunnen bedwingen, riep hij een anderen
vijand der beschaving, de Magyaren of Hongaren, zooals de
Duitschers hen weldra noemden, daarbinnen, welke sedert dien
tijd veelvuldige strooptochten in geheel Zuid-Duitschland deden.
Met Arnulphs zoon, lodewijk het kind, stierf de Karolin-
gischc stam in 911 in Duitschland uit. Kort daarna, in 923,
stierven de Karolingiërs in Italië uit met Berengarïus van
Friaul (ten n.o. van Venetië), een\' kleinzoon van Lodewijk den
vrome, die de heerschappij over Opper- en Middel-Italië tot zijn\'
dood had weten te handhaven.
In Frankrijk daarentegen scheen het Karolingisch huis weer te
Wijnne, Overzicht, 7de .Iruk.
                                                 0
-ocr page 86-
7S
verjongen: maar deze schijn was bedriegelijk. Xa den dood toch
van Odo erkenden alle grooten des rijks den kleinzoon (zie blz.
77) van Karel den kale, kakel den eenvoudige (808—923
afgezet, 929 overleden), als koning. Daar hij echter, bij gebrek
aan verstand en wilskracht, niet genoeg schatten en goederen
bezat om zich daarmede vrienden te verwerven, beschouwden de
graven en hertogen, die den koning in macht verre overtroffen,
zich als hoeren en eigenaars van het land. Het getal dezer vazal-
len, onder welke R o bert van Parijs, Odo\'s broeder, een der
aanzienlijkste was, werd nog vermeerderd, doordien de koningin
912 aan Rollo, den moest geduchten aanvoerder der Xoormannen,
die werd gedoopt en den naam R o b e r t aannam, het hertogdom
Normandië, benevens het opperleengezag over Bretagne afstond.
De opvolgers van Karel den eenvoudige hadden zoo weinig gezag,
dat zij als onder \'t regentschap der groote leenmannen stonden.
En na het overlijden van don laatsteïi Karolingischen koning,
L ode wij k V, den doeniet, werd, met uitsluiting van een
anderen afstammeling uit dat geslacht, do kleinzoon van Robert
van Parijs, hu go capet van Francié (een hertogdom, dat Parijs
en omstreken bevatte), in 987 door de meeste Xoord-Fransche
heeren tot koning verkozen.
In Duitschland was het, bij het uitsterven van don Karolin-
gischen stam (911), niet onnatuurlijk, dat er van de allengs weder
opgekomen hertogen (zie blz. 74) der vijf groote hertogdommen,
waaruit het rijk bestond, één tot koning werd gekozen. Van
deze hertogdommen, die, naar de door overoude verscheidenheid
van stam en onderlinge ijverzucht verdeelde hoofdnatiën, Saksen,
Frankenland
, Beieren, Zwdben of het land der Alemannen en
Lotharingen heetten, waren de beide eerstgenoemde de machtigste.
Men koos koenraad i, hertog der Franken, na wien do konings-
titel in 919 met HENDRIK l op het huis der Saksen overging.
Dezo vorst bracht den Hongaren, na langdurige oorlogen met
hen te hebben gevoerd, in 933 nabij Merseburg (ten w. van
Leipzig) een bloedige nederlaag toe. De eerste, die in vollen
zin koning kon heeten, was Hendriks zoon, otto i of de
groote (93C—973), die do hertogen aan onvoorwaardelijke ge-
hoorzaamheid gewende, de moeste hertogdommen aan zijn eigen
huis bracht en in 955 op het Lechveld (bij Augsburg) een zoo
schitterende zege op do Mag3-aren behaalde, dat de Duitschers in
\'t vervolg voor immer rust van deze barbaren hadden. Ook trok
hij, om het Romcinsch-Duitsch keizerschap te herstellen, naar
Italië, waar verschillende iuheemsche en buitenlandsche vorsten
elkander tot dusver de heerschappij hadden betwist, en ontving
te Milaan de greren koningskroon der Longobarden, gelijk te Rome
de keizerskroon.
-ocr page 87-
79
§ *3-
Duitschland onder het Frankisch huis, sedert 1024. — Twist
van koning Hendrik IV, van 1056 tot 1100, met paus
Gregorïus VII, van 1073 tot 1085.
In 1024 kwam, na het uitsterven van het Saksisch huis, met
koen raad ii, den salier (1024—1039), een nieuwe dy-
nastie, de Frankische of Salischc (zie evenwel blz. 78), op den
troon. Koenraad voreenigde de reeds vroeger tot één staat sa-
mengesmolten Bourgondische rijken (zie blz. 77) met Duitsch-
land en schonk vaste woonplaatsen in Beneden-Italié\' aan de
Noormannen, die van toen af de beheerschers des lands als huur-
benden dienden. Tot de merkwaardigste koningen uit dit geslacht
behoorden Koenraads zoon, ii end rik ui, die krachtige pogingen
aanwendde om de alleenheerschappij te handhaven, en. om dit
doel nader te komen, willekeurig over bis- en hertogdommen be-
schikte, alsmede zijn zoon, iiendrik iv (1050—1106). Toen
zijn vader stierf, was hij nog maar zes jaar oud en stond dus
onder voogdij eerst van zijn moeder Agnes, later van II anno,
aartsbisschop van Keulen, en van Adelbe rt aartsbisschop van
Bremen. Nadat Hendrik meerderjarig was verklaard , stond het
Saksisch volk, terecht over zware onderdrukking klagend en door
onderscheiden hertogen bijgestaan, tegen den koning op, hetgeen
een langdurigen binnenlandschen oorlog verwekte.
Al deze vijanden sloten zich bij den paus aan. Dit was toen
gregorïus vu (1073—1085), vroeger II il de brand geheeten.
Deze buitengewone man, uitmuntend door een voorbeeldig leven ,
groote geleerdheid en een onverzettelijke standvastigheid, had,
door den toestand zijner eeuw verblind en den geest dos Chris-
tendoms, van een rijk, dat niet van deze wereld is, miskennend,
het stout, maar verderfelijk plan opgevat, de kerk boven den
staat, Rome boven Duitschland te verheffen. Als raadsman zijner
onmiddellijke voorgangers had hij reeds ijverig voorgewerkt,
om dit doel, dat hij voor hot heil der kerk noodig achtte, te be-
reiken. Zoo was vroeger, door zijn toedoen, de verkiezing der
pausen aan keizer en volk onttrokken en aan de kardinalen, d. i.
aan de voornaamste geestelijken der stad Rome, opgedragen. Na
het aanvaarden der pauselijke waardigheid liet Gregorïus VII op
concilién bepalen: 1. dat de geestelijken ongehuwd moesten
blijven (het coellbaat); 2. dat geen geestelijk ambt voor geld
mocht worden gekocht, een misbruik, bekend onder den naam
simllnic, een woord afgeleid van Simon, uit de Handelingen der
Apostelen (VIII, 9—24), en 3. dat geen geestelijke een kerkelijk
6*
-ocr page 88-
80
ambt uit handen van een\' leek mocht ontvangen, d. i. de investï-
tuur
of beleening der bisschoppen en abten met ring en staf door
den wereldlijken leenheer werd verboden.
Zich \'t kerkelijk en wereldlijk gezag verzinnelijkend door
\'t beeld, dat de paus als \'t ware de zon , de keizer de maan was,
en bij gevolg alle wereldlijke macht aan die der kerk ondergeschikt
achtend, daagde GregorYus, op de klachten der Saksen en wegens
het bezetten van geestelijke ambten, den keizer voor zijn\' rechter-
stoel. Hendrik IV, over zulk een aanmatiging verontwaardigd,
liet te Worms door hem toegedane bisschoppen den paus van zijn
waardigheid vervallen verklaren. Toen sprak de paus den banvloek
over hem uit, zoodat niemand hem meer mocht gehoorzamen, nie-
mand met hem in gemeenschap leven, \'s Konings vijanden, hierin
een geschikt voorwendsel vindend, verklaarden nu, dat, zoo hij
niet binnen één jaar van den ban werd ontslagen, hij zou wor-
den gerekend alle recht op do kroon te hebben verloren. Van
elkeen verlaten, trok hij in 1077, in \'t midden van den barren
winter, over de Alpen naar Italië. Gregorïus vertoefde juist op het
slot Canossa (nabij lleggio, in Modena) bij de met hem bevriende
gravin Mathildc van Toskane, de weduwe van Godfried
met den bult, hertog van Lotharingen, Hier werd Hendrik,
na een smadelijk wachten van drie lange dagen barrevoets en in
boetgewaad, ten laatste voorwaardelijk van den ban ontslagen.
Dewijl de Uuitsche heeren inmiddels Iludolf van Zwaben
tot koning hadden verkozen, greep Hendrik naar het zwaard,
want hij had de burgers der steden en den minderen adel op zijn
zijde. Zoo ontstond er een burgeroorlog, waarin Rudolf, de te-
genkoning, weldra sneuvelde. Aldus door \'t grootst gedeelte van
Duitschland weer erkend, besloot Hendrik naar Italië te trekken,
nadat hij in 1079 Frederik van Huren (ten n.w. van Olm),
wiens familie men later die der Hohenstaufen (een\' burg nabij
Buren) noemde, door hem Zwaben in leen te geven tot zijn partij
had overgehaald en hiermede den grond gelegd tot de grootheid
van dit beroemd geslacht. Op Hendriks nadering zocht Grego-
rïus een schuilplaats in den Engelenburg te Rome, vlood vandaar
naar den vorst der Noormannen, zijn\' leenman, en stierfin 1085
te Salerno (ten /.. van Napels aan zee) onder \'t uiten der woorden:
»Ik heb de gerechtigheid bemind en de ongerechtigheid gehaat;
daarom sterf ik in ballingschap. Hendrik had intusschen Rome
ingenomen en was hierop naar Duitschland teruggekeerd. Ook
nu was rust nog zijn deel niet: tot zijn\' dood moest hij tegen de
pausen, die Gregorïus VII opvolgden, en zijn door hen opge-
stookte zonen kampen.
-ocr page 89-
81
§ 44.
De Angelsaksen in Britannië, van 449 lot 827. — Engeland on-
der het bestuur der Angelsaksische honingen, van
827 tot
1017; onder het Dcensch huis, van 1017 tot 1042; onder
de regeering van den Angelsaksischen Eduard III
en onder den eersten vorst uit het Norman-
disch huis, van
10G6 tot 1087.
Bij het terugtrekken der Romeinsche troepen uit Britannië ten
tijde van de volksverhuizing (zie blz. 40) werden de inwoners des
lands, de Britten, belijders van den Christelijken godsdienst,
onder de Roineinsehe heerschappij en bescherming den wapenhan-
del ontwend, zonder steun overgelaten aan de invallen der woeste
en heidensche Pieten en Scotcn. De Britten, naar vreemde hulp
uitziende, vonden ze bij de bewoners van Duitschlands noordelijke
kusten, de Saksen, of, dewijl zij met Angelen waren vermengd,
de Angelsalisen genoemd. Ue zwakheid der Britten doorgrondend ,
veranderden zij echter spoedig van rol, verdreven hen allengs uit
hun land en grondvestten er afzonderlijke staten, naar hun getal
gewoonlijk de heptarchie of de zevenrijken gehoeten. Dit waren:
Kent, Sussex of Zuid-Saksen, Wessex of West-Saksen, Essex of
Oost-Saksen, Northumberland, Oosl-Anglië en Mercia. Dikwijls
was dit zevental in onderlingen oorlog om de opperheerschappij ,
totdat egbert in 827 al die staten tot één vereenigde, weshalve
hij de eerste koning van Engeland wordt genoemd. Gedurende
die onlusten werd het Christendom ten tweeden male op dit eiland
gepredikt en door zijn nieuwe bewoners omhelsd. Dit bewerkte
de bisschop van Rome Gregorïus I (zie blz. 71), die op het
einde der zesde eeuw zendelingen naar Britannië zond, aan wier
hoofd Augustïnus stond.
Misschien ware Egborts regecring ook hot begin van Engelands
grootheid geworden, zoo niet dit land juist in dezen tijd \'t meest
ten doel had gestaan aan de invallen on strooptochten der Noor-
mannen of Denen. Elk jaar hernieuwden zij hun verwoestingen,
totdat al f red de GROOT k (871—901). een man, die geleerd-
heid en vroomheid aan zeldzamen moed en volharding paarde, den
troon beklom. Wel moest hij in den beginne voor hen onderdoen,
maar eindelijk sloot hij een hunner legers in en vergunde hun slechts
vrijen aftocht, onder voorwaarde dat zij hom als opperheer erkenden
en het Christendom aannamen, waarvoor Alfred hun Northumber-
land, Oost-Anglië en een gedeelte van Mercia afstond. Alfred liet
het hier niet bij berusten: hij zorgde voor de toekomst door een
geduchte vloot uit te rusten en bij de voornaamste landingsplaatsen
sterkten op te richten. Ook naar hooger beschaving vooi\' zich en zijn
-ocr page 90-
82
volk strevend, verzamelde de koning, evennis Karel de groote,
geleerden rondom zich en liet kerken, kloosters en scholen bouwen.
De eeuw, die op den dood van Alfred volgde, weid nog door
veelvuldige oorlogen met de Noormannen gekenmerkt, en eindelijk
bracht hun aanvoerder ka nut of knoet, met den bijnaam de
groote (4017—1035). het met behulp eener goed bemande vloot
zoo ver, dat hij in 1017 alleenheerscher over Engeland werd,
waai\'bij hij vervolgens Denemarken en Noorwegen voegde. Na
zijn\' en zijner zonen dood besteeg het Angelsaksisch huis met
EDl\'ARD lil weder voor korten tijd den troon , maar nauwelijks
was hij overleden en II ara ld, de zoon van zijn vooinaamsten
gunsteling, tot koning verkozen, of een nieuwe overweldiger ont-
rukte hem de pas verworven kroon.
Dit was wille m , hertog van Normandiè\', die om het welsla-
gen dezer onderneming den bijnaam den veroveraar draagt.
In 1060 naar Engeland overgestoken, behaalde hij in den slag bij
Hastings (in \'t z.o. van Engeland, aan \'t Nauw van Calais) de
overwinning op Harald en werd aldus koning van dit rijk (1066—
1087). Willem verhief en verrijkte zijn Noormannen ten koste
der Engelschen, van welker adellijke familié\'n hij zeer vele uit-
roeide. In den eigenlijken zin des woords voerde hij echter het
leenstelsel niet in , daar het van ouds in Engeland niet onbekend
was en over \'t geheel de voormalige staatsgesteldheid, al onder-
ging zij eenige wijzigingen, bleef bestaan.
DERDE TIJDVAK.
Van het begin der kruistochten in 1096 tot hun einde in
1201 en tot de verkiezing van Eudolf van Habsburg
tot Eoomsch of Duitsch koning in 1273.
§ 45.
De eerste kruistocht. Van 1096 tot 1099.
Reeds sinds den tijd van Constantïnus den groote (zie\'blz. 45)
bestond onder de Christenen de gewoonte om bedevaarten te doen
naar het land, waar de stichter van hun\' godsdienst was geboren
en gestorven. De Arabieren, in \'t bezit dezer streken sedert 637,
toen zij ze den Grieken hadden ontrukt,, vergunden den Christenen
ongestoorden toegang. Maar het aanzien der Abbassïden was na
Haroen al Raschid (zie blz. 66) zoozeer gedaald, dat de khalif,
zich sinds 934 vergenoegend met zijn geestelijken rang, de we-
reldlijke heerschappij aan een\' ander, emir al omra (d. i. vorst der
vorsten) geheeten, opdroeg. Ook werden allengs groote landstre-
-ocr page 91-
83
ken vnn \'t gebied van den khalif afgerukt, die aan onderscheiden
vorstengeslachten kwamen, meest uit erfelijk geworden stadhou-
derschappen ontstaan. Toen nu in "1055 de aanvoerder der Seld-
schukken
, een volk van den Turkschen stam , zich met de waar-
digheid van emir al onna had laten bekleeden, kreeg de heerschappij
der Turken in West-Azic de overhand op die der Arabieren. En
nadat de Seldschukken ook Palaestina hadden veroverd en Jeruza-
lem aan een woeste horde overgelaten werden zoowel de inheem-
sche Christenen als de bedevaartgangers op allerlei wijze bemoei-
lijkt en gekweld,
Meermalen was die smadelijke behandeling dei\' Christenen een
onderwerp geweest, waarover aan \'t hof te Rome hevige klachten
waren ingekomen. Doch paus uubaxus u was de eerste, die
het grootsch denkbeeld opvatte en verwezenlijkte, om Europa\'s
vorsten en volken tot een\' krijgstocht naar Palaestina op te wek-
ken. Zulk een tocht vervulde zijn geheele .ziel, en op de sterk
bezochte concilicn te Piaccnca (in \'t n. van Italië) en te Clermont
(ten w. van Lyon), die hij in 1095 hield, deed de wegslepende
taal zijner overtuiging vele duizenden met geestvervoering tot decl-
neming besluiten. Onder het geroep »God wil het" hechtten zij
daar een rood kruis, als teeken van hun vroom voornemen, op den
rechterschouder. Terwijl de vorsten en de heeren nog met de
toerusting tot hun groote onderneming bezig waren , ijlden , reeds
in de lente van 109G, verschillende ongeregelde scharen van het
opgewonden volk hen vooruit. Zij werden ten deele aangevoerd
door Peter van Amiins (ten z. w. van Atrecht, in \'tn. van Frank-
rijk), een\' kluizenaar, dien men dikwijls ten onrechte voorstelt
als den voornaamsten bewerker der groote beweging, doch die wel
door zijn vurige prediking vele menschen van lageren stand tot
deelneming noopte. Bijna al die lieden kwamen om door het zwaard
der Hongaren en der Seldschukken eer zij het doel hadden be-
rcikt van hun\' tocht, die door allerlei buitensporigheden en door
wreede mishandeling der Joden werd gekenmerkt.
In het najaar van 1096 stelden zich de verschillende afdeelingen
van het hoofdleger, meerendeels afzonderlijk, naar Constantinopel
in beweging. De voornaamste aanvoerders waren: Godfried VI
van Bouillon (in \'t w. van Luxemburg), hertog van Neder-
Lotharingen , benevens zijn broeder Boud e wijn, bisschop A de-
mar van Puy (ten z.o. van Clermont), als legaat des pausen,
en Bohe\'mund van Tarente, een vorst der Noormannen (zie
blz. 79). Vrouwen en kinderen medegerekend, worden de legers
der kruisvaarders op 6 of 700,000 menschen begroot. In Azië
aangekomen, hadden zij, door gemis aan eenheid van plan, ge-
brek aan levensmiddelen, ongewone hitte, misleiding der weg\\vij-
zers en onophoudelijke aanvallen der lichtbereden Seldschukken,
zooveel te lijden, dat er duizenden omkwamen. Zeer spoedig
scheidde zich Boudewijn geheel van het leger af en veroverde
-ocr page 92-
Si
Edessa met het omliggend land (in het n.o. van Syrië), waar hij
voor zich alleen een graafschap oprichtte. Negen maanden lang
lagen de kruisvaarders voor Antioc/tïë (zie blz. 45), toen zij het
eindelijk, in 1098, door verraad innamen en Bohëmund er voor
zich een vorstendom stichtte. Vervolgens bereikten de kruisvaar-
ders in Juni 1099, ton getale van niet meer dan 30,000 weerbare
mannen , het doelwit hunner wenschen, Jeruzalem. De stad was
goed versterkt en door een talrijke bezetting verdedigd: eerst na
een zeer moeielijk beleg van vijf weken werd zij den 15den Juli
stormenderhand ingenomen en een afgrijselijk bloedbad aangericht.
De vrome Godfried werd tot koning van Jeruzalem benoemd;
uit nederigheid voerde hij evenwel in staatszaken slechts den titel
hertog, terwijl hij zichzelf beschermer van het heilig graf noemde.
Maar reeds in het volgend jaar, 1100, stierf hij en werd door
zijnen broeder boude wijn i, opgevolgd.
§46.
De tweede kruistocht, van 1147 tot 1149. — De derde kruistoclit
van 1189 lol 1192. — Duitschland onder Frederik I Barba-
rossa uit het huis der Ilohcnstaufen, van 1152 tot 1190.
Onder Boudewijn I werd het rijk wel vergroot door de verove-
ring van eenige kuststeden; maar het kon zich op den duur toch
slechts door nieuwe, telkens weder uit Europa komende scharen
staande houden. Reeds was Edessa, de voormuur der hoofdstad,
weder verloren gegaan. Van 1147 tot 1149 ondernamen de koning
van Frankrijk, L ode wijk VII, en die van Duitschland, Koen-
raad III, den tweeden kruistocht; doch het verlies van\'t grootst
gedeelte hunner legers in Klein-Azië dwong hen onverrichter zake
terug te keeren. De ongelukkige uitslag van dezen tocht verwekte
in Europa zulk een moedeloosheid, dat men daar niet meer aan
het Oosten scheen te denken. Maar in 1187 wekte de mare:
«Jeruzalem is ingenomen!" de Christenheid uit den dommel der
onverschilligheid. En dit was een ware tijding: de stad had
haar poorten moeten openen voor salüdijx, den stichter van
het huis der Ejublden en sultan (d. i. beheerscher) van Egypte
en Syrië. Op dit rampspoedig bericht rustten zich de koningen
der drie hoofdvolken van Europa, Frederik I Barbarossa, Philips
II Augustus en Richard Leeuwenhart, tot den derden kruistocht,
1189—1192, toe.
Frederik i barbarossa, d. i. rosachtige baard, (1152—
1190) was koning van Duitschland en gesproten uit het beroemd
geslacht der Ilohcnstaufen (zie blz. 80), dat, niet lang na het
uitsterven van het Frankisch huis, in 1138 met den zoo even
genoemden Koenraad III den troon had beklommen. Eenige jaren
-ocr page 93-
85
vroeger was de lange en bloedige vijandschap tusschen de beide
machtige huizen , de Ilohenstaufen en de Wellen, begonnen , welke
in Duitschland en Italië langer dan een eeuw groote onrust
heeft verwekt. De partij der Ilohenstaufen werd ook wel Waib-
lingen
en in Italië Ghibellynen geheeten; die der Wclfen of
Guelfen had een tijdlang H e n d r i k den stoutmoedige, hertog
van Beieren en Saksen, en diens zoon, Hendrik den Leeuw
tot hoofden. Nadat Frederik Barbarossa het bestuur had aan-
vaard, besteedde hij schier zijn gansche regeering tot het bereiken
van een oogmerk, dat hij eindelijk toch moest opgeven: de Lom-
bardische steden, bovenal Milaan, die, door bloeienden handel
rijk geworden, naar republikeinsche vrijheid trachtten, tot het
erkennen der keizerlijke heerschappij te dwingen. Vijf malen
trok hij er heen, maar tevergeefs, want de vrede van Constants
(in \'t z.o. van Baden) in H83 liet den Lombarden de vrijheid om
zichzelven binnen hun muren te regeeren. Gelukkiger was de
keizer in zijn\' oorlog tegen Hendrik den leeuw, over wien hij
den rijksban uitsprak en wien hij bijna al zijn landen ontnam,
welke daarop in kleinere staten werden gesplitst.
Nog gunde Frederik Barbarossa\'s rusteloos werkzame geest
hem geen rust. Met een wel geordend leger rukte hij tegen Je-
ruzalem op, en zijn verstandige maatregelen kwamen op dien
tocht elk bezwaar teboven. Weldra verkeerde de voorspoed in
druk: de dappere, zeventigjarige keizer verdronk in 1190 bij
\'t baden in de Selef (een kleine rivier nabij Seleucïa, in \'t z. van
Ciciliè). Van het schoone krijgsheir keerden velen aanstonds naar
hun vaderland terug, en de overigen bereikten uitgeput het
krijgsleger, dat voor Acre (Acca of Ptolemaïs, ten z.w. van
Damascus aan zee,) lag. Intussehen hadden Richard L e e u-
wenhart, koning van Engeland, en Philips II Augustus,
koning van Frankrijk, do reis over zee gedaan en waren in
Palaestina geland. Zij sloegen het beleg voor Acre en namen
het, in vereeniging met de overige kruisvaarders, in 1191 bij
verdrag in. Ijverzuchtig op den roem van den ridderlijken en
in \'t\'geheel Oosten vermaarden Richard, keerde Philips II Augus-
tus weldra naar zijn staten terug. In 1192 volgde Richard
Leeuwenhart, die, in weerwil van zijn ongemeen heldhaftige
daden, Jeruzalem niet had kunnen herwinnen en een\' wapenstil-
stand met SalSdijn had gesloten. Op zijn terugreis viel hij te
Weenen in handen van hertog Leopold VI van Oostenrijk,
dien hij te Acre zwaar had beleedigd en die hem aan den keizer
van Duitschland, iiendrik vi, een\' zoon van Frederik Barba-
rossa, uitleverde. Nadat de koning lang had gevangen gezeten,
kocht het Engelsch volk hem ten laatste voor een hoog losgeld vrij.
-ocr page 94-
86
§ 47.
De vierde, de vijfde, de zesde en de zevende kruistocht, van 1202
tot 1204, van 1228 tot 1229, van 1248 tot 1254 en in 1270. —
Duitschland onder Frederik II uit het geslacht der IIohen-
staufen, van 1215 tot 1250. — Frankrijk onder de Cape-
tingiérs Philijis II Augustus en Lodcwijk IX of
den heilige, van 1180 tot 1270.— Engeland
onder Jan zonder land, koning uit het
huis Plantagenet, van 1199 tot 1216.
Omdat ook de derde kruistocht zijn doel had gemist, werden
de pausen niet moede, steeds weer het kruis te prediken. Daarom
vereenigden zich vele Fransche vorsten, markgraaf 13onifacius
van Montferrat als aanvoerder en graaf Boude wijn IX van
Vlaanderen, met den doge van Venetië, Hendrik Dandölo,
tot den vierden of Latijnschen kruistocht, 1202—1204. Den laatsten
naam draagt deze tocht, dewijl de troepen, in plaats van naar het
Heilig land te trekken, hun wapens, uit hoofde van een op-
roer, binnen Constantinopel uitgebarsten, tegen deze stad keerden
en het Grieksch rijk voor een korten tijd tot een\' staat maakten,
die door een\' Latijnseh, d. i. Westersch, keizer werd beheeischt.
In den burgeroorlog, die daar woedde, kozen de kruisvaarders
partij en maakten, door \'t innemen der hoofdstad, een einde aan
het Grieksch rijk. Zij verdeelden het onder elkander en noemden
hun\' buit het Latijnseh keizerrijk, dat evenwel slechts zeven en
vijftig jaren bestond. De vijfde kruistocht werd 1228—1229 onder-
nomen door frederik ii, koning van Duitschland, een\' zoon
van den boven genoemden Hendrik VI , en door zijn moeder
bezitter der Xormandisehe staten in Beneden-Italië (1215—1250).
Hij kreeg bij verdrag Jeruzalem voor tien jaren terug, maar kon
evenmin als zijn voorgangers tot een duurzaam bezit geraken.
In Europa teruggekomen, wijdde hij zijn overige levensjaren aan
de taak, waaraan zijn grootvader, Frederik Üarbarossa (zie blz.
84)\', zijn krachten tevergeefs had besteed, den oorlog tegen de
Lombarden. De eisch van onvoorwaardelijke onderwerping, diende
keizer deed, bracht deze steden tot een\' tegenstand op leven en dood.
Ook de pausen werkten Frederik met alle kracht tegen, en bij zijn\'
dood in 1250 was hij nog verder van zijn doel dan in den beginne.
Den zesden kruistocht, 1248—1254, ondernam LOS E WIJK IX of
de heilige, koning van Frankrijk. In Egypte geland, nam
hij Damiiite (nabij een der monden van den Nijl gelegen) in;
maar hij geraakte met zijn leger in gevangenschap en keerde,
na in 1250 met den sultan van Egypte een\' wapenstilstand te
hebben gesloten, waarbij Damiatc werd teruggegeven, in 1254
naar Frankrijk terug. Verdrietig over den afloop van den zesden
-ocr page 95-
87
kruistocht, ondernam Lodewijk in 1270 den zevenden of laatsten
en wendde zich eerst naar Afrika tegen den beheerscher van
Tunis. Hier eindigde de onderneming. Ziekten bezochten het
leger; Lodewijk zelf en een groot deel zijner tochtgenooten bezwe-
ken, en de overigen keerden huiswaarts. Later, in 1291, ont-
rukten de Egyptenaren den Christenen Acre, en met den val der
andere steden, die zich uit vrees overgaven, nam hun heer-
schappij in Palaestina een einde.
Hoewel dus de kruistochten hun eigenlijk doel misten, hadden
zij toch voor Europa\'s beschaving allergewiehtigste gevolgen. De
volken kwamen met elkander in aanraking, de kring van men-
schelijke kennis en ervaring werd uitgebreid, en de handel steeg
door het meer en meer toenemend verkeer tot een voorheen onge-
kenden bloei, waardoor vooral Venetië en Genua een groote mate
van rijkdom verkregen. Dit was\'t niet alleen. Gelijk ook de kruis-
tochten het volk uit de diepe vernedering der lijfeigenschap ophieven
en den grond legden tot de opkomst van den derden stand, d. i.
dien der poorters of burgers en der boeren, het gebruik der moe-
dertaal krachtig bevorderden, rechten en vrijheden in \'t leven rie-
pen en steden deden ontstaan, zoo verbonden zij ook de drie
standen nauwer aan elkander en ontwikkelden ze meer en meer
door \'t wijzigen hunner zeden en gewoonten. Door \'t verspreiden
van eenige meerdere verlichting en beschaving kreeg het ge-
zag der geestelijkheid een gevoeligen stoot, terwijl de macht
der vorsten zich uitbreidde, doordien vele tot oproer geneigde
leenmannen zich verwijderden, wier leenen nu aan de kroon ver-
vielen.
Hoewel ongelukkig in zijn kruistocht, was Lodewijk IX
(1226—1270) een zeer verstandig vorst, hoogst nauwgezet en
rechtvaardig in zijn handelingen. Met philips ii augustus
(1180—1223, zie blz. 85) is hij de merkwaardigste der Capetin-
giërs. Philips Augustus, gedurende wiens regeering de opkomst
en de welvaart der steden toenam, had inzonderheid het aanzien
van \'t koningschap, dat tegenover de vazallen geheel was gezon-
ken, verheven. Ook in \'t veld had hij zich doen gelden door aan
de koningen van Engeland uit het huis Plantagenet, dat in 1154,
na de afstammelingen van Willem den veroveraar, den troon had
bestegen, met name aan jan zonder land, den broeder en
opvolger van Richard Leeuwenhart (1198—1216, zie blz. 85),
Normandié\' te ontrukken. Daar Jan bovendien een aantal andere
landen, die hij als leenman der Fransche kroon bezat, aan Phi-
lips verloor en ten gevolge van een\' twist met den bekwamen en
krachtvollen paus Innocentius III in den ban kwam, zag hij
zich in 1215 gedwongen, den beroemden vrijheidsbrief, de magma
charta, te verleenen, die aan de vrije standen van Engeland,
vooral aan den adel en aan de geestelijkheid, groote voorrechten
toekende. Ook Lodewijk IX maakte zich jegens zijn volk ver-
-ocr page 96-
88
dienstelijk door het vuistrecht te beperken; daarbij regelde, hij door
een vasten vrede de geschillen met Engeland over \'t grondbezit.
VIERDE TIJDVAK.
Van het einde der kruistochten, 1291, en de verkiezing
van Kudolf van Habsburg, 1273, tot aan het
einde der Middeleeuwen in 1500.
§ 48.
Duitschland onder de koningen irit het Habsburgsch en het Lnxem-
burgsch huis.
Jolumncs Husz. •Van 1273 tot 1436.
Met den kleinzoon van Frederik II (zie blz. 86), Konr&-
dijn, die door Ka rel van Anj o u, een\' broeder van Lodewijk IX,
van Beneden-Italië werd beroofd en later op diens last ter
dood gebracht, stierf het eens zoo machtig huis der Ilohenstaufen
in 12G8 uit. Reeds vroeger, op \'t laatst van het vorig tijdperk,
begon met den strijd van verschillende vorsten, die naar de kroon
stonden, voor Duitschland een tijd van schromelijke verwarring,
het tusschenrjjk, 1250—1273, geheeten. De verkiezing van hu-
dolf van h a is s b u n g , bezitter van vele landstreken in Zwaben
en elders, tot koning van Duitschland (1273—1291) maakte hier-
aan een einde. Dan nauwelijks had hij het bewind aanvaard,
of hij vond een\' machtig vijand te bestrijden, te weten O tt 8 kar II,
koning van Bohemen, die tevens Oostenrijk en aangrenzende lan-
den aan zich had getrokken. In 1278 overwon Rudolf Ottökar,
die in den strijd sneuvelde, op het Marchveld (ten n.o. van
Weenen). Zijn zonen beleende Rudolf rnet de meeste dier landen.
Zich niet om Italië bekommerend, maakte hij de herstelling van
de zoo lang gestoorde orde en rust in Duitschland tot zijn levens-
taak. Vooral diende hiertoe ook het verwoesten der veelvuldige
roofburgten en het bijleggen van veeten.
Rudolfs tweede opvolger was zijn zoon albreciit i (1298—
1308). Koi\'t na de regeering van Albrecht verloor het Duitsch
rijk eenige zijner bezittingen in Zwitserland, hetgeen het begin
was van Zwitserlands onafhankelijkheid. Van de drie woudstre-
ken Uri, Schwyz en Unterwalden was de eerste van oudsher een
lijksleen, terwijl de beide andere dit, hoewel sinds later tijd,
eveneens zijnde, tevens heerlijkheden waren van het huis Habs-
burg. Sinds de kroon van Duitschland aan Rudolf van Habs-
bui\'g was opgedragen, bekroop de vrees voor ondeidrukking door
dit in macht toenemend huis de landbouweis en de bergbewoners
der woudsti\'eken. Daarom wenschten zij alleen onder den keizer
en het rijk te staan. Het verzet tegen het huis Habsburg ging
-ocr page 97-
89
niet uit van juist drie Zwitsers, nog minder van é<5n ervaren
boogschutter, liet was een daad van de gansene bevolking dier
streken. Wat van een eedgenootschap van drie Zwitsers, van
Willem Teil en Gessler wordt verhaald, behoort tot het gebied
der volksoverlevering en der poëzie. Daarentegen is \'t een werke-
lijkheid, dat de grondslag van Zwitserlands zelfstandigheid op de
aangeduide wijze is gelegd.
Een van Albrechts opvolgers was kar el iv uit het Luxem-
burgseh huis
(1347—1378), die tevens koning van Bohemen was
en een zeer merkwaardige verordening, de gouden bul, uitvaar-
digde, zoo geheeten naar\' het gouden zegel, dat er aan hing. Dit
was een rijksgrondwet in dertig hoofdstukken. Zij schreef voor,
wat er bij de keuze eens keizers moest worden in acht genomen,
en bepaalde het getal der keurvorsten, wien zij tevens groote
voorrechten verzekerde. Deze vorsten waren zeven: de aartsbis-
schoppen van Maints, Keulen en Trier (aan de Moezel), de koning
van Bohemen, als de eerste der wereldlijke keurvorsten, de palts-
graaf aan den llijn, de hertog van Saksen-Wittenberg en de mark-
graaf van Brandenburg. Ook stelde de bul vast, dat de verkie-
zing eens keizers te Frankfort aan de Main en de kroning te
Aken (zie blz. 74) zou geschieden.
Tot hetzelfde geslacht behoorde SIGISMUND, tevens koning
van Hongarije (1410—1437). In zijn\' tijd was er een groote
scheuring in de Latijnsche kerk ontstaan, en het gelijktijdig
aanwezig zijn van drie pausen gaf der Christenheid ergernis.
Hierom bracht hij een kerkvergadering (concilie) tot stand, die
de eenheid der kerk zoude herstellen en haar hervorming in
hoofd en leden
bewerken. Zij werd in 1414 te Constants (zie blz.
85) bijeengeroepen en ook door vele vreemdelingen bijgewoond. In
plaats van tot de hervorming der kerk over te gaan, benoemde
de vergadering, na alle drie pausen te hebben afgezet, een nieu-
wen, die slechts beloofde, het werk op een volgend concilie te
zullen voltooien. Voordat dit plaats had, was een belangrijke
zaak, die van joh ah nes husz, door de kerkvergadering be-
slist. Husz was prediker en hooglceraar aan de hoogeschool te
Praag. Op het voetspoor van John W i c 1 i f f e, een tijdlang hoog-
leeraar te Oxford (ten n.w. van Londen), die sedert 1300 in En-
geland tegen de misbruiken en de ontaarding der geestelijkheid
had gepredikt, en door de studie van den Bijbel geleid, kwam
Husz openlijk tegen den aflaat en de te groote macht des pausen
op. De aartsbisschop van Praag liet de geschriften van Wicliffe
en Husz verbranden; over den laatstgenoemde werd de ban uit-
gesproken. Husz beriep zich op het oordeel van \'t concilie en
begaf zich met een keizerlijk vrijgeleide naar Constants. Zoodra
hij verscheen, werd hij, in weerwil van Sigismunds meer schijn-
baar dan krachtig verzet, in de gevangenis geworpen, op ver-
schillende beschuldigingen van ketterij gehoord en, daar hij zijn
-ocr page 98-
90
gevoelens niet wilde herroepen, voor een\' ketter verklaard en aan
den •wereldlijken arm overgeleverd. In 1415 voerde men hem
naar den brandstapel, waai\' hij met standvastigheid den martel-
dood onderging. Hetzelfde lot trof zijn\' vriend en leerling Hie-
r o nonius van Praag. Over de behandeling, dezen mannen
aangedaan, waren de Bohemen zoo verbitterd, dat zij , bij den dood
van Wenzel, koning van Bohemen, diens broeder Sigismund als
zijn\' opvolger weigerden te erkennen, in den Hussieten-oorlog,
1419—1436 een bloedige wraak aan hun tegenstanders oefen-
den en eerst tegen het eind Sigismund als hun\' koning aannamen.
§ 49.
Frankrijk onder de laatste koningen uit de rechte linie
van het huis Capet en onder die van de tweede linie
of het hieis Valois. De langdurige oorlog tusschen
Frankrijk en Engeland. De maagd van Or-
léans. Van 1285 tot 1453.
De kleinzoon van Lodewijk IX, rniLiPS iv of de SCHOONE
(1285—1314), geraakte in 1293 met Engeland in een\'oorlog, die voor
\'t oogenblik wel zonder veel strijds afliep, maar in \'t vervolg door
zijn opvolgers meermalen werd hervat en langer dan een eeuw
duurde. In dien oorlog koos de graaf van Vlaanderen, tegen zijn\'
leenheer, partij voor den koning van Engeland, weshalve de Fran-
schen in 1302 de Vlamingen in den sporenslag bij Kortrijk (aan de
Lijs in West-Vlaanderen) aantastten, doch verslagen werden door
Pieter de Coninck, een\' aanzienlijk en vermogend lakenwever
uit Brugge, een stad toen rijk en machtig door de nijverheid
harer burgers. Door toedoen van Philips IV verplaatste paus
Clëmens V zijn\' zetel in 1308 naar Avignon (in \'t z. van Frank-
rijk aan de Rhóne). Gedurende de volgende jaren (tot 1377),
welk tijdsverloop men de Babylonische gevangenschap der pausen
noemt, bleef de paus, door zijn verblijf in die stad, in hooge
mate afhankelijk van den koning van Frankrijk. Zoo gebruikte
Philips hem als een werktuig ter vernietiging van de geestelijke
ridderorde der tempeliers, kort na den eersten kruistocht gesticht.
Om aan \'s konings hebzucht te voldoen, hief Clëmens, op grond
van een aantal onbewezen beschuldigingen, de orde op, zoodat
Philips een deel harer goederen aan zich kon trekken. De meeste
tempeliers met hun\' grootmeester, Jakob du Molay, kwamen
op den brandstapel om. Met de zonen van Philips den schoone
stierf de eerste linie van Capet uit.
Alzoo besteeg met PHILIP8 vi (1328—1350) de tweede linie
-ocr page 99-
91
van het huis Capct of het huis Valois den troon. Onder hem brak
in 4339 de oorlog mot Engeland op nieuw uit. In 1340 had er
een beslissende slag plaats bij Crécy (ten n. van de Somme),
waarin Eduard III, koning van Engeland, door de meerdere
ervarenheid der Engelsche boogschutters en de onvoorzichtigheid
zijner vijanden, de zege behaalde. Niet gelukkiger waren de
Franschen in \'t verder beloop van den oorlog: niet alleen verlo-
ren zij een aanmerkelijk deel van hun grondgebied, maar hadden
bovendien met allerlei rampen, die de oorlog doorgaans mede-
brengt , te kampen. Toen er later, ten tijde van de minderjarigheid
van koning ka hel vi (1380—1422) en vervolgens bij diens zich
telkens herhalende zinsverbijstering, geschillen over\'t regentschap
ontstonden tusschen \'s konings broeder, Lodewijk van ürléans
(aan de Loire), en diens neef, Jan zonder vrees, hertog van
Bourgondië, was het geheel land aan woeste partijschappen ter
prooi. In 1407 ontaardde de twist in een doodelijken haat, toen
Jan zonder vrees zijn\' tegenstander binnen de muren van Parijs
door gehuurde sluipmoordenaars liet ombrengen. Voor deze euvel-
daad nam de partij van Orléans, ook wel van Armagnac geheeten,
weerwraak door den hertog van Bourgondië in 1419 bij een
samenkomst op de Yonnebrug te Montereau (ten z.o. van Parijs)
verraderlijk te vermoorden. De Engelschen, die niet hadden
verzuimd van Frankrijks ongelukken partij te trekken, sloten in
1420 met de Bourgondische partij, thans geleid door Jans zoon
en opvolger, Philips den goede, het verdrag van Troijes (ten
o. van Montereau aan de Seine), waarbij men overeenkwam, dat
Hendrik V, koning\' van Engeland, de dochter van Karel VI
zoude huwen en hem na zijn\' dood opvolgen.
Doch daar de beide koningen schier gelijktijdig\' stierven, nam
de dauphin of oudste zoon van Karel VI, karel vii (1422—
14G1), den koningstitel aan. Buitengemeen hachelijk was zijn
toestand: zijn geldmiddelen waren uitgeput, zijn legermacht
weinig beteekcnend, zijn heerschappij tot een klein deel van
Zuid-Frankrijk beperkt. Nergens vertoonde zich een schijn van
uitkomst, toen plotseling redding opdaagde door de vaderlands-
liefde en de vrome geestvervoering eener jonge maagd. In het
dorp Dom Remy (ten z. van Vaucouleurs in Lotharingen) woonde
een stil en eenvoudig landmeisje, Jeanne Da re, of — zooals
men haar gewoonlijk noemt — de maagd van ürléans. Bij
haar vurige begeerte om koning en vaderland te redden, meende
zij gezichten te zien en stemmen te hooien, die haar verkondig-
den, dat God zelf haar ter redding van het benard Frankrijk
had uitverkoren. Daarom liet zij zich, buiten weten harer ouders,
naar den bevelhebber van Vaucouleurs voeren, die haar eerst
afwees, maar eindelijk, in manskleederen gedost, in \'s konings
tegenwoordigheid bracht. Nu deelde Jeanne aan Karel mede, dat
zij door God was geroepen om Orléans , dat door de Engelschen
-ocr page 100-
92
werd belegerd, te ontzetten en hem ter kroning naar Rheims
(zie blz. 67) te geleiden.
Johanna werd aan een lange proef onderworpen. Ten laatste
sloeg ook Karel aan de waarheid harer zending geloof, en zoo
stelde zij zich in 1429, omgord met een met leliën versierd zwaard
en met een wit vaandel in de hand, aan \'t hoofd der legerbenden.
Zij ontzette Orléans, en dwars door de vijanden baande zij zich
een\' weg naar de kroningsstad, waar de plechtigheid, door haar
zoo vurig gewenscht, plaats greep. Ook nu was haar zending
nog niet volvoerd: zoolang niet de laatste Engelschman van
Fiankrijks bodem was geweken, meende zij niet te moeten rus-
ten. Voortdurend dan, waar zij kon, in de eerste rijen mede-
strijdend , viel zij bij het doen van een\' uitval uit Compiègne
(ten n.o. van Parijs) in handen der Bourgondiërs, die haar aan
de Engelschen verkochten. De door haar geredde koning liet
haar schandelijk aan haar lot over. Aan een geestelijk gerecht
overgegeven, werd zij wegens ketterij tot den brandstapel ver-
wezen. Dus vond zij in 1431 het eind van haar leven te Rouaan
(in \'t n. van Frankrijk aan de Seine). Kort daarna verzoende
zich Karel VII met Philips den goede van Bourgondië, en in
1453 nam de meer dan honderdjarige kamp met Engeland een
einde, waarbij de koning van dit land al zijn bezittingen aan
deze zijde van \'t Kanaal, met uitzondering van Calais, verloor.
§ 50.
Engeland onder de verdere koningen uit het huis Plantagenet,
alsmede onder de geslachten Lancaster en York. De oorlog
der ivitte en roode roosf Van 1274 tot 1485.
Een der beroemdste koningen uit het huis Plantagenet (zie
blz. 87) is eduaiid i (1270—1307) , een kleinzoon van Jan zonder
land. Hij maakte Wales tot een Éngelsche provincie en wist te
bewerken, dat de koning van Schotland den koning van Engeland
als leenheer over zijn rijk erkende, iets, dat sinds lang éénpunt
van geschil tusschen de vorsten dier beide staten uitmaakte.
Weldra ontstond er evenwel tusschen Jan Balliol, den door
Eduard I aangestelden koning der Schotten, en de Engelschen een
oorlog, die door de opvolgers dier vorsten werd voortgezet en
eerst in 1357 een einde nam. Toen sloot de kleinzoon van Edu-
ard I, eduard in (1327—1377), een verdrag met den koning
van Schotland David II Bruce, die een zware schatting moest
betalen. Bij den dood van David in 1370 volgde hem de zoon
zijner zuster, Robert II Stuart, op.
-ocr page 101-
93
De kleinzoon van Eduard III, richard h, werd in 1399
verdrongen door hendrik iv uit het huis Lancaster (in \'t n.w.
van Engeland aan zee), een\' zoon van Jan van Lancaster, Ri-
chards oom. De laatste koning uit dit huis was hen duik VI,
een zwak en onbekwaam man, aan aanvallen van zinsverbijstering
lijdend. Tegen hem wierp zich Richard van York (in \'t n.o.
van Engeland aan de Ouse) op, die, insgelijks van Eduard III
afstammend, kennelijk naar de kroon stond, maar zich moest
vergenoegen met het protectoraat of regentschap, dat hem eenige
malen werd opgedragen. Zoo ontvlamde in 1455 de burgeroorlog
tusschen de huizen Lancaster en York
of tusschen de roode en de
witte roos. Elk Engelschman koos voor een der beide kleuren partij.
Richard zelf kwam in dien oorlog om; maar zijn zoon edua rd
iv (14C1—1483) werd te Londen als koning uitgeroepen, nam
Hendrik VI gevangen en versloeg diens echtgenoote Margarêta
in 1461 bij Towton (ten z. van York), welke hierop naar Frankrijk
vlood. Toen Margarêta vervolgens met haren jongen zoon Edu-
ard in 1471 in Engeland landde en zich aan \'hoofd van \'t over-
schot der aanhangers van Lancaster stelde, werd zij in een twee-
den veldslag overwonnen, die het lot der witte en roode roos voor
altijd besliste. Wreedaardig misbruikte Eduard IV zijn zege:
de jonge Eduard werd omgebracht; de oude Hendrik VI stierf
plotseling in den Tower, Margarêta werd gevangen gezet en her-
kreeg eerst later de vrijheid; vele heeren eindelijk werden ter
dood gebracht of verbannen. Op Eduard IV volgde zijn broeder
Richard. Door middel van talrijke veroordeelingen en anderszins
bereikte hij zijn doel en werd ten koste van Eduards zonen als
koning richard iii (1483—1485) gekroond. Reeds na twee
jaren verloor hij in den slag bij B o s w o r t h (in \'t midden van En-
geland, ten w. van Leicester) kroon en leven tegen Hendrik
Tudor, graaf van Richmond, van moederszijde een\' afstammeling
der Lancastriè\'rs, die met een dochter van Eduard IV was gehuwd.
§ 51.
Geschiedenis van Spanje gedurende het hueede, het derde
en het vierde lijdvak. De opkomst en de ondergang
der Ommyaden. Het ontstaan en de bloei
van nieuwe Christen-staten aldaar.
De Arabische heerschappij, die zich onder de Ommyaden over
een deel van Zuid-Europa had uitgebreid, had er met vele moeie-
lijkheden te strijden. Niet lang duurde het, of de Mohamme-
danen hadden op nieuw de West-Gothen te bekampen, welke,
Wijnne, Overzicht, 7de druk.                                                7
-ocr page 102-
94
zooals wij boven (zie blz. CG) zagen, naar het Asturisch gebergte
de wijk hadden genomen. Na den val der Ommyadcn in \'t Oosten
(zie blz. CG) heerschte ard err&hman r, onder den titel emir
of vorst, over Spanje. De grootste bloei van dit rijk valt in de
negende en de tiende eeuw, inzonderheid in den tijd van abd
errSiiman ui (912—961), die zich, zoowel wegens den glans van
zijn hof als om den bloei van Arabische nijverheid, kunsten en
wetenschappen, ten volle gerechtigd achtte, den titel khalif en
opperhoofd der geloovigen
aan te nemen. De luister van zijn rijk
overtrof dien van dat der Abbassïden in \'t Oosten verre. Maar
in de elfde eeuw begon een tijdperk van snel toenemend verval.
De stedehouders verklaarden zich erfelijk en vestigden onafhan-
kelijke staten; om het bezit van den troon streed men met woeste
verbittering. De laatste khalif, iiisciiam iii, werd in 1031
bij een\' opstand te Cordova verjaagd. Sedert dien tijd werd het
Mohammedaansch Spanje in vele kleine staten versnipperd, wel-
ker geschiedenis een aaneenschakeling is van oorlogen, tegen de
Christenen gevoerd.
De laatsten, allengs weer in macht toegenomen, hadden gedu-
rende het zoo even geschetst tijdperk onophoudelijk tegen de
Mohammedaanscho vorsten gestreden en langzamerhand een aantal
staten gesticht: Leon, Gallicië, Asturië, Navarre, Catalonië (het
vroeger markgraafschap Barcelöna, zie blz. 72), Arragon en Cas-
tilië.
Voor al deze lijken was de splitsing der Mohammedaanscho
macht uitermate gunstig. Ook zij waren op verre na niet altijd
eendrachtig geweest, maar juist op het tijdstip der verbrokkeling
van den Arabischen staat greep bij hen een tijdelijke vereeniging
plaats. Do geschiedenis dezer staten, even bloedig als ridderlijk,
is geheel in een dichterlijk kleed gehuld.
Tweemaal werden gedurende de elfde en de twaalfde eeuw
aan de verzwakte heerschappij der Mohammedaanscho vorsten uit
Afrika versche krachten bijgezet door nieuwe Arabische stammen,
die vandaar naar Spanje overstaken, er de Mohammedaansche
vorsten onderwierpen en den kamp tegen do Christenstaten ver-
nieuwden. Maar zij waren, evenmin als hun voorgangers, op
den duur tegen den wakkeren moed der Christenen bestand. Tot
de koningen van Castilié\', die zich het meest onderscheidden in
de worstelingen tegen de Arabieren , behooren a l p H o x s u s v i ,
alphoxsus vin en ferdinand iii of de heilige (1230—
1252). De eerste vermeerderde in 1094 liet getal der Christen-
staten nog met één. Ten einde n. 1. den dapperen Hendrik,
graaf van Bourgondie, die hem in den strijd tegen de Arabieren
had bijgestaan, in Spanje te houden, gaf Alphonsus VI hem het
land, tusschen de Minho en de Duêro gelegen, in leen, dat naar
de stad Porto Calc (Oporto, aan de Duêro) den naam Portugal
kreeg. Hendriks opvolgers verklaarden zich weldra onafhankelijk
en namen den koningstitel aan. Ferdinand III streed met geluk-
-ocr page 103-
95
kigen uitslag tegen de Mohammedanen, ontrukte hun Cordöva en
beperkte hen tot Granada.
Veel leed Castilië gedurende het vierde tijdperk door de zwakheid
der vorsten en den overmoed der grooten. Er volgde een betere
tijd, toen isabella, 1474, den troon besteeg en het bewind
deelde met haren gemaal, ferdinand ii (V in Castilië) of den
katholieke, koning van Arragon, wien het gelukte, den
machtigen adel voor \'t koninklijk gezag te doen buigen. Na een
langdurigen oorlog met de Mooren in Granada, tot 1492, werd
dit gewest bij het koninkrijk Castilië ingelijfd. Maar de Mooren,
naar het gebergte geweken, hernieuwden later uit hun schier
ontoegankelijke bergsloten vele malen den opstand.
In Portugal duurde de heerschappij van het echt Bourgondisch
huis
tot 1383, waarop het onecht huis van denzelfden naam in
1385 met johan i den troon beklom. Deze koning veroverde
Ceuta (in \'t n.w. van Afrika). Hoogst beroemd is zijn derde zoon,
prins Hendrik de zeevaarder, die de zeetochten der Portugee-
zen, welke met de ontdekking van Madera (ten w. van Afrika)
begonnen, met raad en daad aanwakkerde. Geen zwarigheden
of vooroordeelen schrikten hem af: op de westkust van Afrika
bereikte men eerst in 1439 kaap Bojador, vervolgens in 1445
kaap Verd, eindelijk in 1460, het sterfjaar van Hendrik den zee-
vaarder, kaap Siërra Leöna.
§ 52.
De Italiaansche staten gedurende de dertiende, de
veertiende en de vijftiende eeuw.
Italië, dat door de natuur zoo rijk gezegend land, leverde,
sedert het zich in de Middeleeuwen allengs aan de heerschappij
van den Griekschen en den Duitschen keizer had onttrokken,
een tooneel van schromelijke verwarring en eindelooze twisten op.
In weerwil van de kennis en beschaving, waarin vele zijner be-
woners sinds de dertiende eeuw uitmuntten, werden er meer en
gruwelijker burgeroorlogen gevoerd, dan elders. Hier volgt een
zeer kort overzicht der geschiedenis van zijn voornaamste staten.
Venetië koos in 697 een\' doge tot hoofd, die met een grooten
raad
den staat bestuurde. Door haar ligging tusschen West- en
Oost-Europa werd deze stad spoedig een wereldmarkt. Tusschen
Venetië en Genua deed handelsnaij ver een reeks oorlogen ontstaan,
die langer dan een eeuw, tot 1381, duurden en welker einde voor
Venetië het begin van zijn grootsten luister werd.
Gelijk Milaan voornamelijk tijdens het bestuur der Visconti\'s,
7*
-ocr page 104-
96
1311—1447, bloeide, zoo steeg het aanzien van Florence (in Tos-
kane) ten top, sedert joiian de medici in \'t begin der vijftiende
eeuw do aangelegenheden van den staat leidde en zijn nakomelin-
gen dien invloed ten erfdeel naliet. Door hun groote rijkdommen
hielden de Medici zicht in \'t bewind staande en muntten meestal
niet alleen uit als beheerschers van den staat, maar ook als
milde beschermers en ijverige beoefenaars van kunsten en weten-
schappen.
Na den val der Hohenstaufen (zie blz. 88) kwam Sicilië aan
Arrttgon ten gevolge van de Siciliaansc/ie vesper, een\' opstand,
die de Franschen in 1282 uit dit eiland verdreef. Napels daar-
entegen bleef aan het geslacht van Karel van Anjou (zie blz. 88).
De laatste beheerscheres uit dit huis was johanxa i i , die in
1435 overleed, na eerst Alphonsus V van Arragon, later Lode-
wijk III van Anjou tot opvolger te hebben aangenomen. In den
oorlog, die hierover ontstond, zegepraalde alphonsus v, die
tot zijn\' dood in 1458 het bewind over Napels voerde.
§ 53.
Geschiedenis der Nederlanden gedurende de Middeleeuwen.
Er is een tijd geweest, waarin de volken \'t bearbeiden van me-
talen niet kenden. Dien tijd, ouder dan de geschreven geschie-
denis, noemt men \'t steenen tijdperk. De weinige hunebedden,
in ons land overig, zijn uit dat tijdperk, en de getuigenissen van
de oudste bewoning ons door geen\' schrijver geboekt. Naar his-
torische berichten waren de Friezen, de Bataven en andere Ger-
maansche stammen de eerste bewoners. Sinds het einde der eerste
eeuw v. C. moesten deze stammen zich aan de Romeinen onder-
werpen , en D r O s u s (zie blz. 43) bouwde hier verscheiden sloten,
om het volk in bedwang te houden. Tevergeefs deed Claudius
Civïlis, een der voornaamste Bataven, een poging om zijn\' stam
en de met hem verbonden volkeren hun oude onafhankelijkheid
te doen herwinnen. Op nieuw werden zij onderworpen in 70
n. C. In de vijfde eeuw werd het gebied der Romeinen door Ger-
maansche stammen voor goed overheerd. Dit was nu ook het lot
der Nederlanden, en zelfs de naam der Bataven verloor zich in
dien der Franken en der Friezen. De eersten, n.1. de Saliè\'rs (zie
blz. G7), breidden zich hoofdzakelijk in het Zuiden tot den Rijn
uit en hadden Dom-nik (in Henegouwen) tot hoofdplaats, aan de
andere zijde woonden de Friezen.
In de zevende en de achtste eeuw kwamen hier vele Christen-
zendelingen, om deze gewesten aan het heidendom te onttrekken.
-ocr page 105-
07
Vooral werd het Christendom met vrucht gepredikt door W i 11 e-
brord, die in 739 stierf, en door Bonifactus (zie blz. 71),
dien de heidenschc Friezen in 755 nabij Dokkum vermoordden.
Eerst karel de groote, die de Friezen onderwierp, dwong
hen ook het Christendom aan te nemen. Na zijn\' dood werden
deze streken door gedurige invallen der Noormannen geteisterd.
Sinds de Nederlanden aan den invloed der Frankische vorsten
waren onderworpen, werd dit land, onder \'t oppergezag dier ko-
ningen, bestuurd door hertogen en (/raven, veelal aanzienlijke edelen
(zie blz. 69, 70), met uitgestrekte grondbezittingen begiftigd. Kort
na het verdrag van Verdun (zie blz. 76), toen het Frankisch rijk
ophield te bestaan, kwamen de Nederlanden te staan onder \'t ge-
zag der keizers van Duitschland, met uitzondering van Vlaande-
ren, dat grootendecls aan Frankrijk behoorde. Sedert de Neder-
landen tot Duitschland behoorden, maakten zij een bestanddeel
uit, eerst van het hertogdom Lotharingen, later van Neder-Lotha-
ringen.
In de negende en de tiende eeuw werden de meeste Neder-
landen erfelijke leenen. In het z. waren de machtigste gewesten
het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, in het n.
het hertogdom Gelderland, het graafschap Holland, Friesland en
het bisdom of sticht Utrecht, waar de bisschop ook het wereldlijk
bewind voerde. Die van het Oversticht of Orerijsel erkenden ook
den bisschop van Utrecht als heer, en Groningen met de Ommc-
landen,
alsmede Drente, ofschoon dikwerf wederspannig, werden
eveneens gerekend aan den bisschoppelijken stoel te zijn onderworpen.
Mede ten gevolge van het leenstelsel waren hier dezelfde bestand-
deelen der bevolking als elders: vazallen, geestelijken, lijfeigenen,
enz. Maar in de twaalfde en dertiende eeuw werd het verleenen
der burger- of poorterrechten en de daarmede samenhangende op-
komst der steden, zoowel als der volkstaal, algemeen. De talrijke
lijfeigenen, nu in de steden burgers geworden, zochten meer en
meer een deel uit te maken van de staten, die in ieder gewest
uit geestelijken en edelen bestonden, hetgeen vaak onlusten ver-
wekte.
Geen der overige gewesten kon in macht en welvaart met het
rijke Vlaanderen worden vergeleken; maar uit dien voorspoed
ontsproot ook overmoed. Niet zeer lang na den slag bij Kortrijk
(zie blz. 90) sloot Gent niet Engeland een verbond onder den bier-
brouwer Jakob van Artevelde, die in 1345 door het volk,
dat hem vroeger had aangebeden, werd vermoord. Welhaast ont-
stond er wederom verdeeldheid tusschen de Gentenaars en den
graaf van Vlaanderen, die eerst een einde nam met den slag bij
Roozenbeeke (in West-Vlaanderen, ten n.o. van Kortrijk),
waarin de graaf, bijgestaan door zijn\' leenheer Karel VI (zie blz.
91), hen in \'1382 versloeg. Toen het graafschap later aan het huis
van Bourgondië kwam, werd de overmoed der Vlamingen eenigs-
zins gefnuikt.
-ocr page 106-
08
Gelderland, dat nog in de veertiende eeuw uit de graafschappen
Gelder en Zutfen bestond, verhief zich, onder de huizen Gelder,
Gulik en Egmond (tusschen Alkmaar, Heilo, Castricum en de
Noordzee) tot een aanzienlijken staat. Reina ld of rei nou di
van geldeii, nog graaf, voerde wegens Limburg oorlog tegen
Jan I van Brabant, maar verloor in 1288 den slag bij Woe-
ringen (een kasteel nabij Keulen). Na Reinouds dood werd
Gelderland in 1339 een hertogdom. Maar tusschen zijn kleinzo-
nen, reisoud iii en e du ard, ontbrandde een burgeroorlog ,
waarin de Hckercns de zijde van den eersten, de Bronkhorstcn
die van den laatsten kozen. Eduard zegepraalde wel in 1361 bij
Ti el; maar na zijn\' dood en dien van Reinoud kwam het bestuur
aan het huis Gulik. Friesland leed zwaar onder dergelijke geschil-
len tusschen de minvermogende Schieringers en de rijke Vetkoopers.
Het graafschap Holland ontstond, zooals men gewoonlijk aan-
necmt, in 922, doordien Karel de eenvoudige (zie blz. 78)
aan dirk i Egmond en omliggend land gaf. Het werd achter-
eenvolgens door vijf stamhuizen geregeerd: \'t eerste was het Hol-
landschc
, 922—1299. De eerste graven waren vaak in oorlog met
de West-Friezen (een naam, waarop Hoorn, Enkhuizen en Me-
demblik met den omtrek een bijzondere aanspraak maakten, maar
niet zelden werd geheel Noord-Holland West-Friesland genoemd),
met wier land zij, tegen den zin der inwoners, werden beleend.
In 1256 viel willem ii in den strijd tegen hen, en eerstFLO-
ris v, zijn zoon, onderwierp hen. Eveneens hadden de graven
dikwijls geschillen met de bisschoppen van Utrecht, inzonderheid
over de grensscheiding en dewijl de graaf het veelal met den paus,
de bisschop met den keizer hield. Zoo werd Utrecht ongeveer
1145 door dirk vi belegerd, die evenwel, uit vrees voor den
banvloek des bisschops, het beleg opbrak. Aan de zuidelijke
grenzen waren de graven van Holland, ruim drie honderd jaren
lang, met die van "Vlaanderen in kamp wegens Zeeland, voorna-
meiijk bewesten de Schelde. Één jaar na den slag bij Kortrijk
(zie blz. 90) vielen de Vlamingen in Zeeland en Holland en dron-
gen tot Haarlem door, waai\' zij evenwel werden gestuit. Van
Hollands graven namen floris III, die in 1190 (zie blz. 85)
stierf, en willem i persoonlijk deel aan kruistochten. Onder
aanvoering van den laatsten veroverde men in 1219 Damiate (in
Egypte). Van hem zijn de keuren of stedelijke rechten en vrijhe-
den van Middelburg, 1217, die tot de alleroudste hier te lande
behooren. Een van de merkwaardigste graven uit het Hollandsch
huis is de boven genoemde Floris V, »der kerle God," die niet
nog ruimer hand aan steden en vlekken voorrechten gaf, om, bij
\'t wassend vermogen hunner burgers, bij hen hulp te vinden,
ten einde met vereende kracht de macht van den leenadel te ver-
minderen en \'t vorstelijk oppergezag te vestigen. Uit deze rechten
der steden is de latere burgerlijke vrijheid geboren. Die staat-
-ocr page 107-
99
kunde kostte hem \'t leven: in 129G werd hij door Gerard van
Velzen en andere misnoegde edelen verraderlijk vermoord.
Het Henegouwscli huis bezat 1299—1354 het graafschap en
werd opgevolgd door het Beiersch, 1354—1428. Na den dood
van den laatsten graaf uit het huis van Henegouwen, WILLEM
iv, verhief keizer Lodewijk van Beieren zijn eigen gemalin
MARGARëTA, Willems zuster, tot gravin. Deze verheffing,
aan sommigen welgevallig, werd door anderen, die WILLEM V,
den tweeden zoon van Lodewijk van Beieren en Margarëta,
voorstonden, als strijdig met \'s lands wetten beschouwd. Vanhier
de kamp tuschen de eersten, Hoekschen, on de laatsten, Kabcl-
jauwachen
genoemd, welke Holland omstreeks honderd veertig
jaren lang heeft geteisterd. Moeder en zoon verzoenden zich wel
in 1354; doch tusschen de landzaten zei ven bleef verdeeldheid
bestaan. De laatste der Beiersche graven was WILLEM vi, na
wiens overlijden op nieuw geschil over de opvolging ontstond.
Naar het oordeel der Kabeljauwschen moest Willems broeder,
Jan van Beieren, bisschop van Luik, hem opvolgen, terwijl
de Hoekschen de aanspraak van Willems dochter jakoba deden
gelden. Tevergeefs zocht Jakoba steun eerst bij Jan van Bra-
bant, toen bij Humphrey, hertog van Glocester (in \'t w. van
Engeland aan de Severn), met welke beide mannen zij achter»
eenvolgens huwde. De eerste zoowel als de laatste verwaarloosde
haar belangen. Na zich een tijdlang te hebben staande gehouden,
moest zij in 1428 Henegouwen, Holland en Zeeland aan Philips
den goede, erfgenaam van Jan van Beieren, afstaan. Om de
wisselende lotgevallen en de ongelukken dezer gravin is haar leven
door velen in een dichterlijk verhaal geschetst.
Met dien afstand begint de heerschappij van het Bourgondisch
huis,
1428—1482, dat reeds Vlaanderen bezat en allengs de meeste
Nederlanden onder zijn bestuur vereenigde. Philips de goede
was een zoon van Jan zonder vrees (zie blz. 91) en stond bij
gevolg in nauwe betrekking tot Frankrijk. Hij kocht Namen en
Luxemburg en erfde Brabant en Limburg. Aan zijn hof steeg de
weelde ten top, maar ook daarbuiten was de welvaart zoo groot,
dat Holland, hetwelk nog bij Vlaanderen en Brabant achterstond,
het »land van belofte" werd geheeten. Philips stelde de orde van
hel gulden vlies
in en riep, o.a. in 1465, voor \'t eerst de staten
van alle provinciën, d. i. de algemecne staten, bijeen, die evenwel
geen rechten hadden, maar alleen werden geraadpleegd. Zijn
zoon kakel de stoute, die hem in 14G7 opvolgde, vatte het
voornemen op, Bourgondié en Nederland, door verovering van
hetgeen er tusschen lag, samen te voegen en tot een konink-
rijk te verheffen. Doch de listen van zijn\' leenheer, Lodewijk
XI, koning van Frankrijk, stonden zijn plan in den weg. En
toen hij later R é n é, hertog van Lotharingen, en de Zwitsers
aantastte, sneuvelde hij in 1477 bij Nancy (aan de Moezel ten
-ocr page 108-
100
z. van Metz). Karels dochter marïa bleef nu weerloos achter
tegenover de vijandelijke gezindheid van den koning van Frank-
rijk en de grenzenloozo aanmatiging harer eigen onderdanen.
Ter wille van de laatsten verleende zij aan Holland en Zeeland
het groot-privilegie, waardoor haar macht zeer werd beperkt. Maar
Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk, een zoon van Fre-
derik III, keizer van Duitschland, die een huwelijk met haar
aanging, beperkte de eischen van Lodewijk XI.
Na Marïa\'s dood in 1482 trad Maximiliaan als voogd op voor
zijn minderjarigen zoon, philips ii of den sciioone, met
wien het bewind van \'t Öostenrijkscti huis, 1482—1581, begint.
Het tijdperk van dit regentschap werd gekenmerkt door her-
nieuwde binnenlandsche twisten. Zelfs aarzelde het oproerig
Brugge (in VVest-Vlaanderen) niet, de hand aan Maximiliaan te
slaan en hem gevangen te houden. Desniettegenstaande dempte
hij met kracht zoowel dezen opstand, als dien der Hoekschen,
die in 1482 te Barneveld (op de Veluwe) hun wreedheid aan
Jan van Schaffelaar hadden botgevierd, en van het kaas- en
broodvolk
in Noord-Holland, waarmede de langdurige burgeroorlog
der Hoekschen en Kabeljauwschen in 1492 een einde nam.
Philips II aanvaardde zelf het bestuur in 1494, vernietigde het
groot-privilegie , huwde J o h a n n a, een dochter van Ferdinand
en Isabella (zie blz. 95), maar stierf in 1506. Voor den uit dit
huwelijk gesproten zoon, K a r e 1 II, later, als keizer van Duitsch-
land, den vijfde van dien naam en hierdoor in de geschiedenis
onder den naam «Karel V" bekend, nam zijn grootvader Maxi-
miliaan, voor de tweede maal regent, de teugels van \'t bewind
in handen. Veel had hij te strijden met Friesland, dat door
voortdurende tweespalt verdeeld was en ongezind zich geheel te
onderwerpen, en met Gelderland, waar kabel, hertog uit het
huis Egmond, hem voortdurend beoorloogde, gelijk diens vader
adolf dit land aan Karel den stoute had betwist.
§ 54.
Geschiedenis van Polen en Hongarije gedurende de
Middeleeuwen.
De geschiedenis van Polen, een door Slaven bevolkt land, be-
gint in de tiende eeuw, hoewel er vele overleveringen in omloop
zijn, o. a. omtrent pi ast, een\' boer, die in \'t midden der negende
eeuw tot hertog werd aangesteld en wiens nakomelingen de latere
vorsten van Polen, de Piasten, omstreeks 850—1370, heeten.
Sedert ongeveer 960, toen hertog miesko of miecislav i,
-ocr page 109-
101
op aanraden zijner Boheemsche gemalin Dobrawka, tot het
Christendom overging, nam ook het volk , grootendeels gedwongen,
langzamerhand dezen godsdienst aan en trachtten de keizers van
Duitschland hun heerschappij over Polen meer en meer uit te
breiden. Maar uit hoofde van den verren afstand konden zij
alleen door kracht van wapenen de hertogen van Polen tot het
erkennen hunner afhankelijkheid noodzaken. In 1163 werd Silezië,
een van de deelen, waarin Polen was gesplitst, onafhankelijk.
De overige, die een tijdlang veel van de Mongolen (zie blz. 103, 104)
hadden te lijden: waren Groot-Polen, dat door de Warta wordt
doorstroomd en Posen en Kalisch als steden telt; Klein-Polen,
aan de boven-Weichsel, dat o. a. de steden Krakau en Lublin
bevat, en Masdvië, dat door de Weichsel, de Brug en de Narew
wordt doorstroomd.
Het eigenlijk koninkrijk Polen ontstond in 1320, toen WLA-
dislav i loktiek, d. i. de slechts één el] lange, zich in de
hoofdstad Krakau als koning liet kronen. Na het uitsterven van
de mannelijke nakomelingschap der Piasten in 1370 werd Polen
een volledig keurrijk. In dit jaar verkozen de Polen l o de wijk
i of des güoote, tevens koning van Hongarije, en na diens
dood hedwig, zijn jongste dochter, die in 1386 huwde met
jagello, grootvorst van Litthauwen. Zoo werd Jagello, die
Christen werd en den naam wladislav ii aannam, de stichter
van het huis der Jagcllonen. De Litthauwers moesten zich nu ook
bekeeren en stonden voortaan met Polen onder een\' opperheer,
ofschoon zij door afzonderlijke grootvorsten werden geregeerd.
Later, sedert het midden der zestiende eeuw, werd Litthauwen
met Polen onder één hoofd vereenigd.
De talrijke horden Hongaren of Magyaren bemachtigden (zie
blz. 77) binnen een tiental jaren het tegenwoordig Hongarije en
Zevenbergen en erkenden arpad als gemeenschappelijk opper-
hoofd. In den beginne bleef dit volk getrouw aan zijn zwervende
levenswijze en maakte zich geducht door vreeselijke strooptochten
naar Duitschland (zie blz. 78) en andere landen. Op den duur
evenwel konden het verblijf in Europa en de aanraking met
Christenvolkeren niet zonder invloed op hen blijven. Sedert den
tijd van hertog geisa (972—997), die tot het Christendom over-
ging, gewenden de Hongaren zich aan landbouw en vaste woon-
plaatsen en staakten hun rooftochten. Op Geisa volgde zijn zoon
stepiiSnus i of de heilige, die in 1000 koning werd, welke
waardigheid erfelijk werd verklaard in het huis der Arpadcn,
889—1301. Echter erkende de koning van Hongarije doorgaans
de leenhoogheid van het Duitsch rijk. Tot de latere koningen be-
hoorden andröas n, die in 1222 in de gouden bul groote voor-
rechten aan adel en geestelijkheid verleende, en zijn zoon bela
ïv, onder wiens regeering de Mongolen (zie blz. 104) Hongarije
binnendrongen, en met hen alle gruwelen der verwoesting.
-ocr page 110-
102
Nadat de mannelijke nakomelingschap der Arpaden in 1301 was
uitgestorven, beklom het huis Anjou (zie blz. 88) in 1310 den
troon van Hongarije. De tweede koning uit dit geslacht was
l o n e wijk de giïoote, later tevens koning van Polen (zie blz.
101). Na hem werd zijn oudste dochter marïa. als koningin,
of, naar Hongaarsch gebruik, als koning erkend, die in 1387
aan haren gemaal SIGISMUND (zie blz. 89) al haar rechten opdroeg.
Sigismund en zijn opvolgers hadden veel te kampen tegen de
Turken, in welken strijd zicli bovenal Johannes Ilun^ad, om-
streeks 1450 gubcmalor (rijkbestuurder) van Hongarije, onder-
scheidde. Kort daarna verkoos men den zoon van Hun^ad,
MA.TTHÏAS corvIxus (145,8—1490), tot koning. Hij was een
ijverig beschermer der wetenschappen en stichte in 14G5 een
hoogeschool te Ofen; ook bevorderde hij zeer landbouw en nijver-
heid.
De landen, ten z. van den Donau gelegen, met name Servië ,
Bosnië , Bulgarije , Kroatië , Moldavië en Wallachije, waren alle
gedurende langer of korter tijd aan Hongarije onderworpen, maar
werden tegen \'t einde der Middeleeuwen door de Turken veroverd.
§ 55.
De Scandinavische rijken gedurende de Middeleeuwen.
Oorsprong van Rusland.
In de geschiedenis der Middeleeuwen zijn, voor de algemeene
historie, de Noorsche rijken van Europa nog van weinig belang.
Echter moeten drie punten niet worden voorbijgezien. Het zijn :
de invoering van het Christendom in deze landen, de oorsprong
van Rusland en de unie van Kalmar.
Wat het Christendom aangaat, dit maakte hier hoogst langzame
vorderingen. Ten tijde van Lodewijk den vrome (zie blz. 75)
werd het voor \'t eerst in Denemarken gepredikt; maar het konde
er het diep geworteld heidendom nog geenszins verdringen.
Suen, de vader van Knoet (zie blz. 82), was nog een heftig
vijand van \'t Christendom: doch met knoet was de zege van
dezen godsdienst in Denemarken beslist. Zoo namen ook omstreeks
1000 vele bewoners van Zweden en Noorwegen het Christendom
aan; maar het duurde nog geruimen tijd, eer de sporen van \'t hei-
dendom ten volle waren verdwenen.
"Voor den grondvester van \'t Russisch rijk houdt men R u r i k,
een opperhoofd van een\' stam Noormannen, Russen geheeten, uit
Zweden. Door de bij de Oostzee wonende en onder elkander
-ocr page 111-
103
oneenige Slaven ingeroepen, trok hij omstreeks 860 naar het he-
dendaagsch Rusland, onderwierp er eenige stammen der Slaven
aan zijn macht en stichtte aldus in 864 een vorstendom te Now-
gtirod
(ten z. van Petersburg). Dit vorstendom, \'t begin van het
Russisch rijk, werd onder Ruriks opvolgers langzamerhand uit-
gebreid en kreeg vervolgens Kiew (aan de Dnieper) tot hoofdzetel.
Evenwel was het lang tot het binnenland en tot het Noorden van
het tegenwoordig Rusland beperkt. Een zijner beheerschers,
wladïmir de groote, nam in 988 bij zijn huwelijk meteen
Byzantijnsclie prinses het Christendom, volgens de grondstellingen
der Grieksche kerk (zie blz. 71), aan en legde dus den eersten grond-
slag der beschaving. Nogtans zegepraalde het Christendom niet dan
langzaam over de vreeselijke ruwheid des volks en der vorsten.
Rusland, sedert 1015 in vele vorstendommen gesplitst, die slechts
zelden aan het grootvorstendom Kiew ondergeschikt wilden blijven ,
werd gedurende een lange reeks jaren door binnenlandsche onlus-
ten en oorlogen met de Polen en andere naburen geschokt en was
langer dan twee eeuwen aan de Mongolen onderworpen. Omstreeks
1325 werd Moskatt hoofdzetel.
De vermaarde unie van Kahnar (in \'t z.o. van Zweden) werd
in 1397 onder \'t bewind van margaröta., koningin der drie
Scandinavische rijken, gesloten. Op deze bijeenkomst van aan-
zienlijke geestelijke en wereldlijke personen uit de drie rijken
werd bepaald, dat deze staten in geval van oorlog onderling vast
zouden verbonden zijn en voor altijd door één gemeenschappelijk
gekozen koning worden geregeerd, maar tevens, dat elk rijk zijn
eigen staatsregeling en wetten zou behouden. Geen lange duur
drukte \'t zegel op deze overeenkomst: kort na den dood van Mar-
garëta, in 1412, vielen de bepalingen der unie in duigen en wer-
den weldra niet meer nageleefd.
§ 56.
De opkomst en de hernieuwing der Mongoolsch-Tnrtaar-
sche macht. — De verovering van Constantinopel
door de Turken in 1453.
In \'t begin der dertiende eeuw stond onder de Tartaarsch-Mon-
goolsche horden in het tegenwoordig Sineesch-Tartarije, de
voormalige woonplaats der Hunnen, een veroveraar op , tem o ud-
sc hin geheeten , die den titel tschixgischas (algemeenen
aanvoerder) verkreeg. Onder zijn leiding en die zijner opvolgers
deden de Mongolen verbazende veroveringstochten eerst in Azië,
vervolgens naar Rusland, Hongarije en Polen. Zoo drongen er
in 1241 tallooze scharen van dit woest volk tot in Silezié door,
waar zij bij Liegnitz (ten n.w. van Breslau aan de Katzbach)
-ocr page 112-
104
wel de overwinning behaalden, maar door de dapperheid van de
geestelijke ridders der Duitsche orde , ten tijde van den derden kruis-
tocht gesticht, toch zulk een groot verlies ondergingen, dat zij ver-
pligt waren den terugtocht aan te nemen. Niet lang daarna verviel
het ontzaglijk, maar zeer verdeeld rijk der Mongolen. In \'t
midden der veertiende eeuw heirees het op nieuw, sedert ti-
moer, veelal TAMERLAN genoemd, allengs hun geheel voormalig
gebied, behalve Sina, vermeesterde en zich tot uitsluitend beheer-
scher aller stammen opwierp. Hij verbeterde veel in \'t binnen-
landsch beheer en deed onderscheiden veroveringstochten, o. a.
tegen Noord-Indië. Ook sloeg hij in 1402 den sultan der Ottoma-
nische Turken
, bmïzetii i, bij Angora (in \'t midden van
Klein-Azië). Maar na den dood van Timoer, in 1405, ging dit
kortstondig wereldrijk even snel teniet als het was ontstaan.
De onderworpen volkeren wierpen het juk af, en er verrezen on-
derscheiden onafhankelijke staten, zooals die der Turkomannen
in Perzië en die van den groot-mogol in Hindostan.
Ook de Turksche stam der Ottomanen, die zich onder zijn\'
aanvoerder otman of osman i in \'t begin der veertiende
eeuw van bijna geheel Klein-Azië had meester gemaakt, werd,
kort na het verdwijnen van liet Mongoolsch rijk, machtiger. In
het midden dier eeuw kregen zij vasten voet in Europa en be-
perkten al meer en meer het Byzantijnsch rijk, dat sedert de
verdeeling (zie blz. 46) door de zwakheid van \'t meerendeel zijner
beheerschers, kerkelijke twisten, hofintrigues en andere oorzaken
zijn\' ondergang hoe langer zoo sneller te gemoet ging. Ware
Constantinopel niet zulk een sterke stad geweest, de staat zou
eerder zijn bezweken. Maar toen het Grieksch rijk ten laatste
tot eenige eilanden benevens tot do hoofdstad werd beperkt en ook
deze reeds tallooze malen was belegerd , nam het een einde. Sultan
Mohammed ii omsingelde in 1453 Constantinopel met een leger
van ten minste 158,000 man, gesteund door een groote vloot, en
veroverde het stormenderhand. Keizer constantïnus ix over-
leefde den val van zijn rijk niet, maar sneuvelde dapper strijdend.
-ocr page 113-
CHRONOLOGISCH OVERZICHT.
MIDDELEEUWEN.
EERSTE TIJDVAK.
Van den val van \'t IVesl-Romeinsc/i rijk tol den dood van khalif Haroen
al Raschid en van keizer Karel den groote,
476—809 en 814.
Jaren n. C.
j 34. Het Oost-Gothisch rijk. — Het Oost-Bomeinsch rijk tot 842.
De val van het Vandaalsch en van het Oost-Oothisch
rijk. — De Longobarden in Italië.
Thcodërik, koning der Oosl-Gothen, verovert Italië en Sicilië
opOdoacer...........490—493.
Theodërik , tevens beheerscher van de zuidelijke Donaulanden , . 493—526.
Ravenna wordt zetel der regeering.
Justin ia n us keizer van het Oost-Romeinsch rijk . . . 527—565.
Belisarïus maakt een einde aau het Vandaalsch rijk . . . 534.
Belisarlus verovert Sicilië en Beneden-Italië, verdedigt Rome een jaar
lang en dwingt Ravenna zich over te geven, maar wordt plotse-
ling teruggeroepen.
De Gothen herwinnen een deel van Italië in weerwil van Belisarïus\'
terugkomst. — Hij verzoekt te worden teruggeroepen.
Narses vernietigt het rijk der Oost-Gothen en wordt exarch over
Italië. — Ravenna exarchaat.........555.
A I b o i il, koning der Longobarden . maakt zich meester van het
binnenland van Boven- en Midden-Italië......568.
De Grieken behouden de zeesteden.
Ondank van Justinianus tegen Belisarïus. — Daden van binnen-
landsch beheer van Justiniï ïus. — Rampen, die het Oost-Ro-
meinsch rijk na zijn\' dood verzwakken.
Wreede en nietsbetcekeuende keizers.......565—717.
Leollldelsaurlër.........717—741.
Hij bevrijdt Constautinopel van de Arabieren.
Begin van den beeldenstrijd tusschen de beeldstormera en de beel-
dendienaars.............726.
Herstelling van den beeldendienst.........842.
J 35. De Arabieren. — Mohammed......671__C32.
De Bedoeïenen. — Handel der Arabische steden aan de Arabische
en de Perzische golf. — De Arabieren van den Semietischen
stam eu grootendeels afkomstig van Ismaël. — De Kaaba.
Hnn godsdiensten. — Karakter van \'t volk.
Mohammed, een zoon van Abdallah , uit het geslacht der Jla-
ichemieten
en den stam KoreUch , geboren te Mekka . , , 571,
-ocr page 114-
10G
Jaren n. C.
Aboe Taleb. — Mohammed hnwt met Kaditscha. — Zijn vrome be-
spiegelingen in de eenzaamheid en zijn besluit.
Hij verkondigt den islam.........sedert 615.
Moslemen. — Leerstukkeu van deu islam. — Hoofdplichten der ge-
loovigen. — Voorschriften voor \'t burgerlijk leven. — Aboe Bekr
brengt den koran bijeen.
Eerste belijders van den islam. — Haat der Koreischieten tegen
Mohammed. — Hun aanslag op zijn leven. — De hedschrah.
Begin der Mohammedaansche tijdrekening.....16 Juli 622.
Be Joden in Arabic moeten de leer van den profeet aannemen.
Mekka valt in handen der Mohammedaneu......630.
Mohammed sterft. — Arabië bekeerd en onderworpen .... 632.
$ 36. De Arabieren onder de eerste khalifen, die uit het
geslacht der Ommyaden en de eerste Abbassïden 632 — 809.
De ondergang van het rijk der West-Gothen . . 7n.
Aboe Bekr eerste khalif.........632—634.
Omar..............634—644.
Hij verovert Syrië , Phoenicië en Palaestina.
Amroe onderwerpt Egypte. — Verhaal omtrent het verbranden der
bibliotheek te Alexaudrië.
Het Nieuw-Perzisch rijk, dat sedert 226 bestaat, bezwijkt voor de
macht der Arabieren.
Barbarije na Omars dood bezet.
All..............656—661.
Moeawïa treedt tegen hem op. — Ali vermoord.
De Ommyaden. — JHoeawïal.......661—680.
Damasciis hoofdzetel. — Constantinopel zeven jaren achtereen aange-
grepen ; doch het Grieksch vuur en uitvallen der Grieken redden
de stad.
Geheel noordwestelijk Afrika tot .den Atlantischen Oceaan na Moea-
wfa\'s dood onderworpen.
De West-Gothen veroveren Spanje op de Sneven en verplaatsen hun\'
zetel naar Tolïdo.
W i t ï z a van den troon gestooten door R o d e r I k.
T a r i k overwint de West-Gothen niet ver van kaap Trafalgar. —
RodCrik verdwijnt. — De Gotheu vluchten naar \'t gebergte in \'t n. 711.
Grenzen van \'t rijk der Ommyaden in t n. en w.
A h ii e I Abbas brengt het khalifaat in het geslacht der Abbassïden
over...............750.
Abd Errithman grondvest een onafhankelijk emiraat (later kha-
lifaat) te Cordova............756.
Tijdperk van luister voor de Arabieren. — Oorzaken hiervan. —
Daarmede gepaard gaande onheilspellende verschijnsels voor \'t
rijk. — Bagdad hoofdzetel.
Haroen al Rasehld.........786—809.
-ocr page 115-
107
Jaren n. C.
i 37. Het Frankisch rijk onder de Merovingiërs en de
Karolingische huismeiers tot het koningschap der
Karolingiërs..........481—752.
De Saliërs en de Ripuariërs hoofdstammen der Franken sedert
de 4de eeuw.
Ileidensche koningen. — Merovingiërs.
Clovis I.............481
Hij vereenigt alle stammen onder zijn gebied en onderwerpt vele
der aangrenzende volkeren. — Hij verslaat de Aleinaunen bij
Zülpich..............
Hij neemt met vele Franken het katholiek geloof aan, zooals het
door de kerkvergadering te Nicaea was vastgesteld. — Clotilde. —
Allengs gaat het geheel volk tot het Christendom over.
Hij beperkt het gebied der West-Gothen tot den kustenzoom tus-
schen de Pyrenaeën en de Rhóne. — Hij sterft als beheerscher
van bijna geheel Frankrijk, een groot deel van Duitschland en
de Nederlanden . . ,.........
Hoofddeelen van het rijk : Anslrasië en Neuslrië.
Ellendige toestand van het rijk onder Clovis\' zonen en kleinzonen
en ondeugden der Merovingiërs. — De hof meiers. — Pepijn
van Ueristal.
Kar el .11 ar te II behaalt tusschen Tours en Poitiera een schit-
terende zege op de Arabieren.........
Hij sterft. — Pepijn de korte .........
Zijn aanvraag aan paus Zacharïas. — Childërlk lil wordt
in een klooster gezet, eu Pepijn de korte te Soissons tot ko-
ning gekozen .............
—511.
496.
511.
732.
741.
752.
§ 38. Het leenstelsel en het Christendom onder de Duit-
sche volkeren. — Het pausdom en de scheuring der
katholieke kerk.
Handelwijze der Duit3chers met het overheerd land. — Al/o-
dium.
— Handelwijze der Franken. — Domein. Beneficium.
De cotnmendalio. —• Vazal. Dominvs. — Soorten van bene-
nciën. — Oorsprong van het leenstelsel. — Leen f Beneficium).
Leenheer. Leenman of vazal. Vavazal. — Erfelijkheid der
leenen. — Vrije grondeigenaars doen het alloclïuin somtijds in
leen verkceren. — Wcderkeerige verplichting van leenman en
leenheer. — Het volk verdeeld in drie klassen. — Toestan d der
groote menigte. — Het koningschap. — De rijksslenden.
De Duitschers groutendeels bekeerd door Eugelschen en teren sedert
het begin der 7de eeuw.
Winl\'ried of lloiill\'acïus, de apostel der Duitschers,
bekeert de Hessen en Thuringen, sticht het bisdom Fulda en
wordt de eerste aartsbisschop van Maints. — Hij wordt door
de Friezen bij Dokkum gedood.......5 Juni 755,
-ocr page 116-
108
Jaren v. C.
De titel paus komt bij voorkeur aan den bisschop van Rome sinds
Gregorïusldcngroote.....• . 590—604.
Beteekenis van dieu titel. — Ijverzucht van den patriarch te
Constantinopel. — De katholieke kerk verdeeld in de Latijn-
sche
en de Grieksche ,..........1054.
§ 39. Het Frankisch rijk onder de Karolingische konin-
gen Pepijn en Karel den groote. — De bekeering en
onderwerping der Saksen.......752__814.
Pepijn de korte........• . . 752—768.
Ingeroepen door Stephanus III, dwingt hij de Longobarden
door het beleg van Pavla tot het opbrengen eener schatting.
Hij bekrachtigt het bestaan van deu Kerkelijke», Staat, d. i. de
landen bij Bologna en Ancöiia,........755.
Karel de groote...........768—814.
De Saksen. — Oorzaken van Karels oorlogen tegen hen.
Zijn grootsch plan. — Begin dezer oorlogen. — Wittekind . 772.
Karel, door Hadrianus I ingeroepeu, ontneemt Desiderïus,
koning der Longobarden , diens rijk. — Desiderïus wordt monnik 774.
Rijksdag te Paderborn. — Karel verovert de Spaansche mark op
Abd Errïihman............777.
Karel laat 4500 aanzienlijke Saksen ueerhouwen. — Wittekind
gedoopt..............785.
Volledige onderwerping en bekeering der Saksen.....804.
Karel ontrukt deu Avaren de Ooslenrijksche mark.
Paus Leo III kroont Karel op kerstdag tot keizer en aanleiding
hiertoe..............800.
Grenzen van \'t rijk der Franken.
5 40. Karels binnenlandsch beheer.
Bisdommen. — Geleerden: A 1 c u i n. — Zorg van Karel voor de
volksbeschaving en deu landbouw. — Zijn bezoek in een kloos-
terschool. — Bevordering van den landbouw. — Stapelplaat-
sen. — De hertogdommen opgeheven. — Gouwen. Graven.
Marken en markgraven. Kanselier, paltsgraaf. — Karel be-
krachtigt de oude wetten of gewoonten der verschillende natiën,
over welke hij \'t bewind voert. — Meivelden. — Karels studiën. —
Betrekking tusschen hem en Haroen al Raschid.
Karel sterft.............Jan. 814.
Hij wordt te Aken begraven.
TWEEDE TIJDVAK.
Van den dood van Haroen al Raschid en Karel den groote tot den tijd
van Gregortus VII, 1073—10S5, en tot hel begin der krttit-
tochlen. Van 809 en 814 tot 1096.
i 41. De Karolingische koningen van het rijk der Pran-
ken tot het afzetten van Karel den dikke 814—887 en 888.
Het verdrag van Verdun........843.
-ocr page 117-
109
Jaren n. C
Met den dood van Karel den groote begint de sloopiug van \'t groot
rijk. — Hoofdoorzaken hiervan.
Lodewijk de vrome.....             .... 814—810.
Hij verdeelt het rijk onder zijn drie zonen; Lotharïus, Pepijn
en L o de wijk. — Hij huwt met Judith. — Karel de kale
bekomt eeu deel vau het rijk.
Lodewijk de vrome geeft zich op het leugenveld aan zijn zonen
over. — Gregorius IV..........833.
Smadelijk tooneel in de kerk te Soissons. — Herstelling van den
vader op den troon. — Pepijn sterft.
Lotharïus iu oorlog met Lodewijk en Karel.
Verdrag van Verdun: Lotharïus verkrijgt Italië, itidden-Fran-
kenland, waarvan het Noordelijk gedeelte later Lotharingen werd
genoemd, de landstreek langs de Rhóne tot de Middellandsche
Zee en de keizerskroon; Lodewijk de Duitsciier bekomt
Oost-Frankenland of Duitschland en de bisdommen Maints, Worms
en Spiers; aan Karel den kale wordt West-Frankenland of
Frankrijk toegewezen. — Alzoo behooren de Nederlanden, ten
minste grooteudeels, aan Lotharïus, de overige aan Karel. Later
komen zij met Lotharingen aan Duitschland.
Binnenlandsche woelingen, alsmede invallen van de Arabieren en
de Noormannen teisteren de nieuw outstaue rijken. — Stroop-
tochteu der Slaven in Duitschland.
De nakomelingen van Lotharïus sterven uit.......875.
In Frankrijk wordt, na het bewind van Karel den kale, van
zijn\' zoon en twee zijner kleinzonen, een derde onmondige kleiu-
zoon ter zijde geschoven.
Karel de dikke.........876—887 en 888.
Hij bezit Frankrijk en bovendien geheel Duitschland, Bohemen eu
Moravië............sedert 882.
Hierbij komt de keizerskroon en Italië.
Het Cisjnraansch of Neder-Bourgondisch rijk, ook wel Provence
geheeten, gesticht.
Karel de dikke in Duitschland afgezet. — Arnulph van Ka-
r i u t h i e tot koning verkozen........888.
Het Transjuraansch of Uoog-Bourgondisch rijk opgericht.
42. De laatste Karolingiërs in Duitschland, Italië en
Frankrijk.......887—911, 923 en 987.
Duitschland onder den Frankischen Koenraad I en
de eerste vorsten uit het Saksisch huis . . . 911—973.
Arnulub.............887—899.
Hij vernietigt de Noormannen bij Leuven.......891.
Hij bedwingt de Slaven, maar roept de Matjyaren of Hongaren
in \'t land.
De Karolingische stam iu Duitschland sterft met Loden ijk het
Wijnne, Overzicht, 7de druk.                                                         8
-ocr page 118-
110
Jaren n. C.
kind uit.............. 911.
De Karolingiërs in Italië sterven met Bercngarïus van F ri-
aul uit...............923.
Karel de eenvoudige koning vau Frankrijk . 898—923, 929.
R o b e r t van P a r ij s.
Il o 110, thans 11 o b e r t geheeten, wordt hertog van Normandïê
en opperlcenheer van Bretagne........912.
De laatste Karolingische koning vau Frankrijk, L o d e W Ij k V
de doe niet, sterft. — HugoCapet......987.
De vijf hertogdommen van Duitschland.
koen raadt. — De koningstitel gaat met Hendrik I op het
huis der Saksen over..........919—930.
Nederlaag der Hongaren bij Mcrseburg.......933.
Hij brengt de meeste hertogdommen aan zijn huis.
Ottolofdegrootc.........936—973.
Zegepraal van Otto op de Magyaren op het Lechveld .... 955.
Hij ontvaugt te Milaan de ijzeren koningskroon, gelijk te Rome
de keizerskroon.
5 43. Duitschland onder het Frankisch huis . . sedert 1024.
Twist van keizer Hendrik IV.....1050—1106.
met paus Gregorïus VII......1073—1085.
Het Saksisch huis sterft ait. — (let Frankisch of Salisch huis 1024.
Koeniaad de Sallër........1024-1039.
Vereeniging der beide, vroeger tot écn\' staat samengesmolten
Bourgondische rijken met Duitschland. — De Noormannen be-
komeu vaste woonplaatsen in Italië.
Hendrik III. — Zijn iloel betrekkelijk het binncnlaudseh beheer.
Hendrik IV........... 1056-1106.
Voogdij eerst van A g n e s , later van II a n n o , aartsbisschop vau
Keulen, en van Ad cl bert, aartsbisschop van Bramen,
Het Saksisch volk, door vele hertogen bijgestaan, staat op. —
Oorzaak hiervan.
(iregorïus VII, vroeger Hildebrand , .... 1073—1085.
Zijn grootsch plan. — De kardinalen ingesteld.
Gregorïus VII verordent het eoetibaut en verbiedt de simonie
(afleiding van dit woord), benevens de investituur.
Hij daagt den keizer voor zijn\' rechterstoel.
Hendrik IV laat den paus te Worm van zijn waardigheid ver-
vallen verklaren. — Hij wordt in den ban gedaan.
Hij trekt naar het slot Canossa, waar de paus bij Ma th il de
van Toskane, weduwe van Godfried in et den bult,
vertoeft, eu wordt voorwaardelijk van den ban ontslagen . . 1077.
Itudolf van Zwabeu tegenkoning. — De partij des keizers. —
Rudolf sneuvelt.
Hendrik schenkt Zwaben aan Frederik van Buren of van
llohenstaufen.............1079.
-ocr page 119-
111
Jaren n. C.
Gregorius vliedt eerst naar den Engelsburg, dan naar den vorst
der Noormannen, zijn\' leenman, en sterft te Salerno . . . 1085.
Hendrik neemt Rome in en keert naar Duitschland terug.
§ 44. De Angelsaksen in Britannië......449—827.
Engeland onder het bestuur der Angelsaksische ko-
ningen...........827—1017.
Onder het Deensch huis......1017—1042.
Onder de regeering van den Angelsaksischen Edu-
ard m...........1042—1066.
En onder den eersten vorst uit het Normandisch
huis............1066—1087.
De Angelsaksen ondersteunen de Britten tegen de Pieten en Seo-
ten.
— Zij verdrijven de Britten en grondvesten de heptarchie:
Kent, Sussex
, Wessex, Essex, Norihumberland, Oost-Anglië en
Mercia.
Egbert eerste koning van Engeland........827.
Gr ego rins I zendt op het einde der zesde eeuw Augustïnus
met andere zendelingen naar Engeland.
Alfred de groote..........871—901.
Hij moet eerst voor de Noormannen of Denen onderdoen; maar
sluit eindelijk hun leger in en staat hun onder zekere voor-
waarden Northumberland, Oost-Anglic en een deel van Mercia
af. — Hij neemt maatregelen tegen de Denen en bevordert
de beschaving van zichzelven en zijn rijk.
K :t n n t of Knoei, met den bijnaam de groote, beheerscher
van Engeland, Denemarken en Noorwegen . . .        1017—1035.
Ililuard lil. — Harald verliest den slag bij Hastings . . . 1066.
Willem de veroveraar. ........1066—1087.
Hij verheft de Noormannen en wijzigt het leenstelsel.
DERDE T IJ I) V A K.
Van het begin der kruistochten in 1096 tot hun einde in 1291
en tot de verkiezing van lindolf van llalslmrg lot Roomsch
of Duitsch koning in 1273.
$ 45. De eerste kruistocht........1096__1099.
Bedevaarten naar Palaestiua sedert den tijd van Constantinus deu
groote. — De Arabieren bezitten dit land .... sinds 637.
De khalif draagt de wereldlijke heerschappij aan een\' emir al
onna op..............934.
Vele landstreken, den khalif ontrukt, komen aan onderscheiden
vorstcugeslachten.
-ocr page 120-
•1-12
Jaren n. C.
De aanvoerder der Seldschukken wordt emir al omra .... 1055.
De Seldschukken veroveren Palacstiua en laten Jeruzalem over
aan een woeste horde...........1055.
Concilie\'n, door Urbanus II te 1\'iacenza en te Clermont gehouden, 1095.
Peter van Amiëns en andereu begeven zieh met groote scharen
op Weg naar \'t heilig land , maar komen schier alle door het
zwaard der Hongaren en Seldschukken om......1090.
De aanvoerders van \'t hoofdleger, op G of 700,000 menschen be-
groot, stellen zich in beweging: Godfried VI van Bouillon,
hertog van Neder-Lotharingeu, benevens zijn broeder 13oude-
wijn; bisschop Adeinar van Puy en BohÖmund van
Tarente......,.......109G.
Oorzaken, waardoor duizenden hunner omkomen. — AntioclüS
na een beleg van 9 maanden ingenomen. —- Bohömuud sticht
er een vorstendom............1098.
De kruisvaarders, ten getale van niet meer dan 30,000 weerbare
mannen, veroveren na een beleg van vijf wekeu Jeruzalem 15 Juli 1099.
(jodl\'ried, tot koning van Jeruzalem benoemd, noemt zich be-
tchermer van het heilig graf
en voert in staatszaken den titel
hertog............1099-1100.
Iloildewljn I zijn opvolger..........1100.
j 40. De tweede kruistocht.......1147__1149.
De derde kruistocht.....m              1189—1192.
Duitschland onder Frederik I Barbarossa uit het
huis der Hohenstaufen......1152—1190.
Uitbreiding van het koninkrijk Jeruzalem. — Het rijk kan zich
echter slechts door nieuwe, telkens weder uit Europa komende
scharen staande houden.
Edessa wordt door de Mohammedanen ingenomen.
Lodewijk VII en Koenraad III ondernemen den tweeden
kruistocht, maar keeren onverrichter zake terug . .        1147—1149.
Jeruzalem opent haar poorten voor Saludijn, stichter van het
huis der EjnUiden en sultan van Egypte en Syrië, . . . 1187.
Frederik I Barbarossa, Philips 11 Augustus en Richard Leeu-
weuhart rusten zich tot den derden kruistocht toe . .        1189—\'1192.
Het huis der Hohenstaufen beklimt, na het uitsterven van het
Frankisch huis, met Koenraad III den troon van Duitschland 1138.
De vijandschap tusschen de Waiblingen of Ghibellijnen en de
Wetfen of Gitelfen begint eenigc jaren vroeger.
Hendrik de stoutmoedige, hertog van Beieren en Saksen,
en Hendrik de Leeuw hoofden der Wclfen.
Frederik I Uarbarossa ........ 1152—1190.
Vijf tochten van Frederik T naar Italië. —• Zijn doel.
Prede van Constants ....            .......1183.
Frederik I ontneemt Hendrik den leeuw bijna al diens landen
en splitst ze in kleinere staten.
-ocr page 121-
113
Jaren n. C.
Frederik Barbarossa trekt naar Jeruzalem, maar verdrinkt in de
Selef...............1190.
Het overschot van zijn leger gaat naar Acre.
Richard Leeuwenhart en Philips II Augustus nemen,
in vereeniging met de overige kruisvaarders, Acre bij verdrag in 1191.
Philips II Augustus vertrekt weder naar zijn staten.
Wapenstilstand van Richard Leeuwenhart met Saludijn . . . . 1192.
Terugreis van Richard. — Leopold VI van Oostenrijk neemt
hem gevangen en levert hem aan Hendrik VI uit. — Het
Engelsch volk koopt hem voor een groot losgeld vrij.
47. De vierde kruistocht.......1202—1204.
De vijfde kruistocht.......1228—1229.
De zesde kruistocht........1248 — 1254.
De zevende kruistocht.........1270.
Duitschland onder Frederik II uit het geslacht der
Hohenstaufen.........1215—1250.
Frankrijk onder de Capetingiërs Philips II Augus-
tus en Lodewijk IX of den heilige • • • H80 —1270.
Engeland onder Jan zonder land, koning uit het
huis Plantagenet.........1199—1216.
Bonifacius van Montferrat en Boudewijn IX van Vlaande-
ren vereenigen zich met vele andere Fransche vorsten, alsmede
met Hendrik Dandölo tot den vierden of Lalijnschen kruis-
locht
.............1202—1204.
Oproer te Constautinopel.          De kruisvaarders maken een einde
aan het Grieltsch rijk...........1204.
Het Latijnsch keizerrijk........." 1204—1261.
F r e d e r 1 k II koning van Duitschland en bezitter der Norman-
dische staten in Bcneden-Italic.......1215-1250.
Hij krijgt op den vijfden kruistocht Jeruzalem voor tien jaren
terug.............1228—1229.
Oorlog van Frederik II tegen de Lombarden. — Oorzaken van
\'t mislukken daarvan.
Lodewijk IX of de heilige onderneemt den zesden kruistocht 1248- 1254.
Hij neemt Damiiïtc in. — Wapenstilstand met den sultan van Egypte 1250.
Terugkeer des konings naar Frankrijk........1254.
Hij onderneemt den zevenden of taaisten kruistocht eu wendt zich
tegen Tunis.............1270.
Lodewijk eu een groot deel zijner tochtgenooten bezwijken aan ziekten 1270.
De Egyptenareu veroveren Acre. — Eiude vau de heerschappij der
Christenen in Palaestina..........1291.
Gewigtige gevolgen der kruistochten voor kennis en handel. —
De derde stand of de poorters; de opkomst der moedertaal. —
De steden. — Nauwer verbintenis der drie standen. Stoot
toegebracht aan \'t gezag der geestelijkheid. Uitbreiding vau
de macht der vorsten.
-ocr page 122-
«4
Jaren n. C.
Philips II Augustus koning van Frankrijk . . 1180—1223.
Hij verheft het koningschap. — De opkomst en welvaart der ste-
den neemt toe.
liet huis Plantagenet bestijgt, na de afstammelingen van Willem
den veroveraar, den troon van Engeland......1154.
Jan zonder land koning van Engeland .... 1199—1216.
Hij staat Normandië en andere Fransche leenen aan Philips
Augustus af.
Innocentius III doet Jan in den ban.
De magna charta............1215.
Lodewijk IX koning van Frankrijk......1226—1270.
Hij beperkt het vuistrecht en sluit een vasten vrede met Engeland.
VIERDE TIJDVAK.
Jan liet einde der kruistochten in 1291 en de verkiezing van Rudolf van
llabsburg in
1273 tot het einde der Middeleeuwen in 1500.
$ 48. Duitschlund onder de koningen uit het Habsburgsch
en het Luxemburgse!! huis. — Johannes Husz . 1273—1436.
Val van het huis der Hohenstaufen met Konradijn, wien Ka-
rel van Anjou van Beneden-ltalië berooft en ter dood laat
brengen..............1268.
Het tusscheiirijk in Duitschland.......1250—1273.
Rudolf van llabsburg koning van Duitschland . . 1273 — 1291.
Hij overwint Ottökar, koning van Boheinen, op het Marchveld 1278.
Hij geeft de meeste van diens landen aan zijn eigen zonen en ver-
woest vele roofburgten.
Albrecht I.......... . 1298—1308.
Vri een rijksleen, Schwyz en Unterwalden zijn dit eveneens en
tevens heerlijkheden van het huis llabsburg. — De drie woud-
streken maken zich onafhankelijk van dit huis.
Het Lujremljtugsch huis. — K a r e I IV, ook koning van Bo-
hemen.............1347—1378.
De gouden bul in 30 hoofdstukken. — Hoofdzakelijke inhoud. —
De zeven keurvorsten: de aartsbisschoppen van Maiuts, Keulen
en Trier, de koning van Bohemen, de paltsgraaf aan den Rijn,
de hertog van Saksen-Wittenberg en de markgraaf van Bran-
denburg.
Slgi sin II lid , ook koning van Hongarije, .... 1410—1437.
Kerkvergadering Ie Constants. — Haar doel......1414.
Drie pausen worden afgezet, inaar tevens een nieuwe benoemd.
John Wieliffe predikt in Engeland tegen de misbruiken der
geestelijkheid...........sedert 1360.
Johannes Husz verklaart zich tegen den aflaat eu de macht
der pausen. — De aartsbisschop van Praag laat de geschriften
van Wieliffe en Husz verbranden en doet Husz iu den ban. —
-ocr page 123-
H5
Jaren. u. C.
Deze ondergaat met Hieronymus van Praag Jen marteldood 1415.
De llussietenoorlog...........1419—1436.
De Bohemcn erkennen Sigismund als koning......1436.
j 40. Frankrijk onder de laatste koningen uit de rechte
linie van het huis Capet en onder die van de tweede
linie of het huis "Valois. — De langdurige oorlog
tussohen Frankrijk en Engeland. — De maagd van
Orléans...........1285—1453.
Philips IY of de schoon e......1285—1314.
Hij geraakt in oorlog met Engeland........1293.
De graaf van Vlaanderen verbindt zich met Engeland.
Pieter de Coninck verslaat de Franscheu iu den sporenslag
bij Kortrijk.............1302.
C 1 ë m e n s V heft de orde der tempeliers , kort na den eersten
kruistocht gesticht, op. —• De meeste tempeliers en hun groot-
meester Jakob du Molay komen op den brandstapel om.
De eerste linie van Capet 9terft uit. — De tweede linie der Ca-
pelingiërs of het huis Valois. — P h 1 11 || s V I . . 1328—1350.
De oorlog met Engeland begint op nieuw......1339.
Eduard III, koning van Engeland, wint den slag bij Crécy . 1316.
De Franschcn verliezen in \'t verder beloop van den oorlog een
aanmerkelijk deel van hun grondgebied.
K a r c I V I koning van Frankrijk......1380—1422.
Geschillen tusschen Lodewijk van Orléans en Jan zo n-
d e r vrees.
Jan zonder vrees laat Lodewijk van Orléans te Parijs vermoorden 1407.
De partij van Orléans of van Armagnac vermoordt Jan op de
Yonneburg..............1419.
Philips de goede sluit met de Engelschen het verdrag van Tioges 1420.
Hendrik V, koning van Engeland, en Karel VI sterven
De dauphin Karel Vil wordt koning.....1422 — 1461.
Hachelijke toestand van Karel VII.
Jeanne Darc of de maagd van Orléans.
De bevelhebber van Vaucouleure voert haar naar den koning. —
Zij ontzet Orléans............1429.
Karel VII te Rheims gekroond.........1429.
Jeanne Darc beschonwt haar zending als nog geenszins geëin-
digd. — Zij valt bij Compiègne in handen der Bourgondiërs,
die haar aan de Engelschen verkoopen. — Ter dood veroordeeld,
wordt zij te Rouaan verbrand.........1431.
Karel VII verzoent zich met Philips den goede. — Einde van
den meer dan honderdjarigen kamp met Engeland. — Alleen
Ca/ais blijft aan de Engelschen.........1453,
-ocr page 124-
116
Jaren n. C.
50. Engeland onder de verdere koningen uit het huis
Plantagenet, alsmede onder de dynastiën Lancaster
en York. — De oorlog der witte en roode roos 127-1—1485.
Eduard I......... . . . 1274—1307.
Hij maakt Wales tot een Engelsche provincie en verplicht, bij
\'t benoemen van Jan Balliol tot koning van Schotland, dezen
vorst, hein als leenheer óver Schotland te erkennen.
Oorlog van Engeland met Schotland.
Kduard III. .             • • -.......1327—1377.
Verdrag van Eduard III met DavidlIBruce.....1357.
David "sterft. — Rnbert II Stuart.......1370.
Richard II verdrongen door Hendrik IV uit het huis Lancaster 1399.
Hendrik VI. — Richard van York protector.
Begin van den burgeroorlog tusschen de huizen Lancaster en York
of tusschcn de ronde en de witte roos.......1455.
Richard sterft. — E d u a r d I V van York .... 1461—1483.
Hij wint den slag bij Towton. — Hendrik VI gevangen. —
Margarcta vlucht . . ,........1461.
Margarêta wederom overwonnen en gevangen gezet. — De jonge
Eduard omgebracht. — Hendrik VI sterft in den Tower . . 1471.
Il i Hi ii ril I I I...........1483—1485.
Slag bij Bosworth. — Richard III sneuvelt. — Hendrik Tu-
dor, graaf van Richmond, overwint.......1485.
i 51. Geschiedenis van Spanje [gedurende het tweede
het derde en het vierde tijdvak. — De opkomst en
de ondergang der Ommyaden. — Het ontstaan en
de bloei van nieuwe Christenstaten aldaar.
A b d L\' r r ïï h in a n I emir van Spanje.
Groote bloei van \'t Mohainmedaansch Spanje onder Abd llrrali-
III a II III, khalif en opperhoofd der geloovigen , . . . 912—961.
Verval van \'t rijk. — Oorzaken hiervan. — HIsc11 alil III wordt
uit Cordüva verjaagd...........1031.
Het Mohainmedaaiisch Spanje wordt in vele kleine staten ver-
snipperd.
(\'hristcn-staten, door de West-Gothen gesticht, en hun kortstondige
verceniging.
Nieuwe Arabische stammen uit Afrika ouderwerpcn in de elfde en
de twaalfde eeuw de Mohammedaansche vorsten in Spanje en
strijden tcgeu de Christenen.
Aluhoiisus VI, koning van Castiüë, geeft aan Hendrik,
graaf van Bourgondic, het land tusschen de Minho en de Ducro,
Portugal, iu leen............1094.
Hendriks opvolgers nemen den koningstitel aan.
-ocr page 125-
117
Jaren n. C.
Alphonsus VIII kuning van Castilië.
Ferdlnand III of de heilige . . . . . . . 1230-1252.
Hij ontrukt den Mohammedanen Cordova en beperkt hen tot
Granïïda.
1 salie Ma van Castilië en Ferdlnaud II (V in Castilic) of de
katholieke van Arrïigon........sedert 1474.
Zij doen den adel voor \'t koninklijk gezag buigen.
Granïïda bij Castilië ingelijfd..........1492.
De Mooren wijken naar het gebergte en hernieuwen later vele
malen den opstand.
Einde van de heerschappij vau het echt Bourgondisch huis in
Portugal..............1383.
Het onecht Bourgondisch huis: Joh au I.......1385.
Hij verovert Ceuta............1415.
Hendrik de zeevaarder. — Madera ontdekt. — Kaap Boja-
dor omzeild.............1439.
Kaap Verd omzeild............1445.
Kaap Siërra Leona omzeild. — Hendrik de zeevaarder sterft . . 1460.
$ 52. De Italiaansche staten gedurende de dertiende, de
veertiende en de vijftiende eeuw.
Italië onttrekt zich allengs aan de heerschappij van den Griek-
schen en den Duitscheu keizer. — Toestand van dit land sedert
dien tijd.
Venetië kiest een\' doge...........697.
De groote raad.
De reeks van oorlogen tusschen Venetië en Genua eindigt. —
Begin van Venetië\'s luister..........1381.
Milaan bloeit onder de Visconti\'s.......1311—1447.
J o h a n de Medici hoofd van Florence sedert het begin der
vijftiende eeuw. — Roem van de Medici.
Sicilië komt aan Arrïigon ten gevolge van de Siciliaansche vesper 1282.
Jo banna II, laatste beheerschcres uit het huis Anjon over
Napels , neemt eerst Alfonso V van Arragon, later Lodcwijk
III van Aujou tot opvolger aan. — Zij sterft.....1435.
A I |i h o n s ii s V van Arrïigon zegepraalt over Lodewijk III en
behcerscht Napels..........1435—1458.
{ 53. Geschiedenis der Nederlanden gedurende de Middel-
eeuwen.
\'t Steenen tijdperk. — De Friezen, de Bataven en andere Germaan-
sche stammen bevolken de Nederlanden.
De Romeinen overheerschen deze stammen sinds het eind der
lste eeuw v. C.
-ocr page 126-
118
Jaren n. C.
D r ü s u 8. — Mislukte opstand van ClaudiusCivïlis . 70 n. C.
De Franken komen hier in de vijfde eeuw. — De Friezen.
Grenzen van \'t gebied dezer beide volkeren. — De naam der
Bataven verliest zich in dien der Franken en der Friezen. —
Doornik.
Christen-zendelingen. — Willebrord sterft.....739.
Bonifacfus nabij Dokkum vermoord........755.
Kart\'l de groote onderwerpt de Friezen en dwingt hen het
Christendom aan te nemen.
Invallen der Noormannen. — De graven en hertogen. — Kort na
\'t verdrag van Verdun staan de Nederlanden onder de Duitsche
koningen, behalve Vlaanderen, dat grooteudeels aan Frankrijk
behoort. — Siuds zij tot Duitschland bchooren, maken zij een
bestanddeel uit, eerst van het hertogdom Lotharingen , later van
Neder-Lot/iariugen. — De meeste Nederlanden worden in de
negende en tiende eeuw erfelijk. — De machtigste gewesten. —
De overige gewesten. — Bestanddeclen der bevolking. — Op-
komst der steden en volkstaal in de twaalfde en dertiende eeuw. —
De staten.
Vlaanderen. — Gent verbindt zich met Engeland. — Jakob
van Artevelde verinoord.........1345.
De Gentenaars door hun graaf en diens leenheer Karel VI bij
Uoozeubceke verslagen...........1382.
Gelderland bestaat nog in de veertiende eeuw uit Gelder en Zut-
fen.
— Huizen, die het bestuurden.
R e i ii u I d of II c i n (i ii il I v a ii G e I d c r verliest den slag bij
Woeringen tegcu Jan I van Brabant......1288.
Gelderland wordt een hertogdom.........1339.
Burgeroorlog van de llekerens en Re in o lid 111 tegen de Bronk-
horsten
en Kduard.
Zegepraal van F.duard bij Tiel.........1361.
Het hars Gitlik.
Geschillen tusschen de Schieringers en Velkoopers in Friesland.
Oorsprong van het graafschap Holland: Karel de eenvoudige
geeft Egmond en omliggend land aan Wirk 1......922.
Het llollandsch stamhuis..........922—1299.
Oorzaak van den oorlog met de West-Friezen. — Woonplaats
van dit volk.
Willem II sneuvelt in den strijd tegen hen......1256.
F I o r I ü V bedwingt hen.
Oorzaken van de geschillen der graven ?met de bisschoppen van
Utrecht. — Dirk VI moet het beleg van Utrecht opbreken
ongeveer 1145.
Oorzaak van den ruim driehonderdjarigen kamp met de graven
van Vlaanderen. — Inval van de Vlamingen iu Zeeland en Holland 1303.
Flnrls lil sterft op een\' kruistocht........1190.
W11 I c in I verovert Damiiite..........1219.
Hij verleent de keuren van Middelburg.......1217.
Floris V door Gerard van Velzen en andere edelen ver-
moord. — Aanleiding hiertoe.........1296.
Het Ilenegouwsch huis.........1299—1345.
Het Beiersch huis..........1345—1428.
-ocr page 127-
119
Jaren n. C.
Willem IV sterft. — Marsarêtatot gravin aangesteld door
L o d e w ij k van Beieren.— Tegenover haar staat Wl IIpiii V.
Partijschappen der Iloekschen en Kabeljauwschen gedurende oin-
streeks 140 jaren.
Verzoening van Margarëta met Willem V......1354.
W il Iem VI sterft. — De Kabeljauwschen begunstigen Jan
van Beieren, de Hoekscheu Jak o ba. — Eehtgenooten van
Jakoba. — Jakoba staat Henegouwen, Holland en Zeeland aan
Philips den goede af..........1428.
Het Bourgondisch huis.........1428—1482.
Philips de goede bezit reeds Vlaanderen, koopt Namen en Luxem-
burg eu erft Brabant en Limburg. — AVelvaart der Nedcrlan-
deu. — Orde van het gulden vlies. Algemeens staten sedert ongev. 1465.
Deze staten worden alleen geraadpleegd.
Karcl de stoute...........sedert 1467.
Zijn plan. — L o d e w ij k XI werkt hem tegen.
Karcl de stoute tast 11 é n é en de Zwitsers aan en sneuvelt bij
Nancy...............1477.
Maria.............sedert 1477.
Het groot-privilegie aan Holland en Zeeland verleend. — M a x i-
miliaan, eeu zoon van Frederik III en Maria\'s echtgenoot,
beperkt de cischen van Lodewijk XI.
Marïa sterft. — llaximiliaan voogd over Philips II of den
schoone. — Het Oostenrijksch huis.....1482—1581.
Binnenlandschc twisten. — Brugge houdt Maximiliaan gevangen. —
Jan van Schaffelaar. — Het kaas- en broodvolk. — Einde
van den burgeroorlog der Iloekschen en Kaheljauwschcn . . 1492.
Philips II............sedert 1494.
Hij vernietigt het groot-privilegie.
Hij huwt J o h a n ii a. — Hij sterft........1506.
Maximiliaan voogd over Ka rel II (V).....sedert 1506.
Kamp tegen Frieslaud. — Ook Karcl, een zoon van A Hol 1,
hertog van Geiderland nit het huis Egmond, bestrijd Maximiliaan.
$ 54, Geschiedenis van Polen en Hongarije gedurende de
Middeleeuwen.
De Slaven bevolken Polen. — P I a s 1 wordt tot hertog aangesteld
omstr. 850.
De Piasten............850—1370.
.11 I e s k ii of .11 i i\'c I s I a v I gaat, op aanraden van zijn gemalin
Dobrawka, tot het Christendom over .... omstr. 960.
Het volk neemt langzamerhand het Christendom aan. — Pogin-
gen van de koningen van Duitschland om hun heerschappij over
Polen uit te breiden.
Si/ezië word onafhankelijk van Polen........1163.
Polen lijdt veel door de Mongolen.
Polen verdeeld in : Groot-Polen, Klein-Polen en Masövië.
Wladlslav I Loktiek laat zich te Krakau als koning kronen 1320.
De mannelijke nakomelingschap der Piasten sterft uit. — Polen
-ocr page 128-
120
Jaren n. C.
wordt een volledig keurrijk. — Lodewijklofdcgrootc 1370.
II e il h i ï\'. —• Zij huwt J a g e 11 o , grootvorst van Litthauwen , 1386.
Hij wordt Christen en neemt den naam W I a d i s I a v II aan. —
De Jagelloncn.
De Litthauwers nemen het Christendom aan en staan voortaan
met Polen onder één opperheer, ofschoon zij door afzonderlijke
grootvorsten worden geregeerd. — Litthauwen met Polen onder
één hoofd sedert het midden der zestiende eeuw.
De Hongaren of Mamaren bemachtigen Hongarije en Zevenbergen
binnen een tiental jaren en erkennen A r p a d als gemeenschap-
pelijk opperhoofd..........omstr. 889.
Strooptochten naar Duitschland en andere landen.
Hertog Ceisa............972—997.
Hij wordt Christen. — De Hongaren gewennen zich aan vaste
woonplaatsen.
S I i\' p li w n ii s I of de heilige wordt koning .
                                1000.
Het koningschap erfelijk verklaard in het huis der Arpaden 889—1301.
Leenhoogheid van het Duitsch rijk.
Andrëas II vaardigt de gouden bul uit......1222.
Bc I a VI. — De Mongolen dringen Hongarije binnen.
De mannelijke nakomelingschap der Arpaden sterft uit . .            1301.
Het huis Au jon beklimt den troon........1310.
Lodewijk de groot e, tevens koning van Polen, de tweede
koning uit dit geslacht.
Maria als koning erkend. — Zij draagt haar rechten aan haren
gemaal Sig isinuiid op..........1387.
Johannes Hunyad gubernator van Hongarije . . omstr. 1450.
Hij strijdt wakker tegen de Turken.
MattblasCorvïiius •.......1458—1490.
Hij beschermt de wetenschappen, bevordert landbouw en nijver-
hcid en sticht een hoogeschool te Ofen.......1465.
Servië, Bosnië , Bulgarije, Kroatië, Moldavië en Wallachije zijn
eeuigen tijd onderworpen aan Hongarije, maar worden tegen
\'t einde der Middeleeuwen door de Turken veroverd.
§ 55. De Scandinavische rijken gedurende de Middelecu-
wen. — Oorsprong van Rusland.
Het Christendom voor \'t eerst in Denemarken gepredikt ten tijde
van Lodewijk den vrome. — Suen nog heiden. — Zege van
\'t Christendom ouder Knoet. — Vele bewoners van Zweden
en Noorwegen nemen het Christendom aan . . . omstr. 1000.
R u r i k , opperhoofd der Russen in Zweden, onderwerpt eenige
stammen der Slaven in Rusland......omstr. 860.
Hij sticht een vorstendom te Nowgorod.......864.
Kieio hoofdzetel. — Omvang van dit vorstendom.
W I ii il ï in i r de groote wordt Christen......988.
Rusland gesplitst in vele vorstendommen. —• Kieio grootvorstendom.
sedert 1015.
-ocr page 129-
121
Jaren n. C.
Vele onlusten ea oorzaak hiervan. — Oorlogen met de Polen —
Het land is langer dan twee eeuwen aan de Mongolen onder-
worpen. — Moskau hoofdzetel.......omstr. 1325.
Unie van Ka/mar gesloten onder \'t bestuur van Margarêta . 1397.
Margarêta sterft. — De unie weldra niet meer nageleefd . . . 1412.
§ 56. De opkomst en hernieuwing der Mongoolsch-Tar-
taarsche macht. — De verovering van Constantinopel
door de Turken..........1453.
T e in o ii il s e h i n , die den titel Tschinglscliaii verkrijgt,
hoofd der Mongolen, staat in \'t begin der dertiende eeuw op. —
Veroveringstochten van dit volk. •— Overwinning der Mongolen
bij Liegnitz.............1241.
Val van \'t rijk. — Tl moer of Taiuerlau doet het herrijzen —
Hij verbetert veel in \'t biunenlandsch beheer en doet onder-
scheiden veroveringstochten, o. a. tegen Noord-Indië.
Hij slaat Itajaze (Ii I bij Angora.........1402.
Timoer sterft. — Ontbinding van het rijk. — Er verrijzen onaf-
hankelijkc staten, zooals die der Turkomannen in Ferzié en
die van den groot-mogol in llindostan.......1405.
De Ottomanen. —• 0 t in a il of Osman I. — Zij maken zich in
\'t begin der veertiende eeuw meester van bijna geheel Klein-
Azic. — Zij krijgen in \'t midden dier eeuw vasten voet in Europa,
en beperken meer en meer het Byzantijnsch rijk.
Oorzaken van het verval van het Bjzantijusch rijk. — M o II a lil—
lil e d II verovert Constautiuopel met een leger van ten minste
158,000 man en een groote vloot. — Constaiitlnus IX
sneuvelt..............1453.
-ocr page 130-
NIEUWEGESCHIEDENIS.
EERSTE TIJDVAK.
Van het begin der Nieuwe Geschiedenis tot den Westphaalschen
vrede in 1648 en die van Eoppenhagen en van Oliva in 1660.
§ 57.
De ontdekking van Amerika in 1492 en van den weg ter
zee naar Oost-Indic. Be eerste reis rondom de wereld
door F. Magelhan, van 1519 tot 1521. — F. Cortez
verovert Mexiko en F. Pizarro Peru.
Van de verovering van Constantinopel dagteekent als \'t ware de
wedergeboorte van \'s menschen geest. Reeds vóór de inneming
dier stad ontstond in Italië een nieuw leven in de studie der
Grieksche en Latijnsche letterkunde, en de geleerde Grieken,
die vandaar naar Italië vloden, versterkten er de liefde en geest-
drift voor de studie der oude letteren. Hierdoor ontstond een
algemeene beoefening der letteren en ontwaakte een geest van
onderzoek, wien niets vreemd bleef. Deze herleving der letteren
en wetenschappen werd zeer bevorderd door do uitvinding der
boekdrukkunst, met welke weldaad, naar men heeft gemeend,
Coster te Haarlem het menschdom zal hebben begiftigd , doch die
met meer recht schijnt te worden toegeschreven aan Johan Guten-
berg, die omstreeks 1455 te Maints woonde. Zeker is het in allen
gevalle, dat de algemeene verspreiding der boekdrukkunst het werk
van Duitschers is geweest. ÏJehalve deze belangrijke gobeurte-
nissen hadden er nog vele andere plaats, die zulk een krachtigen
invloed oefenden op staat en kerk, op oorlog en handel, dat de
geheele burgerlijke en kerkelijke maatschappij, handel en nijver-
heid, de onderlinge betrekking der staten, met één woord,\'t ge-
heel uitwendig en zedelijk leven zich in een geheel ander licht
vertoonde en men den sinds verloopen tijd terecht als een nieuwe
afdeeling der Algemeene Geschiedenis beschouwt. Als de kiemen
van die nieuwe orde van zaken moet men inzonderheid de kerkher-
vorming aanmerken , waartoe Luther het sein gaf, alsmede de ont-
dekking van Amerika en van den weg ter zee naar Oost-Itdie,
waarover in de eerste plaats valt te spreken.
Op \'t voorbeeld van Hendrik den zeevaarder (zie blz. 95) betrad
menig Portugees de door hem aangewezen baan. In 148G bereikte
Bartholomaeus Diaz de zuidelijke spits van Afrika, die eerst
-ocr page 131-
123
het Voorgebergte der stormen, doch welhaast de Kaap de goede
hoop
werd genoemd. Vasco de ga ma ging verder, en het ge-
lukte hem in 1498 te Calicut (in \'t z.w. van voor-ïndië op de kust
van Mhlabar) te landen. Zóó leerde men, dat Afrika van \'t n.
naar \'t z. steeds smaller wordt, en had men eindelijk een\' zeeweg
naar Oost-Indië gevonden. Tot dusver toch had men de kostbare
waren uit die streken grootendeels over land, langs zeer bezwaar-
lijke wegen , naar Europa gevoerd. Koning e m a n u e l i of d e
groote benoemde een\' onderkoning over \'t weldra in Indië ver-
worven gebied, dat spoedig aanmerkelijk werd uitgebreid, en met
de aangrenzende landen knoopte men handelsverbintenissen aan.
Onder Emanuels regeering werd in 1500 nog Brazilië door Cabra 1
ontdekt en later voor den koning van Portugal in bezit genomen.
De bloei der Portugeesche heerschappij was slechts van kor-
ten duur.
In de vijftiende eeuw kreeg het denkbeeld, dat men, daar de
aarde rond was, door een onafgebroken westelijken koers te hou-
den in Indië moest komen, nieuwe kracht. Op deze gedachte
bouwde ciiiusTOPiiönus columbus, die in 1430 te Gentta
was geboren en aan zijn ondervinding als zeeman een uitge-
breide studie der zeevaartkunde paarde, het plan om een korteren
weg over zee naar Indië te openen. Daar het Portugeesch hof
hem geenszins de middelen wilde verschaffen om zijn plan te ver-
wezenlijken, deed hij hetzelfde aanzoek in Spanje, waar toen
f e r d i n a x d en iSABELLA (zie blz. 95) regeerden, en vond,
na ook hier eerst tevergeefs te hebben gevraagd, er eindelijk
gehoor.
Nadat Columbus bij een behoorlijk verdrag gewichtige voordcelen,
alsmede de waardigheid van onderkoning over de te ontdekken
landen waren beloofd, ondernam hij in 1492 met drie ranke vaar-
tuigen zijn eersten tocht. Na een vaart van ruim twee maanden
ontdekte hij het eiland Guanahani of Mayaguana, een der Bahama-
eilanden, dat hij San Salvador noemde: ook leerde hij de kust van
Cdiba kennen, benevens Hispanifila. thans St. Domingo of Haïti, een
der groote Antillen. De tweede tocht, 1493—1496, geschiedde met
zeventien schepen en had de ontdekking van vele der Caraïbische
eilanden
of kleine Antillen, als Dominica, enz., die van Jamaiha
en de stichting der stad Isabella op Ilispaniola ten gevolge. Op
den derden tocht, 1498—1500, waarop het eiland Trinldad, het
zuidelijkst der kleine Antillen, en het vasteland van Amerika
werd gevonden, dwongen ziekte en uitputting Columbus, voor*
loopig naar Hispaniöla terug te keeren. Intussclien was koning
Ferdinand als bestormd met brieven uit Amerika van Columbus\'
benijders en vijanden, alsmede van dezulken, die te vergeefs had-
den gehoopt in de nieuwe wereld schielijk en zonder veel moeite
rijkdommen te zullen vergaderen, vooral van Roldan en zijn ge-
zellen, die Columbus, niet geheel zonder grond, van onderdruk"
-ocr page 132-
124
king beschuldigden. Toen zond Ferdinand een\' scheidsrechter,
Bovadilla, met de uitgestrektste volmacht af; maar hij was die
onwaardig en misbruikte ze om Columbus te vernederen. De
koning herstelde hem wel in zijn eer, maar niet in zijn vroegere
waardigheden. Nadat Columbus op een vierden tocht, 1502—
1504, bij de landengte van Pan&ma vruchteloos een doorvaart
naar do Indische Zee had gezocht, keerde hij naar Spanje terug,
waar hij in 1506 overleed, meenend, dat hij Indië had bereikt,
maar ver van te vermoeden, dat hij de ontdekker was van een
nieuw werelddeel. Het mocht zijnen nakomelingen niet gebeuren ,
den naam des grooten mans in de benaming van het door hem
ontdekt werelddeel vereeuwigd te zien. Dit heette eerst gerui-
men tijd de nieuwe wereld. Later kwam de naam Amerika , ont-
leend aan den Florentijn Amerïgo Vespucci, die verscheiden
reizen naar dit werelddeel gedaan en er \'t eerst een beschrijving
van gegeven had, algemeen in gebruik.
Het werk, dat Columbus niet had mogen voltooien, werd door
ferdinand magelhan voortgezet, die 1519—1521 eerst
langs de oostkust van Zuid-Amerika, vervolgens door de straat,
naar hem genoemd, en verder door de Stille Zuidzee stevende,
totdat hij de Philippijnsche eilanden (ten n.o. van Bornêo) bereikte.
Hier kwam Magelhan om; maar zijn tochtgenooten, die om Afrika
heen naar Spanje terugzeilden, volbrachten de eerste reis rondom
de wereld.
Allengs bemachtigden intusschen de Spanjaarden het
grootst en schoonst deel van Amerika. Ferd. cortez landde
in 1519 met een kleine bende in het door Montezüma be-
heerscht Mexikaansch rijk, veroverde de hoofdstad Mexïko en
onderwierp weldra het gansche rijk. In 1531 namen f rans pi-
z a r r o en anderen de taak op zich, het goudland Peru op te
zoeken en aan de kroon van Spanje te hechten, hetgeen hun ge-
lukte. — Het grootst voordeel, dat Europa uit de nieuwe koloniën
trok, bestond eerst in de edele metalen, later ook in de opbrengst
der plantaadjes. In \'t eerst leide men den zwaren arbeid in do
bergwerken aan de inboorlingen, de Indianen, op. Dit was van
den beginne af den geestelijken een ergenis, onder wie vooral
Las Casas, die op Columbus\' tweeden tocht in Amerika kwam en
in 156G is overleden, met nadruk zijn stem tegen deze hardheid
verhief. Toen men daarom voorsloeg, de Indianen door negers
uit Afrika te laten vervangen, hechtte Las Casas, alleen op zijn
hoofdoogmerk bedacht, hieraan zijn zegel. Zoo ontstond de on-
menschelijke slavenhandel, nu zelfs nog niet geheel onderdrukt.
-ocr page 133-
125
§ 58.
Karel V, van 1500 tot 1550, en zijn oorlogen tegen Frans I,
van 1521 tot 1544. — Kavels tochten legen de Afrikaan-
sche zeeroovers. Solïman II, sultan der Otto>na-
nische Turken, van 1520 tot 15G6.
Ofschoon Philips de schoonc (zie blz. 100) de vruchten van zijn
huwelijk niet zelf plukte, werd toch de toegenomen macht van het
Habsburgsch-Oostenrijksch-Spaansch huis spoedig blijkbaar onder
zijnen zoon. Dit was KAREL V, zooals hij steeds wordt ge-
noemd, die in Spanje, Utrecht, Friesland en Overijsel de eerste,
in Limburg, Brabant, Namen, Henegouwen, Holland, Zeeland,
Groningen en Drente de tweede, in Gelderland, Luxemburg en
Vlaanderen de derde, in Duitschland de vijfde vorst van dien
naam is (zie blz. 100). In 1500 te Gent geboren, werd hij in 1506,
door den dood zijns vaders, hertog van Brabant, graaf van Vlaan-
deren, alsmede onder verschillende titels souverein der overige
Zuidelijke Nederlanden, toen zoovele zelfstandige staten. Tegelijk
volgde hij hem op als graaf van Holland en Zeeland en werd na
het overlijden zijns grootvaders, Ferdinand den katholieke (zie
blz. 95), in 1510, koning van Spanje. Het duurde niet lang, of
do keurvorsten van Duitschland boden hem, toen zijn grootvader
Maximiliaan I (zie blz. 100) in 1519 was overleden, de rijkskroon
aan in weerwil van de pogingen van krans i, koning van
Frankrijk. Nadat karel v (1519—1550) een verkiczings-capi-
tulatie
had bezworen, die den keizer schier van alle macht tegen-
over de vorsten van \'t rijk beroofde, werd hij in 1520 te Aken
(in Rijn-Pruisen , ten z.w. van Keulen) gekroond. De wrok,
dien Frans hierover voedde, gevoegd bij andere geschilpunten,
deed een vijandschap ontstaan, die zich door vier achtereenvol-
gende oorlogen, 1521—1544, lucht gaf. .Zij liepen bijna alle
ongelukkig af voor Frans, die zelfs een tijdlang de gevangene
van zijn\' tegenstander was en genoodzaakt weid bij den vrede van
Crepy
(ten n.o. van Soissons), hetgeen hij geé\'ischt had op
te geven.
Inmiddels had paus Cl e mens VII Karel in 1530 te Bologna
(in \'t n.o. van den Kerkdijken Staat) als koning van Italië en
keizer gekroond, een plechtigheid, die in lang niet weer plaats
zou grijpen. In de korte tusschenpoozen tusschen eiken oorlog
had Karel V niet stil gezeten. Begeerig om aan de zeorooverijen
der Mooren in Noord-Afrika paal en perk te stellen, stevende hij
tweemaal derwaarts. In 1535 moest de beheerschor van Tunis de
oppermacht van Spanje erkennen, en ten minste 10,000 Christen-
slaven werden in vrijheid gesteld. De tweede tocht, Legen Algiers
gericht, geschiedde in 1541, maar liep vruchteloos af, In de
Wijnne, Overzicht, 7de druk.                                                    \'J
-ocr page 134-
126
laatste jaren van den langdurigen strijd met Frankrijk werd solY-
max II, sultan der Ottomanische Turken (I520—1506), een bond-
genoot van Frans. Eerst wendden de Turken zich tegen Hongarije;
daarop belegerden zij in 1529 met een ontzaglijk leger Weenen,
maar tot geluk voor Europa dwong do heldhaftige bezetting deze
vijanden der Christenheid tot den terugtocht. In weerwil van hun
nederlaag verontrustte dit volk nog lang de Christenstaten.
§ 59.
Het begin der hervorming in Duitschland en Zwitserland
in 1517. — Maarten Lutlier, Philips Melanchthon
en Ulrich Zwingli.
Al in de vijftiende eeuw werd de behoefte aan\' een verbetering
der kerk in hoofd en leden (zie blz. 89) levendig gevoeld en vurig
begeerd. Gedurende den loop der tijden toch waren velerlei mis-
bruiken de Christelijke kerk binnengeslopen. Vele pausen jaagden
tijdelijke oogmerken na en bekommerden zich te weinig om de
geestelijke behoeften der Christenen. Zijzelven, de bisschoppen en
de overige geestelijken leidden een loven, dat in veel opzichten
met hun roeping in tegenspraak was. De kennis der meesten
van \'t Evangelie was hoogst gering, \'t Ontbrak dan ook niet aan
mannen, die tegen de heerschende gebreken optraden en ze des
te vrijmoediger bestreden, hoe meer hun geest door de op nieuw
ontwaakte studie der oudheid aan onderzoek en nadenken was ge-
woon geworden. In dezen zin werkten de Nederlanders Wessel
Gansfort, Rndolf Ag ri cola (Huisman) en inzonderheid D e si-
de rtus Erasmus; zij baanden alle den weg voor de hervorming.
In tegenspraak hiermede bleek het, dat men van den kant der
kerk niets liever deed, dan werkeloos bij het oude volharden. Zóó
kwam het ten laatste, in plaats van tot een hervorming, tot een
scheuring in de kerk.
De naaste aanleiding hiertoe was deze: in 1517 besloot paus
Leo X, geld noodig hebbend, zich dit door verkoop van aflaten
bij de Duitschers te vcrschafTen. Deze a/laten, aanvankelijk slechts
een afkoop der boetedoeningen, door de kerk voorgeschreven,
waren geheel ontaard, zoodat men bij do onwetendheid dier tijden
tot de dwaling verviel, dat ieder voor geld vergiffenis der zon-
denschuld zelve kon koopen. De pausen grondden de kracht dezer
aflaten op de goede werken, welke de heiligen, boven en behalve
die, waartoe zij waren verplicht, hadden verricht en waarover de
paus, als opperhoofd der kerk, de vrije beschikking had. In
Saksen kwam Tetzel, een monnik, en dreef er den handel in afla-
ten op een zeer uitgebreide schaal. Velen berispten deze handel-
wijze, maar maarten j.utiie u verzette zich er tegen. Hij
-ocr page 135-
127
beweerde, dat de aflaten. tegen de bedoeling van den paus, zoo
werden voorgesteld en aangeprezen. Nog was het doel: hervor-
ming en geen afscheiding. Luther, in 1483 te Eisleben (in
Pruisisch-Saksen) uit vrij welgestelde ouders gesproten, begaf
zich later naar de hoogeschool te Erfurt (ten z.w. van Eisleben),
om er, gehoor gevend aan \'t verlangen zijns vaders, de rechtsge-
leerdheid te beoefenen. Maar het lezen van een Latijnschen bij-
bel , dien hij op de bibliotheek dier hoogeschool vond, gevoegd
bij een zware ziekte, waardoor hij werd aangetast, en bij den
plotselingen dood eens vriends, bracht een geheele omkeering in
hem teweeg. Om rust te zoeken voor den angst, die zijn ziel
voortdurend kwelde, ging hij in een Augustijnerklooster, waar
hij ze echter niet vond. Vandaar werd hij als hoogleeraar in de
godgeleerdheid naar Wittenberg (aan de Elbe) beroepen. In 1510
vertoefde hij, voor aangelegenheden zijner orde, eenigen tijd te
Rome en leerde er de geestelijken niet van de gunstigste zijde
kennen. Naar akademisch gebruik sloeg hij nu , bij de komst van
Tetzel, den 31sten Oct. 1517, vijf en-negentig stellingen over de
kracht en beteekenis van den aflaat aan de hoofdkerk te Witten-
berg aan, in een van welke hij zich tegen de aflaten op den paus
beriep. Ras werden zij door den druk verbreid, en Luther werd
voor den paus gedaagd; maar toen Frederik de wijze, keur-
vorst van Saksen, voor hem in de bres sprong, droeg Leo ach-
tereenvolgens aan verschillende mannen de taak op, om den mon-
nik tot zwijgen te brengen. Deze mannen redetwistten lang met
Luther. Tevergeefs vorderde hij, dat men hem zijn dwalingen
mocht aanwijzen, en beriep zich steeds op de Heilige Schrift.
Hierop werd hij in den ban gedaan, en nu wierp hij den lOden
December 1520 de pauselijke banbul en het kanoniek (kerkelijk)
recht voor de Elsterpoort van Wittenberg openlijk in \'t vuur.
Kort daarna werd te Warms een rijksdag gehouden, waar Lu-
ther, van een vrijgeleidc voorzien , verscheen. Op den 18den April
1521 sloot hij hier zijn verdedigingsrede aldus: «Tenzij ik met
bewijzen uit de Heilige Schrift cf met klaarblijkelijke en duide-
lijke gronden worde overwonnen en overtuigd, kanen wil ik niets
herroepen, daar het niet veilig en raadzaam is, iets tegen het
geweten te doen. Hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe
mij, amen!" Daar hij zijn\' afval van de Roomsche kerk aldus
plechtig bekend maakte, werd de rijksban over hem en zijn aan-
hangers uitgesproken; maar op zijn terugreis liet Frederik de
wijze hem op den Wartburc/ (nabij Eisenach, ten w. van Erfurt)
in veiligheid brengen , waar hij met de vertaling van den Bijbel
een begin maakte. In \'t volgend jaar keerde hij naar Wittenberg
terug, waar zijn aanhangers zich aan groote wanorde, als aan \'tver-
nielen van beelden en altaren, overgaven. Door zich een week
lang in zijn predikatién tegen deze handelwijze te verklaren her-
stelde Luther de orde. Een krachtigen medehelper en vriend vond
9*
-ocr page 136-
128
hij in P h i 1 i p s Melanchthon (Schwarzerd), een\' man, door
zijn grondige kennis, aangename manieren en onvermoeide werk-
zaamheid beroemd, die een leerboek over liet Christelijk geloof
uitgaf. Door het voorbeeld en de leeringen dezer mannen vond
de hervorming weldra ingang in Noord-Duitschland, vanwaar zij
allengs tot de naburige landen doordrong. Gelijk Luther zelf
Katharïna van Bora, een gewezen non, huwde, werd den
geestelijken liet huwelijk veroorloofd. Ten behoeve van \'t onderricht
in den godsdienst schreef hij in de landstaal zijn beroemden
catechismus, \'t Latijn werd bij het houden der godsdienstoefe-
ningen door de Duitsche taal vervangen; de mis en het vasten
afgeschaft.
Bijna gelijktijdig met Luther zette ULRICHZWINGLI, pastoor
te Zürich, in dit kanton een hervorming door. Niet lang duurde
het, of de hervorming behaalde ook in verscheiden andere Zwit-
sersche kantons de zege over het Roomsch-katholiek geloof. Zwingli\'s
leer stemde over \'t geheel overeen met de gevoelens van Luther,
uitgezonderd in de leer van \'t heilig avondmaal, waarbij deze her-
vormer aan de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in \'t
brood en den wijn vasthield. Alzoo heerschte van den beginne af
onder hen , die de hervorming aannamen , niet geheel dezelfde op-
vatting van het Evangelie. Hierdoor ontstonden twee verschillende
kerkafdeelingen, de Lutheranen on do gereformeerden, d. i. de
Zwinglianen en de Calvinisten (zie beneden blz. 141), welke in
die dagen niet minder hevig tegen elkander over stonden dan te-
gen Rome.
§ 00.
De vorderingen der hervorming tot den godsdienstvrede te Augs-
burg in 1555. — De Smalkaldische oorlog in 1540. —
De dertigjarige oorlog, van 1018 tot 1048, tot den
rijksdag te Regensburg in 1030.
Karel V was afkeerig van de hervorming. Dit was zoowel over-
tuiging als de berekening, hoe door een scheuring in\'t godsdien-
stige de eenheid des rijks zou worden verbroken en de keizer van
zijn macht verliezen. Maar dewijl hij den steun der Evangelische
vorsten en rijkssteden tegen de Franschen en de Turken behoefde,
trachtte hij vooreerst door rijksdagen en samenkomsten de kerke-
lijke geschillen bij te leggen. Tegen \'t besluit op den eersten
dier rijksdagen genomen, waar verboden werd, verdere nieuwig-
-ocr page 137-
129
lieden in den godsdienst in te voeren, kwamen de Evangelische
stenden in verzet, of leverden, zooals men zeide, protest in,
weshalve zij den naam protestanten kregen , welke naam ook op
de gereformeerden of hervormden van lieverlede is overgegaan en
thans, volgens \'t gewoon gebruik, alle Christelijke belijdenissen
omvat, met uitzondering van de Roomsch"katholieke en de Griek -
sche kerk. Eindelijk moesten de godsdiensttwisten op een plechti-
gen rijksdag te Angsburg in 1530 worden bijgelegd. De genoemde
stenden gaven hier hun geloofsbelijdenis, door Melanchtlion op-
gesteld, de Augsbitrgss/ie confessie, over, die in vele opzichten van
die der katholieke kerk afweek en waardoor zij zich voor een af-
zonderlijk kerkgenootschap verklaarden. Xu was de vredebreuk
beslist en de Luthersche stenden sloten in 1531 te Sma/kalden (in
Hessen-Kassel, ten n.o. van Fulda) een verdedigingsverbond. De
vele zorgen, die den keizer drukten, noopten hem nogmaals tot
toegevendheid: zoo kwam in 1532 te Neurenberg (in \'t n. van
Begeren) een godsdienstvrede tot stand, houdend, dat er voorloo-
pig vrijheid van geloof en godsdienstoefening zoude bestaan.
In weerwil daarvan groeide de spanning al meer en meer aan,
totdat in 1546, Luthers sterfjaar, de Smalkaldische oorlog los-
barstte. In \'t leger der protestantsche vorsten ontbrak het ten
eenen male aan eenheid en aan een vast plan. Karel, krachtig
gesteund door Maurits, hertog van Saksen, een\' Lutheraan, zege-
vierde in den slag bij Mühlberg (in Pruisiseh Saksen, ten z.o.
van Torgau) (1547) over de protestanten. Maar onverwachts trad
do dubbelhartige Maurits als tegenstander des keizers en bcscher-
mer der protestanten op. P]ensklaps rukte hij met een leger naar
Tyrol, tegen den van troepen ontblooten Karel, op. De godsdicnsl-
vrede van Angsburg
in 1555 was hiervan \'t gevolg. Hij gaf den
Lutheranen vrije godsdienstoefening en liet den rijksstenden in
\'t vervolg de vrijheid, óf den katholieken, óf den Lutherschen
eeredienst te omhelzen, terwijl hij den onderdanen het recht toe-
kende om het land, welks vorst slechts één\' godsdienst wilde dul-
den, te verlaten. Toch bleef de wrok tusschen de beide sekten
bestaan. Onder de vele pogingen, die de Roomsch-katholieke kerk
tegen de hervorming aanwendde, waren er geen krachtiger dan
die van de orde der Jezuiten of het genootschap van Jezus, dat
door den Spanjaard Ignatïus van Loyola werd gesticht en in
1540 door den paus bekrachtigd. De voornaamste middelen,
waardoor de Jezuiten alom invloed zochten te bekomen, bestonden
in zendingen onder protestanten en heidenen, het schoolonderricht,
het ambt van biechtvader, vooral bij vorsten, en het schrijven van
boeken. Zwaar drukte op deze orde de blaam, dat zij ongeoor-
loofde doeleinden door nog ongeoorloofder middelen zocht te
bereiken.
In d555 en 56 legde Karel zoowel het bewind over zijn andere
landen als de Duitsche kroon neer, terwijl hijzelf zich naar het
-ocr page 138-
130
klooster Yuate (in \'t n.o. van Estremadiïra in Spanje) begaf, waar
hij in 1558 is overleden. Op zijn aanbeveling werd zijn broeder
FERDINAND i in 1558 door de keurvorsten tot zijn\' opvolger in
Duitschland benoemd.
Aanhoudend klaagden de protestanten en de katholieken over
elkander, totdat eindelijk de lang bedwongen verbittering onder
Ferdinands kleinzoon matthïas (1612—1619) losbarstte en uit
een geringe aanleiding de dertigjarige oorlog ontstond. In Bo-
hemen hadden de protestanten in 1609 van keizer Rudolf, Mat-
thïas\' broeder, den majesteitsbrief gekregen, waarbij hun volledige
godsdienstvrijheid en aan den stand der edelen en ridders, als-
mede aan de koninklijke steden het recht om kerken en scholen
te bouwen werd toegestaan. Eenige jaren daarna sloot men een
protestantsche kerk te Braunau (ten n.w. van Glatz) en verwoestte
die te Kloster-Grab (nabij ïeplitz, in \'t n. van Bohemen). Toen
\'t beroep op den majesteitsbrief niet baatte, wierpen de protes-
tantsche stenden, door den graaf van Thurn aangevoerd, de
twee keizerlijke stadhouders, die het meest gehaat waren, Sla-
wata en van Martïnitz, met hun\' geheimschrijver\', uit een
bovenvenster van \'t slot te Praag in de gracht. Intusschen stierf
Matthïas en werd door zijn\' neef ferdina.nd ii (1619—1637),
een\' hevig katholiek, opgevolgd, wien Philips III van Spanje
hulp beloofde. Nu kroonde Bohemen in zijn plaats FREDERIK v,
keurvorst van de Palts, tot koning. Dit koningschap duurde
echter kort: M a x i m i 1 i a a n, hertog van Beieren , versloeg Fre-
deriks leger in 1620 voor de poorten van Praag, op den witten
berg. Hij werd in den rijksban gedaan en nam de wijk naar de
Nederlanden. De opstand der Bohemen werd bloedig gestraft,
de majesteitsbrief verscheurd. Ook in Duitschland zelf hadden
de verdere pogingen der protestanten geen beteren uitslag.
Toen het nu scheen, dat zich geen verdediger der hervorming
meer zoude opdoen, stelden de vorsten van Nedcr-Saksen in 1625
koning christiaan iv van Denemarken aan hun hoofd. Maar
aan den anderen kant vond de keizer een\' veel krachtiger steun
in Albrecht van Waldstein, gewoonlijk Wallenstein ge-
heeten. Deze buitengewone en in zichzelven gekeerde man wierf
uit eigen middelen, ten dienste van Ferdinand, een groot leger
en onderhield het op kosten van \'t ongelukkig land, waar hij
zijn legerplaats opsloeg. In 1626 bracht Tilly, een ander veld-
heer des keizers, aan Christiaan bij Lutter (in Brunswijk, ten
z.o. van Hildesheim) een nederlaag toe, en Wallenstein drong
hem naar zijn land terug. Hierop veroverde Wallenstein Meck-
lenburg,
waarmede de keizer hem, ten koste der beide hertogen,
die zich met Denemarken haddon verbonden, beleende, en drong
in Ilolstein door, waarop Denemarken in 1629 vrede sloot. Ter-
wijl de zegevierende veldheer op deze wijze al de kustlanden aan
de Oostzee onderwierp, weerstond alleen Straalsond (in \'t n.w.
-ocr page 139-
131
van Voor-Pommeren), dat hij , in weerwil van een langdurig be-
leg in 1628, niet kou innemen. De dankbare keizer overhoopte
hem met belooningen: hij werd tot hertog van Friedland (in \'t n.
van Bohemen, nabij Reichenberg) verheven en tot generaal en
admiraal der Oostzee benoemd. Maar tegelijk gingen er van alle
zijden luide klachten op over de afpersingen, waaraan zijn leger
zich schier overal schuldig maakte. Daarom noodzaakten Maxi-
miliaan van Beieren en de overige vorsten, die van den trotschen
Friedland een hevigen afkeer hadden, Ferdinand op den rijksdag
te Regensburg
(aan den Donau, in Beieren) in 1030, Wallenstein
af te zetten.
§ Cl.
De dertigjarige oorlog, van den rijksdag te Regensburg
tot den Westphaalschen vrede, van 1630 tot 1648. -—
Wallenstein afgezet en vermoord in 1634.
Onder deze hachelijke omstandigheden daagde eindelijk van
verschillende kanten krachtige hulp voor de protestanten op. Ten
einde het Habsburgsch huis tegen te wei-ken, beloofde de kar-
dinaal Richelieu, minister van Frankrijk, aanzienlijke geldsommen
aan gustaaf ii adolf, koning van Zweden, indien hij het
protestantisme in Duitschland wilde staande houden. Gustaaf
Adolf landde nu in 1630 in Pommeren en verdreef de keizerlijken
snel uit dit land en uit Mecklenburg. Daar echter de keurvorst
van Saksen, Johan George, en die van Brandenburg een ver-
eeniging met den vreemden vorst van de hand wezen, kon Gustaaf
Adolf alleen het niet verhinderen, dat Tilly in 1631 het met Zwe-
den verbonden Maagdenburg (aan de Elbe in Pruisisch Saksen)
overrompelde, dat door een geduchten brand bijna geheel werd
verwoest. Doch toen Tilly Saksen vervolgens kwam brandschat-
tcn, riep men den Zweedschen koning te hulp. Den 17den Sept.
1631 behaalde Gustaaf Adolf bij Breitenfeld (ten n. van Leip-
zig) een zoo schitterende zege op Tilly, dat daardoor de zaken
een geheel andere wending namen. Terwijl de Saksen nu Bohe-
men bemachtigden, trok Gustaaf Adolf naar den Rijn, nam er een
aantal steden in en bezette een deel van Beieren.
Intusschen stierf Tilly, hetgeen den keizer drong zich wederom
tot Wallenstein te wenden, die sedert zijn ontslag als oen vorst
op zijn goederen in Bohemen leefde. Maar eerst na herhaalde
malen daartoe te zijn aangezocht, en onder voorwaarden, die de
-ocr page 140-
132
rechten des keizers en van \'t rijk zeer beperkten, aanvaardde de
gekrenkte man het onbeperkt opperbevel over een door boni te
werven leger. Wallenstein verdreef\' eerst de Saksen uit Bohemen
en trok hierop door Beieren naar Saksen. Daarheen volgde hem
Gustaaf Adolf, en bij Lützen (ten z.w. van Leipzig) kwam het
den lOden Xov. 1G32 tot een hevigen slag, waarin de protestanten
het veld behielden. En toch leden zij verreweg het grootst ver-
lies, want Gustaaf Adolf, door een vijandelijken kogel getroffen,
eindigde hier zijn heldenloopbaan. Wallenstein trok naar Bohe-
men terug, maar bleef er steeds werkeloos en onderhandelde met
Frankrijk, Zweden en Saksen, om of de vijanden, of den keizer
te bedriegen en te ven-aden. Het laatste is thans zoo goed als
bewezen. Zijn jaloersehe tegenstanders verklaarden dit dubbel-
zinnig gedrag voor verraad, waarop de argwanende keizer door
verschillende middelen Wallensteins troepen van hem afkeerig
maakte en hij den 25sten Februari 1G34 te Eger (in \'t n.w. van
Bohemen) door sluipmoord om \'t leven kwam.
Kort daarna verloren de protestanten den slag bij Nördlin-
gen (in \'t w. van Beieren), en de keurvorst van Saksen sloot in
1635 vrede met den keizer. Maar nu trad Frankrijk openlijk tot
bijstand der Zweden en der Duitscho protestanten op. Richelieu
verklaarde Spanje en Oostenrijk den oorlog en zond geld en legers.
Een rij overwinningen herstelde weldra de zaak van \'t protestan-
tendom: maar gansch Duitschland was bijna verwilderd door den
langdurigen kampstrijd, die eerst in 1648 eindigde. De vrede
werd den 24sten October 1648 te Osnabriick en te Munster (in
Westphalen) onderteekend. De Augsburgsche godsdienstvrede werd
bekrachtigd en tot de gereformeerden uitgestrekt. De keurvorst
van Beieren behield de hem in 1620 geschonken Boven-Palts;
maar de Beneden—Palts werd, als ctclisle keurvorstendom, aan
Frederiks zoon toegewezen. Frankrijk verkreeg het grootst deel
van den Elzas, Zweden Voor-Pommeren met Stettin en het eiland
Rügen.
§ 62.
Be Nederlanden onder Karel V en Philips II tot het stad-
houderschap van Maurits.
Van 1506 tot 1590.
Bij \'t aanvaarden van \'t bewind over een deel der Nederlanden
streefde karel v (zie blz. 100 en 125) terstond naar de heer-
schappij over Friesland, Utrecht, Overijsel, Groningen, Drente
-ocr page 141-
133
en Gelderland\'. Hierin slaagde hij naar wensen. Hoewel alle ge-
westen nu door één\' heer werden geregeerd, stonden zij toch ieder
op zichzelf, daar elk zijn bijzondere statenvergadering had. In
1548 bedong Karel bij het verdrag van Augsburg, dat alle Nedcr-
landsche gewesten geheel onafhankelijk van Duitschland zou-
den zijn, maar onder de hoede van dit rijk staan, mits zij een
zeker aandeel in de rijkslasten droegen. In 1555 droeg Karel
(zie blz. 129) aan zijn\' zoon Philips, in de Nederlanden in
(1550—1581) , (n in Spanje , zie blz. 100) het bestuur der Nedei-
landen over. Philips vertrok in 1550 naar Spanje en benoemde
zijn bastaardzuster Margarëta, hertogin van Parma, tot land-
voogdes. Een van Margarëta\'s invloedrijkste raadslieden was de
bisschop van Atrecht (in Artois) Antonius Perenot, later kar-
dinaal Gr an veile, eón ijverig katholiek. De voornaamste tegen-
standers van Granvelle waren: WILLEM, prins van Oranje, graaf
van Nassau, een schrander, standvastig on buitengemeen bekwaam
staatsman, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht; Lamo-
raa 1, graaf van Egmond (zie blz. 08), stadhouder van Vlaan-
deren en Artois, en de JI on t moren ey, graaf van II o om e
(tusschen de grenzen van Noordbrabant en de Maas, ten w. van
Roermond). Philips verscherpte nog de plakkaten, door zijn\'
vader tegen de hervormden uitgevaardigd, en gaf daarenboven,
zoowel door het instellen van achttien bisschopszetels in plaats
van drie, als anderszins, aanleiding tot menige grieve. He drie
bovengenoemde handhavers van \'s lands vrijheden geraakten ten
laatste in een zoo verregaande vijandschap met Granvelle, dat
hij in 15G4, op bevel van Philips, naar Italië moest vertrekken.
Desniettegenstaande verbonden zich in 15G5 vele misnoegde ede-
len en burgers, bij het zoogenoemd compromissitm (gemeenschap-
pelijke belofte), om de invoering der inquisitie op elke wijze tegen
te gaan. Den 5den April 1500 kwamen zij, aangevoeld door
Hendrik van Brede rode en Willems broeder L o d e w ij k van
Nassau, ten gehoore bij de landvoogdes te Brussel en boden
haar een verzoekschrift aan ter matiging van de plakkaten, bij
welke gelegenheid zij den naam yenzen (gueux, bedelaars) kregen.
Intusschen vernielde het volk de beelden in de kerken, en toen
Philips hierop tijding van dien beeldenstorm (1500) kreeg, zond
hij in 1507 Alviïrez do Tol5do, hertog van Alva (d. i. Alva
de Tormes, in \'t n.w. van Spanje, ten z.o. van Salamanca), wei-
dra in plaats van Margarëta zijn\' landvoogd, af, om den opstand
met geweld te bedwingen. Willem, zijn ontslag als stadhouder
van Holland, Zeeland en Utrecht bobbende genomen, ging naar
Duitschland en werd door velen gevolgd. De graaf van Boussu
werd bij voorraad als stadhouder over Holland aangesteld. Ook
de landvoogdes nam haar ontslag en vertrok nog in \'tzelfde jaar
naar Italië.
-ocr page 142-
134
Thans namen de wreedheden een hegin: een raad van beroerte
werd opgericht; al aanstonds werden Egmond en Hoorne op
een vonnis van dien bloedraad ter dood gebracht. Willem wa-
pende zich, en de slagen bij II e i 1 i g e r 1 e e (ten w. van Win-
schoten, in Groningen), waar Lodewijk zegevierde, maar zijn
broeder A d o 1 f sneuvelde, en bij J e m m i n g e n (nabij Leer, in
Oost-Friesland), dien Alva won, werden in 1568 geleverd. Eenigen
tijd daarna schreef Alva, om de grafelijke bede door vaste, alge-
meene belastingen te vervangen, drie belastingen uit: 1. een
helling voor eens van het honderdste der waarde of 1 p.c. van
alle roerende en onroerende eigendommen. en verder, bij verkoop,
2. een helling van tien ten honderd van de roerende (den tienden
penning),
en 3. van vijf ten honderd (den twintigsten penning) van
de onroerende goederen. Maar het volvoeren van zijn voornemen
werd hem weldra onmogelijk gemaakt. Ook de unie wilde later
algemeene belastingen; maar zij zijn provinciaal gebleven tot
1805, hoewel de amalgame of ineensmelting der schulden in
1798 plaats greep en de gelden sinds dat jaar in een alge-
meene kas kwamen. Eerst de raadpensionaris Rutger Jan Schim-
melpenninck voerde in 1805 een algemeen stelsel voor \'t geheel
land in.
Terwijl Alva bezig was middelen te beramen om met geweld
de invordering der nieuwe belastingen tegen de weerstrevende
burgerijen door te zetten, namen de Watergeuzen den lsten April
157\'2 den Briel (op \'t eiland Voorne , in Zuid-Holland) in. De ver-
rassing dezer stad was niet de vrucht van een vooraf beraamd
plan, maar \'t gevolg van het omloopen van den wind, die ver-
hinderd had, dat men te Texel binnenliep. Dit belette niet, dat
de uitgewekenen ze in bezit hielden, dat de inneming van den
Briel de grondslag werd van de vestiging van de onafhankelijk-
heid der Verecnigdc Nederlanden en dat Blois van Treslong,
de Rij k en do overige deelgenooten van den tocht als de mede-
grondleggers van den staat in de dankbare herinnering hunner
landgenootcn voortleven.
Zoo werd den Briel den lsten April ingenomen en de eerste
steen gelegd van \'s lands onafhankelijkheid. Uit eigen beweging
stond vijf dagen later Vlissingen tegen de Spaansche benden op
en sloot de versterking, die Alva in der ijl had afgezonden, bui-
ten haar wallen. Ook Veere werd voor de vrijheid gewonnen;
Enkhuizen en andere plaatsen volgden. Nog in den zomer van
\'tzelfde jaar, den 18den Juli, hielden de staten van Holland,
niet terzijdestelling van Alva\'s gezag, hun eerste vergadering,
in welke Willem, prins van Oranje, als \'s konings wettige stad-
houder
van Holland, Zeeland, West-Friesland en Utreeht werd
erkend. De teerling was geworpen, en de oorlog begon, waarvan
de slag bij Heiligerlee het voorspel was geweest. Wel werden
-ocr page 143-
135
Zutfon, Naarden en Haarlem door de Spanjaarden verschrikke-
lijk geteisterd; maar Alkmaar en Leiden hielden zich staande.
In 1573 had Alva voor Don Louis de Requësens plaats ge-
maakt, die, bij zijn\' dood in 157G, voor even korten tijd door
Don Jan van Oostenrijk, Philips\' bastaardbroeder, werd op-
gevolgd. In plaats van Don Jan zond Philips in 1578 den hertog
van Parma,AlexanderFarnëse, Margarëta\'s zoon, als land-
voogd. In de Zuidelijke Nederlanden streed Parma met geluk
en nam, na een lang beleg, den 17den Aug. 1585 Antwerpen in.
Het verdrag van overgave verleende den hervormden geen vrijheid
van godsdienst, maar nog een ongestoord verblijf van vier jaren.
Duizenden maakten in dat tijdsverloop hun vastigheden te gelde
en weken naar ons land, vooral naar Amsterdam. Van nu af
verliet voor de twee volgende eeuwen de zeehandel de haven van
Antwerpen en keerden de Zuidelijke gewesten onder de gehoor-
zaamheid van Spanje\'s koning terug.
Vier hoofdgebeurtenissen in onze binnenlandsche geschiedenis
waren de scheiding van \'t Zuiden en Noorden voorafgegaan: de
unie van Utrecht in 1579, de afzwering van Philips II in 1581,
de onderhandelingen over \'t aannemen van Willem I tot grond-
wettig vorst en heer, zijn vermoording in 1584.
Reeds in 1570 hadden de Zuidelijke en de voornaamste Noorde-
lijke provinciën een overeenkomst aangegaan, bekend onder den
naam van pacificatie of bevrediging van Gent, om de Spanjaarden
den lande uit te drijven en zich op het stuk van godsdienst on-
derling te verstaan. Er volgde geen onderling verstaan. In tegen-
deel , grooter en grooter werd de klove, en de ontbinding dei-
pacificatie scheen nabij : toen werd de unie van Utrecht den 23sten
Jan. 1579 tusschen Holland, Zeeland, Utrecht, de Ommelanden
en een deel van Gelderland gesloten, waarbij de overige Noorde-
lijko provinciën en andere naburige steden zich vervolgens voeg-
den. De unie moest de pacificatie niet vervangen, maar versterken;
ook haar doel was de Spanjaarden te verdrijven. Tot dit doel
vereenigden zich de bondgenooten, alsof zij maar één provincie
waren, hoewel do onafhankelijkheid, de rechten en de vrijheden
van iederen bondstaat ongeschonden bleven.
Deze overeenkomst, met een tijdelijk doel gesloten, is vervol-
gens als de grondwet van het statenverbond der Vereenigde Ne-
derlanden gevolgd, hoewel niet zonder afwijking en onuitgevoerde
bepalingen. In het onbepaalde en gebrekkige dier grondwet ligt
de sleutel ter verklaring der gewichtigste gebeurtenissen onzer bin-
nenlandsche geschiedenis. Of de eindbeschikking bij de unie was,
vertegenwoordigd door de Staten- Generaal, of bij de staten der
bijzondere provinciën,
dit beslist, of Oldenbarnevelt terecht of
ten onrechte voor een rechtbank der unie is geroepen, of Wil-
lem II al of niet Amsterdam met geweld kon dwingen met de
-ocr page 144-
136
meerderheid te stommen. Beide opvattingen hebben, in \'t eer-
ste tijdperk onzer onafhankelijkheid, haar voorstanders gehad,
enkelen dit hun begrip van staatsrecht met gevangenis en dood
geboet.
Lang was de strijd gevoerd niet tegen den koning van Spanje ,
maai\' tegen de Spaansehe legerbenden en haar hoofden; maar
Philips nam dit onderscheid niet aan, noch erkende in Willem I
zijn\' stedehouder. Integendeel, hij kondigde in 1580 den ban
tegen hem af en verklaarde hem vogelvrij. De wederwerking
volgde. Den 26sten Juli 1581 verklaarden de Algemeene Staten
der A\'ereenigde Nederlanden Philips vervallen van bet oppergezag
en zwoeren hem af, dewijl hij zich als landsheer niet aan de be-
zworen voorwaarden had gehouden. Intusschen onderhandelde
Holland voortdurend om Willem I tot grondwettig vorst aun te
nemen onder den naam van «graaf van Holland en Zeeland." Nog
toefden Gouda en Zeeland met hun toestemming, toen de «vader
des vaderlands" den lOdcn Juli 1584 door den sluipmoordenaar
Balthazar Gerards met een pistool doodelijk werd gewond en
den geest gaf, uitroepend: iMon Dieu, mon Dieu, ayez pitié
de moi et de ton pauvre peuple." (Mijn God, mijn God, erbarm
u over mij en uw arm volk.)
Friesland benoemde Willem Lo do wijk, een\' zoon van WU-
lems broeder Jan van Nassau, tot stadhouder; doch uit hoofde
van den ongunstigen toestand der zaken en van de jeugd van
Maurits, \'s prinsen tweeden zoon, droegen de Statcn-Generaal de
oppermacht over deze landen aan Hendrik III, koning van Frank-
rijk, op. Zoowel Hendrik echter als ook Eliziibeth, koningin
van Engeland, wezen dit aanbod van de hand; maar deze zond
in 1585, tegen zekere onderpanden, hulptroepen onder bevel van
Robcrt Dudley, graafvanLeicester(in\'t midden van En-
gelandj, wien do Staten-Genoraal terstond met de algemeene
landvoogdij bekleedden. Terzelfder tijd was Maurits tot stadhou-
der van Holland on Zeeland aangesteld, terwijl Johan van O 1-
denbarnevelt, in de betrekking van advokaat van den lande
van Holland, later raadpensionaris geheeten, de ziel was van den
opkomenden staat. Nog was Leicester niet in \'t land, of reeds
waren de staten van Holland en Oldonbarnevolt er op bedacht om
zijn gezag paal en perk te stellen, terwijl hij van zijn\' kant zich
aan alle afhankelijkheid zocht te onttrekken. Dus verliep zijn
tweejarig verblijf hier te lande onder voortdurende geschillen over
de oppermacht en keerde hij in 1587 naar Engeland terug. In
1588 zeilde de Spaansehe Armada of onverwinnelijke vloot onder
\'t opperbevel van den hertog Medïna-Sido nïa uit, ten einde
met één\' slag Engeland te veroveren en Nederland weder onder
\'t juk te brengen. Maar de nadeelen, haar toegebracht door de
vloot der Engelschcn, ondersteund door die dor Nederlanders, en
een felle storm vernielden haar bijna geheel.
-ocr page 145-
•137
§ C3-
De Nederlanders van \'t stadhouderschap van Maurits lot
den vrede van Westminster.
Van 1590 tot 1654.
Thans helde de fortuin meer tot de zijde der unie over: MA IJ-
RITS (1590—1025), nu ook stadhouder van Gelderland, Utrecht
en Overijsel, verwierf dooor schitterende wapenfeiten den naam
van den eersten veldheer zijner eeuw. Het verachteren zijner
zaken in de Zuidelijke Nederlanden bracht Philips inmiddels op
\'t denkbeeld, om de Nederlanden als bruidschat aan zijn oudste
dochter I s a b e 11 a te schenken, die met A1 b e r t, aartshertog van
Oostenrijk, in \'t huwelijk trad. Tegen hen, doorgaans de aarts-
hertogen
geheeten, leverde Maurits in 1000 den vermaarden slag
bij Nieuwpoort (aan zee in West-Vlaanderen), waarin hij een
schitterende zege behaalde. Onmiddellijk daarna, in 1002, werd
de Oost-Indische compagnie opgericht, en in 1009 voerde de bij de
beide partijen aanwezige geneigdheid tot vrede tot het twaalfjarig
bestand.
Gedurende dezen tijd ontstonden in de nauwelijks ge-
vestigde Republiek hevige kerkgeschillen, die welhaast staatsge-
schillon werden. Zij liepen vooral over het leerstuk der pracdes-
tinatie
of voorbeschikking. Gomiïrus, hoogleeraar te Leiden,
beweerde een volstrekte voorbeschikking van \'s menschen lot;
zijn ambtgenoot Arminius ontkende ze. De staten van Holland
verlangden, dat de oneenigheden door onderlinge toegevendheid
uit den weg zouden worden geruimd. De Arminianen, ook Iïe-
monstrantcn
geheeten naar een door hen aan die staten ingediende
remonstrantie of vertoog ter verklaring van hun gevoelen, waren
\'t gehoorzaamst aan \'t gezag der staten en werden zoo ongevoelig
hun gunstelingen. Diezelfde staten van Holland, het rijkst en
\'t meestbetalend gewest van \'t verbond, helden tot de algeheele
oppermacht van iedere provincie tegenover de unie over. Dus
werd remonstrant gelijkbeteekenend met Hollandsen of voorstan-
der der volle provinciale souvereiniteit en Contra-remonstrant
gelijk prinsgezind of voorstander van de overstemming in de unie
en van do stadhouderlijke partij. Toen het bleek, dat men langs
minnelijken weg het niet eens zou worden over het houden of
achterwege laten eener algemeene synode, gingen de Staten-
Generaal, door Maurits\' vaste houding gesteund, tot geweldige
maatregelen over. Oldenbarnevclt en de geleerde Hugo de
-ocr page 146-
138
Groot, de hoofden der staatsgezinde partij, werden in 1618 in
hechtenis genomen. De om zijn veelvuldige diensten hoogst
achtenswaardige Oldenbarnevelt, door een rechtbank van vier-en-
twintig rechters, door de Staten-Generaal benoemd, wegens hoog-
verraad ter dood veroordeeld, werd in 1619 onthoofd en H. de
Groot in het slot Loevenstein (bij de samenvloeiing van Maas en
"Waal, in \'t z.w. van Gelderland) gevangen gezet, waaruit hij
evenwel spoedig ontsnapte. Ondertusschen werd een algemeene
synode te Dordrecht
(Nov. 1618—Mei 1619) gehouden. De gevoe-
lens der Remonstranten werden veroordeeld en in den zin van
Gomarus\' stelsel een algemeene geloofsbelijdenis van de Neder-
landsche hervormde kerk vastgesteld.
Bij \'t overlijden van Willem Lodewijk in 1620 volgde hem zijn
broeder Ernst Kasïmir in Friesland , Maurits in Groningen
en Drente op. In plaats van Maurits werd zijn broeder FRE-
derik Hendrik (1625—1647) in de meeste provinciën tot stad-
houder verkozen, doch niet in Groningen en Drente, waar men
den stadhouder van Friesland nam. Frederik Hendrik muntte
inzonderheid in de belegeringskunst uit, getuige de verovering
van \'s Hertogenbosch in 1629. Sedert 1635, toen Frankrijk (zie
blz. 132) met de Nederlanden een aanvallend en verdedigend ver-
bond
tegen Spanje sloot, smolt de tachtigjarige oorlog met den
dertigjarigen ineen. Onder de schitterende overwinningen, zoo
te land als ter zee op de Spanjaarden behaald, waarin onze ge-
schiedenis van dit tijdperk zoo rijk is, bekleedt de zege in den
zeeslag bij Duins (een reede nabij Dover, in \'t z.o. van Enge-
land), in 1639 door den uitstekenden admiraal Maarten Har-
pertszoon Tromp bevochten, een eerste plaats.
Één jaar nadat WILLEM u (1647—1650) zijn\' vader Frederik
Hendrik in diens waardigheden, mede\'in het stadhouderschap van
Groningen en Drente, was opgevolgd, werd ook de oorlog hier
te lande door den Westphaalschen vrede (zie blz. 132) geëindigd.
De koning van Spanje erkende de Vereenigde Nederlanden als
een vrijen en onafhankelijken staat en moest zich het sluiten der
Schelde laten welgevallen. Nogmaals werd het tijdperk van vrede
naar buiten door binnenlandsche geschillen verontrust, die thans
over het getal der af te danken troepen liepen. Holland, dat
alleen meer dan de zes andere provinciën tezamen in de algemeene
lasten droeg, wilde meer volk afdanken en stond pal tegenover
de overigen. De Staten-Generaal en de stadhouder, steunend op
het regt der unie en van de meerderheid, hielden van hun zijde
hunne streng vast. Zes afgevaardigden ter dagvaart van Holland,
hoofden van do staatsgezinde partij , die van nu af ook de Loeve-
steinsche factie
heet, liet de stadhouder in 1650 op Loevestein (zie
blz. 138) gevangen zetten; hij zond troepen af, om Amsterdam
te bezetten: alles, zooals het heette, op last der bondgonooten.
-ocr page 147-
139
Amsterdam, Holland gaf toe; maar \'t verschil tusschen de voor-
standers van \'t hooggezag der Staten-Generaal met den stadhouder
en die van de onverkorte souvereiniteit van elke provincie, door
Holland vertegenwoordigd, had een wonde geslagen, die nooit
is geheeld. Na \'s prinsen dood werd in 1651 een grootc vergade-
ring
van afgevaardigden van alle gewesten gehouden en hesloten,
geen\' kapitein-generaal aan te stellen, terwijl de meeste provinciën
eveneens geen\' stadhouder benoemden. Nog bracht men aan de
staten der gewesten het hooggezag in zaken van godsdienst, ter-
wijl de oppermacht in \'t stuk der militie of krijgszaken wel aan
de Staten-Generaal verbleef, maar te dien aanzien aan de provin-
ciale staten meer macht werd toegekend, dan voorheen. Deze re-
geling omtrent het beschikken over de troepen van den staat
toonde den diepen indruk, dien de aanslag op Amsterdam op allen
had gemaakt. De twintig volgende jaren, waarin Holland en de
meeste provinciën geen\' stadhouder hadden, is het eerste stadhou-
derloos tijdperk
onzer geschiedenis. Gedurende dit tijdperk was
johan\' de witt de eerste staatsdienaar of minister der provincie
Holland, onder den naam van raadpensionaris. Maurits had het
Nederlandsen leger tot het eerste van Europa gemaakt; de Witt
verhief den staat tot een zeemogendheid, die Engeland en Frank-
rijk met roem het hoofd bood.
Alleen Groningen en Drente namen inmiddels in 1650 den Frie-
schen stadhouder Willem F re der ik, den tweeden opvolger van
Ernst Kasïmir, ook tot den hunnen. Weldra ontstond de eerste
zeeoorlog
met Engeland, 1652—1054. Michiel Adriaanszoon
de Ruiter, de vermaardste onzer vlootvoogden, sloeg de Engel-
schen in 1652 bij Plymouth (in \'t z.w. van Engeland), en Tromp
handhaafde in 1653 de eer onzer vlag zoowel elders als in den
onbeslisten slag bij ter II e ij de (ten z. van Schcveningen) , waarin
hijzelf sneuvelde. De vrede kwam in 1654 te Westmhuter, een
deel van Londen, tot stand, onder voorwaarde dat Holland ver-
klaarde, den jongsten prins van Oranje, Willem Hendrik, den
zoon van Willem II, nimmer tot stadhouder te zullen kiezen,
noch, zooveel zijn stem aanging, te zullen toelaten, dat hij ooit
als kapitein-genernal der unie werd aangesteld, hetgeen dit gewest
bij een geheim artikel, de acte van seclusie (uitsluiting), beloofde.
-ocr page 148-
140
§ 04.
Spanje onder de honingen uit het Uabsburgsch huis Philips II,
III en IV, van 1556 tot 1665. — Portugal een gewest van
Spanje, van 1580 tot 1640. — Portugal onder de regee-
ring van het huis Braganza, sedert 1640.
Nadat Karel V (zie blz. 129 en 133) afstand van de regeering
had gedaan, volgde hem zijn zoon piiilips ii (1556—1598) in
Spanje op, een somber en streng katholiek, maar werkzaam vorst,
•wiens bewind werd gekenmerkt door een hevigen strijd tegen de
Morisco\'s, de nakomelingen der sedert Ferdinand en Isabella met
geweld tot het Christendom bekeerde Mooren. Hun gelastte de
koning afstand te doen van hun taal en gebruiken. Toen tegen-
verpingen niet baatten, grepen de Morisco\'s naar de wapens,
maar na een tweejarigen kamp, 1568—1570, dempte Don Jan
van Oostenrijk (zie blz. 135) den opstand. Het overschot van
dit ongelukkig volk werd naar andere streken van \'t rijk ver-
plaatst. In den ook onder Philips\' bestuur voortdurenden (zie blz.
125) kamp tegen de Turken en de Noord-Afrikaansche zeeroovers
behaalde Don Jan, aan \'t hoofd der Spaansche vloot, waarbij zich
ook Venetiaansche en pauselijke schepen bevonden, in 1571 op
de Turken een schitterende zege bij Lcpanto (in do golf van
dien naam, ten n. van Morêa). Op een onverwachte wijze wer-
den Philips uitzichten : eopend op \'t bezit van Portugal. Toen
koning se ji a sti a ax, een kleinzoon van Emanuel (zie blz. 123),
in 1578 in den slag bij Alkassar (in \'t n.w. van Afrika) tegen
de Mooren van Marokko was verdwenen en in 1580 de onechte
Bourgondische linie (zie blz. 95) uitgestorven, nam Philips II,
als zoon der oudste dochter van Emanuel, Portugal in bezit.
Naar hen, die oven wettige aanspraak op den troon meenden te
hebben, luisterde hij in \'t geheel niet.
Aan Philips\' oudsten zoon Don Carlos heeft de zucht naar
tegenstelling vele deugden geleend, om het karakter zijns vaders
te donkerder te doen uitkomen, deugden, die, bij het voortgaand
onderzoek der geschiedenis, meer en meer verflauwen. Daar hij
wegens majesteitsschennis was in hechtenis genomen en reeds in
1568, waarschijnlijk aan de gevolgen eener ziekte, in de gevan-
genis overleden, ging de kroon op \'s konings tweeden zoon p m-
LJPS in (1508—1621) over. In \'t gevoel zijner zwakheid liet
deze nietsbeteekenende koning het geheel bestuur aan den her-
tog van Lerma over, onder wien \'t verval des rijks steeds ver-
ergerde , vooral toen de Morisco\'s, ongeveer 800,000 vlijtige Iand-
bouwers en handwerkslieden, op aanhitsing der geestelijkheid,
uit Spanje werden verdreven. Ook onder piiilips i v, een\' zoon
-ocr page 149-
141
en opvolger van Philips III (1621—1665), nam dit verval toe,
hetwelk hoofdzakelijk uit de verkwisting van \'t hof, stremming
van handel en nijverheid, een slecht beheer en zware kosten voor
vloot en leger voortsproot. Deze kosten toch waren aanzienlijk
zoowel uit hoofde van den dertig- en den tachtigjarigen oorlog,
als om dien tegen Frankrijk (zie blz. 132, 144), welke zelfs met
den Wcstphaalschen vrede niet werd gestaakt. Nog veel meer
groeiden de moeielijkhedcn der regeering aan, toen verscheiden
gewesten der Spaansche kroon, Catalonié\', Portugal en Napels,
wegens geweldige afpersingen van staatswege, tot openlijk verzet
tegen den koning oversloegen. De opstand in Catalonié werd in
1652, die in Napels, waar Masaniello (Tomaszo Aniello) de
oproermakers aanvoerde, een gebeurtenis, die in onze eeuw door
de opera la Muette de PortTci in meer dan één land de gemoede-
ren in beweging bracht, in 1648 gedempt. Maar Portugal ont-
trok zich in 1640 aan \'t gezag van Spanje, en JOHA.NIV (1040—
1656), uit het huis Braganza (in \'t n.o. van Portugal), werd tot
koning uitgeroepen. Spanje moest hierin eindelijk toegeven, en
Portugal herkreeg onder Johans opvolger Brazilië, dat de Neder-
landers niet krachtig genoeg hadden verdedigd en hun in 1661
tegen f 8.000,000 overlieten.
§ 65.
Frankrijk onder de laatste koningen uit het huis Valois, van 1547
tot 1589, en onder de eerste koningen uit het geslacht Bourbon,
van 1589 tot 1660. —Johan Calvijn. De godsdienstoor-
logen.
Het beheer van Bichelieu en Matarin.
Reeds onder de regeering van Frans I (zie blz. 125) maakte de
hervormde eeredienst vorderingen in Frankrijk, maar meer nog
onder die van zijn\' zoon en opvolger HENDRIK n (1547—1559).
De leer, die men bovenal volgde, was die van J E A N cuauvin
of j o ii a N calvijn, die eerst pastoor was, daarna in de rechten
studeerde, doch zich sedert omtrent 1530 als hervormer deed
kennen. Zich van dit tijdstip af bij uitsluiting aan die roeping
wijdend, werd hij gedwongen, in 1543 zijn woonplaats Parijs
te ontvlieden, vanwaar hij zich toen naar Bazel (in \'t n.w. van
Zwitserland) begaf. Hier schreef hij zijn beroemd werk, Insli-
tutio Chrislianae religionis
(onderricht in den Christelijken gods-
dienst) getiteld. Het overige van zijn leven bracht hij , als pre-
diker en leeraar der godgeleerdheid, grootendeels te Genève door
Wijnne , Overzicht, 7de druk.                                               10
-ocr page 150-
142
en streed, op dit punt nog geheel in den geest der Roomsche
hiërarchie (priesterhecrschappij), zoo hij al niet den staat geheel
onder de kerk bracht, ten minste onafgebroken voor haar voogdij.
Zonder aanzien des persoons handhaafde hij onafgebroken zijn
zeer strenge stellingen van zedelijkheid, naar welker maatstaf hij
kerkelijke wetten had vervaardigd. Één daad is hem zwaar toe-
gerekend en doet zien, hoe licht in geloofszaken vervolgden en
vervolgers van rol verwisselen: het aandeel, dat hij had aan het
ter dood brengen in 1553 van Serve" de, een\' Spaansch genees-
heer, die, hoewel een aanhanger der hervorming, in \'t leerstuk
der drieóenheid geheelenal afweek zoowel van de katholieke als
van de protestantsche kerk. Deze man, eens door Genève rei-
zend, werd door toedoen van Calvijn gevangen genomen en door
den raad dier stad tot den brandstapel verwezen.
Ook in Frankrijk verwekte de hervorming langdurige woelingen
onder het bewind van Hendriks zonen, die achtereenvolgens den
troon beklommen. Twee aanzienlijke huizen streefden naar den
hoofdinvloed op den gang der zaken: dat der katholieke Guises,
welke in dien tijd door Frans en Ka rel werden vertegenwoor-
digd, en dat dei\' Bourbons, destijds het eenigst met den koning
in mannelijke linie verwant geslacht. Leden van dat huis waren
destijds de twee broeders Antoine, een zwak man, die nu eens
tot de sekte der protestanten, dan weer tot de katholieke kerk
overhelde, door zijn echtgenoot koning van Navarrc, en Lode-
wijk, prins van Condé (vroeger in Henegouwen, thans in Frank-
rijk (ten n.o. van Douai) en protestant. Op voorslag van den be-
1 oemden protestantschen admiraal C o 1 i g n y stelden zij zich aan
\'t hoofd der hervormden, hier //tigcnootcn geheeten. Sedert 1500,
toen fuans ii, Hendriks oudste zoon, overleed, nam de heersch-
zuchtige en sluwe Katliarïna de Medïei het regentschap waar
voor haren jeugdigen zoon kar el ix (1500—1574). In 1502
barstte, na langdurige spanning, een wreede burgeroorlog (1502—
1598) met de onmenschelijkste verwoedheid los. Van toen af nam
Katharïna, die zich tot dusver min of meer in \'t midden tusschen de
twee kampende partijen had gehouden, een eerste plaats in onder
de heftigste vijanden en vervolgers der protestanten. Eenige jaren
na den dood van Antoine, welke reeds bij de eerste vijandelijk-
heden omkwam, stelde zich zijn zoon Hendrik van Béarn (in
\'t z.w. van Frankrijk), sinds 1572 koning van Navarre, aan \'t
hoofd der lmgenooten. Dikwerf werd de strijd door een kortston-
digen vrede afgebroken, waarbij men den hugenooten een beperkte
godsdienstvrijheid en zekere voorrechten toestond; maar telkens
schond de regeering de ingewilligde voorrechten weder.
Reeds vóór 1572 liet het hof een zoo gunstige gezindheid jegens
de hugenooten blijken, dat er in dit jaar een huwelijk tot stand
kwam tusschen Margarëta, een dochter van Katharïna, en
Hendrik van Béarn. Maar slechts zes dagen na de voltrekking
-ocr page 151-
143
van dat huwelijk greep de beruchte gebeurtenis plaats, bekend
onder den naam Bartholomacusnacht of Parijsche bloedbruiloft
(23—24 Aug.). Nadat een sluipmoordenaar, door KatharTna en
Hendrik van Anjou, \'s konings broeder, jaloersch op Colig-
ny\'s invloed, gehuurd om den admiraal van kant te maken, hem
slechts had gewond, besloten zij, in overleg met een paar andere
hoofden der katholieken, alle aanzienlijke hugenooten te vermoorden.
Van den naar lichaam en geest zwakken koning werd de toe-
stemming tot die euveldaad verworven: toen men hem door \'t leu-
genachtig bericht eener samenzwering der hugenooten in erge mate
had verontrust. Zóó begon dit afschuwelijk tooneel in den vroegen
morgen te Parijs en breidde zicli vandaar over de meeste gewesten
van Frankrijk uit. Behalve de hoofden der hugenooten, wien men
den dood had gezworen, vielen er duizenden, want nu men eens
den vrijen teugel liet vieren aan de woede der katholieken , bedaarde
zij niet spoedig. Het doorluchtigst der slachtoffers, welker aantal
zeer uiteenloopend wordt opgegeven, 12,000, 30,000 of 70,000,
was voorzeker Coligny, die door een bende moordenaars, onder
aanvoering van Hendrik de Guise, een\' zoon van Frans, in
zijn eigen woning om \'t leven werd gebracht. Hendrik van
Navarre nam gedwongen de katholieke geloofsbelijdenis aan, die
hij echter een paar jaren later weer afzwoer. Na den Bartholo-
maeusnacht ontstond zulk een erge tweedracht onder de katholie-
ken zelven, dat HENDRIK 111, de broeder en opvolger van Karel
IX (1544—1580), zijn\' tegenstander Hendrik de Guise, ten tijde
van de vergadering der rijksstenden te Blois (ten n.o. van Tours
aan de Loire) , in 1588 daar ter stede door sluipmoord uit den weg
liet ruimen en hijzelf in \'t volgend jaar door een\' Dominikaner-
uionnik , Jakob Clément, om \'t leven werd gebracht.
Even vóór zijn overlijden had hij Hendrik van Navarre, die
bovendien de naaste aanspraak op den troon had (zie blz. 142),
tot opvolger benoemd. Zoo kwam nu, met hen duik IV (1589—•
1610), in de plaats van het huis Valois de tweede zijtak der Ca-
petingiërs, het geslacht Bourbon. Hendrik zag ras in, dat hij,
om algemeen te worden erkend, óf het gansche rijk voet voor
voet op de katholieken moest veroveren , öf zelf tot dit geloof over-
gaan. Dit noopte hem tot het aannemen van den katholieken-
godsdienst, waarop hot geheel land hem spoedig erkende. Aan
zijn vroegere geloofsgenooten verzekerde hij bij het beroemd
edict van Nantes (niet ver van den mond der Loire) in 1598 zoo
goed als geheele vrijheid van godsdienstoefening en toegang tot
alle ambten. Ook mochten de hugenooten de hun vroeger toege-
stane veiligheidsplaatsen voorloopig behouden. Hendrik IV regelde
s rijks geldmiddelen en beurde landbouw en fabrieken in zijn door
den langen burgeroorlog verarmde staten op , maar te midden zij-
ner ijverige bemoeiingen werd hij in 1010 door Ravaillac, een\'
dweepziek katholiek, vermoord. Voor zijn\' zoon h ode wijk xiii
10*
-ocr page 152-
144
(1610—1G43), die hem opvolgde, traden, eerst wegens zijn jeugd ,
later om zijn ongeschiktheid voor \'t bestuur, verschillende regen-
ten op, totdat Armand .1 e a n du P1 e s s i s, h e e r v a n it i c il e-
lieu (ten z.w. van Tours bij de Vienne), in 1C24 aan de spits
van \'t bestuur kwam. Deze kloeke en met een krachtigen geest
begaafde minister bevestigde de eenheid van \'t rijk en daardoor
de onbeperkte macht van \'t koningschap. Welke rol hij in de bui-
tenlandsche politiek vervulde, is boven gebleken (zie blz. 132 en
138). In Frankrijk zelf verbrak hij geheelenal de macht der
grooten en ontwapende de hugenooten, wier bestaan als een staat
in een staat met eigen legers en vestingen hem in strijd scheen
met de eenheid en de veiligheid van het rijk, door een\' oorlog
1G27—29, waarin la Rochelle (ten n. van de Charente aan zee)
eerst na een zeer langdurig beleg haar poorten voor hem opende.
Voor \'t overige bleef Richelieu het edict van Nantes handhaven.
In 1C42 stierf de scherpzinnige staatsman, en weinig tijds later
volgde de koning hem in het graf.
Op Lodewijk XIII volgde zijn vijfjarige zoon lodewijk xiv
(1043—1715). Als plaatsvervanger voor zichzelven had Richelieu
den kardinaal mazarin aanbevolen. Hoewel niet den titel «eerste
minister" voerend, stond hij metterdaad aan \'t hoofd van \'t be-
wind en ging op den weg, door Richelieu ingeslagen, voort.
Zijn middelen waren echter veelal niet, gelijk die van zijn\' voor-
ganger, krachtige maatregelen, maar hij bezigde list en sluw
overleg. Hevige klachten over telkens hernieuwde belastingen,
welker druk in weerwil van den voor Frankrijk gunstigen \\Vest-
phaalschcn vrede niet afnam, verwekten woelingen, die het land
sinds 1C48 tien jaren lang in onrust hielden. Tegenover de partij
van \'t hof of van Mazarin stond die der frondeurs (slingeraars,
vitters op de regeering), gelijk zij door do aanhangers van den
minister werden genoemd. Deze burgeroorlog was vol wisselingen,
maar Mazarin zegevierde: de adel en het parlement van Parijs,
een lichaam, dat met de hoogste rechterlijke macht was bekleed,
waren bedwongen; hijzelf regeerde in naam van den meerderjarig
verklaarden koning. Met hot oog op het overwicht, dat Frankrijk
en Spanje vercenigd in Europa konden uitoefenen, ontwierp Ma-
•zarin een huwelijk tusschen Lodewijk XIV en Maria TheresYa,
een dochter van Philips IV van Spanje. Er werden onderhande-
lingen aangeknoopt met dit rijk, waarmede men na den \\Vest-
phaalschen vrede nog in oorlog was gebleven (zie blz. 132), die in
1G59 tot den vrede der Pyvenaeën voerden, waarbij Lodewijk
Artois, op twee steden na, en vele gewichtige streken en vestin-
gen in Vlaanderen, Henegouwen en Luxemburg, alsmede een paar
landschappen ten n. van do Pyrenaeén verwierf. De infante deed
bij voorraad bij acte plechtig afstand van de opvolging in de lan-
den der Spaansche kroon, welke acte Lodewijk tevens bekrach-
tigde, terwijl hun huwelijk kort daarna, in 1GG0, werd voltrokken.
-ocr page 153-
145
Die afstand zou echter dan alleen van kracht zijn, wanneer de
koning van Spanje vóór \'t einde van het jaar 1661 den bruidschat
zijner dochter uan den koning van Frankrijk had betaald. In \'t
zelfde jaar stierf Hazarin.
§ 66.
Engeland onder het huis Tudor en het huis Stuurt tot de omwen-
teling en den dood van Karcl I. Elizabeth en Maria Stuurt
van Scliotland. Engeland als Republiek onder den protector
Cromwell tot de restauratie. Van 1509 tot 1660.
Onder de regeering van den zoon van Hendrik VII, hendrik vin
(1509—1547), ontkiemde in Engeland de hervorming, die eerst
na hem tot volle ontwikkeling kwam. De koning, met paus
Clëmens VII in twist geraakt, scheidde zich met zijn rijk van
Rome af, verklaarde zichzelven voor \'t hoofd der Engelsche kerk
en liet alle geestelijken den eed van trouw aan \'s konings supre-
matie
(oppermacht) afleggen. Uit de hevige vervolging der protes-
tanten bleek het echter, dat hiermede geen instemming met de
leer der hervormers werd bedoeld. Dat hij van de zes vrouwen,
die hij achtereenvolgens nam, telkens de eene verliet, ten einde
een andere te huwen, dit heeft, zijn zedelijk karakter in een
hoogst ongunstig licht geplaatst. Zoo werd Katharïna van
ArrSgon, een dochter van Ferdinand den katholieke, van hem
gescheiden, en Anna Boleyn ter dood gebracht.
Snel volgden Hendriks kinderen hem de een na den ander op,
allereerst eduahd VI (1547—1553), gedurende wiens zesjarig
bewind de hervorming allengs in de katholieke kerk werd inge-
voerd, die zich, bij overeenstemming in de leer, daardoor van de
Duitsche onderscheidt, dat de bisschoppen en een deel der kerk-
gebruiken bleven bestaan. Daar ook de koning een aanhanger was
der protestantsche leer, liet hij, opdat niet zijn ijverig-katholieke
zuster, Maria, hem zou opvolgen, de kroon na aan Johanna
Gray, een kleindochter der jongste zuster van Hendrik VIII,
die den protestantschen godsdienst beleed. En toch geschiedde
wat hij had gevreesd: de meerderheid van \'t volk verklaarde zich
voor mahïa (1553—1558), een dochter van Katharïna van Ar-
i\'Sgon en echtgenoot van Philips II (zie blss 140). Maria\'s eerste
-ocr page 154-
146
werk was het herstellen van den katholieken eeredienst en der
verbintenis met den stoel van St. Petrus. De vervolging der
hervormden was \'t onmiddellijk gevolg. Ook Johanna Gray moest
in 1554 het kortstondig koningschap met het leven boeten.
Op de grondslagen, door Eduard gelegd, begon het gebouw
der hervorming te verrijzen, toen elizSbeth (1558—1603),
een dochter van Hendrik en Anna Boleyn, den troon had beste-
gen. Zelve in \'t protestantsch geloof opgevoed, liet deze met een
krachtig karakter begaafde vorstin door \'t parlement de suprematie
der kroon over de kerk erkennen en een nieuwe geloofsbelijdenis
opstellen. Zóó ontstond de anglicaanse/ie of episcopale (bisschop-
pelijke) staatskerk, nevens welke echter dissenters optraden, tot
welke de puriteinen en de presbyterianen behoorden. Hoewel deze
sekten, even als de katholieken, de woede der vervolging onder-
vonden, breidden zij zich inzonderheid in Schotland uit, terwijl
bijna de geheele bevolking van Ierland katholiek bleef.
Zeer moedigde Elizabeth de neiging harer onderdanen voor
handel, scheepvaart en nijverheid aan en droeg daardoor veel
bij tot ontwikkeling der kiem van den lateren bloei van Engeland.
Drake deed 1577—1580 de tweede reis om de wereld en bracht
op een volgenden tocht uit Amerika de aardappelen naar Europa
mede; in 1600 lichtte men een Oost-Indische handelscompagnie
op. Wat de oorlogsvloot vermocht, ondervond zoowel de armada
(zie blz. 136) als Cadix (in \'t z.w. van Spanje aan zee), dat de
Engelschen en de Nederlanders in 1596 veroverden.
Elizabeth, als vrouw verre van onberispelijk, als koningin
meestal groot, staat in de geschiedenis \'t ongunstigst geteekend
om haar handelwijze tegen Schotlands koningin marïa stuart
(zie blz. 92), weduwe van Frans II (zie blz. 142). ElizBbeths
haat tegen deze vorstin ontsproot hoofdzakelijk hieruit, dat Marïa,
met de Engelsche katholieken, de echtheid van \'t huwelijk van
Elizabeths ouders ontkende en daarom ook zelve den titel »ko-
ningin van Engeland" aannam. Toen Frans II was overleden en
Marïa in 1561 de regeering van Schotland had aanvaard, geraakte
de lichtzinnige en ijverig katholieke vorstin weldra in geschil met
haar onderdanen, die in 1568 zelfs tegen haar opstonden en haar
gevangen namen. Uit de gevangenis ontsnapt, vlood Marïa, bij
gebrek aan een ander toevluchtsoord, naar Elizabeth, die, in plaats
van haar bloedverwant gastvrij te ontvangen, haar in hechtenis
hield. Na een negentienjarige gevangenschap werd Marïa ein-
delijk aangeklaagd van deelgenootschap aan een der vele samen-
zweringen, die de katholieken tegen Elizabeth smeedden, en
daarom in 1587 onthoofd.
Na den dood van ElizSbeth beklom het huis Stuart in 1603
met jakob i, reeds koning van Schotland, den troon van Enge-
Iand, en Engeland met Schotland vereend werd nu Groot-Britannie.
Op Jakob volgde zijn zoon ka rel r (1625—1649), die door
-ocr page 155-
147
zijn overhellen tot het catholicisnie en zijn vasthouden aan de
stelling, dat de onbeperkte macht hem door God was verleend,
in gevaarlijke tegenspraak kwam met den geest van \'t Engelsch
volk, en wel vooral met de republikeinseh-gczinde puriteinen.
Daar Karel de geldon, die hij bij herhaling van \'t parlement
vroeg, niet konde verwerven, ontbond hij liet een paar maal en
regeerde elf jaren lang (1629—1040) zonder parlement. Doch toen
de Schotten, wegens \'t invoeren eener met den katholieken eei edienst
overeenstemmende liturgie of regeling der kerkgebruiken, in 1040
Engeland binnenrukten, moest Karel, door geldgebrek gedrongen ,
het parlement op nieuw bijeenroepen. Dit was het zoogenoemd
lang parlement, 1040—1049, in welks overdreven eischen Karel
niet wilde instemmen. Daarom verliet hij Londen in 1042 en
verzamelde een leger. Maar na tweemaal door F air fax en
Cr om wel 1 te zijn verslagen, vlood hij tot de Schotten, die hem
voor een zware geldsom aan zijn vijanden uitleverden.
In \'t parlement kregen de independente» . lieden, die niet alleen
een volstrekte onafhankelijkheid van geloof voorstonden, maar
ze ook tot het staatkundige uitstrekten, weldra de overhand.
Aan \'t hoofd dezer sekte zoowel als van de troepen kwam weldra
oliviek CROHWELl, die zich eensdeels als veldheer en staats-
man door dapperheid en groote bekwaamheden onderscheidde,
anderdeels door dweepzucht en gewelddadigheden. Op zijn bevel
werden alle puriteinsche leden door soldaten uit het parlement
geweerd. Nu bracht het lagerhuis een aanklacht van hoogverraad
tegen den koning in en benoemde een gerechtshof, waarin ook
Cromwell zitting nam. Dit veroordeelde Karel I ter dood, en den
30sten Januari 1049 werd dit vonnis te Londen voltrokken. Ten
einde de omwenteling te voltooien, werd het hoogerhuis afgeschaft
en de republiek afgekondigd. Hierop herstelde Cromwell binnen
kort de rust in de drie koninklijken. Naar buiten betoonde hij
zich niet minder krachtig door tegen de Nederlanden een gcluk-
kigen oorlog te voeren (zie blz. 139), die bovenal ontsproot uit
de weigering der Nederlanden om zich met de Engelsche Repu-
bliek tot een gemeenschappelijken staat te verbinden. Door de
acte van navigatie, in Oct. 1051 uitgevaardigd, bracht hij nog
vóór den oorlog een z waren slag aan de vracht vaart en den tus-
schenhandel der Nederlanders toe, wier koopvaardijvloot toen
talrijker was dan de schepen van alle overige volken van Europa
tezamen. Deze acte bepaalde, dat de schepen van vreemde natiën
geen andere voortbrengsels dan die van hun eigen land in de
Britsche havens mochten invoeren. In 1053 droeg men Cromwell
met den titel «protector" de hoogste macht op. Intusschen belet-
teden Cromwells verdiensten niet, dat er onophoudelijk samen-
zweringen tegen hem werden gesmeed, die hij ten koste van vele
menschenlevens onderdrukte. In 1058 maakte de dood een einde
aan\'zijn woelig leven. Zijn zoon Richard, dien men insgelijks
-ocr page 156-
148
tot protector benoemde, legde die waardigheid reeds in 1659 neer.
Nu bood een in 1C60 bijeengeroepen parlement, door generaal
Monk daartoe aangespoord, Karel II, een\' zoon van Karel I,
de kroon aan , en do restauratie, de herstelling van \'t koningschap,
was tot stand gebracht.
§ 67.
Het Noorden en Oosten van Europa. Gustaaf Wasa en zijn
(jeslacht in Zweden tot 1654. — De oorlog van Karel X
Gustaaf van Zweden tegen Polen, Denemarken en
hun bondgenooten tot den vrede van Oltca en dien
van Koppenhagen. Van 1520 tot 1660.
Al vroeger (zie blz. 103) zagen wij, hoe zwak de band was,
die Denemarken, Noorwegen en Zweden moest samenhouden.
Toch dwong ciihistiaan ii, koning der drie rijken, de Zwe-
den, die reeds vroeger de wapens tegen hem hadden opgevat,
in 1520 hem als koning te erkennen. Tegen zijn belofte liet hij
in \'t zelfde jaar vele der Zweedsche geestelijken, edelen en burgers
te Stockholm ter dood brengen , welke gruweldaad het Stock/wlmsch
bloedbad
heet, en liet moorden op \'t platteland voortzetten.
Maar gustaaf i erichson, met den bijnaam wasa (in \'t o.
van Zweden in Upland), uit een aanzienlijk geslacht gesproten en
reeds vroeger als gijzelaar uit Denemarken ontvloden, kwam, na
langdurige omzwerving en te midden van vele gevaren, ten laatste
in Dalekarlië (ongeveer in \'t midden van Zweden gelegen). De
moedige bewoners dier dalen riep hij tot den strijd voor de vrij-
heid op, en in korten tijd was de oorlog, dien Wasa, ondersteund
door de stad Lubeck, tegen Denemarken begon, ten zijnen gunste
beslist. Zoo was de unie van Kalmar ontbonden, en in 1523 ver-
kozen de Zweden den bevrijder van hun vaderland tot koning.
Hij voerde nu de Luthersche leer, die hij te Lubeck had leeren
kennen, in zijn rijk in, met behoud evenwel der bisschoppelijke
inrichting, en bevorderde krachtig de welvaart zijner onderdanen.
Intusschen zetteden ook de Denen Christiaan II in 1523 af en
droegen de kroon op aan zijn\' oom frederik I, hertog van
Sleesivijk-Holstein, die insgelijks de invoering der hervorming in
zijn staten toeliet.
In Zweden volgden op Gustaaf Wasa zijn nakomelingen, van
welke zijn kleinzoon gustaaf ii adolf (1611—1632) de ver-
-ocr page 157-
149
maardste is. Zijn gebied uit Esthland en Finland langs de kusten
der Oostzee uitbreidend, verwierf hij van Rusland Karclië (ten
o. van Finland) en Ingcrmanland (ten z. vandaar), van Polen
schier geheel Lijfland. Zoo werd Zweden de eerste der Noord-
sche mogendheden. Welk een belangrijke rol Gustaaf Adolf in
den dertigjarigen oorlog vervulde, hebben wij blz. 131, 132 gezien.
Hij werd opgevolgd door zijn dochter CHBI8TÏNA, een vrouw
van wispelturigen aard, maar van veel geleerdheid en smaak.
Wars van de regeering, stond zij in 1654 de kroon aan haren neef
karel x GUSTAAF van Palls-Twcebruggcn (het westelijkst ge-
deelte van de Palts, 1654—1660) af. Deze roemzuchtige koning
oorloogde gedurende zijn gansche bewind tegen Polen en Dene-
marken, die zoowel door andere staten als inzonderheid door de
Nederlanders werden bijgestaan. Wassenaar van Obdam
bracht de Zweden ter zee een nederlaag toe, terwijl de Rui-
ter op het eiland Funen landde en Nijborg veroverde. In 1660
eindigde de oorlog door den vrede van Olwa (nabij Dantzig),
dien Zweden met Polen sloot, en door dien van Koppcnhagen,
waarbij Denemarken verscheiden zijner gewesten moest afstaan.
Een eerste rol in dezen oorlog speelde F re d e r ik Willem,
keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen, met den bij-
naam de groote keurvorst (1640—1688) , gesproten uitliet huis
Hohentollem.
Behendig trok hij partij van do oneenigheid tus-
schen de beide hoofdpersonen van den oorlog, om zich het sou-
verein bezit van Pruisen, dat tot dusver leenroerig was. aan Po-
len , te verschaffen. In aanzien geklommen door \'s vorsten huwelijk
met Louise Henriette, de oudste dochter van Frederik Hendrik,
trad Pruisen eerst onder hem op onder do invloedrijke staten van
Europa, maar altijd met die voorzichtige en berekenende staat-
kunde, waaraan het niet minder dan aan Frederiks II geestkracht
en veroveringen zijn\' rang onder de tegenwoordige groote mogend-
heden heeft te danken.
-ocr page 158-
150
TWEEDE TIJDVAK.
Van den Westphaalschen vrede in 1648 en die van Koppenha-
gen en van Olïva in 1660 tot de erkenning der on,ii\'hanke-
lijkheid van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika
bij den vrede van Versailles in 1783 en den aanvang
der eerste Fransche omwenteling in 1789.
§ 68.
De oorlog van Lodawijk XIV tegen Kavel II van Spanje tot
den vrede van Aken in
1668.— Die va)i Lodcwijk, ver-
bonden met Karcl II van Engeland en met Zweden,
tegen de Nederlanden en hun bondgenooten tot
den vrede van Nijmegen, van
1672 tot 1678.
Toen lo de wijk xiv (zie blz. 145), na den dood van Mazarin,
zelf het bewind aanvaardde, was Frankrijk een zeer machtige staat.
Bovendien had Lodewijk het geluk, ten minste gedurende de eer-
ste helft van zijn lange regeering, schier in alle takken van be-
heer de uitstekendste mannen rondom zich te hebben. Colbert
regelde het financiewezen, bevorderde krachtig handel en nij-
verheid en was de stichter der Fransche koloniën in Oost- en
West-Indië. De minister van oorlog Louvois, die menige ver-
betering in \'t krijgswezen bracht, schiep talrijke en wel geoefende
legers, die door do voortreifelijkste vcldheeren werden aangevoerd.
Trotsch op dit alles, wilde Lodewijk XIV Frankrijk den eersten
rang onder de rijken van Europa doen innemen en den Rijn tot
de oostelijke grens van zijn rijk maken.
De eerste van Lodewijks ooi-logen werd gevoerd tegen zijn\'
zwager, den zwakken en jeugdigen koningvan Spanje, karel ii
(1665-1700), een\' zoon van Philips IV (zie blz. 141 , 144). Hem
wilde Lodewijk de Spaansche Nederlanden, als een erfenis zijner
gemalin (zie blz. 144, 145), ontrukken, in strijd met den vrede
der Pyrenaeèn. Snel veroverden zijn legers onder Turenne en
C o n d é een groot deel der Spaansche Nederlanden. Maar plot-
seling werd, uit hoofde van de vrees van Johan de Witt (zie blz.
139) en zijn landgenooten voor de onmiddellijke nabuurschap van
Frankrijk, gevoegd bij die van de beide overige mogendheden voor
\'t evenwicht van Europa, door de bemoeiingen van den Engelschen
gezant William Temple en van den raadpensionaris in 1668
de triple alliantie (het drievoudig verbond) te \'s Gravenhage tus-
schen Engeland, Zweden en de Nederlanden gesloten. Nu dwong
de alliantie Lodewijk XIV bij den vrede van Aken (zie blz. 125,
den 2den Mei 1668) zich te vergenoegen met twaalf steden, groo-
tendeels in die streek van Zuid-Nederland gelegen, welke later
Fransch-Vlaanderen is genoemd.
-ocr page 159-
151
Niet lang rustten de wapens. Lodewijk wilde zich, wegens het
sluiten der alliantie, aanstonds op de Nederlanden wreken. Eerst
wist hij Engeland aan \'t verbond te onttrekken: de loszinnige
Karel II verbond zich tegen ruime beloften met hem. Ook Zwe-
den viel van \'t verbond af en schaarde zich aan den kant van
Frankrijk, terwijl verder met weinig moeite de keurvorst van
Keulen en de bisschop van Munster Bernhard van Galen als
bondgenooten werden gewonnen. Al wat de Vereenigde Neder-
landen aan Frankrijks ontzaglijke strijdkrachten konden tegen-
stellen was een leger van slechts 21,000 man, de garnizoenen dei-
vestingen, een krachtige vloot en hun bondgenootschap met F re-
de rik Willem van Brandenburg (zie blz. 149). Na onder nie-
tige voorwendsels den oorlog te hebben verklaard, trok Lodewijk
zelf in 1672 met de door Condé en Turenne aangevoerde leger-
macht, omstreeks 120,000 man sterk, op de Nederlanden aan. Een
aantal sterkten, bij Nederlands grenzen gelegen, werd voetstoots
ingenomen, Maastricht voorbijgetrokken, en bij het tolhuis te
Lobith (in \'t z.o. van Gelderland op de grenzen) trok de koning
zoo goed als onverhinderd over den Rijn. Willem iii werd wel
op staanden voet tot opperbevelhebber der Nederlandsche troepen
aangesteld; maar op \'t eind van Juni waren Gelderland, Utrecht
en eenige steden van Holland reeds in \'s vijands macht. Tegelijk
weiden Overijsel en Drente door den bisschop van Munster over-
weldigd, Groningen door hem belegerd.
In weerwil der drukkende overmacht bezweek de Republiek niet.
Eerst doorstak men de dijken der rivieren en beveiligde daardoor
Holland. Dan werd de moed door Rabenhaupts kloekmoedige
verdediging van Groningen aangewakkerd, die in Aug. 1672 van
Galen noodzaakte met de Keulsch-Munstersche legermacht af te
trekken, terwijl in Dec. Koevorden bij verrassing werd herwonnen.
Hierbij kwam, dat de voorgenomen medewerking der Engelschen,
die een landing op de kust van Holland zouden doen, achterwege
bleef. De natuur zelve belette dit in Juli 1672 door een zeer
hevigen storm uit het z.w. In 1673 behaalde de eenige de Rui-
ter, na andere overwinningen, bij Kijkduin (nabij de Helder)
een beslissende zege op de Engelsche en de Fransche vloot onder
de admiraals prins Robbert en d\'Estrees. In \'t zelfde jaar
sloten Leopold I, koning van Duitschland (1658—1705), en Spanje,
gelijk weldra het Duitsch rijk, zich bij de Nederlanden aan en
noodzaakte Willem door een koene onderneming, de verovering
van Bonn (aan den Rijn, ten z.o. van Keulen), Condé ons land
te ontruimen. Alleen Maastricht, dat mede in 1673 voor de over-
macht had moeten zwichten, bleef in handen der Franschen. In
1674 moest de koning van Engeland, door de bedreigingen van
\'t parlement verschrikt, vrede sluiten, terwijl Munster en Keulen
dit voorbeeld volgden. In de Spaansche Nederlanden, waarheen
de Franschen aanstonds na de ontruiming van ons land weken,
-ocr page 160-
152
streed Willem III met het vereenigd leger der Nederlanders,
Spanjaarden en Duitschers in 1674 bij Senef (in \'t n.o. van He-
negouwen) tegen Condé zonder beslissenden uitslag. Tevens ver-
loren de Spanjaarden alle Zuid-Nederlandsche vestingen, op een
vijftal na. Ook werd de oorlog nog naar de Middellandsche Zee
overgebracht, want Messïna (in \'t n.o. van Sicilië), tegen Spanje
in opstand, werd door Lodewijk XIV krachtdadig bijgestaan.
Hierom zeilde de Ruiter in 1676 met de Nederlansch-Spaansche
vloot naar die wateren. Driemalen leverde men slag tegen den
Franschen admiraal du Quesn e: in de tweede ontmoeting, bij
den E t n a, zegepraalden de onzen, maar verloren den eersten
vlootvoogd zijner eeuw.
Den lOden Aug. 1G78 sloten Frankrijk en de Nederlanden,
zonder zich om hun bondgenooten te bekommeren, te Nijmegen
den door de hoofdpartijen verlangden vrerlc. De Republiek, wel-
ker ondergang in \'t begin van den oorlog onvermijdelijk scheen,
trad uit den strijd, zonder één enkel dorp te verliezen. Kort
daarna moest Spanje, dat Franche-Comté en veertien steden in
de Spaansche Nederlanden aan Lodewijk afstond, alsmede de ove-
rige bondgenooten insgelijks vrede sluiten.
§ 69.
De negenjarige oorlog van Lodewijk XIV tegen het Wcencr-vcrbond
lot den vrede van Rijswijk, van 1688 tot 1697. — De Spaan-
schc erfopvolgingsoorlog tot den vrede van Utrecht
en dien van Iiastadt, van 1700 tot 1714.
Slechts één jaar na den oorlog veroorloofde Lodewijk zich op
nieuw een geweldige inbreuk op het volkenrecht. Hij richtte n. 1.
reunionskamers op, die hem verschillende steden in den Elzas,
b. v. Straatsburg en andere, zooals Luxemburg, toewezen, welke
hij dan snel met geweld in bezit nam. Toen hij verder in 1685
op aansporing van de Maintenon, eerst zijn minnares en sedert
dit jaar in \'t geheim zijn gemalin, het edict van Nantes bierriep
en de protestanten door de wreedste middelen trachtte te dwingen
tot de Roomsch-katholieke kerk over te gaan, verlieten, naar de
geloofwaardigste der uiteenloopende opgaven, 4 of 500,000 groo-
tendeels bemiddelde en nijvere menschen Frankrijk en vestigden
zich in de Nederlanden, Engeland, Brandenburg en elders. Nu
vreesde al wat protestant was voor het overwicht van den vervol-
gcr hunner geloofsgenooten en bracht de rusteloozo tegenstander
-ocr page 161-
153
van don heerschzuchtigen vorst, Willem III, in 1686 te Angs-
bnrg een verbond
tot stand, te Weenon bekrachtigd, tusschen den
keizer, liet grootst gedeelte van \'t Duitsch rijk en Spanje. Bij
hen kwamen nog de Nederlanden, en in 1088 Engeland, waar
Willem III (zie blz. 157) koning werd. Zoo brak in 1688
de negenjarige oorlog los. Met afschuwelijke wreedheid verwoest-
ten de Franschen de Palts en de overige Rijnstreken: Worms,
Spiers en vele andere bloeiende steden en dorpen werden als ver-
nietigd. Louvois toch had besloten, ter beveiliging der Fransche
grenzen aan dien kant, het Rijndal in een woestijn te veran-
deren.
De kamp zelf greep echter hoofdzakelijk in Italië en in de
Zuidelijke Nederlanden plaats. Hier bracht Luxemburg aan
Willem III, den aanvoerder van de troepen der bondgenooten,
in 1092 bij Steenkerken (in \'t n. van het tegenwoordig Hene-
gouwen, ten n.w. van Senef) en in 1693 tusschen Landen en
Neer winden (in \'t n.w. van het tegenwoordig Luik) een neder-
laag toe, maar moest hem, hoewel geslagen , toch ontzien. Tevens
werden Mons (Bergen), Namen en andere vestingen door den vij-
and ingenomen. Hoewel Lodewijk overal, behalve ter zee, met
evenveel geluk streed, deden echter de uitputting zijns lands en
nieuwe ontwerpen bij hem begeerte naar rust ontstaan. Daar ook
de verbonden mogendheden niet veel kans hadden den overmach-
tigen vorst te bedwingen, werd in 1697 de vrede te Rijswijk
(tusschen den Haag en Delft) gesloten. Lodewijk erkende Wil-
lem III als koning van Engeland, gaf den keizer alles, buiten den
Elzas, en aan Spanje alle veroveringen, behalve twec-en-tach-
tig plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden, terug.
Lodewijk had zich gehaast, den negenjarigen oorlog ten einde
te brengen, toen hij de kans gunstig begon te zien door \'t bezit
van Spanje zijn\' invloed in Europa te vermeerderen. Karel II
(zie blz. 150), de laatste der koningen van Spanje uit het huis
Ilabsburg, afgeleefd vóór zijn\' tijd, scheen zijn einde nabij te
zijn en was kinderloos. Behalve Lodewijk, die aan het grond-
wettig recht der dochters op de Spaansche kroon vasthield, ook
omdat de koning van dit rijk de voorwaarden nopens de geldsom
(zie blz. 144, 145) niet had vervuld, maakte ook keizer Leopold aan-
spraak op den Spaanschen troon. Bij den dood van Karel II, in
1700, vond men een testament, dat hertog Philips van Anj ou
(oen landschap, ten z.o. van Bretagne), den tweeden zoon van don
dauphin, tot eenigen erfgenaam dor geheele Spaansche heer-
schappij verklaarde. Keizer Leopold groep dadelijk naar de wa-
pens en vond weldra steun bij het groot of Hacgsch verbond
van 1701, met Engeland en de Nederlanden gesloten, bij hetwelk
zich ook Pruisen (zie blz. 158), het Duitsch rijk, Portugal en
de hertog van Savo3re voegden. Tevens had Leopold het geluk,
don beroemden Eugenïusvan Savoye, wiens diensten Lodewijk
-ocr page 162-
154
voorheen had versmaad, aan \'t hoofd zijner legers te kunnen stellen.
De oorlog was nog nauwelijks begonnen, of de bondgenooten
leden een zwaar verlies door \'t overlijden van Willem III, den
19den Maart 1702.
De oorlog, die in Italië, Duitschland, de Zuidelijke Nederlan-
den en Spanje werd gevoerd, stortte Lodewijk van zijn hoogte
neder. Terwijl het getal zijner uitstekende veldheeren was afge-
nomen, stond aan den kant der bondgenooten een rij groote
mannen: John C h u r c h i 11, graaf en daarna hertog van M a r 1-
borough (in Devonsliire, in \'t z. van Engeland); de beroemde
raadpensionaris van Holland Antonie Heinsius en Eugenïus
van Savoye. Deze mannen noemt men, wegens hun gemeen-
schappelijkc leiding der zaken, het driemanschap in dezen oorlog.
Van \'t begin af leden de Franschen de eene nederlaag na de andere,
o. a. in 1704 bij Hóchstadt (aan den Donau, in \'t w. van Bei-
eren) , waar Marlborough en Eugenïus Mar sin en T a 11 a r d be-
slissend sloegen. In Spanje stond het daarentegen slecht met de
zaken van Leopolds tweeden zoon, aartshertog Ka rel, wien
zijn vader Spanje toedacht. In den beginne maakte hij eenige
vorderingen, maai- Madrid, eerst door hem genomen , ging weldra
weer verloren, en niet vóór 1710 herkreeg hij het. Marlborough
leverde in 1706 tegen Villeroi een\' slag bij Rami 11 ies (in \'t z.o.
van Zuid-Brabant) en behaalde er een zoo volledige zegepraal,
dat Brabant, Vlaanderen en een deel van Henegouwen hem toe-
vielen. Eugeinus vernietigde in \'tzelfdo jaar bij T u r i n een groot
leger der vijanden, dat door la Feuillade en Marsin werd aan-
gevoerd. Gezamenlijk versloegen de beide groote veldheeren
Vendóme in 1708 bij Oudenaarde (in Oost-Vlaanderen aan de
Schelde) en Villars in 1709 bij Malplaquet (niet ver van Mons,
in Henegouwen). Hierop werden de Spaansche Nederlanden allengs
geheel veroverd.
Inmiddels wendde zich Lodewijk XIV bij herhaling met aan-
drang tot Heinsius, ten einde, op hoe nadeeligo voorwaarden ook ,
den vrede te verwerven. Doch daar de overwinnaars hun cischen
al hooger stelden en, op hun beurt overmoedig, zoo ver gingen,
dat zij eischten, dat de grijze koning zelf zijn\' kleinzoon uit
Spanje zou verdrijven, werden de onderhandelingen afgebroken.
Toen alzoo de gezichteinder voor Lodewijk met steeds dreigender
wolken betrok, brachten twee onverwachte gebeurtenissen hem
redding aan. De een was de vroegtijdige dood van Leopolds
opvolger en oudsten zoon joze f i (1705—1711), wien zijn eenig-
ste broeder kar ei, VI (1711 — 1740) als keizer opvolgde. Nu
drongen de zeemogendheden, Engeland en de Nederlanden, er
niet langer op aan, dat men den behecrscher van zooveel landen
nog de Spaansche monarchie zou toegeven. De ander was de
terugroeping van Marlborough en de val van het wliig-ministerie
(zie blz. 157), waarvan hij de ziel was.
-ocr page 163-
155
Dus nam de oorlog een einde en behield philips V (1701—
1746) bij den vrede te Utrecht (11 April 1713) Spanje en deszelfs
bezittingen buiten Europa. De Nederlanden verwierven een voor-
deelig handelsverdrag en de barrière (deze sinds 1715), die hun
het recht gaf, om in Namen, Doornik en vijf andere vestingen,
alsmede voor de helft in een achtste, bezetting te leggen. Frank-
rijk stond aan Engeland eenige landstreken in Noord-Amerika,
Spanje Gibraltar af. Karel VI en het Duitsch rijk zetteden den
oorlog nog een korte wijl voort, maar moesten dien in 1714 ins-
gelijks eindigen, toen de vrede van Rastadt (in Baden, ten z.w.
van Carlsruhe) den keizer do Zuidelijke Nederlanden, Napels,
Milaan en \'t eiland Sardine, als zijn deel der Spaansche nalaten-
schap, toekende. Door deze kostbare oorlogen en de aan \'t hof
heerschende weelde was de bloei van Frankrijk verdwenen en het
land met schulden overladen. Bovendien daalden zoowel \'s konings
zoon, de dauphin, die hem moest zijn opgevolgd, als diens zoon,
de hertog van Bourgondiè\', en tevens de oudste zoon van dezen,
de hertog van Bretagne, alle nog vóór den grijzen monarch ten
grave, en de Maintenon (zie blz. 152) had op alles, wat hij deed,
grooten invloed. Zoo was Lodewijks ouderdom treurig en eenzaam.
Hij stierf, na een lange regeering, den lsten September 1715.
§ 70.
Engeland onder de koningen uit het huis Stuurt Karel II en
Jakob II, alsmede onder Willem III van Oranje-Nassau,
Anna uit het huis Stuart en de koningen uit het
Hannoversch huis Gcorge I en George II.
Van 1GG0 tot 1760.
De regeering van karel ii (1660—1685) beantwoordde niet
aan de verwachting, die men bij zijn herstelling op den troon
had opgevat, Nauwelijks had hij de kroon van Engeland eenige
jaren gedragen, of de tweede zeeoorlog tusschen dit rijk en de
Nederlanden, 1665—1667, ontstond. Deze oorlog is een dier
merkwaardige zeeoorlogen, welke de zeventiende eeuw boven
alle tijdperken der Oude en der Nieuwe geschiedenis onderscheiden.
Naijver op den nog altijd grooteren handel en de uitgebreider
scheepvaart van Holland en Zeeland maakte hem voor de Engel*
-ocr page 164-
156
schen tot een nationalen strijd, en hun aanvallen en veroverin-
gen in andere werelddeelen gingen de oorlogsverklaring reeds een
jaar vooraf. Ongelukkig was voor ons \'t begin: den 13den Juni
"1665 leed de Nedcrlandsche vloot een zware nederlaag in den
slag bij Lowesthoff (op de o. kust van Engeland, ten z. van
Yarmouth), haar door den hertog van York toegebracht. Kor-
t e naar sneuvelde; de opperbevelhebber, de luitenant-admiraal
Wassenaar van Obdam (zie blz. 149), vloog met zijn schip in
de lucht; vele schepen werden genomen; lafhartigen namen de
vlucht, en met moeite dekte men den terugtocht. In weinig we-
ken — zoodanig was de veerkracht dier tijden — was de vloot
hersteld en weder in zee. Eerst in \'t volgend jaar echter her-
stelde een schitterende overwinning den gekrenkten roem onzer
zeemacht. Een geduchte vloot van meer dan 100 zeilen, met
over de 21,000 koppen bemand, onder de Ruiters opperbevel,
liep in \'t begin van Juni uit. Den Uden raakte zij bij F ore-
land (ten n.o. van Dover) slaags met de Engelschen onder Monk
(zie blz. 148), door Karel II tot hertog van Albemarie (in
Normandié\', ten z.w. van Araiëns) verheven; den 12den des mor-
gens begon de strijd op nieuw; den 13den werd hij hervat en eerst
op den 14den Juni 1000 beslist, toen de Engelschen de wijk na-
men. Zwaar gehavend, maar met 3000 gevangenen, onder welke
de vice-admiraal Ayscue, en met zes veroverde schepen, keerde
de Nederlandsche vloot naar onze havens terug. Deze vierdaagsche
zeeslag
is ook in de later geschiedenis cenig gebleven, gelijk hij
het in de vroegere was.
Minder gelukkig liep een volgend zeegevecht af, in Aug. van
\'t zelfde jaar nabij Duinkerken (ten o. van Calais) geleverd.
Hier moest de Ruiter wijken, maar door vriend en vijand bewon-
derd. Ongelukkig voor den staat gaf dit den Engelschen gele-
genheid, 100 a 150 koopvaardijschepen in het Vlie (tusschen
Vlieland en Terschelling) in brand te steken en een gedeelte van
Terschelling te verwoesten. Dan de wraak toefde niet. In Juni
1057, toen de onderhandelingen reeds waren begonnen, drong de
Hollandsche vloot onder de Ruiter, vergezeld door Co melis de
Witt, een\' broeder van Johan en gemachtigde der Staten-Generaal,
de Theems binnen. De Engelsche vloot werd veroverd of verbrand ,
Engelands hoofdstad met schrik en angst vervuld. Deze vermaarde
tocht naar Chattam bespoedigde den vrede, die den 31sten Juli
1007 te Breda werd gesloten en aan elk liet, wat hij op \'toogen-
blik van het sluiten des vredes in bezit had. Zoo kwam toen
Nieuw-Nederland (in \'t n.o. van Noord-Amerika); sinds New-
York, aan Engeland, Suriname aan Nederland. In 1071 trad in
Engeland het berucht ministerie op, dat doorgaans naar de eerste
letters der namen van zijn vijf leden cabalministerie wordt ge-
noemd. Met den koning streefde dit kabinet bovenal naar do
vestiging der onbeperkte koninklijke macht en naar de vernietiging
-ocr page 165-
157
van \'t wettig gezag van \'t parlement. De oude verdeeldheid, op
deze wijze op nieuw aangewakkerd, schiep nu de namen torys
en ivhiys, waarvan de eerste de aanhangers van \'t hof, de tweede
de partij van \'t parlement aanduidt. Nadat Karels laatste levens-
jaren door tegenstand van \'t parlement, dat bij herhaling weid
ontbonden, alsmede door samenzweringen en opstanden zeer wa-
ren verbitterd, stierf hij in 1685 als belijder van den katholieken
godsdienst, dien hij gedurende zijn geheele regeering toegedaan
was geweest, maar eerst in zijn laatste oogenblikken uitdrukke-
lijk beleed.
Niettegenstaande den afkeer, dien \'t parlement reeds vroeger
van Karels broeder, den katholieken hertog van York, aan den
dag had gelegd, verzette het zich niet, nu hij onder den titel
jakob ii (1685—1688) den troon besteeg. Maar luide gaf zich
een algemeene ontevredenheid te kennen, toen hij in vele opzich--
ten zijn bevoegdheid te buiten ging. Zoodra nu in 1688 de tij-
ding kwam, dat er een prins van Wales (titel van den oudsten
zoon des konings, als erfgenaam der Engelsche kroon,) was ge-
boren, wanhoopte elk aan een beter toekomst, indien Jakob en
zijn huis bleef regeeren. Terstond verbreidde zich tevens een on-
gegrond gerucht, dat het kind was ondergeschoven. Nu landde
Willem III, echtgenoot van de oudste dochter van Jakob II,
Maria, daartoe aangezet door vele aanzienlijke Engelschen, in
Engeland en trok onmiddellijk naar Londen. Soldaten, officieren,
burgers en edelen ontstuwden hem, terwijl de van elk verlaten
koning naar Frankrijk vlood.
In Februari 1689 kreeg de roemrijke omwenteling, gelijk de
Engelschen haar noemen, haar beslag en werden wil lkm iii
(1689—1702) en marïa als koning en koningin van Engeland
uitgeroepen. Tevens werd bepaald, dat, zoo beiden kinderloos
mochten overlijden, Maria\'s zuster Anna de kroon zoude erven,
hetgeen in 1702 plaats greep. Vruchteloos bleven de pogingen
van Jakob II en zijn nakomelingen, de pretendenten, om de kroon
te herwinnen. Het bestuur van ANNA (1702—1714) was voor
Engeland gewichtig door de vereeniging van dit rijk met Schot-
land, die metterdaad reeds sedert lang (zie blz. 146) had bestaan,
maar in 1700 door \'t instellen van één parlement voor de beide
deelen van Groot-Brilannië geheel in werking kwam. Na Anna\'s
dood kwam de kroon aan George Lodewijk, keurvorst van Ilan-
nover en achterkleinzoon van Jakob I, als koning george i
(1714—1727) genoemd. Zijn voornaamste minister, die alles leidde,
was Walpol e, een man, die bovenal den vrede in Europa hand-
haafde, en ook onder het bewind van \'s konings zoon en opvolger
george ii (1727—1760) aan \'t roer bleef.
Wijnne, Overzicht, 7de druk.
11
-ocr page 166-
158
§ 71-
Duitschland onder den Habsburgschen keizer Leopold I, van 1658
tot 1705, benevens de oorlogen tegen de Turken, van 1663 tot
den vrede van Karlowitz in 1699. — Pruisen wordt in 1700
een koninkrijk onder het huis Hohenzollern. De Neder-
landen en de verheffing van Willem III, van 1660 tot 1702.
Gedeeltelijk hebben wij boven (zie blz. 153) gezien, hoe zeer
het Westen van Duitschland door den oorlog leed, terwijl leo-
pold i (1658—1705), die reeds vroeger als koning van Bohemen
en Hongarije was gekroond, den rijkszetel bekleedde, en niet
beter ging het in \'t Oosten. Hier toch ontstond in 1663 weder
een langdurige oorlog met de Turken, die met een groot leger in
Hongarije vielen. Na een zware nederlaag sloten zij in 1664
vrede. Doch daar de Hongaren, tegen den keizer opgestaan,
hun hulp inriepen, brak do oorlog in 1683 ten tweeden male
los. De grootvizier Kara Moestftpha begon dien met het aan-
tasten van W e e n e n, dat hij twee maanden lang belegerde. Na
de geduchte nederlaag bij die hoofdstad, hem in 1683 toegebracht
door Kar e 1 V, hertog van Lotharingen, als bevelhebber van
\'t keizerlijk leger, en Johan III Sobieski, koning van Polen,
moest hij het beleg opbreken. Voortdurend kampte \'s keizers Ie-
ger met geluk tegen de Turken, en Eugenïus van Savoye (zie
blz. 153) behaalde in 1697 de laatste, maar niet de minst schit-
terende zege bij Z e n t a (aan de Theiss, ten o. van Mohacz). De
Porte, geheel uitgeput, sloot in 1699 den vrede van Karlüwilz
(aan den Donau, ten n.w. van Belgrado), waarbij Leopold I zijn
aanzienlijke veroveringen behield. — In 1692 verhief Leopold
Hannover tot een keurvorstendom, waardoor het getal keurvorsten
tot negen aangroeide.
De opvolger van Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg
en hertog van Pruisen (zie blz. 149), was sinds 1688 zijn zoon
Frederik III, die keizer Leopold I overreedde, hem bij een
verdrag van den lOden Nov. 1700, onder den titel FREDERIK I
(1700—1713), als koning van Pruisen te erkennen. Daarvoor
nam hij de verplichting op zich, in den Spaanschen erfopvol-
gingskrijg 10,000 man voor het rijksleger te leveren.
De geschiedenis der Nederlanden is grootendeels reeds in het
bovenstaande opgenomen, zoodat zij hier nog slechts met enkele
bijzonderheden behoeft te worden aangevuld. Nederland speelde,
onder het raadpensionarisschap van de Witt, eenige jaren lang
een der eerste rollen in de staatkunde van Europa. Toen en nog
lang daarna was \'s Gravcnhage hot middelpunt van de onderhan-
-ocr page 167-
159
delingen en overeenkomsten der staten van Europa. Onvermoeid
was de Witt werkzaam voor de verheffing van den staat, van
zijn zeemacht en handel, maar, in weerspraak met een groot deel
der ingezetenen, even onverzettelijk in zijn\' afkeer van \'t huis
van Oranje en van de bevordering van den jongen prins tot de
waardigheden zijns vaders. Met de komst van Karel II tot den
troon was de acte van seclusie (zie blz. 139) in 1060 vervallen
verklaard. Het duurde slechts eenige jaren na de vernietiging
van dat stuk door de staten van Holland, of dezelfde staten be-
zwoeren in 1007 een overeenkomst, bekend onder den naam
eeuwig edict, waarbij het stadhouderschap in Holland werd afge-
schaft en in de overige gewesten met het kapitein-generaalschap der
unie onvereenigbaar verklaard. Maar dit geschrift was niet be-
stand tegen den aandrang der aanhangers van Oranje, toen Lo-
dewijk XIV zich tot den oorlog tegen de Republiek toerustte.
Nog eer de vijandelijkheden aanvingen, werd Willem Hendrik,
de zoon van Willem II (zie blz. 138), tot kapitein-generaal der unie
voor den op handen zijnden veldtocht aangesteld. Hij den snellen
voortgang van den vijand wist de geestdrift van \'t volk de ver-
nietiging van het eeuwig edict te bewerken, terwijl WILLEHIII
(1672—1702) terzelfder tijd tot stadhouder eerst van Zeeland,
toen van Holland werd benoemd.
In 1074 volgden Utrecht en Overijsel, in 1675 Gelderland dit
voorbeeld. Friesland, Groningen en Drente hadden Hendrik
Kasïmir II (1064—1690) als stadhouder. Geenszins tevreden met
de behaalde zege, rustten de tegenstanders der de Witten niet,
eer deze beide mannen ten val waren gebracht. Tevergeefs legde
de raadpensionaris den 4den Aug. 1672 zijn ambt neder: de haat
der verblinde volksmenigte kende geen grenzen. Een aanklacht
van een lagen booswicht, Tichelaar, bracht Cornelis de Witt in
de gevangenis. En toen J. do Witt zijn standvastigen broeder
daar een bezoek bracht, had de zoo befaamde moord der beide
broeders den 20sten Aug. plaats.
§ 72.
Rusland onder de alleenheerschappij van Peter den groote
uit het huis der Iiomanows.
Van 1689 tot 1725.
In Rusland (zie blz. 103), welks vorst in 1547 den titel czaar
aannam, besteeg in 1613 een nieuw huis, dat der Iiomanows,
den troon. De beroemdste van de vorsten uit dit huis is peter i
de ghoote, die door zijn\' half broeder iwan als mederegent
werd aangenomen en sedert 1682 gezamenlijk met hem onder het
regentschap van Iwans zuster Sophïa regeerde. Peter groeide
11*
-ocr page 168-
•160
in het dorp Preobraschenskoi (nabij Moskau) op te midden van
een menigte jonge Russen uit de eerste familiën des lands, zonen
van bojaren, en van een aantal vreemde gelukzoekers. Uit een
paar honderd van hen stelde hij, ten einde aan zijn zucht voor
wapenoefeningen te kunnen voldoen, een kleine compagnie samen,
waarbij hij zichzelf tevens inlijfde en die later de kern van \'t leger
werd. De steun dezer compagnie kwam Peter uitnemend te stade,
toen de slechte verstandhouding, waarin hij steeds met Sophia
had geleefd, in 1689 in volslagen vijandschap oversloeg en hij
meende, dat Sophia het voornemen koesterde, alleen het bewind
te voeren. Oogenblikkelijk nam hij zijn maatregelen. Sophïa\'s
regentschap werd opgeheven, zijzelve naar een nonnenklooster
verwezen. Bij deze omwenteling van 1689 was onder de officieren,
die hun\' dogen ter beschikking van Peter stelden, een der eersten
L e f o r t, iemand, die, van Genéve afkomstig, een tijdlang in Neder-
landschen en Spaanschen krijgsdienst was geweest en later offi-
cier werd bij het Russisch leger. Weldra won hij in ruime mate
de gunst van Peter, hoofdzakelijk omdat hij aan diens drinkge-
lagen en ruwe uitspanningen ijverig deel nam en den czaar steeds
getrouw bleef. Hoewel Peter (1689—1725) thans de alleenheer-
schappij aanvaardde, voerde zijn broeder Jwan echter nog tot
zijn\' dood in 1690 don titel van czaar.
Peters eerste zorg was, zijn krijgsmacht op den voet der Euro-
peesche legers te brengen, waartoe nog slechts de grond was ge-
legd. Dan moest de vorming eener zeemacht volgen. Hij zag wel
in, dat het zonder \'t bezit van kustlanden onmogelijk zou zijn,
beschaving, handel en nijverheid in Rusland te bevorderen. Ver-
mits de kust der Witte Zee de eenigste was, die hem behoorde,
richtte hij natuurlijk zijn\' blik naar de Oostzee en de Zwarte Zee.
Daarom veroverde hij in 1696 de vesting Azow (in \'t n.o. aan de
zee van dien naam gelegen) op de Turken. Alzoo in \'t bezit van
dezen sleutel der Zwarte Zee, was hij in 1697 op \'t punt,
de beschaafde staten van Europa met eigen oogen te gaan aan-
schouwen, toen een samenzwering dit plan voorshands deel uit-
stellen. Deze samenzwering, door de lijfwacht der strclitzoi uit
bezorgheid voor groote veranderingen zoowel in \'t krijgswezen
als anderszins gesmeed, had ten doel, den czaar te vermoorden
en zijn\' zoon Al ex ei, in alle opzichten het tegenbeeld zijns va-
ders, onder voogdij van Sophia op den troon te plaatsen. Zij
werd evenwel ontdekt on gestraft. Zelf nam Peter de samenge-
zworenen in \'t huis van den staatsraad Sokownin gevangen. Nog
in \'t zelfde jaar verliet hij zijn rijk en bezocht, zich onder \'t ge-
volg van een groot gezantschap zooveel mogelijk onbekend hou-
dend, Holland on Engeland. Overal nam hij, die onze taal
reeds vroeg in den omvang met vele Nederlanders had geleerd,
de werkplaatsen der kunstenaars en handwerkslieden nauwkeurig
op en beoefende zelfs als scheepstimmerman den scheepsbouw een
-ocr page 169-
161
korten tijd\' te Zaandam, maar veel langer te Amsterdam, waar
hij een fregat geheel hielp aftimmeren. Uit Holland stak hij naar
Engeland over, doch keerde, op de tijding van een nieuwen op-
stand der strelitzen, naar Rusland terug. Hoewel deze reeds
vóór zijn aankomst in 1698 was bedwongen, doodde Peter, zelfs
eigenhandig, de schuldigen met groote wreedheid en ontbond de
geheele lijfwacht.
Thans zette de czaar zijn hervormingen voort, die, alle aan
het buitenland ontleend, grootendeels op het stoffelijke waren ge-
richt en met geweld werden ingevoerd. Na het tot stand brengen
van een regelmatig leger volgde weldra het bouwen van oorlog-
schepen. Met geweld voerde Peter een nieuwe kleederdracht, die
\'t meest op de Honguarsche geleek, en het scheren van den baard
in, van welke maatregelen alleen de geestelijken, de boeren en
de Aziaten werden uitgezonderd. Het fabriekwezen, den berg-
en landbouw bevorderde hij ijverig; enkele volksscholen werden
opgericht, en vreemdelingen, in eenig vak ervaren. aangespoord
om hun talenten aan Ruslands belangen te wijden. In 1722
nam Peter den titel keizer aan, terwijl de senaat, het hoogste
regeeringscollegie in Rusland, hem in \'t zelfde jaar met den titel
»vader des vaderlands" vereerde. In een hoogst onaangename
betrekking stond Peter voortdurend tot zijn\' zoon Alexêi, wien
de priestei\'s aanhoudend tegen Peter opzetteden. Na een nieuwen
ernstigen twist moest Alexêi eindelijk in 1718 plechtig afstand
doen van de Russische kroon en werd door een buitengewoon ge-
rechtshof, wegens verzet tegen zijn\' vader, ter dood veroordeeld,
niet tegen den zin van Peter, die met zijn nieuwe inrichtingen
meer was ingenomen, dan hij zijn\' zoon beminde. Twee dagen,
nadat het vonnis was geveld, bezweek Alexêi in de gevangenis
aan de gevolgen der martelingen van de pijnbank, die hij een
paar malen had verduurd.
§ 73.
Zweden onder Karel XII, koning uit het huis Palts-
Tweebruggen , en de Noordschc oorlog tot den vrede
van Nijst&dt, van
1697 tot 1721.
Gelijk Peter de groote in Rusland, zoo was in Zweden zijn
tijdgenoot karei. xii (1697—1718), een kleinzoon van Karel X
Gustaaf, een man van zeer merkwaardige eigenschappen. Hoogst
eenvoudig in kleeding en levenswijze, buitengewoon dapper en
tegen alle ontbering en inspanning bestand, wist hij te overwin-
-ocr page 170-
162
nen; maar partij te trekken van de behaalde zege was zijn sterkste
zijde niet. Door zijn eigenzinnigheid verloor Zweden den eersten
rang onder de staten van \'t Noorden, en Rusland nam dien welhaast
in. Nauwelijks had Karel den troon van Zweden beklommen,
dat (zie blz. 149) do meeste kustlanden der Oostzee beheerschte,
of Peter, begeerig naar \'t bezit dier kusten, verbond zich tegen
hem mot fredeuik iv van Denemarken en Frederik Au-
gustus I, keurvorst van Saksen en als Augustus II koning
van Polen. Zoo ontstond de Noordschc oorlog, 1700—1721.
Aanstonds deed Karel een landing op Seeland en noodzaakte den
koning van Denemarken in 1700, zich aan het verbond te ont-
trekken. Toen bracht hij in \'tzelfde jaar met een veel kleiner
leger don overmaclitigen Russen bij Narwa (in \'t n.o. van Esth-
land) een beslissende nederlaag toe. Zich vervolgens tegen zijn
derden vijand wendend, verdreef hij Augustus uit Polen en dwong
den Poolschen rijksdag in 1704, Stanislaus Leszinsky, woy-
wötlc
(d. i. eigenlijk aanvoerder in den oorlog, hier stedehouder)
van Posen, tot koning te verkiezen. Dan Karel rukte nu Saksen
binnen, en Augustus bleef niets anders over, dan het aannemen
van een nadeeligen vrede in 170G, waarbij hij Stanislaus erkende.
Gedurende dezen tijd had Peter Ingermannland, benevens een
deel van Lijfland en Esthland veroverd. In weerwil van de groote
bezwaren der moerassige streek stichtte hij in 1703, aan den mond
der Newa, het later zeer vergroot en verfraaid Petersburg. Na
o]) \'t Russisch grondgebied te zijn getrokken, wendde Karel zicli
naar de Ukraine [een landstreek aan den Midden-Dnieper, thans
een deel van Klein-Rusland, dat onder de gouvernementen Pul-
tawa, Kiew en Tschernigow (ten n. van Kiew) is verdeeld],
waar een buitengewoon strenge winter en groot gebrek de arme
soldaten vreeselijk teisterden. Eindelijk vernietigde Peter in
1709 het Zweedsch leger geheelenal bij Pultïïwa (ten z.o. van
Kiew). De koning van Zweden vluchtte overhaast naar Turkije,
terwijl zijn vroegere vijanden hun verbond vernieuwden. Augustus
heroverde Polen en verdreef Stanislaus, Peter voegde in 1710
zelfs Finland hij het vroeger in bezit genomene.
Door Karel opgehitst, stelde zich do sultan der Turken, a c h-
met m, in 1711 in beweging en sloot Peter bij de Pruth (een\'
bijstroom van den Donau, thans ten deele de grensrivier van Bes-
sarabië on Moldavië) zoo in, dat hem alleen de keuze overbleef
tusschen verhongeren of zich overgeven, Maar Katharïna, Peters
gemalin, kocht den hebzuchtigen grootvizier om en bewerkte aldus
een onverwachten vrede, waarbij Azow aan de Turken werd over-
gegeven. Tevergeefs zocht Karel de Turken tot vernieuwing van
den strijd aan te sporen en verliet hun land eerst in 1714. Na
zijn terugkomst in Zweden bevond hij, dat het getal zijner vij-
anden nog was vermeerderd, en zijn krijgsondernemingen werden
met geen gunstigen uitslag meer bekroond. Hijzelf ging Frede-
-ocr page 171-
163
rikshald (in \'t z.o. van Noorwegen aan zee) belegeren, maar werd
in 1718, niet door sluipmoord, maar door een\' kogel uit de ves-
ting in een loopgraaf voor die stad dood geschoten. In den rade-
loozen toestand, waarin Zweden thans verkeerde, sloot het ach-
tereenvolgens zeer nadeelige vredesverdragen met al zijn vijanden.
Zóó behield Rusland bij den vrede van Nijstüdt (in \'t z.w. van
Finland aan zee) in Sopt. 1721, voor de geringe som van f 3,600,600,
de schoone gewesten Lijfland, Esthland, Ingcrmannland , alsmede
een deel van Karelië.
§ 74.
Frankrijk onder Lodewijk XV, koning uit het huis Bourbon,
van
1715 tot 1774. — Pruisen onder de koningen uit het
huis Hohenzollern Frederik Willem I en Frederik II,
van
1713 tot 1786. — De eerste Silezische oor-
log, van
1740 tot 1742. — De oorzaken en het
begin van den Oostenrijkschen erfopvol-
gingsooorlog, van
1741 lot 1748.
Op Lodewijk XIV volgde zijn achterkleinzoon lodewijk xv
(1715—1774), voor wien Philips, hertog van Orléans, een zoon
van een\' broeder van Lodewijk XIV, tot 1723 als regent optrad.
Nadat de koning zelf, meer in naam dan inderdaad, de regee-
ring had aanvaard en de regent was overleden , verkreeg F1 e u r y,
woldra door den paus nog tot kardinaal benoemd, spoedig den
meesten invloed. Sedert 1726 was hij metterdaad eerste minis-
ter, hoewel niet in naam, daar Lodewijk op zijn\' raad dien titel
had afgeschaft, en tot zijn\' dood in 1743 trachtte hij Frankrijks
welvaart te bevorderen en den vrede in Europa tot stand te houden.
Door Walpole (zie blz. 157) bijgestaan, slaagde hij hierin naar
wensch, hoewel het niet ontbrak aan aanleidende oorzaken tot
geschillen.
In Pruisen volgde op Frederik I (zie blz. 158) zijn zoon fre-
derik willem i (1713—1740), die, in weerwil van zijn eigen-
heden, b. v. zijn jacht maken op groote menschen voor het leger,
en van zijn somtijds te groote strengheid, toch een voortreffelijk
regent was en zijn gebied vergrootte. In geen zaak stelde hij
zooveel belang als in zijn troepen , zoodat hij zijn\' zoon, behalve
een goed voorziene schatkist, ook een talrijk, wel geoefend leger
naliet. Deze zoon is de beroemde frederik ii (1740—1786),
een vorst van zeldzame talenten, wetenschappelijk gevormd en
rusteloos werkzaam. Hij stelde zich tot levenstaak, Pruisen in
-ocr page 172-
164
de rij der mogendheden van den eersten rang te doen opnemen.
Ook hij had in zijn jeugd de hardheid zijns vaders ondervonden,
want toen de vader zijn ingenomenheid met het leger niet op den
zoon kon doen overgaan, wien de studie der geschiedenis en het
Jezen van gedichten meer behaagden, behandelde hij hem hoogst
gestreng. Toen Frederik Willem zijn\' zoon vervolgens zelfs van
de troonsopvolging dacht uit te sluiten, vatte deze het voornemen
op, naar zijn\' oom George II van Engeland (zie blz. 157) te
vluchten. De koning ontdekte evenwel dit plan en liet van de
beide in \'t geheim betrokken officieren den eenen, luitenant v o n
Katte, te Küstrin (aan de Oder, ten n. van Frankfort) voor
\'t venster van het gebouw, waar de prins gevangen zat, ont-
hoofden. Frederik zelf werd door een\' krijgsraad ter dood ver-
oordeeld; maar toen hij een tijdlang op de vesting had gezeten
en verschillende invloedrijke personen zich zijner aantrokken, be-
daarde de toorn zijns vaders en werd hij in vrijheid gesteld. Van
toen af vervulde Frederik zijn dienstplichten nauwgezet en legde
veel welgevallen in \'t exerceeren en andere krijgsmansoefeningen
aan den dag. Tot belooning schonk zijn vader hem het slot
Rhijnsberg (ten n.w. van Berlijn), waar hij zich met onderschei-
den mannen van verdienste aan de beoefening van kunsten en
wetenschappen wijdde. Na zijn troonsboklimming betoonde hij
zich groot door een wijs bestuur en \'t bevorderen van handel, nij-
verheid . fabriekwezen, kunsten en wetenschappen , waardoor hij ,
ondanks zijn blinde ingenomenheid met Frankrijks taal en ge-
woonten, de genegenheid zijns volks en de bewondering van
Europa verwierf.
In 1740 overleed Karel VI (zie blz. 154), zonder zonen na te
laten. Vóór zijn\' dood had hij in de pragmatieke sanctie (letter-
lijk : daadwerkelijke bekrachtiging, hier: staatsverdrag), die hij
zoowel den rijksstenden als aan buitenlandsche mogendheden ter
onderteekening voorlegde, zich een\' waarborg zoeken te verschalfen
voor de opvolging zijner dochter marïa tiiehesïa , de gemalin
van Frans Stephanus, hertog van Toskane, in de gezamenlijke
Oostenrijksche erflanden. Nauwelijks was hij overleden, of Fre-
derik II liet Maria TheresYa (1740—1780) vragen, of zij zijn aan-
spraken op vier Silezische vorstendommen , die Oostenrijk reeds
vóór geruimen tijd aan zich had getrokken, wilde erkennen, in
welk geval hij beloofde de pragmatieke sanctie te handhaven,
die zijn vader had onderteekend. Tegelijk rukte hij het onvoor-
bereid Silezié\' binnen en noodzaakte Maria TheresYa tot het af-
staan van bijna geheel Oppcr- en Neder-Silezië, waarmede de
eerste Silezische oorlog, 1740—1742, eindigde. Hiertoe werd zij
gedwongen, doordien er inmiddels tegen haar een andere oorlog
was ontstaan, de Oostenrijkse/ie erfnpvolginr/soorlog, 1741—1748.
In strijd toch met de bepalingen der pragmatieke sanctie weigerde
een deel der mogendheden van Europa, onder welke zich ook
-ocr page 173-
165
onderteekenaars dezer oorkonde bevonden, de aartshertogin Marïa
Theresïa als erfgename der Oostenrijksche monarchie te erkennen.
De voornaamste dezer vijanden waren Kar el Albrccht, keur-
vorst van Beieren, Philips V van Spanje en Lodewijk XV van
Frankrijk. Alleen op de uitnemende trouw en geestdrift der Hon-
garen, alsmede op de ondersteuning van Engeland en de Neder-
landen kon Marïa Theresïa rekenen.
§ 75.
Het vervolg van den Oostenrijkse/ten erfopvolgingsoorlog, van
1741 tot den vrede van Aken in 1748. — De tweede Silezi-
sche oorlog tot den vrede van Dresden, van 1744 tot
1745. — De zeeoorlog tusschen Engeland en Spanje,
van 1739 tot 1748. — De zevenjarige oorlog
tot den vrede van Hubcrlsburg, van
1756 tot 1763.
Weldra veroverde Karel Albrecht Praag en liet zich hier in
1741 als koning van Bohemen en 1742 te Frankfort aan de Main
als keizer karel vu (1742—1745) kronen. Marïa Theresïa daar-
entegen veroverde geheel Beieren en oorloogde voor \'t overige niet
ongelukkig. Dit maakte Frederik II bezorgd voor zijn onlangs
verworven Sileziè\' en deed den tweeden Silezischen oorlog, 1744—
1745, uitbarsten, waarin Frederik meer dan een roemrijke zege-
praal behaalde. Zoo sloeg hij in 1745 den Oostenrijkschen bevel-
hebber Karel van Lotharingen, een\' broeder van Frans Ste-
phitnus, bij Hohenfriedberg (ten z.w. van Breslau). Nog in
\'tzelfde jaar, waarin ook Karel VII overleed, eindigde do tweede
Silezische oorlog met den vrede van Dresden, waarbij Frederik II
Silczië behield en den inmiddels tot keizer verkozen echtgenoot van
Marïa Theresïa, f rans i (1745—1765), in deze waardigheid
erkende.
De Oostenrijksche erfopvolgingsoorlog bepaalde zich gedurende
de laatste jaren grootendeels tot de Zuidelijke Nederlanden. Hier
verloor het pragmatiek leger, uit Oootenrijkers, Engelschen en
Nederlanders samengesteld, onder den hertog van C u m b e r-
land (het noordwestelijkst graafschap van Engeland) in 1745
den*slag van Fontenai (in Henegouwen, bij de Schelde) tegen
de Franschen, die door Maurits van Saksen werden aange-
voerd en daarop schier de gansche Oostenrijksche Nederlanden
veroverden. Gelijktijdig met dien over de erfopvolging werd een
andere oorlog, en wel ter zee, gevoerd tusschen Engeland en
Spanje, 1739—1748, waaraan ook de wederzijdsche bondgenooten
-ocr page 174-
166
deel namen, Maar in 1748 maakte de vrede van Aken, den 18den
Oct. onderteekend, een einde aan de beide oorlogen, waarbij
Marïa Theresïa bijna haar geheele erfenis behield.
Maria Theresïa evenwel kon het haar met geweld ontrukt
Silozié\' niet vergeteu en berokkende Pruisen, dat wegens zijn\'
aanwas, aan veelvuldigen nijd blootstond, een\' oorlog met Oos-
tenrijk, Frankrijk, augustus IIi, koning van Polen en als
Frederik Augustus II keurvorst van Saksen, elizabeth,
Peters dochter en keizerin van Rnsland (1741—1762), Zweden en
het Duitsch rijk. Den moedigen Frederik II stond schier alleen
George II van Engeland ter zijde. Bijna elk jaar van dezen
kampstrijd werd door geduchte veldslagen gekenmerkt. In 1757
opende Frederik den veldtocht mot den slag bij Praag, waar hij
de Oostenrijkers onder Karel van Lotharingen en Browne
versloeg; docli hijzelf werd kort daarop bij K o 11 i n (ten o. van
Praag aan de Elbe) door den Oostenrijker Daun overwonnen.
Intusschen werd Saksen bedreigd door een Fransen leger onder den
prins de Soubise, vereenigd met de troepen van het Duitsch
rijk onder den prins van Saksen-H ild burgh au se n (in
Saksen-Meiningen-IIildburghausen, ten n. van Beieren). Deze
legers trok Frederik snel tegemoet, en door een meesterlijke
beweging, gevoegd bij de onstuimige dapperheid van S e y d 1 i t z,
een\' generaal der ruiterij, behaalde hij in een\' veldslag van een
paar uren bij Roszbach (ten z.w. van Merscburg) een schitte-
rende zege op don driemaal sterker vijand. Welhaast verdreef
hij de Oostenrijkers uit Silezié\' door den hoogst merkwaardigen
veldslag bij Leut hen (ten w. van Breslau), waarin hij Karel
van Lotharingen en Daun versloeg.
In 1759 wendde zich Frederik tegen de Russen, die Pruisen
waren binnengerukt en het als een wingewest behandelden. Bij
Kunersdorf (ten z. van Küstrin) raakte hij slaags met den
Russischen veldheer Sol tik o w, mot wien de Oostenrijker Lau-
don zich had vereenigd, en zegepraalde, ondanks het ongunstig
terrein, over den linkervleugel der Russen. Nu zette hij echter,
in weerwil van den raad van vele zijner generaals, met zijn
door den marsch vermoeide soldaten den slag voort; maar door
deze hardnekkigheid verkeerde de kans. Den koning werden
twee paarden onder het lijf doodgeschoten, het Pruisisch leger,
gelijk nooit tevoren, geheelenal verslagen en tot een ongere-
gelde vlucht genoodzaakt. In \'t begin van 1761 was Frederiks
toestand bijna hopeloos, terwijl Oostenrijk vasten voet had in
Silezié\' en in Saksen. Zijn eigen legers waren grootendeels
ongeoefend en zijn kas uitgeput, terwijl Engeland geen onder-
standsgolden meer betaalde. Zoo scheen het, dat één veldtocht
Pruisen ten slotte den doodelijken slag zou toebrengen, maar
onverwachts kwam er uitredding, even als dit in den Spaanschen
erfopvolgingsoorlog met Lodewijk XIV had plaats gegrepen (zie blz.
-ocr page 175-
167
154). ElizSbeth van Rusland overleed in 1762, en haar opvol -
ger, peter III, was een vurig bewonderaar van Frederik den
groote. Op \'t onbaatzuchtigst sloot hij aanstonds vrede en gaf aan
Pruisen alle veroveringen terug; Zweden volgde dit voorbeeld.
Daar ook de overige mogendheden alle evenzeer naar het einde
van den oorlog haakten, werd in Febr. 1763 te Hubertsburg
(een jachtslot, ten z.o. van Leipzig) de vrede geteekend, waardoor
ieder wederkreeg hetgeen hij voor den zevenjarigen oorlog had
gehad.
§ 76.
Be zeeoorlog tiisschen Frankrijk en Engeland, geëindigd met
den vrede van Parijs, van 1756 tot 1763. — Portugal onder
de verdere koningen uit het huis Braganza en het bestuur
van Pombal, van 1750 tot 1777. — Jozef II, koning van
Duitschland uit het huis Lotharingen of Habsburg-Lotha-
ringen, en zijn hervormingen, van 1780 tot 1790.
Gelijktijdig met den zevenjarigen oorlog ontstond er tusschen
Frankrijk en Engeland een zeeoorlog, 1756—1763, waarin Frank-
rijk door Spanje, Engeland door Portugal werd bijgestaan. Deze
oorlog, die grootendeels ten nadeele van Frankrijk werd gevoerd,
eindigde in 1763 met den vrede van Parijs, waarbij Frankrijken
Spanje vele van hun buitenlandsche bezittingen verloren.
In weerwil der vele betrekkingen, waarin Portugal stond tot
de Engelschen, een verlicht en nijver volk, bleef liet in onkunde
en traagheid kwijnen en kwam onder de koningen uit het huis
Braganza
(zie blz. 141) niet weder tot zijn vorigen bloei. Koning
jozef emanuel (1750—1777) liet het bewind geheel over aan
zijn\' minister Sebastiaan Jozefvan Ca r val h o, meest bekend
onder den titel van markies Pombal (ten z. van Coimbra). Hij
bezat den wil en de kracht om de noodzakelijke hervormingen in
het land in te voeren; doch gelijk krachtige karakters meestal,
was hij driftig en voortvarend, en daardoor niet altijd gematigd
en rechtvaardig. In eens wilde hij misbruiken afschaffen, endaar
hij hun van oudsher bestaande voorrechten aantastte, kwetste
hij zoowel den adel als de geestelijken, vooral de Jezuïten. Toen
deze nu de aardbeving, die in Nov. 1755 bijna geheel Lissabon
verwoestte, als een gevolg van Gods toorn over den minister
voorstelden, zette zich bij Pombal een diepe afkeer van deze orde.
Nadat hij eerst hun\' invloed aanmerkelijk had beperkt, bracht hij
hun eindelijk den laatston slag toe door de orde in 1759 in geheel
Portugal op te heffen. Dit voorbeeld werd weldra door Frankrijk,
Spanje en andere landen gevolgd, en in 1778 hief paus Cl ëm e ns
-ocr page 176-
168
XIV (vroeger Ganganelli genoemd) de orde der Jezuiten eindelijk
plechtstatig op.
Door den dood van Frans I (zie blz. 165) werd zijn zoon jo-
zef ii (1765—1790) keizer en in de Oostenrijksche erflanden
mederegent van Marïa Theresïa, hoewel hij desniettemin in de-
zelfde ondergeschikte betrekking tot zijn moeder bleef, als waarin
zijn vader had gestaan. Marïa Theresïa overleed in 1780, en
Jozef II werd alleenheerscher. Met hem kreeg het huis Lotha-
ringen
of Habsburg-Lotharingen de regeering over de Oostenrijk-
sche landen in handen. IJverig en wijsgcerig legde hij zich zeer op
de verbetering van de binncnlandsche aangelegenheden zijner sta-
ten toe, maar te ongeduldig wilde hij alles, wat hij ontwierp,
ook terstond verwezenlijkt zien. Aan elke sekte kende hij vrijheid
van godsdienstoefening en gelijkheid in \'t burgerlijke toe; een
menigte kloosters hief hij op en schafte de lijfeigenschap af. Daar
ook de handel alleszins een voorwerp zijner zorgen was, wenschte
hij de Schelde ten behoeve der Oostenrijksche Nederlanden te
openen. Toen de Republiek der Nederlanden zich, krachtens de
bepalingen van den Westphaalschen vrede, hiertegen verzette,
beproefden een paar Oostenrijksche schepen het, om, zonder tol
te betalen, de Schelde af te varen. Hoewel deze poging mislukte,
moest de Republiek, weerloos gelijk zij was, \'t behoud van haar
recht met f 9,500,000 betalen. De minste goedkeuring vonden
\'s keizers maatregelen in de Zuidelijke Nederlanden. Hier deden
zijn hervormingen in 1788 een gevaarlijk oproer ontstaan, dat
zijn opvolger eerst stilde door aan de eischen der opstandelingen
toe te geven,
§ 77.
De oorlog voor de onafhankelijkheid van de vercenigde Staten
van Noord-Amerika, geëindigd met den vrede van Vcrsailles,
van 1775 tot 1783. — George Washington en Benjamin Fran-
klin. De Republiek der dertien Vereenigde Staten.
Na den vrede van Parijs (zie blz. 167), toen Engelands staats-
schulden tot een ontzettend groot bedrag waren aangegroeid,
besloot het Engelsch ministerie onder george iii (1760—1820,
zie blz. 157) de inkomsten van den staat te vermeerderen door
Amerika mede in de belastingen te doen deelen en ging des te
eerder tot dien maatregel over, omdat de zeeoorlog, ten deele in
Kaïiftda gevoerd, zooals het beweerde, in \'t belang van Noord-
Amerika was ondernomen. In dit werelddeel waren onder ElizS-
beth en Jakob I menigvuldige koloniën aangelegd, die door \'t ver-
volgen der niet-episcopalen in \'t moederland later aanmerkelijk
-ocr page 177-
169
waren toegenomen. Zoo stichtte de vrome kwaker William Penn
in 1681 den staat Pennsylvanië, met de hoofdstad Philadelphia.
Toen nu het ministerie in 1764 in Amerika eenige handelsartikels
met inkomende rechten begon te belasten, openbaarde zich hier
een algemeene ontevredenheid, daar de vrijheidlievende Atneri-
kanen gewoon waren zelven zich belastingen op te leggen en wet-
ten te geven. Inzonderheid betwistten deze volkplanters het
Engelsch parlement, waarin geen Amerikaan zitting had en dat
zij dus niet als hun vertegenwoordiging erkenden, het recht om
hen te belasten. Desniettemin werden thee, glas, papier en verf-
stoffen belast, wanneer men deze waren uit Groot-Britannië in
Amerika invoerde. Het hevig misnoegen hierover, gevoegd bij
de schade, die Engelands handel er door leed, bewoog den mi-
nister al deze belastingen weer in te trekken, uitgezonderd die
op de thee. Toen vervolgens een aantal Engelsche schepen met
thee in 1773 de haven van Boston (in Massachusetts) waren bin-
nengeloopen, bestegen eenige gewapenden, als Indianen verkleed ,
de vaartuigen en wierpen de geheele lading, groot 342 kisten,
over boord, \'t Sluiten van de haven van Boston was de straf.
Het vuur was ontstoken : do afgevaardigden der Amerikaansche
provinciën kwamen den 4den Sept. 1774 te Philadelphia bijeen,
en \'t congres werd geopend. De eerste schrede dezer vergadering
was het volledig staken van alle handelsverkeer met Engeland;
spoedig daarop volgde de toerusting tot den oorlog, 1775—1783.
In 1776 verklaarden zich de dertien staten onafhankelijk. Gelukkig
bezat Amerika destijds twee groote en edele mannen, seoiige
Washington en benjamin franklin. Washington was
eerst afgevaardigde bij het congres en werd nu tot opperbevel-
hebber van \'t Amerikaansch leger benoemd. Hij aanvaardde dien
post en kwam met beradenheid de velerlei bezwaren teboven,
daar hij uitnemend partij wist te trekken van Amerika\'s grond-
gesteldheid. Franklin, een man uit den nijveren burgerstand,
tot boekdrukker opgeleid, en jaren lang als drukker en schrijver
werkzaam, bekleedde later allengs de aanzienlijkste ambten, werd
alom bekend door \'t uitvinden van den bliksemafleider en vuurde
met mond en pen zijn landgenooten aan, om hun zelfstandig-
heid te handhaven. Als afgevaardigde van \'t congres te Parijs
bewerkte hij in 1778 een verbond met Frankrijk, welke natie
reeds door de hulp van la Fayette, die tegen den zin van \'t hof
in stilte naar de kampplaats vertrok, en van anderen groote be-
langstelling in Amerika had betoond. In 1780 groeide het getal
van Engelands vijanden, waartoe ook Spanje behoorde, met nog
een\', n.1. de Nederlanden, aan, maar die vermeerdering strekte
Engeland zeer tot voordeel. Het eiland St. Eustatïus, een Ne-
derlandsche bezitting (een van de eilanden boven den wind in de
Caraïbische zee), was vooral de stapelplaats voor den toevoer aan
hot opgestaan Amerika. Om deze en andere redenen verklaarde
-ocr page 178-
470
Engeland ook aan de Republiek den oorlog. Verscheiden kolo-
nié\'n der Republiek in "West-Indië vielen den Engelschen nu in
handen, maar de zeeslag bij D o g g e r s b a n k (in de Noordzee, ten
o. van Engeland) in 4781 tusschen Parker en Zoutman bleef
onbeslist. De vrede werd in Jan. 4783 te Versailles (ten z.w. van
Parijs) gesloten, en Groot-Britannië erkende de onafhankelijkheid
der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. De Nederlanden moes-
ten in 1784 aan Engeland Negapatnam (op de kust van Madras,
tegenover Ceylon) afstaan, waarvoor zij de overige verloren ge-
gane bezittingen terug erlangden.
De stichter van de onafhankelijkheid der dertien Vereenigde Sta-
ten van Noord-Amerika werd ook haar bevestigen van 1789 tot 1797
bekleedde hij als president van \'t congres de hoogste waardigheid
des lands, waarop hij, na \'t genieten eener korte rust, in 1799
overleed. Engeland vond voor \'t verlies zijner volkplantingen in
Amerika vergoeding in Oost-Indië, waar het op de puinhoopen
van de heerschappij der Mongolen en Franschen een uitgebreid
gebied had gevestigd en dit meer en meer vergrootte.
§ 78.
Rusland onder Peter III en Katharlna II, van 1762 tot 1796. —
Stanislaus Poniatoivski, koning van Polen, van 1764 tot
1795. — De eerste, de tweede en de derde deeling van
Polen in 1773, 1793 en 1795. — Russisch-Turk-
sche oorlogen, van 1769 tot \\11A en van 1787
tot den vrede van Jassy in 1792.
Peter iii verloor de pas verworven kroon (zie blz. 167)\': nog
in \'t zelfde jaar, waarin zijn regeering begon, liet zijn gemalin
Katharïna hem gevangen nemen, en kort daarna werd hij vermoord.
Hoezeer deze gewelddadige handelwijze aller afkeuring verdient,
valt het niet te ontkennen, dat katharïna ii (1762—1796)
Rusland tot een der hoofdmogendheden van Europa verhief,
gelijk Peter I het in de rij der Europeesche staten had geplaatst.
Door Frederik II ondersteund, dwong zij, door middel van een
groot aantal troepen, den Poolschen rijksdag, stanislaus po-
n i a t o w s k i , een\' harer vroegere gunstelingen, tot kon ing (1764—
1795) te kiezen. Sedert dit tijdstip was eigenlijk de Russische
gezant te Warschau koning. Vele Polen, over zulk eenen smaad
vergramd, sloten in 1768 onderling een verbintenis (confoede-
ratic)
en vatteden de wapens op tegen de Russische legers, die
in Polen stonden. Turkije verleende hun kraehtigen bijstand en
verklaarde Rusland den oorlog, 1769—1774, welke hoogst ramp-
spoedig voor de Porte afliep. Gedurende dien oorlog had in 1773
-ocr page 179-
171
de eerste deeling van Polen plaats , waarbij Rusland, Pruisen en
Oostenrijk zich elk een groot deel van dien staat toekenden en
hem met geweld in bezit namen.
Nogmaals verklaarde de Porte, de vele smadelijke verliezen be-
treurend, aan Rusland, dat door Jozef II als bondgenoot werd
bijgestaan, den oorlog, 1787—1792. Aan \'t hoofd der Russische
troepen stond Gregorïus Potemkin, wegens zijn buitengewoon
geluk merkwaardig, van gewoon ruiter tot oppermachtig minister
en gebieder zijner keizerin opgeklommen en met den eerenaam
de Tauriër vereerd, dewijl hij het opperbestuur bekwam over
de in 1783 door Turkije afgestane Krim of Taurië. Niet minder
noodlottig dan de vorige was ook deze oorlog voor de Turken,
die in 1792 bij den vrede van Jassy (in Moldavië nabij de Pruth)
Ruslands gebied aan de Zwarte Zee met dat van Oczakow (aan
de Zwarte Zee, ten w. van den mond der Dniester) tot de Dnies-
ter moesten zien vergrooten.
Intusschen had de party der vrijheidlievende Polen niet stilge-
zeten, maar het Russisch leger in 1790 gedwongen hun grond-
gebied te ontruimen. Doch haar legers, grootendeels aangevoerd
door thaddaeus kosciuszko, een\' der edelste Polen, die
voorheen onder Washington had gediend, waren op verre na niet
bestand tegen de Russen en de met hen verbonden Pruisen.
Daarom volgde in 1793 een besluit van Rusland en Pruisen,
waarbij een tweede deeling van Polen noodzakelijk werd verklaard,
zoodat de beide genoemde staten elk wederom een deel van Polen
in bezit namen. Nu verhieven zich de kampvechters voor de on-
afhankeijkheid huns lands nog eenmaal met de kracht der wan-
hoop uit het stof der verdrukking. In de lente van 1794 stak
men de vaan der onafhankelijkheid op, en een kleine zege van
Kosciusko ontvlamde aller gemoederen zoozeer, dat men de
Russische troepen snel uit Warschau verjoeg, hetwelk zij bezet
hielden. Maar dit blijde begin wisselde spoedig af met een treurig
einde. Pruisen, Rusland en Oostenrijk zonden talrijke troepen.
Kosciusko werd den lOden Oct. 1794 door den Rus Fersen hij
Maciejowice (ten z.o. van Warschau aan de Weichsel) geslagen
en gevangen genomen. Vervolgens werd het geheel land onder-
worpen, en Stanislaus kreeg in 1795 van zijn beschermster bevel
de kroon neer te leggen. Van nu af bestond er geen Polen
meer: de drie mogendheden gingen in \'t zelfde jaar tot de derde
dceüng
over. Kort hierna stierf de voornaamste bewerkster van
Polens ondergang, Katharïna II, door heerscherstalenten uitste-
kend, doch in haar bijzonder leven berispolijk. Haar zoon,
paul i (179G—1801), volgde haar op.
-ocr page 180-
172
S 79.
De Nederlanden sedert den dood van Willem III tot de
komst der Pruisen. Willem IV, de gouvernante
en Willem V. — Van 1702 tot 1787.
Na den dood van Willem III (zie blz. 154, 157 en 159) in 1702
begon in de Nederlanden voor de meeste provinciën het tweede
stadhoudcrloos tijdperk.
In Friesland en Groningen had men ech-
ter sedert 1G9G Johan Willem Friso als stadhouder, die in
1711 aan den Moerdijk (tusschen Willemstad en Geertruidenberg)
verdronk. Hij werd opgevolgd door zijn\' zoon Willem Kar el
Hendrik Friso, eerst in Friesland alleen, in 1718 ook in Gro-
ningen, in 1722 in Gelderland en Drente. Sedert den dood van
den raadpensionaris Heinsius (zie blz. 154) in 1720 was het hoofd-
streven der Republiek, zich veilig wanend achter haar barrière,
zooveel mogelijk het deelnemen aan oorlogen en alle botsing te
vermijden. Uit zucht naar rust spruit werkeloosheid, werkeloos-
heid baart minachting. Welhaast onderhandelden de Europeesche
mogendheden, geheel anders dan vroeger, zonder ons, ja zelfs
niet zelden tegen onze belangen. Toen ons land in den Oosten-
rijkschen erfopvolgingsoorlog Maiïa TheresTa\'s partij koos, deed
Lodewijk XV in 1745 een\' inval op \'t grondgebied der Republiek
en veroverden de Franschen in 1747 Bergen-op-Zoom (in Noord-
Brabant). Intusschen had dit nijpend gevaar de stadhouderlijke
partij ten prikkel verstrekt om Willem Karel Hendrik Friso, van
nu af gewoonlijk wili.em iv (1747—1751) geheeten, nog tot
stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht en Overijsel, alsmede
tot kapitein-generaal-athniraal der unie te doen verheffen. Hij was
wel niet de nakomeling van Willem III, maar toch diens erfge-
naam, vermits deze vorst zijn rechten aan den vader van Willem
LV had vermaakt. Weldra verklaarde men alle waardigheden,
waarmede de nieuwe stadhouder was bekleed, erfelijk in diens
nakomelingschap , ook in de vrouwelijke linie. Dit gebuurde mede
met het opperdirecteur-gouverneurschap van O. en W. Indié\', dat
den prins door de beide compagnién werd opgedragen.
Willems bedieningen gingen over op zijn nog jongen zoon
willem v , voor wien de weduwe van Willem IV, ann a, als
gouvernante liet regentschap bekleedde. Zij werd in deze moeie-
lijke taak bijgestaan door hertog Lodewijk van Brunswijk-
W o 1 f e n b u 11 e 1, die den prins als kapitein-generaal vertegen-
woordigde. Onder haar bestuur en onder dat van Wolfenbuttel,
die sedert Anna\'s dood, in 1759, alleen de voogdij waarnam,
werd do sinds lang bestaande klove tusschen de staatsgezinden,
-ocr page 181-
173
welke zich thans bovendien als Franschgezinde partij deden gel-
den , en de andere, nu Engelschgezinde, partij steeds wijder.
In 17GG aanvaardde WILLEM v (17G6—\'1795, overleden 1806)
de waardigheden van zijn\' vader. Sinds den oorlog, voor de on-
afhankelijkheid der Vereenigde Staten van Noord-Amerika gevoerd
(zie blz. •168), vernieuwde zich onder onze voorvaderen de oude
verdeeldheid onder nieuwe namen. De oorlog met Engeland was
van onze zijde roemloos gevoerd: de slag bij de Doggersbank (zie
blz. 170) was genoegzaam het eenig feit van beteekenis geweest.
Honderden koopvaarders waren den vijand in handen gevallen.
Den stadhouder, als kapitein-generaal-admiraal, beschouwde men
als de oorzaak van de werkeloosheid onzer zeemacht. En meer en
meer herleefden de oude partijschappen, die van de staatsgezinden
of Loevensteinsche factie, nu patriotten, of met verachting kee-
zen,
en die van de voorstanders van den stadhouder, nu gewoon-
lijk prinslui, of in platte taal Oranjeklanten, Oranjekraaiers
genoemd. De onaangename bejegening, die Willem V voortdurend
van den kant der staten van Holland ondervond, noopte hem zich
voorloopig naar Gelderland te begeven. Weldra vertoonden zich
nu de voorboden van een\' burgeroorlog, daar men zich in alle
steden vlijtig in den wapenhandel oefende en er in Holland een
paar vliegende legertjes, uit patriotten bestaande, werden opgericht.
Reeds had zelfs hier en daar bloed gestroomd, toen in 1787 Wil-
lems gemalin op de grenzen van Holland bij de Goejaiiverwellesluis
(ten o. van Gouda) door de commissie van defensie werd verzocht
haar reis naar Holland te staken en haar broeder f RED ER IK
Willem ii, koning van Pruisen en opvolger van Frederik II,
hierin een gewenschte aanleiding vindend, dit als een\' hoon
opnam en voldoening vorderde. Kort daarna zond hij een leger
onder Kar el Ferdinand, legeerend hertog van I3runswijk-WoI-
fenbuttel, naar deze gewesten, hetwelk den stadhouder in zijn
gezag herstelde en vele patriotten uit den lande deed wijken,
terwijl ook een vrij groot getal later werd verbannen. Een
vreemde mogendheid, Pruisen, had de stadhoudersgezinden doen
zegevieren en deze zegepraal de verbanning der patriotten ten
gevolge gehad. De wederwerking bleef niet achter. Acht jaren
later keerden de verbannen patriotten weder, op hun beurt
door een vreemde mogendheid, door Frankrijk, geleid, en door
haren ondergang bezegelde de Republiek de oude spreuk: eendracht
maakt macht, tweedracht verstrooit.
Wijnne , Overzicht, 7de druk.
13
-ocr page 182-
174
DERDE TIJDVAK.
Van het begin der eerste Fransche onwenteling tot den aanvang
der Nieuwste Geschiedenis. — Van 1789 tot 1815.
§ 80.
Frankrijk sedert het begin der eerste omwenteling of de opening
der constitucerende nationale vergadering tot de eerste zitting der
wetgevende vergadering. Van 1789 tot 1791, 1 Oct.
Hoogst ellendig was in Frankrijk de toestand der financiën,
waartoe Lodcwijk XIV door zijn zucht tot pracht en zijn vele
oorlogen den grond had gelegd, en die later door de spilzucht
en de zedeloosheid van \'t hof van Lodewijk XV, gelijk mede door
een slecht beheer, buitengemeen was verergerd. De zware schul-
denlast was voor den burgerstand des te drukkenden, daar de
bevoorrechte standen, adel en geestelijkheid, bijna niets tot de
behoeften van den staat bijdroegen. Op Lodewijk XV (zie blz.
1G3) volgde zijn kleinzoon lod e wijk xvi (1774—1792), hoogst
achtenswaardig als mensch, maar als regent wankelmoedig en in
buitengewone tijden te zwak, gehuwd met een dochter van Maria
Theresïa, Maria Antoinette, welke na 1789 bij het meeren-
deel der Franschen gehaat was. Wel begon hij zijn regeering
met menige heilrijke hervorming; maar de ontzaglijke schul-
denlast groeide nog steeds aan, en alom openbaarden zich ver-
warring en oneenigheid. Zoo zag zich Lodewijk XVI gedrongen ,
in 1788 den door \'t volk beminden Necker als controleur-generaal
het beheer der financiën op te dragen en op diens raad de alge-
meene staten bijeen te roepen. De koning opende de vergadering ,
die uit 300 adellijken, 300 geestelijken en 000 leden van den
derden of burgerstand bestond en te Versailles bijeenkwam. Ten
gevolge van oneenigheden, die weldra ontstonden, verklaarde de
derde stand zich den 17den Juni 1789 tot constitucerende nationale
vergadering
en legde een paar dagen later in een kaatsbaan te
Versailles den eed af, niet te zullen uiteengaan, voordat Frankrijk
een nieuwe staatsregeling had bekomen. Welhaast kwam het
tot gewelddadige tooneelen. Door het samentrekken van een le-
gor in _de omstreken van Parijs en het ontslag vsn Necker, ge-
volgd door zijn verbanning, was de gisting onder \'t volk tot een
gevaarlijke hoogte geklommen. Daarom werd er een nationale
garde
of burgermilitie opgericht, waarover la Fayette (zie blz.
109) weldra het bevel kreeg. Den 14den Juli 1789, eer nog die
krijgsmacht goed was geregeld, bestormde en sloopte een opge-
wonden volkshoop, die zich met geweld van geweren had voor-
-ocr page 183-
175
zien, de bastille, oen kasteel te Parijs, berucht als een staatsge-
vangenis, dikwijls ter beschikking van de grilligste willekeur.
Nu weken velen van \'t hof en van den adel uit, o. a. de jongste
broeder des konings , de graaf van Artois, terwijl de nationale
vergadering, waarin de graaf de Mirabeau door zijn welspre-
kendheid en andere talenten zich onderscheidde, haar hervor-
mingswerk begon en zich binnen kort naar Parijs verplaatste.
Zij hief alle voorrechten des adels op, voerde gelijkheid van belas-
tingen voor alle standen in en verklaarde alle burgers evenzeer
gerechtigd om staatsambten te bekleeden. Vervolgens ontnam zij
de geestelijkheid de tienden en trok zoowel haar goederen als die
des konings , benevens de kloosters, in. Op deze bezittingen ,
thans een eigendom des volks, gaf men assignaten, aanwijzingen
op den staat, af, die door hun overgroot getal spoedig alle waarde
verloren. Dit papieren geld heette assignaten, omdat deze stuk-
ken inderdaad aanwijzingen waren op de waarde dier ingetrokken
onroerende goederen en, zooals men zich voorstelde, later bij
den verkoop die goederen als baar geld zouden worden aange-
nomen. Om de eenheid van Frankrijk te vestigen en zooveel
mogelijk de sporen van \'t provincialisme uit te wisschen, werd
ten laatste Frankrijk in 83 (tot 187! : 89) departementen verdeeld.
Meer en meer ontaardden de edele beginselen der eerste omwen-
teling en verviel de zaak der natie in de willekeur van een teu-
gelloos grauw. In de nieuwe vergaderzaal, nabij de Tuilerien
gelegen, namen de afgevaardigden der volkspartij plaats ter Un-
kerzijde
van het gestoelte van den president, hun tegenstanders
daarentegen ter rechterzijde. De hevigsten der linkerzijde namen
de hoogste banken in en werden deswege de bergpartij genoemd.
Op de hoogste plaats van den berg zat Robespierre, afgevaar-
digde van Atrecht (zie blz. 133). Op de galerijen bevond zich
het gepeupel, dat niet zelden door een oorverdoovend\' gedruisch
en geschreeuw een gebiedenden invloed op de vergadering uitoe-
fende. Dit grauw zelf werd bestuurd door den klub der Jako-
bijnen
, een staatkundige vereeniging van heftige volksmannen,
tot welke zelfs Lodewijk Philips, hertog van Orléans,. een
achterkleinzoon van den regent (zie blz. 103), behoorde, die wei-
dra uit eigen beweging den naam «Égalité (gelijkheid) aannam.
Te midden van den stroom der omwenteling speelde de koning,
wien men niet eens de uitoefening zijner uitermate besnoeide rech-
ten toestand, een beklagenswaardige rol. Daarom ontvlood hij
in 1791 met zijn familie de hoofdstad, in do richtingvan Luxem-
burg; maar te Varennes (ten o. van Rheims) werd hij aangehouden
en met de overigen als gevangene naar Parijs terruggebracht. Wel
behield hij zijn waardigheid; maar al zijn gezag was verlamd.
In Sept. was eindelijk de nieuwe of eerste staalsrcregeling voltooid
en de nationale vergadering ging uiteen.
12*
-ocr page 184-
170
§ 81.
Frankrijk sinds de opening der wetgevende vergadering. De
nationale conventie. De oorlog van Oostenrijk en Pruisen
tegen de Fransche Republiek in 1792. — Voortgang der
omwenteling, terdoodbrenging van Lodewijk XVI en het
schrikbewind. Van den isten Oct 1791 tot in 1794.
De vergadering, die den lsten Oct. 1791 haar eerste zitting
hield, heette de wetgevende en bevatte, behalve gematigden en
Jakobijnen, de partij der Girondisten, die, meestaf afkomstig uit
het departement Gironde (d. i. van de Garonne, vereenigd met
de Dordogne), met de Jakobijnen naar \'t omverwerpen der mo-
narchie en \'t oprichten eener Republiek streefden, maar hierbij
met eenige matiging te werk gingen, terwijl de eigenlijke Jako-
bijnen de buitensporigste eischen deden en zich op de laagste
wijze deden gelden. Intusschen stroomden steeds nieuwe scharen
emigranten, uitgewekenen, over de grenzen, inzonderheid naar
Coblents, die begeerig waren naar een\' kamp met het Jakobinisme,
en ook bij buitenlandsche hoven gehoor vonden, daar F rede rik
Willem II (zie blz. 173) en f rans II, keizer van Duitschland
(1792—1800 , overleden 1835), in 1792 een verdedigingverbond slo-
ten. In Frankrijk, waar de hoofden der partijen zelven den oor-
log wenschten , moest Lodewijk XVI, zichzelven geweld aandoend,
Frans II den oorlog verklaren.
Ten einde hun doel, de afzetting des konings, met den meesten
spoed te bereiken, bewerkten de Jakobijnen den lOden Aug. een\'
aanval van \'t grauw op \'t paleis, nadat \'s koning standvastigheid,
bij een vroegere bezending van \'t laagste gepeupel, de booze be-
doelingen der aanhitsers van de heffe des volks had verijdeld.
Thans zocht de koning met zijn familie steun bij de wetgevende
vergadering. Maar in plaats van hem dien te verleenen, hield
men hem gevangen, ontnam hein zijn waardigheid en zette hem
en de zijnen gevangen in den tempettoren, een gebouw der voor-
malige tempeliers. Bij de Tuileriën boetten velen der Zwitsersche
lijfwacht met hun leven voor hun trouw. Zoo geraakte \'t gezag
al meer en meer in handen der verwoedste partijhoofden. De
guillotine of valbijl, zoo genoemd naar den arts Guillotin, die het
eerst de aanwending van een dergelijk onthoofdingswerktuig had
aangeraden, werd opgericht, en in de Septemberdagen, 2—7 Sept.
1792, vermoordde het losbandig gepeupel vele weerlooze gevan-
genen in de kerkers. In plaats van de wetgevende vergadering
-ocr page 185-
177
koos het volk nu leden voor de nationale conventie (de tweede
staatsregeling),
die den 21 sten Sopt. 1792 voor \'t eerst bijeen-
kwara.
Gedurende dienzelfden tijd waren de Pruisische en de Oosten-
rijksche troepen de grenzen van Frankrijk overgetrokken , maar,
door ziekten en gebrek verzwakt, weldra teruggeweken. Daarop
veroverde de Fransche generaal Dumourioz bijna geheel België
op de Oostenrijkers. Intusschen had de nationale conventie het
koningschap voor vervallen en Frankrijk voor een ondeelbare
Republiek
verklaard. Opgewonden door den voorspoed harer wa-
pens, ging zij verder. Welhaast stond Lodewijk XVI terecht voor
de conventie, en den 24sten Januari 17011 viel zijn hoofd onder
de guillotine. Dit bespoedigde tevens den val der Girondisten,
die allengs meer hun voormaligen invloed verloren en in Juni
vogelvrij werden verklaard. Inzonderheid vermeerderden de schrik-
kelijkste tooneelen, toen de conventie den 28sten Aug. bekend
maakte, dat de Republiek voorloopig in omwentelingstoestand zou
blijven. Nu begon een schrikbewind (terrorisme), waarbij niemand
zeker was van leven en bezittingen, zoo men maar den minsten
argwaan omtrent zijn gezindheden koesterde. Als hoofd van het
comité (raad of afdeeling) van openbaar welzijn, dat onlangs was
opgericht en met onbeperkte macht bekleed, trad Robes pierre,
gelijk een dictator, op. In geheel Frankrijk werden comités op-
gericht , die de guillotine overvloedig werk gaven. Te Parijs werden
de koningin en de gevangen genomen Girondisten onthoofd. Opdat
niets meer aan de oude orde van zaken mocht herinneren , kwam
wetenschap en al wat met de beschaving in verband staat in den
ban, en eindelijk sloeg men ook een roekelooze hand aan den
openbaren eeredienst: de Christelijke godsdienst werd afgeschaft
en de dienst der rede daarvoor in plaats gesteld. In 1794 stond
het schrikbewind op zijn hoogte: het geheel menschengeslacht
moest meenen, tot een geweldigen dood te zijn bestemd. Doch
ten laatste kwam er verdeeldheid onder de leiders zelven. Den
28sten Juli ondergingen Robespierre en zijn aanhangers den dood.
§82.
De oorlog van de eerste coalitie tegen de Fransche Republiek
gedurende de jaren 1793 tot 1795. — De burgeroorlog in
de Vendée en die in de Zuidelijke departementen van
Frankrijk, van 1793 tot 1795. — De derde constitutie
of die van het directoire, den lusten Oct. 1795.
Terwijl Frankrijk aldus zichzelf vaneen reet, toonde het naar
-ocr page 186-
178
buiten een kracht, die menigeen verbaasde. Op den lsten Febr.
1793 verklaarde het den oorlog aan Groot-Britannië, alsmede aan
den erfstadhouder der Nederlanden (zie blz. 173); kort daarna
aan kakel iv, koning van Spanje, dewijl deze mogendheden
zoowel andere buitensporigheden der omwenteling als inzonderheid
het ter dood brengen des konings luide hadden afgekeurd. De
Engelsche minister Pit t bracht nu de eerste coalitie (vereeniging)
van de meeste van Europa\'s staten tegen de conventie tot stand.
Het hoofdtooneel van den strijd was in de Oostenrijksche Neder-
landen. In 1794 sloeg Jourdan Josïas, prins van Koburg,
opperbevelhebber van \'t leger der bondgenooten, bij Fleurus
(in \'t n.o. van Henegouwen) zoo beslissend, dat hier aan geen\'
weerstand meer viel te denken. Terwijl de minderheid der con-
ventie alleen tegen de Engelsche zeemacht duidelijk bleek, trok
de Fransche generaal I\' i c h o g r u, door een groote schaar patriot-
ten ingeroepen en omstuwd, in 1 795 over de bevrozen wateren
onze grenzen binnen. Willem V, tegen wien de oorlog eigenlijk
wus gericht, achtte het dus raadzaam te wijken en scheepte zich
met zijn familie naar Engeland in. Tegelijk onttrokken zich Prui-
sen en Spanje, door \'t sluiten van afzonderlijke vredesverdragen,
aan den krijg.
Op tweederlei wijze gaf de omwenteling aanleiding tot burger-
oorlog in Frankrijk. Vooreerst vatteden de eenvoudige en arbeid-
zame bewoners der kuststreek van het voormalig Poitou, de
Vcndée, de wapens op. Spoedig bedwongen , stonden zij op nieuw
op en breidde zich de strijd mede over Bretagne uit; maar in
1795 werd de Vcndée door den moedigen generaal Hoche ten
onder gebracht. Ten anderen verhieven zich de zuidelijke depar-
tementen, op de tijding van den val der Girondisten (zie blz.
17G), tegen de dwingelandij der bergpartij. Marseille, Bourdeaux,
Lyon en Toulon waren de voornaamste steden, die door de con-
ventie werden beoorloogd. Toulon riep den zoon van Lodewijk
XVI, Lodewijk XVII, als koning uit, een kind, dat in 1795
in een ellendigon toestand naar lichaam en geest in de gevan-
genis stierf, althans, zco hij niet, gelijk thans door sommigen
wordt beweerd, wist te ontvluchten en diegene was, welke zich
onder den naam «Lodewijk XVII" achtereenvolgens in verschil-
lende steden van Europa ophield en in 1845 te Delft overleed.
Spoedig bezweken de drie eerstgenoemde steden; maar Toulon,
dat met Engelsche hulptroepen werd bezet, bood eerst langen tijd
heldhaftigen weerstand, en alleen aan den adelaarsblik van N a-
poleon Bonaparte, commandant der artillerie, had men het
te danken, dat deze stad in Dec. 1793 werd ingenomen.
Intusschen begon zich de openbare meening, ook in \'t leger,
meer en meer tegen de wreedheden van het bewind te verklaren,
zoodat do partij der orde zich ten laatste met haar zegepraal kon
geluk wenschen. De nationale conventie maakte nu in Oct. 1795
-ocr page 187-
179
de derde constitutie, die van het directoire, bekend, volgens welke
de uitvoerende macht aan vijf directeuren werd opgedragen. Hoewel
de conventie hierop uiteen ging, bracht zij de herkiezing harer
leden in \'t volgend bewind tot stand door een bloedige zege, die
Napoleon Bonaparte met gewapende benden op de burgers van
Parijs behaalde.
§83.
De oorlog tegen de Franschc Republiek in ZUid-Duitschland
en in Italië gedurende 1796 en 1797 tot den vrede van
Campo Formio, den Uden Oct. 1797. — De door
Frankrijk opgerichte Republieken.
Voor het jaar 1796 had de Fransche Republiek een grootsch
plan beraamd. Moreau en Jourdan moesten van den Rijn,
Bonaparte uit Italië tegen Oostenrijk oprukken. De beide eer-
ste veldlieeren drongen diep in Zuid-Duitschland door , maar werden
door den dapperen Karel, aarsthertog van Oostenrijk,
een\' broeder van keizer Frans, tot terugkeer gedwongen. Napo-
i-eon slaagde beter in het hem opgedragen derde gedeelte der
taak. Napoleon Bonaparte of Buonaparte , in 1769 te Ajaccio (in
\'t z.w. van Korsika) geboren, muntte boven allen uit door een
zeldzaam veldheerstalent, grooten voorspoed en een bekwaamheid
om over menschen te gebieden, gelijk weinigen die hebben be-
zeten. Thans, nu hem het bevel over liet Italiaansch leger was
opgedragen, begon zijn schitterende loopbaan. Na de ontmoedigde
Fransche soldaten in onvergelijkelijke krijgslieden te hebben her-
schapen , noodzaakte hij eerst den koning van Sardinië, voor
menige opoffering den vrede te koopen. De onverwachte afval
van dezen bondgenoot verplichtte de Oostenrijkers tot een snellen
terugtocht over de Po, de Tessïno en eindelijk over de Adda,
waar het beroemd gevecht bij de brug van Lodi (ten z.o. van
Milaan) werd geleverd. Welhaast onderwierpen zich de thans
weerlooze vorsten van Italië: de hertogen van Parma en Modëna,
paus Pius VI en ferdinand iv, koning van Napels. Allen
moesten zware geldsommen opbrengen en kostbare schilderijen en
boeken afstaan.
In Juli 1796 sloeg Napoleon het beleg voor Mantua, de eenigste
plaats, die Oostenrijk nog in Italië had behouden. Viermaal
trachtte de vijand het te ontzetten; maar na vele schermutselin-
gen en veldslagen, zooals dien bij A r c o 1 e (ten n.o. van Mantua),
waar Alvinzi een nederlaag onderging, gaf Mantua zich in
-ocr page 188-
180
1797 over. Hierop kwam de stad Venetië den 17den Oct. 1797,
bij den vrede van Campo Forntio (een slot ten n.o. van Venetië),
benevens het meerendeel van haar gebied op \'t vasteland, aan
Oostenrijk: de/e oude Republiek hield op te bestaan. De Oosten-
rijksche Nederlanden vervielen aan Frankrijk. Milaan, Mantua
en het overig gedeelte van Lombardije stond Oostenrijk aan de
Cisalpijnsche Republiek af, welke Napoleon, alsof hij niet gene-
raal, maar dictator was, uit deze en nabijgelegen streken had
gevormd. Even tevoren was door hem te Gentta een dergelijke,
de Ligurisc/ie Republiek, gesticht. En in 1798 werd de Kerke~
lijko Staat eveneens in een Romeinsche, het Zwitsersch eedgenoot-
schap in een llelvctische Republiek veranderd.
§84.
De tocht van Napoleon naar Egypte in 1798. — De oorlof/
der tweede coalitie lagen de Franschc Republiek, van 1798
tot den vrede van I.uneville in 1801 en dien van Amicns
in 1802. — Het bewind der consuls in Frankrijk.
Napoleon ivordt keizer der Franschen en koning
van Italië. — Van 1798 tot 1805.
In 1798 scheepte Napoleon zich in, met het voornemen om
Egypte te veroveren en er een Franschc volkplanting te vesti-
gen, ten einde vandaar Engelands bezittingen in Oost-Indië te
bedreigen. In Egypte geland , dat in naam aan de Porte behoorde,
maar inderdaad door een\' bey, als onafhankelijk opperhoofd,
werd bestuurd, nam Bonaparte Alexandrië stormenderhand in en
onderwierp, na een zege bij de pyramiden (ten w. van Cairo),
schier geheel Egypte. Maar de Franschc vloot werd bij A b ü k i r
(ten o. van Alexandrië) door den beroemden Engelschen admiraal
Nelson geslagen en vernield. Ook de belegering van Acre (zie
blz. 85), dat door een Turksche bezetting werd verdedigd, mis-
lukte en daarmede de verovering van Syrië. Daar Napoleon ech-
ter begreep, dat de gevaarlijke toestand van zijn vaderland en
de onvermijdelijke val van het directoire hem juist nu tot het
vervullen eener belangrijker rol riepen en dat zijn kans beter
stond te Parijs dan in Egypte, droeg hij het opperbevel aan ge-
neraal KI eb er op en kwam in 1799 in Frankrijk terug.
De gevaren, die de Fransche Republiek bedreigden, ontsproten
uit een hernieuwden oorlog van bijna gansch Europa tegen het
directoire , daar op P i 11 \'s aansporing in 1798 de tweede coalitie
tot stand was gekomen tusschen Groot-Britannië, Oostenrijk,
Rusland, de Porte, Napels en Toskane. Op \'t einde van 1799
hadden de Oostenrijksche generaal Kray en de Russische opper-
-ocr page 189-
181
bevelhebber Suwfirow Italië heroverd, er de pas ontstane Repu-
blieken vernietigd en in 1800 een nieuwen paus, Pius VII, doen
kiezen. Engeland en Rusland deden in 1799 een poging, om de
Bataafsche Republiek insgelijks aan \'t oppergezag van Frankrijk
te onttrekken. Hun troepen landden in Noord-Holland, nabij
den Helder; maar de tegenstand, dien de Franschen en de Ne-
derlanders hun boden, gevoegd bij de weinige deelneming, welke
de onderneming hier te lande vond, deed ze mislukken.
Onmiddellijk na zijn terugkomst in Frankrijk wierp Napoleon
het inwendig verdeeld, door allen gehaat en veracht directoire
omver. De nieuwe of vierde staatsregeling weid den 25sten Dec.
1799 afgekondigd : drie consuls stelden zich aan \'t hoofd van den staat,
napoleon met eenhoofdig gezag, de beide anderen als raads-
lieden. Daar intusschen de tweede coalitie-oorlog nog verre was
van geëindigd, ondernam Bonaparte zelf zijn stouten tocht over
den grooten St. Bernhard en verscheen onverwachts in Italië.
Door den merkwaardigen slag bij Maren go (een dorp ten o. van
Alessandrïa), in 1800, kwam het overwicht in Noord-Italië op
eenmaal weer aan Frankrijk. Daar Mor eau bovendien de üos-
tenrijkeis bij 11 ohenlinden (ten n.o. van München) versloeg,
was men in Oostenrijk ten einde raad. Daarom werd den Oden
Febr. 1801 de vrede te Lunevüle (ten w. van Straatsburg) geslo-
ton, waardoor de linker Rijn-oever aan Frankrijk kwam. Hierop
sloot Frankrijk achtereenvolgens vrede zoowel niet de overige sta-
ten als met Rusland, waar ALEXANDER i (1801—1825) na zijn\'
vader Paul (zie blz. 171), die door samengezworenen was vermoord,
den troon had beklommen. Ook met de Porte eindigde Frankrijk
den oorlog, dooi- Egypte te ontruimen, en \'t laatst met Groot-
Britannië bij den vrede van Amiëns (in \'t n.o. van Frankrijk aan
de Somme) in Maart 1802. Engeland gaf de Bataafsche Republiek
alle veroveringen, behalve Ceylon, weder. Een betere toekomst
scheen zich voor ons land zoowel als voor geheel Europa te openen.
Sedert de invoering van het bewind der consuls neigde in Frank-
rijk, door het hernieuwen der oude vormen, alles meer en meer
tot een eenhoofdig bestuur. Nadat Napoleon in 1802 tot levens-
lang consul
van Frankrijk was benoemd, werd hem den 18don
Mei 1804 bij de uitgestrekte macht, die hij reeds bezat, nog de
hoogste titel toegevoegd, want een senaatsbesluit verhief hem als
napoleon I tot erfelijk keizer der Franschen. Hij kroonde zich
en zijn gemalin IOBÉPH1NE zelf, en paus Pius VII zalfde hen,
terwijl in 1805 bij de keizerskroon nog de ijzeren koningskroon
van Italië
kwam, waar de kort tevoren opgerichte Italiaansche
Republiek voor \'t koninkrijk Italië plaats maakte.
-ocr page 190-
182
§85.
Be derde coalitie-oorlog. De vrede van Presburg. Napoleon
schept rijken voor zijn bloedverwanten. Het Rijnverbond.
Hernieuwde oorlog van Pruisen tegen Frankrijk tot den vrede
van Tilsit. Het continentaalstelsel. Van 1805 tot 1807.
Zóó hoog verhief zich die buitengewone man. Thans stelde hij
zich tot taak, Frankrijk tot hoofd van het Europeesch statenstelsel
te verheffen. Dit oogmerk kon alleen worden bereikt door \'t ver-
nietigen van de onafhankelijkheid der volkeren: hierom zien wij
hein van nu af met onvermoeide inspanning kampen, om zich van
de heerschappij over geheel Europa meester te maken. Dit belet
niet, dat zijn rustelooze werkzaamheid van een anderen kant veel
goeds tot stand bracht: de wetgeving regelde hij met wijsheid;
orde en rust werden hersteld; de godsdienst kwam weer in het
bezit zijner rechten; vele bedrijven vonden, waar zij ze behoefden,
ondersteuning. Middelerwij 1 bracht Pitt in 1805 de derde coalitie
tussehen Groot-Britannié\', Oostenrijk, Rusland en Zweden tot stand.
Met verrassende snelheid drong Napoleon in Duitschland door en
bezette Weenen. De beslissende veldslag van den 2den Dec. bij
Austerlitz (ten z.o. van Brünn, in Moravié), waar do Franschen
over de Oostenrijkers en den Kussischen generaal Kutïisow ze-
gevierden, dwong keizer Frans, zich van de coalitie los te maken.
Hij sloot den 26sten Dec. met Napoleon den vrede van Presburg
(in Hongarije aan den üonau, ten o. van Weenen), waarbij Oos-
tenrijk verschillende landen afstond aan de vorsten van Beieren
en Wurtemberg, Napoleons bondgenooten, wier staten hij , 1 Jan.
1806, tot koninkrijken verhief.
Zijn eigen heerschappij meende de keizer der Franschen te
bevestigen door landen en kronen aan zijne bloedverwanten en
gunstelingen uit te deelen. Zijn oudste broeder Jozef was in
1805 koning van Napels geworden in plaats van den Bourbon
Ferdinand IV (zie blz. 179), die het vasteland van Napels verliet,
en in 1806 werd zijn tweede broeder L o d e w ij k koning van Hol-
land.
In Duitschland stichtte Napoleon in 1806 onder de zuid- en
midden-Duitsche vorsten het Rijn-vcrbond, waarvan hijzelf in naam
protector (beschermer), metterdaad gebieder werd. Bij dit Rijn-
verbond sloten zich zoowel andere Noord-Duitsche vorsten aan,
als ook khederik augustus i van Saksen, die zijn\' titel
«keurvorst" met dien van koning verwisselde. Nu loste zich het
Duitsehe rijk op; Frans II legde den 6den Aug. 1806 de Buitsche
keizerskroon
neer, nadat hij reeds in 1804, als frans i, den
titel erfelijk keizer van Oostenrijk had aangenomen. In Oct. 1806
verklaarde kr ede hik willem iu van Pruisen (1797—1840)
-ocr page 191-
183
wederom den oorlog aan den geweldigen man, die de rechten van
zijn rijk herhaalde malen had geschonden. Deze oorlog liep hoogst
rampspoedig voor Pruisen af. In den slag bij Jena (in Saksen,
ten o. van Weimar) zegevierde Napoleon den 14den Oct. 1806 over
den vorst vanïlohcnlohe (vroeger een vorstendom in \'t n. van
Wurtemberg). De meeste vestingen gaven zich met ongehoorde
snelheid aan de Franschen over, die reeds in \'t laatst van Oct.
Berlijn bezetteden. In 1807 werden de mot de Pruisische troepen ,
vereenigde Russen, aangevoerd door Benningsen, bij F r i e d-
land (ten z.o. van Königsberg, in Oost-Pruisen) verslagen.
Dit voerde tot den vrede van Tilsit (ten n.o. van Königsberg)
in 1807, waarbij Pruisen al hot land tusschen den Rijn en de
Elbe verloor. Hieruit, uit Hessen-Kassel, Brunswijk en een deel
van Ilannover werd bet koninkrijk Westphalen voor Napoleons
jongsten broeder Jéróme (Ilieron^mus) gevormd. Ter zee had
de keizer der Franschen, bij al dien voorspoed, ongelukkig ge-
streden. De Engelsche admiraal Nelson vernietigde den 21sten
Oct. 1805 bij kaap Trafalgar (ten z. van Cadix) bijna de geheele
Fransch-Spaansche zeemacht onder de vlootvoogden Villeneuve
en Gravlna, maar vond er ook het einde van zijn heldenloop-
baan. Wrevelig over de geleden nederlaag, verordende Napoleon
in 1806 het continentaalstelsel, d. i. de uitsluiting der Engelschen
van het vasteland, waardoor hij allen handel met Gioot-liritannié\'
verbood en al wat Engelsch was voor goeden buit verklaarde.
§86.
Napoleon neemt Portugal en Spanje in bezit. Jozef wordt
koning van Spanje, Murat koning van Napels.
De oorlog
tegen Napoleon in Spanje.
Vernieuwde krijg van Oosten-
rijk tegen Frankrijk tot den vrede van Weenen of van
Scliónbrunn.
Napoleons oorlog met Alexander I
en zijn tocht naar Rusland.
Van 1807 tot 1812.
In 1807 nam Napoleon bezit van Portugal, in 1808 van Spanje,
welks kroon hij den Bourbon, koning keudinand vii, een\'
zoon van Karel IV (zie blz. 178), ontrukte en ze zijn\' broeder
jozef gaf, die Napels aan Napoleons zwager j o A c in il m u r a t
overliet. Vol haat verhieven zich de Spanjaarden tot een hard-
nekkigen en heldhaftigen kamp om het vreemd juk af te werpen.
Dit was een ware volksstrijd, die het eerst Napoleons macht begon
te ondermijnen, inzonderheid sedert George III, koning van En-
-ocr page 192-
184
geland (zie blz. 168), zich met Spanje verbond en een leger zond
onder ArthurWellesley, sedert 1810 hertog van Welling-
ton (in Somerset). In 1809 verklaarde Oostenrijk Bonaparte op
nieuw den oorlog. Aartshertog Kar el won wel den slag bij
Aspern (ten n.o. van Weenen aan den Donau); maar die bij
Wagram (ten n.o. van Aspern) viel daarentegen tot zijn nadeel
uit. Hoe moedig ook de in massa opgestane Tyrolers onder An-
d r ë a s H o f e r en anderen voor Oostenrijks belangen en hun
eigen vrijheid streden, dwong toch de loop der gebeurtenissen
keizer Frans I tot den nadeeligen vrede van Weenen of van Schön-
brilnn
(een slot nabij die stad) (Oct. 1809). Kort daarna liet de
keizer der Franschen zich van zijn gemalin Joséphine scheiden
en huwde de aartshertogin Marïa Louise, een dochter van
Frans I, uit welk huwelijk in 1811 een zoon werd geboren, wien
Napoleon den titel honing van Rome schonk en die in 1832 te
Weenen is gestorven.
Daar Napoleon begreep, dat ook Rusland moest worden verne-
derd, trok hij in Juni 1812 met een ontzaglijk leger van bijna
een half millioen manschappon, gedeeltelijk uit hulptroepen der
meeste Furopeesche staten bestaande, over de Niemen, de \\veste-
lijko grensrivier van Rusland, dat rijk binnen. Eenige malen
versloegen de Franschen de Russen, die niet veel boven de 250,000
man sterk waren en steeds terugtrokken. Een hevig gevecht viel
voor bij Smolensk (aan do Dnieper, ten z.o. van Witobsk),
maar de bloedigste slag was die bij Borodïno (ten w. van Mos-
kau), ook wel die aan de Moskwa geheeten, welken Kutïi s ow
in Sopt. verloor. Den 14den Sopt. trok Napoleon het door de
inwoners verlaten Moskau binnen, om in deze aloude hoofdstad
van Rusland den czaar den vrede voor te schrijven. Onverwachts
stond de gioote stad in brand en moest Napoleon den 17den Oct.
den terugtocht aanvaarden, en wel langs denzelfden weg, waarop-
hij, alles verwoestend, was binnengedrongen. Doch de vroeg-
tijdig invallende vreeselijke koude, nijpend gebrek en bestendige
aanvallen der kozakken en der thans zeer talrijke en door bitte-
ren haat tegen den vijand bezielde Russische legers losten weldra
alle tucht en orde bij de Franschen op. Het geheel hoofdleger
werd, inzonderheid bij den rampzaligen overtocht over de Berezïna
(een\' bijstroom van de Dnieper naar \'t w.), den 26—28sten Oct.
vernield, zoodat van de schier ontelbare menigte menschen, die
vijf maanden tevoren Rusland was binnengerukt, ten minste
300,000 man in dit land omkwamen. Napoleon zelf verliet kort
hierna het leger en kwam op een boerenslede te Warschau aan.
Vandaar ijlde hij naar Parijs, om zich op nieuw ter voortzetting
van den oorlog ton te rusten.
-ocr page 193-
185
§ 87.
De oorlog der bondgcnooten en de slag bij Leipzig. Napole-
ons val en zijn vertrek naar Elba. Lodewijh XVIII (Bour-
bon) koning van Frankrijk. Het Weener congres.
De terugkomst van Napoleon en zijn laatste oorlog tegen
de bondgcnooten. Napoleons val en de tweede
Parijsche vrede. Van 1813 tot 1815.
Deze onvoorziene rampspoed van den man, die tot hiertoe bijna
geheel Europa beheerschte , gaf den volkeren een krachtigen wenk ,
die bij hen de overtuiging opwekte, dat liet uur hunner verlossing
had geslagen. Het eerst snelden de Pruisen, opgeroepen door
hun\' koning Frederik Willem III, met zeldzame geestdrift te
wapen. Intusschen had Napoleon nieuwe scharen bijeengebracht,
waarbij zich de Saksen aansloten, wier koning, getrouw aan zijn
eens gegeven woord, zich niet, gelijk zoovele anderen, van het
Rijnverbond losrukte. Nu begonnen de vijandelijkheden van Frank*
rijk tegen Rusland, Pruisen, Oostenrijk, Engeland en Zweden
met hernieuwde krachtsinspanning. Eerst leden Napoleons maar-
schalken in 1813 de eene nederlaag na de andere: üudinot werd
bij G rosz-beeren (ten z.w. van Berlijn) door Bern ad o t te, een\'
gewezen generaal van Napoleon, later kroonprins en koning van
Zweden, Macdonald bij de Katzbacli (een\' bijstroom der Oder,
ten n.w. van Breslau) door don Pruisischen generaal Blücher
geslagen. Eindelijk trokken de oorlogvoerende partijen haar troe-
pen op de uitgestrekte vlakten van Leipzig bijeen, waar een drie-
daagsche bloedige volkenslag (den loden . 18den en 19den Oct.)
ten nadeele van Napoleon alliep. Nu was Duitschland tot den Rijn
bevrijd, en het Rijnverbond verviel. Oud-Nederland stond op,
waar Gijsbert Ka rel van Hogen dorp en anderen zich aan
\'t hoofd stelden en waarheen dn erfprins van Oranje, een
zoon van Willem V, den SOsten Nov. 1813 uit Engeland terug-
keerde. Tot zijn volledige bevrijding werkte de Pruisische ge-
neraal Bülow mede. Ook Spanje was reeds, na Wellingtons
groote overwinning bij Vittoria (in de provincie Aliïva, ten w.
van Pamplöna), den Sisten Juni 1813 op koning Jozef en
Jourdan behaald, voor Frankrijk verloren gegaan.
In 1814 trokken de bondgenoten onder aanvoering van den
Oostenrijkschen opperbevelhebber,\'den vorst van Schwarzen-
berg, en onder Blücher over den Rijn, na vooraf Napoleon te-
vergeefs den vrede te hebben aangeboden, met de voorwaarde dat
-ocr page 194-
186
de Rijn, de Alpen en de Pyrenaeën Frankrijks grenzen zouden
zijn. Zij zetteden hun\' marsch voort, bestormden de hoogten van
Montmartre (ten n. van Parijs) en verplichtten deze hoofdstad tot
capitulatie, waar keizer Alexander (zie blz. 181) en Fredeiïk
Willem III den 31 sten Maart hun plechtigen intocht hielden. De
Fransche senaat verklaarde toen Napoleon Bonaparte van den troon
vervallen, terwijl hij het eiland Elba (ten n.o. van Korsika) met
ruime inkomsten voor zich en de zijnen verkreeg. Den 4den Mei,
den dag, waarop Napoleon op Elba landde, trok de oudste broe-
der van Lodewijk XVI, l o d e w ij k x v i i i (Bourbon) (1814—1824),
Parijs binnen en aanvaardde het bestuur.
De beheerschers van het meerendeel van Europa\'s staten en de
gezanten van de overige kwamen vervolgens, van den lsten Nov.
1814 tot den lOden Juni 1815 , op het congres van Weencn bij-
een, ten einde de verwarde aangelegenheden van dit werelddeel
in orde te brengen. Nog beraadslaagde het congres, toen Napo-
leon den lsten Maart 1815 bij Cannes (ten z.w. van Nizza) landde.
Vele steden openden hem haar poorten, en de troepen, tegen
Napoleon afgezonden, schaarden zich aan zijn zijde. Hij trok
den 20sten Maart Parijs binnen, waaruit Lodewijk XVIII naar
Gent was gevlucht. Maar het congres van Weenen had hem reeds
den 13den Maart, als verstoorder van de rust der wereld, in den
ban gedaan, en de oorlog begon op nieuw. In de Zuidelijke Ne-
derlanden stonden welhaast twee hoofdlegers der bondgenooten:
het een, uit Engelschen en Nederlanders bestaande, onder den
hertog van Wellington, en het Pruisische , door den grijzen
Blücher aangevoerd. Den IGden Juni werden de Pruisen bij
L i g n y (ten z.o. van Brussel) geslagen, maar slechts zoo, dat zij
hun troepen nog tot een geregelden aftocht bijeentrokken. Mid-
delerwijl was de maarschalk Ney den loden Juni door den erf-
prins van Oranje bij Quatre Bras (een klein gehucht bij een\'
kruisweg) teruggedrongen. Eindelijk had den 18den Juni 1815
de groote veldslag plaats, die naar Waterloo (ten z. van Brussel),
naar Belle-Alliance.(een pachthoeve in de nabijheid dier stad),
ook naar het dorp Mont St. Jean zijn\' naam draagt. Reeds
waren de Engelschen op \'t punt om te wijken, toen de plotse-
linge verschijning der Pruisen onder Bülow den slag tegen den
avond ten nadeelo der Franschen besliste.
Deze volledige nederlaag maakte een eind aan do zoogenoemdc
regeering der honderd dogen. Want Napoleon deed den 22sten Juni
ten tweeden male afstand van de kroon en gaf zich kort daarna
aan de Engelschen over, toen deze hem de voorgenomen vlucht
naar Amerika hadden belet. Volgens een besluit dor mogendheden
bracht men hein nu als gevangene naar St. Helëna (in den Atlan-
tischen Oceaan, ten n.w. van het Kaapland), waar hij door den
Engelschen generaal Hudson Lowe werd bewaakt en den 5den
Mei 1821 overleed. De tweede vrede van Parijs, don 20sten Nov.
-ocr page 195-
187
1815, bracht Frankrijk, waarover Lodewijk XVIII het bewind
weder aanvaardde, binnen de grenzen van 1792 terug. Wat de
overwinnaars betreft, nog gedurende hun verblijf te Parijs sloten
zij, met name keizer Alexander, keizer Frans I en koning Fro-
derik Willem III, den 26sten Sept. 1815 het heilig verbond.
Hierbij beloofden zij , zoowel onder elkander als met betrekking
tot hun onderdanen, gelijk ware huisvaders, de voorschriften der
gerechtigheid, der liefde on des vredes te zullen opvolgen. Aan
dit verbond sloten de meeste Europeesche mogendheden zich aan.
§ 88.
Be Nederlanden onder Willem V. De Bataafsche Repu-
bliek.
Rutger Jan Schimmelpenninck. Lodewijk Napo-
leon koning van Holland.
De Nederlanden als deel
van Frankrijk.
—• De Nederlanden en België als ko-
ninkrijk onder Willem I.
Van 1787 tot 1815.
\'t Pruisisch leger (zie blz. 173) en de wil van een groot deel
der Nederlandsche natie herstelden WILLEM v in al zijn waar-
digheden en rechten. Pruisen ea Engeland waarborgden in 1788
bij een overeenkomst, met de Republiek gesloten, het erfstad-
houderschap. Vele heilzame pogingen werden aangewend, vooral
door den raadpensionaris van do Spiegel, om de Republiek op
te beuren. Maar de gebreken in \'t staatsbestuur waren vele; zij
waren verouderd. En bij den omkeer van zaken had men niet
vergeten en vergeven: scharen patriotten, van de amnestie uit-
gesloten, weken naar Frankrijk; velen werden van hunne ambten
ontzet, anderen den lande uitgebannen. Tweespalt en partijschap
bleven voortwoelen, en het einde van den staat naderde.
Vruchteloos streden Willems zonen, Willem F r e d e r i k en
Frederik, met moed en beleid aan \'t hoofd onzer scharen, die
een deel uitmaakten van \'t leger der bondgenooten. Weldra
kwamen Fransche legioenen, door vroeger uitgeweken patiotten
onder Daendels geleid, naar ons land afzakken. Willem V
vertrok eerst naar Engeland (zie blz. 178), vervolgens in 1800
naar Brunswijk, waar hij den Oden April 1800 is overleden. Thans
bezweek de oude staat om, hij het Haagsch verdrag van Mei
1795, plaats te maken voor de Bataafsche Republiek, die onzen
landgenooten evenwel op zware offers kwam te staan. Beide par-
tijen hadden de spreuk der vaderen: «concordia res parvae cres-
cunt" (eendracht maakt macht) vergeten, en met 100,000,000 gl.,
het voortdurend onderhouden van 25,000 man Fransche troepen,
-ocr page 196-
188
den afstand van Maastricht, Venlo en Staats-VIaanderen en het
toelaten van Fransche bezetting in Vlissingen moest het vaderland
den schijn van onafhankelijkheid van Frankrijk betalen. Boven-
dien verklaarde Engeland om deze verandering aan de Rupubliek
den oorlog en ontnam haar bijna al haar buitenlandsche bezittin-
gen. Onder het goede, dat uit den druk der tijden werd geboren,
was dit. dat bij de nieuwe staatsregeling, die eerst na lange en
hevige oneenigheden den lsten Mei 1798 werd afgekondigd, het
Gemeenebest één en ondeelbaar werd verklaard, zoodat de zeven
souvereine staten of provinciën, benevens de vroegere Generali-
teits-landen of veroveringen en het bondgenootschappelijk land-
schap Drente van nu aan maar één staat vormden. De provin-
ciale naijver en tegenkanting weken nu langzamerhand voor een
toenemende nationale eenheid, waarvan de gelukkige gevolgen zich
ten minste in algemeene ontwikkeling vertoonden. In 1801 ver-
ving een nieuwe constitutie die van 1798. In April 1805 maakte,
altijd onder Frankrijks invloed, deze weder plaats voor een derde
meer eenhoofdige staatsregeling, waarbij mr. Rutger Jan Schim-
me 1 p e n n i n c k , onder den naam van raadpensionaris (onder den
ouden regeeringsvorm de titel van den leidsman der statenverga-
dering, zoowel in de provincie Holland als in Zeeland) van het
Bataafsch Gemeenebest, met een bijna vorstelijk gezag werd be-
kleed, dat hij, zooveel bij vermocht, eenig ten algerneenen nutte
aanwendde, zooals dan ook de daadwerkelijke regeling van het
lager onderwijs, het invoeren van algemeene in plaats van de
vroegere provinciale belastingen, commissiën van landbouw en
andere instellingen gunstig voor zijn bewind getuigen. Maar de
machtige en alles beheerschende geest van Napoleon duldde ook deze
zwakke schaduw van een onafhankelijke republiek slechts kort.
Een vierde staatsregeling volgde in Juli 1800, en l ode wijk
napoleon werd honing van Holland. Waar Lodewijk als koning
zijn\' eigen weg kon bewandelen, poogde hij het goede tot stand
te brongen; maar de bevelen zijns broeders bonden hem meestal
de handen. Een onvoorziene ramp trof daarenboven onder zijn
regeering ons land : den 12don Jan. 1807 sprong te Leiden een
kruidschip, waarbij 152 menschen het leven verloren. Aan grond-
gebied werd do staat bij den vrede van Tilsit (zie blz. 183) uit-
gebreid, doordien Jever (thans in \'t n.w. van het groothertogdom
Oldenburg) en Oost-Friesland, tegen den vollen afstand van Vlis-
singen en diens tafel, dat aan Frankrijk kwam, met het koninkrijk
Holland werden vereenigd. Een aanvankelijk wèl geslaagde,
maar spoedig toch mislukte landing der Engelschen op Walcheren
in 1809 deed het den keizer vervolgens raadzaam achten , het ko-
ninkrijk Holland, ter beveiliging\' van Frankrijk, te verkleinen.
Geheel Zeeland, Brabant, benevens een gedeelte van Gelderland
en een klein deel van Holland kwamen aan Frankrijk, zoodat de
Waal onze grens in \'t z.o. werd.
-ocr page 197-
189
Intusschen bespeurde Lodewijk meer en meer, dat de bedoeling
zijns broeders eigenlijk hierop neerkwam, om Holland wel in naam
als koninkrijk, maar metterdaad als wingewest van Frankrijk
te doen bestaan. Daarom legde hij den lston Juli 1810 de kroon
neer ten behoeve van zijn jeugdigen zoon; maar in plaats van de
regeering, ons land door Lodewijk toegedacht, werd het bij het
groot keizerrijk ingelijfd. Le Brun kwam als algemeen stede-
houder
in de Nederlanden, de provinciën, vroeger reeds in depar-
tementen
veranderd, werden Fransche departementen met prefecten
als bestuurders. De renten der staatsschuld werden getiërceerd,
d. i. tot op een derde verminderd; de conscriptie of gedwongen
opschrijving tot den krijgsdienst ingevoerd; de vrijheid der druk-
pers vernietigd; een argwanende en strenge politie vernieuwde
de herinnering aan de inquisitie uit vroeger dagen ; het openbaar
onderwijs werd naar dat van Frankrijk gewijzigd. Daarenboven
viel de laatste onzer koloniën, Java, in handen der Engelschen,
terwijl de verordeningen van het continentaalstelsel onzen zee-
handel geheel vernietigden en alle verkeer onmogelijk maakten.
Taal en letterkunde dreigde een volkomen verval.
Nauwelijks was dan ook de mare van Napoleons nederlagen in
Rusland en bij Loipzig tot de Nederlanden doorgedrongen, of (zie
blz. 185) men wierp in \'t laatst van 1813 het juk der overheersching
af en dreef de Franschen het land uit. De graaf van L i m-
burg-S tiruni, van der Duyn van Maasdam en van Ho-
gen dorp bewerkten voornamelijk deze bevrijding. De beide
laatstgenoemden namen met Kern per het bestuur des lands op
zich tot de komst van den zoon van den in ballingschap overleden
Willem V (zie blz. 187), willem van ORANJE, die den \'iden
üec. als souverein vorst werd uitgeroepen. Hij verwisselde in 1815
deze waardigheid niet die van (Willem I) koning der Nederlanden ,
een rijk, dat het Weener-congres deed ontstaan door de Belgische
provinciën benevens Luik met den staat der Nederlanden te ver-
eenigen. Luxemburg, dat als een van de 39 staten tot het Duitsch
verbond
behoorde, werd als groothertogdom aan Willem I toege-
wezen.
Wijnnk, Overxichl, 7ile druk.
13
-ocr page 198-
AANHANGSEL.
KORT OVERZICHT DER NIEUWSTE GESCHIEDENIS.
Van 1815 tot 1871.
§ 89.
Spanje, Portugal en Italië.
Voortdurend streefden de volkeren van Europa, veelal door
herhaalde opstanden, naar verbetering van hunnen toestand.
Vooral was dit het geval in Spanje, waar FERDINAND vu (zie
blz. 183) na den val van Napoleon wederom de regeering had aan-
vaard. Tegen den wensch der natie hief de koning in 1814 de
door de Cortez (afgevaardigden van \'t volk) in 181 2 ingevoerde
staatsregeling op. Dooi- de toenemende ontevredenheid aangemoe-
digd, kondigde de luitenant-kolonel Riêgo, bij wien Quiröga
zich aansloot, den lsten Jan. 1820 de oude constitutie weder af,
en Ferdinand werd genoodzaakt ze te bezweren. Door toedoen
van Metternich , den eersten minister van Oostenrijk, werd in 1822
een congres der hoofdmogendheden van het heilig verbond te Ve-
röna
(aan de Etsch) gehouden, waar men besliste, dat Frankrijk
den vroegeren toestand in Spanje zou herstellen. Met behulp van
een Fransch leger gelukte liet aldus aan Ferdinand VII, de con-
stitutie op nieuw af te schaffen en de onbeperkte heerschappij te
herstellen. Duizenden werden nu in den kerker gezet, duizenden
ter dood gebracht, o. a. Riêgo. Nogtans duurden de woelingen
in Spanje steeds voort, zoodat de welvaart van dezen staat nog
meer afnam en de toestand zijner geldmiddelen bijna reddeloos werd.
Daar Ferdinand de salische wet, die het vrouwelijk geslacht
van de troonopvolging uitsloot, had opgeheven, volgde hem, na
zijn\' dood, den 29sten Sept. 1833, zijn onmondige dochter isa-
ij ella ii, onder het regentschap harer moeder Maria Chris-
tïna, een dochter van Frans I (zie blz. 193), op. Hierdoor
ontstond in de Baskische gewesten, Navarre, Catalonië, Arragon
en Castilië een bloedige burgeroorlog van den kant der aanhangers
van Ferdinands broeder don Carlos, die den titel «koning van
Spanje" aannam. Door den steun der streng katholieke partij en
der geestelijkheid, alsmede door de overwinningen van zijn erva-
-ocr page 199-
191
ren en dapperen generaal Zumala-Carreguy zag Don Carlos
zijn partij, de Carlisten, weldra toenemen en geraakten Isabella\'s
zaken in een haclielijken toestand. Maar sedert den dood van
Zumala-Carreguy, in 1835, en nadat Espartëro als hoofd van
Isabella\'s partij, de Christino\'s, was opgetreden, daalde de ge-
lukszon van Don Carlos, zoodat hij in 1839 naar Frankrijk vlood.
Gedurende dezen burgeroorlog was de regentes door \'t volk en de
soldaten genoodzaakt, de constitutie van 1812, hoewel eenigszins
gewijzigd, weder in te voeren. Espartëro, die bij het einde van
den burgeroorlog den bijnaam hertog der overwinning kreeg,
weid thans eerste minister en weldra, door den invloed van
üroot-Britannié\', regent, toen Christïna, die de vrijzinnige ziens-
wijze van Espartëro omtrent belangrijke punten der staatsregeling
afkeurde, in 1840 het regentschap nederlegde en naar Frankrijk
vertrok.
Intusschen bleef Spanje\'s toestand treurig: de financiën ver-
keerden in volslagen wanorde; de soldij van het leger en de be-
zoldigingen der ambtenaren werden niet uitbetaald, waarvoor zij
zich dooi\' allerlei afpersingen schadeloos stelden ; aan volksonderricht
weid schier niet gedacht; rooverbcnden doorkruisten het land; de
rechterlijke macht was omkoopbaar. Telkens barstten nieuwe op-
roeren los, en in 1843 moest Espartëro wijken voor Christïna\'s
aanhanger Narvaez, den bevelhebber der tegenpartij en \'t hoofd
der gematigden. De eerste week naar Engeland. Narvaez werd
voorzitter van \'t ministerie, en de in 1844 meerderjarig verklaarde
Isabella huwde in 1840 haren neef Frans van Assis, terwijl
Maria Christïna in 1844 naar Spanje terugkeerde. Hoewel Spanje
onder het ministerie Narvaez, hertog van Valencia, een
betere toekomst scheen te gemoet te gaan, ondernam een bejaard
priester, Merïno geheeten, in 1852 een\' aanslag op het leven der
koningin, die echter mislukte. Kort daarna ontstonden nieuwe
woelingen van de partij van vooruitgang, niet Espartëro aan de
spits, die sinds 1854 weder aan \'t hoofd van \'t ministerie werd
geplaatst. Nevens hein oefende later O\'Donnell, van wien een
oproer was uitgegaan, veel invloed, en stond weldra aan \'t hoofd
der zaken, totdat Narvaez op zijn beurt in 1805 weder aan
\'t bewind kwam. Thans zijn beiden overleden, terwijl Prim en
andere generaals, vroeger door Isabella verbannen , haar in Oct.
1808 de kroon hebben ontrukt en genoodzaakt, naar Frankrijk
de wijk te nemen. Na een voorloopig bewind van ruim twee jaar
werd prins Amadëus, hertog van Aosta (in \'t n.w. van Italië, ten
n.w. van Turijn), de tweede zoon van Victor Emantiel II, bij
meerderheid van stemmen door de Cortez tot koning verkozen.
Met Januari 1871 aanvaardde hij, onder den titel Amadëus I,
het bewind. Even voordat iiij zijn intocht te Madrid deed, werd
Prim, die de ziel was geweest der voorloopige regeering, in \'t
laatst van December 1870, bij het verlaten van de vergaderzaal
18*
-ocr page 200-
•192
der Cortez, door eenige schoten van sluipmoordenaars zwaar ge-
wond en stierf kort daarna.
Niet veel beter dan in Spanje ging het met Portugal. Koning
johan vi bleef in het door hem tot een koninkrijk verheven
Brazilië, waarheen hij zich in 1807 (zie blz. 183) had begeven,
en in zijnen naam oefende de Engelsche maarschalk Beresford
in Portugal een bijna onbeperkt gezag uit. Maar een ook hier
bestaande vrijzinnige partij bewerkte een omwenteling, zoodat
Beresford zich moest verwijderen en de Spaansche constitutie in
1821 mede in Portugal werd ingevoerd, terwijl Johan VI naar
dit land terugkeerde. In 1822 scheurde zich Brazilië van Portugal
los en vormde sedert 1824 een onafhankelijk keizerrijk onder Johans
oudsten zoon peter i. Na den dood van Johan VI in Maart
1826 schonk Peter aan Portugal de vrijzinnige Braziliaansche
staatsregeling en deed afstand van de kroon ten behoeve zijner
dochter Maria da gloria, onder voorwaarde dat zij zijnen
broeder Miguel huwde, terwijl hijzelf keizer van Brazilië bleef.
Maar Miguel, tevens regent gedurende de minderjarigheid van
Maria, hief, in weerwil van den door hein afgelegden eed, in
1828 de constitutie op en liet zich door de Cortez tot onbeperkt
koning
van Portugal verklaren.
Terwijl Miguel vreeselijke gewelddadigheden tegen zijn tegen-
standers beging, kwamen de constutioneelen of voorstanders der
constitutie in 1830 op Terceira (een der Azorische eilanden) bij-
een, waar zij een regentschap voor koningin Maria instelden.
Aan het hoofd hiervan plaatste zich haar vader Peter, toen hij,
na de kroon van Brazilië ten behoeve van zijn onmondigen zoon
peter ii te hebben nedergelegd, in 1832 naar Europa was terug-
gekeerd. Oporto opende hem haar poorten, en na eenige beslissende
overwinningen op Miguel te hebben behaald, hield hij in 1833
zijn\' intocht te Lissabon. Onmiddellijk daarna moest Miguel Por-
tugal verlaten , en nu aanvaardde M ARïA 11, na den dood haars
vaders, in 1834 de regeering. Zij huwde hierop met den prins
van Leuchtenberg, den oudsten zoon van Napoleons stiefzoon
Eugenius Beauharnais, en, na diens dood, in 1830 met den prins
Ferdinand van Saksen-Ko burg. Met behulp van do gema-
tigd-liberalen
of chartistcn, d. i. voorstanders der staatsregeling
van Peter, slaagde de koningin er in, om in 1842 deze staatsre-
geling in plaats van die van 1821 te stollen. Da Costa Ca bral,
het hoofd dier partij, werd nu minister van binnenlandsche zaken.
Maar zijn willekeurige maatregelen, gevoegd bij de verkwisting
van \'s lands inkomsten, gaven aanleiding tot verschillende opstan-
den , ten gevolge waarvan hij in 1851 uit Portugal moest vluchten.
Toen trad de maarschalk Saldanha aan \'t hoofd van een nieuw
ministerie op en bracht met moeite eenige orde in \'t beheer der
geldmiddelen. In 1833 overleed koningin Marïa, en nu aanvaardde
de koning het regentschap voor zijn\' in 1837 geboren zoon peter v,
-ocr page 201-
193
die sedert 1855 als koning van Portugal de kroon droeg. Zijn
regeering duurde slechts korten tijd. Reeds in 1868 stierf hij. Op
hem volgde zijn broeder LODBWIJ K l.
Eveneens werden verschillende staten van Italië door oproeren
geschokt. Een geheim genootschap van de volkspartij, carbonari
geheeten, dewijl zijn leden zich van de zegswijze der koIenbran-
ders bedienden, trachtte vooral in Napels en Piè\'mont naar omver-
werping der bestaande orde van zaken, die echter in 1821 werd
hersteld door de Oostenrijksche troepen, welke op last van\'t hei-
lig verbond Italië waren binnengerukt. In Napels volgde in 1825
op Ferdinand I (vroeger Ferdinand IV, zie blz. 179) zijn zoon
krans i, na wiens dood (1830) zijn zoon ferdinand ii den •
troon beklom. In \'t eerst viel dezen koning in ruime mate de
liefde des volks ten deel als belooning voor de vele maatregelen ,
die hij ter bevordering van den bloei des lands nam. Maar weldra
wisselde dit blijde begin met stormachtige tijden af: op Sicilië
onstonden bij herhaling gevaarlijke oproeren, die eerst in 1849
werden gedempt. Sinds dien tijd als een wingewest behandeld ,
leed dit eiland, behalve door de vervolging der staatsmisdadigers,
veel door aardbevingen en door een uitbarsting van den Aetna
in 1852. — Ferdinand II overleed in 1859 en werd opgevolgd
door zijn\' zoon f rans ii. Zeer kort duurde het bewind van
dezen jeugdigen koning. Ternauwernood had hij den troon be-
stegen, of Garibaldi, aan \'t hoofd van een bende in haast
bijeengebracht krijgsvolk. landde in zijn rijk en ontrukte het
hem. Den 7den Xov. 18G0 werd het koninkrijk der beide Sici-
liën met Sardinië vereenigd. — In Sardinië regeerde na ka-
rel felix (1821—1831) karel albert, met wien een
nieuwe tak van het huis Savoyc, die van Carignan (ten z. van
Turijn), op den troon kwam. Gedurende de regeering van
dezen vorst was geheel Italië ter prooi aan woelingen, welker
oorzaak deels in den afkeer van Oostenrijks opperheerschappij
over de Lombardijsch-Venetiaansche staten, deels in de bij een
groot deel der bevolking weerklank vindende hevig republikein-
sche gezindheid van M a z z i n i en andere volksleiders is te zoeken.
Gelijk echter de Oostenrijksche veldmaarschalk Radetzky alom
met krachtige hand de rust herstelde, zoo overwon hij ook, toen
er een oorlog was ontstaan tusschen Oostenrijk en Sardinië, in
1849 bij No var a (in Sardinië, ten w. van Milaan) Karel Albert,
die hierop de kroon aan zijn\' zoon victor em anüel ii afstond
en kort daarna overleed. — Paus Pius VII (zie blz. 181), die
de orde der Jezuïten in 1814 herstelde, overleed in 1823, en \'t
bestuur zijner opvolgers, bovenal dat van Gregorius XVI,
word door menige worsteling met hun onderdanen, de bewo-
ners van den Kerkdijken Staat, gekenmerkt. In 1846 overleed
Gregorius, en Ferretti, die bij \'t woeden der cholera in 1836
Napels\' reddende engel was geweest, werd als Pius IX paus.
-ocr page 202-
194
In den beginne nam hij vele vrijzinnige maatregelen; doch sedert
Rossi in "1848 aan \'t hoofd van zijn ministerie optrad, sloeg men
den tegengestelden weg in. Hierop viel Rossi in \'t zelfde jaar door
sluipmoord; een geweldig oproer barstte los, en de paus vluchtte
naar Oaéta (in \'t n.w. van Napels aan zee). Kerst in 1850 keerde
hij naar Rome terug en aanvaardde de regeering weder, voortdu-
rend ondersteund door een Fransch leger, dat Rome steeds bezet
hield, maar in \'t laatst van 1806 is vertrokken, hoewel later op
nieuw door een ander vervangen.
Gelijk in \'t koninkrijk der beide Siciliën, hebben ook in de
laatste jaren in Noord-ltalië groote veranderingen plaats gegrepen.
In Maart 1800 werden Toskane, Parma en Mortëna met Sardinië
vereenigd. Xog breidde deze staat zijn grondgebied uit door een\'
oorlog, dien liet, bijgestaan door Frankrijk, tegen Oostenrijk
voerde. Bij de vredespraeliminairen van Vüla-Franca (ten z. van
Veröna), bekrachtigd door den vrede Ie Zürich, den lOden Nov.
1859 gesloten, verkreeg Sardinië Lombardije, met uitzondering
van een deel der provincie Mantua, waardoor Oostenrijk van
zijn Italiaansche alleen het gebied van Mantua en dat van
Venetië behield. Eindelijk breidde de reeds zoo aanmerkelijk
vergroote staat zijn grenzen nog ten koste van den Kerkelijken
Staat uit, welks provinciën in 1860 grootendeels bij Sardinië
werden ingelijfd; slechts wat ten w. ligt van de Apennijnen werd
den paus gelaten. — In vergelijking met deze belangrijke aan-
winsten was het verlies van grondgebied gering te achten, dat
Sardinië in Maart 1860 leed door Savoye en Nizza aan Frankrijk
af te staan. Te lichter was dit offer, daar ook datgene, wat de
vrede van Zürich nog aan Oostenrijk had gelaten, ten gevolge
van den korten, maar beslissenden oorlog, in den zomer van 1866
tusschen Oostenrijk en Pruisen gevoerd, aan Sardinië, of liever
aan het koninkrijk Italië, zooals sedert 1861 het rijk van "Victor
Emanuel II heette, is gekomen. Van nu af werd Florence de
hoofdstad van het nieuw rijk tot de laatste maanden van \'t jaar
1870, toen hetgeen er nog overig was van den Kerkelijken Staat
aan \'t geheel rijk Italië werd toegevoegd en Rome de plaats van
Florence verving.
§ 90.
Duüschland, Zwitserland, Denemarken.
In Duüschland heerschten sedert 1815 twee hoofddenkbeelden,
waarvoor velen ijverden: eenheid\'van H vaderland en regeering bij
vertegenwoordiging der enkele staten.
Op \'t voorbeeld van het
naburig Frankrijk ontstonden in 18i\'0 en volgende jaren in ver-
scheiden staten, zooals in Keur-Hossen, in het groothertogdom
-ocr page 203-
195
Hessen, in Brunswijk, in het koninkrijk Saksen en in andere,
onlusten, die gedeeltelijk door het toegeven aan de eischen der
ontevredenen werden gestild, gedeeltelijk met geweld bedwongen.
De volgende troonsveramleringen luidden in Duitschland plaats:
Oostenrijks kroon ging in 1835, na den dood van Frans I (zie
blz. 17G en 182;, op zijn oudsten zoon ferdinand i over, door
wien zij in 1848 aan zijn\' neef krans jozef i werd afgestaan.
Frederik willem iv volgde in 1840 in Pruisen op Frederik
Willem NI (zie blz. 182). Na zijn\' dood besteeg zijn broeder
willem i in 18G1 den troon, na sinds 1858, gedurende de Iang-
durige ongesteldheid van Frederik Willem IV, als regent het rijk
te hebben bestuurd. Koning Frederik Augustus I van Saksen
(zie blz. 182) werd in 1827 door zijn\' broeder anton, deze in
1836 door zijn\' neef frederik augustus ii opgevolgd, die in
1854 is overleden en zijn\' broeder IOHAN I tot opvolger had.
Beieren kreeg in 1825, na \'t overlijden van maximiliaan i
jozef, diens zoon lodewijk i tot koning, op wien in 1848
zijn zoon maximiliaan ii jozef volgde, die in 1864 wederom
werd opgevolgd door zijn\' zoon lodewijk ii. In 1816 liet
frederik i de kroon van Wurtemberg aan zijn\' zoon willem i
na, die in 1864 weid opgevolgd door zijn\' zoon karel i.
In 1848 trachtten Hecker en Struve in Baden een omwen-
teling te bewerken, waarin zij echter spoedig werden gestuit.
Iets dergelijks greep in de meeste andere staten plaats. In Oos-
tenrijk trad in \'t zelfde jaar de grijze minister Metternich of,
en nu gaf de keizer aan veler verlangen toe, zoodat de staat een
grondwet kreeg. Desniettegenstaande moest de keizer wegens een
gevaarlijken opstand Weenen weldra verlaten, dat op \'t eind van
1848 door Windischgratz werd ingenomen. Den 2den Dec.
legde Ferdinand de kroon neer en kreeg zijn\'neef frans jozef
i , een\' zoon van den tweeden zoon van Frans I, tot opvolger.
Eer hij nog het bewind had aanvaard, brak ook een oproer in
Hongarije los, waar Kossuth aan \'t hoofd stond en Görgey,
Klapka en Bern als generaals de troepen aanvoerden. Vruchte-
loos bestreed hen Windischgratz met Jellachich, ban (bestuurder)
van Kroatië, en andere zijner ondelbevelhebbers. Alom zege-
vierden de Hongaarsche wapenen, en eerst toen de keizer van
Oostenrijk door een groot Russisch leger onder Paskewitsch
werd ondersteund en hij Haynau aan \'t hoofd zijner eigen
krijgsbenden plaatste, moest Hongarije zich onderwerpen. Vele
edele Hongaren boetten met hun leven voor den mislukten
kampstrijd.
Het jaar 1848 zag ook Pruisen door den stroom der omwen-
teling medegesleept: de hoofdstad Berlijn zelve stond op, en
slechts met geweld van wapenen werd zij bedwongen. Te midden
van al deze onrust werd 1848—1849 te Frankfort aan tic Main,
onder \'t voorzitterschap van von Gagern, een vergadering van
-ocr page 204-
196
afgevaardigden uit geheel Duitschland gehouden , die J o h a n ,
aartshertog van Oostenrijk, tot rijksbestuurder verkoos en bier-
door de eenheid van het Duitsch rijk trachtte te herstellen.
Maar zij ging uiteen, zonder haar taak te hebben volbracht, en
Johan legde zijn waardigheid neder.
Sedert 1830 was ook Zwitserland het tooneel van oproerige be-
wcgingen, die hier des te aanhoudender voortduurden, omdat dit
land een vrijplaats schonk aan de vluchtelingen, om redenen van
staat van elders verdreven, welke er onder de namen »het jong
Duitschland," «liet jong Italië" en dergelijke hun vereenigin-
gen stichtten. Gelijk die van Bern werden de staatsregelingen
der meeste kantons meer in den geest der volksregeering gewij-
zigd. Een tweede oorzaak van verdeeldheid kwam in Zwitser-
land uit de Jezuïten voort, die er overal het protestantisme
zochten te verdringen. In 1847 ontstond er zelfs een burgeroorlog
tusschen de protestantsche en de katholieke kantons, waarin de
generaal der eersten, Dufour, de benden der tegenpartij bij
herhaling overwon en de Jezuïten dien ten gevolge het land
moesten verlaten.
Een buitenlandschen oorlog voerde Duitschland ter ondersteu-
ning van Sleeswijk-Holstein, dat, na den dood van christi-
aan VIII, koning van Benemarken (1839—1848), met diens zoon
en opvolger fr ede kik vil in strijd was geraakt. Twee veld-
tochten ondernamen de Duitschers tegen Denemarken, een\' in
1848, een\' ander in 1849, beide zonder gewichtige gevolgen. Toen
vervolgens Pruisen en Oostenrijk geheel met de eischen van
Denemarken overeenstemden, bleef er voor Sleeswijk-IIolstein
niets over, dan zich in 1851 aan Frederik VII te onderwerpen.
Maar in 1863 begon de strijd op nieuw. Ternauwernood was
Frederik VII overleden en zijn neef ciiristiaan ix hem op-
gevolgd, of Pruisen en Oostenrijk namen er weldra deel aan en
werden de hoofdvijanden van Denemarken, dat in 1864 werd ge-
dwongen vrede te sluiten en zoo goed als geheel Sleeswijk-Hol-
stein, benevens Lauenburg aan de overwinnaars af te staan.
Doch nu moest over het toekomstig lot van de afgestane landen
worden beslist. Weldra openbaarde zich hierover verschil van
zienswijze tusschen Pruisen en Oostenrijk. Dit gaf nieuw voedsel
aan de oude verdeeldheid, die nopens de vraag bestond, welke
dezer beide mogendheden de eerste in Duitschland zou zijn. Zoo
ontbrandde in den zomer van 1866 de oorlog tusschen Oostenrijk,
bijgestaan door Beieren, Wurtemberg, Hannover, Saksen en
andere Duitscho staten, en Pruisen, hetwelk door het koninkrijk
Italië werd ondersteund en verheugd was, een gelegenheid te
vinden, om het gehaat Oostenrijk te kunnen aanvallen. In een\'
oogwenk bezette Pruisen Hannover, Dresden en Hessen-Kassel.
Ook Frankfort aan de Main bezweek in \'t midden van Juli 1866.
Jliddelerwijl wonnen de Pruisen, aangevoerd door den kroonprins
-ocr page 205-
197
en door \'s konings neef, in Bohemen een reeks van slagen. Ein-
dclijk leverden zij den 4den Juli tusschen Küniggratz en
Sadöwa (in \'t o. van Bohemen, ten n. van Pardubitz) den hoofd-
slag , waarin zij den bevelhebber van het Oostenrijksch leger
Benedcck een verpletterende nederlaag toebrachten. De man
wien Pruisen al die overwinningen is verschuldigd, is de gene-
raal von Moltke, een Deen, die het geheel plan heeft ontwor-
pen. Naast dezen man heeft Pruisen de alom behaalde zege te
danken aan het hoofdwapen zijner soldaten, het naaldgeweer, dat
met verbazende snelheid de schoten op elkander laat volgen en
op verren afstand treft. Hot leger van het Duitsch verbond deed
niets. Slechts over den anderen vijand, de Italianen, zegevierde
Oostenrijk zoowel te land bij Custozza (ten z.w. van Verona),
als ter zee bij Lis sa (een eiland in \'t midden van de Adriatische
Zee). Intusschen rukten de Pruisen voort en stonden reeds tot
dicht voor de poorten van Weenen, toen de vrede tot stand kwam.
Hij werd in Augustus te Praag gesloten en behelsde de volgende
voorwaarden: de vernietiging van het Duitsch verbond; de toe-
stemming van Oostenrijk tot zijn uitsluiting uit Duitschland en
tot de oprichting van een Noord-Duitsch verbond, waarvan Prui-
sen het hoofd is; afstand der rechten van den keizer van Oosten-
rijk op Sleeswijk en Holstein aan den koning van Pruisen.
Weldra sloten nu ook de overige oorlogvoerende mogendheden
vrede. Ten behoeve van het koninkrijk Italië (zie blz. 194) zag
Oostenrijk van Venetië en Mantua af. Het liet deze steden aan
den keizer van Frankrijk over, waarop een volksstemming be-
sliste, dat zij met het koninkrijk Italië zouden worden vereenigd.
Reeds in October lijfde von Bismarck Hannover, Hessen-Kassel,
Nassau en Frankfort aan de Main bij Pruisen in, terwijl hij
Saksen zoo nauw aan Pruisen verbond, dat het zijn zelfstan-
digheid zoo goed als geheel verloor.
§ 91.
Zweden, Groot-B\'ritanniè, Rusland en Turkije. Grieken-
lands bevrijding. De oorlog van Rusland tegen
Turkije en de verbonden mogendheden.
In Zweden, waarmede Noorwegen sedert 1814 is verbonden,
besteeg Bernadotte (zie blz. 185) in 1818 onder den titel karel
xiv jas den troon, en na hem in 1844 zijn zoon oskar i. Den
lsten Januari 1849 werd de regeering over Noorwegen aan een\'
onderkoning, later kroonprins Karel, opgedragen, die thans
sinds den 8sten Juli 1859, het tijdstip van den dood zijns vaders,
als karel xv de kroon draagt.
-ocr page 206-
198
Toen George III (zie blz. 168) in 1820 was overleden, volgde
hem george iv als koning van Groot-Britannië op. Voortdu-
rend werd in dit rijk aan de verbetering der constitutie gewerkt.
Zoo zette Wellington als minister in 1829 de emancipatie of
gelijkstelling in rechten der katholieken door, welke wet ook op
Ierland werd toegepast door de bemoeiingen van O\'C o n n e 11,
een\' eenvoudig zaakwaarnemer, die onder de Ieren, voorheen aan
traagheid en dronkenschap overgegeven, een aanmerkelijke her-
vorming teweeg bracht. In 1833 ging de wetsvoordracht van
Stanley door, waardoor de slavernij in de Engelsche volkplan-
tingen word afgeschaft. De nieuwe begrippen van staathuishoud-
kunde, die zich deden gelden , hadden het afschaffen der inkomende
en uitgaande rechten op het koren
ten gevolge , een\' maatregel,
waardoor de uitstekende minister Robert Peel zich in 1846
groote verdiensten jegens zijn vaderland verwierf. Inmiddels was
George IV in 1830 overleden en door zijn\' broeder willem iv
opgevolgd. Deze koning liet in 1837 de kroon na aan zijn nicht
victorïa, die in 1840 met prins Albert van Saksen-Ko-
burg huwde, terwijl sedert Willems dood zijn broeder ernst
august in Hannover, waar de salischo wet omtrent de opvol-
ging gold, regeerde, bij wiens dood in 1851 zijn zoon george
v er het bewind aanvaardde. Onder de beroemdste ministers ,
die na Peel optraden , behooren R u s s e 11 en P a 1 m e r s t o n te
worden genoemd, wier beheer met vele moeiel ijk heden had te
kampen, inzonderheid doordien Ierland zeer was verarmd en
door landverhuizing ontvolkt. In 1850 en 1852 verloor Engeland
twee zijner grootste staatsmannen, Peel en Wellington, en in
1861 den prins-gemaal Albert. Gedurende Victoria\'s bewind
voerde Engeland buitenlandsche oorlogen tegen Afghanistan en
tegen Pendsjab, van welke landen het eerste, hoewel slechts voor
kort, werd bedwongen, het tweede in 1849 onderworpen; tegen
Sina, dat in 1842 een nadeeligen vrede sloot, en tegen de Kaffers
in Z. Afrika, die in 1853 werden bedwongen. Zijn handels- en
fabriekgrootheid ontvouwde Engeland op de eerste wereld-tentoon-
stcllim),
in 1851 in het kristallen paleis te Londen gehouden. In
de laatste jaren had Engeland een geduchten opstand te bestrijden
in Indië. Sinds echter Delhi (in Bengalen), de- hoofdzetel van
\'t oproer, in Sept. 1857 voor de kracht der Britsche wapens be-
zweek, gelukte liet de regeering, het land allengs weer aan zich
te onderwerpen.
In Rusland besteeg nikolaas i, na den dood zijns broeders
Alexander (zie blz. 181), in 1825 den troon. Den 14den April
1828 verklaarde hij aan mahmouü ii, sultan van Turkije (1808—
1839), den oorlog. De Russische veldheer Wittgcnstein be-
zette Moldavië en Wallachije. Zijn opvolger Diebitsch trok
over den Balkan en veroverde Hadrianopel. Bij den vrede van
Hadrianopel,
den 14den Sept. 1829, stond Turkije niet alleen de
-ocr page 207-
199
eilanden aan den mond van den Donau aan Rusland af, maar
gunde ook aan dit rijk een overwegenden invloed op Moldavië
en Wallachije. Ook tegen Perzió voerde Rusland een gelukkigen
oorlog, die in 1828 eindigde. Zoowel uit den pas gevoelden oorlog
als anderszins was het verval van het Turksch rijk zichtbaar. Te-
vergeefs zocht Mahmoud II den toestand van Turkije te verbete-
ren door de Janitscharen in 1820 over de kling te jagen en door
menige hervorming, die den staat meer in overeenstemming bracht
met het overig Europa. Bovenal vertoonde zich de zwakheid
der Porte in haar herhaalde oorlogen met M e h e m e d A1 i, sedert
1800 pascha of stedehouder van Eg3\'pte. Zoo gelukkig streed
Mehemed Ali tegen den sultan , dat deze den steun der groote mo-
gendheden van Europa moest inroepen, om Mehemed Ali te nood-
zaken, in 1841 de opperhoogheid der Porte weer te erkennen en
zich met het erfelijk stedehouderschap over Egypte te vergenoegen.
Reeds vroeger, in 1839, was Mahmoud II overleden en zijn oudste
zoon AHDUi. MED8CHID hem opgevolgd, die tot 1861 regeerde.
Na hein aanvaardde Jlahmouds zoon abdui, v/is het bewind.
Gelijk zijn voorgangers heeft ook deze sultan aanhoudend te strij-
den tegen de zucht naar onafhankelijkheid van den onderkoning
van Egypte Ismaé\'1, onder wiens bestuur in 1869 de doorgra-
ving van het kanaal bij Sucz volgens \'t ontwerp van de Lesseps
is voltooid.
Een der gewichtigste gebeurtenissen uit den laatsten tijd is de
herstelling van het oud Griekenland als een zelfstandigen staat.
Sedert de Grieken, Christenen zijnde, onder het juk der Turksch-
Mohainmedaansche heerschappij zuchtten, hadden zij dit herhaalde
malen vruchteloos trachten af te werpen. Wederom rustten zij
zich sedert 1814, door het vormen van groote vereenigingen,
hetaeriën, toe, om zich aan do heerschappij der Turken te ont-
trekken. In 1821 begon de strijd, en in Jan. 1822 kondigde een
congres der Grieken te Epidaurus (in \'t n.o. van Morëa) de onaf-
hankelijkheid der Grieksche natie af en voerde een renicblikein-
sc/ie staatsregeling
in. Voorspoedig streden zij jaren achtereen in
eigenlijk Griekenland, waaruit zij onder dappere aanvoerders,
als üdysseus en Miaulis, bijna overal de Turken verjoegen.
Ter bevestiging der nog wankelende onafhankelijkheid stelde men
in 1827 graaf Capo d\'Istrias tot voorzitter van Griekenland aan.
Toen een Egyptisch leger in 1825 onder den hardvochtigen I brit-
h i m, den aangenomen zoon van Mehemed Ali, in Morëa landde
en de zaak der vrijheid, mede door de oneenigheid der Grieken,
op nieuw in groot govaar werd gebracht, kwamen de groote mo-
gendheden eindelijk het verdrukt volk te hulp. De Engelsche
minister Canning overreedde Rusland en Frankrijk, om te dien
behoeve in 1827 met Groot-Iiritannië het verdrag van Londen te
sluiten. Den 20sten Oct. 1827 vernietigden nu de vereenigde
vloten der drie mogendheden onder bevel van den admiraal Co-
-ocr page 208-
200
drington de Turksch-Egyptische vloot in de haven van Na-
varïno (in \'t z.w. van Morëa), en een Fransch leger noodzaakte
in \'t volgend jaar de Egyptenaren dit schiereiland te ontruimen.
Kort daarna werd Griekenland door de verbonden mogendheden
voor een van de Porto geheel onafhankelijken staat verklaard,
waarvoor zij prins Leopold van Saksen-K o burg, een\' oom
van Albert (zie blz. 198), tot souverein vorst bestemden. Hij
sloeg evenwel de hem toegedachte waardigheid af. Nog lang
bleef Griekenland echter ter prooi aan verdeeldheden, en zelfs
werd Capo d\'lstrias in 1831 door zijn tegenstanders uit den weg
geruimd. In \'t volgend jaar wezen de staten, die de herstelling
van Griekenland op zich hadden genomen, den troon van Grieken-
land aan prins o TT o van beieren, uit het huis Wittelsbach,
toe, die de kroon droeg tot 1862, toen het volk ze hem ontrukte.
In 1863 verkoos de nationale vergadering george I, een\' zoon
van Christiaan IX, koning van Denemarken, tot koning van Grie-
kenland, niet welk land do Ionische eilanden werden vereenigd.
Evenzeer is voorzeker een der hoofdgebeurtenissen van den
jongsten tijd de Russisch-Turksche oorlog, die in dé tweede helft
van 1853 is begonnen. Toen keizer Nikolaas door zijn\' gezant
Mentschikow het patronaat of beschermheerschap over alle
Grieksche onderdanen der Porte vroeg en andere eischen deed,
waaraan de Turken, wilden zij hun zelfstandigheid behouden,
meenden niet te kunnen voldoen, barstte de oorlog weldra los.
Ruslands troepen rukten Moldavië en Wallacbye binnen en ge-
droegen zich daar als heeren des lands. Na lange onderhande-
lingen verklaarden Frankrijk en Engeland den czaar in 1854 den
oorlog, en in \'t zelfde jaar dwong Oostenrijk de Russische troepen
de Donau-vorstendommen te ontruimen. Hierop onttrok Oosten-
rijk zich aan den oorlog: maar het getal van Ruslands vijanden
werd in Jan. 1855 met Sardinië vermeerderd. In den winter
1854—55 hielden gezanten van de oorlogvoerende mogendheden
te Weenen een conferentie om den vrede te treilen, maar zon-
der gewenscht gevolg. Den 14den Sept. 1854 landden de legers
der geallieerden in de Krim, en nu begonnen daar de vijande-
lijkheden met den slag bij de Alma (20 Sept.), dien de bond-
genooten wonnen, gelijk mede dien bij Inkermann op den 5den
Nov. Inmiddels had men van den 17den Oct. af het beleg ge-
slagen voor de vesting Sebastopol, welker zuidelijk gedeelte na
een hoogst moeielijk beleg en taïlooze offers van weerszijden, den
8sten Sept. 1855, werd ingenomen. Onder de duizende gevallenen
behooren de Fransche maarschalk de Saint-Amand, die kort
na den slag bij de Alma aan de cholera overleed, en de Engel-
sche opperbevelhebber Raglan te worden genoemd. Na de Saint-
Arnaud voerde Canrobert de Fransche legerbenden aan, in
wiens plaats P é I i s s i e r later kwam, die er in slaagde de sterke
en door Tottleben met bewonderenswaardige volharding en be-
-ocr page 209-
201
leid verdedigde vesting in te nemen. Aan \'t hoofd dor Engel-
schen stond na Raglan eerst Sirapson, vervolgens Codring-
ton, terwijl de Turken door Om er-Pa scha, de Sardiniërs door
de la Marmöra en de Russen door Gortschakoff werden
aangevoerd. Te midden van den oorlog overleed keizer Nikolaas
I den 2den Maart 1855. Zijn zoon en opvolger alexander u
erfde met het rijk dezen oorlog, die echter den 30sten Maart
1856 bij den vrede te Parijs eindigde, waarbij het protectoraat
van Rusland over de Donau-vorstendommen werd opgeheven en hun
een zelfstandig bestaan gewaarborgd.
§92.
Frankrijk en de omwentelingen van 1830 en 1848. — De
opstand en de afscheiding van België. De Neder-
landen. — De oproeren in Polen.
In Frankrijk volgde den lOdon Sept. 1824 op Lodewijk XVIII
(zie blz. 18G) zijn broeder ka hel x (1824—1830, overl. 1830),
vroeger graaf van Artois (zie blz. 175) geheeten, wiens zoon, de
hertog van Berry (een eeretitel, ontleend aan een landstreek,
ten z. van Orléans, welke vroeger dien naam droeg), in 1820
door sluipmoord was gevallen. In strijd met de wenschen van
het meerendeel der natie, zochten de Bourbons de oude monarchie
en de heerschappij der Jezuïten te herstellen. Tevergeefs boden
de weinige betergezinden in en de vele dusdanigen buiten de
kamer, na vruchteloos op het verderfelijke van zulk een stelsel
te hebben gewezen, een steeds sterkeren wederstand. Desniet-
tegenstaande benoemde Karel X in 1829 een ministerie, dat het
stelsel der Bourbons uitsluitend was toegedaan, aan \'t hoofd
waarvan de prins van P o 1 i g n a c stond en dat door den oud-
minister Talleyrand »hot onmogelijk ministerie" werd genoemd.
Tegen dit ministerie verklaarden zich 221 van de 402 leden van
de kamer der afgevaardigden in hun antwoord op de troonrede
(Maart 1830). De kamer werd hierop ontbonden, een nieuwe
verkiezing uitgeschreven. Hoewel intusschen een Fransch leger
onder den minister van oorlog Bourmont den 5den Juli Algiers
veroverde, welks dey den Franschen consul zwaar had beleedigd,
viel toch de keuze van nieuwe afgevaardigden geheel ten nadeele
van het ministerie uit. Thans veranderde de regeering, op grond
van een artikel der staatsregeling van 1814, hetwelk den koning
veroorloofde, de verordeningen uit te vaardigen, die noodig
mochten zijn tot de uitvoering der wetten en voor de zekerheid
van den staat, eigenmachtig de grondwet. Do beruchte drie or-
donnantién
van den 26sten Juli 1830 verschenen, waardoor do
nog niet vergaderde kamer der afgevaardigden werd ontbon-
-ocr page 210-
202
den, de kieswet gewijzigd, de vrijheid der drukpers opgeheven.
Deze ordonnannién kostten Karel en zijn geslacht de kroon. De
bevolking van Parijs begon een driedaagschen strijd, den 27—
29sten Juli, tegen de troepen des konings, die deels overliepen,
deels de hoofdstad moesten ontruimen. Karel X, die tevergeefs
afstand deed van de kroon ten behoeve van den hertog van
Bordeaux, een\' zoon van den hertog van Berry, begaf zich
eerst naar Schotland, later naar Praag, en stierfin 1830 te Görz
(aan de Isonzo, in Illyrié).
Reeds den 7den Aug. 1830 benoemden de beide kamers l ode-
wijk Philips, een\' zoon van Égalité (zie blz. 175), hertog van
Orlcans, een\' zijtak der Bourbons, tot koning der Franschen
(1830—1848). Lodewijk Philips handhaafde zich lang op den
troon in spijt van menigen opstand, zoowel van de aanhangers
der Bourbons als van de republikeinsche partij. Bovendien had
hij het zeldzaam geluk, aan herhaalde aanslagen op zijn leven,
zooals aan dien van Fieschi in 1835, te ontkomen. Tot zijn
beroemdste ministers behoorden Casimir Périer, die in 1832
stierf, Thiers en Guizot. Zeer belangrijk werd de r\'ransehe
kolonie Algiers, die zich door voortdurende veroveringen op de
hoofden der Bedoeïenen, inzonderheid op den dapperen, in 1847
als gevangene naar Frankrijk overgebiachten Abd-e I-Kader,
meer en meer uitbreidde. In den steeds voortdurende!] oorlog
tegen de Xoord-Afi ikaansche stammen verwierven B u g e a u d ,
Ca vaignac, Changarnieren andere veldheeren grooten roem.
Abd-el-Kader bleef in Fransche gevangenschap tot 1852, toen
Lodewijk Napoleon hem de vrijheid schonk. In weerwil van den
glans dier krijgstochten was de binnenlandsehe toestand van Frank-
rijk hoogst onrustbarend. De zware schuldenlast, die het land
drukte, het ongenoegzame van \'t volksonderricht, de grove onze-
delijkheid en andere ondeugden, waarmede velen, zelfs onder de
hoogste standen, waren behebt, — dit waren eenige van de talrijke
oorzaken, die veler bekommering wekten. Daarom zag men
voortdurend reikhalzend naar hervormingen uit, en toen zij langs
minnelijken weg niet schenen te bekomen, brak zich de lang
bedwongen ontevredenheid met geweld baan. Den 23sten Febr.
1848 barstte te Parijs een oproer los, waardoor Lodewijk Phi-
lips, na van de kroon afstand te hebben gedaan, werd gedwon-
gen naar Engeland te vluchten, waar hij in 1850 is overleden.
Onmiddellijk daarna herschiep men Frankrijk in een republiek,
en een voorloopig bestuur werd benoemd. Dit maakte in Mei
plaats voor een nationale vergadering en een uitvoerend bewind.
Intusschen was de rust op verre na niet hersteld, en het kostte
den tot dictator benoemden C a v a i g n a c de grootste moeite, het
gevaarlijk Juni-oproer te dempen. Den lOden Dec. 1848 werd
Lodewijk Napoleon, de derde zoon van koning Lodewijk
(zie blz. 188), door stemming van het geheel volk tot president
-ocr page 211-
203
der Republiek met een beperkte macht verkozen. Maar hij verbrak
den 2den Doe. 1851, met behulp van \'t hem toegedaan leger, op
een trouwelooze wijze de banden, die hem knelden, en wist te
bewerken, dat hem den lsten Dec. 1852 de titel «napoleon
lil, erfelijk keizer der Franschen," werd opgedragen. In Jan.
1853 huwde de keizer Eugénie de Montijo, gravin van
Theba, die den 16den Maart 1856 een\' zoon ter wereld bracht,
Napoleon Eugenius Lodewijk Johan Jozef geheeten. —
Naar \'t voorbeeld van Londen, in 1853 door New-York opgevolgd,
hield men in 1855 een derde ivereldtentoonstelling te Parijs en in
1867 een andere op zeer groote schaal.
De Julidagen, gelijk de Fransche omwenteling van 1830 ge-
woonlijk heet, oefenden schier alom in het buitenland, het naast
op België en op Polen, hun\' invloed uit. In België, dat volgens
besluit van \'t Weener-congres (zie blz. 189) in 1815 met Neder-
land was verbonden, had reeds sedert lang verschil van gods-
dienst, taal, karakter en belangen een steeds toenemende onver-
genoegdheid over de niet vrijwillige vereeniging met de Neder-
landen doen ontstaan. Daar deze geest van tegenstand door de
katholieke geestelijkheid en andere ontevredenen nog meer werd
aangezet , ontstond er den 25sten Aug. 1830 een driedaagsche ge
weldige opstand van het volk te Brussel. Nadat de troepen in
haar poging om deze stad te hernemen (den 23—27sten Sept.)
niet waren geslaagd , nam het geheel land deel aan dit oproer,
dat een geheele afscheiding van de Noordelijke Nederlanden be-
doelde. De Belgen riepen een nationaal congres bijeen, dat het
land een vrijzinnige constitutie gaf, en stelden een provisioneels
regeering
in. Reeds had men het huis Oranje-Xassau van den
troon uitgesloten, en nu werd den 4den Juni 1831 prins leo-
pold van s a ksen-koburg (zie blz. 199) tot koning van de
Belgen
verkozen, die zich met Louis e, een dochter van Lode-
wijk Philips, in den echt verbond. Gedurende zijn gansch
bewind, waaronder België steeds in bloei toenam, werd Leopold
als het toonbeeld van een\' constitutioneel vorst geroemd. Hij
overleed in Dec. 1865 en werd opgevolgd door zijn oudsten zoon,
LEOPOLD II.
Intusschen had zich willem i tot de vijf groote Europeesche
mogendheden, als leden van \'t Weener-congres, ge wend, wel-
ker gezanten deswege een conferentie (bijeenkomst) te Londen
hielden en door hun dralen koning Willem tot het besluit brach-
ten, om zijn recht met het zwaard te handhaven. Noord-
Nederland snelde op \'s konings roepstem te wapen. Maar nu rukte
een Fransch leger onder maarschalk G é r a r d België binnen en
stuitte den zegevierenden marsch van Willem, erfprins van
Oranje, die gedurende den tiendaagschen veldtocht, 3—13 Aug.
1831, de Belgen door de slagen bij Hasselt (den 8sten Aug.)
en bij Leuven (den 12den Aug.) van hun minderheid had over-
-ocr page 212-
204
tuigd. Toen ontrukte Gérard door overmacht den Nederlanden hun
laatste bezitting in België, de door generaal Chassé en den
schout bij nacht Koopman dapper verdedigde citadel van Antwcr-
pen
(den 23sten Dec. 1832). Hoewel de groote mogendheden reeds
meer dan een jaar tevoren het koninkrijk België en koning Leopold
hadden erkend, bleef de eindbeslissing nog steeds hangend, daar
Willem I in den voorslag der oppermacht niet wilde toestemmen.
Na een langdurig en hoogst kostbaar bestand noodzaakte de
uitputting der Nederlanden den koning nogtans, om den 19den
April 1830 de bepalingen der conferentie van Londen in te willi-
gen, waardoor de betrekking tusschen de Nederlanden en België
werd geregeld. In 1840 brachten verschillende redenen Willem I
tot het besluit om afstand van de kroon te doen ten behoeve
van zijn oudsten zoon WILLEM n, die den 28sten Nov. te Am-
sterdam werd gehuldigd. Hijzelf huwde onder den titel vgraaf
van Nassau"
met gravin d\'Oultremont en vestigde zich met-
terwoon te Berlijn, waar hij in 1843 is overleden. Het bewind
van den door zijn volk zeer geliefden Willem II werd gekenmerkt
door buitengewone, in de gevolgen heilzame financieele maatregelen.
Tevens legde hij door een herziening der grondwet in 1848 den
grond tot hervormingen in vrijzinnigen geest, die onder zijn\' zoon
werden voortgezet. Na het overlijden van Willem II volgde hem
in 1849 wii.lem in op, onder wiens regeering het droogmaken van
t Haarlemmermeer, een in Juni 1848 aangevangen reuzen werk, in
1853 werd voltooid. In \'t zelfde jaar werd in Nederland het bisschop-
pelijk bestuur weder in de katholieke kerk ingevoerd. Een groote
vrijheid van in- en uitvoer, afschaffing van belemmerende rechten,
deed den handel bloeien en wakkerde vooral den scheepsbouw en
de zeevaart aan, terwijl tevens de geldmiddelen des rijks zicli
voortdurend verbeterden. In 1837 werd een.nieuwe wet op het
lager-onderwijs, in 1803 een op het middelbaar onderwijs gege-
ven. In den herfst van 1825 en in Maart 1855 werd Nederland
door zware overstroomingen geteisterd.
Ook de Polen zochten den 29sten Nov. 1830 door een\' opstand
te Warschau, die zich spoedig over het geheel land uitbreidde,
hun onafhankelijkheid op Rusland te herwinnen. Inzonderheid
was de Russische grootvorst K o n s t an t ij n, die dit land bestuurde ,
\'t voorwerp van hun\' volkshaat. Toen keizer Nikolaas (zie blz.
198) de Polen voor rebellen verklaarde, sloot de Poolsche rijksdag
het huis Romanow van den Poolschen troon uit. Eenige dagen
daarna, den 5den Febr. 1831, begonnen de vijandelijkheden: een
sterk leger Russen onder den veldmaarschalk Diebitsch rukte
Polen binnen. De Polen kampten in onderscheiden gevechten
met wanhopigeu moed; maar ten laatste bezweken zij voor de
overmacht, inzonderheid na den moorddadigen slag van den 26sten
Mei 1831 bij Os t rolenka (ten n. o. van Warschau). Na de be-
storming van Warschau door Paskewitsch (zie blz. 195), den
-ocr page 213-
205
opvolger van den inmiddels overleden Diebitsch, den 6den en 7den
Sept., gaf deze hoofdstad zich bij verdrag aan de Russen over.
Thans werd Polen bij Rusland ingelijfd, en Paskewitsch aan-
vaardde er als stedehouder het bestuur. In 1863 barstte op nieuw
een opstand in Polen uit, dien Rusland niet dan na groote krachts-
inspanning in 1864 heeft kunnen dempen.
§ 93.
Omwenteling in Amerika. De Vereenigde Staten.
Terwijl in Europa de aangeduide groote omkeeringen plaats
hadden, grepen er in de nieuwe wereld niet minder gewichtige
veranderingen plaats. Daar hadden in de 18de eeuw de Engel-
sche volkplantingen, de latere Vereenigde Staten, het eerste voor-
beeld gegeven van een met goeden uitslag bekroonden kampstrijd
voor vrijheid en onafhankelijkheid tegen \'t moederland. Hoe
meer zij sedert dien tijd door akkerbouw, nijverheid en handel
bloeiden, des te verleidelijker moest het gegeven voorbeeld voor
de koloniën der overige Europeesche natiën zijn. In Amerika was
St. Domingo, thans weder Haïti geheeten, na de Vereenigde
Staten, de eerste staat, die zijn onafhankelijkheid herkreeg.
Nadat de Spanjaarden sinds Columbus tijd dit groot en vrucht-
baar eiland hadden bezeten, werd in 1697 de westkust aan Frank-
rijk overgelaten. In 1795 verwierven de Franschen het geheel-
enal en verklaarden de negers vrij. Maar toen barstte er een
vreeselijk oproer der vroeger erg mishandelde slaven tegen hun
blanke meesters los. De door Napoleon ter herovering van Haïti
gezonden troepen moesten deze poging opgeven, zoodat Frankrijk
was genoodzaakt in 1825 de onafhankelijkheid te erkennen van
den vrijen neger- en mulatten (d. i. lieden, gesproten uit de ver-
bintenis van Europeanen met negers)-s/««f, die er onder den
president Boy er was opgericht. Later werd hij in twee rijken
gesplitst: een neger-keizerrijk, het westelijk gedeelte, Haïti ge-
noemd, en een republiek, het oostelijk gedeelte, Domingo of
Dominica geheeten. Sedert 1858 is het keizerrijk Haïti weder in
een republiek van dien naam veranderd, terwijl het ander ge-
deelte, Dominïca, zich sinds 1861 bij Spanje liet inlijven. Dit
is zoo gebleven tot Juli 1865, toen Spanje liet op nieuw voor
een onafhankelijke republiek heeft verklaard. Ten laatste werd,
ten gevolge eener volksstemming , in 1870 het geheel eiland aan
de Vereenigde Staten aangeboden, doch is tot dusver niet aange-
nomen.
Een dergelijke wisseling ondergingen de uitgebreide Spaansche
koloniën op het vasteland van Zuid-Amerika (zie blz. 123 en 124).
Het moederland hield deze rijke streken in strenge afhankelijk-
Wijnne, Overzicht, 7de druk.                                               14
-ocr page 214-
206
heid. Maar sedert 1810 geraakten verscheiden koloniën in open-
baren opstand tegen Spanje. Venezuela verklaarde zich reeds in
1811 voor een onafhankelijke Republiek en kampte tot 1824, het
jaar zijner volle bevrijding, onder Simon Bolivar, met den
bijnaam den bevrijder, die in 1830 stierf, wakker tegen het
Spaansch krijgsvolk. Zoo verloren de Spanjaarden allengs al
hun bezittingen in Zuid-Amcrika en verrezen er alom republie-
ken, als Nieuw-Granada, Beneden-Peru en Opper-Peru, dat den
naam Bolivia aannam, Chili, de Vereenigde Gewesten aan de Plata
en Paraguay. Eindelijk werd ook Mexiko onafhankelijk. — In
weerwil van dit alles erkende Spanje niet vóór 1830 de onafhan-
kelijkheid zijner voormalige koloniën in Amerika, waarvan de
meeste tot nog toe aan binnenlandsche oneenigheden ter prooi zijn.
Inmiddels nam de bloei der Vereenigde Staten snel toe. De
zoogenoemde leer van Monroe, president der republiek (1816—
1825), die het voor Amerika het doelmatigst achtte zich van alle
inmenging in Europeesche geschillen te onthouden, is tot het jaar
1849 \'t richtsnoer van Amerika\'s regeering geweest. Een der groot-
ste kwalen, waaraan de Republiek lijdt, is het geschil over de
slavernij, die den zuidelijken staten voor hun voortdurend bestaan
onontbeerlijk schijnt, terwijl zij den staten van \'t Noorden een
gruwel is. Van 1846 tot 1848 hadden de Vereenigde Staten een\'
oorlog te voeren tegen Mexïko, die in elk opzicht hoogst gunstig
voor hen afliep en \'t grondgebied der Republiek niet weinig ver-
grootte. Mexiko gaat sinds den vrede gebukt onder de rampen
van aanhoudenden burgeroorlog en geldgebrek. In 1864 heeft
een daartoe bijeengekomen vergadering van notabelen maxi mi-
liaan, een\' broeder van Frans Jozef en aartshertog van Oos-
tenrijk, tot keizer van Mexiko verkozen. Maar hij kon zich,
hoewel gesteund door een Fransche krijgsmacht, niet staande
houden tegen JU ARE Z, die hem gevangen nam en in Juni 1867,
overeenkomstig een vonnis van den krijgsraad, liet dood schieten.
Na lange spanning barstte eindelijk in 1861 tusschen de Noorde-
lijke en de Zuidelijke Staten van Noord-Amerika een oorlog uit,
die van weerszijden met groote verbittering werd gevoerd en in
1865 ten gunste van het Noorden eindigde. De thans aan \'t hoofd
der Unie staande president is Grant, gekozen in Maart 1869.
§ 94.
Het jaar 1870.
Hoewel men nog niet op goeden grond kan spreken van een
geschiedenis van \'t jaar 1870, heeft zich toch dat tijdsbestek door
zoovele en zoo belangrijke gebeurtenissen gekenmerkt, dat zij,
althans terloops, behooren ook hier te worden vernield.
«k
-ocr page 215-
207
Reeds is boven (zie blz. 191, 194, 199) herinnerd aan de uit-
komst der bewegingen in Spanje, de benoeming van prins Ama-
dëus tot koning, aan den omkeer der zaken in Italië, alsmede
aan de doorgraving van \'t kanaal bij Suez, een feit, dat waar-
schijnlijk is bestemd, om de voorbode te zijn, op \'t gebied van
handel en zeevaart, van een omkeering, even gewichtig en rijk
in gevolgen, als toen men vóór ruim drie eeuwen den zeeweg
vond om de Kaap de goede hoop. Doch alles, wat in genoemd
jaar plaats greep, had niet hetzelfde vredelievend karakter.
Van een geheel anderen aard toch was datgene , dat sinds Juli
1870 het hoofdonderwerp is geweest van de gedachten der millioe-
nen menschen, die de bevolking van Europa uitmaken. Nadat
Frankrijks gezant te Berlijn, Benedetti, gedurende een paar
weken een geschil had gevoerd met de regeering van Pruisen
over de vraag, oogenschijnlijk van niet overwegend belang, of
een der prinsen uit het huis Hohenzollern de kroon van Spanje
zou dragen, werd, te dier zake, den 19den Juli door den keizer
der Franschen de oorlog verklaard aan den koning van Pruisen.
Het bleef geen oorlog tusschen twee vorsten of staten, maar werd
er weldra een tusschen, gelijk men pleegt te zeggen, twee natio-
naliteiten , want geheel Duitschland , niet alleen het Noord-Duitsch
verbond, maar ook Beieren en Wurtemberg, sloot zich bij Prui-
sen aan.
Binnen kort bleek het, dat Duitschland gereed was, Frankrijk niet.
Wel had dit rijk een groot aantal kanonnen van een bijzonder
maaksel, mitrailleuses geheeten, te zijner beschikking, maar ook
deze wogen, evenmin als de afdeelingen troepen , Turco\'s geheeten ,
waarvan de kern uit Afrikanen bestaat, op tegen de algeheele
inrichting van de Pruisische en de Beiersche legers, die in alle
opzichten voortreffelijk was. Den 4den Augustus werd de reeks
der groote zegepralen van de Duitsche wapenen geopend. Op dien
dag won de Pruisische kroonprins, Frederik VV i 11 e m, den slag
bij Weissenburg (ten n. van Straatsburg) op den rechtervleu-
gel van \'t leger van maarschalk M a c M a li o n , die daarop den
Oden geheelenal werd verslagen bij Wocrth (in de nabijheid van
Weissenburg) door de troepen zoowel van den kroonprins, als van
\'s konings neef Frederik Ka rel. Den 12den namen de Duit-
schers bezit van Nancy, de oude hoofdstad van Lotharingen, na
reeds vroeger met de insluiting van Straatsburg een\' aanvang te
hebben gemaakt.
Sedert dit oogenblik hing het lot van Frankrijk af van de vraag,
of het aan \'t leger van B a z a i n e, te Metz ingesloten , zou geluk-
ken, zich door te slaan en of hij zich zou kunnen vereenigen
met Mac Mahon, die het bevel voerde over de krijgsbenden in de
legerplaats bij Chalons (aan de Manie) , waar vroeger Attila zich
niet zijn Hunnen had opgehouden. Deze vereeniging werd vooral
verhinderd door den grooten slag bij G r a v e 1 o 11 e (nabij Metz),
14*
*
-ocr page 216-
208
waar de koning van Pruisen in peisoon de Duitschers aanvoerde
en waardoor het leger van Bazaine den 18den naar de legerplaats
bij Metz werd teruggedrongen en van Parijs geheel afgesneden.
Intusschen had Mac Mahon de versterkte legerplaats bij Chalons
verlaten en richtte zich naar \'t Noorden. Op hem behaalde W i 1-
lem I den lsten September een schitterende zege in den slag
onder de muren van Sedan (aan de Maas, ten n. w. van Ver-
dun, op de grenzen van Luxemburg), waarin Mac Mahon werd
gekwetst, \'t Onmiddellijk gevolg dier nederlaag was, dat Napo-
leon III, die zich bij dat leger bevond, zijn\' degen en zijn\' per-
soon ter beschikking stelde van den koning van Pruisen en dat het
gansch overschot van \'t Fransch leger, nagenoeg 100,000 man,
in krijgsgevangenschap geraakte. Den keizer der Franschen werd
het slot Wilhelmshöhe (nabij Kassei) als verblijfplaats aangewezen.
Nu kon niets meer de insluiting van Parijs in den weg staan.
De koning vestigde zijn hoofdkwartier te Yersailles. Klaarblijkelijk
was het voornemen der Duitschers, de groote wereldstad, door
den toevoer van levensmiddelen geheel af te snijden, tot capitulatie
te noodzaken. In zoover heeft de uitkomst de verwachting der
Duitschers bedrogen, dat dit middel is gebleken alleen niet vol-
doende te zijn. Langer dan vijf maanden heeft Parijs de noodlot-
tige ontknooping, die toch eindelijk moest komen, pogen af te
wenden. Groote zelfbeheersching en bezadigdheid heeft de bevol-
king in die moeielijke weken aan den dag gelegd. Maar de ont-
knooping werd èn in de hand gewerkt èn als telkens een\' stap
naderend aangeduid door verschillende kleinere rampen, die het
zwaar geteisterd Frankrijk achtereenvolgens troffen.
Inmiddels was men, bij de opeenstapeling van zooveel onheilen,
te Parijs niet lijdelijk gebleven. Na den slag bij Gravelotte was
Trochu tot gouverneur van Parijs en opperbevelhebber van de
krijgsmacht dier stad benoemd. En na de geduchte nederlaag bij
Sedan had er een geheele omwenteling plaats. Toen drong een
deel van de bevolking met geweld de vergaderzaal van het wet-
gevend lichaam binnen. Aan dien aandrang kon geen weerstand
worden geboden. Alzoo werd in de eerste dagen van September
de keizer van zijn waardigheid vervallen verklaard en de republiek
bij openbare afkondiging ingesteld. Keizerin Eugénie vluchtte
naar Engeland. Als leden van een provisioneele regeering, het
bewind der nationale vergadering, namen Jules F a v r e, G a m-
betta en een achttal anderen zitting. Vruchteloos was ook de
inspanning dezer mannen. Tevergeefs brachten zij een leger van
\'t Noorden, een leger van de Loire, enz. op de been. Het ont-
brak die legers aan de noodige uitrusting, aan voldoende oefening,
aan een behoorlijke leiding: grootendeels bestonden zij uit natio-
nale en mobiele garden. Van nog minder gehalte waren de ben-
den franc-tireurs of vrijschutters, die allerwege verrezen. Ook
-ocr page 217-
209
de hulp, die Garibaldi aanbracht, was niet in staat het verderf
van Parijs af te wenden.
Van de ongelukken, die Frankrijk gedurende het beleg van
Parijs had te verduren, waren liet verlies van Straatsburg en de
val van Metz degene, die de meeste beteekenis hadden. Straats-
burg gaf zich, na weken lang te zijn gebombardeerd, den 28sten
September over. Metz bezweek den 27sten October. Daar de be-
zettingen van die beide steden zich naar Duitschland moesten be-
geven, beliep het getal der krijgsgevangenen, die in dit rijk hun
verblijf vestigden, over de 300,000 man.
Wat Parijs betreft, ook hier was de fortuin den Franschen niet
gunstig. Bij herhaling werd zoowel het leger van het Noorden,
als dat van de Loire, welker roeping was, de stad te ontzetten,
geslagen. Een paar uitvallen op groote schaal, door Trochu
ondernomen, mochten evenmin baten. Zóó kwam het ten laatste
tot een einde, toen het bombardement, dat men lang had gevreesd,
doch ook menigeen voor onmogelijk had gehouden, sedert Januari
1871 toonde, Parijs meer nadeel te kunnen toebrengen, dan velen
hadden vermoed. Op \'t eind dier maand dwong de tegenspoed
Frankrijk, het hoofd in den schoot te leggen.
Zoo zag zich dan het gedeelte van \'t voorloopig bewind, hetwelk
te Parijs zijn\' zetel had, verplicht, eerst een\' wapenstilstand aan
te vragen. Deze werd toegestaan! Om de tegenkanting van Gam-
betta en die leden , welke te Bourdeaux waren gevestigd, bekreunde
men zich niet. Den tijd van den wapenstilstand maakten zich de
Franschen te nutte, ten einde een regeering te bekomen, waar-
mede de vijand kon onderhandelen, om leden te kiezen voor de
nationale vergadering, die met T h i e r s, als hoofd van \'t uilvoc-
rend bewind
, weldra bijeenkwam. Het bewind der nationale ver-
dediging trad alsnu af.
Den 26sten Februari 1871 werd men het te Versaillcs eens
over de vredespraeliminairen, die een einde maakten aan dezen
gruwelijken oorlog, waarin, van den kant der Duitschers, behalve
de koning van Pruisen, von Bismarck, de minister van oorlog
von Roon en Moltke wederom (zie blz. 196) de hoofdpersonen
waren geweest. De hoofdinhoud dier praeliminairen komt hierop
neer, dat Frankrijk den Elzas met Straatsburg en Duitsch Lotha-
ringen met Metz aan Duitschland afstaat en binnen drie jaren
vijf milliarden, d. i. vijfduizend millioenen, francs betaalt. Tot
het tijdstip der volledige afbetaling van de gansche som werd
Duitschland gerechtigd verklaard, een deel van Oostelijk Frankrijk
bezet te houden, loopend ongeveer van Rouaan tot Dijon. Nog
werd vastgesteld, dat de onderhandelingen om tot den eigenlijken
vrede te geraken, zouden worden geopend te Brussel. De bekrach-
tiging der vredespraeliminairen zoowel door Willem I, als door
de nationale vergadering, liet zich niet lang wachten. Tevens
sprak deze vergadering de vervallenverklaring van den troon uit
-ocr page 218-
210
van Napoleon III en zijn huis. Onmiddellijk na die bekrachtiging
verliet de gewezen keizer der Franschen het kasteel Wilhelmshóhe
en begaf zich naar Engeland.
Behalve de vele andere gevolgen van dezen krijg, die eerst met-
tertijd aan den dag zullen komen heeft hij Duitschland een krach-
tige schrede voorwaarts doen zetten op de baan der eenheid. Op
voorslag n. 1. van den koning van Beieren is ook Zuid-Duitschland
toegetreden tot het verbond, dat sinds 1866 voor \'t Noorden van
dat rijk bestond, en is Willem I, met behoud van den titel »koning
van Pruisen", de titel keizer van Duitschland ten deel gevallen,
aan von Bismarck die van rijhskansciier. Zóó hoopt men een
eenheid van al wat Duitscher is te zullen verkrijgen, waarvan de
wereld, ook ten tijde van het voormalig keizerschap, nog nooit
het schouwspel heeft gezien.
Terwijl Duitschland op die wijze het voorbeeld geeft van een
streven naai\' nader aaneensluiting, levert Frankrijk een tafereel
op van innerlijke verdeeldheid, hetwelk maar al te zeer aan de
tooneelen van 1789 en volgende jaren herinnert. Nadat eenige
afdeelingen der Duitsche troepen gedurende de drie eerste dagen
der maand Maart een deel van Parijs hadden bezet gehouden,
brak er een oproer uit van de hevige republikeinschgezinden,
hetwelk gericht was tegen de nationale vergadering. Eindelijk
heeft, nadat de opstandelingen allerlei wreedheden hadden begaan
en een groot deel van Parijs in brand gestoken, in de maand
Mei de partij der orde gezegevierd. Den lOden derzelfde maand
werd op de vroeger vastgestelde voorwaarden de vrede met Prui-
sen geteekend te Frankfort aan de Main.
-ocr page 219-
CHRONOLOGISCH OVERZICHT.
NIEUWE GESCHIEDENIS.
EEBSTE TIJDVAK.
Van het begin der Nieuwe Geschiedenis lol den Westphaalschen vrede in
1648 en die van Koppeuhagen en van Oiïva in 1660.
Jaren n. C.
$ 57. De ontdekking van Amerika ....
         in 1492.
en van den weg ter zee naar Oost-Indië. — De eer-
ste reis rondom de wereld door P. Magelhan . 1519—1521.
F. Cortez verovert Mexiko , F. Pizarro Peru.
Herleving der letteren en wetenschappen. — Johan Gutenberg te
Maints vindt waarschijnlijk de boekdrukkunst uit . . omstr. 1455.
Hoofdgebeurtenissen, die het begin der Nieuwe Geschiedenis ken-
merken.
Bartholomaeus Diaz bereikt de Kaap de goede hoop . . 1486.
Vasco de Gaiua landt te Calicut......1498.
Nut dier tochten.
liman ii cl 1 of de groot e neemt maatregelen ter bevordering
van den bloei der Portugeesche heerschappij in Indië. — Hij
neemt echter spoedig af.
Cabral ondekt Brazilië ........ 1500.
Chrlstonb o rus Colum bus geboren te Genöa .... 1436.
Hij vindt eindelijk gehoor voor zijn plan bij l\'erdi iiand en lsn-
bella van Spanje. — Voordeelen hein beloofd.
Columbus\' eerste tocht met 3 schepen. — 5a» Salvador, de kust
van Cuba, HispaniÖla, thans Hl. Domingo of Haïti . . . 1492.
-ocr page 220-
\'212
Jaren n. C.
Columbus\' tweed? tocht met 17 vaartuigen. — De Caraibische ei-
landen of kleine Antillen, Jamaika. Isabella gesticht 1493—1496.
Zijn derde tocht. — Het eiland Trinldad en het vasteland van
Amerika gevonden. — Roldan. — fiovadilla . . 1498—1500.
Columbus\' vierde tocht.
        ....... 1502—1504.
Zijn dwaling en dood ......... 1506.
De naam Amerika ontleend aan Amerïgo Vespucci.
Ford. Magelhan doet de eerste reit rondom de wereld. — Hij
bereikt de Fhili),pijnsche eilanden en komt om . .          1519—1521.
Fcrd. fortez landt in het door Jlontezuma beheerscht Mexiko
en onderwerpt het gansche rijk ....... 1519.
Frans Pizarro en andereu lauden in rent en veroveren het . 1531.
Voordcelen der koloniën.
Las Casas overleden        .......                      1566.
De slavenhandel.
$ 58. Karel V .                         .....1506—1556.
Zijn oorlogen tegen Frans I . . . .         1521—1544.
Karels tochten tegen de Afrikaansche zeeroovers. —
Soliman II sultan der Ottomanische Turken .
         1520—1566.
Karel I, II, III, V, geboren te Gent.....1500.
Hij wordt heer der Zuidelijke Nederlanden, alsmede van Holland en
Zeeland...........1506.
Ferdinand de katholieke sterft. — Karel wordt bezitter der Spaan-
sche monarchie . . . . . . . . . .1516.
Maximiliaan I sterft. — Karel V keizer van Duitschland . 1519—\'1556.
Hij bezweert een verkiezings-capitulatie en wordt te Aken ge-
kroond...........1520.
Oorlogen tusschen Frans I, koning van Frankrijk, en Karel, geëin-
digd met den vrede van Crept/, .....         1521—1544.
C\'lëmens VII kroont Karel V te Bologna als koning van Italië
en als keizer .......... 1530.
De beheerscher van Tunis erkent de oppermacht van Spanje en
schenkt aan ten minste 10,000 Christenslaven de vrijheid . . 1535.
Karels onderneming tegen Algiers mislukt ..... 1541.
Verbond van Frans met Sol I man II, sultan der Ottomanische
Turken..........1520—1566.
De Turken moeten het beleg van Weenen opbreken. . . . 1529.
$ 59. Het begin der hervorming in Duitschland en Zwit-
serland..........1517.
Maarten Imther, Philips Melanchthon en Ulrich
Zwingli.
Misbruiken in de Christelijke kerk.
Wessel Gansfort, Rudolf Agricola en inzonderheid De-
siderïus Kr as mus voorloopers der hervorming.
-ocr page 221-
213
Jaren n. C.
Leo X laat aflaten bij de Duitschers vcrkoopen. — Beteekenis en
kracht dier aflaten. — Tetzel in Saksen ..... 1517.
Maarten Luther geboren te Eisleben......1483.
Hij studeert te Erfurt. — Hij wordt Augustijnerraonik. — Hij
wordt hoogleeraar in de godgeleerdheid te Wittenberg. — Zijn
verblijf te Rome..........1510.
Hij slaat 95 stellingen aan de hoofdkerk te Wittenberg aan 31 Oct. 1517.
Luther voor den paus gedaagd. — Frederik de wijze, keur-
vorst van Saksen, springt voor hem in de bres.
Redetwisten van Luther met verschillende geleerden.
Luther wordt in den ban gedaan; maar hij werpt de banbul en het
canoniek recht voor de poorten van Wittenberg in \'t vuur
10 Dec. 1520.
Luthers afval van de Roomsch-katnolieke kerk op den rijksdag te
Worms.........18 April 1521.
Luther in den rijksban. — Hij komt op den Wartburg. — Bijbel-
vertaling.
Luther herstelt de orde te Wittenberg......1522.
Philips Melanch tho n. — De hervorming vindt ingang in Noord-
Duitschland.
Luther huwt Katharina van Bora. — Zijn catechismus. Ver-
anderingen in de godsdienstoefening.
ülricb Zwingli zet een hervorming te Zürich door. — De her-
vorming zegeviert in verscheiden kantons. — Verschil van Zwingli\'s
leer met die van Luther. — Lutheranen en gereformeerden of
Zwinglianen en Calvinisten.
§ 60. De vorderingen der hervorming tot den godsdienstvrede
te Augsburg.........1555.
Se Smalkaldische oorlog.......1546.
De dertigjarige oorlog, van 1618 tot 1648, tot den rijks-
dag te Regensburg........1630.
Karels denk- en handelwijze omtrent de hervorming. — Luthers
aanhangers krijgen den uaam protestanten. — Overgang van dien
naam op de gereformeerden en tegenwoordig gebruik daarvan.
Rijksdag te Augsburg. — De Augsburgsche confessie . . . 1530.
Verdedigingsverbond der Luthersche stenden te Smalkalden . . 1531.
Godsdienstvrede te Neurenberg         ....... 1532.
Luther sterft. — De Smalkaldische oorlog loopt ongunstig voor de
Lutheranen af.........1546—1547.
Maurits, hertog van Saksen, rukt naar Tyrol tegen Karel V
op. — Godsdienstvrede te Augsburg. — Vrije godsdienstoefening
aan de Lutheranen verzekerd. — De rijksstenden hebben vrijheid,
of den katholieken , of den Lutherschen eeredienst te omhelzen, de
onderdanen het recht om het land, welks vorst slechts één\'
godsdienst wil dulden, te verlaten . \' . . . . . 1555.
-ocr page 222-
214
Jaren n. C.
Ignatius van Loyöla sticht de orde der Jesüiten of het ge-
nootschap van Jezus,
en de paus bekrachtigt het. . . . 1540.
Voornaamste middelen, waardoor de Jezuïten invloed zoeken te bc-
komen. — Schaduwzijde der orde.
Karel V legt de Duitsche kroon neer......1556.
Hij sterft in het klooster Yuste ....... 1558.
F e r tl i ii <i ii d 1 keizer van Duitschland .... .sedert 1558.
Matthïas.........1612—1619.
De protestanten in Bohemen verwerven den majesteitsbrief . . 1609.
De kerk te Braunau wordt gesloten, die van Klooster-Grab verwoest.
Slawata en van Martini tz wordeu door de protestantsche sten-
den, door den graaf van Th urn aangevoerd, uit een boven-
venster van het slot te Praag in de gracht geworpen.
Ferdinand II.........1619—1637.
Frederik V, keurvorst van de Palts, als koning van Bohemen
gekroond ............ 1619.
Philips III belooft hulp aan Ferdinand II.
Maximiliaan, hertog van Beieren, verslaat Frederiks leger op den
witten berg...........1620.
Frederik in de rijksban. — Hij vliedt naar de Nederlanden. — De
majesteitsbrief verscheurd. — Ook elders in Duitschland hebben
de pogingen der hervormden geen beteren uitslag.
De vorsten van Neder-Saksen stellen Christlaan IV, koning
van Denemarken, aan hun hoofd. ...... 1625.
Albrecht van Waldstein of Wallenstein.
Tilly verslaat Christiaan IV bij Lutter......1626.
Wallenstein wordt hertog van Mecklenburg, van welk land de beide
regeerende hertogen worden beroofd.
Vrede van den keizer met Denemarken ...... 1629.
Straalsond weerstaat Wallenstein ....... 1628.
Wallenstein wordt hertog van Friedland en generaal of admiraal der
Oostzee.
Maximiliaan en andere vorsten noodzaken Ferdinand II op den
rijksdag te Regensburg Wallenstein af te zetten. Aanleiding
daartoe ........... 1630.
§ 61. De dertigjarige oorlog, van den rijksdag te Regens-
burg tot den "Westphaalsehen vrede
. . . 1630—1648.
Wallenstein afgezet en vermoord.....1634.
Gust aal\' II Ad o II\', koning van Zweden, door ltichelicu ovcr-
gehaald tot den oorlog tegen den keizer. — Hij landt in Pom-
mcren ............ 1630.
Hij verdrijft de keizerlijken uit Pommeren en uit Mecklenburg.
Maagdenburg door Tilly veroverd en door een\' brand verwoest . 1631.
Johan Gcorge, keurvorst van Saksen, roept Gustaaf Adolf thans
te hulp. — Die van Brandenburg volgt zijn voorbeeld.
-ocr page 223-
215
Jaren n. C.
Overwinning van Gnstaaf Adolf op Tilly bij Breitenveld . 17 Sept. 1631.
De Saksen bemachtigen Bohemen. — Gustaaf Adolf trekt naar den
Rijn en bezet een deel van Beieren.
Tilly sterft. — Wallenstein ten tweeden male, en thans onder
bijzondere voorwaarden, opperbevelhebber. — Hij verdrijft de
Saksen uit Bohemen.
De protestanten overwinnen Wallenstein bij Lützen. — Gustaaf
Adolf sneuvelt........16 Nov. 1632.
Wallensteins dralen eu onderhandelen in Bohemen. — De keizer
maakt diens troepen afkeerig van hem. — Hij wordt te Eger
vermoord ......... 25 Febr. 1634.
De protestanten verliezen den slag bij Nördlingen.
Vrede gesloten tusschen den keurvorst van Saksen en den keizer 1635.
Richelieu verklaart Spanje en Oostenrijk den oorlog.
Een rij overwinningen herstelt de zaak van \'t protestantendom.
Vrede te Osnabriick en Munster. — De Augsburgsche godsdienst"
vrede tot de gereformeerden uitgestrekt. •—• De keurvorst van
Beieren behoudt de hem in 1620 geseliouken Boven-Palts. —
Frederiks zoon erlangt de Beneden-Palts en wordt de achtste
keurvorst.
— Frankrijk verkrijgt het grootst deel van den E1-
zas, Zweden Voor-Pommeren met Stettin en Rügeu. — De
Vereenigde Nederlanden door den kouing van Spanje als on-
afhankelijke lauden erkend; de Schelde gesloten . . 24 Oct. 1648.
§ 62. De Nederlanden onder Karel V en Philips II tot
het stadhouderschap van Maurits . . .          1506—1590.
Karel V verwerft Friesland, Utrecht, Overijsel, Groningen, Drente
en Gelderland.
Elk gewest heeft zijn bijzondere statenvergadering.
Verdrag van Augsburg. — Alle Nederlandsche gewesten zullen
onafhankelijk van Duitschland zijn , maar onder de hoede van
dit rijk staan, mits een zeker aandeel in de rijkslasten dragend, 1548.
Philips II of III........1555-1581.
Hij vertrekt naar Spanje. — Margarëta landvoogdes. — A n-
tonius Perenot, later kardinaal Granvelle.
Wille iu, prins van Oranje, graaf van Nassau, stadhouder
van Holland, Zeeland en Utrecht.
Lamoraal, graaf van Egmond, stadhouder van Vlaanderen
en Artois. — De Montmorency, graaf van Hoorne,
admiraal.
Menige grieve tegen Philips. — 18 bisschopszetels in plaats van 3.
Granvelle vertrekt, op bevel van Philips, naar Italië . . . 1564.
Het compromissum
           ......... 1565.
Optocht onder aanvoering van Hendrik van Brederodc en
Lodewijk van Nassan ter aaubieding van een verzoekschrift
aan de landvoogdes. — Geuzen ..... 5 April 1566.
-ocr page 224-
216
Jaren n. C.
De beeldenstorm..........1566.
Alvarez de Tolëdo, hertog van Alva, weldra \'s konings
landvoogd alhier, komt in de Nederlanden           .... 1567.
Willem neemt zijn ontslag als stadhouder van Holland , Zeeland en
Utrecht en gaat naar Duitschland, Margareta naar Italië. — De
graaf vanBoussubij voorraad als stadhouder over Holland
aangesteld...........1567.
De raad van beroerte. — Egmond en Hoorne , ter dood gebracht. —
Slagen bij Heiligerlee en Jemmingen.         ..... 1568.
Alva schrijft drie belastingen uit: den honderdsten , den tienden
en den twintigsten penning. — Doel daarvan. — Het volvoe-
ren wordt hem weldra onmogelijk. — De belastingen zijn later
provinciaal gebleven tot 1805 , toen Rutger Jan Schimmelpeu-
ninck een algemeen stelsel van belastingen invoerde. — De
a/na/game in 1798.
De ivalergeuzeen nemen den Briel in .... 1 April 1572.
Aanleiding hirtoe. — De uitgewekenen onder de Rijk, Blois
van Treslong en anderen houden de stad in bezit en leg-
gen zoo mede den grond tot de vestiging van de onafhankelijk-
heid der Vereenigde Nederlanden.
Vlissingen staat vijf dagen later op en sluit de versterking, door
Alva gezonden, buiten haar wallen. — Veere voor de vrijheid
gewonnen. — Enkhuizen en andere plaatsen volgen.
Eerste vergadering van de staten van Holland buiten Spaansch
gezag. — Willem, prins van Oranje, als \'s konings wettige
stadhouder van Holland, Zeeland, West-Friesland en Utrecht
erkend
         . . . ,.....19 Juli 1572.
Zutfen, Naarden en Haarlem verschrikkelijk geteisterd; maar Alk-
maar en Leiden houden zich staande.
Don Louis de Requësens. — Hij sterft . . .          1573—1576.
Don Jan van Oostenrijk......1576—1578.
De hertog van Parma, Alexander Farnëse, . . . 1578.
Farma neemt Antwerpen in             . . . . .17 Aug. 1585.
Den hervormden te Antwerpen geen vrijheid van godsdienst, maar
nog een ongestoord verblijf voor vier jaren verleend. — Duizenden
wijken naar ons land, vooral naar Amsterdam. — De zeehandel
verlaat voor de twee volgende eeuwen Antwerpen.
De zuidelijke gewesten keeren onder de gehoorzaamheid van Spau-
je\'s koning terug.
Vier hoofdgebeurtenissen gaan die scheiding van \'t Zuiden en Noor-
den vooraf: de unie van Utrecht, de afzwering van Philips II ,
de onderhandelingen over \'t aannemen van Willem I tot grond-
wettig vorst en heer, ziju vermoording.
Pacificatie van Gent
          ......... 1576.
In plaats dat het Zuiden en Noorden elkander onderling beter ver-
staan , wordt de klove tusschcn hen steeds grooter. — De unie
van Utrecht
tusschen Holland, Zeeland , Utrecht, de Ommelau-
den en een deel van Gelderland gesloten ... 23 Jan. 1579.
De overige noordelijke provinciën en andere naburige provinciën
voegen zich vervolgens hierbij. — Doel der unie.
In het onbepaalde en gebrekkige dezer grondwet ligt de sleutel ter
-ocr page 225-
217
Jaren n. C.
verklaring der gewichtigste gebeurtenissen onzer binnenlandsche
geschiedenis. —• Of de eindbeschikking bij de unie was, vertegen-
woordigd door de Slaten-Generaal, of wel bij de stalen der bij-
zondere provinciën,
dit beslist in het geschil met Oldenbarnevelt
en in dat van Willem II met Amsterdam.
Philips neemt het onderscheid niet aan, dat de strijd wordt ge-
voerd niet tegen den koning van Spanje, maar tegen de Spaan-
sche legerbenden en haar hoofden. — Hij kondigt den ban af
tegen Willem I en verklaart hem vogelvrij ..... 1580.
De algemeene staten der Vereenigde Nederlanden zweren Philips
af..........26 Juli 1581.
Holland onderhandelt voortdurend om Willem I tot grondwettig
vorst aan te nemen onder den naam van: „graaf van Holland
en Zeelaud." — Gouda en Zeeland toeven met hun toestem-
ming.
Willem I valt door het schot van Balthifzar Gerard. — Zijn
laatste woorden ......... 10 Juli 1584.
Willem Lodewijk stadhouder van Friesland.
Hendrik III weigert de oppermacht over deze landen. — Eliz&betb.
weigert ze ook, maar zendt Robert Dudley, graaf van
Leicester, tegen zekere onderpanden. —• De Staten-Generaal
dragen hem de algemeene landvoogdij op .... . 1585.
Maurits stadhouder van Hollaod en Zeelaud. — Johan van 01-
denbarnevelt adcokaat van den lande, later raadpensionaris
geheeten, van Holland.
        ........ 1585.
Voortdurende geschillen van de staten van Holland en 01deubarne-
velt met Leicester. — Oorzaak daarvan.
Leicester keert naar Engeland terug. ...... 1587.
De Spaansche armada onder Medi na-Si do nïa. — Oorzaken van
haren bijna geheelen ondergang.......1588.
\\ 03. Be Nederlanden van \'t stadhouderschap van Maurits
tot den vrede van Westminster .... 1590__1654.
Maurits ook stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijsel
1590—1625.
Philips scheukt de Nederlanden aan Isabella en Albertus,
aartshertog van Oostenrijk.
Maurits verslaat de aartshertogen bij Nieuwpoort .... 1600.
De Oost-Indische compagnie opgericht ...... 1602.
Het twaalfjarig bestand         ........ 1609.
Kerkgeschillen barsten in de Republiek los en worden onwillekeu-
rig staatsgeschillen. — Verschil in opvatting van eenige belang-
rijke leerstukken, vooral van dat der praedestinalie, tusschen
Gomarus en Arminl\'us.
De staten van Holland willen , dat de oneenigheden door onderlinge
toegevendheid uit den weg worden geruimd. — De Arminianen of
-ocr page 226-
218
Jareu n. C.
remonstranten zijn \'t gehoorzaamst aan de staten.
Diezelfde staten neigen tot de algeheele oppermacht van iedere
provincie tegenover de unie. — Dus remonstrant gelijk Hollandsen
of voorstander der volle provinciale souvereiniteit en contra-remon-
slrauleii
gelijk prinsgezind of voorstander van de overstemming
iu de uuie en van de stadhouderlijke partij.
Oldenbarnevelt en Hugo de Groot, de hoofden der staatsge-
sinde partij,
in hechtenis genomen. — Oldenbarnevelt door een
rechtbank van 24 regters wegens hoogverraad ter dood veroor-
deeld............1618.
Oldenbarnevelt ter dood gebracht ....... 1619.
H. de Groot ontsnapt uit Loevestein. — De algemeene synode te
Dordrecht. — De gevoelens der remonstranten veroordeeld
Nov. 1618—Mei 1619.
Willem Lodewijk sterft. — Ernst Kasïmir stadhouder van
Friesland, Ma.nrits van Groningen en Drente          . . . 1620.
Maurits sterft. — F rederik Hendrik . . . . 1625—1647.
Ernst Kasfmir stadhouder van Groningen en Drente          . .        . 1625.
Frederik Hendrik verovert \'s Hertogenbosch ..... 1629.
Aanvallend en verdedigend verbond van Frankrijk en de Nederlanden
tegen Spanje..........1635.
Nederlaag bij Duins, den Spanjaarden toegebracht door Maarten
Harpertszoon Tromp, . . . . . . . 1639.
Willem II, tevens stadhouder van Groningen en Drente, 1647—1650.
De Westphaalsche vrede.......24 Oct. 1648.
Geschil over \'t getal der af te danken troepen.
De stadhouder laat zes afgevaardigden ter dagvaart van Holland,
hoofden der staatsgezinde partij, die van nu af ook de Loeoe-
sleinsche factie
heet, op Loevenstein gevangen zetten cu doet een\'
aanslag op Amsterdam, alles op last der bondgenooten.
De staatsgezinde partij geeft toe. — De wonde is echter nooit ge-
heeld.
Willem II sterft.....                .... 1650.
De groole vergadering van ruim 300 personen. — Geen kapitein-
generaal vooreerst. — Het stadhouderloos bestuur begint voor
de meeste gewesten. — De vergadering ontwerpt een regeling
omtrent de zaken van godsdienst en over het beschikken over de
troepen van den staat ......... 1651.
JohaiideWltt.
Gelijk Maurits het Nederlandsch leger tot het eerste van Europa
had gemaakt, zoo verheft de Witt den staat tot een zeemogend-
heid, die met roem Engeland en Frankrijk het hoofd biedt.
Groningen en Drente nemen den stadhouder van Friesland Wil-
lem Frederik, tweeden opvolger van Ernst Kasïmir, ook tot
den hunnen.
Eerste zeeoorlog met Engeland. ...... 1652—1654.
Michiel Adriaans z. de Ruiter slaat de Engelschen bij
Tlvmouth...........1652.
Tromp levert den onbeslisten slag bij ter Heide en sneuvelt . . 1653.
Vrede te Westminster. — De acte van seclusie ten nadeele van
Willem Hendrik door Holland aangenomen
         . . . 1654.
-ocr page 227-
219
.luren n. C.
64. Spanje onder de koningen uit het Habsburgsch huis
Philips II, III en IV......1556-1665.
Portugal een gewest van Spanje . . .         1580—1640.
Portugal onder de regeering van het huis Braganza,
sedert 1640.
Philips II koning van Spanje.....1556—1598.
Don Jan van Oostenrijk bedwingt de Moriscos. — Oorzaak
van dien strijd........1568—1570.
Philips zet den kamp tegen de Turken en de Noord-Afrikaansche
zeeroovers voort. — Zege van Don Jan, alsmede van de Veneti-
aansche en pauselijke vloot, op de Turken bij Lepanto . . 1571.
Sebastlaan, koning van Portugal, verdwijnt in den tegen Ma-
rokko gcleverden slag bij Alkassar ...... 1578.
De onechte Bourgondische dynastie sterft. — Philips II neemt
Portugal in bezit.........1580.
Dou Carlos sterft in de gevangenis, waarschijnlijk aan de ge-
volgen eener ziekte ......... 1568.
Philips III........ .         1598—1621.
De hertog van Lerma oefent het bestuur uit. — De Moriscos,
ten getale van ongeveer 800,000, uit Spanje verdreven.
Philips IV.........1621—1665.
Oorzaken van het toenemend verval van Spanje.
Oorlog tcgeu Frankrijk.......sedert 1635.
Eiude van den dertigjarigen en den tachtigjarigen oorlog door den
Westphaalschen vrede.......24 Oct. 1648.
De opstand in Catalonië bedwongen. ...... 1652.
Oproer te Napels onder Masaniello (de Muette de Porlïci).
Oorzaak van dit en de overige oproeren. — Het wordt gedempt 1648.
J 0 II a II IV uit het huis Braganza, tot koning van Portugal uit-
geroepen.........1640—1656.
Nederland laat Brazilië tegen ƒ 8,000,000 aan Portugal over . . 1661.
$ 65. Frankrijk onder de laatste koningen uit het huis
Valois........1547—1589.
en onder de eerste koningen uit het geslacht
Bourbon........1589—1660.
Johan Calvijn. — De godsdienstoorlogen. — Het be-
heer van Bichelieu en Mazarin.
Hendrik II koning van Frankrijk.....1547—1559.
Johan Calvljn pastoor; hij studeert in de rechten; hij treedt
als hervormer op......sedert omstreeks 1530.
-ocr page 228-
220
Jaren n. C.
Hij gaat van Parijs naar Bazel.......1534.
Hij schrijft de Institutio chrislianae religionis. — Hij wordt prediker
en leeraar der godgeleerdheid te Genève. — Hij strijdt onafge-
broken voor de voogdij der kerk. — Servcde ter dood ge-
bracht. — Aauleiding daartoe ....... 1553.
De Guises Frans en Karel. — De Bourbons: Antoine, door
zijn echtgenoot koning van Navarre, en Lodewijk, prins van
Condé en protestant. — Coligny. — Hugenooten.
Koning Frans II sterft........1560.
KarellX. ........1560—1574.
Katharïna de Medici regentes. — Haar plan.
Uitbarsting van den burgeroorlog tnsschen de hugenooten en de ka-
tholieken.........1562-1598.
Antoine sterft. — Hendrik van Béarn koning van Navarre 1572.
Hij stelt zich aan \'t hoofd der hugenooten.
Huwelijk van Margarêta met Hendrik van Béarn . . . 1572.
De Bartholomaeusnacht of Parijsche bloedbruiloft . 24—25 Aug. 1572.
Coligny gewond door een\' sluipmoordenaar, gehuurd door Katha-
rina en Hendrik van Anjou.
Dezelfdeu en een paar andere aanzienlijke katholieken verwerven
\'s konings goedkeuring tot die euveldaad.
Slachtoffers van den Bartholomaeusnacht: 12,000, 30,000 of 70,000.—
Coligny door een bende moordenaars onder Hendrik de
G u i s e gedood.
Hendrik van Navarre neemt gedwongen de katholieke ge!oofsbelijde-
nis aan , maar zweert ze later weer af.
Hendrik III........          1574-1589.
Vergadering der rijksslenden te Blois. — De koning laat Hendrik
de Guise iu deze stad door sluipmoord uit den weg ruimen         . 1588.
Hijzelf wordt gedood door Jakob Clément, na Hendrik van
Navarre tot opvolger te hebben benoemd, ..... 1589.
I e n d r I k I V uit het huis Bourbon ....          1589—1610.
Hij wordt katholiek. — Reden daarvan. — Edict van Nantes.
Zoo goed als geheele vrijheid van godsdienstoefening en toegang
tot alle ambten. — De hugenooten mogen de veiligheidsplaatsen
voorloopig behouden .........1598.
Hij regelt \'s rijks geldmiddelen en beurt landbouw en fabrieken op.
Hij wordt door Ravaillac vermoord ...... 1610.
Lodewyk XIII........1610—1613.
Armand Jean du Plessis, heer van R ] c h ellen, komt
aan de spits van \'t bestuur ........ 1624.
Zijn rol in de buitenlandsche politiek. — Hij verbreekt de macht
der grooten. — Hij ontwapent de hugenooten. — La Rochelle
wordt belegerd en opent haar poorten. — Richelieu handhaaft
het edict van Nantes.......1627—1629.
Richelieu sterft..........1642.
LodewP XIV . . . . ....         1643—1715.
lUii y.ii ri ii, hoewel niet den titel „eerste minister"\'voerend, staat
aan \'t hoofd van Frankrijk. — ilij gaat op den door Richelieu
ingeslagen weg voort. — Zijn middelen.
Klachten. — De frondeurs. — De adel en het parlement van Parijs
bedwongen.
-ocr page 229-
221
Jaren n. C.
De vrede der Pgrenaeën. — Frankrijk verwerft Artois, op twee
steden na, en vele streken en vestingen in Vlaanderen, Hene-
gouwen en Luxemburg, alsmede een paar landschappen ten n.
van de Pyrenaeén. — Lodewijk XIV huwt Maria Theresia,
die bij voorraad bij een acte, evenwel onder zekere voorwaarde,
afstand doet van de opvolging in de landen der Spaansche kroon;
Lodewijk bekrachtigt de acte ....... 1659.
Mazarin sterft..........1060.
§ 66. Engeland onder het huis Tudor en het huis Stuart
tot de omwenteling eh den dood van Karel I. —
Elizabeth en Maria Stuart van Schotland. — Enge-
land als Bepubliek en onder den protector Crom-
well tot de restauratie......1509—1660.
Hendrik VIM.........1509—1547.
De hervorming ontkiemt.
Hendrik geraakt in twist met Clêmens VII, rukt zich met zijn
rijk van Kome los en verklaart zichzelven voor \'t hoofd der
Engelsche kerk, — Eed van supremUtie. — De protestanten
vervolgd.
Hendriks zes gemalinnen. — Hij scheidt van Katharïna van
Arriïgon. — Anna Boleyn ter dood gebracht.
Eduard VI ..........1547—1553.
De hervorming allengs ingevoerd. — Onderscheid tusschen de Engel-
sche en de Duitsche hervorming.
Eduard VI vermaakt de kroon aan Johanna Gray.
Maria, echtgenoot van Philips II, ....          1553—1558.
Zij herstelt den katholieken eercdienst en de verbintenis met den
stoel van St. Petrus. — Vervolging der hervormden. — Johanna
Gray ter dood gebracht ........ 1554.
ElIiSbeth.........1558—1603.
De suprematie der kroon over de kerk erkend.
De vestiging der anglicaansche of episcopale staatskerk. — De dis-
senters, tot welke de puriteinen en de presbyterianen behooren,
die zich inzonderheid in Schotland uitbreiden. — De bevolking
van Ierland blijft grootendeels katholiek.
Elizabeth bevordert zeer den bloei van Engeland.
Drake doet de tioeede reis om de wereld. — De aardappelen naar
Europa overgebracht .......          1577—1580.
De Oost-Indische handelscompagnie opgericht ..... 1600.
De armada. — Cadix door de Eugelschen en de Nederlanders veroverd 1596.
Grondoorzaak van Elizabeths haat tegen Maria Stuart, koningin
van Schotland,
ilarïa aanvaardt de regeering van Schotland ..... 1561.
De Schotten staan tegen haar op ...... . 1568.
Zij vliedt naar Elizïibeth, die haar gevangen houdt, . . . 1568.
Wwnne , Overzicht, 7de druk.                                                     15
-ocr page 230-
Jaren u. C.
Samenzweringen tegen Eliz&beth. — Maria Stuart onthoofd . . 1587.
Het huis Stuart beklimt met Jakob I den troon van Engeland . 1603.
Engeland en Schotland vercenigd ouder den naam Groot-Britannïè.
Ka\'rel I..........1625-1649.
Tegenspraak tusschen hem en den geest van het Engelsch volk.
Rcpublikeinsche gezindheid der puriteinen.
Hij ontbindt het parlement eenige malen en regeert zonder par-
lement         .........         sedert 1629.
Hij voert een nieuwe liturgie in Schotland in.
De Schotten rukken Engeland binnen ...... 1640.
Het lange parlement ....... .1640—1649.
Karel verlaat Londen.........1642.
Pairfax en Cromwell verslaan hem tweemaal. — De Schotten
leveren hem aan het parlement uit.
De independenten. — 011 vier Cromwell.
De puriteinsche leden uit het parlement geweerd. — Het lagerhuis
benoemt een rechtbank om Karel wegens hoogverraad te vonnissen.
Karel I onthoofd........30 Jan. 1649.
Het hoogerhuis afgeschaft. — De republiek afgekondigd.
Weigering der Nederlanden om zich met de Eugelschc Republiek te
verbinden. — De acte van navigatie . . . , . Oct. 1651.
Oorlog met de Nederlanden.
Cromwell protector. ......... 1653.
Samenzweringen onderdrukt. — Cromwell sterft .... 1658.
Richard Cromwell protector ..... .1658—1659.
Monk. — Het parlement biedt Karel II de kroon aan. — De
restauratie . . . . •......1660.
07. Hot Noorden en Oosten van Europa. — Gustaaf
Wasa en zijn geslacht in Zweden . . . .tot 1654.
De oorlogen van Karel X Gustaaf van Zweden tegen
Polen, Denemarken en hun bondgenooten tot den
vrede van Ollva en dien van Koppenhngen . . 1520—1060.
De band tusschen Denemarken, Noorwegen en Zweden is los.
(\' li ri si ia :i u ||, koning der drie rijken, dwingt de Zweden hem
te erkennen         .......... 1520.
Het Stoekholmsch bloedbad. — Het moorden op \'t platteland
voortgezet ........... 1520.
G ii s 1 a a I\' E r i c h s o tl Wasa komt in Balekarlia.
Oorlog van Gustaaf Wasa, ondersteund door Lubeck, tegen Dene-
inarken.
De unie van Ka! mar ontbonden ....... 1523.
Gustaaf Witt tot koning verkozen ....... 1523.
I)c Luthertohe leer, met behoud der bisschoppelijke inrichting, in
Zweden ingevoerd. — Christiaan II in Denemarken afgezet. —
r\'reilerik I, hertog van fileeswijk-IIolntein. — De hervorming
-ocr page 231-
223
Jaren n. C.
in Denemarken en Noorwegen ingevoerd.....1523.
Gustaaf A dol f koning van Zweden ....         1011—1632.
Hij breidt zijn gebied uit Esthland en Finland uit en verwerft
van Rusland Kareli\'é en Ingermannland, van Polen schier ge-
heel Lijjland. — Zweden wordt de eerste der Noordsche mo-
gendhedeu.
Chrlstlna..........1632—1654.
Kari\'l X Gustaal\' van Palls-Tweebruggen wordt koning van
Zweden..........1654—1660.
Zijn oorlog tegen Polen en Denemarken, die zoowel door andere
staten als door de Nederlanders worden bijgestaan. — Wasse-
naar van Obdam.
De Ruiter landt op F\'unen en verovert Nyborg.
Vrede van Ofiva en Koppenhagen. — Denemarken verliest ver-
scheidene zijner gewesten ........ 1660.
Frederik Willem, de groote keurvorst, uit het huis
llohenzolleru,
keurvorst van Brandenburg en hertog van Prui-
sen............1640—1688.
Hij is gehuwd met Henriétte Louise, de oudste dochter van Fre-
derik Hendrik.
Hij verwerft het souverein bezit van Pruisen.
Onder hem treedt Pruisen op onder de invloedrijke staten van
Europa.
TWEEDE TIJDVAK.
Van den Westpliaahehen vrede in 1618 en die ra» Koppenhagen en va»
Ofïva ««"1060 tol de erkenning der onafhankelijkheid ra» de Veree-
nigdt! Staten van Noord-Amerika bij den vrede van Versxilles in
1783 en den aanvang der eerste 1\'ransche omwenteling in 1789.
5 68. De oorlog van Lodewijk XIV tegen Karel II van
Spanje tot den vrede van Aken . . . .in 1668.
Die van Lodewijk, verbonden met Karel II van
Engeland en met Zweden tegen de Nederlanden en
hun bondgenooten, tot den vrede van Nijmegen 1672—1678.
Frankrijk zeer machtig, toen Lodewijk XIV het bestuur zelf
aanvaardt. — Uitstekende mannen onder zijn bestuur. —
Colbert. — Fransen* koloniën in Oost- en West-Iudiö. —
L o u v o i s.
15\'
-ocr page 232-
224
Jaren n. C,
Doel van Lodewijks oorlogen.
Karcl II koning van Spanje......1665—1700.
Lodewijk XIV wil hem de Spaansche Nederlanden ontrukken. —
Turenne en Condé veroveren een groot deel der Spaansche
Nederlanden.
Willem T e ra p 1 e en Johan de Witt bewerken de tripte alli-
antie
tusschen Engeland, Zweden en de Nederlanden. — Aan-
leiding daartoe..........1668.
Vrede van Aken. — Lodewijk krijgt twaalf steden, grootendeels
in die streek van Zuid-Nedcr,land gelegen, welke later Fransch-
Vlaandereu is genoemd, ...... 2 Mei 1668.
Verbond van Lodewijk XIV met Karcl II van Engeland, Zweden ,
den keurvorst van Keulen en Bernhard van Galen, bis-
schop van Munster.
Het Nederlandsch leger is 20,000 man sterk. — De andere hulp-
bronnen van dien staat. — Bondgenootschap met F r e d e r i k
" Willem van Brandenburg.
Lodewijk verklaart den oorlog en trekt met omstreeks 120,000 man
onder Condc en Turenne bij het tolhuis te Lobith over den Rijn 1672.
Willem III opperbevelhebber der Nederlandsche troepen.
Gelderland, Utrecht en eenige steden van Holland in de macht der
Franschen, Overijsel en Drente door den bisschop van Munster
overweldigd .......... Juni 1672.
Rabeuhaupt noodzaakt van Galen met de Keulsch-Munstersche
legermacht het beleg van Groningen op te breken . . Aug. 1672.
Hij laat Koevordcn verrassen ....... Dec. 1672.
Hevige storm uit het z.w. ....... Juli 1672.
Prins Robbert en \'dEstrées worden bij Kijkduin door de
Ruiter overwonnen ......... 1673.
Leopold I keizer van Duitschland......1658—1705.
De Franschen nemen Maastricht in......Juni 1673.
Leopold en Spanje sluiten zich bij de Nederlanden aan. — Willem
neemt Boun in en noodzaakt Condc om ons land, met uitzonde-
ring van Maastricht, te ontruimen
        ...... 1673.
Het Duitsch rijk verbindt zich met de Nederlanden. — Engeland,
Munster en Keulen sluiten vrede.
Onbesliste slag bij Senef tusschen Willem III en Condc . 1674.
De Spanjaarden verliezen alle Zuid-Nederlaudsche vestingen, op een
vijftal na.
Messïna, tegen Spanje in opstand, wordt door Lodewijk XIV
bijgestaan.
Drie gevechten tusschen onze vloot en du Q u e s n e. — De Rui-
ter sneuvelt bijdenEtna . . . \' . . . 1676.
Vrede te Nijmegen tusschen Frankrijk en de Nederlanden. — De
overige mogendheden sluiten insgelijks vrede. — Spanje verliest
Franche-Comté en veertien steden
         . , . .10 Aug. 1678.
§ 69. De negenjarige oorlog van Lodewijk XIV tegen het
Weener-verbond tot den vredo van Bijswijk . 1688—1697.
-ocr page 233-
225
Jaren n. C.
De Spaansche erfopvolgingsoorlog tot den vrede van
Utrecht en dien van Rastadt .... 1700—1714.
Reunionskamers, — Verschillende steden uit den Elzas, Luxemburg,
Straatsburg eu andere komen in Lodewijks macht.
De Maiutenon. — Herroeping van \'t edict van Nantes. — Onge-
vecr 4 of 500,000 hervormden wijken uit . . . . . 1635.
Verbond te Augsburg tusschen Leopold, het grootst gedeelte van
het Duitsch rijk en Spanje         ....... 1686.
Willem III koning van Engeland. — Engeland voegt zich bij
het verbond..........1688.
De Franschen verwoesten , op bevel van Louvois, de Palts en de
overige Rijnstreken.
Willem III wordt bij Stecnkerken door Luxembourg over-
wonnen. .......         .... 1692.
Hij wordt tusschen Landen en Neerwinden op nieuw door Luxem-
bourg verslagen .......... 1693.
Mons, Namen en andere vestingen door de Franschen ingeno-
men. — Lodcwijk strijdt niet gelukkig ter zee.
Vrede l<: Rijswijk. — Lodewijk erkent Willem III als koning van
Engeland, geeft den keizer alles, buiten den Elzas, en aan Spanje
alle veroveringen, behalve 82 plaatsen in de Zuidelijke Neder-
landen, terug..........1697.
Karel II van Spanje kinderloos. —• Lodewijk maakt aanspraak
op Spanje. — Zijn gronden. — Ook Leopold maakt aanspraak. —
Karel II sterft. — Philips van Au jou bij testament tot
eenigen erfgenaam der kroon van Spanje benoemd . . . 1700.
Het groot of llaagsch verbond tusschen Leopold, Engeland en de
Nederlanden gesloten ......... 1701.
Pruisen, het Duitsch rijk, Portugal en de hertog van Savoye voe-
gen zich hierbij.
Eugenïus van Savoye opperbevelhebber van Leopolds legers.
Willem III sterft........19 Mrt. 1702.
De oorlog wordt gevoerd in Italië, Duitschland, de Zuidelijke Ne-
derlanden en Spanje. — Het getal van Lodewijks uitstekende
veldheeren afgenomen.
Het driemanschap : John C h u r chili, graaf en daarna hertog
van Marlborough, Antonie Heinsiusen Eugenïus van
Savoye.
Marlborough en Eugenïus verslaan Marsin en Tallard bij
Hóchstadt............1704.
Madrid gaat weer voor aartshertog Karel verloren . . 1706.
Hij herkrijgt het..........1710.
Marlborough overwint V i 11 e r o i bij Ramillies .... 1706.
Brabant, Vlaanderen en een deel van Henegouwen vallen Marlbo-
rough toe.
Eugenïus zegepraalt bij Turin over la Feu i 11 ad e en Marsin . 1706.
Marlborough en Eugenïus verslaan Vendüme bij Oudenaarde . 1708.
\' i 11 ars wordt door dezelfden bij Malplaquet overwonnen . . 1709.
He Spaansche Nederlanden allengs door de bondgenooten veroverd.
-ocr page 234-
226
Jaren n. C.
Onderhandelingen van Lodewijk XIV met Heinsius. — Zij worden
afgebroken. — Oorzaak hiervan.
.1 o/. e I I keizer van Duitsehland .....          1705—1711.
Ka rel I V keizer van Duitsehland         ....          1711—1740.
De zeemogendheden veranderen van inzicht. — Marlborough terug-
geroepen. — Val van het whigministerie.
I» h i I 11> s V koning van Spanje.....1701—1746.
Hij behoudt Spanje en deszelfs bezittingen buiten Europa.
Vrede te Utrecht, — De Xederlandeu verwerven een voordcelig
handelsverdrag eu de barrière (Namen, Doornik en vijt\' andere
vestingen, benevens eene half, alle sinds 1715). — Frankrijk
staat Engeland eenige landstreken in Noord-Ainerika, Spanje
staat Gibraltar af.......11 April 1713.
Karcl VI en het Duitsch rijk zetten den oorlog voort.
Vrede te Itastadt. — Karel VI verkrijgt de Zuidelijke Nederlanden,
Napels, Milaan eu het eiland Sardinië          ..... 1714.
De ouderdom van Lodewijk XIV. — De dauphin, de hertog van
Bourgoudic en de hertog van liretaguc sterven nog vóór hem. —
De Maintenon. — Lodewijk XIV sterft ... 1 April 1715.
{ 70. Engeland onder de koningen uit het huis Stuart
Karel II en Jnkob II, alsmede onder Willem III
van Oranje-Nassau, Anna uit de dynastie Stuart en
de koningen uit het Hannoversch huis George I
en George II.......1660—1760.
Karclll.........1660—1685.
Tweede zeeoorlog tusschen Engeland en de Nederlanden .          1665—1667.
Het is een nationale strijd. — Oorzaak daarvan.
Wassenaar verliest den slag bij Lowesthoff tegen den hertog
van York. — Kortenaar sneuvelt. — Wassenaar vliegt
zelf in de lucht. — De terugtocht met moeite gedekt
          . . 1665.
De vloot in weinige weken weder in zee.
De Ruiter raakt, met een vloot van meer dan 100 zeilen, met
over de 21,000 koppen bemand, in den vierdaayschen zeeslag bij
Foreland slaags met Monk, hertog van Alberaarle, 11 Juni 1666.
De strijd begint op nieuw ...... 12 Juni
Hij wordt hervat . . . . . . . .13 Juni
Hij wordt door het wijken der Engelschen beslist. — De Neder-
landsche vloot keert met 3000 gevangenen, o. a. den vicc-admi-
raal Ayscue, en met zes veroverde schepen terug 14 Juni
Meesterlijke terugtocht van de Kuiter in een ontmoeting nabij
Duinkerken. — De Engelschen steken in het Vlic 100 a. 150
koopvaardijschepen in brand eu verwoesten een gedeelte van
Terschelling
         ........          Aug. 1660.
Tocht van de Kuiter en Comelis de Witt «aar Chattam , Juni 1667.
Vrede te Breda. — Elk houdt wat hij heeft: Nieuw-Nederland
-ocr page 235-
227
Jaren n. C.
komt aan Engeland, Suriname aan Nederland . . 31 Juli 1667.
(\'abalmiiiisierie in Engeland ........ 1671.
Het streven van dit ministerie. —• Torys en whigs.
Samenzweringen en opstanden tegen Karcl II.
Karel II sterft katholiek.
Jü Uli II..........1685—1688.
Algcmeene ontevredenheid. — Er wordt een prini van Wales
gehoren. — Ongegrond gerucht dienaangaande .... 1688.
Willem UI landt in Engeland. — Jakob vliedt naar Frankrijk. —
Einde van de roemrijke omwenteling ..... 1\'ebr. 1689.
Willen lil en Maria                   .....1689—1702.
Bepaling omtrent de troonsopvolging. — Vruchteloozc pogingen
van de pretendenten.
Auna...........1702—1714.
Zij stelt een parlement in voor de beide deelen van QrooU
Britanni\'ê ........... 1706.
Ge or ge Lo de wijk, keurvorst van Hannovcr , als koning van
Engeland Veorgcl........1714—1727.
Walpole minister. — Zijn hoofddoel. — Gcorgc II . .1727—1760.
§ 71. Duitschland onder den Habsburgschen keizer Leo-
pold 1.........1658-1705.
De oorlogen tegen de Turken tot den vrede van
Karlowitz.........1663—1699.
Pruisen wordt een koninkrijk onder het huis Ho-
henzollern.........1700.
De Nederlanden en de verheffing van\'Willem III1660—1702.
Leo po ld I, reeds vroeger als koning van Bohemeu en Hon-
garije gekroond,.........1658—1705.
Oorlog tegen de Turken in Hongarije.....1663—1664.
De tegen den keizer opgestane Hongaren roepen de Turken in. —
Tweede oorlog .......... 1783.
Kara Moestupha belegert Weenen ...... 1683.
Karel V, hertog van Lotharingen , en Johan III Sobieski
verslaan hem bij AVeencn ........ 1683.
Eugenïus van Sa v o je behaalt een zege op de Turken bij
Zenta............1697.
Vrede van Karliiivitz. — Leopold behoudt zijn aanzienlijke verove-
ringeu...........1699.
llannover wordt een (het 9de) keurvorstendom         .... 1692.
Erederik III keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen
1688—1700.
Verdrag van Frederik met Leopold I .... 16 Nov. 1700.
Prcderik | koning van Pruisen ..... .1700—1713.
Nederland speelt, ouder het raadpensionarisschap van Johan do Witt,
cenige jaren lang een der eerste rollen iu de staatkunde van
-ocr page 236-
Jaren u. C.
Europa. — De Witt is onvermoeid werkzaam voor de verheffing
van den staat, van zijn zeemacht en handel.
De acte van scclusie vervallen verklaard ...... 1660.
Eeuwig edict der staten van Holland. — De staten der overige
gewesten verklaren het stadhouderschap onvereenigbaar met het
kapitein-generaalschap der unie ....... 1667.
Willem Hcudrik kapitein-generaal voor één veldtocht.
Opheffing van het eenwig edict. — Willem III stadhonder eerst
van Zeeland, toen van Holland ..... .1672—1702.
Utrecht en Ovcrijsel kiezen Willem III tot stadhouder . .        . 1674.
Zoo ook Gelderland.........1675.
Hendrik Kaslmir II stadhouder van Friesland, Groningen
en Drente..........1664 -1696.
Johan de Witt legt zijn ambt neder         .... 4 Aug. 1672.
Corn. de Witt komt op de aanklacht van Tichelaar in de gevan-
genis. — Moord der do Witten ..... 20 Aug. 1672.
72. Kusland onder de alleenheerschappij van Peter den
grooto uit het huis der Bomanows. . . .1689—1725.
De bcheerscher van Rusland neemt den titel czaar aan . . . 1547.
Het huis der Bomanows ......... 1613.
Iwan czaar. — Peter I de groot\'e mederegent. — Sophïa
regentes ........... 1682.
Peter te Preobraschenskoi. — Hij vormt een compagnie soldaten en
wint de gunst van Peter.
Peter bewerkt met behulp der bojaren een omwenteling. — Aanlei-
ding daartoe. — Lefort. . . . . . . . . 1689.
Sophïa in een klooster. — Pe(c[r I alleenheerscher . . 1689—1725.
Iwan sterft...........1696.
Peters bestuur. — Leger. — Zeemacht. — Verovering van Azow
op de Turken .......... 1696.
Een samenzwering der strelitzen onderdrukt. — Aanleiding en
doel daarvan. — Alexëi. — Sokownin ..... 1697.
Peters eerste reis naar Holland, inzonderheid naar Zaandam en
Engeland...........1697.
Tweede opstand der strelitzen bedwongen. — Peter doodt de
schuldigen, ook eigenhandig, en ontbindt de strelitzen. . . 1698.
Hervormingen, aan het buitenland ontleend: de Hongaarsche
kleederdracht. — Het scheren van den baard. — De geestelijken,
de boeren en de Aziaten van die maatregelen uitgezonderd. —
Bevordering van het fabriekwezcu, den berg- en landbouw. —
Enkele volksscholen. — Vreemdelingen ingeroepen.
Peter wordt keizer en „vader des vaderlands" geheetcn . sedert 1722
Onaangename betrekking tusscheu Peter en Alexëi. — Nieuwe
-ocr page 237-
229
Jaren n. C.
ernstige twist tusschcn hen. — Alexêi doet afstand van de kroon. —
Een buitengewoon gerechtshof veroordeelt hem ter dood. — Hij
sterft............1718.
§ 73. Zweden onder Karel XII, koning uit het huis Palts-
Tweebruggen, en de Noordscho oorlog tot den vrede
van Nijstadt........1607—1721.
Karel XI1 koning van Zweden......1697—1718.
Zijn eigenschappen.
Zwedens voorrang in \'t Noorden gaat op Rusland over.
Verbond van Peter met Frcderlk VI, koning van Dencmar-
ken, en Frederik Augustus II, keurvorst van Saksen en,
als Augustus II, koning van Polen. — De Noordsche oorlog 1700—1721.
Karel landt op Seeland en noodzaakt Frederik IV, zich aan het
verbond te onttrekken ......... 1700.
Karel overwint de Russen bij Narwa ...... 1700.
Hij verdrijft Augustus uit Polen. — De Poolsche rijksdag verkiest
Stanislaus Leszinsky, woyvjöde van Posen, tot koning, . 1704.
Karel rukt Saksen binnen. — Vrede, waarbij Augustus Stanislaus
erkent,...........1706.
Peter verovert Ingermannland, benevens een deel van Lijfland en
Esthland. — Hij sticht Petersburg......1703.
De winter en gebrek teisteren Karels leger in de Ukraine.
Peter vernietigt het Zweedsch leger bij Pultawa .... 1709.
Karel vlucht naar Turkije. — Augustus en Frederik vernieuwen hun
verhoud. — Augustus herovert Polen en verdrijft Stanislaus.
Peter verovert Finland.........1710.
Sultan Ach in et III sluit Peter bij de Pruth in ... . 1711.
Vrede, bewerkt door Katharlna. — Azow wordt aan de Porte terug-
gegeven ........... 1711.
Karel verlaat Turkije.........1714.
Karel XII belegert Frederikshald en wordt, niet door sluipmoord,
maar door een\' kogel uit de vesting voor die stad dood geschoten 1718.
Nadeelige vredesverdragen van Zweden met al zijn vijanden.
Vrede van Nijstadt. — Zweden verliest Lijfland, Esthland, Inger-
mannland, alsmede een deel van Karelië voor ƒ 3,600,000 . Sept. 1721.
§ 74. Frankrijk onder Lodewijk XV, koning uit het huis
Bourbon,...... . . .1715—1774.
Pruisen onder de koningen uit het huis Eohenzol-
lern Frederik "Willem I en Frederik II . . 1713—1786.
De eerste Silezische oorlog.....1740—1742.
De oorzaken en het begin van den Oostenrijkschen
erfopvolgingsoorlog.......1741—1748.
Lodewijk XV.......                 .1715—1774.
Philips, hertog van Orléans, regent .                .                 . 1715—1723.
-ocr page 238-
230
Jaren n. C.
Lodewijk XV aanvaardt zelf de regeering. — Fleury, weldra tot
kardinaal benoemd, metterdaad, niet in naam eerste minister. —
Zijn hoofddoel.........172ü—1743.
Frederik Willem I koning van Pruisen . . . .1713—1740.
Hij vergroot zijn gebied. — Zijn bewind.
Frederlk II.........1740—1786.
Zijn eigenschappen en levenstaak. — Oneenigheden met zijn\' va-
der. — Hij wil naar George II vluchten. — Von Katte te
Kiistriu onthoofd, Frederik hier gevangen gezet en ter dood vcr-
oordceld. —. Verzoening. — Het slot Rhijusberg. — Fredcriks
verdiensten als regent.
Karel VI sterft. — De pragmatieke sanctie ..... 1740.
Hl ii r i a Theresïa, gemalin vau Frana Stephiïuus, hertog van
Toskane,..........1740-1780.
Aanvraag vau Frederik II bij Maria Theresïa omtrent zijn aanspra-
ken op vier Silczische vorstendommen. — Zijn tegenbelofte.
De eerste Silezische oorlog. — Frederik II krijgt bijna geheel Op-
per. en Neder-Silezic........1710—1742.
De Oostenrijkse/ie erfopvolgingsoorlog ..... 1741 —1748.
Een deel der mogendheden van Europa, ook onderteckenaars der
pragmatieke sanctie, weigert Maria Theresïa als erfgename der
Oosteurijksche monarchie te erkennen. — De voornaamste dezer
vijanden zijn Karel Albrccht, keurvorst vau Beieren, Phi-
lips V van Spanje en Lodewijk XV van Frankrijk. —• Engeland
en de Nederlanden ondersteunen Maria Theresïa. — Trouw en
geestdrift der Hongaren.
{ 75. Het vervolg van den Oostenrijkschen erfopvolgings-
oorlog tot den vrede van Aken .... 1741 —1748.
De tweede Silezische oorlog tot den vrede van Dres-
den..........1744—1745.
De zeeoorlog tusschen Engeland en Spanje . . 1739 — 1748.
De zevenjarige oorlog tot den vrede van Huberts-
burg..........1756—1703.
Karel Albrecht verovert Praag en wordt als koning van Bohemeu
gekroond . .        .        .        . .        \'        . • •        .1741.
Hij wordt als keizer Karel VII te Frankfort aan de Main ge-
kroond..........1742—1745.
Maria Theresïa verovert Beieren.
Tweede Silezische oorlog. — Aanleiding hiertoe . . . 1744—1745.
1\'rederik II verslaat Karel van Lotharingen bij Hohenfried-
berg............1745.
Karel VII sterft. — Vrede tan Dresden. — F\'rcderik II behoudt
Silezië. — Hij erkent F\'rans I als keizer.....1745.
Frans 1...........1745-1765.
Het pragmatiek leger onder den hertog van Cumberland
-ocr page 239-
231
Jaren n. C.
verliest den slag bij Fontenai tegen de Franschen onder M a u-
ritsranSaksen. . . . . . . . . 1745.
De Franschen veroveren schier de gansche Oosteurijksche Neder-
landen.
Zeeoorloy tusachen Engeland en Spanje ....
          1739—1748.
Vrede van Aken. — Maria Thercsïa behoudt bijna haar geheelc
erfenis.........18 Oct. 1748.
Verbintenis van Oostenrijk, Frankrijk, Augustus III, koning
van Polen en, als Frederik Augustus II, keurvorst van Sak-
sen, Eliztibeth, Zweden en bet Duitsch rijk tegen Pruisen. —
Aanleiding hiertoe.
I. I i / ii lic I li keizerin van Rusland
         ....          1741 —1702.
George II bondgenoot van Frederik II.
Frederik II behaalt bij Praag een zege op K a r e 1 van L o t h a-
r i n g e n en B r o w n e . . . . . . . . 1757.
Daun overwint Frederik bij Kollin          ..... 1757.
Frederik cu S e i d 1 i t z verslaan de Fransehen onder den prins
van Soubise en bet Duitsch rijksleger onder den p r i u s v a n
Sakscn-Hildburghausen bij Roszbach . .        .        .1757.
Frederik II verslaat Ka rel van Lotharingen en Daun bij
Lcuthen...........1757.
De Russen behandelen Pruisen als een wingewest .... 175Ü.
Frederik II zegepraalt bij Kuuersdorf eerst over den linkervleu-
gel der Russen, doch wordt weldra geheelenal verslagen door
S » 11 i k ij iv f n I. n n il ii n           . . . . . . . 175\'J.
Hopelooze toestand van Frederik II. — Oorzaken daarvan .        . 1761.
Elizabeth van Rusland sterft. — Peter III haar opvolger . . 17G2.
Vrede van Ruslaud en Zweden met Pruisen. — Peter geeft aan
Pruisen alle veroveringen terug.
Vrede te Hubertsburg. — Ieder behoudt wat hij vóór den zeven-
jarigen oorlog had .......          Febr. 1763.
§ 76. Be zeeoorlog tusschen Frankrijk en Engeland, ge.
eindige! met den vrede van Parijs,          .        .          1756__1763.
Portugal onder de verdere koningen uit het huis
Braganza en het bestuur van Pombal . .
          1750—1777.
Jozef II, koning van Buitschland uit het huis Lo-
tharingen of Habsburg-Lotharingen, en zijn hervor-
mingon........1780—1790.
Zeeoorlog tusschen Frankrijk en Engeland . . .          1756—1763.
Boudgenooten aan weerszijden.
Vrede van Parijs. — Frankrijk en Spanje verliezen   vele van
hun buiteulandsche bezittingen ....... 1763.
Portugal geraakt ouder de latere koningen uit het huis  Braganza
niet weer tot zijn vorigen bloei.
Jozef K niaiiüi\'! koning van Portugal ....          1750—1777.
-ocr page 240-
232
Scbastiaan Jozcfvau Carvalho, later markies Pombal,
minister. — Zijn bestuur. — Hij kwetst adel en geestelijkheid.
Verbittering van Pombal tegen de Jezuïten. — Aardbeving te
Lissabon .... ...... Nov. 1755.
De orde der Jezuïten in Portugal opgeheven ..... 1759.
Frankrijk, Spanje en andere landen volgen dit voorbeeld. — C 1 ë-
mens XIV (Ganganelli) heft de orde plechtig op                              1773.
Jozef II, als mederegeut der Oostenrijksche landen, ondergeschikt
aan Maria Theresïa......." 1765—1790.
Begin van de regeering van het huis Lotharingen of IIabsburg-Lotlia-
rinyen.
— Zijn bewind. — Grootsche maatregelen. — Hij wil
de Schelde openen. — Een gewelddadige poging daartoe mis-
lukt. — Hij ziet voor f 9,500,000 van zijn\' eisch af. — Op-
roer in de Zuidelijke Nederlanden. — Jozefs opvolger geeft toe 1788.
§ 77. De oorlog voor de onafhankelijkheid van de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika, geëindigd met
den vrede van Versailles.....1775—1783.
George "Washington en Benjamin Franklin. — De
Bepubliek der dertien Vereenigde Staten.
George III koning van Engeland.....1760—1820.
Groot bedrag van Engelands staatsschulden. — Het Engelsch mi-
nisterie besluit de inkomsten van den staat te vermeerdereu door
Amerika mede in de belastingen te doen deeleu. — Reden, hier-
voor aangevoerd.
Menigvuldige koloniën in Amerika sinds Eliz&beth en Jakob I. —
William Penn sticht Pennsylvanië met Philadelphia . .        . 1631.
Het ministerie begint ceuige handelsartikels in Amerika met inko-
mende rechten te belasten ........ 1764.
De Amerikanen betwisten het parlement te Londen het recht om
hen te belasten. — Thee, glas, papier en verfstoffen worden,
bij invoer uit Groot-Britaunië, in Amerika belast. — Al deze
belastingen, uitgezonderd die op de thee, weer ingetrokken. —
Een lading thee, groot 312 kisten, door Amerikanen te Boston
over boord geworpen ......... 1773.
De haven van Boston gesloten.
Het conyres te Philadelphia geopend .... 4 Sept. 1774.
Het staakt alle handelsverkeer met Engeland.
De oorloy begint........1775—1783.
De dertien Stalen verklaren zich onafhankelijk .... 1776.
George Washington en Denjamin Franklin.
Washington eerst afgevaardigde bij het congres, nu opperbevel-
hebber van \'t Amerikaauseu leger. — Hij komt alle bezwaren
van den oorlog te boven.
Franklin, een man uit den nijveren burgerstand, tot boekdruk-
ker opgeleid en jaren lang als drukker en schrijver werkzaam,
-ocr page 241-
233
Jaren n, C.
bekleedt later allengs de aanzienlijkste ambten. — De blihsem-
afleider
door hem uitgevonden.
Franklin bewerkt een verbond met Frankrijk. — La Fayette . 1778.
Spanje bondgenoot van Amerika. — St. Eustatnis vooral de sta-
pelplaats voor den toevoer aan het opgestaan Amerika. — Oor-
log tusschen Engeland en de Nederlanden. ..... 1780.
Vele koloniën der Republiek vallen den Engelschen in handen.
Onbesliste zeeslag bij Doggersbank tusschen Parker en Zoutman 1781.
Trede te Versailles. — Groot-Britannië erkent de onafhankelijkheid
der dertien Vereenigde Staten van Noord-Amerika
         . . Jan. 1783.
De Nederlanden staan aan Engeland Negapatnam af                              1784.
Washington president van \'t congres ..... 1789—1797.
Washington sterft..........1799.
Engeland vestigt een uitgebreid gebied in Oost-Indië op de puinhoo-
pen van de heerschappij der Mongolen en Franschen.
§ 78. Kusland onder Peter III en Katharina II . .1762—1796.
Stanislaus Poniatowski, koning van Polen,
          .1764—1795.
De eerste, de tweede en de derde deeling van Polen,
1773, 1793 en 1795.
Russisch-Turksehe oorlog.....1769—1774.
Russisch-Turksehe oorlog tot den vrede van Jassy
1787—1792.
Peter lil door Katharina gevangen genomen en gedood . . 1762.
Katharina II.........1762—1796.
Zij verheft Rusland tot een der hoofdmogeudhcden van Europa.
Zij en Frederik II dwingen den Poolscheu rijksdag om Stauls-
laus Poniatowski tot koning te verkiezen . . .1764—1795.
De Russische gezant te Warschau eigenlijk koning.
Confoederalie van vele Polen tegen Ruslaud ..... 1768.
Rampspoedige oorlog van Turkije tegen Ruslaud .        .        . 1769—1774.
Burgerkrijg in Polen. — Eerste deeling van Polen tusschen Rus-
land, Pruisen en Oostenrijk
         . . . . . . . 1773.
Oorlog tusschen Turkije en Rusland, dat door Jozef II wordt bijge-
staan,.........1787—1792.
Gregorïus Potemkin de Tauriër.
Hij krijgt het opperbestuur over de Krim of Taurië         . . . 1784,
Vrede van Jassy. — Ruslaud wordt met het gebied van Oczakow
tot de Dniester vergroot ........ 1792.
De vrijheidlievende Polen dwingen het Russisch leger hun grond-
gebied te ontruimen ........ - 1790.
Thaddaeus kosciuszko.
Tweede deeling van Polen. — Rusland en Pruisen nemen een deel
van Polen in bezit.........1793.
De vaan der onafhankelijkheid wordt wederom iu Polen opge-
stoken...........1794.
-ocr page 242-
234
Jaren n. C.
Kosciuszko behaalt een kleine zege. — De Russen worden uit
Warschau verjaagd.
Pruisen, Rusland en Oostenrijk zenden troepen.
Kersen verslaat Kosciuszko bij Maciejowice . . 10 Oct. 1794.
Katharina II beveelt Stanislaus de kroon neer te leggen . .
        . 1795.
Polen bestaat niet meer. — Derde deeling tusschen de drie mo-
gendheden ........... 1795.
Katharina II sterft. — Paul I......1796—1801.
79. De Nederlanden sedert den dood van "Willem III
tot de komst der Pruisen. — Willem IV, de gou-
vernante en Willem V......1702—1787.
Willem II sterft. — Het tweede stadhouderloos tijdperk voor de
meeste gewesten .......... 1702.
Johan Willem Friso stadhouder van Friesland en Groningen
1690—1711.
Hij verdrinkt aan den Moerdijk ....... 1711.
Willem Karel Hendrik Friso volgt hem in Friesland op. . 1711.
W. K. H. Friso stadhouder van Groningen .        .        . .        .1718.
W. K. II. Friso stadhouder van Gelderland en Drente .        . . 1722.
Heinsius sterft. — Iloofdstreven der Republiek, die zich veilig
waant achter haar barrière. — Nadeelige gevolgen daarvan . . 1720.
De Nederlanden verbinden zich in den Oosteurijkschen erfopvol-
gingsoorlog met Maria Theresïa.
Lodewijk XV doet een\' inval op het grondgebied der Nederlanden . 1715.
De Franschen verovereu Bergen-op-Zoom ...... 1747.
W. K. H. Friso wordt als Willem IV stadhouder van Holland,
Zeeland, Utrecht en Overijsel en kapitein-generaal-admiraal
der unie . ,
........1747—1751.
Betrekking tusschen hem en Willem III.
Alle waardigheden worden erfelijk verklaard in de nakomeling-
schap des stadhouders, ook in do vrouwelijke linie — Het erfelijk
opperdirecteur-gouvernem\'schap van O. en W. Indië wordt den
prins door de beide compagmen opgedragen.
Willem V. — Anna prinses-gouvernante. . . .        .1751—1759.
Lodewijk van Bru nswij k-Wolfenbuttel vertegenwoordigt den
prins als kapitein-generaal.
Anna sterft. — Wolfenbuttel regent ...... 1759.
De staats- of Franschgezinde en de stadhouderlijke of Engelschge-
zinde partij.
Willem V.......1760—1795, overl. 1806.
De oude verdeeldheid vernieuwd ouder de namen: patriotten of
keezen en prins lui, Oranjeklanten of Oranjekraaiers. — De stad-
houder als de oorzaak beschouwd van de werkelooaiioid onzer
zeemacht" — Willem V begeeft zich voorloopig naar Gelderland.
Een paar vliegende legertjes in Holland.
-ocr page 243-
235
Jaren n. C.
De commissie van defensie verzoekt Willems gemalin bij de Goejan-
verioellesluis haar reis naar Holland te staken .... 1787.
Fr ede rik Willem II, koning van Pruisen, zendt Kar el Ferdi-
nand, regeerend hertog van Brunswïjk-Wolfcnbuttel, die den
stadhouder in zijn gezag herstelt en vele patriotten doet uit-
wijken............1787.
Wederwerking. — De Republiek bezegelt de oude spreuk: eendracht
maakt macht, tweedracht verstrooit ...... 1795.
DERDE TIJDVAK.
Van het begin der eerste Fransche omwenteling in 1789 tot den
aanvang der Nieuwste Geschiedenis in
1815.
j 80. Frankrijk sedert het begin der eerste omwenteling
of de opening der constitueerende nationale verga-
dering tot de eerste zitting der wetgevende verga-
dering.......1 Oct. 1789—1791.
De slechte toestand van Frankrijk! financiën, voortgekomen uit de
regeering van Lodewijk XIV en Lodewijk XV. — De schulden-
last vooral drukkend voor den burgerstand.
Lodewijk XVI koning van Frankrijk.....1774—1792.
Hij is gehuwd met Marie Antoinette.
Deze gehaat bij het meereudeel der Franschen          . .          sinds 1789.
Menige hervorming in Frankrijk; doch de schuldenlast groeit nog
steeds aan.
Necker controleur-generaal der financiën ..... 1788.
Bijeenkomst der rijksstenden te Versailles: 300 adellijken, 300
geestelijken en GO0 leden van den derdeu staud.
De derde stand verklaart zich tot constitueerende nationale verga-
dering.........17 Juni 1789.
Zijn eed in een kaatsbaan te Versailles.
Samcntrekkiug van een leger. — Ontslag en verbanning van Necker.
De nationale garde. — La Fayette.
Bestorming en slooping der bastille         .... 14 Juli 1789.
Uitwijking van velen, o. a. van den graaf van Artois.
De g r a a f d e M i r a b e a u. — De vergadering verplaatst zich
naar Parijs. — Besluiten der vergaderiug. — Assignaten.
Frankrijk verdeeld in 83 (thans 89) departementen; doel dezer
verdecliug.
De zaak der natie vervalt meer en meer in de willekeur van een
teugelloos grauw.
De vergadering houdt haar zittingen in een zaal nabij de Tui-
lcriëu. — De linker- en de rechterzijde. — De bergpartij. — Ho-
bes pierre. — liet gepeupel op de galerijen. — De klub der
Jaknhijneii. — L o d e w ij k Philips, hertog van Orléans , ach-
terkleinzoon van den regent. — Hij neemt weldra den naam
„Kgnlité" aan.
-ocr page 244-
236
Jaren n. C.
De koning vlucht met zijn familie, wordt te Varennes aangehouden
en naar Parijs teruggebracht ....... 1791.
Verandering in zijn\' toestand.
De nieuwe of eerste staatsregeling voltooid. — De nationale verga-
dering gaat uiteen........Sept. 1793.
i 81. Frankrijk sinds de opening der wetgevende vergade-
ring. — De nationale conventie. — De oorlog van
Oostenrijk en Pruisen tegen de Fransche Kepu-
Wiek..........in 1792.
Voortgang der omwenteling, terdoodbrenging van
Lodewijk XVI en het schrikbewind . . 1 Oct. 1791.
tot in 1794.
De wetgevende vergadering ..... sedert 1 Oct. 1791.
De Gironclisten. — Overeenkomst en verschil dezer partij met de
Jakobijnen.
Stemming der emigranten te Coblents.
Frans II koning van Duitschland . . . 1792—1806, overl. 1835.
Trans II en Frederik Willem II sluiten een verdedigings-
verbond...........1792.
Lodewijk XVI moet Frans II den oorlog verklaren.
Aanval van \'t grauw op de Tuileriën. —- Hij wordt herhaald
10 Aug. 1792.
De koning zoekt met de zijnen steun bij de wetgevende vergade-
ring. — Hij wordt gevangen gehouden , van zijn waardigheid
ontzet en naar den tempel torea gevoerd. — Vele Zwitsers sneu-
velen.
De guillotine. — De Septemberdagen . . .         2—7 Sept. 1792.
De nationale conventie of tweede staatsregeling .        .21 Sept. 1792.
De Pruisische en de Oostenrijksche troepen overschrijden de gren-
zen van Frankrijk , maar trekken terug. — Dumouriez ver-
overt bijna geheel België op de Oostenrijkers.
De conventie verklaart het koningschap voor vervallen en Frank-
rijk voor een ondeelbare Republiek.
Lodewijk XVI staat terecht voor de conventie. — Hij wordt ter
dood gebracht........21 Jan. 1793.
De Girondisten vogelvrij verklaard .....          Juni 1793.
De Republiek in omwentelingstoestand verklaard . . 28 Aug. 1793.
Schrikbewind of terrorisme. — Robespierre aan \'t hoofd van
het comité van openbaar welzijn.
Comités in geheel Frankrijk.
De koningin en vele Girondisten onthoofd ..... 1793.
De wetenschappen iji den ban. — De Christelijke godsdienst afge-
schaft. — Dienst der rede.
Verdeeldheid onder de leiders: Robespierre en zijn aanhangers on-
dergaan den dood.......28 Juli 1794.
-ocr page 245-
237
Jaren n. C.
§ 82. De oorlog van de eerste coalitie tegen de Fransche
Bepubliek........1793—1795.
De burgeroorlog in de Vendée en die in de zuide-
lijke departementen van Frankrijk         . , . 1793—1795.
De derde constitutie of die van het directoire 28 Oct. 1795.
Frankrijk verklaart den oorlog aan Groot-Britanuiè\' en aan den erf-
stadhouder der Nederlanden.....1 Febr. 1793.
Het verklaart Kniel IV, koning van Spanje, den oorlog. — Aan-
leiding daartoe.
Pitt en de eerste coalitie.
Jourdan overwint Josïas, prins van Koburg, bij Fleurus . 1794.
P i c h e g r u , door patriotten ingeroepen en omstuwd, trekt do
Nederlanden binnen ......... 1795.
Willem V scheept zich met zijn familie naar Engeland in.
Pruisen en Spanje sluiten vrede met de Fransche Republiek . . 1795.
De bewoners der Vendée vatten de wapens op.
De strijd breidt zich over Bretagne uit. — H o c h e onderwerpt
de Vendée...........1795.
Op de tijding van den val der Girondisteu verheffen zich de zuide-
lijke departementen tegen de bergpartij.
Marseille, Bordeaux en Lyon bezwijken.
Lodewijk XVII sterft in de gevangenis (althans zoo hij niet — wat
sommigen beweren — diegene is, die onder den naam „Lodewijk
XVII" eerst in 1845 te Delft overleed).....1795.
Toulon door de Engelschen bezet. — Napoleon Bonaparte. —
Toulon ingenomen ........ Dec. 1793.
Zegepraal van de partij der orde.
De derde constitutie, die van het directoire. — Vijf directeuren Oct. 1795.
Napoleon Bonaparte dwingt de burgers van Parijs tot het herkiezen
der leden van de conventie.
§ 83. De oorlog tegen de Fransche Bepubliek in Zuid-
Duitschland en in Italië.....1796, 1797.
De vrede van Campo Formio . . . .17 Oct. 1797.
De door Frankrijk opgerichte Bepublieken.
Moreau en Jour dan rukken van den Rijn, Bonapart e uit Italië
tegen Oostenrijk op.........1796.
Kar el, aartshertog van Oostenrijk, dwingt de beide eerste
veldheeren tot terugkeer.
Napoleon Bonaparte of Buona|iartc geboren te Ajaccio. . 1769.
Zijn zeldzame hoedanigheden.
Herschepping der Fransche soldaten. — Hij dwingt den koning van
Sardinië tot vrede.
De Oostenrijkers trekken achter de Po, de Tessino en de Adda
terug. — Gevecht bij Lodi.
Wunne , Overzicht, 7de druk.                                                    16
-ocr page 246-
238
Jaren n. C.
De hertogen van Parma en Modëna, Pins VI eu Fe rd In and
I V van Napels onderwerpen zich.
Napoleon slaat het beleg voor Mantua ..... Juli 1796.
üe Oostenrijkers trachten viermaal deze stad te ontzetten.
Napoleon verslaat A 1 v i n z i bij Arcole. — Mantua geeft zich over 1797.
Vrede van, Campo Formio. —• De stad Venetië en \'t meerendeel van
haar gebied op \'t vasteland komen aan Oostenrijk. — De Republiek
Venetië houdt op te bestaan. — De Oostenrijksche Nederlanden
komen aan Frankrijk. —• De Cisalpijnsche Republiek. — Oostenrijk
staat haar Milaan, Mantua en het overige gedeelte van Lombardije
af. — De Lir/urische Republiek.....17 Oct. 1797.
De llomeinsche en de llelvetisehe Republiek ..... 1798.
§ 84. De tocht van Napoleon naar Egypte .... 1798.
De oorlog der tweede coalitie tegen de Fransche
Republiek tot den vrede van Luneville en dien van
Amiëns.......1798—1801 en 1802.
Het bewind der consuls in Frankrijk.
Napoleon wordt keizer der Franschen en koning van
Italië.........1798—1805.
Napoleon scheept zich naar Egypte in......1798.
Doel van dezen tocht.
Bonaparte neemt Alexandrië stormenderhand in ...             1798.
Zege op den bey bij de pyramiden. — Onderwerping van Egypte . 1798.
Ne Is on vernielt de Fransche vloot bij Abtikir .... 1798.
De belegering van Acre, door een Turksohe bezetting verdedigd,
mislukt.
Napoleon draagt het opperbevel aan KI eb er op. — Hij landt in
Frankrijk. — Redenen zijner terugkomst ..... 1799.
De tweede coalitie komt tot stand tusschen Groot-Brittannië, Oos-
tenrijk, Rusland, de Porte, Napels en Toskane .... 1798.
Kray en Suwiïrow heroveren Italië ...... 1799.
De pas ontstane Republieken afgeschaft. — Pius VII wordt paus 1800.
Poging van Engeland en Rusland om de Bataafsche Republiek aan
\'t oppergezag van Frankrijk te onttrekken. — De onderneming
mislukt...........1799.
Napoleon werpt het directoire omver ...... 1799.
De vierde constitutie: drie consuls, Napoleon met eenhoofdig
gezag.........25 Dec. 1799.
Bonaparte trekt over den grooten St. Bernhard.
Hij wint den slag bij Marengo ....... 1800.
M o r e a u verslaat de Oostenrijkers bij Hohenlinden . . . 1800.
Vrede te Luneville. — De linker Riju-oever komt aan Frankrijk
9 Febr. 1801.
Paal I vermoord. — Alesander I keizer van Rusland . 1801—1825.
-ocr page 247-
239
Jaren  n. C.
Napoleon sluit vrede zoowel met de overige stalen als met Rusland    1801.
Vrede met de Porte. — De Franschen ontruimen Egypte . .    1801.
Vrede van Amiëns met Groot-Britannië. — Engeland geeft de Bataaf-
sche Republiek alle veroveringen, behalve Ceylon, terug . Mrt.    1802.
Napoleon wordt levenslang consul van Frankrijk ....    1802.
Napoleon I wordt erfelijk keizer der F>anschen . . 18 Mei    1804.
Hijzelf kroont zich en Joséph ine. — Pius VII zalft hen.
Napoleon krijgt de ijzeren koningskroon van Italië ....    1805.
§ 85. De derde coalitie-oorlog. — De vrede van Presburg. —
Napoleon schept rijken voor zijn bloedverwanten. —
Het Bijnverbond. — Hernieuwde oorlog van Pruisen
tegen Frankrijk tot den vrede van Tilsit. — Het oonti-
nentaalstelsel .
                                                   . .1805__1807.
Oogmerk van Napoleon met Frankrijk. — Goede zijde van zijn be-
stnur.
De derde coalitie door Pitt tot stand gebracht tusschen Groot-
Britannië, Oostenrijk, Rusland en Zweden ..... 1805.
Napoleon bezet Weenen ......... 1805.
De Oostenrijkers en K u t ü s o w bij Austerlitz door de Franschen
verslagen .        ...        ..... 2 Dec. 1805.
Vrede van Presburg tusschen Napoleon en Frans. — Oostenrijk staat
verschillende landen aan Beieren en Wurtemberg af . 26 Dec. 1805.
Beieren en Wurtemberg worden koninkrijken ... 1 Jan. 1806.
De Bourbon Ferdinand IV in Napels afgezet. — Jozef Bon a-
partc koning van Napels ........ 1805.
Lodewijk Bonaparte koning van Holland . . . .1806.
Het Rijnverbond met Napoleon als protector .                ... 1806.
Frcderlk Augustus I, vroeger keurvorst, nu koning van Sak-
sen, voegt zich bij het Rijnverbond.
Het Duitsch rijk lost zich op. — Frans 1 erfelijk keizer van
Oostenrijk .........         sedert 1804.
Frans II legt de Duitsch keizerskroon neer ... 6 Aug. 1S06.
Frcderlk Willem lil koning van Pruisen . . . .171)7—1840.
Hij verklaart weder den oorlog aan Napoleon .... Oct. 1806.
Napoleon overwint den vorst van Hohenlohe bij Jena 14 Oct. 1806.
De meeste vestingen geven zich aan de Franschen over, o. a. Ber-
lijn...........Oet. 1806.
De Pruisen en Benningsen bij Friedland verslagen . - . 1807.
Vrede van Tilsit. — Pruisen verliest het land tusschen den Riju en
de Elbe. — Hieruit, alsmede uit Hessen-Kassel, Brunswijk en een
deel van Hannovcr ontstaat het koninkrijk Westphalen voor Jé-
róme (Hieronymus).........1807.
Nelson vernietigt bij ïrafalgar de 1\'ransch-Spaansche zeemacht onder
Villeneuve en Gravina.....21 Oct. 1805.
Napoleon verordent het continenlaalstelsel              , ,                      1806.
16*
-ocr page 248-
240
Jaren n. C.
§ 86. Napoleon neemt Portugal en Spanje in bezit. — Jozef
wordt koning van Spanje, Murat koning van Napels. —
De oorlog tegen Napoleon in Spanje. — Vernieuwde
krijg van Oostenrijk tegen Frankrijk tot den vrede
van "Weenen of van Scbönbrunn. — Napoleons oorlog
met Alexander I en zijn tocht naar Busland . 1807__1812.
Napoleon neemt bezit van Portugal.......1807.
Hij ontrukt de kroon van Spanje aan den Bourbon F e r d I n a il i
VII. — J o z c I* koning van Spanje. — Joacbilll JHurat
koning oan Napels ......... 1808.
De Spanjaarden staan tegen Napoleon op.
George Hl, koning van Engeland, verbindt zich met Spanje en zendt
een leger onder Arthur Wellesley, sedert 1810 hertog van
Wellington.
Oostenrijk verklaart Bonaparte op nieuw den oorlog , . . 1809.
Aartshertog Ka rel wint den slag bij Aspern . .... 1809.
Hij verliest dien bij Wagram ........ 1809.
Moed van Andrêas Hofer en de Tyrolers.
Vrede van Weenen of van Schbnbrunn ..... Oct. 1809.
Napoleon scheidt van Joséphine. — Hij huwt met Maria Louis e.—
Hij krijgt een\' zoon, den koning van Rome, .... 1811.
De koning van Rome sterft te Weenen......1832.
Napoleon trekt met bijna een half millioen manschappen over de
Niemen..........Juni 1812.
De Russen, 250,000 man sterk, cenige malen verslagen.
Hevig gevecht bij Smolensk. — Kutüsow verliest den slag bij
Borodino of aan de Moskwa......Sept. 1812.
Napoleon trekt Motton binnen ..... 17 Oct. 1812.
Verschillende oorzaken, waardoor de orde bij de Fransehen zich
oplost.
Overtocht over de Berezïna.....26—28 Oct. 1812.
Ten minste 300,000 man komen in Rusland om.
Napoleon komt eerst te Warschau, weldra te Parijs aan.
f
$ 87. De oorlog der bondgenooten en de slag bij Leipzig. —
Napoleons val en zijn vertrek naar Elba. — Lodewrjk
XVII (Bourbon) koning van Frankrijk. — Het Wee-
ner congres. — De terugkomst van Napoleon en zijn
laatste oorlog tegen de bondgenooten. — Napoleons
val en de tweede Parijsche vrede . . . . 1813__1815.
De Pruisen staan het eerst op. — Preder ik Willem III ver-
klaart Frankrijk den oorlog. — De koning van Saksen sluit zich
bij Napoleon aan. — Vele andere vorsten rukken zich van het
Rijnverbond los.
-ocr page 249-
241
Jaren n. C.
Vernieuwde oorlog van Frankrijk tegen Rusland, Pruisen, Oosten-
rijk , Engeland en Zweden.
Oudinot bij Gro9z-Beeren door Beruadotte, Macdouald bij
de Katzbach door Blücher overwonnen ...                . 1813.
Veldslag bij Leipzig verloren door Napoleou . 16, 18 en 19 Oct. 1813.
Dnitschland tot den Rijn van de Franschen verlost. — Het Rijnver-
bond lost zich op.
De er fp rins van Oranje keert uit Engeland naar de Nederlan-
deu terug.........30 Nov. 1813.
Bülow komt in de Nederlanden.
Wellington overwint Jozef en Jourdan bij Vittoria. — Spanjo
gaat voor Frankrijk verloren         . . . . .21 Juni 1813.
De vorst van Schwartzenberg en Blücher trekken over den
Rijn............1814.
De voorwaarden, door de bondgenooteu aangeboden, worden door
Napoleon verworpen.
Bestorming der hoogten van Monlmarlre. — Parijs capituleert.
Aleiander I en Frederik Willem III houden hun\' intocht te Pa-
rijs ..........31 Mrt. 1814.
De senaat verklaart Napoleon Bonaparte vervallen van het keizer-
schap. —• Hij verkrijgt Elba met ruime inkomsten.
Lodcw(jk XVIII (Bourbon) trekt Parijs binnen . 4 Mei 1814-1824.
Napoleon landt op Elba........4 Mei 1814.
Congres van Weenen .... 1 Nov. 1814—10 Juni 1815.
Napoleon landt bij Cannes......1 Mrt. 1815.
Lodewijk XVIII wijkt naar Gent.
Napoleon trekt Parijs binnen......20 Mrt. 1815.
Het congres van Weenen doet hem in den ban . . 13 Mrt, 1815.
Het leger der Engelschen en Nederlanders staat onder Welling-
ton, bet Pruisische onder Blücher.
Napoleon verslaat Blücher bij Ligny. - Geregelde aftocht der Prui-
sen..........16 Juni 1815.
Ney wordt bij Quatre-Bras door den erfprins van Oranje
teruggedrongen ........ 16 Juni 1815.
Veldslag bij Waterloo, Belle-AUiance of Mont St. Jean. — Bulow
beslist dien ten nadeele der Franschen . . . .18 Juni 1815.
Einde van de regeering der honderd dagen. — Napoleon doet ten
tweeden male afstand van de kroon . . . .22 Juni 1815.
Hij geeft zich aan de Engelschen over. — Hij wordt naar St.
Helena
overgebracht. — Hudson Lowe. — Napoleon sterft
5 Mei 1821.
Tweede vrede van Parijs. — Frankrijk binnen de grenzen van
1792 teruggebracht.......20 Nov. 1815.
Lodewijk XVIII aanvaardt weder het bestuur van Frankrijk.
Alexauder, Frans I en 1\'rederik Willem III sluiten het heilig ver-
bond.
— Bepalingen hiervan . . . . .26 Sept. 1815.
De meeste Europeesche mogendheden nemen deel aan dit verbond.
-ocr page 250-
242
Jaren u. C.
j 88. De Nederlanden onder Willem V. — De Bataafsche
Kepubliek. — Butger Jan Schimmelpenninck. — Lo-
dewijk Napoleon koning van Holland. -- De Neder-
landen als deel van Frankrijk. — De Nederlanden
en België als koninkrijk onder Willem I . 1787__1815.
Willem V.
Overeenkomst met Pruisen en Engeland, waarbij het erfstadhoudcr-
schap wordt gewaarborgd, ........ 1788.
Van de Spiegel raadpensionaris.
Scharen patriotten wijken naar Frankrijk; velen van hun ambten
ontzet, anderen den laude uitgebannen.
Willem Kr ede rik en F red e rik strijden met moed en beleid,
maar tevergeefs tegen de ïYanschen.
De Franschen en de patriotten onder D a e n d e 1 s zakken naar
ons land af. — Willem V vertrekt naar Engeland . . . 1895.
Hij gaat naar Brunswijk ........ 1800.
Hij sterft . . . .......9 April 1806.
Ilaagsch verdrag. — De Bataafsche Republiek        . . . Mei 7795.
Engeland ontneemt de Republiek bijna al haar koloniën.
Nieuwe staatsregeling. — De zeven souvereine staten, de vroe-
gere Generaliteitslanden en het bondgenootschappelijk landschap
Drente vormen voortaan maar één staat. — Gelukkig gevolg
dier regeling......... 1 Mei 1798.
Deze staatsregeling door een andere vervangen .... 1801.
Op bevel van Napoleon wordt een nieime constitutie, de derde,
afgekondigd. — llutger Jan Schimmelpenninck raad-
pensionaris ......... April 1805.
Kegeling van het lager onderwijs; algemeene belastingen inge-
voerd in plaats van de vroegere provinciale; commissiën van
landbouw.
De vierde constitutie. — Loden\'ij k Napoleon koning van
Holland. — Zijn bewind......Juli 1806.
Ramp van Leiden. — 152 menschen verliezen het leven 12 Jan. 1807.
Vrede van Tilsit. — Jever en Oost-Friesland komen, tegen den
afstand van Vlissingen en diens tafel, aan het koninkrijk
• Holland...........1807.
Landing der Engelschen op Walcheren ...... 1809.
Zeeland, Noord-Brabant, benevens een\'gedeelte van Gelderland en
een klein deel van Holland komen aan Frankrijk.
Lodewijk Napoleon legt de kroon neer ten behoeve van zijn\'
zoon. - Aanleiding hiertoe         ..... 1 Juli 1810.
De Nederlanden bij Frankrijk ingelijfd. — L e B r n n algemeen
stedehouder. — De departementen worden Fransche departemen-
ten. — Prefecten.
-ocr page 251-
243
Jaren n. C.
Gevolgen der inlijving: tiërceering van de renten der staatsschuld. —
Conscriptie. — De vrijheid der drukpers vernietigd. — Politie. —
Openbaar onderwijs.
Java door de Eugelschen veroverd. — Continentaalstelsel. — Verval
van taal en letterkunde.
De Franschen worden uit de Nederlanden verdreven. . . . 1813.
De graaf van Limburg Stirum, van derDuyn van
Maasdam en van Hogendorp.
De beide laatsten en Kcmper nemen voorloopig het bestuur des
lands op zich.
Willem van Oranje aouverein vorst ... 2 Dec. 1813.
Willem I, koning der Nederlanden, waartoe van nu af ook België
en Luik behoorcn         ......... 1815.
Het groothertogdom Luxemburg, een van de 39 staten van het
Duiisch verbond, aan Willem I toegevoegd.
AANHANGSEL.
KORT OVERZICHT DER NIEUWSTE GESCHIEDENIS.
Van 1815 tot 1871.
§ 89. Spanje, Portugal en Italië.
Voortdurend streven van de volkeren van Europa.
L\' t\' r tl 1 n u n il Vil aanvaardt wederom de regeering in Spanje.
Hij heft de door de Cortez in 1812 ingevoerde staatsregeling op . 1814.
R. i ë g o roept de oude constitutie weer uit. — Q u i r ö g a sluit
zich bij hem aan. — De koning bezweert deze constitutie 1 Jan. 1820.
Door toedoen van Metternich wordt te Veröna een congres der
hoofdmogendheden van het heilig verbond gehonden. — Besluit
dóór genomen..........1822.
Met behulp van een Fransch leger schaft Ferdinand VII de consti-
tutie af. — Duizenden in den kerker gezet, duizenden ter dood
gebracht, o. a. Riêgo.
Ongelukkige toestand van Spanje.
Ferdinand VII heft de salische wet op. — Hij sterft 29 Sept. 1833.
Isa l)t\'II a II. — Maria Christïna regentes.
Don Carlos neemt den titel „koning van Spanje" aan.— Burger-
oorlog in de Baskische gewesten, Navarre, Catalonië, Arragon
en Castilië.
-ocr page 252-
244
Jaren n. C.
Aanwas der Carlisten. — Zumala-Carreguy. — Zumala-Carreguy
sterft............1835.
Espartêro hoofd der Christino\'s. — Don Carlos vliedt naar
Fraukrijk...........1839.
De regentes gedurende den burgeroorlog genoodzaakt d^ constitutie
van 1812, hoewel eenigszins gewijzigd, weder in te voeren.
Espartêro, hertog der overwinning, wordt eerste minister en
weldra regent. — Christlna vertrekt naar Frankrijk . . . 1840.
Noodlottige verschijnselen van volslagen wanorde in Spanje. — Op-
roereu.
Espartêro verdrongen. — Hij gaat naar Engeland .... 1843.
Narvaez president van \'t ministerie ...... 1843.
Isa bel la meerderjarig verklaard ....... 1844.
Zij huwt F raus van Assis . . . . . . . . 1846.
Maria Christlna keert naar Spanje terug          ..... 1844.
Betere toestand van Spanje ouder \'t miuisterie van Narvaez, hertog
van Valencia.
Merïno\'s aanslag op het leven der koningin mislukt
         . . . 1852.
Espartêro, het hoofd der partij van vooruitgang, weer aan de spits
van \'t ministerie          .......           sinds 1854.
O\'Donnell verwekt een oproer. — Hij krijgt veel invloed en staat
weldra alleen aan \'t hoofd der zaken.
Narvaez weder aan \'t bewind ........ 1864.
Dood vau O\'Donnell en Narvaez.
Prim en andere generaals ontrukken de kroon aan Isabella en nood-
zaken haar, naar Frankrijk de wijk te nemen . . . Oct. 1868.
J o ha II VI koning van Portugal en Brazilië. — Hij blijft in het
door hem tot een koninkrijk verheven Brazilië, waarheen hij zich
in 1807 had begeven. — Beresford oefent een bijna onbeperkt
gezag in Portugal uit.
Omwenteling door de vrijzinnige partij bewerkt. — Beresford verwij-
dert zich. — De Spaansche constitutie in Portugal ingevoerd. —
Johan VI keert uaar Portugal terug ...... 1821.
Brazilië scheurt zich van Portugal los .....             1822.
Het keizerrijk Brazilië onder Peter I . .        . . sedert 1824.
Johan VI sterft........Maart 1826.
Peter schenkt Portugal de vrijzinnige Braziliaansche staatsregeling. —
Hij doet afstand van de kroon ten behoeve vau Maria da Gloria
onder voorwaarde dat zij Miguel huwt. — Mignel tevens
regent.
Miguel heft de constitutie op en wordt door de Cortez tot onbeperkt
koning van Portugal benoemd ....... 1828.
De constilutioneelen stellen op Terceira een regentschap in voor Maria 1830.
Peter I doet afstand vau Brazilië ten behoeve van Peter II. — Hij
keert naar Europa terug ........ 1832.
Oporto opent haar poorten voor hem, als regent zijner dochter.—
Hij houdt zijn\' intocht te Lissabon . .                 ... 1833.
Miguel verlaat Portugal. — Peter I sterft. — Maria II aan-
vaardt de regeering ......... 1834.
Zij huwt met den prins van Leuchtenberg. — Hij sterft.—
Zij huwt met Ferdinand van Saksen-Koburg . . . 1836.
Met behulp van de gematigd liberalen of chartisten voert Maria
-ocr page 253-
245
Jaren n. C.
de constitutie van Peter, in plaats van die van 1821, weer in 1842.
Da Costa Cabral, het hoofd der chartisten, wordt minister
van binnenlandsche zaken. — Opstanden en aanleiding hier-
toe. — Hij vlucht uit Portugal......             1851.
S a 1 d a n h a aan \'t hoofd van een nieuw ministerie. — Hij brengt
eenige orde in \'t beheer der financiën.
Maria sterft.........                • 1853.
Ferdinand regent voor Peter V, geboren in 1837. — Deze treedt
als koning op .                 ........1855.
Pedro V sterft. — Zijn broeder Lod ew Ijk I volgt hem op . . 1861.
Doel der carbonari in Italië, vooral in Napels en Piëmont. — Op
last van \'t heilig verbond herstellen Oostenrijksche troepen de
orde..........sedert 1821.
Napels. — Ferdinand I (vroeger IV) sterft. — F r a n s I . . 1820.
Prans I sterft. — ï\'erd I nand II......• 1835.
Hij geniet eerst de liefde des volks. — Later verandert dit. —
Oproeren op Sicilië gedempt ....... 1849.
Sicilië lijdt door aardbevingen en een uitbarsting van den Aetna 1852.
Ferdinand II sterft.........1859.
Frans 11. — Garibaldi ontrukt hem zijn rijk. — Het ko-
ninkrijk der beide Siciliën met Sardinië vereenigd . 7 Nov. 1860.
Ha rel Fel lx koning van Saidinië ....
          1821—1831.
Begin van de linie Savoye-Carignan. •KarelAlbert . 1831—1849.
Afkeer der Italianen van Oostenrijks opperheerschappij. — Maz-
zini. — Woelingen.
Oorlog tusschen Oostenrijk en Sardinië. —• Radetzky overwint
Karel Albert bij Novara........1849.
Karel Albert staat de kroon af aan VI dor Emaiiüel II en sterft 1849.
De Kerkelijke Staat. — Paus P i u s VII herstelt de orde der Je-
zuïten          ........... 1814.
Pius VII sterft..........1823.
Ferretti redt Napels bij \'t woeden der cholera .... 1836.
Gregorius XVI sterft. — Ferretti wordt als Pius IX paus . 1846.
De paus neemt vrijzinnige maatregelen. — R o s s i aan \'t hoofd
van \'t ministerie .......... 1848.
Kossi vermoord. — De paus vlucht naar Gaëta .... 1848.
Pius IX keert naar Rome terug. — Een Frausch, leger bezet Rome 1850.
Het vertrekt......•.....1866.
Toskane, Parma en Modëna met Sardinië vereenigd         .         Maart 1860.
Oorlog van Sardinië, met Frankrijk verbonden, tegen Oostenrijk.
Vredes-praeliminairen van Villa-l\'ranca, bekrachtigd door den vrede
te Zilrich.
— Sardinië verkrijgt Lombardije, met uitzondering van
een deel der provincie Mantua. — Oostenrijk behoudt slechts het
gebied van Mantua en Venetië.....10 Nov. 1859.
De provinciën van den Kerkelijken Staat grootendeels bij Sardinië
ingelijfd...........1861.
Sardinië staat Savoye eu Nizza aan Frankrijk af . .         Maart 1860.
Het gebied van Mantua en Venetië komt aan het koninkrijk Italië 1866.
Florence wordt de hoofdstad van dit rijk
         .                                tot 1870.
Het nog overig deel van den Kerkelijken Staat aan Italië toegevoegd,
Rome de hoofdstad van het rijk ......         . 1870.
-ocr page 254-
246
Jaren n. C.
$ 90. Duitschland, Zwitserland, Denemarken.
Twee hoofddenkbeelden in Duilschland ....         sedert 1815.
Onlusten in sommige staten, die op verschillende wijzen bedwon-
gen worden,
          ........ sedert 1830.
Frans I, keizer van Oostenrijk, sterft. — Ferdinandl . . 1835.
Deze staat de kroon af aan Frans Jozef I . • . • 1848.
Frederik Willem III, koning van Pruisen, sterft — Frederlk
Wil 11 in IV..........1840.
Willem I regent........sedert 1858.
Frederik Willem IV sterft. — Willem I koning .... 1861.
Frederik Augustus I, koning van Saksen, sterft. — A II t o n . . 1827.
Anton sterft. — Frederik Augustus II.....1836.
Frederik Augustus II sterft. — Joh au I        ....        . 1854.
Maxriniliaan I Jozef, koning van Beieren, sterft. — Lo-
dcwijk I...........1825.
Lodewijk I sterft. — Max lm iliaau II Jozef .... 1848.
Maximiliaan II Jozef sterft. — Lodewijk II.....1864.
Frederik I, koning van Wurtemberg, overlijdt. — Willem I 1816.
Willem I sterft. — K a r e I I.......1864.
Hecker en Struve worden in hun pogingen tot omwenteling in Ba-
den gestuit\'. .......... 1848.
Mctternich treedt af. — De keizer van Oostenrijk geeft een
grondwet ....
            ....... 1848.
Oproer te Weenen. — W indischgrütz neemt de stad in . . 1848.
Ferdinand legt de kroon neer. — FransJozefl . 2 Dec. 1848.
Opstand in Hongarije onder Kossuth en de generaals Görgey,
Klapka en Bern.
Windischgriitz en zijn onderbevelhebber Jellachich, ban
van Kroatië, bestrijden hen vruchteloos.
Paskewitsch, met een Russisch leger, \' en Haynau onder-
werpen Hongarije.
In Pruisen staat Berlijn op. — De opstand bedwongen . . . 1848.
Vergadering van afgevaardigden uit geheel Duitschland te Frank-
fort aan de Main
onder \'t voorzitterschap van von Gageru 1848—1849.
Johan, aartshertog van Oostenrijk, rijksbestuurder. — Hij legt
zijn waardigheid weldra neer.
Zwitserland. — Oproerige bewegingen ...... 1830.
Vereeniging van politieke vluchtelingen.
In Bern en de meeste andere kantons komt verandering in de-
mocratischen zin in de staatsregelingen. — Tweede oorzaak van
verdeeldheid.
Dufour, de generaal der protestantsche partij, overwint de tegen-
partij bij herhaling ......... 1847.
De Jezuïten uit Zwitserland verdreven.
Cliristiaan VIII koning van Denemarken . . . .1839—1848.
Frederik VII zijn opvolger.
Veldtochten der Duitschers tegen Denemarken ter ondersteuning
van Sleeswijk-Holstein.......1848 en 1849.
Pruisen en Oostenrijk stemmen geheel overeen met de eischen van
-ocr page 255-
247
Jaren n. C.
Denemarken. — Sleeswijk-Holstein onderwerpt zich . . . 1851.
De strijd begint op nieuw ........ 1863.
Frederik VII sterft. — Cbristlaan IX......1863.
Pruisen en Oostenrijk worden de hoofdvijanden van Denemarken. —
Bij den vrede staat Denemarken zoo goed als geheel Sleeswijk-
Holstein en Laueuburg aan de overwinnaars af
             .        . . 1864.
Oorlog tusschen Oostenrijk, bijgestaan door Beieren, Wurtemberg,
Hannover, Saksen en andere Duitsche staten, en Pruisen, dat
door Italië wordt ondersteund. — Oorzaak ..... 1866.
Pruisen bezet Hannover, Dresden eu Hessen-Kassel.
Frankfort aan de Main bezwijkt ...... Juli 1866.
De Pruisische kroonprins en \'s konings neef winnen in Bohemen een
reeks van slagen. — Zij verslaan Benedek tusschen Königgriitz
en Sadöwa ......... .4 Juli 1866.
Von Moltke. —- Het naaldgeweer.
Werkeloosheid vau het leger van het Duitsch verbond. — Oostenrijk
zegeviert over de Italiauen te land bij Custozza en ter zee bij
Lissa.
De Pruisen voor de poorten van Weenen.
Vrede te Praag. — Vernietiging van het Duitsch verbond. — Oos-
teurijk stemt toe in zijn uitsluiting uit Duitschland en in de op-
richting van ceu Noord-Duitsch verbond, waarvan Pruisen het hoofd
is. — De keizer van Oostenrijk staat zijn rechten op Sleeswijk en
Holstein aan den koning van Pruisen af ...
        . Aug. 1866.
Oostenrijk laat Venetië en Mantua aan den keizer van Frankrijk
over. — Een volksstemming beslist, dat zij met Italië zullen
worden vereenigd.
Von Bismarck lijft Hannover, Hessen-Kassel, Nassau en Frankfort
aan de Main bij Pruisen in en verbindt Saksen zeer nauw aan
Pruisen..........Oct. 1866.
§ 91. Zweden, Groot-Britannië, Rusland en Turkije. —
Griekenlands bevrijding. — De oorlog van Rusland
tegen Turkije en de verbonden mogendheden.
Noorwegen verbonden met Zweden ..... sedert    1814.
Bernadotte onder den titel Karel XIV Jan koning van Zweden         1818.
Karel XIV Jan overlijdt. — Oskar I......    1844.
Noorwegen door Karel als onderkouing geregeerd . sedert 1 Jan.  1849.
Oskar sterft. — Karel XV.......8 Juli  1859.
George III, koning van Groot-Britannië, sterft. — George IV .    1820.
Wellington zet als minister de emancipatie der katholieken door    1829.
Door de bemoeiingen van O\'Connell wordt deze wet ook op Ierland
toegepast.
De wetsvoordracht van Stanley schaft de slavernij in de Engel-
sche koloniën af. ........             1833.
Robert Peel schaft de intomende en uitgaande rechten op \'t koren af    1846.
-ocr page 256-
248
Jaren
n. C.
• > •
1830.
• • •
1837.
* *
1840.
.1837-
-1851.
sedert
1851.
1850.
1852.
.
1861.
art, en van
in
1849.
in
1842.
1853.
inden.
1851.
. Sept.
1857.
• .
1825.
.1808-
-1839.
14 April
1828.
George IV sterft. — Willem IV
Willem IV sterft. — Victoria
Victoria huwt met Albert van Saksen-Koburg
Ernst August koning van Hannover
George V zijn opvolger.
Ministers na Peel: Russell en Falmerston.
Moeielijkheden van wege Ierland.
Peel sterft
Wellington sterft
Albert sterft .
Onderwerping van Afghanistan, hoewel slechts voor
Pendsjab aan Engeland
Oorlog van Engeland en Sina geëindigd
De Kaffers in Zuid-Afrika bedwongen
Eerste wereld-tentoonstelling in het kristallen paleis te Londen
Opstand in Indië.
Delhi onderworpen
Alexander, keizer van Rusland, sterft. — Nikolaas I
iU ii h in o ii d II sultan van Turkije .
Rusland verklaart Mahmoud II den oorlog .
Wittgenstein bezet Moldavië en Wallachije.
Diebitsch trekt over den Balkan en verovert Iladrianopel.
Vrede van Iladrianopel. — Turkije staat de eilandeu aan den mond
van den Donau aan Rusland af en gunt aan dit rijk een
overwegenden invloed op Moldavië en Wallachije . 14 Sept.
Rusland voert een voorspoedigen oorlog tegen Perzië . . tot
Verval van het Turksch rijk.
Mahmoud II jaagt de Janitscharen over de kling
1829.
1828.
1826.
1806.
sedert
om
erfe-
Mehemed Ali pascha van Egypte .
Hij geraakt in oorlog met den sultan.
De groote mogendheden van Europa dwingen Mehemed Ali
de opperhoogheid der Porte te erkennen en zich met het
lijk stedehouderschap over Egypte te vergenoegen
Mahmoud II sterft. — Abdul Aledschid ....
1841.
1839.
1861.
Abdul Medschid sterft.— AbdulAzls
Drukkende heerschappij der Turken over Griekenland,
sedert 1814.
lletaerïên ........
De strijd begint..........1821.
Congres der Grieken te Epidaurus. Republik. staatsregeling Jan. 1822.
Odysseus en Miaulis verdrijven de Turken bijna overal uit
eigenlijk Griekenland.
1827.
1825.
Capo d\'Istrias tot voorzitter van Griekenland aangesteld .
I b r iï h i m landt met een Egyptisch leger in Morêa
C a n n i n g overreedt Rusland en Frankrijk om met Groot-Britannië
het verdrag van Londen te sluiten ...... 1827.
De vloten der drie mogendheden onder Codrington vernietigen
de Turksch-Egyptische vloot in de haven van Navarïno 20 Oct. 1827.
Een Fransch leger noodzaakt de Egyptenaren Morëa te ontruimen.
Leopold van Saksen-Koburg door de mogendheden tot
souverein vorst van Griekenland bestemd.
Capo d\'Istrias door zijn tegenstanders uit den weg geruimd . 1831.
Otto van Beleren, uit het huis Wittelsbach, koning van Grie-
-ocr page 257-
249
Jaren n. C.
kenland...........1832.
Hij wordt verdreven.........1862,
George I tot koning van Griekenland verkozen .... 1863.
De Ionische eilanden met Griekenland vereenigd.
De Russisch-Turksche oorlog begonnen in de 2de helft van . . 1853.
Oorzaak. — Mentschikoff. —• Rusland9 troepen rukken Mol-
davië en Wallachije binnen.
Frankrijk en Engeland verklaren den czaar den oorlog . . . 1854.
Oostenrijk dwingt de Russische troepen de Donan-vorstendommen te
ontruimen ........... 1854.
Oostenrijk onttrekt zich aan den oorlog. — Sardinië voegt zich bij
Ruslands vijanden ........ Jan. 1855.
Conferentie van Weenen . .               ..... 1854—55.
De legers der geallieerden landen in de Krim . . .14 Sept. 1854.
De bondgenooten winnen den slag bij de Alma . . 20 Sept. 1854.
Zij winnen dien bij Inkermann .....         5 Sept. 1854.
Beleg van Seba9topoI. — Het zuidelijk gedeelte dezer vesting inge-
nomen.......17 Oct. 1854—8 Sept. 1855.
De Saint-Amaud sterft kort na den slag bij de Alma aan de
cholera. — Raglan insgelijks. — Canrobert vervangt deti
eersten. — P é 1 i s s i e r komt in plaats voor Canrobert en neemt
Sebastopol in ........ 8 Sept. 1855.
Opvolgers van Raglan •• eerst S i m p s o n , vervolgens Co dring-
ton. — Omer-Pascha. — De la Marmöra. — Gort-
se h a k off.
Nikolaas I sterft. — Alexander II . . . . 2 Mrt. 1855.
Vrede te Parijs. — Het protectoraat van Rusland over de Donau-
vorstendommen opgeheven. — Hun wordt een zelfstandige regee-
ring gewaarborgd.......30 Mrt. 185G.
$ 92. Frankrijk en de omwentelingen van 1830 en 1848. —
De opstand en de afscheiding van België. — De oproe-
ren in Polen bedwongen. — De Nederlanden.
Lodewijk XVIII, koning van Frankrijk, sterft         . . 16 Sept. 1824.
Karcl X.......1824—1830, overl. 1836.
De hertog van Berry valt door sluipmoord .... 1820.
Het streven der Bourbons. — Tegenstand der betergezinden.
Karel X benoemt het ministerie Polignac of het „onmogelijk mi-
nisterie"...........1829.
221 van de 402 afgevaardigden verklaren zich tegen dit ministerie
Maart 1830.
De kamer ontbonden. — Een nieuwe verkiezing uitgeschreven.
Bourmont verovert Algiers. — Aanleiding hiertoe .
          5 Juli 1830,
De nieuwe afgevaardigden zijn tegen de regeering.
De regeering verandert eigenmachtig de constitutie.
-ocr page 258-
250
Jaren n. C.
De drie ordonnantiën ....... 26 Juli 1830.
Drieilaagsche opstand der bevolking van Parijs. — De Julidagen
27—29 Juli 1830.
Karcl X doet tevergeefs afstand van de kroon ten behoeve van deu
hertog van Bordeaux.
Hij gaat eerst naar Schotland, later naar Praag, en sterft te Görz 1836.
Lodewijk Philips I, hertog van Oriéans, koning der Franschen
7 Ang. 1830—1848.
Hij handhaaft zich in spijt van menigen opstand en van vele aansla-
gen op zijn leven, zooals van Fieachi         . . . . . 1835.
De minister Casimir Périer sterft ...... 1832.
Thiers en Guizot.
De kolonie Algiers breidt zich uit.
Abd-el-Kader als gevangene naar Frankrijk gevoerd .                . 1847.
Bugeaud, Cavaignac, Changarnier.
Lodewijk Napoleon schenkt Abd-el-Kader de vrijheid         .        . . 1852.
De binnenlandsche toestand van Frankrijk hoogst onrustbarend. —
Oorzaken.
Oproer te Parijs en aanleiding. — Lodewijk Philips doet afstand van
de regeering en vlucht naar Engeland .... 23 Febr. 1848.
Hij sterft aldaar..........1850.
Frankrijk wordt een republiek. — Voorloopig bestuur 23 Febr.—Mei 1848.
Nationale vergadering. Uitvoerend bewind .... Mei 1848.
De dictator Cavaignac dempt het Juni-oproer.
Lodewijk Napoleon president der Republiek. . 10 Dec. 1848.
Hij verandert zijn beperkte in een onbeperkte macht
                 2 Dec. 1851.
Hij wordt als Napoleon II[ erfelijk keizer der Franschen          1 Dec. 1852.
Hij huwt Eugéuie de Montijo, gravin van T h e b a , . Jan. 1853.
Zij brengt een\' zoon ter wereld, Napoleon Eugenius Lo-
dewijkJohanJozef,.....16 Mrt. 1856.
Tweede wereldtentoonstelling te New-York        ..... 1853.
Derde wereldtentoonstelling te Parijs ...... 1855.
Wereldtentoonstelling te Parijs         ....... 1867.
Invloed der Julidagen op het buitenland. — Onvergenoegdheid in
België over de vereeniging met de Nederlanden. — Oorzaken. —
De geest van tegenstand opgehitst door de katholieke geestelijkheid.
Driedaagsche opstand van het volk te Brussel ... 25 Aug. 1830.
De troepen kunnen de stad niet hernemen . . 23—27 Sept. 1830.
Nationaal congres. Provisioneele regeering. — Vrijzinnige con-
stitutie.
Het huis Oranje-Nassau van den troon nitgesloteu.
Leopold van Saksen-Koburg tot koning der Belgen verkozen
4 Juni 1831.
Hij verbindt zich met Louise, een dochter van Lodewijk Phi-
lips, in den echt.
Hij overlijdt. — Leopold II......Dec. 1865.
Willem I wendt zich tot de vijf groote Europeesche mogend-
heden. — Conferentie van Londen. — Besluit van Willem ï.
Tiendaagsche veldtocht ....... 3—13 Ang. 1831.
Willem, erfprins van Oranje, verslaat de Belgen bij Hasselt 8 Aug. 1831.
Hij overwint hen bij Leuveu .....: 12 Aug. 1831.
Gerard rukt België met een Fransch leger binnen. — Hij ont-
-ocr page 259-
251
Jaren n. C.
rukt den Nederlanden de citadel van Antwerpen, — Chassé. —
Koopman.........23 Dec. 1832.
De groote mogendheden erkennen België als koninkrijk en Leopold
als koning ........... 1831.
Willem I willigt eindelijk de bepalingen der conferentie van Lon-
den in.........19 April 1839.
Willem I doet afstand van de kroon ...... 1840.
Willem || gehuldigd te Amsterdam .... 28 Nov. 1840.
Willem I huwt als „graaf van Nassau" met gravin d\' Oul-
tremont. —i Hij sterft te Berlijn. ..... 1843.
Buitengewone financieele maatregelen onder Willem II. — Herzie-
ning der grondwet ......... 1848.
Willem II sterft. — Willem III......1849.
Droogmaking van \'t Haarlemmermeer .... Juni 1848—1853.
Het bisschoppelijk kerkbestuur weder ingevoerd .... 1853.
Wet op het lager-onderwijs ........ 1857.
Wet op het middelbaar onderwijs ....... 1863.
Overstroomingen in Nederland .... Maart 1825 en 1855.
Opstand der Polen te Warschau.....29 Nov. 1830.
De volkshaat richt zich inzonderheid tegen Konstantijn.
Keizer Nikolaas verklaart de Polen voor rebellen. — De Poolsche
rijksdag sluit het huis Romanow van den troon uit. . . 1831.
Diebitsch rukt Polen binnen .....         5 Febr. 1831.
De Polen verslagen bij Ostrolenka         ....         26 Mei 1831.
Warschau geeft zich bij verdrag over, na door Paskewitseh
bestormd te zijn, ....... 6—7 Sept. 1831.
Paskewitseh stedehouder van Polen.
Hernieuwde opstand         ......... 1863.
Hij wordt gedempt         ......... 1864. *
$ 93. Omwenteling in Amerika. — De Vercenjgde Staten.
Bloei der Vereenigde Staten door akkerbouw, nijverheid en handel.
St. Domingo, thans weder Haïti geheeton, behoort sinds Colum-
bus\' tijd geheel aan Spanje ...... tot 1697.
De Frauschen verwerven de westkust van Haïti .... 1697.
De Franschen verkrijgen het geheelenal         ..... 1795.
De negers vrij verklaard. — Oproer der slaven tegen hun mees-
ters. — Napoleon zendt tevergeefs troepen.
Frankrijk erkent de onafhankelijkheid van de onder den president
Boyer opgerichten vrijen neger- en mulatlenstaat . . . 1825.
Deze aplitat zich in een neger-keizerrijk, het westelijk gedeelte ,
Haïti, en een mulatten-republiek, het oostelijk gedeelte, Do-
mingo of Dominica geheeten.
Haïti weder een republiek . , . . . . . .1858.
Dominica bij Spanje ingelijfd. ....... 1861.
Spanje verklaart Dominica voor een onafhankelijke republiek Juli 1865.
Het geheel eiland aan de Vereenigde Staten aangeboden . , 1870.
-ocr page 260-
252
Jaren n. C.
Verscheiden Spaanschc koloniën geraken in opstand tegen het moe-
derland.........sedert 1810.
Venezuela verklaart zich voor een onafhankelijke Republiek . . 1811.
Het vecht zich vrij. ......... 1824.
Simon Bolivar, de bevrijder, sterft ..... 1830.
Er verrijzen nog andere Republieken: Nieuw-Granada, Beneden-
Peru,
Opper-Peru, dat den naam Bolivia aanneemt Chili, de
Vereenigde gewesten aan de Plata en Paraguay. Mexiko
wordt onafhankelijk. — Spanje erkent de onafhankelijkheid van
al zijn voormalige koloniën in Amerika. —• Haar toestand . . 1836.
Mo n roe president der Vereenigde Staten . . .          1817—1825.
De leer van Monroe \'t richtsnoer van Amerika\'s regeering . tot 1849.
Verschil van denkwijze over de slavernij in Amerika.
Gelukkige oorlog, door Noord-Amerika tegen Mexiko gevoerd, 1846—1848.
Ongunstige toestand van Mexiko.
Een vergadering van notabelen verkiest IHaxiiui I laan tot
keizer van Mexiko ........             1864.
J u a r e I neemt hem gevangen. — Hij wordt dood geschoten Juni 1867.
Oorlog tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke staten van Noord-
Amerika ...........1861.
Hij eindigt ten gunste van het Noorden......1865.
Grant ......... sedert Maart 1869.
$ 94. Het jaar 1870.
Benedetti te Berlijn. — De vraag, of een der prinsen uit het
huis Ilohenzollern de kroon van Spanje zal dragen.
De keizer der Franschen verklaart te dier zake den oorlog aan den
koning van Pruisen.......19 Juli 1870.
Het Noord-Duitsch verbond, alsmede Beieren en Wurtemberg slui-
ten zich bij Pruisen aan.
Mitrailleuses. — Turco\'s.
Frederik Willem wint den slag bij Weissenburg op Mac
Mahon..........4 Aug.
Mac Mahon geheelenal verslagen bij Woerth door Frederik Willem
en Frederik Karel.......           6 Aug.
De Franschen vermeesteren Nancy         . . . . .         12 Aug.
B a z a i n e te Metz. —• Mac Mahon bezet de legerplaats
bij Chulons.
De vereeniging van Bazaine met Mac Mahon verhinderd door den
slag bij Gravelotte ........          18 Aug.
Zege van Willem I bij Sedan op Mac Mahon, die wordt gekwetst 1 Sept.
Napoleon III geeft zich over en gaat naar Wilhelmshóhe. —• Na-
genoeg 100,000 man der Franschen gaan in krijgsgevangenschap.
Willem I vestigt zijn hoofdkwartier te Versailles. — Insluiting
vau PariJ3.
T r o c h u wordt gouverneur van Parijs na den slag bij Gravelotte.
Na den slag bij Sedan omwenteling te Parijs: de keizer vervallen
verklaard, de republiek ingesteld. — Euge\'nie vlucht naar Enge-
land. — Het bewind der nationale verdediging.
-ocr page 261-
253
Jaren n. C.
Jules Favre, Gambetta, enz.
Het leger van \'t Noorden en dat van de Loire, grootendeels sa-
mengesteld uit nationale en mobiele garden. — Franc-lireiirt.
Garibaldi.
Straatsburg geeft zich over ....... 28 Sept.
Mctz bezwijkt          .........         27 Oct.
Over de 300,000 man krijgsgevangenen bevinden zich in Duitschland.
Het leger van het Noorden en dat van de Loire bij herhaling
geslagen. — De uitvallen van Trochu afgeslagen.
Het bombardement van Parijs begint ..... Jan. 1871.
Het gedeelte van \'t voorloopig bewind, hetwelk zijn\' zetel heeft te
Parijs, vraagt een\' wapenstilstand aan. — Gambetta en de leden,
. die te Bourdeaux zijn gevestigd, zijn ertegen.
De Franschen kiezen leden voor de nationale vergadering. — Th ie rs
hoofd van \'t uitvoerend bewind. — Het bewind der nationale
verdediging treedt af.
Von Bismarck, von Roon en M o 11 k e , van den kaut
der Duitschers, de hoofdpersonen in dezen oorlog.
De vredespraeliminairen te Versailles vastgesteld . . 26 Kebr. 1871.
Hoofdinhoud dier praeliminairen : Frankrijk staat den Elzas met
Straatsburg en Duitsch Lotharingen met Metz aan Duitschland
af en betaalt 5 milliardeu francs. — Duitschlaud houdt eeu deel
van Oostelijk Frankrijk bezet, ongeveer van Rouaau tot Dijon. —
De onderhandelingen over den eigenlijken vrede zullen worden
geopend te Brussel.
De praeliminairen bekrachtigd door Willem I en door de nationale
vergadering. — De nationale vergadering verklaart Napoleon III
en zijn huis vervallen van den troon. — Napoleon begeeft zich
naar Engeland.
Zuid-Duitschland treedt toe tot het verbond van \'t Noorden. —
Willem I neemt, met behoud van den titel „koning van Pruisen ,"
den titel keizer van Duitschland aan, Bismarck dieu van rijks-
kanselier.
Ecnige afdeelingen der Duitsche troepen bezette\'! een deel van
Parijs.........1,2,3 Maart.
Te Parijs breekt een oproer ut van de hevige republikeinschgczinden.
De partij der orde zegeviert ........ Mei.
De vrede met Pruisen op de vroeger vastgestelde voorwaardcu getce-
kend te Frankfort aan de Main.......10 Mei.
Wijnne, Overzicht 7de druk.
17
-ocr page 262-
INHOUD.
OUDE GESCHIEDENIS.
EERSTE AFDEELING.
i
1.
Sina en Iudië.
1
5
i.
8.
4.
Assyrië en liabylonië
Aegypte.
De Israëlieten.
§
5.
Phoenicië.
*
0.
Medië eu Perzië.
TWEEDE AFDEELING.
§ 7. Griekenland.
$ 8. Van den vroegsten tijd tot de vestiging der lleraclïden en Doriërs
in de Pelopounësus. — Van ongeveer 1800 tot omstreeks 1000.
$ 9. De vestigiug der lleraclïden en Doriërs in de Peloponnësus. — De
volkplantingen der Grieken.
$ 10. De Grieken in \'t algemeen.
§ 11. Sparta.
§12. Athene.
$ 13. De Perzische oorlogen. — Van 493 tot 387.
§ 14. Pericles. — De Peloponnesische oorlog, van 431 tot 404. — A1-
cibiades.
§15. Socrates.
$16. Van \'t einde der Perzische oorlogen tot de onderwerping van Grieken-
land aan Macedonië. — Van 387 tot 338.
DERDE AFDEELING.
f 17. Alexander de groote, van 336 tot 323. — De uit het Perzisch.
Macedonisch rijk voortgekomen staten.
-ocr page 263-
255
VIERDE AFDEELING.
5 18. Italië.
$ 19. Stichting en oudste bewoners van Rome.
§ 20. Rome onder de koningen. — Van 753 tot 509.
§ 21. De oorlogen van Rome tegen de verdreven Tarquiniussen. — De
plebejers erlangen allengs volkomen gelijkstelling in staatsburgerlijke
rechten met de patriciërs. — Van 509 tot 287.
$ 22. Oorlogen van Rome met de Galliërs, de Samnieten, de Latijnen en
andere volkeren. — Beneden-Italië aan Rome onderworpen in den
oorlog met Tarente en met koning Pyrrhus. — Van 390 tot 272 v. C.
$ 23. De eerste Punische oorlog. — Van 264 tot 241 v. C.
$ 24. De tweede Punische oorlog. — Van 218 tot 201 v. C.
§ 25. Uitbreiding van Rome\'s heerschappij in het Oosten en in Spanje. —
De derde Punische oorlog, van 149 tot 146 v. C.
§ 26. Van de Gracchussen tot den dood van Sulla. — Van 133 tot 78 v. C.
§ 27. Gnaeus Pompejus. — Het eerste driemanschap. — De tweede bur-
geroorlog en G. Julius Caesar. — Vau 78 tot 44 v. C.
$ 28. liet tweede driemanschap. — Van 43 tot 31 v. C.
§ 29. Augustus. .— Van 31 v. C. tot 14 n. C. — Het Christendom.
§ 30. De keizers uit het geslacht van Augustus, de Flaviussen en de overige
vorsten tot Constantïnus den grootc. — Van 14 tot 323.
$ 31. Constantinus de groote, van 323 tot 337, en het Christendom in
zijnen tijd.
§ 32. De Germanen. — De volksverhuizing sedert 375. — De verdeeling
van het Romeinsch rijk in 395.
§ 33. Het \'West-Romeinsch rijk in oorlog met de Gothen en de Hunnen
tot zijn\' ondergang. — Van 395 tot 476.
MIDDELEEUWEN.
EEESTE TIJDVAK.
§ 34. Het Oost-Gothisch rijk. — Het Oost-Romeinsch rijk tot 842. — De
val van het Vandaalsch en van het Oost-Gothisch rijk. — De Lon-
gobarden in Italië.
$ 35. De Arabieren. — Mohammed. — Van 571 tot 632.
§ 36. De Arabieren onder de eerste khalifen, die uit het geslacht der
Ommyaden en de eerste Abbassïden. — Van 632 tot 809. — De
ondergang van het rijk der West-Gothen in 711.
-ocr page 264-
\'25C
§ 37. Het Frankisch rijk onder de Merovingiërs en onder de Karolingische
huismeiers tot het koningschap der Karolingiërs. — Van 481 tot 752.
§ 38. Ilct leenstelsel en het Christendom onder de Duitschc volkeren, —
liet pausdom en de scheuring der katholieke kerk.
§ 3\'J. Het Frankisch rijk onder de Karolingische koningen Pepijn en Karel
den groote. — De hekeering en onderwerping der Saksen. — Van
752 tot 814.
§ 40. Karels binnenlandsch beheer.
TWEEDE TIJDVAK.
$ 41. De Karolingische koningen van het rijk der Franken tot het afzetteu
van Karel den dikke, van 814 tot 887 en 888. — Het verdrag van
Verdun in 843.
§ 42. De laatste Karolingiërs in Duitschland, Italië en Frankrijk, van 887
tot 911, 923 en 987. — Duitschland onder den Frankischen Koen-
raad I en de eerste vorsten uit het Saksisch huis, van 911 tot 973.
§ 43. Duitschland onder het Fraukisch huis, sedert 1024. — Twist van
koning Hendrik IV, van 1050 tot 1100, met paus Gregorius VII,
van 1073 tot 1085.
§ 44. De Augelsaksen in Britannië, van 449 tot 827. — Engeland onder
het bestuur der Angelsaksische koningen, van 827 tot 1017; ouder
het Deensch huis, van 1017 tot 1042; onder de regeering van den
Angclsaksischen .Eduard III en onder den eersten vorst uit het Nor-
maudisch huis, van 1066 tot 1087.
DERDE TIJDVAK.
$ 45. De eerste kruistocht. — Van 1096 tot 1099.
§ 46.• De tweede kruistocht, van 1147 tot 1149. — De derde kruistocht,
van 1189 tot 1192. — Duitschland onder Frederik I Barbarossa uit
het huis der Hoheustaufen, van 1152 tot 1190.
$ 47. De vierde, de vijfde, de zesde en de zevende kruistocht, van 1202
tot 1204, van 1228 tot 1229, van 1248 tot 1254 en in 1270. —
Duitschland onder Frederik II uit het geslacht der Hohcnstaufen,
van 1215 tot 1250. — Frankrijk onder de Capetingiërs Philips II Au-
gustus en Lodewijk IX of den heilige, van 1180 tot 1270. — En-
geland onder Jan zonder land, koning uit het huis Plantagenet,
van 1199 tot 1216.
-ocr page 265-
257
VIERDE TIJDVAK.
§ 48. Duitscliland onder de koningen uit het Habsburgsch en het Luxem-
burgsch huis. — Johannes Husz. — Van 1273 tot 1436.
§ 49. Frankrijk onder de laatste koningen uit de rechte linie van het huis
Capet en onder die van de tweede linie of het huis Valois. — De
langdurige oorlog tusschen Frankrijk en Engeland. — De maagd
van Orle\'ans. — Van 1285 tot 1453.
§ 50. Engeland onder de verdere koningen uit het huis Plantagenet, als-
mede onder de geslachten Lancaster en York. — De oorlog der witte
en roode roos. — Van 1274 tot 1485.
§ 51. Geschiedenis van Spanje gedurende het tweede, het derde en het
vierde tijdvak. — De opkomst en ondergang der Oinrayaden. — Het
ontstaan en de bloei van nieuwe Christenstaten aldaar.
\\ 52. De Italiaansche staten gedurende de dertiende, de veertiende en de
vijftiende eeuw.
§ 53. Geschiedenis der Nederlanden gedurende de Middeleeuwen.
§ 54. Geschiedenis van Polen en Hongarije gedurende de Middeleeuwen.
§ 55. De Scandinavische rijken gedurende de Middeleeuwen. — Oorsprong
van Rusland.
{ 56. De opkomst en de hernieuwing der Mongoolsch-Tartaarsche macht. —
De verovering van Constantinopel door de Turken iu 1453.
NIEUWE GESCHIEDENIS.
EERSTE TIJDVAK.
§ 57. De ontdekking van Amerika in 1492 en van den weg ter zee naar
Oost-Iudië. — De eerste reis rondom de wereld door E. Magclhan,
van 1519 tot 1521. — 1\'. Cortez verovert Mexico en F. Pizarro Peru.
$ 58. Karel V, van 1506 tot 1556, en zijn oorlogen tegen Frans I, van
1521 tot 1544. — Karels tochten tegen de Afrikaansche zeeroovers. —
Solïman II, sultan der Ottomauische Turken, van 1520 tot 1566.
$ 59. Het begin der hervorming in Duitschland en Zwitserland in 1517. —
Maarten Luther, Philips Melanchthon en Ulrich Zwingli.
$ 60. De vorderiugeu der hervorming tot den godsdienstvrede te Augsburg
in 1555. — De Smalkaldische oorlog in 1546. — De dertigjarige
oorlog, van 1618 tot 1648, tot den rijksdag te Regensburg in 1630.
} 61. De dertigjarige oorlog, van den rijksdag te Regensburg tot den
Westphaalschen vrede, van 1630 tot 1648. — Wallenstein afgezet
cu vermoord in 1634.
-ocr page 266-
258
§ 62. De Nederlanden onder Karel V en Philips II tot het stadhouderschap
van Maurits. — Van 1506 tot 1590.
§ 63. De Nederlanden van \'t stadhouderschap van Maurits tot den vrede van
Westminster. — Van 1590 tot 1654.
$ 64. Spanje onder de koningen uit het Habsburgsch huis Philips II, III
en IV, van 1556 tot 1665. — Portugal een gewest van Spanje, van
1580 tot 1640. — Portugal onder de regeering van het huis Bra-
ganza, sedert 1640.
$ 65. Frankrijk onder de laatste koningen uit het hnis Valois, van 1547
tot 1589, en onder de eerste koningen uit het geslacht Bourbon,
van 1589 tot 1660. — Johau Calvijn. — De godsdienstoorlogen. —
Het beheer van Richelieu en Mazarin.
§ 66. Engeland onder het huis Tudor en het huis Stuart tot de omwente-
ling en den dood van Karel I. — Elizabeth en Maria Stuart van
Schotland. — Engeland als Republiek onder den protector Cromwell
tot de restauratie. — Van 1509 tot 1660.
§ 67. Het Noorden en Oosten van Europa. — Gustaaf Wasa en zijn ge-
slacht in Zweden tot 1654. — De oorlog van Karel X Gustaaf van
Zweden tegen Polen, Denemarken en hun bondgenooten tot den vrede
van Ollva en dieu van Koppenhagen. — Van 1520 tot 1660.
TWEEDE TIJDVAK.
$ 68. De oorlog van Lodewijk XIV tegen Karel II van Spanje tot den vrede
van Aken in 1668. — Die van Lodewijk, verbonden met Karel II
van Engeland en met Zweden, tegen de Nederlanden en hun bond-
genooten tot den vrede van Nijmegen, van 1672 tot 1678.
} 69. De negenjarige oorlog van Lodewijk XIV tegen het Weener-verbond
tot den vrede van Rijswijk, van 1688 tot 1697. — De Spaansche
erfopvolgingsoorlog tot den vrede van Utrecht en dien van Rastadt,
van 1700 tot 1714.
$ 70. Engeland onder de koningen uit het huis Stuart Karel II en Jakob
II, alsmede onder Willem III van Oranje-Nassau, Anna uit het huis
Stuart en de koningen uit het Hannoversch huis George I en George
II. — Van 1660 tot 1760.
} 71. Duitschland onder den Habsburgschen koning Leopold I, van 1658
tot 1705, benevens de oorlogen tegen de Turken, van 1663 tot den
vrede van Karlöwitz in 1699. — Pruisen wordt in 1700 een konink-
rijk onder het huis Hohenzollern. — De Nederlanden eu de verheffing
van Willem III, van 1660 tot 1702.
{ 72. Rusland onder de alleenheerschappij van Peter den grootc uit het
huis der Romanows. — Van 1689 tot 1725.
-ocr page 267-
259
$ 73. Zweden onder Karel XII, koning uit het huis Palts-Tweebruggen, en
de Noordsche oorlog tot den vrede van Nijstüdt, van 1697 tot 1721.
§ 74. Frankrijk onder Lodewijk XV, koning uit het huis Bourbon, van
1774. — Pruisen onder de koningen uit het huis Hohenzollern
Frederik Willem I en Frederik II, van 1713 tot 1786. — De eerste
Silezische oorlog, van 1740 tot 1742. — De oorzaken en het begin
van den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog, van 1741 tot 1748.
$ 75. Het vervolg van den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog, van 1741
tot den vrede van Aken in 1748. — De tweede Silezische oorlog tot
den vrede van Dresden, van 1744 tot 1745. — De zeeoorlog tusschen
Engeland en Spanje, van 1739 tot 1748. — De zevenjarige oorlog
tot den vrede van Hubertsburg, van 1756 tot 1763.
§ 76. De zeeoorlog tusschen Frankrijk en Engeland, geëindigd met den vrede
van Parijs, van 1756 tot 1763. — Portugal onder de verdere konin-
gen uit het huis Braganza en het bestuur van Pombal, van 1750
tot 1777. — Jozef II, koning van Duitscbland uit het huis Lotha-
ringen of Habsburg-Lotharingen, en ziju hervormingen, van 1780
tot 1790.
§ 77. De oorlog voor de onafhankelijkheid van de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika, geëindigd met den vrede van Versailles, van 1775
tot 1783. — George Washington en Benjamin Franklin. — De Re-
publiek der dertien Vereenigde Staten.
§ 78. Rusland onder Peter III en Katharina II, van 1762 tot 1796. —
Stanislaus Poniatowski, koning van Polen, van 1764 tot 1795. —
De eerste, de tweede en de derde deeling van Polen in 1773, 1793
en 1795. — Russisch-Turksche oorlogen, van 1769 tot 1774 en van
1787 tot den vrede van Jassy in 1792.
§ 79. De Nederlanden sedert den dood van Willem III tot de komst der
Pruisen. — Willem IV, de gouvernante en Willem V. — Van 1702
tot 1787.
DERDE TIJDVAK.
§ 80. Frankrijk sedert het begin der eerste omwenteling of de opening der
constitueerende nationale vergadering tot de eerste zitting der wet-
gevende vergadering. —• Van 1789 tot 1791, 1 Oct.
$ 81. Frankrijk sinds de opening der wetgevende vergadering. — De nati-
onale conventie. — De oorlog van Oostenrijk en Pruisen tegen des
Fransche Republiek in 1792. — Voortgang der omwenteling, terdood-
brenging van Lodewijk XVI en het schrikbewind. — Van den lsten
Oct. 1791 tot in 1794.
§ 82. De oorlog van de eerste coalitie tegen de Fransche Republiek gedu-
-ocr page 268-
260
rende de jaren 1793 tot 1795. — De burgeroorlog in de Vendée en
die in de zuidelijke departementen van Frankrijk, van 1793 tot
1795. — De derde coustitutie of die van het directoire, den 28steu
Oct. 1795.
$ 83. De oorlog tegen de Fransche Republiek in Zuid-Duitschland en in
Italië gedurende 1796 en 1797 tot den vrede van Campo Formio, den
17den Oct. 1797. — De door Frankrijk opgerichte Republieken.
§ 84. De tocht van Napoleon naar Egypte iu 1798. — De oorlog der tweede
coalitie tegen de Fransche Republiek, van 1798 tot den vrede van
Luneville in 1801 en dien van Amiëns in 1802. — Het bewind
der consuls in Frankrijk. — Napoleon wordt keizer der Franschen
en koning van Italië. — Van 1798 tot 1805.
§ 85. De derde coalitie-oorlog. — De vrede van Presburg. — Napoleon
schept rijken voor zijn bloedverwanten. — Het Rijnverbond. —
Hernieuwde oorlog van Pruisen tegen Frankrijk tot den vrede van
Tilsit. — Het continentaalstelsel. — Van 1805 tot 1807.
$ 86. Napoleon neemt Portugal eu Spanje iu bezit. — Jozef wordt koning
van Spanje, Murat koning van Napels. — De oorlog tegen Napo-
leon in Spanje. — Vernieuwde krijg van Oostenrijk tegen Frankrijk
tot den vrede van Weenen of van Schönbrunn. — Napoleons oorlog
met Alexander I en zijn tocht naar Rusland. — Van 1807 tot 1812.
$ 87. De oorlog der bondgenooten en de slag bij Lcipzig. — Napoleons
val en zijn vertrek naar Elba. — Lodewijk XVIII (Bourbon) koning
van Frankrijk. — Het Weener-congres. — De terugkomst van Na-
poleon en zijn laatste oorlog tegen de bondgenooten. — Napoleons
val en de tweede vrede van Parijs. — Van 1813 tot 1815.
$ 88. De Nederlanden onder Willem V. — De Bataafsche Republiek. —
Rutgcr Jan Schimmelpenninck. — Lodewijk Napoleon koning van
Holland. — De Nederlanden als deel van Frankrijk. — De Neder-
landen en België als koninkrijk onder Willem I. — Van 1787 tot 1815.
NIEUWSTE GESCHIEDENIS.
$ 89. Spanje, Portugal en Italië.
$ 90. Duitschland, Zwitserland, Denemarken.
$ 91. Zweden, Groot-Britannië, Rusland en Turkije. — Griekenlands be-
vrijding. — De oorlog van Rusland tegen Turkije en de verbonden
mogendheden.
} 92. Frankrijk en de omwentelingen van 1830 en 1848. — De opstand
en de afscheiding van België. —• De Nederlanden. — De oproeren
in Polen.
$ 93. Omwenteling in Amerika. — De Vereenigde Staten.
S 94. Het jaar 1870.